D E NIEUWE REISIGER; O F BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE WEERELDT. Uit het Fransch van den ABT DE LA PORTE. ZESENTWINTIGSTE DEEL. Behelzende Den Kerkelijke» Staet en de Jlad Rome, Te DORDRECHT, Bij ABRAHAM BLUSSE en ZOON, 1782;   NIEUWE REIZIGER. Driehonderd Drieëndertigste Brief» De Kerkelijke Staet. Van Venetië kan men zich langs verfchillende wegen naer Bononië begeven; doch men ried mij den volgenden koers aen. Ik begaf mij, in eene bark met vier roeijeren, te water naer Fcrrare, en trad Hechts eens aen den wal, om den ffaeijen dijk, die door het Gemeenebesr. met gróote kosten, als eene borstwéring voor de lagunes of graften tegen de zee, is aengelegd , met eigen oog te befchouwen* Ferrare, de eerfteftad, welke ineninhetgeibjed van den Paus ontmoet, vertoont in haren omtrek flechts eene wijduitgeftrekie woestenij, bijna zoo ftil en eenzaem als het graf van Ariosto, die in dezelve rust* , De breedte van hare lange en lijnregte ftraten , en de meqnlgte harer paleizen geven haer nog de gedaeate. eener groote ilad; maer in deze fchoone ftfaten telt men bijna 200 vele woningen als inwoonders. Onder de heerfchappij van het Huis vanEsw, behelsde zij, ■ XXVL DseL A zegt  2 De Nieuwe Reiziger. zegt men, meer dan vijftig duizend zielen; tegenwoordig bevat zij, in den omtrek van eene mijl, naeuwelijks zeven of agt duizend menfchen, waervan de bezetting, de hofftoet van s Paufen Afgezant, de weereldlijke geestelijkheid, 4e nonnen, monniken en Joden bijna het geheel uitmaken. Hare ftoffereederijen, hare vlijt, iiaer koophandel en akkerbouw hebben het zelfde verval ondergaen; en de handen, tot den arbeid gefchikt, fchijnen 'er te deelen in den eeuwigdurenden ouderdom van den Oppervorst, Onder wiens wetten deze droevige Had nederdaelt. Ferrare, op deze wijs van zijnen alöuden luister vervallen, vertoont weinig voorwerpen, die der aendacht' van een' Reiziger waerdig zijn, behalve eenige fchilderijen van Guerchin en Bojioni, als de Marteling van St. Laurens, in de hoofdkerk, de verfchijning van onzen Heiland in den Tempel, in de kerk der Theatijnen, en ïn die der Benediktijnen, het Feest van Herodes en Herodias, onder de gedaente van een' Hertog ran Ferrare en zijne Minnaresfe. Men befchouwt hier ook het graf van Ariosto, geftorten in het jaer 1533, in den ouderdom van negenenvijftig jaren. Dit praelgraf, in wit marmer, werd hem door een' vriend opgericht, met zijn borstbeeld van natuurlijke grootte. In den ingang der eetzael' van dit klooster is eene afbeelding van het Paradijs, waerin men dezen dichter tusfehen St. Sebastiaen en S« €ecilia befchoüwt. Ariosto had al boenende tegen den fchilder gezegd: „ Plaets mij in uw Pa-  Driehonoerd Drieëndertigste Brief. $ „ Paradijs,- want ik vorder niet fterk op den „ weg nacr het andere." Men kan ook het oog vestigen op het gasthuis van Ste Anna, wacrin Aifonfus d'Este Tasfo lang opgefloten hield, onder voorwendfel van dwaesheid eene waerdige belooning van wegen een' vorst, dien deze dichter onlterffelijk gemaekt had. Men toont eindelijk het huis, waerin men wil dat Boiardo, die in de vijftiende eeuw leefde, en in het jaer 1434 ftierf, geboren wierd. Zijn Dichtftuk van de liefde van Roeland en Angélika , in 't welke hij de Iliade heeft willen naervolgen, is verre beneden zijn voorbeeld. Hij verkoos de belegering van Parijs, om die van Troje te vervangen; Angélika neemt de plaets van Helena in de Toovenaers verbeelden de Godheden; de landlieden Mandrikard, Sakripant, Gradasfè en Agramant vertoonen de Helden, en uiten, onder eenige fchoonheden, eene meenigte van buitenfporigheden. Dit werk, waeruit men zegt dat het denkbeeld van het Dichtftuk van Ariosto ontleend is, heeft le Sage in het Fransch vertaeld. Ferrare heeft de geboorte gegeven aen eene andere lbort van dichter, den vermaerden Guarini; en men vertoonde mij eene zael, waerin men ver-1 zekert dat zijn Pastor Fido of Getrouwe Herder, eenHerderfpel, waerin luisterrijke denkbeelden fchitteren , voor de eerftemael gefpeeld wierd. Dit is het bekendfte van alle zijne werken , en zejft het eenigfte, dat, niettegenlhende allezijA s ne  4 De Nieuwe Reiziger. .ne gebréken, tot de nakomelingfchap is overgcgaen. De fchrijver had het tóoneel derwijze -geichikt, dat men, zonder eenige verandering' van fieraedjen, den tempel boven op den berg, de fpelonk aen den voet, en het dal, waerin alle de tooneelen voorvallen, te gelijk befchouwde; maer in het lezen befpeurt men gebreken, die ons bij het vertoonen bijna altoos ontfnappen. Dusdanig zijn die langwijlige en kwijnende vergelijkingen, die eeuwigdurende tooneelen, wier ongemeene wijdloopigheid den lezer vermoeit. Men ontmoet'er zeker veel geest, zachtheid en keurigheid, maer tevens al te veel woordfpelingen, cn mee r luister dan waerheid, natuurlijkheid en welvoeglijkheid. Het gefchil over het kusfchen is met aïle de bevalligheden der poëzije gefchreven. De laetfte woorden vanMyrtillo, gereed om te fterven, de zangkoren, die ons, onder de levendigfte trekken, de vermaken en moeiten der herderen herinneren, het vermaerde tooneel, beginnende ó Myrtillo.' Myrtillo! alle deze ftukketi zijn van eene onnavolgelijke fchoonheid. Guarini was eerst Sekretaris van den Hertog van Ferrare , die hem met verfcheicen bevelen in verfchillende hoven van Europa - belastte. Vervolgens ging hij in den dienst van -andere Vorften van Italië over, zonder zich ooit aan iemand te verbinden, en ftierf te Venetië in eene herberg in het jaer 1613, meer geacht om zijne begaefdheden dan om zijne zeden. Men vindt andere beroemde Ferrarezen, wier o-edachtenis de historie en hunne werken ons b her-  Driehonderd Drieëndertigste Brief. 5 herinneren. De eerfle is de geestdrijver Savonarola, die, eene foort van achtinge in de Orde van St. Dominikus verworven hebbende, in het hoofd kreeg het boek der Openbaring'te verklaeren, en 'er alle de ftrafFen, waermede de ondeugden van de geestelijkheid en het hof van Rome gedreigd wierden, in te vinden. Men verwekte tegens hem een' Kordelier, die de valscheid van. 's mans Hellingen wraekte, en aenbood te bewijzen dat zijn tegenftander een ketter was. Van dat oogcnblik af nemen de twee Orden deel in den twist; en het gefchil flaet tot woede over. De Dominikaen ftelt de proef van het vuur voor; de Franciskaen neemt de uitdaging aen; en de houtftapels worden aengcftoken. De twee monniken verfehijncn ; maer op het gezigt der vlammen verdwijnt hunne onverzaegdheid. Savonarola wil zich niet in den houtftapel begeven, dan met den gewijden Ouwel in de hand; de Overheid weigert het; en de monnik weigert de vuurproef te ondergaen. Het volk vervolgt hem; de Dominikaen bergt zich in zijn klooster. De Kordelieren fporen het graeuw aen om de deuren opteloopenmen tast den fchuldigen aen, en werpt hem op de plei; hij wordt van bedriegerij' en ketterij' overtuigd; Paus Alexander de VIde doet hem en twee van deszelfs. medebroederen veroordeelen, om opgehangen en in 't vuur geworpen te worden. Zijne vijanden triomféren; en zijne aenhanger» vertroosten zich met hem wonderwerken toetefchrijven. A 3 Gui«  6 De Nieuwe Reiziger» Guio Bentivoglio, geboren te Ferrare uit een doorluchtig gedacht, omtrent het einde der zestiende ecuwe , werd van Nuntius Kardinael, en mackte zich nog meer bekend door zijne Historie der Burgerlijke Oorlogen van Nederland, en door zijne Brieven, welken men als voorbeelden van welfprekendheid en welvoegelijken ftijl kan befchouwem Zijne Historie is beter gefchreven dan die van Grotius, en wijdluftiger dan die van Strada, die het zelfde onderwerp behandeld hebben. Hij begint met den oorfprong der onlusten, die de omwentelingen der Nederlanden veroorzaekten, en eindigt met het verdrag van Antwerpen, waerin de Koning van Spanje de Verëenigde Nederlanden voor een' vrijen Staet erkende. Men verwijt dezen Schrijver dat hij de majesteit der Historie vernederd heeft, door eene gezochte zuiverheid van gemaekten ftijl Onder de beroemde perfonaedjen, wier geboorte eer aen de ftad Ferrare heeft toegebragt, kan men ook tellen den Jezuit Riccioli, een' uitmuntenden natuur- fterren- en wiskundigen, die uitnemende gefchriften over alle deze wetenfchappen nagelaten heeft, en de tooneelfpeelfterHelena Balletti, genoemd Flaminia, echtgenoote en moeder dér Riccobonis, die als tooneellisten op onzen Italiaenfchen Schouwburg, en als fchrijvers van verfchillende foorten van werken uitgemunt hebben. De Hertog van Orleans, Regent van Frankrijk, liet hun in *t jaer 1716 aenbieden te Parijs te komen, om  Driehonderd Drieëndertigste Brief. ? om hunne bende te laten fpelen op het zelfde tooneel, 't welk de misnoegde Regering, omtrent het einde der voorgaende eeuwe, voor eene andere Italiaenfche bende gefloten hadDe nieuwe tooneellisten, met uitnemende begaefdheden voor het blijfpel van hun land voorzien , ondergingen vele moeijelijkheden; en men weet door hoe vele hulpmiddelen zich deze ftichting tot onze dagen voortgefleept heefr. In de hoofdkerk van Ferrare,. dat geen gebouw van den eerlten rang is, las ik een graffchrift, dat mij door zijne zeldzaemheid verbaesde. De Dood , in eene kwade luim, fpreekt den lezer op deze wijs aen: Wat be„ fchouwt gij ? Gij ziet het graf van Lilio Girar,, di, die eene goede en flechte fortuin onder„ worpen was. Het betreft hem, noch u, dat gij 'er meer van weet; ga uwes weegs." Deze Girardi had zich in de wetenfchappen en aloude talen fterk geöeffend, en was een der grootfte letterkundigen van zijnen tijd. Hij beklaegde zich over drie vermogende vijanden, de Natuur, Fortuin en Onregtvaerdigheid. De krijgsbenden van Karei den Vden plunderden zijne boekzael; de jicht plaegde hem al zijn leven; en hij ftierf in armoede. Zijne geachtrte werken zijn de Historie van de Goden der Heidenen , en die der aloude en hedendaegfche Poëeen. Het aloude paleis der Hertogen van Ferrare, Jiggende in het midden der ftad, voorzien met bolwerken en met water omringd, is tegenA 4 vvoor*  5 De Nieuwe Reiziger. woordig de woonplaets van den Afgezant van den Paus. De Paufen hebben 'er een kasteel doen ftichten, waerin zij eenige manfchap terbezettinge onderhouden, om de poorten te bewaren. Het ftandbeeld van Clemens den VIIIfte* ftaet op het midden der wapenplaetfe, met een opfchrift, dat Neptunus door Mars doet vervan-r gen, om te beteekenen dat deze fterkte gefchikt is om de ftad te verdeedigen, indien het; water door zijne wegvloeijing, dezelve niet meer bewaert. Cento, derdehalve post van Ferrare, op den weg van Bononië, is hef- vaderland van Guerchin, De verfchillende tafereelen , welken deze vermaerde fchilder nagelaten heeft, maken alleen den roem dezer plaetfe uit, waer zij nog eenige kunstbeminnaers heenlokken. Deze kunftenaer was Barbieri geheten, en werd Guerchin genoemd, om dat hij fcheel zag. Hij teekende reeds in zijne kindsheid; en in den ouderdom van tien jaren fchilderde hij op eenen muur de beeltenis eener heilige Maegd', die het grootfte denkbeeld van zijne bekwaemheid voor defchilderkunst' deed opvatten. Hij begaf zich in de fchool der Carraches, en maekte zulke fnelle voortgangen, dat hij, zelf hoofd van eene fchooi te Rome geworden, bezoeken van den ganfchen adeldom ontving. Drie Kardinalen vervoegden zich insgelijks bij hem; en hij liet hen door twaelf zijner leerlingen bedienen. De Koningin Christina hood hem hare hand aen, en nam *5  Driehonderd Drieëndertigste Brief: 5 de zijne, zeggende dat zij eene hand, die zoo veie wonderen had gewrocht, wilde aenraken. Een geleerde, een kunstbeminnaer treedc nimmer, zonder eene foort van eerbied', in eene ftad, die langen tijd het heiligdom der werenfchappen, de wieg der kunften, de fcbooï of het vaderland van eene meenigte groote lieden , welken zij in haren fchoot heeft zien bloeijen, en die haer, door hunne arbeid, hunne ontdekkingen of hunne meesterftukken, onfterffelijk gemaekt hebben, geweest is. In Bononië ontwierp Gratiaen zijn vermaerd geestelijk Wetboek ? Accurfo zijne groote woordelijke Verklaring, Aldrovando zijne Verzameling der Natuurlijke Historie, Casfini de Grondbeginfels der Sterrekunde,- en Riccioli gaf 'er alle zijne Werken uit. Bononië eindelijk is het vaderland van Guide, Dominiquain, Albano eri de Carraches, die deze fchool de mededinger van die van Rafaël gemaekt hebben. Deze Had munt ten aenzien der fchoonheid niet uit: hare enge en kromme ftraten zijn voorzien met overdekte galderijen, die, wel verre van haer te veriieren, haer vernaeuwen. Het openbare paleis is haer voornaemfle gefticht. -Hier huisvesten, behalve de Afgezant van den Paus, het Opperhoofd der ftadsregeringe, en de verfchillende Vierfcharen. JFIet beflaet eene der zijden van een groot plein, waerop men eertijds het ftandbeeld van Julius den 11*» za^ dat in eene laetfte beroerte der ftervende vrij! fiejd omver geworpen en verbrijsfeM wierd, De h 5 V3ft  io De Nieuwe Reiziger. verfchrikkelijke vertooning, onder welke deze Opperpriester aen het volk van Bononië, bij zijne intrede in deze ftad, verfchenen was, had de verbeelding van Michiel Angelo, die hem vergezelde, derwijze getroffen, dat het ftandbccld, 't welk hij van hem naliet, veeleer een'donderenden Jupiter, dan den algemeenen Vader der geloovigen, die zijnen zegen aen zijne kinderen geeft, aentoonda Het zelfde werd vervangen door een' metalen Neptunus, van eene reusachtige geftalte, die het bevel fchijnt te voeren over het water van de Fonteine der Reuzen. Hij heeft wel de majesteit van een' god; maer hij verbeeldt zoo fterk een' man wegens het gcene zijne kunne aenduidt, dat de moeders niet toelaten dat 'er hare dochters de oogen op vestigen. Vier Tritons op de voetzuil houden zeehoorns, waeruit zoo vele waterfprongen komen; .cn wat lager doen vier zittende en fchoone Najaden, in wellustige genaken, het water fpringen uit hare borften, welken zij met hare handen drukken. Op het zelfde plein ftaet de kerk van St. Petroïiïus, waerin men de vermaerde middaglijn befchouwt, geteekend door den eerften Casfini, wiens welvaert zij bevorderde, en zoo nadrukkelijk gevolgd te Parijs, bij eene der binnenpoorten der kerke van St. Sulpicius. De andere kerken hebben flechts eene binnenruimte, met eenige zijkapellen, in de muren geplaetst, of als buitenwerken gefchikt. Indien deze tempels zoo groot waren als die van St. Petronius, zou Bo-  Driehonderd Drieëndertigste Brief, ii nonië niet ruim genoeg zijn om dezelve allen te bevatten. Men telt 'er honderd en tagchentig gewijde geftichten voor de kerfpellen, domkerken, kloosteren, gemeenten en broederfchappen. De hoofdkerk, geheel gebouwd naer den hedendaegfchen fmaek, is korts vergroot en voltooid door het bevel en geld van Benediktus den XIVdcn, Prosper Lambertini, in deze ftad geboren, van een achtenswaerdig gedacht federt de dertiende eeuwe, en waerin hij Aertsbisfchop was, eer hij Paus wierd. Deze Opperpriester, de grootfte van allen, die den naera van Benediktus gedragen hebben, werd geboren in het jaer 1675, en fteeg op den Roomfchen Stoel in 't jaer 1740. Zijn geest, zijne kundigheden, zijne wetenfchap', zijne wijsheid, en vooral zijne verdraegzaemheid, die verheven deugd, waeraen men de ware filofofen en goede vorften kent, maken hem eerwaerdig en dierbaer aen alle zijne onderdanen, aen alle kroonen, aen alle volken, aen alle aenhangen, aen alle gezindheden. Zijne kundigheden in de letteren , zijne befcherming van dezelven, de akademiën, welken hij voor de kunften (lichtte, de gedenkftukken, waermede hij zijne hoofdftad verfierde, de groote meenigte zijner werken, waerin men de diepfte en keurigfte geleerdheid over het burgerlijke en kerkelijke regt en over de gewijde en ongewijde historie opmerkt, zijn -apostolifche arbeid in de ampten welken hij bekleed heeft, zijn levendige geest, zij-  ia De Nieuwe Reiziger. zijne infchikkelijke geaertheid, de zuiverheid zijner zeden, en duizend andere hoedanigheden, welken zijne voorzaten niet altoos gehad hebben, zullen zijne gedachtenis vereeuwigen bij. alle volken, wier vader hij is of zijn wil. Benedektus de XIV* is de eerfte, en zelfde eenigfte fchrijver, die de gewigtige en teedere ftof over de Heiligverklaring der afgeltorvenen, waervan verfcheiden den oorfprong in de Vergoding der Heidenen gezocht hebben, in den grond beharideld heeft. De geleerde Opperpriester heeft de Kerk van deze hoonende befchuldiging verdeedigd , en bewezen dat het voorbeeld der eerfte geloovigen de geboorte gegeven heeft aen den openbaren eerdienst, dien wij aen de vrienden van God bewijzen. Tentijde der vervolginge, waren de ftrijden der martelaren godsdienftige vertooningen voor de Christenen. Zij kwamen in meenigte om getuigen van derzelver overwinninge te zijn, verzamelden de dierbare overblijffels van deze flagtofferen, voor het geloof opgeofferd, en vergaderden vervolgens rondöm deze gewijde fchatten, om den dag van derzelver triumf te vieren. „ Dusdanig is, zegt Benediktus, de eerde „ oorfprong der Heiligverklaringe. De Ge" loovigen, die hun bloed voor de verdeedigmg " van hun geloof niet vergoten hadden, maer door eene beftendige oefening van alle de ^' deugden uitmuntten, kregen veel later deel aen de eerbewijzingen, welken de godsdienst l aen zijne Heiligen vergunt. Men wachtte, ,« -tot  Driehonderd Drieëndertigste Brief. 13 i, tot dat het Gode behaegde, om hunne gedach„ tenis te verëeren, om hen, door roemrijke won„ derwerken, in de weereld te verheerlijken* „ Altoos oplettende om een' teugel aen den on„ befcheiden ijver te {tellen, vergunde de kerk „ nimmer aen de meenigte om voorwerpen tot „ de openbare eerbewijzing naer derzelver goed„ vinden voorteftellen. Men had de Hem vari „ .hare Herderen noodig tot het verkondigen van „ de verdiende harer Helden, wier namen in de „ kerkelijke jaerboeken moesten gefchreven wor„ den. Ten dien einde moeten eenige Diake„ nen, door den Staet gelast om den dag van „ derzelver dood aenteteekenen, dc , bewijzen „ daer van verzamelen, en den Bisfchop 'er be„ richt van te geven. Het bisfchoppelijke oor„ deel, door ontijdige eerbewijzingen, voorte,, komen was altoos eene zware misdaed, welr „ ke men geftrengelijk llrafte. „ Het zoude vrij moeijelijk zijn, vervolgt dé verftandige Opperpriester, de zekere dagtee„ kening Van het voorregt des Heiligen Stoels, „ om nieuwe Heiligen aenteftellen, te bepalen, „ Men gelooft echter dat Alexander de lll^ „ de eerfte uitvinder is. van dit voorregt, dat federt verfcheiden eeuwen hét vermogen van „ eene algemeene gewoonte verkregen heeft, „ hebbende zich geene eenige kerk tegen deze » verandering van kerktucht' verzer, : „ Men wachtte eertijds het houden van eene „ kerkvergaderingc af, om de Heiligverklaring >, te verrichten; maer deze gewoonte is afge, „ fchaft;  14 De Nieuwe Reiziger. , fchaft; de Paus fpreekt alleen het vonnis uit. De eerdienst, door het befluit der Heiligverklal, ringe gewettigd, beftaet in het fchrijven van „' den naem der Heiligen in de kerkboeken , en hen aenteroepen in de gebeden, hun tempels # en altaren toetewijden, de offerande der mis•', fe ter hunner eere te vieren, den dag van „ hun feest te heiligen, en hunne beelden en „ overblijffels aen de eerbewijzingen van het „ volk voorteftellen. „ De Inwijding onder de Heiligen ftaet dezelfde eerbiedigheden niet toe: zij vergunt „ dat eene ftad, een landfehap of eene Orde „ een' Welgelukzaligen verëere ; maer deze Z dienst moet bepaeld zijn aen de beftemde ooiden cn perfonen, en met zekere omzigtighe" den. De geestelijke Broederfchap wegens de 1 kerkplegdgheden is deVierfchaer, waer de regts" gedingen der Inwijdinge en Heiligverklaringc " uitgewezen worden. Eenige Kardinalen, door " den Paus gekozen, zijn de Regters der eerfte " orde,- doch derzelver getal is niet bepaeld. ï Een van hun wordt Voorzitter geheten; een " ander neemt de bediening van Inleveraer waer. " Zij hebben onder hen Raedslieden, Godge" leerden en andere Amptenaers, die allen, even " als zij, eed doen om een onfehendbaer geheim in acht te nemen, en den Geheimfchrijver alle de brieven van aenbevclinge, die aen hen o-cricht worden, overteleveren. ■ ,&, Het regtsgeding, dat het vonnis van den „ Opperpriester moet voorafgacn, is langdurig ,, en  Driehonderd Drieëndertigste Brief. 15 ï, en geftreng. De eerfte ondérrichtingen wor„ den op de plaets zelf ontworpen door den „ Stichtbisfchop, die niet alleen den openbaren „ roem van de deugden en wonderwerken van ij, den Dienaer van God moet bevestigen, maer „ door een naeuwkeurig onderzoek overtuigd „ zijn dat men denzelven nog geen' den minften „ eerdienst bewezen heeft. Hij is een volko„ men Regter in deze twee zaken; hij begint „ die uit eigen bewegingen, en moet zijn von* „ nis uitbrengen. Indien hij daer omtrent in ge^ „ breken bleef, zou men hem het regtsgeding ,, van Rome toezenden, om 'er zijn oordeel „ bijtevoegen. Wanneer het met de'vereischtó „ plegtigheden bekleed is, brengt men het aen „ het hof van den Paus; en men laet tien vol„ komen jaren voorbijgaen, eer men het weder opvat. Deze tijd verftreken zijnde, bieden „ de aenzoekers een fmeekfchrifc aen de gees„ telijke Broederfchap, om de opening van hec „ regtsgeding te verzoeken. Men vereischt dan „ geloofvvacrdige getuigen, die de onderteeke„ hing en het zegel van den Stichtbisfchop be»' „ vestigen; en op hunne getuigenisfen, be* „ noemt de Paus Apostolifche Gevolmagtigetv „ Eer men het regtsgeding begint, en de „ perfoon, wiens Heiligverklaring mén verzoekt* „ eenige werken gefchreven heeft, benoemt „ men Godgeleerden, om naeukeurig alles, wae „ in zijne fchriften den regel der zeden of de „ waerheden van den godsdienst bevat, te on„ derzpekèn. Een ctenlïbeeld, weinig overéén*  j5 De Nieuwè ReizigeL komende met de zuiverheid der euangeliferK» Z voorfchriften, een ftelfel, bedenkelijk om zij' ne nieuwigheid, een gevoelen, dat tegen de Z heilige Vaders ftrijd, zijn onuitwisbare vlek' ken om welken men een eeuwig ftilzwijgen " omtrent de voorgeilelde zaek oplegt. Maer „ indien deze werken van berispingen vrij zijn, Z teekent de Paus de Apostolifche Volmagt; „ en men begint dan de naervorfchingen, die ,', door het gezag van den Heiligen Stoel moe- • ten gedaen worden,- want al het voorgaende „ regtsgeding is flechts het werk van den Sticht- „ bisfchop. ■ „ Onmiddclijk na de teekemng van den Opperpriester , benoemt de geestelijke Broeder" fchap drie Bisfchoppen, om het gerucht der Z deugden cn wonderwerken van den aengepre" zen perfoon op nieuw te onderzoeken j ert " men geeft hun bij gefchrift de ftukken , die 1 tot opftel van het regtsgeding moeten dienen Onder de aengefteldc Kerkvoogden is * gewoonlijk dc Bisfchop, die in zijn Sticht ' het graf'van den Dienaer van God bezit. De " naervorfchingen worden gezonden door een' " biizonderen postbode, die eed doet van zich Z «trouw van zijnen last te kwijten. Wanneer zij door de geestelijke Broederfchap bewaer" heidzijn, verzoekt mén een nieuw befluit, " om in 't bijzonder ijdere deugd en ijder "wonderwerk naertevorfchen. Dit tweede reets^edine wordt onderzocht gelijk de voor"gaend°eni de"Paus verzamelt de gevoelens, ** ° „ en  Driehonderd DrieÉndértigste Brief, if en regelt zich naer het heerfehende denkbeeld, dat ten minfte de twee derde der Item» men moet verëenigen. Indien de deugden „ en wonderwerken genoegzaem bewezen zijn, „ fprcekt zijne Heiligheid een bepaéld vonnis ,, uit, om de waerheid te bevestigen; en men « beraëdflaegt dan of het welvoegelijk is tot de >, Heiligverklaring overtegaen. „ Na het inwinnen van verfcheiden raedflagen, „ verzoekt de Opperpriester aen de Vergadering „ den onderfland van derzelver gebeden. Hij „ houdt vervolgens drie Kerkeraden, waervan Ü de eene beftaet uit het Heilige Genootfchap, „ alle de Bisfchoppen, die te Romen zijn, de ",, Amptenaren der geestelijke Broederfchap, den „ Stadvoogd. van Rome, de Afgezanten der „ Christen Vorften, en de Afgevaerdigden der „ lieden van het Paufelijke grondgebied. De 3, Paus vraegt hun, beurt om beurt, hunne ftem; en wanneer zijne Heiligheid het wel5, voegelijk oordeelt, beveelt zij den Geheim5, fchrijvcr der gunstbrieven dien der Inwij9i dinSe re vervaerdigen, en bepaelt den dag en „ de plaets der plegtigheid, die gewoonlijk in # de kerk van het Vatikaen gefchiedt. „ Na de Inwijdinge, moetert 'er nieuwe wonderwèrken gefchieden , omdat men tot de Heiligverklaring zoude kunnen overgaen. „ Wanneer de aenzoekers der zake daervan „ verzekerd zijn, verzoekt men een befluk om „ deze nieuwgewrochte wonderwerken, door i, het apostolifche gezag, naercevorfchen. Men XXVI Deel. B „ on.  t8 De Nieuwe Reiziger. u onderzoekt ze, gelijk de eerften, in drie buitengewone geestelijke Broederfchappen; en " eindelijk wordt in eene algemeene Vergadering' en'in de Kerkcraden onderzocht, oi f 'het welvoeglijk is tot de Heiligverklaring u overtegaen. Wanneer 'er zich geen hmderpael aenbiedt, vaerdigt de Paus den gunst- , brief af; en de toeftel van het feest begint 1 door een'plegtigen kerkömgang, waerin men 5 de bannier van den Heilig voor de eeritemaei „ ontwindt. De Heilige Vader, op zijnen troon inde hoofdkerk gezeten, ontvangt de eerbeZ wijzingen van zijn hof; men vraegt hem vervolgens driemael of hij de heiligverklaring 2 van zulk eenen perfoon toeftaet? Telkens fmeekt men om de verlichtingen van denHei- " ligen Geest; en ten derdemale verklaert de ',' G&ehcimichrijver der gunstbrieven, dat de Paus li begeert dat men 'er aenftonds mede voortga. ", DeAdvokaet des Kerkeraeds verzoekt de Apos« tolifche Brieven in goede orde; zijne Heilig" heid vergunt dezelve; de Paufelijke Geheim2 fchrijver neemt de ganfche Vergadering tot ge# tuigen; en men heft het TeDeum op. " ,, In het gebed, dat hierop volgt,. wordt de „ naem van den nieuwen Heilig genoemd; en de plegtige mis wordt, ter zijner eere, door den " Opperpriester gevierd. Terwijl men het ge' loofopzingt, gefchieden 'er zonderlinge ofi feranden. Een Kardinael -Bisfchop biedt twee " wasfehen kaerfen aen. Hij wordt verzelt door « een' Redenaer,.die in de eene hand een was7 „ fchca  Driehonderd Drieëndertigste Brief. ft fchen'kaers, en in de andere eene vergulde » kórfdraegt , waerin twee tortelduiven zijn. „ Een Kardinael - Priester offert twee groote „ bröodën ; het eene verzilverd, het andere h verguld. De Redenaer, die hem volgt, houdt „ eene wasfchén kaers en twee v/itte duiven in Ü eene verzilverde korf. Een Kardinael - Diaft ken geeft twee vaetjes wijns, het eene veré, guld, het andere verzilverd. De Redenaer *, offert eene wasfchén kaers en eene gefchilder„ de korf, vol kleen gevogelte, enz." Door de meenigte dezer voorfchriften, de langdurigheid der rechrsgedingen, de pracht en den luister der plegtigheden, kunt gij oordeelen, Mevrouw, hoeveel kosten de Heiligverklaring met zich fleept. Dit is een noodzakelijke teugel, om duizend onbefcheiden verzoeken, waer mede dé Roomfche Kerk zoude overladen worden, te bedwingen. Eene fomme van honden duizend kroonen, die deze zaek gewoonlijk kost, fluit den loop dezer lastige aenzoeken. In het werk van Benediktus den XIVden de bijzonderheden van alle deze voorfchriften en regtsgedingen lezende, waervan ik u, om dus te fpreken, Hechts eene korte doch voldoende aenwijzing gedaen héb, zult gij u verwonderen over de diepe wijsheid, die de wetten van dit Regtsgebied heeft voorgefchreven. Het is niet mogelijk verzekerder middelen uittedenken, 'om de dwaling voortekomen, of de bedriegerij te ontmaskeren. Men gebruikt alles, wat de godsdienst of de eei heiligst heeft, benevens de B a Ureng-  ad Ï)è NiêüWë Reiziger. ftrengfte kerkelijke tucht, om de waerheid uifi den mond der getuigen té trekken. Men verzekert zich van hunne bekwaemheid, van hunne zeden en van hunne onbaatzuchtigheid, door alle de voorzorgen, welken de menfchelijke voorzichtigheid immer heeft kunnen inboezemen. Men gaet met zoo veel langzaemheid en volkomenheid te werk; men keert zoo dikwerf en met zoo veel zorgvuldigheid tot de zelfde zaken te rug, dat men niets van de overhacstinge en den geestdrijvenden ijver te vreezen heeft. Wanneer men het oog flaet op de pleitgedingen van den Stichtbisfchop, het onderzoek, dat zij te Rome ondergaen, de nieuwe uitvorfchingen van de Apostolifche Gevolmagtigden, de bijzondere navragen omtrent de deugden en wonderwerken, de twijfelingen, welke men in de geestelijke Broederfchap opwerpt, de zwarigheden van den Voorftander des Geloofs, de gefchillen, welken men verwekt tusfehen de Artzen en andere ervaren Lieden , welken men tot deze twistgedingen roept, ftaet menverbaesd over de ineenigvuldige hinderpalen, welken men moet verwinnen, om de heiligheid der geenen, wier Heiligverklaring men begeert, in het daglicht te Hellen. ' Ik ben, enz. Bononië, den 7iin van Januari, 1758. Drie?  ai Driehonderd Vierendertigste Brief. Vervolg van den Kerkelijken Staet. Het geene Bononië wezenlijk bijzonders heeft in gebouwen is de gallerij, die uit zeven honderd bogen beftaet, in het noorden gefloten, in het zuiden open is, de lengte van eene mijl heeft, en van de poort der ftad toe die eener kerke loopt; dit is een der grootfte gedichten, die federt den tijd der Romeinen gebouwd zijn. Zij werd ondernomen in het begin dezer eeuwe door het Huis van Monti, en vervolgd door verfcheiden bijzondere perfonen, die 'er denzelfden ijver aen toebragten. De-gilden der kooplieden, kunften en handwerken, en de dienstboden zelf leiden zich fchattingen op , en lieten verfcheiden bogen bouwen. Zij, wier beurs niet toereikende was, gingen de werklieden bedienen. De biegtvaders verbonden 'er hunne boetelingen toe; anderen arbeidden 'er aen uit godvrucht', totdat eindelijk dit onmetelijke werk voltooid wierd. Bij ijderen 'boog ziet men den naem en de wapens der bijzondere perfonen, maetfehappijen en gemeenten, die de bouwing hebben helpen bevorderen. De lloogduitfchers, die, in de laetfte oorlogen, hunne keukens daerin maekten, hebben 'er veel fchade aen toegehragr. B 3 De  23 De Nieuwe Reiziger. De kerk, waerop deze wandelgallerij uitloopt, is derwijze met geloftegefchenken bedekt , dat men 'er naeuwelijks alle de evenredigheden van opmerkt. Men eerbiedigt 'er eene wonderdadige beeldtenisfe der heilige Maegd, welke men zegt door St. Lukas vervaerdigd te zijn, fchoon St. Lukas noch teekenaer, noch fchilder, noch beeldhouwer geweest is. Het geen voet gegeven heeft tot deze meening, als ook tot deveronderftelling van alle de afbeeldingen , aen dezen heilig toegefchreven, is de naem van Luka - Santo, een' alöuden fchilder van Florence , die deze beeldtenisfen , luttel bekwaem, gelijk gij ziet, om den heiligen Euangelist eer aentedoen , ten ruwfte geklad heeft. Men verwarde deze twee namen, en fchreef de gebrekkige fchetfen van den Florentijnfchen kladder aen dezen laetften toe. De monniken, het zij Uit belang', het zij üit onkunde, onderfleunden deze veronderstelling; en alle de geeneq, die tafereelen van Luka-Santo hadden, Helden ze aen de openbare eerbewijzingen ten toon'. Hieruit ontftonden deze meenigvuldige wonderdadige beeldtenisfen, welken men ons als wezenlijke afbeeldingen der heilige Maegd voorflelt, en waervan geen twee aengezigten eikanderen gelijken. De inwoonders van Kamerik hebben eene diergelijke afheelding, waervan zij voorwenden dat die van Bononië Hechts een namaek» fel is; de Bononezen zeggen het zelfde van die. yan Kamerik ; maer in waerheid is noch de «ene noch de andere van St. Lukas.  Driehonderd Vierendertigste Brief, De fchilders, die in die opzigc de onkunde der monniken niet hadden moeten navolgen, hebben dezen Heilig tot hunnen Patroon genomen, fchoon men hun bewezen heeft dat de Joodfche wet hem, die een Hebreeuwer was^ alle fchilderingen verbood, en dat deze kunst geene de minne gemeenfehap heeft met die der; geneeskunde, welke hij beoeffende. De beeldtenis der heilige Maegd, welke men hem te Bononië valfchelijk toefchrijft, vertoont zich aen de vreemdelingen met zoo veel plegtigheid als kwakzalverij. Men draegt haer in geen' kerkomgang, dan verzeld van den Raed en de Gilden der ftad ,■ en het volk buigt zich, wanneer zij voorbijgaet, als voor het heilige Sakrament. Een Reiziger zou blind moeten zijn, indien hij te Bononië den vermaerden toren van Gaiifenda niet gezien had; dezelve hangt omtrent negen voet over, en zou den voorbijgangeren, die 'er niet van gewaerfchouwd waren, vrees acnjagen. Zij, die de oorzaek van deze zonderlinge overhellinge nagevorscht hebben, hebben gewild dat de grond neêrgezakt was; anderen meenden dat het eene grilligheid van den bouwmeester was. Dit gebouw, gelijk nog een an. dere nog hooger toren, ten riaesténbij van dezelfde eeuwe, waren inlandfche kasteelen , ten tijde der heerfcheloosheid, tevens voor do geruste inwoonderen en de oproerige ftedeliugen noodzakelijk. De val van het bovenfle gedeelte van den toren van Garifenda, in de vijftiende eeuw'voorgevallen, fchijnt te betoogen dat zijne B 4 oyer-  24 De Nieuwe Reiziger. overhelling minder de uitwerking van den wil des werkmeesters, dan van de nederzakking' van den grond is. Van alle de tooneelen, welken ik in Italië gezien heb , indien men 'er dat van Panna, dat zijns gelijk in de weereld niet heeft, van uitzondert, zoude ik aen dat van Bononië, waeraen men tegenwoordig nog arbeidt, den voorrang geven. Het is op een afgezonderd vlak gebouwd; en ik heb aen geen eenig diergelijk geftichtbuitenwerks zoo vele edele fieraedjen gezien. Wat de inwendige gefteldheid aengaet, men heeft van den alöuden en hedendaegfchen fmaek ontleend 'tgeen met de fchikking' van het gebouw meest overeenkomftig fcheen, zonder 'er de vcrfierfelen, met eene verltandige fpaerzaemheid verdeeld, van aftezonderen. Eene zael als een' halven kring, verfcheiden rijen van geftoeltcn, afhellende loges of huisjes, van verfchillende bouwkunde, een voortooneel van prachtige kolommen, een gemakkelijke trap, breede en verlichte gallerijen, een groot aental van openingen , overal zindelijkheid, overal gemak ,• dit alles wordt in dit fchouwtooneel gevonden. Doch Bononië, zonder voor de aloudheid te wijken, munt boven de {lichtingen, in deze laet{le eeuwen gegrondvest, vooral uit door de ver-; maerde Akademi, zoo bekend onder den naem van Injliputie of Inftellinge. De wetenfchappen en kunften, in een der fchoonfle paleizen van de ftad verëenigd, en om dus te fprcken met €gne verbazende bockzael verbonden x voldoet; vol-  Driehonderd Vierendertigste Brief, <£y volkomen aen de begeerte en het belang van den burger, en aen de nieuwsgierigheid van den vreemdeling. Proefondervindelijke Natuurkunde, Meetkunde, Starrenkunde, Werktuigkun, de, Scheikunde, Ontleedkunde, Bouwkunde, Schilderkunde en Beeldhouwkunde, ijdcre Kunst,, ijdere Wetenfchap, ijder Genootfchap heeft zijn' zetel in dit uitgeftrekte gebouw, met alle de werktuigen, die daeraen eigen zijn, alles beftuurd door de ftem en de lesfon der vermaerdfte Hoogleeraren. Voeg bij deze verzameling van allerlei letteröeffeningen de rijke kunstvertrekken van gedenkpenningen, aloudheden en natuurlijke historie, en gij zult een volmaekt denkbeeld hebben van de pracht en heerlijkheid dezer ftichtinge, die bijna alle zijne rijkdommen aen de liefde van Benediktus den XlVden voor zijn vaderland verfchuldigd is. Deze groote Opperpriester heeft de ftarrenfchouwplaets voorzien met allerlei werktuigen, op zijne kosten door de bekwaemfte kunftenaers van Engeland gemaekt. Hij heeft eene volkomen reeks van ontleedkundige ftukken in wasch doen maken, en de fchoonlïe aloudheden van Rome doen afbeelden, waervan men kostbare verzamelingen gevormd heeft. Zijne heerlijkheid fchittert met geen' minder luister in de Boekzael der Akademie. Bij zijne komst tot het Pausfchap, gaf hij haer alle zijne boeken over, en zal haer, bij zijn overlijden, o,I het overfchot der aenteekeningen en verzamelingen, door zijne hand gefchreven, nahteri. B 5 m  • 6 De Nieuwe Reiziger, De Historie derPaufen vertoont ons Opperpriesters , die de kerk door hunne zeden onteerd, eenigen , die haer door hunne ftaetzucht verfcheurd, en anderen, die haer door hunne geftrengheid fchrik aengejaegd hebben; doch alle de eeuwen zullen de gedachtenis van Benediktus den XIV den zegenen. Deze ftad heeft hem langen tijd op haren aertsbisfchoppelijken zetel gezien ; en de gedenkteekenen van weldadigheid, welken hij zijn vaderland nalaet, zullen altoos zijn' naem in de ooren der nakomelingfchap doen klinken. Een der dierbaerfte fchatten der Boekzael van Bononië is het kunstvertrek der natuurlijke historie van Aldrovando. Hemel! welk een overvloed van rijkdommen! Men moet gelooven dat men alle de fchatten der aerde en zeen geroofd heeft, omze in eene zelfde plaets te vereenigen. Men befchouwt 'er de ganfche natuur met een' enkelen opilag van het gezigt. Onder welke gedaente heeft men immer den diamant en robijn gevonden, waervan men diergelijken hier niet befchouwt ? Alle de aerdbeddin^ gen, die den opael en esmaroud bevatten, Stonden voor mijne oogen ten toon'. De rots, waeraen de fafier gehecht is, de holle kloot, die den amethist befluit, vertieren deze pronkkasfen. Hier befpeurt men het groeibare goud, dat zijne takken uitwerpt; ginsch ziet men lange draetjes van dit metael eikanderen met fchit* terende aderen kruifen op eene rots van marmer» |n fommigen ziet men breede plaetjes op de : op-  Driehonderd Vierendertigste-Brie*. 27 oppervlakte glinfteren, als of zij door den hamer des werkmeesters geflagen waren 5 in de anderen, fchoon niet minder in rijkdom, is de. kostbare mijn derwijze bedekt, dat de enkele kunst van den Scheikunfïenaer haer heeft kunnen ontdekken. Peru heeft de helft van dezen fchat opgeleverd; de zanden van Afrika maken het overige uit. Een vale fteen vertoont vervolgens aen het gezigt befloten zilver, in onregelmatige draeijingen op deszelfs oppervlakte zwevende. Nu verbeeldt hij heesters en bosfcheq; ïtraks zijn zijne fpleten vervuld door vezels, die in hunne uiterlijke gedaente de verfchillendheid der werkftuk» ken overtreffen. Ik zag klompen fmeedbaer koper, geheel uit de handen der nature voortgekomen ; ik zag fteenen en kristallen geverfd met een diergelijk groen als de esmaroud. Het tin vertoonde mij zijne zware kristallen, uit de mijnen van Kornewal gehaeld. Het lood beflaec geene mindere ruimte in deze uitgeftrekte verzameling, en fchittert met geen' minder veranderlijken luister. Nu nemen zijne breede platen de fchakéringen van het fchoqnfte blaeuw aen; ftraks zweven zijne glinfterende aders naer de witheid van het zilver. Hier gelijkt zijn faemgetrokken korrel naer gebroken ftael; ginsch kruifen zijne vezels eikanderen in verfchillende draeijingen en verfcheiden koleuren, Vandaer bragt men mij naer de laden, waerin men de halve metalen verzameld heeft. Hee foode, gele en witte rattenkruid is befloten en ver-  De Nieuwe Reiziger, verzegeld in kristallen bokalen, niet alleen om er de gedaente van te vertoonen, maer tevens om de toevallen, die uit zijne vervlieginge zoude kunnen ontftaen, te verhinderen. Digt hierbij zijn de bergfteenen geplaetst; en na eene zekere tusfchenruimte, verfierd met zinnebeelden , tot dit onderwerp betrekkelijk, komen 'er kleener klompen van half donkere en half door-, fchijnende fteenen te voorfchijn. De onix, de agaeth en kornalijn verheugen het gezigt door de verfchillende gedaenten, onder welken de natuur hen heeft voortgebragt. Het fchijnt dat men den Ganges van alle de fteenen, die zijne oevers verfieren, beroofd heeft, om ze hier te gelijk te vertoonen. Men befchouwt vervolgens den grover jaspis en den oosterfchen fteen , onderfcheiden door eene meenigte fchakéringen; en van deze grove voorwerpen, ging ik tot nog erover over; wantin het volgende vertrek liet men mij alle de marmers befchouwen; en men geleidde mij dus bij trappen tot de allerge, meenfte fteenen. De aerde hield 'er insgelijks hare plaets; en alle de foorten, die door de artzen en fchilders gebruikt wierden , door eene bekwame hand in orde gefchikt, gaven mij nuttige lesfen ter voldoeninge mijner nieuwsgierigheid. Op de eene plaets zag ik aerde van drie verfchillende koleuren, wit, zwart en rood ; en op de lade f die dezelve bevatte, las men het volgende op. fchrift: „ Zie hier de drie foorten van aerde, s met welken Apelles alles, wat voor hem was, " „ ea  Driehonderd Vierendertigste Brief. 25? & en alles, wat men immer in de fchilderkunst doen kan, overtroffen heeft.'* Men had eene groote ruimte gefchikt voor alle aerden , waervan men zich in deze Iaetfte tijden bediend heeft. Men vertoonde mij de gele bol van Armenië, met welke Galenus die beruchte pest» welke alle hulpmiddelen wederftaen had, genezen heeft; en nog eène andere roode aerde* waeraen Avicenna kragten, toefchreef, welken geen eenige arts immer in dezelve heeft kunnen befpeuren. De voorwerpen, die vervolgens te voorfchijn kwamen, vertoonden aen mijn gezigt glinfterende plaetjes, die in een1 groven klomp fchitterden, gevlamde ligchamen, verbeeldende eene kolom, eenen kloot, eene korenair, enz, delfzouten, welken men voor eene fortéring van -oosterfche fteenen zoude aenzien, en zwavel» van verfchillende koleuren, waervan eenigen de doorfchijnendheid van den robijn hebben. Ik zou te veel moeten zeggen van de beenderen der dieren, van de* menfchelijke leden, van de visfchen, vruchten, planten en verfteende fchulpen, welke in de verfcheiden kasfen van dit uitgeftrekte kunstvertrek vervat zijn, als ook van eene groote meenigte van boekdeelen, behelzende in zekere orde de enkelvouwige kruiden en andere groeibare voortbrengfels van alle landen, die hunne gedaente door hunne bewaerde deelen, en hun gebruik door de aenteekeningen, met de hand' van Aldrovando gefchreven, aentoonen. Alles 5 wat de bergen en woestenijen»  $0 De Nieuwè Reiziger. rrijen, alles, wat de meiren en. moerasfen < alles , wat de zanden van Afrika of de wouden van Armenië fchoónsc, üitmuntendst en nuttigst uitleveren, wordtin deze verzameling gevonden, ■waerin tevens derzelver natuur en hoedanigheden volmaektelijk ontwikkeld zijn. Zou men kunnen gelooven dat het leven van een' mensch genoeg is geweest om alle deze rijkdommen te verzamelen, te leeren kennen en te fchikkcn? Zou men kunnen gelooven dat de voorfpoed van een'Vorst in ftaet was om de kosten te dragen, voor de noodzakelijke reizen om zich alle deze fchatten te bezorgen? - Vandaer begaven wij ons naer de dieren* Waervan 'er geen een is, van de mijt tot den olifant toe , dat, het zij in 't geheel, het zij gedeeltelijk, geene plaets in deze verzameling fceflaet. Doch -mijn fmaek en mijne nieuwsgierigheid werden meest geflreeld door de boekzael zelve, waerin alle de werken van den beroemden Aldrovando over de Natuurlijke Historie in twee honderd boekdeelen gevonden worden. Dit zijn oorfprongkelijke handfchriften en gekoleurde teekeningen van delfftoffen, planten en dieren, door de beste kunftenaers. uitgevoerd, onder de oogen van den fchrijver , die dezelve tnet omftandigebefchrij vingen en nieuwe aenmerkingen gepaerd heeft. Ulysfes Aldrovando, Hoogleeraer der filofofie en geneeskunde te Bononië, werd in deze itad geboren, en ftierf'er in het jaer 1603 in het gasthuis, van zijn gezigt beroofd en met vele jarea  Driehonderd Vierendertigste Brief, jaren overladen. Zijne naervorfchingen en langdurige reizen, ondernomen om kennis van de natuur' te krijgen, hadden zijne welvaert doen Vervallen. Hij betaelde de beroemde kunftenaers, welken hij altoos in zijn gevolg had, zeer duur, om de naeuwkeurige afbeeldingen van alles , wat hij dacht betrekkelijk tot zijn onderwerp te zijn, magtig te worden; en hij verzamelde alles uit de aloude en hedendaegfche fchrijveren, wat hem toefcheert tot zijn bellek te behooren. Zedenkunde, fpreekwijzen , zinfpreuken, beeldfpraken, gedenkpenningen, alles werd zonderoordeel en zonder verkiezinge aengenomen. Hij had geen deel dan aen de zes eerfte boekdeelen dezer onmetelijke verzameling', fchoon de anderen, federt zijn' dood famengefteld zijn door verfchillende fchrijvers, heeft men ze echter aen hem toegefchreven, het-zij men zich van zijne aenteekeningen bediend, het zij men zijne manier gevolgd heeft, of dat men het werk meer aen den man wilde helpen , door het onder een' vermaerden naem uittegeven. Men heeft over de Natuurlijke Historie niets gefchreven, 't welk in deze verzameling niet begrepen is; maer men zoude dezelve tot het tiende gedeelte kunnen verminderen, indien men 'er alle onnutheden, alle zaken, die aen het onderwerp vreemd zijn van afname. In het bezigtigen van de verfchillende zalen der Akademie van Bononië, hield ik mij vooral bezig met die der vroedvrouwen. In een ruim vertrek, met kasfen voorzien, vindt men voor?  3^ De Nieuwe Reiziger; voorbeelden in het groot van alle vyijzen, waer* op het kind zich kan aenbieden om. uit de lijfmoeder te komen. In eenigen zijn de handen van den vroedilieester in een' behoorlijken ftand geplaetst; ih anderen ziet men tweelingen in verfchillende liggingen. De vroedvrouwen komen 'er, zonder kosten, lesfen van een'Profesfor in de heelkunde ontvangen, en worden niet tot de kunstbewerking toegelaten, dan wanneer zij eene volkomen leeröeffening in de Akademie hebben bijgewoond. In eene naburige kamer is de beeldtenis eener vrouwe op een kraembed,. gefchikt op eene wijs om de voorbeelden, die in de zael zijn, aen haer te verrichten. De vroedvrouw voert het werk uit, voor den Profesfor, met gefloten oogen j en zij moet van hare kunstbewerking rekenfchap geven. Na verfcheiden proeven van deze foort', indien zij genoegzame bewijzen van hare kundigheid en behendigheid gegeven heeft, vergunt men haer hare begaefdheden te beöeffenen, De Stichter dezer Inftellinge is de vermaerde Graefvan Marfigli, te gelijk bekwaem voor de Akademiën, de onderhandelingen en het oorlog. Hij werd echter fchandelijk ontëerd, omdat hij de ftad Brifak aen de Franfchen had overgegeven, fchoon zich dezelve niet meer kon verdeedigen, gelijk men na het vonnis befpeurde 5 maer hij had het ongeluk dat hij zich bevond in omftandigheden, waerin de Oppervorften, om hunnen roem te wreken, volftrekt een voorbeeld willen ftellen. Frankrijk verdeedigde hem; en  Driehonderd Vierendertigste Brief. 53' en alle de beroemde Akademiën wilden zich mét zijnen naem verëeren. Men zag dezen doorluchtigen man zich tevens bezig houden met de Natuurlijke Historie j de proefondervindelijke Natuurkunde, en alle de deelen der wiskunde; men zag hem onderzoekingen, proeven en waernemingen verrichten, en zijnen fmaek voor de wetenfchappen openbaren door verfcheiden uitmuntende werken, waermede hij hetGemeene» best der letteren verrijkt heeft. Veertien eeuwen voor het (lichten dezer inftellinge, droeg Bononië reeds roem op eene vermaerde Akademie , door Theodofius gefticht, en door Karei den Grooten vermeerderd; doch , zonder zoo hoog opteklimmen, meent men dat zij voor die van Parijs in ouderdom niet behoeft te wijken. Op fommige tijden zag men in hare fcholen, waerin de regtsgeleerdheid onderwezen wierd, twaelf duizend leerlingen, uit alle de deelen van Europa verzameld. Malpighi heefc 'er de geneeskunde, Zanzoni de kruidkunde onderwezen ; en Mevrouw Basfi , die de tael van Homerus kent, gelijk Cicero Latijn fpreekt, over alle luisterrijke ftellingen redentwist, alle jaren de proefondervindelijke Natuurkunde behandelt, en vier kinderen, wier opvoeding zij niet verwaerloosd heeft, ter weereld bragt, bekleedt 'er een' ftoel der Filofofie. Men vindt 'er Profesfors in alle de wetenfchappen, negentien oeffenfcholen, eene talrijke boekerij, een ontleedkundig tooneei, waerop men, onder uitmuntende ftandbeelden, het oog vestigt op twee . XXFLDeeh C beeld-  34 De Nieuwe Reiziger* 1 beeldtenisfen van gevilde menfchen \ welken men als meesteritukken befchouwt. Men kan de betoogingen vermomd bijwonen; 't geen zeer gemakkelijk is voor de vrouwen, die zich verbeelden dat zij 'er niet gevoegelijk met een ongedekt aengezigt kunnen verfchijnen. Het bijzonderlte kenmerk der ftad Bononië» waerdoor zij met de voornaemfte fteden van Italië gelijk gefteld wordt, is de fcbool der Carraches, met de fchilderijen, waermede zij de kerken, kapéllen, paleizen, bijzondere huizen en de ftraten zelfs vervuld heeft. Ik zal dezelven niet opnoemen: zij vervullen een groot boekdeel, dat in deze ftad verkoft wordt: ik zal 'er Slechts eenige ftukken, welken men dient te kennen, van bijbrengen. Van dit getal is een weenende St. Peter, gefchilderd door de Guide, in het paleis van Zampiéri. Men ziet ook St. Paulus, die het Hoofd der Apostelen vertroost; en de natuurlijke afbeelding is in deze twee hoofden zoo verwonderlijk, dat men telkens meent dat zij zullen fpreken: de fchilderkunst zou de beguicheling niet verder kunnen brengen. Job op den troon, na zijne rampfpoeden, is een tafereel van denzelfden meester in de kerk van een Huis der Liefddadigheid, waerin de eerfte fchilders van Bononië het meest geijverd hebben de meesterftukken van hunne kunst' te plaetfen. De verfcheidenheid, die in de gedaenten van het hoofd heerscht, geeft, met zoo veel wacrheid als kieschheid, eene afbeelding van de verfchillende fchakéringen van be-  Driehonderd Vierendertigste Brief, belang, welke het verfchil van ouderdom, rang en kunne te weeg kan brengen onder alle de perfonaedjen, die hunne gefchenken komen aenbieden. Jn dezelfde kerk heeft Tarini, bijgenoemd de Nadrukkelijke, St. Jozef afgebeeld, daer dezelve door de Engelen voor de voeten der heilige Maegd geleidt wordt, om haer vergiffenis te verzoeken over het argwanende vermoe* den, dat hij van hare zwangerheid heeft durven opvatten. Het vernederde gelaet van den braven echtgenoot heeft eene Strijdige vertooning met het geflrenge aengezigt der kuifche Maria. De geburen en geburinnen, getuigen van deze gewigtige verklaring, vinden daerin eene omstandigheid van het gemeene leven, zoo natuurlijk behandeld, dat 'zij de waerdigheid van het voorname onderwerp niet benadeelt. Onder de werken der Carraches en hunne fchool, waervan het klooster van St Michiel, liggende op een berg buiten Bononië, vervuld is, fcheen mij het denkbeeld van eenige Schilderstukken, die de boekzael verfieren, vernuftig toe. Gij weet dat de boeken, die dezelfde Sloffen behandelen, gemeenlijk aengewezen worden door een opfchrift, dat ijdere wetenfehap onderfcheidt. Hier wordt het aengetoond door twee perfoonaedjen, die 'er in uitgemunt hebben liggende op twee rijen van een' deurboog. Zij onderhouden eikanderen heftig of vreedzaem, fcherpzinnig of lomp, diepdenkend of oppervlakkig , volgens de geaertheid van hunne Schriften , of volgens de ftoffe, welke zij onderwijzen. C a Bij  «jjS De Nieuwe Reizioebu Bij voorbeeld, op den deurboog, boven de fchool* fche filofofie, heeft de fchilder twee verfchillende Doétors afgebeeld, hevig met eikanderen twistende over het onderfcheid d?r bovennatuurkundige trappen, en andere diergelijke wetenfchappen. In de kerk van St. Dominikus ziet men het verjnaerde tafereel van den moord derOnnoozele Kinderen , door Guide gefchilderd, waervan zoo vele teekeningen en naerbootfingen in de weereld verfpreid zijn. Men bezit 'er ook, in eene groote grafkruik van wit marmer, de overblijffels van den Stichter der Broederen Predikheeren, die in dit huis ftierf, in het begin der dertiende eeuwe. Het klooster is vervuld met opfchriften en graffchriften opProfesfors der hoogefchoole, en op fcholieren van alle landaerten, die in den loop der leeroeffeningen geftorvcn zijn. Men ziet ook in de kerk van het klooster van St Agnes^ eene nonne dier zelfde orde, de marteling dier Maegd , doorDominicain, zijnde een der fchoonfte ftukken van dezen fchilder. H et gezigt der Heilige , op het tijdftip dat zij de offerhande haers levens voleindigen zal, is van een verwonderlijk karakter, en toont wat de fmert en het vertrouwen , die wel uitgedrukt zijn, kunnen te weeg brengen. De keur van de kleederen en huldfelen is insgelijks eenvoudig en vernuftig. Wezenlijk zeldzaem, en bijna eenïg in Italië, is de gallerij van het paleis van Caprara, verftert met den buit, die het deel van den veldheer dezes naems was, toen Sobiéski de Tur- keq>,  Driehonderd Vierendertigste Brief, g'7 ken noodzaekte de belegering van Weenen optebreken. Men ziet 'er alle de wapens, bij de Oosterlingen in gebruik, verrijkt met het geene de goudfmederij het fchoonfte en bestbewerkte bezit. Niets is bekwamer om een groot denkbeeld van de Ottomanifche pracht en heerlijkheid te geven, dan deze zegeteekens, die fierlijk in deze gallerij gefchikt zijn, en onder welken men insgelijks eene meenigte van kleenoodjen en kleederen voor het gebruik der vrouwen vindt. Oordeel,Mevrouw, uit dit gedeelte, datCaprara te beurt viel, wat de Koning van Polen, de Hertog van Lotteringen, en de andere Vorften en Veldheeren van het overwinnende leger moesten hebben. In het voorpoortael voor de gallerij is een groot borstbeeld van den Held dezes heirs, verfierd met het Gulde Vlies, en ftaende op een' gebogen Turkfchen flaef, die hem tot eene voetzuil dient; eene vernuftige verbeelding, die tevens hare betrekking heeft op den overwinnende Veldheer, en op de gallerij, die hem tot een zegeteeken dient. Wanneer een Raedsheer tot hoofd der Magiftraten verkozen wordt, is het gebruikelijk zijn paleis te 0penen voor het volk, 't welk de nieuwsgierigheid daerheen geleidt. In dit geval, waerin de pligt vereischt dat men eene uiterlijke vertooning maekt, Helt ijder eer in huisfieraden van wacrde in eene lange reeks van vertrekken ten toon' te ilellen, om een groot denkbeeld van den rijkdom en de heerlijkheid van dén bezitter te geven. C 3 Ba»'  g8 De Nieuwe Reiziger, Bononië, dat reeds ten tijde der Tarquincn beftond, fcheen, na eene zegeprael van zoo vele eeuwen, in het verderf te ftorten, onder het pausfchap van Julius den II*», aen wien het zich onderwierp, om behouden te worden; maer zijn Raed, achtenswaerdig om zijne aloudheid, zeden en kundigheden, liet aen den Heiligen Stoel Hechts de fchaduw der Oppermagt', tot den tijd van den willekeurigen Sixtus den Vden, die het zelve onder het juk van eene goeddunkelijke magt' Helde. Thans fnijdt, kerft en verfchrikt een paufclijkc Gezant den Raed. Niettemin roemt de ftad vrij te zijn, omdat zij het regt heeft om een' Afgezant naer Rome te zenden, en door geen kasteel bedwongen wordtZij wordt verdeelt tusfchen een arbeidzaem volk en een' onbemiddelden adeldom, waervan een gedeelte zijnen oorfprong aen de aloude heerfcheloosheid, en het andere aen de vergunningen der Keizeren verfchuldigd is. Karei de Vd?, die 'er door Clemens den VIIden gekroond wierd, maekte alleen twee honderd Ridders, bij de plegtigheid zijner inhuldiginge. De bekendfte gedachten zijn de Lambertinis, de Spadas, de Montis, de Malvezzis, de Marfiglis, de Buon Compagnis en de Ludovilis, waervan verfcheidenen Opperpriesters aen de kerk gegeven hebben. Deze adeldom, aen het hof van Rome verknocht, door het genieten van vele voordeden, maekt een talrijk Iigchaem uit, wiens ganfche heerlijkheid bepaeld is aen een groot paleis en eenen luisterrijken ftoet. De  Driehonderd Vierendertigste Brief. g aframmelingen der uitmuntende kunftenaren zijn 'er zoo arm als hunne vaders. Men vindt nergens rijker nog betergevestigde kloosters. Ook zegt men dat dit Land voor de Monniken is» gelijk Rome is voor de Priesteren: Roma per i Preti, Bologna per i Monachi. Het fchijnt ook dat men 'er ook vele muzikanten maekt; want het grootfte gedeelte der zangeren, over alle de tooneelen van Italië verfpreid, zijn Bononezen; en de meesten munten 'er door hunne begaefdheden uit. Alle Zondagen, in den winter, van Allerheiligen totPaesfchen, geeft men een geestelijk zang- en fpeelftuk, tot onderrichtingen tijdkorting van het volk, in eene' der kapéllen van de Vaderen van 't Oratorio. Ik woonde een dezer Oratorioos bij, waervan het onderwerp was de bekeering van een' zondaer, op het gezigt van de fchimme zijner vrouwe, die hem in den ftaet der verdoemenisfe verfcheen. Deze foort van tooneelfpel, door twee geihedenen uitgevoerd, werd voorgegaen door een' kerklof, en afgebroken door een zedenkundig vertoog, "t welk een Priester van dit Huis deed. Verfcheiden foorten van ftoffereederijen waren de bron van de rijkdommen en grootheid dezer ftad, wier voornaemfte koophandel in zij. den beftond. Zij vond het handwerk der gazen uit, 't welk vervolgens in Piémont werd overgebragt door twee verraders, welken zij tot de doodftraf veroordeelde, en wier beeldtenis men nog aen eene der galgen gehecht zier. IJder kent de ratafia en de metworften van Bononië, C 4 Ds  '4-0 De Nieuwe Reiziger, De hennip is een der gewigtigfte voorbrengfe^ len van dit land: misfchien zou het nuttiger zijn, indien 'er de inwoonders voordeel uit wis-» ten te trekken; maer bijna alle deze koopmanfchap gaet 'er ongebleekt, flecht bereidt en ten laegflen prijze uit; naeuwelijks bedient men 'er zich van, tot bereiding van eenige Hechte linnens, ten gebruike van het gemeene volk. Men {preekt hier eene bijzondere landtael, en drukt het Italiaensch uit op eene manier, die het zelve ontfiert. Deze Hechte uitfpraek vindt men in den mond van alle de Doétors der Italiaenfche benden; en Paus Benediktus de XIV de, die dezelve niet vergeten heeft, bedient 'er zich gaerne van, wanneer hij eenige zaek met drift' behandelt. Op zekeren dag, dat hij gehoor verleende aen den Afgezant van Venetië, brak deze, door meenigvuldige tegenwerpingen, het gefprek af, zoo dat de ongeduldige Paus hem in toorn' vraegde , of hij fomtijds in den fchouwburg geweest was? „ Wat doet dit ter zake, j, antwoordde de Afgezant ? Zoo veel, hernam „ de Paus, dat gij 'er in hebt kunnen zien, r, dat quando Paria Dottore, tace U Pantalone.™ Leo de X de verkoos Bononië tot die beroemde bijeenkomst, waerin hij, met Franciskus den lflei", door het vermaerde Vergelijk, de befchikking over de rijkdommen der Kerke verdeelde. Men vindt twee Vergelijkingen tusfchen de Paufen en eenige Oppervorften. Hec eerfte, tusfchen Nikolaes den V den van de eene £ijde, Frederik den III*™ en de Vorften van Duitsch,-  Driehonderd Vierendertigste Brief. 41 Duitschland van den anderen kant, wordt het Germanifche Vergelijk geheten. Het bevestigt de Duitfche geestelijkheid in de bezitting van zijne Bisfchoppen te verkiezen, op voorwaerde van eenige inkomften, aen de Paufen op fommige kerkelijke ampten toegeftaen. Het tweede, merkwaerdiger voor den Franfchen landaert, is dat van Bononië, in 't welke Leo de X de aen Franciskus het regt geeft om alle de bisdommen van zijn koningkrijk te begeven, en de hoofdkerken het vermogen van haren pastoor te verkiezen verbiedt. De benoeming tot de verkiesbare abtdijen en prioorfchappen is insgelijks aen den Vorst vergund, mits dat hij een monnik van dezelfde Orde benoemt. Het gebruik der weereldlijke abtdijen, toen in ftand zijnde, en federt vervolgd wordende, heeft deze omzigtigheid nutteloos gemaekt. Leo de X de had echter de Verkiezingen, door de bijzondere voorregten van den Heiligen Stoel gewettigd, niet willen vernietigen; dit ftuk werd inzonderheid uituitgeiloten; maer een gunstbriefvanClemensden VIIden, en eene bulle van Pius den lVden hebben het in het vervolg afgefchaft; en de eenigfte abtdijen, door hunnen Algemeenen Overfte beftuurd, hebben zich in het règt der verkiezinge gehandhaefd. De andere afdeelingen van dit vermaerde verdrag bevatten verfcheiden keuren over 1 het aenftellen van eene godgeleerde bediening' in ijdere hoofdkerk, over den noodzakelijken tijd voor -Je verfchillen.de eertrappen om de kerkelijke C $ ain?>  4a De Nieuwe Reiziger. ampten te verkrijgen of te bezitten, over de maenden, die hun aengewezen worden, over de brieven van benoeminge, welken zij van de Hoogefcholen moeten verkrijgen, over de priesters der bemuurde fteden, over de Apostolifche bevelbrieven, en over de beroepen, die voor den Heiligen Stoel kunnen gebragt worden. Een laetst merkwaerdig punt is dat geene, waerbij bevolen wordt, op itraffe van nietigheid, de jaerlijkfche waerde der kerkelijke bedieningen uittedrukken in de aenftellingsbrieven, die 'er van uitgevaerdigd worden. Het Hof van Rome, altoos oplettende om zich in het genot der Annaten of eerfte jaergelden te handhaven, heeft zich tot den ontvangst van dezelven doen wettigen, niet alleen door het Vergelijk, maer tevens uit hoofde van de Open Brieven, die het zelve in deze bezitting bevestigen. De Annalen of jaergelden zijn, gelijk gij weet, een regt, 't welk de bezitters der kerkelijke bedieningen, op de benoeming van den Koning, aen den Paus betalen, bij de afvaerdiging hunner bullen. Het komt overeen met de inkomst van een jaer, volgens de fchatting, ten tijde van het Vergelijk gemaekt, wegens de waerde van ijdere kerkelijke bedieninge. Men fchrijft de eerfte invoering van dit regt toe aen Joannes den XXII ^, wiens opvolgers veel moeite hadden om 'er zich in te handhaven. De Kerkvergadering van Bazel veroordeelde het als eene Simonie; maer het Vergelijk van Bononië, den bezitteren bevelende de waerde der kerkelijke  Driehonderd Vierendertigste Brdjf. 43 Jijke bedieningen optegeven, heeft den Heiligen Stoel het middel verfchaft om zijne eifchen te vernieuwen. Vergeefsch hebben de Staten het vervoer van het goud en zilver naer Italië willen verbieden, de ftandsvastigheid der Paufen heeft over alle deze hinderpalen gezegepraeld, en de betaling van dit regt, zoo langdurig be ftreden, is eindelijk onwederroepelij k in ftand' gebleven. Welke kleur men aen een wet, wier uitvoering aenmerkelijke fommen aen den Staet kost, tracht te geven, het is onmogelijk dezelve volkomen te verantwoorden; want wat kan het regt der jaergelden, welken het Hof van Rome ontvangt, aen het regt onzer Koningen toebrengen. Bononië, onder de Franfche heerfchappij zijnde , werd belegerd in het jaer 1512, door de Verëenigde legers van den Paus en den Koning van Spanje. Men begon toen gebruik te maken van de buskruidmijnen, waerdoor de ftad behouden wierd door het geene haer noodwendig had moeten verderven. Men had de ondermijning voortgezet tot onder den muur, waerop zich eene kapél bevond; maer door een dezerfpelingen der natuur', welke alle mogelijke kunst niet zou kunnen voortbrengen, deed de mijn de kapél zoo loodregt in de lucht opfpringen, dat zij, zonder eenigzins befchadigd te zijn, op dezelfde plaets, waervan zij afgeligc was, weder nederviel. Deze gebeurtenis , welke de belegeracrs als een wonderwerk acnzagen, verhinderde de befpringing, die oogenblikkelijk zou"  44 De Nieuwe Reiziger. zoude aengevoerd worden; en de Hertog va» Nemours, die met twaelf duizend mannen tot hulp van de ftad aenkwam, verloste haer voorts van hare vijanden. De Reizigers doorftreven met vermaek de omliggende gewesten van Bononië, door vermaerde gebeurtenisfen in de historiën beroemd. Een fchierëiland, door twee kleene rivieren gevormd, vertoont de plaets, waer Ocravrus, Antonius en Lepidus de weereld onder eikanderen verdeelden. In dezelfde vlakte, op de oevers der Panaro, werd de Roomfche Mogendheid door een' Koning der Lombarden geheelenal verdelgd ; en een Koning van Sardinje, Enzio genoemd» werd door de Bononezen gevangen genomen» en veroordeeld om in een' toren omtekomen. Onze laetfte oorlogen van Italië hebben ook veel tot de beroemdheid van dit land toegebragt; en het kreeg geen minder eer', wegens de vermaerde kunftenaers, welken het roemt de geboorte gegeven te hebben, en met wier meesterftukken het zich verrijkt ziet. Lodewijk Carrache toonde in 't begin niet volkomen wat zijn geest bekwaem was uittevoercn; en hij zou de fchilderkunst verlaten hebben, indien hij den raed van zijnen meester, die hem van begaefdheden ontbloot achtte, gevolgd had. Aen zich zei ven overgelaten, volharde hij in den arbeid, en nam van toen af hetbeiluit om geen' anderen raed meer aentenemen, dan in de werken der grootfte fchilderen. Hij begaf zich naer alle de fteden van Italië, die hun-  Driehonderd Vierendertigste Brief. 45 hunne meesteritukken bezaten, en floeg voornamelijk acht op de manier van Corregio; en te Bononië weder gekeert, maekte hij zich bekend door verwonderlijke tafereelen. De Historiën van St. Benediktus en Ste Cecilia, welken hij, in het klooster van St. Michiel fchilderde, maekten een der fchoonfle Hukken uit, die immer uit de handen der kunst' gekomen zijn. Op zijnen raed (lichtte men in deze (tad eene Akademie, waervan hij het Opperhoofd en modél was. Augustijn Carrache, zijn neef, verdeelde zijnen geest tusfchen de letteren en de kunnen, en bepaelde zich eindelijk tot de etsnaeld. Zijne bekwaemheid in het teekenen deed hem dikwerf verbeteren 't geen hij wanvoegelijk in zijne modéllen vond: verfcheiden fchilders, als Tintorét en Paulus Veronefius wisten hem dit dank, terwijl anderen het hem tot eene misdaed rekende. Hij verliet de fchilderkunst niet geheelenai; men ziet eenigen zijner tafereelen in verfcheiden (leden van Italië. Hij begaf zich bij de Kapucynen van Parma, om zich tot den dood te bereiden, en fchilderde 'er een' St. Peter, die zijne zonde beweent. Hij ondernam het algemeene Oordeel te fchilderen, doch maekte 'er alleen de ruwefchets van, dewijl hij| overleed eer hij het voltooid had. Zijn broeder Annibal, de doorluchtigfte der Carraches, kreeg oogenblikkelijk een denkbeeld van iemands beeldtenisfe, en teekende, met eenige ftreken van. het ftjft, deszelfs gelijkheid zoo vol-  46 De Nieuwe Reiziger, volkomen, dat men hem volmaekt kende. Met zijnen vader op een' der groote wegen beroofd zijnde, bragt hij zijne klagten daerover bij den Regter, die de roovers deed vatten op de afbeeldingen , welken onze fchilder van hun gaf. Hij had ook geene mindere begaefdheden voor de fpotteekeningen, dat is^ voor de afbeeldingen, welken men belagchelijk voorftelt, fchoon men 'er de gelijkenis van behoudt. Men vindt een boek van zijn maekfel, vervuld met diergelijke teekeningen, waervan de meesten zeer vernuftig en vermakelijk zijn. De gfootfte fchilderftukken van dezen kunftenaer zijn te Rome, Parma en Bononië. De vermaerde gallerij van het paleis van Farnefius, een meesterftuk der kunst', zal zijn' naem tot de laetfte nakomelingfchap doen overgaen. Zij kostte hem eenen naerlligen arbeid van agt jaren, in welken tijd hij Hechts tien kroonen in de maend, en na de voltooijing vijf honderd gouden kroonen genoot. Bedrogen in de regtmatige hoop van eene treffelijker belooning', vatte hij zoo veel verdriets daervan op, dat deze droefheid, gepaerd met de ziekten, welken hij door zijne ongebondenheden zich op den hals gehaeld had, hem in het jaer 1609 wegnam, in den ouderdom van omtrent zesënveertig jaren. Men vertelt dat zijn broeder, op zekeren dag, m deszelfs tegenwoordigheid het fchoone ftuk vanLaokoön verheffende, meende te befpeuren dat Annibal weinig aendacht aen die redenen verleende. Hij belUaegde zich daerover, als of zijn  Driehonderd Vierendertigste Brief. 4^ «ijn broeder geen Werk gehoég van dit verwonderlijke ftuk gemaekt had. Gedurende dien tijd naderde Annibal eenen muur, en teekende 'er Laokoön en deszelfs kinderen zoo juist op, als of hij ze voor de oogerrgehad had. Zich vervolgens keerende naer zijnen broeder, die zich mee de dichtkunde bemoeide, zeide hij al lagchende: „ De Poëten fchilderen met woorden; en „ de Schilders fpreken met het penfeel." Het gedrag van dezen broeder, die de pracht beminde, en ijverig de gunst dergrooten zocht, gaf hem een wezenlijk ongenoegen. Hem op een' dag met aenzienlijke perlónen ziende wandelen, veinsde hij hem iets te zeggen te hebben ; en hem ter zijde trekkende, beet hij hem toe : „ Augustijn, gedenk dat gij de zoon van „ een' kleermaker zijt." Hij teekende vervolgens op een blad papier zijnen vader, met een' bril op den neus, en een' draed door eene naelde (lekende; en hij zond deze teekening aen zijnen broeder, die hem naeuwelijks deze vernedering van zijnen hoogmoed konde vergeven. Deze twee fchilders konden noch met eikanderen, noch afzonderlijk leven; de wangunst verwijderde hen, het bloed en de bekwaemheid bragt hen weder bijéén. Guide, leerling der Carraches, deed zich welrasch door zijne werken kennen. Paulus de V<* fchepte vermaek in hem te zien arbeiden, en beval hem zich in zijne tegenwoordigheid te dekken. „ Indien hij het mij niet bevolen had, i, zeide deze Schilder, zoude ik mij uit mijzelf » ven-  48 De Nieuwe Reiziger. jj ven gedekt hebben, als eene zaek aen mijne ,, kunst verfchuldigd." Om deze reden, wilde hij geene gekroonde Hoofden fchilderen, bij welken hij ongedekt zoude hebben moeten arbeiden. Hij had zulk een hoog denkbeeld van zijn beroep en zijne bekwaemheid, dat men hem dikwerf heeft hoorën zeggen, dat hij zijn penfeel niet voor een' Kardinaels hoed zoude .willen verruilen. Als fchilder Was hij fier en hoogmoedig, en zeer zorgvuldig dat men hem veel eer bewees; wanneer hij werkte, nam hij de pracht eir toeftel van een' grooten heer in acht. Hij "was deftig gekleed; zijne leerlingen, rondom hem geplaetst, maekten zijn palét gereed, zuiverden zijne penfeèlen, en bedienden hem met de grootfte ftilte. Buiten zijn' winkel was hij zedig, gemeenzaem in de Samenleving., en bereidwillig om .nuttig te zijn. Hij had zijne dagen geëindigd, met eere en weldaden overladen, indien het fpel, dat hem van zijnen arbeid aftrok, hem al de vrucht van zijn Werk niet had doen verliezen. Tot behoefte gebragt, fchilderde hij alleen om te leven, en fchilderde kwalijk, omdat hij 'er al te weinig tijd aen befteedde. Door zijne fchuldeifchers vervolgd, en door zijne vrienden verlaten, ftierf hij van verdriet in het jaer 1642, in den ouderdom van zevenënzestig jaren. Dominico Zampiéri, bijgenoemd Dommiquin, befteeden zoo veel zorgvuldigheid en tijd aen zijne werken, dat men hem vergeleek bij een' os, die aen den ploeg arbeidt. Anmbal ' Car=  Driehonderd Vierendertigste Brief. 49 Carrache, die in deze Jangzaemheid groore begaefdheden befpeurde, zeide dat deze os zulk een vruchtbaer veld bearbeidde, dat hij ten eenigen dage de fchilderkunst , zoude voeden. In een zijner tafereelen, waerin de keizer Otho een' heiligen Abt bezoekt, befchouwt men een* jongman, die een woedend paerd fchijnt te ontwijken ; dit was de beeldtenis van eene dochter van Frescati, waerop hij verliefd was. Schoon zij zich in een mans kleed bevond, met een* hoed met pluimen verfierd, had Zampiéri de trekken van haer wezen zoo wel getroffen, dat de ouders, verfbord dat zij hunne dochter dus, in een openbaer oord, voor de befchouwingen van het algemeen , gefchilderd zagen, haer aen dezen fchilder, die haer ten huwelijk' verzocht, weigerden. Poufin befchouwde , als de drie meesterstukken der fchilderkunst', de Gedaenteverandering van Rafaël, de Afneming van het Kruis van Volterre, en het Nachtmael van St. Hiéronimus van Dominiquin, te vinden in de kerk der Barmhartigheid te Rome. Zampiéri, altoos met zijne overwegingen bezig, wandelde met zijnen mantel omwonden als een filofoof; en indien hij perfonen, wier bedrijven iets bijzonders hadden, gewaer wierd;, Verzuimde hij nimmer dezelven in zijn tafelboekje te teekenen. Indien hij eenige hartstocht moest uitdrukken, trachtte hij daervan een levendig denkbeeld te krijgen, en fpoorde zich aen om' het voorbeeld daervan in zich zelve» te vinden. • X2CFL Deel. D Hij  30 Db Nieuwe Reiziger. Hij lachtte, fchreide, en was verwoed of verheugd, naer de voorwerpen, welken hij moest behandelen. Op deze wijs arbeidende aen de Marteling van St. Andréas, Werd hij verrast door Annibal Carrache, die, hem in een dreigend en toornig gelaet vindende, oordeelde dat hij bezig was, met het fchilderen van een foldaet, die den heiligen apostel mishandelde. Carrache omhelsde hem, en zeide: „ Ach \ mijn „ vriend, welke zaken leer ikvan u op dit tijd* * ftip"! Men kan zich niet verbeelden welk verdriet cn ongenoegen Dominiqüin van wegen zijne vijanden ontving. Men wil dat hun haet hem tot aen zijnen dood vervolgde, en dat hij zijne dagen door het vergif eindigde in den ouderdom van zestig jaren. FranciskusAlbani was een leerling van Guide, die hem in de fchool der Carraches leidde. Hij volbragt zijne leerjaren te Rome, en paerde de beöeffening zijner kimito met die der fraeije letteren, die niet weinig toebragten om hem aengcname en blijgeestige denkbeelden, die het kenmerk van alle de werken dezes kunftenaers zijn, inteboezemen. Hij was gehuwd met eene bekoorlijke vrouwe, die, bij hare zeldzame fchoonhcid, zoo buitengemeen infchikkelijk was van hem tot een modél te dienen, voor alle de beminnelijke voorwerpen , die zijn penfeel zoo dikwerf bezig hielden. Hij had twaelf kinders, zoo 'fclioon als hunne moeder, welken hij met geen minder vermaek fchilderde, dan zij zelf betoon- .de.  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 51 de met zich in hare armen te houden, in alle de geftalten, welken hij noodig had. Dit zonderlinge voorregt, van zulke volmaekte modéllen in zijn eigen huis te vinden, was buiten twijffel oorzaek dat hij zoo vele Venusfen, Minnegoden , Nymfen en Godinnen in zijne tafereelen ftelde; maer dewijl hij hen alleen onder de 00gen had, gelijken zijne hoofden en afbeeldingen bijna allen naer eikanderen. Hij bragt zijne zomers door in een lusthuis, met fonteinen en boschjes verfierd, waerin hij het oog konde vestigen op alle de fchoone en aëngename liggingen en ftanden, welken men ontmoet in zijne werken, wier vertooningen in tuinen of bekoorlijke velden Voorvallen. Zijne verbeelding, door het lezen van Poëten opgevuld, heeft hem de gelukkige denkbeelden en geestige zinfpelingen, welken zijne tafereelen altoos in trek zullen houden^ opgeleverd. Ik ben, enz. Bononië, den 15*» van Januari, 1758. Driehonderd Vijfendertigste Brief» Vervolg van den Kerkelijke* Stoet. Bijzondere fchikkingen hebben mij doen befluiten, om mij naet Rome te begeven, Hcver den weg van Ancona dan dien van FloB % ren-  De Nieuwe Reiziger. rence te nemen. Men reist zeer fchielijk over dezen weg, op welken men, bijna op ijdere post, eene ftad ontmoet; en men ziet dus vervolgens Imola, Faënza, Forli, Cefene, Rimini, Catolica, San-Marino, Pezaro, Fano, Sinigaglia en Ancona. Alle deZe fteden, die het voornaemfte en gewigtigfte gedeelte van Romania uitmaken, vertoonen echter niets van veel aangelegenheid voor een' Reiziger. Imola heeft de geboorte gegeven aen den Poëet Zappi; dit is het alles, wat haer merkwaerdig kan maken. Zappi mengde de doornen der regtsgeleerdheid, waeraen hij zich als advokaet had toegewijd, met de bloemen der poëzije, voor welke hij vele begaefdheden had. Hij verëenigde zich met verfcheiden fraeije geesten van Romeen zij ftichten of vernieuwden te famen de Akademie der Arcades. Faënza, vergenoegd met de eer' van het daglicht aen Torricelli gegeven te hebben, en uitvinder van liet platteelwerk te zijn, maekt het zelve thans zeer Hecht. Torricelli toonde veel vernuft in de meet- en natuurkunde. Hij voltooide de verrekijkers., en was de eerfte, die gebruik maekte van de glazen buizen, waerin men de kwik op de weerglazen bevat. Men verwachtte nieuwe wonderen van dezen grooten Natuurkenner wanneer de dood hem in het jaer 1647 wegfleepte, in den ouderdom van negenëndcrtig jaren. Foli was het vaderland van Joannes Baptïsta, Morgagni, een der verrnaerdfte Ontleedkundi- gen  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 5$ gen onzer eeuwe. Hij onderwijs: tegenwoordig deze wetenfchap te Padua, met eene jaerwedde van twee duizend kroonen. Hij heeft zijn' naem gegeven aen eene fpier van het keelJelletje, welke hij het eerfte ontdekt heeft. Forli voorziet bijna geheel Italië van regenfchermen en gewascht linnen. Men wijkt van den koers af, om een' uitftap te doen naer Ravenna, hoofditad van Romania > die thans niet meer dan het geraemte van eene groote ftad vertoont. Hare llraten zijn breed, lijnregt en luchtig; zij heeft pleinen en waterfprongen; en in de meesten der gewijde gebouwen ziet men nog doorluchtige overblijffels van haer' alöuden luister; de zeldzaemfte marmers prijken in de kerken. Het groote plein eindige aen wederzijden door de ftandbeelden van twee Paufen, die in eene zittende geftalte elkanderert aenzien, en den zegen uitdeelen. Ravenna was de zetel van het rijk van Theodorik, Koning der Ostrogothen , vervolgens onderworpen aen de Keizers van Konftantinopelen, die het regeerden door Stadhouders, wijders aen Karei den Grooten, die deszelfs opper voogdij fchonk aen de opvolgers van St. Peter. De Romeinen hadden 'er verfcheiden groote werken, waervan men naeuwelijks eeni ge overblijffels vindt. Zijne haven was een deibeste van de Adriatifche Zee; en Julius Cefar hield 'er eene vloot, om de golf te verdeedigen. De zee op den afftand van vijf duizend fchreden afgeweken zijnde, is deze haven verdwenen; en D 3 men  £4* Nieuwe Reiziger. men leest op de poort der ftad, dat de fchepert plaets voor den ploeg gemaekt hebben: Naves cesferunt arafro. De aerde door den regen en de ftormen medegefleept, hebben de kust verlengd, en de zee genoodzaekt aftewij ken. Men ziet nog, buiten de muren van Ravenna, het graf, 't welk Amalafonta voor haren vader Theodorik liet ftichten. De Franfchen, deze ftad veroverende, fchonden dit gedenkftuk, om 'er het metael van te krijgen. De verontwaerdigde inwoonders fchreeuwen nog over de barbaerschheid van eene misdaed, die ons ontëert. In het gezigt van eene fchoone ftraet verheft zich een kleene tempel, waerin de overblijffels van Dante rusten. Deze Dichter, uit Florence, zijn vaderland, verbannen, ftierf in armoede; en Ravenna, dat hem broodsgebrek had laten lijden, richtte hem een praelgraf op. Dante was tevens de vader en het alöudfte voorbeeld der Italiaenfche poëzije. Hij maekte, flechte navolgers, en was zelf, in eenige opzigten, een flecht voorbeeld. De Italianen noemen hem goddelijk; maer weinige lieden begrijpen zijne godfpraken. De tijd, de meenigvuldige zinnefpelingen, de fterke affhijdingenverfpreiden 'er eene groote duisterheid over. Dan-? te heeft Uitleggers; en dit is misfchien eene reden meer om niet verftaen te worden. Zijn Blij-! fpel van de Helle, het Vagevuur en het Paradijs» gelijkt naer dat van Ariftofanes, die, gelijk gij weet, de ondeugden der Burgeren aentastte. Niet min bits en hekelachtig dan den Griekfchen Pa-  Driehonderd Vijfendertigste Brief. SS' Poëet, deed hem deze kwaedaertige berispzucht uit zijn vaderland verbannen. Zijn Dichtftuk is doorzaeit met groote en aengename denkbeelden; het is een ruw opftel, dat met eene buiten gemeene verrukking' bewerkt is. De verwondering , welke het inboezemt, heeft in de hoogefchool van Pifa een' profesforsftoel, tot verklaring van het zelve, doen ftichten. Florence, om zich te verzoenen met den geest' van een' doorluchtigen Burger, dien het in zijn leven vervolgd had, heeft dikwerf verzocht out de asch van dezen Poëet te mogen vervoeren; maer de inwoonders van Ravenna hebben nog niet willen gedoogen dat hij hunne muren verliet. In deze Had is insgelijks merkwacrdig het huis der Benediktijnen, waerin alle de bedenkelijke genees- en hulpmiddelen, tot de behandeling of het gemak der zieken, gevonden worden. Behalve eene welvoorziene artzenijwinkel, ziet men in zes groote zalen gelijks vloers aenftonds eene volkomen verzameling van ontleedkundige ftukken, vervolgens alle de werktuigen, tot hier toe uitgevonden, voorde verfchillende heelkundige kunstbewerkingen, benevens de draden , naelden, wieken en windfelen , tot ijdere kunstbewerking dienflig, en eindelijk een mïigagazijn van bedden, lakens, matrasfen , ftoelen en oorkusfens, alles in volkomen orde om de zorgen, die ijdere foort van ziekte vereischt, gemakkelijk te maken, met het minfte ongerijf voor den zieken, en de beste gefchiktheid voor D 4 de  56 De Nieuwe Reiziger. de oppasferen. In de gevallen, waerin de geneeshceren het paerdrijden voorfchrijven, heeft men een' draek opgehangen, die, door middel van verfcheiden raderen, alle de bewegingen van het paerd maekt. Gij zoudt gelagchen hebben , als gij den monnik, uitvinder van dit werktuig , op dit raderdier geflingerd, het rijden op den tred, draf of grooten ren had zien verrichten. Onder de muren van Ravenna toont men het oord, al waer op Paeschdag, in het jaer 1512, die gedenkwaerdige veldflag gefchiedde, waerin de Franfche dapperheid het hoofd bood aen alle de magten van Spanje en Italië. Reeds verheugde zich Gaston van Foix, Hertog van Nemours, op de overwinning, wanneer hij eene bende Spanjaerden, die in goede orde aftrok, gewaer wierd. Hij ftortte met een kleen getal van gewapende lieden op hen, en trof aldaer zijn ongelukkig lot aen. Hij verloor 'er het leven, omdat hij geene hulp had willen verwachten; maer de overwinning was niet min volkomen, noch minder nuttig in hare gevolgen; want Ravenna, Forli, Cefene, Rimini, Imola en alle de kasteden van Romania openden hunne poorten voor de Franfchen. Het geene deze (lag verderfelijk maekte was het groote aental van dappere lieden, die in denzelfden fneuvelden. Te Forli wedergekeerd, begaf ik mij naer Cefene, en begroette den Rubikon, eer ik te Rimini kwam. Gij hebt de Far&lia gelezen, en weet dat Lukanus van dezen ftroom niet als va»  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 57 van eene groote rivier' fpreekt: wanneer ook Cefar in twijffel ftaet om denzelven overtetrekken , wordt hij niet te rug gehouden door de moeijelijkheid van den overtogt, maer door het befluic van den Raed, dat alle Romeinen, die denzelven met krijgsbenden overtrekken, aen de helfche goden toewijdt, en voor godloos, heiligfchendend en moorddadig verklaert. Niet zonder fchrik durfde Cefar deze ontzagverwekkende wet overtreden, vooral toen hij zijn mishandeld en kwijnend vaderland, met naekte armen en verfpreide hairen, meende te zien, en deze woorden tot hem te hooren uiten: „ Waer gaet „ gij mijne ftandaerdcn henevoeren? Indien de 3, eer uwe wapens vergezelt, erken uwe Moe„ der; eerbiedig hare tranen ,* en keer ditmoord„ dadige ftael af, 't welk ik u tegen haer hart „ zie opheffen." Op deze woorden, doorzuchten en klagten afgebroken, wordt de Held door eenen heimelijken fchrik aengedaen; eene onbekende vrees houdt zijne ftoutheid te rug; hij houdt ftand en beraedflaegt; maer welrasch zijne zwakheid befchuldigende, pleegt hij alleen raed met zijnen moed', trekt den ftroom over, en roept uit: het lot is geworpen ,• Alea ja&a est. Men leest op eene kolom, die zich in het midden des pleins van Rimini verheft: „ Hier „ deed Julius Cefar, nadat hij den Rubikon ,, overgetrokken was, om zich meester van Ro„ me en de weereld te maken, eene redevoering „ voor zijne foldaten." Men geeft zelfs voor D 5 dac  58' De Nieuwe Reiziger. dat men in deze plaets den fteen, waerop deze Romein zijne redevoering deed, mede bewaert. Rimini is eene aloude ftad, die eertijds aenmerkelijk was, gelijk blijkt uit eenige overblijffelen van gedenkftukken, waermede de Romeinen het zelve verfierd hadden. Men nadert het over eene marmeren brug, wier opfchrift, dat nog in wezen is, de eer der bouwinge aen Augustus en Tiberius toefchrijft. De tijd, de gebouwen van loutere verwaendheid fchendende, heeft deze uit hoofde van zijne nuttigheid bewaerd. Het heeft nog niets verloren van zijne vastheid, noch van de fchoone evenredigheden, die de verwondering van Palladio verwekten. De triomfboog, voor Augustus opgericht, na de herftelling der Romeinfche wegen tot Rimini, heeft niets merkwaerdigs dan zijne aloudheid, Hij is van denzelfden tijd en het zelfde marmer als de brug, maer van eene minder fchoone en vaste bouwing'. Deze ftad had ook eene haven , welke dezelfde Keizer prachtig deed verfieren ; maer onnut geworden door de afwijking van de zee, werd zij geflecht omtrent het midden der vijftiende eeuwe ,• en men gebruikte de bouw-» ftoffen om verfcheiden kerken te ftichten. De naem van Rimini herinnert ons het denkbeeld van de vermaerde Kerkvergadering, waerin het Ariaenschdom door het geweld zegepraelde, en een Paus de Kerk door eenen afval ergerde. Zij werd famengeroepen in het jaer 359, door bevel van den Keizer Konftanciu», die 'er $Ile de westerfche Bisfchoppen toe befchreef,  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 5^ en hun rijtuigen, levensmiddelen en alles, wat tot hun onderhoud noodig was bezorgde; maer de Kerkvoogden der Gallicn, om zich onafhangclijker van den Vorst te maken, wilden op hunne eigen kosten leven. De Vergadering beftond uit meer dan vier honderd Bisfchoppen, waervan vierentwintig Arriaensch waren. Deze trachtten de Kathojyken door verfcheiden kunstftreken te verrasfchen, vertoonende dat de uitdrukking van Medewezig onut was; dat het beter was te zeggen dat de Zoon den Vader in alles gelijk was, dan nieuwe woorden intevoeren, die, niet in de fchriftuur zijnde, alleen dienden Om verdeeldheden te verwekken. Zij fteldcn uit dien hoofde eene Belijdenis des Geloofs op \ waeruit dit woord wierd weggenomen.; en de Keizer deed der Kerkvergaderinge verbieden te fcheiden , totdat alle de Vaders dit Geloofsvoorfchrift geteekend hadden. De meesten van hun , door zwakheid of verdriet overwonnen, weken voor het geweld; en 'er waren 'er Hechts twm« tig, die de onderfchrijving weigerden; men be-* droog hen nog door andere kunstftreken; en de geheele weereld, volgens de vermaerde uitdrukking' van St. Hiéronimus, verwonderde zich toen Ariaensch te zijn. Konftancius, die vergeefsch gepoogd had den Paus Liherius de veroordeeling van Athanafiusi te doen teekenen, verbande hem in Thrafiè', De geftrengheid, met welke men hem in zijne balljngfchap behandelde, deed zijne llandvastigjieid waggelen; en hij onderfchreef eindelijk de Be-  6o De Nieuwe Reiziger» Belijdenis des Geloofs van Rimini. De Keizer vergunde hem toen te Rome wedertekeeren, alwaer het volk hem koel ontving. Dit onthael deed hem in zich zeiven keeren ,* hij erkende zijne feil, betreurde dezelve, en herriep zijne dwaling op eene wettige wijs. Alle de Bisfchoppen , die niet te Rimini waren, verfoeiden deze Kerkvergadering; en de meesten der geenen r die zich door de Arianen hadden laten verftrikken, betuigden overal, bij het geene de Kerk heiligst heeft, dat zij altoos in de zuiverheid des geloofs gebleven waren; dat hun alleen voorzigtigheid ontbroken had; en dat zij tevens hunne eigen onderteekening, en alle de lasteringen der Arianen veroordeelden. Op den weg van Rimini naer Pezaro, ontmoet men Catolica, een kleen dorp, waervan de kerk, nog in wezen zijnde, beroemd is door den aftogt van verfcheiden Bisfchoppen, die, verftoord over het geene in de Kerkvergadering voorviel , tegens derzelver befluiten betuigingen deden, en zich van de begunftigeren der ketterije afzonderden. Deze gebeurtenis is verëeu, wigd door een opfchrift, 't welk men voor de kerk leest; en deze daed van Katholykheid heeft den naem gegeven aen dit dorp, liggende eenige mijlen van het Gemeenebest van St. Marino. Deze kleene Staet, waervan het grondgebied zich bijna bepaeld tot dat zijner hoofdftad, liggende op eenen berg, bevat naeuwelijks zeven of agt duizend inwoonders. Niettegenftaende zijne geringe uirgeftrektheid, heeft de wijsheid van  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 6t Van zijne regeringe hem altoos beveiligd voor de omwentelingen, die het overige van Italië verwoest hebben. Indien zijne historie geene luisterrijke daden vertoont, zij biedt ten minfte bij de elf eeuwen vrede en voorfpoed aen. Men weet de dagteekening van zijne grondftichting* niet juist; zie echter wat men 'er ons van verhaelt: „ In het begin der zesde eeuwe, werd ,, eenMetzelaer vanDalmatie, Marino geheten, „ ontboden om aen de verbetering van Rimini „ te arbeiden. Dit werk duurde dertig jaren; „ en toen hij het geëindigd had, begaf hij zich „ op den top van eenen berg, om'erineenzaem„ heid te leven. Niettegenflaende zijne zorg /, om zijne levenswijs te verbergen, trok hij „ door zijne deugden verwonderaers en leerlin,, gen tot zich. Eene Vorftin, wie deze berg „ toekwam, gaf hem dezelve in eigendom : „ Marino befloot aldaer een Gemeenebest opte„ richten, welks wetten, uit het euangelium ge,, haeld, de Burgers tot de beöeffening van alkrlei deugden zouden opleiden. Hij wilde 'er „ geen klooster van ongehuwde monniken ftich„ ten, alzoo hij begreep dat men regtvaerdig „ en heilig konde zijn, met zijn vaderland te r, beminnen en te bevolken." Dit volk fchijnt nog zijne eerfte inftelling tehouden : het is arm, maer deugdzaém, ett maekt weinig werk van de rijkdommen, welken het misfehien niet kan verkrijgen, dan ten koste zijner vrijheid. Het opperfte vermogen huisvest bij den laudasrc zslvs- onder de beftherming  £2 Dé Nieuwe Reiziger. Van den Heiligen Stoel, tjder huis heeft eer. Afgezonden in den Algemeenen Raed, dien men niet verzamelt dan in buitengewone gevallen 4 maer in welken men een' bijzonderen perfoort verkiest, om het gezag van het Gemeencbest te oeffenen. Alles wordt 'er geregeld door opzameling van Memmen; en hij bevat zoo vele Onedelen als Edelen. Men moet ten minde twee derden der Hemmen hebben, om een beduit te nemen, of een vonnis te vellen. Men wordt niet in den Raed toegelaten, voor den ouderdom van vijfentwintig jaren; en 'er mogen geen twee perfonen van het zelfde huisgezin in zijn. Alle twee maenden verkiest men twee Amptenaers, die, onder den naem van Kapiteinen t de verrichttingen der aloude Burgcmeestcrcn waefnemen. Een derde beoordeelt de burgerlijke en halszaken, en is dechts drie jaren in be^ diening. Hij moet een vreemdeling , Doftor in de Regten, en van eene bekende vroomheid zijn. De Geneesheer, die de vierde perfoon van den Staet is, blijft niet veel langer in bediening, en mag niet uit 's lands ingezetenen genomen worden: beiden worden zij onderhouden op kosten van het Gemeenebest. De Schoolmeester zelf is het voorwerp van de oplettendheid der Regeringe. Hij wordt verkozen door den Raed, en geniet eene bijzondere achting. Pezaro was het aengenaemfte gedeelte van het hertogdom Urbino. Julius de IIie beroofde dezen kleenen Staet van deszelfs wingewesten iö Romaoia, en verleende daermede zijn gedacht, bij  Driehonderd Vijfendertigste Briee. 6$ bij' welks uitfterving het weder aett den Heiligen Stoel uitgekeerd is. Zoo lang dit vorftendom duurde, was het hof van Urbino een der voornaemite fieraedjen van Italië. Een fraeije geest, een kunftenaer, een ridder was verzekerd van overal te zullen {lagen, wanneer hij het geluk had *van te behagen aen een hof, welks goedkeuring het zegel van allerlei foort van achtinge was. Een gezuiverde fmaek voor de wetenfchappen en kunften, eene naeuwkcurige kennis van de weereld, van de mannen en vrouwen, de vrolijkheid, de Schranderheid, de gefchikte boerterij, alle de bekoorlijkheden, Welke de geest in de famenleving kan voortbrengen, maekten den aengenaemen zwier van die hof uit, dat den winter te Pezaro, in een pa* leis, waervan niets meer dan eenige puinhoopen overblijven, en den zomer op het .platte land doorbragt. Deze ftad fcheen mij minder groot, maer beter bebouwd en meer bevolkt dan Rimini te zijn. Hare vijgen behouden haren alouden roem, en zijn altoos de beste van Italië. Men ziet in de kerken eenige tafereelen van Paulus Veronefius en Guide, en in het kabinét van den heer Olivieri een ftuk van Romeinsch Purper, dat, niettegenftaende eene oudheid van twee duizend jaren, nog een zeer fraei fcharlakenrood behoudt, Fano maekte ook een gedeelte uit van het hertogdom Urbino, Zijn naem fpruit uit dien van Famim Fommae, dien het de Romeinen gaven, ter oorzake van een''tempel, aen de Fortuin  64 Dè Nieuwe Reiziger. tuin toegewijd. Volkrijker dan Pezaro, gelijkt! het naer het zelve in vele opzigten \ rnaer het heeft daerenboven een der fchoonfte tooneelen van Italië voor de Opera. De geringde ruimten zijn 'er ten voordeele aengelegd; en de aenfchöuwers zelfs maken een gedeelte der vertooninge uif Het is gefticht doof Jakob Torelli, die, na eenige jaren in Frankrijk doorgebragtte hebben, op zijne wederkomst zijn vaderland verheerlijkte door een gedenkftuk, dat bewijzen van zijne bekwaemheid en fmaek gaf. De kerken van Fano zijn vol van fchilderijen der grootfte meesteren uit de fchool van Bononië. Men ziet er de overblijffels van een' triomfboog van wit marmer , verdelgd door het gefchut van eèn* Paus, die deze plaets belegerde. Eene zeldzaemheid van eene andere foort' is eene fchilderij in miniatuur, in de boekzael der Vaderen van het Oratorio, waerin Jezus Christus, de heilige Maegd en St. Joannes omringd zijn door eene lijst, waerop de vier historiën van het lijden, uit de vier Euangelisten getrokken afgebeeld zijn. Op eene mijl van de ftad, befchouwt een geoeffend Reiziger de plaets, waerop Asdrubal, broeder van Hannibal, de nederlaeg kreeg door het leger der Romeinen. Te Siniglagia houdt men' geen' ftand , dan ten tijde der kermis, alzoo beroemd in Italië , als die van Beaucaire in Frankrijk is. Zij', wordt de agt laetfte dagen van Juli gehouden , en lokt: de vreemdelingen van alle landüerten tot .zich. Den derden dag, verzuimt Venetië niet een vloot-  DRIEHONDERD VIJFENDERTIGSTE EftïEP. vlootdeel op de hoogte der haven te zenden, Onder fchijn van haer te befchermen, maer inderdaed om eene fchatting aftevorderen, als Oppervorftin der Adriatifche Golf. Zeker Paus, dit regt betwistende, vfaegde waerop het Ge* meenebest dit grondde? Gij kent het antwoord van den Afgezant: „ Gij zult het op den rug 4, dér erfgifte van Konftantijrt vinden." Men gelooft dat deze ftad door de Sertöifche Gaulen gefticht is, en vandaer haren naem gekregert heeft. ; De meesten der fteden, waervan ikgefproken heb, hebben geene ftoffereederijen of koophandel; In eene ledige en edele burgerije beftaert bijna alle de inwoondérs. Hèt belang der Vor* ften van Europa, dat is, iets waerin zij het minfte belang moesten hebben, is hunne gewigtigfte, hunne eënigfte zaek.' De plaets, waer zij alle avonden vergaderen, is tegenwoordig Verdeeld tusfehen de Oostenrijkers en de Pruisfen, die de twee heerfchende partijen uitmaken , en waervan de eene zich nimmer het grondgebied der andere aenmatigt. Men behoeft fleehts de plaets overtegaen, om te weten1 aen welken kant het voordeel is; men ziet die aen het zegevierende gelaet der overwinnaren, en de ontfteltenis der oyerwonnenen. In beflisfende bedrijven, komen deze laetfte niet weder1 te voorfchijn, dan wanneer hunne hoop door eenigen voorfpoed opgewekt wordt; en de overwinnaers, meesters van de ganfche plaets' geworden , betoonen 'er dikwerf hunne blijdfchap XX.VL Deel E' ' door  €)6 De Nieüwë Reiziger. door vrolijke feesten , welke de regering gedoogt* In alle de Heden, en zelfs in de dorpen van Italië , hebben de Mogendheden van Europa ijverige beguhftigers. Zij zijn zulks vader tot zoon, en haten op het hevigfte de lieden van den tegenitrijdigen aenhang. Deze twisten vervangen de gefc lullen over den godsdienst, die de gemoederen in Frankrijk, Engeland en Duitschland verdeelen. Een Italiaen, die de Franfchen begunftigt, verfoeit de Engelfchen zoo gulhartig als een Janfenist de Molinisten haet. Met één woord, de oorlogen der Vorften van Europa zijn voor deze Bovenbergbewoonders het geert de gevechten der zwaerdfchermeren bij de Romeinen waren; zij «rekken de ledigheid van het volk tot tijdkorting. Ik ken geene aengenamer reis dan die Van Romania , langs de Adriatifche zee : men gaet van de eene haven naer de andere tot die van Ankona, eene der beste en meestbezochte havens der ganfche golf. Uit hoofde van haren koophandel, worden 'er alle godsdienften geduld , mits men 'er dezelven hiet al te opehbaer oeffent. Men ziet 'er tallooze en rijke magazijnen; koopkantoren, in handel met de voornaemfte plaetfen van Europa verbonden; graven en marquizen, van hun. ne oude vooroordeelen genezen, zich met den koophandel bemoeijen; in het volk dezelfde werkzaemheid, denzelfden ijver tot den arbeid; de mannen bezig met het vervoeren van de koopmanlchappen, de vrouwen met het bereiden van  Driehonderd Vijfendertigste BrIef.' '€f Van Zeildoeken; de kinders hun brood winnen mee het overbrengen van lasten, overeenkomende met hiinnen ouderdom; de metzelaers en bootsgezellen Om ftrijd arbeiden j de eenen mee het vervoeren van fteenen om een nieuw hoofd aenteleggen, de anderen om de haven te verbeteren en te zuiveren het fchijnt even of de Tyriè'rs in beweging zijn, bezig met de ftad en deri koophandel van Karthago té herftellen. Ankona, 'twelk dé Syrakufersftichtten, toen zij de tirannij van Bionifius ontvloden, ontleent zijnen naem van de kaep', het voorgebergte of de kromte, waerop het gefticht is: zij bouwden 'er een' tempel aen Venus, tegenwoordig ver-* vangen door de hoofdkerk. Van het voorplein dezer kerke ziet men, met een fcherp gezicht, de zee, de haven, de ftad, hare vestingen en hare bekoorlijke en v/elbebouwdebuitenftreken. Deze toeftand fcheen mij naer dien van Marfeilje te gelijken,- te meer, omdat de inwoonders het gebergte verlaten hebben , om zich gelijks de zee uitteftrekken. Eene Romeinfche volkplanting geworden, had zij reden om roem te dragen op Trajanus, wien zij een' triomfboog deed oprichten. Twee Paufen hadden deel aen de eer van dezen Keizer, Clemens de XIIde, door het bouwen van een ziekenhuis, en Benediktus de XIV ds, door het voltooijen van een fteenen hoofd, van zijnen voorzaet begonnen. Een marmeren zuil, in 't gezigt van den boog van Trajanus , vereeuwigt de gedachtenisfe der twee Stedehouderen fan Jezus Christus. E a Si*  tfS De NieuwE Reiziger, i Sitftus de Vde, minder bekwaem om de Chris* tenen dan om de Turken te regeren, werd geboren in een dorp van het markgraeffchap Ankona , op het grondgebied der heerlijkheid Montalto, waerheen ik de nieuwsgierigheid had mij te doen geleiden. De boeren der . plaets' zijn nog trotsch op deze geboorte, en fcheppenvern,iaek in de vreemdelingen de voornaemlte trekken van het leven van dezen Opperpriester te vertellen. Dezelve zweven mij derwijze in het hoofd, dat ik den lust, om 'er u over te onderhouden , niet kan wederiken. Deze bijzonderheden zullen eenige verfcheidenheid op het einde van dezen brief verfpreiden, Felix Peretti was een dier ongemeene perfonaedjen, welken de Voorzienigheid fomtijds doet te voorfchijn komen om ons te leeren dat men jn de laegfte ftanden, menfehen kan vinden, bekwaem om de eerfte plaetfen der weereld' met roem' te bekleeden. Zijn vader, een wijngaerdenier van zijn dorp, genoodzaekt zijnde het land te verlaten, dewijl hij door zijne fchuldeifchers vervolgd wierd, ftelde zijn' zoon in den dienst van een' hoevenaer, die hem zijne fchapen te hoeden gaf; en vermits hij zich kwalijk in deze bediening kweet, ftrafte men hem met hem de zwijnen te bewaren te geven. Op zekeren dag met deze dieren in het veld zijnde, vernam hij een' monnik van de Orde van St. Franciskus, die, zich op een' vierfprong bevindende, niet wist welken koers hij nemen moest. Felix liep hem te gemoet, en wees hens  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 69 hem niet alleen den weg, maer wilde hem bovendien vergezellen. Hij* verliet zijne zwijnen, en begaf zich naer het klooster der Kordelieren van Askoli, alwaer hij, door zijne gebeden eit tranen , het leekenbroeders kleed verkreeg. Men leerde hem lezen en fchrijven; hij beöeffende zich in de fpraekkunst', en toonde zulke gelukkige bekwaemheden, dat men hem eindelijk onder het getal der nieuwelingen ontving. Hij maekte zich hatelijk, door zijn trotfchen enverdrietigen aert, bij zijne medegenooten en overMen , die hem dikwerf Mraften, en fomtijds gereed Monden om hem uit de Orde te jagen. Het volgende geval zal u een denkbeeld van zijne geweldige geaertheid geven, Eenige monniken bootMen, om hem te vernederen , het gefchreeuw der zwijnen na. Broeder Felix, verMoord over deze kortswijl, liet zich overluid hooren dat hij den eerMen, die hem dezen hoon aendeed, den kop zoude vermorzelen. Hij greep inderdaed een' grooten Mok, waeraen de fleutels der kerke vast warenDe neef van den kloosteroverilen, zich luttel aen deze dreigementen kreunende, vond goed het zelfde gefchreeuw te herhalen. Doch Felix gaf hem met zijnen Mok zulk een' verwoeden Mag op het hoofd, dat hij hem bijna dood ter aerde zag nederMortte; zijne Mraf beMond in eene gevangenis van eenige maenden. Tot het priesterdom verheven zijnde , wilde hij niet meer Peretti of Felix genoemd worden ; hij nam den naem van Montalto aen; en nietteE 3 gen-  %o De Nieuwe Reiziger. genftaende de kuiperijen en pqogingen zijner vijanden , niectegenftaende zijne dartelheid en onbuigzaemheid, die natuurlijk palen aen zijne fortuin moesten ftellen, wist hij, door zijne ver-> dienfte en behendigheid, alle de hinderpalen te overwinnen, en zich van trapp' tot trap tot Algemeenen Overften van zijne Orde te verheffen. De paufelijke krqon was altoos het voorwerp zijner ftaetzucht'. De eerfte reis, dat hij gelegenheid had om zich voor den Paus te vertoonen, zeide hij al boenende: „ ik ga een gezigt „ van het paufchap nemen, om te zien of het „ mij wel zoude voegen." Hij hield verfcheiden diergelijke redenen, die gelegenheid gaven om te vermoeden, dat deze man nietgefchikt was om zijn leven in de duisterheid van een klooster doortebrengen. Hij werd eerst Bisfchop , vervolgens Kardinael gemaekt ,• en zoo dra hij zich met het purper bekleed zag, veranderde hij zijnen aert en zijne levenswijs. Hij koft een kleen huis in de nabuurfchap van S l= Maria Majore, pn leefde in ftilte en afzondering'. Hij ging niet uit dan om de zieken te bezoeken; hij lief koosde ijder, deelde aelmoesfen aen de armen uit» gaf zedig zijnen raed in de geestelijke vergaderingen , ontvlugtte de hedieningen en eerbewijzingen, helde in alle gevallen naer de gematigfte partij over, vertoonde zich van geest' en kundigheden onthloot te zijn, en poogde VQQral ijder. te doen begrijpen dat hij onder het gewigt van den puderdom en de zwakheden besweek. Hij ging gekromd op, een' ftok, en "' ' :1 ' " hjek1  Driehonderd Vijfendertigste Brief, yi hield zijn hoofd op eenen fchouder. Zijne beenen beefden onder hem; hij vertoonde zich in het openbaer rils een geraemte; en wanneer hij genoodzaekt was eenige bezoeken afteleggen, Hond hij verfcheiden malen op den trap Uil, om Zijn' adem te halen. Wanneer hij in de vertrekken getreden was, wachtte hij telkens met fpreken, als om uitterusten, vertelde ftukswijs alle Zijne zwakheden, en zonderde zich van tijd tot tijd af, om zich tot den dood te bereiden. Toen Gregorius de XIII <"e geftorven was, ontftonden 'er verfcheiden kuiperijen Montalta fcheen ze allen te beguniligen, en kleefde niemand aen. Hij zeide tot alle Kardinalen, dat men, zijne gedachten volgende, geen' anderen Paus zoude verkiezen dan den perfoon, tegen wien hij fprak, Deze handel gelukte hem; men Helde hem op den rang der verkiezinge; hij wist het en veinsde 'er onkundig van te zijn. Wanneer de Kardinalen d' Este en de Medicis hem te kennen gaven, dat de Hemmen wel ten zijnen voordeele konden uitvallen, overviel hem een hoest, die deed vreezen dat hij den laetiten adem zoude uitblazen. „ Ik heb geene 9, kragt genoeg, zeide hij tot hen, om dierge» „ lijken last te dragen; mijne geringe ervare,, nis in de zaken maekt mij onbekwaem om mij met die der Kerke te belasten, ten zij ik hulp bij mijne Amptgenooten vinde; en ik „ zal nimmer befluiten den troon van St, Peter „ te beklimmen, indien gij mij niet verzekert i» mij pjmmer te verlaten, en te famen rass E 4 „ mij.  •[% De Nieuwe Reiziger. „ mij te regeren." Hij hield met verfcheiden. dezelfde redenen, en antwoordde den geenen, die hem hunne ftem beloofden; „ Indien gij „ mij Paus maekt, zult gij u zeiven op den Heiligen Stoel plaetfen; wij zullen het Pau„ fchap met eikanderen deelen, ik zal alleen „ den naem en den titel, en gij het gezag heb„ ben." Alle de Kardinalen lieten zich door deze vah fche eenvouwigheid bedriegen; allen vleiden zij zich deel in de regering te zullen hebben, en ten minfle de grootfte vrijheid in zulk een ge? makkelijk en infchikkelijk Paufchap te genieten. De Kardinael Farnefius, onder anderen, des-, zelfs verkiezing goedkeurende, zeide dat Montalto geen verfland genoeg had om kwaed te doen, noch oordeel genoeg om goed te doen. De verkiezing gefchiede eindelijk; en Montalto had het grpotile gedeelte der Hemmen. Toen hij 'er van verzekert was, Hond hij van zijne plaets' op; en den Hok, waerop hij leunde, in het midden der zale werpende, regte hij zich opwaerds, waerdoor hij grooter dan gewoonlijk fcheen, en hefte het Te Deum op met zulk eene Herke Hem, dat hij het gewelf der kapél? Ie deed wedergalmen. Men vroeg hem, volgens gebruik, of hij het Bausfchap aennam ? ,, Ik kan niet meer aennemen,antwoordde hij, hec „ geen ik reeds bezit; maer ik zou nog gaerne zoo veel aennemen , voelende dat ik kragts „ genoeg bezit om niet alleen de Kerk, maer 3< de geheele weereld te bellieren." Hij nara den  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 73 den naem van Sixtüs den Vden aen, ter gedachtenisfe van Sixtus den IV «"«», die, even als hij, Kordelier geweest was. Toen deze Paus het Konklave verliet, liep het volk in meenigte te lamen, en riep waer de Paus was, geene kennis hebbende aen den Kardinael Montalto, dien het gewoon was van zwakheid op de ftraet te zien vallen. Iemand hem zijne verwondering bewonende van hem voorheen zoo gekromd te zien, antwoordde hij: „ Ik zocht toen de fleutels van het Pa„ radijs; en omze te vinden, boog ik heè „ hoofd; maer federt zij in mijne handen „ zijn, befchouw ik alleen den hernel." Op het eerfte gerucht zijner verheffinge, be« gaven zich alle de misdadigers van Rome en der omliggendeftreken inde gevangenis,-omdat het gebruik is hun, bij de krooning van den Paus, genade te verleenen. De ftadvoogd van Rome en de flotvoogd van het kasteel St. Angelo zich bij hem begevende, om met hem te overleggen op welke wijs men de vrijheid aen de fchuldigen zoude geven, werd Sixtus verontwaerdigd over dit voorftel, en zeide tot hen, dat hij, wel verre van genade aen eenigen booswicht te verleenen, hun beval fchielijk derzelver regtsgeding optemakém „ Ik wil, voegde „ hij 'er bij, dat gij 'er morgen vier vonnist; ,-, twee derzelver zullen gehangen, en de twee „ anderen onthoofd wórden, ten dage als ik 4, mijne intrede doe." Deze wreede bevelen wi'erpen Rome in de uiterfte ontfteltenis. De E 5 Af-  74 De Nieuwe Reiziger, Afgezanten, Kardinalen en andere Kerkvoogden hadden allen in de gevangenisfen hunne vrienden en bloedverwanten, die 'er zich niet in begeven hadden dan in de zekere hoop vanvergiffenisfe te zullen verkrijgen, en niet meer door het geregt verontrust te worden. Zij beklaegden zich daerover aen den Paus, die bun, door zijne manier van fprekcn, den lust benam om hem vervqlgens eenig aenzoek te, doen. De &ardinael de Medicis ondernomen hebben* de hem eenigen raed te geven, hoorde Sixtus hem met veel geduld aen, en antwoordde hem; „ Ik fta toe dat gij en uwe Amptgenooten de „ waerdigheid van Vorften der Kerke aenneemt, „ maer geenszins van Vorften van mijnen Staet." Zelfs op den dag zijner verkiezinge, wilde een Kardinael de koorkap van den nieuwen Paus, dewijl die eenige plooijen op deszelfs fchouders maekte, in orde fchikken. Sixtus, ziende dat men hem met te veel vrijheid naderde, zeide op eene fiere wijs: ,,Men moet zoo gemeenzaem, „ met een5 Opperpriester niet omgaen." Gedurende eene ziekte, vond hij zich op zekeren dag zoo zwak, dat hij het gebruik der fpraek* verloor. Zijn geneesheer raekte het tipje van deszelfs neus aen, of hij nog eenige hitte in hem bevond. Sixtus, ontwakende of hij door eeninige treurige verfchijning verfchrikt was geworden , zag zijnen arts in 't gezigt, tot hem zeggende: „ Hoe! hebt gij de ftoutheid om 3l den neus van den Heiligen Vader aenteraken!n De  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 75 De Graef van Olivarés, Afgezant van Spanje, dezen Paus eenige aenzoeken wegens zijner} Meester doende, fprak met vpel drift', en eindigde zijne rede met deze woorden: „ Uwe Héiiigheid antwoordt mij niets; en ik kan niet raden wat zij denkt. Jk denk, antwoordde „ de Paus in toorn', om u uit het venfter te „ doen werperi, om u te leeren met welk een? „ eerbied gij tegen het Hoofd der Kerke moet „ fpreken." Een Gezant van den Hertog van Ferrare, geen gehoor kunnende krijgen, ver; klaerde dat hij in de voorzael zoude blijven, tot men hem vergund had het geene hij eischte. De vertoornde Paus liet hem zeggen, dat hij Rome in twee dagen moest verlaten, of dat men hem, fchandclijk op eenen ezel gezeten, gelijk een" roovcr, tqt de geefeling veroordeeld, zoude verjagen. Sixtus, die zijnen rang zoo fier ftaende hield, had echter die zotte trotschheid niet, die het deel der gemeene zielen is. Hij was de eQrfte pm over de laegheid zijner geboorte te boenen. „ Het huis van mijnen Vader, zeide hij, is half ontdekt. De muren zijn alleen gemaekt van oude gebroken matten, zoo dat "er de zon „ van alle kanten indringt. Ik kan mij dan be„ roemen dat het een der doorluchtigfte van Eu* „ ropa is." Een Kordelier van het prinsdom, Tarente, Perretti genoemd, verzocht den Heiligen Vader, dat zijn gedacht de eer moge hebben om met dat van zijne Heiligheid verbonden te zijn. „ Ik fta het toe, antwoordde de „ Paus,  y6 De Nieuwe Reiziger. „ Paus, mies dat wij eenige evenredigheid tos* „ fchen mijn geflacht en het uwe befpeuren. 9, Zeg mij eerst, hoedanig uw oorfprong is? „ Mijn huis, hernam de Monnik, is, God zij „ geloofd, een der rijkften en alöudften van 5, het koningkrijk Napels. Des te erger, ant,, woordde de Paus weder; wij zijn al te ver j, van eikanderen verwijderd; en ik kan niet „ toeftemmen het geene gij begeert, ten zij gij uw kleed verlaet' , én de zwijnen in het veld gaet hoeden; het is alleen op deze voorwaer9, de dat wij bloedverwanten kunnen worden." Gij hebt gezien dat de eerfte dagen van het Pausfchap van Sixtus den Vden door de afgrijfelijkheden der ftraffen geteekend wierden. Het bloed ftroomde aen alle kanten; men zag de menfehen onthoofd, gehangen, gegeefeld, en op de galeijen gebannen, de hoofden en armen op palen in de ftraten ten toon' ftaen, en de fbirres of geregtsdienaers de rampzaligen in de gevangenisfen flepen. Men hoorde het gezugt der vaderen, moederen, broederen en zusteren, die de ftraf van eenen fchuldigen bloedverwant betreurden; alles wedergalmde van het geroep der openbare herauten , die de vonnisfen des doods afkondigden, Sixtus deed alle de regtsgedingen, federt tien jaer uitgewezen, op nieuw onderzoeken; de Overheden en fchuldigen, die zich in zekerheid geloofden, werden opgezocht en geftraft voor misdaden, welken de tijd en de plegtige vonnisfen vernietigd hadden, Een  Driehonderd- Vijfendertigste Brief. 77 Een jongeling, neef van een' kanonnik, zijnde een vriend van den Paus, had eertijds eene dochter gefchaekt, met welke hij federt getrouwd was, met toeftemminge der beide genachten. Dees ongelukkige werd vervolgd en gehangen door bevel van den Paus, niettegenftaende de gebeden dér bloedverwanten; en de Regter, omdat hij hem niet veroordeeld had, onderging de ftraf der geefelinge. Een ander, omdat hij eene dochter, welke hij weinige dagen daerna trouwde, in het openbaer omhelsd had, werd op de galeijen gebannen. De echtgenoote en hare maegfchap wierpen zich voor de voeten Van den Heiligen Vader, om genade te verkrijgen voor eene misdaed, door het huwelijk herfteld. „ Gij zijt voldaen, antwoord„ de Paüs, maer het geregt niet." Een derde éindelijk , die nog geen Zestien jaren bereikt had, werd tot den dood veroordeeld, omdat hij wederfhmd aen de geregtsdienaers geboden had. De ganfche ftad had medelijden met zijnlot: de Afgezanten en Kardinalen fpraken vruchteloos voor hem. De Regters zelfs mogten vrij vertoonen, dat de wet niet toeliet zulk een' jongen fchuldigen te doen ftraffen; de onverbiddelijke Paus antwoordde hun koel, dat hij tien van zijne jaren aen den misdadiger gaf, om hem aen de Wet onderhevig te maken. Een Burger van Rome, die federt twintig jaren om de beflisfing van een regtsgeding aenzoek gedaen had, bragt zijne klagten in tegen de alïoosdurende uitftellen, welken men hem deed on-  ft Dé Nieuwe RéieIger. ondergaen. De Paus ontbood den Pleitbezorger, en beval hem in drie dagen de zaek vari zijnen befchermeling, te eindigen. Des ariderendaegs morgens werd zij uitgewezen, eri de Pleitbezorger des namiddags gehangen. Het ontbrak niet aen dezen gellrengen Paus dat Ranufius Farnefius, zoon van den Hertog Van Parma, én neef van den Kardinael van dien naem, het zelfde lot onderging, alleen omdat hij gewapend in de gehoorzael van zijne Heiligheid verfchehen was. Sixtus, die op llraf van het leven verboden had wapens in Rome te dragen 1 deed hem vasthouden en in het kasteel van . St. Angelo gevangen zetten. Deze zaek gaf veel gerucht, en de grootfte heeren wendden alle poogingen aen tot het ontflag van den jongen Prins; De Paus zond aenflonds bevel aen den flotvoögd om hem te doen ftraffen, en gaf echter een briefje aen den Kardinael Farnefius, door 't welke hij denzelfden flotvöogd belastte den gevangenen op zeker uur in vrijheid te ftellen, niet twijffelende of men zou hem alreê het hoofd afgefiagen hebben ; maer de Kardinael ging zelf oogenblikkelijk zijnen neef verlosfen, en nam met hem de vlugt. Zonder deze fchielijke voorzorg, zou Sixtus zich aen den dood" van den zoon eens Oppervorflen fchuldig gemaekt hebben. Vernomen hebbende dat de Koningin van Engeland het hoofd had doen afhouwen aen Maria van Schotland, riep hij met eene foort' van verrukkinge uit: „ Gelukkige Vrouw, „ die  Driéhonderd Vijfendertigste Brief. 79 t$ die het vermaek genoot om een gekroond „ hoofd te doen fpringen!" Een dichter, Matera genoemd, had eenige veerzen gemaekt, waerin zich eene Roómfche Mevrouw gehoond vond. De fchrij'ver bragt, om zich te regtvaerdigen, de noodzakelijkheid van het rijm bij; het woord Föntana ,- dat een zijner veerzen eindigde, had hem genoodzaekt, zeide hij, het volgende door Putana, hoer be-> teekenende, te eindigen, zonder oogmerk gehad te hebben om deze vrouw te hoonen, maer alleenlijk om meer welluidendheid aen zijn ftuk te geven. De Paus, toen op zijne beuft gebruik van het voorregt des rijms makende, verwees hem tot de galei, zeggende: ,, Gij „ verdient, mijnheer Matera , Dat gij rijmt „ in een galera;" en dit vonnis werd uitgevoerd. Sixtus de Vde, de ftraf des doods voor de misdaed van oveffpel te Rome ingefteld hebbende, deed het hoofd aen verfcheiden Edellieden der grootfte Huizen van Italië afflaen. Een Napolitaen leefde openbaer met de vrouw' van zijnen huisbezorger, zonder dat 'er zich de man veel aen kreunde. De Regters dachten niet dat een vreemdeling, die Hechts voor een' kleenen tijd in deze ftad was, in eene herberg huisvestte, endoor het regt der volken befchermd wierd, zoo ftreng als een' onderdaen van den Heiligen Stoel moest gehandeld worden. Sixtus, verftoord over deze toegevendheid, zeide tot hen: 3, Dat aisn den overfpeler, de vrouw en den man  8ö De Nieuwe Reiziger. £ man hange aen ftroppen, die te -Napels ge** „ maekt zijn, om uwe bekommeringen over & hunne gewaende onaf hangelijkheid van mijrt régtsgebied te genezen." Een Spaensch edelman, in de kerk een' flag met een' hellebaerd van een' Zwitfer gekregenhebbende, wrook zich daerover, door hem zoo ruw met een' pelgrimsftok te flaen , dat de Zwitfer het beftierf. De Paus liet den ftadvoogd zeggen, dat hij begeerde dat de edelman geftraft Wierd, voordat zijne Heiligheid^ die vroegtijdig moest eten, zich aen tafel begaf. De Afgezant van Spanje en vier Kardinalen gingen ■ hem fmeeken, niet om den moorder het leven te vergunnen , maer alleen te gedoogen dat men . hem het hoofd affloeg, omdat hij een edelman was,, ,-, Hij Zal gehangen worden, antwoordde de Paus: „ echter wil ik de fchande van zijn gedacht wel ,, wat verzachten, door den misdadiger de eer j, aentedoen van zijne ftraffe bijtewonen." Inderdaed liet hij de galg voor zijn venfter planten , en hield zich in het zelve tot na de uitvoering der ftraffe. Vervolgens zich naer zijne huisgenooten keerende: „ Dat men mij te eten „ brenge, zeide hij; deze geregtsöeffening heeftf ,, mijn' etenslust nog doen ver-meerderen." Des anderendaegs zag men Pasquin, met een bekken vol ketens, bijlen, galgen, ftroppen en raders, antwoordende aen Marforio, die hem vraegde waer hij heenging: ik breng eenever„ fnapcring om den etenslust van den Heiligen J7 Vader optewekken." Deze Pasquin en Marforio zijn  Driehonderd Vijfendertigste Brief. 8r ïijn twee verminkte ftandbeelden, welken de misnoegde Romeinen dikwerf met hoonende gefchrjften voor de Regeringe overladen* In eene andere gelegenheid, zag men Pasquin in een vuil hemd, antwoordende aen Marforio, die hem de reden van zijne onzindelijkheid afvraegde: „ Het is omdat mijne waschter eene „ Prinfes geworden is;" zinlpelende op de Signora Camilla, zuster van den Paus, die wezenlijk eene waschter geweest was. Sixtus,' ©m den uitvinder van dezen hoon te ontdekken liet met trompettengeklank afkondigen, dat hij zijn woord gaf, als Stedehouder van Jezus Christus , dat hij den geenen, die dit paskwil had aengeplakt, de gunst van het leven en tweeduizend pistoletten zoude fchenken. De onvoorzigtige fchrijver begaf zich in den ftrik, en ver-, toonde zich aen den Paus, die hem wezenlijk het leven en twee duizend pistolen fchonk; maer hij deed hem de handen en de tong af» fnijdem De naem van Pasquin, dien een dezer ftandbeelden droeg, was die van een': kleêrmaker i een' boertigen en bijtenden mensch, een' vittef uit gewoonte en een' grooten tijdingkramer, bij wien alle de lieden van deze geSertheid vergaderde. In de nabuurfchap van zijn huis was een ander ftandbeeld, onder den naem van Marforio bekend, rondom het welke, gelijk ik reeds gezegd heb, men hekelfchriften plakte, die van de andere zijde beantwoord Wierden. Dit gebruik, dat hngen tijd geduurd heeft, grijpt : XXVI. Tksh F niet  8a De Nieuwe Reiziger. niet meer ftand. Marforio is in het kapitoot overgevoerd; en Pasquin dient thans alleen om zijnen naem te geven aen het oord, waer hij zich bevindt. De famènfprakeh dezer twee ftoute hekelzuchtigen zijn afgebroken, maer hec hekelfchrift niet; men plakt de fchimpfchriften aen de deur der lieden, welken men tracht te hoonen. Sixtus de Vt!e had twaelf beulen, van ver* fchillende landaerten, te Rome doen komen ,ten einde ijder misdadiger de vertroosting hadde om door de hand van een' fcherpregter van zijn land omtekomen. Deze beulen wandelde door de ilad, twee en twee, eens ter week, met drop* pen en bijlen op de fchouders. Priesters en monniken , in de vreemde hoven, den Kerkdijken Staet, en vooral in Rome verdeeld, ftrekte hem tot verfpiéders, zonder eikanderen tc kennen, en fchreven hemoogenblikkelijk, ijder met een bijzónder fijffer. Een echtgenoot, die over de ongebondenheden zijner vrouwe niec klaegde, werd met" den dood gefiraft. Volgens de grondbeginfels van dezen ontzagchelijken Paus, Waren twee dingen volftrekt noodzakelijk Óm het volk in de gehoorzaemheid te houden, het brood 'en het ijzer. Hij had het gemeen zoo veel fchrik ingeboezemd, dat de voorbijgangers r wanneer hij uitging, ter zijde afweken , cn zich van zijnen weg verwijderde. De möèdefs en minnen , om de kinders te ver* fc-hnkken, dreigden hen met Paus Sixtus. UI}  DRIEHONDERD VIJFENDERTIGSTE BRIEF. 8|J Hij had echter groote hoedanigheden, eh deed zich eeren, vreezen en zoeken van alle de Vorften van Europa* De trotfche Elizabeth had het grootfte denkbeeld van zijn Vernuft en verwondering'. Hij gedroeg zich met zoo veel wijsheid als ftaetkunde in de zaken van het Franfche Eedgettootfchap, zuiverde zijne Staten van de ftruikrooveren * die hunne rooverijen tot in de fteden zelve ongeftraft oeffenden, verfierde Rome met heerlijke fonteinen en gebouwen , herftelde verfcheiden aloude gedenkftukken, richtte eene geregelde krijgsbende van tweeëntwintig duizend koppen op , ftichtte een gasthuis van vijftig duizend livres rente, en leide verfcheiden oeffenfcholen aen, benevens de kostbare boekzael van het Vatikaen. De prachtige koepel van St. Peters kerk' is een gedenkteekeri Van zijn Pausfchap. Eindelijk, indien men zijnen hoogmoed en de wreedheid van zijnen aert ter zijde fielt , zal men ligtelijk toeftaen dat Sixtus de Vde een der grootfte Paufen is, die den troon van het Christendom bezeten hebben. Ik ben, enz. /inkom, den 25^*» van Januari, 1758. F 2 Drie<  #4 De Nieuwe Reiziger. Driehonderd Zesendertigste Brief» Vervolg van den Kerkelijken Staet. De ftad Loretto, twee posten van Ancona afgelegen, is vermaerd door eene bedevaert, beroemd dóór het geheele Christelijke Europa, en waerdig om bezien te worden door den fchat en de onmeetbare rijkdommen, die hare kerk in zich befluit. Deze fchat is waerlijk iets verwonderlijks, doch verblindt het gezigt meer, dan dat men 'er belang in fchept. Twee honderd zilveren en tweeëntwintig gouden lam* pen, eene groote meenigte van gewijde vaten, hciligdomskasfen ,én geloftegefchenken ,- niet min kostbaer door de (lof dan door den arbeid, dit alles wordt verduisterd door de paerlen, esmarouden, topazen, robijnen en diamanten. Eene «nkele tabbaerd der heilige Maegd, (en zij verwisfeit dezelve dikwerf) wordt gefchat op veertig duizend dukaten; dit is een gefchenk van IzaBella, Infante van Spanje. Bijna alle de Christen Vorften, en eene meenigte van bijzondere perfonen , hebben 'er hunne gfefchenken van eeuw' tot eeuw aengeboden. Men ziet 'er de giften van den Franfchen Koning Henrik den III ^a, die in bijgeloovigheden en ongebondenheden het goed van zijn volk verkwistte; het halsfieracd van het Gulden Viies van Filippus den IV**, nog  Driehonderd Zesendertigste Brief. 8£ nog verwonderlijker door de kunst van den Werkman, dan door de meenigte van gelteenten , waermede het bedekt is ; twee gouden kroonen, met diamanten verrijkt? welken de weduw van Lodewijk den XIIIden overzond, toen zij zich te Parijs van de renten van het ftadhuis meester maekte; eene andere kroony gefchonken door Christina van Zweden, die> afftand doende van een koningkrijk, waerin zij zoo vele gelukkigen konde maken, met zoo weinig godvrucht' naer Loretto reisde. Voeg bij alle deze rijkdommen aenmerkelijke fommen in gemunt geld, welken de licfddadigheden der geloovigen nog alle jaren vermeerderen. Gij vraegt of diergelijke fchat de begeerlijkheid van eenigen vrijbuiter niet heeft gaende gemaekt, of dat de Paufen en hunne neven 'er nimmer de handen op gelegd hebben ? Ik ankwoord dat de eerften verfcheiden poogingen, die niet gelukt' zijn, ondernomen hehben ; en dat de Opperpriesters, indien zij in omftandigheden, waerin zij l geene andere toevlugt hadden, eenigen onderftand daervan genoten, zeer naeuwkenrig geweest zijn in dcnzelvcn weder te geven. Deze fchat zou buiten alle belediging zijn, indien zij alleen beftond in offeranden als die van Justus Lipfius, die zijne pen aen Onze Lieve Vrouw van Lorette toewijdde; een voorbeeld, dat gevolgdis van arme dichteren, die haer niets anders dan arme pennen konden opofferen, F a Dé  86" De Nieuwe Reiziger. De ftad Loretto is haren oorfprong verfchuldigd aen het huis, waerin men wil dat dc Engel Gabriël de maegd' Maria de verborgenheid van derzelver moederlijken ftaet aenkondigde , en waerin de Zaligmaker der weereld is opgevoed. Indien gij vraegt hoe dit huis te Lqretto is vervoerd geworden, de Legende antwoordt u dat Galiléa zich, door zijne aenkleving aen de wet van Mohammed, onwaerdig had gemaekt dezen kostelijken fchat te bezitten, en dat daerom de Engelen denzelven in Dalmatië overvoerden ; maer dat het land deze gunst niet verdiende, en zij derhalve dit heiligdom weder opnamen, het over de Adriatifche Golf bragten, en het eindelijk voor altoos plaetften in een oord bij een bosch, dat eene Mevrouvvc, Loretto genoemd, toekwam : men moet 'er niet meer over vragen. Men bouwde 'er eerst eene kerk, waervan het heilige huis het middenpunt beflaet, doch dat noch door zijne fchoonheid, noch door zijne grootheid , beantwoordt aen de fchatten , waermede het begiftigd is. Eene omtuiningvan wit marmer, waerin alle de rijkdommen der beeldhouwerije opëengeftapeld zijn, omringt het aloude gebouw. Het halfverheven beeldwerk, waermede het bekleed is, vertoont de verborgenheden der heilige Maegd: de beroemdfle leunftenaers hebben 'er uit naerijveraen gearbeid, en om ftrijd alle de hulpmiddelen hunner kunst* uitgeput. De fieraedjen van dit ftuk zouden genoeg zijn ter verfieringe van twee kerken. Deze heeft de beroemdheid, welke zij federt twee een*  Driehonderd Zesendertigste Brief. 87 eeuwen geniet, niet altoos gehad. Julius de Ildebragt haer in acnzien door eene gelofte, welke hij in de belegering van Mirandola deed, door de aflaten, welken hij 'er aen verbond, door de ftichtingen, welken hij 'er verordende, en door derzelver vermeerderingen wegens zijne Opvolgeren. Alle deze omftandigheden gaven eene nieuwe voortdrijving aen den toevloed der geloovigen : geene kerk in de ganfche Christen weereld wordt meer bezocht, meer gevierd dan deze. Men bidt 'er, men bedient 'er de fakramenten, men zingt 'er alle uren. Zoo dra men ze begint te zien, vallen deBedevaertgangersop hunne knien, en volvoeren dus het overige van den weg; een van hunne groote godsdienftigheden is het huis, in deze geftalte, rond te kruipen, en deze beoeffening te vermeenigvuldigen, naermate van hunne godvrucht' of kragten. Deze zonderlinge bedevaertgaet gepaerdmet borstkloppingen, fprongen, zuchten en overvloedige tranen, die niets aen de Italianen kosten, De vloer, op welken men dus voortkruipt, fchoon van marmer, is meer dan de diepte van een' duim uitgehold, door de gedurige wrijving der voeten en knien. De toevloed is zoo groot, dat men dikwerf genoodzaekt is het marmer te vernieuwen. De Ware godsdienftigen, die de bedevaertreis te voet doen, treden met geheele benden in de ftad. Zij beginnen aen de poort de kerkgezan, gen der heilige Maegd, welken zij met twee kotren opzingen; en de ftraten in orde doorkruiF 4 fen*  De Nieuwe Reiziger, fende, begeven zij zich geregeld naer de kerk, Wier muren zij kusfchen, en waerin zij hunnen godsdienst plegen, naer welke verrichting zij, met het aengezigt naer de heilige plaets gekeerd, weder vertrekken. Zij treden dus deinzende te rug, tot aen het einde van het plein. Zij begeven zich dan op de knien, begroetten godsdienftig het heilige huis, en verlaten de ftad in dezelfde orde als zij 'er ingekomen zijn. Deze bedevaert, een voorwerp van godvrucht' voor de eenen, van nieuwsgierigheid vqor de anderen, is eene vermaekpartij voor de Italiaen? fche vrouwen, die zich van dit voorwendfei bedienen, om zich eenige dagen teontflaen van den dwang, waerjn geftrenge ouders of min ijverige mannen haer houden. Men ontmoet vrij dik? werf in de naburige fteden fraeije vrouwen in bekoorlijke beêvaertskleederen, verzeldvan een' wakkeren geleijonker, op dezelfde wijs toegerust, die een' aelmoes van deur' tot deur verzoeken, en het ontvangen geld aen de armen uitdeden. Het volk wordt daerdoor gefticht; demannen vatten 'er geen' argwaen van op; en men zou voor goddeloos gehouden worden, indien men zich verbeeldde dat zulk een heilige ijver tot een' dekmantel voor eenige lief koozerijj konde dienen. Ik kan u geene naeuwkeurige rekenfehap geven van het inwendige gedeelte der kamer, wacr^ in de Engel Gabriël aen de heilige Maegd, verfcheen. Men wordt 'er verblind door het §oud en de gefteenten; men verflikt 'er door Am  Driehonderd Zesendertigste Brief. 89 cien damp der fakkelen en wasfchén kaerfen; men wordt 'er verplet door de meenigte, nieuwsgierig om het gezigt van deze vermaerde plaets te genieten. Men toont 'er het venfter, waerin de Afgezant des Heeren inkwam, toen hij Maria de verborgenheid, waerdoor zij moeder zoude worden , aenkondigde. Het gefticht is vierkant, lang omtrent dertig, breed vijftien, hoog agttien voeten, verwulfd en gebouwd van gehouwen fteen met tigchelen vermengd. Men leest op de poort een" kerkban tegens hen, die 'er met wapenen inkomen. Onder de fieraedjen, die deze eerwaerdige plaets verfieren, moeten de Franfchen het oog llaen op een' zilveren Engel, houdende de beeldtenis van een kind van louter goud, met een Latïjnsch opfchrift, beteekenende „ dat Frank? „ rijk den Daufin, dien het van de heilige „ Maegd' ontvangen heeft, haer weder aenbiedt." Deze Daufin is federt geweest Lodewijk de XIV * . In den muur, ter regter zijde, bevindt zich eene kleene kas, waerin men eenige aerden vaten, die tot dienst van het Heilige Huisgezin geweest zijn, bewaert. Men ziet 'er voornamelijk ee? ne kom, op verfcheiden plaetfen gebroken, en met een zelfde vernis als het gewone aerdewerk bedekt: men vindt geen' bedevaerrganger, die 'er zijn gebedenfnoer niet oyerftrijkt; geen' zieken, die 'er geen drinken uit eischt. Dit geringe huisraed, dat tot gebruik der heilige Maegd' ge? weestis, wordt in een zeer kostbaer vat befloten.  £ó- De Nieuwe Reiziger. De Moedermaegd, houdende het kind Jezus op hare knien, een werk van den onfterfeiijken Rafaël, hield van alle de fchilderijen dezer kerke mijne oogen met de meeste verwondering' op Zich gevestigd. Men verliest het denkbeeld van den fchilder door het vérmogen van het voorwerp. Het is geene enkele verooning meer; het boezemt dezelfde gevoelens in als de wezenlijkheid zoude doen. In de trekken der heilige Maegd'is iets meer danmenfcheljjks; en het kind Jezus, fchoon in de onnoozelfte geftalte zijne beenen en armen latende weiden, verbeeldt de Godheid in alle de gedeelten van zijn ligchaenio Wanneer men het alleen en buiten het tafereel befchouwde, zou men het voor den Zaligmaker der weereld erkennen, aen de enkele trekken van zijn aengezigt. De Karmeliten bedienden deze kapél, zoo lang zij alleen door de volken der nabuurfchap bekend en geëerd was; maer de godsdienst aengewasfen zijnde, en de kerk meer beroemdheid verkregen hebbende, kwam'er de grondftichter der Jezuiten zelfs veertien zijner leerlingen vestigen, Julius de lilde voorzag hen van huisvesting' en onderhoud. Bij deze veertien Jezuiten Helde Paulus de IVde nog zes anderen, en gaf aen deze broederfchap hetpaufelijkepaleis, door zijne voorzaten gebouwd. Het ftandbeeld van Sixtus den Vde?, van meer dan natuurlijke grootte, en in metael fchoon uitgevoerd, verfiert het voorplein van dezen tempel, en, de poorten, mede van metael,  Driehonderd Zesendertigste Brief» lamz ••••• > en  Driehonderd Zevenendertigste Brief. 107 en bragr het zijne toe aen de huwelijksgift van deszelfs dochteren, aen de betaling van deszelfs fchulden; en deze wcderzijdfche pligten waren zoo vele geheiligde verbindtenisfen, welken men niet ongeltraft zoude gefchonden hebben. Numa volgde Romulus op. Verftandig, gematigd en regtvaerdig zijnde, doch krijgskundige hoedanigheden ontbrekende , tracht hij vredelievende deugden te doen uitblinken, en den godsdienst in de gemoederen der menfchen te planten. Hij bouwt tempels, en ftelt feesten in ; en om deze godvruchtige inzettingen te wettigen , veinst hij dezelven ontvangen te hebben van de nimf Egeria, die hem de manier, waerop de goden willen gediend enaengebedenzijn, ontdekt had. Zij, zegt men, boezemde hem de aenitelling der Vestaelfche Maegden in. De eerbied, welke men betoonde aen deze Maegden, die bijzonderlijk aen den godsdienst toegewijd waren, gaf haer meer vermogen dan de wetten aen de eerlte Magiitraten toertonden. Een gercgtsdienaer droeg voor haer de bondelbijlen , wanneer zij in het openbaer te voorfchijn kwamen; en de Burgemeesters zelf keerden zich van haren weg af, om haer eer te bewijzen. Wanneer zij een* misdadiger, dien men ter dood geleidde, ontmoetten, behieldeu zij hem in het leven, mits dat zij verzekerden dat zij deze ontmoeting niet voorzien hadden. Men geloofde haer ook voor het geregt op haer enkele woord; het was niet geoorlofd haer den eed aftenemen; en hare bemiddeling was nooU zonder uitwerking'.  iq$ De Nieuwe Reiziger. king\ Zij hadden eene onderfcheiden plaets in de fpelen, fchouwtooneelen en alle openbare plegtigheden. De voornaemften van Rome fielden hunne uiterflewillen in hare handen, waeraen men ook de gewigtigfle en geheimfle gefchrifcen toevertrouwde. Indien zij krank wierden, fielden de aenzienlijke vrouwen eene eer in haergezelfchap te houden en te dienen. Niettegenflaende zoo vele onderfcheidingen, vond men weinige vaders, die hunne dochters Wilden geven, om de ledige plaetfen te vervullen. Het geene niet verwonderlijk is, wanneer men zijne aenmerking laet gaen over de foort van dood, waertoe de Maegden, die de gelofte van kuischheid, welken zij al haer leven moesten bewaren , durfden fchenden, veroordeeld wierden. Het Opperhoofd der priesteren, na de fchuldige ontwijd te hebben, ontrukte haer hare kleederen; vervolgens leide men haer in eene kist op eene draegbaer; en wanneer zij, door een' treurigen en verfchrikkelijken optogt, ter ftrafplaetfe gekomen was, liet men haer levendig in eenen kuil neder; men gaf haer eene ontftoken lamp, eene kruik waters, brood en melk; en men floot den kuil toe. De medepligtige van hare misdaed werd gegeesfeld, tot hij onder de flagen ftierf. De historie plaetst onder de regering van Tullus Hostilius, opvolger van Numa, hetvermaerde gevecht der Horatiën en Kuriatiën. Alba en Rome waren in oorlog; om het bloed der twee volken te fparen, ftelt men voor om van wederzij.  Driehonderd Zevenendertigste Brief. io<) zijden drie ftrijders te verkiezen, om het lot der twee (leden te beflisfen. Het rijk moet de prijs der overwinnaren zijn. Gij weet het lot der drie Kuriatiën en der twee Horatiën, die in het gevecht fneuvelden. Rome triomfeert door den moed en de behendigheid van den derden broeder. Men toont de plaets, waer hij, in de ftad komende, bekleed met den wapenrok van zijnen vijand, zijne zuster, eene minnares van een* der Kuriatiën, ontmoet, Hortende eenen droom van tranen, zich de hairen uitrukkende, en haren broeder de verfchrikkelijkde vervloekingen naer het hoofd werpende. Verdoord over zulk eene ontijdige droefheid, doordoot de jonge held, in zijnen toorn, deze wanhopende dochter met het zelfde dael, waermede hij haren minnaer had omgebragt, tot haer zeggende: „Ga heen, „ en vertoon hem deze ontaerte hartstocht, die u „ eenen dooden vijand, boven den roem van „ uwen broeder en van uw vaderland, doetver„ kiezen." Ancus Martius, kleenzoon van Numa, volgt Tullius op; en dewijl hij al zijne glorie va» zijnen grootvader ontleende, dacht hij verpligt te zijn hem in vredelievende deugden en in aenkleving' aen den godsdienst te volgen. Onder de omdandigheden van zijne regeringe, die in aenmerking komen, herinnert men zich dat hij de geheiligde plegtigheden, die, onder den naem van Fecialen, de oorlogsverklaringen moesten voorafgaen, indelde. Eer men de wapens opvatte , zond men den vijanden een' heraut, die  iio De Nieuwe Reiziger. :die i, op de grenzen komende, met luider Memme uitriep: „ o Jupiter en Juno! o Goden ,, des hemels, der aerde en der helle ! ik neem u „ tot getuigen dat dit volk onregtvaerdig is, en „ dewijl het -den Romeinfchen Staet veronge„ lijkt heeft, verklaren het Romeinfche volk „ en ik, met toeftemminge van den Raed, het „ zelve den oorlog." Ancus en zijn voorzaet verwoestten de ftad Alba en het land der Latijnen, vervoerden derzelver inwoonders naer Rome, en verëenigde hun grondgebied met dat dezer hoofdftad. De oude Tarquin kwam in hunne plaets, en verkoos honderd nieuwe Raedsheeren uit de onedele gedachten. Hij nam den tusfchentijd van vrede waer, om de muren van Rome te doen herbouwen, het plein met gallerijen te omringen, de tempels, geregtszalen en openbare fcholen 'te verfieren, en onderaerdfche buizen te doen aenleggen, om alle de vuiligheden buiten de ftad te doen fpoelen. Een opkomend volk, dat op deze wijs handelt, fcheen gefchikt om het voorbeeld der andere volken te zijn. De fchoone eeuw van Lodewijk den XIVden was niet bedacht op deze laetfte en nuttige onderne. ming; het was voor den heer de Turgot beWaerd dezelve te bedenken en uittevoeren. Servius, opvolger van Tarquin, onderneemt al het gezag in het ganfche ligchaem der Edelen te doen overgaen; en met dit oogmerk onderfcheidt hij den Staet in verfchillende orden. Om zijn werk te voltooijen, is hij bedacht om het  Driehonderd Zevenendertigste Brief, rri het koningkrijk afteftaen, en de Regering in' eene loutere Adelheerfching te veranderen; maer dit ontwerp is van geene uitwerking, door de ftaetzucht van zijnen fchoonzoon, Tarquin de Hoovaerdige, die, uit ongeduld om te regeren, zijnen fchoonvader doet vermoorden, en zich meester van de kroon' maekt. De nieuwe Koning verfiert de ftad met openbare geftichten; en terwijl men arbeidde aen de grohdflagen van een' tempel, door zijnen grootvader begonnen, vond men het hoofd van een* man nog volkomen in 't vleesch, anderen zeg4 gen van een paerd, dat buiten bederving gebleven was, en aen deze bouwing den naem van Kapitool deed geven. Dewichelaers, die voordeel uit de geringfte gebeurtenisfen trokken,, namen daer uit gelegenheid om aentekondigen dat Rome ten eenigen tijde de hoofdftad der geheele weereld' zoude worden. Het ontwerp om een tempel aen Jupiter te bouwen was door Romulus zelfs gevormd, toen hij, na de fchaking der Sabijnfche maegden, zijne naeste nageburen overwonnen had. Zijne erkentenis aen de Goden boezemde hem die oogmerk in; en hij verkoos de plaets op den berg Tarpejus, een' naem , toen eigen aen den dubbelen heuvel, op Welken aen de eene zijde den tempel van Jupiter Capitolinus, en aen de andere zijde' een kasteel gebouwd wierd. Dus werd het Kapitool met reden het voorwerp van de eerbied des Romeinfchen volks. Zonder mij optehouden met het bepalen van de uitgeftrekt- heid,  112 De Nieuwe Reiziger. heid, of met de befchrijvinge van het geene toen dit dubbele gefticht uitmaekte, zal ik alleen zeggen dat Sylla 'er nieuwe fieraedjen aenbragt, dathet onder Vitellius verbrand, door Vespafiaen herfteld wierd, en dat Domitiaen 'er de kolommen van Athene deed overvoeren. Jupiter was zittende afgebeeld, met den blik* fem in de eene hand, en de fpeer in de andere. Hier zag men de zegeteekens der overwinnaren , den roof van de overwonnenen, eene ontelbare meenigte van gefchenken, door de Burgemees-1 ters, Veldheeren, Koningen en Keizeren vereerd, benevens de metalen tafels, op welken men de voornaemfte gebeurtenisfen en de wetten van het Gemeenebest gefneden had. Onder den tempel waren de boeken der Kumaenfche Sybille, onder de bewaring der Tienmannen opgeflotem Welk denkbeeld ontftaet niet uit het eerfte gezigt van dezen vermaerden zetel van het Keizerrijk der weereld, waerheen de Koningen en de roof der volken in zegeprael gevoerd wierden, en die nog deelt in de eeuwigheid, aen het lot van Rome verknocht. Van hier vertrokken de Scipioos, de Pompejusfen en de Cefars, om het ganfche aerdrijk het juk opteleggen. Hier vergaderden de Raedsheeren, om de gewigtigfte zaken van den Staet, De Roomfche Ridders, op de trappen van het voorpoortael gezeten, droegen zorg voor de veiligheid der Overheden* De magtigfte Koningen van Azia rekenden het zich tot eer daerin toegelaten te worden,* en de gevangenisfen, beneden den tempel geplaetst, be-  DRIEHONDERD ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 11$ befloten de Prinfen, die tot den dood veroordeeld waren , nadat zij tot de ftaetfie der zege¬ pralende Overwinnaren gediend hadden. Van den beginne af gewoon deze ontzagche- lijke plaets als het middenpunt der Romeinfehe magt' aentemerken $ verbeeldt men zich nog al* daer het eerwaerdigfte gedenkftuk der aerde weder te vinden; maer indien dit denkbeeld eenigen grond kan gehad hebben $ zijn de zaken van gedaente veranderd. Op de fierheid van eene willekeurige regeringe, volgde eene zachte en vreedzame befiuring, die geene andere wapens dan de overréding kent. Ook vertoont zich het Kapitool, die eerfte fterkte van Rome, tegenwoordig onder eene verfchillende gedaente. Aen alle kanten open zijnde, kan 'er ijder vrijelijk inkomen; zijne gebouwen, zijne fieraedjen ademen niets dan vrede ; en alles, wat men nog van de aloude gedenkftilkken behoudt, dient alleen om de vernietiging van het Gemeenebest en keizerrijk aentetoonen. Het hedendaegfche Kapitool is op de puinhoopen van het aloude gefticht; en Michiel Angelo, die 'er het ontwerp van maekte, heeft in de drie panden van het gebouw, inde bijfieraedjen en toegangen, het kenmerk van grootheid en majesteit, die tot hunne beftemming welvoegelijk is, weten te verfpreiden. Het middenfte gebouw is het ftadhüis en paleis, waerin de Raedsheer, de eenigfte perfonaedje, het geringe overblijffel van den doorluchtigen Raed, die de ganfche weereld regeerde, zijne woonplaers XXVL Deel. H heeft.  ir/$ De Nieuwe Reiziger, heeft. De Voorftanders der ftad, eene foort van ftadsamptenaren, flaeuwe beeldtenisfen der aloude Wijkmecsteren, bezitten de twee andere ge» bouwen. Alles is gefticht op oude gewulven, enkele overblijffels van het aloude Kapitool. Men komt in het zelve door eenen breeden trap, wiens afhelling zoo zacht is, dat men dezelve flechts met zand behoeft te bedekken, ten einde 'er de Paus met zijn' geheelen ftoet' te paerd kan opftijgen, wanneer hij, na zijne inhuldiging, bezitting van zijne hoofdftad gaet nemen* Deze optogt te paerd, beftaende uit den geheelen Romeinfchen adel , met opgezette hairen, zwarte kleedije en mantel, en den hoed onder den arm, door de hooge en lage kerkvoogden voorgegaen of gevolgd, is buiten twijffel prachtig; maer om 'er zich over te verwonderen , moet men die altoosgedenkwaerdige optogten , welke naer het zelfde Kapitool gefchiedden, in de zegepralen der Scipioos en Emiliusfen, volkomen vergeten. De Priesters, in altaerkleeden, vervullen hier de plaets der gevangen Koningen, die, met ketenen beladen, de zegekar der Overwinnaren van Afrika en Azia volgden. De groote trap is bezet met twee hekken, die beneden eindigen met twee aloude Sfinxen , die water uitwerpen, en boven met twee reusachtige beelden van Kastor en Pollux van Grieksch marmer, houdende hunne paerden bij den toom. In het midden van 't plein is het metalen ftandbeeld te paerd van Markus Aurcli- us,  Driehonderd Zevenendertigste Brief. ii§ üs, 't welk men mij1 altoos geroemd had als het fchoonfte gedenkftuk van dezen aert. Het paerd vooral wordt voor een meesterftuk gehouden £ en dikwerf hoorde ik eene herhaling van de woorden, welken Pieter van Cortone aen het zelve richtte: „ loop toch voort; weet gij niet j, dat gij levend zijt" ? Ik weet dat dit oordeel niet zonder tégenfprekeren is; en dat in de oögen van verfcheiden lieden van fmaek dit paerd , zoo geroemd bij de ouden, zoo geprezen door de hedendaegfchen , het voorwerp der verwonderinge van alle de Reizigeren, Hechts een zwak en midderimatig vooftbrengfel fchijnt. Deze verfcheidenheid van denkbeelden mijne nieuwsgierigheid aenprikkelende , befteedde ik de grootfte aendacht aen het onderzoek van dit vermaerde ftandbeeld, of liever aen het geene 'er twee liefhebbers, welken het geval mij op deze plaets van het Kapitool deed ontmoeten, in mijne tegenwoordigheid daervan zeiden. Hun onder* houd, 't welk ik u woord voor woord zal opgeven, fcheen mij tevens onzijdig en verftandig te zijn. „ Dit gegoten ftük der beeldhouwkunde is het j, merkwaerdigfte en best in ftand gehouden 9, pronkbeeld der aloudheid. Men wil dat het fi beftaet uit het kostbare metael van Korinthe, „ zoo geroemd bij de alouden; maer het fchijnt „ van geene andere natuur' dan het gewone 5, metael te zijn. Het heeft echter, op het ge„ zigt, eene eenigzins gele kleur, vooral op „ de plaetfen, die het minfte voor den invloed H s „ der  U6 De Nieuwe Reiziger, „ der lucht bloot ftaen. Het ftandbeeld is v&tt „ eene vrij middcnmatige evenredigheid ; de „ verfchillende deelen van het paerd zijn wel „ geteekend; het hoofd Vooral is vol leven en wel geplaetst; maer kan men den beeldhou- wer niet verwijten, dat hij geen voorbeeld „ van eene Volmaekter natuur' genomen heeft? „ Schoon het paerd vrij fchoon en in zijne „ foort' evenredig is, vind ik het van geene „ edele gedaente genoeg om eenen Keizer te „ dragen. Men kan bovendien opmerken, dat deszelfs achterfte beenen te ver van elkande„ ren, en tevens te veel van de voorfte verwij„ derd Zijn. De neusgaten zijn een firkel zon„ der ademhalinge en beweginge; en de plooijen, „ door de opening van den mond gevormd, „ zijn gefchikt gelijk men de teenen rijsjes in „ het weeffel van eene korf ziet. „ De beeldtenis van Markus Aurelius vef„ toont niets innemend ; het hoofd van den „ Vorst gelijkt veelmeer naer dat van een' filo„ foof, dan van een' opperheerfcher. Men heeft „ echter reden om te gelooven dat het vrij ge„ lijkende is; alle de borstbeelden van dezen „ Keizer hebben dezelfde trekken, dezelfde nei„ ging van het hoofd. De ftand van het ove5, rige der beeldtenisfe heeft bijna geene majes„ teit meer. Het ligchaem is kwalijk geplaetst, „ en te veel naer voren. De dijen zijn mager, j, zwak en plat. De beenen fchijnen beter ge„ inaekt; maer de voeten zijn evenredig al te j, lang en te dun." De-  Driehonderd Zevenendertigste Brief, i 17 Dewijl ik de vrijheid nam om dezen heeren de Hem van geheel Italië, ten voordeele van dit ftandbeeld, tegen te werpen, antwoordden zij mij, „ dat de Italianen, driftige verwonderaers „ van alle de rijkdommen, welken zij bezitten, „ niet dan een blind oordeel, waeruit men geen ,, gevolg kon trekken, kunnen vellen; dat het „ enkele woord van aloudheid eene beweging „ in hunne herfens, en eene verrukking in hun,, ne ziel verwekt, waerdoor zij fomtijds tot „ razernij vervallen, Hiervan ftrekt tot getui„ gen, voegden zij 'er bij , de uitmuntende „ trek, dien Michiel Angelo, fchoon een Ita„ liaen, hun fpeelde. Veröntwaerdigd dat hij, „ hen zonder onderfcheid aen de voeten der „ aloude gedenkftukken zag kruipen, vervaer„ digde deze onfterfelijke kunftenaer een' mar„ meren Kupido, dien hij heimelijk begroef, „ na 'er een' arm afgebroken te hebben. Men „ vond het beeld in het uitgraven, en toonde „ zijne verwondering over de fchoonheid van dit meesterftuk: een kardinael koft het voor „ een' hoogen prijs; Michiel Angelo bood hem „ den gebroken arm aen; en de kerkvoogd, „ fchaemrood over zijne misvatting, ontdeed zich aenftonds van dit flechte werk; flecht, s, namelijk, omdat de kunftenaer nog leefde." Deze famenfpraek, over het ftandbeeld van Markus Aurelius, was oorzaek van een ander gefprek over den perfoon van dezen Vorst zeiven, welken onze liefhebbers, niet min ervaren in de wetenfehap der historie, dan in de H 3 ken-*  ïi8 De Nieuwe Reiziger, kennis der fraeije kimden, niet beter dan zijne beeldtenis behandelden. Terwijl zij dezen Keizer de deugden, welken men gaerne wenscht pp den troon te befchouwen, toefchreven, weigerden zij hem de gaven en hoedanigheden, die de groote Koningen uitmaken. „ Laet men, „ zeiden zij, alle de Historiefchrijvers raedple„ gen; en men zal zien dat zijne drift voor de „ filofofie dikwerf in waenwijsheid veranderde ; „ dat hij, door te fterk te dringen naer de ver- diende om als een goed , zachtmoedig en „ godvruchtig Vorst geacht te worden, verviel „ in eene {laphartigheid, die met de wezenlijke „ deugden van eenen Opperheer onbedaenbaer „ was; dat hij, de misdaden verzuimende te ?, draden, zoo ver kwam dat hij denkbeelden „ vormden omtrent het geene, waerin hij zelf geen onderwijs moest begeert hebben; eq terwijl hij zich bezig hield met gefchillen 3, over filofofifche doffen, of met redenkavelin„ gen over de kunst van de volken te regéren, „ dat hij de landvoogden ondertusfehen de gewesÜ ten liet plunderen. Hij fprakvan de barmhar„ tigheid , regtvaerdigheid en eerlijkheid; maer „ ten aenzien van de regeringe had hij geene de p minde kennis. Hij begundigde, met uitflui„ tinge van alle anderen, de gezindheid der „ Stoïcijnen, welke hij omhelsd had; dit is een ne vlek in zijne gedachtenis. Een bijzonder 3, perfoon kan, zonder gevolgtrekking 3 zulk ?en gevoelen, zulk eene filofofifche onge'p rijmdheid, als hij welvoegelijk oordeelt, aen? a, ne?  Driehonderd Zevenendertigste Brief. 119 ., nemen; maer een Keizer, een Koning, een „ Opperhoofd, wie hij ook zij, omhelst geene 5, gezindheid, geenen aenhang. Eene beeldte„ nis der Godheid zijnde, moet hij de ftellin-„ gen, de dwalingen, de gefchillen der men„ fchen met een onverfchillig oog befchouwen, „ en tevens tot het geluk van allen werken. „ Markus Aurelius was een bijgeloovig en „ zwak Vorst, die zich verfcheidenmael tot de „ grootfte buitenfporigheden liet vervoeren. „ Men zag hem priesters van alle gewesten ver„ zamelen, tooverijen gebruiken, en godsdien„ ften, die voor hem te Rome niet bekend wa* „ ren, invoeren. Men weet dat hij, door een „ lafhartige menfchelijke eerbied, en om aen „ den RaeH en het volk te behagen, de Christe„ nen vervolgde. Schoon hij hen genoeg kende, om aen hunne onnoozelheid en aen de s, heiligheid hunner zeden regt te doen, had hij „ noch de kloekmoedigheid noch de ftandvas„ tigheid om hen te befchermen. „ Zijne verdraegzaemheid ten aenzicn van „ Fauftina, zijne echtgenoote, wier ongebonden„ heden hetganfche keizerrijk ergerde, ging de palen der filofofie te boven. De Raedshèér, „ de Roomfche Ridder werd, bij deze nieuwe s, Mesfalina, verward met den onëdelcn bur„ ger, den flaef en den vrijgemaekte. Dikwerf , deed zij bootsgezellen en zwaerdfehermers j voor hare oogen verfchijnen , om de geenen-. „ welken zij bekwaemst oordeelde om hare on?s kuischheid te voldoen, te verkiezen, Markus H 4 „ Au-  iüq De Nieuwe Reiziger, „ Aurelius, volkomen onderricht van hare on= ,, geregeldheden, veinsde daervan onkundig te zijn; en men voegt 'er bij dat deze Vorst, „ deze groote Filofqof de perfonen, die zijne ,, keizerlijke koets bezoetelden, tot de eerfte s, ampten verhief. Na den dood zijner vrouwe, liet hij haer onder het getal der Godesfen ftel„ len, richtte haer een' tempel en ftandbeelden „ op, fljchtte ter harer eere eene Gemeenfchap van jonge dochteren, enverpligttedenieuwge„ trouwden, met hare mannen, eene offerande „ aen de nieuwe Godinne te offeren. ,, Hij deed meer; hij had de wreede toege„ vendheid om de opvoeding van Kommodus, „ zijn' zqon en opvolger, toetevertrouwen aen „ bedorven meesters, welken hij niet verwij„ derde, dan toen zij hem in een volkomen be„ derf geftort hadden. Men gaf hem nieuwe „ onderwijzers; Kommodus vond hen te ftreng; „ deze vader had de gruwelijke zwakheid van „ hem de ouden weder te geven,, en hem daer„ door in het uiterfte verderf te doen vallen, „ In plaets van allen dezen toeftel van fllofofie? „ dien Markus Aurelius in zijn gevolg had, in ,? plaets' van alle de fchoone grondbeginfelert „ der zedekunde, welken hij met nadruk voor„ ftelde, in plaets van dezen mantel der Griek,, fche Redenkunflenaren, waermede. hij zijne fchouders bedekte, zou hij immers veel be„ ter gedaen hebben op het gedrag van zijne s, vrouw' en zijnen zoon' te letten, en zorg te ,. dragen dat hij het keizerrijk voorzag van ee- „ een  Driehonderd Zevenendertigste Brief. laf jien Opvolger, die het met wijsheid regeer„ de, en geenszins van een gedrocht, dat hetzelve tot fchande en ten tiran verflxekte Deze heftige en llerke uitvaring, tegen den besten der Cefars, heeft de eerbied, welke mij de werken van dezen Keizer hadden ingeboezemd , niet verminderd. Ik befchouw hem altops gaerne, gelijk hem de Historiefchrijvers afgebeeld hebben, lTandvastigen zedig, barmhartig en regtvaerdig, alzoo toegevend voor anderen als geflxeng voor zich zeiven, ongevoelig voor den ijdelen rqem, onveranderlijk in zijne oogmerken, die hij niet dan na rijpe overwegingen vormde, vijand van de verklikkeren, altoos zich zeiven gelijk, altoos meester van zijne ziel', altoos onderworpen aen de Voorzienigheid en de reden, onbekwaem tot veinzerij, niet min waer in zijne woprden als in zijne daden , nimmer ongeduldig noch onrustig, gereed om de feilen te vergeven, wanneer zij hem alleen beledigden, en onverbiddelijk, wanneer het openbare belang hem noodzaekte dezelven te ilraffen, onophoudelijk bezig met het geluk zijner volken en het vermaek van weltedoen aen de menfchen, den medelijdendeq vriend en den vader der armen; dusdanig was Markus Aurelius , in het midden der onlusten en rampfpoe-, den van het oorlog, zoo wel als in den fchoot des vredes. Alle 'Handen, alle perfonen waren, het voorwerp van zijne weldoende zorgen, De ondervoogdigen hadden een' befchermer, die zorg van hunne belangen droeg ,• de nuttige beII 5 g3ef4-  122 De Nieuwe Reiziger. gaefdheden werden aengemoedigd; de verdiende werd beloond; de deugd verkreeg waerdigheden en belooningen. Een verftandig en deugdzaem burger was verzekerd van de achtinge en gunden van zijnen Keizer; en op deze wijs bewees deze Vorst aen alle zijne onderdanen de waerdigheid van dit zeggen van Plato: „ Dat de volken gelukkig zouden zijn, indien de 3, filofofen Koningen, of de Koningen filofofen „ waren." De befchrijving der gebouwen, ftandbeelden en fchilderijen, die het nieuwe Kapitool verfie-i ren, zoude u Hechts een onvolmaekt denkbeeld geven van het geene het wezenlijk vertoont. Zonder in deze bijzonderheid te treden, zal ik de voornaemfte voorwerpen, die mijne oplettendheid tot zich trokken, aenwijzen. Onder de aloudheden draegt de metalen Wolvin, die Remus en Romulus zoogt, nog de teekens van den blikfem, waermede Cicero zegt dat zij geftagen wierd, op den dag dat men Cefar vermoorde. Voorts ziet men twee Ganzen van het zelfde metael, in de vroegfte aloudheid in het oude Kapitool geplaetst, om de gedachtenisfe der geenen, die deze fterkte beveiligden, te bewaren. Hier pronkt het hoofd van den eerften Brutus, die de koningklijke waerdigheid vernietigde; zwaermoedigheid, diepe gedachten, beftendigheid van ziel' en geftrengheid zijn de trekken van dezen vermaerden vrijeftaetsgezinden, wiens naem de fchrik der Koningen geworden is: men meent dat dit borstbeeld door- be-  Driehonderd Zevenendertigste Brief. 123 bevel van den tweeden Brutus gemaekt, en als eene verantwoording van den moord van CefaF op het Kapitool geplaetst wierd. Wijders be->' fchouwt men den herder Marzius, die zich een' doorn uit den voet trekt; een' leeuw, die een paerd verfcheurt; de fcheepskolom van den Burgemeester Duillius, die de eerfte zeeöverwinning behaelde , waerop de Raed deze kolom liet maken, en gedenkpenningen ter zijner eere flaen; Julius Cefar in een krijgskleed, en over hem het ftandbeeld van Augustus, na den flag van Aétium opgericht,* eindeiijk het beeld van Mesfelina , wier gelaet eene vrouw zonder fchaemte, vermoeid, maer qnverzadelijk in ha? re wellusten, aentoont. De fchilderijen verbeelden de voornaemfte trekken der Romeinfche Historie ; Remus ert Romulus op het tijdftip dat Fauftula hem onder den vijgeboom vindt; dc vrouw nadert om hen van onder de Wolvin , die hen zoogt, te trekken. Romulus trekt met eene ploegfchaer'den eerilen omtrek van het opkomende Rome; men ziet de fchaking der Sabijnfche maegden, de invoering der Vestaelfche nonnen en den godsdienst, het gevecht der Horatiën en Kuriatiën, het boek der Sybillen door eene vrouw Tarquin aengeboden, Mutius Scevola zijne hand verbranden in het bijzijn van Porfenna , Bruins zijne zoons voor zijne vierfchaer tot den dood veroordeelen s Horatius Koclcs zich op de brug Sublicjus alleen tegen den doortogt der Toskanen verzetten 3 Kurtius zich aen zijn vaderland toewijden , §n  f24 De Nieuwe Reiziger. en zich nederflorten in den afgrond, die niet dan door eene diergelijke offerande kan gedempt worden. Een der gebouwen van het Kapitool is ak leenlijk gefchikt ter bewaringe van de aloude gedenkflukken, die tot de Historiën des volks en der kunflen dienen; gelijk de opfchriften, het halfverheven beeldwerk, de flandbeelden, de altaren, de graflieden, de in fland gebleven afgoden, in eene fraeije orde gefchikt, en met zoo veel zindelijkheid als zorg bewaerd. Deze verzameling , begonnen door Innocentius den Xden, en vervolgd door Clemens den XIIdea, is aenmcrkelijk vermeerderd door Benediktus den XIVden. Verfcheiden Kardinalen hebben 'er yele Hukken, waerdig om in dezen rijken en pnmetelijken fchat te pronken, doen plaetfen} en een opfchrift, onder aen den voet van ijder gedenkltuk gefield, houdt de gedachtenis van den weldoender in Hand. Ik ben, enz. Rome, den 6*** van Februari, 1758. Priehonderd Agtendertigste Brief. Vervolg van Rome. De buitenfporige eerzucht en wreedheid van den Stichter van het Kapitool verwekken een algemeen misnoegen, 't welk de onkuisch- heid  Driehönöèrd AgtËndertigste Brief. l2gf heid van zijn' zoon en de dood van Lukreria doen uitberften. Gij kent deze groote gebeurtenis ; gij weet, of ten minde men vertelt, dat Lukretia, de geleden geweldenarij niet kunnende overleven, haren vader en echtgenoot, hare bloedverwanten, vrienden en geburen liet bijéén roepen, hun wraek afvorderde, en zich een dolk in het hatt ftiet. Lucius Junius, bijgenoemd Brutus, uit hoofde van den fchijn' van domheid, dien hij naerbootste om der tirannije te ontfnappen, laet zijne vermomming varen; •en zich onbedekt verwonende, grijpt hij den bebloeden dolk aen, terwijl hij deze woorden uit: „ Ja, ik zweer dezen hoon te zullen wreken, en neem de Goden tot getuigen, dat ik al mijn bloed zal vergieten, eer ik zal dulden dat ee„ nig mensch voortaen in mijn vaderland rege„ re." De omftanders doen denzelfden eed; de Tarquinen worden verjaegd,- en de koningkr lijke waerdigheid wordt vernietigd. . De Vrijeftaetsregering volgt op de Alleenheerfching: men verkiest twee jaerlijkfche Overheden , waeraen men den naem van Burgemeesteren geeft; Brutus, de oorzaek der vrijheid, en Kollatinus, echtgenoot van Lukretia, bezitten eerst deze twee ampten. Men fmeedt een ontwerp ten voordeele van Tarquin; de zoons van Brutus, die zich aen het hoofd bevinden, worden als verraders van den Staet veroordeeld, en ondergaen den dood door het bevel en zelfs onder de oogen van hunnen vader.. De  1a6 De Nieuwè Reiziger De verdeeldheid, die 'er tusfchen het Volk en" den Raed ontflaet, verpligc Rome een'nieuwen Overheidsperfoon, boven de Burgemeesters zelfs f onder den naem van Oppergezaghebber, te verkiezen. Deze bediening gaf het vermogen van leven en dood over alle de burgers, zonder eenig hooger beroep. De verrichtingen der Burgemeester(en hielden met hem op, of waren hem onderworpen. Hij kon krijgsbenden werven of afdanken naer zijn goedvinden. Wanneer hef oorlog verklaerd was, had hij het bevel over de legers; en hij befliste de krijgsondernemingen, zonder verpligt te zijn het gevoelen Van den Raed of het Volk intenemen. Hij benoemde den Overften der ruiterije, die onder zijne bevelen ftond, en hem tot ftedehouder diende; en na dat zijn gezag geëindigd was, gaf hij aen niemand rekening van zijne befturing'. De verwarringen houden eenigen tijd op , doch vernieuwen vervolgens, en worden zoo •hevig, dat de onëdelen zich op den Heiligen Berg begeven. Om hen weder in Rome te doen komen, moet men hun de vernietiging van alle hunne fchulden vergunnen, en in het aenftellen van Gemeensmannen toeftemmen. Deze Overheden, ingevoerd om de verdrukking van de onëdelen te beletten, trachten het gezag van den Raed te vernietigen,, door het aenftellen van Wijkmeesteren, waeraen men een gedeelte der zaken, voorheen aen Burgemeesters toevertrouwd, overgeeft. De Raedsheer Koriolanus, dus genoemd wegens het innemen van  Driehonderd AgtËndertigstè Brief. ï£7 van Koriolum, verzet zich tegens de ondernemingen der Gemeensmannen. Voor het Volk gedagvaerd, om van zijne handelingen rekenfchap te geven, weigert hij deze vierfchaer te erkennen. De Raed verdeedigt 's mans zaek, verlaet hem vervolgens, en zent de beflisfing van dit gefchil tot de Overheden der Gemeente. Koriolanus, tot eene eeuwigdurendeballingfchap veroordeeld, begeeft zich bij de Volskwen, en doet hen de wapens tegens zijn eigen vaderland opvatten. Hij trekt op de landerijen van het Gemeenebest aen het hoofd van een talrijk leger; alles zwicht voor hem; Rome zelf heeft alles te vreezen; maer het wordt aen het gevaer onttrokken, door de voorzigtigheid en de tranen van de moeder en de echtgenoot van Koriolanus. Cicinnatus wordt van den ploeg afgehaeld-, om in hoedanigheid van Oppergezaghebber over de legers te gebieden, en verkiest tot Overiten der ruitèrije eén' Edelen van eene zeldzame dapperheid, maer die, uit gebrek van middelen om een paerd te koopenen te onderhouden, nog alleen onder het voetvolk gediend had. Dus beftaet alle de hoop van het Gemeenebest, van buiten aengevallen en van binnen verdeeld , in een' ouden Landbouwer en een' enkelen Voetknecht. Zij verflaen de vijanden, en trekken zegepralende in Rome. Op de tijding van deze overwinninge, doet de Raed, befchaemd dat zulk een groot man zijnen ouderdom in armoede doorbrengt, hem het beste gedeelte van denbuit aenbieden ? maer de Oppergezaghebber meent een  128 De Nieuwe Reiziger, een grooter voorbeeld aen zijn vaderland ver-" fchuldigd te zijn, en verkiest boven de rijkdommen eene roemrijke armoede, welke hij als de onderdeuning der vrijheid befchouwt. . Het gebrek van noodzakelijke wetten, tot de goede daetsgedeldheid van een Gemeenebest, veroorzaekt onophoudelijk nieuwe onlusten. Men zendt Afgezanten naer Athene, om de wetten van Solon te verzamelen; en men verkiest Gevol magtigden, die, onder den naem van Tien-1 mannen, tot derzelver famenfleliing moeten arbeiden. Zij ontwerpen daeruit de Wet der twaelf Tafelen, den grondflag van al het Burgerlijke Regt der Romeinen* Deze nieuwe Overheden regéren in den aenvang met de hoogde regtvaerdigheid, waerover het volk zoo voldaen is, dat het hun het opperde gezag laet overweldigen; en Appius laet zich tot opperhoofd dezer Vergaderinge benoemen. Op zekeren dag dat deze Edele, uit het doorluchtige Huis der Kkudiën, op zijnen regterftoel zat, ziet hij eene jonge dochter van eene zeldzame fchoonheid, met hare voedder, naer de openbare fcholen wandelen. Hij befchouwc haer met een heimelijk vermaek des anderendaegs vermeerdert zijne nieuwsgierigheid, toen hij haer nog fchooner vindt; en dewijl hij haer dagelijksch zie:, gevoelt hij voor haer eene geweldige drift, wier gevolgen voor beiden tevens verderffelijk zijn. Men verwittigt hem dat deze jonge maegd van een onëdel gedacht, en Virgi. nia genoemd was, dat zij hare moeder verloren had.  Driehonderd Agtendertigste Brief. 15.9 had, en dat haer vader Virginius in hoedanigheid van Honderdman diende. Hij zoude haer wel hebben willen trouwen; maer behalve dac hij reeds gehuwd was, was hem niet onbekend dat de wetten diergelijke mishuwingen verboden. Hij zag zich dan gedwongen van dé Vervulling* zijner begeerten aftezien, of dczelven door den fchandelijken weg van verleidinge of geweld te bevorderen. De vader van deze jonge ongelukkige verneemt het gevaer, dat zijne dochter dreigt j verlaet het leger, komt ter harerhulpe, rukt haer uit de handen van den roover, en vindt zich in de wreede noodzakelijkheid om haer den dolk in den boezem te ftooten, om hare eer te beveiligen, en haer aen deonbefcheidenheidvan den Tienman te onttrekken. De legers worden weêrfpannig * en Verkrijgen de vernietiging van eene bediening', die in tirannij verkeert. Virginius, Gemeènsman geworden, wreekt zich aen Appius, die in de kluisteren fneuvelt. De gebcurtenisfen van het oorlog, niet zeer gunftig aen de Romeinen zijnde, noodzaken hen hunne toevlugt tot een' Oppergezaghebber te nemen ; en Kamillus, de grootfte veldheer zijner eeuwe, wórdt tot deze waerdigheid verkozen,; Zijne eerfte krijgsverrichting is de inneming van Veïes, wiens belegering tien jaren geduurd had» Deze tijding wordt met verrukkinge van blijdfchappe ontvangen; de tempels wedergalmen van dankzeggingen ; en men geeft bevel tot openbare gebeden, om de Goden voor deze overwinninge te danken; 't geen men tot nog XXVI Dsel, l 199.  130 De Nieüwe Reiziger. toe, in den grootften voorfpoed van het Gemeenebest, niet gedaen had. Kamillus vindt in zijne medeburgeren niet dan gevoelens van ondankbaerheid. Het volk verzoekt deszelfs balliugfchap, onder de geringfte voorvvendfels; en deze veldheer befluit liever zich zeiven te bannen, dan de fchande van zijnen naem door eene veroordeeling te zien bezwalken. Hij bidt alleenlijk de Goden van het Kapitool, dat dit ondankbar fe volk welrasch berouw mag hebben van den hoon, waérmede het hem voor zijne dienften vergolden heeft. Men meent dat deze verwenfchingen den krijg der Gaulen verwekt hebben; ten minfte deze twee gebeurtenisfen volgden zoo kort op eikanderen, dat het volk, altoos bijgeloovig, het verlies van Rome aen de ballingfchap van Kamillus toefchrijft. Brennus trekt in de ftad, maekt 'er zich meester van, en doet alle de inwoonders, die niet hebben kunnen ontvlugten, door het vijandelijke ftacl omkomen, De Gallifchc veldheer belegert het Kapitool, en vordert van de belegerden dat zij het hem overleveren. Hij is reeds gereed om het bij verrasfching intenemen; zijne foldaten klimmen des nachts op, onder begunftiging der duifternisfe, en klauteren van rots' tot rots, zoo dat zij, elkanderen de hand toereikende, aen den voet des muurs komen. De fchildwacht (liep ; en de Gaulen begonnen den muur te beklimmen, wanneer de gewijde Ganzen, welken men bij den tempel van Juno voedde, door hun herhaeld gefchreeuw en  Driehonderd Agtendertigste Brief. 131 en het klappen met de vleugelen* de llapende foldaten opwekken. Oogenblikkelijk vat inen de wapens op; de raedsheer Manlius vertoont zich het eerfte, en doet twee Gaulen * die reeds de kanteelen gevat hadden, om zich in het kasteel te werpen, van de muren nederftorten. De bezetting verfpreidt zich op alle posten, en verdrijft verders den vijand, gereed Om zich meester van het Kapitool te maken. Kamillus , fchoon uit zijn vaderland verbannen, had in geede minfte bedenking geftaen om het zelve te hulp te komen. Het gevaer is niet zoo rasch voorbij, of de inwendige verdeeldheden beginnen weder. Manlius, befchuldigd van zich tot Koning van Rome te willen doen verklaren, wordt van boven het Kapitool afgeworpen5 en déze plaets, die het tooneel van zijnen roem geweest was, wordt dat van zijne fchande en ftraffe. Na verfcheiden kuiperijen, door de Onëdelen in het werk gefteld, om eene der twee plaetfen van het Burgemeesterfchap te mogen vervullen, verkrijgen zij eindelijk het geene zij met zoo veel drift' gewenscht hebben. Wij naderen de oorlogen van Rome en Karthago. Deze laetfte naem herinnert ons de overwinningen van Hannibal, de vermakelijkheden van Kapua, de ftandvastigheid van Regulus, en de zegeprael der Seipioos. De naem van Jugurtha is niet minder vermaerd in de oorlogen van Numidië. Deze Koning, overwonnen door Metellus, beroofd van zijne Staten, ï ai en  ■33* De Nieuwe Reiziger. en overgeleverd aen Sylla, wordt als een flae'f achter den zegewagen van Marius medegevoerd. Na tot een fchouwfpel aen de Romeinen, van de triömfpoort tot het Kapitool, gediend te hebben, rukt hem de beul den komngklijken tabbaerd af, en fluit hem in een gevangenkot, alwaer hij veroordeeld is van honger te derven. Sylla legt den grondfiag tot zijnen roem en •tot de tirannij', wier dem hij eerst in het midden van een Gemeenebest doet hooren. Deze man, tevens vermaerd door zijne Stactzucht en door de verachting der eerbewijzen, wordt opgevolgd door Cefar en Pompejus, die de grootïeid van Rome ten hoogden top bragten , en de overblijffels der vrijheid Vernietigden. Pompejus munt vooral uit in Spanje tegens Sertoïius, in Azia tegens Mitridates, en in het oorlog tegens de zeeroovers. De zorg om den aennang van den zwaerdfchermer Spartakus te vernielen wordt aen Lukuilus toevertrouwd. De famenzwering van Katilina berst in deze omftandigheden uit'; en op denzelfden tijd geeft zich Cefar aen de eerde bewegingen zijner daetzucht* over. Maer dewijl de verdiende van Pompejus "hem in zijnen loop konde verhinderen, bindt hij Xijn lot aen het lot van dezen, en fmeedt met hem en Krasfus het eerde Driemanfchap vaa Rome. Deze drie mannen verdeelen al het gezag. Cefar verkrijgt de landvoogdij der Gaulen, welken'hij veroovert, Krasfus die van Azia, alwaer hij dierf, en Pompejus die van Spanje, 'twelk hij door zijne ftedehouders beduurr. De  Driehonderd Agt'e'ndertigste Brief. 133 De voorfpoed van Cefar gaf hem aenzien en onderfteunde zijne ftaetzuchtige oogmerken. Pompejus was 'er wangunftig over. Hieruit ontitond deze burgerkrijg , wiens geweld het geheele rijk verwoestte. Cefar, verwinnaer te Farfalia, regeert Rome willekeurig; maer zijn vermogen misbruikende, kostte het hem het leven. Tot zoon had hij aengenomen den jongen Octavius, die in alle zijne ontwerpen deelde, zoo gelukkig in het oorlog, gelukkiger in den vrede, en niet min verderffelijk aen de rust van Rome was. Antonius is in het begin zijn vijand ; vervolgens verëenigen zij Zich, om een tweede Driemanfchap, dat eene nieuwe verdeeling van het rijk veroorzaekt, met Lepidus opterichr.cn. Antonius vertrekt naer Azia, waer hij meer vermaerdheid door zijne minnarijen dan door zijne overwinningen behack. Een zoon van Pompejus houdt de overblijffels van den aenhang zijns vaders in Sicilië ftaende; Oétavius tracht denzelven te verdelgen; en het gevolg van dit oorlog ontflaet hem van Lepidus, Antonius en Octavius raken welrasch in wangunftige gevoelens, die door den zelfsmoord van Antonius eindigen; en Kleöpatra, haren overwinnaer niet hebbende kunnen verlokken, geeft zich insgelijks aen den dood over. Octavius, alleen overgebleven, en voortaen bekend onder den naem van Augustus, is Hechts bedacht om zijn gezag te bevestigen, door aen zijne zijde de zachtmoedigheid en geregtigheid ep den troon te plaetfen; door hem heeft het I 3 kei^  134 De Nieuwe Reiziger. keizerrijk zijne wezenlijke bedendigheid verkregen. De heldhaftige eenvouwighcid der eerde jaren hadden deszelfs toekomende grootheid voorbereid: het klimt tot den hoogden top van zijn vermogen; maer naeuwelijks is het 'er toe gekomen, of het flaept in het midden van zijnen roem ; de verwijfdheid en wellust bederven zijne zeden, ontzenuwen zijn' moed, en verdooven zijne heerlijkheid; en dit wijduitgedrekte rijk, dat onderffelijk fcheen te zijn, vergaet door een ongemerkt verval, en bedekt eindelijk den ganfehen aerdbodem met zijne overblijffelen. Welke regering is fchooner, regtvaerdiger en nuttiger aen het menfchelijk gedacht, dan die van Augustus ? En welke Vorst is waerdiger te regéren! Zoo wreed als hij geweest was in hee Driemanfchap, zoo weldadig toont hij zich in het oeffenen der opperde magt'. Hij heeft het dubbele genoegen dat hij dezelve van zijne onderdanen ontvangt, en ze hun doet beminnen. Men heeft gemeend dat de redevoering, welke hij in den Roomfchen Raed uitfprak, om hem den'afftand van dezelve voortedellen, uit eene diepe daetkunde voortkwam; en dit fcheen vrij waerfchijnlijk; maer welk ongeluk voor Rome zelve, indien deze Vorst niet geregeerd hadde ? Welke nuttige dichtingen, welke trekken van weldadigheid, welke befcherming heeft hij aen de wetenfchappen en kunden niet verleend ? Augustus ziet onder zijne regering den Zaligmaker der menfehen tsr weereld' komen, en derft in  Driehonderd Actendertigste Brief. 135^ in het zesënzeventigde jaer zijns levens (*), veertien jaren na deze onbegrijpelijke gebeurtenis. Men verhaelt dat deze Vorst, verfchrikt over de herhaelde donderdagen over den tempel van Jupiter Capitolinus, het Orakel van Delfos liet raedplegen, om 'er de oorzaek van te verftacn; dat het Orakel antwoordde, dat het door een Hebreeuwsch Kind, dat pas geboren was, tot zwijgen genoodzaekt en ter helle verwezen wierd; en dat de Keizer in het Kapitool een altaer oprichtte, met deze toewijding': aen der. Eerstgeboren God. Waerom dit altaer en dezen tempel niet in dand gehouden, als dierbare gedenkdukken voor den godsdienst? Deze Vorst liet tot zijnen opvolger na Tibqrius, zoon zijner echtgenoote Livia, dien hij mede tot zoon had aengenomen. Gij weet dat het te Rome, wanneer men geene kinders noch hoop had om dezelven te verkrijgen, geöorlofd was dezelven te verkiezen uit een vreemd gedacht'. Men vraegde den vader van den geenen, dien men wilde aennemen, of hij toedemde om zijnen zoon met al het vermogen der vaderlijke magt' ovenegeven. Men vraegde insgelijks het kind, of het met dit verdrag vergenoegd was \ en op de toedemming van beide, was het laetfte niet meer onder de voogdij van zijnen waren vader, maer ging over onder het vermogen van den [(*") De son regne, zijner regeringc-, regt cnie Schrijver, zeker bij vergisfmg.] I 4  13$ Se Nieuwe Reiziger. den geenen, die hem aennam. Het nam ooi: deszelfs naem aen, waerbij het dien van zijn geflach? voegde, om zijne afkomst en geboorte aentetoonen. Het was den vader ook geöorlofd zijnen zoon afteftaen, dat is, hem te verlaten , uit zijn huis te jagen, en niet meer voor zijn kind te erkennen. Een zoon kon zich mede der vaderlijke magt'onttrekken, door het ontflag uit de voogdije, beftaende in hem meester van zich zeiven te maken; maer dit had geene plaets, dan wanneer de vader yan een Hecht voorbeeld was, of eene al te groote geftrengheid over zijn huisgezin oeffende. Tiberius, op den troon van Augustus geplaetst, beteugelde eenigen tijd zijne verfocijelijke neigingen, uit vreeze dat de Romeinen, het bloed van Oftavius betreurende, het zelve in zijne plaets zoude ftellen. Zijn proeffluk was de dood van den jongen Agrippa; hij ontdeed Zich welrasch van Germanikus; en dus alle zijne mededingers verwijderd hebbende, was hij ten uiterfte wreed en wellustig. Zijne razende begeerte tot bloed zocht overal flachtoffers, en deed Sejanus zeiven fneuvelen, na hem het werktuig zijner, wreedheden gemaekt te hebben. De fnoodfte ontuchtigheden behaegden hem het meeste; en om het keizerrijk eenen meester hatelijker dan hij natelaten, benoemde hij Kaligula , laetiten zoon van Germanikus. De Historie had, ten aenzien van dezen Nazaet van Tiberius, wel mogen opvolgen het voorbeeld van den Raed van Rome, die, om da éte?  Driehonderd Agtendertigste Brief. 137 gpdachtenis van dezen Vorst uittewisfchen, al het geld van zijnen tijd liet fmelten. Nimmer zag men iets vreemders, grilligers of wreeders» Nimmer vergoot men het menfchelijke bloed Zoo vrij en flrafreloos. Klaudius, zijn oom, verborg zich om den dood, waertoe men zijn geheel geflacht trachtte te veroordeelen , te ontwijken. De foldaten werden hem gewaer, en maekten hem Keizer, om de befluiteloosheid yan den Raed te eindigen. Deze Klaudius, zoo beroemd door zijne domheid , maekt in het begin eenige nuttige wetten , doet eenige verooveringen in Brittanje, en fticht eenige openbare gebouwen; maer zijne vrouwen maken hem beestachtig dqm, en verfchrik-» kelijk wreed uit zwakheid. Op het einde zijns levens trouwt hij Agrippina, die, tot onheil van het keizerrijk, hem Nero tot zoon doet aennemen ; en Nero klimt op den troon, ten nadeels van Brittannikus, den wezenlijken zoon van Klaudius. De zoon van Agrippina geeft in den aenvang eenige fchoone hoop; maer onderfcheidt zich welrasch nergens meer in, dan door misdaden, die zijne regering ontëcren, en door zijnen be? lagchelijken fmaek om op het tooneel te klimmen, en 'er naer de openbare toejuichingen als een kluchtfpeler te flaen, Deze verfoeijelijke Vorst, het voorbeeld der tirannen, dien hij zelf allen, overtrof, ziet eindelijk het keizerrijk tegen hem ppftaen, en heeft geene andere toeylugt dan zich den dpodfteek te geven» 0W  138 De Nieuwe Reiziger. Galba volgt hem op door eene dieT omwentelingen , waervan men nog geen voorbeeld gezien had. Zijne eigen krijgsbenden maken hem Keizer in Spanje. Hij beantwoordt deze eer Hecht, en is gierig en wreed. Hij had een' zoonaengenomen, wien hij de kroon toefchikte; maer Otho liet zich door zijne foldaten verkiezen ; en misichien had hij met roem' geregeerd, indien men hem tijd gegeven hadde. Vitellius meent het zelfde regt te hehben om zich te doen kroonen , en houdt het ftaende met de wapenen in de hand'. De krijgsbenden van Otho worden geflagen; en hij zelf, om geen langer oorlog te verwekken, geeft zich den doodfteek, Vitellius , die zijn' grootften lust in het eten fielt» leeft in fchande, en fterft in onè'er. Vespafianus wordt, even als hij, verkoren door de foldaten, en toont zich den keizerlijken troon waerdig, door zijne liefde tot de geregtigheid, door zijne goedertierenheid en wijsheid. Titus, zijn zoon, volgt hem op, en is de liefde en wellust van het Romeinfche volk. Zijne regering is alleen beroemd door weldaden, door de bedwinging van zich zeiven, en vooral door het te rug zenden van Benerice; maer zijne regering duurt Hechts twee jaren, niet zonder ver* moeden van eene geweldadige oorzaek' wegens Domitiaen, zijnen broeder en opvolger. Deze nieuwe Meester fcheen eenigen tijd het algemeene welzijn, de orden en geregtigheid te betrachten; maer welrasch vertoont hij zich gelijk hij is, een gedrocht wreeder dan zijne voorgaf  Driehonderd Agt'endertipste Brief. 139 gangeren, dewijl hij bevreesder is. Zijne dierbaerfte vrijelingen, zijne vrouw zelve, hem zoo gevaerlijk in zijne vriendfchap als in zijnen.haec ziende, nemen het befluit van zich van hem te ontflaen; maer zij werpen te voren het oog op een' opvolger, en verkiezen Nerva, een' ach? tenswaerdigen grijsaert, die Trajanus, den volmaektflen Vorst, waervan de Historie gewag maekt, tot zoon aenneemt. Trajanus was groot in vrede en oorlog, verfchoof de grenzen van het keizerrijk tot Babilonië, en had het ontwerp gevormd om de In-r diën te verooveren. Het was een geluk onder zijne regering geboren te zijn; geen gelukkiger en roemrijker is 'er voor het Romeinfche volk geweest. Alle de deugden bezittende, was hij in geene overdadig. De Historie verwijt hem niets dan eene te groote begeerte voor de loftuitingen, en zijne vervolging van de Christenen. Na den dood van dezen Vorst, werd zijn bloedverwant Adrianus tot Keizer uitgeroepen. Deze Adrianus had uitmuntende hoedanigheden, maer ongelukkig met vele ondeugden gepaerd, Verfhmdig, maer wangunftig op hen, die verftandiger dan hij waren, zedig en vriendelijk, maer wraekzuchtig en wreed, droeg hij, in het befchrijven van zijn eigen leven, zorg van 'er alles, wat hem hatelijk had kunnen maken, uitteligten. Hij bepaelde verftandig de grenzen van het keizerijk, uit vreeze van alles niet te kunnen behouden, en deedt Karthago en Jeruzalem herbouwen. Na een vervolger der Chris- te-  I4Q De Nieuwe Reiziger. renen geweest te zijn, verklaerde hij zich voof hun, en werd hun verdeediger. Hij ontëerde het einde van zijn leven door den moord van een gedeelte van zijn maegfchap , en nam eindelijk tot zoon aen Antoninus den godvruchtigen, die zijn opvolger wierd. Antoninus was regtvaerdig , zachtmoedig, Vreedzaem, en niet geftrengdan tegens de Christenen , tot wier getal hij zelf voor zijnen dood overkwam, en liet het keizerrijk aen zijnen fchoonzoon Markus Aurelius, bijgenoemd den filofoof. Deze laetfte doet de geregtigheid, den vrede en de goede orde regéren, tracht zijne onderdanen gelukkig te maken, de Barbaren te rug te drijven, en laet geen' anderen zoon, geen' anderen opvolger na dan Kommodus, dat gedrocht van onbillijkheid, buitcnfporigheid, wreedheid, zotheid en ontuchtigheid. Kommodus wordt opgevolgd door Pertinax, die, van den zoon eens houtkoopers, en uit den ftaet' van fchoolmeester, zich bij trappen verheft, en eindelijk verdient dat men hem het Keizerrijk aenbiedt. Kommodus heeft derwijze de ongebondenheid onder de krijgsbenden ingevoerd, dat Pertinax, de orde daerinwillende hcrftellen, het flagtöffer daervan wordt. Een Julianus koopt de opperfte magt, maer kan 'er zich niet in handhaven tegen de poogingen van Severus. Deze, behendiger zijnde, werpt alle hinderpalen om ver, ftraft de prétorifche foldaten, en ontflaet zich van Albinus, aen wien hij zich uit fiaetkunde verbonden had, als ook van Niger, dis  Driehonderd Agtendertigste Brief. 141 die zijn mededinger geweest was. Zij zijn de oorzaek der oorlogen, welken hij in het Oosten en in de Gaulen voert, en waerdoor hij den grootften krijgsroem verwerft. Severus was zwak omtrent zijne gunftelingcn, wreed ten aenZien zijner vijanden, geflreng omtrent de Christenen, en ongelukkig in den oudften zijner kinderen, Karakalla, die hem verfcheidenmacl de kroon en het leven trachtte te oncrooven. Hij ftierf gedurende zijn' glorierijken togt in Brittanje. Karakalla en Geta, twee broeders van eene tegenitrijdigegeaertheid, regeerden nahem. Indien de ecriteeenige vermaerdheid ontving, verkreeg hij dezelve door den móórd van zijneri broeder, zijnen fchandelijken vrede met deDuitfcheren, en de gruwelijke flagting, welke hij te Alexandria aenving. Kaligula, Nero en Domïtiaen bepaeiden hunne wreedheden in Rome; Karakalla liet zijne wöede óver de ganfche aerde weiden. Men mag hem géehszins een* tiran, maer den verdelger der menfehen noemen. Makrinus zuivert de weereld van dit bloeddorftige gedrocht. Zijn opvolger Heliogabalus is zooboosy zoo wreed, zoo ontuchtig, zoo grillig, zoo onbetamelijk, dat hij hem zoude hebben doen betreuren , indien het zelve omtrent hem mogelijk geweest was. Alexander, opvolger van Heliogabalus, toont eindelijk aen de Romeinen eenen Vorst, den troon waerdig, een' vriend der geregtigheid, der deugd' en der zeden, verftandig in den vrede, en dapper in het oorlog; maer zijne regering was  142 De Niéuwe Reiziger. was van korten duur, door den op (land der Gallifche legerbenden, welken Maximinus , de eerde Keizer van eeii' barbaerfchen oorfprong, tot zijn voordeel wist te keeren. Deze ketde* die noch door zijne geboorte, noch door zijne perfoonlijke hoedanigheden tot de kroon gefchikt was, verkreeg dezelve alleen door eene misdaed, die alle de zwakheid der Romeinen hun niet toeliet te vergeten. Ook was zijne korte regéring vol van oproerigheden, waervan hij en zijn zoon de eerfte flagtöffers wierden. Hij muntte alleen uit door zijne reusachtige geftalte, en de fterkte van zijn ligchaem, waerdoor hij bekend geworden was* De twee eerfte Gördiarien fneüvelden in Afrika. Maximus, Balbinus en de derde Gordianus worden vermoord* Filippus, die den jongen Gordianus heeft doen derven, wordt zelf met zijnen zoon' gedood; en Decius, dien men in zijne plaets verkiest, fneuvelt op zijne beurt door Ket verraed van Gallus; maer deze Gallus regeert flechts een oogenblik, en wordt omgebragt. Valeriaen volgt hem op, en wordt door dePerfianen gevangen. Zijn zoon Galliënus heeft den fchijn van hem te vervangen ; maer hij laet den troon aen den geenen, die 'er zich meester van wil maken. Deze afgrijfelijke Wanorde, ten hoogden topp* geklommen, is oorzaek van de verfchijning' der dertig Mededingeren , die, eikanderen verdelgende, de Dertig Tirannen genoemd worden. Van niemand hunner is het leven gerust, of de dood  Driehonderd Agtendertigste Brief. 143 dood natuurlijk. Zoo dra zij niet het bebloede purper bekleed zijn, boezemen zij hunne aenhangers dezelfde vrees of dezelfde ftaetzucht in * die hunnen opfland veroorzaekt hebben. Omringd van huifelijke famenzweerderen, vart krijgsmuiterijen en burgeroorlogen, fidderen zij op den rand desafgronds, waerin zij, nadenwreedften angst uitgeftaen te hebben, vroeg of laet geworpen worden. Deze afhangelijke Vorften ontvingen echter de eerbewijzingen, waerover de vleijerij der heiren en der landfchappen, die hen gehoorzaemdcn, konden befchikken; maer hunne regten, op de muitzucht gegrond, heeft nimmer de toeftemming der wet kunnen verkrijgen, noch in de historie vereeuwigd kunnen worden. De verkiezing van zoo vele Keizeren, hunne magt en hun dood werden tevens verderffelijk aen hunne onderdanen en aenhangelingen. Het volk, door veffchrikkelijke belastingen gedrukt, gaf hun onmatige gefchenken, welken zij aen de krijgsbenden uitdeelden, ten loon' van hunne noodlottige verheffing'. Hoe deugdzaem men hen veronderftelle, hoe zuiver hunne voornemens ook zijn mogten, vonden zij zich verpligt hunne overweldiging ftaende te houden, door mee» nigvuldige daden van rooverij 'en onmenschlijk-heid \ en wanneer zij ten val kwamen, fleepten zij de legers en landfchappen met zich. De fchielijke en gedurige overgang van het rietendak tot den troon, en van den troon' tot het graf, zou misfchien een' onVerfchilligen filofoof tot  144 Dë Nieuwe Reiziger, tot tijdkorting kunnen verftrekken, indien hët eenen filofoof mogelijk was onverfchillig te blijven in het midden der algemeene onheilen van het menfehelijke geflacht. ' Klaudius, Aurelianus, Tacitus èn Probus^ vier groote lieden, die^ door het grootfte geluk, eikanderen opvolgden, herftelden het keizerrijk, gereed om verwoest te worden door den inval der Barbaren. Karus volgt Op Probus, eri neemt tot rijksgenooten zijne zoöns Karinus en Numerianus. Karus wordt gedood door den donder, Numefianus door Aper zijnen fchoonvader, en Karinus in het gevolg van een' veldflag, die de kroon aen Diokletianus geeft. De vervolging, die de Christenen onder dezen laetften Keizer leden, gaf hem eene ruchtbaerheid van wreedheid, die hij misfehien anders niet verdiende. Hij onderhield, met Maximianus, dien hij tot rijksgenoot had aengenomen, het keizerrijk in vrede, en kwam de verdeeldheden voor of deed ze eindigen. Konftantius en Galerius, welken hij Cefars maekte, dreven de Germanen en Perfianen te rug, en noodzaekte hem zeiven eindelijk van de kroon' afteftaen. Deze twee Vorften verdeelden onder zich het opperfte vermogen: de eerfte heeft het westen, alwaer hij zich grootelijks doet beminnen; en Konftantinus , zijn zoon, wordt zijn opvolger. Het keizerlijke gezag verwekt nieuwe twisten , nieuwe onëenigheden, nieuwe oorlogen. Galerius wil het voor zich alleen behouden, en verbindt zich met Severus en Maximianus als Ce-  «1,, 44 Driehonderd Aötendertigste Brief. 145* C.efars. Konftantinus houdt zijne regten ftaende, Maxentius, zoon van Maximianus, verklaerc zich tot deszelfs mededinger; en het is bjj deze gelegenheid* dat Konftantijn, op de wonderbare verfchijning van een kruis, 't welk hij meent in de lucht gezien te .hebben, zoo veel genegenheid voor het Christendom betoont. De voorfpoed zijner wapenen maekt hem alleen meester van het keizerrijk., waeraen men kan zeggen dat hij een' onherftelbaren llag toebragt, door zijne hoofdflad te Konftantinopelen te plaetfen. Voor het overige regeerde deze Vorst met roem, werd van buiten geërbiedigd en gevreesd, was van binnen meester, en omhelsde eindelijk, volgens het aigemeene begrip , den Ghristelijken godsdienst in het openbaer. Na zijnen dood , wordt de Staet verdeeld tusfchen zijne drie zoons, Konftantius, Konftantiiius en Konftans: maer deze verdeeling duurt niet lang; konftantinus Wordt in een gevecht gedood, Konftans vermoord door bevel van den overweldiger Magnentius j en Konftantius regeert alleen. Op het voorbeeld van zijnen vader, befchermt hij het Christendom; en m zijne wetten vindt men den grb'ndflag van de meeste kerkelijke vrijdommen. Maer ha hij eenigen tijd in de zuiverheid van het geloof gebleven is , laet hij zich door zijne echtgenoote tot de dwalingen van het Ariaénschdo'm vervoeren. Julianus, zijn opvolger, regeert flechts drieëntwintig maenden; en in dien geringen tijd, toonde hij groote gebreken en groote deugden. XXVL Deel. K Hij  \\6 De Nieuwe Reiziger. Hij maekte zijn werk van de Christenen te vei";* volgen, bevorderde het geluk van zijn volk, welks fchattingen hij verligtte, en toonde eene ongemeene genegenheid voor de filofofen, waermede hij zijn paleis bevolkte. Jovianus wordt verkozen na vele onlusten, en neemt het keizerrijk niet aen, dan op voorwaerde dat men 'er den Christelijken godsdienst zal herftellen. Valentiniaen volgt hem op, en verkiest zijn' broeder Valens tot rijksgenoot. Deze twee Vorften zijn gedurig in oorlog met de Perfianen, Duitfcheren , Gothen en Saxen, en moeten zich tegen verfcheiden opftanden verdeedigen. De eerfte maekt eenige goede wetten, de tweede be^ fchermt het Ariaenschdom. Gratianus, hunopvolger, den Staet in alle zijne deelen ontrust ziende, bedenkt niets beters, dan Theodofius het beftuur des oorlogs tegen de Barbaren te vertrouwen. Dees bekwame veldheer behaelt op hen eene uitmuntende overwinning, die hen noodzaekt het rijk te verlaten. Hij verkrijgt tot belooning dat hij tot rijksgenoot wordt aengenomen; en de twee Keizers doen den godsdienst, de geregtigheid en de wetten heerfchen. Zij eindigen alle de oorlogeiï door overwinningen of verbonden. Men weet, door de gedenkftukken , die ons overblijven, hoe vele goede wetten zij in de ftaetkunde en den godsdienst maekten. Gratianus wordt een flagtöffer van de ftaet* Zucht, waermede Maximus zich den weg toe den troon wil openen. Eer Theodofius hem be-  Driehonderd AgtendertigsTE Brief. 147 Bedwingt, verkiest hij zijn' zoon Arkadiüs tot rijksgenoot, en veinst omtrent den overweldiger , tot hij in flaet is hem te ftraffen. Hij handhaeft de gerustheid in hctóösten, maekt verbonden met zijne nageburefl , niet min Verrukt over zijne deugden dan verfchrikt door zijne wapenen* en trekt op naer Italië, waervan Maximus zich meester gemaekt had. Naeuwelijks is hij aengekomen, of alles wordt onderworpen door twee overwinningen, op de krijgsöverften van Maximus bchaeld. Niets bedwingt meer zijnen ij\»er,' hij geeft zich gereedclijk over toe de verdelging van de afgoderij', en bevestigt den Christelijken godsdienst door zijn eigen voorbeeld, Het einde zijnes levens wordt ontrust door den opitand van Arbogastis en de overweldiging van Eugenius, Hij trekt tegen hem op, geeft hem de nederlaeg, en vindt 'er den dood. Arkadius enHonorius, zijne kinderen, die zijne Staten, na zijnen dood, onder eikanderen verdeden , regeren veel minder dan hunne (taetsdienaers Ruffinus, Stilikon, Eutropius en Eudoxia* echtgenoote van Arkadius. Zij worden gedurig verontrust door de inwendige verdeeldheden, welken de naerijver over het gezag doet ontftaen, terwijl het ontelbare rampen in den Staec verwekt. Theodofius, zoon van Arkadius, worde ftraks na zijne geboorte tot rijksgenoot aengenomen. Op de inlandfche onlusten volgen de buitenlandfche oorlogen: de Hunnen verwoesten het oosten; de Gothen vallen verbitterd op het westen aen. Stilikon verkrijgt in het begin te<* K -v gen  348 De Nieuwe Reiziger. gen hen veel roems, maer hij laet zich door d, die de eerflè plaets van het aloude Rome uitmaekten, alleen bezet met puinhoopen, tuinen , wijngaerden of kloosteren^ DeZe ffad heeft zoö vele floöpingen, brandfüchtingen, overiïroomingen en verwoestingen van de Barbaren ondergaen, dat alles tot den grond zeiven veranderd is. De- top der bergert heeft derwijze de dalen opgevuld, dat de tegenwoordige grond meer dan vijfentwintig voeten boven den alöuden verheven is, en de berg Kapitolinus is aen de eene zijde bijna gelijk met de ftraet van Rome. Het Veld Vart Mars, dat, ten tijde van het Gemeenebest, alleen gefchikt was voor de vergaderingen en verfcheiden gedenkihikken der Romeinfche pracht', is tegenwoordig het middenpunt der bevolkinge, beweginge en behandelinge vaii zaken, en zelf de eenigite plaets, die wezenlijk bewoond en bevolkt is. Men zag 'er tempels, renperkén, tooneelen, naeldzuilen en kolommen, waervan men niet meer dan eenige verwardVerfpreide overblijffels ziet, bekwamer om de nieuwsgierigheid te verwekken dan dezelve te voldoen. Men heeft niets behouden dan het geene van eene genoegzame iterke bouwing was, om tot verdeediging der  358 'De Nieuwe Reiziger. der ftad te dienen; want men was niet meer op derzelver verfiering bedacht. De woede ver» nielde het overige; en eene barbaerfche fpaerzaemheid bezigde de werkftoffen tot het allcrlaegfte gebruik. Zij, die nog in ftand zijn, zijn hun beftaen alleen verfchuldigd aett de moeijeJijkheid om hen te Hechten* De fterkte van hunne bouwinge maekte hen overwinnaers van de herhaelde poogingen der Barbaren. Onder dit getal is het Panthéon, dat döor' deri Burgemeester Agrippa, fchoonzöon van Keizer Augustus, onder de regering van dezen Vorst, ter eere van alle de Goden gebouwd wierd. Hij Jiet het in eene ronde gedaente bouwen * het zij om de vorm des hemels naertebootfen, het zij om den naerijver van vóotzitting' tusfchen de Godheden, die het zelve moesten bewoonen, te verhinderen. De pracht van dit geiticht beantwoordde aert zijne beftemming. Het goud, zilver en metael waren 'er in een' gemeenen overvloed gebruikt; de poorten, het dak, de balken en trappen waren 'er mede bedekt • maer Konftantijn de Jonge deed dezelven wegnemen t om ze naer Bifantium te vervoeren; en als of het noodlot dezen tempel gefchikt had, om zich van alle zijne aloude verfierfelen beroofd te zien, ontnam Urbanus de VIIIfte, in de laetite eeuwe , hem al het overgebleven metael, dat meer beliep dan 'er noodig was voor den hemel, die het groote altaer der kerk van St. Peter overdekt. Het overige werd gebruikt om verfcheiden ftukken kanon, welken men nog op  Driehonderd Negenendertigste BkiEt. t<|# op de bolwerken van het kasteel St. Angelo ziet, te gieten. Agrippa had in het begin het Panthéon toegewijd aen Jupiter den Wreker, ter gedachtenis fe van den flag bij Aélium, die het keizerrijk aen den jongen Odtavius verzekerde, en waerin hij zelf zoo vele blijken van dapperheid toonde^ De eerfte afgoden, welken hij in dezen nieuwen tempel plaetlte, waren de beelden van Mars en Venus, welken men als de befchermers der ftad Rome en van het Huis van Julia befchouwde. Venüs had aen ijder oor eene helft dier kostbare parel, die aen Kleopatra had toebehoord * en Waervan deze verkwistende koningin de weder* gade, gelijk men zegt, had laten fmelten, om Ze met haren minnaer uittedrinken. Uitgezonderd den rijkdom, waervan men het Panthéon beroofd heeft, beftaet dit ronde gebouw, welks muuren met marmer ingelegd zijn ? nog in zijn geheel. Zijne middenlijn is van tweeentwintig vademen, zonder 'er de müren, die agttien voeten dik zijn, onder te begrijpen; en Zijne hoogte is evenredig aen zijne breedte. Het wordt door geen eenig venfter verlicht; de dag dringt 'er in door eene eenige opening boven deszelfs koepel, en verfpreidt 'er genoegzaem licht in. Agtënveertig marmeren kolommen verfieren het binnenfte gedeelte; zestien anderen van een enkel ftuk granitfteen maken van buiten , door hare hoogte en evenredigheid s eene deftige en aenzienlijke gallerij, die ilï fchoonheid den tempel zclven overtreft. Dus?  i6o De Nieuwe Reiziger, Dusdanig, Mevrouw, is die vermaerde Pan° rhéon, 't welk de Burgemeester Agrippa voor zijne Goden deed oprichten. Hoedanig zoude zijne verwondering geweest zijn, indien, men hem gezegd had dat in een' hoek van Judéa toeti eene jonge Maegd woonde, die, Maria geheten , de geëerbiedigfte Befchermfter van dezen doorluchtigen tempel zoude worden, en 'eralle de Goden van het Gemeenebest uit verjagen? Bonifacius de IVde veranderde hem in eene Christen kerk, welke hij aen de Maegd Maria toeheiiigde, onder den naem van Onze Lieve Vrouw van Ro ton da; een andere Paus wijdde hem toe aen alle de Heiligen * wier feest meii in de negende eeuw inftelde. Verfcheiden be» roemde kunftenaers hebben 'er hunne praelgravenen daer onder dat van Rafaël, den grootilen, verhevenften en uitmuntendften fchilder, die na het herftel der kunften verfchenen is. Te Urbino geboren in het jaer 1483, op goeden Vrijdag, ftierf hij op gelijken dag, in het zevenëndertigfte jaer van zijnen ouderdom, aen eene ontijdige lating, na eene uitputting mee de vrouwen, naer welken zijne neiging hem al te fterk dreef. De Kardinael Bembo heeft deszelfs graffohrift gemaekt. Het groot getal van vakken, die het binnenfte van 't Panthéon omringen, bewijzen niet da'é alle de Goden, Welken de Romeinen aenbaden, aldaer hunne Itandbeelden hadden. De geheel© ftad had niet bekwaem geweest hen allen te feevaccen, indien het waer is, gelijk de Hï'sto- riefchri]-'  Driehonderd Negenendertigste Brief. 161 ricfchrijvers zeggen, dat ijder bijzonder perfoon , federt het tijditip zijner ontvanginge tot dat van zijnen dood en nog verder, verfcheiden Godheden tot zijnen dienst had. Généthius droeg zorg voor de voortteling; de God Gevoel gaf het gevoel aen het kind in den buik der moeder; Diana beftuurde de zwangerheid, Lucina de vcrJosfing, Cunina de wieg, Rumina de melk der voediter; Nundina nam den nieuwgeboren onder hare befcherming; Pavenga verdreef zijne vrees; Carna verzorgde hem frischheid des ligchaems; Agenor leerde hem loopen; Juventa befchcrmde zijne jeugd; Jugatin droeg zorg voor deszelfs huwelijk ; Viriplaca bevredigde de twisten, die in hetzelve plaets hadden; Adeona verzelde hem in zijne reizen; Libitina beftuurde zijne lijkftactiiën ; en de Goden der Afgeftorvenen zielen waren de befchermers zijner lijkasfche» Varo fpreekt van dertig duizend Goden, die in deze hoofdftad aengebeden wierden. Deze meenigte van Godheden vereischte vele priesters, tot den dienst van hunne tempelen en de plegugheden der offeranden. Deze bedicnaers der-altaren hadden aen hun hoofd groote en kleene hoogepriesters, wier waerdigheid in de grootfte eerbied was. Zij hadden den rang boven de overheden, bellis ten over alle zaken van godsdienst, verklaerden de verborgenheden , en waren niemand rekenfehap van hunne bediening' verfchuldigd. Het opperhoofd dezer pricsteren werd de Opperpriester geheten, en nam op deze wijs bezitting van zijne bedjenin- XXFL DeeU L ' ge-  j62 De Nieuwe Reiziger, ge. Na hem met zijne priesterlijke kleedinge omhangen te hebben, liet men hem in eenen kuil afdalen , en fchoof over hem een houten luik, met verfcheiden gaten doorboord. Men flagtte vervolgens een' ftier, waervan het bloed, door de gaten Ióopende, op den Opperpriester liep , en hem geheel bedekte. Hij wreef zich daermede het aengezigt, de oogen, de ooren , den mond en de tong; waerna men het luik opligtte; de andere priesters trokken hem uit den kuil; en men begroette hem in dezen bezoetelden toefiand. Hij veranderde vervolgens^ van kleederen; en men verzelde hem naer zijn huis, waer hij een' grooten maeltijd gaf. In de plegtigheid der offeranden, deed de priester, zich gewasfehen hebbende, overluid de bekentenis zijner onwaerdigheid , erkende zich fchuldig aen verfcheiden misflagen, verzocht daervan den Goden vergiffenis, zegende her water, en befprengde daermede de omitanders. Gedurende dien tijd, zong men lofzangen , en bewierookte het flagtöffer en alïaer, De priester deed dan een lang gebed, ter eere van den God, wiens feest men vierde, om hem Zijne gunst voor deKeizeren, het Gemeenebest en het Volk aftefmeeken. Ijder verrichtte vervolgens zijne offerandes wijders gaf men den priester het geheiligde deeg, dat vantarw'moest zijn, en door hem op het hoofd van het flagtöffer geworpen wierd. Men bood hem wijn aen; en na dat hij denzelven geproefd had, deed hij de omftanders drinken, om te toonen dat zij IR  Driehonderd Negenendertigste Briesv 163 in de offerande deelde. Een der ondergeschikte bedienaren vraegde eindelijk, of hij het flagtoffer den flag zoude toebrengen ? Na 'er de toeftemming toe verkregen te hebben, trof hij het doodelijk met een' knotsflag; en de bedienaers der Goden onthaelden 'er eikanderen op in een gastmael. Een gefticht, dat zoo lang als de weereld had moeten duren, indien de fchandelijke fpaerznemhcid van eenige Opperpriesteren geene fteenen daeraf genomen hadden, om 'er paleizen van te bouwen, was de Schouwburg van Vcspaftaen , gemeenlijk het Koliféa genoemd, uit hoofde van een kollosfesbeeld, dat zich in de omliggende ftreken bevond. Deze Vorst liet het aen. leggen, na de veroovering van Judéa, vanwaer hij twintig duizend Joodfche flaven medebragt, welken hij tot de ftichting van dit gebouw gebruikte. Van buiten is het van eene ronde gedaente, fchoon het inwendige eirond is. Het bevatte, zegt men, zevenë'ntagchentig duizend aenfehouwers, dat is, viermael meer dan de Schouwburg van Verona. Van alle de gedenkteekenen van het aloude Rome, was dit buiten tegenfprack een der verwonderlijkften, door de grootheid der werkftukken, het gebruik van alle de orden der bouwkunde, de edelheid der gallerijen, de meenigte van zitplaetfen, de ruime uitgeftrektheid en ongemeene hoogte van het ganfche gefticht. Indien men geloof flaet aen eenige fchrijvers, die het in zijne geheele pracht gezien hebben, overtreffen de naeldzuilen van L 2 Eg'^  164 De Nieuwe Reiziger. Egipte, noch de tempel van Eféfe, noch eenige der andere wonderwerken der weereld dezeu trotfehen Schouwburg. Men liet 'er wilde beesten vechten, en konde 'er naer genoegen water inlaten voor de fcheepsftrijden. Zwaerdfchermers, Haven, kortom velerlei menfehen flagtten ?er eikanderen, tot tijdkorting van een werkeloos volk, dat zich echter beroemde zeden en wetten aen den ganfehen aerdbodem te geven. Men ging 'er in en uit, zonder eenig gevaer te ïoopen: de toegangen aen alle zijden, dc gallerijen, de welverdeelde vertrekken verhinderden alle toevallen. De puinhoopen zelfs, in hun-; nen tegenWoordigen ftact, geven nog het grootfte denkbeeld van de magt', die dit gebouw heeft doen ftichten. De vier bouworden, tot het buitenfte fieraed van den omtrek gebruikt, hadden zoo vele rijen van kolommen, tusfehen welken eene meenigte van ftandbeelden, waervan men niets meer dan de vakken befpeurt, geplaetst waren. Wat het binnenfte gedeelte betreft , het is geheelenal vernield. Een gedeelte wordt gebruikt om falpeter te maken; en de onderaerdfche gewelven, die de tot het gevecht beftemde dieren befloten, zijn volkomen gevuld. Clemens de X #, aengedaen dat hij het ftrijdperk, oudtijds befproeid met het bloed der martela* ren , welken men aen de woede der beesten, blootftelde, tot ongewijde en fomtijds misdadig ge gebruiken deed dienen, liet 'er kleene alta^ jfen bouwen, ter gedachcenisfe van de Verborgenheden van het lijden des Heiiands, en ftelde.  Driehonderd Negenendertigste Brief. 163 V een' kluizenaer aen, om zorg te dragen dat er de betamelijkheid wierd in acht genomen; Benediktus de XIVde voegde'er nieuwe fieraedjen bij \ en vergunde zelfs aflaten aen de geenen , die 'er hunne gebeden kwamen verrichten. Wanneer ik deze voortreffelijke puinhoopen doorwandcle, wat gevoele ik mij dan van verfchillende inbeeldingen getroffen ! Indien ik het gezigt rondom den Schouwburg late weiden , vestig ik het oog, of geloof het oog te vestigen op den Oppervorst van Rome en het aerdrijk, het keizerlijke Gedacht, den Raed, da Ridderfchap, de Hoofdfchoüten, de Gemeensmannen, de Wijkmeesters* de Overheden, het Volk, kortom, dc ganfche meenigte van Aenfchouweren, die zelfs de grootfte en fchoonfte der yertooningen maekten. Indien mijne treden mij in het ftrijdperk geleidden , ruischte hec bloed der martelaren voor mijne voeten. Een brullende leeuw fpringt uit het diepfte Van zijn hol, en verfcheurt voor mijne oogen een' Belijder van Jezus Christus ,■ terwijl een uitgehongerde tijger zich voor eene jonge Maegd bedwingt , en, onwillig op de ftcm, die hem aenhitst, de voeten van het flagtöffer lekt en ftreelt. Het tooneel van Marcellus, door Cefar begonnen en door Augustus geëindigd, om de gedachtenis van den jongen Prins, zijnen heef, wiens naem hij 'er aen gaf, te verëeuwigen, kon omtrent dertig duizend aenfchöuwers bevatten. Vitr'uvius fprcekt 'er van als van het prachtigfte gefticht van déze foort'; en de groote ftükL 3 - ketf?  ï66 De Nieuwe Reiziger» ken, die nog overëind ftaen , verwekken de verwondering der kenneren. In het aloude Rome waren drie vermaerde tooneelen; die van Pompejus en Scaurus, wier geringfle overblijffels de tijd verflonden heeft; en dat van Marcellus, 't welk tegenwoordig een gedeelte van bet paleis van Savelli uitmaekt. De binnenfte ledige ruimte is opgevuld, om tot hoven en wandelplaetfen te dienen; en men klimt 'er op als tegen een' berg. De Romeinen waren , gedurende den tijd van bij de vier honderd jaren , zonder tooneelfpelen , dat is, zonder de vertooningen der Grieken; en het geene het zeldzaemfte is, beflaet daerin dat deze fpelen wierden ingeheid , om den toorn der Goden, in de openbare rampfpoeden, te bevredigen. In het begin waren het flechts tooneeldanfers, uit Toskane gekomen, die op het geluid der fluit dansten, en vrij aengename bewegingen op de wijs van hun land maekten. Deze verlustiging werd met vreugd' ontvangen; en door het dikwijls vertoonen , volmaekte men dezelve, of liever men benam haer een gedeelte van hare boerschheid. Men had geregelde tooneelbenden , waeraen men den naem van 'Histribns of kluchtfpelers gaf, omdat men in de Toskaenfche tael een tooneeldanfer Histef noemde. Deze tooneellisten zeiden geene boerfche en voor de vuist gemaekte veerzen meer op ; zij fpeelden volkomen ftukken, hekeldichten geheten , die eene regelmatige muzyk hadden, en ver-  Driehonderd Negenendertigste Brief. 16? verzeld waren met danfen en welvoegelijke bewegingen. Deze foorc van fchouwfpel duurde meer dan honderd jaren, dat is, toe den tijd van den dichter Andronikus, een' Griek van geboorte, en vrijeling van Livius, die in het latijn trachtte naertevolgen het geene de Grieken zoo gelukkig in hunne tael uitgevoerd hadden. Andronikus, Accius en Pakuvius zijn de eerfte treurdichters, welke men te Rome befchouwde. Horatius, die aen den eerften flechts den roem. der uitvindinge geeft, erkent dat Pakuvius de wijs* te, en Accius de verhevenfte is. De grootften des landaerts verontwaerdigden zich deze foort van fchrijven niet; en de aloude Spraekkunftenaers hebben ons de namen van den Thiëstus van Gracchus, den Alkmeon van Katullus , den Adrastus van Cefar, den Ajax van Augustus, de Oftavia van Mecenas, en de Medéa van Ovidius behouden. Alle deze treurfpelen zijn verloren ; en waerfchijnlijk is 'er geene reden om zich daerover te beklagen. De regelmatige ftukken deden de aloude kluchten vergeten, zoo lang de dichters zelfs hunne eigen too.neejftukken vertoonden, maer zoo dra zij dezelve aen benden van tooneelfpeleren gegeven hadden, bragt deRomeinfche jeugd, die het lagchen beminde, op het tooneel de hekeldichten, die men eerst in de tusfchenfpelen, in plaets der reijen, fpeelde; vervolgens bewaerde men ze tot het einde, gelijk men thans een kleen ftuk na het groote fpeelc. Men verhinderde zelfs fomtijds de tooneellisten, gelijk L 4 ««*  i58 De Nieuwe Rfc&tAU: gebeurde aen die geene , die de Hécyrd, of Mans Moedér, van Terentius vertoonden: zij werdengenoodzaekt het tooneel te verlaten, om plaets voor de fchermeren te maken; want in het midden van het'fchoonlte ftuk, verzocht het volk , altoos onkundig en onbefchaefd , kampvechters of een' beer; en men moest het zelve daerin voldoen* Voor Scipio Afrikanus, dien eenigen gelooven, met Lelius zijn vriend, aen de blijfpeleri van Terentius gewerkt te hebben j woonden de Raedsheeren , onder het gemeen vermengd, de fchouwfpelen bij, De tooneelen waren toen niets anders dan houten tenten, welken men ten tijde van de tooneelfpclen oprichtte J en waerop eenige takken al de ver'fiering uitmaekte. In het vervolg werden zij prachtiger, ruimer en breeder. Alles, wat men zich fchoonst en zeldZaemst kon verbeelden, het goud, het marmer, de porfierileen , werd 'er overdadelijk gebruikt. Zij werden verfiefd met lange verwulfde o'angen , lanen met boomen beplant , overdekte galltrijen, waer het volk wandelde in het wachten naer den tijd van het fchouwfpel. De plaetfen werden toen onderfcheiden: de fpeelkanfc was de zitpkets der Raedsheeren; en in het aenzienlijkite gedeelte Waren de zetels voör den Keizer en zijn huisgezin. Vervolgens waren'ei' verfcheiden rijen van banken voor de Roomfche Ridderen; en de onedele gemeente beiloeg de andere plaetfen. Da  Ö5UEK0NDERD NEGENENDERTIGSTE BiÜÊF. De Romeinen gebruikten verbaesde fommen tot het vieren der fêhouwfpelen; en de tooneelfpelers, naer evenredigheid hunner begaefdheden betaeld, Werden rijk in dit beroep. Efopus, een beroemd tooneellist in het trourfpel« liet eene nalatenfchap van twee millioenen en vijfhonderd duizend guldens na, Welke hij mee het fpelen van tooneelftukken verzameld had. Roscius bezat meer dan vijfenzeventig duizend livres aen jaerlijkfche 'inkomllem Het tooneel van Scaurus was verfierd niet driehonderd en Zestig kolommen en drie duizend 'ftandbeelden. Bij de inwijding van den Schouwburg van Ves* pafiaen, die honderd dagen duurde., flagtte men Vijf duizend flagtöffers ,* en deze offeranden werden verzeld van verlustigingen en Feesten, v/ier Onkosten op meer dan tien millioenen beliepen» Pompejus deed op zijnen fcfrouwburg zes honderd leeuwen te gelijk vèchten,1 indien men de historiefchrijvers gelooft, en opueen' anderen, dag honderd en tweeënveertig'olifanten;, die allen omgebragf. wierden» Ik zou bij alle deze wonderen kunnen voegen den zeeftrijd , dien. men zegt dat Heliogabalus aen her volk gaf, ,eri-; in 't welke'de barken op eene zee van wijn voeren- Men fpreekt van een ander fpiegelgevechc,'waerin men zeevisfehen, van eené .gedrochtelij-, ke grootte, die in hunne eigen element zwom-; men, tegens elkandercn deed vechten. 'Wat zal ik zeggen vart'deZejagtpartijen, waerin het firijd- • perk, door eene foort van betoovering', zich in.' «en bosch veranderde, vervuld met allerlei Coat* ' L $ ten  ijro De Nieuwe Reiziger. een van rosfe beesten,. waervan fommigen door de jagers vervolgd wierden, en de anderen zich van zeiven overgaven aen hec volk, waeraen men hen overliec. Her fchouwfpel, Waervöor de Romeinen eene foorc van voorliefde fchenen te hebben, was. dat der Pantominen, dië de driften^ geaertheden, zeden, gebeurténisfen $ de geringde omftandighedeh van gevallen, door enkele bewegingen , teekenen, gebaren en danfen ,*. zonder behulp' van woorden, uitdrukten. Deze nieuwe foort van fpelen, die voornamelijk in zwang was onder de regering van Augustus, ondermijnde het regelmatige tooneelfpel, waeraen zij hare geboorte verfchuldigd was: men verhaelt derzelver oorfprong op deze wijs. Dc dichter Andronikus fpeelde in een zijner, treurfpelen; Want het was toen het gebruik dat de opdellers der tooneeldukken zich op het tooneel vertoonden; een gebruik, dat zich, teri eenigen dage misfehien bij ons • Zal invoeren, dewijl men hun reeds vrijheid geeft om bij de eerde vertooningert hunner dukkeii te voorfchijii oe komen. Het volk, dat behagen fchepte in hem de bekoorlijkde plaetfen te doen herhalen,door telkens Bis te roepen, hield hem zoo lang op het tooneel, dat hij fchor wierd, en buiten daet geraekte om iets meer voorttebrengen. Hij verzocht de toehoorders goed te vinden dat een flaef, naést hem geplaetst, de veerzen mogte opzeggen, terwijl hij zelf de gebaren zoude maken. Men bemerkte dat zijne beweging des te leven-  Driehonderd Negenendertigste Brief. 17! levendiger en aendoenlijker was \ omdat hij alle Èijnè vermogens befleedde tot het geene hij voor gijn deel hadde gehouden. Hieruit ontftond de gewoöhte van de opzegging tusfchen twee tooneellisten te verdeelen; en het was op de vaste regels der muzyk dat zij het geluid der ftemme, de beweging der handen , en de gehalte des ligchaems afmaten. Men moet opmerken dat de tooneelen der Romeinen veel ruimer dan de onze waren; dat de meeste tooneellisten vermomd fpeelden, en het gevolgelijk moeijelijker was de bewegingen van den mond en de fpieren van het aengezigt van verre te onderfcheiden. De ftukken en gebaerden der fchrijveren en tooneellisten waren dikwerf onbetamelijk ; en dewijl hun oogmerk alleen was het volk door de kluchten te doen lagchen, waren in dezelven noch karakters noch knoopen noch ontknoopingen; alles bepaelde zich tot eene vermenging van boertige zotternijen, fchimpachtige woorden, ontuchtige plompheden. Doch eenigen van hun bragten hunne kunst tot die volkomenheid , dat zij een' aëneengefchakelden handel of een voornaem bedrijf konden vertoonen, en eene bijzondere bende uitmaken, die alle foorten van ftukken op hét' tooneel konde fpelen of liever danfen. Piladés, die zoo veel roems in deze zaek won, was zoo volkomen in zijne kunst, dat hij alleen een geheel tooneëlftuk, met een koor van muzyk verzeld, vertoonde. Hij had het geluk van een' mededinger, die zijner waerdig was:  if-2 -Dc Nieuwe. Reiziger, was v -te vinden in Bacillus, den vrijeling van Mecenas. Deze twee beroemde Pantomimen hadden ijder eene.bijzondere verdiende; Bacillus muntte uit in het boertige,- Piladés in het treurige. Zij werden welrasch vijandenj het Romeinfehe volk verdeelde zich tusfehen deze twee gewigtige perfonaedjen; en Piladés werd verbannen, buiten twijffël door het gezag en. de kuiperijen der aenhangelingen van zijnen mededinger. Hij werd kort dacrna weder herroepen; en toen de Keizer hem zijne twisten "met Batillus verweet, antwoordde Piladés: „ het is uw ü belang, mijn Vorst, dat wij het volk met o'n„ ze twisten bezig' houden, om te beletten dat >,.het zijne aendacht vestige op het geene de „ Regering verricht." Her was inderdaed uit ihetkundige inzigten', dat deze Vorst de Pantomimen invoerde en bcgunftigde. Deze twee onnavolgelijke lieden deelden fao> .gen tijd in -de toejuichingen van 'de hoofdllad dér weereld', en maekten aenkweekelingen, die' de achting van hu;me meesteren ihende hielden en zelfs overtroffen; en dus werd de kunst-tot hare volkomenheid gebragt. Een Cynifche .wijsgeer, Demetrius geheten, die voorgaf een filofoof te zjn,'durfde echter openbaer .ftaende houden dat de Romeinen nog geenen dans hadden , en fchreef het fterke indrukfel, dat hij zelf bij deze foort va'n vertooningen gevoeld had, aen de muzyk alleen toe. Hij drukte zich, zonl der omzigtigheid, daeromtrent uit.' zijne redekavelingen maekten gerucht, en behaegden fiep volk*  Driehonderd Negenendertigste Brief. 173 volk, zoo dat zij op het punt waren om de kunst zelve nadeel >te doen. Men zag toen te Rome het geene te Parijs in een bijna diergelijk geval gebeurde; men onderzocht de tooneellisten , het fchouwfpel en deszelfs foorten, Men gaf vele gefchriften uit; maer zie hier het ze-f kerïïe middel, 't welk men uitdacht, om da drogredenen van den Cynifchen wijsgeer te we-: derleggen, en de onzijdige perfonen te verlicht ten. De tooneelfpelers maekten kenbaer dat zij een nieuw fchouwfpel zouden vertoonen ; en men haelde hunnen tegcnltander behendig over om het zelve bijtewonen. De toeloop was on^ gemeen; en Demetrius wordt ha het gezigt der ganfche vergadering' gcplactst, zonder dat di? met voordacht' fcheen gedaen te zijn. Het fpeelf tuig begon; een tooneellist opent het tooneel; op zijne verfchijning zwijgt de muzyk; en de. Pantomime vervolgt. Zonder andere hulpmid-i delen dan de treden, de gehaltedesligchacmsen de bewegingen der armen, ziet men de liefde van Mars en Venus, de Zon, die hen aen een' minijverigen man ontdekt, de ftrikken, die deze voor zijne vrouw' en zijnen medeminnaer fpreidt „• de fchielijke uitwerking dezer verraderlijke net-? ten, die, de wraek van Vulkaen volvoerende „ zijne fchande Hechts vermeerdert, de befchaemd-s heid van Venus, de woede van Mars, en de kwaedaertige blijdfehap van alle de Goden, die in meenigte tot dit fchouwfpel toeloopen, na eikanderen vertoonen. De verrukte vergadering klapt in de handen ; de Cynifche wijsgeer zelf rpeps,  174 De Nieuwe Reiziger, roept, in vervoeringe van vreugde, ter goeder trouwe uit; „ Neen, het is geene vertooning; „ het is de zaek zelve." Het geen het zeldzaemfte moet voorkomen Zijn de indrukfels, die het Pantominefpel veroorzaekte. De tooneeldriften gingen in alle harten over. Vertoonde men Ajax in woede, men volgde de bewegingen van den tooncelfpeler, en werd met hem woedende. Het volk gaf een afgrijfelijk gefchreeuw, en ontblootte zich van zijne kleederen om te gemakkelijker te vechten. Men wierp met fteenen, verbrijzelde de banken, brak de affchutfels af, wapende zich met de ftukken, en velde zijne geburcn neder, De Hagen vielen niet alleen op het graeuw; maer de aenfchouwers van het eerfte aenzien gingen dikwerf heen met wonden bedekt. De Pantomimen vertoonden zonder onderfcheid alle de treurige, boertige en hekelachtige fabels; maer zij verbonden zich voornamelijk aen de Historie der Goden en Helden; en het verwonderlijkfte is, dat een eenig toonecllist een geheel ftuk fpeelde als het woeden van Herkulés of Ajax. Vervolgens begon men de filofofie en hare verfchillende ftelfels doorde danfen «ittedrukken, zonder Hemmen, zangen of fpeeltuigen te gebruiken. Voor het overige beftonden deze danfen niet gelijk de onze, voornamelijk in eene beweging der beenen; de handen deden 'er meer toe dan de voeten. De verfchillende houdingen der armen, het hoofd en het ligchaem, de bewegingen der oogen, de regelmatige  Driehonderd Negenendertigste Brief. 175 tige geftalten, volgens de maec van het muzyk drukten veel beter de meening uit, dan de fprongen en kruisfprongen doen, Ook noemde men, deze foorten van danfen eene ftomme muzyk ; en men fchreef den tooneellisten welfprekende handen, fprekende vingers, eene nadrukkelijke ftilzwijgendheid, en meer dan eene ziel in een ligchaem toe, Hunne kunst bekoorde de Romeinen van het begin af; zij ging vervolgens over in de landfchappen, ver van de hoofdftad afgelegen, en beftond zoo lang als het keizerrijk zelve, Rome was vervuld met profesfors, die eene meenigte van discipelen onderwezen ; en men vond tooneelen in alle huizen. Niet vergenoegd met de Pantomimefpelers, in de openbare vertooningen, toetejuichen, gebruikten hen de Romeinen in hunne vermaeklijk-? heden, feesten, huifelijke plegtigheden en zelfs in hunne lijkftaetfien. Hunne verrichtingen beftonden in voor de doodkist te danfen, cn door hunne geftalten het leven en de zeden van den overleden naertebootfen. Zij drukten zelfs zijne gebreken uit, om hét volk ten kosten van den dooden te doen lagchen. Men kon van deze lijkredenen niet zeggen , gelijk van de onze, (lat zij eene kinderlijke en opgeblazen verzameling van vleijerijen en logenen waren. Augustus vergunde aen de Pantomimen voorregten, die hen baldadig maekten. Het volk % de Ridders en zelfs de Raedsheeren hadden voor hun achting en blijkbare beleefdheden. Men gezocht hen; en wanneer zij heengingen, bewees  ï?6 Dr Nieuwe Reiziger. wees men hun de eer van hun te verzeilen. De vrouwen van den hoogden rang beijverden zich om hen tot zich te lokken; en men zag fommigen van haer zich zoo verre vergeten, dat zij openbaer hunne minnaresfen wierden. De Keizerinnen zelf kregen fmaek in deze tooneeU danfers; en men verzekert dat Faustina, gema„ lin van Keizer Markus Aurelius, zich met hun overgaf aen buitenfporigheden, waervan het verhael u van fchaemte zoude doen blozen. Deze ongeregeldheden opende eindelijk de oogen aen de Regéring. In de eerfte jaren des rijks, heftuurs van Tiberius, was men genoodzaekc eene keur te maken, om den Raedsheeren te verbieden de fcholen der Pantomimen te bezoeken, en den Romeinfchen Ridderen hen in het openbaer te verzeilen. Eenige Keizers jaegden hen uit Rome; maer hunne ballingfchap was van korten duur; de itaetkunde, die hen had weggezonden , herriep hen welrasoh om het volk te behagen , of om eene afwending te maken van de famenzweringen, die voor het keizerrijk meer te vreezen waren. Nero, gefchikt om diergelijke lieden te befchermen, wilde zelf met hun danfen; en men telde nog zesduizend too-, Keellisten, zoo mannen als vrouwen, onder den Keifer Konftantius, terwijl men de filofofen vein dreef, omdat men een' hongersnood vreesde, Ik ben, enz. M-cme, den 24^» van Februari, 1758. Dnir-  Driehonderd Veertigste Brief* . Vervolg van Rome. Mijnë wandelingen, door de puinhoopen van het aloude Rome, bragten mij bij het graf Van Augustus, de baden vaü Agrippst en Deokletiaen , de zegebogen van Titus, Sevejftré en Konftantijn, de renperken, pleinen, meldzuilen, waterleidingén, tempels, poorten en kolommen, die meer of min in ftand gebleven zijn, naermate zij meer of min bloot ftonden voor den roest des tijds, de verwoestingen van hee oorlog, de woede dér Barbaren, den haet der Christehen tegen de gedenkftukken van het Heidendom, eri de gierigheid der Paufen, heeren én monniken, die'er de bouwftoffen van weggenomen hebben, de eerte om paleizen te nichten , de anderén om kerkén te bouweri. De overblijffels van hét graf van Augustus, thans tot eene affchütting dienende voor eene effen vlakte, in zijnen omtrek befloten, vertoonen een gebouw, waérin men de fterkte met de pracht vereenigd had. Gebouwd door den Meester der weereld, om 'er de lijkasch van Marcellus, Germanikus, Agrippa, Drufus, Livia, Ocïavia, de eerfte Cefars, dat is, van alles, wat het aerdrijk immer het grootfte bezat, in te befiuiten, had men 'er verfcheiden grafkelders in gemaekt, waerin de overblijffels van Augustus XXVL Deel M en  178, De Nieuwe Reiziger. en der overleden Keizeren vermengd zijn met de vuiligheden, welken men 'er bijeenzamelc tot het mesten van een' tuin , die met eenige plantaedjen van wijngaerden voorzien, en in het binninfte gedeelte van het gedenkftuk aengelegd is. Augustus had het doen oprichten in het gezicht van het Veld van Mars, tusfchen den Flaminiaenfchen weg en den boord des Tibers. Suetonius wijst deszelfs gedaente aen, en onderricht ons dat het beftond uit negen verdiepingen, die in het verheffen gedurig minder wierden, en eene ronde fpitszuil uitmaekten, bedekt met eene koepel, waerop het kolosfifche ftandbeeld van dezen keizer in verguld metael pronkte, Elke verdieping was tot den top toe verfierd met eene rij' van altoos groene boomen, die dit gedenkftuk met hunne fchaduwe bedekte,' en het grafgewelf was van achteren beplant met een bosch, dat zich langs den Tiber uitftrekte, en' tot eene wandelplaets voor de Romeinen diende^ Dit praelgraf had fleehts eene poort, die aen de zijde van het Veld van Mars openftond, en verfierd was met twee naeldzuilen , waervan de eene, door bevel van Sixtus den Veiï,. achter de kerk van Ste Maria Majora vervoerd en opgericht wierd; en men wil dat de andere nog bedolven is onder het puin, dat den grond van Rome, vooral in dit gedeelte, zoo ongemeen verhoogd heeft. Men twijfelt niet of de eerfte, die in dit trotfche grafgewelf begraven is, was de jonge Martellus , zoon van Oólavia, van wien men zich 9> op  Driehonderd Veertigste Brief. if$ bp de plaets zelve, met eene foort' van medelijden , de fraeije loffpraek herinnert, welke Virgilius, eene zinfpeling op dit gedenkftuk makende, in den mond' van Anchifes legt, op het einde van het zesde boek van zijnen Eneas: „ Het noodlot zal der weereld' deze telg Hechts laten zien ,• en niet dulden dat ze langer bloei„ je, uit vreeze dat Rome niet al te trotsch „ worde, indien het zulk eene dierbare gaef j, langer in zijne bezittinge had. Van hoe ,, vele zuchten, van welk een fmertelijk ge~ 9, ween zal zijn dood het Veld van Mars doen „ Wedergalmen! Welke lijkftaetfie zult gij, ;, o Tibergod! op uwe oevers zien, wanneer men hem èen praelgraf, dat gij met uwegol,, ven zult beftroomen, zal ftichten ! Nimmer „ zal eenige telg van Troijaenfchen ftamme „ zijnen voorouderen zoo veel hoops inboeze-' „ men; Rome zal in hem de onderfteuning des ,, vaderlands, de overoude trouw, de onver5, wonnen oorlogsvuisten des volks betreu„ ren. Och beklagenswaerdige Zoon! indien „ gij u uw vinnig noodlot kunt onttrekken, gij „ zult eeris de Ware Marcelliis wezen. Waer„ om kan ik, helaes! zijn grafgewelf niet met „ bloemen bedekken? Waeröm kan ik ten 5, minfte zijne lijkasfche geene ijdele eerbewij3, zingen betoonen"? Men heeft ons levendige enharttrefFende fchilderijen van de droefheid van Oftavia, bij het verlies Van haren zoon, medegedeeld. Zoo hrigzij leefde, volhardde, zij in het geween, en M a WÏ&  iSo De Nieuwe Reiziger. wilde naer geene redenen, bekwaem om hare fmert te verdrijven, eenigzins hooren. Altoos met het zelfde voorwerp bezig, fcheen zij gedurende den ganfchen loop van haer leven derwijze aengedaen, als zij op den dag der lijkflaetfie zelve geweest was. Verre van de treurigheid, die hare ziel doorgriefde, te verbannen, weigerde zij zelf de minfte vertroosting, geloovende dat zij, door het ophouden van hare tranen, zich beroofd zoude hebben van het eenigftegoed, dat haer overbleef. Op zekeren dag j dat Augustus haer verzocht zich te laten vinden bij eene lezing, welke hem Virgilius van het zesde boek van Eneas zoude doen, en de dichter tot de zoo even acngehaelde plaets gekomen was, viel Oclavia van zich zelve, en verloor lang alle kennis. Deze Vorftin wilde vervolgens niets meer zien of hooren van het geene ter gedachtenisfe van haren zoon was opgefteld, en verwierp alle de eerbewijzingen, wélken men hem toewees. Ondertusfchen gaf zij aen Virgilius drie honderd gouden kroonen voor ijder vcers van deze loffpraek' uit zijn dichtfluk. Eene uitdrukkelijke en verilandige wet verbood Rome zijne dooden in den omtrek der ftad te begraven; de Keizers, de Vestaelfche Nonnen en eenige doorluchtige perfonen hadden alleen dit voorregt. Eenige graffchriften, omftrecks het praelgraf van Augustus gevonden, fchijnen echter te bewijzen dat de vrijgemaekten •van het Huis van dien Vorst hunne lijkaschkruiken rondom zijne begraefplaets deden liggen, Ds  Driehonderd Veertigste Brief, ï8i De lijkplegtighedcn begonnen zelfs op het tTjdftip, dat men den laetlten. adem uitblies. De paeste bloedverwant gaf dan een' kusch aen den iterveriden, en floot hem de oogen en den mond, na 'er een lhik zilvers in gelegd te hebben, om den overtogt mee de bark' te betalen. Men riep hem verfcheidenmael met luider ftemme, en fpoorde hem tevens aen om te verzekeren dat hij wezenlijk dood was: men bereidde dan alles wat tot dclijkftaetfie noodzakelijk was. De bloedverwanten en vrienden gaven zich dan aen de tranen en zuchten over. Zij rukten zich de hairen uit, floegen op de borst, krabden zich hee aengezicht, verfcheurden hunne kleederen , leiden ftof op hunne hoofden, wentelden zich over den grond, ilieten zich tegen den muur, en kwamen verfcheidenmael den dooden omhelzen, met ongemeene weeklagten. Dusdanig was het gewone gebruik om zijne droefheid, of die geene, welke men wilde-voorwenden, te betoonen. De overleden werd, gedurende verfcheiden dagen, aen den ingang van zijn huis, op een praelbed ten toon' gefield; en bij hem, gelijk ik elders gezegd heb, bevond zich een Pantomime , die alle deszelfs manieren n'aerbootfie, Eer men vertrok naer de plaets, waer hij verbrand of begraven moest worden, maekte een openbare heraut den optogt bekend, en riep door de ftad: „ Zij, die de begraeffenis van zulk een' perfoon, zoon van een' zoodanigen, willen ,, bijwonen, worden verzocht zich vaerdig aen M 3 „ zijr.  i8a De Nieuwe Reiziger. zijn huis te begeven." Deze verwittiging trok eene meenigte volks, dat 'er zich in grooter qf kleener getal bevond, naermate de doode in meer of min aenziens geweest was. Hij had het aengezigt ontdekt, en het hoofd met bloemen bekroond; men droeg voor hem alle de teekens zijner waerdigheid , de kroonen, wélken hij door zijne fchoone daden verdiend, en de ftandaerden cn den buit, welken hij van de vijanden verooverd had. De fchreifters volgden het ligchaem; deze waren vrouwen, die geen ander beroep hadden, dan jammerklagten te fiorten over den dood van den overleden, wiens lof zij al fchreijcnde zongen. Een redenaer deed de lijkrede; en na alle deze plegtigheden , begroef of verbrandde men het lijk. Alle de omftanders riepen hem het laetfle vaerweï toe. Zij herhaelden het driemacl, door hem niet zijnen naem' te noemen, en beloofden hem te volgen, wanneer hun tijd gekomen zoude zijn. De optogt eindigde door een' grooten maeltijd; want dit was het flot van alle de plegtigheden van den godsdienst. Men gelooft dat het praelgraf van Augustus niet alleen diende voor zijn geheel gedacht, maer, insgelijks voor het gedacht zijner opvolgeren, en datAdriaen 'er geen aen de andere zijde van den Tiber deed oprichten, dan toen het eerfte bijna met lijkaschkruiken vervuld was. Wat 'er van zij, dit tweede gedenkftuk, veel prachtiger dan dat van Augustus, en 't welk men Molc Adriana noemde, uit hoofde van zijne ontzagchelijke grootte, is tegenwoordig het kas.. ' ' tee!  Driehonderd Veertigste Brief. 183 teel St. Angelo of Engelenburg. Op een vierkanten grond vm eene wijduicgeftrekte oppervlakte verhieven zich, in eene ronde fpitsachtigc gedaente, drie bouworden van marmer van Paros , verfierd met beelden van menfchen en dieren. De laetfte droeg een' koepel, van boven bezet met eene metalen graf kruik', in de gedaente van een' pijnappel, welke men zegt dat de lijkasch van Adriaen beflaot. De kolommen werden weggenomen door Konftantijn, die 'ef kerken van liet bouwen, en de beelden verbrij feld door Belifarius, die, zich tegen de Gothen vcrdeedigende, dezelven met ftukken op de vijanden fchoot. De ftichting van dit praclgraf was zoo beftendig, dat het, in de negende en tiende eeuwen , tot eene fchuilplaets diende voor de kleene tirannen , die deze hoofdftad verwoestten; en dit deed de Paufen befluitcn om 'er eene fterkte van te maken. Indien gij den oorfprong van zijnen nieuwen naem gelieft te weten, zal geheel Rome u zeggen dat deze ftad, onder het Pausfchap van Gregorius den Grooten, door de pest verwoest zijnde, deze heilige Paus, in een' algemeenen kerkömgang, dien hij bevolen had om de gramfchap des Hemels te verzoenen, boven de koepel een' Engel zag, die het wraekzwaerd in de fcheede ftak, en de ophouding der rampzaligheden aenkondigde, Ora de gedachtenis van dit wonderwerk te bewaren, nam men *er de vergulde grafkruik af, welke men nog in het Vatikaen ziet, en plaetfte 'ér den goeden EnM 4 gel»  Ï84 De Nieuwe Reiziger. gel , die den naem aen het ganfche gebouw geeft. ■ Deze fterkte, welke de Romeinen als onverwinlijk befchquwen, kan ten hoogfte dienen tot eene fchuilplaets voor de Paufen, ingeval van, eenigen opftand, waervoor zij echter niet veej behoeven te vreezen, dewijl zij over het buigzaemfte en vreedzaemfte volk der weereld' gebiedt voeren. Bovendien worden zij door de wijsheid van hun gedrag en de zachtheid hunner reT geringe voor diergelijke omwentelingen beveiligd. Pm hup echter deze roevlugt te bezorgen, bedacht Alexander de VI*, wiens misdaden hem dezelve noodzakelijk konde maken, eene geheime gallerij van zijn paleis tot dit kasteel, om 'er zich in diergelijk toeval in te verfchuilen: die deed Clemens de VII*; maer Karei de V* hield 'er hem gevangen, en deed hem lang zuchten in deze fterkte, waerin hij zelf zoo vcJe perfonen, die hem verdacht waren, had opgefloten. Deze Paus had zich verëenigd met FranCiskusdenlften, de Vprften van Italië en denKor ning van Engeland tegen den Keizer. Dit cedgenootfehap, het heilige genoemd, omdat 'er de Paus het hoofd van was, veroorzaekte hera niet dan groote onheilen. Zijne hoofdflad werd geplonderd door de keizerfchen, die. 'er meer buiten.fporigheden pleegden, dan de Barbaren ten tijde van Alarik, Onder hen bevonden zich Lutherfche foldaten, die de min wreedfte niet waren. Zich meester gemaekt hebbende van de fc!eederen van den Paus en de Kardinalen, ve/-  Driehonderd Veertigste Brief. 185 gaderden zij in het konklave; en nadat zij Clemens afgezet hadden, verkozen zij in zijne plaets den hervormer Luther. De Paus, in het kasteel St. Angelo belegerd, kwam 'er niet uit, dan ten einde van zes maendcn, als een' koopman vermomd. Deszelfs voornaemfte verdeediging, dewijl ik bijna voor niets acht de vier bolwerken, die Urbanus den VIIIften deed boüwen , beftaet in een honderdtal van kanonftukken, welken men in eene dringende noodzakelijkheid zoude kunnen gebruiken, om de ftad te befchicten, en haer verderf te voltooijen. Men heeft 'er eene bezetting van vijf of zes honderd mannen; en de krijgsdienst wordt 'er met vrij meer naeuwkeurigheid waergenomen. Men plaetst 'er da gevangenen yan ftaet, en bewaert 'er de vijf millioenen, welken Sixtus dc Vde 'er inbragt met eene bulle, verbiedende, pp verbeurte van den kerkban, daervan gebruik te maken dan in de hoogstdringendfte noodzakelijkheid. Men bewaert 'er ook de kostelijkfte fieraedjen van het Opperpriesterfchap, de driedubbele kroon, de handfehriften, de bullen en de handvesten der Roomfche kerke; en in eene zael, die het middenpunt van het aloude gedenkftuk beflaet, zijn de fchilderftukken in verfche kalk van de grootfte meesteren uit de fchool' van Rafaël. Het aloude Rome roemde met reden over zijne baden, bekend onder den naem van Tbermes of Badftoven, waerin de bouwkunde zich in het groot ontwikkelde, gelijk in alle de openbare M 5 |«f  ig<$ De Nieuwe Reiziger. geftichten. De Romeinen geen gebruik van her linnen makende, was het bad hun volftrekt noodzakelijk ; maer men vergenoegde zich eerst met eene beek, eene rivier of eenige waterkom, daertoe gefchikt, te bezigen. Wanneer de pracht met den rijkdom wierd ingevoerd, wilde ijder een bijzonder bad in zijn huis hebben, tot gemak van zijn huisgezin, en voornamelijk voor de vrouwen, welken de betamelijkheid verhinderde zich in het openbaer te wasfchén. Dewijl het volk niet in ftaet was deze onkosten te doen, vond men Keizers, en zelfs rijke burgers, die algemeene baden deden (lichten, en anderen , die de hunne bij hun flerven het volk nalieten. Dit deed vooral Agrippa, die het zelve zijne prachtige badftoven ter erfgifte naliet; een voorbeeld, dat door verfcheiden Keizers gevolgd wierd. De trotfche overblijffels der baden van Titus en Karakalla hebben nog een' zwier van grootheid. Eene zael van die van Deöklétiaen beftaet nog in haer geheel: dezelfde muren, dezelfde kolommen verhieven tot de wolken'een gewelf, dat alle eeuwen fchijnt te willen tarten. Men telde *er bij de drie duizend kamertjes, waerin zoo vele perfonen zich konden baden , zonder elkanderen te kunnen zien. Men wil dat meer dan veertig duizend Christenen gebruikt wierden tot het bouwen van dit uitgeflrekte gefticht, van welken, meer dan drie vierden door vermoeidheid, ellende en Hechte behandeling, omkwamen. Deze badftoven befloegen niet alleen den grond, op welken de prachtige kerk der Karthuife ren, naer de  Driehonderd Veertigste Brief.- 187 de teekeningen van Michiel Angelo, gebouwd is, maer tevens den tuin dezer monniken, de openbare zolders, die 'er aengehecht zijn, de groote voorafliggende plaets, en de kerk van St, Bernard, die tot vuurovens diepde om het water dezer baden te heeten. Van tien of twaelf renperken, eertijds in Rome p.f in deszelfs omliggende ftreken aengelegd, is dat van Karakalla het eenige, waervan eenige overblijffels te vinden zijn. Zijn omtrek is nog in zijn geheel, doch beftaet Hechts in eenen dikken gemetzeldcn muur van twaelf of vijftien voeten hoog , waerin men verfcheiden bcmuurde poorten en bogen van aflland' tot afftand op-: merkt. Men treedt 'er in door een' verwulfden gang aen den kant van het oosten, en befchouwt 'er in het midden van het ftrijdperk de aloude palen, rondom welken de zegewagens der ftrijderen omkeerden. Aen het andere einde, aen den kant van het westen, ziet men twee groote torens , voorheen grenzende aen de gallerijen, waerop zich vijftig of zestig duizend aenfchouwerg konden plaetfen. Tegenwoordig is dit prachtige gefticht in het midden der velden en wijn» gaerden; het ftrijdperk is niet meer dan eenq weide; en de trotfche naeldzuil, die het middenpunt verfierde, pronkt thans op eene der fchoonfte plaetfen van de ftad. Ten tijde der eerlle Romeinen, gaf men den naem van fpelen in het algemeen aen alle foorten van oeffeningen , die in een ruim en open veld , gemeenlijk tusfchen eene rivier en een' heuvel  *88 De Nieuwe Rbiziqer. liggende, voorvielen. De eerfte infteller was Evander; Romulus vernieuwde dezelven, ter gelegenheid van de fchaking' der Sabijnfehe maegden ; maer in deze beginfelen werden zij gevierd in een eiland van den Tiber, en alleen Romeinfche fpelen genoemd. De oude Tarquin was de eerfte, die eene plaets van eene ronde of eironde gedaente deed aenleggen, tusfchen den berg Aven* tinus en den berg Palatinus, welke hij deed onr ringen met verwulfde gangen en verfcheiden rijen van banken en zetelen, bij trappen verdeeld, Dit gebouw, dat toen den naem van renperk aennam en federt behield, verkreeg allengkens eene nieuwe pracht; en ijder feest veroorzaekte nieuwe ficraedjen. De Keizers deden 'cr acnmerkelijke kosten aen in gebouwen, naeldzuilen, ftandbeelden, zinnebeelden en marmeren grenspalen , om het rennen te beflisfen. Men ftichtte te Rome verfcheiden renperken[ onder welken men voornamelijk ondcrfcheidde die van Flaminius, Nero, Flora en Sallustius. Dit lactfte werd gebouwd, om 'er de fpelen ter eere van Apollo te vieren, wanneer de overvloeijingen van den Tiber verhinderde dat men het ter beftemder plaetfe op den oever des ftrooms konde doen. Men vindt 'er nog een gedeelte der aloude timmeringe, waer de kamertjes der aenfchouweren waren; en in het zuiden zijn verfcheiden grootte verwulven, onder welken de zegewagens, die om den prijs moesten rennen, gefchikt wierden. Me»  DlUÉHONDERD VEERTIGSTE BRIEF. ï8> Niet verre van daer was het renperk van Flö* jra, eene beruchte hofpop, die onnoemelijke goederen verzamelde, en bij erfgifte aen de ftad Rome maekte, op voorwaerde dat men, terharer eere, openbare fpelen j die met haer vorig beroep overéénkwamen ^ zoude inftellen. Mefi voerde haer uiterfte wil naer de letter uit, en zag zonder verwondering nieuwe fpelen vieren, waerin naekte vrouwen, door de vrijpostigheid harer houdinge, eikanderen den prijs der onbetamelijkheid betwistten. De Romeinen poogden vervolgens deze inftclling te veredelen, door deze hofpop te doen aenmerken als de bloemgodin, welke zij eer bewezen met fpelen, die in waerheid wel vrijpostig waren, maer befchouwd wierden als het zinnebeeld der aerde, in de verfcheidenheid harer voortbrengfelen. Deze volken waren zoo driftig geneigd tot de oeffeningèn van het renfpel, dat zij, zegt Juvenalis, Hechts deze fchouwfpelen en brood begeerden ; ook had men dezelven in het ganfche keizerrijk gebouwd. Zoo dra al het volk op zijne plaets was, gaven de Keizers, die 'er door eene gallerij in kwamen , het teeken. Aenftonds werden de iluitboomen geopend, en de zegewagens, met twee en meestendeels met vier paerden naest eikanderen befpannen, vertrokken zes te gelijk , en vlogen, om dus te fprcken, over de reribaen. De fnelheid van hunnen loop , om het eerde aen het doel re komen, deed hen dikwerf tegen de grenspalen of .tegen eikanderen flos-  tgo De Nieuwe Reiziger. ftpoten, en door het haken de rijtuigen omvêr*. re werpen en fomtijds verbrijzelen; 't geen de aenfchouwers zeer verlustigde, en in een groot gelach deed uitfchateren, om hunne vreugd te betoonen. In tegendeel werd de naem des geenen , die, zevenmael om den grenspael draeijende, zonder hem te raken, den prijs van behendigheid en löop won, toegejuicht en door herhaelde uitroepingen ten hemel' verheven. Ónze •fteek- en ridderfpelen geven oris nog eenig denkbeeld van dit vermaek. Bijzondere gebeurtenisfen hebben dezelven onder ons doen verbannen; doch men had hen moéten vervafigen door eenige inftellingen, bekwaem om hetligchaem teoeffenenen. Wij hebben niets meer dan zittende fpeJen, fpelen van zotten of guiten; oin ons voor het verdriet te beveiligen. De ' zegewagens werden, ih de eerfte tijden, ■bij de Romeinen, alleen beftierd door koetfiers offlaven; maer de toejuichingen^ welke zij kregen, fpoorden zelfs da eerflen des landaerts aen; en deze Meesters der weereld', zegt Horatius al■fpottende, verontwaerdigden zich niet over eene edele zegeprael, die hen tot de Goden verhief: Palmaque nobilis terrarum Dominos evehit ad Dets. De waerdigheid van hunnen rang vergetende fchaemden zij zich niet meer zich zeiven tot een fchouwfpel te geven; en op hun voorbeeld, zag tnen den ganfchen adeldom met drift' tot deze verlustigingen geneigd. Sommigen {richten renfpelen in hunne uitgeftrekte tuinen; anderen fieldert Zich bloot aen het uitjouwen des volks, dat hen, in  Driehonderd Veertigste- Brieê. ïjj* in wien het niets anders dan Onbehendige koetsfiers zag, tot een voorwerp van zijne fpotternijen maekte. Kortom deze Woede ging zoo verre, dat raedsheeren, burgemeesterlijkeperfonaedjen, vrouwen zelfs van het eerfte aenzien i zich met deze lage rollen belastten. In de renfpelen fneuvelde gemeenlijk veel volks; en men verhaeltdat op zekeren dag één der ftrijderen, die voorbij den Keizer Klaudius gingen, tot hem zeide: „ Ontvang, o Vorst, de begroeting der geenen, die tot uwe tijdkorting moeten fterven." De groote meenigte der geheele of verminkte naeldzuilen , welken men in verfcheiden wijken van Rome verfpreid ziet, of die nog onder de puinhoopen bedekt zijn, en ten eenigen dage door den tijd en de omftandigheden kunnen ontdekt worden, was een der voornaemfte fieraed* jen, die de aloude renperken veriierden. Het denkbeeld van dezelven is men verfchuldigd aen de Egiptenaers, en klimt tot de hoogfte aloudheid op. Toen de Romeinen hunne wapens op den Nijl overbragten, ftonden zij verwonderd over deze gedenkteekens, gemaekt uit eeneenig blok van granitfteen, en bewerkt in de fteen» groeve zelf, waeruit men het getrokken had. Zij waren aen de zon toegewijd, en met vele Zinnebeeldige letteren beladen. De verooveraers van Egipte deden ze overvoeren naer Italië, en verfierden 'er hunne hoofdftad mede. De talrijke gedenkteckenën van deze foort', te Rome overgevoerd, federt van hunne voetzuil' afgeworpen, en meestal door Sixtus denVdea weder  tpo. Dé Nieuwe Rèizigèr. {Opgericht, zijn de bestbewaerde getuigen van de grootheid dezer aloude hoofdftad der weereld'. De vier grootfte, de eenigfte zelf, waer van ik fpreken zal, zijn die van het plein van St; Peter, van St. Jan van Lateranus, van S,e Maria Majora, én van het plein des Volks. De eerfte is de eenigfte, die geheel gevonden werd in hetrenpcrk van Nero, waer tegenwoordig de heiligdomskamer der St; Peters kerke is. Zij is grooter en van een beter gefchiktheid dan de anderen, van een eenig ftuk oosterfche granitfteens, en tweeënzeventig voeten hoog; en zijné geheèle hoogte, wanneer men 'er het kruis en de Voetzuil onder begrijpt, is honderd en vierentwintig voeten uit de ftraet van het plein. Sixtus de Vde. deed zé oprichten door het beleid vanDominikus Fontana, zijn'bouwmeester, met behulp van een werktuig, door dezen kunftenaer uitgevonden. De onderneming fcheen van eene onoverkomelijke zwarigheid : meer dan honderd vernuftelingen of wiskunftenaers, welken men uit alle kanten van Europa deed komen , boden hunne ontwerpen aen; en na vele twistredenen , werd dat van Fontana verkozen. De toebereidfels waren ontelbaer; de ijzeren kringen, om de naeldzuil te omvangen, woe* gen veertig duizend pond; zeven paer osfen waren 'er noodig om een ftuk houts voorttetrekken; en het timmerwerk fcheen een woud te zijn. Fontana begon zijn werk den 30 ft*" van April 1586; en de naeldzuil werd ter beftemde plaetfegebragt den J3*" van Juni. De arbeïd werd ge*  Driehonderd Veertigste Ërïep. 103 g'eftaekt tot het einde van den zomer, uit hoofde van de hitte ^ en begon weder den ioden van September; Negen honderd werklieden en vijfenzeventig paerden werden 'er toe gebruikt. De Paus verbood, op verbeurte van het leven, aen alle perfonen, van welk aenzien zij ook zijn mogten, behalve aen de arbeiders, zich in den omtrek te laten vinden, op den dag der oprichtinge, en aen deze laetfte eenig gerucht te maken , of zelfs te fpreken. Men had op het plein éene galg geplaetst; en de fchout met de geregtsdienaren en de beul begaven zich 's morgens derwaerds. Fontana ontving de zegening Van den wreeden Paus, die tot hem zeide dar, het mislukken van het werk hem het leven zoude kosten; en de bouwmeester, die hem voor een' man van zijn woord kende, deed bij alle voorvallen paerden gereed houden, welken hij gelukkig niet noodig had. Deze nieuwigheid had te Rome eene ontzagchelijke meenigte volks doen komen. De naburige ftraten van St. Peters plein, en de daken der huizen waren met volk bedekt. De naeldzuil werd in tweeënvijftig herhalingen opgericht, en op hare voetzuil gefield bij het ondergaen der zonne. Het kasteel St. Angelo verwittigde deze gebeurtenis door eenelosling van al zijn gefchut. De verheugde werklieden namen Fontana op hunne fchouders, en bragten hem in triumf naer zijn huis, in hec midden van het gejuich, en op het geluid der fpeekuigen. Het volk, dat hem verzeüe, deed XXVL Deel. N &  i94 De Niéuwe Reiziger* de lucht van 's mans lof wedergalmen; en de Paus overlaedde hem met eerbewijzingen en rijkdom. Hij maekte hem Ridder van de gouden Spoor en Romeinfchen Edele, liet gedenkpenningen tot's mans eer flaen, en begeerde dat men het volgende opfchrift op den voet der naeldzuil' plaetfte: „ Dominikus Fontana, uit „ een dorp bij Come , heeft dit gedenkftuk aengevoerd, en op deszelfs voetzuil opgericht.'* Behalve de aenmerkelijke jaergelden, welken hij van den Paus ontving, fchonk hem Sixtus nog al het timmerwerk en de gereedfchappen, die onnoemelijke fomme beliepen. Dezelfde bouwmeester werd ook belast met de oprichtinge der andere naeldzuilen , en verfcheiden werken, waervan de arbeid door den dood van den Paus verhinderd wierd. Clémens de VIII^ had geenszins dezelfde inzigten, en was zelfs bedacht om Fontana wegens het geld, dat hij in zijne bouwingen befteed had, te verontrusten 5 maer de kunftenaer, tot Napels beroepen, en tot eerften bouwmeester van den Koning der beide Siciliën benoemd, begaf zich derwaerds, om 'er genot van zijnen roem en rijkdom te hebben. Ik heb gefproken van eene tweede naeldzuil ,• welke hij voor de kerk' van St. Jan vanLateramjs mede [(*) Onze fchrijver 2egt Clémens de VIIdö, zekerlijk bij vergisiing, alzoo die Paus voor Sixtu» «Jen V den op den Roomfchen Stoel zat, Clémens de VlIIfte volgde, na eene korte regeiing van drie ander® Paufen, Sixtus den V den in twee jaren op.3  Driehonderd Veertigste Brief. ïp^ mede opgericht heeft. Koriftantijn liet ze van Thebë naer Alexartdria brengen, vanvvaer zij haer Rome gevoerd j en in het groote renperk geplaetst wierd. Toen Sixtus de V de haer liet ontgraven, was zij gebroken in drie ftukken, welken Fontana verëenigde, maer waervan men doorgaens de voegen befpeürt: wat hare hoogté betreft, men acht dat zij omtrent honderd en Vijftien voeten tusfehen het kruis en de Voetzuil hoog is. Die van Ste Maria Majora, Zonder zinnebeelden, gelijk die van St. Peter, en op verfcheiden plaetfen gebroken, is herfteld en opgericht door denzelfden kunftenaer. Hét fpits, dat 'er aen ontbreekt, wordt vervangen door verfcheiden metalen fieraedjett , waerop een kruis rust. De vierde naeldzuil, welke Augustus uit Egipteliet brengen, werd te Héliopolis gemaekt, meer dan zes honderd jaren, zege men, voor de geboorte van Jezus Christus. Zij is de eenigfte, die alle hare uitwerking behoudt op het plein des volks, wordende niet gelijk de anderen, door de nabuurfchap der grootfte gebouwen verduisterd. Alle deze gedenkftukken, die, als foorten van vierkante en fpitstoeloopende kolommen, ftrekken om de fteden te verfieren, en de gedachtenisfe der groote mannen of groote gebeurtenisfen te vereeuwigen, zijn, gelijk ik reeds gezegd heb, van granitmarmer, zoo hard als diamant, en met verfcheiden kleuren geteekend. Het wit, rood, violet, blaeuw, graeuW en zwart zijn doorzaeid met kleené kristalijnen N a vlek-  iptf De Nieuwe Reiziger. vlekken, zeer glad en luisterrijk gepolijst. ïil het befchouwen van deze werken, uit een eenig ftuk gemaekt, waervan fommigen meer dan honderd voeten hoog zijn, en zich op hunnen voet door hun eigen gewigt ftaende houden, moet men zich ten hoogfte verwonderen over het vernuft der aloude Egiptenaren, die de kunst bezaten om fteenen van deze zwaerte uit de ingewanden der aerde te trekken, ondanks derzelver ongemeene hardheid fraeije zinnebeeldige letcers daerop te fnijden, dezelven zonder breken in de af. gelegenfte, landen te vervoeren, en ze te verheffen op voetzuilen," waerop zij, gedurende duizende van eeuwen, de winden, ftormen, en orkanen gecrotfeert hebben. Ten aenzien van de manier' om dezelve uit de fteengroeve te ligten, verhaelt men dat deze aloude volken zich op de volgende wijs gedroegen. Men dolf eene breede en diepe grafc van de plaets', waer zij dezelven uitgehouwen hadden, tot in den Nijl; en ten tijde der overftroominge, werd deze graft met water gevuld en tot eene vaert gemaekt. Men had 'er eene groote en bekwame fchuit vervaerdigd , om de naeldzuil, die op de twee zijden van de grafc als in de lucht rustte, in te nemen. Men maekte haer allengskens los, totdat zij zich op de fchuic bevond; waerna zij door de vaert in den Nijl, en voorts ter beftemde plaetfe gevoerd wierd. Ik ben, enz. Rome, den 4*» van Maart, 1758. Drie-  19? Driehonderd Eenenveertigste Brief. Vervolg van Rome. Men moet de fonteinen, die thans één der grootfte fieraedjen van Rome uitmaken, niet verwarren met de aloude en trotfche waterleidingen, die deze hoofdftad van*het keizerrijk van water voorzagen. Gedurende den tijd van meer dan vier eeuwen, bedienden zich de Romeinen alleen van het water des Tybers, der putten en eenige bronnen, die van hunne heuvelen afdaelden. De Tuchtmeester Appius was de eerfte, die het van een afgelegen oord, zeven of agt duizend fchreden van Rome liggende, in de ftad deed komen. Zijn voorbeeld was het richtfnoer der algemeenc pracht' omtrent dit nuttige voorwerp; en een onmetelijke arbeid deed rivieren en ftroomeu in deze ftad vlieten. Agrippa herftelde, gedurende zijn wij kmeesterfchap, eenige havens, door zijne voorzaten begonnen, en vermeerderde derwijze hec water, dat ijdere wijk, ijder plein, ijdere ftraet, en om zoo te fpreken ijder huis eene fontein tot hun gebruik hadden. Door het verbeteren van de eerfte werken, en 'er nieuwe bijtevoegen, gaf hij aen Rome zeven honderd vlakke en vijf honderd fpringende waterwerken. Hij liet honderd en dertig vijvers maken, welken hij met de uiterfte pracht' verfierde, door 'er vier honderd N 3 ko-  jq8 De Nieuwe Reiziger. kolommen en drie honderd fhtndbeelden van marmer en metael te verdeelen. Al dit water werd door de lucht gevoerd in waterleidingen, niet min fchoon dan beftendig, die gedeeltelijk in fland zijn, en nog tot hunne eerfte fchikking dienen. In dit opzigt vooral gelijkt het hedendaegfche Rome meest naer het aloude. Hiervoor heeft het de voornaemfte verpligting aen Sixtus den yden en Paulus den V*1», die in dit ftuk de grootheid en pracht aen de Meesters der weereld* betwist hebben,- en door de zorg dezer twee Paufen, is deze ftad bijna de eenige, waerin men kan zeggen water te zijn. , Niet alleen zijn de laegfte plaetfen door deze meenigvuldige bronnen befpoeid; maer de verhevenfte oorden , zelfs de top der bergen, het Kapitool, de Janikulus, de Quirinalis zijn op hunne kruinen voorzien met zoo vele fonteinen, ftroomende door waterleidingen, die 'er rivieren aenvoeren. Deze foort van arbeid, die alleen de rijkdom» men van Frankrijk kan vermeerderen , is ons onbekend, Iemand had voorgefteld Parijs te drenken en reinigen, door 'er de rivier de Ivette iq te brengen: hij bepaelde het flechts op zes mijlen; en Parijs is oneindig rijker dan Rome, dat het water van veel verder doet komen. Maer het pntwerp was nuttig en gemakkelijk; twee redenen waerom men het niet had moeten verzuimen. Voor het overige zijn de fonteinen van Rome misfchien minder te roemen om haren gedurigeu overvloed van water, dat onafgebroken ftroomc, dan  Driehonderd Eenenveertigste Brief. 199 dan om den frnaek, de pracht en verfcheidenheid van hare gedaenten, waeraen de kunst der bekwaemfte bouwmeesteren zich uitgeput heeft. Niets is aengenamer in deze foort, dan de fontein , welke Paulus de V de op den top van den berg Janikulus deed ftichten, en mat eene grootfche orde van granitmarmeren kolommen verfieren. Deze kolommen onderfteunen eene verheven lijst, in wier midden een opfchrift ter zijner eere is, en boven welke, in de kroonlijst, zich de wapens van dezen Paus uit het Huis van Borgefius bevinden. Uit de drie open monden, in het ligchaem dezer lijst', ftroomt eene rivier, die molens, fmeederijen., papier en andere handwerken, op het hellen van den berg, in beweging brengt, en, na een gedeelte der ftad beipoeld te hebben, zich met overvloedige fonteinen, die onophoudelijk fpringen, op het voorplein der St. Peters kerke ontlast. Doch het beste water van Rome, en hetaengenaemfte om te drinken, vloeit uit de fchoone bronn' van Trevi. De Romeinen noemen het zelve het macgdewater, omdat men wil dat eene jonge boerin het aen foldaten , door den dorst verfmacht, ontdekte. De marmeren kom, die het ontvangt, vormt eene foort van meir, waeruit het zich door verfcheiden graften naer elders verdeelt. Clémens de XII* liet de teekening der tegenwoordige verfierfelen vervaerdigen, en voerde ze gedeeltelijk uit; en Benediktus de 2üVd? voltooide het werk van zijnen voorzaet. N 4 De  200 De Nieuwe Reiziger. De beroemfte van alle deze fonteinen verdere het midden der vermaerde plaets' Navona, de fchoonfte, grootfte en befaemfte dezer hoofdftad. Eene doorfchijnende rots giet een' ftroom door vier monden uit. Vier reusachtige ftandbeelden, die de voornaemfte vloeden der vier weerelddeelen verbeelden, te weten, den Donau, Ganges, Nijl en Plata, worden in verfchillende geftalten onderfteund tegen de rots, die tot eene voetzuil ftrekt aen eene naeldzuil van meer dan vijftig voeten hoogte, uit hetren^' perk van Karakalla gehaeld. Deze vloeden werpen uit hunne kruiken overvloedige golven die, na de kom rondgeloopen te hebben, fchijl nen te dringen in de holen der rotze, onder welke zij overgaen in andere graften, om zich elders m nieuwe gedaenten te vertoonen. De Koningin Christina, zich voor de eerftemael over deze fchoone watervallen verwonderende, geloofde dat het flechts de fpeling Van eenigè oogenbhkken was, om haer eer aentedoen, en verzocht uit fpaerzaemheid daermede optehouden; maer men benam hare ongerustheid, door haer te verzekeren dat dit water onophoudelijk ftroomde, des nachts voor de maen, en des daegs voor het Romeinfche volk De plaets Navona, waer nog twee andere fonteinen gevonden worden, beftaet denzeïfden grond, dien eertijds het Perk van Alexander Severus anderen zeggen het Vechtperk, hetWorftelperkenhet groote Perk, waervan geene »erken meer overblijven, fq het Veld van Mars  Driehonderd Eenenveertigste Brief. 201 befloegen. Zij is vier- of vijfmael langer dan breed ; en aen haer een einde pronkt zij met een' zegeboog? Het paleis van Pamphilius, dat eene harer zijden yerfierc, paek aen eene kleene kerk, welke dit Huis voor zich tot eene kapél heeft laten bouwen, Men roemt deszelfs fchoonheid, rijkdom en de meenigte der fieraedjen. Het midden der plaets' hooger zijnde dan de boorden, kan men 'er in weinig tijds eene kom van twee of drie voeten diepte maken; men heeft ten dien einde flechts de buizen, door welken het water in andere graften verdeeld wordt, toe te fluiten; en welrasch is de ganfche plaets overftroomd: dit fielt men gemeenlijk in 't werk in groote hitte, een uur voor het ondergaen der zonne. De ganfche adeldom van Rome komt 'er dan wandelen, of rijdt 'er verfcheiden malen rond, om'erdekoel^ te en frischheid te genieten, Eene meenigte van aenfchouweren onthoudt zich in de venrteren, en verwekt zelfs een aengenaem fchouwfpel. De vreemdelingen, in deze hoofdftad komende , worden aenftonds verrukt door de openhare plaetfen, verfierd met fonteinen, meldzuilen, ftandbeelden en paleizen van de uiterfte pracht', Ik fpreek alken van die geenen, waerin men nog eenige overblijffels der gedenkflukken yan het aloude Rome vindt. De berg Quirinales, tegenwoordig Monte Cavallo, heeft dezen niein wen naem gekregen van twee aloude paerden, sjder vastgehouden door een' jongeling, en van welken deze aloudheid zelf de voornaemfte ver,, dienfte uitmaekt; niet dat ik geloof, volgens een pud en valsch opfchrift, dat zij het werk van  aoa De Nieuwe Reiziger, Fidias en Praxiteles zijn; eenige beter onderrichtte geleerden hebben mij verzekerd dat zij niet boven de eeuw van Augustus opklommen. Beide dienden zij ter verfieringe der Badftoven van Konftantijn, vanwaer Sixtus de V* hen liet wegnemen, om 'er het plein voor het paufelijk paleis, op Monte Cavallo, mede te verrijken. De Paufen houden 'er hun gewoon verblijf, en komen het Vatikaen niet bewonen, dan in de groote plegtigheden, uit hoofde van de nabuurfchap der St. Peters kerke. De ongezonde lucht, welke men 'er inademt, vooral des zomers, heeft hen eene hooger woonplaets doen verkiezen. Het paleis Quirinalis werd begonnen door Paulus den IIIden, omtrent het midden der zestiende eeuwe. Gregorius de XIII* vermeerderde de gebouwen, en voegde 'er tuinen bij, welken zijne opvolgers, en vooral Sixtus de Vde, deden vergrooten en veriieren, Twee groote marmeren kolommen maken den voornaemften ingang uit, en dragen het geftoelte, tot den zegen van den heiligen Vader gefchikt» Het hof is omringd met een' grooten overwulfden gang, die het verblijf van een' oppervorst aentoont, De vertrekken zijn tamelijk ver uitgeftrekt; en de tuin is aengenaem om zijne wandelwegen en de fchoonheid van zijn water. De Plaets der Colonna ontleent haren naem van de Antonijnfchekolomme, die 'er het fchoonfte fieraed van uitmaekt. Dit is, naer men gelooft, een zegeteeken, door den Raed aen Antonius den godvruchtigen , na, deszelfs dood, op-  Driehonderd Eenenveertioste Brief, ao$ opgericht. Zij is honderd en zestien voeten hoog, daer onder begrepen de voetzuil, die eene hoogte van vijfentwintig voeten heeft; en het halfverheven beeldwerk, dat den voet tot aen het kapiteel verfierd, omringt haer met eene fchrpefwijze lijn', en vertoont de vermaerctfte gebeurtenisfen van de regeringe dezes Keizers en zijns fchoonzoans en opvolgers Markus Aurelius. Men ziet 'er, onder andere zaken, het zoo bekende wonderwerk der blikfemende legerbende. De Hemel doet in het leger der Romeinen een1 weldadigen regen nederdalen, om hen te verfrisfchen, en op de Barbaren weerlicht en blikfem, die hen op de vlugt drijven. De verbaesde foldaten verheffen in de lucht hunne helmen en fchilden , om het water, hun door den Hemel toegezonden, te ontvangen; en anderen drinkenmet eene gretigheid, die den ongemeenen dorst, welke hen doet verfmachten, uitdrukt. De menfchen en paerden, aen alle kanten ter aerde geftrekt, geven een der droevigfle vertooningen. In de lucht befpeurt men een! man, vliegende met uitgefpreide armen, en voorzien met eenen grooten baerd , die zich in regen fchijnt te verkeeren. Dit verdichtfel fchijnt te bewijzen, dat men de Christenen niet als de uitwerkers van het wonderwerk befchouwde s of dat men van hunnen God de zuivere en verheven denkbeelden van het Christendom niet had. Men zegt echter dat Markus Aurelius, in zijne brieven, hun de behoudenis van het leger toefchreef» ' D«  204 De Nieuwe Reiziger. De kolom, die deze gebeurtenis vertoont en uit vijfentwintig marmeren ftukken beftaet' is van eene Korintifche gedaente, en meer dan zestien voeten in hare grootfte middenlijn. Men klimt tot zijnen top door een honderdtal van treden; en de trap, van binnen gemaekt, wordt door verfcheiden venfters verlicht. In ftede van het vergulden metalen beeld des Keizers, dat'er PP moest ftaen, plaetfte 'er Sixtus de V*, die haer deed herftellen, het beeld van St. Paulus op, eene vreemde vermenging van een'Apostel van Jezus Christus met de overwinningen het verheven beeldwerk , de opfchriften en alles Wat dit gedenkftuk van het Heidendom vertoont! Insgelijks, wanneer men op den voet der ko* lomme van Trajanus, de zegeteekenen van den Keizer, wiens naem zij draegt, befchouwt, en dat alle de beelden, waermede zij beladen is', de krijgsverrichtingen van dezen Vorst aenduid'en verwacht men het ftandbeeld van Trajanus, houdende de gouden kruik, die zijne lijkasch bevat, in de hand', en geenszins het beeld van Sr, .Peter, met zijne fleutelen gewapend, boven de kolom te zien. Dit is mede eene beeldtenis van denzelfden Opperpriester, die in dit ftuk meer Paus dan man van fmaek' was. Deze kolom, die voor de fchoonfte der weereld' gehouden wordt, diende ter verfieringe aen de fchoonfte plaets van Rome. Zij werdt toegewijd aen Trajanus door het volk en den Raed, terwijl deze Vorst de Parthen beoorloogde. Men Pil dat zij niet alleen gefchikt was om hem tot eene  Driehonderd Eenenveertigste BriëF. aö£ eene begraefplaets te dienen, maer insgelijks om de nakomelingfchap te verwittigen, hoe veel moeite en arbeid het gekost had om den grond der plaetfe te verëffenen, waervan men de aerde had opgeworpen tot op de hoogte der ko-* lomme, dat is, van omtrent honderd en vijftig voeten, het kroonwerk en de voetzuil daeron* der begrepen. De fchaft is famengefteld uit drieëntwintig blokken wit marmer, van meer dan vier voeten dikte, lootregt op eikanderen gelegd, in de geheele breedte Van het gedenkftuk. Aen de eene zijde dezer voetzuil' is eene poort, door welke men opklimt langs een' wenteltrap van meer dan honderd en tagchentig treden , uitgehouwen in de blokken, die de kolom uitmaken, en inwendig verlicht door kleene openingen, die de orde der tekeninge niet misvormen. Het buitenfte is verfierd met halfverheven beeldwerk, gefchikt op een'band, die in eene fehroefwijze lijn' tot het kapiteel opklimt. Men telt 'er bij de drie duizend verbeeldingen, die, in verfchillende geftalten, de oorlogsgefchiedenis van Trajanus, en vooral zijne twee krijgstogten tegen de Daciërs vertoonen. Men ziet 'er belegeringen, optogten van heiren, veldflagen, legerplaetfen, overtogten over rivieren; en in deze meenigvuldige voorwerpen, welken ik niet moede wierd met verwonderinge te befchouwen, gaf ik voornamelijk acht op de woede der Dacifche vrouwen, die, door de wraek aengeprikkeld , zelf de Romeinfche gevangenen plunderen, en met de fakkel' in de hand  •ïo6 Ds Nieuwe Rèizicer. hand' hen met kleen vuur verbranden. Deze zelfde volken, om het verlies van hunne vrijheid niet te overleven, Haken hunne Had in brand, eri beijverde zich om den dood te gemoet te loopen. Een hunner Opperhoofden biedt hun een' vergiftigen beker aen ; en allen ftrekken zij om ftrijd de armen uit, om dien eerst aentevatten, zonder daervan afgekeerd te worden door het droevige en verfchrikkelijke fchouwfpel der geenen * welken zij dood of ftervende aen hunne voeten zien vallen, Ten einde geene dezer verbeeldingen, niettegenflaende de hoogte der kolomme, den oogen der aenfchouweren mogte ontfnappen , heeft de kunftenaer haer derwijze bewerkt, dat de geenen, die digt bij het kapiteel komen, van dezelfde grootte fchijnen als de naburigften Van het voetftuk; Waeruit gij kunt oordeelen hoe zeer de Romeinen ervaren waren in de wetenfchap der doorzigtkunde, door het waernemen van derzelver regelen in hunne werken. > ' Deze kolom befloeg oudtijds hét middenpunt Van het geene men toen de plaets van Trajanus, Forum Trajani, noemde. Volgens de befchrijving van eenige historiefchrijveren , heeft Rome aaimmer iets bezeten , 't welk men met deze plaetfe kan vergelijken. Zij was, van vier kanten, omringd met een driedubbel zuilgebouw van Grieksch marmer, en in het midden van ijdere zijde verhjef zich een groote boog, die in eene koepel eindigde. Het zuilgebouw beftond in overdekte gallerijen , verrijkt met de kos»  Driehonderd Eenenveertigste Brief. 207 kostbaere ftandbeelden * benevens de beelden van alle de doorluchtige mannen, welken men 'er door 't bevel van den Keizer en den Raed plaetfte. Van de onmetelijke fchatten, welken Trajanus , na de nederlaeg der Daciërs, medebragt, nam hij het noodzakelijke geld voor deze bouwingen, die alles; wat Rome luifterrijkst en prachtigst tot dien tijd toe bezeten had, overtreffen. Alles vertoonde 'er zich in zulk eene gedaente Van glans en grootheid, dat de magtigfte Vorften, na dit gedenkftuk van de pracht dezes Keizers gezien te hebben, de hoop verloren om iets diergelijks te ondernemen. Thans is het flechts eene zeer kleene plaets, waervan men misfchieh niet zoude fpreken zonder deze kolom, welke de tijd geëerbiedigd heeft. De Voetzuil en het onderfluk der kolom waren ge-1 heelenal bedolven ondef de puinhoopen der gebouwen , hier omftreeks omver geworpen. Sixtus de Vde, deed dezelven oprichten, en rondom de voetzuil een' diepen omtrek maken, dien hij met een hek omringde. Men moet zeer digtbij zijn, om het gewaer te worden; want op een' geringen afftand, fchijnt de kolom onmiddelijk uit de aerde te rijzen, zonder door eenig voetftuk onderfteund te worden. Eene andere plaets, eertijds zeer beroemd, en waervan nog eenige kenmerken overblijven , is de Romeinfche Markt, Forum Romanutn, tegenwoordig Campo Vaccine, de KoeijenMarkt, tusfehen den berg Palatinus en het Kapitool. Voortijds was het de meescbezochte plaets van Rome.,  £o8 De Nieuwe Reiziger. Rome, waer de pracht dezer ftad hare fchoonfte gedenkftukken had ten toon' gefteld. Men zag 'er fcholen voor de jeugdgroote en uitmunten* de gebouwen, geregtshoven, tempels, paleizen en zegeteekens. De Romeinen hielden 'er hunne vergaderingen, en ontvingen 'er de indrukfels van hunne Redenaren op het fpreekgeftoelte, verfierd met voorftevens van fchepen, op de vijanden verooverd. De heilige wegliep 'er door in de geheele lengte; en langs denzelven trokken de vermaerde triömfeerders, die de pracht en den rijkdom der volken te Rome bragten. Scipio, Cefar, Pompejus en Augustus hadden 'er hunne paleizen, en alle de groote lieden ftandbeelden. Men toont 'er de plaets* waer zich het meir van Kurtius, verfcheiden triomfbogen, de tempel des Vredes en die der Eendragt' bevonden , in welken laetften de Raed in gewigtige zaken vergaderde, waerin men de medepligtigen van Katilina vonniste, waerin men het lot der Koningen befliste, waerin de magtigfte Vorften van Azia zich vereerd achtten toegelaten tc worden. De Romeinfche Ridders, op de trappen van het voorpoortael gezeten, droegen zorg voor de veiligheid en rust der Overheden. Welke groote denkbeelden herinneren ons deze aloude gedenkftukken! Maer de verwoestingen des tijds , en de naem zelf, dien tegenwoordig deze plaets draegt , fchijnen haer te vertoonen in haren voorgaenden ftaet, toen de Troijanen, aen den voet van den berg Aventinus aenlandende, haer be";  Driehonderd Eenenveertigste Ëriep. ièer na eikanderen den yermaerden Rafaël, en de beroemdfte bouwmeesters van hunnen tijd toe gebruikten. Maer deze kunftenaers hielden- zich meer bezig met 'er nieuwe fchetzen van te geven , dan met de bouwing' van het gefticht zelve. Men begon 'er eerst ernftig aen te werken, toen Paulus de 1114e het beftuur daer van aen Michiel Angelo vertrouwd had. Deze groote man ontwierp een bellek, dat, ontwikkeld van alle de deelen, door zijne voorgangers voorgemeld, deszelfs uitvoering gemakkelijker maekte, zonder het iets te benemen van deze verheven hoedanigheid, zoo welvoegelijk voor deszelfs beftemminge. Het eerfte denkbeeld van dezen kun. ftenaer was hetzelve degedaente van een Grieksch kruis te geven, dat is, waervan alle de takken gelijk waren, tegen de meening van Bradamante , die een Latijnsch kruis voorftelde. Zijn beftek werd geheel aengenomen,. met verbod van 'er iets in te veranderen; en zoo lang hij leefde, werd het gebouw met genoegzamen ijver vervolgd: doch na zijnen dood, bouwde men de koepel Volgens zijne berichten, onder de befturing van Fontana , bouwmeester van Sixtus den V noeg aentemerken, dat de vergulde metalen bol, waermede de lantaern eindigt, twintig perfonen kan bevatten. De Romeinen zijn zoo opgetogen over dit uitgeftrekte4^ieesterftuk, dat zij, wanneer men hun eenige verwondering betuigt over hunnen geringen fmaek in het reizen, mee koelheid antwoorden: „En waer zouden wij ,, gaen, om zulk eene fchoone koepel te vinden. Paulus de Vden oordeelde dat deze kerk, indien zij de gedaente van een Latijnsch kruis hadde , veel deftiger zoude worden, en meer volksbevatten: men ging dan over tot het eerfte denkbeeld van Bradamante, en verlengde de middenruimte, die het gezigt op de plaets heeft, dat is, den westelijken tak van het Griekfche kruis des befteks van Michiel Angelo, met verfcheiden, bogen. Men moest derhalve het oude voorpoor- tac!  222 De Nieuwe Reizigeiu tael afbreken, en een nieuw bouwen j zijnde het zelfde dat men tegenwoordig nog befchouwt. Het pronkt met eène Korinthifche bouworde, waer van de kolommen agtvoeten middenlijns hebben; en het zou alleen in eene groote ftad eene heerlijke kerk uitmaken. Men ziet 'er de ridderbeelden van twee Keizeren in eëne heldhaftige houding', Konftantijn en Karei den Grooten, die den Romeinen de giften, welken zij aen den Heiligen Stoel gedaen hebben ,• fchijnen te herinneren. De onmetelijke en prachtige plaets, die *er voor ligt, en wier midden praek met de vermaerde naeldzuil, aen de Zon door Sefostris,' eri aen den Schepper der Zonne door Sixtus den V<** toegewijd, is gedeeltelijk met marmer bëftraet, en omringd door een' rondloopend zuilgebóüw, door het welke de Ëernin een' onrterfelijken naem behaelde. Vier rijen van kolommen, wijfelijk verdeeld ,■ en bekroond door1 eene baluisterbalie, van honderd en dertig ftand^ beelden van Heiligen, en met de wapentrofeen van alle de Paufen, die aen deze kerk hebben doen arbeiden, omringen deze plaets, die be* fpoeld wordt door twee fonteinen, op een' gelijken afftand van de naeldzuil, en wier fpringend Water, met groote ftralen voortkomende, in het nederdalen een' dubbelen uitgefpreiden val maekt j in meenigvuldige kommen van marmer en granit. De kerk van St. Peter is van buiten verrijkt met groote platte zuilen der Korinrifche bouwor*» de, en tusfchen dezelven verfters en vakken, die zulk een volmaekt geheel maken, dat de kenners  Driehonderd Tweeënveertigste Brief. as3 ners zich over dit gedeelte, vólkomen naer de teekening van Michiel Angelo, niet genoeg kun* nen verwonderen. Uit het voorpoortael treedc men in de kerk door drie groote poorten; want de vierde, die op eene der benedenzijden uitloopt, is altoos bemuurd, en wordt niet geö* pend dan ten tijde van het jubelfeest; men noemt haer de heilige poort. Men ontmoet aenftonds eene groote middenruimte van omtrent zes honderd voeten lengte, en van zulk eene juiste evenredigheid , fchoon de afmetingen ongemeen groot Zijn, dat men deze uitgeftrekteonafmetelijkheid niet befpeurt, dan met dezelve te doorwandelen. De middenruimte geleidt ons naer de koepel, die honderd en tweeëndertig voeten middenlijns heeft, en van den vloer tot aen de opening der lantaern drie honderd en elf voeten hoog is: de buitenfte hoogte, tot aen het einde van het kruis, is van meer dan zes honderd voeten, dat is, omtrent tweemael zoo hoog als de toren der Lieve Vrouwe kerk' te Parijs, zonder dat de fchoone evenredigheid van den bevalligen omtrek daer door benadeeld wordt. Zij is inwendig verfierd met ingelegd fchilderwerk; en men leest op het lijstwerk , waerop de platte zuilen, die de rondte verfïeren, rusten, dit opfchrift in gouden letteren , die hooger dan een mensch zijn , en waerin. de beloften van Jezus Christus liggen opgelloten; Tti es Pettus; & fuper batte Petram edijtcabo Ecclefiam meam* Het geene ons aenftons treft, wanneer men ia deze kerk treedt, is het verhemelte, dat de Belijdenis  £24 De Nieuwe Reiziger. lijdénis van St. Péter; dat is, het groote Altaér' bedekt. Het rust op vier geflingerde kolommen van verguld koper, tot welken men zegt meer dan Vierhonderd duizend ponden van dit metael, van het Pantheon genomen, gebruikt te zijn; Rondom de kolommen verheffen zich omkrullende wijngaerdranken tot de kapiteelen: de fleutels 4 '■ de paufelijke kroon, en de andere teekéns zijner waerdigheid worden door groepen van kin-' deren onderlteund. Vier groote beeldtenisfen' van engelen, op ijderen hoek van het paveljoen Vastgemaekt, laten bloemfestoenen op het overige van het werk afdalen. Deze vernuftige famenftelling, wier uitvinding aen de verdienfte van den Pvidder Bemin moet toegefchreven worden, is agtëntagchentig voeten hoog, van den grond tot aen het lijstwerk. Het altaer, op 't welke de Paus alleen, of een Kardinael, wien hij het vermogen daertoe geeft, regt heeft de heilige Verborgenheden te vieren, ontleent zijn' grootften rijkdom van zijn' gelukkigen ffand; dewijl het gewoonlijk alleen met een kruis en zes kandelaren verfierd is. Deze op zich zeiven ftaende altaren, gemeenlijk Romeinfche genoemd, herinneren mij een kortsgeleden gefprek met een' Franfchen bouw^ meester, die derzelver gebruik in verfcheiden onzer kerken afkeurde. „De welvoegelijkheid, „ zeide hij, is de wezenlijkfle en geflrengfte „ voorwaerde in alle de voortbrengfelen der „ kunfte; de rijkdom, de fchoonhcid, de be;» koorlijkheid en de fieraedjen moeten daeraeft' „ on~  Driehonderd Tweeënveertigste Brief. 225 onderworpen zijn; zonder haer, verliezen de bijzonderheden en zelf het geheel deruitwer„ kinge alle hunne verdienften, en worden Hechts ,j luisterrijke gebreken. Allerlei gedenkteekens ^, moeten dus eene aerimerkelijke betrekking heb„ ben met hun oogmerk en gebruik» ,, Volgens dezen onbetwistbaren grondregel,' vfergeleek hij de nieuwe manier, in onze ker„ ken ingevoerd, met de tempelen van den % poëtifchen godsdienst deralöuden. Ijder tem,j pel heeft twee voorwerpen; de Godheid, wels, ke men 'eraenbidt, en den eerdienst, dieri ,j men 'er haer bewijst. De Goden van heé „ Heidendom, bijna allen in de verbeelding'ge- fmeed , volgens Hoffelijke en hatuurlijké 4, voorbeelden van magt', grootheid en luister, „ moesten tempels hebben, die in pracht'alles, „ waermede men in de paleizén der grootftë „ weeteldvorften het volk verblindde, evenaer„ ten eh zelfs overtroffen. Hunne bouwing moest insgelijks overeenkomen met de bèöeP» „ feningevan hurineri eerdienst. De offeranden,' k' waerin men talrijke flagtöffers ömbragt, waer„ m men de ingewanden der dieren van één fneed ?J om ze te raedplegen, waerin men groote vureii j, óntftak om ze te vertéren, waerin men over„ vloédigé dranköffers plengde, eh andere pleg„ tigheden verrichtte, die een groot getal vart s, kerkdienaren vereischten; dit alles vorderde „ eerie ruime uitgeftrektheld; en dén zetel Van „ dezen toeftel, het godsdienftige tooneel van de,, ze foort' van eerdienst, die van alle de om- XXVI Deel P „ftanèj  £26 De Nieuwe Reiziger. „ ftanderen moest gezien worden, kon men niet „ beter plaetfen dan in het middenpunt des tem,, pels. Men kon hem niet te veel op zich zeiven „ nellen, op dat niets het gezigt van het volk ont„ flipte; en bovendien was het onvermijdelijk, „ dat men vrij rondom het altaer konde gaen. „ De gedaente der koepele'n en hooge daken „ moest natuurlijk ingeboezemd worden door „ de noodwendigheid om openingen te maken, }, om meer buitenlucht te fcheppen, en den flech„ ten reuk en rook te fchielijker uitgang te j, geven. „ Wanneer men dezen bloedigen en onflui* j, migen eerdienst vergelijkt met de kerkge„ woonte van den Roomfchen godsdienst, in ,, haerdoorluchtigftéenplegcigfiegedeelte, inde „ offerande der misfe, wat zal men 'er in beis, fchouwen ? Een' gewijden kerkdienaer, mees„ tentijds geholpen door een eenig kind, in het „ vieren der kleene misfen. Welk eene vermin- dering van waerdigheid, in het oordeel der ,, ftoffelijke zinnen, wanneer deze zwakke voor„ werpen zich geplaetst vinden onder eene uit„ gefh-ekte en trotfche koepel, en dat de ijdele p ruimte nog het gezigt eenige deelen van zulk „ eene geringe zaek ontrooft! Brengt deze nieiï„ we ftand van altaer meer ftaetfie in de groote ,, misfen te weeg? Kan zij een grooter denk„ beeld van de plegtige verborgenheid, die'er „ gevierd wordt, door de zinnen inboezemen ? „ Men ziet *er fleehts een grooter getal vanker- kedienaren, wier verrichtingen, fchoon be- „ trek"  Driehonderd Tweeënveertigste Brièf. aé? trekkelijk tot het vieren der heilige vèrbor. 5, genheden eGhter geen regelregt deel aen die der offerande hebben, en gevolgelijk weinig „ oplettendheid verwekken bij de geloovigen, „ die alleen den offerenden priester dienen te ,, zien. Deze blijft des voor hun niet minver- borgen en onzigtbaer, om dus te fpreken, „ dan in de kleene misfen. Ik vind derhalve, in. ,, deze alleenftaende altaren, flechts de geheele ,, afkorting van het gedeelte der kerke , dat aen de andere zijde is. Zij, die deze plaets be„ flacn, beginnende met de kerkdijken van hec j, koor, kunnen niet dan in gedachten deel aen „ de offeranden hebben, vermits de kastjes, „ kandelaers en andere fieraedjen hun alle de ?, plegtigheden verbergen, „ Eene andere ongelegenheid van dit nieuwe „ gebruik is, dat het zelfs tegen het wezen „ van den godsdienst ftrijdt. De offerande der ,, misfe is eene verborgenheid, voor onze reden ,, ondoorgrondelijk, maer overëenkomflig met 3, den oorfprong' van het Christendom. De „ Verkondiger van dezen heiligen godsdienst is een God, onder de vernedering en menfche„ lijkheid op aerde verfchenen, en nog meer „ op onze altaren verborgen onder de gedaente der geringfle vertooning', die nergens min„ der geplaetst kunnen worden, dan in eene al „ te groote ruimte. „ Gij zult mij misleidende voorbeelden te„ genwerpen, gelijk de kerk van St. Peter te Rome, en andere verwonderlijke gedenkflukP a kes  'saS De Nieuwe Reiziger. r) ken, waerin de altaren op zich zeiven ftaeni „Ik zoude aenftonds kunnen antwoorden, dat „ fommige misbruiken bevoorregt worden door 7, de groote fchoonheden, die hen vrijkoopen, „ en dat het gelukken van het misbruik nimmer het redelijke gevoelen , dat het voor zooda„ nig erkent, niet vernietigt; maer men moec de vooroordeelen, door algemeene aenmer- kingen op deze gebouwen, trachten te vol- doen. „ De kerk van St. Peter te Rome vereischte, door hare onmetelijke uitgeftrektheid, dat men „ het altaer digter bij den ingang plaetfte; en de luister, dien het welvoegclijk wasdaeraen }, te geven, om zijne overtreffelijkhcid aente„ toonen, moet in geen gevolg omtrent andere „ tempels getrokken worden. Bovendien is zij 5, de kerk der kerken, en om dus te fpreken de algemeene tempel, de hoofdkerk van het Christendom, in welken men ijder gedeeltet het zij het koor, het zij de kapéllen, als zoo „ vele bijzondere tempels kan aenmerken, „ waerin men zich kan verzamelen en tót het „ gebed verëenigen. Deze kerk, in zijn ge„ heel genomen, fchijnt bijzonderlijk geheiligd „ te zijn, om de grootfte uitwendige pracht van „ den godsdienst te doen fchitteren; en haer „ toeftand kan met dit oogmerk zeer wel over„ eenkomen, zonder dat zij ten voorbeeld' aen „ andere kerken behoeft te ftrekken. Men kan zelfs opmerken dat de kanfel van St. Peters„ kerk, de troon j}er Roemfche kerk en de „ zetel  Driehonderd Tweeënveertigste Brief, 229 „ zetel der godfpraken vertoonende, het gezigt „ van dezen tempel bepaelt en eindigt. Dit heeft „ betrekking tot mijne grondbeginfels; dewijl „ men hier de bijzondere fchikking dezer plaets „ moet aenmerken voor alle de oogenblikken, welken men 'er zich in kan begeven. De „ heilige Verborgenheden worden niet gevierd ,, dan in zekere tijden; en men heeft eene grond" „ waerheidvan het Katholyke Geloof, zijnde de „ opperheerfchappij der kerke over het geeste- lijke, altoos willen herinneren. Bovendien „ eischt de groote plegtigheid van het Opper„ priesterfchap de fchikking van het altaer, ge„ lijk het in de kerk van St. Peter is; de dienst „ zou minder doorluchtig zijn in den voorheen „ gebruikelijken Hand. Eindelijk, fchoon het „ op zich zeiven Haet, is het verfierd met eert „ prachtig verhemelte, dat de voortreffelijkheid van het altaer op eene waerdige wijs aentoont, en het dat kenmerk van onderfcheidinge, 't „ welk de betamelijkheidvereischt, mededeelt". Aen het einde van den tempel, in het ronde punt van het koor, is het heerlijke metalen ge* denkff.uk des kanfels van St. Peter, een ander meesterftuk van Bernin. Ik ken niets, dat bij de grootheid en voortreffelijkheid dezer famenftellinge kan vergeleken worden. Vier Griekfche en Latijnfche kerkvaders, St. Augustinus, St. Ambrofius, St. Chryfostomus en Sc. Athanafius, van eene ongemeene groote gehalte op ver* fierde voetzuilen, - onderfteunen eenen grooten fcaufël van verguld metael, die tot eene lijst of V 3 een*  23° De Nieuwe Reiziger, een' omtrek dient aen een' alöuden houten kanfel , overtrokken met elpenbeen, dat met eenige fieraedjen van beeldhouwerij' pronkt. Men wil dat hij zelfs voor St. Peter gediend heeft; en het. is lang in gebruik geweest den Paus, na zijne krooning, daerin te plaetfen. Van onderen is de paufelijke kroon, benevens de fleutels, door twee Befchermëngelen gedragen. Van boven omringt eene luisterrijke heerlijkheid den Heiligen Geest, die op den troon van den Prins der Apostelen fchijnt te willen rusten. De ftralen dezer heerlijkheid ftrekken zich ter zijden uit, en worden befchenen door groote venfterglazen, die den luister yan het licht en verguldfel verdubbelen. Men moet dit groote kunstwerk van nabij be= fchouwen, om 'er de heerlijkheid van te kennen. Het is geplaetst tusfchen twee vakken, bezet met twee ftukken van beeldhouwkunde, die in hunne foort' niet minder verwonderlijk zijn. Dat aen de zijde des euangeliums is het praelgraf van Paülus denIIIden, waervan de teekening voor die van Michiel Angelo gehouden wordt. Bemin heeft aen de andere zijde nieuwe bewijzen van den rijkdom Van zijn vernuft gegeven , in de uitmuntende grafftede van Urbanus den VIII dw, zijnen weldoender, waerin de fchoonheid der uitvindinge ftrookt met de vernuftigheid van het werk, die het marmer de molligheid van het vleesch heeft doen aennemen. Deze tweepraelgraven zijn de eenigften niet, waerover men zich in de. kerk van Sc. Peter vervvondert. Een ' ' dct  Driehonderd Tweeënveertigste Brief. 2.31 der voornaemfte is dat van Alexander den VIIden, *t welk geen mindereer aen het vernuft van denzelfden kunftenaer doet, De plaets was ongefchikt: eene inwendige poort, die men noodwendig moest behouden, fcheen een onoverkomelijke hinderpael te zijn j en echter is 'er niets natuurlijker dan deze famenftelling, Bcrnin heeft deze poort in eene verfchrikkelijke verfiering veranderd; de dood treedt'er uit voort, om de levensdagen van den Paus aftefnijden. De beelden der Liefdadigheid en Waerheid vertoonen zich, om hem gerust te ftellen. Deze laetfte was geheel naekt; doch Innocentius de XIde liet haer dekken, om de ergerlijke onbefcheidenheid van een' Spanjaerd, die, als een nieuwe Prométheus, eene hevige drift voor dit fchoone beeld had opgevat. In de kerk van St. Peter ziet men mede de praelgraven der Gravinne Mathilda , die den Heiligen Stoel met hare giften verrijkte; der Koninginne van Engeland, gemalin van Jakobus den IIIden, die hem door hare deugden ftichtte; en van de vermaerde Christina van Zweden, die het aloude Rome zoo hoog achtte, als zij het hedendaegfche misprees, waerin zij echter wilde Jeven en fterven. „ Geloof niet, fchreefzij aen de Gravin van Sparre, fchoon ik mij beviade „ in een land, dat de grootfte mannen des aer„ drijks bewoond hebben, en waerin nog eeni„ ge wonderbare en luisterlijke overblijffels van 9, de daden dier helden zijn, geloof niet, fchoone „ Gravin, dat hier het land der wijzen, of de> P 4 ver-  a%% De Nieuwe Reiziger. verblijfplaets der begaefdheden en deugd' is, „ o Cefar! o Kato! o Ciceromeesters van het „ aerdrijk, uw vaderland, zoo doorluchtig door „ uwe deugden en krijgsdaden, moest dan, ten „ fchande en tot onheil van het menschdom, „ eens de prooi der groffte onwetendheid, der blindde en ongerijmdfte bijgeloovigheid wor„ den. o Schoone Gravin ! men heeft hier niets s, dan ftandbeelden, naeldzuilen, prachtige pa„ leizen, en geene menfchen. Men ziet Fur- fantini-, Cvyoni, Ijirioni, illustrisfimi Faqui* „ *», uitdeelers van zegeningen. Het regent „ van deze menfchen, welken men overal vindt, „ en die overal fastidiofi, venenofi, bedelaers, „ onkundigen en vrijgeesten zijn.''' De andere verfierfels dezer kerke beftaen in verguldfels, fchilderftukken, halfverheven beeldwerk, metalen en marmeren ftandbeelden, alles zoo verftandig en gelukkig verfpreid, dat de overvloed 'er geene de minde verwarring veroorzaekt. Men heeft 'er geene aenmerkelijke tafereelen, op doek gefchilderd, maer voortref• felijk ingelegd werk, meesterftukken van deze verwonderlijke kunst', waeraen de fchilderkunst de onfterffelijkheid verfchuldigd zal zijn. Deze manier van fchilderen, door het verzamelen van kleene ftukjes van verfchillende kleuren, welken men op een11 platten grond bijéén voegt, pm 'er tafereelen van te maken, die het penfeel naerbootfen, zonderde ongefteldhedera van den tijd te vreezen, is uitgevonden door de alöuden 9 en voornamelijk federt zestig jarea do,o';  Driehonderd Tweeënveertigste Brief. 233 door de Romeinen tot de grootfte volmaektheid gebragt. Men vindt flechts eene eenige werkplaets, ter zijde der kerke van St. Peter gefticht, waerin men het geheim heeft om brandverf of glasftof te maken, en daermede allerlei koleuren naertebootfen. Dit zijn als kleene vierkante pennen, omtrent een vierde duims op ijdere zijde breed, en meer dan een' duim lang. Men kan hun, met het fcherp van een' kleenen ha? rner, eene gedaente geven naer men begeert, zonder te vreezen dat zij onregelmatig zullen af-r breken. Zij zijn bovendien van eene onveranderlijke vastheid, fchittering' en kleur. De fchilder, die een tafereel wil fchilderen of naerbootfen, heeft voor zich groote banden van platte fteenen, befpreid met eene foort' van mastik, die, hard wordende, dc grootfte vastheid verkrijgt. Hij verdeelt vervolgens zijne kleene pennen van brandverf, in fchakéringen gefchikt, als in de vierkanten der letterzetteren Op de drukkerij; en tusfehen het tafereel, dat hij moet naerfchilderen, en zijne brandverf geplaetst, boost hij zijne fchilderij naer, door zijne verfchillende ftukken brandverf of glaspennen met kleene Hagen in de mastik te doen dringen, De hebbelijkheid om ze te bewerkeri, en zijne kundigheid van het teekenen, belet hem zich te. bedriegen omtrent de ftukken, welken hij moet gebruiken, en met zijn hamer fnijden en plaetfen. Het voltooide tafereel vertoont eerst eenige ongelijkheden; maer wanneer alle de deelen fiunne vastheid verkregen hebben, neemt men,. P 5 $  234 De Nieuwe Reiziger. zijne toevlugt tot eene andere bewerking, die bijna overeenkomt met die geene, waermede men eenen fpiegel polijst. Het wordt alzoo gelijk en effen, en fomtijds alzoo glinfterende. Gij befeft wel dat deze manier, om de fchilderkunst naertebootfen, flechts voor groote voorwerpen gefchikt is, en niet tevens de fraeiheid en bevalligheden van het penfeel van Albane kan voortbrengen. Deze werken zijn zeer kostbaer, niet alleen door den prijs der brandverf, maer ook doorde ongemeene duurte van den arbeid. Een tafereel, gelijk dat van Christus Verheerlijking op Tabor van Rafaël, zou meer dan twintig duizend kroonen kosten. Oordeel dus van den onmetelijken rijkdom dezer kerke, waervan alle de fchilderijen ingelegd werk zijn of moeten zijn. Allerlei andere foort kan in deze kerk niet in ftand blijven, de ongemeene dikte harer muren, de meenigvuldige marmer, welken zij befluit, hare uitgeftrektheid , haer fland zelf aen den voet van eenen heuvel, verwekken 'er eene vochtigheid, die in weinig tijds de tafereelen, die zelf met olijverf gefchilderd zijn, doet vergaen „ eene zwarigheid, welke men voor het ingelegd werk niet behoeft te vreezen. De meeste fchilderijen , het zij van altaren, het zij van koepelen, zijn reeds op deze wijs uitgevoerd; en men werkt onophoudelijk om het overige in denzelf-. den ftaet te Hellen. Aen den voet van vier groote platte zuilen, zoo vele verwonderlijke ftukken , welke het tsekenftifc aen de weereld heeft doen kennen. Bek«genswaerdig is de fchade, aen deze fchilderijen gedaen door de Duitfche foldaten van denKonn«ftabel de Bourbon, die hunne keukens plaetfteiï in eenige dezer fchoone zalen van Rafaëi Men komt in het Belvedère door eene gallerij van vijfhonderd treden lang, wier einde pronkt met een ongemeen groot beeld der ftervende Kleöpatra, 't welk de verwondering der kenneren verwekt. Maer wat is deze beeldtenis, in vergelijking van den Apollo, Antinoüs, Laökoon en eene meenigte van andere beroemde aloude ftukken, diederijkfte en kostbaerfte verzameling van deze foort' uitmaken ? Van daer begeeft men zich naer de vertrekken , waerin men de ontwerpen van de voornaemfte geftichten van Rome yindt, gelijk dat van de kerke van St. Peter döor Bramante , van de groote koepel door Michiel Angelo, en yan duizend andere zeldzaemheden, die meer dan eens dienen gezien te Worden. Mijn grootfte ijver beftond in het bezigtigen yan de boekerij', de eerfte der weereld na die yan den Koning te Parijs. Men verbeeldt zich in eene fchilderzael te treeden: de boeken zijn in kasfen opgefloten; men kent noch derzelver waerde noch getal; men kan zé zelfs niet onder. """ *'9 V' her  Driehonderd Drieënveertigste Brief. 247 het oog krijgen. Alles bepaelt zich tot eenige handfchriften, welken men gewoon is aen de vreemdelingen te vertoonen, die 'er in het algemeen Hechts een middenmatig belang in kunnen ftellen; zij befïaen in eèn' alöuden Hebreeuwfchen Bijbel, een' Virgilius van de vijfde , een' Terentius van de negende, een' Plinius van de dertiende eeuwe, een misboek van den Paus Gelafius , de brieven van Menrik den Vlllften aen Anna van Boulain, de handfchriften der Chinéfche en Samaritaenfche boeken, en een ander gefchrift van de hand van Luther. Men treedt eerst in een groot voorpoortael, waerin zich de wachten der boekzael' onthouden , en waerin zij, die eenige boeken moeten raedplegen, met lezen bezig zijn, Dit ftuk is verfierd met de afbeeldingen van alle de Kardinalen , die met het ampt van boekbewaerder zijn bekleed geweest. Men leest, terzijde de poort, eenen verfchrikkelijken kerkban , door Sixtus' den Vden op eene vrecfelijke wijs uitgedonderd tegens alle de geenen, die met voorbedacht oogmerk eenig boek van deze boekerij' verfchcuren, elders brengen of verderven. Niemand is daervan uitgezonderd, zelfs niet de boekbewaarder, die niets kan wcgneemen , zonder een fchriftelijk verlof van de hand des Opperpriesters zeiven. Het gebouw heeft de gedaente van eene T, wier vleugels, door verfchillende Paufen gebouwd , overal betrekkelijke fchilderijen tot het onderwerp vertoonen. Hier ziet men de agt Q 4 eer-  248 De Nieuwe Reiziger. eerfte algemeene kerkvergaderingen; ginsch de alöudfte Boekbewaerders, aen wier hoofd zich Mofes bevindt, die aen de Leyiten het Boek der Wet overgeeft. Esdras verzamelt de vijf boeken van Mofes. Piliftratus vergadert de boeke^ rij van Athene, Demetrius die van Alexandria, Augustus die van den berg Palatinus, Eufebius die van Cefaréa, enz. Fontana biedt Sixtus den Vden het ontwerp van die van het Vatikacn aen. Andere tafereelen vertoonen de Uitvinders der wetenfchappen en letteren, onder welken Adam de eerfte plaets beftaet. De zoons van Seth fnijden op kolommen de grondbeginfels der fterrekunde; Abraham bedenkt de Chaldé.fche boekftaven, Memnpn de zinnebeelden, Cekrops de Griekfche tael, Fenix de Feniciaenfche, Evander de Latijnfche, Ulfilas de Goti. fche letters, St. Chryfostomus de Armenifche, St. Hieronimus de Illyrifche; men beklaegt zich dat men 'er de Uitvinders der drukkerije niet yindt. Jezus Christus, de nieuwe Adam, in te, genftelling van den ouden, als de volëindiger en yolmaektheid van alle de kundigheden, houdf een open boek, met deze letteren Alpha & Omega. Het woord Vatikaen herinnert ons minder he$ denkbeeld yan een paleis, dan van eene yerfchrikkelijke plaets, waeruit oudtijds die ontzagchelijke blikfems tegen de Volken en Koningen zoo meenigvuldig gefchoten wierden. De Paus; en de Bisfchoppen, alleen bezitters van het geestelijke zwaerd zijnde, gebruikten het in het bè->  Driehonderd Drieënveertigste Brief. 249 begin met vrij veel gematigdheid; maer in het vervolg werd het in hunne handen een wapen t altoos gereed om hunne eigen gefchillen te wrer ken. De kerkelijke Oppervoogden bedienden 'er zich van, om hunne eifchen op het tijdelijke gebied der Koningen te doen gelden. Doch zij gebruikten het zelve ook voor wettiger oorzaken ; de verbanning van Anaftafius is 'er een be^ wijs van. Deze Vorst onmenfchelijk drie duizend perfonen hebbende doen ombrengen, liet de Paus Symmachus eene item hooren, waeraen de Vorften nog niet gewoon waren. Hij durfde den banblikfem op den Keizer uitfehieten, en, baende dus den weg, waerop zulk een groot: aental zijner Opvolgeren na hem voorttraden, Anaftafius wilde dat de Vorften regt hadden, om van deze gemeene wet uitgefloten te zijn; en hij ondernam door een bevelfchrift zijne onderdanen daervan te overtuigen; maer de gemoederen waren te zeer tegens hem ingenomen; en de, Paus, zich verdeedigende, ftelde dit grondbe^ ginfel, dat de magt en de waerdigheid van het Hoofd der Kerke die van een' Monarch zoo verre overtreffen, als de hemel boven de. aerde is. Dit gaf oorzaek aen de Opperpriesters, om ter gens de Koningen gebruik te maken van den blikfem van het Vatikaen, Het eerfte voorbeeld van kerkban, tegens een' Franfchen Monarch, is van St. Germain, Bisfchop van Parijs, die den Koning Karibert verbande , om verfcheiden huwelijken, tegens de, waerdigheid van den troon aengegaen, en bijQ; 5 zqm  250 De Nieuwe Reiziger. zonderlijk met eene maegd', door kloostergelofte geheiligd. De Paufen begonnen een weinig Jater met de Koningen van Frankrijk, door de geringe betrekking, welke zij met deze kroon' hadden, voor Gregorius den Grooten. Robert, zoon van Hugo - Capet, werd met den kerkban geflagen door Gregorius den V betreft de verëeniging, waervan ik fpreke, met den Apostolifchen Stoel, Hechts de gevoelens van het Geloof, gelijk ik te voren gezegd heb; ten aenzien van de begrippen der fcholen, of van zekere punten, die niet beflist zijn, of van zekere bijzondere wetten van kerktucht' en andere gebruiken, heeft ijdere Kerk regt om hare, aloude gewoonte te bewaren, Uit dezelfde hand' , en bijna van dezelfde plaets, vanwaer de blikfcms van het Vatikaen komen, fpruiten de meenigvuldige fchatten van zegeningen en genade , die zich in alle de deelen der Christenweereld' verfpreiden. Gij begrijpt wel dat ik wil fpréken van de Aflaten en bijzonderlijk van het Jubelfeest, dat alle vijfentwintig jaren, en bij de verheffiing van ijderen Paus , vernieuwd wordt. De Aflaten zijn, gelijk gij weet, de vergiffenis , welke de Kerk , als bezitfter en uitdeeldfler fan de magt' van Jezus Christus, die gezegd heeft, „ al wat gij ontbinden zult op de aerde, „ zal in den hemel ontbonden zijn", aen de berouwhebbende zondaers verleent, wegens de tijdelijke ftraffen, waeraen zij voor de Goddelijke Vierfchaer onderworpen zijn. De grondflag van deze genade is de oneindige en gevolglijk onR 4  aÓ4 De Nieuwe Reiziger. uitputbare fchat der voldoeninge van den Zaligmaker der weereld', waerover zij kan befchikken, tot welwezen harer kinderen, volgens de regels van liefddadigheid en vóorzigtigheid. Indien zij hen bevrijdt van alle de ftrafferi, welken zij verdiend hebben, dat is, indien de Aflaet volkomen is, zijn zij niets meerfchuldig aen de Goddelijke-Rechtvaerdigheid, voor alle de zonden hunnes levens; en indien zij het geluk hebben van dezelve bij den dood te verkrijgen, verlaten zij deze weereld niet, dan om in het verblijf der Heiligen te treden. Niet dat de Kerk de zondacrs van het doen van boete kan of wil ontflaen ; in tegendeel is haer oogmerk hen daertoe optewekken; maer dewijl onze boeten, op verre na, niet evenredig zijn aen de grootheid en meenigvuldigheid onzer misdaden, vergunt zij ons Aflaten , om onze zwakheden te gemoet' te komen , en ter volëindiginge onzer voldoeninge omtrent God van alles, wat wij aen zijne geregtigheid fchuldig zijn. Waerbij men moet voegen, dat wij, nimmer zeker zijnde van Aflaet gewonnen te hebben, ons altoos moeten gedragen als of wij inderdaed die niet verkregen hadden. Merkt ook op, dat de Kerk dezelve • niet vergunt dan aen waerlijk berouwhebhende* zondaers, en het fakrament der boete, altoos paert met eenige voldoende werken, als vasten gebeden en aelmoesfen, allen zulke wezenlijke' voorwaerden, dat men, in het vervullen van dezelven feilende, zich vergeefsch vleit de Aflaet gewonnen te hebben, De  Driehonderd Drieënveertigste Brief. .a65 De vermaerdfte van allen iaidié van r het Ju-: belfeegr. De' Joden kenden deze plegtigheid, zoo beroemd bij de Christenen, maer vierden dezelve door geheel verfchillende omftandigheden. Zij beftond hierin, :dat de (laven vrijgenïaekt wierden, en dat de vervreemde erfgoe.deren weder in de bezitting van, hunne aloude rneegteren kwamen. Zie.daer het geene ons be-t kend is van het Joodfche Jubelfeest, dat l alle -vijftig jaren vernieuwd wierd. Bij de Christenen, werd het ingevoerd op het: einde.der dertiende eeuwe, Het volk geloofde in dit tijdperk, dat men alle honderd jaren de vergeving yan alle zijne zonden verkreeg, wanneer men te Rome de kerk der heilige Apostelen bezocht. Echter heeft men de aloude boeken, idie over -de verdunning dezer geestelijke gunden handelen , vrij te doorbladeren, men vindt <'er niets in dat deze meening kan bevestigen; maer Bo« nifacius de VIU¥ , die toen den Apostolifchen Stoel bezat, ziende dit geloof algemeen gevestigd , wilde de hoop van het volk niet bedriegen , en opende de fchatten der Kerke voor den ontzagchelijken toeloop der perfonen, die hunne godvrucht kwamen oeffenen ln de kerk van St. Peter. Opdat hij niet fchijneh zoude eene nieuwigheid intevoeren, ondervraegde hij een' grijsaert van honderd en zeven jaren, die in te-, genwoordigheid yan getuigen antwoordde: „ ik herinner mij dat voor honderd jaren mijn va-,, der, die een landman was, naer Rome trok , p en aldaer bleef, om 'er de Aflaet te winnen, R 5 » tot;  s5ct De Nieuwe Reiziger. „ tot dat hij de levensbehoeften, door hem me„ degenomen, verteerd had» Hij ried mij aen het volgende honderdfte jaer daerheen te trekj, ken, indien ik nog in het leyen mogt zijn, i, 't geen hij niet geloofde.'' Op dit antwoord, liet Bqnifacius eene Bulle afkondigen, door welke hij eene volkomen vergiffenis toeftond, omtrent alle de ftraffen over de zonden van alle de geloovigen der Christenweereld% die dit jaer, en alle de volgende honderdfte jaren, na gebiegt te hebben met een opregt berouw, de graven der heilige Apostelen bezochten. Men begaf zich met zoo veel ijyers derwaerds, van alle zijden der Christenheid, dat men dagelijksch te Rome twee honderd duizend vreemdelingen telde, die, voor dc geestelijke fchatten, welken zij hier zochten, een onnoemelijk geld in deze ftad lieten. Men nam daeruit gelegenheid om dit jaer, in een'geestelijken zin, het Jaer der Groote Vergiffenisfe, het Heilige Jaer, en uithoofde der fchatten, welken 'er de Romeinen uittrokken, het Gouden Jaer te noemen. De blijdfchap, met welke deze inftelling in de ganfche weereld ontvangen wierd, deed de Paufen befluiten om de Jubelfeesten gemeener te maken. Clémens de VIde, aenmerking nemende op de kortheid van het menfchelijke leven, beval 'er één alle vijftig jaren; Urbanus; de VId(! alle drieëndertig jaren, ter cere van het leven van Jeziis Christus; en Paulus dc II ^ bepae'de het op. vijfentwintig jaren, zonder bena-, dee-  Driehonderd Drieënveertigste Brief. a die met een' haek gefloten wordt, en geene ge-' lijkheid heeft met de koorgewaden, die in de plegtigheden der'Kerke gebruikt worden. Ijder Kardinael, eer hij in de kapél treedt, bedekc zich met dit zedige gewaed; en op het einde der vergadermge, geeft dezelfde Meester der plegtigheden den aftogt met dezelfde fchelle te kennen» zeggende: ,, ad cellam Domini, Hee-. ren, keert weder naer uwe cellen." Geene zee is zoo ontfteld, dan deze meenigte van Kerkvoogden, in een konklave vergaderd. De driften, famenrottingen en kuiperijen veranderen 'er alle oogenblikken de gefteldheid der gemoederen. Zoo vele Kardinalen van verfchillende pausfchappen veroorzaken zoo vele aenhangen, waervan de Kardinael Neef, onder ijder pausfchap, het hoofd is. De Keizer, de Koningen van Frankrijk en Spanje, en verfchei-» den andere Oppervorften hebben insgelijks hunne aenhangen, beftaende uit Kardinalen, die geboren onderdanen van hun zijn. Deze drie eerfte Kroonen hebben alleen het regt van uitfluitinge, maer alleen voor eene reis, 't geen dit regt bijna altoos van geene waerde maekt; want zoo dra een aenhang befpeurt dat eene Mogendheid eenigen Aenzoeker wil uitfluiten, heeft hij de. behendigheid om een' anderen, dien hij weeti dezer Kroone niet aengenamer te zijn, voorteftellen ; en nadat hij dus eenige verandering veroor» zaekt heeft, keert hij weder tot den eerften, tegens welken deze Mogeaheid daa geen regt meer heeft. PlT  é&ó* Dè Nieuwe Reiziger. Ónder Zoo vele perfoneil vari verfchillende kndaerten » neigingen en gejiertheden, zijn foms fnigen » die, bezield met een' waf en ijver, maer doordrongen van hunne dnbuigbarë opregtheid, en bepaeld om flechts eene zekere foort van verdienfte te befchouwen, zich door de fchijnbaerheden laten bedriegen, of door het vooroordeel geleidden. Anderen, aengefpoord doör min zuivere beweegredenen van hoop', erkente» nisfe en ftaetkunde, Willen hun bijzonder voordeel met de algemeene nutheid verëenigen. Ee«» nigen, beftuürd door heimelijke onderrichtingen, verknocht aen grondbeginfels, in hunne kindschheid aengenomen, en door de opvoeding bevestigd, handelen naer de vooroordeelen van hun vaderland, en gedragen zich alleen naer de bevelen hunner Meesteren* Ginsch tracht men , onder den dekmamel Vart u te raedplegen, dikwerf niet anders dan u te doorgronden; onder den fchijn van zich met u te verëenigen, poogt men flechts u te winnen, of uw gevoelen te ontwikkelen ; men roemt de verdienfte, om de gebreken te ontmaskeren; men prijst de deugden en begaefdheden, doch doet dezelven vreezen ; men vernielt mee de eene hand' 't geen men met de andere opricht; men belooft zich aen allen; men verbindt zich met verfcheiden; men geeft 2ich aen een' eenigen over. Wat doet in het midden van zoo vele verkiezeren, zoo tegenftrijdig in hunne oogmerken» zoo gedwongen in hunne ftemmen , een verftandig, voorzigtig en kundig Kerkvoogd, die zich al-  Driehonderd Vierenveertigste Brief. 28? alleen het welzijn van het algemeen en der Kerke voorftelt? Vriend van den vrede, ijveraer Voor de eendragt', verlicht en matigt hij den ijver van den eenen, helpt en onderfteunt de goede Voornemens der anderen; hij' doet zijn Voordeel met de genegenheid, de verkoeling en de verdeeldheden van dezen, met de groote ervarenheid en volmaekte wijsheid van geenen. Hij Helt tegens het natuurlijke en perfoonlijke belang de gewigtigfte aenmerkingen en edelmoedigfhs belangeloosheid, tegens het wantrouwen de eerlijkheid , tegens den argwaen en de onlusten een verftandig en welöverdacht vertrouwen, dat voor het geheim bezorgd is. Eindelijk doet hij, door zijn aenzien, door zijne begaefdheid, doof Zijne manier van overredinge , de hulpmiddelea Uit de zwarigheden, en de verkiezing uit de onbeftendigheid der {temmen ontftaen. De hoedanigheden, die tot het pausfchap lelden , zijn in het algemeen eene achting van godvrucht' en goede zeden, een voorzigtig en wijs gedrag, eene zachte geaertheid, vijandig vafi alle kuiperijen, een vrij gevorderde ouderdom, die ten minnen vijftig jaren is, want het grondbeginfel, van niet anders dan zeer oudé Paufen té verkiezen, fchijnt aengenomen doot alle de Kardinalen, fommigen uit hoop' van op hunne beurt déze verheven waerdigheid te bezitten , de anderen uit vreeze van het gezag dei* INIeven, onder lange regeringen, te veel bevestigd te zien. Niéttegenftaende de fmert, welke de Romeinen lieten blijken bij den dood vaft B<*»  &8S De Nieuwe Reiziger. Benediktus den XIV"den, konden zij hem naeus welijks vergeven dat hij den Stoel agttien jaren • bekleed had. Dewijl zij allen ontwerpen van hooger rang fmeden, op eene verandering vaa •het pausfchap, zien zij met ongenoegen dat de .Stoel van St. Peter al te lang door denzelfden man bezeten worde. Men eischt bovendien dat de perfoon, dien men voorftelt, zich niet bevinde in omftandigbeden, die, door zich zeiven, beweegredenen van uitfluitinge zijn, als de verwantfchap van •ftaetzuchtige en trotfche of van te veel bloedverwanten , uit vreeze dat de noodzakelijkheid! om hen te onderhouden den Staet uitputte, als mede dat hij geen geboren Prins, of aen een Oppermagtig huis verbonden is, uit fchroom' dat eert diergelijke Paus het erfgoed van St. Peter vermindere , om 'er iemand van zijn geflacht mede te bckleeden, of dat hij de onzijdigheid, welke een algemeene Vader met alle de Christen Vorften moet in acht nemen, uit het oog' verlieze „ of eindelijk dat hij de Kardinalen met te veel trotschheid behandele. Eene andere oorzaek der uitfluitinge is, dat men tot het Kardinaelfchap is beroepen, op de benoeming van eenige Kroon', vooral die van Frankrijk of Spanje, uit vreeze dat de erkentenis of de toegenegenheid voor zijn land hem al te zeer van deze Mogendheden doe afhangen. Eindelijk, een laetfte beweegreden is, dat een Kardinael, in het voorgaende konklave, bijna alle de ftemmen gehad heeft; wan* dan gebruiken die geenen, welke hem tegen geweest  foïUEHOWDERD VIERENVEERTIGSTE BrIEF. £8$ «veest zijn, naerdien zij niet kunnen hopen zijn vertrouwen te herwinnen, al hun aenzien om de oogmerken van zijnen aenhang te doen mislukken. Men onderfcheidt vier verfchillende wijzen, waerop de verkiezingen kunnen gefchieden. De eerfte, door de Üitfpraek geheten, is in het geval , waerin de Kardinalen ,. niet kunnende overeenkomen, de magt aen eenigen pcrfoon van uitnemende verdienften geven, om den geenen , die hij het waerdigst keurt, te benoemen, belovende denzelven te erkennen. Dus verbonden zij zich plegtig den perfoon, dien St. Bonaventura zoude benoemen, fchoon hij het zelf mogte zijn, te verkiezen; en het is op deze wijs, gelijk gij gezien hebt, dat Gregorius de Xdc tot het pausfchap geraekte. De tweede manier, door de Inblazing genoemd , gcfchiedt wanneer verfcheiden Kardinalen van denzelfden aenhang, uit hunne cellen komende, als in geestverrukte lieden, alleen met eene ftemme iemand tot Stedehouder van Jezus Christus benoemen. De andere verkiezers, vreezende het misnoegen van den nieuwverkozen te verwekken, herhalen denzelfden naem; en de dus uitgeroepen perfonaedje wordt tot Paus verklaerd; maer deze manier heeft geene plaet& meer. De derde wijs, door gefloten keurftemmen» is die geene, welke men tegenwoordig gebruikt;, ten dien einde, plaetst men eene kelk op hes altaer der kapélle; en ijder lid yan het Heilige XXVL Deel T ■ Ce*  I gyo De Nieuwe Reiziger. Genootfchap legt, na den gewonen eed, in de'fi kelk een gebogen briefje, op welk eene zijde hij zijnen naem en op de andere den naem vart den verkoren perfoon fchrijft De eed is begre* pen in deze woorden: „ Ik beloof aen Jezus „ Christus, onzen Heer', die mij moet oordee„ len, te verkiezen den geenen, dien ik vol„ gens God meen te moeten verkiezen." Een Lid van het Heilige Genootfchap, tot deze verrichting benoemd, Hort alle deze keurflcmmen bp eene tafel, opent de briefjes, en leest ze overluid ; en indien iemand twee derde der Hemmen heeft, wordt hij wettig Uitgeroepen; of men begint op nieuw, totdat men tot deze ver* eeniging van Hemmen gekomen is. Maer dewijl het bijna altoos gebeurt dat de aenhangelingen blijven voorden geenen, dien zij willen verkiezen, neemt men fomtijds zijne toevlucht tot de vierde manier, dc Toetreding geheten , door welke men zich bij eene andere partij voegt, ten voordeele van derzelver perfoon, om het getal der ontbrekende Hemmen aentevullen. Dit is een gevolg en als een aenhangfel der keurftemmen, met dit onderfcheid dat men, in plaets van op zijne keurHem te zetten, ik verkies zulk een, daerop fchrijft, ik voeg mij bij zulk eeji Kardinael. De Hem, welke men in dc Toetreding geeft, moet verfchillende zijn van de keurHem ; maer indien men bij zijne eerfle verkiezing volhardt, zet men op zijn briefje: ik voeg mij bij niemand. Deze manier wordt dikwerf in het werk gefield, omdat zij bijna nimmer  Driehonderd Vierenveertigste Brief. 291". hier feilt de verkiezing, die ten minfte de twee derde der ftemmen moet verëenigen, te eindigen. Wanneer men befpeurt dat een Kardinael de verreischte ftemmen heeft, wordt hij overluid uitgeroepen door den geenen, wien het onderzoek aenbevolen was; en oögenblikkelijk verwijderen zich de Kardinalen, die zich terregtëren linkerzijde bevinden, door eene foort van eerbied. De verkozen Kardinael Werpt zieh op de knien, en doet het gebed, om Gode den bijHand van den Heiligen Geest te verzoeken. Men* leidt hem vervolgens achter het altaer, en kleedt hem met het gewaed zijner waerdigheid. Hec zelve beftaet in een' priesterlijken rok van witte zijden ftoffe, bedekt met een kort koorkleed, van violétkleur, en daerboven een' rooden koorkap , met een' kruisband en eene groote oorkalot van dezelfde kleur , een' zijden gordel en laken muilen, op welken een gouden kruis geborduurd is. In dezen ftaet draegt men den nieuwen Paus, op een leuningftoel , voor het groote ahaer, alwaer de Kardinalen hem het eerfte komen aenbidden, dat is, zich voor zijne voeten nederbuigen: zijne Heiligheid heft hen op, en geefe hun den kusch des vredes. De eerfte KardinaelDiaken, voorgegaen door den Meester der plegtigheden , begeeft zich dan naer de kamer der zegeningen, in het midden van het poortael der' St. Peterskerk', om het volk de verkiezing van sien Opperpriester, met deze woorden, bekend T 2 te  Sfflr De Nieuwe Reiziceïl te maken: „ Ik verkondig u eene groote blijdfchap; wij hebben een' Paus; hetisdeDoor„ luchtigfte Kardinael Rezzonico , die den naem „ van Clémens den XIIId£n aengenomen heelt." Straks geeft het groote veldftuk der St. Peterskerk' het teeken aen het kasteel St, Angelo, tot eene algemeene losfing van het gefchut; en alle de klokke der ftad beginnen tevens te luiden. Het volk breekt de affchutfels van het konklave, en maekt zich meester van alles, dat het in handen krijgt. De Paus begeeft zich in eene cel, waerin hij blijft tot dat alles voor de openbare aenbidding bereid is. Hij treedt 'er uit bekleed met zijn paufelijk gewaed, den mijter op het hoofd, met liet koorkleed; en men draegt hem tot zelfs op het altaer der kapélle van het konklave. Hier gefchiedt de twcc;!e aenbidding, door de Kardinalen, in violet-gekleurde koorkleederen, waerna zij hém , in een' kerkömgang, verzeilen naer de kerk van St. Peter. In dezen togt wordt hij gedragen door zestien lakeijen, die hem op het hooge altaer plaetfen, in tegenwoordigheid van een onnoemelijk volk, waermede deze uitgeftrekte kerk, tot aen het einde van haer voorpoortael, opgekropt is. Het voorliggende plein zelf bevat zoo veel volk als de kerk. Men zingt het Te Beutn\ de Kardinalen bidden den Paus voor de derde reis aen, en na hen de Ambasfadeurs van alle de gekroonde Hoofden. Gedurende dien tijd doet de Deken van het Heilige Genootfchap de gewone gebeden. Men zet vervolgens den 0F.  Driehonderd Vierenveertigste Brief. ao3 Opperpriester op den voetbank van het altaer; een Kardinael neemt hem den mijter af; en zijne Heiligheid geeft aen het volk zijne eerfte zegening. Na het volëindigen van deze plegtigheid, verandert men zijne fieraedjen; en twaelf dragers, bekleed met fcharlaken mantelen, die tot de aerde hangen, plaetfen hem in zijnen paufelijken zetel, en dragen hem, op hunnefchoir ders, in zijn vertrek op het Vatikaen. Het gebruik van de voeten .des Paufen te kusfchen is zeer oud in de kerk'; want men geeft voor dat men, in het begin der derde eeuwc, voorbeelden daervan vindt. Wij zien, in de Gefchiedenisfen , de magtigfte Vorften hunnen hoogmoed voor de voeten van den Opvolger van 'het Hoofd der Apostelen ncderleggen; en indien men Gregorius den XIIIdea gelooft, was deze hulde ten hunnen opzigte een pligt. „ De ,, kerk, zeide deze trotfche Opperpriester", in het valfche denkbeeld, dat hij wegens de voorregten van zijnen Stoel had opgevat, „de kerk, „ zich met den Scedehouder van Jezus Christus „ verbindende , heeft hem de rijkfte en kostbaer„ fte huwelijksgift toegebragt, namelijk, devol„ komenheid der geestelijke en tijdelijke magt'. „.Zij heeft hem den Mijter en de Kroon gege„ ven; de eene is het zinnebeeld van het Pri: terfchap, en de andere der Koningklijke Wa.: „ digheid." Uit vreeze dat de eerbewijzingen, welken men aen het Hoofd der kerke betoont, niet in bijgeloovighcden zouden ontaerten, hebben de Paufen een kruis op hunne muilen doen T 3 zee  294 De Nieuwe Reiziger. zetten; dus bidt men, om eigenlijk te fpreken, geenszins de voeten van den Heiligen Vader, maer het Kruis aen. Eenige dagen daerna gefchiedt de krooning in de St. Peterskerk. Men draegt den Paus deiv waerds, in het midden der toejuichingen van het volk, en plaetst hem op zijnen troon aen het einde der kerke, tegenover het groote altaer» Aen zijne zijden zijn de Ambasfadeurs, delloomfche Prinfen en andere aenzienlijkc perfonaedjen. Men doet een' omgang rondom har koor; en gedurende den optogt, fteekt de eerfte Meester der plegtigheden, houdende in de eene hand ee» nig vlaswerk aen het einde van een ftokje, en in de andere eene ontdoken kaers, driemael het vuur in dit vlas, zeggende telkens deze woorden j „ Heilige Vader, dus gaet de heerlijkheid der „ weereld' voorbij",- fic tranfit gloria mundi. Wijders zijn 'er vele geheden , bewierrookingen, gezangen, aenbiddingen en kusfchen des vredes. Na de mis, draegt men den Paus, onder het verhemelte ., in de kamer der zegeningen, in welke men hem een' troon heeft toebereid. Hier zetten hem de Deken der Kardinalen en de eerde Kardinael - Diaken de drie dubbele kroon, met gedeenten verfierd, op het hoofd. Weet, zeggen zij tot hem, dat gij de Vader „ der Vorften en der Koningen, de Regeerder der Weereld', en de Stedehouder van Jezus * Ch"5tus zijt." Zijne Heiligheid geeft den zegen aen het volk; en de Kardinalen kondigen fpn' volkomen Aflaet af. De  Driehonderd Vierenveertigste Brief, sqj De Paus begeeft zich naer de kapél van het konklave, waer hij zijne ileraedjen aflegt. Een Kardinael komt, uit naem' van het Heilige Gcnoo'fchap, hem begroeten met ad muitos armos, dat is, hem eene lange regering toetewenfchen. Men hoort aenftonds het gefchut van het kasteel St. Angelo; en de krijgsbenden, die in de wapenen zijn op de plaets van St. Peter, doen eene algemeene losfing' uit alle hunne musketterije. Denzelfden dag en de volgende dagen, is de ganfche ftad verlicht. Zijne Heiligheid, na eenigen tijd in het Vatikaen verbleven te zijn, gaet Zich op Monte - CaVallo nederzetten ; en deze verandering van woning geeft gelegenheid tot een' prachtigen optogt te paérd, beftaende uit verfchillende Orden der aenzienlijkfte van Rome, die den nieuwen Paus verzeilen en geleiden. Eenige maenden daerna gaet hij bezitting nemen van het palcis van St. Jan van Lateranus; zijnde dit eene andere gelegenheid van plegtigheid, pracht', heerlijkheid, optogt' van paerden, verlustigingen en zegeningen. Ik ben, enz. R$me, den 15** van Mei, 1758. T jl Drie*  &9$ , De Ni euwe Reiziger. Driehonderd Vijfenveertigste Brief» Vervolg van Rome. Na den Paus, vindt men niets grooters te Rome dan de Kardinalen, wier waerdigheid altoos zoo doorluchtig niet was als zij tegenwoordig is. Men is het niet eens omtrent den tijd, noch omtrent het oogmerk hunner inftcllinr ge t men weet alleen dat zij, onder het gezag van den Paus of der Bisfchoppen, gebruikt wierden , om eenige voorname kerken te bedienen, voornamelijk te Rome en Ravenna. Men vond ja bijna alle de Stichten Priesters- en DiakensKardinalen. Te Rome waren zij Pastoors der verfchillende kerfpellen, en daerdoor, op eene bijzondere wijs, aen denBisfchop van deze Hoofd, ftad der weereld verknocht; zij werden Leden yan zijnen Raed: dusdanig was de oorfprong van hunne grootheid, die met de grootheid van den Opperpriester aengroeide. Men vindt de voetftappen van hunne inftellinge in de tweede i of derde eeuw' van het Christendom. Toen zij, in die eerfte tijden, tot een Bisdom overgingen, ftond hun Kardinaelfchap open, gelijk een Bisfchop tegenwoordig een Pastoorfchap of kanonnikdij openlaet. De denkbeelden zijn federt we^ yeranderd; en de voornaemfte oorzaken hunner verheffinge zijn , dat de Paufen dikwerf hunne Genanten en Ambassadeurs uit hun verkoren hebben ^  Driehonderd Vijfenveertigste Brief. £07 ben, gevende deze bedieningen aen perfonaedjen, aenzienlijk door hunne geboorte of verdien* fte, aen prinfen of uitmuntende geleerden. Het getal der Kardinalen is ondcrfcheiden geweest tot den tijd van Sixtus den V den, die hen on.wederroepelijk op het getal van zeventig bepaeld heeft. Wanneer de Paus eene verkiezing wil doen, fchrijft hij de lijst afzonderlijk, begeeft zich naer den kerkeraed, en zegt: habetis Fratres. Hij doet de namen lezen; en de verkier zing is geëindigd. Indien geheime redenen hem noodzaken, om zijne keus niet te openbaren, worden de namen niet gelezen; en de Kardinalen blijven in petto. Het belang, dat ijder aemnerkelijk land van het Christenrijk in de benoeming van deze doorluchtige bedieningen kan hebben, heeft twee foorten van verkiezingen, ingevoerd ; de eene gefchiedt uit eigen beweginge van de» Paus; de andere wordt gedaen op de aenzoe-»king dér**Kroonen. Zij volgen op eikanderen, zoodanig nogthans dat ijdere nieuwe Paus voor zich, en ter zijner verkiezinge, zijne eerfte benoeming heeft. Men onderfcheidt in drie rangen, Bisfchoppen , Priesters en Diakenen de verfehih: lende Leden, die het Heilige Genootfchap uit? maken; maer het is genoeg een geestelijk per* foon te zijn, om Lid te worden. ' Is men onkundig van het tijdperk hunner inftellinge, men weet naeuwelijks beter wanneer zij het voorregt verkregen hebben om de Paufen te verkiezen, met uitfluitinge van de geestelijk* foqd en het volk van Rome. Eenigen hebben T 5  sq8 Dl Nieüwb Reiziger. geloofd dat Nikolaes de II *», die in het midden der elfde eeuwe leefde, hun dit voorregt had toegeftaen; anderen dat Alexanderde III «i* eene bijzondere iriftelling daervan gemaekt had, op het einde der twaclfde eeuwe. Wat 'ervanzij, het gevolg van deze nieuwe invoering' was, dat de Opperpriesters altoos uit het ligchaemder Kardinalen zouden genomen worden; het was vrij natuurlijk dat deze dit gebruik van hun nieuw regt maekten. Sedert deze Kerkvoogden zulke groote perfonaedjen geworden zijn, hebben de Paufen de eerbewijzin^en met volle handen op hen uitgeftort, niet alleen om de grootheid van derzelver ampt te verheffen , maer tevens om hunne eigen heerlijkheid te vermeerderen , door den luister van hun hof. In hetjaer 1245 gaf hun Innocentuis de IV 4e den rooden hoed; en twee eeuwen daerna vergunde hun Paulus de II 4e het purper te dragen. In het jaer 1630 werd in eene vergaderfhg beflo« ten, dat zij zijne Heiligheid zouden verzoeken hun den titel van Doorluchtige en Doorluchtigfle C") te vergunnen , in plaets van dien van Eerwaerdige en Hoogëerwaerdigfte, dien zij tot dien tijd toe gehad hadden. Deze laetfte titel ging over tot de Bisfchoppen, die denzelven lieten volgen door de titels van Monfeigneur en uwe Grootheid; en de monniken, die men altoos als Broeders begroet had, namen den titel van Eerwaerdige Vaderen, waervoor de meesten zich beginnen te fchamen. De <*) Éminence tjf Eminentisjïmc*  Driehonderd Vijfenveertigste Brief. 399 , De Kardinalen achten zich zeiven gelijk met de Vorften; en het is flechts federt het houden der Staten te Sr. Germain- en- Laije, dat de Prinfen van den bloede van Frankrijk den voorrang boven hen gehad hebben. Zij noemen zich Befchermers der Koningkrijken; maer deze befcherming kan alleen de kerken betreffen; want zij bemoeijen zich weinig met de zaken der Kroonen , ten zij dezelven 'er hen bijzonderlijk mede belasten, 't geen bijna nooit gebeurt, voornamelijk , wanneer zij te Rome Ambasfadeurs hebben , waerop het natuurlijker en veiliger is hun vertrouwen te vestigen. Het is echter zeldzaem dat zij, na eene Kroon eenigen tijd befchermd of veeleer gediend te hebben , niet vergolden worden met 'eenige voorname geestelijke bedieriinge, die hen in ftaet ftelt om hunne waerdigheid met meer luister ftaende te houden. In Frankrijk veroorzaekc de verkiezing van een'Kardinael, dat alle de kerkelijke ampten, welken men voor de benoeming bezat, open ftaen, op het grondbeginfel dat men eene verbindtenis met een vreemd Hof aengaet. Hieruit pntftaet de verpligting dat men de toeftemming des Konings moet hebben, om den hoed te ontvangen, zonder welke men hem inhetkoningkrijk niet mag dragen; bovendien moet men nieuwe aenftellingsbrieven tot de kerkelijke ampten hebben. Dit geringe nadeel wordt genoegzaem vergoed door de eerbewijzingen, welken deze Kerkvoogden genieten, en de voorregten, welken zij hebben 'weten te behouden. Eene Bulle vaa  goo De Nieuwe Reiziger. van Clémens den IX ontheft hen van de gunstbrieven des Parlements van Parijs; en de openbrieven hebben hen in deze ontheffing gehandhaefd. Zij waren eertijds bevrijd van alle fchattingen wegens de Tienden; maer de bezwaren der Geestelijkheid deden 'er hen aen onderwerpen , en met des te meer reden, omdat men gemeenlijk zegt dat hun toegewezen deel vijftig duizend kroonen bedraegt. Als Prinfen der Kerke, wilden de Franfche Kardinalen den rouw in violétkleur dragen,- maer deze eisch afgekeurd zijnde, namen zij den rouw deslandsniet meer aen. De waerdigheid van Kardinael verpligt deze Kerkvoogden tot groote onkosten ; en indien zij zelfs niet rijk zijn, komt hun de Paus tegemoet door het verleenen van voordeelige kerkelijke ampten of bedieningen. De eenvouwigue ftaet van een' Kardinael, is een kamerheer , twee edellieden, kapellanen, aehnoefeniers, fekre-j tarisfen, een talrijke ffoet yan levreibedienden, en twaelf koetspaerden. Sommigen hebben eene huishouding als Oppervorften. In de vasten, wanneer de Paus kapél houdt, dragen zij een' violétgekleurden linnen priesterrok, en een' grooten flependen mantel van moor, Wiens ftaert geen eind heeft. De ilipdrager is een kerkelijk perfoon, gekleed met een' priesterrok en zijden mantel, en zittende in alle plegtigheden aen de voeten van zijnen meester. Het overige van het jaer zijn zij in het rood gekleed; des Winters is de priesterrok van fluweel, en dc$  driehonderd vijfenveertigste BrIÈF. 30I des zomers van eene ligter ftoffe. Het morgengewaed is een zwarte overrok, met rood gevoerd; 's namiddags hebben zij een kort kleed van dezelfde kleur, den mantel, de koulen* den broek en de hielen rood. Zij dragen hunnen hoed niet, dan wanneer zij hunne plegtige intrede doen, of dat zij de bezitneming van hec Opperpriesterfchap bijwonen. De Kardinalen deelen met den Paus de zorgen der regeringe, waervan alle zaken, zoo geestelijke als weereldlijke, in verfchillende Broederfchappen behandeld worden. Men telt te Rome zestien voorname Broederfchappen, waervan ijder haer bijzonder Hoofd en Sekretaris heeft.De gefchriften, welken men'er afvaerdigt, mogen niet geteekend worden dan door den Kardinael, die 'er in voorzit. De Broederfchap van het Geloofsonderzoek beftaet gemeenlijk uit een twaelftal Kardinalen, uit een zeker getal Kerkvoogden, en uit verfcheiden Godgeleerden, bekend onder den naem van Raedgeveren of Verklaerderen van het Heilige Geregtshof. Hunne vergaderingen worden des woensdags bij den algemeenen Overften derjakobijnen , endesdonderdaegs voor den Paus gehouden. De Kardinalen alleen hebben ftem in de beraedflagingen; en wanneer zij hun gevoelen uiten, doen zij al wat niet tot hun Genootfchap behoort vertrekken. Deze Vierfchaer is nergens minder geftreng dan te Rome. Eene misdaed moet wel bewezen , en de gctuigenisfen klaerblijkelijk zijn, om tot de gevangenis te befluiten; en zij, die heC von*  go2 De Nieuwè Reiziger» vonnis voorkomen, mee zich fchuldig te verklaren , worden bijna altoos als vrijgefproken terug gezonden Men duldt hier, uit hoofde van het geld, dat Zij 'et inbrengen, de vreemdelingen van allerlei godsdienften, zonder hen over hun geloof lastig te vallen^ Het volk,- welks belang in dit opzigt het zelfde met dat van den Staet is y vergenoegt zich met te zeggen: „ deze arme ,i lieden gelooven niet in God; het is voor hun ,i een groot onheil." Niettemin indien iemand van hun onvoorzichtig genoeg ware om zich het leerampt aentematigen, zou de Vierfchaer van het Geloofsonderzoek, na herhaelde aenraaningen om te zwijgen, hem geftreng handelen, maer federt meer dan eene eeuw heeft zij niemand tot den dood veroordeeld? alles beftaet in geestelijke ftraffen en geldboeten; en men kastijdt alleen met eene foort' van ruchtbaerheid, eenige godslasteraers, uit het allerflechtfte graeuw gekozen: hunne ftraf beftaet in het klemmen van hunne tonge tusfehgn twee rieten, aen de deur hunner kerfpelkerke, gedurende' den godsdienst. De Broederfchap der Aflaten is ingericht, om te onderzoeken of de oorzaken, waerom men om dezelvenaenhoudt, regtmatig en wettig zijn* en in dit geval maekt men geene zwarigheid dezelven toeteftaen. De brieven , waermede men ze afvaerdigt, zijn gemerkt met het zegel van den Paus, om te toonen dat hij'er de voornaemfte uitdeeler van is. Die geenen, welken men voor altoos vraegt, worden vergunt door eene  Driehonderd Vijfenveertigste Brief 303 Bulle, en loopen op min of meer onkosten, naer de daerin begrepen voordeden; men laet niets betalen, wanneer men ze flechts voor een tijd geeft. De Broederfchap der Index of Boeklijst , beftaende uit Kardinalen en raedgevende Godgeleerden , is belast met het aenwijzen, berispen en verbieden van gevaerlijke boeken , met vervloekinge tegen de geenen,die dezelven durven leezen zonder verlof, 't Welk nogthans altoos vergund wordt, onder fommige voorzorgen. Deze Boeklijst bevat meer dan twintig duizend Werken, de meesten van Franfche Schrijveren . wier godsdienst men hier, in het algemeen, als zeer verdacht befchouwd. Zij werdt eerst afgekondigd, uit kragte van een befluit der Kerkvergaderinge van Trentë, vervolgens vernieuwd in het begin der voorgaende eeuwe, en federt eenige jaren aenmerkelijk vermeerderd. Somtijds worden eenige boeken, die zonder kennisfe wegens de oorZaek veroordeeld zijn, van deze lijst' afgenomen, te weten, zoodanigen, die de beweging der aerde , en het beftaen der tegenvoeteren vastgefteld hebben , benevens de ftelfels van Kopernikus, Galileüs, enz. Sixtus de Vde Melde de Broederfchap wegens de Kerkgewoonten in, om het geene de kerkelijke plegtigheden betreft, de nieuwe eerdienften aen de Heiligen, de voorfchriften van hef mis- en getijdeboek, de overlevering der aloude kerke te regelen, over de verfchillen te oordeelen, en de zwarigheden, die uit alle deze voorwar*  S&4 Dit NIeüWE Reiziger. werpen kunnen ontftaen, te beflisfen. De nieuwe Heiligverklaringen behoofeh insgelijks tot haer beftuur, en gevolgelijk ook de fchriftelijke berichten, en de bekragtiging van alle de onderrichtingen, naervorfchingen , bewijsfchriften en regtsplegingen, die betrekking tot deze ftof hebben. Aengedaen over het onheil van zoo vele ongelukkigen, die, bij gebrek van onderftand, in de duisternisfen van dolinge of afgoderije gedoinpeld blijven, heeft Gregorius de XVie de Broederfchap van de Voortplantinge des geloofs ingefteld. Hij benoemde een zeker aental van Kardinalen, om de naeuwkeurigfte onderzoekingen te doen omtrent alles, wat den eerdienst van den waren God kan uitbreiden, dc ketters of ongeloovigen tot onzen godsdienst trekkenen den voortgang van het geloof in alle de deelen der aloude en nieuwe weereld' vermeerderen. Overtuigd van de noodzakelijkheid om kundige Herders aen de kerken te geven, ftelde Gre-* gorius de XVI de eene Broederfchap in, om onderzoek te doen op de kerkelijken, die tot de bisfchoppelijke Waerdigheid gefchikt worden. Agt Kardinalen, zes Kerkvoogden en zes kloosterlijke of weereldlijke Godgeleerden maken deze vergaderinge uit, die bij den Paus gehouden wordt, wanneer 'er zich eenig aenzoeker opdoet. Alle de Bisfchoppen van Italië zijn aen dit onderzoek onderworpen; en ten dien einde •» vertoonen zij zich knielende voor den Heiligen Vader, in een' leuningftoel gezeten, en onthouden  . Driehonderd Vijfenveertigste Brief. 305 den zich op een kusfen aen zijne voeten, terwijl de onderzoekers, rondom hen ftaende, hen over alle de gefchilftukken van den godsdienst ondervragen. Zij , die bekwaem geoordeeld worden, geven hun naem op aen den Sekretaris der Broederfchap, die hen opteekent, en hen, door een uittrekfel uit de beraedflaging', ontflaet van alle ander onderzoek ter verkrijginge van eenige anderebisfchoppelijke zetels. Het was niet genoeg den ingang tot de bisfchoppelijke waerdigheid voor onkundige voor* werpen gefloten te hebben; men moest daerenboven de verdorven kerkelijken, wier zeden den godsdienst ontè'erden, uitfluiten; Dit deed Ina nocentius den XIden, door de aenftelling van eene bijzondere Broederfchap, wier doelwit is allen de geenen , wier gedrag geen geftreng onderzoek zoude kunnen uitftaen, van den bisfchoppelijken ftoel aftehouden. Een Abt of Bisfchop, die zich eenigen tijd van zijne Abtdije of zijn Sticht wil verwijderen, mag dit niet doen dan met verlof van eene andere Broederfchap, waervan de Kardinael, algemeen Stedehouder van den Paus, het Hoofd is. Zij onderzoekt de redenen van deze afwezendheid ; en indien zij dezelven voldoende bevindt, ftaet zij het verzoek toe voor den door haer' bepaelden tijd. Iemand, die zich zonder hare toeftemminge afzonderde; zou voor zoo veel tijd van de voordeden zijner bedieninge beroofd worden. Zelfs zoude hij gevaer loopen van in Zijne verrichtingen gefchorschc te worden, in.XXH.Ded, V dien  So6* De Nieuwe Reiziger, dien hij weigerde, op de eerfte bevélen, zich op de plaets van zijn verblijf te begeven. De Paus, zonder zijne waerdigheid van algemeen Bisfchop afteftaen, bezit op eene bij* zondere wijs het Aertsbisdom van Rome; en in deze hoedanigheid is hij verpligt de zes ondcrhoorige Bisdommen dezer hoofdkerke te bezoeken. Maer dewijl hij onophoudelijk bezig is met de gewigtigfte zaken voor het algemeen xvelzijn van den godsdienst, heeft hij, onder den naem van Apostolisch Onderzoek , eene Broederfchap ingefteld, die Gevolmagtigden benoemt, om de kerken en kloosters, in de ganfche uitgeftrektheid van dk gebied, te bezoeken ; en bij hunne terugkomst geven zij een fchriftelijk bericht van den ftaet, waerin zij dezelven gevonden hebben. • Om de overblijffels van een' booswicht, die fomtijds op een fchavot is omgekomen, of misfchien de gebeenten van eenigen afgodendienaer, door de godvrucht der geloovigen geene eer te doen bewijzen» was het van de hoogfte aengelegenheid perfonen aenteftellen, die gefchikt wierden om de ware heilige overblijffels van de valfche te onderfcheiden; en dit is de taek van de Broederfchap wegens de heilige Overblijffe* len, die dezelven zoo rijkelijk in alle de deelen van het Christenrijk zendt. Zoo dikwerf men in onderaerdfche holen of begraefplaetfen nieuwe graffteden vindt, benoemt zij Afgcvaerdigden uit haer ligchaem, om zich op deze oorden te begeven, en volgens de berichten te oordeelen of  Driehonderd Vijfenveertigste Brief. %of bf deze graven, hieuwelijks ontdekt, tot eenige Marcelaren behooren. Deteekens, die hen doen kennen, zijn kleene glazen flesfchen, waerirt Sneh eenige droppels van hun bloed opfloot, of een gedeelte van het werktuig,-' dat ter hunner Hraffe geflxekt heeft, of een opfchrift, op koper of Heen gefneden. De Broederfchap des Kerkeraeds, waervan de Kardinael-Deken het hoofd is ^ werd ingeHeld door Sixtus den Vden, ter voorbereidinge van de Moffen, die men, in tegenwoordigheid zijner Heiligheid, in den Kerkeraed moet over* tvegen. Deze Kerkeraed is de Raedsvergadering van den Paus, de eerMe Vierfchaer van Róme , ett de hoogachtbaerMe Vergadering van het Apostolifche Hof. Men heeft eene openbare en eene geheime Bijeenkomst; in de eerMe geeft men toegang aen de VorMen, de Afgezanten der gekroonde Hoofden, het Genootfchap der Kardinalen en de ganfche hooge Geestelijkheid. De Paus zit 'er in voor, inhoogpriesterlijkgewaed, opeen* verheven Stoel, van zijnen Moet' omringd, ert' in tegenwoordigheid der Prinfen van den Troon. Dit zijn de grootMe heeren van Rome, de Colonnen, Pamphilen enBorghefen, die zich vereerd achten met naest hem te Maen , in de grootMe plegtigheden. Men handelt hier alleen van1 zaken, die openbaer bekend mogen worden. De geheime Kerkeraed wordt in eene. afgezonderde kamer gehouden: de Paus verfchijnt 'er in zijne gewone kleedcren, op een' minder prachtigen troon, en met een minder talrijk hofV 3 gezin.  De Nieuwe Reiziger. gezin. Wanneer men 'er over eenige gewigtigtf ftoffe raedpleegt, doet men ijder, behalve de Kardinalen, vertrekken. De gewone onderwerpen zijn de benoeming tot het kardinaelfchap, de bisdommen en andere kerkvoogdijen, als ook de zaken, die het Hof van Rome en den Kerkdijken Staet betreffen. Men noemt de Vierfchaer der Rota een Regtsgebicd, ingefteld om zekere foort van regtsgcdingcn, die zich in de Katholyke landen verheffen, te beoordeelen. De Regters, die dezelve uitmaken, zijn ten getale van twaelf, en worden Auditeurs der Rota geheten, omdat de grond der zale, alwaer zij vergaderen, van marmer in de gedaente van een Rad is. Deze twaelf Magifiraten moeten van verfchillende landaerten zijn, te weten, agt Italianen, één "Fransman, twee Spanjaerden en één Duitfcher. Zij verfchijnen in de openbare plegtigheden, met een violétgekleurd gewaed bekleed; maer, fchoon zij Raedsheeren van een oppergeregtshof zijn, genieten zij geene eerbewijzingen, welken het gewigt hunner bedieningen, in groote gelegenheden , fchijnt te vereifchen. Ik zag één dezer heeren, een' bezitter van rijke kerkelijke bedieningen, een' onderdaen van een' grooten Vorst, een' man van aenzien, en te Rome een ftaet verwonende als de eerften van het Hof, de verrichtingen van een' geringen amptenaer waernemen , en nederig een' kandelaer dragen, in een' pausfelijken optogt. Men heeft mij niet juist kunnen zeggen, over welke natuur' van zaken  Driehonderd Vijfenveertigste Brief. soe> ken deze kerkelijke Magiftraten vonnisfen; maer men laekt gemeenlijk de langdurigheid, met welke zij dezelven behandelen, en zelfs de vorm van hun regtsgebied: men kan echter niet genoeg roemen dat het hun, op ftraf van den kerkban» verboden is eenig gefchenk te ontvangen» Alle deze Broederfchappen en Raedsvergaderingen maken het geestelijke gedeelte der kerkelijke Regeringe uit. Men heeft andere Vierfcharen, Regtbanken en Amptenaers voor de wcereldlijke zaken. De Apostolifche Kamer, waerin de Kardinael Kamerling voorzit, is belast met de zorg' over de inkomften van den Paus en de befturing van de geldmiddelen. De andere leden, die dezelve uitmaken, zijn de Stadvoogd van Rome, de Schatmeester, verfcheiden Kerkvoogden, Klerken der Kamer geheten, en andere Amptenaren, bekend onder den naem van Rekenmeesteren, van Gevolmagtigdenover de krijgsbenden en de zee, galeijenen haven, van Voorzitter over de wegen, waters en bosfchen, munt' en handvesten, van Advokaet voor de arme lieden , van Fiskael, enz. De Paufen trokken eertijds eene groote inkomst van deze bedieningen ; maer zij bedachten federt, dat het hun voordeeliger zoude zijn eerlijke lieden, die getrouwelijk de geldmiddelen zouden befturen, daermede te begunftigen, dan dezelve te verkoopen aen Pachters, die den fchat der Kerke mogten plunderen, om hunne kosten weder intehalen. Zij vergaderen jweemael ter weke bij den Kardinael Kamerling, om de rekeningen te overzien, den vooraed voor V 3 Ra*  $io De Nieuwe Reiziger. Rome te- bezorgen, den landbouw en den voortgang der koopmanfchapp' te bevorderen. Hoe meer men zijne aendacht vestigt op den Kerkelijken Staet, ten aenzicn van deszelfs uitgeftrektheid, de vruchtbaerheid der landerijen? de daerdoor fpodende flroomen, de voordeelige luchtgefleldheid, de mcenigvuldigheid der fteden , deszelfs ligging tusfehen twee zeen, en de havens, die aen veel verbetering onderhevig zijn, des te meer wordt men gewaer hoe veel vertooning hij zoude maken op de kaert van Europa, indien de Regering van Rome bekwame zorg droeg voor den landbouw, koophandel en arbeid, waervan zij noch de kragt, noch de beweegraderen , noch den invloed op het geluk der volken fchijnt te kennen. De amptenaers, die voor den voorraed van Rome zorgen, door het koorn en andere goederen te fchatten, veroorzaken het onheil der landerijen. De landbouwer, geene vrijheid hebbende om zijne waren ten bestmogelijken prijze te verkoor pen, verlaet den akkerbouw, en begeeft zich liever naer Rome, om den lagen prijs der levensmiddelen te genieten, dan veel moeiten aen te wenden, om ze zonder voordeel intezamelen. Eertijds leverde deze Staet koorn aen de landen van Genua en een gedeelte van Toskane : Venetië kreeg 'er vee uit voor zijne fiagthuizen. Maer federt de Apostolifche Kamer zich, met regt' van uitfluitinge, van den koop- en graenhandel heeft meester gemaekt; federt de eiger riaers hun koorn niet meex mogen verkoopen. dan  Driehonderd Vijfenveertigste Brief. q*< dan aen de Kamer, noch de bakkers zich.het zelve mogen bezorgen dan van hare zolderen, is de handel met de Genuëzen opgehouden , en de landbouw zichtbaer verminderd. Dewijl de granen, door de Kamer gekoft, op de zolders ingezameld en befloten zijn gedurende de hitte, geeft men voor dat de vochtigheid, op den eerften regen, hen derwijze doet vermeerderen, dat deze vermeerdering genoeg is, om de pakhuismeesters een aenmerkelijk voordeel, dat hun ten loon' verftrekt, te bezorgen. De inkomftenvan den Paus beftaen uit 'slands middelen, tollen, pachten en belastingen op de waren. De wezenlijke en perfoonlijke fchattingen hebben geen plaets in den Kerkdijken Staet ; maer niemand is bevrijd van het hoofdgeld, dat aen de poorten van Home op de rijtuigen en valiezen geheven wordt, De dooden zelfs, wel verre van het zelve bevrijd te wezen, zijn op hooge belastingen gefield, Men verhaelt dat da pachters duizend kroonen eifchende, om her hgchaem van eenen Prins, uit het Huis van Borghefius, teFreskati overleden, te laten invoeren, zijne maegfehap deze regten fmokkelde, door het jijk in een hooivoeder te verbergen. Men gebruikte , zegt men, dezelfde list, om het ligchaem der Hertoginne van St.Agnan, die te Rome gedurende het Gezantfchap van haren Echtgenoot overleed, ter rfuik te doen uitvoeren. De Dataria of Kanfelarij , waeruit alle de afvaerdigingen voor de kerkelijke ampten voortkomen, is eene der overvloeijenfte bronnen van V 4 §  346 De Nieuwe Reiziger. De vertooning der kribben (want men maekt 'er veel op kerstijd) is de voornaemfte oorzaek der bezoeken op dezen grooten dag. Men" vindt 'er niet alleen alle de kenmerken der geboorte, maer tevens dingen, die 'er geene de minfte betrekking toe hebben. Op Witten Donderdag beijvert men zich om den Paus de voeten aen arme priesters te zien wasfchén. Hij geeft hun te eten, bedient hen aen tafel, en betoont zich wezenlijk, op dien dag, den Dienaer der Dienaren van God. Des morgens van Goeden Vrijdag, begeeft men zich naer de verfchillende Paradijzen, waer het gewijde ligchaem van Gods Zoon rust. Des namiddags,, gaet men het vermaerde Miferere hooren in de Sixtijnfche kapél, waer de ftemmen zoo wel de welluidendheid der fpeeltuigen naerbootfen , dat men 'er haer door geholpen achr. Men hoort niet dan zuchtingen, die het hart verfcheuren. De Broederfchappen der Geefelaren vertoonen wezenlijk, op hunne naekte en bloedige ligchamen, de geefelingvan den Zaligmaker. Ik verzwijg voor xx den dag van Paesfchen, waerop de vrolijke zangen, met eene geheel hemelfche muzyk, zich bij de prachtigfte plegtigheden voegen. De aenbieding van de Telle, die in de kern van St, Peter gefchiedt, is insgelijks eene voorname zaek voor het Romeinfche volk. Afgericht om voor den Heiligen Vader te buigen, legt het paerd zich op de knien met de twee voorfte voeten, en draegt achter op het kruis eene groote bloem, met haje bladeren en haren fteel van zil-  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 347^ zilver, waerin een briefje van twaelf duizend kroonen gefloten is, welken de Koning yan Napels alle jaren den Paus, ten teeken van hulde, doet aenbiedcn. De Afgezant doet eene redevoering tot den Opperpriester, en kuscht hem de voeten; de Paus antwoordt eenige woorden, Welken hij uit een boek leest, neemt het gefchcnk aen, en zegent zijne Excellentie. De ftaimeester van zijne Heiligheid maekt zich mees? ter van het paerd en harnas : dit is een regt zijner bedieninge; maer 't welk men aenflonds afkoopt door middel van eene zekere, fomme: hij geeft dan het dier en de toerusting over, die dus van jaer tot jaer dienen. Des, avonds fchier, men vuurwerken af. De Geboortedag der heilige Maegd is beroemd door eene plegtigheid, die zich alle tien of twaelf jaren vernieuwd. De Dominikancn dragen in een' kerkömgang de Madone of Lieve Vrouw van den Rozenkrans. Deze beeidtenis, van natuurlijke grootte , naer den nieuwften zwier met de allerrijkfte ftoffen gekleed, en metgefteenten bedekt, is geplaetst op een' verheven troon, ftaende op het midden van een werktuig, dat door dertig mannen gedragen wordt. Alle de Dominikanen van Rome, mat den algemcenen^ Oygrften aen het hoofd, gaen voor dit ftandbeeld , gevolgd van twee honderd jonge dochtereren, in hetivit gekleed, gefluijerd, en twee' aen twee tredende, met eene wasjfchen kaers in de hand, en eenen bloemenkrans op het hoofd. JNa den morgendienst, ontvingen zij de huwe» ïijks*  *4§ De Nieuwe Reiziger. lijksgiften, welken de rijke Broederfchap van den Rozenkrans alle jaren uitdeelt. Deze huwelijksgiften beftaen in twee honderd en vijftig Franfche livres voor de geenen, die zich toe trouwen begeven, en in tweemael zoo veel als Zij het klooster verkiezen. In fommige landen Zou men het tegendeel doen: wat 'er van zij, zij ontvangen deze huwelijksgiften in briefjes, wier beloop de kasfier betaelt, wanneer zij kloostergeloften doen, of zich in het huwelijk begeven. Rome is vervuld met deze nuttige fhchtingen, voor welken de godsdienst den rijkdom onder fchatting fielt; Dusdanig zijn deze befchermplaetfen, waer men de kinderen der beide kunne, weezen of van arme ouderen geboren, opvoedt en in hunne kostwinning voorziet. Borduren, breijen, in linnen werken, zingen en fpelen zijn de oeffeningen, welken men hen doet verrichten, volgens hunne geaertheden. Dusdanig zijn insgelijks deze verbeterhuizen, waer men zich belast met de tucht' der kinderen , waerover de ouders zich te beklagen hebben ; en dusdanig zijn eindelijk de verblijfplaetfen, die open flaen voor dochteren, moede van in ongeregeldheid te leven, of voor flechtgehuwde vrouwen, om haer de onheilen van een kwalijkgeflaegd huwelijk te onttrekken. : Om weder te keeren tot de Broederfchap van den Rozenkrans, die het beroemdfle wegens deze milddadigheden is, men geeft voor dat St. Domjnikws dezelve inftelde door bevel van de  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 349 Heilige Maegd. Gregorius de XIIIde voerde de plegtigheid daervan in, den eerften zondag in Oétober. Andere Paufen hebben vele afkeert vergund aen de geenen, die den Rozenkrans opzeide; en men verhaelc meenigvuldige wonderwerken , ter dezer gelegenheid verricht. Een groot gebedenfnoer, beftaende uit honderd en vijftig kleene koralen, welken men Ave, en vijftien grooten welken men Pater noemt, is verdeelt in vijftien tientallen, die zoo vele verborgenheden van het leven van Jezus Christus verbeelden; heuchelijke, fmertelijke en roemrijke verborgenheden. Men onderfcheidt 'er twee Broederfchappen , den gewonen en den altoosdurenden. De eerfte is verpligt eens in de week de vijftien tientallen optezeggen, en de tweede onl ze, beurt om beurt, zonder ophouden te herhalen ; zoo dat de geloovigen dag en nacht bezig; zijn, om de Heilige Maegd met deze meenigvuldige en godvruchtige groetenisfen te verëeren. Ijdere Broederfchap te Rome is onderfcheiden door de kleur van den zak, waermede zich de Medebroeders het hoofd bedekken. De grootfte heeren laten zich in eenigen dezer maetfehap* pijen aennemen; en hunne feesten zijn ftrijden van ftatige pracht' onder eikanderen. De minst vrolijke dezer vertooningen wordt gegeven door een'der rijkfte Broederfchappen, namelijk, die van den dood, gedurende het Oclave voor de Overledenen. Eene onderaerdfche fpelonk, die onder de kapél heenloopt, vertoont aenftonds eene zael, wier muren, met rood papier behangen, door  35° De Nieuwe Reiziger. door platte zuilen en vakken afgefneden zijri^ de voetftukken en kapiteden dezer zuilen beftaen Hit wezenlijke doodshoofden, vermomd met ftukJsen papier, over de oogen en wangen gelegd, yerfpreidende een doodsch en roodachtig fchijnfel, dat alle de verlichting der zale uitmaekt. De vakken Vertoonen groote verdroogde geraemxen; en in eene andere onderaerdfche fpelonk' door lijktoortfen verlicht, liggen vijf of zes lijken, verbeeldende op het natuurlijkfte de voort.gaende graden der verrotcinge. Dit verblijfvan den dood, alwaer eene meenigte van goede zielen zich met vuistflagen de borst kneufen, lokt geheel Rome naer het klooster van St* Gregorius , ftaende op den berg Celius, en op denzelfden grond, dien het huis, waerin deze heilige Paus geboren is, eertijds befloeg, Gij hebt in zijne Sameftfpraken kunnen lezen dat eene ziel van een' zijner monniken, voor welke hij dertig misfen had laten doen, hem verfcheen en te kennen gaf dat zij, door middel zijner voorbiddinge, van God uit het vagevuur verlost was ; en dit was de oorfprong dezer inftellinge, Het is een punt van eere zich, voor dertig in voorraed betaelde misfen, te laten infchrijven. Hier is eene foort van godsdienst, die het ganfche jaer duurt, en dagelijksch veel volk in eenige kerken van Rome trekt: dit is de plegtigheid van Veertig Uren. Men kan niets meer voegen bij den rijkdom der verfierfden, en den luister der verlichtingen. Ik heb twaelf honderd was-  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 351 wasfchén kaerfen, in zoo vele zilveren kandelaren , op het altaer ontftoken gezien. Eene fraeije feest wordt 'er insgelijks gegeven bij de Jezuiten, den 310=1» van December, ter dankerkentenisfe van de weldaden, gedurende het ganfche jaer ontvangen. De Kardinalen begeven zich in ftaetfie derwaerds, bij hetuitgaett van de paufelijke kapél. Zes Jezuiten, met de fakkel in de hand', ontvangen ijdere Doorluchtigheid, bij hetuittreden van zijn rijtuig, en geleiden hem ter plaetfe, die voor hem gefchikt is. Het is gebruikelijk in de kerken een groot muzyk te onderhouden, dat door de nieuwsgierigheid en den toeloop van het volk, 't welk zij derwaerds lokt, bijna altoos de betamelijkheid verbant. De voornaemfte godsdienst van het Romeinfche volk, op Witten Donderdag, beftaet in het bezoeken der zeven ftandkerken; en dewijl zij verre van eikanderen afliggen moet men 'er zich vroegtijdig naer toe begeven. St. Filippus van Neri , die deze ftandkerken had ingefteld, ftichtte tevens een' middagmaeltijd voor vijfduizend perfonen. Men ontvangt in ijdere kerk een briefje, om aentetoonen dat men 'er geweest is; en deze briefjes worden overgegeven ter plaetfe, waer demaeltijd wordtaengericht. Dit is een groote tuin, vervuld met eene meenigte van rietftaven, overkruisd met een' papieren band van verfchillende kleuren, dienende om de verdeelingen en orde der opdisfching aentewij* zen. Drie gasten plaetfen zich ftaende rondom een*  35* Dè Niéuwe Reiziger. een' rietftaf, alwaer zij in eene korf, in drie affcheidingen verdeeld, een brood, twee groote fneden fterkgekruide worst, een hard ei, twee appels, een vierendeel kaes en eene kruik waters ontvangen. Men ziet 'er perfonen van allerlei ouderdom en allerlei ftaet, kerkvoogden, edelen, priesters, kunftenaers, bedevaertgangers„ bedelmonniken, en vooral vele foldaten van den Paus. De algemeene Overften der bedelmonniken moeten 'er verfchijnen en het middagmael houden; maer zij worden, zoo wel als de kerkvoogden, met meer onderfcheid bediend. Eertijds veröntwaerdigde zich de Kardinalen zelfs niet in dezen liefddadigen maeltijd te deelen, om te toonen dat alle menfchen van gelijken ftaet in den godsdienst zijn. Na de godsdienftige of ongewijde vertoonïngen, verwekt hier gewoonlijk de meeste nieuwsgierigheid de wandeling in de voorhaemfteftraet. De ganfche ftad vindt 'er zich verzamelt; en ijder vertoont 'er zich op de Voordeeligfte wijs, om de oplettendheid van het algemeen tot zich te trekken. Hier komen de Romeinfche Prinfen met hunne rijtuigen, en het volk met zijne beste kleederen pralen. De vrouwen vooral weigeren zich zelve het noodzakelijke, om 'er met een* tabbaerd en een'huurknecht, die voor haer gaet, te verfchijnen. Het vermaekelijkfte is dat een man, in een flecht gewaed, zijne echtgenoote in dit geleende kleed van verre ziet voorbij gacn, en zich over hare bevalligheid in dit optooifel verwondert. Eene fraeije dochter wordt verzeld door  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 353 door hare moeder, gekleed als eene opzienfler; en de vader volgt haer in een levreikleed, met de hairen opgebonden. Zij, die een weinig meer middelen hebben, verëenigen zich met eikanderen, om eene karos te bekostigen 5 zij komen het eerfte op de wandeling, en gaeri het laetfte heen. Het volk is vermengd met de monniken van allerlei orden, met de kostgangeren en leerlingen der kweekfcholen, ijder met zijne montering, \ geen het fchouwfpel des te veranderlijker maekt; en de venfters zijn vervuld met jonge perfonen, die de oogen der voorbijgangeren op zich trachten te trekken. De burgerij van Rome is eene orde vanftedelingen, die, gelijk in de andere fteden, het midden tusfchen den adeldom en het gemeerie volk houdt, en hare bijzondere verkeeringen, zeden en gebruiken heeft. De voornaemften vari dezen rang zijn de hoofdpachters, ontvangers, kooplieden, bankhouders en tolpachters, die zoo uitzinnig zijn om de aenzienlijke lieden te willen navolgen, door de pracht hunner rijtuigen , vertrekken , marmeren beelden en fchilderijen; en fomtijds zelfs maken zij de grooten van hun afhangelijk, door hun in behoefte geld te bezorgen. Dagelijksch krijgen zij eenig gedeelte van de pracht' der paleizen, om 'er hunne huizen mede ïe verfieren. Niet alleen wordt' hier van alles, dat tot de geestelijke heerfchappij behoort, van den Paus af tot den ftafdrager toe, maer insgelijks van de auvokaten , pleitbezorgeren , regteren , ge- XXVL Deel Z  354 De Nieuwe Reieigèr. neesheeren, fchouwburgbeftierderen , fchefrd* meesteren, en meer andere lieden, het zij idc fpaerzaemheid, of om den ingang in de huizen gemakkelijker te vinden, het kerkelijke kleed aengenömefL Een vreemdeling, die voor de eerftemaei in Rome komt, is geneigd om te gelooven dat deze ftad flechts van priesteren bewoond wordt* Onder deze kleeding geven de meeste burgers den arm aen hunne vrouwen in de wandelingen , 't geen veel gemak baert aen de kerkelijke lieden, waermede zij zich vermengd vinden; en deze vermenging geeft: dikwerf gelegenheid tot vrij vermakelijke vertooningen. Zelfs de voorrijder en koetfier van den Heiligen Vader zijn met mantel en bef voorzien. Het volk, of veeleer het graeuw van Rome is een famenftel van allerlei buitenfporige lieden, die geene andere gelijkheid met eikanderen hebben , dan eene algemeene af keerighcid Van deti arbeid. Bijna alle de kooplieden en kunftenaers zijn Vreemdelingen; en men ziet 'er zeer weinige huisgezinnen , die van ouds in het land gevestigd zijn. Dus is het mede gelegen fflet deze talrijke meenigte van levreidrageren en dienstboden, die den eerften, welke hen huurt, toebehooren. De landlieden komen 'er het beroep1 van daglooneren en pakdrageren verrichten. Ijdere verandering van Opperpriester lokt 'er nieuwe huisgezinnen, die zich aen zijn gevolg verbinden. Moet ik onder het graeuw van Rome tellen die groote meenigte van bedelende bedevaertgangeren, die 'er nog talrijker zouden zijn,  DRIEHONDERD ZEVENENVEERTIGSTE BrIEF. S5S indien hunne ongeregeldheden de Regering niec van tijd* töc tijd noodzaekten hen te verdrijven ? De dagelijkfche aelmoefen, die in de gasthuiZen eh aen de deuren der kloosteren gefehieden , vermeerderen dit luije en onnutte ras buitengemeen; De méenigvuldige godsdienstigheid der aloude bedevaerteri heeft de meeste Katholyke landaerten overgehaeld, om 'er liefddadige huizen voor hunne zieken en bedevaertgangeren te itichten. Het gedeelte van dit volk, deTranfteverijnen genoemd, omdat zij dert overkant des Tybers bewonen, befchouwt zich als de ware en eenigfte afltammelingen der aloude Romeinen* DeZe gedachte, gegrond of niet, blaest hunnen moed op, en maekt hen moeijelijk te regeren. De Paus, Benediktus de XIVde , misfchien door eenigen onvoorzienen nood gedwongen , had een' nieuwen impost op de eetwaren gefield. Zij weigerden te betalen ,• en dewijl men 'er hen door de krijgsmagt toe wilde dwingen, vertoonden zij zich i aen het hoofd der brug van St. Angelo , gewapend gelijk zij best konden. Een jongeling' die het bevel over hen voerde, werd door het eerfte vuur gedood. Zijne moeder nam Zijne plaets in; en de meenigte, in hare ongeheugte deelende, dreef de foldaten van den Paus op de vlugt. Men moest in onderhandeling treden, en bood der moeder geld aen, om haer te bevredigen; doch zij antwoordde dat zij niet lafhartig genoeg was, om het bloed van haren zoon te koopen. Men moest den impost afZ 2 fchw-  £55? De Nieuwe Reiziger fchaffen, om eene grooter bloedftorting voorre* komen. Om hunne dapperheid bezig te houden , dagen de Tranfteverijnen , zijnde alle landbouwers, tuiniers of wijngaerdeniers, van tijd' tot tijd andere wijken uit, om met fteenen te vechten, en zijn bijna altoos van de overwinninge verzekerd. Zij hebben eene bijzondere tael, zeden en gebruiken, die hun niet gemeen zijn met het overige des volks, waervan zij zelfs in gedaente verfchillen. De Joden, fchoon vrij talrijk, leven hier in een groot bedwang. De verpligdrfg oifl zich bij het onderwijs des Saterdags te laten vinden, op verbeurte van boete en andere ftraf , is voor hun de ongenoegelijkfte dienstbaerheid; en vermits het volk ligtelijk geld in den Berg der Barmhartigheid kan verkrijgen, worden hun alle middelen om rijk te worden benomen. Tot allen onderftand, hebben zij flechts het ongelukkige beroep van oudekleerkooperen, 'twelk zij gewoonlijk in de ftraten oeffenen; en tweemael ter weke hebben zij de vrijheid, om op de plaets Navona te koop te ftaen met eenen hoop van vuile vodden, die bijna den ganfchen grond van hunnen koophandel uitmaken. Zij leven buiten dien vrij gerust in eene afgezonderde wijk; maer zij zijn aen eene godsdienftige plegtigheid en geldboete onderworpen, wanneer de Paus bezitting van de kerk'van St. Jan van Lateranus gaet nemen. De Rabijnen en Ouderlingen der Synagoge vertoonen zich voor hem op zijnen doortogt, en offeren hem knielende de vijf boeken yan.  Driehonderd Zevenenveertigste Brief 357 van Mozes in een bekken, met goud en zilver vervuld. De Paus, om te toonen dat hij hunne hulde aenneemt, Haet met een rijsken op het hoofd van hunnen Overfte, en vergunt hun te Rome te blijven, gedurende zijn pausfchap. Een zekere vader Calvo, algemeen Overde der Kordelieren, ziende hoe zeer de Joden, door de beleeningen ten hoogden voordeele, en door het verkoopen van de panden ten laegden prijze, van de armoede des volk een misbruik maekten, verkreeg van Paulus den IIIden, in het jaer 1539, de dichting van eene Broederfchap van bemiddelde perfonen, die, mits eene behoorlijke veiligheid, geld zonder rente leenden. Dit noemt men den Berg der Barmhartigheid, wier inzettingen St. Karei Borroméus zelf gemaekt heeft, en wier kantoor door den Schatmeester der Apostolifche Kamer en eene Maetfehappij van Romeinfche Edelen bedierd wordt. De Paufen hebben 'er, in het vervolg, renten, voorregten en zelfs aflaten aen toegedaen, en een huis vergund, om dit goede werk door geheel Italië te bevorderen. Men leent 'er honderd en vijftig livres zonder iets te eifchen, voorden tijd van agttien maenden; maer voor aenmerkelijker fommen, betaelt men zes en een half ten honderd. Ten einde van den voorfchreven tijd, worden de goederen, die niet afgehaeld zijn , bij openbaren uitroep verkoft. In de meesten dezer huizen kan ijder het geld, dat hij bij zich niet houden wil, in bewaring geven; en men vreest niet, gelijk elders gebeurt, - Z 3 ff  353 De Nieuwe Reiziger. zijne welvaert verijdeld te zien door de bankbreuken der geenen , die het openbare vertrouwen hebben. Eene diergelijke inrichting in Frankrijk zou het zekerde middel zijn om de woekeraers uitterooijen, en deze heimelijke rooverijen, die dikwerf het verderf der huisgezinnen veroorzaken, ten einde te brengen. (*) Te Rome gaet weinig gemunt geld in zwang; bijna de ganfche koophandel gefchiedc 'er in bankbriefjes. De vreemdelingen zelfs zijn verpligt zich aen deze foort van koopmanfchap te onderwerpen. De Bankhouders geven u naeuwelijks in geld het zesde gedeelte der begeerde fomme; het overige is in papier, op verfchillende vervaltijden te betalen, Wanneer men hun dan dezen wisfel brengt, ontvangt men tot betaling een nieuw briefje, van minder fomme dan het eerfte, met eenig geld om het beloop uittemaken. Het volk gelooft dat de wezenlijke waerde van alle deze papieren in den fchat van den Berg der Barmhartigheid of der Apostolifche Kamer berust. De beter onderrichte lieden gelooven het tegendeel; doch deze gedurige woeker maekt de ftaetsbedienaers en hare aengeftelde amptenaers meesters van al het geld van den Staet. Rome heeft eenige ftoffereederijen, bepaeld tot het vertier van zijne inwoonderen. De zijden, welken zij 'er gebruiken, zijn gemeenlijk flecht bereid; en de daeruit komende ftoffen, fehoon van een' kwaden fmaek en kwaed gebruik, (*) Men heeft eindelijk een dezer Bergen der Barn> Hartigheid te Parijs ingevoerd.  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 359 bruik, zijn alzoo duur als de fchoonfte en bes. te ftoffen uit buitenlandfche werkplaetfen. De langdurige borgtocht, welke de kooplieden geven , de hoffelijkheid van het levrei der groote huizen, dat door hen bezorgd wordt, zijn de twee voornaemfte oorzaken, die haer op zulk een' hoogen prijs brengen en houden. De kunstbloemen, de pommaden en handfchoenen zijn de eenigfte zaken, die Rome aen de buitenlanders levert. De nuttigde en voordeeligfte koop» handel gefchiedt in wasch, door het verbazende vertier, dat het zelve in de kerken heeft. Men moet de pracht dezer verlichtingen gezien hebben, om 'er zich een denkbeeld van te vormen, De Bank onderhoudt aenzienlijke hui» zen, wien de natuur der zaken toelaet altoos een' hoogen ftaet te voeren. Dc grooten der eeuwe, de Prinfen, Heeren en Baronnen, fpelen hier dechts eene geringo rol, omdat alle de groote ampten aen kerkelij. ken te beurt vallen. De onderhoorige bedieningen, die eenig vermogen hebben, worden insgelijks aen de geestelijkheid gegeven. Men moet niet oordeelen van den rijkdom der Romeinfche Edelen, door het getal der knechten en rijtuigen i iemand, die niet in ftaet is om een kieken aen zijnen vriend te geven, heeft eene karos en dienstboden, die hem verdinden. Deze levreidragers worden beduurd door een' Opperhoofd, den Deken geboemd, die een zwart kleed en een' mantel draegt. Deze is altoos in dienst; de anderen , in tegendeel , worden Z 4 flechts  $<5p . De Nieuwe Reiziger. flechts gehuurd voor eenige dagen, of zelfs alleen voor eenige uren. Niemand van hun wordt in het huis gekleed of gevoed; zij mogen zich alleen in de voorzael onthouden, en hunnen meester volgen als hij uitgaet. De meesten zelfs bedienen de tafel niet, ten zij men eenig prachtig middagmael geeft, 'tgeen zeer zeldzaem gebeurt. Een maeltijd, waerop men genoodigd wordt, is wat nieuws in de ftad, Hunne grootfte bezigheid, beftaet in de perfonen, die ter bezoek komen, na eikanderen en in bijzondere Vertrekken, aentefpreken. In de groote huizen zijn dienstboden van verfchillende beroepen , vooral tot onderhouding van de rijtuigen en paerden, die zeer talrijk zijn. Onder alle de knechts vindt men noch portier, noch zwitfcheraen de poort, en zelfs geen jongen om ohs den trap te wijzen; deze trap is zelfs niet verljcht; zoo dat men verlegen ftaet, als men geene fakkel bij zich heeft. Gemeenlijk moet men zeer hoog klimmen. De eerfte en zelfs de tweede vertrekken fchijnen alleen tot feesten gefchikt. Eindelijk nadert men; en zoo ledig men de poort en den trap gevonden heeft, zoo veel gevolg en eene meenigte vau dienstboden vindt men in de voorzalen. IJders naem wordt van het eene vertrek tot het andere herhaeld, en met alle de teekenen van de hoogfte achti'nge iiitgefproken. Niettemin neemt men verfchillende eerbewijzen pmtrent het geleiden in acht, volgens de ppderfcheiden rangen. Vier fakkels gebruikt men vooreen' Kardinael, twee voor een' Bisfchop, én  DïUEHONDRD ZEVENENVEERTIGSTE BRIEF. 361 en één voor een' bijzonderen perfoon. De levreibedienden verfken de hoffelijkheid volmaekre Wil men zijn hof bij eene Excellentie of eene Eminentie maken, men is des anderendaegs ver-? zekerd van het bezoek van hun huisgezin, dat is, van deze meenigte van knechten, die hen, dienen; en om beleefdheid voor beleefdheid te bewijzen, vergenoegt men hen met eenige flukken geld, weiken men in de hand van hun opperhoofd laet glijden. Alle brave lieden, door eene bekende hand aen geboden, vinden een' gemakkelijken toegang in deze plegtvergaderingen, welken men verkeeringen noemt, In fommigen, gelijk bij de Kardinalen, zijn alleen mannen, geene fpelen, geene zang- of fpeelpartijen; men houdt'er ge-» fprekken; men yerfpreidt 'er nieuwstijdingen; fomtijds fpreekt men 'er van de wetenfchapp' en letterkunde; maer meestentijds verveelt men 'er zich zeiven. De vergadering wordt in eene ruime, welverfierde en verlichte gallerij gehouden, waerin men altoos ververfchingen vindt. Wanneer men zijne eerbied bij den Kardinael afger legd heeft, begeeft men zich in andere vertrekken , waer men kan zjtten, wandelen of fpreT ken met wien men wil. In de andere verkeerin? gen vertoonen zich ook de vrouwen; en men maekt 'er gebruik yan het fpel en de muzyk. In eenen avond kunt gij uwe tijdkortingen in vijf of zes paleizen verwisfelen; en in agt of veertien dagen hebt gij kennis met alle de. grooten der $ad gemaekt,. Z 5 De  362 De Nieuwe Reiziger, De ligtekooijen hebben geen verlof noch worden geduld, gelijk veele lieden gelooven; et» Jiet is valsch dat de dochters, die zich aen ijder willen overgeven, eene verklaring daervan gaen doen voor den Kardinael-Stedehouder, die haer eene woning doet geven in eene ftraet, tot deze ongeregeldheden aengewezen. Zoo dra de Stadvoogd befpeurt dat zij een ergerlijk gedrag houden, doet hij haer uit de ftad jagen, of in een verbeterhuis opfluiten. Ik heb ooggetuigen geweest van het verlof, 't welk de Barigel of Schout een* vreemden Afgezant kwam verzoeken , om eenige dochters, die zich met eikanderen verëenigd hadden, in hope van 'er met meer vrijheid te leven, uit deszelfs nabuurfchap te doen ligten, Men belet wel dat 'er geen ppenbare plaetfen van ontucht' zijn; maer 'er zijn zoo vele bijzondere en bekende listen, dat alle de voorzorgen, welken men in het werk ftelt, alleen (trekken qm de openbare ergernis "te verminderen, Deze verdorvenheid is des te verwonderlijker, omdat men gedurige zorgen tot onderwijs van het volk en opvoeding der jeugd aenwent. Gedurende den advent en de vasten, vertoonen zich, alle uren van den dag, predikers op den kan fel, die alle half uren afgelost worden. Het is waer dat deze predikaetfiën weinig bezocht worden, en dat de monniken, die dezelven verrichten, zich uitlaten in alles, wat hunne inbeelding hun ingeeft. Zoo dra het half uur geëindigd is, luidt men eene klok; en de nieuwe prediker treedt de  DftlEHONDERD ZEVENENVEERTIGSTE BRIEF. 363 de eene zijde in, terwijl de eerfte den anderen kant uitgaet. De kanfels hebben de gedaente yan langwerpige geftoelten., in welken de Redenaer kan wandelen, en zich vrijelijk aenralhj de bewegingen van zijnen ijver overgeven. Betreffende de predikaetfiën, welken de nien? welingen van alle de geestelijke Orden op de hoeken der ftraten doen, dezelve zijn niet min flechtopgeftelde dan ftechtuitgefproken redevoeringen, over het vagevuur, de hel, enz; alle hunne bewijzen heftaen in historiën, wier beiagchelijkheid alleen bedekt wordt door de ger Woonte van dezelven te hooren. Van alle de fteden der weereld is Rome. de eenigfte, waerin de leeröeffeningen afrijd arbeidzame voorwerpen, onderftand, hujpmidder len , aenmoedigingen en vergeldingen gevonden heeft. De opvolging is niet even luisterrijk in alle hare tijdperken; maer in de duifterfte derzelven, behield deze ftad niet min den fchat van alle kundigheden; en uit haer kwamen altoos de eerfte vonken, die de fcbitterendfte vernieuwingen aenduidden en bereidden. Genootfchappen, oeffen- en kweekfcholen, openbare en bijzondere boekzalen, alles fchijnt 'er gefchikt om der jeugd den fmaek tot de wetenfchappen en letteren inteboezemen, en de aenkweeking derzelven te bevorderen bij de geenen, die 'er. zich aen willen toewijden, De Latijnfche tael behoudt'er nog zijn' alöuden luister; en de Oo9terfche talen worden 'er met des te meer voortgang onderwezen, omdat de Profesfors zelfs ver> kozen  3^4 De Nieuwe Reiziger. Rozen worden uit de natuurlijke inboorlingen der landen, waer men dezelven {preekt. De oeffenfcholen der Syriërs, Grieken en Maroniten, te Rome ingevoerd, leveren voorwerpen , die gewillig hun vaderland verlaten , om zich aen het hof van Rome te verbinden, en tot de waerdigheden, die bijna altoos de vergelding van hunnen arbeid zijn, te komen. De voornaemfte oeffenfchool, welke men als het middenpunt der hoogefchole moet befchouwen, is de oeffenfchool der wetenfchapp', gebouwd naer de teekeningen van Michiel Angelo; dezelve kan voor een deruitmuntendfte verfierfe!en van eene ftad, zoo vermaerd door de fchoonbeid harer geftichten, gehouden worden. De hoo» gefchool is niet ouder dan de dertiende eeuwe; maer zij heeft zich altoos beroemd gemaekt door het getal en de verdienfte harer Profesforen, wel* ken zij uit alle landen doet komen. De Romeinfche oeffenfchool, door de Jezuiten gehouden, met de Clementijnfche en Nazarethifche oeffen? fcholen zijn de drie huizen, waer de leeröeffenin* gen in de meeste eere zijn. Zonder te fpreken van de boekzael' van het Vatikaen, in de agtfte eeuwe begonnen door den Paus Zacharias, in de vijftiende vermeerderd door Calistus den IIIdei1 met de boeken der Keizeren van Konftantinopelen, verrijkt doorClemens den Xlie* met Griekfche, Syrifche, Arabifche en Koptifche fchriften, getrokken uit de kloosteren van den berg Libanon, en eindelijk vergroot door de boeken der Koninginne Chriscina, der Hertogen  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 365 van Urbino, Van den Keurvorst van de Palts, enz» vindt men de huizen van de Overften der Orden, Voor het gröotfte gedeelte , zeer rijk in boeken } en gemakkelijk om intekomen. De bijzondere boekzalen zijrt den geleerden minder nuttig door de meenigvuldigheid en de verkiezing der boeken , welken zij verzamelen dan door het onthael, 't welk zij van de Böekbewaerderen ontvangen. Dus zijn onder anderen die der paleizen van Pamfllius, Barbarini, Chigi ^ Borghefius * Altieri, Albani, Corfini, enz. De welfprekendheid wordt misfchien, van alle de deeleu der fraeije kunften, het minne aengekweekt. Dit vaderland van Cicero kan geen* tamelijken Redenaer, waervan gij eene redevoering zoudt willen lezen of aenhooren, opleveren. De Romeinfche jeugd kweekt de poëzi) niet aen, dan om in de Akademie der Arkades toegelaten te worden. Deze Akademie is opgericht door de zorgen van eenige perfonen 9 welken de fmaek in de wetenfchappen en fraeije letteren dikwerf bij de Koningin Christina verzamelde; het zonderlingfte is dat zij Hechts, m haren dood, tot derzelverBefchermfterbenoemd wierd, buiten twijffel om zich niet te verbinden om na haer eene reeks van Befchermeren, die derzelver vrijheid mogten aenvallen, te verkiezen. De Akademie der Arkades, geboren in dealoude hoofdftad der weereld , moeder van alle de letterkundige Maetfchappijen van Italië, heef» bovendien het voordeel dat zij eenigermate algemeen  %66 Dt Niïüwi Reiziger. meen is$ dat is, dat zij zich niet bepaeld tot eene bijzondere foort van wecenfchapp', en in haren boezem geleerden * letterkundige lieden en kunftenaers van allerlei landaerten ontvangt; Zij Ontleent haren naem van een aloud landfehap vari Peloponnefus, alwaer Part den herderen van den berg Lycéus op de fluit leerde fpelen; en hard ftichters bedekten hun oogmerk onder den fchijn Van een eenvouwig landvermaek. Zij trachtten te gelijken naer de eerfle eeuwen der weereld; en met dit inzigt, paerden zij het herderlijke kleed met de namen van Grieklche herderen, als of het aloude Arkadia hun regt vaderland i en het landleven hun eenigst beroep geweest ware* Deze nieuwigheid maekte veel gerucht; vermomde dichters * verkleede geleerden, onder* handelingen in het open veld, vermengde rangen, vergeten waerdigheden, alles verwekte de nieuwsgierigheid van het algemeen* Dezezeld* zaemheid moedigde de geesten aen; en men beijverde Zich om eene plaets te verzoeken in eene Maetfehappij, die welrasch uit de beroemdfte eri üitmuntendfte perfonen van Rome en geheel Italië beftond. Men telde 'er Prinfen, Kardinalen en Kerkvoogden in, en zelfs Juffers, doorluch* tig door haren geest en hare geboorte. Het tooneel der eerfte vergaderingen beftond in eene beemd, liggende te Montorio. . Van* daer begaf men zich in een kleen bosch, Waer de herders geene andere zitplaetfen hadden dan graszoden of roezen. De Hertog van Parma gaf liun eene plaets in de tuinen van zijn paleis. Men  Driéhonderd Zevenenveertigste Brief. 367 Men rfiaekte 'er een tooneel Van groente, en rondom het zelve zitplaetfen van graszoden, en in het midden zeven mirteboomen van gelijke grootte, om de Syrinx der alöuden, die het merkteeken der Maetfehappijewas, aftebeelden. Vervolgens ging zij over in de tuinen van verfcheiden Romeinfche Prinfen enHeeren, tot den dood van Clémens den XIde:i. De Akademisten begaven de plaets, die hij onder hen bezeten had, aen Joannes den V den, Koning van Portugal; en deze Vorst, dankbaer voor deze onderfcheiding, beval zijnen Ambasfadeur eene aenrnerkelijke fom aen de Akademie, uit zijnen naem% te verëeren, om eenen grond te koopen, en 'er het prachtige gefticht te bouwen, bekend onder den naem van Bosco - Parafio, waerin de Maetfehappij thans hare zittingen heeft. Hare vergaderingen zijn bepaeld op zeven verfchillende zomerdagen , federt de maend Mei tot de maend Oclober. Hare regering is eene foort van volksheerfchinge. Op het einde van ijdere Olympiade (want zij telt de jaren gelijk in het alöuda Arkadia) verkiest men met meerderheid der ftem* men eenen Beftuürder, die de Maetfehappij verbeeldt , als zij niet vergaderd is. Men worde 'er niet ontvangen voor de vierentwintig jaren 3 men moet van eene eerlijke geboorte en goede zeden zijn, en proeven in eenige foort van letterkunde gegeven hebben. Wanneer men een nieuw iid ontvangt, geeft men hem een*naem, die betrekking tot het herderlijke leven heeft, en een' toenaem van een der gewesten van Arkadia. Met  3,58 De Nieüwe Reizigek. Met reden zoude men kunnen begeren , dat zij éen weinig meeronderfcheiding in de verkiezing harer herderen gebruikten Dat zij gemakkelijk Zij omtrent de Grooten, Vorften eh Opperheeren, dit kan men ligtelijk in haer verfchoonen; maer ten aenzien van anderen, welken mij bekend zijn, welk denkbeeld kunnen zij van deze Akademie geven ? Bovendien, fchoon haer voornaemfte óógmérk zij de Icaliaenfehe letterkunde te zuiveren van de ongerijmdheden en buitenfporighedert, die haer federt eene eeuw ontfieren, heeft zij tot heden toe nergens toegediend i dan om den ffnaek in beuzelingcn te vereeuwigen. Men leest op' hare naemlijst'de namen van meer dan twee duizend perfonen, Koningen, Vorften, groote Heeren, geletterde lieden ent anderen, waervan de meesten haer zeer weinig luister kunnen geven.' De fchoone kunften, eertijds zoo bloeijende in deze hoofdftad, kwijnen op dit tijdftip in eene treurige en zorgelooze ledigheid. Begrijp hier niet onder vier groote fchilders, die zich nog* thans alleen bezig houden met het naerbootfen van de meesterftukken van eenige groote meesteren , welken zij vervolgens aen de vreemdelingen, als oorfprongelijke ftukken, trachten te verkoopen. De beeldhouwkunde wordt bijna niet meer geÖefFend, dan om eenige aloude naerbootfmgen, zoo luchtig behandeld, als Hecht betaeld , aen dezelfde vreemdelingen te verfchaffen* ï>e-  Driehonderd Zevenenveertigste Brief. 369 Deze foort van werkeloosheid , waerin de fchoone kunnen zijn vervallen, heeft niets ver. anderd in dè Akademie van St. Lukas $ die de drie dochters der teekenkunsc', de fchilderbeeldhouw- en bouwkunde verëenigt. Terzijde van de kerk van S" Martina, die haer toebehoort, zijn verfcheiden aenpalende vertrekken, waerin zij hare fcholen houdt. Het voornaemfte ftuk is eene ruime zael$ wier muren met Akademifche werken bezet zijn. Men ziet 'er, in eéne kas, het hoofd van Rafaël, zoodanig als het uk zijn graf gehaeld werd, en 't welk nien beter verborgen behoorde te houden. I Gij weet dat de Franfche landaert hier eené Akademie heeft, die alle de kunften verëenigt, eene waerdige ftichting der eeuwe van Lodewijk den XIVden. Men onderhoudt 'er twaelf aenkweekelingen, die in het paleis der Akademie gehuisvest en gevoed worden ; en zij blijven drie of vier jaren onder de befturing van een' Franfchen. Profesfor, die door den Koning benoemd wordt. Onder zijne oogen moeten zij zich oeffenen in de aloude en hedendaegfche gedenkftukken, die deze hoofdftad verfieren. Hunne plaetfen zijn de vergelding der begaefidheden en naerftigheid, welken zij ih hunne eerfte jaren van leeröeffeninge te Parijs hebben doen blijken* Het ampt van Beftuurder wordt gemeenlijk waergenomen door een' alöuden Profesfor van onze koningklijke Akademie der fchilderkunst', bijna XXFLDseL A a "" jfë  57 o De Nieuwe Reiziger. ,«4 altoos voorzien met het ordenlint van St. Michiel. De ftad Rome is grootelij ks vervallen van ha** re aloude bevolkinge. Zonder geloof te geven aen dc begrooting der geenen , die haer zeven millioenen van inwoonderen toegefchreven hebben , fchijnt het zeker dat zij omtrent het einde van het Gemeenebest, ten minfte een millioen van inwoonderen behelsde , terwijl zij 'er tegenwoordig geen honderd en zestig duizend kan tellen. Het natuurlijke is niet veranderd; het is in het zedelijke dat men de oorzaek van deze ontzagchelijke verminderinge moet zoeken. Niet in het huwelijk, maer in den kerkdijken ongehuwden ftaet, bevordert men hier zijne welvaert, en geraekt tot ampten en Waerdfgheden. Niet in het huwelijk, maer in de kloosteren, vindt men een zadit en gemakkelijk leven; maer niettegenftaende de onvruchtbaerheid van zoo vele monniken en nonnen, van zoo vele kerkdijken en gefnedenen, wordt Rome in zijne tegenwoordige bevolking onderhouden, en zal daerin onderhouden worden door de aenkomst der vreemdelingen van allerlei landaerten, die•> door de zachtheid der Regeringe, de fchoonheid der luchtftreke, den lagen prijs der eetwaren, de aelmoefen der. gasthuizen, en alle de hulpmiddelen der luiheid, dit verblijf voor dat van hun vaderland verkiezen, zich aldaer komen nederzetten, en nieuwe huisgezinnen aenleggen. Haren omtrek is nog van drie mijlen, ca  Driehonderd Zevenenveertigste Brief, 37 i en bevat vijfenzeventig kerfpellen , elf kapittels , honderd mannen- en zesenzeventig vrouwenkloosters , elf befchermhoven , agcëntwintig gasthuizen, vierentwintig kweekfcholen , meenigvuldige bijzondere broederfchappen , en drie honderd zevenenzestig kerken of kapellen. Ik ben, enz. Rome, den 22&» van Mei, 1758. Einde van het Zesentwintig/Ie Deth Aas BLAD*  BLADWIJZEN DER VÖÓRNAËMSTE ZAKEN, in dit Zesëntwintigfte Deel begrepen. Driehonderd Drieëndertigste Brief. Kerkelijke Staet, FBladz, etrare in het land van den Paüs. - t. Van zijn alöuden luister vervallen. ? Graf en boerterij van Ariosto. - £ x< Guarini; zijn Pastor fido. - - 3. De geestdrijver Savonarola. «• ? Zijne veroordeeling. - * $ ^° Guio Bentivoglio, zijne Historie. -\ De Jezuit Ricioli. - - - > tf De Riccobonis geboren te Ferrare. - C Dezelven te Parijs gevestigd. - J Lilio Girardi, zijn graffchrift. 7, Standbeeld van Clémens den VlII^a. - 7 Guechin, vermaerd fchilder. - V 8* Welke eerbe wij zingen hij te Rome ontvangt. 3 Gratiani en Casfini te Bononië'. - - O Befchrijving van Bononië. - - > 9. Standbeeld van Julius den IIden0mvergefmeten. 3 Middaglijn van Casfini. - - 10. Benediktus de XIVde, Prosper Lambertini, 11. Heiligverklaring. - - - 12, Kerkgewoonte voor dezelve. « - 13. De Inwijding onder de Heiligen. - - ? Het regtsgeding. - - " S Apostolifche Gevolmagtigden. - * ? - Tweede regtsgeding. - - 3 De Paüs houdt drie kerkeradea. 17. Brie*  BLADWIJZER, en*; Bladz. Brieven voor de Inwijding. - " - ? Onderzoek van wonderwerken. - 5 Zeldzame offeranden. - r ~ Onkosten. - - *9» Middelen om de dwaling voor te komen. * 20» Driehonderd Vierendertigste Brief. Verwig van den Kerkdijken Staet. Zeldzame gallerij te Bononië. - - 2,1. Dwaling tusfchen St. Lukas en Luka-Santo, ? ±. fehilder. - * * Toren van-Garifende. - &3- Vermaerd Tooneel. - - ' i . Akademie onder der» naem van Inflellinge. S -4« Verrijkt met de gaven Yan Benediktus den ? xi Vden. - „ • s Kabinét der Natuurlijke Historie. - £26 De kostbare fteenen. - - * » De metalen. - - ? a* De halve metalen. - - s De verfchillende aerden. - * j8, Gevlamde ligchamen. - " - 29. De boekzael. - - ? ,Q> Ulysfes Aldrovando. - - - > ' Zael voor de Vroedvrouwen. - - 31. Marfigli» ftichter van deze Inflellinge. J i 32. Aloudheid van eene Akademie te Bononië. 33. School der Carrache,s. - - 34. Vernuftig denkbeeld wegens eenige fchilderijen. 35". De kerk van St. Dominikus. - - ? Gallerij van het paleis vau Caprara. - b 0'*' Burgerlijke oorlogen onder Julius den Ilden, -v Karei de Vds gekroond door Clémens den ( „ Vilden. - - . f 35, Adeldom vau Bononië. - ) A a $ Tal«  B L AD WIJZER der. Blad*. Talrijke muzikanten in deze ftad. - ? Stoffeweverijen, - - r 39» Bijzondere landtael te Bononië. Verdrag tusfchen Franciskus den Ifen en Leo > 40. den XfJen. - - - J Godgeleerde plaetfen en Eertrappen. - 41» De eerfte jaergelden. - - - 42» Bononië onder de Franfche heerfchappij, - 43, De omliggende ftreken van Bononië, - ? Lodewijk Garrache en Corregio. - r 44» Augustijn Carrache. > Annibal Carrache. - - - f 4fGallerij van het paleis van Farnefius. - ? Wangunst van twee broederen. - . C 4°» Guide, aenkweekeling der Carraches. - 47 Dominico Zampiéri. - - 48* PoUSfin. - - qg' Het verdriet van Dominiqujn « « > . > Franciskus Albane. - - . ( driehonderd vijfendertigste BrIEF. Vervolg van den Kerkelijken Staet. Weg van Rome door Ankona. « - De poëet Zappi te Imola geboren. - ? Torricelli, Morganj. - - - r ja. Ravenna, hoofditad van Romania. - ? Afwijking van de zee» ' - - r 13.. Graf van Theodorikus. * ) Graf van Dante. - - r 54* Hoogefchool van Pifo. ? Huis der Benediktijnen. - - - £ Sf. Gedenkwaerdige veldflag voor de Franfchen. ? Overtogt over den Rubikon. - s C Befluit van den Romeinfchen Raed. - ^  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz'. Kolom op de plaets van Rimini, - - 57» Brug van marmer gebouwd.^ - * J- y8. Kerkvergadering van Rimini. - - 3 De Paus Liberius gebannen. - - J9* Catolica kleen dorp. _ " i. 60* Oorfprong van Marino. * b Algemeene Raed van Marino. Pezaro in het Hertogdom van Urbino. - osTempel aen de Fortuin toegewijd te Fano. 03.. Prachtig tooneel dezer ftad, - * > 64. Kermis te Sinigaglia. - * " b Verfchillende aenhangen voor de verfcheiden (, Mogendheden. - • " 66 Koophandel van Romania. - °°' Stichting en ligging van Ankona, * °7Mark/raeffchap Ankona, vaderland van Sixtus 1 den V^n. - - - > «i. Z'jne ontmoeting van een Kordelier, - J Hij wordt tot het pricsterfchap verheven. - °9« Bisfchop en vervolgens Kardinael gemaekt, 7°Zijne listen om Paus te worden. - £71. Hij bedriegt de Kardinalen. - - b Zijne verkiezing tot het pausfchap. - Zj" Wreedheid zijner vonnisfen. ■» - 7a» Raed van den Kardinael de Medicis. - 74- Hoe Sixtus van zijne geboorte fpreekt. I y^ Wat hij aen een' Kordelier zegt. - b Aües wedergalmt van doodvonnisfen, - 7°. Gevaer van den zoon des Hertogen van Parma. 70. Straf van een' onbefcheiden Dichter. - < ^ Geftraft overfpel. - - S Sixtus woont eene ftraföeffening bij, - 80. Boerterij van Pasquin wreed geftraft. - gr>- Pasquin en Marforio, - - " 5 * Wandelende Beulen. - " * „ Groote hoedanigheden van Sistus den Vde". 83* A 4 D r1 e-  BLADWIJZER der Driehonderd Zesendertigste Brief, Vervolg van den Kerkelijken Staet. Bladz. L,oretto, zijn fehat. ^ Giften van verfchillende Vorften. • 5 84. Oorfprong van deze ftad. - ? Q£ Hare kerk.- - - . I 86° Zonderlinge en minzuchtige bedevaerf. - 87 Befchiijving der heilige kape-1. - . 88! HuiVaed der heilige Maegd. - gn. De Jezuiten bedienen de kerk. • . 00. Hunne biegtftoelen. - - . p Koophandel yan Loretto. - S 91. Macerata, aloude hoofdftad van Ankona. ? Feest der Italiaenfche fteden. - . 5 % Tolèntino, vaderland van St. Nikolaes, •} Weiden van Fpliguo. - - - > 03 Veldflag van Traiïmene; meir van Perufa. ( Hertogdom en ftad van Spoleto. - „. Kluizenaers van Spoleto. ? Orden van St Benediktus en St. Franciskus > 9f* De ftad Norcia. - - ? Kordeliers van 4sfife. . ' <■ - «. S 96. Waterval vau Terni. - - 9~ Hjstoriefchrijver Tacitus, zijne Jaerboeken. 98* De Keizer Tacitus. - - " oa Lof van dezen Vorst. - - ? Narni, vaderland van Keizer Nerva. - S I0°Lof van dezen Vorst. - - «. ? Gebeurtenisfen op den Tiber voorgevallen. £ I01, Cjvita - Gastellana} Gezaghebber Camillus. 102. Aépkpmst te Rome, befchrijving van deze ftad. 103.  VOORNAEMSTE ZAKEN. Driehonderd Zevenendertigste Brief, De ftad Rome. Bladz. Stichting van Rome. - 104, Godsdienst en Wetgeving. - - iof. Verdeeling der goederen, en ftichting van een' ? Raed. - - - - S 106. Numa volgt Romulus op. - - ? Eerbied voor de Vestaelfche Nonnen. - 5 I07-. De fchuldigen moeten den dood ondergaen. ? „ Strijd der h'oratiën en Kuriatiën. - 5 * * De Koning Ankus Martius. - - 109» Ondergang van Alba en 't Latijnfche land. ? Servius opvolger van Tarquinus. - s 1 * Eerfte grondflagen van het Kapitool. - ? Tempel van Jupiter. - - v S * Groote denkbeelden over het Kapitool, na. Hedendaegsch Kapitool. - 113? Bezitneming door de Paufen, - - ? Ridderbeeld van Markus Aurelius. - i "t* Verfchillende gevoelens over dit beeld. - ? Tegenwerpingen en antwoorden. - $ Iï5"« Verfchillende gevoelens over Markus Aurelius, 117. Geftrenge berisping van dezen Vorst, - 118. Zijne verdraegzaeraheid ten aenzien zijner ? vrouwe, - - - s "* Slechte verkiezing van meesteren voor zijnen ? zoon. - S 12,°' Zijne goede hoedanigheden. » 121. Befchrijving van het nieuwe Kapitool. - 122. Standbeelden en fchilderijen. - -123. Kostbare verzameling van aloudheden. - 124* A a $ Driet  BLADWIJZER der Driehonderd Agtendertigste Brief. Vervolg van Rome. Bladz. Regering van Tarquinus. ~ ~ ~) Historie van Lukretia. . - - C 2_ Verbanning der koningklijkc waerdigheid; C Brutus. * - . J Aenftelling van een' Hooggezaghebber. 7 j Aenftelling van Gemeensmannen. - 5 Historie van Koriolanus. - . „ *> Cincinnatus, Hooggezaghebber. - 3 I27» Wet der Twaelf Tafelen. - - - 128. Virginius wreekt,.zijne dochter. - t Kamillus tot Hooggezaghebber benoemd. > 129. Hij bemagtigt Veïes. - - 3 Hij wordt ondankbaer behandeld, en gaet in a ballingfchap. - t - ( De Gaulen meesters van Rome. - r I3°t €efchreeuw der Ganzen van het Kapitool, J Verrichtingen van Manlius, zijne llraf. ? Oorlogen van Rome en Karthago. - $ x3r' Cefar en Pompejus volgen op Sylla. - Èerfte Driemanfchap. - - - ^ r3*j Cefar overwinnaer te Farfalia. t Ó Zijn dood; tweede Driemanfchap. - V 133. Octavius alleen onder den naem van Augustus, 3 Schoone regering van dezen Vorst. - 7 Geboorte van Jezus Christus. - 3 Tiberius opvolger van Augustus. - - 135^ Dood yan den jongen Agrippa en Germanikus, 136. Klaudius tot Keizer uitgeroepen. - T Agrippina doet hem Nero tot zoon aennemen. V 137. Slechte neigingen van dezen Vorst. - 3 Galba volgt hem op. - - ~) Vespafiaen wordt door de foldaten gekozen. > 138, Titus en Domitiaen volgen hem, op. - 3 Regering van Trajanus. , « 139, ' " Adrfc  VOORNAEMSTE ZAKEN. Bladz. Adriaen tot Keizer uitgeroepen. - 139* Antonius vervangt hem. t - ~J Markus Aurelius volgt hem op. - - | Zijn zooir CommGdus vervangt hem.' - > t Commodus door Pertinaa vervangen, — J 4 ' Juliaen koopt de opperite magt. ' - ' - | Severus maekt zich meester van den troon, J Karakalla en Geta regeren vervolgens.' - -s Makrinus zuivert de weereld vaiicKarakalla. ( l ^ Heliogabalus wordt zijn opvolger. - \ Alexander komt tot het keizerrijk. . - J, Maximinus insgelijks door eene misdaed. ? , .1= De dertig Tirannen. - - - $ Klaudius, Aurelianus, Tacitus en Probus. "1 Karus volgt Probus op. - t I Diokletiaen aen Karinus. I I4, Konftantius en Galerius verdeelen het rijk. r 1?' Nieuwe verdeeliug. - . - | Konftantius blijft meester van bet rijk, . - J Regéring vau Konftantius. - ? Juliaen, Joviaen en Valentiniaen. - $ Gratiaen, hun opvolger. t " 146 Theodofius neemt zijn* zoon Arkadius tot t Rijksgenoot aen. - - - V 147^ Arkadius en Honorius volgen hem op= \ Alarik voor Rome. - - ? „ Mareisen volgt op Theodofius den jonge. 3 ^ Leo in het Oosten, en Najoriaen in het Westen. 1 Vernietiging van het Westerfche Keizerrijk. > 149^' Overwegingen over dit onderwerp. - j Rome heeft alle regeringen ond-ergaen - ï fo. Oorzaek van deze veranderingen, - - 151. Driehonderd Negenendertigste Brief* Vervolg van Rome. Pe berg Palatinus, waerop Romulus eene ftad ? bouwt, s S . ' ■ S S ^*  BLADWIJZER der Bladz, Hij wordt omgebragt door den Raed, ~) Het volk richt hem altaren op, » ^ i^, Plegtigheid der Vergodinge. 3 Paleis der Keizeren. - r»no: > * iff' Verguld huis van Nero. - - ij6. Veranderingen door het getal der eeuwen ver- ? oorzaekt. - - - t Panthéon door Agrippa gebouwd, - i j-8, Zijne eerfte Afgoden, - • ■* *> Zijne befchrijving. . - j l59< Het is thans eene kerk. " ' ? Rafaël heeft 'er een graf. - - > 160, Menigvuldigheid der valfche Godheden. J Bedienaers der altaren. r r - i6o. Hun Opperhoofd. - - r ? , Plegtigheid der Offeranden. * S Ió2' Het Schouwtooneel van Vespafiaen. T ? * Befchrijving van dit vermaerde Kollifea. 5 " 3' Wat ons het gezigt van dit Schouwtooneel, ") herinnert, t - \ 16$, Tooneel van Marcellus. - - 3 Tooneelftukken bij de Romeinen. - i . Zoogenoemde Schimpltukken. - S 1 °A Regelmatige Stukken. - - 167. J3efchrijving van verfchillende tooneelen, n i68 g - Groote drift voor de Renperken. - £ y' Het rijden der zegewagens. - - I90.' Geheele of verminkte naeldzuilen. - 191» Naeldzuil door Sixtus den v<*ep Opgericht. 19a: Bijzonderheden van dezen moeijdijken arbeid. 193* Triumf van. den bouwmeester Fontana. - ? . Andere naeldzuilen. - - " > 7* Hunrjé gebruiken. . - - iari Manièr om ze uit de fteengroev«ft te halen, 196, •> - ■ iMiwei-'CwwT r»ji»9w»v nsHta&MÏ  B LADW!JZiER her Driehonderd Eenenveertigste Brief» Vervolg van Roméi Bladz, Openbare Fonteinen dezer ftad., - 197. 'Men is haer aen Sixtus.den V^cn en PaüluS ? „ den y 200; Openbare Plaetfen. - - J JWonte - Cayallo, paleis' van den Paus. & 201. Plaets en kolom van van Antoninus. - 202^ Wonderwerk der blikfemende krijgsbende. 203. T>e kolom van Trajanus. - - 204. Wat zij vertoont, haer halfverheven beeldwerk. 205-. 'De aloude plaets van Trajanus. - - 206. Schoonheid van hare gebouwen. h 5 Campo Vaccino, Romeinfche Markt. - 5 2°7° Wat men 'er zag en tegenwoordig ziet* • 2og Triomfboog voor Titus opgericht. * 209! Triomfboog voor Septinus Severus opgericht. ? Triomfboog voor Konftantiju opgericht, 5 2'o« De Volkspoort, de WandeKtraet. ^ 'De Plaets van den'berg. Citorianus. i £ 21*Vermaerde Voetzuil. , - - 2i2. Riolen of Waterbuizen van Rome. - ? Cloaca Maxima, . - - S 2I3« Geyangenisfen van het Kapitool. - ? Kinderlijke liefde eener jonge Romeininne.' y Talrijke ftandbeelden van Rome. - } "Wat het gezigt dezer beelden inboezemt, J De Romeinen verwekken verwondering. 216. «tJt<2 Drie*  VOORNAEMSTE 2AKER Driehonderd Tweeënveertigste Brief. Vervolg van Rome. Bladz. De kerk van St, Peter. Z 2lyt Wat 'er de geestdrijvers Van zeggen. S Haer oorfprong en voortgang. - 7 119. Teekening om haer te herbouwen. - $ Bellek van Bramante. - 7 Bellek van Michiel Angelo. - (Zl0r Koepel dezer. kerke. 3 De uitwendige verflerfels. - - 22rr Inwendige befchrijving. - - Het groote altaer, het verhemelte. - 223Gedachten over de alleenftaende altaren. 224» Vergelijking van den Christelijken en Heiden- ? ^ fchen godsdienst. - S Het altaer van St. Peter moet 'er van uitge- ? 22y^ zonderd worden. - - J Kanfel van St. Peter. - 32% Graf van Paulus den lilden door Michiel Angelo. *) Praelgraf van Urbanus den VIII ^ door \ 230, Bernin. - - - - J Praelgraf van Aiexander den VIII ft™ door } . Bernin. - - - Graf der Köninginne Ghristina. - , » f -l44- Hare denkwijs over de Romeinen. - J De fchilderijen van ingelegd werk. - 23S. Beelden van St". Andreas en Ste Veronika. ~) Wat men in"de oaderaerdfche gewelven be~ V a#jf waert. ., - 7 - " J De Belijdenis van St. Peter.. - - ? gT Kamers in dcdikte der muren gemaekt. 5 J ' VerfieringderSt.Peterskerke op zekere feesten. 5 Bramante. - - - . £ 3f' Michiel Angelo. • - * 238» Bernin, - - * 239* oQ Beu»  BLADWIJZER d e & ■ Blad» Bouwing van de Louvre. - - 240. Vertrek van Bernin naer Frankrijk. - 24 il Dwaling omtrent hem. - - 242, Driehonderd Drieënveertigste Brief. - Vervolg vari Romei Dé berg Vatikamis. * • ■ * * 2433 Het paleis van het Vatikaen. - 244. Sixtijnfche en Paulijnfche kapellen. - 7 Gallerij > den Bijbel van Rafaé'l geheten. 3 24f* Het Belvedère, zijne vermaerde ltandbeelden 7 De boekzael van het Vatikaen; 3 24ÖWat ons het woord Vatikaen .herinnert. - 248. Misbruik der blikfemen van het Vatikaen. ~l De Koning Karibert met den kerkban getlagen* J 249* Insgelijks de Koning Robert. - 7 Kerkverbanning van Filippus den Ifcn. . \ 2^0; Kerkverbanning van veffcheiden Keizereu. - 3 Verfchrikkelijke plegtigheden dezer Kerktucht'. 7 3 De Bulle in Cana Domini. - S Straffen tegeas de kerkverbannenen. - afj,Gematigde geftrengheid. - - 253, Verfcheiden foorten van kerkban. * 254, De kerktuchtigingen. - - - 2^6. Kerkverbod ten tijde van Filippus Augustus. 7 Wat het veroorzaekt. - - 3 257* Uitwerking van het kerkverbod. - i584 frankrijk kant zich tegen de tuchtiging van Rome. 25-9, Geestelijke magt. - - 260. Weereldlijke magt. - 5 - ? Regten der Koningen vaïi Frankrijk. - $ " Kerkelijke hierarehij, * - - ' 262, Aflaten. - - - 263# Jubelfeest, zijn oorfprong. - - 26$Toevloed van Vreemdelingen, te Rome. - *66'  VOORNAAMSTE ZAKEN. Bladz; De verfchillende Jubelfeesten. - - 266. Bujle voor het Jubelfeest. r ~ 267- Opening van het Jubelfeest. - - 2°ö* De heilige trap , voorwerp ran Godsdienst. 7 ■ ^ Sluiting van het Jubelfeest. - 5 Pracht der godsdienstplegtigheden. - - 270. Driehonderd Vierenveertigste Brief. Vervolg van Rome-, Plietplegine als men tot den Paus komt. 27*• Ziekte van Benediktus den XIV*». - ? 2 Kortswijlige bijzonderheden van dezen Paus. $ Welken trek hij aen Pasfionei fpeelt. - 273. De Kerkvoogd van Sinigaglia. - - 274. De geestdrijvende Monnik. - n £fy Benediktus verbant de hofplegtigheden. > ~» Wat men bij den dood van den Paus in acht j 276. neemt. - » " > Verrichtingen van den Kardinael Kamerling. S Geleide der Opperpriesteren. - < ''' Verrichtingen van het Heilige Genootfchap. C . Stichting van het Konklave. - > 2'> Cellen van het Konklave. ~ m. i a8o- Oorfprong der fluitinge van deze Vergaderrnge.S 0 f Hoe de Kardinalen bediend worden. - 282. Men verzegelt de torens van het Konklave. 283. Verrichtingen gedurende het houden der Ver- ^ gaderinge. - " > 284. Vergadering der Kardinakn ter ftemminge, ) Listen en bewegingen van het Konklave. * a8f. Hoe een voorzigtig Kerkvoogd handelt. -. 2»6. Hoedanigheden , die tot het Pausfchap leiden. 287. Hoedanigheden, die 'er van uitfluiten. 288. ^Vierderlei wijs van verkiezen. - 209, XXVI. Deel, B b Ec  BLADWIJZER DEr _ , Bladz. De gebfuikelijkfte is de flemming. - 289. Pe manier van Toetreding'. - - 290,, Hoedanig de uitroeping gefchiedt. - 5 Aenbidding der Kardinalen. - S 291 ° Pe Paus wordt in de kerk van St. Peter gebragt. 292. Gebruik van de voeten van den Paus te kusfen. 203. inwijding vari den Opperpriester.) . ) ■Begroetingen hem door de Kardinalen ge- £ 204 daen. - . . . \ Paerdrijdingen en zegeningen. - . 29f. Driehonderd Vijfenveertigste Brief. Vervolg van Rome. Inftelling der Kardinalen. . J . , Hunne vergrooting. -v " Hunne verkiezing. • . r Hun voorregt om de Paufen te verkiezen. \ a97' Zij verkrijgen den titel van Èmixevtit of ? 0 Doorluchtigheid. > 298. De Kardinalen befchermers der Kroonen. ? De Kardinalen in Frankrijk. £ 29ï>' Staet van het huis eens Kardinaels. " - ? Kleeding van deze waerdigheid - $ ^00t Regering van Rome. Zijne verfchillende Broederfchappen. - C 3rtr De Broederfchap van het Geloofsonderzoek. I 3 Zachtheid dezer V iet fc haer' - ' J Broederfchap der Aflaten. - ,02 Broederkhap der Index of Boeklijst'. > ! Broederfchap der Kerkgewoontcn. - £ 3°3«. Broederfchap der Voortplantinge des ge- ï loofs. , Vf „ / Voor het onderzoek der Bisfchoppen, ( 3P*  VöÖRflïAËNSTE Z A EK ÉN; Bladz.. Vöor het ontflag vaD afwezendheid. - 30ƒ. Broederfchap van het Apostolisch onderzoek. ? , Broederfchap voor de heilige GverBlijffelen. £ Broederfchap van den Kerkeraed. - * ^ Openbare en geheime Kerkeraed.- - £ De Vierfchaer der Rota. - - 308* De Apostolifche Kamer. * » 309* Misbruik ter gelegenheid van de eetwaren. ? Vermindering van den landbouw* 4 S De Inkomften van den Paus. • ? praelgraven en heilige > 317. Overblijffels. - - 3 Weldaden van Henrik den IV ien aen het ~) Kapittel. - - - > 318, Historie der Paufinne Joanna, - ) Kerkvergaderingen alhier gehouden. - 319* Het paleis van Lateranus; - - 310. De Kerk vau S« Maria Majora» » 331. Bb z Hare.  BLADWIJZER, der Bladzij Hare wonderdadige ftiehting. - - 321! De ftandkerk van St. Paulus. - ) Afbeeldingen vaii alle de Paufen in de- C 22r zelve. - . . r^U Ondcraerdfche graven in dè kerk van St. Sebastiaen, 323, /oorwerpen van de eerbied der geloovigen ) Manier om 'er heilige overblüffels uit' te C 3**1 halen. - . ( 2 ^* Pe kerk van 't heilige Kruis. Lammers aen de kerk van Ste Agnes geofferd. ( oJ{Men maekt de Palliums van hunne wolle. [ Oorfprong van dit fierae.d. Wat het in Frankrijk uitwerkt, - <, 3 2 6. Hoe men 'er om verzoekt. { Getal en rijkdom der kerken vau Rome. C 3ï7* Ste Therefia, vermaerd ftandbeeld. «js JVlozes, ftandbeeld van Michiel Angelo. ) J * De kerk van St. Peter in banden. 1 C Het graf van Tasfoj C 32?* Standbeelden van St. Staniflaus Kastka. ^ Kerk en klooster der Dorflinikanen. - ! Paleizen van Rome, rijk in aloude beeldhouw- 1 kunde. - p 330. Dc paleizen van Barbarini, Borghe/ius en ' Farnefius. - - _ J Farnefifche Stier, historie van Antiopé. . Wijngaerd van Farnefius, Venus van Gallipige Tafx-reelen der kerken en paleizen. - * Getal en fchoonheid der paleizen van Rome. ? Smaek in het maken van vertooning', ' S 334Het paleis van Corfini. - ) Wijngaerden, huizen rondom Rome verfpreid.? 33r. Hunne tuinen. - . I J Tivoli en zijne omliggende ftreken. - ") Paleis van Mecenas, huis van Horatius. > ^6, Vermaerde Waterval. - \ Frescati, voorheen Tusculum. - - ? Castel - Gandolfo. - - - \ 337. Drie.  voornaëmste zaken. Driehonderd Zevenenveertigste Brief. Vervolg van Rome^ Bhdz, Zeden der Inwoonderen. - - 338* De Gefnedenen - 339» Hunne onbevalligheid op het tooneel. - 340, Men doet de tooneellisten in dén kerkban, ~) Uur der fchouwfpelen. - - 5 De Vleeschtijd of Vastenavond te Rome. ? ^jj Paerdenloop. «- Prijs der overwinnaren. ? Wandeling na den paerdenloop. * 5 Meenigte van karosfen en vermomden. ï De vermomming is bij nacht verboden. > 344* Geene bals maer bijzondere fchouwfpelen. ) Kerkfchouwfpelen. - l De Paus in de kerk van Maria Majora. > ?7 Schouwfpel der kribben. ~) De heilige Week. - - > 34<3'. Vertooning der Telle. -.' .- - j Kerkömgang van den Rozenkrans. - ? g.Huwelijksgiften aen Jonge dochters. * ?n De Béfchermplaetfeu. - - £ 5 Broederfchappen van den Rozenkrans. £ 34°' Andere Broederfchappen. - - > Vermaerde Broederfchap voor de Overledenen s 349* De Veertig Uren, - . - 3yo, Het bezoek van de ftandkerken. - ~) Zonderling en talrijk middagmael ter dezer > 351.' ' gelegenheid, - « - ) De wandelingen in de voornaemfte ftract des ") zomers. - > 352» Belagchelijkheid der gemeene Vrouwen. y Burgerij van Rome. * - ( v Ijder is, in het kerkelijke kleed. - S ?"r B b 2 Graeuw-  I BLADWIJZER erz, BladzA (TraëuW tan Rome» .* - <* 35-4. Pe Tranfteverijnen. - - - 35-5. De Joden te Rome. - • 35-6. De Berg van Barmhartigheid. - 357» Bankbriefjes» - - . ? Stoffereederijeii en koophandel. = £ 3J°» De grooten van Rome. - * 359. Hunne pracht en leverei. - - 300. ingang in de groote huizen. - } Piigtpleging. - - C o6u Onderhandelingen* - \ L'gtekooijen niet geduld. - - ) , Zorg voor het onderwijs des volks. r 362' Redevoeringen in de ftraten. — _ \ De leeröefteningen van Rome. - ^3^3» De Hoogefchool. r ^ De Boekzalen. - - _ Cs0' Akademie der Arkades - -■ -> 365-. Hare (lichting en voortgang, - 366, Haere Hechte verkiezingen, - ■ ? Kwijning der kunften. - - 5 Akademie van St. Lakas. - - ? Akademie van Frankrijk, - - S Ontvolking van Rome. - S Zedelijke oorzaken dezer ontvolkinge. \ 370^ Zijn omtrek en voorname (lichtingen. \ Einde van den Bladwijzer van het Zesënfmntigfïe Deel. 4 ❖ << ■ > *> *■ & *• * TE DORDRECHT, Ter Drukkerije van N. van EYSDEN & COMP. Boekdrukkers in de Voordraet.  Bij abraham BLussé eh zodn 'te Dordrecht, kijft gedrukt en te bekomen de volgende Werken s Aigémëen en beredeherent Woordenboek der Natuurlijke Historié j behelzende de Historie der Dieren, Planten en Mineralen, en die der Hemelfche Ligchamen, der Verheveliugen, en andere voorname verfchijnfelen der Natuur: benevens de Historie en Befchrijving der enkelde Drogerijen, welke de drie Rijken, opleveren, hun gebruik in üc Ueneeskonst, in het gemeene Leven, Landbouw, Konften en Handwerken. Uit het Fransch van den Hecre Valmont de Bomare, door Charles Papillon, 3 Deelen, gr. 4X0. ai : 0:0 Beknopte Hand-Atlas der ganfche weereld, beihande in meer dan 100keurige Kaarten, alle Afgezet, in Fol. halve eng. b. 36 : 0:0 En ieder Kaart apart, Afgezet. o : 6:0 En Onafgezet. 0:4:0 Bleisviijk en Esdrc, Aanleggen en Verftërken vari Dijken met pl. I : 14 : O Barnet (G.) Uittrekfels uit dc Redevoeringen ter Staaving van den Geopcnbaarden Godsdienst volgens het oogmerk van R. Boyle, a deelen gr. 8vo. 6 : 0:0 Boileau tfEspreaux, Kunst der Poëzy. o : 11 -. o Barueth (JO Regtzinnige Verklaring Van den Heibelbergfchen Katechismus, 2 deelen , 4to. 4 : 0:0 dito op groot papier. 5 : 5:0 Briefwisfeling met Profi'. Schutten:, over de Uitgave vau dc Regtzinnige Katechïsmüs - Verklaring. o : 8:0 Brakel (W. A.) Redelijke Godsdienst, 3 deelen, 4M. Twintigfte druk. 7 ■■ 0:0 Brief over het Leven des Geloofs op de Beloften, waar in de orde des Heils Schriftuurlijk cn Gemoedelijk word voorgcfteld, Dord. 1775. gr. 8vo. o : 6:0 ■ Bottrdé de Villehuet, de Scheepsbeftierder, of proef ^er verrichtingen en krijgswendingen van het Vaartuig ter Zee, met pl. gr. 8vo. 3 : 0:0 Idem op Schrijfpapier. 4 : 10 : o Blusfé Cyf.) Opvoeding der Nederlandfche Jeugd en Befpiegelin- gen, gr. 8vo. o : 8:0 Ferfpoor aan de Nederlanders. o : 5:8 Bonnaud, Bederving van 't Menfchelijk Gedacht, door 't gebruik der Keurslijven, gr. 8vp. o : 18 : o Cabinet van Nederlandfche Gezichten , 9 deelen in 410. rojaal pap. 45 : o : o . — klein mediaan papier. 36 : 0:0 ordinair papier. 31 : 10 : o Cabinet van Kleeffche Cezichten of tpde deel. 5 : 0:0 . — dito rojaal papier. 7 ■ 0:0 dito mediaan pap. 6:0:0 Cave ( WüUcinC) eerfte Christendom, of gefchiedenis der Oude Chris-1 tenen, in de eerfte !• euwen des t uangeliums, vijfde druk; merkelijk ïn Stijl cn Tael verbeterd, met toepasfende Versjens op ieder Hoofddeel voorzien, en met nieuwe Konstplatcn vercierd; 2 deelen gr. 8vo. s : ti : o Cremer Gods Engelen verblijd, maar zijn Zoon bedroeft cn andere Stotfen, met eene nieuwe Voorrede, tweede druk, Dord. 1775- * : ° ■■ 0 ir. d? cieuwe Voorrede apart. 0 : oio.  ( a > Cramtr (J. A.) Lijdende Emmanuël, 5 deelen, gr. 8vo. Dord'. 1773. 8 : ó : o idem best papier. i2 : 0 : o . > Overdenkingen, Bespiegelingen , Gebeden en Gezan¬ gen over God en zijné Merken, 2 deelen, gr. 8vo. 3 : 16 : o Compendium Grammatica Gr&ae. j ; 2:0 De Mcnsch aan zijne Zwakke Zijde bcfchouwd. 1 : ió : o Euler, volkome Inleiding tot de Algebra, 2 delen met pl. 3 : 15 : o Ens, over Jefaia XI en XII. j : '5 ; 0 Espine, Nieuw Intrestboekje. o : xó : o Engelen (««») over 't Pardonreeht, 1780. o : 14 : o Franke, Kern der Christ. Leer. d : Ï7 : o Stellige Godgeleerdheid , 3 deelen. 3 : 6:0 Voorbeeld. 0 : 4:0 Grauwbart, Christel. Bedenkingen en Leerzame Zinnebeelden op s Menfchen Staaten, beroepen en gencgentlieden, als mede op de Dieren , Planten; enz. met Schriftuurlijke Uitbreidingen en Versjes, met 175 platen, 2 deelen, 3de druk, 8vo. 2 : 12 : O Gezichten (XXI fchoone^ van Utrecht, Proefdrukken, Folio. Godleerende Vischkunde. \ \ ,6: 0 dito groot papier. a . IO . 0 Genees- Natuiur- en Huishoukunetige Jaarboeken , 30 ftukjens, en word maandelijks vervolgt. Elk ftukje a o : 12 : o Hellenbreek (A.) Kruistriomf van Vorst Mesfias, of Predikatiën ©ver 't Lijden, Dood cn Begraving van den Hcerc J. C. vierde druk, 4t0- 3 : 4:0 Hedend. Historie of Tegenwoordige Staet aller Volkeren, 33 deelen, in 8vo. met veele Platen en Kaarten verciert. 102 : o : o of Staat van Overijsfel, Ifte ftuk. 1:0:0 Het 2de ftuk met Friesland &c. ter perfe. Holtrop , Engclfchc en Nederduitfche Grammaire, 1780. 2 : 4:0 Handleiding tot de Phyfionomiekunde, 1 fte deel. 4 : 10 : o Het 2de deel ter perfe. /ft(jtóo/er,RijmkronijkvanA7ir//>-5ï(ii£3delengr. 8vo. 10 : 10 : o ■ dito in 4to. 10 : 0:0 dito in gr. 410. med. fchrijf. n : 0:0 Hinlope, Hilt. der Overzetting des Bijbels. 2 : 8:9 Kemp (J. van der) Lecrc der Verbonden, 8vo. 3de druk. o : 14 : o Kerkelijk Handboekje 4de druk. 1 : 0:0 Kweekfchool der Heel- Ontleed- Natuur- Ziekte- Artfeny- Scheien Vroedkunde, 10 deelen, met pl. gr. 8vo. 25 : 0:0 Idem aparte deelen van 't zelfde Werk. Kort Begrip der Christelijke Leere na de leiding van A. Iletlenbroek, eifte druk, bekent bij den naam van het Delf'tfe Hellenbroekje. 0:8:0 La Pilette (C. A. de~) de bedroefde Christen vertroost en Lijkpreek op denzelven, door Do. van de Velde , Dord. en Zicrikz. 1770, 4». o : 16 : o Lesfen der Wijsheid over de Gebreken der Menfchen, 3 deelen, £r- 8v°- 4 : 10 : 9 Laxrtnherg, Acerra Philologica, of Schat van 600 Leerzame llistoxicn,uitGf. cn Rom. Historieschrijvers, 4de druk, Svo, Uicverkogt. Lei-  C 3 ) leuterKruiskerk, of Spiegel van Gewetensdwang, in 3Tafereel len en Mengeldichten, 4to. 3 : 0:0 . dito groot papier. 4 : 10 : o Le Roy, de Waarheid der H. Godgeleerdheid in haar voornaanrfSe Hoofdftukken kortelijk verklaart, en uit het Woord Gods bevestigt, 7de druk, uitgegeven door J. Muntendam, 8vo. 1 : 10 : o de onvervalfte Melk, tot opvoeding der Kinderen, 3de druk, 12VO. 0:4:0 Le Long, Koophandel van Amfteldam, 3 deelen 1780. 4 : 10 : o Mark ij. a) kort opftel der Christenen Godgeleerdheid, tot lee, ring der Waarheden, cn Wederlegging der Dwalingen , 8fte druk, Svo. - l : 10 : o korte omfchrijving van de voornaamfte Leerftukkea van den Christeliiken. Godsdienst, sde druk, 8vo. o : 3:0 , Merch der Christenen Godgeleerdheid, sde druk , 4». 3 : 12 : o Marijn (P.) Dictionaire Portatif, Fransch en Duitsch, en Duksdi cn Fransch, 8ftc druk, in 2 deelen, 8vo. uitgegeven en verbetert door J. Holtrop en E. Zeidelaer. ■ . 3.: 10 : o Muller i P. L. S.) Delicia NaturiB Selecla: met yo kunftige afgezette platen, Atlas Formaat, Dord. 1770. 140 : 0:0 Molenaar over de Catechismus, 2 deelen. 2 j 10 : o overvalfte Melk. o : 8:0 . Kort Begrip. o : S : 8 - Nietaventijd Waercldbcfchouwing ter wederleggings van alle Ongodistcn, met platen, gr. 4». 8 : 0:0 dito groot papier. 10 : 0:0 J Gronden van Zekerheid, Üitverkogt. Nahuis, Kort Begrip, 2 deelen. 1 : 16 : o — klein Kort Begrip. o : 3:0 . — Voorbeeld. o : 8:0 onderzoek des Geloofs. o : 4:0 Ni-pen, Landmeetkonst, 8vo. I : 5 : O Ouboter, Catechismus, 4W. Üitverkogt. proeve van Zedepoëzy, door Concordia & Labore, gr. 8vo. 1 : 5:0 Pad (het) der Deugd of gefchetfte Historie van Pamela, Clarisfa en Grandifon , 8vo. I : 5 '• ° Perrenot iMr.A.) Rechtsgeleerde Bedenkingen en Wijsgerige Verhandelingen. I : 16 : o Phoonfe Wisfelftijl van Amfteldam, 2 deelen. 4:10:0 Pruisöfche Wisfel - Oïdonnantie. _ o : 6:0 Proeve van een Ontwerp eencr Vader!. Maatfchappij. o : 4:0 Roels ( G.) zucht der Opregten, of Geestelijke Gezangen, 3de druk, 8vo. 0:11:0 Reiziger (de nieuwe) of befchrijving van de oude en nieuwe Weereld, in vermakelijke , leerzame cn nuttige brieven, gr. 8vo. 26 deelen. 39 • "2 : 0 Schoolhouder ij.) OefTenfchool der Notarisfen, 3de druk, 8vo. Üitverkogt. (2de deel van) 'c Oeffenfchool der Notarisfen, door Mr. F. L. Kerfteman, 8vo. I : 5:0 , Til iS. vim') onderzoek dei Geloofs , uitgewerkt door Do. A. V Gilde , 1774. 8 70, o ; 3 : o A * ffc»  C -4 ) Tufit, Apologie voor de Leer der Verzoening, j : & i « =—Gedachten aan de Bibliotheekfchrijvers. o : 5 • 8 Verklaring der H. S. door de Engelfche Godgeleerden, in Folio 'en Quarto. Idem over het N. T. compl. en afzonderlijke Deelen apart. Vitringa^ over Jefaia , 6 deelen, 4to. 13 ; 0:6 ——— over Romeinen 1 tot 8. 4tó. 3 :' 0:0 gTeyeriuan, Leven der Schilders, 4de deel,' nietplatè. 3 i 12 • o Dita groot papier. 5 : 0 . 0 Wigenaar (J.) Vaderlandfche Historie, 22 deelen, 8vo."met'pI. én met een extra ftel plaaten. 63 : 0:0 ——— —— dezelve verkort, gr. 8vo. met platen 1 : 18 : o ' in klein 8vo. met platen. i : 5:0 —— zonder platen. ó : jo : o " '■ in 't Fransch, 8vo. o : 14 : o • bijvoegzels tot de ifte druk. ó : 6:0 Zeydelaar (_E.) Ncderduitfche Spelkonst voor de jeugd, Dord. •774- 8vo. 0 . g : 0 Ziegemeyer, Wereldllng ontdekt. o : 16 : o ■ Nedrig discours. o : 14 : O Zeyl?nanr Lcero der Waarheid, die na de Godzaligheid is o • 6 ■ o dito Kleine. '0:4:0 Zes Gezichten van Dordrecht; afgezet 't ftuk o : 12:0 Én onafgezet 0 : 9 | 0 Twee Kunstplaten over den fmaak der Natiej 1:16:0 Dito Proefdrukken. 2 : 10 : o Kaait van den Alblasferwaard met de WapenS afgezet en onafgezet, ■"' 1 't Eiland van Dordrecht. o : 12 : o