G O D T «spil De Lovzangen en Speeltuigen VAN ISRAËL VERHEERLYKT.   G O D T -**■ ONDER De Lovzangen en Speeltuigen VAN ISRAËL VÊRHEERLYKT; VERTEGENWOORDIGT IN e e n e LEERREDEN over II KR ON. V. vs. 12 en 13, UITGESPROKEN MONNIKENDAM DEN VIDEM VAN OOGST-MAAND MDCCLXXX, Ter inwijing van het NIEUW ORGEL, DOOR JOAN S CH A G EN, Mede-Eüangelie- dienaar aldaar. Te MONNIKENDAM, Bij JAN GORTER, Boekverkoper en Stadsdrukker. MDCCLXXXI.  Klasjïkaah Goedkeuring* Uitgegeeven na voorgaand onderzoek en daarop gevolgde Goedkeuriage van de Eerw. Klasfis van Edatn.  AAN De wel-edele gestrenge, De wel-edele grootachtbaare e n De wel-edele achtbaare heeren, HOOF D-S C H O U T, BURGERMEESTEREN e n RAADEN in deVROEDTSCHAP der stad MONNIKENDAM, * 2 wordt  WORDT DEEZE LEERREDEN MET ALLEN VERSCHULDIGDE^ EERBIED, MET ALLE MOGELIJKE ACHTINGE E N OPRECHTE TOEBEDE VAN ALLE TIJDELIJK en EEUWIG H E I Lj OPGEDRAAGEN 8 0 0 r. H OOGSTDERZELVER GEHOORZAAMEN DIENAAR JOAN SCHA GEN. VOOR-  VOORBERICHT. Waarheid en Deugdlievende Leezer! •y oen ik deeze Leerreden opfielde; toen ik dezelve uit/prak; had ik althans geen oogmerk, om %e door den druk gemeen te maaken. Ik bad dezelve te nauw er nood uitgefproken, of ik werd, op eene beleefde wijze, door veelen, die ze. hadden aangehoordt, tot de uitgaave aangezocht; waar toe ik echter, in den eerjien opjlag, niet kon befluiten, » Ik herinnerde mij den kiefchen fmaak van die letterkundige eeuw , welke wij bekeven; en dit 2y2W van den tweeden Tempel,gelegen , „ zij zongen bij beur„ ten met den Heer te looven „ en te danken, dat Hy goedig „ is; dat zijne weldaadigheid „ tot in eeuwigheid was over Israël, kestEzr.III vs. 11. 't was hier, gelijk wij zoo menigwerf herhaald zien in den CXXXPI Ps. „loovtden „ Heer, want Hy is goed-, ■ „ want zijne goedertierenheid „ is in de eeuwigheid, p Tot den welgeördenden uitvoer van deeze hunne Godtverheerlijkende bezigheid waren zij te zaamen onderling vereenigdt; het was tog, (gelijk de text heeft) eenpaariglyk, om eene eenpaartge fiemme te laaten hooren. a Eenpaariglyk, een ft emmig, eenmoediglijk , gelijk het woord zoo vertaald wordt Joz. IX. vs. 1, als één éénig mensch; als hadden zij alle tot den eensgezinden uitvoer van dit Godtsdieniïig werk één hart en ééne ziele, om zoo b alle te zaamen uit éénen adem, met éénen mond eene eenpaarige ftemme te laaten hooren; als die zeer wel wisten , dat een eenftemmig accoord, beiden in zang en fpel, aangenaam was;daar eene ongeordende zaamenmengeling van verwarde klanken, van gillende toonen, aan een kundig gehoor ras moest verveelen. Het bleek C 5 uit  C 42 ) IIA B uit deeze 'hunne onderlinge eenssezwdheid duidelijk, & g 1 dat,hoeweI zij ten aanzien van hunne lJerzoonen en in opzicht tot hunnen dienst ondericheiden waren van den anderen, zij echter tot den blijden uitvoer van deeze Godtsdienftige verrichting alle even zeer genegen en op de juiste gepastheid van dit alles even zeer gezet waren. 2 Dit drievouwig moer, het welk tog niet heel ligt wordt verbroken, gav, zoodoende, nietduister te kennen, dat elk ten vollen vergenoegd en tot één en het zelve^ oogmerk, te weeten tot het prijzen en 'looven van den Hoogen Godt, tempel - waards was opgekoomen, als die gezaamentlijk da verheffinge Godfs beiden in hunne harten en keelen hadden; die dus eikanderen als om ftrijd toeriepen, gelijk de fprekers in den XXXIV Pk, het &de vs. „ koomt, maakt „ den Heer met ons groot en laat „ ons te zaamen zijnen naam ver,, hoogen. Wat wonder 2 dat de Heer, door een zichtbaar teken van zijne Hoogheilige tegenwoordigheid, deeze hunne Godtverheerlijkende verrichtin* gen met zijne hooge goedkeuringe gelievde te begunftigen ? zoo tog vervolgt onze nauwkeurige Gefchicht-fchrijver in den text „ het gefchiedde dan , als zij „ een-  ( 43 ) II A B 3 » eenpaariglijk trompetteden en zongen, „ om &c... — „dat het huis met eene wol„ ke vervuld werdt {namenilijk") het huis „ des Heeren. * Wij hooren in den text van het huis des Heeren gewag maaken. a Verftaat door het hier bedoelde huis den weitfchen Tempel, dat geheiligd Godtshuis, door den Vordelijken Salomon, ter eere van den Godt van Israël opgebouwd en aan Deczen nu, op eene zoo ftaatplechtige wijze, met zang en fpel toegewijd ; dit voortreffelijk gebouw hadt tog, gelijk een gefchikt woonhuis, zijne binten, wanden, vertrekken, ciradien, bewooners en wat niet al meer? des het zelve te recht den naam van een buis mocht voeren, ziet Pk V, vs. 8, Pk XXIII. vs. 6 en elders. b Het heeft ook zijn reden, dat dit grootsch gedicht, ons nader, als het huis des Heeren, wordt omfchreven ; de Heer zelve hadt het naar zijn eigen Goddelijk bedek doen bouwen; binnen de gewijdde wanden van dat huis wilde Israëls Heer, naar zijne eigene toezegging , woonen ; daar wilde Hij gemeenzaam met de zijnen verkeeren; daar wilde Hij alles bezorgen , terwijl Hij er, op eene hoogdaatelijke wijze, van geheel het volk, op zijne wenken, moest worden gedient en verheerlijkt; geheel het man- ne.  (44) II AB3 * b nelijk gedacht onder Israël was gehou. • den, om op de drie hooge feest-tijden naar dit Godtshuis optetrekken, om er yoor het Goddelijk aangezicht van Israëls eenigen Wetgeever, op eene Godtsdienftige wijze, te verfchijnen • wat wonder dan, dat de Hoogheilige Godt in dit voorbeeldig huis ook een vol genoegen nam en het zeiven niet zelden, fi gelijk hier, met het zithtbaarfte blijk van zijne Goddelijke tegenwoordigheid vereerde ? „ het gefchiedde , zegt de text, „ als zij eenpaariglijk trompetteden en „ zongen, om &c. —s„ dat het huis „ des Heeren met eene wolke vervuld „ werdt. ■ a Dit Godshuis werdt dan met eene wolke vervuld. i Deeze wolke, welke in het volgende ï^de w, van om Hoofddeel door de Heerlijkheid des Heeren verklaart wordt, van wegen welker tintelenden fchitterglans de Priesters niet konden ft aan , om te dienen, hebben wij voor het zichtbaar teken voor het onfaalbaar bewijs van Godtsluisterrijke tegenwoordigheid aan te zien; gelijk dezelve, als zoodanig bij de Goddelijke wetgeving op de fteile fpitzen van het verheven Sinaï. Exod. XIX,zoo ook, Exod. XXlVew bij de Staatelijke inhuldiging van het eertijds draagbaareHeiligdom, Exod. XI. vs.  ( 45) IIA.5 3/3 a i m 34"35> werdt vernomen. O) en, wie onzer weet niet, dat de Heidenen al in vroege tijden de wolken voor gepaste fieraaden van hunne gewaande Goden hielden, (q) 2 De hier verlchene wolke was van zoodanigen aardt, dat ze geheel het huis van Godt met Heerlykheid vervulde ;het bevreemde dus niemant, dat de harten der aanwezende Israëliërs , op zulk een glansrijk verfchijnzel, met een diep ontzach, met eenen gepasten eerbied jegens die GoddelijkeHeerlijkheid, werden aangedaan , welke hier geheel den Tempel en anders wel eens geheel de aarde met majefteit vervulde; wel wordt er dan geleezen in den LXXII Pk het 19* vs. „ geloovt zij de „ naam van zijne Heerlijkheid tot in „ eeuwigheid en de gantfche aarde „ worde met zijne Heerlijkheid ver„ vuld; Amen, jaa Amen! zeer gepast wilde Israëls Goddelijke Heerfcher zich hier met de luisterrijke bewijzen van zijne Goddelijke Heerlijkheid, onder de verfchijnihgeiwz eene wolke, vertegenwoordigen, ten vertooge X K dat Hij, Die In een ontoegan- ge- (p) De leezer gelieve hier over naa te zien Ruiming H. Zinneb, p. nt. 1611. J- va* den Honert Zinneb. Codtgeleerdb. I. D. I. Hoof is. % 26- 28. O) tiorat. Carm. lib. I. od. II. „ ntibe candentes humeros amtBus Augur Apollo.  C 4<5 ) UABSfiaam gelijk licht woonde, het eenwig blinkend licht zeiven voor geen flervelijk oog eigentlijfc te zien was; waarom Hij zich als met eene wolke bedekte, tot een doorluchtig bewijs me. de, dat Hij, als een Vrijmachtig Gezach voerder, van de •wolken zijnen wagen maakt en op de vleugelen van den wind wandelt. 22 Zoodanig eene verfchijning kwam ook zeer wel overeen met die oude en fchaduwachtige gefteltenis der tijden; niettegenltaande zich De Heer,Da Godt van Israël, in die dagen in veelen opzichten aan zijn volk wel hadt groot en heerlijk gemaakt; zoo was het echter toen voor dat volk nog in veelerleije betrekkingen „ een dag der wolken en der donkerheid; de groote verborgenheden des geloofs waren toen nog,als in veele wolken, gezwschteldt en werden , onder veele fchaduwen voorgefleldt;het was voor Iaa' tere dagen, voor de tijden der verbetering en wel voor den Geestelijken Tempel bewaard, dat men de Heerlijkheid des Heeren met ongedekte aange. zichten, als in eenen fpiegel zoude aanfchouwen. ' b Wat nu de juiste tijdsgelegenheid betreft,  (47 ) H A B jpb treft, bij Welke, geheel dit overheerlijk Godtshuis met die wolke vervuld werdt, „ het gefchiedde , heeft mijn text, „ als zij eenpaariglijk trompetteden „ en zongen, om &c... zoo deedt Israëls Bond Godt aan deeze geheele vergadering zien, dat Hij met dezelve ten goede was ingenomen ; dat Hij een volkoomen genoegen in geheel deeze hoogplechtige verrichringenam; zoo gav de gunftige Hoorder der gebeden zichtbaare blijken, dac Hij nooit verre is van die allen, welke Hem, op de rechte wijze,zoeken;zoo hielt Hij zich hier mede bij de reinen rein en bij de goedertierenen goedertieren; zoo bevestigde de Heer zijn zeggen , dac Hij eens in de donkerheid zoude woo» nen en aan alle plaatzen, waar Hij zijnen naam eene gedachtenis zoude (lichten, ook aldaar wilde koomen en zegenen, ziet Exod. XX. 24. 't Was tog Godts eigene taal 2 Kron. VII. vs. 16. „ want ik hebbe nu dit huis ver„ kooren en geheiligt , op dat mijn „ naam aldaar zij tot in eeuwigheid en mijn oog en mijn hart zullen „ daar te allen dagen wefen ; gelijk nu de Heerlijkheid des Heeren, toen de Wolk de Tente der zaamenkoomfte bédekte , den Tabernakel zoodanig vervulde, dat de getrouwe Mozes tot de Tente der zaamenkoomfte niet konde ingaan, ziet Exod. XL. vs. 34 - 35; zoo ftraalde die zelve Goddelijke Heerlijk-  C 43 ) II A B S/s b lijkheid hier van achter de wolke in Salomon's Tempel zoo fchitterend door dat de Priesters niet konden (laan,om te dienen en bet geheele Godtshuis met dat Goddelijk licht vervuld werdt En gelievden ! i Hoe gefchikt was niet de juiste order in al het zang en fpeelwerk ? noe gepast werdt niet geheel de Tempel in die tijden met die glansrijke wolke opgevuld? althans geheel Israël was nu eenigzints tot rust gekoomen, het draagbaar Heiligdom met eenen vasten Tempel verwisfeit; des de Levieten zich nu met hetdraagen en vervoeren van den Tabernakel en al desfelvs lasteen toeftel met meer behoefden te vermoeien; zoo dat zij onafgebroken in het lovzingen en prijzen van Godt en zijne goedertierene Weldaadigheid'kon- d£™erïg 2ijll; Z,'et 1 Kr°»- 2LAIH. vs. 25-30. 33 De dagen van David waren nu nabij, waar in hij zoude fterven; het was zoo door een Goddelijk gezag beraamt, dat zyn Zoon Salomon in den opbouw van den Tempel, in de beftel. lingvan al het Tempel gereed. fchap, in de gepaste verorde. mng van het Godsdienftig gezang en het Godtverheerlijkend  ( 4V ) II A B 3 0 b i 33 kend gefpeel, een doorluchtig voorbeeld zoude zijn van den Mesfias, Dien meerderen Salo-* lomon en van den geestelijken Tempelbouw doorDeezen vooral in de laatfle dagen van het nieuw Verbond; (r) Die meerdere Salomon althans zoude, als de man Ipruite, uit zijne eigene plaatze fpruiten , om dien veestdijken Tempel des Heeren op te' bouwen, tot welken de Jooden en Heidenen in laatere tijden, voor al in de laatfle dagen van het nieuwe Verbond, zouden toevloeien , om aldaar eene plaatze en eenen naam te erlangen beter, dan die der oude Zoonen en Doch teren , eenen eeuwigen naam, die nooit zoude worden uitgeroeit; om er als geestelijke Levieten, als geheiligde Pnesrers,Godts grocte deugden en Goddelijke volmaaktheden opentlijk te verkondigen; om er te zingen en te fpeekn van alle de gangen en wegen van dien grooten Zion's 1 Koning in zijn Goddelijk Hei¬ ligdom ; zoo dat men in deeze Godts Stad mede zeer heerlijke dingen fpreeken,en de Heer met 00 Men raadpleege Bierman Mozes enCbrümp.tn.269' 370 en anderen. ' D  ( 5o ) IIA B 2 P b i 22 dit laat(le huis vooral ook met zijne Goddelijke Heerlijkheid zoude vervullen; dus dan in dit geestelijk gefticht „ de zangers „ mede voor , de fpeellieden „ achter en in het midden de „ trommelende maagden gaan „ en er de zangers, mitsgaders de fpeellieden en alle Godts fon» teinen binnen in zouden gezien worden , naar de duidelijke voorfpelling inden LXVllL Ps. het 26fe en in den LXXXVII. Pk het "jdt vs. 2 Het één en ander was dan in alles juist gefchikt, om de Israëliërs bij eigene ervaringe te doen zien, dat Israëls Hoogheilige Verbonds Godt zijne gedaane toezegging, noopens den gewijdden Tempelbouw door Salomon , vervuld, groote weldaadigheid aan het huis van Israël bewezen hadt en uit dien hoofde mede, gelijk alle godsdienftige eerbewijzingen, zoo ook de Godtverheerl ij kende lovgezangen van geheel het volk over waardig was; zoo als dit alles het bedoelde oogmerk van dit Verrukkend vertoog oplevert; des deeze zingende en fpeelende menichte wel mochten aanheffen ; gelijk wij leezen ia den XX. Pk het 8A vs. „ Deeze (vermelden) „ van wagenen en die van paarden; „ maar wij zullen vermelden van den n naam  C5i ) II ABlPb 2 den naam van den Heer, onzen Godt; hunne harten mochten nu wel goede redenen opgeeven , terwijl zij hunne gedichten uitzongen van den grootften Koning ; het mocht nu vooral hunne taal zijn „ wij zul„ len uwen naam doen gedenken van „ gepachte in gejlachte; daarom zul„ len U de volken looven eeuwiglijk „ en altoos; gelijk er wordt opgezongen in den XLF.PS. het i8<& w. B Adplicatio. A Ba/is. Ziet daar dan, veel gewenschte Hoorders ; ziet daar voor uw bewonderend geloofs oog ten tooneele gevoert een geIchikt Vertoog van al het ftreelend maatgezang , van al het verrukkend muzijkfpel, door de Godtsdienftige reijën der zingende en fpeelende Levieten, der blaazende Priesterfchaaren, bij de plechtige inhuldiging van Salomon's volbouwden Tempel, ter eere van dien Godt aangeheven, Die onder de lovzangen van Israël woonde ; Die al dit Godtsdienftig bedrijv met het Goddelijk zegel van zijne hoogwaardige goedkeuringe zoo zichtbaar vereert heeft! B Deduiïio. Gelukkig zulk een volk voorzeker, hetwelk ^ telken dag , telken ftond, in de vrees des Heeren werkzaam is; het welk, op gezegde wijze , met de Godsdienftige feestvierders in gezelfchap der dienende Priesterfchaaren naar Godts huis treedt met eene ftemme van vreugde gezang en van lov } het volk, het welk zoo D 2 in-  C 5* ) JIB.SK ingaat tot Godts altaar, tot den Godt der blijdfehap van hunne verheuginge, om d;en Heer met de harp te looven en er zoo beftendig op uit is, om alle Godts deugden en volmaaktheden in al hunne Godtsdienftige gezangen, in al hun verrukkend fpel, naar behooren te verheerlyken 5 welzalig dat volk nog eens, het welk het geklank kent en in het licht van Godts aanfehijn wandelt. * Hij, die geen vreemdeling in de Tewijdde en ongewijdde gefchichtkunde is, zal zeer wel 'weeten, a dat de Hoogheilige Godt niet zeiden door en onder een Godtsdienftig gezang en.wel geordend fpel wil verheerlijkt worden; deeze zal het mij genegen toeftaan, indien ik in het openbaar beweere , dat de Muzijk van eene hemelfche herkoomst en zoo oud is, als de waercld; de Engelen, die zuivere geesten , die gevleugelde Hemelbooden, fchaamden zich dergelijk eene aan?enaame verrichting niet; 's waereïds eerfte wieg vond zich van geenen gepasten zang ontbloot; (s) pas deed de Goddelijke, de Vrijmachtige Vormer van dir onmeetbaare geheel a] de aarde op haare grondvesten nederzinken, of ziet deeze blinken- (O Ik neeme deeze aartige zegging over van den be. roemden febuttè ui: de geletterde Porreden voot bet ifte eeel van dttfêivi üticbtelijke gezangen.  ( 53 ) 11 B B K * a kende Morgenjlarren zongen vrolijk en alle deeze Godt's kinderen juich' ten, Job XXXIU. vs. 7. het ge- . vederd Koor was zoo diaa niet uit de kundige hand van zijnen Goddelijken maaker voortgekoomen , of het dartelde' met een vrolijk genoegen door de fchaduwrijke dreeven van het bekoorlijk Eden en het verhiev zijnen zingenden gorgel van • tusfchen de takken ter eere van de Hoogde Majedeit. Wat wonder, dat het eerde menfehen paar, door die betoverende klanken verrukt, ook blijde toonen flaat ter verbreidinge van den lov van Hem, Die alles gemaakt hadt om zijn's zelvs wille ? ook zal het Godtgewijdde woord die waarheid voor mij bevestigen , dat het de nooit afgebro • kene bezigheid der zalige Hemelingen is, dat zij zich voor den throon der Heerlijkheid in zulk een verheven lovlied, in zoo welluidend accoord-gezang, volvrolijk uitlaaten „ heilig, Heilig, Heilig, is De , Heer der Heïrfchaaren; de ganvfche aarde is van zijne Heerlijkheid „ vol. b Was het niet al onder de verblinde Heidenen eene doorgaande gewoonte , dat zij I hun gewaand Godendom beiden met een , naar hunne wijze , Godtsdiendig gezang en met D 3 ecn  ( 54 ) II B B 8« b i een verrukkend fpel eerbiedigden ? Hij die niet bot onkundig in de fabelachtige gedenkschriften der Heidenfche oudheid is, zal zeer wel weeten, dat de Heidenen Apollo, als den Dicht Godt, en met Deezen nog negen Zang - Godinnen, onder een gefchikt gezang en aangenaam Muzijkfpel, verheerlijkten; gelijk zij dan ook aan hunne bijzondere Goden een onderfcheiden muzijktuig toekenden en uit dien hoofde aan Apollo de Lier, aan Pan de fluit, aan Cijbele en Bacchus de trommel en de cymbaal, aan Mars de trompet, aan Izis den Egijptifchen raatel en wederom aan andere van hunne Goden eenig ander fpeel- of blaastuig hadden toegewijdt ; gelijk uit veele oude gedenkpenningen en beelden zoo wel, als uit verfcheidene aantekeningen van vroege Schrijveren, te zien is. a Te duidelijk worden wij in de Godtgewijdde Bijbelgefchriften des aangaande onderricht,dan dat wij zouden twijfelen, of wel de oude Israëliërs ook hunnen Heiligen Verbonds Godt in hunne dagen met zang en fpel hebben verheerlijkt. Zoo gy onder onze text-verklaaring met eene luisterende  ( 55 ) TIB£K*#2XN de aandacht tegenwoordig geweest zijt; zoo zult gij gewis hebben opgemerkt, dat die oude Volksmenichte ookdesfelvs zangers en fpeellieden hadt; dat er in desfelvs Godtsdienftige vergaaderingen, bij onderfcheidene gelegenheden allerhande zoorten van blaas- en fpeeltuigen gehoordt werden; hoe Heffel jk was niet David, dat gekroond hoofd, te midden van Israël in Pfalmen ? welke flreelende gezangen, hoe veele en verrukkende Muzijktuigen hadden de Israëliërs en wij met hun aan de kunst- kundige hand van deezen Vorflelijken Harpflager niet te danken ? bekoorende wasoudstijds het gewijdde zang- en fpeel-koor in het draagbaar Heiligdom; zeer gefchikt was al het gewijdde gezang en al het innemend muzijkfpel in den weitfehen Tempel , om met het Godsdienflig gehoor, tevens het Godtgeheiligd hart van den Israëliër, in eene verrukkende bewondering op te voeren ; binnen de heilige wanden van dat grootsch Gefticht wilde Israëls eenige en eeuwige Verbonds Godt zelve, onder de klinkende lovgezangen D 4 van  C S6 ) II B B X »b 2 XX van zijn volk woonen ; hier was het, dat Israëls Heilige, ten blijkbaaren bewijze , dat Hij een volledig genoegen in dergelijke voorbeeldige verrichtingen nam , zijne Goddelijke tegenwoordigheid in eene luchtige wolke zoo zichtbaar, als luisterrijk, ten toon fpreidde. 22 Onder alle de fpeeltuigen der oude Oosterlingen was het pijpwerk, waar onder ook de orgelen behooren, zeer geacht en al mede van de vroegfle afkoomst; gelijk ons zoo door Mozes Gen. IV. vs. 21. bericht wordt, dat Jubal, de Zoon van Lamech , de Vader van die allen was, welke de orgelen behandelden. Echter is het - zeker, dat onze eigentlijk gezegde orgelen van eene vrij laatere herkoomst zijn Q). p Wilde ik hier eene redenkundige uitweiding maaken ? wilde ik thans der grijze oudheid- en met een der bevallige gefchicht-kunde bót vieren ? a Het zoude ras te bewijzen zijn, dat een geordend maatgezang, een juist geregeld muzijkfpel, zeer gefchikt is, om onze hartstogten gaande te maaken, onze zinnen te verrukken en onze ftille aandacht, met eene hej- Fm Til Dicht- Zang. en SpeeLKumt. p. Co.  (57) 11 B B K 0 & heilige verwondering opgevuld,ten hoogen Hemel op te voeren. b Niets werdt er al in vroege dagen gefchikter gekeurd, om de woeste denkbeelden te temmen , om de de fpoorlooze driften in te teugelen en om een naar geestig geitel, op eene gepaste wijze, te vervrolijken.(w) Trouwens i leven en redenlooze wezens,mogen wij der fabelachtige oudheid gehoor geeven, werden, op het geluit van het een of ander fpeeltuig, wel eens aan den gang geholpen; de hevigfte woede van het muitzuchtig oproer kwam door het aanheffen van een welgeregeld gezang , het welk met gepaste fpeeltuigen werdt aangezet, wel eens tot ftaan \ het wordt bij Aelianus («O aan de Cither van Kli- , «jas en Achilles toegekend , dac de woeste baaren van eene doldriftige oploopenheid ras tot eene zachte kalmte, tot een effen vlak van eene ftille bedaardheid, gebracht wierden ; het was de dichtkundige Orpheus , die mee zijn (ü\ Vide fis Cl. Lampe in P/alm. XLVexerctt.il., abi de Mufica teflatur, „ Varios animi morbos Jedare , affectus malos temperare , bonosque moerorem tde* " fidcrium, laetitiam , devotionem excitare, & qua? plura addit, variisque illuilrat obfervationibus. f» Aeiian. Var. Hifi. iM XIV. Ca?. 23.  C58 ) XIB B Xpb i zijn betooverend geluit zoo weI, als met zyn fpeelend muzijktuig! de woeste Tijgers en verfcheurende Leeuwen wist in te toornen: die met zijne zonderlinge toonvallende wateren de winden, de bergen, de bosfchen en wat niet al meer in beweging bracht; fw) terwijl de bevallige ftem en het kunstkeurig lpeeltuig van Amphion het vermogen hadden,om de anders onbuigbaare rotzen aan te doen. (x) a En —, vestigen wij een aandachtig oog op de heilige gefchiedems, (y) het zal dan niet lang verborgen blijven, dat de ftreelende harp, door de kunstkundige vingeren van den Vorftelijken David aangeroerd, gefchikt was, om den boozen en onrustigen geest van den onheiligen Saul uit te drijven geheugde de tijd zulks; ik zoude uit de bijkans verfletene gedenkfchrif- (•) hjUMMft Georg ». JF. Ovid.MetamorpK od. XII. & m EpilT. ad Pifones ubi ait „ Oedibus & viflu foedo deterruit Orpbeus, . » P'c.tus "b hoc 'enire ligres.rabidosqueLeónes.' (*) Horatms in eodem loco proflquitur * „ Ditfus & Amphion , Thebanae conditor arcis, „ Staxa moverefouo teftndinis, & prece blanda 0) I Sam. XFI. vs. 14.33.  ( 59 ) II B B N P1» 2 fchriften derHeidenfche volkeren; ik zoude uit de weinige aantekeningen van de dichtlievende Oosterlingen en met één uit het gewijdde woord van den levendigen ■ Godt, uit de gedichten van Zion's v grooten Eere • koning, welken wij hier voor de hand hebben , vrij meer kunnen aanvoeren; dan —— , waar toe zoude ik uwe luisterende aandacht met dat alles'te lang vermoeien en mijn geheugen op deeze oude zeldzaamheden te veel afpijnigen ? zoo gij echter niet te vreeden zijt, vervoegt u bij Amftels Godtvruchtigen Kerkgezanten voorbeeldigen Dichter, den weergaeloozen Schutte, (z) zoo zult ge aan uwe begeerte in alles voldaan zien. Het geen ik u nog te herinneren hebbe, is, dat het geheiligd Kerkgezang en het GodtsdienfHg muzijkfpel al vroegtijdig in de plechtigfte Vergaderingen der Christenen werdt gewettigd; dat de welluidende'Orgelen, wat er het dweepziek bijgeloof ook tegen hadt, wel het allereerst in de zevende en achtfte eeuw in de Christen Kerk werden ingevoerdt; (z) In de uitmuntende Voorreden voor het eerfle en derde deel van desfelvs Stichtelijke gezangen.  C 60 ) IIB B & pb 2 tftf voerdt; (aa) terwijl dit verrukkend fpeel-tuig, hoe zeer er zich de vaale nijd op ftomp beet, hoe gaarne de vitgraage bedil-al zoo hier, als elders/ het orgel uit de plechtige bij' eenkoomffen geweerd zag, (bb) echter, (dank zij den Hemel l) in onze gewijdde Tempel Kooren niet flechts bewaard bleev, maar al gaande meer in volmaaktheid is toegenomen. 22 Voorlang heeft ook dit zelvde Kerkgewelf met het Orgel mo. gen pronken; meer, dan twee eeuwen lang, verblijdde zich hier de Feestvierende menichte over ■ let geluit van het Orgel • dan , gelijk een iloffelijk weefzel nooit tegen den tijd gehard is, zoo was de gedaante van dit oude kunstftuk ook door den tijd verlieten ; zoo was dat oude orgelwerk zoodanig in onbruik geraakt, dat het voor den dienst van ons Heihgdom ten eenemaal onoe. fchikt werdt gerekent; het geen dan ook de waare reden was, SS ^5PM* Za»g.en-Speelkunstp. 67. ^ {bb) Dat het ,nvoeren van het Orgetfpei io'de Godtidïen. fiige Ve gadermg gelijk elders, zoo ook hier té 2 de, veelen.tegenftand ontmoet heeft, k.n uit eerS. fva^de,aanie,ke,RTSen' °? het Stadshuis alh er bé waardt, duidelijk blijken.  ( <5t ) II VtBXPb 2 Dl** dat de Wei-Edele Grootachtbaare Heeren Burgermeesteren van de Stad, welke wij bewoonen, met gunitige bewilliging van de Edele Achtbaare Heeren Raaden in de Vroedtfchap, wel dra gefchikte middelen beraamden, om dit ruime Kerkgefticht met een vrij luisterrijker Orgelwerk te verfieren; en — ziet daar, geliefden! onze veel geëerde Burgervaderen Haagden in dit hun loffelijk opzet zoo gelukkig, dat gij met ons dit uitfteekend meesterftuk (cc) met (ee) Dit meesterfluk door de Orgelmaakers J. M. Gerftenhouwer en Richter vervaardigd en naa een nauwkeurig onderzoek door de Heeren Kornlein, Swartshof en J. C.Pfeiffers, Organisten te Alkmaar, Hoorn en Monnikendam , voldoende bevonden , beftaat, volgens de fchriftelijke opgaave van den Heer Pfeiffers, welke ik letterlijk volge, uit de volgende Registers. Het Manuaal. I Affluiting. II Praeftant 16 voet. III.Trompet iöv. IV Praeft. 8 v. V Trompet 8 v. VI Roerfluit 8 v. VII Fornituur 8 v. VIII Viol. di Gamb. 8 v. IX Oaaav 4 v. X Quint 3 v. XI. 061. 2 v. XII Si. flot 1 v. XIII Tertia. XIV Cornet 4 fterk. XV. Mixtuur 4 of' 5 fterk. XVI Quintiaan. XVII Ses. quiaher. 'XVIII Quinta 6 voet. Ventiel, Tremulant en Coppeling, Tromp. Tertia, Mixt. zijn gehalveert en dus op de eene zijde XXV trekkers. Boven Clavier. IJl' Affluiting. s) Bourdon 16 voet: 3) Praeftant 8 v. 4) Baarpijp 8 v. 5) Holpijp 8 v. 6) Quintadeen 8. v^  I & ) UBBKHmi.met uwe oogen hier voltooid ziet en het zelve, op vriendelijk: aanzoek van onze veelgeachtteBurgervaderen, ons thans plechtig moogt hooren inwijën jaa aan den dienst van dien Godt toeheiligen, Die nog, tot op deezen huidigen dag toe, onder de lovzangen van zijn volk wil blijven woonen. WDaar de Godt van Israël, de groote Koning van zijne Kerke dan ook in de gunitige beHelling van deeze zaak onder ons getoont heeft, dat Hij goed is, dat zijne oogen nog openliaan over dit zijn Heiligdom; daarHij in deezen duidelijk deed gebhjken, dat Hij aan het huis van Israël onder ons zoo groote weldaadigheid wilde bewijzen; daar onze Burger Vaders bij 7) Fluit trav. 8 v. Difc. 8) Oélaav » „ «* «ionaa!. lo) Roerfluit 4 v. ,n4 Odaav', *») Woudfluit » v. I3J Gemshoó?n Tv " \Z Pedaal. I) AffluitiDg. 2) Sub Bas i(Jv. O Barnin ,x 4) Trompet 8 v. 5j Oftaav 8 v rl, " 15 v> 'c Pedaal en het ondir QSerV^^-*,?," canten Klok; dus ook XXV a^^S ™ UVen" £nh°Ut^e- C'avieren ziin best Salgen. « w 'JVOOr en « * «ven  ll~BBXfib222PP bi) de burgerlijke welvaart, zich ook de kerkelijke belangens hier zoo genegen aantrokken; daar Deeze zich, als rechte Voedfterheeren van het geheiligd Godtshuis, als andere Jehiskia's, in de opluistering van de Godtsdienst - plechtigheden, te midden van u voordeedden, aa duidt het ons dan nooit ten kwaade, gelievden! wanneer wij u op het allererg ftigst aanbeveelen, 11 dat gij boven en vooral den geurigen wierrook van uwe wehneenende dankerkentenisfen aan Dien Godt toewijdt. Die in deeze, waarlijk goede , zaak, met en voor de Gemeinte van zijne Heiligen was; Die de harten van zijne Dienaaresfen onder ons zoo minzaam tot de beftellinge van dit voortreffelijk werk vereenigten het zoo befchikt heeft, dat het einde het werk hier zoodanig bekroonde , dat wij thans wederom vercierdt zijn met onze trommelen en mogen i uit-  C 64 ) UBBXfibznn^aaii uitgaan met de reijen der fpeelenden. §Zoo dikwerfgijdoorde poorten van dit gewijdde Godtshuis ingaat, om er den Heer aantebidden , gaat dan zijn aangezicht te gemoete met lov , om Hem te juichen met Pfalmen ; zoo dikwerf gij uw oog laat weiden in de genoeglijke befchouwing van dit kunstkeurig Orgel-juweel; zoo menig werf gij met uw gehoor defh-eelende toonflagen van dit welluidend fpeeltuig moogt vangen ; prijst en loovt dan met één den Heer, uwen Godt; zingt dan, dat Hij goed is, dat zijne weldaadigheid blijvt tot in eeuwigheid; heft dan gezaamentlijk dit lovlied aan „ geloovt zij „ de Heer, de Godt van „ onze Vaderen; Die j, al zulks in het har„ te van den Koning, (van onze Burgervaderea) jj gegeeven beeft, ' n om te ver fier en het „ huis  ( 65 ) llBBHpbzilWaa li § „buis des Heeren; dat te „ Jeruzalem is! Qdd) Zoo dikwerv gij aan deeze gewijdde plaats ter nederzit; paart dan met de juichende orgeltoonen de Godtsdienftige overleggingen van uwe Godtminnende harten ; (ee) vereenigt dan met dit verrukkend fpeeltuig uwe Godtsdienftige Pialmgezangen; laat uw mond dan, al den tijd, vervuld zijn met Godts lov ,den gantfchen dag, met zijne Heerlijkheid \ blijvtzooie» Heer ebtftendig vrolijk zingen en juichen den Rotszfleen van uw heil; loovt zoo en, op alle wyze, den Heer ook met het orgel. En, daar de orgelen in vroege tijden in onze Vergaderplaatzen , jaa misfchien wel mede uw verlieten orgel in dit zelvde Heiligdom, dikwerv gehoordt werden (dd) Exra VIL vs. 17. fee) Bekend is den Taalkundigen het zeggen „ Non vox, fed votum, non Chordula Mufic», fed cor; ,'. Non cl»mor, fed amor Pfallit in aure Dei. E  ( 66 ) 11B B x /a b 2 22 M aa 11 §§ den onder de aangehevene bastaard liederen van het Anti-Chris, tiesch Tijrus; wacht u dan vooral, dat gij dit nieuwe fieraad van uw Heiligdom nimmer ontheiligdt; draagt zorg, dat de toonflaagen van dit orgel nimmer met de vuile gezangen van den wuften waereldling worden vereenigdt ; ziet toe,dat gij,onder het gepast en zoo wel geordend orgelfpel, u vooral op eene gefchikte verbeetering van uwe Kerkgezangen toelegt; en, op dat het blijke, dat gij met den geest en met het verftand wildt zingen,zoekt u dan van nu af aan van alle bastaard klanken , onder het zingen, te ontdoen; wacht u tevens voor eene alterekkelijke langdraadigheid; zoekt u, op zijnen tijd, van eene gepaste ffemsverheffing en afdaaling, van de vereischte rollende, of fleepende toon/lagen, naar de maat, te be-  ( 6? ) IIB B X P b a22 M aa 11 %% bedienen; tracht zoo in alles de zoetfte melodij van een gepast accoord te bevorderen; eene Godtsdienftige verheffinge van alle Godts deugden en volmaaktheden zij de eenige inhoud van al uw fpel, van al uw gezang! doedt zoo f Bij uw harp de Pfalmen hooren; ' „ Uw juichftem geev' den Heere dank; „ Laat klinken, door uw Tempel-kooren, „ Trompetten en Bazuin geklank! (ffj. in één woord, Godt's getuigenisfen blijven zelve uwe gezangen in de plaatzen van uwe vreemdelingfchap , op dat hfit zoo voor de oogen van geheel de waereld openbaar worde,^zf gij dat volk zijt, hetwelk de Heer zelv gevormt heeft, om zijnen lov te vertellen, 22 En, zoo gij het met ons een voorrecht rekent, dat gij aan zoodanige plaatze woondt, waar de Overheden, als Voed- (ff) Men zie de keurige berijming van den XCVlll. Ps. bet 3*« vs. - E a  (68) 11B B H fi b 2 33 fi? aa z 2 Voedfterheeren van het Heiligdom, zich de wezendlijke belangen van Zion aantrekken; waar de fchilden der aarde ook trachten fchilden van en voor Godt te zijn; § Dan zult gij aan hoogstderzelver Vaderlijk beitel, mede in de bezorging van dit treffelijk orgelwerk gebleken , in geen deel uwe eerbiedige dankerkentenis fen kunnen weigeren • dan zult gij ras bezef' fen, hoe gij aan deeze aanzienlijken onder de volken alle lievde,alle eer en alle hoogachtinge verfchuldigdt Mijvt. §§ Ziet dan vooral toe, dat gij de Godtsdienftige bedoelingen van uwe Jehiskia's,van uweDavid's, met de verordening van het nieuwe Kerk orgel beoogd, in geen deel verijdeldt; draagt vooral zorg, dat gij door eenGodtsdienstig gebruik te maaken van dit weergaelooze Kunstftukaan derzelver goe-  ( 69 ) 11B B N P b 2 21W 2 2 §§ goede verwachting beantwoordt.W Neemt het mij niet euvel af, gelievdenl wanneer ik,bij dit alles, ii van u afvordere, dat gij, in dit uw doen, eenftemmig,als een éénig man, té werk gaat, als ee n Gemeente, welke in deezen mede één hart en ééne ziele heeft; het is tog goed en HefFelijk, dat broeders ook te zaamen woonen; daar wil Godt den zegen en het leeven gebieden tot in eeuwigheid. 22 Donker zoude het 'er in de daad voor ohsujtzien, zoo gij halftarrig weigerdt, om een zoodanig gebruik van dit Kerkorgel te maaken, als wij, op eene minzaame wijze, van u gevordert hebben; jammerlijk zouden de gevolgen voor u worden, indien gij, met Godt, ook uwe veelwaardige Burgervaderen , in geene dankbaare erkentenisfen hieldt; wel draa zoudt gij gevaar loopen, dat de Rechtvaardige VerE 3 gel-  ( 7o ) llBBtfPb 232 Wbb 22 gelder „ het getier van uwe liederen wegnam; „ dat Hij uw luiten en „ Orgel-gefpeel niet meer „ wilde hooren; dat Hij uwe liederen in wee„ klaagen verwisfelde, „ zoo dat uwe Tempel„ zangen huilden en uw „ lagchen in een eeuwig weenen moeste over„ góww. En daarom, § daar de Heer zelve den zachtmoedigen , onder de volkeren, toezegt,;?// zullen vreugd op vreugd hebben in den Heere; daar Godt zich zeiven wil verheugen over Jeruzalem ; daar de Godt der blijdfehap van onze verheuginge zelve over zijn volk wil vrolijk zijn en hen zelve opwekt in die hartelijke taal „ weest gijlie„ den vrolijk en verheugdt u tot in eeu„ wigheid; wat dan betaaraelijker, dan, dat de verheffinge Godts in onze keelen zij ; dat onze harten een goeden reden opgeeven, daar wij onze gedichten van  ( 7i ) IIBBMb 2 33 ft» bb 22 § van den grootften KoUüi)JNP ningblijmoedig uitzin¬ gen ? zingen wij zoo den Heere Pfalmen en geestelijke liederen in onze harten ; zeggen wij zoo de een tot den ander „ onze tarten zijn bereidt ê Godt! , wij zullen zingen en Pfalmzingen ; waak H dan op onze eere; „ waakt op gij luiten „ en harpen; wij zuU ,, lenU looven, o Heer! , onder de volken en „ Pfalmzingen onder „ de natiën, want u„ we goedertierenheid „ is groot tot aan de „ Hemelen en uwe „ waarheid tot aan de „ boven/Ie wolken. §§ Wanneer wij zoo, onze harten met onze (temmen te zaamen opheffen, om vrolijk te zingen en te juichen van wegen de Heerlijkheid des Heeren; dan zal de Heer alle ftemmen van weening en gefchreeuw uit ons midden wegdoen ; dan zullen wij E 4 in  (70 IIB B N fi b 2 22 W bb 22 §§ in blijdfehap uittrekken en in vreugde worden voongeleidt; dan zullen de bergen en de heuvelen hier gefchal maaken met vrolijk gezang voor Godt's allerheiligfl Aangezicht; dan zullen 'er vanhetuiterfte einde der aarde LovPfalmen gehoordt worden tot verheerlijking van den Rechtvaardigen; zoo zal onze juichtaal deeze zijn, dat wij met de vrijgekochten des Heeren, te Zion met gejuich aangekoomen, eeuwige blijdfehap op onze hoofden hebben en zoo zingen zullen, „ Wij zijn zeer vrolijk in den Heere; onze zielen ver„ heugen zich in haa,y ren Godt; want Hij „ heeft ons bekleet met „ de kleederen des Heils en den man„ tel van zijne gerech' „ tigheid heeft Hij ons „ omgedaan; zoo zullen wij eens uit de zingende reijen der Godtzaa-  ( 73) IIBflK**aM«»**aa§S zaaliSenhiexrbe?eden' als rechte fpeelgenoo- den van den waaren Hemel - Bruidegom, worden opgevoerdt in het zaalig Zang-Koor van die verheerlijkte Hemelingen , die den Heere^ hunnen driewerv heiligen Verbon dsGodt, met vlekkelooze Haleluja's, met eeuwig welluidende Hozanna's, beftendig zullen lovzingen. i Denkt gij niet, waare lovzingers van den weldaadigen Godt! oprechte pnjzers van Godts goedheid en weldaadigheid ! daar ik u dus lange tot eene oprechte dankzegging aan den Godt der zegeningen aanfpoorde, dat het meer dan tijd wordt, .. . J dat ik en voor uliedenen voor mij zeiven het Viertal van die aanzienelijke Burgervaderen begroette, die hier de eerfte handen aan het werk ftoegen ? koomt het u niet gefchikt voor, dat ik ook dat lovwaardig Viertal aanfpreeke, Die het werk ter voltooijmg brachten? en zoude het niet aller ohgefchiktst zijn, indien wij de achtbaare leden van de Wel-Edel Achtbaare Vroedtfchap voorbijzagen, Die tot den uitvoer van dit voortreffelijk werk E hun'  (74) II B B 3 « hunne gunffige toeftemming zoo ge• negen , als volvaardig, gegeeven hebben ? a Hebt dan gezaamentlijk dank, vee] geëerde Burgervaders ! voor al uw beftel in deezen; hebt gezaamentlijk dank voor uwe waakzaame zorgen over Zion, de Stad van onze Onderlinge en Godtsdienftige bijeenkoomst. b Godt geeve U Wel - Edelen Grootbaaren en U Wel ■ Edel Achtbaaren eenen Pfalm en een lied! Hij voere U dikwerv tot zijne altaaren , tot den Godt der blijdfehap van uwe verheuginge op, om Hem met de harp en met het orgel te looven! Hij fcheppe over U en Hoogstderzelver grootachtbaare Vergaderingen eene wolke des daags en den glans van een vlammend vuur bij nacht, op dat over U, zijne Heerlijkheden, eene goddelijke befchutting zij! wordt gezegent uit dat Heiligdom, waar da Heiligheid het eerfte en het allerbeste fierraad is! geniet het goede van Godts huis, het heilige van zijn paleis! het wordeU hier altoos gegeeven het goede van Jeruzalem te mogen aanfehouwen ! Godt zelve voere U naa deezen in dien Tempel op, die zonder handen gemaakt is, om aldaar onder de verheerlijkte Cither-fpee- lers  C 75 ) TT RB 3 *b Iers en met de vier dieren Hem; 1 Die op den throonzit en het Lam, eere en dankzegging toe te zingen in de hoogfte volmaaktheid! p De zonderlinge betrekkingen , welken ik jongstleden (gg) tot u bekoomen hebbe, mijne veel waardige Monnikendammenaaren! verbieden mij deeze zonderlinge redenvoering te betluiten, voor dat ik ook over uheden het goede van den goeden en weldaadigen Godt gebeden hebbe. a Godt blijve in ons Juda bekend zijn naam zij groot in ons Israël» in dit Salem zij zijne hotte en in dit Zion zijne beftendige wooning! Hij maake zich,te midden van onze Godtsdienftige Vergaaderingen, altoos heerlijk en vervulle dit ons Godts-huis fteeds met zijne Goddelijke Heerlijkheid ! het worde hier aan ons bevestigd, dat Godt onder de lovgezangen van zijn volk woont, dat hun gezang en fnaarenfpel Hem aangenaam zij! b Godt zelve onderwijle ons in het Orgelfpel en in het gezang ! Hij doe ons gaande nader aan de Hemel - melodijen der Engelen en der gezaligde Rechtvaardigen koomen! Hij doe ons zoo van trap tot trap r.£\ Op den O. van Hooi maand door mijne bevestiging tot mede Euangelie-dienaar in deeze Gemeente.  (.76) N B B 2 Pb tot het volmaaktst gezang aanwinnen! het worde ons en die allen, welke met ons, bij deezeItaatelijke plechtigheid, te zaamen in dit zelvde Godtshuis vergaderdt zijn, eens gegeeven, om met die honderdvier en veertig duizend , die van de aarde gekocht zijn, in den zaligen Hemel, voor eeuwig het hed yan Mozes en het Lam met üngelen toonen op te heffen ter eere van Hem, Die op den lnroon zit en leevt tot in alle eeuwigheid! dan gelievden' het wordt tijd, dat ik mijne redenvoering ten einde brenge; vergun mij,dat ik, tot befluit van deeze zonderlinge plechtigheid , u in deezer voege toezinge, „ Zoo moogt ge inGodt's gewijdde Kerk, ?, In 't midden van de blijde Kooren, „ De zachte Melodijen hooren „ Van 't elk verrukkend Orgelwerk ? „ Wie, daar hij met de Pfalmgezangen, „ In 't bijzijn van den Achtb'ren Raadt, „ Door wiens beitel dit Kunst - tuig ftaat, „ Den zuiv'ren Orgel-toon mag vangen, „ Wijde hier aan De Opper - Majeiteit „ Geene offers van zijn dankbaarheid? ' „ Nu  C 77 ) IIB B 2 Pb „ Nu moet de fchelle Lov - fchalmei Der Burger-vad'ren roem verheffen; Zingt Pfalmen op, die harten treffen, „ En voegt 'er de Orgel ■ klanken bij; „ Zoo moet elk's geest, bij 't Haan der fnaaren „ Van Jesfe 's dichterlijken Zoon „ En bij den Godtgewijdden toon, „ Volvrolijk naar den Hemel vaaren, „ Om in dat zangrijk Paradijs, „ Op de alleraangenaamfle wijz „ Met de Engelen en Hemelingen „ Het driemaal Heilig op te zingen! Amen! Haleluja! Amen! Voorgezongen Ps. XXXIII. vs. i en 2. Tusschen Zang P'. XCLIX. vs. i en 2. Naagezongen Pj. CL geheel. Voor gelee zen 2 Kron. XXIX van vs. 10 tot het flot van het Hoofddeel.