D E NIEUWE REISIGER; O F BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE WEERELDT. Uit het Fransch van den ABT DE LA PORTE, VIJF'ÈN'ïlVINTIGSrE DEEL, Behelzende $eneve , Savoije , Piémont, Milauen , Panna den  , Driehonderd Zestiende Brief. if den veldflag van Rinfeld, begeerde dat zijn lijk gevoerd wierd naer Geneve, alwaer zijne weduw, Maro-areta van Bethune, dochter van den beroemden Hertog van Sully, hem een praelgraf deed oprichten. Rohan had altoos eene ongemeene genegenheid voor dit Gemeenebcst, dat hem verfcheiden fieraedjen, en bijzonderlijk de wandelplaets van het Plein-Paleis, waerin hij zelf de boomen liet planten, verfchuldigd is. Men roemt hier insgelijks het wapenhuis en de magazijnen, die rijkelijk met geweer en oorlogstuig voorzien zijn. De gasthuizen zijn met alleen een verblijf voor de zieken, maer tevens eene herberg voor de reizigers, en eene toevluo-t voor de arme huisgezinnen, door de menigvuldigheid der kleene jaergelden , welken men hun tot levensonderhoud uitdeelt, zonder dat zij verplaetst behoeven te worden. De openbare boekzael, met eene meenigte van boeken, handfehriften en gedenkpenningen voorzien, en de hoogcfchool, door de kundigheden en den ijver der Profesforen, verfchaffen aen de letteroefFenende jeugd eene luisterrijke en bondige onderwijzing. De overvloed der kerkelijke goede» ren, die, voor de Hervorming^ de weelde der geestelijkheid voedde, werd gedeeltelijk tot het oprichten dezer ftichtinge aengelegd. De naerIjver wordt 'er aengefpoord door de eerprijzen, welken het Gemeenebest zelf met de groorfte plegtigheid uitdeelt. Op dien dag begeeft zich Ijdere fchool in omgang naer de hoofdkerk, waer eene groote meenigte van aenfehouwereti  ia De Nieuwe Reiziger.' vergaderd is. De Schoolvoogd en eenigen der leerlingen doen Latijnfche redenvoeringen; en de eerfte Loonraed deelt zilveren gedenkpenningen van verfchillende waerde uit. De kinders, die dezelven verkrijgen, ontfangen van hunne ouderen de gedenkpenningen, welken dezelve in hunne fchool gewonnen hebben; en deze gefchenken ftrekken hun tot een onderpand, bij hun maegfchap, van hunnen leerlust en de bevordering hunner letteroefening.' Elf Profesfors, met den Schoolvoogd en drie Afgevacrdigden van den Raed van Vijfentwintig, maken eene Academifche Raedsvergad^ring uit, in welke alle de zaken, die de leeröeffeningen betreffen, onderzocht worden, Deze Profesfors kunnen naer het Overhcidsampt ilaen; en verfcheiden zijn 'er wezenlijk toe gekomen. Dit brengt mede veel toe om den naerijver en de beroemdheid der hoogefchool' in ftand te houden ; maer men moet, in dit geval, den Profesfors ftoel verlaten. De heer Burlamaqui, wiens achting in geheel Europa zoo wel gevestigd is, door zijne uitmuntende fchriften, als zijne gedachtenis te Geneve in eerbied is, door zijne uitnemende hoedanigheid en liefde tot de kunftcn, fteide het eerfle het ontwerp voor tot het oprichten van eene teekenfchool', waerin men voor niet onderwees. Zij wordt tweemaal des daegs gehouden, behalve des Donderdags en Zondags: een bekwaem Meester, door de Regering betaeld, geeft'er tesfen; het getal der leerlingen is bepaeld; oeken of iemand der Leden van den Raed vati Vijfentwintig niet verdient afgezet te worden. Ondertusfchen worden zij allen geacht in hunne bediening gefchorst te zijn, tot dat de Grooce Raed hen weder herdel t, 't geen den zelfden dag gefchiedt. Van hunnen kant, befchikken zij, op hunne beurt, over het afzetten of be« vestigen van de Leden van den Raed van Twee Honderd; en dit wederzijdfche regt is des te billijker, om dat de fchande, die op een bijzonder Lid, van misdaden overtuigd, mogte vallen, niet op het ganfche ligchacm zoude kleven. Om de magt der Overheden opteWegen, vergunt men aen ijderen Burger of Stedeling het regt van voordellingen te doen, om de misbruiken, welken hij meent te ontdekken, aen te toonen, en een ontwerp van 't geen hij denkt nuttig aen den Staet te zijn overceleveren. De Raed van Vijfentwintig onderzoekt deze onderrichtingen ; en dit voorregt kan befchouwd ■worden als den waerborg der vrijheid van 't volk, indien de befcheidenheid en voorzigtigheid het zelve beduren ; maer indien de evejiaer, door het vergeten van 't algemeene welzijn, naer de zijde van het bijzondere belang overhelde, en het bederf en de omkooping onder de Stedelingen indrongen, is het zeker dat dit regt in een kleene dad, waerin vijftien honderd perfonen op het eerde teeken kunnen gewapend worden, niet anders dan de verderflijkfte uitwerking kan te weeg brengen. Doch in hes  Driehonderd Zestiende Brief. 21 het vergunnen aen de Genevenaers, om welvoegelijke en betamelijke voorftellingen tot welzijn van het Gemeencbest te doen, verbiedt men hun insgelijks, op de allergeftrengfte fcraffen, eenigerlei geweld te gebruiken. Gij ziet, door deze bijzonderheden, dat de Regering van Geneve alle de voordeden, en geene der nadeelen van de Volksheerfchappij heeft. Alles is onderworpen aen de befturing der Loonraden; alles ontvangt zijn' oorfprong van den Kleenen Raed, met betrekkinge tot de beraedflaging; en alles keert weder tot hem te rug ten aenzien van de uitvoeringe. Men kenc 'er geene erffelijke waerdigheid; de zoon van een' eerden Magiftraetsperfoon blijft onder de meenigte vermengd, indi&n hij 'er zich door zijne verdiende niet uittrekt. De adel- of rijkdom geeft geen rang of voorregt of beter gelegenheid om zich tot de bedieningen te verheffen: de kuiperijen zijn gedrengelijk verboden; en de ampten, zoo min voordeelig dat zij niets hebben om de begeerlijkheid opcewekken, kunnen alleen de edele zielen bekoren, door het goed, dat men daerin kan verrichten, of door de achting , die 'er aen verknocht is. Indien 'er in de weereld een rang is, bekwaem om deszelfs bezitters doorluchtig te maken, het is, buiten twijffel, die geene, welke de begaefdheden en de deugd geven, dien de Magiftraetsperfonen zich waerdig maekten, en waertoe de Medeburgers, van gelijken ftaet door opvoeding en geboorte , onderworpen door hunnen wil eo hec B 3 voop,  De Nieuwe Reiziger, voorregt, dat zij aen de verdienfte toeftaen, hfiq verheven hebben. Met hoeveel zachtmoedigheid en toegevendheid wordt de betamelijke deftigheid van de Bedienaren der wetten ook niet getemperd ? Hoe zeer is de gehoorzaemhcid en eerbied, die men hun verfchuldigd is, bij hen niet in achting en oplettendheid? Een des te regelmatiger gedrag, omdat dit billijke en edelmoedige volk vermaek ftelt in zijnen pligt te betrachten, van harte genegen is zijne Opperhoofden te eeren, en de vurigfte onder hen om hunne regten ftaende te houden het meeste begeert die der Overheden te eerbiedigen. Ik ben, enz. Geneve y den 25-^ van September, 1757- Driehonderd Zeventiende Brief* Vervolg van Geneve. De kerkelijke ftaet dezer ftad wordt door leeraers en ouderlingen geregeerd: het volk heeft de bisfchoppelijke waerdigheid verworpen, het zij door het geheugen van de oude geweldenarijen zijner Bisfchoppen, het zij om dat de Leeraers, die geringer zijn en minder rijkdom bezitten, beter met een kleen Gemeenebest overeen komen. Calvinus is de grondlegger van deze kerk: de Genevenaers beriepen hem  Driehonderd Zeventiende Brief. 23 hem tot zich, om hun land vermaerd te maken; en hij ontwierp, met de Overheid, eene Verzameling van Wetten, die het Grondwetboek van den Staet is geworden. Joannes Calvinus werd geboren te Noijon, uit geringe ouderen, in het begin der zestiende eeuwe. Zijne eerfte leeroeffeningen volbragt hij te Paris in de oeffenfchool van la Marche, zijne filofofie in die van Montaigu, en zijne regten te Orleans en Bourges. De gevoelens van Luther enZwinglius zich in Frankrijk beginnende te verfpreiden, begon de fmaek van Calvinus daertöe ovcrtehellen ,• en zijn ijver om hunne ge-? voelens (kende te houden, en hunne kcrkdwalingen, die hij in een leerftelfel bragt, te vermeerderen, noodzaekte hem zijn vaderland te verlaten. Hij begaf zich naer Geneve, alwaer hij tot den ftand van Prediker en Profesfor benoemd wierd. Hij zwoer 'er den Roomfchen "•odsdienst plegtig af, en deed 'er zijn Geloofsvoorfchrift en Katechismus aennemen. Een Synode , te Bern vergaderd, gaf eenige befluiten uit tegen zijne leerftellingem Calvinus verwierp dezelven met hoogmoed; en de trotfche toon , dien hij zich durfde aenmatigen, mishaegde aen de Genevenaers, die hem uit hunne ftad verjaegde. Hij zette zich neder te Straetsburg, grondvestte 'er eene kerk, die bloeijende wierd, en trouwde 'er met de weduwe van eenen Wederdoopcr. Hij had te Geneve eenen aenzienlijkeu aenhang gelaten, die in 's mans afwezen in kragten toenam , en wien het gelukte hem door het Ge£ 4 meene-  '?4 De Nieuwe Reiziger, rneenebest te doen herroepen. Hij werd 'er toen magtiger dan ooit, en oeffende 'er een vol* ftrekt gezag. Deze Hervormer, die aen de kerk een gedeelte van haer rechtsgebied betwist had, ftelde vierlcharen in, waeraen hij het vermogen van beftraffinge en zelfs van kerkbanningen toefchreef. Zijne andere dwalingen zijn zeer talrijk, en vormen eenfamengefchakeld leerftelfel van bijna alle de ketterijen, die federt verfcheiden ecuwen te voorfchijn kwamen. Men moet de bijzonderheden daervan in het boek zijner Onderwijzingen zoeken. Men ziet daerin dat hij, even als de Lutheranen , Waldenzen en Zwinglianen, het gezag der Pvoomfche kerke vernietigd, en aen ijderen perfoon het regt geeft om de heilige fchriftuur uitteleggen; dat hij de afbeeldingen verbant gelijk de beeldftormers; dat hij den mensch van d'eszelfs vrijen wil berooft, en den oorfprong der verdienfte en onverdiende doet vervallen; dat hij de biegt en voldoening verbant, om eene boete, door eene flaeffche en der Godheid onwaerdige vrees voortgebragt, in derzelver plaets te ftellen; dat hij dwaelt omtrent de Voorbefchikking, derzelver oorzaken, en uitwerkingen; dat hij de aflaten en gebeden voor de dooden verwerpt, en eveneens te werk gaet ten aenzien van de verborgenheid der Ligt chaemsverandering in het Nachtmrei, en het groótfte getal der Sakramenten; dat hij de Roomfche kerk niet voor de ware kerk erkent, en het gezag van den Paus voor eene overweldigen? de magt aenziet»  DRIEHONDERD ZEVENTIENDE BlUSF. C5 De gevoelens van Calvinus worden tegenwoordig re Geneve zoo ftandvastig niet gevolgd, als ten tijde dat hij zich in deze. ftad bevond, Misfchien zijn 'er nog eenige oude leeraers aen de oude gewoonte verknocht; doch dit is het kleenfte gedeelte: de meesten hebben, omtrent de openbaring, de oorfprongelijke of erfzonde, de vergeldingen en ftraffen van het andere leyen, en zelfs omtrent de Godheid van Jezus Christus, de naburige vrije gevoelens der Socinianen, die door de openbare onderwijzing niet beftreden of uitgerooid worden. Dit herinnert ons natuurlijk de Gefchriften der heeren d'Alera* bert en Rousfeau over deze ftof, en eene zekere Belijdenis des Geloofs, die als een gevolg van dezen twist moet befchouwd worden. De eerfte, te weten de heer d'Alembert» fcheen in het Woordenboek der Encyclopedie, in het artikel Gemye, den ganfehen godsdienst van de leeraren dezer ftad tot eene foort van godistcrije te brengen.' D.eze leer, indien zij wezenlijk die dezer heeren was , zou de lof, niet van hunne regtzinnigheid, maer van hunne redenkunde zijn, omdat zij het, noodzakelijke gevolg is der grondbeginfelen van den welbegrepen Proteftantfchen godsdienst , gelijk de heer Bosfuet heeft aengetoond. Jean-Jacques Rousfeau^ vat de verdeediging der kerkbedicnaren van zijn Gemeenebest op, in zijnen Brief tegen de Schouwfpe]en,\ maer de wijs, op welke hij henregtvaerdigt, mishaegt hun misfchien zoo veel, als het denkbeeld, dat de heer d'AB 5 lem*  z6 De Nieuwe Reiziger, lembert van hun heeft willen inboezemen. De Geneeffche filofoof vergenoegt zich met hem te gemoet' te voeren, dat hij een geheim, 't welk hem niet dan aen het oor kende gezegd zijn, bij zich had moeten houden; maer zou het niet mogelijk wezen, indien de gevallen, door den heer d'Alembertbijgebragt, waer zijn, dat hij noch geheim gefchonden, noch vertrouwen verraden heeft, en dat de fchrijver van het artikel Geneve niet gefproken heeft dan naer de openbare meening, of de algemeene overtuiging der brave lieden des lands, of de leeraren van andere Hervormde kerken, óf der boeken van hunne beroemdfte predikanten, in welken mij gezegd wordt dat de woorden Medewe~ zig, Drieëenheid en Fleeschwording zelden te vinden zijn? Over deze gewigtige punten van het Christendom, als ook over de eeuwigheid der helfche ftraffen, ware het te wenfchen dat de Belijdenis des Geloofs, onlangs door deleeraers van Geneve uitgegeven, om zich van de befchuldiging van den heer d'Alembert te regtvaerdigen, naeuwkeuriger en meer ontwikkeld was, Onze Godgeleerden fchijnen 'er ia *t algemeen niet zeer van voldaen te zijn. Doch om alleen van de regeringe dezer kerke te fpreken, zonder ons met de gevoelens harer leeraren optehouden, dezelve fcheen mij enkel Volksheerfchende te zijn. Onderworpen aen de befluring van een Opperhoofd , dien men wekelijks verandert, volgende de predikers elkan». deren in dezen post op, volgens orde en zonder ver*  Driehonderd Zeventiende Brief. tf verkiezing*. Men fluit 'er de kerkbedienaers van het platte land uit, die echter Leden van het Eerwaerdige Genootfchap zijn. Dit is de naera, dien men aen deze Vergadering geeft, waervan het getal van perfonen onbepaeld is; en dewijl het geoorlofd is andere lieden, fchoon leeken, daerin te trekken, heeft de Kleene Raed de verkiezing daervan aen zich behouden. Het Genootfchap benoemt de perfonen, welken zij bekwaem acht de ledigzijnde plaetfen te vervullen; maer zijne verkiezingen moeten door den Raed van Vijfentwintig bevestigd worden. De godsdienst , in 't algemeen zeer eenvouwig, beftaet alleen uit de prediking'en het gebed. Niemand is onkundig wegens de gelukkige aenkweeking van de groote kunst des kanfels te Geneve ; maer weinige lieden weten tot hoe verre de geest van vereeniging' en vrede , de heiligheid der zeden, de geftrengheid omtrent zich zelve, en de zachtmoedigheid omtrent anderen, in het eerwaerdige ligchaem van deszelfs Bedienaren heerfchen. Hunne levendige en zachte welfprekendheid verwekt de grondftellingen des euangeliums des te beter in de harten, omdat zij altoos een begin maken met ze zelfs te beöeffenen. De predikatiën bepalen zich tot de zedenkunde. Men preekt tweemael des Zondags in alle de kerken , en eens des Donderdags; en alle dagen zijn 'er openbare gebeden, behalve de kathechismus, die verfcheiden mael ter weke gehouden wordt. Het ïiachtraael wordt op de groote feesten bediend. De  28 De Nieuwe Reiziger, De tempels kunnen dan nacuwelijks de meenigte der Protestanten, die 'er zich uit het midden van Frankrijk heen begeven, bevatten. Men heeft geene fakkels of fieraedjen in de kerken: men knielt 'er niet neder, noch houdt zich ongedekt : allen zetten zij hunne hoeden op, zonder uitzondering' van den prediker, die zich alleen ontdekt gedurende het gebed. De kerkeKjken worden niet geroepen tot de lijkuaetfien, die tot de burgerregering behooren, en zonder Eoeftel gefchieden. Men begraeft de dooden op een' afgelegen kerkhof, zonder andere plegtigheid, dan dat men hen tot aen het graf vergezeld. De doop, het huwelijk, de bediening van het nachtmael wordt in de kerk gevierd ; en deze verfchillende bedieningen worden door de leeraers, niettegenftaende de middelmatigheid hunner jaergelden, met eeneftichtelijke en godsdienftige naeuwkeurigheid waergenomen. Hunne inkomst beloopt niet boven de twaelf honderd livres, zonder eenig toevallig voordeel: en nog wordt dit voordeel door den Staet betaeld, dewijl de kerk niets bezit. Zij worden dus niet door de begeerte tot winst tot de kerkbediening getrokken. Zij dammen bijna allen af uit brave gedachten, die in ftaet geweest zijn hun eene deugdzame en verstandige opvoeding te geven. Hieruit ontftaen die betamelijkheid en edelheid, met welke zij Gods woord verkondigen: hieruit ontftaet de achting, welke zij in het Gemeenebest genieten, benevens de eer van met de eerfte Overheden  Driehonderd Zeventiende Brief. 29 heden in dezelfden rang gefteld te zijn. De leeraers zijn of predikanten, die in dienst zijn, of proponenten, die naer eene bediening ftaen. Men neemt de eerften niet aen, dan in den ouderdom van vierentwintig jaren, na dat zij een geftreng onderzoek, zoo ten aenzien van hunne wetenfehap als van hunne zeden, ondergaen heb-1 ben. IJder is verbonden des Zondags ter kerke te gaen. Twee Bijzitters doorkruisfen de ftadi gedurende den godsdienst; en wanneer zij iemand ledig vinden, geven zij hem eene fcherpe beftraffing, en vermanen hem zijnen pligt te betrachten. De Kerkeraedj ingericht om op de zeden acht te geven, is een Kerkelijk Geregtshof, beftaende uit alle de Predikanten en twaelf Leeken, waervan 'er twee Leden van den Kleenen Raed zijn; de derde is een der Bijzitteren en de anderen zijn uit den Raed van Twee Honderd. Zij verzamelen alle Donderdagen, en zelfs meermalen, indien het noodzakelijk is ' onderzoeken de ergernisfen, vonnisfen volgens het berigt van den prediker, in wiens wijk de feilen bedreven zijn, ontbieden de fchuldigen voor hunne vierfchaer, en halen hen met geflrengheid door, maer leggen niet dan geestelijke ltraffen op. Deze beftraffingen doen zij dikwlls door afgevaerdigden, wanneer de perfonen , die dezelven verdiend hebben, in eenig aenzien zijn ; maer indien het op burgerlijke* ftraften aenkomt, zenden zij hen naer den Raed van Vijfentwintig. De  30 Dè Nieuwe Re1zige& De gevallen, het huwelijk betreffende, worden gebragt voor den Kerkeraed, die 'er zijné gedachten van zegt, doch de Kleene Raed beilist dezelve. Een jongman mag zich niet in 'c huwelijk begeven voor den ouderdom van agttien, noch eene jongedochter voor dien van veertien jaren; en beide moeten zij belijdenis van den Protestantfchen godsdienst doen. Men eischt ten minfte twee aenzienlijke getuigen; en om deze plegtigheid in het openbaer te doen goedkeuren, moet zij van den eerften Loonraed geteekend, en verfcheiden achtereenvolgende Zondagen in de kerk afgelezen worden. De echtfcheidingen zijn geoorlofd, in geval van onmagt', overfpel of vrijwillige verlatinge, na geregtelijke afkondigingen. Eene weduw mag niet trouwen, dan zes maenden na den dood van haren man ; en eene vrouw, die geene veertig jaren bereikt, mag zich niet in 't huwelijk begeven met een' echtgenoot, die tien jaren jonger dan zij is; maer indien zij meer dan veertig jaren heeft, mag het verfchil niet meer dart vijf jaren zijn. Een man van zestig jaren mag" geene vrouw beneden de dertig trouwen. Men ftrekt de graden van bloedverwantfchap, die het huwelijk beletten, niet verder uit, dan in het boek Leviticus is voorgefchreven, weshalve een volle neef en nicht met eikanderen mogen trouwen; doch in verboden gevallen wordt 'er ook geen verlof gegeven. Het huwelijk heeft hier bijna geen ander oogmerk dan de enkele bevolking s de keuren tegen de weelde begunftigèrj de  Driehonderd Zeventiende Brief. 33 de voorttéling van kinderen; en Geneve is, in die ftuk, meer dan twee honderd jaren van onze zeden en onze eeuwe vervreemd. De Kerkeraed heeft geen het minfte opzigc over de gasthuizen: zij ftaen allen onder het beftuur van den vierden Loonraed , van een Lid van den Kleenen Raed, van een* Leeraer der ftad, en van negen Leden van den Raed van Twee Honderd, die niets van hunne bediening' trekken, dan eene fterke aenbeveling om zich tot aenzienlijker ampten opteleiden. Men telt vijf {lichtingen Voor de armen, wier jaerlijkfche uitgaef op meer dan vier honderd duizend Franfche guldens beloopt. De twee voornaemften zijn het Algemeene Gasthuis en de Franfche Beurs. Het eerfte bezit eenige landerijen; maer zijn onderhoud hangt, voor het grootfte gedeelte, af van de vrijwillige giften der Ingezetenen, wier aelmoesfen overvloedig zijn. IJder jaer doet men eene algemeene geldinzameling om deze {lichting te onderhouden ; en lieden, die eenige bezittingen hebben, fei» len zelden om 'er bij hunnen dood eenige erfgiftcn aen te maken. De Franfche Beurs is ingefteld tot verkwikking van onze ongelukkige Vlugtelingen, die zich naer Geneve begeven. Hare inkomften beftaen uit openbaere geldinzamelingen en eenige giften. Zij wordt beftuurd door een' Leeraer en agt Diakenen, die de zaken uit loutere liefdadigheid regéren. Op deze wijs onderhoudt men meer dan drie duizend armen in deze ftad, waerin ijder vreemdeling, i»  92 De Nieuwe Reiziger; in tijd van nood, eenen nacht gehuisvest, en ijder zieke tot zijne genezing ontvangen wordt. Deze geest van menschlievendheid , die de Genevenaers bezielt, openbaert zich zelfs in de wetten, die 'er meest tegen fchijnen te ftrijden. De lijfflxaf wordt met meer genade dan geftrengheid geöeffend. De pijnbank, reeds in vericheiden Staten afgefchaft, en die overal als ee»e onnutte wreedheid moest vernietigd worden ^ is uit dit Gemeenebest verbannen; en men ftek ze alleen te werk aen misdadigers, die reeds tot fterven veroordeeld zijn, om hunne medepligtigen te ontdekken. Ijder aengeklaegde kan kennisgeving van het regtsgeding afvorderen ^ ■en zijne bloedverwanten en een' advocaet te hulp roepen, om zijne zaek voor de Regterctf te bepleiten. Wanneer iemand, die fchuldig wordt geacht, buiten 's lands vlugt, om het geregt te ontwijken, wint de Staet berichten tegen hem in, maekt zijn regtsgeding op, en doet hem, met tromppetgeklank; gedurende verfcheiden dagen, aenkondigen in een' bepaelden tijd te verfchijnen, om op de befchuldigingen te antwoorden. Indien, gedurende zijn afwezen , en na het onderzoek der getuigen, zijn misdaed bewezen wordt, fchildert men zijne beeldtenis en zijnen naem op eene plank, en brefigt dezelven voor de Regteren, die in de open lucht vierfchaer houdem Men leest den inhoud van het regtsgeding voor het volk; en de eerfte Loonraed geeft het vonnis aen den Coheimfghrijver van den Raed. Zöo dra het zelve  Driehonderd Zeventiende Brief. 33 ïelvc geveld is, brengt men de afbeelding ter geregtsplaetfe , alwaer zij, even als men den perfoon des misdadigers zoude gedaen hebben, gehandeld wordt. Van dien tijd af wordt hij burgerlijk dood geacht; en indien hij de onvoorzigtigheid heeft om in zijn vaderland terug te komen , wordt hem zijne bedreven fchuld door den Staet aengewezen, en het geregt doet hem het geflagen vonnis ondergaen. Het burgerlijke Regt van Geneve is bijna ge^ heel, doch met eertige matigingen, uit het Roomfche Regt gehaeld. Bij voorbeeld, een vader mag niet dan over de helft van zijn goed > ten voordeele van een' vreemden 'erfgenaem j befchikken ; het overige wordt onder de zoons en dochters verdeeld. Deze wet verzekert, aen den eenen kant, de afhangelijkheid der kinderen , en verhoedt, aen de andere zijde, de onregtvaerdigheid der vaderen. Schoon men niet meerderjarig geacht wordt, voor den ouderdom van vijfentwintig jarenj is het op agttien jaren geoorlofd een' uiterftewil te maken. De vrouw mag hare goederen maken aen wien zij begeert; maer zij noch haer man kunnen eikanderen meer nalaten dan de helft van het geene op hen in eene regte of zijdelingfche lijn vervallen is, ten nadeeleder bloedverwanten. De uiterftewillen worden gebragt voor den Opperregter en de Bijzitters, die dezelven eerst openen. Gelijk niemand zijné kinderen van meer dan de helft zijner goederen kan berooven , kan ook niemand, bij gebrek van kinderen, zijnen vader en zijne moeder daervan XXV. Deel. C uit-  34 ' De Nieuwe Reiziger. uitfluiten. Het vermogen om erfgiften te ma~ ken bepaeld zijnde, vindt men de goederen onder het ganfche volk verfpreid, waerdoor belet wordt dat zij geheel vervallen in de handen van een kleen aental van perfonen, om den aert der regeringsvorm, en vooral de gefteldheid van den Staet niet te verontrusten. Men ziet hier weinig regtsgedingen; de meeste worden bijgelegd door gemeene vrienden, en zelfs door de Advokaten en Regters. Men moet zijne zorg tot de geringde bijzonderheden uitftrekken, omtrent al het geen de ftadsregering, in een kleen Gemeenebest, betreft. Dewijl de noodwendigheden minder verward en beter te kennen zijn, is het vooruitzigt om 'er hulpmiddelen aen toe te brengen , ook beter in acht te neemen. In geval van brand, bij voorbeeld, kleppen alle de groote klokken der voornaernfte kerken, en worden geholpen door de kleene klokjes van de uitfpringende hoeken der vestingwerken, die den noodkreet in de omliggende ftreken verfpreiden. De ganfche ftad wordt oogenblikkelijk verlicht door gloeijende pannen met harst gevuld, en door kaerfen in de vensters. Het krijgsvolk vat dewapens op $ en ijder foldaet begeeft zich naer zijnen post; doch die geenen, welke zich in de nabuurfchap van den brand bevinden, moeten 'er blijven. Men geeft belooningen aen de drie fpuiten, die eerst aenkomen. De Hoofden der Loonraden en der wacht begeven zich naer het üadhuis, en de twee andere Loonraden in de wijJv  Driehonderd Zeventiende Brief. 3$ wijk van den brand» De Hoplieden der krijgsbenden , de Leden van den Kleenen Raed gaeti naer hunne befcheiden plaetfen; en de anderen onthouden zich op het raedhuis. Alle de goederen van het brandende huis worden in zekerheid gefield, onder de oogen van eene getrouwe wacht; en het krijgsvolk belet de onnutte lieden uit hunne huizen te komen, terwijl de dienstdoende perfonen hun best doen om den brand te blusfchen* Om alle verraed voor te komen, ffellen zich de naburige dorpen, onmiddelijk na een gegeven teekën, in de wapenen, en blijven 'er in tot dat het gevaer voorbij isó De Loonraed beveelt dan de mindere Bevelhebbers om 'er hunne vendels van te onderrichten £ en het is aen ieder dan geoorlofd te vertrekken. De Prachtwetten worden met alle noodzakelijke naeuwkeurigheid waergenomen in eenen Staet, die alleen door de naerfligheid der ftedelingen in fland gehouden wordt. Zij verbieden het gebruik van gefteente en goud, bepalen de onkosten der lijkflaetfiën, en verbannen de rijtuigen, welken men alleen ten platten lande toelaet; en bovendien is het verboden meer dan drie paerden daervoor te fpannen. Men heeft: geene draegftoelen, behalve in geval van ziekte , wanneer men verlof van den Magiftraet daertoe moet hebben. De vrouwen zelve dragen hier geene kanten, dan eene kleene aen hare muts, neteldoeken lubben, die zelf niet dubbel mogen zijn, flechts aen het bovenlijf gefierde tabberden, geen rood, of iets dat naer den diaC 2 mant  36" Dé Niëuwe Reiziger. mant zweemt, geen ring van hoogen prijs cf die meer dan drie honderd livres kost. De pracht is niet minder binnen de huizen gematigd: de tapijten, fpiegels en fchilderijen zijn verboden, wanneer zij eene Zekere waerde overtreffen; en 'er is niets, zelfs tot de huwlijksfeesten, of het is bepaeld. Men mag 'er niet meer dan zestien perfonen noodigen; en des avonds na tien uren mag 'er geene- dansvergadering meer zijn. De geflachtwapens der maegfchappen noch eenigerlei fchilderwerk mag de karosfen vcrficren; maer alle deze keuren betreffen de vreemdelingen niet: men ontflaet hen van de Prachtwettcn, buiten twijffel uit vreeze Van hen te verwijderen, en dacrdoor de aenmerkelijke fommen, die zij aen den Staet opbrengen , te verliezen. Alles, wat den frnaek tot vermaek en weelde kan inboezemen, is uit deze ftad verbannen. Men duldt 'er derhalve geenen fchouwburg, uit vreeze dat de genegenheid tot opfchik, de verkwisten en losbandigheid, die de tooneelfpelers vergezelt, de jeugd zoude bederven. Dit is mede een punt, over 't welk de heeren d'Alembert en Rousfeau tegenftrijdig gefchreven hebben, de eene om de Genevenaers overtehalen, om de oprichting van een fchouwfpel onder hen te gedoogen, de andere om hen daer van aftetrekken. Dit gefchil, federt eene halve eeuw onder ons verwekt, is zijn' oorl'prong verfchuldigd aen de bekommeringen van een' tooncelpoëec, den  Driehonderd Zeventiende Brief. 37 beroemden Bourfault, die, vreezende God te vertoornen, wanneer hij tot tijdverdrijf der menfchen arbeidde, met zijnen biegtvader Caffaro raedpleegde. Deze fchreef hem, om hem gerust te ftellen, eenen brief, in welken hij hem bewees dat het niet alleen geoorlofd was tooneelilukken opteftellen, maer tevens dezelven te fpelcn en hijtewonen. Deze brief, gedrukt in het jaer 1694, was het fcin tot een' hevigen twisc; en Frankrijk werd overftroomd door eenen zondvloed van goede en Hechte gefchriften voor en tegen den fchouwburg. Deze foort van burgerlijken oorlog heeft van tijd' tot tijd % van zijne geboorte tot aen onze dagen, eenige vonken verfpreid; en de Rousfeau fchijnt den-zelven te willen ontfteken, in zijnen brief aen d'Alemhert, Deze iaetfte had nog in de Encyclopedie gezegd, dat de ftad Geneve, indien 'er de tooneelfpelers niet alleen geduld, maer in 't begin door wijze keuren daerin gehouden, vervolgens befchermd, en zulks waerdig zijnde zelfs geacht waren, het voordeel zoude hebben van fchouwfpelen en zeden te bezittendat de tooncelvertooningen den fmaek der ftedelingen zoude befchaven, en hun eene fijnheid van gevoel , eene teederheid van gewaerwordingen verfchaffen, welke men zonder deze hulp' moeijelijk kan verkrijgen; dat de letterkunde dacrrnede voordeel zou kunnen doen, zonder dat de ongebondenheid voortgang mackte; dat Geneve de befchaefdheid van Athene met de wijsheid van Lacedemon zoude verecnigen, en dat c 3 m  3§ De Nieuwe Reiziger. een kleen Gcmeenebest bedeeld zoude zijn met den roem van Europa in dit ftuk, veel gewigtiger misfchien dan men denkt , hervormd te hebben. Dit is , voor zoo veel den zin aengaet, de redenkaveling, die den vaderlandslievenden ijver van den heer Rousfeau ontftoken heeft, dewijl hij tevens overtuigd was van de zwarigheden van eenen fchouwburg te Geneve, en van de gretigheid, met welke de jeugd dezer ftad zich aen denkbeelden, waertoe zij reeds niet dan te veel neiging heeft, zoude overgeven. Hij heeft gemeend volgens zijn geweten en zijne kundigheden te moeten werken en fpreken; maer hoe vele gefchrllen zijn 'er niet naertevorfchen in den twist, die het onderwerp van dit onderzoek uitmaekt? Zijn de fchouwfpelen goed of kwaed in zich zeiven ? Moet men ze gedoogen in eene kleene ftad? Kan het beroep van tooneelfpeler eerlijk zijn? Kunnen de tooneelfpeelfters zoo verftandig zijn als andere vrouwen ? Zijn goede wetten genoegzaem om de misbruiken voortekomen? Dit zijn de verfchillende punten, in welken de heer Rousfeau, eer hij tot de voorname zaek overging, dacht verligtingen te moeten zoeken. Hij past vervolgens op de ftad Geneve in het bijzonder toe, wat hij in 't algemeen van de invoering der fchouwfpelen gezegd had. Deze ftad is rijk, vervolgt hij; maer de gegoedheid van het grootfte getal harer inwoonderen komt voort uit hunnen arbeid en hunne ?paerzaemhei& Zij bevat bij de vierentwintig duit  Driehonderd Zeventiende Brief. 39 duizend zielen; doch 'er zijn Meden in het koningkrijk, die een grooter getal van inwoonderen hebben, en niet in ftaet zijn een tooneel te onderhouden. Bovendien hebben de Genevenaers eene ongemeene genegenheid voor het platte land; 't geen men kan oordeelcn dooide meenigvuldigheid van huizen, in de omliggende ftrcken vcrfpreid. Ijder, den dag met het waernemen zijner zaken doorgebragt hebbende, vertrekt des avonds bij het fluiten deipoorten , en gaet in zijn kleen huis eene zuivere lucht inademen. Zij moesten zich dan van dit vermaek ontflaen, of hunne ftad open laten tot het uitgaen van den fchouwburg, me: gevaer van ten prooij'te vallen aen de drie Mo* gendheden, waervan de verfte geen half uur noodig heeft om 'er aentekomcn. Eene der groote zwarigheden , uit het ftiehten van eenen fchouwburg te Geneve te verwachten , zou beftaen in het vervallen der gezelfchappen, die, in de oog en van den heer Rousfeau, het pand der vrijheid, en het eerlijkfte vermaek der ftedelingen zijn, In deze gezeifchappen vergaderen de mannen om te fpelen , drinken en rooken. De vrouwen hebben insgelijks hare bijeenkomften, waerin zij verzamelen om van hare geburen en echtgenooten kwaed te fpreken ; want men ftemt toe dat de Geneeffche vrouwen niet vrij zijn van de gewone neiging' harer kunne tot de achterklap; maer deze neiging zelf heeft, naer men zegt, hare nuttigheid. De vrouwen zijn te Geneve 't geen de TuchtmeesC 4 *crs  4o De Nieuwe Reiziger. ters te Rome waren; zij hebben de bediening van opzigteren over de zeden; en haer gefnap vervult de plaets der wetten. Ik verzwijge eene meenigte van andere redenen, genomen uit de gefteldheid van dit Gemeenebest, of uit de gewoonten der inwoonderen, en wier algemeen gevolg altoos is, dat men geenen fchouwburg te Geneve moet invoeren. Ik ben, enz. Geneve, den 14*» September 1757. Driehonderd Agttiende Brief, Vervolg van Geneve. Men verdeelt de verfchillende leden van dit Gemeenebest, die allen belijdenis van den Proteftantfchen godsdienst moeten doen, in vier rangen. De Vreemdelingen, die het verlof om te Geneve te blijven van den Magiftraet verkregen, of van den Staet gekoft hebben, noemt men Jnwoonders, en zij genieten geen ander voorregt. De Burgers zijn die geenen, welke, uit Inwoonders geboren, het regt van Burgerfchap, en de' handvesten , die daeraen verknocht zijn, verkregen hebben. De Stedelingen, zoons van Burgeren en in de ftad geboren , kunnen alleen tot de eerfte rangen van hee  Driehonderd Agttiende BRiEr. 41 liet overheidsampt komen. De Inboorlingen zijn die geenen, welke gefproten zijn uit een' vader, die Hechts een Inwoonder was, eenige regten meer hebbend;m hij had, maer mede van de Regering' zijn uitgefloten. Het voordeel van in de ftad geboren te zijn is zoo groot, dat da . afwezende Geneeffche vrouwen nooit feilen 'er in te komen, om in de kraem te liggen, en hunne kinders niet van verfcheiden voprregten te berooven. Het is, Mevrouw, eene zonderlinge zaek, dat eene ftad, die geen vierentwintig duizend zielen telt, en wier verdeeld grondgebied naeuwelijks dertig dorpen bevat, echter een Oppermagtigen Staet, en een der bloeijenfte fteden van Europa is. De koophandel en de kunften houden het grootfte getal harer Inwoonderea bezig. Tusfchen Italië , Duitschland en Frankrijk gelegen, levert zij hun met gemak de koopmanschappen, die hun ontbreken, en welken zij van elders trekt. Zij is eigenlijk een oord van doortogt, eene ftapelplaets voor deze verfchillende volken, voornamelijk wanneer zij in oorlog zijn; want de gebeurtenisfen, die Europa verontrusten, zijn voor deze ftad Hechts een fchouwfpel, waerop zij het oog flaet, zonder 'er in te deelen. Zonder ons in de bijzonderheden van den koophandel der ftad Geneve breedvoerig uittelaten, is het genoeg onze aendacht te vestigen op de meenigvuldige lakens, wollen koufen en hoeden, welken zij uit Engeland trekt. Geene C 5 ver-  43 De Nieuwe Reiziger, verkooping der Indifche Maetfchappije gefchiedt 'er re Londen , of men ziet 'er Geneeffche kooplieden zich voorzien van alles , wat meer uitge* :ftrektheid of levendigheid aen hunnen koophandel kan geeven. Eene bijzondere wet brengt ongemeen veel toe, om hen in den handel te vertrouwen. Indien een Lid van den Raed eene bankbreuk maekt, is hij aenftonds van alle zijne regten vervallen, en kan niet meer naer eenige bediening ftaen. Deze zelfde wet fluit de ftedelingen, die de fchulden van hunnen vader na zijnen dood niet betalen, van de ampten van. het Gemeenebest uit; en des te meer die geenen, welke hunne eigen fchulden niet voldoen. < Het horlogiemaken bloeit in dit land ongemeen, en houdt meer dan vijf duizend perfonen, of bijna het vierde gedeelte der ftedelingen , bezig. De voornaemfte ftukken worden, gedurende den fneeuwtijd, in het gebergte van Zwitferland ten ruwfte vervaerdigd, en dus verzonden aen de horologiemakers te Geneve, die ze voorts verbeteren, om 'er uurwerken van te maken. Deze verzenden zij door geheel Europa , en verkoopen ze zelfs aen de horologiemakers te Parijs, die 'er hunnen naem infnijden, ?n ze als hun eigen werk afleveren. Deze ftad heeft eenige handwerken van gouden zilverboorfel, ftoffen, zijden koufen en fitzen; maer het voordeeligfte, na het horologiemaken, is de boekhandel, en eene groote verfcheidenheid van werken in valfche gefteentem De  Driehonderd Agttiende Brief. 43 De laetfte oorlog, den koophandel van juweelen in Frankrijk verminderende, had een groot getal van werklieden en fteenzetteren uit Parijs gejaegd; en de tegenwoordige oorlog heeft nog een aenmerkèlijker verhuizing veroorzaekt. De ' Genevenaers hebben hen gunftig ontvangen; en de juweelhandel is tegenwoordig een voorname tak van hunne koopmanfchap. Zij zijn getitelde meesters in 't bewerken der doffen, fchoon dit bijna eene onverfchilhge zaek is bij de meesten van hun, die zich een' koker of eene doos willen bezorgen ; zij hebben bovendien geen het minftc tolregt te betalen; en ten aenzien van dat der inkomften in Frankrijk of Spanje, zijn 'er duizend middelen om het te leur te ftellen. Het volk van Geneve houdt zich alleen in ftand door kragt van arbeid, en heeft het noodzakelijke niet, dan door zich het overtollige te weigeren. Een vreemdeling , die de ftad intreedt, wordt aenftonds getroffen door de levenswijs en werkzaemheid, die hij 'er in opmerkt. Alles is bezig, alles is in beweging: geene andere kleene ftad vertoont een diergelijk fchouwfpel. Beziet men de wijk St. Gervaes, hier fchijnen alle de horlogiemakers van Europa zich verzameld te hebben. Doorkruist men de Molard en de lage ftraten, een toeftel van koophandel in het groot, hoppen van balen, een verwarde opeenftapeling van tonnen , een Indifche reuk van droogerij', doen ons verbeelden dat men zich in eene zeehaven bevindt. Op an4e oorden fchijnen de handwerken van fitzen en  44 De Nieuwe Reiziger. gefchilderd linnen ons naer Zurich over te voeren. Eene andere oorzaek van verwonderinge, is het getal van kundige lieden in allerlei wetenfchappen, die deze ftad federt twee ecuwen heeft voortgebragt. Weinige Stedelingen zijn 'er, of zij bezitten eene kleene boekerij van uitgezochte werken tot hun gebruik. Een van hun, zijnde een horologiemaker, liet mij een door hem vervaerdigd weerglas zien, dat op een' uurwijzer de buitcngewoone en fchielijke veranderingep, die in de lucht voorvielen, aentoonde. Een ander bedacht een werktuig, om fteenen en vuurwerken uit te werpen. Dit was eene foort van de werptuigen der alouden, maer veel gemakkelijker, veel beter te behandelen , en veel ligter overtebrengen. Een koufenbereider deed mij zien dat hij zelf het ftelfel van Kopernikus heeft uitgevoerd en volmaektelijk vertoond. Men toonde mij ook een hangend uurwerk, waerop een fijsje, kunftig gewrocht, met de vleugelen flaet, en met zoo veel juistheid als welluidendheid zingt. Het is dan niet buiten reden, dat Crouzas Geneve vergeleek met Athene, 't welk zij inderdaed evenmen door den fmaek in de fchoone kunften, en den ijver tot de vrijheid. De fchilderkunsc heeft de Petitots, de Arlands en de Liotards opgeleverd; en de beroemde Dasfier doet het gravéren eer aen: alle zijne gedenkpenningen zijn geacht; en ik twijffel niet of de tijd zal de, prijs daervan verhoogen. De begaefdheid van Rou-  Driehonderd Agttiende Brief. 45 Rouquer was de brandfchilderirtg, in welke hij alle de kunftenaers van Europa overtroffen heeft. Te Parijs, waer hij geftörven is, heeft men zich dikwüs over hem verwonderd, door zijne uitmuntende ftukken in de zalen; Geneve heeft ook het voorregt van beroemde vreemdelingen te bezitten, die, door de bekoorlijkheid zijner ügginge , en de vrijheid , welke men 'er geniet, overgehaeld zijn om 'er zich heen te begeven. De heer de Voltaire, die 'er zijn verblijf korts gevestigd heeft, vindt irt deze vrije Staetsgezinden dezelfde blijken van achting en eerbied, welken hij van de Vorften ontving. Deze groote dichter bewoont de Vermaeklijkheden, een' naem welke hij gegeven heeft aen een bekoorlijk huis, liggende op eenen kleenen afftand van de ftad, en waerVan hij de eer volkomen ophoudt. Het heeft ter linker zijde het meir Lemrm in 'tverfchiet, Geneve beneden zich, de Arre en Rhöne ter regter zijde , en voor zich eene reeks van bergen, die, volgens hun' aert en afftand, oneindig van eikanderen verfchillen. De tuinen van dit huis, voor altpos beroemd door den onfterflijken naem van zijnen bezitter, worden zorgvuldig onderhouden, ea zijn met fmaek geteekend. Ik werd bekoord dooide orde en welvoegelijkheid, die in dit Filofofifche verblijf heerschten. Men houdt 'er middagmael ten drie uren, en eet 'er de beste visfchen, de lekkerfte vorens en baerzen van hec meir Leman. Men kan niet beleefder zijn,. dan de heer dezer vermakelijke woning ten mijnen op-  4?) Dé Nieuwe Reiziger. opzigte was. Befloteh in zijn' nachttabberd waervan zijne ongezondheid akoos hec voorwendfel is, beklaegt hij zich gaerne over zijné zwakheden, die hij echter Vergeet in het wandelen , of in het redenkavelen met de drift eri het Vuur, dat hem nog bezielt. Hij had toen zijne tijdkorting in het onderwijzen van eene bende tooneelfpelers, die hun tooneel een vierdetmrs van zijn lusthuis op het land van Savoije hadden. Hij is uitmuntend in diergelijke opzeggingen. Hij herlas na hen ijdere rol, in het begin met eene zachte Itemme, maer die allengskens in grooter vuur uitberstte; en uit dit vuur onrftonden, als uit zoo vele vonken en fchit• teringen, deredenen, welke hij aen zijne tooneelfpelers gaf, öm den toon te veranderen , het gebaer te bellieren, en de famenfpraek te verbaesten of verflaeuwen. Door het befchouwen van de trekken van dezen grooten man, meende ik in zijne oogen het karakter van zijne werken te vinden; en door eene foort van geestverrukkinge aengedaen, durfde ik het tafereel, 't welk ik van zijnen geest en vernuft gevormd" had, op deze wijs fchetfen. Als Poëet, Hiftorifchrijver en Filofoof, heefc hij alle de wetenfehappen, en zelfs alle bijzonderheden van ijdere wetenfehap omhelst. Men moet in hem den heldendichter, den treur- en' blijfpeldicbter, den lierdichter, den zeden- en luchtigen dichter onderfcheiden. Hij is, als Hiftoriefchrijver, fomtijds TitusLivius, fomtijds §ahistius; als Filofoof maekt hij aencckeningen op  Driehonderd Agttiende Brief. 47 op Newton, onderzoekt Locke en Mallebran* che, beftfijdt Pascal, doet Babouc en Zadig reizen, veriiert de zedenkunde, enz* Men kan den heer deVoltaire niet betwisten, dat hij uitgevoerd heeft het geen zoo vele anderen vruchteloos ondernomen hadden , en 'c geen kundige lieden dachten dat onmogelijk uitgevoerd konden worden: de Henriade is een der fchoonfte gedenkftukken, welke ooit onze tael doorluchtig gemaekt hebben. Men vindt 'er niet alleen reizen en gevechten, gelijk in de Eneade en Illiade i het karakter van Henrik den lVden, 't welk dat van Achilles en Eneas verre overtreft, vereenigt de goedheid met de dapperheid , de deugd met den heldenmoed; en de zanger van den Franfchen held is tevens de leermeester van het menfchelijke genacht. Toen de heer de Voltaire in de loopbaen der tooneelkunde trad, fchenen alle de itoffen uitgeput, het groote en verheven door Corneille, het teedere en harttreffende door Racine, hes fterke en verfchrikkelijke door Crebillon. Onze dichter moest dus een' nieuwen weg verkiezen , 't geen hij ook uitvoerde. Hij vereenigde de drie foorten, die ijder bijzonder drie groote mannen doorluchtig gemaekt hadden. Hij paerde daermede eene welluidendheid, tot nog toe onbekend in onze dichtkunde, en eene filofofïe, nog minder bekend op het tooneel. Tot dien Eijd toe had men zich bepaeld met de groote misdaden hatelijk te maken; de heer Voltaire doet meer; hij maekt de deugd beminnelijk; ijder  48 De Nieuwe Reiziger. ijder zijner tooneeiftukken is eene loffpraek 6p de meniehelijkheid. Eene diergelijke foort, die alle de andere vereenigt, bréngt veel tot hunne volraaektheid toe, en ontbrak aen ons tooneel. Dan het heldendicht, noch hét treurfpel hebben de poogingen of vorderingen van dezen fchrijver kunnen bepalen. Oorfprongelijk cn onnavolgbaer in zijn ondicht, geeft hij aen onze tael eene nieuwe gefchiktheid, eene heimelijke bekoring, die het hart aen zich verbindt en medcfleept, en eéne welfprekende klaerheid in de droogde en duisterde Itoffen. Hij fiert alles op, wat hij weet, en is flechts onkundig van alles^ wat men niet weten moet: hij verklaert Newton, als of hij nimmer Zaïre gemaekt had. Hij mondert de koningkrijkeil; hij oordeelt de Volken en Koningen, met eene onzijdigheid, die het kenmerk van den Hiftoriefchrijver moet uitmaken ; en hij fchildert hen met eene kragt, die een' man van vernuft aenduidt. Op het gezigt van zoo vele verfchillende meesterftukken , zal de nakomelingfchap misfchien twijffelen of zij het werk van een'enkelen fchrijver zijn; het za! in de aloudheid meer dan een' Voltaire zoeken, gelijk de verfcheidenheid der werken van den zoon van Alkmene ons meer dan een' Herkulés doet zoeken. Indien men zich nimmer naer Geneve begeeft, zonder den heer de Voltaire te zien, men kan nog minder van deze ftad fpreken, zonder ge» tvag te maken van den beroemdften harer Stedelingen ,  Driehonderd Agttiende Brief. 49 Jingcn, den vermacrden Jean Jacques Rousfeau» Vele anderen onderhouden u over de verkeerdheden,, belagchelijkheden en dwaesheden van dezen zonderlingen, grilligen en oorfprongelijken Schrijver; ik zal mij alleen bepalen toe her, geene hem achtenswaerdig kan maken. De heer Rousfeau, te Geneve van een'Burger dezer ftad geboren, heeft zijne jongheid , zelfs in het reizen, in eene foort van duisterheid doorgebragt. Hij befpeurde echter dezen geest en deze begaefdheden § die hij Hechts in een' rijper ouderdom vertoond heeft; maer hij verkoos zijne rust voor den roem, dien hij vroegtijdig konde behalen, en dien hij wezenlijk niet dan ondanks zich zeiven fchijnt verworven te hebben. De vrieg, „ of de herftelling van de Wetenfchappen en h Kunften iets heeft toegebragt, om de zeden te „ zuiveren", is het tijdperk van de luisterrijke verfchijning' van dezen Genevenaer op het letterkundige ën filofoflfche tooneeh Dit onderwerp behaegde hem; hij meende daerin gelegenheid te vinden, om eene openbare hulde aen de deugd te doen, ten köste der wetenfchappen. Zijne redevoering fcheen, aen de Akademie van Dion, het beste en diepstdoordachte van alle de gefchriften, die gedongen hadden, zoo dat hij triomfeerde. Het algemeen ftelde dit eerfte ftuk op zijne waerde, en wenschte dat zulk eene welfprekende pen vermaek'fchepte in de weereld te verlichten en onderwijzen. Het tusfchenfpel van den Dorpwaerzegger, dat op het luisterrijkfte vertoond wierd, bragt XXV. Dsd. D hem  De Nieuwe Reiziöêr. hem in kennis bij aenzienlijke lieden; en weinig tijds daerna gaf zijn Brief over de Franfche "Muzyk, met zoo veel vrijheid als ijver gefchreven , een' nieuwen glans aen 's mans vermaerdheid; maer hij koft denzelven duur: de vertoornde Begunfligers onzer Opera handelden liem zonder de minne omzigtigheid. Eene meenigte van flechthoofden liet zich in een oproerig gefchreeuw tegen hem uit: hij werd 'er van "beledigd en gedreigd; en de overeenftemmende geestdrijverij hing hem zelf in beeldtenis op. In de Redevoering over den oorfprong en de grondvesten der ongelijkheid ender de menfehen, durfde de heer Rousfeau het gevaer loopen van de Alcestus van Molière voor de oogen van het gemeen te vernieuwen: het fcheelde iuderdaed weinig of hij werd tot vijand van het menfchelijke genacht verklaerd. De geleerde Bedillers hebben daerin niets anders gezien, dan dat de Europeanen gehekeld, en deKaraïben geroemd wierden; maer het algemeen, zonder vooroordeel , heeft deze redevoering befchouwd als een werk van vernuft, dat te gelijk de vruchtbaerheid der denkbeelden, de kragt der redenkavelingen, de uitgeftrektheid der kundigheden, de levendigfte gewaerwording, en de welfprekendheid van den mannelijken ftijl vereenigt. De brief aen den heer d'Alembert over de fchouwfpelen, met denzelfden toon' van opregtheid, met dezelfde fierlijkheid van uitdrukkingen gefchreven, had mede het zelfde lot. Sommigen namen den toon van boercerij' aen; anderen  Driehonderd Agttiende Brief. 51 Beren overlaedden hem met fchimpredenen; terwijl de godsdicnftige lieden den Schrijver den Verdeediger der Christelijke Zedenkunde noemden. De deugd is met de aendoenlijkfte trekken * best bekwaem om brave zielen te onderwerpen, in de nieuwe Elo'ize gefchilderd. Deze uitmuntende Roman heeft buiten twijffel gebreken ,• maer dezelven worden vergoed door zoo vele fchoonheden, dat zij alleen aentoonen, dat de verhevenfte geest en het deugdzaemfte hart niet altoos tot de volmaektheid van een werk ia ftaet zijn. De heldin Julia, een verwonderlijk mengicl van bekoorlijkheid en behendigheid ,, denkt gelijk een man, en redenkavelt dikwerf in denzclfden ftijl. De heer Rousfeau, haer den zijnen leenende, heeft deilzelven niet geplooid naer die gemanierdheid, die gelukkige onachtzacmheid, die zonderlinge toegevendheid, waerdoor de hand der vrouwen onderfcheiden wordt. Voeg bij dit gebrek eene meenigvuldige hoogdravendheid, die de zedekunde verlengt, en het verhael uit het oog doet verliezen; maat men kan het vernuft, dat zelfs in de geringfte Brieven van dezen Roman uitblinkt, niet te veel roemen. De Schrijver, zegt men, onderneemt een' anderen Roman, die, onder den naem van Emile, eene uitmuntende verhandeling over de opvoeding zoude zijn, indien men fommige teedere punten, waeraen men naeuwelijks kan raken, zonder het lot van Oza te ondergaen, daeruit verwijderde. Welk fmerD « telijk  52 De Nieuwe Reiziger. telijk geval, indien deze Emile, het werktuig van de rampfpoeden van zijnen Schrijver gcwor-' den, de droefheid over deszelfs dagen verfpreidt, en hem uit het hart' zijner vrienden bant! Misfchien Zult gij bevinden, dat ik over zulk een' kleenen Staet als die van Geneve te breedvoerig geweest ben ,• maer het zijn niet altoos de grootfte Rijken, die de volmaektfte beeldtenis van het geluk vertoonen, en uit dien hoofde het mééste van een' filofofifchen Reiziger moeten befchouwd worden. De wijze befturihg van een kleen Gemeenebest, zijne omwentelingen zelve, en die wonderbare aenëenfchakeling van wlsfelvalligheden , die het als den zetel der vrijheid gemaekt hebben, fchehen mij zaken uwer aendacht' wacrdig te zijn. De herhaelde poogingen om het te onderwerpen, de gebruikte listen om het te verdelgen, de inwendige verdeeldheden met zijne Bisfchoppen, en de geleden geweldenarijen van buiten, bijzonderlijk van zijne oude vijanden, de Hertogen van Savoije, hebben het langen tijd het tooneel der onderdrukkinge en tirannije gemaekt. Tegenwoordig rijk door zijne vrijheid en zijnen koophandel , ziet het dikwerf alles rondom zich in vuur, zonder 'er eenig nadeel bij te hebben. Aen Frankrijk verknocht door zijne verbonden en zijnen koophandel, aen Engeland door zijnen koophandel en godsdienst, en bovendien al te verllandig om deel te nemen in de oorlogen, die deze twee volken mee el-  Driehonderd Agttiende Brief. 53 eikanderen voeren , vonnist het onzijdig over den aert hunner vcrfchillen, en beoordeelt alle de Oppcrvorften van Europa, zonder ze te vleijen, te ichenden of te vreezen. De lofwaerdige Kantons hebben al te veel belang in deszelfs behoudenis, om die niet met al hun vermogen te onderfteunen. De Savoijaerds fchijnen hun oud misnoegen vergeten te hebben, en belang te Hellen in de welvaert van eenen Staet, waeruit zij zelfs vele voordcelen trekken. Doch niets fielt denzelven meer gerust, dan de vcrklaerde befcherming van Frankrijk, wacrvan hij de waerde zoo wel fchijnt te kennen, dat het te denken is dat hij zich die nimmer onwaerdig zal maken. Geneve heeft dus niets* dan zich zeiven te vreezen; maer zijne Regering , door het algemeene welzijn gevestigd, fchijnt mij op onverwrikbare grondvesten gebouwd te zijn. De gematigdheid en voorzigtigheid hebben alle de paden voor de verleidende aenlokfclen der overdacd gefloten; de matigheid is de waerborg der gezondheid; de godsdienst, de deugd en waekzaemheid der Overheden bevestigen insgelijks het beflendig welzijn dezer Vrijëftaetsgezinden; en een zweemfel van wetenfehap, op de verfchillende omHandigheden des levens toegepast, volmaekt in hun het karakter van deugdzame lieden en verlichte Stedelingen. De Wetten houden de waerdighcid van het Overheidsarnpt en de vrijheid der Burgeren in Hand,- en door de verD 3 ftan-  54 De Nieuwe Reiziger, ftandigfte keuren fchijnen twintig duizend in-; woonden flechts een eenig huisgezin uittemaken, Ik ben, enz. Geneve, den i^3>tt van September, 1757. pRIEHONDERD NEGENTIENDE BlUEF. Savoije, Gedurende mijn verblijf te Geneve, bevong mij de nieuwsgierigheid om eenige bergen te overkruifen, en wel bijzonderlijk den berg Salève, en nog een' anderen, den berg Maudite geheten. De eerfte , fchoqn eenige mijlen afgelegen, fchijnt aen de ftad te raken, en is door de rivier de Arve daervan afgefcheiden, Aen den voet der hoogte gekomen zijnde , wendt men zich rondom denzclven naar het dorp Monti, alwaèr de Priester mij beleefdelijk ontving. Hij zond om verfcheiden foorten van melkfpijzen, en onthaelde mij met al zijn hart'. Zijne pastorij , fchoon in een onbewoonbaerfchijnend oord , brengt echter een inkomen yan twee duizend livres op; en de Pastoor % fchoon een Savoijaerd, is een wellevend man, die langen tijd te Parijs, in hoedanigheid van Leermeester van den zoon des Indiaeus la Bourdonnaije, geleefd heeft, .Wij  Driehonderd Negentiende Brief. 55 Wij klommen veel hooger dan zijne woning, en zagen in het verfchiet Geneve, de Rhóne en Arve, en eene onmetelijke landitreek, die een gedeelte van vier opperheerfchappijen, Geneve, Frankrijk, Sayoije en Zwitferland, uitmaekt. Wij zochten naer verfteende zaken, en vonden 'ër van verfoheiden foort. Het is zeldzaem dat men in een oord, meer dan dertien honderd voeten boven het meir Lcman verheven, terwijl dit zelf reeds veel hooger dan het waterpas van denOceaenis, fchulpen ontdekt, die voorzeker in aen , regt bekend zijnde, tot afgelegen zeen behoorcn; want de naeste zee, namelijk, die van Provence, ligt 'er verder dan honderd mijlen van af; een onbetwistbaer bewijs van eene algemeene overftraoming op het oppervlak des aerdbodems. Het aenmerkelijkfte van den berg Maudite, altoos met ijs en fneeuw' bedekt, is een meir van verfchcidcn mijlen uitgeftrektheids, welks bevrozen en daer door ililftaende baren vele tusfchenruimten en diepe dalen tusfchen beiden maken. De toegang is ruw en (feil; en zijn onbebouwde top wordt niet bezocht dan door ftoutmoedigc en nieuwsgierige Reizigers, wilde geiten en marmotten. Dewijl echter de rijkdommen weinig aen de natuur kosten , vindt men in de rotzen, met ijs overdekt, kristallen van allerlei kleuren. In de ijslijkhedcn dezer woestijnen , zou een Natuurkenner zijne beschouwing kunnen vestigen op eene vertooning, yan de grootfte aengelegenheid voor een verligt D 4 oogj  $6- De Nieuwe Reiziger. oog; een Schilder op allerlei vreemde en zonderling tegen eikanderen ftrijdende gezigten; en een enkel Weetgierige op telkens veranderlijke verfchieten, vlakten waerop alle de iaiioenen zich vereenigen, watervallen , rivieren in de lucht, die alles overtreffen wat de inbeelding zich kan voorftellen, met één woord, op alle de wonderen, welken de kunst, in de pracht onzer Heden, vergeefsch gepoogd heeft onder de oogen der Oppervorften te brengen. Savoije begint aen de poorten van, Geneve; de rivier de Arve verdeelt de twee landpalen» Naeuwelijks is men in het gebergte genaderd, of men ziet op de inwoonders de geftrengheid der luchtftreke, eene loodverwige bleekte, kropgezwellen, de vermagering en kwijning geprent. Wanneer men over de brug van Beauvoifin gaet, vertoont zich het land onder de gedaente van vruchtbaerheid; maer na een uur reizens, komt men aen den Ladderberg, die aldaer geplaetsr. fchijnt om den hemel te beklimmen. Welk een ontzagchelijken arbeid heeft men moeten hefteden, om 'er eenen weg aentcleggcn ! Verbeeld xi eenen verbazenden klomp van rotzen, in het midden doorboord op de lengte van meer dan duizend vademen: verbeeld u de vlakten, welken men heeft moeten maken, om tot den ingang der openinge opteftijgen; welke muren om ze te onderfteunen ! Gij klimt over deze Thermopylcn, en wendt u om de rotzen op eene foort van gallerij' in de lucht, bezet met borstweringen, die de bevreesde Reizigers gerust  Driehonderd Negentiende Brief. 57 rust ftellen, en de diepte van den afgrond, zonder affchrik, laten zien ! De onderneming van dezen arbeid zou den grootften Monarch afgefchrikt hebben 5 een Hertog van Savoije durfde het, in de laetstvoorjeden eeuw', beginnen en uitvoeren. Een latijnsch opfchrift, naer men zegt vervaerdigd door den Abt van St. Real, geeft te kennen dat Karel Emmanuel de II <*e, in het jaer 1670, dezen doortogt liet openen, tot gemak van het volk, de zekerheid der reizigercn cn de geriefFelijkheid van den koophandel; een doortogt, welken de Romeinen alleen hebben willen uitvoeren , en dien geen anderen landaert heeft durven ondernemen. De meenigte der gevaren, de pnmetelijkheid van den arbeid , de aengelegenheid der uitvoeringe , alles is met zoo veel edelheid als welfprekendheid uitgedrukt, in dit trotfche en heerlijke opfchrift. De Oplteller, een Savoijaerd van geboorte, heeft zijnen vaderlande geen minder eer aengcdaen door zijne gefchriften, dan aen zijnen Vorst door de verhe* ven loffpraek, in dezen doortogt gegraveerd. De Abt van St. Real, zoon van een' Raedheer uit den Raed van Chambery, werd geboren met liefde tot de letteren. Hij ontwierp te Parijs verfcheiden hiftorifche werken, die hem in den rang onzer beste fchrijveren Melden. Hij had Salustius'tot een voorbeeld genomen in zijn Eedgefpan van Venetië; en fehoon dit ftuk in vele opzjgten fabelachtig zij, zal het altoos met voordeel gelezen worden. Daer heerscht een D 5 1 ver-.  58 De Nieuwe Reiziger. verwonderenswaerdige zin in de aenmerkingen, een levendige teekeriingin de afbeeldingen, een gelukkige verkiezing in de gevallen; met één woord, de Hiftorie van het Eedgefpan van Venetië is het meestcrftuk van den Abt van St. Real. Van de brug van Beauvoifin gaet men naer Chambery, eene treurige hoofdftad van een treurig landfchap, waervan mij echter de bui-. tenltreken vruchtbaer en bebouwd toefchenen. Deze ftad, van eene middelbare grootte, heeft twee voorburgten , met verfcheiden fonteinen verfierd, en door een op de oude wijs verfterkc kafteel beftrekcn; zij is de zetel van eene Rekenkamer en een Parlement. De meeste huizen worden onderfteund door bogen , waerondcr men bedekt wandelt. Men ziet 'er de winkels met allerlei gebruikelijke koopmanfchappen voorzien, en op de wandelplaetfen vele hup? fche lieden, die al het voorkomen van goed gezelfchap hebben; ook zegt men dat 'er de famenleving zeer aengenaem is. De Spanjaerds zich, in het jaer 1742, van deze hoofdftad meester gemaekt hebbende, deed 'er de Infant, Hertog van Panna, zijne intrede, en bewoonde het oude paleis, waerin hij bijna door een' brand omkwam. Schoon Chambery tot het Bisdom van Grenoble behoort, befpeurt men 'er reeds de nabuurfchap van Italië , door de meenigvuldigheid zijner kloosteren en kerken. Men komt van daer te Montméliant in minder dan drie uren. Aenftonds vertoont zich het kasteel*  DRffiHONDERD Negentiende Brief. 39 pjel, gebouwd in eene aengename ligging, op èenen heuvel, die niet overzien wordt. Zijn aloude roem bewijst dat het eertijds een gewigtige plaets was; maer de Franfchen vernielden de vestingwerken., die nog niet volkomen herfteld zijn. De ftad, die 'er onder ljgt, bellaet een' ongelijken grond, en heeft geene merk. waerdige gebouwen. De inwoondcrs fchijnen arm , niettegenftaende hunnen lekkeren wijn, die zeer in Italië gezocht wordt, en de voornaemfte bron van hunnen koophandel is. Buiten deze ftad, ontmoet men niet dan Hechte dorpen; en naermate men voortfpoeit, fluiten de hooger en fteiler bergen den doortogt in eene naeuwe engte, tot aen den voet van den berg Cenis. In 't begin ziet men, in de lengte van bij de vier mijlen, vele goede weiden, mer, graen bezacidc y gcn*  Driehonderd Twintigste Brief. 83 gen, en meer vrees voor zijne regtmatige kas„ tijdingen te hebben." Men eischt dezelfde plegtigheid niet in zaken, die minder fommen betreffen; men vergenoegt zich met deze woorden : Ik zweer dat deze zaek dus is." Indien de ontftelde verdeediger weigert den eed op de voorgemelde wijs te doen, gaet men met het regtsgeding tegen hem voort, als óf hij de fchuld bekend had. In de 1'jfïïraffelijke zaken, zijn de geneesheeren, wondartzen en alle andere perfonen, die zich met de behandeling van gekwetsten bemoeijen, of hun hulpmiddelen verfchaffen, verpligt den Overheden daervan te verwittigen, en in hun bericht, dat onder eede gefchiedt , den naem, toenaem en het vaderland der lijderen uitredrukken, de hoedanigheid der wonden te befchrijven, en de getuigen , indien zij hun bekend zijn, te noemen, op verbeurte van eene geldboete. De tweeftrijd is verboden, op verbeurte van het leven en de verbeurdverklaring der goederen , niet alleen wannéér men in het land, maer* zelfs in een'der naburige Staten vecht, mits das in dit rijk de twist beginne en de uitdaging gefchiede. Het is niet noodzakelijk dat een der ftrijderen gedood of gekwetst worde, en indien zij beide nerven, heeft de verbeurdverklaring omtrent beide plaets. Men ondergaet dezelfde ftraffen, indien men de uitdaging overbrengt, gelegenheid tot den tweeftrijd geeft, zich daerF & ia  84 De Nieuwe Reiziger. in mengt, of daerin deelt met voor medehelper te dienen, of denzelven aenteraden. Ijder Misdadiger, wegens achterblijven ge» vonnisd, kan zich van de hem opgelegde ftraffe bevrijden, indien hij een' anderen boosdoender, tot dezelfde ftraffe veroordeeld, aen het geregt overlevert. Vermits hier geene Ruiterbende is , om voor de veiligheid der wegen te waken, zijn de gemeenten van vlekken of dorpen daermede belast, en eenigermate verantwoordelijk voor de diefftallen, die op hun grondgebied bedreven worden. De Loonraden, Raedsheeren en andere inwoonders, verwittigd dat 'er dieven of moordenaers in hun Regtsgebied zijn, moeten de ftormklok laten luiden, en de noodzakelijke zorgvuldigheid aenwenden, om ze aen te houden en den Regteren overteleveren, op verbeurte van honderd kroonen boete voor ijderen overtreder. Alle morgen moeten eenige gewapende boeren de ronde doen in de hun aengewezen oorden; en indien zij hulp verzoeken, van de Bevelhebberen deiv krijgsbenden , mogen deze dezelve niet weigeren, zonder zich de ongunst van den Vorst op den hals te halen. Indien ie- mand dezer ftruikrooveren gewapenderhand wederftand biedt, is het geöorlofd hem te dooden ; en zijn moordenaer, fchoon hij zijn medepligtige was, verkrijgt vergiffenis, ten zij hij tot eene grooter ftraffe dan den geenen, dien hij gedood heeft, veroordeeld ware. Indien de misdaed dezer kwaeddoenderen gruwelijk is, en jeene voorbeeldelijke ftraf vereischc, is het niet ge-  Driehonderd Twintigste Brief. 85 geoorlofd hun het leven te benemen; maer de geenen, die hen levend vatten en overleveren , ontvangen eene belooning, gefchikt naer de ftraf, tegen deze booswichten verordend. Om dit voorregt te genieten, is het niet genoeg de misdadigers te beklappen; men moet eenig gevaer geloopen hebben met ze gevangen te nemen. Men ftelt onder het getal dezer fchuldigen, en vervolgt uit dien hoofde de krijgsverlaters, tegen welken het insgelijks bevolen is de ftormklok te luiden. Iemand, die 'er eenigen kent in het grondgebied, dat hij bewoont, en verzuimt dezelven te ontdekken , verbeurt eene boete van twintig kroonen. Indien het bewezen is, dat zij 'er zich eene maend onthouden hebben, zonder gevat te zijn, worden de Loonraed en Raedsheeren der gemeente als overtreders van de bevelen des Vorften aengemerkt, en in deze hoedanigheid veroordeeld om vijftig kroonen te betalen, zonder dat zij eenige oorzaek van onkunde mogen bijbrengen. Den herbergieren is verboden de krijgsverlaters eten of drinken te geven, en den fchipperen hen in hunne fchuiten ovenevoeren; en indien iemand zich tegen het gevangen nemen van deze vlugtelingen ftelde , of hunne vlugt begunftigde, zou hij dezelfde ftraf, alswaertoe de fchuldigen zouden veroordeeld zijn , moeten ondergaen. Men ftraft de geenen, die een' foldaetoverhaelt of helpt in het verlaten van den krijgsdienst, met twee jaren zittens op de galeijen, en met eene nog grooter ftraffe, indien het in tijd' van F 3 oor-  86* De Nieuwe Reiziger, oorlog is, en men hem aenzet om tot den vijand over te loopen. De ftraf des doods wordt nitgefproken niet alleen tegen de moeders, die hare kindcrs doen fterven, maer insgelijks tegen de geenen, die zich eene miskraem verwekken Men befchouwt . de vrouwen, die hunne zwangerheid of verlosfing verborgen hebben, insgelijks als fchuldig, voornamelijk als 'er eenig blijk van een' geweldigen dood is. Bij gebrek van dit.bewijs, veroordeelt de wet de moeders, die "hare kinders te vondeling leggen, tot eene geftrenge pijniging, om de waerheid te ontdekken; en die geenen, welke 'er de hand aen lecnen, ondergaen de kastijding der geesfelinge of der gevangenisfe. Indien het kind dood gevonden is, vergroot men de ftraf, volgens de omftandigheden 'en het gevaer van het te vondeling gelegde kind. De lediggangers en landloopers, te weten , die, gezond en fterk zijnde, en geene goede* ren, beroep of inkomften hebbende, rondzwerven, en voorwenden verminkt of blind te zijn, worden ten minfte vijf jaren op de galeijen gezet, en de vrouwen met gevangenisfe of geesfelinge geftraft. Betreffende de landioopers, die men Heidens noemt, is het aen niemand vergund hun levensmiddelen te verfchaffen of verblijf te geven; in tegendeel is het geboden hen te vatten en in verzekerde gevangenisfen te brengen, op verbeurte van vier honderd livres voor de Loonraden, en van twee honderd voor de amptelooze perfonen. Zon-  Driehonderd Twintigste Brief. , 8; Zonder een uitdrukkelijk verlof van den Koning van Sardinje, mag zich geen huisgezin buiten deszelfs Staten begeven, om zich in een vreemd land nedertezetten. De wet, die deze verhuizingen veroordeeld, heeft eene boete van vijf honderd kroonen en vijf jaren op de galeijen bepaeld. Eene enkele afwezendheid moet met toeftemminge van den Koning of der Bevelhebberen gefchieden; en indien zij langer dan tien jaren duurt, worden de goederen der afwezenden verbeurd verklaerd, ten minfte gedurende hun leven. Geen onderdaen van zijne Majefteit mag zijn geld buiten 's lands plactfen, dan met het betalen van eene gelijke fomme aen de fchatkamer. Hij mag zelfs geen jacrgeld van eene andere Mogendheid ontvangen, zonder verlof van zijnen Vorst, op verbeurte van vijf jaren zittens op';de galeijen, of met verlies van zijn leengoed, indien hij een Leenman is. Eindelijk is het aen niemand geöorlofd cenig kleed of lint van Ridderfchap aentenemen, dan die van het land, behalve de Orde van Maltha. Dikwerf heb ik geletterde lieden hooren klagen over de geftrengheid der wetten van den boekhandel in Frankrijk : wat zouden zij dan zeggen, indien een boekverkooper, gelijk in dit land, tot twee jaren zittens op de galeijen veroordeeld wierd, omdat hij een valfchen naem aen het hoofd van een werk geplaetst had of indien hem zelfs verboden wierd, op verbeurte van ligchamelijke ftraffen, een boek te Geneve, te Londen of in Holland te laten drukken, zonder de F 4 toe-  3S8 De Nieuwe Reiziger. toeftemming van den Magiftraetsperfoon , die het opzigt over den boekhandel heeft ? De Opperopzienders ftaen hier onder het beftuur van den algemeenen Bevelhebber der geldmiddelen , en hebben, gelijk die der Franfche landfchappen, de magt om de belastingen te bekragtigen, den overdag daervan te bevelen, de gemeenten te verpligten om hunne betaling te doen in handen van daertoe aengeftelde lieden, op de behoudenis der wegen, bosfchen en rivieren acht te geven, en de gefchillen , die over alle deze zaken zouden kunnen ontftaen, te beflisfen. Deze Overheden hebben, in de voornaemfte fteden, vierfcharen voor de zaken, die tot hun Regtsgebied behoren, en verdeelen onder eikanderen de kleene landfchappen, die te famen het Hertogdom van Savoije uitmaken. Chablais, waervan Thonon de hoofdftad is, heeft niets merkwaardigs dan het kasteel van Ripaille, beroemd door de afzondering van den Hertog Amadeus, die, weduwenaer geworden, zich aldaer met zes kluizenaren begaf, en de befturing der Staten aen zijn'Zoon afftond Men wil dat deze Vorst zich hier derwijze aen de maeltijden overgaf, dat daervan het fpreekwoord, Faire Ripaille, of Gasterij houden, gekomen is. Hij werd dacruit getrokken door de kerkvergadering van Bazel , om den Payfelijken troon te beklimmen, dien hij afllond om met zijne kluizenaren wederrekeeren. Het Geneeffche Gebied van Savoije is van feoofdftad veranderd, federt Geneve zich van dit land-  Driehonderd Twintigste Brief. 89 ïandfchap heeft afgezonderd. Anneci, liggende aen den oever van het meir van dezen naem, op 't welk de fchepen zich onder zeil begeven, is tegenwoordig deszelfs voornaeinfte ftad. In het Graeffchap Tarentaife telt men bijna niet dan de ftad Moutiers, die federt de zevende eeuw reeds de zetel van een' Aertsbisfchop was. Hare zoutmijnen hebben ook eenigen roem. St. Jan de Maurienne, de hoofdftad van het Graeffchap van dezen naem, was de verblijfplaets der Hertogen van Savoije, toen zij nog alleen den tytel van Graven van Maurienne hadden: tegenwoordig is zij het verblijf van een' Bisfchop, die aen Vienne onderworpen is. De Baronnie van Fausfigni heeft hare bijzondere heeren gehad, federt de tiende tot aen de dertiende eeuw, tot dat eene Erfgename hacr overdroeg aen de Daufinen van Vienne, en deze, bij ruiling aen het Huis van Savoije. Men vindt, in deze verfchillende landfchappen , veel adeldom; en de Salifche wet wordt 'er even als in Frankrijk gevolgd; bij gebrek van mannelijke kinderen, behoort de oppermagt aen den naesten bloedverwant in de mannelijke linie. De Hertog eigent zich den tytel toe van Stedehouder des Duitfchen Keizerrijks in Italië; in deze hoedanigheid heeft hij zitting op de Rijksr dagen; maer hij draegt niets in de lasten van het Germanifche ligchaem , dan in geval van oorlog met den Turk. Deze Vorst kan ons den doortogt naer Italië openen of ftuiten, naer dat hij onze Bondgenoot of onze Vijand is; en de Y 5 twee  po De Nieuwe Reiziger, twee kroonen hebben een gelijk belang om met eikanderen in goede verflandhouding te leven. Savoije heeft oneindig veel geleden door de oorlogen , welken het tegen ons gevoerd heeft, en die het grootfte gedeelte zijner inwoonderen in den grond geholpen of verarmd hebben. Het land, fchoon zeer koud, is echter zeer bevolkt, en tamelijk vruchtbaer in koorn, wijn, weiden, wild, en vooral in visch, door de meenigvuldigheid der rivieren en meiren, die het zelve befpoelen; maer het is niet rijk genoeg, om eene foort van welgefteldheid te bezorgen aen zijne inwoonders, die genoodzaekt zijn zich in de naburige rijken te verfprciden , alwaer zij alle met het handwerk van fchoorflecnvegeren beginnen. De tael des lands komt met de Franfchen, of veeleer met eene vermenginge van de Daufinfche en Provengifche tael overeen. He? volk is van eenen zachten en gerusten aert, werkzaem, fober en getrouw aen zijnen Vorst, die het met eene volftrekte magt regeert. Men roemt de verknochtheid der vrouwen aen hare mannen; en men verhaelt een geval, Mevrouw, dat eer aen uwe kunne doet. Eene Juffer, vernomen hebbende dat haer echtgenoot, wien men bevolen had Geneve te beklimmen, door de belegerden gevangen was, en gefchikt wierd om een' fchandelijken dood te ondergaen, nam het hefluit om niet te eten of te drinken , ten zij ze hem nog eenmael omhelsd had. Deze genade werd haer geweigerd,- en haer man gehangen zijnde, zonder dat zij hem had mogen naderen, zette  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 91 zette zij zich neder ter plaetfe, waer zijn ligehaem ten toon' hing, en onthield'er zich, zonder eten te gebruiken, of een' oogenblik aftelaten van hem te befchouwen, totdat de dood haer de oogen floot, om haer met haren echtgenoot te vereenigen. Ik ben, enz. Turin, den $o&" van September, 1757. Driehonderd Eenentwintigste Brief. Piémont. TTet dorp Novalaife, waer de rijtuigen herJLJL fteld worden, is dertien mijlen van Turin. Van den weg, die naer deze hoofdftad loopt, door de engte van Sufa, ontdekt men het gedeelte der bergen, voorheen bezet door de Piémontéfche krijgsbenden, belast met het verdeedigen van den vermaerden doortogt van; Asfieta, dien de Ridder de Belle - Isle in 't jaer 1747 wilde bemagtigen. Hij behaelde 'er niets dan den roem van het zelve ondernomen te hebben , en 'er als een flagtoffer van zijne halsfterrigheid en wanhoop te fterven. Men kan niet bedenken hoe men een leger in diergelijke engten durft geleiden. Gij weet hoe veel dappere lieden fneuvelden in dezen krijgstogt, die, indien hij gelukt ware, Piémont en alle de Staten des.  De Nieuwe Reiziger, des Konings van Sardinje aen de Franfchen zoude geopend hebben. De engte van Sufa wordt verdeedigd door eene fterkte, la Brunette geheten, korts gebouwd op eene hoogte, waer de kunst alles, wat men tegen den vijand kan ftellen, verfchaft heeft. Niet alleen is de intrede in dezelve niet geöorlofd; maer het gezigt daervan is zelfs verboden. De Koning van Sardinje liet 'er nieuwe werken maken; en dewijl ik dezen arbeid wilde befchouwen, bad men mij mijnen weg te vervolgen. Deze fterkte fcheen mij gedeeltelijk in de rotze uitgehold te zijn, en ijder ftuk der vestingwerken uit de rotze zelf gehouwen, \ geen hun het geweld der bomben kan doen uitftaen. De Marfchalk van Catinat, een voorwerp van verwondering en fchrik voor de Savoijaerden, had op deze plaets eene enkele fchans, die den Piémontezeren veel vrees verwekte, doen ftichten : dit gaf vervolgens gelegenheid tot het denkbeeld yan dit kasteel, waerop men altoos eene fterke bezetting houdt. De ftad Sufa, de Poort des Oorlogs genoemd, ter oorzake van hare ligging op de grenzen van Frankrijk, is, om dus te fpreken, Hechts de fchaduw van het geene zij ten tijde der Romeinen was. Verwoest, uitgeplunderd en verbrand, door de Gaulen, Karthageren, Gothen, Wandalen , Sarraüjnen, Duitfchers en Franfchen, beproefde zij alle de onheilen, die de fchreden der overwinnaren volgen. Men ziet 'er een' alouden triomfboog, in de tuinen van het kasteel  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 93 teel befloteru Het overblijffel beftaet uit groote marmeren blokken, met eenige Korintifche kolommen. Men onderfcheidt 'er nog eenig half ve'rheven beeldwerk; maer dit gedenkftuk, 't welk men tot de regering van Augustus doet opklimmen, is in 't algemeen zeer gefchonden. De nabuurfchap der fterkte la Brunette, en de krijgsbenden, die 'erin bezetting leggen, geven aen deze plaets het aenzien van eene oorlogsftad. Eertijds was zij eene bisfchoppelijke ftad; maer de Bisfchop door een' inwoonder des lands aen het altaer gedood zijnde, werd het Bisdom vernietigd, en is niet weder herfteld. De weg van Sufa naer Turin loopt door eert vruchtbaer dal, door de rivier de Doire befpoeld, alwaer men den wijngaerd met den olmboom begint te paren. Men kweekt 'er ook den witter» moêrbeziënboom aen, tot voedfel voor de zijwormen. Deze weg ftrekt zich uit naer Rivoli, lustplaets van den Koning van Sardinje, waerin Viftor Amadeus werd opgefloten en ftierf. Deze Vorst, de eerfte van zijn huis, die den tytel van Koning droeg, de befturing zijner Staten afgeftaen hebbende ten behoeve van zijnen» zoon, verklaerde zijn huwelijk met de Marquizinne weduwe van St. Sebastiaen, toen oud vijftig jaren. Vervolgens vertrok hij naer het kasteel van Chamberi, 't welk hij tot zijn verblijf had uitgekozen; doch aengezet door de aenzoe* kingen van deze ftaetzuchtige vrouwe, die onder den naem van haren gemael wilde regeren, fmeedde hij het ontwerp om weder op den troon te  54 De Nieüwe Reiziger ie klimmen, en had reeds de voornaemfte Bevelhebberen gewonnen , om hem het kasteel vari Turin overteleveren. Hij had zich een' aenhang gemaekt in de ftad, en zelfs in het paleis vari zijn' zoon, die van de famenzWering' niet verwittigd wierd, dan eenige uren voor dat zij uitberstte. Hij had den tijd tot het gevangen nemen van de Marquizinne en van zijnen vader zeiven, die naer Rivoli wierd overgebragt, en in.het jaer 173a ftierf, in den ouderdom van zesënzestig jaren. De gedachtenis van dezen Vorst zal zich van tijd' tot tijd vereeuwigen: hij heeft de helft van deze hoofdftad naer een regelmatig ontwerp gebouwd: derzelver poorten, het beste gedeelte harer verfterkingen, het gasthuis en de hoogefchoöl zijn werken zijner regeringe. Het kasteel van Rivoli is niet voltooid•. de Koning heeft het verlaten, federt den dood van zijn' vader, en heeft het nimmer willen wederzien. Deszelfs ligging is zeer fraei, en heeft het gezigt over eene vlakte van drie mijlen lengte , bepaeld door de ftad Turin, waerop eene dreef van zes duizend vademen , met groote olmboomen beplant, in eene regte lijn uitloopt. Op deze plaets begint juist die rijke vlakte van Lombardije, die zich tot Venetië uitftrekt, en door de fchoonfte rivieren van Italië befpoeld wordt. Turin, hoofdftad van Piémont en van alle de Staten des Konings van Sardinje, waervan het de verblijfplaets is, vertoont zich op de voordeeligfte wijs. Deszelfs poorten, ftraten, kerken  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 9S ken en paleizen hebben een'heerlijken oogftand, dien men in de Franfche fteden niet ontmoetHet is gefticht aen de famenvloeijing der Doire en Pö, die hier vaerbaer begint te worden. Het is eene welverfterkte plaets, tamelijk groot, met omtrent vierentwintig duizend zielen bevolkt, én door een goed kasteel verdeedigd. Het heeft zijn' naem ontleend van de aloude Taurinl, volken van Ligurie, die dit land bewoonden, en vervolgens onder de heerfchappij der Romeinen overgingen. De Hertogen van Savoije hebben het zeer vergroot, of veeleer eene nieuwe ftad met veel prachtige geftichten daeraen gebouwd. De twee fteden zijn van eikanderen afgefcheiden door groote pleinen, met fchoone paleizen verfierd, maer het nieuwe Turin overtreft het oude door den rijkdom zijner gebouwen. Het oude Turin gelijkt naer alle de Gothifche fteden: in het nieuwe zijn alle de ftraten naer eene regte lijn getrokken; en aen ijder eind heeft men den wal of de poorten der ftad in het verfchiet. De voornaemfte ftraet, die op het paleis des Konings uitloopt, trof mij inzonderheid door hare lengte en breedte, de evenredigheid der huizen, en hare bedekte gallerijen, die tot fieraed verftrekken, en ijder voor den regen en de zon beveiligen. Onder deze bogen ziet men winkels van verfcheiden koopmanfehappen, in bijna de geheele lengte der ftraet; en aen alle de verdiepingen zijn groote uitftekken, voorzien met bloem- oranje- en mirtepotten, die insgelijks ftrekken om het oog te verlustigen. Men ziet  p6 De Nieuwe Reiziger. ziet hier vele pleinen; maer geen eenig is voltooid of regelmatig fchoon, zelfs niet het fraei= fte, namelijk, dat van St.Karei, dat zeer ruim maer zonder eenige verfiering'is. Deftraten vergoeden zulks door den rijkdom der gebouwen 9 de fieraedjen der venfteren, den ingang der huizen , die altoos een voorpoortael met kolommen of platte zuilen is, en voorts door eenig fieraed aen het einde der hoven. Zij zijn alle met kerken voorzien, en met namen van heiligen benoemd. In de herbergen zelfs, bevindt men zich in dó kamer van St. Peter, St. Paulus, St.Andreas, en op de plaets ziet men eene heilige Maegd, voor Welke men kerkgezangen zingt, tot heil der Reizigeren. Ik ken geene zindelijker ftad; alle nachten zet men eene fluis open, die de vuilfte oorden affpoelt, en water in geval van brand oplevert. Men komt in Turin door vier poorten : dié der Pö, teh Westen, is van eene edele en fterke bouwkunde; zij is met marmer bekleed; en de wapens van het Huis van Savoije verfieren den deurboog, die door vier groote kolommen onderfteund wordt. De nieuwe poort, ten zuiden , is merkwaerdig door andere fieraedjen: deze zijn ftandbeelden van verfcheiden Vorften van het Koningklijke Huis, voltooid luttel tijds na het huwelijk van Christina van Frankrijk, dochter van Henrik den IVden, met eenen Viclor Amadeus. Tusfchen deze poort en die van Sufa, ontmoet men het kasteel, een der beste van Europa, begonnen door den HertogEmmanuel Phüi-  Driehonderd Eenentwintigste Brief, óp Fhilibert, toen hij, na zijn huwelijk met Marg?:reta van Frankrijk, zuster van Henrik den II "en, in het bezit zijner Staten getreden was. Het ontwerp daer van is niet veranderd; maer de overleden Koning en zijn Opvolger hebbert 'er den arbeid van voltooid. Het wordt verdeedigd door uitmuntend gefchur en eene fterke bezetting, en heeft verfcheiden belegeringen uitgeftaen, onder anderen die van't jaer 1706, aengevoerd door de Hertog van Orleans en den Marfchalk de Marfm, die in hunne liniën door den Heef van Savoije, en den Prins Eugenius, overvallen Wierden. Het gevecht begon des morgens ten agt uren; en de verfchanfingen wérden drie uren daerna overwonnen, terwijl men den Hertog van Orleans, die eene gevaerlijke wonde ontvangen had, verbond. Het gevoelen van dezen Vorst was geweest, dat men den vijand tegen trokke 9 in plaets van hem te verwachten in de liniën , Waerin men Hechts agt duizend man in flagorde konde zetten. Dit was het eenigfte befluit, 't welk men te nemen hadde; en men ging 'er echter niet toe over, omdat de bevelen van het Hof 'er tegen waren. De Hertogin van Bourgonje, dochter van den Hertog van Savoije, niet kunnende gedoogen haren vader geheel te zien uitfchudden, werkte zoo fterk om hem dit verdriet te fparen, dat Mevrouw van Maintenon, die den Koning zag verouderen, en in 't vervolg deze jonge Vorstin dacht noodig te hebben, in derzelver belang trad, en haer met al haer aenzien diende. Zij vertoonde aen Lodewijk XXV. Deel. G den  98 De Nieuwe Reiziger. den XIVden, dat het, in een' gevaerlijken 00genblik, waerin de minite feil de droevigfte ge-* volgen konde hebben, voorzigtig zoude zijn den Hertog van Orleans, zijnen neef, te voorzien met een' Medehelper, wiens geduld de levendigheid van dezen Prins, en deszelfs begeerte om roem te verkrijgen, konde matigen. Zij wierp de oogen op den Marfchalk de Marfin; de Koning bevestigde deze verkiezing; en den Hertog van Orleans werd bevolen niets aenmerkelijks te ondernemen, dan met overëenftemminge van dezen Veldheer. Deze laetlte was voorzien met bevelen van het Hof," die uitdrukkelijk verboden uit de liniën te komen: men moest gehoorzamen. De vijanden begonnen den aenval ter plaetfe, waer hij het bevel voerde maer verontwaerdigd over de rol, welke men hem liet fpelen, zocht en vond hij den dood. In den brief, dien de Hertog van Orleans aen den Koning over dezen ongelukkigen dag fchreef, betuigt hij de fmert, die hij over de nedcrlaeg van het leger en het opbreken van het beleg gevoelde ,* en hij voegt 'er bij: „ het ongenoegen „ van het bevel gehad te hebben over een le„ ger, dat orde had om Marfin te gehoorza„ men, veroorzaekt mij nog meer verdriet." De voornaemfte geftichten van Turin, welken men gewoon is te bezien, zijn de Paleizen des Konings, van den Prins van Piémont en Carignan, en het gebouw der Hoogefchole. Het eerfte beantwoordt niet, naer het uiterlijke, aen de grootheid van den Meester , noch aen de fchoon-  Driehonderd Eenentwintigste Brie?. 99 fchoonheid der ftad. Voor zich heeft het eené plaets, die in twee gefcheiden wordt door eene gallerij, onder welke zich dé benden van de lijfwacht des Konings onthouden. Van boven dezer bedekte gallerijen, vertoont men, op de dagen, tot deze plegtigheid gefchikt, aen het volk den heiligen zweetdoek, op welken men, naer men verzekert, het aengezigt en een gedeelte van het ligchaem Van Jefus Christus afgebeeld ziet. De bekende hiftorie van dit heilige overblijffel, waervan de weêrgade te Befancon en elders gevonden wordt, klimt weinig hooger op dan tot de veertiende eeuw. Het werd in 't begin ten toon' gefteld in de domkerk van Liré; een vlek in Champanje, door een' Geoffroy de Charny, Landvoogd van Pikardije, die voorgaf het zelve van de ongeloovigen verooverd te hebben. De Bisfchoppen van Troijes fielden zich beftendig tegen den openbaren eerdienst, dierï de Kanonniken daeraen hadden toegewijd. De onlusten, die Frankrijk beroerden, noodzaekten deze laetften om het in bewaring te Hellen in handen van een' Bourgondifchen Edelman ^ van wien het overging in die der Hertogen van Savoije, die voor hetzelve eene kapél te Chambery lieten ftichtem Het bleef 'er tot aen de zestiende eeuw, wanneer het wierd overgebragt naer Turin, op bevel van een' dezerVorften, die den heiligen Karei Borromeus de moeite om over de Alpen te trekken, en hulde aen dit overblijffel te bewijzen, wilde fparen. Het  ioö Ds Nieuwe Reiziger. Werd in het begin geplaetst in de kerk der Thea» tijnen, en vervolgens in eene kapél, welke Hertog Karei Emmanuel de IIde in de hoofdkerk deed bouwen. Deze kapél beflaet het diepfte der kerke, ett ziet over het koor der Kanonniken. Het binnenfte, geheelenal met marmer bekleed, vertoont een edel en kostbaer fieraed van een' goeden fmaek; maer het zeldzaemfte is de koepel, die van eene meenigte van zeshoekige zuilen, op eikanderen geplaetst, gemaekt is, en allengskens verminderd tot aen den top, eindigende in eene marmeren ftar, die in de lucht fchijnt te hangen , en alleen door zijne ftralen onderfteund wordt. Eene vierkante grafkruik, op het altaer geplaetst, befluit in kleene koffertjes de verfchillende nukken van den heiligen zweetdoek* Vijf zilveren lampen, van een aenmerkelijk gewigt, en waervan de grootfte meer dan zes honderd mark weegt, branden gedurig rondom dezen kostelijken en gewijden fchat. Om de eerbied en godvrucht der volken voor dit heilige overblijffel te vergrooten, hebben de Hertogen van Savoije bevolen dat deszelfs eerdienst als een plegtig feest zoude gevierd worden, en dat de perfonen, die het kwamen eerbiedigen, wanneer men het aen de openbare eerbewijzing ten toon' ftelde , gedurende hun verblijf en hunne reis, mits zij beide niet meer dan vijftien dagen beliepen, het voorregt zoude genieten van voor geene eenige zaek, hoedanig zij ook zijn mogte, ontrust te mogen worden „ op  Driehonderd Eenentwintigste Brief, lót op verbeurte van ftraffe omtrent de geenen, die zich tegen djt gebod acnkantten. Deze uitweiding heeft mij verwijderd van het koningklijke Paleis van Turin, waervan ik naeuwelijks den eerften voorhof genaderd was , en waerin ik niets uitmuntends gezien heb. Het gebouw heeft geen eenig uitwendig fieraed ; maer de vertrekken zijn prachtig, rijkelijk veriierd, en derwijze gefchikt, dat de Koning de vier voornaemfte poorten der ftad kan zien. Overal ziet men eene meenigte van marmer, fpiegels, oude ftandbeelden, en voornamelijk kostbare fchilderijen, waervan het onmogelijk zoude zijn u een denkbeeld te geven. De werken van Guerchin, Guide, Paulus Veronefus , Albane, Basfan en verfcheiden andere meesters, verfieren de groote gallerij; maer het merkwaerdigfte is een talrijke verzameling van Nederlandfche fchilderijen, die, na den dood van den Prins Eugenius, in handen van den regerenden Koning zijn overgegaen. Onder het getal is de Waterzuchtige van Gerard Douw, misfchien het fchoonfte ftuk der Nederlandfche fchilderfchool. De tuinen van het Palels zijn van den beroemden laNotre, die den grond derwijze geteekend heeft, dat dezelve, fchoon in de vestingwerken der ftad befloten , en in 't algemeen vrij bepaeld , tweemael zoo groot, ten minfte veel uitgeftrekter fchijnt, dan hij wezenlijk is. Men heeft 'er overdekte lanen, bloemftukken, boschjes van afftand' tot afftand, en eenige waterwerken geG 3 maekts  los De Nieuwe Reiziger.. maekt. Alles is 'er eenvouwig, maer bekoorlijk; en men kan 'er alle oogenblikken wandelen, zonder door de zon gehinderd te worden. In eene nis, beneden den grooten trap, die naer de zaei der lijfwachten loopt, ftaet het ftandbeeld van Viótor Amadéus, eerften Hertog van Savoije, zijnde gedeeltelijk van metael, gedeeltelijk van marmer. De vermaerde Aziatifche Tafel, een gedenkftuk der hoogfte aloudheid , waervan de geleerden de naerbootfingen en befchrijvingen vermeenigvuldigd hebben, is een ander voorwerp van nieuwsgierigheid , 't welk men niet verzuimden mij te laten zien. Zij vertoont de Godin Iris en derzelver verborgenheden, de jaer- en zaeigetijden, eene meenigte van Egiptifche zinnebeelden, en honderd andere dingen, welken de oogen der oudheidkenneren daerin ontdekten, of meenden optemerken, De groote Schouwburg paelt aen het koningklijke kasteel, en is een der fraeifte en grootfte van geheel Europa. Van buiten ziet men geene uitnemende bouwkunde; maer van binnen kan men niets meer begéren. De fchouwzael heeft de gedaente van een afgeknot ei, zijnde eene zeer gunftige fchikking, om alle de aenfchouwers digt bij de plaets van het tooneel te brengen. De zitplaets van den Koning, die over het tooneel is, zal omtrent dertig voeten breed zijn. De andere kamertjes hebben niet meer dan vijf voeten opening; maer zij zijn diep, en kunnen gemakkelijk agt perfonen bevatten» Wezenlijk fraei, en in Frankrijk onbekend, is 4e  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 103 de ongemeene diepte van het tooneel, waerop alles, dat betrekking tot het ftuk heeft, gemakkelijk geplaetst wordt, zich zonder verwarringe vertoont, en aen de beguicheling al het mogelijke voordeel geeft. De gallerijen, trappen, geheime vertrekken en toegangen van de eene verdieping' naer de andere, zijn breed en gemakkelijk; maer 'er zijn weinig werktuigen voor de verandering der verfieringen. Men ziet 'er zelden vliegwerken , fchakingen en afdalingen van Goden. Wil men Jupiter of Venus invoeren, men laet het kleed vallen, en fchikt den god in eene groep van wolken. Het kleed wordt opgehaeld; en hij ontflaet zich van zijnen toeftel: terwijl hij zijne rol fpeelt, verdwijnen de wolken met den triumfwagen; en Jupiter ftreeft weder naer den Olympus door de fchermen. De groote Opera wordt alleen vertoond in den vleeschtijd of de vastenavondsverlustïging, waerin men den Vorst zich met zijne onderdanen ziet vermaken. Gemeenlijk vergenoegd men zich met kluchtige Operaes, zijnde dezelfde die zoo veel vermaek en lust aen onze Parijfenaers gegeven hebben. Ik zag 'er de Serva Padrona vertoonen: de muzikanten, fchoon talrijk, voerde de muzyk met de grootlte naeuwkeurigheid uit. De tooneelfpclers waren uitnemend ,• en het fchouwfpel liep gerust af. Alles gefchiedt hier in de beste orde, fchoon'er geene wachten zijn; maer de ondernemers van het tooneel, die eene G 4 maet-  IP4 De Nieuwe Reiziger. rnactfchappij van edellieden zijn, weten zich te doen eerbiedigen. De tooneelfpelers leven regelmatig, en hebben gemeenlijk goede zeden: zij worden wel betaeld; maer men bederft ze niet door te veel gemeenzaemheid. De tooneelfpeelfters leiden een afgezonderd leven; men ziet haer niet dan op het tooneel; en men zou geene openbare ftreken in haer dulden. Zij worden door haren ftaet niet vernederd, en winnen veel: na dat zij agt of tien jaren op het tooneel verfchenen zijn, nemen zij affcheid, en doen eerlijke huwelijken. Men geeft deze getuigenis niet van de danferesfen, die ook zeer veracht worden. Het Paleis van den Prins van Piémont, op het kasteelplein gebouwd, behaegt ijder door een2 voorgevel in den ftnaek van het zuilgebouw der Louvre. Dit is het fraeifte en edelfte gefticht van Turin, en misfchien een der prachtigfie van Italië. Het is bekroond door eene baluisterbalie, waerop eenige ftandbeelden, groote vazen van eene fraeije gedaente, en in het midden het wapenfchild van Savoije geplaetst zijn. Deze voorgevel befluit een' grooten marineren trap, zijn' uitgang hebbende in eenezael, die ons aen het vertrek van den Prins geleidt. Achter dit gebouw is een ander plein, omringd met huizen, die tot huisvesting voor de Geheimfchrijvers van Staet, de Munt, de koningklijke Drukkerij en de voornaemfte Bevelhebberen van de lijfwacht en het paleis gefchikt zijn. In dezelfde wijk zijn het Rijfchool en de Diergaerde» Hes  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 105 Het paleis Carignan, fchoon in een' onregel* matigen fmaek van bouwkunde , is een der ruimfte geftichten van Turin. Indien dit gebouw , dat alleen van tichelfteen is, met marmer bekleed ware, gelijk het oogmerk geweest is, zou het zich in de grootfte pracht vertoonen. Ter zijde heeft men eene nieuwgebouwde fchouwzacl, en voor dezelve een groot voorpoortael, met kolommen onderfteund. Men ipeelt 'er kluchtige operaes, Italiaenfche blijfpelen, en fomtijds Franfche ftukken, welke eenige tooneelfpelers zonder begaefdheden, en zonder broodwinninge, alzoo zij in de Franfche landfchappen geen levensonderltaud meer vinden , op dit tooneel vertoonen, en daerdoor hun verderf voltooijen. De Hoogefchool, een gefticht van eenen grootfchen fmaek, heeft, behalve de gefchikte plaetfen en noodzakelijke gerieiFelijkheden voor hare letteröerfeningen, eene zeer uitgeftrekte boekerij. De binnenfte verwulfde galderijen van dit gebouw zijn vervuld met halfverheven beeldwerk en Griekfche en Romeinfche bcfchrijvingen, die, in de muren ingezet, het welvoegelijkfte fieraed voor eene plaets van Ietteröeffeninge uitmaken. De meeste dezer aloude gedenkftukken zijn gehaeld uit de puinhoopen van Industria , eene Romeinfche volkplanting, die thans niet meer dan een hecht dorp is, liggende eene mijl van Turin, De fcholieren, die elders alles bederven , gedragen zich als volwasfen ïnannen, ten aenzien van deze dïerbare overG 5 blijf-  io6 De Nieuwe Reiziger, blijffelen, waervan men hun de waerde heeft leeren kennen. Het vertrek, tot de boekerij gefchikt, is met eene kostbare en talrijke verzameling van boeken vervuld. Men ziet 'er een kabinet van oudheden, Griekfche en Latijnfche handfchriften, een reeks van oude Franfche romans, en de gelijktijdige handelingen der kerkvergaderinge van Pifa. Onder de zeldzaemheden, in dit kunstvertrek verzameld, vertoont men een kleen fluweelen boek, waervan ijdere bladzijde praek met eene beeldrijke teekening van de hand' van den beroemden Julius Romanus ; zijnde eene kostbare verzameling, door den naem van den kunftenaer, en door de zuiverheid van den arbeid. Dit kabinet, en de boekerij, waertoe het behoort, zijn dagelijksch open, behalve op de feestdagen, van het opgaen tot den ondergang der zonne. Rondom de gallerijen en verwulfde gangen zijn de zalen der fcholieren, bediend door vierentwintig Profesfors, die door het Hof betaeld worden. Monniken van verfchillende orde bekleeden, met de weereldlijke geestelijkheid, de plaetfen der Hoogefchole. De Barnabiten hebben 'er vooral een' onderfcheiden rang, en worden onderlteund door den roem van vader Gerdil» die verfcheiden filozofifche werken uitgegeven heeft. Het fchijnt dat zijne Majefleit grootelijks het vermeerderen van den luifter dezer ftichtinge ter harten neemt, niet alleen door de gedurige zorg om 'er bekwame Hoogleer- aers  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 10? aers te beroepen, maer tevens door de daeraen verleende fieraedjen. Een Prins van Piémont {lichtte dezelve in het begin der vijftiende' eeuwe; maer het is aen den overleden Koning Viftor Amadéus, en aen zijnen Zoon, den regerenden Monarch, dat zij haren tegenwoordigen ftaet van verfieringe en luister verfchuldigd is. Turin heeft in zijnen omtrek drieënveertig kerken , waervan de mcrkwaerdigfte zijn de Hoofdkerk, de Confolata der Feuillanten, beroemd door eene wonderdadige beeldtenis der heilige Maegd, het Corpus Domini, of de kerk van 't heilig Sakrament, de kerk van Ste. Therefia der Karmeliten, van Ste. Ghriflina der Karmeliternonnen van St. Filippus van Neri, van St. Laurens, en der Ridderen van de orde van St. Mauritius. Misfchien ware het te wenfchen, dat 'er minder vertooning van rijkdom, en meer fmaek in de verdeeling der fieraedjen van alle deze tempelen gevonden wierd. De kerk van 't heilig Sakrament is hare (lichting verfchuldigd aen een wonderwerk, dat door de overlevering vereeuwigd is, en waervan de inwoonders nimmer feilen de Reizigers te onderhouden. In het jaer 1453 plunderde een Piémontéfche foldaet de kerk van het dorp lfigüé, en nam onder andere goederen de zilver en ouwelkas methetHoogwaerdigfte, welken hij met zijnen buit op een'muilezel laedde. Te Turin gekomen zijnde, Hond het dier ftil; zijn last ontbond zich van zeiven; de ouwel kas regtre zich op en opende zich; het Hoogwaerdigile kwam 'er uit te voorfchijn, verhefte zich in  io8 De Nieuwe Reiziger. in de lucht, en bleef 'er in hangen, totdat de Bisfchop, van een gedeelte zijner geestelijkheid gevolgd, gekomen was ter plaetfe, waer dit wonderwerk gefchiedde. Hij begaf zich tot het gebed , waerdoor hij verdiende het ligchaem van Jezus Christus in eenen kelk, dien hij in de hand hield, te ontvangen; en om het geheugen van deze gebeurtenisfe te bewaren, bouwde men op de plaets zelve eene kleene kapél, welke de godsdienst der inwoonderen in eene prachtige kerk veranderd heeft. In de omliggende ftreken van Turin befchouwt men den Wijngaerd der Koninginne, laVenerie of't Jagthuis, Stupinigi en la Superga, koningklijke huizen, en buiten de muren der ftad de fchoone wandelplaets van Valentyn, beftaende in verfcheiden lanen van boom en, die in de grootfte netheid gehouden worden, en met kleeT ne graften, waerin beekjes van levend water vlieten, bezoomd zijn. Aen het eind der voornaemfte laen, op den oever der Pö, ontmoet men een kleen kasteel, gebouwd in het jaer 1600, door Chriftina van Frankrijk, Hertogin van Savoije, gelijk het Latijnfchc opfchrift, dat op den voornaemften gevel gelezen wordt, aen» toont. Men ziet 'er een' kruidtuin , tamelijk met vreemde gewasfen beplant, en een' bijzonderen bloemtuin, voor de Prinfesfen, die 'er fomtijds gaen wandelen. Niets is luisterrijker noch levendiger op de feestdagen, dan het gezigt der wandelplaets' van Valentyn. Eene meenigte van rijtuigen in de groote lanen, een on- telbaet;  Driehonderd Eenentwintigste Brief. 109 telbaer en welgekleed volk in de zijlanen, en het Koningklijke Huis, dat 'er zieh dikwerf met zijnen ftoet vertoont, dit alles maekt een allerlustigst geheel uit, en is een der fchoonfte wandelingen , die mij bekend zijn. Dewijl 'er geene pracht aen het Hof is, zelfs niet onder de Juffers, kunnen de vrouwen van een' middelbaren ftaet, en zelfs de burgeresfen, zonder groote kosten, in het optooifel met menfchen van den eerften rang gelijk ftaen. Het gebruik der mannen, zelfs der werklieden, van op die dagen degens te dragen, en zich in zijde te kleeden, benevens hunne vrouwen, die hun in dit ftuk niet wijken, vooral wanneer het aenkomt om zich in het openbaer, in de kerk of in de wandelingen te vertoonen , dit alles verfpreidt een zweemfel van rijkdom, die op het eerfte gezigt verwondering verwekt. De Wijngaerd der Koftinginne is een kleen lusthuis, gebouwd in de fchoonfte ligging, welke men zich bij mogelijkheid kan verbeelden. Hij heeft het gezigt over de ftad, over de vlakte tot aen Rivoli, en over den loop derPö meer • dan drie mijlen ver. De naem, dien hij draegt, werd hem gegeven door de laetfte Koningin van het Huis van Lottheringen, die 'er hare verlustiging in vond. Dit lusthuis is kleen, maer met fmaek verfierden geftoffeerd. De tuinen, die het achterfte gedeelte beflaen, zijn in verheven vlakten verdeeld, en met een ftarrenbosch bekroond. LaVenerie, of het Jagthuis, is het voornaemfte lusthuis van den Koning van Sardinje. De voor-  IJO De Niéuwe Reiziger. voorafgaende gebouwen maken een groot Vlek uit, hebbende aen het eind een langwerpigrond plein, met overdekte gallerijen omringd, en aen ijdere zijde met eene marmeren kolom verfierd. De eene kolom pronkt met de beeldtenisfe der heilige Maegd, en de andere met die van den Engel, die de verborgenheid der menschwordinge aenkondigt. Vandaer komt men aen het kasteel , dat niets volkomen regelmatigs heeft; maer waervan men fommige bijzonderheden roemt, en voornamelijk eene intreêzael s wier zoldering zich tot het bovenfte gedeelte van het gebouw uitftrekt; de groote gallerij, hooger en langer dan die van Verlailles; twee andere zalen met koepelen, door kolommen onderfteund ; de vertrekken van den Koning erf de Koningin, van den Prins en de Prinfes van Piémont; de oranjerij, de kapel, de ftallen, de tuinen, de ftarrebosfchen, met alle de fieraedjen, welken de rijkdom en fmaek kunnen opleveren. Men rekent van la Vénerie tot Turin bij de drie mijlen, langs een' weg met witte moêrbeziëboomen beplant. Stupinigi, dat 'er Hechts eene mijl aflegt, is een ander koningklijk lusthuis, waer de toerusting tot de hartenjagt gevonden wordt. De Koning is een beminnaer van dezelve, en 'er zeer naerijve-* rig over. Zijn jagtvolk wordt wel onderhouden, en is met de fchoonfte paerden van Europa en uitmuntende honden voorzien. Wanneer hij te Turin is, begeeft hij zich ten minfte tweemael ter week' op de hartejagt, in de naburige wouden van Stupigini. Dé  Driehonderd Éénentwintigste Brief. ï i i De Prinfen van Piémont hebben te Montcarlier een lusthuis, dat door den Koning van Sardinje fterk verwaerloosd is, federt hij genoodzaekt was, den Koning Viétor , zijnen va* der, in het jaer 1731, te doen opfluiten. De Prins van Piémont, die 'er veel behagen in fchept, doet deszelfs gebouwen herftellen, en fchijnt dit verblijf voor de andere koningklijke huizen te verkiezen. Het ligt verder van de Alpen , in eene gezonder lucht, en in eene gematigder landftreek , dan la Venerie en Stupinigi. Op een' verheven berg, eene halve mijl van deze ftad, is eene heerlijke kerk, aen de heilige Maegd toegewijd, die een onnoemelijk geld moet gekost hebben, niet alleen ten aenzien van haren rijkdom, maer tevens door de moeijelijkheid om de werkftoffen als in de wolken te brengen. Dit gebouw, la Superga geheten, is de uitwerking van eene gelofte van Viclor Amadéus, toen in het jaer 1706 de Franfchen Turin belegerde. Deze Vorst, ter navolginge van Filips de IIde , wien de vrees deed beloven her, Eskuriael te ftichten, verplichtte zich insgelijks, indien de vijanden de belegering opbraken, een' prachtigen Tempel te bouwen op dezelfde plaets, waer hij met den Prins Eugenius raedpleegde, over de middelen om zijne hoofdftad te verlosfen. Het gevolg beantwoorde zijne geloften, en ging zijne hoop te boven', en in het opregten van dit gedenkftuk wilde Victor Amadéus in grootheid evenaren aen dezen zelfden Spaen- fchen  ua De Nieuwe Reiziger, fchen Vorst, dien hij in zijne angst' had nagevolgd. De kerk wordt bediend door twaelf kanonniken, die in gemeenfchap leven, en zelfs door huisgenooten, in het levrei van den Vorst, bediend worden. Zij hebben ijder hun afgezonderd vertrek, en eene gemeene boekerij. De Aertsbisfchop van Turin is hun overfte; en uit hun ligchaem verkiest de Koning bijna alle dé kerkvoogden zijner landen. Alle jaren gaet deze Vorst, met het koningklijké huisgezin, om aen de gelofte van den ftichter te voldoen, den gften van September, te la Super ga, God danken voor de gelukkige gebeurtenisfe, die door deze ftichting herinnerd wordt. Deze gewoonte is het gevolg van een bevel van denzelfden Vorst , Verklarende „ dat het „ denHeere, door een zonderlinge gunst, en de „ voorbidding der heilige Maegd, des daegs voor „ hare glorierijke geboortedag, behaegd heeft „ de koningklijké hoofdftad van eene der hard-4 „ nekkigfte en verfchrikkelijkfte belegeringen, „ en gevolgelijk het land Van een aenftaend ver„ derf te verlosfen; en dat hij derhalve be„ geert, om zulk een' vermaerden dag in ge„ dachtenisfe te houden, dat zijne onderdanen „ zich niet alleen op dien dag van llaeffchen „ arbeid onthouden, maer dat zij insgelijks blij„ ken van hunne godvrucht en dankbaerheid, „ door het beöeffenen van heilige werken, trach„ ren te geven, 't Geen wij insgelijks van on* ze zijde zullen doen, voegt 'er de erkennen- „ de  Driehonderd Eenentwintigste Brief, 113 i, de Monarch bij, met onze Prinfen, ons huis, „ eh geheel ons hof. Wij wenfchen ook dat „ alle de fteden, vlekken, landerijen en dorpen •„ van onze heerfchappije een' algemeenen kerk„ omgang zullen doen, welken wij allen land„ voogden, magiftraten en amptenaren van het „ geregt en de burgerregering' gebieden bij te „ wonen, ten einde wij, de gedachtenis van zulk eene uitmuntende weldaed altoos bewa,, rende, zulk eene wenfchelijke befcherming „ mogen verdienen." Öezelfdö Vórst heeft insgelijks bevolen, dat alle jaren, op diergelijken dag, en doorgaens om zijne erkentenis te töoHen, de magiftraten en kerkdijken, zoo weereldlijke als geeftelijke, de hoofdkerk ld Confolata bezoeken, en omgangswijze omdragen een ftandbeeld der heilige Macgd', van eene natuurlijke grootte, 't welk hij aen deze kerk ten gefchenke gegeven heeft. Men ziet in de kerk la Super ga eert halfverheven beeldwerk van marmer, waerin de nederlaeg der Franfchen fterk uitgedrukt is. Men oordeelt, uit eenige overblijffelen hunner werken , dat de vrees der Piémontéfchen zeer wettig was. Door de verheven gefchutwallen, waervan men nog eenige voetftappen ontdekt, befpeurt men dat onze foldaten de ftad en het kasteel met voordeel bevochten. Zij hadden de Pó achter zich, én waren meester van derzelver Joop. De liniën waren van buiten wel verkerkt ; maer Prins Eugenius was gelukkig genoeg, om het kasteel doortetrekken, en het XXV.Deel H -If-j  ii4 De Nieuwe Reiziger. leger op de zwakfte zijde aentetasten. De heef Van Marfin, die 'er gedood wierd, gelijk ik reeds gezegd heb, is in de kerk der Kapucijnen , op den weg van la Vénerie, begraven. ïk ben, enz. Turin, den 4** van OBober, 1757. Driehonderd Tweeëntwintigste Brief.Vervolg van Piémont. TP\ e buitenftreken van Turin zijn des te bcJLa koorlijker, nacnnate zij verder van de geftrengheid der Alpen afwijken. De fchoonheid van het land lokte mij tot meenigvuldige wandelingen uit, die fomtijds kleene reizen wierden. Ik naderde, zonder het te befpeuren, van de eene ftad tot de andere, en allengskens bevond ik het ganfche landfchap doorreisd te hebben ; maer verwacht geen meer orde in mijne verhalen te zien, dan ik in deze togten gehouden heb. Ik herinner mij aenftonds de ftad Saluces, omdat in het marquifaet van dezen naem', bij den berg Vifo, de Pö haren oorfprong heeft, de gewigtige fterkte van Carmagole aldaer gevonden wordt, en de vermaerde veldfiag , dien de Marfchalk van Catinat op den Hertog van Savoije won, digt bij de abtdij van Stafarde, gegeven wierd. Na  Driehonderd Tweeëntwintigste Brief. 115 . Na vele onzekere befluiten, had zich deze Vorst eindelijk tegen Frankrijk verklaerd. Straks kreeg de heer van Catinat, die in Piémont was» bevel om het oorlog voorttezetten; en dewijl hij zich aen den voet der bergen bevond, alwaer hij zijne krijgsbenden met moeite onderhield, befloot hij zich het land te openen, tot welk een prijs het ook zijn mogt'. Zijn leger beftond Hechts uit twaelf duizend koppen, de Hertog van Savoije had zestien duizend mannen» en befloeg de voordeeligfte ftandplaets. Zijn regterzijde was gedeeltelijk bedekt door lusthuizen , en zijne linkerzijde door heggen en moerasfen, die tot natuurlijke verfchanfingen verftrekten; en men kon hertl niet haderen dan door naeuwe engten. Doch niettegenftaende alle deze voordeden, befloot Catinat hem aentetasten» Het duurde lang eer men de krijgsbenden, in de lusthuizen geplaetst, vernesteldeen de tijd, dien men daeraen befteedde, behield een groot gedeelte van den vijandelijken regtervleugel ; maer gedurende denzelfden tijd, ftond zijn linkervleugel een verschrikkelijk gevecht uit. De Franfchen, door de waedbare moerasfen getrokken , vielen op de verdeedigers der heggen. Men vocht van wederzijden met verwoedheid; en de zege bleef langen tijd onbeflist. De Hertog was overal, en doorgaens in het midden der grootfte gevaren, zijne foldaten door zijn voorbeeld acnmoedigende; maer alles was vruchtteloos, en de linkervleugel eens aen het deinzen H 2 zijn-  Ii6 De Nieuwe Reiziger. zijnde, was het overige Hechts op de vlugt bedacht. Die dag kostte den Hertog van Savoije vier duizend mannen, tien Hukken gefchuts, en al zijn reistuig. De gevolgen waren zeer voordeelig voor de Franfchen; de ftad Saluces opende hun hare poorten; en zij zagen, federt het begin van het oorlog , met mindere kragten, zich in ftaet om hunnen vijanden de wet te Hellen. De heer van Catinat, het verhael van dezen (lag naer het hof zendende, maekte van zich zeiven niet dan als foldaet gewag. Alle de krijgsoverften werden 'er in genoemd; en de Koning had aen ijder van hun, volgens bericht van den Veldheer, eene bijzondere verpligting. Catinat eindigde met zich te verfchoonen omtrent de geenen, welken hij vergat; en het hof vernam 'smans eigen daden alleen door de brieven vart andere lieden. Men kreeg bericht dat zijn paerd onder hem gedood was , dat hij verfcheiden fchoten in zijne kleederen en eene kneuzing in den linkerarm ontvangen had. Met één woord, in het verhael van den Veldheer werd zoo weinig gewag van hem gemaekt, dat, toen het in het licht kwam, een zekere tijdingkramer, dië het hoorde lezen, met een gelaet van nieuwsgierigheid vraegde, of de heer Catinat in dezen vcldflag was geweest. In het Marquifaet van Saluces ligt insgelijks de fterkte Démont, waervan de Franfchen zich meester maekten in het jaer 1744, en welke zij genoodzaekt waren te verlaten, na het opbreken van  Driehonderd Tweeëntwintigste Brief, iï? van de belegering van Coni. Bij Marfaille zag ik ook de vermaerde vlakte, waer de heer van Catinat, de fchrik en geesfel der Savoijaerden , insgelijks zegepraelde. Eindelijk vindt men in het zelfde land , dat eertijds Frankrijk toebehoorde door eene ruiling met Henrik denIVden, het prinsdom Carignan , dat zijnen naem aen eenen Tak van het Huis van Savoije gegeven heeft. De berg Vifo is van eene ongemeene hoogte, en werd doorgraven om 'er een' grooten weg in te maken, en de overvoering der koopmanfchappen te bevorderen. De Pö, die de poëten zoo vermaerd gemaekt hebben onder den naem van den Eridaen, ftort 'er fchielijk uit voort, en begint eenigzins bedaerdcr te worden ter plaetfe, waer de zusters van Faëton, in Populieren veranderd, den val van haren ongelukkigen broeder betreuren. Deze vloed ftroomt door Piémont, Montferrat, het Hertogdom Mantua en Ferrare, befpoeld de lieden Turin , Cafal, Placentia en Cremona , en werpt zich in de Golf van Venetië door verfcheiden monden. Zijn verrukkelijk gezigt, zijn deftige loop, zijne breedte, zijne lengte, de daerin vloeijende béken, zijne bekoorlijke oevers, zijne frisfche lucht, de meenigvuldige daerin zeilende barken, benevens de fteden en velden, welke hij befpoelt, alles werkt mede om hem te bevestigen in den tytel van Koning der Vloeden , dien hem de alöuden gaven.. Deze Koning, verfchrikkelijk door zijne overftroomingen, zou dit gedeelte van Italië verwoesten, inH % en dat zij, dewijl zij niets dan door haer verdienden, eene gelijke vergelding in den hemel zouden genieten. IVIen zag toen eene meenigte van lieden, die in de tuchtiging van het vleesch en de ingetogenheid geleefd hadden, eene gedrengheid, die hun vruchteloos voorkwam, geheel verlaten, zich in het huwelijk begeven, en een leven, dat geene der voordeden van den doöp deed verliezen, wellustig doorbrengen. Verwacht niet dat ik u zal geleiden in alle de kerken cn kapéllen, die hier aen dert godsdienst of aen de monniken zijn toegewijd; ik zou 'er ten minde twee honderd en vijftig kunnen noemen , onder welken ik negenenzestig kerfpellen Zoude tellen. Ik heb alleen de fraeide bezocht. Verfcheiden zijn 'er van eene uitmuntende bouwkunde; velen hebben een tooneelaehtig fieraed; en de meesten fchenen mij gallerijen van fchilderdukken, waerin de beeldhouwkunde ook hare fchoónheden ten toon' fpreidt. Indien het getal en de heerlijkheid dezer gedichten zekere bewijzen van den rijkdom eener dad waren, zou Milaen eene der rijkde deden zijn, gelijk het eene der grootde van Europa is. Het heeft geen eene ftraet, hoe kleen die ook zij, of men ziet 'er ten minde eene kapél in. Men verkoopt jaerlijksch een' Almanach van godsdienst, alleen gefchikt om alle de feesttijden, lofdienden, gezangen en aflaten ? die ir» XXV. Deel. K dezs  Ï4ö" De Nieuwe Reiziger, deze hoofdftad gevonden worden, aentetoonen. De helft der ftad is bezet met gebouwen, ter eere van den godsdienst opgericht. Ik zag de kerk, wier ingang de oudvader Ambrozius den Keizer Theodofius weigerde, eene ligte ftraf zeker voor eenen Vorst , die zijne handen met het bloed zijner onderdanen beimet had; maer hij was groot en christelijk genoeg, om'er eene openbare boete voor te doen. Ik zag ook de kerk, die de overblijffels van dien Aertsbisfchop en zijne zuster Marcellina bevat, en men toont nog hun grafgewelf aen. Zij werd, zegt men, gewijd door Ambrozius zelf' wanneer hij 'er de ligchamen van St. Gervaes en St. Protais plaetfte, in eenen tempel, voorheen aen Minerva toegeheiligd. Men ziet 'er eene kapél, in welke, naer men verhaelt, St. Bernardus, door den doorluchtigen naem en de alvermogende kragt van het fakrament , des Nachtmaels, den duivel noodzaekte om het ligchaem eener vrouwe te verlaten, van 't welke zich de geest der duisternisfe meester gemaekt had; als ook eene andere kapél, in welke St, Augustijn, naer men zegt, het Tolk Lege hoorde , waervan hij in zijne Belijdenisfen gewag maekt; insgelijks ziet men eene derde kapél, waerin deze leeraer, zijn zoon en Alipe zijn vriend den doop ontvingen. Ik zeg niets van eene metalen Hang, in een traliegeftoelte geplaetst: eenigen nemen haer voor de (lang van Mofes, anderen voor een' Eskulapius. Ik  Driehonderd DRiEENTwiNTiGSfE Brief. 14/ Ik zag, in de eetzael der Dominikanen, het vermaerde tafereel des Nachtmaels, met olie in natte kalk gefchilderd, door Leonard de Vinei * en waervan men vele bijzonderheden bijbrengt. De hoofden der Apostelen waren zoo fraei, dat de kunftenaer niets volmaekt genoeg kon bedenken , om het hoofd van Jezus Christus te fchilderen, zoo dat hij het alleen in het ruwe fchetste. Dewijl hij ook niets affchuwelijks genoeg vond, om het hoofd van Judas te verbeelden , maelde hij het aengezigt van den Prioor, een* önverdragelijken mensch, die hem onophoudelijk vervolgde om het werk te voltooijen. In eene der zalen der Schilder-Akade mie, zag ik het tafereel van eene heilige Maegd, die den geboren wordenden Jefus befchouwt. De fmert, de blijdfehap, het medelijden, de teederheid, de eerbied, de aenbidding vertoonen, vereenigen en vermengen zich in de houding en in alle de bijzonderheden der voornaemfte beeldtehisfe* Ik zag de Ambroziaènfche boekerij, door St. Karei gefticht, en vervolgd door twee Kardinalen van zijn huis, die uit zedigheid hunnen naem niet wilden geven aen deze grondftichting, zijnde de fchoonfte, uitgeftrektfte en beftendigfte, die eenig Oppervorst, ter gunfte van de wetenfehappen , federt hare vernieuwing in Europa, heeft opgericht. De voorzorg, welke men gebruikt om te beletten dat men dit beroemde Mufaeum iets ontroove, is een opfchrift, 't welk-men ijder in het intreden laet K a lezen,  ï^g D£ Nieuwe ReiEigeïl. lezen, en waerdoor verboden worde, op verbeurte van den kerkban, de boeken te Helen , te verplaetfen of in wanorde te brengen. Men gaet echter minder om de boeken dan om de fchilderijen deze boekerij zien, fchoon 'er een werk is, 't welk men zelden verzuimt aen de vreemdelingen te laten zien: het is een handfchrift, op Egiptisch papier, van de Aloudheden van Jozef, door Ruffin vertaeld, en 'twelk men zegt van de vijfde eeuwe te zijn: ook heeft men een ander handfehrift in twaelf deelen van Leonard de Vinei, handelende over de Aloudheid, de Kunften en Natuurlijke Historie. Men leest boven het kofter, waerin deze fchat befloten is, dat Jakob de Ifte koning van Engeland, drie duizend pistoletten daervoor geboden had. Doch dezelve is voornamelijk kostbaer, om de teekeningen van dezen fchilder, en om verfcheiden anderen door de beroemdfte kunftenaers van zijnen tijd. De zalen der fchilder- en beeldhouwkunde maken ook een gedeelte van deze ftichtinge uit: hier vindt men de pleisterbeelden der aloudheid, en de onderfcheiden ftukken der grootfte meesteren van Italië. Achter dit gebouw is een kruidtuin, tot ge ■ bruik der Leerlingen in de Geneeskunde. Dezelfde GrondfHchters fielden op de hoogefchool zestien Leeraers aen , die de wetenfehappen en kunften om niet onderwezen. De oudfte van het Huis van Borromeus draegt den tytel van aenblijvenden voorftander dezer Akademie, L, . niet-  Driehonderd Drieëntwintigste Brief. 149 niettegenftaende het woord HumUitas of Nederigheid, door dit Huis tot zinfpreuk aangenomen, en 't welk men met Gothifche letteren gefchreven ziet op alle de (lichtingen, waeraen het eenig deel gehad heeft. De voornaemfte verfierfelcn van Milaen beftaen in de talrijke grondvestingen van dit doorluchtige gedacht. Alles is vervuld met de gedenkdukken van deszelfs beftendige godvrucht', teeder medelijden over de rampen van het menschdom, en verftandige liefde voor de kunften en letteren. Het paleis der Gravinne van Borroméus is de verzamelplaets der aenzienlljke lieden in deze ftad. Deze Mevrouw voegt bij eene luisterrijke geboorte voortreffelijke kundigheden, die hare kunne te boven gaen, en door haer tot den hoogften trap gebragt zijn. Hare woonplaets is het vaderlijke huis der Borromeén, en beantwoord, door zijne grootheid, aen den luister van dezen naem. Zij had gelijk gronds een vertrek aen de jeugd harer nabuurfchap afgedaen, om 'er in maetfchappij fchouwfpelen te vertoonen. Het kweekfchool der geestelijken , en het Zwitferfche oeffenfchool, aengelegd en gebouwd door St. Karei, fchenen mij insgelijks waerdig gezien te worden. De zuilgebouwen en gallerijen , die de pleinen verfieren, zijn van eene regelmatige edele bouwkunde. De ingang poorten maken eene grootfche en trotfche vertooning. Te Milaen zijn verfcheiden liefdeftichtingen voor de zieken, grijsaerts, weeskinderen, vanK 3 de-  I5Q De Nieuwe Reiziger. delingen of onbekenden. Het voornaemfte is hec grooce Gasthuis, onder de befturing van agttien Afgevaerdigden uit het ligchaem des Adeldoms, door den Aerdsbisfchop benoemd. Men onderhoudt 'er vier duizend perfonen, zoo zieken als werklieden, die de linnens, ftoffen en alles, wat tot onderhoud van dit huis noodig is, bearbeiden. Een koopman heeft den hof van dit groote Gasthuis met eene koningklijké pracht Jaten bouwen. Een ander heeft op zijne kosten een' uitgeftrekten kerkhof, van eene eironde gedaente, laten aenleggen, en door de bouwkunde verfieren, zijnde dezelve door overwulfde gallerijen, rondom een altoos groen veld, omringd. Het midden bevat eene groote en fraeije kapél; en de grond der gallerijen, onder welken men wandelen kan, bedekt eene meenigte van kelderen, waerin men de dooden begraeft. Tusfchen alle zuilen heeft men een open venfter in den muur, waerdoor men een aengenaem gezigt over het land heeft, 't geen ons door de rijke verfcheidenheid van voorwerpen in ftaet ftelt, om de treurige denkbeelden, welken men hier opdoet, te doen verdwijnen. De eerdienst, dien men hier voor de zielen in het vagevuur doet, heeft van deze foort van renperk eene plaets van godvrucht" gemaekt; en men gelooft dat de priester aldaer eene ziel door ijdere mis verlost. Ove fi libera urt anima del purgatorio ad ogni mesfa. is een opfchrift, dat in verfcheiden kerken gevonden wordt. . AUea,  Driehonderd Drieëntwintigste Brief. 151 Alles, wat betrekking tot den openbaren eerdienst heeft, wordt geëerbiedigd door de Milanezen, wier zeden, in het algemeen, ten minde naer het uiterlijke, zeer geregeld, en de kerken ongemeen bezocht zijn. Op de groote feestdagen, ziet men, in alle de ftraten, hoopen van mannen en vrouwen, meer of minder talrijk, te famen en met luider ftemme, de gebeden van den rozenkrans opzeggen. De wijze keuren van kerktucht', door St.Karei voor zijne geestelijkheid gemaekt, hebben een zaed van goede opvoeding verfpreid, dat nog fland grijpt onder de kerkdijken, die meer geacht en onderwezen zijn, dan in het overige van Italië. Zij arbeiden met vlijt aen de onderwijzing van het volk; en de weereldüjke priesters worden 'er niet, gelijk elders, door de monniken verduisterd. Verfcheiden van hun geven zich aen de wetenfehappen over, en vinden, in den tegenwoordigen vorm van regeringe, genoegzame achting om hen aentemoedigen. Ook is 'er eene Maetfchappij van Heeren, die in het gemeen de noodzakelijke kosten doen voor den arbeid van eene drukkerije, uit welke reeds verfcheiden gewigte werken , en onder anderen de Verzamelingen van den geleerden Muratori, zijn voortgekomen. Gij zult u met de Regtbank van 't geloofsonderzoek bevredigen, wanneer gij verneemt dat de boeken, die verboden zouden worden in de landen, waer zij in affchrik is, hier openbaer verkoft worden met verlof van dat geesK 4 te-  Ï52 De Nieuwe Reiziger. telijke Geregtshof, waeraen de beminnaers van het lezen veel verpligting hebben. Milaen heeft verfcheiden beroemde mannen voortgebragt, wier naem met luister praelt in de lijst der Geleerden, die hun vaderland doorluchtig gemaekt hebben. Men ftelt aen hun hoofd Valerius Maximus, een' Latijnfchen Historiefchrijver, die in het oorlog den zoon van Pompejus volgde, en groote vorderingen in de fraeije letteren maekte. Hij vervaerdigde een verhael van de merkwaerdige daden en woorden der Grieken en Romeinen, waervan men denkt dat het geene ons overig blijft ftechts eene verkorting is. Milaen en iPavia betwisten eikanderen den roem van de geboorte gegeven te hebben aen Hieronhnus Cardanus. Zeker is het dat hij in deze twee fteden de wiskunst en de geneeskunde onderwees. Hij had een doordringend verftand, maer eene onrustige en grillige geaertheid. Hij beroemde zich een' gemeenzamen geest gelijk Sokrates te hebben; en hij bediende zich van zijne kundigheden, om de buitenfporigfte gevoelens te ftaven. Hij bezat de zotheid van aen de fterrewichelarij overgegeven te zijn ; en dewijl hij in 't hoofd gekregen had om te voorzeggen dat hij voor den ouderdom van vijfenzeventig jaren overlijden zoude, liet hij zich van honger fterven, om deze kunst niet te doen liegen. Cardanus had eene ongelooffclijke ligtgeloovigheid en ftijfhoofdigheid voor valfche en ingebeelde zakens teri  Driehonderd Drieëntwintigste Brief. 153 terwijl hij de beftendigfte waerheden van den godsdienst in twijffel trok. Vader Cavalieri, van de Orde der Jezuiten, vertrok naer Italië om uitvinder van de rekening' der oneindige kleenheden te zijn. Hij was de leerling van Galileus, en de vriend van Toricelli. De jicht deed hem tot de wiskunst overgaen: deze ziekte kwelde hem zoo fterk, dat men hem ried zijne finerten te verdrijven, door zich op de meetkunst toeteleggen. Hij liet verfcheiden werken na, in welken dees verftandige Geestelijke zijne denkwijs met de zedigheid en noodzaklij ke omzigtigheid voorftelt, wanneer men waerheden, die nog bij ongeluk nieuw zijn, ontvouwt. De beroemde Regtsgeleerde Alciatus gaf onderwijs in de regten te Avignon, Bourges en in verfcheiden fteden van Italië, die hem elkanderen betwisten, door hem de grootfte jaergelden aentebicden. Hij had de barbaerschheid, die te voren in de Regtsgeleerdheid heerschte, verbannen. Zijne zinnebeelden, die in verfcheiden talen overgezet zijn, hebben hem in den rang der Poëten doen ftellen. Men vindt 'er kragt en welfprekendheid in ,• en de zeden kunde is 'er verfierd door de bekoorlijkheden van den geest. ' Bernardinus Corio, van een doorluchtig geflacht van Milaen, fchreef in het Italiaensch de Historie van zijn land, die minder aengenaem is om den ftijl, dan van de uitterfte aen. gelegenheid om de wetenswaerdige bijzonderK 5 hedeni  J54 De Nieuwe Reiziger. heden, waermede zij verrijkt is. Hij hadt ee-? nen neef, die zich met het zelfde onderwerp als zijn oom bezig hield , en eene befchrijving van Milaen naliet, waerin zich alle de alöude en hedendaegfche gedenkftukken van deze ftad verzameld vinden. De Geleerden, die zich tegenwoordig onderfcheiden, zijn Vader Frifi, een Bernabiter monnik en groot wiskunftenaer, en de Marquis van Beccaria, fchrijver der Verhandeling over de Misdaden en Straften. Bij deze doorluchtige namen mag men diep van Mevrouw Agneft voegen, die hare kunne en haer vaderland vereert, door hare volmaekte kundigheid in de Griekfche en Latijnfche talen, als ook in de natuur- en wiskunst'. Voor eenige jaren droeg zij een harer Werken op aen de Koningin van Hongarijen, en zond 'er een afdrukfel van aen de Akademie der Wetenfchappen te Parijs, aen wie de heeren de Mairan en Montigni, gelast om het werk te onderzoeken, een voordeelig getuigenis gegeven hebben. De fchrijffter zegt, in haren Opdragtbrief, dat hare ftoutheid, om in de vlakten der oneindigheid te vliegen , indien zij ooit verfchoonbaer is, vooral moet vergeven worden in eene eeuw, waerin men eene Vrouw met zoo veel luisters ■op den troon der Cefars ziet zitten. Ik ben, enz, Milaen, den 20fi™ van Od'ober, 1757.. ■ Drie-  Driehonderd Vierentwintigste Brief. Vervolg van Milaen. Tpv e vermaken van Milaen, gelijk die van \j geheel Italië, beftaen in fchouwfpelen en wandelingen. Zijn tooneel, uit zes rijen loges of kamertjes famengefteld, doch Hecht verfierd, zou treurig en duister zijn, indien de bijzondere perfonen, wien deze kamertjes toebehooren, geene zorg droegen om het binnenfte te verlichten en opteluisteren. Een eenig huisgezin heeft 'er dikwerf twee of drie, die te famen vereenigd eene groote vergaderplaets uitmaken, en naer goedvinden der eigenaren verfierd en gefloffeerd worden. Men geniet 'er tevens de bekoorlijkheid van het gefprek, van het fpelen, der ververfchingen, en van het fchouwfpel; en men ziet 'er alle de aenzieniijke lieden der ftad, wier bezoek de Juffers in verlichte kamertjes ontvangen: deze kamertjes zijn met fpiegelen verfierd en met fofaes omringd, en worden naer willekeur van voren gefloten: dikwerf zelfs laet men ze ten halven open; en bij het afwezen van den eigenaer blijven zij gefloten aen de zijde der aenfchouwerei;. Zij zijn bovendien zeer kostbaer, niet alleen door de groote huur, maer tevens door ue ververfchingen, welken men. 'er ten koste van den meester aenbiedt, De  i$6 De Nieuwe Reiziger. De Italianen bemoeijen zich luttel met het poëtifche hunner Operaes, die hun Hechts gelegenheid geven om het fchouwfpel door hunne zangwijsjes te verlevendigen. Hunne aendacht is voornamelijk gericht op het muzyk, waernaer men altoos het werk beoordeelt. De Franfche Opera wil aeneengefchakelde bedrijven, waeraen de Italianen zich niet kreunen. De Pantomimen in de tusfchenfpelen trekken de aendacht van de dichtkunst' af; en de zedenlesfen, waermede zij hunne treurfpelen doorzaeijen, maken den toehoorder koel, en vernietigen het indrukfel der gewaerwordinge: ook is het buitenfporig eene famenzwering, eene raedpleging in muzijk re Hellen, en al zingende zijn gevoelen te zeggen. Het zingen van klagten, blijdfchap en woede wordt algemeen aengenomen; maer de muzyk, die het hart moet treffen, is niet gefchikt om te redenkavelcn. Het fchijnt mij toe dat deze zedenlesfen aen lieden van fmaek niet meer moeten behagen, dan dat eentoonige gebruik van het aendoenlijkfte tooneel te eindigen door een zangwijsje, door eene dikwerf boertige gelijkenis, altoos wanvoegelijk in den mond van eene perfonaedje, door droefheid aengedaen. Bovendien vind ik, in alle de Italiaenfche Operaes, de zaden der hartstochten, en nimmer de hartstocht tot zijne volkomen rijpheid gebragt , nimmer uitgewerkte tooneelen, die dikwerf luttel aeneenhangen, door afgefcheiden Zinnen afgebroken zijn, en zelden eindigen. De Fran-  Driehonderd Vierentwintigste Brief. t$f Franfche Opera houdt zich het ganfche jaer ftaende, ondanks de daer toe vereischte onkosten; en federt langen tijd dragen de aenfchouwers alleen de kosten van dit prachtige fchouwfpel. De ltaliaenfche Opera f waervan alle de onkosten noodig zijn tot den loon van 'het fpeelkoor en vijf of zes zangeren, kan niet anders dan ten laste der ondernemeren zijn. Het is zekerlijk een vrij fchoon koncert; maer dat zoo weinig bekoort, dat het fpel, het gefprek en de bezoeken van de eene loge aen de andere, ten minne drie vierde gedeelte van den tijd dat het fchouwfpel duurt wegnemen. Het is waer dat men 'er balletten begint intevoeren; maer wel verre van eenige betrekking tot het onderwerp te hebben, zijn zij altoos daervan onderfcheiden, en fomtijds op het belagchelijkfte tegenftrijdig. Men plaetst eenen dans van fchoenpoetferen in Xerxes, eene intrede van koks in Merope. In de Dido van den abt Metaftafto, waervan het tooneel onder de brandende luchtftreek van Karthago is, heeft men eene vertooning van iledevaert op het ijs gezien. De zangwijsjes verwekken, de meeste aendacht ,• dit is het tijdftip van ftilte, waerin de perfonen, i die gewoon zijn bezoeken in hunne loges te ontvangen of te fpelen, naer de tooneellisten beginnen te luisteren, Te Milaen wandelt men bijna nooit, dan des zomers op de wallen, en des winters op het plein, dat de ftad van het kasteel affcheidt. Hier ziet men» een uur voor het ondergaen der  De Nieuwe Reiziger» der zonne, eene meenigte van karosfen, waerin de vrouwen mij toefchenen het meeste met de houding', de wellevendheid en welgemanierdheid der Franfche vrouwen overëentekömen. De Overheden, met de ftadszaken belast, hebben de zorg om de openbare wandelplaetfen te doen begieten. Sommige fraeije ftraten zouden tot wandelingen kunnen verftrekken; maer men houdt zich niet aen deze gewoonte, gelijk in het overige van Italië. De ftraten iri het midden der ftad zijn naeuw, krom, Hecht bebouwd, maer volkrijk: dit is de wijk der kooplieden en handwerkeren. De andere ftra^ ten zijn regter en breeder , en pronken met vele groote huizen en verfcheiden paleizen. • Milaen heeft eene ronde gedaente-; de hoofdkerk ftaet in het midden der ftad; en voor dezelve is een groot plein, dat echter niets merkwaerdigs heeft. Dat der kooplieden zou fraeijer zijn, indien eene hal deszelfs fieraedjen niet verhinderde en voor het gezigt verborg. Een der zijden vertoont het ftadhuis, dat tevens voor de Amptenaers der burgerbefturinge en de Magiftraten der ftadsregeringe dient. Op eenigen dezer pleinen houdt men Verfcheiden dagen in de week markten: de anderen zijn verfierd met de ftandbeelden van St. Karei Borromeus en St. Ambrozius, die ten opzigte van het fieraed weinig uitwerking doen, door de geringe ruimte der oorden, waerop zij geplaetst zijn. Men ziet 'er beeidtenisfen der heilige Maegd, en groote fteénen krui-  Driehonderd Vierentwintigste Brief. 15$ kruifen op kolommen opgericht, om de oor. den aentetoonen, waer St. Karei in ijver heeft uitgemunt, het zij om Gods woord aen zijn Volk te prediken, het zij om het zelve gedurende de pest de iakramenten toetedienen. Een Milanees, waervan Plinius ons het geheugen bewaerd heeft, en die Trigongius genoemd wierd , omdat hij drie congiums, zijnde eene maet van vierentwig mengelen wijns, in tegenwoordigheid van Tiberius uitdronk, wordt in verheven beeldwerk, met een opfchrift, op eene der poorten van de ftad vertoond. Op eene andere poort zag men, in eene wellustige geftalte, de beeldtenis van eene aenlokkige vrouwe, die zich, gedurende eene belegering, geheel naekt op de muren gefteld had, om de oplettendheid der belegeraren tot zich te trekken, terwijl de bezetting, aen de andere zijde, een' fterken uitval deed, hebbende al het gevolg, 't welk zich deze burgeres had voorgeftelcL De ftad liet haer een ftandbeeld oprichten, dat in deze onbetamelijke houding bleef, tot den tijd waerin St. Karei het deed wegnemen. Milaen bevatte eertijds tweemael honderd en vijftig duizend Inwoonders; tegenwoordig telt men 'er weinig meer dan negentig duizend, die zich, in het algemeen,' fterk op de kunften en den koophandel toeleggen. Het meeste voordeel trekken zij van den handel in wijn, koorn, kaes, worst, ijzerwerk, gouden ftoffe, zijde, katoen, kunstbloemen, kristal,  ï6o De Nieuwe Reiziger. tal, papier, en voornamelijk gouden en zilveren boordfels. De borduurfels van Milaen zijn door geheel Italië bekend; en de werklieden arbeiden 'er met met zoo veel netheid als fmaek. De beeldhouwerij blijft 'er nog in ftand, fchoon alleen om de uitwendige fieraedjen van de hoofdkerk' te vervolgen; maer de fchilderkunst is 'er geheel vervallen. Onder de meenigvuldige muzikanten, die zulk eene groote ftad uitlevert, ontmoet men altoos eenige uitnemende meesters; doch deze kunst is 'er zoo bloeijende niet als in het overige van Italië. De etskunst maekt 'er geen den minften voortgang. De geneesheeren houden 'er een' uitmuntenden rang: fommigen zelfs zijn verfierd met den tytel van Graef en Ridder van het heilige Rijk. De groote Kooplieden , onder welken de handelaers in gouden en zijden ftoffen, de Juweliers en Goudftneden begrepen worden, maken eene, middenorde tusfchen het Volk en de Edelen uit. Deze heeften verzorgen eene vergadering van zestig Magiftraten, die , onder den naem van Rotmeesteren, de befturing der ftadsregeringe, en der onderhoudinge van de openbare gebouwen hebben , en met de verzorginge van de ftad belast zijn, enz. • De Hertog van Modena regeert de Milanezen voor de Koninginne van Hongarijen; en de Graef Firmian is 'er, om dus te fpreken, de voor. naemfte Staetsbedienaer. De eerfte heeft weitiig gezag j en die wordt nog geëvenaerd doordat van  Driehonderd Vierentwintigste Brief. van den tweeden, die al het geheim der zaken weet, en wezenlijk alle de magt bezit. De Raedsvergadering beftaet uit een' Voorzitter en tien Raedsheeren; De Opperkamer van den Koophandel beflist onherroepelijk over de geldmiddelen. De belastingen zijn zeer fterk in het ganfche Oostcnrijkfche Lombardije; men betaelt het derde gedeelte van zijn inkomen; dat niet haer dè jaerlijkfchc rente, maer naer de waerde der Landerijen gefchat wordt. Niettegenftaende deze lasten , die zeer zwaer fchijnen, leeft men 'er goed koop; en de landbouwers zijn welgèftelde lieden ; 't geen men moet toefehrijven aen de vruchtbaerheid der landerijen, aen de meenigvuldigheid van het vee, aen de groote vertéring van den adeldom, en aen het vertier der zijden, die nimmer ontbreken, en altoos voor gereed geld verkoft worden. De krijgsbenden, welken de Keizerin-Koningin in hét land onderhoudt, en de Bevelhebbers, die hun verblijf op de plaets hunner beftemminge hebben, vermeerderen 'er mede den rijkdom. Voor 't grootfte gedeelte zijn dit Milanéfche Edelen, die tot de krijgsëerampten komen , zonder hun vaderland te verlaten , waervan zij het verblijf voor dat van Weenen verkiezen. Milaen is een der beste fteden van Italië, om de vreemdelingen te onthalen, en hun goed gezelfchap te bezorgen. De Edelen ? waervan men meer dan drie honderd genachten telt, trachten eikanderen in edelmoedigheid en pracht te overtreffen ; maer dikwerf ftijgen zij boven hun ver- XXV. Deel. L toö*  ï62 De Nieuwe Reiziger. mogen, door den overvloed en de kieschheid hunner tafelen. De meiren en rivieren verzorgen hun uitmuntende visfchen; de velden zijn vervuld van gevogelte, de bosfchen van wild; en de verfche zeevisch wordt uit het meir van Venetië gehaeld. De oude gerechten des lands zijn bijna niet meer in gebruik : de aenzienlijkfte huizen hebben Franfche koks, die leerlingen aenkweeken, en ze in de herbergen plaetfen. Men ontmoet hier dikwerf eene foort van menfehen van eene zonderlinge en koddige gedaente. Zij zijn zeer kleen , en hebben een groot hoofd, grove wezenstrekken, eene korte en mismaekte geftalte, en geflingerde beenen. Het is niet ongewoon verfcheiden van hun, zoo mannen als vrouwen, bij eikanderen te zien; en dewijl dit ras fterk, boosaertig en gramftorig is, is het niet te wenfehen dat het vermeenigvuldige; ik ben zelf verwonderd dat men het toelaet te trouwen. Men ziet in eenige lusthuizen ftandbcelden van deze koddige perfonaedjen, welken men als de afgrijsfelijkfte ontaerting van het menfchelijke genacht kan aenzien. Men verhaelt te Milaen de historie van eene gewaende Godsdienftige, wier grafgewelf men toont onder den naem der grafkelder van Sr, Guillelmine. Dit was eene vrouw van eene ongemcene godvrucht, die, na dat zijeen'aenmerkelijken fchat aen werken van liefddadigheid hefteed had, eene foort van fpelonk verkoos, als eene plaets van afzonderinge, om niet in hare godsdienftige daden geftoord te worden, het zij ze  Driehonderd Vierentwintigste Briep. 163 ze zich alleen bevond, het zij ze verzeld was van de geenen, die zij in hare oefFeningen aenfiam. De deur werd dan aen niemand geopend % èn de achting van heiligheid, welke de Godsdienftige genoot, zou het denkbeeld zelf om iri hare eenzaemheid te dringen, als eene heiligfchennis hebben doen aenzien. De perfonen* welken zij met hare onderwijzingen vereerde, werden 'er in toegelaten, niet allen te gelijk * maer beurt om beurt \ en hare daden van godsdienst, waerin zij alleen jonge lieden ontvongj begonnen niet voor middernacht. De uitverkoren verfchenen 'er met een' fluijer bedekt; de deur bleef gemeenlijk twee of drie uren gefloten 5 en het zoude een blijk van ongodsdienftigheid geweest zijn, de daer uit komende perfonen te volgen, of te verfpieden om ze te kennen. De vrouw overleed, als eene heilige be-. fchouwd; en hare leerlingen kregen verlof om haer in dezelfde fpelonk, waer zij hare godvruchtige lesfen gegeven had, te begraven. Dit was een zeker getal van perfonen der beide kunnen, die zich op bepaelde uren verzamelden, om de asch van hare heilige Stichtfter te vereeuwigen, en zelfs bedacht waren om haer eene kapél boven de grot te bouwen. Middelerwijl huwde een jongeling van Milaen met eene dezef uitverkorenen. De man, die zijne vrouw beminde, was gansch niet vernoegd dat hij verpligt was, op zekeren dag van de week, het vermaek van haer te zien op te offeren aen de godsdienftigheid, die zijne dier-  •364 De Nieuwe Reiziger, bare wederhelft, bij den aenvang van dennacht> voor verfcheiden uren in de heilige fpelonk riep. Hij verzocht daerin aengenomen te worden; doch zijne aenzoeken waren vruchteloos. Op zekeren avond dat zijne vrouw, wanneer zij -vertrok, een' harer fluijeren in hare kamer gelaten had, omwond zich de man daermede, begeeft zich naer het godsdienftige verblijf, en *wordt op zijn geklop ingelaten. Hij verbergt zich in een' donkeren hoek, vanwaer hij, zonder gezien te zijn, de ganfche vergadering ziet inkomen. De plegtigheden beginnen,* en in het midden van een tooneel van ontucht', zag hij zijne echtgenoote beurtelings in de armen van verfcheiden verkorenen overgaen. Zonder één woord te fpreken, wacht hij geduldig het einde van dit afgrijsfelijke feest af, en komt aen zijne woning voor zijne vrouw, welke hij niets van het geval zegt. Des anderendaags brengt hij zijne klagten voor de Magiftraet, die dezen hoop fchijnheiligen doet vatten en gevangen zetten. Men ontgraeft het ligchaem der vrouwe Guillelmine, die zelf na haren dood tot bedriegfler had verltrckt; en de overblijffels van haer lijk werden door beuls handen verbrand. Ik deed mijn voordeel met het verblijf van Milaen, om mij te begeven naer de eilanden Borromeus op het meir Major. Dit is buiten twijffel eene der zonderlijklte zaken van Italië, Gij zoudt denken dat zij gemaekt en verfierd zijn naer de fchoone befchrijvingen, die in de werken van Tasfo en Ariosto gevonden worden, of ten  Driehonderd Vierentwintigste Brdïf. 165 ten minite dac zij ten voorbedde daervan geftrekt hebben. Aen het einde eener golf van dit meir zijn drie eilanden, genoemd naer den naem van het gedacht van St. Karei Borromeus, 't welk dezelven, met den tytel van Prinsdom, federt verfcheiden eeuwen bezit. Het grootfte is bedekt met tuinen en wandelplaetfen, omheind met oranje-fitroenen-en mirteboomen. Het gebouw, rondom met bloemperken voorzien, is zeer uitgeftrekt, en vanbinnen met alles, wat de kunst uitmuntendst heeft kunnen bedenken, verfierd. Van de eene zijde ontdekt men de Alpen, die drie rijen van bergen vormen, de eerfte bebouwd, de tweede met bosfehen bedekt, de derde met fneeuw en ijs beladen. Aen den anderen kant doorloopt het oog eene onmetelijke ruimte, beplant met wijngaerden, en doorzaeit met fteden, vlekken en dorpen. Het meir zelf biedt geen minder aengenaem gezigt aen. Behalve de fchoonheid van deszelfs water, dat de helderheid van kristal heeft, ziet men gedurig eene meenigte van zeilfchuiten, die de gemeenfchap met Zwitferland onderhouden. De weg, die derwaerds geleidt, wijkt niet voor onze fchoonfte wegen, zoo min als die naer Arona, Pavia, Lodia en Cremona loopt,en is, gelijk in Frankrijk, het werk der leendienften. De Buitengemeenten zijn 'er mede in kantonnen verdeeld; en eenige palen , van afftand' tot afftand geplant, waerop de namen der dorpen gefchreven zijn, wonen ijder aen welk eene taek hij moet vervullen. De meenigte van manshoofden, welken L 3 men  166 De Nieuwe Reiziger men op ftaken langs de groote wegen ziet ten toon' gefield, doen ons met reden oordeelen dat men 'er niet veilig reist. Voeg hierbij de tirannij der tolhuizen, die, in alle de Milaenfche lieden, minder een regt van onderzoek, dan eene foort van knevelarij omtrent de vreemdelingen zijn. Zoo dra men 'er inkomt, eischt men geenszins de opening der valiezen, maer eenen fteekpenning, of het drinkgeld voor den befluurder van het kantoor, 't geen ook plaets heeft als men 'er uitgaet; en de aenzoeken der wachten , in 't begin beleefd, doch vervolgens dreigende, houden aen, totdat men, hunne manieren gewoon, zijne reis vervolgt, zonder dat men 'er acht op fchijnt te geven. De kleene flad Arona heeft geene vermaerdheid, dan dat zij het daglicht aen St. Karei Borroméus gegeven heeft. Men ziet 'er niets merkwaerdigsin, dan een llandbeeldvan geflagen koper , dat zestig voeten hoog is, en dien godsdienfligen Aertsbisfchop vertoont. Zijn enkel hoofd is groot genoeg, om verfcheiden perfonen te bevatten. Karei Borroméus werd in deze ftad geboren in 't jaer 1538, onder de regering van Karei den Vd?»,. van eenen doorluchtigen en godvruchtigen Vader, en Margareta de Médicis zijnde vaneen ander gedacht dan de Médicis van Florence, en zuster van den Paus, onder den naem van Pius den IVden bekend. (*) Zoo dra hij Cp [De Ridder en Diwfaert Hooftverhaelt, in sijpe Rampzaligheden derVerbeffinge van den Huize Médicis,  Driehonderd Vierentwintigste Brief. \6? hij den ouderdom bereikt had, om de kruinfchering te ondergaen, omhing men hem met het kerkelijke kleed; en op zijn twaelfde jaer, bezat hij reeds de inkomften van eene rijke abtdije. *Op zijn tweeëntwintigfle jaer, riep hem de Paus, zijn oom, bij zich in het hof, maekte hem Kardinael, vervolgens Aartsbisfchop van Milaen, en belastte hem met de befturinge van alle de kerkelijke zaken. De Romeinen leefden toen in de onkunde en ledigheid: om hen daeruit te trekken, ftichtte Karei eene Akademie, beftaende uit de beroemdfte mannen in allerlei letteroeffeniogen; maer de godsdienst en zedenkunde waren het oogmerk van hunnen arbeid. De jonge Kardinael, in het midden van een luisterrijk hof zijnde, voorzag zich van fraeije ver- trek- dicis* dat deze Paus, met zijn' broeder fan Jakob, afkoming was van eenenTolpachter van Milaen, Bernard Medicmis geheten, een' man van geringe foort', die verfcheiden kinders [en daer onder de moeder van onzen Aertsbisfchop] naliet. Deze Jan Jakob, door zijne list Markgraef geworden, gaf voor dat hy uit het Huis der Médicis van Florence afkomftig was, trekkende ten dien einde van zijnen naem flechts twee letters af. De Hertog van Florence, Cosmus de Médicis, fcheen met dit gevonden Maegfchap wel verkuischt; te meer, toen de broeder van dezen Markgraef, Joan Angelus de Médicinis, tot het Pausfchap geklommen was. Dus fcheen, gelijk onze Schrijver zegt, dit geilacht uit een' anderen (lamme te zijn, lchoon fommigen echter voorgaven dat het wezenlijk uit dit Huis atgedaeld was. Onze Aertsbisfchop, wiens vader in ons werk niet genoemd wordt, werd door zijnen oom tot de hoogde kerkwaerdigheden verheven, cu na zijnen dood onder het getal dier Heiligen gefield.], L 4  ï68 De Nieuwe Reiziger. trekken, huisfieraden en rijtuigen: zijne tafel werd kostbaer opgedischt; en zijn oom, door deze pracht bekoord, verfchafte hem middelen om dezelve ftaende te houden. Men zag hem, in weinig tijds, Groot - Gewetensheftuurder te Rome, Aertspriester van St. Maria Majore, Befchermer van verfcheiden Kroonen, Legaet van Bononië en Romania. Men fprak toen van de hervorminge der geestelijkheid, wacrmede de kerkvergadering zich bezig hield: Karei, eer hij dezelve anderen aenriedt, Melde die omtrent zich zeiven in 't werk; en door den dood van zijnen oom, gaf hij zich geheel aen zijn bisdom over. Hij (lichtte kweekfcholen, oeffenfcholen, geleerde maetfchappijen en gasthuizen, vernieuwde zijne geestelijkheid en de monniken, en volbragt alle de godvruchtige werken zijner bedieninge met een' onvermoeiden ijver. De heilige Kerkvoogd werd meer dan eens aengevallen door de woede der geenen, welke hij poogde te hervormen. Zekere broeder Farina, van de Orde der Verootmoedigden, lostte een vuurroer op hem, toen hij zijn avondgebed deed met zijne huisgenooten. De kogel kwetfte hem ligt; maer niettegenlTaende de gebeden van den Kardinael, werd de misdadiger met den dood geftraft, en zijne Orde vernietigd. Het Leven der Heiligen behelst meenigvuldige andere zaken van den ijver, de godvrucht en boete van dezen Kerkvoogd, die op zijn zesëüveertigiie jaer itierf. De  Driehonderd Vierentwintigste Brief. ï6erwinnaers overtelaten. Deze zege koste de Franfchen verfcheiden aenzienlijke bevelhebbers, voornamelijk den Marquis vanPefé, Qverfte van 'sKonings Bende, wiens verdienfte en krijgsbegaefdheden de groptite hqop van hem deden opvatten. Ik ben, enz. Parma, den 31/"? van Qclober, 1757.»  Driehonderd Zesentwintigste Brief. Modena en Mantua. Tusschen Guastalla, Parma, Bononie en het gebied vanFerrare, liggen de Staten van Modena, beftaende uit de ftad van dezea naem, Reggio, Mirandolle en Masfa, bezeten; door het huis van Este. Deze vier fteden, gelijk de meeste der alöude plaetfen van Italië, werden verwoest door de zwermen van Barbaren, die, onder de Opvolgers van Theodofius, deze landfchappen overftroomden. Men vond toen geen'Oppervorst, geen' Overwinnaer, diegeen'lust had om 'er zich meester van te maken % zonder uitzondering zelfs van de Paufen, die % tot de agtfte eeuw, geen ander regt dan dat derSleutelen voorwendden. Vervolgens verdeeld onder verfchillende Mogendheden, die elknndereit wangunftig waren, werden zij, door onbeflisbare oorlogen vernield. De vrede, die hun eindelijk door de regering van Karei den- Grooten bezorgd wierd, herriep de Afftammelingen ha* rer alöude Inwoonderen, die haer herbouwden. Modena werd herfticht in eene plaets, die gelegener fcheen dan het oord, waerop deze ftad zich eertijds bevond. In de volgende verwarringen, bleef zij, gelijk de andere fteden, een Staet op zich zeiven, altoos in oorlog met N 4 Iiare  'zoo De Nieuwe Reiziger. hare nagcburen, en dikwerf door inwendige verdeeldheden verfcheurd. Meestentijds geregeerd door hare eigen Stedelingen, wier vermogen zij zich op den minften argwaen onttrok, gaf zij zich beurtelings over aen de Keizers, Paufen , Venetianen , Hertogen van Mantua, Ferrare en Milaen, wier Landvoogden zij, op het eerfte ongenoegen, verjaegde of vermoordde. Eindelijk werd zij tot een hertogdom verheven , ten behoeve van het Huis van Este, dat 'er het ongeftoord bezit van heeft, als een mannelijk leen van het keizerrijk, federc meer dan twee eeuwen. Ik dacht niet dat Modena zoo fchoon was als het mij heeft toegefchenen. Men vindt 'er weionderhouden vestingwerken , breede en bijna lijnregte ftraten , met overdekte gallerijen en fraeije huizen verfierd, en in alles eene vertooning van netheid en bevalligheid. Het paleis van den Hertog is deftig en groot, de eerfte orde en poort behagelijk, het voorhof zeer fraei, de trap prachtig, en de vertrekken met fmaek geftoffeerd. Men ziet 'er eene vrij goede verzameling van fchilderijen , onder welke men de Overfpelige Vrouw van Titiaen opmerkt; eenq andere niet min kostbare verzameling van teekeningen, gedenkpenningen en natuurlijke zeldzaemheden; en eene rijke b,oekzael van alöude uitgaven, boeken en handfehriften. In de hoofdkerke befchouwt men eene fchilderij vanGuide, verwonende Simeon met het kind Jezus in zijne armen, De toren is geheel van marmer, niet-  Driehonderd Zesentwintigste Brief. 201 tegenftaende zijne ongemeene hoogte. Men vindt hier ook een oud houten zegel, geroofd van eenen put, die, in het midden der tiende eeuwe , tusfchon Modena en Bonome een langdurig oorlog ontftak j waerin de Mode. naers overwinnaers bleven. Deze vermaerde zs» o-eprael, met ijzer heilagen, hangt met eeme fterke keeten aen een gewelf, bcfloten doof ver. fcheiden poorten, welken men altoos, na het intreden van den aenfchouwer, zorgvuldig toe fluit. . . j Dit oude overblijffel van de overwinninge deT ftad Modena op hare Mededingfter werd het onderwerp van een Boertig Heldendicht, 't welk de Italianen befchouwen als één der fchoonfte gedenkftukken van hunne tael'. Dewijl het zijn voornaemfte geluk verfchuldigd was aen de fchimpeude trekken, tegens verfcheiden levende perfonen aengevoerd, is het niet te verwonder ren dat het, beroofd van deze bevalligheid, een gedeelte van zijne fraeiheden verloren heeft,maer het is nog bevallig genoeg, om aen eenige liefhebbers te behagen. Het voorval, dat het onderwerp van dit ftuk uitmaekt, viel voor ten tijde toen de verdeeldheden der Guelfen en Gibelijnen Italië in vuur en vlam ftelden. Ijder land, ijdere ftad ging tot een' der twee aenhangen over. De Bononiërs waren Guelfen, de ModenaersGibelijnen, eene bron van twist en oorlog tusfchen deze twee fteden. De Inwoonders van Modena, •overwinnaers in den veldflag van Fosfalte, v,e|t N 5 volg-  s92 De Nieuwe Reiziger, volgden hunne vijanden tot in Bononië, waer zij eene keetenvaneen derftadspoorten losmaektcn, en dezelve in triumf medevoerden, als een gedcnkteeken van hunne overwinninge. Eenige Historiefchrijvers willen dac men, in plaets van eene keeten , het zegel van eenen put medenam ; en dit zegel verfchafte aen Tasfoni de ftof tot een Dichtltuk in twaelf zangen, beftaen* de in den volgenden inhoud. De Bononiërs eisfchen hun zegel met hardnekkigheid te rug, en bieden in verwisfeling' de heerlijkheid van Creve-Coaur aen. Het voorftel wordt verworpen; en men bereidt zich van wederzijde tot den krijg. De Goden nemen deel in den twist, en raedplegen, in hunne vergadering' , onder welke vendels zij zich zullen begeven. Pallas en Apollo verkla. ren zich voor Bononië; Venus, Mars en Bacchus voor Modena. De Wijngod heeft geene moeite om zijne getrouwe Duitfchers te doen optrekken onder het geleide van Enzio, natuurlijken zoon van den Keizer Frederik. De Modenaers, onder het bevel van Gérard, gefproten uit een doorluchtig gedacht des lands, belegeren Gastel Franco. De Reggiënfers, bondgenooten der Bononiërs, overrompelen en nemen de fterkte Rubiere; maer zij worden, op hunne beurt, belegerd in de plaets, waervan zij zich meester gemaekt hebben, en gaen, door den honger gedrukt wordende, een fchandelijk verdrag aen. Castel Franco wordt bij verrasfching ingenomen; en men ftelt 'eralies in vuur- ên  Driehonderd Zesentwintigste Brief. &03 m bloed. De Bononiërs vergaderen hunne krijgsbenden, en blijven, in eenen veldflag, overwinnaers; en Enzio wordt krijgsgevangen gemaekt. Gérard en zijne zuster Rénope , eene dapperp Amazone, verdeedigen den ingang van eene brug, waerdoor de vijanden naer Modena konden komen, en doen wonderen van dapperheid. Men ftelt een' wapenftilftand van tien dagen voor, om aen dep vrede te arbeiden, die eindelijk, door bemiddeling van den Heiligen Stoel, gefloten wordt, De voornaemfte punten zijn dat de Modenaers meester van het zegel , en de Bononiërs van den perfoon van Enzio zullen blijven. Alexander Tasfoni werd geboren te Modena in het jaer 1565. Hij lag nog in de wieg, toen hij zijnen vader en zijne moeder verloor; eenige regtsgedingen ontroofden hem van het erfgoed^ dat zij hem gelaten hadden; en gedurende zijne ganfche jeugd, zag hij zich door vijanden vervolgd, door de behoefte gedrukt, endoor zwakheden afgemat. Echter maekte hij groote voort* o-angen in de Fraeije Letteren, bezocht de voornaemfte Akademiën van Italië, en werd te Bononië met den tytel van Doctor vereerd. Befloten hebbende zich te Rome neder te zetten, op hoop van 'er zijne fortuin te bevorderen, verbond hij zich aen den Kardinael Colonne, die hem in hoedanigheid van S.ekretaris aennam, en hem met zich naer het hof van Spanje geleidde. Deze Kerkvoogd belastte hem met eene onderhandeling bij den Paus, die hem gunftig ontging. Hij meende dat hij, geestelijk wordende,  go4 De Nieuwe Rkizicer. eenige kerkelijke ampten zoude verkrijgen ; maer; hij werd bedrogen in zijne verwachtinge; want de Paus, noch de Kardinalen, diehem beminden, deden niets ter bevorderinge van zijnen welftand. Men verwittigde Urbanus den VIIIden, toen hij den Paufelijken troon beklom, dat zijn horoscoop of geboorceftar door Tasfoni getrokken was:, en daerin gefchreven ftond dat hij een fchijnheilige zoude zijn. . Op deze befchuldiging bande men hem uit Rome; en hij begaf zich op een kleen landhuis. De Hertog van Modena riep hem in zijn hof, en inaekte hem zijnen raedsheer, met een goed jaergeld, waervan hij weinig genot had; want hij ftierf drie jaren daerna, in den ouderdom van eenenzeventig jaren. De gefchiktheid van zijnen geest, die tot kortswijl overhelde, wordt zelfs in zijn' uiterftewil opgemerkt: „ ik maek aen een' natuurlijken zoon, „ dien ik bij eene zekere Lucia gehad heb, ten „ minde zoo als zij voorwendt, honderd kroo„ nen, ten einde hij zijne eer in de herberg* „ kan ophouden. Ik maek aen het kerfpel, waer „ mijn kerkhof zijn zal, twaelf gouden kroonen, „ zonder de minfte verpligting'; en des te meer „ maek ik haer deze gift, omdat ik ze niet kan „ mede nemen". Hij zoude wel gewild hebben dat men zijn ligchaem verbrandde, ten einde het niemand mogte bennetten,' maer dit tegen de gewoonte zijnde, verzocht hij dat zijn lijk in een' zak gedaen, en aen een' kruijer, die 'er zich mede wilde belasten , gegeven worden.' Deze Poëet liet zich met eene Y»jg in de hand  Driehonderd Zesentwintigste Brief. 205 fchilderen, om aentcduideiv dat zijne dienften, aen de Grooten bewezen, hem niets anders dan de waerde van eene dezer vruchten had opgebragt. Indien men de Inwoonders van Modena gelooft, heeft hunne Schouwzael tot een voorbeeld aen die van hêt Tichelhof te Parijs verftrekt: dezelfde bouwkunftenaer heeft ze beiden gemaekt. Het wapenhuis bevat uitmuntende Hukken, onder anderen een ilang of veldgefchut van tweeentwintig voeten lang, dat twee mijlen ver draegt, en twee pistolen of zinkroeren, het eene in een boek, het andere in de fteel van een' zonnefcherm. De ftad is verfierd met fchoone waterfprongen, en door een goed kasteel verdeedigd. Hare eenigfte wandelplaets is, gelijk in de andere fteden van Italië , langs de wallen, de loopdreef geheten. De Modenaers fchenen mij van eene vrolijke jveaertheid, beminnaers van het vermaek en de wetenfchappen. Men telt onder hen verfcheiden, aitmuntende perfonen in de kunften en letteren ; te weten den bouwkundigen Vignola, den Poëet Molza, Corrégio en Théatin Guarino, die kerken in bijna alle de fteden van Europa, en bijzonderlijk die der Monniken van zijne Orde te Parijs gebouwd heeft. De Kardinael Sadoletus heeft veel toegebragn tot de herftelling der letteren, door zijne poëzij en verfcheiden ftukken van filofofifche zedekunde. De verftandige Sigonius heeft uitmuntende Aenteekeningen op Titus Livius, Verhandelingen  .üo6 De'Nieuwe Reiziger; gen over het Röomfche Regt, en eene Historié van het Westerfehe Keizerrijk nagelaten. Cas. telvetro, zijn huis in brand ziende, riep uit i „ berg mijne Dichtkunde"; zoo zeer achtte hij dit werk. De Hertog van Modena ontbood zijn' onderdaen , den vermaerden Muratori, en vertrouwde hem, met de handvesten van zijn Hertogdom, de zorg over zijne böekzaeh Dees geleerdë paerde zijne onmetelijke kundigheden met een' gelukkigen fmaek; en 'er is geene ltof, vari kunst' ofwetenfchapp', ih welke hij niet gewerkt heeft,* ook heeft hij zesenveertig deelen in folio ^ vierendertig in quarto, dertien in o&avo, en een zeer groot getal in duodecimo, de mëesten iri het latijn gefchreven, nagelaten: de naemlijst zijner werken fchijnt die van eene ganfche boekzael te zijn. De geneesheer Falopiüs, een bckwaem Ontleedkundige , heeft lange reizen gedaen , oin zich in zijne kunst'te volmaken. Indien de ouden de trompet der lijfmoeder, waeraen hij den naem gegeven heeft, gekend hebben, kan men zeggen dat hij deze ontdekking tot eenen graed van nutheid bragt, die hem alle de verdienfte der uitvindinge gelaten heeft. Jakobus Barrozzi, genoemd Vignola, was de Zoon van een' Milaenfchen Edelman, en ontleen^ de dezen laetften naem van een landgoed, waer^ op hij geboren wierd in de Staterf van Modena. Hij gaf zich tot de fchilderkunst over ,• en dewijl hij weinig voortgang maekte, bepaelde hij zich aen  Driehonderd ^Zesentwintigste Brief, «of aen de leeröefFening dér bouw- en daorzigtkunde. Over deze twee wetenfchappen ftelde hij Verfcheiden gefchriften op , welken men nog leest, en voornamelijk zijne verhandeling over de vijf Orden, die in handen van de jonge kunftenaren is. Hij begaf zich riaer Frankrijk, onder de regering van Franciskus den Iften, en jnaekce de teekeningen van verfcheiden gebouwen , waervan de burgerlijke oorlogen de uitvoering verhinderde. In zijn vaderland wedergekeerd, bouwde hij 'er een groot getal van kefken en paleizen. De Paus benoemden hem tot zijnen bouwmeester, en belastte hem met verfcheiden werken der bouwkunst'. Rome en de omliggende ftreken zijn met zijne meescerftukken vervuld. Hij is de eerfte, die, door zijne gefchrifcen , en in zijne gebouwen, de regels der bouwkunde heeft bepaeld. Franciskus Molza, geboren in het begin der zestiende eeuwe, zou na den grootften roem hebben kunnen ftaen, indien zijn omgang mee de ligcekooijen van Modena hem niet befmec hadde mee de fchandelijke ziekee, waeraen hij jong ftierfin hec jaer 1544. Hij maekte fommige treurzangen, een dichtftuk op de echtfeheiding van Henrik den VIIIfttn, en eenige opftellen in ondiche, wier fchoonheid , zoecvloeijendheid en welfprekendheid voortreffelijke zaken van hem deden verwachten. Een jonge weduw van zijnen naem, en welke men zegt zijne kleendochter te zijn, kweekce de fetters aen , en leerde de talen met de uiterfte naer-  ao8 De Nieuwe Reiziger. naerftigheid en hec grootfte, nut. Tasfo, Guarr-4 ni en verfcheiden beroemde Poëcen onderwier* pen hunne werken aen haer oordeel. De ganfche weereld weec dezen trek van Corrègio, die, eene fchilderij van Rafaël ziende , dezelve in zijnen geesc prentte .< en, het vuur der voorcbrenginge in zich voelende ontfteken,-. uicriep: AncVio fonpittore. Hij nam zijne pcnceelen uk de handen der nature, en der bevalligheden, welken hij alleen raedpleegde, en kwameensklaps tot een punt van völmaektheid, 'twelk de voorfchrifcen zonder hec vernuft niet kunnen geven. Deze fchilder, wiens ware naem Antonius Allegri was, oncleende dien van Corrègio van de plaets' zijner geboorte, een kleen vlek tusfehen Reggio en Modena, hebbende geene andere beroemdheid, dan dat zij het daglicht aen dezen grooten kunftenaer gefchonken heeft. Reggio, hoofdftad van het Hertogdom van dezen naem* heeft alle de omwentelingen der fteden van Lombardije beproefd; maer behalve haren koophandel in zijde, fporen en werken van been en ij voor, is zij meest vermaerd door de geboorte van Ariosto, den fierlijkften en bevalligften der Italiaenfche Poëten. Zijn dichtftuk van den Razenden Roeland is een werk van do vruchtbaerfteinbeelding', en hec veranderlijkfte, verhevenfte, boertigfte, deftigfte, ongeregelde en aengenaemfte, dat men immer kan bedenken» De kardinael d'Este, wienhij hec opdroeg, zeide tot hem > na het gelezen te hebben: „ waer n dui-  Driehonderd Zesentwintigste Brief. Zq$ $ duivel, Heer Lodewijk , hebt gij alle de;, ze zotternijen gehaeld"? Italië is tusfchen Tasfo en Ariosto verdeeld geweest; en na langdurige twisten, is het nog niet beflist aen wien van hun men den voorrang geeft. Zij, die hunnen lust fcheppen in de kragt* der inbeeldinge, de ftoiitheid der gedachten, de verfcheidenheid der beelden, de luchtigheid der verhalen , de fïerlijkheid der opzcgginge, de meenigvuldigheid der gebeurtenisfen, en de gemakkelijkheid van eenen ftijl, die zich naer alles fchikt, voegen zich aen de zijde van Ariosto ; maer indien men meer werk maekt van denaeuwkeurigheid, het nadrukkelijke, eene grootfche en deftige poëzij, een ruim en wijsfelijk beftuurd ontwerp 5 indien men behagen fchept in juistverhaelde gebeurtenisfen, welgeteekende karakters in de minfte ömftandigheden, en de weinige redekavelingen der perfonaedjen \ die de Dichter op het tooneel voert, is het niet twijffelachtig óf men zal Tasfo boven zijnen Mededinger Hellen. De zuiverheid Van den ftijl de gelukkige verkiezing der uitdrukkinge, de bevalligheden der •inbeeldinge, eene onuitputtelijke blijgeestigheid hoogdravende fpelingen, dit alles heeft de oogen doen fluiten Voor de gebreken van Ariosto, maer wanneer men hem met aendacht'leest, kan men niet ontveinzen dat zijn Dlchtftuk, ten ftrengfte opgenomen, noch einde, noch midden, noch begin heeft. Geen eenig bijverdichtfel fchijnt uit den grond' van het onderwerp te fpruicen. Het boertige , en dikwerf hec lage boertige, XXV. Deel, O wordt  aio Dè Nieuwe Reiziger. wordt met het treurige en heldhaftige verward. Dit werk is bovendien opgevuld met herfenfchimmigeverdichtfelen en onmatige vergrootingen, die gedurig het beloop van het verhael afbreken. Het is eene verzameling van buitenfporige fabelen, in een' betooverenden ftijl gefchreven. Lodewijk Ariosto, geboren te Reggio van doorluchtige ouderen van afkomst', was de zoon van den ftadvoogd dezer plaets', naer men zegt vermaegfchapt aen de Hertogen van Fefrare, en werd, fchoon hij een Dichter was, in de gezantfchappen en de zaken van Italië gebruikt. Reggio is eene ftad van omtrent agt duizend zielen, aengenaem en regelmatig verfterkt. Guerchin heeft 'er zich vermaerd gemaekt door een groot altaerftuk, met alle de kragt zijner kunst' gefchilderd: het is een Christus aen het kruis, en aen deszelfs voet de Moedermaegd, door de uiterfte droef heid aengedaen, en door twee vrouwen onderfteund. Mirandola ben ik flechts doorgetrokken, om in het Hertogdom Mantua te komen, vanwaer ik denk mij rasch naer Venetië te begeven. De naem van Mirandola herinnert u dien vermaerden Joannes Picus, die een wonder van wetenfchapp'was in eenen ouderdom, waerin men naeuwelijks zijne leeröeffeningen aenvangt. Dees man, dien zijne uitgebreide kundigheden den Fotius zijner eeuwe deden benoemen , had nog geen agttien jaren bereikt, toen hij reeds tweeentwintig talen verftond; en op zijn drieëntwintigfte jaer, verdeedigde hij eene ftelling over alles 1  Driehonderd Zesentwintigste Brief, aii les, wat men bij mogelijkheid kan kennen. Deze Helling, té Rome aengeplakt, behelsde negen honderd vóórhellen der Rekenkunst', Godgeleerdheid, Wiskunst', Natuurkunde, Tooverkunde, Geheimkunde, enz. De jonge kampvechter vertoonde zich met vrijmoedigheid tot den ft-rijd, eh keerde 'er met eëre uit. Dit verwekte hem nijd en vijanden. Men beschuldigde hem van ketterij; en zijne Helling werd aengeklaegd bij.den Heiligen Stoel, die dezelve door Kardinalen liet onderzoeken. Men vond 'er zestien onverdeedigbare voorttellen in; maer zijne verantwoording van dézelve verwierf hem eene Bulle van den Paus. De volgende trek zal u een denkbeeld van de bekwaemheid zijner Bebordeelaren geven : één van hun, gevraegd naer de beteekenis van het woord Cabald, dat Geheimkunde of Verborgen Uitlegkunde beteekent, antwoordde dat het een Aertsketter was, die tegen Jezus Christus gefchreven had, en dat zijne Aenhangers den naem van Cabdlisten hadden aengenomen. Joannes Picus van Mirandola ftierf jong te Florence j in 't jaer 1494: men had hem voorzegd dat hij niet ouder dan dertig jaren zoude Worden. Zijne Werken, welken men niet meer leest, zijn te Bazel gedrukt, en bewijzen dat hij het gerucht, dat hij in de weereld maekte, luttel verdiende. Hij geloofde te kunnen beantwoorden de omni re fiibiBt Zou 'er thans een andere titel noodig zijn, om regt te hebben van in een dolhuis geplaetst te worden? Hij O 2 wilde  aia De Nieuwe Reiziger. wilde Plato en Aristoteles, Thomas Aquinas etl Scotus overeenbrengen, alle de Gezindheden wederleggen, alle de Godgeleerden verëenigen ; en dit alles hij eindigde door een' Monnik te willen worden. Zijn Huis, dat zich beroemd had gemaekt in het gebied van Modena, federc het begin der twaelfde eeuwe, werd van zijne bezittingen beroofd door den Keizer, omdat het zich aen Frankrijk verbonden had, gedurende het oorlog over de opvolging van Spanje. Het rtelde vruchteloos alle zijne poogingen in 't werk, niet alleen aen het hof van dezen Vorst, maer ook bij de Staten van het Keizerrijk, ter wederverkrijginge van zijn Hertogdom, dat thans de Hertog van Modena bezit. Ik nader het vaderland van Virgilius, het dorp Andès, tegenwoordig Piétola, eene halve mijl van Mantua, waer de Hertogen van dezen naem, uit het Huis van Gonzague, het Virgiliana, eene lustplaets, die in het oorlog van het jaer 1701 verwoest is, hadden doen bouwen. Dit land, zoo lang het door dit Huis beftuurd wierd, dat is, bijna vier eeuwen, is een der bloeijendfte gewesten van Italië. Zijne hoofdftad, liggende in het midden van een meir, dat uit de Mincio voortvloeit, is langen tijd voor Rome gefticht. Zij heeft het zelfde lot als vele andere fteden gehad, waervan ik meer dan eens de omr wentelingen gefchetst heb. In de veertiende eeuwe, werd Lodewijk de Gonzague, die groote landerijen in dit gewest bezat,  Driehonderd Zesentwintigste Brief, aig bezat, tot Oppervorst van het zelve erkent. De Keizer gaf 'er hem de leenhulding van; en Karel de Vde verhefte het tot een Hertogdom. De Gonzaguen bezaten het tot het begin dezer eeuwe , toen de laetfte in den ban van het Keizerrijk gedaen wierd, omdat hij, gelijk de Prins van Mirandola, de zijde van Frankrijk in het zelfde oorlog gekozen had. De Keizer maekte deszelfs landen verbeurd,- en de Hertog begaf zich naer Venetië, ajwaer hij in het jaer 1708 ftierf, zonder erfgenaem in eene regte lijn natelaten. Zijne opvolging werd betwist door verfcheiden Mededingers; maer het Huis van Oostenrijk bleef in deszelfs bezit, uitgenomen eenige Heerlijkheden, welken het aen verfchillende zijdliniën, tegenwoordig uitgeftorven, gelaten heeft. Men telt, onder de groote lieden, die deze hoofdftad heeft voortgebragt, een' Hertog var» Nevers, die ongemeene dienften aen Frankrijk, ten tijde van hetEedgenootfchap, gedaen heeft, en aen zijne wonden geftorven is; een' ander, die een der grootfte Bemiddelaren, en een der prachtigfte Heeren van zijnen tijd was; een' Lodewijk de Gonzague, Jezuic, die in het getal der Heiligen gefteld is,- eene MariaLouiza, dié twee Koningen van Polen getrouwd heeft; eene Cecilia, die zich in de letteren beroemd maekte ; eene Izabella, die, fchoon Echtgenoote van een' onmagtigen Gemael, onvertroostbaer over zijnen dood was, en het overige van haer leve» }n de geftrengfte weduwfchap doorbragt; eene Julia 9 die in zulk eene groote achting van O 3 fchoon-  si4 De Nieuwe Reiziger. fchoonheid was, dat Soliman de II«e 'er verliefd op wierd, en Barbarosfa, Koning van Algiers, belastte haer te fchaken» De Barbaer komt des nachts aen , en neemt de ftad in door de beladdering; maer op het eerfte gerucht, had Julia haer bed verlaten, en was in haer hemd naer hec gebergte gevlugt. Dit Huis eindigde door den dood van Jozef Maria, Hertog van Guastalla, in hec jaer 1746. Mantua, hoe fterk door zijne ligging in het midden van het water, en door de werken, die het verdeedigen, heeft echter nimmer een' grooten wederftand geboden aen de heirmagcen, die hec belegerd hebben. Hec is verfcheiden malen genomen, aen de plundering overgeleverd, en geheelenal verwoesr. Nieccegenftaende de zorgen der Keizerinne, en den ijver van den Scaetsdienaer, die hec voornaemfte gezag in het land heeft, zal zich deze ftad ook niet dan metmoeice uic den ftaet' der vernieciginge, waerin zij vervallen is, kunnen redden, indien hec waer is dat men 'er, onder hare oude Hertogen, vijftig duizend Inwoonders telde. Tegenwoordig zult gij 'er de helft niet vinden, daer onder zelfs begrepen vier of vijf duizend Joden, die eene afzonderlijke wijk bewonen, en een geel lint aen hunnen hoed hebben. Zij bedrijven den voornaemften koophandel, en dragen het zwaerfte gewigt der lasten, die, in het geheele Mantuaenfche gebied, op twee millioenen gefchat worden» De  Driehonderd Zesentwintigste Brief. 215 De hoofdkerk van Mantua, gebouwd naer een ontwerp van Julius Romanus, beftaet uit zeven verwulven met uitgeholde kolommen, die eene tweede orde van platte zuilen onderfteunen. Deze bouwing, die beide naer het alöude en hedendaegfche gelijkt, heeft een deftig en innemend voorkomen. De zelfde kunftenaer heeft haer met eenige zijner fchilderijen verfierd; maer de vermaerdfte, zoo om hare zeldzaemheid als om de rijkheid van het penfeel, is eene. verzoeking van St. Antonius, door Paulus Veronefius, waerin niets is dan drie afbeeldingen van natuurlijke grootte, de Heilig, eene Vrouw en de Duivel. Men ziet 'er insgelijks het wonderwerk van St. Eloi, die den voet van een paerd, 't welk hij met beflaen afgefneden heeft, door hetteeken van het kruis : weder herftelt, De andere kerken hebben ook fchoone nukken, in wier bijzonderheid het te lang zoude zijnuitteweiden; ik moet echter het praelgraf van Tasfo, 't welk de nieuwsgierigen in de kerk van St. Gilles gaen zien, niet .vergeten. Het hertoglijke paleis. dat tegenwoordig voor den ltadvoogd dient, bevatte eertijds onwaerdeerlijke zeldzaemheden. Het werd ter plunderingovergegeven in het jaer 1630, bij de overgaef van Mantua; de fchilderijen werden overgevoerd naer Praeg,- de Koningin Christina kofc dezeJven, en verkoft ze weder aen den Hertog van Orleans. Men zegt dat de veldheer Colalto een' foldaet, die agt duizend dukaten buit gemaekt, en ze in denzelfden nacht met het fpel weder verloren had, liet ophangen, O 4 Var2  ai6 De Nieuwe Reiziger. Van alle de gebouwen roemt men meest het Paleis der T, dus genoemd omdat het de gedaente dezer letter heeft. De bouwkunde is mede van Julius Romanus, die in dit kasteel een gedeelte van zijn leven verlieten, en het met een groot getal van fchilderftukken, als den Val van Faëton, de Historie van Pfyché, de Nederlaeg der Reuzen, Polyfcmus en Acis, den ftrijd der Horatiën, de Ingetogenheid van, Scipio, enz, verrijkt heeft. Deze fchilder, te Mantua geboren, ftierf in het jaer 1546, en is begraven in de kerk'der Serviten, digt bij welke men nog zijn huis toont, zijnde van eene boerfche bouwkunde, en met een ftandbeeld van Merkurius verfierd. Het Mantuaenfche gebied heeft andere vermaerde perfonaedjen voortgebragt, en bijzonderlijk de Gravin Mathilda, die beruchte Boeteling van Gregorius den VII d,en, die zoo veel genegenheid voor den Heiligen Stoel betoonde, en, na haren Gewetensbeftuurder verdeedigd te hebben tegen den Keizer Henrik den IV den, de kerk van Rome begiftigde met groote en prachtige landgoederen, die tegen woordig een aenmerkelijk gedeelte van het erfgoed der Pauzen uitmaken. Deze Prinfes werd begraven in de abtdij van Polirone, drie mijlen van deze ftad, waerin men nog haer praelgraf ziet. Zij wordt 'er te paerd verbeeld, houdende in de hand een granaetappel; en op een marmeren graf kruik, die tot eene voetzuil aen her, ftandbeeld ftrekt, zijn twee Latijnfche veerzen gehouwen, waervan dit de zin is: „Hier ligt „ de doorluchtige MathUda, beroemd door hare  Driehonderd Zesentwintigste Brief. 217 „ geboorte, haren rijkdom, hare fchoonheid, „ haren- naem en hare deugden, waervan zij de „ vergelding in den' hemel geniet". Urbaïius de VIIIfle heeft de asch van deze edelmoedige weldoenfter van den Heiligen Stoel, naer Rome doen overvoeren, en in een kostbaer gedenkftuk plaetfen, in verwachtinge dat men haer altaren zal oprichten. Castiglione, eene kleene ftad eenige mijlen van Mantua, heeft eenen waterfprong, uit wiens midden zich het marineren ftandbeeld van eene volmaekt fchoone dochter verheft, met een opfchrift , aenduidende dat zij den dood boven de onëer verkoos. Een jongeling, die haer buitenfporig beminde, was op het punt om haer te trouwen, wanneer hij, door drift vervoerd, zijn' lust wilde voldoen, eer hij het regt des huwelijks verkregen had. De nieuwe Lukretïa wederftond hem; hij gebruikte geweld, dat vruchteloos was; kortom, deze ongelukkige, het zij uit wanhoop', het zij uit vrees% het zij uit woede, doodde hem,- en de wederftand van deze deugdzame dochter verwierf haer dit ftandbeeld. Baptista Spanjoli, bijgenoemd de Mantuaen, Algemeen Overfte der Karmeliten, in deze ftad geboren, en door zijne Latijnfche Poëzij bekend , is merkwaerdig door zijne vruchtbaerheid van geest en de zonderlinge invallen, waermede hij zijne opftellen doorzaeid heeft. Hij liet, zegt men, meer dan zestig duizend veerzen na, waerjjn hij eene vreemde vermenging van den Godsr O 5 dienst  Si8 De Nieuwe Reiziger. diénst en de fabelkunde maekt, en waeruit hij meer roem trok dan uit het Algemeen Beltuur zijner Orde. In een' zijner herderszangen, verfchijnt de heilige Maegd aen eenen Herder, hem bevelende zijn leven op den bergKarmel teverflijten, en belooft hem, na zijnen dood, optevoeren naer den hemel, alwaer hij allerlei foorten van vermaek, met de Dryaden en Amadryaden, zal genieten een wezenlijk Paradijs van Mohammed. Ik ben, enz. Mantua, den 6^'" van November, 1757. Driehonderd Zevenentwintigste Brief„ De Staet van Venetië. Verona is mijne eerde rustplaets na hen vertrek uit Mantua geweest; Verona, dat Zijnen oorfprong tot de hoogde aloudheid doet opklimmen, alle de omwentelingen der andere Italiaenfche deden beproefd heeft, de verblijfplaets der Gothifche en Lombardifche Koningen geweest is, federt aen verfcheiden Heeren heeft toebehoord, tegenwoordig een gedeelte van den Staet van Venetië uitmaekt, en verfcheiden beroemde mannen heeft zien geboren worden, een' Titus, een' Plinius, een' Cao tullus, een' Vitruvius, een' Cornelius Nepos,, en  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 219 en onder de hedendaegfchen, een' Scaliger, een' Fracastorius, een' Paulus Veronefius, een' kardinael Norris, een' Maffeï, alle lieden, welken gij ongetwijfeld kent, behaWe Fracastorius en Norris, wier namen u misfchien minder gemeen, zaem zijn. Men zegt, dat de eerfte Poëet, Filofoof en Arts, ter weereld kwam zonder mond, of dat zijne lippen derwijze verëenigd waren, dat men een fcheermes moest gebruiken, om ze van een te fcheiden. Ook zegt men dat de blikfem zijne moeder, die hem in hare armen hield, verpletterde , zonder dat hij 'er de minfte kwetzing van ontving. Men zegt eindelijk dat Paulus de IV de zich van hem, Arts en Starrenkijker geworden zijnde, bediende om de Vaders der Kerkvergaderinge uirTrente te doen vertrekken. Als Starrenkijker raedpleegde hij deftarren, en veinsde, als Arts, in dezelven gelezen te hebben dat deze ftad met de pest gedreigd wierd. De fchrik beving de Bisfchoppen, die, gelijk de Paus voor zien had, zich allen naar Bononië begaven. Een Latijnsch Dichtftuk, getiteld Syphilis, of de franfche Kwael, welke wij in Frankrijk de Napelfche Kwael noemen, heeft goede Schrijvers, der oudheid waerdig gefchenen. De ftad Verona, waer Fracaftorius aen eene beroerte overleed, heeft hem een ftandbeeld doen oprichten. Norris, na dat zijne Pelagiaenfche Historie aen het Geloofsonderzoek aengeklaegd, en op de lijst der verboden boeken in Spanje door den Oppergeloofsonderzoeker gefteld was , werd door den Paus tot Raedsman van het Geloofsof  ©2o De Nieuwe Reiziger. onderzoek zelfs aengefteld, en wist zich, van den nederigen ftaet der Kluizenaren van St. Augustinus, tot de waerdigheid van Kardinael te verheffen. De Jezuiten befchuldigden hem van Janfenifterij', en plaetften hem in hunne boekzael bij de fchrijveren van dien aenhang. Deze haet bragt geen' eenigen hinderpael bij aen 's mans verheffing; en ijdere nieuwe vervolging werd door nieuwe eerbewijzingen vergoed. De Maetfchappij vervolgde hem tot aen de andere zijde van het graf; maer zijne werken hebben zelfs verdeedigers gevonden indenperfoonderPaufen. Benediktus de XIV de veroordeelde de berisping van den Oppergeloofsonderzoeker; en zijn Opvolger Rezzonico bevestigde deze veroordeeling. Geen Schrijver heeft zijn' vaderland' meer eer aengedaen, dan de doorluchtige en verftandige Maffeï. Eene voorftelling, de Jufferen toegewijd , en openbaerlijk in de hoogefchool' ftaende gehouden, over het teederfle in de liefde, was het begin zijner letterkundige beroemdheid, en verwierf hem de achting van den beminnelijkften en befchaefdften man van zijnen Iandaert. Geene foort van geleerdheid was hem vreemd; en hij fchreef over allerlei ftoffen. Hij wilde het Tooneel der alöuden weder verlevendigen, en bragt deszelfs edele eenvouwigheid in zijn treurfpel Méropé: gij weet dat de heer de Voltaire hem een gedeelte der fchoonheden, die in het zijne uitblinken, verfchuldigd is. Maffeï heeft in de meeste landen van Europa gereist; en te Verona wedergekeerd, vond hij zijn borstbeeld op eenei der  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. S2i der poorten van de Akademie, met dit nadrukkelijke opfchrift: aen den nog in leven zijnde Marquis Scipio Maffeï. Overladen van alle letterkundige eerbewijzen, betreurd van zijne medeburgeren , beweend van alle geleerden, en in eerbied in zijn vaderland, overleed Maffeï aldaef in het jaer 1755, in den ouderdom van tagchtig jaren. In de vijftiende eeuwe, had Ifota van Nogarola betrekking tot alle de geleerden, die ver* wonderd ftonden over de uitgeftrektheid harer kundigheden, terwijl zij hen bekoorde door hare manier om dezelven voorteftellen. Men heeft van haer nog eene vernuftige Samenfpraek tusfchen Adam en Eva, over deze vraeg: wie het meeste in het aerdfche Paradijs gezondigd heeft ? Gij begrijpt wel dat de Vrouw de minstfchuldïge moet zijn. Verona is niet bevolkt naermate van zijne uitgeftrektheid , en bevat Hechts vijftig duizend Inwoonders. De Adigo verdeelt de ftad in twee deelen, die gemeenfchap met eikanderen hebben door drie bruggen. De aenmerkelijkfte is mee drie bogen, waervan de voornaemfte eene opening van honderd en veertig voeten heeft. Deze ftad vertoont een gedenkftuk, dat zij alleen aen zich zelve verfchuldigd is,- het is een Schouwburg, dien zij liet bouwen toen zij nog flechts een kleen Gemeenebest was. Hij word betet onderhouden, dan de meeste diergelijke gedichten, en de openbare penningen worden daer 10e befteed. De kelder?, waerin men de beesten  222 Dë NlEUWÈ RÈiZi geil ten voor de gevechten hield, de geftoelten, de trappen en gallerijen zijn 'er in goeden ftand. Hij is van eene eironde gedaen te, en kan gemakkelijk twintig duizend aenfchouwers bevatten. Hij dient hog tot het geven van feesten, fchouwfpelen, mommerijen, gevechten van dieren en vuurwerken. Deszelfs gezigt is innemende, en verfchilt weinig van dat van Nimes. De gebouwen , die, na den Schouwburg , de meeste oplettendheid verdienen zijn de Paleizen van den Aertsbisfchop en den Stadvoogd, het Stadhuis, het openbare Tooneel, de Kerken, het Kasteel St; Peter, en eene Triumfboog of Poort, die voor één van de fchoonfte ftukken der bouwkunde van de zestiende eeuwe gehouden word. Men beklaegt zich dat zulk een fchoon Werk onvolmaekt gebleven is: indien het lijstwerk voltooid en verfierd ware, zou dit gedenkftuk alles , wat de aloudheid edelst in deze foort had, overtroffen hebben. Deze ftad, die de kunften, letteren en vermaken bemint, heeft in een' zelfden omtrek hec tooneel der Opera, een Kunstvertrek van edele gefteente, eene Akademiezael, en eene andere voor den dagelijkfchen omgang, alles onderden naem van Philarmonifche Akademie, bij één verzameld. Eene meenigte van paleizen, de meeste van marmer gebouwd, en door den adeldom des lands bewoond, brengen insgelijks veel tot hare verfiering toe. De kunstvertrekken van fchilderijen zijn'er talrijk ; en het is niec noodig u te zeggen, dat 'er die van Paulus Veronefius geenszins  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 223 zins van de minfte zijn. Deze groote fchilder heeft zijn vaderland niet vergeten; en zijn vaderland draegt roem . op deszelfs meesterftukken. Men ziet, op de wapenplaeïs, het fchoone marmeren ftandbeeld, dat het Gemeenebest van Venetië vertoont; en in de hoofdkerk het heerlijke praelgraf van den Paus Lucius den IIIde, dien zijn oproerig volk, wiens onregtvaerdigheid hij tegengong, genoodzaekt had uit Rome te vertrekken. Het Veld van Mars, dat buiten de muren is, is een uitgeftrekte grond, waerop men de krijgsbenden oeftent; en alle jaren wordt 'er eene groote kermis gehouden. De koophandel van deze ftad beftaet voornamelijk in zijde, koorn en olyven. De wijk van St. Thomas is bevolkt met twintig duizend arbeideren, die de handwerken doen bloeijen» De wanten van Verona, en de vellen, welken men'er bereidt, zijn in achting, en wordendoor geheel Italië verzonden. Een Podeflat of Landvoogd , twee Provéditors of Verzorgers, en een Stedehouder der Kooplieden en Edelen hebben de voorzitting in de ftadsregeringe. Het volk bemint het vermaek ,• en ten aenzien van de feesten en openbare vrolijkheden, neemt men 'er dezelfde gebruiken als te Venetië in acht. Mijn verblijf te Verona werd dikwerf afgebroken door kleene reizen, die mij overal, zonder dat ik de landen van het Gemeenebest verliet, de aengenaemfte vertooning opleverden* Ik fchepte vooral behagen in eene wandeling aen de boorden van den Guardia, wiens bekoorlijke  £24 Ee Nieuwe Reizïger. lijke oevers en helder water de voorbijgangers' noodigen om 'er zich optehouden. Het meir , tusfchen Verona en Brescia, is met dorpen, fraeije lusthuizen en welbebouwde tuinen omringd. De ftad Bresfe, of Brescia, verdient, in vele opzigten, dat men 'er een' korten uitflap doe. Zij is groot, fterk, wélbevolkt, en bevat verfcheiden merkwaerdige gebouwen, benevens een groot aental van fraeije fchilderftukken. De geleerde Quirini, een edele Venetiaen, die van monnik Kardinael wierd, heeft de hoofdkerk doen herbouwen, toen hij 'er Bisfchop was; en deszelfs bouwkunde kwam mij deftig voor. Men bewaert 'er een doorfchijnend kruis , 't welk het volk gelooft de Labarum of Krijgsvaen van Konftantijn te wezen. De wonderbare verfchijning van een kruis in de'lueht, 't welk men zegt de nederlaeg van Maxentius voorafgegaen te zijn, is één der beroemfte gevallen in de Kerkelijke Historie, en één der gewigtigfte voor den Godsdienst. Dit wonder, doorEufebiusbevestigd, fchijnt geene tegenfprekers gevonden te hebben , voordat Jakob Godefroi, een Magiftraetsperfoon van Geneve, een groot Rcgtsgeleerde en bekwaem Beoordeelaer, in het hoofd kreeg het zelve te wederleggen. Zijn voorbeeld werd welrasch gevolgd van eene meenigte van andere geleerden, onder anderen van Oifel, Basnage en Chauftèpié, wier voetfpoor de heer de Voltaire ook gevolgd heeft; maer zijne berisping, altoos ligtvaerdig en beuzelachtig, houdt niets nieuws» niets  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 525 niets wezenlijks, niets behagelijks in. Chauffepié, fchrijver van het Bijvoegfel op het Woordenboek van Bayle, fchijnt zekerlijk hec voorval van dit gezigc mee hec meesce voordeel be» ftreden te hebben. Dit middelbare gevoelen wil, zonder de waerheid van het verhael van Eufebius en andere kerkelijke Schrijversin twijfel te trekken, dat de verfchijning van een helder kruis, dat voor de overwinning van Konflantijh op Maxentius ging, flechtseen natuurlijk verfchijnfel, eene bijzon of luchtverheveling was, 'twelk de onwetendheid, waerin men coen omtrent de Harren- en natuurkunde was, voor een wonderwerk deed aenzien. Zij, die de wettigheid van dit wonder ftaende houden, brengen tot hun voordeel bij de halfverheven beelden, ftaudbeelden, triumfbogen, opfchriften, gedenkpenningen, en plegtigefeesten , door de Griekfche Kerk ingefteld, om de gedachtenis van deze gebeurcenisfe te bewaren. Insgelijks brengen zij tot bewijs bij het beftaen van een krijgsvendel, 'twelk door alle Historiefchrijvers bevestigd wordt, en waerin Konftancijn, die deszelfs vorm had aengewezen, het wonderbare teeken, door hem in de lucht' gezien, met goud en gefteente had doen aentoonen, Aen dezen vermaerden ftandaerd, op alle de gedenkpenningen afgebeeld, en Labarum geheten, zonder dat men den oorfprong van dit woord weet, was de overwinning verknocht. St. Gregorius van Naziancene verweet den keizer Juliaen, dat hij het gebruik van denzelven in de Romeinfche . XXV. Deel-, P hei-  az6 De Nieuwe Reiziger. heiren te dragen had willen vernietigen. Eufebius zegt dat deze ftandaerd, overal waer hij verfcheen$ de vijanden op de vlugt dreef, en de wankelende krijgsbenden herllelden. Vijftig mannen, uit de lijfwachten van den Vorst gekoren, waren gefchikt om voor dit vendel te zorgen, endroegen het, beurt om beurt, in de gevechten. Men wil dat een van hun, verfchrikt zijnde, hetzelve in de handen van een' anderen ftelde, om met meer vrijheid te kunnen vluchten, en llraks met een' doodelijken fchicht getroffen wierd ; terwijl men 'er verfcheiden fchoot op den geenen, die 'er zich mede belast had, zonder dat hem een eenige kwetfte, fchoon zij allen het hout van den ftandaerd raekten. Eenige Historiefchrijvers, die in de elfde eeuw' fchreven, zeggen dat men dit wonderbare vendel, in hunnen tijd, nog in het paleis van Konftantinopolen toonde. De Inwoonders van Brescia komen luttel overeen omtrent de manier, waerop zij het ontvangen hebben. Het paleis, waerin men het gerigt bedient, is een groot gefticht, door de bouwkunde verfierd. Het werd begonnen op de puinhoopen van eenen tempel, aen Vulkanus toegewijd; en het grootfte gedeelteis van Palladio. Ter zijde van het Bisfchoppelijke paleis is de openbare boekzael, gefticht, en verrijkt door den Kardinael Quirini. De Kerk van Ste Agatha bevat geachte ftandbeelden j en in die van Ste Afra, roemt men de Marteling dezer Heilige, een der meesterftukken van Paulus Veronefius. In de ftad zijn ook nog  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 227 nog eenige overblijffels der aloudheid, dieflecht bewaerd zijn. Toen zij Zich aen de Venetianen Overgaf, heeft zij verfcheiden voorregten aen zich behouden, waer van het voornaemfte is, dat geen vreemdeling, en zelfs geen onderdaen van het Gemeenebest $ eenige landerijen in het land kan verkrijgen; waer door zij een geruft genot van hare bezittingen heeft. De groote koophandel in wapenen, die in dit gewest gedreven Wordt, heeft gelegenheid tot dit fpreekwoord gegeven t „ dat alle die van Brescia geen' bloodaerc „ zullen wapenen". In het midden der gedurige oorlogen, welken Lodewijk de XIlae. in Italië had te verduren, befloten de Venetianen, vijanden van zijn vermogen geworden, hem de ftad Brescia, eene zijner gewigtigfte verooveringen, te ontnemen; terwijl de Hertog van Nemours met eenen krijgstogt op Bononië bezig was. Het misnoegen van verfcheiden Inwoonderen begunftigde derzelver inzigten; en de Provéditor Gritci kreeg bevel om zich van deze plaets' meester te maken. Zijn aenval was ingericht naer eene der ftadspoorten» werwaerds deStadvoogd zich begaf, om hem te rug te drijven; maer terwijl hij de fchoonfte bewijzen van dapperheid gaf, werden de Venetiaenfche foldaten * van de burgers onderfteund, door de riolen ingelaten. Hij zich verrraden ziende, floegd warsch door de vijanden, floot zich op in het kasteel, en verwittigde den Hertog van Netflours, dat hij welrasch overrompeld zoude worden» indien men hem geene hulp toebragt. DÊ p 2 Her-  De Nieuwe Reizigëh.. Hertog vertrok met fpoed, aen het hoofd vari . twaelf duizend mannen; en om dezelven aentemoedigen, beloofde hij hun de plundering der ftad. Gritti had zijne maetregels genomen, om zich door goede verfterkingen te verdeedigen. Het gevecht was hevig en hardnekkig; Baijard, die 'er zich in bevond, werd zoo zwaer gek west, dat men hem dood achtte; en dit verlies boezemde den foldaten een' nieuwen moed in. „ Mijne Kinders, zeide Nemours tot hen, laten wij den braven Ridder wreken; en oogenblikkelijk fprong hij onder de eerften op de verfterkingen. Alles, wat menaentrof, werdnedergefabeld; en de vluchtenden werden zoo fterk vervolgd, dat 'er meer dan zesduizend het leven verloren. De plundering beliep negen millioenen; en niets bleef daer van bevrijd dan het huis, waerin men den Ridder Baijard gebragc had. Zijne waerdin, die hem met eene bijzondere zorgvuldigheid hehandeld had, bood hem, op den dag van zijn vertrek, een kleen koffertje aen, waerin twee duizend en vijfhonderd dukaten waren. De Ridder wilde die in het begin weigeren; maer op de aenhouding dezer vrouwe, verzocht hij haer hare twee dochters te doen komen, en gaf aen ijder van dezelven duizend dukaten , om haer huwelijk te bevorderen. Het overige werd gefchikt voor de kloosteren, die het meeste in de plundering geleden hadden. Gij ziet dat onze alöude en brave Ridders niet minder beleefd dan dapper waren. Een©  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 2.19 Eene groote jaermarkt, die in demaend Augustus te Bergama, aen de Adda gehouden wordt, zou alleen bekwaem zijn om 'er een Reiziger lang optehouden. Het gebouw, waerin de kooplieden vergaderen, is pas gefticht, en bevat zes. honderd winkels, voor welken eene groote plaets ligt. Schoon deze ftad, wier tael hard en barsch is, Arlequins aen geheel Italië levert, heeft zij geene fchouwfpelen dan ten tijde van deze jaermarkt. De geest en behendigheid harer Inwoonderen hebben Bergama de vernuftige doen noemen. Zij zijn uitvinders van de tapijtwerken van denzelfden naem als men te Rouan maakt, en waermede de juffers van Parijs , die zich beginnen te kameren, hare woningen ftofféren. De Jezuit Maffée, door zijne Historie der Indiën bekend, en de Monnik Calepinus, niet minder bekend door zijn onmetelijk Woordenboek , zijn te Bergama geboren. Men zegt dat de eerfte zulk een groote drift voor het fchoone Latijn had, dat hij vreesde zijn' fmaek door hec lezen van het getijdeboek te bederven, om welke reden hem de Paus vergunde het in het Grieks optezeggen. De tweede kan aengemerkt worde als den Aertsvadcr van de Opftelleren der Woordenboeken, die vervolgens tot zulk eene groote nakomelingfchap zijn aengegroeid. De weg van Verona naer Vicencji:, van Vicen^a naer Padua, van Padua naer Venetië is' afgeperkt door zeven of agt posthuizen. Wanneer men de tweede dezer fteden nadert, befpeurr men, niet alleen door de plantaedjen harer moerP 3 be*  230 De Nieuwe Reiziger. beziënboomen, maer ook door de gebouwen,,, gefchikt om de eerfte bereidingen aen de zijde te geven, dat deze koopmanfchap de voornaemfte ftoife van haren handel is. De waterwerktuigen, om ze te fpinnen en twijnen , zijn een voorwerp van nieuwsgierigheid: Vier duizend klosfen draeijen te gelijk om, en worden dooreen enkel rad bewogen. Twee mannen zijn genoeg om het werk te bellieren, Dit land is zoovruchtbaeri aengenaeuf en overvloedig in wild, dat men het de' Slagtbank en den Tuin van Venetië noemt. Vicenca, eene groote en fraeije ftad, met mcenigvuldige paleizen, fchoone kerken en verfcheiden pleinen verfierd, en met omtrent dertig duizend zielen bevolkt, ligt in eene vlakte , tusfchen twee bergen, bij de famenvloeijing van twee rivieren. Het is het vaderland van den beroemden Palladio, die het zelve de eerfte poogingen zijner begacfdheid heeft toegewijd. De meeste paleizen, welken men met verwonderinge befchouwt, eenigen voltooid, anderen alleenlijk begonnen , zijn de vruchten van het vernuft dezes voortrcffelijken kunftenaers. Het meestvolt'ooide ftuk is zijne fchouwplacts, in naervolging der alöuden , die tot een voorbeeld aen den fchouwburg van Parma gediend heeft. Het tooneel vertoont'er, in denzelfden pmtrek, de verfchillende oorden, waer een zelfde bedrijf kan voorvallen; lijnregte rijen van huizen op vijf ftraten, die op eene zelfde ftreek tiitloopen; een tempel, een paleis, een voorpoortael en een fpreekvenrek \ 't geen den Dichter  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 231 ter meer gemak baert om de eenheid der plaetfe te bewaren, en den Tooneelfpeleren gelegenheid geeft tot het bevorderen van de bcguichelinge, zoo noodzakelijk voor de tooneelftukken. Wat deAenfchouwers betreft, zij zitten op zes rijen van geftoelten, als een' halven kring verheven, en bekroond met eene baluisterbalie, waerop dertig ftandbeclden een fprekend fieraed voorde oogen en het verftand vertoonen. Op alle oorden kan men met het grootfte gemak zien én hooren. Op deze wijs, Mevrouw, moesten de tooneelen van Parijs ingericht zijn; en indien gij mij de onkosten tegenwerpt, zal ik antwoorden dat het tooneel van Vicenca gebouwd is op kosten eener Maetfchappije van Kunstbeminnaren, in eene ftad, die in rijkdom, uitgeftrektheid en volkrijkheid voor onze groote fteden van Frankrijk inoet wijken. Palladio overleed, zonder het genoegen te hebben van zijn fchouwtooneel te voltooijen: anderen zeggen dat hij het vermaak had van 'er den Edipus van Sofokles te zien fpelen, waerin men niets vergat van het geene de fchoone dagen van Griekenland konde herinneren. Men. vertoont 'er zelden tooneelfpelen; en deze prachtige zael, het meesrerftuk van vernuft en fmaek, dient alleen voor de dansgezelfchappen, ten tijde der vermaerde kermisfen, die 'er tweemael 's jaers gehouden worden. De andere merkwaerdige werken van dezen uitmuntenden kunftenaer zijn het openbare Paleis, waerin men het gerigt bedient, de Brug van St. Michiel, met een'eênigen boög, en bezet P 4 met'  '■z^% De Nieuwe Reiziger. mee eene marmeren baluisrerbalié, benevens meenigvuldige voortreffelijke Heerenhuizen, die de meeste huisgezinnen, die dezelven bewonen, arm gemaekt hebben. Ook zijn 'er velen onvolmaekt gebleven, en anderen, welken de kooplieden tot hunne magazijnen gebruiken. In de tuinen Pigatelli, befchouwt men de overblijffels van een fchouwtooneel, naer men meent gebouwd ten tijde van Oclavianus, en eenige merkteekens van het keizerlijke paleis, dat zich in de omliggende ftreken bevond. De Dominikanen bezitten het Standbeeld van ïfigenia, eene der fchoone oudheden, die'er te Vicenca zijn. Ten aenzien van de tafereelen, weet ik niets bijtebrengen dan de fchilderftukken van het oude Paleis, eene aenbidding der Wijzen in de kerk der heilige Kroone, dus genoemd naer eenen heiligen doorn, die haer van St. Lodewijk gegeven wierd j en op eenigen afftand van de ftad, in de kerk der Serviten, een Nachts mael van Paulus Véronefius. De buitenftreken verwonen nog grooter fchoonheden in de lusthuizen , waermede het veld verfierd is. De bijzonderheid zoude al te langwijlig, en de befchrijving aen te veel herhalingen onderworpen zijn. Een Natuurkenner dient zich te begeven naer. de fpelonk van Covoli, de mijnftoffelijke wateren van Récobaro, en de naburige heuvels en bergen , waer op men vele verfteeningen en fchulpen vindt. Het Veld van Mars, eeniglijk- tot de krijgsoefeningen gefchikt, ftrekt tegenwoordig tot eene wandelplaets, die haer ingang dooc ^enen prachtigen triomfboog heeft. INIen  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 233 Men wil dat Karei de Vde. alle de Inwoonders van Vicenca tot de waerdigheld van Graven verhief, en dat dit de reden is dat men 'er nog zoo veel armen adeldom ziet; maer ik zou moeite hebben u te zeggen waerom de Italianen hen als moordenaers befchouwen, gil Asfatfini dis Vicenza. Deze ftad wordt geregeerd door een' Opperbeftuurder, wiens verrichtingen Hechts zestien maenden duren. De Raed van Venetië zendt een' behoeftigen Edelen ter vervullinge van dit ampt, uit hoofde van een aenmerkelijk go fchenk in geld, 't welk de Stadvoogd ontvangt. Trisfinus, te Vicenca geboren in het jaer 1478, is de eerfte, federt de vernieuwing der Letteren , die een Heldendicht heeft opgefteld: deszelfs onderwerp is Italië van de Gothen verlost door Belifarius. Deze Schrijver heeft, van alle de Italiaenfche Poëten, Homerus meest naergevolgd. Hij heeft de edelfte vergelijkingen, de levendigfte afbeeldingen ontleend; en indien hij allé de groote hoedanigheden der Alöuden niet bezit, heeft hij nog minder de gebreken van de meeste Hedendaegfchen. Zijné Sofonisba is insgelijks het eerfte regelmatige treurfpel, dat na zoo vele eeuwen van barbaerschheid uitgekomen is. Mairét volgde het in eene naerbootfing, die langen tijd op ons tooneel gefpeeld is, maer ouder wordende eene nieuwe herftelling door de hand van den heer de Voltaire vorderde. Padua, de tweede ftad van den Venetiaenfchen Staet, wiens eerfte grondflagen zij zich beroemd gelegd te Rebben, acht zich ouder dan Rome, en beroept P 5 zich  234 De Nieuwe Reiziger. zich op de tijdrekening van Virgilius, die haren Grondltichter noemt. Dit was Antenor, broeder van Priamus, die, na de zeen' van Illijrie doorkruist te hebben, eene verblijfplaets in dit gewest flichtte, en 'er zijne Troijanen vestigde. Urbem Patavi, fedesque locavitTeticrorum. Rome is vrij jong, in vergelijking van eene ftad, die nog het grafgewelf van dezen alöuden Metgezel van Eneas toont. De ligging van Padua heeft eene bekoorlijke vertooning voor het gezigt, en de vruchtbaerheid van zijnen grond beantwoord aen de vermakelijkheid zijner ligginge. De ftad wordt befpoeld door de Brenta, wier opgeftopt water eene grafe vormt, wacrmede men gemakkelijk tot in de Adriatifche golf vaert; zijnde een vermakelijke fcheepstogt, waerin het oog betooverd wordt door de bebouwing van een bekoorlijk veld, en door de paleizen, die de graftbezoomen, meestallen werken van Palladio of van zijne Leerlingen. Men ziet nergens een beter bebouwd land, waer men aengenamergezigten heeft. Alle deze huizen, in het midden van uitllrekte omtrekken liggende, hebben hun gezigt over de rivier. Ik heb 'er flechts in een geweest: drie bouworden, in de fchoonfte evenredigheid, maken den voorgevel uit: men ziet 'er een voorpoortael, met kolommen verfierd, hoven met verwulfde gangen, groote vertrekken, gallerijen, fieraedjen, die'er mede overéénkomen , en fchoone tuinen. Men verzekert dat men, wanneer men ze allen befchouwt, geen twee vindt, die eikanderen gelijken»  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 235 ken, zonder dat een eenige ons minder fraei voorkomt. Het eerfte voorwerp van nieuwsgierigheid, wanneer men in de ftad treedt, is de kerk van den Heilig, die bij uitnemendheid den Heilig genoemd wordt, namelijk, St. Antonius van Padua, wiens grafgewelf zij bezit. De kapél, waer in zijne overblijffels rusten , is omringd met halfverheven beeldwerk van marmer, dat de voornaemfte bedrijven i*an 's mans leven aentoont. Men ontmoet hier nog het ridderlijke ftandbeeld vau een' Venetiaenfchen krijgsoverften, zeer flecht geplaetst voor een' tempel der Kordelieren. De kerk van Ste. Justina, van marmer gebouwd, en van eene luisterrijke pracht, heeft bijna dezelfde uitwerking als dié van St. Peter te Rome, te meer, wanneer men haer naeuwkeurig beziet; en zij is oneindigmael ruimers dan zij zich op het eerfte gezigt vertoont. Zij heeft zelfs, indien men het durft zeggen, eene verdienfte meer, dewijl zij zeer verlicht wordt, fchoon men, bij het intreden, geerie dervenftet ren, die haer het licht mededcelen , befchouwt. De fchilderij van Ste. Justina, aen het einde van het koor geplaetst, wordt voor eene der meesterftukken van Paulus Veronéfiusgehouden, Het klooster, dat aen de kerk paelt, is de wieg der Hervorminge van de Benediktijnen in Europa. Het vertoont, in zijne zes hoven, omringd met verwulfde gangen of kolomgebouwen , zoo veel pracht als fmaek. Men toont, met eene foort van eerbied, de kamer, waerin vader Ma- biUon  De Nieuwe Reiziger. billon huisvestte, in zijne reis in Italië. In 'c begin wilde hij de oefeningen van het klooster volgen, en alle de dienden, welken de monniken knielende in het midden van het koor zongen, bijwonen; maer, ziende dat zij bij den tweeden psalm niet gingen zitten, en vreezende het niet ten einde te kunnen uithouden, nam hij het befluit van te vertrekken. Dit huis, welks heerlijke boekzael men behoort te zien, worde beduurd door een' geedelijkenAbt, den rijkden van geheel Italië , indien hij, gelijk men zegt, twee honderd duizend livers in komen heeft. De Hoogefehool , waervan. men mij alle de bijzondere deelen, het kunstvertrek der Natuurlijke Historie, deOntleedkamer, den Kruidtuin, enz. liet befchouwen, ftelt hare dichting in het begin der dertiende eeuwe. Doorde achting voor hare Hoogleeraren beroemd geworden, liep men van alle kanten derwaerds, als tot de bron der wetenfehappen; en de Venetiaenfche Edelen vergenoegden zich niet met 'er hunne kinderste zenden ,• maer verfcheiden onder hen delden hunne eer in 'er de voornaemde leeraersftoelen te bekleeden. Men heeft'er bij de agt duizend Scholieren door de Regering befchermd gezien. Hec was als eene foort van bezettinge, die haer voor de getrouwheid der Inwoonderen inftond. Men telt 'er thans naeuwelijks zes honderd leerlingen, de meeste Venetianen; maer indien deze fchool haren luister verloren heeft, de ftad won ten minfte die gerustheid, welke men zich nimmer kan beloven van de geruchtmakende geaertheid van eeness  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. eenen hoop jonge lieden van alle landaerten, wien men al te veel vrijheid geeft. Hier uic ontftond de beruchte rooverij, die, onderden naem van Qui Vali, zoo lang de fchrik der Paduanen geweest is. Deze Scholieren, bij den aenvang van den nacht, met wapenen uitgaende, verborgen zich met benden achter de overdekte gallerijen; en wanneer zij eenige voorbijgangers hoorden, riepen zij: Qui Valil Eene andere bende riep op 't zelfde tijdftip: Qui Vala ? en zij vielen te gelijk op den ongelukkigen, die onder hunne Hagen fneuvelde. Men verzekert dat tegenwoordig deze fnoodheden zelden voorvallen; maer het QiiiVali is altoos een vreeslijk Woord, dat nog eene foort van fchrik inboezemt. Behalve een vrij groot getal van bijzondere Oeffenfcholen, is 'er eene voorname fchool, wief hoven, met een dubbel zuilgebouw verfierd, behangen zijn met Programmaes of Bekendmakingen, door de Scholieren aen de gedachtenis hunj ner Hoogleeraren toegewijd, met de gedachtwapenen der Meesteren en Leerlingen. De Venecianen gelooven dat de weg derwetenfchappen geopend moet wezen voor alle menfchen, van welken godsdienst zij ook zijn; en op dit grondbeginfel, vergunnen zij aen de Hoogefchool van Padua de doctorale muts te geven, zonderde belijdenis desgeloofs, door de Pauferj bevolen, aftevorderen. Dus beflaet het ligchaera hunner Doétoren uit Katholyken, Scheurmakeren, Ketteren, Joden enzel& Mohammedanen, ui?  2n8 DÊ Nieuwe Reiziger. indien hec deze laetfte behaegc de muts aentenëmen. Men wisc mij niet ce zeggen waerom deze Akademie in hare titels Academia del Bove genoemd wordt. Deze naem, belagchelijk in hare oogen geworden, heeft gelegenheid gegeven toe deze gelukkige zinfpreuk, ex Bove facJa Dea, woorden van Ovidius, in de herfcheppinge van Ifis. De Regtsgeleerde Boscager, die den heer d'Avaux in deszelfs gezantfehap naer Venetië, verzelde, is de uitvinder van deze vernuftige uitlegginge. De Akademie nam hem, uiterkentenisfe, onder hare Doctors aen, en liet de zinfpreuk, met zijnen naem', plaetfen in de zael zelve, waerin zij hare vergaderingen houdt. ■ De Hoogefchool heeft tot Opperoverhedert twee Venetiaenfche Edelen, die gehouden zijn kennis te nemen van alle de boeken, die inden Staet gedrukt worden, derzelver vertier ce gedoogen, en te beletten dat zij niet verkoft woi* den, eer de openbare boekzalen hunne afdruk-' fels ontvangen hebben. Uit de drukkerijen van Padua zijn eene meenigte uitgaven van boeken voortgekomen, niet min aenmerkelijk door de naeuwkeurige befchaving, dan door de keus van her papier en de fierlijkheid der letteren, drie zaken, die lang in Italië verzuimd wierden. Eene merkwaerdige bijzonderheid is, dac alle de werken, die 'er gedrukt worden, ik fpreek van de fchrijveren, die men in de fcholen gebruikt, als Catullus, Horatius, Martialus, enz. fchoon zij tot onderwijs der jeugd gefchikt zijn, zonder eenige veranderinge worden uitgegeven. Hierdoor  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 239 door is de geest der Italianen zoo vroegtijdig tot de vrijheden der Poëzije gefchikt, als hunne oogen tot dié der fchilderkunste; 't geen mogelijk derzelver uitwerking vermindert, en eene foort van ongevoeligheid voor de voorwerpen verwekt, welke wij nog verpligt zijn met eenen fluijer te bedekken. De hoofdkerk, ftaende in het midden der ftad, en gefticht voor het einde der dertiende eeuwe, vertoont een merkwaerdig gedenkftuk in de vereenigde borstbeelden van Benediktus denXIVden. en den Kardinael Rezzonico, deszelfs Opvolger, voorheen Bisfchop van Padua. De Kerkvoogd had de vernieuwing en uitbreiding van de voorregten zijner kerke, eene der rijkfte van Italië, van den Paus verkregen ; en de Kanonniken, die om hunnen rijkdom de Kardinalen van Lombardije genoemd worden, hebben hem dit gedenkftuk opgericht. In de heiligdoraskamer ziet men de afbeelding van Petrarcha, bij zijn leven gefchilderd, mee die mijmerende en zwaermoedige wezenstrekken, die zijne klinkdichten aendniden. Hij was Kanonnik van deze kerk', die zijnen boekfehaï geërft heeft. De Beminnaers der werken var» dezen Dichter zijn ten minfte een bezoek verfchuldigd aen zijne grafplaets in het dorp Arqua, dat Hechts eenige mijlen van deze ftad afligt. Padua, het vaderland Van Tkus Livius, was lang bezitter van den grooten Galileüs , ere deelt* met Bononië in de eer, van het heiligdom der wetenfehappen, en defchooIy waer zich de  s49 De Nieuwe Reiziger, beroemde mannen in allerlei kundigheden geöeffend hebben, in alle de tijden van Italië, géweest te zijn. Onder de befcherming van broeder Paolo, opende Galileüs, in de Hoogefchool van Padua, die luisterrijke loöpbaen, waerin hij op ijderen tred ontdekkingen deed , ontlastende de natuurkunde van de kluisteren, waerin zij federt de wederopkomst der letteren zuchtte. Èen gewaend alöud borstbeeld vanTitusLivius, dat in het paleis der ftad praelt $ is een gedenkteeken, luttel waerdig aen een' Historifchrijver, die zijn Vaderland zoo doorluchtig gemaekt heeft» . Ik heb alle kerken niet bezocht: hoe velen zou ik 'er gevonden hebben! Hoe vele fchilderijen heb ik gezien ! en hoe velen zal ik 'er nog befchouwen! Men vindt hier zelfs, in het kunstvertrek van eenen Burger, eene vèrftandige en zonderlinge verzameling, waerin de Historie der Schilderkunst', federt hare vernieuwing in Europa, om dus te fprekcn, ontwikkeld is. Zij begint met Griekfehe Tafereelen, door welken naertcvolgen de eerfte Schilders van Italië zich oeffenden. Zij vertoonen Madones of Lieve Vrouwen, flaefachcig afgeteekend, en lomp afgezet , gelijk die geenen, waermede onze landlieden hunne hutten, en onze werklieden hunne kamers of winkels verfieren. De begaefdheden ontwikkelen zich bij trappen. Men komt tot Rafaël van Giotto, en van Rafaël tot de Carraches, door eene reeks van Schilderen, wiens poogingen , meer of min gelukkig, deze fchoone kunst, indien niet verrijkt, ten minfte in Hand gehouden hebben. D@  Driehonderd Zevenentwintigste Brief. 24* De maendjuniisde tijd der godsdienftigheid, der vermaken , der verlustigingen en vari den bloeijendften koophandel dezer ftad, anders ft'il en zelfs trètirig iri het overige des jaers. Meri viert 'er het feest van den Heilig door een'kerkomgang, die alles , wat gij u luisterrijkst en veranderlijkst kunt verbeelden, Overtreft. Het geestelijke, het burgerlijke ëtt het krijgswezen heeft 'er deel aen; eene talrijke ruiterij fluit deö togt, die door eene bende van monniken begonnen wordt. Gij Vraegt wat men meer kan doen voor hetSakramentsfeest? Men antwoordt ü dat. die van den Heilig van vrij meer aengelegenheid is; het is de grootfte van alle de plegtigheden. Ook heeft men op eene tafel gefchreven, dat de geenen, die God niet verhoort, verhoord worden door St. Antonius. Exauditfanffus Antónius, gaos non exaudit Deus. De bedelaef s, die door de ftraten kruifen, verzoeken niet om de liefde van God, maer om de liefde van den Heilig. Men heeft ter zijner eere eene vermaerde kermis ingefteld; ert de tooneellisten, die de verfchillende fehouwfpe]en van Italië gehouden hebben, komen zich te Padua verwonen. Mommerijen, wandelingen, wedloopen van paerden, vertooningen , fpelen, kortom de ganfche ftad is in beweging. De vreemdelingen vloeijen derwaerds in' meenigte, nemen in alle deze feesten deel, en geven eene levendigheid aen den koophandel, die bijna geene plaets heeft dan gedurende de kermis. Deze val van den koophandel was oorzaek van het verval eener alöude en zonderlinge ge* XXV. Deel. Q woonee  24£ De Nieuwe Reiziger. woonte , waeraen hier de zoogenoemde (teen der verachtinge, Lapis Vituperii, dien men nog aen het ftadhuis ziet, was toegewijd. De fchuldenaers , die 'er met hun achcerfte naekt op gingen zitten, in tegenwoordigheid van het volk, en een' eed deden dat hun de waerde vart eene kroon niet overfchoot, waren oncflagen van hunne fchulden, en van alle vervolgingen verlost; Hieruit ontftond het Italiaenfche fpreekwoord, den Aers op den Steen zetten, om eene bankbreuk te kennen te geven. Deze grillige gewoonte had zoo vele zwarigheden, dat hec niet te verwonderen is dat men ze vernietigd heeft. Het gerigt wordt te Padua bediend door een' Venetiaenfchen Raedsheer van een' reeds gevorderden ouderdom, dien het Gemeenebest 'er zendt onder den naem van Podeftat. Hij heeft tot Bijzitter een' krijgsbevelhebber, die het opzigt over het oorlogsvolk en de wacht over de ftad waerneemt. Deze Regering, eene der aenmerkelijkfte van den Staet, wordt alleen vertrouwd aen een' Edelen van den eerften rang en eene incerfte voorzigtigheid, die den Adeldom volftrekt aen zich kan onderwerpen. Venetië, dat eertijds eenige reden had om de Paduanen te vreezen , doet dezelven in acht nemen , en houdt hen in de afhangelijkheid. Het paleis van den Podeftat is altoos open, voor alle perfonen, die hem in vrijheid kunnen fpreken, en vaerdig antwoord van hem ontvangen. Het gerigt wordt 'er, vooral ten aenzien van het volk,  DRIEHONDERD AgTÈNTWINTIGSTË BrIÈF. «43 volk, met de zorgvuldigfte haeuwkeurigheid bedient, Ik ben, enz. Padua, den i5rf<* van November, 1757» fchap hebben. Deze havens ftrekken om allen dienst te bevorderen, de waren overtebrengen, de koopmanfchappen te vervoeren, en de gondels aen alle huizen te doen aenleggen. Het volk alleen maekt gebruik van zijne beenen, en is genoodzaekt een'grooten omtrek te nemen, om gangpaden te vinden. Alle deze gondels Zijn gelijkvormig, en met zwart bedekt en behangen , om de pracht te vermijden, en geen eenig teeken van ongelijken ftaet aéntetoonen. Voor vier gulden daegs, laet men zich door twee roeijers varen, en evenaert! de eerfte lieden van het Gemeenebest. Dit zachte en gemakkelijke vaertuig, dat zoo meenigvuldig gebruikt wordt, is een kleen fchip q 3 van  ©4*5 De Nieuwe Reiziger. van vijfvoeten breed, en vijfentwintig voeten lang. Men is 'er bedekt in een vierkant kamertje, waervan de bovenfte hoeken rond zijn; en de zitplaets beneden, waer twee perfonen zich kunnen nederzetten, beftaet uit kusfens van zwart turkschleder. De deur, de twee zijden en het achterfte gedeelte zijn bezet met fpiegelglazen, welken men kan wegnemen als men het begeert; en men behangt dezelven met floerfchc gordijnen, door welken men niet kan gezien worden. Tot de inhaling der Ambasfadeuren heeft men prachtiger gondels. Dezelve zijn verguld, met beeldhouwerije verfierd, met groote fpiegelen bezet, en met kostbare ftoffen omhangen. Een naeuw kamifool op zijn' matroos, een groote broek, en eene ronde muts van eene ftoffe naer het jaergetijde, maken de kleeding der gondelieren uit. Het enkele huisgezin van den Doge of Hertog heeft regt om hun zijne levrei te laten dragen. Deze welgevormde, fterke en gefchikte foort van lieden heeft eene ongemeene vlugheid, eene onverwrikbare getrouwheid. Zij ftevenen voprbij eikanderen met eene fnelheid, die de vreemdelingen, aen deze handeling ongewoon, verwondert. Zij ftreven in de naeuwfte havens, en behandelen de riemen met zoo veel bekwaemheid, dat zij zich, in de grootfte bewegingen, des nachts zoo wel als des daegs, uit de grootfte hinderpalen kunnen redden. Zij oeffenen het gerigt onder eikanderen; en men wil dat een gondelier, die zich aen eenig fchelmftukfchuldig gemaekt had, oogenblikkelijk door zijne  Driehonderd Agtentwinticste Brief. '247 zijne makkers zoude verdronken worden. Bovendien bezitten zij eene groote vrolijkheid, zelfs in de grootfle vermoeidheden, en benevens dezelve eene onkreukbare befcheidenheid. Een gedeelte van hun leven bijna een' bijzonderen omgang hebbende met den Adeldom, de braeffle Burgeren, en deaenzienlijke Vreemdelingen, die dagelijksch in deze rtad komen , verlevendigen zij dikwerf het gefprek door boertcrijen. Dewijl men Venetië niet kan naderen dan te water, zijn zij vcrpligt eenen aengeftelden Amptenaer rekenfchap te geven van de perfonen, welken zij hebben aengevoerd, van de plaets, waer zij dezelven gcbragt hebben, en de verdachte gefprekken, die hun ter ooren gekomen zijn. De rijke Burgers, de Venetiaenfche Edelen hebben gondeliers in hunnen dienst, en geven hun jaerwedden. Bedienaers of vertrouwden van de vermaken hunner Heeren, en fomtijds verfpieders der Regeringe, gelooft ijder van hun in de geheimen van den Staet te zijn. Zij fchijnen echter niet trotfcher bij hunne medebroeders, die, aen geeneenig huis verknocht, zich den dienst van het algemeen hebben toegewijd' Zij befchouwen hen als hunne broeders, zijnde de gemeenzame naem , en de uitdrukking, waer mede zij eikanderen begroeten, en hun gewoon geroep, wanneer zij onder het bereik zijn om eikanderen te fpreken. Men hoort ze van alle kanten herhalen in de verhinderingen, die de gevallige toevloed van verfcheiden gondels veroorzaekt, Men hoort hen met hec volk, dat op Q 4 *«  $48 De Nieuwe Reiziger. de kaeijen wandelt, beurtelingfche gezangen opheffen , beftaende niet in de ellendige deunen, die het graeuw van Parijs op de Nieuwe Brug lokken, maet uit de fchoone veerzen van Ariosto en Tasfo. Men vindt 'er zelfs, die de poëzij aenkweeken; waervan tot getuigen ftrekt de zeeman, die de hiftorie van Venetië in dichtmaet gefield heeft, welken men insgelijks in de gondels opzingc , en waervan ik de voornaemfte veerzen zal bijbrengen. ,, Deze ftad, zoo beroemd door hare alöud„ heid, hare ligging en den koophandel, dien „ zij boven anderen oeffende, als door de flaet„ kunde harer Regeringe, hare verooveringen, „ en de vrijheid, die zij meer dan twaelf eeu„ wen bezit, heeft, gelijk alle de andere Sta„ ten, zwakke beginfels gehad; maer zij is, „ om dus te fpreken, de eenigfle, die op ee„ nen befchaefden oorfprong kan roemen in tij„ den, toen de meeste volken, die thans de „ weereld beheerfchen, nog in den wanfehapen „ bajerd der barbaerschheid bedolven waren. „ Niemand is onbewust dat zij hare geboor„ te verfchuldigd is aen den fchrik voor den „ naem van Attila, en der barbaerfche Konin„ gen, die, omtrent het einde der vierde eeu„ we, op Italië Hortten, en van dit fchoone „ gedeelte van Europa het tooneel van afgrijfe„ lijkheid en moord maekten. „ Eenige inwoonders van Venetië, tusfehen ?, de Adriatifche Golf en de Alpen, poogden ^, de flavernij en den dood te ontwijken, en vlugc- » ten  Driehonderd Agtentvvintigste Brief. 249 „ ten in de kleene eilanden van deze zee, af5, gefcheiden van het overige der weereld', al„ leen van den visvangst levende, en geene an„ dere goederen hebbende , dan de vrijheid, „ de gelijkheid van ftaet en den vrede. Eenj„ ge huizen, in haest opgebouwd, vertoonden „ in hec begin alleen het fchouwfpel eener ver„ zamelinge van verfcheiden hutten; en uit de„ ze vereenigde eilanden, uic deze hutten, in „ paleizen verkeerd, kwam de groote en zon„ derlinge ftad Venetië, door opvolging van „ tijd, te voorfchijn. „ Men befchouwt hier geene dier Mogendhe„ den, op de overweldiging en den opftand „ gegrondvest, geboren en opgekweekt in het „ bloed, en van wie alle de regten tot hec ha„ celijke regc van den fterkften opklimmen. In„ dien die Gemeenebest geboren is in de on„ rusc der oorlogen, het gefchiedde alleen om „ hec verblijf des vredes re worden. „ Deze Eilanders , bedacht om eene rege„ ringsvorm, die hunne rust verzekerde, opterichten, verkozen zich Opperhoofden, die, „ onder den naem van Gemeensmannen, de be„ fturing over het gerigt hadden, maer verpligt „ waren rekenfehap van hun gedrag te geven. „ De magt, welke deze Overheden misbruik„ ten, ging vervolgens in de handen van een' „ eenigen man over, die, onder den naem van „ Hertog, waeruit die van Doge gefproten is, „ de regering oeffenden met eene magt', wei4, nig van die der Koningen verfchillende. Het 9. 5 » veii  s5o De Nieuwe Reiziger. „ volk opende de oogen; en dit kostte bet le,, ven aen vijf of zes Doges, die hun gezag te „ ver wilden uitftrekken. „ De eerfte Venetianen, om zich tegen de Go„ then, Franken, Lombarden en Germanen, „ overwinnaers van Italië, te verdeedigen, zoch„ ten de befcherming der Keizeren van Kon„ ftantinopelen ; en ondanks deze onderfteu„ ning, werden zij nog verpligt eene fchatting „ aen eenige vreemde Vorften te betalen maer „ hunne onafhangelijkheid is eindelijk erkend „ van alle de Mogendheden des aerdrijks. „ Venetië wierp toen de eerfte grondflagen „ van hare grootheid, en maekte zich beroemd „ door duizend overwinningen, op dePizaners, „ Paduaners, Genuezen , Hongaren, Norman„ nen , Grieken en Sarafijnen behaeld. De „ heerfchappij der Adriatifche zee, de veroove„ ring van Dalmatië, en vooral de uitbreiding van den koophandel, het voorname oogmerk „ der Venetiaenfche ftaetkunde, zijn de vruch,, ten van de dapperheid dezes volks. Welrasch „ bragten de Kruisvaerten, die het overige van „ Europa ontvolkten en verarmden, onmetelij„ ke fchatten in den boezem van het Gemee! s, nebest. „ Het was geen barbaerfche en geestdrijven„ de ijver, die de Venetianen deel deed nemen „ in deze buitenfporige ondernemingen ; het, „ belang alleen haelde hen over , om hunne •„ vloten te gebruiken, ten voordeele van het -* gewapende Europa tegens Azia. Zij verkof- „ ten  Driehonderd Agtentwintigste Brief. 251 „ ten aen de andere Kruisvaerders den doortogt ,, en de levensmiddelen, en verkregen in deze „ oorlogen eene beroemdheid, die alleen door „ de Genuezen, hunne mededingers, wordt op„ gewogen. ,, De vierde Kruisvaert is vooral het tïjdftip van hunne grootheid en hun vermogen. Zij „ munten in dapperheid uit tegen de Grieken, „ verwoesten met de Franfchen het Keizerrijk „ van Konflantinopelen , en verdeelden den „ buit. De Doge Henrik Dandole, blind en „ negentig jaren oud, is het voornaemfte Op„ perhoofd dezer groote onderneming; en bij „ den roem van het Keizerijk van Konftantino,, pelen overwonnen te hebben, voegt hij de „ eer van het zelve te weigeren. „ Een diergelijke aenwas van vérmogen prik„ kelt den naerijver der Genuezen aen; deze ,, twee volken vertoonen aen de IVliddellandfche zee het zelfde fchouwfpel, dat haer eertijds „ Rome en Karthago gaven. „ Een bekoorlijk feest, dat Trévifo aen alle „ de naburige fteden doet aenkondigen, wordt „ oorzaek van een oorlog tusfehen de inwoon„ ders van Venetië en Padua,* het was de bele„ gering van een kasteel der liefde. „ Een prachtig paleis, op het plein opge„ richt, van eene ligte bouwkunde, en met de „ fchoonfte minverfierfelen bedekt, moest door „ de fraeifte dochters verdeedigd worden; en „ de jongelingen der omliggende (treken wier„ den genoodigd om het te komen aentasten. n Z 'll  »52 De Nieuwe Reiziger. „ Zij komen inderdaad van alle de fteden, en „ voornamelijk van Venetië en Padua, welken „ men in verfcheiden ridderbenden verdeelt. De „ jonge en beminnelijke heldinnen , die den „ luister der fchoonheid met de kunst' der op„ tooijinge wisten te paren , en boven op het kas- teel geplaetst waren, zijnde met fchilden van „ gevlochten bloemen gewapend, ftredenalleen „ met leliën, oranjeappelen en rozen ; en hun„ ne jonge aenvallers gebruikten dezelfde wa„ pens. Een welklinkend fpeelgeluid is het „ teeken van den aenval; en de lucht wordt „ aenftonds verduisterd door de bloemen, die „ zich aen alle kanten verfpreiden. De Vene„ tiaenfche ridderbende wil de deuren van het „ paleis nedervellen; de Paduaenfche ridderben* „ de ftelt 'er zich tegen. De twist wordt he„ vig; de Paduaners vertreden den Venetiaen„ fchen ftandaerd met voeten; deze, over de„ zen hoon gramftorig, nemen den degen in „ de hand. De ontftelde Overheden doen het „ fchouwfpel eindigen. Deze gebeurtenis wekt „ de alöude bitterheid dezer twee volken we* „ der op, en wordt gevolgd door een oorlog, „ dat niet voordeelig voor de inwoonders van „ Padua is. (*) „ Venetië, dikwerf voor de blikfemen van „ het Vatikaen blootgefteld, heeft dezelven aU „ toos ( * ) Favart heeft ons, in de boertige Opera der Be-* legermgevau Cytheré, het minnefeest der inwoonderen yan Trevifo gefchetst.  Driehonderd Agtentwintigste Brief. 253 n toos wederftaen met eene onverwrikbare ftandvastigheid, die alleen in eene gelegenheid be„ zweken is. Het Gemeenebest had zich ge„ voegd bij het huis van Este tegen de Fer„ rarézen. Clemens deV*5, die dezè laetfte „ befchermde, lloeg den Doge en den Raed „ met den kerkban, en {telden den ganfchen „ Staet onder verbod van godsdienstoefening.De Bulle verbood allen omgang met de Venetianen, verklaerde hunne goederen verbeurd „ en hen zelfs eerloos, en zette alle de Amp„ tenaers van 't Gemeenebest af. Éindelijk be„ val de woedende Paus aen de Koningen vari „ Frankrijk, Spanje, Engeland, en aen alle de „ Oppervorften, zich van hunne perfonen mees„ ter te maken. Kunt gij het gelooven ? Deze „ barbaerfche bevelen werden uitgevoerd. Men „ viel op de Venetianen aen , bragt 'er ver„ fcheiden van om, lelde de andere de flavernij „ op, en befchouwde alle de köopmanfchap„ pen, die dezen Staet toebehoorden, als een ,, goeden buit. „ Venetië, onder het gewigt van dezevervolr> ghig' bezweken, zond vaerdig een gezant„ fchap af, om vergiffenis van den Heiligen» „ Vader te verzoeken, en Franciskus Dodolo> „ ftelt zich aen het hoofd der Afgevaerdigden, „ wien Clemens zelfs weigert gehoor te verlee>, nen. Dees Staetsdienaer, beftoten hebbend^ „ te fneuvelen, of den noodlottigen kerkbart „ te doen herroepen, dringt in het paleis, ter;, wijl de Pius aen tafel zit, werpt zich , met ti de  254 De Nieuwe Reiziger, „ de koord om den hals, aen deszelfs voeten, „ en betuigt dat hij in deze vernederende geftalte „ zal blijven, tot dat hij de vergiffenis van zijn „ vaderland verworven heeft. De barbaerfche „ hovelingen van den Paus fchamen zich niet „ om met dezen edclmoedigen burger te fchert„ fen, en vergelijken hem bij eenen hond, die „ de kruimkens , vah de tafel zijns meesters ^ vallende, kwam oprapen. Clemens heeft dè „ wreedheid van hem aen deze beledigingen „ bloot te laten, en zich te verheugen over de „ nederige eerbied van den doorluchtigften en deugdzaemften der Venetianen. De Paus wil vervolgens het Gemeenebest wel van den ban „ ontheffen; en de Verlosfer Van Venetië ftelt ,, eene eer in den naem van Hond te behouden, ,, om eene gebeurtenis, die hem eindelijk tot de jjj waerdigheid van Doge verheft, te vereeuwigen. „ De volgende eeuw is berucht door het ver„ raed der Carrares, vader en zoons, Opper-1 4, heeren van Padua, en hunne regtmatige ftraf, ,, voor hunne famenzweringe tegen de Opper„ hoofden van het Gemeenebest. Bij de over„ gaef dezer ftad, zijn zij de eenigfte, welke de „ Venetianen gevangen houden; men maekt hun regtsgeding op; zij worden tot den doodver-< ,', oordeeld, en in de gevangenisfe omgebragt. „ Men maekt een' aenvang met den vader, die, „ zich alleen met zijnen biegtvader ziende, op den zeiven aenvalt, en hem wil dooden, in hope van „ met deszelfs kleederen te kunnen ontvlugten. '' Debiegtvader verdeedigt zich; de fcherprcgters „ loo-*  Driehonderd Agtentwintigste Brief. 2^5 ,, loopen op het gerucht toe; Carrare neemt ,, een' ftoel op, en vecht als een wanhopende. ,, De beulen werpen hem ter aerde, en dooden „ hem. De oudfte zijner zonen begeert niet te „ biegten; hij worftelt tegens zijne beulen, en „ fneuvelt gelijk zijn vader. Een tweede zöon „ biegt, gebruikt het nachtmael, en ftrekt zij,, nen hals aen den fcherpregter uit. Het Ge„ meenebest kondigt des anderendaegs aen dat „ zij fchielijk geflorven zijn, en voegt het ge„ bied van Padua, Verona en Vicentia bij alle ,, zijne andere bezittingen. „ Dezelfde eeuw vertoont ons de roemrijke „ historie der daden van Carlo -Zeno , zijne „ wonden, zijnen moed, zijne edelhartigheid, „ zijne ziekten, zijnen dood, en de eerbewij„ zingen, welken men zijner gedachtenisfe toe„ wijdt. Dees dappere Venetiaen komt weder „ uit het Oosten, waer hij een van deszelfs „ Vorften op den troon gefield heeft, en ont„ moet een Genuees fchip, met rijkdommen „ beladen, 't welk hij aenvalt. In het gevecht wordt hem den voet met een' fchicht door„ boordhij rukt denzelven uit, verbindt zijne „ wonde fchielijk, en vervolgt met zijne beve-„ len te geven. Op het zelfde tijdftip, wordt „ hem door een' anderen fchicht een oog ont- rukt; hij droogt de wonde af, en geeft we„ der zijne bevelen als te voren. Men zendt „ hem af om de belegering van Marano ce on„ dernemen ; na verfcheiden poogingen , vindt „ hij het zelve ondoenlijk, en verlaec de ves- ?> «ng,  256 De Nieuwe Rêizigèr. ting, om zich weder naer Venetië te begeven,' „ Men ftuuft hem twee Raedsheeren, die hem ,, verboden in de haven te komen, op verbeurte „ van het leven. Het jaergetijde was geftreng; „ en de vloot moest veel uitflaen: Zeno ver„ toont dat hij, ondanks de bevelen van den „ Raed, zich niet bloot kan {tellen om dezelve „ te wagen. Hij ontvangt een tweede gezant„ fchap, met nieuwe dreigementen: Zeno houdt „ aen; het fcheepsvolk mort; en men vergunt hem eindelijk in de haven te komen. Zeno „ begeeft zich naer het paleis; men wil dat hij ,i zich gevangen geve; het volk verzet zich te- gen dit vonnis-; en eindelijk ftaet men toe „ het voorleden te vergeten, mits men de be„ legering op nieuw onderneme. Zeno toont „ 'er het gevaer en de onmogelijkheid van aen; „ de Raed volhardt in zijn gevoelen. Zeno ge,„ hoorzaemt, doet de hevigfte aenvallen, en „ wordt gekwetst. De Raed, voldaen over 's mans gehoorzaemheid, ontbiedt hem , om „ van zijnen arbeid te komen rusten, en van zijne wonden genezen te worden. „ Na den dood van den Doge Contarint, ver„ eenigen zich alle de {temmen ten voordeele ,4 van onzen held; maer het Gemeenebest is nog niet gerust genoeg, om een' diergelijken „ veldheer te kunnen ontberen; en Zeno wordt „ door te veel verdienften uitgefloten. „ Dewijl men, op de rekeningen der Carra„ res, eene fomme van vier honderd dukaten, „ aen Zeno betaeld, gevonden had, werd hij  DriEHONDÊRÖ AGTENTWÏNTTGSTE BrIEF. ?, begrepen in de wet, die de burgers, welke ,, befchuldigd worden geld van een' vreemde» Iing genoten te hebben, aen ongetrouwheid misdadig verklaert. Zeno' verdeedigt zich, „ met te zeggen dat hij deze fom zelf aen den „ jongen Carrare geleend had, in een be„ zoek, dat hij hem te Milaen gaf, en dat Car„ rare hem dezelve, eenigen tijd voor zijnen „ dood, had weder gegeven. Niettemin werd „ hij tot eene gevangenis van twee jaren, en tot „ verlies van alle zijne ampten , veroordeeld. „ Hij alleen mort niet over de onregtvaerdig„ heid van dit vonnis; zijn vaderland heeft het „ uitgefproken; hij meent verpligt te zijn zich „ te onderwerpen. „ Aen zich zei ven overgelaten, leefde hij als „ een goed burger, beminde zijnen godsdienst„ „ kweekte de letterkunde aen , en gaf ge„ durigraed aen deze ondankbare Raedsheeren, „ wier vraegbaek hij onophoudelijk bleef. De ,, jicht, de fteen, het verlies van het gezigt en „ de doofheid verzwakten zijnen ouderdom; „ zijn dood werd beklaegd van alle de Venetia„ nen , en voornamelijk van de foldaten en.. „ bootsgezellen. Het Gemeenebest geloofde „ zijn onregt te herftellen, met 's mans uitvaerc „ te verè'eren; de Doge en de ganfche Raed „ woonden deszelfs lijkftaetfie bij, die ten koste „ van den Staet gehouden wierd. „ De volgende eeuw vertoont ons nog een „ voorbeeld van ftrengheid in den perfoon van „ een' der zonen van den Doge Foscari. Be- JXK Deel R M fcbul-  258 De Nieuwe Reiziger. 5, fchuldigd van gefchenken genoten te hebben „ van den Hertog van Milaen, wordt hij gevan„ gen gezet, aen de pijnbank gefolterd , en tot v eene eeuwigdurende ballingfchap veroordeeld. „ Men vergunt hem, bij zijn vertrek, nog zijn' „ vader en zijne moeder te zien; de Doge om„ helst hem, moedigt hem aen om zijne bal„ lingfchap kloekmoedig te dragen, en verlaet „ hem om een' vrijen loop aen de bewegingen ^, der nature te geven. „ Deze Doge verkwijnt zich in ongelukkige „ dagen, federt het treurige gefprek met zijnen zoon; hij wordt het leven moede,• en de onverzocnlijke Venetianen noodzaken hem , niettegenftaende de uitmuntende dienften, aen het „ Gemeenebest bewezen, zich van de opper„ hoofdigheid te ontflaen. Niet min ftandvastig dan toen hij zijn' zoon tot gehoorzaem„ heid vermaende, verlaet hij de teekerten zijner waerdigheid; maer toen hij de klokken van f, St. Markus kerk' hoort luiden, om zijnen „ Opvolger te verkiezen, wordt hij derwijze ge„ troffen , dat hij des anderen daegs fterft. „ Zonder de benoeming' van den Raed, om ,, den Bisfchop van Feltri op den Stoel van Pa= dua te verheffen, in aenmerking te nemen, benoemde Pius de IIde daertoe Petrus Barbo, „ een' Venetiaenfchen Kardinael. De Raedshee„ ren, daerover verontwaerdigd zijnde, beva„ len den broeder van den Kerkvoogd, op ftraf „ van ballingfchap, hem voor de benoeming van 3, den Paus te doen bedanken; en dit niet kun- „ nende  Driehonderd AgtentwintiGste Brief. 259 nende verkrijgen, worde hij zelf verbannén. ,, Het Gemeenebest zendt Afgevaerdigden naer », Rome, ter gelegenheid Van eene Kruisvaert, 5, door den Paus ontworpen; en dezeAfgevaer,, digden hebben bevel om den Kardinael Barbo niet te groeten. Hem bij geval ontmoetende, j, worden zij door den Kardinael gegroet, en groeten hem weder, dewijl zij het bevel vergaten; en om deze reden alleen, worden zij i} onbekwaem verklaerd om immer in eenig ge„ zantfehap gebruikt te worden. ,, De Kruisvaert befloten zijnde, begeert men te Venetië dat de Doge Moro, dewijl de 5, Paus , niettegenftaende zijnen hoogen ouder„ dom, zich aen de gevaren der zee moet bloot- 6, nellen, insgelijks verpligt is zich intefchepeu. De Doge verfchoont zich; maer een Raedsheer zegt tot hem: de eer van den Staet is „ ons waerdiger dan uwe Doorluchtigheid; wij ,, zullen u tegen uwen dank doen optrekken". „ De Doge onderwerpt zich, gaet fcheep, en „ komt te Ankona, waef hij Pius den IIden fler„ vende vindt: de dood van dezen Paus belet {,, dc Kruisvaert. „ Men ontdekt dat drie Venetianen, in ver„ ftandhouding met Franciskus den I*1"1, dezen „ vorst kennis gaven van de beraedflagingen „ van den Raed; zij worden aengeklaegd, en ,, nemen de vlugt bij den Afgezant van Frank,, rijk. De Staet eischt hen op als overtuigde ;, verraders. De Afgezant weigert hen overte- geven; men plant twee ftukken kanon tegen Rj. 'r> zij"  sfio De tfiEüWE Reiziger >, zijn paleis de verraders worden overgeleverd, , en oogenblikkelijk opgehangen. Franciskus * de Ifte beklaegc zich over het geweld, zijnen „ Afgezant aengedaen, en weigert gehoor aen „ dien van Venetië te geven. Maer hij werd „ bevredigd, en vraegde den Venetiaenfchen „ Staetsdienaer wat hij in diergelijk geval zou- de doen? Indien de verraders mijn huis „ tot verblijf namen, zou ik zelf hen naer de „ Regters geleiden; anders zoude ik door mijn „ Gemeenebest gelaekt en geftraft worden. „ EenVenetiaenfcheEdele, AlexanderBona, „ gaf bericht aen den Raed, dat hij den voor„ gaenden nacht, door een'onbekenden, ver„ nomen had, dat men de vreefelijkfte famen„ zwering tegen den Staet fmeedde, en ver, zocht de beloofde belooning voor deze foort H van ontdekkinge. De Hoofden des Raeds, door de waerdigheid van den Aenbrenger, en '', zijn gelaet van opregtheid bedrogen, lloegen 'er geen twijffel aen, verdubbelden de wachl\ ten, doen allerlei naervorfchingen, en verfpreiden de ontfteltenis in alle wijken ; maer geen eenig teeken geeft het minite vermoeH den. Men ondervraegt Bona; men fmijt hem in kluisters, men ontrukt hem de belangzuch„ tige beweegredenen van zijne valfche aenbren„ ging'; en hij wordt veroordeeld het hoofd te 1, verliezen. Frankrijk heeft verfcheiden voor,', beelden van dezelfde misdaed gezien. , In 't jaer 1579, verzocht de Groot -Her„ t'og van Toskane de dochter van een' Veneti- aen*  Driehonderd AgtentwInï IGste Brief. 26"f „ aenfchen Edelen ten huwelijk; en het Gemee„ nebest, door vreugd "Verrukt, neemt de nieu„ we Groot - Hertogin (*) tot dochter aen, ge>, lijk zij eertijds gedaen had ten aenzien van de „ vermaerde Katharina Cornaro, toen zij Ko„ ningin van Cyprus geworden was. „ Paus Paulus de V de wil den Raed van Ve„ netië verpligten tot herroeping van een be„ fluit, inhoudende een verbod van de goede„ renderleeken, ten behoeve der kerkdijken, te ,', vervreemden. De Raed blijft ftandvastig; en „ de Paus geeft een vermaenfchrift uit, die den „ Hertog en de Raedsheeren met den kerkban „ flaet, indien zij in hunne weigering volharden. „ Hij doet nog meer; hij veroordeelt het gan„ fche Gemeenebest, met verbod van *er den „ godsdienst te oeffenen. „ De Raed kant zich tegen dit vermacn„ fchrift, beveelt dat alle de afdrukfels in han„ den der Overheden gefteld worden, en doet „ de Hoofden der Geestelijkheid verwittigen * „ dat het oogmerk der Regeringe is dat de god„ delijke dienst in geene eenige kerk afgebro„ ken worde, » De (*) [DeiewasBianca, uit den doorluchtigen ftamjne van Gapellis, die ïich door een' jongman van nederigen ftaet liet fchaken, en te Florence met hem huwde, waerna %\), tot behoefte vervallen , zich aen ijder gemeen maekte, en naderhand met den Hartog, wiensboelinzij was, trouwde. "ZiedeRampz.der Verheffinge van den Huize Médicis. vau P. CHoOFT.J R 3  262 De Nieuwe Reiziger. „ De Jezuiten, en op hun voorbeeld de Kapucynen, Rekoletten en Thcatynen, onmid„ delijk aen den Heiligen Stoel onderworpen, „ krijgen bevel om, uit Venetië te vertrekken, „ De andere monniken gehoorzamen aen den », Raed, en de mis wordt naer gewoonte be„ dient. Henrik de IVbiedt zich als midde„ laer in deze groote zaek aen: de Paus vindt „ zich al te gelukkig, dat Frankrijk zich wil „ belasten met hem uit den kwaden pas, waer„ in zijn al te vurige ijver hem gewikkeld heeft, „ met eenige eer' te trekken; en na vele zwa„ righeden, ilaegt men eindelijk in alle hindcr„ palen te boven te komen. De herftelling van „ de monniken, ter oorzake van het verbod „ uit Venetië vertrokken: is een der aenmerkelijkftc punten. De Raed begeert volftrekt de „ Jezuiten van het voordeel der vergiffenisfe uittefluiten, en blijft zoo beftendig in ditvoorne„' men, dat de Heilige Vader genoodzaekt is n dit ftuk te laten flippen. „ Peter de Toledo, Landvoogd van Milaen, „ de Hertog van Osfuna, Onderkoning van Napels, en de Marquis van Bedmar, allen aen \, Spanje verknocht, en verzekerd dat het eenig„ fte middel om Italië aen deze Mogendheid te „ onderwerpen, de vernietiging vanhetGemee„ nebest van Venetië is, fmeden onder zich het 3, ontwerp om dezen hinderpael voor de groot-. „ heid van hun koningkrijk wegtenemen. Mer* M moet, op denzelfden dag, het wapenhuis, „ en paleis in brand Heken, alle de Edelen om- m b^en»  Driehonderd AgtentwINTIGSTE Brief. 263' „ brengen, en zich van de hoofdftad meester „ maken,- en in het midden van deze onver„ wachre verwoesting1, moet de Landvoogd ,, van Milaen in het Veuetiaenfche Lombardije „ dringen, de Hertog van Gsfima Frioul uit„ plunderen en Dalmatië bemagtigen, en de ,, Engelsman Hellot in de lagunes ofvaerten fte,, venen, op het beftemde teeken. De brand„ ftichters, de moordenaers, alles is gereed; „ de oorden zijn aengewezen, de tijden bepaeld ; „ en de Raed heeft geen het minfte vermoeden. Eenige hinderpalen, uitwerkfels van het ge„ val, noodzaken de faemgezworenen de zaek „ uitteftellen; en deze verfchuiving doet den „ fnooden aenflag ontdekken aen twee Fran„ fchen, die 'er de Regering kennis van geven. „ Men zendt aen alle kanten bevel om de uit» ,, vinders vasttehouden ; de misdadigers wor,, den tot de uiterfte ftraften veroordeeld; en de „ Raed beveelt plegtige gebeden en dankbetui„ gingen voor de befcherming', die hetGemee„ nebest behouden heeft. Dus eindigde deze vermaerde famenzwering, zoo fierlijk befchreven door den Abt van St» Real, en wier wezenlijkheid niet min door andere fchrijvers bevestigd is. Ongetwijlfeld kan men St. Real verwijten, dat hij zich te veel aen zijne verbeelding overgegeven, en de waerheid met eene meenigte van verdichtfelen beladen heeft, om zijn verhael gewigtiger te maken; maer ten aenzien van hun, die zelfs de wezenlijkheid der famenzweringe in twijffel trekken» R 4 hunne  064 De Nieuwe Reiziger. hymne redenen fchijnen mij niet te kunnen opwegen , tegens het getuigenis van alle de historiefchrijveren van Venetië, en het algemeen aengenomen begrip, dat deze gebeurtenis in den rang der historifche gevallen ftelt. Het is waer dat de Marquis van Bedmar , om zich te zuiveren van eene misdaed, die hem met fehande bedekte, het gerucht deedloopen dat het Hechts eene bedriegerij van de zijde der Venetianen was; maer behalve dat de enkele aenhaling van een' belanghebbenden getuigen geen bewijs is, kan men wel gelooven dat eene Regering, zoo regtvaerdig als die van Venetië, op eene veronderftelling, wier valschheid haer bekend was, zou hebben kunnen befluiten zoo veel onnoozel bloed te vergieten , en dat diergelijk eene gruweldaed niet overtuigend ontdekt is? Deze gebeurtenis gaf aen de Engelfchen ftof tot een treurfpel, 't welk de heer la Place in 't Franfch gevolgd heeft, onder den tytel van Venife Sauvés of het Geredde Venetië. Ik ben, enz, Venetië, den 22.fi'» van November, 1757, Driehonderd Negenentwintigste Brief» Vervolg van Venetië. Ik lei de hier, Mevrouw, het leven van alle vreemdelingen; mijne dagen breng ik in gedurige togten door, en bereide altoos het onder?  Driehonderd Negenentwintigste Brief. 26*5 derzoek van alles, war ik dien te befchouwen, door eene gedrukte befchrijving, welke ik tijd heb om in mijne gondel te lezen. De groote vaert, die de ftad in hare geheele lengte doorfnijdt, en haer in twee gelijke deelen fcheidt, is één van derzelver fchoonfte fieraedjen. Haer altoos helder water is diep genoeg om de grootfte barken te dragen. Eene eenige brug, van een' enkelen boog, van marmer gebouwd, de vermaerde Rialto, het wonderwerk van Venetië, hebbende eene opening van zeventig voeten, onderhoudt de gemeenfchap tusfchen de beide oevers. Zij is in het midden der ftad, en bezet met winkelen, die *er eene ftraet van maken, eene foort van onwelvoegelijkheid, die men bijna nergens dan te Parijs ziet» De bouwkunde is gefchikt voor dit flag van werk, dat door zijne vastheid van langen duur fchijnt te zullen zijn. Zij is gefticht in het jaer 1587; en men zegt dat zij drie millioenen gekost heeft. Op deze brug zijn de Cascellani en Nicolotti, twee partijen van het gemeene volk» dus genoemd naer de wijken, welken zij bewonen , gewoon tegen elkander te vechten , en betoonen hunne dapperheid door hunne tegenftrevers in de vaert te doen tuimelen. De andere bruggen, ten getale van meer dan vier honderd» zijn, gelijk ik gezegd heb, eene enkele boogswijze opening en zonder leuningen. Men klimt ?er op door eenige trappen van witte, harde en gladde fteen, die gedeeltelijk gelegenheid gegeven fceeft tot dit fpreekwoord: „ Hoed u voor de B- 5 5vVie?  s66* De Nieuwe Reiziger. vier P van Venetië: Pietra biancha, Pantalo» „ He, Prete, Putana", dat is, den witten fteen, de Edelen, de Priesteren en de Ligtekooijen. De voornaemfte der zes wijken , die deze ftad verdeden, is de wijk van St. Markus, waervan het Plein, het eenigfte van Venetië, dat dezen naem verdient, een langwerpig vierkant is, tweemaelzoo lang als breed, gelijk het koningklijké Plein te Parijs. Vier zaken maken het gelijkelijk merkwaerdig, zijne ftichting, zijne gebouwen, de groote toevloed van volk, en zijn buitengemeene onzindelijkheid. Lieden van alle landSerten, van alle talen, van alle kleedinge, maken 'er eene vertooning, die telkens yernieuwt wordt, en doorgaens eene verfche nieuwsgierigheid verwekt. Hier is geene andere wandeling en het plein is dagelijksch bezet met uitdrageren, vogel- vifch- en vruchtverkooperen. De Venetiaenfche vrijheid regeert 'er van 's morgens af; dat is, dat behalve den ftank, dien alle deze waren overlaten, het gemeene volk, en zelfs de gondelieren zich van hunne vuiligheden aen de vier hoeken, in het midden, onder het paleis en zelfs op de trappen van den Doge durven ontlasten. Bovendien zijn 'er noch banken, noch palen om op te zitten. Men ziet hier de Gentil-Donê, dat is, de Edele - Vrouwen, de Edelen zelfs, de gerieffelijke Juffers, hetgraeuw, de bootsgezellen, de Turken, de Armeniërs, de meesten met de pijp in den mond, van den eerften van Januari tot den laetften van Decem- " '. ber  Driehonderd Negenentwintigste Brief. 267 ber wandelen, Ik ken nog geen ander vermaek voor de Venetianen, indien gij 'er huune Cafins van uitzonderd; dit zijn één of twee kamers, welke zij op dit plein of daer omitreeks huren, en waer zij den tijd gaen verkwisten, om van hunne wandeling' uitterusten. Gevestigd op paelwerk, dat tusfchenruimte genoeg overlaet, om dit wonder uit eenig fchip te befchouwen, is het Plein van St. Markus, eene der fchoonfte plaetfen van Europa, aen de eene zijde door de zee bepaeld. De drie andere zijdenvertoonen gebouwen, die, zonder de edelfte bouwkunde te hebben, door de vermenging van het Griekfche en Gothifche, een innemend en deftig geheel uitmaken. Een vreemdeling, die op een' fraeijen vloer wandelt, deze fterke gebouwen befchouwt, en echter weet dat hij in volle zee is, moet zich noodwendig verwonderen over de ftoutheid en vernuftigheid der eerfte Inwoonderen, die deze onderneming hebben durven vormen, en op zoo-! danig eene plaets kunnen uitvoeren. Men noemt de zijde naer de zee het Rroglio: dit is de wandeling der Edelen, de verzamelplaets, waerverfcheiden zaken behandeld worden, en waer hunne geringe kuiperijen gefchieden. Het volk eerbiedigt hen te veel, om 'er te durven wandelen, Onder de gebouwen, dié dit Plein verfieren, heeft de Patriarchale kerk van St. Markus den voornaemflen rang. Zij is noch de grootfte noch de fraeifle van Venetië, maer het fchoonfte vei> frerd, en men befchouwt haer als de eerfte, omdat  a68 De Nieuwe Reiziger. dat de Doge en de Staet alle de plegtigheden, die uit naem' van het Gemeenebest gefchieden , aldaer bijwonen. De verfierfels zijn'er in grooce meenigte; het marmer, de porfyrfteen , het albast, hetoosterfchegranit, het ingelegd werk , meestal met een' gouden grond, bedekken den vloer, de muren, de koepels, de verwulven en de ontelbare kolommen, die het inwendige van het gefticht onderfteunen. Men noemde haer de kerk van St. Theodorus, eer zij het ligchaem van den heiligen Euangelist bezat, en zie hier het geene gelegenheid tot deze overbrenging gegeven heeft. De Kalif van Alexandrië, een paleis doende bouwen, had bevolen, om het zelve meer pracht' te geven, dat men overal de fchoonfte marmers zoude opzoeken. Men vond dezelven in de Patriarchale kerk van St. Markus, die welrasch weggenomen wierden. In deze ftad waren toen twee Venetiaenfche kooplieden, die den priesteren, welke het graf van den Heilig bewaerde, te kennen gaven, dat de ongeloovigeti zich tot grooter buitenfporigheden konden overgeven , en dat de heilige overblijffels niet in zekerheid waren; en door verfcheiden aenzoekingen, verkregen zij dat men hun dezen kostel ijken fchat overleverde. Om de oplettendheid der bedienden van het tolhuis, die alle de uitgaende goederen naeuwkeurig onderzochten, aftewenden , lag men het ligchaem van den Heilig op den bodem van eene kist, die men met gras en versch fpek bedekte. Het afgrijzen, dat  Driehonderd Negenentwintigste Bkrer. 2ó$| dat de Mufulmannen voor varkens hebben, verhinderde de tolbedienden in de kist te wroeten ; men vergenoegde zich met dezelve te ontdekken. De heilige overblijffels te Venetië gekomen zijnde plaetfte men dezelve in het hertoglijke paleis, totdat men eene waerdige verblijfplaets voor hun gebouwd had. De Venetianen» die tot nu toe onder de befcherming van St. Theodorus geweest waren, verkozen Sc Markus tot hunnen Befchermheilig, en wijdden een' tempel ter zijner eere in. Men is onbewust in welk oord zijn gebeente rust; dit is, zegt men, een geheim, dat beurtelings aen de Verzorgers dezer kerke wordt overgeleverd. Ongetwijffeld hebt gij hooren fpreken van deze Overheden, de eerften van den Staet, na den Doge , ten aenzien van de uiterlijke vertooning', maer niet ten opzigte van den invloed op de algemeene zaken. Zij hebben het beftuur over den grooten rijkdom der kerkelijke inkomst*, en zijn de geboren uitvoerders der uiterftewillen, de befchermers der weduwen, de voogden der weezen, de opzigters over de boekzael van St. Markus,de bewaerders van de handvesten van denStaec. Hun getal is verfchillende geweest volgens de verfchillende tijden; tegenwoordig zijn zij op tien of twaelf bepaeld. Hunne kleeding is de groote violette of zwarte tabbaerd, met hertoglijke mouwen, die open zijn en tot den grond afhangen. Men moet gezantfchappen of eenige doorluchtige plaets bekleed hebben, om toe deze waerdigheid, zonder welke meu bezwaerlijk Doge kan worden, opceftijgeik De  s^o De Nieuwe Reizigers De voorgevel der kerke van St.Markus, naer den kant van het Plein, heeft vijf koperen poorten met halfverheven beeldwerk uit de historiekunde. Op de middenfte zijn vier metalen paerden van den beroemden Lifippus. Tiridates, Koning van Armenië , had dezelven gegeven aen Nero, die hen tot een' triomfboog liet dienen. Konftantijn bragt hen naer Byfance, vanwaer de Venetianen hen geroofd hebben, toen zij Konftantinopelen plunderden. Zij hebben zich nog andere Hukken der kerke Van St. Sofia toegeëigend , ter verfieringe van hunnen Befchermheilig, wiens Leeuw zij tot hun zinnebeeld genomen hebben. De fchatkamer van dezen Tempel bevat onmetelijke rijkdommen in gefteenten, goud en heilige overblijffels. Men kan geen twijffel flaen aen de groote verzameling van vazen, kruifen, kandelaren, en lampen, aen de meenigvuldigheid Van paerlen en diamanten , welken men befchouwt : maer ten aenzien van het Euangelium van St. Markus, door hem zeiven gefchreven ; van het bloed, eertijds ftroomende uit eene beeldtcnisfe van den Zaligmaker, door de Joden gekruifigd; van een gedeelte Van het ware kruis, Van een' nagel, die tot het lijden gediend heeft, Van het mes, dat Christus op het laetfte nacht* mael gebruikte; van eenen doorn uit de heilige Kroon; van de pilaer, waeraen de Heilland gegeefeld is; van den mantel der heilige Maegd; Van den arm van St. Lukas; van den vinger van Pagdalena; van het bekkeneel van Joannes den Dqo*  Driehonderd Negenentwintigste Brief. 27 r Dooper, kunt gij gclooven wat gij begeert* De muts, die tot de krooning van den Doge" ftrekt , is het minde ftuk niet van dezeri rijken fchat; boven op dezelve flaet een karbonkel van eene onfchatbare waerde. De toren, die geen' trap heeft, is van de kerk afgezonderd : hij is vierkant, van eene groote wijdte, en meer dan driehonderd voeten hoogte, daeronder begrepen den metalen Engel, die 'er boven op ftaet. Galileüs deed 'er zijne fïerrekundige waernemingen. Eene zachte helling, die gedurig van de eenen hoek tot den anderen loopt, brengt u tot den top, waermen niet alleen de ganfche ftad, de fterkten en hare onderworpen eilanden, maer insgelijks Lombardije, de Alpen, de Appenijnen en den mond van de Pó ontdekt. Men is verwonderd dat zulk een hoog en zwaer ligchaem, 't welk zulk eene kleene plaets beflaet, op paelwerk gebouwd is. De beeldtenis des Engels, op de punt der naeldzuil' gezet, en die met alle winden draeic, is veertien voeten hoog. De kerk hangt volftrekt af van het Gemeenebest ; de Doge benoemt zesentwintig kannonnikdijen, die haer kapittel uitmaken. De Deken? altoos uit de Edelen gekozen, en onafhangelijk van het Pal triarchale Regtsgebied, heeft regt om met de hoogpriesterlijke verfierfelen den godsdienst te verrichten, en geniet een inkomen van vijftig duizend livres. Men neemt eene bijzondere kerk* gewoonte in acht op de plegtige feesten, en bedient des daegs voor kersmis de mis de» avonds  jk/s De Nieuwe Reiziger; avonds ten zes uren. Men ftelt de boüwirig van dezen tempel , in den ftaet, waerin hij thans is, op het einde der tiende eeuwe. Ook is hij geheelenal in den Griekfchen fmaek, en heeft niets, dat naer de Westerfche Kerken gelijkt. De twee kolommen van granitfteen, hier omtrent geplaetst, geven een vrij fraeije uitwerking aen den ingang van dit Plein. Op de eene is een metalen gevleugelde leeuw, op de andere het ftandbeeld van Theodorus , alöuden Befchermheilig der ftad Venetië. De Bouwmeester, die dezelve oprichtte, en wiens heerfehende drift de woede tot het fpel was, eischte geene andere belooning, dan dat de ruimte tusfchen deze twee kolommen eene wijk van vrijdom was, waer men alle de verboden fpellen mogte fpelen. Deze vrijheid duurde verfcheiden eeuwen ; maer eindelijk deden het verderf der huisgezinnen, de moorderijen, en alle de ongeregeldheden, door het fpel veroorzaekt, dezelven herroepen, en deze plaets werd gefchikt tot het ftraffendermisdadigen, om een oord, waer alle de guiten van Italië zich verzameld hadden, voor altoos te ontëeren. Sedert 'er een Doge onthoofd is, houden de Edelen het voor een kwaed voorteeken door deze twee ftandbeelden doortegaen. Een ander fieraed van het Plein van St. Markus is het paleis, waerin de Doge huisvest, alle de vierfcharen gehouden worden, en alle de Raden vergaderen. Het is een ruim en deftig  Driehonderd Negenentwintigste Brief, s/g tig gebouw, dat, fchoon op eene Gothifche wijs gefticht, de grootfte pragtvertoont. Het is omringd rriecopenverwulfde gangen, die door marmeren kolommen onderfteund worden. De plaets; is fraei, ruim, en met alöude ftandbeelden verfierd , welken men meent die van Cicero en Markus Aurelius te zijn. Beneden den grooten trap, Ziet men Adam en Eva, en boven Neptunus en Mars, de twee zinnebeelden der Venetiaenfche Mogendheid. Van daer treedt men in uitgeftrekte gallerijen Waerin men, Van afftand' tot afftand, leeuwenmuilen met open kelen vindt, met dit opfchrift, Demmzie fegreie, om de geheime berichten der aenklageren, die onbekend willen blijven, te ontvangen. Men heeft ze voor allerlei foortert van misdaden, volgens de aenduiding van hec boven ftaende opfchrift. Ijder Burger werpt er naer goedvinden zijne berichten in voor de algemeene veiligheid. Een Lid van den Raed, een Overheidsperfoon, de Doge zelf wordt 'er in aengeklaegd; en de Staetsondet zoekers zijn. bevoegd om te oordeelen van welk gewigt deze aenklagten zijn, die fomtijds de vreemdelingen zelfs in hunne vermaken verontrusten. Men vindt geen land, waer men meer vrijheid dan te Venetië geniet, mits dat men zich nietbemoeije met de zaken der Regeringe, omtrent welke men eene eerbiedige ftilzwijgendheid moet in acht nemen: men waegt bijna zoo veel met haer te loven als te laken. Men verhaelt dat een Genuéfche beeldhouwer, met twee Franfchen, XXV Deel S die  4;4 De Nieuwe Reiziger. die den Raed en het Gemeenebest lasterden, in gefprek geraekt, dezelve op de voor hem beste wijs verdeedigde. Des anderendaegs liet hem de Staetsraed ontbieden, en vraegde hem of hij de twee perfonen, met welke hij des vongen daegs een lang gefprek gehouden had, wel zoude kennen ? Op deze vraeg bevong hem de vrees, en hij antwoordde, al bevende, dat hij niets dan tot voordeel der Regeringe gezegd had. Men beval hem in eene naburige kamer te gaen, waer hij de twee Franfchen dood en aen den zolder opgehangen vond, Hij meende nu van zijn verderf verzekerd te zijn , maer men bragt hem weder voor de Raedsheeren, die hem mee deftigheid zeiden: „ zwijg op een anderen tijd ftil • en weet dat ons Gemeenebest geen ver" deediger van uwe foort nodig heeft". Gij weet de vrees, die den voorzitter MontesquieU aengreep, wanneer hij, Venetië verlatende, en geloovende vervolgd te worden, zijne waernemingen in zee wierp Aen de einden der gallerije, zoo even gemeld, zijn marmeren tafels, op welken men verfcheiden vonnisfen tegen misdadigers leest, die veroordeeld wierden omdat zij zich in hunne bedieningen Hecht gedragen hadden. Elders zouden deze marmers eene ontëerende vlek voor de geflachten zijn,- hier raken de misdaed en defchande elk perfoon in 't bijzonder. De zalen, waerin de Vierfcharen vergaderen, palen aen dezelfde gallerijen. Die van den Grooten Raed, lang honderd en vijftig voeten breed  Driehonderd Negenentwintigste Brie?. 275 breed naer evenredigheid, en vooral waerdig om gezien ce worden, wanneer 'er de Raedsheeren vergaderd zijn, vercoont alle de gebeurtenisfen der Historie van Venetië , in groote fchilderijen afgebeeld. Men zoude denken datde fchilder bij alle de daden tegenwoordig geweest is. Men ziet 'er insgelijks de afbeeldingen van alle de Doges, die hec Gemeenebest geregeerd hebben. De eenigfte beeldtenis, die 'er oncbreekt, is die van Marcinus Fallierus, Wiens plaecs vervuld is door eene ledige lijst, op een* zwarten grond , met. deze woorden i Loctis Martini Falliere decapitati. Geen regt hebbende kunnen krijgen tegen een'jongman, die op de eer zijner vrouwe had toegelegd, wilde hij 'er zich over wreken door eene famenzwering tegen den Raed; een der faemgezworen ontdekce den aehflag; en denzelfden dag, in minder daft vier uren, werd de ongelukkige Doge, in den ouderdom van tagchentigjaren, veroordeeld, gevonnisd en onthoofd tusfchen de twee kolommenè Men doet alle jaren, uit hoofde van dankbaerhcid, wegens de ontdekking van deze famenzwering', een' algemeenen kerkomgang,.om tot eene les voor de heeren Doges te dienen. De Groote Raed, die zijne zittingen in deze Zael houdt, is de Vergadering van alle de Edelen, die in de Regering'deel hebben. Hij alleen heefc de wetgevende magt, en hét opperfte vermogen van het Gemeenebesc; en men kan 'er niet inkomen voor den ouderdom van vijfencwintig jaren* Ijder jaer raedpleegt men over hec S * getaï  ü?6 De Nieuwe Reiziger, getal der jonge lieden, welken men 'er in wil ontvangen; en hec lot beflisc over deze aenneming. Deze Raed is de bron van alle de Overheidsampcen, waeraen hij de uitvoerende magc toevercrouwc. Hij vergaderc niet dan op de feestdagen, ten einde de Overheden, verdeeld in de verfchillende vierfcharen, die op dien dag geene zitting hebben, denzelven kunnen bijwonen. Somtijds vergunt men den vreemdelingen bij deze zittingen tegenwoordig te zijn, vooral wanneer zij 'er door eenige Raedslieden ingeleid worden. De begeerte om de doorluchtigfte Vergadering der weereld te zien, deed mij hec middel vinden om 'er in toegelacen te worden. Men plaetfte mij in de derde rij der geftoelten aen den muur, die het gezigt op de deur heeft, alwaer ik alles konde zien, en niets hooren. Ik floeg mijne oogen juist op twee meesterftukken van Palme en Tincoret. In het eerfte zit, onder een kostbaer verhemelte, drijvende in de ruimte der lucht', het vredelievende Venetië, met olijfbladen bekroond, en den fcepter in de hand', op eenen troon, die tot grondflag eene voorfteven van een fchip en zegepralende wapens heeft. Gevangenen en (laven, wier kluisters gebroken, zijn omringen den troon, en verheugen zich over' de weldadige aenfehouwing hunner Opper- vorftinne. • , t De tweede fchilderij, die hec midden der zolderinge beflaec, vercoonc in de wolken de Koningin der Adriatifche zee, rustende op Thétis ° en  Driehonderd Negenentwintigste Brief. 277- en Cybelé, en omringd van godheden, die haren Hoer. verfieren. Op het andere vlak, ziet men den Raed met den Doge aen het hoofd: Venetië zendt hem eene laurierkroon door een* Leeuw, die deszelfs bevelen fchijnt aftewachten. Eene meenigte van Afgezanten, in geftalte van fmeekelingen, bieden het Gemeenebest de fleutels hunner fteden aen. Ik lette met de uiterfte oplettendheid op het geene in den Raed omging ; deszelfs raedplegingen betroffen de verkiezing van fommige zee- en landbevelhebberen. Het fcheen mij toe dat men eerst een zeker getal van mededingeren, welken de Secretaris met luider ftemme opriep, tot die ampten voorftelde. Jonge kinders, met violetkleurige priesterrokken bekleed, en in de handen eene doos met twee affcheidfelen houdende, begaven zich van bank* tot bank, om de ftemmen optenemen. Deze doozen werden vervolgens gebragt voor den troon, waer men de lotballetjes, uit het groene affcheidfcl tot de uitfluiting, en van het witte affcheidfel tot de goedkeuring , afzonderlijk telde. Onder de andere fchilderijen, die de Raedzael verfieren, befchouwt men een uitnemend ftuk van het vermaerde Eedgenootfchnp van Kamerik. Gij weet dat Maximiliaen de Ifte Lodewijk de XIIde, de Paus en alle de Vorften van Italië zich tegen de Venetianen verëenigd hadden, en ijder hunnen ondergang onvermijdlijk achtte; maer. de voorfpoed der Franfchen verwekt naerijver 5 3 in  2^3 De Nieuwe Reiziger. in de Keizerfchen en den Paus, die zich van -hun affcheiden, en daerdoor het Gemeenebest redden. De Raed, waer zich dit tafereel en drie anderen van denzelfden fchilder bevinden, bciïaetuit honderd en twintig Leden, die Hechts een jaer ïn hunne bediening' blijven. Hij befljst over vrede en oorlog, legt de belastingen op, bepaelt de waerdij van het geld, befchikt over de ampten, benoemt de Afgezanten, en is eigenlijk de Staetsraed, waer alle de zaken van het land behandeld worden. Men noemt hem Tregacll, of Genoodigden, omdat men eertijds, toen'er geen bepaelde Raed te Venetië was, de Edelen noodigde -om te vergaderen, volgens de bevinding der zaken. Niettegcnftaende zoo vele lieden onderricht zijn van het geene 'er gewigtigsc voorvalt, is het ongehoord, zegt men, datim. mer iemand ontdekt, of zelfs gelegenheid gegeven heeft tot vermoeden van het geene 'er onïgaet. Men wil dat de befcheidenheid in de ftaetszaken eene ingefchapen deugd is bij de Venetianen, die gefchikt zijn om dezelven te behandelen. Men moet de gefbengheid, die in de zael van den Raed van Tienen heerscht, uit het gezigt verliezen, en de oogen werpen op het fchoone zolderftuk, door Paulus Veronefius gefchilderd, Het is Jupiter, die de ondeugden blikfemt, en en de misdaden flraft, die onderworpen zijn aen het vonnis dezer Vierfchaer', wier wetten met letteren van bloed befchreven zijn. Een gevleugelde Befchermgeest, geplaetst ter zijde van den - Vader der Goden, houdende een open boek in de  Driehonderd Negenentwintigste Brief. a? de Monniken, een gedeelte der Edelen, X 4 net groote vertooning' van pracht', hebbende jjder haer koffertje, waerin hare juweelen en gefteenten, benevens het geld van hare huwelijksgift, waren opgefloten. De Mannen begaven 'er zich ook van hunne 'zijde; en na eene plegtige mis, gaf men hun de huwelijkszegening. Deze gewoonte was in alle de omliggende ftreken bekend; de zeeroovers van Istria befloten hun voordeel daermede te doen , om eenen rijken buit te maken. Zij kwamen, des nachts, voor de viering van het feest, zich in eene heimelijke hindcrlaeg rondom de kerk verbergen ; en op het tijdftip der plegtigheid, verlieten zij haestig hunne barken, en wierpen zich pp de omflanders met den fabel in de vuist*; ©ogenblikkelijk werden Bruidcgommen, Bruiden, juweelen, koffertjes, enz, door de zeefchuimers geroofd en ingefcheept. De Doge, van dezen hoon' verwittigden daerover geftaard, verzamelt alles,, wat hem van werklieden, kuaftenaers en anderen! perfonen ontmoet, onder zijnen ftandaerd, begeeft zich fcheep, cn flcVcuc naer  3J2 De Nieuwe Reiziger. naer de zeeroovers, welken hij met het verdeeien van den buit bezig vindt. Hij tast hen aen , zonder hun tijd te geven om tot bedaren te komen, velt hen allen neder, doet hunne ligchamen in zee werpen, en komt een' oogenblik daerna te Venetië, met zich brengende de fchatten en gevangenen, welken hij verlost heeft. Om de gedachtenis van dit voorval te vereeuwigen , en de triumf der jonge Bruiden, aen de begeerte harer Echtgenooten wedergegeven, te vertoonen, ftelde men het feest der Gehuwden in. Alle jaren, des daegs voor Vrouwendag, werden twaelf jongedochters, prachtig opgetooid, in gondels, met een' talrijken Moet', door de ftad geleid. Men bragt haer bij den Doge, van daer bij de voornaemfte ftedelingen, en dischte haer een' prachtigen maeltijd op in eene der zalen van het paleis. De perfonen, die den Doge zoo trouw tegen de zeefchuimers geholpen hadden , waren meestendeels van het kerfpel van St. Maria Formofa. Candiano liet hen tot zich komen, en vraegde hun welke foort van gunst' hun hetaengenaemfte zoude zijn, belovende hun dezelve te vergunnen, Deze goede lieden begeerden geene andere gunst', dan dat de Doge, van zijnen Raed gevolgd, alle jaren, op den dag der Reiniging', hun kerfpel kwam bezoeken. „ Maer indien het regende, „ hernam Candiano, zoude men echter op dien dag moeten gaen? Indien het regent, antï; woordden zij, zal men u iets om u te dekken ^ zenden; en indien gij dorst hebt, zal men n 5> te  DRIEHONDERD EENENDERTIGSTE BRIEF. 333 „ te drinken geven," Hieruit ontftond het gebruik , dat nog ftand houdt; alle jaren begeeft zich de Doge en de Raed naer deze kerk, waer de priester hun twee vergulde hoeden, twee oranjeappels en twee flesfchen malveziewijns aenbiedt. Een afftammeling van Candiano, dien zijne ondeugden hadden doen bannen, werd tot den opperden rang verheven, en gaf zich over aen alle de buitenfporigheden van zijne Hechte geaertheid. Hij verftiet zijne vrouw, noodzaekte haer zich in een klooster te begeven, dwong zijn' zoon kerkelijk te worden, en trouwde Valdrade, dochter van den Koning Berengarius; en trotsch op deze koningklijké verbindtenis, behandelde hij de Venetianen met een' buitenfporigen hoogmoed en eene onverdragelijke willekeurigheid; Zij Honden tegens hem op, en belegerden hem in zijn Paleis. Zijne lijfwacht (want hij had'er eene voor zich durven aenftellen) wilde eerst zijne verdediging ondernemen ,• maer het volk, te meer verontwaerdigd over dien wederftand, ftak hetpaleis in brand. Candiano kwam toen te voorfchijn, houdende in zijn armen het kind dat hij bij Valdrade verwekt had , enverzochcgunstvoor den zoon en den vader. Zijne gebeden waren vruchteloos; het onverzoenlijk volk vermoorde hen beiden onbarmhartig , en fleepte hunne lijken langs de ftraten. Eene algemeene toejuiching verhief, in hec jaer 976, Pieter Urféolo, één der achtenswaerdigfte ftedelingen, om de zuiverheid zijner zeden , en de deftigheid van zijnen aert, tot de eerfte waerdigheid. ' Dejfe Overheidspersoon, die  334 De Nieuwe Reiziger. die deze plaets niet dan met.af keer hadaengenönomen, lei zich met zoo veel belangeloosheid als ijver toe, om den ftedelingen geluk en vóórfpoed te bezorgen. Een Doge, zoo bekwaem om het welzijn van het Gemeenebest te bezorgen, kon tegens het zelve niet zondigen, dan dóór de regering afteftaen; zijne al te groote godvrucht deed hem het befluit nemen om in eert klooster te gaen; maer hij vond geen ander middel om de liefde van het volk te ontfnappen, dan door bij nacht te vertrekken, zoo vermomd als een tiran, die de verontwaerdiging van zijne muitende onderdanen ontvliedt. Deze wijs van monnik te worden, en de gaven, die nuttiger konden zijn, in de eenzaemheid te begraven, heeft het Gemeenebest dikwerf Van de deugdfcaemften zijner Vorften beroofd. • Men geeft voor dat Urféolo, naer zijn klooster vertrekkende, zijnen zoon voorzeide, dat hij tot den Hertoglijken Troon zoude komen, en denzelven doorluchtiger dan een' zijner Voorzaten maken. Hec zekerfte is dat van alle de verkiezingen, welken de Venetianen tot dien tijd toe gedaen hadden, die van Urféolo den IId«a. het roemrijkfte geregtvaerdigd wierd door den Voorfpoed, die onder zijne regering heerschte. In 't begin verworf, hij van de Oosterfche Keizeren, de vrijheid van koophandel in alle de havens van het Griekfche Keizerrijk, met vrijdom van alle regten; hij onderwierp Istria en alle de fteden van Dalmatië aen den Staet van Venetië, verbond door een verdrag Croatië aen het Gemee*  Driehonderd Eenendertigste Brief. 335 ftieenebest, onderwierp de Inwoonders der Golf Van Narenta, en voerde de Venetiaenfche magt eindelijk buiten zijne enge palen. De eeuw harer aengroeijingen en overwinningen begint bij de regering van Urféolo. In plaets van eenige eilanden, die alle hare heerfchappijuitmaekten, ontvangen uitgebreide landfchappen vart haer de wet, en zijn onderworpen aen de heerfchappij Van dit volk, dat altoos van dienstbaerheid bevrijd is. Na den dood vart den Doge, had een zijner zonen , deze plaets als een erffelijk goed befchouwénde, de ftoutheid van dezelve uit dien hoofde te willen bezitten. Deze eisch deed het volk opitaen; en het Gemeenebest gaf een befluit uit, door 't welke hecgeflacht van Urféolo* één der doorluchtigften en achtenswaerdigftert van den Staet, voor alcoos uit Venetië gebannen, en van alle eerbewijzingen, regten en handvesten vervallen verklaerd wierd,- eene fchande, vvaermede het tot onze dagen nog bedekt blijft» Men maekte vervolgens eene wet, die de gevaerlijke gewoonte van de kinderen der Doges deel aen derzelver waerdigheid te geven affchafte. De regeringen van Contarini, Silvio en Vita! Falier, befloegen een goed gedeelte der elfde eeuwe , maer boden niets merkwaerdigs aen. Men verhaelr alleenlijk van de vrouw van Silvio, die eene Griekinne van Konftantinopelen getrouwd had, trekken van wulpsheid en pracht, waervan de Venetianen nog geen denkbeeld hadden. Hec gemeene water was haer niet goed  336 De Nieuwe Reizióer. genoeg om. zich ce wasfchen; zij moest daertoe de keurigfte reukwaters hebben ; hare tafel werd alleen met gouden vaetwerk bediend; en hare vertrekken waren opgevuld met reukwerken 4 welken zij met groote kosten uit het Oosten deed komen. Men befchouwde de wreede ziekte, die deze wulpfche Griekinne overkwam, als eene regtmatige ftraf des Hemels; het Was een kanker* die haer geheel afknaegde, en haer in de fmerten, met eenen onverdragelijke ftank verzeld^ deed fterven. Twee zware branden, na eikanderen voorge-* vallen, onder de regering van Falier, tweeden Doge.van dezen naem, in de twaelfde eeuwe, leiden de ftad Venetië in de asfche. Tot dien tijd toe, waren 'er geene huizen dan van hout gefticht, zonder grootheid of fieraedjem Men begreep de noodzakelijkheid om de gebouwen fter-< ker te maken; en dit tijdftipwas de brön van alle de verfierfelen, die door den cijd deze ftad eene der heerlijkfte van den aerdbodem hebben weten te maken. Terwijl de Doge zijne zorgen tot herftelling van de hoofdftad aenwendde, verworf hij, door zijne overwinningen over de Hongaren, eenen roem, die hem, van wegen zijne medeburgeren, de grootfte eerbewijzingen bezorgde. Falier wilde zich vertoonen meteenen toeftel, die hec indrukfel, 't welk hec gerucht zijner overwinninge op hen maekce, nog vermeerderde. Hij deed eene intrede , die de pracht der alöude triumfen evenaerde: men droeg voor hem de ftandaerden, den vijanden afgenomen ; en  Öriehonderd Eenendertigste Brief* 337; én eene meenigte van Hongaren, zijne gevangenen geworden , volgden geketend zijnen zegewagen. Dit fchouwfpel Vleidde derwijze de Venetianen, dat Zij, in het midden van het geraes, 't welk de zegeteekens van hunnen overwinnenden en zegepralenden Doge onder hen maekten, hem tot Hertog en Vorst van Croatië uitriepen; een'titel, dien de Doges federt aen hunne alöude waerdigheid van Hertog Van Dalmatië en Venetië voegden. De Hongaren namert hunne Wederwraek; eri de dappere Falier werd in een gevecht gedood. Michiéli, zijn opvolger, muntte uit in dé belegering van Tyrüs, waertoe hij den geesÊ zijner medeburgeren ontftoken had. De Venetianen , die de ftad ter zee aentastten, werden door de andere Krüisvaerders befchuldigd, dac zij den zekerften post genomen hadden, en daerdoor in ftaet geftelt waren, in geval van onheil? om door de vrije zee te vlugtem Michiéli Verftoord over eert dusdanig vermoeden, deed de zeilen, riemen en roeren van zijne fchepen afnemen, en in het leger brengen, beklagende zich over het mistrouwen der krijgsoverften, en zeide dat het vertrek der Venetianen thans onmogelijk en hun gevaer grooter was, dewijl zij, behalve voor het ftael der vijanden, nog voor de zee en de winden hadden te vreezen. „ Gij „ kunt vlugten ^ voegde hij 'er bij, terwijl 'er 5, voor ons geen aftogt meer overig is." Dit gedrag vervulde het ganfche leger met verbaesdheid en verwondering'; men gaf den grootften XXV, DvL Y lof  338 De Nieuwe Reiziger. lof aen de onverzaegdheid van den Doge, en wilde niet gedoogen dat de fcheepstuigen, voor zoo vele fchepen noodzakelijk, aen land bleven s metgevaer van de ganfche vloot te zien vergaen. Ma de inneming van Tyrus, vloog MichaéH als een vernielende vlam door den Archipel, en flierf met roem overladen, en betreurd van de Venetianen, welken hij zegepralende buiterr 's lands, en altoos vreedzaem binnen den Staet gemaekt had. Bij gelegenheid van het Huwelijk der Zee * heb ik van Sebastiaen Ziani gefproken. Dewijl hij buitengemeen rijk was, gebruikte hij zijne fchatten, om zich aengenaem bij het volk te maken, door verfcheiden fieraedjen, waermede hij de ftad ten zijnen koste verrijkte. De bijeenkomst en verzoening van Paus- Alexander den III den en Frederik den Iften, bij genoemd Barbarosfa, gefchiedden te Venetië, onder de regering van Ziani, die de bemiddelaerenfcheidsman van hun was. De Paus gaf hem, uit crkencenisfe, het gefchenk van een' zonnefcherm en een' met goudlaken bekleeden ftoel, begerende dat de Doge en zijne Opvolgers dezelven op plegtige dagen zouden gebruiken, opdat al de nakomelingfchap zoude getuigen dat hij, wegens zijn geluk, dankbaer geweest was.aen de getrouwheid en ijver der Venetiaenfche - Heerfchappij'. De Doge Dandolo was gefchikt om den voorfpoed en den naem van Venetië ten hoogften top van grootheid en magt te voeren, en zijne regering is een der liuscerrijkfte tijdftippen der His- to-  Driehonderd- Eenendertigste Brief. 33^ torfën van dezen lahdaert. In den ouderdom van negentig jaren en bijna blind, was hij Bevelhebber Van eene groote vloot, leverde verfcheiden gevechten en aenvallen, en overheerschte, door zijne zorgen, wakkerheid en krijgsverrichtingen, hec keizerrijk van Konftantinopelen. Men kwam overëen om een' anderen Keizer te verkiezen; de keus zou op Dandolo gevallen zijn i dan het dacht hem voordeeliger voor het Gemeenebest eenen Franschman te doen verkiezen; en Boudewijn werd gekroond. Alle de deugden, die Vorften en groote Mannen vormden, bezielden het hart van Henrik Dandolo, die te Konftantinopelen, al waer hij zich met denzelfden luister van majefteit als de Keizer zelf vertoonden, overleed. De verbazende verandering, die al het vermogen van het Gemeenebest in de handen der Edelen ftelde, was het werk van een' eenigen Man: de Doge Gradonico; wezenlijke Oprichter van de Venetiaenfche Adelheerfching', mag als den eerften Grondlegger van dezen Staet aengezien worden. Hij was tevens de Infteller van den Raed van Tienen; en indien eene Regering, waerin de fchrik altoos is aen de zijde der geenen, die 'er de teugels van in handen hebben, om de afdwalende Beftuurders, en den Onderdaen, die de dwaling opmerkt, te zwepen, indien , zeg ik, eene diergelijke Regering onder het getal der nuttige uitvindingen kan geftcld worden , dan heeft Venetië nimmer grooter weldoender dan Gradonico gehad. Y 2 ASr  34o De Nieuwe Reiziger. Andreas Dandolo , vierënvijftigfte Doge, heeft eene kronijk nagelaren, die hec oudfte en beste gedenkftuk is van hec geene ons wegens de Historie zijnes landaercs is overgebleven. Zijne voortreffelijke verdienfte verhefte hem vroegtijdig tot de grootfte ampten. Hij werd Verzorger van St. Markus in den ouderdom van vierentwintig jaren; en hij had naeuwelijks zesendertig jaren bereikt, toen hij op den Hertoglijken Troon klom. Hij was een man van veel verftand, en groot letterkunftenaer, de eerfte der Edelen, die rang onder de Doétoren had, en een der verftandigfte mannen der veertiende eeuwe. Zijne regering was hec tijdperk van eene droevige vernieuwing' des oorlogs tusichen Genua en Venetië. De twee Krijgsoverften, die ten zijnen tijde meest uitmuntten, waren Doria bij de Genuezen , en Pifani onder de Venetianen. De regering van Andreas Concarini is merkwaerdig door het gevolg derzelfde oorlogen» die de twee Gemeenebesten zoo lang verdeelden. Indien de Doge het befluit niet genomen had om in perfoon naer de belegering vanChioza te trekken, nimmer had men alle de poogingen gedaen, om deze onderneming tot een gelukkig einde te brengen. Hij was de eerfte om zijne inkomften te verpanden, en zijn zilverwerk te laten fmelten, om den algemeenen nood te hulp te komen. Zijn voorbeeld werd eene les van edelmoedigheid voor alle de ftedelingen, die hem ijverig navolgden; en deze meenigvuldige onder-  Driehonderd Eenendertigste Brief. 541 derftand was hec behoud van den Staet. De geheugenis van alles, wat hij tot heil van zijn vaderland gedaen had, verbond den Raed om hera buitengemeene eer na zijnen dood te bewijzen. Een' Venetiaenfchen Edele werd gelast deszelfs lijkrede uittefpreken; eene onderfcheiding, die voor niemand zijner Voorzaten had plaets gehad, en welke het enkele gebruik gemeen gemaekt heeft omtrent de geenen, die hem opgevolgd hebben. Men was hem voornamelijk dankbaerheid verfchuldigd, omdat hij den vurigen ijver der krijgsbenden opgewekt, en in de uitputting der geldmiddelen, in den ftaet van gevaer, waerin het Gemeenebest zich toen bevond, voorzien had. De Historiefchrijvers hebben, in twee woorden, een groot denkbeeld van den Doge Antonius Venier gegeven: ,, hij beminde den vrede* „ en de geregtigheid, en toonde zich een ge„ ftreng opvolger der wetten." Hiervan was hij zelf een merkwaerdig voorbeeld in eene gelegenheid, waerin hij een perfoonlijk belang 1 H rü oc /-ilrengheid te verzachten. Zijn ZOOU ! Venier, op eene Venetiaenfche juifer verliefd , en over hare verachting geftoord, tcckende op de deur twee becldtenisfen met groote hoornen, en fchreef daeronder, in beledigende uitdrukkingen , de namen ' zijner minnaresA en harér zuster. De man klaegde 'er over; en de jongeling werd veroordeeld tot van twee maenden, met verbod Van zich, gedurende den tijd van tien jaren, in Y 3 d9  342 De Nieuwe Reiziger. de wijk dezer vrouwe te begeven. Lodewijk Venier onderging zijn vonnis; maer hij werd ziek, en liet zijnen vader verlof verzoeken, om elders eene gezonder lucht te mogen inademen. De Doge bleef onverbiddelijk. Men vertoonde hem het gevaer, waerin zijn zoon zich bevond; doch niets kon den onverzoenbaren vader doen wankelen. Lodewijk ftierf; geheel Venetië was 'er treurig over; Antonius Venier gevoelde niet minder hevig dit verlies; maer hij verdroeg het met eene ftandvastigheid, waerdig om tot een voorbeeld te dienen aen alle de geenen , die het roer der regeringe in handen hebben. De Doge Moncenigo, die in het jaer 1424 ftierf, was een Vorst vol van deugd en goedheid, die den prijs van den vrede kende, en zijne pooging aenwende omalies, watdenzelvcn konde benadeelen, te vermijden. Hij had eene bijzondere bekwaemheid voor de verrichtingen van den koophandel, en flaegde in dien van Venetië bloeijender te maken, dan dezelve tot dien tijd toe geweest was. Het gebouw voor de boekzael van St. Markus werd onder zijne regering begonnen. Men had eene alöude wet, diea uit een grondbeginfel van fpaerzaemheid, en om alle ijdele ontwerpen van fieraedje voortekomen, het voorftel van het oude paleis te herbouwen verbood, en den geenen, die het voorftelde, tot eene boete van duizend dukaten, veroordeelde. Dit gefticht werd gedeeltelijk verbrand; en niemand durfde fpreken van het te herftellen. Moncenigo deed meer; hij ftelde voor om het m  Driehonderd Eenendertigste Brief. 343 te herbouwen. Aenftonds verwees men hem tot de boete, door de wet bepaeld. Hij betaelde dezelve zonder dralen, en vervolgde met de noodzakelijkheid van deze herbouwinge aentetoonen. De Raed, door's mans onbaetzuchtigheid getroffen, nam de zaek in overweging j en men befloot dat men het alöude gebouw zoude floopen, om een nieuw van grooter uitgeftrekthcid en pracht te herbouwen. De Doge had de befturing over deze onderneming, en deed het paleis , dat thans nog in wezen is, oprich» ten. Het graffchrift van Franciskus Foscari, vijfenzeventigfte Doge van Venetië, verwittigt de lezers dat deze eerfte Overheidsperfoon, tot deze verheven plaets gekomen, heilzame oogmerken voor het welzijn des vaderlands, eene behendigheid in het verkiezen van middelen, eene vaerdigheid tot den arbeid, eene bckwacmheid voor allerlei zaken, een doorzigt in de minfte bijzonderheden, eene ftandvastigheid in zijne befluiten, waervan men nog geen voorbeeld gezien had, op allerlei wijzen betoonde. Hij ontweek, zoo veel hem mogelijk was, het oorlog ter zee, opdat niets den koophandel des landaerts, bron van deszelfs voorfpoed en rijkdom, mogte benadeelen, Hij voerde de wapens van het Gemeenebest op het Vasteland, en deed 'er verooveringen, die gansch Europa deden zien, dat de Venetianen als bondgenooten gezocht-, en als vijanden gevreesd dienden te worden. In de onderhandelingen blonk hij insgelijks uit, en Y 4 be-  544 De Nieuwe Reiziger, bezat de groote kunst van de gunftigfte omftaq-i digheden waertenemen. Onder zijne regering begon Venetië eene der eerfte rollen in Italië te fpelen, en in de andere landen de grootfte achting te genieten. Door zijne zorgen heerschte de orde in de geldmiddelen, de onzijdigheid in de vierfcharen , hec goed beftuur en de veiligheid in de fteden. Hij werd met minder omzigtigheid dan een zijner Voorzaten behandeld; gij hebt gezien met welke ondankbaerheid zijne medeburgers hem noodzaekten van hec opperfte vermogen afteftaen. Ik ben, enz. Veneticden 7ê'a van December, 175?' Driehonderd Tweeëndertigste Brief» Vervolg van Venetië. In Europa is geen Volk, dat in zijnen boe, zem zoo veel edele en alöude Geflachcen heeft, als die men te Venetië vindt. Eenigen, die nog in wezen zijn, kunnen op eene aloudheid van twaelf of dertien eeuwen rekenen, zonder tot de tijdrekenkundige herfenfchimmen toevlugt te moeten nemen. Zij , die in hec Gouden Bpek, zijnde een geheiligd Wapenboel^ der Geilachcen, dat niets onzuivers duldt, gefchrsven zijn, worden in drie rangen verdeeld;  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 345 de eerfte, welke men de twaelf Apostels, of de Edelen der alöude Huizen noemt, dalen af van de twaelf Stammen, die den eerften Doge verkoren; de Badoëro, Barozzi , Contarini, Dandolo, Gradonico, Falier, Memmi, Michiéli, Morofini, Sanudi, Tiepolo en Polano; deze Iaetften zijn niet meer in wezen. De Geftachten , de vier Euangelisten geheten, de Bembi, Bragadini, Justiniani en Cornaro, ftaen gelijk met de eerften, als ook de Delfini, Quirini, Marcello, enz. Hunne hcrfenfchim (want men moet 'er altoos eene hebben) is hunne afftamming van eenigen der Helden van het alöude Rome te doen afleiden. Het zekerfte is dat zij meestendeels afkomen van de alöude Opperhoofden, die, voor de opkomst der Doges, de Venetiaenfche Eilanden regeerden. Gij zaegt onder hunne voorouders Vorften, die dezen Staet oppermagtig regeerden, en de vrijeftaetsgezinde Adelheerfching verkoren boven hetvolftrekte gebied van een' eenigen, 't welk zij erffelijk in hun Huis hadden kunnen maken. Gij kunt 'er groote Krijgsoverften, Paufen, Kardinalen en allerlei verdienftelijke mannen befchouwen. De tweede rang beftaet uit de Geftachten, die in het jaer 1290 in het Gouden Boek gefchreven wierden, toen de Doge Gradonico de Adelheerfching invoerde. De derde beftaet uit perfonen, die, in den dringenden nood van het Gemeenebest, in den tijd van Oorlog met de Genuezen of Turken, den Adeldom gekoft hebben. Deze Iaetften hebben geen deel dan aen X 5 de  346" De Nieuwe Reiziger, de minne bedieningen van den Staet, en worden zelden in de gewigtige zaken gebruikt. De titel van Venetiaenfchen Edele wordt ook vergund aen vreemde Vorften, derzelver kinderen en eenigen doorluchtigen Huizen, die begeerte toonen naer eene onderfcheiding, welke verfcheiden onzer Koningen voor hun niet onwaerdig geacht hebben. Henrik de IVte verzocht dat zijn naem in het Gouden Boek mogt gefchreven worden: 't geen men aenmerkte als eene eer, bekwaem om altoos dit edele Gemeenebest doorluchtig te maken, Men beriep eene buitengemeene Vergadering van den Grooten Raed; en bij algemeenheid van ftemmen, maekte men een raedsbefluit, waerbij Henrik van Bourbon, vierde van djen naem, Koning van Frankrijk en Navarre, tot Venetiaenfchen Edele wierd verIdaerd, met regt van dezen rang aen alle zijne Nakomelingfchap overtedragen. Niets bewijst foeter de groote achting, welke de Staet van Venetië in Europa genoot, dan dat een Koning van Frankrijk zich vereerd rekende met het voorregt van tot denzelven te behooren, Eindelijk is 'er nog eene andere Orde, den Adeldom van het Vasteland geheten, die de landen op den vastewal bewoont; maer zij heeft geen deel aen de Regering noch aen de Ampten van het Gemeenebest, Het is den Venetiaenfchen Edelen verboden bij buitenlanders te dienen, en iets van hun te ontfangen , zonder verlof van den Raed. De Staet voorziet in hunne behoefte^ en indien zij zich  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 347 zich zijner weldaden weten waerdig te maken, worden zij verheven tót bedieningen , die hunnen voorfpoed bevorderen. Het ftaet aen de Regering over hunne verfchillen te oordeelen, hunne twisten te bevredigen, en alle de middelen, om onder hen den vrede en de eendragc te onderhouden , in acht te nemen. Men zou hun tot misdaed rekenen al te volksgezind te fchijnen j al te veel fchitterende deugden te vertoonen , en verhevener begaefdheden dan de andere Edelen te bezitten. De gelijkheid is den grondflag van het Gemeenebest: men heeft aenzienlijke perfonaedjen van de algemeene zaken uitgefloten ? anderen tot den dood veroordeeld gezien,, omdat zij in te veel verdienften uitmuntten, wanneer deze verdienfle met de inzigten derRageringe fcheen te ftrijden. De veinzing, welke men in 't algemeen weet het karakter der Venetianen te zijn, is bijzonder den Adeldom eigen. De Raedsheeren vooral hebben eene ondoorgrondelijke yo.orzigtigheid omtrent alles, wat de ftaecszaken betreft. De armfte Edelen zijn gemeenlijk de hoogmocdigfte. Zij fpreken tot de burgers, vreemdelingen , en de geenen zelfs, welken zij noodighebben, met de hooncnfte trotschheid. Een Fransman, op de plaets van St. Markus wandelende, ftiet onvoorziens één van hun aen. De Edele nam hem deftig bij den arm, en vraegde hem Wejk beest hij geloofde het zwaerfte en plompfte te zijn? De verbaesde Fransman bleef eenigen tijd zonder antwoord; maer de Veneti- aen,  348 De Nieuwe Reiziger. aen, zonder iets van zijne deftigheid te verliezen, dezelfde vraeg gedaen hebbende, antwoordde do Fransman guldhartig, dat het plompfte beest de olifant was. „ Wel leer dan , mijnheer 9, Olifant, hernam de ander, dat men een' Ve„ netiaenfchen Edele niet ftraffeloos noot.'' Men geeft aen alle den titel van Excellentie, en groet hen met den mouw van hun kleed te kusfchen. Deze mouw ftrekt tot eene foort van zak, die hun dient om ter markt of in de vleeschhal te gaen. Ik zag fommigen een' fchapenfchouder of een twaelftal artifjokken daerin verbergen; en zij zijn echter niet minder trotsch, noch minder verzot op hunne waerdigheid. Het gellacht der Contarini, het tweede van Venetië door zijne aloudheid, en het doorluchtigfte in de wapenen en letteren, is grootelijks van dezen alöuden luister vervallen, ten minfte als men 'er van oordeelt naer den ftaet van een' Edelen van dezen naem, wiens uitwendig aenzien de grootfte armoede aenkondigde. Tusfchen de Edelen en het Volk is nog een middenrang, die, onder den naem van Cittadini, de voornaemfte burgerlijke Geflachten bevat. Voor de invoering der Adelheerfchinge, hadden zij deel aen de verkiezing van den Doge, en aen de befturing van het Gemeenebest; maer zij bleven in de Orde der Cittadini, toen zij uit den Opperften Raed des landaerts werden gefloten. Anderen hebben dezen rang door hun geld of door hunne verdienfte verkregen; maer allen worden aij onverfchillig tot de ampten, die voor hun he- ftemd,  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 349 ftemd zijn, toegelaten. De Advokaten, Beamptfchrijvers, Geneesheeren, groote Kooplieden, Opperhoofden der ftolfeweverijen, de Sekretarisfen van het Gemeenebest, behooren noch onder de Edelen noch onder het Volk, maer worden Cittadini geheeten. Een Edele, die mee eene vrouw van dezen rang trouwt, moet zijn huwelijk door dert Grooten Raed doen goedkeuren , indien hij begeert dat zijne kinders in het Gouden Boek gefchreven worden. Indien hij in tegendeel met eene uit het gemeene volk trouwe, is hij verpligt den adeldom voor zijne zonen te koopen, of deze gunst door zijne dienften te verdienen. De Cittadini, bezig met de zaken der Regeringe in de ampten, die voor hun gefchikt zijn, genieten verfcheiden eerwaerdige onderfcheidingen, als onder anderen het kleed de? Edelen te mogen dragen; 't geen in de ooger» van het volk hen met dezelven verward, en hun dezelfde achting doet bewijzen ; en indien zij kerkdijken zijn, bezitten de meesten bisdommen en groote kerkvoogdijen. Echter zonder ik hier van uit Padua, Brescia, Verona en eenige andere voorname fteden van den Staet, wierkerkzetels den adelijken geflachten worden toegewezen. De kinders der Edelen, ten zij ze zich tot den kerkdijken ftaet fchikken, mogen, zonder een uitdrukkelijk verlof van den Raed, hunne leeröeffeningen niet buiten de landen van het Gemeenebest verrichten; maer zoo dra zij Abc zijn, hebben zij van hec Overheidsampt afgezien, m  350 Di Nieuwe Reiziger. en kunnen uit dien hoofde met de vreemde Afgezanten verkeeren , reizen, en zich nederzetten waer zij het welvoegelijkfte öordeelen \ omdat zij dan befchouwd worden als niet meer behoorende tot het vaderland, dat geene kerkdijken in de ampten duldt, en zelfs niet wil dat zij een Afgezantfchap , voornamelijk dat van Rome* mogen bekleeden: men zoude vreezen dat zij Zich door de bekoring der waerdigheden, door den Heiligen Stoel aengeboden, zouden laten verleiden. De tijd is niet meer, dat de Venetiaenfche Edelen 't zich tot eere rekende beurtelings eene plaets in den Raed, en een' ftoel in de Hoogefchool te bekleeden. De tegenwoordige Regering houdt deze grondftelling vast, dat de wetenfchap zich bezwaerlijk verëenigt met de Zachtmoedigheid, die aen een' Ondcrdaen van het Gemeenebest past. De eenigfte kundigheid, welke zij vordert in de geenen, die het zelve regeren moeten, is de kennis van de algemeene zakenen zij acht geene begaefdheden , dart voor zoo' ver men niet poogt zich door dezelven te doen gelden. Het is niet geöorlofd zich te bedienen van eenigen dezer groote drijfvederen der welfprekendheid, die de verftanden overmeesteren ; alles wordt behandeld op eene een* vouwige en eenparige wijs, eer met fcherpzinnigheid dan met geweld. Men duldt geene groote bewegingen, geen gefchreeuw , geene gebaren, geene ontroering, geen .vuur, geene verrukking} dan m 4e pleicgedjngea der Advokaten? De  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 35r . De misdaden worden openbaerlijk geoordeeld, gelijk eertijds te Athene en te Rome, en tegenwoordig in Engeland. De Befchuldigde vindt zich overtuigd of verdeedigd zoo veel als mogelijk is; en de regters durven hunnen pligt niet vergeten, in het gezigt des volks. Ik volgde een dezer Regtsgedingen, die niets anders was dan eene gedurige uitbreiding van den Advokaet, op de Berichten, welken eene foort van Verteller las. In eene lange en fmalle zael befloeg de Redenaer een open vak , op eene verheven hoogte, tegen over de Vierfchaer. Op dezelfde hoogte, aen zijne regterzijden, fïond de Verteller; en op ijdere zinuiting, ijderen regel, ijderwoord, nam de Advokaet het woord op, herlas het geene men gelezen had, herhaelde het gezegde, ontvouwde het geval of het middel, door het. Bericht aengcwezen, alles met de onftuimigheid van een' Bezeten. Hij floeg op de kolommen, die hec vak onderfteunden, daelde op de platte grond, naderde den Voorzitter, en week weer deinzende te rug,- en terwijl de Verteller tot eene andere zinuiting overging, veegde de Advokaet het zweet van zijn aengezigt, en hernam zijne kragcen voor eene nieuwe ftuiptrekkinge. Bedekt door eene onmetelijke paruik, die van voren en van achteren tegelijk afhangende,' tot op zijnen gordel afdaelde, had hij geene andere klceding dan zijn open en flodderend hemd, onder zijnen Venetiaenfchen bovenrok, wiens kraeg hij losgedaen had. Dfj  35^ De Nieuwe Reiziger. De Advokaten genieten te Venetië dezelfdé achting als te Parijs. De pleitrol opent voer de geenen, die 'er zich niet gedurig willen bezig houden, den weg tot de gtoote waerdigheden, welken de Staet voor de tweede orde der ftedelingen bewaert; en het is eene verzekerde toevlugt van rijkdom voor lieden, die, na met luister gepleit te hebben, zich aen de raedgevingen toewijden. Verfcheiden dezer Iaetften hebben groote bezittingen en fchoone landerijen; hunnen ftaet verfchilt weinig van dien des Adeldoms, die ook gemeenzaem met hun leeft. Ijder gedeelte der wetgevinge heeft hier zijne Regters, en zijne verfchillende graden van Regtsgebied. Alle deze Geregtzetels worden bekleed door den Adeldom, die tot Bijzitters Advokaten en Regtsgeleerden uit de Cittadini heefc. Men onderfcheidt ten minfte agt of tien Vierfcharen, tot welken alle de gefchiilen, waervan het Chatelét van Parijs ter eerfte regtsgedinge kennisneemt, rekeningen van voogdijen, huwelijksverdragfehriften, huurcedels, beloften en handfchrifcen, overdragt van goederen, uiterftewillen, enz, gebragt worden. Men heeft hier drie Oppergeregtshoven, de Veertigen geheten, naer het getal der veertig Overheden, waeruit ijder van hun beftaet. Men onderfcheidt ze in Oude, Nieuwe en Halsgeregten. De twee eerften nemen kennis, bij be« roep, van alle de vonnisfen, in burgerlijke zaken gewezen. De derde oordeelt over alle de rjiisdadeiij behalve die geenen, waervan hec VOO-  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 353 vonriis tot den Raed van Tienen behoort. De aenzoeken zijn geoorlofd en zelfs in gebruik bij deze Vierfchaer. Men laet aen de B .'fchuldigden alle middelen om zich te verdeedigen, zelfs door het gezag en de befcherming hunner vrienden. Doch dus is het niet gelegen met de burgerlijke zaken, waerin alle aenzoeken verboden zijn. De Kanfelier van het Gemeenebest mag alleen uit de orde der Cittadini verkozen worden ; en zijne bediening is voor zijn leven, gelijk die van den Doge. Hij draegt, gelijk dezelve , den purperen tabberd, heeft toegang tot alle gewigtige bcraedflaegingen, heeft de voorzitting boven alle de Raedsheeren en Overheden, behalve de Raedslieden der Heerlijkheid en de Verzorgers van St. Markus. Hij doet eene openbare intrede bij zijne verkiezing; en na zijnen dood, gefchieden zijne lijkrede en lijkftaetfie op kosten van den Staet. Tot het einde der dertiende eeuwe, kende men te Venetië niet anders dan den Kanfelier van den Doge, wiens verrichting beftond in het zegelen van de ftaetsfchriften, die van de hertoglijke magt' afdaelden maer dewijl federt langen tijd de ftaetkunde van den Grooten Raed, bij het vermeerderen van de magt van het Gemeenebest, belfond in het verzwakken van het vermogen van het Opperhoofd, was zij bedacht op het aenftellen van een' Kanfelier, die in zijne regten en handvesten onafhangelijk van den Doge was, en dezaekvoerder, om dus te fpreken, van den landaert wierd. Men befloot dat deze Magillraetsperfoon nimXXr.Dtel. Z mer  g54 De Nieuwe Reiziger. mer uit den Adeldom mogte genomen worden % en door deze aenftelling, wilde de Groote Raed de eerzucht der Cittadini voldoen met eenen Amptenaer, die hen konde vertroosten over het verdriet van zich uit de groote bedieningen uitgefloten te zien; eene diepe ftaetkunde. opdat de vermenging dezer twee Orden, in den boezem van het Gemeenebest, geene gedurige bron van mededinginge en oneenigheid wierd'. Onder de Overheden van Venetië, telt men nog de Verzorgers, de Zedenmeesters, de Tuchtmeesters, de Nachtregters, de Opperopzigters over de Pracht, enz. De eerften zijn belast met de zorg' over de openbare verbeteringen, de wapenen, de bedieningen, de kasteelen, de onbebouwde landen, de flagthuizen, de bosfchen, het zout, enz. Twee Zedenmeesters waken over de zeden der burgeren, en geven acht op de kuiperijen der Edelen om ampten te krijgen. Zij hebben eene beraedflagende ftem in de Raedsvergadering, en een' onderfcheiden rang in den Grooten Raed. De bediening der zes Tuchtmeesteren, die alleen in het tusfchenrijk plaets heeft, is het onderzoek van de misbruiken, die in de Regering, onder de befturing van den overleden Doge, mogten ingeflopen zijn, en bericht daervan te geven, ten einde men dezelven door goede wetten verbetere. In het begin was zij niec geftreng; maer zij is door den tijd zoo lastig geworden , dat zij in een ontzagchelijk ftaetson«krzoek veranderd is. Het oogmerk van den Raed,  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 355 Raed, in het oprichten van dit ampt, ftrekte Om zijnen Vorlten eene bijzondere omzigtigheid inteboezemen, door hun bij voorraed deze foort van ilaetsonderzoekeren aentebieden , om na hunnen dood hunne daden zonder barmhartigheid te onderzoeken, en de minfte feilen tegen het welzijn van den Staet met zware geldboeten te ftraflen. Nachtregters noemt men de zes Edelen, die kennis nemen van de nachtdieverijen, en de misdaed der verheelingen, brandftichtingen, veelwijverijen, fchakingen, verkragtingen, en de misdrijven der Joden, die in zonde met Christenvrouwen verrast worden. Het onheil der tijden was in het begin de noodwendige oorzaek van het aenftellen eener Overheid , die in 't vervolg gewigtig genoeg wierd, Om derzelver bedieningen te vereeuwigen. Men verkoos drie Edelen, wien men het vermogen gaf om de weelde der inwoonderen en der tafel" te hervormen, en welken men Opperopzigters over de Pracht noemde. De bedoeling dezer oprichtinge was eene fpaerzaemheid inteboezemen , waerin de behoeften van het Gemeenebest eene toevlugt konden vinden. Zij gaf verfcheiden keuren uit, die voorfchreven welke kleederen men mogt dragen, en van welken men geen gebruik mogt' maken; hoe verre de onkosten der tafel mogten gaen, of bepaeld moesten worden; hoeveel men aen gondels en levreibedienden mogt hefteden, of't geen men behoorden te vermijden ; en 'er zijn zware boeten tegen de overtreZ 2 ders  356 De Nieuwe Reiziger, ders afgekondigd. In dit opztgt hebben 'er tUSfchenpoozen van verflappinge en verzuim plaets gehad-, maer deze ftaking heeft altoos kortftondig geweest. De wet, de overhand krijgende, heeft de overtredingen belet algemeen te worden, en de pracht is altoos genoodzaekt geweest zich naer dezelve te fchikken. De eerfte der krijgsbedieningen is die van Opperzeebevelhebber, bij wien men een'Protéditor of Verzorger plaetst. Deze twee perfonaedjen verlichten eikanderen wederzij dsch,* en door dit middel is men altoos van hun gedrag onderricht. Een algemeene Verzorger waekt insgelijks over de Landvoogden, die, gedurende zestien maenden, dat zij in bediening' blijven, tot het geftrengfte verblijf in hun landfehap verbonden zijn. Gemeenlijk is het een vreemd krijgsbevelhebber, van eene bekende achting', die het gebied over het Venetiaenfcheheir in tijd van oorlog voert; en verfcheiden Vorften hebben het zich tot eer gerekend. Het getal der geregelde krijgsbenden, zoo voet-als paerdevolk, beloopt in tijd van vrede luttel boven de zes of zeven duizend mannen, verdeeld in de verfchillende plaetfen van Dalmatië', Frioul en op de grenzen van het Milanéfche gebied. De Staet onderhoudt geene zeemagt, maer vergenoegt zich met een vlootdeel, dat in de golf kruist, om haer voor de zeerooveren te beveiligen, en met een ander vlootdeel teCorfu, ten zelfden einde, onder het gebied van twee Opperbevel hebberen 9 die fleches driejaren dienen. De  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 35^7 De Patriarch, Aertsbisfchop van Venetië, door den Raed benoemd, is altoos een Edele des landaerts. Hij voert den titel van Primaet van Dalmatië, en Aertsbisfchop vanCorfu; maer hij mag het kardinaelfchap niet bekleeden, noch door eenige weldaed, door eenige waerdigheid aen het Hof van Rome, waervan hij zich volkomen onaf hangclijk acht, verknocht zijn. Zijn regtsgebied is zeer bepaeld; want wanneer zijne bevelen eenigzinstegenszijne Geestelijkheid ftrijden, beroept zij zich van dezelven als van een misbruik , en is altoos verzekerd befchermd te zullen worden. Laurens Justiniani , uit het edele gedacht van dezen naem, was de eerfte Patriarch van Venetië. De uitmuntendheid zijner deugden heeft den Heiligen Stoel doen befluiten, hem onder het getal der Heiligen te ftellen. Hij liet verfcheiden werken na , die van minder gewigt zijn door de verhevenheid der denkbeelden, dan door de aendoening van eene teedere godvrucht'. Eene vaste en onfehenbare aenklevingaen den Chiistelijkcn en Katholyken Godsdienst heeft, ten allen tijde, de Venetianen, federt hunne inrichting als een faemverbonden volk, doen uitmunten. Van de zevende eeuwe af, gaven hun de Paufen den titel van Allerchristelijkfte, welken zij in hunne oorlogen tegen de Turken, in het midden der wreedfte ftraffen, ftaende gehouden hebben. Hier van ftrekt tot getuigen de Stadvoogd van Famagusta, die, na tagchentig duizend ongeloovigen voor deze plaets te hebr ben doen fneuvelen, levendig gevild wierd door Z 3 be-  35S De Nieuwe Reiziger. bevel van den woesten Mustafa, uit haet' van eenen godsdienst, dien deze dappere Veneciaen • toe aen zijnen dood beleed. Niettegenftaende deze voorbeelden, en de oplettendheid der Regeringe om den fchat des ge? loofs in zijne zuiverheid te bewaren, en de ketterijen te beletten zich in den Staet te verfpreiden, fchenen de wederzijdfche eisfehen der Venetianen en het Hof van Rome aen het laetfte geen voordeelig denkbeeld van den Godsdienst van het Gemeenebest te geven. De Paufen fchenen het te befchouwen, indien niet als hunnen vijand, ten minne als een kind, dat weinig leerzaem voor hunne ftemme en luttel gehoorzaem aen hunne bevelen was. Men verbant echter dit denkbeeld, wanneer men de meenigvuldige kerken, kerfpellen, kloosters, gasthuizen , kerkdijken en monniken, waervan deze ftad vervuld is, in aenmerking neemt. De Geestelijkheid, 't is waer, heeft geen' den minften invloed op de Regering ; maer hierdoor heeft men haer weder tot hare eerfte inftelling gebragt. De priesters worden door het volk van ijder kerfpel gekozen; dit is insgelijks een overblijffel der oorfprongelijke Kerke. De Staet duldt onder de monniken niemand anders dan Venetiaenfche onderdanen ; een ander blijk van wijsheid, % welk alle de Mogendheden moesten navolgen. De gedachtenis der uitmuntende overwinningen, op dc vijanden behaeld, wordt alle jaren vernieuwd door godsdienftige plegtïgheden , waerin zoo. veel betamelijkheid als majesteit heerscht; en het  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 359 liet is de Vorst, aen het hoofd van den Raed,' die deze pligten van godvrucht' en erkentenisfe vervult. Dus is het ook gelegen met de plegtige feesten, op welken de Doge en de Raedsheeren alle de kerkdienften bijwonen. Het Volk treedt in het fpoor zijner Heeren, door zijne vlijtigheid, in dezelfde oeffeningen. Echter is het waer, dat de kerfpeldienst niet gevolgd wordt dan door eenige goede zielen, waervan de priester alleen al het vertrouwen bezit; de monniken verdeelen onder zich de huisgezinnen, die geen ander kerfpel kennen dan de kerk van den biegtvader; en de huisgebeden dienen ijder in plaets van Vespers. De draegftoelverhuurders verkoopen derzelver bewoordingen , die niets anders zijn dan eene berijmde verzameling van kwade Latijnfche woorden, door den bewaerder der gewijde dingen famengcfteld, en fomtijds gepaerd met een vrij flecht muzyk. De kloosterlijke feesten der Befchermheiligen worden met meer plegtigheid gevierd. Stemmen en fpeeltuigen , uit de beste muzikanten gekozen, vervullen een groot zangkoor, met linten en bloemkranfen verfierd, en achter het poortael in 't gezigt van het altaer geplaetst. De kerk is voorzien met verfcheiden rijen van ftoelen, met den rug naer de heiligdomskamer gekeerd, en in dien ftand gedurende de ganfche mis blijvende. De nonnen, indien het een jufferklooster is, komen en vertrekken langs twee groote traliën, waerin zij gefprek houden, en ververij 4 fchin-  §60 De Nieuwe Reiziger. fchingen ukdeelen aen ridders, abten en jonge regtsgeleerden, die allen, met den waeijer in de hand, indien het zomer is, zich aen beide de traliën in gezelfchap bevinden. Het iszeldzaem als 'er een dag in Venetië omgaet, zonder de viering van eenig feest; en de kerk is dan zeer opgefierd. De kolommen en zuilen zijn met rijke Itoffen omringd; en men maekt met wit linnen fieraedjen en figuren, welken men voor marmer of pleisterkalk aenziet. Doch men wordt meest verrukt door de lichten. Behalve de meenigvuldige lampen, armblakers en kroonkandelaren, zijn de altaren, vooral het voornaemlle, verlicht met eene ongelooffelijke meenigte van wasfchenkaerfen en fakkelen, en verfierd met al het zilverwerk van den priester, de kerkmeesters, de monniken en de broederfchap. In het volk is eene uitwendige godvrucht, die zelden tot de ziel doordringt, fchoon men in 't algemeen hier zeer bijgeloovig is. De Staet van Venetië heeft hetGeloofsonder_ zoek wel willen gedoogen, doch plaetst bij het zelve drie Raedsheeren, die de heiligeRcgtbank beteugelen. De godsdienftige verdraegzaemhcid, volkomen gevestigd, geeft geen' voet aen twisten , aen befchuldigingen en aen het geweld. Deze drie Overheden-wonen, uit naem' van den Vorst, alle de beraedflagingen der Vierfchaer bij, en kunnen de uitvoering van alle hare vonnisfen Itremmen. De Geloofsonderzoekers kunnen geene eenige Bulle van den Paus afkondigen, zonder toeftemminge van den Raed, en hebben geen  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 36"! geen vermogen, dan tegen de geenen, die de ketterij belijden, vergaderingen ten nadeele van den godsdienst houden, de fakramenten bedienen zonder priesters te zijn, door hun godslasteringen hun geloof in twijffel doen trekken, de verrichtingen van het Geloofsonderzoek verhindering toebrengen , en openbare ketterfche boeken drukken, verkoopen of bewaren. De Raed heeft de kennisneming van alle de andere misdaden aen zich behouden. De Joden, Grieken en Armeniërs genieten insgelijks de weldaden eener verdraegzaemheid , die hun zelfs tempels en fynagogen vergunt. De eerften worden niet gehinderd dan ten aenzien van hunne begraefplaets, die hun in den omtrek der ftad en alle de omliggende eilanden verboden is: zij zijn verpligt hunne doodenbuiten de lagunes of havens te vervoeren. Men telt bij de twee duizend Joden, die allen den hoed met fcha'rlaken bedekt dragen, en een bijzonder regtsgebied hebben voor de verfchillen, die onder hen voorvallen. Hunne wijk is bij nacht gefloten. Hunne fynagogen, voornamelijk die der Portugezeu, zijn kostbaer en vrij wel gebouwd ,• en hun koophandel is zeer uitgeftrekt. De Grieken hebben een' Aertsbisfchop van hunnen landaert, die de bisfchoplijke verrichtingen vrijelijk oeftent. Hij heeft zelfs een kweekfchool, beftaende uit jonge lieden, die in Griekenland of op de Eilanden van denArchipél geboren zijn. De Staet eischt van de Armeniërs niet anders, dan de ftilzwijgendheid Z 5 over  35z De Nieuwe Reiziger, over de geloofspunten, die hen van onzen godsdienst' fcheiden. Men predikt in hunne kerken, of in die der Grieken niet in het openbaer. Twee voorname zaken hebben die Gemeenebest beroofd van den eerften rang', dien het zoo lang onder de handeldrijvende volken gehouden heeft; te weten, de ontdekking der Kaep de Goede Hoop, en het verbod aen den Adeldom om koophandel te drijven. Voor deze twee tijdperken, was de ftad Venetië de ftapelplaets van Europa en Azia , en de makelaeres van alle de koopmanfchappen, die in deze twee gedeelten der weereld* wierden overgevoerd. Deze koophandel werd des te luisterrijker, omdat zij door de eerfte Huizen van den Staet geöeffend wierd. Omtrent het begin der vijftiende eeuwe, haekte de herfenfehim des krijgsroems, eensklaps het ftelfel van het Gemeenebest veranderende , naer eerzuchtige overwinningen, en maekte plaets voor die onrustige en altoos werkzame ftaetkunde, die de groote drijfveder van deszelfs Regeringe geworden is. Echter is het nog heden dezelfde koophandel, fchoon zeer van zijnen alöuden luister vervallen, die de adelijke Huizen onderhoudt, tegens hec nadeel, 't welk zij daerin vreezen te ontmoeten. Het grootfte gedeelte van hunne geldmiddelen ligt in den koophandel of in de bank; maer 'er is, in dit opzigt, bijna geene betrekking meer tusfehen Venetië en de andere Staten van Europa, dan door de linnens, welken het uit Zwit- fer-ï  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 363 ferland trekt, de katoenen welken het daeraen levert, en de droogerijcn, welken het voor de verwerijen aen het zelve verkoopt. Door middel der wetten tegen de pracht, zijn de ftoffereederijen des lands genoeg voor deszelfs {lijtinge , en doelen, overëenkomftig het oogmerk der Regeringe, minder op luister dan op wezenlijk genot. Nergens bereid men koninginnefluweel en zijde koufen van een beter gebruik. Zijne fpiegels en belegfels, die zich eertijds door geheel Europa verfpreiden, worden niet meer dan naer de Levant verzonden; maer zijne thcriakel heeft nog alle de vermaerdheid, welke zij aen den toeftel, waermede men haer onder de oogen van den Staet bereidt, verfchuldigd is. De wasch» welke de kooplieden uit Griekenland en Dalmatië krijgen, houden een groot aéntal van handwerken bezig, om wit gemaekt en in fakkels en wasfehenkaerfen verkeerd te worden. Gij kent de vermaerde marasquin van Zara, die niets anders is dan brandewijn van kerfen, waervan de boom, oorfprongelijk geplant in de omliggende {treken dezer ftad in Dalmatië, zoo fterk in alle de Staten van het Gemeenebest vermeenigviudigd is. Sedert deze drank eene bekende achting verkregen heeft, maekte men te Venetië verfcheiden ftookplaetfen van marasquin, die veel minder dan die van Zara is, maer door de vreemdelingen voor de wezenlijke gekoft wordt, De Venetianen maken zoo veel ftaet op de deugdelijkheid, den rijkdom en de vruchtbaerb.eid van hun land, dat zij verzuimen het zelve te  364 De Nieuwe Reiziger, te bebouwen. Zij fnoeijen hunne boomen niet, en nemen geene twee honderd perzikken van eenen tak weg, om 'er honderd, die fchooner en beter zouden zijn, te behouden. Doch het minde in hun te verfchoonen is dat zij, met het fchoonde koorn en de lekkerde druiven voorzien , de onbekwaemheid hebben om flecht brood en affchuwelijken wijn te maken. Bovendien vindt men hier alles om het gemak des levens en de weelde der tafelen te bevorderen. Gij zoudt u verlustigen met 's morgens het gezigt te hebben van de meenigvuldige fchuken, met waren beladen, die van alle kanten aenkomen, en in alle wijken verdeeld worden. De orde, die 'er heerscht, is zoo naeuwkeurig, dat zij, ten tijde van het grootde vertier , noch durer, noch minder overvloedig zijn. De Staet zelf geeft het voorbeeld met zich aen de waren des lands te houden; en in de plegtige gastmalen bedient men zich? behalve van eenige vreemde wijnen, van den wijn, die in de Staten van het Gemeenebest groeit. Men verteert niet minder in de herbergen, vooral op fommige openbare feesten, wanneer de inwoning tot een' onmatigen prijs verhuurd, en de tafel verre boven hare waerde betaeld wordt. Het overige van 't jaer leeft men op deze plaets misfchien beter koop dan in geheel Italië: het volk voedt zich met Polenta, eene foort van deeg, gemaekt van het meel van Turksch koorn, 't welk men gebakken op ftraet uitvent, en dat volkomen gelijkt naer eene groote koek van gele wasch , waervan  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 365' Van men een ftuk voor een ftuiver affnijdt. Men vindc hier ook alle avonden het geene de lieden des lands Frittoles noemen; dit zijn andere koeken van tarwedeeg, waerin vele korenten komen , en welken men op ftraet in notenolie doet koken. Men roeptze uit en verkoopt ze heet; 'c geen een' flank verwekt in alle de neuzen die bij ongeluk niet Venetiaensch zijn. Ik ken geene ftad, waer in men bij ijderen tred, meer te eten vindt dan in deze; peren, appelen, mispelen, kastanjes, watermeloenen, van buiten groen, van binnen rood, welke men bij fneden voor een' of twee ftuivers verkoopt, kauwoerden in den oven gebakken , welken men insgelijks ontleedt, en duizend andere morferijen van defe foort. Venetië is insgelijks geheel opgevuld met tafelhouderen, braderen en vleeschkokeren. Deze Iaetften zijn de talrijkfte; en het varkensvleesch is 'er in het algemeen vrij goed. Het gevogelte maekt eene fchoone vertooning in den winkel der braderen; maer zij blazen het op; en wanneer het rond genoeg is, naeijen zij de huid van achteren toe: aen het fpit geftoken, wordt het hard en taei. Men verkoopt het bloed der kiekens in kleene aerden potten, .welken men voor alle winkelen ten toon ziet ftaen. Men vindt ten allen tijde, bij alle tafelhouders, vet, mager, heet, koud, geftoofd, gebraden, enz. De winkels der fruitverkoopercn maken den lust gaende; door de kunst in het fchikken hunner vruchten in naeldzuilen, of veeleer in opgaende fchouw-  360 De Nieuwe Reiziger. fchouwburgen van den vloer tot aen den zolder; maer ongelukkig wordt de fmaek zoo wel niet als het gezigt voldaen. Dit gemak om eten te krijgen, vdor een volk, dat altoos eet, maekt de keukens zeldzaem in de burgerhuizen, waervan ik overtuigd ben dat het drie vierde gedeelte in het ganfche jaer geen' pot te vuur heeft. Men eet zelfs in de fchouwfpelen, waervan 'er geen' één vertoond wordt , of de reuk van eenig opftooffel verveelt de aenfchouwers. Een minnaer mag 4er geene vrouwen brengen, zonder ten minlle zijne zakken gevuld te hebben met kastanjen en perert, welken het wellevend is, bij het eindigen van ijder bedrijf, haer geheel gefchild in den mond te Heken. Venetië heeft wezenlijk gebrek aen zoet water, voornamelijk wanneer de hitte des zomers en het gebrek aen regen, alle de regenbakken uitgedroogd hebben. Men moet het dan uit de Brenta gaen putten; en dikwerf zelf wordt hec in het overvoeren bedorven. De fchippers brengen het in tonnen, en verkoopen het aen rijke lieden, die het aen het volk uitdeelen, gelijk graen in tijd van behoefte. De wetten tegensde pracht bepalen de manier, waerop ijder zich moet kleeden. Des morgens is alles, wat aen het overheidsampc verknocht1 is, Edele of Cittadin, in een' zwarten tabberd, en mee eene groote paruik voorzien. Dit is eene ftaetkunde der Regeringe, om in de oogen van het volk het getal zijner Heeren te vermeerde*  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. 36*^ deren* Het overige van den dag, zijn zij bedekt met een' graeuwen mantel, van kamelot des winters, en van taf des zomers. De kerkelijken dragen een' zwarten mantel, van zijde of wolle, volgens het jaergetijde, van dezelfde vorm als die der leeken, met een kort kleed, eene kleene bef en ronde hairen: het is zeldzaem hen mee eene paruik te zien. De welgezeten kunftenaers en ambachtslieden, wanneer zij door de ftad gaen, zijn bijna als de Cittadini gekleed; de arbeiders, pakkedragers en diergelijke perfonen vertoonen alleen hunne uiterlijke ellenden. Men vergunt de vrouwen vreemde kleedijen aentenemen; zij verkiezen die van Frankrijk, en doen bovenal veel onkosten in gefteentem Gij weet dat de Venetianen, eertijds allen den koophandel der groote Indiën gehad hebbende, denzeiven tot de bron toe uitgeput, en meesters van Konftantinopelen zijnde het paleis der Keizeren geplunderd hebben. Deze rijkdommen komen niet uit de Huizen, die dezelven bezitten , dewijl de erfmaking die daeraen vast hecht, en kunnen dus flechts vermeerderd worden door de grilligheid der jonge Echtgenooten, die aen gegeflachten, reeds daermede voorzien, worden uitgehuwd. Men kan, in het algemeen, zeggen dat zij zich met fmaek optooijen, niet on» naer het fchouwfpel te gaen, alwaer zij zich mee de grootfte onachtzaemheid vertoonen , dewijl zij geacht worden aldaer onbekend te zijn. De vrouwen der Cittadini en het volk fieren zich zoo veel op, als hunne fortuin hun toelaer. Zij  368 De Niéuwe Reiziger. Zij gaen uit onder een' grooten fluijer van zware taf, van voren gekeperd, en van achteren geftrikt, met een' diergelijken voorfchoot, die haer omwindt, en bijna niets dan de mouwen van haren tabberd laet zien. Zij hébben gewoonlijk geen ander hulfel dan dezen fluijer, dien zij behendig en van pas weten te beduren, om een' half bedekten boezem te doen zien, zonder kwalijk te nemen dat de nieuwsgierige voorbijgangers haer van nabij befchouwen. De vrouwen der Edelen, de Gentil Done, gaen des daegs niet uit zonder dit kleed; dit is eene wet van het Gemeenebest; maer zoo dra de nacht nadert, kleeden zij zich naer hare begeerte. Dit is de tijd dat de gefprekken, de cafins of vergaderplaetfen, en de wandelingen beginnen. Zij, die onder de Sindale, welken naem men aen dezen fluijer geeft, fraei fchijnt, is afgrijfeïijk leelijk als zij dien verlaet. Toen ik u van de Bals van Venetië fprak, had ik de fraeifte hunner danfen, de Forlane, noch de geesttigfte hunner verlustigingen, het fpel der Verruilinge, gezien. De Forlane gefchiedt met twee of vier perfonen, zoo mans als vrouwen, die in een' kring rond draeijen, opfpringen en met eene wonderbaerlijke fnelheid en gezwindheid de beenen kruifen. Zij naderen vervolgens eikanderen, draeijen op dezelfde wijs, vatten elkanders handen, ftrengelen de armen in één, en wringen ze over hec hoofd. De verruiling is iets zeldzamers: men neemt den tijd waer dac ijder in de zael wandelt. Iemand  Öriehonderd Tweeëndertigste BrIep. 369» mand der vergaderinge roept overluid , enbeveek liet fpel. Öogenblikkelijk is ijder verpligc de vrouw, welke hij bij de liarid hield, te verlaten» eh zich bij de geene, die door een' ander voor hem geleid wierd, te begeven; 't geen grooteüjks moet vervelen, gelijk gij ligtelijk kunt opmerken, aen allen, die een mingefprek, of eenig aengenaem onderhoud begonnen hadden. Anderen winnen, in tegendeel, bij de verruiling,* en de behendigften nemen den tijd waer dat eene beminnelijke geburin hun ten deel kan vallen. De wet van het fpel is dat hij, die heÉ bevel gegeven heeft, zich vervolgens in het midden der zael'plaetst, en dat alle de misnoegde vrouwen hem een oorvijg geven. De Venetianen handelen in alles ftrijdig mee andere volken: zij treden deinzende in hunne gondels; de eerplaets is aen de (linkerzijde ; dé mans zetten de hoeden op het hoofd in de beste gezelfchappen; geen eenig huis is *er open; zij zien eikanderen alleen in de Cafïns of vergaderplaetfen, dewijl men 'er zich alleen bepaelt toe ververfchingen, die minder dan een avondmael' kosten. Wanneer iémand een middagmael geeft, ibrekt het der ftad tot nieuws. In de grootfte paleizen Zult gij geen twee fchoorfteenen vinden; én in ontelbare bijzondere, huizen is alleen de fchoorfteert der keuken; ook warmt men 'er zich zelden. De vrouwen komen nimmer bij hec vuurzij hebben kleene ftoven, waerin men heete asch ligt; zij willen dat het vuur de kleur van het aengezigt bederft* ' .XXV. Deel A a • De  37o De Nieuwe Reiziger» De lieden van dit land zijn in het algemeen vrij lui; en verfcheiden oorzaken loopen daercoe te famens vooreerst, de geringe prijs der levensmiddelen , kunnende een mergen Turksch koorn een geheel huisgezin voeden ; ten tweede, de liefdegiften, die in de kerfpellen uitgedeeld worden , behalve nog eene Broederfchap der Barmhartigheid, waer men alle maenden koufen, fchoenen, hemden, en geld om huur te betalen , aen de armen geeftten derde, de gasthuizen, waerin men allen, die door ouderdom of zwakheden buiten ftaet tot werken zijn, ontvangt; ten vierde, de hitte des lands, die deszelfs inwoonders flap en lui maekt. Behalve eenige lintreederijen , waerin men omtrent zoo vele mannen als vrouwen vindt, fchenen mij deze Iaetften volkomen werkeloos. Men ziet'er geen een in de winkels; de mannen verkoopen alles, zelfs de kleedingen en 't geen tot de mode behoort. De werklieden zijn duur en flecht: men ziet'er geen' goeden kleer- of paruikmaker. De tapijtwerkers hebben nog geen gefchikt huisraed bedacht; en zoo 'er eenige welgemaekte tafels zijn, komen zij uit Holland of Engeland. De fpiegels van Venetië zijn zwart of geelachtig; en wanneer men ze eenigzins groot wil maken, dat is, van drie of vier voeten , vertoonen zij u grover dan gij zijt, of mismaken eenig gedeelte van het ligchaem of aengezigt. De Venetianen hebben papiermakerijen, fuikerfmelterijen, en kristalreederijen; maer het papier kerft, en het fchrift dringt aen den achterkant der bladzijde door; de fuiker ft  Driehonderd Tweeëndertigste Brief. g?f is zoo goed niet als de onze; en het kristal gelijkt haer glas. Zij maken geringe ftoffen, met goud * zilver en zijde vermengd, welken zij naer de Levant zenden 3 om de Sultanes te kleeden. Deze damasquettes (want dus worden zij genoemd) zijn ligt en vrij frael; maer zij zijn van korten duur, eri worden zelden dan in groote hitte gedragen. De inkomfteh van den Staet worden op twintig millioenen Franfche munt gerekend, waervan een gedeelte op de ftad zelve, aen inkomende en uitgaende regten en andere belastingen, geheven wordt; het overige wordt op het Vasteland en de afhangende Eilanden van het Gemeenebest geligt. Met dezen rijkdom, verftandig beftuurd, heeft dit volk' langen tijd den naerijver der andere Mogendheden verwekt. Tegenwoordig verdienen de wijsheid zijner Regeringe, de aenkleving aen zijne Wetten^ zijne eerbied voor zijne Opperhoofden, de eendragt der Edelen, en hunne liefde voor het Vaderland nog de achting van geheel Europa. Behalve deonkos*' ten, die het onderhoud der Overheden, de betaling der krijgsbenden, de ftichting der openbare werken vereifchen, draegt men zorg om altoos geldmiddelen in voorraed te hebben, voor de gewigtigfte noodwendigheden en onvoorZienfte gebeurtenisfen. Ik ben, enz. Venetië, den iorf 6, Befchrijving van deze Stad. 5 Hare regering voor hare veiligheid. - 7- Hare voorzorg omtrent het zelve, - 8. Hare wandelplaetfen. - 9- Hare Hoofdkerk. - - * Io. Wapenhuis, Gasthuizen, Boekzael. - IDe leeróefteningen te Geneve. - 12. Wetenfchappen, Kunften en Ambachten. "I 12. "Voorraed van koorn. - 3 Inkomften van het, Gemeenebest. - - i4« Belastingen op de Inwoonders. - - i5- Magiftraten té Geneve. - - - 7. 16. Verkiezing der Magiftraten. $ Raed van Twee Honderd. - - \ 17. Raed van Vijfentwintig. - - 3 ' Eaed van Zestig. - - \ 18 De Loonraden en andere Magiftraten. 3 ' Keuren, die hen betreffen. ; 19. Hun  BLADWIJZER, enz. Hun vermogen geëvennaerd. - - 20; Men komt 'er aileen aea door verdiende. 7 Eerbied van 't volk voor de MagiUraet. 3 Driehonderd Zeventiende Brief. Vervolg van Geneve. Kerkelijke Geireldheid - 22. Aenkomst van Kalvijn te Geneve - - 23. Leer van dezen Hervormer - 34, Socinianismus der Genevenaren. - - % •• . * Geïchriftvan den Heer d'Alembert over dit on-/ „f der werp. - C Antwoord van den Heer Rousfeau. J Belijdenis des geloofs van de Geneeffche Lcera- T ren. - - - > 26. Regeering van deze Kerke. - j Redevoeringen, Gebeden en Goddelijken Dienst. 27. Inkomften en bedieningen der Leeraren. - 28. De Kerkeraed, kerkelijk Geregtshof, - 29. De huwelijken te Geneve. - 30. Beftuur der Gasthuizen. - - - - 31. Het Halsgeregt. - - - - 32. Burgerlijk geregt, de uïterftewillen. - » 33. Regering bij gelegenheid van brand. - - 34.. Prachtwetten, huizen, rijtuigen. - - 3$-. Geen fchouwfpel te Geneve. - • - _ 36. Gefchrifcen der heeren d'Alembert en Rousfeau. 37. Tijdkorting der Genevenaren. - 39. Driehonderd Agttiende Brief.' Vervolg van Geneve. Vier rangen van Inwoonderen. - - 40, Hun koophandel. - - - - - 41. A a 3 Wet-  BLADWIJZER ber Bladz, Wetten tegen de Bankeroetiers. - - l ^ Stortereederijen te Geneve. r - - 5 Werkzaemheid der Genevenaren, - - 43. Hunne kunften en uitvindingen. - * 44- Verblijf van den heer Voltaire in dit land. - 45-. Zijne levenswijs. - Z 46. Ge'aertheid en lof van dezen Dichter. - - > Zijne verfchillende Werken. 47. De heer Rousfeau, te Geneve geboren. - 4«. Zijne verfchillende Werken. - -49* Dof van Geneve. - - Lof der Magiftraten en Inwoonderen. - - 53' Driehonderd Negentiende Brief. Savoije. Bergen van Savoije. - l 54, De berg Maudite. - - 5 Verfcheiden Gezigtpunten. - - JT- Weg door de bergen gebaend. - - 59- Opfchrift van den Abt van St. Real, - - S7- De ftad Chambery. - - - to i s%. Montme'liant en zijne omliggende ftreken. - > Het dorp Aquabella. - °°- Het land tot Lasneburg. - - - 61. Vernuft der Inwoonderen, - l De doortogt over den berg Cenis, - > Prijs van dezeu doortogt. - - - 63. Doortogt van Hannibals heir. - - | 64. De top van den berg Cenis. - - - 3 Afdaling van den berg Cenis enz. - - 0> Onderrichting van dezen togt. - - * cö. Historifche bijzonderheden van bavoije, - 07. ÏÏIUEs  VOORNAEMSTE ZAAKEN. Driehonderd Twintigste Brief. Vervolg van Savoije. Bladz. Geaertheid des Konings van Sardinje, - - 69. Bijzonderheden zijner beftieringe, - . yQLof van het Huis van Savoije. - - - 71. Wetboek, door deze Vorften overzien, - ? Wetten betreffende den Godsdienst. - 5 Wetten betreffende de Joden. - . 73. Wetten betreffende de Overheden, - - 7$-. De Groot-Kanfelier. - 76. De drie Opper Geregtshoven. ; - - 77. Advokaten der Armen. - " - - 78, Rekenkamers. - 79, Overheden der fteden en landfchappen. - ? o0 Advokaten en Pleitbezorgers. • j * De Raed der Gezondheid. - - - 81. Voorfchrift van den eed. 82. Halszaken, tweegevechten, " ' 7 Wetten tegen de Kwaeddoenders en Struikroo- > 83. vers. - j Wetten tegens de Krijgsverlaters. - - 85, Wetten tegens de Moeders, die hare kinders om- 1 brengen, - - - - > 86. Wetten tegens de Lediggangers en Landloopers. j Wetten tegens de verhuizing naer andere landen. ? o._ W etten betreffende den boekhandel. - > 7' De Opzigters der Landfchappen. - - l qo Chablais; het kasteel van Ripaille. - S De Geneeffche Savoijaerds; Annecy. - ? «_ Andere Landfchappen van Savoije. - 5 Bijzonderheden van Savoije, en zijne Inwoon- -> • ~ " - * c nr> Gedenkverhael wegens eene vrouw van dit f * land. • - - - J , fi. a 4  BLADWIJZER der Driehonderd Eenentwintigste Brief, Pi&nont. Bladz. Asfietta; Ridder van Belle-Isle. - - S>iDe doortogt van Sufa ; de Brunette. - ? 9a. De ftad Sufa. - - - - S Kasteel van Rivoli; Viftor Amadeus. - ? 93l Afftand van dezen Vorst. - -> De ftad Turin. - " - t " 94Hare befchrijving. - " 95» Kasteel van Turin. _ • - 96. Belegering van Turin. - - - . I Gedenkverhael ter dezer gelegenheid. - > Paleis des Konings, en anderen. - - 9°De heilige Zweetdoek. - 99Kapel, waer dit heilige Overblijffel rust. 100. Bel'chrjving van het Paleis dus Konings. ? ïQU De tuinen van het Paleis. - - $ Het groot Tooneel van Turin. ? - i0iDe groote Opera; de Kluchtfpelers. - 103. Zeden der Tooneellisten. Z io. Paleis van den Prins van Piémont. > Paleis Cariguan. De Boekzael. - - - - 106. Kerken van Turin. - - " 1o7° Koningklijké huizen. I Qg# De Wandelplaets van Valentijn. - > De Wijngaerd der Koninginne. - ? ïog> De Venerie of het Jagthuis. - - S Stupinigi. - * - " IIQ* De berg Carlier. - - - " £ m De Superga; gelofte van Viclor Amadeus. 5 Bevel van dezen Vorst. » => *■ H3* Dris*  VOORNAEMSTE ZAKEN, Driehonderd Tweeëntwintigste Brief. Vervolg - van Piémont. Bladz, Markgraeffchap van Saluca. - - n^- Veldflag van Stafarde. - - tl£ Gedenkverhalen wegens den heer Catinat, 116* De ftioom de Pó. - - - ny Het Graeffchap Nica, - - - 118* De berg St. Bernard. - - - ? ' Manier om het land te bebouwen, - S ll9' Aenkweeking van populieren. - ? Manier om met de post te rijden. - S I20t Verfchil der munten in Italië, - - 121. De Herbergen. - - ?• 122. Torfana, Alexandria, Verceil. - > Historie uit St. Hiëronimus. - - i I23» Schat der kerke van Verceil. - - ? Beschrijving -van deze ftad. - - S I2?* Kerkomgangen op fakramentsdag, - ? Kerkhof of Beenhuis der dooden, - S I26' De ftad Novara, Petrus Lombard, - *p Bevolking van Piémont. - - i 127. Zijnen Koophandel. - - j Aenkweek;ng der Moêrbezieboonien. > Zijdenltofreederijen - - - S l2°* Andere ftofreederijen. " r i Kunften en wetenfchappen verzuimd. - 5 I29* Orden der Ridderfchap. * - 130. De Adeldom en het Hof. - - 13^ Vergrooiing van het huis van Savoije, - ? Titels van den Koning van Sardinje. - 5 I%2* Driehonderd Drieëntwintigste Brief. Milanen. Stichting van Milaen door de Gaulen. Omwentelingen van deze ftad. - f 134, A 3 $ "  BLADWIJZER der Bladz. Regering der Viscontis. - - I3f« Regering der Sforcen. - - - ~) Milaen gaet van de Franfchen aen de Oosten- > 136. rijkers over. - 3 Schoon land van Milanen. - - 137- De Hoofdkerk van Milaen. - - 130. Overtolligheid harer fieraedjen. - 1 Ambrozius en Barromcus, hare Aertsbisfchop- V 139. pen. • ~> Nagel van Christus kruis. - - H1, Schatkamer der Hoofdkerk, Ambroziaenfche 1 kerkgewoónte. - - / I42» Vastenavond van Milaen. - - 3 Manier om de Tooneellisten toetejuichen. 143. Kerkvergaderingen te Milaen gehouden. ? Dwalingen van Jovinianus. - $ Groot aental van kerken te Milaen. - 145". Heilige Overblijffels van Ambrozius en zijne zuster. - - ~ ". I4ö- Schilderij des Nachtmaels van Leonard Vinei. 147. De Ambroziaenfche Boekzael. - - Ï48. Stichtingen door de Borromeéh. - ? Huizen van liefddadigheid, - f >S < ■*f» Zonderling Kerkhof. - - - Ifo. Zeden der Milanezen - - f?ï. Beroemde mannen te Milaen geboren. - 15-2. Cardanus, Cavalieri, Alciatus. - £ Corio, Frifius, Beccari3, Juffer Agnefi. i Driehonderd Vierentwintigste Brief. Vervolg van Milanen. Tooneel van Milaen. - 1ff' Samenftelling der Italiaenfche Operaes. - ij<5. Vertooning dezer Operaes, - " £ 1 ƒ 7. Openbare Wandelwegen. * * Befchrijving der ftad Milaen. - - if». Standbeeld van eene naekte vrouw. - "K1S9-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladi; Koophandel van deze ftad, » » *ï Hare verfchillende Inwoonders. - > 16Ó. Regering van Milanen. - ,3 Pracht der Edelen, - . _ j/cjr> Soort van zonderlinge menfchen. » ? . Historie van eene Godsdienftige. - S I^a° Vergadering van ontucht'. - - De Eilanden Borroméus. - - jg^, Gemeenfchap met Zwitferland. - - i<5$-. Tirannij der Tolhuizen. - - 160. Arona, vaderland van St, Karei. - 5 Leven van dezen Heiligen. - S l(*7' De ftad Cona. - - ? Plinius en Paulus Jovius. - S ^9- Innocentius de XI Standbeeld van Alexander Farnefius. - 181. Wallen van Placentia. ? ^ De- Kardinael Alberoni, - * } ' Gezondheid des lands. » » ? « , ?uinhoc#en tan Velleia. 1 t S " ■ " '< Da  BLADWIJZER der Bladz. De veldflag van Fornoua. - - 184, De ftad Parma. - - - Z jg- Schilderijen der Hoofdkerke. - > Andere Schilderijen in andere kerken. - 186. Het hertoglijke Paleis. - - 187* Historie van een fchilderij van Corregio. 188. Het groote Tooneel van Parma. - 189. Het Giardino, Lusthuis. 7 Veldflag van Parma. - - > 190* Het kweekfchool der Edelen. - 3 De Primes van Parma. - - J9I. De Infant, Hertog van Parma. - 192. De Infante, zijne Echtgenoote. - 193' De Inwoonders dezer ftad. - *94' Hare ftoftereederijen. - - > 195. Hare fieiaedjen. - - S Hare Schilders. - - - 19^ Aenkweeking van den Wijngaerd. - ?_ _ Veerzen van den Poëet Tranfillo. - $ y/' Stad en Veldflag van Guastella. - 19». Driehonderd Zesentwintigste Brief. Modena en Mantua. Omwentelingen van dit Land. - *99- Verfchillende Oppervorften van Modena. ? Befchrijving van deze ftad. - * > Het geroofde Zegel, Dichtftuk van Tasfoni. 201. üittrekfel uit dit Dichtftuk. - - 202. Leven van Tasfoni. - - 2,03, Zijne ge'aertheid - ao4« Schouwzael te Modena. - 7 Beroemde Modénaers. - - > aoj-, Sadoletus, Muratori, Falopius. - 3 Vignola, Molza. - - ao<5« Corregio. - - - - C 20g, Reggio, vaderland van Ariosto. - * ^ Ve-  VOORNAEMSTE ZAKEN. Vergelijking van Ariosto en Tasfo. - 209; Picus van Mirandola. - - 2I0. Zijne belagchelijke voorfteïling. - 211. Dit Huis is uitgeftorven. n Het vaderland van Virgilius. - ( 212. Het Huis van Gonzague. - * § Groote mannen van dit Huis. - 21 Paleis van deze ftad. - - r 2If- Julius Romanus. > De Gravin Mathilda. - - £ 2l6> Castiglione, zijne fontein. - t [ Baptista Spangnoli, algemeen Overfte der Kar- > 217. meliten. ' - . 3 Driehonderd Zevenentwintigste Brief. De St.aet van Venetië. Verona. - „ . v Zijjie beroemde mannen. '* t 21&» Fracastorius. - « . p De Kardinael Norris. r 2IP» Maffeï. . '. . - 220' Ifota de Nogarola. *> . . j» Befchrijving van Verona, 1. C 3at* Zijn Schouwburg. p Andere gebouwen. . - £ 222' Koophandel dezer ftad. - > Hare omleggende fïreken. ' ', - C 223; De ftad Bresfe of Brescia.' - i C De Krij^gsvaen van Konftantijh, ffflnt Verfcheiden meeningen'hierover.' - 'a'cyj, Aloudheid van Brescia, "- . - ' 2ïöl Zijne voorrégten, belegering van deze ftad, 217. Nemours en Bayard, - „ 22V. Bergama j zijne'Arlequins, zijne'teen. > De Jeniit MarTéï; Calepinus, - <  ■ fi L A D W IJ t è, R dér . Bladz. Vicenca; zijnen zijdehandel. I ^ Tooneel van Palladio. - * > Audere Werken van dezen Bouwmeester. »3,, Schilderftukken en buitenftreken van Vicenca. 232. Adeldom van Vicenca. - ? Trisfinus in deze ftad geboren. - > ^3- Zijne Werken. - - De ftad Padua. - f * 234° De kerk van St. Antonius. - - C De kerk der Benediktijnen van St. Justina. |> De Hoogefchool van Padua. " - 2,3°* Rooverijen van hare alöude Scholieren, ? 2^ DoSórs van allerlei godsdienften. - S Akademie van Padua. - C 238. Drukkerijen van deze ftad. *. S Hoofdkerk; Rezzonico. - - 7 Afbeelding van Petrarcha. _ •* ' ) 259- Padua, vaderland'van Titus Livius. " 3 Kabine't van Schilderftukken. - - 2400 Verlustigingen dezer ftad. - * 7 Feest van St. Antonius van Padua. - > Mi» Verval van den' Koophandel. 3 Regering van deze ftad. • 242- Driehonderd Agte'ntwintigste Brief. Vervolg van Venetië. Venetië, eene eenige ftad. - ? , Weg ;van Padua naer Venetië. - S Digging van'deze ftad.. - 244» De Gondels. - - 1 24f- De Gondelieren. - - - 24°° Hunne bezigheden, hunne tijdkortingen. 247- Historie Van dit 'Gemeenèbest. - - 248. Zijne regeringsvorm. - - " 249- Zijne eerfte Overwinningen. ; * *S°> .r ' "" Welk  VOORNA EMS TE ZAKEN. ^_:,?: Bladz, Welk voordeel zij van de Kruisvaerten trekt.? Minnefeest van Trevifo. - r 2ST« De Doge en den Raed met den kerkban geflagen. 252. De kerkban wordt opgeheven, - - 2yg. Vefraed en ftraf der Carrares. - - 2 f4. Krijgsverrichtingen van Carlo-Zeno. - 2^5* Zijne onderwerping aen den Raed,, - - 256. Zijn afgezonderd leven. - > Straf van den zoon van den Doge Foscari. c a57Deze Doge genoodzaekt zijn ampt nederte- ~> leggen. - - - \ 2yg. Benoeming van een' Bisfchop van Padua. 3 De Doge Moro genoodzaekt zich fcheep te 7 begeven. - - - - > 2 Edele. ( Dochter van een' Edele aen den Groot Hertog T 36°van Toskane getrouwd. - J Tweede kerkban over Venetië. - 261. De Jezuiten weggezonden. - - ? Samenzwering tegens Venetië, - c 2°a' Door den Abt van St. Real vergroot. - 263. Bedenkingen over dit onderwerp. - 264. Driehonderd Negenentwintigste Brief» Vervote van Venetië. De groote Vaerf; hare brug. - . Het Plein van St. Markus. - - > °T' Toevloed van vreemdelingen uit alle Staten, c 2Ó& Samenftelling van dit Plein. - ? De kerk van St. Markus. - " S 2<5?* Overbrenging der üverblijffelen van dezen _ ,Heil'g- " - - - 208 Verzorgers van St. Markus. - - 2oV Sieraedjen en Schatten'dezer kerke ' * z7ol  BLADWIJZER der Black. Gezigt van boven haren toren. - - ? a-u Bijzondere gewoonte dezer kerke. - \ De twee kolommen van het Plein van St. 7 Markus. "- - " ( 2'2' Paleis van den Doge. - j Geheime Betichtig'ingen. - . " S. 2?, Verfchrikkelijke voorbeelden dezer betichtingen. \ * Zael van den grooten Raed. - - *74' De Doge Martin Falher onthoofd. Vermogen en vérrichtingen van den Grooten ; • Raed. - - ; Tafereelen van deze zael. J Manier om zijne item te geeven - C 2?7i Het Eedgenootschap van Kamenk. - > De Raed van Venetië. - " C 278. Schilderij der zaël' van deaRaed van i ïenen. ^ Wat deze Raed is. - - " f79' De Onderzoekers van Staet. - - Overwegingen ter dezer gelegenheid. - 2öi- De zael der Verkiezinge; fchildenj. - £ Kinders, Ballottins geheten. - - S Hoe men de ampten verkrijgt. - - ? sS3> Venetiaenfche fchilderfchool. - " S , Gevangenisfen van't Gemeenebest. • - 284, De Boekzael. - " " nl' Sieraedjen van St. Markus Plein. - 2Sö. Paleizen, kerken, fchilderijen. - - 287» Het wapenhuis van Venetië. ( 2%qc Hoedanig het bèwaekt wordt. b De Bucentaurus, - " <. 289» De plegtigheid van de zee te trouwen. £ De Regate, Veuetiaensch feest. 29l Driehonderd. Dertigste Brief. Vervolg van Venetië. De vastenavondsvermakelijkheden. ^ g2- Openbare Spelen. ; rje-  Voornaemste zaaken. , ..., Blad». Belchriiving van de fpeelzaleri. - - 294. Men fpeelt weinig kunstfpélen. - T Vertooningen van den Vetten Donderdag: de > itif. . twee Osfett. - - - j Andere Vertooningen. - 296. Kunstvuren. - l "j Mommerijen onder het volk; - ( 29S» Openbare en bijzondere Bals. 1 - 3 Strijdfpelen met barken en muzyk. - 1 Muzyk der Kapél van St. Markus. - } 299. Straf van een' Muzikant. - - j Vertooning van het dierbare Bloed ; Bezetenen; l Zonderlinge omgang van den Rozenkrans. * 3°ó. Vastenavond van Hemelvaartsdag. - ? De Vertellers. - - - $ 3°2. De Kotfyhuizen. i * - 303. Wat gefprekken men 'er houdt. - ? Levenswijs der Afgezanten. . S 3°4- Nachtwandelingen. 2 Staet der Hofpoppen. - - - 1 30f* Liefdehandel te Venetië vrij. - - 306". Stadsregering te Venetië; geluk van 't volk. 307. Hoe men cr wijn maekt. - 'Zo Verfchillende Tooneelen van Venetië. S 3°** De fchoone Kunlten; de Drukkerij. ■ ? Vrijheid der drukperfe. - S 3°9« Broeder Paolo. - - - 311; fiöldoni, zijne Blijfpeleil. ~ - 312. Apostold Zeno, zijn Tooneel. <• - 313* Zijne andere Werken. - - *% Lodewijk Cornaro. - - ~ \ 31/. Helena Cornaro. » - - ^ De Ridder Dotti, zijne hekelfchriften. - 317. Oordeel over dezen Schrijver. - ' -< 318. Bb Drie.  BLADWIJZER der Driehonderd Eenendertigste Brief. Vervolg van Venetië* ö Bladz. Gefteldheid van dit Gemeenebest. - ? De Doge, palen van zijn vermogen. \ 6 y' Verandering in dit opzigt voorgevallen. - 32,1. De Onödelen van de Regering uitgefloten. 312. Verkiezing van den Doge. - 323> Zijne krooning. - - " 3H* De teekens zijner waerdigheid. - 7 Zeldzaemheid van den Vader van den Doge > 32$-. Celfi. - - - _ VJ Verrichtingen en Voorregten van den Doge. ? ^ Bals en feesten op zijne verkiezing. - 5 Zijne lijkftaetfie. - - 327- De vermaerdfte Doges, - ? g Paulus Lukas Anafestus, eerde Doge. £ * ' De Doge Mauritius en zijn Zoon. - 3291. De Doge Participatio en zijne Zoonen. ? De Doge Tradenigo vermoord. r £ 33°» Gebruik betrekkelijk de huwelijken ? De Doge Candiano tegen de Zeeroovers, ^ De feest der Gehuwden. - ? Gebruik der kerke van St. Maria Formofa. 5 ü ° Tirannij van een'afftammeling van Candiano, ? Hij wordt door het volk vermoord, - £ 333De Doge Urféolo wordt monnik. - ? Roemrijke Regering van zijn' Zoon, - s ""^ Dit Gedacht wordt uit Venetië verjaegd. ? „ Pracht der Vrouwe van den Doge Silvio. <; Brand en verfiering van Venetië. - ? g Triumf van den Doge Falier. - - y 6i ' De Doge Michiéli bij de belegering van Tyrus. 337. J>e Doge Sebastiaen Ziani. - ~) (Sefchenk van den Paus aen dezen Doge, V338. Luisterrijke regering van den Doge Dandolo. 3 Verandering door Gradanïco uitgewerkt, 339,  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz Kronijk van den Doge Andréas Dandolo. ? Oorlog tusfchen de Venetianen en Genuezen. C 34Eer aen den Doge Contarini bewezen - ? Standvastigheid van den Doge Antonius Venier. C 34'. Het Paleis door Moncenigo herbouwd. - qA1 Lof van den Doge Foscari. 1 - . ^ Driehonderd Tweeëndertigste Brief, Vervolg van Venetië. Aloudheid van den Venetiaenfchen Adel. Verfchillende rangen van Adel. „TT Henrik de lVte een Venetiaenfche Edele ? j4" Wetten betreffende dezen Adel. . ? 346. Geaertheid der Edelen van Venetië', - 247 De Citadini. - . . ■ Welke bedieningen voor hun openftaen 1 ) a4 * KerkehjkeEdelen van de bedieningen uitgefloten. C 349. Wetenfchap der Venetiaenfche Edelen. - ? Manier van Geregtsoeffeninge. ' - 35O, Manier van Pleiten. . „ , Aenmerking wegens de Venetiaenfche Advo- katen. - . . f Verfchillende Geregtshoven. - - ( 3f2. De Veertigen. - . ) De Kanfelier van 't Gemeenebest. - ? Oprichting van dit ampt. - - „, > Sfj. Verzorgers, Zedenmeesters enz. - . ,<.. Nachtregters. •> De Opzigters over de pracht. - - ? 3f$* Het Zeebevelhebberfchap. - > Krijgsbenden van 't Gemeenebest. „ ( 356. De Patriarch van Venetië. - * St. Laurens Justiniani. - / Aenkleving van de Venetianen aen den Gods- f 3f7- dienst. - „ _ \ Wat'er het Roomfche Hof van denkt. ? « Oefening van godvrucht. . ? J 358, B b a ~ Zon*  BLADWIJZER enz. BladiU Zonderlinge feesten & dè Klöosteren. - 3*9* Sieraedien der Kerken. - . . £ 360* ? Geloofsonderzoek te Venetië van weinig kragt. 5 * De Joden, Grieken, Armeniërs. ,. - - 3 *> Verval van den Venetiaenfchen koophandel. C g6l> Waerin hij tegenwoordig beilaet. 1 Marasquin van Zara. - " > 363« Vrudhtbaerheid des Lands* > 6. Voedfel dep. Inwoonderen. - 3*' Tafelhouders, Braders en Vleeschkokers. 3 ó^' Kleeding voor de Venetianen. - J Gefteenten voor de Vrouwen. - - i 367. Hare maliier van optooijen. * " > De Forlane, dans der Venetianen. - ? óg> De Verruiling, andere verlustiging. Venetianen ftrijdig met andere volken. - 369« Zij zijn lui, eu waerom. " . " C q7ö. Gebrek van hunne ltoffereedenjen. - * S lnkomften van dezen Staet. - - ? 3?ï< Wat gebruik men'er van maekt. - - ^ £*»