01 2130 3523 UB AMSTERDAM   AAN DEN UITMUNTENDEN NEDER. LANDSCHEN TOONEELSPELER., DÊN H E E «, DIRK SARDE T   Wie is in ftaat, s ardet! de wondre kunst te loonen, Die ge ons op 't fchouwtooneel van dag tot dag doet zien? Wie , die verdienfte altoos met glori wenscht te kronen, • Kan nochtans uwe kruin gepaste lauwren biên ? Geen fterfling, nyvre vrind! kan dit naar eisch verrichten. Uw nooit volprezen kunst ftreeft alle kunst voorby i De fehouwburg ziet, verbaasd , elks lof voor d'uwen zwich- En , dankbaar, kuscht u zelf de fchoone poëzy. (ten , Gy maakt, door vaardigheid , het fpreekwoord fogenachtig. Daar gy, terwyl ge uw' roem ten hoogden toppunt tilt, En u geen woord ontfiipt of't is nadruklyk, krachtig, Niet flechts doet wat gy kunt , maar alles wat gy wilt. Het zy we a!s Athelwold u zien te voorfchyn komen , Of dat gy ftraks daarna acht rollen grootsch vervult, Gy zyt fteeds even vry: niets doet u immer fchroomen Dau dat gy de achting van de kennrcu misfen zult. Met  Met recht inag ons toonee: op uw verdienen roemen, Daar 't kunstryk Nederland een' man te voorlchyn brag't, Wiens naam by allen, waar men kunstenaars hoort noemen' Met gulle liefde , ja met eerbied, word herdacht. Ontfang myn' zwakken dank voor uw voortreflyk fpelen: Hy fpruit uit vleizucht niet, maar uit erkentenis: Gy deed my in den roem, dien gy verdiende, deelen; En is myn dank al 't loon dat u befchoren is? Neen! 'tjuigchend Amfteldam zal uwen roem vermelden ; Het juigchend Amfleldam verheft met my uw vlyt; Zo lang 'er fmaak regeert by Neêrlands letterhelden, Word door hun pen uw roem aan de eeuwigheid gewyd • H, O. J.  R O B E R T.   R O B E R T, OF DE STRUIKROVERS} TOONEELSPEL. DOOR. i>. G. IVIT S EN GEI SB EEK. Te AMSTELBA M, ty J. H E L D E R S e n A. M A R S. i;pff. Met Privilegie.   VOORBERICHT. £)it fluk is eene door mj op het vrindelyk verzoek van de kommisfarisfen van onzen tiationaalen ftads fchouwburg vervaardigde vertaling van Robert, chef de Brigands, die yerfcheiden maaien, met goed gevolg, op onze Franfche tooneelen vertoond is; en zelfs in het eorfpronglyk Hoogduitsch, (koe onbejehaafd, gebrekkig en gedrochtelyk ook,) in onze ftad ten tooneele -gevoerd is en behaagd heeft. In de verwachting dat ik my, evenmin als de heer IaVa'&teliere, de Franfche auteur van dit fluk, van de moeite, aan de vertaling beftecd, zal te beklagen hebben, bied ik myne ftad- en landgenoeten min' arbeid ter lezing en befekouwing aan, zonder eefiige verdienste of waarde in dcnzelven te ftellen , als te wel tvertuigd dat die in eene prozavertaling zeer gering Zyn, gelyk myn vrind c. loots, in de voorrede nyner vertaling van kotzeb'ues Armoede cn Grootheid , te recht heeft aangemerkt. Few  Voor het overige zal ik emtrent de waarde van dit ftuk niets bepalen; maar zulks aan den'[maak myner lezers en aanfchouwers overlaten, en my verheugen z$ myn arbeid algemeen mag behagen; waartoe ik vertrouw dat onze bekvaame tooneellisten gaarne het hunne zullen toebrengen. De veranderingen, die ik hier en daar gemaakt heb, zyn gering, en meest, verbeteringen van eenige gebreken , die waarfchynlyk door onnaauwkeurigheid in de Jlordige brochure, naar welke ik vertaalde, ingeflopen waren, en die ik niet nodig acht hier op te geven. Amfteldam i November I7p5. G. MISSTELLING. Bladz. 34. regel 5 flaat de boer., lees r obert.  Geen Exemplanren zullen voor echt gehouden worden, dan die door den Secretaris van den Nationaalen Stads Schouwburg ondertekend zyn.  PERSOONEN. de graaf van mo ld ar. robe 11t , 7 „ Y zyne Zoonen. maurits, 3 sofia van korthal. ros in sky. t o r b a n , 1 l wolbacii, • > Struikrovers. roller, '| razhan, J een aalmoess enter. rai mond, Vertrouweling van Maurits. bertrand, een Gerechtsdienaar van den Graaf. een boer. een kind, bedienden en wachten van den Graaf. struikrovers. soldaaten. boeren. Het Tooneel is in Frankenland. RO-  R O B E R T\ OF DE STRUIK RÖV. ER S; TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt'eene kamer op het kasteel van den graaf van Moldar. EERSTE TOONEEL. MAÜRITS, SOFIA. SOFIA. L/iat my alleen, zeg ik u: uwe tegenwoordigheid bedroeft my, uwe tederheid beledigt my, en uwe aanbie. dingen doen my yzen. Ik beminde uwen broeder, toen hy de hoop van zyn gedacht was,- ik aanbid hem fcdert hy 'er uit verbannen is. Fklaas! onterfd door zyn' vader, verraden door zyne vrinden, vervolgd door zyn' broeder, zonder hulp, zonder fchuilplaats , alleen, van de geheele nntuur verlaten , heeft hy niets om zyfie rampen te verdragen dan de fterkte van zyn' moed en de tranen van Sofi.i!.. En gy hoopt zyne plaats te ver* vitflen , hem het éénigst goed, dat hem is overgeble-  4 ROBERT, of de STRUIKROVERS; ven, te benemen!... Wreedaard geniet in vrede, zo de vrede in uwe ziel kan komen, een erfdeel, ontroofd aan de ligtgelovigheid van uw' vader; maar eerbiedig myne tederheid, eerbiedig de vrouw, dia dezelfde vader voor hem beftemd hadt, -en hou op my te honen met de aanbieding van een vermogen, vergroot door zyn eigendom. MA.URITS. De uiterfle wil van myn' vader is genoeg om my te rechtvaardigen. Is hy het niet, die met zyn' ftervendert mond de vervloeking heeft uitgefproken , die hem op de hielen fchynt te volgen ? SOFIA. De vervloeking!... en heeft hy die verdiend ? Ach ! veelligt heeft de kracht van 't voorbeeld, zyne neiging tot verkwisten , en de drift eener woeste jeugd hem doen dwalen! Maar welke deugden vergoedden deze gebreken niet'? wat kan men zyne ziel verwyten? Zy is edel, verheven, gevoelig: ik neem de geheele landftreek tot getuige, alle de hutten, die dit kasteel omringen: zy bevatten geen huisgezin , dat hy niet geholpen, geen au* gelukkigen, wiens rampen hy niet verzacht heeft. MAÜRI1 S. Waarom heeft hy niet altoos, volgens zyne beginfels gehandeld ? Maar zyne tJaaden!... zyne daaden ! SOFIA. Hbe kent gy die? Uit brieven?., vergroot... valsch, misfehien zelfs verdicht. De afgunst en tiet bedrog vermeer-  TOONEELSPEl. • % meerderen de misdaaden, vergiftigen de gedachten en hechten hunn' roest op alle de daaden van een' ongelukkigen ; in één woord , gy bevoordeelt u met zyne elende, gy zyt het, dien ik 'er mede befchuldig: gy hebt de laatfte oogenblikken van uw' vader waargenomen, gy hebt hem zonder twyfel de vervloeking ontrukt, die uw' broeder vervolgt; gy hebt het wreed vermaak genoten, hem zelf dit vonnis aan te kondigen, dat de wanhoop in zyne ziel gebragt heeft. Ziedaar uw gedrag: kunt gy het rechtvaardigen? MAU1UTS. Het ftaat alleen aan myn' broeder zich te rechtvaardigen, aan hem , die den ouderdom van zyn' vader vergiftigd, en een' tyd, dien hy aan de ftudiën moest toegewyd hebben, in ongebondenheid en verkwisting verfpilden alleen aangewend heeft om zyn huisgezin te vernielen. SOFIA. Spreek niet meer van zyne fchulden : myn juwselea hebben gediend om die te betalen. Het was een pligt voor u; het was een genoegen voor my. MAÜRITS. Indien het daar nog bygebleven ware, zouhymisfehien nog te verontschuldigen zyn; maar de eeden, die hy u 2woer, noch de liefde, die gy voor hem hebt, niet te eerbiedigen!.... Hoe groot zou uwe verwondering zyn, zo gy hem zelf zaagt' Het oog woest, het aangezicht verbrand , het ligchaam vernield door het vergif der A % »n*  4 ROBERT, of de STRUIKROVERS; ongebondenheid. Zo was zyn toêfhnd, zegt een brief van myn' korrespondent te Leipzig, toen by genoodzaakt was die ftad te verlaten , om zich te onttrekken aan de vervolgingen zyner fchuldeisfchers. Zyn wangedrag liet hem geen andere toevlugt over dan de gevangenis of de vlugt: hy koos bet laatfte, zich verbindende met een' hoop ligtmisfen, federt lang door het oog der overigheid befpied, en zonder twyfel beftemd om éénmaal door de ftraf der fchelmen óm te komen. sofia, fchreijende. Rampzalige! ...Hoe verheugt hy zich in myne traanen! m au rits. Hoeveel' heb ik-zelf'er niet om geftort! Het bloed, de opvoeding, de overéénkomst van onzen fmaak, van onze gevoelens, alles fcheen ons te veréénigen, ons aan elkander te verbinden door de banden eener eeuwige vrindfchap. sofia. Wat al verdriets zoudt gy aan het geheele geflacbt gefpaard hebben, indien deze vrindfchap altoos tusfchen « beftaan hadde! maurits, met eene gemaakte droefheid. Myn hart ware niet veranderd, indien bet zyne hetzelfde gebleven was; ja, myn ziel wordt yerfcheurd door het aandenken aan den iaatften avond, dien wy famen doorbrngten: alles was (lil, de lucht helder, de maan verzilverde de omareeks gelegen velden. „ Myn lieve M Maia-  TOONEELSPEL. 5 „ Maurits!" zeide hy, my in het donkerfte van onze boschjes ilepende, ,, waarde broeder! myn vertrek is „ op morgen bepaald: ik ga Sofia vei laten, ik verlaat „ wat ik het dierbaarfte op de waereld heb... ik weet niet... doch wie kan lezen in het boek des-noodlots! ,, ach! zo ooit dit vooigevoel vervuld moet worden, „ wees haar' raadgever , haar' vrind haar' echtgc- „ noot: maak Sofia gelukkig!" Hy wil haar de hand kusfehen. sofia, wykt met Jchrik te rug. Trouwlooze! ik befpeur uw bedriegery. Het was in hetzelfde boschje dat hy my bezwoer nimmer iemant daD hem te beminnen... Gy myn echtgenoot!.., gy! MAURITS. Hoe! gy zoudt twyfelen!... SOFIA. Laat my alleen, zeg ik u! MAURI TS. Gy haat my? SOFIA. Neen, ik veracht u! Zy gaat verontwaardigd keen. TWEEDE T O O N E E L. MAURITS. Welk een hoogmoed! ..hy zal beteugeld worden:dea Robert, dien gy betreurt, is voor altoos voor u verlof A 3 ren.f  e ROBERT, of de STRUIKROVERS; ren... Hoe! ik zal den vloek eens vaders over hem gehaald hebben, ik zal hem uit het midden zyner maagfchap verbannen hebben, omringd van valftiikken en afgronden, om den rang en het vermogen te genieten, dat hem het recht der eerstgeboorte verzekerde, ik zal van hem een' gelukzoeker, een* zwerver gemaakt hebben, en hem het hart zyner minnares niet kunnen ontroven! Hy is rampzalig, men bemint hem: en ik, ik word veracht!..Maar Raimond komt niet... Zyn toeven maakt my ongerust... beledigt, vergramt my... Geduld! ik heb hem nodig, en myn belang vordert dat ik het werktuig Ipaar' das my tot myne oogmerken dienen moet. DERDE T O O N E E L. maurits, een knecht, raimond. de knecht. Iemant verzoekt u in 't geheim te fpreke.n. maoiuts. Wat wil hy? (Stil.) Hy is het zeker. (Overluid.) Laat hem binnen komen. (Raimond komt binnen; de knecht vertrekt.) Ha, zyt gy daar, Raimond! gy hebt my wel lang doen wachten.... raimond. Verfchoon myeen ziekte die myn' com is overgekomen. maurits. En van wien gy de erfenis door eenige gedienfligfceden moet kopen... Ik verfta u. r ax»  TOQNEELSPEL. 7 RAIMOND. Neen; het lot belooft my van dien kant niets. M AÜRIT S. Wel nu,ik wil u nuttiger gebruiken; doch voor alles, antwoord my. Kent gy een jong meisje, Sofia van Northal genaamd, dat in dezen toren woont, en ééns met Robert trouwen moest? K A IM O N D. Ik- heb haare fchoonheid en weldadigheid zeer horen roemen; doch vreemd in dit kasteel, waar ik haar flechts 'een oogenblik gerden heb, toen gy my liet roepen om uw' vader op te pasten, gedurende de ilaapziekte, die gy Weet Ik heb haar federt niet weder gezien. MAURITS, met vertrouwen. Verwonderlyk ! Hoor, gy-alleen, gy weet wat het 'my gekost heeft om dc erfgenaam van myn' vader te worden : uw yver hielp my daarin, en myne erkentenis zal zich niet bepalen by de kleine dienden die ik u federt bewezen heb. Doch al de vrucht van onze zorgen is verloren indien ik Solia niet bezit. De gedaante van Robert is onophoudelyk voor haare oogen •. zy ziet, zy hoort niets dan hem: Inar hart is voor my gefloten, zolang zy eenige hoop zal hebben om hem weder te zien. Het (laat aan u, Raimond! dien hinderpaal weg te nemen , en uw fortuin is gemaakt Ik neem van dit oogenblik het wel (lagen uwer poging op my. Vermits gy hier niet bekend zyt, zie hier de rol, die gy by haar moet A 4  8 ROBERT, op de STRUIKROVERS,» fpelen. Een oude foldaaten rok , breede knevels, ee» randfel op den rug is uwe toerusting. Gy komt te rug van de veldtochten uit Turkyë, alwaar het geval u een' landsman leerde kennen, flobert genaamd: deze [ongein.;:, verteerd door een geheime kwelling, die hem het leven deedt haten, bevindt zich gekwetst in den vHdflag van kei/.er Frederik tegen Mahomet den tweeden. By het «aderen van den dood laai Robert u roepen, belast umet een pakje, dat hy u verzoekt, volgens het opfchrift te beftellen, wanneer gy verlof zult gekregen hebben om naar uw vaderland te keren. Deze tyd is gekomen, en de vrindfchap. verpligt u om u van dezen last te kwyten; Ziedaar het voainaamfte van de fabel: ik laat aan uw oordeel de zorg haar met toevallen op te-fchikken, die tot het waarfchynlyke zullen kunnen toebrengen. raimond. Maak flaat op myn naauwkeurigheid. .. En dit pakje? MAURITS. Het is alles gereed: ik ga het halen. VIERDE T O O N E E i. raimond. Welk een man! hy hoopt misdaden op rrisdaaden, e& echter Mies gelukt hem ! hy gebiedt, hy drinkt uit gouden vaten, hy fluimert op het dons der weelde; en zyn vader, het offer zyner verradery, gedrukt door rampen, 4en ouderdom en krachteloosheid, heeft, in een kerkerhel „  tooneelspel; 9 hol, niets dan een' Reen, om zyn hoofd'op te leggen, tot voedfel niets dan zwart brood, met zyne traanen bevochtigd, dat ik htm in dille breng; en nog ben Ut genoodzaakt aan dit monlter te zergcn, dat zyn vader dood is, om te verhoeden dat hy geen vadermoord bega. ö Eeuwige rechtvaardigheid!. . . Neen, ik heb zyne wreedheden W lang gediend... Ik wil niet langer ftrafbaar zyn. — Maar myn geflacht, myne kinderen , wat zal van hen worden! ten proces is al myne hoop; en wat zal 'er de uitflag van wezen, indien ik niet tegen de Jtuiperyën van myn tegenparty het groot vermogen vari den deugniet, dien ik dien, in het werk fteil'? Helaas! het lot van den zwakken is dan gedurig de medepligtige of de flaaf van den vermogenden te zyn! V T F D E T O O N E E L. RAIMOND, MAURITS, met een pakje in de hand. MAURITS. Ziedaar, het bevat twee dingen: .het een is de veronderfteldelbrief 1 en het andere een geborduurde brieventas, dien myn broeder uit de handen van Sofia ontfing, en dien ik de behendigheid had hem te ontronfelen op het oogenblik van zyn vertrek- Wat uw klederen aanbelangt, die zult gy vinden inden grond van het park, onder een der gewelven van den ouden toren. . . (Rai' mond maakt eenige beweging van affchrik en ontroering.) Waai toe deze verwondering? gy fchynt ontfteld. a 5 **'  io ROBERT, of de STRUIKROVERS; raimond, verlegen. Gy beveelt: ik kan niet dan gehoorzamen j maar myn eerbied voor de gedachtenis van uw' vader, zyn ouderdom, zyne rampen. . . . zyn wanhoop, wanneer, met u alleen, op uw bevel, ik hem nederliet in dit onderaardsch hol.... de hartbrekende woorden, die hy met eene gefmoorde item kermde, terwyl hy de gryze hairen uitrukte, die zyn eerwaardig hoofd bedekten: „ En gy ,, ook, Raimond! gy verlaat my!" Deze beeldtenis, het denkbeeld der fmarten, die zyne laatfte zuchten vooraf gingen, hebben de rust uit myne ziel verdreven. ma urit s. Wilt ge my een predikatie houden? raimond. Vergiffenis, indien myn gevoeligheid u beledigt! maurits. Zy wekt myn mededogen. Wat kan men my verwyten ? Veifcbeiden uuren in eene flaapziekte gezonken, gy weet het, geloofden wy hem dood te zyn: deze tyding verfpreidde zich in myne bezittingen; ik meldde ze zelfs aan de vorsten, myn gebuuren. Eénsflags hergeeft myn ongeluk hem het leven. . . Hoe weder op myn oogmerk te komen? Wy hebben hem beiden indezen toren gebragt, alwaar hy federt geftorven is. Wat is myn misdaad? en wat vreest gy , eerlyke Raimond? raimond. Masr deze onwillige flddering... deze geheimen fchrik, die  TOONEELSPELi U die my aangrypt op het gezicht van dezen toren. I. . Deze gebleekte beenderen, die zich fchynen te veréé- nigen, en zich 'snachts uit het graf te verheffen, tegen de wreedheid der moordenaars. . . . maurits, op een' koelen toon. Raimond!. . . Uw zedenleer begint my te vervelen . . Hoor, uw lot, dat van uw geflacht. alles >s in myn vermogen: ik kan u tot den rang van matraat verheffen, uwe kinderen in myne regimenten plaatfen: hun fortuin verzekeren j de hut, waarin het noodlot u doemt te aibeiden, in een paleis veranderen. Stel deze voordeden aan den eenen kant, en myne gramfchap aan den anderen: denk aan uw geflacht, en doe uitfpraak welk een party het u voegt te kiezen. raimond. Myne keuze is gedaan: ik zal gehoorzamen. maurits. Gy zult zien of ik uw' dienst weet te erkennen. Ga heen, draag zorg dat men u hier niet zie. . . Myn bevelen zyn gegeven, myn aalmoesfenier gewaarfchouwd: morgen, vóór het einde van den dag, zal Sofia myn vrouw of myn offer zyn. raimond. Morgen, als zy opftaat, verfchyn ik voor haar: en sy zult weldra van den uitflag myner boodfehap onderricht zyn. M AU-  12 ROBERT, of de STRUIKROVERS; maurits. Vergeet niet 'er by te voegen dat by in uwe armen geftorven is: zo baar een ftraal van hoop overblyft is «Hes wat ik doe verloren. raimond. Het is genoeg. (Stil.) Ach, die fnoode! ZESDE T 00 N E EL. ma u r it s. Ik heb toch niet meer dan één' medeminnaar (e vrezen!. . . Maar hoe komt het dat Raimond wankelt my te dienen ? . . . Deze belluiteloosbeid. . . deze wroeging. . . Rampzalige! zo hy my durfde verraden! Waartoe hem te verdenken ris zyn belang my tot borg verflrekt! ... Is het zyn fchu/d dat de natuur hem een' zwakken geest gegeven heeft, een befchroomd hart?... Ik-zelf, heb ik niet duizendmaal die verborgen ontzetting gevoeld, deze üdderipg van ongerustheid, die men gemeenlyk de bewegingen van een toegefchroeid geweten noemt? Zie ik decimering niet my of ontvlieden, of my, in een zwaarmoedige rnst, beelden voor oogen ftellen, gefchikt om te ontzetten;' indien de ontwaking deze fpookfels niet verdreef... ! 2yt gy het, Bertrand? wat wilt gy? ZE*  TOONEELSPEL. »3 ZEVENDE TO O NE EL. MAURITS, BERTRAND. BERTRAND. Ik kom u zeggen dat het tyd is het kafteel in ftaat van verdediging te (lellen: een hoop ftruikrovers, die de omgelegen flreken ontrust, is op uw* grond genaderd. MAURITS. Dat men alle myne vafallen doe wapenen. BERTRAND. Deze hulp is niet toereikende. MAURITS. Tegen een' hoop landlopers? BERTRAND. Bedrieg u niet: hun getal is ontzagchlyk, en hunne domheid zonder voorbeeld. Zy ontzien de eigendommen der ongelukkigen; maar niets wederhoudt hen federt zy den ondergang gezworen hebben van eene onrechtvaardige regering, van een' onbillyk' man, of van een' onderdrukkenden vorst; de dood van den graaf van Marpurg is daarvan een bewys: deze, onderricht van hunne aankomst, doet zyne wachten vergaderen, de bruggen ophalen, de posten verderken, niets kan hem baten. In een oogenblik is de gragt overrompeld, het kadee! omringd, hun hoofd fpringt op den graaf toe, en, hem een' dolk in de borst dotende, zegt hy: „Beul „ van  14 ROBERT, of de STRUIKROVERS; „ van uw volk! Ziedaar het loon van uwe onderdruk». kingen"! En vervolgens zich tot zyne makkers kerende: „ Ik heb gedaan wat ik moest: het overige betreft u". Op het oogenblik zyn de vertrekken vervuld met ftruikrovers, de deuren overweldigd, de kisten opengebroken, en het kafteel ter plondering overgeleverd. maurits, verfchrikt. De graaf van Marpurg vermoord! bertrand. Aan den dolk, die in zyne borst ftak, was een papier gehecht, waarop men deze fchriklyke woorden -las: „ Doodvonnis tegen Adolf, graaf van Marpurg, ter oor„ zaak van onderdrukking. Door de bloedige recht* bank." maurits. Doorftoken in zyn hof! . • . bertrand. In 't midden van zyn' raad. maurits. Zyne wachten, zyne vafallen hebben het gedoogd? bertrand. Zyne wachten wierden terug gedreven. Wat zyne yafallen betreft, zy zagen in hem flechts een' onderdrukker : en de dood van een' dwingeland is een weldaad voor de onderdaanen. maurits. En zyne hovelingen? . . . ber.  TOONEELSPEL* i§ BERTRAND. De hovelingen zyn lafhartigen. MAURITS. Maar zyne vrinden, Bertfand! zyne vrinden.. ,\ B ERTRAND. De fnooden hebben geen vrinden. MAURITS. Wat moet ik dan doen ? Spreek, moet ik myne boeren vergaderen? BERTRAND. Zy zyn zo ongelukkig. MAURITS. Gelooft gy dat zy my verlaten zouden? BERTRAND. Zy hebben niets dan hunne haardfteden, die zy zulle» willen verdedigen: in een algemeen gevaar is ieder voor zich-zelven beducht. Ik heb het u honderdmaal gezegd, en herhaal het nog: alles is te vrezen voor hem, die nooit anders dan vrees ingeboezemd heeft. MAURITS, ongerust. Zy zyn in groot getal, zegt gy. . . aangevoerd door een opperhoofd. ...» BERTRAND. Die men zelfs zegt van eene doorluchtige geboorte te zyn. MAU-  16 ROBERT, of de STRUIKROVERS^ m a n k i t s. zeer getroffen. Hei, Hendrik! Gtoige!... (Ve^cheiden bedienden komen op het tooneel) Dat binnen een uur alles in de wapenen zy. . . Dat myn jagers, myn ruiters en al de bedienden van myn huis op de plaats by elk inder komen.— Gy, flyg te paard, vlieg been, en zeg aan myn regiment zich naar het kafteel te begeven. — Gy, zeg myne boeren dat ik omringd ben van ftruikrovers, dat men op myn leven toelegt. . . . Vlei, beloof, dreig.... On» gelukkig die myn bevelen niet zal nakomen ! (De bedienden vertrekken.) En gy. myn waarde Bertrand! gy, fints twintig jaaren aan myr, geflacht verbonden, gy zult ongetwyfeld veele vrinden hebben. bertrand. Ja, alle ongelukkigen; en het ontbreekt 'er niet aan in uw gebied. maurits. Kan ik ftaat op hen maken ? Moeten de belastinges verminderd, de heerendiensten afgefchaft worden?... Ik beloof alles, alles. bertrand. Deze weldaad is nog verre af, en het gevaar dringend. Gy kunt intusfchen op alle hulp hopen, die van my zal afhangen. Einde des eerjïen bedryfs. TWEE»  tooneelspel: TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verleeldt een digt losch; aan het einde aan ie eene zy eene weide, heuvels aan de andere, in het verfchiet boerenwoningen; de rovers liggen op den grond onder de hoornen te flupen, verfcheiden van hen zyn gekwetst: de eene draagt den arm in eeiC doek. Gedurende de drie eerfte te». neele/t is bet nacht, en vervolgens begint de dag aan te breken. EERSTE TOONEEL. ROBERT; hy zit aan den voet van een' loom diep in gedachten. 'Zsy flspen... en de rust ontwykt my! De fluimerïng durft myne oogen niet genaken; myn ligchaam is afge« mat, myn hut onderdrukt, en, tot overmaat van elende, ben ik gedwongen myn traancn te wederhouden, myn zuchten te verfmoren. Ach, Robert! Robert! Neen, 'er is voor u geen geluk meer op aarde! Omringd van itruikrovers, die ik tot myn ongeluk gebied, gaat de verfchrikking voor my heen, en de verwoesting volgt myne fchreden. (Met drift.) Ik was geboren om geluk, kieen te maken, en ik breng den fchrik in de fameoleving. Doch ik heb myne klachten, myn berouw, myne ■wroegingen voor de voeten van den vorst doen komen; ik heb alles gezonden aan den graaf van Berthold, H myn'  *3 ROBERT, of de STRUIKROVERS; myn' bloedverwant en zyn' gunfteling; ik heb de vervolgingen bloot gelegd, die my in dezen afgrond geftort hebben; ik heb hem niets gevraagd dan een ftuk onbewoond land, of eenige andere wildernis. . . Zonder twyfel weigert men my dit. . . Ik moet dit verwachten. . . . Ach, indien éénmaal het bloed myner fchuldige offers zich tegen my verheft.... (Hy haalteer? brief uit zyn' Loezem, en vervolgt met kracht.) Zijdaar, zal ik zeggen, ziedaar myne veronlfchuldiging. De vloek eens vaders, de ontaartheid eens broeders, de haat van Sofia hebben al de elende van Robert veroorzaakt!... {Met Jmart.) Die wreeden hebben de wanhoop in myne ziel gebragt; zy hebben my de menfchen doen haten!.. (Met gevoel.) En echter,.nooit. . . nooit heb ik de traanen van een' onfchuldigen doen Aromen! (Hy fchreiS litterlyk.) TWEEDE TG O N E E L. ROBERT, FORBAN. FORBAN, ontwakende. Goeden morgen, kapitein! Waarachtig wy hadden rust nodig, na een marsch van zestien uuren, altoos in de botfehen, met gevaar van in de moerasfen te ver fooien , of ons het hoofd tegen de hoornen te verpletteren, en,boven dit alles, een regen als een zondvloed... Waarlyk, gy hebt ons een1 hclfchen tocht laten doen... Maar wat zie ik! neg die vervloekte brief? Kon ik dien «ampaaligen. ...  TOONEELSPEL. 19 ROBERT. Hou op, het is myn vaderl FORBAN. Vergeef my, kapitein ! maar waarom dien brief altoos in uw' boezem gedragen ? ik wil wedden dat gy geen ©ogenblik rust genoten hebt. ROBERT, z"chtende. Is 'er nog rust voor my!.. Vrind! ik verwacht belangryke berichten: misfchien zyn zy aangekomen. . . . Gy hadt my beloofd een' van uwe makkers naar Frankfort te zenden.... FORBAN. Hy is reeds terug; doch zyn reis fs vruchteloos geweest: 'er was geen brief voor u. ROBERT, by zich - zeiven, droevig. . - Elendige Berthold!.. ziedaar de bloedverwanten, de byftand, dien men van hen ontfangt!.. — Vrind I laat my alleen. FORBAN. Gy fchreit, en uw vrind zou uw traanen niet mogen afdrogen? (De dag breekt door.") Maar hoe' zo gevoelig voor de fchoonheden der natuur, kunt gy u bedroeven op het gezicht van de voorwerpen die u omringen? Be« fchouw deze weide.... deze gehuchten.... Welk een overvloed! ROBERT, droevig. Het is de vrucht van ja-aren zweet en arbeid, de ééu 2 ni£*  ao ROBERT, of de STRUIKROVERS; nigfte rykdom, de éénigfte hoop van den landbouwer, en.... één oogenblik kan alles verdelgen! . .. forban. Wat is de lucht zuiver!.. deze Iandftreek verrukken Jykl... Ziet gy, daar om laag, die hutten wel? robert. Het is het verblyf der onfchuld. forban. Hoort gy het gezang der vogelen? robert, bewogen. Ach, Forban! de vreugd bezielt, het geluk volgt hen, Alles is gelukkig in de natuur... QMet/mart.) Ik - alleen, ik lyde, ik-alleen draag de hel in myne ziel... Doch Iaat ons van iets anders fpreken. forban. Ja, van den graaf van Marpurg. Wy hebben daar een mcesterftuk gedaan: het oord is ons een gedenkteken verpligt, om dat wy het van dien fchelm gezuiverd hebben.. robert. De ftraf is geftreng en ysfelyk. forban, Nooit was een vonnis rechtvaardiger. Kan zyn dood het bloed betalen van de huisvaders, die hy in de geyangenisfen deedt omkomen, om hst doden van een hert pf ander xy'Ml Is 'cr me-edwil die hy niet bedreven heeft l  TÓONÊELSPEL. *i heeft? Zyn 'er eigendommen die hy niet getracht heeft te roven?.. Ik-zelf heb hem gezien, gevolgd van zyne ruiters en jagthoriden, de vrolykheid des harten, het erfgoed van den armen , verwoesten , en hem vernielen, zo hy 'er zich over beklagen dorst. Kapitein lik wenschte om duizend dukaaten dat men my de eer van deze daad toefchreef: Herkules zelf, wiens voorbeeld wy volgen * heeft nooit iets fchooner gedaan. R O li E R T. Heeft men myn bevelén uitgevoerd? FORBAN. Ik heb eerst het kafteel met een dubbele bezetting doen omringen; daarna heb ik, gevolgd van Roller en Razman, met de piftool in de eene en den fabel in de andere hand, my van de drie voornaamfte poorten mees* ter gemaakt: hier eindigde myn last. Wolbach en Rollar, waren verpligt tot het overige. ROBERT. En men heeft niemant mishandeld? FORBAN. Éeh gryzaart en eene vrouw zyn gekwetst in de verwarring. ROBERT, Jlaat woedende op. Eene vrouw, een gryzaart!... De zwakfte wezens!. Wie zyn de rampzaligen, die zulk een wreedheid heb-ben durven plegen ? Wie zyn zy ?... Spreek! *JJ 1 S FÓRi  82 ROBERT, of de STRUIKROVERS; forban. Ik weet het niet. Rebtrt brandt ee-n pijlooi los: de Jlruikrevers ontwaken en omringen hem, DERDE T O O N E E L. robert, forban, wolbach, r o l l e r 5 k. razman, struikrovers. robert. Hoort, ons bedryf van gisteren moest alleen voor de» graaf van Marpurg verfchriklyk zyn. Hy was veroordeeld, geftraft, en de dood van dien tyran voldeedt onze rechtvaardigheid; doch men heeft myn bevelen overtreden: eene vrouw en een gryzaart zyn gekwetst geworden: dat de fcnuldigen zich noemen... of zy zyn des doods als ik hen ontdek ! wolbach, na eenig zwygen. Kapitein! Ik was op de tweede plaats van het kadee', alwaar de dood van den graaf airede den fchrik verfpreid hadt. Een gryzaart, gedreven door den angst, valt aan myne voeten, om my om het leven te fmtkenjop dit oogenblik kwetst ,een fnaphaanfehoot, die ongetwyfeld op my gericht was, hem in den arm; ik hef hem op, ftel hem gerust, flop hem tien dukaaten in da hand, en doe hem in een naburig huis brengen. Ala het zó niet is, verpand ik u myft hoofd.  TOONEELSPEL. SS ROBERT. Uwe edelmoedigheid bekoort my: ik herken dair Wolbach! roller, na eenig stvygen. Ik had met zes van myne makkers den ingang overweldigd, en was dóórgedrongen tot aan den trap van het kafteel. Eénsklaps worden wy overvallen door een hagelbui van fleenen en fnaphaanfehooten: Morgand valt dood voor myne voeten , Frisier wordt aan het hoofd gekwetst en ik aan den arm : dit onthaal maakt my woedende. Ik vlieg naar boven, men biedt in 't eerst ons wederfbnd; maar ecnige fabelflagen verdryven welhaast deze elendigen, welker vlugt ons eene vrouw doet befpeuren, die de angst en de onzekerheid van het gevecht het gebruik haarer zinnen hadt benomen. Ik deed haar te bed brengen door twee menfehen, die ik betaalde om zorg voor haar te dragen. Ziedaar het ge* val: zo ik lieg verdien ik de dood. ROBERT, fiil. De hemel zy gedankt! Ik herleef: men heeft geen onfchuldig bloed vergoten! (Overluid.) Myne vrinden! Herinnert u den dag, toen het noodlot my in uwe handen deedt vallen in de bosfehen van Bohemen, aangerand, gekwetst, ontwapend: in plaats van my te doden, fteldet gy my aan uw hoofd, en zwoert my te gehoorzamen. Het is in deze hoop dat ik onder ons de rechtbank herftel, gekend van onze vóórouders, en gegrond dooj; den grooten Charlemagne, die verborgen en ver* B 4 fchfik*  24 ROBERT, oi de STRUIKROVERS; fchrikkelyke rechtbank, die met een zékere dood de geenen trof, die door hun aanzien of vermogen het zwaard der gewoone wetten van hunne fchuldige hoofden wisten af te wenden. Onze rechten zyn gegrond op hunne misdaaden; wy handhaven ze door het geweld: laten wy ze eerbiedwaardig maken door de billykheid onzer oordeelen. Dat de fchurk , van welk een' rang by zy, beve, op het horen dat 'er onwankelbaare rechters beftaan, die in dezelfde fchaai den man die onder het ftroodak rust, en den man omringd van de gruwelen der overdaad, wegen. Ja , myne vrinden! de verdrukten helpen , de onderdrukkers ftraffen : ziedaar den eed, die ons verbindt, het gevoel, het welk ons moet bezielen. — Gy.Razman! men heeft my uw gedrag geroemd : ik wil het kennen. razman, met den arm in een' doek. Kapitein! Ik heb niets gedaan dan uw bevelen gehoorzaamd- Het volk, verheugd over den dood van den graaf, begaf zich in menigte naar het kafteel, om wraak te nemen op alles wat den tyran omringde. Ik wil 'er my tegen verzetten: men verdenkt my: men dringt op myaan: men omfingelt my. Een hoop woedenden, met t flambouwen gewapend, vloog heen om den brand in de magazynen te fteken. Op dit gezicht, fchoon verzwakt door twee wonden, herroep ik myn' moed: ik klief den drang met myn bende, en, geweld met g3weld tekeer gaande, gelukte het my eindelyk deze brandftichters te verftrooijen.  TOONEELSPXL. 25 FORBAN. ' Kapitein! Hy zegt alles niet. Ik heb hem zelve zich in de menigte zien ftorten, en de flambouwen uitdehanden van een' dezer woedenden zien rukken. De brand begon airede; en zonder hem zou het kafteel thans niet meer dan een hoop asch wezen. ROBERT. Razman! Kom dat ik u omhelze. — Myne vrindenl tfly tot uw hoofd verkiezende, hebt gy my het recht gegeven om te belonen en te ftraffen: ik zal met ftreng-, heid ftraffen, maar met grootmoedigheid belonen. Honderd dukaaten zyn voortaan de prys van een fchoono daad! — Het is met u, Razman! dat ik begin, rrr Forban! ik belast u ze hem te tellen. FORBAN. Het is wel. RAZMAN. Uwe goedkeuring is my meer waard' dan de honderd dukaaten; nogthans ik neem ze aan, onder voorwaarde dat niemant onder ons die ooit zal durven weigeren. Maar ik heb nog een andere gunst te vragen. ROBERT. Welke is het? Spreek. RAZMAN. Een jongman, die ons federt verfcbeiden dagen volgt, wilde onder uwe bende zyn: ik heb hem durven beloven dat gy hem horen zoudt. S 5 * •*  26 ROBERT, of de STRUIKROVERS; robert. Hy kome. Razman! ga hem halen. (Stil.) Hy loopt in zyn verderf: men moet hem 'er voor behoeden. VIERDE T O O NE E L. de vorig en, rosi nsky. rosinsky, Jlü. Eindelyk zal ik Robert zien, dien wonderbaaren man! roeert. Nader, vrind! Wat zoekt gy? rosinsky. Ik zoek menfchen.... Ja, menfchen; want ik heb tot heden niet dan tygers gevonden! roeert. En wat voert u onder ons? rosinsky. De rampzaligheid van myn geftarnte, en de onrecht» vaardigheid van myn's gelyken. robe rt, Jlil. Al weder klachten!... Altoos ongelukkigen!.. en zo jong nog! rosinsky, ftil. Veinzen wy. {(Overluid.) Ja, ik ben jong; doch de hairen van uw hoofd zyn minder talryk dan myne tegcnfjpoeden.  TOONEELSPEL. 27 ROBERT. En wat is uw oogmerk? ROSINSKY. Uw bevelen te gehoorzamen, u te volgen, den zwakken met u te befchermen tegen de dwingeland? det grooieu, als zodanig uwe inftelling is. ROBERT. Ja, dat is onze inftelling; doch is uw befiuit het denkbeeld niet van een berooid hoofd ? (Tegen de mers.) Verwydert u, dat ik hem ondervrage. De rovers verwyderen zich. FT F D E T O O N E E L> ROBERT, ROSINSKY. ROBERT. Ziedaar ons alleen, goede jongman! Hebt g*/ wel overwogen? Kent gy de diepte des afgronds, waarin gy u ftort ? Hoe! 'er beftaan wetten, en gy vlugt de famenleving, om u te verbinden aan hen, die men Itruikrovers Roemt? Hoe is uw naam? ROSINSKY, flil. Verraden wy ons niet' (Overluid.) Ik heet Rofinsky: ROBERT, met vertrouwen. Rofinsky! hoor, de aantreklykheid van een onaffcanglyk leven heeft uwe jeugd kunnen verblinden. Het misbruik van alle vermogen, de krachteloosheid der wetten,  sS ROBERT, of dje STRUIKROVERS; ten, de onrechtvaardigheid van haare handhavers, heb* ben uwe verontwaardiging moeten treffen, en uw geVoel ontroeren. Maar wy, die de fnooden ftraffen, wat recht hebben wy om hunne onrechtvaardigheden te herftellen? Door het geweld het onvoldoende der wetten te vergoeden? Wy worden ftruikrovers, onze veroordelingen misdaaden, en onze vonnisfen moorden genoemd. Geloof my, indien Uw hart gevleid wordt door eenigen roem, ach, vlugt, jonge uitzinnige! 'Er wasfchen geen lauwren hy ons. Het gevaar, de dood, de fchande, ziedaar ons deel. (Hy verwydert zich een wei4iig.) Ziet gy, op dezen heuvel, dit fchrikktlyk gedenkteken der rechtvaardigheid?... Het is het graf, dat men Voor ons gelyken beftemt! rosinsky. Wat is 'er hog te vrezen voor hem die den dood niet vreest ? robert, mei verachting. De dood?... De dood is niets!... Maar indien uwe handen bevlekt waren met het bloed van uwe naasteri. Indien gy den verfchrikkelyken last van een' menfehenmoord op uwe ziel dioegt... Jongman! gy zoudt niet meer flapen... Myn kind! Ik fpreek met u als een vader. (Hy neemt hem vertrouwlyk by de hand.) Zie, ik gebied drie honderd mannen, in ftaat om alles te ondernemen, en bereid te fterven op myn'eerflén oogwenk; ik kanover honderd duizend dukaaten befchikken, dié' zy afzonderlyk houden, als het deel van hun hoofd. (Met kfacht,) Wel nu, ik zou u myn bevel, deze elendige fchat*  TOONEELSPEL. 20 fchatten, en tien jaaren van myn leven gaarne afftasn, om een kwartieruurs de fluimering der onfchuld te furken. (Bewogen.) Verwyder u,zeg ik:ik wil uw' ramp my niet te verwyten hebben. ROSINS KY, fiil. Welk eene verhevenheid van ziel! (Overluid.) Neen, ik verlaat u niet meer. ROBERT, hem te rug [lotende. Gy loopt in uw verderf, rampzalige! ZESDE T O O N E E U ROBERT, ROSINSKY, FORBAN. FORBAN. J£apitein! Wy wachten op het woord. ROBERT, tegen Rofinsky, heen gaandei Ik laat 'er u op denken, en kom terug. ZEVENDE T O O N E E L. ROSINSKY. X^aat ons alles aanwenden dat hy my aanneme; en verbergen wy vooral dat ik de zoon van denzelfden graaf van Berthold ben, wiens befcherming hy by den keizer verzocht heeft. Mogt myn laatfte poging het hart van dien monarch getroffen hebben voor een' ongelukkigen Yan zulk een zeldzaame verdienste!  So ROBERT, of de STRUIKROVERS; AG T ST E T 0 0 NE E L. rosinsky, robert, wol b ach, forbanj, struikrovers. robert. Wel nu, zyt gy bereid? rosinsky. Bereid, tot de dood! robe kt, na eenige bedenking^ Het is genoeg, Rofinsky! ik neem u onder myne bende; maar weet dat, hoewel men ons Itruikroversnoemt, de misdaad by ons geftraft en de deugd beloond wordt.— Myne vrinden! het is de tyd de posten af te losfen en te weten waar wy zyn. wolbach, tegen Rofinsky. Kom, kameraad ! Wolbach en de andere rovers, uitgezonderd Forban, vertrekken met Rofinsky. Deze komt kort daarna te rug, om Robert te befpieden; zich in het verfchiet houdende. forban, tegen Robert. Onze nachtmarscn beeft myne aardrykskunde zodanig verward, dat ik zelfs het oosten niet weet te vindenrobert. Ik zie een' landman, die ons zal kunnen onderrichte».  TOQNEELSPEL. 31 ten. Breng hem hier. (Forban gaat hem halen.) Welke monfters men ook in de famenleving aantreft, het is nogthans dddr dat wy ééns onze rechters zullen vinden, zo het my niet gelukt dit ryk van gedaante te veranderen. NEGENDE T O O N E E L. robert; eek boer, houdende een kind van seven of agt jaar en aan de hand; forban, rosinsky, rovers in het verfchiet. de boer, verfchrikt. Och mynheeren!... mynheeren! Spaart een'arm'manl robert, met goedheid. Wees gerust, myn vader! Gy hebt geen beter vrin* " den, dan die gy rondom u ziet. de boer. Vergeef.... Men fpreekt van ftruikrovers, die in dit bosch verborgen zyn; maar ik zie wel gy zyt eerlyk» luiden. robert. Nog eens, vrees niets, en zeg ons waar wy zyn. de boer. In Frankenland. robert, verwonderd. In Frankenland? de boer. Op de goederen van den graaf van Moldah 9.0i  3* ROBERT, of de STRUIKROVERS; robert, JiU. God! ik ben op bet erfgoed myner vaderen! Ik adem de zelfde lucht als Sofia.... (Overluid.) Ach myn vrind! Zoudt gy den ouden graaf van Moldar kennen? de boer. Helaas! ik was eertyds zyn eerite hovenier. robert. Hoe! hy zou u weggezonden hebben! hy, die zi gaarne gelukkigen maakte! de boer. Ach! ik zou het zonder twyfel nóg zyn, zo hy nog leefde. robert, met fmart. Hy is dood! (Stil.) 6 Hemel!... en ik heb zyne oogen niet kunnen fluiten! (Overluid.) Ach, myn vrind! welk een' goed' meester hebt gy verloren! de boer. Wy weten het maar al te veel! ook is 'er niet één mensch in deze ftreek, die niet zyn leven gegeven badt om het zyne te verlengen... Welk een lykftatie! . . Mannen, vrouwen, kinderen, alles was 'er,en verfmolt in traanen. . . Kyk, federt zyn dood niet één goede oogst, niet één goed jaar: de hagel en overhromingen laten ons naauwlyks zo veel over om de belastingen te betalen. . . Welk een verfchil tusfehen hem en zyn' zoon! . . . Maar wy waren te gelukkig, en de goede Heesters feverj nooit lang genoeg. Vaar wel, mynhcer! Hy wil heen gaan. r8-.  TÖONEELSPÈL. 35 robert. Biyf, myn vrind! blyf: uw dag zal niet verloren zyn. (Revende.) Wat was, zegt men, de oorzaak van zyn' dood ? Zyn ouderdom was toch zo hoog niet. de boer. Het verdriet, dat hem zyne kinderen aangedaan hebben. robe kt, jlil. Ach, rampzalige! ieder woord is een dolkfteek. (Overluid.) Wat! zyn twee zoonen!.^. de boer, bewogen. 'Er bleef 'sr hein niet meer over dan één, tot zyn ongeluk Cn het onze. De oudfte, die zyn' ouderdom vertroosten en heer van deze ftreek worden moest, is zonder twyfel geftorven, vermits men niet meer van hem hoort fpreken. r o bert, Gy fchreit, goede gryzaart!.. de boer, fnikkenie. Ik kan 'er niet van fpreken, zonder een beklemd hart. Ach, die goede heer!.. Wat zou hy gedaan hebben! wat zouden wy gelukkig zyn! robert, Jlil. Ach, Robert! welk een goed hebt gy verloren!(Overluid.) Gy kende hem dan? de boer, uitbarstende in traanen. Of ik hem kende, ik!... Ziedaar zyn' doopzoon. c ro.  34 ROBERT, of de STRUIKROVERS} robert. Van den graaf van Moldar? de boer. Neen, van zyn' zoon Robert en Sofia van Northal. de boer. En Sofia?... Sofia!... (Hy herkent hem.) Ha! zyt gy het, myn goede Willem?.,. En ziedaar myn'kleinen Robert 1 Hy omhelst het kind met drift. het kind. VaJerl hy doet my kwaad. ce boer, hem aanziende. Gy ontftelt my, mynheer!... Zoudt gy.... robert, Jlil. Myne ontroering verraadt my- (Overluid.) Zyt niet verwonderd my zo wel onderricht te zien: ik heb Ro. bert van Moldar op de hoogefchool te Leipzig gekend. Hy was :myn beste vrind: ai de geheimen van zyn hart wa. ren my bekend. Ontfang dit gefchenk van zynentwegc: ik ben verzekerd dat hy 'er over voldaan zal zyn. Hy geeft hem eene beurs. de boer. Het is te veel, mynheer!... Het is te veel. Myn vrouw zal nooit geloven. . . robert. Hou alles, myn vrind!..alles,alles. (Met een'zucht.) En wat doet zy, wat doet de lieve Sofia?  TOONEELSPEL. 35 de boer. Haar dagen verdvvynen in de droefheid; haar éénigfte Vermaak is de armen te onderfteunen. robert. Hemelsch fchepfelj... En haar echtgenoot? de boer. Haar echtgenoot?... Zy is niet getrouwd. robert, hem ly de hand nimendé. Wat zegt gy?... (Met geveel.) Niet getrouwd!..: de boer. Neen; 'er hebben zich'veel graavcri en baronnen opgedaan : maar zy heeft alle partyën afgeflagen: zy geleken te weinig naar den man die voor haar beftemd was, naar Robert. robert, fchielyk. Zy heeft hem niet vergeten? de boer. Wel ja, vergeten? Men heeft naauwlyks in haar byzyn zyn' naam genoemd . of de traanen komen haar in de oogen. Nog gisteren kwam zy een geheel kleed brengen voor haar' doopzoon. Ziedaar, myn kleine vrind! zeide zy, hem omhelzende, het is misfehien het laatfte gefchenk dat ik u doe; want ik heb geen geluk meer op aarde fints ik uw' gevader verloren heb... Zy begon tu fchreijen, en wy ook... Wat deert u, mynheer? Zyt gy niet wel? Ca *es  g& ROBËRT, of de STRUIKROVERS; jOBERT, neêrjlachtig. Zy zou hem nóg beminnen? Hém... een' ongeliifktgen... een' ftruikrover!.. DE BOER. Wat naam geeft gy hem! . . '. è! Herneem uw geld... Ik wil niets verpligt zyn aan den vyand van myn* weldoener. * Hy werpt kern de beun toe, en wil gaan. ROBERT, raapt haar op en loopt hem na. Wat doet gy?.. Behou haar, ik bezweer het u! Sofia zou hem nog beminnen!., hem getrouw gebleven zyn!.. (Hy haalt dm brief uit zyn' boezem.') 6 Die wreeden! hoe hebben zy my bedrogen!... DE BOER. Ja, men heeft u bedrogen. Indien hy thans ongelukkig is, dan is het omdat hy te weldadig geweest is; en ik zou misdadig zyn door hem nog tot last te wezen... Hórneem uw geld. ROBERT, weigerende. Ik, ik het hernemen!... Vrind! Wat zou de minnaar van Sofia zeggen? DE BOER. Geloof toch dat zy hem niet meer beminnen zou, als hy zulk een man ware als gy zegt. ROBERT, na eenig zwygen. Het is gedaan. Ik kan het niet langer wederftaan.... Ik moet haar zien, my aan haare voeten werpen. (Tegen de  TOONtEELSPEL. 37 dt rovers.) Dat men drie paarden zadele. — Gy, Wolbach en Roller! zult my volgen. — TyJyne vrinden! weet dat deze grond heilig is: de eerfte van u, die gedurende myne afwezigheid een vrucht zal durven aanraken, op de minfte eigendommen toeleggen, op myne eer, hy zal de zon voor de laatfte maal gezien hebben l Zy vertrekken allen, gelyk mede Rofinsky, die, gedurende dit tooneel, zyne ontzetting en verwondering, ever het gedrag van Robert, door gelaarden heeft te kennen gegeven^ Eindt dts tweeden hedryfs. D E K- Cs  j3 ROBERT, oir de STRUIKROVERS; DERDE BEDRYF. Het tooneet verbééldt aan den eenen kant het kafteel van den graaf van fyoldar, aan den anderen een' fraehtigen tuin; op den voorgrond een zodenbank. EERSTE. TO O N E E L. ROBERT, met ontroering, na alle de voorwerpen diehem omringen befchouwd te hebben. Ziedaar dan de plaats myner geboorte!... Dit kafteel. vanwaar ik éénmaal myne weldaaden moest uitftorten over een volk, dat my zou aangebeden hebben! Dit boschje, waarin Sofia myne eerfte eeden heeft ontvangen' • . • De^e bank,waarop wy zo dikwyls gezeten waren en onze zielen inéénfmolten door eene wederzydfche tederheid! . . 0 Geliefde plaats! huis van myn1 vader' gy hebt den jongen Robert gezien... en de jonge Robert was een gelukkig kind; thans ziet gy hem als ceiV man wederom... en hy is in wanhoop... Hy keert totu terug, vreemdeling, verbannen, beladen met verr Vloekingen! • • • ö Dagen myner kindschheidl waar zyt «y gebleven! . . . Myne Sofia'. ... Ik zal u wedergent ... ik beef . . myne kniën verzwakken... eene heilige fi lderirg dringt door al myn leden! . • • (#» Valt, overjlelpt door droefheid, op de zodenbank; en ftaa% vervolgens weder op.) ó Smart! ó wroeging! vergiftigt  TOONEELSPEL. 39 dit enkel oogenblik van vreug! niet, en ik laat aan uwe kwellingen het verfchriklyk overige van myn leven.... Rampzalige! ik heb niet te vrezen dat men my herkennen zal. . . Ach! myne item is veranderd, gslyk de trekken van myn aangezicht. (Hy luistert.) Wat hoor ik! (Hy beeft.) Men komt: zy is het, zonder twyfel. . . . (Hy fchept moed.) Robert! . . . Robert! . . . Gy kunt dan den dood braveren, en gy kunt het gezicht van eene vrouw niet verdragen!... Ach! ik kan niet. ... Ik vlugt. . . Hy gaat in eene verfchriklyke ontroering en met verhaait e fchreden heen, TWEEDE T O O N E E L. SOFIA, RAIMOND, als een foldaat gekleed. SOFIA, met een' brieventas en een' briefin de hand. Ach, ongelukkige ! wat zal 'er van my worden! . . . Hy is dood i RAIMOND. Vergeef my de traanen die ik u doe Horten: de vrindfchap geboodt het. SOFIA. Hy is geftorven! R A1M O N D. Ja; maar den dood der helden. Hy plantte den keizerlyken arend midden in het leger des fultans; reeds drie maaien gekwetst, vocht hy nog, wanneer een mus C 4 k«t-  4o ROBERT, o» »E STRUIKROVERS; ketfchoot hem aan myne voeten deedt nederftorten. He? W3S in dezen ftaat dat hy. in eene tent gebragt zynde, dezen brief met eene bevende hand fchreef. . . (Jlil.) Haar foart treft my. sofia. Hy is dood, en met hem al het geluk van Sofia. raimond. Het gantfche leger heeft zyn verlies betreurd, eti zyn' moed recht gedaan. SOFIA. Ach' ik weet te wel waartoe zyn hart in ftaat was. (Met bemoediging.) Myn vrind! ik bedank u.(Stil.) Het leven is federt lang my tot een' last: deze tyding zal er mv van kunnen bevryden.Raimond, die heen gaat.) Hoor zyn fortuin heeft zonder twyfel hem niet toegefban uwe zorgen te erkennen: ik moet 'er my voor hem van kwyten: neem, bid ik u dezen diamant. Zy fchreit bitterlyk. r'aimond. Ach, mejufvrouw! geloof. . J (Stil.) Welk een hart bedroef ik! . • • Ik kan het hier niet langer houden... Gaan wy; ik zou alles ontdekken. Hy gaat fchielyk heen. DERDE T 00 N E EU SOFIA, Hevig bedroefd. Het is gedaan : hy is niet meer!... De éénigfte hoop, die my overblyft, is hem te volgen. Vertroosten wyons: ' myn  TOONEELSPEL. 4| myn hart zegt my dat ik niet langer lydén zal... 6 Robert! . . Robert! waarom het eerst te fterven! . . . Waarom my op een waereld te laten, waar ik niets dan u beminde! — Boomen! . . . Boschjes! . . . Zodenbank! . . . Hy zal u niet meer zien! . . nooit! Welaan, ik moet dit kafteel verlaten; men zou 'er my nog van liefde fpreken, terwyl ik niets dan de dood begeer,* . .. Daar valt my iets in. . . Ik kan by Willem gaan , zyne kinderen aannemen, en het gantfche gezin gelukkig maken. . . Dadr zal men my van niets dan van Robert fpre. ken, van hem alléén: zy zullen myne ftnart eerbiedigen, zy zullen met my fchieijen. . . Ach! ik voel het, men is minder ongelukkig wanneer men nog weldadig kan wezen. VIERDE T O O N E E L. SOFIA, MAURITS. MAURITS, met eene geveinsde droefheid. Ik zie te wel, mejufvrouw! dat gy onderricht zyt van het verlies, dat wy' lyden. . . Het betreft ons beiden , en onze pligt is onze traanen te veréénigen. SOFIA. Deze foldaat was dan ook voor u gezonden door uw* broeder? . . . Ach! wy verfchillen te veel om famente kunnen fchreijen. Ik verlies alles. . . en gy, gy zege» praalt. MAURITS. Het belang zou myn gevoel niet kunnen veranderen. Ik ben verre van uw fmart te onteeren. C 5 so- I •  42 ROEERT, oFCE STRUIKROVERS; sofia , met een' zucht. Ach! zo gy haar Wllykcwawombaar dan te ftorenl maurits. ft heb gevreesd dat men uwe gevoeligheid nietgenoeg Jpaardhadt, en ik kwam uwe ziel verfterken tegcnden dol,yken flag, dien deze tyding u moest toebrengen. SOFIA. My„ hart heeft de eenzaamheid nodig, en is niet m ftaat vertroostingen te geven noch te ontfangen. Zy wil heen gaan. MAURITS houdt haar tegen. m„n te fterke aandrift u zonder twytei vc.v y V . A,r verachting is voor u voorby, en gy geMaar de ' zeit1e hy, „ zo gy my zweert rechtvaardig te zyn. Rome wierdt gegrondvest door ftruikrovers, „ en Rome wierdt niet te min meesteresfe van de wae„ reld : dat dit voorbeeld u beziele, en doen wy voor „ Duitschland, het geen zy voor het heel-al deden." Robert heeft bet ons beloofd, kameraads! hy zal zyn woord houden. DE EERSTE ROVER. 'Er is niets zo groot waartoe hy niet in ftaat is; maar zyn ontwerp eischt. . . . R A Z M A N. Hoofden, harten, en armen toegewyd aan Robert. DE EERSTE ROVER. Ziedaar misfehien den kapitein. TWEEDE TOONEEL. DE VORIGEN, FORBAN. FORBAN. K-obert is te rug. Is hier niets gebeurd federt zyn vertrek?. k a z-  T O O N TL E L S P E £. gg razman. Niets; maar is 'er by u eenige fchermutfeüng geweest? FORBAN, Neen: niet een vingerknip. (Hy fchenkt in) Men maakte de barsfens van den kapitein warm; wy zyn in tyds gekomen , en ailes is bevredigd. alle de rovers. Den kapitein ? razman. En gy hebt het daarby gelaten? FORBAN. Hy heeft ons verboden te beginnen... Daar is hy. Zo 'ér hier zyn die de wyn b-jva; geil heeft,raad ik hen hem te ontwyken, want hy is zo verwoed ais een tyger. DERDE TOONEEL. pe vorigen, robert, wolrach, roller en anderen. De rovers die op den grond liggen flaan op, zodra Robert op het tooneel komt, robert, den wyn ziende. Wat is hier gebeurd?  So ROBERT,o*de STRUIKROVERS; RAZMAN. Wy hebben op uw gezondheid gedronken, kapitein! ik heb het rolletje dukaaten aangefproken, waarmede gy my befchonken hebt. ROBERT, koel. Gy kost 'er een beter gebruik van maken, — Laatmy pllecn: ik heb nodig een oogenblik alleen te zyn. jille de rovers vertrekken, uitgezonderd Razman en Forban, die zich in het verfchiet houdt zo lang Robert en Razman famen fpreken. VIERDE TOONEEL. ROBERT, RAZMAN, FORBAN. RAZMAN. Ziedaar het bericht, waarmede gy my belast hebt: ik, heb het afgemaakt. ROBERT, na het papier ingezien te hebben, op eerï Jirengen toon. Tegen den baron van Starfelds! . . . Hoe! een werk van zulk een gewigt. . . gedaan in een' roes. . . met het glas in de hand. . . de harsfens verhit! . . . Engy durft het my vertonen ? . . RAZMAN. Kapitein! ik herinner my myne eeden en ken myn' pligt. Myn hoofd was gezond, en myn hart reebtvaarj3ig? toen ik het opftelde. Ik roep tegen my-zelven al  TÖONEELSPEL. 61 , al de ftrengheid der rechtbank in, als men my kan overtuigen van dc minite vergroting. . ROBERT. Het is genoeg. Morgen, met het aanbreken van deu dag, vergadert de rechtbank, gy kunt 'er u op voorbereiden; maar het zyn vooral daadzaaken, die wy moeten hebben. Hy geeft hem het papier weder. RAZMAN. Het zal 'er u niet aan ontbreken. Hy gaat heen. V % F D E TOONEEL. ROBERT, FORBAN. FORBAN. Een woord, kapitein 1 ROBERT. Spreek. FORBAN. Wy hebben een' verrader onder ons:hy legt op utoe. R.O BERT. Noem hem. FORBAN. Rofinsky. Gy verliet ons naauwlyks, toen ik wande-, lende twee fchreden van hier een man befpeuïde, die, begunftigd door de heggen, onze gangen fcheen te ba- fpie»  62 ROBERT, of de STRUIKROVERS; fpieden. Zyn geheimzinnige houding treft my, ik nader, hy wil vlugten, ik hou hem tegen. Verfchrikt door myne bedreigingen,.bekent hy belast te. zyn met een'brief voor Rofinsky: deze naam verdubbelt myne nieuwsgierigheid, ik ondervraag hem, hy .ontitelt, hy Hamert, ik toon hem een piltool: op dit gezicht werpt hy zich voor myne voeten, en voegt 'er by dat de naam van Rofinsky hem een valfche naam fcheen; dat berichten, dezen dag aangekomen, zyne tegenwoordigheid in het naburig dorp vereisfchën, alwaar hy door een' kourier gewacht wordt. . . Deze brief kan voor het overige 6et raadfel oplosfen. Hy geeft hem den brief. Robert, dien befchouwende. •Hy is verzegeld. forban. Kapitein! denk dat uw hoofd op prys gefield is: die jongman wil u overleveren: ziedaar myn gevoelen. ROBERT. Het is genoeg. Zend my Rofinsky. Forban vertrekt. Robert fteekt den brief in zyn' zak, en werpt zich droevig aan dtn voet van een' boom. ZESDE TOONEEL. robert. Welk een noodlot ! . . . Alles fpant famen tegen myn leven. ■ . . Een enkel wezen op de waereld fielt belang  TOONEELSPE 63 lang in my, het is Sofia. . . en ik moet haar voor altoos verlaten! . . • Ach, Maurits! neen, nooit heb ik u beledigd, en gy hebt het enkel oogenblik van vreugd, dat agt jaaren ramps uw' broeder hadden aangeboden, vergiftigd! (Hy [iaat op met onderwerping.') Twyfelen wy 'er niet aan, 'er zyn merfchen, gefchapen om alle rampen te ondergaan ; menfchen , tegen wie het noodlot zich wapent om hen zonder tusfchenpozing te vervolgen, en op wie de hand der rampzaligheid onbeweeglyk rust... Ik moet myn lot vervullen. ZEVENDE TOONEEL. ROBERT, ROSINSKY. ROBERT. Nider. (Hy ziet hem lang aan.) Rofinsky! men verdenkt u van een verraad. ROSINSKY, verwonderd. My? ROBERT, U-zei ven. ROSINSKY. Ik ben 'er niet in ftaat toe: ziedaar al myn antwoord. ROBERT. Ik wil het geloven. Ik vrees niets van een' edelmoe, dig' man, en ik acht myn leven te weinig, om het aan een* verrader te betwisten; maar wee hem, die op dat myner makkers zal durven toeleggen! AGT-  64 robert, or de Struikrovers* AGT ST E T 0 ONE E L. DE VORIGEN,FORBAN. FORBAN. Ivapitein! wy zyn ontdekt: verfcheiden benden zyn aan den ingang van het bosch. Wat beveelt gy? ROBERT, gerust. Ons te verzamelen eri hen af te wachten. (Hy lèJchouwt Rofinsky.) Wel nu, Rofinsky! . . . dit nieuws.. (Hy geeft hem den brief koel over.) ROSINSKY, verwonderd. Een brief! . . . Men heeft my verraden... (Hy neemt den brief, breekt hem open en biedt hem Robert aan.)Daar, lees en oordeel. ROBERT, weigert hem. Gy biedt hem aan, het is genoeg. rosinsky. Kapitein! weldra zult rjy my beter kennen. (Heen gaande,) Laat ons door dezen brief zien of ik heb kunnen (lagen om zulk een' zeldzaam' man te behoeden. NEGENDE TOONEEL. ROBERT, FORBAN, RAZMAN, WOLBACH, ROLLER, STRUIKROVERS. ROLLER, gevolgd van Revers, Te wapen, te wapen, kapitein ! in tien minuuten zyn wy ingefloten. R az-  TQONEELSPEJb. 6$ razman, gevolgd van rovers. Kapitein! verfcheiden duizenden dragonders, jagers en husfaaren doorkruisfén het bosch, en fluiten een kordon óm ons. robert, genist. Forban! is de bende by elkaar? Hoeveel zyn wy? forban. Driehonderd tien man; waarvan vier gekwetst, mes ïtazman. razman. Ik hjb geen tyd öm bet thans'te zyn. (Tegen een' ro' ver.) Kameraad! doe my dien doek af: ik ben genezen. robert. Hebben wy kruid en lood? forban. In overvloed. razman fpringt op van vreugd. Kruid en lood om een geheel leger te verdelgen! robert. Zyn uw wapens in orde? a lle d e ro vers; Ja! ja! robert. Vrinden! bereidt u, de dag zal heet zyn. Zo'ef ón!E' der  66 ROBERT, of de STRUIKROVERS; der u zyn die het gevaar vrezen: het is nog tyd , dat zy zich ontkleden en vertrekken: ik zal zeggen dat het reizigers zyn die wy uitgekleed hebben. FORBAN. Ik fta voor myne bende in: wy zullen op hen aanvallen als woedende leeuwen. razman. Dezelfde moed bezielt ons allen; vooral geen kwartier. wol ba en. Geen kwartier! —— Kom aan, kapitein! beveel: •ffy zullen u volgen in de poelen van de hel. Zy fchikken zich in gelederen. EEN ROVER. Kapitein! een afgezondene onzer vyanden, die met woorden van vrede zegt belast te zyn , vraagt u te fpreken. robert, na eenig zwygen. Hy kome. De rover vertrekt. TIENDE TOONEEL. CE VORIGENj EEN AA L MO ES S ENIE r. DE AALMOESSENIER. IVfynheeren ! het is een bedienaar van den godsdienst die voor u verfchynt. Ik ben alleen; maar achter my zyn drie duizend mannen, die voor myn leven waken.  tooneelspel: sj ROBERT. INader, en fpreek zonder vrees. Wat is uw last* DE AALMOESSEN [ER. De oppermagtige regering, die uitfpraak doet over het leven en dood van uw's gelyken, zendt my by u. (Tegen Robert.) Maar het is tot u vooral dat zy my zendt; tot u, het hoofd van hen die omzwerven onder uw bevelen; tot u, wiens befhan niets dan een kring van moorderyën is, en wiens hand nog druipt van het bloed van den graaf van Marpurg. Tel uwe misdaaden, en oordeel uit haar getal wat uw flraf moet zyn. Wel nu, zo gy befluit u te onderwerpen,zo gy u aan de goedertierenheid der regering overgeeft, die de oogen zal fluiten voor de helft van uwe misdaaden, en voor de duizend dooden die zy verdiend hebben, kon misfehien zelfs de zachtfte nog voor u bewaard zyn. De rovers maken een beweging van verontwaardiging. WOLBACH, tegen Robert. Dood en verdoemenis! ik kryg lust hem de woordenmet fabelflagen af te breken. , ROLLER, tegen Roberti Neen, ik! . . ik! • ROBERT, tegen de rovsrs. Dat geen van u de ftoutheid hebbe hem te naderen. (Tegen den aalmoe sjenier.) Mynheer! gy ziet ons driehonderd fterk, gewoon aan het vuur, en onbekwaam 90) te vlugten: rondom ons zyn, ik weet het, drie  68 ROBERT, of de STRUIKROVERS* duizend mannen, ten minften vergrysd onder de wapenen. . . Wel nu, hoor myn antwoord. Ik heb, het is waar, allen dwang verbroken, en overal denfchrikonder de fnooden gebragt. . . Ja, het bloed van den onderdrukker Marpurg verft nog de klederen die my bedekken; maar dit is niet genoeg. . . (Hy Jlrekt zynjiartd uit en trekt een' ring van zyn' vinger.) Ik rukte dezen Tobyn van de hand eens ministers, die, om zyne toomelooze weelde te voldoen, de fchatkisten van den ftaat uitputte, terwyl hy de hovelingen overlaadde met het zweet en bloed der verdrukte volken. Ik ontmoette hem op de jagt, omringd van zyne vleijers; een dolkfteele maakte een einde aan zyne verdrukking: myn rechtbank hadt hem veroordeeld. DE AALMOESSENTER, hel, met gekruiste armen. Gy durft zulk een' moord bekennen? RAZMAN. Verborg Herkules de zynen? ROBERT, Deze diamant was die van een' laagen magiftraat, die het recht verdraaide, en de wetten , waarvan hy de tolk was, deedt plooijen. Hy vernielde twee huisvaders, om een' der bloedverwanten zyner maitres te verryken. Myn rechtbank fprak zyn vonnis uit. WOLBACH, En ik heb het uitgevoerd. ko-  TOONEELSPEL. 69 ROBERT. Deze fafïer eindelyk herinnert my alle de misdaaden der lieden van uwe orde: hy was aan den vinger van een' fchynheiligen prelaat, die de vasten en de onthouding predikte; terwyl hy zyn leven in ongebondenheid doorbragt. De onbefchaamdheid van zyne wanbedryven, zyne zedenloosheid onteerden het volk,dat hy de oogen hadt weten te verblinden om verkoren te worden. De poorten van zyn paleis, dat naar de woning van een' Sybariet geleek, wierden met luidruchtigheid geopend op het naderen van den getytelden ligtmis, en een leger van bedienden verwyderde van dezelve met fnnad den tachtigjaarigen blinden, die zyn mededogen kwam fineken. Hy ontfnapte de armen eener fcbaamtelooze vrouw, om voor het outer een nieuwe heiligfchennis te bedryvenjik Verraste hem daar, en doorboorde hem het hart. DE AALMOESSENIER, woedende. Een prelaat! ... En de hel heeft zich niet onder uwe voeten geopend? . . . ROBERT, koel. Neen, zy heeft zich gefloten onder de zynen. FORBAN, lagchende. Hy dcedt haar een redelyk fchoon gefchenk. . . DE AALajOESSENiER, tegen Robert, met woede. Wie hetft u zyn' rechter gemaakt? . . . Wie gaf u, het recht hem te ftraffen? E 3 ao-  fo ROBERT, of r>e STRUIKROVERS; robert, fier. Wie? ... De onrechtvaardigheid der rechtbanken, die zich lieten omkopen , en de krachteloosheid der wetten, die hem niet meer konden achterhalen. Sints te veele eeuwen was de zwakke het fpeeltuig van den Reiken: 'er ontbrak een rechtbank, die den eenen kon ftraiTen en den anderen befchermeu: het is dierhalven dat de fchelmen zyn veroordeeld, die ik u befchrcven heb. . . Neem alle deze ringen, zegels hunner fchande. (Hy haalt eenige papieren uit zyn' rok.) Ziedaar de bewyzen hunner misdaaden, en hun doodvonnis: breng ze aan uwen raad, dat hy ze zie, en beve ons gedwongen te hebben rechtvaardiger te zyn dan hy, de aa lmoe ssenier. Dit is dan uw antwoord? (Tegen de rovers.) Wel nu, hoort gylieden dan wat de regering my belast heeft u bekend te maken. Zo gy op het oogenblik haar den fchelm, die zich uw hoofd noemt, overlevert, fchenkt zy u niet alleen het leven; maar zelfs het aandenken uwer mis. daaden is uitgewischt. Gy treedt weder in de famenleving: de weg tot eer is u geopend: wel aan dan, verzekert u van hem en zyt vry. robert, tegen de rovers, na een langdurig zwygen. Hoort gy, mynheeren 1 gy zyt ingefloren, flaaven, men biedt u de vryheid. Gy zyt veroordeeld, gedoemd. . . nogthnns men laat U het leven. . . Aarfeit  T O O N.E E L S P E Li 7i gy? . . . Is het zo moeilyk tusfchen de ketens en da vryheid te kiezen? DE AALMOESSENIER, verwonderd. Deze man is uitzinnig. (.Tegen de rovers.) Zoudt gy twyfelen aan de belofte der regering? Zie hier uw pardon, gezegeld en getekend van alle de leden. Hy geeft hen het papier over. ROBERT, tegen de rovers, met kracht. Gy antwoordt niet? . . . Denkt gy dezen haag van bayonetten, die u omringt, óm te weipen? Offteltgy 'er eer in, het gevaar te trotferen, in de hoop van met my te vallen, en dus den dood der helden tellerven? (Met verhevenheid) Ach! misleidt u niet! zy zullen u die eer niet bewyzcn, zy zullen u niet behandelen als ik; maar als vuige rovers, als dienstbaare werktuigen, die ik gebruiken wilde om de itoutfte ontwerpen, do gewigtigfte ondernemingen, uit te voeren, . . Hoort deze krecten ? De kring rukt aan: 'er blyft u niet dan een oogenblik over. . . Men nadert. (Met nadruk.) Ik entfla u van alle uwe eeden. Alle de rovers nemen een droevig flilzwygen in acht. DE AALMOESSENIER, hoogst verwonderd. Ik fta verftomd. ROBERT, tegen de rovers. Zyt gy bevreesd dat ik, door een' Iafhartigen zelfmoord, het verbond vernietigen zal, dat my aan u hecht? . . . Neen! 2ietdaar alle myne wapenen. (Hy E 4 werpt  W ROBERT, or de STR.UIKRGVERS; ■werpt zyn' fabel, dolken en pijlooien weg.) Levert ray over; ik fta van alles af; tot zelfs het recht dat ik op myn'perfoon heb. . . Vreest gy eenigen tegenftand?... Ik bind myn' arm aan dezen eikenboom. . . Befchouwt my: ik ben weerloos: een kind zou my kunnen overweldigen. (Met de grootjle gemoedsbeweging.) Laat zien wie het eerst de hand aan zyn' kapitein zonder wapenen Haan zal. forban, met een lievige ontroering. Al omringden alle helfche furiën u om ons te verdelgen, wie geen verrader is befcherme den kapitein! ALLE de rovers, met een overmaat van vreugd. ■ Befcherme, befcherme den kapitein! Wolbach, tegen den aalmtesfenier, terwyl hy hu pardon verfcheurt en hst hem voor de voeten werpt. Daar, ziedaar uw pardon: het pnze is op de punt van onze fobels. RAZMAN, tegen den aalmoesfenier. Vertrek van hier, elendige! en zeg uw' raad dat 'er »iet één verrader onder de bende van Robert is. ROBERT, koel, tegen den aalmoesfenier. Ga, en doe verflag van alles wat gy gezien hebt. Struikrovers, zo vol eer, zyn overal onverwinbre mannen. (De aalmoesfenier vertrekt.) Myne vrinden! het was geenszins een beproeving, die ik van uw ftandvastigheid deed; maar om de geenen die ons aanvallen fchrik ia te boezemen. Ik heb nooit aan u getwyfeld. Myne vria-  TOONEELSPEL. 73 vrinden! gy zyt vry: ik voel my in ftaat een leger te trederftaan. (Men hoort den trtmmel Jlaan, de trompet [teken en kanonfehooten.') Men begint den aanval; dat wy ons niet laten verrasfen. Wel aan, myne vrinden! volgt my. De vryheid of de dood : ziedaar onze wapenkreet. ALLE DE ROVERS, heengaande. De vryheid of de dood! I De rovers ftellen zich in gelederen, aangevoerd door de voornaamjben, als Forban, Wolbach, Roller en Razman ; Robert is aan het hoofd. De Jlryd begint tusfehen twee regimenten, en de fl'ruikrovers; het gevecht nadert op het toeneel onder het gerucht van de trommels, musket- en kanonfehooten. De foldaaten vlugten. Eindt des vierden ledryfsi E S T YjT.  74 ROBERT, 01 de STRUIKROVERS; VYFDE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt hetzelfde bosch als in bet tweede en vierde bedryf; maar van een' anderen ka?it te zien. In het verfchiet, ter linkerzyde, een oude toren. Overal op het tooneel liggen gekwetfien op takken van hoornen. De rovers zyn allen vermoeid en bedekt met bloed en Jlof, hunne klederen in de uiterjle wanorde. De avond begint te vallen. EERSTE TOONEEL. robert, forban, wolbach, vóór op. het tooneel; verfcheiden struikrovers in het verfchiet. robert valt aan den voet van een' boom. Ach! water, myne vrinden! ik kan niet meer; een weinig water, zo het roogeiyk is: de rivier is niet vergy zyt zo afgemat. . . wolbach. Ik loop 'er heen. Hy vertrekt. robert. Wy hebben geitreden als vrinden, als broeders.  TOONVEL STEL» ?S forban. 4.' De dag van den aalmoesfenier zal hen heugen! ^ robert. Wat is het verlies van weêrskanten? forban. Byna drie honderd man van hen zyn in den ftryd gebleven: van ons zeventien gekwetst, een enkele gedood; maar het is de braave Roller. . . Hy heeft woa* gedaan. robert. Ik benyd zyn' dood» forban. Hy fcheen hem te zoeken. Ik heb hem zich in bun midden zien florten, de gelederen kloven, alles nederwerpen wat hem naderde; eindelyk bezweek hy voor de overmagt; doch zo ik hem niet heb kunnen helpen, ik heb hem ten miniten weten te wreken. robert. Op de plaats waar hy gevallen is zou men hem een gedenknaald opgericht hebben, zo hy, in ftede van voor my óm te komen, geftorven was om de driften van een heerschzuchtigen minister te dienen. Ziedaar hoe alles in het leven van het lot afhangt Heeft men Razman verbonden? f o r e a n. Zyn ftaat is wanhopig: by-zelf heeft my ftraks de dooé  76 ROBERT, ot de STRUIKROVERS; dood gevraagd, om van zyne fmarten verlost te zyn. Ik weet te fterven, zeide hy; maar ik kan niet lyden. • Jk heb hem dezen droevigen dienst niet durven doen. wslbach komt weder, en biedt Robert zyn' hoed vol water. Paar, kapitein! ziedaar water zo frisch als ys robert drinkt. Hoe! Wolbachl fchoon afgemat van vermoeidheid.,. wolbach. ' Niet alleen water,waarde kapitein!maar al myn bloed is tot uw' dienst. Gy hebt my tweemaalen het leven gered; of liever de fchande befpaard van levendig in hunne handen te vallen. . . Ach! dat Robert altpos myn' arm nodig hebbe, en gy zult zien of Wolbach een weldaad weet te erkennen. robert, tegen Wolbach. Is 'er dan geen hulp meer voor Razman? wolbach. ■ Neen. Hy heeft twee fchooten in den buik en dertien houwen in het figchaam gekregen. De elendigen zouden hem in Hukken gehakt hebben, zo ik hun menigte niet was komen verftrooijen. . . Maar ik heb hen doen dansfen dat de bruiloft hen heugen zal. . . Doch waar is Rofinsky gebleven? Ik heb hem niet by het gevecht gezien. fok-  TOONEEL S' PEL. 77 FORBAN. Ik weet het niet; maar, ik herhaal het, zyn gedrag is zeer dubbelzinnig. ROBE R T. Stel u gerust; ik fta voor hem in. FORBAN, fttt. Wat duivel van een' man: hy wantrouwt niemant< TWEEDE TOONEEL. DE VORIGEN, EEN ROVER. DE ROVER. Kapitein! Razman nadert aan zyn laatfte oogenblik: hy wil u nog eens zien, en affcheid van u nemen. ROBERT. Ik kom. (Stil.') Het is voor my dat hy zich opgeöfferd heeft. Hy vertrekt] DERDE TOONEEL. FORBAN, WOLBACH, STRUIKROVERS. WOLBACH. Des te beter: zyn elende zal een einde nemen. (Tegen Turban.) Maar onze voorraad, kameraad? myn maag is geen vrind van de foberheid. £ OR.  ?S ROBERT, of de STRUIKROVERS* forban. Hy is op weg. wolbach. Onze kas is wel voorzien, hoop ik, en die van den kapitein ook; want zo hy onkosten maakt is het niet Voor hem. forban. De kas van den kapitein ? . . . Neen. Maar zo gy het gebruik wist dat hy 'er van maakt, gy zoudt geen hart moeten hebben, of de traanen van verwondering zouden uit uwe oogen vloeijen. (Hy geeft hem een papier.) Daar, lees, dit is de aantekening van het laatfte verblyf; maar neem u in acht: de minfte onbefcheiden* heid zou my bederven. wolbach leest; zyne fiem verandert, en •wordt allengskens gevoeliger. „ Voor twee weeskinderen, opgevoed aan de hoo}i gefchool te Leipzig, vyftig dukaaten. „ Voor de vryheid van een' huisvader, om fchulden j, gevangen, veertig dukaaten. ,, Voor het jaargeld van eene Weduwe, met zeven j} kinderen, honderd dukaaten : ,, Voor den bruidfchat eener jonge dochter. . .*' (Hy geeft hem het papier weder, met eene ontjlelde Jlem.) Daar. . . daar. . . ik vrees voor hem in verrukking te komen. (Diep doordrongen,) Ik kende zyn' moed, zyne oprechtheid, de edtlheid zyner gevoelens, de verheven-  TOÖNEELSPEL. 79 vsnheid zyner ziel. . . Maar ik vermoedde niet dat men van een hoofd van ftruikrovers het voorbeeld der deug. den nemen moest. FORBAN. Indien wy den hoogmoed hebben ons menfchen te achten ftem dan toe, Wolbach ! dat hy waardig is ons te gebieden. WOLBACH. En glorieryk voor ons hem te gehoorzamen. VIERDE TO O NE E L. de vorigen, robert, met langzaame fchreden en in gedachten verzonken» ROBERT, langzaam» Het is gedaan, myne vrinden! wy hebben onzen vrind verloren. . . Razman is niet meer. • . Roller, Razman, en zo veele anderen. . . Ach! myn herfst is gekomen : de fchoonfte vruchten, de bladen zelfs beginnen op de aarde te vallen. . . Legt u te rusten: ik zal voor u waken. (Forban gaat achterwaart en legt zich op den grond; Wolbach volgt hem, na Robert een oogenblik lejchouwd, en zyne verwondering over zyn charaktergetoond te hébben. Robert vervolgt na eenig ftilzwygen.) Ik heb hem gezien. . . Dit is dan de dood, de ontbinding vail ons beftaan! . . . Deze verfchriklyke en nofthans ondoordringlyke tusfchenruimte, die de tyd van de eeuwigheid fcheidt! .> .Welk een tegenftrydigheid! een  £o ROBERT, of de STRUIKROVERS? ftmikrover fhrft met een gerust oog, een helder voorhoofd. . . de uitdrukking der fmart, der vrindfchap, is het eenig gevoel, dat hem fchynt te bezielen. . . En ik heb de ftuiptrekkingeri der wanhoop de laatfte zuchteis zien veriiinden van den man, dien men rechtvaardig en weldadig noemde! ... Is het gebrek aan kracht. . . van geaartheid. . . zwakheid der zintuigen? ... Of zou dit oogenblik het einde onzer beftemming zyn. . . onze wederkering tot het niet? . . . Maar dit verlangen naar geluk. . . Deze denkbeelden van volmaaktheid. . . (Met kracht.) Dat genoegen , het welk men gevoelt na het verrichten eener' goede daad. . . (Hy befchowt den hemel.) Deze algemeene éénftemmighaid... deze éénvormige en tevens verfchillende beweging' van die duizende waerelden, die in het onmeetlyke ronddraai. Jen. . . Neen, neen, 'er is iets r.i ons; want ik heb nog geen oogenblik waar geluk gefmaakt. (Hy wandelï peinzende.) Ik heb den dood gezocht: heeft hy, daar ik myn leven moede was. . . (Hevig) Ja, ik ben myn leven moede. . . Ik wil den last van myn aanzyn weg wei pen. . . En wat kan my wederhouden? . . Waarom in de gevangenis te kwynen, gedrukt door het tegenwoordige , (Hy grypt een piftool.) terwyl ik den' fleutel in myne hand heb, die my de poorten der toekomst kan openen ? ... Is 'er een fchyn van hoop die myne ziel nog kan vleijen? Hebben de weidaaden, die ik uitftort, eenige aangenaamheid voor my? Men zou ze met af gryzen verwerpen, indien men hem kende, die zs yerfpilt. . . Maar zo de Hemel wil dat ik misfehien lang  TOONEELSP E'L. 8t lang rampzalig zal leven, zo het noodlot my verbindt aan het verfchriklyk beroep, waartoe het my gebragt heeft, ftaat het aan my om my 'er tegen te verzetten ? Wanneer de Almagtige de zon., gebiedt onze weiden te verdrogen, de wateren de verwoeste velden te overftromen, wanneer hy de brandende windtfn beveelt den dood in onze ftreeken te brengen, zo hy een' der tyrannen doet ontftaan, die met het leven van het volk fpelen, ftaat het aan ons de diepte van zyne befluiten te doorgronden ? hem rekening te vragen van zo veele verwoestingen?... wy, lydelyke werktuigen, die hy gebruikt of breekt, naar zyn welgevallen ! . . . Maar Sofia ! . . . Ach! Sofia! (Hevig.) Hoe! zou zy de hand willen aanvaarden van een' ftmikrover? haar lot aan dat van een' moordenaar willen verbinden? zy, de zachtheid, de deugd zelve!... (Se/loten.) Neen,dit denkbeeld bepaalt my. (Hy haalt een pijlool uit zyn' gordel, en ziet om zich heenen.) Ach, Sofia, gy alleen verbondt my aan het leven: de uwe niet kunnende zyn, moet ik het afftaan. (Hy werpt zich op de kniên.) Ontfang myn vaarwel. (Hy jchreit.) Ik vraag niets aan de gantfche natuur. . . Ik wil niets ftervende medenemen dan de hoop door U betreurd te zyn. . . (Hy luistert.) Alles is (lil, alles flaapf. ook ik wil influimeren, om nooit weder te ontwaken. Hy laadt de pijlooi en brengt haar aan zyn voorhoojd» F VTF-  32 ROBERT, of de STRUIKROVERS} V T FD E TOONEEL. robert, geknield, raimond; de graaf, in den toren, rovers, /Japende. raimond, met een kmik in de hand. Daar flaat het twaalf uuren in het naburig dorp: hy verwacht my zonder twyfel. Hy klopt aan de poort van den teren. de graaf, met eene zwakke Jlem. Wie klopt? Zyt gy het Raimond, myn mededogende weldoener ? robert, Jlil. ' Wat hoor ik ! Naderen wy. Hy nadert zaüit by Raimond. de graaf. Welhaast zal ik nietfi meer nodig hebben. Ach, Raimond! vermoei u niet: myn leden zyn verzwakt, myn kracht vernietigd. . . )k voel dat de dood niet lang toeven zal om een einde aan myne elende te maken. roeert, Jlil. De dood!... Is het een offer der wetten, of van eenige wraak? de graaf. Wat doet myn elendjge zoon?  T O ö' N E E L S P EL. 8g raimond. Uw zoon? . . . Helaas! . . . Maar luister. . . My dunkt gerucht te horen. . . Ik bedroog my. . . . Deze woestyn is verfcbriklyk. Vaar wel, goede gryzaart! ... Ga in uw gevangenis. . .'zo men u 'er nog Vermoedde, uw leven was in een oogenblik gedaan. . . • Vaar wel. . . Daar boven is uw redder. . . uw wreker. . . 6 Affchuwlyke zoon. Hy wil heen gaan» robert, met eene verfchriklyke Jlem, Blyf liaan! raimond, ontjleld. Ach, God! robert. Blyf ftaan l Wie zyt gy? Wat doet gy? Spreek! raimond, nog meer ontroerd, Jlil. Alle ysfelykheden op ééns! robert. Antwoord,- zeg ik u, of gy zyt des doods! raimond. Ach! ik ben een nrrae inwooner van een dorp, achter ileze berden. robert. Welk een geheim van onrechtvaardigheid is dit? Ik wil het kennen. . . Wie is in dezen toren ? F 2 RAI-  *4 ROBERT, of de STRUIKROVERS; raimond. Helaas I een ongelukkige, veroordeeld om van honger te fterven, en dien ik uit mededogen voed, in de llilte van de nacht. ' ROBERT, verrukt. Gy voedt hem! . . . een* ongelukkigen! (Hy neemt hem by de hand.) Ach! weldadig fterveling! vrees niets,* gy hebt geen beter Vrind dan my. . . Maar hy is gevangen: men moet zyn boeijens breken. (Hy neemt zyne werktuigen.} Werktuigen van fchrik! komt voor de eeritemaal my te hulp, ik beftem u tot een edel gebruik. Hy overweldigt de poort van den toren, waaruit de graaf zwak en ontdaan ten veerfchyn komt. RAIMOND, Jlil. ó Maurits! uw misdryf wordt ontdekt. DE GRAAF. Ach! wie gy zyt, heb medelyden met een' ongelukkigen gryzaard. ROBERT wykt van fchrik te rug. God! ... de item myns vaders! Hy befchouwt hem onbeweeglyk van verwondering, en nadert hem langzaam. DE GRAAF, geknield. Ik dank u, ó Hemel! het oogenblik myner verloslïng is gekomen! EO»  TOONEELSPEL. 85 KO*BERT, hm verwilderd beft houwende. Geest van den ouden Moldar! welk een helCche migt ontrukt u aan den boezem des grafs! . . . Keert gy van het verblyf der dooden weder, om myne twyfelingen over de toekomst te verdryven, en my nu hier het raadfel der eeuwigheid op te losfen? . . • Spreek! ik ben alle vrees te boven. DE GRAAF. Ik ben geen geest: ik adem, ik leef; maar myn leven is eene aanéénfchakeling van ysfelykheden en rampen. ROBERT. En uwe openbaare begrafenis? . . . DE GRAAF. Een gedaantelooze ftof wierdt in het graf myner vaderen gezet, terwyl ik, in dit onderaardsch hol, afgefneden van de levenden , my met myne traanen drenkte» en my tegen den Hemel beklaagde, over myn ongeluk van nog te beftaan. ROBERT, jlil. Hoe! 'er is een God. . . en altoos lydt de deugd!... altoos zegepraalt de boosheid! . . . DE GRAAF. Ach! wat is deze lucht zuiver! . . . Hoe verfriicht zy myne zinnen! (Hy zet zich aan den voet van een* boom.) Ziedaar, federt vyf jaaren , de eerde maal dat het my geöorlofd is den hemel te befchouwen. F 3 R0"  8ö ROBERT, of de STRUIKROVERS; ROBE KT, lam altoos met een treurige verwondering befchouwende. ó Wreedheid! ó Barbaarschheid! DE GRAAF. Ach! zo gy een menscb zyt, zo gy een menfchelyk hart in uw' boezem dnagt, vraag my dan geen verhaal myner rampen: het zou u uws gelyken doen vervloeken. ROBERT, met af fchrik. Ga, ik Ren dit addergeflrcht te wel. DE GRAAF. Ik heb myne elende verdiend. Ik heb den éénigen myner zoonen, die myn' ouderdom vertroosten moest, verbannen, onterfd, vervolgd. . . öRobert! iloberti Hy fchreit. ROBERT, Jlil. Ik durf hem niet te voet vallen! (Overluid.) Maar wie is het monitor, dat u deze ftraf deedtlyden? Spreek! ik wil my in zyn bloed baden. DE GRAAF,fckreijendc. Ach! vervloek hem niet. . . Maar oordeel over myne kwellingen! . . . Hy, die 'er de oorzaak van is, is myn zoon. . . myn eigen zoon! ROBERT, verjlomd. Uw zoon ? . . . Uw eigen zoon ? Eeuwige rechtvaardigheid! . . (Woedende.) Het is genoeg. Wel aan! (Hy brandt een pijlooi los, en roept:) Ontwaakt! Dt  TOONEELSPEL. «7 De graaf bezwy nt op den Jchoot van de pi(lool. DE ROVERS ontwaken en fchieten toe. Hei! . • HoUa! . . . hollal . . . Wat is het? ROBERT, in een verfchriklyke ontroering. Hoe! dit verfchriklyk verhaal heeft u den flaap niet belet? uw hairen niet te berge doen ryzen? ... Komt allen, ziet dezen gryzaard, en fiddert. (Met eene gewei, digeftem.) Het eeuwig bevel is overtreden! ... De menschheid heeft haare rechten verloren ! . . • De natuur heeft haare banden verbroken! ... De zoon heetc 2yn' vader vermoord! . . . DE ROVERS, met verwondering, Wat zegt de kapitein? ROBERT vervolgt. Vermoord! ... Deze uitdrukking is te zacht. In deze woeftyn. . . In den grond van dezen toren ten prooije aan alle kwellingen des levens. . . aan den dood! Een zoon heeft dien gryzaard doen opfluiten. . • en... waartoe het te verbergen. . . Vrinden ! deze geaard js myn vader. Hy valt afgemat op zyne knien. DE ROVERS. Zyn vader! hoe! zyn vader! RAIMOND, Jlil. & God! het is Robert! welk een nieuws voor Sofia! Hy vertrekt. F4 ZES.  8* ROBERT, or de STRUIKROVERS; ZESDE TOONEEL* de vorigen, behalven raimond. wolbach. Dat hy een woord fpreke en ik breng het hoofd van zyn' vervolger voor zyne voeten. FORBAN nadert den graaf met eerbied. Vader van myn* kapitein ! (Hy trekt zyn" dolk.) Deze •dolk is voortaan toegewyd aan uwe wraak. ALLE DE ROVERS. Wraak! wraak! ROBERT Jlaat éénsklaps op, werpt zich tusfchen hen, en roept met eene verfchriklyke Jiem: Ja, wraak! . ; . Hoor my, ontza^lyke God! God, wreker der misdaaden! ik hef hier myne bloedige handen tot u op; ik zweer by de ftilte en de duisternis, die ons omringt, by het geftarnte dat boven onze hoofden flikkert, de zon niet weder te zullen aanfchouwen , vóór ik dezen affchuwelyken vadermoorder het licht benomen heb! (Tegen de rovers, met een verheven gevoel.) En gy ontdekt uwe hoofden, knielt in het ftof. (Zy vallen op hunne kniên.) Aanbidt de onverwinlyke hand, die. uwe zending getuigt, en uwe beftemmingen veradelt. Neen, gy zyt geen ftruikrovers meer: gy draagt riet zwaard der Hemelfche wraak in uwe hand} gy zyt de engelen des doods  TOONEELSPEU 8sr doods geworden, de ontwglyke uitvoerers van den wil des Eeuwigen. Staat op. Deze dag heiligt u. De rovers Jiaan op. WOLBACH. Beveel. Wat moet ik doen? ROBERT. Nader; raak de witte hairen aan, die dit eerwaardig voorhoofd bedekken. (Hy leidt hem naar den graaf, doet hem zyne hairen aanraken, en zegt met kracht:) Ga nu myn' vader wreken. WOLBACH, fchielyk. Waar? Wanneer? Hoe? Spreek: ik ben gereedROBERT. Neem twintig mannen, en vlieg naar het kafteel van Moldar. . . Dat men Maurits vatte en hem hier brengen. . . Het is op deze plaats dat hy veroordeeld moet worden. . . Dat hy al zyne misdaaden zie,(Op. den graaf wyzende.) dat hy bcve, en dat hy ftervel. . . Vlieg heen: ik tel de oogenblikken. Zy vertrekken in menigte, vóórgegaan van Wolbach, Alle de anderen voegen zich in het verfchiet. F 5 Z£*  $b ROBERT, of dij STRUIKROVERS; ZEVENDE TOONEEL. de graaf, besweken, robert; rovers, in het verfchiet. robert, bewogen, met de oogen op den graaf gevestigd, na eene lange fiiltt. Die barbaar! . . . Zie dit uitgeput ligcbaam!... Een wilde zou zyn' ouderdom ontzien hebben en zyn zoon vermoordt hem! . . . Welk eene zachtheid in zyne trekken, dit is de fluimering des doods! (Met fmart tegen een' rover.) Hy fchynt zyne weldaaden te overdenken, of de gelukkigen te teilen, die hy gemaakt heeft. . . Ach! waarom durf ik hem niet myn'vader noemen!... Dst ik voor 't minst zyne kniën omhelze. . . (Aan zyne voeten.) Dat ik een oogenblik het genoegen frm.ke zyn zoon te zyn. . . Ik ben met hem alleen. . . (Na eenig bedenken.) Zo ik zyn' zegen kon verwerven. . . (Bewogen.) De zegen eens vaders, zegt men, is nimmer zonder groote kracht. Hy omvat zyne kniln zonder 'er om te denken. -de graaf, verfchrikt. Vreemdeling ! . . , Wat doet gy? Wat wilt gy? robert. Ik heb de grendels uwer gevangenis verbroken, ik fceb u de vryheid gegeven. . . Weiger my geen gunst. de  TOONÈELSPEL. 91 DE GRAAF. Spreek. Wat eischt gy? ROBERT, bewogen. Uw* zegen. . . Myn vader! DE GRAAF. En gy hebt hem verdiend. (Hy legt hem de hand tp het hoofd.) Wees rechtvaardig en weldadig, en gy zult gelukkig zyn. . . — Dat ik ook niet myne zoonen kan segenen! . . . Ach! Maurits. . . Hy fchreitf ROBERT. Hoe! gy befchreit hem! . . . Uw' moordenaar! . . ; Aan den voet van dezen toren! . . DE GRAAF, met [mart. Ik heb zyn' broeder vervolgd. . . ó Ongelukkige va* der! ik leef, en myn Robert is niet meer! ROBERT, Uw Robert? . . . Hy leeft! DE GRAAF. Hoe! wat zegt gy?  *s ROESRT, or db STRUIKROVERS; AGTS TE TOONEEL. de graaf, robert; raimond, sofia, rovers, in het vtrfchiet, de boer, zyne vrouw en kind, dragende een verlichte lantaarn ; boeren,gewapend met [lokken, anderen met brandende fakkels. s ofia. Het is dan hier, Raimond! dat gy mv gezegd hebt hem te zoeken. . . Hoe! hy zou leven! ... en het is myn Robert! . . . (Zy nadert vóórop het tooneel.) Wat Zie ik! . . . Ach, myn oom! ... Ach, Robert! . • . Zy valt voor de voeten van den graaf. c r , robert. Sofia! de graaf. •Myn dochter!.. Sofia! wat zegt gy?.. Waar toch is myn zoon? sofia, gillende, Hy is het! ... Het is Robert! . : . Daar is hy! de graaf. Sofia! . . . Robert! ; . . Waar zyt gy? . . . robert. Beiden in uwe armen! de graaf. Myn kinderen! ... Myn kinderen! sofia;  TOONEELSPEL. 93 < SOFIA. Ach! myn oom! . . . Myn Robert! ... Myn minnaar! . . . Myn echtgenoot! . • Zy wil hem omhelzen, robert, deinst te rug. Uw echtgenoot! . . . Hy! Robert!... {De Jlruikro Vers komen op het tooneel.) God ! daar zyn zy' (Hy wendt de oogen af.) Neen, ik heb geen moeds genoeg om het bloed van myn' broeder te (torten. Hy leunt tegen eerf hoorn. NEGENDE TOONEEL. de vorigen, wolbach, aan het hoofd van eenige rovers. wolbach, Kapitein.' wy hebben uw bevelen gevolgd; maar het was te laat: hy heeft zich-zeiven recht gedaan. Naauwelyks hadt hy ons vernomen , en van waar wy kwamen, of hy heeft zich van een' toren in de Mein geftort. Alle de rovers fchikken zich treurig aan weérskanten van het tooneel. de graaf. Wat hoor ik!.. Myn zoon., myn zoon is dood! robert, Jlil. En, dank zy den Hemel!myn handen zyn onfchuldig' BE  94 ROBÈRT, or de STRUIKROVERS; DE GRAAF. Maurits is dood, en ik heb hem niet kunnen vergeven! SOFIA. Gy bekomt Robert weder, en Sofia met hem. DE GRAAF. Gy zyt het dan, gy alleen, die myne oogen zult flui* ten. — Nader, myn zoon!. . . Ziedaar Sofia, uwe echtgenoote. ROBERT. Myne echtgenoote! . . . Ach! zö gy wist. . 2 SOFIA, fchielyk. Ja, ik ben het: gy hebt het beloofd in tegenwoordigheid des Hemels. . . Niets kan onze banden meer breken. . . Uw hart behoort my. . . my alleen. ROBERT. Hoe! Het hart van een' ftruikrover! SOFIA. De liefde zal het zuiveren. ROBERT. Ga! myn hoofd is op prys gefield: waar vlugt ik* tvaar berg ik my! S OF IA. In de diepte van een woeftyn. . . by my. bi  T O O N E E L S P E L. $$ DE BOER. By ons» ROBERT. Ach! Sofia! zou het mogelvk zyn! . . i Zy willen elkander in de armen vallen. FORBAN, treedt uit het gelid, en ftelt zyn' fabel tusfchen Sofia en Robert. Hou op, kapitein ! Hebt gy niet honderdmaal gezworen ons getrouw te blyven ? zyn uwe eeden van minder kracht dan de traanen eener vrouw ? ROBERT. Hy heeft gelyk. . . God! God ! . .' WOLBACH. Heugen u de gevaaren niet meer, die wy .getrotfeerd , de elende, die wy om u geleden hebben? Is dit het loon van o»zc verknochtheid ? ROBERT. Ach, Sofia! . . . Ach, myn vader. F 0"R BAN. Waar zyn de zo ftoute ontwerpen, de zo verhe'ven oogmerken, waarmede gy onze eerzucht vleide , gebleven. Hebt gy de diensten van.Razman, Roller, en zo veele anderen , die zich voor u opgeófferd hebben, vergeten? . . . Hunne fchimmen moeten verontwaardigd zyn van uwe zwakheid. Wy waren ftraks vry! verre van u over te leveren, verachtten wy den dood om U  96 ROBERT, or de STRUIKROVERS; u te verdedigen. Thans wilt gy ons verlaten, om aan de voeten eener vrouw te gaan zuchten! robert. ó Helfche kwellingen! Alle de rovers morren; verfckeiden naderen en rukken hunne klederen open. wolbach , op een' vasten toon. Zie deze wonden. . . Bcfcbouw deze lidtekenen: forban. Uw leven, uw perfoon, alles behoort ons: ons bloed deedt ons deze rechten verkrygcn, en het is het uwe dat ze zal doen gelden. robert, ontfield. Het is gedaan! . . het is gedaan! ... Ik moet 'er niet meer aan denken. . . Ik heb tot haar willen wederkeren, tot de vrede, tot het geluk, en de Hemel verzet 'er zich tegen. . . Ruk deze vrouw uit myne oogen. sofia. En gy zyt het die zulks beveelt! . . . Wreede ! ontruk my het leven. (Zy valt voor zyne voeten.) Stoot toe, ik zal myn lot zegenen. Gy vewydert u? (Tegen de rovers.) Wel nu, gy, gewoon aan moord, weest menschlievender dan hy: doodt my uit medelyden. . . Gy zwygc ook? . . . Barbaaren ! gy laat het leven niet dan aan ongelukkigen! WOL-  TOONEEL SPEL. 07 WOLBACH haalt een pijlooi uit zyn' gordel. Robert! ik zal u van haar ontflaan. ROBERT, verwilderd, in de uiterfle wanhoop. Wolbach! hou op... Neen, het is aan my.my te ont« Haan van den last des levens, dien ik niet langer dragen Ican. —— ó Sofia van Nqrthal! ik bezweer u voor den ouderdom myns vaders te zorgen : vertroost hem in zo veel verliezen; ik verbied u die te vermeerderen met my in het graf te volgen. Hy trekt zyn* dolk en wil zich doorjleken. FORBAN grypt zyn' arm, en roept: Gy, Robert! een laagheid!... SOFIA. Rechtvaardige hemel! DE GRAAF. Ach ! myn zoon ! DE BOER. Myn meester! Het kind verbergt zich van fchrik. WOLBACH. Kapitein! ROBERT floot allen wanhopig te rug. Ik ken u niet meer. Laat my een einde aan myne tampen maken. Hy worftelt onder hunne handen. G LAAT-  9S ROBERT, of de STRUIKROVERS; LAATSTE TOONEEL. DE VORIGEN, ROSINSKY. ROSINSKY, toefckietende. y zyn geëindigd. Herken, in Rofinsky, uw'bloedvrind, den zoon van den graaf van Berthold. DE GRAAF. Wat zegt hy van Berthold? ROBERT met ontroering. Gy de zoon van Berthold? rosinsky, zeer fchielyk. Myn vader heeft het bericht, door u gezonden , den keizer overhandigd. Het verhaal van uwe aanflagen hadt hem vergramd:; maar uw eerbied voor den ongelukkiger, uwé edelmoedigheid, uw grootheid van ziel, die u doet bewonderen tot in uwe iiiterftens, hebben de hoop aan uw geflacht wedergegeven. Sedert een maand getuige van uwe verheven daaden, heb ik geTchreven: uwe rampen hebben den vorst bewogen, onze wenfchen zyn vervuld, en ziedaar uw pardon. By geeft hem een papier. ROBERT, met-verrukking. Myn pardon !... Ach, myn vader!... myn pardon !... (Droevig.) en dat myner makkers?... ROSINSKY. Is ook toegedaan, zo zy zweren den ftaat onder u ts dienen, als een vrykorps van Jigte troepen. R O-  TOONEELSPEl. 99 Ik Ito voor hen in. . . ALLE DE ROVERS. Wy zweren het! ROSINSKY. 6 Robert! de keizer, getroffen door uwe wroegingen , wil door zyne rechtvaardigheid alle de misbruiken herftellen , die gy door het geweld ftrafte. (T<:gen de rovers) Hy wil u uwe misdaaden vergeven , en zich door zyne deugden ondeifcheiden. ROBERT, opgetogen. Wel nu, Forban ! Wolbach! en gy allen, myne vrin. den, die in myne tegenfpoeden gedeeld hebt! komt, deelt in myn geluk. Wyden wy voortaan aan de verdediging van het vaderland, en der wetten, die men zal hervormen, den moed, dien wy aanwendden om dezen te wreken wanneer men ze fchondt; en indien ooit. . . indien in' den rang, waarin het lot uw' Robert herflelt, myn mond of myn hand een geweldige daad geboodt, (Hy geeft 231;!' doik aan Forban ) neem dit ftaal, ftoot toe: dat myn doodvonnis, op myn borst gehecht, deze vcrfchrikkelyke woorden de meineedigers toevoere: „ Ro,, bert, die de misdaaden ftrafte, is zelf een verrader „ aan zyne eeden geworden. Deze dolk heeft zyn da. , gen verkort." — En gy.myn waarde fterthold! braave en edelmoedige vrind! kom, deel de vruchten uwer weldaaden met my. EINDE.