' D E NIEUWE reisiger; O F BESCHRIJVING VAN DE OUDE en NIEUWE WEERELDT. Uit het Fransch. NEGENENTWINTIGSTE DEEL. Behelzende Frankrijk. Te DORDRECHT, Bij ABRAHAM BLUSSE en ZOON, 1791.   D E NIEUWE REIZIGER. Driehonderd Vierenzeventigste Brief. De oude gefchiedenis van Frankrijk. Thans bevind ik mij weder te Marfeille, die vermaarde Koopftad van Vrankrijk, waar de leevendigheid van den handel, en vrolijkheid der uitfpanningen zo veel tot het genoegen van den tnensch toebrengen. Gij kunt u niet verbeelden, Mevrouw! welke aangenaame gewaarwordingen ik gevoelde op het zien van een Stad, waar ik zo veele goede Vrienden had, die ik mij voorftelde ftraks te zullen omhelzen. In de haven komende, zag ik mijn ouden Vriend * * * langs de kaai wandelen. Mijn hart fprong mjj ten boezem uit. Hij kende mij niet, voor dat ik mij aan hem ontdekte. In meer dan vijfentwintig jaaren zagen wij elkander niet. Hoe teder onze ontmoeting was, laat ik aan de leevendigheid uwer verbeelding over. Mijn vriend wilde volftrekt niet, dat ik ergens elders mijn intrek zou neemen dan bij XXIX. Deel. A hera  « De Nieuwe Reiziger. hem. Hij heeft mij "een kamer gegeeven, waar ik alles vind, wat ik noodig heb. ' Gij weet dat hij" ëen fraaïe boekverzaameling bezit, en dat de" Vrienden der letteren, met deezen oordeejkundjgen en -beleezen Man, ruim zo veel nut, kunnen doen als met alle zijne boeken. Ik ben" dus ten overvloede ïn ftaat, om u gag dit mijn Vaderland, zo veel te kunnen zeg.gen, als gij begeert. Verwagt derhalven brief op. brief., Misfcbien .. zal mijne „vooringenoorfïënheid' mét mijn ' geboortegrond mij tot uitweidingen verlokken, die gij van mij niet gewoon zijcr zó dit het geval mogt zijn en het « verveele, .—..gij kunt, m.e.t.-eeijen;wenk, mij binnen zulke, eene beperking brengen als gij noodig oordeelt. - Nog iets; Vis mooglijk, .'dat mijn- ftijl leevendiger en wpolijker zal zijn,: dan voorheen! wijt zulks aan de. blijfchap en hartlijke deeirneeming die uw.Vriend heeft en neemt,, ia u alles te vernaaien wat zijn dierbaar Vaderland .betreft. Van deeze Stad zal ik thans Weinig zeggen. .Jk wil ze eerst op. mijn gemak opneemen, en naderhand zal er overvloedige geleegenheid komen, om er u uitgeftrekter berigt van medetedeelen. Vergenoeg u dus met dit weinige. Marfeille y anders ook Marfilien, is een oude doch fchoone en vrij regelmaatige Stad. Zij ligt aan de kust van Provence en is zeer gefchikt tot het drijven van een uitgeftrekten handel. De haven is veilig en gemaklijk ea van  Driehonderd Vierenzeventigste Brief. 3: van Sterkten voorzien, die haar tegen alle vijandliike aanvallen genoegzaam befchermen kun* nen. * Zij behoort onder het Aartsbisdom van Arles en heeft een Bïsfchop binnen haare muuren. Zij word in vier wijken verdeeld, die elk hun eigen Beuuurders en Hoofdkerk hebben. Haare Regeering is onderfcheiden van de overige fteeden van Provence. Uit den zigtbaaren welvaart te belluiten moet dit onderfcheid in de wijze van beduur heilzaam weezen voor de Bewoonders. Zij heeft in 166a verfcheiden Voorrechten verlooren, die men hier nog beklaagt. Mijn Vriend echter is van tegenftrijdig begrip. Hoe is 't mooglijk, zegt hij, dat wij zeggen kunnen, dat wij goede dingen verlooren hebben, daar wij heden , om zo te fpreeken, alles bezitten, wat wij, in onze omftandigheeden, redelijker wijze verlangen kunnen? Men ziet hier ook de de Galeien, die toneelen • van het geftrafte misdrijf, waar de mensehlievenheid geduurige traanen flort, over het gekluifterde berouw, of de onbegrijplijkfte hardnekkigheid. De Pest rigtede in 1720 en 17a 1 alhier eene verfchriklijke verwoesting aan; een ontzaglijk aaritaLInwoonders werd er door ten grave geflee.pt; De franfche vrugtbaarheid heeft echter naderhand dit verlies merklijk vergoed. Een Köopitad kan zig altoos fchielijker van foortgelijke flagen herflellen \ .dan wel een LanüfUd. Joov'?' A 1 Zo  4- De Nieuwe Reiziger. Zo dra het gevaar verdweenen is, worden er altoos Luiden gevonden, die de verhuisde geldwinners willen vervangen. Zomtijds ftrekt dergelijk een verlies tot voordeel eener ftad, want die de ledige plaatfen vervullen, komen er doorgaands met verlenen moed en onvermoeiden ijver om den handel te ontginnen. Ik heb mij daadlijk aan den arbeid gezet, om u een juist denkbeeld van Vrankrijk te geeven. Ik zal u door onze oude gefchiedenis heenleiden, niet op dien dorren en verveelen» den toon, die u zekerlijk in den beginne zou affchrikken, maar op eene teffens aangenaame en leerzaame wijze, die ik mij verzekerd houde, dat regt in uw fmaak valt. Zie hier het begin: Het eigenlijk gezegd Vrankrijk ligt onder de gemaatigdfte lugtftreek van Europa; het is zo min aan de fchroeiende hitte van het Zuiden, als aan de alles bevriezende koude van het Noorden blootgefteld. Men geniet er, om zo te fpreeken, de voordeden en aangenaamheeden van alle de jaargetijden; terwijl men weinig of niets van derzelver nadeelen of lastigheid te vreezen hebbe. Het grenst ten Noorden aan de Nederlanden en de Brittanifche Zee: de Alcantifche Zee befpoelt het aan den Westkant: de Pijreneefche bergen verftrekken ten fcheidsmuur, waar door het zig van Spanje afzondert in het Zuiden: ten Oosten heeft het Savoijen, Zwitferland en Duitschland. Van het Westen naar *t Oosten word het berekend op 300,  Driehonderd Vierenzsvsntigste Brief. 5 300, en van 't Zuiden naar 't Noorden op 200 mijlen of uuren gaans. Onze grensfcheidingen, zegt een voornaam fransch Schrijver, fcbïjnen door de natuur zelve beperkt te weezen, daar haare hand onze grenzen befchreef, door de kenlijkfte linien, en ons tot den als aangeweezen grond bepaalde, zonder ons van andere Volkeren aftezonderen, hetwelk elders het geval was, waar zij dien zelfden taak op zig nam. De al te groote of geringe uitgeftrektheid van grond, is veelal de oorzaak van zwakheid voor eenen ftaat; doch van Vrankrijk kan men zeggen, dat zijne grootte geëvenredigd is aan deszelfs kragten. 't Is zo uitgefixekt niet dat deszelfs Magt zig niet allerwegen kan doen gelden, noch zo bekrompen en beperkt, dat het aan een der tatrijkfté Maatfchappijen geea rijken overvloed tot leevensonderhoud kan 'opleveren. De Grond zelve is rijk en vrugtbaar. Men vind er niet flegts alle benoodigtheeden, maar ook alle mooglijke vergassingen voor den fmaak en de weelde. Een menigte beekjes, rivieren en zelfs aanzienlijke ftroomen bevorderen aldaar de vrugtbaarheid van binnen; terwijl de zee het voor een groot gedeelte aan den buitenzoom befpoelt, en dus word de gemaklijke vervoering der onderfcheiden voortbrengzels van akkerbouw, visferij en koophandel, een tweede zegen voor Vrankrijk ,1 die alle deszelfs fchatten als op eenen disch kan uitftorten. A 3 Over  6 De Nieuwe Reiziger. Over 't algemeen is Vrankrijk welbebouwö en zeer Volkrijk. Men telt er bijna 80 vrij groote Steden; 56^41 Parochiën; 126 Bisdommen, zonder die van Metz, Verdun, Toul en Velai daar.onder te begrijpen,- omtrent 1009 Abtdijen en een ontzaglijk aantal Klooftere, allerwegen verfpreid; als ook een onnoemlijk aantal van Dorpen, gehugten , burgten, Kafteelen, Landhuizen enz. iets dat niet weinig aangenaamheid en gemak toebrengt aan hèn, wie de lust bevangt, om dit fchoone Koningrijk te doorkruifchen. De naarftigheid van de Franfche Landbouwers kan niet misfen honderdvoudige belooning te erlangen voor de genoomen moeiten aan den grond befteed, uit hoofde der gemaklijkheid, waarmede hij zig bewerken laat. De onvrugtbaarfte plekken zelf kan men niet kaarig noemen, wanneer zij door vlijtige handen worden aangetast; het bewijs hier van vertoont zig aan een iegelijk, die flegts ter loops zijn aandagt op de meenigvuldige voortbrengzeJs vestigt. De zuidlijke Landfchappen leveren Olijven en Oranjeappelen van allerlei foorten éa in overvloed; terwijl anderen den heerlijkften Wijn aan Europa verfchaffen. Zij, die deezen gelukkigen grond bewoonen, worden door de plaatslijke oraftandigheeden ge? noopt, om zig veelal tpt zig zelve te bep.aaïen, zo als zij mep voeg en voordeel ook zeer wel doen kunnen: hier uit echter ontftaat een Volks-carafter, dat men als een eigen carafter der  Driehonderd VterenzeventigstS Brief. J der Franfche Natie befchouwen kan- : Ik weef, dat er niets moeilijker is offchnon bet dikwiis gedaan word, dan om een Volks-carafter te bepaalen, 't welk van zo veele oorzaaken en omftandigheeden afhangt , en behalvèn de verkeering ' die het met zo veele onderfcheiden Volkeren onderhoud, nog zo veele egtverbintenisfen met vreemden aangaat, of Uitheemfchen onder het getal zijner burgers aanneemt. Vrij eenpaarig komt men echter in deezen overeen, en de ondervinding hangt er vrij dikwiis het zegel aan, dat de openhartigheid, menfchlievenheid, edelmoedigheid, gevoeligheid van ziet, dapperheid, vernuft, vrolijkheid, werkzaamheid, enz. door de Franfchcn in een zeer groote maate bezeten worden. Wat de oude gefchiedenis van Vrankrijk betreft; zij heeft met meest alle oude gefchiedenisfen dit gemeen, dat haare beginzelen met een menigte duifterheeden omfwagteld zijn. Ik zal er liever Weinig met vrij zekere waarfchijnlijkheid van zeggen, dan een menigte van Fabelen er van bijbrengen, die in geen ernftig verhaal te pasfe komen, hoe zeer ze ook -anders in een langen winterfchen avond behagen zouden. De Celten waaren de oudfte bekende Bewoonders van den grond, die thans den naam van Vrankrijk draagt, en zouden eene Volkplanting van Grieken uit klein Afia uitgemaakt hebben: „ van deeze Celten, zegt een kundig Franschman, ontleenen wij onze afkomst. A 4 Hun-  8 De Nieuwe PvEiziger. Hunne taal, die geduurende eene lange reeks van eeuwen in gebruik was, had zeer veel overeenkomst met het Grieksch, en in weerwil van de menigvuldige Latijnfche woorden, die wij in onze franfche taal hebben overgenomen , hebben wij nog zeer veel van dat oude taaleigen behouden, zo als elk taalkundig Opmerker, in verfcheiden opzigten, zeer duidlijk befpeuren kan." „ Deeze Celten leefden zomcijds zonder Oppervorften, en waren in verfcheiden faamverbonden Gemeenebesten verdeeld. In hun. fie Volksvergaderingen, (want in dien grijzen tijd begreep men reeds, dat de bron van alle gezag, uit den boezem des Volks ontfpringt,) verkoozen zij hunne Hoofden en andere BeHuurders. Zomtijds, wanneer de algemeene zaak het vorderde, vereenigden zij zig onder hunne Hoofdmannen, wier magt als dan aan die der Koningen zeer nabij kwam. De Vrijheid was in vreede al vrij onbepaald, doch om die vrijheid te behouden, moest men er een groot deel van affiaan, aan hen, die ze verdeedigden, tegen de Magtigen, die ze geheel poogden te ondertebrengen." „ De ongemeene Volksvrijheid was oorzaak dat de Celten magtige Legers op de been bragten, en groote Volkplantingen naar elders verzonden. Een derzelven trok door Duitschland, tot in Griekenland, en vestigde zig in klein Afia, waar men hen den naam van Gallen gaf, dat zommigen afleiden vaneen hebreeuwsch woord.  Driehonderd Vierenzeventigste Brief. 9 woord, 't welk zo veel zou betekenen als Wandelaars of Reizigers, 't geen op onze verhuizende Celten zeer wel toepaslijk was, Een ander gedeelte deezer Gallen toog naar Italië, alwaar zij gedugte ftroopingen aar.regteden , die Romen zelf deeden fidderen en zwigten. Nog anderen uit dit zwerfziek Volk begaven zig naar Griekenland, eenigen tijd naar de vermaarde onderneeming van Alexander, waar zij een verfchillend lot beproefden." „ De Volkplanting der Celten, waarbij de franfche Gefchiedenis het grootfte belang heeft, was die welke zig in Duitschland nederfloeg, omtrent het tegenwoordige Frankenland. Men wil dat er toen onder hen een Koning geweest zij, Frankus genoemt, die, uit hoofde van veelen zijner goede en dappere hoedaanigheeden, welker werkzaamheid veelal door gelukkige uitkomften bekroond wierden, indiervoegen door dit zijn Volk bemind wierd, dat alle zijne Onderdaanen naar hem zig Franken noemden. Een heerlijke belooning voor een Vorst, die als een Vader regeerende, zig door zijne kinderen ziet aangebeden, terwijl zij zijnen naam aannemen." „ Hoe dit zij, 't is vrij zeker, dat zij zig beroemd en gedugt maakten, zo door hunne krijgstugt als door hunne zegenpraalen. Hunne liefde tot de Vrijheid was bij uitftek groot. De naam van Frank, (een Vrijë betekenende , ) werd de toenaam van allen, wier ziel A 5 groot  1° Nieuwe Reiziger, . groot genoeg was,: om zig boven de ,Overaeerfching en Slavernij te verheffen." Tegen dit. g-ezegde echter moet ik een kleine aanmerking Hellen, van een niet minder geacht Nederlander, deeze zegt: „ Qnzeker is, onzes oordeels, of en van waar de Franken zig omtrent den Rhijn hebben komen nederzetten. Zommige Frankifche Schrijvers haalee den oirfprong deezes. Volks van de Trajaanen af. Anderen willen, met meer fchijn, dat de Franken uit Panqnie of Hongarie herwaards gekomen zijn. Zommigeti meenen, dat de Franken outtijds Kauchen zijn genoemd geweest. Anderen houden de Franken voor de oude Kanifaaten. Wederom anderen voor de oude Sikambren. Ook vind men, zelfs in fchrijvers der vierde en vijfde eeuw, de Saliè'rs, de Sikambren, de Brukteren, de Attuarien eij andere oude Volken, als bijzondere foorten. van Franken aangemerkt. Ons komt derhalven als het gegrondfte voor, dat de Franken een Volk zijn, uit verfcheiden Gennanifche Volken faamgevloeid, enz," De aankomst deezer Franken in dit oord van Duitschland, bepaalt men omtrent op 400 jaaren voor de geboorte van Jezus Christus. Gedurende een langen tijd hadden de Gallen of Celten de Romeinen, in verfcheiden Veldtogten, niet weinig Hagen toegedeeld, dan deeze Verwinnaars der Waereld verfcheenen, op hun beurt, ook ten toneele, en floegen, onder het beleid van Julius Cefar, hunne dappere Tegenftreevers. De  Driehonderd Vierenzeventigste Brief, iï De Overwinnaars zonden, om zig van de zegen te verzekeren-, verfcheiden Gouverneurs of ftedehouders, als ook eenige Volkplantingen in Galiia, Ondanks echter van alle deeze vertooningen van O. pergezag, leefden de Gallen, (eenige ftedèn, als Lyon, Vienne, Nisnies, Arles, enz uitgezonderd, ) in een foort van wenschlijke onafhanglijkheid, waar van eenige oude gedenkftukken te Autun, Cliarrres, Toulouze, enz. als nog getuigenis kunnen geeven.' De Druiden, de Priesters en Rechters der Gallen, bekleededen onder dit Volk, de openbaare bedieningen, en de Gouverneurs en andere Beamten der Romeinen,, (onnutte weezens met betrekking tot het Volk, waarover zij het bewind moesten hebben, ; maakten omtrent het zelfde figuur als de zendelingen van aanzien van het hedendaagfche Romen, aafi de hoven van verfcheiden Mogenheeden. Doch de Gallen, die zig in Frankenland had'den nedergezet en die' aldaar ten fterkften vermenigvuldigden, begreepen dat hen een grooter gedeelte van de waereld toekwam, dan zij bezaten, en verzetteden zig dapper tegen de voortgangen, die de Romeinfche Wapenen in Duitschland maakten. Het gelukte hen in Gallien te dringen, en 'er de Romeinfche Overweldigers, na dapperen tegenftand, uit te verjaagen, ten minften uit de voornaamfte plaatfen: waarop zij Pharamundus, die als Hoofd hen aangevoerd had, ten Koning verhieven. Anderen verfchiüen hier van in hun ver-  «2 De Nieuwe Reiziger. verhaal, in eenige omftandigbeeden: zij zeggen dat Pharamundus, de vijfentwintigfte Koning der. Gallen was, onder wiens geleide zij in Galha > vielen, en zig zo dapper gedroegen, dat zij, omftreeks het jaar 42Q van onze jaartelling, de Romeinen verdreeven, wordende dit veroverde Rijk, door gemelden Koning, Francia, en de Overwinnaars Franken geheeten. Pharamond, (wiens heerfchappij z.g toen door Ialien, Galliën en de Landen aan den Rhijn uitfirekte, ) zou dus de eerfte Koning der Franfchen geweest zijn, ten te. genfpraak van hen, die 'er eenen Frankus. toe benoemen, Maar zie eens, hoe zeer men in allen deezen bij den tast, om m te foreeken, wandalen moet. De Abt Milfot zegt ten deezen opzigte: „ Maar het is een gefchilftuk of deeze Pharamundus ooit befiaan hebbe. De keurigfte oordeel- en oudheidkundige fchrijvers Wijzen de grondvesting der Franfche Heerfchappij toe aan Clodms of Clodion, in den jaare 438. Clovis verdient voor den. regten Grondvester erkend en gehouden te worden, naardemael men, voor zijnen tijd, niets dan' een faameuweefzel van verditgzelen, in flede van gefchiedkundige waarheid vind. Genoeg is het, hier aan te merken, dat de Franken, fints den tijd van Gordianus, verfcheiden invallen in Gallien gedaan hebben; en dat het, volgens de waarfchijnlijkfle gisfing, een bondgenootfchap was van verfcheiden  Driehonderd Vierenzev^ntigste .Brief. 13 den Volken van Germanien (of/Pukschland, ). tusfchen den Rhijn, den Main en den Weezer, veréénigd, dm hunne Vrijheid tegen de Romeinen te handhaven en te verdeedigen, enz." Dit zijn de voornaamfte bijzonderheeden die men betreklijk de grondvestiging van het Rijk der Franfchen, met de beste waarfchijnlijkheid, kan aanvoeren. De opvolgers van Pharamundus, ofichoon den naam van Koningen voerende, waren echter eerder Opperlegerhoofden te noemen. De Koninglijke magt fchijnt bij veele Volken zig voornaamlijk bepaald te hebben, tot de verdeediging der Maatfchappij tegen vijandlijke aanvallen, of tot vergrooting van derzei* ver gebied, door anderen het hunne te ontneemen. Clovis volgde Pharamundus op den Frankifchen troon. Men roemt in hem zijne ftaatkunde, die de geesten op eene ongemerkte wijze wist te veréénigen, en verder alle die groote {treeken verftond, welken, ten goede aangewend, zeer veel toebrengen tot het weezenlijk geluk van een woest en dom Volk, 't welk, zonder ftaatkundig bedrog, onmooglijk in den band, en tot zijn pligt kan gehouden worden. Ik zal niet uitweiden in de bijzonderheeden zijner dappere oorlogsverrigtingen, die te veel tijds wegneemen en door hunne dorheid eerder verveelen zouden dan behaagen. Zij-  14 1 B~b Nieuwe Reizigeü. * Zijne bedrijven waren vart dien aart, dat ze gedugt begonnen te worden voor ver» fcheiden Germanifche Volken, die een verbond aangingen, om zig tegén hem te verzetten. Alle deeze Volken, in Gallia, of daar omftteeks gelokt, door de Vrugtbaarheid van den grond en andere plaatslijke voordeelen, hadden de handen voormaals in een ge» flagen, om met de Franken, de dwinglandij der Romeinen te weercrt of te beteugelen, en dit onderhield een (öort van Vriendfchap onder hen: maar toen de Franken het Roomfche Juk hadden afgeworpen, fcheen het dat dë Franken weldra geheel Gallien zig zouden toeëigenen, dewijl het eene Volk voor en het andere na zig onder hunne Heerfchappij begaf, en dat den overigen de kans fchoon begon te ftaan, om uit Gallia verdreeven tè worden, zo ze niet verkoozen onder Clovis te bukken. De vereenigde Volken deeden echter niet anders dan hun val verhaasten, want een inval in het Rijk der Franken doende, werden zij bij Tolbiak of Zulpik ge "lagen en tot onderwerping aan Clovis gedwongen.- De Godsdienst was fteeds het groote fpeï der Vorften, waar bij zij altoos kans hadden * om zeer veel te winnen, bijaldien flegts hun >geweeten toeliet om valsch te fpeelen, en eene gemaklijke handelbaarheid van gewisfen was vrij algemeen een erfgoed onder de geikroonde Hoofden. Clovis althans fcheen van dit Vorstlijk voorrecht niet misgedeeld, toen hij  Driehonderd Vierenzeveïjtigste Brief. 15 hij den Christlqken Godsdienst . omhelsde; De vooroordeelcn van zijn tijd werkten er echter ook in mede; want, zegt de-vermaarde Mosheim: alle deeze woefte en oorlogzugtige Vdlken oordeelden ovèr dè uitmuntenheid van eenen Godsdienst, naar gelarige-' Van-den voorfpoed der wapenen- der geenen, die denzelvea beleeden, en hielden,;. overeenkomftig daarme* de, dien Godsdienst voor dert bestenwiens Belijders het grootte getal van overwinningen konden opnoemen. ■ Wanneer zij" derhalven zagen, dat de Romeinen een veel uitgeitreferier Rijk beften, dan eenig ■ ander. Volk, beflooten ziï, dat Christus, hun God, boven alle andere Goden, Godsdienstige eerbiedems verdiende. De ftrijd' van Clovis tégen de vereende Volken bij Tolbiak of Zulpik lag den eerten grond zijner - bekêering. Mën verhaalt er van, - (en - 't is waarfchijnlijk dat Clovis zelf er dit loopje op verzonnen heeft, ) dat deeze Vorst, in gemelden (lag, aan de overwinning beginnende te wanhoöpen, den God der Christenen, (door zijne Koningin hem dikwiis genoeg voorgeteld om Hem te kennen, ) op eene plegtige wijze aanriep, met belofte van openbaarè belijdenis tan Hem en zijnen dienst te zullen doen, ingevalle hij deft zegen kwam 'te behaalen. Dit gebed werd verhoord, en Clovis werd een Christen, om. A-reeks het - jaar onzer telling' 496. Hij werd te Rheims gedoopt, alvoorerrs door Remigi- n« _  16 De Nieuwe Reiziger. us, Bisfchop aldaar, in de Christenleer onderweezen wordende. Dit Voorbeeld, en de aandrang der Kerklijke Zendelingen, die ook hunne redenen hadden, om veele Bekeerlingen te maaken, was van zo veel invloed op de gemoederen der Franken, dat er beneffens hem drie duizend zig gelijktijdig doopen lieten. Dergelijke Volksbekeeringen zijn door Romen altoos ten breedften uitgemeeten. Verlichter eeuwen hebben er echter vrijmoedig en naar verdienften over geoordeeld, en het is gebleeken, dat men het Volk, over 't algemeen, bij al zulke gebeurtenisfen, flegts eenige geestlijke vertelzels en geheiligde vooroordeelen, in de plaats van eenige gezonde reden en zuiveren godsdienst, heeft in de hand geflopt. 't Is mijn oogmerk niet, om den roem in het graf aantetasten; maar zeker is het, dat, bijaldien Clovis geen Christen werd, om dat het Christendom toen de fchoonfïe voordeden aanbood, hij echter met zijn aangenomen leer veele ftaats - voordeden behaalde. De Geestlijkheid ten allen tijden en overal bij de hand, om van de ligtgeloovigheid des Volks, ( — 't welk fteeds, maar op verfchillenden trant, bij- en ligtgeloovig is, — ) z\g ten haaren voordeele te bedienen, verzon verfcheiden wonderwerken, die zij voorgaf bij den doop van Clovis gebeurd te zijn. Er zou, onder anderen, een melkwitte Duif, met een  Driehonderd Vierenzèventigstê Brief. 17 een kruik vol olie, bij geleegenheid van die plegtigheid, uit den hemel zijn nedergedaald! — i'ets dat men flegts heeft te hooren, om 'er de ongerijmdheid van te gevoelen. Misfchien, zegt een geacht fchrijver, heeft Remigius, om het wankelend geloof van den barbaarfchen Vorst te bevestigen, vooraf zijne maatregels genomen, en door aanhoudende vlijt en behendige list, een Duif indiervoegen onderweezen, dat zij, terwijl de plegtigheid des doops aan Clovis bediend werd, van het dak der Kerk, met een kruikje vol olie, nederdaalde. Dit word zeer waarfchijnlijk, wanneer men in aanmerking neemt, dat de leer der Roomfche Kerk, vooral-van die dagen, zo overvloeide in zotheeden en buiten"Hpoorige begrippen, dat men, om dezelven aan een flegts burgerlijk, maar natuurlijk verftand, aanneemlijk te maaken, wonderwerken bij de last noodig had, vermits ze tegen de zwakfte redeneering niet was opgewasfchen. Wisten dan de Hoofden deezer Kerkgemeenfchap niet beter, of waren zij op het fchandlijkst bedrog uit? — word hier natuurlijk de vraag. — Domheid kan er zekerlijk bij gepaard gegaan hebben, — maar, die deeze voorgewende Godgezanten op de hielen heeft naargeftapt, heeft overvloedige redenen, om hunne eerlijkheid hatelijk in twijfFel te trekken. De Geestlijken wonnen altoos bij dergelijke groote bekeeringen; was het niet. in het tijdelijke, het was voornaamlijk in het XXIX. Deel. B trees*"-  i8 De Nieuwe Reiziger. geestlijk bewind; want onbepaald over de zielen van Vorften en Onderdaanen te heerfchen, dezelven naar welgevallen te zaligen o*f te verdoemen, en ze te doen juichen of Adderen, is geen brök die te verfmaaden is door hen, wier hoogde genoegen beltaat, in veel te zeggen te hebben, en een lui, gemaklijk en wellustig leeven te leiden. De bedriegerijen van dit foort waren zo menigvuldig", dat de Geestlijken er zelf over begonnen te bloozen, en ze Heilig noemden, om deeze ganfche kraam niet in duigen te doen vallen. , Clovis, om dat het met zijne oogmerken Ürookte, had geen reden, om deeze wonderen te wederleggen. Hij liet zig daarom ook de ergerlijke vleierij van Avitus, Bisfchop van Vienne, welgevallen, offchoon hij de bedoelingen der Kerkvoogden kende: want gemelden Bisfchop vermaande hem, in een zekeren brief: „ Dat hij toch vooral niet verzuimen moest, om de Priesters de behoorlijke eere te doen genieten, en om, in alle gevallen, hunnen raad in te neemen; als dan kon hij zig verzekerd houden, dat zijn Rijk beftendiger zou weezen, wanneer hij de gunst der Geestlijken had." Men wil ook dat deeze bekeering aanleiding zou gegeeven hebben tot dien zwierigen en hoogklinkenden tijtel, van Allerchristlijkften Koning, en Oudften Zoon der Kerk, die de Koningen van Vrankrijk draagen. Eene benaaming, bij uitftek ftreelende voor de grootsch. heid  Driehonderd Vierekzeventigste Brief. 19 heid van die dagen, die toen haar voedzel in het kèrklijke zogt en fchielijk vond. Clovis, nu een Christen zijnde, toog vervolgens uit, om de Armorichen, een volk, dat zijn hemelsch gefchenk, de Vrijheid, wilde bewaaren, met geweld te onder te brengen: dit niet gelukkende, flxekte de Godsdienst hem evenwel in zo verre ten nutte, dat hij dit Volk, (ook foortgelijke Christenen zijnde, als de Franken,) er door bewoog, om voortaan met de Franken maar een Volk uittemaaken. Ik blijf met opzet zo lang op deezen Clovis ftaan, om dat, bijaldien Pharamundus de Grondlegger des Fnmfchen Rijks niet zij, deezen Clovis dan die naam toekomt; of, zo hem deeze eere door zijn Voorzaat betwist word, hij dan de voornaamfte Bevestiger van dit Rijk mag heeten. Daarenboven zullen wij nog verfcheiden Vorften ontmoeten, die wij gerustlijk zuilen kunnen overflaan, of waarvan wij, welltaanshalven, alleen de naamen zullen noemen. ** Ik kan mij niet onthouden, om nog'eenige trekken medetedeelen, waarvan het bloot verhaal alleen genoeg zij, om deezen nieuwen Christen in een helder daglicht te ftellen. Wij moeten de gcfchiedenis tot het nuttigde einde bezigen. Wij moeten er wijzer door worden en de menfchcn door leeren kennen, 't Is beter ze niet te fchrijven of te leezen, dan ze zo te fchrijven of te leezen, Ba dac  20 De Nieuwe Reiziger. dat men er bij geeuwen en in flaap vallen moer. Clovis, fchoon flegts den naam van Koning voerende,- matigde zig echter den tijtel en waardigheid aan, van Conful of Burgemeefter van het Roomfehe Rijk in het Westen. Anaftafius, die in 't Oosten regeerde, was hem hierin behulpzaam. Hij bedoelde en bereikte hier mede, om in Gallien met Roomschkeizerlijk gezag te heerfchen, en om hieraan alle mooglijke uitgeftrektheid en vastigheid te geeven, liet hij Sigebert, Koning der Ripuariers, en zijn Zoon Kloderik, verraaderlijk en gewelddaadig vermoorden. Kararik, een Vorst, over het een of ander Volk in Artois gebiedende, liet hij gevangen neemen en in een klooster beftellen. Ragnakavius, een foortgelijk Opperhoofd over een onafhanglijk Volk, krijgsgevangen gemaakt, deed hij onthalzen. Regnomer, in het Landfchap Naine regeerende, ging denzelfden gang! en de reden, die Clovis tot dit moorddaadig bedrijf noopte, was de Staatzugt, en de helfche begeerte, om alles te overheerfchen, wat onder zijn bereik ademde. Hij werd op deeze wijs meester van verfcheiden Landen, en lag den grondflag van het Rijk der Franfchen zo vast, dat dezelve, tot heden toe, onwrikbaar gebleeven is. Hij ftierf in 't jaar 511. Wanneer de thans leevende Vorflen begreepen, dat men ongehinderd en rondborftig, eeuwen naar hun dood, hunne bedrijven zal be-  Driehonderd Vierenzeventigste Brief. 21 beoordeelen, — en dezelven zegenen of vervloeken , zij zouden voorzeker zig meer toeleggen, op de betragdng van dat geene, waar door zij alleen dien roem kunnen bejaagen, die zij, ten kosten van alles, fchijnen te begeeren, — op deugd en verdienden naamlijk. Millot zegt van hem: „ Clovis onteerde het einde zijner Regeering door trouwlooze bedrijven en fchreeuwende wreedheden, omwent zijne eigene Bloedverwanten, die hij van bet hunne ontzette; op dien zelfden tijd 'bouwde hij kerken en kloosters; ongetvvijffeld zig diets maakende, dat het overtreeden der godlijke wetten, even als het fchenden van die der Barbaaren, voor geld kan afge» kogt worden," Het misbruik van den Godsdienst hield ten allen tijden plaats. Mooglijk is het de Staatkunde zelf aan wie men dit te wijten hebbe; want deeze heeft altoos getragt, om de zuivere waarheden, die ons verlichten in het ftuk van de weezenlijke vrijheid en het groote Recht, dat ons als Menfchen toekomt, te verdonkeren of te verdraaien; en liever dan dat de geweldenaars en verdrukkers der Stervelingen wilden gedoogen, dat wij alle genot zouden hebben van het goede, dac God ons geichonken heeft, en 't welk hij ons in zijn geopenbaarden Wil aanwijst, hebben zij het Opperweezen, als aan hun zelve gelijk, willen voorftellen, en de onderdaanigheid en flaavernij laaien vóórprediken, door Huurlingen of B 3 Dwee-  *2 De Nieuwe Reiziger. Dweepers, die zij allerwegen in rijken over« vloed konden aantreffen. Gij ziet, Mevrouw! hoe zeer hier door de voortreflijke gedagten vervallen, welken men zig wel eens van de oude Christenen verkiest te maaken! Van ganfcher harte wenschte ik dat de Gefchiedenis geene geduun'ge tegenfpraak van dit ftreelend vooroordeel ware! doch daar het ons, niet om fabelen, maar om de waarheid te doen zij, moeten wij de waarheid ook hulde bewijzen alwaar wij de» zelve vinden. Ik ben, enz. Marfeille den 30 Mei 1759. Driehonderd Vijfenzeventigste Brief. Het rijk der Franken, onder de Regee- ' ring der Zoonen van Clovis.. De opvolgers van Clovis waren zijne vier Zoonen; Theodorik, Clodomir, Childebert en Clotarius. Het Rijk wierd door hen in vier deelen gedeeld, als in MetZ, (anders ook Auftrafia of Oostvrankrijk geheeten ,) Orleans, Parijs "en Soisfons. Deeze verdeeling maakte weldra de Broeders tot Vijanden, eq verfcheiden, en verfchriklijke wreedheeden waren er de gevolgen van. Niets bekruipt ligter en  Driehonderd Vijfenzeventigste Brief. 23 èn ongemerkter het hart der ftervelingen, dan de Heerschzugt, en niets rigt onder hen zulke sredugte verwoestingen aan! Hoe veele voorbeelden levert de Gefchiedenis niet op >van de zulken, die zig baadeden in het bloed hunner Naastbeftaanden, om eenige voeten gronds meer te bezitten, of om eenige ongeiukkigen nog ongelukkiger te.maaken! De oudfte deezer Zoonen, Theodorik, was een onègteling. Tot zijn aandeel kreeg hij de Landen, die ter wederzijden van den Rhijn lagen, als- ook eenig gedeelte der beiden Aquitanïen; dit zijn gebied droeg naderhand den naam van Auftrafia of Oostvrankrijk. Hij hield gijn Hof in de Stad Metz. In het begin der zesde eeuw ontvingen eenigen zijner Landen een onwelkoom bezoek van de zeefchuimende Deenen, die, volgens het vrij algemeen gevoelen van dien tijd, begreepen, dat de fterkften het recht hadden, om alles te naasten . wat zij krijgen konden.^ Onder de aanvoering van hunnen Koning, Kochtliak, maakten zij een rijken buit op de verr rasehtte Franken, waaronder veele gevangenen, en wilden er mede naar hun Vaderland. Zij waren er reeds voor een gedeelte mede in Zee, maar Theodorik zond zijn Zoon Theodobert met een fterke magt op hen af, Der Deenen Koning bevond zig nog op het ftrand én werd door Theodobert verflagen: hij hernam vervolgens het geroofde en deed het de regte Eigenaars toekomen. B 4 Drie  S4 De Nieuwe Reiziger. Drie en twintig jaaren regeerde Theodorik en werd door gemelden Theodobert, in 't bewind opgevolgd. De Oomen van Theoduhcr: hadden vrugtloos gepoogd hem van het bewind te verfteeken, 't welk door den dood van Theodorik op hem verviel. De bekwaamheid van den jongen Vorst verijdelde hunnen ■atrikg, en gaf hem vervolgens aanfpraak op den 'roem van een groot Vorst te zijn, dac wil zeggen in de taal der Menfchcnvrienden, om onverhinderd en onbedwongen zijn juk ttlf aan zijne billijke Tegenftreevers opteleggen. 't Is onm ooglijk alle de verrigtingen der Frankifche Vorften te melden; dit zou weinig meer zijn, dan een eentoonige lijst van veele Wandaaden te maaken. De treurige ondervinding heeft de Stervelingen al voor lang geleerd, dat de Vorften ten allen tijden, —. Vorften waren! — Ik weet geen beter woord om hun Caraéter nittedrukken, het welk ook door allen begreepen word. Wij moeten echter nog iets van deezen Theodobert zeggen. Het geen de Natuur en de liefde tot de maagfehap niet had .kunnen uitrigeen; deed het belang en de Staatzugt. Hij veréénigde zig met zijne Oomen, en overweldigde, door hun bondgenootfehap gefterkt, het Koningrijk Bourgondien, 't welk nog geen honderjaarigen ouderdom haalde. Tot deeze verovering had hij, offchoon een Christenvorst, een even goed recht, als alle barbaarfche Overwinnaars had-  Driehonderd Vijfenzeventigste Brief. 25 hadden, die, uit loutere hebzugt, in de Landen en eigendommen hunner zwakke, onfchuldige of vreedzaame Nabuuren vielen. Keizer Justinianus, de grootheid en magt der franfche Koningen hierdoor aanzienlijk verfterkt ziende, liet hen verzoeken, om een verbintenis met hem aantegaan, ten einde een ander Volk, de Ostrogothen, op het lijf te vallen, 't welk zij aannaamen. — Maar dit bedreigde Volk vervoegde zig ook tot Theodobert en zijne Oomen, en booden geld aan, ten einde hunne begeerte meer kragt bij te zetten, om insgelijks met de Franken een verbond aantegaan. .Theodobert aarzelde niet, in weerwil van zijne verbintenis met den Keizer, om dit voordeel naar zig te ftrijken, en ook den naam van Bondgenoot der Ostrogothen te aanvaarden. Om nu de beiden Partijen, die elkander vernielen wilden, ten dienst te ftaan, of zijn woord te houden, trok hij met een magtig Leger over 't Alpifche gebergte, en vernielde beurtlings nu de Romeinen en dan de Ostrogothen. Deeze trek gaf geen verheeven denkbeeld van zijne eerlijkheid, maar zij be-: antwoorde volkomen aan zijn vorstlijk oogmerk ; hij behaalde groote voordeden, en verloste zijne Heerschzugt van twee Magten, die te eeniger tijd vreeslijk voor haar konden worden. In onze befchaafder eeuw moet dergelijk gene handelwijze aller verontwaardiging. naar B 5 zig  %6 De Nieuwe Reiziger." zig trekken! en ik geloof, dat veele Vorftea het zelf zullen afkeuren; dochTaaten zij vooral zorg draagen* dat er toch geen echte gefchiedenis van de geheime bedrijven in hunne Staatscabinetcen .in het licht kome! Theodobert verdween in 547 van het Staats* toneel en ruimde zijn plaats in aan zijn Zoon Theodebald. Deeze zond een gezantfchap naar Konftantinopolen, om een plegtig verbond met Keizer Justïniaan te fluiten; hij maakte eene ijdele vertooning; had zeven jaaren den Schep» ter in handen, en flierf zonder zoonen naartelaaten. Thans ontftond 5er een verfchil? tusfchen . de nog overgebleeven Zoonen varj Clovis, de oudoomen van Theodebald, over de gebiedsopvolging in Oostvrankrijk; Childebert en Klotarius naamlijk, die, op dit gedeelte van der Franken bewind, elk een even groote aanfpraak beweerden te hebben. Eerlang echter kwam men overeen, dat Clotarius aldaar den ftaf zou aanvaarden. Dit kostcde hem echter niet weinig moeiten; want de Saxers, na den dood van Theodebald, (die hen geen Zoon ten Heerfcher naarliet,) in het denkbeeld vallende, dat zij nu van hun recht, dat zij als menfehen bezaten,, mogten gebruik maaken, en zig der dwinlangdij onttrekken, verlierkten zig met eenige Hulpbenden uit de Thuririge'rs, en vie. len in Vrankrijk; doch met een flegten uitïlag, vermits zij, na een deerlijke nederlaag, gedwongen werden onder 't gezag van Clotarius  Driehonderd Vijfenzeventigste Brief, ft? rius te bukken. De voomaAnfte (lag waarin van beide Partijen een-menigte Volfa bleef, viel voor niet verre van de Weezer. M« roeidl een goed aantal Saxifche Geflagten geheei uit, ef de overigen moesten een zwaare Satting Cna den tijd te rekenen,) opbrengt De Thuringers^ die .de hand geleend hadden, om de onderdrukte vrijheid te helpen obbeuren, zagen er hun land gansch en al Sn verwoesten, Zo- duur kwam het altoos de zwakke ftervelingen te (taan, als: z.j, he* m ?t hoofd kreegen, om vrij te willen worden. De Overheerfchers hebben dergelijke pooginten altijd voor de itraffchuldigften gehouden; fe G estHjkbeid- heeft er de fchandlijkite he„aamingen aan gehcgt, en het grootfte gros der verdrukten heeft (leeds het meest ge.jverd, om de kluisters te vereeuwigen. In <« hervatteden de Saxers de vijandhjkheeden tegen de Franken, en kwamen er een weing beter af: na dat zij eerst, door-vrees ^dwongen/aan 5t wijken Joegen en om ^ede fmeekten, werden zijdit mets baatende, door wanhoop aangevuurd, en gaven Clotarius, (die door de zijnen genoodzaakt geSt was hen te volgen,) zo veel te doen dat hij, op zijn beurt, verpligt werd om een vreedi te maaken, die eenige voordeden voor de Saxers aanbragt. , Door het overlijden van Childebert viel het Bewind van geheel Vrankrijk in handen van Clotarius-, niet lang had hij echter genot van  *8 De Nieuwe Reiziger; twee £ëeafte heerfchaPPfi' ™" omtrent twee jaaren daarna overleed hy. Hij liet vier Zoonen agter, te weeten Ow nbert Guntram, Sigebert en Chi7per k ' Deezen de Erfgenaam» der Vorsrüjke NalaamnTchap zynde, werd Vrankrijk andetmaal in ver wr;nngedeeld' — ^Prinrenhetl" wa!CtLTnrerIingS e°' ee" rij'ke bron va« ^ist oir 1 7 Vm Verdr*Z> dat de Broeders onder elkander ten opzigte van de Stad Pa- njs, die aan Charibert ten deel was gevallen, gemaakt hadden. Het beflond hierin f dat ook de dne ovenge broeders recht op deeze Hoofdftad (waartoe Clovis ze verheven had, , hebben zouden: als ook, dat niemand hunner n dezelve komen mogt, ten zij met goedkeuring en toeflemming van de anderen g De oneenigheid tusfchen de Broeders groeide van dag tot dag, en weldra werden de on. fchuldige Ingezetenen van wederzijden er de flagtoffers van. - Waarom bezitten de Geweidigers deezer aarde niet flegts dat aasje van edem0edlghei , om> fa ^ ^ J » fchuldelooze leevens te wangen en te verderven, hunne verfchillen in eigen perzoon, met de wapens m de hand, aftedoen? - Dan» Mis' fchien is het een der ijzeren befluiten van het on0!0'' °'r-,het ^flagC dCr Dwingelanden, op alle mooglyke wi,zen, aantefokken, 't welk anders, door dit foort van tweegevegten, genoegzaam tot op de helft verminderen zou Chil-  Driehonderd Vijfenzeventigste Brief. Chilperik vergenoegde zig niet, met het geene hem ten deel was gevallen, en Hak de greetige en geweldige hand naar de eigen* dommen zijner Broeders uit. Onder anderen ontnam hij Sigebert de Steden Tours en Poictiers. Deeze aldus te fel beleedigd, om eenige infchiklijkheid voor zijn eigen bloed te hebben, zat Chilperik ftraks agter her en dreef hem over de Seine. Hij ging hem zelf in Doornik, (waar Chilperik zig verfterkt had,) opzoeken en belegeren, en het was hier dat er twee Vorftinnen ten toneele traaden, bij wie de Vorften lesfen in de wraakgierigheid zouden hebben kunnen neemen. Fredegonde was, van de Bijzit, de Egtgenoote van den Koning van Soisfons, Chilperik, geworden. Zij, befpeurende dat de zaaken voor haar gemaal, in 't beleg van Doornik, een kwaaden gang ftonden te gaan, huurde twee Moordenaars, die, met vergiftigde mesfen, haar Zwager Sigebert op de wreedfte en fchandlijkfte wijs om hals bragten; behalven dit, liet zij nog eenige andere fchriklijke moorden, enkel uit heerschzugtige en wraakgierige inzigten, pleegen. Brunechilde, of Brunehaut, een Prinfes uit Spanje en aan Sigebert gehuuwd, door den dood haars Mans in vuur en vlam gezet, dreef al de Prinfen in de wapenen, en ftookte het vuur van een burgeroorlog aan. De Zoon van Fredegunde haar echter eindlijk magtig wordende, liet haar ter dood brengen, vermits hij ze  3^ De Nieuwe Reiziger,, ze fchuldig bevond aan tien moorden, begaan aan zo veele Koninglijke perzoonen. Een fransch Abt, de gefchiedenis van zijn Vaderland befchrijvende, zegt: Paus Gregorius fpreekt van deeze Vorftinne met grooten lof! — en om hier reden van te geeven voegt hij er bij: — Want zij betoonde zig ijverig voor, en milddaadig aan de Kerk. De Koning van Bourgondie en Orleans, zijnde Guntram, eene der vier Gebroeders, hield zig bij den geenen, die hem toefcheen de meeste kans te hebben, om het fpel te winnen. Dergelijk eene Staatkunde kentekent hem juist niet als een Domoor, fchoon ze zijn eerlijkheid en moed al vrij verdagt maakt. Gemeenlijk was .hij het tegenövergeflelde van het geen hij zijn moest: zagtzinnig om te verongelijken en wreed om de onnozelheid te verderven. Men prijst zijne Godvrugt hemelhoog, doch het was de Godvrugt van een Vorst, en wel een Godvrugt van dien tijd, — dat wil zeggen, overdaadig in het oprigten van geestlijke Geftigten en de Slaaf der Geestlijken. Ten blijke van zijn deugd en gezond verltand dient de volgende trek: zijne Koninginne was ongeneeslijk krank. Hij beval de Geneesheeren haar gezond te maaken op lijfftraf. De Artfen, tegen de magt des Doods met opgewasfchen zijnde, verfpilden al hun kunst.! De Koninginne ftierf, en de Geneesheeren moesten haar in de eeuwigheid vergezellen op bevel van den Christlijken en God- vrug-  Driehonderd Vijfenzeventigste Brie*. 31 vrugtigen Guntram! Meer foortgelijke ftaaltfes zouden wij kunnen aanvoeren; doch de Menfchènvriend zal meer in zijn fchik z.jn, wanneer wij hem melden, dat deeze Guntram in e" mij a,coos' wa«neer ik hij dergelijke gebeurtenisfen, het woord zegepraal zie gebezigd. Imme'fs is X00™/eer dnikking der zig verdeedigende Vrijheid ee„ weezenhjke nederlaag voor'de menschlijkhe d? Z ? lmfen WCrden dus °P nieuw aan 't juk der franken onderworpen, en aan hunne belastmgen cijnsbaar gemaakt. ^ .lipijn verftond grondig de ftreeken der Ko gogen en Volkendwingers. Hj wist dat de Fnefen dapper ftout en ondernemende wï ren, dat hij telkens een afval zou te dugten hebben, en dat zijne wapenen niet altoosten waarborg voor hem zouden zijn, om ? ™ hunne flaavernij te verzekeren. Hij kendeT u.twerkzels van de leer, die men toen d Chnstlijke noemde, en gelastte Willebrord om de Fnefen te gaan bekeeren. Willebrord was een Geestlijke, - fnader. hand tot een Heilige verklaard, 'aJs een zot derhng 1Jveraar voor den Godsdienst, 't welk » dien tijd het zelfde betekende, al de bei-gen van Romen, hij weigerde derhat ven  Driehonderd Zesenzeventigste Brief. 45 ven om op waereldlijk gezag alleen een hemelsch werk te gaan verrigten. Pipijn moest daarom zig in zo verre vernederen, dat hij den bekeerder veroorloofde, om eerst bij Paus Sergius den eerlten de heilige goedkeuring te verzoeken. De heilige Vader verftond zijn belangen insgelijks, hij maakte Willebrord Aartsbisfchop over de Friefen, fchoon ze nog bekeerd moesten worden, en bedoelde er eigen voordeel mede. Willebrord nam, vol heiligen ijver, de reis aan; kwam in het tegenwoordige Zeeland; viel met hevige uitvaaringen de menfchen, en met een vernielende hand de Afgodsbeelden aan, en het gevolg was, dat men den onvoorzigtigen ijveraar een houw in den kop gaf. Hij fcheen echter den regten weg tot bekeering der Volken ingeflagen te hebben, dewijl zjjn Legende hem een menigte wonderwerken toefchrijft, die genoegzaam zijn, om een hemelfche zending te bewijzen. Radboud was toen de Koning der Friefen, en behandelde de Frankifche Geloofspredikers even gelijk hij de Frankifche Vorften deed. Hij befchouwde ze met de diepfte verontwaardiging; de eenen als lieden, gekomen om de ziel, en de anderen, om het lighaam te kluisteren Hij was ook Zo dra niet in (laat, om de Franken aantetasten, of hij deed zulks met genoegzaame dapperheid, om de franfche Grenzen in genadige ongerustheid te houden. Pi.  4ê De Nieuwe Reiziger. Pipijn kon dit niet dulden i en deed in 697 de Friefen op nieuw den oorlog aan. Te Duurflede aan dén Rhijn vogt men hevig van weerskanten. Radboud echter fchoot wederom te kort en leed een gedugt verlies. De krijg eindigde met een verdrag, en de heilige Willebrord teeg met een verfchen moed aan 't prediken. Grimoald, een tweede Zoon van Pipijn, nam daarop Theudefinde, de Dogter van Radboud ten egtgenoote. Waarfchijnlijk was dit een beding geweest in het Vredeverdrag, te meer denkt men dit, om dat dit friesch Meisje hem niet uit geneegenheid fchijnt genomen te hebben, vermits zij hem op eene verraaderlijke wijs in 714 liet van kant helpen. Theodorik de derde droeg, geduurende veertien jaaren, den fchoonklinkenden tijtel van Koning der Franken, en ftierf.. Zijn Zoon, Klovis den Derden geheeten, deed het flegts vier jaaren. Childebert de derde, broeder van Klovis, pronkte zestien jaaren met de. eigenlijk gezegl de kroon, en ftierf. Pipijn volgde hen in 714. De Abt Millot zegt van hem: „ Pipijn, het ganfche Rijk in zijn geweld ziende, beftuurde het zelve, onder den tijtel van Groothofmeester, zevenentwintig jaaren, met zo veel beleids als moeds. De Koningen waren niets meer dan opgefier* de Molijken, die men zomtijds aan het Volk vertoonde. Dê bijnaam van Fainéans of Le. dig-  Driehonderd Zesenzeventigste Brief. 4? digloopers, duid genoegzaam aan, van hoe weinig betekenis, hoe zwak en onvermogend zij waren. Door het herftellen van de oude Volksvergaderingen, die de eigendunklijke heerfchappij der Groothofmeesters in onbruik had doen geraaken; en bovenal door de oploopende leevendigheid der Franfchen tegen vreemde Vijanden te wenden, met welken hij fteeds in oorlog was, bezat Pipijn gerust en ongeftoord eene magt,'tot dien tijd toe, in het Rijk onbekend." Dagobert de derde was zijn Vader, Childebert den derden, in het Rijksbeftuur opgevolgd. Pipijn had voor zijn dood, den natuurlijken Zoon van Grimoald, eenen Theodebald, die nog flegts, een kind was, tot Groothofmeester aangerteld; want deeze bediening, in weezeniijke waardij en voordeeligheid, de Koninglijke opweegende, was voor Pipijn aanloklijk genoeg, om ze erflijk in. zijn geflagt te maaken, Plechtrude, de Egtgenoote van Pipijn, nu weduuw, nam al het gezag in handen, en deed Ca-rel Martel, een Basterdzoon van haar overleeden Gemaal, gevangen zetten, vermits deeze bij haar verdagt geraakte, van haare heerschzugt in den wegte zullen zijn. De regeerïng eener Vrouw fmaakte echter in 't geheel niet aan de Franken. Eenige misnoegden - verzecteden zig tegen haar en Theodebald, en dwongen ze ter vlugt, waarop zij eenen Raganfrid of Rainfroi tot Groothofmees-  48 De Nieuwe Reiziger." meester verkoozen, die fchielijk een vijand zag opdaagen in Carel Martel, die de waakzaamheid zijner bewaarders had weeten te leur te nellen, üe Oost/ranken naamen daadlijk Carel Martel tot hunnen Koning aan. Raganfrid, een onöverwinlijken haat tegen het geflagt van Pipijn gezet hebbende, wilde beproeven den nieuwverkoozen Vorst te onder te brengen, en ging ten dien einde een verbond aanj met den ouden Vijand der Franken, der Friefen Koning Radboud, die greetig was, om zig aan de Franken te herhaalen. In 716 kwam het tot een flag tusfehen deeze Partijen. Karel Martel leed een groot verlies en moest de wijk neemen: ter naauwernood bergde hij het leeven; maar daarom fleet zijn wrok niet. Hij week flegts, om te gedugter weder te komen. Na den dood van Dagobert den derden, verhief Raganfrid Chilperik den tweeden op den troon. Hij bediende zig van deszelven Koninglijke magt, om met zijnen overwinnenden Bondgenoot Radboud nieuwe onderneemingen te doen. Zij maakten het Pipijns weduuw Plechtrude zo bang in Keulen, dat zij met groote fommen haare veiligheid moest koopen. Carel Martel was geen Held om zig lang te laaten tergen. Hij viel, in 717, op' zijne ftroopende vijanden aan, en behaalde een volkomen overwinning. De Frankifche Vorlten fcheenen de mode te hebben, om, wanneer zij de Friefen verpletterd  DriehoNüerd Zesenzeventigste Brief. 49 terd hadden, ze dan Geestlijken toetezenden, — zekerlijk met oogmerk, om den val der gevallenen geheel te voltooien. Willebrord kwam andermaal te voorfchijn. Veele Frie* fen lieten zig doopen. Radboud zelf zou tot deeze heilige plegtigheid toegetreeden zijn, Ware hem niet, op 't onverwagtst, de gedagten in 't hoofd gekomen, om liever met de menigte zijner Voorouders in de hel, dan met het kleiner hoopje Christenen in den hemel te willen zijn. Ingevalle de Christlijke Godsdienst van dien tijd zorg gedraagen had, om den ftaat der zaaken, overeenkomftig de waarheid der Openfcaaring, zuiver voor te draagen, Radboud zou nimmer derzelver uitnooügm^ te leur gefield hebben. Over 't algemeen kan men zeggen, dat, zo de waare Chnsdqke Godsdienst immer eenige belèèdig'iffg' ontving, zulks alleen en geneel te wijten zij aan de domme en bevooroordeelde Predikers , wier ijver elk rechtfehapen heiden tegen de borst moest fluiten. Carel Martel volgde de' gewoonte der Groothofmeesters. Hij gaf dus een zekeren Klotarius den Franken tot een Koning, doch deeze regeerde niet lang en ftierf in 719. Chilperik gaf in 721 den geest, en werd opgevolgd door Theodorik den derden, Zoon van Dagobert den derden. Carel draagt den roem weg, van verftandig eh dapper te zijn en van gewigtige dienften XXIX. Deel. D aan  50 . De NfEuwE Reiziger. aan zijn Vaderland beweezen te hebben. Hij was aanzienlijk in rijkdomhij had zijn ftiefmoeder Plechtrude- genoodzaakt,, om hem de groote fdiatten. zijns. Vaders Pipijn, in. handen te fiellen. Hij.,bezigde al de loopjes .der-.toetinjaalige Staatkunde - met gelukkigen i uitflag; ander, anderen gaf hij rijke .gefebenken aan de Geestlijken. Een deezer godvrugtige .giften zou den v.oornaamften grond gelegd hebben, tqt de magtige. rijkdommen van het Bisdom in de provincie Utrecht, paHet zou te^brged «kloppen ■- om alle de krijgsbedrijven van den kloekmoediger! Carel Martel te willen .opnaaien ^eii/.b^iv.brijven. JVlen weeti: dat hij de tegen -,hemv. opllaande Saxers overwon; dat hij, den Rhijn, overtrekkende,, de Alemannen ,en Zwaaben -een ,bezoe,k gaf, en zijne zegevjierende? Wapenen ^pt- aan fie boorden vat? den Donauw bragt, zig gedeeltlijk Beheren onderwerpende. . De Hertog yan A^uitanie rftremd£.;hem'jn zijn. vaart. Deeze, Eudo geE_aamd;,- werd hem nongetrouw, en Carel begreep het'zijn belang te zijn,, hgm ■fe^ftraffen,-ten minlleii tc bedwjngon; |hij nam dan den hertr'ed naar frankrijk,._ Hij, .verdreef Eudo ; ■ doch . deeze-zogt hulp | hij, de.. Sarrafij;nep, die zig in-. Spanje :bëvo#den»> . Dit viel xegt' in den fmaak .deezer -onge'loovigeu. In 732" werd' Vrankrijk..door een ■ magtig leger van deeze hulpbenden ..van Eudo..,als ovej> ftroomd; doch de dappere Karei, . flond hen, en verfloeg ze. Eudo koos de voorzigtigfte . par-  Driehonderd Zesenzeventigste Brief, 51 partij; liet zijne helpers aan hun eigen noodlot over, en vereenigde zig niet Carel, om het overfchot der Spaanfche ongeloovigen verder uit het frankisch gebied te drijven; het welk gelukte. ■ Door deeze overwinning, zegt men, heeft Carel den toenaam van Martel, (zo veel als een hamer betekenende,) gekreegen. Zulk een zegepraal kon ook niet anders dan Carels gezag en magt ten hooglten toppunt voeren. Een groot Staatsman en een groot Veldheer zijnde werd hij, onder den tijtel van Groothofmeester, magtiger en gedugter, dan een eenig. Vorst in Europa. De Friefen, dat Volk zo zeer beroemd, om zijne zugt die het (leeds voor de vriiheid deed blijken, als waerdig vrij te zijn, om de poogingen, die het onöphoudlijk ter verkrijV ging zijner onafhanglijkheid aanwendde, wilden andermaal een kans waagen, om het frankifche juk aftefchudden, en verkoozen daartoe het tijdllip, dat des Groothofmeesters Pipijns aftlammcling elders overvloed van werk had. De Held van Vrankrijk echter hoorde zo dra niet- welk eenen wensch de handen en wapenen der Friefen in beweeging bragt, of hij nam. voor, hen eene floutluid te verkeren, die hoogst misdaadig was, om dat ze hem in zijn gezag aantastede. Hij floeg een nieuwen weg in, ter bereiking van zijn oogmerk. Hij bemande naamlijk een vloot en .{levende :er mede uit de havens van OostD a vrank-  5* De Nieuwe Reiziger, vrankrijk, tiaar dat gedeelte van Friesland, *t welk beoosten de Zuiderzee lag, en thans nog den naam van Friesland draagt. Hij kwam in het meir, toen Borndiep geheeten, ten anker. Poppo, de Koning der Friefen, poogde deezen onverzogten Gast te verdrijven, maar feilde in zijne onderneeming; want hij werd geflagen en fneüvelde. De Franken zaten de vlugtenden met magt agter naar; liepen het geheele land* af; verwoesteden alle de Heiligdommen, die aldaar nog aan de afgoderij gewijd waren; maakten de Friefen op nieuw tot hunne flaaven, en keerden met rijken buit naar huis. In den jaare 737 was Theodorik de vierde geftorven. Carel gelustede het niet, om den Franken een anderen Koning te geeven; hij bediende dien gemaklijken post zelf, in hoedaanigheid van Hertog. Aquitanie gaf hij aan Hazald, den Zoon van Eudes weder. Hij maakte zig eindlijk reisvaardig om naar Italië te gaan, werwaards hij genoodigd werd door Paus Gregorius den derden, die hem voor Burgemeester van Romen wilde erkennen: — maar de dood had een geheel ander plan, en Carel Martel overleed in 741. Op zijn fterfbed maakte hij de verdeeling ' van het Rijksbewind, in 't bijzijn der Rijksgrooten, ten behoeven van twee zijner egte Zoonen. Karóloman kreeg het bewind over Oostvrankrijk, Alemannie en Turingen. Het deel van Pi-  \ Driehonderd Zesenzeventigste Brief. 53 Pipijn was Westvrankrijk, Bourgondie en Proyence. Vermits Carel Martel het vrugtgebruik van eenige kerklijke landerijen vergunde aan waereldhjke perzoonen, ten einde deezen daar door in daat te dellen, om het Rijk, ten minden hem, te dienen, en de geestlijke goederen hier door een vrij groot gevaar liepen, Was de Geestlijkheid verre van zijn vriend te zijn, of zijn gedagtenis te zegenen, ondanks al het goede, dat hij de kerk, door de verdrijving der Mahomethanen, beweezen had. Deeze heilige Heeren, de aarde en alle haare goederen verzaakcnde, kunnen de ontvreemding van geen penning dulden, zonder er hemel en aarde over \a beweeging re brengeri. Om hem haatlijk te maaken verzon mea de fabel, dat er, eenige tijd na zijn dood, in het graf, waarin hij gelegd was geworden, in ftede van zijn oyerfchot een vervaarlijk grooten Hang gevonden werd. Pipijn in 't bewind zijnde, deed eenen Childerik, die men van Koninglijken afkomst en den derden noemde-, der Franken troon beklimmen, die zedert den dood van Theodorik, in 717 geftorven, had opengedaan. Hij behield echter alle Vorstlijke magt en gezag aan zig zelve. Op dergelijk eene wijze poogde men de waereld zand in de oogen te werpen, en paaide men de Franken met een leevendige Pop, die men, Vorstlijk opfchikte en D 3 Ko-  54 De Nieuwe Reiziger. Koning noemde. Het gros der (lervelingen vergaapte zig altoos aan den fchijn en aan het blinkende uitwendige: bet eerde (leeds zijne grootfle bedriegers, die 'wij echter geneegen zijn minder fchuldig te befchouwen, dan zij oppervlakkig fchijnen te verdienen; want het Volk wilde altoos bedroogen zijn, en offerde (leeds die geenen het eerfle op T die het de waarheid verkondigden, of gelukkig poogden te maaken. . Karoloman had niet goedgevonden iemand met de koninglijke waardigheid te bckleeden, "Hij regeerde zelf, onder den tijtel van Hertog en Prins der Franken. Hij bragt een en andermaal , de Saxers en Friefen, die tegen hem opflonden, te onder, vooral in 744, toen hij, met zijn Broeder Pipijn, met veréénigde kragten, het Land der Saxers allerweegen in. een woestenij herfchiep. Dan, 't zij Karoloman geen ftaatzugt genoeg bezeten hebbe, om zig op den troon, of liever aan deszelfs voet, met al de magt van een Oppervorst, te doen gelden, en de waereld in opgetoogenheid en fiddering te. houden; 't zij de heilige Vader te Romen, en zijn broeder Pipijn, om redenen van hun zelve ontleend, hem de ijdelheid van alle glorie en hoogheid hadden ingeboezemd, — Karoloman althans zei, in 746, de waereld vaarwel, en meende Gode een dienst te bewijzen, door benediclijner Monnik, op den berg Kasfin, te worden, Door  Driehonderd . Zesenzeventigste Brief. $5 Door de.geesdijke gril, die Karoloman in k hoofd kreeg, bevond Pipijn zig in 't vol bezie der Regeering.: Hij kreeg al daadlik werk, vermits de Saxers weder in Vrankrijk vielen, en een fchroomlifkc vernieling, vooral onder de Kerken, aanrigteden, die zij om verre wierpen. Pipijn vond nu een hulp te meer in de Friefen, die hem de Saxers hielpen beurijden en tot onderwerping dwingen. Veelen deezer ongelukkige, Vrijheidszoekers konden deu dood of de flaavernij op geene andere wijs ontkomen, dan door Christenen te worden. Het Christendom van deezen tijd, was niet altoos de- vijandin der Menschiievenheid. Zo dra Pipijn zig van het Rijk meester bevond, bekroop hem de lust, om bij de dood van een Koning ook den naam te voegen, en Chilperik den derden van den troon te bonfen, om er zelf zig op te zetten. Dit was niet bezwaarlijk om uit te voeren; de Koning, wiens kroon hij verlangde, hing volftrekt van hem af; de Geestlijken had hij zig tót vrienden weeten te maaken, door hen eenige goederen weder te geeven, die Carel Martel hen ontnomen had; de grooten hadden een diepen eerbied voor zijne wenfchen, dewijl het in zijn magt ftond henï'te verpletteren, en het Volk was zo verre gebragt, dat het eindlijk met verontwaardiging op Koningen nederzag, wier gefchilderde Afbeeldingen evenveel nut konden doen, met D 4 be"  5$ De Nieuwe Reiziger: befpaaring van groote onkosten. Ter ve^ vulling van Pipïfns begeerte had men flegts een voorwendsel en eene geestlijke goedkeu, nng nodig, en vermits dit het eenige was, dat er aan ontbrak, was de zaak fchielijk gevonden. J ° Burghard, Bisfchop van Wurtsberg, en Futrad Kapellaan werden naar Rome afgevaardigd; in last hebbende, om aan Paus Zacha. nas een vraag voorteftellen, die ten dien tijde alleen door het Opperhoofd der Kerk kon beantwoord worden, wilde men de goedkeuring der goede gemeente verwerven. De vraae was deeze: Of de Godlijke Wet niet toeftond aan een dapper en ftrijdbaar Volk, 'eenen blohartigen en taffen Koning, die. buiten ftaat was om iets, van >t geen eenen Koning te doen fond, te verrigten, te onttroonen, en in Zijne plaats eenen anderen te feilen, vien zulk eene waardigheid beter voegde, en die reeds den ftaat de grootfte en uit ft eekendfU dtenften gedaan had?' De heilige Vader voorzag, dat hij eerlang de hulp van den Vraager ftond noodig te hebben, en vermits hij in deeze geen ander voorfchnft dan zijn eigen belang te raadpleegen had, beantwoorde hij dit voorftel over- P^Jrftl'S ^ begeeUe ^ ü™ZüèdF* Verder was er nu niet meer te doen, dan den laffen Chilperik den ontkroonden kruin te fcheeren; hem in een klooster te floppen, en  Driehonderd Zesenzeventigste Brief. 57 en Pipijn tot Koning te zalven, zo als dan ook in 751 plaats had. Door dit geval werd de (lam van Klovis van het frankifche Oppergebied verlleeken, en dat wel door de toegeeflijke lafheid en luie gemaklijkheid dier Aframmelingen zelf, die aan anderen overlieten, 't geen zij zelf hadden behooren te verrigten. Het aandagtig leezen der gefchiedenis verfchaft een nieuwe troost aan den waaren Menfchenvriend. Daar ziet men, dat zij, die het meest de (lervei.ngen kwellen, zig zelf ook de meeste moeiten en onrust berokkenen, en vroeg of laat een lot beproeven, waar tegen alle de bejaagde geneugten, eere en voordeelen, op verre na niet opweegen kunnen. In mijn volgenden zal ik u eenige algemeene aanmerkingen, over die eeuwen mededeelen, welken wij thans hebben doorgeloopen. 't Is niet genoeg de Koningen, en Grooten deezer Aarde te befchouwen, hunne onderdaanen verdienen ruim zo veel onze opmerking, vermits de laatften voorzeker niet gefehapen zijn, ter wille van de eerden, nieetegenftaande op dergelijk eene belijdenis alle Hoven ons lelijk aangrijnzen! — Waarom zouden wij niet oprecht handelen met ons zelve? en ons, ten minden in onze gemeenzaame verkeering en vriendfchaplijke brieven, niet ontdoen van de vernederende en ergerlijke vooroordeelen, die de gekroonD 5 de  S8 .1 :De Nieuwe Reiziger. de zotten: en deugenietën verre verheffen boven den armen, maar - deugdzaamen Wijsgeer? tèi ■•„ i Ik ben enz, . Marfeilh den 12 Julij 1759. Driehonderd Zevenenzeventigste . Brief.'. Algemeene aanmerkingen op het doorloopen tijdperk. T\^Ta tot dus verre de Opperhoofden -des JL™ 'frankifchen Volks ten toneele geleid té hebben, moeten wij de onrechtvaardigheid niet bezitten, om het gros deezer Natie te vergeeten. — ik wilweggen, om het geheel, waarvan wij - eenige afzonderlijke deden befchouwd hebben,-niet mede inJaanmerking te neemen. :; . - Over 't algemeen 'moét men de Franken, van het tijdperk dat wij doorgeloopen hebben, als van een zeer onrustigen en öorlogszugtigen aart befchoüwen, De eer die men aan de zegepraalen hegtede; de gemaklijkheid Waarmede men zig vijanden maakte, die men te vuur en te zwaard mogt aanvallen, enwier tegenftand misdaad genoeg was, waarommen hen billijk mogt verdelgen; de voor- dee-  DrIPHOKDERD ZEVENENZEVENTIGSTE BrtFF. $ deelen, die men als Krijesman kon behaalen, en de ruuwheid van zeden en vooroordeelen, die vermaak en glorie in 'c bloedvergieten fielden, waren derke drijfveeren . voor een woelziek en ligt aangevuurd Volk, om telW de vernielende wapenen in de hand te neemen. - Iets, dat naderhand te noodzaak, lijker werd, om dat zij van alle kanten de rust verftoorende, zelve de rust niet bezitten konden, waardoor de onrust van den gedadigen krijg een gewoonte voor hen werd, die verderf werd, door de aanvallen der menigvuldige Vijanden, die, zo dikwiis zij konden, de kans w*arnaamen, om de beleedieende Franken op den huid te komen. Hoe kwalijk de vrijheid ook begreepen mogt worden, zij was het echter, die door de Franken bij alle geleegenheeden werd voorgedaan. Zulks blijkt al vroeg, m het huishoudlijk beduur der Celten, waaruit zij hun oorfprong namen. In de groote Volksvergaderingen, die meestal uit krijgsluiden bedonden, om dat, in deeze oorlogzugtige tijden, elk waar Vaderlarfder, vast een krijgsman was, en deezen ook het meest de Maatfchappij van dienst waren, verkoor men den bekwaamen en verdienstlijken Man, om het opperbevel te voeren, en zettede nien den geenen af, die bevonden werd zulk een gewigtigen post, of het algemeen vertrouwen onwa°ardig te zijn. De verkleefdheid aan den Bewindhebber, die het Volk, om zo te fpree. ken,  Co De Nieüwe Reizige-r. Men, zelf gefehaapen had, was ook ongemeen groot, wanneer hij aan de algemeene verwagting beantwoorde, 't Was minder een ^•^"n ad P,igt' om voor zulk een geliefd Beftuurder, des „oods het leeven te laaten en dergelijke eene zygt kon niet misfen Helden te formeeren, wier grondbeginsels met duiden konden, om hunne aanvoerders anders dan door den dood te ontvallen. In deeze Vergaderingen, waar deRaadpleegers gewapend verfcheenen, was alle dwang een zo verfchriklijke zaak, dat men liever met bloedftorting dan met laffe onderwerping ver* koos te eindigen. Zelden ftelde raen iets vast, waar van men algemeen de nuttigheid met begreep, Het veld van Mars in Vrankrijk, (dus. geheeten, om dat men in Maart dergelijke vergaderingen gewoon was in het veld te houden,) «rekte veelnjaalen hier ten getuigen van. Dan, deeze Vergaderingen bragten hun nut voort, zo lang zij uit een maatig getal leden beflonden, en welke leden- geene omilagtige fhatkunde hadden.' De Vrijheid van een Maatfchappij is grooter wanneer zij uit weinige, dan wanneer zij uit veele leden beftaat. De mensch op zig zelve, geheel en al- ' leen flaande, zou (ware zijn fland mooghjk,) de onbepaaldfle vrijheid bezitten• zo dra echter begeeft hij zig niet in 't gezelfchap van een tweeden, of hij moet iets van zijne vrijheid afflaan aan zijn Medgezel, wiens  Driehonderd Zevenenzeventigste Brief. 6i wiens vrijheid hij ook eerbiedigen moet. Vereenigen deezen twee zig weder met anderen, de gedeeklijke afftanden hunner Vrijheid vermenigvuldigen, en houden niet op te vermenigyuldigen naar maate hun gezelfchap aangroeir. Dus ging het ook met de oude Volksvergaderingen.. Toen zij uit een ontzaglijk aantal begonnen te beflaan, moesten zij of bijfter .lang duuren, eer elk zijn belangen en gedagten gezegd had, — en dergelijke, eene uitga, rekte bijeenkomst ftreed met het ongeduld en de drift van den grootllen hoop, of met de omftandigheeden van plaats en tijd, — of zij moesten door eenige weinigen vrij willekeurig befluurd worden, of in eene deerlijke verwarring geraaken. De noodzaaklijkheid. vernietigde dus een zeer groot deel der franki: fche Volksvrijheid. Den Aanzienlijken en Rijken ontbrak het aan geene middelen, om zig te doen gelden, en eindlijk, de Volksrechten aan zig te trekken. Het Volk fleeds verward, lleeds oneens met zig zelve, fleeds er op uit, om zig te laaten misleiden, was tegen de vereenigde magt en list der Grooten niet opgewasfchen, en gaf verder alles aan zijne Overweldigers over, wat het zaaklijke betrof, en ftelde zig met de ijdele klank der verlooren vrijheid en rechten te vreeden. Dus pronkten de wetten der Franken nog lange met deeze grootfche woorden; met de toestemming des volks. Intusfchen is het zeker, dat er een menigte wetten te voor- fchijn  6V De Nieuwe Reiziger, fchijn kwamen, waarvan het Volk niets wist, alvoorens het er deéze uitdrukking in las. De Koninglijke magt werd dus fchielijk gebooren. Veele omftandigheeden liepen er faamen, om die te bevestigen en beminlijk te maaken! — Men heeft echter weinig beminlijkheid gevonden, zal men zeggen; in de Koningen, die wij hier befchreeven vindenl 't Is waar, doch wij, die dus oordeelen, bezitten een geheel anderen fmaak! — Waren de Vorften van dien tijd ruuw en woest, het Volk was het niet minder! een zagte geaartheid deed de ftam van Klovis van den troon vallen. De wetten van een Volk zijn, in een zeker opzigt, een groot kenmerk ■ eener Natie. Onder de Franken van 'den tijd, dien wij befchouwt hebben, duiden dezelven wel is waar eenvoudigheid en een zekere maate van oprechtheid aan, maar ook reffens woestheid, onkunde en bijfter fchadelijke vooroordeelen. De Bloedverwant wreekte den vermoorden, of verdroeg zig met den Moordenaar, terwijl de wet op dit ftuk geheel ftoni was. Het tweege\egt werd bevolen, in gevalle gerechtlijke bewijzen ontbreeken mogten. De grond hier voor was, de valfche opvatting, dat de Rechtvaardigheid fteeds zegepraalde, en dat 'God, door een wonderdadige tusfchenkomst, de fchuld openbaarde, door den fchuldigen te doen bezwijken voor de kragten van zijn Beftrijder. Zonderling is de reden, die Gon- de-  Driehonderd.2b.v6nen«eve»tigsxb Brief. 63 debaut, (omtrent het einde.der vijfde eeuw^ Koning der Bourgondiërs, van de. wetugheid der Tweegevegüeir .geeft. Wij, zegt hij > fteïien dezelven vast, ten einde onze onderdaan nen niet. meer -ceden zonden doen., over durftere Hukken, noch zig aan „ meineedigheAd fchuldig maaken, omtrent geMaljfcn, welke» zij volftrekt • zeker vveeten eft&.ns ns . De -vuurwater- kruis- en ander.*, proeven, (om fle onfchuld aan den dag' te leggen, ) wélken door burgerlijk .en karktijk gezag géftaafd waren, cn ' waarop hed Volk /dwaas genoeg was 1 de uufpraak hunner ;zaakeni, met een heiligen 'eerbied-, te- lasten aankomen, bewijzen insgelijks de geringe vorderingen van tet gezond .verftand, en de .reuzen ftappen Van bijgeloof en' domme woestheid, zo wei in de Tempels-.,en Gerichtshoven, als in de hutten der'armen. ': :' ' 3-yo;:l il'k*i Daar foórtgélijke'. wreede jiBi^tfeh g^jbezjgd worden, door de -Bedienaarswan iden *God». dienst zelf, kan men onmooglijk'Zig een groot denkbeeld vormen, [mm dekAéèftS^fencadft toenmaals aangenomen Godsdienst, 't IsiwaarL» de Franken noemden zig 1 Christenen; niaar met welk een' medelijdend! oog-moer men deeze Belijders, van-de verheven rieer'.van,Jgzus •befchouwen,' die, „oneindige maaien', zijn» iiaara «itfpreekende-, bijna nooit anders - deeden, dan het tegendeel van het geen hij gèbooden 'hadJ De ■ Geesdtjbsn febeenen de :waereld nï?f geen ander oogmerk te verzaaken, en er dap,- per  #4 De Nieuwe Reiziger. per tegen uittevaaren, dan om er te onver-" hinderder en ruimer genot van te hebben, JJe gefchiedenis brandmerkt hunne onmaatiee heerschzugc, waarvan Romen het middenpunt was. Van daar vervloekte en verdoemde de knegt der knegten, de Heeren en Meefters der aarde! Van daar gingen die zwermen van gefchooren en ongefchooren zendelingen uit, die zig allerwegen in Staatszaaken mengden, en alle Landen, die geen hulde aan Romen deeden, in beroering en op den rand van hun verderf bragten! 't Viel de Geestlijken met moeilijk, om, volftrekt over de zielen heerfchende, de lichaamen naar welgevallen te doen bukken. De kunstjes ten deezen oogmerke in *t werk gefield ' moeiten menigvuldig zijn. Men moest het Volk dom en bijgeloovig houden 1 Men moest het met heilige bedriegerijen en kerklijke klugten, om den tuin leiden! Met een woord men moest de groote bedoeling van alle maatfchappijen, het geluk van allen, fteeds tegenkanten en op. allerlei wijzen verijdelen. De belooning voor deeze verderflijke moeite der zogenaamde Hemelgezanten, was een lui, ■beestagtig leeven, en overvloedige rijkdom. De hoofdzaak hunner prediking was, om rijklijk aan Gods arme knegten te geeven! en vermits de Vorften deeze arme knegten niet misfen konden, het zij, om hunne ftaatzugt te onderfteunen, — want de Geestlijken kon»  Driehonderd Zevenenzeventigste1 Brief. 65 konden en wilden alles verrigten,' voor een goede belooning, — het zij om hunne zonden te vergeeven, die veelal zo groot waren, dat de toegcfchroeidfte geweetens er een ondraaglijke knaging over gevoelden; verrijkten zij hen onophoudelijk. De Abt de Mablij zegt; dat het eveneens ware als of men geloofde, dat de gierigheid de hoofdëigenfchap van God ware, en dat de Heiligen handel dreeven met Hare befcherming. De inhaaligheid der Kerkdijken ontfnapte zelf de befchimping van Clovis niet. Sint Martijn, zei deeze Frankifche Vorst, bedient zijne vrienden taamlijk wel; maar 't is jammer, dat hij zig voor zijne I moeiten zo duur betaalen laat. Chilperik, zijn kleinzoon, klaagde er insgelijks over: onze Schatkisten, zege hij, zijn fchaars voorzien; de Kerken zijn rijk en de Bisfchoppen Koningen geworden. In 't kort, de Geestlijken waren, in naam, de Afgeftorvenen der waereld, doch hadden, in de daad, er meer bezit en genot van dan de overige ftervelingen. Uit dit alles blijkt daarom nog niet dat de Geestlijken, over 't algemeen, verltandig waren en opzetlijk bedroogen! Wanneer men de moeite neemt om te onderzoeken hoe de bekeeringen veelal in zijn werk gingen, en welke lieden men, vooral in Landen, die wat afgeleegen waren, de kanzeis liet beklimmen en de Altaaren bedienen; dan zal men zelf zig verwonderen, dat de zaaken niet nog erger liepen! XXIX. Deel. E Eg-  66 De Nieuwe Reiziger, Egter waren de voornaamfte kundigheedert te dien tijde bij de Geestlijken te zoeken, en dit was dikwiis een bron van nieuwe verwarring . en gedugte onheilen, want deeze Heeren, hoe veel gezond verftand' zij dan ook zomtijds mogten bezitten, volgden evenwel nooit deszelfs voorfchriften! zij gingen met de belachlijkfle grilligheeden, of de ergerlijkfte bijgeloovigheeden te raade, en de zotte fpreuk van een Dweeper, die men in onze dagen zou opfluiten, was, in de aangeleegenfte gevallen, dikwiis van meer kragt, dan de overtuigend/te redeneering en de handtastlijkfte waarheid! — en het ergfte en fchadelijkfte van allen was, dat deeze lieden zig aanmaatigden om in den naam van God te fpreeken, en dat het domme Volk hen geloofde. . Laaten weinig voorbeelden hier genoeg zijn. Pavis Gregorius de Groote, wien men anders een zekere maate van verftand toekent, was een veragter en haater van alle geleerdheid, waardoor het vernuft fierlijk en het oordeel juist word. Paus Zacharias fchrijft aan Bonifacius, die de moeite nam, om de Duitfchers te bekeeren; dat het den Christenen bevolen was om geen vleesch te eeten van Raavens, Oijevaaren, Haazen, enz. Dat zelfde pauslijk verftand zegt ook in een brief: Gij vraagt mij, hoe men handelen moet met het [pek alvoorens het te eeten? De kerkvaders hebben daaromtrent geene bezaaiingen gemaakt, maar mij  Driehonderd Zevenenzeventigste Brief. 67 mij dunkt, dat het best zal weezen, hetzelve gerookt of gebraaden te nuttigen. Verkiest men echter, om het raauw te eeten, dan zal het goed zijn, om daar mede-te wagten tot. dat het Paaschfiest ver ft reeken is. De fpekkige Vraager en Antwoorder waren lieden van den eerden Kerkrang, en (tonden op' de fprong om Heiligen te worden! men begrijpe, hoe jammerlijk het dan met de mindere elasfê der Christenpredikers gefield ware! Iemand, die dit alles nadenkt, kan gemaklijk de gevolgen berekenen, die uit zulk eene geiteldheid van zaaken, in zijn geheel en verband genomen, moesten voortvloeien, en kan tcffens toegeeflijk zijn, omtrent de geweldige en willekeurige handelingen van eenige Grooten. In zulk een fchool van weerbarftige en onbefchofte kinderen, zal een ftreng Meester meer goed doen, dan een toegeevende en lafhartige. Behalven al het kwaad, dat de Geestlijken deeden, door de onkunde en liet bijgeloof ten ftcrktlen voortteplanten , kreeg hunne heerschzugt ook te veel onderitand van hunne onmeetlijke rijkdommen, om zig flegts tot de geestlijke wapenen alleen te blijven bepaalen, en enkel de kerklijke blikfems op hunne wederftreevers te flingeren. Zij namen dikwiis het zwaard in de vuist, om de zulken te leeren bukken, die door de redenen hunnes monds zig niet overtuigen lieten. E 2 Hun-  68 De Nieuwe Reiziger. Hunne Voorvegters waren ontzaglijk, en hunne gekapte onderdaanen door de gehecle Christenwaereld verfpreid. Weinig tege'nftands ontmoeteden hunne poogingen, want de onkundigen gehoorzaamden blindling, en de verftandigen zagen, dat er niet dan verlies op zat, met er zig tegen aan te kanten. Geen wonder derhalven, dat men Vorften toegeeflijk vond, omtrent de grillen van Romen, die zij in hunne harten wraakten en verfoeiden. Van hier ook de bijna algemeene erkentenis en onderwerping aan den heiligen Vader; en dus ook van hier, die verfchriklijke verwarringen, uit de tegenftrijdige belangen van Geestlijken en Waereldlijken gebooren, waaraan het geluk van zo veele Natiën opgeofferd, en waarom het bloed van zo veele millioenen onfchuldige ftervelingen vergooten is geworden. Ik ben, enz. Marfeille den 5 Augustus, 1759. Driehonderd Agtenzeventjgste Brief. Be tweede Stam der Frankifche Koningen Pipijn en Karei de Groote. Pipijn, Koning der Franken zijnde, was bedagt, om zig op den ingenomen Zetel te  Driehonderd Agtenzeventigste Brief. 69 te bevestigen, en nam zelf de plegtigheeden tot dien einde te baat. Hij was door Bonifacius, Bisfchop van Ments, te Soisfons plegtig gezalfd geworden; (een gebruik: van de Jooden ontleend, en naderhand door de Pauzen tot hun eigen voordeel misbruikt:) maar begrijpende, dat deeze zalving van meer kragc zou zijn, — ten opzigte van de bijgeloovige menigte naamlijk, — wanneer de Pau», dezelve aan hem verrigtede, verzogt hij Stephanus den tweeden, die Zacharias was opgevolgd, om hem deezen dienst te bewijzen. Zijn HeiIfgheid had de hulp der- Franken tegen de Lombarden nodig, dus bewilligde hij in 'tverzoek en kwam in 754 in Vrankrijk. De opperlle kerkvoogd ontfloeg Pipijn toen van den eed van trouwe, welken hij aan Chilperik in 751 gedaan had, en kroonde en zalfde Pipijn op nieuw, bcneffens zijne Egrgenoote en kinderen. Men wil dat Pipijn de cerfte der franfche Koningen zou zijn, die tot die waardigheid gezalfd is geworden: anders was men gewoon den verkooren Vorst op een fchild te zetten; in.de hoogte te heffen, en met luider Hemmen voor Koning uitteroepen. De dienden van Romen werden ten. overvloede door Vrankrijk erkend. Astulphus, de Opvolger van Ratchis, maakte zig meester van het. geheele Exarcbaat, Ravenna, Penta.polis, en floeg zelf het begeerlijk oog op het Hertogdom Romen. De Paus nam vrugdons E 3 den  De Nieuwe Reiziger. den toevlugt tot den Keizer Conflantinus Coproniraus, die zig geheel andere bezigheeden verfchafte, en den verleegen Vader naar Vrankrijk wees. Pipijn was op het aanzoek van Stephanus daadlijk gereed, weetende dat er voordeel en eere aan gehegt was. In 754 trok hij, met een groot Leger, over het Alpisch Gebergte en maakte het Astulphüs in^ diervoegen benaauwd, dat deeze om vreede verzogt, welken dan ook geflooten werd. De franfchen echter waren naauwlijks vertrokken, of de vijand van Stephanus keerde weder, en omringde Rome andermaal, met een geweldaadigen toeleg. De Paus wist geen beter toevlugt dan tot Pipijn. Hij fchrijft dan een verwonderlijken brief, waarin de Apostel Pe~ trus een belachlijke vertoning maakte, en vleierijen en vervloekingen deerlijk onder elkander gehaspeld werden. Pipijn zag Petrus en al deszelven gevolg over 't hoofd, en befloot, om geheel andere reden, den Paus nogmaals bijtefpringen. Hij kwam in Italië en dwong Astulphüs de voorwaarden te tekenen, die hij goedvond hem voortefchrijven. De Paus kreeg een reeks van Landen te rug, en Pipijn zorgde, dat hij zelf ook een rijklijk aandeel kreeg. In 758 gaven de Saxers, door hun afval van de Franken, op nieuw werk aan Pipijn. Hij verfcheen in hun Land en dwong ze tot gehoorzaamheid, hen verpligt ende om 'sjaar-  Driehonderd Agtenzeventigste Brief. 71 lijks driehonderd paarden, bij wijze van fchaw ting, optebrengen. Pipijn deed ook den Korting' der Longobarden, door magc van wapenen, afftand doen van dat gedeelte van Italië, dat naderhand den naam gedraagen beeft van den Keïklijken Staat. Een lijst van de verdere overwinningen en dappere bedrijven van Pipijn te maaken , zou, tot mijn oogmerk, ruim zo overtollig als verveelende zijn. Voor hem, die met de waare bedoeling, de gefchiedenis der Franken leest, hebben wij reeds genoeg van deezen grooten Man gezegd, die nog door verfcheiden andere niet minder groote Mannen gevolgd ftaat te worden, welken wij pok een beurt moeten, geevcn. , , . . De beroemde Pipijn, zig zo wel binnen als buiten 'slands gedugt gemaakt hebbende , overleed te Parijs in 768. De kinderen, welken hij agterliet, waren Karei en Karoloman. De Franken waren deeze Vorstlijke telgen geneegen, en verheven ze, elk over een gedeelte van het Rijk, ten Koning. Zo als het bij de verdeeling des Rijks altoos gegaan had, ging het thans weder. Er ontftond verfchü tusfehen de Broeders wegens, de heerfchappij, 't welk voorzeker gedugte gevolgen zou naar zig geflcept hebben, ware de. dood.niet. tusfehen beiden gekomen, die in 771 Karoloman wegrukte, waar door de E 4 " M  72 De Nieuwe Reiziger. ftaf des geheelen uitgeflrekten frankifchen bewinds in de handen yan Karei kwam, die het, in verfcheiden opzigten, waardig was. 't Is waar, Karoloman had kinderen, die recht op de kroon huns Vaders hadden; maar behalven, dat deezen te weerloos waren, om hun koninglijk recht tegen eenen dapperen en Staatzugtigen Oom te doem gelden, waren de Frankifche Groóten, — om redenen van hun eigen belang ontleend, — allen aan de zijde van Karei. Deeze Vorst had onöphoudlijk werk met de Saxers in teugel ce houden. Geduurig wierp dit vrijheidlievend Volk het frankisch^juk van den nek; maar ongelukkig tot hunne groote fchade; want telkens dwong Karei, na niet weinig bloedvergietens, het hen weder op. Deeze Vorst vernielde niet flegts hunne wooningen en land, maar ook hunne Goden. Van onheuchJijke tijden af, was het reeds de gewoonte, om het geen men door geweld gekreegen heeft, ook met.geweld te behouden. De Staatkunde, zelf die der Christenen, fchijnt altoos vooronderfleld te hebben, dat het beter was een geheel Volk, op de bnrbaarfte wijs, te verdelgen, dan het die vrijheid te laaten behouden, of wedertegeeven, waarvan niemand het mag berooven of verfleeken. Indien de verwoestende of kluisterende Vorften nog maar, ter verfchponing van hun gedrag, de bevordering van het algemeene welzijn voorwendeden, dan zouden 'de ongelukkige flaa-  Driehonderd Agtenzeventigste Brief. 73 flaaven der fterkften en doutden, ten minden een zweem van troost hebben, en hunnen toedand als een opoffering voor het geheel kunnen befchouwen! dan , de Magtigen, onderdrukkende en roovende, [naar reden gevraagd wordende, antwoorden] alleenlijk: DU zijn onze Rechten! ■ Karei het eindlijk moede wordende, beflooc vervolgens, om een einde aan deeze Saxifche opftanden te maaken,' en daarom met zijn ganfbhe magt hen op het lijf te vallen. De Saxers ziende hunne ganschlijke verdelging voor oogen , namen den toevlugt tot de mode van die tijden, en werden Christenen. Dit bezorgde hen genade én leeven, maai* geen vrijheid. De dienden, door Romen, aan her huis van Pipijn beweezen, vorderden, zonder tegenfpraak, eene groote en bedendige erkentenis. Behalven dat de heilige Vaders bijtefpringen altoos voordeden opleverden, die de gemaakte onkosten rijklijk vergoededen; was er in dié dagen ook een zonderlinge eer mede ver-1 knogt, om de kerk, (dat wilde zeggen, het belang van den Paus,) te handhaven. Adrianus de eerde, op den heiligen doel gezeten, vond zig thans in de noodzaaklijkheid ,' om de hulp van Karei, (die men, om zijne kloeke daaden, thans den bijnaam van den Crooten begon te geeven,) interoepen. Defiderius, de Vorst der Lombarden, deed een inval in het gebied van. zijn Heiligheid. De E 5 aan-  £4 De Nieuwe- Reiziger. aangevallene repte naauwlijks' of Karei verfcheen, in 774, met een magtig Leger in Italien, en verpletterde den Lombardifchen Koning en zijne verdeedigers «diervoegen, dar hij hem van de vrijheid beroofde: in ballingfchap zond, en zijn Rijk zig zelf toeeigende. Deeze Heerfchappij- der Lombarden had tweehonderd en zes jaaren gellaan, en werd nu het eigendom van Karei. Te Romen zig bevindende, maakte de Paus gebruik van zijne aanweezigheid. Hij bevestigde de giften, door zijn Vader aan den heiligen ftoel gedaan, en voegde er eenigen nieuwen bij. Vermits Romen geholpen was, deed me» geen naauw onderzoek nanfc de wijze hoe. De weduwe van Karoloman en haare kinderen j door Karei in hunne wettige kroonrechten agteruitgezet, hadden de wijk genomen naar Defiderius, den Koning der Lom ba/den ; wat er van deeze kinderen geworden is, durft de gefchiedenis niet melden! Het vermogen van Karei deed niet flegts de waarheid op de tong, maar ook in de pen■ fmooren. De Geestlijkheid intusfehen rekende zig verpligt, om deezen haaren voorrtander alle eere te bewijzen. Terwijl Pavia belegerd werd, begaf Karei zig naar Romen. Een talrijke floet van kerklijken, van allerlei rang, verge-, zelde hem, met ontrolde vendels en andere heilige eeretekenen. Paus Adrianus ontving hem, in de St. Pieters kerk, zo pragtig als ftaatlijk; terwijl de.goede gemeente, altoos door  Driehonderd Agtenzeventigste Brief. 75 door den uitwendigen luister blind gefchitterd, hem luidkeels te gemoete zong: Gezegend is hij, die daar komt in den naam des Heeren! enz. Dit was een fierlijke fpreuk, die de hoogmoed van Karei niet weinig kittelde, fchoon deeze Vorst ten vollen overtuigd was, dat hij in zijn eigen naam kwam. Uit de rijke giften, die Karei aan de kerk, zo hier als elders', deed, kan men niet flegts zijne diepe rtaatkunde, maar ook zijne neiging tot dweeperij opmaaken: verfcheiden deezer giften deed hij uit loutere godsdienftigheid, ten minften deed hij ze, zonder dat het blijkt, dat. zijn flaatkundig belang die vorderde. I-Iet zou eene vreeslijke moeite weezèn, en een werk van een bijftere uitgeflrektheid maaken, bijaldien ik alle de daaden van Karei den Grooten, welken in zijne afzonderlijke Leevensgefchiedenis verhaald moeten worden, in deeze beknopte fchets van de Historie der Franken, wilde aanhaalen, Men houde zig met het allermerkwaardigfle te vreeden, en men weete, dat zijne menigvuldige .krijgsverriotingen, van jaar tot jaar, als zo veele trappen waren, langs welken hij ten toppunt van onfterflijke glorie opflceg. . Ik kan niet voorbij, ten beteren vcrftande van het gezegde, of het geen nog te zeggen is, te melden het geen men van de wijze van oorlogen, in dié tijden, befchreeven vind. De Abt MiHot zegt: „ De oorlog werd toen zon-  ?o" • De Nieuwe Reiziger. «onder een vit* ftelzel, zonder eene gereilde opéénvolging van krijgsverrigringen voorreezet. Men had geene bepaalde krijgsbenden; ■geene fchïkking om dez'elven op de been te •houden. Elk leenheer bragt zijne foldaaten 5» 1 vdd' e!l *oesf flegts voor een' tijd dienen. Men vónd zig doorgaands genoodzaakt, -na eenen gedaanen veldtogj, den oorlog 'te eindigen. De krijgsluiden werden afgedankt, en, m gevallen van noodzaaklijkheid, verzamelde men ze in het volgende jaar weder. Hiér door duurde de oorlog tegen de Saxeis ondanks de-behendig behaalde overwinningen \ een tijdperk van dertig jaaren lang." Hadden de Vorften dier onbefchéafde en wreede eeuwen, de kunst van onze dagen verftaan, om naamüjk altoos de middelen ter verplettering van hen,' die zij begrijpen, dat hunne hoogheid te na komen, bij de hand te hebben, en geregelde troepen te onderhouden, fleeds vaardig om zig bij eiken wenk naar welgevallen te beweegen% 'hoe rampzali* zou het er dan niet uitgezien hebben! Nu had men nog tijd noodig tot de oproeping 'der landverwoestende benden, en was elk •krijgsman nog een Burger', die ;geen' weezen uitmaakte, dat op zig zelve ftond, en dat geen belang ftelde, in 't behoud of bederf van zijn éigen Vad'erland. . Uit hoofde van eenen opfland in Spanje, werd Karei de Groote aldaar te hulp geroepen. Hij toog derwaards, in 778, met een aan-  Driehonderd AgTenzevëntigste Brief. 77 aanzienlijke legermagt; zommigen zeggen de ralrijkfie, die men nog toedien tijd toe gezien had. Weldra bemagtigde hij Pampelona, Saragosfe en meer andere plaatzen van gewigt. . Overal had hij genoegzaam verftandhouding met de Grooten en Voornaamen gehad, die, in deeze fchielijke veroveringen, hem niet weinig behulpzaam waren. Zegepraalende nam hij weder de reis naar Vrankrijk aan; evenwel niet zonder verlies: want in de engten der Pijreneen gekomen zijnde, vielen de oude Vijanden der Franken, de. Gaskonjers, die op hem loerden, in een ondoordringbaar bosch, op de agterhoede van zijn leger aan, welke minst gefchikt was zig te verdeedigen, en meest voorzien van alles wat goeden buk maakte. — Het frankisch leger kreeg hier een geweldige neep. Veele Grooten fneuvelden; onder dezelven, wil men, was ook de berugte Roeland, (Graaf van Angers,) waarvan zo veele wonderen, door de Romanfchrijvers van den ouden ftijl, zijn opgedischt: — als ook de friefche koning Gundebold, die men, bij abuis, naderhand onder de Heiligen geplaatst heeft, vermits men dagt, dat hij een martelaar voor de kerk was geworden. Zulk een trek liet de frankifche Held zig maar eens fpeelen. Hij bereidde zig fchielijk ter wraak, en verleerde de Gaskonjers hunne t ftoutheid, door ze aan zijn ftaf onderwerplijk te maaken. De  78 De Nieuwe Reiniger, De Saxers verdienen nogmaals onzen aan* dagt, zo wel uk hoofde hunner ftandvastige vrijheidsliefde en onbevreesde dapperheid, als om den ongelukkigen uitflag hunner poogingen, om hunne kluisters te verbreeken. Zij konden niet verdraagen dat men hen, het zij naar ziel of lighaam, wilde dwingen. De opgelegde fchatting drukte en vernederde deeze telgen der vrijheid; en de Christengodsdienst ftond regelregt tegen hunne oorlogszugtige geneigdheid over. Zij loerden flegts. op een kans, om zig van de frankifche overweldiging te ontdoen, en deeze kans meenden zij gebooren te zijn, toen Karei zig buiten Vrankrijk bezig hield. Witikind ftookte deeze floutönderneemende Natie aan om de Franken aantevallen. Weinig was er noodig om alles in 't harnasch te jaagen. Daadlijk vielen de Saxers op de bezittingen en landen der Franken aan, even gelijk een voortrukkende firoom, die alles in, zijnen vaart omverre rukt, en medefleept ofvernielt. Zij zouden dien loop hebben voortgezet, indien de behouden wederkomst van Karei hen niet tot ftaan had gebragt. Nimmer vertoefde Karei als hij Vijanden had aantetasten. Als een doorzigtig Vorst was hem bekend, dat een Tegenpartij, die zig ten aan. val bereid, veelal in kragten toeneemt, wanneer men hem tijd gunt, gelijk zulks het geval dier oude Volken was. Hij zat het der-, halven aanftonds agter her; verfloeg er een goed  Driehonderd Agtenzeventigste BuieP. 79 goed aantal van en dreef de rest naar^huis; waarvan verfcheiden, uit hoofde van 't verdrag, toen aangegaan, zig doopen lieten. Dan! dit dwangwerk viel fpoedig in duigen. Witikind dagt de geleegenheid fchoon te hebben, en verwekte een nieuwen opftand. Men brak de kerken af, en - men floeg de Christen-leeraars dood; alomme waar de Saxffche Vrijheidsijver dezelven vinden kon. Eenige benden Franken, de Saxers te gering fchactende, verbeeldden zig de zegepraal, en kreegen deerlijk de nederlaag. Karei, dit hoorende, verzuimde geen oogenblik en viel de Saxers zo geweldig op 't lijf, dat zij zig andermaal onderwierpen. De Frankifche Vorst wilde een geftreng voorbeeld geeven, en deed op eenen da"-, te Verden, vierduizend vijfhonderd Medelanders van Witikind, het hoofd voor de voeten leogen. Zedert heeft Karei de Saxers Graaven gegeeven, die hij zelf aanftelde, door wier getrouwheid hij zich in zijn vooruitzigt bedroog. De beginzels der Saxers waren echter gansch niet gefchikt, om de onderwerping te begunftigen , en de geftrengheid van Karei bereikte op verre na het voorgeftelde oogmerk niet. De Saxers, eenige hulp bij de Friefen gevonden hebbende, vernieuwden in 783 hunnen opftand; volgens gewoonte met het afbreeken der kerken en het omhalsbrengen der Christen-leeraars beginnende. Nimmer kon het in 't hoofd van een Heerfcher van dien tijd opkomen, om een Volk, dat  to De Nieuwe Reiziger. dat zijne vrijheid, zo onvermoeid, en ten kosten van zo veel goed en bloed, voorftond, en ze daar door, bij alle edelmoedige menfchen - vrienden, zo zeer waardig was en verdiende, — de vrijheid te fehenken! — Dergelijke poogingen waren toen, — en veelal nog, — de hoogfte misdaaden, die men te vuur en te zwaard keeren en ftraffen moest. De dwinglandij en onderdrukking hadden fteeds de onbepaaldfte rechten, om alles wat hen wederftand bood van de aarde te verdelgen. Die begeerig is de gronden deezer rechten te weeten, waege zijn hoofd, met het de geweldigers der ftervelingen te gaan vraagen! In gevolge deezer rechten bragt Karei twee legers tegen de Saxers en de Friefen op de been. Het bevel van het eene nam hij op zig, en het andere gaf hij aan zijn zoon Karei. Schielijk bragten zijne wapenen het zo verre, dat alles zig onderwierp, en Witikind zelf, door hoogen nood geperst, in de Aisne, zig liet doopen. Karei zelf, zo men verhaalt, zou de gevader over deezen vernederden en nu gechristenden Vrijheidszoon zijn geweest. De bekeeringen groeiden nu weer, om zo te fpreeken, als bij het uur. — Maar, 't is de moeite waardig den Abt Millot deswegens te hooren. Dus zegt hij: „ De overwinnaar zag, met reden, den Christlijken godsdienst aan, als het beste middel, om dit wild en onrustig volk te temmen: maar hij fcheen onkundig van dien grooten en  Driehonderd Agtenzeventigjte Brief. Si en altoosduurenden ftelregel, — dat geweld geen christenen maakt.' — In de daad, het geen hij de Saxen voorfchreef, was zo barbaarsch als de zeden dier volken zelf. Hij dwong hen, op doodftraffe, den doop te ontvangen; — [En Paus Adrianus de eerfte vereerde de wijze, waarop Karei de Groote de Saxen tot het christendom bekeerde, met zijne goedkeuring;] Hij liet hen de tiende afvorderen, — een eisen, waaraan de Franfchen zelf zig weigerden te onderwerpen; hij veroordeelde de zodanigen, die de vasten niet ftipt onderhielden, tot zwaare ftraffen Met een woord, hij ftelde geweld in ftede van overtuiging te werk. Deeze eerfte Saxifche wetten ftreeden met de menschlijkheid. Het volk gewende er eindlijk aan, en liet dezelven ftaaven door Keizer Conraad den tweeden. — De bloedgierige geregtshoven, onder den naam van het veemgerigte, of het westphaalfche gerigte bekend, peffenden langen tijd een allerfchriklijkften geweetensdwang, in ftede van recht en gerechtigheid te handhaven. Zonder eenige gerechtlijke handelingen, werden, op het getuigenis van fnoode aanklaagers, de zodanigen, die men befchuldig- ' de weder tot het Heidendom vervallen te weezen, aan 't leeven geftraft. Deeze gerechtshoven zijn eerst in de zestiende eeuw afgefchafr. Een onöploslijk verfchijnzel, indien wij niet vooronderftellen, dat het bijgeloof de Natuur veranderd had." XXIX, Deel.- F De  8 2 De Nieuwe Reiziger. De veelvuldige krijgstogten en overwinningen van Karei zouden ons al te breed, voor dit ons bellek, doen uitweiden; wij kunnen ze flegts aanftippen. Dezelfde Abt, hier boven bijgebragt, zegt van Kareis duitfche togten, dat alles in Duitschland voor de Wapenen van deezen Fïanfchen Held bezweek. Tasfilo, Hertog van Beijeren, werd, na eenen opfland verwekt te hebben, van zijn Hertogdom beroofd en in een Klooster gefteeken. De Sclavoniers in Pomeren werden te onder gebragt, en de Hunnen, of Abaaren, in Hongarien gehuisvest, over de Raab gedreeven. Karei de Groote, dus vervolgt die fierlijke gefehiedboeker; had zig flegts te vertoonen, om zijne vijanden fchrik op 't lijf te jaagen en te verdrijven. Hij was zo ontzaglijk in 't oog zijner vijanden, als groot in 't oog zijner onderdaanen. De Koning der Franken kenmerkte zig niet flegts als een ontzaglijk en zegenpraalend Held, zo dikwiis* hij in 't veld verfchecn; maar hij was teffens een groot Man in het huishoudlijk Rijksbeftuur, de tijden en omflandigheeden in aanmerking genomen zijnde. Dus wist Karei zig te doen gelden op alle de onderfcheiden Volks - vergaderingen, welken hij ter regeling van ftaats- en godsdienst-zaaken houden deed. Hij liet niets op anderen aankomen; maar nam zelf kennis van zaaken, en vertrouwde het ambt van voorzitter, (van wiens welwillenheid en oordeel, bijna alles in foort-  Driehonderd AgtenzeventiGstê Briep. 83; foortgelijke gevallen afhangt,) alleen zig Zelve toe. Hij beftuurde onder anderen de Kerkvergadering, die in 794 te Frankfort gehouden werd, waarin men de leer van Felix, Bisfchop van Urgella, veroordeelde, welke leer een ingewikkelde ontkenning van de Godheid van Jezus Christus in zig floot. De wijze, op welke Karei de Groote de grootfte verborgenheeden en de allermoeilijkfte godgeleerde verfchillen hielp beflisfchen, zou men in onze dagen voor ariftocratisch groeten. Men hoore wat hij zelve dien aangaande zegt, in een brief, aan de fpaanfche geloovigen gefchreeven. „ Gij fmeekt mij, zegt hij, dat ik zelve zal oordeelen: ik heb het gedaan, ik ben als toehoorder en fcheidsman tegenwoordig geweest bij de vergadering der Bisfchoppen: Wij hebben ' gezien, en, door de genade van God, vastgefteld, wat men moet gelooven." Dergelijk eene oppermagtigheid in zaaken, zo verre boven alle menfchlijk bereik verheven, ftond Karei niet kwalijk; want vermits er toch over gevonnisd moest worden, was hij er voorzeker de naaste toe; hij wist hoe veel het inhad, nieuwigheeden in het Godsdienftige intevoeren, bij een Volk, 't welk zig eeuwig verlooren zou achten, door een kerklijke gril minder of meer te hebben! — daarenboven, waarom zou hij niet een zundvloed van verderflijke en voor den godsdienst F a zei-  84 De Nieuwe ReIzigeh; zelve onnutte twisten zijn voorgekomen, daar de göede gemeente te vreeden was, en hem zelf er over toejuichte, om dat hij had vastgefield wat men gelooven moest? — Voor zulk een Volk, zulk een Koning! In "t berugte verfchil, of men de beelden al of niet, en op wat wijze dienen zou, liet hij niet minder blijken, dat de gewapende en zegevierende arm zig verder dan het lighaam uitftrekt. De Keizerin Irene, die geweldige Voorflandfter der Kerkbeelden, eerst-balling, om dat zij haare geliefdkoosde poppen, onder haar hoofdkusfen, een fchuilplaats had gegeeven, vond middel om haar vertoornden egtgenoot, Conftantinus Copfonijmus, (die haar verzonden had, ter oorzaake van de beelden waarvan hij een hevigen afkeer had,) door een vergiftigen teug uit de waereld te zenden. Hierdoor bekwam zij het opperbeituur, en teffens de geleegenheid om, met behulp van Paus Adrianus, op de tweede Niceefche Kerkvergadering, in 787 gehouden, het zo verre te brengen, dat men eene eerbewijzende aanbidding der Kerkbeelden vastftelde. Karei, wien dit befluit was medegedeeld geworden, had zijn reden om er geen fmaak in te vinden. Hij deed vier boeken opftellen, en op zijn naam uitgeeven; de tijtel daarvan alleen toont duidlijk, dat de fchrijver zig op bewijzen verliet, waarmede hij het geheele Legio geeslijken, die de zijde der Beel-  Driehonderd Agtenzeventigste Brief. 85 Beelden hielden, beduiden kon, dat hij gelijk had. Deeze tijtel was aldus: „ Tegen de Kerkvergadering, heimlijk en ftoutlijk in Griekenland gehouden, om de beelden te doen aanbidden." De Frankforrifche Vergadering bezefte fchielijk dat Karei, die er tegenwoordig was, gelijk had, en verwierp zo wel de Niceefche Kerkvergadering als de beelden. De Paus zelf kwam zo verre, om niet flegts Karei toetevallen, (want Vrankrijk was voor Romen noodzaaklijk,) maar om ook, onder een kleine voorwaarde, de befchermfter der Beelden, (de Keizerin Irene,) voor een ketterïn te verklaaren. Leo de derde, die op Paus Adrianus volgde, lag nog ftaatlijker getuigenis af, hoe diep de frankifche Vorften in de gunst van Romen Honden. Deeze zond aan Karei den Grooten den Romeinfchen Standaard, met bijgevoegd verzoek, dat de Koning iemand te Romen wilde zenden, om derzelver onderdaanen den eed van getrouwheid afteneemen. De Paus hierover in öngeleegenheid geraakt, en, na een dragt flagen, in een klooster be# field zijnde, nam, na zijne ontkoming, den toevlugt tot Karei, die hem van alle aantijgingen vrij pleitede en in zijn gezag herftelde. De belooning hiervoor bleef niet lang agterwege. In het zelfde jaar 800 woonde Karei de mis bij. De Paus, na het eindigen F 3 <*er  86" De Nieuwe Reiziger. der plegtigheeden, trad onverwagt, met eene keizerlijke kroon in de hand, naar Karei, en kroonde hem tot Keizer! Het volk, fleeds met zo veel gemak om den tuin te leiden, verhief alomme de juichftem; roepende: Lang leeve, en overwinne Karei Augustus, gekroond door de hand van God, tor: groot en vreedzaam Keizer der Romeinen.' Aldus bragt de heilige Vader-, wiens onbepaalde beftelling over hemel en aarde ging, het Westerfche Rijk van de Grieken tot de Franken over. Karei werd dus Keizer van een rijk, dat lange te zoeken was, doch welks tijtel hem evenwel een genoegzaam aanzien bezorgde, om er rijklijk zijn voordeel mede te doen. Wij moeten van deezen berugten Man af. flappen, vermits hij ons, wilden wij alles optellen, te lang zou ophouden. In 806 maakte hij zijn laatfte wil, bij welken hij Vrankrijk, in drie deelen gedeelt, aan zijne drie Zoonen befprak. Eene zonderlinge trek uit dat Testament kunnen wij ons niet onthouden medetedeelen. ïngevalle, ftaat er; verfchil tusfehen zijne zoonen mogt komen, dan was men gehouden om den toevlugt tot de kruisproef te neemen! dat wil zeggen, dat zijne zoonen, met de armen wijd van een geftrekt, even als waren zij aan een kruis gehegt, moesten gaan ftaan, en dat hij, die het in deeze geftaite 't langst uithield, hee recht op zijne zijde zo« hebben, is het niet »  Driehonderd Agtenzeventigste Brief. 87 te beklaagen, dat groote Geesten, die zo veele heilzaame verbeteringen onder 't menschdom zouden kunnen daarftellen, derzelver vooroordeelenzo zeer ontzien, en zo veel voet geeven, dat zij er verftand en rechtvaardigheid lan durven opofferen, zelf op hun fterfbed? De kruisproef evenwel kwam den Broeders zo min te pas als de rijksverdeeling. Twee van hen ftierven, en de overgebleevene, Lodewijk geheeten, werd door zijn Vader tot Rijksgenoot aangenomen. In 814 overleed Karei de Groote, in zijn gewoone verblijfplaats Aken, en meer dan zeventig jaaren oud zijnde. Hij telde onder zijne bezittingen geheel Vrankrijk en Duitschland, een gedeelte van Hongarien, de Nederlanden, het Graaffchap Barcelona in Spanje, en het vaste 'Land van Italien tot aan Benevento. Niettegenftaande de berispingen, welken Rarel in ons oog waardig is, kan men hem echter den naam van groot niet ontzeggen. «In de eeuw, dien hij beleefde, deed hij zeer veeU ja! zelf meer, dan men toen van menschlijke vermogens fcheen te kunnen vorderen. Zijne dappere krijgsbedrijven daargelaaten, was hij de oplettenheid zelf, in alles, hoe gering ook, 't welk zijn rijks — of huishoudlijk beftuur aanbelangde. In alle opzigten was hij zo eenvoudig als groot, en maakte fchikkingen, die zo wel den lof der tegenwoordige hoven als hunne naarvolging verdienen. F 4 Ka*  88 De Nieuwe Reiziger. Karei beminde de kunften en weetenfchnp- «ui " eZC" W3ren' in die onkundige eeuw, genoegzaam alleen bij de geestlijken Heere?" *? ^ *" * ™d ^ lieeren en bragt, met derzelver be^b verfcheiden nnttige zaaken tot Hand. Order' andere vrugten deezer geleerde vereemging z „ df wetten, bekend onder den „aam fan CC veel goV Waard,'^en Hij beteugelde, echter, ondanks, deeze vriendfch p, de gewelddaadigheeden der Seestfc welken hij gebood de wapens afteK met m zulke heilige handen pasfend^ e„' zig heeden, voorbeeldige zedenpligccn, en verder ot alles wat de waare Herders der kerk vai Jezus Christus betaamt en verfiêrr. Hij beva ftptlnk zijne hclzaame voorfchriftcn „aarWam. H,j bezat de lamst, om de anderz 3 tTt;tariefeestIijkeu in '°^*™* te houden, iets waartoe „iet flegCs de man van wapenen, maar ook een groote, on ef fchrokke ziel verëischt word. ' Om de geestlijken meer werkzaam en kundiger te maaken, aJs Qok om hen *™ «ut voor den gro.otuen hoop te doen X begeerde hij, dat zij zig meer op de ter' fclaarmg der H. Schrift .ouden toelLen en om hen een voegzaame handleiding fe bc'/or gen, gelaste hij Paulus Diaconus en Alcuinus, om,  Driehonderd Agtenzeventig'ste Brief. 89 •om, uit de gefchriften der Oudvaderen, eeni* ge Homilien of Leerredenen faamteftellen, waarvan de minstknndige Geestlijken in hunne openlijke redenvoeringen zig zouden kunnen bedienen, ten einde de ooren der Godsdienftige menigte van brabbeltaal en grollen te verlosfen. Deeze Homilien voeren nog den naam van Karei den Grooten aan hun hoofd. Hij hield zig dus dikwiis, maar niet altoos, onleedig met de Godgeleerdheid. Hij zorgde niet minder voor den burgerlijken welvaart. Zijn Zeemagt, die de llrooperijen der Noormannen moest beletten; zijn onderneeming om den Oceaan met de Zwarte Zee te vereenigen-, en dergelijken, getuigen, dat hij de voordeden van een koophandel kende, die veilig en zeker gedreeven word. Zijn Paleis, — elders het toneel van weelde, wellust en pragt, — had veel gelijkenis op een hooge fchool. Hij lokte, op alle mooglijke wijzen, de geleerden en bekwaamen, uit andere landen, tot zig. De zogenaamde Palatijnfche fchool was van zijn maakzel; in dezelve'werd de Koninglijke Familje, door de keur van leermeesters, onderweezen. De Cathedrale fchoolen hebben hunne oprigting insgelijks aan hem dank te wijten: Voor de zulken, die zig tot kerklijke bedieningen wilden overgeeven, had hij ook toereikend onderwijs beitemd. Deeze toekomende Hemeleezanten, die men anders bekwaam genoeg Y 5 oor-  2° De Nieuwe Reiziger, oonJeelde wanneer zij flegts het gebed dcs Heeren begreepen, werden genoodzaakt om Jets meer te keren: Met een woord, hij deed, t geen niemand voor hem had durven onderneemen, en waarin, buiten hem, niemmd ook zou hebben.kunnen flaagen, zonder zijne onverfchrokken grootheid te bezitten! Hij wilde naamjijk, de geestlijken beter en de keken wijzer maaken. . Jegen de geleerden, die hem in deeze prijslijke hervorming de hand booden! was hij ook zeer mildaadig. Alcuinus, reeds gemeld, ZIJnde een Engelsman van geboorfe, had zijne achting en geneegenheid geheel eeI re"' Keizer befchonk hem met drie rijke Abtdijen. Die deeze belooning als al te groot voor middenmaatige, of („iet deeze onze tijden te vergelijken,) bekrompen bekwaamheden aanzien, voegen er bij, dat Karel dus zijne onberedeneerde verkwisrzuet en geringe oordeelkunde over waare verdienden aan den dag heeft gelegd. Zij beroepen zig op de nog voor handen zijnde werken van deezen Alcuinus, welken geen kezers meer vinden kunnen. Zij echter, en dit kan men zig niet genoeg erinneren, die rechtmaatig over die grijze tijden en hunne voorzaaten willen oordeelen , moeten vooral de omftandigheeden in acht neemen, waarin zij geplaatst waren: Duizenden deezer berispers zouden het nog on- ein-  Driehonderd Negenenzeventigste Brief. 9i eindig erger maaken, dan de mee*t aangeval* lenen deezer oude luiden. Ik ben enz. Marfeille den 23 Augustus, i?59> Driehonderd Negenenzeventigste Brief. Lodemjk de Godvrugtige. 1~Xat bekwaamheeden en verdienften geen l| erfgoed zijn, bleek ten vollen in den Zoon van Karei den Grooten. Zijn naam was Lodewijk, en de vleierij, die altoos den grootften houvast aan de zwakken en lafhartigen heeft, voegde er den bijnaam van Godvrugtige bij. Hij was met een kleine maate^ van verftand bedeeld: zijne godvrugt liep in het kleine en beuzelagtige: misfchien kon hij een draaglijken monnik geweest zijn; maar voor- den troon was hij niet gefchikt. Hij had ook een geestlijken tot zijn vertrouwden gemaakt, die hem hoe langer hoe meer onbekwaam maakte, tot den gewigtigen post, dien hij op zig genomen had. De Godsdienst van dien tijd, en deeze was op zijn best genomen beuzelagtig en onnut, maakte het hooge voorwerp zijner werkzaamfte bedoeling uit. Hij baalde echter zig den haat 0 der  9* De Nieuwe Retiziger< *r Geestipheid op don hals, vermhS Hij met eemge hervormingen voor den dag kwam die zekerlijk goed moeten geweest zijn, de Wijl ze de kerklijken tegen hem • in \ Z nasch joegen. De onlusten-, die, fteeds 0p de verdeelingen van het Rijk gevolgd wLn, rchTiX dqe zoonen Lotharius, Pipijn. en LodeJk te deeieii. Den eerflen na,n hif aan tot z, n »°^e!^ gafh^A~ Deeze verdeeling, en vooral de verhef jan Lotharius, gaf aanfeid% ^ ^ een kleinzoon van Karei . den Grooten, die zig daardoor verongelijkt gchtede, _ t0 een opftand in welken hij echter tegen zijn Oom Lodewijk te: kort fchooCï dfe hem ^ mm en te, dood liet veroordeelen; doe" deeze ftraf verzagtende, deed hij, hem van ' gez.gt berooven, waardoor Bernard evenwel dit lecven ruimde. Nog drie andere natuurhjke Zoonen van Karei den Grooten werden m een klooster opgeflooten. Dit bedrijf kwarn zijn geweeten duur te ftaan. Hij befchuldigd. zig zelve niet minder dan van dwinglandij en moord , • omtrent iU naaste bloed. Hij werd vervolgens de openiaare aanklaager van zig zelve, en hield bij de B.sfchoppen aan, om er openlijk voor te boeten. De geestlijken verheugden zig over deeze Vorstiijke zwakheid. Hij, die tot zulk een  Driehonderd Negenenzeventigste Brief. $% een (tap bekwaam was, en zig zo diep voor. de blikfems van Romen wilde vernederen, . was de gefchiktfte Man, om aan de leiband dér kerklijken te loopen, - ten mmften, men behoefde hem in geenen deelen te vreezen. ,. Weldra overvielen hem de onheilen, die zulk een laf Vorst, in zulk een groot en raagtig Rijk, geenzins ontwijken kan. Juditn van Beijeren, tweede egtgenoote des Keizers, wikkelde hem in een' gedugt verfchil, door, \ em een nieuwe Rijksverdeeling, ten voordeele van haar Zoon Karei, te doen maaken. Zijne Zoonen door de twistftookende Geestlijkheid onderfteund, die ook allerwegen, door geestlijke bedreigingen en verdigte voortekens en wonderwerken , Lodewijks onderdaanen tegen hem verbitterden, loopen te wapen en trekken tegen den ongelukkigen Vader te veld. Lodewijk word door de zijnen fchandüjk verraaden en verhaten. Hij valt in de handen der muitelingen, en word verklaard van het Rijk vervallen te zijn. De Paus, wien het aan geen heilige voorwendsels ontbrak, had niét weinig de hand in 't fpel. Zijne zendelingen en lijftrouwanten dienden hem met eene voorbeeldige getrouwheid, en hij bezorgde deeze nederige geestlijken ook al de glorie, welken zij wenfchen konden. Men verhaalt dat Conftantinus. deeze woorden tegen eenige Bisfchoppen gevoerd zou hebbeu: „ God heeft u de magt ver.  H De Niéuwe Reiziger. verleend, om ons te oordeelen; maar gij luiden kunt door geene Menfchen geoordeeld worden. God heeft u over ons als Goden gefield, en het voegt geen mensen de Goden te oordeelen. Dit komt Hem alleen toe, van wien gefchreeven ftaat: God is gezeten in de vergadering der Goden! Hij is Rigter <" Zo hoog fteeg het gezag van den Roomfchen «oei m dien tijd. Om nu den ontkroonden Lodewijk voor ^ltoos van den zetel des Rijks te verwijderen, bedagt de Geestlijkheid er dit loopje op; dat een boeteling, zo als hij zelve had voorgegeeven te willen zijn, van alle burgerlijke bedieningen behoorde uitgeflooten te weezen. Een zekere Ebbo, die, uit den flaaven ftand, tot den bisfchoplijken zetel van Rheims was opgeklommen, was de gedugtfte tegenpartij van zijn wettigen Oppervorst. Hij begeerde niets minder van Lodewijk, dan eene boetedoening, waarmede de Keizer bijna het leeven moest infehieten. De lafhartige Lodewijk, in een Klooster van St. Medard, in Soisfons, opgeflooten, gaf nog zijne verderflijke dweeperij gehoor, en bewilligde in een boetedoening, zo als de Heeren Kerklijken, die gezanten Gods, hem zouden gelieven opteleggen. Om een denkbeeld te hebben van een misbruikt geestlijk gezag en van de domheid dier tijden, zal 't niet ten onpasfe zijn, kortluk, de gevorderde boetedoening te fchetfen. De  driehonderd negenenzeventigste brief- 95 De ootfcte Geestlijken, die het zo verre hadden weeten te brengen, dat de Zoon van Lel den Grooten sig aan hunne: Voeten zou vernederen, begaven zig ftaatlnk naar hec S£% ï Urnen de Vorst als gevangen hield. Lodewijk moest aldaar op een Lt hairenkleed nederknielen, en alles bekert'en wat men goedvond hem als een fchuld nen, wat " 6 hi. lf fchriftiijk onaantetijgen. Dus moest mj j dertekenen, zig verregaande aan de ft K rk verzepen te hebben, onder anderen daann, dat hii, geduurende de Vasten, eenige Troepen had laaten marcheeren; dat hij op een heiligen dag, eene Vergadering had doen beleggen, en vooral, dat hij de wapens tégen ine kinderen had opgevat! dit, en zoortgeHjke verrigtingen, waren fchreeuwende misdaden, niettegenftaande de onvermndlijke nood. zaaklijkheid, waarin de Vorst z«g bevonden had, om dergelijke daaden te verngten. Dus aan den geestlijken wrok en hoogmoed genoeg voldaan hebbende, moest hij alles afleggen, wat hem als Keizer en Koning kenmerkte en het afzigtlijk gewaad aantrekken, t welk te dien dage de boetelingen gewoon waren te drasren' Na deeze verregaande en fchandluke vernedering flopte men den toegeeflijken Vorst in een Kloostercel, om er verder z.g zelve zo lang te geesfelen, en zo veel onze vaders te bidden, als men hem had opgelegd. _ Er waren toen luiden, wien men geenzins den roem van verflandig te zijn kan weigeren,  96 De Nieuwe Reiziger, die zig beijverden om de handelingen deezer Geestlijken te rechtvaardigen. Lodewijk echter wierd in 834 in zi;ne waar igheid^herileld; het gedragen de Z le1Z\Tru00T ZC,Ve §aVe" eV de spelding toe. Hy dorst echter - (en hier KI""-11"11 t6n V°,ien ^nnenO de de r °rt W1Cr 9anVaarden' voor dat den Z J u , ? Plegti- Verzekerd "adden, dat de Kerk hem het overige der boe- «doening had kwijtgefcholden. De genade van,Weder zijn eigen troon te mogen bekhnï men erkende hy verfchuldigd te weezen aan den hedjgen Dionijfias, den Areopagiter; wiens onmidhjke tusfehenkomst hij zekerlijk Ld afgefmeekt. Om de moeite van deezen Heilig eemgermate te vergoeden, liet hij deszelfs leevensbefchryving door HUduinus vervaardi gen. Ik behoef u niet meer van deezen He* melling te zeggen, dan dat hij, den kop afgehakt zijnde, denzei ven opzogt, en op zijn handen droeg. - Te Lier, in de Provincie Braband, kan men deezen verwonderlijken Man, met zijn eigen hoofd in de handen en als voortwandelende verbeeld wordende in de groote kerk aanfehouwen. Een linkje waaraan het, m deeze on'ze verlichte eeuw, aldaar met veilig zou zijn, om eraan te twijffelen > De verwagting van dergelijk een Vorst ftaat in evenredigheid met de verwagting op wonderwerken. Al het goede, dat er onder het beftuur van foortgelijke Monarchen gebeurt, is  Driehonderd Negenenzeventigste Brief. 97 is lomer toevallig, en een onmidlijk gunstbewijs van den medelijdenden Hemel. De Keizer vergat niet flegts den hoon, hem door Romen toegevoegd, maar zelve; hield hij Paus Gregorius den vierden in onmaatige eere, en volgde ftiptlijk deszelfs raadgeevingen. Terwijl de godvrugt van Lodewijk dus de handen vol werk had, vergat, of liever verwaarloosde hij, om zijne onderdaanen van de ftrooperijen en overlast der Noormannen te bevrijden; wier roofzugt alomme ongeflraft te werk ging. Door de handelingen der Keizerin, werden de voorkinderen van Lodewijk, in de Rijksepvolging, zeer benadeeld. Dit bragt 1 het bloed op nieuw aan 't gisten. De toegeeflijkfle Vorst en Vader zag andermaal door zijne zoonen zig aangevallen! Dit veroorzaakte hem een doodlijk hartzeer. Het geval wilde, dat er juist in dien tijd een Zon-eklips voorviel. De bijgeloovige Vorst, dit voor een kwaad voorteeken neemende, fchrikte en blies den geest uit in 840. - Denk niet, Mevrouw! Dat een afkeer tegen de Geestlijken mij al te verre vervoert! Hoor wat er uw geliefden fchrijver Millot van zegt, en onthoud u van alle verdenking tegen mij. „ Lodewijk de Godvrugtige, zegt de fchrandere Abt; bevond maar al'te wel, hoe, in zijnen tijd, de veiligheid der Vorsten van de onderwerping aan de Geestlijkheid afhing.. De Geestlijkheid was te jammerlijk bedorven; want Edelen, die door gebrek aan bekwaamXXIX, Deel. G ' hee-  98 v De Nieuwe Reiziger. heeden, werkzaamheid of moed, onbekwaam waren, om met luider aan 't Hof te verkeeren, of met roem in het veld te verfchijnen, zogten hunne bevordering in de Kerk; ftohden naar een hoogen rang onder de Geestlijken, en werden, gevolglijk, befmettende voorbeelden van onkunde en ondeugd voor de mindere Geestlijken. Tot de hoogfle kerklijke ampten wisten zig ook listigen en fnooden in te dringen, en zij vefkreegen Ze te gemaklijker, om dat zij, die het recht v.an verkiezing hadden, geene beftraffing over hun ongeregeld gedrag Willende hooren, naaide onwaardigften uitzagen. Weelde, hoogmoed, heerschzugt en aardsgez'indheid befpeurde men allerwegen onder eenen rang van menfehen, die voorbeelden van Godvrugt en deugd aan de rest des menschdoms behoorden Qp te leveren, Ja! zelfs de vooroordeelen der zodanigen , die onbefmetter zeden hadden, bragten te wege, dat zij niet min fchadelijk waren; dewijl zij, in den naam van God fpreekende, meest altoos de zaaken naar hunnen zin wisten te fchikken." * * * * Tot dus verre heb ik deezen brief in Marfeille gefchreeven en ik dagt niet anders, of ik zou hem daar voleindigd hebben; maar een fchielijk opkomende reis van mijnen Vriend * * * naar Fransch Vlaanderen deed mij van fiand-  Driehonderd Negenenzeventigste Brief. 99 ftandplaats veranderen, zo dat ik mij heden te Calais bevind. Het kan u niet onaangtnaam zijn, om a!s een verfnapering tusfehen beiden, de korte befchrijvingen te leezen van mijne ontmoetingen en opmerkingen in dit gedeelte van het Franfche Rijk. Ik zeg korte; want ons reisbeftek zal niet toelaaten, om langwijlig te zijn in mijne aantekeningen. Ik zou meer verfchooning voor mijne volgende kortheid bijbrengen, bijaldien ik niet wist dat de bevallige, klaare en eenvoudige kortheid u bovenal behaagde. Calais is eene der fteden uit het zogenaamde Pais Reconquis, gezegd Wingewest, in Picardien. Zij is zeer fterk en, of fchoon niet groot, echter vrij wel bebouwd. Voor 1558 hadden de Engelfchen deeze ftad in 't bezit. De Franfchen maakten er een aanflag op. De Hertog van Guize was het hoofd deezer onderneeming. Hij verfcheen met zijn Legermagt voor Calais, 't welk men (legt van Volk voorzien had, en maakte er zig, binnen den tijd van een week, meefter van. De koophandel gaat hier vrij fterk en de haven is zeer goed. De overvaart, die van hier naar Engeland gefchied, en waartoe men, met een goeden wind, flegts zeven a agt uuren benoodigd heeft; veroorzaakt veel leevendigheid, en ftrekt den Ledigganger zo 't fchijnt tot de voornaamfte tijdkorting. Men heeft hier overvloedig geleegenheid om vreemde aangezigten te zien, niet flegts van de menigte gaanden en G a ko-  ioo De Nieowe Reiziger. komenden, maar ook van hen, die in EngeW land vergeeten hebbende eerlijk te zijn, alhier de gerechtlijke vervolgingen komen ontwij. ken, en van de vrugten huns verderflijken vlijts leeven. Men vind hier menfchen van allerlei hndaart, Van allerlei waarde, maar fchaarsch van die deugden voorzien, welken voor een vreemdeling zo wenschlijk zijn, die. niet onophoudelijk met de hand in de beurs kan tasten.. Men treft hier ook een goed; aanjal gelukzoekers aan, die den toevloed van vreemdelingen, op allerlei wijzen, een.winstje weeten te" ontzetten. De' Ieevenstrant is hier anders genoeglijk, wanneer men het gelukheeft, om .bij het best.foort van .Burgers in kennis te geraaken. De leevensbehpeften zijn hier niet duur. De Visfcherij word hier ook met den grootften ijver voortgezet, en levert een vrij ruim beftaan aan hen, die er zig mede geneeren. 't Is altoos onaangenaam de drooge befehrijvingen van fteden, kerken, kloosters enz. te leezen, en in tusfehen is het vrij moeilijk dezelven naauwkeurig te befchrijven. Ik zal mij voortaan van die dorheid wagten, welken noch de verbeelding ftreelt, noch het hart of , verftand met eenig voordeel aandoet. Een domme Monnik heeft mij in een oogenblik dien aangaande veel inlichting gegeeven. Ik vroeg hem, op wat tijd en door wien zijn klooster geftigt was geworden? Deeze vraag fcheen hem nog nooit gedaan te zijn. Hij keek;  Driehonderd Negenenzeventigste Brief.soi • keek mij vreemd aan en glimlachte. Ik dagt dat hij mij kwalijk verftand, en herhaalde mijn vraag nog eens, met alle mooglijke duidlijkheid. Wat raakt het mij, zei hij toen, eenigèins verftoord; wie deezen hoop ftëenen hier heeft nedergeplant ? Ik heb er een gerust en gemaklijk leeven, en meer weet ik er niet van. Raakt het deezen Monnik niet, dagt ik bij mij zelve; wanneer en door wien zijn geest» lijk verblijf geftigt is, dan raakt het mij nog oneindig minder. De Geestlijke keerde zig om en vertrok, en ik ook. En nu begrijp ik, Mevrouw! dat het ü in 't geheel niet raakt, door wien het Capucijne klooster te Calais gebouwd is, en dat gij mij ip 't geheel niet lastig zult vallen, om te weeten, in wat jaar men goedvond om er den eerften fteen van te leggep. Wij reizigers willen dikwiis een figuur met onze veelweete'nfchap maaken, welke echter het ongeluk heeft, van aan niemand dan aan ons zelf te behaagen; terwijl zij aan het overige menschdom, zo 't nog eenige moeiten aanwend, om er het oog op te flaan, doodJijk verveelt. Ik heb zomtijds oogenblikken,: waarin ik, mijne menigvuldige reisbefchrijvingen overziende, in naarvolging van den Monnik moet uitroepen; wat raaken alle deeze vernaaien de - waereld toch ? Maar gij wilt, dat ik fchrijve! en zie daar mijne geemlijlcheid bedaard, en mijn op nieuw G 3 onr"  tos De Nieuwe Reiziger. ontvlamden ijver naar pen en papier grijpende, om u zelf deeze mistroostige gedagten, die u nog veel minder raakt, bij de eerfte geleegenheid de beste medetedeelen. Misfchien heb ik tijd, om-de oude gefchiedenis van mijn Vaderland voordtezetten s zo dit gebeurt, zend ik ze u met den eerften, en anders hebt gij de befchrijving te wagten, der plaatfen, die mij in Vlaanderen zullen voorkomen. Ik ben, en?. Calais den i OStober, x?$% Driehonderd Tagtigste Brieb, Vervolg der oude gefchiedenis van Vrankrijk. Voorzeker valt het in uw fmaak, Mevrouw! dat ik de gefchiedenis van mijn Vaderland vervolg. Ik ken uwe geneigdheid, om de menfchen te leeren kennen, en niets is nuttiger en dienfliger tot dat einde, dan eene onpartijdige befchouwing der voorige eeuwen. Ik zal derhalven beginnen, waar ik in mijn voorigen gebleeven ben. ^ De kinderen van Lodewijk den Godvrugrigen, waar onder ook den Zoon van 'sKei. zers tweede Egtgenoote, Judith van Beije- ren,  Driehonderd Tagtigste Brief. Ï03 ren, welke Zoon naderhand bekend ftaat onder den naam van Karei den Kaaien, kreegen al dra, na "sVaders-doöd, een hevig verfchil, Lotharius ontnam, niettegcnftaande zijn gcdaanen eed, aan Karei de hem toegelegde Landen, en had ook een aanflag tegen den Broeder in 't zin, die Koning van Beijeren was. Dit bekogt Lotharius duur genoeg: wordende bij» in ecn bloedigen veldflag te Fontenai, in Bourgonje, verflagen. Deeze burgeroorlog kwam het rijk op groote verliezen te ftaan. De Geestlijkheid, wie het fterk «gen de borst ftak, dat Lotharius, uit ftaatkundig belang, de Saxers vrijheid van geweeten had toegedaan, vergunde het bezit van een goed gedeelte van het eigendom van Lotharius, aan Zijne Broeders; Te dien tijde fchraapten de kerklijken niet flegts alles naar zig, wat zij, met recht of onrecht, krijgen konden, maar zij maatigden zig ook de magt aan, om over de goederen van anderen, naar hun welgevallen, te befchikken. Die het waagen dorst, om tegen het ëen of ander grillig leerftelzel aantcgaan, was gemeenlijk een verlooren Man, zo hij zijn lot aan de rechtvaardigheid zijner zaak alleen toevertrouwde. Bijna zou men jn 't begrip vallen, om te vraagen: Of de geestlijke ftand, eigenlijk gefchikt om goed te dqen, dan niet anders deed dan de waereld in de war te helpen en de vreeslijkfte onheilen toetevoegen? - Wij zullen foortG 4  io4 De Nieuwe' Reiziger» 2^2!" door de hfeorie zdi h^ R^Jrf? e,'ndIijk °P eeh "ïeuwe R.,ksverdee3,ng uu, waarbij Lotharius het Keizerrijk Itaiien en de Landen tusfehen de Rhone en de Alpen, de Maas en den Rhijn geleegen, behield. Karei behield Neufrrie en Aquitanie, en Lodewijk, welken ffie„ G0k German.cus of den Duitfcher noemde, geraakte ' L ' ?l Ir Landea OV!er den m van verfcheiden. fteeden aan deeze Z{L uit ^1V^°"f dSeZer eeUW bIi'kt klaarliik u zulke bedrijven, waarin men niet voeren- deifteld kan worden te veinzen, Men dagt oen dat het een voornaam middel was, om mt dit leeven de hemelfche zaligheid inteftappen, wanneer men in het kleed van den een of anderen godsdienftigen' monnik ftierf. De eerwaarde Vaders dreeven dus met alles koopmanichap, en maakten goed geld van hun. ne fmeenge pakjes: want een iegelijk bijna die een flegt, godloos leeven geleld had,J en fidderende den dood en het eeuwig oordeel zag naderen haastede zig, om het gewaad eens kloosterling? aantetrekkea, en zi\ die nooit met meer voordeel van hun muffe derabe konden afkomen, verzekerden den in de kamer kwam , waar zijne Jongeren zig bevonden, fchoon de deur geüooten was. Hij befchuldigde ook de zodaanigen, die het gevoelen van Ratramnus aannaamen, met hec loochenen van Maria's maagdom, enz." Karei koos, in de twist, die tusfehen de Rijksgrooten en de Kerklijken öntftond, do partij der eerften, die er op-uit waren, om de magt der Geestlijkheid te fnuiken, en zig zelve meer gezag te bezorgen. Hij vergreep zig dus deerlijk; .want de grooten waren, vijanden van de Koninglijke magt, en de Geestlijken waren, in deezen tijd, de.gedugc fte Vijanden voor elk,, die hen- verbitteren dorst. ■ ' ' . Venilon, Aartsbisfchop van Sens, was inzonderheid op Karei • geftoord. Hij. voegde zig bij die oproerige, partij, die het Rijk allerwegen in rep en roere zettede, en Lodewijk den Duitfcher hadden ingeroepen, om zijn broeder Karei het rijksgebied te ontweldigen, w&ar toe hi| ook aireede in .'t land geval-; leu was. Karei, die zo al geen fteun, ten minften geen vijanden in de Bisfchoppen van Rouaan en Rheims vond, verzaamelde een Leoer en het gelukte hem zijn roofzugtigen Broeder te verdrijven. Bij  Ito De Nieuwé Reiziger» ■. Bij deeze geleegenheid fpraken de franfche Bisfchoppen een ftoute taal, die men naauwIijks uit den mond van den volflagenften Despoot zou verwagten. Zij maakten 0ok een kerkhjken regel, waarbij, zij zig onderling verbinden moesten, ten einde vereenigd te blijven; om de Koningen, de Grooten en het Volk te befïrafèn! - Het geestlijk gezag klom tot de buitenfpoorigfte hoogte, en niemand was de oorzaak van dit verdervend kwaad, dan de Vorften en Onderdaanen zelf, die, ter liefde van St. Petrus, of eenige anI dere Heiligen, dwaas genoeg waren, om dergelijk een gezag te eerbiedigen. De Paus Nicolaus de eerfte, toonde fchielijk aan de Frankifche Vorften, welk een magt men Romen had afgeftaan. Hij verhief zig met flegts, bij wijze van redeneering, boven de Koningen, de wetten en het Volk, maar hij betoonde Zulks door daaden. De Vorften, dus fprak hij; die hun gedrag wel aanitellen en hunne onderdaanen naar de regels van billijkheid regeeren, verdienen onze ondergefchiktheid! maar zij, die het tegendeel doen, hebbe men veeleer voor dwingelanden te houden dan voor Koningen en wederftand te bieden, in ftede van, door te gehoorzaamen, hunne ondeugden te koesteren! Deeze taal klinkt fchoon, maar neem in aanmerking dat die regels van billijkheid, in den mond van een Paus, niet anders beduiden dan zijn eigen welbehaagen, en dat het wel  t)RIEiiÖNDÉRJ> Tagtigste Brief, tii wel aandellen van ^ ***** was, dan zig volkomen aan de grillen van Romen te onderwerpen. LoAarius, de Koning van Lotharingen, had zie verflaafd aan' een. bijzit, genaamd VaXde tr liefde van deelhad bij «pe w*. die vrouw Teutberga verftöoten haat van ontrouw befehuldigende. Zij had zig wei door de proef van kookend water (toen nog gebruiklijk) gezuiverd van deeze, aantj Ig, doch te vergeefsch, dewijl de kerkverSring, die men te Aaken hield, vrnbeid verleende aan Lotharius om zijne geliefde Valdrade te houwen. Paus Nicolaus zijn gezag willende toonen, gebood deezen Vorst om Teutberga weder ter vrouwe aanteneemen De Paus wist zeer wel, dat er kerlcliike voorfchriften waren, die dergelijke egtfcheidingen beguniligden, enhij ^elf "am den Graaf van Vlaanderen, Boudewijn, die de Doater van Karei den Kaaien gefchaakt had, onder zijne bëfcherming; - maar het kwam er hier op aan, om zijn magt te doen gelden en derhalven moest alles zwigten wat dezelve poogde te beperken. De Bisfchoppen, welke hij bevoolen had, om, m eene kerklijke vergadering, Lotharius te dagvaarden en te veroordeelen, doch die juist het tegendeel gedaan hadden; ontzettede hij van hunne waardigheeden. De Rechters, die men te Romen aanltelden, moesten deszelfs belang en niet de rechtvaardigheid in 't oog houden. pe  **2 De Nieuwe Reiziger, nPf *&mte B^hcppen vervoegden zig by Lodewijk, om er hun beklag te doen Deeze Vorst verbeeldde zig tegen den Paus opgewasichen te zijn; hij ftelt naar Romenziet zijn Heiligheid; fiddert en word ziek! Hij keert te rug, doordrongen met flaaffchen eerbied voor den iledehouder van Jezus Christus, en neemt het ernflig voorneemen om hem nooit meer te vertoornen. . Lotharius, even bijgeloovig en zwak, wilde zig insgelijks naar Romen begeeven om zijn zaak te bepleiten en genade en barmhartigheid van den heiligen vader te verwerven» doch deeze begeert den Vorst niet te aanfchouwen, alvorens hij zig van Valdrade ontdoet. De Paus bedreigt hem vervolgens met den ban. Lotharius beeft, en zend Valdrade zelf naar Romen, als gevangene. Het listige meisje echter ontfn.pt de handen van haar geleider, en, fterker zijnde dan de Paus, betovert zij op nieuw Lotharius, die 'reeds Teutberga herroepen en weder als zijn Egtgenoote aangenomen had. Teutberga, blootgefteld aan de uitterfle verfmaading, verzogt toen zelf om een Echtfcheiding, doch de Paus had er geen ooren na. Deeze geweldige heiligheid overleeden zijnde, werd door Adrianus de tweede, in de Pauslijke waardigheid opgevolgd. Deeze dagt de toegeeflijkheid zelve te weezen, door aan Lotharius toeteftaan, dat hij nederig en vol berouw te Romen zou komen, om zig aldaar te rechtvaerdigen of anders  Driehonderd Tagtigste Brief. 113 undèrs boete te doen. De Vorst der Franken vertrok en fmeekte ootmoedig den heiligen vader om vergiffenis. Hij zwoer dat hij »g op geene onbetaamlijke wijs aan Valdrade verzepen had. Hoe blijkbaar valsch deezen Eed ook was, ontving hij er echter het nagtmaal op. Wederkeerende ftierf hij fchielijk, in het Jaar 86y; de Geestlijken kreeten zijn dood uit voor een ftraf van zijne meineedigheid, en de goede gemeente aarzelde geen oogenblik, om het in al zijn omtrek te gelooven. Karei den kaaien en Lodewijk den duitfcher hadden intusfchen zig reeds gevleid, dat hun neef Lotharius in den ban , zou gedaan worden, en zij dus in de geleegenheid komen, om in zijne goederen te kunnen vallen. Zijn onverwante dood overtrof hunne verwagting. Lodewijk de tweede, een broeder van Lotharius, was wel bevoegd om hem optevolgen, doch deeze de handen elders vol hebbende, was buiten ftaat, om zijn recht te doen gelden. Adrianus kwam wel met een menigte Kerkblikfems voor den dag, doch voor ditmaal werden zij door de Vorsten als een voorbijgaande zomerbui befchouwd, en Karei den kaaien en Lodewijk den duitfcher verdeelden den Rijksbuit onder zig; terwijl de grooten, ziende dat de twee Koningen gelijk hadden, om dat zij de fterkften waren, zig aan hen onderwierpen. Hincmarius twijffelde ook geen oogeeblik of de magtigften hadden de rechtvaardigheid cp hunne zijde, waarom hij zig XXIX. Deel. H ver-.  ïi4 De" Nieuwe Reiziger. veroorloofde, om de Pauzen een heerlijk lesje te geeven, waarin hij onder anderen beweerde, dat de vervloekingen, verkeerdlijk toegepast, geene uitwerkingen hebben op de gemoederen, cn dar vrïfe menfchen zig door geen Eisfchop van Romen aan den band lieten leggen. - Wat dunkt, U Mevrouw» Was de Godsdienst van deezen tijd niet alles wat de grooten der aarde er van maaken wilde? H.ncmarius wist zo wel als Karei den kaai len,> dat foortgclijke vermaaningen aan een Vertoornden Paus, nooit tot verbetering maar fleeds «tot verbittering ftrekten. Het was ook met aan het hart, maar aan den hoogmoed ven- den heiligen vader, dat deeze taal was ingengt en «iét zonder gevolg. De Zoon van Kaarel den kaaien, Karoloman geheeten, had zig aan 't hoofd van een oproerige bende Roovers gefield. De Paus Adrianus bediende zig van deeze geleegenheid, en wilde, op een hoogen toon, den Vader noodzaaken, óm deezen weerbarftigeh en fchultfigen Zoon te herftelien in alles wat hij hem billijk ontnomen had ï — Karei echter belachte alle pauflijke bedreigingen en hield zijn '(tak vol. De gelegenheid toen voorkoomende, dat de heilige Vader voorzag Vrankrijk hoognoodig te zullen hebben, veranderde hij van toon en fchreef aan Karei een brief, waarin hij de Godsvrugt en wijsheid van dien Vorst hemelhoog verhefte, en beloofde , -niemand anders dan hem voor Keizer  Driehonderd Tagtigste Brief. u$ te zullen erkennen, offchoon men, met koornmaaten vol gouds, hem daarvan zou zoeken aftetrekken. Toen de Keizer overlee, den was, trok Karei, met een Leger agter zie, de Alpen over en werd door Paus Joannes den agtsten, de opvolger van Adrianus, in 87^, als uit goeder gunste, tot Keizer gekroond. De kerkelijke vergadering van Pavia, bezigde deeze zonderlinge uitdrukking, toen dezelve hem in zijne Keizerlijke waarr dieheid erkende : . „ Naardemaal de Godlijke goedheid, door de verdienden der heilige Apostelen, en door hunnen Stadhouder Joannes, u tot het Keizerrijk verheeven heeft, volgens het oordeel van den heiligen geest, verkiezen wij u^ eenpaaris voor onzen Befchermer en Heer. De gewigtige dienden door Romen aan Karei beweezen, betaalde hij vrij duur; behalven dat hij zijn fchatkist had uitgeput, poogde hij ook een Vicaris van den Paus in Vrankrijk in te voeren, 't welk hem echter niet gelukte. Intusfchen overleed Lodewijk den duitfcher, nalaatende drie zoonen, Karoloman, Lodewijk en Karei. Hun Oom tragte ie hen van hun vaderlijk erfdeel te ontzetten en hunne Landen in bezit te neemen. Dan zijne drie Neeven verdeedigden zig zo dapper, dat zij het hunne behielden. De eerste kreeg Beijeren, de tweede Saxen en de derde Zwaben. ;„• TT -. H 3 \rank-  h6" De Nieuwe Reiziger, Vrankrijk was als nog blootgefleld aan de Moeste ftroperijen der onbeteugelde Noormannen. Karei bood hen wefnig of geen tegenitand, zó ui't hoofde, dat zijné godgeleerde bezigheeden hem ander werk gaven,- als om' dat hij geen magt genoeg oordeelde te hébten, om hen te verjaagen. Zo dra echte? ■raus Joannes hém opriep, om in Italië hem tegen den' inval der Saractenen te hulp te komen; gevóelde hij de prikkels der erkentenis, en toog er heen, Deeze onvoorzigtigheid be^ zuurde hij ten allerjammerhjkfle. Zijn Neef Karoloman kwam met zijn "Leger opdaagen, om hem van de Keizerlijke waerdigheid te ontzetten; zijne Rijksgrooten verraadden hem, en Karei den kaaien moest zig door de vlugt bergen. Zulk een fchok was hem te fterk; hij mijmerde; werd ziek, en blies, in 877, ia eene ellendige hut, den afgepijnden geest uit. Karei den kaaien liet eenen zoon agter, bekend onder den naam van Lodewijk de ftamelaar. Deeze volgde zijnen Vader in het Rijksbewind, doch op alzulke vernederende voorwaarden als de geestlijken hem geliefden voortefchrijven. Onder zijne kortftondige Regeering werd door den vlugtenden Paus Joannes den agtften, te Troijes in Champagne, een Kerkvergadering gehouden. Eenige voornaame grooten werden aldaar in den ban gedaan, en onder anderen deeze merkwaardige Regel vastgefteld: „ Dat de waereldfche magten nooit de ftoutheid zul»  Driehonderd Tagtigste Brief. 117 allen hebben, om, in de tegenwoordigheid der Bisfchoppen, te gaan zitten, als deezen zulks niet gebooden. „ Lodewijk de ftamelaar nog verfcheidene van dit foort van vernederingen, door toedoen van den heiligen vader, aan wien hij een fchuilpïaaxs bezorgde, ondergaan hebbende, ftirf in 878, nalatende tot prfgenaamen van zijn Rijk zijne twee Zoonen, Lodewijk den derden en. Karoloman, en nog een jonger Zoon, Karei, van een ander bed." De twee eerden waren door hun Vader verftooten; dog de Graaf Bofo , de fchoonbroeder van Karoloman, bragt echter zo veel te weeg, dat zij de Kroon verwierven. Dezelfi. de hand, die hen verheven had, onderdrukte hen naderhand; terwijl de grooten, hoe lan, ger hoe vermogender wordende, hen beroofden. Men kon hen gevoeglijk koninglijke fchaduuwen heeten, zij ftierven, gelukkig voor hun eigen rust, in U84. Vermits hun jonger broeder Karei, (die men in tijdsvervolg de Ampele of de eenvoudige noemde,) bevoegd was, om hen in 't bewind optevolgen, doch flegts vijf jaaren pud was, en dus veel te jong, om het Rijk tegen deszelfs magtige vijanden te verdeedigen, verkoos men Karei den vetten, zoon van Lodewijk den duitfcher. Deeze reeds Keizer en erfgenaam zijner twee broeders zijnde, kreeg, op een klein gedeelte na, dus alle magt in handen, ' ^ 3  "*i8 De Nieuwe Reiziger. De gefchiedenis fchildert deezen Vorst als laf en trouwloos. Hij verdiende dit verwijt • want eerst den inval der Noormannen tot een hoogen prijs, en met belofte van fchattmg, afgekogt hebbende, dagt hij hen met verraad en bedrog aftezetten; maar deeze Mannen van het Noorden, geene tergingen van die foort kunnende verdragen, vielen woedende op Vrankrijk aan; verbrandeden de liad Poutois en floegen het beleg om Parijs, in 885. . & j » Meer dan. een jaar duurde dit befeg, zo vermaard in de franfche gefchiedboeken. Verfcheiden helden deeden zig uitmunten door wonderen van dapperheid. Te vergeefkh riep toen Karei den vetten tot ontzet. Hij wilde met komen dan met een talrijke legermagt, en toen men hem in ftaat ftelde, om dit te doen, dorst hij evenwel, offchoon zo goed als van de overwinning verzekerd, den vijand met aantasten. Hij wilde echter iets doen, en kogt den fchandlijkften vreede voor Zevenhonderd .duizend ponden gewigts zilvershen toeftaande, om in Bourgondie op de be! taahng te gaan wagten, dat het zelfde was als hen vrijheid te geeven, om aldaar te gaan plunderen. Door dergelijke fchandlijke ftappen haalde Karei de vette den haat en verontwaardiging der grooten, der geestlijken en des volks zig op den hals; een opftand was er allerweegen, door zijn gantfche Rijk, het gevolg Van. Zijn  Driehonderd Tagtigste Brief. ||9 Zite ecrfte ftaatsdienaar Lukpard, Bisfchop, van Wreed, was zijn hevige tegenkanter. Karei de vette werd, eindlijk, op een Rijksdag, afgezet, in 888, en verviel tot den eindigen toeftand, dat hij tot del n^ldad^ beid van den Bisfchop van Mentz zijn toevlugt moest neemen. Tot zijn opvolger benoemde men Arnold, een bastaard van Karoloman. Voor't over.gen, onderwierp Italië zig aan Barengarius, Hertog van Fricul, en aan Guide, Hertog vjmSpoleto, uit Vrankrijk afkomftig. Graaf Eudo, de moedige verdeediger van Parijs, verkoos men tot Koning;, welke waerdigheid hij echter niet aanvaarden wilde, dan in hoedaamgheid van voogd van Karei den eenvoudigen. In weerwil der bekwaamheeden en onverfchrok-kenheid van Eudo, kon hij echter met voorkomen, dat de onrust bleef toeneemen. Er- kwam een partij te voorfebijn, welke hij, ten voordeele van den wettigen Erfgenaam, vergenoegde. De graaf Racul of Rudolph, wierp zig op tot Koning van het Frans jurarüfche Bourgondie,. in 't welk Bugei, Savoi,en, Geneve en een gedeelte van Zwitferland begrepen was. De zoon van Bofo ontvmg, van eene Kerkvergadering, het koningrijk Arles, ook wel het Cispuranifche geheeten. Eudo overleed in 898. . Karei dep eenvoudigen kwam toen in t bewind % maar zijne onbekwaamheid wist zig m de netelige qmftandigheeden, waarin,het K£ H 4 S  lao De Nieuwe Reiziger, vLh7en*'°P gee0er,ei te Verre de meeste grooten hadden de onaf hanghjkheid in 't oog, en woelden te„ helften onder elkander, om zo veel van dfJ De verdeeldheeden en het ten hoogfhn laf wed'1 JDe r°°r C,kCn raa»»^ weimger, De Noormannen bedienden ZJ> meesterhjk van deeze gefteldheid. Hun Gr af Rolf of Rollo, voor eeuwig uit Zijn Vaderland gebannen, Md te vergeefs getragt, om -et Z1Jne Lotgenooten, X vaften tet 7« Engeland te krijgen. Hij wende derhalve, het oog naar Vrankrijk; doch deeze onder" neeming fcheen zo groot, dat ze zijne Med? gezellen affchrikte. Hfj moest hunne hgtgeloovigheid bedienen, en verZ een veelbeloovenden droom, waardoor hihen den vereischten moed infcherpte. Weldra be! vond hij Zig te Rouaan, en maakte den een" voud,gen Vorst het zo benaauwt, dat deeZe z,g met anders wist te redden, dan door de, zegevierenden Noorman zijne dogter Gifela ten Egtgenoote aentebieden, beneffens eenige ftreeken Lands aan de zee geleegen, waar de Noormannen veel gewoon waren te komen, teen B.sfchop met last, om dit voorilel aan Rollo te doen. Deeze kerklijke begon zijn commisiie met dapper zig over de Hel en he^  Driehonderd Tagtigste Brief. taf Paradijs te laaten hooren, en vorderde vervolgens van Rollo om alvoorens een Christen te worden. De Noorman, het aanbod des Konings regt in zijn fmaak vindende, beraadflaagde zig mee zijne Togtgenooten, en vermits het deezen woesten en onkundigen hoop, om 't even was, wat men van hen maaken wilde, ten opzigte van het geestlijke, indien pien hen flegts in 't burgerlijke gaf, 't geen zij begeerden, werd de voorwaarde aangekomen, eq Rollo verkreeg Neustria voor hem en de zijnen, bij wijze van Leen-Hertogdom. Ik moet nog iets uit den Heer Mallet overfchrijven, dat niet mishaagen zal. „ Het gedrag, zegt hij; van deezen nieuwen Hertog bij Karei den eenvoudigen, geeft ons eene leevendige fchilderij van de zeden deezer Noormannen: want Rollo wilde den eed als Leenman, bij zijnen Heer, niet afleggen, dan door den Koning de hand te geeven, en weigerde volftrekt hem den voet te kusfehen, gelijk de gewoonte toen medebragc. Het had veel moeiten in hem te beweegen, dat e?n zijner krijgsknegten deeze plegtigheid in zijne ftede verrigtede; doch hij, die Rollo deezen dienst deed, ligtte fchielijk 's Konings Voet zo hoog pp, dat hij hem deed agter pver buitelen! eene onbefchoftheid, waarover alleen gelachen werd, zo zeer vreesde men de Noormannen; zo weinig ontzag had men voor Karei, en de Koninglijke waardigheid." H 5 Dee"  122 De Nieuwe Reiziger. 'J Deeze trek ?egc n> Mevrouw.' alles, wat ik anders, ten opzigte van Kareis Carafter, met een magtigen omflag van woorden, u niet zou kunnen beduiden. Ik ben enz. Calais den 10 O Si ober, 1750. Driehonderd Eenentagtigste Brief, Vervolg van het Voorigen. ■ Veelal ziet men, dat de eerfte grondvesters van een Staat of Rijk dappere en bekwaame Mannen zijn, welks afftamme"lingen allengskens ontaarten, en eindlijk .geheel én al het tegenövergeflelde- worden, van bet geen hunne'Vaders waren. Om feen Volk gelukkig en gedugt te maaken behoort een ■Verfchen moed, en vooral kragten, die door 4e genietingen der weelde niet verfiapt en •bedorven zijn. Dit blijkt onder anderen in Rollo, die; tia zig te hebben laaten doopen, door een Verftandig en gemaaiigd beftuur, in Norman. dié, het geluk en den- welvaart volkomen her'ftelde en bloeien deed. Hij vond middel om den, woesten aart zijner Landgenooten te temmen; om hen de roofzugt te doen afleggen, en ze van onmenschlijke zeefchukners in zagt- aar-  Driehonderd Eenentagtigste Brief. 113 aartige Landbebouwers te herfcheppen. Dee; ze nieuwe rust. deeze nieuwe genoegens, en tot nog toe onbekende voordeden, maakten zo veel indruk op deeze Barbaaren, dat her Land, onder hunne, bearbeiding, de roem van Vrankrijk werd. Rollo was de menschhevenheid «elf, die alleen naar grootheid en gezag te ijveren fcheen, om zijne Medemenfchen te . meer van nut te kunnen zijn. Karei de eenvoudige, de afflammeling van den grooten Pipijn, daarentegen geeft een bewijs aan de band, van het treurig verval der nakomelingfchap der berugtfte Helden. Hij werd door zijne onderdaanen veracht en gehaat, en door «ijne Edelen en Grooten beftreeden en onderdrukt. Er werd een faamenzweering tegen tem'geformeerd, waarvan Robert, Broeder van Eudo, het hoofd was. Karei de eenvoudige wist er zig niet anders tegen te verzetten, dan er met kerklijke blikfems, der geestlijkheid afgetroggeld, tegen in te druifchen; maar dit wapentuig gold tegen de fterkften en de algemeene verontwaardiging niet met al. In het jaar 922 ontftond er een geweldige opftand tegen hem. De Aardsbisfchop van Rheims verleende den verleegen en angfhgen Koning een fchuilplaats; maar toen het zijn belang° vorderde verried hij hem, en gaf de kroon aan'eenen Robert, die in een veldflaè fneuvelde. ÏUdolf, Hertog van Bourgottje, kwam toen in 't bewind, die door veel tè 'geeven de Grooten op zijn zijde wist te win" nen.  Ï24 De Nieuwe Reiziger; nen. Karei de eenvoudige ftond finds verfcheh den verraaderijen ten doel en ftierf eindlijk, ïn 929, in de gevangenis. Onder bet beftuur van Kare! den eenvoudigen geraakte Duitschland van onder Vrank. ti}ks bewind. De verliezen voor dit Rijk waren groot en deeden het ten val neigen. Heiden waren er noodig Qrn her, te behoe, den, en de nakomelingen van Karei den Grooten waren geheel van de heldhaftigheid verfteeken. Deeze eeuw zelf kenmerkt zig inzonderheid, door derzei ver onweetenheid en bijgeloof. Mosheim fchildert deezen tijd met de leevendigfte trekken. Het is de moeite waardig deezen geachten gefchiedfchrijver te iiooren: „ Een verbaazend groot aantal van getuigenisièn en voorbeelden, onnoodig optehaa* !en, bevestigen dat ten deezen dage, de geheele Christenwaereld met een dikke en donkere wolk van bijgeloof bedekt was. ' Deeze opeengepakte wojk, die bijkans alle lichtftraa^ len van waarheid, voor het oog des gemeens, bedekte, gaf den Priesteren en Monnikken eene allergunftigfte geleegenheid, om veele ongerijmde en belachlijke denkbeelden, dip niet weinig toebragten om hun gezag meer en meer te doen aangroeïjen, te verfprei. den." * 1 *. „ Onder deeze gevoelens, dis tot fchande der Latijnfche kerk ftrekken, en vaq tijd tot tijd zulke hevige onlusten baarden, veroorzaakt  Driehonderd Eenehtactigske Brief. ia$ takte geen een zo algetneenen fchrik, of joeg zo akelige betfattingen en trillende verleegenheid den menfchen aari, als het denkbeeld wegens den kort ophanden zijnde jongften dag; dat nu grooten opgang maakte. — Dit begrip verfpreidde zig, met verbaazenden fpoëd, door de landen van Europa; overal de diepfte vefflaagenheid en kommerlijkfte vreeze medebrengende. — Want zij verbeelden zig, dat, volgens de voorzegging Van den H. Joannes, duizend jaaren na Christus geboorte, de Satan uit de gevangenis zon gelaaten; de Antichrist gezonden, en dit alles van de vernieling en verbranding der waereld gevolgd worden. — Dit bragt te wege, dac veelen hun maagfehap en Waereldfche zaaken lieten vaaren; aan kerken en kloosters alle hunne Landerijen, bezittingen en goederen fchonken., en met allen fpoed naar Palestina vertrokken, waar zij verwagreden, dat Christus uit den hemel zou nederdaalen, om hec menschlijk geflagt te oordeelen. Anderen verbonden zig, bij vrijwilligen en plegtigen eede, tot den dienst der kerke, kloosters en geestlijken, wier flaaven zij werden, in den ftrikften zin van dat woord; daaglijks den zwaarften arbeid verrigtende, en dit alles uit hec begrip, dat de Opperrechter de ftrengheid van hun vonnis zou verzagten, en hen met een te gunftiger oog befchouwen, om dat zij zig tot flaaven zijner Dienaaren vernederd hadden. Wanneer een Zons- of Maans-ver- duis-  12(5 De Nieuwe Reiziger; duistering zigtbaar was, werden de fteden verlaaten, en de beangfte inwoonders zogten fchuilplaats in onderaardfche holeri; verborgen zig onder hoekige rotftn, en de overhangende hoogten van fteile bergen. De Rijken poogden de gunst der Godheid en der Geestlijken te winnen, door groote gefchenken aan de Priesterfchap en de Monnikken, die men aanzag als onmidlijke onderregeerders des Hemels. — Op veele plaatfen liet men kerken, paleizen en adelijke geftigren vervallen; Jai men haalde ze met voordagt omverre; dewijl men dagt, dat ze niet langer van eenig gebruik zouden weezen, naardemaal de volkomen verwoesting aller dingen, met fnelle fchreden, naderde. -- Met een woord, het is onmooglijk te befchrijven, welk eene verwarring en wanhoop de gemoederen der ellendige ftervelingen, te deezer geleegenheid, aangreep en vervoerde." „ Het getal der Heiligen, die men aanzag als Dienaars van het Koningrijk der hemelen, en wier voorfpraak men een zonderlingen zegen achtede, werd nu ailerwegen vermenigvuldigd, en 't Hemelhof vervuld met nieuwe legioenen van deeze foort van weezens, waarvan zommigen geen beftaan hadden, dan enkel in de verbeelding hunner bedroogen Dienaaren. Van deeze vermenigvuldiging der Heiligen kan men gemaklijk de reden bevroeden, als wij in aanmerking neemen, dat het bijgeIpof, de moeder der vreeze, tot zulk eene ver-  Driehonderd Eenent agtigste Brief. 127 vërbaazende hoogte, in deeze eeuwe, was opgeklommen, dat het noodig ware, nieuwe befchermheeren te verzinnen, om de bevreesdheid der beevende ftervelingen te doen bedaaren. Daarenboven * maakte het bederf en de godloosheid, thans onbelemmerd heerfchende, en de ongebondenheid, die tot allerlei flag van menfehen was overgeflagen, het zeer gemaklijk, de achting van Heiligheid te verkrijgen : want te midden van een zo bedorven geflagt, was het niet noodig groote vorderingen in deugd te maaken, om voor Heilig te worden aangezien; en dit bragt ongetwijfeld veel toe, om het getal der hemel* fche voorfpraaken zeer te vermenigvuldigen. Allen, die natuurlijk een ftrengen aart, een zwaarmoedigen geest, of eene geestdrijvende verbeelding hadden, werden, ingevolgen vaa eene hen zeer te baate komende vergelijking met de overgegeeven booze menigte , geëerbiedigd als de gunstlingen des Hemels en als de vrienden van God." Ik geloof, Mevrouw! genoeg aangehaald te hebben uit deezen geloofwaaroigen fchrijver, om u een gepast denkbeeld van deeze duistere eeuw te doen vormen, en ook om mij bij u te doen voorkomen, als zeer gematigd over de geestlijken, bij alle geleegenheeden, fchrijvende. ' Van Rudolf zal ik alleenlijk zeggen, dat hij in 936 overleeden is. Het kan zomtijds 'aan de omftandigheeden te wijten zijn, dar een  'ts8 De Nieuwe Reiziger een groote geest geene geleegenheid heeft; om zig te ontwikkelen* en dat hij in de onverzctlijke eentoonigheid der geruste faamenleeving verlooren ga! doch iets dergelijks had onze Rudolf geenzins in 2ijn voordeel. Hem ftond veel te doen, doch hij deed niets anders dan daaglijksch kwaad, ik wil zeggen, het oppergezag verzwakken en de kleine Dwingelanden groot maaken. Hugo, bijgenaamd de Groote, had reeds eenmaal de grootmoedigheid, of de diepe ftaatkunde bezeten, om den naam van Koning van de hand te wijzen, en deed het thans weder, nu hem dezelve aangebooden werd. Om Vrankrijk evenwel een Koning te geeven, deed hij den Zoon van Karei den eenvoudigen, die naar Engeland geweeken was, en daarom Lodewijk van Overzee geheeten werd, ontbieden, ten einde hem ten opvolger van zijn vader te verklaaren, of liever, om door middel van hem, de CoÜeétie van Koninglijke fchaduuwen voltallig te maaken. Door tusfchenkomende omftandigheeden vorderde het ftaatkundig belang van Hugo, dat hij de vijand van zijn Troonfchepzel werd, en vermits hij alle magt in handen had, fmeet hij den gedweeën Koning in de gevangenis. Een verhaal van het gebeurde onder de regeering van deezen gefchilderden Koning zou niet anders doen, dan doodlijk verveelen, en mij een ontzaglijke moeite verfchaffen. Geweld en buitenfpoorigheid traden beurt- lings  Driehonderd Eenentagtigste Brief. ïa*j lirigs ten toneele, en vervulden den waarert menfchenvriend met fcbrik en afgrijzen 't Is derhal ven genoeg, dat wij Lodewijk van Overzee genoemd hebben, om dat hij ons onontbeerlijk was in de tiidörder en ia de lijst der Frankifche Koningen. In 954 blies hij' den adem uit. Hugo de Groote. een zeer bekwaam en ftaatkundig man, had, ten deezen tijde, zig zo veel gezag en magt weeten te bezorgen, als voorheen de Groothofmeesters bezaten. Alles ging dus door zi-ne handen en alles hing van hem af; behalv:n dit vermogen bezat, hij ook rijke abtdijen en groote fchatten. Alles veréénigde zig in hem, om groote dienden aan zijn Vaderland ;te kunnen bewijzen en tot dem hoogiren eeretop te nijgen. De glorie echter rtbe(paarde hij voor zijn Z.ion Hugo Gapet., gel jk wii eerlam: zien zuilen. Hij ftond uit dien hoofde dernalven aan Lo* tharius, den Zoon en erfgenaam van Lodewijk van Overzee, den tijtel van Koning toe, terwijl hij zelf de teugels van 't bewind in Zijne handen hield. Deeze Lotharius betoonde zijn moed in de onderneeming der Duitfchers, (die Lotharingen aan Vrankrijk ounomen hadden,) dapper te keer .te gaas. Hij behaalde een en andermaal de,overwinning, en zou zig aanmerklijle in de gefchiedboeken hebben kunnen maaken, bijaldien zijn geest niet aan den flaaffchen leiband van Hugo de JGroote geloopen . XXIX. Deel. I had,  $3<5 De Nieuwe Reiziger. had. Na alle de uitterlijkheeden, zonder bijna iets meer, van een Vorst ten toon gefpreid te hebben, overleed hij in 086. Zijn Zoon Lodewijk de Vijfde weet men, dat een aanweezen gehad heeft, en dat hij ftierf in 987. Met Lodewijk den, Vijfden hield de tweede ftam der Frankifche Koningen op de kroon te draagen. Onder de eerfte Zoonen van Pipijn .werd het Rijk magtig, en onder zijne laat. ften neigde het ten ganschlijken val. Wij hebben gezien, dat Duirschland en Itaiïen niet meer onder deszelfs bezittingen geteld werden. De zoon van Hugo de groote, - Hugo Ca» pet genaamd, bezat, behalven de rijke erfnis zijns vaders, bekwaamheeden en "verdienden; die hem flegts van de gunstige iomftandigheeden gebruik, behoefden te doen Tnaaken, om den verre vooruitzienden wensclr van wijlen zijn'beroemden vader te vervullen. .Hij deed zulks ook en zettede zig zelve bp den troon, niettegehftaande deeze plaats toékwam aan Karei, den Hertog van Lotharingen, Broeder van Lotharius. — Voor welk gedfag- men echter fchielijk een verfchoonrtig.ierïx vbörwendzel bij de hand had. Hugo Capet -had gezorgd om bij de geestlijken in 'een goed blaadje te ftaan, door hen j eenige rijke Abtdijen afteftaan, en bij het Volk, door de • overblijf* zeis der heiligen, in zonderlinge"eerbiedenis tö houden. De kroon,' vertelde men de gemeente; was hem toegezegd, door den heiligen li Ric.  Driehonderd Eenentaotigsïe Brief. 131 Richarius, wiens doodsbeenderen hij blootsvoets gedraagen had! Karei poogde wel door geweld van wapenen zig in zijn recht te hand* haaven , doch vrugtloos; Hugo Capet werd al te wel gediend. L)e Aardsbisfchop Arnold verried zijn Neef Karei, en de ongelukkige afllamrneling van Karei den grooten eindigde zijne dagen in de gevangenis, omftreeks het jaar 992. Arnold ondervond, dat men wel het vérraad, maar geenzins den verraader bemind. Hij werd over dit zijn bedrijf te rechtgefteld, en 't was een groote genade, die men hem bewees, dat men hem, in ftede van door het zwaard te doen fterven, flegts van zijne Bisfehoplijke waardigheid noodzaakte afftand te doen. Hugo Capet had tot Leermeester van zijn zoon Robert, eenen Gerbertus aangefteld; een man, zeer bekwaam voor dien tijd te rekenen. Hij verttond iets van de wiskunde, en fchoon dit niet meer was, dan het geen een middenmaatig Leerling in onze eeuw verftaat, Was het echter genoeg, om hem bij het gros des volks voor een Tovenaar te doen doorgaan. Zelf toen deeze Gerbertus 1 naderhand Paus werd, (bekend onder den naam van Sijlvester den tweeden, ) begroetten de Monnikken nog hem voor een leerling van den Satan, om dat zij zijne wiskundige figuuren voor tovercaracters aanzagen. Gij ziet hier uit Mevrouw! hoe verre de kundigheeden van dien tijd zig uitftrekten. I a Dee-  132 De Nieuwe Reiziger. Deeze Gerbertus werd door Hugo Capet,' in de plaats van Arnold, tot Aardsbisfchop van Rheims aangefteld. Paus Joannes de vijftiende nam dit zeer euvel, vermits die aanftelling zonder zijne voorkennis en goedkeuring gefchied was, en begeerde dat Arnold herfteld en Gerbertus afgezet zou worden. De fierheid van den moedigen Gerbertus kon zelf geen vernedering van den heiligen vader verdraagen. ,j Laaten wij, dus fchreef hij aan zijn Heiligheid; aan uwe Tegenitanders geen reeden geeven om te gelooven, dat het Priesterfchap derwijzen aan eenen enkelen onderworpen is, dat men, indien die mensch zich laat omkoopen of misleiden door geld, door gunst, door vrees, of door onkunde, geen Bisfchop zijn kan, zonder, op zijn voetfpoor, dergelijke middelen" aantewenden." Hoe wel ter fneede deeze taal op zig zelve ook zijn mogt, deed zij echter piets af tegen- het alvermogen van Romen. Vrankrijk was van begrip om den heiligen vader- te vriend te moeten houdeny en Gerbejtus ,werd afgezet. Hugo Capet overleed in ogó. Zijn zoon Robert volgde zijn Vader in het Rijksbewind op. Ik kan mij niet onthouden, Mevrouw! om u wederom iets van de geestlijken te zeggen. Dit foort van weezens deed in de eeuw, welken wij thans doorlo open hebben, zig zo ' i y I " zeer  Driehonderd Eenentagtigste Brief. *33 zeer door deszelfs fnoodheid, dwinglandij en wangedrag uitmunten, dat de loop der waereldlijke gefchiedenis, ten grootften deele, er zijn rigting naar nam. Van verre de meeste onheilen, in dit tijdperk, de ftervelingen overkomen, was de geestlijkheid de oorzaak. Zo wel de Westerfche als Oosterfche Kerk was opgevuld met het fchuini der faamenleevingen, die zig de eerwaardige tijtels van Godgezanten en Euangelieverkondigers aanmaatigden. „ Zij waren, zegt Mosheim, jammerlijk dom en ongeleerd: bovenal niets weelende van Godsdienftige zaaken; aan zinnelijke lusten en bijgeloof even zeer verflaafd, en bekwaam tot 'de verfoeilijkfte en fchelmagtigfte bedrijven. — Deeze droeve verbastering der geestlijken moet, volgeri's de geloofwaardigfte berigten, voornaamlijk, toegefchreeven worden aan hen, die voor vaders en befchermers der geheele Kerk wilden doorgaan; die zig het pleegen der fnoodfte euveldaaden veroorloofden, en de verbooden aandrift der vuillte lusten, zonder bedwang of knaaging opvolgden ; die, met een woord, allen onderfcheid tusfehen recht en onrecht wegnamen, om hunne godlooze eerzugt te voldoen, en wier geestlijk bewind dermaaten faamenhing van onrecht en geweld, dat zij, in dit (tuk, de boofte tijdlijke dwinglanden, de felfte geesfels des menschdoms, overtroffen. Fleurij verhaalt ons van Theophijlactus, een voornaam kerkvoogd 'der Grieken van I 3 de  «34 De Nieuwe Reiziger. de tiende eeuw, dat hij alle kerklijke bedieningen , zo dra ze openvielen, verkogt; dat hij over de twee duizend jagtpaarden op ftal had, die hij pistasjes, daadels, rozijnen, vijgen enz, in de beste wijnen gedoopt, te eeten gaf; dat hij zijne (lallen met de kostbaarste reukwerken vervulde; dat hij, op een witten donderdag, de hooge mis vierende, de tijding kreeg, dat een Merrie, waarvan hij veel werk maakte, een veulen geworpen had, waarop hij het misboek wegfmeet, den altaar vaaren liet en naar den ftal fnelden; dat hij daar zijn uitgelaaten blijdfchap betoonde, en toen tot zijne kerklijke verrigting wederkeerde, enz. Het behoort tot mijn taak niet! Maar bijaldien men de godloosheid ten top gefteegen wilt zien, vestige men zijn aandagt op de gefchiedenis der Pauzen van dien tijd, en men zal mij befchuldigen dat ik de geestlijken nog te veel fpaare! Nu en dan echter zal ik deeze Heeren nog ten toneele moeten voeren. Robert ondervond het geweldig gezag van Romen op den Franfchen zetel. Hij was gehuuwd met eene Bertha, die hem vrij na in den bloede beftond, en die hij hartlijk lief had. Zijn Egt was door een genoegzaam aantal Bisfchoppen gewettigd geworden, doch Paus Gregorius waande er zig door beleedigd te zijn, en wilde een blijk van de ontzaglijkheid van zijn alvermogen aan den dag leggen. Hij  Driehonderd Eenentagtigste E.iief. 135 Hij beval openlijk, dat Robert zig van zijné Egtgenoote Bertha zou hebben te ontdoen, op ftraffe van den kerklijken ban. De ongelukkige Robert, de neiging zijner tedere en getrouwe ziel opvolgende, wilde veel liever het uiterste waagen, en de haat en vervloeking der geheele waereld op zig laaden, dan de wellust van zijn leeven, die hem dierbaar was boven alles, ontrouw zijn. De Paus blikfemde den ban over den Vorst uit, — en alles, wat hem weleer omringde, verliet hem ijllings! — Twee dienaars behield hij flegts, die zig echter telkens reinigden, zo dikwiis zij hem ten dienste hadden gedaan.Men verzon een verfchriklijke leugen, en maakte den ligtgeloovigen Koning diets,, dat zijne Egtgenoote van een afgrijslijk wanfchepzel bevallen was. De geestlijken lieten niet naar, óm dit voor een zigtbaar teken des vertoornden hemels uittekrijten. De Vorst beefde en werd zo handelbaar als men begeerde; hij verftiet zijne tedergeliefde gade Bertha, en nam de dogter van den Graaf van Arles, Conrtantia, welken men hem had opgedrongen. Toen werd de vloek van de kerk opgeheeven; maar een oneindig zwaarden ijflijker vloek, die. van een kwaad wijf naamlijk, kwam over Robert. , Het llerkste bewijs van zwakheid van geest, dat de Koning der Franfchen kon aan den dag leggen, was, dat hij een magtig overwigt op Romen kunnende verkrijgen, het zelve uit r I 4 flaafs  «3<5 De Nieuwe Reiziger. flaaffche vreeze weigerde. De kroon van ïtajen werd hem aangebooden, doch hij wees fin" ^ u v Hand' ZekerIiJk °P inblaazing van den heiligen vader. Zo zeer als Bertha ter gelukzaliging van Robert vertakt had, zo zeer bouwde Conftantia hem een hel op aarde. Zij was trotsch, hetrschzugtig en wraakgierig in den hoogden graad. Zi, poogde haar Gemaal te dwingen, om, in de rijksopvolging, den jongden Broeder aan den Oudden voortetrekkeri, en toen ï!r 'd" mislukte' J"oeg zij 4e Zoonen tegen den Vader in 't harnasch, waarvan het gevolg; een deerlijke Burgeroorlog geweest zou zijn, Mdien deeze opgehitde kinderen niet tijdig een bezef van hun pljgt hadden gekreegen. Met alle magt verdeedigde zij 0ok het bij, geloof Romen vónd in' dit Wijf een derken fteun. Orleans was er getuigen van. Aldaar vond men een foort' van Mijdiken, welken men, (hoogstwaarfchijnlijk ten on' rechte,) befchuldigde, van de .gevoelens der Mamcheen toegedaan te weezen. Deeze Luiden verfmaedden alle kerkplegtigbeeden en hieIden zig aI]een * naamden inwendigen Godsdienst, of innerlijke verheffing tot God en Godlijke zaaken- een foort van dweepers, die men thans mee het harthjkst medelijden befchouwen zou. — Veele voornaame luiden behoorden tot deeze Secïe. Men vond goed er een menigte van te vangen; vopr een Kerkvergadering te recht te  Driehonderd Eenentagtigste Brief. 137 te (lellen, en - (vermits zij niet befluiten konden, om gevoelens te verzaaken, welken zij voor waar en gegrond hielden,) tot de verbranding te veroordeelen. De Gemaahn van Robert deed haare Godvrugt bij deeze geleegenheid openlijk blijken. Onder de rampzalige Slagtöffers, weiken naar het vuur geleid werden, bevond zig ook haar voormaligen Biegtvader; toen zij hem zag nam zij een ftokje. 't welk zij in de hand had, en ftak er den Ongelukkigen een oog mede uit. Op deeze heldinnedaad juichte de haar omringende menigte haar toe, en zij zelve was barbaarsch genoeg, om er in 't vervolg haar roem op te draagen. Robert ftierf in 1031. Conftantia had wel gepoogd, om Robert, den jongden Zoon, het Rijksbewind te bezorgen, doch het viel zijn broeder Hendrik ten deel. De Koningin kon haaren wrokkenden aart nog niet bedwingen; maar hitfte Robert tegen zijnen broeder op. Men nam de toevlugt tot de wapenen, waarmede Hendrik te kort fchoot. Eindlijk echter werd het broederlijk verfchil in zo verre gevonden, dat Robert gedwongen werd zig met het hertogdom Bourgonje te vreeden te moeten houden, en Hendrik (reeds bij zijn Vaders leeven tot Koning verklaard,) behield den (laf. Onder de bijzonderheeden, welken, met betrekking tot Koning Hendrik, uwen aandagt verdienen, is deeze, dat hij, zig voor de I 5 twee- /  J38 De Nieuwe Reiziger. tweedemaal in den Egt begeevende, een Rusfifcbe Pnnfes, de Dogter van JarodisJaus, Grootvorst van Rusland, ter Egtgenoote nam; denkhjk om te voorkomen, dat de Geestlijken hem mocilijkheeden berokkenden De regeeringloosheid, onder deezen zwakken en blooden Vorst, gaat alle verbeelding te boven. Ik zal er u een beknopte fchets van geeven. - Om u een volleedig begrip der franfche Historie te bezorgen, moet ik zomtijds meer doen, dan de Lijst der Koningen aan u te vertoonen. Vermits de wetten alömme flom waren of verkragt werden: - vermits men zo veele dwingelanden als eenigzins vermogende Luiden aantrof, die, tot in de fchaduuw van den troon, hunne ongelukkige Slagtöffers opjoegen en mishandelden, en dat deeze kleine Tijrannen zomtijds de prooi van een fterker geweldenaar werden, of, met vereende kragten, hem hardnekkigen wederftand booden, waaruit niet anders, dan binnenlandfche verdeeldheeden verwarringen en oorloogen gebooren werl den, — geraakte Vrankrijk fpoedig in een deerniswaardigen toeftand, en nelden het ten buit, van elke mogenheid, die flegts moeds genoeg bezat, om het aantevallen, en list genoeg, om van de tegenwoordige omftandigheeden gebruik te maaken. Dit moest noodwendig de aandagt wekken, zelf van hen, die het grootfte aandeel in deeze vernielende twisten hadden. De geneigd-  Driehonderd Eenentagtigste Brief. 139 neigdheid, die men had om te onderdrukken T te heerfcben, was niet geheel ontzet van die fhatkundige voorzigtigheid, welke om zig heen ziet, of er geene geleegenheedfen nade. ren, waardoor zij belet kan worden, ora voortaan te heerfchen en te onderdrukken De Geestlijken ten minnen werden bedagt, om de hevigheid der partijfchappen, zo veel moogüjk ware, te keer te gaan, en uit hun, ne poogingen kan men zig een denkbeeld formeeren van den uiterften trap, waartoe de verdeeldheeden en wanorders gefteegen ^"'1033 gaven de Bisfchoppen een bevel, fchrift uit, 't welk men deed voorkomen als een Vreede van God, die van den heiligen Geest de Kerkvergadering -was ingeboezemd, Bii dit bevel werd elke Leek verphgt, niet meer de wapens te draagen; geene wedergifte van ontweldigde goederen te eifchen; den moord zijner bloedvrienden niet te wreeken; den moordenaaren vergiffenis te fchenken; des Vrijdags niets dan water en brood te eeten, en des Zaturdags zig van vleesch te onthouden. Wie weigerde, zig, bij eede, daar toe te verbinden, moest ter kerke uitgebannen, en van de eere der begraafnis beroofd worden. Het hielp niet iets tegen dit zonderling hulpmiddel, weinig beter dan de kwaal zelf, jntebrengen: die zulks ter goeder trouw beftonden hield men verdagt. in  J4ö De Niedwe Rbizïger. In 't eerst was de Volksdweeperii, 't Seen «en toen godsvrugt noemde, fterk genoeT om deeze Geestlijke beveelen te geloZt men; maar vermits zij veel te ftrüdi^ waren jke Volksdriften, werden zij fpoedig overtreeden, en geraakten nog fpoediger buiten gebruik. Niets kon men tegen den wi va" een gansch Volk zetten, k w\lk Pletteren of toegeeven moest. De trotscht buekkBiSfCh°PPen' in deeze djden vooral vin een al °nSeWOOn' °"d™d fterkte van een algemeen en geliefdkoosd gebruik «n aj handelden in zo verre wijslijk als°hï er iets aan wilden toegeeven. J 1 In 1040, derhalven, werd deeze Vreed* ^G^m een foort van beftand veranderd Een meuw bevelfchrift vorderde: Dat van des Woensdags avond tot den Maandag n,™ gens, alle handdaadigheeden zouden verboo. ben weezen, op ftraffe van boete en ban.» De dagen, welken men dus vrij gaf tot het voortzetten van . die kleine bu geföorlogen oneindig verderflijker dan het voefen van den" poorten uitheemfchen krijg, vertrouwde nS toere, ende te m]kti ^ ^ men onderbnge verfcbillen, en ter afdoeninf van wraakneemmgen, die zonder bloedftorting 0f dood mmmer eindigden. - DanJ ongelukkig bedroog men zig, en moest men den ftilftand tot het tijdsbeftek brengen, van twee nagten tot des Maandags morgen. Hen-  Driehonderd Tweeëntagtigste Brief, h* Hendrik, die dit alles, misfchien onvetfchilHg alhan zeker befchouwde, zonder moed of magt te hebben om het. te keer te gaan, eindigde zijne dagen in 1060, Misfchien, Mevrouw! zult gij opmerken, dat ik met weinig woorden, een meemgte iaaren 'tenens afhandel, -doch dit moet u niet knorrig maaken, vermits het zeer in uw voor, deel is. Wilde ik alles fchrijven, wat er in die iaaren voorviel, hoe doodlijk zou ik a verveelen, en welk eene ontzaglijke menigte brieven zoud gij ontvangen, waurvan gij, op zijn hoogst, een derde gedeelte leezen zoud. Ik ben enz. . .Calais den 18 Oclober, 1759» Driehonderd Tweeëntagtigste Brief, Vervolg van het Voorige. , , grij v 3 »fidl [iH j&iójH ftt Philips de eerste volgde pp . Hendrik den eerften, en het valt moeilijk .te beflisfèn , wien van hun beiden men de zwakste en lafhartigfte te noemen hebbe. Zijn laag Caratten ging gepaard .met eene ergerlijke gierigheid, welke geene middelen te fnood waren als ze flegts voordeel aanbragten. Hij maakte zig in. zonderheid fchuldig aan het verkoopen der kerk-  *4» De Nieuwe REmGER. totmke ampten; iets, dat Zeer veel toebragt aan de verergering van het algemeene kwaad - ra:nZIJ;"iereigdheid ofgeid s—gt: zaten om hunnen rampzaligen Evennaaden nog rampzaJlger te m|leB) waren de koopers van bedieningen, die als bevoegd derven'" * - ^ d° faamenIeevinS te ver- 1 Men be§riJP£ hoe *gt zijne handelingen geweest moeten zijn, daarze hem zelf een bedrading van den Paus op den hals haalden. Cregor.us de zevende bekleedde toen den hei%en doel, en fchreef zeer erndig aan den Bisfchop van Chalons; „ Dat de Koning van gedrag moest veranderen, of dat hü door de magt van den heiligen Petrus, zou gedraft worden;, dat de Franfchen, door eene algemeene vervloeking ' getroffen, moeden weigeren , hem te gehoorzaamen, of zij moeften liever verkiezen het christlijk geloof aftezweeren,. enz." Philips was al te gemaklijk bang te maaken, om met gedwee voor den heiligen vader te worden. Hij haastede zig om gezanten naar Roomen te zenden, ten einde zijn heiligheid te vreeden te dellen, en van'de onderwerp, iijkheid, de gehoorzaamheid en eerbied des Konings de volle verzekering te doen erlangen. De franfche Vorst had geen beleids genoeg, om deeze vriendfchap, waarop hij den hoogden prijs delde, te kunnen bewaaren. Weidra ontving Gregorius nieuwe aanleiding tot  Driehonderd Tweeëntagtigste Brief. 143 tot ongenoegen, dat hem deed befluiten aan de Bisfchoppen te fchrijven, in een fmaak, die teffens' Romen en Philips doet kennen. , Uw 'Koning, fchrijft hij, is een dwingeland en geen Vorst; hij heeft zijn geheele leeven in 'misdrijf en fchande doorgebragt. Indien hij u geen gehoor geeve, fcheidt u dan ten eenemaal af van den dienst en gemeen, fchap van dien Vorst; en verbiedt zulks geheel Vrankrijk. Wanneer de uitgefprooken vloek hem niet verbetere, — zo weet, dat wij, met Gods hulp, geene middelen .onbeproefd zullen laaten, om het Koningrijk van verdrukking te ontheffen.'" Philips" eenige' Italiaanfche koopluiden geld hebbende afgevorderd, noemde de Paus zulks een ongehoord en verfoeilijk misdrijf van Philps, Koning van Vrankrijk,.— of veel eer van een verfcheurenden wolf en onbillijken dwingeland." , ' De Paus deed vervolgens echter niet alles ter uitvoer brengen, wat, zijne heilige wraakgierigheid wel had voorgenomen. Eenige duitfche zaaken ftremden de uitbundigheid zijner geesthjke hartstogten. Hij zond evenwel een Volksgeesfel, in Vrankrijk;. eenen Francois, Bisfchop van Dié, die er . alle daaden van het volllrektlte oppergezag oeffende, waarvan hij in de meesten gelukkig fiaagde. Eene ontijdige fpotternij . van Philips,, zou. Vrankrijk haast een gedugt onheil op den hala gehaald hebben. Hij maakte eenige fchem- pen-  'J44 De Nieuwe Reiziger. pende aanmerkingen op den dikken buik van Wilnam den veroveraar. Deeze ligq^oS d hoorende vliegt daadlijk te wap^ ve ! brand, m zijne woede, de Stad Man* eti was gereed om Parijs zijne vernielende oU nade te doen gevoelen, > welk hem zeS gelukt zou hebben, zo niet eene doodl ke aekte^hem, in dien verderflijken vaart,^ Andermaal waagde Philips het, om Romen te vertoornen. Hij had Bertha gehlwd en vond goed, .om deeze Koninginne, nl ver fcheiden kinderen bij haa, o/ergew'onnen té tobben, te verllooten, onder voorwendze" van haar ar te na in den bloede te beftaan De waare beweegreden echter was, dat hi fmoorhjk verliefde op eene zekere Bertrade di hy wegvoerde en zig ® vrouwe ^ Paus Urbarus de tweede, de eer van den he hgen ftoe?*toen ophoudende, liet zig daad" lijk aan deeze zaak geleegen liggen. Hij dreig." de met minder, dan „ deeze Werfpeefge Midianiten met een zwaard veel' fchriklijker dan de fpies van Pinehas te zullen doorfteeken " Kort daarop fchoot ook den kerkblikfem op hem aan, 't welk Philips, ter ' liefde van' Bertrade, zig getroostede. Bertha ftierf h> hoopen"' dk dCed hem' °P V'erzaêtin^ Bertrade was de Egtgènoote van den Graaf van Anjou. De Paus begeerde, dat zij tot haar Man zou wederkeeren; docÜ "zij beweerde, haar  Driehonderd Tweeëntagtigste Brief; 145 dat haar huuwlijk met den Graaf van geen kragc was. — De Graaf, het zij uit verachting voor de Overfpeelfter, of uit infchiklijkheid, of vrees voor den Koning, nam de moeite niet haar te wederleggen, en liet zig het Vorstlijk Huuwlijk welgevallen: maar de Paus, grooter uitzigten hebbende, bleef op zijn ftuk liaan, en deed Philips op nieuw in den ban, op eene vergadering, die te Clermont gehouden werd. In tusfehen maatigde Urbanus zig al het oppergezag in het Rijk aan, wervende krijgsvolk en den heiligén Oorlog predikende; Bisfchoppen af — en aanftellende, en dat alles zonder den Koning, wiens gebooren onderdaan hij was, in 't minst te kennen. Om deezen tijd, naamlijk in 1095, hield men een Kerkvergadering te Rouaan, waar men wel zeer ernftig het draagen van lang hair verbood, ingevolge deezen opmerklijken Kerkregel, toen vastgefteld. „ Elk Man zal gefchooren worden, gelijk bet eenen Christen betaamt; zonder dit zal hij ter kerke uitgebannen worden; geen Priester hem bedienen, of bij zijn begraafnis tegenwoordig weezen. Was dit geen onderwerp, eene hooge Kerkvergadering waardig ? En verdiende hij, wiens verkiezing het ware lang hair te draagen, den ban niet? — Hoe is 't mooglijk dat de beuzelagtige Geestlijken zo lang de waereld hebben kunnen verblinden en beroeren, zonder XXIX. Deel. K de  i$6 De Nieuwe Reiziger. de algemeene verontwaardiging en haat zig op den hals te haaien? Pascal is de tweede volgde Urbanus in hec Pansfchap op, en erfde tefFens deszelfs geftrengheid tegen Koning Philips. Men hield eene Kerkvergadering te Poitiers. De Paus zond er zijne gezanten, en deezen deeden, uit naam van den heiligen Vader, ondanks de moeiten van de aanzienlijkfle Rijksgrooten, den reeds vervloekten Philips andermaal in den ban. Dit huismiddeltje van den heiligen Vader was niet altoos van de begeerde kragt. Te midden in de tijden des domften bijgeloofs vond men er, fchoon weinigen, die er den fpot mede dorfien drijven, hoewel altoos tot hun eigen nadeel. Zulks bleek op deeze Kerkvergadering zelf, waar eenige aanhangers van den Koning het den Afgezanten en Bisfchoppen, door het fmijten van fleenen, doodlijk benaauwd maakten, zo dat zelf een der Heeren er het leeven bij infchoot. Bertrade , had nog minder gevoel van den kerkblikfem ; zij lachte en fpottede er mede. Zij nam een proef, wat dezelve ten gevolg zou hebben, en vervoegde zig te Sens om de mis te gaan bijvvoonen: doch men floot op haar aankomst de kerken. Zij bediende zig van haar gezag, en liet met geweld een kerkdeur openflaan, en woonde de altaarplegtigheid bij, welke door een Priester verrigt werd, die op haar zijde was. De  Driehonderd Tweeëntagtigste Brief. 147 De heilige doel triumfeerde evenwel in 'c einde. De Paus bezac een te fterken invloed op de geesten, om niet geduurig in zijne oogmerken te flaagen. Men bragt Philips zo verre, dat hij, barrevoets, zig naar eene kerkvergadering te Parijs begaf, en om vergiffenis fmeekte. De hoogmoed van den Paus voldaan zijnde, behield Philips zijne geliefde Bertrade. Lodewijk de Zesde, bijgenaamd de Vette, volgde Philips den eerden, die in 1108 overleed, in 't Rijksbewind op. In de onderneeming van Hendrik den Vijfden tegen Lodewijk, herftelde zig Vrankrijk een weinig, ten opzigte van de magtloosheid, waarin deszelfs Vijanden het befchouwen moesten. Gemelde Hendrik, die zijn Vader Keizer Hendrik den Vierden, op de godvergeetenfle wijs, verraaden, onttroond en mishandeld had, kreeg aapleiding om op den Franfchen Koning gedoord te weezen, en befloot om Lodewijk den Vetten den oorlog aan te doen, en langs dien weg Vrankrijk te vernederen. Hij verbond zig met zijn Schoonzoon Hendrik den eerden, die op den troon der Engelfchen zat. Met een talrijk leger trok hij over den Rhijn; voorneemens zijnde om uitgedrekte veroveringen te maaken. Lodewijk beriep zijne Leenmannen, en deezen, hoe weinig ook anders de belangen van de kroon toegedaan, waren daadlijk ter zijner hulpe gereed. Zij verzaamelden hunne K a on-  148 De Nieuwe Reiziger. enderhoorige krijgsbenden, eri verkerkten Lodewijk met een Leger van tweemaal honderdduizend mannen. Dit deed den Keizer indiervoegen fchrikken, dat hij, van zijne ondernecming afziende, weder naar zijne {haten vertrok. Onder Lodewijks regeerirïg fcheen het Konïnglijk gezag een weinig het hoofd optebeuren; maar het was op verre na niet fterk genoeg, om de tegenkragt zo der Geestlijken als der Leenheeren, wier belangen Iteeds tegen die van den troon fcheenen aangekant, te onder te brengen. Lodewijk de vette overleed in 1137, en werd opgevolgd door zijn zoon Lodewijk de zevende, die men ook den naam van den jongen gaf. Lodewijk de jonge was, even voor zijns vaders overlijden, in den egt getreedenmet de zedert zo vermaarde Eleonora, Erfdogter van het Hertogdom Guijenne, van het Graaffchap Poitou en der Landen onder het zelve behoorende: deeze Staatendommen zeer aanzienlijk zijnde, werden door dit huuwlijk met Vrankrijks kroon veréénigd. Hij was een Vorst van geringe bekwaamheeden, en zeer tot bijgeloof geneegen. Tot zijn en 's volks geluk had hij tot eerften ftaatsdienaar, den vermaarden Suger, Abt van St. Denis, die men onder de braa'ffte en kundigfie mannen van dien tijd rangfchikt. Lodewijk achtede het Koninglijk gezag nu reeds genoeg-  Driehonderd Tweeëntagtigste Brief. 149 noegzaam bevestigd, waarom hij de plegtigheid der krooning agterwege liet. Mathilda, die, na den dood van haar eerften gemaal, nog recht meende te hebben, om den naam van Keizerin te behouden, door Koning Stephanus in de engte gebragt, en door de haaren verlaaten zijnde, nam den toevlugt tot Koning Lodewijk; zijne befcherming tegen haare vijanden begeerende, 'twelk geweigerd werd. Lodewijk befloot zelf om aan den zoon van Stephanus zijn jongfte zuster ten huuwlijk te geeven. Door zijn tusfchenfpraak echter kwamen de twistendePartijen tot een verdrag. _ De geleerde en diepzinnige Abelard, inzonderheid ^ vermaard geworden, door zijnen liefdehandel met de fchoone Heloife, leeraarde eenige gevoelens, die men als ftouc en ftrijdig met de kerk befchouwde. Op eene kerkvergadering, te Sens gehouden, werd deezen verftandigen man veroordeeld; hij beriep zig op den Paus, doch vrugtloos, want deeze, alhoewel overtuigd van 'sMans onfchuld, bevestigde het kerkvonnis. Een verfchil, 't welk tusfehen Lodewijk en Paus Innocentius ,den tweeden ontfiond, was van groote gevolgen. Het kapittel van Bourges verkoos tot Aartsbisfchop een man, welken niet in den fmaak van het hof viel. Lodewijk. gaf bevel, dat men deezen niet in die hoedaanigheid moest erkennen, maar dat meneenen anderen Aartsbisfchop te verkiezen had. K 3 De  «5° De Nieuwe Reiziger. De afgezette geestlijke vervoegde zig daadlijk naar Romen, om aldaar zig over den hoon te beklaagen, die hij vermeende door den Koning hem aangedaan te zijn. Innocentius nam hem in zijn befcherming, De heilige vader, gewoon uit de hoogte nedertezien, en zelf de Koningen te befchouwen als wemelende wormen, die, door zijne genade, aan den voet van zijnen zetel, ademden, befchouwde Lodewijk „ als een jong Vorst, die onderweezen en tot zijn pligt gebragt moest worden; er bijvoegende, dat het uitfluiten één en het zelfde was als de vrijheid der verkiezingen te vernietigen." Een beweegreden, die zijne heiligheid van 't uitterst gewigt oordeel.de. Hij begeerde derhalven, dat men den geweerden Aartsbisfchop in Vrankrijk erkennen zou, in de waardigheid, die de kerklijke vergadering hem opgedraagen had. Lodewijk, zo inminderheid gefield op het handhaven zijner rechten en het point d'honneur, gaf daarentegen bevel, om den Aartsbisfchop, waarover verfchil was, niet te erkennen noch te ontvangen. Het gevolg hiervan was, dat er bevel van Romen kwam, waardoor alle kerkdienst in Vrankrijk volflrekc verbooden werd. Dit veroorzaakte een algemeen gemor en opfchudding. Men begrijpt Hgtlijk hoe zeer de geestlijken, wier gezag over de zielen van de menigte onbepaald was, arbeidden om den geest van tweedragt tegen den Vorst gaande te maaken. De  Driehonderd Tweeëntagtigste Brief. 151 De Graaf van Champagne, Thibant gebee«* die zie - veinzende een zugt vooi goidiet te hebben, - aan de zij e der Lrklijken voegde, ontftak webejf van een burgerkrijg; in welke helC-he dnitjnj onderfteund werd door Bernardus, die m en „aderhand goedgevonden heeft onder he1 gen te plaatfen. Onder anderen fchreef deeze H Bernardus aan Lodewijk: Gü keert dermaaten de denkbeelden van .eer" en wijsheid het onderfte boven , dat b,j J» „och regel, noch beginzel overblijve. Uwe buitenfpoorigheeden ftaan mij geweldig ge. Ik begin berouw te krijgen, wegens te groote toegeevenheid aan uwe jeugd betoond In dien ik eenige magt bezit, zal ik dezelve voortaan ten'eenemaal gebruiken tot verdeediainff der waarheid." Aan de ftaatsdienaars fchreef hijs Hoe durft gij zaaken van dien aart voorftaan? Het kwaad, door een jong Vorst b£ Leven, mag men, met reden, wijten aan de verlichtste Leden van zijnen Raad Lodewijk, ten uitterften getergd door den muitenden Thibant, vergadert zijn magt en vale in deszelfs onderhoorige Landen llij k0mt voor de ftad Vitri, aan de nevier de Marne in Champagne geleegen, ™ treed er ftormenderhand binnen. De Inwoonden> veken, ten getale van omtrent dertien honderd in de kerk! waar zij ongelukkig tot befluit kwamen, om zig tegen den grammeten  152 De Nieuwe Reiziger. wraakoeffenenden Koning te verdeedigen. Dit U!"tCCrrt°' «» bevel - en de kerk, met allen die er zig in beI vonden, word door de vlammen verteerd. De De Vorst was eigenlijk geen wreedaart: niets dan de noogde vervoering van toorn kon hem tot deeze ontmenschtheid beweegen. Zo dra ^ bedaard was, had hij er eencellig bt op Lr'" Z°g: Z,'jn boeten, op eene wijze,, als men toen genoegzaam T^;nm G°d - - ^ gewiste De raad, die de H. Bernardus hem gaf om zijne zonden, te Vitri gepleegd, ukte! wisfchen, was dat de Koning een Kruistogc moest onderneemen. In u46, hield men te Vezelai ui Bourgogne een groote Raadsvergadering, m welke men tot den heiligen & Maar wat is een kruistogt? Zuk gij ' vraagen, en dit in mijn volgenden. Ik ben, enz. Gtfw den 25 O^r, 175^ Drie-  153 Driehonderd Drieëntagtigste Brief. De Kruktogten. Tk zal mijn woord houden, Mevrouw! en u _L kordijk een begrip van de Kruistogten geeven. Gij kunt er niet onkundig van blijven in dit geval: want niet flegts dat Vrankrijk er zeer veel deel in nam, en er verfcheiden gewigtige gevolgen voor det Rijk uit voortvloeiden; maar ook geeft het ons een duidlijk denkbeeld van de denkwijzen der menfchen, en van den ontzaglijken invloed, welke een verbasterde godsdienst op dezelven had; in die domme eeuwen. Het heilige of beloofde Land werd den Christenen, onder de Regeering van den griekfchen keizer Heraklius, ontweldigt. De overwinnaars echter behandelden de Christenen , welken zig aldaar bevonden of er kwaamen, zeer gemaatigd. Zij ftonden hen toe, den 'godsdienst naar hunne wijze te kunnen oeffenen. — De ftaatkunde en winzugt der Veroveraars hadden hier hunne redenen voor. Want daar de christenen vastlijk geloofden, dat bedevaarten te doen naar het Land, waar Jezus Christus geleefd had en geftorven was; en eerbied te bewijzen aan alle de kentekeK 5 nen>  354 De Nieuwe Reiziger. nen, die er nog van zijn leeven en dood aanweezig mogten zijn, een werk van groote verdiende, en God ten hoogden aangenaam was, verfcheen er 'sjaarlijks een ontzaglijke menigte Pelgrims in 'tHeilige Land, waaronder luiden van zeer veel vermoogen, die dus een goed gedeelte hunner rijkdommen derwaards overvoerden, zonder de inwoonders te benadeelen. In tijdvervolg echter, toen de Pelgrims, misfchien niet geheel zonder grond, bij de ongeloovige bezitters van het Land der beloften, verdagt geraakten, werden zij 0p verregaande wijze mishandeld, en dit kon niet anders, dan de vreeslijkde haat tegen de vervolgers inboezemen. Onder hen, die in bewind van zaaken waren, en de magt hadden, om der ongeloovigen moedwil te kunnen beteugelen, was Paus Gregorius de derde, die, in 1074, den pauslijken zetel bedoeg, de voornaame Yveraar, om de verdrukkende Saraceenen op den huid te komen, welken het overwinnende zwaard bereids naar Condantinopolen wendeden. Hij poogde Keizer Hendrik den tienden te beweegen, om in zijn oogmerk behulpzaam te zijn. „ Ik wil zegt hij; mijne poogingen aanwenden, om alle christenen te beweegen, hun leeven voor hunne broeders en tot yerdeediging der wetten van Jezus Christus te laaten; en door deeze uitdeekende proeve de voortreflijkheid der kinderen Gods te  Driehonderd Drieëntagtigste Brief. 155 te bewijzen. De Italiaanen en de Christenen die aanJde andere zijde van hec gebergte woonen, hebben ook, zonder een,^ouftel, d vermaaning gewillig aa«genomen, en eeds meer dan vijftigduizend ftaan tot den enge ge Teed, bij welken het befluit genomen 1S, mSn zij mij ten Leidsman hebben ktmnen, d vijanden Gods aantegnjpen, en hu heilige ëraLeZebepausflïjke ijver was voor ditmaal van geen uitwerking, vermits de Keizer geen trek had, om de hand aan dit omflagtig ont- ^ *<5T*w.m - een onderneemziek geestdrijver ter baan, Petrus de klmzenaar feheeten. Deeze overlegde, met Simeon den foenm-ligen Patriarch, _ de wijze wa.op e christenen de flaavernij der Mahometaanen konr onttrokken worden. Zij kwamen hier •n eindlijk over een, „ dat de Patriarch den kluizenaar Petrus een brief aan den Paus medeleven, en hem, beneffens alle Christenvorften in Europa, bezweeren zou de heihge 2fen niet langer ten prooi der ongeloov e n over te laaten." De dweepzugt van PeZ deed hem welhaast godlijke openbaanngen hebben; Jezus Christus was hem in den I oom verfcheenen en had tegen hem gezegd. „ fta op, Petrus! verrigt onbevreesd, hec ''een ik u bevolen heb. Ik ben met u Het | meer dan tijd mijne dienaaren te hu P te komen!" Het was de zaak van den Patriarch  ^ó" De Nieuwe Reiziger. ken tJ™ !jVerenden Petms ^ntefpree. ken, maar wel om hem aantemoedigen en oen zegen te geeven. b De kluizenaar beitelde den brief aan Paus Urbanus den tweeden. Een man, altoos gree "g op nieuwigheid en onrust, en ten ffcrkften gezet, om allen, die hij ketters geliefde te -emen te vuur en te , zwaard te vervolgen va pl,drrenb°-eQ Cen Vertrouwd Vr*"d van Paus Gregonus geweest, en deszelfs gnkwijze omtrent deeze zaak,^verge™ De Paus bediende zig van deeze fchoone ge■ leegenheid en gaf Petrus volle magt, 1 aan alle Europifche hoven rond te* gaan", en groot en klein tot een algemeenen fogt 'naa! het heilige Land aantefpooren." Petrus kweet zig dapper in deeze zonderlingen taak Blootshoofds, barrevoets en met het kruis in de hand, doorliep hij verfcheiden landen. Het ontbrak hem niet aan hemelfche gezigten en ingeevingen: zelf vertoonde hij een brief, dien hij voorgaf door God zelve gefchree ven te zijn, en waarbij de christenen werden aangefpoord, om, met vereende kragten zig van 't heilige graf te gaan meester maaken. Dergelijke dweepende dwaazen zou het mooghjk zijn nog heden ten dage te vindenmaar wat gedagten moet men zig vormen van zo veele Vorsten en volken, die aan de zotte predikingen van deezen kluizenaar geloof gaven, en met eene geestdrijverij vervuld werden, die bijna de zijne evenaarde. Urba-  „,,„„. Jen goeden oMag ziende, beriep, Urtams «eng eene Uerkvergader.ng. Se «„gen in hec open Ve'L^«ade™5 beooot men «X den van het turkfche juk zou tragten te v Elke christen - «^J^Kruhva». het haare toebrengen, en zo vt ders leveren als maar mooghlk was. _ Oo een tweede kerkvergadering, te Cler in Auvergne gehouden, laat, onder anmont m Auyergn b hooren: ■ he, bezit der Saraceenen. gemest is? En "i "oude dezelven zo ongewrooken over gr» ' s^öfr «Pi  158 De Nieuwe Reiziger. deren verrigtede, waar zijn bloed voor ons geftroomd heeft, uitrigtenf Bedenkt Toe g" la? Ved 7^ f?rik]ijke Z°nden ^elagdg maakt, daardoor, dat gij hen ongeftraft l£ deeze gruuwelen toelaat, daar het geheel en al m uwe magt zij, en alleen van u afhangt! het geheel* heilige Land van deeze onzalig^' te verlosfen! Dat zij de tempels en aitaaren ^. Vernield hebben; dat de"kerk van et heihgegraf is verfchoond gebleeven, is aJleen daarom gefchied, dewijl, door de menigvuL d>ge Bedevaarten naar deeze plaatzen, gefd * hun land werd ingevoerd, en zij geleedheid zouden hebben, om te plunderen en te roó ven, wat hen niet goedwillig word overgelaa" ten, enz. Dit, mijne geliefden! Dit is de oorzaak welke mij bewoogen heeft, mij tot dit chnsthjk Rijk te wenden; en wel inJ° derheid de Franfchen, wier'ijver vJor dt Godsdienst, van de eerfte opkomst van hun Rijk af, zeer groot geweest is, te overreeden, dat zij in deeze heilige en verdienstlijke onderneeming de eersten zijn wilden: wanneer ik met twijffele, 0f de andere Mogendheeden zullen zulk een roemrugtig voorbeeld volgen en alle hunne kragten aanwenden, tot eene geheele verdelging der ongeloovigen. Onder de baniere van den grooten God der Heirfchaaren, welken u, door mij, vermaant Hem te gehoorzaamen, en het Erfdeel zijns zoons te verlosfen, moet uwe onderneeming', in allen opzigten, gelukkig flaagen, enz." Zijn  Driehonderd Drieëntagtigste Brbf. 159 Ziin Heiligheid drong den kruistogt verder J metalle de drangredenen, die flegts het "eefte vat op de bijgeloovige menigte hebben konden. „ Met het grootste vertrouwen, ui liethi zig eindelijk hooren^ op de g dlijke barmhartigheid, en op de magt van oen heiigen Petrus"en Paulus, ontheffen wij allen di tenen, welken de wapenen tegen de on" loovigen zullen opvatten, van de oneindig? £effen? welken- zij wegens hunne zonden v diend hebben; en zij, die aldaar, in waare Vaardigheid flerven, behoeven geen zins aan de vergeeving hunner en eene eeuwige belooning te twijffelen, terwijl wij ondertuffchen hen, die tot deeze heilige l d befluiten, in de befchermmg der kerk en der heilige Apostelen Petrus en Paulus aanneemen, en beveelen, dat hunne perzoonen en goederen in volkomen zekerheid blijven zullen; zo dat hij, die onderdaan mogt, zig daaraan te vergrijpen, door den Bisfchop der plaats, zo lang in den ban zal gedaan worwen, tot hij eene genoegzaame voldoening zal gegeven hebben. De Priesters en Bisfchoppen, die zig tegen zulk eenen niet ernftig genoeg verzetten, zullen van hun ampt verlaaten zijn, zo lang tot zij van den heiligen doel genade erlangen." g Deeze aanfpraak van den heiligen vader had het gevolg, dat hij verwagtte; de veele duizenden, die'hem omringden, fchreeuwden als uic eenen mond: God wil het hebben! God wil het hebben! , Thans  ï6'ö De Nieuwe Reiziger. Thans werd alles in gereedheid gebragc, om ter eere van God, het bloed der rrienichen als water te doen ftroomen, en zulks ter zaake van eenige fleenhoopen, in een vergeleegen land, die men verkoos heiligdommen, en Gode welgevallige plaatfen te noemen Zij, die deel wilden hebben, in deezen heiligen Oorlog, moesten zig door een rood kruis van de eene of andere Hof, op den regter fchouder te dragen, onderfcheiden. Petrus de kluizenaar was het algemeen opperhoofd van dit ontzaglijk Leger kruisvaarders, dat veelal uit de heffe des volks belfond, of uit bedorven Baronnen; Grooten die zig met zwaare fchulden belast hadden; geestlijken, die hun ampt moede waren; zwerversgelukzoekers; en foortgelijken, van allerlei foorten en uit allerlei gewesten. Ik zal mij niet inlaaten in een verhaal der onderfcheiden kruistogten en hunne uitkomften, dan voor zo verre dezelven betrekkinghebben tot de gefchiedenis van Vrankrijk! Slegts moet ik er over 't algemeen die van zeggen, dat, geduurende een reeks van tweehonderd jaaren, waarin men zeven of agt voornaame kruistogten telt, er meer dan zeven millioenen christenen kwamen te fneuvelen. Een verfchriklijk offer aan het buitenfpoorigite bijgeloof! Lodewijk de jonge, om zijn vergrijp te boeten, nam dan ook, beneffens zijne koningin Eleonora, het kruis aan. Dit doorlugtige voor-  Driehonderd Drieën tagtigste Brief. 161 Voorbeeld haalde ftraks zulk een groot aantal zijner onderdaanen over om mede onder de heilige baniere op te trekken, dat, hoe veele kruisfen. men ook in voorraad gereed had gemaakt, erJnog bij menigte te kort kwamen. De H. Bernardus kwam deezen dollen ijver niet weinig te gemoet. In een heilige vervoering van geest, fcheurde hij zelf zijn mantel aan (lukken, en deelde de lappen aan zijne toehoorders uit, om er kruisfen van te maaken. De geestdrift was algemeen en tot haar hoogden trap van buitenfpoorigheid gefteegen. Deeze prediker van den heiligen oorlog bewoog' ook Conraad den derden, om mede deel in den togt te neemen, zo dat de Vorften van Vrankrijk en Duitschland teffens een gedugte magt op de been bragten. In het einde van Mei 1147 vertrok Keizer Conraad met zeventigduizend kurasliers, veel voetvolk, ligte ruiterij en eene menigte .wijven, en kwam behouden in Griekenland. Emanuel Comnenus, zwager van den duitfchen Keizer, en Keizer te Conihntinopolen, deed Conraad verklaaren, dat hij hem wel den doortogt door de griekfche Provinciën wilde to'eftaan, mits dat hij genoegzaame verzekering; hebben moest, dat zijn volk geene buitenfpoorigheeden zou pleegen, zo als de kruisvaarders gewoon waren. Men verzekerde dit, doch 't was onmooglijk den losbandigen hoop onder het verëischte bedwang te houXXIX. Deel. L den,  i6 maar Lodewijk kende zijn Kóningin, die jong, fchoon, leevendig en minziek was, en die maar al te veel toan'e, hoe zeer haar hart over den Vorst van Antiochien hing hij weigerde dus den togt naar de genoemde fteden. Eene fmoorlijk verliefde vrouw echter laat zig niet zoetvoerig te leur ftcllen. Zij dreef de zaak tot zulk een , uitterfte, dat Lodewijk, wilde hij zig niet in . het grievendfte onheil gedompeld zien, zig, genoodzaakt vond, om in ftilte te vlugten, en zijne ten ontijde verliefde en ontrouwe Egtgenoote, fchoon tegen haar wil en dank, mede te voeren. Lodewijk, een gelofte gedaan hebbende van Jerufalem te zullen bezoeken, begaf zig i derwaards. Hij werd aldaar met de grootfte deftigheid ontvangen. De geestlijken gingen hem ih Procesfië te gemoete, en verwelkoomden hem, . met de woorden, waarmeede men i weleer den zaligmaaker begroetede: gezegend • zij hij, die daar komt in den-'naam des Hee- i L 3 ren!  166 De Nieuwe Reiziger. ren! enz. Eene vleierij, gebooren uit het bezef, dat men Lodewijk noodig had. Hij bezogt vervolgens alle de heilige Pla-atfen en liet e-r de mildaadige blijken zijner dweepende godvrugt. In eene bijeenkomst, die door de ChristenVorften, welken zig in Palestina of het heilige Land bevonden, te Ptolomeus gehouden werd, nam men het befluit, om Damas, een rijke en fterkeStad, te gaan bemagtigen. Men' belegerde vervolgens dezelve; maar de Sirifche christenen het van hun belang rekenende, om liever de ftad aan de Turken dan aan de Eropeefche christenen te zien verblijven, belegden de zaak in dier voegen, dat de Christen.Vorften eindlijk best oordeelden, om. de belegering optebreeken. Het verdriet en misnoegen over deeze trouwloosheid hunner eigen geioofsgenooten, deed Lodewijk, en meer andere Vorften, bedagt, zijn, om naar huis te keeren. Zo als hij dan ook, na het uitftaan van veelvuldige gevaaren en ongemakken, bewerkftelligde, en in 1149 weder te huis kwam; zijnde het eenigfte voordeel van deeze kostbaare, moeilijke, gevaarlijke en verderflijke reis, 't welk hij behaald had, hier in alleen geleegen, dat hij het heilige graf gezien had. „ Geheel Vrankrijk, zegt Maïer; fchimpte nu op den heiligen Bernardus, die, met zo veel vertrouwen, een gelukkigen uitflag van deezen kruistogt.beweerd had. Men befchouw- de  Driehonderd Drieëntachtigste Brief. iö> de hem als den voornaamften aanblaazer, en verleider van zo veel ongelukkiger, die er hec leeven bij in gefchooten hadden. Elk vervloekte zijne kruispredikatien, en men^hec zie verluiden, dat het geen momkkenwerk ware, zig met waereldfche zaaken té bemoeijen; It zij in hunne kloofters behoorden te bli,ven Jen zig bezig te houden met de pligten, n 'h nne' ftand* voegende. De flimme Abt wist zig echter weldra uit deeze zwaanghe d redden. Hij fcboof de geheele fchuld deezer mislukte onderneeming, op de zonden der oosterfche en westerfche christenen, enz. Staande de afweezigheid van Lodewijk, had Suger, Abt van St. Denis, de rnksbelangen Waargenomen, en wel in diervoegen da" Vrankrijk een aangenaame rust genoot. Suger zegt MiUot; was godvrugtig zon'der geestdrijverij: hij oordeelde over de zaaken niet naar den fchijn en hec uitwendig voorkomen, maar volgens het weezenlijke eoede of kwaade, daarin opgeflooten: men fan niet verwagten, dac hij geheel van vooroordeelen .ontüagen was; maar geen vooroordeel kleefde hem zo fterk aan, of hij was voor reden en overtuiging vatbaar. Het hert der Koningin Leonora, onophoudlijk aan een vreemde liefde kwijnende , vaued een geweldigen afkeer tegen Lodewijk op die, op zijn beurt, haare wispelturigheid ^nede zijne geneegenheid haar geheel ont*~ Echtfcheiding b; L 4 zor&  ió8 De Nieuwe Reiziger; zorgde, onder het voorwendsel, 't welk de Vorften van dien tijd gewoon waren te ge. farmken, van haar naamlijk te na in den bloede te beftaan. Zij trouwde weldra met Hendnk Plantagenet, Hertog van Normandijen, die naderhand Koning van Engeland werd. Met deezen Koning Hendrik kreeg hij in 't vervolg eenig verfchil: 't welk echter ten zijnen opzigte gelukkig werd bijgelegd. Lodewijk de zevende overleed in nga Hij werd opgevolgd door Philip den tweeden ' anders genaamd Philip-Augustus. * Ik ben enz. Calais den i November, 1759. Driehonderd Vierentagtigste Brief. Vervolg der gefchiedenis van Vrankrijk. De Christenen waren, zedert een gerujmen tijd, in het bezit van Terufalem geweest. Men befpeurde Waarlijk, dat het oogmerk deezer overwinnaars van het heilige Land, alles was geweest behalven de eere Gods, fchoon zij die ten fterkften hadden voorgewend. Hunne zeden waren woest en wreed Zij leefden in de verregaandfte buiten-' fpoongbeeden en overtroffen in allerlei fnoodheeden zelf de heidenen, welken zij overwonpen hadden, ' pg  Driehonderd Vierentagtigste Brief. 16^ De Sultan Saladin, een waar Held, voor. zo verre 'die tijden en zeden er een konden opleveren, belegerde Tiberias. Guido van Lufignan, Koning van Jerufalem, trok deeze, ftad ter hulpe, doch werd verraaden, geilaa-gén en gevangen, beneffen's de grootmeefter. etj meer andere voornaame christenen. Saladin. zéttede zijn zegepraal voort; verbrandde de ftadTiberias; overwon Askalon; belegerde Jeru-., zalem en nam, na drieëndertig dagen er,me-, de bezig geweest te zijn, de ftad in; waar-, door hét Rijk der christenen, dat agtentagtig. jaaren geduurd had, alhier een einde nam., Saladin . befchaamde de christenen door zijn. gedrag als overwinnaar. Hij-was grootmoedig tegen de overwonnenen. De westerfche chris- , tenen alleen gebood hij de ftad te verlaaten, • en gaf hen "zelf de vrijheid,, om zo veel van, hunne goederen mede re neemen als zij draagen , konden. De gevangen christenvrouwen, hem voorbijgaande en bitterlijk weenende, vroeg hij hen, waarmede hij hen dienen kon ? Zij verzogten het ontflag hunner gevangen Vaders, Man-, nen en Broeders, en Saladin fchonk ze hen. enz. Deeze tijding baarde een groote verflagenheid in Europa. Men befchouwde het verlies van het heilige graf als de grootfte der rampen. In Duitschland, Engeland en Vrankrijk predikte men op. nieuw een kruistogt, welke de derde zou zijn. Philip Augustus en Hendrik de tweede, Koning van Engeland, hadden, zedert eenigen L 5 ' tijd?  ifo De Nieuwé Reiziger. tijd, in verfchil geweest, en tot nog toe het niet eens konnen worden. Zo dra hoorden zij evenwel niet, dat de ongeloovigen meefters van de oude heiligdommen waren, of hunne twisten hadden een einde. Zij hielden ïnii88, een mondgefprek tusfehen Gifor en Trie, 't welk meer dan een week duurde. Willem van Tijrus, afgezant der oosterfch© christenen, ftelde den toeftand der zaaken zo nadruklijk voor, dat de Koningen van Vrankrijk en Engeland het kruis aannaamen; welk voorbeeld door andere voorname Rijksgrooten greetig gevolgd werd. Zo verre ging zelfs de geloofsijver der twee Vorften, dat zij, op de plaats deezer vergadering, een kruis opregteden, en er vervolgens een kerk lieten bouwen. Om de Natiën, die vereenigd den togt ftonden aan te neemen, van elkander te onderfcheiden, voorzagen de Franfchen zig Van een rood, de Engelfchen van een wit, en de Vlamingers van een groen kruis. In Vrankrijk werden daadlijk de noodige toebereidzelen tot den kruistogt gemaakt. De Saladinfche tienden werden ter deezer gelee, genheid ingevoerd: men noemde ze aldus, om dat de opbrengst tegen Saladin dienen moest. De Franfche geestlijken hadden geweldig veel tegen deeze fchatting intebrengen. Zij beweerden dat de Koning van hen niet meer kon. vorderen, dan hunne voorbidding; „ de kerk was vrij, en haar te bezwaaren met fchattihgen, was even zo veel, als haar met  Driehonderd Vierentagtigste Brief, ifï „et Hagar in flaavernij te brengen." PM%*g %tus gebruikte een zonderling overtu.gmgsSel. Hij liet eenige geestlijken d.01 ^ Baronnen, verdrukkenen berooven. Men nam den toevlugt tot den Vorst. Ik zal voor u bidden! gaf hij de geestlijke klaagers ten antwoord. Hij bad de Baronnen hunne knevelaren e wilen naarlaaten, doch deezen verSnden de leus en voeren te fterker voort De geestlijken klaagden op nieuw. Hoe zet toen Philip Augustus; waarover kunt gij klaaIk heb u met mijn gebed befchermd, L als gij mij, door het uwe, gedaan hebt _ De bedienaars van den altaar verftonden den Koning; fmeekten vergiffenis, en betaalden de fchatting. Indien men Romen en. haare zendelingen altoos op dergelijk eene kragtige wijze wederleg had, zij hadden voorzeker twee derden minder kwaad aan de ftervelingen toegevoegd. De twist die in Engeland, tusfehen Hendrik de tweede en deszelfs zoon Richard, ontftond, en waarin Philip Augustus deel nam, vertraagde voor een wijl den voortgang der kruistogt. De dood van Koning Hendrik deed dit netelig verfchil ophouden. Richard beklom den engelfchen throon. De zaak van den heiligen.oorlog werd hervat, en e Vorften bepaalden de afreis op den a JuUJ UIk'heb u Mevrouw! reeds een vrij omflagtiff verhaal gegeeven van de wijze, waarop ° ° men  De Nieuwe RErziGER. , ™n gewoon was deeze zogenaamde , -dsdienst.ee cogren ter uitvoer l brengen.g Tfc «l m d,c geval mi] voortaan zeer bekorten. J" k™men PWHp Augustus en Ri¬ chard Leeuwenhart, toen Koning van-Engeland m,p mm ™ wei Zt' plaatfe hunner begeerte. Met een legermae Acron^ï V°ndfterddljiZend Ma" belegeLn | Acron, De Vorften waren onéénig, en be? pleiteden zomwijien hun verfchil met de waÏT ,DlCAvenraaSde h«nne zaak indiervoegen, dat Acron eerst door hen bij verdra«genomen werd, na, dat zij er die j J voor geleegen hadden. Hunne onderlinge verdeeldheid was oorzaak, dat de vereenigde Heirlegers mets verder van belang ondernamen. PhiJip Augustus, fterk tegen Richard voonngenomen, trok met de zijnen naar huis. en Het het overige aan den Engelfchen Komng bevolen, die kort daar na een beftand met aaiadin aanging. De Koning van Vrankrijk zijn wrok, dien J-J tegen Richard had opgevat, niet kunnende afleggen, liet geene geleegenheid voorbijgaan om denzei ven aan deQ Engelfchen Vorst • te doen gevoelen. Hij ftookte deszelfs Broeder , Prins Johannes,. tegen hem op; het ge-' Volg daarvan was eenen oorlog, die verfcheiden jaaren duurde, doch welke flegts, om zo te fpreeken, in 't klein gevoerd werd; vermus men manfchappen en geld, ten.grootften öeele, in den heiligen oorlog verfpild had» Ds  Driehonderd Vierentagtigste Brief.- 17% De merkwaardigheden, van deezen oorlog zijn te gering? om gemeld te worden. . Philip Augustus had ten Egtgenote, Ingerburg, de dogter van den Koning van Deenemarken. Hij vermeende reden te hebben, om geftoord op haar te zijn. Hij verftiet haar, en twee gezanten van Celestinus den derden verklaarden hét Huwelijk van geen waardij, uit hoofde, dat de Egtgenooten, zo men voorwendede, elkander te na in den bloede beftonden. Innocentius de derde, het van zijn belang oordeelende, om dit huwelijk te doen gelden, begeerde dat-Philip Augustus de verflootene weder tot zig zou neemen, 'twelk de Franfche Vorst volftandig bleef weigeren. De Paus gebruikte zijn gewoon hulpmiddel, den banblikfem, en deed, door geheel Vrankrijk, den kerkdienst opfchorten. Philip Augusths nam het heldhaftige befluit, om er Zig tegen te verzetten, en liet allen die geenén geftrenglijk ftraffen, welken aan de bevelen van den heiligen vader, in dit geval, dorden gehoorzaamen. . Hoe. ftaüt en moedig hii ware, had de Paus echter te veel invloed op aller harten, te veel gezags in alle hoven, dan dat Vrankrijks Koning hem op den duur ftaan kon. Philip Augustus gaf eindlijk toe, en erkende Ingerburg voor zijne Koningin, doch ftak ze teffens in een klooster. Deeze Paus Innocentius de derde gaf varvolgens nog een veel fterkef blijk van de willekeurigheid en heerschzugt van Romen. De  *74 De Nieuwe Reiziger, De Koning van Engeland had een Aardsbisichop van Kantelberg verkooren, waarin de Paus geen genoegen nam? en denzelven weerde. De Koning kwam heftig tegen.den heiJii gen vader op, die dapper met zijne kerkbhkfems in de weer was, en het voordeelige loopje van dien tijd bezigde, om den kerkdienst te verbieden. Iets dat zelden misfen kon, om de bedoelingen van Romen te doen bereiken. Dit niet fchielijk genoeg helpende, deed zijn heiligheid, in 1209, den Engelfchen Monarch in den ban en ontfloeg deszelfs onderdaanen van den eed van getrouwheid. Dit deed de begeerde uitwerking. De ongelukkige Vorst werd door alle de zijnen verhaten* Innocentius vierde zijn wraakzugt den vollen teugel; verklaarde den troon van Engeland ledig, en fchonk het bezit daarvan aan den Franfchen Koning Philip Augustus, en om deezen de bezitneeming té gemaklijker re maaken, verleende hij aflaaten aan allen, die aan Philip Augustus de behulpzaame hand zouden bieden, in het veroveren van het Engelfche Rijk. Philip Augustus, (of fchoon zeer wd b£_ grijpende, dat dergelijk een handeling van den heiligen vader de geweldigfte inbreuk was op de rechten der Koningen, die men bijna bedenken kon,) werd echter door de ftaatzugt zo verre gedreeven, dat alleen het tegenwoordige voordeel hem betoverde, en nij de gift yan. Innocentius aannam. Hij maak-  Driehonderd Vierentagtigste Brief. 175 naakte daadlijk toedel, om met een vloot ?an Zeventienhonderd zeilen het Ruk van Engeland in bezit te gaan neemen. ë Intusfchen veranderde het belang van den • Paus. Hij zond zijn afgezant aan den Engelfchen Koning; die zig liet overhaalen, om Romen gehoor te geeven, en t hoofd in den fchoot te leggen. Deeze Vorst had zelf de laagheid, om de oppermagt van den Paus zo openlijk en uitgedrekt te erkennen, dat hij de Leenman van Romen werd, en zig verbond tot het opbrengen van een aanmerklijke jaarlijkfche fchatting. Philip Augustus was airede op weg, toen hit een Pauslijke boodfchap ontving; „ dat Engeland, een Leen van de Roomfche doel geworden zijnde, het aanvallen van dit Rijk hem verbooden werd op draffe van den ban. De Vorst in woede ontdeeken, en door de zijnen getrouwlijk bijgedaan, befloot om zijn eisch te doen gelden, en (levende voort. Ongelukkig onderging zijn vloot zulke ram, pen dat hij van zijn voorneemen moest aizien'- hij wreekte zig echter eeniger maaten, door het Keizerlijk Leger, bij Bouvines in Vlaanderen, een gedugte nederlaag te doen ondergaan. Het gedrag van den laffen Engelfchen Koning Joannes, (gemeenlijk genaamd zonder land. ) verbitterde zijne onderdaanen en ververwekte een hevigen opdand tegen hem, waardoor hij genoodzaakt werd, om de. beken-  r*?o~ De Nieüwe Reiziger. kende Magna Charta, de grondflag der En* gelfche vrijheid, te ondertekenen. Innocents ftuitte dit tegen de borst, en dwong, door bhkfems en ban, den Vorst deeze Ondertekening te vernietigen. De Engelfchen hielden vol, en behandelden hun Vorst gelijk hij verdiende. Zij booden de Rijkskroon aan den Zooh van Philips Augustus, (zijnde Lodewijk den agtften,) die dit voordeelig aanbod greetig aannam. De Paus tierde, vloekte en raasde als een bezetenen, maar Vader en Zoon bekreunden zig des in 't geheel niet. Innocentius deed hen beiden % den ban, doch ook dit hielp niet. In rai6 verfcheelde het weinig of Lodewijk had Engeland in bezit. De dood echter betwistede hem deeze gewenschte kroon, want Koning Joannes fchielijk «ervende, hield het wrokken' der natie op; men plaatfie Hendrik op den troon zijns vaders, en noodzaakte Lodewijk onr alle verdere onderneeming van'dien aart. te ftaaken. Innocentius was, ftaande dit geval, zijn toorn geen meefter. In een zijner woedende vlaagen, klom hij op een predikftoel en riep: „ Zwaard! zwaard! kom uit de fchede, en fcherp u om te dooden." Zijn heiligheid had zekerlijk nieuwe beroering eri bloedftorting aangerigt, doch de hemel ontfermde zig over de ftervelingen, en nam deezen wraakgierigen weg door den dood ln t voorbijgaan moet ik u zeggen, dat deeze Paus het was, die de bedelende Monnik-  Driehonderd Vierentagtigste Brief. 177 ïïikkenorders, en de Inquifitie inftelde! — De twee fchadelijkfte dingen voor de faa. menleeving en den Godsdienst. Philip Augustus dus het koninglijk gezag, onder zijne voorgangers zo zeer vernederd, aanmerklijk herfteld, en verfcheiden nutcige inrigtingen gemaakt hebbende, als onder anderen het bezoldigen van krijgsknegten, en het op de been houden van een Leger, zelf in vreedestijd, overleed in 12.23. Zijn zoon Lodewijk de agtfte volgde hem op. Hij wikkelde zig in een Veldtogt tegen de Albigenfen. Zijne mishandelingen tegen den jeugdigen Graaf van Toulouze, die, door een zendeling van Paus Honorius den derden, in den ban gedaan werd, waren verregaande. Elk, die in de ongenade van zijn heiligheid verviel, was ten prooi der woestheid en wreedheid der christenen overgegeeven, die in deeze taak zig derwijzen kweeten, dat geene Barbaaren hen overtreffen konden. Gemelde Graaf, Raimond gcheeten , genoeg gefolterd zijnde, werd kort daarop voor rechtzinnig verklaard. Ik zou u verveelen met den verderen leevensloop van deezen Lodewijk. Er valt niets meer van te zeggen, dan dat hij, in 1226 overleed. • Lodewijk de neegende, anders ook de heilige geheeten, fchoon naauwlijks twaalf jaaren oud zijnde, volgde hem op den zetel der Franfchen. > XXIX. Deel. M Blan-  178 De Nieuwe Reiziger. Blanche van Castilie was de moeder van Lodewijk den negenden. Geduureride de min* derjaarigheid van dien Vorst, regeerde zij, als Regentesfe, met beleid en gemaatigheid. Het verfchil met de Albigenfen was nog gaande, en werd, ingevolge de vooröordeelen van dien tijd, bijgelegd. Het graaffchap Venaisfin, in Vrankrijk geleegen, kwam bij die geleegenheid aan den roomfchen ftoel. Lodewijk bezat een zekere maate van godsvrugt, die hem, ware zij flegts met een ftoutmoediger verftand vergezeld gegaan, tot een groot Man zou gemaakt hebben. Hij bezat zekerlijk dat blinde toegeeflijke niet, waardoor Romen bij de voorige Vorften alles verwierf, wat zij begeerde, maar de moed ontbrak hem, om den heiligen vader de vereischte paaien te zetten in een gezag, dat ten nitterften toppunt van buitenfpoorigheid fteigerde. Ten blijke hiervan ondervond Romen de rechtvaardigheid van Lodewijk. Gregorius de negende hem kennis gegeeven hebbende, dat hij Keizer Frederik den tweeden, (als bij zijn heiligheid fchuldig ftaande aan ketterij,) in den ban gedaan had, en den nu openftaanden keizerlijken troon aan den Broeder van Koning Lodewijk begeerde te fchenken! — was het antwoord van den Franfchen Vorst allezins billijk: Hij wijgerde een gift voor zijn broeder, welke hij betoogde, dat de Paus geen recht had om te kunnen fchenken. Dac deeze aanbieding klaarlijk het uitwerkzel bleek te  Driehonderd Vierenïagtigste Brief. te zijn van den pauslijken haat tegen den verdagten Keizer. Dat hij den beklaagden altoos voor een' Vorst verfleeten had, welke rechtzinnig was in zijne gevoelens, wat het kerklijke betrof; en dat er dus geen reden was, om hem. vijandlijk aantevallen. Dat hij echter gereed ware om onderzoek, ten opzigte van 5sKeizers gevoelens, te laaten doen, en bijaldien hij bevonden werd, fchuldig aan het aangetijgde te zijn, dat men als dan hem den oorlog met alle geweld zou aandoen, zo als, in een dergelijk geval, de Paus zelf zou te vreezen hebben. De Paus niet, genegen zijnde deezen billijken weg inteflaan, beriep een kerkvergadering, welke voorbefchikt was, om Frederik aftezetten. De Franfche Bisfchoppen werden derwaards beroepen, doch Lodewijk voorkwam deezen flag, door deeze heilige vaders te laaten vangen en bewaaren, — en zijn heiligheid ftierf van fpijt en hartzeer. Lodewijk was teffens gelukkig in het dempen van den wrevelmoed zijner vijanden. De Engelfchen onderfteunden den wederfpannigen Graaf van La Marche. Het kwam tot een oorlog. Lodewijk behaalde twee overwinningen, in 1242, bij Tailieburg en Saintes, waardoor de zaaken weder, ten voordeele van den Franfchen Koning, in goede order kwamen. Hoe zeer deeze Vorst bij zijne onderdaanen bemind was, blijkt uit het gevolg eener M 2 wij-  ï8o De Nieüwe Reiziger. wijze fchikking, die hij op de Leenen maakte. Volgens de gefteldheid dier tijden, kon een zelfde Heer Leenen in Vrankrijk en teffens in Engeland bezitten. Dit veroorzaakte zeer dikwiis groote wanorders: want deeze Monarchen ■ in 'oorlog zijnde, waren dergelijke Leenheeren verpligt, om beide de ftrijdende partijen ten dienst te liaan. Lodewijk bezefte al het nadeelige en gevaarlijke van deeze gefteldheid, en gaf zijne Leenmannen de keuze, om hem of den Koning van Engeland ten meester te kiezen. Bijkans allen, den hoogften prijs op zijn rechtvaardigheid en deugd ftellende, verkoozen hem boven Hendrik den derden, die fchier gezag nog magt bezat. Is het niet jammer, dat een Vorst, zo groot en ftaatkundig als Lodewijk, zig niet verheffen kon boven de allerverderflijkfle vooroordeelen, welken immer het menschdom verwoest, en ter onvergeeflijke terging van den Hemel geflrekt hebben? Hij Was een voorftander van de Inquifitie: van die vierfchaar, welke zig airede had doen kennen voor de onrechtvaardigfle van de geheele waereld! Lodewijk, in allen opzigten ^ hulde aan de Rechtvaardigheid en menschlievenheid bewijzende, geloofde, dat men Gode eenen dienst deed; dat men zijn pligt jegens de faamenleeving betragtede, wanneer men de ketters, dat zijn menfehen, welken van ons in gevoelens verfchillen, over zaaken, waarin de Engelen geen doorzigt hebben, te vuur  Driehonderd Vierentagtigste Brirf. 181 vuur en te zwaard, vervolgde en van den aardbodem verdelgde! In zodaanig iemand kon ook zeer .gemaklijk het denkbeeld oprijzen, dat het den Hemel aangenaam was, wanneer men de ongeloovigen die plaatfen ontnam, welken men als heilig befchouwde, en wanneer men mülioenen leevens opofferde, om een fteenhoop te herwinnen, van welken het twijffelagng.was, of er immer dien heilig mede gemoeid geweest ware, waarom .dezelve zulk een belangrijke zaak werd. > In 1244 werd Koning Lodewijk krank. De dood zweefde hem voor de oogen, en m dien toeftand, waarin men niet gemaklijk veinst, gaf hij een blijk hoe zeer hij, in pijc zijner begaafdheeden, nog aan het bijgeloof veriloafd was. Hij deed een gelofte van een kruistogt te zullen onderneemen bijaldien hij het geluk had, om van zijne ziekte herteld te worden! 't ontbrak hem geenzins aan wijze afraadingen. Zijn moeder, de Rijksgrooten ja' zelf den Bisfchop van Parijs verzet-, teden zig tegen deeze dwaaze geloften! Vrugtloos echter! De Vorst had den hemel beloofd onmenschlijk en barbaarsch te zullen weezen, en het voegde hem die fchnkhjke belofte te vervullen. Het Rijk echter was door dergelijke godsdienstige verrigtingen al te zeer uitgeput geworden, om fchielijk in ftaat te zijn ter volvoering van 'sKonings beloften. Eenige jaaM 3 ren  182 De .Nieuwe Reiziger. ren werden er vereischt om de onkosten tot den heiligen togt te vinden. De Paus had insgelijks geld noodig, om den oorlog tegen Fredrik den tweeden te voeren, en vorderde een fchatting van alle geestlijken, en dus ook van de Franfchen. Lodewijk verbood deeze fchattingheffing, als niet begeerende, „ dat men de kerk zou berooven, om de christenen te beftrijden!" Hij voor zig zelve evenwel bleef ze vorderen, en waarom ? om naar een uitheemsch Land te gaan, en aldaar het menfchenbloed bij ganfche beeken te doen flroomen! De onkosten, die hij deswegens maakte, zijn, ten aanzien van die tijden, zeer aanmerklijk, en ftrekten regelregt, om Vorst en onderdaanen te bederven. In onze befchaafder tijden kunnen wij de dwaasheid van foortgelijke onderneemingen beter bezeffen, dan toenmaals. Laaten wij echter niet al te hoogmoedig op onze befchaafdheid worden. Misfchien hebben wij, op onze beurt, dwaasheeden, die deeze domme eeuw over. ons zou, hebben doen bloozen. Hoe bekrompen mijn bellek ook zij, moet ik u echter het caracler der ilervelingen deezer eeuw fchetfen. Vergeef het mij, Mevrouw! — Liever dan u te overhoopen mee de dorre en verveelende befchrijving van flee. den, wil ik u de menfchen leeren kennen! wil ik u hunne dwaasheeden fchetfen,- om er wijsheid uit optegaaren, i, Hoe  Driehonderd Vierentagtigstï Brkf. 183. Hoe verder wij komen, C*egt ?e fchl?ndere MUlocO in de gefchiedenis oer Heilige oorlogen, hoe meer wij ons moeien verwonderen, te ceeze dolzinnigheid nog de lesten der ondervinding bleef tegenfPre£,en « wederkaan. Eene Koningin van Hongarijen bad zig, met den aanvang deezer eeuwe toe den. krn'stoet toegerust. Omtrent vijrugdmzcnd kinderen hadden zig, met een menigte Pnefters, tot de kruisvaart verbonden; dewijl God volgens bet woord der heilige bladeren uit den mond der kinderen en der zuigelingen zijne Kerkte grondveste. Ter geleeLheid eener zo belachlijke kruisvaart, had Innocentius de derde voorfpeld; dat de magt van Mahomet een einde ftond te neemen, Zarünu* deeze, gelijk die Paus zig uit- en het getal van het beest was zesr.ondt,d Ue^süg, van welk getal er -nu bijkans zeshonderd jaaren om waren, enu ik breng u fchrijvers van gezag bi], Mf%T0UVV! vermits ik weet dat uw hart anders £eneegen is, om mij, wegens de beoomeehng der geestlijken, verdagt te houaen. NÏ dat. Lodewijk, in een algemeene vergadering der Baronnen, zijn voorneemen had te kennen eegeeven, om in junij van 1148, den togt naar het heilige Land aanteneemen; €n voor zijne huishoudelijke belangen, zo vee mooglijk, zorg gedraagen had, r ookte, betond had weeten te verlengen, het we» M 4 n  184 De Nieuwe Reiziger. hij met den Koning van Engeland had aange« gaan, ging hij met zijne broeders Robert en Karei op reis, na alvoorens te St. Denijs, zo als toen de gewoonte was, van de heilige Martelaaren aficheid genomen te hebben. De nederigheid van Lodewijk was in die tijdperk merkwaardig. Hij ftelde het zig ten wet, om nooit fcharlaken, kostbaare ftoffen, of vergulden fpooren te draagen. Hij bepaalde zig tot het gebruik der gemeenfte foort van wapenen, en het geen hij door deeze zuinigheid uitwon, deelde hij onder zijne Legerknegten uit. Elk, die iets tegen hem had, poogde hij genoegdoening te bezorgen. De Koning van Engeland wist met deeze tedere gefteldheid van Lodewijks geweeten zijn voor- ■ deel te doen, door hem onder 't oog te brengen, dat hij eenige goederen van Engeland bezat, die hem betwist konden worden. Het gelukte Lodewijk, om, na de Koninginne moeder, tot Regentesfe van het Rijk, te hebben aangefteld, in Cijprien te landen. Hij werd er zeer deftig ontvangen door Hendrik van Lufignan, doch had het ongeluk van, kort daarna, een foort van pest onder Zijn Leger te krijgen, welke, behalven de gemeenen, meer dan tweehonderd en vijftig zijner dapperfte Ridders deed omkomen. Bij deeze geleegenheid betoonde Lodewijk zijne edele menschlie venheid, door de zieken zelf te bezoeken en, zo veel mooglijk, verJigting te bezorgen. De winter noodzaakte hem  Driehonderd Vierentagtigste Brief. 185 hem aldaar te vertoeven; welke geleegenheid hij waarnam om den gewigtigen dienst aan voornaame Christenen te bewijzen, en hunne hevige en bloedige gefchillen te helpen bijleggen. Met de lente maakte het Franfche Leger alle toebereidzelen tot den verderen togt. Voor Damiate gekomen zijnde, ondernam Lodewijk, zonder nog zijn geheele magt bij zig te hebben, een aanval, welken hem gelukte. In weerwil van den moedigen tegenftand der vijanden, gaf hij zelf het voorbeeld der waare dapperheid. Hij fprong, met den degen in de vuist, uit zijn fchip; baadde, tot zijne fchouders toe, door het water, en verdreef de overmagt der moedige Egijptenaaren. Hij zettede zijn eerde zegepraal voort, en Damiate viel in zijne handen. De overdrooming van den Nijl belettede den overwinnenden Vorst zijn togt te vervolgen. Van de uitterde godsdiendigheid floeg zijn Leger tot de verregaandde buitenfpoorigheeden over, waartegen alle de maatregelen van Lodewijk niets konden baaten. De vijand ftelde een ftuk gouds op elk afgehouwen christenhoofd, dat zijne zoldaaten hem brag• ten; 't welk Lodewijk van niet weinig volks beroofde. Alexandrie in te gaan neemen was de voorzigtige en wijze raad van den ouden Graaf van Bretagne; doch de Graaf van Artois, een moedig maar dolzinnig en woest mensch, M 5 dreef  l8tf De Nieuwe Reiziger. dreef hec zo vérre, dat men op-Kaïro los ging. Lodewijk zegevierde tot 'voor de wallen dier ftad. De Graaf van Artois, door onbezonnen dapperheid gedreeven, vervolgde ten ontijde den vijand tot in de ftad; hij werd aldaar, door zijn eigen fchuld, ingeflooten; verrigtede wonderen van kloekmoedigheid, en ftierf op een berg van lijken, zo wel van vrienden ajs van vijanden.. De Koning Lodewijk, die hem te hulp wilde komen, geraakte in het grootste gevaar. Zijn voorbeeld moedigde zijne zoldaaten aan, wien an. ders den moed gewislijk ontzonken zou hebben, 't Is waar, hij overwon toen zijne magtige vijanden niet, maar de geleegenheid was dusdaanig, dat het zegepraal genoeg voor den heldhafcigen Vorst was, niet overwonnen geworden te zijn. Lodewijk gaf meer aan de vuurigheid van zijn moed, dan aan de voorzigtige krijgskunde gehoor. Hij had behooren te voorzien, dat, daar zijne vijanden verfterking en hij verzwakking te wagcen had, zijn partij hem fchielijk te magtig ftond te worden. In ftede van naar Damiate te rug te trekken, om rust te hebben, die zijn leger nodig had, bleef hij onder het bereik zijner welgevestigde vijanden vertoeven. Eene onmaatige hitte bragt een fchielijk verderf te wege onder de lijken, die alomme verftrooid lagen. Lodewijk betoonde een verderflijken godsdienstijver. Hij liet de christenlijken  Driehonderd Vierentagtigste Brief. 18? lijken uk die der Turken zoeken, om dezelven eene ontijdige eere te bewijzen. Men was met dit doodlijk werk verfcheiden dagen bezig, en het gevolg was eene befmettende ziekte, die het ganfche Leger aantastede. \ Is waar, Lodewijk was hier weder de menschlievende vader van zijne zieke kinderen; maar hij had de groote Koning geweest, zo hij hen zelf dit onheil niet op den hals had gehaald. Het een kwaad fproot uit het andere, hongersnood en fterfte rukten er met duizenden weg. Lodewijk vond zig zelf eindlijk gedrongen, om te beproeven, of er een beftand te treffen ware. De vijand betoonde zig daartoe bereidvaardig. Men bedong voördeelige voorwaarden voor de Franfchen; en alles had welgegaan, zo niet de Sultan, tot gijzelaar, den Koning Lodewijk zelf gevorderd had, en, zonder zijn perzoon in bezit te hebben, van geen vreede booren wilde. Lodewijk was grootmoedig genoeg, om zig voor het welzijn van zijn volk te willen opofferen; maar zijne grooten waren zo grootmoedig als hij,' en begeerden liever zig dood te vegten, dan hunnen Vorst aan dergelijk eene vernedering ten prooij te laaten. Het befluit was derhalven, het beftand ter zijde te ftellen, en te midden door den gedugten drom der vijanden heen, zig den hertogt naar Damiate te baanen. Spoedig geraakte Lodewijk met de zijnen in gevegt met de Muzelmannen. Hij fchoot  i88 Dè Nieuwe Reiziger. tegen bunne magt te kort en werd gevangen beneffens het overfchot van zijn Leger. Tienduizend Franfchen, zonder de Ridders en Baronnen te rekenen, bragt men gekluisterd naar een foort van groot gevangenhuis, waar men hen een voor een afvroeg, of zij hunnen godsdienst wilden verloochenen? Neen.' te zeggen was de dood, zonder eenige de minfle genade. De Franfche Koning verloor zijn grootheid niet in dit zijn ongeluk. De Sultan, die met hem in onderhandeling trad, over zijn rantzoen, werd door zijn moedige antwoorden, derwijze, getroffen, dat hij er edelmoedig door werd, en den reeds bedongen losprijs, uit eigen beweging, voor een vijfde gedeelte, verminderde. De ongelukken bleeven echter den Franfchen Vorst nog al beflendig op zijde. Met den Sultan eens in gefprek zijnde, werd deezen Turk door eenige belhamels, in zijne tegenwoordigheid genoegzaam, nedergefabeld. Lodewijk moest toen op nieuw met deeze moordgierige vijanden in onderhandeling treeden. Zij poogden hem tot eenen eed te dwingen, waar tegen zijn geweeten opkwam. Hij weigerde dien, en bewaarde zijn edele fierheid te midden in de hevigfte bedreigingen der zwaarfte pijnen zó wel, dat dit woefte volk hem bijna tot hun Sultan zou verkooren hebben. Zo zeker is het, dat een waare grootmoedigheid van ziel zelf over overwinnende barbaaren trïumfeert. Du*  Driehonderd Vierentagtigste Brief. xS* Damiate moest door de christenen ontruimd, en door Vrankrijk een zwaar rantzoen. opgebragt worden. . Lodewijk vertrok, en kwam, in een jammerlijken toeitand, in de haven van Ptolemeis aan. ; In Vrankrijk verfpreidde men intusfchen de verheugende tijdingen, dat Lodewijk over de ongeloovigen zegevierde. Het beltuur des Rijks was in de; handen der Regentesfe, Blanche van Castilie, wonder wel toevertrouwd. Zij regeerde met beleid en moed. De geestlijken ondernaamen een krmstogt. te,prediken tegen Keizer Conrad, doch zij had kloekmoedigheid genoeg, niet flegts om dit te verbieden, maar tefFens om de Landen en goederen verbeurd te verklaaren van hen, die, tegen haar wil, zig ten kruistogt begaven. Wil de Paus oorlogen, zei zij; laat hij dan zelf zoldaaten huuren. ■ De nederlaag van Lodewijk in Vrankrijk bekend wordende, geraakte alles in verflagenheid. Een zekere dweeper, Jacob, predikte op 'nieuw den heiligen oorlóg, die hij met fchaapherders en koeiendrijvers voeren wilde. Maria en andere heiligen en Engelen waren, zo hij voorgaf, zijne aanraaders. 'Het landvolk geloofde hem, en welhaast bevond hij zig aan 't hoofd van honderdduizend eenvoudige luiden; die hij gewislijk ter flagtbank zou^ gevoerd hebben, had de voorzigtige regeering zulks niet belet. Men joeg deeze heilige hoop met geweld uit elkander, en een - vleesch-  m De Nieüwe Reiziger. vleeshouwer bewees de faamenleevhig den Snt"i°? dfZe" kruisPrediker Jacobr met Zijn bijl, den kop in te hakken. De Koninginne moeder" ftierf j en Lodewijk befloot, m i254, 0m weder naar zijn land te Jteeren. Van zijn ontzaglijke legermagt bragt 2 eeLhrdje vo1 vo,ks te n,s- 2700 Edelen en voornaame Ridders waren hec flagtoffer dier heilige kruisdrift geworden. De wederkomst van den Vorst was gelukkig voor Vrankrijk. Zijn verftandig beftuur vergoedde, d3s:ten,de§evo,gen zijner h^i°™& De goedwilligheid en vreedelïevenheid van Lodewijk blijken uit den afftand, dien hij aan den Koning van /Arragon deed. Verfcheiden verbeurdverklaarde Landfchappen, als Limofin, tfengord, Querci, en Agenois, gaf hij den Koning van Engeland, op gemaklijke voorwaarden, weder. Hij ftilde ook, met eene gadelooze grootmoedigheid, den opftand, welke m Engeland tusfehen de Baronnen plaats had ^odewijk maakte in het burgerlijk beftuur zijner Landen zulke goede fchikkingen, als de toenmaalige tijden en omftandigheeden gedoogden. Hij ging zelf de Rechters in het betragten van hunnen pligc voor. Ik heb zegt Joinville; dikwiis deeze heilige Vorst! onder het eikenlommer, in het bosch van Vin- U^'u*1?? Zkten' Waar al,en' die eenige klagten hadden intebrengen, hem vrijlijk mog- ten naderen. Op andere tijden beval hij een Ta*  Driehonderd Vierentagtigste Brief. t». Tapijt in een Tuin te fpreiden, waarop hij lignederzettede, om de twistzaaken aan w hooren, die, om beflischt te worden, voor hem gebragt werden. . In 1269 kwam het beroemde bevelfchnftvan hem uit, 't welk onder den naam van Pragmatiqua SanWe zo wel bekend is. Nog verbood hij de afzonderlijke oorlogen, welken uit de regeeringloosheid der Leenregering gei booren werden. Hij fchafte de proeve van het tweegevegt af, en begeerde, dat men voortaan gerechtlijke bewijzen zou hebben bijtebrengen, om iemand fchuldig of onfchuldig te kennen, 't Was zijn fchuld niet, dat de vooroordeelen veels te diep waren ingeworteld, om zo in eens geneezen te worden. Hij tastede veele Volkskwaaien aan, maar kon ze niet allen verbeteren, . Dit tijdnerk was bijzonder rijk in kruistogten Paus Clemens de vierde predikte ze bij douzainen. Het was een geestvervoering, die Vorsten en volken tot dolheid' dreef. Hoe belachlijk en ergerlijk het ons thans mag voorkomen, dat God gefield zou zijn op oude pu nhoopen, en het plengen van fchuldloos menfchenbloed; toen echter was hij het godsdienfligfte, die door zulke gevoelens het Opperweezen _'t meest ontëerde. Eenige nadeelige gerugten, uit het heilige Land, wekten andermaal, in 1259, den ijver van Lodewijk den heiligen op, om, in weerwil zijner toeneemende. jaaren en lighaams- zwak-  '192 De Nieuwe Reiziger; zwakheid, het kruis te aanvaarden, of liever om zig van het zelve tot deszelfs beftemming te bedienen, vermits hij het nog niet, zedert zijnen ongelukkigen Jaatften togt, had afgelegd. Alle gegronde tegenfpraak yermogt niets op hem. Het bijgeloof was zijn zwak, en hij fcheen flegts groot te zijn, om, in dit geval, aan zijne verderflijke neiging den vollen teugel te vieren. Hij maakte groote toerustingen; begaf zig fcheep en zeilde naar Afrika. — Met dergelijke onderneemingen heb ik u reeds te dikwiis opgehouden, om hier ten ontijde breedvoerig te zijn. Na veel zukkelens werd het Leger van Lodewijk, door eene doodlijke ziekte aangegreepen. De Vorst zag eerst .een zijner zoonen daardoor weggerukt, en overleed er zelf aan in 1270. Wij zullen hem door Philips de Derde, de ftoute bijgenaamd, zien opvolgen. Ik ben enz. Calais den 15 November, 1759. Drie-  *9S Driehonderd Vijfentagtigste Brief. . Beredeneerde Landkaart van Frankrijk. T\e begeerte die gij, Mevrouw! mij doet JL/ blijken," om geheel Vrankrijk, als in een befchreeven en beredeneerde Landkaart, kort en beknopt voor oogen te hebben, verwonderd mij zo zeer niet als gij denkt. Zodanig iets is volilrekt noodzaaklijk, en zonder dit, zou ik u eveneens door Vrankrijk heenleiden als een blindeman, die men flegts, bij de intrede van elke ftadj zegt: Nu zijt gij op die plaats, welke zo heet. Na weer op die, enz. zonder hem een denkbeeld van 't geheel te geeven. Gij gevoelt zelf de nuttigheid van dergelijk een berigt en dit verblijd mij,. want ' nu kunt gij niet knorrig zijn,- wanneer ik u een of twee drooge brieven fchrijf, — want zulk een onderwerp is volurekt droog, — en gij doet mij teffens blijken, dat',het u niet te doen is, om een oppervlakkig,, maar grondig berigt, van een zo aangeieegen Land te hebben, als Vrankrijk is,;oj jdöol | .-; i Efj ■ ,lk zet .mij dan daadlijk aan den arbeid,'en hebt gij moeds en geduld genoeg, om mij in deeze dorre woestenij te volgen, ik zal u onvermoeid voorgaan, — weetende, dat dit de kortfte en beste weg is, om regt agter JA7X beek N de.  194 De Nieuwe Reiziger. de zaak te komen, die wij beiden even zeer ■verlangen. Het zal echter, om mij van uwe uitdrukking te bedienen, niet meer dan een Landkaart zijn. Ik zal u het voornaamfte flegts met den vinger aanwijzen. Naderhand de voornaamfte lieden van dit Rijk in perzoon bezoekende, zal ik geleegenhcid genoeg hebben, om er u meer bijzonderheeden van te melden. Kortlijk, (dewijl ik dit uw verzoek niet voorzien kon,) moet ik een kleine herhaaling doen. Zie hier mijne befchrijving, of zo gij wilt, beredeneerde Landkaart van Vrankrijk. Vrankrijk ligt tusfehen de 12 en 16 graa-. den lengte, en tusfehen de 42 en 51 graaden breedte. Het word door groote wateren omgeeven. Dus heeft men het Canaal; 't welk de Franfchen La Manche noemen, uit hoofde van eehige gelijkheid met een mouw. De Latijnen noemen het doorgaands Mare Britannicum. Dit Canaal, daar men het een zeeëngce kan noemen, is niet boven de zes of zeven mijlen breed. Dit gedeelte van hec zelve word bij de Nedèrlanders, de Hoofden; en bij de Franfchen, Le Pas de Calais, geheeten, vermits Calais aldaar geleegen is. Ter linke zijde van Vrankrijk loopt een goed deel van de Atlantifche groote zee, Mer de Gascogne in 't fransen, en Oceanus Aquitanicus in 't latijn genaamd. — Beneden waards heeft men een gedeelte der middellandfche 2ee, anders Mare Medkerraneum. & ': De  Driehonderd Vijfentagtigstb Brief. 195 De Landen, die Vrankrijk omringen, zijri Spanje, *t welk door het Pijreneesch gebergte er zig van affcheid \ de Nederlanden, die boven aan het Canaal zig vertoonen; Duitschland, 't welk zig opdoet aan de regter zijde Van den Rhijnftroom; Zwirlerland, tusfehen Duitschland en Italien in liggende, en dan Italien, welks grenzen zig door de Alpen Van Vrankrijk affcheiden. De voornaamile rieviëfett van Vrankrijk zijn, de Loire; dit is ^sLands grootiïe rivier: zij ontfpringt in een berg van de Sevennes, en ftort bij Nantes, in Bretagne, in de Aquitanifche zee, men noemt ze wel eens de Koningin der Franfche Rivieren % — de Garonne ; deeze ontfpringt in de Pijreneen, niet verre van Catalonien; verflind, in Guienne, den vloed Dordogne; neemt Vervolgens den naam van Gironda aan, en ftort zig, door een Wijden mond, in de zee van Gascogne. AU' hier vind men een rots of klein Eiland met een vuurbaak voorzien. De loop van deeze rivier is zeer fnel, ert haare bebouwing niet zonder groot gevaar. J— De Seine; dezelve ontfpringt in 't Hertogdom Bourgondien, bij Chanceaux, en ontlast zig* in Normandien, met een breeden ftroom, in de Britcannifche zee* Ter lengte van omtrent 30 franfche mijlen heeft deeze rivier ebbe en vloed. De groote fcheepen kunnen dezelve bevaaren tot Rouaan toe. — De Rhone; deeze vind haar oorfprong digt bij den St. Gothardsberg; N a v ftroomt  196 De. Nieuwe Reiziger.! droomt door het meir van Geneve, valt bi] Lion in de Saöne, en ontlast zig door verfcheiden uitwateringen, Gras geheeten, in de Middelandfche zee. Behalven deeze groote Rivieren heeft men er nog van minder aan. belang, als de Sconne, de Allier, de Saöne, de Ifere, de Durance, enz. , Gemeenlijk verdeelt men Vrankrijk in twaalf groote Landvoogdijen of Gouvernementen; ook wel in twintig of twee en twintig Gejneralités, die allen wederom hunne onderdeelingen hebben. Deeze laatfie verdeeling bezigt men flegt ;met betrekking tot den .ontvangst der geldmiddelen. De twaalf Gouvernementen zijn deeze. Isle de France aan de Seine. — Orleans aan de Loire. — Lion, omflreeks den oorfprong van de Loire. — (Deeze drie liggen omtrent in de midden.) — Bretagne- — Normandien, waar.de Seine in zee droomt. — Picardijen, aan de Nederlandfche grenzen, (deeze drie bevinden zig boven aan het Canaal.) Guienne, aan de Garonne. — Langedocq, aan de Middelandfche zee. — Provence, tusfehen de Rhone en de Italiaanfche grenzen (liggende beneeden het Canaal.) Dauphiné, aan de Rhone. — Bourgogne aan de Saöne, — en Champagne aan de Nederlandfche grenzen. Het Gouvernement Isle de France word verdeeld in agttien fmaldeelen, Eleótïons geheeten. Alvoorens echter zullen wij de gewesten opgeeven, die in het zelve gevonden wor-  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. %9? worden, i Beauvaifis, in het noordlijkst gedeelte. Het graaffchap Senlis. Het Land van Valois. De voogdij , en het Markgraaffchap van Parijs. Het Graaffchap Dreux, naar f zuidwesten over de Seine. Hunepoix, naar het zuiden. Qastjnofr, nog zuidelijker, bij de Seine. Brie francoife, zuidoost van Parus; en Beauce frarcois ten zuidwesten. De Eleftien volgen in deeze order. Election van Beauvais. De ftad Beauvais (want de Eleétions worden naar hur.ne fteden .ge- naaratO is vrii fterk en %wot' Zij ^U °T der" den Aartsbisfchop van Rheims, en heelt zelve een Bisfchop en waereldlijk Rechtsgebied. Hij is de opperfte onder de Graaflijke Pairs van Vrankrijk van den geestlijken ftand. De inwoonders beroemen zig inzonderheid daarop, dat hunne ftad nooit door vijanden is ineenomen geworden. Eleaion de Clermont. Dit Clermont is een kleine ftad en voert den tijtel van Graaffchap. Zij was eene Apannage van den Graaf Robert, den zoon van Lodewijk den negendén, Koning van Vrankrijk, en teffens den .damheer van het huis Bourbon. Eleftion de Nojon. Nojon is taamjijb fchoon en ligt aan de kleine rivier de Oijfe. Haar Bisfchop, onder het Aartsbisdom van Rheims üaande, is een graaf en een der twaalf oude Pairs van Vrankrijk. Deeze ftad is vermaard door de geboorte van den grooten Hervormer Johannes Calvinus, die, in  198 De Nieuwe Reiziger» het jaar 1509 den 10 Julij, aldaar het eerfte daglicht aanfehouwde. Eleclion de Compiegne. Deeze ftad ligt aan den vloed Oijfe. Zij is vrij fchoon en zeer wel bebouwd. Er word een goeden handel gedreeven in de voortbrengzels van de nijverheid haarer inwooners. In 1736 heeft men een begin gemaakt, met haar ongemeen optefieren, door de Koninglijke Paleizen, zo voor den Vorst en zijne Familje wanneer die hier zig bevinden, als voor zijne ftaatsbedienden, en andere Collegien. Men heeft tot dat einde den grond gekogt van de inwooners, wier huizen er op (tonden, voor een fom van 180, 000 Livres, Eleftion de Soisfons. Soisfons ligt aan de Rivier de Aifne; is een groote en fchoone koopftad. Haar Bisfchop is de voornaamfte Suffragaan van den Aartsbisfchop van Rheims, die, bij afweezigheid van dit zijn Hoofd, het recht heeft om de Koninglijke zalving te verrigten. Zij is de Hoofdftad van hec Landfchap Soisfonnois, 't welk een graaffchap heet. Het huis van Soisfons, eene afftammende linie van de Hertogen van Savoijen, heeft er zijn naam van ontleend. De ver» «naarde Prins Eugenius werd uit deezen ftam, op den 18 Oftober 1663, gebooren. De eerfte Koningen van Vrankrijk hebben er langen tijd hun hof gehouden. Deeze ftad i& het toneel van veele oude en merkwaardige gefchiedenisfen geweess,  Driehonderd Vijfbntagtigste Brief. ï des.  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. ao£ deszelfs poort ziet men het ftandbeeld van Koning Hendrik de IV te paard, en van binnen dat van Lodewijk de XIV in metaal op een wit marmeren voetftuk. Nog een ftandbeeld van Hendrik de IV, ziet men op de Pont-neut, een van Lodewijk de XIII te paard op de plaats Roijal, weder een van Lodewijk de XIV te paard op de groote plaats; dan het voornaamfte ftandbeeld van dien Vorst verliefd de Place des viftoires, waar het zich te voet vertoond, gekroond van de overwinning. Aan het einde der voorftad St. Germain ziet men het hospitaal der Invalides, door Koning Lodewijk de XÏV, m 1669 gefticht en met. groote inkomften voorzien. Een oud flot, de. Bastille genoemd, met ftcrke torens en zwaare. muuren omringd, met eenige ftukken gefchut voorzien, en welks Kapitein of Gouverneur een Lieutenant en 60 man onder zich. heeft,, diend tot een bewaarplaats der 'ftaatsgevangenen. Nog heeft men er een groot en . klem Arzer.aal, en onder meer andere publieke gebouwen het Chatelè, waarin de burgerlijke, rechtszaaken worden afgedaan. De Univerfueit alhier word 'voor de oudfte van geheel Europa gehouden, als hebbende reeds in Ao. 771 als een opehbaare fchool haar begin genomen, doch die eerst als eene Univerfiteit van vier faculteiten in de 13 eeuw is opgerecht, van welker Collegien het Navarrifche het fraaist, dat der Sorbonne het oudst ' geheten word. Men teld er tot vijftien onderfcheide beroemde  Mjó* De Nièüwè Reiziger. de Bibiiotheeken. Deezé volkrijke Hoofdftad heeft twee groote jaarmarkten, die van Su Germain en St. Laurens. Men teld in den om* tfek van omtrend tien mijlen rondom Parijs, tienduizend, zo vlekken, dorpen ais kafteelen. Conflans is een vermaaklijk vlek met een fchoon lust-flot, een mijl van Parijs, toebehoorende aan den Aartsbisfchop van die ftad. 'tls hier dat de Rivieren de Marne en dé Seine zich vereenigen. St. Denis, eene ftad aan de Rivier Croü, twee mijlen ten noorden van Parijs, hebbende eene beroemde en rijke Abtdij, wier Abt altoos de Koning is. In deeze worden de Koninglijke kroon en daar bij behoorende Koninglijke fieraaden bewaard; in de kerk is de begraafplaats der Koningen van het Rijk. Bois de Vincennes, een mijl ten oostert van Parijs, is een Koninglijk Slot én Paleis, hebbende een groote wildbaan. Meermaaleri zijn hier ftaatsgevangenen in bewaaring gefteld. Thans behoord het aan de Hertogin weduwe van Orleans. Marli, is mede een Koninglijk flot, vier mij* len van Parijs. Lodewijk de XIV hield hief zijne meefte ftaatsvergaderingen. Dit lustflot is vermaard door zijne treffelijke watermachiene, als *t welk, ten dienfte der Koninglijke fon* teinen te Verfailles, het water tot 62 vademeri hoogte kan opdrijven. Laguy; een kleine ftad aart de Rivier de Marne, zes mijlen van Parijs, hebbende eene beroemde Abtdij. Ville»  Driehonderd Vijfentagtigste Brief, fio? Villeneuve de St. George; eene kleine ftad aan de Rivier de Seine, drie mijlen van Parijs thans meer bekend door eene zonderlinge fabriek, in welke het ijzer in koper veranderd word, in 1728 aldaar opgericht. CorheiU eene ftad met den titel van Graaffchap, gelegen in de kleine provincie Hunepoix De Seine, die er midden door ftroomt, verdêeltze in de oude en nieuwe ftad. Nog word de Elefbon de Paris verdeeld naar den Kerkelijken ftaac der Bisdommen: onder het Opperaartsbisdom van Parijs; 't Aartsbisdom van Magdaleine; van St. Severijn; het Land-dekenfchap van Montmorencij van Chelles; het Aarts-dekenfchap van Brie; het Land-dekenfchap van Lagni; van Vieil; het Aarts-dekenfchap van Jofei; het Landdekenfchap van Chateaufort; en van Monc le Herri. Hec Gouvernement van Orleans bevac irt 2ig veertien Provintien of Landfchappen. Het grenst ten noorden aan Isle de France en Normandijen; is eene bekoorende Landftreek, vrugtbaar in koorn, wijn en boom-ooft, met fchoone weilanden. De nieuwe vaart van dit nitgeftfekt Orleans vind men in dé Provintiè Gatinois, dat onder 't gouvernement van Isle de France behoord. De onderfcheiden Provintien van die gouvernement zijn: Orleans, eene der fchoonfte en oudfte fteden des Rijks, van welke hec Gouvernement, benevens de Hertog 'sKonings óudfte broeders zoon«  'fioö De Nieuwe Reiziger. zoon* den naam ontleenen; legt aan de Loire, en word in haaren omtrek, behalven de voorl fteden, begroot op ruim drie mijlen, zijnde met een fchoone haven voorzien. Op een ftee* nen brug over de Loire, die eene der voorfte-. den met de ftad vereenigd, prijkt een fchoon Mariabeeld, aan welker eene zijde Koning Karel de VI. knielend en gewapend, en aan de, andere zijde dat van de Maagd van Orleans(zo genoemd) gezien word, Men teld er verfcheide heerlijke, zo geestlijke als waereldlijke , gebouwen. Haare beroemde Univerficeit, op' welke inzonderheid de Rechtsgeleertheid bloeid en de Duitfche natie zonderling bevoorrecht is, als eenen bijzonderen Reftor'Magnificus, en eene voor haar gefchikte Bibliotheek heb' bende; is door Philips den fchoonen in Ao.' 131a gedicht. Voorts bezit deeze hertooglijke ftad eene Bailluage, Prefidiaal en een Bisdom, welk onder het Opperaartsbisdom van Parijs ftaat. ■ Nivernois, een Hertooglijk Pairfchap, dat in zijne lengte en breedte 20 mijlen bevat. Behalven de goede Yzermijnen, die aldaar gevonden worden, ontdekt men er ook eenige zilveraderen. Deszelfs Hoofdftad Ne vers, aande Loire, is tamelijk groot, en in Ao. 1583 tot een Hertogdom en Pairfchap verheven; heeft eene Bailluage en Bisdom, onder den Aarts-Bisfchop van Sens ftaande. Eene Citadel en fchoone .fteenen brug zetten dezelve nog meer fieraad en fterkte bij. Ber-  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. 209 Berri; deze Provintie, den titel van Hertogdom bezittende, word in opper- en nederBerri verdeeld, en is door haar fchoone Wol, en de Lakens die in dit Landfchap gefabriceerd worden, zeer beroemd. Bourges, de Hoofdftad dezer Provintie, legt in een moefasiig land, daar- de Rivieren Eure en Aurou zich vereenigen; heeft een Aartsbisdom, Bailluagie en Prefidiaal. De Aartsbisfchop voert den titel van Primaat van Aquitanien. De Univerfiteit alhier ijs in Ao. 1463 gedicht. Eene vesting, La grande Tour genaamd, diende meermaal tot een verzekering der ftaatsgevangenen. Touraine; deeze Provintie voert den titel van graaffchap, is wel niet groot, maar vruchtbaar. Zij bevat in zich de Hoofdftad Tours, leggende aan de Loire, over welke een fteenen brug legt. Zij is eene oude fchoone koopftad en tamelijk groot. Pe zijde ftoffen, die alhier bewerkt worden, hebben groot vertier. Zij heeft een Prefidiaal en Aartsbisdom. Onder haare Bisfchoppen telt men den beroemden Historiefchrijver Gregorius Turoneufis. — Amboife, mede in deze Provintie gelegen, is een kleine ftad. Op een heuvel vertoont zig een koninglijk (lot, alwaar Lodewijk de XI. in Ao. 1469 de Ridderorde van St. Michiel heeft ingefteld, waar van het be. roemde gedacht van Amboife den naam voerd. Blaifois; een klein Landfchap, welks Hoofdftad is Blois, fchoon en welgelegen, zeer XXIX. DeeL O volk-  aio De Nieuwe Reiziger. volkrijk en vol konstenaars, vooral in 't maaken van zakhorlogies; gelijk door deeze is zij ook beroemd door de bloife Castanies, die hier weelig groeijen, en met fcheeps-ladingen alom verzonden worden. De Koninglijke kinderen werden voor deezen hier opgevoed. De inwooners beroemen zich, dat hier de Franfche taal het bevalligst uitgefprooken word. Zij heeft een Bisdom, ftaande onder den Aartsbisfchop van Parijs, voorts een Prefidiaal, Bailluage en den titel van Graaffchap. Een tweede plaats in deeze Provintie is.he: Koninglijk lus;flot Chambor, .4 mijlen van de Had Blois, leggende in een groote wildbaan, en door een riviertje Causfou, die het tot een Eiland maakt, omringd. Staniflaus Leczinski, titulaire Koning van Polen en fchoonvader des Konings van Vrankrijk, heeft op het,zelve in der tijd zijn verblijf gehouden. Vendomois; welke Provintie in zich 'bevat de Hooftftad Vendome, hebbende een oud, flot en titel van Hertogdom, waar van de Her-, togen der beroemde franfche Familien dennaam voeren. Beauce; de Hoofdftad van deeze Provintie is Chartres, volgens zommigen bijna de oudfte, van Europa: zij is fchoon en groot, heefteen Bisdom, ftaande onder den Aartsbisfchop van Parijs, een Prefidiaal en den titel van Hertogdom. Gemeenlijk voerd de oudfte zoon. des Hertogs van Orleans den naam van Duc de Chartres. De ftad word door verfcheide: Dor-  Driehonderd Vijfentaotioste Brief, mj Dorpen en een vruchtbaaren grond omringd, welks kleine landftreek Charcrain, eri de; koornfchuur van Parijs genaamd word. Het Bisdom van Chartres word in zes Aartsdekfenfchappen, die elk wederom zijn bijzondere Landdekenfchappen hebben, verdeeld en onderfcheiden. — Nog vind men in de Provintie Beauce de ftad Bretigni, omtrent een mijl Van Chartres, in de gefchiedenisfen bekend door den gefloten vrede' tusfehen Johannes, Koning van Vrankrijk, en Eduard IV. Koning van Engeland in Ao. 1360. Perche; deeze is een vrugtbaare Provintie in koorn- en weilanden. Zij -word in Opperen Neder-Perche verdeeld, ' en bevat in zich de kleine dog fraaije ftad Nogent le Retrou, in Opper-Perche aan 't Riviertje Huisne gelegen; Welk ook een fchoon en welgelegen (lot heeft, den Hertog van Bethune toebehoorende. In deze ftad word veel en goed linrten gereed, als mede vind men er verfcheiden Leder- en Sergie. fabrieken. —- Mortagne; is groot en volkrijk , legt mede in Opper-Perche in 't Noordwester gedeelte, en heeft eene'Bailluage; Maine; deeze Provintie en Hertogdom grensd ten Oosten aan Vendomois en Perche, en leverd' fchoone Producten van koorn, vlas en vee.; Zij word in Opper- en Neder Maine verdeelt. Men vind er Mans, de Hoofd- en voornaame ftad, daar' de Rivieren Sarte en Huisne zig vereenigen. Zij heeft een Prefidiaal en Bisdom, dat onder den Aartsbisfchop van Tours beO 2 hoord.  212 De Nieuwe Reiziger. hoord. — Majenne, een geringe ftad gelegen aan de Rivier van dien naam, en behoorende aan den Hertog van Mazarin. — Laval, deeze ftad is beroemd door haare linnenweverij, mede aan de Rivier gelegen, en behoord aan den Hertog van Tremouille. Anjou; deeze Provintie en Hertogdom grensd ten Noorden aan het Hertogdom Maine, en word in Opper- en Neder - Anjou verdeeld. De Hertogen van Anjou ontkenen er den naam van: bevoorens was het een Graaffchap; Zij is vruchtbaar in wijngewas. Zij bevat de ftad Angers, welke door den vloed in twee deeIen verdeelt word. Zij is groot en volkrijk, en heefc een Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Tours ftaande. Beneevens een fterk kafteel, heeft zij een Parlement en Univerfiteit in 't jaar 1398 gefticht. In Ao. 1685 heeft Lodewijk de XIV aldaar een Academie opgericht, altoos uit 30 leden, moetende beftaan, die in allerlei weetenfchappen geoeffend zijn. Zij deelt in gelijke voorrechten als de Academie Rojale re Parijs. — Nog is in dit gewest geleegen Saumur; ie deeze ftad hadden de gereformeerden (anders Hugenooten,) weleer eene beroemde Univerfiteit en vermaarde Profesfooren; ook hier word de Franfche taal het zuiverste gefprooken. Deeze ftad word gedekt door een fterk flot, dat op een heuvel legt, met drie Bastions. — En La Fleche; een kleine ftad, die een beroemd Jezuiten Collegie heefc, van Koning Hendrik IV geftigt. Poi-  Driehonderd VijfenTagtigste Brief. 213 Poitou; eene groote Provincie ten westen aan de gasconfche zee grenzende, een zuiden van Anjou, vruchebaar in koorn, wijnen, en in groote muilezels: zij word in opper- en neder - Poitou verdeeld; en bewt de volgende fteden: Poiftiers, die de Hoofdftad is, gelegen op eenen heuvel, bij welke twee Rivieren zamenloopende aldaar een Meir formeeren Zij word onder de grootfte en oudfte fteden des Rijks geteld; heeft een Opperrechterfchap (Senechausfée), een Prefidiaal, eene Univerfiteit inAo. 1431 van K°ninS Karel VII. gefticht, en een Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Bourdeaux ftaande. Onder veele oud en zeldzaamheden telt men het Paleis van Keizer Galienus.— Lufignan; eene ftad en flot, omtrent 9 mijlen ten zuidwesten van Poicciers: deeze is de ftamplaacs der Familie van Lufignan , dat in vroeger tijd de Koningrijken Jerufalem en Cijprus bezeten heeft. — Roche futjon, een kleine ftad in neder Poitou; hebbende den titel van Vorstendom. — Tremouille; eene heerlijkheid met eene kleine ftad en een aanzienlijk kasteel aan de Rivier Benaife; het ftamhuis des beroemden geflachcs der Hertogen van Tremouille. - Noailles; een dorp en vermaarde Abtdij, waar de Hertogen van Noailles den naam van voeren. — Lusfon; eene onbemuurde Bisfchoplijke ftad. — Loudun; eene kleine ftad met den titel van Hertogdom, en de Hoofdftad van 'c Landfchap Loudounois. — Mirebeau; eene kleine ftad, na welke 'c om- O 3 les-  fii4 De Nieuwe Reiziger, ' leggend, land Mirebellois genaamd word — Richelieu; eene kleine ftad, door den Kardi, naai Richelieu, die ze bezeten en dus genaamd heeft, tot een Hertogdom, verheven is verfierd met een heerlijk Paleis en fchoone Academie. Angoumois; eene kleine Provintie. In deeze legt de Hoofdftad Angoulesme op een berg langs welke de vloed Chavente ftroomt, - zij heeft een fterk flot, den titel van Hertogdom en Pairfchap, ook een Bisdom, ftaande onder den Aartsbisfchop, van Bourdeaux. — Rochefoucault; een kleine ftad en flot, met den titel van Hertogdom, aan de Rivier Tardoucre word voor een der fchoonfte Lusthuizen van, het Rijk gehouden. Aunis; eene kleine Provintie aan de Gasconfche zee, welks Hoofdftad is Rochelle, tamelijk groot en een fterken handel drijvende. Voor dat haare werken geflecht wierden, wag zij een der fterkfte vestingen des Rijks, en de voornaamfte toevlugt en fchuilplaats der gereformeerden, die aldaar de meefte ingezetenen uitmaakten. Zij heeft een Prefidiaal en Bisdom, onder 't Aarts-bisdom van Bourdeaux ftaande! In de voornaamfte ftraaten ftaan, ter wederzijde de huizen op pijlaren, die door een gewelffef boogswijze aan een gehegt zijn; welk den wandelaar een aangenaam gezicht verleent, en de winkels eenp groote bevalligheid en luister bijzet. Voords heeft zij een ruime zeeboezem en goede haven, die, door middel vajj  Driehonderd Vijfentagtigste Brief, ais van twee fterke torens, met ketenen kan gefloten worden. Haare Academie des belles lettres is in Ao. 1735 opgericht. . Tegen over de Provintie Aunis liggen, m de bogt van Vrankrijk, twee Eilanden: Isle de Ré, en Isle d'Oleron. Het eerfte legt in de Gajsconfche zee aan de kust van 't Landfchap Aunis, tot welke het behoord: het is zeer vruchtbaar in wijn en koorn; heeft een welgevestigd Fort, Pree genaamd, rijkelijk 'van gefchut voorzien; benevens een goede vuurbaak ter beveiliging der fchepen tegen de daarom heen leggende Walvis-klippen. — Isle d'Oleron, mede in de Gasconfche zee geleden, bij den mond der Charente, heeft aan de zuidzijde eene fterke vesting en flot, gewoonlijk Chateau d'Oleron genaamd. Het Gouvernement Lions, word verdeeld in de volgende Provintien of Landfchappen: Li* onnois, bevattende Lions, de Hoofdftad en eene der grootfte van het Gouvernement Lionnois; eene fchoone en welgefortificeerde ftad in het eigentlijk Lionnois gelegen, daar de Rivieren de Rone en Saone zich vereenigen: zij heeft een welgelegen flot, is ongemeen volkrijk en beroemd door haare Manufaétuuren en uitgebreiden koophandel, en heefc vier aanzienlijke Jaarmarkten. Benevens een Prefidiaal heeft zij een Aartsbisfchop, welke den titel van Primaat des Gaules heeft. Het oude Romeinfche Amphitheater; de Waldenzen, die in de 13 eeuw alhier te voorfchijn kwaO 4 n,en'  zi6 De Nieuwe Reiziger. men; en de verfcheide Conciliën, in deeze ftad gehouden, maaken dezelve niet minder beroemd. — Ulius, een dorp, legt niet verre van de ftad: hier was het dat de Gereformeerden eene kerk hadden, voor de verbanning door Koning Lodewijk de XIV. Auvergne, een Graaffchap, dat in opper- en neder- Auvergne verdeeld word, is gelegen aan den vloed Allier. Naar deze Provintie voerd de Familie der hertogen van Bouillon den titel als Prinfen van Auvergne. Fraaije kan-» ten, tapijten, verfcheiden ftoffen, papier, mesfen en meer andere gerieflijkheden worden. in dezelve vervaardigd. De Hoofdftad Clermond legt in 't nederdeel, op een heuvel, aan den vloed Arcier; zij is groot en aanzienlijk, en omringd van wijnbergen. Behalven een Prefidiaal heeft zij een bisdom, ftaande onder het Aartsbisdom van Bourges. — Flour, eene bisfchoplijke ftad in 'r zuiden van opper- Auvergne, is op een berg gelegen en meede onder 't Aartsbisdom van Bourges behoorende. Bourbonnois; welke Provintie in zich bevat de ftad Bourbon, zijnde een Hertoglijk Pairfchap; waar van het oud en beroemd geflacht, dat thans den zetel bekleed, den naam voerd. Zij heeft een naar de oude wijze gefortificeerd Kafteel, verfcheide gezondheids bronnen en goede lood-mijnen. -- Moulins, een oude en groote ftad, de Hoofdftad en de voornaamfte van het Hertogdom; in het noordoostelijke der Provintie, gelegen aan de Rr  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. 417 Rivier Allier, heefc een Prefidiaal en is gefterke door een oud Kafteel. Ook hier worden mineraale bronnen gevonden, Beaujolois; eene kleine Provincie cusfehen de Loire en de Saöne. Beauju, de Hoofdftad lege aan 'c Riviercje Ardiere, omtrent 8 mijlen van Lions noordwaards, is niet groot, maar word gedekt door een oud Kafteel. — Ville Franche, mede eene kleine ftad, 4 mijlen van Lions, heefc een Academie. Forez; eene kleine Provincie , den ticel van graaffchap voerende, word in ,opper- en nederForez verdeelc. Haare voornaame voortbrengfelen zijn ijzer, fteenkolen en houc. Haare voornaamfte fteden zijn: Fleurs, dac door deszelfs koophandel zeer volkrijk is, gelegen in opper- Ferez. — Moncbrifon, eene kleine ftad mede in opper- Forez aan 'c Riviercje Vefife, heeft eene Koninglijke Rechcbank. — Ramberc aan de Loire, over welke Rivier hier gen fteenen brug lege ten dienfte der kooplieden van Languedocq naar Lions, welke die ftedeke aanmerkelijk maakc. Marche, ook wel la Marche Limofijn; word wel voor opper- Limofin genomen waar aan hec een zuiden grensd, en draagd den ticel van Graaffchap. Hec Gouvernement van Lions word ook naar zijne verpagtingen (genralités) verdeeld de volgende 5 Eleclions of Smaldeelen: De Eleétions Roanne en Monbrifon. O 5 De  *i8 De Nieuwe Reiziger. De Eleftion Sc. Escienne. De Election de Lions, De Eleclion de Ville Franche. Hec Gouvernemenr van Brecagne, dus genaamd naar de Briccen, die in de aloude cijden zich hier eer neder zeccede; is een der groocfte Provinciën van Vrankrijk, en maakc een Schier-Eiland, dac een noorden de Briccannifche zee toe eene grensfeheiding heefc. Deeze aanzienlijke Provintie is vermaard door haare welige Landsdouwen en tierigen Akkerbouw, in vergoeding der mindere wijngewasfehen, die hier fchaarfer vallen. Verfcheide bergen hebben zilver en lood in haare ingewanden. Die landfchap leverc de Nacie de besce fcheepslieden op , word in Opper- en Nederbretagne verdeeld, en draagt den ticel van Hercogdom. In de vroegfte cijden noemde men hec Armorica. Beide Opper- en Neder-Brecagne word verdeeld naar den Kerk'elijken ftaac der Bisdommen. Neder-Brecagne bevat in zich het Bisdom van St. Paul de Leon, aan de Noordkust; ftaande onder den Aarcsbisfchop van Tours. De ftad heefc een fterk floc en welgelegen haven. Aan de linke zijde, ten westen, vertoond zich het Eiland Ouesfant (bij den Hollanderen Heijfand,) tusfehen dit erf de kust leggen verfcheiden kleinere Eilanden, gewoonlijk de Ouesfants Eilanden genoemd. — Bresc, eene fchoone en welgefterkce ftad op eenen hen-  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. $*# heuvel, zich uitftrekkende tot aan een groote baai, welke de beste en veiligfte haven, aan den Oceaan, voor het franfche Rijk is; wordende gedekt en befchennd door een fterk flot, dat op een rots gebouwd is. Zij is het magazijn van geheel het franfche Admiraalfchap, L de voornaamfte en veiligfte legplaats der fchepen. Het Bisdom van Treguir, (mede onder het Aartsbisdom van Tours,) ook wel Treguiein, Lantrigeur; legt op een Eiland aan de noordhjke kust van Bretagne, en heeft een goede haven. De Bisfchop, die den titel van Graaf voerd, heeft als waereldlijk Heer over de ftad het gebied. Nabij dit Eiland leggen, digt bij een, zeven kleine Eilanden, les Sept Isles genoemd. Het Bisdom Quimper Corantin, of Cournouaille, onder den Aartsbisfchop van Tours behoorende. Behalven dat men herwaards dik. wijls eenige Hovelingen verbande, valt van de ftad weinig te zeggen. Het Bisdom Vannes, of Vennes, onder denzelven Aartsbisfchop; was weleer de Refidentieplaats der oude Hertogen van Bretagne, fraaij en wel bewoond. De ftad zelve is de Hoofdplaats van Neder-Bretagne. In het zuiden, omtrent 4 mijlen van de kust, legt het Eiland Belle Jsle, niet groot maar vruchtbaar, beftaande Uit 4 Parochiën; het heeft een goede haven en eenige kafteejen, waar van zommige gefortificeert zijn. De Zoutpannen brengen hier wel de voornaamfte inkomften in de fchac- kist. —  izo De Nieuwe Reiziger. kist. — Blavet, ook Port-Louis, is eene ftad ten zuiden der kust, en eene der beste vestingen op dezelve, met een 'goed flot en haven. Opper-Bretagne, bevat in zich: Het Bisdom van Brieux, eene ftad aan de noordkust; heeft een goede haven en behoord zo wel als de volgende Bisdommen, onder den Aartsbisfchop van Tours. Het Bisdom van St. Malo, heeft eene rijke en welgevestigde Koopftad, een goed fort en fchoone haven. Het Bisdom van Dol, aan de grenzen van Normandijen gelegen, heefc eene fterke Citadel. Het Bisdom van Rennes. De ftad zelve, in welke het Parlement van Bretagne zijne zitting houd, is de Hoofdftad der Provintie. De rivier Vilaine, die door dezelve heenen flroomt en zwaare Zeefcheepen doec binnenkomen, bevoorderc zeer haaren koophandel. In de Jaaren 1723 en 1747 heefc zij door zwaaren brand aanmerkelijke fchaden geleden. In Ao. 1740 heefc men er eene voordeelige zilvermijn ondekc. Hec Bisdom van Nances. Deze ftad berucht door hec edidc van Nances, bij 't welke Koning Hendrik de IV den Gereformeerden in Ao. 1598 de vrije oeffening van hunnen Godsdiensc liec afkondigen dan het welk door Lodewijk de XIV in Ao. ■ 1685  Driehonderd ViJFentaotigsïe Brief, aal ,685 vernietigd werd; is eene groote, fraaije, gefortificeerde eti volkrijke koopftad aan de Rivier de Loire, die hier de Ardre inneemt en eene bekwaame welgelegen haven maakt. Zij heeft een Prefidiaal en Univerfiteit, in Ao. iaoo gefticht, en word door een oud en ftêrk flot befchermd. — Het Bisdom Nantes word nog verdeelt in het Aartsdekenfchap van Mee, bij het Hertogdom Coislij, — en in het Aartsdekenfchap van Nantes, 't welk het Hertogdom en Baronie van Rets in zich bevat. Het Gouvernement van Normandijen, naar de Normannen die in 't begin der tiende Eeuw zich hier ter neder zetteden, - aldus genoemd; welk een gedeelte van 't oude Neuftria uitmaakt, thans den titel van Hertogdom voerd, en waar men den meeften Adel des Rijks vind, word op 7a mijlen lang en 30 breed gerekend. Het heeft een koude luchtftreek, waarom er geen wijn, maar te meerder koorn en boomooft wascht. De voornaamfte handel beftaat m Lijwaaten, verwftoffen, vee en kooien. Dit Gouvernement, dat in oppjr* en nederNormandijen onderfcheiden is,.word op dnërlei wijze" verdeeld: — naar de gewesten of grondfcheiding; - naar de Politie, of iftaatsregeering; — of naar den kerkelijken ftaat der Bisdommen. Volgens de grondfcheiding, vind men in Neder- Normandijen de districten en Landen van Conftancin en Avranchin, (die beiden vol*  3üa Dé Nieuwe Reiziger volgens het ftaatsbeftaur, het Bailluwfchap Van Cohtance uitmaaken;) Besfin, Bacoge, Champagne de Caen, (onder het Bailluwfchap van Caen behorende,) Houlme en Marches* maaken uit de Bailluage van Alencon. In 't Bailluwfchap van Coutance kömeri voor: Coutance; de Hoofdftad, hebbende een' hofgerecht, en Bisdom, ftaande onder den Aartsbisfchop van Rouan, en is gelegen aan den vloed Burd. _ Cherbourg; dat een kleine doch goede haven heeft; er is eene beroem-' de glasblazerij; de ftad heeft geene vesting, werken meer. - Valogne; eene kleine ftad, met verre van welke men in Ao. 1695 de överblijffelen eener groote ftad in den grond ondekt heeft. - La Hogue; het voorgebergte^ bij Cherbourg, hebbende eene haven, door t Fort 1'lsle Madona gedekt wordende, m Avranches; een tamelijke groote ftad op een' heuvel, voorbij welke de vloed fee heenen ftroomt, heeft éene Citadel. De Bisfchop ftaat onder den Aartsbisfchop van Rouan. ' Het Bailluwfchap van Caen bevat in zich de ftad Caen, hebbende eene Academie en een fterk kafteel. - Bajeux de Hoofdftad van V Landfchap Besfin, is tamelijk groot, voerd den titel van Graaffchap, en den Bisfchop ftaat mede onder 't Aartsbisdom van Rouan. Hét Bailluwfchap van Alencon telt onder zich de ftad van dien naam, grooten fchoon," met den titel van Hertogdom en Pairfchap, «y heeft een Prefidiaal. - Seez, eene kleine ftad aan  Driehonderd Vijfentagtigste Brief, azj aan de Rivier Orne, wiens Bisfchop almede onder den Aartsbisfchop van Rouan behoord* Naar den Kerkdijken: ftaat word NederNormandijen verdeeld in de Bisdommen van Bajeux, Coutance, Evreux, Seez enAvranches. In Opper-Normandijen heeft men, volgens de grondfcheiding, de diftriéten van Caux, Brai, Auce , Rumois , Vexin - Normandois, Lieuvin, Ouche en Champaigne. Welke, als die van Neder - Normandijen, naar de Politie of Staatsregeering, in de volgende Bailluagien verdeeld worden: Havre, het Gouvernement, is eene aanzienlijke Koopftad. met eene-voortreffelijke haven, aan den. mond der Seine; en hebbende eene fterke Citadel. Het Bailluwfchap. van Caux, leggende tusfehen de Seine, de Brittannifche zee en Picardijen; waar in zich voor doen Dieppe, eene gefortificeerde ftad, hebbende een fterk flot en goede haven , in welke veele Zee - compasfert en konftige draaiwerken vervaardigd worden. — Longuevflle, een Vlek met den titel van Hertogdom, niet verre van Dieppe. — YvCtot, een vlek niet verre van Caudebec. 't Aan-, merkelijkst, dat hier van te zeggen valt, is, dac Koning Clotarius dit Landfchap in Ao. 534/ te Soisfons, fouverein en tot een vrij. Koningrijk, verklaard zoude hebben, ter zake dat hij den Heer van Yvetot, Waltherus, met eigen handen , op goeden Vrijdag, had omgebracht, gelijk ook een geruiraen tijd daar na deszelfs Hee-  ïa'4 De Nieuwe Reiziger, Heeren Koningen van Yvetót genoemd werden: thans noemen zich zijne Heeren Prinfen van Yvetot. — Aumale, eene kleine ftad en Hertogdom, aan den vloed Bresle. Het Bailluwfchap: van Rouën: dit bevat eene der grootfte en voornaamfte fteden des Rijks, alwaar het Parlement van Normandijen zijne zitting houd, Rouën heeft ook een Prefidiaal en Aartsbisfchop, die den titel van Primaat van Normandijen voert; wijders een prachtig Jezuiten- Collegie met eene kostbaare Bi* bliotheek, twee fchoone Kloosters, een fterk flot, vorstlijk Raadhuis en verfcheide prachtige gebouwen, als meede eene fraaije fchipbrug, over de Seine. Het Bailluwfchap van Gifors, bevat eene kleine ftad aan de Rivier Ept; zijnde eene Burggraaffchap. Het Bailluwfchap van Evreux, in zich bevattende Lifieux, eene aanzienlijke ftad aan'c Riviertje Lezon, hebbende een Bisdom , onder den Aartsbisfchop van Rouën ftaande. — Evreux, eene ftad aan den vloed Iton, met een Prefidiaal, — Beaumont, eene kleine ftad, niet verre van de zee. Naar den Kerkdijken ftaat word Opper - Normandijen verdeelt in 't Aartsbisdom van Rouan onder 't welke het Bisdom van Licieux behoord. Het Gouvernement Picardijen word onderfcheiden in een Opper- Neder- en recht Picardijen, ten westen aan Normandijen en de Brittannifche zee grenzende. Eene Landftreek,. vrucht-  Driehonderd Vjjfentagtigstb Brief. 225 vruchtbaar Sn koorn en boomgewasfchen, doch die geen wijn geeft. In Neder- Picardijen teld men le Pais Reconquis, dus genoemd, na dat zij den Engelfchen in. Ao. 1558 • hernomen zijn, die de haven van Calais, in dezelve gelegen, een reeks van 210 Jaaren bezeten hadden. Het bevat Calais, eene der fterkfté fteden van het franfche Rijk; een grendel flot tegen Engeland en de Nederlanden, niet groot maar volkrijk en ongemeen fterk door het Cascéel en de veele bastions, als ook door eene wel aangelegde fchans om den- ingang van de havèn te konnen heletten. Zij legt aan de pas van Calais, eene zeeëngte, die.de Brittannifche en Duitfche zee van den anderen fcheid. De overtogt van Calais op Douvres' kan, bij gunftig wedér^-in 6 of 8 uuren gefchwden. — Guines, eene kleine ftad, 2 mijlen vdn Calais, in het moeras gelegen, den titel van Graaffchap vaerende. — Ardres, eetië kleine doch welgefbrtifioeerde ftad en grensvesting ! tegen- dóNederlanden: zij word in de boven- en ib'enedenftad verdeeld. • Het Landfchap Boulonnois, een Graaffchap, waar in .voorkómen Bologne, de Hoofdftad van. het Graaffchap Boulonnoisi zij is verdeeld1 in' een boven- en benedenftad, ■ 150 fchreden-' van een 'gefcheiden . — De bOVenHad ', gelegen op' een heuvel, heëft: een goéde Citadel, en de gefortificeerde benedenllad, éene welgelegen haven, is thans eene Baülüage; f en- heefc eet* XXIX, Deel. P Bis,.  a2ö' De Nieuwe Reiziger-, Bisdom, dat onder den Aartsbisfchop van Rheims behoord. . Het Landfchap Ponthieu; een klein Graaffchap aan de rivier de Somme, bevattende Abbe. ville, de Hoofdftad, volk- en neeringrijk, beroemd door haare Geweer - fabrieken. — Montreuil. eene fterke ftad en flot op een heuvel, aan de rivier Cauche, nabij de grenzen van Artois. —- Cresfi, een vlek tusfehen Abbeville en Hesdin. bekend door de bloedige nederlaag der Franfchen tegen de Engelfchen, in Ao 1346. Het Landfchap Vimeux; bevattende St. Valeri, eefle kleine ftad aan den mond van de Somme. — Blagni en Senerpont, beiden van weinige betekenis. Het rechte Picardijen bevat de volgende gewesten: het Landfchap Amienois; welks Hoofdftad is Amiens, redelijk groot, hebbende een fterke vesting en goed tuighuis, een generaliteit, Prefidiaal, een Bailluage en Bisdom, onder den reeds genoemden Aartsbisfchop behoorende. — Niet verre van Amiens legt Conti, een vlek aan 'c riviertje Celle, en een Prinsdom, waar van de Prinfen van Conti zich den naam doen geeven. — Corbie, eene fterke ftad met nieuwe vestingwerken in Ao. 1711 voorzien, leggende aan den vloed Somme, en hebbende eene beroemde Abtdij en den titel van Graaffchap. — Dourlans, eene fterke ftad met een Citadel aan den vloed Authie: zij legt tegen de grenzen van Artois. — Piqueni, eene kleine ftad, om-  Driehonderd Vijfentagtigste Brief, zzp omtrenc twee mijlen ten noordwesten van Amiens. Het Landfchap Santerra. nabij de Froncieren van Beauvais, bevat Mondidier, leggende op een heuvel tusfehen Compeigne en Corbie. — Roje, eene kleine doch welbewoonde ftad, ten oosten van Mondidier. Nesle boord mede onder dit gebied. Het Landfchap Vermandois, den titel van Hertogdom bezittende, bevat in zich de fteden Catclet; eene kleine, weleer fterke ftad, wier vestingwerken thans geftecht zijn, gelegen bij den oorfprong der rivier de Schelde, op de grenzen van Henegouwen en Camerik. — St. Quintin; de Hoofdftad, oostwaards, aan de rivier de Somme, zijnde groot en volkrijk. — Peronne, eene fterke ftad, zoo door de legging in de moeras, als door haare vestingwerken, noordwaard en niet verre van Artois. In het Landfchap Tierache, in 't oosten van Picardijen, vind men Capelle, ook Chapelle genaamd, eene kleine doch fterke ftad. — Guife; waar naar de Hertogen van dien naam den titel voeren, de Hoofdftad van Tierache, niet groot maar fterk: zij heeft ook den titel van Pairfchap, en legt aan den vloed Oijfe — Vier mijl .?n van hier legt Vervins; eene oude en kleine ftad, binnen welke, in ^597 de vrede tusfehen Vrankrijk en Spanje gefloten is. — Hierop volgen Ribemont en Fere; welke laatfte eene fterkte ontleend, zoo van de moerasfen als van haare bolwerken, en is. P a on-  4a8 De Nieuwe Rë'izi&ér» onderfcheiden van Fere en Tartenois, gelegen in Champagne. Het Opper-Picardijen behoord thans onder Artois. Het Gouvernement Guienne, waar onder ook het Landfchap Gascogne behoord, werd van ouds Aquitania - genoemd. Het geheele Gouvernement word verdeeld, naar de RegeeMg of beduur, in twee Voogdijfchappen, Neder- en Opper-Guienne. W-ij "zullen het in onze befchrijving onderfcheiden in twee Hoofdverdeelingén : -Guienne en Gascogne.En dan - grènst de eerstgemelde Provintie ten' zuiden aan die van Gascogne, ten - westen aan de Gasconfche zee, ten noorden aari 't Landfchap Marche, Angoumois ert Poitou, en tenoosten aan Languedoc en Auvergne;. wanneer men in dezelve ontdekt de zeven volgende gewesten met haare fteden : Het Gewest of Landfchap Saintonge, welk eene menigte koorn, wijn, ooft en veel zouts opleverd. Het .bevat de fteden Saintes; welke Hoofdftad wel groot maar niet volkrijk is, hebbende een Prefidiaal en Bisdom, onder den Aartsbisfchop .van Bourdeaux ftaande. — Rochefort, eene kleine' en welgefterkte ftad aan de rivier Charente, in Ao. 1697 aangelegd;-zij heeft een goede haven,; benevens een Scheeps-Amoniciehuis. — Barbezieux,eene kleine ftad aan de grenzen van Angoumois, van welke 't beroemd geflachc van Barbezieux dén naam voert. Hec  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. 229 Het Landfchap Medoc, ook wel Guienne •propre, of! het eigenlijk gezegde Guienne: behalven de ftad Medoc, die klein is, legt niet verre van daar de Hoofdftad Bourdeaux, aan den vloed Garonne, eene der grootfte, rijkfte en voornaamfte kooplieden des Rijks; hebbende een goede'haven, uit welke jaarliiks een meenigte , met allerlei goederenen wijnen , bevrachte fchepen in den ruimen Oceaan ftevenen. Zij heeft ook twee fterke Cidatellen en de floten Ha en Trompette; voords'een Parlement, eene Univerfiteit,-door Koning Lodewijk de XI in Ao 1441. gefticht, benevens een Aartsbisdom', welks Prelaat den titel van Primaat van Aquitanien voerd. De omleggende Landftreek word meest Bourdelois genoemd, i Het Landfchap Perigord; dat geheel bergagtig is, in 't welk men veele ijzer-mijnen, mineraale zuurbronnen en kastanjen vind, Word in opper- en neder- ook wel in wit en 'zwart Perigord onderfcheiden. Desielfs Hoofdftad Perigueux, aan de Rivier Isle,'heeft eene Senéchausfée of opper- Rechterfchap, een Prefidiaal en Bisdom, onder 't Aartsbisdom van Bourdeaux behoorende. — Sarlat;, eene ftad aan de Rivier van dien naam, met een bisdom onder den zelfden Aartsbisfchop wórd ook hier gevonden. ■ Het Landfchap Limozin, dat in een Opperen Neder- verdeeld word, is een koude Landftreek, die weinig koorn en wijn, maar" te meerder'gerst, fpelt en kastanjen opleverd. P 3 Zij-  H$o De Nieuwe Reiziger. Zijne Hoofdftad Limoges, is groot en volkrijk, heeft een Prefidiaal en bisdom, onder den Aartsbisfchop van Bourges ftaande. Zij heeft beroemde konstenaars in goud en ftaal, en is gelegen aan de Rivier Vienne. — Tulles, hoofdftad van Neder Limozijn, legt elf mijlen van. Limoges zuidoostlijk. heeft een Prefidiaal en bisdom, mede onder den Aartsbisfchop van Bourges ftaande. Het Landfchap Querci, in opper- en neder. Querci verdeeld, waar van het eerfte aan de Rivier Lot, en het laatfte aan den vloed Aveirou gelegen is; geeft fchoone produéten van koorn, wijn, en ooft. Deszelfs Hoofdftad Cahors, legt op een heuvel aan 't Riviertje Lot, dat de ftad genoegzaam omringd. Zij is groot en volkrijk: benevens eene Univerfiteit, in Ao. 1332 gefticht, heeft zij een bisfchop, die den titel van Graaf van Cahors voerd, en onder den Aartsbisfchop van Albij ftaat. — Montauban, eene groote vftad, waar van de vesting, werken geflecht zijn; heeft eene Univerfiteit, een bisdom, ftaande onder het Aartsbisdom van Touloufe, en was weleer eene vesting der gereformeer' den (Hugenooten), toen deeze de vrijheid Van godsdienst in het Rijk hadden. Het Landfchap Rovergue, ten oosten van Quercij, |is meest gefchikt tot de vee-teeltzijne bergen bevatten koper, ijzer, aluin,' vitriool en zwavel. Het begrijpt de fteden Rodes, aan de Rivier Aveirou; tamelijk groot  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. 331 en fterk Benevens een Senechausfée heeft zij een bisdom, onder den Aartsbisfchop van Albijftaande. Onder haare bijzonderheden celd men een haare r kerktorens, als een beroemd konsrftuk. Zij is de Hoofdftad van Rovergue. — EnVaares, een bisdom onder 't zelfde Aartsbisdom behoorende. Het Landfchap Agenois, dat een vruchtbaar oort is, en den ticel van graaffchap votrt. In het zelve lege, aan de Rivier de Garonne, de ftad Ageu, bij de grenzen van Gascogne, die een Prefidiaal, Senechausfée en bisdom heeft, otiüer hec Aartsbisdom van Bourdeaux ftaande. Men wil dac die het vaderland van Julius Cezar Scaliger zoude zijn. Met tweede gedeelte van het Gouvernement van Guienne is de Provintie of Landfcnap Gascogne, Deeze groote Provintie grenst ten noorden aan. Guienne, ten zuiaen aan 't Pijreneesch gebergte, ten oosten aan Languedoc en hec Graaffchap Foix, en ten westen aan de zee van Gascogne. Zij is over 't geheel eene vruchtbaare Landftreek, vooral in koorn en wijn; en in welke voedzaam gras gevonden word. Het word verdeeld in opper- en nederGascogne. Toe hec eerscgenoenwe behoord Le Conferans mee de Graaffchappen Cominges en Armagnac; coc hec laatstgemelde brengt men Le Condomois en het eigentlijk gezegde Gascogne, dac ook La Chalosfe genoemd word, en tusfehen Bearn, Les Landes of Albret, Guienne en Armagnac gelegen is. P 4 Wij  23* De Nieuwe Reiziger, « Wij zullen, in onze befchrijving, de orde öer Landfchappen, waarin het zelve niet hare fteden verdeeld is, en 15 in getal zijn, trach, ten te volgen. Het Landfchap La Bour, in neder - Gascogne, legt in een hoek bij de Spaanfchë grenzen. Het bevat Bajonne, de Hoofdftad, ieggende aan de Biscaaifche zee. De Rivier de Nove, die de fchepen tot midden in de «ad doet komen, vereenigd zich aan het einde derzelve met den Adour, welke beide Ri„ vieren een bekwaame haven maaken. Zij is eene groote, rijke en wel gefortificeerde koop. itad, die door twee fterke kasteelen gedekq word. De Bisfchop ftaat onder den Aartsbisfchop van Auch. De Jooden hebben hier eene aanzienlijke Sijnagoge. - En St. Jean do -Luz,, eene ftad in 't kleine Landfchap, le Païs des Basques, aan den mond der Rivier Urdacunj, bij de fpaanfche grenzen. Zij heeft een faven; ook worden hier veele fchepen eeoouwt. r 6 - Het Landfchap Basfe- of neder - Navarre, dat aan deze zijde van' het Pijreneesch gebergte legt (itt onderfcheiding van opperNavarre, t welk aan gene zijde gelegen is en aan het koningrijk Spanje behoord); bevat St. Palais, eene kleine ftad, aan den vloed Bidoure 'n t.oosten deel van neder- Navarre; en Gramont, eene ftad aan den zeiven vloeden, «mogen van dien Her  Driehonderd VijfentagtigsTe Brief. 233 Het kleine Landfchap Soule legt aan 't Pij■reneesch gebergte, en voerd den titel van Burg - graaffchap. Het Landfchap :Bearn, dat weleer den titel van vorftendom droeg, omtrend 18 mijlen lang en 10 breed; is een vruchtbaare hoewel bergachtige ftreek, in welke veel vee gefokt word, ten zuiden tegen 't Pijreneesch gebergte leggende. Deszelfs Hoofdftad Pau, gelegen aan de Rivier Gave de Pau, is groot en aanzienlijk; een Parlement, fraai flot en heerlijke lusthoven hebbende. — Men vind 'er ook Olerou, aan de Rivier Gave d'Olerou. Haar Bisfchop ftaat onder den Aartsbisfchop van Auch. — Lescar, eene ftad aan den vloed Gave, wier Bisfchop mede onder. den Aartsbisfchop van Auch behoord. Het Land- en Graaffchap Bigorre, in 't Pijrieneesch gebergte, 't welk het van Arragon affcheid; is 10 .mijlen lang en 3 breed, en word verdeeld in gebergte, vlak land en het land Rustene, welk laatfte bij de Rivier Arroux legt. De Hoofdftad van dit graaffchap is Tarbes, in wier Landftreek men voorname gezondheids bronnen en baden vind. Zij heeft een Prefidiaal en bisdom, dat onder den Aartsbisfchop van Auch ftaat. Het Landfchap Conferans, nabij den oorfprong der Garonne. De Hoofdftad is Conferans: nog heeft zij de ftad Lifiers, aan den vloed Salat. Het gebied Les Landes; waar in leggen de fteden Dax en Acqs, eene rijke en aanzienlijke P5 ftad  $34 De Nieuwe Reiziger. ftad, aan den vloed Adour, over welke alhier een fteenen brug legt. Haare warme baden zijn zeer beroemd. Zij beeft een oud doch fterk flot, een Senechausfée benevens een Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Auch behoorende. Het Landfchap Gascogne, eigentlijk zoo genaamd, anders ook wel Chalosfe, en tot neder - Gascogne behoorende; bevat in zich de Bisfchoplijke ftad Aire aan den vloed Adour. Deszelfs Bisfchop ftaat almede onder den Aartsbisfchop van Auch. - St. Sever is de Hoofdftad, insgelijks aan den Adour leggende. Het Hertogdom Albret, den Huize van Bouillon behoorende; legt tusfehen in de Landen Bazadois, Condomois en les Landes. Het heeft eene kleine ftad van dien naam, midden m een bosch en 10 mijlen van Bourdeaux. De Landftreek Bazadois, is onvruchtbaar en vol bosfehen. — In dezelve legt, aan den vloed Beuve, de ftad Bafas, 8 mijlen van Bourdeaux. Zij heeft een Opper-Rechtsgebied, benevens een Bisdom onder den Aartsbisfchop van Auch ftaande. Het Landfchap Condomois, in zich bevattende de ftad Cóndom, eene geringe plaats aan den vloed Baife. Benevens een Prefidiaal, heeft zij een Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Bourdeaux ftaande. Het Land en Graaffchap Armagnac, dat zeer vruchtbaar en volkrijk is. Zijne Hoofdflad is Auch, Aux, Ausch, aan den vloed Gors, wel  Driehonderd Vijfent agtigste Bpief. 235 welke een Prefidiaal en Aartsbisdom heeft. — Leftoure, mede aan den vloed Gors, legt op een berg, gedekt door een fteik flot, en kan als eene grensvesting tegen Spanjen befchouwd worden. Het heeft mede een Bisdom onder den Aartsbisfchop van Auch ftaande. Het Landfchap Gaure bij Opper-Languedoc, in 't Armagnacfche gebied, is niet groot, en legt aan de Garonne. Haare Hoofdftad Verdun legt 5 mijlen ten noordwesten van Touloufe, in 't oosten, — en Magnac Nestes, in 't zuiden van Armagnac. Het Land- en Graaffchap Esterac. Estarrac, of Astarac, tusfehen de Landen Biggorre en Armagnac. Het Land-en Graaffchap Cominges;-— waai' in voorkomen Lombetz, ook Lombas, eene kleine ftad aan den vloed Seve, hebbende een Bisdom onder den Aartsbisfchop van Touloufe ftaande. — St, Bertrant de Cominges, eene ftad aan de Garonne, mede een Bisdom onder den Aartsbisfchop van Auch uitmaaken. Het Gouvernement van Languedoc, eene der grootfte en belangrijkfte Provintien van Vrankrijk. De rivier de Rhone fcheid het ten oosten van Provence en Dauphiné, ten westen grensd het aan Gascogne, ten zuiden aan Rousfillon en den zeeboezem bij Lions, en ten noorden aan de Landen Forez, Auvergne, Rovergne en Quercij. 't Geheele Gouvernement word verdeeld in vier diftricten; als OpperLanguedoc, Neder-Languedoc, les Chevennes en  Db Nieuwe Reiziger. ..en het Graaffchap Rousfillon, ieder, van welke weder zijne bijzondere verdeeling heeft. Opperen Neder-Languedoc leverd fchoone Produften .van koorn, wijn, oiij, zijde en oofc. Het Canaal van Languedoc is in Ao,. 1666 begonnen en in 168,1 voltooit, en gaat van de haven Port de Serre, aan de Middelandfche zee, tot aan Touloufe, daar het zich met de Garonne vereenigd. Het is 30 voeten breed, en heeft 104 fluifen. Opper-Languedoc, dat aan Gascogne grensd, 1 is verdeeld in negen Bisdommen : Het Bisdom van Móntauban, bevattende de «ad van dien naam, die rijksgroot en wei bevolkt is, gelegen op een aangenamen heuvel aan de rivier Tarn, • Het Aartsbisdom van Albi, of eene ftad in "t Landfchap Albigeois aan de rivier Tarn; van welke de Christenen, die in de 12 en 13 Eeuw zich hier ontdekten, en zich van de Roómfche kerk affcheidden, den naam van Albigenfen verkregen. Het was voor dezen een.'Bisdom onder Bourges ftaande: maar is, door Paus Innocentius de XI, m Ao. 1676 tot een Aartsbisdom verheven , welks Prelaat ook in waereldlijke zaken Heer is over deze ftad. Hec Aartsbisdom van Touloufe, bevat Thouloufe, ook Tolofe, Hoofdftad van Opper-Lan. guedoc, gelegen aan de Garonne, die hier een fteenen brug heeft. Naast Parijs en Lions houd men ze voor de groocfte, fcho.onfteen volkrijkfte ftad van geheel hec Rijk, hebbede heerlijke Palei- zen. —  DRIEHÖNÖBRD VlJFENTAGTlGStE BftlEf. 43? gen ~ 't Is hier dat het tweede Parlement en 'de tweede Univerfiteit van Vrankrijk »♦ die Keizer Karei den grooten, kort na de oprechting van de Univerfiteit van Parijs, gefticht heeft. Vis naar deeze plaats dat de Graven van Touloufe den naam voeren. Het Bisdom van Castres. Gastres is eene ftad gelegen aan de Rivier Agout, met den titel van Graaffchap. Het .omleggend Land hiet le Castrez.' De Bisfchop ftaat onder den Aartsbisfchop van Albij. Het Bisdqm van le Vaur, dat onder den Aartsbisfchop van Touloufe- i behoord. Het Bisdom van Rieux. Rieux is • eene ftad leggende aan de Rivier Rd» en Garonne, daar die beiden zich vereenigen. De Bisfchop hoord -onder het Aartsbisdom van Touloufe. Het Bisdom St Papooi; bevattende eene kleine ftad, welks Bisfchop onderden pas genoemden Aartsbisfchop ftaat. <• i Het Bisdom van Panuersv hebbende eene ftad die met het flot Fredelec is gelegen aan de Rivier Ariege, in het Graaffchap Foix, op de grenzen van Opper- Languedoc. • De Bisfchop ftaat onder den Aartsbisfchop van Touloufe: onder . welke mede behoord hec Bisdom Mirepoix* waar van de ftad legt in het Graaffchap Foix, aan de Rivier Lers. •• toea * • ' " ™*'~'3 ■ Neder- Languedoc., ter rechte zijde, aan de Rfliddelandfché zee, word ook in negen Bisdommen verdeeld? Het  De Nieuwe Reiziger. Het Aarts- of Opper - Bisdom van Narbonne. De ftad van dien naam is wel gevestigd, legt aan de Rivier Aude 2 mijlen van de zee, en is zeer volkrijk: er worden verfcheiden Wolleftoffen gefabriceerd. Zij is de Hoofdrad van Neder-Languedoc. — Niet verre van hier, naar de grenzen van Spanje, legt eene kleine ftad, Neucate, weleer fterk doch wier vesting-werken op het einde der XVIde eeuw geflecht zijn. 1 Het Bisdom Carcasfone; hebbende eene groote en aanzienlijke ftad, met een Cidatel en goede vesting - werken gefterkt.' De Rivier Audé loopt midden door de ftad, welke door haare goede Laken-fabrieken bloeit en alom beroemd is. Zij heeft een Prefidiaal, en haar Bisfchop ftaat onder den Prelaat van Narbonne. Het Bisdom van Aletb en Limoux, of cwee fteden, beiden aan de Rivier Aude. Derzelver Bisfchop ftaat mede onder den Aartsbisfchop van Narbonne, 1 Het Bisdom van St. Pons, St. Pons de Tomieres, bevat eene flegt bewoonde ftad tusfehen het gebergte, welker Bisfchop het waereldlijk gebied voerd en ook onder den Aartsbisfchop van Narbonne ftaat. Het Bisdom van Beziers, hebbende eene groote en aanzienlijke ftad, met den titel van Burggraaffchap. De ftad legt op een heuvel, voorbij welke de vloed Orbe heenftroomt. Het omliggend Land is zeer vruchtbaar. Zij heefc een Prefidiaal., behoorende den Bisfchop insgelijks onder 't Aartsbisdom van Narbonne. Het  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. 239 Het Bisdom Lodeve. De ftad Lodeve, Lodesve, legt aan den vloed Lergue, tusfehen 'c gebergte. De Bisfchop, die aldaar 't waeraldlijk gebied en den titel van Graaf van Montbrun voert, ftaat ook onder den Narbonfchen Aartsbisfchop. Het Bisdom Agde. Welke ftad van dien naam eene haven heeft, leggende aan de Rivier Eraut, daar die in de golf van Lions valt, 13 mijlen van Montpellier. De Bislchop, die Graaf van Agde genoemd word, hoord onder den Bisfchop van Narbonne. Het Bisdom van Montpellier, word verdeelt in Aarts-Priesterfchappen: als dat van Brifac, zijnde eene kleine ftad; — Viols in het Landfchap Sevennes; — Fiviez; — Restinclieres; — Asfas; — Bailarirues; — Frontignan, eene kleine ftad aan het Meir Ma^uellone; — en Montpellier, welke de Hoofdftad is van NederLanguedoc, aan de kleine Rivier Lez, gelegen op een' heuvel, tamêlijk groot en gedekt door een fterke Cidatel. Men getuigt dac haare inwoonders in heusch- en gedienftigheid uitmunten. Onder andere wetenfehappen is de Medicijnfche Faculteit hier zeer beroemd. Het Bi«dom Nimes, bevat eene aanzienlijke en 'volkrijke fta+ van dien naam, 7 mijlen van MontpelÜsr; zijbeefceen Prefidiaal en Sen chausfée. Haar Bisfchop ftaar onder den Aarcsbisfchop van Narbonne. ' — Beaucaire.: eene ftad aan de Rhone, 10 mijlen van Nimes; hebbende een beroemde Jaarmarkt van 32 Julij tot in Augustus»  Ho De. Nieuwe Reiziger. tus. — Aignes Mortes, zijnde eene kleine ftad ten zuiden van Nimes, aan een kleine Golf Voor dezen had zij een goede haven, maar die thans doqr verzanding geheel bedorven is; niettemin heeft zij een grooten zouthandel en een goed Arfenaal. Nog hoord onder 't Aartsbisdom Narbonne Ufes, of Uzes. Welke Had, die drie kafteelen heeft, den titel van een Hertogdom en Pairfchap voert, en alwaar mede lakens en ferges gefabriceerc worden, in de Sevennes gelegen is. Het derde diftridt des Gouvernements van Languedoc, les Cevennes, dat ten zuiden aan Neder» Languedoc grenst, is geheel met bergen doorfneden. Men merkt van dit Landfchap aan: dat de Imvoonders meest alle den Gereformeerden godsdienst zijn toegedaan, en deswegen de wreedfte vervolgingen der Roomfche geestelijkheid ondergaan hebben; — dat' naderhand zommigen, die zich niet wilden laaten dwingen terMisfe te gaan, de wapens hier over hebben opgevat, en hunne geloofsleer opbewimpelt blijven aankleven en opentlijk, belijden. Het bevat drie kleine Landfchappen, en word in drie Bisdommen verdeeld: Het Bisdom van le Pui; waar in voorkomt het Landfchap Velaij, zijnde een klein gebied,, dat van de Loire doorfneden word. Deszelfs Hoofdftad Puij, le Puij notre. Dame, is groot en rijk. De Bisfchop, die Graaf van Velaij' genoemd word, ftaat onder den Aartsbisfchop' van Bourges. Het"  Driehonderd Vijfentagtigste Brief. 241 Het Bisdom van Viviers, waar in voorkomt het Landfchap Vivarais, dat door de rivier Erieu in Opper- en Neder - Vivarais verdeeld word, 22 mijlen lang en 17 breed is en zeer vruchtbaar. Deszelfs Hoofdftad Viviers legt op een heuvel bij de Rhone. De Bisfchop» die onder den Aartsbisfchop van Vienne behoord, word Graaf van Viviers, en Vorst van Donzere Chateauneuf genoemd. — Souijeufe, een vlek aan den vloed Beaume, heefc den titel van Hertogdom. Het Bisdom Mende, waar in voorkomt het Landfchap Givaudan. De Hoofdftad Mende legt aan de rivier Lot. De Bisfchop ftaat onder den Aartsbisfchop van Albij. Het vierde diftrict. van hec Gouvernement Languedoc, is Rousfillon, een Graaffchap, dat door het Pijreneesch gebergce van Cacalonie word afgefcheiden, en voor deezen aan de Spaanfche kroon coebehoorde hebbende. Het word tot vier Smaldeelen gebracht. Perpignan, de Hoofdftad van het Graaffchap, aan de rivier Ter, is groot, wel gevestigd en aanzienlijk; zij word befchermd door een zeer fterk flot op een rots gebouwd. Benevens eene Univerfiteit, heeft zij een Bisdom onder den Aartsbisfchop van. Narbonne ftaande. Zij word voor den fleutel van Vrankrijk tegen Spanjen gehouden. — Salfes, Salces, eene kleine ftad, die een fterk flot op een berg, en fchoone zoucbron. nen heeft. XXIX. Bed. Q Villa  14^ De Niéuwe Reiziger. Villa Franca de Conflent, zijnde eene wel verfterkte ftad. — Monc Louis, eène kleine maar fterke ftad in Cerdraigne, mee een fterke Citadel, door Koning Lodewijk de XIV in An. 1680 'gebouwd. Scuveguerie de Capfik. Souveguerie de Valeipier, — Collioure, !eene kleine ftad en goede haven, niet verre van de zee. — Pört Vendres, een fchoone haven aan de kust, niet verre van Collioure. — Ampurda. — Cabo de Creux, die in 1690 tot een grensfeheiding tusfehen Rousfillon en Catalonia gefteld is. ""Getroost u nog eene brief van dit foort, Mevrouw! die eerlang volgen zal. Korter en beknopter denkbeeld van Vrankrijk kan ik u niet geeven. Ik ben, enz, \ j Calais Jen 23' November, 1759. Drie-  a43 Driehonderd Zesentagtigste Brief. Vervolg der Beredeneerde Landkaart van Vrankrijk. Het Gouvernement van Champagne legt ten zuiden tegen Bourgondien,. ten oosten grenst het aan Lotharingen, ten noorden aan de Nederlanden en ten westen aan Picardijen en Isle de France. Het begrijpt van het noorden ten zuiden 70, en van [t oosten ten westen, op zommige plaatfen, 30 en op andere 45 mijlen lengte, en word in ■Opper- en Neder-Champagne gemeenlijk verdeeld. Deeze Provintie is door haare voortreflijke mijnen,, op eenen droogen en krijt achtigen grondi wasfchende,- zeer beroemd. Dit Opper- en Neder-Champagne word nader gefmaldeeld in de 19 volgende Elections en onderhoorigheden: Eleéüon de Rheims.. Rheims is eene der oudfte en voornaamfte fteden van Vrankrijk, voor 't meestendeel noordwaards aan de rivier Vesle. Zij heefc eene Bailluagie en Univerfiteit, die in Ao. 1560 gedicht is; een Prefidiaal en Aartsbisfchop, die de eerfte en voornaamfte Hertog en Pair van Vrankrijk is, door wien de Koningen des Rijks gezalfd worden met den H. Olie, die men weleer vertelde, dac vóór elf honderc jaar, coen CloQ 2 do-  i44 De Nieuwe Reiziger. dovans gedoopt werd, in een goude flesch uit den hemel gebracht zoude zijn! — Rocroij, eene kleine maar fterke ftad, bij de grenzen van Picardijen en Henegouwen, bekend in de Hiftorien, door de zegen die de Franfchen in 1643 op de Spaanfchen bevochten. — Zij is eene voornaame grensvesting tegen de Nederlanden. Eleclion de Rhetel. Rhetel is de Hoofdftad van het Landfchap Retelois, en legt aan de rivier Aisne, ten noordwesten van de ftad Rheims. Dit Landfchap heeft den titel van Hertoglijk Pairfchap, en behoord thans aan den Hertog van Mazarin. — Meziers, eene fterke en fchoone ftad, niet verre van Rhetel, aan de Maas, heeft een Citadel. — Charleville, eene kleine ftad aan de Maas, in Ao. 1609 door Karei, Hertog van Gonzaga, gebouwt. — Sedan, eene gefortificeerde ftad en Citadel, den titel van Vorftendom bezittende, gelegen aan de Maas. — Een gedeelte of de helft des Landfchaps Brie, (welks ander gedeelte onder Isle de France behoord,) en bevattende de 5 volgende Ele&ions, of le Brie Champenoife: Eleftion de Meaux, de Hoofdftad van het Landfchap Brie, 10 mijlen van Parijs, waar de Marne midden door ftróomt. Zij heefc den titel van Graaffchap, een Bailluage en Bisdom, ftaande onder den Aartsbisfchop van Parijs. De leerftelliugen van Johan tCalvijn, zijn hier het eerst bekend geworden. Elec-  Driehonderd Zesentagtkjste Brief. 245 Eleaion de Colomiernes, een Landfchap en kleine ftad van dien naam, aan den vloed Maria. . . Eleaion de Chateau Thiernj, eene fterke ftad en flot aan den vloed Mama, met den titel van Hertogdom, hebbende een Bailluagie en Prefidiaal. Eleaion de Provins, eene oude en zeer vermaarde ftad in 't zuiden des Landfchaps» aan de rivier Vousfie; verdeeld in een benedenen bovenftad, in welke laatfte zich de toren en 't flot door Julius Cezar gefticht vertonen. Eleaion de Sezane en Brie, eene kleine ftad in 't oostelijk gedeelte des Landfchaps. Eleftion d'Esperaij, eene ftad aan de Marne, die eene beroemde Auguttijner Abtdij heeft. Ele benevens een Bisdom, onder den 'Aartsbisfchop van Avignon, — Cavillon, aan den vloed Durénce, heefc een Bisdom onder het zelfde Aarcsbisdom. Hec Graaffchap van Mondragon, aan de Rhone. Hec Prinsdom Oragne, dac een wescen aan 'de Rhone, en-voords aan hec Graaffchap Vetedfin grenst, heeft 4 mijlen in de lengte en 3 in de breedte; is vruchtbaar in wijn, koorn, zijde en faffraan. Voorheen door 't Huis van Chalon bezeten zijnde, is het gekomen aan dat van Nasfau; — na 'c overlijden van Willem de lilde, Koning van Engeland., maakten de Koning ;van Pruisfen, en de Prins Jan Willem Frifo, er beiden aanfpraak op, — het Wapen en dén titel aanneemende, Zonder hec te bezicten: incusfehen nam hec de kroon Vrankrijk aan zich, doch die hec bij den Rijswijk-fchen vreede weder ontruimde, ■ wanneer het Jeen twiscgeding bleef tusfehen 'de huizen van ■Brandenburg en Nasfau Diets. Vervolgens'heeft sér'de Koning van Pruisfen, bij ' het 10 'Aét. van den ütrechtfehen-vreede, voor zich -eb- zijrte 'nakomelingen, 'vW eeuwig afïïand van gedaan, ten voordeele van Vrankrijk; die zich rèffens, "verbond aan •hët muis van Nasfau, voorzijne nprecenfien -'opgiet r«lw, voldoening te geèv&i. «Koning Lodewijk'1 de XV heefc die 'Vórfténdóra •aan het hüis ven Conti vereerd in'Ae. 173a. tbeil Het  z$6 Ds Nieüwë Reiziger. Het Graaffchap van Saulc, bij de frontierea van Dauphiné, behoord den Hertogen van Lesdiguieres, wier oudfte zoonen zich Graven van Sault noemen. Het heeft eene ftad van dien naam, 6 mijlen ten noorden van het fteedje Apt, bij de rivier Nesque. s Het Senaalfchap of Nederrecht van Forcalquier, heeft een Graaffchaps-titel; de ftad legt aan 't riviertje Laije.— Apt, een Bisfchoplijke ftad aan den vloed Calaron, welkers Bisfchop den titel van Vorst draagt, en onder den Aartsbisfchop van Aix behoord, heefc weleer het Muntrecht bezeten. Het Senaalfchap of Nederrecht van Sifteroij, De ftad van dien naam, welke klein is, maar goede koophandel drijft, legt aan de grenzen van Dauphiné, daar de rivieren Buch en Durance zich vereenigen, aan een roes, op welke een kleine Cicadel gebouwd is. Haar Bisdom ftaac onder den Bisfchop van Aix. Het Senaalfchap of Nederrecht van Digne, eene kleine, maar wel gebouwde ftad, in 'c gebergte, aan den vloed Bleöne, beroemd door haare warme baden. Zij heeft een Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Ambrun ftaande. — Riez, eene kleine doch wélbevolkte ftad, met een Bisdom onder den Aartsbisfchop van Aix. Het Senaalfchap of Nederrecht van Castellone, eene kleine ftad en -Baronie aan den vloed Verdeij, tegen 't Alpiesch gebergte, benevens een Bailluage. — Senes, eene kleine ftad,  Driehonderd Zesentagtigste Brief. $57 ftad, benevens een Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Ambrun; dan het welke van daar naar Caftellane verlegt is. Het Senaalfchap varr Grasfe, Grace; eene vermogende en Volkrijke ftad en Bisdom, onder den Aartsbisfchop van Ambrun ftaande. — Glandeves, eene ftad in het zelve, aan de rivier Var, doch die bij overftrooming verlaten is. De Inwooners hebben zich in 't vlek daar tegen over, Entreveux genaamd, nedergezet, alwaar de Bisfchop van Glandives, die onder 't Aartsbisdom van Ambrun ftaat, refideert. — Vence, eene kleine oude ftad en Bisdom, mede onder den Aartsbisfchop van Ambrun. — en Antibes, eene welgefterkte ftad, Citadel en veilige haven, welker Bisfchop insgelijks onder den pasgenoemden Aartsbisfchop behoord. Neder-Provence, dat in zich bevat: Het Senaalfchap of Nederrecht van Arles; aldaar is de oude en groote ftad van dien naam aan de Rhone, hebbende een Aartsbisdom. In 1669 is hier een geleerd Genootfchap onder den naam van Academie Roijale des Sciences et des Langues opgerecht. Van ouds was zij de Hoofdftad des Koningrijks Bourgondien of Arelete, die 't grootst gedeelte van Zwitzerland onder zich begreep, zo wel als 't ganfche Dauphiné, Provence, Bourgondien en Spanjen. Het Senaalfchap of Nederrecht van Aix: Ia deeze is de Hoofdftad van Provence aan de rivier Are; zij heeft een Aartsbisdom, Parlement en Univerfiteit, in Ao. 1409, door Paus XXIX. Deel R Alexaij^  258 De Nieuwe Reiziger. "Alexander de V. gefticht, en "door Koning 'Hendrik de IV. in 1603 wederom vernieuwd. Zij is eene der fchoonfte fteden des Rijks, vvier warme baden zeer beroemd zijn. — Martiques legt aan *t Meir van dien naam, eene ftad, met den titel van Vorftendom, den Hertog van Vendome toebehoorende. Het Senaalfchap of Nederrecht van Marfeille: Deze ftad is gelegen aan de kust van Provence; zij is eene oude, deftige, groote 'en rijke Koopftad, met eene veilige haven, met twee Citadellen voorzien; en heeft een Bisfchop onder den Aartsbisfchop van Arles, benevens eene Academie des Belles Lettres. Zij word in 4 quartieren, elk een eigen Hoofdman, Amtenaaren en Hoofdkerk hebbende; verdeeld. Schoon zij haare uitmuntende Privilegiën in Ao. 1660 is kwijt* geraakt, word zij echter van verfcheide fchat' tingen en bannen verfchoond, en is in haare regeering van de overige fteden dezer Provintie zeer onderfcheiden. Het Senaalfchap of Nederrecht van Brignolle: dit is een kleine ftad aan den vloed Carancie. Deeze Landftreek is zeer beroemd door haare voortreffelijke pruimen, Brignolles genoemd. Het Nederrecht of Senaalfchap van Draguijn, welke ftad gelegen is in 't gebied van Frejus, eene vrugtbaare Landftreek, van welke zij de Hoofdftad is, en een Landgericht iieeft. — Frejuls, Frejus, is eene oude ftad aan  Driehonderd Zesentagtigste Brief. Z59 aan de kust, met een kleine haven aan den mond van den vloed Argents, benevens een Bisdom onder den Aartsbisfchop van Aix. Het Senaalfchap of Nederrecht van Toulon. Toulon is eene welgebouwde, aanzienlijke , rijkbevolkte en beroemde Bisfchop* lijke Koopllad, onder den Aartsbisfchop van Arles ftaande. Zij is van middenmaatige grootte en van goede vestingwerken, uit zeven bastions beftaande, voorzien; aan de Landzijde is zij niet minder fterk gefortificeert, hebbende eene ongemeen fchoone haven, in welke de oorlogfchepen, die hec Rijk in de middelandfche zee houd, veilig leggen, Haare ree loopt drie mijlen Landwaards in. Benevens een groot Arfenaal, dat met een ongelooflijk rijken voorraad van Scheeps-ammunitien is geproviandeert, heeft zij, ten westen, een kruidmagazijn op een klein eiland leggen. Thans is zij fterker dan ooit te vooren; zijnde haare werken, die in de belegering van 1707 zo hevig gebombardeerd en genoegzaam vernield waren, niet alleen herfteld, maar mee verfcheide nieuwe aangelegde forcen in nog beceren ftaac van defenfie gebrachc. Hec Nederrechc of Senaalfchap van Hieres: Deze ftad lege aan de kust, tegen over de Hierifche Eilanden, omtrent twee mijlen van Toulon. — De Hierifche Eilanden, Les Isles des Hieres, d'Ieres, ook Les Isles d'Or, zijn eenige Eilanden in de Middelandfche zee, bij Provence eeven gemeld, de kroon van VrankR a rijk  'sóo De Nieuwe Reiziger. rijk toebehoorende; bij welke Eilanden in Ao. 1744 een bloedig zeegevecht tusfehen de Engelfche en de vereenigde Franfche en Spaanfche vlooten is voorgevallen. Mij dunkt, Mevrouw! dat wij in een kleinen omtrek al zeer verre gevordert zijn. Ik heb u bijna geheel Vrankrijk door geleid, en van verre de meefte fteden alles gezegt, wat jer van te zeggen is. Indien gij op eene dorre pmftagtigheid van geen weetenswaardige zaaken gefteld waart, zou ik over dit onderwerp ten minften twaalf brieven hebben kunnen fchrijven, dan gelukkig is dit uw fmaak niet! Ik heb u reeds beloofd om de voornaamfte lieden te gaan bezoeken, en als dan u meer van het aangenaame en weetenswaardige te .zeggen. Het weinige, dat er nu nog van de beredeneerde Landkaart van Vrankrijk overfchiet, zal ik u bij geleegenheid toezenden. Intusfchen blijf ik, enz. Calais den 28 November, 1759. Drie-  20*1 Driehonderd Zevenentagtigste Brief. Vervolg der gefchiedenis van Frankrijk. Zekerlijk, Mevrouw !■ zult gij geene zo uitgeftrekte Hifto'rie 'verwagt hebben van mijn Vaderland: misfchien fchrijft gij de uicgeftrektheid daarvan toe aan de eigenaartige zugr, óm breedvoerige vertellingen te doen van bet geen ons zo na betreft. Maar gij bedriegt a! Óndanks -mij zelve bekort ik mij ten allerfterkfte, — en dat ik zo veel van Vrankrijk te zeggen heb, : komt eenvoudig daar van daan, om dat er veel van te zeggen is. Van Philip de Stoute is weinig anders te zeggen, dan dat "hij een middenmaatig Vorst ware. Hij deed een Legermagt naar Spanje trekken, om dat er aflaaten mede te verdienen waren: hij kon de zijnen niet in den band houden, die tot allerlei buitenfporigheeden vervielen, en ftierf, na eenen ongelukkigen togt, te Pérpignan, in het jaar 1185. De zoon zal het weinige vergoeden, het welk wij van den vader gezegd hebben. Dit was Philip de vierde, die den Franfchen troon beklom. Deéze Philip word ook de fchoone genaamd. Hij geraakte, in. 1295, in verfchil R 3 met  »6z De Nieuwe Reiziger. met Eduard den eerften, 't welke uk een zeer geringe zaak zijn oorfprong nam. Twee ma* troozen, een Engelschman en een Noorman, woorden gekreegen hebbende, en handgemeen wordende, werd de laatfte door den eerden doodgeflagen. De Noormannen, zig geen wraak genoeg naar hun zin verfchaft ziende, vereenigden zig, om den dood' van hunnen Landgenoot te wreeken, en maakten door eenige rooverijen de zee onveilig. De Engelfchen verzetten zig hier tegen, en dreeven ze te rug, zo dat zij zelf zig tot voor Rochelle vertoonden, en ftout genoeg waren, om de omleggende oorden te plunderen. Philip de fchoone, dus in, zijn eigen Land beleedigd, vorderde voldoening van Eduard, die ze weigerde, Hij was opperleenheer van Guienne; in die hoedaanigheid verklaarde hij Eduard van dit zijn Leen vervallen te zijn, en zond eene genoegzaame magt om er zig meeiler van te maaken, 't,welk zonder eenigen wederftand gefchiedde. Hij ftelde zig vervolgens ook in 't bezit van een gedeelte van Vlaanderen. Allengskens begon die tijd aantebreeken, dat het Hof van Romen dien geweldigen invloed ftond te verliezen, welken het allerwegen in de Chriftenhoven, en op de gemoederen van alzulke menfchen had, welken de Paus als het opperhoofd der kerk erkenden. Wij hebben reeds nu en dan eenigen wederftand gezien, en fchpon de onderwerping  Driehonderd Zevenentagtigste Brief, aéj ding der Vorften het eindelijk, gevolg was, nam zulks niet weg, dat men moeds genoeg had, om, nu en dan, openlijk den heiligen vader in 't fchild te vaaren! Iets, dat de eerfte trap ter befnoeijing van het onmaatig roomsen gezag moest zijn. Paus Bonifacius de agtfte werd dit op zijn beurt ten overvloede gewaar. Hij was meer dan iemand anders met de grootheid en almagt van zijne waardigheid ingenomen, en zo zeer als iemand geneigd, om die op.alle wijzen, te handhaven. „ De roomfche Paus, dusfprak deeze heilige vader; door God over de Koningen en de Koningrijken aangefteld, den eerften rang onder alle ftervelingen be; kleedende, oordeelt gerustlijk van de hoogte zijnes troons, en doet alle boozen, op den wenk zijner oogen, verdwijnen." Philip de fchoone was echter van een ander begrip. De Graaf van Vlaanderen had zig bij den heiligen ftoel beklaagd, en deeze daevaarde den franfchen Vorst, vermits zijn Heiligheid op dien fleren Koning vergramd was. Deeze dagvaarding deed niets af, want Philip bekreunde zig des niet en bleef daar hij was. Bonifacius zogt toen alle geleegenheeden, om zijn'wrok aan Philip te doen gevoelen. Weldra bereikte hij zijn oogmerk. De franfche Koning'geld behoevende, begreep, dat de geestlijken, de voorrechten der maatfchappij genietende, ook gehouden^ waren, R 4 om  204 De Nieuwe Reiziger. om iets ter verligtïng van deszelfs lasten toetebrengen, en bragt hen onder de vcrpligting om fchatting te betaalen. Deeze rijke en twistzieke heeren dagten hunne penningen beter voor zig zelve- te kunnen befteeden, en beklaagden zig deswegens bij hun geestlijk Opperhoofd Bonifacius, die daadlijk gereed was, om zijne Lievelingen tegen den gehaatten Philip den fchoonen bij te fprïngen. Hij gaf eene Bulle uit, ' waarvan de eerfte woorden beginnen: Clericis laicos: waarbij aan de geestlijken verbooden werd, om geene fchatting, hoe ook genaamd, buiten toeftemming van zijn Heiligheid, te betaalen. De overtreeders, zo wel die ze gaf, als die ze ontving, werden met den ban bedreigd. Philips de fchoone ftrafte deeze ftoutheid van den heiligen vader ten allergevoeligfte; bij verbood de verzending van alle geld uit zijn Koningrijk, zonder een getuigfchrift van zijne hand. Romen verloor hier ontzaglijke fommen bij, 'dewijl het veel geld uit Vrankrijk gewoon was te trekken. Bonifacius poog. de wel, om dit verbod des Konings voor dwaas en van geender waardij uittekrijten, vermits de waereldlijke magten geen vermogen op den Paus hadden; maar Philip betuig, de op zijn beurt: „ Dat de Kerklijken, Leden van den ftaat waren, en even zeer als andere Leden belang hadden in deszelfs behoudenis, en dus ook het hunne daar aan moeften opbrengen, en dat zij te min daarvan  Driehonderd Zeven entagtigst'e Brief. 26$ van konden ontflagen worden, dewijl men hen nier. beletcede, hunne inkomften aan ijdelheeden en vermaaklijheeden te befteeden, ten nadeele der armen, enz." De Paus werd door deezen toon tot zoetheid gebragt. Hij gebruikte toegeeflijkheid, vermits dit de eenige wegware, om zig, met betrekking tot Vrankrijk, te handhaven. Hij kwam zelf zo verre, dat hij toeftond, dat de Koningen, in gevallen van hooge noodzaaklijkheid, vrijheid hadden, om, zonder zijne toeftemming, de geestlijkheid fchatting opteleggen. — Door deeze toegeeflijkheid werd Philips het ook, omtrent zijn Heiligheid. Een zodanig Paus als Bonifacius, en een zodanig Koning als Philips de fchoone was, kondefe onmooglijk langen tijd goede vrienden blijven; want de een alles willende dwingen, en de ander niet gedwongen willende zijn^ en beiden gezind zijnde, om hun zin te hebben en te krijgen, moeften zij telkens met elkander overhoop leggen, zo als dan wederom het geval was. - De Paus had een geweldigen haat tegen het geflagt der-Colonna's. Hij verdreef eenige Baronnen van het zelve, die tot Philip den toevlugt naamen, en door deezen Vorst vriendlijk ontvangen werden. Philip was ook de befchermende vriend van Keizer Albert, welken door Bonifacius voor een Rijksöverweldiger werd gehouden en als zodanig voor zijn Vierfchaar gedaagd. Nog eenige andere R 5 klei-  a66 De Nieuwe Reiziger. Jcleinigheeden hadden den heiligen Vader ia diervoegen, verbitterd, dat hij zijn Afgezant paar Philips afvaardigde, die, offchoon een gebooren onderdaan van Philip, (zijnde de JBisfchop van Pamiers,> zig zo onbefchoft tegen den .franfchen Monarch aanftelde, (behalven de ruuwe bedreiging, die hij uit naam van zijn Heiligheid deed,) dat Philip hem als een wederfpanneling en oproermaaker uit zijn tegenwoordigheid liet verdrijven en gevangen zetten. De woede van den heiligen Vader, over dit voorval, ging,alle paaien te buiten. Een ftaatsdienaar van Philip nam de vrijheid, om den Paus op eene geeftige wijs te zeggen: Dat het zwaard van zijne Heiligheid flegts uit woorden gefmeed was, doch dat het zwaard van den Koning van Vrankrijk een weezenlijk zwaard was. In dergelijke kwinkflagen fehepte Bonifacius weinig genoegen, en nog minder kon hij er door tot flaan gebragc worden. „ God, — riep hij in gramfchap uit; — heeft mij aangefteld ten beheerfcher der .-Koningen, en ten meeller van hunne Rijken. Mij is de magt om te verderven en te verwoeften. In zijnen naam, ftaat het mij vrij te bouwen en aftebreeken, naar mijn welgevallen." In een dergelijken fmaak fchreef hij ook aan Philips, die er mede lachte. Niet minder fpottede de franfche Vorst met de verdere moeite, die Bonifacius nam, om Jiem in zijne Koninglijke waardigheid te ver? rie-  Driehonderd Zevenentagtigste Brief, %6? liederen. Ik zal er hier een klein (taaltje van geeven. De Paus fchreef hem: „ Bonifacius, Bisfchop, knegt aller knegten van God, aan Philip, Koning van Vrankrijk, _ Vrees God en onderhoud zijn geboden. Wij doen u weeten, dat gij, in geestlijke en ■tijdlijke zaaken, aan ons onderworpen zijt. Het begeeven van geene kerklijke waardigheeden of ampten komt u toe; en indien gij eenige opengevallene in uwe bewaaring hebt, dan moet gij derzelver voordeelen ten dienfte der opvolgeren bewaaren; hebt gij er befchikking over gemaakt, wij keuren dezelven van geener waarde, en hereifchen, wat ervan ge.komen mogt weezen. Die anders gelooven, houden wij voor ketters." De Koning antwoordde hierop. « Philip, .door Gods genade Koning van Vrankrijk, aan Bonifacius, die zig als opperpriefter aanflelt, weinig of geen heil! — Uwe opperfte uitzinnigheid weete, dat wij, in het tijdlijke, aan niemand onderworpen zijn; dat het begeeven der kerken en kerklijke waardigheeden, volgens Koninglijk recht, aan ons toekomt; dac wij de vrugten daarvan de onzen maaken, en dat de begiftigingen, door ons gedaan of nog te doen, wettig zijn , en wettig zullen blijven; als mede, dat wij de Bezitters daarvan kloekmoedig tegen allen zullen befchermen. Die' anders gelooven houden wij voor dwaas en onzinnig," Met dit antwoord vergenoegde hij zig nog niet. Hij deed ook de pauslijke  2fj8 De Nieuwe Reiziger. ■gefchriften,'tegen hem uitgekomen, ten vuure doemen. De zaak des Kortings was zo blijkbaar rechtvaardig, dat de goede gemeente hem daadlijk toeviel. - Deeze heeft omtrent dit tijd. perk zig beginnen te doen gelden, en ftelde haare belangen vervolgens voor, onder den mam van Tien Etat. De geestlijkheid hield beftendig de zijde van den Paus. Zij wilde zig naar Romen begeeven, en eenigen hunner deeden zulks, in weerwil van 'sKonings uitdruklijk verbod. Het gezag van Romen, altoos tegen- de belangens der volken overgeheldvond alömrhé aanhangers in de zulken, die' ■het meest op den geest des menfchen ver- ~,De PaUS V0]Sde alweder ^t inru .\ hcm Z° zeer van a"^ren onder•'fcheidde. Hij gaf een Balie uit, bekend onder den naanv van Unahi San&am., en bpgg. vuld met godvrugtige dwaasheeden. Volgens de vooronderfteliingen, in dezelve begreepen. Moet het tijdlijk zwaard, door de Konin' ■gen en krijgslieden, gebruikt worden voor de kerk, volgens bevel en verlof van den Paus; *n dsp.de tijdlijke magt onderworpen aan de geeftehjke, die -dezelve' aanftelt en oordeelt •en alleen van God kan gcöordeelt worden.' 'De geestlijke magt te wederftreeven is derhalven het zelfde als God te wederftaan, of men moet de (twee beginzels der Manicheen «nneemen. Op dit alles begrijpt men dat & Ban volgde. De Paus zelf beval, dat de  Driehonderd Zevenektagtigste Brief. 269 de Biegtvader van den Koning, zig te Romen, wegens het gedrag van zijn Biegtling zou komen verantwoorden. Nog meer, de heilige Vader, waanende de befchikking te hebben over de Kroonen der Vorsten, fchonk die van Vrankrijk aan dien zelfden Albert van Oostenrijk, welken hij zo geftreng vervolgd had, - en hij deed zulks, vermits die Keizer* gedwee geworden was, zelf in zo verre, om iig ten fchandlijkfte voor Romens willekeur te vernederen. De Franfchen deelden in de verontwaardiging, welke hunnen Vorst tegen Bonifacius bezielde; zij beriepen eene Kerkvergadering, geheel tegen den heiligen Vader ingerigt, en vertoornden hem indiervoegen, dat hij een Bulle begon te ontwerpen, oneindig beledigender dan de voorigen. De twist zou van gedugte gevolgen geweest zijn; dan ten welweezen der Vervelingen, viel Bonifacius, te Anagni, in de handen zijner vijanden, die hem al de uitwerkzels van hunnen haat deeden gevoelen. Dit was een fchok, die zijn trotsheid niet wederftaan kon. Hij geraakte vrij, doch ftierf van fpijt en hartzeer. Intusfchen onderging Philip een aanmerklnk verlies, ten opzigte van Vlaanderen, In een opftand te Brugge, werden alle Franfchen, zig aldaar bevindende, om hals gebragt. De Graaf van Artois, zijne vijanden te gering fchactende, werd in het jaar 1302, bij Kortrijk ver-  ft7Ö De NlEÜWE ReïZIgEJU verflagen. Philip, die de Vlamingers zelf m perfoon toe hun pligt wilde brengen, voer Biet veel beter. In Ao. 1304 vond hij zig verpligt om dit Landfchap, ten grootflen deele, aan den oudften zoon vah den Graaf van Vlaanderen afteftaan. Ten opzigte van Guienne, dit gaf hij insgelijks aan den Koning Van Engeland weder. Philip deed zig als een Wfaakzugcige kennen in veeleh zijher bedrijven, maar inzonderheid ten opzigten van den overleeden Paus Bonifacius. Deszelfs opvolger Benediclus de Negende ontfloeg den Vorst van den Ban, ingevalle die erkend mogt worden, als billijk plaats gehad hebbende. Maar dit voldeed Philip niet: toen deeze Paus overleed, bewerkte hij, dat Glemens de Vijfde aan de Pauslijke Kroon kwam, en deeze heilige Vader van zijn maakzel, verkreeg denzelven op die heimlijke voorwaarde, dat hij in allés Philip te wille moest zijn, waarin hij ook woord hield. Weldra keurde Clemens de voornaamfte Bullen van Bonifacius af, en het was niet 'dan met ontzaglijk veel moeite dat de Paus verkreeg, dat Koning Philip van zijnen eisch afzag, om naamlijk het lijk van Bonifacius te laaten opgraaven en verbranden. De bekende order der Tempeliers werd door Paus Clemens, grootendeels op aandrijven en welgevallen van Koning Philip, uitgeroeid. Eenigen zeggen, dat de reden van den  Driehónderd Zevenèntagtigste'Brief. 071 den Franfchen Koning, om op de vernietiging deezer Ridders aantehouden, daarin beitond, dat hij zin in hunne rijkdommen had: ander£n Willen, dat hij een kwaad hart tegen hen had, om' dat zij de zijde van Bonifacius koozen, en dien Paus tegen Philip hadden onderfteund. Onder de Regeering van Philip werd de Pauslijke zetel te Avignon gevestigd. De Vorst had, of oordeelde zulk een groot belang te hebben, met den' Paus op zijn grondgebied te aanfchouwen, dat hij er gewigtige opofferingen aan deed, zo door Kerken en Kloosters aan den Opperkerkvoogd ten besten te geeven, als door een fchatting intevoeren, elders onder den naam van Annates bekend. Men wil ook, dat Philip Paus Clemens poogde te gebruiken, om het Keizerrijk in 't bezit van zijn broeder, Carel de Valois, te brengen. Clemens geliet zig 's Konings wenfchen te bewerkftelligen, wat het uitterlijke aangaat, doch onder de hand, was hij een der flerkfte Tegenwerkers. Onder Lodewijk den heiligen, was het Rijk, ten opzigten zijner geldmunten, in een gefchiktheid gebragt, om ,zig te herflellen van de geweldige nadeelen, die het ondergaan had, door den verkwistenden ijver voor de kruistogten. Philip, gretig en behoeftig, wilde fchielijk groote fommen vergaderen en verhoogde de waarde van het geld tot twee "derden. Eene weezenlijke fchade, waarvan hij  172 De Nieuwe Reiziger. hij zelf de eerfte proef had. De koophandel leed hier groodijks mede, en de geduurige veranderingen der geldfpetien vernietigde hétvertrouwen, en het vaste punt, waarop de verwisfeling der koopwaaren zig alleen grondvestede. Zijn onderneeming in dit ftuk haalde hem den haat der handeldrijvenden op den hals, en bij veelen droeg hij den naam van den Valfchen Munter. Dat hij de Jooden uit het rijk verdreef, en zulks wel met het baatzugtige inzigc, om zig meester van hunne goederen te maaken, legt men hem mede ten laste. Aan befchuldigingen welken geen volkomen zekerheid hebben, is het best te twijffelen. Het bijgeloof van deezen tijd bedekt veele misdagen, die toen verfchoonlijk en nu ten hoogften ftrafbaar zouden weezen. Hij rigtede te Parijs een Parlement op, 't welk dienen moest ter bewaaring der wetten, en dat vervolgens de fteun der Koninglijke agtbaarheid werd. Dit Parlement vergaderde, onder zijne regeéring, flegts tweemaalen in het jaar; terwijl elke zitting van het zelve, niet langer dan twee maanden duurde. . Philip de fchoone had voor zijn dood, die in 1314. voorviel, het verdriet om de drie Egtgenooten zijner zoonen befchuldigd te zien van overfpel. De zeden van dien tijd waren ruuw en de gebruiken barbaarsch. Een deezer ongelukkigen werd in de gevangenis gewurgd: een wist het gevaar des fchandlij- ken  Driehonderd ZevenentAgtigste Brief. 273 ken doods te ontkomen, door te betoogen, dat zij geen overfpel gepleegd kon hebben, vermits haar Egtgenoot haar te na in den bloede beftond, en derhalven haar huuwlijk van geen waarde was ; en de derde vond er geen andere uitvlugt op , dan zig met haaren Man te verzoenen. De oudfte zoon van Philip de Schoone, zijnde Lodewijk de tiende, anders ook 1 de krakeelzugtige geheeten, volgde zijn vader in het bewind op. Het weinige, dat van deezen Vorst te zeggen is, ftrekt gansch niet ten zijnen voordeele. Een zekere Marigni werd door het algemeen gerugt befchuldigd, dat hij de oorzaak was der rampen, die uit de fchadelijke verandèHngen der geldfpetien noodwendig moeften voortvloeien: men voegde er bij, dat hij een Tovenaar ware; de Oom van Koning Lodewijk den tienden had een wrok gezet op Marigni, en meer was er niet noodig, om hem, op bevel van den Vorst, onverhoord, te iaaten ophangen. Deeze Vorst betoonde insgelijks hoe gemaklijk het valle voor de magthebbende fchraapzugt, om met alle dingen haar voordeel te doen; zelf met dezulken, die de goede Hemel om niet uitdeelt, en hoe weinig kunst er vereïscht worde, om het gros der ftervelingen met fchoone woorden in de luuren te leggen. De Boeren waren tot nog toe Lijfeigenen of flaaven geweest van hen, aan wie de gron- XXIX, Dsel. S den  S74 De Nieuwe Reiziger. den toekwamen, die zij bebouwden. Men verkogt hen met dezelven, even als de huizen en boomen, die er op ftonden. Dit was eene fchreeuwende onrechtvaardigheid. Te eeniger tijden moeften deeze ongelukkigen, -— die juist de. nuttigde Leden der Maatfchappij waren, — dit ongelijk gevoelen, om er hunne onderdrukkers over te recht te ftellen, en als dan ware men misfchien in de noodzaaklijkheid geweest, om, voor het lang gemis hunner onbetwistbaarfte rechten en vrijheeden, hen eenige vergoeding te bezorgen. Lodewijk tragtede dit te voorkomen niet alleen, maar ook eenige winst te trekken, uit de verkoop van hec geen de hemel om niet geeft, van de vrijheid naamlijk, welken hij aan de Landluiden verkogc. Dus luid zijn bevelfchrift dien aangaande. : . Dewijl alle menfchen vrij gebooren Worden, en ons Koningrijk het Rijk der Franken word geheeten, willen wij, dat het, zo wel in de daad als in den naam, vrij zij! dat, ingevolgen hier van, vrijmaakingen in de ganfche uitgeftrektheid van onzen ftaat plaats grijpen *- volgens billijke en gemaatjgde voorwaarden." enz. De regeering van deezen Vorst was kort. Hij overleed in i%i6. Zijn Broeder, Philip de vijfde, de lange bijgenaamd, volgde hem op, na dac er eenig verfchil was gevallen, over Joanna, de dogter van Lodewijk, die de Hertog van Bour- gon-  Driehonderd Zevenrntagtigste Brief. gondie op den troon wilde plaatfen, 'dóch wijslijk en voorzigtig door de Franfchen geweerd werd, ten einde het Rijksbewind niet aan vreemden ovèr te brengen. Deeze Vorst vond veele misnoegden, over de befturing van'zaaken, welken meestal, met voorbijzien van het algemeene welzijn, tot voordeel van de afzonderlijke belangen der Vorften, gerigt waren geworden. Hij vond er dit middel op, om hen, door zijne gunstbewijzen, te vreeden te ftellen. Den Hertog van Bourgondie vergenoegde hij, met aan denzelven zijn dogter ten huuwlijk, en het Franche Comté tot een Bruidfchat te geeven. Het gebrek aan geld deed hem overgaan tot eene dier laage middelen, die een voorbijgaande fchat moogen opleveren, doch die nooit den Vorst waarlijk rijk maaken, en zeer zeker ten grooten nadeele der onderdaanen verftrekken. Dè Jonden, die weder in 't Rijk gekomen waren, dreef hij er op nieuw uit, en bragt daar door een goede fom gelds bij een. Hij verklaarde de groote rijkdommen der zogenaamde Lazarushuizen verbeurd. De reden hiervoor was, dat men de Jooden en de Lazarusfen befchuldigde, dat zij voorneemens geweest waren, om de gemeene Putten en Fonteinen te vergiftigen. De Bïsfchoppen, welken zitting in het Parlement hadden, en wier gezag groot genoeg was, om een verfchriklijk en fteeds nadeelig mengelmoes van her kerklijk en burS 2 ger-  fl7Ö De Nieuwe Reiziger. gerlijk recht te maaken, werden buiten deeze vergadering gèflooten. Hij kogt het recht om geld te mogen munten van eenige Baronnen, die zulks tot nog geöeffend hadden, en waarvan een fchroomlijk misbruik gemaakt was geworden. Hij ftond niet toe, dat de Burgers de wapens in handen hielden, maar beval hen dezelven in de daartoe gefchikte Wapenhuizen te brengen, waar zij blijven moeften, tot zo lange de Vorst ze in zijnen dienst behoefde. Hij maakte eenige Krijgsfchikkingen, waar door hij de kragten des Rijks merklijk vermeerderde. Hij zou nog iets van zeer veel belang hebben daargefteld, naamlijk eene eenpaarigheid van munten gewigten en maaten.' dan in dit opzet verhinderde hem de dood, die hem overviel in 1335. Hij had geene zoonen, waarom zijn Broeder Carel de vierde, of de fchoone, hem in 't Rijksbewind opvolgde. De gefchiedenis vernield zo weinig van deezen Carel den fehoonen, en onze taak is zo uitgeftrekt y dat ik de vrijheid neeme, om u, Mevrouw! eenvoudig aantekondigen dat hij in den jaare 1328 overleed, zonder manlijke Erfgenaamen naartelaaten. Word uw geduld niet ten einde gerekt, daar ik u geduurig vertel, deeze Vorst ftierf in dit of dat jaar, en werd opgevolgd door die, welke overleed in het jaar zo veel of zo veel? Ik geloof gaarne dat het u lastig yalle, maar weet teffens, dat het onmooglijk is,  Driehonderd Agtentagtigste Brief, 277 is, u een volleedig denkbeeld van Vrankrijk te geeven, bijaldien ik, in deszelfs oude Historie, de Vorften niet gebruik, even gelijk de Cijfers op een uurwijzer, om te zien wat uur van den dag men heeft. Mogten de tegenwoordige Vorften gedenken, dat men over honderden jaaren eveneens met hen zal handelen! Ik zal in mijn volgenden deeze Hiftorie voortzetten. Welhaast naderen wij het tijdperk, waarin grooter gebeurtenisfen uwen aandagt zullen gaande houden. Ik ben, enz. Calais den 2 December, 1759» Driehonderd Agtentagtigste Brief,. Vervolg der Gefchiedenis van Vrankrijk. Vermits Carel de vierde geen zoonen naarliet, en men in Vrankrijk niet dulde om eene vrouw ten troon te verheffen, — eerstlijk, om dat men daarvan geene voorbeelden aantrof, en ten anderen, om dat men toen noodig oordeelde de Salifche wet vastteftellen, — werd Philip van Valois, een verdere Bloedverwant van den Vorstlijken ftam, tot de kroon geroepen. Wegens Guienne deed Eduard, die niets tegen den S 3 nieu.  .278 -De Nieuwe Reiziger. nieuwen Franfchen:Vorst in ftaat was te onderneemen,' hulde aan Philip van Valois; deeze daarentegen ftond het Koningrijk Navarre af aan den Graaf van Evreux, waar door het zelve van de Kroon van Vrankrijk ge.fcheiden werd. Het verfchil over het Kerklijk Rechtsgebied, 't welk, zo door de waereldlijken als Geestlijken, .niet armhartige bewijzen geftaafd, en flegts volgens hun eigen denkbeeld beflischt werd, is veel te dor, om er u bij optehouden., 't Geen toen van een allergewigtigst belang geoordeeld werd, kunnen wij thans niet hooger als een beuzeling aanmerken. — Dikwerf denk ik, hoe hartig zal ,mijn nazaat lachen, over de bezigheeden waarmede ik thans al de vermogens mijner ziel volijverig werkzaam houde, en waarvoor geheele Natiën hun geluk en rust opofferen! — Dit is het beloop der waereld ! Dit is het lot der volken! Wij verbeelden ons een deftig treurfpel te fpeelen, en zij die het recht hebben, om onze daaden te beöordeelen, — onze Nakomelingen, — zullen ons verwijten, dat wij onzen kostlijken tijd met een nietige klugt verfleeten hebben. Philip bezat nog bijgeloovigheid genoeg, om. zijne toeftemming tot een nieuwen kruistogt te geeven. Gelukkig echter voor de faamenleeving, had dezelve geen voortgang. De verwarde gefteldheid van zaaken was de voornaame oorzaak van deszelfs belet. Hij had zig voornaame vijanden berokkend, waaronder Kei- ' *  Driehonderd Agtentagtigste Brief. 27$ Keizer Lodewijk, en Robert van Artois, zijn fchoonbroeder; deeze laatfte nam zijn toevlugt tot Koning Eduard den derden, die hem het befluit deed neemen, om Vrankrijk aantetasten. Een zekere Arteveld, Bierbrouwer te Gent, ftelde zig aan 't hoofd der muitelingen in Vlaanderen, en deed niet weinig in den aanflag, die de Engelfchen in den zin haüden, 't Ontbrak Eduard aan geen voorwendzel, om Philip aan te vallen, vermits de laatfte een fchuilplaats verleende aan den Koning van Schotland, DavidBruce, die door Eduard onttroond was geworden. De waare reden echter was, dat de grooten zig ten voorueele. van Philip, verklaard, en-Eduard van den Franfchen throon geweerd hadden. Weldra- berftede de oorlog uit. Een hevige fcheeps-ftrijd viel er, in 1340, voorbij Sluis. De franfchen hadden een vloot van honderd en twintig zeilen , bemand met veertig duizend Man. Zij konden echter tegen de zeebekwaaheid'der Engelfchen niet opweegen en werden deerlijk geflagen. De koning van Engeland was zo gelukkig niet te Land. Hij bevond zig aan 't hoofd van honderd duizend man,, en ondernam het beleg van Doornik , doch te vergeefsch. Als toen kwam hem iets in 't hoofd, dat zo het doorgegaan had en algemeen de mode: ware geworden, de Vorften minder oorlog, zugtig gemaakt, en hunne onderdaanen meer voor de verderflijke rampen van den krijg S 4 zou  s8o De Nieuwe Reiziger. zou bewaard hebben. Hij daagde naamlijk Philip tot een tweegevegt uit, op voorwaarde dat de overwinnaar bezitter zou zijn van de beide Koningrijken. — Dus ligtvaardig fpeeIen de grooten met de maatfchappijen der menfchen! Zij behandelen ze even gelijk de klederen, die zij afleggen, en die ze verkoopen of wegwerpen. De verleegenheid van Eduard om aan geld te komen; zijn vrees dat zijne Eondgenooten hem mogten afvallen, en het lastige maanen zijner fchuldëifchers, deeden hem inkrimpen, en de Vorften kwamen tot een beftand. Eerlang echter geraakte het zwaard andermaal uit de fchede, uit hoofde van eenige * onlusten in Bretagne. Men trof nog eens den vreede, en verbrak dien andermaal. Godfried van Harcourt, een voornaam vlugteling uit Normandije, gaf aan Eduard den raad, om in die Landftreek te vallen: deeze deed zulks, en vertoonde zig welhaast voor Parijs, want nergens vond hij tegenftand genoeg, om hem in zijn vaart te ftuiten. De Koning van Vrankrijk kwam toen met een gedugte magt op zijn vijand af en noodzaakte. den Engelfchen Vorst, om naar Vlaanderen weder te keeren. De beide Legers raakten (laags bij Cresfi; de franfchen kreegen de nederlaag en verlooren hij de dertig duizend manfchappen, waaronder niet weinige van «Jen eerften Adel. Calais, elf maanden belegerd  DRumniflSD Agtentagtigste Brief. aSi gerd geworden zijnde, vief ook in de magt van Koning Eduard. nir verlies bragt Philip van Valois m hii den rijkdom des volks uit, en, na dit g Van te hebden, leijde hij hen zwaare bfaftingen op. Dit kon geen ander gevolg hebhen, dan een algemeenen haat. Philip trok di alles zig zo zeer aan, dat hu begon kw nen, en eindlijk den ongerulïen en gemartelden geest uitblies, in 1350- Aaa deezen Vorst had de Dauphin van Vienne, (Humbert de tweede, die zijn zoon verlooren hebbende, zig in een kloofter begaf ) Dauphiné afgedaan, en het is van dit Landfchap, £ de* oudfte zoonen der Koningen van Vrankrijk den naam van Dauphin ontleenen. PhiliP Het een zoon agter, Joannes geheeten, welken hem in 'tBewind opvolgde. Deeze was' onvoorzigtig, koppig, wreed en trouw, Toos; meest alle zijne bedrijven draagen1 het kenmerk deezer haatlijke ondeugden. Zelve, onberaamd genoeg, om door groovj^M* dering van Geldmunt zig een aanzienlijken rijkdom te bezorgen, gaf hij zijne dienaars Z op wat wijze bet best en voordeligst ge onderdaanen te bedriegen. De Graaf5 Eu, Rijksveldmaarfchalk, en verfcfe den andere grooten, door hem, zonder «chtspleeging omgebragt, moest de haat des -lksg tegen hem gaande raaken, en bij S S  tSt Vb Nxevwz Reiziger» f eei"rte geleegenheid tot oproer üitberften- Z rZf ,de\Snooden> zijn fchoonzoon, ^ mee reebe deezen *aam droeg, welken h), door eene ftrengheid, die hij uieTt™ tod, die den kwaaden ftouter maakte,. zo„. d h m 0„der de minne verpligting te' brea. ? pV j ? Vfees,1Jken vijand herfchepte. heid fi dCrdf V°nd' d00r d^ gefteldH«d, fchoone geleegenheid, om zijn ftaat«ge den vollen teugel te vieren. Hij had «joe kragten herfteld door een beftand! De oproerige Vorst van Navarre was, te Rouan n de gevangenis geworpen; deszelfs broeder' en Godfned van Harcourt, hadden de wijk mar Engeland genomen, en lieten niet naar om dat Rijk tegen de Franfchen in het har«asch te jaagen, 't welk niets liever verlangde dan om een voorwendzel en aanleiding f tot den krijg te hebben. 6 Joannes dit oproer ziende opkomen, en ajn eigen kragten mistrouwende, beriep de algemeene Staaten in ,355, en ftelde er zijne belangen voor. Alhier werd hem een jJer™gt van honderdduizend man toegeftaan, beneffens een onderftandgeld van verre over de negen mill.oenen Livr.s. Deeze Vergadering echter gaf een groote knak aan zijn Koning! \t ! fl -deWijl Wj er ziS de wet door zag voorfchnjven. Hij moest zig verbinden, om geene verandering in de Geldfpetien te nrn.  Driehonderd Agtentagtigste Brief. a?3 ken; om afftand te doen van het recht, dat hij had, dat de gemeente hem van leeftogt en voertuig voor zijn Huishouding moest verzorgen; om voortaan geene vreede of beftand te -fluiten, dan ingevolgen den Raad der drie Rangen, of hunne Gecommitteerden, enz. De Prins van Walles had reeds eenige Landftreeken in Vrankrijk verwoest, toen Joannes, in 1356, niet een Leger van Zestigduizend manfchappen op «weg toog, en te Maupertuis, niet verre van Poitiers, de Engelfchen aantrof, die flegts agt duizend man fterk waren en gebrek aan veelerlei behoeften hadden. Had Joannes krijgsbeleid bezeten, ttj zou hen gemaklijk te onder hebben kunnen brengen; dan! zijne roekeloosheid, allen roeden raad verachtende, deed eenen aanval, en verloor niet flegts den flag; maar werd ook door den Overwinnaar gevangen genomen, wordende hij op het vriendlijkfte en edelmoedigfte behandeld. De Dauphin, (naderhand Koning, onder den naam van Carel den Vijfden,) voerde, geduurende de gevangenis van Koning Joannes, het bewind, in hoedanigheid van Luitenant Generaal. Men vermeende reden te hebben, om hem te wantrouwen; en allerwegen vond hij tegenkanting en opftand. Hij beriep de Staaten, om er onderftand van te verkrij. een; doch deezen tragteden hem het Rijksbeftuur te ontneemen. Hij liet hen fcheiden, doch vond zig genoodzaakt hen weder te doen ver-  De Nieuwe Reiziger. vergaderen, om hun zin te doen. De Koninr &annds'teBom'deauxgeva"^' 2 oeitand voor twee iWph «i. u j üeten daarom Tt ^dT?^ van Navarre kwam aan he?£S de^unT *js¥heeden eens verwpeden opftands. Overal Aeerschte geweld en moord. De Boeren brag ten een memgte Edelen om hals, en de Edl xn "g °PuhUn beUft' met de ■><*- xen van t leeven te berooven. De Dauphin den ouderdom van twintig jaaren berei t hebbende, begon blijken a| Jn dag te leggen, van eene grootheid, wel- *en bij eerlang flond te verkrijgen. Hij voer. tJZ ft djceivan Regent> e" *™ paTenTfbtl" ^ ^ Koning Joannes, naar de vrijheid haakende JPot een fch dJijk yerd £ * fchen Monarch: hij ftond aan denzelven Se de Landen af, die weleer den Koningen van Engeland hadden toebehoord, en verbond zig om vier Milioenen franfche goede kroo «en, tot zijn losgeld, te betaalen. Dit fchand, lijk verdrag werd door de Staaten eenpaant verworpen, waardoor het van zelf te «iet geraakte. mci Eduard wilde toen, op nieuw, den oor. logs kans beproeven. Hij kwam met een Le. ger van honderdduizend Man in Vrankrijk en maakte fnelle en verwoeltende voortongen? De  Driehonderd Agtentagtigste Brief. s8£ De Dauphin toonde zijne krijgskunde: hij liet den overwinnaar zijn loop; hy wist, dat d eze, alles agter zig verwoestende, eindluk gebrek aan noodig onderhoud moest krijgen. Zig uitgeput en afgemat hebbende, vond hij eiSlijk een vijand voor zig, die a11e z.jne kragten had faamgetrokken, en gereed ftond, om van zijne vermoeidheid gebruik te maaken. Eduard begon naar Vreede te verlangen. Men zegt dat het bijgeloof die geneigdheid grootendeels beftuurde; wat hier van zij, m ,060 maakte men den Vreede te Bretignij, een plaats niet verre van Chartres. Voortaan zou Engeland in 't bezit zijn van Guienne, Poitou, Saintonge en Limoufm, en afftand doen van deszelfs eifchen op den Kroon van Vrankrijk, op Normandije, Maine, Touraine en Anjou. Joannes. moest drie Milhoenen franfche gouden kroonen tot rantzoen betaalen Dit vreedcverdrag was verre van alle de verëischten bezitten, om beftendig te zijn._ Ook deezen Vorst doeg de dwaasheid in t hoofd, om, op aanraading van den Paus, een Kruistogt te willen onderneemen, maar, gelukkig voor Vrankrijk, hij ftierf in 1364. Door het recht van opvolging was Joannes in 't bezit van Bourgondien gekomen, hij maakte er een gefchenk van 't welk hij aan den vierden zijner zoonen Philip, gaf; zijnde een tak van het tweede huis van Bourgondien. Deeze Philip huuwde vervolgens met de Erfgenaame vaa Vlaanderen.  a.86 De Nieuwe Reiziger. ^Dv-t?aUphi,Van vrankrij'k> lijnde Carel de Vijfde, volgde op Joannes. De menfchenvriend leest met vermaak en dankbaarheid zijn lof. -De Abt Millot zegt, onder anderen; van hem: „ Deeze Vorst is een der uitfteekendfte voorbeelden in de Regeerkunst. Hij herftelde alles door zijne voorzigtigheid, zijlle huishoud-en ftaatkunde; en verzaamelde een ft-hac tot troost zijns volks: Hij had eene groote Vloot, en vijf Legers op de been, na in den beginne veel werks gevonden te hebben, om twaalfhonderd man bij een te verzaamelen Hij beteugelde de ongebondenheid der Krijgsluiden, dikwiis veel gevaarlijker in tijd vart vreede, dan nuttig ten dage des oorlogs. Hij eerde en beloonde allerlei verdienden, zelf in de Letterkunde en Weetenfchappen, die toen eerst begonnen te ftamelen. Hij ijverde voor de goede zeden, en kweekte dezelven door het Voorbeeld zijner deugden. Met een woord: Hij deed het geluk des troons alleen beftaan in de magt, om goed te kunnen doen, en dit heerlijk grondbeginzel was de regel van zijn gedrag." Niet ten onrechte verkreeg deeze groote Vorst den heerlijken bijnaam van den wijzen. Hij bezat een uitmuntend verftand, en, — 'c geen allen verftandigen Vorsten niet gegeeven is, — Hij maakte er een aanhoudend gebruik van, ten welweezen van zijne Onderdaanen. Niet flegts wist hij de overwinningen op het flagveld te behaalen, waar hij de groote Hel-  Driehonderd Agtentagtigste Brief. 48* Helden vormde en teffens beloonde; maat dac oneindig roemrijker was, hij bezorgde aan Vrankrijk een yreede, zonder, welken hec zig geheel verdorven zou hebben. 11 Den Oorlog van Bretagne, zedert verfcheiden jaaren voortgeduurd hebbende, bragt hij ten einde. De dappere Guesclin, die de magt des Konings van Navarre had te ondergebragt» werd edelmoedig door hem beloond. Hij betoonde (leeds, zo wel de verdienden der Helden als der wijsgeeren te erkennen; hij wist» dat ze beiden onontbeerlijk voor den Staat, waren, en volilrekt verëischt werden, om het algemeen geluk daar te (lellen. Zijn voorzigtig en wijs Staatsbeftuur kon met dat alles echter niet voorkomen, dat het Rijk door een ander foort van vijanden , eerlang, ontrust werd. Dit waren de Roovers, bekend onder den naam van Compagnies of Maladrins, die niet alleen groote verwoeftingen allerwegen hadden aangerigt, maar oott zelf een Prins van den bloede, Jacobus van Bourbon, hadden omgebragt. Men bediende zig wijslijk van de geleegenheid, om deeze woeste vernielers, die men met geen geweld kon beteugelen, listig van de hand te zenden,De Graaf van Tranftamare had een wrok op Petrus den eerften, Koning van Castilie; in de gefchiedboeken als een wellustig, bloeddorftig en trouwloos dwingland afgemaald: Hij poogde zig aan deezen Koning te vernaaien, doch zijne poogingen daartoe mislukkende,  188 De Nieuwe Reiziger. de, moest hij vlugten. Petrus de eerfte was in Vrankrijk zeer in den haat. De Graaf bood aan, om de Maladrins in zijn dienst te neemen. Hij voorzag zig zelf hierdoor van waarlijk dappere Luiden, die hij noodig had, en hij verloste Vrankrijk van een der gedugtfte kwaaden. De voorflag werd zonder bedenken toegeftemd, en de moedige Guesclin zou hen ten aanvoerder ftrekken. Om u een ftaaltje der ruuwe zeden van deezen tijd te geeven, houd ik u nog een oogenblik bij deeze Roovers op. De beweegredenen, die Guesclin bezigde, om de Opperhoofden deezer Christenbarbaren, tot den gemelden togt tegen Petrus, overtehaalen, waren voornaamlijk ontleend van den Godsdienst, zo als men denzelven ten dien tijde begreep. Hij fchilderde deezen Roovers de ijslijkheeden der helfche ftraffen, met de fchrikbaarendfte bewoordingen af, en ftelde de zaligheeden van den hemel, met de aanvalligfte kleuren, er tegen over. De Hef, zei hij, hadden zij dubbel verdiend, doch de Hemel kon hen niet ontgaan, bijaldien zij hem volgen wilden. Het geen echter ruim zo veel bij dit volkje afdeed was, om den Paus, die hen in den Ban gedaan had, een bezoek, in 't voorbijgaan, te geeven, en hem zijnen Kerkblikfem uit den vuist te wringen, ten minften duur betaald te zetten. In 't einde ftemden de Maladrins in zijn aanzoek, en ftelden zig onder het geleide van Guesclin. In het gebied van. Paus  Driehonderd Agtentagtigste Brief. 289 Paus Urbanus den Vijfden komende, hield hun Veldheer woord. De heilige Vader moest niet flegts de Maladrins van den Kerkban ontheffen, maar nog honderdduizend guldens toegeeven. Urbanus had hier vrij veel tegen, maar deeze gasten hadden ook middelen om zijn Heiligheid gedwee te maaken: «J j^™*" fteden het Land, en bedreden de Stad met een zeer onaangenaam bezoek. Eindhjk was de Opperkerkvoogd blijde met hoe eer hoe liever den ban maar te vernietigen en de gevorderde penningen te betaalen, om deeze geweldige Christenen kwijt te genaken, dat echter niet gefchiedde, dan na dat de Paus de geëischte fom, die men van de inwoonders geheeven had, aan dezelven had wedergegeven De Roovers waren in dit ftuk ongetwijfeld rechtvaardig. De heilige vader hen misdaan hebbende, was hij ook de Man, die er alleen (en niet de ongelukkige Ingezetenen,) voor behoorden te boeten. Het is buiten mijn beftek, om u met de verdere bedrijven van den Graaf van Transtamare, geduurende den fpaanfchen Oorlog , op te houden; wij keeren tot Carel den W,jzen weder: Deeze edele Vorst deed intusfchen Vrankrijk de gezegende vrugten van zun ver. ftandig beftuur genieten. Hij bragt de geldfpetien op een goeden en vasten voet H.j Het geene middelen onbeproefd, om den Landbouw rdie in Vrankrijk de rijke bron jan veelvuldige zegeningen is,) te doen bloeijen. Den Koophandel ftond hij in allen opzigten XXIX. DuU T  290 De Nieuwe Reiziger. voor. Hij nam in overweeging, of men de Landfchappen, onder de laffe heerfchappij zijner voorgangers verlooren, nier. weder aan de kroon zou kunnen hegten. Het waren de eigendommen van het Rijk, die men niet vermogt aftcftaan, en die de tegenwoordige Bezitters, om zo te fpreeken, geroofd hadden: Engeland, zei hij; zou geen oogenblik in beraad ftaan, om, indien het dergelijke billijke eifchen op ons had, dezelven te doen gelden, zo het zijne kragten daartoe genoegzaam rekende. Carel oordeelde de wederterugneeming deezer Landfchappen voor regtvaardig en noodzaaklijk, en er de magt toe hebbende, vertoefde hij er niet op. De onderdaanen van den Prins van Walles waren misnoegd op hunnen Heer geworden; terwijl hun hart zig van Engeland had afgetrokken. De Edelen van Guienne beklaagden zig derhalven bij Carel den Vijfden, die de Opperleenheer van den Prins was. Hij daagde aanftonds den Prins, (want deeze geleegenheid was te fchoon voor zijn oogmerk, om voorbij te laaten glippen, ) om voor hec Hof der Rijksgrooten te verfchijnen. De Prins liet hem weeten, dat hij komen zou, maar met zestig duizend mannen agter zig. Dit was een Oorlogs - verklaaring, regt dienende tot Carels bedoeling. Hij nam zijne maatregels ook zo wel, dat en de Prins van Walles, en de Engelfche Koning Eduard, die den Prins te hulp kwam, voor zijne overwinnende wapens moeften onderdoen in diervoegen,  Driehonderd Agtentagtigste Brief. 291 gen, dat Carel alles, op Calais na, wederkreeg, wat hij beoogd had zig wederom te naaften. De begeerte die Carel had, om Bretagne aan zijn kroon te hegten, was niet geregeld, door eene voorzigtige ftaatkunde. De grootfte tnannen hebben hunne misdagen, die des te verderflijker zijn, om dat zij zeer zelden in het kleine vallen. De franfche Koning misrekende zig, toen hij den Hertog van Bretagne voor de Rijksgrooten daagende, (op een wijze die zijn edel Carader bevlekte, ) vermeende een fteun in deszelfs onderdaanen te vinden; want deeze hunne bitterheid afleggende, nu hun Heer op het punt ftond om ongelukkig te worden, herriepen en verdeedigden hem manlijk tegen Carel den Wijzen, die in 1380 den grooten tol aan de natuur betaalde. Carel de zesde volgde den grootften Vorst van zijnen tijd op. Hij was nog jong en weinig gefchikt tot den gewigtigen post van Volkbeftuurer. Zijne Oomen, de Hertogen van Anjou, van Berri en van Bourgondien maakten een fchroomlijk misbruik van de magt, die zij in handen hadden en op den geest des jeugdigen Konings bezaten. Zij verdrukten het Volk op eene verregaande wijze, om aan hunne fchraapzugt te voldoen." Het oproer zaaide alomme haar verderflijk zaad, en de daaglijkfche misdagen van het Rijksbeftuur, gaven er onophoudelijk voedzel aan. In 138a won hij den flag bij Rozebeek op de Vlaamingen, die tegen den fchoonvader van den Hertog van Bourgondie waren T 2 op.  492 De Nieuwe Reiziger. opgedaan. In Parijs had men ook een menigte misnoegden, die met de Vlaamingen eene lijn trokken; ideeze gaf hij over aan de geftrenge wraakgierigheid zijner Oomen. Hij joeg het Rijk op zwaare kosten met groote toerustingen te maaken, die op niets moeften uitloopen. In het jaar 1388 wilde Carel zelf regeereni door beleid en voorzigtigheid zou hij Vrankrijk gelukkig hebben kunnen maaken; doch oploopende, onbedagt en wispeltuurig van aart zijnde, nam het kwaad van dag tot dag toe. Onvoorzigtig bemoeide hij zig, in 't gefchil der Pauzen, om eene rigting aan de zaaken te geeven volgens zijne grilligheid. Urbanus de zesde kondigde een kruisvaart tegen Clemens aan; en Clemens beroofde de kerk van Vrankrijk, om zesendertig Kardinaalen te onderhouden. De knevelaarijen waren geweldig, en de Koning niet tegen de verdrukkers opgewasfchen. Hij wilde een kruistogt tegen de Turken onderneemen, doch hij liet zig dit gelukkig afraaden en nam het befluit, om Italië aan den franfchen Paus te onderwerpen, waarvan hij echter door eene andere ongelukkige omftandigheid genoodzaakt werd aftezien. Clisfon, de Rijksveldmaarfchalk, werd verraaderlijk aangevallen door eenen Pierre de Craou, en gevaarlijk gekwesc De moorder fchuilde onder de befcherming van den Hertog van Bretagne. Koning Carel toog met zijn Leger heen , om zijn Veldmaarfchalk te wreeken; doch onder weg werd hij krankzinnig: welke kwaal hem bijbleef, en hem flegts eenige kleine tusfehen-  Driehonderd Agtentagtigste Brief. 203 fchenppozen van verftand liet, waardoor hij te grievender zijn ongeluk bezefte. Had Engeland zijn voordeel weeten te doen met de rampfpoeden van Vrankrijk, het zou het zig tot een weezenlijke fchade en ichande gerekend hebben, met het naartelaaten. Het Caracler dier Natie trok reeds toen de verontwaardiging van elk eerlijk man! thans vond het Engelfche Rijk zijn belang in een verbintenis met Vrankrijk. Er kwam een Huuwlijk tot itand tusfehen Richard den tweeden, en Ifabelle, de Dogter van Carel. Men floot een beftand voor agtentwintig jaa, ren, en Brest en Cherbourg, onder de laatfte Regeering in banden der Engelfchen gekomen, kwamen, voor een groote geldfom, in die der Franfchen weder te rug. Paus Clemens de zevende, die zig niet weinig bezig hield zo met het verdeedigen zijner pauslijke waardigheid tegen zijn Mededinger m Italië, als voornaamlijk met het knevelen der Kerklijken, vond in de Hooge fchool van Parijs een gedugte Tegenftandfter. Deeze wjlde zig niet langer geld laaten afperzen, en floot haare ieerplaatfen. Zij fchreef zelf in zulke gevoelige termen aan den heiligen vader x dat hij ziek van fpijt werd en kort daarop overleed. Zijn opvolger, Benediétus de dertiende, door fchijn van nederigheid, te Avignon, ten Pauslijken zetel gefteegen, leende het, oor geenzins aan de voorflagen, die eeniglijk gefchikc waren, om de verfchillen over het Pausfchap uit don weg te ruimen: in eene algemeene T g Kerk-  «94 De Nieuwe Reiziger. Kerkvergadering derhalven beflooten de Franfchen, om zig, ten deezen opzigte, voor de eenzijdigheid te verkiaaren. De begeeving der Kerklijke ambten droeg men den Priesters op. Men verbood, om langer aan Benediétus geld op te brengen, en elk onderdaan van Vrankrijk werd gelast het Pauflijk hof te verhaten. Eene zo redelijke zaak hield niet lang ftandj het bijgeloof had te diepe wortelen gefchoten! er waren oogenblikken, dat de Franfchen verlichting genoeg hadden, om de fch?ndiijkheeden der Pauslijke bedrijven te zien; maar in de volgende oogenblikken ontbrak hen de magt, om het geweld der vooroordeelen tegen te gaan. Ongelukkig hebben de fiervelingen altoos de perzoonen aangetast, met voorbijgaan der verderfiijke grondbeginzelen en bijgeJoovige leezingen, waarvan deeze Perzoonen flegts de gewettigde Voorftanders en Verdeedigers waren. Men beflreed dus de gevolgen, en hield, met den magtigen arm, de oorzaaken in ftand. Wie ziet niet, dat wij zelf de werktuigen onzer ellen* den zijn? Een menigte Franfchen ging te Romen het jubelfeest vieren van Paus Bonifacius den negenden, fchoon het volk hem nooit in die waardigheid erkend had. De Maarfchalk de Boucicault belegerde intusfchen Benediétus den dertienden in zijn Paleis te Avignon, en weinig tijds daarna gehoorzaamden en eerbiedigden zij hem .weder, even als hadden zij hem nooü gewraakt of verworpen, Hoe-  Driehonderd Agtentagtigste Brief. 295 Hoedaanig de gefteldheid van zaaken weezen moest, onder een krankzinnig Vorst en heerschzugtige grooten, welken zig geene geleegenheid keten ontflippen, om hun verderflijk voordeel met het ongeluk en de zwakheid van het Hoofd des Rijks te doen, kan men ligtlijk bezeffen! Alomme vond men wanorder en verdeeldheeden, en de ziekte van het Hoofd fcheen haar kwaad aan alle de Leden medetedeelen. Hoe verregaande moet niet de onkunde van dien tijd geweest zijn, daar men, om den zinneloozen Vorst te geneezen, den toevlugt tot zogenaamde Duivelskunstnaarijen nam, en dac twee geestlijken deeze zonderlinge kuur aan hem verrigten moeften. Zij bedienden zig van middelen, die ongelukkig de krankzinnigheid van den Koning veel erger maakten, en waarom men hen liet ophangen. De Partij fchappen woededen ten allerhevigften; en daar de Partijen voornaame en ftoute Mannen aan 't hoofd hadden, waren de gevolgen des te rampzaliger voor het algemeen. De twist tusfehen de Hertogen van Orleans en Bourgondien rees ten toppunt. Derzelver onderdaanen werden er de deerlijke flagtoffers van, en zij werden het te meer vermits zij verkoozen, om deel te neemen in de verfchillen hunner dwingelanden, die hen alleen in zo verre aangingen , dat zij, hoe de zaaken ook liepen, er altoos bij verlooren. Dit was fteeds de geaartheid der Menfchen! Altoos er op uit, om hunne waare weldoeners te vuur en te zwaard te verdelgen, en hunne onmeT 4 de-  'ig6 De Nieuwe Reiziger. dedoogendfte Tijrannen ter hulp te fnellen. De gefchiedboeken vloeijen over van de treurige bewijzen voor deeze ongelukkige waarheid: groote en verheven zielen weeten dezelve, en echter willen zij het Menschdom weldoen! — Welk een achting, welk eene erkentenis verdienen zij deswegen niet? De Hertog van Orleans, — (en uit dit geringe ftaaltjé oordeele men over de rest; s ?f; „ jjj, man» 3  BLADWIJZER der Driehonderd Vierentagtigste Brief. Vervolg der gefchiedenis vw Vrankrijk. D?IJl?,Safe'^! Ctóst«=»- Phmp Augn tus. Geestige trek, om aai, geld 9 A^ek™ d° Ge!sdiikM- - m Kerkdienst 3oor jeheel Vrankrijk opgefchort ™ Deeze Gift herroepen. _ 174 Hevigheid van Paus Innocentius. \ lil Lodewijk de agtfte. . :;° Lodewijk de negende. - . " til Zijne regeering. « . < Doet gerofte van een kruistogt" te zullen *?9 onderneemen. - ° fi Kinderen ter kruistogt beftemd. "Zeldzaame nedrigheid van Lodewiik. \u Dapperheid van deezen Vorst te Damiate. xst Omftandigheden van deezen kruistogt. 186 Lodewijk krijgt de nederlaag en is genood- zaakt aftetrekken. _ . & lg(J De dweeper Jacob predikt op nieuw" den heiligen oorlog en fterft. - . IOO Pragmatique fanflie. Kruistogten bij dozij- 191 Driehonderd Vijfentagtigste Brief. Beredeneerde Landkaart van Vrankrijk. Aardrijkskundige befchrijving van Vrankrijk. 194 Landen welken Vrankrijk omringen. De Rivieren van Vrankrijk. - - i95 De  VOORNAAMSTE ZAAKEN. Bladz. T> verdeeling van Vrankrijk, zoals die plaats rU^d/omwen^inRvan i78a,in twaalf Landvoogdijen, of Gouvernementen. JS* Eleftien of onderverdeelden. - 197 Befchrijving van alle de franfche fteden, die flegSvan het minfte aanbelang in.de gefchiedenis of voor den Reiziger zun. oot Driehonderd Zesentagtigste Brief. Vervolg der beredeneerde Landkaart van Vrankrijk. De verdere verdeelingen der Gouvernementen en Eleótien. - ; " , T " , 243 Nuttigheid van deeze beredeneerde Landkaart van Vrankrijk. - " 260 Driehonderd Zevenentagtigste Brief. Vervolg der gefchiedenis van Vrankrijk. Philip de Stoute. - - - - 261 Philip de Schoone, Zijn verfchil met de Engelfchen. - , " , 240 Het Hof van Romen begint hoe langs hoe . meer zijn invloed te verliezen. - 263 Philip deSchoöne ftraft de ftoutheid van denPaus. 264 Philip en de Paus leggen geduurig overhoop. 265 Brieven van deeze Mogendheeden - 267 De Tiers Etat. De bulle Unam Sanclam. 268 Opftand te Brugge, waarin veele Franlchen het leeven verliezen. - ^ Philip wil het lijk van Bonifacius laaten op- _ graaven en verbranden. - " 27 De Pauslijke Zetel te Avignon. - Huisverdriet van Philip. - " . ' Lodewijk de Tiende, o~ de krakeelzugtige. 273 Koophandel met de Vrijheid. - 74 Philip de Vijfde. - " " ^ Hij ontneemt de Burgers de wapens. Kaïei de Schoone. - ' Lesje aan de Vorften. - " Dri<£  BLADWIJZER « „ a- Driehonderd Agtentagtigste Brief. Vervolg der gefchiedenis van Vrankrijk. Philip van Valois. Verfchil over het Kerk-^2* lijk Rechtsgebied. - . Oorlog tusfehen Vrankrijk en Engeland. oJJ Nederlaag der Franfchen. - . 280 Algemeenen haat tegen Philip. „ , a8l Koning Joannes. - „ - Zijn gevangeneeming. . . * Zijn fchandelijk verdrag met de Engelfchen. 28I la^VySf1^- -eedegeilooten. ,8j Zijn voorzigtig Staatsbeftuar. - «87 Zonderlinge beweegreden. - . 2gg Urbanus door de Roovers gedwongen. 2ga .Vrankrijk, onder het beltuur van Karei. voorfpoedig. - „ „ Karél de Zesde volgt hem op. « aat Zijne onvoorzigtigheid. - , ag2 Verbintenis tusfehen Vrankrijk en Engeland. 200 Geftrengheidvan't franfche Hof tegen deHPaüs. 204 Jammerlijke gefteldheid dier tijden. - ' 2oï Hendrik de Vijfde valt in Normandien, 298 De ftaat der Franfche zaaken verergert. 299 Engeland verpligt Vrankrijk tot het aangaan eener fchandelijke vreede. - o0o De gelukkige fterfgevallen. - - 201 Einde van den Bladwijzer van het Negenentwintigfie Deel. ****** ******* *4f ***** **. *^^# TE DORDRECHT, Ter Drukkertje van N. van EYSDEN & COMP. Boekdrukkers in de Voorftraat. **********+<.^^i{.4«l4.+ >{.4,)i.^)5.4n(.>il){.