PROEVEN van ZAMENZWEERINGEN tegen alle godsdiensten en regeerings vormen IN EUROPA, berokkend in de geheime vergaderingen der illuminaaten, vrij-metzelaars en leesgezelschappen. BIJEENVERZAMELD UIT GELOOFWAARDIGE BERICHTEN DOOR JOHN RpBISON, A. M. hoogleeraar in de natuurkunde en secretaris der akademie te edenburg. NAM TUA HES AGITL7R PAR1ES CUM PKOXIMUS ARDET. NAAR DEN DERDEN DRUK , UIT HET ENGELSCH VERTAALD. Te Dordrecht, Rotterdam, Am fier dam, Leiden , den Haag, Groningen, Middelburg, Utrecht, bij A. Blussé & Zoon. Wed. J. P. v. Heel, J. Hofhout, N. Cornel, J. Pols & Erven J. Bal. H. Lardé, W. v. Vliet, J. Weppel- maim , W. Br a ave, J. B. El we, M. de Bruyn & D. Tol. A. & J. Honkoop , J. v. Thoir & D. nu Mortier. J. C Leeuwestyn. A. Groenewolt. Joh. Jac. van de Sande, Wed. W. Abrahams , P. Gillisseni & A. P. de Winter. W. van Yzerworst , enz. 1 7 9 9- >   Aan den Heere WILLIAM WYNDHAM, Secretaris van Oorlog enz. Mijn Heer! Het gaf mij de grootjie voldoerfing van eenen Vriend te verftaan, dat Gij met mij in het zelfde gevoelen ftaat, dat het onderricht in deze Bladen eenen nuttigen invloed op den geest van mijne -Landgenoten hebben moet. Door Uwen naam aan deszelfs hoofd te fleb len, heb ik gemeend in het openbaar het vermaak uittedrukken, het welk ik fmake bij de gewaarwording, dat noch eene afgefcheidenheid van der. tig jaren, noch Uwe allergewichtigfte bezigheden uit Uw geheugen hebben kunnen wisfchen onze Akademie-kennis, of verminderen die genegenheid, welke Gij mij reeds in mijne jeugd hebt toegedragen. De vriendfchap van een man, als Gij, ftrekt mij tot de grootjie Eer, en tevens tot eenen zoeten balfem in mijnen tegenwoordigen kwijnenden' toeftand. Ontfang, bid ik U, mijne dankzegging met de warmjie wenfchen voor Uwen welftand en voorfpoed. Met de meeste achting heb ik dg eer mij te noemen Mijn Heer! Uwen zeer gehoorza'amen Dienaar, Edenbürg. JOHN ROBISON. 5" September  QUOD ft quis vera vitam ratione guhérneï DMtia grandes homini funt, vivere parcè Mquo animo t neque enim eft unquam penuria parvi. At daros fe hommes voluèrunt atque pstentes, Ut fundamento (labili fortuna maneret, Et placidam pos/ent opulenti degere vitam : Nequicquam, - quoniam adfummum fuccedere homrem Certantes, iter infeflum fecére viaï, Et tarnen è fummo quafi fulmen dejicit i£ios Invidia interdum contemptim in Tartara tetra. Ergo, Regibus occifis, fuby er fa j acebat Priftina majeftas foliorum, et Jceptra fuperba; Etcapïtis fummi praclarum infigno, cruentum, Sub pedibuspolgi magnum lugebat honorem: Nam cupidè conculcatur nimis ante metutum. Res itaque ad fummam fcecem, turbafque redibat, Imperium 'fibi cum ac fummatum quifque petebat. LUCRETIUS , V. IIIÓ  INLEIDING, Jj^en gedeelte van den Zomer van 1795 bij een vriend op het land doorbrengende, zag ik daar een deel van een Duitsch tijdfchrift, getiteld Reltgions Begebenheiten , dat is : Godsdienitige gebeurtenisfen. Het bevatte een verflag van de verfcheidene fcheuringen in de broe* derfchap der Vrij - Metzelaaren, benevens menigvuldige zinfpeelingen op den oorfprong en de gefchiedenis van dat vermaardt genootfchap. Ik (lelde veel belang in dit verflag, om dat ik» in mijne vroeger jaaren, eenig deel gehad had in de bezigheden (indien men ze dus mag noeA men)  2 INLEIDING. men) der Metzelarij ; en , voornaamelijk, de Loges op het vaste Land bezocht hebbende» had ik kennis gekregen van veele leerftellingen en plegtigheden, welke niet te pas komen in het eenvoudig ftelzel van Vrij-Metzelarij, dat in dit land gevestigd is. Ik had tevens opgemerkt*, dat het geheel'veel meer een onderwerp van overdenking en aandagt was, dan ik mij zulks van mijne kennisfen tehuis herinnerde. Daar had ik eene Metzelaars loge enkel befchouwd gezien als eene aanleiding om een paar uuren in een vrolijk leven en betaanjlijk gezelfchap, niet ten eenenmaal van redelijke bezigheid ontbloot, doortebrengen. ik had fomtijds wel van verfchillende leerflellingen ra plegtigheden hoeren fpreeken, maar zoodanig als of het loutere beuzelingen waaren; op het vaste land daarentegen ftrekte dit ten onderwerp van ernftige zorg en onderzoek. Zoodanig ook is de befmetting van het voorbeeld, dat ik-mijmet koude onthouden van de eene meening be-. ter. dan de andere, of de eene plegtigheid voegzaamer en meer betekenend dan de andere te binden; ja, ik gevoelde zelfs zekere angstvalligheid voor derzelver goedkeuring en ijver voor derzelver algemeene invoering. Ik was aangenomen geweest in eene zeer pragtige Loge te Luik,'welke den Prins Bisfchop, en de eerfte adel van het land onder haare leden telde. Ik bezogt de Franfche Loges te Valencicnnes, te Brusfel, te Aaken, te Berlijn en  INLEIDING. 3; en te Koningsbergen, en vergaderde frmmige gedrukte redevoeringen van de broeders orateurs dier Loges. Te Petersburg verbond ik mij met de Engelfehe loge, en bezogt bij gelegenheid de Duitfche en Rusfifche Loges, welke aldaar gehouden wierden. Ik wierd met bijzonderen eerbied ontvangen als- een Schotsch Metzelaar en kweekeling der Loge dc la Parfaite Jntclligence te Luik. Lieden van den eerften rang drongen mij, om mijnen ma^onieken loopbaan door verfcheidene hier te lande onbekende graaden voorttezetten. Dan alle de pracht en netheid, welke ik zag, konden zekere beuzelagtigheid in alle deelen niet verbergen. Het fcheen een gebouw zonder grondlïuk te zijn, en ik was niet van gedagte mij in eene bezigheid te wikkelen, welke veel tijd zoude wegnemen, mij een hoop gelds zoude kosten, en mij misfchien mogt doen vervallen ,in die dweeperij, of ten minflen geestdrift, welke ik in anderen zag, en van verflandige gronden geheel ontbloot vondt. Ik bleef dus in de Engelfehe Loge, te vreden niet den rang van Schotsch Meester,' welken mij in eene privaate Loge van Franfche Metzclaars als 't ware opgedrongen was, maar in de Engelfehe Loges niet gegeven wordt. Die rang verfchafte mij den toegang tot eene zeer fraaie bijeenkomst van wenscht hem behoorlijke erkentenis, wegens veele beleefdheid en vriendfchap welke ik van hem in zijn land genooten had, te bewijzen, * maar  INLEI^DINO. 5 • maar deedt vergeeffcbe moeite om hem weder te ontmoeten. Ik befchouwde de doos toen als aan mij vervallen, en opende dezelve. Ik vond daarin alle de graaden van parfait macon ecosfais, met de plegtigheden, catechismen en inftru&ien, alsmede vier andere graaden van Vrij-Metzelarij» zoo als die in de Parijsfche Loges beoeffend wierden. Ik heb dezelve met alle zorgvuldigheid bewaard en ben voorneemens ze aan eenige agtingswaardige Loge ter hand te (tellen. Dan, door geene hoegenaamde gelofu gebonden zijnde, reken ik dat het mij vrijftaat er zoodaanig gebruik van te maaken, als voor het Publiek dienftig kan zijn, zonder eenig niet aangenomen perfoon in (laat te (tellen om de Lo, ges van die graaden bijtewoonen. Dit voorval konde mijnen vorigen fmaak weder hebben opgewekt, ware die enkel flaapende geweest, maar, naa zulk een lange verwijdering van de Loge de la Fidelité, was de maconieke geeste geheel verdwenen. Ik had echter nog eenige nieuwsgierigheid en eenig verlangen, om dit voortteelend geheim tot den grond, uit welke de klei gedolven was, die tot zooveele verfchillende gedaantens „ fommigen tot eer en fommigen tot oneer" gevormd is geworden, naartefpooren. Maar thans ontbrak mij de gelegenheid. Ik had, in Rusland zijnde, mijne verzameling van redevoeringen en eenige vergezogte en onbewezene vertellingen wechgegeven, en A 3 had  6 INLEIDING. • had niets behouden dan het elendig werk van ANDERSon, en de Maconnerie Adotihiramique dc yoilèc, welke ieder een bezit. Mijne nieuwsgierigheid wasfterk opgewakkerd door de berigten, die ik in de Religions begeberj' heiten vond. Daar zag ik tallooze aanhaalingen» ftelzels en fcheuringen van welke ik nooit gehoord had; maar wat mij bijzonder trof, was eenen ijver en dweeperij voor wat ik beuzelingen rekende, welke mij verbaasde. Lieden van rang en vermogen, die gewigtige en voornaame ampten, hadden waarteneemen, bezochten niet alleen de Loges, die in hunne woonplaatzen waren , maar reisden van het eene einde van Duitschland, of Frankrijk tot het ander, om nieuwe Loges te bezoeken, of nieuwe geheimen en leerltellingen te ontdekken. Ik vond bijeenkomften gehouden te Wismar, te Wisbad, te Kohlo, te Brunswijk, en te Willemsbad, beftaande uit eenige honderde perfoonen van achtbaaren ftand. Ik zag gelukzoekers in eene ftad komen, eenig nieuw geheim voorwenden, in weinig adagen nieuwe Loges oprichten en op eene moeilijke en kostbaare wijze honderde broederen onderwijzen. . De Duitfche Metzelarij fcheen van zeer groot gewigt en verbonden te zijn met andere zaaken, tot welke ik nooit eenige betrekking onderfteld had. Ik zag, dat zij veel betrekking hadt op de gebeurtenisfen en fcheuringen der Christelijke Kerk» dat de Jefuiten er dikwils de hand in  inleiding. 7 in gehad hadden; dat de meesten der verwerpelijke nieuwigheden en oneenigheden opgekomen waren omftreeks den tijd dat de order van Loijola wierd vernietigd; zoo dat het zou fchijnen als of die listig kuipende broederfchap haaren invloed door middel der Vrijmetzelarij hadt zoeken-te behouden. Ik zag deze zeer ontrust door de geheimzinnige geestelijke inbeeldingen van j. behmen en swedenborg, 1 door de dweepzuchtige en bedrieglijke leerftellingen van de nieuwere Roozekruis-ridders, — door toovenaars, magnetifeerders, duivelbanners enz. En ik bemerkte dat deeze ve#» fchillende partijen elkander over en weer veroordeelden, niet alleen als dwaalingen ftaande houdende, maar als Hellingen, die met de gevestigde religiën van Duitschland en de gronden van burgerlijke inrigtingen onbeftaanbaar waren, inboezemende. Ter zeiver tijd befchuldigden zij elkander van dwaaling en bederf zofli in de leer als in de beoeffening, en bijzonder van vervalfching van de eerfte grondbeginfelen der Vrij-Metzelarij, en van onkunde nopens haaren oorfprong en gefchiedenis; terwijl zij deeze befchuldigingen onderfteunden door het gezag van eene menigte verfchillende en mij geheel onbekende boeken. Mijne nieuwsgierigheid was nu grootlijks vermeerderd. Ik kreeg van een zeer geachten vriend verfcheidene der voorgaande deelen van ï H G. tg dat derzelver ingebooren, zeker en onvermijdelijk gevolg zijn moet, dan zullen wij der fehoone befchrijvingen van de gelu'^afgheid * welke uit zoodanige verandering zoude ontftaan , wantrouwen. En wanneer wij zien dat de middelen, welke dit genootfehap gebruikte tot het verbreeken van alle banden der maat-fchappij ♦ alleen ten oogmerk hadden, dat de hoofden der waereld met eene onbetwistbaare magt , i n 6. iS> Neen, hunne koninglijke kunst moet nooit itt eenen ftaat van kindschheid voorkomen, gelijk alle andere menschlijke inftellirtgen, en daarom, wanneet zij geene bewijzen kunnen geven van haar beftaan in den manlijken ftaat, omgeven van alle haare geheimvolle fchatten, onderftellen zij wat zij niet zien, en zeggen door den Eed van geheimhouding gebonden te zijn. Ik zal mij bepaalen tot een verflag van zoodanige bijzonderheden, in welke alle partijen der Metzelaars ovareenftemmen, en die mijne algemeene (telling ophelderen of bevestigen, terwijl ik van de onder mij berustende berichten nopens de hooger graaden, zoodanig verflag zal geven, als ik doen kan zonder profaanen in ftaat te (tellen hunne loges bijtewoonen. Ten opzichte van deeze hooger graaden onder geen band van geheimhouding liggende, ben ik door befcheidenheid alleen weêrhouden van het publiek in bezit van alle hunne geheimen te (tellen.  S E W IJ Z E N VAN ZAMENZWEERINGEN enz. EERSTE HOOFDSTUK. SCHEURINGEN IN DE VRIJ - ME Tz E L AR IJ. • C3ngetwijrFeld is er in de Bouwkunst zekere waardigheid, in welke zij elke andere kunst overtreft, en dat wel, het zij men haar befchouwe in haaren ruwden daat, bij het vervaardigen eener hut, het zij, zoo als onder befchaafde natiën, bij het oprichten van pragtige en fierlijke tempelen. En, gelijk de kunden ge, meenlijk bij alle natiën meer en meer volmaakt worden, moet zij echter altoos den voorrang behouden; want zij bedient zich van hen allen, en niemand kan als bouwmeester vermaard zijn wanneer hij niet eene aanmerkelijke kennis be- zit  SCHEURINGEN ENE. 21 zit van bijna alle in zijn land reeds aange•kweekte wetenfchappen en kunften; zijne werken zijn onderneemingen van het allergrootfte gewigt, (lellen hem in betrekking tot het publiek en tot de beftuurders van den (laat, en doen de beoeffenaars van andere kunften, die. zijne bevelen uitvoeren, aan hem verbonden zijn; zijne werken vestigen den aandagt van het publiek, zij zijn geene vergankelijke fchouwtooneelen voor eenen dag, maar leveren der nakomélingsfchap de blijken van zijn vernuft, kunde en fmaa.k. Geen wonder dan dat hij groote gedagten heeft van zijn beroep,.en dat het publiek hem in zijne inbeelding, ook wanneer die eenigzins buitenfpoorig mogt zijn, toegeeft. Het is dus geenzins vreemd > dat de vereenigde Bouwmeesters in alle befchaafde landen zich den voorrang boven andere foortgelijken broederfchappen van werklieden zouden aanmaatigen. Wij vinden hiervan voorbeelden in de allervroegfte tijden. De . Dionijfiaken van klein Afien waren ongetwijffeld een genootfehap Van bouwmeesters en vestingbouwkundigen , die het uitfluitend recht hadden om, onder het geheimzinnig toezigt van Bachus tempels, ftrijdperkqn en fchouwburgen te bouwen, en yan de niet ingewijde of profaane ingeze-, tenen onderfcheiden waren door de wetenfehap, welke zij beöeffenden» en door verfcheiden bijzondere tekens, aan. welke zij elkander erkenden. Dit genootfehap. kwam. te Jöniën van Sij-' B 3 riën  aa SCHEURINGEN IN DE riën, in welk land het uit Perfiën, die bouworden, welke wij de Griekfche noemen, over-gebragt had. Wij zijn ook verzekerd, dat er in de duistere eeuwen een foortgelijk genootfehap van werklieden in het christelijk Europa beftond, welk,onder de befcherming en aanmoediging van de fouvereinen en vorften van Europa, groote voorrechten bezittende, zich het uitfluitend recht aanraaatigde van groote kerken en kasteelen te mogen bouwen. Omftandigheden, welke te verveelend zouden zijn allen optetellen en te onderzoeken, hebben dit gezelfchap in Brittanje langer dan op het vaste land in ftand gehouden. Doch het is geheel onzeker wanneer en waarom lieden, die geene bouwers van beroep waren, het eerst in deeze broederfchap zogten toegelaten te worden. Het eerst bepaald en niet in twijfFel te trekken voorbeeld, dat wij hiérvan hebben, is de aanneeming van den vermaarden oudheidkenner ashmoee in denjaare 1048, in eene Loge te Warrington, te gelijk met zijn fchoonvader, den Colonei mainwaring. Het is niet onwaarfchijnlijk dat de fluier van geheimhouding deezer Vergaderingen dezelven bij de koningsgezinden, als gelegenheden tot bij. eenkomften, wenfchelijk gemaakt heeft. Ja, de plegtigheden van den meesters graad fchijnen ingefteld, of wel van de oorfpronglijke inflelling verdraaid te zijn,' met het eigenlijk oogmerk om eene gelegenheid te geven tot het pols-.  v r ij - m e t z e 1 a mj, »3 polsfen van de politieke gevoelens van den Candidaat, en van alle de tegenwoordige broederenWant zij zijn zooligtelijktoetepasfenop den dood van den koning, op de omkeering der eerwaarde conditutie van het Engelsch beduur in drie ftanden door eene gemeene volksregering, en deszelfs herftelling door de poogingen der weldenkenden, dat dit geduurende de plegtigheid iedereen moet voor het hoofd fpringen en niet misfen konde van, door de houding en het gedrag der broederen, hunne aandoeningen aan den dag te leggen. Ik heb verfcheiden gevaU len ontmoet, welke mij overtuigen, dat er van de bijeenkomften der Metzelaars dit gebruik gemaakt is geworden, en dat de Jefuiten zich te dier tijd fterk daarmede bemoeiden, door zich in de Loges in te dringen en die godsdienftige duisternis, welke men in alle de ceremoniën der order bemerkt, te vergrooten. Zij zijn er voor bekend, dat zij zich in alle gedaantens hervormd en alle middelen hebben aangewend, om de macht en den invloed der order te vermeerderen. En wij weeten dat zij te dier tijd geenszins alle hoop, van eens de heerfchappij der Roomfche kerk in Engeland te herftellen, hadden opgegeven. De ongelukkige koningsgezinden , zelfs de Protestantfche, ontvingen hunne dienden zonder argwaan, om dat zij bij den koning in aanzien waren. Men weet ook dat karel de II. Metzelaar wierdt en de Loges heeft bijgewoond. Het is niet vreemd, dat hij, B 4 be-  24 SQH-EURINGEN IN DB behalven de uitfpanning in een ledig uur, welke hem altoos aangenaam was, vermaak fchepte in het ontmoeten zijner weldenkende Vrienden en in de bezigheden der Loge, welke hem:hun. ne verknochtheid en diehften weder herinnerden. Zijn broeder en opvolger jacobus II. was van eene ernfliger en manlijker gemoedsgefteldheid, en hadt weinig vermaak in de beuzelagtige plechtigheden der Metzelarij. Hij kwam niet in de Loges. Maar, óm deezen tijd, war ren zij de verzamelplaats van veele perfoonen, die eigenlijk niet tot deeze of tot eenige broederfchap behoorden. Naar alle waarfchijn,lijkheid heeft deeze omftandigheid de naamen van Vrije en aangenomen Metzelaaren te weeg gebragt. Iemand, die het voorrecht heeft van in eenig gilde te werken , wordt £i$ Engeland) een vrijman van zoodanig gilde, genoemd. Andere wierden als broeders aangerio. men en tot een foort van' honorair lidmaatfchap tbegelaaten, gelijk zulks ook in andere broeiderfchappen en gilden gefchiedt, zonder echter (voor zoo veel wij met zekerheid kunnen verneemen) een wettig recht te verkrijgen öp alle de voordelen van de werkelijke Gildebroeders. Terwijl de Loges dus bezocht wierden door lieden van verfchillend beroep en van verfchillënden rang in de burgerlijke-maarfchappij, kaa irien niet onderftellen, dat de bezigheden va,n die hijeenkomften zich enkel tot den. eenvgudigen Met.  y R IJ - M E T Z E L A R tj. 25 Metzelaars arbeid bepaalden. Wij hebben geen. egt bericht, waardoor wij het publiek hiervan eenig denkbeeld kunnen geeven. Het was niet dan eenige jaaren daarna , dat de Loges openlijk verklaarden algemeene goedhartigheid aantekweeken, en dat het'groot doelwit der broederfchap was de beöeffening van alle maatfchappelijke deugden krachtiger te maaken. De politieke oogmerken des genootfchaps eens gevestigd zijnde, moesten de gefprekkeq en bezigheden der Leden eenen bijzonderen draai neemen om algemeen aanneemlijk te zijn. Het vastflellen vnn een fonds tot bijftand voor ongelukkige broederen, gefchiedde niet dan in het laatst der vorige eeuw, en wij kunnen onderltellen, dat het geboren is door de vuuxige aanbevcelingen van eenige menschlievend'e leden, die ook wijders niet opgehouden hebben het zelve fonds, door roerende aanfpraaken aan de vergaderde broeders, te ftijven en te vermeerderen. Dit mag dan den oorfprong 2jjn van die philantropifche 'redevoeringen, welke in de Loges door een der broederen, ais eenen aan zijn ampt'verbonden taak, wierden gehouden. Broederliefde was altoos het onderwerp," en dat zeer eigenaartig, wanneer wi| het oogmerk deezer aanfpraaken in agt neemen. Ook was "dit oogmerk niet zoo geheel nieuw. Want, in de rtiuwe tijden der zamenleeving, /hadden de broeders Metzelaars, die hun be•voep dikwerf op een verren afltand van huis B 5 " «  46 SCHEURINGEN IN DE en van hunne vrienden moesten waarneemen, zoodanigen bijfland hoognodig, en zij genooten veel voordeel van eene inftelling, welke hen toegang en burgerichap, overal werwaards zij zich begaven, en het recht van aandeel in de menschlievende bijdragen van broeders, die hun vreemd waren, verfchafte. Andere broederfchappen van werklieden hadden voor hunne armen foortgelijke fchikkingen; maar die armen waren welbekende ftadgenooteh en buuren. In deeze broederfchap was meer overtuiging nood^aaklijk, omdat de ommiddelijke voorwerpen onzer weldadigheid ons onbekend waren. Doch toen de Loges zaamgefteld waren uit veelen die geene Metzelaars waren, en die geene bijzondere aanfpraak op de goede dienften van een vreemden hadden, is het blijkbaar dat de overtuiging nu nog fterker moest worden en dat men tot alle middelen, welke de menfehenliefde aan de hand konde geven, moest overgaan. Toen de geldmiddelen aanmerklijk geworden waren, moesten de uitwerkfelen het oog van het publiek natuurlijker wijze tot zich trekken en achting en eerbied voor het genootfehap inboezemen. En hierdoor nu wierden de broeders bewogen om ook daarvan te fpreeken , en in den lof, met welken men het genootfehap verhefte, mede te Hemmen, en te zeggen, dat het groot oogmerk der Order in algemeen goeddoen beftond. Dit is ook alles wat in hetpubliek konde gezegt worden, zonder de ver- plich-  V Rvif - M E I H L A R IJi 2? plichting tot geheimhouding te breeken. Nieuwsgierigen zijn altoos (buffelende plaaggeesten, en in dit (luk alleen ftaat het een btoeder vrij te {preeken. Hij doet het daarom met te meer ijver, tot dat hij mogelijk zijne eigen inbeelding een weinig verhit heeft en niet meer inziet hoe deezö algemeene weldaadigheid en roenfchenliefde weinig ftrooken met den geest van uitfluiting en vreemdhouding van het genootfehap, hetwelk niet alleen Cgelijk elke andere liefdadige broederfchap) deszelfs weldaaden flechts tot de leden bepaalt, maar onfehatbaare geheimen, welker natuurlijke (trekking zij zeggen te zijn bet hart tot dit edelmoedig goedaanig gedrag te vormen en ons liefde tot het menschdom inteprenten, in zijnen boezem verkropt. De profaane waereld kan het niet begrijpen, van een grondbeginzel, hetwelk den Metzelaar zoo kragtiglijk tot deugd en goedhartigheid aanfpoort, zoodanig verborgen te houden. De broeder zegt, dat het van geene kracht zoude zijn, indien het publiek ware, en wij moeten hem op zijn woord gelooven; onze nieuwsgierigheid wordt te meer opgewekt om te willen weeten welke die geheimen, van zoo zonderlingen aart, zijn mogen. Zoodanig was het gedrag der broederfchap' en zoodanig wierdt zij dooT het publiek befchouwd, wanneer zij van Engeland naar het vaste land wierdt overgebragt: en hier bij is het bijzonder opmerkelijk, dat alle onae broederen bui-  28 S,CHEURI?IGEN IN ftE buitenslands erkennen, dat zij de geheimend er Vrij-Metzelarij van Engeland ontvangen hebben. Dit is zeker eene verwarring in de gefphiedepis, en y/ij moeten het aan anderen overlaaten dit overeentebrengen met de herhaalde gezegden in andeusons boek van de Conftitutien », dat de broederfchap door de geheele waereld b^eftond" en met de tallooze voorbeelden welke hij bijbrengt van haare beijvering in andere landen; ja met zijne herhaalde beweeringen „ dat s, zij dik wils op het punt van vernietiging in „ Engeland geweest is, en dat onze vorften s, naar Frankrijk en andere landen moesten zens, den om hoofdbeftuurders, ten einde dezelven p bij ons in haare vorige kracht te herftellen.'^ Wij zullen ftraks zien, dat dit niet enkel een. onderwerp van historifche nieuwsgierigheid is. maar dat er veel meer aan vast is. Laat ons intusfchen herinneren, dat het eenvoudig fprookje van broederlijke liefde opgecierd was geworden tot betuigingen van algemqene weldaadigheid, in plaats van de ordelievende verkleefdheid aan het ongelukkig huis van stuart, hetwelk nu in de Engelfehe Loges geheel en al was vergeten. De omwenteling was gefchied en Koning jacobus hadt, met vee. len zijner ijverigste aanhangers, de wijk naar Frankrijk genomen. Maar zij bragten de Vrij-Metzelarij met zich naar het vaste land, alwaar dezelve door de, Franfchen terftond aangenomen, en, op eene naar  VRIJ-METZELARIJ. 29 naar den fmaak en de hebbelijkheden van dat zoo rijklijk befchaafd volk'gefchikte wijze, met grooten ijver aangekweekt wierdt. De Loges in Frankrijk wierden, natuurlijker wijs, de bijeenkomften der aanhangers van den verbannen Koning, en de middelen om briefwisfeling met hunne vrienden in Engeland te onderhonden. Te deezer tijd namen ook de Jefuiten een werkzamer deel in de Vrij-Metzelarij dan ooit te vooren. Zij wisten zich in de Engelfehe Loges intedringen, in welke zij door de catholieken, die naar het herftel van hun geloof haakten, geliefkoosd, en door de Protestanten, die geene inwilliging te groot tot vergelding van hunne bewezene^diensten rekenden, geduld wierden. Toen wierden .er in de maconieke zinnebeelden , bijzonder in de tekening der Loge, veranderingen gemaakt, die duidelijk de Jefuitfche kuiperijen doen blijken. Het was in de Loge te St. Germain, dat de graad van Cheyalier Magon Ecosfais (Ridder Schotsch Metzelaar) het eerfte wierdt gevoegd bij de drie Sijmbolifche graaden der Engelfehe Metfelarij. De eerfte inrigting, zoo als die overgebragt was, fcheen te grof voor den fijnen fmaak van onze nabuuren, en zij moesten van de Metzelarij eene voor den fatzoenlijken man meer gefchikte bezigheid maaken. Daarom wierden de Engelfehe graaden van Leerling, Arbeider en Meester fijmbolisch genoemd, en de geheele uitvinding wierdt befchouwd als het zinnebeeld  (30 scheuringen '.in de beeld van of eene voorbereiding tot iets fraaié'rs. De naderhand bijgevoegde graaden laaten ons in twijffel, welke gedagten de Franfchen eigenlijk van onze Metzelarij gehadt hebben. Dan, in allen gevalle, deeze rang van Schotsch ridder wierdt de eerfte graad van den Magon parfait genoemd. Deeze Loge heeft een devies, het» welk opmerking verdient. Een Leeuw, gewond dooreen boog, en van den paal aan welken hij gebonden was, met het gebroken touw om zijn nek, ontfnapt zijnde, wordt verbeeld als leggende bij den ingang van een hol en bezig met wiskundige inftrumenten, die naast hem leggen. Eene gebrooken kroon ligt beneden aan den paal. Er kan weinig twijffel zijn of dit zinnebeeld doelt op de onttrooning,gevangenis, ontkoming en wijkplaats van jacobus H. en op zijne hóóp van herftel door de weldenkende broederen. Dit verfierfel wordt door de Schotfche Ridders als 'een ringkraag gedragen. Het is echter niet zeer zeker wanneer er deeze graad bijgevoegd is geworden, het zij onmiddelijk naa den afftand van Koning jacobus» of omftreeks den tijd van de onderneming om zijnen zoon op den Engelfchen throon te zetten. Doch het is gewis, dat deeze en nog hooger graaden van Metzelarij in 1716, aan het Franfche hof fterk in trek waren. De verfijnende inborst der Franfchen en hunne neiging tot pronk, maakten de nederige benaamingen der Engelfehe broeders voor hen onfmaaklijk ; en hun-  VRIJ-METZELARIJ. $t hunne drift voor militairen rang, de eenige hoedanigheid welke hen in verband kon ftellen niet het hof van eenen onbepaalden monarch» deedden hen de Vrij-Metzelarij, naar deeze algemeene gemoedsneigingen, inrichten en rangen van Maf ons Chevalters, vercierd met tijtels, linten en fterren, uitvinden. Dit viel grootlijks in den fmaak van dat verwaand volk, en de prijs der aanneeming, die zeer hoog was, wierdt een rijk fonds , het welk meest wierdt aangewend tot onderftand voor de nooddruftige verbannen Britfche en Ierfche aanhangers der ongelukkige famielje, welke bij haar geweken was. Drie nieuwe graaden van Novice, Eleve, en Chevalier, wierden er rasch bijgevoegd en de Parfait Magon hadt nu zeven receptiën door te gaan, op ieder van welke eene goede forame gelds moest betaald worden. Naderhand, toen de eerste weldaadige reden tot deeze contributiën was opgehouden, wierdt er voor de pracht, die nu in alle de Loges fchitterde, al meer en meer receptie-geld vereiseht, en er moest vernuft te werk gefield worden om nieuw lokaas voor den Parfait Magon uittevinden. Er wierden nieuwe riddersrangen, doormengd met .de graaden van Philofophe, PHierin, Clairvoyant, enz. enz. aangevoegd, totdat fommige Parijfche Loges vijf en veertig graden van Vrij-Metze* larij, waaronder vijftien ridderorders, hadden. Want eene ridderorder, met een lint en fter, was eene ienne louche, die om den derden graad  34 SCHEURINGEN IN r> É graad gegeven wierd. Langen tijd werkten deeze riddergraaden voort volgens fommige flaauwe geHjkenisfen met de oude ridderorders van Europa. Allen hadden eenige betrekking tot Ibmmige geheimzinnige leerfteliingen der Christelijke Kerk, en waren, iridedaad, uitvindingen der Roomfche Kerk om haaren invloed op de aanzienlijke en vermogende leeken, welke zij door deeze kinderfpellen onder den band hielt, té verzekeren en uittebreidert. De Tempelheeren van Jerufalem en de ridders der woestijn, die hun werk maakten van de pelgrims te befchermen en de heilige Stad te verdeedigen, waren zeer gefchikte voorbeelden tot de maconieke naaaping, omdat de Tempel van Salomon en het heilig graf altoos het zelfde lot ondergaan hebben. Veele betwiste leerfteliingen der godgeleerden hadden ook onderfcheidene ridders tot voorftanders. In alle deeze, trapswijze,vorderendeaaperijeti Zien wij de hand der Jefuiten, en zij fchijnen door den Paus aangezet geweest te zijn. Maar eene zaak, welke gebeurde, was ligt te voorzien geweest. De Loges waren met deeze uitvindingen gemeenzaam geworden; het erkend oogmerk van veele waare ridderorders was dikwils zeer grilziek, of ten uiterften gezocht, en allé de loosheid der geestelijken was nodig om er eenig fiaauw verband met godsdienst of zedelijkheid aan te geven Dé Metzelaars, door hunne geheimhouding gedekt, waagden het ver.  v r ij » « I i 2 ï u- R ij* 33 verder te gaan. De hoogdraavende redevoeringen der broeders orateurs in de Loges moesten natuurlijkerwijze de opftellen der oude Sophisten gelijken, en beftaan uit fijn gefponnen verhan" delingen over de maatschappelijke plichten, in welke alles* in hunne gezochte en hersfenfchimmige verklaaringen van de zinnebeelden der Metzelarij, tot fluitende vergrootingen wierd uitgemeeten. Zoodanig gewoon aan leenfpreuken, verdigtfelenv loosheid en eene zekere onfchuldige fchijnheiligheid, door welke zij zich zeiven ophielden met het begrip als of dit kinderlpel eenen ernttigen en gewigtigen zin ten grond hadt, waren de voorvechters van de Viïmetzelarij geenzins geneigd dien vindingrijken geest te beteugelen of te beperken. Onder bedekking der Maconieke geheimhouding, maakten zij ontwerpen van een verfchillenden aart, en in plaats van meer ridderorders op te richten tegens de vijanden van hun geloof, vormden zij genootfchappen tegens de belachlijke èn verdrukkende ceremoniën en bijgeloovigheden der Kerk. Het leidt geen twijffel, dat eene vrije mededeeling van gevoelens, in deeze ver» borgen vergaderingen, zeer gefmaakt en ingevolgd wierdt. Rasch wierdt het verdacht, dat er van den dekmantel eener Metzelaars Loge zoodanig gebruik wierdt gemaakt; de Kerk fchroomde voor de gevolgen en poogde, de Loges te vernietigen. Dan te vergeefs. En toen het bleek dat zelfs de oorbiecht en de geesteC lijkft  «4 scheuringen in de lijke bedreigingen der Kerk de broeders hunnen Eed van getrouwheid niet konden doen verbreeken, bemoedigde een volkomen vertrouwen op hunne veiligheid de vrijdenkende broeders, om, met al den ijver eens zendelings, gevoelens te opperen, welke zij in gewoone gezel* fchappen niet zouden hebben durven waagen. Dit opk was lang verdacht geweest, maar de (brengheden der Kerk drekten nergens toe dan om de broeders te derkeriaan [elkanderte verbinden, en hen aan te prikkelen, om met te meer vinnigheid hunne t}onte bedillingcn voorttezetten. De Loges wierden ichoolen van twijffelaarij en ongeloof, en de geest van bekcering van nieuwelingen wjerd dagelijks fterker. De Cardinaal dubois hadt reeds te vooren mét alle macht gearbeid, om de gemoederen der hovelingen te bederven * door, middelijk of onmiddelijfc, alle twijffelaars, die overigens Heden van talen, ten waren, voor te (laan. Hij gaf de jonge Hovelingen te verdaan dat, wanneer hij de teugels der regering in handen zoude krijgen, zij geheel ontlast zouden worden van het bijgeloof van EODEwijK-XlV en van de verdrukking der kerk, en dat zij hunne neigingen vrijelijk zoutden kunnen involgen. Zijne eigen ontwerpen wierden door zijnen dood verijdeld, maar het losbandig voorbeeld van zijnen pupil, den regent*, die alle betaamlijkheid verachte, voltooide het zedenbederf van het hof en de hoofddad. Die -verfpreidde zich fpoedig, met andere Parijsfche ■.' , mo-  v r IJ - m e t z e l A r Ij. 35 modes, door deprovintien, zoo dat er, voorde meerderjaarigheid van lo^ewijk XV., fchier geen mensch was, die eenige aanfpraak op uit(tekendheid in kunde of denkingskracht maakte en niet om allen godsdienst lachte. Deszelfs verdedigers (telden te vergeefs tegens hunne fchimpredenen het gezag der kerk, in alle zaaken betreffende de leer. Dit gezag, de overleveringen en de legenden der kerk wierden, 'benevens alle daarop gegronde godsdienftige geboden en inflellingen, befpot. De eerden wierden als leugentaal uitgekreeten, en de laatften lomp bijgeloof genoemd, en de nationale godsdienst wierdt, zoo door de bijzondere fecten als door de ongeloovigen, voorgedragen als eenen eindeloozen maalftroom van lastige ceremoniën, alleen (trekkende tot het befchaaren van een fonds voor het onderhoud van een hoop heerschzugtige Priesters, die hun eigen ongeloof voor hunne leer genoegzaam aan den dag leiden, door hun zedeloos gedrag, door het aanhoudend bij het hof blijven hunner hoofden, en door het veronagtzaamen en verdrukken van de curés of parochie-priesters, de eenigen die noch eenig belang fcheenen te itellen in godsdienftige gevoelens van het volk. Deeze waren altoos befchouwd'geworden als getrouwe herders, als godvrugtige menfehen en als de g'ereede. bemiddelaars tusfehe.» de heer,en en hunne vasfaalen, welk laatde hen bij het volk dierbaar deedt zijn. Echter wierden deeze nutC a "ti.  g6 SCHEURINGEN IN DE tige lieden door hunne meerderen m flaaffche onderwerping en armpede gehouden ; hunne herhaalde bezwaaren wierden gefmoord en hunne klaagfchriften belet voor het oog des konings te komen. Aan den anderen kant waren de hooge kerkelijke waardigheden het eigendom der aanzienlijke familïen geworden. Hunne zoonen opgevoed in de verderfelijke hebbelijkheden van höoge geboorte en aanzienlijk vermogen, waren, in het algemeen, grootelijks afgeweken van de annvangelijke nederigheid en eenvoudigheid eens Bisfchops. Veelen verlieten hunne Bisdommen, en leefden aan het hof, alwaar zij door de gunst van eene reeks koninglijke maitresfen, bevordering konden verkrijgen, doch ook voor deeze moesten kruipen en altoos in de vrees zijn van dezelve te mishaagen Anderen gaven openlijke ergernis door hun zedeloos leven. Zulke in het oog loopende fouten, in zoo hooge rangen, troffen ieder een. De godsdienst leedt merkelijk door deeze verbastering, en de ongeloovige losbollen hadden weinig moeite om het volk te overreeden dat de inftelling een bedrog moest zijn, om dat haare leerfteliingen, door die geenen welke ze moesten ftaande houden, zelve het eerst gelogenftraft wierden. (*_) Het onge loof was bijna algemeen. Ook was deeze toomlooze vrijheid of losbandigheid geenzins bepaald tot godsdienftige meeningen. Misfchien was zij zelfs (*~) Zie het Nafthjift.  VRIJ-METÏE1ARIJ. 37 zelfs nog meer gericht tegens het bedwang, dat het gevolg is van burgerlijke ondergefchiktheid. De gemeenzaame naam van broeder moest zeker de inbeelding van minderen ftreelen, wanneer die zich zij aan zij bevonden, met perfoonen, welke zij op eenige andere plaats niet dan met angstvalligen eerbied mogten naderen; en wanneer, door het geduurig geteem van fentimenteele uitgalmingen over broederlijke liefde en Utopifche gelukzaligheid , de hoogmoed deezer groote lieden een weinig is in flaap gewiegd, of hunne harten misfchien een weinig verzacht zijn, beginnen de andere zich reeds te verheelden dat deeze gelukkige dagen gekomen zijn en dat het licht van menfchenliefde werkelijk uit het Oosten ftraalt en de Loge verlicht. De op een vlieringje woonende Courantelooper geniet zijn ingebeeld gezag als eerfte opzigter en geleidt met gemaakte ftatigheid den jongen Edelman, die naar de eer van meester te zijn reikhalst, en hij prijst den trouwhartigen broeder, die hem befchermd heeft op de gevaarlijke reizen, welke hij rondom de kamer gedaan heeft. Wat onderwerp nu kan voor declamatien aangenaamer zijn dan de gelijkheid der waardige broederen? En hoe natuurlijk helt de broeder orateur over, om, tot onderfteuning van dirbegunftigd onderwerp, fchilderingen te geven van eene mensehlijke zamenleeving, ontheven van al den last der burgerlijke onderfcheiding en gelukkig in eenvoudigheid en gelijkheid? Van . C 3 dce-  38 S C H E ü ft i $ è E N i S • D E deezen Haat der verbeelding behoeft men flechts eenen ftap, om overtegaan tot de behoorlijkheid, gepastheid en eindelijk de rechtvaardigheid van zoodanige fchikking der burgerlijke maatfchappij, en, dit doende, kan men niet nalaaten agt te geven op de beletzelen tegen het merischlijk geluk, welken wij overal zien voortkomen uit de misbruiken der onderfcheidingen in rang en vermogen, die in de waereld ontftaan zijn; en gelijk de misdaaden en gruwelen van het bijgeloof het onderwerp zijn der uitvaaringen van hen, die den band der kerk wenschten aftefchudden, even zoo zal de verdrukking van de regeerders deezer waereld, en het lijden van agtingswaardige talenten in de mindere clasfen, niet minder gaarne gehoord worden door allen, wier begrippen van zedelijkheid niet zeer zuiver zijn, en die gaarne de genietingen der rijken zouden hebben zonder de moeite te willen doen van er voor te arbeiden. Men kan ftellig zeggen, dat de Vrij-Metzelarij eene natuurlijke ftrekking heeft om zulke wenfchen haa gelijkheid te voeden, en wij kunnen niet twijffelën of er wordt in de Loges over deeze onderwerpen zeer vrij gehandeld, bijzonder in landen waar de onderfcheidingen in aanzien en rijkdom fterk afftekende en kenbaar zijn. Maar het is meer dan waarfchijnlijk, dat de. Metzelaars Loges de kweekfchoolen voor deeze losbandige lesfen waren. Wij hebben hiervan, «eifs in fommige der Franfche graaden, over- tui-  v r ij - m e t z e l a r ij. "3^ tuigend bewijs. In den graad van Chevalier du Soleilhs alles gericht tegen den]vastgefteldengodsdienst des koningrijks. Het erkend oogmerk is de verlosfing uit dwaalingen en de ontdekking der waarheid. Het opfchrift aan het Oosten is Sagesfe (Wijsheid), in het Noorden Libertè (Vrijheid), in het Zuiden Fcrmeté (Standvastigheid) en in het Westen Caution (Behoedzaamheid). De trés vs ■ nerable is adam ; de eerfte opziener de waarheid* en alle de broederen zijn kinderender waarheid. De wijze van aanneeming is zeer goed verzonnen ; de geheéle plegtigheid is betaamlijk en omzigtig, en er komt niets in voor dat den vreesagtigften kan ontroeren. Aan broeder Waarheid wordt gevraagd hoe laat het is? Hij bericht vader adam dat het onder de menfehen het uur der duisternis, maar in de Loge middag is. Men vraagt den Candidaat waarom hij aan de deur geklopt heeft, en wat er van zijne agt medemakkers is eet? der Eliïs?) geworden is. Hij zegt dat de waereld in duisternis is en hij hen verloren heeft j dat hesperus, de ftar van Europa, verdonkerd is door wolken van wierook, welke door het bijgeloof geofferd worden aan despooten, die zich zelve tot goden gemaakt hebben, en zich in het binnenfte hunner paleizen verfchuilen, opdat zij niet door menfehen mogten erkend worden, terwijl hunne priesters het volk bedriegen en hen doen aanbidden. Deeze en veele foortgelijke gevoelens zijn duidelijk zinfpeelingenop de verderflijkeleer van het boek, genaamd C 4 0ri-  4© SCHEURINGEN IN DE Origine du Despotisme Oriental, in hetwelk dö godsdienst kingen der natuur, welke wij nimmer zul„ len begrijpen, even als het water door uir,i waasfeming van de aarde wordt om hoog ge» „ voerd, of door den wortel eener plant inD,  50 SCHEURINGEN IN DE *, gezogen. En gelijk het water, naa eene on„ navorschbaare reeks van veranderingen, in„ welke het fomtijds een deel wordt van een „ bloem, fomtijds van een dier, enz. eindelijk „ weder tot de algemeene masfa der wateren ver- eenigd wordt om dien zelfden kring weder te „ doorloopen, zoo wordt de menschlijke ziel, naa haaien dienst volbragt en diegéheele reeks „ van verflandelijke verfchijnfelen in de natuur, „ welke wij het menschlijk leven noemen, daar- gefield te hebben, eindelijk in den grooten „ oceaan van verftandelijk vermogen , ingezwol„ gen.'* Dus mag de Schrijver dan zingen „ Feüx qui potuit rerum cognoscere caufas, „ A qua metus omoes et inexorabile fatum, „ Subjecit pedibus, ftrepiturcque Acherontis avari." Wantj hij is nu in deeze wijkplaats gekomen. Deze zijn godheid mag, gelijk alles wat groot en onbegrijplijk is, een voorwerp zijn van bewondering, maar niet van vereering, als de zedelijke regeerder der waereld. Het is gedaan met de hoop, welke rust op onze begrippen van de onflerflijkheid en onverdeelbaarheid der menschlijke ziel, en op de aanmoediging welke de godsdienst ons aan de hand geeft om te gelooven, dat de verbetering van het gemoed in den loop van dit leven, door de ' oeffening in wijsheid en deugdzaame geneigdheden, enkel het begin is van eene eindelooze opvolging in alles wat den redelijken en weige-  VRIJ.METZK LA RIJ. 5» gezinden kan verrukken. Nu beftaat er geene betrekking tusfchen den mensch en de Godheid, die een warm gevoel kan inboezemen. Dan, terwijl er in den menschlijken geest zekere natuurlijke geneigdheid is, welke in alle tijden en onder alle natiën gehaakt heeft naar zeker verband met de Godheid, poogt de fchnjver zich van eenige koude beginfelen van overeenknmst in de werken der Natuur, van eenige niet ftaande te houden begrippen van gepastheid, en andere diergelijke befchouwingen \e bedienen om deeze anima mundi een voorwerp van liefde en eerbied te maaken. Dit onderwerp wordt omfiagtiger behandeld in een ander werk, getijteld Tableau des rapports entre l'Homme, Dieu etVUnivers, het welk ongetwijffeld van de zelfde hand is. Maar de fchrandere Leezer zal aanftonds bevinden dat zulke onfamenhangende dingen niet overeengebragt kunnen worden, en dat wij hier niets dan fophisterij te verwagten hebben. De Auteur gaat vervolgens over om de menfehen in hunne betrekking tot elkander te befchouwen , en het pad ter gelukzaligheid in dit leven aftefchetzen Hier hebben . wij de .zelfde uitgehaalde zedelijkheid als in het ander werk, de zelfde algemeene welwillendheid, de zelfde weeklagten over den elendigen toeftand des menschdoms, voortkomende uit de verdrukking door de magtigen, de grooten der aarde, die tegens het menschlijk geluk hebben famengefpan* Da nen'  5« SCHEURINGEN IN D* L nen, en, door het bederven der gemoederen* zoodanig geflaagd zijn dat de menfehen gewillig hunne flaaven zijn geworden. Dit konde niet gefehied zijn zonder den bijftand van het b'jgelonf. Maar de Vorften der aarde worven tot hunnen dienst de Priesters, die zich beijverden het verftand der menfehen te benevelen en hunnen geest met godsdienstige vrees te vervullen. Hét altaar wierdt de hoofdpijlaar van den throon, en de mensch wierdt in de volkomenste onderwerping gehouden. Niets dan verlichting kan hem uit deezen verlaagden ftaat opheffen, terwijl deeze hunne vrees verdrijft, zal zij hen hunne rechten, en den weg om daartoe te komen, aanwijzen. Het verdient bijzondere opmerking dat dit fijsthema van gevoelens (indien zulk een onfamenhangende masfa van Hellingen een fijsthema kan genoemd worden) veel gelijkenis heeft met een in 1730 uitgegeven werk van toland, genaamd Pantheijiiconfeu Celebratie- fodatitii Soeratici. Het is een verflag van de grondbeginjelen eener broederfchap, welke door hemfocra. tica, en de broeders Pantheistae genoemd worden. Zij worden onderfteld eene Loge te houden, en de auteur verhaald de plegtigheden van de werken in dezelve, de ceremoniën van het openen en fluiten en van de aanneming vaa leden in de verfchiltende graaden. Gezond verr itand is de zon die: het geheel verlicht, en o«c i: * , Vrij;-  v r tj — m e x z e la r "jj. £3 Vrijheid en Gelijkheid zijn de voorwerpen hunner werkzaamheden. Hierna zullen wij bevinden dat djt boek in Buitschland ijverig overgebragt, vertaald, uitgebreid, en zoo verdraaid is geworden dat alle aandagt van den eigenlijken inhoud, die voorbedagtelijk in cabala en raadfelen verward is, wierdt afgetrokken, mirabeatj deedt zijn uiterfte vermogen om het in trek te brengen, en het moest daarom aangemerkt worden als eea fchat der cosmopolitifche grondbeginfelen van het genootlchap der chevaliers bienfaifans, Philalethes en Amis reunis, die de verbeterde Loges genoemd wierden , werkende onder den Hertog van Chartres. Van deezen waren er 166 ia den jaare 1784. Dit zal blijken eene zeer gewigtige aanmerking te zijn. Men herinnere zich hierna dat deeze Loge eenen afgevaardigden zondt naar de groote conventie in Duitschland in 1773» namelijk den heer willkrmooz, eri dat de zaak van zoodanig gewigt gerekend wierdt dat hij er twee jaaren bleef. Het boek Des Erreurs et de la Verité' moet dus befchouwd -worden als een zeer voornaam werk over deeze gevoelens. Wij weeten dat het zit nen oorfprong hadt ia de Loge des Chevaliers bienfaifans te Lijon. Wij weeten dat deeze Loge als 't ware aan het hoofd was van de Franfche Vrij-Metzelarij, en dat de verdigte order van jnaconieke tempelheeren in deeze Loge gevormd ^3 was,  54 scheuringen in de was, en aangemerkt wierdt als het model voor al het overige van deeze naaaping der ridderorders. Zij gingen in deeze aaperijen zoo verre dat zij zich de geestelijke kruinfcheering deeden geven. De hertog van Orleans,zijn zoon, de keurvorst van Beijeren en eenige andere Duit» fche vorften maakten geene zwaarigheid om hiertoe overtegaan. In alle de Loges, in welke aanneemingen gefchiedden, liet de broeder orateur nooit naa uittevaaren tegen het bijgeloof, zonder te letten op de vertooning die hij zelve maakte, of zonder zich aan laage fchijnheiligheid te ftöoren. Onder de orateurs en andere amptenaaren zijn er yeelen,die eindelijk gelegenheid gekregen hebben om hunne gevoelens in het publiek te verkondigen. De abt S was, van de Loge der Phüalethen te Parijs en ook van die van Lijon. lequinio, fchrijver van het flechtlte boek, dat ooit der Drukpers fchande heeft aangedaan, des Prèjugés vaincus par lq Raifon, was opziener in de Loge Compa&e Social. despremknil , baillij , fauchet, maurij en mounier waren van de zelfde begrippen, offchoon in verfchillende Loges. Zij wierden, Martinisten genoemd, naar zekeren st. martin, die in het ftelzel der ^Chevaliers bienfaifans eene fcheuring hadt veroorzaakt, van welke wij geen juist verflag hebben, mercier geeft er eenig bericht van in zijn Tableau dc Paris en in zijn Jaar 244c Deeze breuk ontruste de broeders, en veroorzaakte hevige gefchillen, maar zij wier» den  V R IJ - M E T z E l' A R lJ' ^ den geheeld, en de broederfchap nam den naam aan van Mi/a du rtniu *t welk een letterkeer is van des Amis reunis. De bisfehop van Autun, die man, die zo© geroemd is geworden als goedhartig burger der waereld, als de.vriend van. het menschdom en van goede orde, was de eer. fte opziener van eene andere Loge te Parijs , wélke in 1786 (ik denk meest door Orleans en hem) geftigt en vervolgens de Jacobijnfche Club is geworden. Om kort te gaan, wij kunnen met zekerheid beweeren dat deeze Metzelaars Loges in Frankrijk de broei-bedden waren v:m alle dia verderfelijke leerfteliingen, die rasch daarna alle aankweeking van zeden en godsdienst verfmoorden, en de maatfehappij erger dan tot eene wildernis, tot een ftinkenden vergiftigen poel van menschlijk bederf misvormd hebben. Deeze Loges wierden bezocht door lieden van allen rang en beroep. De ijdele beuzelagtigen vonden er aangenaamheid en glans om hunne verzadigde begeertens optewekken. Daar wierden zij bedot door de uitgalmingen van listige en losbandige Abbés en van fck rij vers van allerlei flag. Onderlinge aanmoediging tot het involgen van gewaagde gedagten en meeningen, die onze wenfehen en begeertens ftreelen, is een lokaas hetwelk weinigen kunnen wederftaan. Ik geloof dat de meeste menfehen dit in eenig tijdftip van hun leven hebben ondervonden. Ik weet geene andere reden te geven voor het gezelfchap, het welk ik fomtijds in eene Metzelaars D 4 Lo-  i'6 scheuringen inde Loge heb aangetroffen. De Loge la parfaitt Intelligcnce te Luik hadt, in December van 1770, den prins bisfchop en het grootst gedeelte van zijn kapittel tót leden, ën alle de amptenaaren dier Loge bekleedden kerkelijke waardigheden ; echter was eène redevoering van deri broeder o'rateur eene zoo fteekende fatire op bijgeloof en ligtgeloovigheid, als of voltaire ze gefehreeven, hadt. Het was onder de befcherraing van deeze Loge, dat de verzameling van redevoeringen, van welke ik boven gewag maakte, uitgegeven wierdt, eh er wierdt niets berispelijks gevonden in broeder robinet óf broeder conoorcbt. Ook hadden de voornaamfteh van Luik. tot in Braband, den naam van epicuristen verworven, in den volften zin vanhs>: woord. Dit zedenbederf was door het koningrijk vërfpreid onder het masker van zedelijk onderwijs. Want die redevoeringen waren vol van de verfijn• fte en Je gc.ocht«te zedeleer, en van bloemrijke fchilderingcn van de Ütopifche gelukzaligheid in eenen ftaat, waar allen broeders en waereldburgers zi'n zouden. Doch, heinas! deeze fijn getrokken beginfelen fchijnen op het hart weinig indruk gemakt te hebben, zelfs niet bij beu die derzelver fchoonheden het best konden ten toon fpreiden. Leest de Treurfpelen van voltaire , en fommige zijner ernftige werken in Profa , — en wie fchijnt beter den wil aijns Scheppers te kennen ? Niemand fcbil- dert  V r ïj - m e t z & l a r ij. 5? rir-rt met meer gepastheid, met meer juistheid, het gevoel van een deugdzaam gemoed. Niemand fchijnt meer overtuigd vari 'de onveranderlijke verplichting tot rechtvaardigheid en waarhéid. Echter maakte deeze man, in ziine handelingen met Boekverkoopers, met de zelfde liedén aan wellen hij zijnen overvloed en roem OTimiddelijk te danken hadt, zich herhaalde reizen, ja onophoudelijk,fchiildig a*n de 'aagftebedriegerijen. Wanneer hij voor een hoogeh prijs éenig wérk aan een boekverkooper (zelfs aan cramer, wien hij indedaad achting toedroeg) verkogt hadt, droeg hij zorg dat omtrent ter zeiver tijd in Holland een nadruk zoude uitkomen. Proefbladen Wierden van Perfieij naar Amfterdam gézohdën. Toen een vriend van cramer de onbillijkheid van dit gedrag eens aan voltaire verweet, zeidehijmet een valfchen lach, Och! dié goede c ram eb. -* wel nu hij mag op zijn beurt het zelfde doen - mij zal hij daarom geen ftüiver 'minder geven voor het eeerfte ftuk dat ik hem a'anbiede. Waar vinden wij meer tederheid, meer eer, meer liefde tot al wat fchoon en goed is, dan in diderot's Pere de Familie? Echter maakte dee^e man geene zwarigheid om aan de keizerin van Rusland, voor een zeer hoogen prijs, eene overgróoté boekerij, welke hij niet bezat te vèrkoopen, rm hnare belofte verkregen te hebben dat hij ze geduurende iija leven te Parijs mogt houden. Toen haar amÜ&fcïüÈUr, een paar jaaren na de betaaling, D 5 de'  58 SCHEURINGEN IN DE dezelve verlangde te zien en dit bezoek nietlanger verfchoven konde worden, moest diderot hals over kop in Duitschland alle de boekwinkels doorloopen om zijne ledige planken voltezetten. Het gelukte hem den fchijn te bewaaren, ——• maar het bedrog kwam evenwel aan den dag , om dat hij te vrekkig was om des ambasfadeurs fecretaris te winnen. Dit belette hem echter niet om zijne keizerlijke pupil met een bezoek te vereeren. Hij verwachte als het licht der waereld aangebeden te zullen worden, en indedaad ontvingen hem de Rusfifche hovelingen met alle die kinderagtige verzotheid, welke zij voor alleParijsfche modes hebben. Maar zij verftonden hem niet, en alzoo hij geen zin hadtom door het ipel geld te verliefen, ga. ven zij zich weldraa weinig moeite om zijn gezelfchap te genieten. Hij vondt zijne pupil te door ziende. Ces philofophes, zeide zij , font beau*, vds de kin ; mats de plus prés le diamant parait cris. tal (*> Hij hadt een elendig fprookje verzonnen, om zijne dochter door haare Majelteit te doen uithuwelijken; maar men ondekte het bedrog, en hij wierdt te leur geltelt. Wanneer wij de krachteloosheid deezer verfijnde menschlijkheid of die twee apostelen van wijsgeerige deugd befchouwen, vinden wij grond genoeg om te twijffelen aan de gepastheid en het nut van in dezelve voor het geluk en de rust (♦) Die Wijsgeren hebben een fchoone gedaante, maat van nabij bezien hebben zij veel overeenkomst mee valfche diamanten.  V R IJ - M E T Z E L A R IJ. 59 rust van den ftaat, een volkomen vertrouwen te ftelkn, en wij moeten op onze hoede zijn tegens de bloemrijke redenen van den broeder orateur en tegens zijne gelukwenfchingen over de bevrijding van bijgeloof en verdrukking , welke binnen kort zal daargefteld worden door de Chevaliers bienfaifans. de Phitalethcn of door eenige andere fefle der cosmopolitifche broederen. , , Door dit alles racen ik geenszins te beweeren, dat alleen de Metzelaars-Loges oorzaak waren van bet zedenbederf in Frankrijk. Neen. „ Bij alle natiën, die eenige vor- „ deringen en befchaaving gemaakt hebben, „ is eene fterke ftrekking tot bederf, en alle „ de waakzaamheid en ijver der overheden en zedelijke Leermeesters worden vereischtom het „ verfpreiden van losbandige beginfelen en ge„ dragingen tegen te gaan. Deze komen uit „ hun zelve voort, gelijk onkruid in een vet„ ten grond, en, gelijk onkruid, beftaat hunne „ fchadelijkheid alleen daarin dat zij zijn, waar „ zij niet zijn moesten, in een bebouwd veld. De deugd is de bebouwing of opkweeking der menschlijke ziel, en niet alleen het be„ zitten van goede geneigdheden; alle menfehen „ bezitten die eenigermaate, en doen ze ook, „ wanneer de gelegenheid daar is, blijken. Maar „ de deugd vereischt infpanning van'krachten, „ en, gelijk de huisman tot zijnen arbeidvol'„ len taak door eenige dringende beweegreden „ moet  GO SCHEURINGEN IN DE ,., moet aangezet worden, zoo moet ook de „ mensch opgewekt worden tot die infpanning, „ welke aan den kant van ieder individu nodig ,» is tot het beltaan van de groote maatfchappij: „ want de mensch is vadzig en wellustig; hij „ haakt naar genietingen zonder veel moeite. ,, De minbezittenden benijden de genietingen „ van de anderen, en worden gemelijk over „ hun eigen onvermogen om hetzelfde te ver„ krijgen; zij zien den ledigganger in over- vloed! Weinigen, zelfs onder de goede men. „fchen, hebben de oprechtheid, ja ik mag zeggen het verftand om te denken op de „ werkzaamheid en den' arbeid, welke deze „ gemakken den -rijken of hunne voorouders „ gekost hebben, en te gelooven dat zij alleen „ ledig zijn om dat zij rijk zijn, en dat zij arbeid mm zouden wezen indien zij nood„ druftig waren." Zoodanige bedenkingen zelve té maaken, kan niet verwacht worden van lieden die onophoudelijk werken, om zich een (ten minden in hunne berekening) zeer matig deel in de genoegens des leevens te verfchafFen. Échter waren dezelve zeer billijk en zouden grootlijks (trekken om de minvoorfpoedigen beter re doen varen. Dit uitmuntend doelwit kan merkelijk voortgezet worden door eene Nationale inttelling van zedelijk onderwijs en vermaa.iing; en wanneer de publieke leermeesters hier alle de beweegredenen tot deugdzaame maatigheid, welke door  VRIJ-HETZELARlJ. ÖI door de betrachting van waaten godsdienst opgewekt wordt, bijvoegden, zoude elke raadgeving tiendubbelen invloed hebben. Godsdiens, tige en zedelijke onderwijzingen zijn dus ondubbelzinnige fteunzels van die gematigde Uitoeffening van het uit de burgerlijke ondergefchiktheid voortkomend gezag, welke de fterkfte Philantropist of cosmopoüet erkent nodig te zijn tot hetbeftaan eener groote en befchaafde Maatfchappij. I& heb nooit eeni,. ge fchets van Utopifche gelukzaligheid gezien, welke niet eenig ftelzel van opvoeding behelsde, ea ik kan; mij geen ftelzel van opvoeding voor-ftellen, van welk het zedelijk onderwijs niet een voornaam gedeelte is. Zulke inrigtingen zijn infpraaken der natuur, en dringen zich in de gedagten van ieder, die ontwerpen van burgerlijke vereeniging begint te vormen. En in alle beftaande Maatfchappijen zijn zjj werkelijk daargefteld en. befchouwd geworden als het meest gelchikt tot wechneming en verzagting van die ontevredenheid, welke onvermijdelijk bij den minvoorfpoedigen en ongeLukkigen plaats heeft. De regent, wien de gewoonte van zijn beroep gedudrig doet agt geven op het bewaaren der publieke rust, kan dus niet anders dan de voordeelen inzien van zoodanige vermaaningen tot onze plichten. Hij zal daarom de publieke inrigting, die hem in zijnen weldaadigeti en gewigtigen arbeid zoo krachtig qnderfteund, beminnen en, in ftani houden. Dan  6l SCHEURINGEN IN "DE Dan alle de onheilen der Maatfchappij ontfpruiten niet uit de misnoegdheid en de ondeug» den der armen. De rijken hebben er ook voor eèn zeer aanmerklijk gedeelte fchuld aan. Zij misbruiken dikwerf hunne voorrechten. Hoogmoed en trotsch gedrag wortelen in hunne harten, en zijn aanftooteJijk voor hunne minderen, die door de hardheden van hun eigen toeftand reeds gemelijk zijn. Ook 8e rijken zijn wellustig, en hebben dikwils gebrek. En, terwijl zij alle middelen tot voldoening aangrijpen, flaan zij geen agt op de rechten van minderen welke zij verfmaaden, en, verfmaadende, onderdrukken. Mogelijk is hunne eigen meerderheid door onrechtvaardigheid verkregen. Mogelijk zijn de meeste heerfchappijen door verdrukking ontdaan. Vorsten en Regenten zijn Hechts menfehen; als zoodanigen misbruiken zij veele hunner grootfte zegeningen, ziende dat godsdienftige hoop de goeden onder hunne tegenwoordige rampen gelaaten doet zijn, en dat godsdienstige vrees de Hechten veelal weêrhoudt, maaken zij zich deeze bemerkingen te nutte en handhaaven den godsdienst als een werktuig van ftaat, en een behoedmiddel voor hunne eigen veiligheid. Maar zij zijn met deszelfs waare voordeden niet vergenoegd, en zij zijn veel meer bevreesd voor de wraak en de misdaaden van beledigde fchurken, dan voorde klagten der lijdende braaven. Daarom wekten zij het bijgeloof op, en riepen de ondeugden der  VRIJ-METZELARIJ. ÓJ der priesterfchap tot hunne hulp. De Priesters zijn menfehen van gelijke driften als wij, en er is geene reden om hen reeer bijzonder dan anderen te laaken, wanneer zij ook dikwils zich overgeven aan de verzoekingen van hunnen ftaat. Zij worden aangefpoord tot het involgen van hunnen, alle menfehen eigen, trek tot invloed, en zij hoopen fchrik op fchrik om de gemoederen der menfehen ten ondertebrengen en hun verftand te benevelen. Dus wordt de eerwaardigfte van alle bezigheden van den ftaat, het zedelijk onderwijs, vernederd tot een laag ambacht, en met de zelfde roofzucht en bedrog waargenomen; en de godsdienst, in plaats van de eer en het behoud der natie te zijn, wordt derzelver fchande en vloek. Wanneer eene natie in dee'zen deerniswaardigen toeftand is vervallen, is het bezwaarlijk haar te verbeteren. Offchoon niets alle reden tot beklag zoo fpoedig zoude wechnemen als het herftel van bijzondere deugd, is dit juist de weg, die van alle andere het minst zal ingeflagen worden. De indedaad waardige lieden, die het beftaande kwaad zien, doch dit leven als eene fchool ter verbetering befchouwen en weeten dat de mensch door lijden volmaakt moet worden, zijn de laatften om te klaagen. De onwaardigen zijn het maest misnoegd, het luidruchtigst in hun beklag, en het onverfchilligst omtrent de middelen van verbetering. Zij wenden hunne aandagt op de misbruiken van ge-  64 3 C H E U R-'I HG E N IK » E gezag en invloed, niet om de natie te verbeteren, maar om zich zelve te verheffen: Zij beginnen hunnen aanval, op de plaats, welke zij het meest weerloos rekenen, en waar zij mis. fchien hulp van eene misnoegde bezetting verwachten; Zij beftormen het bijgeloof, en bekommeren zich geenzins of de waare godsdienst daarbij mede lijdt. Zij. hebben misfchien geen rechtftreeks voorneemen om den ftaat te vernielen , maar alleen om vrijheid voor zich zelvp en de medewerking der rijken te verkrijgen. Zij verwachten den bijftand van allen die naar dezelfde vrijheid haaken, en dusdaanig wordt del vrijdenkerij in het ftuk van godsdienst de eerfte trap tot regeering!ooshf id en omwenteling. Want in een bedorven Haat, hebben Heden van allerlei rang dezelfde losbandige begeertens en, indien bijgeloovige vrees werkelijk eene eigen» fchap van het menschlijk gemoed i§, wordt er eenige worfteling vereischt om die aftefchudden. JNiets is van zoo veele kracht als onderlinge aanmoediging, en daarom vereenigen zij zich allen tegen het priesterfahap; zelfs de regenten vergeeten hun belang, hetwelk hen de priesters zoude doen handhaven. In ztilk een fiaat verdwijnt de zuivere zedelijkheid van. waa» ren godsdienst. Er is gemeenlijk geen over* blijffel van in den godsdienst der natie, en dys gaat alles famen. Misfchien was er nooit eene natie , bij welke alle deeze verbondene oorzaaken grooter kracht verkregen dan in Frankrijk. Ver-. druk-  VRIJ-METZELARIJ. 65 drukkingen van allerhandén aart waren ten"?toppunt gekomen. De wellusten das levens wierden alleen door hoogere clasfen, en wel in den hoogden graad van verfijning, genoten; zoo dat de begeertens der overigen tot het uiterfte gefcherpt waren. Zelfs vertoonde zich ,de godsdienst in eene onaangenaame 3 gedaante, en fcheen hoofdzaaklijk gefchikt om de jonger zoonen van eenen trotfehen en nutteloozen adel van ampten te voorzien. Want tallooze geleerden waren door hunne geboorte van alle hoop tot bevordering in de hooge kerkelijke waardigheden uitgefloten. Deeze gaven hunne mis. noegdheid den vrijen teugel door in het geheim medeteftemraen, in de bittere fchimpredenen der leeken op zoodanigen in de hooge geestelijke rangen , die fchandelijk van de zuiverheid en eenvoudigheid van zeden, welke het Christendom gebiedt, waren afgeweken. Die voorbeelden waren menigvuldig en niemand wierdt in deeze fcherpe berispingen gefpaard. De godsdienst leedt er bij, en deszelfs verdeediging was te zwak, omdat dieniet onderfteund wierdt door een onlaakbaar gedrag van de hoofden der kerk. Het geloof der natis was gefchokt, en wanneer, eene enkelde reis, een waardig Curé de fwakke Item van waaren godsdienst uitte, wierdt die, onder het algemeen gedruisch van heekeling en verwijt, niet gehoord. Het wangedrag van het beduur en het misbruik van 'sLands geld, wiérden daaglijks, meer en meer, K o».  66 S CH BURINGEN IN DE oabefchaamd en in het oog loopend, en ftelden het gouvernement bloot aan geduurigei berisping* Maar het was nog te magtig om te dulden dat dit tot ufterftens overfloeg; terwijl dus ongeloof en loste gevoelens van zedeleer ftraffeloos doorgingen , bleef het nog gevaarlijk om iets tegens den Staat publiek te maken. Het was voornaamlijk in dit opzicht, dat de Metzelaars Loges, veel toebragten tot het verfpreiden van fchadelijke meeningen, en hiertoe wierden zij het geheele rijk door gebruikt. Dit is geene Helling die op enkele waarfchijnlijkheid gegrond is. Straks ztfHen wij overvloedige bewijzen geven, dat de onrustige heethoofden der natie in de Loges verkeerden. Het lijdt geen twijffel dat zij onder deezen dekmantel hunne muitzieke neigingen involgden, ja, wij zullen bevinden dat de meeste Loges in Frankrijk, binnen den tijd van eenige weinige weeken, in corresponderende politieke focieteiten veranderd zijn. Maar het wordt nu tijd het oog te wenden naar de vorderingen der Vrij-Metzelarij in Duitschland en het Noorden van Europa; zij nam daar eene erndiger gedaante. Zij wierdt naar Duitschland iets laater dan naar Frankrijk overgebragt. De eerfte Duitfche Loge, van welke wij eenig bericht hebben, is die van Keulen, gedicht in 171Ó, doch fchielijk daarna weder vernietigd. Voor het jaar 1725 waren er veele, zoo in het protedantsch als catholiek Duitschland. Die van Wetzlar, Frankfort aan den Mam, Bruns-  V r IJ - m E t Z E E a r IJ. 67 Brunswijk èn Hamburg zijn de oudfte, doch welke van deeze de eerfte geweest zij, is twijf-, felagrig. Allen ontvingen hunne infteiling van Engeland, en hadden patenten van eene moederloge te Londen. Allen fchijnen de geheimen door het zelfde canaal, namelijk door de verbannen aanhangers van stüart, verkregen te hebben. Veele van deezen waren Roomsch en gingen in dienst van Oostenrijk en van de Catholieke vorften. De ware gastvrijheid, die nergens oogenfchijnlijker is dan in het karakter der Duitfchers, maakte deeze infteiling voor die heeren tot een zeer nuttig en aangenaam paspoort; en alzoo er veelen in militaire waardigheden en garnifoenen waren, was het hun gemaklijk Loges in alle gedeeltens van Duitschland opterichten. Dit verfchafte de Officiers een aangenaam tijdverdrijf, terwijl zij anders weinig te doen hadden en reeds gewoon waren aan eene ondergefchiktheid, welke hunnen hoogmoed, ten opzicht van eenige onderfcheiding van familien, niet krenkte. Daar de vaandrig en den generaal gelijkelijk edellieden waren, hadt het zinnebeeld of het fpel van algemeene broederfchap niets vreemds of onfmaaklijks aan zich. De Vrij-Metzelarij was toen in de eenvoudigfte gedaante, beftaande alleen uit de drie graaden van Leerling, Arbeider en Meester. Het is opmerkelijk d«t de Duitfchers lang gewoon waren aan het woord, het teken en de aanraaking der Metzelaars en E a eeni"  68 SCHEURINGEN IN DE eenige andere handwerken. In verfcheiden gedeeltens van Duitschland was er eene onderfcheiding tusfchen Wortmaurer en Schriftmaurer. De Wortmaurer hadden geen ander bewijs te geven dat zij, volgens den regel, tot het Metzelaars ambacht waren opgebragt, dan het woord en de tekenen; doch de Schriftmaurer hadden gefchreven bewijzen te vertoonen. Er waren plaatslijke wetten, welke de Meester metzelaars bevolen, de werklieden, die de behoorlijke tekens en woorden wisten, werk te geven. Bijzonder blijkt, het, dat Ibmmige fteden in dit opzicht uitgebreider voorrechten hadden dan andere. Het woord welk te Wetzlar, de zitplaats van den grooten rijksraad vanrevifie, gegeven wierdt, gerechtigde den Metzelaar om het geheele rijk door te werken. Wij kunnen uit de procesfen en befluiten van fommigen deezer plaatslijke rechtbanken afleiden-, dat ieder Meester zijnen leerling, elk jaar, een woord en teken van meer vordering gaf. Hij gaf het van de Keizerlijke ftad of plaats' tot welke hij behoorde, als mede een woord dat hem in het bijzonder eigen was, op dat alle zijne aankweekelingen elkander zouden erkennen. Deeze wijze van herkenning was waarfchijnlijk in de oude tijden het eenig bewijs van opvoeding, omdat het fchrijven tot een zeer klein aantal bepaald was. Wanneer wij den aart van het Duitfche rijk, eene vereeniging van kleine onafhangelijke (laaten, nagaan» bevinden wij dat dit beroep m'et  VRIJ-METZELARIJ. 69 niet op een gelijken voet kon zijn met andere kunften, ten zij het meer dan anderen bevoorrecht ware. Hunne groote gebouwen over treffen het aantal werklieden in de nabuurfehap, en dre -moeten van verre bijeengebragt worden. Het publiek moet des te meer zorg voor hun genootfehap draageu (*) De Engelfehe i Vrij-Metzelarij wierdt^' in Duitschland met gulheid aangenomen- Het koste weinig moeite dezelve in achting te brengen, en tot eene bezigheid voor een ftfatzoenlijk man te maaken; ook waren hare geheimen en verborgenheden in Duitschland niet zoo vreemd als in Frankrijk. Zij wierdt ras algemeen, en het eenvoudig onderwerp van broederliefde was genoeg om haar bij de eerlijke gulle Duitfchers aantebevelen. Maar dit nam weldra een anderen keer. Het duitsch karakter is juist het tegenovergeftelde van beuzelagtigheid. Het is geneigd tot ernst, en vereischt ernftige bezigheden ; hebbende de meeste zucht tot onderzoek, fchoon zij die misfchien te ver trekken. Wij noemen hen domme blokkers , omdat wij geen fmaak vinden in het onderzoek, ais onder-zoek zelve. Maar dit is zeker de bezigheid van een redelijk wezen, en verdient alle naa- (*) De Worl of Grüsfmaurer wiepden m 1731 afgefchafé door een Keizerlijk edict waardoor niemand tot de voorrechten van het gilde gerechtigd was dan die fchrifielijke bewij«*n kon*rt vertonen. Ë3  yo SC HE O 1 I N O E N l N T> E tjaamen behalven domheid. Tevens moet erkend worden dat de geest van onderzoek zoo veel beftiering als eenige andere menschlijke geneigdheid vereischt. Dan het blijkt dat de Duitfchers in de keuze hunner onderwerpen niet zeer kiesch geweest zijn; het blijkt dat vreemdheid, en won» derlijkheid, en bezwaarlijkheid van navorfching voor hen genoegzaame aanbevelingen en opwekkingen zijn. Zij hebben altoos eene fterke neiging getoond voor al wat wonderlijk, pjegtig of vreeslijk was; en, in fpijt van de groote vorderingen, die gedurende, de laatfte twee eeuwen, in de natuurkunde gemaakt zijn, — vorderingen van welke het onbillijk zijn zoude te verzwijgen, dat de Duitfchers meestal in de zelve voorgingen, behielden echter de groove ongerijmdheden van tooverij, duivelbanning, hekferij, waarzeggerij, verandering van metaalen, en van een algemeen geneesmiddel nog altoos hunne ijverige voorftanders, die greetig het oor bleeven leenen aan de wartaal van dweepers en bedriegers; en offchoon zij dagelijks voorbeelden zagen vanveelen, die door hunne ligtgeloovigheid geruïneerd of belachlijk geworden waren, vondt echter ieder gelukzoeker, die nieuwe geheimen voorwendde, eene menigte gereed om naar hem te hooren, en den zelfden gang te gaan. De geheimzinnige Vrij-Metzelarij ontvlamde eeriklaps alle deeze lieden, en de gelukzoekers , die zich door den geestdrift of de gie-  ' Vï^-M E T Z'E L-A R IJ. fi gierigheid van hen, welke' zij verfchalktëtt', wenschten te bevoordeelen, befchouwden dè Loges als de gefchiktfte plaatfen der waereld voor hunne werkzaamheden. De roozekruis-ridders waren de eerlten, die zich van die gelegenheid bedienden. Dit was niet de broederfchap, welke eertijds onder dien naam bekend geweest was, maar eene partij goudzoekers, die de metaale zeiden te kunnen veranderen en een algemeen geneesmiddel vinden; deeze hadden onder hunne eigene verzinfelen een groot gedeelte van de ongerijmde bijgeloovigheden, dier broederfchap vermengd, om des te groöter verborgenheid aan het geheel te geven, den tijd van onderwijs te vertraagen en te meer uitvluchten te hebben, door de voorwaarden tot het volmaaken van het werk zoodaanig te vermenigvuldigen, dat de ongelukkige ful, naa zijn tijd en geld weggeworpen te hebben, gelooven mag dat de flechte uitflag toetefchrijven is aan zijne eigene onbekwaamheid om bezitter van zulk een groot geheim te zijn. Die bedriegers vonden het raadzaam de Metzelarij tot eene hunner voorwaarden te maaken, en overreedden, zonder veel kunst, hunne kweekelingen dat zij eenige echte Metzelaars waren. De Roozekruis-Loges wierden fpoedig ingefteld en wierden zeer talrijk, om dat derzelver geheimen aan de nieuwsgierigheid, de wellustigheid tevens en gierigheid der menfehen veel voldoening beloofden. Zij wierden eene zeer geduchte E 4 ben-  72 SCHEURINGEN IN DE bende, terwijl zij de conftitutie der Jefuiten overnamen en de broederfchap in kringen verdeelden, welke ieder onder het bellier waren van eenen opperften, die den Prefident, maar aan geene bijzondere leden der Loges, bekend was. De opperden waren aan elkander, op eene hen alleen bekende wijze, verbonden, en allen (tonden onder eenen generaal. Ten minden is dit het verflag, dat zij willen doen gelooven. Indien het waar zij, dan was er niets dan de klaarblijkelijke ongerijmdheid van de bekende beweegredenen hunner werkzaamheden, dathun k onde beletten voor de rust der waereld gevaarlijke ontwerpen te.vormen. Maar deRoozekruis-Loges zijn door de andere Vrij-Metzelaars altoos als flechte gezelfchappen en te groove fcheurmaakers befchouwd geworden. Dit belette echter niet dat hunne alchijmistifche en geneeskundige geheimen dikwils in de Loges der eenvoudige Vrij-Metzelarij ingevoerd, en, tevens met het duivelbannen of geesten-roepen, tooveren en andere lompe bijgeloovigheden, in hunne bijeenkomden voorgehouden wierdeti als verkrijgbaare geheimen, die van onbedenkIijk voordeel voor de broederfchap zijn zouden, zpnder dat men daarom juist tot de godsdienstige waanzinnigheden der Roozekruis-Ridders zoude moeten overgaan. In 1743 was de baron hundi, een heer van een agtingwaardig karakter en onafhanglijk door gegoedheid, te Parijs , alwaar hij zeide met den graaf  VRIJ-METZELARIJ. 73 graaf van Kilmarnock en meerandere heeren die omtrend den pretendent waren, in kennis gekomen te zijn en van hen vernomen te hebben, dat ziJ in hunne Loges wonderlijke geheimen hadden. Hij wierdt door middel van dien Edelman en van zekeren Lord clifford aangenomen, en zijn maconiek patent was getekend George ( hetwelk voor de handtekening van Kilmarnock gehouden wordt \ hundi hadt zich aan de zijde van den pretendent gevoegd, in de hoop (zoo als hij zelve zegt) van zich door zijne befcherming in de waereld te verheffen. Het magtig groot geheim was dit: „ Toen de or„ der der tempelheeren door philiitus den „ fchoonen was vernietigd en wreedelijk ver„ volgd geworden, waren eenige waardige He* „ den ontfnapt en naar de bergen van Schot„ land gevlucht, waar zij zich in fpelonken ver„ borgen. Deeze bezaten de waare geheimen „ der Vrij-Metzelarij, welke altoos in hunne „ order geweest was, hebbende de Ridders die, „ geduurende hunnen dienst in het Oosten, van „ de pelgrims, welke zij verdedigden of verlos, ten, verkregen. De Chevaliers de la Roufe,tcroix, fchoon van hunne voorrechten be „ roofd, bleeven! hnnne vorige plichten be„ houden. In een woord, elk waar Metzelaar „ is een tempelridder." Het is zeer waar dat eene goede verbeelding de plegtigheden der aanneeming van den Chcvalier de PEpée enzeenigermaate overeen kan brengen met iets gé E 5 ljik  f4 SCHEURINGEN IN DE lijk de infteiling der tempelheeren; en misfchien is de uitlegging van het pelgrimfchap van den jongen zerobabel en van het herbouwen van den Tempel door esra, de beste verklaaring die nog aan de magere zinnebeelden der VrijMetzelarij gegeven is. Toen de baron hundï naar Duitschland teruggekeerd was, vertoonde hij aan eenige vrienden zijne uitgebreide volmacht tot uitbreiding van dit ftelzel der Metzelarij, en maakte eenig© weinige Ridders. Maar hij was niet zeer werkzaam. Waarfchijnlijk hadt het mislukken van des pretendents onderneeming, om zich op den Throon zijner voorvaderen te herftellen, een einde gemaakt aan hundis hoop van figuur te maken. Intusfchen wierdt de Vrij-Metzelarij in Duitschland met ijver voortgezet en veela gelukzoekers vonden hun voordeel in het verdedigen van bijzondere fcheuringen. Maar in 1755 of 1757 gebeurde er eene volkomen revolutie. De Franfche Officiers die te Berlijn op hun woord van eer krijgsgevangen waren, ondernamen, met de hunne natie eigene vrijpostigheid, de eenvoudige Duitfchers te onderwijzen in al wat de Maatfchappij verfraait. Zij zeiden dat de grofgefponnen Vrij-Metzelarij, die uit Engeland overgebragt was, alleen voor de onbefchaafde Britten kon dienftigzijn, maar dat zij in Frankrijk een fierlijk, voor den fatzoenlijken man gefchikt, ftelzel was geworden. Ja, zij beweerden dat de Engelfchen van de waa«  vrij-metzelarij. 75 waare Metzelarij onkundig waren, niets wisten dan de inleiding tot dezelve, en zelfs deeze niet begrepen. Toen de linten en fterren , met welke de Franfchen de order verfierd hadden, aan de Duitfchers vertoond wierden, konden zij de betovering niet langer wederftaan. Zekere, heer rosa, een Franfche commisfaris, bragt van Parijs eene geheele wagenvragt van maconieke fieraaden, die allen ,voor dat hij Berlijn bereikt hadt, uitgedeeld waren ook moest hij een 'anderen wagen vol beftellen om de Loges in die ftad te voorzien. Het wierdt eene allervoordeeligde bezigheid voor veele door geheel Duitschland verfpreide Franfche officieren en commisfarisfen, die weinig anders te doen hadden. Iedereen gaapte naar onderwijs, en die vriendelijke leermeesters waren altoos gereed om het te geven. In een half jaar onderging de Vrij-Metzelarij in geheel Duitschland eene volkomen revolutie, de Chevaliers vermenigvuldigden ontelbaar. Het Rofaïsch lijsthema was een evangelie voor de Metzelaars en het arme Britfche ftelzel wierdt verfmaad, Maar de nieuwe Loges te Berlijn, die het geheele rijk onderwezen hadden, wilden het ook beduren, en ftonden op eene volkomen onderwerping van alle de andere. Dit onthutde de Metzelaars die op eenen afdand waren, en ontwaakte hen uit hunne gulden droomen. Nu kwam er eene wordeling voor heerfchappij en voor onafhanglijkheid. Dit deedt de oude Loges overé de ge.  70 SCHEURINGEN IN D E geheele zaak een weinig dieper denken. Het gevolg was eene contra - rev»1utie. Offchoon niemand konde waanen de- waare meening der Vrij-Metzelarij, haar oorfpronig, gefchiedenis of eigenlijk doelwit te begrijpen, echter zagen al. len dat de uitleggingen van hunne hieroglijphen en de plegtigheden der uit Frankrijk overgebragte nieuwe graaden onbewezen waren. Het fcheen dus dat het veiligfte was zich te keeren naar de geboorteplaats der Metzelarij. Zij zonden naar Londen om voorfchriften Daar vernamen zij, dat niets dan de drie graaden voor de echte onvervalschte Metzelarij erkend wierdt, en dat de Moeder-loge te Londen alleen, door haare voorfchriften, de gevaarlijkfte fcheuringen en nieuwigheden konde beletten. Daarom verzogten veele Loges patenten en onderrigtingen. Patenten wierden ligtelijk opgemaakt en zeer gaarne aan de ijverige broeders gezonden, en door hen daukbaar ontvangen en betaald. Maar de (nderrigting was niet zoo gemaklijk. Te dier tijd hadden wij enkel het boek van conftitutien, dat omtrent het jaar 1720 opgefteld was door andersoN en desaguilliers, beide lieden van weinig opvoeding en laage'manieren, die weinig meer bedoelden dan een niet geheel en al veragtlijk voorwendfel tot eene vrolijke bijeenkomst te ontwerpen. Dit echter wierdt met eerbied aangenomen. Wij zijn geneigd tot glimlagchen, wanneer wij bedaarde lieden met zulk grof en gebrekkig goed te vreden zien. Maar het was van  V R IJ - M E T Z E l A a IJ. 77 van nut, alleen om dat het eene öogenfchijnlijke reden gaf om de heerschzugt der Berlijnfche Loges tegen te gaan. Verfcheide agtbaare Loges, bijzonder die van Frankfort aan den Main, die van Brunswijk,die van Wetzlar, en de Roijal IJorkvan Berlijn, bleeven ftandvastig bij het Engelsch fijsthema, en ontzeiden zich al het genot van de Franfche graaden, liever dan de oppervoogdijfchap der Rofaïfche Loges te Berlijn te erkennen. Omtrent het jaar 1764 gebeurde er eene nieuwe omwenteling. Een gelukzoeker, die zich johnson noemde, en voor een Engelschmsn uitgaf, fchoon hij indedaad een Duitfcher of Boheemer, genaamd jleuch, was,zeide gezant te zijn van het kapittel der tempelheeren te Old.Aberdeen in Schotland, afgevaardigd om de Duitfchers te leeren wat de ware Metzelarij was. Hij gaf voor de metaalen te kunnen veranderen en fommige broeders verklaarden, dat zij het hem verfcheide maaien hadden zien doen. Dit trof den baron hundi, en verlevendigde al zijnen vorigen geestdrift. Er is in dit gedeelte der gefchiedenis iets zeer duisters, want weinig tijds daarna, verklaarde johnson aan zijne aanhangers dat de baron hundi grootmeester was van de zevende provintie der Met. zelarij, bevattende geheel Duitschland en de koninglijke landen van Pruisfen, hij toonde hen eene kaart van het maconiek rijk, verdeeld in provintien, ieder van welke een onderlcheidend zinnebeeld voerde. Deeze waren allen over- ge-  78 SCHEURINGEN IN DE genomen uit een oud vergeeten en niets bete* kenend boek Tijpotii Sijmbola divina et humana, uitgegeven in ióbi. In dit boek is geene de minde fpoor van Metzelarij of tempelheeren, en de zinnebeelden zijn zonder eenige grond van uitkiezing overgenomen, Zulke onovereenkomdigheid met de voorige grootfche beloften van johnson ontdelde hen in het eerst, maar zij berustten in, en onderwierpen zich aan den baron hundi, als grootmeester van Duitschland. Kort daarna bleek 'johnson een bedrie» ger te zijn, vluchtte, wierdt gevat, en inde gevangenis geworpen, alwaar hij dierf. Echter fcheen de baron hundi hierdoor zijn crediet niet verlooren te hebben. Hij dichte Loges, gaf dezelve eenige weinige eenvoudige onderrigtingen, allen volgens het fijsthema der Engelfehe Metzelarij; en beloofde, dat, wanneer zij zich tot goede Metzelaars verbeterd zouden hebben, hij hen het magtig geheim zoude mededeelen. Naa twee of drie jaaren proeftijd, wierdt er eene conventie te Altenberg gehouden en hij zeide dat zijn geheele geheim hierin beftondt : dat elk Metzelaar een tempelridder was. Zij waren verwonderd en te leur gedeld, want algemeen hadden zij gedagt, dat hij hen den deen der wijzen, geestenroeping, of toverij zoude leeren. Naa veel ontevredenheid, getwist en verwijten, vereenigden zich veele Loges volgens dit delzei, dat eenigzins gemaatigd of fmaaklijk gemaakt was, onder den naam van de  vrij-metzelarij. 7f> de Strickte Obfervanz. Dit was voor veelen aanneemlijk omdat zij ftaande hielden indedaad behoorlijk gewijde ridders, doch zonder tijdelijke goederen te zijn, en zij begonnen ernftig aan het bijeenzamelen van een fonds, om de order door landeigendom en inkomften te verzekeren en een aanzienlijk burgerlijk bfeftaan te verfchaffen. hundi verklaarde dat de order erfgenaame zijn zoude van alle zijne bezittingen. Maar de verdrietigheden welke men hem vervolgens veroorzaakte, en zijne liefde voor eene dame, welke hem overreedde Roomsch te worden, deeden hem van voorneemen veranderen. De order ging echter voort, en verkreeg een merklijk aanzien door de ernftige geregeldheid van haa • re handelingen, en offchoon terzelver tijd een nieuwe apostel van geheimen, zekere Dr. zinzendorff, (een van de Strickte Obfervanz,') een nieuw ftelzel, welk hij zeide van Zweden afkomftig te zijn, en welk zich door eenige der geheimzinnige leerfteliingen van Swedenborg onderfcheidde, invoerde, offchoon dit door koninglijke befcherming de overhand kreeg en eene nationale Loge te Berlijn bij patent opgericht wierdt, echter bleef de Tempelorden of orden der Strickte Obfervanz nog in groote achting. De Duitfchers hadden liever een grootmeester naar hunne eigen verkiezing dan eenen die hen door gezag gegeven wierdt. In deezen ftaat van zaaken wierdt er eene an«  Sp StHï.iï&tK'OEN ï PI P e andere ,*proeve op het publiek vertrouwen gedaan door zekeren sïark,' een Pmtestantsch godgeleerde, die door zijne fchriften in Duitschland zeer bekend was. Zekere gucomos , (een ampteloos heer, doch die voor een zoon van den Koning, van Cijprus wilde doorgaan ,) en zekere schroffer , een Koffijhuishouder te Neurenburg , trokken talrijke fchaaren van Vrij-Metzelaars tot zich om het gees. tenroepen , duivelbannen en goudzöeken te leeren. Geheele hoopen kwamen er van verre naar Weisbad om deze geheimen te zien en te leeren, en de Vrij-Metzelarij fto.ndt op het punt van eene andere revolutie. Ltf. stauk was "in alle deeze zaaken een adeptus, en hadt cagliostro in Koerland de kroon van meerderheid betwist. Hij zag dat dit bedrog niet langer konde ftaande blijven. Hij deedt zich dus voor op eene conventie te Brunswijk in 1772, en zeide aan de tempelheeren van,de Strickte Obfervanz dat hij van hunne order was, maar van het geestelijk gedeelte, en afgevaardigd door het kapittel van K - m - d - t in Schotland, alwaar hij kanfelier der vergadering was en den naam voerde van archidemides, Eques ab aquila fulva; dat dit kapittel het oppertoezicht over de order hadt: dat zij alleen de Ridders of de onbekende opperften konde inwijden, en dat hij gezonden was om hem in de waare grondbeginfelen der order te onderwijzen en hen haare onfchat,baare geheimen medete-  vrij-metzelarij. 8l tedeeïen , welke den baron hundi niet konden bekend zijn, gelijk deeze gereedelljk zoude toeHemmen» wanneer zij famen zouden fpreeken. johnson, zeide hij, was een bedrieger en waarfchijnlijk een moordenaar. Deeze had eenige kennis gekreegen uit papieren welke hij zeker moest gedolen hebben van een zendeling, die verdweenen en, naar alle waarfchijnlijkheid , vermoord was. gugomos en schroffer moesten diergelijke berigten gehad hebben, en schroffer hadt hem zelfs eenigen tijd lang bedrogen. Hij was gereed om zijnen last uittevqeren wanneer zij zich onder de noodige verpligtingen van. geheimhoudig en onderwerping zouden geitel d hebben, hundi (wiens naam in de order dzEques ab enfe was^ bewilligde aanftondsen deedt' het voorftel tot eene, met volle macht ter beflisfching en aanneeming voorziene, conventie. Maar ,:ekere schubart, een aanzienlijk heer, die trefaurier van de Tempel-Metzelaars en in eene bediening was welke hem zeer veel invloed cp de order deedt hebben, ontraadde hem zulk een Hap ten fterkden. De alleronbepaaldfte onderwerping aan onbekende opperften, en aan even onbekende voorwaarden wierdt vereischt, de geringde mededeeling of kennisgeving van de voimagten, welke archidemides hadt om met hun te handelen, vooraf» tegaan. Er wierden veele bijeenkomden gehouden en veele poogingen gedaan om iets van dat geestelijk hof, of van het geen zij daarvan te verwachten hadden, te verneemen. Dr. F stark.,  8ü SCHEURINGEN IN DE stark, de Baron weggen sak, de baron van raven en eenige andere van zijne medehelpers ia de Loges van Koningsbergen in Pruisfen, en van Wismar, wierden in de order aangenomen. Dan te vergeefsch; — niets wierdt van deeze geestlijke ridders verworven dan eenige weinig betekenende ceremoniën van aanneemingen en inwijdingen. Deeze foort van nieuwigheden waren zij reeds hartelijk moede, en, offchoon zij allen reikhalsden naar de gewenschte won. deren, waren zij zoo bevreesd voor de onbepaalde onderwerping, dat zij het niet eens konden worden, en Dr. stark behieldt de geheimen der Schotfche vergadering van K-m-d-t. Zij deeden echter iets verftandigs; zij zonden eene deputatie naar Old-Aberdeen, om onderzoek te doen naar de fpelonken, in welke de eerwaardige geheimen bekend, en derzelver fchatten verborgen waren. Zij hadden, naar hunne gedagten, wat meer vertrouwen verdiend, want zij hadden aan deeze onbekende opperden jaarlijkfche contributien gezonden, ten beloope van eenige duizend rijksdaalders. Maar helaas! hunne ambasfadeurs vonden de Vrij-Metzelaars van Old-Aberdeen van dat alles onbewust, en even begeerig als zij om te verneemen welke de waare oorfprong en de meening der Vrij-Metzelarij ware, van welke zij Diets wisten dan het eenvoudig fprookje van den ouden hiram. Dit vernietigde stark's aanzien, maar hij-bleef nog ftaande hoaden dat hij  V r ij - m e T z e l A r ij. 83 hij indedaad afgevaardigd was, en zeide dat de broeders te Old-Aberdeen onkundig waren, maar dat hij nooit anders gezegd hadt, dat alle de verwachtingen van dien kant fteunden op de ftukken en brokken die johnson heimelijk gekaapt hadt. Hij herinnerde hen eene zaak welke hen allen bekend was, namelijk hoe een hunner bij een ftervend edelman geroepen was geworden om hiertoe betrekkelijke papieren te ontfangea, maar, zijn bezoek door een onvermijdelijk toeval, eenige weinige uuren uitgefteld zijnde, alles verbrand hadt gevonden behalven een fragment van eene kapittel-verordening en een gefchrift incijffer, hetwelk hij hen gedeeltelijk verklaarde. Zij hadden een ander, den heer h. wachter, gebruikt om een diergelijk onderzoek in Italien te doen, alwaar schropfer en anderen (zelfs hundi) gezegd hadden, dat van des pretendens fecretaris approsi en anderen groote geheimen te verkrijgen waren, wachter zeide hen dat dit alles bedrog was, maar dat hij te Florence eenige broeders uit het Heilige Land gezien hadt, die inderdaad wonderbaare geheimen bezaten, welke hij hen onder behoorlijke voorwaarden wilde mededeelen. Tot deeze echter konden zij niet overgaan, maar zij wierden gepijnigd door te zien dat wachter, die Duitschland in fobere omftandigheden verlaten hadt, nu in weelde en overvloed leefde. Hij wilde niet erkennen dat hij van die Afwtifche broeders het geheim om F a goud  #4 scheuringen in de goud te manken geleerd hadt, maar hij zeide dat niemand eenig recht hadt om te vraagen hoe hij aan zijn vermogen gekomen was. Het was genoeg dat hij eerlijk handelde en aan niemand iets fchuldig was. Hij brak alle verbintenisfen met hen af, en liet hen omtrent de order in groote verlegenheid, en reikhalzende naar zijne geheimen. Rifum teneatis amict! — • Stark, om zich te wreeken wegens de tegenitreeving van schubart, deedt al wat mogelijk was om deezen bij zijne broeders haatlijk te 'maaken, en het gelukte zoo dat hij hen allen op schubart gebelgd verliet, hundi lïiérf omftreeks deezen tijd. Er kwam een boek in het licht, getijteld Het Jlruikelblok en de jlcen des aanjloots {the fiumbling Block and Rock vf.offence,') hetwelk, naar hun eigen.getuigenis, alle de geheimen der order verraadde en fpoe•dig een einde aan dezelve maakte, in, zoo verre zij buiten de eenvoudige Engelfehe Vrij-Metzelarij ging. , Dus was het geloof der Vrij-Metzelaars in Duitschland als 't ware geheel uit zijn hengfels geligt. Maar de dolle trek naar geheimen en wonderen was in het gehee;l niet verflaauwd, ja wierdt in deeze geheime vergaderingen van dag tot dag onverzadelijker. Verfchillen en fcheuringen vermenigvuldigden overal, en de infteiling, in plaats van eene aanfpooring tot onderlinge infchiklijkheid en broederlijke liefde te zijn.» ;was de bron van. gefchlllen en bit-  VRIJ-METZELARIJ. 85 bittere vijandfchap geworden. Niet vergenoegd met het verdedigen van de behoorlijkheid van deszelfs eigene-inftellingen, was elk ftelzel der Vrij-Metzelarij bezig om de aanhangers van andere ftelzels te verlokken, hunne Loges voor elkander te fluiten , ja zelfs de aanhangers van elk ander ftelzel te verachten en te vervolgen. Deeze verbittering fpruitte .: voórnaamelijk irft de gefchillen omtrent den ouderdom en uit de ïaatdunkenheid (zoo als men het befchouwde) van de bevoorrechte Loge van Berlijn, in het ftaan naar gezag over de andere gedeeltens van het rijk. Maar deeze aanfpraaken waren niet enkel het gevolg van loutere verwaandheid. De Franfche invoerders van de niéif'we graadan, altoos getrouw voor den roem hunner natie, hoopten door deeze middelen de afhanglijkheid van dit beuzelagtig gezelfchap te verzekeren, misfchien voorzagen zij -oordeelen, welke er met er tijd uit konden ont> ftaan. Eene zaak is opmerkelijk: de Franfche Loges waren allen gefprooten uit de groote verbroedering onder, den Hertog van.Chartres, en, zelfs indien wij geen ander bewijs hadden, mog>ten wij onderftellen dat zij dezelfde grondbeginfelen, welke deeze fecte kenmerkten, zouden koesteren. Maar wij zijn verzekerd dat ongeloof en losheid in zedelijke beginfelen de overhand hadden in de Rofaïfche Loges, en dat het bemerken van dit bederf veelen der ingetogen ouderwetfche Loges ergerde, en de voorF 3 na.  $6 S C, H E .V R :I V C Ë N II« -DTE name oorzaak was dat de fchitterende: Metzei* lij van Frankrijk een fchok -kreeg. Het is uit hoofde van deeze omftandigheid, in welke zij allen gelijk waaren, en die fpoedig geene onderfcheiding meer was omdat alle Loges er aan overgegeven waren, dat ik meer over deeze gefchiedenis der Vrij-Metzelarij in Duitschland heb uitgewijd, dan mijne Leezers mag voorkomen geëvenredigd te zijn aan het gewigt der Vrij Metzelarij in betrekking tot het hoofdonderwerp van deeze bladeren. Omtrent deezen tijd gebeurde er eene groote omwenteling in den publieken geest van Duitschland, en twijffelarij, ongeloof en ongodsdienftigheid waren niet alleen algemeen in de gevoelens! en manieren der rijken en wellustigen, maar begonnen ook in de voortbrengfelen der drukpersfe te verfchijnen. Eenige, aan Duitschland eigene , omftandigheden deeden deeze afwijkin-, gen van het voorig berusten in het geloof hunner voorvaderen eenftemmiger en opmerkelijker worden, dan wel anders zoude gefchied zijn. De Duitfche belijdenisfen zijn de Roomsch Catholieke , de Lutherfche (welke zij de Protestanfche) endeCalvijnfche (welke zij de Gereformeerde noemen). Deeze godsdienften worden geoefFend in veele kleine aan elkander liggende vorftendommen, en er is bijna geen een in welk zij niet alle drie toegeiaaten zijn. De begeerte om nieuwbekeerden te maaken is allen «rnaigen beoefFenaars van een redelijk geloof eigen,  VRIJ-METZELARIJ. 87 eigen, en wierdt dikwels aangefpoord. Wij onderftellen dat de roomsen-catholieken bijzonder ijverig zijn, en de protestanten (beide Lufherlche en Calvijnfche) droegen [zorg om hen door alle middelen van redentwisting, onder welke de befpotting en verwijting niet gefpaard wierden, tegenftand te bieden. De Roomfchen be1'chuldigden hen van afvalligheid in de grondleer van het Christendom, hetwelk zij zeiden te gegelooven, en zelfs in de leerfteliingen van den natuurlijken godsdienst. Deeze befchuldiging, wierdt lang zeer fiaauw (taande gehouden, maar, naderhand, met beter bewijzen gefterkt. De geest van vrij onderzoek was het geen waarop de Protestanten zich voornaamlijk beroemden, en hun eenig wapen tegen de Catholieken, dat hen in hunne godsdienftige en burgerlijken rechten beide beveiligde. Deeze geest wierdt me» de door hunne gouvernementen aangezet, het was dus niette verwonderen dat dezelve tot eenuiterfte gedreven werd zelfs door bedaarde lieden, die in de hitte hunner gefchillen met de Roomfchen wel, eens in dwaalingen verviellen. In den voortgang van dit verfchil, waren zelfs hunne eigene belijdenisfen niet voor de hekeling bevrijd, en men beweerde dat de daarin vervatte! hervorming niet volmaakt was. Nadere hervormingen wier-, den voorgefteld. De H. fchriftuur, was dus de grondflag van ons geloof» wierdt onderzocht door godgeleerden van verfchillende bekwaamheden, geneigdheden en oogmerken, tot dat men, door F 4. il  88 SCHEURINGEN IN DE al het' verklaaren verbeteren, uitleggen en op andere wijze verdraaijen van den Bijbel, bijna niets meer overig hadt, waarop men als eeneleerftelling van den geopenbaarden godsdienst | konde fteunen. Dit bemoedigde anderen om verder tegaan, en te zeggen dat de openbaaring enkel wartaal was, gelijk duidelijk bleek uit die nooit overeentebrengen verfchillen onder die verlichters (gelijk zij genoemd wierden) van het publiek , en dat men op niets konde vertrouwen dan op de ingevingen van het natuurlijk gezond verftand. Eene andere bende fchrijvers, hiervan, als van een reeds vastgefteld punt, voortgaande , verbanden allen hoegenaamden godsdienst en leerden-openlijk.de Hellingen van materialismus en ongodisterij. De meeste deezer nieuwigheden waren het werk van Protestantfche godgeleerden , om de reeds gemelde redenen, teller, semler, eberhardt, lessing , bahrdt , riem en schulz hadden er de voornaamfte hand aan. Maar niemand deedt er meer toe dan nicolai, een voornaam en geleerd Boekverkooper te Berlijn. Hij heeft veele,jaaren lang aen böek uitgegeven onder den tijtel van de algemeene Duitfche bibliotheek,beftaande in oorfpronglijke verhandelingen, en beoordeelingen van de werken van anderen. De groote verdienden van dit werk ten opzichte der geleerde.verhandelingen, die er in voorkomen , verfchaften veel invloed op die clasfe van leezerf*doorgaands het grootfle in elk land, welke geene gelegenheid \ * ' ' "of  VRIJ-METZELARIJ; 80 of bekwaamheid hadden om dieper onderzoek te doen. nicolai gaf bepaaldelijk de voorkeur aan de fchriften der verlichters, en behandelde. die in zijne beöordeelingen met bijzondere op. merkzaamheid, onderrichte het publiek volkomen van derzelver inhoud en maakte de aller^ gunftigfte uitleggingen, terwijl hij de werken van hunne tegenftanders , of, om eigenlijker te fpreeken, van de verdedigers van het nationaal geloof veronagtzaamde, overfloeg, of bloote* lijk. aanhaalde, of wel met alle de ftrengheid van een fpotter en berisper hekelde. Hij nam een gewis middel te baat om de orthodoxe fchrijvers bij het publiek onaangenaam te maaken, namelijk door hen te doen voorkomen als de ophitzers van het bijgeloof, en als geheime Jefuiten. Hij beweerde dat de order van Loijola enkel in fchijn vernietigd was, en dat de broeders nog hun verband en het grootfte gedeelte hunner bezittingen behouden hadden onder de geheime befcherming van catholieke vorften; zij waren dus in alle hoeken, in alle gedaantens en kleedingen, met onvermoei» den ijver werkzaam tot het herftel van hunne heerfchappij. Hij bragt alies in rep en roer, en deedt eene reis door Duitschland om op de, Jefuiten-jagt te gaan ; hij wierdt ten dien einde Vrij-Metzelaar en Roozekruis-Ridder, zijn-, de voorgefteld door zijne vrienden grdicke en eiester,. godgeleerden ert uitgevers van de; Berlinifche Monatfchrift, en de jjverigfte vei'r F 5 brei-  0 S C « E V R I N G E N T N DE breiders der nieuwe leer. Deeze gunst betaalde hij bij zijne terugkomst door het verraaden van de geheimen der Loges, en de vinnigfte hekelfchriften. Zijne reis wierdt iri verfcheidene deeleh gedrukt en is met vreeslijke Jefuiterijen opgevuld. Deeze man flaagde, zoo al? ik gezegd heb, volkomen in zijne nieuwe wijze om de verdeedigers van het bijbelsch christendom te lasteren, door hen als verborgen Jefuiten voorteftellen. Maar, met onverbloemde uitpluizingen niet te vreden, drukte hij lang geleden een roman, getijteld Sebaldus Nothanher, in welke alle die godgeleerden onder verdigte naameningevoerd en zoo bélachlijken en affehuwlijk als mogelijk ten toon gefteld wierden. Dit alles gaf eenen voordeligen handel, want twijffelende en vrijdenkende fchriften vinden overal een goeden aftrek, en nicolai was niet alleen de beoordeelaar maar ook de uitgever hebbende boekdrukkerijen in onderfcheide fteden van het rijk. De groote letterkundige manufactuur van Duitschland, welke die van eenige natie in Europa verre overtreft, wordt op eene bijzondere wij" ze behandeld. De boeken worden tweemaal in het jaar, ongebonden op de groote Frankforter en Leipziger markten gezonden. De boekverkoopers komen daar bijeen, zien met eenen oogopflag den ftaat der letteren, maken hunne keus den koop gefloten hebbende, worden de boeken oogenbliklijk door het geheele rijk yerforeid en zij verfchijnen overal te gelijk. Of fchoon  v r IJ » M E ■? j. e' l a 8. IJ» fchoon ieder vorflenclcm een amptenaar heeft om de boeken goed of aftekeuren, is het echter onmogelijk het verfpreiden van een boek te beletten , al wordt het ook verboden» want men bekomt het door een karreman, drie of vier mijlen verder, in een ander prinsdom. Door deeze manier van negotie te drijven, kan er famenge. fpannen worden, gelijk er ook werkelijk gedaan is, om aan de letter-kunde des lands zekere rigting te geven. Er is te Bern door heinzmann, een boekverkoper, een voortrefiijk boek gedrukt, onder den tijtel van Appel aan mijne landgenooten, wegens eene famenfpanning van fchrijvers en boekverkoopers, om de letterkunde van Duitschland te leiden en den publie* ken geest te vormen tot verachting voor den godsdienst en dc burgerlijke injlellingen van het rijk. Het bevat een gefchiedkundig verflag van de, in eiken tak van letterkunde, zedert omtrent dertig jaaren, in het licht gekomen werken. De auteur bewijst, op de overtuigendfle wijze, dat de merkelijke verandering in de voormaalige tevredenheid der Duitfchers en hun tegenwoordig misnoegen meer de uitwerkfelen zijn der inblazingen dier ongelovigen, dan wel een noodzakelijk gevolg der vastgeftelde orde va.n zaaken. Ik ben hiereenigzins vooruit gelopen, (want dewijl ik het doel heb om de bronnen van deeze famenfpanning aantewijzen,) omdat het behulpzaam is tot het verklaaren en ophelderen van de toeneeming des ongeloofs én der ongods- di'en*  P3 ê C H E0RIN6EN IN DE dienltigheid, waar van ik gewag maakte. Dezelve wierdt door eene andere omftandigheid merkelijk befpoedigd. Zekere basedow , , een man van veele talenten en geleerdheid, (lichtte, in het Vordendom van Anhalt-Desfau, een Philamropinum of Academie, van algemeene opvoeding, volgens een plan, hetwelk geheel en al verfchilde van de inrigtingen der gewoone Academiën en Univerfueiten. Door deeze benaaming hoopte dé (lichter dat de ouders zouden verwachten, dat alle aandagt zoude bedeed worden op de zeden der kinderen; en indedaad de programmas en bekendmakingen, met welke basedow zijne infteiling algemeen maakte, befchreven dezelve als het openlijke kweekfchool van algemeene zedenleer- Taaien, weetenfchappen, en de verfraaiende kundén wierden hier enkel als bijwerk befchouwd, en het groot doelwit was, de gemoederen der jonge lieden te vormen tot liefde voor het menschdom en voor de deugd, langs eenen weg van zedelijke opvoeding, die zeer fchoonfchijnend en onberispelijk was. Dan, hier deed zich een groote hinderpaal op voor de verziende ontwerpen van den (lichter. Op welke wijze zoude er voor de godsdienstige begrippen der jeugd gezorgd worden? Catholieken, Luterfchen en Calvinisten, waren in de aangrenzende Vordendommen bijna even talrijk, en de ujtfluiting van twee deezer belijdenisfen zoude het voorgedelde nut .der inrigting merkelijk bepaalen. basedow was zeer be-  VRIJ-METZELARIJ, 93 bekwaam, bezat veel geleerdheid en fchreef een overreedenden lïijl. Hij ontwierp een aantal regelen, volgens welke de opvoeding zoude ingerigt zijn, en hetwelk, zijns bedunkens, alle ouders zoude gerust ftellen;; ook was het plan zeer oordeelkundig en mannelijk. Er kwamen echter enkel Luterfchen. Zijn ijver en belang deeden hem trachten ook anderen overtehaalen, en hij vondt dit niet bezwaarlijk. Lieden van rang en verftand begrepen, dat het een groot voordeel voor de plaats zijn zoude, indien- zij de menfehen van de aangrenzende Staaten konden bewegen qm; hunne kinderen der-' waards te zenden. Hetgeen wij wenfehen, gelooven wij gerecdelijk de waarheid te zijn, en BAsiDOw'15 plan en redeneeringen Icheenen volmaakt en wierden door alle clasfen van menfehen onderfteund. De gematigde Calvinisten waren er, naa verloop van eenigen tijd, niet meer af keerig van, en de letterkundige manufactuur van Duitschland was zeer fpoedig be. zig met kleine fchriften uittegeven,, om die plans te verdedigen,-te verbeteren, tegentefpreeken en te berispen. Ontallijke projecten wierden er gemaakt om de verfchillen tusfehen de drie christelijke belijdenisfen van Duitschland te leenigen en het voor de leden van allen mogelijk te maaken, niet alleen om vriendfchaplijk met elkander te leven en God in de zelfde kerk te vereeren, maar om zelfs gemeenfchaplijk ten Avond, maal te gaan. Deeze pooging verwekte natuur. lijk  p4 scheuringen in de lijk veel befchóuwing en uitpluizing, en dë voorHellingen tot verbetering van de formulieren en van het onderwijs op den predikftoel wierden met zoo veel fcherpheid voortgezet, dat het hoofdwerk, het christendom, dermate verfijnd en verfijnd wierdt tot dat het geheel verdween, en het deismus of de natuurlijke, of, zoo als men het noemde, de Philofophifche godsdienst deszelfs plaats innam. Ik bedrieg mij niet ten opzichte der historifche daadzaaken, wanneer ik zeg dat de verwonderlijke verandering in godsdienstige leerfteliingen, die zedert deeze laatfte dertig jaaren in het protestantsch Duitschland heeft plaats gehad, hoofdzaaklijk door dit plan van basedow teweeg gebragt is. De voor. bereidende oorzaaken beftonden, wel is waar, en waren algemeen en vermogend, en de wanorde was reeds uitgebrooken; maar dit fchoonfchijnend en verlokkend onderwerp gaf het eerst aan de protestantfche geestelijken recht om er zich intemengen zonder gevaar van daarin behaald te worden. Basedow verbeterde, en verbeterde weder, maar geen een roomfche kwam in het philantropinum. Hij fchijnt gedagt te hebben dat het beste zijn zoude allen hoegenaamden leerftelligen godsdienst te verbannen, en dat hij dan zeker zoude zijn van roomfche fcholieren te krijgen. De Kardinaal dubois hadt in zoo verre gelijk ten opzichte van den eerlten roomfchen pupil der kerk. Hij hadt den Regent een man r r van  VRIJ-METZELARIJ. pj van zijn foort aanbevolen om eenig gewigtig ampt waarteneemen. De prins was verwonderd en zeide dat dit nooit gaan konde, omdat de maft een Janfenist was. Och neen, {Sire," zeide de Kardinaal, „ hij is Hechts een atheist"i toen was alles goed en de man kreeg het ampt. * Maar fchoon basedow op deeze zijne pooging weinig bijvals verwierf niettemin geraakte zijn Fhilantropinum te Desfan in groot aanzien. Hij fchreef ook vérfcheidene Boekdeelen over de opvoeding, welke veel verdienfte hebben. Dan ware het hier flechts bij gebleven. Maar, ongelukkig, fchoon zeer natuurlijk, wierden Schrijvers van ongebonden zedelijke beginfe. len * en flecht van hart, aangemoedigd dooï de ftrafioosheid, welke de twijffelende fchriften genoten, en waagden het, werken uittegeven die de verachtelijkfte ftrekking hadden, de driften ontvlamden en losbandigheid van zeden billijkten. Deeze ftelregels zijn gelijkfoortig met ongodsdienstigheid en athéisterij, en die boeken wierden fterk verkocht. Dit gebeurde voornaamlijk in de Pruisfifche ftaaten. De koning was, om het beste van hem te zeggen, een, naturalist eu gaf, daar hij dit leven voor ajles hieldt, zijne onderdaanen volkomen vrijheid om ta fchrijven wat zij wilden, mits niet over ftaatszaaken. Hij verklaarde echter aan eea zijner ministers, lang voor zijn dood, ,, dat het hem zeer leed was.dat zijne onvetfchilligheid zoo- p da-  cfi. SCHEURINGEN IN DE „ danige uitwerkfelen gehad hadt; dat hij ge„ voelde dat dezelve grootlijks hadt toegebragt om de rust en de onderlinge goede behande" ling zijner onderdaanen te ftooren;" er bijVoegende „ dat hij gaarne den roem van zijne ,. bestbevochten overwinning er voor zoude wil± len misfen, om de voldoening te hebben van T zijn volk in den zelfden ftaat van rust en te vredenheid met hunne godsdienftige inftellm„ gen te zien, in welken hij het bij zijne throon beklimming hadt gevonden." Zijn opvolger eredericr wilhelm vondt ook dat de zaaken veel te verre gegaan waren en befloot om de Kerk op ae nadruklijkfte wijze te handhaaven; maar ter zeiver tijd volmaakte vrijheid van denken en fpreeken aan de belijders van elk christelijk geloof toeteftaan, mits zij de algemeene rust niet Hoorden of eenigen inbreuk maakten op de rechten van anderen. Hij gaf ten dien einde een edict, hetwelk indedaad een navolgingswaardig voorbeeld voor alle landen is. Dit was het tijdftip van eene wonderlijke omkeering. Het wierdt door iedereen aangevallen, en berispingen, hekelfchritten, lasteringen, bedreigingen kwamen van alle kanten. De onafhangelijkheid der nabuunge ftaaten* voornaamlijk terwijl de Monarch bij verfcheidene van zijne nabuuren niet zeer bemind was, veroorloofde het uitgeven van die ftukken in de aangrenzende Vorftendommen en het was onmogelijk om derzelver ver*  vrij-metzelarij. 9j> verfpreiding, zelfs in de Pruisfifche ftaaten, te beletten. Zijn edict wierdt eene onverdedigbaare dwingelandij over het menschlijk geweeten genoemd, en de door hetzelve gehandhaafde kerkelijke grondftellingen wierden als ongerijmde bijgeloovigheden uitgekreten; 'skonings bijzonder karakter en zijne meeningen in zaaken van gods. dienst wierden met weinig ontzag behandeld, ja belachlijk gemaakt en fchandelijk misvormd. Dit veld van onderzoek dus geopend zijnde, bepaalden zich de fchrijvers niet tot den godsdienst. Naa rechtftreeks ontkend te hebben dat de vorst van eenig land het geringde recht hadt om het geloof zijnen onderdaanen voortefchrijven of het zelfs eenigzins te leiden, breidden zij hun onderzoek uit tot de rechten van vorften in het algemeen, en nu openden zij hunne loopgraaven volkomen, maakten eene geregelde attaque op de conftitutien van het Duitsch bondgenootfchap, en plantten , na de gebruiklijke toegangen tot het beleg gemaakt te hebben, den ftandaart van algemeen burgerfchap op de wallen der vesting zelve, en eischten dezelve op. De onbefchaamdfte van deeze aanvallers was de fchrijver eener verzameling van naamlooze brieven over de conftitutie der Pruisfifche ftaaten. Het was gedrukt (of ten minften gezegd gedrukt te zijn) te Utrecht, doch bij vergelijking van de fouten van fommige drukletters met eenige te Berlijn gedrukte boeken, oordeelde ieder een dat het uit eene van nicoxai's persfen afkomftig was. Men gaf voor, G dat  98 SCHEURINGEN INDE dat mirabeau het hadt opgeftetd; zeker is het dat hij eene Franfche vettaaling fchreef i met eene voorrede en nooten, nog onbefchaamder dan het werk zelve. De monarch wordt er in verklaard een tijran te zijn; het volk word aangefprooken als een hoop tamme onder verdrukking gekromde elendelingen ; het volk van Sileziert in't bijzonder wordt voorgedragen als in een nog erger ftaat, en herhaalde reizen aangemaand om opteftaan en hunne rechten te handhaaven; den koning wordt gezegd dat er eene zamenzweering (conjuration) van wijsgeeren beftaat, die tot verdediging van waarheid en gezond verftand te famen verbonden zijn, en welke geene macht kan wederftaan; dat zij in alle landen zijn, zich aan elkander door eene onderlinge en plechtige verbintenis verbonden hebben, en alle middelen van aanval in het werk zullen ftellen. Verlichting — onderwijs was het algemeen geroep onder de fchrijvers. De zegepraal der rede over dwaalingen, affchudding van bijgeloof en flaaffche vrees, vrijheid van godsdienftige en ftaatkundige vooroordeelen, en het daarftellen van vrijheid en gelijkheid, de natuurlijke en onvervreemdbaare rechten van den mensch, wa. ren de onderwerpen van algemeene gefprekken en gefchriften, en er wierd openlijk ftaande gehouden, dat geheime gezelfchappen, in welke de mededeeling van gevoelens van alle bedwang zoude bevrijd zijn, de krachtigfte middelen Waren om de waereld te onderrichten en te verlichten; En  v r ij - m e t z e l a r ij. 99 En dus blijkt het dat Duitschland dezelfde trapswijze overftap van godsdienst tot ongodisterij, van betaamlijkheid tot ongebondenheid, van vredelievenheid tot opftand, welke in Frankrijk haaren loop had, ondergaan heeft. En nu moet ik er bijvoegen, dat deeze verande • ring op dezelfde wijze, en door dezelfde middelen te weeg gebragt is, en dat eene der voornaamfle middelen de Loges der Vrij-Metzelaars geweest zijn. De Franfchen hadden, te gelijk met hunne Chevaliers en Herren en linten, de gewoonten van aanfpraaken in de loges te doen ingevoerd: daar nu de menschlijke natuur overal eene merkelijk eenvormigheid heeft, verkoos men tot redevoeringen dezelfde geliefde onderwerpen, die het oor in Frankrijk gekitteld hadden; daar was het zelfde bederf van gevoelens en zeden, onder de wellustigen of Hechten, en de zelfde aanfpooringen tot het uiten van die gevoelens, overal waar het veilig konde gefchieden, en ik kan zeggen, dat de ijveraars in deeze fpooren van vrijdenkerij hier ernftiger, bezadigder en dweepzieker waren. Dit zijn geene bloote Hellingen. Ik kan bewijzen bijbrengen. Te dier tijd woonde in de nabuurfchap van Frankfort, zekere baron knigge , van wien ik hierna dikwijls gelegenheid zal hebben te fpfeken. Deeze man was van zijne jeugd af een geestdrijver in de Metzelarij, en hadt alle mogelijke graaden doorloopen. Hij was met allen ontevreden, en voornaamlijk met de beuzelagG A tig-  100 SCHEURINGEN IN DE tigheid der Franfche ridderfchap , maar hij geloofde echter ook dat de Metzelarij onfchafbare geheimen bevatte. Hij meende eene flikkering van dezelve in de cosmopolitifche en twijffelende aanfpraaken in de Loges te zien; hij zette zich daarover tot nadenken, vatte fpoedig zijne gedachten bijeen, en bevondt dat deeze Franfche redenaars gelijk hadden zonder het te weew.eeten, en dat de Metzelarij loutere natuurlijke godsdienst en algemeen burgerfchap bedoelden, en dat dit ook het ware christendom was. In dit geloof begon hij aanftonds zijnen loopbaan van broederlijke liefde en fchreef drie deelen met leerredenen, waarvan het eerfte en derde te Frankfort, en het tweede te Heidelberg, doch zonder zijn naam,.zijn gedrukt geworden, Hij fchreef ook een ftelzel van volks godsdienst. In •alle deeze fchriften, van welke men uittrekzels in de Religions Begebctiheitcn vindt, wordt het christendom befchouwd als eene loutere zin1'peeling of maconieke afbeelding van den na. tutirlijken godsdienst; de zedelijke plichten worden gebragt tot gemeene uitgalmingen van algemeene goedhartigheid; en de aandagt wordt .geduurig geleidt op de ongerijmdheden en gruwelen van bijgeloof, het lijden 'der armen, de dwingelandij en onderdrukking der grooten, de bedriegerijen der priesters en de vadfige eenvoudigheidvan de leeken en van het gemeen. Het geluk van het aartsvaderlijk leven en de zoetigheden van algemeene gelijkheid en vrijheid vervul-  VAIJ-MEIZELARIJ. ioï vullen iedere zinfnede, en de algemeene inhoud van het geheel is (trekkende, om de menfehen met hunnen tegenwoordigen toeftand van burgerlijke ondergefchiktheid en bedwang van geopenbaarden godsdienst te onvrede te maaken. Het geheele gedrag ;van knigge in de ma' conieke fcheuriugen , toont aan dat hij een ijverig cospomoliet was, en altoos werkte in de Loges, die met hem verbonden waren, om die begrippen onder de broederen te verfpreiden; zoo dat wij verzekerd zijn dat zoodanige gefprekken in de Duitfche Loges algemeen waren. Wanneer de leezer op alle deeze omftandig heden agt geeft, zal die Verwondering bij hem verminderen, welke ieder Brit anders natuurlij, kerwijze gevoelt, wanneer hij berichten leest van conventien, gehouden tot het onderzoeken en bepaalen der gezagvoerende (tellingen van de Vrij-Metzelarij. De volmaakte burgerlijke en godsdienftige vrijheid, welke wij in dit gelukkig land genieten, ieder een eigen zijnde, ge bruiken wij ze met kalmte en gematigdheid; en onze geheime vergaderingen verfchillen bijna niets van de gewone gezelfchappen onder vrienden en buuren. Wij vergeeten het nut niet van de burger lijke ondergefchiktheid, en vandie onderfcheidingen welke voortfpruiten uit het veilig bezit van onze rechten en uit de trapswijze ophooping van de aangenaamheden des levens in de huisgezinnen der matigenen vlijtigen. Deeze} hebben, G 3 door  Ï02 S C H' E U R I M O. E N I 15* D % door voorzigtigheid en eene agtingswaardige. zuinigheid, de eigendommen hunner voorouderen behouden. Ieder mensch gevoelt in zijnen boezem de fterke roeping der natuur om zich zelve en zijne kinderen, door alle eerlijke en loflijke infpanning van krachten, de middelen tot algemeene agting en aanzien te verfchafFen. Niemand is zoo ten eenenmaale onverfchillig, dat bij er geenen prijs op (tellen zoude, wanneer hij van fatzoenlijke ouders gefproten is en ag. tingwaardige betrekkingen heeft; de zelfde ge-, voelens veronderftelt hij ook in anderen, en ftaat toe dat zij erop eene matige wijze van (preeken, zonder dit voor vermetelheid of verwaandheid te houden. Alle deeze dingen zijn gemeenzaam, er wordt niet om gedagt, en wij genieten dezelve gelijk wij de gewoone gezondheid genieten, zonder er agt op te geven. Maar , gelijk een jongeling, die langentijd door ziekte bedlegerig geweest is, zich verheugt met het wederkeeren zijner gezondheid,en overhelt om in die genieting, welke hij nu zoo duidelijk gevoelt, uitgelaaten te zijn, even zoo handelen zij, wien de openlijke maatfchappij onder bedwang houd in die verborgen vergaderingen en grijpen greetig naar de gelegenheid, om gevoelens te uiten, welke zij in het publiek moeten verkroppen. Die bijeenkomften zijn dus zeer verlokkende en worden met greetigheid bezocht. Er is geen land in Europa, waar  V R IJ » H E T ?, E 1 A R IJ. IOJ waar deeze foort van genietingen fterker is dan in Duitschland. Zeer onbeduidende vorftendommetjes hebben in het algemeen verbond den zelfden rang als uitgeftrekte heerfchappijen. De inwendige regeling van eiken kleinen ftaat bijna op denzelfden voet ingerigt «zijnde, wierden de eerampten van deeze kleine hoven beuzelagtig en zelfs belachlijk. De geheimhofraad, de hofmaarfchalk, en alle de kamerheeren van een vorst, wiens land niet zoo groot is als .de goederen van veele Engelfehe edellieden, doen het geheel een kinderfpel gelijken en moeten dikwils oorzaak zijn van misnoegen en befpotting. De Metzelaars Loges zelve houden dit levendig. De broederlijke gelijkheid, die in dezelven plaats heeft, is zeer vleijende voor hen, die in hunne opklautering naar burgerlijke onderfcheiding niet geflaagd zijn. Deeze lieden worden de ijverigfte Metzelaars en verkrijgen gemeenlijk de werkzaame ampten in de Loges, en hebben dus gelegenheid om zoodanigen, tot welken zij in het publiek met eenigen eerbied moeten opzien, met gezag te behandelen. Deeze bedenkingen geven eenigermate reden van het gewigt, wélk de Vrij-Metzelaarjj in Duitschland verkregen heeft. Lange deedt de hoop van eenig ..-wonderlijk geheim te leeren» den Duitfchen baron niets ontzien om eene langen en kostbaare reis, tot het bekomen van eenigen nieuwen graad, te doen. Doch , naderhand, fchijnen de, in de Loges, aangemoedigde en verG 4 fprei.  104 scheuringen in de fpreide cosmopolitifche leerfteliingen, en eenige hoop, van eene omwenteling in de maatfchappij te bewerken , door welke alleen waardige en bekwaame lieden het roer van Staat in handen zouden krijgen, de oorzaak geweest te zijn van al dien ijver, met welken de order nog gaande gehouden en voortgezet wordt. In een te Neuwied gedrukt tijdfchrift, de Algemeine Zeitung der Freimaurereij, vinden wij eene lijst der Loges in i;8z, met de naamen der amptenaaren. Vier vijfdej van dezelven zijn] geestelijke, profesfors, bedienden van gerechtshoven , en 'letterkundigen van beroep, als recenfenten en weekblad-fchrijvers, meestal menfehen, die over het algemeen denken, dat zij dien rang in de maatfchappij, tot welke hunne talenten hen recht geven, niet bereikt hebben, en die zich inbeelden , dat zij de gewigtigfte bedieningen van ftaat tot roem voor zich zelve en voordeel voor het algemeen zouden waarneemen. De elendige onzekerheid en onbeftendigheid van het maconiek geloof, welk ik hier voren befchreven heb, Was niet enkel het gevolg van loutere wisfelval igheid, maar was grootlijks vermeerderd dooi' de berokkingen van den baron knigge en'eenige cosmopolitifche broeders, tfelke hij tot zijne hulp geroepen hadt. knigge hadt een ontwerp gevormd om de geheele broederfchap te vereenigen, ten einde zijn Utopisch plan van algemeene goedhartigheid in een ftaat van vrijheid en gelijkheid tè bevorderen. Hij v hoop-  VHJ-ME TZEt ARIJ. Xo5 hoopte dit te beter te bewerken door hunne verwarring te volraaaken, en aantetoonen hoe onvast de grondflag van ieder ftelzel was, en hoe weinig kans het hadtom algemeen aangenomen te worden. Die der Strickte Obfervanz hadden nu hun. aanzien, door hetwelk zij over alle anderen de bovenhand meenden te verkriigen, geheel verloren, knigge ftelde dus aan de" Loges van Frankfort en Wetzlar een plan voor, waardoor alle iijsthema's, eenigermaate, mogten overeengebragt of ten minften tot een ftaat van onderlinge verdraagzaamheid en gemeenzaamheid gebragt worden. Hij ftelde voor, om het Engelfehe ftelzel tot een grondflag te houden en om allen die de fijmbolifche graaden, zoo als ze nu algemeen genoemd wierden, verkregen hadden, en ook die alleen, aanteneemen. Naa dus dit algemeen punt van geloof behouden te hebben, ftelde hij voor om de deugdelijkheid van eiken graad of rang,die in eenige Loge gegeven wierdt, of het kenmerk van eenig.bijzonder ftelzel was, te erkennen Deeze Loges, zich van demedeftemming van verfcheidene andere verzekerd hebbende, bewerkten eene algemeene conventie teWillemsbad in Henegouwen, in welke elk onderfcheiden fijsthema deszelfs bijzondere grondftellingen zoude mededeelen. Men hoopte toen dat er, naa eene onderzoeking van die allen, eene eonftitutie zoude ontworpen worden , welke J'fet beste van allen bevatten, en dusjj het reeds befchrjven ftelzel van overeenbrenging verre G 5 over  30Ö SCHEURINGEN IN 1» E overtreffen zoude. Hierdoor hoopte hij zijn geliefd plan bij de geheele order ingevoerd, en de Viij-Metzelaars iiverige waereldburgers te zien. Ik geloof dat hij in deeze voorneemens oprecht was, en de publieke rust niet wenschte te verftooren. De conventie wierdt dus gehou* den en duurde een geruimen tijd, terwijl de gedeputeerden over de beuzelagtighedender Metzelarij met al den ernst van ftaatsgezanten raadpleegden. Maar zij waren zeer agterhoudende in eikanderen iets meedetedeelen, en rnigge maakte met zijn plan weinig vorderingen, toen hij een ander Metzelaar, den Marquis de constanza , ontmoette die , hem in een oogenblik aftrok en alle zijne maatregelen veranderde, door hem aantetoonen, dat hij flechts begonnen was met hetgeen reeds door een ander genootfehap tenvollen was afgewerkt. Zij begonnen onmiddelijk aftebreeken, wat hij bezig geweest was om optebouwen, verfterkten even daar meede de reeds hooggenoeg gereezen verfchillen, en bewogen , ter zei ver tijd, de Loges van Frankfort en Wetzlar, met verfcheidene andere, om zich te vereenigen, en het beste uit alles wat zij door de mededeeling van de andere fijsthema's vergaard hadden, uittekippen waarop zij een ontwerp vormden, hetgeen zij noemden de Sijncritifche of Ech6tifche (dat js: uit het beste van alle de ftelzels famengeftelde) Metzelarij van de vereenigde Loges van Duitschland. Zij  VRIJ-METZELARIJ. 10? Zij ontwierpen eene conftittitie, plegtigheden en chathechismus, die verdienden hebben, en indedaad 'het volmaaktfte ftelzel van Vrij-Met* zelarij zijn dat wij bezitten. Dus was, in 1776, de toeftand van deeze vermaarde en geheimzinnige broederfchap in Duitschland. De geest voor nieuwigheden hadt allen broederen bevangen. Niemand kon eenig ordentelijk verflag geven van den oorfprong, de gefchiedenis of het doel der orde, en dezelve fcheen allen toe als een verlooren of vergeeten geheim. De zinnebeelden fcheenen voor elke verklaaring even zeer gefchikt, en geene van deeze fcheen eenig recht tot bepaaldeJijken voorrang te hebben. TWEE-  TWEEDE HOOFDSTUK. DE ILLUMINAATEN. Ik ben nu gevorderd tot het zogenaamde groote tijdpunt van cosmopohtismus, te weten het ontwerp, welk den baron knigge door den Marchefe di Confiance wierdt medegedeeld. Dit verplicht mij melding te maaken van eene merkwaardige Loge der Eclectifche Metzelarij, die in 1775 te Munchen in Beijeren, onder den achtbaaren meester, Profesfor ba ader , gedicht is. Zij wierdt genoemd de Loge Theodoor van goeden raad. Zij hadt haare conftitutie en voorfchrif- . ten van de Royal Tork te Berlijn, maar hadt zich, door onderrichtingen van de Loge des Chevaliers Bienfaifans te Lyon, met welke zij brief- • wisfeling onderhieldt, een bijzonder ftelzel gevormd. Dit ontzag voor de Loge te Lyon was voortgefprooten uit het overwigt, welk de Franfche partij in de Conventie te Willemsbad algemeen verkregen hadt. De gedeputeerden der Rofaifche Loges, zoo wel als de overblijffels van de Tempeliers en van de StriÖe Obfervanz befchouwden haar als de moederloge, betijteld le grand Oriënt d% la Franco, in 1782 zaamgefteld uit 266 verbeterde Loges, vereenigd onder den Hertog van Char- tres.  DE ILLUMINAATEN. lOp tres. Dienvolgens zondt de Loge van Lyon, den heer Wxllermooz als gedeputeerden tot deeze Conventie te Willemsbad. De eenvoudige Britiche Metzelarij trapswijze verfijnende, hadt die Loge een ftelzel van beoefenende zedeleer gevormd, welke zij beweerde het doelwit der echte Metzelarij te zijn, zeggende dat een waar Metzelaar en een man van een oprecht hart en deugdzaam gedrag gelijkfoortige karakters zijn, en dat het.bevorderen van menschlijk geluk, door alle in ons bereik zijnde middelen, het groot oogmerk der order was. Ten gevolge van deeze grondbeginfelen, hieldt de Loge Theodor zich onbewimpeld bezig met huishoudelijke en ftaatkundige zaken; zij maakte niet alleen, van tijd tot tijd, redevoeringen van den broeder Orateur over deeze onderwerpen publiek, maar de leden bel'chouwden zich als plichtmaatig verbonden,om de zelfde leerfteliingen buitens huis te verbreiden en inteprenten. Van de'ijverige leden van de Loge theodor, was de voornaamfte Dr. adam weishaupt, Profesfor in het kerkelijk recht aan de Univerfiteit te Ingolftadt. Hij was onder de Jefuiten opgevoed, maar de vernietiging van die order deedt hem van gedachten, veranderen, en van hunnen kweekeljng wierdt hij hun bitterde vijand. Hij hadt in zijn beroep een grooten naam gekregen, en niet alleen zij die voor de praktijk in de rechten bedemd waren, maar ook welgemelde jonge heeren maakten, in den loop van hun-  JIO DE iLI/tTMiNAATEN. hunne algemeene opvoeding, gebruik van zijne lesfen; hij was de oorzaak dat vcelen uit de riabuurige ftaaten naar die Univerfiteit kwamen, en hij gaf den ton van de Studiën in die plaats. Hij omhelsde zeer greetig deeze gelegenheid om de geliefde leerfteliingen der Loge te verfpreiden, en zijne gehoorzaal wierdt het Kweekfchool van Cosmopolitismus, Door de innemende fchilderingen van de mogelijke gelukzaligheid eener maatfchappij, in welke alle bedieningen door bekwame en deugdzame mannen worden waargenomen, en in welke alle bekwaamheid in haaren gefchikten werkkring geplaatst is, wordt het edelmoedig en niet argwanend gemoed der jeugd lichtelijk verrascht; ook moeten in eenen Roomsch catholieken ftaat, die in dé hebbelijkheden van dom bijgeloof diep gezonken ligt (gelijk aan Beijeren door deszelfs nabuuren wordt toegefchreven,) en van Monnikken en luie kerkelijke amptenaaren^ overkropt is, de gelegenheden menigvuldig zijn, om de onbezonnen heerfchappij der geestelijken, en de verachtelijke en vuige onderwerping der leekett optemerken. Profesfor weishaupt fchroomde dus ook niet, in zijne verontfchuldiging der Illuminatie, te zeggen dat godisterij, ongeloof en atheismus in Beijeren meer de overhand hadden , dan in eenig land, met welk hij bekend was. Redevoeringen, dierhalven, in welke de ongerijmdheid en de gruwelen van bijgeloof en geestelijke heerfchappij met fterke kleuren afgemaald wa-  DÉ ILEUMINAATEN* lïr waren, konden niet misfen een diepen indruk te maaken. In dezen toeftand van de gevoelens der toehoorders, is de overgang tot algemeen ongeloof en ongodsdienftigheid zoo gemaklijk en zoo aanloklijk voor de vurige jeugd, die buiten dat misfchien den verborgen wensch koesterd, dat de verplichting, welke de Godsdienst aan de hoop van een toekomenden ftaat verbind, moge bevonden worden enkel hetuitwerkfel eener ongegronde vrees te zijn. De braave Leeraar kan zich daarom niet te veel benaarftigen, om de waarheden en het gevvigt van den Godsdienst in de gemoederen zijner toehoorders ingeprent te houden, terwijl hij hen van de boeijen van blind en ongerijmd bijgelooft tracht te bevrijden. Dan deeze beroemde onderwijzer hadt niets van deeze angstvalligheid, maar vergenoegde zich met zijn uitnemend wel flaagen in hetlaatfte gedeelte van dien taak, het verlosfen van zijne jonge toehoorders van de vreeze van het bijgeloof. Ik onderftel ook dat dit hem te aangenamer was om dat het hem deedt zegepraa* len over de Jefuiten, met welke hij lang om het beftuur der Univerfiteit gedongen hadt. Dit gebeurde in 1777. weishaüpt hadt lang een ontwerp gehad om een genootfehap of order inteftellen, die, met er tijd, de waereld zoude beftuuren. In zijn eerfte ijver en hooge verwachtingen, gaf hij aan verfcheiden Jefuiten eenige wenken van de waarfchijnlijkheid om onder een nieuwen naam, den invloed, welken «ij  lift DE I l l u m I n a A t e n. zij weleer bezaten, te herkrijgen, en om weder van grooten dienst voor de maatfchappij te zijn, door het befchikken der opvoeding van jonge lieden van aanzien, die van alle burgerlijke en godsdienftige vooroordeelen ontheven waren. Hij bewoog fommigen om zich bij hem te voegen, maar allen gingen terug, behalven twee. Na deeze teleurftelling wierdt weishaupt de onverzoenlijke vijand der Jefuiten, en zijne driftige geaartheid deedt hem zich dikwils voor hun doordringend oog bloot geven , en verwekte hunne vinnigfte wraakzucht, gelijk hij eindelijk een flachtoffer hunner vijfcndfchap wierdt. De Loge theodor was de plaats, waar de gemelde leerfteliingen het ijverigfte verbreid wierden. Maar weishaupts zendelingen hadden reeds een aanhang van veele andere Loges bezorgd, en de Ecledtifche Metzelarij was voornamelijk door hunne bemoeijingen op de Conventie te Willemsbad in aanzien gebragt. De Loge theodor was misfchien min bedagtzaara in haare werkzaamheden, want zij wierdt opmerkelijk door de ftoute gevoelens over Staat en Kerk, die dikwils in haare redevoeringen voorkwamen, en haare leden waren bekend door hunnen ijver om nieuwelingen te krijgen. Veele bittere pasquillen, fatiren en andere beledigende gefchriftjes, en zelfs grooter werken van eenen gevaarlijken aart, verfchenen in het geheim, en geraakten in de wandeling, en wierden meest aan die Loge toegefchreven. De keurvorst betuigde dikr  »ë iletjminaaten. ïi§ dikwils zijne ontevredenheid over zodanige handelwijze, en deedt hen in het vriendelijke boodfchappen, dat hij heft verzocht zorge te dragen van de rust van het land niet te verftooren, en zich#de plechtige verklaring te herinneren, die aan ieder nieuw broeder Vrij-Metzelaar gedaan wordt, ,, dat geen onderwerp van Godsdienst „ of Staatkunde ooit in de Loge zal aangeroerd „ worden;" eene verklaaring, zonder welke hij zijne toeftemming tot geene hoegenaamde geheime bijeenkomst zoude gegeven hebben, en op welkers oprechtheid hij bij het geven dier toeftemming gerekend hadt. Dan herhaalde berichten van den zelfden aart vermeerderden de ongerustheid en de keurvorst beval een rechterlijk onderzoek naar de handelingen der Loge Theodor,. Toen ontdekte men dat deeze en andere ver° eenigde Loges de Kweekfchoolen waren vóör eene andere order van Metzelaars, die zich de illuminaaten noemden, en dat het ftellig oogmerk dier order was, het Christendom aftefchaffen eh allé burgerlijk beftuur omtekeereti, Maar het gevolg vart dit onderzoek was zeer onvolmaakt en onvoldoende, Er waren geene Illuminaaten té vinden. Zij waren in de Loge onbekend. Sommigen der leden hadden bij ge= Iegénheid gehoord van zekere Candidaaten voor de Illuminatie, welke minervals genoemd en fomtijds bij hen gezien Wierden. Maar of en door wie die aangenomen waren, was alleen  114 de illuminaaten. aan hen zelve bekend. Eenigen derzelven wierden door den Keurvorst zelve, in het bijzonder4 verhoord. Zij zeiden op hunne eer tot geheimhouding verbonden te zijn, maar zij verzekerden den Keurvorst, tevens, dat het. oogmerk dér order ten hoogften prijzenswaardig en beide voor Kerk en Staat nuttig was. Doch dit konde de ongerustheid van het profaan publiek niet ftillen en den Keurvorst wierdt herhaalde reizen bericht, dat leden van de Loge thfodor, onbedacht, van hunne ordergefproken hadden als of zij met er tijd de waereld moest regeeren. Hij gaf daarom een bevelfchnft uit, bii het welk, geduurende zijn goedvinden, alle jreheime bijeenkomften verboden, en de Metzelaars Loges gefloten wierden. De meening was niet om dit ten ftrengften uit te voeren, maar eerder om te beproeven in hoe verre deeze genootfchappen zich aan burgerlijke macht zouden onderwerpen. De Loge theodor onderfcheidde zich door volmaakte weerfpannigheid, haare vergaderingen voortzettende, en de leden berispten, buitenshuis, openlijk, dit verbod als "eene ongerijmde en onbillijke dwinglandij. In het begin van 1783» wierden vier Profesforen, van de Marianen Academie, welke door de weduwe van den vorigen Keurvorst geflicht was, namelijk ütfchncider, Cosfandij, Renner en Grunberger, met twee anderen, voor het hot van Onderzoek geroepen, en, op hunne getrouwheid als onderdanen, nopens de order der Ulu-  DE ILLUMINAATEN. 115 minaaten, ondervraagd. Zij erkenden tot dezelve te behooren en verhaalden, bij naauwer verhoor, verfcheidene omftandigheden van derzelver Conftitutie en grondbeginfelen. Hunne verklaringen wierden aanftonds publiek gemaakt en zeer ongunftig uitgelegd. De order wierdt gezegd het Christendom aftezweeren en de aanneeming in de hooger graaden te weigeren aan elk die tot eene der drie belijdenisfen behoorde. Zinlijke genoegens waren in den rang herfteld, welken zij hadden in de Epicurifche wijsgeerte. Zelfmoord wierdt door Stoicijnfche grondregels ontfchuldigd. In de Loges wierdt de dood een eeuwigen flaap verklaard, en Vaderlandsliefde en zucht tot orde wierden vooroordeelen van een bekrompen geest, en onbeftaanbaar met algemeene goedhartigheid genoemd; er wierden aanhoudende uitgalmingen gedaan over vrijheid en gelijkheid, als de onvervreemdbaare rechten van den mensch. De fchadelijke invloed van opgehoopten rijkdom, verklaarde men een onoverkomelijken hinderpaal voor het geluk eener natie, welker voornaamfte wetten tot befcherming en vermeerdering van het Volks-geluk ingefteld zijn. Geen onderwerp wierdt zoo dikwils behandeld als de gepastheid, om, tot een goed einde, de zelfde middelen aantewenden, die door Hechten, tot misdaadige oogmerken, gebruikt worden; en er wierdt geleerd dat het overwigt van het goede, in den eindelijken uitflag, alle aangewende middelen heiligde, en dat H a wijs.  IIÖ DÉ ILLUMINAATEN. wijsheid en deugd beftaan in deeze fchaal behoorlijk te bepaalen. Dit kwam ten uiteïften gevaarlijk voor, om dat het fcheen dat men omtrent niets eenige zwarigheid zoude maaken, indien het flechts bleek dat de order er eenig voordeel van zoude ontleenen, om dat het groot doeleinde boven alle andere bedenkingen verheven gerekend wierdt. Men eindigde met te zeggen, dat de wijze van opleiding hen allen fpionnen van elkander, en van allen die rondom hen waren, maakte. Doch dit alles wierdt door de Illuminaaten ontkend. Zommige deezer (lellingen wierden vollhekt valsch en de overige kwalijk verdaan verklaard. De afvallige Profesforen hadden hunne onkunde in veele zaaken erkend. Twee hunner waren flechts Minervals, eenen ander was een Illuminaat van de benedenfte Clasfe, en de vierde flechts een graad verder. Vari beide zijden kwamen gefchriften in het licht, doch met weinig vrucht. De keurvorst deedt een der overften, een jong edelman, voor zich komen, dan deeze loochende die beleedigende befchuldigingen, en zeide dat zij bereid waren hun geheel Archief en alle Conftitutioneele papieren voor zijne Hoogheid open te leggen. Niettegenftaande dit alles, had het gouverne•ment zoodanigen indruk gekregen van de gevaarlijke (trekking der order, dat de Keurvorst een ander edict uitgaf, bij 't welk alle verborgen bijeenkomften verboden wierden, en nog een derde om de order der'llluminaaten uitdruklijk afte- fchaf-  de illuminaaten. I17 fchaffen. Dit wierdt gevolgd door een onderzoek naar hunne papieren. De Loge theodor wierdt onmiddelijk doorzocht, maar er waren geene papieren te vinden. Zij zeiden nu dat zij die alle verbrand hadden, als onnut, nadien de order een einde genomen hadt. Nu wierdt er ontdekt dat weishaupt het hoofd en de ftichter der ordér was. Hij wierdt van den Profesforaalen ftoel ontzet en uit de Beijerfche Staaten gebannen, doch met een pen* fioen van 800 Florijnen, welk hij weigerde. Hij ging naar Regensburg, op de grenzen van Zwitferland, Twee Italiaanen, de Marquis constanza, en de Marquis savioli wierden ook gebannen, met gelijk penfioen van omtrent 40 ponden fterling, welke zij aannamen. Zekere zwack, een Raadsheer, die een gerechtelijk ampt had, wierdt ook gebannen. Anderen' wierden voor eenigen tijd gevangen gezet. weishaupt ging vervolgens in dienst van den hertog van Saxen-Gotha, een man van eene romaneske gemoeds-gefteldheid, wien wij nader zullen aantreffen, zwack ging jn dienst van den Prins van Salms, die kort daarna zoo fterk de hand had in de Hollandfche onlusten. Door het vernietigen der papieren, was alle gelegenheid voor de order verlooren om haare onfchuld en nuttigheid te bewijzen. Naa veel t;wistens en pennenftrijAs, fchreef weishaupt, nu veilig in Regensburg, een verflag van de order, namelijk het bericht, welk aan ieder H s No-  11$ de illuminaaten. Noviet, in eene bij deszelfs aanneeming te leezen redevoering, gegeven wordt. Hierbij waren gevoegd de Statuten en regelen van werkzaamheden, tot den graad van lllumitiatus minor ingefloten. Dit verflag beweerde hij overeenkomftig te zijn met de waare beoeffening der order. Doch deeze uitgave voldeedt den publieken geest geenszins. Dezelve verfchilde ten uiterfèen van de berichten der vier Profesforen. Er wierdt geene melding in gemaakt van de hooger graaden, welke het meest gelaakt waren. Daarenboven zeide men dat alles een verdichtfel was, gefchreven om de opgewekte vermoedens te fusfen; en dit wierdt bevonden het geval te zijn, uitgenomen ten opzichte van den allergeringften graad. De waare Conftitutie wierdt bij gedeeltens in het licht gebragt, en zal voor den Leezer open gelegd worden in de zelfde orde als zij trapsgewijze ontdekt is geworden, op dat wij door het gedrag der hoofden, geduurende de ontdekking , te beter over niet volkomen bekende zaaken mogen oordeelen. Het eerfte verflag van weishaupt is naauwkeurig, voor zoo verre ik er van gebruik zal maken, en toont duidelijk welke middelen gebezigd wierden, om de orde bij vreemden fmakelijk te maken. De Order der illuminaaten komt voor al* een toevoegfel tot de Vrij-Metzelarij. Het is in de Vrijmetzelaars-Loges dat de Minervals gevonden, en voor de Illuminatie voorbereid worden.  * de illuminaaten. xij den. Zij moeten vooraf de drie Engelfehe graden verkregen hebben. De ftichter zegt meer. Hij zegt dat zijne leerfteliingen de eenige waare Vrij-Metzelarij uitmaaken. Hij was de voornaam, fte bevorderaar van het Eclectisch fijsthema. Dit drong hij door als het gefchiktfte middel om onderrigting te krijgen van alle de uitleggingen, die aan de Maconieke geheimen gegeven waren. Hij was ook lid van den ftrickten Obfervanz, en een Adeptus der Roozekruis-Ridders. Het befluit van alle zijne wetenfehap is bijzondere aandacht waardig, en zal dan hier omftandig medegedeeld worden. ,, Ik verklaar," zegt hij, „ en ik daag het „ geheele menschdom uit om deeze verklaaring „ tegentefpreeken, dat niemand van de order „ der Vrij-Metzelarij, van haaren oorfprong, „ gefchiedenis of doelwit, eenig verflag, of ,, van haare geheimen en zinnebeelden eenige „ verklaaring, kan geven, welke den geest niet „ in volkomen onzekerheid over alle deeze „ punten laat. Ieder een is dus gerechtigd „ om zoodanige verklaaring der zinnebeelden „ en zoodanig ftelzel van leerfteliingen te ont„ werpen, als hij fmaaklijk kan maaken. Hier„ van fprooten die verfchillende ftelzels., die „ de order geduurende twintig jaaren verdeeld ,, hebben. De eenvoudige vertelling der En- gelfchen, de vijftig graaden der Franfchen, „ en de ridders van den baron hundi, zijn al„ len even echt, tn zijn even zeer voorgedaan H 4 »» door  pQ DE ILEUMINAATEN. „ door verftandige en ijverige broeders. Deeze „ ftelzels zijn indedaad flechts e'én. Zij zijn al„ len afkomftig van de blaauwe Loge van drie graaden; neemt deeze tot een rigtfnoer en grondt daarop alle de verbeteringen, door „ welke naderhand elk ftelzel met deszelfs bij„ zonder in het oog gehouden doelwit overeen' „ koraftig gemaakt is. Er is geen mensch of ftel,, zei, die door ontwijffelbaare opvolging kunnen „ bewijzen aan het hoofd der order te moeten „ zijn. Onze onwetendheid hier in grieft mij. Be* „ fchouwt onze korte gekhiedenis van de laatfte « 120 jaaren. Wie zal mij de moeder Loge aanwij„ zen? — Wij hebben ontdekt dat die van Lon. 9, den in 171Ó zich zelve hebben opgericht. Vraagï 3, naar hunne Archieven. Zij zeggen u dat die „ allen verbrand zijm Zij hebbèn niets dan de elen-< 9, dige vervalfchingen van den Engelschman an. „ derson en van den Ftanschman desaguie. 9, liers. Waar is de Loge van York, welke de 9, eerfte oprichting voorwendt, met hunnen ko. ning bouden, en met de archieven welke hij :,, uit de Oost hadt medegebragt? Deeze ook zija allen verbrand. Waar is het capittel van Old» Aberdeen, en deszelfs heilig priesterfchap? Vonden wij het niet onbekend, en de MetLI zeiaars Loges aldaar de onkundigfte van al„ le onkundigen, gaapende naar onderrigting jj van onze afgevaardigden? Vonden wij het -,, te Londen niet eveneens? en zijn hunne zendelingen niet bij ons gekomen om onze n g«;  » E ILLUMINAATEN. J»I{ ?» geheimen uittevorfchen, greetig om van ons, 9, te leeren wat de echte Vrij-Metzelarij ware? „ Het is dus te vergeefsch zich op eenigen 9, rechter te beroepen; deeze zijn nergens te 9, vinden; allen maaken voor zich zelve aan99 fpraak op den fcepter der order; allen zijn in- dedaad op eenen gelijken voet. Zij kreegen m navolgers, niet door hunne echtheid, maar dpor hunne geichiktheid om tot het voorge- ftelde einde te leiden, en door het gewigt » van dat einde. Het is in deeze fchaal dat .,, wij de dwaaze en misdaadige uitleggingen s, van de Rooze-kruisridders, de bezweerders, en cabalisten moeten weegeu. Deeze worden „ door alle goede Metzelaars verworpen, als, 9, onbeftaanbaar met maatfchaplijk geluk. Al» 99 leen zulke ftelzels, welke dit bevorderen, s, heeft men behouden, Dan helaas! 'zij zijn al9, ie zeer gebrekkig, omdat zij ons onder de, heerfchappij laaten van ftaatkundige en gods„ dienftige vooröordeelen ; en zij zijn even, krachteloos als het flaapmiddel van een ges, woonlijke preêk. „ Maar ik heb eene verklaaxing uitgevonden, ,, die alle voordeden vereenigt, voor alle chris,, tenen van elk geloof aanloklijk is, hen traps99 gewijze van alle godsdienftige vooröordeelen ,9 ontheft, de maatfchaplijke deugden aan- kweekt, en hen aanprikkelt door een groot, doenlijk, en fpoedig vooruitzicht van alge; « meen geluk in een ftaat van vrijheiden zedeli 5 lij-  129 DE ILLUMINAATEN. „ lijke gelijkheid, bevrijdt van de hindernisfen» „ welke ondergefchiktheid, aanzien en vermogen, l', ons bij aanhoudenheid in. den weg leggen. „ Mijne uitlegging is naauwkeurig en volko„ men, mijne middelen zijn krachtig en on. „ wederftaanlijk. Ons geheim genootfehap werkt „ op eene wijze, welke niets kan weêrftaan, „ en de mensch zal fioedig vrij en gelukkig zijn. „ Dit is het groot doelwit van dit genoot„ fchap, en het middel ter bereiking van het „ zelve is de Illuminatie, het verftand ver„ lichtende door de zon der rede, die de ne„ velen van bijgeloof en vooroordeel zal ver„ drijven. De gevorderden in deeze order worden. dus te recht de Illuminaaten genaamd. En „ van alle Illuminatie, welke de menschlijke na„ tuur kan verfchaffen, is er geene te vergelijken ,, met de ontdekking van het geen wij zijn, van „ onzen aart, onze plicht, voor welk geluk wij vatbaar zijn, en welke middelen tot bereiking van hetzelve dienen. In vergelijking hier me,', de zijn de fchitterendfte wetenfehappen flechts „ tijdkortingen voor den ledigen en wellusti„' gen. Den mensch door de Illuminatie tot „ daadlijke deugd te bekwaamen, hem tot dezel„. ve door de fterkfte beweegredenen aantefpooZ ren, derzelver bereiking gemaklijk en zeker „ te maaken, door voor elk talent bezigheid * te vinden, en elk talent in deszelfs eigen „ werkkring te plaatfen , zoo dat allen, zonder eenige -ongewoone infpanning te gevoelen en „ te*  t> e illuminaaten. 133 „ tevens met hunne gewoone bezigheden, den „ algemeenen taak, met vereende krachten, „ zullen afwerken , — dat zal indedaad een „ werk zijn, gefchikt voor edele harten, groot ,, in deszelfs oogwit, en verruklijk in de beoeffening, „ En wat is dit algemeen doeleinde? het geluk van het menschlijk geslacht. Is „ het niet grievende voor een edelmoedigen „ geest, naa opmerking van het geen de „ menschlijke natuur vermag, te zien hoe wei„ nig wij genieten. Wanneer wij deeze voor„ treffelijke waereld befchouwen, en zien dat „ ieder mensch gelukkig kan zijn, maar dat „ het geluk van den eenen van het gedrag van „ den anderen afhangt, wanneer wij den flech» „ ten zoo machtig en de deugdzaamen zoo zwak ,, zien, en dat het te vergeefsch is alleen te„ gen den algemeenen ftroom van ondeugd eri verdrukking opteworftelen, — dan komt, na,, tuurlijkerwijs, de wensch opdat het mogelijk „ ware eene 'duurzaame vereeniging der waar- digfte menlchen te vormen, die famen zouden „ werken tot wechneeming van de hindernisfèa „ tot het menschlijk geluk; die den fnooden tot ,, verfchrikking, en den deugdzaamen, allen zon. „ der onderfcheid, tot bijftand zouden worden, „ en de ondeugd, door de krachtigfte middelen, h eerst zouden boeijen, en , door ze te boeijen, „ verminderen; alles doormiddelen welke ter zel* ver tijd de deugd zouden bevorderen, door de, „ tot  124 D E ILLUMINAATEN. », tot hiertoe zoo zwakke neiging, tot rechtma5, tigheid, vermogender en overreedender te ,, doen worden. Zoude zoodanig genootfehap ,, niet een zegen voor de waereld zijn? ,', Doch waar zijn de gefchikte perfoonen, ,, de deugzaamen, de edelmoedigen, de vol„ maakten, te vinden; en hoe, en door welke ,, fterke redenen zijn zij te bewegen om zich iH -n een zoo uitgebreiden , zoo aanhoudenden , zoo s, moeilijken, en zoo werkzaamen arbeid te wik- kelen ? Dit genootfehap kan niet dan traps99 wijze toeneemen. Er zijn wel fommige zulke ,9 lieden in elke maatfchappij te vinden. Zulke «9 edele geesten worden door het hart opwek9, kend oogmerk bewoogen. Het eerfte werk ,9 van het Genootfehap moet dus zijn het hart 9, der jonge leden te vormen. Naar maate dee. 99 ze talrijker worden en vorderen, worden zij 9, de apostelen van weldaadigheid, en het werk, eens aan den gang, vordert met daaglijksch », toeneemenden fpoed. De minfte opmerking 99 zal doen blijken, dat niets zoo 'veel toebrengt 9» om den ijver der leden te vermeerderen dan 99 geheime vereeniging. Wij zien met welk ,9 een drift en ijver de beuzelagtige werk99. zaamheden der Vrij-Metzelarij aangehouden «9 worden door lieden, die door het geheim „ hunner vereeniging aan elkandet verbonden », zijn. Het is onnoodig de redenen uitteplui,9 zen waarom het geheime tot ijver aanfpoort. » Het is een algemeene daadzaak, die door- m do  t> E IELUMÏNAATEN. 125 u de gefchiedenis van alle eeuwen bevestigd is. Laat daarom deeze omftandigheid van onze „ zamenftelling tot dit edel doel ingericht zijn, ,, en als dan verdwijnen alle de tegenwerpingen, die door jaloerfche dwinglandij' of yer„ fchrikt bijgeloof tegens dezelve gemaakt wofden. De order zal dus in ftilte, en zeker, „ werken, en hoewel de edelmoedige weldoe„ ners van het menschdom van de toejui„ ching der waereld beroofd zijn, hebben zij „ het edel genoegen, van hun werk, onder «, hunne leiding, wel te zien flaagen " Zoodanig is het doelwit, en zoodanig is de hoop van de order der Illuminaaten. Laat ons nu zien hoe deze bereikt moesten worden. Hierover kunnen wij niet met volkomen zekerheid oordeelen, om dat het. verflag, 't welk van de Conftitutie- der order door den ftichter gégeven is, flechts de ïaagften graad bevat, eri zelfs niet geheel te betrouwen is. De berichten der vier Frofesfören, zelfs over dit gedeelte der order, .maaken een geheel anderen indruk op den geest, hoewél zij flechts in eenige weinige bijzonderheden verfchillen. De eenige zichtbaare leden -der order waren de Minervals. Men vindt die enkel in de Vrij-Metzelaars Loges. Een candidaat moest zijné Begeerte om toegelaten te worden aan eenigen Minerval te kennen geven, deeze bericht dit *an een opperfte, welke door een ftraks te verklaaren canaal den raad er van verwittigt. Ge-  ÏAÓ DE ILLUMINAATEN. Geduurende eenigen tijd wordt hierop geen acht geflagen. De candidaat wordt in ftilte zorgvuldig nagegaan, en indien men hem ongëfchikt voor de order rekent, wordt er op zijn verzoek niet meer gelet. Maar indien anders, ontfangt de Candidaat in bet geheim eene nodiging tot eene bijeenkomst. Hier ontmoet hij een hem onbekend perfoon, en men vordert van hem, alvorens tot eenige verdere onderhandeling overtegaan, den volgenden Eed doorteleezen en te ondertekenen. „ Ik N. N. verbind mij hierbij, op mijne „ eer en goede naam, verzaakende alle niet „ uitgedrukte agterhouding, dat ik nooit door „ tekens, woorden, gefchriften of op welke „ manier het ook zij, zelfs niet aan mijn ver„ trouwdften vriend, iets zal openbaaren van „ hetgeen nu, aangaande mijne g'ewenschte aan„ neeming, aan mij gezegd of gedaan zal wor„ den, en dat, hetzij mijne aanneeming volgt „of niet, terwijl ik vooraf overtuigd ben dat „ dezelve niets ftrijdigs tegens den godsdienst, „ den ftaat of de goede zeden , behelst. Ik „ beloof dat ik geen verftaanbaar uittrekfel zal „ maaken van de papieren, die mij nu of ge„ duurende mijn noviciaat vertoond zullen wor„ den. Dit alles zweer ik, gelijk ik een man „ van eer ben, en hoop te blijven." De heusheid van deeze verklaaring moet een aangenaamen indruk maaken op den geest van iemand die zich de vreeslijke verwenkhingen, wel-  DE ILLUMINAATEN. 127 welke hij bij zijne aanneeming in de verfchi!lende graaden der Vrij-Metzelarij deedt, herinnert. De candidaat wordt dan ingeleid tot een lllutninatus dirigens, dien hij misfchien kent, en die hem gezegd wordt zijn toekomende onderwijzer te zijn. Men geeft nu den candidaat, wat zij noemen een tafel, in welke hij zijn naam, geboorteplaats, ouderdom, rang, woonplaats, beroep en geliefde ftudien opfchrijft. Men doet hem alsdan verfcheide artikelen van deeze tafel leezen. Dezelve behelst: i) Een zeer beknopt verflag van de order, haare betrekking tot de Vrij-Metzelarij, en haar groot oogmerk, het bevorderen van menschlijk geluk door middel van onderrigting en bevestiging in deugdzaame grondbeginfelen. 2) Verfcheidene vraagen nopens de order. Onder deeze behooren: „ Welke voordeden hij van zijn lidmaatfchap „ hoopt te zullen trekken? Wat hij meest bijzon„ der wenscht te leeren? Welke tedere vraagen , „ nopens het leven, de vooruitzichten,depligten „ van den mensch als op zich zelve ftaande, „ en in zijne betrekking als burger, hij bijzon„ der wenscht voor zich uitgelegd te zien? In 9, welk opzicht hij meent aan de order nuttig te ,, kunnen zijn? Wie zijne voorouders, betrekkin,, gen, vrienden, correspondenten of vijanden „ zijn? Welke perfoonen hij gefchikt om in de ,, order aangenomen te worden, en welke hij „ ongefchikt vindt, en de redenen voor beide „ mee-  198 DE ILLUMINAATEN» ,„ meeningen ?" Op elke deezer vraagen moet hij eenig antwoord in.gefchrift geven. De Novice en zijn Mentor zijn alleen aan elkanderen bekend , , fomwijlen volgt hierop iniets, doch anders, bepaalt de Mentor eene andere bijeenkomst, en vangt zijne onderrigtingen aan door hem, van ftuk tot ftuk, gedeeltens van de conftitutie en van de grondregels der order medetedeelen. Van deeze moet de Novice 'sweeklijks een fchriftlijk verflag geven. Hij moet ten huize van den Mentor in eert boek leezen, hetwelk meer van de voorfchriften der order behelst, maar hij mag geene uittrekfels maaken, Echter moet hij van dit leezen alle zijne kennis ontleenen, en van zijne vorderingen fchriftelijk bewijs geven. Alle de fchriften, welke hii van zijn opperfte ontvangt, moeten met de uiterfte naauwkeurigheid teruggegeven worden. Deeze fchriften beftaan hoofdzaaklijit in tedere vraagen, gefchikt, het zij naar de bijzondere neiging of bijzonderen fmaak , welke de candidaat in zijne invullingen van de artikels ' der tafel en in zijne voorige antwoorden aan den dag gelegd heeft, het zij naar de leiding welke de mentor aan zijne gedagten verlangt te geven. Het verlichten van het verftand en het uitroeijen van vooröordeelen, worden hem aangewezen als de voornaamfte bezigheden van zijn noviciaat. De kennis van zich zeiven wordt befehouwd als dc voorbereiding tot alle andere ken-  I) E ILLUMINAATEN. I2Q kennis. De grootfte dienst, welke zijn onderwijzer hem dus kan doen, is hem, door mid« del van bedaarde en' onpartijdige bemerkingen * te ontvouwen wat zijn eigen karakter en welke zijne zwakfte zijde is, zo wel ten opzichte van zijn gemoed, hartstochten als vooröordeelen. Ten dien einde wordt eenig verflag van zijn eigen gedrag, in gevallen wanneer hij aan deszelfs behoorlijkheid twijffelde, van hem vereischt, als mede eenig bericht van zijne vrienden, van zijne verfchillen in gevoelens, en van zijn gedrag in die gelegenheden. Uit zoodanige berichten verneemt de Opperfte zijn manier van denken, en oordeelen, en die nei. gingen, welke zijne voornaamfte aandagt vereisfchen. Wanneer de candidaat met zich zelve bekend gemaakt is, wordt hem bericht dat de order geen befpiegelend, maar een werkzaam genootfehap is, bezig met anderen goed te doen. De kennis van het menschlijk karakter is dus van alle andere de gewigtigfle. Deeze wordt alleen door opmerking, geholpen door het onderricht van den leermeeeter, verkregen. Bijzondere karakters in de gefchiedenis worden hem ter opmerking voorgelegd en zijn oordeel er over gevraagd. Daarna zegt men hem, om zich heen te zien en op het gedrag van anderen acht te geven; en een gedeelte van zijne vveeklijkfche fchriften moeten beftaan in berichten van alle belangrijke voorvallen in de nabuurfchap, het zij publieke ï of  13<3 d S illuminaa t..e n. of bijzondere, cossanden, een der vier pro-' fesforen, geeft , een bijzonder verflag van de onderrigtingen nopens deeze foort van wetenfehap. „ De Novice moet op de minfte kleinigheden „ letten, want in beuzelagtige voorvallen is de ». mensch onagtzaam en doet geene moeite om & een rol te ipeelen, zoo dat zijn waar karakter „ dan alleen werkzaam is. Niets werkt bij de op„ perften zoo ileik tot verhaasting van des candU „ daat» bevordering, dan zeer menigvuldige jt vertellingen van deezen aart, omdat de candi„■ daat, eensaangenomen zijnde, in een werkzaa. ,, men ftand gebruikt moet worden, en het doot „ deeze foort van berichten alleen is dat de „. opperden over zijne bekwaamheid kunnen oordeelen. Deeze karakterfchetzende aneci, doten dienen niet tot onderrigting der op„ perften, die lieden van lange ondervinding „ en met zulke bezigheid gemeenzaam zijn; „ maar zij onderrigten de order nopens de ta„ lenten en de vorderingen van het jonge lid. „ liet onderwijs in wetenfehappen, in e'én ftel., zei vergaerd zijnde, kan ligtelijk medegedeeld,enin het algemeen volkomen verkregen „, worden door de boeken, die den Novice „ aangeprezen worden en in de publieke kweek„ fchoolen van onderwijs te bekomen aijn. „ Maar de karakterkennis is meer verfchei„, den en tederder. Voor deeze is geene aca„ demie, en de verkrijging vereischt langer „ tijd. Daarenboven ftelt deeze aenhoudende  de ILLUMINAATEN. l$l ,, langduurige beftudeering van den mensch, „ den bezitter van die kennis in ftaat om met „ menfehen omtegaan, endoor zijne kennis van hunne karakters invloed op hun gedrag te ,, hebben. Om deeze redenen wordt die ftudie „ voortgezet, en die gefchriften geduurende den i, geheelen loop door de order vereischt, als fi mede allen aandagt op dezelve, als het eenig ,, middel van bevordering, aanbevolen. Gelaat„ kundige opmerkingen worden in die berichten^ ,, van groote waarde gefchat." Zoo verre den heer cossanden. Geduurende deeze geheele beproeving, die een, twee en drie jaaren kan duuren, kent de novice niemand van de order dan zijn eigen onderwijzer, met wien bij* nevens andere mi« nervals, dikwijls bijeenkomften heeft. In deezen tijd leert hij het gewigt der order, en de gelegenheden die hij naderhand zal hebben om veele verborgen kundigheden te verkrijgen. De werkzaamheden van zijne onbekende opperden doen hem natuurlijk zeer groote denkbeelden opvatten van hunne bekwaamheden en waarde. Hij wordt geraaden om te trachten naar enige gelijkenis met hen, door zich traspwijze te ontdoen van alle die vooröordeelen en vooringenomenheden die zijne vorige vorderingen vertraagd hebben, en hij wordt in deeze poging geholpen door eene nodiging om met hen brief*wisfeling te houden. Hij kan aan den provihciaalen opperden fchrijven, onder het opfchriftt I a *•  S g2 DE IX.LUMIRAAfÊtf Scli; aan den generaal: Primo ; óf aan de opperHen in het algemeen :Quibus licet. fn deeze brieven kan hij melden al wat hem tot bevordering der order gefchikt toefchijnt; hij mag de opperden onderrigten hoe zijn onderwijzer zich jegens hem gedraagt, of die aanhoudend of flap, toegeevend of geftreng is. De opperde zijn door de allerderkde banden verbonden om die brieven aan hun adres te bezorgen. Alleen den generaal en de raad weeten het befluit van dit alles, en allen zijn verplicht de perfonen en hunne werkzaamheden voor geheel de waereld bedekt te houden. Indien drie jaaren van dit noviciaat verlopen zijn, zonder dat den minerval in verdere aan ■ merking is gekomen, moet hij op geene meerdere bevordering hoopen; hij is óngefchikt bevonden en blijft een Vrij-Metzei aar van den hoogften graad. Dit wordt een Sta bene genoemd. Maar indien de opperden gundiger over hem denken, wordt hij uit de algemeene masfa van Vrij - Metzelaars getrokken , en een llluminatus minor. Ten dien einde tot eene bij" eenkomst geroepen zijnde, wordt hem op de erndigde wijze gezegd, „ dat het te vergeefsch zoude zijn, wanneer hij hoopte wijsheid te „ verkrijgen alleen door fijsthematisch onder,i wijs; niets drookte minder met het plan der opperden. Het is hunne zaak niet befpiegel„ laars, maar werkzaame menfehen te vormen,' 5; welke zij onmiddelijkia'dea dienst der order moe» „ ten  DE ILLUMINAATEN. f33 „ ten gebruiken. Hij moet daarom wijs en be„ kwaam worden alleen dool het uitbreiden en „ bcoeffcnen zijner eigene talenten. Zijne op- perften hebben reeds ontdekt welke ftrekking „ die hebben, en weeten welke dienften hij aan „ de order zoude kunnen doen; indien hij dan nu „ hartgrondig aanneemt den achtbaaren last, welke men hem oplegt, zoo zal men hem be„ hulpzaam zijn in het te werk ftellen zijner ta„ lenten en hem de meest gefchikte gelegenhev „ den tot derzelver beoefening verfchaffen, zoo ,, dat hij van een goeden uitflag verzekerd mag „ zijn. Tot hiertoe is hij flechts een leerling „ geweest, maar de eerfte ftap verder ftelt hem „ in het werk; hij moet zich daa van nu af be„ fchouwen als een middel in de handen der op„ perften, om tot de edelfte oogmerken gebruikt „ te worden. Het doel der order wordt hem' nu „ klaarder ontdekt. Het is in een woord, om vaa „ het menschlijk gedacht, zonder onderfcheid 4, van natie, ftaat of beroep, één deugdzaam en „ gelukkig huisgezin te maaken*" Voor dit doel,, hetwelk volgens hun betoog bereikbaar is, moet elke geringer bedenking zwichten. Dit kan fomtijds opofferingen vereisfehen, welke geen mensch., op zich zelve ftaande, zoude kunnen doen, maar die hem eene bron der zuiverfte genietingen worden zullen, wanneer hij zich onderfteund en aangemoedigd ziet door de hulp en medewerking van vereenigde wijzen en deugdzaamen, zodanige als de opperilen der order. Indien de candidaat, \ 3 op  134 D E IIiLUHINAAftMi opgewekt door de verlokkende fchilderij van de mogelijke gelukzaligheid eener deugdzaame maatfchappij, zegt dat hij de betaamlijkheid van deeze handelwijze gevoelt, en als nog wenscht om in de order te zijn, wordt hij gelast de volgende verplichting te ondertekenen: Ik N. N. verklaar voor u, den waardigen „ gevolmagtigden van de eerwaardige order, in „ welke ik verlang toegelaten te worden, dat ,, ik mijne zwakheid enmagteloosheid;erken, en m dat ik met alle mijne bezittingen en aanzien, „ eernamen en tijtels, welke ik in de politieke maatfchappij hebbe, in den grond flechts een „ mensch ben ; ik kan deeze dingen alleen „ door mijne medemenfchen geriieten, en door ,, hen kan ik ze verliezen. De goedkeuring, en achting mijner medemenfchen is onontbeer„ lijk nodig en ik moet met alle mijne vermo„ gens trachten die te behouden. Deeze ver,, mogens zal ik nooit gebruiken ten nadeele van het algemeenebest, maar ik zal met al mijne macht de vijanden van het menschlijk geflacht en van de politieke maatfchappij te,, gengaan. Ik zal elke gelegenheid omhelzen ,, om het menschdom te redden, door mijne ,, kennis en geneigdheden te verbeteren, en alle „ gewigtige kundigheden medetedeelen , ge„ lijk de voorfchriften der order van mij eis„ fchen. Ik verbind mij tot een altoosdurend „ ftilzwijgen, onwrikbaare getrouwheid en on„ derwerping aan de order, in de perfoone!. « mij-  D B ILLUMINAATEN. t$f ,, mijner opperden; doende hier eenen opreclv „ ten en volkomen afdand van mijn bijzonder „ oordeel, mijn eigen wil en van elke bekronv „ pen beziging van mijne macht en invloed. Ik „ verbind mij om het best der order als mijn eigefJ „ best te befchouwen, en ben gereed om haar ,, met mijn vermogen-, eer en bloed te dienen. „ Indien ik door verruim, onaptzaamheid, drift „ of Hechtheid, mij drijdig met het welzijn der „ order gedraage, onderwerp ik mij aan zooda* nige berisping of draf als mijne opperden „ zullen bevelen. De vrienden en vijanden der order zullen mijne vrienden en vijanden zijn, „ en ten opzichte van beiden zal ik m;j gedra„ gen als door de order is voorgefchreven, „ en ben bereid, om op alle wettige wijze, mij „ op haare vermeerdering en bevordering toe. „ teleggen, en alles, wat ik vermag, daartoe „ aantewenden. Dit alles beloof en verklaar „ ik,zonder eenige geheime agterhouding,over„ eenkomdig met de bedoeling van het genoot' „ fchap, welk deeze verbintenis van mij vor„ dett. Dit doe ik gelijk ik een man van eer ben en hoop te blijven." Een bloote degen wordt dan met de punt voor zijne borst gehouden, en men vraagt hem: zult gij de bevelen uwer opperden gehoorzaamen? Hij wordt met onvermijdelijke wraak bedreigd, voor welke geene mogenheid hem kan befchermen,indien hij ooit de order mogt verraaden Hij wordt dan gevraagd; i) welk oogmerk hij wensehI 4 te  I3<5 DE IELUINAATEN. te dat de order hadt? a) welke middelen hij zoude verkiezen om dit oogmerk te bevorderen? 3) wien hij uit de order zoude willen weeren? 4) welk onderwerp hij wenscht dat in de-, zelve niet onderzocht worde? Onze candidaat is nu illuimnatus minor. Het is onnoodig de vorm der aanneeming te verhaaien, en genoeg te zeggen dat die bijna gelijk is aan die van den maconieken Cheyalier du Sokil, die iedereen, die in de Metzelarij bedreven is, kent. weishhaupts voorbereidende redevoering tot de aanneeming is een goed gefield ftuk , het zij befchouwd als bewijzen voor onderwerpen, die zeker zeer los en hersfenfchimmig zijn, het zij als een Haaltje van de uitgalmingen, welke zoo veel door ubanius en andere fophisten gebezigd zijn; en het geeft een duidelijk en inneemend verflag van het voorgewend doel der order. De llliminatin Minor leert onder, denzelfden leermeester nog vrij meer van de order, maar in fpaarzaame gedeehens. De taak is nu ter derder en moeilijker geworden. Het voornaam, fte doel derzelve is het uitroeijen van ftaatkundige en godsdienftige vooröordeelen, welke weishaupt met veel bekwaamheid wist te omfwaglen. Niet de fchadelijkfte, maar de gemaklijkfte om tegentefpreeken, zijn de eerfte onderwerpen van uitpluizing,opdatde kweekeling aan de overwinning gewenne , en zijn eerbiea voor elk fijs. thema vermindere, daar hij bevind dat het r ZUl-  B E'I LX ü JI 1 S A A T 1 8, zulke onverdedigbaare (tellingen behelsd. Dewerkzaamheden in de ectectifche Loges der Met" zelarij, en de aanfpraaken der broeders orateurs, zijn vervuld met de ftöutfte gevoelens zoo over ftaat als^kerk. Verlichting en de zegen, praal der rede waren, zedert eenigen tijd, de, ton van het land geweest, en elke infteiling, zoo burgerlijke als godsdienftige, was het onderwerp van de vrijmoedigfte bedilling geworden. Boven alles was het uitFrankrijk ingevoerde cosmo« politismus, alwaar hetzelve het geliefde onderwerp van de geestdrijvende bemoeiallen was geweest, nu algemeen de ftof van onderzoek in alle gezelfchappen, die eenige aanfpraak op befchaafdheid wilden maaken. Het was gemaklijk en aangenaam hier over uit te vaaren, en de geleerden vonden daarin eene wonderlijk gefchikte gelegenheid om hunne gaaven te vertoonen en zich bij vermogende jonge lieden, wier nog niet agterdochtig en edelmoedig gemoed , door het hen vóorgefteld fchoon verfchiet van algemeen en verkrijgbaar geluk , aangevuurd wierdt, bemind te maaken. Maar de kweekelingen der Illuminaaten werden, nog meet onvlamd door de gedachte, d%t zij hiertoe de gelukkige werktuigen zijn zouden. En offchoon de leerfteliingen van algemeene vrijheid en gelijkheid, als de onvervreemdbaare rechten van den mensch, fomtijds de bezitters van goederen mogten onthutfen, er waren duizende jonge zoonen en lieden van talenten zonder vermogen, I 5 voor  13? DE ILLUMINAATEN. voor welken dit aangenaame klanken waren, Ook moeten wij bijzonder opmerken, dat de toenmalige kweekelingen eene hoop van uitgezochte lieden waren, welker karakter en bijzondere neigingen door hun gedrag als minervals wel bekend waren. Zij zouden dus, naar alle waarfchijnlijkheid, over vrije gevoelens niet aarfelag» tig fnaar veel eer ingenomen zijn met zulke leerfteliingen, die fommige der beteugelingen , welke hen voorheen in het involgen van jeudige driften bepaalden, wechnaamen. Hunne onderwijzers, die hun gemoed van verfcheidene angftige gedachten ontlast hadden, moesten hen als lieden van verhevener geest voorkomen. Dit begrip wierdt zorgvuldig ingeprent, en zij konden niets zien dat gefchikt zoude zijn om hetzelve tegentefpreeken, want, bchalven hun eigen mentor, kenden'zij niemand; zij hoorden van hun. ne opperften van onderfcheidene langen, maar zagen hen nóóit, en men behieldt de zelfde manier van onderwijs als geduurende hun noviciaat. Men ontvouwde hen,langzaamerhand,meer bijzonderheden der order en men leerde hen dat hunne opperfteH mannen van uitfteekende talenten, en daarom alleen opperften waren. Zij wierden geleerd dat de groote gelegenheden tot opmerking, welke de opperften hadden, en hunne gewoonte om haare gedachten aanhou dend op de groote oogmerken der order te vestigen , hunne uitzichten uirgebreid hadden, zelfs verre buitien de enge grenzen van volken  BB HIUMINAATEI/, 139 ken en koningrijken, welken zij hoopten dat eens zich tot eene groote maatfchappij zouden vereenigen, in welke alle aanzien alleen aan talenten en verdiende zoude behooren, en in welke uitftekendheid altoos gepaard zoude gaan met de genietingen van invloed en macht. Ook zeide men hun, dat zij, trapsgewijze, bekend zouden worden met die groote en eerwaardige karakters, naar maate zij in de order voortgingen. Dien ten gevolge, maakt men hen bekend met een of twee opperften en met verfcheiden Illuminaaten van hun eigen rang; tevens om hunnen ijver aantewakkeren, wordt hen het onderwijs van een of twee Minervals toevertrouwd, van welker vorderingen zij aan de opperften moeten verflag doen. Men doet hun verftaan dat niets hen zoo zeer kan aanbevelen als hun wel flaagen in deezen taak. Dit wordt verklaard het beste bewijs te zijn van hunne nuttigheid voor de groote oogmerken der order. De verderfelijke uitwerkfelen van bijgeloof en zelfs van eenige bijzondere godsdienftigheid worden nu fterk ingeprent, en het doorzicht der kweekelingen leert men kennen door vraagen, welke, van tijd tot tijd, ter onderzoeking opgegeven worden. Zij zijn met keurigheid en omzigtigheid behandeld, op dat de befchroomden niet ontrust mogten worden. Op de zelfde wijze worden de ftaatkundige leerfteliingen des order met de uiterfte voorzfgtigheid ingeboezemd. Na dat het gemoed van den kweekeüiig» doot  Ï40 D E II L U M X N A 4 T B N, door de fchilderingen van algemeen geJuk opgewekt en hij overtuigd is, dat het mogelijk zoude zijn, om alle bewooners der aarde in eene maatfchappij re vereenigen; na dat, eenigermaate ten genoegen van den kweékeling, bewezen is, dat eene groote toeneeraing van geluk kan verkregen worden door de vernietiging van nationaale onderfcheidingen en vooröordeelen, kan het hem meestal niet bezwaarlijk vallen te denken dat vaderlandsliefde een bekrompen uitfluitend gevoel, en zelfs onbeflaanbaar is met de meer uitgebreide uitzichten der order, namelijk het vereenigen van het geheele menschlijk gedacht in eene groote en gelukkige maatfchappij. Be vorften, de voornaamtte toeleiding tot nationale onderfcheiding geevende, mogen dus nu vrijelijk voorgedeld worden als onnodig. Dit zoo zijnde, verliest de getrouwheid voor hen veel van haaren heiligen aart, en het geduurig daarop denken, in onze gewoone daatkundige gefprekken, kan men nu ligtelijk doen voorkomen als een geoorloofde» wederdand aan hunne baat- en heerschzucht om het volk in flaavernij te brengen;, en dus kat} het eindelijk blijken dat godsdienst, liefde tot het Vaderland, en getrouwheid voor den vorst tegengegaan moeten worden, indien men, door deeze partijdige en bekrompen inzichten, dat Cosmopolitifche geluk, hetwelk altoos als het groot oogmerk der order voorgehouden wordt, niet verhinderen wil, Het is uit dit oogpunt,  ij E I L E U M I N A A T E W. I4t punt, dat de wijze van toewijding aan de ofder, welke in den eed van aanneeming inge» lascht is, verklaard wordt. Het gezag van regeerende machten wordt dus voorgedragen als van minder zedelijk belang dan dat van de order. „ Deeze machten zijn despooten, wanneer „ zij ..zich niet volgens de grondbeginfelen der „ order gedragen, en het is dus onze plicht om ■ „ hen met haare leden te omgeeven, op dat de Profaanen den minften toegang tot hen lieb,, ben. Op die wijze hebben wij de meeste „ macht om onze belangens te bevorderen. In9, dien iemand geneigd is om meer naar de vorften dan naar de order te luisteren, is hij onge9, fchikt voor dezelve, en moet niet hooger „ klimmen. Wij moeten ons uiterfte best doen om Illuminaaten in alle gewigtige burgerlijke posten te ftellen." Dienvolgends arbeidde de order hierin zeer ijverig en voorfpoedig. Er is eene briefwisfeling ontdekt, uit welke het blijkt dat, door haaren invloed, eene der grootfte kerkelijke waardigheden vervuld wierdt, ten eenenmaal ftrijdig met het recht en het gezag van den aartsbisfchop van Spiers, die daarin als een heerschzugtigen en dweepzieken Priester wordt voorgedragen. Zij wisten hunne leden te plaatzen als onderwijzers van de aanzienlijke jeugd. Een hunner, de baron Leuchtfenring, belastte zich met de opvoeding van een jongen vorst, zonder eenige belooning. Zij drongen zich in alle  D E ILLUMINAA'X'EJf. alle publieke ampten, en voornamelijk in de gerechtshoven. Even zoo, waren de Profesfofaaten aan dc Univerfiteit van Ingolftadt, op twee na, alle door Illuminaaten vervuld. „ Amb„ tenaars, die leden zijn, hebben geene bevordering in graaden te wachten, als naar maat© zij zich deugdzaam en overeenkomftig het • oogmerk der order gedraagen, welk geen „, ander is dan het beteugelen der dwinglandij „ van vorften, edelen en priesters, en het in„ ftellen van eene algemeene gelijkheid in ftand „ en godsdienst." Den kweekeling wordt wij» ders bericht, „ dat er eene zoodanige religie ,, in de order beftaat, welke de volmaaking van ,, bet Christendom is, en hem ter rechter tijd „ zal bekend gemaakt worden." r Deeze en andere grondbeginfelen en fteiregels der order worden hem gedeeltelijk medegedeeld door het mondeling onderwijs van den Mentor, gedeeltelijk bij gefchriften die ftiptelijk moeten terug gegeven worden; en gedeeltelijk worden zij door den kweekeling aan het huis van den Mentor, en onder diens leiding, geleezen, zonder echter uittrekfels te mogen maaken. De gefchriften van den kweekeling moeten nafporingen over deeze onderwerpen, en anecdoten en befchrijvingen van' leevende karakters behelzen, en hiermede moet hij ijverig voortgaan, als het voornaamfte middel tot bevordering. Geduurende al deezen tijd kent hij alleen zijnen mentor, de minervals, en eenige weinige an- de-  1> e illuminaaten. I43 deren van zijn eigen rang. Alle melding van graaden of andere zaaken der order vermijd men zorgvuldig, zelfs in de bijeenkomften van andere leden: „ want de order begeerd geheim te zijn, „ en in ftilte te werken ; dus is zij meer be„ veiligd tegens de verdrukking der regeeren„ de machten , cn bewaard zij des te beeter ,, haare ontwerpen." Dit kort verflag van het Noviciaat en van de laatfte clasfe van Illuminaaten is alles, wat wij op het getuigenis van den heer weishaupt weeten. De hooger graaden zijn niet dorjr bem publiek gemaakt. Veele oraftandigheden kunnen verdagt voorkomen, zijn zeker voor verfcheidene uitleggingen vatbaar, en kunnen ligt tot zeer gevaarlijke uiterftens gedreven worden. De berichten der vier profeiforen bevestigen deeze overdenkingen; zij verklaarden ondereede, dat zij alle die befchuldigingen deeden volgens hetgeen zij in de bijeenkomften gehoord hadden, of van de hooger graaden wisten. Maar zedert de vernietiging der order door den keurvorst, zijn er verfcheiden ontdekkingen gedaan, die een grooter licht verfpreiden. Door de huiszoeking bij zekeren zwack, (een lid,) m 1786, wierdc er eene verzameling van oorfprong> lijke papieren en brieven gevonden. In het volgende jaar vondt men eene veel grooter verzameling bij den baron bassus, en zedert dien tijd fchreef de baron knigge, naast weishaupt het werkzaamfte lid, een verflag van eenige der hooger graaden. Lang daarna kwamen in 't licht  144 d "e illuminaaten. licht Neuefte Arbeitung der Spartacw und Phiïa in den Jllüminaten Orden en Hohere graden des lllum. Ordens. Deeze twee werken'geven bericht ,van de geheele geheime inrichting der order, derzelver verfchillende graaden, de wijze van die te geven,de voorfchriften voorde nieuwelingen, •eene verklaaring van de betrekking der order met de Vrij-Metzelarij en eene oordeelkundige gefchiedenis derzelve. Wij willen hiervan, voor zoo verre zij uitgegeven zijn, eenige uittrekfels mededeelen. weishaupt was de ilichter in 1776» In 1778 was het getal der leden aanmerklijk vermeerderd, en de order geheel gevestigd. De leden gaven zich naamen uit de oudheid. Dus gaf zich weishaupt den naam van spartacus, het opperhoofd van den bpftand, der flaaven die, in pompejus tijd, Romen drie jaaren in rep en roer hielden, knigge was philo. bassus was hannibal. hertel was marius. De marquis constanza, DioMéoEs. nicolai, een voornaam en geleerd boekverkoper te Berlijn en fchrijver van verfcheide beroemde werken, gaf zich den naam . van lucianus , den beruchten fpotter met allen godsdienst. Een ander was mahomet enz. Het is opmerkelijk, dat wij behalvencATO ensocRATES niet eenen naam vinden, die als een onderwijzer en betrachter van deugd beroemd is. Integendeel zij fchijnen allen de karakters der vrijdenkers en woelgeesten der oudheid uitgekipt te hebben. Op dezelfde wijze gaven zij oude naamen aan de fteden en landeh'van Europa. Munchen was Athenenj Weenen was Romen en;;. SPAR-  DE illuminaaten. 4*5* SPARTACUS aan CATO. den 6 Febr. 1778. „ Món but est de faire valoir la raifon. (*) „ Als eene ondergefchikte zaak zal ik trachten „ veiligheid voor ons zelve , een fteunpunt in „ geval van ongelukken, en bijrtand van buiten te verkrijgen. Ik zal dus de beoeffening, van „ wetenfchappen aandringen, inzonderheid van „ zóódanige, die invloed op onze achting in de „ waereki kunnen nebben en beletfelen uit den „ weg ruimen. Wij hebben te worftelen met „ pedanterij, met onverdraagzaamheid , met „ geestelijken en ftaatslieden, en boven al, zijn „ de vorften en priesters ons in den weg. De „ menfehen zijn ongefchikt zoo als zij nu zijn, „ en moeten gevormd worden; elke clasfe moet „ een fchool tot beproeving voor de volgende „ zijn. In de laatfte clasfen ftel ik voor acade„ miën, onder het toedcht der order, opterich- ten. Dit zal ons de aankleeving der letter„ kundigen verzekeren. Hier zal kunde het „ lokaas zijn. Alleen de geenen, die zeker ge„ fchikte voorwerpen zijn, zullen uit de laager „ clasfen uitgekipt worden voor de hooger geheï„ men, die de eerfte beginfelen ter bevordering „ van een gelukkig leven behelzen. Geenreliquie- ,, man O Zoo veel »1s t mijn doelwit is de reis te doen zegevieren. K  I4Ó D E ILLUMINAATEN. „ man mag om eenige reden tot deeze toege„ laten worden j want hier werken wij tot ont,« dekking en uitroeijing van bijgeloof en voor„ oordeel. Het onderwijs zal zoo ingerigt wor,, den, dat ieder ontdekken zal wat hij meent „ in zijn eigen boezem om te draagen, welke „ zijne heerfchende neigingen en driften zijn, en hoe verre hij in het beftuur van zich zel,,. ve gevorderd is. Dit zal van het zelfde nut m zij" als de oorbiegt, en in het bijzonder moet „ ieder een tot een fpionvan den ander en van M allen rondom hem gemaakt worden- Niets „ kan ons gezicht outfhappen; door deeze mid„ delen ontdekken wij gemaklijk wie te vrede „ zijn en fmaak vinden in de bijzondere ftaats„ begrippen en godsdienftige mee.ningen, welke „ hen voorgelegd worden; en eindelijk zal al. leen hij, die vertrouwen waardig is, tot deel' „ neeming in de geheele ftelregelen en politieke „ inrichting der order toegelaaten worden. Irt eenen uit zulke leden beftaanden raad zullen „, wij arbeiden om iets uittevinden ten einde bij ,, trappen de vijanden van rede en menschlijk„ heid uit de waereld te verdrijven, en eene „ voor de maatfchappij gefchikte en bijzonder „ eigene zedeleer en godsdienst vastteftellen. „ Doch dit is een netelig ontwerp, en vereischt de uiterfte omzichtigheid, De fchroomagtigen zullen 'onthutst worden bij het zien van godsdienftige of ftaatkundige nieuwighe„ den, en zij moeten daartoe voorbereid worden. » Wi)  de illuminaaten. 14/ 2, Wij moeten hier bijzonder zorgvuldig zijn „ omtrent de boeken, die wij aanbevelen; ik j, zal die vooreerst bepaalen tot zedekundige „ en redeneerende 'gefchiedfchrijvers. Dit zal « „ hen voorbereiden om in de hooger clasfen „ zich niet te verzetten tegens ftouter werken, 9, als robinet's Sijstheme de la nature, — Poli' „ tique naturelle, — Philofophie de la natu- re — sijstheme focial, — de fchriften van „ mirabeau enz. helvetius is alleen goed „ voor dié reeds fterk zijn. Indien iemand' „ reeds een exemplaar heeft, moet hij dat niet prijzen of laaken, of daarover iets zeggen aan ,, nieuwelingen, waarvan men niet weet hoe zij „ het zouden opnemen, dewijl zij nog niet voor- bereid, zijn. Men moet met marius,, een voor- treflijk man, in onderhandeling komen. 2ijne maag, die zulke fterke kost nog niet kan ver„ teeren, moet meer veerkragt krijgen. De alle,, gorie, op welke ik de geheimzinnigheden.der hooger graaden zal gronden, is de vuur-eerdienst „ derMagi. Wij moeten eenigen eerdienst hebben «, en deeze is de vocgzaamfte. er zij licht, en „ er zal licht zijn. Dit is mijn mouo en mijn » grondbeginfel. De graaden zullen zijn de Feuer „ Orden, Parfen Orden ik houde dit alles „ zeer doenlijk. Geduurende de reeks van deeze graaden is er geen sta bene" (het antivoord, welk men geeft aan een die bevordering' ver- (*) Ziedaar liet geheim van Mijthrus, welk, volgens het verhaal van Bwcl, in Frankrijk door Bede en Bufche is ingevoerd, K 2  148 de illuminaaten. verlangt en afgevveezen wordt), „ want ik ftaa ,, ervoor in, dat niemand in deeze clasfe zal „ komen, die niet alle vooröordeelen afgelegd „ „ heeft. Niemand is voor onze order gefchikt „ die geen brutus of catilina is, en niet „ bereid is om alles medetedoen. Zeg mij „ hoe u dit behaagt." SPARTACUS aan CATÖ. Maart 1778. ,, Onuitgegeven boeken en berichten uit de ,, ftaatsarcbieven te verzamelen, zal van het „ grootfte nut zijn. Wij zullen dan in ftaat zijn „ om de aanfpraaken onzer despnoten in een „ belachlijk licht te Hellen, marius (keurvor„ (lelijke archiefbewaarder) heeft een edel do„ cument opgefnuffelt, hetwelk wij gekregen „ hebben. Hij maakt er, waarlijk, eene gewe- tens zaak van, — hoe dwaas! — terwijl dat „ alleen zonde is, Wat 'ten allerlaatflen kwaad „ te weeg brengt. In ons geval, waar het voor„ deel het kwaad verre overtreft, is het ver„ dienftelijke deugd. Het zal in onze han„ den meer goed doen, dan wanneer het icoo „ jaaren op de ftofferige plank bleef." Onder de eigenhandige fchriften van zwack vondt men een ontwerp tot eene zusterfchap, ondergefchikt aan de oogmerken der Illuminaa. ten. Hij zegt daarin, onder anderen: „ Dit zoude van grooten dienst zijn, ons veel ,t be-  DE ILLUMINAATEN. I49 „ berichten en geld verfchaffen, en grootlijks „ den fmaak ftreelen van veelen onzer beste le,, den, die beminnaars der fexe zijn. Die order „ moest uit twee clasfen beftaan, de deugd» „ zaamen en de losfer gezinden (dat is, die zich '„ ontdoen van den gemeenen flenter van ge*„ maakte zedigheid); zij moeten van elkander „ niet weeten, zo min als dat zij onder het „ beduur van mannen zijn. Gefchikte boeken 9, moeten hun in handen gegeven worden en „ zoodanigen maar in 't geheim, die hare drif,, teri ftreelen." Er zijn van de eigen hand eene befchrijving van een fterke doos,.welke, opgebroken wordende, alles wat er in is doet verbranden, — .verfcheide recepten om misdragt te verwekken, — eene compofitie, die, in het gezicht gefpooten zijnde, blind maakt of doodt, — een vel papier, behelzende een recept voor fijmpathetifchen inkt, — herbce, qua habent qualitatem deleteream, — een middel om een flaapvertrek met befmettelijke dampen te vervullen, — hoe afdrukfels van regels afteneemen, zoo dat die naderhand als de regels zelve te gebruiken zijn, — eene verzameling van eenige honderde zodanige afdrukzels, met eene lijst van derzelver eigenaars , vorften, edelen, geestelijken, kooplieden, enz. — een recept ad excitandum furorem uteri> nurn^ — een manuscript genaamd beter dan Horus. Dit wierdt naderhand gedrukt en op de Leipziger mis verfpreid, en is eene fcherpe K 3 he-  Ï5» » e illuminaaten. hekeling en befpotting Van allen -Godsdienst. Dit zijn van de hand van Ajax, gelijk mede eene verhandeling over den zelfsmoord, wiens fchoonzuster zich van een toren naar beneden wierp. Daar was ook een aantal pourtraiten of fchetzen van vijf en tachtig dames van Munchen, met aanbevelingen voor fommigen derzelve om alsleden eener Loge van zusters Illuminaaten aan» genomen te worden: als mede een last aan de opperften om met beide handen te leeren fchrijVen, en meer dan een cijfer te gebruiken. Onmiddelijk naar het publiek maaken deèzer gefchriften, kwamen er veele verdedigingen in het licht. Men zeide dat die vreeslijke medicinaale geheimen zeer gepast in handea waren van den raadsheer zwack, als rechter in een crimineel gerechtshof, wiens plicht het was van zoodanige zaaken kennis te hebben. De zelfde verfchoning wierdt bijgebragt voor de verzameling van regels; maar hoe kwamen deeze papieren bijeengelegd met die van de Illuminaaten, en hoe kwam het dat zij het handfchrift van een lid dier order waren? weishaupt zegti „ deeze dingen zijn niet te werk gefield, — er is flechts van gefproken, en zij zijn te ver,, ontfchuldigen wanneer zij in behoorlijk ver,, band genomen worden." Dit verband heeft hij echter niet aangeweezen, maar hij beroept "zich op het verflag van de order, welk hij te Regensburg uitgegeven heeft, én in welk men van deeze dingen, of van eenige waarfchijnlijk- heid  D E I HU M I N A A T E N. If?I Iieid van verband, waar door zij te verontfchulgen waren, geen woord gerept vindt. „ Alle „ menfehen, zegt hij, zijn aan dwalingen on„ derhevig, en de beste mensch is hij die deeze „ het best verbergt. Ik ben nooit aan eenige „ foortgelijke ondeugden of dwaasheden fchul„ dig geweest; ten bewij/e, beroep ik mij op „ mijn gansch levensgedrag, het welk mijn „ naam, en mijne worftelingen met vijandlijke „ cabaalen, lang voor de infteiling deezer or„ der, volkomen onder het oog van het publiek „ gebragt heeft, zonder daar door iets te „ verminderen van die vleijende achting, welke „ mij door de eerfte lieden van mijn land en ,, van de nabuurfchap beweezen wierdt; eene „ achting die klaar gebleken is in het vertrou„ wen, dat zij in mij, als den besten leermees. „ ter voor hunne kinderen, ftelden." Jn zommige zijner particuliere brieven zien wij de middelen, welke hij gebruikte om deezen invloed bij de jonge lieden te verkrijgen, en deeze waren zoodanig dat zij niet konden misfen. Maar wij moeten niet vooruit loopen. „ Het „ is alom bekend dat ik, geduurende het pro„ fesforaat, welk ik aan de Univerftteit te Ingol„ ftadt bekleedde, de aanzienlijkfte clasfe der „ duitfche jeugd aldaar getrokken heb, tei„ wijl er voorheen flechts eenige laaggebooren „ praftizijns van rechtbanken verfcheenen. Ik „ ben den geheelen kring van menschlijk on„ de.rzoek doorgegaan. Ik heb geesten beK 4 *, zweerd ,  153 DE ILLUMINAATEN. zweerd, — fpooken opgeroepen, — fchatten ontdekt, — de cabala ondervraagd, — hatte ,, Lotte gcfpielty — Ik heb nooit metaalen ver- „ anderd." (Een zeer fraaijen en eerwaar- digen kring, zeker, en weiken gemeene geesten bezwaarlijk binnen de paaien hunner nieuwsgierigheid zouden gerekend hebben!) „ Mijn ,, levensgedrag is het tegengeftelde geweest „ van alles wat laag is, en geen mensch kan „ mij iets van dien aart te last leggen. Ik heb „ reden om mij te verheugen dat deeze fchrif„ ten in het licht gekomen zijn; zij zijn eene „ rechtvaardiging der order en van mijn gedrag, ,, Ik kan en moet voor God verklaaren en doq het nu op de plechtigfte wijze, dat ik in mijn „ geheele leven niets gezien of gehoord heb, „ van die zoo zeer afgekeurde geheime fchrif„ ten; en in het bijzonder, ten opzichte van ■ ,, die affchiiwlijke middelen, als vergeeven, „ miskraamen, enz., is het mij nooit bekend ,, geweest dat eenigen mijner vrienden of ken„ nisfen om dezelve gedacht, ze aangeraaden », of gebruikt hebben. Ik was wel altoos een „ ontwerper en plannenmaaker, maar konde „ mij niet veel in bijzonderheden inlaaten- Mijn „ algemee» plan was goed, maar in de bijzon. „ derheden kunnen gebreken zijn. In een an„ deren ftand, en in een werkzaamen levens„ kring, zoude ik ijverig bezig geweest zijnft „ en het ftichten eener order ware nooit in „ mijn hoofd gekomen. Maar ik zoude veel „ groo-  DE ILLUMINAATEN» 153 „ grooter dingen uitgevoerd hebben, indien niet 3, het gouvernement alle mijne pogingen ge„ dwarsboomd en anderen in voor mijne talen,, ten gefchikte plaatfen gefteld hadt. De vol« ,, komen overtuiging hier van, en van het geene ,, gedaan konde worden indien ieder mensch in „ dien ftand gefteld "wierd, voor welken hij door „ de natuur en behoorlijke opvoeding bekwaam „ gemaakt was, gaf mij de eerfte gedachte tot „ het plan der Illuminatie." De heer Weishaupt hadt zeker een gewigtig ampt, de opvoeding der jeugd; en de aanmoediging, welke hij in dien post ondervond, was de vleijendfte welke een Illuminaat kon wenfchen; hij hadt die jonge lieden.om zich heen verzameld, welker invloed in de maatfchappij de grootfte was, en die het meest van allen zouden kunnen toebrengen tot het verfpreiden van goede beginfejen, en het aanfpooren tot een goed gedrag door den geheelen ftaat. „ Ik -heb, zegt hij, in „ Beijeren niet meer het deismus ingevoerd dan het in Romen beftaat.. Ik vond het hier in „ groote kracht, en algemeener dan in een der „ nabuurige protestantfche ftaaten. Ik' rtel er „ mijn roem in, als ftichter van de order der Illuminaaten bij de waereld bekend te liaan, en ik herhaal mijn wensch om tot graffchrift „ te hebben, „ Hic fiius est Phaëthon, currüs auriga paterni, „ Quem fi oon tenuit, magnis tarnen exidic aufis." K j De  154 DE illuminaaten. De tweede ontdekking van geheime briefwis» feiing te Sandersdorff, het landgoed van den baron batz, (hannibal,) behelst nog gewigtigcr zaaken. SPARTACUS aan CATO. „ Wat zal ik doen? Ik ben van alle hulp 1 ontbloot, socrates, die er op ftaan wil om ,, een man van confequentie onder ons te zijn, „ en indedaad een man van talenten en van eene rechte denkwijze is, vindt men altoos „ verdwaald, augustus is in zoo kwaaden .,, naam als men zich kan verbeelden, alcibia,', des zit den ganfehen dag bij het mooije wijnkoopers vrouwtïe te Corinthen, en daar „ zucht en kwijnt hij. Weinige dagen geleden „ poogde tiberius te Corinthen de vrouw van „ DipMEDEs te verleiden, en haar man betrapte „ hen te zamen., Goeden hemel! zijn dit onze „ areopagiten? wat zal de waardige man, „ marc.us aurelius denken, wanneer hij te „ Atheenen [munchen] komt? welk eene verga„ dering van ongebondene, zedelooze elendelin- gen, hoerejaagers, leugenaars, bankroetiers, „ fnoefhaanen en ingebeelde gekken! wat zal „ hij zeggen, wanneer hij dit alles ziet? hij zal „ zich fchaamen in een genootfehap te komen," (merkthier op, leezer, dat srartacus ditfehrijft in Augustus 1783, ter zeiver tijd dat hij cato's zuster wilde vermoord hebben, gelijk wij zien  be illuminaaten. I55 zullen,) „ in het welke de hoofden zulke groote „ verwachtingen opwekken, en zulke elendige „ voorbeelden geven; en dit alles door eigen « wil en zinnelijkheid. Heb ik geen gelijk — », dat deeze man, — of ieder zoo waardig man — „ wiens naam alleen ons den aanhang van ge- heel Duitschland zoude verfchaffen, — ver* „ klaaren zal dat de geheele provincie van Grie„ kenland, (Beijeren,) de onfchuldige met de 5, fchuldige, behoort uitgefloten te worden. ïk „ zeg het u, wij mogen denken en fchrijven, „ en ons dood wurmen; wij mogen onze ge„ zondheid, ons vermogen, en onzen naam (helaas, welk verlies!) aan de order opörTe» ren, en deeze heeren zullen hunne eigen ver„ maaken najaagen, hoereeren, bedriegen, ftee- len, en als onbefchaamde fchoeljens voort„ jakken; en echter moeten zij Areopagiten „ zijn, en in alles te zeggen hebben. Waarlijk, „ mijn waardfte vriend, wij hebben flechts ons zelve tot flaaven gemaakt." In een ander gedeelte van deeze fraaije briefwisfeling, heeft diomedes het geluk gehad een Q. L. (quibus lictt") te onderfcheppen, in welke gezegd en met bewijzen gefterkt wordt, dat cato 250 florijnen/ ontvangen heeft als eene omkooping voor zijn vonnis, als rechter in een crimineel gerechtshof (het oogmerk hadt zeker de middelen gewettigd). In een ander klaagt een Minerval over zijn Mentor, dat deeze door leugens te weeg gebragt heeft dat een doftor door  I56 DE ILLUMINAATEN. door zeker huisgezin bedankt wierdt, waardoor de mentor in deszelfs plaats wierdt aangenomen en vrijen toegang in dit huis verkreeg, welke gunst hij erkend hadt door de vrouw te verleiden ; de Minerval verzoekt onderricht te worden of hij een anderen Mentor mag hebben, om dat, alhoewel deeze man hem de voortrefiijkfte lesfen hadt gegeven, en, zoo hij niet twijffelde, daarin zoude voortgaan, hij echter eene walging van die geveinsdheid gevoelde, welke zeker den indruk van de heilzaamfte waarheden zoude verminderen. (Is de gedachte niet grievende, dat deeze veel beloovende jongeling, binnen kort, om zijne vorige eenvoudigheid zal lagchen, en de daaden en niet de voorfchriften van zijn leermeester zal volgen?) Op een andere plaats, fchrijft spartacus aan marius (in vertrouwen) dat een ander waardig broeder, een Areopagiet, een goud en een zilver horologie, en een ring, van Brutus, (Savioli,) geftolen hadt, en hij verzoekt Marius, in een anderen brief, om deeze dingen, indien het nog mogelijk ware, weder te krijgen, om dat de dief een vortrefflicher mann en van groot nut voor de order was, alzoo hij het beftuur hadt over een aanzienlijk kweekfchool voor jonge heeren; en om dat Savioli veel van gezelfchappen hieldt, en niet veel werk maakte van de order, dan in zoo verre die hem gelegenheid gaf om deeze gezelfchappen te leeren kennen, en om zijn fortuin aan het hof te bevorderen. Ik  BE ILLUMINAATEN IJ? Ik'kan niet voorbij, hier, offchoon juist niet aan de rechte plaats, een gedeelte intelasfchen van een provinciaal rapport van knigge» den eenigften van den geheelen Areopagus, die iets bezat dat naar befchaafdheid of heuschheid van aart geleek. ,, De uitftekendfte plaats van mijne geheele „ volkplanting [Westphaalen] is Claudiopolis [Neuwied]. Daar werkt en beftuurd men, „ en doet wonderen." Indien er ooit een plek gronds op de aarde was, waar de menfehen in een ltaat van befchaafde maatfchappij gelukkig waren, dan was zulks het kleine vorftendom Neuwied. Ik zag het in 1770. De ftad was net, en het paleis was fraai en in een goeden fmaak.' Maar het land zelfs was boven verbeelding verruklijk, niet eene hut was-bouwvallig, geene hegge in wanorde; het was het geliefkoosde voorwerp (verfchoont deeze uitdrukking) van den vorst, die er zijne dage» lijkfche bezigheid van maakte om geregeld door zijn vorftendom te trekken, en eiken huishouder, Van welken ftand ook, met zijnen raad en beurs bijteft'aan, en wanneer een "zijner onderdaanen zijn land niet in een bloeijenden ftaat kon ftellen, zondt hem de vorst zijne arbeiders om het voor hem te doen. Hij ftelde Schooien in voor gemeene lieden, en twee Academiën voor den adel en de lieden van ftudie. Hij gaf kleine bruidfehatten aan de dochters, en pr;jzen aan de zich wel gedraagende zoonen der landlieden. Zijne  IjS DE ILLUMINAAiTEN. Zijne eigen huishouding was een voorbeeld van netheid en fpaarzaamheid ; zijne zoonen wierden naar Parijs gezonden om bevalligheid, eri naar Engeland óm wetenfchappen en landbouw te leeren. Kortom, het geheel had eene Romaneske gedaante. Ik hoorde er met vermaak van fpreeken aan tafel bij' den bisschop van Trier, te Ehrenbreitftein, en kreeg lust om het dés anderendaags als iets zon= derlings te gaan zien: en echter, zelfs hier wilde de dweepzucht van knigge haar gif ver. fpreiden, en het verblinde volk diets maaken, dat zij in een ftaat van zonde en elende waren, dat hun vorst een despoot was, en dat zij nimmer zouden gelukkig zijn, voor dat men hem noodzaakte te vluchten en zij allen gelijk waren geworden. Zij verkregen hunnen wensch: in 1793 zette zich een zwerm van Franfche fpringhaanen op Neuwieds verrukkelijke velden neder, en nestelden daar; en binnen drie maanden waren 'svorften en 'slandmans huizen en hutten, en fchoolen en academiën; verdweenen; en alle de onderdaanen waren gelijk gemaakt. Maar toen zij zich bij dén Franfchen generaal <;René le Grand) beklaagden, dat zij door zijne foldaaten geplundert waren, antwoordde deeze met een verachtlijken en hartgrievenden lach. „ Alles behoort ons, — wij hebben u uwe oogen gelaten om „ te weenen." — (Rapport aan de Conventie, ' den 13 Junij 1795.) Dis*  BE ILLUMINAATEN. Ijft Discitc juftitiam moniti, et non temnere divosi Dan dat wij vervolgen: SPARTACUS aan CATO. „ Door dit plan zullen wij het menschdora j» heftuuren. Op deeze wijze en door de een55 voudigfte middelen, zullen wij alles in iep en roer brengen. De werkzaamheden moeten „ zoo verdeeld en gefchikt worden, dat wij in „ het geheim op alle politieke bezigheden in- vloed hebben/' CDit doelt op een gedeelte, welk niet publiek gemaakt wordt, omdat het de aanduiding behelst der oproerigfte en fchurkagtigfte werkzaamheden van verfcheidene perfoonen, wier naamen niet gemeld kunnen worden.) „ Ik heb," zegt spartacus „ alles „ overdagt en zoo gefchikt, dat wanneer de order „ heden te niet geraakt, ik ze binnen het jaar „ blinkender dan ooit zoude herftellen." Dus is ze ook omtrent dien tijd weder opgedaan onder den naam der duitsche unie, en wel in de gedaante van leesgezelschappen. Een derzeive wierdt ten huize van zwack gehouden; doch alzoo dit vermoeden baarde j wierdt er te Landshut huiszoeking gedaan, en de eerfte partij der geheime papieren gevonden. Het plan wierdt echter in andere gedeeltens van Duitschland ijverig voortgezet, gelijk wij ftraks zien zullen. Ook „ (vervolgt spartacus) zal het niet veel zeg,, gen,al wierden wij verraaden en door den druk be.  I©> X> E i t Ji U M I NA Jfï SN.' „ bekend gemaakt. Ik ben * in fpijt van alie belet„ felen, zoo zeker van een goedenuitflag, (want ,, de fpringveêren zijn in elks hart,) dat ik daar „ over onverfchillig ben, zelfs' wanneer het „ mijn leven en vrijheid zoude kosten. Hoe ! heb„ ben duizenden'om «><« en é>«i«>r<«s hun léven „ wechgeworpen, en zoude deeze zaak, zelfs „ het hart van een bloodaart, niet opwekken? „ Maar ik verftaa de kunst om zelfs uit het „ ongeluk voordeel te trekken, en wanneer „ gij denken zult dat ik in de diepte ben wech„ gezonken, zal ik met nieuwe krachten weder „ opitaan. Wie zoude gedacht hebben, dat een „ profesfor van Ingolftadt de leermeester zoude „ worden-van de profesforén van Gottingen, en „ van de grootfte mannen van Duitschland." SPARTACUS aan CATO. ' „ Zend mij mijnen graad van Illuminatus Mi„ nor terug; ieder een bewondert hier dit Huk; „ (ik zal misfchien tijd hebben om de aanfpraak bij de aanneeming te vërtaalen, welke alles „ behelst wat men van het genootfehap kan „ publiek maaken,) en voeg er bij twee laatfte ,, vellen van mijnen graad, die onder marius „en celsus, met de ioö floten berustende „ is, en mijne gefchiedenis van het leven der „ patriarchen behelst." Van dit leven der patriarchen is niets bijzonders ontdekt. Hij zegt dat het meer dan zestig vellen befloeg. Te  BE ILLUMINAATEN. IÓI Te rekenen naar de zorg die zij er voor droegen, moet het een geliefd, zeer gewaagd en inneemend werk geweest zijn. In een anderen brief aan cato, vinden wij eenige wenken nopens de hooger graaden, gelijk ook het fpoor eener bijzondere zedeleer en volks-godsdienst, welke de order ter eeniger tijd aan de waereld moest geven. Hij zegt: ,, Er moet „ (ö la Jefuite) geen een oogmerk bekend wor„ den, dat dubbelzinnig is, en onze bedoelingen „ tegens kerk en ftaat zoude verraaden. Men moet fomtijds op de eene en fomtijds op dean„ dere wijze, zich uitlaaten, mids dat men zich „ niet tegenfpreekt, en zoo dat wij, ten opzich„ té van onze eigenlijkedenkwijze, ondoorgron„ delijk blijven. Wanneer onze fterkfte zegswij„ zen eenigen aanftoot mogten ge even, moeten „ zij verklaard worden als enkel ftrekkende om „ antwoorden te krijgen, ten einde de gevoelens „ van den perfoon, wien wij fpreeken, te ont„ dekken." Dit is hem niet altoos gelukt. Spartacus fpreekt vervolgens van den priesters-graad : „ Men zoude zich bijna verbeelden dat ,4 deeze graad, zoo als ik dien ingericht heb, het „ waare christendom was, en dat deszelfs oog„ merkware de Jooden uit hunne flavernij te ver„ losfen. Ik zeg dat de Vrij-Metzelaarij een ver„ borgen christendom is. Mijne verklaaring der * hierogïijpben, ten mihften, rlist op deeze on„ derftelling, en, zoo als ik de dingen uitleg, kan niemand zich fchaamen een christen te L „ zij".  t6a de illuminaaten. „ zijn. Wel is waar, ik werp naderhand dien *„ naam wech, en ftel de Reden in de plaats, ,, Maar ik verzeker u, dit is geen gèringe „ zaak; een nieuwe godsdienst en een nieuw '„ ftaatsbeftuur, welke zoo gelukkig alle en „ ieder van deeze zinnebeelden verklaaren, en „ in eenen graad vereenigen. Gij zoudt denken „ dat dit mijn voornaamfte werk ware; maar „ ik heb drie andere graaden, alle verfchillende „ voor mijne clasfe der hooger geheimen, in vergelijking met welke dit alles flechts kin. „ derfpel is; doch deeze behoude ik mij zelve „ voor als generaal, om alleen door mij aan „ de bene meritisfimi gegeven te worden.'' (Zeker aan zulken als cato, zijn waardfte vriend, en de bezitter van die aartige geheimen van middelen voor misdragten, vergiften, pestdampen, enz.) „ De bevorderden behoeven „ geene Areopagieten te Zijn. Wanneer gij hier „ waart, zoude ik udeezen graad, zonder aar„ felen, geeven. Maar dezelve is te géwig. „ tig om aan het papier betrouwd, of anders „ dan door mijne hand alleen gegeeven te wor„ den. Dezelve is de fleutel tot de gefchiede„ nis, den godsdienst, en elk ftaatsbeftuur der „ waereld (*)." spar» (*) Ik bemerk in andere gedeeltens der briefwisfeling, in welke hij hiervan fpreekt, verfcheide bijzondere zegswijzen, die in twee boeken Antiquiti devoilie par fes Ufages, en Origixe du DtspotiS' me Oriëntul, gevonden worden. Deeze behelzen, w«arlijk, veel | ■ van  DE illuminaaten. 1Ó3 Ipartacus vervolgt: ,, Er zullen voor ge,, heel Duitschland flechts drie affchriften zijn. „ Gij kunt u niet verbeelden welken eerbied en nieuwsgierigheid mijn priestergraad verwekt „ heeft; en 't geen wonderlijk is, een vermaard „ Protestantsch godgeleerde, die nu lid van de „ order is, gelooft zeker, dat de in dezelve „ vervatte godsdienst de ware zin van het „ christendom is. o mensch, mensch! wat „ kan men u niet diets maaken ! Wie zou' „ de denken dat ik de (lichter van een nieu„ wen godsdienst moest worden ?" In dit plan van maconiek christendom, arbeidden spartacus en philo zeer ernflig te zamen. spartacus maakte de grondfchetzen, en philo werkte die uit. Het zal dus dit voornaam gedeelte van'de inrichting der order ophelderen, wanneer wij philo's bericht hiervan overneemen. PHILO aan CATO. „ Wij moeten de heerfchende geneigdheden „ van elk tijdvak der waereld in acht neemen. „ Thans hebben de bedriegerijen en (Ireeken „ der priesters alle menfehen tegens hen, en i, tegens het christendom in het harnas gejaagd. „ Maar 1 >.,. '■ .VMifel ïOVjus , van de ftelregels, dij in de redevoering, bij de aanneeming fin den llluminatus Minor, ingeprent worden. Ik heb indedaad bevonden, dat weishaupt veel minder eigen vernuft heeft, dan rata ?n het algemeen van hem denkt. L a  1(34 D E ILLUMINAATEN. „'Maar te gelijker tijd, hebben bijgeloof én ,, dweepzucht eene onbepaalde heerfchappij, en „ het menschlijk verftand fchijnt indedaad agter „ uit te gaan. Onze taak is dierhalven verdubbeld. „ Wij moeten alles zoodanig uitleggen dat wij, 5, zonder de dweepzieken befchroomd te maa,, ken, lust tot vrijer onderzoek verwekken. „ Wij moeten het goede met het kwaade wechwerpen, maar wij moeten ook te weeg brengen, ,, dat de geheime leerfteliingen van het chris. „ tendom als de geheimen der echte Vrij-Met„ zelaarij aangenomen worden. Voorts, hebben „ wij te doen met de dwinglandij der vorften. „ Deeze groeit dagelijks aan. Doch, aan den „ anderen kant, ademt en kwijnt de lucht tot „ vrijheid overal, en vrijheid en gelijkheid, „ de natuurlijke onvervreembaare rechten vah „ den mensch, gloeien in een ieders boezem, „ door behulp van verborgen fchoolen der wijs„ geerte* Wij moeten op deeze wijze te werk „ gaan. ,, jesus Christus ftichtte geen nieuwen „ godsdienst ; hij wilde enkel de godsdienst i, en reden in hunne aloude rechten herftel„ len. Daarom wilde hij alle menfehen door „ één zelfde band vereenigen. Hij wilde hen „ hiertoe bekwaamen door het verbreiden eener zuivere zedeleer, door hun verftand te verlichten en hunnen geest te helpen om alle „ vooröordeelen aftefchudden. Hij wilde, inde „eerfte plaats, alle menfehen leeren zich zelve • „te  BE ILLUMINAATEN. 165 te beftuuren. Regenten zouden dan onnoo- dig zijn, en vrijheid en gelijkheid, zonder „ eenige omwenteling, door de natuurlijken „ zachte werking van de reden en gepastheid, 3, plaats grijpen. Deeze groote leermeester ver„ oorlooft^jjich zelve, elk gedeelte des bijbels „ overeenkomitig met deeze beginfelen te ver- klaaren, en hij verbiedt zijne leerlingen alle ,, harrewarrerijen, omdat een ieder eenige toe- pasfing zoude vinden tot zoodaanige leer, tjf als naar zijnen fmaak was. Laat dit waar of ,, valsch zijn, dit doet er niets toe. Deeze was een eenvoudige godsdienst, en in zoo verre „ was dezelve bij ingeevinng; maar de gemoe„ deren van zijne toehoorders waren tot het ,, ontfangen deezer lesfen niet gefchikt. Ik „ fprak tot u, zegt hij, maar veelen konden „ het niet verdraagen. Veelen wierden dus ge„ roepen, maar weinigen uitverkooren. Aan „ deeze uitverkoorenen wierden de gewigtigfte „ geheimen vertrouwd, en zelfs onder hen wa„ ren graaden van verlichting. Daar waren er, ,, die zeventig en die twaalf bekomen hadden. „ Dit was naar de natuurlijke order van zaaken, „ en volgens de gewoontens der Jooden; in„ dedaad ook van het oudfte gebruik. De „ Joodfche theofophie was eene verborgenheid j ,, gelijk de Eleufinifcheof de pijthagorifche ook n eene voor het gemeen ongefchikte verbor. n heid was. En dus wierden de leerfteliingen van het christendom aan de odepti in eene disci- L 3 »pti'  l6S DE ILLUMINAATEN. „ plina arcani ovcrgebragt. Door deezen wjer„ den dezelve gelijk het vestaalfche vuur onder„ houden., Dit gefchiedde enkel in verborgen „ tnjeenkomiten, die dezelve aan de nakome„ lingfchap overleverden, en zij zijn nu in het „ bezit der ecÈte Vrij-Metzelaaren.'^ Dit verklaart den oorfprong van veele naamlooze gefchriften, die om deezen tijd in Duitschland uitkwamen, om te betoogen dat de VrijMetzelaarij het christendom was. Zij vloeiden, ongetwijfl'eld, uit de pen van spartacus en zijne aanhangers onder de eclectifche Metzelaars. nicolai, de groote apostel van het ongeloof, gaf zeer gunftige beoordeelingen van die werken, en, daar hij zich altoos eene voorfpraak hadt betoond te zijn van hen die het christendom verlaagden, was het thans voor hem natuurlijk deeze gelegenheid aantegrijpen, om hetzelve in de denkwijze des volks nog minder te doen worden, spartacus rekende het dus van het uiterfte belang om nicolai tot de order overtehaalen. Te vooren hadt hij reeds leuchtsenring gewonnen, een heethoofdige dweeper, die overal Jefuiten opzocht, en nicolai tot zijne reize door Duitschland, om hen optejaagen, gebragt hadt. Deeze man, vindende dat de Illuminaaten hen even eens baateden, was gemaklijk overtehaalen, en allerijver rigst voor hun belang, spartacus was met deeze aanwinst ten uiterften verheugd, en roerode dat hij een onvermoeide voorvechter en qui- dem  JDE ILLUMINAATEN. IÖ? dem content isfimus was. Van . hem zegt ook philo „ dat hij dit christendom door geheel „ Duitschland verfpreid hadt. Ik heb (ver„ volgt philo) aan alle die duistere zinne„ beelden betekenis gegeven, en^beide graa„ den in qrde gebragt, door het invoeren van fraaie plegtigheden welke ik uit die van de „ oude broederfchappen, tevens met die der „ Roozekruis-ridders, ontleend heb; en nu zal „ het fchijnen dat #ij alleen de ware christenen „ zijn. Wij zullen nu in ftaat zijn eenige weinige „ woorden tot priesters en vorften te fpreeken. „ ïk heb de dingen zoo beleid dat ik naa de „ beproevingen, welke ik doe voorafgaan, zelfs pausfen en koningen, konde toelaaten , en „ zij blijde zullen zijn in onze order te komen.-'' Maar hoe is dit alles overeentebrengen met het plan der Illuminatie, welk is het geheele christendom te verbannen? philo zelf zegt, op verfcheide plaatfen, „ dat het flechts een dek,a mantel is, om de huiverigen niet te doen „ terugtreden/' Dit wordt bijna op de zelfde wijze als in de Franfche Metzelarij bewerkt. Volgens eene van hunne plegtigheden wordt den meesters graad zinnebeeldig afgeleid van den dood van jesus christus , den prediker van broederliefde; maar in den volgenden trap, den Chevalier du Scleil, is het de Reden die gedood en begraaven is, en de meester in deezen graad, de fublime philofophe, veroorzaakt de ontdekking der plaats waar het lijk verborgen L 4 is j  IÓ8 Dï ILLUMINAATEN. is; de Reden ftaat weder op, bijgeloof en dwingelandij verdwijnen, en alles wordt licht; de mensch wordt vrij en gelukkig. Laat ons weder tot spartacus keeren, SPARTACUS, op een andere plaats. „ Wij moeten, voor eerst, trapswijze alle onze ,, voorbereidende vroome bedriegerijen wegpra. „ ten, en wanneer lieden van doorzicht er iets „ berispelijks in vinden, moeten wij hen ver? „ zoeken het einde-van al onzen arbeid in acht ,, te neemen. Dit heiligt onze middelen, die, „ in allen gevalle., fchadeloos zijn en zelfs hier. „ in nuttig geweest zijn, om dat zij ons eet» geduldig aanhooren verfchaften, terwijl de menfehen zich anders van ons met afkeer „ verwijderd zouden hebben. Dit zal, in alle „ tusfehenkpmende omftandigheden, van onze „ gevoelens overtuigen, en onze dubbelzinnige „ uitdrukkingen zullen dan uitgelegd worden „ als enkel dienende om antwoorden, van wel„ ken aart ook, uittelokken, om dat die ons het „ gemoed van den kweekeling doen kennen. „ Ten tweeden, moeten wij, uit de gefchiedenis „ en andere gefchriften, de oorfprong en verzin„ ning van alle hoegenaamde godsdienftige leu„ gens nafporen. Ten derden geeven wij eene „ oordeelkundige gefchiedenis der order. Doch „ ik moet lagchen wanneer ik gedenk, hoe ge„ reedelijk dit alles door de ftemmige en ge- „ leer-  de illuminaaten. IÖ9 leerde godsdienstleeraars van Duitschland en „ Engeland is aangenomen, en ik ben ver„ wonderd dat het hunnen william mislukte, ,, een Deistifchen eerdienst te Londen Ifftef.* voeren; want ik houde mij verzekerd dat „ dezelve bij dat verlicht en vrij volk aange„ naam moet geweest zijn. Maar zij bezaten „ de verlichting van onze dagen niet." Ik kan hier aanmerken, dat weishaupt te veel onweetenheid in zijnen vriend onderftelt, want er was veel van deeze foort van verlichting in Engeland, in den tijd daar hij van fpreekt, en, wanneer ik mij niet vergisfe, heeft deeze beTuchte verbreider van ongeloof, zelfs veel van zijn plan uit dit koningrijk ontleend. Dit ftrekt ons zeker tot weinig eer. Maar het Panthéis*ticon van toland gelijkt aan de Illuminatie van weishaupt in alles behalven in oproerigheid en fnoodheid. tolands focratifche Loge is een cierlijk model voor weishaupt , en zijne zegepraal der rede, zijne wijsgeerige gelukzaligheid, . zijn god of ariima mundi, zijn allen zoo gelijk aan het barsch ftelzel van spartacus, dat ik overtuigd ben dat hij die enkel overgenomen, doch met de ruuwheid van zijn eigen aart beftempeld heeft. Maar laaten wij vervolgen. spartacus zegt van de Engelfchen, „ hun „ groote dichter pope maakte zijn Es/ai on man „ tot een gebouw van zuiver naturalismus, „ zonder het te weeten, gelijk broeder Chrij„ fippus met mijnen priesters-graad deedt, en L 5 » hij  T70 DE ILLUMINAATEN. „ hij was even verwonderd toen het hem on* „ der het oog gebragt wierdt. Chryfippus is godsdienftig maar niet bijgeloovig. Broeder „ Lucianus" (Nicolai, van wien ik reeds zoo veel gezegd heb) ,, zegt dat de Itemmige Zolli„ kofer voorgeeft, dat het thans zeer gefchikt „ z' ude zijn een deistifchen eerdienst te Berlijn ,, intevoeren. Ik heb geene vrees dat alles niet wel zoude gaan. Maar Philo, wien de toe„ Helling van mijnen priesters-graad toever„ trouwd was, heeft dien zonder noodzaak ver,, nield; het zoude waarlijk hen, die naar gods,, dienst hunkeren, onthutzen. Dan ik heb u ,, altoos gezegd dat Philo dweepziek en ge„ maakt zedig is. Ik gaf hem de fchoonfte „ ftof, en hij vulde het op met ceremoniën en „ kinderipel, en, zoo als Minos zegt, C'est „ jouer la religion. Maar dit alles kan bij „ de overziening der Areopagieten verbeterd ,, worden." Ik heb reeds melding gemaakt, van de bekeering van den baron knigge tot de order door den marquis de Conftanza, wiens naam in de order Diomedes was. knigge (voortaan Philo) was, na Spartacus, de dienftigite man voor de order en bezorgde het grootfte getal van leden. Het was hoofdzaaklijk, door zijne benoe» mingen onder de Metzelaars in de protestantfche landen, dat het eclectisch fijsthema ingevoerd en vervolgens onder het beduur der Illuminaaten gebragt wierdt. Deeze verovering hadt  DE ILLUMINAATEN. IJl Siadt men alleen aan zijne zeer uitgebreide betrekkingen onder de Metzelaars te danken. Hij reisde, vóór zijne Illuminatie, als Philofooph van ftad tot ftad, vfi loge tot loge, ja van huis tot huis, om de Metzelaars te vereenigen, en hij ging nu den zelfden weg, om het eclectisch fijsthema uittebreiden en de Loges, door de keuze hunner meesters en opzieners, onder het beftuur der Illuminaaten te krijgen. Hier door hadt de order gelegenheid om het gedrag van enkele perfoonen optemerken; en wanneer zij de denkwijs van zodanigen doorgrond en hen voor hun oogmerk gefchikt bevonden hadden, lieten zij hen nooit los voor dat zij tot de order overgehaald waren. Wij hebben ge» zien dat hij niet geheel van alle godsdienftige indrukken vrij was, en wij vinden hem dikwils gebelgd over de ongodisterij van Spartacus. knigge was te gelijk een man van de waereld en hieldt van goed gezelfchap. weishaupt hadt zijn leeven in een Collegie doorgebragt, en deszelfs hebbelijkheden aangenomen; hij kende dus knigges waarde, en gaf hem alle zijne ontwerpen om die naar den fmaak van het algemeen optetooiën. Philo was van veel tederder geaartbeid, eenigzins naar den vroomen kant, en geraakt door de ruuwe onverfchilligheid van Spartacus. Na vier jaaren met veel ijver gearbeid te hebben, mishaagden hem de onvernuftige (treeken van Spartacus, en hij brak, in 1784, alle gemeenfchap met het genootfehap af, en fchreef  *72 be ielumin aa ten. fchreef eenigen tijd daarna eene verklaaring van het geen hij in het zelve gedaan hadt. Dit is een alleruitmuntendst verflag van het plan en de grondbeginfelen der fr-der (ten minden voor zoo verre hij die begreep, want Spartacus had veel dieper inzichten), en het bewijst, dat het oogmerk was om het Christendom en alle de ftaatsbeftuuren van Europa te vernietigen en eene groote republiek vast te ftellen. Maar het is vol van Romaneske denkbeelden en geestdrijvende uitgalmingen over het algemeen burgerfchap var vrftieid en gelijkheid. Spartacus liet hem maar voortfchrijven, wel weetende dat hij zich van hem, wanneer hij wilde, konde ontlasten. Ik zal hierna eenige uittrekfels uit Philo's brieven geeven, uit welke de leezer het overgegeven Hecht gedrag van Spartacus en den aart van zijne doeleindens zal leeren kennen. Intusfchen zullen wij voortgaan met het verflag der voornaamfte begjnfelen van her fijsthema. SPARTACUS aan CATO. < „ Niets zoude ons nuttiger zijn dan eene ge„ fchiedenis van het menschdom. De dwinge* „ landij heeft hen van hunne vrijheid beroofd. „ Hoe kunnen wij befcherming verkrijgen? AI„ leen door eendragt, doch deeze is zeldzaam'. Verborgen fchoolen van* wijsgeerte zijn de » middelen, die den mensch eens uit zijne s» boei« e  de illuminaaten. Sf$ „ boeijen zullen ontflaan. Deeze zijn in al'e ,, tijden de bewaarplaatzen van de natuur en van „ de rechten van den mensch geweest, en door dezelve zal de menschlijke nauur uit haaren ,, gevallen ftaat opgeheven worden. Vorften en „ natiën zullen van de aarde verdwijnen. Het „ menschlijk geflacht zal dan een huisgezin, „ en de waereld de woonplaats van redelijke „ wezens worden. „ Zedelijkheid alleen kan dit uitwerken. Het „ hoofd van ieder huisgezin zal zijn, wat Abra„ ham was, de patriarch, de priester, en de „ ongetijtelde heer vau het gezin; en de rede ,, zal het wetboek voor het geheele menschdora zijn. dit" zegt Spartacus, „ is ons groot „ geheim. Wel is waar er kan eenige op,> fchudding plaats hebben,- maar wel dra zul„ len de ongelijken gelijk worden, en na den „ (lorm zal er eene kalmte komen. Kunnen de „ rampzalige gevolgen overblijven, wanneer de gronden van tweedragt wechgenomen zijn? „ Staat op, derhalven, gij menfehen! hand„ haaft uwe rechten, dan zal de reden met „ ongemerkt gezag regeren, en allen zullen „ gelukkig zijn. „ Zedelijkheid zal dit alles uitwerken, en de „ zedelijkheid is de vrucht der Illuminatie; „ plichten en rechten zijn wederzijdsch; waar ,, üctavius geen recht heeft, is Caro hem geen „ plicht fchuldig. De Illuminatie vertoont ons ff onze rechten, en de zedelijkheid volgt; die ze»  j*>4 Ï)E ILLUMINAATEN. „ zedelijkheid, welke ons leert mondig, buiten „ voogdijfchap, van vollen wasdom te zijn, en te gaan zonder de leibanden van priesters en ,', yorjlen. „ jesus vanNazareth, de grootmeester van „ onze order, leefde in een tijd wanneer de waereld in de grootfte Wanorder was, en onder een volk dat eeuwen lang onder het juk „ van flavernij gezugt hadt, Hij leerde hen „ de lesfen der rede. Om te beter dit doel-te ,*, bereiken, bediende hij zich van godsdienst, — van gangbaare meeningen, — en verbond, op eene zeer fnedige wijze, zijne geheime ,', leerfteliingen met den volks-godsdienst en met „ de plaatshebbende gewoontens: volgens dee,* ze fchikte hij zijne lesfen, — hij onderwees „ door gelijkenisfen. — Nooit heeft eenig proa* feet de menfehen zoo gemaklijk en zoo veilig „ op den weg van vrijheid geleid. Hij verborg de „ betekenis en gevolgen van zijne leerfteliingen, „ maar ontvouwde die volkomen voor eenige „ weinige uitverkorenen. Hij fpreekt van een „ koningrijk der rechtvaardigen en gelovigen, „ zijn vaders koningrijk, wiens kinderen wij ook „ zijn. Laaten wij flechts vrijheid en gelijk„ heid voor zijn groot oogmerk houden, en de „ zedelijkheid voor den weg om die te ver„ krijgen, en alles in het Nieuwe Testament „ zal begrijpelijk zijn. Jefus kal voorkomen als „ de verlosfer van flaaven. De mensch is ge. „ vallen van den ftaat van vrijheid en gelijk- „ heid,  de illuminaaten. 175 „ heid, den staat der zuivere natuur. „ Hij is ondergefchikt en in burgerlijke flaver„ nij, veroorzaakt door de menschlijke on„ deugden. Dit is de val, en de oorsprong* „ lijke zonde. Het koningrijk van genade „ is die herftelling, welke door verlichting „ (Illuminatie) en door eene billijke zedelijk„ heid kan te weeg gebragt worden. Dit is 5, de wedergeboorte. Wanneer de mensch „ onder regering leeft, is hij gevallen; zijne „ waarde is wech en zijne natuur verdoofd. „ Door onze driften te overwinnen of onze „ begeertens te beperken, kunnen wij zeer veel „ van onze vorige waarde wederkrijgen, en in eenen ftaat van genade leeven. Dit is de „ zaligmaaking des menschdoms, — deeze „wordt volbragt door zedelijkheid; wanneer „ zij over de waereld verfpreid is, hebben wij „'liet koningrijk der rechtvaardigen. „ Dan, helaas! de taak van zich zelt te vor„ men was te zwaar voor de onderdaanen van „ het romeinfche rijk, hetwelk door allerleie „ ondeugden bedorven was. Eenige weinige „ uitverkorenen omringen de leerfteliingen in ,, het geheim; zij hebben ze aan ons door'de J, Vrij-Metzelaars overgeleverd, bij welken zij „ echter dikwijls onder lorren van menschlijke „ verzinfelen begraven wierden. Deeze drie „ toeftanden der menschlijke maatfchappij wor- ' „ den uitgedrukt door den ruuwen, den ge,, fpleetenen en den gepolijsten fteen. De ruuwe „ en  Ïj6 de illuminaaten. „ en de gefpleetene verbeelden onzen toeftand „ onder burgerlijke regering; ruuw door alle de grievende ongelijkheden van ftand; ge„ fpleeten om -dat zij niet meer een huisgezin, „ maar verdeeld zijn door alle de onderfchei,, dingen vanbeftuur5 rang, eigendom en gods„ dienst; doch wij worden door den gepolijs„ ten (leen afgebeeld als in een huisgezin ver„ eenigd. God is genade; de vlammende ftet- re is de toorts der rede. Zij die deeze ken„ nis bezitten, zijn waarlijk illuminaaten. „ Hiram is onze verdichte grootmeester, ver» flagen voor het verlossen der slaaven ; de „ negen meesters zijn de (lichters der order. „ De Vrij-Metzelarij is eenekoninglijke kunst, „ in zoo verre zij ons leert zonder leibanden te „ gaan, en ons zelve te beftuuren." Leezer! zijt gij niet begeerig iets te vernemen van de alvermogende zedelijkheid, die zoo krachtdaadig is op het hart van den waarlijk geillumineerden; — van die disciplina arcani-, die enkel aan de weinige uitverkoorenen toevertrouwd en overgeleverd is aan profesfor weishaupt, aan spartacus en zijne bondgenooten, die dezelve van de, door kortzichtige Metzelaars, opgehoopte prullen gezuiverd hebben, waar* door zij nu in haaren aangebooren luister fchijnt op de gemoederen der Areopagieten. De leeraars van het gemeene christendom hebben, met het Nieuwe Testament in de hand, omtrent 200a jaaren lang gearbeid; veelen met groote bekwaam-  ï3e illuminaaten. 177 kwaamheid en veelen, geloof ik, met eerlijken ijver- Maar helaas! zij kunnen zulke wonderlijke uitwerkfelen niet voortbrengen (want, let Wel, weishaupt verzekert, herhaalde reizen, dat zijne middelen zeker zijn), waarfchijnlijk bij gebrek van deeze discipiina arcani, van welker vermoogen zoo veel gezegd is. Allergelukkigst heeft Spartacus ons een bijzonder fraai ftaaltje gelaten van de zedeleer, die hem bij zekere, hem in het naauw brengende, omftandigheid Illumineerde, wanneer een gemeen christen zeer onthutst zoude geweest zijn, en een gansch anderen weg hebben ingeflagen dan die luisterrijke apostel der verlichting. En terwijl verfcheidene der Areopagieten tot dit werk de hand leenden, en het zorgvuldig voor de profaane en kortzichtige waereld wierdt geheim gehouden, kunnen wij niet twijffelen of het is gefchied volgens de discipiina arcani der Illuminatie. Ik zal het in zijne eigen woorden mededeelen. SPARTACUS aan MARIUS. September 1783. „ Ik ben in de neteligiïe omftandigheid. Ik „ ben van mijne rust beroofd en tot alles on„ bekwaam. Ik ben in gevaar om in eens mij„ ne eer en vermaardheid, door welke ik zoo „ veel invloed hadt, te verliezen. Wat denkt „ gij ? _ mijne fchoonzuster moet in de kraam. „ Ik heb haar aan Euriphon gezonden, en doe M »po*  178 DE ILLUMINAATEN. „ pogingen om eene vrijheid tot het trouwen „ van Rome te verkrijgen. Hoe veel hangt er „ van deeze onzekerheid af — en daar is geen oogenblik te Verliezen. Indien dit mij mis„ lukt, wat moet er gedaan worden? Hoe be- antwoord ik hiermede aan iemand, wien ik „ zoo verplicht ben!" (Wij zullen de waarfchijnlijke betekenis van deeze uitroeping ftraks zien.) „ Wij hebben alle middelen beproefd om „ het kind aftedrijven, en ik hoop dat zij „ tot alles bereid is, zelfs tot den d..." (Zoude dit dood betekenen?),, Maar helaas! ik vrees „dat Euriphon te befchroomd is;" (ach, arme vrouw! gij zijt nu onder de discipiina ar. èanif) „en ik vrees dat er geen ander hulp„ middel overblijft. Indien ik flechts op de „ ftilzwijgendheid van Celfus" Ceen doctor te Ingolftadt,) „ konde ftaat maaken, hij kan mij #, helpen, cn beloofde mij zulks, drie jaaren ge- leden. Spreekt toch met hem, indien gij „ denkt dat men hem vertrouwen kan. Ik wil„ de niet dat Cato" (zijn waardfte vriend en voornaamfte of eenige vertrouweling in het plan der Illuminatie,) „ er als nog van wist, omdat de zaak, in andere «opzichten, zijne geheele ,, vriendfehap vereischt." (Cato hadt al de fraaie recepten.) „ Kondt gij mij flechts uit deeze „ engte helpen, gij zoudt mij leven, eer, rust en kracht geven om weder aan het groote „ werk te arbeiden. Indien gij niet kunt, moest „ gij verzekerd zijn dat ik het uiterfte zal „ waa-  DE ILLUMINAATEN. ï?9 ,, waagen" (arme zuster!) „ want het is befio* „ ten. — Ik wil mijne eer niet verliezen. Ik weet niet welke duivel gemaakt heeft, dat ik „ mij te buitenging, ik, die in andere gevallen zoo „ zorgvuldig ben. Alles is nog ftil, en niemand „ weet er van dan gij Euriphon. Was het nog „ maar tijd om iets te ondernemen, maar helaas! „ het is de vierde maand. Die verdoemde pries,, ters ook, — want de zaak wordt door hen zoo zwart voorgedragen, en is bloedfchande. „ Dit maakt de uiterfte pogingen en de wan,, hoopendfte maatregelen volftrekt nodig." Een brief, welken Spartacus aan Cato omtrent deezen tijd fchreef, zal deeze zaak eenigzins ophelderen. „ Nog eene zaak, mijn waardfte vriend. „ Zoude het u aangenaam zijn mij tot een „ fchoonbroeder te hebben ? Indien dit zoo ,, ware, en het zonder nadeel voor mijne eer 9, konde gefchieden, gelijk ik hoop mogelijk „ te zijn, is mijn wensch dat de vereeniging plaats grijpe. Doch houdt het intusfchen „ geheim en vergunt mij flechts daarover met de beminnelijke dame in briefwisfeling te „ treden, aan welke ik u verzoeke mijne eer,, biedige groete te doen. Ik zal mij nader „ mondeling aan u verklaaren, en u mijne ge„ heele omftandigheid vertellen. Doch ik her„ haal het, — de zaak moet met beleid en „ omzichtigheid behandeld worden. Ik wilde ,, voor de ganfche waereld niet iemand, die Ma ,, za-  I80 DE ILLUMINAATENi ,, zeker zulks van mij niet verdiend heeft, be'» „ driegen." Welke uitlegging kan men hier aan geven? Cato fchijnt de broeder van de ongelukkige vrouw te zijn, — hij moest onwetend de artfenijen leveren, en men handelde met hem over een huwelijk, dat hem niet volkomen aangenaam konde zijn om dat het eene dispenfatie vereischte, terwijl zij reeds de fchoonzuster van weishaupt was, of de zuster van zijne vorige vrouw, of de weduwe van een overleden broeder. Of misfchien wenscht Spartacus indedaad Cato's zuster te trouwen, zijnde eene andere dan de zwangeré vrouw; en hij verbergt dit gevalletje voor zijn trouwhartigen vriend Cato, tot dat hij ziet wat er van wordt. Misfchien kan men zich van het kind ontdoen en dan is Spartacus een vrij mensch. Er is een brief aan Cato, om hem te bedanken voor zijne betoonde vriendfchap in de zaak van het kind,— maar deeze geeft geen opheldering. Ik vind een ander bericht, dat de zuster van zwack zich zelve van den top eens torens afgeworpen heeft. Maar er wordt niet gezegd dat dit eene eenigfte zuster was; dit zoo zijnde, ware het waarfchijnlijk dat Spartacus, liefde tot haar betuigd hebbende, gedaagd was, en dat de volgende onderhandelingen', tot zijn huwelijk met zijne fchoonzuster, haar tot wanhoop gebragt hebben. Dit fchijnt het beste verflag van deeze zaak te zijn; want hertel (Marius) fchrijft aan zwack in  de illuminaaten. l8ï in November 1782: „ Spartacus is heden naar „ huis vertrokken, maar heeft zijne.fchoonzns. ter zwanger agtergelaten (dit is van Basfus» „ hofF). Tegens nieuwe jaar hoopt hij verblijd „ te worden door een — die, voor het oog van „ alle koningen en vorften, een jonge Spartacus „ zijn zal. De Paus ook zal hem eerbiedigen ,', en voor den tijd wettig maaken." Nu, gemeene christen, vergelijkt dit met de vorige verklaaring van weishaupt alwaar hij zich beroept op zijn vorig levensgedrag, — het welk ras geftreng nagefpoord is geworden, zonder zijnen grooten naam en invloed te krenken, — en op zijne onwetenheid en affchuw van alle de dingen die bij Cato gevonden waren. Gij ziet dit was bij verrasfching, — hij was te voren voorzigtiger geweest. — „ Hij „ is de beste mensch," zegt Spartacus, „ die „ best zijne fouten verbergt. Hij was te leur „ gefteld door Celfus, die hem zijnen bij/land„ in diergelijke gelegenheden, drie jaaren,geleden, -„ beloofd hadt, geduurende welken tijd hij be-, zig was geweest met zich zelf te vormen." De leezer kan oordeelen, hoe verre hij hierin, gevorderd was. Men is begeerig te weeten wat er van de arme vrouw geworden is: zij wierdt naderhand gebragt naar het huis van den baron Basfus, maar het dwaaze wijf, ontbloot van den moed, welken de Illuminatie en het fraai vooruitzicht van een eeuwigen flaap verfchaffen, fchrikte» M 3 hier  j&a öe illuminaaten. 'hier tegen de discipiina arcani, verliet het huis en baarde in de verborgen bijeenkomst van eene yrouw en baaker een jongen Spartacus, die nu leeft om zijnen vader, voor deszelfs pogingen om hem te vermoorden, te bedanken. Een „ verdoemde priester'''' de goede bisfehop van Freijfingen, de drangredenen kennende, bezorgde de dispenfatie en Spartacus was, even gelijk een ander kortziende fterveling, genoodzaakt haar te trouwen. De aanftoot wierdt gefmoord, en het zoude niet uitgekomen zijn, zonder de ontdekking deezer geheime gefchriften. Maar Spartacus cegt nog, ,, dat wanneer v, gij hem te grónde gezonken zult oordeelen, hij met verdubbelde kracht weder zal j, ppftaan." In een volgend werk, getijteld korte verbetering van mijn plan, zegt hij: ,, Indien de menfehen niet aan fieebte handelwijzen gewoon waren, zouden mijne brieven mij ft zelve rechtvaardigen." Hij zegt niet zonder fouten te zijn ,, maar het zijn fouten van het „ verftand, — en niet van het hart. Hij moest, „ het eerst van allen, zich zelf vormen en dit „ vereischt tijd." In "de zaak met zijne zuster, ftemt hij het gebeurde en de pogingen om het kind aftedrijven toe, „ maar dit is verre van eenige Hechtheid van het hart te bewijzen. „ Wat zoude hij in zijnen toeftand, daar zijne „ eer er mede gemoeid was, anders gedaan hebben. Zijne grootfte vijanden, de Jefuiten, g hebben geleerd dat het, in zoodanig geval, geoor-  DE ILLUMINAATEN. 183 „ oorloofd is, het kind uit den weg te ruimen" en hij haalt plaatfen uit hunne boeken aan om dit te bevestigen. (*) „ Tot zijne inleidende verfcho„ ning haalt hij het voorbeeld van de beste men„ fchen aan. De tweede was een natuurlijk ge,■> volg, geheel en al onwillekeurig; welk in het „ oog van een wijsgeerigen rechter," (ik denk van de Gallicaanfche fchool) „ die zijn oordeel „ niet fchikt naar de harde letters van een „ bloeddorjligen wetgever, weinig verantwoording „ vereischt. Hij was een publiek onderwijzer „ en had fterken toeloop; dit voorbeeld konde „ veele jonge lieden bedorven hebben. De oogen „ der order waren ook op hem gevestigd; het „ gebouw rustte op hem; ware hij gevallen, „ hij zoude niet meer in ftaat geweest zijn on„ derwerpen van deugd zoo te behandelen, dat „ zij een duurzamen indruk maakten. Hoofd*, zaaklijk was het zijne zorg voor de handha„ ving. van de achting voor de order, die hem „ tot deezen ftap deedt befluiten. Het is ten „ zijnen voordeelc, geenzins ten nadeele; en de „ misdaadiglten in deeze zaak, zijn de flaaf„ fche inquifiteurs die het publiek maakten om „ zijn karakter meer te doen opmerken en de „ or- (*) Dit wordt reclnftreeks tcgcngefprolwn door F. Stuttler, een roomsch geestlijke, in een gefchrift, waar door hij, op de ontegenzeggelijkfte wijze, de godlooze ontwerpen van Wejs. haupt, zijne volkomen verachting der waarheid, zijne verdichte oudheden en alle zijné leugens tegen de Jefuiten, aantoonde. M 4  I84 de illuminaaten. „ order te benadeelen; en zij hebben niet ge„ aarfeld om, voor die helfche oogmerken, „ een k'nd tegens zijn vader optezetten!!!" Ik maak geene aanmerkingen op dit merkwaardig en zeer nuttig verhaal, maar vergenoeg mij met te zeggen, dat deeze verantwoording van weishaupt,' (welke ik zorg heb gedragen met zijne eigen woprden medetedeelen,) het gtootfte voorbeeld van onbefchaamdheid en van hoon aan menschlijke gevoelens is, dat ik ooit aangetroffen heb. Wij worden allen onderfteld even 7,00 volkomen zedeloos te zijn als of wij geheel en al geïllumineerd waren. In andere gedeeltens van vreemde briefwisfeling zien wij dat Minos en andere leden der Areopagieten het Atheismus in eens, en niet door zoo veel omwegen als zij nu deeden, poogden in. tevoeren; beweerende dat het gemaklijker was in eens te beduiden dat de ongodisterij voor de maatfchappij goed was, dan het christendom geheel maconiek te verklaaren, en naderhand als een hoop leugens te vertoonen. Indedaad was dit oogmerk, niet het affchaffen van het christendom maar van allen hoegenaamden Heiligen godsdienst, van den beginne af het geliefd plan van weishaupt. Voor dat hij voor de order werkte, reeds in 1774, gaf hij een werk uit, als in de oudheid gefchreeven, het welk hij noemde Sidonii Apollinaris Fragmenta, het welk alle de verfoeilijke Hellingen van Robinets boek dc la Nature bevat, om, (gelijk hij op eene an-.  de illuminaaten. 185 andere plaats duidelijk zegt,) de gemoederen, voortebereiden ' tot het ontvangen van de leer der rede. De uitgave van het tweede deel wierdt verboden, weishaupt zegt in zijne rechtvaardiging der illuminatie , dat hij voor 17S0 in zijne gevoelens van maten'alismus en de onbehoorlijkheid der vorden veranderd was. Maar dit is vaisch; want Philo getuigt uitdruklijk dat alles in de beöeffening en leer der order, tot 1784, wanneer hij dezelven verliet, op den ouden voet was gebleven. Dit alles en zelfs de affchuwlijke Metzelarij wierdt verborgen in het bericht, welk weishaupt' te Regensburg uitgaf, en Philo hadt gedadig moeite oni te beletten dat niet, in alle graaden, onbewimpelde ongodisterij geleerd wierdt. Hij hadt den raad gezegd dat Zeno niet onder een dak wilde flaapen met een man, die de onfterfiijkheid der ziel ontkende. Hij klaagt dat Minor hem op elke vergadering ongodsdienftigheid, indampte, en dat hij veelen van de order afge'fchrikt heeft. ,, De waarheid", zegt Philo „ is eene „ aardige doch zedige maagd, die als eene „ edele vrouw bij de hand geleid, maar niet „ als eene hoer voortgedreven, wil worden." Spartacus klaagt derk over de zwakheid van philo, en echter is deeze hem in ongeloof weinig ten achteren. Toen hij aan Cato het christendom van den priesters-graad, zoo als'hij het famengevoegd hadt, befchreef, zeide hij, ,, laat „ het waar of vaisch zijn, wij moeten het hebM 5 „ ben  l8ö* DE ILLUMINAATEN... „ ben om die. geenen aantelokken, die naar ,, godsdienst hunkeren." Het geheele verfcHil was flegtshier in gelegen, dat hij van een zagter inborst en zelfs voor ongerijmde vooröordeelen van anderen toegeevender was. In eene zijner ontevredene brieven aan Cato zegt hij: „ De ,, verwaandheid en inbeelding van Spartacus zouden de onvoorzigtigfte flappen gedaan „ hebben, indien ik ze niet beteugeld, en de „ Areopagieten bewogen had om de ontwikke,, ling der ftoutfte beginfelen uitteftellen tot „ dat wij van de menfehen zeker waren. Ik „ wenschte zelfs den Candidaat nog meer te „ verlokken, door hem alle zijne vorige ver„ bintenisfen tot geheimhouding terug te ge,, ven, en hem de vrijheid te Iaaten van zich onbevreesd aftefcheiden; en ik ben verze„ kerd dat zij als dan zoo ingenomen zouden „ zijn, dat wij geen een lid zouden verliezen. „ Maar Spartacus hadt een opftel van zijne ,, laatfte grondbeginfelen gemaakt, in welke „ hij zijne geliefde drie geheimzinnige graa„ den, die hij alleen opdragen kan, affchetfte „ in couleuren, die zijne eigene verbeelding „ behaagden. Maar het waren de couieuren „ der helle, die de onvertzaagdflen ichuw „ gemaakt hebben; om dat ik nu het gevaar „ hier van voorftelde en doof geweld verkreeg „ dat het uitgelaten is, wierdt hij mijn onver„ zoenlijke vijand. Ik verfoei bedrog en fchurk„ agtigheid, en laat aan hem over,'zich zelve en  d.r iuüminaaier. 1S7 en de zijnen met Iuchtfprongcn te ver„ maken." Zoo -als ik voorfpelde is het gebeurd. Dit ver^ fchrikte een der vier profesforen en deedt hem zijne vermoedens aan de overigen mededeeïen. Echter fchijnt Spnrtaeus van de wanrfchouwingen van Phiio gebruik gemaakt te hebben; want in de laatfte aanneming, vordert hij voor de eerfte maai, dat de candidaat zich voor altoos aan de order verbindt en zweert nimmer terug te zullen treden. Wanneer hij dus aangenomen is, heeft men zeker fpel met hem. Zijn levensloop is in de handen der order gelijk méde zijne denkbeelden over duizend gevaarlijke onderwerpen; zijne berichten nopens zijne beuren en vrienden; kortom, zijne eer en zijn leven. Den dus voortgeleiden deïst, heeft niet verre te gaan om naturalist of atheïst te worden, en dan bekroont de eeuwige doodflaap .alle zijne nederige verwachtingen. r Aleer wij een verflag van de hooger graaden geven, zullen wij nog even een uittrekfel mededeelen van eenen brief over een zonderling onderwerp. * MINOS aan SEBASTIAAN. 1782 „ Het voorftel van Hercules tot oprigting „ van een Minervaal fchool voor Meisjes is „ voortreflijk, maar vereijcht veel omzichtig,, heid. Philo en ik hebben lang over dit on- m der-  X$8 DE ILLUMINAATEN. derwcrp gefprooken. Wij kunnen de wa$„ reld niet verbeteren, zonder de vrouwen te. „ verbeteren, die een zoo vermogenden invloed $, op de mannen hebben. Maar hoe zullen wij 9, vat op hun krijgen? Hoe zullen hunne aan„ verwanten, voornaameüjk hunne in vooroor" „ deelen verzonkene moeders, toeftaan, dat an,, dere hunne opvoeding beftieren. Wij moeten ,, met volwasfen meisjes beginnen. Hercules ,, ftelt de vrouw van Ptolomeus Magus voor. tt lk heb er niets tegen: en ik heb vier ftief„ dochters, mooije meiden. De oudfte voor„ naamlijk is voortrefjijk. Zij is tweeent win» tig jaaren, heeft veel geleezen, is boven al» ' „ le vooröordeelen, en denkt in het ftuk van „ godsdienst even als ik. Zij hebben veel ken„ nis met andere jonge juffrouwen." (Wij weeten niet van welken ftand Minos was , doch waarfchijnlijk niet zeer hoog, omdat hij niet het woord Damen maar dat van Frauenzimme-^ gebruikt,) „ Het kan ichielijk een zeer aartig „ gezelfchap worden onder het beftier van de „ vrouw van Ptolomeus, doch indedaad on„ der het zijne. Gij moet aartige graaden s „ kledingen, en cieraaden, en fraaie en betaam-' ,, lijke plegtigheden verzinnen. Er moet geen „ man toegelaten worden. Dit zal hen te ijveriger „ maaken, en zij zullen veel verder gaan, dan „ wanneer zij dagten dat wij van hunne be„ drijven wisten. Laat hun volkomen vrij in hunne eigen vindingkracht en. zij zullen fpoe- „ dig_  BK ILLUMINAATEN. l8o „ dig geheimzinnigheden uitvinden, die ons zullen befchaamert en een geestdrift verwekken ,, dien wij nimmer kunnen evenaaren. Zij zul„ len onze groote apostelen zijn. Herinnert u „ den eerbied, ja het ontzag en de vrees inge,, boezemd door de vrouwlijke mijstieken der „ oudheid." (Denkt aan de Daniaden, — denkt aan de Thebaanfche Bacchanten.") „ De vrouw „ van Ptolomeus zal hen beftieren, en zij zal „ onderrigt worden door haar man, terw.jl mij„ ne ftiefdochters met mij zullen raadplegen. „ Wij moeten bij der hand zijn om de invoe„ ring van eene onbehoorlijke vraag te beletten. „ Wij moeten ©pftellen voor hunne navorfchin- gen vervaardigen dus zullen wij hen aan ons doen biegten, en hen onze gevoe„ lens inprenten. Geen man echter moet „ bij hen komen. Dit zal hunne driften aan,, vuuren, en wij kunnen zonderlinge verbor. „ genheden verwagten. Maar ik twijffel of „ dit genootfehap van duur zal zijn. De vrouwen zijn onbeftendig en ongeduldig. Niets „ zal hen behaagen dan fchielijk van den eenen graad tot den anderen te fpringen, door een „ hoop onbetekenende ceremoniën, die rasch „ hunne nieuwigheid en invloed verliezen. „, Ernftig in eenen rang te blijven, en ftil en „ zwijgende te zijn naa uitgevonden te hebben » dat alles bedrog is" (hoort de woorden van een geöeifend Metzelaar,) ,/is een taak, voor „ welken zij onbekwaam zijn. Zij hebben on- »» ze  iyD DE ILLUMINAATEN. „ ze beweegredenen niet, om jaaren lang te vol„ harden, of zich enkel te laaten leiden, en zelfs hun 'mond te houden wanneer zij vinden „ dat zij bedrogen zijn. Ja men loopt gevaar „ dat zij in hun hoofd zullen krijgen om de „ zaaken een anderen keer te geven, en dan kunï, nen zij, door wellustige verlokkingen, ge„ paard met gemaakte zedigheid en defiigheid, „ hetwelk hen zulk eene onwederftaanlijke „ heerfchappij over de mannen geeft, onze or„ der te onderfte boven keeren, en op hunne beurt de nieuwe beftuuren. - Zoodanig is de onderrigting die uit de geheime briefwisfeling te trekken is. Het is 'onnodig meer uittrekfels te maaken van elke foort van ondeugd en bedrog. Ik heb zulke genomen, die een weinig van de order, zoo verre als de graad van llluminatus Minor gaat, ontdekken, en de flechte bedoelingen aantoonen, die onder alle hunne wijdluftige uitgalmingen verborgen zijn. Men vindt een zeer omftandig bericht van het plan, de plegtigheid enz. en zelfs van de voorfchriften en redevoeringen, in een boek getijteld der dchte llluminat, gedrukt te Edesfa (Frankfort) in 1787. Philo zegt „ dat het zeer „ naauwkeurig is, doch dat hij den fch rij ver niet „ kent." Ik gaa nu voort tot het geeven van een verflag nopens de hooger graaden, zoo als die te vinden zijn in het boek, genaamd NeueO fl° Arbeitung des Spartacus und Philo. En de geloofwaardigheid deezer berichten getuigt Groll-  DE ILLUMINAATEN. IQI Grollmann, een ampteloos heer van vermogen, die dezelven, door Spartacus en de Areopagieten getekend en gezegeld, geleezen heeft. De reeks van rangen en vorderingen van den pupil was dus gefchikt: r......... Voorbereiding. - Novice. kweekerij ^ ......... Mincrval. ^ Mumin. Minor. r f" ----- . Leerling. j Sijmbo-^ m Arbeider. .metzelarij < lifche (. Meester. | Schot- ï Mum. Major Schotsch Novice, ï. fche \ Mum. Dirigcns. Schotsch Ridder. ƒ■ _ Ouderling. Priester I Kleiner. | vorst. Regent. verborgenheden -j f- Magus% | Grooter. | ^ Zoo veel fchelmerij moet den leezer reeds verveelen ; een omftandig verhaal, in hetwelk het geteem der order hem aanhoudend onder dé oogen valt, zoude hem dus walgen. Ik zal dan Hechts zoodanige uittrekfels geven, die gefchikt zijn om onze begrippen nopens het doel der order, en de deugdzaamheid der tot deszelfs bereiking aangewende middelen te vestigen. Wij behoeven niet tot de laager graaden terug te keeren, en zullen beginnen met den illuminatus 'dirigens of Schotsch Ridder. Naa  I0& D E ILLUMINAATEN. Naa eene korte inleiding, uit welke wij leeren hoe het heilig geheim kapittel der Schotfche Ridders vergaderd, hebben wij I. Vollediger belichten en voorfchriften nopens de order in het algemeen. II. Voorfchrifcen voor de laager clasfen der Metzelarij. 111. Voorfchriften napens de Metzelaars Loges in het algemeen. IV. Verflag van eene aanneeming in deezen graad, met de verbintenis, welke ieder voor zijne toelaating onderfchrijft. V. Betreffende het plegtig kapittel van receptie. VI. Het openen der kapittels. VII. Plegtigheden der aanneeming, en den eed. VIII. Het fluiten der kapittels. IX. Agapé of het feest der liefde. X. Ceremoniën van de heiliging der kapittels. Appendix A, uitlegging van de zinnebeelden der Vrij-Metzelarij. B , Cathechismus , voor den Schotfchen Ridder. C, Geheim cijffer. In N° L wordt gezegd: „ dat dehoofdftudie „ van den Schotfchen Ridder is , op alle men,, fchen te werken, op zoodanige wijze als den „ meesten invloed heeft. II. Hij moet trachten „ naar het bezit van een aanzienlijk vermogen. „ III. Wij moeten ons best doen om alle Met. „ zeiaars Loges onder onze leiding te krijgen. ,, De Metzelaars weeten niet wat de Vrij-,, Metzelarij is, zij kennen derzelver groote „ doeleinden en hoogfte Opperften niet en moe„ ten beftuurd wordendoor lieden, die hen op ,, den rechten weg willen brengen. In de voorbereiding van een candidaat voor den graad „ van  ïj Ê ILLUMINAATEN. ij>3 n van Schotsch Ridder, moeten wij hem door verfchrikkende vraagen in verlegenheid bren-> i, gen. — Wij moeten trachten de befchik„ king te krijgen over het geld van de Vrij„ Metzelaars Loges, of ten minften zorg draagen „ dat het ten nutte van onze order befteed „ word, — maar dit moet gefchieden op eene „ wijze die niet bemerkt wordt. Bovenal moe„ ten wij, met al ons vermogen, hét plan der „ eclectifche Metzelarij voortzetten, en ten dien „ einde de reeds aan alle de Loges gezondene „ rondgaande brief doen opvolgen door alles „ wat hunne tegenwoordige verlegenheid kan ,, vermeerderen." In de verbintenis van N° IV. verplicht de candidaat zich om ,» de Illuminaa„ ten als de hoofden der Vrij-Metzelarij te „ befchouwen. en in alle Loges, welke hij bij„ woont,' te trachten om de Metzelarij der Illu„ minaaten, en bijzonder het Schotsch Noviciaat „ ingevoerd te krijgen." Dit verfchilt niet veel van den Chevalicr de rAigle in de Rofaifche Metzelarij, welke den meesters graad tot eene foort van nagedagtenis der pasfie maakt, zon. der echter die hoedanigheid aan het christen, dom te geven, welke de Illuminatie bijzonder eigen is. Jefus Christus wordt voorgefteld als een vijand van bijgeloovige gewoóntens en hand* haaver van het rijk der rede en broederliefde, terwijl zijn dood en nagedagtenis als dierbaar voor het menschdom befchouwd worden. Dit baant klaarblijkelijk den weg tot wêishaupts N chris-  194 DE ILLUMINAATEN. christendom. De Schotfche Ridder verplicht zich ook om „ de opperften der order als de onbeknede opperften der Vrij-Metzelarij te „ hefchouwen en al wat hij kan tot hunne t, tvapswijze vereeniging toetebrengen." In den eed, N° VII., zegt de candidaat. „ Ik zal nimmermeer een vleier der grootën, nimmer n een flaafsch dienaar der vorften zijn, maar »t ik zal met geest en behendigheid kampen voor deugd, wijsheid en vrijheid. Ik zal bij„ geloof, laster en dwinglandij ten krachtig„ ften tegengaan, zoo dat ik als de echte zoon „ der order, de waereld van dienst zijn moge. „, Ik zal nimmer het algemeene best, of het „ geluk der waereld aan mijn bijzonder belang» „ opofferen. Ik zal mijn broeder floutelijk te„ gens laster verdedigen en de fpooren volgen „ van den waren godsdienst, die mij in de „ voorfchriften en in de leerfteliingen der Met„ zelarij wordt aangeweezen, en ik zal aan rnij„ »e opperften van mijne vorderingen daarin een getrouw verflag doen." Bij het geven van den (lag, die hem tot ridder maakt, zegt de voorzitter tot hem: Be„ toont u nu, door uwe bekwaamheid, den ko„ ningen gelijk, en buigt nimmer, van deezen „ tijd af, uwe knie voor iemand die, gelijk gij, ,, zelf, flechts een mensch is." N° IX. is een verflag van het feest der liefde. Voor eerst is er eene Tafelloge, als gewoonlijk geopend, doch uit kracht *>an het oude mees-  DE ILLUMINAATEN. I9S meesters woord. Dan wordt er gezegd: „ Laa„ ten gematigdheid, fterkte, zedelijkheid en „ waare broederliefde, hier regeeren in de uit„ ftrooming van onfchuldige en zorglooze vro» „ lijkheid" (Dit is bijna woordelijk uit Toland). 2) In het midden van eene bijtafel ftaat een kelk, een kan met wijn, een ledig bord en een bord met ongedeesfemd brood. — Alles is met een groen kleed bedekt. 3) Wanneer de Tafeiloge geëindigd is en de prefect geen beletfel ziet, fiaat.hij op die bijtafel den fiag van Schotsch meester, en dit wordt door den eerften opziener herhaald. Allen zijn ftil en zwijgen. De prefect, ligt het kleed op. 4) De prefectt vraagt of de ridders gefchikt zijn om het feest der liefde met ernst, vrede en vergenoegdheid, mede re vieren. Indien niemand aarfeit of wil weggaan, neemt hij het bord met brood en zegt. „ J. van N. onze Grootmeester, verzamelde, „ in den nacht dat hij door zijne vrienden ver- raaden, voor zijne waarheidsliefde vervolgd, „ in den kerker geworpen, en ter dood veroor„ deeld was, zijne getrouwe broeders, om zijn „ laatfte feest der liefde met hen te vieren — „ het welk ons op verfcheide wijzen «aangeduid is. Hij nam brood" (terwijl hii het neemt) en brak het" (terwijl" hij het breekt) „ en „ zegende het, en gaf het zijnen discipelen, enzi — Dit zal het teken zijn van onze heiN a „ li-  IOÖ DE II/tOMlSAATEKi „ lige vereeniging, enz. — Laat elk van u zij» „ hart onderzoeken of er liefde in heerscht en „ of hij, in volkomen navolging van onzen „ grootmeester, bereid is zijn leven voor zijne „ broeders opteofferen. ,, Dank zij onzen Grootmeester, die dit feest „ heeft ingefteld als eene gedagtenis van zijne goedheid, om-de harten van allen die hem „ beminnen te vereenigen. Gaat in vrede, „ en gezegend zij het nieuwe genootfehap dat wij gevormd, hebben. Gezegend zijt gijl». „ die getrouw blijft en voor de goede zaak in „ het ftrijdperk treedt," 5) De prefect fluit daarop het kapittel aan» flonds met de gebruikelijke ceremoniën der Tafelloge. 6) Men moet opmerken dat geen priefter, die lid is van de order, dit Liefdefeest mag bijwoonen, en dat zelfs de broeder-dienaar de Loge verlaat. Ik heb hier aantemerken dat Phik», de opfleller van deeze plegtigheden, met weinig oordeelkunde ts werk gegaan is;, het heeft geene hoegenaamde overeenkomst met het liefdefeest der eerfte christenen, en is blootelijk eene copij '• van iets diergelijks in een der graaden van de Franfche Metzelarij. Philo hadt, waarfchijnlijk,. zeer gebrekkige kennis van de kerkelijke historie, of hij vertrouwde 'dat de kandidaaten niet zeer kiesch in hun onderzoek zouden zijn, en hij verbeeldde zich dat het genoeg 'ware „ om  DE ILLUMINAATEN. JQ7 «, om hen, die naar godsdienst hunkerden, op„ tehullen." Spartacus was er zeer over te onvrede, — het kwam niet overeen met zijne ernftige vooruitzichten, en hij noemde het te recht jouer la religion. De redevoering, bij de aanneeming, is ook te vinden in de geheime briefwisfeling (Nachtrag, II. Abtheilung, p. 44). • Maar het is onnodig die hier in te voegen; ik heb het wezenlijke van deeze en van alle de andere cosmopolitifche uitwijdingen reeds medegedeeld in de loftuitende inleiding tot het verflag van de vorderingen in het ftuk van opvoeding. En in de brieven van Spartacus en Philo, heb ik reeds een uittrekfel gegeven van de inleiding tot de verklaring, welke in deezen graad aan de zinnebeelden der vrijmetzelarij gegeven wordt. Wat betreft de verklaaring zelve, die is zoo flordig en elendig als men zich kan verbeelden, en toont dat Spar» tacus vertrouwde, dat her menschlijk hart geneigd zoude zijn om aan zijne zotternijen eerder gehoor te geven dan aan de voorfchriften van onvervalschte rede. Geene andere dan veel beloovende lieden wierden zoo verre toegelaaten, en hunne grondbeginfelen waren reeds genoeg* zaam gebleken om hem te verzekeren, dat zij met alles, wat van den godsdienst een fpel maakte, te vrede zijn, en fpotten zouden met den ernst, welken mogelijk, bij geval, een vroome, onder deeze gekkelijke caricatuuren van christendom en Vrijmetzelarij, mogt betoonen. N g Maar  I08 DE ItliUMINAATES, Maar het is op eene zeer behendige wijze» dat Spartacus zijne kweekehngen voorbereid om zich alle deeze aaperij niet aantetrekken. „ Onderzoekt, leest, denkt over deeze zinnebeelden. Er zijn veele dingen die men niet ,» zonder leidsman kan vinden» of zelfs niet „ zonder onderwijs leeren. Zij vereisfchen oef„ feningén en ijver. Zoo gij in het toekomenM de mogt denken dat gij eenig klaarder begrip „ van dezelve hadt gevat, dat gij een gebaanden weg hadt gevonden, verklaart uwe ont„ dekkingen aan uwe opperften; op zoodanige „ wijze verbetert gij uwen geest; zij verwagten dit van u; zij weeten het rechte pad, maar „ willen het niet aanwijzen; — genoeg dat zij „ u in elke toenadering zullen helpen en u „ waarfchouwen wanneer gij er van afwijkt. Zij hebben u zelfs gelegenheden bereid ten einde uwe krachten, om u zei ven door het moeilijk fpoor van ontdekking te geleiden, ,, te beproeven. In deezen voortgang vindt de ,, zwakke geest Hechts kinderfpel, — de inge» 4, wijde vindt onderwerpen van gedachten die ,, geene taal kan uitdrukken, en de denkende „ vindt voedfel voor zijne vermogens." Door zulke voorafgaande waarfchouwingen laat weishaupt hen het veld open tot allerlei afwijkingen, allerlei gevoelens, of meeningen die hij naderhand mogt verkiezen bij hen aan te moedigen, en „ hun" (gelijk hij het uitdrukt) vee-  DE IELUMINAATEN. „ veele dingen in het oor te luisteren, welke „ in een gedrukt bericht te voegen niet vooi„ zigtig zoude zijn." ■ Dan men ziet alle de beginfelen en het doelwit van Spartacus en van zijne order, ten klaarften, in zijne derde of geheimzinnige clasfe. Ik zal dus nu daar van eenig verflag geven. Door de tafel blijkt dezelve twee graaden te hebben, van welke ieder twee afdeelingen heeft, de eene, hoofdzaaklijk, den godsdienst en de an« dere de ftaatkunde betreffende. De priesters-graad "behelst i. eene inleiding. E. Verdere berichten nopens de aanneeming in deezen graad. 3. Zoogenaamde onderrigting in de derde kamer, welke de candidaat moet overleezen. 4. Plegtigheden der aanneeming. 5. Onderligt voor den eerften graad der Priestersclasfen, genaamd In/Iruéïio in Scientificit. 6. Bericht van de inwijing van een Deken, de opperde van deeze geringer order van priesters. De graad van regent bevat 1. voorfchriften voor den provinciaal, nopens de uitdeeling van .deezen graad. a. Plegtigheden der aanneeming. .3. Stelzel van beftuur voor de geheele order. 4. Onderrigting voor den geheelen graad van regent. 5, Onderrigting voor de prefecten of plaatslijke opperften. • 6, Onderrigting voor de provinciaalen. , . Het opmerkelijkfte in den priesters-graad is de onderrigting in de derde kamer. Men vindt dezelve in de geheime briefwisfeling (Nachtrag N 4 0H~  OOO P E IHUMINAATES. Original Schriften 1787, 2te Abtheilung pag. 44), onder den tijtel van redevoering tot de Illuminati dirigentes of Schotfche Ridders. In de oordeelkundige gefchiedenis, welke bij de Neuefte Arbeitung gevoegd is, vindt men een bericht van de redenen voor deeze benaming, als mede eene opgave van eenige verfchillen tusfchen dé onderrigting en die redevoering. De onderrigting begint met bittere klachten over den vernederden toeftand van het menschlijk geflacht, en de oorzaaken daarvan worden afgeleid van godsdienst en ftaatsbeftuur. „ De „ menfehen leidden, oorfpronglijk, een patriar„ chaal leven, in het welk iedere vader eens „ huisgezins de eenige heer was van zijn huis 9, en van zijn eigendom, terwijl hij zelf alge„ meene vrijheid en gelijkheid bezat. Maar „ zij lieten zich verdrukken; — wierpen zich op tot burgerlijke maatfehappijen en gere,, gelde ftaaten. Juist daar door zijn zij gevallen ; ,, en dit is de val der menfehen, door welken ,, zij in onuitfpreeklijke elende zijn gedompeld. „•Om uit deezen toeftand verlost en wederge„ booren te worden, is er geen ander middel „ dan het gebruik van de zuivere rede, door ,, welke eene algemeene zedeleer kan ingefteld * wordep, die ieder een zal bekwaamen om „ zich zelf te beftieren, zijne oorfpronglijke „ waarde weder te krijgen, en zich te ontflaan van alle politieke banden, en voornaamlijk van regenten. Dit kan op geene andere wijze ' „ge-  p E ILLUMINAATEN ZO* „ gefchieden, dan door* geheime genootfehap' I „ pen, die zich, bij trappen en in ftilte, zullen „ meester maaken vap het beftuur der ftaaten. „ en ten dien einde de zelfde middelen gebrui?, ken, welke de flechten aanwenden om hunne booze oogmerken te bereiken. Vorften en ,", priesters zijn voornaamlijk, en tfrpv, de „ flechten wier handen wij moeten binden door, „ middel van deeze geheime genootfehappen, in„ dien wij ze niet geheel en al kunnen uitroeijen. „ De koningen zijn vaders. De ouderlijke ,, macht houdt op te gelijk met de onbekwaam„ heid van het kind, en de vader benadeelt, zijn kind, wanneer hij dit recht na dien tijd „ wil behouden. Wanneer eene natie mondig „ wordt, is hun ftaat van voogdijfchap ten einde." Hier volgt eene lange uitvaaring tegens va. derlandsliefde, als een bekrompen grondbeginsel in vergelijking met het waare cosmopolitismus. De adel wordt afgebeeld ais „ een ras van, „ menfehen die niet de natie maar den vorst „ dienen, die door een werk van den fouverein, „ tegens de natie opgezet, en als bedienden en ministers van de dwinglandij gehouden ,, worden om de nationale vrijheid tegen te „ gaan. De koningen worden befchuldigd van „ eene geheime overeenkomst om, onder den „ fchoonen naam van evenwigt van macht, de „ volken in verdrukking te houden. ; „ De middelen om de rede haare rechten weN 5 „ der  £02 DE ILLUMINAATEN. „ der te verfchaffen, — de vrijheid iiit haare „ asfche te doen verrijzen, — den mensch in ,, ziine oorfpronglijke rechten te herftelJen, — „ vooraf, de nodige ommekeer in *smenfehen gemoed voorttebrengen, — eene eeuwige overwinning nver verdrukkers te behaalen, — en „ de verlosfing des menschdoms te bewerken, — „ deeze middelen zijn de geheime fchoolen der „ wijsgeerte. Wanneer de waardigen hun ge„ nootfehap, door een aantal nieuwe leden, ver. „ fteikt hebben, zijn zij veilig, en als dan be„ ginnen zij magtig en voor de fnooden ver„ fchriklijk te worden, van welken veelen, „ voor hunne zekerheid, zich zullen verbete„ ren — veelen zullen tot onze partij overgaan, „ en wij zullen de overigen de handen binden „ en hen eindelijk overwinnen. Hij die alge„ meene Illuminatie verfpreidt, vermeerdert de ,, onderlinge veiligheid; de Illuminatie en de veiligheid maaken de vorften onnodig; de II,, luminatie bewerkt dit door het daarftellen „ eener werkzaame zedelijkheid, en de zedelijk„ heid maakt eene natie mondig en dus in ftaat om zich zelf te regeeren; en dewijl het daar„ ftellen eener billijke zedelijkheid niet onmo» „ gelijk is, zoo is het mogelijk de vrijheid voor „ de waereld weder te winnen. „ Wij moeten dus onze order verfterken en een legioen oprichten, dat de rechten van den mensch, te gelijk met zijne oorfpronglijke vrijheid en onafhanglijkheid zal herftellen. W JE-  DE lELUMINAATEN. 00$ „ jesus Christus" ■ doch reeds genoeg van dit alles. Men doet den candidaat de volgende vraagen: i) „ Zijn onze burgerlijke ftanden in de waereld „ de beftemmingen, voor welke onze geaartheid „ gefchikt fchijnt of voor welke de mensch op de s, waereld geplaatst is, of zijn zij dit niet? Be„ antwoorden de ftaaten, de burgerlijke ver„ plichtingen, en de volksgodsdienst aan de 'be„ doelingen van derzelver infteilers? Bevorderen „ geheime genootfchappen en onderrigtingen waar „ menschlijk geluk, of komen zij voort uit „ noodzaaklijkheid, uit de veelvuldige gebre„ ken, uit de onnatuurlijke ftanden of zijn zij s, verzinzels van veele listige lieden? 3) „ Welk burgerlijk genootfehap, welke „ wetenfehap rekent gij dienftig en welke niet ? 3) ,, Is er ooit eenige andere toeftand in de „ waereld geweest; is er geene eenvoudiger, „ en wat denkt gij van dezelve? 4) „ Schijnt het mogelijk, naa alle de ge„ breken van onze burgerlijke inrichtingen door„ loopen te hebben, dat wij eens onze eerfte „ eenvoudigheid herkrijgen en tot die eerwaar» „ dige eenvormigheid te rug komen? 5) „ Hoe kan men die edele poging aanvan„ gen, — door middel van openbaare onderr „ fteuning, door geweldige .omkeering, of ,, door welk ander middel? 6) „ Geeft het christendom ten dien einde „ eenigen wenk? Erkent het zulken toeftand « nket  S04 » R ILLUMINAATEN. niet als weleer het menschlijk lot, en als », nog wederverkrijgbaar? 7) „ Maarisdeeze heilige godsdienst, die godsdienst welke thans door eene der feclten op de waereld beleden wordt , of is zij een;berere? 8) „ Kunnen wij deezen godsdienst leeren? ,, Kan de waereld ^oo als zij is, het licht ver,, draagen? Meent gij, dat het dienftig ?ou. ,, de zijn, eer dat wij tallooze beletfelen uit ,, den weg geruimd hadden, de menfehen dee,, zen gezujverden godsdienst, verheven wijs,, geerte en de kunst om zich zelfs te beftie,, ren, te leeren: of zoude dit niet fchaden, door de driften van met vooröordeelen be- hebte lieden optewekken, die dit als mis„ daadig zouden tegengaan? $)) „ Zoude het niet raadzaamer zijn dit be„ derf langzaamerhand en in ftilte wechtenemen, en ten dien einde deeze heilzaame en zielver,, troostende leer in het geheim te verbreiden? io) „ Vinden wij geene fpooren van zooda„ nige geheime leer in de oude fchoolen van wijs„ geerte, m de leerfteliingen en voorfchriften „ van den bijbel, welken Christus, de verlos„ fer en bevrijder van het menschlijk geflacht, „ zijnen getrouwen leerlingen naliet? ~ Bemerkt ■„ gij geene opleiding, door trappen van dien „ aart voortgaande, aan ons,«van zijnen tijd af „ tot nu toe, overgeleverd? In de ceremoniën der aanneeming, worden kroonen en fcepters voorgefteld als tekens van mensch-  Ï>E XLLUMIHAATÉN. 20^ menschlijke verlaaging. „ Het plan van wer. „ king, door welk onze hooger graaden arbei» den, moet op de waereld een fterken in„ druk maaken, en alle onze tegenwoordige „ inrichtingen een anderen keer doen nemen." Den kweekeling worden, geduurende zijne Voorbereiding, veele andere vraagen gedaan, op welke hij fchriftelijk moet antwoorden. Sommigen ^ deezer "antwoorden vindt men in de geheime briefwisfeling. Onder anderen : „ In hoe verre „ is de Helling waar, dat alle die middelen tot „ een goed einde mogen gebruikt wörden, „ welke de flechten tot kwaade oogmerken aan„ wenden?" Nevens deeze vraag is een bevel om zich te richten naar de gevoelens en het gedrag van de geleerde en waardige leden des genootfehaps. In een der antwoorden wordt het voorbeeld aangevoerd van een groot wijsgeer en eosmopoliet, Dr. Franklin, die eene hem toevertrouwde geheime briefwisfeling verraadde om de zaak der vrijheid te bevorderen. In een ander wierdt de macht der order uitgeftrekt tot het ter dood brengen van eenig mensch, en de reden wierdt gegeven, „ dat „ deeze macht, tot het welzijn der ftaaten, aan „ alle fouvereinen gegeven was, en dus aan de „ order, die de waereld moes* regeeren, toe„ kwam. — (NB.) Wij moeten het toezicht krij„ gen over de opvoeding, — over het kerkelijk „ beftuur, over de profesforaaten en pre. ,f dikftoelen. Wij moeten door alle kunften on- n ze  SOS DB ILLUMINAATENf. ze gevoelens in trek brengen, — en door hulp „ van jonge fchrijvers onder het volk verfprei„ den. Wij moeten het warmde gevoel van menschlievenheid inprenten, en de menfehen* „ voor alle andere betrekkingen onverfchillig maav> hen. Wij moeten zorg draagen dat er veel » van onze fchrijvers gefnoefd wordt, en dat „ zij door de beoordeelaars niet in minachting gebragt worden; daarom moeten wij alles ,v doen om de beoordeelaars en journalisten tot », ons overtehaalen; wij moeten ook trachten „ de 'boekverkoopers te winnen, die met er „ tijd zien zullen, dat hun belang medebrengt „ dat zij onze zijde kiezen." Ik beduit dit verdag van den priestersgraad roet aantemerken dat er, na dat de gelegenheid was, twee verfchillende copijen gebruikt wierdem ln eene derzelven was alles wat voor kerk en daat fchadelijk was uitgelaaten. Het zelfde wierdt gedaan in den Chevalier- du Sptel der Franfche Metzelarij. Daar van heb ik drie verfchillende gedaantens gezien. In den graad van regent worden de werkzaamheden en onderrigtingen op de zelfde wijze beleid. Hier wordt gezegd: „ wij moeten, zoo veel als mogelijk is, voor deezen graad lieden uitzoeken, die vrij en van alle vorden on„ afhanglik zijn; bijzonder zoodanige, die zich „ dikwils verklaard hebben met de gewoone ,, inrichtingen ontevreden te zijn, en te wen„ feiten een beter beduur vastgedeld te zien." Den  DE ILLUMINAATEN. 2C7 Den candidaat worden verftrikkende vraagen gedaan; als: 1) „ Zoude het genootfehap berispelijk zijn, hetwelk (tot dat de grooter omwenteling det „ natuur rijp zij) de monarchen- en regeerders „ buiten ftaat ftelde om kwaad te doen; het,, welk, in ftilte , het misbruiken van derzelver „ macht zoude verhinderen, door de grooten ,, met deszelfs leden te omringen en hen dus „ niet alleen te beletten om kwaad te doen, maar „ hen ook noodzaakte tot het goede ? 2) „ Is niet deeze tegenwerping onbillijk, dat „ zoodanig genootfehap deszelfs macht misbrui,, ken kan ? Misbruiken onze regeerders niet „ geduurig hunne macht, offchoon wij zwij„ gen? Deeze macht is niet zoo veilig als in ,* handen van onze leden, die wij met zoo veel „ zorg opleiden, en eerst bij de voriten plaatfen ,, naa rijpe overweeging en verkiezing. Indien „ eenig door menfehen ingefteld beftuur fchade„ loos zijn kan, moet het zeker het onze zijn, „ hetwelk op gelijkheid, voorzorg, talenten, „ vrijheid en deugd gegrond is, enz." De candidaat wordt tot de aanneeming voorgefteld in de hoedanigheid van flaaf; en hij wordt gevraagd wat hem in de elendigfte van alle toeftanden gebragt heeft. Hij antwoordt: — de Maatfchappij, — de Staat, — Onderwerpefïjkheid, — valfche Godsdienst. Men wijst hem een geraamte, aan welks voeten eene kroon en mn 2waard liggen. Hij wordt gevraagd of dit het  903 DE iELUMINAATEN. het geraamte is van een koning, een edelman of van een bedelaar? Terwijl hij dit niet kan' bèflisfen, zegt de voorzitter der vergadering te. gens hem: „ de hoedanigheid Van mensch te ,, zijn, is de eenige die van belang is." In eene lange redevoering over de gewoone afgefletenonderwerpen, hebben wij,hier en daar, eenige gedachten gevonden, die ons nog niet zijn voorgekomen. „ Wij moeten toelaaten, dat die van de laa„ ger clasfen zich verbeelden (doch zonder het „ rechte te weeten) dat wij alle de Vrrj-Metze- laars Loges en zelfs alle andere orders beftuu,-, ren, en dat de grootfte monarchen allen.onder ,, onze leiding ftaan, gelijk indedaad hier en „ daar het geval is. Er is geen middel om op de mannen in„ vloed te* hebben zoo vermogende dan door „ de vrouwen. Van deeze moeten wij daarom on„ ze hoofdftudie maaken; wij moeten hen goe„ de gedachten van ons inboezemen, en hen „ wenken geven om zich van de publieke mee,, ning te bevrijden en voor zich zelve opteftaan; „ het zal eene groote verligting voor hunnen ver„ flaafden geest zijn, zich van alle bedwang „ ontheven te zien. Dit zal hen te meer aanvuuren en voor ons, zonder dit te weeten, „ doen werken, want zij zullen enkel hunne „ eigen begeerte tot perfoonlijke bewondering „ involgen. „ Wij moeten overal het gemeene volk op „ on-  DE ÏLLUMINAATEN. 209 ,, onza zijde zien te krijgen. Dit zal men best ,, doen door de fchoolen, door een openhartig gedrag, en het betoon van infchikkelijkheid, „ vriendelijkheid, gemeenzaamheid en geduld „ met hunne vooröordeelen, welke wij vervolgens „ op ons gemak, zullen uitroeijen en verdrijven. „ Indienden fchrijver iets uitgeeft, dat het „ oog tot zich trekt, en in zich zelve billijk, „ doch met ons plan niet overeenkomftig is, „ moeten wij trachten hem overtehaalen of in „ verachting te brengen. „ Eene hoofdzaak voor onze zorg moet zijn „ het tegengaan dier flaaffche vereering „ van vorften, die alle natiën zoo zeer ver„ laagt. Zelfs in het Soi-difant vrij Engeland, zegt de zotte monarch: Het behaagt ons ge„ nadiglijk, en het nog botter volk zegt Amen. „ Deeze menfehen, gemeenlijk niet zeer ver,, nuftig, worden nog meer bedorven door die „ flaaffche vleierij. Maar laat ons in eens een „ voorbeeld geven van onzen moed, door ons „ gedrag tegens de vorften, wij moeten alle „ gemeenzaamheid vermijden, — ons nooit aan „ hen vertrouwen, — hen met ftiptheid, doch „ met beleefdheid, even als andere menfehen, „ behandelen, — van hen op een gelijken toon „ fpreeken. — Dit zal hen met er tijd leeren, in„ dien zij verftand hebben, dat zij door de natuur ,, menfehen, en flechts door overeenkomst „ heeren zijn. Wij moeten, bij aanhoudend„ heid, anecdoten in verhevene en laage'daa» O » den,  ÖIO DE ILLUMINAATEN. „ den, zoo van de geringften als vad de voor„ naamften, opgaaren, en wanneer hunne naa,, men in eenige fchriften, die in onze bijeen„ komften gelezen worden, voorkomen, moe» „ ten die altoos verzeld zijn van deeze ken s, tekenen hunner eigenlijke waarde. „ De groote kracht van onze order beftaat in ,, haare verborgenheid, laat zij nooit op eenige plaats onder haaren echten naam te voorfchijn komen, maar altoos onder den naam van eenige andere bezigheid bedekt zijn. „ Geene is gefchikter dan de drie Jaager clasfen „ der Vrij-Metzelarij; het publiek is er aan ge5, woon, verwacht er weinig van, en /laat er dus „ weinig acht op. Daarna zoude de gedaante „ van een geleerd of letterkundig genootfehap „ voor onze oogmerken best gefchikt zijn, en indien de Vrij-Metzelarij niet beftaan hadt, „ zoude dit bedekfel gebruikt geworden zijn; „ en even dit kan meer dan een bedekfel, „ het kan een zeer vermogend werktuig in onze ,, handen zijn. Door het oprichten van leesge* „ zelfchappen en genootfehaps - boekerijen, welke „ wij onder ons opzicht nemen en met onzen arn beid voorzien, kunnen wij den publicketi geest zoodanige richting geven als wij willen. ,, Op de zelfde wijze moeten wij trachten invloed te krijgen op de militaire kweek„ fehoolen, (dit kan van zeer groot belang „ zijn.) op de drukkerijen, boekwinkels, kapit„ tels, en kortom op alles, hetwelk van eenig verbogen  ï> è ILLUMINAATEN. 3II „ mogen is, hetzij tot het vormen, het zij tot „ het beftieren, of zelfs tot het leiden van ,, 'smenfehen geest ; ook zijn de fchilder- en „ graveerkunst onze zorg overwaardig. (*)" „ Indien onze* prefect" (hij fpreekt tot de Illuminati regentes, wier amptenaaren prefecten zijn) ,, de raadzaalen van den ftaat met onze „ waardige leden kan opvullen, doet hij voor „ de order zoo veel als iémand doen kan. Het „ is beter dan den vorst zelfs te winnen. De Vorften moeten nooit verder komen dan tot de „ fchotfche ridderfchap. Want zij zetten of niets „ voort, of zij verdraaien alles tot hun eigen „ voordeel. „ Een letterkundig genootfehap is het^ meest „ gefchikt om onze order intevoeren in landen „ waar wij nog vreemd zijn? (Let hier op!) „ De macht der order moet zeker aangewend „ worden ten voordeele van haare leden. Allen „moeten bijgedaan worden. Zij moeten, de „ bekwaamheden gelijk zijnde , voor alle an„ deren worden voorgetrokken. Geld, dienften, „ eer, goed en bloed moet voor de volkomene broe- (*) Men Meldt hen flerk verdacht van het uitgeeven van eenige fchandelijkc caricanmren en zeer zedelooze prenten. Ten einde de natie te bederven, maakten zij geene zwaarigheid alle rciddtlen, hoe fnood ook, aamewenden. Mirabeau deedt het 2tlfde te Berlijn. Door politieke caricatunren en vuile prenten, bïderven zij zelfs lieden die niet leezen kunnen. O 3  213 BE ÏLLUMINAATEW. „ broeders veil zijn, en de ongelukkigen raoetea „ uit het fonds van het genootfehap geholpeö ,,- worden." Ten blijke dat dit niet alleen door hen voorgefchreven, maar ook bij aanhoudenheid uitgevoerd wierdt, leeze men het volgend raport van den opziener over Griekenland (Beijeren). Van CATO'S hand. „ Het getal dei1 leden (omtrent 600) behoort ,, alleen aan Beijeren. ,, In Munchen is eene zeer góed ingerichte „ bijeenkomst van lllumihati majores; eene bij„ eenkomst van voortrefiijke llluminati minor es.; „ eene aanzienlijke groote Loge, en twee ver„ gaderingen van Minervals. Er is eene Mi„ nervals-vergadering te Freijsfing, te Lands„ berg, te Burghaufen, te Straatsburg, te ln,v golftadt en eindelijk te Regensburg. (*) „ Te Munchen hebben wij een huis gekogt ,, en het, door behendige maatregelen, zooverre ., gebragt, dat men op ons geen acht flaat en ,, zelfs met achting van ons fpreekt. Wij kunnen dagelijks openlijk in het huis gaan en „ de loge houden. Dit is veel voor die ftad. „ In het huis is een goed mufeum van natuur„ lijke historie; de nodige toeftel tot het doen „ van proeven, als mede eene boekerij, die da '» ge- (*) In deeze kleine woelzieks ftad waren1 zeven vergaderingen van Metzelaars, Roozekruis-Ridders, Clair-voijants enz.  DE ILLUMINAATEN. 313 s, gelijksch aangroeit. De tuin is wel voorzietv „ van vreemde gewasfen, en het geheel heeft „ den fchijn van een gezelfchap van ijverige;. „ natuurkundigen. „ Wij krijgen alle de letterkundige dagbladen. „ Wij dragen zorg om, op zijn tijd, zekere „ kleine uitglippingen van de burgers en van „ de vorften wat meer in aanmerking te doen ,, komen. Wfj verzetten ons met alle macht, ,, en met veel vrucht, tegen de monnikkélb. „ De Loge is geheel en al volgens ons ftelzel ingericht, en heeft zich geheel van die van „ Berlijn afgefcheurd; ook hebben wij onze on„ derhandelingen met de Loges van Polen bijna „ ten einde gebragt en zullen die welhaast on„ der ons beftuur hebben. „ Door de werkzaamheid van onze broede» „ ren, zijn de Jefuiten uit alle de profesforaaten „ te Ingolftadt geweerd, en onze vrienden heb- ben de overhand. ,, De Hertoginne-weduwe heeft haare acade„ mie volkomen naar ons plan ingericht, en alle ,, de profesforen zijn leden der order. Vijf van „ hun zijn voortreflijk, en de kweekelingen wor« ,t den voor ons opgeleid. „ Wij hebben bewerkt dat Pijlades aan het „ hoofd der fchatkamer geplaatst is, en hij. „ heeft de befchikking over het geld der kerk. „ Door dit behoorlijk te gebruiken, hebben wij „ het huishouden van Broeder..., dat hij, door ty van jooden te leenen, te grond gebragt hadt-, 0 O § »i»  114 £> E ILLUMINAATEN. ,, in goede orde herdeld. Wij hebben meer broeders in gelijke omftandigheden onder,,. fteund. Onze geestelijke broeders zijn voorleden „ jaar zeer gelukkig geweest, want wij hebben „ hen verfcheiden goede beneficiën, pastoor„ fchappen, gouverneurfchappen, enz. bezorgd. )t Door ons zijn Arminius en Cortez profes„ foren geworden, en door ons'hebben veelen. „ onzer jonger broeders, beurzen gekregen. „ Wij zijn zeer wel geflaagd tegens de Jefui„ ten en hebben het zoo verre gebragt, dat hun* „ ne inkomlten, als de misfie, de gouden aelmoezen, de exercitiën en de bekeering-busfche,, „ onder het beftuur van onze broederen zijn. „ Zoo is het ook gelegen met hun deel aan de uniyerfiteit en de duitfche fchool-ftichtingen. „ De aanwending zal fchielijk beflischt wor„ den; wij hebben zes leden en vier vrienden aan het hof. Dit heeft onzen fenaat veï„ fcheidene nachten flaapens gekost. „ Twee onzer beste jongelingen, yerlaaten het hof om te reizen, en zij gaan naar Weenen, ,, waar zij ons grooten dienst zullen doen. „ Eindelijk zijn alle de duitfche fchoolen en », het weldaadig genootfehap onder ons bewind. Wij hebben verichéiden ijverige leden in de gerechtshoven, en wij zijn in itaat hen tractementen en goede bijvalletjes te bezorgen. „ Onlangs zijn wij in het bezit gekomen van „ het Bartholoméifche inftitut voor jonge gees-  de illuminaaten. C15 „ telijken, terwijl alle deszelfs onderfteuners „ ons toegedaan zijn. Hier door zullen wij in „ ftaat zijn Beijeren met gefchikte priesters te voorzien. „ Uit een brief van Philo vernemen wij, dat „ een der aanzienlijkfte kerkelijke waardighe„ den voor een ijverig liluminaat verkregen ,, is, ftrijdig zelfs met het gezag en het recht „ van den bisfchop van Spiers, die als een bij„ geloovig en heerschzugtig priester wordt „ voorgedragen." Dus waren de geringer verborgenheden der ïlluminaten. Maar nu blijven nog de hoogere over. Het fijsthema van deeze is niet gedrukt geworden, en de graaden wierden alleen door Spartacus zelve gegeven, uit papieren die hij nooit aan iemand vertrouwde. Zij wierden den candidaat enkel voorgeleezen, zonder dat er een affchrift van mogt genomen worden. De uitgeever der Neuefte Jrheitutig zegt, dat hij ze geleezen heeft, en dit getuigd ook Grollman. Hij zegt „ dat in den eerften graad van maous of „ phieosooph de leerfteliingen gelijk zijn aan „ die van Spinoza, bij. wien alles ftoffelijk was en „ God en de waereld een zelfde zaak zijn, die „ ook alle godsdienst zonder grond en voor het „ verzinfel van heerschzugtigen hield. De tweede „ graad rex leert dat ieder boer, burger en huis„ houder, fouverein is als ten tijde der patriar-." 9, chen, en dat de natiën tot dien ftaat moeten tej, rug gebragt'worden, door alle middelen die' O \ n hie*  2l5 DE ILLUMINAATEN. „ hier toe dienftig zijn, — op eene vreedzame „ wijze, indien het gefchieden kan, zoo niet, „ met geweld, — want alle ondergefchiktheid „ moet van de oppervlakte des aardbodems ver„ dwijnen." De auteur zegt verder, dat de duitfche Unie , zoo als hij zeker wist, het werk was van de Illuminaaten. De geheime briefwisfeling, die uitgegeven is geworden, is geenszins alles wat te Landshut en Basfenhoff gevonöen is; de regeerin g heeft veele andere nuttige berichten gekregen, die geheim gebleven zijn, eensdeels om fommige familien te verfchoonen, en anderdeels op dat de leden der order niet juist zouden weeten in hoe verre zij ontdekt waren, en dus te minder op hunne hoede zijn mogten. Eene derde verzameling is gevonden onder de fundamenten van het huis, waar de Loge Theodor vom guten Rath gehouden was, doch hier van is niets in het licht gekomen. Zeker is er genoeg ontdekt, om het publiek een zeer juist denkbeeld van de oogmerken van dit genootfehap en deszelfs betrekkingen te geven. In de volgende plaatfen en landen wierden Loges ontdekt, die ook in de reeds uitgegevene. geheime papieren vermeld ftaan: Munchen, Ingolftadt,Frankfort, Echftadt, Hannóver, Brunswijk, Calbe, Magdeburg, Casfel* Osnabrug, Weimar, Opper faxen (verfcheidene), Oostenrijk (14)» Westphalen (Verfcheidece), H«i- de^  DE ILLUMINAATEN. 317 Helberg, Mannheim, Straatsburg (5), Spiers, Worms, Dusfeldorff, Keulen, Bonn (4), Lijfland (veele), Koerland (veele), Frankendahl, El/as Cveele), Weenen (4), Hesfen (veele), Buchenwer~ ter, Mompeliard, Stuttgard'(3"), Carlsruhe, Anfpach, Neuwied (2), Mentz (2), Polen (veele), Turin, Engeland (8), Schotland Ca"), Warfchauw (2), Amerika (vetfcheidene),Tweebruggen, Coufel, Trizr (2), Aaken (2), Bortfchied, Hahrenbergy Zwitfcrland (veele), Romen, Napels, Ancona. Florence, Frankrijk, Holland (veele), Dresden (4), ' N. B. Dit was voor het Jaar 178c». Ik heb de Namen der volgende Leden opgedaan: Spartacus, weishaupt, profesfor, Philo, knigge , frei-berr. Amrlius, bode 5 F. H. Baijard, nussCHE, F. II. Diomedcs, constanza , m»'quis. Cato, zwack, rechtsgeleerde. TORR1NG, graaf. chreitmaier, prins. VTschneider, prof sfor. COSSANDEY, dilO. RENNER, dito. GRUNBERGER, dï'O. BALDERBUSCH, F. H. lippers, raadsheer. KUNDL, ditO. bart, ditO. leieerhauer, priester. kundler, profesfor. O 5 j»w-  *I8 DE IHÜMINAAÏEK, lowling, profesfor. vachency, raadsheer, morausky, graaf. hoffstetter , opzigter der weg'en, jtrobl, boekverkooper. Plthagoras, westenrieder , profesfor. babo, dito. b aa der j ditO. burzes, priester. pfruntz, ditO. Uannibal, b^ssus, baron. Brutus, savioli, graaf, Lucianus, nicolai, boekverkooper. bahrdt, kerkelijke. Zoroaster, Confucius, baierhamer. Hermes Trismegistus, socher, fchool - infpefleur. dillis, abt. Sulla, - meggenhoff, betaalmeester. dan2er , kanunnik. braun , ditO. fischer, magiflraar. frauenberger , baron. tcaltner, Jieutenant. Pythagorat, (ade), drexl, boekhandelaar. Marius, hertel, kannonik. dachsel. dilung, raadsheer. seefëld , graaf. gunsheim,' ditO. \ 'morgellan, ditO. •ialadin, ecker, dito. ow, majoor. werner, raadsheer. Csr'  D E I E E U M I N A A ï E N. SIO- Csrpelius Scipig, Tycho Brahé j /ff f//<», Ludovicus Bavarus, Shafteshury, Coriojanus, Timon, Tamerlan, Livius, - • Cicero, Ajax, berger, raadsheer. wortz, spothecar. mauvillon, colonel. mirabsaü, graaf. orleans , hertog. hochinaer. gaspar, koopman» kapfinger. saüer. losi. steger. tropponero, zusoïevartz, michel. • ■ i ' ' lange. badorffer. pfest. i massenhawsen, graaf. Ik ben niet in ftaat geweest uittevinden weike perfoonen het waren, die de namen voerden van Minor, Euriphon, Celfus, Mahomet, Hercules, Socrates , PhiJippo Strozzi, Euclides.en eenige anderen, die buitengemeen werkzaam in het voortzetten der groote zaak geweest zijn. De voornaamfte werken, die ons geregelde berichten geven, zijn, behalven de orrigineele gefchriften : Grosfc abficht des Uluminaten Ordem. (3) Nachtrage an derfelben. . Weishaupt''s yerbes/ert Sijsthema, Sijsthcm des llluminaten Otdens, aas den origi. na! fchriften gezogen. Het  230 DE ILLUMINAATEN. Het zij mij hier vergund eenige weinige aanmerkingen te maaken op de berichten, welke ik reeds heb medegedeeld betreffende deeze order, die zoo juist de toevallige en verftrooide pogingen van haare voorgangers de Chevaliers bienfaifans, de philaléthes en amis reunis van Frankrijk in een middenpunt yereenigden, en het ftelzel van de waereld te verlichten en te hervormen voortzetteden. Het groote oogmerk, hetwelk de order erkent, is de menfehen gelukkig te maaken, en de middelen, welke men zegt dat gebruikt worden, als de eenige die van kracht zijn, beftaan in'het verlichten van. het verftand, en het U verlosfen uit de heerfchappij van bijgeloof en vooröordeelen. Dit oogmerk wordt bereikt door het daarficllen eener zuivere beftendU ge zedelijkheid. Dit gedaan en algemeen geworden zijnde, kan er weinig twijffel blijven, of de vrede der maatfchappij zal het gevolg zijn, —' de regeering, ondergefchiktheid. en alle de on. aangenaame dwangmiddelen van burgerlijke beftuuren onnodig worden, en de maatfchappij vreedzaam in een ftaat van volmaakte vrijheid en gelijkheid beftaan. Maar zeker is er geen engel des hemels nodig om ons te vertellen dat, wanneer iedereen deugd.' zaam is, er geene ondeugd beftaat, en dat er vrede op aarde en goedwilligheid onder de menfehen zijn zal, hoe groot verichil er anders ook in rang en vermogen zij; en het is alzoo klaar, dat vrijheid en gelijkheid niet alléén die noodwendige gevolgen,  DE ILLUMINAATEN. »&* gen van juiste zedelijkheid, of de noodzaaklijke vereischtens voor het nationaal geluk hervoordbrengen. Wij kunnen daarom in twijffel trekken of de Illuminatie, welke dit tot eene noodzaaklijke voorwaarde maakt, een klaar en zuiver ' licht is. Zij zal wel een vaisch licht zijn, welk de zaak flechts aan de eene zijde vertoont, befmet door den weerfchijn van de omliggende voorwerpen. Wij zien zoo veel wijsheid in het algemeen ontwerp der natuur, dat wij geneigd worden te geloöven dat dezelfde wijsheid moet doorftralen .in de vorming van het menschlijk hart, en dat de god der natuur in dit zoo wel als in andere opzichten zijne ontwerpen voleind heeft. Ja, men zoude bijna kunnen denken dat de menschlijke gefteldheid door die gelijkheid benadeeld zoude worden. De redelijke natuur der menfehen is niet te vreeden met eeten en drinken , kleeding te hebben en onder dak te zijn, maar wil ook veele vermogens en bekwaamheden uitoeffenen, veele anderen neigingen involgen, die bezwaarlijk eenig aanwezen zouden kunnen hebben in eene maatfchappij, daar allen volmaakt gelijk zijn. Wij zeggen het is buiten kijf dat het genoegen, het welk uit de befchouwing van de werken der kunst ontftaat, — het genoegen van de befchaavingdes verftands — het genoegen, hetwelk men in bloote fieraaden fchept, — redelijk zijn, den mensch van de dieren onderfcheiden en zoo algemeen zijn, dat bezwaarlijk eenig mensch, hoe ruw ook, voor  422 HÈ IL-LUStlNAATER. Voor dezelve geheel en al gevoelloos is. Van deeze, en van alle moeilijke wetenfchappen, allen 'allerredelijksr, en in zich zelve alleron» fchuldigst, zouden wij verdoken zijn in een ftaat van gelijkheid. Geen mensch zoude zijne bekwaamheden kunnen aanwenden, om deeze ver- " flerende genoegens des levens te vermeerderen. Wij zijn volmaakt zeker dat in de allergunftigfte gelegenheid op aarde, de onbevlektfte deugd den mensch niet zou kunnen brengen tot dien trap van befchaaving, welke thans door de gemeenfte lieden in Europa bezeten, wordt, en dat in de gelegenheid van de meeste landen, met welke wij bekend zijn, de ftaat der menfehen nog veel laager zoude vallen, want, alvorens verder te gaan, moeten wij toegeven dat de vrijheid en gelijkheid, van welke hier gefproken wordt, volmaakt moet zijn, er moet zoodanig iets als een boer en zijn arbeider niet beftaan, want dit ware even onbillijk, gave even zeer oorzaak tot misnoegen, als het onderfcheid tusfehen den heer en den boer. Dit plan fchijnt dus ftrijdig met hej: oogmerk van onzen fchepper, die ons overal in die zoo zeer berispte ongelijke ftanden geplaatst heeft, en ons fterke neigingen en begeertens voor deeze genietingen heeft ingefchapen. Wij bevinden ook, dat men die in vrede en onfchuld fmaaken kan. En eindelijk, meenen wij dat de deugniet, die, in den ftand van profesfor, zijnen vorst wil befteelen, even eens een boer zou-  ■ DE ILLUMINAATEN. 32$ zoude befteelen ingeval hij diens arbeider ware. Die Illuminatie welke dus het meest gefchikt fchijnt om het menschdom gelukkig te maaken» is die welke ons eene zedelijkheid leert, door welke wij de genietingen eener befchaafde zamenleeving achten en de bezitters in derzelver onfchuldig genot befchermen; welke ons in ftaat ftelt om den fmaak en de netheid van bouw- en hoveniers-kunst te kunnen ontdekken en bewonderen, zonder eenige begeerte te hebben om de paleizen en tuinen, met derzelver eigenaars, van de aarde te verdrijven, alleenlijk om der7elver bezitter te worden. * Deeze Illuminatie moet ons dus verdagt voorkomen, en wij zijn geneigd om dien af keer tegens vorften en ondergefchiktheid toetefchrijven aan dezelfde oorzaak, die de waare Illuminatie en de daar uit voortkomende billijke zedelijkheid voor het algemeen geluk zoo noodzaaklijk maakt, namelijk de ondeugd en de onbillijkheid van hen, die niet in ftaat zijn zich die benijdde veraangenaamingen des levens te verfchaffen. Smaak tot weelde, fterke begeerte, en onbeteugelde driften zullen tot dit alles aanprikkelen, en wij zien dat deeze Illuminatie indedaad van dezelfde uitwerking is. Het doel der order is niet het verftand te verlichten, den mensch zijne zedelijke plichten vöor oogen te houden, en door het vervullen van die plichten de maatfchappij vreedzaam, de eigendommen veilig en de dwangmiddelen onnodig te maaken, zoo dat allen  324 D E ILLUMINAATEN. allen in rust en gelukkig zouden kunnen zijn, zelfs indien allen gelijk waren', m«ar het ftrekt om van dat bedwang, hetwelk de plaats der zedelijkheid moet vervangen, bevrijd te worden, ten einde de onichuldige rijken door de luie en fnoode armen ongeftraft mogten beroofd worden. Dan om dit te bewerken moest men eene onbillijke fpitsvindigheid in de plaats ftellen van eene zuivere zedeleer, en om dit ftaande te houden moest men den waaren toeftand van den mensch en van zijne betrekking tot het heelal verkeerd voordragen, de verbintenisfen van den godsdienst uit den weg ruimen en een allesovertreffenden prijs ftellen op die foort van menschlijke genietingen, welke ons de waare Illuminatie leert voor een redelijk en deugdzaam hart van weinig belang te zijn. Van hoe nader bij wij de beginfelen en de handelwijze der Illuminaaten befchouwen, hoe klaarder wij bemerken dat dit het geval is. Hun hoofdoogmerk is het verkrijgen van rijkdom, macht en invloed zonder arbeidzaamheid ; om hierin te flaagen moeten zij het christendom vernietigen, en dan zullen ongebondene zeden en eene algemeene fnoodheid hen den aanhang van alle Hechte lieden verfchaffen en hen in ftaat ftellen om alle de burgerlijke ftaatsbeftuuren van Europa omtekeeren •, vervolgens zullen zij trachten hunne overwinningen verder uittebreiden over de andere waerelddeelen, tot dat zij het geheele menschdom to| eenen vermengden chaos gebragt bebben. Maar  de illuminaaten. 225 Maar .het is te herfenfchimmig om te denken dat zij het waarlijk zoo gemeend hebben. Ik durf zeggen, de hoop van hunnen ftichter ging hooit zoo verre, en hij bekommerde zich weinig om het lot van verafgelegen landen; maar hij hadt nodig daar van te fpreeken wanneer hij het masker van, menschlievendheid en goedhartigheid aannam; het moest het geheele mensch. dom betreffen op dat het fterker fpreken zou dan getrouwheid aan de overheid en vaderlandsliefde , die hem in den weg ftonden. Nog merke men ook op dat wjjjtsHAUPT een naam had verkodzen, die zijne gevoelens zeer wel aanduidde. Spartacus was een zwaardvegter (gladitor), die, aan het hoofd van oproerige romeinfche flaaven, rondsom Romen, driejaren lang angst en fchrik verfpreidde. weishaupt zegt in een zijner brieven. ,, Ik beminde nooit bloote tijtels, „ maar zeker moet hij zeer kinderagtig zijn, „ die niet even gereedelijk den naam van Spar„ tacus als dien van Octavius Augustus zoude „ willen voeren." De naamen, die hij aan ver» fcheidenen onder zijne bende gaf, beteekenden ook hunne verfchillende gevoelens. Philo, Lu'cianus en andere zijn volmaakt overeenkomftig met den inborst van Knigge, Nicolai, enz. Hij was trotsch op den naam van Spartacus, dewijl hij zich zelf befchouwde als bijna op de zelfde wijze gebruikt wordende om flaaven vrij te maaken. Bij alle gelegenheden, wanneer hij van vorften en priesters fpreekt, doet hij zulks P in  22<5 BE ï L L Ü M I N A A T E N. in bewoordingen, die zijnen haat tegens hen te kennen geven. Spartacus gebruikt vermogende middelen. Hij befchouwt, volgens de ftelling der Jefuiten (zoo - hij voorgeeft,) elk middel geheiligd door het doeleinde, waartoe het aangewend werdt, en hij fpreekt volkomen waar wanneer hij zegt: „ Tlettert fi nequeo fuperos, Achtrünta moveiv" Om zijn goeden naam te bewaaren fehroomt hij niet zijn kind te vermoorden, tevens met de vrouw die hij met tederheid en liefde in zijne armen gedrukt heeft. Maar op dift men dit niet aan eigenbelang mogt toefchrijven, zegt hij; ,, ware ik gevallen-, de geheele order zoude met mij gevallen zijn; die order, die het mensch„ dom gelukkig moet maaken. Ik zoude na„ derhand niet meer van de deugd hebben kun,, nen fpreeken, zoo dat het een duurzamen in„ druk maakte. Mijn voorbeeld konde veele „ jonge lieden in het verderf geftort hebben." Bit denkt hij dat alles verontfchuldigt, ja zelfs verdienftelijk maakt. „ Mijne brieven zijn mijne ,, grootfte verdediging." Het christendom (of. fchoon hetzelve als verdicht befchouwéhde, en het vervolgens moetende uitroeijen,) gebruikt hij als een middel om de christenen van allerlei belijdenis uittelokken, en hen ongevoeliglijk tot het déismus te brengen, door van tijd tot tijd hunne christelijke twijffelingen optelosfen; of hij geeft hen een fla bene» wanneer hij hen ongefchikt en te godsdienftig bevindt, lagchende als  DE IEEUMINAATEN. aij als dan om de vrees of misfchien zotheid in welke hij hen laat. Wanneer zij den loopbaan van het deismus doorgegaan zijn, worden zij bekwaam verklaard en in de hooger geheimen ingeweid. Maar op dat zij niet zouden terugtreden, bijaldien zij mogelijk die fterk fchitterende masfa van het licht der Illuminatie, welke nu op hen uitgeftort wordt, niet zouden kunnen verdragen, vordert hij van hen, voor de eerftemaal, dat zij zich verbinden om te zullen volhouden. Dan, zoo als Philo zegt, het is zeer onwaarfchijnlijk dat er een terug treedt, alzoo het leven en de eer van bijna alle candidaaten reeds in de macht van Spartacus zijn. Men hadt hen reeds lange gebruikt en bedorven in de laage bediening van fpionnen over allen die zij omringden, en zij waren tot hunne tegenswoordige verhooging alleen waardig gekeurd om dat zij die bediening tot zijn genoegen hadden waargenomen, door het geeven van berichten, nopens hunne buuren en zelfs van hunne eigene bende. Hun verderf in de waereld zoude volgen op eenige openlijke of geheime bekendmaaking. Iemand die zich eens in zulken gevaarlijken toeftand gebragt heeft, durft niet terug treden. Ja men zoude hem ook, in welken graad der Illuminatie men wilde, kunnen gelaaten hebben, en indien als dan zijn godsdienst nog niet volkomen uitgeroeid bevonden was, zoude hij jn dien ftaat van angst en twijffeling voor de overdrevenfte dweepzucht vatbaar zijn, ter eere Gods P a ge-  1S8 BE ILEÜMINAATEr». gebruikt kunnen worden, ,, om met den groot* „ ften ijver alle foorten van euveldaaden te be„ drijven." Ift deeze gemoedsgefteldheid fluit men de oogen en flentert voort. Indien Spana* cus onderfteld hadt met deugdzaatne menfehen te doen te hebben, zoude zijn gedrag juist het tegenovergeftelde geweest zijn. Men heeft dien eed niet nodig te vorderen van iemand, die van de voortreflijkheid der order overtuigd is. Maar hij kende zijne aanhangers als heden zonder beginfelen, en hij wist dat de hooger geheimen zöo Hout waren dat zelfs fomminen van deeze menfehen er door onthutst zouden worden. Hij moest beletten dat zij hem verklapten. Zich dus van den godsdienst Ontdaan hebbende, konde Spartacus te veiliger het oogmerk van alle pogingen, — het regeeren der waereld door middel der order, — doen kennen. Als eene onmiddelijke wijze om dit te verkrijgen, vertoont hij het vooruitzicht op bevrijding van burgerlijke ondergefchiktheid. Volkomert vrijheid en gelijkheid worden overal bijgebragt, en de vleiende gedachte fteeds voor oogen gehouden, dat „ men, door de wijze „ inrichting der order, de volmaaktfte kennis „ verkrijgt van de innerlijke waarde van eenig „ mensch, de order zal, voor haar eigen best, „ en dus ongetwijfeld, ieder mensch in die ge„ legenheid plaatzeh, in welke hij het meeste „ nut doen kan. De aangenomenen zijn overtuigd dat de order de waereld regeeren , „ en  BE HlüMIKAATÏNi 219 9, en elk lid daar aan zijn deel hebben zal." Wij rekenen allen ons zelve gefchikt om te regeeren, Het moeilijke is nu behoorlijk te kunnen gehoorzaamen, maar wij zijn edelmoedig in onze voor* uitzichten op toekomende heerfchappij. Het is dus een lokaas zoo voor goede als voor flechte menfehen, en hierdoor zal de order aangroeien. Terwijl zij werkzaam geweest zijn om hunne medeleden in arnpten te dringen, en anderen daar van te weeren, (gelijk de geheime briefwisfeling ons leert,) hebben zij veelvuldige ondervinding gehad van het wel ilaagen hunner pogingen om op de waereld invloed te verkrijgen. Dit moest hunnen ijver fcherpen. Indien weishaupt een oprecht cosmopoliet ge. weestis, heeft hij het genoegen gehad van „ den arbeid zijner handen te zien gelukken." Het is zeker thans niet moeielijk te bewijzen dat het onmiddelijk doelwit der order (ten minften dat van deszelfs ftichter,) was het christendom aftefchaffen, alleen met oogmerk om het burgerlijk befèuur omtekeeren, door het invoeren van algemeene ongebondenheid en Hechtheid van zeden endoor het bijeenbrengen van een hoop onverlaaten, die gezind mogten zijn om de throonen oraverretewerpen. De geheele voorbereiding en onderrigting is hierna gefchoeid. „ Jk heb (zeide Philo) mij de alleruiterfte moeite gegeven om fommige lieden te ontdoen van hunne Vrees dat ,» wij het christendom zouden vernietigen, maar »» door den tijd zullen hunne vooroordeel e» p3 „ af-  §30 DE IltUMINAATIfti afflijten en zullen zij beter te vrede zijn. Indien ik ben liet merken dat onze generaal allen godsdienst voor bedrog houdt, en het deïsmus zelf enkel gebruikt om de menfehen te verfchalken, — indien ik mij weder tot „ de V rij-Metzelaars wilde voegen en hen „ ontdekken, dat wij voor hebben om hunne i, broederfchap door deezen rond gaanden brief, 9J (een brief aan de loge in Koerland) te vernietigen, — indien ik van dit alles flechts 5, den ge ringden wenk gaf aan een der vorften « van Griekenland Beijeren), — neen mijn ijver zal mij niet zoo ver vervoeren: -— eene order, s, waarlijk, die het mensehdom zoodanig misf, leidt, — die de menfehen onder eene dwinglandij9 nog ondraaglijker dan die der Jefuiten, wil IV brengen! — ik konde haar in een aanzienlijken ftand ftellen en wij hadden de geheele waereld „ gewonnen. Zoude ik onze voornaamfte grondbeginfelen, die (zelfs na alle de moeite die ik -,, genomen heb om dezelve te verzagten,) zoo 5, onwederfpreeklijkverderfiijkzijn,ontdekke,— t, wie zoude bij ons blijven? want wat betekenen 1, de onfchuldige ceremoniën van den priesters), graad, zoo als ik dien zamengefteld heb, in vergelijking met uwen ftelregel dat men tot een goed i, oogmerk dezelfde middelen mag aanwenden, ti welke de flechten gebruiken om kwaad te doen ?" Brutus fchrijft: „ Numenius ftemt nu toe dat n de ziel fterflijk is, maar ik vrees dat wij t, Ludovicus Bavarus zullen verliezen. Hij >> ve?-  DE ILLUMINAATEN. 3*jl „ verhaalde aan Spartacus, dat deeze zich be„ droog wanneer hij meende dat zijne domme ?, Metzelarij hem fmaakte; dat hij, integendeel, „ het bedrog zag en geenzins het oogmerk daar„ van bewonderde. Ik weet niet wat te doen; „ een Sta bene zoude hem woedend maaken en „ ons allen in het verderf doen ftorten. „ De order moet, ingevolge onzen eed, de * macht over leven en dood hebben, om de „ zelfde reden, en even billijk en rechtmatig, „ als die macht door eenig beftuur op aarde be„ zeten wordt; want de order komt in derzel„ ver plaats, en maakt ze onnodig. Wanneer „ de zaak niet anders zijn kan, en het na„ deelig zoude zijn indien het genootfehap „ dit middel niet gebruikte, moet de order, „ even als andere publieke beftuurders, dit *„ recht doen gelden tot welzijn des mensch„ doms, en dus tot behoud der order." (NB. Let hier op de fpitsvinnigheidO ■» Ook zullen de „ politieke inrichtingen hier niets bij lijden, „ want er zijn reeds duizend andere, even ge„ fchikt, gereed om derzelver plaats te ver„ vangen." Wij behoeven dus niet verwonderd te zijn, dat Diomédes. aan de profesforen gezegd heeft, dat „ de dood, de onvermijdelijke dood, van „ welke geene mogendheid kan vrijfpreeken, „ eiken verraader der order ten deel valt;" noch dat de Franfche conventie voorgefteld heeft om de Duitfche vorften en generaals doof F i het  «3» »e illuminaaten het zwaard of door vergif van kant te ruimen. Spartacus mogt de verbeelding zijner order opvullen met het denkbeeld van de waereld te regeeren, maar ik denk dat het regeeren der order zijn eigen onmiddelijk oogmerk was. De menschlijke gelukzaligheid was, even als weishaupts christendom, een enkel werktuig, met welk de regenten den fpot dreven. Maar Spartacus wilde die regenten regeeren, en dit was niet zoo gemaklijk. Zijne dwinglandij was voor de meesten hunner onverdraaglijk, en deedt eindelijk alles uitlekken. Ziende, dat hij bij hen niet veel uitrichtte door zijne ftandvastigheid, door zijne indedaad overtreffende talenten, belangloosheid in andere opzichten, en onvermoeide werkzaamheid, gebruikte hij Jefuitfche kunstgrepen; hen onder elkander oneenig maakende; hen allen tot fpionnen van elkander fteL* lende, en telkens, wanneer hij twee hunner aan elkander verkleefd zag, die van een fcbeidende door den een tot meester van den anderen te maaken; kortom hij deedt alles wat flechts eenigzins gefchikt was om zijn gezag te doen ftaande blijven. Dit was oorzaak dat Philo de order verliet, en Basfus, van Torring, Kreit' maier en verfcheidene andere heeren ophielden de vergaderingen bijtewoonen; hunne onderlinge verfchillen deeden hen te vrij in het openbaar fpreeken, en daar door zoo veel aandagt tot zich trekken. Ten tijde der ontdekking beftond de partij van weishaupt meestal -uit lieden van I de  DE ILLUMINAATEN. 233 de fmalle gemeente, die aan hem verkleefd waren en zeer gaarne zijne bevelen gehoorzaam: den, op dat zij, door zijne bedienden te zijn, een gering aandeel aan zijn gezag over anderen mogten hebben- # De oogmerken van dit genootfehap, aan welke men niet meer kan twijffelen, zijn zeker gevaarlijk en verfoeilijk; namelijk om de tegenwoordige ftaatsgefteltenisfen van Europa omtekeeren, ten einde eene hersfenfehim intevoeren, welke uit de gefchiedenis des, menschdoms blijkt, ftrijdig met de menschlijke natuur te zijn. Naturem exptllas fared, tarnen usque recurret. Onderftel dat het nieuwe ftelzel mogelijk warft en zonder onrust konde ingevoerd worden, het zoude echter geen ftand kunnen houden ten zij alle beginfelen van werkzaamheid in den menschlijken geest uitgebluscht, alle aanfpooring tot opgang en nijverheid weggenomen waren, en de, mensch in eenen voor verbetering geheel onvatbaaren toeftand gefteld wierdt, en dit ten kostq van alles wat door de beste menfehen het meest gevreesd of gewaardeerd wordt, — door elend§ en verwoesting, — door het ontbinden van alle, de banden der maatfchappij. Van zedelijkheid en deugd in verband met zulke ontwerpen te fpreeken, is het gezond verftand beledigen; —-. . ongebondenheid van zeden alleen kan iemand hierop doen denken. Is het dus niet te verwonderen dat men, hief te lande, lieden met eenige achting van deeze. p5 'ia-  834 DE ILLUMINAATEN. infteiling hoort gewaagen? Is het niet allergrievendst te denken, dat er ook onder ons Loges van.:Illuminaaten gevonden worden? Ik geloof dat uiets gefchikter is om onze onbedachte landgenooten te fpeenen van deinst, om eenige verftandhouding met hen te hebben, dan het getrouw verflag welk ik hier gegeven heb. Ik hoop dat er weinigen, zeer weinigen onder onze landgenooten, en geene onder hen die wij vrienden noemen, zijn mogen, die denken kunnen, dat eene order, die zoodanig leert en handelt, iets anders zij dan een verderflijk genootfehap , eene bende van onverlaaten. Alle hunne betuigingen van liefde tot het roenschdom zijn, vaisch; hunne Illuminatie moet een \erwarrend dwaalligt zijn, dat het voorgefteld doelwit geenszins kan bereiken; want het heeft zoodanigen invloed op de hoofden zelve niet gehad; echter fchijnt zij met haare uitwerkfels geheel overeenkomftig, want zoodanig handelen alle die hunnen God vergeeten. Wanneer wij nu voorts agt geeven op hunne wijze van opvoeding, en deze onderzoeken naar die regelen van gezond verftand, naar welke wij ons gedrag in andere gevallen richten, zullen wij bevinden dat die even weinig goeds belooft. Het ftelzel der Illuminatie is eene der verklaaringen van de Vrijmetzelarij, en heeft op die wijze veele aanhangers verkregen. De waarde en voorrang van deeze verklaringen wordt bepaald, naar maate zij aannecmelijk zijn.  DE ILLUMINAATEN. »3$ Er is iets in dezelve» of in de eene vergeleken met de andere, het welk de «me waarfchijnlijker dan de andere maakt^«$aiis den voorrang doet hebben. Daarom vepaagt men deeze order, door dezelve eenigzins van de Vrijmetzelarij te doen afhangen. Door maconieke plegtigheden bij dezelve intevoeren, vernedert men eene voor mannen gefchikte infteiling tot een beuzelagtig fpel voor groote kinderen. Mannen, die indedaad de waereld poogden te hervormen, en voor dien taak berekend waren, konden derhalven in foortgclijke bezigheden geen fmaak vinden en van al dit kinderachtige afkeer voeden. Zich wijders te verbeelden dat lieden, die in den tweeftrijd en naijver des levens gewikkeld zijn onder den invloed van belangzuchtige, laage, onftuimige driften, even gemak lijk als men een fchreeuwend kind door eenig fpeeltuig ftilt, tot braave gevoelens of een edelmoedig gedrag kunnen gebragt worden, verraadt niet minder groote onkunde in de menschlijke natuur en eene laatdunkende inbeelding van hen, die kunnen denken dat alle menfehen, behalven zijzelven, zoodanige kinderen zijn. Hoe verder wij voortgaan, hoe meer wij dit gebrek aan verftand ontdekken. Hunne geheele wijze van onderrigting onderftelt eene zoo volkomen afltanddoening van vrijheid van gedachten, van gezond verftand en van gewoone behoedzaamheid, dat het onmogelijk fchijnt da,t niet ieder mensch, die eenig gevoel heeft, daar-  l%6 DB ILLUMINAATEN. daardoor ontroerd zoude worden. Dit is ook indedaad gebeurdtoinder dan zeven jaaren na de infteiling der or$k^ Het was zeker verftandig de Areopagieten verjjbrgen te doen blijven, maar wie konde dwaas genoeg zijn om te geloven dat die onbekende opperften allen en altoos lieden zonder eenige gebreken waren. En waren zij zoodanig geweest, als men hen voordroeg, — zoo ik dan eenige kennis van mijn eigen hart heb, of eenigzins in ftaat ben eene billijke gevolgtrekking uit het gedrag van anderen te maaken, moet ik gelooven dat het kennen van zijne opperften den kweekeling tot werkzaamheid zoude aangefpoord hebben, op dat zijn gedrag zoodanige verftandige en waardige rechters aangenaam mogt zijn. Erkenden de ftoïcijpen niet, in hunne levenswijze, aangemoedigd te zijn door de gedachte, dat de onfterflijke goden hun gedrag zagen en beoordeelden? maar welke Jaage ziel zal zich vergenoegen met te werken, ijverig te werken, volgens een plan dat hij «/ra. tner geheel zal kennen? Kortom, de eenige kennis die hij kan opdoen, is eene kennis van het ergfte foort, Loosheid. Deeze moet ontdekt worden door de wijze van onderrigting, door welke hij rasch bevinden zal dat hij in volkomen onderwerping is. Indien hij een waarlijk ijverig broeder is, heeft hij zich in. de macht der opperften gefteld door de antwoorden welke men van hem afgeè'ischt heeft, onder voorwendfel van zijn karakter te willen leeren en ora hem  Ï)È li.I»ÜMINAATENo 237 hem dat van andere lieden te doen kennen. Door deeze antwoorden hebben zij zijne gedachten over veele tedere onderwerpen en over het gedrag van anderen in hun bezit. Door hem nu te verraden, kunnen zij hem in het verderf Horten., en wel zonder hier voor eenigzins bekend te zijn. Mij dunkt dat wijze lieden weeten moesten, dat enkel zwakke of Hechte menfehen zich aan zoodanige voorwaarden zouden willen onderwerpen. De goeden, de moedigen, de eenigen die hen van nut zouden kunnen zijn in het onderrigten of regeeren der waereld, worden dus door hen zelve uitgefloten. Ja, ik durf zeggen, dat deeze uitfluiting reeds gemaakt is door het verbinden der order met de Vrijmetzelarij. De Loges zijn geene bijeenkomften van zulke maifnen. Die bezoeken ze enkel tot een uurtje van uitfpanning. Zij zijn de loopplaatfen van jonge lieden, dwaazen, lediggangers, hoogmoedigen en letterkundigen die er hun oogmerk bij hebben; en dusdanig is ook de toeftand van drie vierde der Illuminaaten, wier naamen aan het publiek bekend zijn. Ik moet erkennen dat de redenen, welke men geeft om die gefchriften in handen te krijgen, kunftig en voor hunne bedoeling zeer gefchikt zijn. Geduurende de drift der aanneeming en den eerften gloed van verwachting kunnen zij onopgemerkt blijven; maar ik kan niet begrijpen dat de pupil geen argwaan opvat wanneer hij zich neder zet ora zijne eerfte les te fchrijven. De Metzelaars  qjS öe illuminaaten; laars Loges, echter, waren de gefchiktfte plaatfen om nieuwe leden aantewerven; — jongelingen, die geduurig door de ijdele voorpreekingen van eene cosmopolitifche zedelijkheid opgewekt worden, zijn in de juiste gemoedsgeftalte voor deeze Illuminatie. Het blijkt nu ook dat de oneenigheden in de Metzelarij veel invloed gehad hebben tot het bevorderen van weishaupts ontwerp, het welk, in veele opzichten, zoo weinig goeds beloofde, om dat het eene dusdanige verlaaging van geest vooronderftelt. Doch wanneer de fcheuringen in de Metzelarij hen hunne ftellingen tegens elkander met drift deden verdedigden , wierden beuzelingen van een onuitfpreeklijk gewigt. Het reikhalzen naar wonderen was geenszins verminderd door alle de uitgekomene bedriegerijen, en de onmogelijkheid van de' gewenschtte ontdekking was nooit ten genoegen van een vooringenomen perfoon betoogd kunnen worden. Zij yerkoozen nog te gelooven, dat de zinnebeelden eenig gewigtig geheim moesten bevatten , en gelukkig zou hij zijn die het konde vinden. Hoe beuzelagtiger de zinnebeelden waren, hoe meer het hart aan de geheimzinnigheid verkleefd was, en voor iemand van deeze angftige gemoedsgefteldheid was weishaupts aanbod een welkom lokaas. Hij ftelde hem een ontwerp voor dat eenigzins doenlijk, grootsch, en ons begrip te boven gaande was, maar tevens ruim baan liet, om over het onderwerp uittewijden en het zelfs in de verbeelding te vergrooten zonder ongerijmd-  DE ILLUMINAATEN. 2 J(J rijmdheid. Het kómt mij dus niet vreemd voor» dat er zoo veelen, als 't ware, betoverd wierden tot dat zij eindelijk de ongerijmdheid en onmogelijkheid der, tot bereiking van dit grootsch doelwit, nodige middelen niet meer konden bemerken. Men hoore wat Spartacus zelf van de verborgene geheimzinnigheden zegt: „ Onder „ alle middelen om de menfehen te leiden, wel„ ke ik ken, is eene verborgen gebeimzinnig- heid van de meeste kragt. Het verlangen is ,, onwederftaanbaar, en wanneer eens iemand „ zich ingeprent heeft dat er eenig geheim irï „ eene zaak verborgen ligt, is het onmogelijk, „ het zij door betoog of door ondervinding, „ hem deeze gedachte te beneemen. En dan „ veranderen wij de begrippen alleen door het „ veranderen van een enkel woord. Wat is „ verachtlijker dan dweepzucht; maar noemt het geestdrift en voegt daarbij het woordje edele, „ en daar mede kunt gij een mensch naar het „ ander eind der waereld zenden. Ook zijn „ wij in deeze dagen van verlichting geen zier „ beter dan onze voorvaders, die hunne zon„ den geheimzinnig wilden verzoend vinden in „ eene veel grooter zonde, namelijk het verla„ ten van hun huisgezin om barrevoets naar „ Romen te gaan." Kunnen wij zeer voortreflijke gevolgen van zoodanige bezigheden, van zoodanige leerlingen verwachten? Neen. De trapswijze ontvouwde leerfteliingen waren gefchikt om hen, die in eur»  240 de illuminaaten; carfus acadmicos volhardden j te behaagen. Zij die niet volhardden, onl dat dezelve hen niet fmaakten, kregen een fta bene en waren ongefchikt tot bevordering. Het getal der eerften was echter zeer groot. Spartacus beroemde zich, dat erin 1783 in Beijeren alleen 600 waaren. Wij kennen er niet veelen van; maar onder hen, die wij kennen, zijn er weinigen van aanzien en rang, en ik vinde dat Spartacus wel zeer listig moest praaten en veele brieven met woordenrijke Duitfche complimenten had te fchrijven om zelf een jongen baron of even moedig geworden graaf te winnen. Lieden in xuime omftandigheden konden de bediening van fpion niet verduuwen*, alzoo dit iets laags en lafhartigs is, hetwelk in alle tijden en landen hem, die er zich toe verbindt, ontè'erd heeft. Kan iemand die zich dus in flavernij brengt, verftandig genoemd worden? Hij doet afftand van het recht van eigen oordeel, en moet ihet het blindfte en vernederendst vertrouwen van zijne onbekende opperften afhangen. Om hunnentwil, en om zijne eigen banden nog vaster toetehaalen, verbindt hij zich tot de laagfte van alle bezigheden, — en waarom? — Om iets meer te leeren van eene order, in welke ieder graad de leerfteliingen van den vorigen verwerpt. Zoude het voor den jongen Illuminaat nadeelig geweest zijn, wanneer men hem die allen in eens verklaard hadt? — Zoude het niet zijn ijver opwekken, wanneer hij in eenen oogenblik het groot  de illuminaaten. -4* groot doelwit met de middelen om het te bereiken, konde befchouwen? Zouden niet de verheven karakters zijner opperften, die hem zoo zeer overtreffen in bekwaamheden, deugd en in geluk, (want anders deugt de order niets) zijn hart aanvuuren en met naijver vervullen, wanneer hij dus in hen werkelijk zag hetgeen hem zoo fterk als verkrijglijk wordt voorgepreêkt. Maar neen, — alles is bedrog, hij moet als een kind behandeld, vermaakt worden met rammelaars, fterrefi en linten, — en alle voldoening die hij kan verkrijgen, is van anderen den zelfden gang te zien gaan. Weishaupt erkent dat de groote invloed der order misbruikt -kan worden. Zeker op geene wijze zoo gemaklijk en zoo erg dan door zeden bedervende en verleidende lesfen in het begin. De kweekeling kan (volgens de echte beginfelen der Illuminatie) zijne dwaaling nimmer zelfs ontdekken, want hij moet gelooven dat zijn mentor onfeilbaar is, — met deezen alleen ftaat hij. in betrekking, — onderhoorjgen. De godheid is Gods beftuur, „ niet van zijn eigen lighaam, gelijk zij meenen „ die hem als de ziel der waereld befchou„ wen, maar over zijne dienaaren. Het opperfte „ wezen is een eeuwig, oneindig en onte* „ genzeggelijk volmaakt; God, Maar een we„ zen, hoe volmaakt ook, is geen God ten zij het beftuurt; want wij zeggen mijn God, „ uw God, de God van Israël, Men kan niet „ zeggen mijn eeuwige, mijn oneindige. Wij „ kunnen eenig denkbeeld hebben van zijne „ eigenfchappen, maar geene van zijne natuur. „ Ten opzichte van lighaampn, zien wij en?, kei geftaltens en kleuren, — hooren enkel ge. „ luiden, — voefen enkel oppervlaktens. Dee^ „ ze zijn eigenfchappen der lighaamen, maar „ van hunnen wezenlijken aart weeten wij niets. „ Gelijk een blindgeborene zich geen denk- beeld van kleuren kan vormen, zoo kunnen s, wij niets begrijpen van de wijze, op welke God 3, alle dingen bemerkt, verftaat en beftiert. ,, Dus kennen wij God enkel door zijn© „ eigenfchappen. Welke zijn deeze? Het ver„ ftandig en voortreflijk ontwerp, gebouw en eindelijk doel van alles. In deeze zijne vol» Q 4 maakt.  148 DE ILLUMINAATEN. „ maaktbeden bewonderen wij hem, en ftaan ver„ baasd. In zijn beftuur vereeren en eerbiedi„ gen wij hem, — eerbiedigen wij hem als zij„ he knechten; en God, zonder heerfchappij, „ zonder voorzienigheid en zonder oogmerken, „ is het noodlot, — geenszins een voorwerp „ van eerbied, hoop, liefde of vrees." Maar laaten wij thans de aandoeningen nagaan van een ander voortreflijk natuurbefchöuwer, de bewonderaar van Newton, en die aan de Newtoniaanfche wijsgeertede laatfte hand gelegd heeft, door aantetoonen dat de verhaasting van de maans middelbaare 'beweeging het waar gevolg is van eene zwaartekra'gt, die juist naar de dubbele omgekeerde rede der afftanden vermindert; ik bedoel den heer delaplace, een man die der Franfche academie van wetenfchappenden grootften luister heeft bijgezet. Hij heeft onlangs. "het Sijstheme du monde uitgegeven, hetwelk een alleruitmuntendst kort begrip is van de fterren kunde en van de Newtoniaartféhé wijsgeerte. Zijn werk, even als Newton, befloten hebbende met de aanmerking „ dat eene zwaarte. „ kragt, in omgekeerde rede evenredig met de quadraaten der afftanden, het eenig beginfel was „ hetwelk de ftoflijke natuur tot een duurzaam „ ftelzel konde vereenigen ,*' zet ook hij zich neder, — overziet het tooneel der waerelden, —. telt de onderfcheidene punten op welke, hij tot onze kennis gebragt heeft, — en redeneert dan vervolgens: „ In haar geheel befchouwd,. , is  DE ILLUMINAATEN. 249 is de fterrelvunde het edelst gedenkteken voor „ den menschlijken geest, en het voornaamfte ,, bewijs voor deszelfs vatbaarheid. Maar ver„ leid door de verblinding der zinnen en eigen„ liefde, hebben wij lange ons zelve als het „ middenpunt van deeze bewegingen befchouwd, ft en onze hoogmoed is geftraft geworden door „ de ongegronde vrees, welke wij ons zelve », verwekt hebben. Wij verbeelden ons waar„ lijk! dat dit alles om onzent wit is, en dat de „ fterren op onze lotgevallen invloed hebben. s, De arbeid van veeie eeuwen heeft ons van „ onze dwaaling overtuigd en wij bevinden ons „ op eene onbeduidende planeet, die in de on„ meetbaare ruimte bijna onzichtbaar is. Dan de verhevene ontdekkingen , welke wij ge„ maakt hebben , vergoeden ons overvloedig ft' deezen nederigen toeftand. Laaten wij dezel^ „ ven zorgvuldig in waarde houden, als het „ vermaak van denkende wezens; zij hebben „ onze dwaalingen ten opzichte van onze be„ trekking tot het heelal wechgenonjen • dwa.a„ Jingen, die te verderfiijker waren, om dat „ de maatfehaplijke orde alleen op waarheid, „ en rechtvaardigheid berust. Verre zij van „ ons die gevaarlijke ftelregel dat het zom„ tijds nuttig is hiervan aftewijken en de men- fchen te bedriegen, ten "einde hun geluk te verzekeren; de droevige ondervinding heeft „ geleerd dat deeze wetten nooit geheel en aï f, vernietigd zijn." Q 5 Er  ©50 DE SIjLUMINAATEN. Er kan geen twijffel zijn omtrent de betekenis van deeze laatfte woorden, — zij zijn niet betreklijk tot de fterrenwaarzeggerij, — die tijden waren voorbij. „ De pogingen, om de t, menfehen te bedriegen, ten einde hup geluk „ te verzekeren" kunnen enkel die zijn, welke ons te groote gedachten van ons zelve doen hebben» Wij, bewoners van dit zandkorreltje, „ verbeelden ons de bijzondere gunftelingen de» „ hemels te zijn, ja de voornaamfte voorwerpen der zorg van den Schepper van alles; en dan meenen wij, naa dit leven, zalig of elendig „ te zijn, naar maate wij al of niet toetreden „ tot die onderwerping van gevoelens, die ons in flavernij houdt. Dan, waarheid en recht„ vaardigheid hebben die boeijen verbroken." Maar waar is de kracht der bewijsreden, met •welke de uitbreider der Newtoniaanfche wijsgeerte zich zoo zeer verblijdt? dezelve beftaat alleen hierin, dat deeze waereld flechts een zandkorrel is. Zoude de mensch dan meer aandagt waardig zijn, indien hij Jupiter of de zon bewoonde? dan mag de Franschman met verachting nederzien op de edele fchepfels die Orolong of Pelew bewoonen. Maar waarom is het zoo ongerijmd dat de met verftand begaafde bewoners van dien zandkorrel eenigen andagtwaardig zijn? alleen ora dat onze bekrompen begrippen niet te gelijker tijd een uitgebreid tooneel, tevens en deszelfs kleinfte hoedanigheden kunnen bevatten. Da-  DE ILLUMINAATEN, «51 David, een koning en een krijgsman, hadt eenige denkbeelden van dien aart. De hemelen, wel is waar, deeden hem een fchepper en regeerder ontdekken, het geen meer is dan bij den Franfchen wijsgeer het geval fchijnt ge* weest te zijn; maar David vreesde ónder de menigte vergeten te worden, en roept uit „ Heere! wat is de mensch, dat gij om hem „ zoudt denken?" doch David ontdoet zich ook; van die vrees, niet door een wijsgeer te worden en alles ongerijmd te vinden, — zoo zoude hij vergeeten blijven, — hij bedenkt eensklaps wat hij is, — een edel fchepzel, — op een der hoogfte trappen in de natuur. Hij zegt: „ ik ver„ gat mij zelve. Gij hebt den mensch flechts „ weinig laager dan de engelen gemaakt, —» „ gij hebt hem met roem en eer overiaaden, — „ gij hebt alle dingen onder zijne voeten ge* „ fteld." Dit zijn verheven denkbeelden, ge« fchikt voor het fchepfel, welks begrip door de onmeetbaarheid van het zichtbaar heelal doordringt, en deszelfs betrekking tot het heelal ziet, naauw verbonden zijnde met deszelfs opperheer , en vatbaar voor geduurige verhooging in zijnen toeftand, door het befchaaven van die begaafdheden, welke het kenmerken en veredelen. Er zijn, zoo ik vertrouwe, duizenden, die meenen dat dit leven flechts eene voorbereiding is tot een ander, in welk 'smenfehen geest alle de wonderen der fchepping en der voorzienig- hcid.  «5* DE ILI-UMINAATEN, heid met verrukking zal kunnen befcliouwen en genieten, — in het welk dezelve met eenen óogöpflag zal kunnen bevatten wat Newton, de geduldigfte en gelukkigst geflaagde opmerker der natuur, niet dan door jaaren lange overdenking konde uitvinden, — in het welk dezelve dien trap van wijsheid, deugd en genieting zal bereiken, naar welken wij reikhalzen, offchoon onze Bevatting, zelf der wijsfte, beste en gelukkigfte menfehen, verre overtreffende. Zoodanige menfehen zullen de order der Illuminaaten als verlaagende en verfoeilijk befchouwen, en oordeelen dat dezelve volkomen ftrijdig is met de verwachtingen in welke zij het meest vértrouwen ftellen, want dezelve maakt aanfpraak op het onmogelijke, — volmaakte vrede en geluk in dit leven. Zij gelooven en gevoelen dat de mensch volmaakt moet worden doorlijden, hetwelk zulke krachten van den geest in werking brengt, die zich anders nooit zouden orirVikkeld hebben, — krachten, die dikwils de bronnen zijn van de zuiverfte en aangenaamfte genietingen, en ons; natuurlijkerwijs, onze verwachting en hoop doen vestigen op dien ftaat, in welken elke traan zal weggeveegd, en de tedere neigingen de nimmer misfende bronnen zullen worden van een zuiver en onveranderlijk geluk. Zoodanige menfehen zien de .tastbaare ongerijmdheid van eene voorbereiding, van welke de vruchten alleen geplukt mogen worden door eenige weinigen, die eene laage en lompe zucht hebben- tot beuzel- e ag«.  BE ILLUMINAATEN. »53 agtig fpeeltuig en groove zinlijke vermaakeh* Zoodanige menfehen zullen zich van dit gochelfpel met walging en affchuw verwijderen. Ik verwacht dat fommigen onder, mijne lee zers mij hier van de zelfde overdrevenheid zullen befchuldigen, welke ik laak in de voorftanders van eene utopifche gelukzaligheid in een ftaat van algemeene vrijheid en gelijkheid; Dit ftaat gelijk, zullen zij zeggen, met de uitgalmingen van eenen predikant, — van lieden van dat beroep, die tot loosheid opgebragt zijn, door welke zij zwakke gemoederen uitlokken en ftreelen. Ik erken dat ik thans niet fpreek tot die ongevoelige harten,.die met genoegen Sink and flumber in their cells of clay ; (in hunne hutten van klei nederzinken en fluimeren of zich in den flijk wentelen Vrede zij die allen; — Maar ik fpreek tot de felices anima., quibus, hiec cognoscere cura; — tot zulken die de genoegens der wetenfehappen gefmaakt hebben, daar in gedaagd zijn, — ontdekkingen gedaan, — de waereld indedaad geillumi. neerd hebben, — ik fpreek tot de Bacons, de Newtons, de Lockens. — Vergunt mij een hunner te noemen: — Daniël Bernoulli, de netfte mathematicus , de eenige wijsgeer en de waardigfte man van die beroemde familie. Hij zeide aan doctor Staehling, die het weder aan mij verhaald heeft, „ dat bij het leezen van eenige „ dier wonderlijke gistingen van Sir Ifaac New- „ ton?  254 DE ILLUMINAATEN. »,'ton, welker betoog naderhand de voornaath„ fte bron van den roem zijner vermaardfte üit„ leggers geweest is, — zijn gemoed zomtijds „ zoo geweldig ontroerd was, dat hij zoodanig „ ogenblik wenschte zijn laatfte te zijn, en dat ,, dit het was !het geen hem de duidelijkfte voorftelling gaf van de hemelfche zaligheid." Indien zulke verrukkende aandoeningen verwekt kunnen worden door de bloote ontdekking der waarheid, hoe moeten die dan toenemen, wanrteer wij ons herinneren dat elke deezer waarheden een voorbeeld van wijsheid is, en dat het geen wij wijsheid in de werken der natuur noemen altoos de kiefche fchikking is van de middelen, die v/eldaadige oogmerken doen bereiken, en dat deeze voor oneindige trappen vatbaar zijn, die onze hoogfte verwachtingen te boven gaan ? Wat kan deeze famengeftelde aandoening anders zijn dan verrukking? Maar Bernouilli is een doétor der godgeleerdheid, — en dus verdagt, — misfchien wel een van de faamverbondenen, die door de despooten gehuurd zijn om ons in flavernij te houden. Ik zal daarom een ander noemen» een heer van aanzienlijke geboorte en rang, een krijgsman, die zich dikwils als vlootvoogd onderfcheiden heeft, — die met een klein Es» cader door eene magtige Venetiaanfche vloot drong, en een benaauwd garnifoen ontzette. Ik verzoek den leezer het einde van Sir Kenhelm Digby's Treati/es on Body and Mind te doorloopenj dat hij, wijders naa den ftaat der weten- fchap-  j> e illuminaaten. 155 fchappen van des fchrijvers tijd in acht genomen te hebben, de aanfpooringen tot een betamelijk gedrag, welke deeze krijgsman vindt in de opgemerkte verfcheidenheden van het lighaam en den geest, bedaardelijk overwege, en dat hij, eindelijk, in gemoede zegge of hij deeze zwakker vindt dan die, welke men uit den eeuwigen doodflaap kan ontleenen? Indien hij dit denkt, — is hij juist gefchikt om door Spartacus tot de hooger geheimen ingewijd te worden. Hij mag wel magus of rex zijn. Indien het hier de gefchikte plaats ware om deeze zaak als een vraagpunt van wetenfchap te onderzoeken, zoude ik zeggen dat iedereen, die wel geflaagd is in het nafporen der natuur en die zijne gevolgtrekkingen bouwt op de zelfde beginfelen, die hem in het vorig onderzoek hebben doen flaagen, overtuigd moet zijn dat er voor den redelijken mensch een anderen ftaat van beftaan is. Want hij moet erkennen* dat, indien dit niet zoo is, er eene allerzonderlingfte uitzondering plaats heeft van eenen regel, welken zijne geheele ondervinding hem geleerd heeft als algemeen ingevoerd te befchouwen, namelijk dat de natuur alle haare c-ntwerpen voleind, en dat elke clasfe van wezens, dien trap van volmaaktheid, voor welken dezelve vatbaar is, bereikt. Laat hem zich zelve met aandagt befchouwen, en hij zal gevoelen dat zijn verftandelijk vermogen voor eene zoodanige verbetering vatbaar is, dat Newton in ver-  Z5Ö DE ILLUMINAATEN,; vergelijking daarmede flechts een. kind is. Ilc zoude deeze Helling zeer verre kunnen trekken, en, zoo ik meen, het gevoel treffeh van ieder dien ik zoude verlangen mijn vriend te noemen. Welk denkbeeld kunnen zij dan van dit genootfehap vormen, die nederig ert oprecht genoeg zijn om te erkennen dat zij te dikwerf de vermogender kracht gevoelen van tijdelijke eb zin* lijke vermaaken, door welke hun géést wordt - •afgetrokken van het geen hun geweeten hen zegt billijke, — plichtfchuldige aandoeningen jegens hunnen grooten en weldaadi^en vader, — plichtfchuldige gevoelens en gedragingen jegens hunnen naasten te zijn, — en door welke hunnen eerbied voor die zuiverheid van denkbeelden en matiging van begeertens, die hunnen edelen aart zoo wel pasfen, verminderd Wordt? Wat moeten zij van deeze order denken? Zich zelf bewust van menige misflagen, die hen zelve verftoord zouden hebben indien die door hunne liefde kinderen begaan waren, — zien zij met angstvalligheid naar hunnen Schepper op, —. zijn treurig om dat zij zoo verre hunnen plicht vergeeten hebben, en vreezen dien weder te vergeeten. Hunne droevige ondervinding leert hen dat dikwils hunne rede te zwak, hunne kennis te gebrekkig en te zeer door driften en vooröordeelen belemmerd is, waar. door alle dingen misvormd worden, of hunne aandagt door tijdelijke voorwerpen te zeer wordt afgetrokken* Zij ware» gelukkig indien het hunnen liefderijken  ï>*. ai-SLX U M I N A E N. ï57 fcea vader behaagde hen, van tijd tot tijd, aan hunnen plicht te herinneren, of hun gemoed op eenigerlei wijze indrukken te geven, die tegens hunne o'nkunde, zwakheid, of zelfs gevoelloosheid en agteloosheid zouden opweegen. Zij durven zoodanige niet verwachten, welke hunne zedigheid hen zegt dat zij niet verdienen, en welke zij vreezen dat ongefchikt mogten zijn óm verleend te worden; maar wanneer een zoodanige troost hen wordt voorgehouden, ontfangen zij dien met greetige harten, — ert zegenen dé goedheid, welke die gunst verleent, 'en de hand die ze toereikt. Zoodanige beminnelijke karakters zijn er geweest in alle tijden en in alle omftandighedèn van het menschdom. Zij zijn niet in alle gelegenheden verftandig geweest; — dikwils te voorbarig hebben zij gereedelijk geloof gegeven aan iets dat hen dien zoo zeer gewenschtten bijftand beloofde, en bij ongeluk waren er geestdrijvers of fchurken, die zich deezen algemeenen wensch van bezorgde menfehen te nutte maakten; en de waereld is door bedriegerijen verduisterd geworden, waar door God voor het menschdom misvormd, wij met allerlei vrees vervuld, en dan gerustgefteld zijn geworden door boeten, offerhanden en zelfskastijding, welke ons gezegd wierden overgenoegzaam te zijn om alle onze zonden te verzoenen. Dus wierdt onze plicht jegens onzen naasten, jegens onze eigen waardigheid en jegens onzen Schepper en Vader ter R zij-  3$8 de ILLUMINAATEN." z'ijde gefteld en de godsdienst Jtwam onze begrippen van recht en onrecht niet meer te hulp, maar opende, daarentegen, door deeze bijgelooyigheden de poorten des hemels voor de onwaardigen en de fnooden. Dan ik wilde niet van deezen fpreeken, maar van de deugdzaamen, de oprechten, de zedigen, de nederigen, die hunne gebreken kennen, hunne plichten lief hebben, en' wenfchen die nog beter te kennen en lief te hebben. Deezen zijn het die gelooven dat „ de openbaaring leven en ori„ fterflijkheid binnen hun bereik gefteld heeft." Zij befchouwen die als den Vader des menschdoms waardig, ontvangen dezelve met dankbare harten, bovenal bewonderende de eenvoudigheid der daarin vervatte zedekunde, die in eene zinfnede omfchreven is: „ Doet een ander, „ wat gij redelijkerwijs kunt begeeren dat u „ van een ander gedaan worde," — en die zuiverheid van begrippen en zeden, die dezelve van alle den mensch ooit voorgehouden stelzels van zedeleer onderscheidt. Hier in vinden zij grond tot onderwerping onder de lasten des levens, en eene onderfteuning in de uure des doods, juist gefchikt naar de ongerustheid van hunnen aart. Zoodanige menfehen zullen gaarne toeftaaji dat de Stoicijnen lieden van een edelen en verhe"venen geest geweest zijn, en dat zij waardige begrippen hadden van hunnen rang onder Gods werken ; maar zij bekennen voor hun zelve, niet alle  DE ILLUMINAATEN. 1$<} alle die onderfteuning, welke zij zoo dikwils nodig hebben, door de Stoicïjnfche grondbeginfelen te kunnen verkrijgen; en zij zeggen dat zij in hunne gevoelens niet zonderling zijn, maar dat het gros des menschdoms, van het Hereiken dier hartelijke onderwerping aan Gods wil, teruggehouden wordt, door gebrek aan heldhaftigheid, door hunne bijzondere omftandigheden of door gebrek aan gelegenheid om de natuurlijke kracht van hunnen geest te verfterken. — Zij beweeren dat de Stoïcijnen flechts weinigen, zeer weinigen onder veele millioenen, geweest zijn, en dat dus hun te vreden zijn weinig be« tekende ónder de algemeene ongerustheid, angst en wanhoop. Zoodanige menfehen zullen zeer zeker van deeze Illuminatie met af keer en fchrik terug deinzen; — van een genootfehap, hetwelk hunne dierbaarfte verwachtingen voor leugens uitkrijt, hunne gronden tot hoop op hunnen Verlosfer befpot; en hetwelk, naa hen om hunne ligtgeloovigheid uitgelagchen te hebben, hen aanfpoort bm allen hoegenaamden godsdienst te verwerpen; hetwelk het beftaan van dat Opperfte weezen , dat voorbeeld van alle voortreffelijkheid, welk hunnen geest zoolange met bewondering en liefde vervuld hadt, loochent; — van eene order, eindelijk , die voorgeeft hen uit flaavernij te verlosfen, en een tienmaal ondraaglijker en drukkender last op hunne fchouderen legt, van welken .zij nimmer kunnen ont. flaagen worden, Lieden van gevoel en doorR a zich  tóö BE H.LU B I N.A HE Ni zicht zullen eert zoodanig voordel, met verachting verwerpen ; en zelfs de fhooden, die de Godheid te koop veilen, moeten: overtuigd zijn, dat zij er beter aan zullen zijn met hunne priesters, onder welke zij zoodanigen kunnen uitkiezen^ die met geduld en minzaamheid hunne twijffelingen oplosfen, hunne vrees beneemen, en^ hunne hoop aanmoedigen. En alle goede menfehen, alle vrienden van orde, rust,,en billijkheid zullen een afkeer hebben van de gedachte om den tegenwoordi ■ gen daat van zaaken , hoe gebrekkig die zijn moge, omtekeeren, alleen met oogmerk om eenen anderen intevoeren, die door de menschlijke ondeugden misfchien binnen het * jaar weder afgefchaft zoude zijn. Zij bevinden dat de uitvinders , om hierin te flaagen, alle gronden van redelijkheid vernietigd hebben door zich de allerfnoodfte middelen te veroorlooven tot het bereiken van eenig oogmerk , hetwelk hunne verbeelding, aangeprikkeld door driften of eigenbelang , hen als gewigtig heeft doen voorkomen. Zij bevinden, dat, in plaats van zedelijkheid, de ondeugd moet boven drijven s en dat er geene zekerheid is voor de duurzaamheid van dit Utopisch geluk; en dat intusfehen vernieling en elende de waereld geduurende den ftrijd zullen verwoesten, en dat de helft van de geenen, welke men voorgeeft gelukkig te maaken , onder die rampen zullen omkomen.. Wij hebben flechts op frankrijk te zien,  DE HIBMIRAAÏïS, &6l zien , alwaar in acht jaaren meer te rechtftellingetr, beroovingen en verdrukkingen van allerlei flag, •onderhetpouyoir revolutionaire, hebben plaats gehad dan te vinden zijn in de gedenkfchriften van de voormalige despotieke koninglijke regeering. Niets in de geheele conftitutie der Illuminaten, vervult mij met meer affchuw dan de voorilellen van Hercules en Minos, om ook de vrouwen > en voornaamlijk ,, die goed zuiver en bem minnelijk waren en een goeden naam hadden" aanteneemen. Zij konden geen middel uitgedacht hebben, dat van meer kracht kon zijn dan dit. Indien eenige mijner vrouwelijke landgenooten mij de eer doen van dit werk te leezen, zoude ik haar allerernftigst aanfpooren om dit'als eene zaak van het uiter-fte. gewigt voor heur zelve te befchouwen. Ik zoude haar bij heure achting voor :heure eigen waardigheid, voor heuren toeftand -jn de maatfchappij, bezweeren om zich te vereenigen tegens die vijanden van het menschlijk geüacht en fnoode verlaagers van de fe^e; en ik zoude haar verzekeren, dat in den, tegenwoordigen ftaat van zaaken, het geluk der waereld bijna geheel van haar afhangt. Doch indien zij flap zijn en zich laaten verleiden, zullen zij vallen van dien hoogen ftaat, tot welken zij in het christelijk Europa gefteegen zijn, en weder neêrzinken tot die onbeduidendheid of flaavernij, welke haar lot is in alle landen., waap het christendom niet gepredikt wordt. Ik hoop dat mijne fchoone landgenooten dee* R 3 ze  8Ó*a DE I E t U M I N A A T E N. ze plechtige aanfpooring befchouwen zullen als een bewijs van i mijne hoogachting voor haar lieden. Zij zullen het mij dan ten goeden duiden . wanneer ik, in deezen; tijd van kommer en fchrik, haar'een indruk willende geeven van eene ernftige waarheid, allen omflag ter zijde ftel en tot haar fpreek met eene eerlijke doch beraainh'jke eenvoudigheid. De mensch is in weelde verdronken. Onze ge. nietingen zijn thans zoo menigvuldig dat allee vermaak is. Zelfs in zeer geringe tóeftanden, in deeze zeer befchaafde maatfchappij, is er bijna niets dat gedaaante behoudt van eene levensnoodwendigheid, of zelfs van een eenvoudig gemak, — alles is verfierd, — het moet niet nuttig fchijnen, maar voorkomen als eenig zinlijk vermaak gevende- Ik zegjdit niet laakender» wijs, — onze natuur is zoo, — de mensch i$ een verfijnend fchepzel en onze meestgeroemde hoedanigheden zijn flechts verfijningen van on. ze noodwendige behoeftens. Onze hut wordt een fraai paleis, onze ruuwe bedekking wordt eert cierlijk kleed, onze kunften worden wetenfchappen ! Deeze ontevredenheid met den natuurlijken toeftand der zaaken en deeze neiging tot verfijning kenfchest onzen aart, en verfchaft ons de groote bezigheid van ons leven. De (trekking, welke deeze geneigdheid .toevallig, m elken tijd en bij iedere natie neemt, tekent haare hoedanigheid op de duidelijkfte en belangrijkfte wijze. Alle natiën hebben die gentigdheid in eenf  DE XI.&UMÏNAATEN. 203 eenigen graad, en het is ligt te begrijpen dat dezelve, bij fommige, een hoofdonderwerp van befchouwingkan opleveren. En indien dit bij eenige. natie het geval is, moet het zeker daar zijn waar de genietingen des levens het talrijkst zijn, — en dus bijzonder bij eene rijke en weelderige na;tie. Ik kan zeker, zonder vergrooting of verkleining, thans deeze naam vrijelijk aan onze natie geeven. Indien gij flechts de allergeringste volksclasfen, die den ganfchen dag voo«? hun brood moeten arbeiden, neemt, is dan niet het hoofdoogmerk van allen, om zich, op de eeneof andere wijze ,eenig zichtbaar vermaak te verfchaffen ? De maatigen en bezigen voeden altoos de gedachte en hoop om de aangenaamheden des levens zonder verderen arbeid te verkrijgen , en veelen hebben geen ander oogmerk dan vermaak. En laat ons nu aanmerken dat het de vrouw is, die aan dit alles bevaltpgheid^ moet bijzetten. Het is in de menschlijke natuur, in degefteldhieid van den mensch, dat de vrouwen wat tot haareeni' ge betrekking heeft, moet voortkomen als het fieraad des levens. Dat dit denkbeeld zich onderalie maatfchappelijk gevoel vermengt, blijkt uit het gedrag van ons gellacht in alle tijden en omftandigheden. Dit gevoel nopens de fexe is nodig, om een zoo hulpeloos, zoo teder, zoo zeer voor verbetering vatbaar fchepzel als de mensch, op de been te helpen ; — zonder dit zoude de langduurige taak niet afgefponnen kunnen worden , en ik durf zeggen dat die in de onderR 4 fchei-  Od.'4 ' D E I L t IX M I N A A T E S. r? fchèiden ftanden afgefponnen wordt, ongeveer naar maate dit voorbereidend en onontbeerlijk gevoel al of niet in kracht is. Aan den anderen kant, is het niet minder oogenfchijnlijk, dat het de begeerte der vrouwen is om de mannen te behaagen, en dat zij zich fchikken naar het geen zij meenen hen i.^te kunnen neemen. Zonder deeze overeenkomst van denkbeelden zoude er geene werking in de natuur zijn. Wij vinden nergens in Gods werken, eenig gebrek aan overeenftemming. Indien dus zij, die het beftuur der maatfchappij in handen, hebben en derzelver gebruiken regelen , verftandig en deugdzaam waren, twijffel ik geenzins of de vrouwen zouden het fchoonfte voorbeeld geyen van al wat voortrefiijk is. Maar indien de mannen verachtlijke weliustigen zijn, zullen de vrouwen enkel trachten de zinlijke vermaaken te bevorderen en te verfijnen. Er is geen gebrek in den vrouwlijken geest het zij in begaafdheden of in geneigdheden; ook kunnen wijniet met zekerheid zeggen, dat er eenig onderwerp van verftandelijk of zedelijk onderzoek is, in hetwelk de vrouwen niet hebben uitgemunt. Indien de tederheid van hunne geftalte of andere lighaamlijke redenen der vrouwelijke fexe een geringer deel aan fommige geestvermogens vergunnen, zij bezitten, daarentegen, andere in een hooger graad, welke uit hunnen aart niet minder agtingswaardig en voor de Maatfchappij van geen minder aanbelang zijn. Ia ptèate van - '■ ■ in  DE ILLUMINAATEN.' S>$$ Jn het breede uittewijden, over haare geestvermogens, of mijne Hellingen te flaaven'door de voor. beelden van eene Hijpatia, eene Schuurman», eene Zenobia, eene Elïfabeth, enz. kan ik hier invoegen het verflag,' welk van de fexe gegeven is door een man van buitegemeene"ondervinding,die onder haar zonder vermomming óf zonder beweegreden om een verfierden rol te fpeelea verkeerd heeft, — van den heer Ledijard, die het grootfte gedeelte der waereld , doorkruist hee§ enkel ter involging van zijnen fmaak om de, meestal in gebrek en dikwils in de uiterfie elende, zijnde, menschlijke natuur naarte? fpooren. „ Ik heb Czegt hij.) altoos opgemerkt dat „ de vrouwen, in alle landen, beleefd, ver. plichtende, teder en menschlievende zijn; „ dat zij altoos geneigd zijn om vrolijk en wel.' „ gemoed, bedeesd en zedig te zijn; en dat „ zij niet, gelijk de mannen, aar'sfelen om iets „ minzaams of edelmoedigs te doen. . Niet trotsch, niet vermetel, niet flijf, 2ijn z,j „ ten uiterften vriendelijk en beminnen gezel-, „ fchap; — in het algemeen meer blootgefteld om te dwaalen dan de mannen, maar ook in „ bet algemeen deugdzaamer en meer goede daa„ den verrichtende. Eene vrouw, — het zij. be„ fchaafde of wilde, — fprak ik nooit aan in „ bewoordingen van betaamlijkheid en vriend„ fchap, of ik ontving een betaamlijk en vriendR 5 . „ lijk  2,65 DE ILLUMINAATEN. „ lijk antwoord; — bij de mannen was het dikwils heel anders. „ De woeste velden van het ongastvrij Deene„ marken, het eerlijk Zweden, het bevrozen „ Lapland, het ruw en onbefchaaft Finland, het „ dom Rusland en de wijduitgeftrekte gewesten „ der omdoolende Tartaaren doorkruisfende, — „ en hongerig, dorftig, koud, nat, of ziek „ zijnde,: waren de vrouwen altoos en overal' „ vriendlijk voor mij; en deeze deugd die den „ naam van goedhartigheid zoo wel verdunt, „ was dubbel aangenaam door de ongedwonge„ ne en vriendh'jke wijze, op welke dezelve „ wierdt beoeffend." En deeze zijn zij, welke weishaupt wilde bederven! Eene derzelven, welke hij met tederheid omhelsd hadt, wilde hij vermoord hebben, om zijne eer te redden en zich in ftaat te ftellen van de deugd te prediken! Maar laat ons niet te ftreng tegens weishaupt zijn, — laaten wij ons zelve eerst van alle vlekken zuiveren eer wij hem willen berispen. Zijn wij niet eenigermaate fchuldig, wanneer wij bij de vrouwen die geestvermogens en die hartsneigingen, die haar in eiken rang even waardig doen zijn, in die nederige ftanden in welke de heer Ledijard haar meestal zag, niet befchaaven ? Ik kan niet gelooven dat wij dat doen. Zij moeten niet flechts aan de geheelft befchaafde maatfchappij bevalligheid bijzetten , maar  De iliüminaaiin. aö> «jaar het is in haare getrouwe en tedere per. foonlijke genegenheid, dat wij de zoetfle genoegens fmaaken, welke het leven oplevert. Maar worden zij in alle die gedelaheden, in welke de wijze hoe haar te behandelen niet . door de barsfche wetten der noodzaaklijkheid wordt voorgefchreeven, niet opgekweekt tot enkel vermaak? — Worden ernltige bezigheden niet beschouwd als aan haare beminnelijkheid te kort te doen? Is het eigenbelang, dat ons haare deugden niet doet befehaaven? Wij veronderdellen dat zij geene bezigheid moeten hebben dan zich optefchikken, als of de natuur haar niet reeds, ten minden zoo veel als nodig is, daartoe aanfpoorde. Alles, wat haar voorgefchreven wordt, gefchiedt om 'haar beminnelijker te maaken, — zelfs haare zedelijke lesfen worden hierop gefchoeid, en Mifs wollstonecraft heeft volmaakt gelijk , wanneer zij -zegt;dat de fraaie lesfen voor jonge vrouwen, van Fordijce en Rousfeau, dezelve enkel tot eigenbelang en wellust opleiden. Deeze advocaate der fexe delt haare zusters in het waare oogpunt, wanneer zij haar befchouwt als gelijke voorwerpen van Gods zedelijk beduur, — en even gelijk de mannen, zich voorbereidende tot eene onbepaalbaare verbetering in toedand en bedaan. Wanneer zij hier bij altoos gebleven was, en dit niet uit het oog hadt verlooren, zoude haar boek (hetwelk, buiten kijf, veele voor.sd atteaic - sc tref-  treflijk ; Onzen emftigen aandagt' ten ;hóogftett waardige, zaaken behelst, een onfehatbaar werk geweest zijn. Zij bemerkt te recht:dats:vröuwe1'rjke"' deugden -groot en' eerbiedwaardig ' zijn, snaar dat, in ons dol bejag van : Vermaak , ■ van loüter vermaak.,-daarop weinig ;of geen acht geflagen wardt. £te\0ian: yertfeuwt op zijn ontegenzeggeliik gezag', of op-: de algeineene goedhartigheid der fexe, dat haare deugden te.voorfchijn zullen komen, wanneer wij die nodig hebben bfl, maar.'^ bij gelegenheid zullen wi} „ er" om zenden." Zij vertoonen de edelfte hoedanigheden ih .de.rnoeilijkfte gevallen. .Zoodanig- zijn: het geduldig dragen,:-yaij.. jatopeu, en vernederende '..tegenfpoeden. Dit -is bezwaarlijker dan het' trot-feeren van gevaren, in eenen-werkzaamen en fchitteremlen ft.and- Zien wij niet dikwils eene aan zich zeiven overgelaaten vrouw, belast met.de zorge voor een huisgezin, niets hebbende dan de elendige over? blijffelen van een misfchien docr verkwisting of jjdelheid verfpild vermogen, — en .immers, zeldzaam, zeer zeldzaam, zien wij zoodaanige vrouw tegen dien taak opzien, of denzelven agteloos vervullen? Is het dus geene, aan, dolheid grenzende, dwaasheid, voor deezen onzen grootften zegen niet zorgvuldig te zijn., voor iets, dat ons geluk zoo naa betreft, — en zouden wij dan ons zelve en deeze onze beste gezellinnen en vriendinnen niet voor de gevolgen van die; noodlottige Illuminatie behoeden? Het is ira- . mers  DE lEEUMINAATEN; aöp mers gebleken, tot welke fchriklijke wandaaden de mensch vervallen kan, wanneer hij beheerseht wordt door het dweepziek en verblindend vooruitzicht der gelukzaligheid in e'en ftaat van vrijheid en gelijkheid ; of wanneer hij, door onverzadelijke Wellust overmeesterd, niet in toom te houden is door eenig zedelijk gevoel en de ban. den van godsdienst; en gij weet leezer! dat de vrouwen hierin den aart der mannen hebben en dien zelfs verre overtreffen. Wanneer wij een Zoon gezien hebben, die aan de Nationaale vergadering zijn genoegen te kennen gaf over de drie dagen te vooren gedane onthalfing van zijn vader, daarbij verklaarende een waar burger te zijn, die de natie boven alles waardeerde; — hebben wij den zelfden dag vrouwen gevonden , die hunne mannen; (o lchande der natuur O moeders, die hunne zoonen, als flechte burgers en verraaders, aanklaagden. En hoe heeft men beantwoord aan alle die fchriklijke dienften der vrouwen, die, om hunne gevoelens van burgerfchap en afkeer van het koningsfchap aan den dag te leggen, het karakter van haar gefiacht verzaakten, en beeten in de lillende ledemaaten van haare vermoorde landgenooten (*)? Zeker verdienden . .. hfcjj . dee- C*) Ik zeg dit op gezag van een jongheer, die.het gezien heeft en daarbij verklaarde, dat het geene vrouwen van het gemeende fout waren; maar dat zij cr in kleeding heel wel uitzagen. — Het doet mij leed hier bij ie moeten voegen, dat  874 DE IBLUMINAATEM. ■ ■ Fcecunda culpa facula nuptia:, Pr'wtum ixquirayerc, et genus, et tos Hoe fortte de iyata clades Ih patriam populumque fiuxit. HOR. III. 6. 17. Ik zeg dit niet uit gemaakte zedigheid, maar het is de natuurlijke loop van zaaken, en Frankrijk geeft thans het volmaaktfte bewijs van weishaupts fchranderheid, en hoe oordeelkundig hij zijne ontwerpen gevormd heeft. Kan het ftrekken tot verbetering' van onze zeden en manieren, dat de dames fchouwtoneelen van lighaams* oefeningen bijwoonen, en dat zij, gelijk de Romeinfche matroonen, over de verdienden van eenen naakten worftelaar of zwaardvegter beflisfehen? Hebben wij niet reeds genoeg aan onze fpringers en koordedanfers» en zouden wij eene juffer bewonderen die naar zulke vertooningen .haakte? Zoude het onzen fmaak verbeteren indien onze kamers verfierd waren met zoodanige fehilderijen en plaaten, als pronkten in het cenaculum en in de ftudeerkamer van den verfijnden en fierlijkeri zedemeester Horatius, die de kunst bezat — ridendo dicere verumP Zullen Wij verbeterd worden wanneer dit alles beftaanbaar gerekend wordt met die lesfen, die hij gewoonlijk voor het levensgedrag geeft? Da zuivere zedelijkheid van de Illuminatie wordt nu gebruikt om Italien te berooven van alle die  DE ILLUMINAATEN. 275 die kostbaare overblijffelen van aloude kunst en wellustigheid; en Parijs zal eerlang de verzamelplaats zijn van kunrtenaars uit alle landen, die aldaar de werken van oude meesters zullen komen beltuderen, en allerlei zedenbederf met zich zullen naar huis neemen. Het plan is meesterlijk en de nieuwe ftaatslieden en generaals kunnen, in dit opzicht, met eenen Colbert en eenen Condé gelijk gefield worden. Maar de gevolgen van die gallifche heerfchappij over de gemoederen van den gevallen mensch, zullen zoo fchriklijk zijn als hunne heerfchappij over leven en vermogen geweest is. Herinneren wij ons, op welke wijze Spartacus zich voorftelde om zijne zusters te bederven (want wij behoeven niet te zeggen waarom hij oordeelde dat dit voor zijn plan bevorderlijk zoude zijn, — dit is klaar genoeg). Hij wilde haar zedelijk en godsdienftig gevoel uitdooven. Laaten wij bedenken hoe de athéist Minos zijne ftiefdochters aanprijst, wanneer hij dezelve als gefchikt voor de Loge van zusters befchrijft: ,, Zij zijn boven allé vooröordeelen, en, in het ftuk van godsdienst, denken zij even als ik." Deeze flechthoofden oordeelden te recht dat deeze zaak * veel omzichtigheid vereischte en dat men, in de plegtigheden en ceremoniën, de uïterfte aandagt op betaamlijkheid en zelfs kieschheid moest hebben, indien men het voor de vrouwen niet onfmaaklijk zoude maaken. Dit S a was  3,^6 DE ILLUMINAATEN. was zeer juist over het vrouw]ijk gevoel geoordeeld. Maar zij oordeelden vaisch en enkel Volgens hunne eigen oppervlakkige ondervinding, wanneer zij dien tegenzin en vrees toefchreeven aan ingetogenheid. De ingetogenheid is indedaad de onderfcheidende eigenfchap van het vrouwlijk gellacht. In eene vrouw is dezelve zeer fterk en misfchien de waare bron van dien tegenzin, voor welken de Illuminaaten vreesden. Dan zij moeten zeer kortzigtig of ongelukkig in hunne kennisfen geweest zijn, indien zij nooit eenige andere oorzaak tot afkeer eener vrouw van al wat zedeloos of onbetaamlijk is befpeurd hebben. Willen zij voorgeeven dat de zedige vrouwen in hunne achting voor alles wat men onder betaamlijkheid en zedigheid verffcaat, en in hunne afKeuring van het tegenftrijdige, en. kei vrouwelijke ingetogenheid vertoonen? Zij zijn dan zeer blinde leermeesters. Doch zij zijn niet zoo blind. Het bericht van de aanneeming eener jonge zuster te Frankfort, onder den verdigten naam van Pfycharon, vertoont de naauwlettendlle aandagt op het zedelijk gevoel der fexe ; en de onrust en verwarring die, met dat al, onder de jufferfchap ontftondt, bewijst dat zij Hechte beoordeelaars waren, wan»eer zij alles voor goed en kiesch hielden. Minos vaart uit tegens de vrouwen aldaar, om dat zij te vrij, te rijk, te republikeinsch, en te verftandig waren om bij den neus geleid të worden; dit zijn zijne  BE ILLUMINAATEN. »77 zijne eigene woorden. Maar Philo dagt zeker niet meer juistheid over de fexe, toen hij zeide: „ de waarheid is een zedig meisje; men moet haar de hand reiken door gezond ver„ ftand en goede zeden, maar zij moet niet met „ grofheid behandeld worden als eene hoer." Ik zoude de aanfpraaken, welke bij deeze gelegenheid aan de onderfcheidene clasfen der vergadering, meisjes, vrouwen, jongelingen en vreemden, gedaan wierden, hier invoegen, ware het niet dat ik vreesde mijpe fchoone landgenoten te beledigen. De godsdienftige begrippen door welke de ftervelingen, zeifs in het vervullen hunner zedelijke plichten, moeten onderfleund worden, en nog meer die denkbeelden,'die louter godsdienftig zijn en gene betrekking op iets van deeze aarde hebben, zijn juist die, welke in het vrouwlijk hart de fterkfte zijn. Genegenheid, bewondering, kinderlijke eerbied, — hierin overtreffen, zoo ik mij niet bedrieg, de vrouwen verre de mannen, en het is uit dien hoofde dat wij dezelve in het algemeen zoo zeer geneigd vinden tot godsvrucht, welke niet anders is dan eene involging van die neigingen, die in de verbeelding oneindig zijn. De vroome ftort, met' verrukking haare ziel uit in uitdrukkingen van die gevoelens, gelijk eene tedere moeder, onder de lief koozingen van haar kind, de büitenfporigfte fpreekwijzen van genegenheid vermengt. De S £ vroo.-  278 DE ILLUMINAATEN. vroome tracht zelfs hooger trappen van die nelgingen te weeg te brengen, door uittewijden over zodanige omftandigheden van het Goddelijk gedrag ten opzichte van den mensch, als dezelve natuurlijk opwekken; en zij doet dit zonder vrees van te verre te gaan, om dat het oneindige der wijsheid en goedheid altoos haar gevoel zal billijken, en de uitdrukking van hetzelve ontheffen van alle befchuldiging van overdrevenheid of vergrooting. Ik ben dus overtuigd dat de vrouwelijke geest zeer gefchikt is voor befchaving door middel van den godsdienst, en dat haare natuurlijke zagtheid en minzaamheid van imborst altoos genoegzaam zijn zullen om deeze bij haar aangenaam te maaken. Het is dus met dubbel leedweezen, dat ik fommige van haar zich zie voegen naar de vermetele voorgevingen van onze geïllumineerde wijsgeeren, die meenen zoodanige onderfteuning voor hunne kennis en het vervullen hunner plichten niet te behoeven. Niets ftaat zoo ongelijk aan die algemeene zedigheid van gedachten en . dat wantrouwen, welk wij in het vrouwelijk karakter onderftellen. Ik worde genoopt te denken, dat zulke afwijkingen van het algemeen karakter der fexe tekenen zijn van een ruuwer inborst, van een hart dat minder gevoelig en over het geheel minder beminnelijk is dan dat van anderen; en het. is niet te ontkennen, dat er fomfflige zoodanige onder ons zijn. Veel , zoo n iet  DE IELUMINAATEN. 27.Q üiet het geheel van deeze verkeerdheid moet, ben ik verzekerd, toegefchreeven worden aan het kwaad voorbeeld van de mannen. 1 De vrouwen worden met zulke uitdrukkin? gen gemeenzaam gemaakt — haar eerfte affchrik is voorbij en — (wilde de Hemel dat ik mij bedroog,) ibmmige hebben haar geweeten reeds zoodanig gekwetst, dat zij eenige reden bebben om te wenfcheq dat de godsdienst geenen grond hadde, Maar ik wilde alle, en in het bijzonder deesjt vrouwen beweegen om deeze zaak in een ander licht te befchouwen, — waar dezelve hén in dit leven, in haaren rang en behandeling in de gewoonlijke maatfchappij kan benadeelen. Ik zoude haar zeggen, dat wanneer de waereld eens het geloof zal aannemen, dat dit leven alles is, als dan de waare ftelregel van redelijk gedrag zijn zal „ eeten en drinken, want mor„ gen moeten wij fterven;" en dat zij, wanneer zij enkel op de liefde der mannen moeten reke* nen, welhaast in flavernij gebragt zullen zijn. De kroon, die zij nu dragen, zal haar van het hoofd vallen, en zij zullen niet meer beflisfchen over al wat in het menschlijk leven beminnelijk is. Het rijk der fchoonheid zal dan flechts van korten duur zijn en zelfs «1 het republiekeinfich Frankrijk zullen de bekoorlijkheden van Madame Tallien niet veele jaaren meer Parijs kunnen kluis* teren. De man is wellustig en veranderlijk, hij S 4 i\  380 DE ILLUMINAATEN» is de fterkfte en kan de vrouw altoos tot zijnen wil brengen. Nu wordt hij weêrhouden dooï •eerbied voor haare zedelijke waarde, — veelen door godsdienst ,•— en nog meer door publieke wetten, die gemaakt zijn in een tijd dat godsdienftige waarheden op de gemoederen en het gedrag der menfehen invloed hadden. Wanneer de gevoelens der menfehen veranderen, zullen zij niet zoo dwaas zijn om wetten in kracht te houden, die hunne fterkfte begeerten tegengaan. Dan zullen de rijken hunne Harems en dé armen hunne werkflavinnen hebben. "ja, het is niet alleen om dat de vrouw ala de zedelijke gezellinne van den man befchouwd wordt, dat de fexe zoodanige heerfchappij bij ons heeft. Men vindt iets van dit bij alle natien. Van alle de onderfcheidingen, die ons verheffen boven alle andere gevoelende fchepfelen van deezen aardbol, welke de beste van hun zoo ongelijk met ons maaken, als zij zijn •tegens eenig levenloos ding, — is er geene op. merkelijker dan het onderfcheid welk men béfpeuren kan in het betoon van de driften, door welke het geflacht in ftand gehouden wordt. Gelijk ik reeds opgemerkt heb, zoodanig onderfchéid is ontontbeerlijk. Er moet eene zedelijke betrekking plaats hebben, op dat het menschlijk geflacht uit redelijke weezens befta, voor verbetering vatbaar niet flechts door de toeneemende ondervinding van elk bijzonder perfoon, maar ook  Z> K ILLUMINAATEN» a8l Ook door de erfiijke waarneming van de opvolgende geflachten. Men kan dit nagaan in de eenzaame paaren van Labrador, waarde menschlijke natuur als verkwijnt gelijk de niet groeiende eik in de fpleet eener rots, — in tegenoverftelling der befchaafde maatschappijen van Europa, waar onze natuur gedurende eene reeks .van eeuwen, een heerlijken wasdom verkreeg. Hoedanig ook de aangebooren geestvermogens zijn, kan de vrouw, bij den armen doch minzaamen Esquimauz, voor haar geflacht niets doen dan een jong optekweeken, dat zijnen levensloop niet kan voltooijen zonder onophoudelijken zwaarea arbeid om ziel en lighaam bijeentehouden, — hier kan dus haar rang in de maatfchappij bijna geen naam hebben, om dat men naauwlijks zeggen kan dat er eene maatfchappij is, dan alleen voor zoo verre nodig is om de vijandelijke aanvallen der Indiaanen tegen te gaan, die op hen, zonder enige reden, ter jagt gaan, gelijk de hond op den haas. In andere deelen der waereld zien wij, dat de achting," in welke de fexe gehouden wordt, in een naauw verband ftaat met de maat van de verfchillende omftandigheden, die wij rekenen tot de befchaaving eener maatfchappij te behooren. Wij kunnen dwaalen, en het is waarfchijnlijk dat wij dwaalen in onze berekening van de trappen dier befchaaving, om dat wij niet volkomen weeten wat de waare yoortreflijkheid van den mensch is. Maar in S 5 zoo  $82 SI ILLUMINAATEN» zoo verre wij daarover kunnen oordeelen, geloof ik dat mijne (telling toegedaan zal worden. Op dit gezag, durf ik zeggen dat de mensch in het christelijk Europa den hoogden trap van befchaying bereikt heeft, — en het lijdt geen twijflèl dat de vrouwen aldaar den hoogden rang bekleeden; Maar hier moeten wij zeer zorgvuldig zijn hoe wij ons begrip vormen, het zij van de maatfchappij of van den vrouwlijken rang; —• wij moeten zeker hier toe niet de twee of drie douzijnen van de alleraanzienlijkden nemen. Hun getal is te klein en hun toedand te bijzonder om hierin ;c]en nodigen dienst te doen, en daarenboven is den toedand van de bijzondere leden deezer c'asfe in alle landen bijna dezelfde, — in allen zeer gekundeld, — en dus is hun karakter grilziek. Even min moeten wij het oog hebben op de allertalrijkde, de laagde clasfe der maatfchappij; want deeze zijn de arbeidende armen, wier gedrag en bezigheden zoo zeer door de harde omftandigheden van hunnen toeftand bepaald zijn, dat er naauwlijks iets ter hunner keuze wordt gelaaten. De gefteldheid der vrouwen in deeze clasfe moet bij alle natiën bijna dezelfde zijn. Echter is er nog eenig verfchil bij optemerken, — en mij komt voor dat zelfs hier eene blijkbaare meerderheid van den vrouwlijken rang is in die landen, waar het zuiverfte christendom, de overhand heeft. Wij moeten echter onze berekeningen maaken naar, eene  DE ILLUMINAATEN. 2 8| eene talrijke clasfe, doch die tevens in eenigzins ruime omftandigheden is, bij welke redelijke gevoelens in eenige aanmerking komen en de menfehen hun gedrag eenigzins ter hunner keuze hebben. Ik durf zeggen dat het niet in Rusland noch in Spanjen is, waar de vrouw van het meeste gewicht, als lid der maatfchappij gerekend wordt; maar dat in Groot-brittanjen haare rechten meer dan ergens elders geëerbiedigd worden. Nergens wordt de goede naam eens mans zoo zeer bevlekt door huwelijks-ontrouw; — nergens is het zoo bezwaarlijk het brandmerk van bastaardfehap wegtenemen, of eene onbetaamlijke verbintenis te doen goedkeuren; en ik geloof • dat men gereedelijk zal toeftaan dat het deel der vrouw in erfopvolgingen, haar gezag in alle zaaken van huisfelijk vertrouwen, en zelfs haare gevoelens over wat het leven en de zeden betreft, hier meer dan in eenig ander* land geëerbiedigd worden. Ik ben lang van gedachte geweest, (en elke opmerking, die ik zedert heb kunnen doen, heeft mij daarin bevestigd,) dat de vrouw alleen aan het christendom, den hoogen rang, welken zij in de maatfchappij bekleedt, verfchuldigd is. Ziet de fchriften der oudheid, — de werken van Griekfche en Latijnfche dichters, — de tallooze lofredenen der fexe, zoo in dichtmaat als in profa, — in die allen vind ik weinig, — zeer weinig, waarin de vrouw met eerbied behandeld wordt»,  SÖ4 »E ILLUMINAATEN. wordt; er is geen mangel aan liefde, dat is behaagen in fchoonheid, bekoorlijkheid of bevalligheid. Maar van de vrouw, als met den man gelijk fteande, als eene zedelijke gezellin met hem reizende op den weg der gelukzaligheid, — als zijne raadgeeffter, — zijn troost in het ongeluk, — als een voorbeeld, hetwelk wij ons veel kunnen ten nutte maaken, — van dit alles vindt Men bijna geen fpoor. Men fpreekt altoos van de vrouw, als van een voorwerp van drift. Kuischheid, zedigheid, gematigdheid worden tot dit eene punt terug gebragt, of alleen fomtijds van eenig belang gerekend voor de huisfelijke rust. Herinneren wij ons de vermaarde redevoering van Metellus Numidicus, toen hij, als ■ £enfor, het huwelijk aanbeval i „ Si fine uxore posfemus Quirites esfe, om„ nes eS mglestia careremus. Sed qtioniam ita „ natura tradidit, ut nee cum illis commodè, nee „ fine illis ullo modo vivi posfet, faluti perpe„ tuse potius quam brevi voluptati confulendum." AULI GELLII Nodt. Att. I. 6. En wat zegt Gvidius, die groote lofredenaar der fexe, van zijne geliefde dochter, welker bekoorlijkheden hij in verfcheidene plaatfen van zijne Tristia en andere werken geprezen heeft? Bezig met haar graffchrift, is het eenige, dat hij van haar als een redelijk fchepzel kan zeggen, dit, dat zij eene Domifida — dat is geené ttra at- I  ï> E ILLUMINAATEN, ftraafklappeie wks. Leest Apulejus, bij wien gij verfcheidene vrouwlijke karakters, in het af. getrokken, zult vinden, — en gij ontdekt, dat de kleine Photis (zijne^keukenmeid en bijzit) hem, naa alle zijne wijsgéerte, het naaste aan het hart lag. Ja, in zijne fraaie vertelling van Cupido en Pfijche, welke de wijzen u zullen zeggen eene fchoone les van zedelijke wijsgéerte te bevat» ten, eene vertelling welke hem de beste gelegenheid gaf, ja, het bijna noodzaaklijk maakte om het vrouwlijk karakter, zoo veel in zijn vermogen was, te verfieren, — wat is zijne Pfijche anders dan een fchoon, teder en zot meisje; en wat zijn alle de vruchten van zijne kennis met de fexe ? Enkel vermaak! Doch waarom zouden wij meer moeite neemen om dit te ftaaven. Ziet alle hunne onfterfiijke' godinnen! Is er eene onder, welke een verltandig man tot eene vrouw of vriendin zoude verkiezen ? Ik ftaa toe dat eene Lucretia, — eene Portia, eene Arria, eene Zenobia — geprezen zijn, doch dit zijn bijzondere karakters en hiermede wordt de geheele fexe niet bedoeld. De weini. ge Griekfche dames, die door haare verftandelijke begaafdheden eenig figuur gemaakt hebben, zijn de Aspafias, de Sapphos, de Phrijnes en andere nijmphen van dit ilag, die zich uit de algemeene onbeduidendheid der fexe verheven hebben, door wechtewerpen hetgeen wij haar grootfte fieraad achten. Ik  £86 ©E t L L ü M I N A ft T E Ni tt Ik meen dat het oudfte ftuk, in hetwelk de vrouw op eene waardige wijze afgefchilderd wordt, de oudfte mij bekende roman is, namelijk de lotgevallen vanTheagenesenChariclea, gefchreeven door een chris'ten bisfchop, Helio-dorus. Mij komt voof , dat hij de heldin daar in een grootfcher karakter vertoond; dan men;in alle de jaar-boeken der oudheid vind. De arrtie bisfchop wierdt afgezet en zelfs in den ban gedaan als inde echte leer dwaalende, en om dat hij de heidenen zoodanig afgefchilderd hadt. De regeering van Antiochiën, de Wellustigfte en meest bedorven ftad van het Oosten, fchreei aan den keizer dat dit boek de vrouwen van haare ftad verbeterd hadt, terwijl alle de predikatien van den keizer Juliaan en van zijne fophis • ten, niets gebaat hadden, waarom zij verzochten dat de goede bisfchop niet mogt afgezet worden. — Wel is waar, men leest van eeneHijpatia, de dochter van Theon, den wiskunftenaar te Al'exandrien, dat die een wonder van voortrcflijkheid was, en de wijsgéerte (dat is: de kunst om een deugdzaam en gelukkig leven te leiden) met algemeene toejuiching in het vermaarde fchool te Alexandrien onderwees. Dan ook deeze leefde in de tijden van het christendom, en was de bijzondere vriendin van Sijncellus en andere christen-bisfchoppen. Het is ongetwijffeld het christendom, hetwelk de vrouw in alle opzichten met deu man gelijk, aan . de  DE ILLUMINAATEN. 187 de zelfde plichten verbonden, en voor -het zelfde geluk beftemd gemaakt heeft. Laaten wij zien hoe een christen-dichter de vrouw befchrijft: „ Yet when I approach „ Her lovelinesf, fo abfolute fhe feems, ,, And in herfelf complete, fo well to know „ Her own, ihat what fhe wills to do 'or faij „ Seems wifist, virtuoufest, discreetest, bes!. I r> - i sitiw Neither her ontfide, fortn'i fo fair, — „ So much delights roe, as thofe graceful acts, „ Thofe thoufand decettcies that daily flow „ From all her words and aftions, mix'd roith love „ And fweet coropliance, which declare unfeign'd „ Union of mind, or in us botk one foul. i „ And, te confummase all, „ Greatnefs of mind, and nobienesf, their fiat , „ Build in her loveiiest, and create an awe „ jlbout her, as a guard angelic plac"d. WILTON. /*) Dit (*) En wanneer ik haare beminnelijkheid overweeg, fchijnr zij zoo volmaakt in haar zelve, en zoo wel haar zelf te kennen m dat alles wat zij begeerd te doen of te zegjen, het verjlandigjle , het deugdzaiimfle, het tefcheidenjle en het leste voorkomt. ., Dan haar zoo fchoon gevormde leest verrukt mij nog niet zoo zeer als die betoverende manieren en duizendvoudige bevalligHeden, welke, dagelijks, haare woorden en handelingen vergezellen, gemengd met eene liefje en zoere infchiklijkheid, welke ten bewijs (trekken, dat onze gemoedsvereeniging ongeveinsd, of dat et in ons beiden flechts eene ziel is. \  ■aSS DE ILLUMINAATEN Dit üt eene waarlijk zedelijke fchilderingi zonder aan de vrouwlijke bekoorlijkheden eenigzints te kort te doen. Dit is het natuurlijk gevolg van die zuiverheid van hart, welke in de christelijke zedeleer zoo zeer angeprezen wordt. In de lesfen van heicfenfche wijsgeeren wordt dezelve of in het geheel niet aangeroerd, of op eene koele wijze aanbevolen als iets dat betaamlijk en eenen op groote dingen lettenden geest waardig is. — Maar, in het christendom ftaat men er op als op eenen onvermijdelijken plicht, en hiertoe alleen zijn verfcheidene vertoogen ingericht. Het is merkwaardig, dat de voornaamfte bijgelovigheden , die de christelijke kerken onteerd hebben, ontftaan zijn door dat de geestdrijvende bewondering van heldhaftige zuiverheid toegelaaten heeft, dat er in de fabriek van onze geestelijke boeijen eene vergetrokken verfijning plaats green.. Zonder dien geestdrift, zoude het koud gevoel der gepastheid niet genoegzaam geweest zijn om de monniks-gelofte,zoo algemeen en de kloosters zoo talrijk te maaken. Deeze wierden door zoodanige geestdrijvers gefticht; — de beftierders der kerk deeden hun uiterfte best om dit „ En, om alles te volmaaken, hebben grootheid van ziel en 4ie\heid van gemoed in deeze fchoone haaren zetel gevestigd, en fpteiden eenen gloor rondom haar, welke aan die van eenen iefchermengel gelyk U' WILTON.  de illuminaaten. sSq dit aantemoedigen, als de beste verzekering voor hunne geestelijke macht, maar zij konden diergelijke dichtingen niet beveckn. , Uit de zelfde bron kunnen wij den voorn.aaraden invloed der oorbiegt' ontleenen. Wanneer die vastelijk ingedeld en in eerbied gebragt was, volgde al het ander bederf des christendoms van zelf. Ik mag bijna hier bijvoegen, dat fchoon het christendom hiermede de geVeldigde aanvallen leed, hetzelve ook hier het beste het hoofd kon bovenhouden. —— Niets ftrekt zoo zeer om alle de maatfchappelijke banden'famen te knoopen, als de zoo zeer .beminnelijke famielie-betrekkingen, en deeze worden het meest verflapt door alles wat ftrekt om onzen eerbied 'voor het huwelijksverdrag te verminderen. Zuiverheid van zeden houdt dezelve in ftand; en zuivere gedachten zijn de eenige bronnen voor zuivere zeden. Ik ftem gereedelijk toe, dat, in vorige tijden, deeze eerbied voor perfoonljke zuiverheid tot eene buitenfporige hoogte gedreven is , en dat verfcheidenezeer belachlijke grillen en gewoontens hieruit ontdaan zijn. Romaneske liefde en de ridderfchap zijn fterke voorbeelden van de vreemde kuuren der inbeelding, wanneer zij door deeze geestdrijvende bewondering der vrouwlijke zuiverheid voortgebragt worden. Maar ik geloof, dat, met al het belachlijke derzeiven, de natie echter gelukkig ?ijn zoude , bij welke T ■ ƒ de-  290 D Ê ILLUMINAATEN» dezelve in eene algemeene beöeffening waren. Even min kan ik voorbij te geiooven dat eene natie in een afneemenden ftaat is, wanneer de huisfelijke betrekkingen ophouden geëerbiedigd te worden, en de onwettige fpruit van eenen Nabob of edelman zonder tegenfpraak in goede gezelfchappen wordt toegelaaten. Niets is zoo klaarblijkelijk dan dat het oogmerk der Illuminaaten was om het christendom aftefchaffen, — en nu zien wij hoe fterk dit zoude medewerken tot het bederf der fchoone fexe, waarna zij "zoo greetig verlangden, op. dat die de mannen mogten bederven. Maar indien de vrouwen hunnen tegenwoordigen rang willen behouden ,. zullen zij zorgvuldig zijn om deezen godsdienst, zoo eigenaartig aan haare door de natuur teder en minzaam gevormde neigingen, ten fterkften in hun gemoed geprent te houden. En opzichtelijk de mannen, is het geene uit. fteekende dwaasheid om de hand te leenen aan iets dat onze zoetfte genietingen kan bederven. En doen wij dit*niet, wanneer wij trachten te bederven wat de natuur ons altoos als het groo fte fieraad des levens heeft doen befchouwen? De godheid der Stoïcijnen was „ Mens „ fana in corpore Jand''' — maar het is even waar. „ Gratior est pulcbro veniens e corpore virtus " Indien wij dus, in plaats van voorbedachtelijk te  D X 1 L L V M I N A A T E tf. 4^1 te bevlekken wat in zich zelve fchoon is,-dit konden opleiden tot » That fair fora, which, wove in fancifs ioone," Floau in üghc vifions rouod the poets aead? Jtotdie fchoone geftalte, welke, op het getouw der verbeelding geweeven , rondom het üoofd des dichters zweeft] en de vrouw, een voorbeeld van volmaaktheid konden maaken , zouden wij zeker meer toebrengen tol het ^enlijk geluk des levens, dan door alle de ontdekkingen der Illuminaaten. Men zje welke de uitwerkfelen. waren van Theagenes en Chariclea. En wij moesten ons herinneren, dat het lot van den man onaffcheidelijk aan dat van de vrouw verbonden is. De item-der natuur wierd door onzen onfterflijken Bard eigenaartig tftj», drukt, wanneer hij Adam deedt zeggen „ From thy ftate „ Mine never fhall be partep, blifj or wol." [van uwen ftaat, gezegend of rampzalig, Z8i de miine nimmer gefcheiden zijn.] Indien wij dulden dat de befmetting onze fchoone gezellinne aantast, is alles verlooren en te laat zullen wij zeggen, „ O! fairest of creation ( last and be« Of all God's works, creature in whom excell'd ,, Wb«tever can to fight *r thought be form'd T9 „m.  29* DB ILLUMINAATEN. „ Hotij, divine, gw** amiable or fweetf „ How are thou lost, — and now to death devote? — „ And me with thee hast ruiu'd, for with thee „ Certain mij refolntion ré to die. (*) •i bosC! 1 <*fj} (*) O! Schoonlte der Schepping! Laatfte en voortreflijkfte van alle de Werken Gods ! Schepzel, hetwelk uitmuntte in alles wat voorliet gezicht of den geest begeerlijk kan gevormd worden, btilig, godlijk, goed, beminnelijk en lieftallig Hoe aft gij verlooren, — en nu ter dood gedoemd? — terwijl gij mij met u zelve rn het verderf geftort hebt, want met u te derven is mijn onverandelijk befluit. „ DER-  DERDE HOOFDSTUK. de duitsche unie. j. erwijl er zulk eene gisting in den publieken geest verwekt was, kan men niet onderftellen dat de in fchijn nagekomen vernietiging van de JUuminaaten-order in Beijeren en in het hertogdom Wurtemberg, uitgefchreeven door de regeerende vorften aldaar, alles weder tot rüst zoude gebragt hebben. Geenszins. De menfehen waren door den rusteloozen geest van befpiegeling in elk foort van onderzoek vooringenomen voor eene verandering, en het zaad van misnoegdheid was met zorgvuldigheid en behendigheid in alle hoeken des rijks en zelfs in vreemde landen verfpreid. weishaupt zeide op goede gronden dat „ indien de order ontdekt „ en vernietigd wierdt, hij dezelve binnen het „ jaar in tienmaal meer kracht zoude herftel„ len." Zelfs in die ftaaten waar dezelve plechtig afgefchaft wasj konde niets het aanneemen van nieuwe leden en het voortzetten van alle de oogmerken der order beletten. De areopagieten, wel is v/aar, mogten veranderd en de zetel van het beftuur naar eene andere plaats overgebragt zijn; maar de minerval en zijn mentor konden als voorheen famen komen, en V* een  Cp4 DB DülTSCÖE unie, een rit van eenige weinige mijlen brengt hem naar de Loge, waar de jongeling verlustiging vindt en de meergevorderde zich op eene ern* ftige wijze aan het kwaade overgeeft, weishaupt was nooit voor het beuzelagtige geweest. Hij liet dit aan Philo toe, om dat hij hem daarmede ingenomen zag, maar zijn eigene ontwerpen Waren donker en diepzinnig, en het was hem zeer aangenaam, dat hij nu van alle die aaperij verlost was. Hij ontdekte rasch de ff rekking van geest der genen, die hij in zijne klaauwen kreeg, en hij zegt: ,, dat nooit „ iemand hem ontfnapt is, dien hij het de „ moeite waard rekende overtehaalen." Hij hadt de lijsten reeds talrijk genoeg gemaakt door luchtige jonge lieden, en, alzoo de tegenwoordige toeftand der order listige en ervaaren hoofden vereischte, vermaakte hij zich niet langer met kinderfpel. Hij gaf de rangen en voorfchriften door eenen brief, zonder eenige plechtigheid. De briefwisfeling met Philo, ten tijde van diens affcheuring, toont de meerderheid van Spartacus. Philo is ten uiterften gramftorig, om dat een elendig profesfor ontevreden is me: de onbedenkelijke dienften die hem gedaan zijn door een heer van zijn rang, dien hij met gezag en onöpenhartigheid behandelt. — Hij zegt Spartacus hoe veele nog grooter dienften hij aan de order kan doen, en dat hij dezelve in een oogenblik in het verderf kan ftorten. —— Maar te midden van zijne gramftorigheid, ftelt hij  DE DUITSCHE UNIE. SQ< duizend middelen van vergelijk voor. De geringde toegeeving zoude hem Spartacus in zijne armen doen drukken. Maar deeze is doof voor alle zijne bedreigingen en dandvastig als een rots. Offchoon bewust van zijn eigen laag gedrag, gaat hij met in het geringde af van zijn volftrekt gezag, — vordert de alleronbepaaldde onderwerping, welke men, zegt hij, „ verfchuldigd is, niet aan hem, maar aan de „ order en zonder welke de order aandonds te „ niet moet gaan-." Hij' verwaardigd zich niet eens eenige verdoordheid te toonen over Phi« lo's bedreigingen en hij vergunt deezen, zonder eenige tegenfpfaak, de order te verhaten. Hier uit blijkt zijn vertrouwen op de kracht van dien rusteloozen geest, en dat haaken naar verandering, in welker verfpreiding hij overal zoo wel gedaagd was. Dit was indedaad tot eene hoogte zonder weerga gedeegen, meer dan de oproerigen zelf verwacht hadden. Dit bleek duidelijk uit de wijze, waarop men de fchandelijke brieven over de conditutie der pruisfifche daaten ontving. De algemeene gedachte was, datMirabeau de fchrijver van die brieven zelf was, en anderen begreepen volkomen, dat de Franfche vertaaling eene gezamenlijke inrichting was van Mirabeau en Nicolai. Dit wierdt mij verzekerd door den britfehen minister te Berlijn. Er zijn fómtnige fouten in de naamen, welke niet ligt door 'dm ingezeten des lands konden gemaakt worV a den,  2Cj6 DE DÜITSCHE UNIE. den, maar die zeer wel overeenkomen met de inbeelding en voorbaarigheid van dien Fransehman. — Er zijn verfcheide Haaltjes van dien aart in twee ftukken, die men zeker weet dat van hem zijn, namelijk de Chroniquc fcandaleufe en de Histoire fecrstte de la cour de Berliti. De brieven waren in ieders handen, men fprak er van in alle gefprekken, zelfs in de pruisfifche daaten, — en in andere plaatfen van het rijk wierden zij bijgebragt, gepreezen en uitgebreid, offchoon de inhoud in veele plaatfen volkomen oproerig was. Mirabeau hadt een groot deel van die inbeelding,, die zijne landgenooten onderfcheidt. Hij rekende zich zelf bevoegd, niet alleen tot eenig aanzienlijk ampt van regeering, maar zelfs om alle de zaaken van den nieuwen koning te beftuuren. Hij trachtte daarom eenig eerampt te verkrijgen. Maar hij wierdt te leur gefteld en toen deedt hij, om zich te wreeken, al wat in zijn vermogen was om de regeering belachelijk en berispelijk te doen voorkomen Zijne qngebondene en fiechte zeden flooten hem uit \an de gezelfchappen van lieden van den eerden rang, voor welken het dienftig was op perfoonlijke waardigheid acht te geven. Zijne gevoelens waren in den hoogden graad bedorven, en hij beleide openlijk ongodisterij. Dit maakte hem bijzonder onaangenaam voor den koning, die beflooten hadt de onrust, die onder de onverfchilligheid van zijnen voorzaat in deeze zaaken  DE DUITSCHE UNIE» 3y? hen ontfprooten was, tegen te gaan. Mirabeau vereenïgde zich daarom met eene bende prul» en dagblad-fchrijvers, die zich famen ver. bonden hadden om losbandige grondbeginfelen, zoo wegens kerk als ftaat, te verfpreiden. Hij hadt veel geest en verbeeldingskracht, en in het welfpreekend én bijtend hekelfchnft hadt hij misfchien zijns gelijken nier. Die fchrijvers befchouwden hein dus als van het grootfte nut voor hun genootfehap. Hij rekende hunne betooningen van achting als het geen men hem verfchuldigd was, en hij was zoo zeer met zijne bekwaamheden ingenoomen en zoo dwaas, dat hij den koning wilde raad geven en zelfs berispen. Door zoodanig gedrag ten uiterften onaangenaam geworden zijnde, wierdt hij uitgefiooten van alle gelegenheid tot bevordering, het welk hem zeer te onvrede maakte. Nu was hij in de juiste gemoedsgetteldheid voor de Illuminatie. Spartacus hadt hem reeds eenigen tijd in het oog gehad en deelde hem eindelijk die eer mede door tusfehenkomst van Mauvillon, een ander Franschman, die lieutenant colonel in dienst van den hertog van Brunswijk was. Deeze perfoon was, geduurende het voormalig beftaan der order, allerwerkzaamst geweest, en hadt veel toegebragt tot de goedkeuring derzelve in de protestantfche (laaten; — hij bleef lang verborgen. Ja, zijne Illuminatie was niet bekend voor de Franfche invafie in Holland, Toen kwam Mauvillon voor den dag, V 3 er-  agS DE DÜITSCHE U N I K. ^jk£n.4e zij.116' gevoelens en prees het voorbeeld der-. Franfchen den Duitfcher aan. Deeze aanmoediging voerde zelfs Philo weder op het top» neej;,. niettegeniïaande zijn wrok tegen Spartacus en ïzijne plechtige verklaring van. alle zoodanige genootfchappen afgezwooren fe hebben. —- Deeze en duizend diergelijke daadzaaken bewijzen, dat het zaad van cpsmopob'tismus diepe wortelen géfchooten hadt, en dat de vergiftige plans, door het affnijden van den,top, geenszins verdelgd ware". —• Dan dit is niet alles, — eene nieuwe wijze van aankweeking wierdt uitgevonden, en onmiddelijk aangenomen, waar door de plaat nu in eene andere gedaante over geheel Europa groeide. Ik heb reeds gewag gemaakt van de algemeene verdorvenheid van den publieken geest, welke met de fcheuringen in de Vrij-Metzelarij medewerkte om de voortjagen van Spartacus en zijne medeverbondenen gereeden ingang te doen vinden. Men zal er niet aan twijfelen of de kunstgrepen der Illuminaaten deeze verdor= venheid, zelfs onder hen die geene leden der order wierden, bevorderden. Het was in Duitchland geraaklijker dan in bijna eenig ander land, om de eerbied voor burgerlijke inftëllingen te verminderen. De beuzeiagtigheid van de rangen en hofampten in de verfcheiden bondgenootfchaplijke kleine ftaatjes maakte het onmogelijk de waardigheid der bediening met een klein mkomen optehouden. —— Het was nog geraak-  DE DUITSCHE UNIE. 2£Q iijker die 'tallooze misbruiken, welke door dwaasheid of ondeugd in den godsdienst ingevoerd waren, aan befpotting en berisping bloot te ftellen. De invloed op den publieken geest welke natuurlijk met de eerwaardige bediening van een zedelijk onderwijzer gepaard is, was aan. merkelijk verminderd door de aanhoudende kibbelaarijen van de catholieken en protestanten, welke in elk klein vorftendom met groote vinnigheid vastgehouden wierden. De vrijheid van uitpluizing, welke de ftaat in het protestantsch Duitschland handhaafde, wierdt fchriklijk misbruikt (want wat zal de menschlijke dwaasheid niet misbruiken en ontaarde in eene baldaadige losbandigheid van meeningen en eene dolle drift voor befpiegeling en twijfFeling over elk hoegenaamd onderwerp. De kibbeling, welke oorfpronglijk plaats hadt tusfchen de catholieken en protestanten , was, geduurende de trapswijze wulpschheid en zedeloosheid, veranderd in eenen ftrijd tusfchen gezond verftand en bijgeloof. En in deezen ftrijd wierdt de benaaming van bijgeloof trapswijze uitgebreid tot elke leerftelling, die uit eene godlijke openbaaring ontleend was, en de reden wierdt gezegd zeker de eenige weg te zijn door welken de godheid het menschdom zoude kunnen inlichten. Eenige aanzienlijke roomfchen hadden werken uitgegeven, die vervuld waren met gevoelens van toegevenheid. Deeze wierden. voorgedragen als fchelmfche ftreken om protestanten in het V 4 ne^  300 DB DUITSCHE ÜNÏE. net te lokken. Aan den anderen kant hadden eenige protestantfche godgeleerden voorgefteld, om aan deeze gulheid te beantwoorden door eenige dingen intefchikken waardoor een goede catholiek met minder moeielijkheid in een protest tantfchen ftaat zoude kunnen woonen, en waardoor misfchien eene eenheid van geloof zoude befpoedigd worden. Dit wierdt boven mate uit gejouwd als jefuitsch en ten uiterften gevaarlijk. Terwijl de fceptifche bende, aan het hoofd hebbende de uitgevers van de Duitfche Bibliotheek en de Berliner Monatfchrift alle gefchriften, die het vastgeftelde geloof des lands tegengingen, aanpreezen, was Leuchtfenring even eens bezig met in alle hoeken die anccdooten op te fpooren, welke de jefuiten fchaden konden. Zimmerman, de agtingswaardige arts van Frederik koning van Pruislen, geeft een vermaak-, lijk verflag van een bezoek, welk hij te Hanover van Leuchtfenring ontving, terwijl deeze zoo vol vrees voor de jefuiten was, dat hij hem meende te overreedden dat zijn leven door, hun in gevaar was. Nicolai was nu op de jagd' en het was geduurende deezen kruistocht, dat Philo de handen aan hem floeg, zijnde met hem in kennis gekomen door Leuchtfenring, die te deezer tijd van zijn protestantfchap geneezen. en een kweekeling der Illuminatie geworden was. Philo hadt zijne achting gewonnen door. een geweldig gefchrift, hetwelk hij op bevel van Spartacus tegens de Jefuiten en. rcpzekruid* V iid:  XH E DUITSCHE UNIE. 3OÏ ïidders hadt uitgegeven. Hij hadt weinig moeite om Nicolai overtehaalen, die toen eene ronde door de onderfcheidene Loges deedt. De vonken van Illuminatie, welke hij in veele derzei ven befpeurde, behaagden hem grootlijks en hij was zeer blijde het fchathaar geheim door Philo te vernemen. Dit gefchiedde in 178a. Spartacus was daarover zeer verheugd, befchouwde Nicolai als een allervoortreflijkts voorvechter, en gaf hem den naam van Lucianus, dien grooten befchimper van. allen godsdienst, om dat dezelve zijn karakter zoo wel uitdrukte,. Nicolai fchreef, bij zijne terugkomst te Berlijn, verfcheide boekdeelen van zijne ontdekkingen. Men zoude zich verbeelden dat hem geen enkele Jefuit ontfnapt was. Hij fpreekt van veele fcheurlingen, zoo in Godsdienst als in Metzelarij. — maar hij gewaagt volftrekt niets van een Illuminaat. Toen zij het eerst tegengegaan wierden, voor het ontdekken vari hunne geheime briefwisfeling, verdeedigde hij hen en 'berispte het gedrag van den keurvorst van Beijeren als ene laage vervolging. Ja, naa het ontdekken der brieven ten huize van Zwack, bieldt hij zijne verdediging nog (taande, billijkte het bezitten van de gruwlijke recepten, en prees het karakter van Weishaupt ten uiterftèn. Maar naa dat door de ontdekking der papieren ten huize van Batz aan, het publiek bleek dat hij zelf langen tijd een, V5 ' Ti.  SOZ DE DUITSCHE UNIE. IUurninaat was geweest, was hij zeer in het ïiaauw om zijne verdeediging met eenige aanfpraak op godsdienst overeentebrengen. (*) Weishaupt hielp hem, zoo hij meende uit de klem door de uitgave van zijn fijsthema der Illuminatie. — Nicolai zeide daarop ftoutelijk dat hij niets meer van de order wist dan het geen in dat boek vermeld was, namelijk de twee eerfte graaden. Maar, te vooren hadt Tficolai zich een geduchten vijand gemaakt. De gefchiedenis van deezen ftrijd is in zich zelf aartig en geeft ons eene leerzaame fchets van die conjuratign des, fthilofophcs of bende prulfchrijvers, die zich tegens de rust der waereld verbonden hadden. De leezerzal het dus hier pasfende vinden. Op het gezag van eene dame in Coerland, zekere graavin van der Recke, hadt Nicolai Dr. Stark van Darmftadt (die in de Vrij-Metzelarij een 200 gtoot figuur gemaakt heeft) befchuldigd van (*) Hij beweerde onvoorzichtig, dat hij de papieren betreffende het fijsthema en de leerfteliingen der Illuminatie te Berlijn van eene onbekende hand ontfangen hadr. Maar ïiiemand geloofde hem, — dit was onbeftaanbaar met het geen van hem In de geheime briefwisTeling gezegd wierdt. Hij hadt het zelfde beweerd van de Franfche vertaaling der brieven over de conftitutie der Pruisfifche {baten. Men vond vijftig exemplaaren in zijn magazijn. Hij zeide dat zij hem van Straatsburg gezonden waren, en dat hij er nooit een van verkogt hadt. —« Gefteldt dit beide waar 2ij, dan wierdt Nicholai echter als een gefchikt perfoon tot het verfpreiden van zoodanig vergif befchoowd.  BE D UI T SC H E U NIE. 303 van Jefuiterij en van zelfs de tonjuur (kruinfcheering) ondergaan te hebben. Stark was van een bijzonder rustloozen aart, — hadt alle verborgenheden van Duitschland, uitgenomen de Illuminatie, doorloopen en veele van Nicolai's verborgene werkzaamheden opgefpoord. Hij was ook een onvermoeide boekemaaker^, en gaf deeze ontdekkingen bij gedeelrens in het licht, het oog van het publiek altoos op Nicola! gevestigd houdende. Hij hadt hem reeds eenigen tijd te vooren van Illuminatie verdacht gehouden en toen het geheim uitkwam door den brief van Spartacus in welken hij Nicolai zoo zeer prijst, noemende hem een lievig voor* vechter en zeggende dat hij contentisfimus was, fpaarde Stark hoegenaamd geene moeite tot dat hij ontdekt hadt dat Nicolai in de fchriklijkfte en ondeugendfte geheimen der Illurainaue was ingewijd en dat Spartacus hem reeds in liet allereerst zijne meest gewaardeerde geheimen toevertrouwd, en hem in verfcheidene gelegenheden geraadpleegd hadt. (*J) Ni- (*) Hiervan hebben wij volkomen bewijs in de geheime brief*bfeling. Philo, in een zijner brieven fpréekende van de trapswijze overgang die men in de gemoederen der pupillen van het christendom tot het deïsmus moest tewegebrengen, zegt: ,, Ni„ colai verwittigd mij, dat zelfs de vroome Zullikofer nu overM;tiiigd is dat het gepast zijn zoude, te Berlijn eene deïstifche „ kerk opterienten." Het was te vcrgeef?ch dat Nicolai zeide niets meer van de ordtr leweetcndanWeishauptscopenbanrdhadt, wint  304 DE DUITSCHE UNIE. Nicolai konde dit volkomen bezwalken van zijn zedelijk karakter niet lijdzaam verdraagen, en wier3t dus van zijnen kant een bitter vijand van ;Stark, van wien hij in de paroxijsmen zijner gramftoorigheid, allerlei ijdele praatjes publiek maakte, die hij dan ook dikwijls genoodzaakt was in zijn volgend nommer tegenteipreeken. Geduurende deezen ftrijd ontdekte Dr. Stark het herleven der Illuminaaten of ten minften het beftaan van een genootfehap, hetwelk bet groote werk op eene eenigzins verfchiftende wijze voortzette. Dr. Stark hadt eene verdediging tegens eene Van Nicolai's befchuldigingen gefchreven, en wil» wint Philo betuigt dat dit verbeterd ftelzel nog niet ingevoerd was toen hij de order, in 1784, verlier. Maar Nicolai verdien geen geloof, — hij is een der fchandelijltfte voorbeelden van de uitwerkfèlen van Weishaupts grondbeginfelen. Hij maakte dat hiy toegelaaten wierd in de Vrij-Metzelaars- en Roozekruis-Rid(Iers-Loges enkel om de veracbtlijke bediening eens befpieders. waartenemen en hunne geheimen zoo veel hij koude te verraaden. In het aanbangzel tot het 7 deel van zijne reis, vaart hij uit tegens de tempeliers, Roozekruis-ridders en Jeljiiten wegens hunna bijgeloovigheden, priesterfchappen en hunne flechre gronbeginfelen — èn echter was hij zelf vijf jaaren lhl geweest van een genootfehap, in hetwelk dit alles tot de grootfte hoogte gedreven wierdt. Hij blijft alleen aan de Illuminaaten getrouw, om dat zij met hem en zijre mede-godloochenaars het zelfde doel hadden. Zijne geheele verdediging der hervormde leere is een bedrog en misfchien kan men hem befchouwen als een even geduchten vijand als Weishaupt zelf. Dit ie da reden waarom hier zoo yeel yin gefproken wordt.  DE DUITSCHE UNIE. 305 wilde die te Leijpzich doen drukken. Hij zondt dus het gefchrift aan een aldaar woonend vriend. Deeze vriend ftelde het voor aan een allerongeichikst mensch den heer Pott, die een naamloos gefchrift hadt in het licht gegeven tegen het edict van den koning van Pruisfen wegens de eenvormigheid van godsdienstplegtigheden in zijne ftaaten. Dit is onder de aanvallen op het vastgeftelde volks-geloof en het gezag en gedrag van dien vorst, de fchaamteloosfte die men zich kan verbeelden. Stark's vriend wist hiervan niets en fprak met Pott, als den compagnon van den grooten boekdrukker Walther. Zonder draalen, beloofde hij de uitgave. Dan, naa verloop van zes weeken, bevondt Utark's vriend dat het nog niet op de Pers was. Eenige aanftootlijke gezegdens, welke den gods. dienst der rede met weinig eerbied behandelden, wierden als de reden van dit uitftel opgegeven , en men zeide aan den auteur daarover gefchreven te hebben, doch dat hij nog niet geantwoord hadt. Dit wierdt naderhand bevonden vaisch te zijn. Vervolgens hadt men tegen een ruw gezegde wegens zekere dame in Coerland, hetwelk Walther niet konde drukken , omdat hij met dat hof in betrekking ftondt. Naa nog meer uitftel was er gebrek aan papier. Het handfehrift wierdt terug genomen. Wal. ther zeide nu dat hij zonder eenige vertraaging zoude drukken, en kreeg het weder in handen, onder belofte van de bladen te zenden, zoodraa zij  30Ö » E DUITSCHE UNIE. zij van de Pers kwaamen. Hiervan kwam in een geruiraen tijd niets te voorfchijn, weshalven Stark's vriend hierna onderzoek deedt, en bevondt dat het aan Michaëlis te Halle gezonden was, om aldaar gedrukt te worden. Hij ging oogenbliklijk derwaards en vondt — dat het gedrukt wierdt, doch met groote veranderingen, en anderen tijtel, en een fleutel of verklaaring, waardoor het werk verdraaid en befpotlijk gemaakt was door zekeren Dr. Bahrdt* die daar omftreeks woonde. Men begon aanftonds te Leipzich een rechtsgeding van fchae' vergoeding en verhaal, en, naa veel twistens* wierdt de uitgave van Michaëlis verboden en eene behoorlijke uitgave van Walther bevolen, onder borgftelling dat die eerder dan Bahrdt's fleutel zoude verfchijnen. Toen dezelve echter op de volgende mis gebragt wierdt, waren de boekverkoopeTs reeds voorzien van de ver» valschte uitgave, en deeze was door het bijvoegfel van den fleutel in oneindig meer trek, waardoor de andere bijna geheel onverkocht bleef. Dit is zeker een fterk voorbeeld van de kunftenarijen door welke de Illuminaaten getracht hebben de vrijheid der drukpers te vernietigen* en van hunne macht om alles wat hunne bende niet aangenaam was afbreuk te doen. Het was geduurende deeze zaak dat Stark's vriend lieden in de Koffijhuizen te Leipzich en Halle hoorde fpreeken van de voordeden van publieke boeke • rijen  DE DUITSCHE UNIE. ^7 rijen en van lees-bibliotheken in alle fteden opterichten, waardoor iedereen met geringe kosten zoude in ftaat gefteld worden, om te zien wat er in de geleerde waereld omging. En, terwijl hij niet anders kon dan hen in dit opzicht gelijk geeven, begonnen zij te fpreeken van een algemeen genootfehap, het welk in overeenftemming met geheel Duitschland zoude werken, en deszelfs talrijke letterkundige voortbrengfels zoude algemeen maaken, door het oprichten van leesgezelfchappen, die geregeld met elk nieuw werk zouden moeten voorzien worden. Naderhand wierden hem vliegende blaadjes en kleine gefchriften in de hand gegeeven, welken allen het groote nut van zoodanig genootfehap en het zekere der daar uit volgende verlichting betoogden. Langzaamerhand vernam hij, dat een zoodanig genootfehap werkelijk beftondt en genoemd wierdt de duitsche unie, ter uit- roeijing van bijgeloof en vooroordeel en bevordering van het zuiver christendom. Bij onderzoek, echter, bevondt hij, dat dit een geheim genootfehap was, om dat het vooröordeelen moest beftrijden, die door de grooten der aarde voorgeftaan wierden, en om dat deszelfs oogmerk was die algemeene verlichting te verfpreiden voor welke de priesters tn dwingelanden het meeste vreesden. Dit genootfehap' was enkel door de leesgezelfchappen genaakbaar en er wierden leden van geheimhouding en getrouw-  308 I> E DUITSCHE UNIE. trouwheid vereischt. Kortom het bleek de oude koekoekzang der Illuminaaten te zijn. Deeze ontdekking wierdt aanftonds aan het publiek bericht in een naamloos gefchrift ter verdediging van Dr. Stark. Men onderdek dat het van hem zelf is. Het ontdekt een vermengd tafereel van fchurkerij en dwaasheid, in het welk de Coerlandfche dame een vreemd figuur maakt. Zij komt voor als eene woeste dweepfter, ijverig bezig met tooveren en duivelbannen, en faamverbonden met Nicolai, Gedicke en Biester, tegen Stark. Hij wordt volkomen van het hem aangetijgde gezuiverd en zijne drie manlijke tegenftrijders komen voor als ontbloot van alle beginfelen, en vijanden van allen godsdienst. — Stark zoude echter, als godgeleerde befchouwd, in Engeland een zonderling karakter zijn. De beuzelagtige geheimen der Vrijmetzelarij hebben of zijn geheelen geest ingenomen of hij heeft er enkel zijn voordeel mede beöogd, door zich de dwaasheid van anderen te nutte te maaken. De ftrijd tusfchen Stark en het Driemanfchap te Berlijn trok de algemeene aandagt meer tot zich, dan men zoude denken het geval te zijn met iets dat enkel bijzondere perfoonen betrof. Maar die perfoonen waren arren zeer in het oog lopende, en de aandagt van het publiek wierdt daar door gevestigd op die geheime aanvallen die overal tegens de burgerlijke en godsdienftige inllellingen plaats  \ DE DUITSCHE UNIE. 309 plaats hadden. Iedereen zag duidelijk, dat deeze leesgezelfchappen eensklaps zeer talrijk geworden waren, en de karakters van derzelver voor^ ftanders ftrekten grootlijks om den nu opgevatten argwaan te vermeerderen. Het eerfte werk, het welk duidelijke melding maakte van de Duitfche Unie, is een zeer verftandig gesnuft, getijteld. „ Oyer de rechten „ van vorjlen om den godsdienst hunner onder„ daanen te leiden." Daarop volgt een zeer aartig werk, op de wijze van eene zamenfpraak «ver de karakters van Nicolai, Gedicke en Biester. Het betreft voornamelijk den ftrijd met Dr. Stark, maar in de vijfde afdeeling handelt het bijzonder over de Duitfche Unie. Omtrent ter zeiver tijd verfcheen eenig nader Verflag in een boek, getijteld Archieven van het fanatismus en van de Illuminatie. Maar alle deeze berichten zijn zeer onbepaald en onvoldoende. Het yolltandigtte verflag vindt men in een werk, het welk te Leipzich bij den boekverkooper Gofchen uitgegeeven is onder den tijtel van „ meer Nooten dan Text, of de Duit„ fche Unie der XXII, een nieuw genootfehap voor „ het welzijn des mcnschdoms. Leipzich 1789." De Uitgeever zegt, dat het hem door eene onbekende hand toegezonden is, en dat hij het met allen lpoed deedt drukken, uit hoofde van de veelvuldige onheilen, welke dit genootfehap (v?n het welk hij te vooren reeds eenige berichte** hadt) berokkenen mogt, indien het toegelaaten X wierdt  -gis i>E DUITSCHE UNÏE. wierdt, om deszelfs werkzaamheden heimb'jk voorttezetten. Door dit werk kunnen wij dus «van dit geducht genootfehap eenig denkbeeld krijgen, en oordeelen in hoe verre het doenlijk is om zoodanige geheime laagett tegens de rust en het geluk des menschdoms tegen té gaan. Er is een ander werk „ nader bericht wegens „ de Duitfche Unie" (Nahere Bekuchtung der Deutfchen Union,) „ ook aantoonendè hoe men „ voor eene maatige fom een fchitsch Vrijmetze» laar kan wordeti. Frankfort en Leipzich 1789." De fchrijver zegt, dat hij alle de papieren in handen gehad heeft, Waartegen de fchrijver van de meer nooten dan text het gemis van fomnaige erkent. Doch dit werk geeft weinig nadere in» lichting over het onderwerp, en het eerstgenoemde blijft zeker het meest onderrichtende', en zal ook in het volgend verflag hoofdzaakelijk gevolgd worden. Het boek genaamd meer nooten dan text behelst plans en brieven, welke uitgave de tweeen- twintig vereenigde broederen toelieten, en die grootendeels gedrukt waren, doch enkel aan vertrouwde leden medegedeeld wierden. N°. I. Is het eerfte plan, gedrukt op eene enkele bladzijde in quaito, en houdende aan alle de vrienden van Rede, Waarheid en Deugd. Het is tamelijk goed gefchreven en behelst, onder anderen, dat „ alzoo een groot aantal menfehen, „ met vereende krachten, bezig zijn, om de re,, de onder her juk te brengen en alle veilieh'. „ ting  DE DUITSCHE UNIE. 3't „ ting te beletten, het daarom nodig is, dar er „ een genootfehap beftaa, het welk hen tegenwerkt, op dat het menschdom niet op nieuw ,, in eene onherftelbaare barbaarschheid verzin,, ke, wanneer de Rede en de Deugd vol9, komen ten onder gebragt, vermeesterd zijn „ geworden door het bedwang, waaronder onze „ gevoelens liggen. — Tot dit edel doeleinde „ heeft een gezelfchap van twee- en- twintig ,, perfoonen, zoo publieke onderwijzers als on,, afhanglijke lieden, zich vereenigd ingevolge „ een plan, waarover zij meer dan anderhalf „ jaar geraadpleegd hebben, en het welk, huns „ bedunkens, een door geene menschlijke macht ,, te wederftaan middel bevat, om de verlichting „ en vorming des menschdoms te bevorderen, „ en het welk trapswijze alle de beletzelen zal „ wegneemen, welke het door geweld gehand„ haafd bijgeloof, tot nog toe, in den weg „ gelegd heeft." Dit ftuk dient om nieuwe leden te verkrijgen, en, naa eenige onbeduidende aanmerkingen over het genootfehap, eischt men, benevens de ondertekening van goedkeuring van dit plan, een rijksdaalder tot goedmaaking der kosten van deeze wijze van bekendmaaking en aanneeming. Ieder die den rijksdaalder betaalt en zijne be geerte om zich bij het genootfehap te voegen te kennen geeft, ontfangt binnen weinig dagen N°. II., zijnde een foort van eed vangeheimhou ding, insgelijks gedrukt op eene enkele bladzijde X a in  312 DE DUITSCHE UNIE. in quarto. Dit ondertekend en eene volledige befchrijving van zich zelve gegeven hebbende, zendt hij het aan zeker opgegeven adres terug en ontfangt fpoedig N°. III, gedrukt op een vel in quarto. Dit nomraer behelst wat men noemt het»tweede plan, naar het welk alle de volgende plans en rondgaande brieven terug geweezen worden. Door een affchrift van hetzelve zullen wij dus een tamelijk volledig en juist denkbeeld van de order en van derzelver wijze van werking verkrijgen. Het is getijteld: hetPlan der twee- en~ twintig-, en begint met deeze verklaaring : „ Wij hebben ons famen vereenigd tot „ het volbrengen van het oogmerk van den „ verheven ftichter des christendoms, namelijk „ het verlichten des menschdoms en het ver„ drijven van bijgeloof en dweepzucht door „ middel van eene geheime verbroedering van „ allen die Gods werk lief hebben. „ Onze eerfte bemoeijing, die reeds zeer uit„ gebreid geweest is, beftaat hierin, dat wij „ door vertrouwde perfoonen ons overal doen „ aankondigen als een tot het voorfz. oogmerk „ vereenigd gezelfchap, en dat wij iedereen, die „ het gewigt der zaak begrijpt, en begeerig is „ om kennis met onze ontwerpen te hebben, „ tot broederfchap met ons uitnodigen en „ toelaaten. „ Het eerst van alles moeten wij zorg draagen, „ om alle goede en kundige fchrijvers in ons „ genootfehap te trekken. Dit meenen wij, dat „ te  BE DUITSCHE UNIE 3IJ „ te gemaklijker zal gefchieden, omdat hun „ belang dit medebrengt. Daarna moeten wij „ trachten de directeurs en clerken van post „ comptoiren te winnen, om onze briefwisfeling „ gemaklijk te maaken. ,, Behalven deeze, neemen wij ook perfoonen „ van allerlei (land of beroep, uitgenomen vorften „ en derzelver ministers. Hunne gunftelingen „ echter kunnen toegelaaten worden, omdat zij, „ door hunnen invloed, voor de Waarheid en „ Deugd van nut kunnen zijn. „ Wanneer iemand aan ons fchrijft, zenden wij „ hem een eed, door welken hij alle verraad of „ ontdekking van het genootfehap moet afzweeren tot dat de omftandigheden zoodanig zijn zul„ len, dat wij voor het licht komen en ons ,, zelf aan de waereld vertoonen kunnen. Wan. „ neer hij den eed ondertekent , ontfangt hij „ het plan, en indien dit hem als iets goeds „ en eerwaardigs voldoet, wordt hij onze „ vriend, doch flechts naar maate hij zijne vrienden en kennisfen tracht overtehaalen. „ Dus vemeemen wij wie waarlijk onze vtien„ den zijn, en ons getal groeit dubbel aan. „ Zoodanig gaan wij voort tot dat de voor„ zienigheid onze pogingen zoo zeer zegent, „ dat wij in elke plaats van eenige aanmerke„ lijkheid , waar de letterkunde beöeffend „ wordt, een werkzaamen broeder en medehel„ per hebben; en ten dien einde hebben wij een fecretaris en behoorlijk comptoir in het X 3 „ mid-  3H ï>e duitsche u nm. W middenpunt des genootfchaps, Waar alles Ver» zonden en alie berichten ontvangen worden. „ Wanneer dat gelukkig tijdftip daar is, begin„ nen wij met onze tweede werkzaamheid." Dat is : „ Wij verkondigen op zekeren dag aan de „ geheele broederfchap in alle plaatfen, dat de „ duitsche unie nu gevestigd is, en nu ver„ déelen wij het verbroederd gedeelte der natie „ in tien of twaalf prövintien of diöcefen, elk „ beftuurd door eenen provintiaal; en deeze „• zijn in behoorlijke ondergefchiktheid zooda„ nig bepaald, dat alle werkzaamheid van het „ huis der unie komt, als van het midden,, punt van alles. „ Ingevolge van deeze inrichting zijn er twee „ clasfen in de broederfchap, de gemeene en de .„ bejiuurende broederen. ■ De 'laatften alleen ,, kennen het oogmerk des genootfchaps en al„ le de middelen om dit te bereiken, en uit „ hen alleen beftaat de unie , welker naam en' 9, onderlinge betrekking geenzins gemeend wordt ,, bekend te moeten zijn» ,, Met het zelfde oogmerk, krijgt de zaak „ eene nieuwe uiterlijke gedaante, De broe„ ders, namelijk, fpreeken nooit van de Unie,, v, van eenig genootfehap van dien aart, noch „ van het verlichten der waereld, maar komen overal enkel bijeen onder fchijn van een „ lebsgezelschap, waarin zij alle beminnaars van leezen en van. nuttige wetenfehappet; »» bij-  » E D U ï T S C II E UNIE* „ bijeen brengen, en deeze zijn in de daad da „ gemeene broeders, die enkel weeten dat er „ in hunne woonplaats een genootfehap beftaat „ tot aanmoediging der letterkunde, nmr ge » heel onbewust zijn dat dit in verband ftaat „ met andere gezelfchappen, en dat allen een „ geheel uitmaaken. Door deeze gezelfchappen „ zullen fnedige broeders rasch ontdekken, wel,„ ke perfooBen gefchikt zijn om tot bevorde- ring van het groote werk uitgekooren te wor„ den. Want lieden van eene ernftige gemoeds» „ gefteldheid zijn geenzins ledig in zoodanige „ gezelfchappen en vertoonen in hunne gefprek. „ ken het belang, 't welk zij in waare onderrig ,, ting ftellen. En hunne verkiezing in het „ leezen, welke in het begin volkomen vrij moet gelaaten worden, offchoon men dezelve ,, trapswijze tot gefchikte onderwerpen kan op„ leiden, zal op de ondubbelzinnigfte wijze hun„ ne bijzondere meening over gewigtige onder „ werpen, met betrekking tot het groote oog„ merk, aanduiden. Hier zullen dus de wer» kende broeders in ftilte zoodanigen, als zij „ voor de heilige Unie nuttig zullen vinden, „ opmerken en uitkiezen. Zij zullen zoodani„ ge lieden uitnodigen, om zich met hen te ver„ eenigen in hunne pogingen om het overige „ gedeelte des menschdoms te verlichten, door „ deszelfs aandagt op nuttige onderwerpen en. „ gefchikte boeken te vestigen. Men moet dus 3, overal Leesgezelfchappen oprichten en dezelf X 4 » ye.  *>l6 De "duïtscöb unie. m Ve met de nodige boeken voorzien. Hierin „ heeft men op twee zaaken agt te geeven. Men moet den fmaak van het algemeen in. „ volgen, op dat het gezelfchap aan het oog„ merk beantwoorde door zoodanige lieden bij„ eentebrengen, die gebooren zijn om iets meer ,, te doen dan onnozel voor zich heen te zien. „ Maar de algemeene fmaak kan, en moet, „ zorgvuldig en behendig geleid worden, op „ onderwerpen die het begrip uitbreiden, het „ hart verfterken en, door den geest te gewen» „ nen aan nieuwigheden en welflaagende ont„ dekkingen, zoo in het lighaamlijke als zedelijke, „ te weeg zullen brengen, dat de fchroomagti. „ ge niet onthutst worde door ftellingen die „ vreemd of misfchien met de in de gewoone „ maatfchappij algemeen aangenomene ftrijdig „ zijn. Gemeenlijk fpreekt iemand als of hij „ meende dat het zijne eigene gedachten wa„ ren wanneer hij enkel de echo is van het „ geen hij gehoord heeft. Onze gemoederen „ zijn, zoo wel als onze lighaamen naar eene, „ heerfchende mode gekleed met iets dat even „ ongelijk aan menschlijk gevoel is als een „ ftuk laken aan het vel. De menfehen zijn, „ zelfs in wat zij noemen ernftige gefprekken, „ onachtzaam en gevoelloos. Zoo lang men „ niet aan nadenken gewoon is ontftelt ons eene „ waare gedachte, en verbaast en verwart ons „ indien zij vreemd is. Niets kan dus zoo 5, zeer ftrekken tot de verbetering van den mensch,.  BE DUITSCHE UNIE. $lj „ menschlijken geest, als welbeftuurde Lees„ gezelfchappen. „ Wanneer deeze in verfcheidene plaatfen op„ gericht zijn , moeten wij trachten de volgen„ de tusfchenkomende ontwerpen tot Hand te „ brengen: i. Hetdaarftellen van eene algemeene „ letterkundige courant of beoordeeling, welke „ door de vereeniging van alle de geleerde „ broederen, het verbinden hunner bekwaam„ heden met oordeel en behendigheid, en het „ rustig voortgaan volgens een duidelijk en be„ paald plan, weldraa alle andere couranten zal „ overtreffen, iets, hetwelk door de innerlijke „ waarde en omvattendheid van de onze lig„ telijk gefchieden zal. 2. Het verkiezen van ,, eenen fecretaris voor ons genootfehap, die „ belast zal zijn met het aanfehaffen der boeken, „ die, ingevolge het groote oogmerk van ons „ genootfehap, uitgekoozen zullen worden, en „ die ook op zich zal neemen, om aan de nieuws- gierigen in zijnen omllreek allerhande andere „ boeken te bezorgen. Indien er daar ter plaatfe „ een boekverkooper is dien men winnen en „ beëedigen kan, zal het goed zijn hem tot „ dien post te verkiezen, alzoo, gelijk wij na5, der zullen verklaaren, de meeste boekhande. „ laars in ons belang en onder de macht der Unie zullen komen. .„ En nu kan iedereen bevatten welken fteeds toeneemenden zedelijken invloed de Unie ,vover de natie zal vei krijgen. Laat ons enkel X 5 „ na-  3*8 D E D U I T S C H E UNIE» ,» nagaan wat het bijgeloof zal verliezen en „ wat dus de verlichting hierdoor moet winnen, «, wanneer i) in elk leesgezelfchap de boeken door onze broederfchap uitgekoozen worden. ,, s) Wanneer wij overal vertrouwde perfoonen ,, hebben, die ijverig zorg zullen draagen om de1 9, werken, die de menschlijke verlichting bevor* ,, deren, alom te verfpreiden. 3) Wanneer wij de „ luide item van her publiek op onze zijde heb beu, en nadien wij inftaat zijn, om alle dweep- zieke boeken, die gewoonlijk geleezcn fchij-9, nen te worden, te doen verwerpen of ten minfteu het publiek voor dezelve te ;waar- fchouwen, en aan den anderen kant de werft» ken, die het menschlijk verftand verlichten, aanteprijzen. 4) Wanneer wij bij trappen alle „ boekhandelaren in onze belangens krijgen „ (terwijl de goede fchrijvers alle hunne wer- ken door ons ter markt zullen doen zenden) n en wii net daarheen zullen brengen, dat de „ fchrijvers, die arbeiden in de zaak van hijge,, loof en bedwang, noch uitgeever noch lee,, zers zullen hebben. 5) Wanneer, eindelijk, ,, door het uitbreiden van onze broederfchap, alle goedhartige en gevoelige menfehen op, ,, onze zijde zijn zullen, en wanneer wij hen „ in ftaat gefteld hebben, om eenen heimelijken ,, invloed te oeffenen op alle hoven, huisgezin99 nen, en bijzondere perfoonen in alle plaatfen, ,, en op het daar ftellen van alle hofamptenaaren, » Rent»  DE DUITSCHE U 'N 1 E. glQ & Rentmeesters , geheimfchrijvers , parochij. ,, predikers, publieke en bijzondere onderwijzers. - „ Let wel, dat wij fpoedig de fchrijvers in », ons belang zullen hebben, (hetwelk Voor- heen het oogmerk was van het genootfehap, 9, genaamd de Gelchrten-buchhandlung,) is hier» 9, door ligt bevatlijk, omdat elk fchrijver, die i, zich bij ons voegt een drie dubbel getal lee,', zers krijgt, en in alle plaatfen vrienden vindt, „ die den verkoop van zijn werk bevorderen, v, zoo dat zijne winst fterk vermeederen moet, dus zullen allen de bockverkoopers ver„ laaten en zich trapswijze bij ons voegen. In„ dien het genoemde genootfehap op zoodanige ,$ wijze ingericht was geweest, zoude het nu reeds de eenige boekwinkel van Duitschland \, geweest zijn." Het boek genaamd het Nader bericht enz» geeft een omftandiger bericht van' de voordeekn, welke aan de letterkundige manufactuuren door deeze Unie voor Gods werken toegezegd waren. De clasfen van letterkundige broeders» of fchrijvers van beroep, was verdeeld in Mefopoliten, Raadsheeren, Mannen en Cadetten. De mesopoijten of Metropolitaanen behooren tot het comptoir der archieven, en voor hen wordt in het huis der Unie zorg gedraagen, wanneer zij door ouderdom of ongelukken in enge omHandigheden geraaken. Zij worden gebruikt in tiet vak van kunden en wetenfehappen, hetwelk het  310 DE DUITSCHE UNIE, het genootfehap verklaard hoofdzaaklijk aanrekweeken. Zij zijn ook broeders in den derden graad der Schotfche Vrij-Metzelarij, een vereischte, hetwelk wij nader zullen uitleggen. Het huis der Unie is een gebouw, hetwelk de geene, die zich als ftichter der Unie voordoet» betuigde gekreegen te hebben of fpoedig te zullen verkrijgen door de begunftiging van een ongenoemden Duitfchen vorst. De raadsheer en zijn publieke amptenaaren, die werkzaam zijn in het oeffenen van hun vernuft en bekwaamheden in wetenfehappen. Deéze ook zijn broeders van den derden graad der Schotfche Vrij-Metzelarij en uit hun worden de provinciaale en bijzondere beftuurders der Lees. gezelfchappen verkooren. De leden, die den eenvoüdigen naam voeren van mannen, zijn broeders, van den tweeden graad in de Metzelarij en hun is mede eene be« paalde werkzaamheid in wetenfehappen opgelegd De cadetten zijn fchrijvers, die nog geene bijzondere eerbewijzing verdiend , maar evenwel genoegzaame gefchikt- en bekwaamheid voor letterkundige zaaken getoond hebben. Jeder lid is verplicht de voortbrenfelen van zijn vernuft door middel der Unie te verkoopen. Een Raadsheer ontfangt van een oorfpronglijk werk £o percent van de winst en 70 voor eene vertaaling. Een lid van de volgende clasfe • co en een Cadet flechts 50. Wat betreft de onkosten van het drukken, betaalt een Raads. heer  .CE DUITSCHE UNIE. 3a- heer niets, zelfs wanneer het geheele werk onverkocht zoude blijven liggen; maar de Man en de Cadet betaalen de helft. Drie maanden naa de uitgave op de Mis, woTdt er rekening gedaan en vervolgens 's jaarlijks op zoodanigcn tijd of wijze als de fchrijver verkiest. In ieder disftrict moet ten minlten een Leesgezelfchap opgericht worden, van welken er omtrent 800 voorgefteld zijn. Van een Raadsheer* werk wordt aan elk derzelven een exemplaar gezonden , alsmede van dat eens Mans of Cadcts, mits het handfchrift door een Raadsheer getekend of doorhem naa rijpe overleezing goedgekeurd zij. Dit imprimatur, hetwelbmen als eene zeer vermogende aanprijzing van het werk moet aanmerken, wordt in de algemeene courant aangekondigd. In deeze courant moet alle ftaatkundig zoowel als letterkundig nieuws verfpreid worden, en men hoopt, dat dezelve door haare innerlijke waarde en door de aanprijzi'g der leden weldra alle anderen zal te niet doen. (Aangaande de zaaken der Unie moest men in dezelve een cijff^r gebruiken. Elke provinciaale beftuurder wierdt aangeduid door een letter, van welke de verfchillende groote zijn rang te kennen gaf; elk lidt hadt een nommer. Dezelve zoude wee- lijks uitkomen voor den zeer geringen prijs' van ia a 13 guldens.j Doch laaien wij tot het plan terugkeeren: „ Wanneer alles volgens de voorfz. wijze ingericht is, zal de Unie de volgende repu- n bli-  $H DE DUITSCHE U N I E. # blikeinfche gedaante aanneemen ...." (De Ieezer herinnere zich rteeds, dat dit niet gefchreven wierdt om publiek te worden, maar alleen voor de beftuurendehvo&iurs gefchikt was.) Hier is echter eene groote uitlaating. De bovenaangehaalde fehets van deeze conftitutie was niet in handen gekomen van den perfoon die den boekverkooper het overige van dit bericht verfchaft hadt. Maar wij hebben andere gedenkfchriften, die voor ons oogmerk voldoende onderrigting geeven. Laaten wij intusfchen de ftukken overneemen, in de zelfde orde als wij ze vinden: MQ. IV. Behelst eene lijst van de Duitfche Unie, welke de zender zegt in fchrifc ontvangen te hebben. Hier zien wij verfcbeidene naamen, die wij niet zouden verwachten, terwijl integendeel andere, welke men eerder zoude onderftellen tot dit vaderlandsch ontwerp gefchikt te zijn, er niet op te vinden waren. Er zijn verfcheiden honderden naamen, maar weinige met aanduiding van ftand enz., zoo dat het bezwaarlijk is die bijzondere perfoonen bij het publiek bekend te maaken. Sommige echter zijn behoorlijk aangeduid en de fchrijver merkt aan» dat men naamen vindt, welke, toegefchreven zijnde aan fommige lieden die bij kende, verwonderlijk overeenkomen met de anecdooten, die men vindt in de geheime briefwisfeling der Illuminaaten en in den roman genaamd GrondftofFan tot de gefchiedenis yan het Socratismus ' (de  »E DUITSCHE UNIE. J9J (de Illuminatie) (*> Men bemerkt met leedweezen op de lijst van de leden der Unie veele naamen van publieke onderwijzers, zoo van den predikftoel als van de hooge fchoolen in alle de graaden, en onder deezen zijn er welker cijffers aantoonen, dat zij werkzaame leden geweest zijn. Sommigen van deezen hebben in hunne gefchriften duidelijk blijken gegeeven van hunne verkeerde begrippen over de eenvoudige, het zij gefchiedkundige, het zij leerftellige, waarheden van den geopenbaarden godsdienst, of van hunne ziicht om dezelven zoodanig te verdraaijen, dat zij overeenkwamen met den godsdienst en de zedelijkheid der wijzen van Frankrijk. Maar het is nog droeviger duidelijk de naamen te vinden, van mannen die in hunne fchriften betuigen over deeze onderwerpen te denken, Zoo als een eerlijk man betaamt, dat is (*) In 't voorbijgaan kan ik zeggen, dat dit een zeer aartig ei» vermaaklijk wetk is, het welk, indien alles hier te lande wat meer bekend was geweest, een veel beter tegengif tegen de verdei fiijke uitwerkfelen van dit genootfehap zoude geweest zijn, dan al het g'.'ene ik aan het publiek kan mededeelen, zijnde het met veel geest en menfehenkennis opgefteld en eene zeer aangenaame vetfeheidenheid in hetzelve gebiagc door de anecdooten en de ironifche vertooning van de gewaakte wijsheid en menfchei». liefde des bedrieglijken (lichters en zijner aanhangers. Indien het publiek in dit mijn gebrekkig en van het een op het ander ipriojend vetflag eenig belang kan fteilen, twijftel ik niet of eene vertaaling van dien roman, en van eenige jndere geestige ge> fchriften over het zelfde onderwerp roet nut en vermaak zoudas geUezen worden.  5*4 DE DUITSCHE UNIE. is volgens den letterlijken en verftandel ijken zin der woorden, tervfijl wij echter bewijzen hebben, dat de Duitfche Unie een volkomen tégenftrijdig oogmerk hadt. De eenige vrouw op de lijst te vinden, is de graavin von der Recke, de dame die Stark zoo veel moeilijkheid aandeedt uit hoofde van zijne tonfuur. Zij was, gelijk wij reeds gezien hebben, geenzins geneigd, om zich enkel met haaren opfchik of huisfelijke zaaken bezig te houden. „ Fcmina fronte patit, vir peSore" Het behaagde haar echter niet haar naam op eene zoo burgerlijke lijst te zien, en zij verklaarde tevens met Bies» ter, onder eede, niet tot het genootfehap te behooren. Ik bevind, dat het publiek met deeze ontkenning niet vergenoegd was. De dame bekommert zich daar niet over, en heeft zedert nog verfcheide lasteringen tegens Stark uitgegeeven, en men heeft verfcheidene berichten gezien van zeer gewigtige letterkundige betrekkingen tusfchen haar, Riester, en den geenen dien men naderhand ontdekte de hoofd-agent der Unie te zijn. N°. V. In een gewigtig ftuk. Het is een brief aan de beè'edigde leden der Unie, om de ge» liefde medewerkers te herinneren, dat het begonnen beftuur der zaaken zeer kostbaar geweest was, en dat de XXII geenszins voornemens waren, iets voor hunne eigen vergelding te rekenen maar dat het nodig was allen en een iegelijk der leden het t oogmerk des genootfchaps, en de  DE DUITS C'HE UNIE. 325 de wijze, welke rijpe overweeging opgegeeven hadt als de besten ter bereiking van dat oogmerk, naauwkeurig zouden weeten. Dan, eii niet eerder, kónden alle de waardige leden volgens ée'n plan, en dienvolgens' met vereende krachten arbeiden. Om dit te bewerkftelligen hadt een hunner eene verhandeling gefchrevert over verlichting en de middelen tot derzelver bevordering. (Ueber -Ju fklarung und deren Èeförderungs-mittel.) Dit werk is door alle de XXIt overgezien en kan befchouwd worden als een voortbrengfel van hunne ernftigfte overdenking. Zij zeggen dat het een bijzonder groot ongeluk zijn zoude indien dit genootfehap, deeze voor het menschlijk geluk zoo gewigtige onderneeming, reeds in den eerften aanvang van deszelfs luisterijken loopbaan, zoude gefluit worden. Zij ftellen dus voor, om dit werk, deeze heilige fchrift van hun geloof en werkzaamheden, bij intekening te drukken. (Hier geeven zij een korten inhoud van het werk.) En zij verzoeken de leden om het te bevorderen door intekening, door meer dan gewodnlijk moeite te doen om infehrijvers te bezorgen, en door Iièt werk in de nieuwspapieren aanteprijzeri; Vier perfoonen worden als provinciaalen genoemd, die het geld zullen ontvangen, hetwelk men verzoekt wat fpoedig intezenden op dat men papier zoude kunnen koopen ten einde het werk voor de eerstvolgende misfe (jpaasfchen ij8S) gereed zij. ¥ N, VI,  S2Ó DE DUITSCHE UNIE. N°. VI. is (gelijk N°. V.) een gedrukt papier, zonder dagtekening, ftrekkende ora dat gefchrift over de verlichting verder aanteprijzen. N°. VII. is in fchrift, mede zonder dagtekening. ,, Het „ is- gericht tot een waardig man,'' te kennen geévende dat gelijkluidende aan anderen gezonden zijn, aan welken men ook fpoedig een ver» bererd plan zal ter hand ftellen, met verzoek van het vorige, vervat in N°. III., te verfcheuren of doortefchrappen. Men voegt er bij, dat de Unie nu, onder anderen, meer dan twee honderd van de agtingwaardigfte lieden in Duitschland van allerleien ftand en beroep tot haare leden telt, en dat, voor het einde van dat jaar (1788), eene algemeene lijst zal gezonden worden, met verzoek dat de ontvanger zoodanige leden aanftippe, welke hij geen volkomen vertrouwen waardig keurt. Het wordt beflooten met eene nadere aanbeveling van het werk over de verlichting, waarvan de winst dezes eerften werks der Duitfche Unie de kosten van het comptoir van den Secretaris goed moet maaken. N°. VIII. Behelst dit gemelde plan, maar het is niet betijteld het verbeterd plan. Zoodanigen tijtel zoude de onfeilbaarheid der XXII in twijffel trekken. Het wordt dus genoemd het yoorleopig {yiorlaiifig). plan,*eene benaaming die voor alle vtlgende verandering de ruimte laat. Het verfchilt van het vorige flechts in eenige kleinigheden. Sommige uitdrukkingen die aan- ftoot  DE DUITSCHE UNIE. 327 ftoot gegeven of argwaan verwekt hebben, zijn verzacht of uitgelaaten. Hier van worden twee affchriften gegeeven, die wij A. en B. zullen noemen, en die ook eenigzins verfchillen. „ Het groote doelwit der order is het wel,, zijn des menschdoms, het welk alleen ver„ krijgbaar is door verlichting des verftands en », onttroning van dweepzucht en zedelijke dwing„ landij." Geen der beide affchriften heeft hier die uitdrukking, welke in het vorig plan onmiddelijk volgde ,, dat dit het oogmerk geweest „ was van den verheven ftichter des Christen„ doms." Het affchrift A. wijst deswegens terug op eene in 1787 gedrukte naamlooze verhandeling Over de vrijheid dsr Drukpers en derzelver bepaaling. Dit is een der losbandigfte (lukken, die over dit onderwerp zijn uitgegeeven; niet alleen verdedigt het de ongefchiktfte vrijheid om alles wat iemand behaagt publiek te maaken, maar het geeft daarvan het voorbeeld op de fcrjandeliikfle wijze, door het ten toon (lellen van allerleie karakters en perfonen van allerleien rang, meestal in zoo beleedigende en groove uitdrukkingen, dat de Schrijver fchijnt of aan het onbefchaafdfte gezelfchap gewoon te zijn, of (loutelijk eens voor al te willen beproeven hoe verre men gaan kan zonder algemeenen aanftoot te geeven. Het ftuk vervolgt dus: „ de Unie befchouwt als een voor- naam gedeelte van haar geheim plan van „ werking,' zich meester te maaken van den Y 2 5» boek»  PS D E DÜIÏSCHE ÜSlïi it boekhandel. Hier door zal het aan haar fiaaa ,, riet aantal der verlichting bevorderende fchrif„ ten te vermenigvuldigen en dat der tegen* werkende te verminderen, aizoo' de fchrijvers „ der laatstgenoemde bij trappen en hunne uit„ geevers eh hunne leezers zullen verliezen, „ Op dat de tegenwoordige boekverkoopers haar „ geene fchade toebrengen, moet zij de mees„ ten hunner langzamerhand overhaalen om zich „ met haar te vereenigen." — Hier wordt fterk aangedrongen op het letterkundig nieuwspapiert en, tot het geen daar van in het vorig plan gezegd was, wordt nog bijgevoegd „ dat zij er „ ook ftaatkundig nieuws irt zullen plaatzen, „ alzoo dit een fterken invloed op den public„ ken geest heeft en de naauwlettendfte aan* „ dagt van den zedenmeester verdient. Want voor welke verlichting is iemand vatbaar* „ die zoo verblind is door uit de burgerlijke „ ondergefchiktheid gefprotene vooröordeelen t j, dat hij domheid of ondeugd in eenen edelman „ eerbiedigt, terwijl hij bekwaamheid en deugd „ in den zoogenaamden boerenkinkel verwaar„ loost of veracht? wij moeten dus ftaatkundige „ werkzaamheden en algemeene gebeurtenisfen voorftellen, niet zoo als zij dat" gekonlteld „ fchepzel onzer verbeelding, dat in eene koets „ wordt rondgereeden, betreffen, maar zoo als 5, zij den mensch, den redelijken, werkzaa5, men * vrijgebooren mensch, betreffen. Door dus de zaak van alle daar toe niet behöoren • « de  DE DUITSCHE UNIE. «39 „ de omftandigheden te ontblooten, zien wij „ dezelve in de juiste betrekking, die zij tot „ ons zelve heeft of behoort te hebben. Weest ti verzekerd dat deeze nieuwe wijze van ftaat» 8 kundige berichten zeer belangrijk zal zijn, „ en dat het nieuwspapier der Unie weldra alle „ andere zal overtreffen en alle onze noodwen,, dige kosten zal goedmaaken." Hierop volgen eenige zinfpeelingen op eene geheime wijze van briefwisfeling, die fchielijk, aan geene ontdekking of verraad blootgefteld, en kosteloos is, door welke de werkzaamheden van het geheime plan (verfchillende van alle die aan de gezwooren broeders in het breede ontvouwd zijn") voortgezet worden, en welke de leden in ftaat zal ftellen om alles te vernemen wat er, voor of tegen hunne zaak, in de waereld omgaat, het rnenschdom te leeren kennen, over alle menfehen invloed te verkrijgen, wel te flaagen in het bevorderen der meest gefchikte en meest aan, hen verkleefde perfoonen in alle amp • ten enz., en van welke, eindelijk, elk lid, het zij ftaatsman, koopman, of fchrijver, zijn eigen voordeel kan trekken. Eenige uitdrukkingen hier en op eene andere plaats doen mij onderftellen, dat de Unie hoopte de Postcomptoiren in haare macht te zullen krijgen, door de broeders in dezelve te plaatzen. Daarop word gezegd: „ men onderfteld dat de aanwerving in het begin van het volgend Ü* jaa* zeer talrijk zal zijn. Dit zoo zijnde, zal Y 3. « ex  33° DE DUITSCHE UNIE. „ er eene algemeene fyhode worden gehouden, », in welke het plan van geheime werkzaamheden „ 2ijn volkomen beflag zal krijgen, en naar de „ bijzondere omftandigheden zal ingericht wor,, den, zoo dat men daar van eene wet kan „ vastftellen, die geene verdere verandering „ zal behoeven. Een gefchikt gevolmagtigde „ zal door die fynode afgezonden worden, om „ alle plaatfen waar beè'edigde broeders zijn te ,, bezoeken, aldaar eene Loge volgens de oude eenvoudige plegtigheden opterichten en het „ plan van geheime werkzaamheden, benevens „ zekere voorfchriften, mondeling medetedee„ len. Deeze Loges zullen als dan een fonds „ voor het beftuur inftellen. Elke Loge zal „ ook een leesgezelfchap oprichten, onder het „ beftuur van eenen aldaar woonenden boekver« koper of van eenig ander perfoon, die kennis heeft van de werktuiglijke behandeling van ,, dingen van dien aart. Er moet ook een ver» zamelaar en agent (expediteur") zijn, zoo dat „ de Unie oogenbliklijk in alle plaatfen haare „ comptoiren zal hebben, door welke zij den boekhandel kan voortzetten, en over de eb „ en vloed der briefwisfeling het opzicht kan „ houden. Op deze wijs wordt de geheele machie.,, ne in beweeging gebragt, terwijl alle werk- zaamheid van het middenpunt ontleend wordt." liet is opmerkelijk dat hier de vorften en Itïi.tsdienaars- niet even als in het vorig plan ^i^dluoten worden, zij worden zelfs niet ge* noemd.  DE T> üllï CHI UNIE. 331 ncemd. De uitfluiting in ftellige bewoordingen moest de menfehen zeker verwonderen en eenigen agterdocht verwekken. N°. IX. is een gedrukte rondgaande brief aan de beè'edigde broeders, ondertekend „ door hun,, nen waarlijk verbonden broeder, barthels, „ Oberamtsmanni opperbailluw) van den ko„ ning van Pruisfen, op de Saai, te Halle." In deezen brief worden de broeders onder* richt „ dat de XXII. gewoon waren fomtijds te ,, Halle, en fomtijds te Berlijn bijeentekomen. ,, Maar onvermijdelijke omftandigheden nood„ zaaken hen niet alleen een tijd lang bedekt te blijven, maar zelfs hunne betrekking tot „ de Unie optegeeven en zich aan alle deelnee„ ming in derzelver werkzaamheden te onttrek„ ken. Deeze omftandigheden zijn flechts tij„ delijk en zullen ter gelegener tijd volkomen „ verklaard worden. Zij vertrouwen echter, ,, dat deezen aan hunnen kant noodwendigen ftap „ den ijver en de werkzaamheid van de edele „ mannen, die door hunne eigen overtuiging „ in deeze zaak werkzaam zijn, niet zal doen „ verflaauwen. Zij hebben dus aan hunnen „ waardigen broeder Barthels alle nodige on„ derrigtingen gegeven , en hebben hem met ,, eenparige (temmen alle zaaken, betreffende „ het Secretariaat, opgedragen, en hem van alie gedenkfehriften en middelen tot voortzetting „ der briefwisfeling, voorzien. Hij heeft alle „ andere bezigheden opgegeven, om zich enkel V4 „ -a»  3|i£ d a n u i t s c h b ru n ï e. „ aan dien eerwaardigen post tóetewijdcn.; Zij „ merken aan , dat-door deeze verandering het ,, genootfehap vrij is van de tegenwerping, die „ te recht tegen alle andere geheime genoot,, fchappen gemaakt wordt, namelijk', dat de Ie„ den zich* tof eene blinde en .onbehoorlijke. „ ondergefchiktheid aan onbekende opperften „ ve'rbindèn — Het genootfehap' is nu in de „ handen vah deszelfs eigene erkende leden. „ Alles zal welhaast in order gebragt worden „ volgens eene zuiver Republikeinfche conftitu„ tie; men zal Provintiaalen verkiezen, die el!; „ eene Provintie zullen beftieren, en- om de „ twee maanden aan het centrum zullen verflag „ doen, terwijl de voorfchriften en andere be„ richten door het centrum op de zelfde wijze zullen gegeven worden. „ Indien dit plan door het genootfehap goéd„ gekeurd wordt, zal H. B.arthels aan alle Pro,, vintiaalen algemeene lijsten der Unie en het „ plan van geheime werkzaamheden, de „ vrucht van het rijp beraad der XXII, het „ welk verwonderlijk wel gefchikt is om het „ edel en vaderlandsch plan te bevorderen, ter „ hand ftellen. Óm alle kuiperijen te beletten „ en een einde te maaken aan alle lastering en „ argwaan, vindt H. Barthels het dienftig dat „ de Unie te voorfchijn kome en eenige van « haare agtingwaardigfte leden openlijk noeme. „ Het publiek moet echter enkel ten opzichte van het uiterlijke des genootfchaps onderricht . * ' 53 wor-  p> E DUITSCHE ür N I E. 3^ ,i .warden,.tcn Vft^fel* einde-hij een vel gefchre» ,fc yen -hadt als een aanhangfel op het werk ,, over be verlichting, verklarende dit het werk der Unia te zijn, met eene genoegzame „ aanwijzing van haar eerwaardig oogmerk. „.Hij verzocht zoodanige leden, die deeze eer >„ met hem wilden deelen, hunne naamen en „ behoorlijke uitduidingen aan hem overtezen„ den, op dat die bij het aanhangfel zouden „ gevoegd worden. En, eindelijk, verzocht „ hij hen, hem te onderrigten, en, ingevolge „ dc. overeengekomen regelen der Unie, met hem medetewerken tot bevordering van de „ zaak Gods en van het menschlijk geluk." Het hier genoemde aanhangfel is N°. X. van het aan den boekverkoopcr Gofchen te Leip-> zich gezonden pak, en is gedagtekend December 1788. Het is ook te vinden bij het werk over de* verlichting enz-, gedrukt bij Walther te Leipzich 17S9. Hier echter, is het aanhangfel gedagtekend Januarij 1789. Deeze uitgave komt boofdzaaklijk overeen met die van het boek, uit het welk ik zoo wijdloopige uittrekfels gegeven heb, doch verfchilt in fommige niet ongewigtige bijzonderheden. In het pakje ftaat. ,, de ondergetekende, als lid „ en agent der Duitfche Unie-, oordeelt het nodig, „ ten einde veele misvattingen en beleedigende „ laster- en befchuldigingen weg te nemen, dat ,, het publiek zelve over hun doelwit en gedrag Y 5 ,, oor-  $34 »K DUITSCHE UNIE. „ oordeele." Tegens het einde wordt gezegd: „ en allen, die eenigen twijffel voeden, worden „ verzocht, zich tot de ondergenoemden te ver„ voegen, en aan hen te fchrijven." Er zijn echter geene naamen onder gefteld. — In het aanhangfel tot het «boek ftaat flechts: „ de agent „ der Duitfche Unie; &c. en lieden, die na„ der bericht verlangen, kunnen aan den agent „ fchrijven, onder adres aan de Duitfihe Unie „ en onder eenen omflag aan den boekwinkel „ vau Walther te Leipzich." Hier zijn insgelijks geene naamen en het blijkt niet dat iemand verkoozen hebbe van achter het gordijn te voorfchijn te komen. (*) Wij hebben reeds zoo veel van die verlichting gezegd, dat het weinig verfchilt of het moet den leezer verveelen. Men verzekert hem in het genoemde werk, dat de door de Unie voorgeftelde verlichting met die der Wolfenbutteifche fragmenten, noch die van horus, noch die van Barht is. De fragmenten en Horus zijn boeken, die rechtftreeks en zonder eenige be- wim- ■éö W-'tber M «en voorna.m boekhandelaar, en drijft den boek. handel tot eene ze«r groote uitgebreidheid, zoo- te Leipzich als iü andere plaaffen. Hij was de Uitgeeyer van de kwaadaartigfle hekelingen van het edift van den koning van Pruisfen over den godsdienst, en hij wierdt zeer in het naauw gebragt door de bovenaangehaalde uitbreiding van Pott. Hij was ook de Uitgeever vatt veele der twijffelende en losbandige fchrif:en, die de rust van Duiischlaüd zoo zggr verftoorcj hebben,  BE DUITSCHE UNIE. 335 wirupeling ten oogmerk hebben, om het gezag van onze fchriftuur, het zij als historifche verhaalen, het zij als openbaaringen van de voorneemens der voorzienigheid en van de menschlijke vooruitzichten in de toekomst» te niet te doen. De godgeleerde fchriften van Bahrdt zijn grove verdraaijingen, zoo van de zin van den text als van de daarin vervatte zedelesfen, en zij zijn misfchien de ftechtften, van allen die over dit onderwerp uitgegeven zijn. Zij worden gewraakt als ongerijmd, ruuw en onbetaamlijk, zelfs door de fchrijvers van dezelfde partij; echter komt het werk, dat zoo dikwils aangeprezen is, als bevattende die verlichting, welke de waereld van de Unie te verwachten heeft, niet alleen volkomen overeen met de algemeene grondbeginfelen dier fchriften, maar is bijna een uit. trekfel vanfommigen derzelven, bijzonder van zijnen Volksgodsdienst, zijne Paraphrafe (breedvoerige verklaring") van de prediking op den berg en van zijne godsdienstige zedeleer. Wij hebben ook gezien, dat het boek over de vrijheid der drukpers aangehaald en geprezen wordt, als een uitmuntend werk van de eerfte beginfelen. Ja, beide, het boek over de verlichting en dat over de vrijheid der drukpers, zijn bekend, het werk van Bahrdt te zijn. Maar deeze grondbeginfelen, hoe verwerpelijk ze ook zijn mogen, zijn waarfchijnlijk niet de flechtfte van deeze infteiling. Wij zien, dat enkel het uiterlifke der Unie aan het publiek be*  £30 & f r> U I t % o h e -ön I B. fcekend mag zijn. Barthels wenscht het publiek geluk, dat er geene ondergefchiktheid en blinde gehoorzaamheid aan onbekende opperften plaats heeft, en echter in de zelfde zinfnede vertelt hij ons, dat er een geheim plan van werking is, het welk alleen aan het centrum en aan de vertrouwelijke broeders, bekend is. De fchrijver van het nader bericht zegt, dat hij dit plan heeft, en dat. hij, het zoude drukken, indien hij niet door eene belofte gebonden ware. (jq Hij geeft ons echter genoeg te kennen dat de hooger geheimen der Unie volmaakt de zelfden zijn met die der Illuminaaten. Het christendom wordt Uitdruklijk gezegd een geheimzinnig genootfehap, ën deszelfs llichter de grootmeester eener Loge geweest te zijn. De Apostelen Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas waren de Elus (uitverkoorenen), broeders van den derden graad, en tot alle geheimen ingewijd. De overige apostelen waren flechts van den tweeden, en de 73 flechts van den eerften graad. Tot deezen graad mogen gewoonlijke christenen toegelaaten, en in den zeiven tot verdere bevordering voorbereid worden Het groote geheim is, dat. J. C. een naturalist was, en leerde dat er een opperfte weezen beftondt als de befchouwer, niet als de beftuurder der waereld, bijna in den fmaak der ftoicijnen. De ingewijdde broeders moesten door gefchikte boeken onderweezen worden. De bij- ■ C) Dit bevtade ik vaisch', en het boek een prulfcbrift te z$u>  JD JS DUITSCHE UNIE. §3? bijzonder aangepreezene waren Bafedow, praeticaale kennis; Eberhardt, verdediging van Soerates; Bahrdt, verdediging der rede; Steinhardti ftelzel van zedelijke opvoeding; "Bahrdt, brieven over den bijbel, en IJahrdt, volmaaking van het plan en oogmerk van J. C. Deeze boeken zijn volkomen ftrijdig met het christendom, en fommigen derzelven bedoelen alle hoegenaamde zedelijke verplichting wegtenemen. Behalven deeze godsdienftige begrippen, worden nog de gevaarlijkfte beginfelen van het burgerlijk gedrag ingeprent. De bedoelde dwinglandij over de gemoederen der menfehen en de- listen en laagen ter verkrijging van posten van vertrouwen en invloed, zijn even fchrikbaarende, maar het is onnodig daarvan öptéhaaien , omdat zij volkomen gelijk zijn aan die der Illuminaaten. Het voornaamfte bericht, 't welk wij door deezen fchrijver krijgen, is dat het centrum der Unie zich in een huis nabij Hall bevindt. Het is een foort van herberg, in een wijngaard even buiten de ftad. Deeze wierdt aangekocht door Dr. KARL FRIEDERICH BAHRDT, en VOOr tijd-. verdrijf van de ftudenten der univerfiteit ingericht. Hij noemt het Bahrdt's Ruhe (Bahrdt's rust). De fchrijver denkt, dat dit het werkt van het genootfehap moet geweest zijn, omdat Bahrdt geen duit bezat en geenzins tot eene zoodanige onderneeming in ftaat was. Hij kan daarom evenwel het ontwerp tot deeze inltel- ling  538 » E DUITSCHE UNIE. ling gemaakt hebben. Dit heeft hij nooit uitdruklijk bevestigd of tegengefprooken, gelijk hij ook nooit gezegd heeft wie de XXII. medewerkers waren. Wucherer, een voornaam boekhandelaar te Weenen, fchijnt een der werkzaamfte leden geweest te zijn; hij heeft in een jaar bijna qoo perfoonen, en onder deeze zijn eigen fchoenmaker, aangenomen. Hij was ook de uitgeever van fommige der ondeugendfte pasquillen, die in Duitschland in het licht gekomen zijn. Het publiek maaken van de lijst der leden ver-, ontruste de natie ; verfcheidene lieden waren verwonderd zich in verbintenis te zien met fchurken, die tegens de rust en het geluk van het land en tegens alle godsdienftige gevoelens, redelijkheid of eerlijkheid hadden famengefpan. nen. Veelen deeden in de couranten en Ietter. kundige tijdfchriften aankondigingen, in welke zij de valscheid van het op de lijst ftellen van hunne naamen beweezen. Sommigen erkenden, dat zij uit nieuwsgierigheid tot dit genootfehap waren toegetreeden en zelfs hunne briefwisfeling met het centrum hadden voortgezet, in hoop van iets te verneemen van hetgeen de broederfchap ten oogmerk hadt, maartij verklaarden nooit eenig deel aan de werkzaamheden gehad te hebben. Dan tevens is het zeker, dat onder dit alles veele leesgezelfchappen in alle plaatfen van Duitschland opgericht waren, en dat men de bekende leden derzeive % in  DE DUITSCHE UNIE, 33^ in het algemeen zoo ten opzichte van weldenEenheid als zedelijkheid zeer verdacht hieldt. De Unie hadt nu eene eigen Drukpers te Calbe, nabij Halberftadt. Van dag tot dag zag men fterker bewijzen van eene famenfpanning der dagbladschrijvers, recenfenten, en zelfs van de uitgeevers en boekhandelaars, om alle gefchrif. ten van de burgerlijke en godsdienitige ftaaten van Duitschland agter de bank te werpen. De uitgebreide letterkundige fabriek van Duitschland is van dien aart, dat er niet minder dan de gezamentlijke werking van alle de onderfcheidene ftaaten vereischt wordt, om dit te beletten. De geest van vrijdenking en de lust tot nieuwigheden in de zaaken van godsdienst hadt bijzonder de overhand in de ftaaten van den koning van Pruisfen, zijnde zeer aangemoedigd door de onverfchilligheid van den Jaatften koning. Een der fchandelijkfte prulfchriften, die van dien aart uitgegeven wierden, was een elendige klucht, getijteld RrJigions Ediöt. Men heeft dit nagefpoord tot Bahrdt's Ruhe, en de Doctor wierdt gevangen genomen, en zijne papieren verzegeld en door/.ocht. De burgerlijke overheid was blijde met eene gelegenheid, om na de Duitfche Unie onderzoek te doen, welke volgens het algemeen gerucht ook aldaar haaren zetel hadt. De briefwisfeling wierdt dus doorzocht en men maakte verfcheidene ontdekkingen, welke het niet nodig was publiek te maaken , en de werkzaamheden der Unie wierden daardoor  g40 D É ü V I T S C H E UNIE. door opgefchort. Maar de aanzienlijkfte amp;tenaaren van Berlijn komen overeen in te zeggen, dat het eedgenootfchap van fchrijvers en andere woelzieke lieden in Duitschland door deezen flag Hechts flaauwlijk getroffen wierdt, en thans bijna zoo werkzaam als ooit is. De Duitfche Unie blijkt een laag en overijld gpnóotfchap te zijn. Het centrum, de archieven en de fecretaris zijn verachtlijlt. Alle de archieven, die gevonden wierden., befionderi iri de plans, lijsten van leden en een-hoop'brieven. De briefwisfeling en andere zaaken wierden waargenomen door een oud man; die een der geringde gerechts bedieningen hadt, en bij Bahrdt kost en inwooning genoot voor omtrent vierdehalve gulden in de week; zijn cömptoir beftondt in een kist met papieren en een fchrijflesfenaar in een hóek van het gemeene huisvertrek. Bahrdt geeft een wijdloopig verflag van zijne betrekking in deeze zaak, maar wij kunnen in hetgeen hij zegt weinig1 vertrouwen ftellen; terwijl wij echter geene geloofwaardiger berichten hebben, zullen wij daarvan het volgend beknopt uittrekfel geeven: Hij zeide, dat hij de cosmopolitifche VrijMetzelarij in Engeland geleerd had, bij gelegenheid, dat hij daar jonge lieden voor zijn inftiftuut trachtte optedoen, — maar dat hij, bij zijne terugkomst in Duitschland, dezelve verwaarloosde, Eenigen tijd daarna wierdt hij op-  na. düitschb ünii. 34I gewekt door een bezoek van een vreemdeling, die voor een Engelsman doorging, maar dien hij naderhand vondt een Hollandsch officier te zijn, — (hij geeft eene befchrijving van hem» welke veel gelijkenis heeft met den Rhijngraaf van Salm, die de ftaaten generaal zoo veel moeite verfchafte) — Hij wierdt nog meer aangefpoord door een naamloozen brief dien hij ontving, en welke hem bericht gaf van het beftaan eens genootfchaps, dat voor de verlichting des menschdoms werkzaam was, volgens een plan omtrent gelijk aan dat van N°. III. — Hij vormde toen eene Loge volgens cosmopolitifche grondbeginfelen, als eene voorbereiding tot het groote plan. Hij wierdt hierin door de nationaale Loge verhinderd, om dat hij geen patent van dezelve hadt. — Daarom moest hij in het geheim werken. — Hij ontmoette een heer in een koffijhuis, die hem verzocht voorttegaan en hemgrooten bijftand beloofde, — dezen onderftand kreeg hij fomtijds, wanneer hij denzelven meest benodigd was, en hij bevondt nu dat hij medewerkte met veele vermogende doch onbekende vrienden, ieder in zijnen kring. Het plan van de werkzaamheden der XXII. wierdt hem trapswijze ontdekt en men deedt hem plechtige beloften, dat men hem zijne medewerkers zoude bekend maaken. — Maar hij ondervondt nu, dat hij, naa hunne edele zaak zoo krachtdaadig onderftëund te hebben, door hen in tijd van gevaar verlaaten en dus aan het algemeen welzijn Z op-  '44? Ö $ ü Ü I T S C H E ,U N I £. Opgeofferd, wierdt. Het laatfte paket.welk bij ©Uffving, was een verzoek van een-vriend der .Unie, om twee hem gezondene gefchriften: te doen drukken, met belofte van ico Dahlers voor zijne moeite. — Deeze waareh het verfoeilijk prulfchrift das Religions-EdiÜ, en eenige verhandelingen, over dat koningliik befluit. 'Vervolgens geeft hij een bericht van zijn ftelzel van Vrij-Metzelarij, niet geheel verfchillende van Weishaopts, maconiek 1 christendom, —tax befluit met het'volgend kórtbegrip van'de ■voordeelen der Unie. — Bevordering van wetenCchappen, — eene algemeene belangneeming en. zorgvuldigheid voor de fraaie kunften, — opwekking van bekwaamheden, —- verhindering van: prulfchrijvers, — goede opvoeding, — vrijheid'» — gelijkheid, — gastvrijheid — verlosfing van veelen uit het ongeluk, — vereeniging der geleerden, — en eindelijk,-»- mislchien, — Amen,, Wat de meening van dit raadfelagtig flot zij, kunnen wij flechts gisfen, — en onze voorma derftellingen kunnen niet zeer gunftig zijn. Het bericht uit hetwelk wij deezen korten inhoud getrokken hebben, is ten uiterften onderhoudende, maar de verftandigften zijn van gevoelen dat het grootendeels verdicht, en dat het ontwerp der Unie meestal het zjjne is. Offchoon het niet gerechtlijk konde beweezen worden, dat hij de fchrijver van het Religions Edi& was, twijffelde daaraan niemand top hst hof, en üidedaad het is juist Bahrdt's zon-  DE DUITSCHE UNIE. «jr4?f zonderlinge ftijl/ — Dit vermindert de waardS zijner geheele vertelling en hij erkent vervolgens (ten minften op eene ingewikkelde wijze) in veelerlei - fchriften, «dat hij de fchrijver is en rekent zich dit tot eer. Om deeze redenen heb ik dit geheele ver" flag agterwege gelaten. Eenige berichten, echter, die ik zedert ontfangen heb, fchijnen zijri bericht te bevestigen, terwijl zij deszelfs belangrijkheid verminderen. Ik zie nu dat' het boek getijteld Nader bericht het werk is van zeker kerkelijke van de laagfte clasfe, met naame Schutz, een man die in geenen deele: van een prijzenswaardig karakter was. — Een ander werk, in de fmaak van eene zamenfpraak tusfchen X, Y, en Z, is van Pott, de dierbaare vriend van Bahrdt en van zijne Unie, en de fchrijver van de aanmerkingen op het Edict. Schutz kreeg de ftof tot zijn werk van een zekeren Roper, een uitmuntend ftudent van ligtmisferij, die zijn beftaan vondt in het affchrijven en verkoopen van vuile fchriften. Bahrdt zegt dat hij hem bijna nakend en van honger omkomende vondt, en uit medeliiden in zijn huis nam, waar hij hem als amanuenfis gebruik, te. Roper ftal de pap eren verfchoidene reizen, dezelve raedeneemende naar Leipzich, naar welke- plaats hij zieh onder voorwendfel van ziekte begaf.' Eindeiijk ging hij met Schüt2 naar Berlijn, alwaar zij de berichten gaven op welke Bahrdt iri de gevangenis'geworpen wierdt. Z a Kort-  544 D E DUITSCHE UNIE. Kortom, zij komen véór, allen even fchurkagtig en verraderlijk jegens elkander geweest te zijn „ en vertoonen een fchriklijk, maar zoo ik hoop nuttig, tafreel van den invloed van die Illuminatie, welke Duitschland zoo wonderlijk betovert. Dit zijn alle de reehtftreekfche berichten die ik wegens den (lichter en werkzaamheden der Duitfche Unie kan opdoen. Hef plan is ruw en tastbaarlijk laag, doelende op de dahlers van het intreegeld en van de jaarlijkfche bijdragen, en op de uitgave en het voordeelig vertier van Bahrdt's werken. En deeze omftandigheid geeft fterker fchijn dat zij van hem afkomftig is. —. Philo fpreekt in zijne laatfte verklaaring van Bahrdt met verachting en affchuw. Er is niets vernuftigs, niets nieuws, niets verlokkends in de plans: en het rechtftreeksch oogmerk om den losbandigen fmaak van het publiek intevolgen, komt zoo dikwijls voor oogen, dat het alle tekenen draagt van de grofheid van geest, voorbaarigheid, overijldheid en onoplettendheid, die men in alle de wijdloopige werken van Bahrdt vind. — Veel lieden in Duitschland, echter, fchrijven de Unie aan Weishaupt toe, en beweeren, dat het de Illuminaaten in eene andere gedaante waren. Men kan niet ontkennen dat de beginfelen en zelfs de wijze van werken in alle voornaame omftandigheden de zelfde zijn. Verfcheidene volzinnen van de fchriften die te gelijk met de plans door Duischland verfpreid wier-,  DE DUITSCHE UNIE. 34^ wierden, zijn woordelijk uitgefchreven uit Weishaupt's Verbeterd ftelzel der Illuminatie. Veel van het werk over de verlichteng en de mid. delen ter bevordering derzelve is bijna een affchrift van het zelfde werk, befmet met vuile uittrekfels uit fommige van Bahrd's eigene fchriften. — Er is de zelfde reeks van bedriegerijen als in de Illuminatie. — De Vrij-Metzelarij en het christendom worden eene zelfde genoemd, — eerst met tekenen van eerbied, — vervolgens wordt het christendom tot een geheel vreemd oogmerk verdraaid, maar tot hetzelfde dat Weishaupt bedoelde, — daarna wordt het geheel en al weggeworpen en de natuurlijke godsdienst en ongodisterij in de plaats gefteld , — want niemand kan een oogenblik in beraad ftaan, om te zeggen, dat dit het geloof is van den fchrijver der boeken over de verlichting en over de vrijheid der drukpers. Even min kan iemand twijffelen, dat de ftaatkundige beginfelen even regeeringloos zijn als die der Illuminaaten. — Ook de pogingen om meesters te worden van de publieke ampten , plaatfen van opvoeding — van de publieke denkwijzen, door de Leesgezelfchappen en door gefchriften, — zijn van de Illuminaaten overgenomen. Voegt hierbij dat Dr. Bahrdt een Illuminaat was en op bevel van Weishaupt het beter dan Horus gefchreven heeft. — Ja, het is bekend dat Weishaupt, geduurende deeze werkzaamheden, twee of driemaal te Bahrdt's Rune was, en dat Z 3 hij  |4<5 ü £ D U I T S C H. B p I E. hij het oprichten van Leesgezelfchappen in,ver? fcheide plaatfen ijverig bevorderde. — Maar ik ben eerder van gevoelen, dat .-.Weishaupt deeze bezoeken deedt om Dr Bahrdt binnen eene zekere betaamlijkheid te houden en hem te beletten van de zaak nadeel toetebrengen door zijne overijling, wanneer hij geldgebrek hadt. Weishaupt konde niet op eene zoo lompe wijze gewerkt hebben, maar hij zal blijde geweest zijn met de hulp van zulk een ruw werktuig, — en Bahrdt gaf hem zeer veel hulp, want, toen hij gevat en zijne papieren doorzocht waren, bleek het uit zijne archieven, zoo als hij ze noemde, dat hij veele Leesgezelfchappen bijeengebragt hadt. , In de Pruisfifche ftaaten waren er meer dan dertig en het getal van leezers was verwonderlijk groot, en men bevondt dat de verderflijke boeken in alle kluizen ingang hadden gevonden. — Barhdt nad door een trapje laager te klimmen dan Weishaupt diens aanhangers grootlijks vermeerderd. Edoch, offchoon ik de Duitfche Unie niet befchouwen kan als eene werkelijke herleeving Oer order onder een anderen naam, moet ik de leden der Unie en der Leesgezelfchappen voor illuminaaten en Mineraals houden. Ik moet £elfs denken dat de Unie een gedeelte van het werk van Spartacus is. De ontwerpen van Weishaupt wierden in hunne onderfcheiden takken gedeeltelijk bewerkftelligd — zij wierden l^ngevveezen, en de middelen om dezelven voortte-  DE DUITSCHE UNIE 347 iezetten waren in de geheime briefwisfeling der otder duidelijk befchreeven,— dus wierdt er weinig vernuft vereischt om te trachten van dezelven natevolgen. Bahrdt beproefde dit, en het gelukte hem gedeeltelijk. 'Weishaupts hoop was zeer gegrond. De gist was niet alleen omgedeeld, maar men hadt de wijze van de gisting te beftuuren begreepen, en alles ging zijn gang. Het is opmerkelijk, dat onder Bahrdt's papieren niets gevonden wierdt, waardoor het vertelfel, hetwelk hij in zijn dagboek fchrijft, bevestigd wordt, — geene zulke briefwisfeling, — maar genoeg om veele deezer gezelfchappen te ontdekken. Veele andere echter wierden bevonden in geene betrekking tot Bahrdt's Ruhe te ftaan, maar ten opzichte van zedelijkheid of burgerlijke getrouwheid niet beter te zijn; fom* mige waren zeer talrijk en kostbaar, en meh vondt veele bewijzen van het beftaan eener famehfpanning om als 't ware het publiek tót eene zekere denkwijze te dwingen, door het befin uren-der beöordeelingen en dagbladen. De uitgebreide handel van Nicolai té Berlijn gaf hem een groot aanzien in de boekmaakerij, welke in Duitschland alle onze verbeelding te boven gaat. De Catalogusfen van de nieuwe tingebonden boeken , die tweemaal, 'sjaars voor elke van de Frankforter en Leipziger misfen gedrukt worden, zouden door het groot aantal den Engelfchen leezer veibaazen. De boekverkoopers komen daar bijeen, en overzien met eenen oogopflag degeheeZ 4 1*  348 DE DUITSCHE UNIE. Ie republiek der letteren, en beflisfen, als Romeiniche fenators, over de denkwijze van afgelegene landen. Door dan alles in eens te overzien, zijn hunne berekeningen nationaal en het ftaat indedaad in hunne macht aan de letterkunde en de denkwijze van Duitschland zoodanige leiding te geven als zij verkiezen. Zij moeten daartoe echter eenige beweegreden hebben. Die van een koopman is winst, en alles befchouwt hij ftechts als iets waarvan geld te maaken is. Dus zal er bij eene weeldrige en wellustige natie overvloed van losbandige en vrijdenkende boeken zijn. De fchrijvers fpooren er toe aan, en de boekverkoopers berekenen of het behaagen zal. Echter moet men uit de overweegende meenigte van zoodanige boeken niet afleiden, dat dit de algemeene geest is en dat de fchriften niet de bedervers maar de bedorvene zijn, of dat zij zijn wat zij behooren te weezen, omdat zij in den fmaak van het publiek vallen. Wij hebben enkel de zaak tot een uiterfte te trekken en de oorzaak wordt klaarblijkelijk. Vuile prenten trekken een grooter hoop volks voor het winkel venster dan de fchoonfte ftukken van Woollett. Losbandige boeken worden met eene onrustige greetigheid geleezen, zoo lange zij niet algemeen geoorloofd zijn , en zeker deerniswaardig moet de natie zijn, bij welke zij door het grqot aantal gemeenzaam en niet inneemende zijn. Maar  » E DUITSCHE U H I £• $40 Maar, alfchoon wij moeten erkennen dat de twijffelende, ongeloovige en losbandige fchriften in Duitschland fterk aangemoedigd zijn geworden, zien wij echter dat het nodig was misleiding te gebruiken. Den Godsdienftigen deedt men eene innemende ten toonfpreiding van zijn geloof verwachten. Den Burger moest men zeggen, dar. de burgerlijke inrichtingen geëerbiedigd en verbeterd zouden worden; en aan alles zegt men, dat goede zeden of deugd zullen gehandhaaft worden. De mensch wordt onderfteld, in zeer aangelegene omftandigheden, te zijn al wat hij wil en gevoelt te moeten zijn; en hij wordt, door middel van valschheid en bedrog, verleid. De beginfelen, door welke hij het eerst tot ondeugd geleid wordt, zijn dus zoodanige als waarlijk overeenftemmen met de gevoelens van het menschdom; deeze behoort men dus eerder als den publieken geest aantemerken dan die hij vervolgens, naa deeze gekunftelde opleiding, aanneemt. Dienvolgens worden deugd, vaderlandsliefde, getrouwheid, eerbied voor waaren en onbevlekten godsdienst, door deeze verleiders werkelijk als de overhand hebbende gevoelens erkend; en zijn goed indien deeze overhand de toets der menschlijke waarde is. Maar het gemoed, welk van dezelve op eene andere wijze wordt aangedaan en dezelve fchijnheiliglijk gebruikt, om de oningewijden in den ftrik te lokken, op dat die door den tijd tot het koesteren van tegenftrijdige beZ 5 grip-  gfippen Biogcn geb.r.agi. worden, moet,, niettegenilaande deszcifj. aan.ibraaken op -menfchenliefde.» zeker flecht zijn. B ■■Geen mensch, zelfs niet Wekhaupt, heeft ■fterker verklaaringen, van goedhartigheid, van eerbied voor het menschlijk geluk, voor al wat beminlijk. is, gedaan,.: dan Dr. Bahrdt.. Het is dus misfchien niet, .nutteloos naartefpöoren welken invloed deeze beginfelen: op hem zelve en op zijne voornaanifte medearbeiders' gehad hebben. Bedrog van allerleien aart is onteerende, en het bedrog hetwelk voorbedachtelijk in a!le de werkzaamheden der Unie aangewend is, verdient geene uitzondering. Geene ■vroome verfehalking moet gebruikt, maar de zuivere godsdienst, zonder-alle vermomming, ten toon ge> fprè'id' worden. „ The more fair Virtue's feetl, the more fhe cljanns, ,,,-Safe, phin,,and eafy, are her artlefs ways. „ With face etecr., her eyes look ftrait before; „ For dauntkfs is her mareb, her ftep fecure. „ Not fo pale Fraud — now hcre fhe tums, now t'here, „ Slill feekbg da rk fhades, f.cure in n'o'ne, „ Lcoks often back , and wheclirg round and round, „ Sinks beadlong in the danger fhe would fhun." (*> (-) Hoe meer de fchoone deugd gezien wordt, hoe meer zii betovert. Veilig, iccnvoudig en gcm.;klijk, is haar kuntslooze wandel; — met opgeheven hoefd, voor zich ut ziende oogen; want onverschrokken Is haar £ang, veilig haar tred.  X> E BÜITSCHE Ü & I E. 35t De laage beweegreden van den protestantichen twijffelaar is even onbeftaanbaar met onze begrippen van eerlijkheid als met onze begrip, pen van eer; en wij vérdenken té recht het karakter van Dr. Bahrdt en zijne makkers, zelfs wanneer wij niet onderftellen, dat hun oogmerk het geheel en al affchaften van allen godsdienst 2ij. Zeer gepast kunnen wij naar hun levens» gedrag onderzoek doen. Gelukkig is dit ge* maklijk. Iemand die aller oogen tot zich getrokken heeft, kan bezwaarlijk opmerking ontgaan. Maar het is niet zoo ligt onpartijdige berichten te krijgen/ De bijzondere omftandigheden van Dr. Bahrdt en de zaak tusfchen hem en het publiek zijn het meest van alle anderen gefchikt om misfiagen, valfche voordragten, laster en onrechtvaardigheid te weeg te brengen. Maar zelfs hierin zijn wij gelukkig. Veele opmerkelijke gedeeltens van zijn leven rusten pp de ontegenzeggelijkfte getuignisfen of gerechtlr)'ke bewijzen, en, om nog zekerder te gaan, hij heeft zijn eigen leven befchrevcn. Ik zal hier niets aannaaien dat niet op de twee laatfte bewijsgronden rust, niets bouwende op eenig getuignis, hoe geloofwaardig het ook zijn moge. Maar ik moet aanmerken, dat zijn leven ook Anders is liet Meek bedrog, — bu wendt het zich bier, dan daar; fteeds zocht het duisterder fchaduw; nergens veilig, ziet het altoos om; en valt eindelijk, rond en romj draaijenüe, in het gevaar welk het wilde vermijden.  35» DE DUITSCHE UNIE. ook door zijn waarden vriend Pott, compagnon van den boekverkooper Walther, gefcbreven is. De omftandigheden van deeze uitgaaven zijn aartig en leerzaam. Bahrdt hadt zich voorgenomen, zijn eigen leven te fchrijven, om, onder een verdigten naam, bij Walther gedrukt te worden, en in dit werk meende hij zijn wrok tegens allen die hem beledigd hadden, en in het bijzonder tegen priesters, regenten en rechters, die hem zoo veel moeite aangedaan hadden, intevolgen. Hij wist dat de vreemde en veelal fchandelijke anecdooten, met welke hij veele zijner vorige fchriften doorfpekt hadt, de nieuwsgierigheid ten fterkften opwekken en een fpoedig vertier verfchaffen zouden, zoodra het publiek uit den betekenenden naam, dien zich de fchrijver geeven zoude, giste dat het zijn eigen werk ware. Hij was bijna met Walther voor duizend rijksdaalders eens geworden, toen hij gevangen gezet wierdt wegens de werkzaamhede/i der Duitfche Unie, en het fchrijven van de zoo dikwils genoemde klugt, en van Pott's aanmerkingen over het Religions-Edict. Pen en Inkt wierden hem niet toegedaan. Hij keerde zich toen tot Pott en vondt middel om aan hem te fchrijven en hem het reeds gefchreeven gedeelte van zijn leven, en ftof voor het overige, beftaande in vertellingen, anecdooten en brieven, toetezenden. Pott zond hem verfcheidene vellen, welke hem zoo zeer behaagden, dat zij een  DE DUITSCHE UNIE* 353 een accoord maakten. Bahrdt zegt dat Pott 400 exemplaaren moest hebben, en dat de overigen zouden dienen tot het onderhoud van Bahrdt en van zijn huisgezin, betraande in zijne vrouw, dogter, eene Christina met haare kinderen, enz. Pott geeft een verfchillend bericht en de waar» heid verfchilt van beide, doch dit is voor ons van weinig aanbelang. Bahrdts papieren waren in beflag genomen, en, om bewijzen van zijne handelingen te krijgen, doorzocht, maar men bleef ten ftiptften bij de uitdruklijke punten der befchuldiging en geen papier wierdt wechgenomen, hetwelk daartoe geene betrekking hadt. Alle de andere wierden in eene verzegelde kamer bewaard. Pott bewerkte dat de zegels er afgenomen wierden en de papieren in zijne handen kwamen. Bahrdt zegt dat zijne vrouw en dochter bij hem in de gevangenis kwamen, bij kans van honger verteerd, hem zeggende dat Pott nu aangeboden hadt tot hun onderftand te fchrijven, indien hij het gebruik van die papieren mogt hebben, want dat dit het accoord was, waarop dan ook Pott alle de papieren hadt weggenomen. NB. Pott handelde in compagnie met den boekverkooper Walther, die in hem groot vertrouwen ftelde (Anecdotenbuch für meinen lieben Amtsbruder, pag. 400); en hij was het die de historie met Stark's werk uitvoerde Niemand was beter bij Bahrdt bekend, want zij hadden lange de hoofden der Unie geweest. Hij zoude dus het leven van derzelver ftichter CO tl-  *£g il E DUITSCHE UNIE. con amorc befchrijven, en het was te verwachten dat dit een raar. en behaaglij kwerk zoude zijn. En dat was het. Om deezen tijd wierdt flechts het eerfte deel uitgegeeven en het ftrekt van de geboorte van onzen held tot deszelfs verlaating van Leipzich in 1768. De aandagt wordt volkomen gaande gehouden, maar de aan* doeningen, die elkander in den geest opvolgen, zijn niet dan fterken afkeer, walging, en affchuw. Het voorgedraagen beeld is dat Vart een monfter, W wel is waar een man van hekwaamheden, en die tot groote dingen gefchikt was, maar die tevens voor de waarheid, voof de deugd, zelfs voor het uiterlijk vertoonen van gewoone betaamlijkheid vêrlooren was, — kortom,- een overgegeeven deugniet. — De arme Bahrdt ftondt verbaasd, m onthutst, — maar koos van twee kwaaden het beste, alzoo hij begreep dat dit werk wel verkocht zonde wor. den en dat hij er nog een ander bij zoude kunften verkoopen. Zonder tijdverzuim, zeide hij dat hij het accoord met Pott houden zoude, maar hij rekende buiten den waard. „ Neen, neen," zeide Pott, „ gij zijt de man niet, '„ voor wien ik u hield - uwe briefwisfeling „ wierdt mij in handen gegeeven, *- ik zag „ dat gij mij misleid hadt, ert het was mijn „ plicht als iemand die de waarheid boven aller „ waardeert u te beletten de waereld te bedne„ gen. Ik heb het boek welk gij van mij ver„ zocht had niet gefcheven. Ik werkte niet-voor  DE DUITSCHE UNIE. §5$ ft «. maar voof mijzelve — daarom krijgt gij „ geen duit." „ wel hoe, mijn heer^" zeide Bahrdt, „ dit weeten wij immers beide da; niet „ aangaat. Gij en ik hebben er reeds de proef „ van genomen; gij ontving Stark's manuscript, „ om het bij Walther te doen drukken. ■ ' „ Walther. eri; gij zonden het herwaards aan „ Michaëlis, opdat ik liet onder het drukkeri „ zoude kunnen zien. Ik fchreef eene op„ heldering en een fleutel, . die den kaerel „ belachlijk maakten, en zij wierden beide met „ een tijcerbfad gedrukt. — Gif. weet dat wij in s, rechten-vervolgd wierden. — Walther wierdt ,, genoodzaakt hét werk te drukken gelijk Stark „ het in het eerst opgegeven hadt, en wij had„ den alle onze moeite verlooren. — En dit „ zult gij ook, want ik zal op dit oogenblik „ een-rechtsgeding tegen u aanvangen, en Iaat „ mij dan zien met welk gelaat gij u verdedi,, gen zult daar gij eerst weinige weeken uit „ de rechterlijke macht ontflagen zijt." Pott zeide „ Hiervan kunt gij de proef neemen. „ Mijn werk is reeds verkocht, en over geheel „ Duitschland verfpreid — en ik heb er niets » tegen het uwe morgen te beginnen, — gelooft „ mij het zal goed verkocht worden." Bahrdt overwoog dé zaak, —■ en befioot om het zelfs te fchrijven. Dit is weder een Haaltje der Unie. Dr. Carl F&sdpich Bahrdt wierdt in 1741 gebooren, zijn vader was toeneen parochie-pre- dir  S5Ó Dl DUITSCHE UNIE. diker en naderhand profesfor in de Theologie te Leipzich, alwaar hij in 1775 overleedt. De jongeling nam, terwijl hij ftudeerde, dienst als pruisliesch husfaar, maar wierdt door zijn vader afgekocht. Hij was M. A. in 1761. Hij wierdt cathechifeermeester in zijn vaders kerk, behaagde zeer in zijn prediken, en fchreef in 1765 Leerredenen en eenige fchriften over gefchilftukken, die hem eer aandeeden, maar hij begon toen een losbandig leven te leiden en zich ongemeen bitter en beledigende naamlooze pasquillen te veroorloven. Niemand wierdt verfchoond. Profesfors, — Overheden, — Kerkelijke, — trokken zijne meeste opmerking tot zich, — ook ftudenten, — en zelfs cameraaden en vrienden. Bahrdt zeide dat deeze dingen wel is waar tot op het gebeente doorbeeten, maar echter zeer juist waren. Ongelukkig was zijne .lighaams gefteldheid hetgeen de atomifche wijsgeeren, (die alles door de lugt en trillingen kunnen verklaaren,) fanguiniich noemen. Daarom (dit zijn zijne eigene woorden) was hij een vuurig beminnaar der fexe. Van de avondmaaltijd thuiskomende , ontmoette hij dikwils eene jonge juffrouw op den weg naar zijne wooning, net gekleed in een roozenkleurig zijden kleed, eene muts van hermelijn, kostbaar en als eene dame van rang. Eenen avond (naa eene goede portie ouden Rhijnwijn, zegt hij,) zag hij de dame tot haarent. Eenigen tijd daarna kwam de meesteresfe van het huis, Madame Gadfchuskij, op zij-  DE DUITSCHE UNIE, 357 tijüe kamer hem zeggen, dat de arme meid zwanger was. Dit kon hij niet helpen maar het was zeer ongelukkig, en zou zijn verderf worden, indien het bekend wierdt. Hij gaf de oude dus een brief ie van 200 daalders, te betaaien bij termijnen van 15. — ,, Het meisje „ hadt gevoel, en goedheid, en alzoo hij er „ alreeds voor betaald hadt en haar omgang aangenaam was, wilde hij haare kennis aanhou„ den." Een zijner makkers zeide hem eens dat zekere Bel, een regeeringsperfoon, dien hij befchimpt hadt, van de zaak wist en hem voor het recht zoude betrekken ten zij hij aanftonds het briefje terug nam. Dit was het eenige bewijs, maar het was voldoende. Noch Bahrdt noch zijn vriend konden het geld bijeen krijgen. Maar zij verzonnen iets anders. Zij lieten Ma* dame Godfchuskij in een ander huis bij zich komen om het geld te ontfangen. Bahrdt was in een cabinetje, en zijn cameraad droeg een degen. De vrouw was niet te beweegen om het briefje voor den dag te brengen voor dat Bahrdt gekomen zoude zijn en zij het geld , benevens Gen gefchenk voor haar, in handen zoude hebben. De cameraad trachtte haar fchrik aantejaagen, en toonde haar, zijn degen getrokken hebbende, hoe de mannen fchermden, deedt ftooten op de muur, vervolgens op haar, — maar zij was ftandvastig — daarop wierp hij den degen wech, en begon te beproeven ef hij haar het briefje niet met geweld konde Aa af-  358 DE DUITSCHE UNIE. afneemen. Zij verdedigde zich een geruime poos, maar eindelijk kreeg hij het briefje uit haar zak, fcheurde het in ftukken, opende de deur van het kabinetje en zeide „ ziedaar, gij „ t —, daar is de agtingwaardige perfoon over wien gij en uwe h — den baas v/ildet fpee9, len, —■ maar het is met mij dat gij voortaan „ te doen zult hebben, en gij weet dat ik u aan de galg kan brengen." Er was een groo. te rufie, zeker zegt Bahrdt, maar hier kwam evenwel een einde aan, en ik meende dat alles gedaan was. Maar de heer Bel wist er echter van, en bragt het voor de rechtbank op den zelfden dag dat Dr. Bahrdt op eene hoogeerwaardige wijze den predikftoel moest beklimmen. — Kortom, naa veele vruchtelooze pogingen van zijn vader om hem te redden, zag hij zich genoodzaakt zijn mantel en bef afteleggen en de plaats te verlaaten. Het was echter eenigen troost voor hem, dat Mad. Godfchuskij en de jonge juffrouw niet beter voeren. Zij wierden beiden gevangen gezet. Madame G. ftierf eenigen tijd daarna aan een fchandelijke ziekte. De pleitrollen fpreeken eenigzins verfchillende van de geheele zaak, en bijzonder van de fchermutzeling, maar Bahrdt's vertelling is voldoende. Bahrdt zegt dat zijn vader itreng was — maar erkent dat zijn eigen temperament haastig was', (waarom dient zijn vaders temparement ook niet tot verfchooning ? De yibratiunculae moeten al- i«« of niets verklaaren). Daarom (alweder) » ver-  de. püirscHÈ u nie. 359 tl vergat ik mij zeiven fomtijds. — Eens legde ,, ik een geladen pistool op ,tafel, en Zeide dat „ het voor hem gefchikt was, indien hij zoo ,, voortging» Maar ik was flechts zeventien ,, jaaren." Dr. Bahrdt dus, gelijk wij gezegd hebben, zijne bediening moetende verlaaten, waren zijné Vrienden en bijzonder Semler, een voornaam godgeleerd fchrijver, die van zijne ongemeene bekwaamheden groote gedachten opgevat hadt, volijverig om hem een beftaan te bezorgen. Maar zijne hooge meening van zich zelve, zijn dwingende, overijlde en ondraaglijke aart en bittere hekelende gewoonte, welke hij zich in den aanvang zijns levens vrijelijk veroorloofd hadt, maakten hunne pogingen vruchteloos. Eindelijk kreeg hij echter een profesforaat te Erlangen, daarna te lïrfurth en in 1771 te Giesfen. Maar in alle deeze plaatfen was hij zoodra niet gezeten, of hij geraakte in gefchillen met zijne amptgenooten en met de gevestigde kerk, als een wakker voorvechter van de nieuwigheden, die men in het christendom trachtte intevoeren. In zijne naamlooze fchriften betrouwde hij zich, op redelijk onderzoek niet alleen, maar nam toevlugt tot befpotting en perfoonlijke anecdoten, terwijl hij zijne liefhebberij voor debitfe fchertsen groove fchimpredenen involgde. — Gefteld zijnde op tafelvermaaken, was zijn inkomen niet voldoende voor zijne begeerten, en zoodra hij vondt dat anecdooten en lastertaal altoos leeAa a zers  3Ö0 BE DUITSCHE UNIE. zers verfchaften, hieldt hij nooit op met fchrijven. Hij was verbaazend vlug en werkzaam, en fpaarde in zijne naamlooze gefchriften vriend noch vijand. Maar dit konde van geen duur zijn, en zijne erkende godgeleerde fchriften waren zoodanig als in eenen profesfor der godgeleerdheid niet konde geduld worden. Zelfs de ftudcnten van Giesfen waren over fommigen zij. ner vrijheden geftoord. Naa veel harrewarrens met de kerkelijke rechters, ftond hij op het punt om afgezet te worden, toen hij eene nodiging ontving, om te Marfchlinz in Zwitferland het opzicht over een kweekfchool te aanvaarden. Bij ging derwaards omtrent het jaar 1776 en maakte de inrichting naar het voorbeeld van Bafedow's philantropinum te Desfau, hetwelk ik reeds befchreeven heb. Het hadt eenigen naam gekregen en het plan was bijzonder naar den fmaak van Bahrdt, om dat het hem vrijheid liet zoodanig ftelzel van godsdienftige meeningen intevoeren als hem gelustte. Hij befloot van die vrijheid gebruik te maaken, en, of. fchoon een kerkelijke en doctor theologie, zelfs Bafedow, die door geene geestelijke orde gebonden was, te overtreffen. Maar hem ontbraken de bedaardheid, voorzigtigheid en de beginfelen van Bafedow. Hij hadt om deezen tijd zijn gevoelen over het menschdom gevormd, ' door over zijn eigen gemoed te pijnfen. Zijn ftelzel van de menschlijke natuur is zeer eenvoudig. —' n De beerfchende neigingen van » des  DE DUITSCHE UNIE. 361 „ den menschlijken geest zijn drie, — aange„ booren zucht tot vrijheid (Freijheits-trieb) — „ aangebooren zucht tot werkzaamheid (Trieb „ für Thdtigkeif) en aangebooren zucht tot lief- de (Liebes-trieb)." Ik hoop dat ik hem niet verkeerd verfta, maar ik kan het niet anders vertaaien. ,, Indien een mensch in deeze „ neigingen gehinderd wordt, gefchiedt hem onrecht. — Du-s is het de taak eener goede „ opvoeding, ons te leeren hoe wij dezelwen in „ den hoogden trap kunnen genieten." Het is niet te verwonderen, dat de Doctor het bezwaarlijk zoude vinden, de fchatkamer der geleerdheid in zijn philantropinum zoodanigerwijs te beftuuren, dat hij aan zijne buuren, die aan geheel verfchillende gevoelens gewoon waren, genoegen gaf. Daarom vondt hij zijnen toeftand even onaangenaam als te Giesfen. Hij zegt in een zijner laatfte werken „ dat de gri. „ fons een fterk voorbeeld van de onbedenk. „ lijke belangrijkheid der opvoeding vertoonen Zij weeten niets dan hunne ambachten, en „ hun geest is zoo lomp als hun lighaam.'» Hij geraakte met allen in onmin en zag zich genoodzaakt te vertrekken naa eenigen tijd in ar. rest gezeten te hebben. Hij kwam te Durkheim of Turkheim , alwaar zijn vader predikant geweest was. Zijne be. kwaaraheden in het letterkundige waren genoegzaam bekend. In korten tijd gelukte het hem eene gemeenfchap opterichten tot daar-, Aa 3 ftei,'  BE DUITSCHE U N X E. ftelling en oriderfteuning van een phitfhtropinurn of huis van-opvoeding. Er wierdt een groot fonds bijeengebragt en hij. in ftaat gefteld, om eene reis door Holland en Engeland ter bekoming van kweekelingen te doen, terwijl men hem behoor, lijke aanbeveelingen medegaf. -—. Bij zijne terugkomst wierdt het plan bewerkftelligd. Het kasteel of de wooning van den graaf Leining Hartzburg teHeidelsheim, voorzien met tuinen, park en alle nette gemakken was gereed gemaakt, en wierdt in 1778 door een plegtig godsdienftig feest ingeheiligd. Maar zijne vorige ongelukken bleeven hem bij. Hij hadt zeker geene amptgenooten om mede te twisten, maar de fchriften, die hij met zijn naam uitgaf, bragten hem dagelijks meer en meer fchade toe , — en wanneer een zijner naamlooze ftukken in fterken trek was konde hij zijne verwaandheid niet bedwingen en zijn naam verder verbergen. Onder deeze ftukken waren er die van alle betaamlijkheid ontbloot waren, -— Het was hem onverfchillig of hij eenen vriend of vijand beledigde en fommi». gen zijner fchimpfchriften waren zoo iisfelijk beledigende voor de karakters van de aanzienlijkfte Heden, dat hij de rechtbanken altoos werk verfchafte. Er was bijna niet een man van letteren, die ooit in zijn gezelfchap geweest was en er niet door benadeeld wierdt. Want zijne ftandvastige gewoonte was , eiken ftap, dien hij tot ongodisterij naderde, aan de bekte-  DE DUITSCHE UNIE. 3<5§ keering door een ander perfoon toetefchrijven , en wanneer ooit de leezer in het begin eens boeks vindt, dat de fchrijver een ander voor gezond verftand, doordringend oordeel, of voor belooning van vriendelijkheid en goedhartigheid jegens hem zelve, prijst, kan hij verzekerd zijn, dat deeze man, voor het einde van het boek, Dr. Bahrdt onder vier pogen zal over* tuigen, dat eenige leerftelling, die door alle christenen in achting en eerbied wordt gehouden, een iiaaltje van fchurkagtig bijgeloof is. Zoo kende Dr. Bahrdt geen het minfte gevoel van fchaamte. Hij zeide dat zijne gevoelens onaf hanglijk van het geheele menschdom waren, en dat hij omtrent lof of berisping onverfchillig was. Bahrdt's losbandige, zeer losbandige levenswijs was bijna alleen de reden van alle deeze affchuwlijkheden. Geen inkomen was voor hem genoeg, en hij fchreef om brood. De behendige wijze , op welke de letterkundige fabriek in Duitschland behandeld wordt, maakte het onmogelijk de fchielijke verfpreiding van zijne fchriften over geheel Duitschland te beletten, Het weinig kiefche publiek was even begeerig als de zinlijkheid van Dr. Bahrdt, die zich nu in den drek van allerlei wellusten wentelde. Het gevolg van dit alles was, dat hij zich genoodzaakt zag, van Heidelsheim te vluchten, terwijl zijne borgen in het philan* tropinum omtrent 14000 daalders, en aan zijne Aa 4 vrien»  364 »E DUITSCHE UNIE. vrienden tallooze fchulden te betaalen hadden. Hij wierdt te Dienheim gearrefteerd, maar middel gevonden hebbende om te ontvluchten, kwam hij zich te Halle, ik weet niet op welke wijze, nederzetten. Daar vernederde hij zich tot het houden van een wijnhuis en billiard, en zijn huis wierdt de verzamelplaats maar tevens het verderf van de ftudenten der Univer- fiteit. Hij zag zich daarom genoodzaakt de ftad te verlaaten. Hij hadt op eene andere wijza weeten geld te krijgen, waardoor hij in ftaat was eenen kleinen wijngaard te koopen, die zeer aangenaam in de nabuurfchap gelegen was. Deeze plaats leide hij zoodanig aan, dat zij de ftudenten moest behaagen, en noemde dezelve Bahrdt's Kuhe. Wij hebben aireede gezien wat Dr. B. in dit Buen Retiro uitvoer- de, Kunnen wij het otium cum dignitato noemen? Helaas, neen! Hij hadt daar geen twee jaaren gewoond, vroetende en zwoegende voor de Duitfche Unie, fomtijds zonder brood, toen hij naar Halle in de gevangenis en vervolgens naar Maagdeburg gezonden wierdt, alwaar hij meer dan een jaar in den kerker zat. Hij wierdt in vrijheid gefteld en keerde weder naar Bahrdt's Ruhe, niet, helaas, om in rust te leven, maar om ziek te liggen , gelijk hij ook, ïiaa een jaar lang altoos toeneemende pijnen te lijden, op den 23 April 1793, als een allerellendigst en walgelijk flachtoffer van onbeteugelde wellust, overleeden is, Het  » E B UI T I C B E UNIE. $65 Het bericht van zijne ziekte is gefchreeven door een zijner vrienden, zekere Dr. Jung, die voorgeeft zijne nagedagtenis en beginfelen te verdedigen. De geneeskundige befchrijving doorfneedt mij het hart, en ik ben verzekerd, dat die zijn ergften vijand moet (doen weenen. Jung zegt herhaalde reizen, dat het niet de venusziekte, maar de kwikzilver kwaal was (hij is geftorven aan eene onoverkomelijke kwijling) en, echter, verhaalde hij, door zijne geheele vertelling, tekenen en fojteringen, die hij, als een geneeskundig man, onmogelijk anders dan als de gevolgen der pokken .konde opvatten. Zijn oogmerk was de vijanden van Bahrdt te behaagen, weetende dat zulk een man geene vrienden konde hebben, en voor zich zelf ons bewust, wat vriendfchap of Goedhartigheid i». Ik wierdt meer aangedaan drAKhet lot van dit elendig fchepzel, dan door al wat ik in een geruimen tijd geleezen hadt. Alle zijne vijanden, bij elkander, hebben zoo veel kwaad niet van hem gezegd als zijn vertrouwde vriend Pott, en een anderen vertrouweling, wiens naam ik mij niet kan herinneren, en die geduurende Bahrdt's leven een naamloos boek uitgaf onder den tijtel van Bahrdt met de ijzer e wenkbraauw, — en deeze kaerel Jung, die, onder het ongerijmd masker van vriendfchap, het walgelijk lijk voor een gulden liet zien, gelijk een misdaadigers lijk op de fnijkamer. Zoodanig waren de vruchten van de Duitfche Unie, van die Illuminatie, die Aa 5 het  §66 DE DUITSCHE UNIE. het menschlijk hart moest verfijnen en de zaa-' den van aangebooren deugd, die door bijgeloof en dwingelandij in de harten van andere menfehen verdikt zijn, tot rijpheid moest brengen. Wij zien niet dan wederzijdsch verraad en laage verlaating. . . Ik zal mij niet langer ophouden met de trapswijze bederving van Bahrdt's zedelijke en godsdienftige gevoelens. Maar hij wilde de verlichter en hervormer des menschdoms zijn, en beweerde , dat alle de onheilen der maatfchappij ontftonden uit door bijgeloof onderfteunde dwinglandij. „ Te vergeefschzegt hij ,, be,, klaagen wii ons over de krachteloosheid van „ den godsdienst. Alle Heilige godsdienst is „ op onrechtvaardigheid gegrond. Geen vorst „ heeft eenig recht om eenig zoodanig ftelzel „ voortefchrijveJP>f goedtekeuren. En dit zou„ de hij ook niet, indien de priesters niet de „ fteviglte pijlaaren van zijne heerfchappij wa„ ren en het bijgeloof zijne onderdaanen niet „ in de fterkfte banden kluisterde. Hij durft den godsdienst niet vertoonen zoo als zij is, „ zuiver en onbevlekt. Zij zoude de oogen en de harten des menschdoms'' betoveren, „ en onmiddelijk eene zuivere zedelijkheid daar„ ftellen, de oogen van den vrijgebooren mensch „ openen, hem leeren wat zijne rechten en wie „ zijne verdrukkers zijn, en de vorften zouden „ van de oppervlakte der aarde verdwijnen." Dienvolgens zonder ons optehouden met de waar*  BE DUITSCHE UNIE. 367 waar- of valschheid van zijnen natuur-godsdienst, en dit als onbetwistbaar aanneemende, dat Dr. Bahrdt den zeiven m deszelfs natuurlijke en zoo krachtdaadige zuiverheid gezien heeft, is het zeker eene ter zaak dienende vraag: ,, Of dit gezigt op zijn gemoed eene er„ kende zwakheid van het christendom of het gros des menschdoms zoo zeer overtreffende „ uitwerking gehad heeft, dat het voorzigtig „ zijn zoude, het plan der Unie aanteneemen, en 3, in eens een einde te maaken aan de verdeeld» „ heden, die de christenen zoo ongelukkig van elkander verwijderen?" Het gegeven bericht van Df. Bahrdt fchijnt deeze vraag te beantwoorden. Maar men zal zeggen, dat ik niets verhaald heb dan de voorbeelden van de gefchillen van priesters en hunne flaaffche aanhangers met Dr. Bahrdt. Laaten wij hem niet in zijn gewoon gedrag, niet als de voorvechter en martelaar der Illuminatie, maar als een gewoon burger, een echtgenoot, een vader-, een vriend, een onderwijzer der jeugd, een kerkdijken befchouwen. Toen Dr. Bahrdt parochie prediker en prefident van een laager kerkelijk diftrict was, hadt hij de macht om een jong vrouwsperfoon, die een bastaard ter waereld gebragt hadt, aan de kerkelijke beftraffirig te onttrekken. Door geweld bragt hij haar weder in den zelfden ftaat, doch ontging de ftraf doordien het meisje aan eene koorts overleed eer de zwangerheid ver-  368 DE DUITSCHfE ü N ï E« ver gevorderd of zelfs wettig beweezen was. Insgelijk verleidde hij, in den nacht van de plegtige klucht van inwijding van het philantropinum, de dientsraeid, die tweelingen baarde» en hem als vader opgaf. De zaak wierdt, zoo ik onderftel, niet gerechtlijk beweezen, anders moest hij zeker afgezet geworden zijn. Maar het wierdt naderhand ontdekt door de brieven, die Pott vondt toen hij ondernam zijn leven te befchrijven. Er was een reeks van die brieven tusfchen hem en een zekeren hofmeester, naamens praf, dien hij gebruikte om -aan de vrouw het geringe onderftand, met het welk zij en de twee kinderen beftaan moesten, te doen toekomen. Zij deedt haar beklag wanneer zij het geld niet ontftng, en in het bijzonder zijn er brieven tegens het einde van 1779, uit welke blijkt, dat Bahrdt geheel en al hadt opgehouden met iets te gceven. Op den .. Februari] 1780 wierden de beide kinderen (toen drie jaaren oud) in den nacht wechgenomen en te vondeling gelegd, het eene te Ufftein en het andere te Worms, verfcheiden mijlen van elkander en dood gevrozen. Het eene wierdt uit hoofde van deszelfs geween door een fchoenmaker op een weiland bij den weg ontdekt en het andere vonden twee meisjes in een laan tusfchen twee groote fteenen, hebbende zich de oogen bijna uitgeweend. De arme moeder liep het land af, om haare kinderen te zoeken, en vondt beiden, nadat zij deeze be- rich-  BE DUITSCHE UNIE. 36$ richten gehoord hadt; het eene nam zij met zich naar huis, maar, alzoo zij, zedert dat Bahrdt's zaakgelaste weigerde verderen onderftand te geeven, buiten ftaat was, om beiden te onderhouden, moest het eene bij de goede, die het in huis genomen hadt, blijven. (*) Bahrdt huwde in het jaar 1773 te Giesfen, maar, nadat hij het grootfte gedeelte van het vermogen zijner vrouw verfpild hadt, nam hij het zeer euvel op, dat hij een duizend guldens, in handen van haar broeder, die dit geld niet wilde betaalen, verloor. Zedert dien tijd behandelde hij haar zeer Hecht, noemende haar een flons, jaloers en al wat verachtlijk is. . In twee fchandelijke romans, vertoont hij karakters door welke zij op de tergendfte wijze ten toon gefteld wordt; echter (misfchien kort naa hun trouwen) lokte hij haar eens om te bader* in den vijver van den tuin van het philantropinum te Halle, en aldaar zagen alle de leerlingen hem (insgelijks ontkleed) met zijn na^ kende vrouw in het water ftoeijen. Te Halle leefde hij met haar ten uiterften liegt, terwijl hij een bijzit hieldt, aan welke hij alle gezag over het huisgezin gaf, terwijl zijne vrouw en dochter tot een afgefcheiden gedeelte bepaald 1 wa- (*) Dit is erger dan het gedrag van Rousleau, die zijne kinderen flechts naar het vondelinghuis zondt, opdat hij hen nooit zoude wedetkennen. (Zie zijne Confesjions.'i  §70 DE DUITSCHE UNIE. waren. In de gevangenis te Maagdeburg was de hoer bij hem en baarde hem twee kinderen* Hij bragt die alle met zich naar huis, toen hij in vrijheid gefteld was. Zoodanige barbaarfche behandeling deedt de vrouw eindelijk hem verhaten en bij haar broeder gaan woonen. Zijne dochter ftierf een jaar voor hem, doof eene te fterke dofis laudanum, die hij haar , terwijl zij aan de koorts lag, ingegeven hadt om haar te doen ftaapen. Hij eindigde zijn leeven, niet heiland tegens zijn ongeluk, op de zelfde wijze, zonder eenige wroeging of berouw over zijn gedrag, en het laatfte dat hij deedt, was te zenden om een boekverkooper (Vipink van Halle, die eenigen zijner fchandfchriften uitgegeven hadt), en dezen zijne bijzit met haare kinderen in zijne befcherming aantebeveelen, zonder eenige gedachte aan zijne gehoonde vrouw. Ik zal mijn bericht omtrent dit monfter eindigen met een Haaltje van zijne manier om zijne vrienden te behandelen. ,i Van alle de kennisfen, die ik in Engeland s, maakte, was de heer " (hij fchrijft den naam voluit) „ de allergewigtigfte. Deeze man „ was in den hoogden trap volmaakt. Met ge„ zond oordeel, groot vernuft en een fijnen „ fmaak, was hij een volkomen man van de „ waereld. Hij was mijn vriend, en de eenige ,, man, die zich met warmte voor mijne in„ (telling moeite gaf. Aan zijne hartelijke en herhaalde aanbevelingen ben ik alle de fcho- „ lie-  DE DUITSCHE UNIE. 371 lieren , en de meeste aanzienlijke betrekkin. ,« gen, die' ik in Engeland opdeed, verfchul„ digd; want hij was algemeen geacht als » een geleerd en in allen deele waardig », man. Hij was mijn vriend, mijn geleider, „ ja ik mag zeggen mijn behouder, want toen « ik twee dagen geen brood gehad had, rwm „ hij mij in zijn huis en voorzag in alle mijne „ behoeften. Deeze heer was een kerkelijke, « en hadt eene kleine doch uitgekoozen ge,, meente, die fterk voedfel noodig hadt Mijn », vriend predikte haar de zuivere natuurlijke „ godsdienst en wierdt door haar bemind. Zijs, ne leerredenen waren voortreflijk en wierden „ door hem met natuurlijke kracht en beval»»' h'gheid uitgefproken, omdat zij uit het hart „ kwamen. Ik hadt eens de eer om voor hem „ te prediken. Maar welk een onderfcheid —• ik was befchroomd — ik vreesde te ftout te „ fpreeken , omdat ik niet wist waar ik was en 5, meende dat ik tot mijne kruipende landgenooten fprak. Maar de vrijheid van Engeland „ maakt de menfehen rondborilig ea het hart voor de zedelijkheid genaakbaar. „ De meisjes van plaizier te Londen kan ik zeker niet in alle opzichten onbepaald prij„ zen. Maar het is onmogelijk niet getroffen „ te worden door de betaam li jkheid hunner „ manieren, die zoo geheel ongelijk zijn aan de lompe fchaamteloosheid van ©nzé Duitfche „ hoe-  gf» DB DUITSCHE UNIE. „ hoeren. Ik kon dezelven niet anders van ze„ dige vrouwen onderfcheiden, dan door de „ meerder oplettenheid en ijver om mij beleeft„ heid te bewijzen. Mijn vriend moest om mij„ ne misvattingen lagchen en ik konde hem „ niet gelooven wanneer hij mij zeide, dat de „ dame die mij, een vreemdeling, zoo vrien„ delijk den weg gezegd hadt, eene priesteres „ van Venus was. Hij hieldt ftaande, dat de 'n Engelfehe vrijheid natuurlijk zedelijkheid en „ vriendelijkheid voortbragt. Ik twijffelde en „ hij zeide mij door eigen ondervinding te zul. „ len overtuigen. Deeze meisjes zijn des avonds „ in alle ftraaten der ftad bij menigte te zien. '„ Offchoon fommigen van haar geen hemd bezitten, zijn zij nogthans eiken avond, in gebuurde kleederen, die haar, zonder eenige „ vrees dat zij dezelve zullen behouden, toe[] vertrouwd worden, als prinsfesfen uitge" doscht. Haare fchoone geftalte, blank vel, „ donker bruin hair, hunne boezems, zoo ver, rukkelijk uitkomende door hun zwart zijden „ gewaat, en boven al de befchaafde lieftalligheid '„ van manieren, maaken eenen ten hoogden „ gundigen indruk. Zij bieden beleefdelijk \\ haaren arm, en zeggen: „ mijn waarde, wilt gij M „ mij een glas wijn geeven." Krijgen zij geene „ aanmoediging, zij vallen u niet verder lastig. „ Ik ging met mijn vriend naar Coventgarden, '„ en, naa de tallooze fchoonheden, die wij in „ de gaanderijen zagen, bewonderd te hebben,  » E DUITSCHE UNIE. .373 „ gaven wij den arm aan drie zeer bevallige s, meisjes, met welke wij aanflonds in een tem*» Pel van Cijthera gingen, die in deezen oord „ huis aan huis gevonden worden, en men bragt ons. in een zeer net gemeubileerd en getapijt vertrek, hetwelk door waskaarsfen verlicht was. Mijn vriend vroeg een pint wijn, en ,„ deeze geringe uitgave verfchafte ons zoo ,, veel beleeftheid. Het gefprek en verder ge„ drag der juffers was ten uiterllen aangenaam, „ en er wierdt geen woord gerept, dat haar van „ nonnen zoude onderfcheiden hebben, of niet „ alzins manierlijk en befchaaft was. Wij „ fcheidden op ftraat — en zoodanig is de vrij„ heid van Engeland, dat miin vriend geen het „ minfte gevaar liep ten opzichte van zijn goeden „ naam of nuttigheid. Dit zijn de uitwerk- „ felen der vrijheid." Men kan zich verzekerd houden dat die arme man zeer verbaasd was, wanneer hij zijn naam publiek zag als een der verlichters van het christelijk Europa; hij is indedaad een waardig man van het onberispelijkst karakter, en hij wist zeer wel, dat, hoedanig ook de befcherming der britfche vrijheid zijn moge, zulk een gedrag hem bij zijne eigene toehoorders en bij alle zijne deugdzaame landgenooten in minagting zoude brengen. Hij zondt dus eene rechtvaardiging van zijn karakter aan de uitgevers van de voornaamfte nieuwspapieren en letterkundige tijdfchriften van Duitschland. De B b ver-  374 RE DUITSCHE UNÏE» , ( verantwoording is volkomen, en Bafrrdt wordt overtuigd van te vernaaien het geen hij onmogelijk konde gezien hebben. Het is opmerkenswaardig dat de verantwoording niet geplaatst wierd in de Berliner Monatfchrift, noch in eert der tijdfehriften, die gunftig bericht gaven van de werken der verlichters. „ Denk niet, verontwaardigde leezer," zegt Arbuthnot, „ dat deezes mans leven voor fter„ velingen nutteloos zij." Het vertoont in een fterk daglicht de valschheid van alle zijne uitgalmingen ten voordeele van zijnen zoo zeer geprezenen natuurlijken godsdienst, en algemeene goedhartigheid en menschlijkheid. Niemand zijner partij fchrijft met meer kracht van overreeding, en hoewel zijne onbefuisdheid en verwaande overijling hem dikwils doen dwaalen, heeft niemand alle de bewijsredenen deezer wijsgeeren in een helderder licht gefteld, dan hij bij fommige gelegenheden; echter zien wij dat alles vaisch en grondeloos is. Hij is een laage fchijnheilige en het waare oogmerk van al zijn fchrijven is, zich geld te verfchaffen door het kittelen van de zinlijke neigingen der menschlijke natuur, alfchoon hij ziet en gevoelt, dat de uitvoering van het plan der Unie verderfelijker en betreurenswaardiger zelfs zijn zoude, dan eenige gebeurenis, die men in de jaarboeken van bijgeloof kan aanwijzen. Ik wil niet zeggen, dat alle de voorftanders der illuminatie wellustlingen geweest zijn, gelijk deeze elen-  ÉSE DÜITSCHI UNIE. 37£ elendeiing. Maar de leezer zaT erkennen, dat ef in de infteiling van Weishaupt dezelfde reeks van zinlijke genietingen over het geheel wordt voorgehouden, en dat zuiverheid van hart en wandel geen gedeelte uitmaakt van die zedelijkheid, welke als de volmaaking der mensch* lijke natuur wordt aangepreezen. De eindelijke vernietiging van het christendom was ongetwijffeld een der oogmerken, — of als het doeleinde hunner pogingen, of als een middel ter bereiking van een nog gewigtiger doel. Zuiver» heid van hart is misfchien het meest onderfcheidend kenmerk der christelijke zedelijkheid. Bier van 'fchijnt Dr. Bahrdt geen begrip te hebben, en zijne infteiling en zijne fchriften doen hem voorkomen als een ruuwen wellusteling. Maar zijn fthaak, hoe ruw ook, kwam overeen met het geen Weishaupt befchouwde als eene heerfchende neiging, door welke hij de meeste kans hadt öm de fretrouwheid fijner onderhoorigen te verzekeren. Ivndlooze begeertens, verre ons bereik te boven gaande, zijnde natuurlijke gevolgen van inwilliging — en nadien de' zuivere zedelijkheid van het christendom hem in den weg ftondt, was zijne voornaaflifte zorg, om zig den weg te baanen door het zelve geheel en al uitteroeijen — wat kan daar uit volgen anders dan algemeene zedeloosheid? Niets kan beter dan dit het onzuivere van de ftaatkunde deezer hervormers bewijzen. Men fiba kas  37<5 BI DUITSCHE ÜNIEi kan het als de hoofd veder van hunne geheele machine befchouwen. Hunne kweekelihgen moesten geleid worden door middel van hunne zinlijke begeerten, waar van het oogmerk was niet hen te onderrichten, maar hen te beheerfchen; niet de waereld te verbeteren, maar die te regeeren. Zij wilden regeeren, al ware het ook in de hel, liever dan in den hemel dienstbaar te zijn (*> Dr. Bahrdt was een. waare Apostel der Illuminatie, en al fchoon zijne toorts uit de groffte floffen beftondt en „ Served only to discover fights of Woe" [enkel diende om voorwerpen van èlende zigtbaar te maaken] befcheen echter de vreeslijke glans alle hoeken, honderden van vuil ongedierte opwekkende en hunne vlucht leidende naar dert verrotten kreng, waar zij best hun vergif en hunne eijeren konden nederleggen, namelijk in den boezem van wellustige deugnieten, ten einde in denzelven te rijpen en in eeH nieuw vergiftig geflacht te herleeven; — de algemeenheid hier van is verbaazend. Het plan der leesgezelfchappen fmaakte uitneemend, en was zeer voordeelig voor den boekhandel in Duitschland geworden. De boekverkoopers en fchrijvers begreepen rasch dit belang, en werkten geza» mentlijk. Ik (') [Gelijk de onfterflijke Miiton in zyn Paradifi lost den Sitan doet zeggen. — vép.t;]  DE DUÏTSCHE UNIE. 377 Ik konde een boekdeel vol fchrijven met uitirekfels uit de hekelfchriften op het reeds zoo dikwils vermeld Religions-Edift. De Leipziger Catalogus voor een jaar bevatte er 173 Offchoon het enkel de Pruisfifche ftaaten betrof, kwamen die gefchriften nogthans uit alle gewesten van Duitschland, ja, men drukte dezelve in Holland, Vlaanderen, Hongarijen, Zwitferland, Koerland en Lijfland. Dit fchijnt het werk geweest te zijn van eene famenfpanning, gelijk Mirabeau den koning met zoo veel overijling te kennen gaf. Er was, ongetwijffeld, eene zoodanige famenfpanning onder de tallooze prulfchrijvers, die voor de Leipziger en Frankforter misfen werkten. Mirabeau noemt dezelve eene Conjuration des Philofophes, eene uitdrukking die voor hem zelve zeer verftaanbaar was, uit hoofde van de duizenden broodfchrijvers, die den open mond van Parijs („ altoos naar „ iets nieuws haakende") vulden, zich Philofoophen noemden, en gelijk de bende van Sé. Giles, een hun bijzonder eigen bargoens fpraken, beftaande uit de woorden morale, energie» Uenveillance enz. enz. enz. welke hoe onver» ftaanbaar of duister voor andere lieden, echter gebezigd wierden om te bedriegen. In Mirabeau's leeftijd vormden zij ook eene zasnenzweering. Den 14 Julij 1790, maakte de allerplegtiglte ^aanroeping der godlijke tegenwoordigheid, die ooit op aarde gefchied was, een einde aan deeze benaamjng, want $ b 3 he*.  378 S? B DUITSCHE UNIE. het wierdt (in den loop der politieke illuminatie) nodig, te verklaaren, dat eeden zotheid waren, om dat de aangeroepene een fchepfel der.verbeelding was, en de groote vereeniging, even als Weishaupts en Bahrdt's christendom, wierdt, aan de. ingewijden in de hooger verborgenheden , verklaard een leugen te zijn. Maar indien wij niet meer eene conjuration des philofophes hebben, wij hebben daarentegen eene bende prulfchrijvers die heerfchappij voeren over den publiekep geest door de letterkundige tijdfchrift.en van Duitschland, en die de losbandige gevoelens over ftaatlumde, zedekunde en godsdienst even gemeenzaam gemaakt hebben, als voorheen gewoone nieuwstijdingen waren. Alle de twijffdende engelfehe gefchriften bijeengenomen maaken niet de helft uit van het getal der foortgelijke fchriften, dje geduurende de laatfte twaalf of vijftien jaaren in het protestantsch Duitschland zijn uitgekomen. En nopens de hekelfchriften over het edict, valt het moeilijk te bepaalen of ongeloof of oproerigheid de meeste bladzijden vervult. De illuminaaten hadden dit geliefd en belangrijk punt tot een zoo hoogen trap gebragt, dat %\\ zelfs die geenen onder hunne leiding hadden, w>er bediening het tegengaan van hunne bedoelingen medebragt. Er is te Weenen, even als te Berlijn, een comptoir tot het onderzoeken en gned-, of afkeuren der hoeken, eer die \§f markt mpgen gebragt worden. Door dit conto  SE DUITSCHE UNIE. 379 comptoir wordt jaarlijks eene lijst van verboden boeken uitgegeven. Op deeze lijst zijn ook gefteld de laatfie werkzaamheden van Spartacus en Philo in de order der Illuminaaten, en eene verhandeling over de zinnelijke vernietiging der Vrijmetzelarij', een uitmuntend gefchrift, het welk de trapswijze bederving en eindelijke omkeering van dat genootfehap tot eene oeffen. fchool van oproerigheid aantoont; als mede het Weener Magazijn van fraaije letteren en kun* £en, het welk veele berichten nopens de deelneeming der Illuminaaten in de beroertens van* Europa behelst. De cenfor, die dit verbod ver. oorzaakte, was een Illuminaat, namens Retzer. Hij verdeedigt zich op eene elendige en Jefuitfche wijze en betoont zich volkomen bedreven in de rauggezifterijen der Illuminaaten, en aan hunne ongeloovige grondbeginfelen verkleefd. (Zie Rel. Begebenh. 1795 bladz. 493.) Er zijn twee gefchriften die ons veel licht geven nopens den ftaat van zedelijke en ftaatkundige meeningen, die in Duitsehland om deezen tijd in zwang waren. Een derzelven is getijteld bewijzen van eene verborgen famenfpanning om de vrijheid van denken en fchrijven in Duitschland te niet te doen. Deeze bewijzen zijn algemeen, en genomen uit veele famenloopende omftandigheden in de Duitfche letterkunde. Zij zijn voor een denkende geest overtuigende, maar te afgetrokken om op het gewoone flag van leezers een fterken indruk te maaken. B b 4 Het  38o D E *D ü I T S C H E UNIE. Het andere is Appel aan mijne landgenooten, van het welk ik op bladz. 91 gefproken heb. Dit is veel treffender en geeft een trapswijs verflag van alle de veranderingen van gevoelens, die in elk vak van letterkunde hebben plaats gehad, alles geltaafd door de bewijzen van de boeken zelve. De fchrijver ftelt het buiten tegen fpraak, dat losbandige of oproerige grondbeginfelen in alle foorten van letterkundige famenftellingen ingevoerd wierden, in welke dit bij mogelijkheid, zonder tastbaare ongerijmdheid, konde gefchieden. Veele romans, reizen door Duitschland en andere landen (♦) zijn gefchreven, met oogmerk, om fommige gevoelens, karakters en gedragingen te doen prijzen of laakcn. De vorst, de edelman, wordt als heerschzugtig, verdrukkend, gevoelloos, of belachelijk voorgeteld, — de arme en de man van talenten zijn ongelukkig en verwaarloosd, — en hier en daar wordt een verdigte graaf of baron tot in den hemel verheven, uit hoofde van , door romaneske vriendlijkheid en liefdaadigbeid betoonde menfchenliefde of gemaakte onverschilligheid voor die kleine eerbewijzingen, die vopr den Duitfcher zoo dierbaar zijn. — Kort- CO Een plan het welk binnen korten tijd ook in ons land tangenomen is, en het welk, ind.en het met zoo veel ijver voortgezet wordt als het aangevangen is, onze boekwinkel, weldra Pt zoo veele fchoolen VSn oproer en ongejoof zal maaken. ££ïe Este'i üeizen door Duitschland.}  DE DUITSCHE UNIE. 381 Kortom, het fijsthema van Weishaupt en Knigge wordt overal met kracht in werking gefteld. In beide deeze fchriften , en waarlijk in een groot aantal andere ftukken, bevind ik dat er veel gehandeld wordt over den invloed van Nicolai, en dat hij befchouwd wordt als de voornaamfte hand in die nieuwigheden gehad hebbende. Dus blijkt, mijns oordeels, klaar, dat de vernietiging der Illuminaaten in Beijeren en van de Unie in Brandenburg ongenoegzaam waren, om de veroorzaakte onheilen afteweeren. De keurvorst van Beijeren was in November 1790 andermaal genoodzaakt eene proclamatie te doen afkondigen, om zijne onderdaanen tegen hunne herhaalde kunstgrepen te waarfchouwen, en bijzonder de overheden te beveelen een werkzaam oog te houden op de Leesgezelfchappen, die in zijne ftaaten vermenigvuldigden. Eene foortgelijke afkondiging wierdt gedaan door de regeering van Hanover, en het was bij deeze gelegenheid dat Mauvillon onbefchaamdelijk de regeeringloosfte taal uitfloeg. Maar Weishaupt en zijne agenten waren nog bezig en Haagden in hunne pogingen. De gewoonte van famenfchooling was tot een geregeld ftelzel geworden. Gezelfchappen werkten nu overal in het geheim, briefwisfeling houdende met de gezelfchappen in afgelegene plaatfen. En dus hadt men de misnoegden, de rustloozen en de lieden zonder beginfelen in alle plaatfen een B b. 5 mid-  $&X DE DUITSCHE UNIE. middel aan de hand gegeeven om gezamentlijk te werken, zonder de moeite van plegtige inwijdingen en zonder eenige uiterlijke vertooning door welke de leden en derzelver werkzaamheden onderfcheiden konden worden. De tanden der hijdra waren reeds gezaaid en elke derzelven groeide onafhanglijk van de anderen, en verfpreidde welhaast zijne eigene fpruiten. In alle plaatfen waar zoodanige geheime werkingen plaats hadden, miste het niet of er waren eenige lieden van buitengemeenen ijver en werkzaamheid, die zich, elk in zijnen kring, aan het hoofd fielden. Dit gaf eene vastigheid en eenheid aan de werkingen der overigen, en zij konden nu, door deeze famenwerking bemoedigd, dingen onderneemen welke zij anders niet zouden gewaagd hebben. Het is niet voor dat deeze , ftaat van zaaken plaats heeft, dat hunnen invloed op hét publiek werkzaam wordt. Philo laat dit, in zijne openlijke verklaaring, altoos blijken. Spreekende van de talrijke kleine genootfchappen, in welke hunne beginfelen aangekweekt worden, zegt hij ,, op zoodanige ,, wijze beginnen wij geducht te worden." Het kan nu ongerust maaken, — maar nu is het te' laat. Het zelfde zaad is nu op eene andere plaats uitgefprooten. Ik moet niet vergeeten optemerken, dat om deezen tijd O787 of 17S8) zekere prins of baron van S — die, vppr de hollandfche onlusten, gouverneur van de vesting H — geweest was, eene  JE> E DUITSCHE UNIE 383 «ene uitnodiging inzondt om een genootfehap ter befcherming der vorften opterichten. — Het plan wordt in zeer raadfelagtige bewoordingen uitgedrukt, maar zoodanig dat het genoeg blijkt dat de benaaming Hechts een zoo genomen tijtel is, om het publiek te misleiden; want het genootfehap is van het zelfde oproerige foort als die van welke reeds gefproken is, terwijl het namelijk voorwendt de menfehen te zullen verlichten en hen zich doet verbeelden, dat alle hunne onheilen voortkomen uit het bijgeloof, het welk hen aan nuttelooze en bedrieglijke priesters onderwerpt, en uit hunne vastigheid en gebrek aan vaderlandsliefde, welke hen doen bukken onder het Hecht beftuur van ftaatsdie* naars. De fouverein wordt onderfteld onfchuldig, maar tevens een nul in 't cijfer te zijn, en elke overheid, die niet werkelijk door het volk gekoozen is, wordt voor een dwingeland gehouden", die men handen en voeten moet binden. Veele omftandigheden loopen famen, om te bewijzen dat de ontwerper van dit argelistig plan de prins van Salm was, die de beroertens in de Hollandfche en Oostenrijkfche Nederlanden zoo ijverig aanftookte. Hij hadt, voor dien tijd, Zwack, den Cato der Illuminaaten, in zijn dienst genomen. Het plan was reeds eenigzins in werking, alvorens.het door de Staaten ontdekt en tegengegaan wierdt. Zimmermann, die te Manheim prefident der Jllurainaaten geweest was, betoonde zich ook al  3§4 » E DUITSCHE UNIE. allerijverigst om hunne leerfteliingen in andere landen te verfpreiden. Hij wierdt gebruikt als een zendeling, en (lichtte eenige Loges, zelfs te Romen, — ook te Neufchatel en in Hongarijen. Een heer van mijne kennis zag hem dikwils in Hongarijen, alwaar hij alle de erkende leerfteliingen der Illuminatie in het openbaar predikte en veelen overreedde. Maar toen het 'ontdekt wierdt, dat hunne waare grondftellingen geheel onderfcheiden waren van die, welke hij, om lieden overtehaalen, voorwendde, verliet hij ijlings het land. —— Eenigen tijd daarna . wierdt hij in Pruisfen, wegens oproerige aanfpraaken, gevat, doch hij ontfnapte, en zedert heeft men niet van hem gehoord. In Hongarijen zijnde, beroemde hij zich meer dan honderd Loges in verfcheiden gedeeltens van Europa, en daar onder fommige in Engeland, gedicht te hebben. Dat de Illuminaaten en andere geheime cosmopolitifche gezelfchappen eenigen invloed gehad hebben in het teweegbrengen, of ten minden in bet befpoedigen der Franfche omwenteling, is kwalijk in twijftel te trekken. Bij het leezen der geheime briefwisfeling, was ik altoos verwonderd geene berichten van Frankrijk aantetreffen, terwijl men eerder fcheen eenigzins te aarfelen om aldaar een zendelingfchap opterich-  B E DÜITSCHi ÜNII, 385 ten. Dan er zijn genoegzaame blijken, dat zij er de hand in gehad hebben, zoo om de omwenteling voonebereiden, op de zelfde wijze als in Duitschland, als om dezelve te verhaasten. Eenige brieven in het Brunswijker journaal van zekeren Campe, opziender over de kweekfchoolen van opvoeding, een man van talenten en een Illuminaat,' ftellen dit buiten eenigen twijffel. Hij was te Parijs geduurende de eerfte bewegingen, en befchrijft dezelve zeer omftandig, de buitenfpoorigheden, uit hoofde van hunne onvoorzigtigheid en het gevaar van de natie aftefchrikken, beklaagende, maar de beweegredenen,, op de waare beginfelen van Cosmopolitismus, billijkende. De Wiener Zeit» fchrift en het magazijn van fraaije letteren en kunften voor 1790, en andere tijdfehriften van dat jaar, zeggen het zelfde op eene duidelijker wijze. Ik zal hier van eenige plaatlen overnesmen, die, mijns inziens, volkomen en zonder dat er eenige mogelijkheid van twijffeling overblijft, bewijzen, dat de Illuminaaten in de ge» heelfe zaak een ijverig deel namen, en gezegd kunnen worden, de hoofdbewerkers-geweest te zijn. Ik zal dit doen voorafgaan door eenige aanmerkingen, die de zaak in een klaarder licht zullen ftellen. VIER-  VIERDE HOOFDSTUK. DE FRANSCHE OMWENTELING. (jreduurende deeze oneenig- en misnoegdheden, en deeze algemeene gisting van den publieken geest in Duitschland, gaven de ftaatsgebeurtenisfen in Frankrijk een onbepaalden kring van werking aan dien geest van opftand, die zints lange in alle hoeken van dat machtig rijk heimlijk gefmoord hadr. De cosmopolitifche en twijffelende meeningen en gevoelens, die in alle de Loges der Philalethes zoo zeer aangekweekt waren, wierden om deezen tijd door veelen der Franfche wijsgeeren openlijk beleeden en kunftig onder hunne huishoudelijke ftaatkunde vermengd. De veele gefchillen tusfchen den koning en het parlement van Parijs nopens de registreering zijner edicten, hadden tot veel nafpoorens aanleiding gegeven, en het publiek gemeenzaam bekend gemaakt met onderwerpen, die geenszins bij de onbepaalde monarchie van Frankrijk voegden. Dat de onderdaan zich zelve grooter verwachtingen vormde, en het behoorlijk vondt dat het beftuur daarop acht gaf, terwijl hij zijne inzichten van wetgeeving en beftuur op eene zeer vrije uitlegging van dit alles grondde, wierdt ten  DE JRANsCHE OMWENTELING^ j8? (èn uiterftën bevorderd door de onbezonnen partijkiezing van Frankrijk in de gefchillen tus«" fchen Groot-Brittannien en deszelfs colonien. Door deeze poging om Engeland in het verderf te Horten, was zelfs het hof van Frankrijk genoodzaakt de leer der vrijheid te prediken, terwijl het moest afwachten of het de Franfchenzoude behaagen de eenige flaaven te blijven. Maar hunne officieren en foldaaten, die uit Amerika terug kwamen, bragten de Amerikaanfche grondbeginfelen mede, en vonden in alle gezelfchappen toehoorders die met vermaak en fpijt naar hunne aanloklijke vertelfels der Americaanfche onafhanglijkheid toeluisterden. Geduurende den oorlog was de minister, die zich te onbedachtzaam tot het verderf van Grootbrittannien verbonden hadt, genoodzaakt toetelaaten dat de Parijfenaars zich met vertooningen in den fchouwburg vermaakten, in welke de Engelfehe wetten als verdrukkende voorgefteld en alle de Americaanfche buitenfpoorigheden toegejuicht wierden. Allen haakten naar een proefje van die vrijheid en onafhanglijkheid, welke zij op het tooneel mogten toejuichen, maar zij waren niet zodra weder op ftraat, of zij vonden zich onder het vorig bedwang. De zoete betovering hadt hen getroffen en alle de wellusten van Frankrijk wierden voor hen even onvermaaklijk en droog, als het gewoone leven voor een verzot meisje, wanneer . zij een roman uit de hand legt. In  3S8 DE FRANSCHE OMWENTELING. In deezen ftaat van zaaken was een vonkje genoegzaam om de vlam te ontfteeken. Om dit gevaarlijk teder Americaansch gewas intevoeren, hadt Frankrijk veele millioenen verfpild en was in fchulden verzonken. De dwaaze overdaad van de koninglijke familie en van het hof, hadt de fchatkist uitgeput en eiken penning der inkomften reeds vooraf verteerd. De edicten voor nieuwe belastingen en geforceerde geldleeningen waren ten uiterften onaangenaam en drukkende. De Avocats au parlement hadden niets te doen met ftaatszaaken, weinig meer dan pleitvoerders voor het hoogfte gerichtshof, en de hoogfte trap, waarop de prefidenten van dit hof aanfpraak maakten, was een foort van onderdaanige raadsheeren van den koning in weinig beduidende gevallen te zijn. Het was eene vreemde onbehoorlijkheid in die vernuftige natie, dat men zoodanige lieden veroorloofde, zich over ftaatszaaken uittelaaten, want eigenlijk was de koning van Frankrijk een onbepaald monarch en de onderdaanen waren flaaven. Dit is de uitflag van al hun moeilijk uitpluizen, niettegenftaande er fchemeringen van natuurlijke billijkheid en vrijheid in hunne registers gevonden worden. Men konde in hunne geheele gefchiedenis geen het minfte bericht vinden, dat geleek naar het bijeenroepen der natie, om van het volk zelf te verneemen op welke wijze ' deszelfs ketens voor hetzelve aangenaam zijn zou-  BE FRANSCHE OMWENTELING. 389 êouden. Dan dit alles was tegen de natuur en er moést noodwendig eeri einde aan komen, zoodra de monarch erkende, dat hij niets doen konde wanneer het volk hem daartoe niet in ftaat ftelde. Terwijl de zaaken trapswijze, doch fpoedig tot deezen toeftand kwamen, was de volftrekt ongepaste bemoeijing der avocats du parlement van Parijs (want zoo moet ieder Franschman, als onderdaan van den grooten monarch, dezelve befchouwen) in den hoogden graad volksgezind , en men moet erkennen, dat dezelve in het algemeen vaderlandlievend, fchoon met de ftaatsregeling onbeftaanbaar, was. Zij gevoelden, dat zij de zaak der menschheid en natuurlijke billijkheid bepleitteden. Dit moest eerlij, ke en waardige mannen zich doen verftouten, ora de waarheid te zeggen, alfchoon dezelve voor het hof onaangenaam ware. In het algemeen, moet men toefternmen, dat zij met omzichtigheid en eerbied tot de fouvereine machten fcraaken, en zij hadden verfcheidemalen het genoegen van het verligten der volks lasten te weeg gebragt te hebben. Door dit gedrag wierdt bec parlement van Parijs befchouwd als een foort van middelaar tusfchen den koning en de on« derdaanen, en toen de advocaaten dit. bemerkten, fteegen zij natuurlijk in hunne eigen verbeelding verre boven den rang, in welken de conftitutie van hun land hen gefteld hadt. Want men moet altoos in het oog houden, dat de Robe nooit befchouwd wierd als het kleed vsn C c een  39° °E FRANSCHE OMWENTELING. een edelman, gelijk de priesterlijke mantel was. Een advocaat was flechts een burgerlijk man, en alfchoon wij naauwlijks een eerwaardiger beroep kunnen vinden dan het verfpreiden van omdeelende gerechtigheid, noch eenige bekwaamheid eigenaartiger voor een redelijk weezen, dan die der beoeffenende zedelijkheid, welke wij, in de befehouwing, voor het licht, door 't welk wij altoos geleid worden,houden , en alfchoon de gekunftelde conftitutie van Frankrijk zints lange voor de voorfchriften van natuur en menschlijkheid hadt moeten bukken, en men adel en tijtcls zelfs hadt moeten fchenken aan zoodanige beoeftenaars der landswetten, die, door hunne bekwaamheid en eerwaardig karakter, tot de eerfte ampten van hun beroep waren opgeklommen, wierdt echter de noblesfe de la Robe nooit gelijk gerekend met de noblesfe du Sang of zelfs niet met de noblesfe de PEpde. De afftammelingen van een marquis de la Robe waren van zekere waardigheden in de kerk en aan het hof uitgefloten. De advocaaten van het parlement gevoelden dit, en de uitfluiting van eerampten fmerte huii; en offchoon zij zich beijverden om zoodanigen adel, als zij verkrijgen konden, te bekomen, lieten zij echter„geduurende hunne jonger praktijk, zelden eenige gelegenheid,, om de laatdunkenheid des adelsen de dwingelandij van het 'hof ten toon te ftellen, . voorbijgaan. Dit bragt hen nog nader aan de volkszijde, en in de tegenwoordige omftandig- hs-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 3QI heden van onderfteuning verzekerd zijnde, overfchrijdden zij hunne voorige paaien van omzichtigheid, en voegden in hunne pleidooien, en voornaamelijk yi hunne gezamenilijke be'zwaaren tegens de registreering van edicten, alle de vergetrokken zedelijkheid en cosmopolitifche rechtsgeleerdheid, welke zij zoo dikwils in de loges gehoord hadden, en die kortlings zoo openlijk door dc ftaatkundigen en wijsgeeren gepredikt waren. Men gaf de natie een fein om zich en masfe'"' met politieke uitpluizingen intelaaten. De Notables wierden opgeroepen, om den koning te komen raadgeeven, en de punten wierden hen voorgelegd in welke zijne Majesteit (tot nu toe onfeilbaar) zijne omweetenheid of twijffeling erkende. Maar wie waren de Notables? Wisten zij meer dan de koning? Hadden zij minder onderrichting nodig? De natie dagt anders, ja, het hofdagt anders, wantinfommigeder koninglijkeproclamatien over dit onderwerp, wierden de geleerden uitgenodigd , om met hunnen raad bijteitaan en zoodanig onderrigt te geeven als hunne boeken en ondervinding hen aan de hand gaven, nopens de beste wijze van bijeenroeping der ftaaten generaal en van het houden hunner raadpleegingen, Wanneer een ftaatsdienaar dus aan de geheele waereld raad vraagt hoe te regeeren, verklaarde hij zeer duidelijk zijne eigen onbekwaamheid, en zegt aan het volk, dat het zich zeiven moet beftuuren Dit wierdt echter gedaan, en de minister, Cc 2 Nee.  §(pa be fransche o m w É n t e Lï n di Necker, de philofooph en philamropist van Gerieve, gaf het voorbeeld door zijn gevoelen in» tezenden, óm niet de andere ter tafel gebragt te wordéri. Op dit fein ftroómden de raadgeèvingen van alle kanten toe, eh dezelve verfcheenen in allerlei gedaantens. Zwaare boekdeelen wierden voor den bisfchop of hertog, een zindelijk octavootje voor de Notatie officier van -agttien jaaren en vliegende blaadjes voor de Iediggangers van het P?Ieis Roijal gefchreeven'. De gisting was vérbaazend, maar niet meer dan te verwagten was van de befchaafdïté, vernuffigfte en minst bedeesde natie op aarde. Alles fchreef, en alles las. Niet vergenoegd met hef; voor den dag brengen van alle dé Vruchten, welke de Illuminatie, iri deeze fchoone dagen van verlichting, in de bewaarplaatfen der philalethes zoo overvloedig opgehoopt hadt, en die vergaderd waren uit de fchriften van Voltaire, Diderot, Rousfeau, Raijrial, enz. hadden de patriotfche raadgeevers der Notables de fchriften van alle vorige eeuwen opgefnufFeld. Zij ontdekken dat frankrijk altoos vrij geweest was! Mén zoude gedagt hebben' dat" zij met Sir John Mandeville gereisd hadden in dat land, waar de woorden van vorige tijden be. vrozen geweest waren, en nu, onder de ftraalen van de zon, der rede fchielijk ontdooiden. Want veelen deezer gefchriften waren éven onfamenhangende en kwalijk ter fnede als de gebroken volzinnen, die Addifon inden Spectator verzameld he?ft  CE FRANSCHE OMWENTELING. 393 heeft. Een heer, die te dier tijd te Parijs was, een man van een groot oordeel en zeer kundig in al wat den tegenwoordigen toeftand van Frankrijk betreft, verzekerd mij dat deeze uitnodiging, gevolgd door 'de memorie van den heer Necker, als een electrieken fchok werkte. Binnen vier of vijf dagen wis de gedaante van Parijs volkomen veranderd. Overal zag men hoopen volks gaapende naar papieren, die aan de muuren geplakt waren, — zich in kleine partijen verdeeleode, — de ftraat op en neder wandelende, in ijverige gefprekken, — zich in koffihuizen befcheidende, — en de gefprekken in alle gezelfchappen betroffen thans alleen de ftaatkunde, en daartoe gebruikte men als 't ware een nieuwe taal, in welke om het andere woord gefprooken wierdt van zedelijkheid, menfchenliefde,. gematigdheid, vrijheid en gelijkmaking van eigendommen. Zelfs toen reeds hoorde men zonder afkeuring of zelfs verwon, dering lieden zeggen, dat het zotheid was aan eene hervorming van het beftuur te denken, maar dat het geheel en al moest veranderd worden. Kortom, binnen eene maand was geheel Parijs aan den geest van losbandigheid en, zucht tot nieuwigheden overgegeeven, Het klaarblijkelijkst bewijs hiervan was het onverwacht lot van het parlement. Het kwam vroeger, dan. gewoonlijk bijeen, nam, om deszelfs vaderlandfche pogingen te fterker te doen uitblinken, een. feeilwt over den tegenwoordigen toeftand der, C c 3 m,  394 DE FRANSCHE OMWENTELING. natie, behelzende een aantal bepaalingen over de voornaamfte punten der nationaale vrijheid. Weinig maanden te vooren zoude dit met blijdfchap als de Magna Marta (?) der vrijheid aangenomen zijn, en het bevatte indedaad al wat een verliandig volk konde begeeren; maar om dat hot parlement eenigen tijd te voren, als de conltitutioneele raadgeever der kroon, deszelfs gevoelen verklaard hadt voor het bijeenroepen der ftaaten op den zelfden voet als hunne laatfte bijeenkomst in 1614, waardoor de onderfcheiding van rang bijbehouden wierdt, vergat men aile deszelfs gedaane dienften, — hunnen harden ftrijd met Het vorig beftuur en hunnen onwankelbaaren moed en volharding, die enkel met hunnen val ophielden , — alles wierdt vergeeten; — en die zelfde uitfteekende mannen, wier ijver en lijden hen met de verraaardfte helden en martelaars van vaderlandsliefde gelijk fielden, wierden nu als de verrachtelijke werktuigen der aristocratie befchouwd. Het parlement fcheidde nu, onder nabijzijnde onweérsvwjgen, — voor dei;laatftemaal. Van alle de pleitvoerders van het parlement, was de. bekendfte als een verfpreider van de jnneemende leerfteliingen van vrijheid en gelijk1 heid, (?) [QTs noemt meri het groote handvest van Engeland, verleend door Hendrik lït, op hetwelk alle de volks-voorrechten be*- •iMjKty ■ > ' tildiiu n3uJ< .1 vj.i'i.iil Jt i . , VBRTAtER.J  »E FRANSCHE OMWENTELING. 3p5 heid, de heer Duval, zoon van een advocaat voor het zelfde hof, en om deezen tijd geadeld onder den naam van Despresmenil. Hij was lid eener Loge van de dmis reunis te Parijs, genaamd ContraB Sociat, en van de Loge der C/zeyaliers bienjdifans van Lijon. Zijne vermaardheid als pleitvoerder was om deezen tijd grootelijks toegenomen door zeker gelchil, waarbij de afftammeling van den ongelukkigen generaal Lallij, naa de herftelling van de eer der familie verkreegen te hebben, poogde een gedeelte der goederen weder te bekomen. De heer Lallij Tollendahl hadt geftudeerd, en bepleitte zijne eigen zaak met verbaazende bekwaamheid. Maar Despresmenil ftondt in naauwe betrekking tot de familie, die in het bezit der goederen was, en ftelde zich tegens hem met gelijke vermogens, en meer ervaarenheid. Zijne zijde was de gunftiglte tot het inmengen van de geliefde onderwerpen der verlichters, en zijne pleidooijen trokken,den aandagt van het parlement van Parijs en van fommigen der provinciaale parlementen fterk tot zich. Ik fpreek hier van als iets van eenig belang, omdat dit het begin was van dien bekenden tweeftrijd tusfchen Lallij Tollendahl eu Despresmenil, die in de dagbladen der nationaale vergadering zoo veel figuur maakten. Dezelve eindigde ongelukkig voor hun beiden. Lallij Tollendahl zag zig genoodzaakt de vergadering te verlaaten toen hij bevondt, dat dezelve vast beflooten hadt Cc 4 de  uOÓ BE FRANSCHE O Bf W E N TE t,Ij\I de monarchie en alle burgerlijke orde te vernietigen, en eindelijk met verlies van al zijn vermogen te emigreeren en enkel door de goedheid van Engeland te beftaan. Despresmenil. maakte zich het meeste bij het volk bemind, door zijne ontdekking van het plan van't hof om de cour pientere vastteftellen, en naderhand was hij de bewerker van alle de geftrenge maatregelen van het parlement van Parijs, hetwelk nu alle paaien van gematigheid of behoorlijkheid te buiten ging, in hoop van deszelf* invloed te behouden, naa dat bet zich door een onbedacht ten flap machteloos gemaakt hadt. Despresmenil was de eerfte martelaar van die vrijheid en gelijkheid, 'welke het nu ftoutelijk predikte, terwijl hij zich aan den officier, die hem van het parlement moest afeischfchen, vrijwillig gevangen gaf. Hij wierdt ook een flachtofter van. de eenige fchaduw van vrijheid, die nog na de revolutie was Overgebleven, wordende door; Robespierre gegu.illottineerd. Ik heb reeds gefproken van de kunstgrepen van den graaf Mirabeau aan het hof van Berlijn en van diens oproerige voorrede en nooten, op de naamlooze brieven over de rechten der Pruisfifche ftaaten. Hij fchreef ook, te Berlijn, een Es/ai fur la fe£te des Illuminés, een der vreemdfte en onbefchaamdftegefchriften die ooit' ia het licht gekomen zijn. Hij befchrijft daarin eene in Duitschland betraande fecte, genaamd, de Illuminaaten, e,n zegt dat zij. de groffte en, on-  ïi#C FRANSCHE OJUVE NTEEXNS. 397 GPgerijnidfte dvveepers zijn, die men zich kan verbeelden, allen, fchijn van rede beftrijdende, en de befpotbjkfte bijgelooyigheden ftaande houdende. Hij geeft eenig verflag van dezelve en van hunne plegtigheden, enz. alsof hij dit alles hadt gezien. Zijne fefte is een verward mengfel van christelijk bijgeloof, en roozekruis. iijke dwaasheid, kortom al wat verachting en haat kan verwekken. Maar nooit beftopdt er zulk een genootfehap, en Mirabeau vertrouwde op zijn eigen vermogen in het bedriegen, om die geenen, welke voor Illuminaaten te boek ftonden, buiten verdenking te houden, en door dit Ignis fatuus van zijn eigen brein, te weeg te brengen dat de overheden op hunne waare* bedoelingen geen acht gaaven. Hij- wist volmaakt dar de Illuminaaten juist het tegengeftelde waren: want hij was lang te vooren door Mauvil.lon geïllumineerd geworden. . . Ujj bereikte zijn oogmerk eenigermaate, want Nicolai en anderen van de bende hadden fpoedig zijne luim gevat, noemden dezelven Obfcuranten en plaatften, even gelijk Mirabeau, op de lijst dier Obfcuranten verfcheiden lieden , welke zij belachlijk wilden maaken. Mirabeau was op het hof van Berlijn, uit hoofr de van de weinige achting, welke het voor zijne uitnemende talenten betoond hadt,-niet onverge,rioegder dan op zijn eigen hof, of liever op den minister Calonne, die hem dervvaards gezonden hadt. Cabnne was grootlijks te onvrede over C c 5 zij  3cj8 BE FRANSCHE OMWENTELING. zijn gedrag te Berlijn, alwaar zijne verwaandheid en eigene oogmerken hem geheel ftrijdig met het oogmerk zijner zending hadden doen handelen. Mirabeau was dus ten uiterften verbitterd tegens den minister en fchreef een werkje in hetwelk hij diens vermaarde memorie over den. ftaat der natie en de middelen tot deszelfs verbetering met alle ftrengheid der hekelroede gispte ; en door deezen ftrijd kreeg hij den ge. weidigen geest van tegenftreevihg, welke hem vervolgens altoos beheerste. In aanmerking te komen, en te regeeren, waren zijne eenige oogmerken — en hij vondt dat de zijde van de misnoegden te kiezen het meest gefchikt was voor zijne welfpreekendheid en rusttelooze eerzucht. Echter was niemand meer verkleefd aan de hoofdfche beginfelen, mits hij deel aan de regeering hadt, en dit zoude hij verkreegen hebben, indien hij met iets gematigds te vrede was geweest, — maar niets rekende hij zijner waardig dan eene bediening van groot vertrouwen en zeer aanzienlijk. Daartoe wisten allen dat hij geheel ongefchikt was. Hem ontbrak kennis van grooter zaaken , en zijne kunde beftond alleen in de woelige kleinigheden der intrigues, terwijl hij ten allen tijde alles zoude opofferen om gelegenheid te hebben, ten einde zijne fchifter;nde welfpreekenheid te vertoonen of zijne zucht tot hekeling en berisping intevolgen. —h- De' groot'fte hinderpaal tegens zijne bevordering was de volflagen onde-ugenheid zijns ka-  DE FRANSCHE OMWENTELING", 399 karakters. Wat wij gemeenlijk overgegeeven flechtheid noemen, namelijk verkwisting, fpeelzucht ongodsdienftigheid, en allerlei foort van zinlijkheid, was niet genoeg — hij was in zij• ne ondeugden van alle betaamlijkheid ontbloot, en wanneer hij zijne onkosten moest goed maaken aarfelde hij niet met de laagfte ftreeken te bedrijven, — ftreeken, die zich een dieve- leider zoude fchaamen. Bij voorbeeld — zijn vader en móeder hadden een proces van fcheiding, — Mirabeau Was juist uit de gevangenis ontflaagen, in welke hij voor een grof wanbedrijf gezeten hadt, en zijn gebrek aan geld was weder zeer groot. Hij ging naar zijn vader gaf hem gelijk in deszelfs uitvaaringen tegens zijne moeder, en fchreef voor 100 louis d'ors deszelfs memorie aan het hof. Hij vervoegde zich daarop bij zijne moeder efl kreeg van haar, door een foortgelijk gedrag, de zelfde fom ; — beide memorien wierden bf j het hof ingebragt. Dronkenfehap was de eenige ondeugd aan welke hij zich niet overgaf — zijne uitgeputte lighaamsgefteldheid wilde dit niet toelaaten. Zijn broeder, de vicorate, was in tegendeel ge. neigd om zich daarin te buitcntegaan. EefiS verweet de graaf hem: ,, Hoe kunt gij, broe„ der, u zoo ten toon ftellen." —>• Wel," antwoordde de vicomtc, „ hoe onverzadiglijk „ zijt gij. De natuur heeft 'u alle de on- „ deugden gefchonken, en gij benijdt mij de „ eenige, die zij voor mVf heeft overgelaaten." Bij  JOQ de f ra ns c.he omwenteling, B.jj de verkiezingen voor de ftaaten generaal, ftelde hij zich hij den adel te Aix als candidaat voor, maar hij was zoodanig in haat, dat zij hem niet alleen verwierpen , maar zelfs uit hunne vergadering joegden. Deeze belediging bepaalde zijne maatregelen, en hij befloot hun verderf. H,ij voegde zich tot de burgerij, weigerde langer edelman te zijn, begon een klein winkeltje op de markt te Aix, waarin hij fnuisterijen ver. kocht, — en nu, ten eenemaal beflooten hebbende welken weg hij moest inflaan, trachtte hij zich bij de burgerij bemind te maaken, door met dezelve tegen den adel uittevaaren. Hij wierdt eindelijk lid der nationaale vergadering. Uit dit verflag wegens Mirabeau kunnen wij ligtelijk voorzeggen , welk gebruik hii van zijnQ jn Duitschland verkregene Illuminatie zoude maaken. Derzelver groote waarheden en billijke zedelijkheid fchijnen op zijn gemoed de. zelfde uitwerking gehad te hebben als op Weishaupt en Bahrdt. In den jaare 1786 hervormde Mirabeau, te=. vens met den hertog de Lauzun en den abt, Perigord, naderhand bisfchop van Autun, (de man die in de nationale vergaderingen zoodanig fnoefde als het fehoonfte voorbeeld van menfchenliefde) eene Loge van Philalethes, welke, in het jacobijner collegie of klooster bijeenkwam. Zij behoorde tot de amis réunis, en hadt zich nu van alle de onbeduidende geheimzin  de pransché omwénteünö. qoï zinnigheden dier fecte ontdaan. Deeze waren haar te lastig geworden, en de daartoe nodige tijd konde door de Chevaliers du So/eil, of andere nog meer verfijnde voorvechters van vérlichting en algemeen burgerfchap, beter aangewend worden. Mirabeau hadt aan dezelve een gedeelte der Illuminatie, welke hem te Berlijn beftraald hadt, medegedeeld. In 1788 was hij benevens den abt opziener der Loge. Zij be. vonden dat zij niet alle de behendigheid hunner duitfche broéderen^h het onderhouden hunner betrekking en brieïwisfeling bezaten. Dus wierdt er van wegens de Loge een door die twee heeren getekenden brief aan de broeders in Duitschland gezonden, om hunnen bijftand en onderrichting te verzoeken. In dat jaar en geduurende de zitting der Notables, wierdt er Van wegens de Duitfche Illuminaaten eene Beputatie gezonden, om deeze gelegenheid waarteneemen, ten einde hun plan met den grootften luister volkomen in werking te brengen. Niets kan overtuigender zijn, nopens de vroege oogmerken eener partij, en wel eener talrijke partij in Frankrijk, om de ftaatsgefteldheid geheel om te keeren en eene democratie of oligarchie op derzelver puinhoopen optebouwen. De Illuminaaten haddèn geen ander doel. Zij rekenden alle vorften overweldigers en dwingelanden en alle bevoorrechte orders als derzelver hulpbenden. Zij wilden ons zeden-beftuur gitten-regiment), gelijk zij het noemden, in- voe-  40i DE fransche omwenteling. voeren, in het welk alleen talenten en een goed karakter (in hunne eigen fchaal en door hen zelve te waardeeren) den weg tot bevordering zouden baanen. Zij wilden de wetten, die de door rangduurige en welgeflaagde nijverheid opgehoopte eigendommen beichermen, vernietigen, en zoodanige ophooping voor het vervolg beletten. Zij wilden algemeene vrijheid en gelijkheid en de onvervreemdbaare rechten van den mensch invoeren; (ten minden was dit het voorgeeven bij hen cjffc nog geene Magi of Regentes waren). En,^ als noodwendige voor» bereidzelen tot dit alles, wjlden zij allen godsdienst en gewoone zedelijkheid uitroeijen en zelfs de banden van het huisfelijk leven ver breken, door den eerbied voor trouwgeloften te niet te doen en de opvoeding der kinderen den ouderen uit de handen te neemen. Dit was al wat de Illuminaaten konden leeren, en dit is juist wat FRANKRIJK gedaan heeft. Ik kan mijn verhaal niet vervolgen zonder de bladzijde te bevlekken met den verfoeilijken naam van Orleans, die zich bezoedeld heeft met al wat de menschlijke natuur kan onteeren of verlaagen. Hij hadt de Illuminatie alleen nodig, om hem alle de gevoelens, neigingen en beginfelen, die zijn eigen fnood hart vervulden, in een fijsthema te venoonen. Dit veraclulijk weezen was door Mirabeau geïllumineerd geworden, en hadt zich als een ijverig kweekeling der order betoond. In zijnen eed van getrouw-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 403 trouwheid verklaart hij: „ dat hij de belangens „ en het oogmerk der order meer dan alle an„ dere betrekkingen zal bevorderen, en dat hij „ voor dezelve zijne eer, goed en bloed wil „ opofferen." — Hij heeft zijn woord gehouden, dit alles opgeofferd, — en hij is in den waaren geest der order behandeld, — als eea bloot werktuig, bedrogen en in het verderf ge» Itort. Maar nu moet ik hier bijvoegen, dat de Franfchen van de Ilfuminaten een ftelregel hadden overgenomen, welke in alle andere bandieten-benden ongehoord is, namelijk van elkanderen onderling te bedriegen. Gelijk de beftuurders alleen in het bezit der boogere geheimen waren, en de overigen enkel beftuurden door beginfelen, welke zij zelf voor vaisch hielden, en welke zij allen gebruikten; om de medewerking der laagere broedej-s te verzekeren, zoo beftuurden Mirabeau, Sieijes, Pathion en anderen in het eerst den hertog van Orleans door zijne fnoode eerzucht, met de verwachting van dien throon , te vleijen , welken zij voornemens waren te verbrijzelen, op dat zij meester mogten worden,van zijn groot vermogen, en van zijnen invloed 0p duizende pluimftrijkers, die zijn brood aten en hem in zijne groove begeertens ten dienst moesten ftaan. Offchoon wij hem reeds vroeg als illiti minaat werkzaam vinden, kunnen wij echter niet onderftellen, dat hij zoo geheel van gezond verftand ontbloot was, om zijn vermogen bijte- dra-  404 BE FRANSCHE OMWENTELING. dragen, en zijn leven te waagen, alleen met oogmerk, dat het eerfte hem naderhand door de wet afgenomen, en het tweede met dat van Zijnen ftalknecht of hoerenwaard gelijk zoude gefteld worden. Hij hoopte zekér de kroon van zijnen zbrgeloozen nabeftaandefi te verkrijgen. En indedaad zeide Mirabeau aan iJergaslé dat toen mén den hertog van Otleans het „.ontwerp bekend maakte, hij het met alle bedenkelijke minzaamheid aannam." (avec touïe la grace imaginatie'). Geduurende de gefchillen tusfchen het hof en het parlement, poogde hij zich bij het volk bemind te maaken op eene zoo onbetaamlijke en dwaaze wijze, dat men het enkel door eene onbezonnen vuurige eerzucht, die hem vöor alle de gevolgen blind maakte, kan verklaaren. Dit wordt buiten twijffel gefteld door zijn gedrag te Verfailles op de vreeslijke 5 en 6 October 1789. De verklaringen op het Chatelet bewijzen op de ontegenzeggelijkfte wijze, dat hij geduurende de gru-i welen van die twee dagen herhaalde reizen gezien is, en dat het volk, telkens wanneer het hem erkende, uitriep vive Orleans, vive notrc Roi Orleans, enz. — Hij begaf zich toen wech, en wierdt op andere plaatfen gezien. Terwijl allen, die tot de ongelukkige koninglijke familie behoorden, in de uiterfte bekommering wegens hun lot waren, was hij in een vrolijken luim, en praatte over onverfchillige zaaken. Het laatfte dat men hem den 5zag, was 'javonds om-  DE FRANSCHE OMWENTELING. t\0) omtrent negen uuren, ftaande hij toen in een hoek te praaten, met lieden die als gemeen volk en fommigen als vrouwen verkleed waren; onder dezelven erkende men Mirabeau, Barnave, Duport en andere zendelingen der republikeinfche partij, — en deeze lieden wierden weinige oogenblikken daarna gezien, vermengd onder de gelederen van het Regiment de Flandre, het welk zij dien dag volkomen omgekocht hadden. Men zag hem weder den volgenden morgen in gefprek met de zelfde lieden in vrouwe kleederen. En toen de beleedigde fouverein in triumph naar Parijs gelleept wierdt, zag men Orleans weder, op een balcon, agter zijne kinderen, verfcholen, om de optogt van duivels en furiën te befchouwen, angstvallig höqpende, dat er eenigen oploop mocht ontftaan, waarbij de koning zoude omkomen. — lk moest hier bijgevoegd hebben, dat men hem'smorgens boven aan de trappen zag, en dat hij met de hand het gepeupel den weg wees, waar zij gaan moesten, terwijl hij zich langs een anderen weg naar den koning begaf. Kortom, hij liep heen en weêr, bevende als een bloodaard, en wachtende naar de uitbarfting, welke het voor hem veilig zoude maaken, zich opentlijk te vertoonen. Mirabeau zegt vaa hem: de „ kaerl draagt een geladen pistool bij zich, „ maar hij zal nooit den haan durven overhaa,, len-" Hij wierd, niettegenftaande zijne zotheid, gered, doordien hij mede betrokken D d wierd  4c6 ÖE FRANSCHE OMWENTELING. wierdt in de befchuldiging tegen Mirabeau, die zich zelf niet konde verdedigen, zonder ook Orleans, dien hij, verachtte terwijl hij zijn vermogen gebruikte, te helpen. — Kortom, Orleans was om deezen tijd flechts half geïllumineerd, en hoopte koning of regent te worden. Echter was hij volkomen bedreven in de voorbereidende lesfen der Illuminatie, en van derzelver grondwaarheden ten vollen overtuigd. Hij was ook overtuigd van den grooten invloed der vrouwen op de maatfchappij en hij gebruikte dien invloed als een getrouw volger van Weishaupt's leer. Meer dan drie honderd nimfen van het Palais Roijal wierden met ecus en huis drors, door zijnen getrouwen abt S. **♦*♦, voorzien om de twee battaillons van het Regiment de Flandre, die ter befcherming der ko» ningljjke familie naar Verfailles moesten trekken, te gemoet te gaan, en dezelve te Illumineeren. De foldaaten van een dier battaillons verwittigden hunne officieren van deeze poging, om hunne getrouwheid te doen wankelen. Men gaf hen te St. Denis 45000 livres, om hen hunne vaandels te doen verlaaten, — de arme knaapen zagen in het eerst hoog op van eene fom, welke zij niet dikwils hoorden noemen, — maar toen fommigen van hun, die wat dieper dagten, hen uitlegden dat dit maar a louizen de man zoude beloopen, verwierpen zij het aanbod. Men beloofde hen toen 90000 livres, maar die hebben zij nooit gekregen. (Verkla- rin-  DÊ FRANSCHE OMWENTELING 407 ringen in het Chatelet N0.. 317.) Mademoifelle Therouane, de favorite van den dag aan het Palais Roijal* was de werkzaamfte van het geheele gewapend gepeupeld van Parijs, en verleidde dien dag, en amazone gekleed zijnde, veele jonge lieden, die naderhand hun leven aan de guillotine lieten. De hertog van Orleans erkende voor zijn dood, dat hij meer dan twee millioenen livres verfpild hadt om de Gardes Francoifes omtekoopen. Het gewapend gepeupel, het welk den 5 October van Parijs naar Verfailles trok, om van den koning brood te eisfchen, hadt de zakken vol geld; en Orleans wierdt dien dag door twee heeren gezien, dragende een zak met geld die zoo zwaar was, dat dezelve met een Iedere ftrop aan zijn klederen vastgehecht moest zijn, op dat dezelve eensdeels hem niet te moeilijk zoude vallen en op dat hij anderdeels er altoos ogenbliklijk zoude kunnen intasten. (Zie de Verklaringen op het Chatelet No. 177.) Maar zoo zeer was hij, uit hoofde van zijn flecht gedrag, blooheid, en vrekkigheid, bij alle partijen veracht, dat hij, indien hij door zijne innige eerzucht en onverzoenlijke wraakzucht wegens zekere beftraffingen, die hij Van den koning en de koningin gekregen hadt, niet geheel ver. blind geweest ware, reeds vroeg moest gezien hebben, dat men hem zoude opofferen, zoodr.aa hij voor de ogmerken der factie uirgediend hadt. Thans was zijne hulp van het uiterfte belang. Dd o Zijn  408 DE FRANSCHE'OMWENTELING. Zijn groot vermogen, verre boven de drie miliioenen fterling, was bijna uitgeput geduurende de drie eerfte jaaren der revolutie. Maar (wat van meer gewigt was) hij 'hadt een bijna onbepaald gezag onder de Vrij-Metzelaars. Hier te lande hebben wij geen 'denkbeeld van het gezag eens nationaalen grootmeesters. Toen prins Ferdinand van Brunswijk , door veele bemoeijingen onder de krakeelende fecten van Duitschland, zich tot grootmeester van de flrickten obfervanz hadt doen verkiezen, maakte dit den keizer en alle de vorften van Duitschland zeer ongerust, en was voornaamlijkoorzaak, dat zij de pogingen der Illuminaaten om die partij tegentewerken, toelieten. In de groote Duitfche fteden bewezen de inwoners aan den grootmeester der Metzelaars meer eerbied dan aan hunne resfpective vorften. Het gezag van den hertog van Orleans was nog grooter, doordien hij zijn geld gebruikte om het ftaande te houden. Omtrent agt jaaren voor de revolutie was hij, (niet zonder veele kuiperijen en omkoping,) verkoozen geworden tot grootmeester van Frankrijk, waardoor alle de verbeterde Loges onder zijn beftuur waren. De geheele broederfchap wierdt genoemd het Grand Oriënt de la France, hetwelk ' in 1785 uit 166 van deeze Loges beftondt. (Zie de Freijmaurerifche Zeirung, Neuwied 1787.) Dus hadt hij het beftuur van alle deeze geheime gezelfchappen, en hadt zeker ijverig de hand in alle' de losbandige en ongodsdienftige gevoe. lens  se «phansche omwenteling. 409 lens, die in dezelve gepredikt wierden. De zelfde kuiperijen, welke hém de hoogfte waardigheid verfchaften, moeten ook de Loges vervuld hebben met!zijne afhangelingen en zendelingen, en deeze lieden konden hun loon niet beter verdienen , dan door het verfpreiden van ongeloof en zedeloosheid. Maar er wierdt iets meer vereischt. Minachting voor de hboger ordens in den ftaat, en ongetrouwheid wegens den fouverein. Het is niet zoo ligt te begrijpen hoe deeze gevoelens, en bijzonder het laatfte, met toegeevendheid en zelfs met goedkeuring konden ontvangen worden door eene natie, welke zich dóór haren eerbied voor den monarch" eh' door den hoogmoed van haren adel onderfcheidén hadt. Echter ben ik verzëkerd, dat deeze beginzelen bij dé Philalethes en Amts reunis de Itiveritd geléérd wierden. Dat dezelve zeer gangbaar moesten zijn in de Loges van laaggeboren fchrijvers en andere broeders van de geringer clasfen, is natuurlijk, en daarover heb ik reeds genoeg gezégd. Maar in de Franfche Loges Waren veele heeren in ruime, overvloedige omftandigheden. Ik denk niet dat men mij even'Tigt gclooven zal, dat zelfs bij deezen de zelfde gevoelens de overhand hadden. Het was mij dus zeer aangenaam, onder het afdruk, ken van dit werk, een bericht in handen te krij, gen, hetwelk volkomen met mijne gezegdens, inftemt. Dit is een werk, getijteld La voile retirden Dd3 ou-  410 DE FRANSCHE OMWENTELING. ou le fecret de la Revolution expliquè par U Franc-Maconnerie. Het is geichreven door den heer Lefranc , prefident van Jiet kweekfchool der Eudisten te Caen in Normandijen, en een tweede druk wierdt in ^792 te. parijs uitgegeven. De fchrijver wierdt in den .moord van September ter fiachtbank gebragt. Hij zegt, dat hij bij den dood van een vriend,; die een zeer ijverig Metzelaar en veele jaaren meester van eene aanzienlijke Loge geweest was, onder diens papieren eene verzameling van maconieke fchriften, bevattende de plegtigheden, cathechismen en zinnebeelden van alle foort, behoorende tot een lange reeks van graaden in de Vrij-Metzelarij , tevens met de in onderfcheidene Loges uitgefproken redevoeringen en derzelver handelingen, gevonden hadt. Het doorlezen van dit alles vervulde hem met verbaazing .en bekommering. Want hij bevondt, dat er beginfelen geleerd en levensregelen ingeprent wierden , die allen godsdienst en goede orde in den ftaat moesten omkeeren, en welke niet alleen ongetrouwheid en oproer verdedigden, maar zelfs daartoe aanfpoorden. Hij vondt dezelve voor den ftaat zoo gevaarlijk, dat hij een bericht daarvan zondt aan den aartsbisfchop van Parijs in hoop dat die eerwaardige prelaat de zaak aan zijne majesteits ministers zoude voordraagen, en dat deeze aan de bijeenkomften van dat gevaarlijk genootfehap een einde zouden maaken of ten minften hen zouden beletten, zich zoo zeer te  BE FRANSCHE OMWENTELING. 4ft te buiten te gaan. Maar hij wierdt te leur gefteld, en bêfchouwde hetldus als zijn plicht, die berichten voor het publiek openteleggen. (*) • De heer Lefranc zegt uitdruklijk, dat deeze groove bederving der Vrij-Metzelarij tot oproerige oogmerken, grootendeels, flechts van onlangs, en voornaamlijk bewerkt was, door de agenten van den grootmeester, den hertog van Orleans. Lefranc was echter van meening, dat de geheele broederfchap der Vrij-Metzelaren tegens het christendom en de goede zeden ingericht was geworden door den grooten ketter Faustus Socinus , die, door het lot van Servetug te Genua afgefchrikt zijnde dit middel uitvondt» om zijne leerfteliingen in het geheim onder de grooten te verbreiden. Dit gevoelen wordt kwalijk onderfteund en is met veele omftandig- he- (*~) De zorgeloosheid van die om den throon waren, was verbaa• zend. Barnel zegt, dat een edelman, die van hetgeen hij in de Loges zag een afkeer hadt gekregen, dit aan den minister verhaalde, zeggende dat het zijn plicht was, fchoon hij waarfchijnlijk daardoor in de Bastille zoude komen, bem zulks mede te delen. De minister draaide zich om, er) zeide glimlagchende „ wees maar ge„ rust, gij zult niet naar de Bastille gaan, — et) de VrijrMec„ zeiaars zullen den ftaat geen kwaad doen." — Het blijkt echter dat de te zorgt looze monarch, van deeze gevaarlijke handclinpen onderricht was geworden. — Maar de verandering, welke in de gemoederen zijner onderdaanen plaats gehad hadr, kende hij niet voor zijne terugkomst van Varennes. Toen zeide bij aan eenen vertrouweling; „ Hoe kwam ik er toe, om dit alles niet te gelno„ ven — ik w'as er elf jaaren geleden (in 1781) van oniierrich . „ Waarom geloefde ik het niet?" :y Dd 4  412 DE FRANSCHE OMWENTELING» heden in de Vrij-Metzelarij .onbeftaanbaar. —— Doch dit is ons tegenwoordig vak niet. De heer Lefranc geeft vervolgens bijzonder acht op de veele ridder-graaden in de Loges, en toont aan hoe, door kunfiige veranderingen in de opvolgende zinnebeelden, de leerfteliingen van het christendom en van allen geopenbaarden godsdienst volkomen uitgewischt worden, en de PhiTofophe Inconnu eindelijk een volflagen godverzaaker wordt. Daarna behandelt hij de politieke leerfteliingen , die op de zelfde wijze bij trappen ontvouwd, worden, en door welke verklaard wordt: „ dat vaderlandsliefde, en ge„ trouwheid aan den vorst, bekrompen beginfe„ len en onbeftaanbaar zijn met de algemeene „ goedhartigheid en met de aangebooren en on„ vervreemdbaare rechten van den mensch; de „ burgerlijke ondergefchiktheid is daadelijke „ verdrukking, en vorften zijn ex officio over„ heerfchers en dwingelanden." Deeze begin», felen leidt hij duidelijk af uit de cathechismen van den Chevalier du Soleil en den Philofophe Inconnu. Hij gaat voorts over, om meer bijzonder de kuiperijen van den hertog van Orleans in aanmerking te neemen. Daaruit blijkt klaar, dat zijne eerzuchtige oogmerken en wenfchen reeds lang gaarïde geweest waren, en dat het geheel en al door ,zijne onderfteuning en aanmoediging was, dat er in de Loges oproerige leerfteliingen toegelaaten wierden. Voor veele lieden van adel was dit aanftoot/ijk; zij  se f|ransc.he omwenteling. 413 zij verlieten die Loges, en men nam hunne afwezenheid te baat, om de Loges nog meer te verbeteren, dat is dezelve nog meer regeeringloos en oproerig te maaken. Eene menigte verachtlijke prulfchrijvers van het Palais Roijal, wierden in de Loges toegelaaten en deelden aldaar hunne vergiftige leer hunnen broederen mede. De hertog ftrekte zijnen aandagt voor» naamelijk uit tot de Franfche _guardes, terwijl ■hij de gemeenen en onderofficieren in de gerin.» ger en zelfs in de aanzienlijker Loges inbragt, zoodat de officiers dikwils geraakt wierden over het onbefchaamd gedrag der foidaaten, onder de vertooning van magonieke broederfchap en gelijkheid — en dit gedrag wierdt ook buitenshuis niet zeldzaam. Hij beweert ftellig, dat de manlchappen door deeze kunftenarijen zeer bedorven wierden, en dat zij, in dienst zijnde, fomtijds verklaarden niet op hunne broeders te willen fchieten, dit zeggen betrof bijzonder hunne maconieke broederfchap , omdat zij in elken hoop volks veelen hunner broeder-metzelaars herkenden. En het zedenbederf was geen¬ zins tot Parijs en daar omltreeks bepaald, maar ftrekte zich uit tot alle plaatfen, waar eene municipaliteit en eene Metzelaars Loge was. De heer Lefranc doet ons vervolgens de veele bijzonderheden in de revolutie, die de VrijMetzelarij volkomen gelijken, opmerken. Niet alleen was de aartsrebel de hertog van Orleans, maar de hoofdbewerkers der revolutie, MiraDd 5 beau  4*4 OS FRANSCHE OMWENTELING. beau, Condorcet, Rochefoucault, %n anderen» waren allen amptenaars van de groote Loge. Hij zegt, dat de verdeeling van Frankrijk in departementen, diftricten, arrondisfementen, cantons , enz., volmaakt overeenftemt met de benaaraingen van eene verdeeling, welke hij in de correspondentie van het groot Oosten gevonden hadt. (*) — De prefidents hoed in de natio« naale vergadering is gelijk aan die van eenen; trés vinérable grand maitre. — De fjerp van eenen wunictpaalen officier is dezelfde als die van eenen broeder leerling. — Toen dé nationaale vergadering de revolutie inde hoofdkerk vierde, ontving Zij de hoogfte eerbewijzing der Vrij-Metzelaars door onder het voiite d'acier (ftaal gewelf) te gaan , gevormd door de bloote degens van twee reijen broeders. — Ook is het merkwaardig, dat de nationaale vergadering de bijeenkomften der Vrij-Metzelaars befchermde, terwijl zij alle andere bijzondere vergaderingen volftrektelijk verboodt. De verplichting om, onder voorwendfel van broederlijke gelijkheid, alle fterren, linten, kruisfen en andere onderfcheidingen van aanzien, afteleggen was niet alleen de voorbode, maar ook een voorbereidend middel tot de vernietiging van alle burgerlijke onderfchei» ding, welke in het begin der revolutie plaats hadt, (*) lk km niet nalaaten opteinerken, dat dit volkomen gelijk is wet de fchikking en de benaamingen, die in de geheime briefwisfeling der Beijerfche Illuminaaten voorkomen.  »E FRANSCHE OMWENTELING. t\l% hadt» — en het eerfte voorftel tot overgave, zegt de heer Lefranc , wierdt gedaan door een ijverig Metzelaar. Hij bemerkt, dat de fchriklijke en bloedige eeden, de dolken, doodshoofden, de ingebeelde gevechten met de moordenaars van Hiram, en veele andere droefgeestige plegtigheden , eene natuurlijke (trekking hebben, om het hart te verharden, en deszelfs natuurlijken afkeer van gruwelen wechteneemen, en den weg te baanen voor alle die ijslijke barbaarschheden, die den naam van Franschman voor geheel Europa affchuwlijkgemaakthebben. Deeze gruwelen, wel is waar, wierden door een opgeruiden hoop be» dreeven, maar de beginfelen waren verfpreid en ge. koesterd door lieden die zich wijsgeeren noemden.. Van deeze gewigtige daadzaaken vind ik meer bewijzen in een ander nu onlangs uitge-' geeven boek van een uitgeweeken heer (Latocnaije). Hij bevestigd mijne herhaalde gezegdens, dat alle ongodsdienftige en oproerige leerfteliingen de onderwerpen waren van gedurige redevoeringen in de Metzelaars Loges, en dat alle de beginfelen der onwenteling met welke men den publieken geest als 't ware deedt ontbranden, niets anders waren dan geestdrijvende uitbreidingen van het gewoon geteem der Vrij. Metzelarij en daaruit ook voortgekomen zijn. Hij-denkt zelfs: „ dat dit noodwendig plaats „ moet hebben in elk land, waar de gemoede* „ ren der geringer clasfen op eenigerlei wijze aanmerklijk befchaafd of opgewonden worden; „ het is bijna ^onmogelijk niet mede in deezen „ maal-  4ï£ DE *É/AN;SCHE OMWENTELING, „ maalftroom getrokken te worden, wanneer , men misnoegd in eene Metzelaars LOgè komt* ,, Het oudbakken verhaal van broederliefde» „ 't welk op eenen anderen tijd den toehoort jVderïn flaap zoude doen vallen , doet hem'het „ oog fcherper vestigen en naar die zotheid ,, greêtig luisteren, en hij kan zich niet wéér* „ houden van zich-geduurig aan misnoegde ge« „ dachten overtegeeven." De heer Latocnaije zegt uitdrukkelijk: „ dat ,', niettegenftaande dé algemeene verachting van „ het publiek jegens den hertog van Orleans, ,, diens gezag als grootmeester hem echter de „ fchoonfte gelegenheid gaf, welke een oproeri„ ge geest kan vvenfchen, om de revolutie te ,, bevorderen. Hij hadt reeds op zijne wen„ ken een famenverbönden ftelzel van verbor„ gen gezelfchappen, die door den ftaat be,, fchermd, aan geheimhouding en kupftenarijen „ gewoon, en reeds door den geestdrift, welken hij verlangde uitteboezemen , bezield-waren. „ Uit deezen vormde hij ftaatkundige comités, ,, in welke alleen zijne agentén toegelaaten „ wierden. Hij vervulde de Loges met de „ Franfche guardes, die hij met geld en be„ loften van bevordering omkocht, en hij deedt „ hen door den abt. S, en andere zendelingen „ aanfpraaken doen, die met alle de fophisterij „ der Metzelarij geftoffeerd waren." De heer Latocnaije zegt,, dat dit alles bijzon, der eigen was aan de Loges van het groot Oosten;  DE FRANSCHE OMWENTELING. 417 ten; maar dat er veele (niet zeer veele, indien wij den Neuwiedfchen almanak volgen, in welken in 1784 flechts 289 Loges in geheel Frankrijk, en van dezelve 266 als tot het groot Oos* ten behoorende, geteld worden) Loges waren, die het oude plan van zich flechts met eenige plechtige beuzelingen bezig te houden, bleven volgen. Hij komt overeen met den hr. Lefranc in het denkbeeld, dat de fchrikverwekkende en naargeestige plegtigheden der Metzelarij, en bijzonderlijk de ijslijke beproevingen van vertrouwen en onderwerping den mensch* moeten verharden én tot gruwelen gefchikt maaken. Niemand, die het volgend geval leest, kan hier aan twijffelen: „•Iemand, die in een der hoogfte graaden zou„ de aangenomen worden, wierdt, naa het aan„ horen van veele bedreigingen tegens allen die », de geheimen der order mogten verraaden, in „ eene plaats gebragt, waar hij lijken zag van perfoonen, die men zeide wegens hun ver„ raad geflraft te zijn. Hij zag vervolgens zijn „ eigen broeder, aan handen en voeten gebon,, den, zijne barmhartigheid en voorfpraak af- fmeekende. Men berichte hem, dat die per„ foon nu de door zijne misdaad verdiende „ ftratTe moest lijden en dat het voor hem 9, Cden candidaat) bewaard was gebleven, het „ werktuig dier billijke wraak te zijn, en dat „ dit hem gelegenheid zoude geeven, om te „ betoonen, dat hij zich volkomen aan de order , »» ge*  4l8, DE FRANSCHE OMVTENTEMNG. „ gewijd hadt. Alzoo men zag, dat hij dopr „ zijne houding innerlijken affchuw te kennen gaf, (terwijl de geboeide geduurende al dien „ tijd hem om genade fmeekte,) zeide men hem dat men, om zijn gevoel te gemoet te komen, „ hem zoude blinddoeken. Hem wierdt nu „ een dolk in de hand gegeeven, en, naadat „ hij geblinddoekt was, zijne hand op het klop. „ pend hart van den misdaadiger gelegd, ter„ wijl men hem beval toeteftooten. Hij gehoor„ zaamde oogenbliklijk, en, de doek wechge„ nomen zijnde, bevondt hij een lam doodge„ ftoken te hebben. Zeker zulke beproevingen „ en zulke wulpfche wreedheid zijn enkel „ gefchikt, om zaamgezworenen bekwaam te „ maaken." , De heer Latocnaije voegt er bij, dat: „ toen hij zeker aangenomen was geworden, een „ oud heer hem vraagde wat hij van dat alles „ dagt? Hij antwoordde: veel gefchreeuw en „ weinig wol, het is meest gekheid. Gekheid ? zeide de oude man, oordeelt niet zoo voor* „ baarig, jongeling; ik heb vijfentwintig jaaren ,, gearbeid, en hoe verder ik kwam, hoe meer „ belang ik er in ftelde; maar ik hieldt eensklaps op, en niets zal mij beweegen eenen „ enkelen ftap verder te gaan." In een ander gefprek zeide de oude heer hem: „ Ik geloof „ dat mijn ftilftand toetefchrijven is aan mijne „ weigering, omtrent negen jaaren geleeden, ,, om het oor te leenen aan lieden, die mij bui- » ten  ï>h FRANSCHE OMWENTELING. 4191 », ten de Loge oproerige en gruwlijke voorftel-, „ len deedden; want naa dien tijd heb ik altoos opgemerkt, dat de hooger broeders mij met meer agterhouding dan voorheen behandelen, „ en dat zij, onder voorwendfel van verdere „ onderrigting, zich moeite gegeven hebben, „ om die begrippen, welke ik reeds opgevat „ hadt, tegentegaan , door aan fommigen der ,, tederfte onderwerpen eene andere wending te „ geeven. Ik bemerkte, dat zij voorhadden 9, eenig vermoeden, ik 't welk van het eigenlijk „ doel van alles begon te krijgen, wechte„ neemen." Ik verbeelde mij, dat deeze aanmerkingen bij den leezer geen twijffel meer zullen overlaaten nopens den invloed der geheime broederfchap van Vrij-Metzelaars op de Franfche omwenteling, en dat hij zal toeftemmen, dat het zeer waarfchijnlijk is, dat de fchandelijke hertog van Orleans, van den beginne af, de hoop gekoesterd heeft, om den Franfchen throon te beklimmen. Het is nu mijne zaak niet dit te bewijzen of te weerleggen, maar ik oordeel het daarom niet minder klaarblijkelijk uit de veele omftandigheden van het voorgevallene in deeze woelige dagen, dat de hoofdbeftuurders geheel verfchillende oogmerken hadden, en gedreven wier. den door dweepzieke begrippen van volksgeluk, of, waarfchijnlijker, door hunne eigen eer. zucht, om de beweegers te zijn van die groote machiene, welke het beftuur moest omkeeren en  42» DE FRANS CHE OMWENTELING. en eene republiek ftichten, van welken zij hoopten de beftuurders te zullen worden. (*) Mirabeau hadt in Duitschland vernomen, dat de beginfelen van regèeringloosheid in een fijsthema doorkneed waren, en wenschfe dus eenig bericht te hebben nopens het ondergefchikt gedeelte der werkzaamheden, daarom verzocht hij eene deputatie van de Illuminaaten. Men kan zich verzekerd houden, dat in eene zaak als deeze geen onuitfteekend perfoon zoude gezonden worden. Een der afgevaaadigden was Amelius, de naaste in rang aan Spartacus en Philo. Zijn waereldlijke naam was Johann J. C. Bade, te Weïsmar, geheimraad van den prins van Hesfen DarmftacU. (Zie de Fragmen* ten der Biographie des verftorbenen Freijherrn Bo~ de in Weimar, mit ztiverldsfigen Urkunde, 8vo. Riom. 1795. Zie ook Endliches fchickfal der Freij- (*) De verklaarmgen in het Chfltelet, welke ik reeds meer aan. gehaald heb, leverden herhaalde en overtuigende bewijzen op, dat hij met een groot aantal leden der nationaale vergadering dit ontwerp voor den 5 Octobcr 1789 gemaakt hadt. Dit rechtsgeding wierdt op eene vreemde wijze beleid, gedeeltelijk uit eerbied voor de koninglijke familie, aan wellie en aan de monarchie nog eenigen fterk verkleefd waren, en gedeeltelijk uit hoofde van de vrees voor de leden van het gerechtshof. Er was nu geene veiligheid meer voor iemand, die met het uitgelaaten Parijsfche volk in begrippen verfchilde. De voornaamvte punten van beschuldiging zijn niet uitgegeven, en op deeze moesten de getuigen met Ja en neen antwoorden, zoo dat enkel het minst gewigtig gedeelte der bewijzen in 't licht gekomen is. Ik weet van goeder hand, dat ajlcs zorgvuldig bewaard is, en eens aan den dag zal komen.  BE FRANSCHE OMWENTELING. 42t Freijmaurereij l794, en Wiener Zeitfchrift füf ï793-!) Die man heeft in 't geheel ontwerp der Illuminatie eene voornaame rol gefpeeld. Hij hadt zeer veele talenten als fchrijver en in den omgang. Ten opzichte van zijne geheim* zinnige waardigheid was zijne ondervinding groot. Hij was een tempelier, en onder hen Eques a Liliis conyallium. Hij hadt zich aan veele befpiegelingen overgegeeven nopens den oorfprong en de gefchiedenis der Metzelarij, en was op de conventie te Willemsbad tot de Illuminatie bekeerd. Hij hadt Nicolai, Gedicke en Biester aangezet, om de Jefuiten te vervolgen, en hij hadt Nicolai het denkbeeld van zijne reis door Duitschland ingegeeven. Leuchtfenring, van wien ik reeds gewaagd heb, was flechts de brievenbrenger tusfchen Bode en die drie fchrijvers. Hij was juist de man, dien Weishaupt verlangde; hij hadt het hoofd vol mago. nieke dweeperij, ftelde oneindig belang in de beuzelingen der Metzelarij, en hieldt zich op met een ijverig doch vruchtloos onderzoek naa derzelver oorfprong en gefchiedenis. Hij hadt echter een zoo groot aantal archieven (zoo als men ze noemde} van de Vrij-Metzelarij bijeenverzameld, dat hij zijn manufchript aan den hertog van Saxe Gotha gin wiens dienst Weishaupt zich, naadat hij uit Beijeren verbannen was, begeven hadt,) voor 1500 dahlers verkocht. Deeze kleine bijzonderheid toont het belang, welk in deeze beuzelingen gefteld wierdt door Ee \ Ht-  422 DE FRANSCHE OMWENTELING. lieden van welken wij iets beters zouden vet* wachten. Bode was ook een fterke materialist. Behalven alle deeze hoedanigheden , die Voor een Uluminaat zoo aanbeveelende zijn, was hij een misnoegd tempelïef, alzoo hij dikwils in de bevordering tot welke hij zich gerechtigd oordeelde te leur gefteld was. Toen hij vernomen hadt, dat de eerfte werkzaamheden der Illuminaaten ftrekten, om het opperbeftuur over êe Vrij-Metzelaars-Loges en over de geheele broederfchap te verkrijgen, herleefde zijne hoop Om ©pteklimmen tot een der commanderijen, welke hem zijne verbeelding of liever dweepeïij in het verfchiet als reeds door de order herwonnen deedt zien: maar toen hij zag dat het hoofddoel was de Striöten Obfervanz geheel err al uitteroeijen, tradt hij terug. Dan Philo bemerkte dat het verftand O-ls ik het zoo mag noemen,) dat door de eene luim kan verblind worden, dit ook door de andere zijn kan, en hij bragt hem nu tot de Illuminatie door eene grootfche fchildering van eene door de order "feeftuurde en door middel der vrijheid en gelijkheid tot geluk geleide waereld. Dit deedt zijne werking, gelijk wij zien uit de geheime briefwisfeling waar Spartacus van Philo bericht ont. fangt van de eerfte moeijelijkheden met Amelius. Deeze wierdt overgehaald in Augustus 17S2 ? eft wij zien door de zelfde briefwisfeling , dat hem zeer fpoedig de gewigtigfte zaaien toevertrouwd wierden, — men gebruikte - * hea  »È FRANSCHE OMWENTELING. hem gemeenlijk, om mef de grooten te onder, handelen» Wanneer een graaf of baron in de order moest gelokt worden, was Amelius de agent. — Hij was ook ëen hoofdperfonagie in alle hunne gefchillen met de jefuiten en roozekruis-ridders. Bode was ook de geen die Nicolai,- die voor de order zoo geivigtig was overhaalde. Dit bewerkte hij door Leuchtfenring, en eindelijk wierden de Illuminaaten doorzijne talrijke betrekkingen onder de Vrij-MetZelaars, tevens en door Knigge's invloed op de2elven in ftaat gefteld, Zich in elke Loge intenestelen en eindelijk over de geheele broeder-, fchap het opperbevel te krijgen. Zoodanig was de eerfte der afgevaardigden naar Frankrijk. De ander was de heer Busfche, in de order bekend onder den naam van Baijard; daarom moet hij waarfchijnlijk een man van een agtingswaardig karakter geweest zijn; want de meeste der benaamingen van Spartacus, waren betekenende gelijk zijne eigen. Hij was een militair, lieurenant-colonel in Hesféndarmftadtfchen dienst. Ook hij was een misnoegd tempelier en zijn naani in* dié broederfchap was geweest Eques a fontibus Eremi. Hij was door Knigge geillumineerd. Hij was aan het hof en in het veld ongelukkig geweest, in welke beide gelegenheden hij getraché hadt, zich te doen onderfcheiden. Hij was, èvèri als' Bode, in fchulden verzonken. Zij warén duV Eè3 fo  .«j>4 DE FR AfJSCHE OMWENTELING. beiden volkomen gefchikt voor cosmopolitifchi ondernemingen. Zij begaven zich naar Parijs in het laatst van 1788, toen de Notables vergaderd waren, en geheel Parijs raad gaf. Dc orttftaane verontrusting wegens het dierlijk magnetismus, het welk indedaad op dien tijd veel gerucht maakte, wierdt door hen als het hoofdoogmerk hunner reize opgegeven. Bode zeide ook, dat hij begeerig was te vemeemen welke verbeteringen in het ftelzel der Chevaliers Bitnfaifans gemaakt waren. Zij hadden eerst dien naam aangenomen, om zich niet bloot te ftellen van als tempeliers befchuldigd te worden. Zij hadden ietï in hun ftelzel verbeterd toen zij zich Philalethes. noemden. Én nu daar de fcheuringen onder de Philalethes bijgelegd en de broeders weder onder den naam van Amis Reunis vereenigd waren, argwaande hij, dat de Jefuiten er de hand in gehad hadden, en, alzoo hij gehoord hadt, dat de grondbeginfelen der Amis Reunis zeer edel waren, wenschte hij meer verzekerd te zijn dat dezelve, van al wat Jefuitsch kon genoemd worden, gezuiverd waren. De afgevaardigden dienvolgens te Patijs aangekomen zijnde, wierden aanftonds in die beide genodtfehappen toegélaaten (*> Zij vonden dezelven in • een (*) Om aFbreekingen te .vermijden zal ik flechts hier beneden de fchriften aantekenen, op welker gezag dit verhaal van de reiz» en werkzaamheden der twee afgevaardigden berust: 1. E'm  BE FRANSCHE OMWENTELING. 425 een allergefchiktften toeftand voor de Illuminatie, terwj^ zij alle de cabalistifche, fcheikundi» ge en geheimzinnige grillen, die hen voorheen ontrust hadden en nu te veel van hunnen tijd zouden wechnemen, afgefchaft hadden. Zij waren nu ijverig bezig, om de philoibphicopolitieke leerfteliingen van algemeen burgerfchap aantekweeken. Hunne hoofden, ten getale van twintig, worden met naame genoemd in de Berliner Monatfchrift voor 1785, en onder hen zijn verfcheidene der hoofdbewerkers van de Franfche omwenteling. Doch dit is niets bijzonders, om dat lieden van allerlei gevoelens Metzelaars waren. De Amis Keunis waren de Illuminaaten zeer weinig ten achteren in al wat ongodsdienftig of regeeringloos was, en hadden weinig fmaak in alle de ftijve plechtigheden, enz. Zij waren reeds bekwaam voor de hooger geheimen en had- 1. Ein wiehtiger AuffcMufs fiber e'mt noch wittig Sekanntt veranlasfung der FranzSfifiken Rcyolution, in ilc Wcciier Zcitfchrift voor 1793.' pag. 145. 2. Et/dliches ScMckfal des Frejmaurer-ordsns, 1794. pag. 19,. 3. Neuefle Arbeiiung des Sfarttcus und Philo, Munphen 1793, pag. 151—154. ^4. Historifche Nachrichten über dit franz. Rcyolution, 1792. yon Girtanner, var. loc. 5. Revolutions Mmanach für 1792—4. Gottin^en, var. Iqc. 6. Beytrage zur Biographie des ver [lorbenen Fr, y hem yon Bode, 1794. 7. hlagazin der Litteratur und jihónal Kunfin, voor !7923 *793, 1791 e«z. enü. Ees  p» FRANSCHE OMWENIElINtii hndden enkel nodig de manier van werking te. leeren» welke het verfpreiden hunner leerfteliingen en grondbeginfelen over geheel Duitschland zoo wel hadt doen gelukken. Buitendien waren hunne leerfteliingen niet tot een geregeld ftelzel gebragt, en de kundige middelen, om de kweekelingen van flecht tot erger te leiden nog niet gebezigd. Want tot hier toe hadt elk lid in de Loges zi ne eigen gevoelens gezegd, om 7i'jn gemoed te nm lasten, en de broeders luisterden naar onderrichting en onderlinge aanmoediging Dus, toen het plan van Spartacus hen medegedeeld wierdt, zagen zij in eens deszelf gewigt in alle vakken, gelijk als hetgebruiken der Metzelaars Loges om Minervals te vinden, — de plegtigheden en rangen om de jonge lieden te verlokken en hen bij trappen te leiden tot gevoelens en handelingen, die hen op het eerfte gezicht aanftoot zouden hebben gegeeven, — de fterke verzekering, die men van de kweekelingen krijgt door hunne berichten geduurende het voorgewend onderwijs in de kennis van zich zelve en van anderen, — en, bovenal, de gewestelijke verdeeling der order, en de fchoone ondergefchiktheid en volkomen afhanglijkheid aan eene uitgeleezen bende of Pandajmoniura ta Parijs, die alles zoude regeeren en beftuuren. Ik gebof, i fchoon ik hier van geene ftellige verzekering heb,) uit het daarop gevolgd gedrag d.er Franfche omwentelaars te kunnen befluiten, fy\ ér zelfs reeds op dat tijdftip veelen in die  S>S FRANSCHE OMWENTELING. t\lf gezelfchappen gereed waren, oui, al wat de JUuminaaten voorfteiden, te doen, gelijk als het affchaffen van het koningfchap, van alle bevoorrechte ordens, als uit de natuur tijrannen, de vernietiging en plundering der geestelijkheid, het uitroeijen van het christendom en hes invoeren van atbeismus of van eene philofophi* fche hersfenfchim, welke zij godsdienst zouden noemen. Mirabeau hadt dikwils van den laatfien tak der geillumineerde beginfelen gefproken, en de gefprekken te Verfailles, geduurende. de ijslijke ogenblikken van werkeloosheid op den $ Oótober (welke men vindt in de verklaringen op hetChatelet, wegens het proces van Orleans) kan men kwalijk onderftellen de gedagten van een toevalligen hoop volks geweest te zijn. Mirabeau was, gelijk ik gezegd heb, aan het hoofd van deeze democratifche partij, en hadt dikwils gezegd, dat het eenig gebruik welk men van een koning konde maaken, gelijk was aan een praalbeeld, enkel om in het oog van het gemeen aan de publieke maatregelen kracht bijtezetten. -— En de heer Latocnaije zegt, dat deeze partij zeer talrijk was en dat zij, onmiddelijk naa de onvoorzigtige of liever dolle uitnodiging van eiken pmlfchrijver om raad te geeven, niet meer fchroomde voor haare gevoelens publiek uittekomen, en dat zij in haare lofredenen over een deugdzaam republikeinse!» beftuur onderfteund wierdt door den heer Necker, die eene allerbuitenfpoorigfte en kinderag. E e *\ tige  43.3 BE fRANSCHE OMWENT E LING. tige vooringenomenheid hadt voor de conftitutie van zijne geboorteplaats Geneve, en ook vrij gehecht was aan de cosmopolitifche wijsgéerte van dien tijd. 's Konings broeders en de Prinsfen van den bloede, keerden zich tot den koning in eene memorie, welke zij befloten met te zeggen: „ dat de gisting der publieke gevoelens „ tot zulk eene -hoogte gekomen was, dat de „ gevaarlijkfte beginfelen. uit vreemde landen „ overgebragt, ongeftraft jn druk verfcheenen; ,, dat zijne majefteit onbedagtelijk eiken geest„ drijver toegelaaten hadt hem voortefchrijven „ én gevaarlijke gevoelens te verfpreiden door „ welke de rechten van den throon verkleind, ,, ja tegengefproken wierden, — dat de rechten „ van de hooger clasfen in den ftaat groot ge« „ vaar liepen van fpoedig afgefchaft te zullen „ worden, en dat niets beletten zoude, dat het ,, heilig recht van eigendom eerlang gefchon„ den, en de ongelijke verdeeling van gegoed„ heid als een gefchikt voorwerp van hervorming zoude geoordeeld worden." De (laat van zaaken te Parijs zoodanig zijnde, is het klaar, dat de duitfche afgevaardigden ligt werk vonden. Zij wierden bij de Philalethes, de Amis de la veritd de Con» trccl fotial, enz. met open armen ontvangen, en binnen weinig weeken, in het laatst van 17^8 en voor het einde van Maart des Jaars 1789, waren de geheimen der Illuminatie medegedeeld aan alles wat tot het groot Oosten  BE FRANSCHE OMWENTELING. t\Xfj behoorde, de Philalethes, Amis Reunis, Marti' tiistes enz. daar onder begrepen. Dit begon natuurlijkerwijs met de groote nationaale Loge van Parijs en die welke onmiddelijk van dezelve afhingen. Het fchijnt ook dat de Loges in den Elzas en in Lotharingen omtrent dezen tijd, en niet lang te vooren, gelijk ik gemeend hadt, geillumineerd zijn geworden. Straatsburg was veel vroeger geillumineerd, terwijl Philo nog in de order was. Eene omftandigheid verdient hier opgemerkt te worden: De fecten der Philalethes en Amis reunis waren verfijningen van het ftelzel der Chevaliers Rienfaifans van Lijon. Zoodanige verfijningen misfen zelden van als eene foort van ketterij aangemerkt te worden, en de belijders derzelve worden door fommigen, die zich op het aankleeven van het oude geloof beroemen, veelal, met een nijdig [en onvriendlijk oog aangezien. En hoe grooter opgang de ketterij heeft, hoe grooter de verbittering tusfchen de partijen zijn zal. — Kan dit niet eenigzins dienen tot verklaring van den onderlingen haat tusfchen de Parijfenaars en Lijonneezen, welke de ijslijkfte gruwelen, die ooit op aarde bedreven zijn, voortgebragt en de fchoonfte ftad van Frankrijk tot het tooneel van moord en verwoesting gemaakt heeft. De eerfte werkzaamheid, op aanraaden der afgevaardigden, was, het benoemen van een politiek committé in elke Loge. Dit committé hieldt briefwisfeling met de andere Loges, en in hetzelve, wierden dé É e 5 po.  (fJO Dl FRANSCHE OMWENTELING. politieke grondbeginselen, die ra en den ikoÊDi moest inprenten, beraamd en vastgefteld. De fchrijver der Neueftc jfrbeitung zegt uitdruklijk; „ dat hij volkomen zekere berichten heeft, dat ,» die committés last kregen, om algemeene rege„ len te ontwerpen, en het groote werk (le grand „ muvre') tot eene algemeene omkeering van „ kerk en ftaat voorttezetten." De voornaamfte bewerkers der omwenteling waren leden van die committe's. Hier waren de plans beraamd, en het was door die bnefwisfelende committés, dat zij over het geheele koningrijk verfpreid vierden. Dus waren de domme Beijerfchen Czoo als het de Franfchen eens behaagde hen te noemen) hunne leermeesters in de kunst om de waereld omtekeeren. De Franfchen waren echter de eerften die dezelve in praktijk bragten. Deeze committe's ontfproten uit de Beijerfche Illuminaaten , die hunne werkzaamheden geenszins opgegeven hadden, en uit die committés ontftondt de Club der Jacobijnen. Het is geene ongewigtige aanmerking, dat de maconieke fpreek wijs, wanneer men tot de broeders wil fpreeken, „ (B. O. ik vraag het woord, het welk de B. O. „ overbrengen tot den Z. A. M. en het welk deen ze den broederen dus aankondigt: Broeders. „ de Broeder N. N. vraagt het voord, het woord is hem gegeven ,n) door de Jacobijnfche Club woordelijk is overgenomen. Zeker beftaat er geene natuurlijke betrekking tusfchen Vrij-Metzelaars  BE ÏSANSCHE OMWENTELING, 432 laars en Jacobijnen, maar wij vinden de aaneen» fchakeling in de Illuminatie. De amptenaars van eene der Loges van Philalethes te Paris waren Marn'n, Willermnz \ die op de conventie te Willemsbad afgevaardigde der Chevaliers Bienfaifans geweest was), Chap. pe, Minet, de la Henriere en Savatier de 1'An» ge (*). In eene andere Loge (het Contradt foeial) beflondt het politiek committé uit Lafaijette, Condorced, Pethion, d'ürlcans, den abt Bartholis, d'Aiguillon, Baillij, den marquis de la Salie en Despresmenil. Deeze bijzondere Loge was gedicht en beftuurd door zekeren de Leutre een der al'ergrootfte bedriegers en gelukzoekers, die fomtijds figuur maakte en fomtijds geen penning bezat. Juist te dier tijd was hij een fpion van de policie van parijs (t> De hertog van CO Minet was fzoo ik geleof) te dier tijd een fpeeler. Hi» was de zoon van een Chirurgijn te Nantes, — beftal zijn vadee, en pakte zich voort, — nam dienst in Holland, — deferteerda en wierdt een fmokkelaar, — wierdt gevat en in de hand gebrandmerkt ,— wierdt een fpeeler en trouwde eene actrice, —< wierdt toen priester, — en door Constard, in betaaling van eene fchuld van 500 livres, bisfchop van Nantes. De heer Latccnaye zag Conftard d:kwils voor hem om benedictie knielen. Het is niet te denken dat au>e geboorteftad hem in zijn kerkgewaad yeele eer bewees. K Het fchijnt dat de kinderen een klein katje Minet noemen. Dit wierdt te Nantes verboden, en veile, lieden gegeesfeld, om'dat zij met zijn naam fpeelden. (f) Men zegt mij dat hij nu of zeer onlangs re Londen de fcste gezelfchappen ziet, en in overvlged toeft. Am  43^ DE FRANSCHE OMWE NTELINflj van Orleans was opziener der Loge. De abt S,'..;: was een broeder Orateur, maar (zoo ik meen) niet van deeze Loge noch van de vorige. Waarschijnlijk was hij het van die, welke onder de leiding van Mirabeau en den abt Perigord ftondt. Maar het blijkt uit het ftuk, uit welk ik dit ontleen, dat S bij de vergaderingen van beide Loges tegenwoordig was, waarfchijnlijk als vifiteerend broeder, om de maatregeien overeen» komftig te doen zijn. Ik moet aanmerken, dat het volgend gedrag van fommige deezer lieden niet volkomen overeenftemt met mijne onderftelling dat de beginfelen der Illuminaaten in derzelver geheele uitgeftrektheid aangenomen waren. Maar wij weeten dat alle de Beijerfche broeders niet even zeer geillumineerd waren, en het was alleen eene navolging van hunne leermeesters, dat de meestgevorderden van de Franfche fcholieren een fan&um fanctorum onder zich zelve hielden, zonder daar allen bij toetelaaten. Men merke ook op, dat de eigenlijke les, welke zij nu van de Duitfchers namen, beftondt in de wijze yan werking, van het houden hun- Augur, fchanobates, medicus, magus, omnia novit Graculus efuriens; in coelum jusferis, ibit. Jngenium velos:, audacia perdita, fermo Promptus. J V V E N A L. . (*) Volgens Johnfon dus te vertaaien: de hongerige Fraiischman \yeet van alles wat, en zoo gij hem naar de hel zondt, hij zoude er n«. tot gaan.  DE FRANSCHE OM WENTELING, 433 hunner briefwisfeling en van het bezorgen en opleiden van kweekelingen. Een Franschman denkt nooit dat hij onderrigting in eenige wetenfchap of grondbeginfel nodig heeft. Daarin is hij bij alle gelegenheden bereid om de onderwijzer te zijn. Zoodanig waren de Loges van Frankrijk in een zeer korten tijd veranderd in famenverbondene focieteiten, briefwisfeling houdende met de moederloges van Parijs, van daar hunne grondbeginfelen en voorfchriften ontvangende, en bereid om op. de eerfte aanmaaning opteftaan om het groote werk der llaatsomkecring voort-, tezetten. Van daar kwam het, dat de Franfchen, zelfs in het eerfte begin, ten doel hadden de geheele waereld omtekeeren. In alle de revolutien van andere landen, ftrekten zich de plans nooit ver. der uit, dan tot het land in hetwelk zij gevormd waren. Maar hier omvingen zij de geheele waereld. Zij hebben dit herhaalde reizen in hunne manifesten en door hun gedrag verklaard. Dit is juist het oogmerk der Illuminaaten. — Daaruit kon men ook verklaaren hoe de revolutie bijna in een oogenblik in alle gedeeltens van Frankrijk te gelijk plaats greep. De revolutionaire focieteiten waren fpoedig opgericht en werkten in het geheim voor de opening der nationaale vergadering en de geheele natie veranderde en veranderde weder en weder, als het ware bij trommelflag. Die behoorlijk in deze geheimen in- ge-  434 db fRAnsche omwenteling. gewijd waren, hielden zich overal op de eerfte* aanmaaning gereed. En wij zien, dar Weishaupts verlangen zelfs buiten verwachting vervuld wierdt, dat de debatten in eene club aan plegtige vergaderingen der natie de wet vootichreeven, en geheel Frankrijk zich onder het bevel Van Parijs bukken. De leden der club zijn Illuminaaten i gelijk ook een groot aantal hunner correspondenten. — Ieder is ten opzichte van den ftaat werkzaam gelijk de minerval in de order en alles gaat met fijsthematifche re» gelmaatigheid voort. De befaamde Jacobijnfehe club was een deezer Loges, gelijk reeds aangemerkt is geworden, en, even als onder bijzondere perioonen een zich gemeenlijk aan hét hoofd ftelt, zoo gebeurde het bij deeze gelegenheid dat die Loge, ondeffteund doof Orleans en Mirabeau, die geene was, welke zich voordeedt en aan de geheele waereld vertoonde 9 en dus het orakel der partij wierdt, terwijl alle de overigen enkel de echo van haare redevoeringen vva»en en eindelijk toelieten, dat zij de wet vóorfchreef en het geheele. koningrijk regeerde. Het is ook opmerkelijk, dat de fiïchtere van de club te MehtZ voor de omwenteling II. luminaaten waren (Retig. Begebenheiteh 1793. p. 448.) en briefwisfeling hielden met eene andere Loge te Straatsburg, welke beide geduu. rende het jaar 1-90 veel uitvoerden, in een Werk genaamd Memotres posthumes de Custinc wordt gezegd, dat toen de generaal zijn tocht naar  ÖÊ FRANSCHE OMWENTELING. 4gJ fiaar Holland wendde, de Illuminaaten te Straatsburg, Worms en Spiers oogenblifclijk clubs oprichtten en hem verzochten naar hunnen omtrek te komen, terwijl zij door zich naar Maintz te begeven en hunne broeders in* die plaats opteftooken, eene partij tegens het garnifoen ophitften en de plaats werklijk aan de Ffanfche arme« overleverden. In een klein boekje, onlangs gedrukt onde* den tijtel van Paragraphen, vindt men dat Zimmerman, van wien ik meer dan eens gefprokert heb, naar Frankrijk ging, om daar de vrijheid te prediken. Hij wierdt gebruikt als zendeling der revolutie in denElfas, alwaar hij voorheen zoo wel geflaagd was als zendeling der Illuminatie. • Van zijne vorige werkzaamheden heeft men de volgende bijzonderheid. Hij verbondt zich aaö eene zeer fchoone vrouw, wier omgang zoo bekoorlijk was, dat zij, zoo hij zegt, hem enkel in Spiers meer dan honderd bekeerlingen veffchafte. Eenige lieden van hoogen rang en van een uiterlijk waardig karakter, gevoelden meer tedere aandoeningen, — en wanneer de dame hen bericht gaf van zekere voor hunnen goeden naam nadeelige gevolgen, waren zij blijdt om de zaak met haar vriend Zimmermann aftemaaken, die of voor haar echtgenoot doorging of de fchande op zich nam. Hij won daar door meer dan 1500 louis d ors. Toen hij als revohme-prediker terug gekeerd was, pleeg hi| den predikftoel te beklimmen met een fabel in de  43Ó PE FRANSCHE OMWENTELING. de hand, uitgalmende: „ Ziet, Franfchen, dit „ is uw God. Deeze alleen kan u redden." De fchrijver zegt, dat toen Custine in Duitschland inviel, Zimmermann tot hem toegang kreeg, en zich verbondt, om Manheim aan hem over* releveren. Om dit te bewerkfrelligen, boodt bij aan, de ftad aan eenige hoeken in brand te fteeken, en verzekerde hem van den goeden uitfiag. Custine nam dit niet aan. Zimmermann klaagde hem bij het revolutionair tri. bunaal aan wegens landverraad. Custine's antwoord is merkwaardig. „ Naauwlijks had ik" zegt hij een voet in Duitschland gezet, of deeze man en alle de dwaazen van DuitschZ land overvielen mij, en wilden mij hunne „ lieden én dorpen overgeeven. Wat had ik ,, te doen met Manheim, daar de prins onzij,, dig wasV" Zimmermann vondt zijne geheele verantwoording in Robespierre's bloedigen fcepter — maar de korte tijd van diens gruwelen, was ook Zimmermaifs geheelen loopbaan. Hij wierdt gearresteerd, ontflagen en weder gevangen gezet, naa welken tijd ik niet vernemen kan wat er met hem gebeurd zij. Het zelfde wordt ftellig béweerd in een ander werk, genaamd Cri de la Kaifon, en in een derde, genaamd Les Masques arrachdés. Merk ook op, dat niet alleen de clubs, maar ook de Illuminaaten van dit verraad befchuldigd wierden. De la Metherie zegt ook uitdruklijk, in zijne Voorrede tot het Journal de Phyfique voor 1700: dat de zaak  BE FRANSCHE OMWENTELING. 437 „ zaak en de wapenen van Frankrijk krachtdaa,, dig in Duitschland onderfteund zijn geworden 9, door eene fecte philofoophen genaamd, de Illu„ minaaten." In de Voorrede tot het* journal voor 1792 zegt'hij. „ Er wierden bij de vergas, dering brieven en deputatien ontvangen van 9} verfcheidene correspondeerende Sociëteiten in „ Engeland, haar gelukwenfchende over de 9, zegepraal der rede en menschlijkheid, en „ haar hunnen hartelijken bijftand beloovende.'* Hij heeft eenige deezer verklaaringen geleezen en zegt: „ dat een derzelve voornaamlijk de ,, politieke opvoeding der kinderen aanprees, „ die van hunne ouders moesten wechgenomen ,, en voor den ftaat opgeleid worden." Anderen beklaagden zich over den fchadelljken invloed des rijkdoms, zeggende: „ dat de pogingen „ der vergadering vruchtloos zijn zouden, zo „ lang de wetten allen buitenfporigen rijkdom „ even zorgvuldig bleven befchermen. Dee„ ze moesten liever ingericht zijn tot onder„ fteuning van talenten en deugd, om dat de „ rijkdom zich zelf altoos zoude in ftahd houden door den te grooten invloed, welke de„ zelve in alle bedorven ftaaten heeft. De ,, wetten moesten de al te groote ophooping „ van rijkdom in bijzondere huisgezinnen voor-. „ komen." Kortom, die raad was omtrent woordelijk de zelfde die de abt Cosfandey zeide de leer der Illuminaaten te zijn, welFf ke  4^8 DE FRANSCHE OM WE N TE LI Nö,- ke hem en zijne collegaas van dit genootfehap afgefchrikt hadt. Anacharfis Cloots , een inboorling van Pruisflsch Westphaleri, en een vinnig Illuminaat, kwam te Parijs met het eigenlijk oogmerk om het groote werk te bevorderen, ere , deedt, door kuiperijen op de gewoone wijze der order, zich tot een der volksvertegenwoordigers verkiezen. Hij fchijnt een der allergrootfte dweepers in het cosmopolitismus en juist zulk een werktuig geweest te zijn als Weishaupt voor een grooven en moeilijken taaks konde uitkiezen. Hij viel eensklaps uit in alle da dwaaze buitenfpoorigheid van het niet denkend gefpuis, en zijne geheele manier van fpreeken is juist de brabbeltaal der Illuminaaten. Waexeldburger — Vrijheid en Gelijkheid — de 011vervreemdbaare Rechten van den Mensch — zedelijkheid, de dierbaare zedelijkheid — koningen en priesters zijn onnut, — zij zijn dwingelanden en zedenbedervers, enz. — Hij verklaarde zich openlijk een godloochenaar te zijn, en werkte ijverig om de ongodisterij- door de wetten vastgefteld te krijgen. Hij was de inrichter van die kluchtige procesfie, in den waaien geest van de kinderagtige plegtigheden van Philo, toen nagemaakte afgevaardigden van alle waerelddeelen, in de kleding van hun landde natie kwamen geluk wenfehen met haare overwinning over de koningen en priesters. Het is ook merkwaardig, dat om deezen tijd Leuchf fen-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 43C> fehrmg, dien wij als een zoo ijverig Illuminaat gezien hebben, na dat hij een even ijverig protestant, vorstlijke gouverneur, hofraad en hofmeester geweest was, nu eenSïecretaris of clerk wierdt in een der bureaux van de Franfche nationale vergadering. Ik kan hier, als een laatften trek, bijvoegen* dat de nationale vergadering van Frankrijk de eenige bijeenkomst van menfehen was, van welke ik ooit gehoord heb, dat die openlijk en op eene fijsthematifche wijze voorftelde, om het moorden te gebruiken en eene bende patriotten opterichten, die dit beroep zouden oeffenen door zwaard, pistool, of vergif j — en offchoon het voordel niet bewerkftelligd wierdt, mogt het echter als het gevoelen der leden befchouwd worden, want het wierdt enkel uitgefteld tot dat men zoude overwogen hebben, in hoeverre het niet onvoorzigtig ware, dewijl men wederkeerigheid te wachten hadt. De abt Dubois wierdt overgehaald, om den graaf d'Artois te vergeeven, maar wierdt zelf door zijne mede- pligtigen beftolen en om hals gebragt. Er waren fterke redenen om te vermoeden, dat de keizer van Duitschland vergeeven was; — dat Mirabeau door zijnen kweekeling Orleans dus gehandeld was geworden, — als mede Madame de Favras en haar zoon. Dit was volkomen gelijk aan de handelwijs der Illuminaaten. Kan iemand, bij alle deeze bijzonderheden, F f i nog  4fQ DE ÏRAM3CHE QMWENTELiN^. nog twiiffelen of de order der Illuminaaten de hand hadt in de Franfche omv enteling en grootlijks tot derzelver voortgang toebragt? men kan de trotschheid erftverdrukking van de kroon en van den adel, noch de elende en flavernij van het volk ontkennen, noch beweeren, dat er geene genoegzaame aanleiding en oorzaaken beftonden tot eene volkomen verandering van maatregelen en grondbeginfelen. Maar de fchielijkheid met welke een gevoelen overal te gelijk ftaande gehouden, en weder even oogenbliklijk» en even algemeen veranderd wierdt, en de volmaakte overeenkomst van beginfelen en gelijkheid van Spreekwijze, zelfs in onverfchillige zaaken, kan men niet wel op eenige andere wijze verklaaren. Men kan zeker zeggen „ que les beaux , genies fe rencontre»?'' dat de fraaije vernuften overeenftemmig denken. „ De beginfelen en , het gedrag der Franfchen beide, zijn gelijk *, geweest aan het geen de Illuminaaten zouden „ vertoond hebben, maar dat is het al; — de Illuminaaten beftonden niet meer." Reeds is er genoeg over dit laatfte punt gezegd. De daadzaaken zijn gelijk verhaald is. De Illuminaaten bleeven beftaan als eene order en hielden zelfs vergaderingen, offchoon niet zoo dikwils noch zoo plegtig als voorheen, en offchoon hun areopagus niet meer te Munchen was. Dan laaten wij zien wat de Franfchen zelve daar van dagten.  f>ë Mansché omwenteling. 441 ïn het jaar 1789 of ln het begin van 1703 wierdt er een Manifest afgezonden van -wegens -de nationaale groote loge van Vrij-Metze. laars (zoo is het getijteld) te. Parijs, getekend '•oor den hertog van Orleans ah grootmeester, gericht tot de Loges in alle de voornaam fleden van Europa, hen aanmaanende om zich te vereeni. gen tot onaer/lcming van de Franfche Omwente. üng, om voor dezelve vrienden, voorvechters en afhangelingen te winnen, «?, vaarmaate van hunne gelegenheden en de doenlijkheid der zaak, den geest van omwenteling in alle landen te ontjlecken en te verfpreiden. Dit is een ailergewigtigst punt en verdient zeer ernftigen aandagt. Ik vond het eerst in een werk, getijteld ; Höchst wichtigeErinnerun. gen zur rechten Zeit über einige detailerernsthaf, te/len-angelegenkeiten diefes Zeitahers , von L A Hofman. ÏFien I?95. (Hoogstbelangrijke herinneringen ter juister tijd over een der alleremftiV. fte zaaken deezer eeuw, door L. A. Hoifmann. Weenen 179).,) De fchrijver van dit werk zegt, „ dat alles wat » hij in deeze herinneringen te berde brengt, * overeenkomt met zijne eigen ondervinding en „ ™ hU bereid is, aan alle fatzoenlijke lieden, » die z,ch in perfoon bij hem willen vervoegen " 1faarvan overtuigende bewijzen te geven. Hij ,, heeft reeds zodanige overtuigende bewijsftuk. * kG" aan den keizer en aan verfcheiden rijks" gegeven' dat veele door het manifest " beiVcrkte kunstgrepen ontdekt en verhinderd G& » zijn  442 BE FRANSCHE OMWENTELtNÜ. ti zijn geworden en hij zoude niet in beraad ftaan, », om dit alles voor het publiek openteleggen, in. ^ dien daarin niet verfcheidene. waardige mannen betrokken Waren, die zich. hadden laaten 5, misleiden en hunne dwaaling hartelijk betreur,, den." Roomschgezind zijnde, is hij natuurlijk zeer ftreng tegens de Protestanten Cen heeft waarlijk veel grond); hierdoor heeft hij zich veele Verwijtende tegenfehriften 'op den hals gehaald. Hij heeft zich echter tegens alle, die-van eenigen invloed op zijn goeden naam of waarheidsliefde waren, zoodanig verdedigd, dat hij eiken onpartijdigen leezer overtuigde en de lasteraars befchaamd maakte. Hoffman zegt, „ dat hij eenigen deezer manifes4j ten gezien heeft; dat zijniet allen van eenen 3, inhoud waren, alzoo fommigen aan vrienden , 4, van welker bijftand men reeds verzekerd was, ,, gezonden wierden." Een zeer gewigtig artikel van derzelver inhoud is, eene ernfligc ver. maaning, om overal geheime fchoolen van ftaatkundige opvoeding, en fchoolen voor de openbaare opvoeding van kinderen van het volk, onder het beftuur van weldenkende meesters, opterichten; en aanbiedingen van onderfltuning in geld ten dien einde, als mede tot aanmoediging van fchrijvers ten voordeele der Omwenteling en fchadevergoeding van de patriotfeh* boekverkoopers, die nadeel lijden door de pogingen, om werken, die eene tegenftrijdige ftrekking hebben, onverkocht u doen blijven,' Wij weeten zeer wel, dat het  1>E FRANSCHE OMWENTELING. 44$ liet overgroot vermogen van den hertog van Orleans onder het gefpuis van het palais rojjal verfpüd wierdt. Kunnen wij ■ twijffelen dat het op deeze wijze gebruikt is geworden? Alle twijfeling moet ophouden wanneer wij zien, dat er niet lang daarna in de nationaale vergadering openlijk gezegd wierdt: „ dar'dee„ ze wijze van de meeste uitwerking was tot „ bevordering Van hun plan om Europa in vuur „ en vlam te zetten.'* , „ Maar" zegt de fpreeker „ dit zal veele on* „ kosten vereifchen en veele zijn er reeds ge„ maakt, die niet genoemd kunnen worden om„ dat dit in het geheim gefchied is." De vergadering hadt de oorlogskreet der Illuminaaten aangeheeven „ Vrede met de hutten en oorlog met de paleizen''' Er wordt melding gemaakt van een pouvoir tevolutionaire, hetwelk alle bekrompen denkbeelden- en zedelijke verplichtingen doet verdwijnen. Lequinio fchreef het fcbandelijkfte boek dat ooit op de pers was, les préjugés vaincus, behelzende alle de beginzelen en vervat in de eigen bewoordingen der Illuminaaten. Hoffmann zegt, dat de Franfche propoganda veele zendelingen te Weenen, en veele vrienden hadt, die hij zoude kunnen 'aanwijzen. Bijzonder hadt- Mirabeau veele bekenden te Weenen en voerde, zoo als Hoffman zeker wist, eene fterke briefwisfeling in ciiffer. De Illuminatie hadt in de Oostenrijkfche ftaaten fterken voortgang gehaSl, en een heer van ftaat gaf hem Gg a be-  AU »E FRANSCHE OMWENTELING. berichten van hunne werkzaamheden Qui font redres/er les eheveux) die de hairen doen te bergen rijzen. „ Het bevreemt mij nu niet meer'' zégt hij ,, dat de Neueste Atbeitung des Sparta,, tus und Philo verboden is. O gij alvermoó} gende Illuminaaten! Wat kunt gij niet be„ werken "door uwe flangenachtige laagen „ en listen! Uwe hoofde zeggen : dit boek is gevaarlijk, omdat het fnoode ."menfehen in „ de uitgezochtfte middelen van opftand zal 3, onderrigten, en dus moet het nooit in han- den van het gemeen komen. Zij hebben dit 9, met de onbefchaamdfte tronie aan de vorften „ gezegd, die de dieper verborgen redenen tot », verbod van het boek niet doorzagen. De ,, hoofden der Illuminaaten zijn, niet zonder re- de, bezorgd, dat de laager clasfen van hun eigen genootfehap, ziende dat zij zoo fchan„ delijk bedrogen waren, door in volkomen on,j wetenheid van het ware oogmerk gehouden ,, te zijn, en dat men tot hun eindelijk verderf9 ,, door hunne deugdzaamheid zelve, gewerkt hadt, billijkerwijs wederkeerig zouden han- delen, en dat de Vrij-Metzelaars, die zij ook M> bedrogen hadden, wanneer de weergalooze inoodheid van hunne bedriegers zoo klaar „ aan den dag gelegd wierdt, zouden denken om zich te wreeken. Het is te vergeefs, dat a zij fpreekenvan het gevaar van door dit boek « het volk te onderrigten in de middelen om » °PT09t te rtooken. Het oogmerk is te klaar- », blij-  BE FRANSCHE OMWENTELING. ^4,5 ?» blijkelijk en zelfs in de nabuurfchap van Re-, a, gensburg, waar de Illuminaaten het fterkfte s> waren, zeide iedereen openlijk, dat de do,or; » dit boek ontdekte Illuminatie hoog verraad s» en de ongehoordfte poging was, om allen godsn m dienst en elk ftaatsbeftuur te vernietigen.'* Hij vervolgt: „ In 1790 was ik zo wel bekend ,> met den geest van Illuminatieftelzel als te-: ■>■> genswoordig, maar niet zo wel voorzien met s, bewijsftukken uit hunne eigen gefchriften» v als nu door de Neuefte Arbeitung des Spartacus und Philo. Ik had zeer uitgebreide bet „ trekkingen onder de Metzelaars en mijn ge„ fchrift getijteld: Agttien paragraphen over da „ Vrij-Metzelarij bragt mij nog meer in ken„ nis met zeer waardige Vrij-Metzelaars er* „ even weldenkende Illuminaaten , die het be,, drog en de verleiding der order ontdekt en „ betreurd hadden. Wij allen zwoeren geza* „ mentlijk ons tegen de Illuminaaten te frel* M len, en.mijne vrienden ooïdeelden mij tot dak „ einde het gefchikfte werktuig. Om mijne» „ ijver optewekken, gaven zij mij papieren in han. „ den, die mij deeden ijzen, en mijnen affcnuw, „ ten hoogden top voerden. Ik ontving, van*. „ hen lijsten der leden, en zag daaronder met „ leedweezen naamen van lieden , welke ik ag,, ting toedroeg. Dus ftonden de zaaken in. « 1790'» toen de Franfche revolutie een ernfti,, gen keer begon te neemen. De doorzigtigen. .helpeurden in. het openbaar ftelzel der- Jaco. $23 ». bij*  44<5 DE FRANSCHE OMWENTELING. „ bijnen het verborgen ftelzel der Illuminaaten, „ Wij wisten, dat dit ftelzel in deszelfs oogmer9, kende geheele waereld omvatte, en dat Frank. rijk enkel de plaats der eerfte uirbarfting was. De propaganda werkt tot pp dit oogenblik „ overal, en deszelfs zendelingen doorkruisfen „ de vier waerelddeelen, en. zijn in elke refts, dentie ftad bij menigte te vintien." Vervolgens verhaalt hij hoe zij hem in Weenen wilden aanwervtn, en, toen dit mislukte, hem zelfs in de uitheemfche nieuwspapieren lasterden. „ Ik weet Czegt hij^ dat in duitschland een „tweede Mirabeau, namens Mauvillon, een „ omllandig plan van omwenteling voorgefteld „ heeft, hetwelk geheel gefchikt was naar den „ tegenwoordigen ftaat van Duitschland. Dit „ deedt hij rondgaan in verfcheide Metzelaars i, Loges, in alle de nog in Duitschland over„ geblevene Uluminaaten-Loges en aan alle de „ zendelingen der propaganda, die reeds naar „ de voorposten van elk diftrict des rijks afge», zonden waren, om het volk opteruijën." (NB. In 1792 kwam Mauvillon, die uit den fchijn van alle omftandigheden oordeelde genoegzaamen bijval en onderfteuning te hebben, daar de Franfchen overal doordrongen en hunne aanfpooringen tot opftand door de misnoegden in alle landen zoo hartelijk ontvangen waren, ftoutelijk te voorfchijn, en verklaarde in het Brwnswijker journaal voor Maart 1792: „ dat „ hij  DE FR.ANSCIJÈ OMWENTELING, 447 ft hij zich hartelijk, verblijdde over de Franfche „ omwenteling, dezelve eenen goeden uitilag ii toewenschte en zich zelf geenzins berispe,» lijk oordeelde wanneer hij verklaarde te hoo. „ pen, dat eene foortgelijke omwenteling fpoe* „ dig over geheel Duitschland mogt plaats „ grijpen.") In het Hamburger ftaatkundig journaal voor Augustus, September en October vindt" men veele bewijzen van de zendelingen der Parijs, fche Loges onder de Duitfche Vrij-Metzelaars. Zie de bladz. 836, 963, 1087. enz* Daar uit blijkt dat zekere club den naam van propaganda heeft aangenomen, en, ten minftea eenraaaal 's weeks op de wijze eener Metzelaars Loge vergadert. Dezelve beftaat uit lieden van allerlei natiën onder het beftuur van den grootmeester, hertog van Orleans. De Leutre is een, der opzieners. Zij hebben Europa in coloniea verdeeld en dezen revolutionaire naamen gegeven, als de Muts, de Piek, de Lantaarn enz. Zij hebben ministers in die colonien. (Die va£ Saxen wordt op eene, zoo ik meen, zeer verftaanbaare wijze aangeduid,) Er Wierdt in Saxen Gotha eene geheime drukpers gevonden, voorzien met duitfche letters, op weike eea oproerig werk, genaamd het dagblad der menschlijkheid gedrukt wierdt. Dit dagblad vondt men 's morgens langs de ftraat geftrooid. Het huis behoorde aan een Illuminaat, met naarae Du-, port, een arme fchoolmeester 3, — hij werkte jn * G g 4. ge»  448 BE FRANSCHEO M WE NTELING. gemeenfchap met een ander, die ook| een Illu* minaat was. -— Diens naam was Meijer, do fchrijver ;van de Straatsburger courant. Hij hadt eenigen tijd leermeester geweest in het ]n-, ftituut van Salzmann, die wij vinden, dat ook een Illum.inaat was, doch reeds in den beginne over hunne werkzaamheden te onvrede wierdt. (Geheime briefwisfeling.) „ Ik weet zeker, (vervolgt profesfor Hoff„ mann,) dat in 1791, geduurende de tijdelijke „ fchaarste te Weenen, verfcheidene van deeze „ zendelingen bezig waren, om dé arme Heden „ optezetten door hen diets te maakèn, dat te „ Parijs het hof in 1789 op de zelfde wijze een „ hongersnood veroorzaakt had. Ik ontdekte „ fommigen van hen, en maakte hen bekend ia „ mijne Faderlandfche aanmerkingen over de te„ genswoordige fchaarste, en ik had het genoe„ gen, mijne pogingen van vrij veel uitwerking „ te zien." . Zeker bewijzen deeze daadzaaken, dat de anarchisten van Frankrijk van de Duitfche Illumimaten kennis droegen, en op hunne ondtfttteuning vertrouwder). Zij wisten ook tot welke bijzondere Loges zij zich veilig en vertrouwelijk konden wenden. -— Maar is er' meer bewijs nodig, wanneer wij den ijver der Illuminaaten kennen en tevens de buiten verwachting gunftige gelegenheid, welke hen de omwenteling verfehafte, om met eene daadelijke uitwerking met hunne groote en geliefkoosde taak voorttc gaan.  DEffRANSCHË OMWENTELING. 449 gaan. Kunnen wij er aan twijfelen dat zij greetig de handen aan 't werk zouden liaan. En, om het bewijs te volmaaken, weeten wij niet 41'it de lijsten, die in de geheime briefwisfeling Ó£X order gevonden zijn, dat zij reeds Loges in Frankrijk hadden, en dat in iygo en 179^ werkelijk veele geïllumineerde Loges, te weeten te Mentz, Worms, Spiers en Frankfort, er zich in mengden en zeer veel uitvoerden. Ia Zwitferland waren zij ook niet minder werkzaam. Zij hadden Loges te Geneve en te Bern, Tc Bern wierden twee Jacobijnen tot eene gevan. genis van eenige jaaren veroordeeld en onder hunne papieren vondt men hunne patenten als Illuminaaten. Ik vind ook, dat door verfcheiden fchrijvers, bijzonder door Gertanner,, en door den uitgeever van den Revolutie-Almanak van Gottingen, het lot van Geneve toegefchreven wordt aan, de werkzaamheden van de zich al? daar onthoudende Illuminaaten, Ik zal dit artikel befluiten met een paar uit trekfels uit de handelingen der nationaale ver" gadering en conventie, die klaar doen blijken dat hunne beginfelen. en werkzaamheden volkomen gefchoeid waren naar die der Illuminaaten." Toen de conventie over de aanvoeging van het hertogdom Savoijen als een 84c departement raadpleegde, zeide Danton: „ Wanneer wij eene natie op onze grenzen „ vrij maaken, moeten wij tot dezelve zeggen: *■* " 8'i moet geen koning meer hebben" want cë5 . in.'  4S° BE FRANSCHE OMWENTELING. „ indien wij door tirannen omringd zijn, fielt „ hunne coalitie onze eigene vrijheid in gevaar. „ Toen het Franfche volk ons tot deeze vergadering afvaardigde, benoemd» het een groot* 8, committé tot den algemeenen opftand, der volken." Den 19 November 179a wierdt gedecreteerd: ,, dat de conventie, in naam van het Franfche volk, aan elk volk, dat zijne vrijheid begeert „ weder te krijgen, onder/leuning en broeder- fchap aanbiedt." Den ai November zeide de preödent der conventie aan de zogenaamde afgevaardigden vari het hertogdom Savoijen: „ Vertegenwoordigers „ van een onafhanglijk volk, belangvol voor het menschdom was de dag toen de nationale ,, conventie van Frankrijk de uitfpraak deedt: „ het koningfchap is afgefchaft. Van dien 9, dag zullen veele natiën in het vervolg hunne tijdrekening beginnen te ftellen. Reeds bij „ den aanvang van de burgerlijke inftellingen ,, zijn de koningen tegen het geluk hunner vol- ken geweest, maar nu ftaan die op, om de. 9, koningen te vernietigen. De rede, wanneer 9, zij haare ftraalen alömme verfpreidt, doet ,, eeuwige waarheden zien. Zij alleen ftelt „ ons in ftaat om over despooten, tot nu de fchrik van andere natiën, het vonnis te'vellen." Maar de duidelijkfte verklaaring der beginfelen. vindt men in een rapport van het diplomatiek committé'a het welk gelast was, te onderzoeken, welk  de fransche omwenteling» 4fl welk gedrag Frankrijk jegens de andere natiën moest houden. Het decreet van den 15 December 1793 was op dit rapport gegrond. De rapporteur fpreekt tot de nationale conventie, als volgt: „ De committe's van finantien en van oorlog ,, vraagen in den beginne, met welk oogmerk „ wij oorlog voeren? zonder allen twijffel is „ dit oogmerk de vernietiging van alle „ voorrechten, oorloo met de paleizen, „ vrede met de hutten. Deze zijn de begin„ felen op welken uwe oprlogs-verklaaring ge„ grond is. Alle dwinglandij, alle voorrecht, moe„ ten in de landen, in welken wij voet zetten, „ als vijanden behandeld worden. Dit is het „ waare gevolg van onze beginfelen. — Dan, „ het is niet met koningen alleen, dat wij te „ ftrijden hebben — waren deeze onze eenige „ vijanden, wij zouden enkel tien of twaalf „ hoofden hebben afteflaan. Wij hebben te „ ftrijden met alle hunne medepligtigen, met n de bevoorrechte ftanden, die het volk verflin„ den, en geduurende eene reeks van eeuwen „ verdrukt hebbent. „ Wij moeten dus in alle landen, welke wij „ vermeesteren, ons zeiven tot eene revoluti„ onaire macht aanftellen — (fterke toejuiching „ gen der vergadering). — Ook hebben wij niet „nodig ons met den mantel van menschlie„ vendheid te bedekken; — wij verachten dier- „ gelijke kunstjes Wij moeten ons beklee- » den.  45* D,E FRANSCHE OMWENTELING. » den met al het fchitterende der rede, en mei; v alle de kracht der natie. Wij behoeven onze y> beginfelen niet te vermommen — de despoof» ten kemen dezelve alreeds. Het eerfte wat », wij doen moeten, is de alarmklok te luiden, >? tot algemeenen opftaqd. Wij moeten, op » eene plegtige wijze,, het volk de verbanning 9, hunner tirannen en bevoorrechte genachten; v doen zien — anders zal het volk, aan flaverv> njjj gewoon; de boeijen niet kunnen verbree,, ken. Het zal niets helpen blootelijk een volks-opftand- te veroorzaaken; ^ dit ware hen met woorden in plaats van met daaden s» bijftaan. En alzoo wij zelve, dus, het revolutionair ,, beftuur uitmaaken, moet bij onze inkomst, & al wat tegen de rechten des volks is, omver-' », geworpen worden, Wij móeten onze 9» beginfelen vertoonen door daadelijk alle 9» dwinglandij te vernietigen; en onze generaals 99 moeten, naa de tirannen en derzelver trous, wasten verdreven te hebben, aan het volk 9, verkondigen ^ dat zij hetzelve gelukkig heb-' ^,9ben gemaakt, en als dan ogenbliklijk tien* s, den, leenrechten en allerlei foort van flaveraij 99 affchaffen, ,, Maar, indien wij hier ophouden, hebben wij », nog niets gedaan. De ariitocratie blijft nog' heerfchen; — wij moeten dus alle gezag, dat 99 in handen der aanzienlijkfte clasfen is, te' j, niet doen. ■ Wanneer de revolutionaire^ „ macht  T>E FRANSCHE OMWENTELING. 453 $ macht verfchijnt, moet er niecs van 'de oude j, inrichting overblijven. —— Een volks-ftelzel ,, moet ingevoerd — elke bediening door nieu„ we amptenaaren bekleed' worden — en de ,, fans culottes moeten overal deel aan de regees, ring hebben. „ Nog is er niets gedaan, indien wij de juist" „ heid onzer beginfelen niet openlijk* verklaaren i, aaü hen , die flechts eene halve vrijheid be* „ geeren. —* Wij moeten tot hen zeggen: „ indien gij het met de bevoorrechte ftanden wilt houden, kunnen wij zodanig^ famen» 3, fpanning met tirannen niet dulden. — Zij „ zijn onze vijanden en wij moeten hen als „ vijanden behandelen, om dat zij tegen de ,, vrijheid en gelijkheid zijn. i Betoont u „ geneigd om eene vrije ftaatsregeling aante* „ neemen — en de conventie zal u niet alleen „ bij ftaan, maar onophoudelijk onderfteunenj „ wij zullen u befchermen tegens de wraak uwer tirannen, tegens hunne aanvallen, en „ tegens hun terug keeren. Daarom, vernie- tigd onder u den adel, en alle geestelijke of „ militaire orders. Zij zijn onbeftaanbaar met „ de gelijkheid. —. Voortaan zijt gij burgers, m h allen gelijk in rechten, — gelijkelijk geroe„ pen om .uw land te regeeren, te verdedigen en te dienen. De agenten der Franfche „ Republiek zullen u in het daarftellen eener „ vrije Staatsregeling onderrigten en helpen, „ en u van geluk en broederfchap verzekeren."' Dit  454 DE FRANSCHE OMWENTELING* Dit rapport wierdt fterk toegejuicht en een decreet, volkomen in den zelfden geest, genomen. Beide wierden bevolen in alle taaien te drukken, exemplaaren aan de generaals te zenden, met bevel, om dezelve zorgvuldig in alle landen, welke zij overheerden, te verspreiden. En, ter* naarkoming van deeze decreeten, vonden hunne armeeën ligtelijk in elk land zoo veele misnoegde of onwaardige lieden, als tot het opzetten eens vrijheidsbooms vereischt wierden. Hier door rekenden zij zich genoegzaam uitgenodigd, om er zich mede in te laaten, Zomtijds deeden zij deeze plegrigheid zelve; er wierdt gemakkelijk eene zoodanige vertooning gemaakt, — en dan wierdt, onder den naam eener vrije ftaatsregeling, de natie eene regeeringsvorm gegeeven, tot welker aanneeming of ver wei ping zij geene de minfte vrijheid hadden. Zoodanig heb ik getracht te bewijzen, dat de tegenswoordige fchriklijke toeftand van Europa en de algemeene gisting van den publieken geest, bij alle natiën, niet blootelijk de natuurlijke uitwerkfelen geweest zijn van misnoegdheid, verdrukking, en zedenbederf, offchoon dit alles zeer noodlottig veel heeft toegebragt; maar dat deeze politieke koorts zorgvuldiglijk en op eene fijsthematifche wijze aangezet is geworden door genootfchappen van menfehen, die voorgaven de  CE FRANSCHE OMWENTELING. 455 de geneesmeesters van den ftaat te zijn, en, terwijl zij openlijk verkoelende middelen en eenfe door alle menfehen goedgekeurde geneeswijze voorfchreven, heimelijk de verhittendfte vergiften, om de ijlende verbeelding der lijders te meer te doen ontbranden, toedienden. Offchoon dit plan niet door de zelfde perfoonen wierdt begonnen, voortgezet en voleind, was het evenwel ongetwijffeld overal gelijk en famenhangende, fteunende op de zelfde onveranderde beginfelen. , . . Men vergunne mij eenige weinige aanmerkingen, welke ons in ftaat zullen ftellen, om uit alle deeze fchriklijke belichten eenig nut te • trekken. ALGEMEENE AANMERKINGEN. I. In de eerfte plaats kan ik aanmerken, en ifc verzoek, dat men hier op bijzonder acht geeve , dat in alle deeze fnoode laagen tegens de rust der geheele waereld, de aanval eerst begonnen is tegen de beginfelen van zedekunde en godsdienst. 'De zamenzweerders zagen, dat zij, eer die geheel en al uitgeroeid waren, geheel geen kans om te flaagen hadden ; en uit hunne manier van werken blijkt, dat zij godsdienst en zedelijkheid  SföG < M FRANSCHE OMWENTELING. Jieid als onaffcheidelijk aan elkander verbonden befchouwden. Wij leeren hier uit veel - Fas est et ab hoste dbcèri. — Zij trachten onze gods■dienftige gevoelens te niet te doen, door eerst onze zeden te bederven Zij poogën onze driften aantezetteri, op dat, wanneer de begeertens 'ven dien kant dringend worden, de verpligtingen van den godsdienst aanftonds in het oog vallen en in den weg ftaan. Zij draa- gen zorg, om bij deeze gelegenheid die verpligtingen zoodanig te doen voorkomen, dat de waaré oorfprong derzelven verborgen blijft. - Men doet.ons gelooven, dat die altemaal een verzinfel van priesters en despooten geweest zijn; óm ons in hun bedwang te krijgen. Zij draa- | gen zorg, om deeze begrippen te bevestigen door daadzaaken, die, tot onze groote fchande en nog grooter ongeluk, maar al te menigvuldig zijn. Nu de hartstochen meester zijnde, valt het hüh niet moeilijk den wellustigen óf mis* noegden iè overreeden, dat werkelijk in zwang gaande of aanftaande tirannij de eenige oorfprong van godsdienftige verpligtingen is. Hij verlangt geen ander bewijs, en geeft zich geene moeite om het te vinden. — Indien hij de zaak zorgvuldig onderzocht hadt, zoude hij zich juist terug gebragt zien tot dit zelfde gevoel van zedelijke voortrefli,kheid en Hechtheid, van het welk hij zich tracht te ontdoen, en dit zoude hem overtuigen, dat de zuivere godsdienst ons on-  *E FRANSCHE OMWENTELING. 45? onder geen verband brengt, aan 't welk een edel gemoed zich niet uit zich zelf zoude onderwerpen — noch een enkelen plicht voorfchrijft, in welks vervulling een oprecht en gevoelig hart zich niet zoude fchaameri te kort te fchieten» Hij zoude dan zien dat alle de gronden van den godsdienst gefchikt zijn naar de waardigheid van zijn beftaan. En hoe meer hij zijne toekornftige verwachtingen gade flaat, hoe meer zij zijn gezicht ophelderen, hoe verkrijglijker zij voorkomen, en hoe gefchikter hij wordt om te weeten waarin zij waarfchijnlijk beftaan zullen. Deeze gelukkige gemoedsgefteldheid bereikt hebbende, (iets hetwelk in de macht ftaat van elk die het ernftig wil») zal hij oordeelen dat geene ftraf te groot kan zijn van die ondankbaare en kruipende ziel, die zulke verwachtingen , zulke toezeggingen kan verzaakert voor de in vergelijking zoo beuzelagtige en vluchtige geneugten van dit leven. Hij wordt niet door de vrees van zoodanige verdiende ftraf tot een waardig en deugdzaam gedrag gebragt, maar, indien al niet door zijne grootfche verwagtingen daartoe aangezet, wordt hij, ten minften, door eene foort van mannelijke fchaamte binnen de paden der deugd terug gehouden. Maar in de onderrigtingen der Illuminaaten wordt dit alles overgezien of buiten het gezicht gehouden. Hier moet men het oog altoos op den despoot richten. Dit is de bullebak, en men doet alles in verband ftaan met tegenwoorH h dige  4j8 BE FRANSCHE QMWE NTEElfïG. dige of toekomftige dwinglandij en verdrukking — daarom wordt de godsdienst Voorgedragen als eene verzameling van verfchrikkingen , — •de uitvinding van de ftaatswerktuigen, de priesters. Maar het valt niet zoo ligt de item der natuur te fmooren, daarom wordt geene moeite geipaard om dezelve terug te houden, door het vermenigvuldigen der onzekerheid en twijffeling, die altoos inbefpiegelingèh over foortgelijke onderwerpen plaats hebben. Zoodanige bezwaarlijkheden komen voor in alle navorfchingen over wetenfehappen — hier moeten zij talrijk zijn en in verlegenheid brengen, want in dit onderzoek komen wij tot de eerfte beginfelen der dingen, en de eerfte beginfelen van het menfchelijk verftand. De landmeeter ftaat niet verwonderd over misflagen, die in zijne wetenfehap de eenvoudigfte van allen zijn. — Even min verwerpt de werktuigkundige of fcheikundige zijne geheele wetenfehap, om dat hij zieh van fommige der natuurlijke betrekkingen, die op de bijzonderheden, die in zijne befchouwing vallen, werken, geen klaar denkbeeld kan Vormen. Ook beftempelen deeze natuurbe- fchouwers elk niet met den naam van dwaas, bedrieger of dweeper, die uit de bijzonderheid een ander gevolg trekt. — In eene zaak komen zij allen overeen — zij gevoelen zich voorzien inet vermogens, die hen in ftaat ftellen, om té öèfbiegelen eh ontdekkingen te doen; en zij bevinden, dat de werking dier vermogens geheel on- ge-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 4JO> gelijk is aan de dingen, welke zij door dezelven befchouwen — en zij [maaken zeker genoegen in derzelver bezit, en in dat onderfeheid. . Maar dit fchijnt zeer ten nadeele van onze verlichters te zijn. Ik ben daardoor zints lange getroffen geweest. Indien ik door diepe overdenking een vraagftuk, hetwelk door anderen opgegeeven is, heb kunnen oplosfen, zal ik het iemand zeker weinig dank wijten, die mij wil overtuigen, dat ik dit enkel verfchuldigd ben aan den bijzonderen ftaat mijner gezondheid, door welke mijne hersfens bevrijd zijn gebleven van de veele fchokken aan welke andere lieden bloot gefteld zijn. Dit is echter de ftelling der Illuminaaten. — Zij hebben overvloedige inbeelding van zich zelf, en doen echter altoos hun best, om het eenige waarop dezelve gegrond, zoude kunnen zijn, te niet te doen. — Zij verblijden zich met elke ontdekking van eenige te vooren onopgemerkte gelijkenis tusfchen den mensch en de laager fchepzelen, en zouden blijde zijn die gelijkenis volkomen te vinden. Zeker hadt de heer Pope's ,, arme Indiaan, met „ een onbeftuurd gemoed" geene bedenking tegen het medegaan van zijn hond in den hemel „ terwijl hij denkt dat in dat land van „ gelijkheid zijn getrouwe hond hem zal gezelfchap houden.'* Dit is geen laag, maar een zedig gevoelen. Maar onze verhevene wijsgee» ren, die, met Beatrix in de comedie, geen gehoorzaamheid zouden kunnen bewijzen aan een II h 3 ftuk  4ÓO DE ERAtfSfcHE OMWENTELING. ftuk marnier, alfchoon het eeri vorst verbeeldde, hebben hierover geheel andere gedachten. In» dedaad zijn zij het nog niet eens. De heer de la Metherie hoopt dat hij, voor het dertiende jaar der geïllumineerde Franfche Republiek, in ftaat zal zijn, om aan zijne medeburgers te vertellen wat die bijzondere gedaante van christalverande* ring is, welke de menfehen gewoon geweest zijn God te noemen. —■— Dr. Priestley brengt alle Verftandelijk vermogen terug tot elastieke undulatien, en denkt waarfchijnlijk dat zijne eigen groote ontdekkingen ohtftaan zijn uit de beweeging van eenig vuurig miasma uit de moerasfen. Terwijl Popels arme Indiaan zijn hond in den hemel hoopt medetenemen, wenfehen deeze Verlichten als honden te fterven, en dat ziel en lighaam vernietigd zullen worden, als of beide nooit beftaan hadden. Is dit niet een droevig gevolg van alle onze Illuminatie? Dit is gelijk aan dat van de denkbeeldige wijsgéerte, namelijk volkomen onweetenheid. Behoorde dit ons niet te doen terugtreden, en aarfelen, eer wij ons zoo zeer over de burgerlijke ondergefchiktheid beklaagen en eer wij aan onzen gemelijken luim alles opoffeten wat ons van eenige waarde doet zijn? Zijn zoodanige voorgeevingen van perfoonlijke agtingswaardigheid (altoos met uitzondering van vorften en priesters,) en zoodanige lastige betóoningen van Hechtheid niet ten uiterften befpotlijk en ongerijmd? — Bewijst dit niet, dat er  DE FRANSCHE OMWENTELING. éj6f, er eenjg hoofdgebrek moet plaats hebben? Dit alles is ontdaan uit het geen zij verlichting genoemd hebben, en het is gebleken erger dan de duisternis te zijn. — Maar wij weeten ook, dat alles voortgefprooten is uit eigen inbeelding en misnoegdheid en dat het door de drift tot befpiegeling tot de tegenwoordige hoogte gebragt is. Wij durven wel iedereen op zijn geweeten afvraagen of zijne twijffelingen omtrent zijne eigene natuur niet door ontevredenheid zijn voorafgegaan, en of hij niet verlangde de bewijzen te vinden die hem zouden verlaagen ? „ de begeerte veroorzaakte het gevoelen." Behoorden wij daarom niet dit gedeelte onzer zielsvermogens te waiK trouwen en te trachten, om deeze neiging te bepaaien en te maatigen. — Het fchijnt een ongeluk deezer eeuw te zijn — want wij bevinden dat het de natuurlijke bron. is van beroertens en omwentelingen. Maar hierop zal men rasch antwoorden: ,„ Hoe moeten wij niet meer denken, -r- opr „ houden redelijke fchepzelen te zijn , en aan elke leugen die ons verteld wordt, geloof „ geeven?" Geenzins. — Laaten wij waarlijk redelijke fchepzelen zijn, — en, door ondervinding geleerd, in alle onze befpiegeiingen oves onderwerpen die onze haststochten opwekken, ons. zeiven in acht neemen tegens het gevaar van onsoordeel door onze begeerten te laaten voorinneeraen, £r is geene neiging in onze geaari. beid; welker, behoorlijke en maatige inyolging 9 h,% vo©fc  4C2 DE FRANSCHE OMWENTELING. voor den mensch niet goed, en wanneer die in. volging te verre getrokken- wordt fchadelijk is. — Dan wanneer wij tfir goeder trouw de gefchiedenis nagaan, zullen wij vinden, dat het misbruik groot wordt, naar mate het onderwerp van belang is. Wat is erop eene zoo verderffijke wijze bedorven als de beginfelen van godsdienst! Welk fchriklijk bijgeloof is daaruit niet ontftaan? De leezer zal het mij, hoop ik, niet ten kwaade duiden, dat ik mij aanmaatig, zijnen aandagt te vestigen op eenige grondregelen, naar welke een voorzichtig mensch zich in de involging zijner befpiegelende neiging behoort te richten, en op het onderheevig gevoel toe te pasfen. Ieder die een poos tijds zijnen aandagt van de gewoonlijke zaaken des levens, de Cura hominum, et rcrum pondus inane, wil aftrekken en flechts een weinig acht geeven op dat wonderlijk inwendig beginfel, hetwelk hem over het heelal voert en hem de onderfcheidene betrekkingen doet kennen. — Ieder die ook opmerkt in welke zeer kleine evenredigheid zijn eigen individueel beftaan ftaat met dit onmeetbaar tooneel,] kan niet dan onuitfpreeklijk genoegen vinden in de befchou. vving zijner eigene vermogens. Hij moet in zij. ' ae eigen achting rijzen en geneigd zijn , om dit beginfel, hetwelk hem zoo verre, bovenal wat om hem is, verheft, aantekweeken. Van alle dc bronnen van menschlijke verwaandheid is deese zeker de verftandigfte, de verdedigbaarfte, en die het waarfchijnlijkst tot buiteniporighcid ge-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 4ÖS gedreven kan worden. — Wij kunnen ons verzekerd houden , dat dezelve buitenfpofig moet worden en dat de menfehen dikwerf zullen befpiegelen alleen om te befpiegelen, en dat zij de gevolgen van die geliefde bezigheid niet genoeg'zullen wantrouwen. — Gelijk er eeuwen geweest zijn Van vadzige en vernederende ligtgeloovigheid en bijgeloof, zo is het bijna zeker, dat er ook tij. den zijn van wilde en buitenfpoorige befpiegeling, en dit is het geval zoo dra wij vinden dat het eene algemeene drift is. Men kan niet wel ontkennen, dat dit het karakter van den dag zij. Het wordt niet ontkend. Integendeel men beroemt et zich! op 9 als op een voorrecht der agttiende eeuw. Alle de befpiegelingen der oudheid (met uitzondering van eenige weinige fterker ftraalen) worden enkel als flikkerlichtjes befchouwd in vergelijking met onzen tegenwoordigen glans. Wij, moeten daarom in het aanhooren van die zoo, zeer gepreezene verlichters voorzichtig zijn. Ook, wanneer wij acht geeven op hetgeen in onzen geest omgaat en hetgeen wij in de waereld zien van den vermogenden invloed van onze driften en begeertens op onze beoordeelingen, moeten wij zorgvuldig onderzoeken of er in het tegenwoordige ook zoodanige voorinneeming plaats heeft. Dit is bijna zeker — want het algemeen en onmiddelijk uitwerkfel deer zer Illuminatie is het verminderen of weelweemen van veele beletzelen en hinderpaalen, welke de godsdienst aan de involging van zeer fterke Hh4 drif-  464 DE FRANSCHE OMWENTELING» driften in den weg legt, en het verminderen vatj onze achting voor eene zekere zuiverheid of keurigheid van zeden, welke de godsdienst aanbeveelt, als het eenige voor edele fchepzelen gefchikt gedrag, en als volftrekt noodzaaklijk tot het bereiken van die volmaaktheid en dat geluk voor 't welk wij vatbaar zijn. — Want zeker, indien wij den godsdient wechneemen, zal het verftandig zijn „ te. eeten en te drinken „ omdat wij evenwel morgen moeten f|erven." Indien wij verder die Illuminatie genoemd vinden, als bevordelijk voor de deugd, het hart verbeterende en eene zedelijkheid voortbrengende, die- ons zelve en anderen tot het geluk leiden, maar terwijl wij tevens bef/peuren, dat deeze Hellingen (taande gehouden worden ten koste van beginfelen, welke wij door ons natuur-' lijk gevoel gedrongen worden te eerbiedigen als verheven boven alle andere, - alsdan kunnen wij ons verzekerd houden, dat onze onderwijzer ons tracht te misleiden en te bedriegen. Want alle deugd en goedheid van. hart en van gedrag, is in volkomen overeenftemming en daarin is geene onftandvastigheid of verander lijkheid. Dan wij moeten over de leerfteliingen der Illuminaaten dit vonnis vellen. Want het; is eene droevige waarheid, dat zij het meest ge. predikt en aangeprezen zijn door godgeleerden, predikanten, die in de tegenwoordigheid der aangeroepene Godheid, en in het aanzien der waereld, plegtig hun 'zegel gehangen hebben •iih'i'i *• t «•«* - ,■• >, - -.: , aan  #E FRANSCHE OMWENTELING. 463 aan leerfteliingen, die volkomen ftrijdig waren met die, welke zij in hunne fchriften verdedigden ; welke leerfteliingen zij plegdg zweerén te gelooven en te zullen inprenten. — Zeker zijn de onderrigtingen en voorfchriften van zulke menfehen te verwerpen. Waar vinden wij hunne waare gevoelens ? In hunne plegtige eeden? of in hunne ongeloovige verhandelingen! — In beide gevallen zijn zij bedriegers, het zij door verwaandheid, het zij door de laage begeerte naar de kerkelijke voordeden, of zij zijn vuige vleiers van rijken en wellustigen. De eerlijkheid en de rechtvaardigheid kennen geene trappen. De mensch is of eerlijk, of een bedrieger — en wie zoude een bedrieger vertrouwen? — maar die lieden zijn om eene andere reden ongefchikte onderwijzers — zij zijn onwijs; — want, wat zij ook denken mogen, zij worden door de tijken, die hen om hunne eigene inzichten in hun gezelfchap toelaaten en met beleefdheid behandelen, niet als waardige menfehen befchouwd, maar als tafelfchuimers veracht. Wij neemen onderrigting, niet alleen van de kundigen, de geleerden, — maar van de verftandigen, dus niet van menfehen die zoodanige blijken van zwakheid vertoonen. Dit zoude het gedrag zijn van een voorzigtfg mensch, die naar de onderrigtingen van een ander luistert met het ernftig voorneemen van er voordeel van te hebben. In het tegenwoordig geval, ziet hij duidelijke blijken van vernede?Hh 5 ring  #6"6 DE FRANSCHE OMWENTELING. ring, oneerlijkheid en laage beginfelen. Maar de voorzichtige zal verder gaan — hij zal bemerken, dat ongebondene zeden en daaden die klaarblijkelijk de rust en order, ja het geheele beftaan der maatfchappij omkeeren, de natuurlijke en noodwendige gevolgen zijn van ongeloof. Indien hierover eenigen twijffel bij hem wogt overblijven, indien hij mogt denken aan eenen Epictetus of aan een of twee bijzondere perfoonen van de oudheid die, zonder godsdienftigen invloed, uitfteekend deugdzaam geweest zijn, laat hij zich dan herinneren dat de Stoïcijnen aangefpoord wierden door de gedachte, dat, terwijl de verftandige mensch zijnen levensrol ten einde fpeelde, de goden zulks aanzagen en in zijne bedrevenheid behaagen fchepten. Laat hij het fchoon bericht van Dr. Smith over den oorfprong der Stoicynfche wijsgeerte leezen en hij zal bevinden, dat het eene gekunftelde, doch edele poging was van eenige weinige verhevene geesten, ijveraars voor de deugd, die hunne ziel wenschten te verharden tegen die fchriklijke doch onvermijdelijke rampen aan welke zij dagelijks door geduurige omwentelingen in de woelige Griekfche volksregeeringen blootgefteld waren. Daar was de wijsgeer heden fraatsbeftuurder, en morgen in den kerker en een fiaaf. Hij zoude dan bevinden , dat dit fchoon tafreel van geestlijk geluk en onafhanglijkheid enkel gefchikt was voor de befchouwing van eenige weinige uitgekipte menfehen ,  BE FRANSCHE OMWENTELING. 467 fchen, en geenen invloed hadt op het gros der menschdoms. Hij moet de edele karakters,, die door deezen mannelijken geestdrift bezie1.! waren, en die indedaad voorbeelden van deugdzaamen heldenmoed hebben opgeleverd, bewonderen, maar hij moet tevens beklaagen, dat de invloed van deeze mannelijke, deeze natuurlijke beginfelen niet algemeener was. Hij zal bij zich zeiven zeggen: „ hoe zal zich eene natie „ gedraagen wanneer de godsdienftige beginfelen wechgenoraen zijn, en de menfehen al» „ leen door de rede geleid worden." -— Hij is over dit gewigtig onderwerp niet van onderwijs ontbloot. Frankrijk heeft aan de omliggende natiën een fchriklijk voorbeeld gegeeven van het natuurlijk gevolg van zich te ontdoen van godsdienst en eerbied voor de zuivere zedelijkheid die het christendom kenmerkt. Door een decreet der conventie (van den 6 Junij 1794) wordt verklaard, dat er in den algemeenen omgang der beide fexen niets misdaadigs is, en dus niets ftrijdigs met het vrouwlijk karakter, wanneer de vrouw vergeet dat alle huisfelijk geluk van haar afhangt, — dat haare eer de band van het maatfchaplijk leven is, — dat van haare zedigheid en kieschheid alle de achting en het vertrouwen afhangen, welke den man haar gezelfchap zullen doen beminnen, haar van arbeid bevrijden, alle de vruchten van zijne eigene werkzaamheden met haar deelen, en werken met gewilligheid en genoegen,'op dat zij  #8 DE FRANSCHE OMWENTELING. zij in alle gevallen zijne gelijke en het cieraad van al wat hij bezit n.oge zijn. In de redenen welke dit uitverkooren lighaam van raadsheeren voor de gepastheid van dit decreet gaf, wordt de vrouw beneden alle verbeelding verlaagd. Het is om, door het wechneeraen .van haare „ fehande en haar te verlosfen van de vrees « voor gebrek, voortekomen, dat zij de vrucht „ eener onwettige liefde vermoorde." De Senaiors zeggen. „ De Republiek heeft burgers no» dig en moet dus deeze verleiding der fchaam» te met alleen niet tegengaan, maar voorde, ffl0eder zorêeD' terwijl zij het kind opvoedt. »» Dit is het eigendom der natie, en» moet niet v verboren worden." De vrouw wordt overal befchouwd enkel als het wijfje van het dier, en als de, ter waereld brengftcr van Sans Gulottes. Dit is de billijke zedelijkheid der Blq. minatie. Het is indedaad vermaaklijk (want thans, yermaaken dingen die tegen de natuur ftrijden) optemerken hoe getrouwelijk de beginfelen der Illuminaaten gevolgd worden door een volk, datalle banden van godsdienst en zedelijkheid aJ> gefchud heeft. Het volgende Is een gedeelte Van de aanfpraak aan Pfychorion en het gezelfchap, waarvan op bladz. 27Ö gefproken wordt: ,, Nog eens, Pfycharion, vergun ik u een blik p terug op de bloemrijke dagen der kindsheid. „ Ziet nu voorwaards,vrouw! de heilige v kring der huwbaaren imannbaren) verwei." K ¥ff> ~ J°nSe mannen, eert de jonge vrouw,  S)E FRANSCHE OMWENTELING. 46$ '3, de toekomende moeder (gebarerinn)!" vervolgens tegens allen. — „ Verblijdt u bij de ,, draaien van Illuminatie en vrijheid. De natuur geniet eindelijk haare heilige nimmer ,, verwelkende rechten. Lange wierdt haare 3, ftem gefmoord door de burgerlijke onderga. „ fchiktheid; maar de dagen van uwé mondig„ heid naderen en gij zult niet meer, onder het „ gezag van een voogd, befchroomd zijn met verlichte oogen de geheime werkplaatfen der „ natuur te befchouwen, en uwen arbeid en ,, plicht te genieten." Minos vondt dit zeer fraai, maar het maakte veel opfchudding, en deedt de vergadering uiteengaan. Zoodanig zijn de uitwerkfels van deeze geprezene verlichting op den menschlijken geest, ten opzichte van godsdienst en zedelijkheid. Laaten wij nu in de tweede plaats nagaan welk het gevolg is van de groote onderrigtingen, welke wij nopens onze maatfchaplijke of ftaatkundige betrekkingen gekregen hebben. II. Wij hebben de groote fom deezer politieke Illuminatie opgemaakt en bevonden dat, indien zij waare verlichting ware, dezelve naargeestig onze tegenswoordige talrijke genietingen wechneemt, zonder een vooruitzicht van herftel, waarbij wij voordeel hebben zouden, opteleveren, maar integendeel het menschdom in oneenigheid, onderlinge haat, en algemeene elende dompelt, en dit alles alleen voor de kans van in den ftrijd de overhand te houden, en  47° JWi FRANSCHE OMWENTELING. ka onze nakomelingen kans te geven van ia vrede voorttegaan, indien er niet, gelijk in vorige tijden, door de bemoeijingen van heerschzugrige menfehen, eene verandering plaats heeft. Maar de Illuminatie blijkt partijdig, vaisch te* zijn. Wat is zij ? voor den vorst heeft zij niets over dan' het afftand doen van alle zijne bezittingen, rechten en aanfpraaken, die geheiligd zi n door het gerust bezit van eeuwen lang, en door al het gevoel van het menschlijk hart, het welk zijnen geringften onderdaan eenig denkbeeld van recht geeft. Men heeft ontdekt, dat alle deeze bezittingen en rechten uit overheerfchingen ontftaan, en dus dwingland/j zijn. Men heeft ontdekt, dat alle ondergefchiktheid gedwongen was, en dus dat derzelver voort duuring Jlayernij is. Maar deeze gefchiedkundige ftellingen zijn grootendeels vaisch, en de gevolgtrekkingen van dezelve onredelijk. Het is in de waereld gegaan zoo als wij zien dat het nu gaar. De meeste vorftendommen of heerfchappijen zijn ontftaan gelijk, wij nu perfoonlijk gezag en invloed onder ons zelve zien ontftaan. De zaaken voor het algemeen moeten gedaan worden. De meeste menfehen hebben genoeg bezigheid in hunne eigen zaaken, en zijn in deeze zelfs onachtzaam; _ zij zijn ^ d wanneer een ander het/voor hen verricht. Sommige heden vinden in deeze bezigheden voor anderen vermaak; anderen beminnen invloed en gezag, en dus wordt hen hunne moeite ver- goed.  Ï>E FRANSCHE OMWEN TE LING. 471 goed. Op die wijze zijn in alle landen beftuur. ders der algemeene zaaken opgekomen. De onderlinge verbittering tusfchen bijzondere perfoonen, en nog meer de oneenigheid van (lammen, gedachten, en verfchillende genootfchappen, waren de oorfprong van een andere foort van opperften, — van regeerders die de oneenigheden der overigen, het zij die aanvallender of verdedigender wijs waren, moesten beflechten. De afftammelingen van Israël zeiden „ dat ,, hen een man ontbrak, die voor het volk uit „ ging, gelijk bij andere volken." Gelijk de geringe bezigheden van bijzondere perfoonen een beftuurder of opperhoofd nodig hebben, zoo is het ook met fommige algemeener zaaken van deeze kleine regenten. ——— Veelen hunnet waren ook lui genoeg om te wenfchen van die moeite bevrijd te zijn, en dus ontftaat eene tweede clasfe van meerderen, en eene derdet en zoo verder, tot dat er een groote ftaat daargefteld is; en in deeze opklimming is elke clasfe enkel bevoegd rechter van die clasfe, weike onmiddelijk boven dezelve is. Dit alles kan ontftaan en ontftondt dikwils enkel uit vrije inwilliging. Deeze inwilliging kan uit verfchillende oorzaaken gefchieden, — uit vertrouwen op meerdere bekwaamheden, op agtingswaardigheid, — doch meer algemeen uit de eerbied en infchiklijkheid, die alle menfehen voor groote bezittingen hebben. Dit is veelal gegrond op eigenbelang en verwachtingen van voor-  47^ de frAnsche omwenteling; voordeel, maar het is den mensch eigen, en ontfpruit misfchien uit onze ingefchapen overéenftemming niet het genoegen van anderen; wij zijn ongeneigd dit de ilooren, en wenfchen zelfs het te bevorderen. Maar deeze ondergefchiktheid kan ook ontftaan en ontftondt dikwils uit andere oorzaaken— uit de begeerte tot invloed en gezag, het welk de menfehen greetig doet zijn om anderen te beftuuren en zelfs hunne zorgen op zich te neemen. Dit zien wij dagelijks, en het kan volkomen onfchuldig zijn. Het ontftaat ook dikwerf uit de begeerte tot winst van den eenen of anderen aart. Ook dit kan veelal in volkomen onfchuld en zelf tot algemeen nut toegegeven worden. Veelal, echter, wordt die ondergefchiktheid té weeg gebragt door eene tot een onmaatigen trap van eerzucht gedrevene begeerte tot gezag of winst, die daar door onbillijk wordt. — Daar uit ontftaan verdrukking, dwinglandij, elenden en flavernij. Nu beftaat er eene tegenftrijdigheid tusfchen de rechten of aanfpraaken van den regent en die van het volk. Nu beginnen de regenten zich als eene afgezonderde clasfe te befchouwen, en zij handelen enkel onder zich zelve. De vorst wordt de mededinger of de vijand van een ander vorst; in den ftrijd krijgt de een de overhand, en de heerfchappij wordt vergroot. Deeze mededinging kan begonnen zijn in alle clasfen van meerderen, zelfs tusfchen de eerite beftuurders van' de  DE FRANSCHE OMWENTELING. 474 <3*2 zaaken der kleinfte gemeenten; en men moet opmerken, dat zij allen daarbij de onmiddelijké winners of verliezers zijn, terwijl hunne onder* hoorigen gerust voortleeven en door de overdraaging van hunne zorgen veele voordeden genieten. Geene menschlijke maatfchappij is ooit enkel op een dézer beide wijzen te werk gegaan, maar die zijn altoos vermengd geweest. Maar deeze voortgang is onvermijdelijk nodig tot het vormen eener groote natie, en tot alle de gevolgen van eene zoodanige vereeniging. Daarom is dit ook noodwendig tot het voortbrengen van alle die genietingen, weelderigheden en verfijningen, die men énkel in groote er* befchaafde ftaaten kan vinden. Het is noodwendig tot het verfchaffen van alle die genietingen, die wij hier in Europa vinden, die wij 200 hoog fehatten, en voor welken wij alle deeze beweging en rumoer maaken. Ik onderftel dat niemand, die verwacht te zullen geloofd worden, ftellig zal beweeren, dat de menschlijke natuur en de menschlijke genietingen door deeze. befchaaving niet verbeterd zijn. — Het fchijnt dus door de natuur vast gefteld te zijn, en, niettegenftaande de ondeugden en dwaasheden van veelen, kunnen wij onbefchropmd zeggen, dat er onder de meest befchaafde natiën van Europa, en zelfs onder de hoogfte clasfen van die natiën, mannen van de grootfte deugd en veihevenfte begaafdheden gevonden wordert. Ii Ook  474 1)2 FRANSCHE OMWENTELING. Ook kunnen wij niet ontkennen, dat zoodanige* lieden de cieraaden der menschlijke natuur zijn. Fousfeau, wel is waar, heeft een buitenfpoorig ftukje gefchreven, in het welk hij de verwaandheid hadt te meenen beweezen te hebben, dat alle die vruchten der befchaaving zoo veele verliezen voor de menschheid en voor de deugd Waren, — echter vergenoegde zich Rousfeau niet met het gezelfchap van de ruuwen en onbefchaafden, offchoon hij voorgaf bijna de eenige hoogfchattér van zuivere deugd te zijn. — Hij geneerde zich nlèt door den eenvoudigen boer van dienst te zijn, maar door muziek en vleiende vertelfeltjes Voor den wellustigen rijken te fchrijven. Dit is de omftandigheid die in de hooggeprezene Illuminatie deezer dagen geheel en al over het hoofd gezien en listig verborgen wordt gehouden. Men geeft geeri acht op de aanmerklijJte veranderingen die in de nationaale grootheid, nationaale betrekkingen, nationaale verbetering hebben plaatsgehad, —. en echter zijn wij nooit van meening om eenige der voordeden, het zij wezentlijke of ingebeelde, die uit deeze veranderingen ontftaan zijn, optegeeven; — ook bedenken wij niet dat om eene groote natie bijeen tehouden, — om haar gelijk of met meer gezag nevens andere natiën te doen handelen, — de bijzondere bemoeijingen overeengebragt, beftuurd moeten worden, — en dat dit niet kan gefchiedcn zonder een regent, die met de oppermacht be-  BE FRANSCHE OMWENTELING. Af$ bekleed is, en door eenig groot en hem dierbaar belang, gelijk het erfliik bezit van deeze'macht en invloed, aangefpnnrd wordt om deeze vereeniging van menfehen te handhaaven en te ves- dedigen. Dit alles wordr over het hoofd gezien en wii letten enkel op de ondergefchiktheid die onvermijdelijk noodwendig is. De last daarvan wordt onmiddelijk gevoeld en tienvoudig verdubbeld door eène tederheid en gevoeligheid, die voortgekomen is uit de groote verbeteringen in de gemak li jkheden en genietingen des levens , welke de trapswijze overheerfching en daaruitvolgende ondergefchiktheid teweeagebragt hebben en in fl-andhouden. Maar wij zijn gezind om de cierlijkheid en grootsheid van het paleis te hebben zonder den vorst. Wij willen geene weeldrigheden en veifijntngen misfen, en echter die hooge rangen en kiefche menfehen, die dezelven voortgebragt hebbenen nu nog voor ontaarting tot b.irbaarfche eenvoudigheid en groover zinlijkheid bewaaren, niet bijbehou- den. De wijsgeeren, de dichters, de kun- ltenaars willen wij behouden, maar de Mecena's niet. — Zeker is het waar, dat er in zulk eenen ftaat geene conjuration des philo/ophes zijn zoude, want in denzelven hadt dit ongedierte van philofophes en prulfchrijvers niet beftaan. — Kortom, wij wilden het onmooglijke. Ik fchroom niet te zeggen, dat de Britfche conftitutie juist de gefchiktfte ftaatsregeling is voor eene groote en befchaafde natie, waardoor I i 2 de  éfl6 BE FRANSCHE OKWINTiliNC. de heerfchende gevoelens en geneigdheden dér menschlijke natuur het gelukkigst bepaald- en opgewogen worden. Men behoeft dezelve niet te roemen als de oude rechten der Britten, de wijsheid van eeuwen, enz Dezelve heeft haard tegenwoordige volmaaktheid enkel bij trappen verkregen, en dit niet door de pogingen der wijsheid, maar door de wörftelingen van ondeugd en dwaasheid, werkende op eene aanmerkelijke hoeveelheid, goedaartigheid en manmoedigheid die bij den Brit uitfteeken. Ik fchroom niet te zeggen, dat dezelve de eenige regeeringsvorm is, die aan alle agtingswaardige geneigdheden der menschlijke natuur den vrijen loop zal laaten, met het minöe gevaar van ontrusting en de grootfte waarfchijnlijkheid, dat de mensch, in alles wat hem boven de beesten des velds verheft, den hoogden trap van verbetering zal bereiken. Echter is er geen gedeelte derzelve, dat niet misbruikt kan worden, en werkelijk wordt, door het tot een onbehoorlijk uiterlle te drijven, en dezelfde zorg, die bedeed is om onze onfchatbaare zegeningen te verkrijgen, is noodig om dezelve te behouden. — Dit wordt niet gedaan door eenklaps overtevliegen tot eene afgetrokken befchouwing van de rechten van den mensch. — Dit is de uiterde dwaasheid. — Waarin bedaat die befchouwing? Zij is de beste algemeene fchets, die wij van het maatfchaplijk leven kunnen pviaken, door die afteleiden uit onze kennis der riiensch-  BE FRANSCHE OMWENTELING. 477 menschlijke natuur. En wat is die kennis? Het is een wel doordacht kortbegrip, of liever verklaaring van hetgeen wij van de menschlijke daaden opgemerkt hebben. Van welk nut is dus die middelbaare fchets, die befchouwing van de rechten van den mensch. — Zij kan zeer wel aan het oorfpronglijke ongelijk zijn, — en moet zeker onvolmaaktheden hebben. — Daarom kan zij ons niet dienen. — Wij moeten in eens tot het oorfpronglijke opklimmtn, — wij moesten bedenken hoe de menfehen gehandeld hebben, —. welke hunne wederzijdfche verwachtingen, — hunne geliefde neigingen geweest zijn, —s welke van deeze met elkander beftaanbaar zijn, — in hoe verre men dezelve zonder omrusting ingevolgd heeft, — en ik durf zeggen dat al die dit doet zich ongevoelig geleid zal vinden tot de befchouwing van eene gemengde erfrijke monarchie , en dat hij zich eene voorftelling zal maaken van een parlement van koning, lords en gemeentens, alienop elkander met een foort van omzichtigheid of jaloersheid toeziende, terwijl de overigen der natie ,, elk onder zijnen eigenen, ,, wijngaard, en onder zijnen eigenen vijgen„ boom, daar er niemand is om hen befchroomd te maaken" nederzitten; — kortom dat hij zich de conftitutie van Engeland zouden verbeelden. Een allerfchatbaarst gevolg van eene zoodanige befchouwing is eene innerlijke overtuiging, dat het groote onderwerp van beklag, waarop l i 3 mea.  478 DE FRANSCHE OMWENTELING. Dien het luidruchtigst blijft ftaan, juist het onvermijdelijk gevolg is van de vrijheid en veiligheid welke wij genieten. Ik meen de omkoo» ping van het ministerie, met alle de klachten over amptenaaren, gepenfioneerden enz. enz. Van dit alles weet men in een desporiek beftuur mets, - het is er niet nodig, _ ook kan het niet zeer oogenfchijnli]k zijn in een armên en onbefchaafden ftaat - maar bij eene wellustige natie, bij welke de vermaaken in overvloed zijn, waar de winden der nijverheid zeker zijn, befchouwt een ieder zijne bezittingen als zijn eigen ; — hij gevoelt zijne betrekking tot den ftaat niet, — heeft geene vaderlandsliefde, — denkt dat hij gelukkiger zijn zoude indien de ftaat hem met vrede lier. _ De banden welke het gemeenehest op hem le^t zijn hem hinderlijk, het beftuur en de beftuurders komen hem dus voor als beletfelen tegen zijne werkzaamheden ; — van daar eene algemeene neiging om zich tegen het be/tuur aantekanten. Echter moeten de algemeene zaaken waargenomen worden op dat wij in vrede mogen te bed gaan en opftaan. Het beftuur moet gehandhaafd worden; _ er zijn er ahoos die begeerig zijn, om de door de tegenswoordige ministers bezetene macht in handen te hebben, en er hen uit te zetten. _ Wat kan men tegen dit alles doen? — lk zie geen middel dan door zich het eigenbelang van bijzondere perfoonen te nutte te maaken - de vrienden van het beftuur te beloonen. - Dit kan  DE FRANSCHE OMWENTELING, 479 kan in volkomen deugd geichieden, — en hierdoor zullen de eigenbelangzoekers hoop krijgen en een deugdzaam ministerie onderfteuncn — maar zij zijn even gereed om flechte ministers bijteftaan. — Dit wordt het grootfte ongeluk voor eene vrije natie. — De ministers ziin geneigd tot omkooping — en indien eene fijsthematifche tegenkanting als een noodwendig gedeelte eener in werking zijnde ftaatsregeling befchouwd wordt, is dit bijna onvermijdelijk, — en heeft nergens zoo zeer de overhand dan in eene zuivere volksregeering. — Er kunnen wetten ingefteld worden om het zeer moeijelijk te maaken , maar men kan het nooit geheel en al uitroeijen noch groötlijks verminderen; — dit kan alleen gefchieden door dwinglandij of door nationale deugd. — Het is een fchandeüjk beklag; wij moesten niet de weinige ministers, maar de duizenden die zich laaten omkoopen, berispen. — Niets is zoo zeer (trekkende om het in eene bedorven natie te verminderen, tan naauwe bepaalingen van de verkiesbaarheid der vertegenwoordigers; — en dit is het fraaije var» onze Conftitutiq. Wij hebben dus, door deeze hooggeroemde Illuminatie, nog niet ontdekt, dat vorften en meerderen onnut zijn en van de aarde moeten, verdwijnen, noch dat de volken mondig en in ftaat geworden zijn, om zich zelf te beftuureii. Wij begeeren enkel om een weinig vrolijk te maaken met de laatfte vruchten van nationale li 4 be"  480 DE FRANSCHE OMWENTELING. befchaaving, die wij rasch zouden verteeren, en beletten ooit weder optekomen. — Het doet, er niet toe, deeze ftaat van zaaken begon, he* zij door inwilliging, het zij door overheering— Wij bezitten dezelve, en zullen, indien wij verftandig zijn, dezelve bewaaren door het in ftand houden van het geen daar toe onvermijdelijk nodig is. Dit is zeker dikwils zeer onbehoorlijk aangewend, maar het allerfchadelijkst misbruik daar van was het ontftaan van dien hoop prulfchrijvers, die voor den ftaat in alle opzichten zoo nadeelig zijn,. Laaten wij zien hoedanig de vader van Louis XVI, de martelaar van het koningfchap, over de wijzen van Frankrijk oordeelde. „ Door de ,» beginfelen van onze nieuwe wijsgeeren ont„ breekt aan den throon thans de luister der ,, godlijkheid. Zij houden ftaande dat dezelve „ door geweld ontftondt, en dat even zoo bil„ lijk als de overmacht denzelven oprichtte, », de overmacht denzelven kan doen wankelen ,s en omkeeren. Het volk kaft nooit van zijn ,? gezag afftand doen. Het geeft dit anderen „ in handen, alleen tot zijn eigen voordeel, „ en behoudt altoos het recht om het verdrag ,, te verbreeken en het gezag te herneemen, » wanneer deszelfs eigen voordeel, de eenige nchtfnoer van deszelfs gedrag, zulks ver» eischt. Het geen onze hartstochten ons flechts nheimehjk ingeeven, wordt door onze philo'. lophen in h?t openbaar aangeprezen. Zij, » zeg  Ü£ FRANSCHE OMWENTELING, 48J zeggen den vorst dat alles flechts bij vergim- ning is wanneer hij alles in zijne macht heeft, „ en dat hij zijn plicht vervult door zijne lui- men intevolgen. Als dan, zeker, wanneer • „ de wetten van het eigenbelang, dat is de ei?, gen wil der menschlijke driften zoo algemeen „ vastgefteld zijn dat wij daar door de eeuwige „ wetten van God en de Natuur vergeeten, als ,, dan moeten alle begrippen van recht en on. „ recht, van deugd en ondeugd, van goed en „ kwaad uit het menschlijk hart verbannen zijn. „ De throon moet waggelen, de onderdaanen „ moeten onhandelbaar en muitziek, en hun „ beftuurder wreed en onmenschlijk worden. „ Het volk zal altoos of verdrukt of in opfland „ zijn. — Waar toe zal het dienen dat ik zulke boeken doe verbranden? — de fchrijver kan „ morgen weer een ander uitgeeven." Dit oordeel van een vorst is zeker onbefchaafd en gemeen, doch juist. Weishaupt ftemt toe „ dat er een fchriklijke. -„ opfchudding en een flora zijn zal, — doch ,, die zal door eene kalmte opgevolgd worden — „ de ongelijken zullen nu gelijk zijn — en „ wanneer de oorzaak van oneenigheid dus „ wechgenomen is zal de waereld in rust en „ vrede zijn." -—Dat is waar , wanneer de oorzaaken van oneenigheid wechgenomen zijn. Dan, zal geen ongedierte onzen oogst bederven, wanneer eene overflrooming al. \i$ met zich gevoerd heeft, •»■* maar gelijk uit Ii 5 het  48a DE FRANSCHE OMWENTELING,' het woeste land nieuwe planten ontfpruiten, en* zoo niet oogenbliklijk vernield, den grond we. derom met groen bedekken, zoo zal de nijverheid van den mensch en zijn verlangen naar gemaklijkheid en achting, in handen van den arbeidzaamen wederom een grooter aandeel in de genoegens des levens ophóopen. In deezen ftaat van het weder opkoomen der overblijffelen van de vorige befchaafdheid, zullen genoe. gens, op welke de tegenwoordige inwooners yan Europa met verachting nederzien, groot, onbetaamlijk en gevaarlijk gerekend worden. De beginfelen op welke da voorgeftelde fchriklijke gelijkmaaking gegrond is, zullen de luie of ongelukkige menfehen in 't toekomende even veel recht geeven om den nieuwen bezitter weder van zijne voordeden te berooven, omdat de wilde gelijkheid moet gehandhaafd worden. III. Ik denk dat de indruk, welke de dubbelhartigheid van deeze onderwijzers op het gemoed moet maaken , ten hoogften nuttig is. Het blijkt klaar, dat zij ons willen leeren het geen zij zelfs niet geloven, en hier bepaal ik mij geenzins tot hunne voorbereidende leerftellingen die zij naderhand tegenfpreeken. Ik bedoel hoofdzaaklijk hun groot in het oog loopend grondbeginfel, dat overal doorfteekt, en het welk zij genoodzaakt zijn tegen wil en dank aanteneemen. — Zij weeten dat de beginfelen van deugd in het hart geworteld zijn, en dat zij en-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 4S3 enkel verlamd kunnen worden, — indien zij zich wilden vermeeten die geheel en al uitteroeijen en hominem homini lupum uitroepen, zouden zij , iedereen tegen zich hebben. — Wij worden om den tuin geleid door het begrip dat de heilige deugd alleen in zulke harten haare aangebooren kracht vertoont. Overtuigd zijnde dat die gelijkmaakende ftelregels aanftootlijk zijn, moeten die verlichters ons noodwendig van het befchouwen van dii vreeslijk tafreel terughouden door het vertoonen van alle de aanloklijkheden van Utopifche gelukzaligheid, — en zij wiegen ons in flaap ondefc het eeuwigduurend geteem van zedelijkheid en algemeene menfehenhefde. Daarom is de voorafgaande befchrijving van het pèrfoonlijk ge» drag van deeze onderwijzers en hervormers der waereld, hoogst nuttig. Dit alles moet te weeg gebragt worden door de natuurlijke beminlijkheid der deugd,gezuiverd van het bederf,'t welk uit overtollige vrees ontftaan is, en ook gezuiverd van het eigenbelang, het welk erkend wordt door de voorftanders van het geen hunne tegenftreevers den waaren godsdienst noemen. Deeze, zegt men, belooft de deugdzaamen eeuwige belooningen, en dreigt de Hechten met fchriklijke ftraften. De ondervinding heeft geleerd hoe krachteloos deeze beweegredenen zijn. Kan dit anders weezen? vraagen onze verlichters, Is hier het beginfel niet enkel eigenbelang? maar onze leeritellingen, zeggen zij, zijn ga- fchikr.  484 BE FRANSCHE OMWENTELING. fchikt om een edelmoedig hart te treffen. De deugd wordt enkel om haarentwille bemind, en allen fchaaren zich onder haaren zagten fcepter. Maar ziet, leert*, ziet op Spartacus den moordenaar, — op Gato den bewaarder van vergiften en den dief, - ziet op Tiberius, Alcibiades, en de overigen van het Beijerfche Pandemonium. — Ziet op den armen Bahrdt. Gaat naar Frankrijk, — ziet Lequinio, — Condorcet (*) — ziet op het monfter Orleans. Allen waren leugenaars. Hunne godheid hadt geenen invloed op hunne fnoode harten. Zij begeerden enkel u te verleiden, door het aanroeren van de fnaaren van menschlijkheid en goedhartigheid die nog in uw hart zijn, en die nog zoetluidende toonen zullen voortbrengen indien gij die toonen doet famenftemmen met die van den waaren godsdienst, zonder de klanken doos? de denkbeelden van eeuwigen flaap te dempen*' Een heer van de uitftekendfte verdienden, die in dit land eene wijkplaats vondt, en zijne bezittingen en dierbaarfte vrienden hadt agter. gelaaten, zeide herhaalde reizen tegens mij, dat niets (*) De la Matherie zegt fjourn. de Phyfique voor November 1792,) dat Condorcet opgcbragt was in het huis van den ouden hertog van Rocbefoucault, die hem als een zoon behandelde bewerkte dat Turgot voor hem een voerdcelig ampt inftelde, tiortom aan wien hij zijn geheel fortuin te danken hadt, — eu, echter door lasterende rapporten vervolgde; — ja, hij gebruikte^ werkelijk fchurken om hem te verb oorden. Des niettemin belsclzen zijne fcljriften nietes dan rnenschlicYendheid en ie leibeid.  Sfi FRANSCHE OMWENTELING. $5 n5e'ts hem zoo zeer griefde als de omkeering der gemoederen. Lieden van het onbevlektfte karakter, die hij wist dat de fterkfte beproe» vingen van eigenbelang of kwaadwilligheid hadden doorgedaan, van het uitmuntendfte oordeel, aan welken hij zijne eer en zijn leven zoude vertrouwd hebben, wierden door de algemeene befmetting zoodanig medegefleept, dat zij eindelijk de gruwlijkfte misdaaden met vermaak aanfchouwden en zelfs mede pleegden. —« Zomwijlen loosde hij eene zucht, die mij het hart doorfneedt, en zeide dan, dat die voortkwam om dat fommige van die dingen hem te binnen kwamen. Het was hier te lande dat hij zijnen laatften adem uitblies, zeggende dat alle gemoedsrust voor hem onmogelijk was, ten zij hij alle de fnoodheid en elende, die hij gezien hadt, volkomen konde vergeeten. •— Welk eene treflijke raadgeeving „ laat hij die ftaat, toezien dat hij niet valle". — Toen de profeet aan Hazaël zeide dat hij zijnen vorst zoude verraaden, riep hij uit: „ Is uw knecht een „ hond, dat hij dit beftaan zoude?" echter vermoordde hij hem des anderen daags. Zedert het begin der waereld is de uitmuntendheid van den waaren godsdienst nooit zoo volkomen erkend, als door de dweepzieken dies denzelven poogden te vernietigen. De godsdienst ftondt hen in den weg, en de elendehng Marat, en de fchurk Weishaupt zagen beiden dat zij niets uitrichten konden, voor datïij alle « ge-  4%6 I>E FRANSCHE OMWENTELING* gevoelens van liet zedelijk beftuur des heelfts uitgeroeid hadden. De rnenschlijke natuur, zoo verbeterd als zij was door den*godsdienst, was voor dien tank onwillig, en moest dus onbefchaafd gemaakt worden. Millioenen menfehen deedden, in alle hoeken van Frankrijk, den plegtigen eed der groote confederatie, — maar, gelijk Mirabeau van de Rechten van den Mensch zeide, men - moest het tot „ een almanak van „ een vorig jaar" maaken. — Daarom moest Lequinio een boek fchrijven, om te beduiden dat de eeden niets betekenden, voor fansculotten onwaardig waren, en dat alle godsdienst om mede te lagchen was. — Niet lang daarna, bevonden zij, dat zij evenwel in fommige opzichten een God gebruiken konden, — maar hij was weg, en zij konden genen anderen vinden. — Hunne conftitutie was weg — en zij hadden nog geene andere gevonden. — Wat is hen nu overig gebleeven waar door zij zich kunnen verlaaten op de waarheid van gerechtelijke getuigenisfen? — wat anders dan de eer van een fransch burger, die met alle verbinte«isfen den fpot drijft en uezelven alle oogenblikken verbreekt. — De godsdienst heeft alle gevoel van menschlijke plichten met zich medegenomen. — Kunnen wij iets anders dan overgegeeven Hechtheid verwachten van eenen aartsBSsfchop van Parijs en zijn kapittel, die openlijk verklaaren, dat zij lange jaaren bedriegers geweest zijn, en het volk geleerd hebben wat zij  DE FRANSCHE OMWENTELING. 487 zij zelfs rekenden een partij leugens te zijn? wat anders dan, juist Met geen zij gedaan hebben, elkander den hals affnijden? — hebben niet de verlichte citoyens van Parijs de terechtftelling van hunne vaders toegejuicht? hebben niet de furiën van Parijs haare eigen kinderen aangeklaagd? — maar keert het oog af van dit ijslijk tooneel, en peinst liever over uwe edele afkomst en betrekking. Gij zijt geene toevallige voortbrengfelen des noodlots, maar het werk van eenen grooten fchepper. die voor u zorgt,, terwijl hij u tot edele oogmerken fchiep en u tot dezelven geleidde door de duidelijkfte en allereenvoudigfte voorfchriften „ rechtvaardig te tg handelen, de genade te beminnen en nederig „ voor God te wandelen." Gij zijt niet ingenomen met den valfchen glans der Franfche wijsgéerte, maar uw richtfnoer is dit klaar» eenvoudig, voor allen zichtbaar licht ,, doet „ eenen ander, wat gij redelijkerwijs van hem „ zoudt begeeren gedaan te worden." Think not the Muiê wliofe fober voice you hear^ Contraéls with bigot frown her fullen brow, iCafts round Religion's orb the mifts of Fear, Or fhad:s with horror what with fmiles fhould glow^ No — Hie would warn you with feraphic fire, Heirs as ye are of Heaven's etetnal day, Would bid you boldly to that Heavcn aspire, Not fuik and flumber in your cclls of day.  #8 DE FRANSCHE O M W K N TE L» N C-i i Is this the bigot's rant? Awgy, ye vain, Your doubts, your fears, in gloomy dulncfs ficcp; Co, foothe your fouls irïficknefs, death or pain, With the fad folace of eternal fleep. Yet know, vain fceptics, know, th'AImighty Mind, Who breath'd on man a portion of his fire, Bacle his free foul., by earth nor time confin'd, ,. To Heaven , to immortality afpire. Nor fhall this pile of hope his bounty rear'J, By vain philofophy be e'er deftroy'd; Eternity, by all or hop'd or fear'd, Shall be by all or fuffer'd or enjoy^d. M A S O N. [„ Denkt nïet dat de 2 anggodirine, welker' gematigde toonen gij verneemt, door bijgeloo. vige rimpels haar donker voorhoofd bedekt, den godsdienst door wolken van vrees benevelt , of met ijzing omfchaduwt waar zoete lachjes'moesten heerfchen. „ Neen, erfgenaarhen van 'shemels eeuwig1 daglicht, zij wilde u met een engelagtig vuur waarfchu'wen, u vermaanen ftoutelijk naar dien hemel te verlangen, en niet in uwe hutten yan klei in onmagt te verzinken. „ Is dit bijgelovigen ijver? wech, gij ijdele, doopt uwe twijffelingen, uwe vrees in duistere naargeestigheid; gaat, verzacht de pijn uwer zielen, in krankheid, fterven, lijden, met den droevigen troost van een eeuwigen flaap. „ Weet  DE FRANSCHE OMWENTEL IN H. 489 „ Weet echter, vermetele twijfftslaars., weet, dat de Almachtige, die een gedeelte van zijn levensvuur op den mensch uitademt, alerts vrije ziel, die noch door de aarde, noch door den tijd gebonden is, nodigde, om naar den hemel, naar de onfterflijkheid te verlangen. „ Geenszins ook zal die hoop, welke ons zijne Algoedheid ichonk, immer door ij dele wijsgéerte vernietigd worden. De eeuwigheid, welke allen of hoopen of vreezen, zal ook of het geluk of de elende van allen zijn."J De ongelukkige vorst, die in dit koningrijk zijne wijkplaats heeft genomen en wiens toeftand onder ons een roemvol bewijs is van de edelmoedigheid der natie en van de kracht haaref wetten, zeide tegens een van de heeren van zijn gevolg, dat „ indien dit land de alge,, meene verwoesting der natiën ontkwam, zulks aan den godsdienst zoude te danken zijn." Toen men dit in^Ewijffel trok, en aanmerkte, dat er in Frankrijk godsdienftigen genoeg geweest waren, hernam de vorst: „ dat is waar, „ maar deeze roeenden het niet ernflig. —„ Hier vind ik, dat men daarin het grootfte be„ lang fteld. Het volk weet wat het doet wan„ neer het te kerk gaat, — het verftaat er iets „ van, en is aandagtig." Moge zijne aanmerking waar zijn, en zijne verwachting vervuld worden! IV. Ik richt mij wederom met de ernfligfte zorg tot mijne vrouwlijke lanugenoo.en, om K k haar  4«K> ÖE FRANSCHE OMWENTELING. haar te bezweeren, dit onderwerp te befchouwen als van nog grooter belang voor haar dan zelfs voor de mannen. — Wanneer de vrouw, even als wij, voor oneindige verbetering vatbaar ge. acht wordt, dan, en ook dan alieen, zal de heerfchende man haar als zijne gelijke befchouwen; — dan, en ook dan alleen zal men haar eenige rechten toeftemmen, en die rechten eerbiedigen. Berooft de vrouwen van dit voorrecht en zij worden de fiavinnen van de luiheid der mannen, of de opgepronkte fpeelpoppen van zijne ledige uuren, onderworpen aan zijne luimen en aan zijne laage driften. Weldra zal de tegenwoordige heerfchappij der galanterie ophouden. Dit is ' eene verfijning die uit het Christendom haaren oorfprong nam ; en wanneer het Christendom vergeeten wordt, zal die gekunftelde kroon hen van het hoofd genomen worden, en zij zullen, ten ware zij de beestagtige neigingen van haare Franfche nabuuren overneemen, en zich bij het algemeene oproer voegen, nedtrzinken tot de onbeduidendheid der vrouwen in de woelige Griekfche gemeenebesten, waar men haar nooit in de werkzaamheden der mannen zag dèeleh, uirgézonderd vier of vijf, die in den tijd van even 200 veele eeuwen, uit de algemeene onbedüidenheid zich voordeeden en' in de' gefchiedenis geboekt zijn geworden wegens haare ongemeene gaaven en wegens de opoffering van het geen mijne fchoone ' landgenooten nog als het  DE FRANSCHE OMWENTELING. 49! liet cieraad van haar geflacht aanmerken. Ik wilde haar nogmaals onder het oog brengen, dat het in ha«re macht ftaat, haaren tegenswoordigen eerwaardigen toeftand in de maatfchappij te' behouden. Zij zijn onze vroegfle leermeesteresfen, en wanneer de moeders in de aanzienlijke ftanden niet ophielden haare zoonen eerbied voor den godsdienst inteboezemen, zouden haare buigzaame kinderen, deeze onderrigtingen tevens met de moederlijke liefkoo/.ingen ontfangende, godsdienftige indrukken krijgen die van langen duur zijn zouden, en hen van de jeugdelijke driften bewaaren, tot dat rijper jaaren hen in ftaat fielden, om met vrucht het ernftig onderwijs van publieke leermeesters te ontfangen. Voorheen was dit zoo. Matigheid en betaamlijkheid van zeden maakten den jongeling niet belachlijk, en men rekende hem bekwaam om uittemunten, den ftaat van nut te zijn of denzelven te verdedigen, alfchoon hij geen zuiper of zwelger ware. Ik geloof, dat geen man van dertig of veertig jaaren Ontkennen zal, dat de zeden der jeugd in dit opzicht grootlijks veranderd zijn. En, zonder dat ik mij vermeet te zeggen dat dit ontftaan zij uit de verwaarloozlng en bijna geheele ophouding der zedelijke opvoeding van kleine kinderen, meen ik door mijne eigen opmerking reden te hebben om te beweeren, dat te gelijk met die opvoeding, de maatigheid en goede zeden der jeugd verlooren zijn gegaan. • Kka Eeni-  49a B* FRANSCHE OMWENTELING. Eenigen zullen dit fijnheid en 'femelarii noe men. Maar ik volg bijna geheel en al Cicero , en Quintilianus. Cornelia, Aurelia, Auia en andere vrouwen van den eerften rang worden door hem geprezen, om dat zij hierin uitmunteden, niet om dat zij ongemeen waren. Quintilianus zegt, dat in de tijden, onmiddelijk voor de zijne, het de gewoonte geweest was, dat de vrouwen van aanzien zelve de zedelijke opvoeding zoo wel van haare zoonen als van haare dochters bezorgden. Maar zedert korten -tijd, zegt hij, waaren zij zoo gehecht aan gedurige en zedenbedervende vermaaklijkheden, als fchouwfpelen van zwaardvechters, harddraverijen en tooneelfpellen, dat zij geen tijd heb* ben en Griekfche gouvernantes hebben aangenomen, die het uitfchot waren van eene natie, welke meer door haare eigen ondeugden dan door de Romeiniche wapenen ten onder gebragt is. — Ik houde mij verzekerd dat hij uitgelachen wierdt als een femelaar over het bederf van den tijd. Maar wat was het gevolg? — .dat de Romeinen de overgegevenfte wellustelingen wierden, en, om hunne lage vermaaken te behouden, zich vrijwillig flaafsch bukten onder het juk van eene reeks der verachtelijkfte dwingelanden, die ooit de- menschheid ontëerd hebben. Welk een roem zoude het niet voor onze fchoone wederhelften zijn, wanneer zij de rust der waereld herftelden door het verbeteren der re-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 493 reden van het ter waereld komend geflacht. Dit ftaat in hunne macht door het vernieuwen der oude gewoonte eener vroege opvoeding, en misfchien nog meer door hunne dochters de zelfde gevoelens inteprenten, haar de maatigheid en goede zeden der jeugd te doen hoogachten, en zich van alle vriendlijkheid te weerhouden jegens zoodanige jonge lieden, die hier van in het geringde afwijken. Deeze handelwijze zou ongetwijfeld wel flaagen. Dan zouden de vrouwen waarlijk hun vaderland redden. Laaten dus de duitfche fchoonen zich geduurig ontëerd hebben met de Franfchen bij hunnen inval welkom te heeten, C*) de Engelfehe daarentegen voor de eer van vrijgebooren Britten opftaan, door de wapenen, welke de natuur hen in handen gaf, en welke de zoogenaamde verlichters zoo vermetel meenden te gebruiken tot het uitbreiden van hunnen invloed op het menschdom, tegens die fnoodaarts zelve te kee» ren. Het rijk der fchoonheid is van korten duur, maar het rijk der deugd is beftendig, en wij (*) Ik heb deeze befchuldiging op veele plaatfen gevonden > Vijzonder in een boek, gefchreven door een Pruisfisch generaal, die zich in een land, dat door de Franfchen overvallen wierd, bevondt. Hij geeft een zeer merkwaardig bericht van het gedrag der vrouwen, en zegt ook, dat de ongetrouwheid onder de damei van rang zeer de overhand hadt genomen. Indedaad vinden wij dit droevig bericht ook op veele plaatfen van de geheime brieï. y/isfeling der Ulmnjnaaten. Kk3  494 DE FRANSCHE OMWENTELING. wij hebben geen voorbeeld, dat dit ooit tot verval gekomen is. Indien het mogelijk is de waereld te hervormen, dan is dit mogelijk voor de fchoone fexe. Door de zamenftelling der menschlijke natuur moeten zij altoos voorkomen als het cieraad des levens en als voorwerpen van liefde en tederheid; zoo dat, indien iets tegen de eigenbelangzoekende neigin. gen der mannen kan opweegen, bet hunne eerbiedige achting voor de fexe is. Dan bloote liefde kenfchetst nog de redelijkheid van het fchepfel niet, en wij zien die gehuisvest in boezems, die met de laagfte driften bezield zijn. Nergens is zij zoo fterk als in de oosterfche harems, en zoo lang de vrouwen van de mannen niets dan liefde en bewondering vorderen, zullen zij niet meer verkrijgen; zij zullen niet geacht worden. Maar laaten zij zich voordoen, hunne waardigheid ftaande houden, door hunne eigen verheven begrippen van de menschlijke natuur aan den dag te leggen; op die wijze kunnen zij de waereld regeeren. V. Dit bericht wegens deeze zamenzweering konde nog een ander goed uitwerkfel hebben, want indien het betoverend tafreel van menschlijk geluk, door het welk de menfehen tot on middelijke regeeringloosheid en oproer aangehitst zijn geworden, vaisch is, moet men befluiten, dat het niet beftendig kan zijn, maar veranderd moet worden door eiken grilligen luim van iederen vernuftigen dwarsdrijver, die al  35E, FRANSCHE OMWENTELING. 4$5 al wat best met zijne oogmerken ftrookt, even waarfchijrilijk kan doen voorkomen. Dit is even zoo wel in de lugt gebouwd als alle de andere grillen der Metzelarij, en het heeft geen voorbeeld in de memchlijke natuur, naar welk men zich kan gedragen om misflagen te verbeteren en het altoos in goeden ftand te houden. Heeft Frankrijk hier van niet het ontegenzeggelijkst bewijs gegeven. Was niet de verklaring der rechten van den mensch, het werk hunner beioemdfte verlichters, een tafreel in abftratto door het welk de mensch op zoodani. gen afftand van het oog geplaatst wierdt, dat geen vaisch licht van plaatslijke omftandigheden het oordeel kon belemmeren? wierdt dezelve niet verklaard het meesterftuk der menschlijke wijsheid te zijn? hadt de natie niet genoegzamen tijd om dezelve te overweegen? en gaf die, niet, artikel voor artikel, haare goedkeuring aan de conftitutie, welke uit dezelve ontleend en door de uitgeleezenfte verlichters ontworpen was? en wierdt deeze conftitutie niét toegejuigd door de fraaije vernuften van andere natiën, welke nu allen bezig waren, met elk aan zijne landgenooten, inteprenten dat zij domkoppen in de Maatkunde en lijdzaame flaaven van dwinglandij of oude vooröordeelen waren? kwamen niet van alle de Vlieringen in London loffpraken over dezelve te voorfchijn? waar is zij nu? wat is er op gevolgd? heeft er eenig plan van beftuur ftand gebonden, ten K k 4 M  4p6 DE FRANSCHE OMWENTELING. , zij het door de allesdwingende macht der guillottiene wierdt (taande gehouden? is niet de tegenwoordige regeering van Frankrijk zoo veel als ooit het voorwerp van misnoegdheid en fchrik, en zijn haare werkzaamheden niet zoo veel als ooit gelijk aan de hoogfte rechtvaardigheid van het Parijsfche gepeupel? is er eenige waarfchijnlijkheid dat deeze regeering kan blijven beftaan in een tijd van vrede, wanneer de vrees voor een buitenlandfchen vijand niet langer aan derzelver maatregelen kracht bijzet, en hen verplicht onderling eensgezind te blijven zoo zij niet ogenbliklijk vergaan willen ? VI. Deeze berichten zijn de ontegenzeggelijk, fie bewijzen van de gevaarlijkheid van alle mystieke genootfehappen, en van alle geheime bijeenkomften. Wij bevinden, dat zij altoos van beuzelagtigheden en kinderfpel overgeflagen zijn tot Hechtheid en weêrfpannigheid. - Weishaupt heeft zich veele moeite gegeven, om de goede gevolgen der geheimhouding in zijn genootfehap aantetoonen, en hij is daarin wel gedaagd. Maar zijne bewijsredenen moeten juist iedereen die doordenkt affchrikken. Iemand, die waarlijk eene verborgen waarheid begeert te ontdekken, zA zich zoo veel mogelijk in eenen gerusten toe.dand dellen, en zich geenzins overgeeven aan het ongeduldig vorfchen naar geheimzinnigheden en wonderen — en hij zal altoos vreezen, dat eene zaak, die vol ftrekt verborgenheid vereischt, het daglicht niet verdraagen kan. Allen die  DE FR AW SCHE OMWENTELING. Affj die zich ernftig op het ontdekken der waarheid hebben toegelegd, zijn overtuigd geworden, dat de vrije mededeeling van elkanders gevoelens hoogst nuttig is. En het ftrijdt tegen gezonde rede, zich te verbeelden, dat er iets belangrijks voor het menschdom zij, dat nog een geheim is en een geheim moet blijven, zoo het van nut wil zijn. Dit ftrijdt tegen alle menschlijke ondervinding. En zeker ftrookt het verborgen houden van zulk een allerbelangrijkst geheim in geenen deele met alle onze betuigingen van broederliefde. Welk een wantaal! een geheim om de geheele waereld te verlichten en te hervormen. Wij maaken alle onze pogingen onmagtig, wanneer wij iets willen doen dat boven ons bereik is. Laat er een genootfehap opgericht worden met een ernftig oogmerk om deszelfs eigen leden te- verbeteren, en laat hetzelve het getal der leden vermeerderen, naar maate het wel Haagt, — dit konde van nut zijn. —— Maar moet de wijze om dit te weeg te brengen een geheim zijn? dit kan dezelve enkel voor die geenen zijn, die dezelve niet zoeken daar zij te vinden is. „ Doet wel, — zoekt rust, — en bewaart die.'* Maar het waare bijna den leezer beledigen, wanneer ik nodig oordeelde dit met meerdere bewijzen te ftaaven. Indien er geheimhouding nodig is, moet het doel des genootfchaps of beuzelag'ig of eigenbelangzuchtig zijn. Kk5 Nu  498 DE FRANSCHE OMWENTELING. Nu is in beide gevallen het gevaar van zoodanige geheime bijeenkomften klaarblijkelijk. — Loutere beuzelingen zijn geene bezigheden voor bejaarde lieden. En dus zien wij, dat in alle plaatfen van Europa, waar de Vrijmetzelarij voet heeft gewonnen, de Loges, de bronnen van. het algemeen onheil geworden z'in' ^ 8e" loof, dat geen broeder metzelaar zal kunnen ontkennen, dat al wat hij in de Loge doet, beuzelagtig is. De omdeeling van liefdegaaven behoeft geen geheim te zijn, en is ook flechts een gering gedeelte van de werkzaamheden der bijeenkomst. — Dit het geval zijnde, brengt de menschlijke geaartheid mede, dat hoe beuzelagtiger wij zoodanig genootfehap onderftellen, te zijn, hoe waarfchijnlijker het i,s, dat het niet; lapger aan den geest genoegzaame bezigheden zal verfchaffen en tot andere oogmerken, die geheimhouding vereisfehen, zal gebruikt worden. Wanneer dit gebeurt, moet eigenbelang alleen de drijfveer zijn, en dan is er niets, waarbij fommige lieden zouden ftil daan, wanneer zij, in geen . gevaar zijn van ontdekt en geftraft te zullen worden. Het geheele gedrag van de geheime bijeenkomften der Viïjmetzelaars op het vaste land (en ik durf zeggen van eenige Loges in Engeland) heeft eene zelfde en zeer natuurlijke wending genomen. In alle landen vindt men lieden die losbandig van zeden zijn. Zoodanige lieden verlangen naar eene gelegenheid om hun vernuft in het hekelen en berispen te too-  DE FRANSCHE OMWENTELING, 49O toonen, en de goedkeuring van anderen zet hen te meer aan. Wij hebben eene natuurlijke neiging, om onze gevoelens door anderen te doen omhelzen, en dezelve wordt door de banden, welke de maatfchappij ons oplegt, verfterkt. In elk land zijn misnoegden, die door hun gemor ontevredenheid verwekken bij lieden die mogelijk op de geringe hardigheden, welke hen troffen, geen acht zouden gegeven hebben, zoo zij hen daaraan niet herinnert hadden. Misnoegd te zijn en niet te denken op middelen, om zijnen toeftand te verbeteren, kunnen wij niet als natuurlijk of menschlijk befchouwen, — en waar kunnen zoodanige gevoelens en ontwerpen gefchiktst plaats tot veilige verfpreiding, en waarfchijnlijke onderfteuning vinden dan in een geheim genooifchap? de Vrijmetzelarij is aan dit alles onfchuldig, maar zij is dikwils misbruikt, en eindelijk geheel en al verdraaid, — en dit moet het geval zijn met elk zoodanig geheim genootfehap, zoo lang de menfehen losbandige gevoelens en misdaadige neigingen hebben. Het ware dus te wenfehen, dat de geheele broederfchap het waarlijk menschlievend voorbeeld mogt volgen van die Duitfche Loges, welke hunne bijeenkomften ten eenemaal ge. ftaakt en van die tijdkorting een vaderlandsch offer gemaakt hebben. Ik kan niet vinden, dat deeze opoffering zoo groot is. Het kan immers niet moeilijk zijn eene even vermaaklijke wijze uittevinden om een ledig uur te flijten, — en de  500 DE FRANSCHE OM WE N TE E IN é. de liefde gaaven der leden behoeven niet in het geringfte te verminderen. Een ieders kleine kring van bekenden geeft hem gelegenheden, om zijne liefderijke neigingen' te voldoen, zonder de wisfelvalligheid van in den perfoon bedrogen te worden. Het is niet nodig naar Perersburg te gaan, om een armen broeder te helpen, of naar Indien, om een Heiden te bekeeren, zoo lang wij zoo veele nooddruftige on« geloovigen onder ons hebben. Dan niet alleen geheime genootfchappen, maar alle, welker onderwerp geheimzinnig is, zijn gevaarlijk. De ganfche gefchiedenis van het menschdom ftrekt hiervan tot bewijs. In genen tijd of land is er ooit een geheimzinnig gezelfchap geweest, hetwelk niet door den tijd gevaarlijk voor den ftaat is geworden. Behendige of listige lieden hebben gepoogd te bewijzen,, dat de oude verborgenheden nuttig voor het menschdom geweest zijn, als bevattende leerfteliingen van den natuurlijken godsdienst. Dit was het flokpaardje van Weishaupt, en hij grondt dit op de Eleufinifche, de Pijthagorifche en andere verborgenheden. Zeker is het, dat hunne uiterlijke tekenen en handelingen ftrijdig waren met alle betaamlijkheid en burgerlijke orde. Het is eene vreemde laatdunkeaheid van de letterkundigen der i3eeeuw, dat zij zich inbeelden meer daarvan te weeten dan de wijsgeeren en wetgevers, die op, dien tijd zelve geleefd hebben.' Deeze geeven daarvan geen zoo gunftig be-  de fransche omwenteling. ,50! bericht. Ik zoude iedereen, die de vernuftige verhandelingen van Dr. Warburton bewondert, aanraaden, een droog Duitsch boek, getijteld CaraÜeristik der Mijsterien der Alten, Frankfort 1787, te leezen. De fchrijver vergenoegt zich met eene verzameling van al wat de ouden , wier fchriften veelal de grootlte ongerijmdheden en zedeloosheden van hunne menigte goden behelzen, ooit van hen gezegd hebben. Ik ben er niet vreemd van, dat de Donijüaaken van Jouien geheime kundigheden bezaten, als de werktuigkunde, van welke zich hunne bouwmeesters bedienden , en dat zij indedaad eene broederfchap van Metzelaars waren. Maar even als de Illuminaaten voegden zij bij de geheimen der Metzelarij die van dronkenfchap en wellust; zij hadden zusterloges, en wierden eindelijk re. bellen, omkeerders van de ftaaten in vwelkea zij befchermd wierden, tot dat zij geheel Jonien willende overheeren, door de nabuurige aangevallen en verflrooid wierden. Zij waren ook verlichters en wilden den eerdienst van Bachus over het geheele land invoeren. k»i «« Aiorvru to» A«-<«» i*1f »»tiif.*r**Ti<, p.t%pt tïs lthtcts. Strabo. — Misfchien hadden de Pijthagoriërs ook geheime wetenfehappen, maar zij waren ook verlichters, rekenden het tot hunnen plicht, de overheid te vernietigen, en wierden zeive Vernietigd. Niets is zoo gevaarlijk als een geheimzinnig (mijstiek genootfehap. Terwijl het doelwit een  501 DE FRANSCHE OMWENTELING. een geheim blijft, dat alleen aan de beftuurders bekend is, laaten zich de anderen onnozel een doek voor de oogen binden, waarmede zij geleid worden waar men wil; en fteeds naar het geheim haakende, zijn zij te beter vergenoegd naar maate zij minder van hunnen weg kunnen zien. Een geheimzinnig onderwerp ftelt den beftuurder in ftaat zich naar alle in zwang zijnde gebruiken öf vooröordeelen te fchikken. Dit mede geeft hem een bijna onbepaald vermogen; want hij 1 kan van die vooröordeelen gebruik maaken, om eene geheele volksmenigte te leiden. Hij vindt hen door die vooröordeelen reeds in verband met elkander en enkel wachtende naar een beftuurder om hunne kracht te vereenigen en in bewèeging te ftellen. En wanneer dit eens het geval is van eene groote menigte met een leidsman naar hunnen fmaak, kan zelfs dat opperhooft niet zeggen.: „ Tot „ hiertoe zult gij gaan en niet verder." VII. Uit het geen wij gezien hebben, kunnen wij ook opmaaken, dat alle redevoeringen over de algemeene menfchenliefde gevaarlijk zijn. Derzeiver natuurlijk en onmiddelijk uitwerkfel op het gemoed, is het vergrooten der ontevredenheid van de ongelukkigen en van hen, die ora • hun levensonderhoud moeten arbeiden. Niemand, en zelfs niet een Illuminaat, kan niet ontkennen, dat deeze clasfen er zijn moeten, indien er de geringde befchaaving in de maatfchappij zijn zal, alsmede'dat deeze clasfen de talrijkfte moeten  DE FRANSCHE OMWENTELING. 505 ten zijn. Zeker is het onmenschlievend, omdee. ze lieden altoos te doen denken op eenen ftaat, in welken zij het geraaklijker zouden hebben, en het is dus te onmenschlievender, om dat alle verandering, welke men te weeg bragt,' alleen daarop zou neêrkomen, dat Jan de knecht wierdt van Jacob, die voorheen Jan ten dienst moest ftaan. Alle die uitgalmingen ftrekken, om de menfehen hunne plichten van vaderlandsliefde te doen veronachtzaamen, om dat die -voorgehouden worden als ondergefchikt en geringer dan de plichten van algemeene menfchenliefde. Ik wil niet zeggen, dat de vaderlandsliefde gegrond is op e«ne redelijkerwijs onderftelde voortrefiijkheid of uitmuntenheid van die maatfchappij, tot welke wij behooren; maar indien het waar is, dat de maatfchappij niet kan verbeteren, ten zij de leden in dezelve belang ftellen, en dat de menschlijke enkel in de maatfchappij verbeterd, dan zeker moest elk een dit belang hoogst géwigtig rekenen. Misfchien ontltaat de nationale vereniging uit de nationale verbittering, maar deeze zijn ligt te onderfcheiden en de vereeniging brengt niet altoos onbillijkheid roede. De zelfde (tellingen, die tot bewijzen tegen de vaderlandsliefde (trekken, zijn van even veel kracht tegen de ingefchapen liefde van ouders voor hunne kinderen, en zeker zal niemand het onbehoorlijk vinden, dat men die in volle uitgeftrektheid laate, en door niets dan door de wet der rechtvaardigheid bepaale. Dan  £04 DE FRANSCHE OMWENTELING. Dan is het ongelijk, wanneer ik ouderüke en kinderlijke genegenheid ter verdediging van vaderlandsliefde en getrouwheid voor de overheid aanvoer, nadien zelfs deeze ingefchapen neigingen door de Illuminaaten gewraakt worden als ftrijdig met de alles omvattende menfchenliefde. De heer de la Metherie zeg^: dat hij, onder de memorien van de Engelfehe clubs aan de nationaale vergadering, twee (gedrukte) geleezen heeft, in welke de vergade* ring verzocht wierdt, om de gemeenfehap der vrouwen vastteftellen en de kinderen van de ouders afteneemen en voor de natie optevoeden. In volkomen naftreeving van de voorfchriften deezer algemeene menfchenliefde, wilde Weishaupt zijn eigen kind en zijne bijzit vermoorden, — en (temde Orleans in het doodvonnis van zijnen bloedverwant. Waarlijk van alle de uitwerkfelen der Illuminatie is de beklagenswaardigfte de omkeering, welke dezelve in het menschlijk hart fchijnt te weeg te brengen, -7 die gedwongen opoffering van alle tedere .aandoeningen aan eene ingebeelde godheid. Het, fchijnt vreemd , doch men weet bij ondervinding, dat hoe verder wij vorderen of ons verwaandlijk inbeelden te vorderen in de kennis onzer verflandelijke vermogens, hoe meer die verzwakt en agteruitgezet worden. Ik herinner mij , larg geleden, eene verhandeling over het voedfel van jonge kinderen, door een lid der Franfche academie, Le-  £iE FRANSCHE O M WE NT&I.ÏN G', jp$ Lfccointre van Verfailles, geleezen te hebben* Hij ftaaft zijne Hellingen met het geval van zijn eigen zoon, een zeer zwakkelijk kindje» hetwelk de moeder genoodzaakt was onophou* delijk de borst te geven, zoo dat zij; geduuren» de den tijd dat hij Zuigende was, zelden twee uuren agtervolgens konde fiaapen. De hr. Lecointre zegt, dat zij voor dit kind „ unepartia-, ïité- tout-a-fait déraifonnablé" opvatte. Plato, pf Socrates, of Cicero, zouden dit waarfchijnlijk verklaard hebben door de aanhoudende opwelling van medelijden, eene zeer verjederende aandoe» ning. — Maar onze meer verlichte academicus lost het op door ftimuli op de papilla, en op de zenuwen van het vel, en door het ontmoeten der aura enz. en hij fchijnt te meenen, dat de jonge Lecointre zijne moeder weinig dank verfchuldigd is. Ik was blijde te verneemen dat dit de elenclige Lecointre was, rnajoor van, de nationaale garde van Verfailles, die het ijslijk verraad en de gruwelen van den 5, en 6 October. 1789 aanftookte, Mij dunkt dat het hart geheel en al moest verftijven wanneer meu alle aandoeningen door trillingen en crijstalveranderingen kon verklaaren. Misfchien waren de oude ftelzelen van zedelijke wijsgéerte, die hoofdzaaklijk flechts naar het fummum bonum zochten , en de ftelzels van zedelijke plichten, gefchikter om het hart te vormen, fterk te maaken en een waardig mensch voorttebrengen, dan de volmaaktfte befpiegeling van Jaater tijden, die alles door eene naauwkeurige Ll ont-  506 JDE FRANSCHE OMWENTELING. ontleeding - van onze aandoeningen verklaar^ In zoo verre wij dus waarlijk meer geïllumineerd zijn, kan dit dienen om ons de overwinning over onze natuurlijke neigingen gemaklijker te maaken, en de opoffering aan de menfchenliefde minder hard te doen vallen. Ik vermeet mij echter nie,t te zeggen, dat dit werklijk het geval is, maar ik meen ten vollen te kunnen ftaande houden, dat de toe* neeming van deugdzaarne neigingen in het al* gemeen geene vrucht der nieuwer Illuminatie geweest is. Ik wil den Ieezer niet weder lastig vallen met te fpreeken van Weishaupt en zij. ïie medehelpers of opvolgers. Maar laaten wij de geheele waereld rondom ons, en in het bijzonder „ God, dieri hij niet gezien heeft, beminnen?'* Nog minder kan hij dit ingebeeld gevoel, vaa hetwelk hij zich moeite geeft om zich een duister denkbeeld te vormen, beminnen. Het is ook ten uiterften ongerijmd, want, terwijl wij trachten, de omftandigheden, die het geluk van den waereldburger uitmaaken, bijéente. gaaren, vinden wij ons juist teruggebragt tot die zelfde zedelijke denkbeelden, welke wij onbedagt verwierpen. Weishaupt verlokt ons, door het geluk van het leven der patriarchen* 1*1 3 aldv  $0% DE.FRANSCHE O M W E N TE LI i) G.' als het fummum bonum des menfehen. Maat' indien dit in iets meer dan eeten en drinken jj en krakeelen met de nabuurige patriarchen beftaat, moet -het zijn in de huislijke en nabuurlijke genegenheden, en elk ander aangenaam zedelijk gevoel, hetwelk onze tegenwoordige toeftand in groote ruimte oplevert. Dan dit alles is flechts een voofwendfel; de fnoode verleiders des menschdoms hebben geene zoodanige inzichten van menschlijk geluk en zouden ook daarmede niet te vrede zijn; — zij begeerenue kuipen en te heerfchen, en hun leven der patriarchen is even gefchikt om de verbeelding optehullen als het Arkadien der dichters. Horatius toont de beuzelagtigheid van alle die plans, in zijne fraaie ode Beatus illi quï proeul negotïis. De woekeraar doet eene wijdluftige loffpraak over die Arcadifche gelukzaligheid, en loopt naar de beurs om al zijn geld op woeker uitteleenen. Even krachteloos zijn de uitgalmingen van Cosmopolitismus op een eigenbelangzoeker: — zij dienen enkel tot eene uitvlucht —- de banden van het gewoone worden in de eerfte plaats verbroken, en de waereldburger wordt een wolf der woestijn'. Ongelukkig is het, dat de natuurlijke voordgang der vrijheid vertraagd word. Ware dit ignfo fatuus niet in de waereld gekomen, dan aouden de verbeteringen, welke de ware ver- h'«b>  »E FRANSCHE OMWENTELING. £0$ lichting werklijkte weeg gebragt heeft, de toeneeming in kunften en wetenfehappen, in ftilte en bij trappen op alle natiën gewerkt hebben; en die natiën, welke in hunne wijze van beftuur minder gelukkig zijn, zouden ook langzaamerhand verbeterd zijn geworden, zonder iets van hunne tegenwoordige ' genietingen in het bezit van rijkdom, eer, of macht, te verliezen. En die waare vrijheid, welke de Britten genieten, zoude overal ingevoerd kunnen zijn geworden. In plaats van dit, zijn de inwooners van elken ftaat in eenen toeftand gefteld, waardoor elk bijzonder perfbon door het geluk van een ander verontrust en benadeeld wordt, om dat men allen voorrang als eene misdaad befchouwd. Daarom moet er altoos naijver en twist plaats hebben. De vorften moeten berouw hebben van hunne vorige toegevenheid, zedert zij het oogmerk der geringer clasfen befpeuren. ledereen is agterhoudend, — het volk wordt weerfpannig en de fouverein wreedaartig, zoo dat die vrijheid, welke in vredé kan genoten worden, uit het land verbannen is. VIII. Wanneer wij zien hoe greerig de Illuminaaten zich moeite gaven, om hunne broeders in alle bedieningen, die hen op den publieken geest invloed gaven, en bijzonder in de academiën en kweekfchoolen te plaatfen, moesten wij ten uiterften zorgvuldig zijn, om hen dit te beletten, en wij moesten met fthroomh 1 3. val.  .JflO BE FRANSCHE OMWENÏEtlHGj vallige naauwlettenheid, de denkwijze-van allen die zich tot het onderwijs der jeugd aanbieden, onderzoeken. Nergens in de geheime briefwisfeling van Spartacus en zijne medehelpers vinden wij zoo onderfcheide en kunftige wijzen om de kweekelingen op zijne zijde te krijgen, dan in zijn eigen gedrag met de ftudenten der univerfiteit, en in de voorfchriften die hij aan anderen gaf. Er waren twee lieden Soche en Prexl, die het algemeen opzicht over de fchoolen van het keurvorftendom hadden. Spartacus behandelde hen als lieden van het grootfte belang en vermaande hen, om alle middelen van verleiding in 't werk te ftellen Weishaupt poogde, door laage kunstgrepen, jonge heeren onder zijn opzicht te krijgen, aan een derzelven, welken hij in eenen anderen brief befchrijft als een heertje, dat men veel moest involgen, deedt hij zeggen, dat hij den fleutel van de huisdeur hebben zoude, zoo dat hij wien hij wilde, bij zich konde inlaaten. Met dit alles vergat hij nooit het groote oogmerk, het opleiden der denkbeelden van de jonge lieden overeenkomftig de beginfelen van algemeene vrijheid en gelijkheid, en fchroorade niet, om dit te bewerken, hen te yleijen en zelfs hunne fchadelijke hartstochten optewekken. Wij kunnen ons verzekerd houden, dat de cosmopolitifche ijver van de zelfde uitwerking op andere menfehen zal zijn, en wij .éehooren dus zorg te draagen, dat wij de op•Is . voe-  DE FRANSCHE OMWENTELING. Jlt voeding der jeugd enkel aan lieden van goede zeden toevertrouwen. Het lijdt geen twijffel of een goed gedrag en fchijnheiligheid kunnen gepaard gaan. Maar de onmiddelijke uitwerking op den kweekeling is ten rainften onfchadelijk, en de ouders kunnen altoos de ftrengheid van zoodanigen onderwijzer doen voorkomen als zijne ongemeene zorg voor het welzijn van den kweekeling, terwijl daarentegen de losbandigheden, aan welke een nog teder gemoed gewend wordt, ongeneeslijk zijn. Weishaupt meende ongetwijffeld, dat de beginfelen van burgerlijke regeeringloosheid gemak lijker zouden ingeprent worden, wanneershï>j vooraf de menfehen gewend hadt, zich van alle godsdienftige verpligtingen te ontdoen, en hunne zinlijkheid intevolgen. Hij hadt gelijk. — Wij kunnen niet genoeg acht geeven op het gedrag en de denkwijze van lieden van talenten, die zich tot de opvoedingsbedieningen aanbieden, want hunnen invloed moet zeer groot zijn. Indedaad moet deeze angscvaftigheid zich uitftrekken ten opzichte van alle amptenaaren, welke door hunne bedieningen op een aanmerklijk getal menfehen in. vloed krijgen. Deeze moesten altoos lieden van een onbefproken gedrag en denkwijze zijn; en, in tijden gelijk de tegenwoordige wanneer men hoofdzaaklijk over de belangrijkfte onderwerpen redenkavelt, moet men die geenen, die zeer omzigtig zijn in het uiten van hun oordeel daaromtrent, altoos eenigzins wantrouwen. Het is zekör ongelukkig, dat wij omtrent de L l 4 aam  5|* JDE FRANSCHE OMWENTELING. aangenaamheden des levens zoo agterdogtig moe* ten zijn. Maar .de gefchiedenis van het menschdom leert ons, dat veele groote omwentelingen, door verwijderde en fchijnbaar beuzelachtige oorzaken voortgebragt zijn geworden. Wanneer de zaaken tot zekere hoogte gekomen zijn, word het onmooghjk, een geneesmiddel tc vinden,-,altoos medicinaferoparatur; het is beter het kwaad voortekomen, - primipijsobfia,- yementioccuritemorbo. IX. Geenzins zegge men, dat dit onnodige vreesagtigheid zij. Wij weeten dat de vijand onderons zelve arbeidt, en er zijn veele verfchgnfelen in dit rijk, welke zeer naar het werk van dit gevaarlijk genootfehap gelijken. Wij weeten,, dat eer de keurvorst van Beijeren de lUununaaten-orde vernietigde, verfcheide Loges in Engeland beftonden, en wij mogen vastftellen, dat fomruigen derzelven als nog beftaan. Zelf geen twee jaaren geleden wilden eemge-Loges" onkundig fchi}nen'van 'de flechte' beginfelen en gevaarlijke oogmerken der Illuminaaten. De conftitutie der orde doet zien, dat dit mogelijk i.s, om dat de Loges zelfs flechts trapsgewijze geillumineerd wierden. Dan ik moet hier aanmerken, dat wij kwalijk kunnen onderftellen eene Loge ergens opgericht zij geworden, ee^g ijverig broeder bjj der hand was, om dezelve teonderrigten en te beftuuren i.k meen dat iemand niet wel tot den graad van Schotsch-ridder kan gekomen zijn, zdnder MP* mm of kerk, gevaarlijk te -worden. Ik ben  »E FRANSCHE 0MWENTEL1N6. $1% ben zeer wel onderrigt, dat er verfcheidene duizende bijdragende broeders alleen in Londen zijn., en wij kunnen niet twijffelen of veelen derzei ven zijn vrij ver gevorderd. Ook zijn de fpreekwijzen der Illuminaaten in zwang bij zekere focieteiten hier te lande: correspondeerende, — geaffiligeerde, — provinciaale, — refcript, — conventie, — leesgezelfchap, — waereld-burger, — vrijheid en gelijkheid, — de cnverjaarbaarö reohten van den mensch, enz. enz. — En moet men niet erkennen,1 dat onze algemeene beoordeelaars van uitkomende fchrif. ten, hunne behandeling der godgeleerde en ftaatkundige werken zedert eenige jaaren merkelijk veranderd hebben. Tot dat Paine's Eeuw der Rede in het licht kwam, bleeven dc allerongeloovigfte fchriften in Engeland binnen de paaien van betaamlijkheid en betoog, en in den tijd van twee eeuwen zagen wij niet een enkel ftuk dat in vergelijking kwam met de vuige voortbrengfels der Duitfche drukpersfen. Echter wierden deeze fchriften in het algemeen fcherp gehekeld en oordeelkundig wederlegd. Dit is eene loffpraak, tot welke mijne landgenooten gerechtigd zijn. In vroeger jaaren maakte ik veel werk hiervan, en las bijna al wat er van eenig belang in Engeland uitkwam. Ik kan niet zeggen hoe het mij verbaasde en walgde de grove onbetaamlijkheid te zien van de Duitfche verhandelingen, die mij nog ondar het fchrijven van djt werkje in handen gekomen LI 5 . zijn.  5H DE FRANSCHE OMWENTELING. zijn, — en op de Leipziger catalogus vind-ik veele tijtels welke een Engelsch fchrijver niet zoude gebruiken. Ik heb vernomen', dat de losbandigheid der drukpers in Frankrijk, zelfs voor de omwenteling, even opmerkelijk was. - Moge dit gevoel van betaamlijkheid.ons nog lange blijven befchermen, en het nationaal karakter als waarlijk befchaafd doen achten, gelijk onze vorderingen in kunften en wetenfchappen ons de eerbied yaq alle volken ver* fchaft hebben. Ik kan niet anders denken dan dat het En« gelsch gevoel of wel de Engelfehe tederheid veranderd is; want Paine's werk wordt door' onze meeste recenfenten met eene gemaakte onpartijdigheid en toegeeflijkheid beoordeeld, en aan het publiek voorgefteld als een geheel nieuw open veld tot onderzoek , — en het komt mij voor als of die beoordeelaars meer zorge droegen om op alle de misdagen van zijne tegenftanders acht te geven, dan de beuzelagtigheid en grofheid van den ruuwen fchnj* ver ten toon te ftellen. In de beoordeelingen van ftaatkundige gefchriften zien wij geene van die goedhartige pogingen, tot welke een fchrijver door waare liefde voor ons conftitutioneel beftuur zoude aangefpoord worden, ten einde de misnoegdheid van het volk te verminderen , en veelal verraadde zich zekere voldoening wanneer men het beftuur, het zij door wangedrag of door ongeluk, in het naauw gebrag ziet...  BE FRANSCHE OMWENTELING, 515 ziet. Waare liefde voor het land en voor het beftuur zouden (dunkt mij) iemand zijne berispingen doen leenigen door eenige uitdrukkingen van deelneeming in de verlegenheid van eenen minister, die in eenen, nooit door eenigen minister ondervonden toeftand, met de belangens van eene groote natie ' belast is. De bcrisper moest bedenken, dat de minister een mensch is, die dwaalen kan, maar niet noodwendig geheel en al Hecht moet zijii,1 Maar het fchijnt dat fommigen onzer politieke fchrijvers en recenfenten het toi een grondbeginfel hebben aangenomen, dat het beftuur altoos verkeerd handelt, en dat alles hervormd behoorde te worden. Zoodanig was de aanvang op het vasteland, en wij kunnen niet twijffelen of er worden pogingen aangewend, om, op de zelfde wijzeals buitenflands, aan den publieken geest hier te lande zekere richting te geven. Ja X De verfoeilijke leer der Illuminaaten is openlijk onder ons gepredikt. Heeft Dr. Priestleij (ik meen in een zijner brieven over het oproer te Birmingham) niet gezegd: „ dat indien de „ toeftand van andere natiën, even zoo zeer „ als die van Frankrijk, door de verandering „ van regeeringsvorm, verbeterd zal worden, „ de groote crifis, hoe fchriklijk die ook moge „ fchijnen, eene allerwenfchelijkfte zaak zal „ zijn, — en hoe zeer rampvol voor veelen, „ misfchien echtei voor veele onfchuldigen in het einde roemrijk en heilzaam." Is dit niet  §ï6 BE FRANSCHE OMWENTEEINO» niet gelijk aan het zeggen yan Spartacus: „ k » is waar, -p een ftorm zal er zijn, - maar „ eene kalmte zal denzelven opvolgen " Meent Dr. Priestleij, dat de Britten, gemaklijker dan hunne Franfche nabuuren, afftand zullen doen yan hunnen eigendom en eer, die door eeuwen vap pngeftoord bezit verzekerd, door de wet be. fchermd en door.allen, die verlangen, dat hunne eigen nakomelingen de vruchten eener eerlijke nijverheid mogen inoogften, erkend zijn. Zullen zij met minder moed die rechten handhaaven? — Zijn zij minder talrijk? -, Moeten de vrienden, de vermogende voorftanders, die hij zelfs bedankt, gepree^en, gevleid heeft, alles vreedzaam afftaan of voOr het behoud hunner rechten mede ftrijden. Die fchrijver heeft reeds, ve.elbeloovende Haaltjes getoond van zijn eigen leerzaamheid in de grondbeginfelen der Illuminatie, en hij is door verfcheide, ne graaden gevorderd. Hij. heeft het christendom verfijnd en ,we$r verfijnd, en'pocht nu, als een tweede Spartacus, dat hij het waare ge! heim gevonden heeft. — Heeft hij niet de gemoederen zijner leezers tot het atheismus voorbereid door zijne theorie van den geest, en zij. ne uitbreiding óp de onverftaanbaare brabbeltaal van Dr. Hartleij ? Ik noem het onverftaanbaare brabbeltaal,, om het niet eenen meer gepasten doch onteerender naam te geven. Want indien onze verftands vermogens niets zijn dan eene zekere wijziging van eenige vibrationcuU of  »Ê FRANSCHE OMWENTELING. 51^ Of uhdalatien, wat is dan het opperfte verftands vermogen anders dan eene meer uitgebreide en (misfchien noemen zij het) eene meer verfijnde undulatie, vermengd met alle anderen. Dit is indedaad juist de wijze op welke de algemeene werking van verftandsvermogen door hen verklaard wordt. Gelijk eenige nieuwe of gedeeltelijke undulatie op eenige andere die reeds beftaat kan toegevoegd worden zonder dat dit wanorde veroorzaakt, zoo kunnen de mindere verftandsvermogens in het heelal enkel toevoegingen zijn van dat opperfte verftandsvermogen met hetwelk alles bezield is. — En dus is eene undulatie of golfswijze beweging (van wat? zeker van iets dat voorafgaat en daarvan onafhanglijk is) de oorzaak van alle de wezens in het heelal en van de overeenftemming en de fchoonheid, welke wij in hetzelve befpeuren. — En deeze undulatie is het voorwerp van liefde, dankbaarheid en vertrouwen (dat is van andere foorten van undulatien). — Gelukkig heeft dit alles geen zin, — maar zeker is dit juist gefchikt, oivr alle de ontdekkingen Van Dr. Priestleij wegens den aart van het christendom onbeduidende te maaken, gelijk het de kracht van onze godsdienftige begrippen wegneemt. Indien de afgefcheiden ziel van Newton eenige onaangename aandoeningen konde hebben, dan zoude zij met léedweèzen herdenken aan dat ongelukkig uur, in het welk hij, misnoegd over Dr. Hooke's befchuldiging dat hij van an- de-  ft8 DE FR ANSCHE OMWENTELING^ deren overgenomen hadt', het eerst zijn-ongerijmd ftelzel van de trillingen in de lucht ontwierp. Want men moet erkennen dat Sir Ifaac Newton meerendeels den weg gebaand heeft voor de Atomifche wijsgéerte van onzen tijd. De lucht van Newton wordt als een fac Mud aangenomen r%ir eiken overijlden half-geleerden, die, tegen alle redeneerkunde, en ftrijdig met alle heginlelen der werktuigkunde, ons de oorzaak van de beweeging der zenuwen, Van het dierlijk gevoel, en zelfs van het verftand en de hartstochten, wil aanwijzen ih de vloeibaare beweeging der lucht. Niet een uit de honderd van deeze redenkavelaars kent het eigenlijk voorftel, waarop deeze geheele leer gebouwd is, de 47 prop. van het i boek der principia, en niet een van de duizend kan begrijpen, dat Newton's nafpooring ongegrond is. Echter fpreeken zij var» de uitwerkfelen en de wijzingen van deeze undulatien even gemeenzaam als of zij alle de propofitien van Euclides konden bewijzen. Echter vergenoegt zich Dr. Priestley met deeze wijze van redeneeren. Maar ik geloof, dat hij reeds den hoogften trap der Illuminatie bereikt heeft; zijn vernuft was nog verduisterd door de Engelfehe vooröordeelen; deeze behoeven hem niet langer te beheerfchen. Hij is nu. in die rara temporis (et loet) felicitate, ubi fentire qua velis, et qua fentias dicere licet, — in het land het welk vereerd wierdt met de eerfte uit*  DÉ FRANS C H E OMWENTELING. 519, "Uitgave van de eeuw der reden, met den naam van boekwinkel en uitgeever. Ik twijffel niet of zijn geest zal een hooger vlucht neemen en wij kunnen van hem verwachten dat hij de mijn zal aanfieeken „ met welke hij de gosdienftige itt« „ (tellingen van zijn dom en flaafsch geboorte„ land wilde doen fpringen." Vrede zij met hem. Maar het fmert mij, dat hij eenige van zijne vrienden en aanhangers bij ons heeft agtergelaaten, die in de geweldigfte en onbetaam» lijkfte uitdrukkingen tegen alle nationaale godsdienftige initellingen uitvaaren, en met weinig achting fpreeken van die inftellingen, welke eenige bevoorrechte orders handhaven. Het veelvuldig uitweiden over zoodanige onderwerpen vermeerdert het misnoegen van het min ge* ïukkig gedeelte des menschdoms, dat natuurlijk de voordeden, welke niet uit perfoonlijke verdienlten van den bezitter ontftaan, benijd, offchoon die de natuurlijke en noodwendige vruchten zijn van de verdienden zijner voorouders en van de billijkheid en veiligheid onzer gelukkige conftitutie. Niemand, die eenige ken* nis heeft, kan ontkennen dat aan de zuivere religie het grootfte nadeel wierdt toegebragt toert Conftantinus het christendom voor de rijksgodsdienst verklaarde, en de kerk in het bezit ftel-» de van alle de fchatten der heidenfche priesters. Dan het is ten eenemaal bezijden de waarheid dat dit de eenige bron van het bederf in het christendom zijn zoude. Die flechts in het  (SZ0 EE SRAfiSCHE OtóWENTEtlJj,^ het minfte met de kerkelijke gefchiedenis be* kend is, moet weeten dat de dwaalingen def Gnostieken, Cerinthiaanen, en anderen lang voot dien tijd hebben plaats gehad, en dat duizenden' in die Metaphijfifche gefchilleri hün leven verlooren hebben. Doch ik kan niet afzijn te dénken dat er in den tegenwoordigen toeftand van Europa in het geheel geen godsdienst zoude overblijven, indien de gevoelens der menfchen niet op eene behoorlijke wijze door nationaale inftellingen geleid wierden. De leeraars der onafhanglijken zullen zich bij. het volk trachten bemind te maaken, gelijk zij altoos gedaan hebben, door zich te fchikkeh naar zoodanige gevoelens als zij weeten meest naar den fmaak hunner toehoorders te zijn. In de oüde gefchilpunten wordt nu geen belang meer gefteld en ik zojjde vreezen dat de leeraars zich het meest zouden' bemind maaken mét hunne toehoorders door eene reeks van verfijningen te leiden, tot dat zij, tot hun genoegen, blijven ftaan bij het materialismus van Dr. Priestleij, van waar er flechts een ftap te doen is om overtegaan to*het atheismus van Diderot en Condo'rcet. Wanneer wij zien, dat er zo veel reden tot vreezen is, geloof ik dat wij op onze hoede behooren te zijn, en dat ieder die het zoet der Brftfthe vrijheid gefmaakt heeft, dezelve zorgvuldig moest trachten te bewaaren, Wij moesten alle geheime bijeenkomften , en alle gefprekken over polietieke volmaaktheid en eeri  ÜE FRANSCHE OMWENTELING, ffil onbereikbaar algemeen geluk tegengaan. Deeze vermeerderen enkel de ontevredenheid van de ohgelukkigen, de luij'en en de onwaardigen. Bovenal behoorden wij zorg te draagen om de zedeloosheid en losbandigheid van allerlei flag tegentegaan. Want deeze alleen zouden elk ftaatsbeftuur omkeeren en ons onderwerpen aan de vernederende tirannij van een fnood gefpuis. XI. Indien het ooit nodig was om de publieke onderwijzers toetefpreeken opdat zij zich voor de zaak van godsdienst en deugd mogten in de bres ftellen, dan is het nu. Uit dit geheele verhaal blijkt het, dat de godsdienst en deugd befchouwd zijn geworden als voornaams beletzelen tegen dit plan van omkeering van alle de ftaatsbeftuuren van Europa, en ik hoop dat ik klaaar heb doen zien, dat de zamenzweerders veronderftelt hebben, dat eene oprechte vereering van onvervalschte deugd en eene gehechtheid aan godsdienst in het hart van den mensch ingeworteld zijn, d. i., dat de mensch geneigd is, deeze waereld te befthouwen als een voortbrengfel van wijsheid en macht, vereenigd in een afzonderlijk weezen, het voorwerp van bewondering en van liefde» — Ik fpreek thans niet van de waarheid van dit beginfel maar enkel van den indruk welken het op 's menfehen gemoed maakt. Het is dus dit beginfel dat men wil tegenwerken, en men erkent deszelfs kracht, door de veele moeite en kunstgrepen wélke men aanwendt om hetzelve uitteroeijen. M m Wij  523 DE FRANSCHE OMWENTELING. Wij zien ook, dat deeze zedenbedervers gods* dienst en deugd als ten naauwften verbonden en elkander onderfteunende befchouwen. Zij erkennen di| als eene waarheid, om dit als eene dwaaling te doen voorkomen. Kortom zij hebben geene hoop van te flaagen eer zij beidei» uitgeroeid hebben. Dit het geval zijnde, hoop ik, dat men het niet ongepast zal vinden wanneer ik de nationale onderwijzers toefpreek en hen bezweer, deeze zaak als bijzonder de hunne aantemerken. De waereld is , verleid geworden door het voorwendfel van zedelijk onderwijs. — Befchroomdheid van hunnen kant, zoude dus een onberekenbaar nadeel toebrengen, omdat men Mier» uit zal afleiden dat zij zich overwonnen houden, en men hen van onverfchilligheid en onop. rechtheid zal befchuldigen. Ik weet, du: een zedig man ongaarne te voorfchijn treedt met iets dat den fchijn zoude geeven als of hij zich wijzer "of deugdzaamer dan anderen rekende. Maar indien allen zoo befchroomd zijn, wat zal er dan van worden? moeten wij toelaaten, dat een partij overgegeeven flechthoofden, aan welke niemand het beleid der geringfte zaak zoude toevertrouwen, bij de onweetenden doorgaan voor leeraars van waare wijsheid, en dus de geheele waereld in den valftrik lokken? het is hun gelukt bij onze ongelukkige nabuuren op het vaste land, en in Duitschland (tot hunne fehan-  DB FRANSCHE OMWENTELING. 533 fchande zij het gezegd) zijn zij zelfs door eenige eedvergeeten godgeleerden geholpen; Dan ik wil van mijne landgenooten beeter hoopen, en ik geloof, dat onze geestelijkheid' onderfteuning genoeg in het aangebooren ka» rakter der britten zal vinden. Nationaale vergelijkingen zijn zeker "bijna altoos partijdig, — maar ik geloof dat men ze in dit geval kan toegeeven. Voltaire fpreekt van zijne eigen landgenooten wanneer hij zegt: „ zij gelijken een vermengd gebroedfel van aap en tijger," het zijn namelijk dieren die voor de grap kwaad doen, en in het pijnigen van hunnen prooi be- haagen fcheppen. Zij hébbén indedaad van de waarheid de^zer befchrijving de fchriklijkfte bewijzen gegeven. Het is dus met zeer veel nationaalen hoogmoed dat ik het gedrag der, Franfchen vergelijk met dat der britten in bijna, gelijke omftandigheden, namelijk geduurende da burgeroorlogen en de overheering van Cromwel» Er zijn in een half jaar der Franfche revolutie veel talrijker en veel fchriklijker gruweldaaden bedreven, dan geduurende dien gehcelen onrusti» gen tijd. En hier bij moet men opmerken, dat er in Engeland bij alle andere reden tot misnoegdheid 'geen gering gedeelte van godsdienftige dweepzucht bijkwam, het welk eene hartstocht is (als ik het zoo mag uitdrukken; welke bi'jna altoos het . meest gefchikt is om alle gram" ftoorige gedachten te verlevendigen. Veel is er te hoopen van die neiging tot billijkheid, W m 2 wel-  524 DE FRANSCHE OMWENTELING. welke in het britsen karakter opmerkelijk is, en aan welke wij, zoo ik mij verzekerd houde, de voortreflijkheid van onze conftitutie te danken hebben. Nergens elders in Europa worden de rechten der onderfcheidene clasfen zoo onpartijdig gehandhaafd. Allen kennen derzelver kracht, en vergunnen ze aan anderen. Van daar komt het dat dezelven zoo vreedzaam genoten worden, — van daar komt het dat de edelman met den pachter en den boer in eene zoo gemaklijke en zoo gemeenzaame meerderheid omgaat: —————— Extretna per itlos Jusiicia excedens terris veetigia fecit. ónze geestelijkheid is ook voor dien taak zeer wel voorbereid. Want onze voorouders verfchilden in hunne begrippen hemelsbreedte van de verlichters van onzen tijd, en hebben gewild dat de godgeleerden de natuurlijke wijsgéerte behoorlijk zouden beftudeerd hebben, oordeelende dat de kennis van de overeenftemming der natuur en van het verbaazende van haare werkingen een vast geloof zoude verwekken aan eene wijsheid en macht, die de oorzaak van die fchoone orde, de fchepper en beftuurder van alles, en dus het natuurlijk voorwerp van bewondering en liefde is. Een goed en gevoelig hart erkent dit zonder weêrzin en fchept vermaak in zich onder het beftuur en de zorg van zoodanig oppenveczen te rekenenen. Dit punt  DE FRANSCHE OMWENTELING, ƒ35 punt eens gewonnen zijnde» zoude ik denken, dat de heilzaame waarheden van den godsdienst ten hoogden welkom zijn moesten. Mijns bedunkens zoude het gemaklijk vallen zoodanige lieden te overtuigen, dat er onder de onbedenklike verfcheidenheid van Gods werken, een groot oogmerk beftaat, aan het welk alles ondergefchikt fchijnt, namelijk deeze waereld, zoo veel op eenige wijze mogelijk, optehoopen met levende fchepfelen, met wezens die de zaaken rondsom hen genieten, elk op zijne wij. ze en maate. Onder deezen is de mensch het voortreflijkfte, en het maximum zijner genietingen fchijnt een hoofdartikel in de wegen der voorzienigheid. Het zal, geloof ik, weinig moei» te kosten te bewijzen, dat de natuurlijke voorfchriften van den godsdienst, of de onmiddelijke gevolgen van het geloof in Gods zedelijk beftuur des heelals, in alle omftandigheden van gevoel, neiging en gedrag overeenftemmen met die het meest gefchikt zijn, om (over het algemeen) de maatfchappij te veraangenaamen. De zelfde reeks van gedachten zal aantoonen, dat de waare verbeteringen in de aangenaamheden der maatfchappij, indedaad verbeteringen van 'smenfehen redelijke natuur zijn, en ons zoo veel nader brengen tot die volmaaktheid, voor welke ons geweeten ons verzekert, dat wij vatbaar zijn, en welke de godsdienst ons bemoedigt in een anderen levensftaat te hoopen. „ En dus «uilen de wegen der wijsheid blijken, wegen M m 3 „ van  20 DE FRANSCHE OMWENTELING. » van blijdfchap, en alle haare paden, paden van », vrede te zijn." Zoodanige onderwerpen nafpoorende, behoeft men geenige ftaatkundjge uitpluizing. Deeze zoude even ongepast als fchadelijk zijn. Dezelve kan nooit misfen ontevredenheid te verwekken; — maar zeker moet het hoogfte vergenoegen ontftaan uit de gedachte, dat wij medewer. ken met den fchepper van5 alle wijsheid en deugd, en dat wij de goedertierene oogmerken zijner voorzienigheid bevorderen. Zoodanige gedachte moet het gemoed verheffen, 't welk dus een foort van bondgenootfchap met den fchepper der natuur ontdekt. Onze broeders in de maatfchappij komen indedaad voor als broeders, erfgenaamen van de zelfde blijde verwachtingen, en medereizigers naar de zelfde beftemming. Dit zal een foort van zedelijke vaderlandsliefde zijn, en zoude, mijns inziens, nationale infchiklijkheid te weeg brengen, alzoo wij in alle fchepfelen onvolmaaktheden zien en ons zeiven van onze eigene bewust zijn, hoewel wij met dit alles hoopen eindelijk allen in verdienften en geluk gelijk te zullen zijn. Ik hoop dat men mij hierin niet-van vermetelheid zal hefchuldigen. Er is geen beroep dat ik oprechter eerbiedig dan dat van een godsdienftig en zedelijk leeraar van mijn land. Ik zeg hier niets dan het geen ik gewoon ben in mijne amptsbezigheden uitgebreider te zeggen. En ik denk niet dat men zeggen kan, dat ik ver-  DE FRANSCHE OMWENTELING. 5^7 verwaand ben, wanneer ik onderftel, dat eere veeljaarige ftud'ie van gods werken mij met dezeiven een weinig meer bekend doen zijn dan waarfchijnlijk iemand zijn kan, die er nooit om denkt, maar enkel zich met het woelige des levens ophoudt. Zoude een van deezen zeggen, dat alles flechts gevoel of nootlot zij, hetgeen maar al te gemeen is, dan zoude ik denken, dat een voorzichtig man mijn gezegde van ten minften zoo veel belang zal oordeelen, dat hij er ernftig over denkt, eer hij zich toegeeft in zaaken, die ik beweer, voor zijne toekomende rust en geluk, ten hoogften gevaarlijk te zijn. Om die reden meen ik, dat men mij niet verwijten kan dat ik van mijn fpoor afwijk, of dat iemand tegen mij zal kunnen zeggen „ Ne fu„ tor ultra crepidam:* De tegenwoordige tijd is zorgelijk, en het is de plicht van elk mensch, het zijne tot het algemeene best toetebrengen. Het is in die hoop, dat ik deeze bladzijden gefchreven heb; en indien zij die uitwerking mogen hebben, zal ik mij zelve zeer gelukkig rekenen, dat ik op iets nuttigs gevallen ben, terwijl mijn voorneemen enkel was, den tijd te korten geduurende de lastige uuren dat ik door ziekte thuis moest blijven. Niemand is meer overtuigd van de veele onvolmaaktheden van dit werk dan ik. Dan, daar ik geen ander oogmerk gehad heb dan eenig goed te doen, hoop ik door een verftandig en welwillend publiek niet ongunftig ontfangen te zullen worden. M m 4 :lle  5lS DE FRANSCHE OM WE N TJELI NO, Ik moet verzoeken;, dat men zich herinnere, dat mijn voorneemen niet was een boek te fchrijven, Deeze .bladzijden waren voor het grootfte gedeelte Josfe aantekeningen, welke ik uit boeKen , ^die ik geleend had, maakte, om daarvan bij gelegenheid gebruik te maaken in mijn onderzoek naar de Vrij-Metzelaarij, welke het eerfte voorwerp mijner nieuwsgierigheid was. Maar toen ik van de Illuminaaten kennis kreeg, beklaagde ik de tijd, welken ik met de Metzelaars verfpild hadt. Hunne betrekking echter ziende, meende ik den. voortgang van een en hetzelfde doeleinde te befpeuren. Dit fpoorde mij aan, om eenige overblijffelen van Weishaupts genootfehap uitte vinden. Het verwonderde mij niet, dat ik daarvan blijken in de Franfche Revolutie vond. Na duidelijke bewijzen zoekende, vond-ik de Duitfche Unie, en eindelijk bleek het geheel een enkel uitgebreid en fnood ontwerp te zijn, hetwelk over geheel Europa in werking was. — Eenige hooggefchatte vrienden bemoedigden mij in de hoop, dat ik eenig nut doen zoude met deeze berichten publiek te maaken, en zij zeiden mij, dat er geen tijd moest verlooren worden. Ik begaf mij dan aan het werk om mijne onfamenhangende aantekeningen bijeentezamelen, in een tijd wanneer mijne ampsbezigheden mij weinig tijd lieten, en ongefteldheid mij tot ftudeeren onbekwaam maakte. De gevolgen hiervan blijken in de yeele misftagen, welke ik zie, zonder op dit pogen- bük  BE FRANSCHE OM W-EN T ï 11 N Q. blik in ftaat te zijn dezelven te verbeteren. Ik ben deeze verontfcliuldiging aan het publiek verfchuldigdj, en vertrouw, dat mijn goed voorneemen dezelven gunftig zal doen ontfangen. (*) (*) Onder het afdrukken van het vel beginnende met bladz, 498 2ag ik eén werk,dat voorleden jaar te Parijs uitgegeven is, getijteld: La Conjuration ffOrleans. Het bevestigd alles wat ik over het misbruik van de VrlJ-Metzelaajs Loges gezegd heb. — Het ge'.ft een ornftandig .verflag van het oprichten der Jacubijnfche focieteit door de club Breton. Deeze laatfte fchijnt het genootfehap, 't welk met behulp der Duitfche afgevaardigden, opgericht was, geweest, te zijn. De Jacobijnfche club hadt verfcheidene committés gelijk t dik- *wils bisfchoppen naar hunne bisdommen terugzenden , en zond in 1784 een rondgaanden brief aan allen die aan het hof waren, hen gelastende, daadlijk naar huis te keeren en niet zonder zijne verzochte en verkregene toeftemming de hoofddad te genaaken. Over geenerlei" misbruik van kerkelijk gezag wierdt zoo veel geklaagd als over het trotsch en verdrukkend gedrag der bisfchoppen jegens hunne curés. Deeze waren onbetwistbaar de nuttigde leden der kerk en in een kleinen daat worden geene anderen tot alle de christelijke oogmerken van vereering en godsdienftig onderwijs vereischt, maar in een groot rijk als Frankrijk zijn de bisfchoppen enkel, nodig om aan den dienst der cure's eenvormigheid te geven, hen allen bij dezelfde leer en alle dingen in goede orde te houden. De curé leeft in het midden zijner kudde, onderrecht de onkundigen, bezoekt de zieken, troost de dervenden , berisot die misdoen, verzoent die twisten, heeft het opzicht over huwelijken, geboortefeesten en begraavenisfen, en doet aan zijne parochiaanen duizenderlei goede dienften. Hij is gemeenlijk van geringe geboorte en heeft alle de onfchul- dige vooröordeelen van zijne kudde. Zijn toedand gelijkt den hunnen. Beide klaagen over de vernederingen en verdrukkingen, welke zij van hunne meerderen te lijden hebben. Indien ^n 3' dus  543 NASCHRIFT. dus een curé zijn ampt behoorlijk in acht neemt,. moet het volk hem liefkoozén. ■ Door allé partijen worden zij voorgedragen als beminne-" lijke en agtingswaardige menfehen. Het is merkwaardig dat de care de village in alle romans, vertellingen, toneel ftuk kén enz. op dee* ze wijze afgefchilderd wordt, zoo dat het Zeer waarfchijnlijk is, dat dit over het algemeen hun karakter was. Zoodanige lievelingen met gezag behandeld te zien, kan niet aangenaam zijn, hen beledigd en vernederd te zien, moet ftoo* teh, — maar hén benadeeld en verdrukt te zien, moet vertoornen. Dienvolgens deedt niets de hooge geestelijkheid zoo veel nadeel als de klachten der curés. Dè woelzieken en oproerigen vonden hen de gefchiktfte werktuigen tot hun oogmerk, -- door hen tot meerdere klachten aantezetten, die te vermeerderen met gene lijst van hunne eigen bezwaaren, en hen deezen geest de eenvoudige parochiaanen te döen inprenten, wierdt het volksmisnoegen grootlijks vermeerderd. Zij waren zonder het te weeten, de werktuigen der twijffelaars en oflgeloovigen; want terwijl het volk door de gefchillen tusfchen hen en hunne meerderen famenverbonden was tegen de hooge kerkelijke Smptenaaren, was elks oog gericht op de geringde misflagen die deezen begingen. — Terwijl de onderlinge ontevredenheid aanwiesch, Wilden de bisfchoppen de curés met meer ftrengheid behandelen, — en toen de intriguanten hier-  NASCHRIFT. 543 hierover ten fterkften uitvaarden,. wierdt het bisfchoplijk karakter gefchonden, en zij voorgedragen als eigenbelangzoekende fchijnheiligen, die den godsdienst ingefteld hadden om zich een groot inkomen en onbeperkt gezag te kunnen aanmaatigen. Dat er eenige grond voor deeze befchuldiging beftaan hebbe, kan men onderftellen, omdat zij in de zelfde betrekking tot de cure's ftonden als de adelijken tot den burgerftand. En wij kunnen eenigermate dezelfde vooröordeelen , misfchien door den godsdienst een weinig verminderd, bij hen onderftellen, omdat die altoos in het gemoed van den onvolmaakten mensch beftaan, en, naar zijn bijzonder karakter, meer of minder invloed op zijn gedrag hebben. Dit onderfcheid is er, dat die vooröordeelen . eenvormiger en fijsthematifcher zijn moeten bij lieden die gewoon zijn alle* naar zekeren regel te verrichten. Maar wij behoeven ons niet tot deeze onderftelling te bepaalen. Er zijn door de cure's van bijzondere bisdommen veelerlei klachten over het trotsch, verdrukkend en onrechtvaardig gedrag der bisfchoppen ingeleverd. Eene wijze van verdrukking wordt altoos opgehaald. In plaats van jaarlijkfche belastingen, .geeft de kerk den koning, om de vier of vijf jaaren een zoogenaamd vrijwillig gefchenkt. Dit geeven de aartsbisfchoppen , bisfchoppen , voornaam© abten, en hoofden van godsdienftige geftichten, N n 4 die'  $H naschrift. die eerst onderling over de fom overeenkomen en dezelve vervolgens van hunne bisdommen bij fchatting heff(jn. Men zegti dat z[. dg fom zoodanig verdeden, dat zij zelve weinig of niets, en de cure's alles betaalen. Ik herinner mij een beklag van dien aart, omtrent 1780 aan bet parlement te Tournille. tegens den bisfchop van Chartres gedaan, geleezen te hebben. Hij wierdt veroordeeld om over de , 30000 livres weder te betaalen, welke hij van de cure's te veel hadt afgenomen. Terwijl er in zijn bisdom 500 parochiën waren, hadt hij eiken curé meer dan 60 livres te veel doen betaalen, hetwelk voor een gering inkomen, eene aanmerk1/jke fom is. Lange voor dien tijd hadden de qurés reeds pogingen gedaan , om zich over dee. se onrechtvaardighied bij zijne majesteit te beklaagen. Ik herinner mij in 1774 in handen van éen heer van het corps cüplomatique eene memorie van klachten gezien te hebben, welke hij aan den jongen koning meende te prefenteeren. Mij ftaat voor, dat het een eenvoudig verhaal van daadzaaken en eene berekening was, door welke de evenredigheid van de fchatting der cure's ontzettend voorkwam. Maar dezelve wierdt onderfchept en de heer, die het zoude bezorgd hebben, wierdt met eene lettre de cachet bediend, omdat hij niet ophieldt den ouden Maurepas lastig te vallen. Ik herinner mij, dat fömmige bisfchoppen van eene waarlijk drukkende behandeling met naame befchuldigd wier- den s  NASCHRIF T. 545 den, die bij voorbeeid cure's deeden betaalen, welke de tienden van hunne parochiën niet ontvingen, maar enkel, even als parochie-priesters, een gering jaargeld van de abten hadden, terwijl deeze de volle tienden genooten. Dit zeide men dat onwettig was, en het was indedaad onrechtvaardig en wreed. Ik kan niet begrijpen, dat zoodanige befchuldigingen in eene memorie aan zijne majesteit zouden gefteld zijn, zonder dat er fterke gronden toe waren, omdat eene valfche befchuldiging van dien aart zeker zeer ftreng zoude geftraft zijn geworden. Geduurende onze gefchillen met onze Amerikaanfche colonien, toen mijnen aandagt grootlijks op de gebeurtenisfen in Frankrijk gevestigd was, zag ik een papier getijteld La Remonftrance des curés, in hetwelk hunne bezwaaren nog naauwkeuriger opgeteld en derzelver onrechtmaatigheid tot mijn genoegen beweezen wierdt. Dit ftuk was, wel is waar, naamloos, maar men vondt gc-> duurig aanhaalingen van bekende fchriften, en bijzonder van zekere memorie in naam van de curés van Dauphine' en Provence. Zoo veel kan ik mij er van herinneren, dat zij hunne bis» fchoppen verzochten om met hen eene bijeenkomst te houden en de gefchillen te beflechten. Hun verzoekfehrift wierdt als oproerig verworr pen en hen bevolen in hunne parochiën te blijven. Maar zij keerden zich tot de provintiaale parlementen, die hen vergunden, onder elkander te vergaderen. Dit deedden zij, en ftelden Nnj eea  g4°" NASCHRIFT. een verzoekfchrift r hetwelk zij door twee afgevaardigden te Parijs den hr. Necker deedden overgeeven. - Hij omhelsde greetig en listig deeze gelegenheid, om de cure's te gebruiken tot vernedering der bisfchoppen, en de curés hadden de gunftiglte verwachtingen. Waar fchijnlijk babbelden zij hiervan, want de bisfchoppen te Parijs kregen er de lucht van, en bewerkten een bevel aan de afgevaardigden, om den derden dag naa hunne aankomst te Parijs ria^r hunne parochiën terug te keeren. Het verZoekfchrift wierdt echter (waarfchijnlijk door Necker) met den grootden fpoed gedrukt, verfpreid, en algemeen geprezen. De Remonftrante des curés meldt, dat door deeze verfpreiding •over het geheele rijk teweeggebragt wierdt, dat tie curés van verlcheidene provintien zich bij de eerde tekenaars voegden, en dat de zaak een zeer eindigen keer nam. Maar de prelaaten verkregen een koninglijk edict, waarbij het voor landverraad verklaard wierdt wanneer de curés van eenig bisdom, om eenigerlei aangelegenheid in grooter aantal dan dertien, een van weiken een aanzienlijk amptenaar van het kapittel zijn moest, bijeenkwamen. De Remon* flrance was zeer wel gedeld, zonder eenige verwijting. Het was eerder eene drooge uit* pluizing van rechten, en een geleerd onderzoek van den oorfprong der onderfcheidene kerkelijke waardigheden. Wat mij bijzonder trof, was de elendige jaarwedde van de parochiën. Ik had mij  NASCHRIFT. 547 mij verbeeld dat deeze verzorging eenigermate met de onze gelijk ftondt, zoo dat de predikant, die waarlijk den geheelen last, en de hitte van den dag in den evangelifchen oogst moet dragen, niet alleen een onbekrompen leven en iets van zich zelf konde hebben, om het genoegen der weldaadigheid te genieten, maar dat hij zoodanig kdnde leeven, dat hij bij de voornaamfte inwooners zijner parochie eert welkom gast was, en zijne vermaaningen met een nuttigen eerbied door de eenvoudige dorpelingen aangenomen wierden. Maar het verbaasde en fmerte mij zeer, te zien dat de jaargelden van de dorpsplaatfen nooit hooger dan vijf a zes honderd gulden en veelen veel laager waren. Sommigen beliepen door die fchattingen flechts 2 è 3 honderd gulden. Dit was zeker armoede, offchoon de curé door den ongehuwden ftaat van de verzorging eens huisge. zins bevrijd was, maar hij konde geen grijzen vader, of onverzorgde zuster onderfteunen, noch den armen verkwikken. Ik twijffel niet of ieder die ernflig over de bediening van parochie»prediker denkt, zal zich veerontwaardigd gevoelen door de wet die hem tot eene nooddruftigheid vooroordeelt, welke zoo ftrijdig is met de befchaaving van zijnen geest en met zijn eerwaardig ampt, van het volk in de plichten des levens te onderwijzen en tot de aanbidding des Almachtigen Gods te leiden, — terwijl de bklchop , wiens plichten, indedaad, aan  £48 NASCHRIFT. aan die van de curé ondeifchikt zijn, een ruim inkomen bezit, benevens de befchikking over een nog veel grooter, tot onderftand der armen en tot andere gcwigtige dienften. Tijdelijke genietingen en de genoegens der weldaadigheid zijn uitgeftort over hem die dezelve het minst behoeft, en worden geweigerd aan hem, wiens dienften hem eene rechtmaatige aanfpraak op dezelven geven. Kunnen ongodsdienftigheid en ongeloof een gefchikter onderwerp vinden, wanneer zij den vastgeftelden godsdienst van Frankrijk willen omverrewerpen ? Zeker mag ik mijn verlangen te kennen geeven van eene groote hervorming in deeze bijzonderheid daargefteld te zien, zonder dat ik te recht kan befchuldigd worden dat ik alle de gruwelen der Franfche omwenteling wil verdedigen. Ik ben een vijand van de misilagen van bijzondere perfoonen optehaaleri, — zelf niet die zeer flecht en bekend zin, — ik fpreek in het algemeen. — Tevens moet ik zeggen, dat het zeker een voornaam gebrek van de kerk is, wanneer zij zoodanige menfehen als Dubois, Terraije en anderen, die ik zoude kunnen noemen, niet alleen duldt, maar met haare fchat. ten en eerbewijzingen overlaadt. Indien de hoofden der kerk de helft van de moeite naamen om de eer der kerkelijke waardigheid optehouden, die zij neemen om den rijkdom en hef gezag der kerk te handhaaven en te vermeerderen, wij zouden nooit van deeze beris- pe-  NASCHRIFT. 549 pelijke ftelregels van het kerkbeftuur, noch van zoo veele voorbeelden van het flecht gedrag van bijzondere perfoonen gehoord hebben. De aanmerkingen, welke op dit werk in het Analijtical Revieuw gemaakt zijn, verwonderden of mishaagden mij niet, — ik verwachtte die, — maar de beoordeelaar moest daarop gelet hebben, dat elk onpartijdig leezer aan de voornaamfte bewijzen, die ik van het beftaan eener zamenzweering bijbreng, namelijk de geheime briefwisfeling der Illuminaaten niet kan twijffelen, wanneer hij dezelve door Weishaupt zelve erkend ziet, gelijk op bladz. 18a aangetekend is; hij heeft zelfs de ftoutheid, te denken, dat deeze brieven hem bij iedereen zullen rechtvaardigen die geen bloeddorftige wetgeever is, gelijk de Britfche parlementshuizen, die zeker zijne voorgenomen daad als een moord zouden befchouwd hebben. Bij deeze bewijzen voeg ik Knigge's laatfte verklaaring en het verflag van de geheimen, hetwelk door Grollmann, die noch despoot of priester was, bevestigd is. De beoordeelaars beweeren iets welk zij lang geweeten hebben vaisch te zijn — • want in de buitenlandfchè beoordeelingen, uit welke zij hunne berichten van de Duitfche boeken getrokken hebben, moeten zij die brieven en de loftuitingen over dat zelfde werk van Weishaupt, in hetwelk hij de echtheid der geheime brieven erkent, gezien hebben. Zij konden zeker alle deeze berichten agt jaaren ge-  550 NA S CHUIFT. geleden gegeven hebben, want zij konden de artikelen, welke zij uit het letterkundig journaal van Jena overnaamen, niet leezen zonder tevens de beoordeelingen van de door mij aangehaalde werken te zien. De keuze die zij gedaan hebben en het overflaan van eene merkwaardige en verontrustende zaak als het Beijersch genootfehap toonen genoeg welke leiding zij aan den publieken geest willen geeven. Ik vind mij genoopt te denken, dat zij niet zoo wel geflaagd zijn als zij verlangden — want dit werk is, nlettegenftaande deszelfs groote gebreken, en de pogingen van die fchrijvers, om het in verachting te brengen, zeer gunftig ontvangen. Ik fchrijf dit niet uit eenigerlei verwaandheid, want ik ben overtuigd, dat de eenige verdienfte van hetzelve is, de eerfte boodfehapper van een wonderbaarlijk en belangrijk geval te ziju. Men heeft mij ook gezegd, dat ik geene ge- „ noegzaame waarborg hadt voor de anecdoot betreffende Frederik II. op bladz. 95 en die op bladz. 489. Dit doet niet veel ter zaake, — zij zijn ook niet ten nadeele van de perfoonen, — ook ben ik overtuigd, dat mijne berichten niet ongegrond geweest zijn. Het is zeer waarfchijnlijk, dat ik niet de juiste woorden der fpreekers heb kunnen opgeeven, — maar er zijn omftandigheden, die mij overtuigen dat hunne meening dezelfde geweest is. Gelijk-het verfierd fchilderij van onbepaalde vrijheid en gelijkheid, en het vadzig vermaak van  NA.SdllRIFT. 5gl van het patriarchaal leven de middelen zijn waarmede de Illuminaaten hoopen alle harten te betoveren, en gelijk zij elke maatichaplijke inrigting, die eenige aanhoudende ondergefchiktheid toelaat, afkeuren, en bijzonder wanneer die ondergefchiktheid op onderfcheiding van rang gegrond is, terwijl zij alle voorrechten van bijzondere clasfen van menfehen beftrijden, zoo hoop ik, dat men het niet van het algemeen oogmerk van het voorgaande werk afwijkende zal vinden, wanneer ik met alle onderwerping eenige van mijne redenen opgeeft, waarom ik, zonder aarfelen, op bladz. 475 beweerde, dat de Britfche oonftitutie de eenige is die aan eene groote en weelderige natie een voortdurend geluk kan verfchaffen, en dat zij bijzonder»gefchikt is, om de besce geneigdheden van be. fchaafde gemoederen gelegenheden tot werking te geven. Ik ben te meer begeerig om dit te doen, nademaal het mij toefchijnt, dat de meesten der ftaatkundige fchrijvers op het vasteland, en veele van mijne landgenooten geen acht gegeven hebben op de gewigtige omftandigheden, die onze conftitutie van de ftaaten generaal van Frankrijk en van andere landen onderfcheiden. De republikeinen in Frankrijk hebben, naa de revolutie, zich alle moeite gegeven, om hunne jaarboeken natezien, hetgeen zij moesten gedaan hebben voor de bijeenroeping der ftaaten generaal, welke dan waarfchijnlijk geen plaats zoude gehad hebben. Zij hebben aangetoond, dat  §5* N A S C II R. I F T. dat de bijeenkomften der ftaaten, indien wij die van 1614 en 1483 uitzonderen, altoos aanleiding gegeven hebben tot onderiingen ftrijd tuschen onderfcheidene orders, waarbij de belangens der natie en der kroon even ver uit het oog verloren wierden, en het koningrijk in alle de rampen van een verwoestenden burgerkrijg gedompeld wierdt. Hiervan geeven zij ons een merkwaardig voorbeeld geduurende de gevangenfchap van koning Jan in 1355 en 1356, in welken tijd gruwelen bedreven zijn, welke door die van onze dagen naauwlijks overtroffen zijn. Zij hebben aangetoond, dat de vergadering der onderfcheidene ftanden in Brabant de zelfde rampzalige gevolgen gehad heeft, hetgeen nog klaarder blijkt in Zweden en Deenemarken, waar zij veelal eene omwenteling en verandering van beftuur veroorzaakt hebben, welke altoos eindigde in de onbepaalde Meer. fchappij of van dé kroon, of van een der ftrijdende orders. Zij lagchen om de onnozelheid der Britten, die zich verbeelden dat hunne conftitutie, die op de zelfde wankelende gronden gevestigd is, beftendiger vruchten zal voortbrengen; en zij beweeren dat de vreedzaame uitoeffening van de door dezelve ingeftelde machten geduurende meer dan eene eeuw (iets welk wij te vooren nooit ondervonden hebben) enkel toevallig is. Met veel bedrevenheid hebben zij de voormaalige onlusten uitgekipt en dezelve zoodanig voorgedragen, dat daaruit afgeleid  U a s c m b. i f t. 553 leid zoude worden dat eene vergadering van „ ftaaten generaal of parlement, beftaande uit j, eene vertegenwoordiging van de onderfcheii, dene clasfen van burgers nooit over het algemeene leed kan raadplegen, maar altoos „ haaren tijd moet verliezen met krakeelen „ over hunne wederzijdfche inbreuken op el„ kanders rechten ; terwijl zij zich elke dienst„ bewijzing aan de uitvoerende macht zullen „ ten nutte maaken, om de meest vermogende ,, clasfe eenig nieuw onbillijk en verderflijk „ voorrecht te verfchaffen." Zij hebben de onbefchaamdheid om de magna charta optegeeven als een voorbeeld van de overheering der groote leenmannen, en zij hebben dezelve zoodanig voorgedragen dat hunne fchrijvers en toehoorders er den fpot mede drijven. Zij hebben dit alles gedaan, om eenige weinige dóórdenkenden te doen overhellen tot de affchaffing der onderfcheidene ftanden en totf"hunne nationaale conventie in de vorm van eenen een en ondeelbaaren-chaos van Franfchen. Non bene jundlarum discordia femina rerum, Ubi frigid'i pugnabant calidis, hamtntia ficcis, Blollia ciim duris, fine pondere liabentia pondus . Hunne redeneering zoude juist en hunne bewijzen uit de gefchiedenis overtuigende zijn, indien hunne eerfte Hellingen waar waren, indien het Britsch parlement waarlijk eene vergadering van drie ftanden was, die, het zij perOo foon-  554 .N A S C H R i T t. foonlijk, het zij bij vertegenwoordiging, elk een veto over de befluiten der beide andere -hadden. En ik vermoede, dat de meesten van mijne landgenooten, die geene gelegenheid gehad hebben,, om de zaak naauwketirig te onderzoeken, zich indedaad verbeelden, dar dit de Britfche conftitutie is; want in. de gewoonlijke-gefprekken over dit onderwerp ga^it men zelden verder dan met groot behaagen te fpreeken van Het evenwigt van vijandelijke machten, van den koning als bedechter van gefchillen, en van den vrede en den voorfpöed die uit dit geheel voortkomt. Maar ik kan niet voorbij, te denken, dat dit , bijna in alle oihftandigheden een wanbegrip is. Ik ken geene tegenftrijdige belangens in den ftaat, uitgenomen de algemeene van den beftuurder en de beftuurden, den koning en de onderdaanen. — Indien er door onze conftitutie een fcheidsmtn ingefteld is, dan is het 't hooger» huis — maar dit is niet als eene vertegenwoordiging van lieden van geboorte; manr als eene vergadering van eiflijke magiftraatsperfoonen: de Pairs vergaderen niet, om hunne eigene voorrechten als burgers te handhaaven, maar, het zij als raadsheeren des konings, het zij als rechters ter allerlaatfte inftantie. De voor» rechten welke wij hen fomwijlen zien verdeedigen, zijn niet de voorrechten van de hooggeboorenen, van de groote vasfaalen der kroon, Biaar die van het huis der lords, van het opper-  NASCHRIFT. ^55 perfte gerechtshof, of van den raad des konings. Bij alle natiën op het vaste land zijn de onder* fcheidene ftanden, zoo als men die noemt, corporatien , politieke lighaamen , die hunne eigen rechtspleging en rechten hebben, welke zij zelve handhaaven, en door welke zij zoo zeer van de andere ftanden onderfcheiden zijn, dat zij even min als olie en water zich kunnen verëenigen. Echter zeide de, groote prefident Montesquieu, dat de pairs van Engeland een lighaam van edelen waren; en hij gebruikt het woord lighaam in den voorzeiden ftrikten zin, als het zelfde bekenende als corporatie. Hij bezigt dit woord dikwils, fpreekende van de tweede clasfe der Franfchen, namelijk de edelen van geboorte en de geadelden (dat is, die> met voorrechten en onderfcheidingen der edelgeboorenen befchonken zijn), deeze zijn door de wet tot een lighaam vereenigd en hebber» macht om hunne voorrechten te handhaaven. De gcfchiedcnisfen van Frankrijk, en zelfs die van ons eigen land, leeren ons , dat dit lighaam alle dc onderfcheidingen van den adel, en de gfootbaronnen alle de voorrechten van hnnne baronijen kannen blijven genieten, alfchoon het gezag der kroon bijna vernietigd zij. Wij hebben dus - /ne reden om te denken, dat zij altoos zorg zuilen draagen, om het gézag der kroon te onderlteunen, en veelminder, dat zij tevens de vrijheden van het volk zullen handhaaven. In de verkiezing van hunne vertegenOos 1 woor-  55(5 H A S C H R I t T. woordïgers (want het geheele lighaam des adel» ihogt bij vertegenwoordiging verfchijnen ,) kunnen wij niet verwachten dat zij altoos die geenen uit hun midden zullen verkiezen, die altoos deeze twee voornaame punten van onze conftitutie in "t oog zullen houden. — Even naijverig wegens het gezag der kroon als wegens de inbreuken van die niet van adel zijn, en zelfs vreezende .voor de aanmaatigingen der groot baronnen, de''machtigften van hunne clasfen , zullen zij altoos ^vertegenwoordigers kie. zen die hunne eigene rechten in de eerfte plaats voorftaan. Zoodanige Heden zijn in geenen dee« le gefchikt, om het behoorlijk gezag der kroon te handhaaven en om de vertegenwoordigers der laager clasfen binnen de behoorlijke paa, len te houden. Doch ons tegenwoordig huis der lords is van een geheel anderen aart. Voormaals was het grootendeels op die wijze, en de gevolgen waren de zelfde als in andere landen. Maar zedert de omwenteling hebben de pairs van Groot-B rittannien geene previlegien die enkel of hoofd zaaklijk van geboorte afkomftig zijn, Die bepaalen zich enkel tot hunne amptsverrigtingen als magiflraatsperfoonen of als het opperfte gerechtshof. De koning kan, ter allertijd, eenig uitftekend man , dien hij tot de bediening van erfelijk magiftraatsperfoon waardig keurt, in het huis zitting geven. De pairs ajan van adel9 — dat wil zeggen, aanzienlijk; maai  NASCHRIFT. 557 «aaar zij zijn niet noodwendig en ook niet in alle gevallen lieden van hooge geboorte. Dus vertegenwoordigt het huis in geenen deele dat men in Frankrijk den adel noemt, — een bijzonder gedacht der natie; — ook is bet niet eene vergadering van de bezitters der groote leenen der kroon, als zoodaanigen, — want veele, zeer veele der grootfte baronnijen zijn in handen van die wij de gemeentens noemen. — Zij zitten, gelijk gezegd is, als 'skonings raadshee- ren of rechters. Dienvolgens wordt ons hoogerhuis niet geleid door de vooröordeelen van eenigerlei clasfe van burgers. Zij zijn erfelijke magiftraatsperfoonen, die door den fouverein aangefteld zijn tot zijnen raad, om zijne rechten te handhaaven, om het evenwigt tusfchen denthroon en het volk op te houden. Het grootfte gedeelte van den adel (in den zin, dien men op het vasteland aan dit woord geeft) behoort niet aan dit huis, maar zij kunnen lieden zijn van het laagerhuis, die wij de gemeentens noemen; ja, zelfs de zoons pn broeders der pairs zijn in het zelfde geval. De pairs kunnen dus niet vijandig of onverfchillig over de vrijheid, de rechten, of het geluk der gemeenten ?ijn, zonder hunne eigen familien te benadeelen. Ook is ons huis der gemeenten? geenszins gelijk aan den Tien Etat van de nabuurige. koningrijken. Zij zijn niet de vertegenwoordigers der onedel geborenen of van eenige clasfe Go 3 vm  558 NASCHRIFT. van burgers. De leden zijn eigenlijk de vertegenwoordigers der geheele natie en beftaan uit lieden van alle clasfen, van de hoogfte geboorte, van het aanzienlijkst vermogen, van befchaafde opvoeding, van geleerdheid, van talenten. Dus zijn de redenen van oneenigheid, die betrekking hebben tot de onderfcheidende rechten of privilegiën van de verfchillende clasfen van burgers wechgenomen, omdat de leden van elk huis uit perfoonen van alle die clasfen beftaan. Een pair moet een vijand van alle omwenteling zijn, omdat hij den hoogden trap van eer in den ftaat bereikt heeft. Alle omwenteling moet hem verlaagen , het zij die enen onbepaalden monarch of ene derriocratifche bende op den throon plaatst. De fouverein zorgt natuurlijkerwijs voor de handhaaving van het hoogerhuis en oeffent zijnen invloed op het huis der gemeentens," alles in zoo verre zulks ftrookt met de conftitutie en met de algemeene welvaart. Hieruit blijkt het karakter van den monarch en zijne keuze van ministers, gelijk in alle andere conftitutien, doch met minder gevaar voor de politie, kg vrijheid. — Het groote werktuig der manarchien is altoos het verfchil tusfchen de onderfcheidene danden over hunne previlegien geweest, en de fouverein verkreeg vermeerdering van voorrechten en gezag door zich aan de eene  NAS CH RI FT. 559 eene zijde te voegen. — Dus was het, dat onder het huis van Tudor onze conftitutie met rasfche fchreden naar de onbepaalde monarchie naderde, en tot dezelve zoude gekomen zijn;, indien jacobus de eerlte zoo veel macht als wil gehadt hadt, om te bewaaren wat hij meende de godlijke rechten der kroon te zijn. Ik herinner mij ntet, eenige misnoegdheid van laager clasfen tegens de pairs gehoord te hebben, en zij fchijnen tamelijk wel overtuigd hoe nuttig derzelver voorrechten zijn. Zij fchijnen tegens hen op te zien als de eerften die hen tegen de aanrandingen der oppermacht zullen befchermen. Zij weeten dat iemand van den laagften ftand tot die van pair kan opklimmen, en dat hij in die verheffing door de naauwfte banden met hen zelve vereenigd blijft; en het laagerhuis vindt geen aanftoot in het aanftellen van nieuwe pairs, omdat hunne voorrechten als vergadering, en hunne bijzondere rechten er niets bij lijden. Dus heeft het huis altoos alle ontwerpen, om 's konings macht in dit opzicht te verminderen, tegengegaan. Hoe ongelijk is dit alles aan de bloote vertegenwoordiging der bevoorrechte ftanden op het vasteland. De zich zoo veel inbeeldende conftitutioneelen van Frankrijk zagen iets in het Britsch parlement dat niet in hunne haastige begrippen viel, en zij waren te trotsch, om van ons overteneemen. Dit zoude eene groote fchaarste van vindingskracht aangeduid hebben O o 4 in  5^0 NASCHRIFT. in eene natie, die altoos gewoon was zich als de leermeesteresfe van het menschdom te befchouwen. De verftandigften onder hen, ech» ter, verlangden eene conftitutie, die zij eene verbetering van de onze noemden, en dit was het eenvoudig plan van eene vertegenwoordiging van de twee of drie ftanden van den ftaat. Het hoogerhuis zoude beftaan uit de vertegenwoordigers van 100,000 edelen. De prinsfen van den bloede en de grootbaronnen zouden daarin voor hun zelve en de overigen bij vertegenwoordiging zitting hebben. Het laagerhuis of Tiers Etat zoude beftaan uit afgevaardigden van de onedel geboorenen, als kooplieden, ge* ringer gerichtsamptenaaren, werklieden, land' lieden, en een klein aantal ingelanden. Zeker vereischt het weinig diepdenkendheid, om te zien welk foort van raadpleeging een zoodanig huis zoude bezig houden. Het zoude echter ten hoogden nuttig zijn, de gefchiedenis van Frankrijk en van andere natiën te leezen en te .zien, welke indedaad de werkzaamheden geweest zijn, van een dus zamengefteld Tiers Etat., welke hunne handelingen en beduiten waren, en welke ftappen zij deedden, om die te doen gelden. Ik twijffel niet of dit zoude onjze meeste voorvechters der algemeene verkiesbaarheid en algemeene ftemming doen veranderen. Ik heb onlangs Velleij en Villaret's ge* fchiedenis van Frankrijk (in het voorbijgaan kan ik zeggen dat de abt Bareul aangetoond heeft.  NASCHRIFT. $6l heeft, dat de uitgave van dit werk na de eerfte agt of tien deelen bezorgd is door de club d'Holbach, die er veel oyereenkomftig hun god? loos oogmerk bijgevoegd heeft,) en de berichten van de onrustige regeeringen van Jan, en vaiï diens opvolger Karei geleezen; deeze werken zijn lang voor de omwenteling gefchreven, en vervulden mij met afgrijzen. De eenige maal, dat ik iets gelijkende naar gematigheid in de gefchillen en eisfchen der onderfcheidene ftan#len van hunne ftaaten generaal en iets gelijkende naar vaderlandsliefde of in achtneming der algemeene belangens van den ftaat vind, is in hunne bijeenkomften geduurende de minderjarigheid van Karei VIII. Wat betreft de bepaalingen van de verkiesbaarheid voor het huis der gemeentens, mij Jkomt voor, dat men niet in twijffel kan trekken of de zoodanjgen wier nooddruftige en arbeidzaame levensftand hen buiten alle gelegenheid ftellen, om eenige algemeene kennis van politike betrekkingen te verkrijgen, moeten uitgefloten worden. Zoodanige lieden zijn ten eene» •maal ongefchikt voor raadplegingen over algemeene onderwerpen ; zij begrijpen het onder, werp niet, en kunnen er dus geen beftendig •oordeel over vellen, maar moesten dit bij eiken nieuwen fpreeker veranderen, en door eiken iistigen volksleider bedrogen worden. Maar er zijn andere omftandigheden, die mij 'doen denken, dat de landeigenaars de gefchik0 o 5 ftcn  5Ö2 NASCHRIFT. Iten van allen zijn, om deeze gewigtige bediening waarteneemen. Dit:zeg ik niet, omdat zij eene meer onmiddelijke betrekking tot de natie, en een grooter belang in derzelver lot hebben } ik verkies hen, om hunne algemeene gewoone wijze van denken. Bijna alle hunne gewoone handelingen moeten hen met het belang van anderen doen bekend worden, moeten hen dit op eene algemeene wijze doen befchouwen; en, kortom, de meesten van hunne bezigheden zijn eenigermate nationaal. Zij zijn gewoon, om de gefchillen der laager ftanden bij te leggen, — zij zijn gemeenlijk 'skonings vrederechters. Alle deeze omftandigheden maaken hen veel gefchikter, om'die ftaatkunde te verkrijgen, welke voor een lid van het laagerhuis onvermijdelijk, nodig is. Maar bovendien durf ik, zeggen, dat hunne wijze van denken in het algemeen meer een ftaatslid voegt, dan die van eenige andere clasfe van menfehen. De clasfe van landeigenaars beftaat meest uit lieden van goeden afkomst. Ik moet denken , dat zelfs hetgeen men familie-hoogmoed noemt, ten hunnen voordeele pleit. Ik houde mij overtuigd, dat alle onze neigingen nuttig voor de maatfchappij zijn, en dat derzelver kwaade gevolgen enkel uit het gebrek aan matiging ontftaan, of fom wijlen, omdat zij, in verkeerde omftandigheden, ingevolgd worden. Welke neiging is algemeener dan de begeerte, om ons zelve en onze familien voortduurende achting te verfchaf- fen  NASCHRIFT. , f^3 fen. Waar wordt de mensch van een zoo laagen geest gevonden, dat hij zich zelf niet zoude achten, omdat hij van agtingswaardige ouders gefprooten is en agtingswaardige huisfchelijke betrekkingen heeft. Is dit kwaad, om dat het misbruikt is geworden? Dan is alle voorrang door eerampten kwaad, en de* direéïeurs van het republikeinsch Frankrijk zijn even misdaadig als deszelfs voormaalige edelen. Deeze geneigdheid van dien menschlijken geest moest niet meerder tegengewerkt worden dan de begeerte naar gezag. Dezelve moest beftuurd, — maar altoos befchouwd worden als een der middelen om de nationaale belangens te bevorderen. De goede uitwerkfelen daarvan kennen wij reeds ; daardoor wordt eene zekere betaamlijkheid van gedrag verwekt, die algemeen behaagt; men verftaat altoos wat het gedrag van een fatzoenlijk man zeggen wil. De eenvou» digfte boer of arbeider zal van iemand wien hij eene zekere achting toedraagt zeggen: „ hij is in allen deele een fatzoenlijk man" (*)— en allen die hem hooien ver ftaan volkomen dat hij niet zekere rang, maar eene foort van levensgedrag bedoelt, welk beminnelijk en agtingswaardig is, en vertrouwen inboezemt, — Ik bemerk met eene foort van vaderlandfchen hoogmoed s dat deeze fpreekwijs bijna onze eigen is, — in Rus-. CO Voor fatsoenlijk min ftant in het Engelsch gentleman. VERTAALER.  JÓ4 ( NASCHRIFT. Rusland zouden die woorden geen zin hebben. Maar daar is de fouverein een dwingeland en slles behalven de voornaame lieden zijn flaaven; en die voornaame lieden doen daar geene moeite, om haare clasfe door zodanige ondericheiding agtingswaardig te maaken, of zoodanige fpreekwijs in te' voeren. Ik zoude hieruit kunnen befluiten dat Groot-Brittannien het gelukkig land is, waarvan die menschlijke neiging het verftandigst gebruik gemaakt is. Indien dit dus niet van grond ontbloot is, behoorden wij voor het huis der gemeentens de landstigenaars of den kleinen adel te verkiezen. Indien befpiegelende aanmerkingen in een ftaatkündig onderzoek van eenige waarde zijn, zoude ik zeggen, dat wij goede reden hebben, om deeze clasfe van ingezetenen een groot aandeel in de publieke raadflaagen te doen hebben. Behalven wat ik reeds aangemerkt heb van hunne algemeene wijze van befchouwing en hun gevoel van eene nieuwer betrekking tot de natie dan eenige andere clasfe, zoude ik kun* nen aanvoeren, dat het gezag en de invloed, die natuurlijk met publieke ampten gepaard gaan, aan hen waarfchijnlijk het best te betrouwen zijn. Indien zij geregeld tot die bedieningen uitgekoozen worden, zullen zij die beginnen te befchouwen als tot hunnen burgerlijken toeftand natuurlijkerwijs behoorende. Zij zullen dus die macht en invloed met de matiging en kalmte der gewoonte uitoeffenen; — het is geene nieu. wig»  UASCHRIFT. 565 w'ig'heid voor hen, en zij vreezen niet het te zullen, en daarom zijn zij minder greetig, om hun gezag uitteoeffenen.' Dit is het geweone gedrag der menfehen, en dus kan men het als de grond van veel waarfehijnlijkheid aannee. men. Kortom ik zoude van hen eenige grootmoedigheid en oprechtheid verwachten die zouden ftrekken, om dat beginfel van koophandelszucht te temperen, hetwelk de nationaale handelingen van Europa tegenwoordig fchijnt te beheerfchen, en even min met de belangens der menschheid fchijnt te ftrooken als het romeinsch beginfel van roemzucht. De leezer zal nu wel gelooven, dat ik het huis der gemeentens geenszins uit kooplieden wilde doen beftaan, offchoon die de natuurlijke vertegenwoordigers van de geld-belangens der natie zijn. Maar ik begeer niet het huis als een vertegenwoordigend lighaam van eenige hoegenaamde clasfe te befchouwen, en deszelfs raadplegingen met hunne uiteenlopende belangens te verontrusten. De man, die geene andere denkbeelden dan die van koophandel heeft, gevoelt geene groote zedigheid, — hij is eerlijk omdat het veiligst is, — kortom, ,, hij bere„ kent de waarde van alles naar de fom gelds „ die het kan opbrengen.'' Ik zoude op het gedrag van zoodanige menfehen naauwer toezien dan op dat der edelen. Indedaad zal de gefchiedenis aantoonen, dat de kleine adel niet het omkoopbaarfte gedeelte van het huis ge. weest is. De Illuminatie, die nu de waereld ; be-  5^0 tJASCHaiFT. beguichelt, werkt onmiddelijk, om het getal der omkoopbaare leden te vermenigvuldigen, door de ftaatsvergaderingen vari Europa te vervullen met ïiedën, die voor een geringen prijs veil zijn. Ministerieelc omkooping is de vrucht der vrijheid, en die heerschte bij onze natie in den tijd van koningin Elizabeth, toen Wentworth door haa= ren minister omgekocht wierdt. — Eene verftandige en vrije wetgeeving zal trachten, dit zoo kostbaar en bezwaarlijk als mogelijk is te maaken, en, en noch eene algemeene ftembevoegdheid noch eene zeer uitgebreide verkiesbaarheid toelaaten. Deeze twee omftandigheden ftrekken tot vernietiging van het waare oogmerk vart alle burgerlijke conftituticn, behalven dat zij de omkooping gemaklijk maaken. Het voornaame oogmerk is, een groot aantal menfehen gelukkig te maaken. Sommige menfehen ftellen hun voornaamfte vermaak in hunne krachten tegens anderen te beproeven, door uitpluizingen, kuiperijen, en zig op eenigerlei wijze met de publieke zaaken te bemoeijen; voor zoodanigen zoude de algemeene ftembevoegdheid en verkiesbaarheid een hemel op aarde zijn, maar het is te hoopen, dat hun getal niet groot ïs5 want deeze bezigheid kan niet anders dan met veel onrust onder hunne gebuuren, veel haat en nijd onder hen zelve gepaard gaan, en de vreedzaamen, de onwerkzaamen, devlijtigen, en de helft der natie, de vrouwen, moeten hier veel bij lijden. Bij eene natie, die veel -van de aangenaamheden des levens bezit, is de gelukkig- ite  NASCHRIF T. 567 fte regeeringsvorm, die, welke het grootstmooglijk getal geheel en al buiten de nationaale zaa« ken houdt, en vrijheid geeft, om alle hunne huisfelijke en maatfchappelijke vermaaken veilig en beftendig te genieten. Naauwe bepaalingen van de ftembevoegdheid fchijnen dus hiertoe zeer dienftig, en de verkiesbaarheid behoort ook bepaald te zijn. Wanneer de bedieningen, die gezag of voordeel aanbrengen, voor allen openftaan, wordt de mededinging algemeen en de natie is nooit in rust. De weg tot zitting in het parlement .moest voor allen toeganglijk zijn, maar dezelve moest-van zoodanige lengte zijn, dat veele zaaken, die,iedereen door den tijd zich eigen kan maaken,- tot de aanneeming van den candidaat vereischt wierden. Allen moesten dien weg in den loop van hunne ge? gewoone bezigheden bewandelen, en hunne toelaating tot de publieke ampten moest van den aanwasch van hun vermogen afhangen Zoodanige bepaalingen zouden mijns inzien het meest gefchikt zijn, om de ampten door perfoonen, die door talenten, ondervinding en denkwijze het bekwaamst waren, te doen bekleeden; die denkwijze en de bijzondere inzichten, die ieder mensch zich ingevolge zijnen toeftand vormt, zijn van het uiterfte gewigt. Naa alle deeze aanmerkingen moet ik nog terug komen tot eene ftelli^|, welke ik meer dan eens herhaald heb, namelijk dat onze conftitutie, die bijna alle deeze omftandigheden in zich be-  5<5$ N A s e H R I F t. bevat, haare tegenwoordige voortreflijkherd meestal door aangebooren deugdzaamheid van het Bn'tsch karakter verkregen heeft. Ten tijde der verovering verfchilde onze conftitutie ■weinig met die van Frankrijk. Maar het kra. keelen der verfchillende ftanden was niet zoo nijdig en hardnekkig — die ftanden fmolten gemaklijker in een, — men ftondt niet zoo ftijf op de juiste vertegenwoordiging» — en terwijl de Franfche pairs trapswijze alle zaken behal. ven hunne éigen lieten va'aren, en het hooggerechtshof aan de advocaaten, en den koning aan zijnen kabinetsraad overlieten, wierden de Britfche pairs, die hunne eigene mingewigtige onderfcheidingen over het hoofd zagen, een permanente raad van fouverein in beftuur en wetgeving, en bleeven, met eene onder de grooten van Europa onbekende vaderlandsliefde en geduld, alle de gefchillen van rechten en eigendommen tusfchen de mindere ftaatsburgers hooien en beflisfchen. Britfche vrijheid is de geroemde vrucht van dit waardig gedrag en de meesten fchrijven dit toe aan den meerderen moed en onafhanglijkheid van het nationaal karakter. Het treft mij echter, omdat het zeker meer < deugdzaamheid en oordeelkundige vaderlandsliefde aanduidt, en onze conftitutie is tot de bewondering en eerbied, welke geheel Europa voor dezelve heeft ^iet meer gerechtigd dan tot de toegenegene^ en erkentlijke verknochtheid van eiken weldenkendea Brit. Ze-  JNASCHRIPT. 569 Zedert de uitgave van dit boekdeel heb ik een zeker merkwaardig werk over hetzelfde onderwerp gezieH, onder den tijtel van Memoires pour feryir a PHisloire du jrocobinisme par M. Vabbé harruel. Die fchrijver bevestigd alles wat ik van de verlichters gezegd heb, welke hij zeer gepast philofophisten noemt, alsrfiede hetgeen ik gezegd heb van de misbruiken der Vrij-Metzelarij in Frankrijk. Hij bewijst, op eene onbetwistbaare wijze, dat er eene fijstherhatifche zamenzweering tegens den godsdienst begonnen en ijverig voortgezet is, door Voltai re, d'Alembert en Diderot, onderfteund door Frederik II. koning van Pruisfen; en ik vind dat hunne wijze van werken dezelfde met die der Duitfche ongodisten en regeeringloozen geweest is. Gelijk die huurden zij een leger van fchrijvers, en wisten zij hunne fchriften be. hendig in elk huis en hut ingang te doen vinden. Die fchriften waren even zeer ingericht,, om de zinlijke lusten van den mensch optewekken als om zijn oordeel te bederven. Zij poogden de fchoolen, bijzonder die van de geringer clasfen, onder hun opzicht te krijgen , en zij ftichtten en beftuurden een onbedenklijk groot aantal leesbibliotheeken en leesgezelfchappen. De hr. Barruel zegt, dat deeze bende van algemeerfe zedenbedervers veele jaaren hurine bijeenkomften in het hotel drtlolbach te Parijs gehouden hebben, en dat Voltaire hun honoraire voorzitter was. De uitP P ftee»  570 NASCH RIFT. fteekendfte leden waren d'Alembert, Diderot* Condorcet, Laharpe, Turgot en Lamoignon. •Zij voerden den naam van (Economisten en gaven voor, zich altoos bezig te houden met plans tot verbetering van den koophandel, fabrieken, landbouw, finantie, enz. — Maar hun geliefd oogmerk was het uitroeijen van het christendom en van allen godsdienst, en het teweegbrengen van eene volkomen verandering van ftaatsbeftuur. Zij gebruikten fchrijvers, om zedenbedervende en godlooze boeken op te ftellen, — die wierden door het gezelfchap nagezien en veranderd, tot dat zij met het plan over. eenkwamen. Een aantal werdt netjes gedrukt, om de onkosten goed te maaken; en vervolgens wierdt een veel grooter getal op de goedkoopst mooglijke wijze gedrukt en voor niet of voor een zeer geringen prijs aan de omloopers gegeven, met last, om die heimelijk in lieden en dorpen te verfpreiden. Zij huurden zelfs lieden, om dezelven voor te leezen in iïiu'pvergaderingen van anderen die geen leezen geleerd hadden. (♦) Zie I. Deel bladz. 334-355. Bij- (*) De fchrijver maakt hier eene aanmerking, die even juist als aangenaam is. Deeze gruwlijke bende bewierf zich bij aanhoudenbeid, om de detlneerïiing en befchermiug van de grooten der waereld, en roemt op verfcheide zeer aanzienlijke naamen, Fredcrik II. koning van Pruisfen, dien zij den Salomon van het Koorden noemen, Catharina II., Gustavus koning van Zweulen, «isn koning van Deenemarker, enz. enz. Maar in hunne gehee» hrief\vfc,fc'in.g vindt pr.en niet het geringde fpoor van cenije  NASCHRIFT. «71 Bijzonder treft mij eene fteiling van^den abt Barruel „ dat ongeloof en onbepaalde vrijheid en „ gelijkheid de echte en oorfpronglijke geheimen der „ frij-Metzelarij en het ultimatum van eene regel5, matige opklimming door alle de graaden zijn."* Hij betoogt die merkwaardige fteiling met veel vrijmoedigheid en door veele fpreekende daadzaaken. Ik erken dat» nu ik eens deezen indruk gekregen heb, ik denzelven bezwaarlijk kan uitwisfchen. Maar ik moet ook zeggen, dat die gedachte mij nooit, zoo lang ik er zelf mede werkzaam was, bijgevallen is, ook heb ik dezelve nooit van eenigen broeder, die niet geillumineerd was, gehoord; en zoodanigen befchouwden dit als eene nieuwigheid of als eene verbetering der echte Britfche Vrij-Metzelarij. Ik herinner mij indedaad, dat Nicolai, in zijn bericht van de Duitfche Roozekruisridders , zegt, " dat het oogmerk der Vrij-Metzelarij in Engeland zedert den tijd van Jocobus II. Verdraagzaamheid in godsdienftige begrippen is, gelijk het voor dien tijd het koningfchap geweest was. Het aanmoediging van of verwachting op onzen voortreflijken fouverein George III. Een wierook van zulke elendelingen verachtende, en hunne wetenfehap, verfoeiende heeft hij indedaad' den naam van wijsgetr verdiend, ïerwijl hy door het bevorderen van waare kennis meer voor de eigenlijke verlichting der waerelit ge-> daan heeft dan Lodewijk XIV met zijne betaalde academie, of alle de tegenswoordige fouvereinen van Europa gezamentüjk} terwijl hii zich altoos door zijnen eerbied, voor den waaren godsdienst en voor al wat heilig en eerbiedwaardig is, onderfcheiden lieeft. Dit ftüavvijgen van hunnen kant gust allen lof te twv*i!. Pp a  572 Naschrift'. Het bericht, welk de abt geeft van de CU. vakrie du Soleil komt zeer wel overeen met' een der drie befchrijvingen, die onder mij berusten. Zijn bericht van de Chevalerie de laRofecroix en eenige andere, verfchillen veel, van die ik in mijne doos vond. Ik heb reden te gelooven, dat de mijne affchriften zijn van de plegtigheden enz. die Rofa in de Duitfche Lo. ges invoerde, omdat de fchrijver van het groot; fte derzelven een ftadgenoot van hun was. Mij komt voor, dat het verflag van den abt Barruel over dit onderwerp, eene zeer aangenaame aanmerking oplevert. Alle de broeders öp het vasteland komen overeen, dat de VrijMetzelarij in het begin deezer eeuw op de wij. ze van een mijstiek genootfehap uit Groot-Brittarinieri ovèrgebragt is geworden. Zedert dien tijd is dezelve iri Engeland aanhoudend geoef. fend, en ik geloof dat de broederfchap hier te * lande, naar mate der bevolking, talrijker is dan in eenig ander land; echter hebben de broeders in Engeland nooit vermoed, dat de beginfe, len oproerig of atheïstisch waren. Terwijl de Vrij-Metzelarij op het vasteland opgefierd wierdt met alle de vodderijen van linten en fterren, of bedorven wierdt tot de fnoodfte en godlooste oogmerken, en de Loges de kweekfchoolen van zotskapperij, oproer en ongeloof wierden, behieldt dezelve in Engeland haare oorfpronglij* ke, eenvoudige en onverfierde gedaante, en de Loges bleeven tooneelen van onfehuldige vro- lijk-  NASCHRIFT. 57$ lijkheid of bijeenkomften van liefdaadigbeid en goedhartigheid. Gelijk het gezond verftand en rijp oordeel de Britten bewaard hebben, voor de ongerijmde dwaasheden van geestbanning, verandering van metaalen en tooverij, zoo deedden hunne eerlijke harten en hunne aangebooren goede neigingen, hen de dwaaze ontwerpen! en godlooze leerfteliingen der cosmopolieten, epicuristen en athéisten verfoeien en verwerpen, O fortuttaios niniium, Jua fi iotia nórint Anglicolas l Ik ftei meer belang dan ooit in hetgeen ik op bladz. ƒ22 jegens onze zedelijke onderwijzers zeide j en nog ernftiger bezweer ikhen thans, om eene natie die hunne zorg zoo zeer verdient, van zedenbederf en alle deszelfs opvolgende rampen te bevrijden, De hr. Barruel heeft in het agttiende, kapittel van zijn werk eenige aanmerkingen geopperd, die veel aandagt verdienen en grootlijks ftrek. keu, om eenen indruk uit te wisfchen, die natuurlijkerwijs gemaakt wordt, op de gemoederen van lieden die overijld of niet doordenken, wanneer zij zien dat eene zoo groote menigte fchrijvers, welke zij gewoon zijn te bewonderen, zich allen tegen den godsdienst verbonden hehben. Ik denk .echter, dat niets dit beter kan wechneenien, dan hetgeen ik reeds aangetoond heb, van de laage ftreeken, aan welke zich deeze fophisten fchuldig maakten, om hunne zaak ftaande te houden. De oorzaak van hun pP3 groot  fffl 'N A % JC :lï JR I r T. groot getal ziet men juist uit alle hunne handslingen. Hun eeriie flap is zedenbederf. Hierin zijn zij even ernflig werkzaam geweest als Spartacus, Minos of Bahrdt. Het was voor mij een uitfteekend vermaak, te zien, dat la Clofe's verfoeilijk boek Les liaifons dkngcreufes niet alleen voor zijn patroon Orleans, maar öok, om de oogmerken van zijne meesters van het hotei d'Holbach te bevorderen gefchreven is. Niets geeft aan die fchrijvers in den aanvang van hunnen loopbaan zoo zeker brood als losbandige en zedenlooze fchriften; en met deeze verrijkte zich zelf hun opperhoofd, getuige zijne Pucelle d'Orleans; en zelfs naa dat zij de wijzen van Frankrijk geworden waren, gingen zij voort met, het zij om hunnen grooven fmaak intevolgen of om eenige reden, de ernftigfte werken met loshandige gedachten en gevoelens te doorfpek. ken, me*t het helsch oogmerk, om de driften van anderen te ontvlammen. Ja, wij zien uit de geheimen van her hotel d'Holbach dat voor zoo veel wij . niet anders weeten, de vuillle fchriften uit de pen gevloeid zijn, van den tach. 'tigjaarigen Voltaire, van den listigen d'Aleni*bert of van den fchrijver van de Pere. de familie. Wat is het niet jammer, dat het verval van h'et Roomfche Rijk niet tot het, eind toe in Engeland gefchreven is; en dat de geleerden en fierlijke fchrijvers, door in hun gezelfchap te gaan, aiqh in dien ver.laagendeni.üoel liet medeficepen, > Ik  NASCHRIFT". 575 Ik koude kwalijk meer verlangen, om mij van alle de wijsgéerte dier wijzen te doen walgen en mij alle hunne aanfpraaken op kunde te doen wantrouwen. De laagheid van het gedrag kwam overeen met de oorfpronglijke ar.moede van hen allen, maar de voortduuring van dat gedrag beneemt hen alle de aanfpraaken op den naam van wijsgeeren. Hunne voorgewende wijsheid is enkel list — en wij moeten erkennen, dat zij behendig te werk gingen, want dit middel van zedenbederf, verborgen of verfraaid door hunne talenten in het fentimentee" ie , deeden hunnen omgang en gefchriften voor hunne edele befchermheeren hoogst aangenaam zijn. Nu is het dat de godsdienst in het veld komt, want de godsdienst leert ons, dat dit laage vermaaken zijn voor fchepzelen, die zoodanige vooruitzichten'als wij hebben, en het christendom zegt ons, dat zij groove overtredingen van de eenige billijke zedelijkheid zijn. Nu zal de kweekeling met rasfche fchreden voortgaan want hij zal gaarne die lesfen volgen, die zijne driften ftreelen. Echter vindt Voltaire het nodig, om de lesfen te verlevendigen, door een weinig falaifon-, quelques bons mois & propos aupres des femmes, hetwelk hij d'Alerrtbert, die hierin fchijnt te kort te fchieten, aanbeveelt. Zëker gelijkt dit alles weinig naar wijsheid , en wanneer wij zien dat dit het voornaamfte gedeelte van een plan is, moet onze bewondering Pp 4 over  '5-7Ö NASCHRIFT. over het groot getal dier ongeloovigen ophouden. Indien wij nu willen overgaan, om hunne aanfpraaken op kunde, waarop zij hunne aanfpraaken op den naam van wijsgeeren gronden, onderzoeken, moeten wij zorg dragen dat wij het woord niet in eene dubbelzinnige betekenis opvatten. Een wijsgeer, is niet zoo als men het gemeenlijk verftaat, een beminnaar van wijsheid; en de wijsgéerte moet ons leeren, waarin de menschlijke gelukzaligheid beftaat, en welke de middelen zijn, om dezelve te verkrij. gen, welke onze plichten en de algemeene regels van ons gedrag zijn. De Stoïcijnen waren Ook wijsgeeren. De christenen waren ook wijsgeeren. En de epicuristen en fophisten van Frankrijk wilden ook wijsgeeren genoemd worden. Ik he,b reeds mijne bedenkingen hier tegen gezegd, en behoef mijne redenen niet te herhaalen waarom ik zeg, dat hunne Jeerftelliagen niet de voorfchriften der wijsheid zijn Ik saï er alleenlijk bijvoegen, dat hun eigen gedrag duidelijk toont, dat hunne beginfelen geene uitwerking op hen zelve hebben, omdat wij Uit de geheele briefwisfeling, die de hr. Barjruel voor ons opengelegd heeft, zien, dat zij niet fchroomen de fnoodfte en fchijnheiligfte fchelmftukken te bedrijven, die den mensch altijd ontëeren en geenzins ftrooken met onze begrippen der menschlijke waardigheid. Voltaire pntfing geduldig eene partij fftokflagen van een §fer ïf Fnnkfprt, omdat hij ya« zijn fcholier . . Fre-  NASCHRIFT. 577 Frederik vernuftig leugens verteld hadt, en zijne wijsheid zeide hem, dat zijne eer gered was, omdat hij aangeboden hadt, den majoor in een tweegevegt, ieder met een fpuit gewapend, te ontmoeten. Dit wierdt te Ferneij verheven ver. nuft genoemd. Ik geloof niet dat de (laaf Epictetus of de foldaat Digbij, die zaak op die wij« ze zouden geëindigd hebben. Veele van de daaden der club d'Holbach waren ontëerender dan deeze, en ik vertrouw, dat deeze geheele phalanx van wijzen wel wist dat zij door hunne befchermers en kweekelingen even eens behandeld wjerden, als Voltaire behandeld is geworden, door den Salomon van het Noorden, en dat hunne begrippen van de vraie fagesfe de zelfde als de zijne waren. Hij geeft hier in den brief aan zijne nicht bericht van. ,, Le roi lui avoit repondu :■ faurai be/oin de Voltaire „ un an tout au plus; — on presfe Porange, et „ on jette Pécorce, — je me fuis fait repeter „ ces douces paroles"" (wat zoude de arme Voltaire een gezicht opzetten!) — „je vois Hen „ qu'on a presfé l'orange, // faut penfer a fait* ,, ver Pécorce" Maar zoo als men de zaak thans neemt, betekent wijsgeer een man van kunde, en in dit opzicht verlangen onze wijzen grooten eerbied. Geene aanfpraak kan Hechter gegrond zijn. • Het is vermaaklijk optemerken, hoe ernftig zij de beöeffening der natuurlijke historie aanprijzen. Men kan niet zoo fchielijk zien welke betrekPp 5 king  5?3 -NASCHRIFT. Jcing dit tot hun verklaard oogmerk, het mensch,. «lijk geluk, heeft. . Voüaire's brieven verraaden rhet;, geheim. Veele jaaren geledén hadt hij gehoord, dat er aanmerkingen gemaak wa. ren, dat de vorming van de beddingen der aarde en hetgeen uit dezelve gedolven wierdt, 'on, beftaanbaar waren met deri ouderdom, welken de Mofaïfche gefchiedenis aan deezen aardkloot fchijnt toetefchrijven; Hij fpreekt hiervan met uitneemenüe blijdfchap in een van zijne vroeger. brieven; en houdt, van dien tijd af, niet op, om zijne medebroeders te ve.rmaanen, de natuurlijke gefchiedenis en de waereldwording te beftudeeren, en zorgvuldig alles wat'met de Mo-* faïfche berichten mogt ftrifdig zijn, optehaalen. De hr. de Luc, een zeer voornaam, natuurkundige j heeft in een brief aan den ridder Dr. Zimmerman (zoo ik meen, uitgegeven in het jaar 1790O aangetoond hoe zeer gebrekkig de kunde van die navorfchers, en hoe overijld hun. ne gevolgtrekkingen geweest zijn. Wat mij aanbelangt, ik vind de geheele zaak van weinig gewigt. Mofes fchrijft niet de gefchiedenis der waereld, maar die van het geflacht Adam. In andere vakken is de kunde van die wijsgeeren even onbeduidend, uitgezonderd de mathefis van den heer d'Alembert (♦;. Echter was .| .- het .0) Niets was verachtlijker dan de ratmirkund'ge en werktuigKundige ftellingen van Diderot's groot werk, het Systhme de °U Name. CBarruel bevestigt dat hij de Schrijver was, en dat hij dit  NASCHRIFT. '579 het vertrouwen, welk men in Voltaire ftelde, zoo groot, dat hij voor een zeerwel onderrecht man doorging, en hij fpreekt Over alle onderwerpen zoo ftellig, met zoo veel kracht van uitdrukking, en over het algemeen met zoó veel vernuft en aartigheid, dat zijne toehoorders en leezers beguicheld en' weldra overtuigd worden, van het geen zij wènfchen waar'te'zijn. ■ Het is niet door de wijsheid, noch door de kunde, welke deeze fchrijvers aan den dag leggen, dat zij eene vermaardheid verkregen'hebben die zoo verderfiijk geworden is'. Hét is tloor bevallig fchrijven, door werken dié de verbeelding en de hartstochten gaande maaken, voortrefiijke tooneelftukken, aandoenlijke zedelijke proeven, vol van uitdrukkingen van den grootften eerbied voor de deugd, de tederfte goedhartigheid en de verhevenfte gevoelens van eer en waardigheid. Door deeze middelen betoveren zij hunne leezers, zij winnen de achting van waardige menfehen, die gelooven dat •• . i > . zij dit weet van den perfuon zelf, die hem 100 Piftoolen voor de Copij betaald heeft). Didetbt hielp Robinet om van zijne ma^o. tiieke redevoering een boek te maaken, waarvan ik op bladz. 44. ^gewaagde. Robinet vertrouwde op Diderot's bedrevenheid in de natuurlijke wijsgéerte^ Maar de bende was over het Systhemt de la Nature befchaamd. Diderot fchijnt naderhand Dr. Hartley's werk geleezen, en het ruuvve ftelzel van Robinet grootlijks befchaafd te hebben. Maar met dit al, blijft het SystUeme dc la Nature vcrachtlijk, ten opzichte van al wat bij een werktuigkup-» digen wijsgeer als wetenfehap wordt aangemerkt.  0*8© NASCHRIFT. zij-oprecht zijn, en hunne verderflijke ieer wordt dus overal verfpreid en door de losbandige», ligtzinnigen en onvoorzigtigen aangenomen. Maar ik fchrijf voor britten, die door onze nabuuren op het vaste land befchouwd worden als eene natie van wijsgeeren, - voor de landgenooten van Bacon, van Locke, van Newton, die niet als kinderen geleid, maar als mannen overtuigd moeten worden. _ Voltaire, die zon. der aarsfelen over het karakter der verstverwijderde natiën van de oudfte tijden beflist, kende ons niet: hij kwam, in den aanvang van zijnen loopbaan, tot ons, in de hoogfte verwachting van bijval te krijgen, en met de Pucelk d'Qrleam zijn fortuin te maaken. Dit wierdt met verachting verworpen, - maar wij gaven de Henriade voor hem uit, en niettegenftaande zijne veele teleurftellingen van dien aart, durfde hij evenwel zijne landgenooten niet beledigen, door ons te lasteren, maar moest in den algemeenen eerbied voor de britfche kunde inftemr men Onze fchrijvers, zoo in natuurlijke als zedehjke wetenfehappen, worden nog als de voornaamften befchouwd en vlijtig beftudeerd. Lord leie!2 Tft -001 C,k m3I? V*n herkend de eerfte befchnjvmg van de waare wijsgéerte, derzelver onderwerpen en handelwijze gegeven te hebben. _ Even dus erkem .JdJJ ™ Newt0n de he.d yan Bacon>s eer t bewezen heeft, M Mathefi face* preZ r*»«. De vermaardfte wijsgeeren van hef vl der»  NASCHRIFT. 58I derland zijn die, welke door betoog de verbazende gisfingen van zijn doordringend vernuftVoltooid hebben. Bailly of Condorcet (ik ben vergeeten wie,) getroffen door de onbegrijpe» lijke uitgeftrektheid van Newton's denkbeelden, valt uit in de woorden van Lucretius. Te feauor, 0 magna genlis iecus, inque luis nunc Fixa pedum pono pres fis vestigia fignis, Tu pater et rerum inyentor, tu patrio- nsbis, Suppeditas precepta, tutsque ex inclute chartis, Floriferis ut apes in faltïbus omnia libant, Omnia nos itidcm depascimur aurea di£ia; Aurea, 'perpetud femptr dignisfima yitd. 1 Zullen wij, na dat onze bekwaamheden dus erkend zijn, van die waereldberoerders lesfen willen neemen? neen — laaten wij ons om onzen eigen ftandaard vereenigen, — laaten wij het pad bewandelen dat Bacon ons aangeweezen heeft, — laaten wij de voetftappen van Newton volgen, — en laaten wij, om te befluiten, eene voortreflijke raadgeeving van het allerhoogfte gezag ernftig betrachten: „ Wacht u voor valfche Propheeten, die in ,, fchapenvachten tot ukomen,maar verflindende ,, wolven zijn — door hunne vruchten zult ,, gij hen kennen. — Gadert men druiven uit „ doornen, of vijgen uit distelenV" EINDE.