AANSPRAAK, AAN DE BEDRUKTE HUISVROUW E ET ONNOOZEL KROOST, van Mn ter dood verw&ezeney doch thans gevangene parüikmaaker FRANCOIS MOURAND; BENEVENS EEN JLGEMEENE DANKBETUIGING DER MENSCHLIEVENDHEID VAN DEN S O U W* JE M 1 JST, ENZ. ENZ* ENZ» Alöm a 3 Stuivers te Bekomen.   AANSPRAAK, AAN DE BEDRUKTE HUISVROUW ■ ■ EN ONNOOZEL KROOST, VAN DEN TER DOOD VERWEEZENE, DOCH THANS GEVANGENE PARUIKMAKER FRANCOIS MOURAND. Z.:~: ën9 IpJ .. ibfi ttfl B oo 'er iets is, dat ons beminnelyk- maakt, zoo 'er eenen pligt onder ons heilig moet betragt worden, is het gewis die geenen welke ons doet deelnemen in de fmerten onzer evenmensen. Niet alleen dat deeze aandoeningen, zoo natuurlyk en zoo betamelyk, een oprecht en zuiver gemoed aanduiden; maar zy verminderen, als 't waare, de droefheid van d^en ongelukkigen,.— zy zyn hem, als een verA 2 * zag-».  0(4)0 zagtende balzem ia eene diepe wonde — als water op een dor Land, dat door eene brandende hitte verteerd word. Welke eenen trooft, — eenen zoeten trooft, wanneer men , onder ajle de rampen die ons doen nederbukken, eenen vriend ontmoet, in wiens boezem wy onze gantfche Ziel kannen mitftorten, en •wlen een traan van mededogen de oogen ontglipt! Hoe veele Slagt-offers van het wreede noodlot, zoude niet reeds voor lang, onder den laft hunner lyden bezweeken zyn , 200 niet de onderwerping aan de wyze befchikking der Voorzienigheid, en het verkwikkende medelyden van edelmoedige hartért, hun opbeurden ? . Ongelukkige Echtgenootc, iaat dit uw dan ook tot trooft verftrekken ! — laat myne redenen uw grievend leed verzagten —-uwe traanen afwisfchen! Maar, kan men de Natuurftem verdooven? kan men haar den rechtmatigen invloed, welke zy op ons hart heeft, v/eigeren? . . , Negn, in weerwil van alle onze pogingen, zal zy zich verheffen , en wêe den geenen, die aan haar geroep geen gehoor geeft! .... 'Er komt eens een tyd, dat het geweeten met ysfelyke foltering ontwaakt, en dat de gefehondene Natuurwetten, haare rechten op eene vreeslyke wyze doen gelden. -— Den onverfchüligen, mag dit ysfelyk ogenblik met angft en beving zien naderen veel ligt zal het zelve zyn rampzalig leeven in wanhoop doen eindigen! —•—■ Weerhoud dus geen traanen, welke .de Natuur zelve doet plengen — laat ze uw diep gewond hart verlichten — uw wee-dom veraagten ! —. Ik weet uwe ramfpoed overtreft -• ..■ ver-  e c 5) ct verre de wederwaardigheeden, welken oosgeftadigin dit leeven verzeilen — ik weet, dac by dezelve, fchande — eeuwige fchanden gevoegd zal worden. Maar , zal men dan wreed genoeg zyn uw fmaad aan te doen, om dat uw Echtgenoot zyn nagedagtenis tot fchanden ge- maakt heeft? "Zoo 'er zulke gevoellocze harten mogten gevonden worden, dat ze dan tot uw komen, dat ze uw zien, en dat uwe traanen, hunne Ziel verfcheure! . . . — welk pen fchouwfpel groote God t — eene Moeder met haare Kinderen, het lot van hunnen verzorger beweenende! — eene Echtgenoote in diepen rouw gedompelt, om dat heure Beminde, haar voor eeuwig ontrukt is! Hoe moet haar zyne fmerten op het hart drukken!... hoe moeten zyne bittre kwellingen, haare Ziel doorboorenl .... hoe moet zyn dood — zyn fchandelyke dood , haar gemoed folteren ! Waar zy zich heenen wend, vind ze niets dan ftof tot klaagen en droefheid. — Ziet zy op haare Kinderen, Hemel, wat moet dan het moederhart niet ondervinden ! ... de traanen biggelen langs hunne teedre wangen, en haar met aandoening omhelzende, vraagen ze al fnikkende naar hunnen Vader. — Wat zal ze deeze geliefde , doch ongelukkige telgen antwoorden ? Zal deeze grievende vraag, uit den mond der onnoozelheid voortgekomen, haar niet de ftner- telykfte herrinnering zyn? Met een oog van medelyden zal ze op hun nederzien, en mogelyk zal dit haaie veegen mond ontglippen: — „ Rampzalige Kinderen, vraagt gy „ naar uwen Vader! wat zyt gy gelukkig, dac „ zyn droevig lot uw onbekend is. Mogt uw ' A3 » dit  a c 6) a '„ dit eeuwig onbekent blyveh! — Uw Vader v is niet meer, maar voor altoos van ons weggerukt. Gy befeft het ysfelyke van onzen „ toeftand niet: ■— maar ik, ik gevoel dien „ laft op mynen zwoegende boezem drukken 5 „ een laft wier gewicht boven myn kragten „ is, en waar . onder ik zal bezwyken, zoo „ de genadige Hemel, my niet onderfteunt. — Wat zal 'er dan van uw wordeft ? . . . Scha„ mele armoede, fmaad en verachting zullen „ uw deel zyn. -— Dit denkbeeld is eene „ nieuwe dolk, die my het hart doorfteekt, „ en die het geducht ogenblik myner verfchei„ den, mogelyk verhaaften zal. " — Ziet zy op haar zeiven, welk een Schrikverwekkend vooruitzicht. Midden onder een aantal Kinderen, welkers behoeftens daaglyks aangroeien , bevind ze zich zonder hulp., . zonder onder- ftand. . Ze ziet zich van eenen gezegepden ftaat, tot armoede vervallen, en deeze armoede verneedert haar, om dat dezelve het gevolg eener fchandelyke misdaad is. — Ze ziet haar Echtgenoot op een Treurtoneel zyn leeven eindigen, en daar door al haar geluk, haaren voorfpoed-, verdwynen. — Wie gevoelt uw ongeluk niet, wie deeit niet in het -zelve ! — Het is genoeg datgy ongelukkig zyt, om recht ep ons medelyden te hebben. — Ja, met een óprecht gemoed deel ik in uw lyden, met een zuiver hart wenfchte ik uw eenige vertroofting te kunnen geeven.' — Onderwerp uw aan het wys beftier der Godlyke Voorzienigheid — zyt geduldig in uwe verdrukking — en fmeekt den Hemel, om zyne genadige hulp en byftarid. dimmer verlaat hy den geenen die hem vuu-  H C 7 ) 9 tig aanroepeni hy is een toevlugt der ongelukkigen, en altoos bereid zyne hulpe aan hun te b'etoonen. -— Mogelyk zal hy veeier harten tot liefdadigheid.opwekken, op dat ten minfte de nooddruft uwen akeligen toeftand niet vermeerdere! De zorge voor de opvoeding uWer Kinderen is uw thans alleen aanbevoolen. i Leert hun vroeg hunne driften meester worden, en hunne Overigheid eerbiedigen en onderdanig zyn. — Wat is doch een mensch, die aan zich zeiven övergelaaten, zyne blinde driften opvolgt, en die den ruimen teugel vierd ? — Wat is een mensen, die zyne wettige Overigheid' ongehoorzaam, zyne wetten veracht, en teegen zyn beterweeten aan, dezelven met voeten treed? .... Een woedende dolleman , die fchadelyk voor de Maatfchappy, zich zeiven alie onheil berokkend, en zyn huisgezin aan armoede en fchande blootfteld.. — Prent uwe Kinderen dit geftadig in ; hunnen Vader ftrekke hun tot leering, bepaal hun dikwerf by zyn rampzalig einde, op dat zy, de gevolgen van het kwaad levendig voor oogen hebbende, het zelve vlieden mogen ! Hoe zal over het algemeen , dit yslyk voorbeeld aller harten met fchrik vervullen! Mogt men daar uit leeren, dat men zyne wettige Overigheid niet ftrafloos beleedigen kan, en dat een verftoorder der algemeene ruft, een droevig einde te duchten heeft! Hoe weinig doch is een mensch van zich-zeiven verzekert! Zwak en ongeftadig is hy ligt te verleiden, en één ogenblik, kan voor eeuwig \ . A 4 zyn  zyn lot beQiffen. — Men öeunt dikwerf op den byftand zyner vrienden j maar de ondervinding leert ons dagelyks, dat de wind des cegenfpoeds, dezelve verdryft, en dat zy ons verlaaten op het tydftip zelve, dat wy hunnen byftand het roeefte benodigt zyn: —— Zoo wy ons waar geluk willen bevorderen, bepaalen wy ons dan tot eene betamelyke onderwerping aan de wetten onzer Souvereünen, — leeven wy dan als ftÜle en vreedzaams Ingezetenen, en betrachten wy het wel* zyn van ons huisgezin. — Dan zal ons geluk beftendig, — onzen voorfpoed duurzaam, — en onze nagedagtenis in ee?e zyn! Reeds  p < ft )ü Reeds was alle uitkomst geweekenjdedood » de verfchrikkelyke dood was reeds aangezegt; alle haare angfte en benauwtheden overweldigden den ongelukkigen wien haar ten prooy zoude verftrekken; de Gerechtigheid ftond gereed de draad zynes Leevens af te fnyden, en zyn einde was naarby. — Bekommering, angft en fmerte overweldigde hem; — het laatfte vaarwel had hy reeds uitgeftamelt; zyne Echtgenoote en Kroost, drukte hem al zuchtende aan hunne bange Boezem , terwyl het uur zyner verfchyding met verhaaste fchreden naderde. • ■ Op dat 'geduchte tydftip ontwaakt het geweeten; zyne knaging is hem, reeds eene bittere voorfmaak van de wreede dood welke hem te wagten ftond. — Duizend maale vervloekt hy de onbezonnentheid van zyn misdaad; met verachting ziet hy op zich zelve neder, en eene diepe zucht weergalmt door het gewelf zyner akeïigen Kerker. —. Intusfchea predikt hem ieder uur de gedachten des doods; ieder ogenblik dat heenen vlied neemt een gedeelte van zyn aanweezen met zich; iedere klokflag verhaart het tydftip, waarin hy in het openbaar den ftraf zyner misdaad ontvangen zal. — Reeds flaac dit geduchte uur; hec -klamme doodzweet -bedekt zyn aangezicht, zyne waggelende voeten kunnen hem nauwlyks dragen, en zyn beklemt harte gevoelt aieomeer! nu zal het verfchrikkelyke '" '■' ' ' ■ • A 5 ■ dood-  dood-vonnis over hem worden uitgefproken, en tot uitvoering van het zelve, is alles in gereedheid. — Veele gevoelige Ziele be- weenen zyn noodlot; — traanen van mededogen worden 'er geftoit om een? ongelukkige Huisvrouw en onnozele Kinderen. — Vuurige fmeekingen worden Hemelwaarts gezonden, of het hem behaagde, op hem in genade needer te zien. — Met fmerteJyk verlangen verwacht, men welke de uitkomft zyn zal;., doch alle hoop fchynt vervlogen, ..alle wenfchen onvervuld te zyn. — Sterven. Jierven 1, zie daar de wreede teleurftelling! dan, welk eene kalmte, welk eene mededogenheid ftraalt mt de oogen der Rechters! welk een heuglyk ogenblik verwisfeit het voorgaande! Het genade woort doet zich hooren, en wekt de levensgeesten op, van -den ongelukkigen, wiens eene been reeds in >t Graf ftond. ! Hoe rechtveerdig ook het Vonnis was, hebben nochtans de traanen en het gefchrey van eenen Moeder met haare Kinderen de harten vermurwt, en eenen ongelukkige Vader den dood ontrukt! Hoe zal hun gemoed in waare erkentenis ontbranden! hoe zullen ze aan deeze edelmoedige daad kunnen beantwoorden! Bezeft gy wel uwe duure verplichting ? . . . kund gy de grootheid van dit beftaan in volle nadruk gevoelen? -— Den geenen zelve die door uwe •Echtgenoot beleedigt ■ fchandelyk belee- digt was, is uw voorfpraak, zyn verloffer. "Wat is eenen de Gyzelaar groot, verre boven anderen, wier gemoed met wraakzucht bezielt is, verheven , wanneer hy deez^n les, . • ■ • s door  ©CiOÖ door den mond der wysheid zelve gegeeven, doet wel den geenèn die haaien, m haaren volle nadruk betracht! . Laat zyn naam by uw geheiligd zyn, op dat ze uwe Kinderen met eerbied noeme; weeft altoos dankbaar, oprecht dankbaar, Boezemt dezelve ook uwe Kinderen in, en laat ze nimmer aan het ongelnk hunnes Vaders gedenken, zonder dat ook tevens hunnen Boezem van dankbaarheid voor hunnen edelmoedigen weldoender ontbrande. . Vooral erkent hier de oneyndige goedheid van het Opperwezen ; — bepaal uw by de uitftekende weldaad welke hy uw doet genieten. Dankt hem met hart en mond voor deeze onverdiende goedheid, en gedraag uw met uw gantfche Huisgezin, dat gy God ter eere, en ten nuite der Maatfchappy leeven mogt. En gy, die onmiddelyk het voorwerp van, deeze genooten weldaad zyt ; ongelukkige Haaf van blinde harflochten, gy hebt haare bittre gevolgen door eene droevige ondervin' ding leeren kennen. — Och dac men uit uw voorbeeld leerden, dezelve te beteugelen, en haar onder onzen magt brengen! Wat hebt gy niet reeds ondervonden, en wat ftond uw noch te duchten! .... Uwe Echtgenoote en Kinderen, voor de laatfte maal uw omhelzende , moeften immers de felfte wroeging in uw hart veroorzaaken? — verweetea niet hunne traanen uw, dat gy haar ongeluk voor Eeuwig met het uwe verzekerde, gy die gefchikt waard haar genoegen te moeten Vermeerderen? . . . wat een akelig vooruitzicht  zicht voor het toekomende! — haaft te moeten verfchynen voor een alweetend God, en datin zulk eene bedroefden! ftaat Bedenk dit eens met bedaartheid, en ziddert voor de gapende Afgrond, welke gereed ftond nw te verfwelgen. Laat eeuwige dankbaarheid uw hart ontvonken, en houd God en uwe weldoenders in eere. Gedraagen wy ons alle als vreedzaame en ftille Ingezetenen j wy zien welke edelmoedige Zielen over ons regeeren; wy zien hun de Menschlievenheid, die Chriften deugd, In volle nadruk betrachten : laat ons hun dan alle eerbied bewyzen, en hunne wyze wetten met blydfchap volbrengen. ——— Laat dit voorbeeld van hunne edelmoedigheid ons niet tot Spoorloosheid aanzetten, wy zouden ons in onze verwachting bedrogen vinden, en de nu gedreigde dood, zou ons gewisfelyk ter neder vellen!