Hl REGELEN, TOT HET VERSTANDIGLVK in den kring, die u thans aangewcezen is, eik werk met ernst en getrouwheid, dewyl gy niet. weet , of u hier ooit een ander en grooter kring zal worden aangeweezen; werk naar het voorbeeld van Jefus Christus, zo lang het dag is, opdat u niet de nacht overvalle, waarin niemand werken kan. Zo zullen u nooit onrustige wenfehen naar *t geen gy niet hebt en niet kunt, in het gebruiken en genieten van dat geen verhinderen , 't geen gy reeds hebt en in ftaat zyt te doen. Zo zullen u in 't algemeen uwe wenfehen nooit tot het kwaade verleiden of ongelukkig maaken. * En wat, myne geliefde Vrienden! wat moet ik u nu op deezen, de zegenwenfehen gewyden dag, toewenfehen, indien myne wenfehen zodanig gefteld zullen weezen, als met de voorfchriften der wysheid en van den Godsdienst overeenkomftig is ? Moet ik rykdom, aardfehen voorfpoed, magt en vermogen, en lang leven, eene talryke nakomelingfchap, eene volkomene bevryding van alle tegenfpoeden, ontheffing van allen druk en alle fmerten, eene onbelemmerde vordering in alle uwe onderneemingen , toewenfehen? Ja, indien ik u befchouwen moest als fchepfelen» die hunne geheele verordening hier  ZEVENTIENDE LEERREDE. HET GEDRAG DER APOSTELEN VAN JESUS CHRISTUS BY ZYN LYDEN EN DOOD, EN DE WYZE, WAAROP DE EUANGELISTEN DEEZE GESCHIEDENIS VERHAALEN, ALS EEN BEWYS VAN HUNNE OPRECHTHEID EN GODDELYKE ZENDING BESCHOUWD. Tekst: EüANO. VAN JOHANNES. Hoofdft. XX: VS. 31. Deeze {dingen) zyn gefchreeven, opdat gy gelooft, dat jfefus is de Christus, de Zoon Gods, en opdat gy geloovende het eeuwige leven hebt in zysten naam.   $ (^.od, die onze God en onze Vader zyt, wy verheugen ons eenpaariglyk daarover, dat wy u kennen en Jefus Christus, dien gy gezonden hebt; wy danken u voor alle weldaaden en voorrechten, waarmede gy ons als Christenen beweldaadigd hebt. Gy hebt ons zelfs door uwen Zoon van uwen wil en van onze verordening onderrecht, en ons den weg geweezen, dien wy te gaan hebben, om waarelyk en eeuwig gelukkig te worden. Gy hebt ons in de leer van het Christendom de veiligfte, getrouwfte leidsvrouw door alle doolwegen deezes levens, de beste vertroosteres in lyden en in dood gegeeven; en gy hebt haar met alle merktekenen der waarheid en der geloofwaardigheid voorzien, die wy maar immer op eene redelyke wyze verlangen kunnen. Haar gcheele inhoud getuigt, dat zy van u, den Vader der lichten, den oorfprong aller gelukzaligheid , afkomüig is, en ons weder tot u brengt. Geloofd zy uwe goedheid, ö God! voor dit heerlyke, onwaardeerbaar gefchenk! ó Dat het ons allen zo gewigtig en zo heilzaam ware , als het volgens uwen genaderyken wil konde en behoorde te zyn! ó Dat wy ons allen met een gevestigd geloof aan deeze goddelyke leer Welden, ons aan haar  128 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN haar geleide en beftuuring volkomenlyk vertrouwden, haare voorfchrif'tcn gehoorzaam op>volgden, en haare kracht ter onzer verbetering en gerustftelling ondervonden ! Wy zyn hier vergaderd, ö God! om ons in het geloof aan deeze waarheid te verfterken. Zegen toch de overdenkingen, die wy tot dat einde voordellen zullen. Geef, dat wy de gronden der waarheid duidelyk inzien, al haar kracht ter onzer overtuiging ondervinden mogen, cn druk gy zelf haar onze geheugens en onze harten zo diep in, dat zy ons tot zekerheid brengen, cn ten onveranderlyken maatftaf van ons gedrag verftrekken. Wy bidden u hierom in den naam van uwen Zoon, Jefüs Christus, en zeggen verder in vertrouwen: Onze Vader enz. De waarheid van zulke gebeurdtenisfen, die voor onze tyden voorvielen, zyn, gelyk bekend is, gegrond op de getuigenis van de perfoonen, die deeze gebeurdtenisfen mede aangezien, of 'er zelfs deel aan gehad hebben. Hebben zy de berichten van dat, 't welk zy in dit opzigt gezien of gehoord, en 't welk zy daarby verricht hebben, zeiven fchriftelyk nagelaatcn; is dit  by zyn lyden en dood, enz. ibó, ik door verfcheiden van hun gedaan; en hebben sy het op denzelfden tyd, toen de zaak gebeurde, of ten minsten niet lang daarna gefchrevcn: 't wordt zo veel te ligter, om tot eene genoegzaamc zekerheid te komen van 't geen gezegd wordt gefchied te zyn. Zyn wy eerst door de algemeene en van den eenen tyd tot den anderen bekrachtigde getuigenis der gefchicdenis verzekerd , dat de fchriftelyke berichten, die deezen perfooncn toegefchreeven worden , wezenlyk van hun afkomftig zyn; dan heeft men Hechts deeze berichten te leezen, met malkanderen te vergelyken, en daaruit het charakter van hunne fchryveren op te maaken. Hoe grooter overeenftemmingin.de hoofdzaaken, hoe minder gezogte gelykvormigheid in de bykomende omftandigheden, hoe meer oprechtheid-, onparty^ digheid en eenvoudigheid, ten aanzien van 't geen verhaald, en van den trant en de wyze, waarop het verhaald wordt ; hoe meer charakterkundige kenmerken met betrekking tot de perfoonen, de plaatfen, de tyden , waarvan gefproken wordt, in deeze berichten gevonden worden; des te meer zyn wy verzekerd , dat derzei ven fchryvers oprechte en waarheidlievende perfoonen geweest zyn, die ons niet door verdichtfelen hebben willen bedriegen; en zo II. Stuk. I .4e  J3^ GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN de zaaken, die zy getuigen, van dien aart zyn, dat zy zeiven daaromtrent niet misleid, konden worden; hebben wy alle bewyzen van de waarheid en zekerheid van hun verhaal, die wy redelyker wyze maar immer verlangen kunnen. — Past dit, myne aandachtige Toehoorers! past dit op de Euangclisten en hunne fchriften toe, en gy zult ftraks bevinden, hoe groot hunne geloofwaardigheid is. Twee van hun, Mattheus cn Joannes , waren oog- cn oorgetuigen geweest van alles, wat zy vernaaien, en de beide anderen, Markus en Lukas, hadden hunne berichten naarlliglyk van de zulken ingenomen, die de .zaaken best wecten konden en wisten. Allen hebben fchriften nagelaaten, die de oudheid altoos aan hun toegefchreevcn heeft, en van de vroegfte tyden aan van vrienden en vyanden voor hunne fchriften gehouden wierden. Allen komen in de hoofdzaaken met malkandercn overeen, en allen wyken in menigerhande bykomende omltandighcden van malkandercn af. Allen onderfcheiden zich door eene edele eenvoudigheid in hunne wyze van vernaaien, cn door eene volkomene openhartigheid cn onpartydigheid. Allen vernaaien eeniglyk, wat zy gezien en gehoord hebben, onthouden zich van alle eigene beoordeeling in 't fchryven, even gelyk luiden  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 131 fchryvcn, die eeniglyk de waarheid op het oog hebben. Wie hunne fchriften met opmerkzaamheid en zonder vooroordeelen leest, zal zich niet weerhouden kunnen van te befluiten, dat de zaaken, daarin verhaald, wezenlyk zodanig gebeurd zyn.— Om u hiervan duidelyker te overtuigen , myne aandachtige Toehoorers ! en u daardoor in het geloof in de leer van het Christendom te verfterken, zullen wij ons thans by een byzonder gedeelte van de verhaalen der Euangelisten bepaalen. Wy zullend wyze, waarop de gefchiedenis van het lyden en den dood van Jefus Christus van hun verhaald wordt, als een bewys hunnen geloofwaardigheid, hunner oprechtheid en hunner Goddelyke zending lefchouwen. Wy hebben derhalven uit hun gefchiedvcrhaalen van het lyden van Jefus Christus in de ecrltc plaats aan te toonen, dat zy braave, van alle baatzuchtige fnoode oogmerken zeer wyd vervreemde mannen , en daarna , dat zy geenszins zulke wyzen geweest zyn, die hunne goede oogmerken door welgemeende verdigtfels gezocht hebben te bevorderen. Wy zullen deeze beide zaaken met malkanderen verbinden, en nü eens dit, dan wederom dat gedeelte van hun charakter in zyn waar licht trachten te ftellen. Dit zal ons leeren, dat, gelyk onze tekst zegt, I 2 deeze  'Ï3& GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN deeze dingen niet alleen gefchreeven, maar ook zeer gefchikt zyn, om ons te bewyzen , dat. wij gelooven moeten, dat Jefus is de Christus, de Zoon van God, en dat wy dit gelooven de het eeuwige leven hebben. Wy merken in de cerile plaats voor alle dingen aan: de grootfte, edeljle eenvoudigheid in •de verhaalen der Euangelisten van het lyden en den dood van Jefus Christus. Zy verhaalen deeze gebeurdtenisfen zonder eenige voorbereiding, zonder eenige kunst, zonder eenige drift , ja zelfs zonder eenige deelneeming, in de gewoonc taal des dagelykfehen levens, even gelyk ie der ongeletterd gemeen man van gezond verftand verhaalt 't geen hy gezien en gehoord heeft, en waarvan hy getuige geweest is. De gewigtigfte omftandigheden, de wonderbaarlykfte uitkomllen deezer gefehiedenis , de merkwaardigfte voorvallen, die daarby gebeurd zyn, verhaalen zy in denzelfden eenvoudigen, onopgetooiden, natuurelyken fchryftrant, als de gemeenile dingen. — Hunne verhaalen behelzen daarenboven ongemeen veel charakterkundige kenmerken, dat is te zeggen, ongemeen veel, dat zy alleen konden en moesten zeggen, dat alleen op dat volk, op dien tyd, voor die zaake pas-  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 133 paste. Leest tot bewys hiervan, hun verhaal van de Voetwasfching, van het Avondmaal, van de aanduiding en ontdekking van den verraader, by die gelegenheid gebeurd, van hun laatfte gefprek met hunnen Meester, van het gedrag van Jefus en zyne leerlingen in den hof. En in het geheele beloop der lydensgefchiedenis, hoe veele kleine omllandigheden merken zy daar niet op, die alleen door oog- en oorgetuigen, aileen door menfchen, die toen leefden, opgemerkt konden worden? Van dien aart zyn, by voorbeeld, de volgende trekken: dat de dienstknegt, door Petrus gewond, Malchus genoemd wierd; dat Annas de fchoonvader van Cajaphas, en dat deeze Cajaphas de zelfde was, die in den Joodfchen raad het gevoelen voorgebragt had, dat het beter was, dat één mensch voor 't volk ftierf, dan dat het gantfche volk verlooreu gh> ge; dat de discipel, die Petrus den vryen ingang in het paleis van den Hoogepriester bezorgde, reeds voorheen daar bekend, en dat de knecht des Hoogepriesters.,. die Petru? in het paleis aanfprak , een bloedverwant van den geenen was, die by het gevangen neemen van Jefus gekwetst wierd;. dat men gewoon was, jaarlyks op het Paaschfeest eenen gevangenen los te laar ten; dat juist ten dien tyde Barrabas, een bcX 3. rucht  I36 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN mêrkingen tot het uit den weg ruimen of verzwakken der ergernis, die dit alles den Jooden en den Grieken geeven moest. Laaten wy dit dtikswyze van nader by befchouwen. Dus, eerdelyk, geene aanmerkingen ter ontfchuldiging van hunne eigen misflagen en vergrypingen i En hoe menigvuldig,hoe groot waren dezelve niet?' Hoe veel redenen hadden zy niet, om zich over dezelve te fchaamen ? Een van hun laat zich door laage gierigheid verleiden , om zynen Meester, zynen Leidsman, zynen Weldoener te ver» raaden, en hem voor dertig zilverlingen zynen bitterden, boosaartigden vyanden in de handen te leveren; nog voor de uitvoering van zyn fchandelyk opzet wierd hy door zynen meester gewaarfchouwd, en voerde het zelve desnicttegenftaande weinige oogenblikken daar na uit: toen Jefus in den hof Gethfemane door eene hevige benaauwdheid overvallen wierd, en in den omgang met dc verdandigden en vertrouwdllen zyner leerlingen eenige verkwikking zocht, ga * ven deezen zich aan den fiaap over, en zagen het grootfte gevaar onbekommerd en ongevoelig te gemoet: toen Jefus door zyne vyanden gegreepen en weggevoerd wierd, vluchtten zy allen, en lieten hem, als vertfaagde bloodaarts, aan zyn lot over; zelfs Petrus, die hem eerst: en-  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. I37 onvoorzigtiglyk verdediger* wilde, verloochende, hem kort daarna tot drie maaien in het paleis des Iloogepriesters; en na zynen dood flooten zy zich allen in hunne huizen op uit vrees voor de Jooden. Welke zwakheden, welke misilagen, Welke ftraiFenswaardige vergrypingen zyn dat niet? En dit alles verhaalen de Euangelisten van zich zeiven en van hunne medebroederen in hun eigen fchriften , zonder zich deswegen in 't geringde te verontfchuldigen. Welk eene zeldzaame oprechtheid en openhartigheid! Niet alleen eenen bedrieger, maar zelfs eenen wyze, die eeniglyk zyne wysheid ter leidsvrouw en ten fteunfel heeft, moet 'er veel aangelegen liggen, om zyn charakter in het beste, en voor hem en zyne zaak gunftigfte licht te plaatfen. Zal hy wel buiten noodzaakelykheid en ongevergd zaaken van zichzelvcn zeggen en wel fchriftelyk zeggen, die hem onder vermoeden van vreesachtigheid , van wankelmoedigheid, van ondankbaarheid , van ongetrouwheid brengen, cn het vertrouwen van hun, die hy in zyn belang wil trekken, natuurelyker wyze verzwakken moeten ? Zal en moet hy niet zulke zaaken of met ftilzwygen voorbygaan , of twyfelachtig maaken, of met de waarfchynlykfle verontfchuldigingea vergezellen? De Euangelisten doen niets van I 5 fit  14° GEDRAG VAN JESUS APOSTELESJ der boosheid, zonder ze te wederleggen, zonder de geringde aanmerking daarover te maaken. Joannes alleen zegt, dat Püatus wist, dat men Jefus uit nydigheid aan hem had overgeleverd. Van waar komt deeze fchynbaare zorgeloosheid omtrent de eer van hunnen Heer en de goedheid zyner zaak? Van waar dit gebrek aan deelneemenden yver? 't Was de gefchiedenis der onfchuld, die zy verhaalden. Dit wisten, dit bezcften zy; en de onfchuld verdedigt zichzelve. 't Was de gefchiedenis der door God zeiven gerechtvaardigde onfchuld; dit ftelde hen gerust, 't Geen zy verhaalden, betrof niet hunne zaak, maar de zaak van God, en zy wisten uit onloochcnbaare ondervindingen , dat het Gods zaak was. Aan Hem konden zy dezelve gerustelyk overlaatcn, van hem konden zy met vertrouwen verwachten, dat hy dezelve tegen alle befchuldigingen der leugen cn der boosheid verdedigen, dat hy de eer van zynen Zoon, zynen Afgezant, redden en zyne vyanden en tcgenftanders befchaamen zou. Geene aanmerkingen, eindelyk, tot het uit den weg ruimen en verzwakken der ergernis, die dit onverwachte lot van Jefus den Jooden en den Grieken moest geeven! Den man, die zich voor  144 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN werp, naar zekere bepaalde oogmerken; zulks ziet men duidelyk. Alles komt hen onverwachts over; alles bevreemdt hen; zy weeten zich nergens in te fchikken; zy weeten niet regt, hoe zy 't hebben; zy zien niets vooruit; zy doen niets met gemeen overleg; zy geeven zich aan de verbaasdheid, de verbyftering , de moedeloosheid geheel en al over. Is dit een gedrag, gefchikt voor mannen, die volgens de aangenomene wyze van verklaaren, door den wysften onder alle menfchen uitgekoozen wierden , om de zwaarwigtigfte, moeilykfte taak onder zo veel ongunftige, affchrikkende omllandigheden te onderneemen en uit te voeren; voor mannen, die volgens een zeer kundig en wydloopig plan aan de verlichting en verbetering van het menfchelyke gedacht arbeiden, en hieraan hunne rust en hun leven opofferen; voor mannen, die door hunne eigen wysheid en fterkte het Joodfche cn Heidenfche bygeloof, den afgodendienst en de ondeugd onder de voet fmyten, en de grootfïe omwentelingen onder - de menfchen bewerken zouden? Ondertusfchen verwonen zich deeze zelfde mannen eenige weeken daarna in een geheel ander licht. Zy zyn vol moed, vol onverfchrok- ken-  by zyn lyden en dood, enz. 145 ienheïd, vol yver voor de zaak der waarheid j zy fchuwen gevaar noch lyden, en zo blyven zy tot aan hunnen dood. Hoe zal men dit verklaaren, zo niet midlerwyl gefchied is, 't geen zy getuigen, zo niet midlerwyl Jefus van de dooden is opgedaan, en hen van zyn wederverkreegen leven op het zekerlte overtuigd heeft ? Kunnen lieden van het Charakter der-Apostelen hunne wankelmoedigheid, hunne befchroomdheid, hunne vreesachtigheid, hunne liefde tot het aardfche en zinnelyke zo op eenmaal bedwingen, dat zy in 't vervolg geduurende eene geheel lange reeks van jaaren daarvan het minste biyk niet. meer geeven? Kunnen lieden, die, naar alles, wat wy van hunne wyze van denken en van hun voorgaand gedrag weeten, te oordeelen, tot het uitvinden , tot het onderncemen en uitvoeren van een zo groot en moeilyk werk, als het hunnen was, verftand noch fchranderhcid , noch menfchenkennis, noch moed, noch edelmoedigheid genoeg gehad zouden hebben, indien zy daarby aan zichzelven overgelaaten geweest waren , kunnen zulke lieden , zo dra zy Hechts willen , alle deeze eigenfchappcn , alle deeze gaaVen en krachten eensklaps verkrygen, altoos behouden, by alle gelegenheden aan den dag leggen, en daardoor zulke dingen uitvoeren, II. Stuk. K als  I4Ö" GEDRAG VAN JESÜS AFOSTELEN als zy werkelyk uitgevoerd hebben, indien zy niet midlerwyl de zichtbaarse bewyzen van de waarheid van 't geen zy betuigden, en de fterklle verzekeringen van eenen hoogeren goddelyken byfland ontvangen hadden ? Neen, in de natuur der menfchelyke ziel kunnen wy de reden daarvan niet vinden, ten zy wy buitengewoone gebeurdtenisfen onderfiellen, die hen als geheel veranderd, die hen tot geheel andere menfchen gemaakt, die alle hunne zwakheid, gemis en gebrek opgewoogen hebben. En hebben zy niet naar aanwyzing van hunnen geweezenen Leermeester zeiven , die hen in wysheid , in fterkte van geest, in edelmoedigheid, en flandvastigheid zo verre overtrof, de vooronderflelde affpraak gemaakt; na zynen dood, toen alle hunne verwachtingen teleur gefield waren, en zy geenen aanvoerder hadden, hebben zy zulk» nog veel minder kunnen doen; en dat dit niet gefchied is, getuigt hun geheel gedrag by het ly*den van Jefus, naardien men in hetzelve niet het geringde fpoor van ontwerpen en bedoelingen, maar juist het tegendeel daarvan ontmoet. Maar zo ontoereikende en onbegryplyk deeze vooronderflellingen cn verklaaringen zyn, zo voldoende is de oplosfing, die ons de Gefchiedenis zelve  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 147 zelve van deeze zaak geeft. Zyn de Apostelen van Jefus Christus waarlyk dat geen, waarvoor zy zich uitgeeven? zyn zy gezanten van Jefus, die niets anders getuigen, dan 't geen zy gezien en gehoord hebben ? Dan is alles duidclyk; dan hangt alles wel te faamen ; dan fpreeken en handelen zy zodanig, als in elk geval met hun charakter en de maate hunner kundigheden overeenkwam, 't Zyn zwakke, gebrekkige, maar echter verftandige en braave menfchen, die noch zichzelve noch anderen zoeken te bedriegen. Zy zeggen voor en by en na den dood van Jefus, 't geen zy zien en hooren; volgen het geleide der indrukfelen, die deeze dingen te dier tyde op hen hebben; begeercn deeze indrukfelen niet de ontveinzen, en wanneer zy nieuwe inzigten, nieuwe bewyzen en daardoor nieuwe krachten bekomen, handelen zy overeenkomftig met dezelve, en vertoonen nevens eene eerlykheid, die geene verborgene oogmerken heeft, eene wysheid en vastheid in hun gedrag, die de inwendige bewustheid der waarheid alleen hun geeven kon. Neemen wy nu dit alles te faamen, myne aandachtige Toehoorers! dan zal men ons gewislyk niet voor ligtgeloovigen kunnen houden, K 2 wan-  i4§ GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN wanneer wy uit het gedrag der leerlingen va» Jefus Christus by zyn lyden en dood, en uit de wyze, waarop zy hun eigen gedrag zo wel als deeze gantfche gefchiedenis verhaalen en bcfchryven, hunne braafheid en hunne goddelyke zending afleiden. En dus zullen wy ook befef■fen, met hoe,veel recht wy in dit opzigt met joannes in onzen tekst kunnen zeggen: deeze dingen zyn gefchreeven, op dat gy gelooft, dat Jefus is de Christus, de Zoen Gods, en op dat gy dit geloovende het eeuwige leven hebt in zynen naam. Wy zullen onze leerrede hefluiten, myne geliefde Medechristenen, met uit het gezegde nog een of twee gevolgen ter uwer onderrechtinge en opwekkinge afteleiden. Laat de aanmerkingen, welke wy over de wyze van verhaalen, in de gefchiedenis van Jefus lyden heerfchende, gemaakt hebben, by u in 't algemeen tot acnbryzing van de fchriften der Euangelisten f rekken. Deeze fchriften munten wel niet door eenen fchoonen bloemryken fchryfllyl , niet door welfpreekendheid , niet door diepzinnige wysgeerige opmerkingen, maar door de beminnelykfle eeuvoudigheid, door de edel-  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 149 edelfle openhartigheid, door een natourelyk, onopgefmukt, ongeveinsd, trouwhartig voorkomen, boven alle menfchelyke fchriften uit. Wiens fmaak en hart dan niet bedorven is, die vindt hier het gezondlte, overvloedigfte voedfel voor beiden. Ja, voor u, Vrienden der natuur en der waarheid, voor u, eerlyke,. oprechte Zielen, die zelve zonder bedrog zyt, en misfchien niet veele eeniïemmige zielen rondom u ontmoet, voor u moet het leezen, het overdenken van deeze fchriften, de duidelyke kennis van haaren gewigtigcn inhoud, dierbaar; voor u moet de verkeering met haare fchryveren allerwenfchelykst en aangenaam weezen. Uier kunt gy u verkwikken, wanneer gy vermoeid zyt van de begoocheling, den kunfïigen dwang, en de vals.chhcid , die in de waereld hcerfchehv Hier valt het ver gezochte, het buitenfpoorige, de heimelyke oogmerken, het bitfche weg, 'a welk zo vaak uw vermaak in de fchriften. en gefprekken uwer tydgenooten vermindert; hier behoeft gy niet te vreezen , dat uw verfland, uw oordeel, uw hart geweld zal gefchiedem Gy zyt hier niet onder menfchen, die 't 'er op toegelegd hebben, om u van deeze of geene zaak te overreeden, uwe goedkeuring aftcperfen, tot hunne party of hun belang overtehaa■ K 3 leiu  I50 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN len. De Euangelisten verhaalen u alleen 't geen zy gezien en gehoord hebben; zy laaten het beoordeelen daarvan aan u zeiven over; zy loopen u niet vooruit in opzigt van de gevolgen, die daaruit voortvloeien. Zy vertoonen zich zodanig aan u, gelyk zy zyn, als zwakke, feilbaare menfchen, maar echter als eerlyke, getrouwe leerlingen van Jefus , als vrienden van God en der menfchen, die geene eer of voordeel voor zich zeken zoeken, cn zelfs de eer van hunnen Leermeester en Hoofd in 't geheel niet angstvalligiyk, maar eeniglyk door de cenvoudigfte voordragt der waarheid poogen te bevorderen. In den omgang met zulke menfchen, in het leezen van zulke fchriften moet een gezond verftand, een onbedorven fmaak, een goed hart noodzaakelyk vergenoegen en ondcrwys vinden, en de mensch, die deeze hoedanigheden daartoe mede brengt, moet daardoor fteeds wyzer en beter worden. Maar laat ook deeze uitmuntende gefteldheid der Euangelifche gefchiedenis, en inzonderheid der lydensgefchiedenis van Jefus, u in het geloof aan de waarheid en Goddelykheid der leere van het Christendom bevestigen. Volgens zulke innerlyke merktekenen wordt immers de geloof- waar-  ACHTTIENDE LEERREDE. DE GESCHIEDENIS VAN HET LYDENEN STERVEN VAN JESUS CHRISTUS ALS EEN BEWYS VAN ZYN VERHEVEN CHARAKTER EN ZYINIE GODDE LYKE ZENDING BESCHOUWD. Tekst: Euang. van Mattheus, Hoofdft. XX: vs. 17 — 19. En Jefus, opgaande naar Jerufalem, nam tot zich de twaalf Discipelen alleen op den weg, en zeide tot hen; ziet, wy gaan op naar Jerufalem, en de Zoon des menfchen zal den Overpriesteren en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zy zullen hem ter dood veroordeelen; en zy zullen hetn den Heidenen overleveren, om hem te befpotten, en te geesfelen, en te kruizigen; en ten derden dage zal hy weder op/laan.  ÏÖÖ JESUS LYDENSGESCHIEDENIS £yne leer verzwakken , hunnen moed ter neêr flaan en hen ten uitenten verwarren moesten. In plaats van den troon, dien hy volgens hunne meening als Israels koning beilygen, in plaats der zegeryke heerfchappy , die hy wel haast over alle volken des aardbodems voeren , in plaats der verhevene eerampten, tot welke hy hen en zyne overige vrienden in zyn Pvyk verheffen zou, kondigt hy hun aan, dat hy aan het geweld der Hoogepriesters en Schriftgeleerden, aan de magt der Heidenen overgeleverd, dat hy befpot,gegecsfeld c-n ten dood veroordeeld worden, en aan het kruis fterven zou; en met betrekking tot hetzelve geeft hy hun by verfcheidene gelegenheden duidélyk te verflaan , dat hun foortgelyk lot voor de deur ftond, dat zy verachting, fmaad, vervolging, fmerten en dood te verwachten hadden. Is dit de handelwys, is dit de taal van eenen arglistigen, of van eenen hccrschzuchtigen; die zich eenen aanhang zoekt te maaken en door middel van denzelven zyne onzuivere oogmerken te bereiken ? Is 't niet veeleer de handelwys, is 't niet de taal der edel» fte openhartigheid, der zuiverfte liefde tot de waarheid, der grootfle braafheid ? Ja, is 't niet veeleer de handelwys, is 't niet de taal van een perfoon, die zich in den geest boven alles, wat zin«  ió"4 JESUS LYDENSGESCHIEDENIS en zyne zaak in de oogen zyner vyanden en vrienden hoogst nadeelig is? Wat zou Jefus toch hebben kunnen bcweegen om zich de wreedheid en woede zyner tegenpartyders prys te geeven, en zichzelven in den dood te Horten, indien hy onder den fchyn van heiligheid en deugd ongeregelde lusten had zoeken te bevredigen, of waereldlyke inzigten te bevorderen? Was dit wel het middel om deeze lusten te voldoen, of deeze inzigten te bereiken? Waren flaaffche hraffen, was de fchandelyklle kruisdood de weg, die hem op den troon van Israël brengen, die hem roem verfchaffen, of aanhangers verwerven kon ? Maar heeft hy niet dit alles vrywillig verkoozen ? Heeft hy niet uit eige beweeging daartoe bewilligd? Had hy niet zyn lyden en zynen dood ligtelyk en op veelerhande wyze ontgaan kunnen ? Hy kende de gezindheid van het volk en deszeifs opperhoofden, kende de gezindheid zyner Apostelen en leerlingen, wist, wat hy zich van hun belooven of niet belooven, in hoe verre hy zich op hen verhaten mogt of niet. Hy kon derhalven, uit hoofde zyner onloochenbaare wysheid en omzigtigheid, van zyne vyanden niet onverhoeds overvallen worden. Ook had hy genoegzaame uitwegen om zich aan hunne laagen te onttrekken. Het Paasch-  EEN BEWYS ZYNER GODLYKE ZENDING. l6$ Paaschfeest was op handen; een feest, waarop zich millioenen menfchen uit alle gewesten des Joodfchen lands en der nabuurige landen te Jerufaleni bevonden. Hoe ligt moest het hem niet gevallen zyn, zich onder zo groot eene menigte van menfchen te verfchuilen ! Ja,hoe ligt,een groot gedeelte van dit volk, 't welk met zulk een blaakend ongeduld naar eenen aardfehen verlosfer uitzag, op zyne zyde te trekken, indien hy hen Hechts eenmaal in deeze verwachting ge. vlcid, hun flechts eenige hoop op derzelver vervulling gegeeven, en zich aan hun hoofd gefield had. En hoe ligt zou het hem, genomen dat hem deeze reis zyn oogmerk mislukt ware, geweest zyn, zich onder begunftiging van zulk eene algemeene verwarring, met de vlucht te redden, en ter uitvoering zyner vcrylde ontwerpen betere maatregels te beraamen! Hooren wy niet zelfs zyne bitterfle vyanden, de O verpriesters en de Schriftgeleerden,vol bekommernis zeggen: Ja, maar niet op het feest, op daï 'er niet een oproer onder het volk ontflaa ? En is dan niet een gevecht, waar van de uitflag toch altoos onzeker is, en waarby men ten. minflen den roem van floutmoedighcid en dapperheid verwerven, en op het zo genaamde bed vaneec ilerven kan, is zulk een. gevecht niet veel verL 3 kies,-  l6B JESUS LY DENSGESCHIEDENIS fchrikken en daaro'ver benaauwd worden, om de afwending van hetzelve by God aanhoud n, en zich dan echter aan den wil van zynen Hemelfchen Vader zie onderwerpen en in denzelven berusten; als ik bemerk, met welk een geduld en toegeevendheid hy zelfs in deeze hagchelyke omflandigheden zyne zwakke vrienden behandelt, hoe goedertieren hy hunne feilen ontfchuldigt, en welke wyze regels van gedrag hy hun aan de hand geeft; als ik daaren boven overweeg, hoe hy zynen vyanden met de grootfte bedaardheid en gerustheid te gemoet gaat, zynen verraader zonder alle hevigheid befchaamt, hun die hem greepen hunne onrechtvaardigheid op de befchcidenfle wyze voor oogen fielt, zo min van zyne voorrechten als zyne verdienflen gewaagt, de drift van een zyner Apostelen berispt , en voor de veiligheid van hun allen zorgt; als ik zie, dat hem deeze gemoedsgefleldheid door alle de tooneelen van fchande en van finert ongefloord byblyft,dat hyzich door geene zaak buiten zich zeiven vervoeren laat, dat hy zi die nog eenig gevoel voor edele en groote gevoelens en daaden heeft, door den dood var» zulk een' onfchuldigen, van zulk een' menfchenvriend, van zulk een' weldoener zyner broederen getroffen worden! En zou dan de dood van onzen Heer ons onbewoogen laaten, myne geliefde Vrienden ! Ons, die zyne leerlingen, zyne dienaars, zyne onderdaanen zyn; ons die aart hem licht en vertroosting en hoop en zaligheid te danken hebben; ons, die in zynen dood de verzekering van ons leven, irt zyne vernedering den grond onzer verhooging vinden; ons, die ons tot de plechtigheid zyner gedachtenis in het gebruiken van zyn Avondmaal bereiden? Neen, verre zy van ons deeze laauwheid,deeze ongevoeligheid, deeze ondankbaarheid! Neen, voor ons is hec een heilige, dierbaare pligt, en de rykfte bron van vertroosting en van zaligheid, den dood des Heer en ie verkondigen. Zo dikwyls, zegt d« Apostel in onzen tekst, Zo dikwyls ah gy van dit brood zult eeten, en uit deezen drinkbeekef zult  VAN JESUS DOOD. »9Ï by al zyne onverfchilligheid omtrent waarheid en godsdienst, by alle eigenbaat cn menfchenvrees, die hem bezielden, zich nochtans niet onthouden kan van openlyk en tot verfcheiden reizen te betuigen: Ik vind geene fchuld in deezen menfche; daar 'zyn verraader, die de ooggetuige van zyn gedrag, die jaaren lang zyn leerling, zyn gemeenzaame vriend geweest was, en nu, van een knaagend gewêeten gefolterd, het loon zyner ongetrouwheid wegwerpt, en de vernederende belydenis aflegt: Ik heb gezondigd verraadende onfchnldig bloed. Hier is de levenlooze natuur, die door haare ongewoone verfchynfels aan den dood van deezen Onfchuldigen als deel neemt, duisternis en fchrik over alle de omftanders verfpreidt, en eenen Heiden zelfs doet uitroepen: In waarheid, deeze was een vroom mensch, hy was Gods Zoon! Daar is de Schepper en Heer der natuur, die deezen onfchuldig gedooden weder opwekt en aan zyne rechtehand in den Hemel boven alles verhoogt. Welke getuigenisfen! Welk een zegepraal der onbevlekte onfchuld! Ja, hier was meer dan onfchuld. Hier was de verhevenfle, fchitterendfle verdienfte. De onfchuldige Jefus was tevens de heiligde dienaar van God, de grootfle weldoener zyner broederen , de edelfte vriend der menfchen.  VAN JESUS DOOD. SO3 van liefde tot de deugd moeten niet den Christen doordringen, wanneer hy zich in de ftilte met deeze nagedachtenis bezig houdt en zyn hart voor de indrukfelen der waarheid opent! Ja, wanneer ik my aan deeze gedachte overlaat en haare kracht ondervinde, dan verlies ik myzelven in diepe verwondering over de vadcrlyke tederheid van den oneindigcn God, het Opperde aller wezens, die zynen Zoon, zynen geliefden, voor nietige zondige fchepfclen, voor itrafbaare menfchen overgeeft, en hem ter bevestiging zyner genadige beloften,en ter gerustftclling van hun bekommerd geweeten, aan het Kruis laat derven! Dan moet ik in het bezef der grootheid van God en myner nietigheid uitroepen : ó God, wat is de mensch, dat gy zyner gedenkt ? JVat is de Zoon des menfchen, dat gy u over hem ontfermt? En hoe kan ikmy over de vrywillige, diepe vernedering, over de voorbeeldelooze grootmoedigheid , over de alles overtreffende menfchenliefde van deezen Zoon, van deezen Afgezant van God genoeg verwonderen, die geene vernedering, geene opoffering, die verachting noch fchande, fmert noch lyden , die den wreedden fmaadelykden dood zelfs niet fchuwt, om het welzyn zyner broederen te be- vor-  *04 HET GEDENKFEEST vorderen, om menfchen, die hem niet kenden, niet eerden, niet beminden, troosten hoop en zaligheid toe te brengen? Welke bewyzen, welke alle verwachting gelyk ook alle verdienden te bovengaande bewyzen der liefde van God en van zynen Zoon, Jefus Christus, zyn dat niet! En zou ik ze met een onverfchillig, koud hart kunnen befchouwen? Zouden zy my niet met dankbaarheid, met vreugde, met wederliefde vervullen ? Wat al bronnen van gelukzaligheid openen zich hier niet voor my! Welk een licht verdryft de duisternis, die my omringde! Hoe neemt het vertrouwen de plaats der verfchrikkingen in, waar medemy de gedachte aan myne zonden , aan mynen dood en myn toekomend lot bekommerde ! Nu kan ik aan Gods verzoenbaarheid, aan zynen genadigen wil,om op berouw en verbetering de zonden te vergeeven, niet twyfelen. Nu weet ik op het allerzekerfte, dat hy de menfchen lief heeft, dat hy niet hun verderf, maar hunne gelukzaligheid beoogt; dat hy gelyk een Vader jegens hen gezind is, en geen gaaven noch offers, geen kastydigingen noch boetedoeningen, maar alleen een kinderlyke gemoedsgeiteldheid, en kinderlyke onderwerping van hm:  VAN JESUS DOOD. 20$ hun verlangt. Nu* daar hy zynen Zoon om onzen wil niet verfchoond, maar denzelven voor ons in den dood heeft overgegeeven, nu mag ik gerustlyk van hem verwachten, dat hy my met hem en door hem alles fchenken zal, wat toe myne verbetering, gerustheid en zaligheid kan flrekken. Nu kan ik my aan het geleide en befluur van Jefus onbezorgd over laaten -, en heb, terwyl ik he m navolg, voor den dood niet te vreezen. Hy is ter ftaaving van zyne leer.geflorven, heeft haare waarheid, haar goddeiykgezach buiten twyfel gefield, en door zynen dood heeft hy den dood alle verfchrikkelykheid benomen, en ons denzelven leeren befchouwen als eenen boodfehapper van vrede, als den overgang in een beter verheven leven. . En zou ik my, myne geliefde Vrienden! zou ik my daarover niet verheugen ? Zou ik daarvoor God en zynen Zoon, Jefus Christus, niet met een getroffen hart danken? Zou ik dien God, die my zo hoogelyk begenadigd, die my met zulke weldaaden gezegend en my zulke uitzigten gegeeven heeft; dien Jefus, die zo veel, zo onuitfpreekelyk veel voor my gedaan en opgeofferd en geleeden heeft, niet van gantfeherharte, van gantfeher ziele en met alle myne vermogens  Sto6 HET GEDENKFEEST gens liefhebben? Ja, der hartelykite vreugde 'd God, den goedercierenen Vader der menfchen, en in Jefus Christus, onzen Verlosfer en Zaligmaaker; ja, der levendigde dankbaarheid voor alle genade, alle heil, alle zegeningen, die ik van den bermhartigen God , en van zynen Zoon Jefus Christus ontvangen, en nog te verwachten heb; Ja, der oprcchtfte, zuiverde wederliefde jegens mynen oneindigen weldoener, en jegens den verhevenen perfoon, door middel van welken hy zich zo weldadig jegens my beweezen heeft: aan deeze zo billyke, zo natuurlyke aandoeningen en gevoelens zy myn geheel hart en myn geheel leven toegewyd ! ja, laaten wy God lief hebben,myneBroeders! hy heeft ons eerst, hy heeft ons oneindig liefgehad. Laaten wy Jefus liefhebben; hy heeft ons meer dan zich zclven, meer dan zyn eigen leven lief gehad. En, hoe zouden • my deeze aandoeningen eragevoelenskunnen bezielen,hoe zou ik den dood des Heeren waardiglyk kunnen verkondigen, indien my het voorbeeld zyner verhevene deugd en vroomheid, zyner liefde tot God en liefde tot dei menfchen, niet tot navolging opwekte, indien my niet alles, wat ik hier zie en overdenk, nieuwen moed en nieuwen yver tot het werk my-  S08 HET GEDENKFEEST VAN JESUS DOOD, en onvermoeid naar den heerelyken fchat itreeven, waar toe my God door Jefus Christus geroepen heeft! Laaten wy op deeze wyze, myne geliefde Vrienden! met zulke aandoeningen en gevoe• lens den dood van onzen Heer heden op den gedenkdag van zynen dood, en vervolgens ook aan de tafel zyner liefde verkondigen! Laaten wy op deeze wyze zyne gedachtenis door het gebruiken van het heilige avondmaal vieren. Dus zullen wy onzen pligt, den heiligden, dierbaarften pligt van den Christen volbrengen, en in de volbrenging daarvan zalig zyn. Amen, TWIN-  a, (~^oi 5 die onze Schepper en Vader zyt, wy zyn indachtig aan onze fterflykheid, en hoe gewigtig moet niet deeze gedachte weezen voor ons, die gy met het licht van den Christelyken Godsdienst begenadigd hebt, voor ons, die na dit leven een ander leven, en in hetzelve vergeldingen verwachten! ö Dat wy allen het gantfche gewigt deezer gedachte gevoelden,en daar door wyzer en beter mogten worden! Toe nogtoe zyn wy niet aan de eindpaal. Misfchien is dezelve nog verre van ons af. Maar misfchien ook is zy zeer naby ons. Doch verre af, of naby, — wy zullen haar gewislyk, zullen haar fpoedig bereiken, ö Mogt dan de befchouwing van den weg, die ons derwaards leidde, waarlyk vreugdverwekkend,en deszeifs uitgang heuchelyk en zalig voor ons weezen! ö Mog ten wy allen zodanig leeven en zodanig gezind zyn, dat wy dan waarlyk gerust en vrolyk fterven konden ! Wy zyn hier vergaderd, o God! om van uwen Zoon, Jefus Christus, dien gy tot ons best in den dood overgegeeven hebt, fterven te leeren. Ach! laat ons de lesfen, die hy ons in dit opzigt nog aan 't Kruis mededeelt, met eene behoorlyke opmerkzaamheid verwaardigen. Laat dezelve eenen diepen indruk op onze harten maa-O a ken;  VAN DEN DOOD ZYNER DIENAAREN. 22J deeze taal voeren, zich dit getuigenis geeven kan, dan kan hy ook zeggen: ik heb den wil van mynen God en Vader volbragt, ik heb voleindigd het werk, 't welk hy my te doen bevolen had. En dit, Christenen! dit geeft moed en vrolykheid in den dood! Dit maakt onzen dood aan den dood van Jefus Christus, en onze gemoedsgefteldheid by denzelven aan de zyne gelyk. Als wy zo leeven , gelyk hy geleefd heeft, dan kunnen wy ook ons leven zo befluiten, gelyk hy het zyne befloten heeft. Onze Heiland ftierf, ten tweeden, met bereidwilligheid, met de volkomenfte onderwerping aan den Goddelyken wil. Hy kon in eenen byzonderen, tot zyne verhevene waardigheid en zyne voorrechten betrekkelyken zin zeggen: niemand neemt myn leven van my, maar ik leg het van my zeiven af: ik heb magt hetzelve af te leggen , en heb magt hetzelve wederom te neemen. Maar hy wist, dat het de wil van zynen hemelfchen Vader was, dat hy fterven zou; wist,dat zyn dood zynen broederen, dat dezelve het gantfche menfehelyke geilacht veelerhande heerlyke voordeden verfchaffen; wist, dat zyn dood de vertroosting, de gerustftelling, het leven der waereld zou weezen. Hy wist ook, dat het uur wer-  224 JESUS DOOD EEN VOORBEELD werkelyk gekomen was,dat hy zich zeiven voor anderen opofferen,alles, wat hy van Gods wege geleerd en gedaan had, pïegtig bevestigen, en zyn heilig, weldaadig leven door eenen niet minder heiligen en weldaadigen dood befluiten moest. •En dit was hem genoeg: dit liet hem, by al het ■fchynbaare van het tegendeel, niet twyfelen, dat de tyd en wyze, door de opperfte Wysheid daar toé bepaald, de beste en gevoeglykfte waren. God wil het; het welzyn myner broederen, de menfchen, vereischt het. Welke drangredenen moesten dit niet zyn voor Jefus, wiens wil met den wil van zynen hemelfchen Vader eens was, en in wiens hart enkel liefde tot God en liefde tot de menfchen woonden! Vader! uw wil gefchiede, uw raad worde volbragt; met deeze grootfche, vroome gedachte ging hy zynen vyanden , ging hy den dood te gemoet, en deeze gedachte deed hem den dood met de gerustfte gelaatenheid ondergaan.— En even zo bereidvaardig moeten ook wy den dood te gemoet gaan, myne geliefde Medechristenen! indien wy met hem of zo als hy fterven, indien wy hem in den dood gelyk zullen weezen. Ue Christen,' die zo gezind is, gelyk zyn Heer gezind was, laat de tyd en fooft en wyze, wanneer,en waardoor, en waarop hy dit leven voor het toekomende ver.  VAN DÉN DOOD ZYNER DIENAAREN. 225 verwisfelcn zal, geheel en al aan den wil van zynen God en'hcmelfchcn Vader over. Hij wordt nier mee zulke banden aan deeze aarde vastgehouden , die niet zonder de volkomene verwoesting zyner gelukzaligheid verbrooken zouden kunnen worden. Mem houden geenzins zulke aanflagen en onderneemingen bezig, wier uitvoering hy voo.r volitrekt noodzaaklyk zou houden ter beantwoording aan Zyne verordening cn ter bereiking van het hem voorgeflelde wit. Hem kwellen geenszins zulke zorgen wegens de gevolgen van zyn vroeger of laater vertrek naar de onzichtbaare waereld,of wegens het toekomende lot der zynen, die hy niet gerustlyk op den geenen zou kunnen werpen,die tot hiertoe voor hom cn de zynen gezorgd heeft, en eeuwig zorgen zal. Mem doet het tegenwoordige nooit het toekomende geheel en al uit het oog verliezen. Myn leven, denkt hy, is in de hand van hem, die my hetzelve gegeeven heeft. Uit va* derlyke liefde gaf hy my hetzelve;uit vaderlyke liefde zal hy hetzelve wederom van my neemen. Om my gelukkig te maaken, heeft hy my op deezenaardbodem geplaatst, om my nog gelukkiger te maaken, zal hy my ten beftemden tyde van denzelven oproepen. Hy weet best, welke oogmerken ik hier bereiken of beyordcren hoe veel of hoe weinig ik in dit gewest zyns II. Stuk. P Rykg  226 JESUS DOOD EEN VOORBEELD Ryks doen en uitvoeren, hoe lang ik de plaats die hy my hier aangeweezcn heeft, bekleeden, hoe lang ik in dezelve myne broederen dienen en van nut zyn, hoe haast ik dezelve voor eenen anderen inruimen, en dezen ftaat met eenen verhevener verwisfelcn moet. Hy alleen overziet en regelt den geheelen famenhang myner lotgevallen en der lotgevallen van alle zyne kinderen, en 't geen hy regelt en doet, is altoos het beste. Zyne roeping ten dood is eene nodiging tot den overgang in het huis des Vaders, 't .Zy deeze roeping vroeg of laat, in deeze of in andere omHandigheden tot my gefchiede,'t is myn Schepper, myn Heer, myn Vader, die ze aan my doen laat: en wie zou deeze ftem niet gaarne en gewillig gehoorzaamen! Jefus Christus ftierf, ten derden, met de godzallgfle en deugdzaamfte gemoedsgefteldheid, en te midden eener daadelyke betrachting van alles watfchoon en edel en groot is. Vroomheid en deugd waren de beftuurfters van zyn gantsch leven geweest, daarom vertoonden zy zich ook daar in al haare Merkte en waardigheid.De zelfde kinderlyke onderwcrping.de zelfde gewillige biymocdige gehoorzaamheid, hetzelfde geloovige vertrouwen , de zelfde innerlyke liefde , waarmede hy God, zynen Vader, ten  VAN DEN DOOD ZYNER DIENAAREN. 227 ten allen tyde en op elke plaats geëerd, en waarin hy ten allen tyde en op elke plaats zyne zaligheid gevonden had, bezielden cn zaligden hem ook, toen hy in de magt zyner vyanden was; toen hy aan het Kruis hing, toen hy den dood naderde. De zelfde goedertierene, weidaadige, edelmoedige, gevoelens, die hy den menfchen, zynen broederen, altoos beweezen had, en die hem hun heil dierbaarer dan zyne eer, zyn vermaak en leven maakten, doordrongen en vervulden ook tegenwoordig, nu hy zich voor hen opofferen zou, zyn geheel hart. Hy befchouwde, beoordeelde, verdroeg alles met opzigt tot God en zynen wil en tot het best der flervelingen ; en dit deed hem alles als fchikkingen van God, als middelen ter bevordering van wyze, groote, goddelyke oogmerken eerbiedigen; dit belette, dat 'er eenige ongeduldige, onvergenoegde gedachte, eenige vyandelyke of wraakzuchtige begeerte in zyne ziel ontflonde, dat'er eenige klagte of bedrieging zynen mond ontglipte; dit zette ook aan zyne laatfle gefprekken en daaden die verhevene deugd en vroomheid by, welke zyn geheel voorgaand leven verfierde. God te verheerlyken, den cllendigen te helpen,den bekommerden te vertroosten, vyanden vergifP 2 f*-  2 28 JESTJS DOOD EEN VOORBEELD fenis te bewyzen en hen te zegenen, verlaatene vrienden aan te neemen, de hoop der onfterflykheid voor alle toekomende menfehelyke gedachten te bevestigen; in zulke edele vroome verrichtingen blies hy zelfs den laatften adem van een leven uit, 't welk aan deeze bezigheeden geheel en al gewyd was geweest. — En deeze gemoedsgefieldheid, myne geliefde Vrienden! moet ook de onze zyn, indien wy met hem of zo als hy fterven, indien wy hem in den dood gelyk zyn zullen. Vroomheid, deugd, liefde tot God, liefde tot de menfchen moeten ons natuurelyk,moeten heerfchendegezindheden en neigingen in ons worden, moeten ons geduurende ons gantsch leven vergezellen. Dan zullen zy ons ook in den dood verzeilen, zullen ons het fterven ligt, en ons uiteinde leerryk maaken. Dan zullen wy in alles op God en zynen wil zien, in alles, wat hy ons laat toekomen, berusten, en met alles, wat hy ons oplegt te lyden en te verdraagen, te vreden weezen. Dan zullen wy geene fmert voor onverdraaglyk, geen verlies voor onherftelbaar, geene fcheiding voor onrechtvaardig en wreed houden. Dan zullen noch haat, noch vyandfehap,noch tweedracht, noch wraakzucht, noch verwytingen van het geweeten ons de laat- fte  VAN DEN DOOD ZYNER. DIENAAREN. 22£ fte oogenblikken onzes levens bitter maaken, en de gerustheid,de helderheid, de fterkte van den geest, die deugd en vroomheid ons zo dikwyls by hef volbrengen der moeilykfte pligten, in tyd van nood en in het uur der verzoe king gefchonken hebben, zullen ons zelfs dan niet begeeven, wanneer wy onder haar geleide z > na aan de /eindpaal gekomen zyn. Eindelyk, myne aandachtige Toehoorers! onze Heiland ftierf vol blydfchap, vol hoop en vertrouwen op God. Hy twyfelde niet aan de liefde en het welbehaagen van zynen hemelfchen Vader, offchoon dezelve zyn aangezicht voor hem verborgen,en hem zyne hulp onttrokken fcheen te hebben; hy twyfelde niet aan den gelukkigen uitflag van zyn lyden en zynen dood, niet aan de gewenschte zalige gevolgen, die zyne grootmoedige opoffering in alle toekomende tyden hebben zou, niet aan de zekere vestiging en eeuwige duurzaamheid van het ryk , om welk op te richten hy in de waereld gekomen was. Heden, zeide hy tegen een' van zyne me dekruisten,die hem als Koning eerbiedigde,heden zult gy met my in het Paradys, in de plaats der gelukzaligheid, zyn. Vol vertrouwen ging hy door den dood ten leeven, door P 3 de  VAN DEN DOOD ZYNER DIENAAREN. 233 Leidsman in den dood gelyk mogten worden! © Dat wy dan ook allen ons van nu af aan hoe langer hoe meer benaarftigden, zodanig te leeven, als Jefus geleefd heeft! Ja, daartoe Christenen! daartoe willen wy ons thans , daartoe willen wy ons by de ophanden zynde viering van het Heilige Avondmaal plegtig voor God verpligten. Daar willen wy ons het voorbeeld van Jefus Christus, het voorbeeld van zyn onfchuldig , heilig , weldaadig leven, het voorbeeld van zyne ftandvastige, onwrikbaare gehoorzaamheid aan God, het voorbeeld van zyne grootmoedige, alles verdraagende en opofferende liefde jegens de menfchen recht diep in 't hart prenten; en dan willen wy hetzelve nooit weder uit het oog verliezen , ons geheel en al naar het zelve vormen en dit model van alle volmaaktheid fteeds nader poogen te komen. Zo zeker wy dit doen, myne geliefde Vrienden! en daarin volharden, zo zeker zullen wy eenmaal, door zyne beloften en door zyn voorbeeld verfterkt en door zynen geest bezield, alle verfchrikkingen des doods overwinnen en door den dood overgaan tot het leven. Want dit is een getrouw woord: indien wy met hem gefiorven zyn, zullen wy ook met hem leeven! Amen. P 5 EEN*   EEN- EN- TWINTIGSTE LEERREDE. DE STANDVASTIGHEID 'VAN JESUS CHRISTUS IN HET UITVOEREN VANZYNWERK OP AARDE, EEN VOORBEELD VAN NAVOLGING. Tekst: Brief aan de hebreen. Hoofdft. XII. vs. 1,2." Daarom dan ook, alzo wy zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde, die ons ligtlyk omringt , en laat ons met lydzaamheid hopen de looplaan , die ons voorgefteld is, ziende op den Overften Leidsman en Voleinder des geloofs Jefus, dewelke voor de vreugde, die hem voorgefteld was, het Kruis heeft verdraagen en de fchande veracht, en is gezeten aan de rechte hand des tmons Gods.   EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. *4? tegenwoordig maar ras voorbygaande moeite en ongeryf; neen, de overweeging van onze waare duurzaame volmaaktheid en de begeerte van den wil van God te doen en het algemeene best te bevorderen, moeten ons by alle onze belluiten en voorneemens regeeren en leiden. Nooit moeten wy, als wy tusfchen 't geen recht en onrecht, goed en kwaad is, eene keus zullen doen, vraagen: Zal ik daardoor ryker of armer worden? Heb ik daarvan goedkeuring en lof, of berisping en verachting te wachten? Is het met myne traagheid en gemak beftaanbaar, of zal het my infpanning en zelfverloochening kosten? Blaar: is het met den ftand en het beroep, waarin my God geplaatst, met het ampt, dat hy my door zyne voorzienigheid toevertrouwd, met de pligten overeenkomftig, die hy my opgelegd heeft ? Zal ik daardoor wyzer en beter worden, of daar by wys en goed blyven?Zal het myne medemenfchen, mynen broederen, nuttig of fchadelyk zyn? Zal het goede of kwaade indrukfelen op hen maaken, de waarheid of de dwaaling, de deugd of de ondeugd begunftigen, vergenoegen of verdriet rondom my verbreiden? Zal het my en anderen nader by het doel derChristelyke volmaaktheid brengen, of van hetzelve verwyderen? Zo moeten Q 4 wy  448 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WFRK wy alles naar zyne betrekking tot het einde on zes aanweezens en tot de oogmerken, die wy in deeze waereld behooren te bevorderen, befchouwen en beoordeelen. Zo moeten wy ons in alles naar de zelfde juiste, vaste grondbcginfels gedraagen, en even gelyk wy het doel nimmer uit het oog verliezen mogen , zo moeten wy ook fteeds op den weg blyven, die derwaards leidt. Onze Heiland arbeidde, ten. derden, onophoudelyk en onvermoeid aan de daadelyke uitvoering van het werk,'t welk hy op aarde doen moest, en hoe korter de daartoe bepaalde tyd was, deste zorgvuldiger gebruikte hy denzelven. Nooit ftond hy ftil op zyne loopbaan, na dat hy haar eenmaal was ingetreeden. Nooit hield hy zich met enkel ontwerpen en voornemens bezig, wanneer hy goed doen en uitvoeren kon, Befluiten en doen, willen en volbrengen waren by hem nooit van malkanderen gefcheiden. Hy omhelsde en gebruikte elke gelegenheid tot leeren, tot vermaanen, tot verbeteren, tot vertroosten , tot heiligen en wel te doen, elke gelegenheid om goede zaaden voor het toekomende te ftroojen met yver en vreugde. Elke plaats, elk gczelfchap, elke vraag der omftanderen, elk©  254 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK tc voor den Heer, die hem gezonden had, ert verwierp ui: verfaagdheid den vereerenden last, die hem gegeeven was. — Maar zodanig handelde niet Jefus, ons voorbeeld en onze leidsman in xle getrouwheid en in de ftandvastigheid. De hinderpalen, die hy alomme op zynen weg ontmoeten zou, waren hem reeds bekend,voor dat hy zyn openbaar leeraarampt aanvaardde. Hy kende zyne tydgenooten en den toeftand van zyn volk; zonder twyfel hield hy zich daarmede voornamelyk bezig gedurende de veertig dagen, die hy na zynen doop, afgefchciden van alle gezelfchap, in overdenkingen en Godsdicnftige oeffeningen fleet. Maar daarom trad hy niet achteruit, hy ging alle verhinderingen en zwarigheden kloekmoedig te gemoet, de eene ontweek hy met voorzigtigheid, en de andere beftreed hy regtftreeks, allen ftelde hy onfchuld, braafheid, onverfchrokkenheid en het geruste vertrouwen op God tegen. Hoe meer tegenftand hy by zyne weldaadige poogingen ontmoette, des te yveriger en werkzaainer was hy, in denzelven te overwinnen. Zo handelen edele, groote zielen! Zo moeten wy ook handelen, myne Medechristenen! indien wy navolgers van jefus willen weezen. Ook onze loopbaan is niet van alle fteenen des  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 255 des aanftoots vry; ook ons werk op aarde heefc zyne zwaarighcden. Maar alleen den kleinmoedigcn komen de eerften onoverkomelyk en de laatfte onoverwinnelyk voor. Alleen de kleinmoedige geeft zyne pooging om wyzer en beter te worden op, om dat hy 'er niet altoos in flaagt, om dat ongeregelde neigingen en lusten zich tegen hem verzetten, om dat hy zichzelven eenig geweld aandoen, om dat hy zyne deugdoefeningen dikwyls herhaalen, om dat hy veelerhande verzoekingen van binnen en van buiten beftryden moet. Alleen de verlaagde wordt moede om aan de bevordering van het algemeene best te werken, om dat hy het misfchien niet zonder moeilyke infpanning zyner krachten, niet zonder opoffering van eenige "gerieflykheden en zinnelyke genoegens doen, omdat hy anderen niet helpen, niet dienen; niet nuttig zyn kan, zonder dat eigenbaat, traagheid, wellust zich tegen hem aankanten. Neen, ons, ons mogen deeze hinderpaalen niet affchrikken. Zy moeten veelëer onzen yvcr in 't goede ontfteeken, zy moeten ons tot oefening van onze krachten, tot vermeerdcriug van dezelve dienen; "wy moeten ons daardoor allcngskens eenegrooter heblykheid eigen maaken, om te doen 't geen recht en goed is,en om  ï$6 JÉSÜS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK om zulks ten allen tyde en in alle omflandigheden te doen. Even Zo weinig mogen wy ons door mislukte onderneemingen en te leurgeftelde verwachtingen den moed laaten beneemen. Ook in dit opzicht was Jefus een voorbeeld van ftandvastigheid. Koe langzaam was niet de voortgang van zyn werk op aarde! Hoe onmerkbaar de zegen,die zyne beste,edelfte poogingen verzelde! Hoe gering, hoe onvermoeid hy ook aan de verlichting en verbetering, aan het geluk van zyn volk arbeidde, hoe troostryk zyne leer, hoe heilig en weldadig zyn leven, hoe eerbiedwaardig zyn geheel charakter ware, 'er wierden nogthans ftcchts weinigen gevonden,die hem als hunnen Verlosfer en Weldoener erkenden en liefhadden, en zyne leer met een volkomen geloof aannamen; flcchts weinigen, die zich gewillig door hem onderrechten, verbeteren en op den weg der gelukzaligheid brengen lieten. Maakten zyne voorftcllingen en zyne daaden fomtyds fterke indrukfèls op zyne Toehoorers; wekten zy nu en dan. hunne verwondering en verbaasdheid op: deeze indrukfels verdweenen wel haast weder ; deeze verwondering en verbaasdheid werden  een voorbeeld ter navolging* 257 den fpoedig van morren en van verdriet over te leur gefielde verwachtingen vervangen. Hy had menigmaal veel leerlingen en navolgers, maar de meesten bleeven hem niet lang by; zy verlieten hem, zodra hy hunne vooroordeelen beflreed en hunne dwaaze hoop, van door hem ryk cn groot te worden en zich aan hunne vyanden te wreeken , verydelde. En zelfs zulken, die hem getrouw bleeven, hoe zwak, hoe onbeftendig waren die niet? Hoe weinig voordeel deeden zy met zyn onderwys en voorbeeld? Hoe langzaam ging hunne verlichting en verbetering voort? Welk eenen geringen uitflag had niet de last, dien de Vader hem had opgedraagen?Hy kwam tot de zynen, en de zynen namen hem niet aan. Hy predikte bekeering, en de meesten waanden, geen verbetering nodig te hebben. Hy kondigde vryheid aan, en niemand wilde het gemis of het verlies van dezelve erkennen. Byna alle de grooten, byna alle de geleerden verwierpen hem en zyne leer met verachting en befpotting. Het volk was hoogstwispelturig. Nu eens verklaarde het: nog nooit heeft iemand zo gefprooken, gelyk deeze menfehe. Dan dreef het hem toe: Gy zyt een Samaritaan,gy hebt den duivel, en men nam ftcenen op om hem II. Stuk. R te  058 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK te fteenigen. Heden riep het xHoftanna, geregend is hy,die k~mt in den naam des Heeren, en morgen: Weg met deezen! Kruist hem! "Welk ander leeraar zou in zulke' omflandigheden niet moedeloos zyn geworden? Een Jefaias roept vol mistroostigheid uit: Heer! wie heeft onze prediking geloofd, en wie uwe magt erkend? Een Elias verfchuilt zich uit verdriet wegens het geringe gevolg van zyn ampt» ontvlucht de menfchen, die zich niet willen van hem onderrechten laaten,en verbeeld zich dat de ftroom der afgodery alles mede geflcept had, dat bet te vergeefs was, langer tegen denzelven te Worftèlen. Maar zo deed Jefus .niet. Hy volbragt 't geen God hem te doen bevolen had, 't zy de uitkomst met zyne wenfehen overeen kwamen, of niet. Hy had zyne hand eenmaal aan den ploeg geflaagen, en nu zag hy niet weder om, tot dat hy zyn dagwerk volbragt had. Hy' wenschte niet te oogden voor dat hy gezaaid had. Hy ftrooide het goede zaed uit, en liet het over aan Hem, die 't al regeert, om hetzelve ter beftemde tyd te laaten uitbotten en vruchtbaar werden. Ziet ook hier op Jefus,uwen Leidsman en voorganger, gy allen, die u naar zynen naam noemt, en voor zyne navolgers uitgeeft*  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 259 geeft. Ziet op Jefus, gy oprechte Zielen! die met ernst aan uwe verbetering werkt, en echter nog zo menigmaal door misdagen verrast, door hartstochten weggefleept wordt,en echter nog zo ver van het doelwit der volmaaktheid verwyderd zyt! Ziet op Jefus, gy Vaders en Moeders van een Christelyk huisgezin, wien de vorming van den geest en het hart uwer kinderen niet zo goed wil gelukken, als gy wel zoudt wenfehen; gy Weldoeners der armen en noodlydenden , die dikwyls uwe weldaaden misbruiken en uwe oogmerken vcrydelen ziet; gy Patriotten en Menfchenvrienden, die gaarne het welzyn uwer medeburgeren en medemenfehen bevorderen zoudt, cn nogthans met alle uwe poogingen zo weinig uitrecht; Gy Leeraars van den Godsdienst en der wysheid, die waarheid en deugd en gelukzaligheid predikt, en nogthans allerwegen zo veel dwaalingen, ondeugd en elende ontdekt: ziet op Jefus, die zo veel meer deed,dan gy allen doet en kunt doen, en die nogthans in zyn leven op aarde zo weinig vruchten daarvan oogstte. Zyn voorbeeld moet u, zelfs by het flechtfle gevolg, voor verdrietelykheid bewaaren. Het leere u op hoop te werken, en uwen arbeid getrouw|yk te voleindigen, offchoon dezelve tegenR 2 woor-  2ÓO JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WEK.K woordig naar uw inzien geheel vergeefsch moge weezen. Maar zyne ftandvastigheid ging nog verder. De duisterfte vooruitzigten in het toekomende zelfs konden haar niet over hoop werpen. Was het tegenwoordige gevolg zyner weldaadige poogingen gering, het betere gevolg, dat zyne leer in het toekomende zou hebben, was hoogst onzeker, hoogst onwaarfchynlyk. Menfchelyker wyze te oordeelen, moest zy met hem fterven, of fpoedig na hem in vergetelheid geraaken. Wat waren zyne leerlingen, die zyn begonnen werk vervolgen, die zyne gevolmagtigden en plaatsbekleeders zyn zouden ! Hoe weinig ftond 'er van hun naar oogenfchyn te wachten! Hoe onwaarfchynlyk was het, dat deeze onderneeming hun beter gelukken zou, dan hunnen Meester, die hen in alle opzigten zo verre overtrof? Hoe onwaarfchynlyk, dat het Joodfche volk de leer van eenen gekruisten aanneemen, eenen gekruisten voor zynen Koning erkennen, en alle zyne verre uitziende aardfche verwachtingen zou vaaren laaten; hoe onwaarfchynlyk, dat de ongeletterde , de onbefpraakte, de onaanzienlyke leerlingen van Jefus onder de befchaafder Grieken  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 2.6l ken en Romeinen grooten opgang maaken, en het zo diep gewortelde ongeloof en bygeloof over hoop werpen zouden! En echter twyfelde onze Heiland niet aan den toekomenden gelukkigen uitflag van zyn aangevangen werk, niet aan het vervullen der oogmerken, waartoe God hem op aarde gezonden had; want hy verliet zich met een vast vertrouwen op den geenen, die hem gezonden had. Hy wist, dat hy Gods wil gedaan, Gods werk volbragt had, en dat Gods raad niet verydeld worden, dat zyne oogmerken niet onvervuld blyven kunnen. Dit was hem genoeg. Hy beval zich en zyn werk aan God, die hem hetzelve had opgedraagen, en hield zich de heerlykfte uitkomst verzekerd. — En dit, myne waarde Medechristenen , moet ook u verfterken en vertroosten , wanneer het denkbeeld van het onzekere toekomende ontrust; dit moet ook u moed en hoop inboezemen, wanneer u de bekommernis bekruipt, dat gy dat, 't welk gy tot hiertoe door arbeid verworven hebt, weder verliezen, dat gy in 't vervolg, zo 'er fterker verzoekingen op u aandringen mogtcn, daaronder bezwyken, en dat gy dus al de vruchten van uwe betoonde ingetoogenheid en getrouwheid, uwer wysheid en deugd verliezen mogt. Dit moet u gerustltellen, wanneer de vrees in R 3 «  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 265 den om ons te verryken en tot hoogheid te brengen, verliezen. Ja, misfchien zal men ons voor lastige, zonderlinge, eigenzinnige, verwaande, gevaarlyke menfchen, voor ongeroepene zedenrechters cn hervormers, Voor ven ftoorers der openbaare rust verklaaien, zelfs terwyl wy ons met zekeren yver het gemeene welzyn ter harte neemen, terwyl wy hcerfchende misbruiken beltraffen, nuttige veranderingen aanraaden en bevorderen. En zou dit ons in de uitvoering van het werk, 't welk God ons opgedraagen heeft, verdrietig en traag maaken? Wat? Onze Heer en Meester heeft den dood, den verfchrikkelykflen dood verdraagen, om den wil zyns Vaders te volbrengen, en het heil der menfchen te bevorderen; en wy zouden ons niet eens uit gehoorzaamheid en liefde tot God, uit dankbaarheid jegens onzen Verlosfer, aan het gevaar van befpot of veracht te worden blootltellen , niet eens aan ons gcweeten of aan het gemeene best eenige vluchtige voordeelen en goederen willen opofferen ? Neen, laaten wy ' op Jefus, onzen Leidsman en Voorganger zien: laaten wy in dit, gelyk in alle andere opzigten, ftandvastigheid en getrouwheid van hem leeren, R 5 En  266 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK En op dat gy daartoe nog meer opgewekt moge worden, myne aandachtige Toehoorers! zo vestigt uwe oogen op het heerlyke wit,dat Jefus bereikt heeft, en gy ook bereiken zult, indien gy hem gctrouwlyk navolgt. Hy zit, gelyk onze tekst zegt, ter rechte hand des troons Gods. Hy geniet nu het zuivere, verhevene genoegen van te weeten,dat zyn werk op aarde eene groote, gelukkige vordering gehad heeft en nog heeft;. dat duizenden van menfchen hem voor hunne verlichting, voor hunne vertroosting, voor hunne verwachting, voor hunne deugd, voor hunne gelukzaligheid danken; dat inderdaad geheeie fchaaren van ongelukkigen door hem gered, in vryheid gefield, zalig geworden zyn; dat zyn dood het leven der waereld is! En nu is zyne werking uitgebreid. God heeft hem alle magt gegeeven in hemel en op aarde. Hy heeft hem tot hoofd der gemeente, tot Heer over alles gefield. Ook gy , Christenen! zult vroeg of laat de vruchten uwer braafheid en getrouwheid inzamelen; vroeg of laat ondervinden, dat onder het opzigt van den Al wyzen en algoeden God niets goeds verlooren gaat; dat alles zyne gevolgen , zyne uitwerkfeis, zynen heilzaamen invloed op het geheel heeft, cn dat dcc-  268 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK ENZ. hem altoos bezield hebben, de onverbreektyke gehoorzaamheid, die hy zynen hemelfchen Vader beweezen, de ftandvastigheid, met welke hy alles verdraagen en overwonnen, den heerlyken uitflag, dien zyn werk op aarde gehad heeft. Daar roept u alles toe: Ziet op Jefus, den Leidsman en Voleinder uws geloofs, treedt in zyne voetftappen, volgt hem na, ftreeft naar uw doel, gelyk hy naar het zyne ftreefde, volbrengt uw werk, gelyk hy het zyne volbragt heeft, acht, gelyk hy, lyden noch befpotting, betoont, gelyk hy, onder alle verhinderingen en zwarigheden eenen onwrikbaaren moed, laat, gelyk hy, den wil van God alles by u gelden, volhardt, gelyk hy,tot aan uw einde, ó Myne geliefde Vrienden! laat u niet te vergeefs deeze groote, gewigtige dingen, dit navolgenswaardigfte voorbeeld van ftandvastigheid herinneren, laat deeze aanmoedigende roepftem niet te vergeefs tot u gcfchieden. Drukt deeze herinneringen diep in uwe harten; volgt deeze roeping van uwen Aanvoerer en Voorganger; legt de zonde, die u nog aankleeft en traag maakt, af, cn loopt met onvermoeide ftandvastigheid op de loopbaan, die u is voorgefteld, voort, tot dat gy derzelvc eindpaal bereikt hebt. Amen,  TWEE- EN- TWINTIGSTE LEERREDE. JE SUS CHRISTUS EEN VOORBEELD VAN GEDULD IN LYDEN. Tekst: Eerste Brief vait Petrus : Hoofdfc. II. vs. ar. Christus heeft voor ons geleeden en ons een voorbeeld nagelanten, op dat gy zyne voet/lappen zoudt navolgen.  l8o JESUS EEN VOORBEELD niet in ons vermogen zyn , niet veranderen, dat wy 't geen gefchied is, niet als nietgefchied kunnen maaken, dat wy ons te ver^ geefs tegen eene hooger magt verzetten, en daardoor ons lot Hechts nog lastiger voor ons zouden maaken. Want hy leed vrywillig, hy kon zyn lyden ontgaan, en nam het uit eigene verkiezing op zich. Neen, zyn geduld was de vrucht zyner liefde, zyner gehoorzaamheid, zyner vroomheid jegens God, zynen hemelfchen Vader, de vrucht zyner overtuiging van de betaamlykheid en nuttigheid van zyn lyden en van deszeifs weldaadigen invloed op de gelukzaligheid der menfchen. Het was de vrucht van het vaste vertrouwen dat hy op God gevestigd had, en van de heerelyke hulp, die hy met zekerheid van Hem verwagtte. En daarop moet ook uw geduld gegrond zyn, ö Gy, die u naar zynen naam noemt, en u zyn gedrag ten voorbeeld voorftelt. Dit alleen kan uw geduld tot een vroom, Christelyk, Gode welbehaaglyk geduld maaken, dit alleen kan hetzelve de magt geeven om alles te overwinnen cn ten einde toe te volharden. Het geduld van onzen Heer was, eindelyk, geen  VAN GEDULD IN LYDEN. 28ï geen ydele eerzucht, geen trots van den valfchen wyzen, die de kracht zyner beginfelcn betoogen, de verhevenheid zyner gevoelens, de fterkte van Zynen geest in| het licht ftelle wil, en zich geweld aandoet om gewaarwordingen te vertoonen, die hy niet heeft, ten einde hy ook in lyden boven anderen moge uitmunten, en zich over hen verwonderen. Neen, het geduld van Jefus was geen dwang, geen veinzery , geen ydele fehynvertooning, Zyne gelaatcnheid was een natuurelyk uitwerkfel van zyne edele, vroome wys van denken. Nooit zocht hy anderen daarop oplettend te maaken. Zy vertoonde zich veel meer door zwygen dan door fpreeken: zy was enkel daad en waarheid, Gelyk een lam, dat ter flachtbank geleid wordt, gelyk een fchaap , dat ftom is onder de hand van zynen fchcerdcr, zo verdroeg en leed Jefus alles, wat hy verdraagen en lyden moest. Wilt gy Je¬ fus navolgen, myn lydende Broeder! laat dan uwen mond geene gevoelens en gewaarwordinge uitdrukken , die uw hart vreemd zyn; praal dan niet met uw geduld, ftel het niet als ten toon; laat het niet in eene gemaakte vrolykheid van het gelaat, niet in fraaye fpreuken en wyze redenen , maar hierin beftaan •> dat gy werkelyk verdraagt en S 5 lydt,  SÖ2 JE SUS EEN VOORBEELD Jydt, en noch uw hare noch uwen mond onvergenoegde murmureeringen en klagcen veroorlooft. En hierin, myne geliefde Vrienden! beftond het geduld van onzen Heer. Hy droeg, hy onderging zyn lyden zonder morren, zonder klaagen, met eene ftille, Gode overgegeevene gelaatenheid, liet zich door de fmert nooit overmeesteren, liet de hoop nooit vaaren, en bleef zynen pligt altoos getrouw. En hoe menigvuldig, hoe heerelyk waren niet de bewyzen, die Christus van dit zyn geduld gegeeven, en de wyze, waciron l-,y hot aan den dag gelegd heeft! Reeds van te vooren, voordat zyn laatfte en verfchriklykfte lyden hem overkwam, ftelde hy zich hetzelve dikwyls, als zeker, als gewis, ftelde zich hetzelve in alle zyne omflandigheden en gevolgen voor; en deed zulks met eenen bedaarden, gelaatenen geest. Ziet, zeide hy meer dan eens tot zyne metgezellen en vrienden, wy gaan op naar Jerufalem, en daar zal de Zoon des menfchen van de overpriesters en fchriftgeleer den veroordeeld, den Heidenen overgeleverd, befpot, gegecsfeld, gekruist  * VAN GEDULD IN LYDEN. ü§3 kruist en gedood worden. Dus maakte hy zich met zyn lyden bekend en gemeenzaam, wapende zyne ziel by voorraad daartegen, en benam hetzelve daardoor veel van het bevreemdende en verfchriklyke, \ welk zyne geheel onverwagte komst voor hem, even gelyk voor elk ander mensch gehad zou hebben. — Volg hem hierin na, ö Gy! die geduld van hem wilt leeren. Stel u dikwyls de onheilen, de fmerten, de ziekten, de verliezen voor, die u gelyk uwe broeders kunnen treffen, of waarfchynlyk zullen treffen. Onderhoud altoos een levendig befef van uwe zwakheid en broosheid, en van de vergang)ykheid aller aardfche dingen in u. Houd u zeiven dikwyls voor, hoe ligt, en hoe fpoedig gy dit alles kunt verliezen, en hoe zeker gy het vroeg of laat zult verliezen. Lyd met uwen lydenden medemensen als iemand, die al dit lyden mede onderworpen is. Maak nimmer ftaat op een ongeftoord geluk Denk dikwyls aan den dood, en aan de menigvuldige fmerten, die niet zelden denzelven voorafgaan en vergezellen. Maak u daardoor met deeze gedachten gemeenzaam, maak u voor menigerhande lyden gefchikt, en verzwak daardoor den verbystcrenden indruk', dien  2S4 JE SUS EEN VOORBEELD dien het op u hebben zou, zo het u geheel onverhoeds en onvoorbereid overviele. Jefus zocht, verder, zyn lyden niet van zich af te wenden, nadat hy het eens met volkomene zekerheid als den wil zyns vaders erkende. Hy verzette zich niet tegen hetzelve; en ook dit was een bewys en een biyk van zyn vroom geduld. Hy ging zynen vyanden te gemoet, liet zich vrywillig door hen grypen en binden, cn van den eenen rechterftoel naar den anderen leiden. Hy onttrok zich aan geene foort van befchimping, van mishandeling, van foltering en pymgipg, droeg zyn kruis zonder tegenfpraak, offchoon zyn reeds uitgeput en met wonden overdekt ligchaam fchier onder dien last bezweek, en liet zonder tegenfpraak en tegenkanting toe, dat men met hem voornam en deed alles, wat de boosheid en wreedheid Hechts konden verzinnen en ten uitvoer brengen. —— Gedraag u ook in dit opzigt, ö Christen! gelyk zich uw Heer en Meester gedraagen heeft,indien gy, gelyk hy, geduldig wilt lyden. Tracht het lyden, dat u dreigt, of dat u werkclyk treft, nooit ten koste van uw geweeten, nooit door het gebruiken  288 JESUS EEN VOORBEELD weldaaden verheugt, die hy u te genieten fchenkt. Eerbiedig alle zyne raadsbefluiten en fchikkingen, als gedachten en wegen, die veel te verre boven uwe gedachten en wegen verheven zyn, dan dat gy dezelve zonder vermetelheid' zoudt kunnen bedillen, cn fchoon zy u nog zo zonderling en zeldzaam fchynen te weezen, en gy door enkel duisternis en verfchrikking omringd wordt, leg dan de hand op den mond, en zeg: Dit werk is van den Heer, en alles, wat de Heer doet, is recht en welgedaan ! Zo mm wis jefus onder zyn lyden tegen God murmureerde, even zo weinig beklaagde hy zich over zyne vyanden en vervolgers; en dit is een vierde bewys, een vierde navolgenswaardige trek van zyn verheven geduld. Hy zweeg op de onrcchtvaardigfle befchuldigingen, die men tegen hem voortbragt ; beklaagde zich noch over de bloohartigheid zyner vrienden, noch over de boosheid zyner vyanden, noch over de laage menfehenvrees van zynen rechter, noch over de fnoode ondankbaarheid zy.. ner tydgcnooten; liet zich door geen fpotterny, door geene belchimpingcn, door geene mishandelingen tegen de gecnen, die ze hem toe-  296 JESUS EEN VOORBEELD men wy het niet gewoonelyk op ons, cn met welk een misnoegen torfchen wy niet deezen last! Hoe dikwyls misfchien hebben wy tegen God gemurmureerd en hem van onrechtvaardigheid tegen ons befchuldigd! Hoe zwaar valt het ons, ons aan zynen wil zo geheellyk te onderwerpen en met alle zyne befchikkingen waarlyk van harten te vreeden te zyn! Hoe ligt barflen wy niet in hevige , ongeltuime klagten tegen de zulken uit, die ons beledigd hebben, of aanleidingen en werktuigen van ons ongeluk en van ons verlies, onzer rampen geweest zyn! Hoe dikwyls fchaamen wy ons over hei onverdiende lyden, en achten ons uit dien hoofde byzonder ongelukkig, om dat God ons door lyden oefenen en verbeteren wil! Hoe menigmaal laaten wy ons daardoor tot nalaatigheid iij de volbrenging van onzen pligt, hoe menigmaal tot een volilrekte moedeloosheid en werkeloosheid, hoe menigmaal tot onvriendlykheid, verdrietlykheid en gemelykheid tegen onze broeders verleiden ! En hoe fchielyk worden wy het lyden moede! Hoe onrustig, hoe angstvallig zien wy niet deszelfs eind te gemoet! Ach, hoe diep, myne waarde Vrienden! hoe diep moet ons dit niet vernederen, ons, die Christenen, navolgers van den  VAN GEDULD IN LYDEN. 247 den gediïldigen Jefus heetcn, die zyne gedachtenis in het Heilige Avondmaal vieren, en ons daar op nieuw tot zyne navolging verpligten zullen! 6 Laaten wy het met fchaamte en leedwezen erkennen, hoe menigmaal wy ons des gloorieryken naams, dien wy draagen,onwaardig maaken, hoe zelden wy nog geheel overeenkomltig met de betrekking, in welke wy tot Jefus ftaan, denken en handelen! Maar laaten wy hier niet blyven ftaan. Hoe verder wy ons nog van dit voorbeeld der volmaaktheid verwyderd bevinden, des te yveriger hebben wy te ftreeven om hetzelve fteeds nader te komen. Dit moet de vrucht van het feest zyner gedachtenis, de vrucht onzer Avondmaaihouding weezen. Zyn beeld, het beeld van zyn gewillige, volkomene onderwerping aan den wil zyns Vaders, van zyn kinderlyke onderwerping aan God, van zyn edel, vroom geduld, van zyne onoverwinlyke ftandvastigheid in lyden en in den dood; het beeld van zyne zo zuivere als werkzaame liefde tot God en tot de menfchen; het beeld van alle zyne deugden en verdienlten: dit willen wy ons fteeds levendiger voor oogen ftellen , fteeds dieper in het hart drukken, fteeds naauwer met alle onze gedachten en gcwaarworT 5 din_    NAGELATEN LEERREDENEN G. J. ZOLLIKOFER. r RED IK AN T DER EVANGELISCHHERVORMDE GEMEENTE TE LEIPZIG. In het Nederduitsch vertaald. TWEEDE STUK» Te AMSTERDAM, By de Erven P. MEIJER en G. WARNARS. M D C C X C. VAN   INHOUD. TWAALFDE LEERREDE. DE VLUGTIGHEID VAN HET MENSCHELYK LEVEN. Eerste Boek der Ciiron. , Hoofdft. XXIX : vs. 15. Onze dagen op aarde zyn als cene fchaduwe, ca daar is geen verwachting. Bladz. 1. DERTIENDE LEERREDE. DE VERSCHILLENDE BEWEEGREDENEN OM ALLE AARDSCHE DINGEN ALS YDELHEID AANTEMERKEN. Salomoss Pkediksk, Hoofdft. I: vs. 2. Tdelheid d:r felheden, zegt de Prediker, ydelheid der y delheden, 't is alles ydelheid. 23. * 2 VEER*  INHOUD. VEERTIEN D E LEERREDE. WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN, WELKE DE VERGANGKLYKHEID ALLER DINGEN ONS AAN DE HAND GEEFT. Eerste Brief van Joann. Hoofdft. II: vs. 17. De waereld gaat voorby en ha are begeerlykheid ;maar die den wil Gods doét,'blyft in eeuwigheid. 43. VT FT IE N D E LEERREDE. OVERWEEGING VAN DE GEVOLGEN ONZER DAADEN. Brief aan de Galaters, -Hoofdft. VI: vs. 7. 't Geen de mensch zaait, dat zal hy ook maaien. 67, ZESTIENDE LEERREDE. REGELEN, TOT HET VERSTANDIGLYK BESTUUREN VAN ONZE WENSCHEN, S p r e v-  I N II O U D. Spreuken van Salomo, Hoofdft. XI: vs. 23; De begeerte der rechtvaardigen is alleen het goede: maar de verwachting der godloozen Is verbolgenheid. of: De rechtvaardigen wenfchen alleen het goede: maar de verwachting der godloozen is ydelheid. 99, ZEVENTIENDE LEERREDE. HET GEDRAG DER APOSTELEN VAN JESUS CHRISTUS BY ZYN LYDEN EN DOOD, EN DE W Y Z E , WAAROP DE EUANGELISTEN DEEZE GESCHIEDENIS VERHAALEN, ALS EEN BEWYS VAN HUNNE OPRECHTHEID EN GODDELYKE ZENDING BESCHOUWD. EüANG. van joannes. Hoofdft. XX: vs. 31, Deeze (dingen) zyn gefchreeven, opdat gy gelooft, dat Jefus is de Christus, de Zoon Gods, en opdat gy gehoptide het eeuwige leven hebt in zy? ften naam. , . » . . i-5- * 3 AC II T*  INHOUD. ACHTTIENDE LEERREDE, DE GESCHIEDENIS VAN HET LVDEN EN STERVEN VAN JESUS CHRISTUS, ALS EEN BEWYS VAN ZYN VERHEVEN C II ARAK TER EN ZYNE GODDELYKE ZENDING BESCHOUWD. Euang. van Matthsus, Hoofd.1. XX: vs. 17 —-19. E» jefus, opgaande naar Jerufolem, nam tot zich de twaalf Discipelen alleen op den weg, en zeidetot hen; ziet, wy gaan op naar Jerufalem, en de Zoon des menfchen zal den Overpriesterenen Schriftgeleerden overgeleverd worden , en zy zullen hem ter dood vcroordeelen; en zy zullen hem den Heidenen overleveren, om hem' te hefpotten, en te geesfelen, en te kruizigen; en ten derden dage zal hy weder opftaan 155. NEGENTIENDE L E E R RE D E. HET GEDENKFEEST VAN DEN DOOD VAN JESUS CHRISTUS. Ef.rsï£ Brief aan de Korinth.Iloofdrt, Xf. vs. 26.  INHOUD. Want zo dikmjh ah gy dit Brood zult eet en, en deezen Drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heer en > tot dat hy komt. 185. TWINTIGSTE LEERREDE. DE DOOD VAN JESUS CHRISTUS , EEN VOORBEELD VAN DEN DOOD ZYNER RECHTSCHAAPENE DIENAAREN. Tweede Brief aan Timotheus: Hoofdft. II. vs. 11. Dit is een getrouw woord. Indien wy met hem gefiorven gy», zullen wy ook met hem leeven.— 2091 EEN- EN- TWINTIGSTE LEERREDE. DE STANDVASTIGHEID VAN JESUS CHRISTUS IN HET UITVOEREN VAN ZYN WERK OP AARDE, EEN VOORBEELD VAN NAVOLGING. Briee aan de heereen. Hoofdft. XII. vs. i, 2. Daai'tmi  I N H O U D. Daarom dan ook, a/zo wy zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde, die ons lig/lyk omringt , en laat ons met lydzaamkeid hopen de loopbaai: , die ons voor gefield is , ziende cp .den Overfien Leidsman en Voleinder des gcloofs Jefus, dewelke voor de vreugde, die hem voer gefield was, het Kruis heeft verdraaien en de fchande veracht, en is gezeten aan de rechte hand des troons'jGods. 235. TWEE- EN- TWINTIGSTE LEERREDE. JESUS CHRISTUS EEN VOORBEELD VAN GEDULD IN LYDEN. Eerste Brief vam Petrus: Hoofdft. II. vs. 21. Christus heeft voor ons geleeden en ons een voorbeeld rwgelaaten, op dat gy zyne voetfiappen zoudt navolgen. 269.  TWAALFDE LEERREDE. DE VLUGTIGHEID VAN HET MENSCHELYKE LEVEN. Ttkst: Eerste Bofk der Chrojt. , Hoofdft. XXIX : vs. 15. Onze dagen op aarde zyn ah eene fchadw.ve s en daar is geen verwachting. II. Stujc. A   6 od, die alleen door u zeiven beftaat, alleen onafhangklyk, eeuwig, boven alle verwisfeling van tyd en omftandigheden verheven zyt; wy gevoelen onze afhangklykheid van u en van alles r wat buiten ons is, en bidden u, als den oorfprong en onderhouder onzes levens , op het demoedigfte aan ! Ieder jaar, ïeder dag, ieder uur van ons leven roept ons toe, dat wy enkel door u zyn en beftaan; dat wy zonder u niets zyn , niets bezitten, niets vermogen; en dat het enkel van uwen wil afhangt, of wyzyn of niet zyn, hoe lang wy hielen hoe haast wy in eenen anderen ftaat zyn zullen. Alle onze dagen vlieden fnel voorby, en dikwyls overvalt ons hun einde, terwyl wy 'er nog verre af meehen te zyn. Verfchrikkelyk zou deezc onvermydelyke gewaarwording van onze af hangklykheid en zwakheid, — droevig de gedachte aan de vlugtigheid en onzekerheid onzer dagen voor ons zyn, indien wy niet van u, maar van het geval, van een blind noodlot afhingen; indien wy u niet als den Alwyzen, den Hoogstgoedertiercnen , als onzen Vader kenden, die fteeds het oog over ons houdt, voor ons zorgt, en ons altoos lief hebt en genegen zyt, 't zy gy onze dagen verlengt of verA 2 kort^  4 DE VLUGTIGHEID VAN. HET kort, ons leven of dood toezendt! Maar zo lang wy dit weeten, ons daarop verlaaten durven, hoe gerustlyk kunnen wy dan niet zyn, hoe veilig en vol verwachting ons door den Aroom des tyds voortfleepen, ons naar de plaats onzer verordening, het begin van ons verhevener leven, kutten voeren! Hoe welgemoedigd onze vroeger of kater aankomst in de wooningen der onflerfiykheid te gemoet zieni Ach! maak gy zelf ons voor deczen troost, voor deeze verwachting llecds gefchikter , ö bermhartige God! Laat ons toch de vlugtigheid onzer dagen levendig befèlFen, duidelyk gevoelen, nooit vergeeten , en daardoor tot het beste, waardigfte gebruik derzelven aangefpoord worden ! Zegen toch de waarheden, welke ons thans tot dat einde voorgedraagen zullen worden, en verhoop ons gebed door Jefus Christus, in wiens naam wy u verder aanfpreeken: Onze Vader enz. Al weder een jaar voorby! Met deeze gedachte , myne aandachtige Toehoorers ! met deeze uitroeping beginnen en befluiten wy wel de meeste jaaren van ons leven, 't Is de algeïneenfte, natuurlykfte gedachte , die zulk een <• r. tyd-  ■MENSCHELYKE LEVEN. 5 tydverwisfeling ons aan de hand geeft, en die zy ons, als 't ware, opdringt, 't zy dezelve ons Welkom zy of niet. Maar zo algemeen deeze gedachte is, zo waar, zo grootsch, zo gewigtig is zy tevens. Zo zeer verdient zy, dat wy 'er ons by bcpaalen , en haare waarheid recht levendig trachten te gevoelen. — Zekerlyk weeten wy vooruit, dat een jaar ilechts een bepaald getal van dagen, vanuuren, van minuiucn , van oogenblikken bevat, — weetcn vooruit, dat deeze oogenblikken, deeze minuuten, deeze uuren, deeze dagen in ecnen onbelemmcrden , onophoüdelyken , fnellen ftrooiu voorby vlieten, dat wy geen van. deeze oogenblikken , minuuten, uuren, dagen ophouden, verlangen, te rug roepen kunnen; dat wy, en met ons alle dingen, die rondom en nevens 0115 zyn , (leeds voortgaan , voortfpoeden , onze verordening en ons einde nader komen ; daz mets weerkeert, niets ftil ftaat, dat alles beftendig zyne ontbinding , of ftaatsverwisfeling, of ontwikkeling, zynen dood of zyn verhevener leven nadert. Dit weeten wy allen , dit geloovcn wy allen, en echter verwonderen wy ons geduurig van den eenen dag tot den anderen, van het eene jaar tot het andere, over de vlngtigheid van den tyd en over de onbdtcndighcM A 3 des.  C DE VLUGTIGHEID VAN HET des menfchelyken levens. Wy worden elke» dag, elk uur, elk oogenblik ouder, ryper voor het graf en voor de eeuwigheid. Dit weeten wy allen , dit gelooven wy allen , en echter verwonderen wy ons daarover , zo menigmaal het eene of het andere geval of ecnig merkwaardig tydfïip ons herinnert, dat wy thans ouder en zo veel nader aan den dood zyn, dan voor zo veel of zo veel uuren en dagen en jaaren. En van waar komt dan deeze verwondering? Gewisfelyk van daar, dat wy geen levendige, duidelyke kennis , geen recht innerlyk befef van deeze zaak hebben, d* wy daarover meer fprecken dan denken, meer anderen napraaten dan zelven gevoelen. En dit is dan juist ook de oorzaak , waarom al dit verwonderen en fprecken en klaagen over de vlugtigheid van den tyd en de kortheid van het menfchelyke leven by de meefte menfchen zo geheel en al zonder nut en zonder vrucht is; waarom men in de laatfte en in de eerfte dagen van 't jaar, en derhalven juist op eenen tyd, wanneer deeze denkbeelden de krachtigfte uitwerking behoorden te hebben, met zyne uuren, met zyne dagen, met .zynen tyd even zo verkwistend omfpringt, dezelve even zo ligtvaardig verfcherst en verbeuzelt , even zo Vverig op middelen, om dezelve nog  MENSCHELYKE LEVEN. ? nog fpoediger te verdryven, denkt, als of men. ze niet voor kon en vlugtig erkend, en niet over hunne kortheid en vlugtigheid, maar over hunne menigte, hunne langduurigheid, en hunnen traagen loop geklaagd had. Hoe geheel anders zouden wy ons niet gedraagcn, indien wy van deeze allerzekerfte, alleronloogchenbaarfte waarheid eene recht levendige overtuiging hadden ! Hoe zorgvuldig zouden wy dan niet den tyd uitkoopen ! Hoe yverig aan onze verbetering arbeidden! Hoe onverwyld onze gewigtiger en gewigtigfte belangen in orde zoeken te brengen! Welaan! myne geliefde Vrienden l wy zullen ons best doen om deeze overtuiging te verkrygen, en dan nagaan, waartoe zy ons aanfpooren zal, en waartoe wy ze moeten gebruiken. Wy zullen derhalven eenige aanmerkingen voordraagen over de vlugtigheid onzer jaar en, en over het gedrag, waartoe dezelve ons yerpligt. Onze dagen, ons leven, zegt Davïd in onzen tekst, en met hem zeggen alle tyden, alle volken, alle mcnfchen, ons leven op aarde is gelyk eene fchaduwe, en daar is geen verwachting , of liever , en daar is geen ophouden aan. En° zo is het, myne waarde Vrienden! en zozal het altoos zyn, zo lang wy in dit aardfehe, A \ oï*-  8 DE VLUGTIGHEID VAN HET onzekere leven verkeeren. De dagen, de jaaren onzes levens fpoeden voorby, fpoeden mee eene onbegryplyke fnelheid voorby, en eer wy omzien, zyn zy verdweenen. En dit beferTen wy nooit levendiger [ dan wanneer zy reeds werkclyk verdweenen zyn. Hoe verfckillende zyn niet het voOEoitzigt in een jaar, dat wy eerst beginnen, en het terugzigt op hetzelve,, ais wy het juist geëindigd hebben! Wanneer wy het jaar eerst intreeden, dan fchynt ons de ruimte van tyd tusfehen het begin en het eind van hetzelve zeer groot te zyn. Zo veel honderd gehecle dagen, zo veel duizend uuren, eenige honderdduizend minuuten, die een enkel jaar bevat, welke fommen! Hoe veel wordt 'er niet vereischt om alle deeze dagen en uuren re doorleeven! Wat kan 'er niet al in dien tyd gedaan en uitgevoerd worden! Hoe veel vcr-maaken en genoegens kaq men niet geduurende denze! ven genieten! Hoe veel veranderingen kunnen 'er niet onderwylen voorvallen! Hoe menigmaal zal ons misfehien den tyd lang vallen.' Hoe menigmaal zullen wy naar de verfchyning Van zekeren dag, van zekere weck, van zekere maand met ongeduld verlangen! Hoe menigmaal wenfehen, dat wy eenige uuren, eenige dagen> eenige weeken ouder raogten zyn, om dit of dat te beiecven, te ondervinden, te genieten! — Maar  MENSCHEL YKE LEVEN. 9 Maar hoe gantsch anders oordeelen wy niet, wanneer nu het jaar ten einde is! Waar zyn nu, zegt men dan , waar zyn alle de dagen , de uuren, de minuuten, die ik by honderden, by duizenden, by honderdduizenden voor my zag, en naauwlyks in ftaat was te overzien ? Hoe fnel, hoe ongemerkt .zyn zy alle ontvloden! Hoe weinigen van allen hebben merktekenen, zigtbaare, blyvende merktekenen van zich achter gelaaten! Zyn niet verre de meeften verdweenen, zonder dat ik het gewaar vvierd, zonder dat ik 'er met bewustheid en overleg aan dacht, dat zy aanweezig waren, en dat zy welhaast niet meer zyn zouden ? Hoe veclen daarvan heb ik droomende en flaapendc gefleetcn! Hoe veelen zyn my als 't ware uit de vingeren ontglipt, voor dat ik ze gebruiken, voor dat ik my bepaalcn kon, waartoe ik ze gebruiken zou! Hoe veelen heb ik volftrekt verloren zonder in 't geringfte te weeten, waar zy gebleeven zyn, wat 'er van hun geworden is, of zy myne rekening ten goede of ten kwaade vergroot hebben! — En waar 2yn nu alle de gewigtige zaaken, die ik in het afgelopene jaar wilde ten uitvoer brengen? Alle de ontwerpen, tot wier volbrengen, ik hetzelve bellend had? Heb ik dezelve werkelyk volbragt, uitgevoerd ? Is 't niet zeer dikwyls by A 5 den  ÏO DE VLUGTIGHEID VAN HET den enkelen- toeftel en fchikkingen daartoe blyven fteeken? Zyn niet de gelegenheden, even als de tyd daartoe my zeer dikvvyls ontfnapt, voordat ik tot een befluit kon komen? — En komt my nu 't geen ik werkelyk uitgewerkt en uitgevoerd heb , nog zo groot , zo gewigtig voor als toen ? Is niet het meefte daarvan even onbeftendig en vlugtig als de tyd , in welken het wordt en gefchiedt. Is niet alreeds het meefte daarvan in de duisterheid van het voorleedene verloren, in den alverllindenden afgrond des tyds verzonken? — Waar zyn, eindelyk, alle de geneugten en vermaaken, die ik my in het verlopene jaar beloofde, en die my by het intreeden van hetzelve zo talryk en zo langduurend toefcheenen ? Heb ik ze alle genoten ? met bewustheid en vergenoegen genoten ? Hebben zy aan de ongeduldige verwachting voldaan, waarmede ik ze te gemoet zag? Hoe veelen daarvan zyn my niet door den ftroom des tyds, en de onverwachte gebeurdtenisfen, die hy medebragt, ontrukt! Hoe veele anderen tegen mynen wil verkort! Hoe dikwyls fcheencn my derzelvcn begin en einde onmiddellyk op malkanderen te volgen, en het geheel flcchts een fchaduwbceld te weezen, 't welk men niet vasthouden kan , en in het zelfde oogenblik vcr- dwynt,  MENSCHEL YKE LEVEN. II dwynt, dat men het meent te grypen! En die vermaaken, die ik werkelyk genoten heb, waar zyn zy? Zyn niet reeds veelen daarvan geheel vergeeten? Heb ik van de anderen meer dan een zwak aandenken, een duistere herinnering over gehouden? En zo zyn de goede dagen, celvk de kwaade, de uuren van uitfpanning, gelyk de uuren van den arbeid, de vermaakelyke oogenblikken, gelyk de verdrietige voorby gegaan! De tyd voerde ze op foelie vleugelen weg, en even zo fnel ontvlooden zy met denzelvcn in den oceaan van het voorledene. Wat is derhalven een jaar met alle zyne dagen en uuren, bezigheden en vermaaken, vreugde en druk? Hoe ras, hoe ongemerkt is het voorby! Hoe na grenzen de eerde en de laatde dag, de eerde en de laatdc minuut van hetzelve aan malkanderen! Gewislyk, ons leven op. aardt is als eene fchaduwe; (heller dan een pyl, die dooide lucht vliegt, fpoeden onze dagen voorby, en daar is geen ophouden aan. En 't geen één jaar is , myne aandachtige Toehoorcrs ! dat zyn tien , dat zyn twintig, dertig jaaren , dat is het gcheele menfehelyke leven. Zy zyn allen even kort, even vlugtig, even onophoudbaar. Zie te rug, & mensen! van  Ift DE VLUGTIGIIEID VAN HET van welk een' ouderdom gy ook zyn moogt, zie te rug op het voorledene, en getuig:, of niet alles van den zelfden onvasten, onbedendigen, elk oogenblik veranderenden en mei voorbygaanden aart en gedeldheid is. — Zeg ons, ö Jongeling ! waar zyn de jaaren uwer kindsheid? Zyn zy u tegenwoordig meer dan een droom, een zoete lachende droom, maar die echter zeer weinige indrukfelen agter gelaatcm heeft? Zyn niet uwe eerde tien , of twaalf jaaren als even zo veele dagen verdweenen ? Hebt gy niet het grootde gedeelte derzei ver geflecten, zonder te weeten, zonder gewaar te worden, dat gy leefde ? Zyn niet duizenderlei gebeurdtenisfen en afwisfelingen fa de natuur en in de menfchelyke famenleeving even zo ongemerkt voor uwe oogen voorby gegaan, als of gy ze niet gezien hadt ? Kunt gy u van deeze drie of vier duizend dagen, die gy dus doorgedroomd hebt, wel het tiende, wel het honderdde gedeelte nog herinneren ? Zeg ons , ö Man! waar zyn de jaaren uwer jongelingfchap? En waarde eerde jaaren van uwen meerbedaarden, mannelyken ouderdom? In welk een' draaikolk van wenfehen en hoop en ontwerpen en poogingen en mislukte verwachtingen, en van nieuwe ontwerpen en nieuwe poogingen en nogmaals verydelde verwacht  MENSCHELYKE LEVEN. 1$ wachtingen, in welk eene ebbe en vloed vari verlangen en genieting, van genoegen en verdriet, van aangenaame. en onaangenaame ontmoetingen? Zyn zy niet allen voorby geftroomd, zyn zy niet alle in den oceaan van het voorleedene verlooren geraakt? En wat is u van deeze allen overgebleeven ? Is niet het meefte vari 't geen gy gedaan, genoten, geleeden hebt, even als de., tyd zelf verdweenen, voor altoos verdweenen? — En gy, die het einde van uwe loopbaan nadert, ö .Gryzaart! waar is uw doorgebragt leven ? Waar zyn de jaaren uwer kindsheid, uwer jongelingfchap, en van uwen besten mannelyken leeftyd? Zie te rug op de gantfche lange baan, die gy afgeloopen hebt. Is zy u lang of kort gevallen? Zyt gy langzaam of fpoedig tot hier, zo na aan de eindpaal, gekomen? Stond gy niet menigmaal verbaasd, wanneer gy de vervloogene dagen en jaaren na rekent ? Schynt het u niet menigmaal toe, als of gy U in uwe rekening bedrogen moet hebben ? Volgden niet de verfcheidene tydperken uws levens zo fnel, zo ongemerkt op malkanderen, dat gy reeds lang een man waart, toen gy u zeiven nog als een' jongeling befchouwde , reeds lang de hoogte beklommen had, toen gy dezelve nog meende te naderen? En daar gy nu op den hoog-  !4 5'E V LUC TIG HEID VAN HET hoogflen trap des levens Haat, in welk een ne* vel zyn niet reeds de meeiten van deszelfs laagere trappen verborgen! Hoe duister zvveeven ü de meefte beelden der voorïge tyden voor! Hoe na hebben zich veele gcbeurdtenisfen en gevallen in uw geheugen aan malkanderen gehcgt, tusfchen welke echter inderdaad verfcheidene jaaren verlopen zyn! Km gy loochenen, gevoelt gy niet levendig, dat ons leven op aarde is gelyk eenc fchaduwe, dat onze dagen als een ydel geklap voorbyvliegen, en zich niet op- houden laatcn ? . En 't geen van het voorïeedene waar is, myne aandachtige Toehoorcrs! het zelfde is ook toepasfelyk op het toekomende. Zo vlugtig de verloopcne jaaren waarcn, zo vlugtig zullen ook de volgende weezen : zo fnel geene verdweenen zyn, even zo fnel zuilen ook deeze verdwynen. Bedrieg u zeiven niet, 6 mensch ! misfehien ftelt gy u thans, naar uwen ouderdom, naar uwe krachten,' naar den Ikat uwer gezondheid, nog tien, twintig, vyftig jaaren voor. Waarelyk eene zeer groote fomme van minuuten, van uuren, van dagen. Een ukgeftrekt uitzigt op een bekoorlyk onafzienbaar veld van bezigheden en genoegens! Maar zult gy ze ook alle bekeven,  MENSCH E L Y K E LEVEN. %S ven, deeze jaaren, die nog in het onzekere, zo bedriegehyke toekomende liggen? Weet gy niet, dat 'er geduurende dien tyd nog veel meer menfchen derven moeten, dan 'er tegenwoordig op den gantfchen. aardbodem woonen? Weet gy niet, dat 'er geen uur van den dag, en geen uur van den nacht voorbygaat, in 't welk niet duizenden, die nog langer hoopten te leeven, aan hun einde komen ? En wie verzekert u, dat gy niet mede onder dit verbaazend groote aantal van offeren des doods en des grafs begreepeil zyt? Maar, gefield, dat gy alle deeze uuren en dagen en jaaren beleeven zult, hoe fpóedig zult gy ze echter beleefd hebben! Hoe veel ontwerpen maaken, die gy nooit uitvoeren kunt! Hoe veel werken aanvangen, die gy niet in ftaat zult zyn te voltooien! Hoe veele gebeurdtenisfen wenfchen te beleeven, die eerst lang, na dat gy deeze fchouwplaats vcrlaaten hebt , zullen voorvallen! Naar hoe veele voorrechten, goederen , vermaaken zult gy niet {treeven, die dé kortheid en vlugtigheid uwer dagen u nimmer zal bereiken laaten! Hoe veel zaaien en planten, 't geen de fnel verloopende tyd u nimmer in vollen bloei zal vergunnen te zien, veel minder in te oogden en te genieten! Hoe veel vroeger bet afheemen uwer krachten gevoelen, dan gy zulks  ït de vlugtigheid van het zulks verwachtte! Hoe onverhoeds u zeiven bevinden ter plaatfe , daar gy nog in lang niet dacht te komen! En wanneer gy dan daar zyt, hoe kort zal u dan niet alles, al het voorleedene, hoe onbegryplyk de (helheid voorkomen, waarmede uwe gcheele levenstyd op aarde, de gchcele tusfchentyd tusfchen uwe geboorte en uwen dood voorby gevloogen is ! Hoe :levendig zult gy als dan met waarheid Davids betuiging in den tekst gevoelen: Onze dagen op aarde zyn als eene fchaduwe, en daar is geen ophouden aani . . Maar, indien gy deeze waarheid thans reeds niet ontkennen kunt, thans reeds meer of min gevoelt, ö jongeling, man, gryzaart! ö denk dan toch, leef dan toch reeds tegenwoordig zodanig , als met deeze waarheid overeenkomt ; zodanig , als gy eenmaal , wanneer het einde uWer dagen verfchynt, wenfehen zoudt gedacht en geleefd te hebben ! — Zyn uwe dagen, uwe jaaren,zo vlugtig,[nellen zy zo fchielyk voorby, o verbeuzel, ver [peel, verdroom ze dan toch niet! Maak ze niet door ligtvaardighcid, door eene al te verftrooiende, onbezonnene levenswyze, door bedwelmende , verdoovende tydkortingen nog vlugtiger, nog onbemerkbaarer, nog minder  3IENSCHELYKE LEVEN; -f* der nuttig voor u! Tracht de bewustheid van u zeiven fteeds te behouden, de bewustheid dat gy bedaat, dat gy een mensch, een Christen, een onfterflyk mensch, een tot de hoogde gelukzaligheid geroepen Christen zyt, dat gy hier in eenen ftaat van oefening en voorbereiding leeft, en dat gy welhaast zult overgaan in den flaat der vergelding. Zo vlugtig uwe dagen, uwe jaaren zyn, zo gewigtig zyn zy nogthans' in hunne gevolgen! Zo ligt gy dezelven thans vergeet, zo onvergeetlyk zullen zy u nogthans eenmaal zyn! Zo weinig merktekenen zy fchynen agter te laaten, zo zeker laaten zy nogthans duizendvoudige onuitwischbaare merktekenen agter, die gezien worden door den Aiweetende, die ze u toegemeeten heeft, en u eenmaal wegens hun gebruik tot verantwoording zal roepen , en die gy zelf alsdan zien, in een heuchelyk, of in een verfchriklyk licht zien zult, wanneer gy, 't geen gy hier gezaaid, oogden, en de vruchten uwer werken zult eeten. Laat dezelve u derhalven vooral niet ongemerkt, ongebruikt, vruchteloos ontfnappen. Denk vooral niet, dat een dag, dat eenige dagen weinig te beduiden hebben, dat zy, met betrekking tot de gamfche fomme uwer dagen, in geene aanmerking komen. Elke dag heeft zyne waarde, ?yne verorB de-  t8 BE VLUGTIG HEID VAN HEf dem'ng, zyfie gevolgen, en Iioe korter en vlugtiger zy allen zyn, des te grooter is de waarde, des te gewigtiger de verordening, des te aanmerkelyker zyn de gevolgen van eiken in 't byzonder. Wend ze derlialven allen daartoe aan, waartoe de Schepper en Onderhouder van uw leven ze u gegeeven heeft,- daartoe, waartoe gy ze gewislyk aanwenden zoudt, indien gy vooruit wist, dat 'er nog maar weinige anderen opvolgen zoudenl Verder, zyn uwe dagen, uwe jaaren zo vlugtig, 6 Mensch! ylen zy zo fnel voorby, laaten zy zich noch ophouden noch te rug roepen: ö ! verfchuif dan toch niet tot morgen 't geen gy heden doen kunt; want gy weet niet of gy den dag van morgen beleeven zult; — weet niet, of u dezelve niet ongemerkt, en ongebruikt ontglippen , of hy u niet tot ecnen geheel anderen arbeid, tot geheel andere bezigheden en zorgen verpligten zal. Het tegenwoordige oogenblik alleen is het uwe, is in uwe magt; verliest gy dat, dan is het voor altoos verlooren, en duizend andere kunnen u dit verlies niet vergoeden. Leer heden, 't geen gy heden kunt leeren; leg heden die fouten, die ondeugden, die kwaade gewoonten af, welke gy heden voor fouten, voor  MENSCHELYKE LEVEN. voor ondeugden, voor kwaade gewoonten erkennen moet; oefen u heden, in die deugden, om in welke u te oefenen gy heden gelegenheid vindt verricht heden die goede daaden , tot welke te verrichten gy heden aanleiding en aanrpooring en vermogens hebt; en indien gy dan den dag van morgen beleeft, zal deeze u middelen en gelegenheid gecven, om nog andere zaaken te leeren, nog andere fouten te verbeteren en af te leggen, nog andere deugden te beoefenen, nog andere goede daaden te verrichten; en op die wyze, maar ook op die wyzo alleen, zult gy fteeds wyzer en beter worden , en u over geenen van uwe dagen te fchaamen, u wegens het verlies'van geenen te be* kïaagen hebben. Wilt gy dcrhalvön uwe zo vlugtige jaaren en dagen als 't ware ophouden, dezelve onvergeetlyk en voor altoos heuchelyk voor u maaken, ö verfier ze dan alle met wyze goede daaden, naar maate uwe omftandigheden, uwe verbindtenisfen, de bezigheden van uw beroep u dagelyks aan de hand gcevcn! Laat, by voorbeeld, den cenen door een treffend bewys van uwe Christclyke nederigheid, den anderen door eene edelmoedige opoffering van uw eigen voordcel, B 2 q£  ÏO DE VLUGTIGHEID VAN HET of van uw vermaak, den derden door de overwinning op de eene of de andere hevige drift, den vierden door de aanmerklyke hulp, die gy aan eenen armen en ellendigen bewyst, den vyfden door een byzonder bewys van zachtmoedigheid en geduld uitmunten; laat geen' dag voor by gaan, van wiens gebruik gy niet u zclvcn en hem, die deezen dag over u laat fchynen, rekenfchap zoudt kunnen geevcn; geenen dag, op welken gy niet uwe edele vermogens geoefend, niet iets goeds en nuttigs gedaan, niet de eene of de andere gedachte, het een of het ander oogmerk, de eene of de andere daad voor de toekomende waereld verzameld en gevoegd hebt by den fchat, die uwen gantfchen rykdom in het graf, en den grond van uwen rykdom in den hemel zal uitmaaken. Indien gy dit doet, dan mogen uwe dagen nog zo vlugtig zyn, nog zo fnel voorby ylen , hunne werken , en de vruchten hunner werken zullen u toch byblyven, zullen by alle afwisfelingen der aardfche onbellendige dingen uw eigendom blyven, altoos hunne waarde behouden, altoos en in 't oneindige voortwerkcn en onbeweeglykc grondflagen leggen tot uwe eeuwige vreugde en zaligheid. Neemt deeze lesfen der wysheid boven al ter har-  MENSCH ELYKE LEVEN. 2T; harte, ö gy allen! die nog in den bloei der jaaren zyt, nog niet den raannelyken ouderdom bereikt hebt, of nog niet verre in denzelven gevorderd zyt. Ziet toe, dat het denkbeeld van de nog lange duurzaamheid van uw naauwlyks rechs begonnen leven, u niet bedricge, niet tot nalaatigheid in opzigt tot uwe gcwigtigfte belangen verleide; Gy kunt, ik wil 't u tocftaan, en wil 't u hartelyk wenfchen, indien 't u heilzaam is, gy kunt nog veele jaaren leeven , gy zyt misfchicn nog verre van. uw einde verwyderd. Maar onzeker en vlugtig zullen toch alle uwe jaaren zyn, en gy zult u altoos veel vroeger aan* den eindpaal bevinden, dan gy u voorftelde, altoos veel niet gedaan, veel niet voleindigd hebben, 't geen gy dan wenfchen zult gedaan en voleindigd te hebben, ó Verlaat u dan niet op het onzekere toekomende! Verfpilt den tegenwoordigen tyd niet in de bedrieglyke verwachting van den tyd, die nog komen moet , en misfchien nooit zal komen ! Gedenkt aan uwen Schepper in de dagen uwer jeugd; wendt uwe eerde beste jaaren aan, om u van zyn welgevallen te verzekeren, en u zeiven. wys en deugd* zaam en voor de zaligheid der toekomende waereld gefchikt te maaken; werkt tegenwoordig ,. tcrwyl gy 'cr tyd en krachten toe hebt, aan B 3 dce-  11 DE VLUGTIGH. VAN HET MENSCHEL. LEVEN. deeze gewigtigfte belangen, om welke behoorïyk te bezorgen zo veel tyd en krachten vereischt worden; en wacht daarmede toch niet, tot dat de kwaade, fombere, lastige dagen des hoogen ouderdoms aanbreeken, die zelfs voor den wyzen en vroomen niet zonder last, en voor den geenen, die niet wys en vroom is, zeer dikwyls onverdraaglyk zyn. En wy allen, myne aandachtige Toehoorers ï laaten wy de vlugtigheid onzes levens nooit vergeetcn, geen' rekening maaken op 't geen nog niet is, en misfehien nooit zyn zal, onzen tyd zorgvuldig uitkoopen, denzelvcn wel aanwenden, en werken, zo lang het dag is, op dat wy niet onbereid door den nacht overvallen wor» den, in welken niemand werken kan! Laaten wy dit, en alle de volgende jaaren onzes levens, 't zy hun getal groot of klein zy, in de vreeze en liefde Gods, in recht, en weldoen doorbrengen , opdat hy, in wiens hand alle onze dagen en jaaren zyn, met welgevallen op ons nederzien , en ze allen zegenen moge en gelukkig maaken! Amen. DER-  'DERTIENDE LEERREDE. DE VERSCHILLENDE BEWEEGREDENEN, OM ALLE AARDSCHE DINGEN ALS YDELHEID AANTEMERKEN. Tekst: Salomons Peidikïï, Hoofdft. I: vs. -2* 'ydelheid der ydelheden, zegt de Prediker, ydelheïè d<$- ydelheden, 't is alles ydglheii.. B 4   6 Qod, onuitputtelyke bron van alle aanweezen, van alle leeven, van alle gelukzaligheid, u bidden wy, als den alleen Eeuwigen en Onveranderlyken, in den diepften ootmoed aan, en de gedachte aan u, onzen Schepper en Vader, laat ons zelfs onder het levendigile gevoel van onze nietigheid en de nietigheid aller aardfche dingen niet moedeloos worden. Ja, wy gevoelen het, dat wy ten uiterilen zwak en broosch zyn, en dat alles, wat ons omringt, even zo broosch en vergangklyk is, als wy zeiven. Met ieder jaar , dat wy afleggen, naderen wy den eindpaal onzer loopbaan, en met dezelve het oogenblik , waarin al het zigtbaare voor ons verdwynt en in nacht verzinkt. Ook in dit leven fchenkt Gy ons veele goederen, veele vermaaken en geneugten, maar derzelver bezitting is hoogtst onzeker, derzelver genot duurt flechts eenen korten tyd. Niets Zou ons by deeze menigvuldige afwisfeling gerustftellen, niets onzen naar gelukzaaligheid reikhalzenden geest vergenoegen kunnen, indien wy u en uwe genadige bedoelingen met ons niet kenden, indien wy niet wisten en geloofden, dat gy van eeuwigheid tot eeuwigheid de goedheid en liefde zelve zyt. Ja, deeze geB 5 dach-  *6 ALLE AARDSCHE DINGEN dachte verfchaft ons ecnen vasten, onbeweegcJykcn grond van gerustheid en wel tevredenheid. Door u zyn wy, door ü beftaan wy, door u genieten wy reeds hier ontelbaar veel goeds, en door u mogen wy hoopen, eeuwig voort te duuren en eeuwig gelukkig te worden, ö Mogt ons deeze grootfche, zalige gedachte ftceds bezielen, mogt zy onze leidsvrouw, on*e beftuurfter, onze vertroosteres op eiken levenspad wèezea! Hoe juist zouden wy dan niet alles beoordeelen, hoe wysfelyk alles gebruiken , hoe veilig en blymoedig het einde onzer verordening naderen! ö Leer ons toch de dingen deezer waereld houden , voor 't geen zy zyn, onze wenfchen en begeerten naar dczelveu maatigen, en meer op het onzigtbaare zien dan op het zigtbaare. Zegen ook, ter bevordering deezer oogmerken, de overdenkingen, die wy thans wilden voordraagen. Geef, dat wy de waarheid erkennen, en door derzelver kennis wys en zalig worden. Wy bidden u hierom, als dienaars van Jefus Christus, met kinderlyk vertrouwen, en fprecken u verder, in vertrou'wen op zyne beloften, aan: Onze Vader enz.  ALS YDKLI1ÊID AANTEMERKEN. 27 Niéts is natuurelyker, myne aandachtige Toehoorers! dan dat men by den overgang van het eene jaar in het andere, de onbeftendigheid cn vlugtigheid, de ydelheid van alles,' wat aardsch en zigtbaar is, levendiger dan gewoonlyk befeft. Men herinnert zich dan zo veele zaaken, die men met ongeduld verwachtte cn met harte* lyk verlangen aanweczig wenschte, en zo veele anderen, die men met ongerustheid te gemoet zag, cn met weerzin naderde, en die nu-allen reeds verdweenen en met zo veel vreugde en druk, met zo veele ontwerpen en verwachtingen in den oceaan van het vooriedene verzonken zyn: Alles,'zégt men dan, alles is ydelheid: Alles is van even zo korten als onzekeren duur ; niets voldoet den menfehelyken geest, niets beantwoordt volkomen aan de verwachting , die men 'er van voedde; alles is minder, dan het fclrynt, alles geeft minder, dan het belooft. In deezen klaagtoon Hemt de gantfche waereld meer of min overeen. Menfchen van de vcrfchillendfte Handen en rangen, de koningen de daglooner; menfchen van de vcrfchillendfte denk - en handelwyze, de verftandige cn de dwaas  28 ALLE AARDSCHE DINGEPÏ dwaas; menfchen van geheel ftrydige lotgevallen , de gelukkige en de ongelukkige: allen roepen malkanderen , vroeger of laater , als het Hot hunner bevindingen toe: Ydelheid der ydclheden, V is alles ydelheid. Maar zo zeer ook de menfchen dikwyls in woorden met malkandercn overeenftemmen, zo wyd verfchillen zy in gedachten en gevoelens van malkanderen. Een en hetzelfde woord, een en dezelfde betuiging, * heeft eene zeer verfchiilende betekenis, en is nu waar, dan valsch, naar dat zy van den eenen of van den anderen perfoon, in dit of in een ander opzigt, in deeze of in eene andere gemoedsgefteldhcid, gebruikt en uitgefprooken wordt. Even eens is het ook gelegen met de even zo bekende als misbruikte fpreuk in onzen tekst: V is alles ydelheid. Haarc betekenis is zo menigvuldig en zo verfchülend als het zedclyke charakter en de tegenwoordige gemoedsgeftcldhcid van hun, die ze in den mond hebben. Zo veel waarheid de eene 'er mede uitdrukt, zo veel dooling behelst zy op de lippen van den anderen. Willen wy beiden van eikanderen onderfchciden leeren, en dat geene 'er by denken en gevoelen,, 't welk de wyze 'er by denkt en gevoelt; wy moeten de menfchen, die allen deeze fpreuk gebruiken, in verfcheidene klas- fen  ALS YDELHEID- AANTEMERKEW. 2  38 ALLE AARDSCHE DINGEN fchreden het einde zyns levens. Geen wonder» dat hy nu mede het algemeene klaaglied opheft: Ydelheid der ydelheden, V is alles ydelhied; alles is nietig en kwelling van den geest. Maar,, is uwe klagt welgegrond, ö Ongelukkige? Behelsde dan uw verlangen en uw fireeven werkclyk alles, wat den mensch genoegen en gelukzaligheid fchenken en bevorderen kan ? Zyt gy dan een geheel zinnelyk fchepfel. Waart gy voor geene andere dan zinnelyke vermaaken vatbaar ? Booden zich u geene andere dan zinnelyke genoegens aan? Gevoelde gy nimmer in u, dat 't geen 't welk u zo wyd boven de dieren des vclds verheft, en tot een vermaagdfehapte der Engelen maakt? Waren de vermaaken van den geest en het hart, de vermaaken der deugd en van het weldoen, de vermaaken der godsdienftige oefeningen voor u zo geheel onbekende zaakeö ? En indien- zy dit waren, warerfzy het buiten uwe eigene fchuld? ó Had gy uit deeze bronnen gefchept, nooit zoudt gy eenig verdriet cn walging ondervonden, nooit zoude gy uwen fmaak in dezelven verboren , nooit over verzadiging en gebrek aan het bekoorelyke der nieuwheid geklaagd hebben. De kring uwer genoegens zou zich met ieder jaar uws levens uicgebreid, en u uitzigten geopend hebben, die evcB  ALS YDELHEID A A NT E M E R KE N. 39. even zo onbegrensd zyn ais uwe verlangens. Ydelheid der y'delheden, V alles ydelheid: zo fpreekt eindelyk ook de wyze , de verliandig denkende mensch, die de dingen deezer waereld houdt voor 't geen zy zyn, en hunne waardy juist beoordeelt. En in zynen mond is deeze betuiging enkel waarheid. Geen twyfelzucht, geen ligtzinnighcid , geen onvergenoegdheid , geen misleide zinnclykheid, maar eene ernilige overdenking en bedaarde overweeging doen hem uit alles , wat hy in de waereld en onder de menfchen ziet en ondervindt het befluit trekken: V is alles ydelheid.*-]*., (dus denkt de wyze:> Allerwegen zie ik mislukte verwachtingen, bedroogene hoop; allerwegen veel moeite en arbeid zonder de gewenschte vruchten daarvan, veel infpanning zonder zigtbaarc gevolgen, vermoeiend hygen en ftreeven naar het doel en eene groote verwyderiug van hetzelve; allerwegen menfchen, die niet zyn en bezitten en doert en genieten kunnen, 't geen zy zo vuuriglyk wenschten en hoopten. Neen, tot loopen baat geen fnclheid, tot ftryden baat niet flerk te zyn, tot ryk worden baat geen fchranderheid. De best beraamde ontwerpen en verftandigfte fchikkingen, de reebtmaatigfte ondernee.mingcn zelfs C 4 ktyir  4° ALLE AARDS CH-E DINGEN kunnen verydeld worden; de beste poogingcrr kunnen Vruchteloos zyn. Haar uitflag hangt vari: tyd en geluk, van duizend omftandigheden af,, die niet in onze magt zyn, die wy grootdeelsnoch voorzien, noch veroorzaaken, noch op. zulk eene wyze aanwenden kunnen, als met onze oogmerken en wenfchen overeenkomt. — En waar zyn de gelukkigen, wier begeerten naar aardfche goederen en voorrechten ten vollen voldaan wierden, en die in derzelven voldoening alles gevonden hebben en noch vinden , wat zy 'er in zochten P Brengt niet altoos de eene behoefte de andere voort? Ontfïaat niet byaanhoudendheid de eene wensch uit den anderen? Waar is de mensch,wien rykdom cn overvloed, of eer en aanzien, of magt cn vermogen , of zinnelyk vermaak, of alle deeze goederen en voorrechten te Himen , die duurzaame rust, die volkomene voldoening verfchaft hebben , waarnaar wy allen ha-aken ? Hoe lediobjyft gcmccnlyk het hart onder deeze bezittingen! Hoe dikwyls worden zy door hcimelyk verdriet, of door onaangenaame ontmoetingen verbitterd! Hoe veele wenfchen laaten zy onvervuld ! Hoe veele begeerten onvoldaan! Hoe weinig zyn zy gecvenredigd met alle de uitgeftrektc bekwaamheden en vermogens van onzen 00"  ALS YDELHEID AANTEMERKEN\ 4* onftcrfllyken geest! — En hoe onzeker is niet haar bezit, hoe kort en oogenbliklyk haar genot ! Hoe dikwyls, hoe fnel , wisfelen niet rykdom en armoede, hoogheid en geringheid.,, gezondheid en ziekte, geluk en ongeluk, malkanderen af! Hoe weinig kunnen wy op iets daarvan met zekerheid Maat maaken ! En hoe. dikwyls veranderen niet bezigheden, ftand, our derdom, toevallen onzen fmaak, onze neigingen, onze aandoenelykheid voor zekere foorten van vermaak en geluk! Hoe dikwyls wordt onsdat geen tot verdriet cn walling,, 't welk wy in 't eerst met het hcvigfïe verlangen begeerden ! En, genomen, dit ware zo niet, hoe fpoedig, verwelken niet onze krachten, hoe fpoedig gaat niet ons leven met alle zyne voorrechten cn aangenaamheden en geneugten voorby! Ja, alles is ydelheid: al het aardfche en zigtbaare is aan de grootfte onbeftendigheid, de menigvuldigfte afwisfeling onderworpen: alles is onbehendig en vlugtig. Hier beneden vindt onze geest geen ongeftoorde rust, geen zuiver onvervalscht genoegen, geen geheel voldoende gelukzaligheid! Hier misfen wy dit verhevene doe! geheelyk , of wy bereiken het flechts laat en zeer onvolkomen. Willen wy als wyzen denken en handelen, wy moeten de dingen deeze? C 5  42 ALLE AARDS. DING. ALS VDELH. AANTEM.. reld gebruiken, als niet gebruikende; ons door niets laaten mislieden en boeien, en onze voornaamfle begeerten en poogingen tot het onzienelyke en eeuwige uitftrekken, daar waarheid en duurzaamheid , zekerheid en beftendigheid haare woonplaats hebben, en wy uit zuiverer bronnen vreugde en gelukzaligheid zullen fcheppen. — Dit is waare wysheid, myne geliefde Vrienden ! ó mogt deeze wysheid ons aller* ook in het nieuw - begonnen jaar vergezellen en beftuuren! Voor wat al dwaalwegen zou zy ons bewaaren: voor wat al zorgen en bekommeringen ons bevryden! Wat al bronnen van vergenoegen voor ons ontfluiten! Amen. VEER-  VEERTIENDE L E E R'R E D E. WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN, WELKE DE VERGANGKLYKIIEID ALLER DINGEN ONS AAN DE HAND GEEFT. Tekst: Eerste Briei' van Joann. Hoofdft. II: vs. 17. De waerekl gaat voorby en haetre begeerlykheid; maar die den wil Gods doet, blyft in eeuwig? heid.   ó od, eeuwige , onuitputbaare Bron vaflt alle aanweezen en alle leven! U aanbidden wy, in het diepfte gevoel van onze afhangklykheid en zwakheid, als den Oorfprong en Onderhouder van ons aanweezen en leven: aan u hebben wy ieder jaar, ieder dag, ieder oogenblik onzes levens, gelyk ook ieder vermogen, dat ons bezielt, en iedere vreugde , dia ons verkwikt, als gefchenken uwer vaderlyke goedheid te danken: tot u naderen wy ook? thans, met onze gebeden en imeekingen, daar wy een nieuwe afdeeling onzes levens intreeden, en wenfchen hartelyk, dat alle onze overige dagen, 't zy hun getal groot of klein zy, u geheiligd en met de uitwerkfelen van uw welbehaagen verfierd mogen weezen. Ja, wy befeffen , dat wy broofche , fterflyke fchepfelen zyn, dat wy elke fchrede het graf en de eeuwigheid naderen , dat alles rondom ons vergangklyk is, dat in 't eind alles voor ons ver* dwynt! Maar wy befeffen ook, en , door u on. derweezen, weeten wy, dat wy niet geheel en al (toflyk, dat wy tot een verhevener leven ver-' ordend zyn, dat onze geest onfterflyk is, en. zich, wanneer ook alles rondom hem verbroI'en wordt en wegvalt, tot u, zyneq §chepper en  45 1 WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN. en Vader, verheffen, en in u, en by u eènwl" ^c, altoos toeneemende gelukzaligheid vinden .zal! En dit vertroost ons, dit ftelt ons gerust onder het gevoel van onze zwakheid cn broosheid. Dit eerst maakt dit korte , onzekere, aardfche leven gewigtig in onze oogen. Nu wordt het een fchool, een oefenperk, een voorbereiding tot een verhevener, volmaakter kring van beftaan en werkzaamheid. Nu wordt het een tyd van zaaijing op welken de dag van den oogst, van den eeuwigen oogst zal volgen, ö God! mogten wy toch ons leven altoos zodanig befchouwen en zodanig gebruiken, als met deszelfs verordening overéénkomftig is ! Mogten svy toch onze ftcrflykheid en onze onftcrflykhcid nooit vergeeten; en daardoor waarlyk wys worden! Schenk ons deeze wysheid, bermhartige Vader! als den eerften, den besten zegen, dien wy heden eenpaariglyk van u bidden. Laat deeze wysheid ons geduurende het gantfche jaar leiden en beftuuren, ons voor alle dwaasheid en zonde bewaaren, cn tot alle goede daad aanfpooren, en ons elke vreugde des levens zoeter, eiken ramp van hetzelve draagelyker maaken. Mogten ook de lesfen der wysheid, welke men ons heden voorftcllen zal, daartoe zeer veel toebrengen! Vergezel dezelve toch  CIT DE VERGANGKLYKI1EID DER DINGEN. 4£ ïoch met uw licht en met uwe kracht! Laat ze ons recht gewigtig worden, en de leidsvrouwen van ons geheel volgend leven zyn! Verzekerd, ■dat onze wenfchen u wclbehaagelyk zyn, bidden wy u met kinderlyk vertrouwen om derzelver vervulling, en fpreeken u verder in den naam van uwen Zoon, onzen Heer en Heiland, aan: Onze Vader enz. Offciioon elke dag ons de vergïfhgklykhcid aller aardfche dingen herinnert, offchoon elke dag ons toeroept, dat ons leven fhellyk voorby ylt, dat wy fteeds naby deszelfs einde zyn: roepen ons nogthans zekere dagen des jaars dit met nog luider Hem toe; en hoe goed is het niet, dat de laatften als 't ware hunne ftem boven de eerften verheffen en ons daardoor noodzaakenj op vermaaningen en waarfchouwingen te letten,, die wy zo zelden met opzet een opmerkzaam oor leenen. Tot zulke dagen behoort onbe-> twistbaar elke aanmerkelyke afdeeling onzes levens , elke jaarsverwisfeling. Aan wien vertoont zich dan niet deeze gedachte in al haare; klaarheid, wien valt dan het gewigt deezer gedachte niet ten fterkften in 't oog: Alweder is 'er  A'S WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN 'er een geheel jaar voorby, van de weinige jaa« ren of dagen, die ik raisfchien nog te leeven heb5 ccn geheel jaar voorby, met alle zyne ontwerpen en vooruitzigten, met alle zyne bezigheden en arbeid, met al zyn lyden en vreugden voorby, — van den altoosvlietenden ftroom des tyds verzwolgen , — reeds grootdeels uit ons geheugen vervloogen, — misfehien alleen nog ïn weinige kenmerken zigtbaar! Hoe lang kwam ons deszelfs duurzaamheid by den aanvang voor, en hoe onmerkbaar, hoe nietig is dezelve nu in onze oogen! Hoe veel Helden wy ons niet voor geduurende hetzelve ten uitvoer te brengen, hoe veel goeds te doen en te genieten, en ho& weinig is 'er misfehien van dit alles gebeurd! En zo gaat het eene jaar na het andere , zo gaan zy allen voorby, en wanneer hun einde • daar is,. fchynen het begin en het einde ons -zeer na aan malkanderen te grenzen. — En zodanig is het met alle uiterlyke, zinnelyke dingen, zodanig is het met de gchcele zigtbaare waercld gelegen. Alles is in ecnen altoos vlietenden ftroom , in eene geduurige ebbe en vloed ; alles de vergangklykheid , de ontbinding, de verwoesting onderworpen. De waereld gaat voorby met haare begeerlykheïd, met al 'haar' pracht, met alles, wat zy fchoons en bekoorlyks bevat: Maar ik den wil Gods doet,  UIT DE VERGANGKLYKHEID DER DINGEN. 49 bïyft in eeuwigheid. Dit roept ons ook de tegenwoordige dag met luider ftcm toe, myne geliefde Vrienden! ö Laaten wy naar zyne ftem hooren, en ons zyne heilzaame lesfen en waarfchouwingen wel te nutte maaken. U dezelve voor te houden en by u aan te dringen, is het oogmerk myner tegenwoordige leerrede. — En wat roept ons dan eigenlyk deeze dag, wat roept ons de betuiging van den Apostel in onzen tekst, in opzigt tot de vergangklykheid aller aardfche dingen, toe ? Welke lesfen en waar'fchouwingen geetien zy ons daardoor aan d& handt Leer, roepen zy ieder een van ons toe, leer de waardy dier dingen op haaren rechten prys fchattcn, en dezelve houden voor 't geen zy •zyn: Verlaat u niet zodanig op het vergangklyke, als of het onvergangklyk wrare: Ontftel u •niet zodanig over elk verlies van hetzelve, als of gy iets verloren hadt, van welks bezit gy u voor altoos verzekerd mogt houden: Streef'er niet met dien yver en die drift naar, als of gy het eeuwig behouden kost: Gebruik, geniet, hefteed het des te zorgvuldiger en onverwylder, ,zo veel minder gy weet, hoe lang gy het geil. Stuk. D brui»  §0 WAARSCHOUWINGEN EN LESSENt bruiken en bezitten kunt: Tracht door het verftandigfte, beste gebruik daarvan 'er duurzaame altoosblyvende voordeden uit te trekken : Streef, eindelyk, naar het onvergangklyke en eeuwige , en laat het doen van Gods wil, 't welk aan alles, wat gy zyt en bezit en doet, duurzaamheid cn vastheid geeft, uwe hoofdbezigheid uitmaakcn. Enkel waarfchouwingen en lesfen, myne geliefde Vrienden! die wel verdienen , dat wy ze omftandiger overweegen, erj ons diep in 't hart prenten. Leer, roept ons derhalven devergangklykheid aller aardfche dingen toe, leer de waardy dier dingen op haaren rechten prys fchatten; leer ze houden voor 'tgeen zy zyn. Laat hunne fchyn u niet verblinden , hunne pochende beloften niet misleiden, zy zyn niet 't geen zy fchynen te weezen. Zy houden niet volkomen, 't geen zy belooven. Zy fchynen dikwyls onveranderlyk, altoos de zelfden te zyn, om dat hunne uiterlyke gedaante dikwyls lang fteeds de zelfde blyft; maar elk oogenblik ondergaan zy de menigvuldigfte veranderingen , elk oogenblik flyten en verzwakken zy, komen de ontbinding nader en plotfeling verdwynen gedaante en wezen. Zy fchynen vast en duurzaam te zyn, fchy-  UIT DE VERGANGKLYKHEID DER DINGEN. 51 fchynen honderden , duizenden van jaaren te tarten, en onverhoeds worden zy door een gering onvoorzien toeval gefchokt en verwoest, of door eenen hevigen ftorm over hoop geworpen en tot ftof vergruisd. Zy belooven ü onderfleuning, troost, verkwikking, geduurende alle de tydperken uws levens; en dan ontfnappcn z,y op eene verraaderlyke wyze uwe hand en ontvlugten u, eer dat gy de helft uwer loopbaan voleindigd hebt. Zy belooven u zuivere genoegens, een volmaakt geluk; en dan vindt gy deeze genoegens met eene ruime maate van onheil vermengd, en dit geluk beantwoordt zo min aan uwe behoeften, als aan uwe wenfchen, en gaat niet zelden met gebrek en ellende gepaard. Neen, leer den fchyn en de waarheid van malkanderen onderfcheiden. Laat u door geen gedaanten, door geen fchaduwen misleiden , zo fchitterende zy ook zyn mogen. Ontkleed , ontmasker deeze bedrieglyke gedaanten, verlicht deeze fchaduwbeelden met het licht der reden. Dring zo veel mogelyk tot het binnenfte der dingen, en fchat ze niet naar 't geen zy fchynen te zyn, maar naar 't geen zy werkelyk zyn, niet naar 't geen u hunne uiterlyke geflalte, hun eerfte gezigt vertoont, maar naar *t geen zy werkelyk in ftaat zyn voort te brengen. D 2 Houd  5'3 WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN Houd u derhalven nier voor een' burger, maar Hechts voor een' gast en vreemdeling op deeze waereld, haare goederen en vermaaken Hechts voor geleende, aanvertrouwde goederen, voor voorbygaande vermaaken , en haar zelve met alles, wat zy bevat, flechts voor eene hoogst veranderlyke fchouwplaats , waarin het eene bedryf het andere vervangt, droefheid en vreugde, geluk en ongeluk op de mcnigvuldigftc wyze malkanderen afwisfelen, misleiding op misleiding volgt , en door nieuwe misleiding gevoed wordt, en alles intusfehen van tyd tot tyd zyne ontwikkeling meerder nadert. Verlaat roept ons, verder, de vergangk-, lykhcid aller aardfche dingen toe, verlaat u op V geen vergangklyk is, geenzins zodanig, als of het onvergangklyk ware. Steun niet op eenen rietitaf, die zo zwak en broosch is. Vestig het gebouw uwer gelukzaligheid niet op eenen zandgrond, op dat het niet van elke windvlaag omvergeworpen, van eiken watervloed weggefleept Worde. Verlaat u niet op uwen rykdom; hy is vergangklyk; duizend toevallen kunnen hem u heden of morgen ontrukken en u in armoede en behoeftigheid dompelen; en vroeg of laat zult gy hem gcwislyk verliezen, en naakt en  UIT DE VERCANGKLYKHEID DER DINGEN. en bloot tot den fchoot der aarde wederkeeren. Verlaat u niet op den glans van 'gezoek en eert, die u omringt, niet op den luister, die van Ur wë uiterlyke voorrechten te rug kaatst: zy zyn vergangklyk, duizend toevallen kunnen dien glans verdoovcn en dien luister verzwakken; geringheid en verachting volgen, dikwyls fpoedig op hoogheid en pracht, en vroeg of laat verzinken de fchitterendfte optooifels in den • nacht van het graf. Verlaat u niet op den roem uwer wysheid, of uwer groote verdienftélyke daaden: ook deeze is vergangklyk. Op de loopbaan van den roem dwingt de een dea ander' uit den weg; de gedachtenis uwer edele, patriottifche daaden, wordt door de jongere gedachtenis van eenig ander bedryf verdonkerd; en de nakomelingfchap zal noch getrouwer noch dankbaarcr zyn, dan de voorige genachten waren , die zo veele waardige naamen en bedryvea, aan de vergetelheid hebben overgegeeven. Verlaat u niet op de vermaaken en geneugten, die u thans omringen: zy zyn allen vergangklyk, ' kunnen ligtlyk in fmert en druk ontaarten, wisfelen dikwyls met dezelvcn af, zwerven dikwyls, gelyk een dwaallicht, om ons heen, cn brengen ons, wanneer wy ons bundeling op hun verlaaten, in 't eind' naar mocrasfige plaatD % fe»»  54 WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN fen, alwaar dit bedrieglyk licht verdwynt, cn ons aan de duisternis en haaré verfchrikkingen overlaat. Verlaat u niet op uwe fchoonheid en perkte: zy is zo vergangklyk, zo onbeftendig, als de bloemen des veld? ; als de wind 'er overwaait, is zy 'er niet meer, en haarc plaats kent men niet meer; zy verwelkt nu eens door inwendig verdriet, dan eens door uiterlyke toevallen, even gelyk de roos, die door een'verborgenen worm geknaagd, of door een ongunftige wind van haare fchoonheid beroofd wordt; en vroeg of laat worden fchoonheid en fterkte een prooi van het graf. Verlaat u niet op de vermogens van uwen geest, niet op uw verftand, niet op uwe fchranderheid, niet op uw vernuft, niet op uw geheugen, niet op den fchat uwer verkregene kundigheden en weetenfehappen: ook zy zyn vergangklyk, zyn de grootfte veranderingen onderhevig , kunnen op honderdcrlei wyze verzwakt, verwoest worden , verboren gaan, en indien gy deeze aardfche hutte lang bewoont , hangt de levendigheid , de werkzaamheid, de gevleidheid van uwen geest van duizend, dikwyls zeer geringe zaaken af, die niet in uw vermogen zyn. Verlaat u niet op flerfiyke vrienden, als of zy onfterflyk waren: zy zyn allen zwak gelyk gy, broosch gelyk gy, ver-  UIT DE VERGANGKLYKIIEID DER DINGEN. 55 voranderlyk gelyk gy; zy kunnen u, en gy kunt hun ontrukt worden; en geen band der liefdeof der vriendfchap is zo vastgeknoopt, dat de dood hem niet ontbinden zou. Verlaat u, eindclyk, niet op uw keven, reken niet veel jaaren vooruit: uwe dagen zyn immers Hechts een handbreed , uw leven is gelyk een morgendroom, — even zo onzeker als kort. — Alles wat u omringt, kan dan deszelfs duurzaamheid verkorten, en ieder dag, ieder- uur, ieder oogenblik kunnen de laatiten voor u zyn. Neen, verlaat u op niets, dat vergangklyk is, zodanig als of het onvergangklyk ware. Anders zoude gy {leeds misleid worden , en u in uwe verwachtingen fteeds bedrogen vinden. Ontflel u derhalven, roept ons, ten derden„ de vergangklykheid aller aardfche dingen toe, mtftel u derhalven overliet verlies van dat, H welk volgens zyne natuur vergangklyk is, niet ■zodanig, als ofgy iets verkoren had, van welks bezitting gy u voor altoos verzekerd mogt houden. Ontftel u niet, wanneer uwe aanflagen dikwyls vcrydeld, uwe onderncemingen dikwyls te leur gefield, wanneer de werken uwer nyverheid °of uwer kunst verwoest , wanneer tt uwe bezittingen of uwe vermaaken ontweldigd D 4 W03>  5 6 WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN worden , wanneer bet geheele fchouwtooneel rondom u verandert, cn de meefte betrekkingen tusfehen u en de uiterlyke dingen, voor u niet meer zyn, 't geen zy eertyds voor u waren. Ontrol u niet, wanneer uwe krachten afneemen, uwe gezondheid verwelkt,, uw ligchaam vervalt, uwe opgeruimdheid verdwynt , de vrolykheid des harten u verlaat, de gezelligheid u den rug toe keert; wanneer de eene band na den anderen, die u aan dezelvcn gehecht hield, ontbonden , wanneer het eene vermaak na het andere , dat anders zo veel aanloklykheid in uwe oogen had, u fmaakeloos wordt, en gy u in 't eind fchier eenzaam en verlaaten bevindt , en met wankelende beenen tusfehen de leevenden en de dooden waggelt. Mor niet, klaag niet, bcfchuldig God noch de menfchen, wanneer gy deeze droevige omftandigheden ondervindt; maar befchuldig uwe eigen dwaasheid cn ligtgeloo-vigheid, wanneer de zelve u onverwachts voorkomen. Dit alles konde cn behoorde gy immers federt lang te voorzien; op dit alles konde cn behoorde gy immers lang te vooren ftaat te maaken. Alles kondigde immers zich zelf als vergangklyk aan. Alles bood u flechts voorbygaande verkwikkingenen geneugten, onbellendige voordeden en zegeningen aan. Niets beloof-  UIT DE VERGANGKLYKHEID DER DINGEN. 57 loofde u eene ongehoorde, eeuwige bezitting en genieting, en zonder het plompfte zelfbedrog kondt gy aan zulke beloften geen geloof geeven. Neen , alle veranderingen , alle afwisfelingen , alle omkeeringen der dingen , zo groot cn zeldzaam zy ook zyn mogen, zyn in de natuur der dingen gegrond, zyn volgens hunne vergangklykheid en broosheid onvermydelyk en onweerhoudbaar ; zy behooren tot de orde der waereld, die de opperde wysheid zelve heeft vastgcfteld, en den wyzen, den Christen, bevreemt niets, wat een gevolg is der inrichtingen " en fchikkingen, die God gemaakt heeft. Maar fireef ook niet, deeze is de vierde waarfchouwiug, welke de vergangklykheid aller aardfche dingen ons geeft, fireef niet naar V geen vergangklyk is, zodanig als of het onvergangklyk vare. Maatig uwen yver en uwe drift in het najaagen van deeze dingen. Wend niet alle uwe krachten tot dat oogmerk aan, anders zoudt gy dezelven flechts verfpillen, en u eens wegens haar verlies beklaagen. Die dingen zyn geenszins zo groot eene infpanning , zo veel arbeid en moeite waardig. Ja, indien gy ze eeuwig kost bezitten en genieten, dan mogt gy 'er alles aan waagen , alle uwe krachten infpannea, om D 5 u  58 WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN u van derzclvcr bezitting en genot te verzekeren. Maar nu arbeidt gy in 't onzekere, arbeidt voor eenige oogenblikken, en heden of morgen zyn alle de vruchten van uwen zo moeilyken arbeid, die den geest afmat en het ligchaam uitput, verlooren. Staa derhalven niet met zulk eene toomelooze begeerte, met zulk eenen vuurigen yver naar rykdom en aardfche fchatten, als of deeze rykdom en fchatten eeuwigduurendc goederen waren, als of zy u in 't graf en in de toekomende waereld vergezellen , en daar den grondflag uwer verhevener gelukzaligheid uitmaaken konden. Haak niet met zulk eene vuurige drift naar eer en hoogheid, naar waardigheden en uiterlyke voorrechten; als of gy u op de hoogte, tot welke gy u eenmaal verhoogd hebt, voor altoos zoudt kunnen Maande houden, als of niet binnen kort uw ftof met het Hof van den geringften uwer broederen vermengd zou worden , of als of die waardigheden en voorrechten nog haare waardy behielden ter plaatfe, daar niets dan braafheid en deugd in aanmerking komen. Jaag nooit de vreugde en vermaaken deezer waereld zo angstvallig na, laat dezelve u nooit zo veel nadenken en zorgen kosten, u nooit van zo veel tyd en krachten berooven, als of zy uw hart ten vollen voldoen y * als  UIT DE VERGANGKLYKHEID DER DINGEN. 59 als of zy u nooit ontnomen, nooit verbitterd, nooit onfmaakelyk en walchlyk worden konden, als of het genoegens der eeuwigheid waren. Neen , zoek alle deeze dingen op zulk eene wyze, als de reiziger de noodzaakelykheden en gerieflykheden - tot zyne reis zoekt. Zet u, gelyk hy, nooit vast ter plaatfe, daar gy misfehien Hechts weinige dagen of uuren vertoeven kunt. Vermyd, gelyk hy, alles, wat u belasten, vermocijen, en de gevaaren en ongemakken van uwen weg zou kunnen vermeerderen. Neem in alle die vermaaken en genoegens zo veel deel, als 'er de vreemdeling in neemt, die nergens een gezeten burger is, en zich naar zyn Vaderland fpoedt. Laat het vergangklyke nooit het doeleinde , maar flechts het middel van uwe voornaamfte, yverigfte poogingen weezen ; laat het nooit alle uwe opmerkzaamheid tot zich bepaalen, nooit alle uwe krachten uitputten, u nooit zo zeer verblinden en boeien, dar gy daarin uwe gantfche, uwe hoogfte, uwe duurzaame gelukzaligheid zoekt. Gebruik, roept, tenvyfden, de vergangklykheid aller aardfche dingen den mensch toe, gebruik , geniet, hefteed het vergangklyke des te zorgvuldiger en snverwylder , zo veel minder  6o WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN gy weet, hoe lang gy hetzelve bezitten en gébruiken kunt. Verfchuif het rechtmaatige, geoorlofde gebruik en genot van deeze dingen niet tot eenen tyd, die misfehien nimmer voor u zal aanbreeken. Gebruik uwe vermogens tegenwoordig , terwyl gy ze hebt, gebruik ze zonder uitftel tot goeddoen en weldaadigheid, hoe bepaald zy ook zyn mogen, en wacht daarmede niet, tot dat gy eene grooter maat van vermogens in uwe magt hebt; want misfehien zal u deeze grooter maate nooit ten deel vallen, misfehien zulk gy zelfs de vermogens, die gy tegenwoordig bezit, niet lang meer onverzwakt behouden. Gebruik uwe goederen, uwe bezittingen , uwe voorrechten; gebruik ze nog heden tot uw onderhoud, tot uw gemak, tot uw vermaak, ten beste van uwe broederen; wanc misfehien zyn zy morgen niet meer de uwe, misfehien worden zy u morgen door toevallen, door bedrog, door den dood ontnomen. Geniet elk onfchuldig vermaak, elk edel genoegen, 't welk zich aan u aanbiedt, geniet het met eene wyze gemaatigdheid en een vrolyk hart zo dra het zich aan u aanbiedt, en geen verhevener pligt u deszelfs genieting ontzegt; want zyn toekomende genieting is onzeker, en misfehien is de fom van vermaak en vreugde , die-  UIT DE VERGANGKLYKHEID DER DINGEN. 6% die u hier befcheiden is, welhaast vervuld. Gebruik en geniet uw leven tot zulke einden, waartoe de Schepper u het zelve gegeeven heeft, en doe zulks tegenwoordig, terwyl gy het doen kunt; tracht tegenwoordig te zyn en te worden, 't geen gy hier behoort te zyn en te worden; want gy weet immers niet, of gy morgen nog leeven, morgen nog de pligten uws levens volbrengen , en aan het oogmerk van uw hierzyn zult kunnen beantwoorden. Verfchuif derhalven geene goede daad; voer uwe goede voorneemens zonder verzuim uit ; doe heden alles, wat gy heden kunt doen; vertrouw niets buiten noodzaakelykheid aan het onzekere toekomende; aanvaard en gebruik elke gelegenheid om goed te doen en beter te worden, zonder uitftel, want gy weet niet, of zy ooit zal weder komen. Laat elke dag, elk uur gewig-, tig voor u zyn; misfehien is het de laatfte dag, het laatfte uur, 't welk gy in uwe magt hebt. Werk derhalven onophoudelyk, zo lang het dag is, op dat u niet onvoorziens de nacht overvalle, in welken niemand werken kan. Ja, zoek, en dit is eene zesde les, die de vergangklykheid aller aardfche dingen ons predikt, zwk do»r het verflandtgfie, beste gebruik van hei  6ö WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN het vergangklyke, daaruit onvergangklyke, eeuwige voordeden te trekken. Leer de groote kunst van, door wysheid en deugd, de natuur der dingen eenigermaate om te keeren , het vlugtige vast te houden, het onbellendige behendigheid te geeven, den tyd aan den ftroom der vergeetelheid cn het fterfelyke aan het geweld des doods te onttrekken. Laat alle uwe bedryven rechtmaatig en nuttig voor het algemeen, alle uwe verlustigingen onfchuldig, alle uwe vermaaken edel, alle uwe poogingen den mensch en den Christen waardig, alle uwe dagen met goede, vroome daaden verfierd; laat uw geheel leven deugdzaam en weldaadig zyn ; verkies u enkel wyze en goede menfchen tot vrienden; en dan zult gy de vruchten van uwen arbeid eeuwig genieten, u uwe verlustigingen en vermaaken fteeds met genoegen herinneren, het doel uwer poogingen nooit misfèn, uwe dagen voor u en voor uwe medemenfehen onvergcetlyk maaken, en u over de gevolgen van uw leven onophoudelyk kunnen verheugen , cn uwe vrienden in eene betere waereld wedervinden. Dan zult gy niets geheel en al en voor altoos verliezen. Dan zal Hechts de bedriegelyke, veranderlyke gedaante der dingen voor u verdwynen, en het' wezenlyke van dezelven , alles, wat  UIT DK VERGANGKLYKHEID DER DINGEN. 63 wat hun eene werkelyke innerlyke waarde geeft, zal eeuwig voor u blyven. Dan zullen u uw beroep, uwe goederen, uwe vermaaken, uwe daaden * uwe'vrienden, uwe jaaren, uwe dagen, uwe uuren in 't graf en in de eeuwigheid na volgen, en zich daar in andere fchoonere gedaanten aan u vertoonen, en daar den grond leggen tot uwe verhevener volmaaktheid en gelukzaligheid. Dan zult gy gerustlyk de ftellaadjen zien ter neerrukken en verbreeken , wanneer gy door hulp van dezelven een beftendig gebouw gellicht hebt. Gaarne zult gy het zigtbaare, 't welk Hechts eenen korten tyd duurt, met het onzigtbaare verwisfelen, 't welk eeuwig duurt, wanneer u het eerfte tot het laatfte den weg gebaand, en u voor het genieten van hetzelve gefchikt gemaakt heeft. Daarom fireef, roept u, eindelyk, de vergangklykheid aller aardfche dingen toe , fireef naar het onvergangklyke en eeuwige, en laat het doen van den wil van God , 't welk aan alles, wat gy zyt en bezit en doet, duurzaamheid en vastheid byzet, uwe hoofdbezigheid tiitmaaken. Want, offchoon alles, wat u omringt , vergangklyk en onbeftendig is; offchoon «Hes, wat leven en adem heeft, even gelyk uw ] j Olm  64 WAARSCHOUWINGEN EN LESSEN ligchaam fterft en weder tot ftof wordt, uw geest nogthans is onvergangklyk , onfterflyk , zyne volmaaktheid nogthans blyft en vermeerdert eeuwig. Ja, die den wil Gods doet, blyft in eeuwigheid; heeft God, den Onveranderlyken, den Eeuwigen, de nooit uitdroogende Bron van alle leven en van alle gelukzaaligheid, tot zynen Befchermer, tot zynen Vriend; die heeft in hem een fteunfel van zyne hoop en zyn vertrouwen , 't welk door geen tyd en door geen toeval verzwakt, 't welk hem door dood noch graf ontweldigd kan worden. Ja, alwie wys en deugdzaam leeft en Gode aangenaam is, kan gerustlyk alles rondom zich veranderen en omkceren, den tyd onophoudelyk voorby gaan, zyn leven met de fnelheid van een pyl voortfpoeden, cn het einde van alle dingen met ieder oogenblik zien naderen; hy verliest niets, wanneer anderen nog zo veel, wanneer zy alles verliezen, hy wint,' wanneer hy 't meest fchynt te verliezen. Hy verwisfeit het vergangklyke mee het onvergangklyke, het aardfche met het hcmelfche , den fchyn met de waarheid , eene leemen hut met eene wooning door God gebouwd , die eeuwig duurt, de genoegens der kindsheid met de genoegens van den rypcren ouderdom, den arbeid van den leerling met de bezig-  Vit de vergangklykheid der dingen. 65 bezigheden van den man, eenen naauwen kring van fterflyke vrienden en geliefden, met de vergadering der volmaakt gerechtvaardigden, met het gezeldfchap aller zalige onilerflyken. Hy gaat door den dood in 't verhevener leven, van het hoopen tot het genieten, van den ftryd tot de zegeviering, van den arbeid tot de rust, uit den ftaat der onvolmaaktheid in den ftaat deivolmaaktheid over. ö Streef daarom met onophoudelyken yver, met ingefpannene krachten, naar het onvergangklyke en eeuwige, 6 Gy! die thans de vergangklykheid aller aardfche dingen gevoelt, en u boven dezelve wenscht te verheffen. Streef naar wysheid, naar deugd, naar vroomheid. Streef naar het Godlyk welbehaagen, naar eene fteeds grootere gelykheid, iiaar eene fteeds nadere gemeenfchap met God en met zynen Zoon Jefus Christus. Streef naaide belooningen, naar de goederen en voorrechten der toekomende waereld, doe den wil Gods, doe denzelven met lust en vreugde. Die denzelven doet, blyft in eeuwigheid, zamelt de heerlykfte vruchten van zyne gehoorzaamheid in. Dit, myne aandachtige Toehoorers ! roept ons de vergangklykheid aller aardfche dingen II. Stuk. E op  66 WAARS. EN LESSEN UIT DE VERG. DER DING» op eiken dag onzes levens en vooral op den tegenwoordigen met luide (tem toe. Zulke gewigtige lesfen en waarfchouwingen geeft zy ons. 6 Hoe gelukkig, hoe eeuwig gelukkig is hy , die deeze lesfen der wysheid ter harte neemt, die aan deeze heilzaame waarfchouwingen gehoor geeft en dezelve opvolgt! Hy blyft by alle omkeeringen der aardfche dingen ftandvastig en bedaard, en zyn geluk is even onvergangklyk, als de God, op wiens magt en goedheid hetzelve gegrond is. Ën zodanig, myne Geliefden! moeten ook uw gemoed cn uw gedrag gefield, zo vast uw geluk gevestigd weezen! Dit is de eerfte, de voornaamfte zegen , dien u myn hart by den aanvang van dit nieuwe tydperk onzes levens van God afbidt, en met denzelven moeten alle andere foorten van zegeningen u en allen, in wier welzyn gy 't grootfte belang fielt, in eene overvloedige maate ten deel vallen! Amen. Y Y F-  rr FT I E N D E LEERREDE. OVERWEEGING VAN DE GEVOLGEN ONZER DAADEN. Tekst: Brief aan de Galatf.es, Hoofdft. VI: vs. 1. it Geen de mensch zaait, dat zal hy ook maaien. E &   g ^jOd, die met uw oneindig verftand het voorledene, het tegenwoordige en hcc toekomende bevat, en alles-, wat thans is en gefchledt, naar de gevolgen, die het van eeuwigheid tot eeuwigheid zal hebben, befchouwr en beoordeelt, ook ons, uwe kinderen , dié uwfbeeldtenis draagen, hebt gy niet enkel tot het tegenwoordige bepaald, ook ons hebt gy het vermogen gegceven, van in het toekomende vooruittezicn, en hetzelve , by alles, wat wy thans zyn en doen, in aanmerking te neemen. Wy weeten, dat gy ons tot een verhevener leven verordend hebt, dat wy voor eene fteeds toeneemende volmaaktheid en gelukzaligheid vatbaar zyn, dat wy ons tegenwoordig toe dit verhevener leven- voorbereiden en ge-* ichikt maaken, dat wy hier den grond tot deeze verhevener volmaaktheid en gelukzaligheid leggen moeten, en dat ons tegenwoordig gedrag met ons toekomend lot ten naauwflen in verband Haat. ó God, hoe belangryk moet niet alles voor ons worden, wat wy thans zyn endoen, en niet zyn en niet doen, wanneer wy hetzelve uit dit gezigtpunt befchouwen ! Totwelk ecne zorgvuldige, getrouwe aanwending van onze bekwaamheden, van onze vermogenss E. $ tab  7° OVERWEEGING VAN DE van onzen tyd, van onze goederen behoorde ons dit niet aan te fpooren! ö Mogten wy toch nooit vergeeten, dat gy ons niet eeniglyk voor dit korte, onzekere aardfche leven, maar voorde eeuwigheid gefchapen hebt, en dat de gevolgen van dat, 't welk wy tegenwoordig doen of niet doen, zich in de eeuwigheid uittrekken ! Ons daar onvergangklyke fchatten te vergaderen, ons daar voor eene blyvende eer en onverwelklyke voorrechten gefchikt en waardig te maaken, eenen vasten grond voor het toekomende te leggen, ö Moge dit het doel, het edele doel zyn, 't welk wy allen fteeds voor oogen hebben, en waarnaar wy allen met onophoudelyken yver ftrecven! Verhef gy zelf onzen geest boven het zigtbaare en tegenwoordige , ó bermhartige Vader, kat het onzigtbaare, het toekomende fteeds gewigtiger in onze oogen worden, cn leer ons denken en keven als menfehen, die eenen verhevener ftaat en in denzelven eeuwige belooningen verwachten. Zegen tot dat einde de overdenkingen, die wy thans zullen voordraagen, en verhoor ons gebed door Jefus Christus, onzen Heer, in wiens naam wy u verder aanfpreeken en zeggen: Onze Vader enz. Ons  GEVOLGEN ONZER DAADEN J*t Ons geluk en onze ellende hangen gcwislyk niet geheel en al van ons zclven af. Duizend zaaken, die buiten ons zyn, en die wy niet in. onze hand hebben, kunnen daartoe zeer veel toebrengen. Het ligchaara, dat wy van de natuur ontvangen; de opvoeding, die wy genieten; de. bezigheden, die wy by de hand hebben; de tyd, wanneer wy op dit tooneel verfchynen , en de rol, die ons op het zelve is aangeweezen ; de betrekkingen , in welke wy tot zo veele uiterlyke hoogstveranderlyke dingen ftaan; de famenhang van ons lot met hec lot van zo veelen van onze broederen: Hoe veel invloed heeft niet dit alles op ons geluk of op ons ongeluk; en hoe weinig hangt dit alles van ons, van onze verkiezing, van onze maatregelen, van ons gedrag af! En welk weldenkend mensch kan de volkomene af hangklykheid van hem en alle dingen van den Schepper en Rcgecrer der wacrcld ontkennen? Welk Christen kan 'er aan twyfelen , dat alle kleine en groote gebeurdtenisfen en gevallen door Hem befchikt en beftuurd worden; dat hy dood et* fewn» geluk en ongeluk, droefheid en vrcugIi 4 fe»  /2 OVERWEEGING VAN DE de, naar zyn wysweïbehaageti onder de menfcftenj uitdeelt; dat aan zyne gunst en aan zynen zegen veel meer gelegen is, dan aan alle onze zorgen en poogingen! Des nicttegenftaande is en blyfc nogrhans ons eigen gedrag de naaste, de voornaamfte oorzaak van ons geluk en onze ellende. Naardat ons gedrag dus of anders gcMd is, njogeln wy alles van God hoopen en verwachten , of moeten alles van hem vreezen. Want hy, de Alwyze, heeft reeds in den eerften aanleg en inrichting der dingen het mcnigvuldigfte en naauwfle verhand tusfehen ons gedrag en ons geluk of ons ongeluk gelegd; en dus heeft hy -t in onze magt gefield, het cerfte te bevorderen en het iaatfle te vermyden. Hoe omzigtigcr wy op de gevolgen van ons gedrag acht geeven, cn hoe meer wy ons naar dezelve fchikken , des te zekerer zullen wy de meefte cn geduchtite cnheilen ontgaan, en ons van de wezealykfte voordeden en genoegens verzekeren. V Geen de msmch zaait, dat zal hy ook maaien. Dis is en bfyft eeuwig cene uitfpraak van God, ecne uitfpraak der waarheid zelve! ö Mogten wy dit altoos bedenken, myne waarde Vrienden! altoos op de gevolgen onzer daaden acht geeven , en dezelve by alles, wat wy ons voorneemen cn doen, mede in overweeging necmen ! Iioe- * wys„  GEVOLGEN ONZER DAABEN. VA wys, hoe deugdzaam zouden wy dan niet keven ! Hoe krachtig ons geluk bevorderen! Welaan; myne aandachtige Tochoorers! laatcn wy in dit uur de overweeging van de gevolgen onzer daaden, als een der voornaamfle middelen tot eenen deugdzaamen wandel,, bekhouwen. Laaten wy, tot dat einde, in de eerfle plaats, de zaak zelve verklaaren, of het verband tusfchen onze daaden en haare 'gevolgen befchouwen, en daarna eenige gevolgtrekkingen cn regelen van gedrag daaruit afleiden. Zes aanmerkingen zulkn het verband ttts(chen onze daaden en haare gevolgen, en dcrhalven ook de gewigtigheid van het wel overweegen van dezelve, in het behoorelyke licht ftellen. De eerfle is dcez-e: Geene daad is zonder ge* volgen. Alles in de waercld is op duizenderlcie wyze in malkanderen gevlochten, en met malkanderen verbonden; alles is oorzaak en uitwerkfcl tevens; elke oorzaak is een uitwerkfel van ccne voorafgaande oorzaak, en elk uitwerkfel wordt weder de oorzaak van een volgend uitwerkfel.. Zo is het ook met onze daaden. Zy E 5 zya-  JT4 OVERWEEGING VAN DE zyn uitwerkfelen van inwendige of uitwendige oorzaaken, en worden wederom op haare beurt oorzaaken, aanleidingen, gelegenheden tot veelerhande uitwerkfelen in ons en buiten ons. Elke beweeging, in de zedelyke, gelyk in de natuurelyke waereld, plant zich voort, deelt zich mede^ en niemand van ons kan de plaats of den tyd bcpaalen, waarop en wanneer zy zal ophouden van werken. En dit, myne aandachtige Toehoorers! is niet alleen waar van zulke byzondere menfchelyke bedryven, die veel geruchts en opziens verwekken, of zigtbaare veranderingen en omwentelingen in den Staat veroorzaakcn. Niet eeniglyk de edele daaden van den held of den voorftander van zyn Vaderland, niet eenig-* lyk de fnoode misdaad van den veroveraar of den dwingeland, niet eeniglyk het gedrag van den heiligen, of het gedrag van den booswicht; neen, ook de gemeende, meest voorvallende, de geringde daaden hebben haare gevolgen. Ook de dille, verborgene deugd werkt goed; ook de in het duistere waarende ondeugd recht onheil cn verderf aan; ook de kleine, vergeeflyke misflag dicht kwaad. Alles heeft invloed op het geheel; alles verwekt, veroorzaakt, bevordert duizend andere daaden, in de nabyheid en op eenen grooter aflïaód, op eene middelly-- ke  GEVOLGEN ONZER. DAAD E N. 75 ke of op eene onmiddellyke wyzc. Iedereen , de ftille burger gelyk de Vorst, en de geringfla gelyk de voorftaaraftö, heeft eene plaats, waarin hy van belang is, eenen grooter of kleiner kring van menfchen en dingen, op welken hy werkt, onder welken zyn voorbeeld, zyne woorden en werken, zyn doen en laaten, nooit geheel cnvcrfchillig en zonder gevolgen zyn, en door welken hy weder op duizend anderen invloed heeft. Iedereen heeft huisgenooten, vrienden, bloedverwanten, medeburgers, ondergefchikten, op welken hy meer of min invloed heeft, wier gedrag zich meer of min naar het zyne fchikt. Iedereen kan op zyne plaats en in zynen kring goed zaad, of onkruid itrooicn, een weldoener of een verderver zyner broederen, een vriend of een vyand der menfchen zyn. En dan kan menigmaal eene kleine, van geen belang fchynende daad zeer vruchtbaar ia gevolgen zyn. Dan kan menigmaal het enkele verzuimen van eene pligt niet minder fchadelykc uitwerkfeis voortbrengen , dan de openlyk kwaade daad. Gy zwygt eens daar gy fpreeken, daar gy de zaak der waarheid, der onfchuld, der deugd verdeedigen moest. Een ander houdt uw zwygen voor goedkeuring, wordt daar door tot eene clooling verleid , en vcr- fprcidt  ?6 OVERWEEGING VAN DE fpreidt deeze dooling zo verre, als de kring zyfier werking ilrckt: u ontvalt eens een zondig, vcrleidelyk woord: het onweetende kind , de onvoorzigtige jongeling vangt het op , neemt het aan, fchikt 'er zich naar, onrfehuldigt 'er zich mede, en dit vergiftige zaadje ontwikkel;: zich in hem, en door hem misfehien in veele anderen , en brengt eene gantfche reeks van dwaasheden en zonden voort. Gy verwaarloost eens uit traagheid of uit losheid eenen huisfelyken pligt, en daardoor verzwakt gy by uwe huisgenooten, by uwe kinderen, de heiligheid en waardy van deezen pligt, moedigt hen aanen verfchaft hun een voorwendfel, om denzelven insgelyks te verwaarloozen, en maakt misfehien hen, en door hen wederom anderen, onverfchilligcr omtrent orde en pligt. En zodanig is het met alle onze daaden gelegen. Niet één is zonder gevolgen, niet één blyft zonder uitwerkfelen. Zyn deeze gevolgen en uitwerkfelen niet altoos van eenen zedclyken, zy zyn echter van eenen natuurelyken aart, en ook deezen bevorderen geluk of rampzaligheid onder de menfchen, en hebben daardoor weder invloed op hun zedelyk gedrag. Myac tweede aanmerking is deeze : Etie  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 'Ikwaade daad heeft kwaade gevolgen. Kwaade gevolgen in ons; kwaade gevolgen buiten ons. Wanorde en verwoesting in ons; wanorde en verwoesting buiten ons. Dat zonden cn dwaasheden, ryke bronnen van fmerten, van ziekten, van bekommeringen en zorgen , van allerlei rampen en onheilen zyn; dat zy den mensch dikwyls met armoede, met fchade, met de verachting en den haat zyner medemenfehen ftraffen; dat zy hem dikwyls in de diepfte ellende Horten: weet en gelooft iedereen. Ondertusfchen gebeurt dit niet altoos, ten minften niet altoos op eene zigtbaare en in 't oogloopende wyze. Maar, dat elke zonde, elke dwaasheid den mensch nadeel toebrengt, elke kwaade daad kwaade gevolgen heeft: is niet minder zeker, ,offchoon het veel geldzaamer opgemerkt wordt. Zo menigmaal wy iets kwaads denken en doen : zo menigmaal wyken wy van de wetten der Waarheid en der goede orde af; zo menigmaal denken en oordeelen wy verkeerd; zo menigmaal misleiden wy onszelven; zo menigmaal willen en doen wy iets, dat wy niet behoorden te willen en te doen; zo menigmaal verlpillen wy onze vermogens en gebruiken ze, zo als wy ze niet behoorden te gebruiken. En wac •fcan dit anders ten geyolge hebben, dan dat allengs.  VS OVERWEEGINC VAN DE lengskens, meer of min, het licht der waarheid in ons verdonkerd, ons verltand verzwakt, onze gewaarwording van 't geen recht en onrecht, goed cn kwaad is, verliompt word, dat onze neigingen en vermogens eene ongeregelde, onnatuurlyke, verkeerde richting krygen, dat de eene dwaaling de andere voortbrengt, de eene drift de andere verwekt, de eene dwaasheid de andere te hulp roept, de eene zonde tot anderen verleidt. En zyn dit niet kwaade, verderflyke gevolgen? Moet dit niet de droevigfte wanorde en verwoesting in ons veroorzaaken? — Maar ook zo menigmaal wy kwaad doen, zo menigmaal benadeelen wy anderen , zo menigmaal veroorzaaken wy wanorde en verwoesting buiten ons. Want zo menigmaal wy kwaad doen, zo menigmaal verzuimen wy plïgten , aan de volbrenging van welke onzen medemenfehen gelegen is; zo menigmaal verfpillen wy bekwaamheden en vermogens, die wy ten dienst van hun en van de waereld belteeden moeten; zo menigmaal verliezen wy lust en tyd tot nuttige bedryven; zo menigmaal worden wy koe-, Ter en onverfchilliger omtrent het algemeene welzyn; zo menigmaal worden onze gevoelens jegens anderen onedeler, laager, nadeeliger voor het algemeen; zo menigmaal geeven wy aan  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 7<* aan meerder of minder perfoonen een kwaad, verleidelyk voorbeeld, doen hun in hunne gezondheid, of in hunne eer , of in hunne goederen, of in hunne zeden ongelyk, en wikkelen nu eens meerder, dan eens minder perfoonen in de verderflyke gevolgen onzer dwaasheden en zonden. En dus heeft elke kwaade daad voor ons en voor anderen kwaade gevolgen; nu eens openlyk, dan weder in 't verborgene ; nu eens ten opzigt tot de aardfche welvaart , dan weder in opzigt tot de volmaaktheid en gelukzaligheid van den geest. Berde aanmerking : Elke goede daad heeft goede gevolgen. Goede gevolgen in ons, goede gevolgen buiten ons. Volmaaktheid en gelukzaligheid in ons; volmaaktheid en gelukzaligheid buiten ons. Braafheid en deugd zyn nooit fchadelyk, nooit vergeefsch, nooit zonder duurzaame nuttigheid; en deeze nuttigheid is niet tot de toekomende waereld bepaald,maar reeds in het tegenwoordige leven is zy even zo zeker en groot als menigvuldig. Gy lastert de deugd, gy onteert God, den opperden Bevorderaar en Befchermer der deugd, ö menfchen? die dezelve voor eene hinderpaal der gelukzaligheid , voor een bron van verdriet en ellende uit»  8o OVERWEEGING VAN DE uitkryt, of haar alle belooningen cn vreugde , die zy te verwachten heeft, eerst na den dood haarer beoeflenaaren toewyst. Neen, gerustheid, orde, vrede, vergenoegen, gelukzaligheid zyn reeds tegenwoordig haare onafi'cheidbaare gezellinnen. t Neen , haare voordeden en vermaaken zyn reeds in dit leven vcei zuiverer, veel grooter, dan alle vermaaken cn voordeden der ondeugd. Neen, elke rechtvaardige, elke goede , elke weldaadige , elke deugdzaame daad beloont zich zelve, beloont zich terftónd, verfpreidt haaren gezegenden invloed over alles, en brengt in ons, en buiten ons , de aangenaamfte, nuttigde veranderingen en uitwerkfelen voort. Kunnen wy ooit iets goeds denken en doen, zonder overeenkomftig de wetten der Waarheid en billykheid te handelen , zonder naauwkeurig over de waarde der dingen , en over onze betrekkingen tot dezelve, te oordeelen, zonder ons in redelyk denken, en het verkiezen van het beste, in de zelfbeftuuring te oefenen, zonder onze begeerten tot waardige voorwerpen te bepaalen , zonder onzen finaak in het fchoone en goede te verfterken, zonder 'onze krachten naar vereischte te gebruiken ? En bevordert niet dit alles onze inwendige geestelyke volmaaktheid ? Moeten wy niet door dit alles  gevolgen onzer daaden. 8t dies fteeds wyzer, fteeds beter, fteeds vryer, fteeds meer met ons zei ven te vreden , fteeds geruster ten aanzien van. God, fteeds vrymoediger ten aanzien van de menfchen worden ? En zyn dit niet wezenlyke voordeden, zalige gevolgen van eenen rechtfehaapen, deugdzaamen wandel? Brengt op deeze wyze niet elke, zelfs de klcinftc, goede daad iets tot de fomme onzer gelukzaligheid toe? En wie kan 'er ook aan twyfelen, dat wy door onze goede daaden anderen in alle opzigten nuttig zyn? Wat bewaart, wat bevordert de rust, de veiligheid, de goede orde, de welvaart van een volk, van eene maatfehappy, zo 't niet de gerechtigheid en deugd doen? Wat verbindt de menfchen fterker aan malkan deren , wat boezemt hun meer vertrouwen jegens malkanderen in, wat verligt hun hunne fmerten en grieven, hunne bezigheden en arbeid, wat vermenigvuldigt en verzoet hun hunne genoegens meer dan de gerechtigheid en deugd? Ja, wees rechtvaardig , wees billyk, wees goedertieren, wees meddydend en weldaadig, fpreek de waarheid, volbreng uwe pligten en beloften, wees voorzigtig en wys, laat het licht uwer goede werken fchynen voor de menfchen, denk en leef als een Christen : welke zalige gevolgen zal II. Stuk. F nies  §2 QVERWEEGING VAN DE aiiet dit alles voor duizenden van uwe broedereft hebben! Hoe veele onheilen, hoe veel ellende zult gy daardoor uit den weg ruimen! Hoe veel dwaasheden en zonden , hoe veele misdaaden voorkomen! Hoe veele goede gevoelens en daaden in anderen verwekken en veroorzaaken ! Hoe veel tot de fom der menfchelyke gelukzaligheid bybrengen ! Ja, elke goede daad heeft haare .goede gevolgen, offchoon dit ook niet by elke daad gezien cn bemerkt kan worden, 't Geen in 't verborgene, in (lilte werkt , werkt daarom niet minder, en noch uiterlyke luister noch vertooning bepaalen de wezenlyke waardy der dingen. s Mync vierde aanmerking is deeze: De gevol* gen onzer daaden, de goede zo wel als de kwaade , en deeze zo wel als geene, ftrekken zich in '/ oneindige uit. Zy houden nooit op, in ons en buiten ons te werken, goed of kwaad, geluk of ellende in ons en buiten ons te bevorderen, althans kunnen wy den tyd, wanneer zy ophouden zullen van te werken, nooit vooruit zien, nooit bepaalen. Zy werken voort, zonder dat wy het weeten, zonder dat wy het willen, offchoon wy ze reeds lang vergeeten, lang betreurd hebben, offchoon in den naasten kring rondom ons geene bly- ken  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 83 ken daarvan meer gezien worden. Zy werken Voort, offchoon wy ook van denk-en handelwyze veranderen, offchoon wy ook in geheel andere verbindtenisfen met de overige dingen komen, offchoon wy ook dit tooneel verhaten, en in eenen geheel anderen toedand overgaan. Zy werken voort, offchoon wy'reeds in het graf en in de eeuwigheid zyn, en daar de vruchten verzamelen van 't geen wy hier gezaaid hebben. Zaait gy-goed zaad, het vermenigvuldigt zich in 't oneindige , wanneer gy zelfs niet meer weet, dat gy het gezaaid hebt. De goede gedachten , gewaarwordingen , voorneemens, die gy in eenen van uwe broederen verwekt , de goede daaden, tot welke gy eenen van uwe broederen aanfpoort , opleidt, aanmoedigt, verwekken, veroorzaaken, bevorderen wederom door hem en anderen en door deezen en nog meer perfoonen foortgelyke gedachten , gewaarwordingen , voorneemens, daaden, en nog na honderde, na duizende van jaaren kunnen 'er vroome gedachten ontdaan, edele gewaarwordingen verwekt worden, loflyke en nuttige daaden gefchieden, die zonder deeze eerfte aanleiding nooit ontdaan, nooit verwekt geworden, nooit gefchied zouden zyn; en hoe verder de beweeging in de zedelyke gelyk in de natuureF 1 tyke  84 OVERWEEGING VAN DE lyke waereld zich van het punt, waar ze ontiiond , verwydert, des te grooter wordt de kring haarer werkzaamheid , des te meer dingen bevat zy in denzelven, offchoon zy, uit dat punt befchouwd , reeds lang opgehouden fchynt te hebben. De troost , de blydfchap, het geluk, 't welk gy thans rondom u verfpreidt, kan nog na honderde, na duizende van jaaren troost en blydfchap en geluk onder de menfchen verfpreiden, offchoon niemand van hun de bron mogt kennen , waaruit zy oorfprongelyk gevloeid zyn. — Maar ook het onkruid, 'twelk gy zaait, verfpreidt zich weelig aan alle zyden, en plant zich dikwyls zonder uw weeten, misfchien tegen uwen wil, van het eene geflacht der menfchen tot het andere, van de eene eeuw tot de andere voort. De fchadelyke beginfels , die gy tegenwoordig, by monde, of by gefchrift, door woorden of door werken, verfpreidt, kunnen nog uwe laatfle nakomelingen en door hen menfchen , die u geheel vreemd zyn, vergiftigen. Het kwaade voorbeeld, 't welk gy thans den uwen, of uwen medeburgeren, uwen tydgenooten geeft , kan hen, en door hen duizend anderen, in de afgelegenfle gewesten en tyden verleiden. De dwaasheden en zouden, welke gy thans begaat, kun-  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 85' kunnen nog lang na uwen dood nieuwe dwaasheden en zonden teelen. Zo werkt het goede en het kwaade fteeds voort , verfpreidt zich fteeds wyder, vermenigvuldigt zich fteeds meer, en ftrekt zich in zyne gevolgen in 't oneindige uit. En hoe grooter gy in aanzien zyt , hoe verhevener de plaats is, die gy bekleedt, hoe luisterryker uwe voorrechten zyn, des te meer goede of kwaade gevolgen zullen uwe daaden hebben. En deeze gevolgen, myne aandachtige Toer hoorers! dit is myne vyfde aanmerking , deeze gevolgen onzer kwaade, zo wel als onzer goede daaden , kunnen in de meeste gevallen ,. ten tttinften in deeze waereld, nooit gehselyk weggenomen en vernietigd worden. Wy kunnen, wy moeten dezelve , gewislyk , tegenwerken, wanneer het fchadelyke gevolgen van kwaade bedryven zyn, maar zelden zullen wy ze ten vollen vergoeden, of hunnen voortgang ftremmen kunnen. Het goede, dat wy eenmaal nagclaatcn, de onderfteuning, die wy eenmaal verwaarloosd hebben aan het algemecne welzyn te bewyzen, heeft voor altoos de fomme van het goede, de fomme van geluk, 't welk onder de menfchen plaats hebben kon, vermindert, es F 3 geen;  86 OVERWEEGING VAN DE geen volgende yver kan dit gebrek eigenlyk vergoeden , om dat wy nooit te veel goeds doen en werken kunnen. Het kwaade, 't welk wy eenmaal gefprcoken of verricht hebben, fchict dikwyls zo fpoedïg aan alle kanten wortelen, maakt dikwyls in korten tyd zo menigvuldige en diepe indrukfelcn op anderen, dat alle onze poogingen, om de fchade, daardoor veroorzaakt,, weder goed te maaken, zo niet geheel vergeefs,, althans zeer ontoereikende zyn. Thans lastertgy eenen onfchuldigen , of brengt de deugd van eenen braaven in verdenking; kort daarna berouwt u uwe misdag, gy wederfpreekt uwe lastering en toont de ongegrondheid van uw vermoeden; maar de eerde heeft zich reeds zo. wyd verfpreid, en het laatfle by veelen reeds zulke diepe wortels gefchooten, dat gy niet in ftaat zyt, den goeden naam van den onfchuldigen en de verdiende achting van den braaven ooit geheel weder te herftellen. Thans verhindert gy een goed opzet , gy bevordert eene Hechte onderneeming, en het eerde blyft met alle zyne nuttige gevolgen achterwege, en de andere komt met alle haare verderflyke uitwerkfelen tot dand, offchoon gy ook in 't vervolg omtrent het eene en de andere van gevoelen en van gedrag verandert. Alles, myne waarde  GEVOLGE-N ONZER DAADEN. Vrienden! wat wy eenmaal gcfproken en gedaan hebben,. is niet meer in onze magt, gaat in de richting , die wy 'er aan gaven , voort, cn werkt, 't geen het volgens zyne natuur en gefteldheid uitwerken kan. Zelfs berouw en verbetering kunnen,-althans in den cegenwoordigen ftaat der dingen, de gevolgen onzer kwaade , verderflyke daaden nooit geheel en al wegneemcn. In ons blyft fteeds verzwakking, gemis, verlies, en buiten ons veelerhande foortea van wanorde en ellende. — Ondertusfchen. komt ook het goede zaad, 't welk wy gezaaid hebben, zonder ons toedoen en te midden vm alle gcvaaren, waaraan het onderworpen is, te voorfchyn, en noch nyd, noch yverzucht, noch boosheid kunnen volkomen beletten , dat het niet hier of elders, vroeg of laat, zou opkomen en vruchten draagen. Braafheid en deugd hebben den Almagtigen tot haaren Befchermercn Bevorderaar, cn onder zyn opzigt kunnen haare poogingen om goed te werken , nooit gantfchelyk verydeld worden. Ja, en dit is myne zesde en laatste aanmerking, de goede of kwaade gevolgen onzer daadenêrekken zich tot in de eeuwigheid uit. Zy bekaaien door onzen toeftand, ons lot, den trap F 4 van  88 OVERWEEGING VAN DE ran onze gelukzaligheid en volmaaktheid , of van onze ellende en gebreklykheid. Het tegenwoordige is de grondflag van het toekomende, en het laatfle een gevolg van het eerfte. Hier is de aanleg, daar de ontwikkeling; hier de voorbereiding, daar de genieting; hier de oefenfchool, daar de plaats van vergelding; hier de tyd van 't zaaien, daar de tyd van den oogst. Alwie rykelyk zaait, zal overvloedig oogsten; alwie te gieriglyk zaait, zal ook fpaarzaam oogden. Hoe meer goede daaden gy hier verricht, des te meer vergenoegen en vermaak zal u haare nagedachtenis daar verfchaffen ; daar, waar gy haare uitwerkfelen meer in al haare uitgeftrcktheid zult kunnen overzien. Hoe hooger de trap van wysheid en van deugd is, dien gy hier bereikt, des te gemaklyker en fpoediger zult gy daar tot eene fteeds hoogere volmaaktheid en gelukzaligheid vorderen. Hoe meer gy hier uwen fmaak zuivert en veredelt, des te zuivcrer en edeler geneugten ftaan u daar te wachten. Hoe meer gy hier tot het geluk uwer broederen bygebragt hebt, des te meer zult gy daar bekwaam en verwaardigd worden, om daaraan toe te brengen. Hoe minder gebreken en zwakheden gy in de toekomende waereld mede brengt, des te minder zwaare of fmertelyke oefeningen zuil  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 89 zult gy in dezelve, tot uwe reiniging en volmaaking noodig hebben. In'tkort, hoe beter en nuttiger voor het algemeen wy hier zyn, des te volmaakter en gelukkiger zullen wy daar weezen. — Maar ook omgekeerd: hoe zondiger en nadeéliger voor het algemeen hier, des te ellendiger en ongelukkiger daar. Ja,, boe meer onrechtvaardige , kwaade daaden gy hier bedryft, ó Mensch! des te gricvender zal u daar haare nagedachtenis'weezen; daar, waar gy ze onvermomd, in al haare affchuwelykheid en verderflykheid befchouwen zult. Hoe meer wanorde en verwoesting hier in uwe ziel heerscht, en hcerfchen blyft , hoe laager en verkeerder haare begeerten en neigingen zyn, des te ongefchikter zal zy daar voor elk edel vermaak, voor elke verhevener vreugde, voor elk voorrecht en elke belooning weezen. Hoe meer gy hier uwe broeders beledigt, bedroeft, verkort, verzoekt, verleidt; hoe meer traanen en zuchten gy hun afgeperst hebt; hoe fchadelyker gy hun op eenige wyze geworden zyt; hoe meer menfchen door u en uwe fchuld kwaad, of minder goed, of ellendig en ongelukkig geworden zyn: des te meer befchaaming; voor u zeiven en voor al de wacreld, des te meerder en des te pynelyker verwytingen van F 5 uw  po OVERWEEGING VAN DE uw eigen gcweecen en van de ongelukkiger?,,, die gy mee u in 'c verderf fleepte, of die deflagtoffers uwer onrechtvaardigheid, uwer fhoodheid, uwer traagheid, uwer verzuimde pligten wierden, liaan u daar te wachten. Hoe grooter de fchuld is, des te zwaarer zal de draf zyn. Ja, V geen de mensch hier zaait, zal hy hiernamaals maaien. Wie in het vleesch zaait, v/ie Hechts zyne zinnelyke lusten zoekt te bevredigen, zal daarvan verderf inoogsten. Maar wie in den geest zaait, naar waarheid en deugd ftreeft, en dezelve ook gaarne by anderen bevordert , zal een eeuwig leven , een eeuwige gelukzaligheid daarvoor tot belooning ontvangen. Zo menigvuldig, zo innerlyk , zo onoplostyk is het verband tusfehen onze daaden en haare gevolgen. Zulke ryke en fteeds vloeiende bronnen van geluk of van ongeluk zyn zy voor ons en voor anderen. Maar is dit zo, myne geliefde Vrienden! blyft geene daad volftrekt zonder gevolgen; heeft elk kwaad bedryf kwaade gevolgen, en elk goed werk goede gevolgen ; ftrekken zich deeze gevolgen in 't oneindige uit; kunnen in de meeste gevallen deeze apch geene weggenomen worden; vergezellen, W  GEVOLGEN ONZER DAADEN. QI gy ons in de eeuwigheid, en bepaalen zy daar onzen toeftand: van hoe veel gewigt moet dan niet de geduurige overweeging van de gevolgen onzer daaden, welk een krachtig middel tot eenen deugdzaamen wandel moet dezelve dan niet weezen! Wenscht gy van. dit middel gebruik te maaken, 6 Gy! die naar deugd en gelukzaligheid ftreeft, zo laat u door de aanmerkingen, die wy thans voorgeftcld hebben, in uwen geheelen volgenden wandel beftuuren. Houd derhaïven geene daad, hoe gering en weinig betekenende zy Jchynen moge, voor voU flrekt onverfchiliig; noch inwendige noch uitwendige daad, noch de gedachten en begeerten, die gy in 't binnenfte uwer ziele voedt,, noch de woorden en werken, waardoor gy dezelve openbaart. Want niet ééne van deeze daaden blyft zonder gevolgen; elk kan en zal ü" en anderen meer of min voordeel of nadeel toebrengen. Elke gedachte, die in u opryst, kan u tot waarheid brengen , of tot dooling verleiden; elke een wortel van duizend andere waare of valfche, nuttige of fchadelyke gedachten worden. Elke begeerte, die in u ontftaat kan uwe neigingen eene beter of flegter richting; geeven, en u, wanneer de gelegenheid en ui-.. ter--  pi OVERWEEGING VAN DE terlyke omftandigheden gunftig zyn, roe goede of toe kwaade daaden aanfpooren. Elke getuigenis, welke gy de waarheid, de onfchuld, de deugd geeft of onttrekt, kan de zaak der waarheid, der onfchuld, der deugd bevorderen of verhinderen. Ieder , niet geheel ongewigtig gefprek, 't welk gy voert; kan voor uwe medgezellen leerzaam of aanftootlyk worden, kan goed zaad of vergiftig onkruid onder hen zaaien. Elke daad, die gy verricht, kan orde of wanorde, nut of fchade (lichten, genoegen of ongenoegen verwekken, een goed of een kwaad voorbeeld worden. Daarom houd geene van uwe daaden voor geheel onverfchillig. Waak over alle, doe , zo veel mogelyk , alles , wat gy kunt, met duidelyke zelfbewustheid, met nadenken, met overleg. Houd uw pligt, uwe verordening, uwe waardigheid, uwe betrekkingen tot God en de menfchen, altoos voor oogen ; dus zult gy, zonder angstvallige bekommeringen, even zo fpoedig als zeker, verkiezen , denken, fpreeken, doen 't geen recht en goed, en in elk geval het beste is. Beoordeel, derhalven , ten tweeden , elke daad, die gy voor hebt of doet, niet enkel naar 't geen zy tegenwoordig is , maar voornaame- lyk  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 93 ïyk naar de gevolgen, die zy kan en zal hebben. Vraag u zeiven derhalven, ais gy u tot eenige daad bepaalt, niet alleen: is zy aangenaam? maar ook: zal haare nagedachtenis my hiernamaals aangenaam weezen ? Niet alleen : is zy my voordeelig? maar ook: is het voordeel, dat zy my en anderen zal geeven, beflisfend en duurzaam? Niet alleen: is zy tegenwoordig nadeelig? heeft zy tegenwoordig ongemakken en verlies ten gevolge? maar ook: zal zy in 't toekomende nadeelig zyn ? zal zy dan verlies of gewin ten gevolge hebben? Niet alleen: in welk een verband ftaat zy met myne uitwendige welvaart? maar ook : welke uitwerkfels zal zy in opzigt tot myne inwendige volmaaktheid, op de rust van myn gemoed, op het geluk myner broederen hebben? Denk, leef, handel derhalven niet eeniglyk voor het tegenwoordige, maar ook voor het toekomende. Verlaag u nimmer door zinnelykheid en ligtvaardigheid tot de dieren des velds, die enkel het tegenwoordige befefFen, en enkel naar de indrukfelen , die het tegenwoordige op hen maakt, handelen en moeten handelen ; maar waardeer en gebruik de uitmuntendheid uwer natuur, volgens welke gy uwe gedachten tot in het toekomende uitftrekken, en hetzelve met het  $4 OVER-VVEEGING VAN DE het tegenwoordige en het voorledene verbinden kunt. Verricht niets, dat u in het volgende leven berouwen, dat aldaar u of anderen ongelukkig maaken zou, hoeveel bekoorlykheid hetzelve thans ook in uwe oogen mogt hebben. Laat niets na, waar van gy u en anderen in het volgende leven duurzaame vreugde en zaligheid belooven raoogt, hoe onaangenaam en moeilyk het u tegenwoordig ook toefchync. Zaai niets > dat u niet vroeg of kat eenen gezegenden oogst doet hoopen. Let daarenboven niet eeniglyk op de naaste > maar ook op de verstafgelege gevolgen uwer daaden. Bedenk altoos, dat zy in 't oneindige voortwerken, wanneer gy 'er in 't geheel geene blyken meer van bemerkt. Doet gy goed en fchynt het u voor 't tegenwoordige geheel vergeefs en vruchteloos te zyn, vertroost, bemoedig u dan met het vooruitzigt, dat het goede zaad, 't welk, gy ftrooit, misfchien lang achter blyven, misfchien eerst na eeuwen opkomen en vrucht draagen zal. Wordt gy tot het kwaade Verzocht, en belooft misfchien voor het tegenwoordige alles u gcheimblyving , llraffeloosheid, ongeftoordc genieting van het verboden vermaak, zo laat u de bedenking der nadaelige gevol-  GEVOLGEN ONZER DAADEN. 93 gevolgen daarvan affchrikken, die uwe kwaade ■daad ge wislyk, maar misfchien eerst in 'tvervolg, voor u en anderen zal hebben. Gy leeft, gy werkt immers niet voor eenige dagen of jaaren; gy leeft, gy werkt voor honderde, voor duizende van jaaren, voor de eeuwigheid; en indien gy dit bedenkt, hoe ligt zal 't dan niet vallen, het goede ook als dan te doen, wanneer het u thans geen zigtbaar voordeel toezegt, en het kwaade ook als dan te vlieden, wanneer het u thans nog zo veel gewin en genoegen belooft. Weeg, ten vierden, myn waarde Medechristen ! weeg de gevolgen van het goede en van het kwaade , tegen malkanderen op , wanneer gy een van beiden kiezen moet, en verkies en doe dat, 't welk u en anderen de grootfle, de duurzaamfie voordeden en genoegens verfchaffetf kan. Vergelyk het vlugtige, fchielyk voorbyftroomende vermaak, 't welk de kwaade daad u tegenwoordig verfchaft, met de langduurige kwelling, welke zy voor u bereidt; het oogenblik van den zondigen wellust met de jaaren van vergeefsch berouw, die eenmaal daarop volgen; de ongebondene vryheid, waarmede de dwaasbéid en ondeugd u thans tot zich lokken, met, de  $6 OVERWEEGING VAN DE de dienstbaarheid en flaaverny, in welke zy tl vroeg of laat zullen Horten; het onrechtvaardige voordeel, 't welk gy thans verkrygen kunt, met de pynigingen van het geweeten, die eenmaal deszelfs bezit voor u vergallen zouden. — Maar vergelyk ook aan den anderen kant de moeijelyke infpanning, waarmede gy thans misfchien uwen pligt volbrengt en naar de christelyke volmaaktheid ftreeft, met de blyde bewustheid van de getrouwe volbrenging uwer pligten en de genieting der volmaaktheid, die gy vroeg of laat zekerlyk bereiken zult. Vergelyk het geweld, 't welk gy u zeiven thans misfchien aandoen moet, om uwe hartstochten te bedwingen , met de vryheid, die gy daardoor verwerft, en de waardigheid, die dit u in uwe eigen oogen moet en zal geeven. Vergelyk dat, 't welk gy thans, misfchien niet zonder verlies en moeite, ten beste van anderen verdraagt en duldt en doet, met de veel grooter onheilen, waarvoor gy hen daardoor beveiligt, met de hulp, die gy hun bewyst, met het geluk, dat gy bevordert, met de vergeldingen, die gy daarvoor van God en uw hart in alle toekomende eeuwen moogt hoopen. Vergelyk den ftryd van weinige dagen of jaaren met de zegepraal der eeuwigheid, het Jyden van deezen tyd met  GEVOLGEN ONZER DAADEN. £7 met de heeilykheid der andere waereld, de korte fpoedig voorbygaande bezwaarnisfen van ■het tegenwoordige , met de bclooningen en vreugde van het toekomende leven. Laat, derhalven, eindelyk , dit toekomende ■betere leven en den invloed uwer tegenwoordige •daaden op het zelve u geduurig voor oogen zyn, Befchouw, beoordeel, verkies, verwerf,geniet, verdraag, lyd, doe, laat na alles uit aanmerking van den ftaat van vergelding, die op u wacht. Denk dikwyls: ieder voordeel, ieder vermaak, iedere vreugde, die ik tegenwoordig ten koste van mynen pligt koop, zullen hiernamaals verlies, onherftelbaar verlies, bronnen van ftnert en van droefheid voor my weezen. Ieder voordeel, ieder vermaak, iedere vreugde daarentegen, die ik tegenwoordig aan mynen pligt en de deugd opoffer, zullen hiernamaals gewin, eeuwigduurend gewin , bronnen van onophoudelyk vermaak en vreugde voor my weezen. AH' het goede , dat ik thans doen kan en niet doe, vermindert hier namaals de fomme myner gelukzaligheid. Hoe beter of hoe flegter hielde zaaijing is, des te heuchelyker of droeviger zal daar de inzameling zyn. Daarom wil ik H. Stuk. G goed  98 OVERW. VAN DE GEVOLGEN ONZER DAADEN. goed doen, en niet moede worden van goed te doen, want ten zynen tyde zal ik oogsten zon* der ophouden. Amen.  ZESTIENDE LEERREDE. REGELEN, TOT HET VERSTANDIGLYK BESTUUREN VAN ONZEWENSCHEN. Tekst : 'S I' REUKEN VAN SALOMO, Hoofdft. XI: vs. 23, De begeerte der rechtvaardigen is alleen het goede: maar de verwachting der godloozen is verbolgen» heid. of: ■De rechtvaardigen wenfchen alken het goede: maar de verwachting der godloozen is ydelheid. G a   6 od , ahveeterrde , alomtegenwoordige God! gy kent onze gedachten van verre, alle, zelfs onze geheimfte wenfehen zyne voor u niet verborgen, ö Mogten zy Hechts allen van zulk een'' aart zyn, dat gy ze met genadig welbehaagcn befchouwen, en als wenfehen , die met uwe wyze oogmerken overeenftemmen, vervullen kost! Maar hoe veele onverftandigè, dwaaze, ons zeiven vernederende,, u mishaagende wenfehen ftygen 'er misfchien ook niet uit onze harten en onze monden tot uwen troon, en geeven u blyken van onze zwakheid en zondige gefteldheid! En hoe ongelukkig zouden wy zyn, indien gy ze tot flraf onzer dwaasheid allen vervulde !' Neen , wy Hellen ze allen onder het befef van onze zwakheiden onweetendheid u ter beoordeeling voor ; aan uwen wil moeten zy alle ondergefchikt weezen Gy kent ons allen-veel beter, dan wy ons zeiven kennen, en bemint ons allen veel meer, dan wy ons zeiven beminnen. Gy kunt oneindig meer doen, en dóet oneindig meer, doet ons en allen uwen kinderen oneindig meer goeds, dan wy kunnen wenfehen en bevatten. Geef ons dan altoos, ö Gy, die zo gaarne geeft' „ geef ons altoos dat, 't welk uwe wyze., berntG 3, th*>  J02 REGELEN, TOT HET VERSTANDIGLYK hartige goedheid voor ons uitgekoozen en gefchikt heeft, offchoon wy u ook daarom niet mogten bidden, en weiger en onthoud ons alles, wat fchadelyk voor ons zou kunnen wcezen, alhoewel wy hetzelve ook nog zo hartelyk wenschten. Verfterk ons in deeze vroome gemoedsgeftalte door de leslcn der wyshcid, met wier overdenking wy ons thans zullen bezig houden. Laat dezelve onze verbetering en de rust van ons gemoed krachtiglyk bevorderen, en verhoor ons gebed door Jefus Christus, in wiens naam wy u verder aanfpreekcn : Onze Vader enz. Zo 'er ooit veel wenfehen in het mcnfchelyke hart opftygen, en zich onder menigerhandegedaante trachten te openbaaren of te verbergen; en zo ooit de wenfehen der menfchen opduizenderlei wyze tegen malkandercn iuloopen, en malkanderen tegenfpreeken en vernietigen' gefchiedt het gewislyk op zulke dagen als de tegenwoordige. Wie ziet niet, by den overgang van het eene jaar in het andere, ecnige oogenblikkcn op het voorledene te rug cn in het toekomende vooruit, en wenscht dan nier, dat.  BESÏUUREN VAN ONZE WENSCHEN. I03 dat het toekomende in menige opzigten anders mogt zyn, dan het voorledene geweest is? Wie ontmoet niet by zulke gelegenheden alle zyne vrienden met zegenwenfchen, en ontvangt weerkeerig van hun de uitdrukkingen van hun verlangen om om gelukkig te zien ? Maar hoe vcrfchillendc zyn echter niet deeze wenfehen! En hoe zeer verfchillende de bronnen, uit welke zy voortvloeien! Eenigen wenfehen zich zeiven en anderen onmogelyke en tegenfirydige, fommigen onrechtvaardige en nadcelige ; nog anderen wel geoorloofde en onfchuldige, maar echter op verre na niet de gewigtiglte en beste dingen toe. Hier hoort men wenfehen, die op waarheid , op wysheid , op hartelyke toegenegenheid gegrond zyn; daar andere, die vruchten der dooling, der dwaasheid, der ligt\jaardigheid, of der valschheid en geveinsdheid zyn. Hier vloeit de mond over van 't geen, waarvan het hart vervuld is; daar gevoelt het hart niets van 't geen, waarvan de mond overvloeit. De een laat geenen wensch in zich opkomen , waarover hy zich voor God of voor de menfchen zou behoeven te fchaamen: de ander voedt wenfehen in zyn b innende, die hy reden heeft om voor iedereen op het zorgvuldigfte te verbergen, en die hy zich menigmaal niet eens. G 4 vcv-  104 REGELEN, TOT HET VERS TANG IGLYSC vertrouwt voor zichzelvcn bloot te leggen. En, zodanig, myne aandachtige Toehoorers! is hes met de wenfehen van den mensch, niet alleen op znike dagen als de tegenwoordige, maar geduurende zyn geheel leven gelegen. Goede en kwaade, wyze cn dwaaze, edele of laage wenfehen vergezellen en vervolgen hem fteeds meer of min by elke fchrede zyner aardfche loopbaan. En deeze zelfde wenfehen kunnen ongemeen veel tot zyn geluk, of tot zyn ongeluk toebrengen, naar dat zy gefield zyn. Wie derhalven zich zeiven en zyn geluk lief heeft, myne geliefde Vrienden, van dien kunnen wenfehen, en voornaamelyk de zodanigen, die niet misfchien fnel in de ziel voorbygaan en voorts geen fpoor agterlaaten , maar die wy blyven voeden, op welke wy onze gedachten vestigen, die in onze ziel wortel fchietcn , gene onverfchillige zaaken wcezen. Hoe ligtelyk kunnen niet zulke wenfehen, wanneer zy het kwaade ten grondflag hebben , in hevige , onrustige-, ougeftuime begeerten, en deezen wederom in woedende driften ontaarten;in driften, uit welke enkel dood en verwoesting voortkomt. Neen-, voor den wyzen , voor den Christen , is elke wensch , die in hem opftygt , eene zaak die hem verbeteren of verergeren , die hem nuttig of  BESTUUREN YÜN ONZE WENSCHEN. I05 of nadeeling worden, die invloed kan hebben op zyne volmaaktheid en gelukzaligheid, waarop hy derhalven acht Haat, die hy volgens de regels der waarheid en der wysheid beoordeelt., cn waaromtrent hy zich zodanig gedraagt, als deeze voorfchriften vereifchen. En uit dit gezigtpunt , myne aandachtige Toehoorers ! wilde ik u, in dit uur, de menfehelyke wenfehen leeren befchouwen. Tot zulk een wys en christelyk gedrag in opzigt tot dezelven wilde ik u aanmoedigen en opleiden. Vergunt my u tot dat einde eenige regels voorteftellen, door middel van welke gy vermyden kunt, u door uw wenfehen te bezondigen en ongelukkig te maaken. Het waarneemen van deeze regelen zal u in den rang der rechtvaardigen plaatfen, wier uitmuntendheid de wyze Koning in onzen tekst aanpryst, wanneer hy zegt: De begeerte der rechtvaardigen is alleen ten goede : maar de ver* wachting der godloozen is verbolgenheid; of naauwkeuriger : De rechtvaardigen wenfehen alleen het goede: maar de verwachting der godloozen is ydelheid y hunne hoope wordt niet vervuld. Zullen u , myne aandachtige Toehoorers ! uwe wenfehen. niet: tot het kwaade vervoeren., G 5 noch.  106 REGELEN, TOT HET VERSTANDIGLYK noch ongelukkig maaken , kefluit dan dezelve in opzigt tot aardfche vergangldyke dingen, tot uiterlyke voorrechten en goederen, fteeds. binnen naamver paaien. Hoe minder gy van deeze foorc van dingen wenscht, hoe meer gy u daarby tot het noodzaakelyke en wezenlyke bepaalt, des te zekerer moogt gy u de vervulling uwer wenfehen belooven. Hoe verder zy zich daarentegen uitHrekken , hoe meer uiterlyke goederen en voorrechten zy begrypen, des te minder kunnen zy alle vervuld worden, des te meermaalen moeten u uwe verwachtingen te leur Hellen, des te meermaaien moet derhalven de rust van uw gemoed geftoord, en de genieting van dat, \ welk gy bezit , u bitter gemaakt worden. Want dezelfde zaakqn , dezelfde goederen en voorrechten , die gy wenscht te verkrygen,, wenfehen ook duizend anderen te verkrygen, cn hunne aanfpraak daarop is even zo eregrond of ongegrond als de uwe. En echter kunnen veele van deeze dingen Hechts eenen, veele Hechts weinigen, niet een kan allen in dezelfde maate ten deel vallen. Allen loopen hier naar het doel, maar Hechts een draagt den prys weg. In dit opzigt is 't met de uiterlyke , aardfche goederen en voordeden geheel anders, gelegen , dan met de gccsrcïykc en eeuwige. Efefi-  BESTUUREN VAN ONZE WENSCHEN. IO? Deeze kunnen van duizenden gezocht en van duizenden verkregen en genoten worden, zonder dat zy daardoor het geringde van hunne waarde verliezen, of dat een van alle d&arby eenig gemis lydt; geene integendeel ontleenen grootdeels haare waarde hiervan, dat zy flechts aan weinigen gemeen zyn. Wie naar deezen, naar wysheid , deugd , geestelyke inwendige volmaaktheid, naar de gemcenfehap met God en met Jefus Christus, ernftig verlangt en ftreeft, dien zal zyn wensch nooit geheel cn al mislukken; maar v/ic naar geene, naar rykdom, naar eer en magt, naar andere foorten van tydclyke voordeden , zyn verlangen uitftrekt , moet in de meeste gevallen te vergeefs daarnaar reikhalzen, en moet derhalve in de meeste gevallen juist door deeze wenfehen, die hy niet in toom weet te houden, ongelukkig worden. Een weedc regel, myne aandachtige Toehoorers ! volgens welken wy onze wenfehen hebben te heftuuren, is deeze: Wenscht niets onrechtvaardigs , niets onbillyks, niets, dat met de wetten der goede orde en der christelyke deugd flrydt, want zulke wenfehen mishaagen God, en nullen u vroeg of laat gewislyk befchaamen, 't zy dezelve vervuld worden of onvervuld blyven. Wilt  loS REGELEN, TOT HET VERSTANDÏGLÏK Wik gy derhalven dit voorfchrift der wysheiïi volgen , myn waarde Medechristen.! wensch dan niet, dat God u, die wel zyn kind, maai echter niet zyn geheel huisgezin zyt, zodanig zcgene, zodanig gelukkig maake, zodanig voortrekke, dat zyne overige kinderen daardoor benadeeld werden, of de goede orde en hetwelr zyn des geheelen huisgezin daaronder lyde. — Wensch niet, dat u zulke onderneemingen en werken welgelukken, die of openlyk het onderdrukken , het benadeelen van uwen naasten be» doelen, of althans met de regelen van recht en billykbeid en met de geboden van het Christendom niet zo wel overeenkomen, dat gy op dezelve als op goede werken voor God en de menfchen , of ook voor uw eigen geweeterj zoudt durven roem- draagen. — Wensch niet, dat uwe dwaasheden cn vergrypingen geene onaangenaame fchadclyke gevolgen mogen hebben, of dat gy de ftraf uwer zonden reeds in dit leven ten vollen ontgaan moogt, want dit zoa met de wetten der goede orde cn der rechtvaardigheid flryden, en zo min voor u als voor an? deren goed zyn ,. want zy en gy zelf moeten daardoor gewaarfchouwd cn van dergely» ke vergrypingen cn dwaasheden afgefchrikE worden. — Wensch einde.lyk. hun, die gy ijtfjy fchiea  BESTUUREN VAN ONZE WENSCIIEN. ÏO^ fchien beledigd hebt, of die, uwe mededingers naar eenig voordeel zyn, of u in het bejaagen uwer oogmerken belemmeringen in den weg leggen, of u op eenige andere wyze bepaalen en terughouden, vooral niets kwaads; want deeze wensch zou zeer onrechtvaardig, zou geenzins de wensch van een kind van God, onzen bermhartigen, verfchoonenden hemelfchen Vader, geenzing de wensch van een Christen, van eenen navolger van den zachtmoedigen en liefderyken Jefus, maar de wensch van een boos, wraakzuchtig mensch, de wensch van een flaaf zyner lusten en hartstochten weezen, dien het eeniglyk om de bevreediging zyner begeerten te doen is , welke ook de middelen daartoe zyn mogten. Zullen uwe wenfehen u niet ongelukkig maaken, myne aandachtige Toehoorers ! Wenscht dan, ten derden, niets, dat onmogelyk, niets, dat met de natuur en de orde der dingen flrydig is. Wenscht derhalven niet roozen zonder doornen te plukken, niet de eindpaal bereiken zonder den weg, die derwaards leidt, af te leggen, niet zonder wysheid en deugd gelukkig , niet zonder opmerkzaamheid en nadenken en ernst en moeite wys en deugdzaam te worden, want dac  IIO REGELEN, TOT KET VÈRSTANDIGLYK dat zyn oiimogelyke dingen. — Wenscht nïcl in eene veranderlyke waereld geen wisfelvalligheid van het geluk te ondervinden; niet een teder, aandoenlyk ligchaam te hebben, dat te gelyk onkwetsbaar was; niet onder menfchen te leeven , dien in 't geheel geene gebreken en zwakheden aanklceven ; niet kinderen te hebben, die reeds als-kinderen de bezadigdheid en de wyze ernsthafrigheid des ryperen ouderdoms aan den dag leggen; niet mét vrienden bevoorrecht te zyn, die zonder alle -eigen belang 'enkel voor u leeven, zich geheelyk- voor u opofferen, en die gy in gecnerlei opzigt zoudt behoeven te ontzien; niet van menfchen beheerscht en geregeerd te worden, die hunne magt nooit misbruiken en het oogmerk hunner regeering nooit zouden kunnen misfen. Want dit alles zyn onmogelyke,"- tegenflrydige dingen. Maar wenscht-'óök--niets, dat wel niet onmogelyk, maar Hechts onder- zekere voorwaarden cn op zekere wyze mogelyk is, indien gy u niet tevens aan deeze voorwaarden - en bepaalingen wilt onderwerpen. Wenschtderhalven niet enkel, een gedeelte van iets, dat niet te fcheiden is; niet aangenaamheden en voordeden Zonder de bezwaarnisfen en bepaalingen, die 'er onaffcheidelyk mede verbonden zyn ; niet op het  BESTUUREN VAN ONZE WENsCHEN. III tiet oogenblik.en in eens, 't geen wegens zyne natuur en de vastgeftelde inrichting der dingen Hechts langzamerhand en trapswyze verkreegcn kan worden. — Wenscht gy derhalven van God met kinderen gezegend te worden, dat u dan ook de zorgen, de. moeite, de bekommeringen, de bepaalingen uwer vryheid en uwer gezellige vermaaken niet verdrieten, die hun onderhoud, hunne opvoeding, hunne bevordering in de wae- reld noodzaakelyk tot gevolgen hebben. Wenscht gy wel opgevoede kinderen te hebben, die u tot eer en tot vreugde verflxekken, zo moogt gy niet begeeren, dat zy zulks zonder uw toedoen, zonder uwe zorgvuldigiïe , aanhoudendite poogingen worden, niet begeeren, vruchten re verzamelen ter plaatfe, daar gy niet gezaaid hebt, of fchoone, goede vruchten te verzamelen ter plaatfe, daar gy flechte zaaden geftrooid, of althans het onkruid vry en onverhinderd hebt- laaten opfchieten en wortelen. — Wenscht gy uwe bezittingen aanmerkelyk te vermeerderen, uwen handel of uw beroep uittebreiden en waarelyk bloeijend te maaken, -dan kunt gy niet te gelyk een volkomen geruste, zorgeloos verwyfde, weelderige levenswys wenfehen , en 'er u niet- over beklaagen, zo u menige onderneeming mislukt, menjg gevaar ver- rascht,  11& RÈGELEtf, TOT MER VERSTANDIGLYK 'tascht, menig verlies grieft, menige opeenfta» 'peling Van bezigheden u in verwarring brengt; want het eene en het andere hangt in de meeste gevallen onaffcheidbaar aan malkanderen. "Wenscht gy boven uwe medemenfchen uit te munten, hen in voorrechten cn verdienften te overtreffen , zo moet gy u niet verwonderen , wanneer gy van mededingers naar den prys gedrongen en gedrukt, van laaghartigen benyd , van hoogeren re rug geftooten, en van allen veel ftrenger dan andere menfchen beoordeeld wordt. — Wenscht gy gewigtige eerampten in den ftaat of in de kerk te bekleeden, dan moogt gy niet tevens wenfehen , onbepaalde meester van uwen tyd, van uwe vermogens , van uw doen en laaten te zyn; dan moet gy u alle bepaalingcn, allen dwang, alle llaaverny zelfs, die aan deeze eerampten vast zyn, laaten welgevallen. . Wenscht gy den zegen der vriend- fchap te genieten, lang te genieten", dan moogt gy niet verlangen, dat uwe vrienden zich eeniglyk en altoos naar uwen zin en wil fchikken , eeniglyk verdraagen en lyden en nooit handelen, eeniglyk geeven, en niets daarvoor weder ontvangen , u nooit door hunne gebreken en zwakheden lastig vallen, en u wel in alle hunne vreugde, maar nooit in hunnen druk doen dee-r len>.  ■3estuuren van onze wenschen. i i 3 /en. Wenscht gy in de kennis der waarheid vorderingen te maaken, de diepere gronden der 'weetenfchappen en kuniien uit te vorfchen en -als in haare verborgenheden ingewyd te worden, wederipreekt dan u zclven niet door te begecren, dat gy" terftond al het duistere verdryven , alle diepten peilen , alle hinderpaalen overflrygen, alle knoopen losmaaken, alle vraagftukken der wysbegeerte'beüisfen, en zonder veel moeite en arbeid de vruchten genieten mogt, die alleen de belooning van den moeilykllen arbeid, van de aanhoudendfte vlyt, van de voorzigtigfte vordering, cn van de gcduldigfte ftandvastigheid zyn en kunnen'wcezen. Wenscht gy, eindelyk, eenen hoogen ouderdom te bereiken, zo weest niet ongeduldig cn morrende, wanneer gy door deszeifs ongemakken en zwakheden gedrukt wordt, cn verlangt niet nevens de wysheid en eerwaardigheid van den ouderdom-, by deszeifs ryper en juister Oordeel, by deszeifs grooter gerustheid, te gelyk de opgehclderdheid en fterkte, de levendigheid en het vuur der jeugd te genieten, of, 't geen het zelfde is, te gelyk oud en echter ook jong, of niet oud te weezen. In't kort, wenscht gy in deeze en diergelyke gevallen het eene te hebben, zo onderwerpt u ook aan het andere. II. Stuk. H 't Zyn  134 REGELEN, TOT HET VERST AND IGLYK VZyn zaaken, die by malkanderen behooren, en die men of geheelyk en zo als zy zyn aanncemen, of waarop men geene aanfpraak moet maaken. Een vierde regel, naar welken wy onze wenfehen verftandiglyk hebben te beftuurcn, myne aandachtige Toehoorers ! is deeze : Wenscht nooit om aardfche goederen en voordeden zonder eenige bepaaling, nooit als dingen, die volftrekt tot uw geluk vereischt worden, om dat gy niet met zekerheid te vooren kunt weeten, of zy u wezenlyk nuttig en heilzaam zyn zouden. Hoe menig mensch, is eeniglyk daardoor, dat hy de vervulling zulker wenfehen gezien heeft , ongelukkig, veel ongelukkiger geworden, dan hy te vooren was, of meende te zyn ! Deeze, die als een vergeeten burger leefde, wenschte uit dezelve getrokken, in eenen uitgeftrekter, aanzienlyker kring van werken verplaatst, met zeker aanzien en luister bekleed te worden, en eene gewigtiger rol in de maatfehappy te fpeelen. Nu is hy uit de vergeetenheid, maar ook te gelyk uit zyne ruste getrokken, nu leeft hy en beweegt zich in eenen uitgeftrekter werkkreits , maar zyne bekwaamheden en krachten zyn niet te gelyk met den zeiven uitgebreid: nu zyn  - BESTUUR EN VAN ONZE WENSCHEN. 11$ #yn de oogen van veelen op hem gevestigd, maar piet allen befchouwen hem met toegenegenheid en goedkeuring; veelen, misfchien de meesten, zien hem met nydige, jaloerfche, verfmaadende oogen aan. En hoe veel onvergenoegder en ongelukkiger is hy nu niet geworden, dan hy voor deezen was. Een ander wenschte ryk te worden , om niet tot de eenvoudige , 011fchuldige geneugten der natuur en des ftillen huisfelyken levens bepaald te zyn , om zich meer te vertoonen, om in alle gezellige uitfpanningen en verlustigingen te mogen deelen, om kunst en natuur, nooddruften, gerieflykheden , eenvoudigheid en pracht met malkanderen te verbinden, en elke bron van verfynden wellust en uitgezocht vermaak rondom zich te openen, en uit dezelve zyn dorst naar geluk te ftillen. Nu heeft hy 'Zynen wensch bereikt, is ryk geworden ; heeft alle gezellige verlustigingen genooten , by herhaaling genooten ; heeft alle werktuigen en middelen van den wellust en der vreugde rondom zich vergaderd, en hunne uitwerkfelen , en hun genot op menigerhande wyze trachten te vermenigvuldigen: maar zyn dorst naar geluk is niet geftild; natuur en onfchuld hebben zich door gedruischmaakende, en door kunst verwekte verlustigingen, verfchrikt, H a verre  116 REGELEN, TOT HET VÊRSTANDIGLYK verre van hem verwyderd, de zuiverfte, huisfeïyke vermaaken zyn geheel verdweenen; en hy kan dikwyls, wanneer alles rondom hem ftil is, niet loogchenen, dat hy door het verwerven van zynen wensch veel meer verlooren dan gewonnen heeft. Een kinderlooze wenschte om kinderen , aan wien hy zyne goederen , zyne kundigheden, zyne deugden , zynen koophandel, zyne handteering, zyn goeden naam nalaaten, in welken hy na zynen dood nog leeven kon. Nu heeft hy kinderen; maar kinderen, die dat niet zyn en volbrengen , 't geen hy zich van hun beloofd had; kinderen, die zyn beroep verachten, zyne lesfen verwerpen , zyn voorbeeld niet volgen, zynen goeden naam bezwalken , zyn vermogen doorbrengen; kinderen derhalven , die hem zynen ouderdom nog veel bitterder en droeviger maaken, dan hy vreesde, dat dezelve in zynen kinderloozen ftaat voor hem zyn zou. En deeze fchets is de ge- fchiedenis van veelen, die eerst naar zekere aardfche goederen en voordeelen gereikhalsd, dezelveals noodzaakelyke onontbeerlyke gedeelten van hun geluk befchouwd hebben, en dan door de vervulling hunner wenfehen bedroogen, en veel ongelukkiger dan voorheen geworden zyn. Laat dan hun voorbeeld u tot eene waarfchou- wing  UESTUFREN: VAN ONZE WENSCHEN. lip wing dienen, myne geliefde Vrienden! Wenschi om geene goederen en voordeden van dien aart zonder bepaaling, laar uwe begeercen naar dezelve nooic zo hevig worden.. Onderwerpt veel eer, en die is een vyfde regel om ons hieromtrent wysfelyk te gedraagen, onderwerpt veeleer alle uwe wenfehen aan den wil van God. Ja, myne geliefde. Broeders in Christus ! leg eiken wensch, die in uwe harten opklimt, bloot voor uwen Vader, die in de hemelen is. Proef denzelven voor zyn aangezigt, en laat aan zyne wyze goedheid bevolen, of en op welk eene wyze dezelve vervuld moet worden of niet. Durft gy hem niet voor den troon van uwen God en Vader brengen; zo is dat bewys genoeg, dat hy dwaas en kwaad is; en verwerp en onderdruk hem dan zo fpoedig en zo volkomen als gy maar ecnigzins kunt. Maar in dien hy deeze proef doorrtaat; indien gy u over uwen wensch voor den Alweetenden en Alomtegenwoordige;! met behoeft te fchaamen : verbindt ■ hem dan toch altoos met. de niet min waare dan vroorne gedachte, dat de Alwyze alleen uwe behoeften en uwe verordening, en 't geen uwe behoeften best vervult, en u zekerst tot uwe verordening brengen kan, volkomenlyk kent; dat hy alleen, den famenhang van alle dingen , en derhalven H. 3 ook  Il8 REGELEN, TOT HET VERST ANDIGLYK ook van uwe lotgevallen overziet; en dat derhalven hy alleen weet, wat in alle opzigten en in alle tyden nuttig en goed voor u is. Zyn wil moet derhalven altoos de uwe, en alle uwe wenfehen moeten aan denzelven volkomen ondergefchikt weezen. Wenscht gy flechts met al den ernst uwer ziel, den wil van God te doen, en Gode te behaagen, in deezen ftaat van oefening en opvoeding waarlyk wys en deugdzaam en vroom, en daardoor voor eenen verhevener zaliger ftaat in de toekomende waereld fteeds gefchikter te worden; wensch dit aan u' en allen, die u lief zyn, en dien gy genegen zyt; en volbreng dan van uwen kant en in uwen ftand alles, wat de vervulling van deeze wenfehen bevorderen kan; en doe het met eene aanhoudende, ftandvastiae getrouwheid: en uwe wenfehen zullen u ftrafbaar noch ongelukkig maaken ; gy zult nooit vruchtclooze wenfehen doen; ja uwe wenfehen zullen altoos te volkomener vervuld worden, hoe vuurigcr zy zyn, en met hoe grooter gerustheid en vertrouwen gy doet, 't geen zy u beveelen te doen. Vergeet , eindelyk , om het wenfehen naar dat, 't welk gy niet hebt, toch niet het gebruiken en genieten van dat, welk gy reeds hebt.. Dit,  BESTUUREN VAN ONZE WENSCHEN. H? Dit, myne geliefde Vrienden; is een maar al te gewoone misflag der menfchen, eene maar al te vruchtbaare bron van hunne ellende of van hun gebrek aan geluk. Zy Hellen het gebruiken en genieten hunner bekwaamheden en vermogens , hunner goederen , hunner voorrechten r hunner rechten op vermaak en vreugde, hunner drangredenen en middelen tot een vergenoegd en vrolyk leven, geduurig verder uit, en willen zich van deeze dingen niet eerder voor zich en anderen bedienen, voor dat zy nog meer bekwaamheden en vermogens , nog meer goederen , nog meer voorrechten , nog meer gelegenden tot vermaak en vreugde, nog meer drangredenen en middelen tot vergenoegdheid vergaderd en verworven hebben.. De een wenscht eerst den kring van zyn verftand en kundigheden zo veel of zo veel uittebreiden, voor dat hy dezelve tot welzynvan zyne onweetende , of althans minder dan hy onderrechte broederen aanwendt; een ander zou gaarne zynen rykdom , en zynen uiterlyken welvaart eerst tot zekeren trap toe vermeerderen , voordat hy zich de geoorloofde geryflykheden en aangenaamheden des levens vergunt ; een derde ziet met ongeduldig verlangen eenen eenigzins verhevener ftand, eenen grooter werkkring te gemoet, om dan in eens alle zyne H % krach-  120 REGELEN, TOT HET VERSTANDIGLYK krachten aan den dag te leggen en zeer veel: goeds uit te werken; een vierde begeert Hechts eerst zyne kinderen groot te brengen en hen in voordeelige omflandigheden cn verbindtenisfen te zien, en dan wil hy een blymoedig genot van zyn leven maaken en eenen genisten ouderdom genieten; nog een ander verlangt Hechts naar gunftiger omftandigheden, naar betere ty? den en menfchen, om de waereld de diensten te bewyzen, die hy haar gelooft verfchuldigd te zyn, cn die hy haar wel reeds thans, maar misfchien niet met het vooruitzigt van het beste gevolg,zou kunnen bewyzen. En zo zyn en leeven en beweegen zich de meeste menfchen, van onrustige wenfehen vervolgd,. veel meer in den toekomenden dan in den tegenwoordigen tyd, veel meer in eene enkel mogelyke dan in de daadelyke waereld; genieten Hechts in de verwachting, 't geen zy inderdaad en in waarheid genieten konden en doen Hechts in voorneemen, 't geen zy in Haat waren werkclyk te doen. Maar zo gy nu , ö Mensch! deeze wenfehen niet verkrygen, zo gy dcezcu toekomenden tyd niet beleevcn, zo deeze mogelyke waereld nimmer daadelyk, uwe verwachting nimmer vervuld, uw voorneemen nimmer uitgevoerd mogt worden: hoe veel had gy dan niet in alle deeze op,-  BESTUUREN VAN ONZE WENSCHEN. 12 i opzigten verlooren! Hoe zeer u zeiven bedroogen! Hoe veel goeds niet gedaan en hoe veel goeds niet genooten, dat gy had kunnen doen en genieten, indien ydele wenfehen minder invloed op u gehad ^hadden! Neen , geeft den droom niet langer boven de waarheid, het enkel mogelyke niet boven het daadelyke voorkeus! Gebruik uwe bekwaamheden en krachten, zo bepaald zy ook zyn mogen, en wacht niet op eene vermeerdering van dezelve , die gy misfchien te vergeefs verwachten zoudt. Geniet het goede, dat God u geeft, met eene wyze , Christelyke maatigheid , en wees niet zo lang ondankbaar tegen hem en vyandig tegen u zeiven, tot dat hy u nog meer goeds gegeeven zal hebben. Verheug u thans in onfchuld in uw leven, door het beste edelfte gebruik daar van te maaken, thans, terwyl gy weet en gevoelt , dat gy leeft; en maak toch geen ftaat op dagen en jaaren, die gy mogelyk nooit zult bcleeven. Bewys der menfehelykc maatfehappy tegenwoordig de diensten, die gy haar bewyzen kunt, zo gering zy ook zyn mogen, en verzuim toch niet het geringfte goed, 't welk gy zekcrlyk doen kunt, zo gy flechts wilt, om het grootere, 't welk gy misfchien nooit zult kunnen doen, hoe hartelyk gy het ook moogt wenfehen. Werk H 5 ia  BESTUUREN VAN ONZE WENSCHEN. 125 hier op aarde bereikten, en na dit leven niets te hoopen noch te vreezen hadden, ja, dan zou ik u die dingen als de hoofdfora uwer gelukzaligheid zonder voorwaarde en onbepaald toewenfchen. Maar nu, daar ik u als redelyke, zedelyke, onfterflyke fchepfels, als Christenen eer, die tot eene verhevener volmaaktheid geroepen zyn: nu kan ik u van die dingen Hechts dat geen toewenfchen, waarvan God, de Alweetende en Algoede, weet, dat hy wezenlyk heilzaam en nuttig voor u is. Hy, de alleen wyze, die de Vader van ons allen is, hy fchenke u derhalven zo veel gezondheid en fterkte, zo veel rykdom, zo veel aanzien en eer, zo veel vordering in uwe beroepen, zo veele en zo geruste en vrolyke leevensdagen, als niet alleen uwe tegenwoordige , maar ook uwe toekomende gelukzaligheid, niet alleen uwen uitcrlyken welftand, maar ook uwe inwendige geestlyke volmaaktheid bevorderen kan; zo veel, als gy eenmaal zeiven voor het beste deel erkennen zult, wanneer u de famenhang uwer lotgevallen in een helderer licht vertoond zal worden. Maar dat, 't welk ik u allen, zonder bezorgdheid voor dwaaling cn naberouw, zonder eenigc voorwaarde en bepaaling, en met een geregen  124 REG- » T0T HET VERS. BES. VAN ONZE EN?* gen hart en blymoedig vertrouwen toewensch is wysheid en deugd en vroomheid; is vreugde in God en vertrouwen op God; is een rein hart en een onbevlekt geweeten; is lust en vermogen tot goed en weldoen; is het vrolyke vooruitzigt en de geruste verwachting van een beter eeuwig leven, is vergenoegdzaamheid met alles, wat God wil, en een verilandig gebruik van alles, wat hy ons geeft, en eene gehoorzaams opoffering, van alles, wat hy weder van ons vordert: in 't kort, 't zyn waare, blyvende „ eeuwigduurende goederen, voorrechten en zaligheden , wier vruchten wy nog in het graf en aan de andere zyde van het graf iuoogflen, door wier genot wy hier en hier namaals fleeds Gode welbehaagelyker, fleeds volmaakter en gelukkiger kunnen worden. Deeze goederen, deeze voorrechten en zaligheden, fchenke de bermhartige, gocdertierene hemelfche Vader, die zo gaarne zegent en weldoet, u , myne geliefde. Vrienden! en allen, wier welzyn u ter harten gaat, in eene fleeds rykere maate, en leere ons allen dezelve fteeds beter gebruiken en fteeds volkomener genieten! Zo kanen zal hetugewislyk nooit aan eenig wezcnlyk goed ontbreeken , zo kunnen en zullen wy onze verordening gewislyk bereiken en gelukkig zyn en fteeds gelukkiger worden! Amen. ZE-  134 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN ruche moordenaar, gevangen zat; dat de dag, op welken Jefus gekruist wierd, juist de rustdag, of de dag der voorbereiding tot het Paaschfeest was ; dat de overheden des Joodfchen Volks uit dien hoofde niet binnen het paleis van den heidenfehen Rechter willen trecden; dat de overrok van Jefus zonder naad, uit een fttik geweeven was; dat de Soldaaten om'dezelve geloot hadden; dat by het kruis van Jefus Honden zyne moeder, cn zyner moeders zuster, Maria, de vrouw van Kleopas,en Maria Magdalena, cn de Apostel, dien Jefus byzonderlyk liefhad, dat de Jooucn wegens de heiligheid des dags, Pilatus gebeden hadden, het ligchaam niet aan het kruis hangen te lactcn; dat de zyde van Jefus met eene fpiets geopend was geworden, cn dat 'er bloed en water uit liepen; dat Jofcnh van Arimathca, een raadsheer, Pilatus om het ligchaam van Jefus verzocht, en het zelve met hulp van Nikodemus naar de wyze der Jooden gebalzemd en in een nieuw, in een rots uito-e- fc> houwen graf gelegd had, waarin nog niemand gelegd was. — Alle deeze en menigvuldige andere foortgelyke kleine omflandigheden zetten de lydensgefchiedenis van Jefus Christus de grootfle geloofwaardigheid by, en laaten geenen twyfcl over, dat haare fchryvers wezenlyk ten  r,Y ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 135 ten dien tyde geleefd, en dat deel in deeze gebeurdtenisfen gehad hebben, 't welk hun wordt toegefchreeven, Zy verpiaatfen ons midden onder de werkende perfoonen ; zy befchryven deeze perfoonen, de tyden , de plaatfen , de omitandigheden naauwkeurig , maar nogthans zo beknopt en in zeker opzigt zo nalaatig, gelyk men menfchen en dingen befchryft, die nog in wezen zyn, en die iedereen kent. Zy laaten ons alles, wat 'er omgaat, zeken zien en hooren, en zoeken niets te verbergen en niets in ' een voordeeligcr licht te plaatfen; in 't kort,, zy gaan te werk, gelyk lieden te werk gaan, dien het eeniglyk om de waarheid te doen is. Doch dit is het niet alles. Men ontdekt verder in hun verhaal van her lyden en den dood van Jefus de grootde oprechtheid en openhartigheid; het gerustde, zekerde vertrouwen op de goedheid hunner zaak, en op de onloogchcnbaare waarheid hunner verklaaringen; de edelde onbezorgdheid wegensfchynbaarc tcgendrydigheden en vermocdelyke ergernis. Geene aanmerkingen tot ontfchuldiging van hunne eigen misdagen cn vergrypingen:. geene aanmerkingen ter weerlegging der be~' fchuldigingcu tegen Jefus ingebragt: geene aanI 4 mcr-  13 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN dit alles. En wie noodzaakte hen dan zodanig te handelen? Verfcheiden van deeze misdagen en vergrypingen waren immers aan hun alleen , anderen dechts aan weinige perfoonen bekend, en allen zouden binnen korten tyd in de vergetenheid zyn geraakt. Waarelyk, niets dan hunne natuurelyke, onoverwinnelyke liefde tot waarheid , niets dan hunne eigene; braafheid en openhartigheid, en de bewustheid van den hoogeren byftand, dien zy genoten, en der magtigc befcherming der Godheid, waarin zy zich voor hunne zaak verheugen mogten, kon hen beweegen , om op dien toon van zichzelven te fchryven, en zich daardoor aan het gevaar van zulk een vermoeden bloot te Hellen. Verder: Geene aanmerkingen ter wederlegging der be/chuldigingen, die tegen Jefus voor zynen regtcr door het volk en deszeifs opperhoofden wier den ingebragt! En hoe gewigtig waren niet deeze befchüldigingen ! Jefus wierd befchuldigd, dat hy den keizer gehoorzaamheid geweigerd, dat hy het volk tot oproer aangezet, dat hy zich tot koning opgeworpen, dat hy verachtelyk van den tempel gefprooken, dat hy God ge-  BV ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 1$$ gelasterd had. Welke befchuldigingen ! Hoe veel hadden niet de Euangelisten tot wederlegging van dezelve zeggen; hoe veel hadden zy niet van het zachtmoedige, nienschlievende, weldaadige, wyze cn voorzigtige gedrag van Jefus, van zyne geftrenge en heilige zedeleer, van zyne vermaaningen tot dcmoedigheid , tot zachtmoedigheid, tot geduld, tot liefde jegens vyanden zeggen; hoe veel trekken uit zyn charakter en uit zynen wandel hadden zy niet kunnen bybrengen, die met alle deeze befchuldigingen openlyk ftreedeh en haar geheel cn al deeden vervallen? Welke eene gelegenheid hadden zy niet, om de nydighcid, dc yverzucht, de boosheid der Schriftgeleerden en Pharizeën, de geveinsdheid en hecrschzucht der ovcrflen des Joodfchen volks in het haatlykfte licht re plaatfen, en wraak te roepen over deeze aanklaagers en lasteraars der onfchuld, over deeze moordenaars van den grootften weldoener hunner natie? Welk eene gelegenheid om het onbetaamelyke, het tegenftrydige, het eigendunkelyke, het oproerige hunner gantfche handelwyze met Jefus bloot te leggen , en daaruit hunne kwaade oogmerken te bewyzen ? De Euangelisten doen niets van dit alles. Zy verhaalen alle ècQZQ befchuldigingen, alle deeze kunstgroepen der  EY ZYN LYDEN EN DOOD» ENZ. t£i voor eenen Leeraar, van God gezonden, voor den Verlosfer Israëls, voor den aan de Vaderen beloofden en van zyne tydgenooten zo vuuriglyk verwachten Mesfias uitgaf, deezen man door zyne eigene natie, die .zulke groote verwachtingen voedde, verworpen, door haare hoofden en Voorftanders, door haare Wetgeleerden aangeklaagd, van de grootfte euveldaaden befchuldigd, en als eenen bedrieger, als eenen vyand van God en zyne wetten veroordeeld en gekruisfigd te zien, welke nadeelige indrukfelen moest dit niet op de aanfehouwers en op alle de zulken maaken , die' deeze gefchiedenis naderhand leezen zouden? Hoe verbysterde deeze uitkomst niet zelfs in 't begin zyne leerlingen en hoogachters, en hoe ligtelyk konden zy niet uit hunne eigen bevinding het uitwerkfel afleiden, 't welk zy by anderen moest voortbrengen ? Ên waarom bevlytigcn zy zich dan niet, om deeze nadeelige gevolgen voor te komen ? Konden zy niet het verhevene charakter, 't welk Jefus in zyn lyden en by zynen dood, betoond en onveranderlyk gehandhaafd had, in een duidelyk licht plaatfen ? •Niet zyne llille, verwonderenswaardige grootheid aan pryzen ? Niet de voordeeligfte gevolgtrekkingen voor hem en zyne zaak uit de woiiderbaare gebeurdtenisfen afleiden, die by en na zynen  *4fc GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN zynen dood voorvielen?Niet aantoonen,hoe hemel en aarde, hoe de gantfche natuur, hoe God zelf den onfchuldig ftervenden Jefus getuigenis gegeeven ? Niet aanmerken, hoe dikwyls dat de wysften en besten onder de menfchen, de grootfïe weldoeners hunner broederen, foortgelyk lot ondervonden hebben? De Euangelisten doen niets van dit alles. Zy zeggen ons wel, hoedanig Jefus zich by de verfchillende bedryven zyns lydcns gedraagen , waar hy gezwecgen , waar hy gefproken , welke gevoelens jegens God cd de menfchen hy aan den dag gelegd hebbc. Zy verhaalen ons, welke buitengewoone dingen in het uur zyns doods gebeurd, en welke indrukfelen dezelve op eenige aanfehouwers gemaakt hebben. Maar zy mengen 'er geene beoordeelingen daarvan in; trekken 'er geene beiluiten uit; zoeken niet den leezer voor iets in te nee'men, of voor iets te waarfchouwen; zy verhaalen alles, 't zy het tot hun oogmerken gunstig of ongünffig ichyne te weezen; en blyven onder hun verhaal altoos bedaard en onpartydig, altoos onbekommerd wegens de gevolgen. Wat is de reden hier van ? Zy wisten, dat, niettegenilaandeal den aanfloot,al de ergernis, het Euangelie voor de geenen, die gelooven, eene kracht Gods en wysheid Gods is. Zy waren van de opftanding van  BV ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 143»' van Jefus Christus op het zekerfte overtuigd. Dit had hun alic ergernis aan zyn lyden en dood benomen; en de verkondiging \ van zyn vernieuwd leven en van zyne heerlykheid, die van tekenen en wonderen vergezeld ging, moest ook by anderen dezelfde uitwerking voortbrengen. . Nu nog eenige aanmerkingen, myne aandachtige Toehoorers! over het gedrag der Apostelen van Jefus, Christus by en na zyn dyden en dood. Een gedrag,.'t welk hen niet alleen boven alle verdenking van bedrog en boosheid verheft, maar ook niet verklaard kan wordqn, ten zy wy met hun Jefus voor eenen Goddelyken Afgezant in den volkoménften zin erkennen. Waren zy enkel leerlingen van eenen wysgeer geweest, die met hem en onder • malkanderen afgefproken •hadden, den menfchen,zekere nuttige leeringen voor te ftellen, en deeze leeringen door kunftige verdichtfelen van de hoogere afkomst en de byzondere lotgevallen van hunnen leermeester te onderfteunen, zy zouden zich by deeze voorvallen geheel anders gedraagen, of dezelve geheel anders befchreeven en verhaald hebben. Zy handelen by deeze gebeurdtenisfen in 't geheel niet naar een van te vooren beraamd ont- * i werp,  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 151 Vaardigheid van alle berichtten , van alle gefchiedfchryvcrs beoordeeld. Waar men zulk eene natuurelyke eenvoudigheid in 't verhaalen , zulk eene oprechtheid en openhartigheid, zufk eme onpartydigheid, zulk een rustige voortgang van 't verhaal, niet geftoord door bekommeringen wegens de gevolgen waarneemt, daar kan men zich niet onthouden van uit te roepen: Hier is waarheid! Hier is natuur! Dit is de taal van den eerlyken man! Dit is de ftem der braafheid! Zo (preekt de geloofwaardige getuige, die van zyn ft.uk verzekerd is! — En waar toch is het gefchrift, de gefchiedenis, in welke deeze kenmerken van geloofwaardigheid mcnigvuldiger, .openlyker, duidelykcr zouden zyn, dan in de fchriften der Euangelisten, dan in hunne ■berichten van het lyden en den dood van Jefus Christus ? Waarom zouden dan deeze kenmerken alleen hier niet gelden, alleen hier verloochend, worden? Zou dit niet partydigheid van onzen kant, zou het niet een gemoed verraaden, dat 'er reeds tegen vooringenomenen was? Zou het niet eene eigenzinnige of zonderlinge en bedorvene denkwyze vooronderftellen, die zich niet met de natuurelykfte, voor de zaak best gepaste bewyzen vergenoegen wil, maar andere verlangt, die zeldzaamer en uit dieper, voor flechts K 4 weL  t52 GEDRAG VAN JESUS APOSTELEN weinige menfchen bevadyke gronden gehaald waren ? ó Mytife geliefde Medechristenen, verloochent de taai der natuur, der eenvoudigheid, der braafheid; verloochent de ftem der waarheid niet. Beoordeelt dezelve niet naar dea toon, die thans in de waereld of in boeken heèrscht, maar naar de gefteldheid cn de behoeften der tyden .en der menfchen, toen zy door Jefus en zyne gezanten fprak. Zoekt toch fomwylen de eenzaamheid , om haar dan zonder alle afzwerving met een gerust gemoed gehoor te geeven. Opent haar dan uw hart, geeft acht op de indrukfels, die zy op het zelve maaken, op de gewaarwordingen, die zy inu verwekken zal; z'.et op dit onderwys der waarheid, of deeze gewaarwordingen niet met uwe natuur cn uwe behoeften overeenkomen , of zy niet goed, edel, gerustfteïlende zyn, of zy niet liefde tot God en tot de menfchen in u verwekken, of zy niet uwen geest verhoogen, uw hart verwyden, en u met uitzïgten en verwachtingen verheugen, die den wysten, goederticrenften Schepper, en den redelyken cn voor zo groot eene volmaaktheid gefchikten mensch waardig zyn. En indien gy het zodanig bevindt, ó houdt dan deeze ' waarheid vast: zy is van God; dit bewyzen de uitwerkfels , die zy in u voortbrengt , cn de bron 3  BY ZYN LYDEN EN DOOD, ENZ. 153 bron, waaruit gy ze gefchept hebt. Zy is van God; want zy maakt u wyzer en beter cn gelukkiger. Zy kan u niet doen dwaalen; volgt haargerustlyk , gehoorzaamt alle haare voorfchriften zonder bedenking en zonder, uitzondering. Gy zult haare 'ftem fteeds beter kennen, haare 'bevelen fteeds meer eerbiedigen, u aan haar geleide fteeds met meer vertrouwen leercn ovcrgeeven. En zo zal zy u door al de doolhoven deezes levens veilig geleiden; zy zal u tot Jefus Christus, die haar verkondigde, en tot God, de Bron van alle licht, van alle waarheid en alle gelukzaligheid, brengen. Amen, K 5 ACHT-    ó die hemel en aarde met eene onbe¬ grensde magt en wysheid regeert, en oneindig verheven zyt boven alles, wat wy kunnen denken, u eerbiedigen wy in den diepflen ootmoed als onzen Schepper en Heere, den Schepper en Heer der gantfche waereld. U aanbidden wy als onzen Vader en Weldoener. U danken wy met vereenigde harten voor alle gcestelyke en ligchaamelyke zegeningen en voordcelen, die wy bezitten, voor al het licht, dat ons verlicht, voor al den troost, die ons verkwikt, voor alle de hoop, die ons" bezielt, "ó God, wat hebt gy niet al aan ons onwaardigen gedaan, om ons dit licht, deezen troost, deeze hoop te Verfchaffen! Welke bewyzen uwer meer dan vaderlyke voorzorg en liefde hebt gy ons daardoor niet gcgeeven ! Gy hebt uwen Zoon, uwen Geliefden , tot ons best in de waereld gezonden, en hem voor ons ia den dood overgegeeven; gy hebt ons in hem den volmaaktften Leeraar en Zaligmaakcr gefchonken, ons door hem van uwe genade verzekerd, ons wegens onze verordeningen, wegens onze pligten onderweezen, en ons den weg ter hoogde gelukzaligheid gebaand, en wy bezitten genoegzaame gronden om in deeze zo genaderyke openbaaring van uwen wil vol-  I58 JESUS LYDENSGESCIIIEDENIS volkomenlyk te berusten. Dank, eeuwige dank, zy u, den Vader der genade en bermhartigheid, daar voor toegebragt! Ach! laat ons toch deeze kostbaare gefchenken uwer Goedheid altoos houden voor 't geen zy zyn; leer ze ons allen op behoorlyken prys fchatten en waardiglyk gebruiken. Geef, dat wy u en Jefus Christus, dien gy gezonden hebt, fteeds beter kennen en fteeds waardiger leeren verheerlyken, opdat ons geloof in hem en zyne Goddelyke leer fteeds vaster , onze gehoorzaamheid aan zyne geboden fteeds gewilliger en blymoediger, en ons vertrouwen op zyne beloften fteeds volkomener worde. Zegen, ter bevordering deezer einden, de overdenkingen, die wy thans zullen voordraagen. Laat dezelve ons verlichten en van de waarheid overtuigen, en laat deeze overtuiging duurzaam zyn en vruchtbaar in goede werken. Wy bidden u hierom in den naam van Jefus Christus, uwen Zoon, die ons geleerd heeft u. aan te fprecken, als: Onze Vader enz. Onze Heiland kondigt in onzen tekst zynen leerlingen zyn op handen zynde lyden en fterven aan. Hy fpreekt 'er omftandig cn met yolkome- ne  EEN BEWYS ZYNER GODLYKE ZENDING. 1$} ne zekerheid van, als van eene zaak, die hem in alle haare byzonderheden wel bekend was, en die ten beflcmden tyde zonder uitblyven volgen zou. Deeze voorfpelling van zyn lyden * welke hy, gelyk wy uit de Euangelifche gefchiedenis weeten , verfcheidene reizen herhaald heeft, vertoont ons zyn cbarakter van eene zeer eerbiedenswaardige zyde. Offchoon men daaruit ook niet wilde befluiten, dat hy zyn naderend lot als profeet door Goddelyke openbaaring voorweeten hebbe, 't geen echter uit hoofde van zyne zo ommmdige voorafgaande aanduidingen des aangaande, van welke de vervulling van zo veele vrye daaden der menfchen afhing, hoogstwaarfchynlyk wordt, men kan echter zekerlyk zyne oprechtheid en braafheid in dit gedrag niet ontkennen. Hy vleit zyne aanliangers met geene ydele hoop. Hy zoekt hen niet door beloften van voordeden, die met hunne wenfehen overeenkwamen, in te neeraen of in zyn belang te houden. Hy maakt hun veel eer zaaken bekend, die rechtsreeks met alle hunne tot nog toe gekoesterde verwachtingen ftrydigzyn, die alle de aangenaame vooruitzigten op waereldlyke grootheid en magt, waarmede zy zich zo dikwyls geltreeld hadden, in eens vernietigien, en die noodzaakelyk hun geloof in hem en. zyne  een bewys zyner godeyke zending. l6l zinnelyk en aardsch is, verheft, en eeniglyk op het onzienlyke en eeuwige ziet; van een perfoon, die zich van zulke oogmerken bewust, en tot zulk een werk verordend is, tot wier bevordering geene vlcefchelyke aardfche fchrander heid vereischt wordt, ön die niettegenftaande alle gevreesde ergernis nogthans bereikt en uitgevoerd zullen worden, om dat het oogmerken en werken van God zyn, die zelfs uit de duisternis licht weet voort te brengen,en door middelen, die zwak en ongenoegzaam fchynen te weezen, den raad zyner wysheid te volvoeren ? — — Doch, de bedoeling myner tegenwoordige leerrede is niet, om by deeze voorafgaande aankondigingen, als voorzeggingen befchouwd, ftil te {taan. Onze tekstwoorden , myne aandachtige Toehoorers! heb ik u niet zo zeer als eene voorafgaande aankondiging van het aanftaande lyden en nerven van Jefus Christus, als wel voornaamelyk als een kortbegrip der gefchiedenis daarvan voorgeleezen, ten einde het charakter van onzen Heiland uit deeze gefchiedenis te leeren kennen, en ons in het geloof aan zyne Goddelyke zending te yerfterken. Ik befchouw de gefchiedenis van zyn lyden en ftcrven als een krachtig bewys zyner Goddelyke zending en der hcmelfche afkomst zyner leere. Zy doet my II. Stuk. L hera  IÓ2 JESUS LYDENSGESCHIEDENIS hem als den Afgezant, den Zoon van God, eerbiedigen, en overtuigt my, dat hy werkelyk de geen geweest is, voor welken hy zich uit' gaf. Mogelyk ben ik onder den Goddelyken byftand en zegen zo gelukkig, van u die zaak in hetzelfde licht voor te ftellen, waarin zy zich aan my vertoont. Volgt my des te opmerkzaamer in deeze befchouwingen, hoe veel te meer 'er u aan gelegen moet leggen, om uw geloof op vaste grondflagen te vestigen. Wy hebben u onlangs by eene andere gelegenheid gezegd, myne Vrienden! dat wy, indien wy eene redelyke en vaste overtuiging van de waarheid van den Christelyken Godsdienst wenfehen te bezitten, de hoofdzaak in het oog moeten houden , en dat wy ons in dit opzigt volkomenlyk gerustftellen kunnen, zo dra wy voldoende gronden hebben van ons overtuigd te houden, dat Jefus, de Stichter van den Christelyken Godsdienst, noch anderen uit onzuivere oogmerken heeft zoeken te misleiden, noch zelf een bedrogene of een geestdryver, noch ook eeniglyk een weldenkend en welmeenend maar niet van God gezonden Wryze geweest is. Deeze gronden vind ik onder anderen in de gefchiedenis van zyn lyden en ilerven. Zy levert my  EEN BEWYS ZYNER GODLYKE ZENDING. l6"3 ïny de fterkfte bewyzen zyner braafheid, de fterkfte bewyzen zyner bedaarde, geruste en wyze gemoedsgefteldheid, de fterkfte bewyzen van zyn meer dan menfchelyk verftand, van zyne Goddelyke zending op. Laaten wy, tn de eerfle plaats, de bewyzen van zyne braafheid nafpooren. 't Is naauwelyks noodig, myne aandachtige Toehoorers! dit bewys by te brengen, zo duidelyk ftraalt hetzelve eiken nadenkenden mensch in de oogen. Werd Jefus tot zyn lyden en dood niet gedwongen; heeft hy hetzelve vrywillig ondergaan, en heefc hy geduurende hetzelve het charakter gehandhaafd, 't welk hy voorheen had aangenomen: dan moet alle vermoeden van bedrog, alle vermoeden van aardfche en waereldlyke bedoelingen ten zynen opzigt vervallen. Zou een bedrieger, of iemand, die onder den dekmantel van den godsdienst rykdommen, of eer, of magt en gezach, of zinnelyk vermaak zocht, zich buiten noodzaaklykheid in de handen zyner haaters en vervolgers, aan het fmertelykfte cn fmaadelykfte lyden en dood overgeeven? Zal hy als een middel ter bevestiging zyner leugens verkiezen , 't geen hem voor altoos van alle hoop, van zyne onzuivere oogmerken te bereiken, berooft, en hem L 2 en  l66 JESUS LYDENSGESCHIEDENIS kieslyker dan een onvermydelyke, langzaams cn fmaadelyke dood? Zou een bedrieger, die een van beiden verkiezen moest, wel ooit den laatften verkiezen? Neen, zo zeker het is,dat Jefus Christus niet tegen zynen wil tot zyn lyden genoodzaakt is geworden, dat hy hetzelve op veelerhande wyzen had kunnen ontgaan, en dat hy uit eigen verkiezing, naar rypoverleg, zich daar toe bepaald,cn het met eene onwrikbaare ftandvastigheid verduurd heeft, zo zeker is het ook, dat hy geen kwaade oogmerken gehad, geen aardfche voordeden gezocht, maar èoor dat laatfte bedryf zyns levens de krachtigftc bewyzen van die braafheid en opregtheid gegcevEn heeft, waarover men zich in zyn geheel voorgaand gedrag in hem verwondert, die de ongerymdheid en .tegenflrydighcid der tegen hem ingebragte befchuldigingen bevestigen , en die zyne rechters zeiven op het plegtigfle erkennen moesten. Ook hebben het de vyanden van het Christendom maar zelden, en altoos tot hunne eige befchaaminggewaagd, het zo zuivere, zo heilige, zo eerbiedwaardige* character van Jefus met de zo onwaarfchynclyke betigtingen van bedrog en fnoode oogmerken te bezoedelen. Maar des te meermaalen hebben zy hem, of fchoon op nie( minder zwakke gron*  EEN BEWYS ZYNER GODLYKE ZENDING. I 67 gronden en met geen beter gevolg, voor eenen bedrogenen of gcestdryver uitgekreeten, die door eene verhitte en in wanorde geraakte verbeelding verleid was, om zich op eene byzondere Goddelyke verlichting en bewerking te beroemen, en zich zeiven voor een gewigtiger perfoon te houden, dan hy inderdaad was. Maar ook dit voorwendfel ftrydt openlyk voor de gefchiedenis van zyn lyden cn fterven. Want gelyk dezelve nu de kragtigfte bewyzen van zyne braafheid aan de hand geeft, zo levert zy nu ook de krachtigfle bewyzen yan zyn ongekrenkt ver/land,van zyne geregelde, bedaarde en wyze gemoedsgefleldheid op. En inderdaad, myne Vrienden! als ik Jefus onmiddelyk voor zyn lyden met zyne Apostelen over dit lyden cn over de gevolgen van hetzelve met de uiterile bedaardheid en met eene verwonderswaardige wysheid fpreeken, en hem met al de tederheid van eenen vader en vriend, maar tevens in eenen zachten en bedaarden toon hoor vertroosten en onderwyzen; als ik hem in den hof Gethfemane zich zeiven dit zelfde lyden in zyn waar Jicht en grootte voordellen, het fchandelyke en fmertelyke daarvan op het levendigfte befeffen, op het vooruitzigt daarvan verL 4 fehrik-  EEN BEWYS ZYNER GODLYKE ZENDING. 169 met de grootfte wysheid doet; als ik bemerk, dat hy zig niet de geringde moeite geeft, om zyne zaak te verdedigen, voor haar of voor zich befchermers cn aanhangers te verkrygen, of de zulkendie hy reeds had ,door gepaste voordellen in hun geloof te verdcrken cn aan zyne zyde te houden; als ik bemerk, dat hy noch op zyne onfchuld doft, noch God tot getuige en wreeker derzelvcr aanroept, noch zynen vyanden wraak'dreigt, maar voor hun om genade bidt, cn voor hun ongelukkig lot traanen dort, als ik zie dat hy nog aan het Kruis wel zyne pyncn gevoelt, en het gevoel daarvan niet zoekt te verbergen, maar echter gelaaten blyft, zyne hoop op God vestigt, den ellendigen, die nevens hem hangt, vertroost, voor het onderhoud zyner moeder, en het welzyn van zynen geliefdden Apostel zorgt, cn zynen geest aan God, als aan zynen Vader, overgeeft; als ik dit alles overweeg, dan vind ik niet het geringde fpoor van Gcestdryvery, of van eene verhitte, ongeregelde verbeeldingskracht, maar juist het tegcnovergedelde van dit charakter, te weeten, een bedaard verdand, eene geregelde mannelykc wysheid, gepaard met een zeer tedere menfchelyke gevoeligheid. Neen, de Geestdryver zou zich in deeze omdandigheden gantsch anL 5 dens  17© JESÜS LYDENSGESCHIEDENIS ders gcdraagcn; hy zou zyn lyden niet gevoeld , of het gevoel daarvan met geweld onderdrukt en zorgvuldig verborgen.; hy zou de goede zaak, waarvoor hy lyden moest, op het yverigfte verdedigd en de rechters en toehoorders voor dezelve hebben zoeken in te neemen; hy zou zyne laatftc oogcnblikken, zyne overige krachten tot het aanpryzen van dat geen, 't welk hy voor de gewigtigfte waarheid hield, tot het onderrechten der onwcetenden, tot het opwekken der 011verfchilligcn, tot het vcrlïerken van zyne leerlingen en vrienden beneed; hy zou zich op zyn lyden beroemd, God voor de eer, hem daar door beweezen, gedankt, tegen de bedorvenheid zyner tyden getuigd, of door andere woorden en daaden blyken gegeeven hebben van eenen geest, die door inbeeldingen bedwelmd en verhit is; van eenen geest, die geheel en al met zekere zaak ingenomen en daarvan doordrongen is, die wegens de verdediging of de bevordering van dezelve fmaat, en fmerten en dood trotfchelyk veracht, wiens krachten geheel en al op een eenig punt bepaald zyn, en die buiten hetzelve niets ziet, niets hoort en van niets gevoel heeft. Allen trekken, die van het-character van Jefus geheel vreemd zyn; enkel waar-' neemingen, die hem by onpartydige rechters. voor  EEN BEWYS ZYNER GODLYKE ZENDING. I/I voor alle vermoeden van Geestdryvery beveiligen mocrerv Maar zou Jefus ook misfchien enkel een wys mensch geweest zyn, die de begeerte om de verbetering en gelukzaligheid zyner broederen te bevorderen, wel niet verbysterd, maar nogthans vervoerd; die zyne , den menfchen zo nuttig leer door verdichtfelen, die dezelve het noodige gezag byzetten zouden, onderfteund en zich in 't eind ter bevordering zyner weldaadige oogmerken opgeofferd heeft? Neen, myne o-eliefde Vrienden! Ik vind in de gefchiedenis van zyn lyden en fterven even zo weinig fpooren van zulk eene geestvervoering, als ik fpooren van bedriegery of geestdryvery in dezelve gevonden heb ; ja, ik kan deeze gefchiedenis niet verklaaren, ten zy ik Jefus meer dan menfchelyke kundigheden toefchryve, ten zy ik eene Goddelyke zending vooronderftelle. Om thans niet te zeggen, dat verdichtfelen van diep aart, als wy hier aanneemen moesten, niet wel overeen te brengen zouden zyn met het charakter vaneenen waaren Wysgeer, grootmoedig genoeg om zyn leven voor het welzyn van anderen op te offe • ren; merk ik alleenlyk dit aan: dat Jefus door het vrywillige ondergaan van dit lyden openlyk te-  EEN BEWYS ZYNER, GODLYKE ZENDING. 1^5 fchelyke Wyze heeft zich ooit bezwaard gevonden , om zich van zulke omflandigheden tot zyn eigen voordeel, of tot voordeel der waarheid en der deugd te bedienen? Paulus zelfs, die toch meer dan een Wyze, maar niet, gelyk zyn Heer en Meester, de Middelaar en Verlosferder menfchen, geroepen was om zyn leven voor zyne broeders te laaten, deed dit. Toen hy voor den raad te Jerufalem betrokken wierd, en gevaar liep van door eenen ontydigen dood in het verdere voortplanten van het Euangelie gefluit te worden, begon hy van eene zaak te fpreeken, die wel waar en gewigtig, maar tevens gefchikt was, om een aanzienlyk gedeelte van den raad op zyne zyde te brengen, en hem van vyanden befchermers te maaken. Jefus Christus, die nog niet zo lang zyn ampt vanLeeraar en Verbeteraar der menfchen bediend had,doet niets dergelyks; hy gaat het lyden, 't welk hy zo ligtelyk zonder kwetzing der waarheid of van het geweeten had kunnen ontwyken, vrywillig te gemoet. Hy geeft zich zelfs niet de geringde moeite, om de Valfche aanklagten en befchuldigingen, die men tegen hem inbrengt, te weerleggen, de kwaadaartige oogmerken zyner vyanden aantetoonen, zyne onfchuld in 't licht te flellen, de waarheid voor welke hy zich opofferde nog voor 't laatst een  jesüs lydensgesChiedenis een openbaar plcgtig getuigenis te geeven, en daar door het beste gedeelte van. het volk tot nadenken op te wekken, en de zodanigcn, by wien zyne leer reeds ingang gevonden had, in hunne goede gevoelens te bevestigen. Hoe kan zulk een gedrag met het charaktervan eenen Wyzen, die tot hier toe zo yverig aan de verlichting en verbetering zyner Natie arbeidde, worden overeengebragt ? Ja had hy nog van zyn lyr. den en derven aanzienlyke voordeelen voor de bevordering zyner zaak kunnen hoopen, men zou reden kunnen geeven van dit buitengewoone en voorbecldelooze gedrag. Maar hiertoe was niet de geringde grond voor handen. Indien Jefus een gemeen mensch geweest was, indien het eeniglyk zyne zaak en niet de zaak van God was, die hy handhaafde, indien hy niet met zekerheid wist, dat het de wil en de bepaalde raad van God was, dat hy thans derven zou, en dat derhalven God zelfs de gevallen.van zynen dood befchikken en tot goede einden beduuren zou: zo kon hy redelyker wyze niets anders dan de volflagene verwoestingvan zyn weldaadig onderwerp en deverydeling zyner menfchlicvende bedoelingen verwachten. Hy kon met zekerheid voorzien, dat zyn kruisdood den Joodcn eene ergernis en den Grieken eene dwaasheid zou zyn; en derhalven had  een bewys zyner godlyke zending. ï?? had hy deezen (leen des aanftoots verrayden, zyne roemryke loopbaan vervolgen, en zich van alle middelen dervoorzigtigheidter bereiking van zyn verheven doelwit moeten bedienen; en hy zou zulks, naar alles wat wy anders van hem weeten, gewislyk gedaan hebben, indien hy enkel een wys, maar niet van God gezonden man, indien hy niet werkelyk de geen geweest was, voor welken hy zich uitgaf. En inderdaad, my ne Vrienden! hoe wy de zaak ook befchouwen, wy kunnen 'er geen ander befluit uit opmaakcn.Indien Jefus met het voortreifelyke zedelyke caracter, 't welk hem onbetwistbaar eigen was, en met de edele, maar enkel op menfchelyke wysheid {leunende oogmerken, die wy hier veronderftellen, in plaats van drie of vier jaaren, dertig tot veertig jaaren aan de verlichting en ver> betering zyner landsgenooten gearbeid; indien hy geduurende dien tyd de heerfchappy der dwaaling en der ondeugd aanmerkelyk verzwakt; indien hy een aanzienlyk aantal van menfchen tot waarlyk verlichte en ftandvastige dienaars der waarheid en der deugd gemaakt; indien hy ten minden het kleine aantal van Apostelen en Leerlingen , die hem gewoonelyk vergezelden, van hunne vooroordeelen en zedelyke gebreken bevryd, hen tot eene volkomene kennis en vaste II. Stuk. M over-  l?8 JE SUS LYDENSGESCHIEDENIS overtuiging der leer, die zy na zynen dood onder de menfchen verbreiden zouden, gebragt, cn hen door langdurige aanhoudende oefeningen tot het groote en moeilyke werk, dat zy ten uitvoer brengen zouden, en waartoe zy natuurlyker wyze zo onbekwaam waren, bekwaam gemaakt; indien hy daarenboven in de leer, die hy hun beval te verkondigen, alles vermyd had, wat noodwendig aanftoot geeven moest, en wat naar menfchelyk inzien noch vertroosting noch verbetering ten gevolge kon hebben; indien Jefus, zeg ik, dit gedaan, en zich dan aan den dood overgegeeven, en van de gevolgen daarvan door zyne zendelingen zulk een gebruik had zoeken te maaken, als hier vooronderiïeld wordt, dan zou deeze handelwys met zyne wysheid en met zyne bedoelingen kunnen worden overeengebragt. Maar, dat hy in den eerden bloei zyns mannelyken Ouderdoms, by volle krachten, in zyne beste jaaren, toen hy zyn werk naauwelyks begonnen had, en echter niet zonder hoop van eenen goeden uitflag werkte, toen de oogst, gelyk hy zelf zeide, zo groot en de arbeiders zo weinigen waren, toen hy aan den eenen kant nog zo oneindig veel goeds doen, nog zo veel verblinden verlichten, nog zo veele dwaalenden te iccht brengen, nog zo veele flaaven der ondeugd in  i8o JESUS LYDENSGESCHIEDENIS de Afgezant, de Zoon van God: dan beantwoordt zyne handelwys in opzigt van zyn lyden en dood volkomenlyk aan het charakter, 't welk hy tot hiertoe handhaafde; dan hangen alle de deelen van het zelve naauwkeurig famen; dan kan men alles verklaaren uit 't geen wy reeds van hem wecten. Nu deedt hy niets anders, dan 't geen God wilde, dat hy zou doen. Nu volbragt hy door zyn vrywillig lyden en derven den raad Gods wegens der menfchen verlosfing, en liet de gevolgen daarvan met een volkomen vertrouwen over aan hem, die deezen raad befloten , en deeze middelen tot onze begenadiging en gerustftelling bepaald had. Nu kon hy zyne loopbaan niet lang na het intreeden van dezelve eindigen en echter verzekerd zyn, dat hy derzelve einde bereikt had. Nu kon hy zyn naauwelyks begonnen werk der verlichting en verbetering der menfchen met gerustheid aan zyne in alle opzigten nog zo zwakke, verfaagde, wankelmoedige, aardschgezinde en van alle menfehelyke wysheid ontbloote leerlingen overlaaten. Nu behoefde hy niet te vreezen, dat hen de ergernis van zyn Kruis van hem afkeerig maaken, of dat hen zyn vroegtydige dood te fpoedig aan zich zeiven of aan hun gering doorzigt en aan hunne nog geringer voorzigtigheid zou overlaaten. Hy wist, dat  EEN BEWYS ZYNER. GODEYKE ZENDING. ï S 3 ■ zyne opftanding en de menigvuldige onwecrfprcekelyke bewyzen, die hyhun daarvan geeven zou, hen als tot nieuwe menfchen maaken, en met eenen onverwinnelyken moed met eene blygeestigheid zou wapenen,die alle moeilykheden,alle verfmaadin g en vervolging veracht; hy wist, dat God hun zynen heiligen Geest, byzondere gaaven der wysheid en des verftands geeven,dar hy hua zelfs het vermogen van wonderwerken te doen mededeelen, en hen daardoor in ftaat (lellen zou, om de prediking van den gekruistcn en weder opgeftaanen Jefus ontelbaare aanhangers te verfchaffen. Dus was hy 'er derhalven allerzekerst van overtuigd, dat hem het oogmerk, het edelmoedige oogmerk waarom hy in de waereld was gekomen , waarom hy tot nogtoe geleerd had,. en waarom hynu wilde lyden niet zou misfcn. Dus konhy ten zelfden tyde,dat alle zyne poogingen verydeld fcheenen te zyn, dat zyne vyanden en de vyanden der waarheid en der deugd over hem triumfeerden, als een held, die van de zege verzekerd was, uitroepen: V is volbragt. Dus kon hy zynen geest met een blymoedig vertrouw wen in de handen van zynen Vader beveelen, als weetende,. dat hy op aarde gedaan en ten uitvoer gebragt had, 't geen hy volgens den wil van God moest doen cn ten uitvoer brengen,. M 3. Eb  1(54 JES. LYDENSG. EEN BEW. ZYN, GODE. ZEND» licht en der krachten, die God ons verleent, getrouwelyk te volgen; dan zal gewis ons geloof niet ophouden, maar het zal fteeds vruchtbaarerin goede werken,fteeds ryker in vertroosting en gerustftelling voor ons worden, en onseenmaal tot het verhevene doel der zaligheid brengen, waartoe God ons geroepen heeft door Jefus Christus. Amen. N E-  NEGENTIENDE LEERREDE. HET GEDENKFEEST VAN DEN DOOD VAN JESUS CHRISTUS. Tekst: . Eerste Brief aan de Kosinth. Hoofdft. XI. v.s. 26 Want zo dikwijls als gy dit Broodzult eeten, en dee* zen Drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de» d$ed des Hetren, tot dat hy kunt. M 5   * /^od, plechtige eerbied verzamelt ons, uwe Kinderen, heden voor uw aangezigt. Aan welke verhevene troostryke waarheden van den Godsdienst herinnert ons niet deeze dag! Welke bewyzen van uwe toegenegenheid en liefde ftelc hy ons voor oogen! Welke uitzigten op gelukzaligheid opent hy ons! Ja, wy befchouwen,wy erkennen en verheerlyken u hier als Vader, als den goedertierenften, genaderykften Vader, die zelfs gebrekkige, zondige , en ftrafbaare Kinderen verfchoont, genade en vergeeving verkondigen , hen van zyn toegenegenheid en liefde verzekeren , hen tot zich en tot gelukzaligheid roepen , en, om hen daarvan op het volkomenfte te verzekeren, zynen Zoon, zynen geliefden voor hun aan 't Kruis laat {terven. Hoe zouden wy nu aan uwe bermhartigheid en liefde kunnen twyfelen? Hoe zouden wy den weg kunnen misfen, die ter volmaaktheid en gelukzaligheid leidt? Hoe zonder vertrouwen en blymoedigheid deezen weg bewandelen, daar dezelve door de voetftappen van uwen Zoon, Jefus Christus, afgetekend is, dien gy weder van de dooden opgewekt cn tot uwe rechtehand in den hemel boven alles verhoogd hebt ? öMogtenwy maar deeze wonderen uwer liefde en der liefde van uwen Zoon,  183 HET GEDENKFEEST Zoon Jefus Christus, altoos, mogtcn wy ze ooi; thans zodanig bedenken, gelyk het menfchen betaamt, voor welken gy zo veel gedaan, die gy zo hooglyk begenadigd hebt! Mogten dankbaarheid en vreugde en liefde en overgegeevenheid cn gehoorzaamheid jegens u en hem, dien gy ons ten Heiland gefchonken hebt, onze zielen geheellyk doordringen, en zich in ons geheel leven door eene waarlyk werkzaame en onvermoeide deugdsbetrachting vertoonen! Mogten ook de overdenkingen , waarmede wy ons in dit uur zuilen bezig houden , tot dat einde gezegend wezen! Laat toch het licht der waarheid ons verftand verlichten, en ons hart bezielen , en verwarmen. Wy bidden u hierom in den naam van onzen Heer en Heiland, Jefus Christus , en fpreeken u verder, als zyne Dienaars, met kinderlyk vertrouwen aan : Onze Vader enz.. Heden , myne aandachtige Toehoorers 1 vieren wy het gedenkfeest van den dood van Jefus Christus. Weik een feest voor denkende, gevoelige menfchen! Voor Christenen, die-Jefus als hunnen Lccraar, als hunnen Verlosfcr en Weldoener, als hun Hoofd en hunnen Heer, als den Vriend hunner ziele kennen en liefhebben, die hem  100 HET GEDENKFEEST zult drinken, zo verkondigt den dood des Meerei* tot dat hy komt. Welaan! myne geliefde Medechristenen ! Laaten wy deezen pligt volbrengen, cn uit deeze bron voedfel en verkwikking voor onzen geest en ons hart fchcppen. Laaten wy aan den eenen kant de voornaam/Ie omftancigheden en oogmerken van den dood van Jefus Christus, en aan den anderen kant, de vroome aandoeningen en gemoedsbeweegingen in overweeging neeraen, welke de befchouwing van deezen dood in ons verwekken moet. Jefus ftierf onfchuldig. Dit is de eerfle byzonderheid, die zynen dood merkwaardig maakt. Hoe vereenigt zich niet alles, om zyne onfchuld openbaar te maaken en boven allen twyfel te verheffen! Hier is zyn geheel vlekkeloos, onberisplyk, heilig leven, 't welk hem zo min het oog der Godheid, als de oogen der menfchen deed fchuwen, en hem recht gaf, om vol vertrouwen aan vyanden en vrienden te vraagen: Wie van u overtuigt my van Zonde? Daar is de in 't oog Ioopende verlegenheid zyner tegenilreeveren en aanklageren om eenige waarfchynlykc befchuldiginguit te vinden,die hem in verdenking brengen , en den luister zyner deugden verdonkeren kon. Hier is zyn rechter, die by  Jtpü HET GJ5BÉNKFEEST- fchen. Zyn vlekkeloos leven was tevens het volmaaktdevoorbeeld van braafheid, van deugd van grootmoedigheid, van opoffering voor het gemeene welzyn. Helpen en weldoen was zyne behendige, zyne eenigfle bezigheid. Smert het u, edele gevoelige Zielen ! wanneer gy eenen onfchuldigen, offchoon hy ook verder geene uitmuntendheid noch verdienden mogt hebben, ziet lyden, hoe diep moet het u dan niet treffen, wanneer gy den grootflen, den besten , den verdienderykden aller menfchen , hunnen Redder en hunnen Heer,ziet lyden; wanneer gy ziet, dat Jefus, in plaats van goedkeuring!, van dank, en onderwerping, die hem zyne tydgehooten voor zyne weldaadige, edele poogingen fchuldig waren, van hun veracht, verworpen, op het gruwelykfte mishandeld, ten dood veroordeeld , en als een misdadiger gekruist wordt! Wat hart, dat eenig gevoel voor waarheid en deugd heeft,en de waardy van zulke zeldzaame, zulke onvergelykelyke verdienden niet geheel ontkent, kan hier onbewoogen blyven? Maar zo onfchuldig als Jefus leed en dierf, myne aandachtige Toehoorers! even zo vrywiiltg,zo onverfchrokken ,en ftandvastig onderging hy zyn lyden en zynen dood. Hy kende zyne  van jesus d o o Ö. ' t$% he Vyanden, kende hunne bedoelingen en hunne aanflagen tegen hem, kende zynen verraader, en wist, op welke plaats en ten welken tydedezelve hem aan zyne vyanden meende over te geeven. Hy wist, hoe het volk jegens hem gezind was, in welk een aanzien hy by een groot gedeelte van hetzelve ftond, hoe onvergenoegd het zelve was met zyne regeerders en overhe-den, en hoe weinig moeite het hem gekost zoil hebben, om hetzelve door vleijeilde verwachtingen geheel op zyne zyde te Winnèn, en tot; elke, nog zo gevaarlyke ondemeemirig, te be* weegen. Hoe gemakkelyk had hy derhalven dev vervolgingen zyner vyanden ontgaan, hoe gemakkelyk de oogmerken van zynen verrader verydelen, hoe gemakkelyk zicli verwyderen,' of zich onder de menigte def vreemdelingen, welken het Paaschfeest te Jerufalem verzamelde,' verbergen, of zich door zyne aanhangers geducht: kunnen maaken! Hoe gemakkelyk had hy zelfs,' toen hy in de handen zyner vyanden was, alle hunne befchuldigingen wederleggen, hen openlyk voor den rechter ten toon hellen en befchaamen,'en deezen daar door uoodzaaken kunnen, om, overeenkomflig met zyne eigene overtuiging, de vervolgde onfchuld te befchermen ? Maar Jefus deed niets van dit alles. VrywïUtèj; II. Stuk, N ging  ï$>4 HET GEDENKFEEST ging hy zynen vyanden te gemoet, gaf zich in hun geweld, zweeg op alle hunne aanklagten en lasteringen, fchold niet weder, toen hy gefcholden werd, en dreigde niet, toen hy leed, maar gaf zich en zyn lot met eene bedaarde ziel over aan hem, die rechtvaardig oordeelt. Hy wist, dat het de wil van God was, dat hy lyden en nerven zou. En dit was hem genoeg zelfs iti die akelige oogenblikken, genoeg, toen deeze wil der Godheid met eene ondoordringbaare duisternis voor hem bedekt was. Vader niet gelyk ik wil, maar gelyk gy wilt, uw wil gefchicde. Dit was de taal van zyn hart, even als de taal van zynen mond, de uitdrukking van zyn geheel leven, even als die van zyn geheel lyden. Smaakte hy, toen hy alle de verfchriklyke bedryven van fmaad en lyden, die op hem wagttcn, onmiddclyk voor oogen zag, fmaakte hy toen de bitterheid van den beker, dien hy drinken moest; — fmaakte hy dezelve zo innerlyk en zo geheel cn al, dat hem vrcezen en beeven overviel, en zyne aandoenlyke ziel onder den last, die haar drukte, fcheen te bezwyken: zyn geeft vertoonde zich terflond weder in al zyne grootheid cn fterkte; hy overwon alle verfchrikkingen, die hem omringden, onderging alle lyden, alle pynen, onderging den wreed-  "VAN J E S U S D 'O Ö ö. ÏOf wrccdften dood met een rustig gemoed, bleef gelaaten en ilandvastig tot'aan zyn einde, en dronk dus zynen bitteren drinkbeker' niet alleen zonder tcgenkanteling, maar vol hoop en zeker vertrouwen op de -hulp van den geenen uit, dia hem dcnzelven-had aangeboden. Wie, myne geliefde Vrienden! Heeft ooit zodanig geleeden , als Jefus leed? Wie ooit'zulke bewyzen van grootheid, van geest, van fkndvastigheid, van onderwerping aan God en vertrouwen op God afgelegd, als hy?' Maar, wiens dood is ook zo weldaadig ge> weest, wiens dood heeft zulke gewigtige en heilryke oogmerken bevorderd', als de zyne? Dé dood van Jefus Christus was, voor eerst, ccneü openlyke er, onhochenbaafe bevestiging van zynA leer ,van zyn charaktef, en zyne goddelyke zen* ding. Hy ïïrerf op 't geen hy' geleerd had, leer* ' de het rtog aan het Kruis , en verzegelde de* waarheid daar van met zyn 'bloed. Hy handhaafde het charakter, -t welk hy aangeuoomet* had, to: aart het eind van zyn levert, bewees' zich in zyn' dood, gelyk in zyn leven, den heiligften dienaar van God, en der 'deugd, den ede!-* ftem, yverigften vriend en weldoener der menfchen ,: 4sn Zoon en Afgezant van God, zynert hemelN « f«he»  jp5 HET GEDENKFEEST fchen Vader,eenen onomkoopbaaren,onverleid. baaren Leeraar der waarheid en der geregtigheid. Zyner hooge waardigheid, zyner verhevene verordening bewust,verloochende hy dezelve nooit, handelde in zyn lyden gelyk irr zyn leven, aan het Kruis gelyk op den berg der verheerlyking, overeenkomftig met dezelve, bleef zyne grondbeginfelen altoos getrouw, jaagde iteeds naar het zelfde verhevene wit, openbaarde fteeds de zelfde gevoelens jegens God en de menfchen, ftierf gelyk hy geleefd en geleerd had, en ftclde daardoor de reinheid van zyn hart, de zuiverheid zyner oogmerken, de onfehuidigheid van zyn geheel leven buiten allen twyfeï. Gelyk hy, volgens zyne eigen betuiging, in de waereld gekomen was, om der waarheid getuigenis te geeven, of de waarheid te leeren, zo ftierf hy ook als een martelaar voor de waarheidsvoor de gewigtigfte, voor de menfehelyke gelukzaligheid onontbeerlykfte waarheid: en zulks op eene wyze, wyd vervreemd van alle geestdryvery van veele beroemde martclaaren, en met eene ftandvastigheid, welke de hunne zo veel meer overtrof, zo veel te inniger hy zyn lyden gevoelde, en zo veel te volkomener hy voor 't uiterlyke ontbloot was van alles wat hem vertroosten en verfterken kon. En wat geen mar-  VAN JESUS DOOD. I07 telaar doen kon, dat deed Jefus. Hy ftierf volgens den wil van God, op dat hy weder van de dooden opftaan, cn daar door zyne goddelyke zending en de waarheid zyner ieere voor elkeen des te geloofwaardiger mogt maaken. Zonder zyn' dood had ook zyne opftanding van de dooden geen plaats kunnen hebben: en hoe meer ons aan de zekerheid der laatfte ten opzigt van ons geloof en onze hoop gelegen is; des te gewigtiger en weldadiger moet ons ook de eerfte voorkomen, aan wiens waarheid wy zo veel te minder twyfelen kunnen,hoe veel openlyker hy gefchiedde, hoe meer hy de opmerkzaamheid van een gantsch volk verwekte, en hoe meer 'er zynen vyanden aan gelegen lag van zich daarvan te verzekeren. Maar hoe heilryker de leer van Jefus Christus is, myne aandachtige Toehoorers; hoe meer licht en vreugde zy onder de menfchen verfpreid heeft en nog verfpreidt; hoe meer troost en zaligheid zy werkt en tot aan het einde der dagen zal werken: des te belangrijker en heilzamer is ook alles, wat tot de. geloofwaardigmaking en bevestiging van dezelve ftrekt; en dus ook de fmadelyke cn fmertelyke Kruis • dood van Christus, en zyne zo naauw daarmede verbondene opftanding van de dooden. N 3 Maar  ïp3 HET GEDENKFEEST Maar, die is nog niet alles. Welk een linsterryk voorbeeld der volkomenftc onderwerping, van God, van kinderlyk vertrouwen op God, van de onveranderlykfte gehoorzaamheid aan zy~ ne geboden, van het onwrikbaarfto geduld en ftandvastigheid, van de edelmoedigftc opoffering voor het algemeene welzyn, welk een verheven voorbeeld van braafheid, van vroomheid, van menschlievendheid in de hagchelyklte oraftandigheden des levens, in de grootfte gevaaren, wierd niet onze Heer door de manieren wy. ze, waarop hy leed en ftierf! Welk een indruk moest niet het beeld van den gekruisten jefus op zyne eerfte navolgers en gezanten maaken, die, gelyk hy, aan het welzyn hunner broederen zich opofferen, en langs den weg van verachting, van lyden, van vervolging aan hunne roeping beantwoorden moesten! Welk een' moed ïer getrouwe volbrenging van hunne pligtcn, — welke onbaatzugtige, edele gevoelens moest hun dit niet inboezemen! — En wie van zyne eenie belyders en navolgers kan hem zelfs nu nog in de verbeelding aan het Kruis aanfehouwen, zonder zich tot alles, wat deugd en vroomheid ons moeilyks en verhevens gebieden te doen en te verdraaien, opgewekt en verfterkt te gevoe* ]§n! Ja wie kan de fomme cn het gewigt der al-  VAN JESUS DOOD. IQ?" gemeen nuttige gevoelens en daaden, der edele verwachtingen berekenen, welke onder de Christenen daar door uitgewerkt zyn, en nog uitgewerkt worden? En hoe veel andere voordeden en weldaaden hadden niet de menfchen, hebben niet ook wy aan den dood Van Jefus Christus te danken ! Hoe fterk moest niet door zyne openbaare ter dood brenging, door de fchande van zyn' Kruisdood de zo algemeene als fchadelyke verwachting wegens eenen aardfchen Koning, een waereldlyk ryk verzwakt, en hoe zeer moesten niet door het verydelen dcezer verwachting de waardiger geestelyke einden van het Christendom bevorderd worden! Gevoelen wy, die deze dwaaze verwachting nimmer voedden, niet al het gewigt der goddelyke befchikkingen, die dezelve omver ftiet, zy was echter niet minder noodzaakelyk voor de behoeften van het Joodfche volk , dan gewigtig en heilzaam in haare uitwerkingen cn gevolgen. En wat was bekwaamer, myne aandachtige Toehoorers! om van den offerdienst, onder wiens last Joodcn en Heidenen zuchtten , en die tem • pels en altaarenmct beeken van onfchuldig bloed N 4 over*  iOO HET GEDENKFEEST overitroomde,ecn eind te maaken, dan de dood van Jefus Christus aan het Kruis! Deeze, dit liet God zynen zwakken Kinderen tot gerustHelling van hun gevveeten prediken, deeze, die aan het Kruis geftdrven is, is als een offer voor de zonden der waereld gcllorvcn. Zyn deugdzaame cn heilige dood,zyne gehoorzaamheid en getrouwheid zyn in Gods oogen oneindig meerder waardig, dan alle nog zo kostbaare offers en gaavcn, die gy hem toebrengen kunt. My heeft in dit opzigt alles gedaan, oneindig beter en vollediger gedaan, wat anders uwe Priesters enM ogepricsters deeden, en nog bekleedt hy tot uw best hunne plaats by God op eene even zo verhevene als waardige wyze. Welk een troost, welk eene gcrustitelling voor menfchen, die aan offeranden gewoon waren, die, wanneer hunne zonden her. bcnaauwdep, tot deeze vermeende middelen van verzoening hunne tocvlugt naamen, en nu zonder deeze uiterlyke zinnejyke hulpmiddelen God in geest en in waarheid zou., den aanbidden! En welke troostryke, voor ons en al de waereld trcostryke en onwaardeerbaare , waarheden predikte en bevestigde Jefus niet door zyn dood |an het Kruisj Met gene luide, zeer verdaan, baarQ  VAN JESUS DOOD. 201 baire Stem riep hy van hetzelve het menschdom toe: God is verzoenbaar, vol toegeevendheïd, vol geduld, vol genade jegens gebrekkige en zondige fchepfels; hy is de liefde zelve. Niets is hem te dierbaar, om menfchen te zegenen en gelukkig te maaken. Zelfs zynen Zoon, zynen Beminden, heeft hy voor hun overgegeeven, en liet hem, om dat het tot hun welzyn llrekte, aan het Kruis fterven. Wat moogt gy nu van hem niet hoopen en verwachten, daar hy u dit bewys van zyne genegenheid en liefde gegeeven heeft! Neen, vreest niet voor hem als voor een flrengen Heer en onverbiddelyken Rechter. Eert en bemint hem als uwen Vader. Brengt hem geen offers en gaaven, maar brengt hem uw hart, verandert u gemoed en uw leven, onderwerpt u aan zyne geboden, volgt de aanwyzing tot deugd en gelukzaligheid, die hy u door zyne afgezanten gegeeven heeft, en houdt u dan van zyne goedkeuring cn welbehaagen, houdt u van de vergeeving uwer zonden verzekerd, en verwacht met vertrouwen een eeuwig leven, eene eeuwige gelukzaligheid van hem, cn dat zo zeker, als zyn Zoon, zyn Afgezant, u dit alles uit zynen naam beloofd heeft, cn op dit alles aan het Kruis gefiorven, cn door N 5 cta  £02 HET GEDENK FEEST des Vaders Alvermogen weder opgedaan is van de dooden. . Dit, myne aandachtige Toehoorers! Dit is de dood des Heeren, dien wy verkondigen moeten. En zou zo onfchuldig, zo vrywillig en grootmoedig,zo weldaadig en heilryk een dood, niet onze plegtige nagedagtenis verdienen ? Maar hoe moeten wy dezelve vieren ? Wat betekent het, den dood des Heeren te verkondigend Hoe moeten wy zulks inzonderheid by het gebruiken van het heilige Avondmaal doen? Den dood des Heeren verkondigen, betekent, dezelve zodanig overdenken, zich deszeifs gewigtigheid en weldadigheid zodanig voordellen en voor den geest brengen, gelyk wy zo even gedaan hebben, en dit dikwyls, gaarne, met al de aandacht en al den ernst doen, welke de buitengewoonheid en grootheid der zaak zelve cn haar verband met onze gelukzaligheid vorderen. Maar het betekent ook, zulke aandoeningen en gevoelens iu zich zoeken te verwekken en te onderhouden, die aan de plegtigheid van het feest van Jefus dood beantwoorden. En welke aandoeningen van verwondering, van liefde, van blydfchap, van dankbaarheid, van vertroosting, van hoop, vaa  VAN JESUS DÖOD. 207 myner verbetering, tot het ftreeven naar hoogere volmaaktheid inboezemde ? - Nu weet ik immers, dat myn verbetering niet vergeefsch is, dat God ook eene gebrekkige , maar echter oprechte bekering gunfcig bcfchouwt, en nook meer van my vordert, dan ik naar de kragten, die hy my fchehkt', en naar den byftanddien'* hy belooft, kan uitvoeren. Nu. weet ik, waar door men hem, den Oneindigen, den Vader der lichten, den Oorfprong van alle gelukzaligheid welbehaaglyk, hoe men van zyne goedkeuring verzekerd en zyne gunst deelachtig Wordr. Ik weet, dat oprechtheid en braafheid, dat kin* derlyke gehoorzaamheid cn kinderlyk vertrouwen van de grootfte waarde by hem zyn. Na weetik, waarheen de deugd ons leidt, welke belooningen, welke zaligheden zy zich van den Almachtigen en Algoedcn beiooven mag; ik kea het doel, voor 't welk ik ftreef, en loop niet op 't onzeker naar hetzelve. Nu wandel ik op eenen weg, die door de voetftappen van Jefus, mynen Leidsman, my door God gefchonken, afgetekend is, en waarop ik nooit verdwaalen, nooit het doel misfen kan, zo lang ik hem mynen Voorganger, in 't oog houd, en hem navolg. Hoe gerustlyk, hoe blymoedig kan cn moet ik dan niet myn pad vervolgen ? Hoe onbekommerd en  TWINTIGSTE LEERREDE. DE DOOD VAN JESUS CHRISTUS, EEN VOORBEELD VAN DEN DOOD ZYNER RECHTSCHAAPENE DIENAAREN. Tekst: Tweede Brief aan Timotheus : Hoofdft. II. vs. n Dit is een getrouw woord. Indien wy met hem ge* /lorren zyn, zullen wy ook met hem leeven. H. Stuk. O   212 JESUS DOOD EEN VOORBEELD ken; laat dezelve ons gednurende ons geheel volgend leven vermaanen cn waarfchouwen, leiden en bcihiuren, op dat wy daardoor met de gedachte des doods zo gemeenzaam, en voor deszeifs komst zo wel bereid worden, dat wy hem rustig te gemoct gaan cn zyne roeping zonder eenige tegenkanting gehoorzaamen kunnen. Zegen en verhoor ons, bermhartige Vader, door Jefus Christus, onzen Heer, in wiens naam wy u verder aanfprceken: Onze Vader enz. Zou de fterfdag van Jefus Christus, waar van wy de gedachtenis heden vieren, ons niet ook aan onzen fterfdag leeren denken? Denzelven niet ongemeen gewigtig in onze oogen maaken? Gaat dan niet alles, wat Jefus aangaat, ook ons, zyne dienaars cn navolgers, leden van zyn geestelyk ligchaam, aan? Heeft niet zyn dood menigvuldige betrekkingen tot den onzen? Heeft hy den dood niet een geheel ander voorkomen gegeeven? Onze fterfdag is even zo gewis van God vastgefteld, als de zyne van zynen hcmelfchen Vader vastgefteld was: en onze fterfdag zal-voor ons even zulke gewigtige gevolgen hebben, als de zyne voor hem gehad heeft. Behooren wy ons dan niet even zo wel tot nerven voor te bereiden, als hy 'er zich toe voorbereidde? Ons niet  VAN DEN DOOD ZVNER DIENAAREN. 213 niet even zo wel daartoe gefchikt te maaken, als hy 'er zich toe gefchikt maakte? Moet hy ons niet in leven en in dood ten voorbeeld vcrflrekken? Moeten wy hem niet in leven en ra dood gelykvormig trachten te worden? De gelykvor*mighcid met Jefus Christus is immers de verhcvenfïe menfchclyke deugd, de grootite waardigheid onzer natuur* de weg ter hoogfte gelukzaligheid. Zo dachten de Apostelen en andere van de eerfle bclyders van onzen Heere. Niemand van ons, zeggen zy, leeft zich zei ven, niemand van ons fier ft zich zeiven, want V zy dat wy leeven , wy leeven den Heere, V zy ïïdt wy fterven,wy (terven den Heere: V zy dan,dat wy leeven, V zy dan, dat wy fterven-, wy zyn desHeeren,.Hiernaar, betuigen wy verder, jaagen wy, als naar een heerlyken prys , dat wy hem in zynen dood en opftanding gelyk worden. Met hem zyn wy geftorven, met hem begraaven, met hem weder opgedaan cn in de heerlykheid geopenbaard, en in onzen Tekst: dit is een getrouw woord, eene zekere waarheid, indien wy met hem, of zo als hy, fterven, zullen wy ook met hem leeven. ja, myne waarde Medechristenen, zo moeten, zo willen ook wy denken. De dood van jefus Christus zal ons fterven, vroom en zalig fterven leeren Even gelyk hy den dood befchouwde O 3 £K  «14 JESUS DOOD EEN VOORBEELD en afwagttc, willen ook wy hem befchouwen ên afwagten: even gelyk hy den zeiven onderging willen ook wy hem ondergaan. Zyne gemoedsgèiteldheid moet het model der onze, zyne gezindheid het voorbeeld der onze weczen. Hoe ftierf dan Jefus Christus, en hoe moeten wy fterven, zullen wy hem in den dood'gelyk zyn, zullen wy zo fterven, dat wyhoopen mogen eens met hem te leeven en gelukkig te zyn ?Tot het beantwoorden deezer vraagen is myne tegenwoordige Leerrede gefchikt. Mogtdezelve ons allen dat nut aanbrengen,dat onze dood ten eenigen tydeminder vrcesfelyken de daaropvolgende ftaat heuchlyker en zaliger voor ons wierde! Jefus Christus ftierf, voor eerst, wel voorbereid; hy ftierf na een wel doorgebragt leven. Hy had het werk, hem door den Vader opgedraagen, voleindigd. Hy had gedaan, 't geen hy op aarde ten beste der menfchen moest doen. Hoe kort zyn aardfche loopbaan ook was, hy had dezelve nogthans volgens den wil van den gcenen, die ze hem aangeweezen en voor hem gefchikt had, afgelopen; had zich door geen verhinderingen, door geen zwarigheden in zynen loop laaten fluiten; had zyn doel nooit uit het oog  VAN DEN DOOD ZYNER DIENAAREN. II5 oog verlooren; was nu tot aan de eindpaal genaderd, en kon met vergenoegen en vrolykheid op alle zyne voorige fchreeden te rug zien. Hy behoefde de verloopene dagen en uuren niet te rug te wenfehen, dewyl hy van allen het beste waardigfte gebruik gemaakt had; behoefde over geen oogmerk, geen gefprek, geen daad zyns voorigen leven berouw te hebben, dewyl zy alle recht en goed en Gode, zynen hemelfchen Vader, welbehaaglyk geweest waren.' Offchoon hy alleen maar de gronflagen tot zyn voortrcflyk werk op aarde gelegd, alleen maar het gebouw der menfehelyke gelukzaligheid begonnen , alleen maar de zaaden voor den toekomenden oogst gezaaid had; hy wist echter dat deeze grond. Hagen vast en onbeweeglyk waren,dat deeze begin felen den heerlykden voortgang in alle volgende tyden hebben,dat deeze zaaden gewislyk opkomen en bloeijen en de overvloedigfte vrugten zouden draagen; hy wist dat hy aan zyne roeping op aarde beantwoord had, en nu tot den geenen ftond weder te keeren, die hem in deeze waereld gezonden had. Dus was hy tot zynen dood voorbereid, en kon denzelven gerustlyk te ge« moet zien. — En hierop komt alles aan, myne aandachtige Toehoorers! Zullen wy Jefus en den dood gelyk worden, wy moeten hem ook in 't O 4 le-  21 6 JESUS DOOD EEN VOORBEELD leven gelyk zyn. Zullen wy zo welgemoedigd fterven, als hy geftorven is, wy moeten ook zo deugdzaam en heilig leeven, als hy geleefd heeft. God heeft ons allen, even gelyk zynen Zoon Jefus Christus, zeker werk opgedraagen, om het hier op aarde te doen. Dit werk beftaat in ons zeiven te verbeteren en het bevorderen der algemeene gelukzaligheid. Van de zorgvuldige, gemoedelyke behandeling en volbrenging van dit werk hangt voornaamlyk onze troost en verwachting in den dood af, Alwie hierin nalaatig, en achteloos is, of zyn tyd en zyne vermogens met geheel andere dingen verfpiit, is nooit voor den dood bereid, offchoon hy ook nog zo lan"lecven, offchoon hy den hoogften trap van men> fchelyken ouderdom bereiken mogt. Maar wie van deeze bezigheid zyn hoofdwerk maakt , die den wil des Heeren doet, zo haast hy denzelven kent, wie altoos aan zyne verbetering arbeidt, en zich onophoudclyk in goeddoen oefent, dien kan de dood nooit onbereid overvallen, die is altoos op zyne komst verdacht, altoos tot een blymoedig, zalig fterven gefchikt, offchoon hy ook als jongeling fterven, offchoon zyn aardfche loopbaan nog zo kort zyn mogte. Zy leidt hem trt eene andere, tot eene zo veel te gewigdger en hcerlyker loopbaan, zo veel te yveri-. ger  VAN DEN DOOD ZYNER DIENAAREN. 21J ger en ftandvastiger hy zyne eerfle korte leerbaan doorloopen heeft. — Maar God heeft ook aan ieder van ons zyn byzonder werk op aarde voorgefchrceven, naardien hy eenen iegelyk zynen fland, zyn beroep, zyne levenswyze,zyne betrekkingen tot anderen aangeweezen heeft. En ook dit werk moet volbragt — ■ moet, ten minllenzo iangwy leeven, met ernst en getrouwheid behandeld worden, indien wy Jefus in den dood gelyk zyn, indien wy zo gcrusï als hy flerven willen. Dus heeft de Rechter zyn werk, de Leeraar zyn werk, de Koopman zyn werk, de Huisvader zyn werk, de Huismoeder haar werk. Aan u, die een Overheidsperfoon, een Rechter, een Pleitbezorger zyt, aan u heelt God opgedraagen recht en gerechtigheid onder uwe broeders voor te flaan, een befchermcr deiweduwen en weezen, en van allen, die onrecht lyden, te zyn, — geringe lieden nie: te verdrukken of van anderen te laaten verdrukken, geene onfchuldigen te veroordeelen, geenen magtigen of ryken booswigt vry te fprceken, geen rechtsgeding te rekteea-.of.-in verwarring te brengen, en niet te verzuimen ,wat de algemecne rust en veiligheid cn geluk bevorderen kan, offchoon het u ook nog zo veel moeite en zelfsverloochening en onbeloonden arbeid kostte. — O 5 Aan  il8 JESUS DOOD EEN VOORBEELD Aan u, die een Leeraar van den Godsdienst of der weetenfehappen zyt,aan u heeft God opgedraagen, licht onder uwe broeders te verfpreiden, hen op den weg der hoogfte gelukzalig, heid te voeren, cn hun het bewandelen van denzelven gemaklyker te maaken, dwaaling en ondeugd te beftryden, de maate der menfehelyke wetenfehap met nuttige kundigheden te verryken, de zaak der waarheid,der deugd, van den Godsdienst, des Christendoms te bevorderen, en dit alles op de welvoeglykfte, nuttigfte, heilzaamfte met de behoeften en bekwaamheden uwer tydgenooten en leerlingen best overeenkomftige wyze te doen, en aan uwe ksfen door uw eigen voorbeeld kracht cn nadruk te geeven. — Aan u, die Koophandel dryft, aan u, heeft God opgedraagen de menigvuldigfte en nuttigfte werkzaamheid onder uwe medeburgers en medemenfehen te bevorderen en te veroorzaaken, hunne vlyt, hunne arbeidzaamheid op te wekken en te beloonen, de rykdommen der natuur door verarbeiding en omzetting te veredelen, te vermenigvuldigen en algemeen nuttiger te maaken, uwen broederen menigerlei gerieflykheden en aangenaamheden des levens te verfchaffen, de kleiner en grooter menfehelyke maatfehappyen nader tot malkanderen te brengen en met malkanderen te  VAN DEN DOOD ZYNER DIENAAREN. SIO te vereenigen; en die alles zonder bedrog en verkorting van' uwen naasten, zonder laage eigenbaat , zonder nyd en yverzucht, met een vroom gemoed, met eene edele menfchenliefde, met yver voor het gemeene welzyn té doen. — Aan u, die een Huisvader of eene Huismoeder, of een Leermeester en Leidsman der Jeugd zyt, aan u heeft God opgedraagen, voor het welzyn uwer Kinderen, uwer Kweekelingenzorg te draagen, hen niet als vreemde te behandelen, maar als fchepfelen, die op het naauwst met u verbonden en onder uw opzigt zyn, hen niet tot ydelheid * maar tot befcheidenheid, niet tot lediggaan maar tot arbeidzaamheid,niet tot ligtvaardigheid maar tot ernsthaftigheid, niet tot eene beuzelachtige, cn aan enkel kleinheden gewyde, maar tot eene werkzaame en nuttige levenswyze op te voeden, hen tot wyze, deugdzaame, vroome, der famenleeving dienffige menfchen, burgers, Christenen te vormen, niet hunne opvoeding aan uw vermaak , maar uw vermaak aan hunne opvoeding op te offeren, niet eeniglyk, niet voornaamlyk voor hun tydelyk welzyn, maar ook en nog veelmeer voor hunne geestelyke en eeuwige volmaaktheid en gelukzaligheid te zorgen, en dit alles zo te doen, dat gy het voor God voor uw eigen geweeten, en voor al de waereld verantwoorden kunt. Dus heeft  420 JESUS DOOD EEN VOORBEELD heeft God aan ieder van ons zyn byzonder werk hier op aarde opgedraagen, even gelyk hy aan zynen Zoon, Jefus Christus, het zyne opgedraagen had. Hy volbragt hetzelve en ftierf gerust; wy moeten het ook volbrengen, willen wy gerust fterven. Als derhalven de rechter, de overheidsperfoon, de pleitbezorger ten ccnigen tyde in het uur des doods tot zichzclven zeggen kan: Nooit heb ik opzettelyk het recht gekromd , nooit my door gefchenken omkoopen, nooit het aanzien van den perfoon iets by my gelden laaten, nooit de weduwe cn den wees en den onfchuldigen billyke reden tot klagten over my gegeeven, nooit myn' tyd cn myne krachten ontzien, wanneer my het welzyn myncr broederen of het algemeene best tot infpanning en tot den arbeid riepen: Als dan in dat plcgtigc uur de Leeraar van den Godsdienst of dérWeetenfchappen tot zich zeiven zeggen kan: de menfchen , myne broeders, van het juk der dwaaling en der ondeugd te verlosfen, hen tot de kennis der waarheid, tot de kennis van God, ter deugd, ter gelukzaligheid op te leiden, hun hoop en vertrouwen op God in te boezemen, hen alleen met God en met malkanderen door de banden der kinderlyke en broederlyke liefde te verbinden, hun dit leven gemakkelyk, en hen voor eeop  VAN DEN DOOD ZYNER. DIENAAREN. 221 een verhevener leven gefchikt te maaken ;dit wa s de lust en vreugd van myn hart, het uiterfte doelwit van alle myne poogingen; daartoe, wendde ik al het licht, alle de vermogens,air de hulpmiddelen, ali' de gaaven cn aanmoedigingen, die God my verleende, gaarne en getrouwlyk aan; en daarin kon my geen laster, geen lof, geen kwaade uitflag, geen uitblyven der gewenschte vruchten, geen vergeefsch fchynende arbeid verdrietig cn moedeloos maaken: Als dan by den overgang uit dit in het toekomende leven de Koopman tot zichzelven kan zeggen: nooit heb ik mynen broeder weetens en willens verongelykt, nooit my door bedrog en onrechtvaardigheid zoeken te verryken, nooit den zwakken en armen uit nydigheid en yverzucht trachten te onderdrukken, nooit myns naasten vermoogen uit baatzucht of onbedachtzaamheid aan noodeloozc gevaaren bloot gefteld, nooit my op den onzekeren rykdom verhaten, nooit denzelven tot den voornaamiten grondflag myner eer en van myn geluk gefteld, maar gaarne myne vermogens en bekwaamheden tot bedryven nuttig voor het algemeen welzyn befteed, gaarne het welzyn van myne naby of verder afzynde broederen bevorderd, gaarne de vruchten myner naarftigheid met den behoeftigen gedeeld, gaarne myn byzonder voordeel  222 JESUS DOOD EEN VOORBEELD deel aan het algemeene best opgeofferd, en daarenboven myne hoogere verordening, myne geestelyke volmaaking nooit uit het oog verloorcn : Als eindelyk dan by de laatfle herziening van het ten einde fpoedende leven, de Huisvader, de Huismoeder tot zich zeiven kan zeggen: myne Kinders tot wysheid,tot deugd,tot eenen Chris-, telyken wandel op te leiden, hen voor de dwingclandy der ydele eerzucht, der mode, der ligtvaardigheid,der ondeugd te bewaaren, hen juist cn edel denken, oordeelen, fpreeken, handelen te lcercn, hun braafheid en weldoen tot gewoonte, het vervullen van eiken pligt tot vreugde,de betrachting van den Godsdienst tot wellust te maaken, en daardoor eenen vasten grond tot hun tegenwoordig en toekomend geluk te leggen, dit was. altoos myne voornaamfle en liefde bezigheid, voor deeze bezigheid moest alle zucht tot uixfpanning,tot praal, tot gezellige vermaaken, tot tydverdryven wyken,' en in deeze bezigheid ben ik, offchoon ik 'er niet altoos! wel in daagde, ftandvastig en getrouw gebleeven: Als dan, myne geliefde Vrienden, in het plegtige erndigeuurdcs doods de Overheidsperfoon, de Rechter, de Pleitbezorger, de Leeraar, de Koopman, de Huisvader, de Huismoeder, als dan elk omtrent de byzondere pligten van zynen ftand en beroep dee-  CJO JESUS DOOD EEN VOORBEELD de diepiïe vernedering ter hoogde heerlykheid, iangs den weg van het bitterde lyden ter genieting der zuiverde vreugde. Vol vertrouwen verwachtte hy van zynen hemelfchen Vader, dat d e zyne onfchuld redden,zyne leer verdedigen, de ergernis van zyn Kruis wegneemen, zyne getrouwheid cn dandvastigheid belooncn, en zyn verheven werk op aarde met den gelukkigden uitdag bekroonen zou. Aan hem liet hy zich en zyn lot gerustlyk bevolen, op hem vertrouwde hy zich geheel en al, van hem beloofde hy zich de allerzekerde en heerlykde hulp en veiiosfing, hoe duister alles rondom hem 'er ook uitzag. Vader! riep hy nog in het laatde oogenbük zyns levens vol geloof uit, Vader! in uwe handen beveel ik mynen geest. Nooit verloor hy zyne verhevene roeping en waard^heid, nooit zyne innerlyke, zalige, onvernietigbaare betrekking tot den gecnen, die hem gezonden had, nooit cle heerlykheid, die hy nu weder in bezit neemen, nooit het zo veel uitgebreider vermogen van te redden en wel te doen, waartoe hy nu verhoogd zou worden, uit het gezigt. En dit gaf hem den moed en vrolykheid en derkte, om geene fmerten te achten, allen fmaad gclaaten te verdraagen, en langs den ruwden, moeilykden weg den troon te beklimmen, die ter rech-  VAN DEN DOOD ZYNER. DIENAAREN. 231 rechterhand des Vaders voor hem bereid was. En deeze moed, deeze fterkte, deeze vrolykheid onderfteunen en bezielen ook den Christen , die met hem, of zo als hy fterft. Voor den Christen, die fteeds op Jefus ziet en hem navolgt, heeft de dood zyne meeste verfchrikkingen verlooren. Hem dreigt dezelve geenszins ondergang, geenszins verlies, geenszins ftraf. Hem kondigt dezelve veeleer alles aan, wat hem maar eenigzins verheugen en gelukkig maaken kan. Hy verontrust zich niet over het lot van zynen geest, naardien hy denzelven in de handen van God, zynen almagtigen, goedertierenen, getrouwen Schepper, beveelen, en zich van zyne eeuwige Liefde eene eeuwige voortduuring en eene eeuwige nadering tot de hoogfte volmaaktheid met vertrouwen belooven mag. Nu komt hy welhaast in het gezelfchap van alle wyzen en goeden, die zich in eene betere waereld verzamelen , en wier gevoelens en neigingen reeds hier de zyne waren; komt tot Jefus, zjmen eerstgeboorenen Broeder, zynen Verlosfer en Heer, dien hy niet gezien en nogthans van harten liefheeft, komt tot God, zynen Vader, wiens welbehaagen altoos zyne gelukzaligheid was. Nu loopen zyne eerfte oefening enleerjaaren ten einde, en op dezelve volgt eene genadige vergelding en een bly genot, eene grooter, edeler werkP 4 zaam-  53a jesus dood een voorbeeld zaairfhcid in eenen uitgebreider kring, eene zalige aanwending en gebruikmaking van dat, 't welk hy geleerd en waarin hy zich geoefend heeft. Nu rypt het zaad tot den oogst, cn belooft hem honderdvoudige vruchten. Nu opent zich eene nieuwe loopbaan voor hem, die hem tot een veel verhevener doel leidt. En de nuttige onderneemingen, de wcldaadige werken, die hy hier onvoleindigd laaten, de geliefden, van welken hy zich affcheuren moet, laat hy in de handen en onder het toezigt van God, zynen Vader, die alles wat goed is, zo gaarne bevordert, cn de verlaatenen en hulpeloozen, die zich op hem verlaaten, zq vaderlyk aanneemt, Welk een moed, welk eene vrolykheid moet dan niet den Christen bezielen, die zulke uitzigten zulke verwachtingen in den dood heeft! Ja , myne w aarde Vrienden ! zodaiv'g is de dood van den Christen! Zo ftierf Jefus aan het Kruis, na dat hy zyn werk volbragt, en den wil van zynen Vader vervuld had. Zo fterven ook zyne rechefchaapene dienaars, die door hem tot de hoop eens beteren levens wederpebooren zyn, en hem in geloof cn in wandel navolgen, ö Dat wy a'len myne geliefde Vrienden ! wanneer het uur van onzen dood eens daar zd zyn^ zo fterven zo onzen Voorganger cn Leid-  ö Qod, die ons uwen Zoon, Jefus Christus, ten Leeraar, ten Leidsman en Voorganger op den weg der deugd en der gelukzal^ heid gegeeven hebt, laat toch zyne leer ook thans haare Goddelyke Kracht aan ons bewyzen; laat zyn voorbeeld ons aanfpooren om hem na te volgen. Even gelyk gy hem het edelfte, het heilzaamfte werk, het werk van der menfchen verlosfing opgedraagen had, hebt gy ook aan ieder van ons zyn byzonder werk opgedraagen, 't welk wy hier op aarde doen moeten. Gy hebt aan elk zynen Hand, zyn beroep, zynen kring van werking aangeweezen, in welken wy onze vermogens oefenen, voor ons zeiven en voor anderen nuttig zyn, en het welzyn van hei geheel bevorderen kunnen. Geef toch, dat wy, even als onze voorganger, ons werk met getrouwheid en ftandvastigheid verrichten, dat wy, gelyk fcy, ons doel altoos voor oogen hebben en hetzelve fteeds nader mogen komen. Laat toch alle traagheid, alle wankelmoedigheid, alle lusteloosheid verre van ons weezen. Verfterk ons door uwen geest in ons ftreeven naarwaare duurzaame volmaaktheid en gelukzaligheid. Laat ons altoos u en uwen wil voor oogen houden, en denzelven getrouwlyk en met blydfchap volbrengen-  23« JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK gen. Zegen tot bevordering van deeze oogmerken de overdenkingen, waarmede wy ons thans zullen bezig houden, en verhoor ons gebed door Jefus Christus., in wiens naam wy u verder aanfpreeken: Onze Vader enz. Hoe verfehillend het werk, 't welk Jefus Christus op aarde te verrichten had, van het onze ook zyn moge,myne aandachtige Toehoorers.! zyn gedrag is en blyft nogthans fteeds het beste voorbeeld van braafheid en deugd, het fehoonfte en waardigfte model van navolging, 't Komt 'er, naamelyk, niet zo zeer op aan, dat wy in alle opzigten een en hetzelfde doen, wat Jpfus gedaan heeft, dat wy, zo als hy, en in denzelfden zin, leeraars, verbeteraars, heilan den der Menfchen zyn, als wel hierop, dat wyde dingen, die wy te doen hebben, op dezelfde wyze doen, gelyk hy deed t geen hem te doen ftond; dat wy ons by alle onze bezigheden en verrichtingen van eenerleien geest en het zelfde gevoelen bezielen en beftuuren laaten, van welken hy bezield en beftuurd wierd; dat wy depligten van ons amPt en beroep even zo gaarne, zo gewillig, zo getrouwlyk, zo ftandvastiglyk volbrengen, als hy de pligten van zyn ampt cn beroep volbragt heeft; dat wy ons even zo  EEN VOORBEELD TER NAV0L0IN6. «39 zo onbepaald en vertrouwlyk naar den goddelyken wil fchikken, en in alles, wat wy doen en wat ons bejegent, op God zien, als hy zich naar denzelven gefchikt en op hem gezien heeft; dat wy alle gelegenheden om goed te doen en nuttig te worden even zo blymoedig en zorgvuldig aangrypen, als hy ze heeft aangegreepen ; dat wy die zelfde befcheidene, zachte, menschlievende, medelydende, vroome,Gode behaaglyke gemoedsgefteldheid onder alle veranderingen onzer uiterlyke omftandigheden in ons zoeken te onderhouden, die hem altoos eigen was. Dit betekent, zich het gedrag van Christus tot een voorbeeld ftellen en hem navolgen. Op deeze wys kunnen wy allen hem gelykvormig worden, hoe verfchillende ook de maat van onze bekwaamheden en vermogens, hoe verfchillende onze ftand, ons beroep , onze levenswyze in de waereld zyn mogen. De Vorst en de onderdaan, de leeraar en de leerling, de ftaatsdienaar en de daglooner, de man en de vrouw, de ryke en de arme, de gezonde en de zieke, allen kunnen dat, 't welk zy zyn en 't welk zy te doen hebben, zo zyn en zo doen gelyk Jefus dat, 't welk hy was en 't welk hy te doen had , geweest is en gedaan heeft. Zy kunnen allen oprecht jegens God en de menfchen, vlytig en eer-  440 jesus standvastigheid in zyn werk eerlyk- iii hun beroep, Uaarflig cn getrouw in het gebruiken van hunnen tyd en hunne vermogens, flandvastig by voorkomende- verhinderingen en zwarigheden, nederig onder de bewustheid hunner uitmuntendheden, geduldig en welgemoedigd in lyden, toegeevend jeges vrienden, verzoenlyk jegens vyanden, goedwillig en genegen jegens iedereen, wys en maatig in het gebruiken van het tegenwoordige, voorzigtig in opzigt van het toekomende zyn, en dan volgen zy allen Jefus na, dan zyn zy zo gezind, gelyk hy gezind was, cn wandelen, gelyk hy gewandeld heeft. Om u dit duidclykcr te toonen, myne aandachtige Toehoorers! zullen wy voor tegenwoordig flechts by een bvzouder p'cdeelte van Jefus voortrcflyk Charakter, te weeten by zyne fïandvastigheid onze aandacht bepaalen. Daarom dan ook, zegt de Heilige Schryver in onzen tekst tot de Christenen, alzo wy zo groot een wolk der getuigen, of dewyl wy van alle kanten zo veele aanfehouwers rondom ons hebben: Hy verflaat daardoor de reloovigen,van welken in het voorige Hoofüftuk gefproken wierd, en fielt dezelven voor, als toeziende op ons gedrag en ons door hunne tegenwoordigheid aanmoedigende tot getrouwheid en volhandigheid. Dewyl wy dan zo vee-  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 241 veele aanfchouwers om ons hebben, zegt hy, zo laat ons met lydzaamheid, of onverdrooten en ftandvastig, loopen de loopbaan, die ons voorgefteld is, de zonde, en inzonderheid de ongeioovigheid en wankelmoedigheid, die (Mis nog by aanhoudenheid aankleeft en traag maakt, als een last, die ons in 't loopen belemmert, afleggen, en daarenboven op Jefus, den overfte, Leidsman en Voleinder onzes geloofs, het volmaaktste voorbeeld van ftandvastigheid, zien, dewelke, in plaats van het aangenaame leven, dat hy had kunnen genieten, het Kruis verdraagen en geene hefchimping geacht heeft, en nu ter rechtehand van den troon Gods zit en met hem heerscht; die derhalven naar het doel, hem voorgefteld, onophoudlyk geftreefd, het zelve werkelyk bereikt heeft,en nu de vruchten van zynen onvermoeiden yver en zyner onwrikbaare getrouwheid geniet. Wy zullen dan, volgens deeze woorden, Jefus Christus als een voorbeeld van ftandvastigheid in het volbrengen van onze Christelyke pligt en, of in het ver* volgen van het doelwit befchouwen, 't welk wy hier op aarde behooren te bereiken. Tot dat einde zullen wy twee zaaken doen. In de eerfle plaats, zullen wy u hec voorII. Stuk. Q beeld  «4-2 JESÜS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK beeld der ftandvastigheid van Christus voordelIen; daarna aanwyzen, hoe wy hem daarin navolgen moeten. Beide deeze zaaken zullen wy ftukswyze met malkander verbinden. Jefus Christus had het werk, V welk hy op aarde verrichten, het doel, naar 't welk hy ftreeven en 't welk hy bereiken moest, gedurig voor cogen. Hy wist, waartoe de Vader hem gezonden, wat dezelve hem opgedraagen had, wat hy in zynen naam en op zynen last leeren en doen moest. Hy wist, dat hy aan de verlichting en verbetering zyner tydgenooten, en vooral der zinnelyke vleeschgezinde denkwyze van zyn volk arbeiden; dat hy zich aan hetzelve als den verwacht wordenden grootenVerlosfer en Weldoener,'die hen en alle overige volken der aarde gelukkig maaken zou, vertoonen, maar voor alle dingen hunne valfche, ruwe begrippen aangaande den Mesfias en zyn ryk verbeteren; dat hy,als een goddelyke Gevolmagtigde, aan allen boete en vergeeving der zonden, verlosfing van het juk des bygeloofs en der plegtigheden, verlosfing van de vrees des doods en der helle verkondigen; dat hy allen tot verandering en verbecering van het hart opwekken; dat hy inzon- der-  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 243 derheid de armen en geringen onder het volk, die zonder onderwys en vertroosting verfmagt ten, aanneemen, en hun deeze blyde boodfchap prediken;' dat hy hetzelfde door zyne leerlingen doen en hem tevens tot de verdere verbreiding van deeze zalige leer opleiden en bekwaam maaken;dat hy allen met zyn onfchuldig, heilig, weldaadig leven voorlichten, en tot aan het eind der waereld het model der hoogfte menfehelyke braafheid en deugd weezen; dat hy, eindelyk, ter plegtige bevestiging van dit troostryke Euangelie, ter volko* mene uitrooijing van alle ydele Joodfche ver* wachtingen, ter vulftrekte verzekering van de liefde en genade van God, en ter herfchepping en bevestiging van onze hoop op de onfterflykheid en het eeuwige leven in 't open*baar fterven moest. Dit alles wist onze Heiland. Hy was niet in twyfel, niet wankelmoedig noopens zyne roeping. Wy vinden niet, dat hy ooit in verlegenheid of befluitloos geweest is, wat hy doen of niet doen, waartoe hy zyn tyd en zyne vermogens aanwenden of niet aanwenden, aan welken bezigheden hy zich wyen zou. Hy had een zeker vast doelwit voor oogen, kende den weg, die derwaards leidde; verloor dit doelwit nooit uit het oog,en week Q » van  •244 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK van deezen weg ter recnte noch ter flinker hand af. — Zo moeten wy ook doen, myne aandachtige Toehoorers! indien wy Jefus navolgen willen. Wy moeten niet, gelyk de meeste menfchen, leeven, zonder te weeten waarom en waartoe wy leeven; niet onze vermogens op los geluk gebruiken, zonder te weeten wat wy 'er mede uitvoeren zullen; niet dan deeze dan die tegen malkanderen ftrydige oogmerken bedoelen; niet dan deezen dan die van malkanderen afloopende wegen inflaan. Zo komt men nimmer tot het doel. Zo vcrfpilt men tyd en krachten. Zo wordt en doet men niet, dat, 't welk men behoort te zyn en'te doen, maar dat, 't welk men by toeval worden en doen kan. Neen, wy behooren te weeten en te erkennen, waarom God ons op deeze aarde, ter deezer plaatfe, in deeze omflandigheden gefteld, waartoe hy ons de bekwaamheden,de goederen,de gaaven die wy bezitten, aanvertrouwd heeft. Naamelyk, wy moeten hier door nadenken, door ondervinding , door oefening verftandig, wys, deugdzaam, wy moeten door eene getrouwe waarnecming der pligten van onzen Hand en ons beroep de menfehelyke famenlccving nuttig worden en het algemecne best bevorderen. Die  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 245 Dit is het eindoogmerk van ons aanweezen; dit is het werk 't welk God een' ieder van ons hier op aarde opgedraagen heeft te doen, en 't welk ten opzigt van ieder byzonder mensch zo venchciden bepaalingen heeft, als hy zelfs en zyne omflandigheden van alle andere menfchen en hunne omflandigheden verfcheiden zyn. Beiden, ik bedoel onzen eigene volmaaktheid en de algemeene gelukzaligheid, zyn onaffcheidlyk met eikanderen vereenigd, beiden kunnen en moeten wy ter gelyker tyd, en door het gebruik van eenerlei middelen bevorderen. Dit moet derhalven by ons eene befliste, uitgemaakte zaak zyn; dit moeten wy ons diep inprenten; daaraan moeten wy dikwyls denken; daaromtrent moeten wy vaste, onveranderlyke beginfels hebben, en dit doel, deeze oogmerken, deeze beginfels moeten wy nooit uit het gezigt verliezen. Ten tweeden; Jefus befchouwde en beoordeel' de alles volgens de betrekking, in welke hetzelve tot het oogmerk zyner zending op aarde, tot het groote werk fiond, 't welk hy op de* zelve ten uitvoer brengen moest. Wat met dit oogmerk overeen kwam, wat dit werk bevorderde ,dat hield hy voor zyn'pligt, datverQ 3 koos,  S4&" JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK koos, dat deed hy; wat met hetzelve ftrydig of hinderlyk was,dat verwierp, dat verfmaadde hy, dat liet hy gewillig vaaren. Nooit vraagde hy zichzelven: Wat is ligt of ongemaklyk, myne zinnen aangenaam of onaangenaam ? Wat zal my tegenwoordig vreugd of verdriet, eer of verachting aanbrengen? Maar: wat is de wil van mynen Vader, die my gezonden heeft ? Hoe kan ik denzelven best, zekerst, op de volmaaktfte wyze volbrengen ? Wat brengt my nader aan het doel, dat my voorgefteld is? Welke betrekking heeft ditgefprek,deeze daad, deeze toegeevenheid, deeze zachtheid, deeze ernst, deeze geftrengheid op hetzelve? Waar door wordt de zaak der waarheid, der deugd, der menfehelyke vryheid en gelukzaligheid het meest, het zekerst bevorderd? Welk zaad is best voor deezen, welk voor dien grond gefchikt ? Welk zal eens gelukkig uitfpruiten en de beste vruchten draagen ? Dit, myne geliefde Vrienden! waren de bepaalendc en beflisfende gronden van alles wat Jefus leerde en niet leerde, wat hy deed en niet deed. — En dezelfde gronden moeten ook ons fpreeken en ons zwygen, ons doen en ons laaten bepaalen en befisfen, indien wy hem willen navolgen. Geen eigenbaat, geen tegenwoordig fnel voorby ruifchend vermaak ,geen tegenwoordig hoogst toevallig voordeel, ook niet te-  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING 24.9 elke ontmoeting, elke lof, elke berisping moest hem tot bevordering van dit oogmerk dienen. Altoos bereidvaardig om ieder een te dienen en te helpen, altoos met geestelyke of ligchaamlyke hulpbewyzingen bezig, vergat hy daaronder dikwyls de eerfte behoeften van den mensch rust, fpysenflaap. 't Was zyn fpys, zyn dagelykfche lieffle bezigheid, den wil van den ceenen te doen, die hem gezonden had, cn zyn werk te voleindigen. Ik moei werken, zeide hy, zo lang het dag is, zo lang ik 'er krach ■ ten en gelegenheid toe heb, voor dat de nacht komt .waarin niemand werken kan. Bekoor! yk voorbeeld van eene fteeds bezige, fteeds werkzaamc naarftigheid in 't goedé, van eene fteeds voortgaande nadering tot het doel! Volgt hem daar in na, Christenen! indien gy deezen naam waardig zyt,indien gy, gelyk hy, het doel bereiken wilt. Te vergeefs ziet gy met oogen vol ongeduldig verlangen naar dit wit, te vergeefs wenscht gy den prys,dien u hetzelve aanbiedt, weg te draagen, zo gy den weg die dcrwaards leidt, nietdaadelyk inflaat, niet beftendig bewandelt ! Te vergeefs wenscht gy wyzer en beter te worden, en daardoor het eindoogmerk van uw aanweezen te bereiken, zo gy daaraan niet werkelyk en onophoudelyk arbeidt, zo gy Q 5 niet  250 JÉtfÜS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK niet over uzclvenenuwe begeerlykheden waakt, u niet in nadenken en in de zelfverloochening oefent, niet elke verzoeking ten kwaade ontvliedt, niet elke gelegenheid tot goede werken aangrypt cn gebruikt, u niet dikwyls en gaarne met godsdienftige verrigtingen en oefeningen bezig houdt! Te vergeefs verwekt en kweekt gy toegenegene gevoelens jegens alle menfchen by u aan; te vergeefs maakt gy vceIcrhande ontwerpen ter bevordering van het algemeene welzyn, zo deeze geneigdheden nooit daaden, deeze ontwerpen nooit uitgevoerd worden , zo gy noch de vermogens van uwen geest noch de vermogens van uw ligchaam,noch uwe goederen, noch üw aanzien ten beste van anderen aanwendt, zo gy niet aan een ieder in zyne plaats, in zynen kring, in zyn beroep, daadelyk het goede en nuttige doet,'t welk gydaar kunt en behoort te doen! Neen, myne geliefde Medechristenen! Het goede te denken, te fpreeken, te wenfehen, te willen, zich voor te neemen , dat maakt de zaak niet uit, dat betekent niet • Jefus navolgen. Maar het goede te doen en het ten allen tyde, by elke gelegenheid te doen; zyne vermogens werkelyk daartoe aan te wenden, en daarin nooit moede te worden; anderen kleine, niet in 't oog loopende dieniten te bewyzen, wan-  EEN VOCREEELD TER NAVOLGING. 251 wanneer men hun geen grootere kan bewyzen; liever tegenwoordig een weinig uit te voeren, dan, in de hoop van in het toekomende meer te kunnen uitvoeren, werkeloos te blyven;eenen kleinen kring van vrienden en vermaagdfchapren nuttig te worden, indien men niet de gantfche maatfchappy onmiddclyk van nut kan zyn; zyn huisgezin wel te heftuureü, indien men niet geroepen is om den ftaat te beftuuren; in den naauwen kring zyner wooning, zyner familie, zyner bekenden, deugd en geluk te verfpreiden, indien men dezelve niet in de groote waereld verbreiden kan;dit heet zyn oogmerk bereiken, werkelyk met getrouwheid uitvoeren, doen, 't geen wy hier op aarde behooren te doen; dat verdient den naam van Jefus Christus na te volgen en in zyne voetftappen te wandelen. Dit is 't niet alles,myne aandachtige Toehoorers! Onze Heiland liet zich, ten vierden, door niets van de volbrenging van zyn werk, van de bereiking zyner bedoeling te rug houden. Hy deed, 't geen hy te doen had, beftendig, en volhardde daarin tot aan zynen dood. En dit is voornaamlyk 't geen zyn gedrag ten voorbeeld der edelfte ftandvastigheid maakt. Noch verhinderingen en zwarigheden, noch het oogeu- fchynV  Z$% JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK fehynlyke uitblyven van eenen goeden uitflag, noch openlyke ondank en misbruik, noch de onzekerheid der vooruitzichten in't toekomende, noch vervolging, lyden en dood, konden hem nalaatig en vermoeid maaken, of van het werk affchrikken, dat hy op zich genomen had. Laaten wy dit fltik voor Huk wat naauwkeuriger ontvouwen cn op onszelven toepasfen. Geene verhinderingen en zwaarigheedea konden den moed en yver van Jefus Christus verzwakken. En hoe groot, hoe menigvuldig waren niet deeze verhinderingen en zwarigheden ? De eigenbaat, de geveinsdheid, de heerschzuchc der Pharizeërs en Schriftgeleerden; het ongeloof en de twyfelzucht der Sadduceërs ; de bygeloovigheid van het volk, deszeifs onbegrensde hoogachting voor den Levietfchcn eerdienst,en blinde verkleefdheid aan de uitfpraaken zyner Leeraaren; de onweetenhcid en ondeugendheid, die in alle Handen heerschten; de nationaale hoogmoed,die hen alle bezielde en verdwaasde, de geest der oproerigheid, die zich alomme vertoonde, de verwachting van eenen waereldïyken krygszuchtigen Koning, die iedereen voedde; de vooroordeelen, die Jooden en "Romeinen van malkanderen verwyderden, en de haat,  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 253 haat, dien de eente den laatften toedroegen: welk een famenlcop van beletfelen en zwaarigheden voor eenen Leeraar, die gezonden was, om deeze vooroordeelen, deeze onweetendheid, deeze bygeloovigheid, deeze liefde voor plegtigheden, deeze ondeugendheid te beftryden, deezen nationaalen hoogmoed te vernederen, deeze ongegronde verwachtingen te vernietigen $ de rechten der waarheid en der deugd zonder aanzien van perfoonen te verdedigen, en de komst van eenen Koning, de oprichting van een Ryk aan te kondigen, wiens hoofdwetten nederigheid, zachtmoedigheid, geduld en liefde zyn! Welken anderen, anders nog zo welmeenenden Leeraar zou niet het gezigt van alle deeze belemmeringen en zwaarigheden verward en afgefchrikt hebben? Hoe ging het met den profeet Jonas, toen hy van God den last ontving, van de Ninivieten tot bekecring te vermaanen? Alles, wat de uitvoering van dit bevel moeilyk voor hem maaken, wat zig daarby tegen hem verzetten, wat hem daarby verhinderen kon, helde hy zich levendig voor den geest. De menigte, de grootte deezer verhinderingen bedwelmde hem, zy kwamen hem onoverkomelyk voor , hy wilde geenzins eene zaak onderneemen, die hy voor zo zwaar, of zelfs wel voor onmogelyk hield. Hy ontvlugt- te  202 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK u ontflaat, dat gy misfchien te vergeefs gearbeid, mogt hebben, dat uwe begonnen goede werken onvoltooid blyven, dat uwe goede inrichtingen en fchikkingen verydeld, uwe mildaadigc, algemeen nuttige (Heiningen tot andere einden aangewend worden, dat met uwen dood ook alle goede uitwerkfels van uwe lesfen, van uw voorbeeld, van uwe pogingen om het algemeene welzyn te bevorderen, mogten ophouden. Ziet ook hier op Jefus, uwen Leidsman en Voorganger,en laat u zyn gevoelen bezielen. Eerbiedigt, gelyk hy, God, uwen hemelfchen Vader met een kinderlyk verzekerd vertrouwen. God, die u tot hiertoe als zyne rechtfehaapene dienaars onderfleund en geholpen heeft , zal het ook in 't vervolg doen. God, wiens werk gy hier op aarde verricht, wiens wil gy tracht te volbrengen, zal het goede, 't welk gy hier gedaan hebt en nog doet, wel wecten in weezen te houden en te zegenen. Hy zal niet toclaaten, dat iets daar van verlooren gaa. Vroeg of laat zal door zynen zegen alles tot rypheid komen en vruchten draagen, die u eeuwig verblyden zullen. Eindelyk, myne aandachtige Toehoorers! de ftandvastigheid van Jefus Christus ging 40 ver, dat  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING. 263 dat hy alle vervolgingen, alle lyden, den dood zelfs overwon cn ten einde toe volhardde. En welk eene fterkte van geest , welk een trap van braafheid vooronderftelde dit niet! Zyne beste, zuiverde oogmerken verkeerd bcfchouwd te zien, zyne wysfte, onbaatzuchtigfïe gefprekken en daaden voor Godslasteringen en onwettige bedryvcn te hooren verklaaren, zyne groot, fte weldaaden met ondankbaarheid vergolden te zien; by de volkomcnfte onfchuld opentlyk van de groffte misdaaden aangeklaagd, by de uitmuntendfte verdienden als een booswicht veroordeeld te worden; de Verlosfer eener natie, de Verlosfer der menfchen te zyn,en den dood eens flaafs, den fmertelykften, fmaadelykften Kruisdood te ondergaan: welk eene harde beproeving voor de ftandvastigheid van eiken wyzen, van eiken mcnfchenvriend! Jefus ftond deeze proef door; hy, die alle wyzen , alle weldoeners , alle heilanden der menfchen zo verre te boven ging,als zyn rang en zyne waardigheid de hunne overtrof. Zyne ftandvastigheid bleef te midden onder alle ftormen van het lyden , onder alle verfchrikkingen des doods oubeweeglyk. Scheen zy op het eerfta gezigt van het naderende lyden en des doods in den hof Gethfemane te wankelen , zy vertoonde R 4 zich  26"4 JESUS STANDVASTIGHEID IN ZYN WERK zich echter ras weder in haare geheele onverwinnelyke fterkte, en verliet hem niet tot aan zyn uiteinde. Vader! uw wil gefchiede: deeze grootfche, vroome gedachte vergezelde hem door alle de bedryven der wreedheid en verfchrikking, maakte hem gewillig en bereid om zyn leven tot een losgeld voor veelen af te leggen,en hield zynen geest in eene gelaatene, geruste, opgeruimde gefteldheid, tot dat hy denzelven, na alles volbragt te hebben, in de handen van zynen Vader beveelen kon. Zo heeft hy, gelyk onze tekst fpreekt, in plaats van het aangeuaame leven, dat hy had kunnen genieten , het Kruis verdraagan, en noch fchande, noch dood geacht. En zouden wy, myne geliefde Medechristenen! die zyne navolgers zyn,zouden wy ons door elke berisping, door elke befpotting, door ieder gering verlies van de bejaaging van ons doel, van het betrachten van rechtvaardigheid en deugd laaten affchrikken! En dit toch is gewoonlyk alles, wat wy daarby te vreezen hebben. Ja, mogelyk zullen wy ons hierdoor, dat wy ons op eene ftrenge deugdsbetrachting bevlytigen en naar de infpraak van ons gewectcn leeven, voor de befpotting der ligtvaardigen, voor de verachting der dwaazen blootltellen, of eenige gelcgcnhe-. den  EEN VOORBEELD TER NAVOLGING- l6j deeze gevolgen zich in k oneindige uitftrekken. Ook gy zult in de toekomende waereld de grooter vaardigheid in de deugd, die gy u hier verworven hebt, in eenen uitgeftrekter kring, met een veel beter gevolg aanwenden. God zal u,die zyn werk op aarde ftandvastiglyk volbragt hebt, namaals nog; gewigtiger, nog edeler bezigheden opdraagen, en u daar door tot een nog hoger trap van volmaaktheid en gelukzaligheid leiden. Gy zult met Christus heerfchen, met hem kennis en deugden .zaligheid in het onmeetbaare ryk van God ..verbreiden, dewyl gy met hem en gelyk als hy gearbeid, geftreeden, geleeden hebt en getrouw zyt gebleeven. Heerlyke uitzigten ! -Verhevene verwachtingen! öMogten zy alle traagheid, alle wankelmoedigheid, alle bevreesdheid uit uwe zielen verbannén, uwen yver in het goede fteeds ontvonken, en u alles helpen overwinnen ! En deeze zelfde gevoelens, myne geliefde Medechristenen ! moeten u ook op het aanftaande feest, aan de tafel des Heeren vergezellen en bezielen. Daar herinnert u alles de braafheid en getrouwheid van onzen Heer, de weldaadige, algemeen nuttige oogmerken, die hem   Alle uwe wegen, ö God! alle uwe wegen zyn enkel wysheid en goedheid. Offchoon zy menigmaal voor ons onbegryplyk, menigmaal met donkerheid voor ons bedekt zyn, zy bedoelen nogthans allen volmaaktheid en gelukzaligheid, en nooit kan "en zal uwe bedoeling u mislukken. Het lyden zelfs is in uwe hand, in de hand van den Algoeden en volmaakt Wyzen,een middel tot grooter gelukzaligheid. Door lyden hebt gy uwen Zoon, Jefus Christus, volmaakt, hem door lyden tot onzen Leidsman en Voorganger, rot ons Opperhoofd en Heer verheven, en tot den grootflen weldoener zyner broederen, der menfchen, gemaakt. Smerten, zwaare, menigvuldige, maar onfchuldig en heilig verdraagene fmerten, waren de trappen, langs welken gy hem tot den troon van magt en heerlykheid leidde, waarop hy nu zit cn hcerscht en van ons en alle zyne verlosten eeuwig gepreezen wordt. Door lyden wilt gy ook ons, zyne navolgers, oefenen, verbeteren, nader tot onze verordening brengen, en ons, wanneer wy hetzelve gelyk hy verdraagen hebben, deelgcnootcn zyner heerlykheid maaken. Ja, altoos zyt gy de Vader uwer kinderen,altoos  £7Ü JE SUS EEN VOORBEELD toos de goedheid en liefde zelve, 't zy gy hun den kelk des lydens, of den beker der vreugde aanbiedt. Alles, wat van u komt , is eene weldaad,is een zegen, is een uitwerkfel en bewys van uwe vaderlyke liefde. Dit wist, hierover verheugde zich uw Zoon, uw Eeniggeboorene, dit boezemde hem moed en vertrouwen onder 't lyden in; en dit kunnen ook wy weeten, hierover behooren ook wy ons te verheugen, dit moet ook ons vertrouwen en moed in 't lyden inboezemen, ö Dat wy toch altoos op hem, onzen Leidsman en Voorganger, zagen, zyne voetftappen fteeds zorgvuldiger luifpoorden en fteeds gewilliger bctraadcn, en van hem geduld en ftandvastigheid cn lyden leerden! Hoe zeer zouden wy daardoor hetzelve voor ons verligten! welke ryke, hcerlyke vruchten daarvan inoogften! Zegen toch tot dat einde,öGod! zegen de overweegingen , die in dit uur voorgedraagen zullen worden. Mogt toch het beeld van den lyden den cn zo geduldig lydenden Jefus zich aan onzen geest in al zyne klaarheid vertegenwoordigen, en in ons hart zulke diepe indruklels maaken, dat wy ons hetzelve fteeds tot een voorbeeld van navolging voorftellcn, en elk lyden, *c welk gy goedvindt ons opteleggen,  VAN GEDULD IN LYDEN. H73 geil, zodanig befchouwen, beoordeelen, draagen en verdraagen, gelyk hy het gedaan heeft. Wy bidden u hierom in zynen naam,en fpreeken u verder in vertrouwen op zyne beloften aan:Onze Vader enz. Geduld, myne aandachtige Toehoorers! Geduld in lyden kan geen mensch ontbeeren, die een bly genot van zyn leven fmaaken en onder de ongemakken van hetzelve niet bezwyken zal. Want niemand kan alle lyden ontgaan , en lyden zonder geduld is een drukkende, ondraaglyke last. En in de daad, myne geliefde Vrienden 1 waar is de mensch, die tot eenigen ouderdom gekomen is, en nooit noch in zyn perfoon noch in den perfoon zyner vrienden en geliefden, nooit noch in zynen geest, noch in zynligchaam, noch ten opzigt van zyne uiterlyke omflandigheden geleeden heeft? En waar is hy, die niet in zichzelven en anderen ondervonden heeft, welk een geheel andere gedaante, welke geheel andere uitwerkfelen de rampen voor den geduldigen dan voor den ongeduldigen hebben? Hoe ligt en welgemoedigd de eerfle hetzelve verdraagt, en hoe verlaagd en moedeloos de laatfte daaronder bezwykt? Welke heilzaame vruchten de een daarvan inzaII. Deel. S mek,  &74 jesus een voorbeeld mek, 'en hoe onnuttig en verderflyk het zelve gemeenlyk voor den ander is? Ja, geen lyden is den mensch te zwaar, indien de Christelyke gelaatenheid hem daar by onderfteunt, en geene wederwaardigheid is zo weinig beduidend, welke het ongeduld niet tot de hevigfte foltering voor hem zou kunnen maaken? Deeze, de geduldige, blyft zichzelven meester, weet alle voordeelen, alle aangenaamheden, alle verkwikkingen,alle red- en hulpmiddelen, welke hem overgebleeven zyn, te gebruiker» en te genieten, en houdt zich vast aan de hoop , die hy op God en de gelukzaligheid eener betere waereld gebouwd heeft; dip- de ongedul» dige, wordt door elke fmertelyke aandoening overweldigd, verliest zyne bezadigdheid, vergeet en verwaarloost alles, wat hy nog goeds en voordeeligs heeft en zou kunnen hebben, en laat alle hoop op hulp en redding wanhoopig vaaren. Hoe begerenswaardig, myne waarde Vaienden! hoe onontbeerlyk moet ons allen het geduld voorkomen, als wy op deeze onloochenbaare ondervindingen acht geeven! Maar, van waar zullen wy dit geduld verkrygen? In welke fchool zullen wy het leeren? Christenen! zouden wy Christenen kunnen zyn en deeze vraag in ernst opwerpen, of wegens haare beantwoording één oogenblik in twyfel han-  VAN GEDULD IN LYDEN. £75 hangen? Waar kunnen wy deeze voortreflyke, beminnenswaardige deugd beter leeren dan in de fchool van Jefus. Wie heeft ons een volmaakter, bekoorelyker voorbeeld daarvan gegeeven dan Jefus? Wie heeft meer geleeden, en wie heeft geduldiger geleeden dan hy? Welaan ! myne geliefde Vrienden! laaten wy als leergierige leerlingen ons aan de voeten van onzen Heer nederzetten, om van hem geduld te leeren.. Laaten wy tot dat einde zyn geduld in lyden befchouwen, laaten wy het als een voorbeeld, als een model befchouwen, naar 't welk wy ons vormen en fchikken moeten. Hy heeft voor nns gplppJrn, zegt onze tekst, en ens een voorbeeld nagelaaten, op dat wy zyne voet/lappen zouden navolgen. Ja , wel heeft Christus geleeden , myne waarde Toehoorers! Ach! wat heeft hy, die Onfchuldige, die Rechtvaardige, die Weldoener zyner broederen niet al geleeden! Welk een aan eenfchakeling van moeite en fmerten was niet zyn geheel leven op aarde, en hoe hoopten dezelve zich in zyne laatfle dagen op zyn hoofd te famen! Alle de bepaaldheden, alle de zwakheden, alle de moeilykheden van dit aardfche leven, welk een lyden voor den Zoon S <2 van  H?6 JESUS EEN VOORBEELD van God, voor den Heer der heerlykheid! De, kennis en hec dagelykfche gezigt van alle dwaalingen, van alle vooroordeelen, van alle dwaasheden en zonden, van alle verdriet en ellende, die onder de menfchen , zyne broeders, heerschten, en allerwegen de verfchriklykfte verwoestingen aanrechtten , welk een lyden voor de zuiverde, deugdzaamde ZielT Het gevoel van den hardnekkigen, heilloozen tegcndand, dien hy alomme te midden zyner edelfte poogingen ontmoette, van de ondankbaarheid, waarmede men zyne weldaaden en zyne hulp verwierp, van den geringen, fchier onmerkbaaren opgang, dien zyne heilzaame, godlyke leer had, en van de vermeerderde fchuld, welke deeze rampzaligen daar door op zich laadden, welk een lyden voor het hart van den onbaatzuchtigden, yverigden Menfchen* vriend cn Voordander der waarheid! En, als nu zyn uur, het uur zyns laatden lydens gekomen was, welke duistere, zwaare onweerswolken hingen toen niet boven zyn hoofd, en in welk eenen florm van woede en wreedheid borden zy niet boven hem uit! Hoe werd zyn aandoenlyk hart toen niet verwond en gegriefd door de zwakheid en ongetrouwheid zyner boe • zemvrienden! Hoe vervolgde en pynigde hem niet  VAN GEDULD IN LYDEN, 277 niet de boosheid zyner vyanden! Welk een diepe verachting en fchande bewolkte toen niet den glans zyner onfchuld en deugd! Welke onuitfpreeklyke fmerten greepen hem niet aan en doorgriefden zyn hart in den Hof en aan het Kruis! Hoe befpot en gehaat van vyanden,hoe geheel zonder vertroosting van vrienden, hoe verlaaten van allen, ftond hy niet voor zyne rechters, bewandelde hy het pad des doods, hing hy niet als een misdaadiger tusfchcn hemel en aarde! En welk een' dood, welk. een' fmaadelyken, verfchriklyken dood leedt hy toen niet! Neen, zyn lyden was geen gewoon, dagelyksch lyden; 't waren fmerten van eene zeldzaame foort, van buitengewoone bitterheid en grootte; meerder fmerten,zwaarer fmerten, dan ooit een flerveling in foortgelyke omflandigheden ondervonden en geleeden heeft! En al dit lyden verdroeg hy met geduld! Meteen geduld, 't welk even zo waar en vroom als onveranderlyk en onbeweeglyk was-! ö Laaten wy zyn verwonderenswaardig geduld nader leeren kennen, nagaan, hoedanig hetzelve gefield ware en welke blyken hy daarvan gegeeven hebbe, en ons hetzelve tot een voorbeeld van ons gedrag in lyden voordellen. S 3 Het  t78 JESÜS EEN VOORBEELD Het geduld van onzen Heer was geen ongevoeligheid en onverfchilligheid, geen gevolg van een hard onbuigzaam charakter. Zo rein en onfchuldig zyne ziel was, even zo gevoelig was dezelve. Alwie over de onheilen zyner vyanden en zyner vrienden weent, alwie geenen ellendigen en noodlydenden zonder inncrlyk mededoogen befchouwt, en elk met opoffering van zyne eigene rust te hulp vliegt, moet een zacht, gevoelig hart hebben, 't welk. de fmert gelyk het vermaak levendig gevoelt. En zulk een hart had Jefus Christus, en in dit hart woonde en heerschte dat geduld, waarover wy ons in hom verwonderen. Vergezelt hem ter plaatfe, daar hy de komst zyner vyanden , en het begin zyns lydens afwagtte. Welke diepe , zyn binnenfte verwondende indrukfelen maakte toen niet de verbeelding daarvan op hem! In welk eene volkomene uitgeftrektheid gevoelde hy toen niet het verfchriklyke van alle de toneelen van lyden, die hem naderden! Welk een duisternis benevelde toen niet zynen geest! Welke verfchrikkingen benaauwden niet zyn hart! Hy begon, ftaat 'er, droevig en zeer beangst te worden, viel op zyn aangezigt ter aarde, was gelyk iemand, die met den dood worftelt; indien 't mogelyk is,  VAN GEDULD IN LYDEN. 279 is, fprak hy, laat deezen drinkbeker van my voorbygaan, myn ziel is ter dood toe bedroefd; en eerst na herhaald ftryden, na driemaal gebeden te hebben, namen gerustheid en vertrouwen weder bezit van zyn hart. — Gevoel het derhal- : ve fteeds, 6 Christen, wanneer de fmert u drukt, en fchaam uniet over dit natuurelyke gevoel, 'twelk hebt. Gevoel het, iiitL »ti.» ö wanneer de hand des Allerhoogtfen zwaar op u ligt; wanneer vrienden u verlaaten en vyanden vervolgen, wanneer pynen u knaagen en gy den dood onder eene vreesverwekkende geftalte aanfchouwt. Beween uw verlies, wanneer gy de vruchten » uwen arbeid, wanneer gy de belooning uwer braafheid en weldaadigheid, wanneer gy de lievelingen van uw hart verliest. Deeze traanen zyn billyk en onteeren dèn mensch niet. Maar laat uwe fmert u niet overweldigen, en fluit uw hart niet voor vertroosting en gerustftelling, zo gy uwe aandoenlykheid door het voorbeeld van Jefus Christus wilt verdedigen. Het geduld van onzen Heerwas, verder, geenzins een vrucht van noodzaakelykheid, geen gevolg van het waare , maar weinig troostgeevende denkbeeld, dat wy de zaaken, die S 4 "i«  VAN GEDULD IN LYDEN. &85 ken van onrechtmaatige middelen, nooit op eene wys, die met Gods wil ftrydt, van u af te wenden. Draag liever den zwaarften last, dan dat gy God, die hem u oplegt, gehoorzaamheid weigeren, of poogen zoudt, u zyne kragt te onttrekken. Weiger niet, als mensch, de zwakheden en moeilykheden deezes levens, de ongemakken en wederwaardigheden, die in den aart der dingen, in de wyze inrichting der Voorzienigheid haaren grond hebben, met uwe broederen te deelen, en verzwaar u nooit door vergeeffche tegenkanting een kwaad, dat een noodzaakelyk gevolg uwer natuur en der Goddelyke befchikkingen, cn juist daarom onvermydlyk is. Weiger niet, als Christen, om het goede iets te verliezen of te verdraagen. Offer aan uw geweeten, offer aan de deugd eft Godvrucht, offer aan het welzyn uwer broederen zonder tegenfpraak alles op, wat zy van u vorderen. Laat u geene verhinderingen, geen tegenftand, geene te leurgefteldè verwachtingen bevreemden in eenen ftaat, die tot uwe opvoeding en oefening gefchikt is. Verlang niet op eenen weg, die tot hoogere volmaaktheid leidt, geenen ftcen des aanftoots te vinden, geen fteil moeilyk pad te ontmoeten, of den prys  S86 JESUS EEN VOORBEELD prys der overwinning zonder .'voorafgaanden flryd weg te draagen. Derde bewys, derde blyk van het geduld van Jefus Christus. Nimmer murmureerde hy onder zyn lyden tegen God, wiens wyzen raad hy daardoor volbrengen zou. Nooit twyfelde hy aan de welvoeglykheid en billykheid van hetzelve, nooit bezwaarde hy zich daarover als over al te harde en ftrenge ontmoetingen, nooit geloofde hy, dat hem, hoe onfchuldig en heilig hy ook was, daardoor onrecht gefchiedde. Hy eerbiedigde den wil zyns hemelfchen Vaders mee Uc diopfte, volmaaktfte onderwerping. Vader, niet gelyk ik wil, maar gelyk gy wilt; Vader, uw wilgefchiede! Dit was de taal van zyn hart even als de taal van zynen mond. Hy .hing gaarne van God af, nam gaarne zyne bevelen op zich, liet zich gaarne door hem leiden en beftuuren, en was in elk oogenblik zyns levens op het innerlykfte overtuigd, dat alles, wat God wil, wat hy befchikt en doet, recht en goed is. Hem had hy altoos voor oogen, in hem verblydde hy zich altoos, in hem berustte hy wegens alles, het gevoel tan zyne tegenwoordigheid en liefde verliet hem nooit,  VAN GEDULD IN LVDEN. 28? nooit, en van zyne hand nam hy den kelk des lydens even gelyk den beker der vreugde met weltevreedenheid en lofpryzing aan. En deeze gevoelens moeten ook u bezielen, myn Broeder in Christus! Dit gedrag moet ook het model uwer daaden zyn, indien gy van onzen Heer geduld wilt leeren. Mor niet, wanneer u rampen overkomen. Waan niet, dat u daardoor onrecht gefchiede. Wacht u van den Heiligen en Rechtvaardigen, den Algoeden van partydigheid, of van flrengheid of van gebrek aan liefde jegens u te befchuldigen. Denk nooit, dat hy u vergeeten of vérlaaten heeft, omdat hy u kastydt en oefent. Neen, onderwerp u met eenen ftillen geest aan den wil van den geenen, die alles beftuurt en alles regeert, en alles volgens de regels der hoogfte wysheid en goedheid regeert. Aanbid hem als uwen Schepper en Heer, als uwen Vader en Verzorger, met diepen eerbied en kinderlyke gelaatenheid. Berust geheel en al in zyn welbehaagen, verheug u fteeds over zyn aanwezen, over zyne tegenwoordigheid en over de betrekking, in welke gy tot hem ftaat. Vergeet nooit, dat hy u, wanneer de duisternis u omringt , even naby is, als wanneer gy in het licht wandelt, even zo naby, wanneer gy lydt, 't geen hy ü beveelt te lyden, als wanneer gy u in de wel-  VAN GEDULD IN LYDEN. 289 toevoegden, tot toorn vervoeren of tot wraak tegen hen ontfteeken. Als hy gefcholden wierd, fchold hy niet weder, noch dreigde, toen hy leed, maar gaf alles over aan hem, die rechtvaardiglyk oordeelt. Hy bad zelfs voor hun die hem kruizigden, om genade tot God. Vader, riep hy uit, vergeef het hun, want zy weeten niet wat zy doen. Uit zuivere, edele menfchenliefde had hy rdit lyden op zich genomen, en deeze menfchenliefde verliet hem gedurende geen nog zo verfchriklyk bedryf van hetzelve, zy verliet hem zelfs in den dood niet! Leer hier, ö Chris¬ ten ! op welk eene wyze uw geduld in lyden ook jegens andere menfchen blyken moer. Leer hier uwe vyanden liefhebben, de geenen, die u vloeken, zegenen, voor hen die u haaien, bidden, en hun, die u vervolgen, weldoen. Leer hier u niet zelv' wreeken, maar de wraak aan hem bevoolen laaten, wiens oordeelen en vergeldingen alleen volkomen rechtvaardig en van allen invloed van laage driften vry zyn. Mor even zo weinig tegen de werktuigen, van welken God zich tot uwe oeffening en verbetering bedient, als tegen den wil van hem, die u door lyden oefenen en verbeteren wil. Befchouw alles in zyne afII. Deel. T hang-  •290 JE SUS EEN V00RBEELB hanglykheid van God. Laat geene beledigfn-i gen uwer broederen de liefde, die gy hun fchuldig zyt, in u uitblusfen, geen' toorn, geene bitterheid, geen' haat tegen hen in uw hart zich vestigen cn vergeef hun, die ü beleedigd of u onrecht aangedaan hebben, even gelyk uw Heer zynen beulen, zynen moordenaaren vergeeven heeft. Het geduld van jefus ging nog verder, myne waarde Vrienden! het vertoonde zich op nog heerlyker wyze. Zyn lyden verzwakt* zynen moed en zyn- vertrouwen;-het ver zwaktehet gevoel vw. *&ue waardigheid niet. Hy hield zich deswegen niet voor ongelukkig, hield zich niet voor ontëerd, om dat hy lyden moest, wegens dat, waaraan hy geene fchuld had; zag zyn lyden geezins als een kenmerk van het goddelyke ongenoegen aan, maar befchouwde hetzelve als een middel om hem en anderen tot eene grooter volmaaktheid en gelukzaligheid op te leiden. Te midden van zyne hevigfle fmerten, noemt hy God zynen Vader, ert Helt zich gerust door de bewustheid van zyn wélgevallen. Gelyk het zyne fpys, zyne vreugde geweest was te doen, 'r geen God hem opgedraagen had te doen, zo was  VAN GEDULD IN LYDEN. 291 was het ook zyne vreugde, te lyden, 't geen God hem beval te lyden. De uitvoerer der Goddelyke beiluiten, het offer voor de zonden der waereld', de weldoener zyner broederen in den dood te zyn, dit was zyn vermaak, de hoogfle roem , naar welken hy ftreefde. — En Yolg uwen Heer ook hierin na, ö gy,die zyn geduld u ten voorbeeld voordek. Laat uw lyden u niet neerflagtig, niet moedeloos maaken. Maak het u niet zwaarer door de opvatting, dat de onheilen ftraffen van eene vertoornde Godheid zyn. Verbeeld u niet, dat rampen, die geene gevolgen van uwe dwaasheden en ondeugden zvn- » «** ^nande verftrekken. Twyfel deswegen niet aan de liefde van uwen hemelfchen Vader. Acht zelfs uw lyden voor een bewys van zyne vaderlyke liefde, voor een middel, waardoor hy uw best en het best uwer broederen bevorderen wil. Acht het voor roem, om het gemeene best te lyden en te verdraagen, en verblyd u, wanneer God u, gelyk zynen Zoon, door lyden verheerlykt en door moeilyke oeffeningen tot grooter volmaaktheid leidt. Zo min Jefus onder zyn lyden zynen moed en het gevoel zyner waardigheid verloor, even T 2 sa  202 JESUS EEN VOORBEELD zo weinig wierd ook zyn menfchenliefde en zyn yver om alle pligten van dezelve te vervullen, daardoor verzwakt. En ook dit is een bewys, een blyk van zyn geduld, dat onze navolging verdient. Smerten, die ons drukken, ontflaan ons niet van eenigen pligt, dien wy anderen fchuldig zyn, en om welken te vervullen wy nog gelegenheid en vermogens hebben. Offchoon wy onze fmerten en lyden gevoelen mogen, zy mogen ons echter niet ongevoelig en onverfchillig jegens anderen doen worden. Zelfs in zyn lyden was Jefus de tedere, werkzaame menfchenvriend, die hy in zyn yelicci \Ktmty geweest was. Hoe nadrnklyk zorgde hy by zyne gevangenneesning voor de veiligheid zyner metgezellen! Hoe genegen zag hy naar zynen gevallenen leerling,Petrus, om! Hoe medclydend gedroeg hy zich jegens de geenen, die over zyn lotjammerden! Hoe grootmoedig riep hy God om genade voor zyne vyanden aan! Hoe gewillig ontfermde hy zich over den ongelukkigen, die met hem gekruifigd wierd en troost en hulp by hem zocht! Hoe liefderyk zorgde hy 'er voor, om zyne verlaatene, geheel mistroostige moeder eenen befchermer, en zynen aandoenlykcn, diep bedroefden vriend Joannes, eene ge-  VAN GEDULD IN LYDEN. ei>3 gelykgeaarte ziel toe vertroosteres aan te wyzen .' Ja, dat is vroom, edel geduld, 't welk ons geenen pligt uit het oog verliezen en niets goeds laat verzuimen, 't welk wy nog doen kunnen. En zo moet ook uw geduld gefield zyn, ö Christen! die uwen Heer wilt navolgen. Nooit moet uw lyden uw hart verharden; nooit u jegens uwe broeders koelzinnig en onverfchillig maaken. Nooit moet uwe gevoeligheid zo geheel en al tot u zelve bepaald zyn, dat gy voor anderen niets zoudt kunnen gevoelen. Nooit moet uw lyden u tot traagheid en werkeloosheid vervoeren, zo lang Sy nug middelen en krachten hebt, om uwe medemenfehen nuttig te zyn. Uw pligt moet u altoos heilig en elke gelegenheid van denzelven te vervullen, altoos dierbaar; menschlievendheid en weldaadighcid moeten zelfs in het lyden, moeten zelfs in den dood uwe vreugde weezen! Het geduld van Jefus Christus was, eindelyk^ onvermoeid en onbeweeglyk. Noch de menigte en grootte zyner fmerten, noch derzclven duurzaamheid konden hetzelve verzwakken. Hy verduurde den glooriryken flryd, dien hy eenmaal aanvaard had, vervolgde zyne loopT 3 baan,  2P4 JE SUS EEN VOORBEELD baan, hoe duister en moeilyk zy ook was, tot aan het einde, dronk zonder weigering den bitteren kelk, dien hy drinken moest, tot op den droefem uit, en verwachtte het einde zyner fmerten, en van zyn lyden met de zelfde kinderlyke gelaatenheid, waarmede hy zich in 't begin aan dezelve onderworpen had. ily leedt zo veel en zo lang als God wilde, dat hy zou lyden, en liet zich alles zonder tegenfpraak welgevallen, wat over hem befloten was, tot dat hy uitroepen kon: Het is volbragt! Als een held begon hy den ftryd, en als een held voleindigde hy denzelven. Hoop en vertrouwen op Cod waren zyne beftendige gezellinnen door alle de bedryven van hetzelve, en deeze verlieten hem zelfs in den dood piet, — Volg ook hierin Jefus na, ö Gy! die u zyn gedrag in lyden ten voorbeeld wilt neemen. Leer ook vermeerderde en aan-; houdende rampen met geduld verdraagen! Schryf uwen hemclfchen Vader noch tyd, noch manier en wyze voor, waarop en wanneer hy u daarvan bevryden zal. Verduur met ftandvastigheid den ftryd, dien hy u te ftryden heeft opgelegd; verlaat uwe loopbaan niet, voordat gy de eindpaal bereikt hebt, hoe lang £y u ook mag voorkoomen. Laat den moed piet  VAN GEDULD IN LYDEN. 20$ niet zinken en de hoop niet vaarcn, offchoon derzelven vervulling nog zo verre affchynt. Nooit zal God u boven vermogen verzocht ■laaten worden. Nooit zal het uur der verlosfing, het oogenblik der hulp langer uitblyven, dan de wyze goedheid van uwen hemelfehen Vader noodzaakelyk en heilzaam keurt. In zyne hand zyn de onheilen nooit oogmerken, maar alleen middelen tot verhevener oogmerken. De eerfle houden gewislyk op, zo draa de laatfle bereikt zyn. En hoe langer gy lydt en verdraagt; hoe flandvastiger gy het lyden verduurt: des te heerlykcr zal uw triumf, des te ltiisterryker de kroon der overwinning zyn, die u te wachten ftaat! Dit, myne geliefde Vrienden! dit roept ons het geduld van onzen Heer toe! Zo beveelt het ons alle lyden, dat God over ons toelaat, aan te zien, te beoordeelcn, op ons te neemen, te draagen en te verdraagen! Waarlyk een verheven, een aanmoedigend, een hoogstnavolgenswaardig voorbeeld! Maar, hoeverre myne' Medechristenen! hoeverre zyn wy nog van dit voorbeeld van geduld verwyderd! Hoe bevrcemt ons niet dikwyls eik , nog zo'gewoon dagclyksch lyden! Met welk een tegenzin nee» T 4 me«  I2p8 JES. EEN V.OOKB. VAN GED.. IN LYDEN. dingen verbinden.; en dit beeld fleeds meer gelyk te worden, en:hetzelve door onze gantfche wyze . van: denken, en door ons geheel gedrag fteeds vblkomener uit te drukken, zal het doelwit 'onzer Christelyke eerzucht, het doelwit-van ons- ftreeven naar volmaaktheid en gelukzaligheid weezen! Ja, daartoe willen Wy ons aan de tafel des Heeren op het plegtigft* verbinden! Daartoe zal ons de gedachtenis van zynen dood en zyne opftanding van den dooden nieuwen aandrang en nieuwe krachten geeven! Amen.