Ons viel in dit Stukje in liet 'licht ie geven of die inval gelukkig is, beoordeele de lezer. B. R. en J. v. d. S. Amfteldam, 21 February, 1798.  PERSONEN. waldenau. flip, zyn bediende. Julia, minnares van waldenau. boortjej kamenier van julia. wilhelmina, juliaas vrindin. lisette» kamenier van wilhelmina. erdmund, minnaar van wilhelmina. liebhard, wilhelminaas broeder. een kok. een gerechtsdienaar en eenige bedienden. Het tooneel is in het huis van Waldenau. D E  i DE GELUKKIGE INVAL, over den haspel halen, en over alle dingen babbelen. ■ Ik heb van myn leven ti niet alles zó zien bewonderen, en alles zó naauwkeurig zien befchouwen als nu; en daar fta ik dan als een arme zondaar, die eindelyk van verveling zou vergaan. Het was warelyk niet anders dan of de drommel achter ons zat, die ons van de eene plaats naar de andere rond zweepte; ten minste my was het niet veel beter; en ik kan op ditoogenblik noch niet begrypen, wat genoegen gy daarin vind. WA L DE NAU. Gek, wie gaat altoos den naasten weg naar huis ? Men moet fomtyds een' omweg maken, dat geeft verandering. FLIP. Ja , dat mag den heeren verandering geven; maar , by myne ziel , den bedienden niet. Wy moeten buiten dien genoeg rond flenteren, en wie niet beter wist, die zou menigmaal geloven, dat de heeren hunnen bedienden met ieder paar fchoenen ook een paar nieuwe beenen lieten maken. Gy zyt toch anders zo een groot vrind van loopen niet-, waarom dan nu juist van omwegen gebroken ? W A L D E N A U. Weet gy dat niet? FLIP.  14 DE GELUKKIGE INVAL, nen agt dagen moet ik zó en zó veel ontfangen, en gy zult de eerste zyn. —■ Ik heb eenige fchikkingen moeten maken, dit heeft my zeer veel geld gekost, maar ik zal echter, geloof tny , voor u zorgen. — En diergelyke fraaije veröntfchuldigingen meer. — Daar mede laten de fchuldëifchers zich ongetwyfeld wel eens afwyzen; doch hoor, mynheer Waldenau! dewyl gy van het manen reeds zó uwe bekomst al hebt, verwondert het my, dat gy uw geld liever verfpeelt, dan uwe fchuldëifchers betaalt. Tien louïs d'or op eene kaart te zetten , wanneer men zo veel fchuld heeft, vind ik toch, met uw verlof, een weinig fterk. WALDENAU. Gy hebt zeker gelyk. — Dat verdoemde fpel! FLIP. Maar ik dacht dat mynheer uw vader fpoedig komen zou. Die zal toch geld meebrengen? WALDENAU. Ik verwacht hem, ten lai.glte, binnen agt dagen. FLIP. Ja, maar wat zullen wy intusfchen beginnen? wy hebben, zo veel ik weet, geen enkelen koperen duit. WALDENAU. De duivel haal' het geld! ik wenschte dat 'er in 't ge-  i6 DE GELUKKIGE INVAL, wa ldenau. Dat verftaat zich. flip. Gy had 'er den broeder van Julia ook by moeten verzoeken. wal den a u. Ik heb hem niet gezien, hy was uit. flip. Zo veel te beter voor hem, anders had hy, misfcnien, van avond moeten vasten. waldenau, Waarom dat? flip. ' Waarom.? ei, voor den duivel, wy hebben immers geen kruimeltje brood in huis, en op crediet kunnen wy ook niets meer bekomen. waldenau, lagchende. Ja, wel! flip. Gy gelooft, dat het korts wyl is! maar de kok, de bakker, de flager, de wynkooper, de banketbakker, de kruidenier, tot zelfs de kaarsfemaker toe, geen mensch borgt ons meer voor de waarde van éénen penning. Gy moest maar eens hooren, welke fraaije komplimenten ik van de luiden bekom. Dat zy my, wanneer zy my zien, de oogen niet  È L f S P E Z* i9 erdmund. Dat weet ik. waldenau* Nu, zo zeg my dan, rondborstig, waaröm gy my gezocht hebt? erdmund. Ik heb u flecbts begeeren te zeggen, dat ik my, heden avond, by u eens recht vermaken wil. flip, ter zyde. Recht vermaken zal 'er niet wel opzitten. waldenau. Het doet my leed, vrind i dat ik heden die eer niet kan hebben , ik verwacht gezelfchap. erdmund. Ik weet het. Julia heeft my gezegd, dat zy dezen avond by u zou eten, en heeft my verzocht, ook te komen. Ik heb u dit flechts vooraf willen zeggen, opdat gy u daarnaar zoud kunnen fchikken. Wilhelmina komt insgelyks ; wat zegt gy daarvan ? flip» ter zyde. Dat ontbrak ons noch. waldenau. Het zal my zeer aangenaam zyn. erdmund. Het is my Hef, dat ik gelegenheid vind, om my Ba te  ao DE GELUKKIGE INVAL, te verftrooijen, want ik ben zo verdrietig, doordien ik my niet weet te redden. waldenau. Hoe zo? erdmund. Ik heb heden ongelukkig gefpeeld, en vreesfelyk verloren. flip, ter zyde. Zo veel te erger voor ons. Die kan ons ook al niet helpen. waldenau. Het doet my leed. Gy hebt dus veel verloren ? — erdmund. Alles, tot myn' laatste rooije duit. flip, tegen ïValdenau. Bied mynheer toch uwe geldbeurs aan. erdmund. Verpligt, ik zal zien, hoe ik het ftel. flip, tegen Erdmund. Mynheer Waldenau is niet gewoon Hechts komplimenten te maken. Gy hebt alleen te bevelen, mynheer Erdmund. e r d m u n d. Zeer goed , ik weet het. Vaar wel, Wal- •dc-  B L ■ T S P E L. 21 denau, tot wederziens ; wy zullen vroeg komen, *— (Hy vertrekt.') waldenau. Zo veel te beter, ik zal u verwachten. flip. Gy komt altoos noch te vroeg, al kwaamt gy ook om middennacht. DERDE T O O N E E L. waldenau; flip, met over elkander gejlagen armen onbewegelyk ftaande. waldenau. Nu, boe ftaat gy daar zo, Flip? maak een begin aan het werk! flip. Ik, mynheer ? waldenau. Ja, wie anders? flip. Daar valt veel te beginnen. Wanneer gy geen raid weet, mynheer Waldenau... (De fchouders ophalende?) Myn praktyk fchiet te kort. B 3 WAL-  22 DE GELUKKIGE INVAL, waldenau. Ik kan my echter om geen wisjewasje Juliaas onmin op den hals halen. Gy weet, hoe zy is ; zy zou het my in eeuwigheid niet vergeven, flip. Het fpyt my, mynheer Waldenau, maar het is buiten myne fchuid. wal den a u. Domoorl daar fprekcn wy niet over; maar van avond immers moet ik toch iets te eten geven ? flip. Dit fchynt wel zo; maar waar het van daan zal komen, dat kan zulk een domoor, als ik ben, niet begrypen. Beveel flechts waar ik de kost beflellen moet. wa ldenau. Hoor, Flip! ik bid u om alles in de waereld, help my alleen heden noch uit de verlegenheid. Ga heen; zie hoe gy het maakt. flip. Daar valt niets te maken, mynheer Waldenau t ik mag gaan waar ik wil, ik verkryg toch niets. Ik wenschte , dat gy eens medegingt, en zelfs hoorde , wat de luiden my voor fraaije dingen zeggen. Het -is alles vergeefs; zonder geld bekom ik voor geen penning brood, WA L»  B L T S P E L. 21 WALDENAU. Wat Öuivel zal ik dan toch met myne gasten beginnen? die komen nu evenwel hier, en blyven eten. Indien ik Hechts op eene goede wyze van hen ontflagen kon worden? FLIP. Speel de rol van een' zieke, en leg u te bed. WALDENAU. GekheidI zouden zy daarom weg blyven? dan kwamen zy hier, om te zien, wat my mankeerde; bragten misfchien den doctor wel mede, en wanneer het dan uitkwam, dat ik niet ziek ware, dan bleef hy ook hier; en wy hadden dus noch een' gast meer. FLIP. Nu, weet gy wat? ik loop oogenblikkelyk heen om een' doctor te halen: die maakt u ongetwyfeld in een half uurtje onpasfelyk; ten minste kunt gy u doen aderlaten : zulks kan u toch niet kwalyk bekomen, en het geeft u al vast het aanzien, als of gy ziek waart. WALDE NAU. Maar, gy weet immers, dat ik beef, wanneer ik flechts om aderlaten denk' FLIP. Zo veel te beter; dan valt gy in onmagt; ik B 4 vlieg  24 DE GELUKKIGE INVAL, vlieg naar de ongenoodigde gasten, om hen te berichten , dat gy op derven ligt, en dan denkt geen mcnsch meer om het foupé. WALDENAU. Dat gaat niet aan. FLIP. Nu, zo zeg dan, dat gy geduelleerd hebt, dat gy, door een' onbekenden , op uw' wandelweg aangevallen en doodelyk gewond wierd. Het overige zal ik naderhand wel bezorgen. WALDENAU. Dan zou Julia het van fchrik befterven. Dat alles fmaakt my niet, Flip! bedenk wat anders. FLIP. Hoor, myn lieve mynheer Waldenau! wanneer men geen geld heeft, moet men zó confeientieus niet zyn. Wat helpt het, wanneer ik u raad op raad geef, en gy tegen allen dit of dat hebt in te hrengen ? WALDE NAU. Nu, weet gy wat, Flip! wy verbabbelen hier den tyd zonder eenig nut, doe wat gy kunt; doch hou vooral myne eer op. Gy weet hoe gevoelig }k op dit punt ben. (Hy vertrekt.') KIER-  B L T SPEL. 25 GIERDE T O O N E E L. FLIP, fpotdchtig. Doch hou vooral myne eer op. Wat toch die luiden voor een verdoemd begrip van de eer hebben ! Ik ben flechts een arme duivel, maar ik zou toch, by myn' ziel! in geen herberg een flesch wyn kunnen drinken, waar men het my kon aanzien , dat ik iets fchuldig ware. Ik ftel hierin myn eer! maar dit flach van menfehen durft niemant onder de oogen zien: waar zy komen, en wien zy ontmoeten, zyn 2y kap en keuvel fchuldig, en daarom móeten zy zich fchuil houden, en voor een' iompert en een befchciden man uit den weg fpringen, opdat niemant hen manen zou. Doch wanneer zy onder zich, en huns gelyken zyn , dan fpreken zy van loutere eer. Nu, voor myn part, het is niet anders in de waereld, en ik kan het ook niet anders maken. Maar wacht, voor het tegenwoordige moet men zyne krachten infpannen, om de luidjes dezen avond, op eene goede wy»e, van onzen hals te fchuivcn. (Zich bedenkende.) Ha! ha! wy zuKen zien. VTF-  »5 DE GELUKKIGE INVAL, V r F D E T O ONE EL. Een voorkamejr ia het huis van Julia. DOORTJE, een weinig daarna FLIP. DOORTJE, voor eene tnfel zittende, met eenig handwerk bezig, befchouwt hetzelve met genoegen. Dat word toch mooi!... recht mooi! noch een half uurtje, dan ben ik gereed. •— (Vbortwerkende.) Myne freule moet heden uit eten —■ en ik zal my door eene wandeling vermaken... De heer Waldenau trakteert 'er fris op los, en de menfchen vertellen , dat hy aan jan en alleman fchuldig is. — Hy zal zich misfchien op papa verlaten, en denken , dat het op hetzelfde neerkomt, of hy zyne aanftaande erfportie vóór of na zyn' vaders dood verteert. (Er word geklopt. Terwyl zy naar de 4eur toegaat, om te zien, wie 'er is.) Nu, wie of daar weêr is? Men heeft toch geen oogenblik rust! (De deur openende, treed Flip binnen?) Zjt gy het, Flip? Wat hebt gy te zeggen? FLIP.  B L r S P E L. FLI P. Ik wenschte gaarne uwe freule te fpreken. Wilt gy my wel ten eerfte aandienen ? D OOR T JE. Hebt gy zulk een haast? — Kan ik de boodfchap niet doen ? FLIP. Och ja! ik kom Hechts vernemen, hoe laat da genadige freule verkiest te foupéren , om ons daarnaar te fchikken, want mynheer ontziet moeite, noch kosten. DOORTJE. Zo, warelyk ! dan zal het wel brillant wezen ? F L i p. Dat kunt gy begrypen. Ik heb zo aanftonds noch een fnippenpasty befteld, dewyl mynheer is ingevallen, dat uwe freule 'er eene groote liefhebHer van is. Maar ik weet niet, wat wy met al het eten zullen doen, dat 'er over zal blyven ; want by ons is het de gewoonte , dat, wanneer wy traktéren, 'er alles in overvloed moet zyn. . DOORTJE, Dit zal myne freule fpyten •, indien zy had kunnen denken, dat de heer Waldenau zo vele onkosten zou maken, dan zou zy zich zelve niet te gast genoodigd hebben. FLIP. «7  3o DE GELUKKIGE INVAL, alles netjes opgepluischt, zodanig dat 'er geen fikkenpitje van overgebleven is; en toen alles opgepeuzeld was, zochten wy noch naar meer, zo goed had het ons gefmaakt. doortje. Heeft dan uw heer noch meer bedienden ? Ik dacht dat gy *er alleen waart. flip. Zo gy wilt, ja, ik ben ook flechts alleen by hem; maar er waren noch drie of vier bedienden by, van andere heeren, die mee opgepast hebben. d o o rtje. Ei, ei! gy moet echter een' goeden eetlust gehad hebben, indien gy voor dertig perfonen hebt gegeten. — Ik hoor myne freule komen: nu kunt gy uwe boodfehap zelf verrichten. ZESDE T O O N E E L. julia, doortje, flip. julia, terwyl zy binnen komt. Wat doet gy, Doortje? doortje. Ik praat met Flip. julia. Wat wil hy? door-  B L ¥ S P E L. DOORTJE. Hy vraagt, hoe Iaat gy verkiest te foupéret JULIA, tegen Flip. Heeft men u daarom naar hier gezonden? FLIP. Om u te dienen, genadige freule. JULIA. Zeg flechts aan uw' heer, dat ik de laatste niet by hem zal zyn. Doch ik hoop, dat hy geen omflag zal maken ? FLIP. In het minste niet, genadige freule. Mynheer is van daag zo wel gehumeurd, dat ik hem in myn leven noch zo niet gezien heb. Gy hebt hem reeds menigmalen de eer van uw bezoek aangedaan, maar hy heeft zich noch nooit gelukkiger ge» acht dan heden. (Bevreesd.) Indien 'er flechts geen kwade menfchen in de waereld waren, die altoos onkruid onder de tarwe zaaijen! JULIA. Wat wilt gy daarmede zeggen ? (Tegen Boortje?) Zet u aan uwe bezigheid, Doortje. FLIP, verlegen. 11 Niets... ik meen Hechts... JULIA. Zulks beteekent niets. — Ik meen flechts... gy fpraakt daar iets van kwade menfchen. FLIP. 3t  5j PË GELUKKIGE INVAL, FLIP. Ziet gy 4 genadige freule! mynheer is zeer gevoelig , voornamentlyk wanneer het perfonen betreft, die hy zo bemint als u. Wanneer hy dan hooren moet, dat zekere luiden allerhande eerroovende praatjes uiiftrooijen, zo zou hy van gramfchap wel uit zyn vel fpringen. JULIA. - Ik verfia u noch niet, gy moet u duidelyker verklaren. FLIP. Ik heb reeds meer gezegd, dan ik zeggen moest, en indien mynheer het vernam... JULIA. Wees onbezorgd •, uw heer zal niets vernemen; zeg my, gerust, wat u op het harte ligt. FLIP. Nu, dewyl gy het dan verkiest, zal ik het u zeggen •, doch gy moet u niet mocijelyk maken. (Op een" vertrouwelyken toon.) Ziet gy, in onze buurt wonen lui, die zich het meest om datgeen bekommeren, wat hen het minste aangaat. Dat zyn fchepzeis, die den gantfehen dag voor het vengster gluren, om af te neuzen, wat 'er in de buurt al omgaat; en dan moet, naturelyk, ieder 'er eene van zyne veêren laten. j'tr-  È L T S P E L. 33 reeds herteld, en wanneer gy niet komt, dan zal het overige gezelfehap fflisfchien ook niet willen komen, en dan zal mynheer daar mooi meê zitten-, wie weet wat hy dan vau verdriet begint! julia. Nu, zeg hem dan, dat hy het eten hier laat bezorgen ; ik zal zulks aan het overige gezelfchap doen weten; men kan dan hier by my foupéren. flip, verlegen. Ja — dit is kostelylc, genadige freule...maar het zal veel opziens baren, en bovendien zou mynheer immers de reden daarvan willen weten , en die mag ik hem voor alle dingen, zo waar ik Flip ben niet zeggen; ik dacht — julia. Nu, zeg hem dan, dat ik hoofdpyn heb, en van avond niet kan uitgaan, dat hy zich met zyne gasten gelieft te vermaken. flip, vrolyk. Ja, ja, dat is goed, ik zal zeggen , dat de genadige freule doodziek van pyn in het hoofd is, dat zy verfchrikkelyke kiespyn heeft, en — en —« dat de doctor haar verboden heeft, iets hoegenaamd van avond te mogen eten. Ja, ja, dat gy in lang niet frisch zyt; zo in dien trant zal ik het maaken. QHy vertrekt.) Ca ZE-  35 DE GELUKKIGE INVAL, ZEVENDE T O O N E E L. julia, doortje; vervolgens een bediende. julia. H oor, Doortje! daar fteekt iets achter. doortje, opjlaande. Ik wil wel wedden, dat het al den fara gepractifeerd is. Zou het ook een inval van Flip zyn,om de party in de war te brengen ? julia. Ik geloof, dat hy het met zyn' heer eens is. doortje. Gelooft gy dat? julia. Het komt my zo voor. doortje, na een oogenblik bedenkens. Ja, het kan wel zyn; doch ik weet het niet. julia. Zeer zeker; pas maar op. Wilhelmina zal 'er van avond vast wezen , en dan was ik hem in den weg-, hy heeft met den guit afgefproken , om my tot zyn oogmerk te bepraten, opdat ik zyn fpel niet verbrodden zou. door-  £ L T S P E L. 37 doortje. Maar hoe kan dit mogelyk zyn? hy bemint u immers zó fterk? julia. Wie weet of het waar is. Vertrouw op mannen , ja ! doortje. Dat zou een leelyke irek zyn, dien hy u dan fpeelde. julia. Het zy hoe het wil; het baart by my achterdocht, en ik wil onderzoeken, of myn vermoeden gegrond is, of niet. Ik zal gaan, want ik begeer'er by te zyn. Dat zou een grap geven als ik hen verrasfen, en zyn plan in duigen kon gooijen! een bediende, komt binnen. Tegen Julia. De kamenier van Wilhelmina is ?er, en verlangt de genadige freule te fpreken. julia. Laat haar binnen komen. (De bediende vertrekt. Tegen Doortje?) Wanneer ik haar boodfehap weet, zal ik u alleen laten. Pols haar dan eens. doortje. Dat zal ik doen. S1GT- C3  35 DE GELUKKIGE INVAL, u4 G T S T E T O O N E E L. JULIA, DOORTJE, L I Z E T T E. JULIA. w at komt gy my berichten, Lizette? LIZET TE. Myne freule doet u zeer vrindelyk groeten, en weten, dat zy heden avond by den heer Waldenau zal foupéren; zy hoopt de eer te hebben, u ook daar te zullen vinden. JULIA. Het zal my veel eer zyn. Waarfchynelyk heeft de heer Erdmund haar daartoe overgehaald? LIZETTE, Ik geloof zulks, genadige freule! hy was, ten minste, dezen nademiddag by ons. JULIA, Ik verzoek u myne groete wederkeerig te doen, cn ik hoop van de party te zyn. (Zy gaat tos aan de deur, en roept van daar te rug.) Zeg ook, dat het my aangenaam zal zyn, indien wy wat vroeg by elkander komen. (Lizette neigt, en Julia vertrekt?) NE-  B L T S P E L. NEGENDE T O O N E E L. DOORTJE, LIZETTE. D OORTJE. Wel nu, Lizette! wat zullen wy van avond uitvoeren ? LIZETTE, Ja, wat zullen wy uitvoeren ? DOORTJE. Gy zult toch niet by de knorrige huishoudfier te huis willen blyven zitten ? LIZETTE. Wat zal ik anders doen ? DOORTJE. Kom by my, wy zullen ook vrolyk den avond doorbrengen. Flip heeft my eene fnippenpasty, en eene fiesch witten wyn beloofd, daar by kunnen wy ons wat lekkertjes te goed doen. LIZETTE. En dat alleen, zo onder ons beiden ? Daar hek ik in het geheel geen puf op. DOORTJE. Weet gy wat? wy zullen ook gezelfchap verzoeken, en ten koste van den heer Waldenau C 4 hee- 39  48 DE GELUKKIGE INVAL, waldenau, tegen Flip. i Nu, dewyl het de genad'ge freule dan zo behaagt, zo ga heen, Flip, en maak gereedheid. flip. 't Is goed. (Stil.) Een hcerelyke boêl, waarachtig! julia , hem naarroepende. Ga maar heen. Flip, doch beitel niet te veel. (Terwyl hy de deur wil uitgaan, treden Erdmund en Wilhelmina binnen.) T WA A L F D E T O O N E E L. erdmund, wilhelmina, waldenau, julia, flip. walde nau. Daar is de heer Erdmund en de freule Wilhelmina. wilhelmina, Julia omhelzende. Ik heb dus het genoegen, heden avond in uw gezelfchap te zyn? julia. Ik had reeds op eene andere plaats myn woord gegeven om te eten, doch toen ik vernam dat gy hier zoud foupéren, liet ik het daar afzeggen, dcwyl het my in uw gezelfchap beter zal fmaken. F LIP.  B LTS P JE L. 49 flip, ter zyde. Smaken? ja, ik vrees, dat 'er weinig te fmaken zal vallen. erdmund. Laten wy, ,'ntusfchen, in de andere kamer, een partytje maken. Wy hebben noch tyd overvloedig vóór wy zullen foupéren. flip, ter zyde. Tyd overvloedig ? dat zou ik u verzoeken. wilhelmina. Ik breng goeden honger mede , mynheer Waldenau. flip, ter zyde. D"s te erger voor u! waldenau, Wilhelminaas hand vattende. Gy zult alles zeer familjaar vinden; doch het is de fchuld van de freule Julia. (Allen vertrekken , behalve Flip.) DERTIENDE T O O N E E L. flip. Zfeer familjaar —»Maar, voor hier en ginter, wat denkt toch mynheer? hy gaat heen, fpreekt geen woord — Nu, wat raakt het my, indien hy 'er zich D niet  S6 DE GELUKKIGE INVAL, flip, ter zyde. Dat is een' duiveifche meid! erdmund, tegen Liebhard. Zyt gy niet gekwetst? julia. Hebt gy niet geduelleerd ? liebhard. "Wie heeft dan toch dat relletje in de waereld gebragt ? doortje, Flip by den arm voor op het too' neel brengende. Hebt gy het my niet verteld ? flip. Wel zeker — ik heb het ook gehoord. liebhard. Van wien toch ? flip. lemant op ftraat heeft het my gezegd, die u ken.de, en die het van — ei, ik weet niet meer van wien, had gehoord. liebhard. Wel weêrgaas! wat of 'er al gekonkeld word! hoe gaarne wenschte ik te weten, wie zulke praatjes in de waereld bragt. Misfchien heeft men een'ander' voor my aangezien. Nu, het is zo, en niet anders; doch, mynheer Waldenau, ik hoop, dat gy het  58 DE GELUKKIGE INVAL, den, en geen hunner hier ooit weêr een' voet over den drempel zettede. _AGTTIENDE T O O N E E L. waldenau, flip; daarna een kok; vervolgens liebhard. waldenau. 'Er moet een einde aan deze comedie komen, het ga hoe het wil. flip. Ik weet noch één middel. waldenau. Waarom zegt gy het dan niet? flip. Het valt een' mensch niet alles zo op eens in. waldenau. Nu, welk een middel? fpoedig toch! flip. Ik behoef het huis flechts in hrand te fteken, dan loopen zy allen weg. waldenau. Dat is een middel, waarachtigl flip. Ja, 'er valt my niets anders te binnen. (Er word aan de deur geklop.) WAL-  £ L T S P E L. 59 waldenau. Zie wie daar is. (Flip opent de deur i en de Kok treed binnen.) wal den a u. Ha, ha! gy komt net van pas, beste vrind! ik wilde juist u laten halen. de kok, met vele buigingen. Uw gehoorzame dienaar, mynheer Waldenau! hebt gy toch eindelyk eens aan my gedacht ? waldenau. ó! Ik ga u niet voorby ; ik ben zo veranderlyk niet. Het is waar, ik ben u reeds over den tyd fchuldig, doch ik zal u alles rykclyk vergoeden. de kok, fteeds buigende. Zeer goed, zeer goed, indien het eindelyk en ten laatfte maar eens komt, dan is men a' weêr te vreden. Ik hoop , dat gy in het vervolg , indien gy iets noodig hebt... wa l d e n au. Twyfel daar niet aan; en om u zulks te toonen , zal ik, met een, iets by u beftsllen. Ik heb eenige goede vrinden by my, die ik dezen avond gaarne wilde onthalen. Bezorg my derhalve , tegen negen uren, zes fchptels met een of ander, maar goed; gy kent myn' fmaak — flip.  6o DE GELUKKIGE INVAL, FLIP. Zo een paar fnippenpastytjes, ziet gy ? gy west wel, hoe wy ze het liefst eten. WALDENAU, tegen Flip. Waarom een paar ? één is genoeg. FLIP. Ik zorgde flechts, om 'er een in voorraad te hebben. DE KOK. Dan word het toch tyd, indien alles ten negen uren klaar zal zyn •, het is reeds laat. FLIP. Dat is het ook; de gasten zyn 'er reeds; rep u. DE KOK. Zo ras men my daartoe in flaat ftelr. WALDENAU. Verder is 'er niets benoodigd; maak het, zo als u goeddunkt; ik wil u niet bepalen; bezorg het geen gy best by de hand hebt, indien het maar finakelyk en goed toebereid is., DE KOK. Dat zullen wy wel maken, mynheer Wa'denau! .wees flechts zo goed, om 'er my tevens toe in fiaat tc Hellen. WALDENAU. Wat verftaat gy door in ftaat te fteL'eh? ik heb u immers myn oogmerk gezegd ? D E  64 DE GELUKKIGE INVAL, dit bcvelfchrift toelaat, hetgeen ik u than-s breng .volgens het welke gy den koopman, die u tot hier aan toe heeft geborgd, binnen den tyd van vierentwintig uren moét betalen, of anders ftaat kunt maken, dat men het recht tegen u zal doen gelden. (Hy overreikt hem het papier) walden au. Zeer wel, zeer wel •, hy zal betaald worden. (Het bevelfchrift in zyn' zak /tekende.) gerechtsdie naar. Eén' gulden en veertien ftuivers, als het u belieft. wal den au. Wacht... doch gy kunt morgen het een met het ander krygen. gerechtsdie-naar. Met uw verlof, het komt niet in ééne cas, en het is zo gebruikelyk... waldenau, zyne zakken doorzoekende. Myn bediende is niet hier, en ik-ben niet gewoon , om dezen tyd, geld by my te hebben. Kom morgen wederom. gerechtsdienaar, heengaande. t>\ 61 Ook al windnegotie. waldenau. Wel fatans l alles fchynt my van daag te willen overrompelen. TtVIN-  Edtpus (Koning) ; . door W. Bilderdijk. . ƒ i 4 " Eduard en Eleonara . . I. de Clercq, II. 7.. ; - 8- Elfride, pi. . . . P- J- Kasteleijn. # - 12 - Elize . . . A. A. G. de l'Aim'. * - - Ericia . . . ' A. L. Barbaz. * - s - Esther . . . 1 Non datur &c. s - 7 • Eulalia Meinau . . G. J. Hammius. * - 11 - Fenelon . . . ' P. J. Uylenbroek. f - 10 - Franfche belden . . P.G.W.Geysbeek. s - 10 . Frediik van der Trenck. . 1 Ruloffs. . s - 8 - Gedwongen geldleening (15e- zwaaren tegen de) . . 1 1 f • 7 " Geleerde vrouw . . B. R. en J. v. d. S. 5 - 12 - Gelonide . . . 1 L- W. v. Merken, t . 8 - Gelukkige Inval . . . 3. R. en J. v. d. S. r : 8- Gefchenk , . , H. Ogelwight', Jr.* - 6 - Gewaende philofooph . . Vlijt doet vorderen * - 6 - Iliuvelyksgift . . ' ■ G. J. Hammius. * - 12 - Indianen in Engeland . . ■ J.Houtman,Thz.s • 12 - Irene . . . ■ J. Houtiffan,Thz.s - 6. Jonge Walburg . . ■ W. Imme. . e - 10 - Juffeilijke kamerdienaar '. . ■—- P. J. Kasteleijn. s - 6 - Kloosterdwang (Slachtoffers van) ■—- s . 10 - Laufus en Lydia . . P. Pypers. . s - 12 . Leonidas . . . . F. vau Steenwyk. s - 8 - Liefde en grootmoedigheid . D. A. v. d. Wart. ? - 10 - Louize d'Arlac . . • L. W. v. Merken. 5 - 8 - Louize en Volfan . . II. Ogelwight ,Jr. > - 8 - Lykroof . . . . 5. 8 - Men doet wat men kan . . , h. Ogelwight,Jr.s - 6- MenzikofF . . . . N. S. v. Winter, s - 8 . Merinval . . . p. pypers. . * - 10 - Meriones . . . I. de Clercq ,\J.Z. s - 3. Meropé.pl. . . . , p. j. Uylenbroek. # - 12 - Momroie en Amelia . , J. Houtman, Thz. # - 8- On-  D E GELUKKIGE INVAL.  40 DE GELUKKIGE INVAL, heerelyk fmullen,. Breng gy uwen minnaar mede, en ik — zie, ten uwen gevalle, wil ik 'er my heden voor het eerst ook van een' voorzien. Maar, welke vryërs zyn 'er zo al ? De fekretaris van de regeering, weet gy? die zou wel goed zyn, indien hy maar zulk een ingebeelde gek niet ware. Begryp eens, laatst begeerde hy van my, in vollen ernst, dat ik hem hoog edel geboren heer fekretaris noemen zou. Nu, wat zegt dat ook? wy moeten hem maar voor het lapje houden. LIZETTE. Voor my, ik ben te vrede. Onze dames zullen ook zo vroeg niet te huis komen, want het is by den heer Waldenau heden avond groot gala, moet gy weten. POORTJE. Zo? ter eere zekeriyk van uwe freule? LIZETTE. De heer Waldenau is daartoe wellevend genoeg. POORTJE. De freule Wilhelmina heelt, geloof ik, reeds dikWyls by den heer Waldenau getoupeerd; zulks heeft toch zyne reden. Hebt gy noch niets gemerkt? Ziet zy hem gaarne? LIZETTE. Wie kan weten ? wie of zy buiten zichzelve gaarne ziet? DOOR-  42 DE GELUKKIGE INVAL, DOORTJE. Zo! heeft zy van dat flag een dier fraaije heertjes in het net? Ik kan niet begrypen, hoe zich eene dame van dat fatzoen, door zulk een' windbuil, by den neus kan laten rondleiden. LIZETTE. 61 Zy is de eenigfte niet, 'er zyn 'er in de ftad genoeg. Zulke heertjes weten onzen hoogmoed te vleijcn , en wanneer een meisje zich ficchts eens met hen inlaat, dan is zy reeds ha!f verloren. Zy weten zó aartig te praten , zich zó belangryk te maken, hunne geringe verdiensten by alie gelegenheden zó te doen gelden , en wat meer dan alles zegt , zó waarfchynelyk te liegen , dat men met open oogcn blind word. Gy moest maar eens hooren, welke dingen hy myne freule al voojfpelt ? DOORTJE. Kan hy dan waarzeggen ? en waaruit voorfpelt hy dan? LIZETTE. Uit handen, uit voeten , uit gezigt, en God weet waar uit noch meer. DOORTJE. Heeft hy u ook al goedergeluk gezegd ? li-  B L T S P E L. 45 waldenau , geheel bedremmeld. Uw onderdanigfte dienaar <—• ik weet niet, —■ of my myne oogen bedriegen... julia. Hoe zo? waldenau. Flip zeide my — flip. Zeg gy zelf, genadige freule, of ik de waarheid niet gefprokcn heb, dat gy ziek waart — julia. Ziek juist niet; maar ik was toch niet wel; ik ben juist daarom uitgegaan, en ik hoop, dat ik in uw gezelfchap weer geheel zal mogen herftellen. waldenau. Indien het u maar niet nadeelig is, dat gy u aan de lucht hebt blootgeileld; ten minste vrees ik, want de avondlucht — julia. Kan my geen kwaad; ik ga immers alle avonden wandelen ? waldenau. Zo aangenaam my uwe onwaardeerbare tegenwoordigheid is, zo brengt gy my toch in eenige verlegenheid. Toen ik hoorde dat gy niet kost komen, heb ik alles laten afzeggen. (Tegen Flip?) Is het niet waar, Flip? FLIP.  46 DE GELUKKIGE INVAL, FLIP. En nu kunnen wy niets meer krygen; want alles en alles, dat reeds voor ons gefchikt was, is aanftonds door een' ander' overgenomen, die dezen avond ook gasten verwachtte. JULIA. Maar ik dacht, dat de heer Erdmund en Wilhelmina ook hier zouden zyn. WALDENAU. Ik heb het hen laten afzeggen, zo ras ik hoorde, dat gy, beminnelyke freule, niet zoud komen. JULIA. o! Gy behoeft om my geen omflag te maken. Een fcbotel en daarmeê genoeg. Gy weet immers , dat ik om het eten hier niet kom ; en buitendat, dcwyl ik niet al te wel ben, durf ik niet eens veel gebruiken. WALDENAU. Zulks verkiest gy, misfchien , uit byzondere goedheid thans by te brengen-, doch wanneer de heer Erdmund en Wilhelmina vernemen , dat gy hier zyt, dan komen zy voorzeker ook ; en aldus zou het toch niet welvoegelyk zyn om hen flechts één' fchotel voor te zetten. JULIA. Ei wat, het zyn immers goede vrinden ? wat bekommeren zy zich daarover? WAL-  B L T S P E L. 47 waldenau. De welvoegelykhcid, genadige freule... julia. Nu, als een man van orde, laat dan noch een en ander beftcllen. Het is immers noch vroeg genoeg? wa lde nau. Laten wy het liever tot op een' anderen dag uitfteljen. flip. Het is bezwareïyk, genadige freule! om het een en ander noch te bekomen. julia. Het zy hiermede zo als het wil, ik ben nu toch hier, en bJyf by u eten. Disch op, wat gy hebt. wal d e nau. Met het grootste genoegen ; — doch ik fchaam my flechts. — julia. Zyt onbezorgd , en wanneer het 'er op aankomt , dan zal uw Flip wel fpoedig raad weten te fchaffen. flip, ter zyde. Van myn leven heb ik noch nooit zulk een onbefchaamd vrouwsperfoon gezien ; zy hangt aan als een klits; geen duivel krygt haar hier van daan. WAL-  5o DE GELUKKIGE INVAL, niet over bekommerd <— Het is my het zelfde — Zy mogen zien hoe zy het redden. VEERTIENDE T O O N E E L. WALDENAU,* FLIP. WALDENAU. Flip! FLIP. Mynheer ! WALDE NAU. Zeg my toch, wat zullen wy beginnen? FLIP. Daar dacht ik ook juist om. WALDENAU. Hebt gy dan niet met den kok gefproken ? hy moét, voor den koekoek, dezen avond het een of ander bezorgen, al ware het ook maar dit of dat voor een koud collation; en wy moeten ook wyn hebben, gebak, en — FLIP. Gy hebt gelyk, wy moeten van alles hebben; indien het de luiden maar geven willen; maar ik heb het reeds beproefd; alles is vruchteloos; 'er valt niets te bikken. WAL-  I B L T S P E L. 51 _ waldenau. Wel donders! was ik maar van hen ontflagen'. flip. Ja, vloeken helpt hier geen brui-, booze geesten vlugten daarvoor niet-, doch wanneer gy u nergens anders door bezwaard vind, dan om u van uw •ezelfchap te ontlasten, weet ik noch wel raad te fchaffen. waldenau. Hoe dan ? flip, zich een oogenblik bedenkende. Weet gy wat ? voeg u by de gasten, en laat iy het varken wasfehen. waldenau. Maak het zo gy wilt — doch ik moet 'er met lans en reputatie van afkomen. (Hy vertrekt?) V r FT JENDE T O O N E E L. flip. 'JE r zal toch noch wel één middeltje in de waereld zyn, om deze tafelfchuimers het huis uit te krygen. — (In gedachten op en neder gaande?) Het is ten minste te beproeven. (Hy vertrekt?) D a ZES-  62 DE GELUKKIGE INVAL, liebhard, gelyk te roven. Zult gy fpoedig komen' walde nau. Op het oogenblik. lie b ii a u d, op de vorige wyze. Laat dien eereiyken man maar alles bezorgen •, hy zal wel een' goeden avondmaaltyd in gereedheid brengen. (De deur achter zich toetrekkende.) flip, tegen den kok. Nu, ga dan toch heen, en maak een begin. liebhard, de deur weder open doende. Geen omflag, hoor, kok ! twee, of drie fchotcls , maar goed; meer hebben wy niet noodig. (De deur achter zich fluitende.) waldenau, tegen den kok. Help my nu noch ééns , ik zal het u dubbel betalen. de kok. Al wilde gy het my tien dubbel betalen , ik borg u niets meer. Gy zyt een flecht man, die alleen ten koste van andere menfchen u gezien wilt maken; maar gy zult my betalen , al zou de ondcrftc Heen boven komen. (Hy wil vertrekken?) flip, hem by zyn' rok houdende. Hei, hei! hoor dan toch; ik moet^u noch één' voorflag doen. d e  66 DE GELUKKIGE INVAL, mynheer Waldenau, dat ik u moet verlaten; ik hou de party by u te goed — WALDENAU. Wat is dat ? Wilhelmina, gy zult toch niet JULIA. Wees een weinig voorzigtiger, mynheer Waldenau ! indien gy in het vervolg uwe vrinden by u wilt zien. WALDENAU. Maar ik bid u — ERDMUND. Gy had het my wel van te voren kunnen zeggen, vrindje! gy weet immers, dat men met de dames in zulke gevallen voorzigtig zyn moet. LIEBHARD. Weet gy wat, mynheer Waldenau! laat het foupé by uw' kok afzeggen: wy gaan met elkander in myn' tuin , en zullen ons vergenoegen met de koude keuken. WALDENAU. Maar zeg my flechts — JULIA. Nu, indien gy mede wilt gaan, zo kom; wy kunnen ons niet langer ophouden. WALDENAU. Ik zal u volgen, al ware het ook flechts om de op-  B L T S P E L. 6>j oplosfmg van dit raadzel te hoorcn. Ik moet myn' bediende noch fpreken , en dan volg ik u op de hielen. wilhelmina. Goed, doe dat. (Allen leggen hunne komplimenten voor den heer Waldenau af, en vertrekken?) TWEE-EN- TWINTIGSTE TOONEEL. waldenau. w at duivel is dit ? ik ben hen immers kwyt, cn wet niet hoe ? (Op en neder gaandel) Hum! Het blyft my toch in allen ernst een raadzel. flip, komt vrolyk binnen fpringen, Zyn zy weg ? waldenau. Ja- flip. Allen ? wal de nau. Ja- flip. Nu, dan moeten wy ook fpoedig het huis uit, anders mogt de drommel hen weer hier binnen voeren — waldenau. Zyt maar niet bevreesd; zy zyn allen naar den tuin van Liebhard vertrokken, en ik heb beloofd , 'er ook te zullen verfchynen. E 2 FLIP»  68 DE GELUKKIGE INVAL, flip. Zo veel te beter: ik zal ook myn best doen om 'er te komen, want op die wyze, zou ik, mogelyk, myn aardfche tabernakel zo wel kunnen voorzien, dat ik niet hongerig naar bed behoefde te gaan. QLagchende.~) Dat was dan een verduivelde inval! en hy is kostelyk van uitwerking geweest. waldenau. Maar zeg my dan toch, wat hebt gy uitgevoerd? flip, lagchende. Ik weet het zelf niet, hoe ik op dien inval gekomen ben; maar ik zal het u kortelyk verhalen. Ik maakte de kamenier van Julia dezen avond wys, dat ik haar een fnippenpastytje en een fiesch nieuwen most zou brengen, en naderhand vernam ik, dat zy mejuffer Lizette daarop te gast had genoodigd. Ei, ei, dacht ik, eene fuperbe occaficl Of er ook achter het net zal gevischt worden j Ik liep, ten eerste, naar Lizette, en zeide, dat ik hoopte, dat zy haar woord zou houden , want dat ik, wanneer het volk over het desfert zat, wilde wegfluipen, om ook een uurtje by haar lui door te brengen. By deze gelegenheid bragt ik het gefprek op onze nieuwe woning, en zeide, dat het my lief was, dat de freule Wilhelmina niet wist, het geen ik wist, dewyl zy anders geen kruimtje brood by ons  B L T S P E L. 69 ons gebruiken , en even weinig by ons zou willen blyven. Waarom dat? vroeg Lizette. — Uwe freule heeft immers de pokken noch niet gehad ? neen, antwoordde zy. — Nu, dat zou fraai wezen , indien zy hier dezen avond de befmetting opdeed. Hoe zo'? riep Lizette; hoe zo? fprak ik, omdat in ons huis' de pokken , en wel dezulken die tot de kwaaJaartigfte foort behooren welken ooit het gelaat van een meisje gefchonden hebben, heerfchen. Lizette floeg een paar groote oogen op, en fprong als de koekoek van haar' ftoel, en, 'wip was zy weg. Waarfchynelyk heeft zy het aan hare freule gezegd, en op die wyz' zyn wy van hen ontflagen geraakt. WALDENAU. Gy zyt toch een olyke guit; wacht maar, wanneer ik myn geld ontfang, fchenk ik u een' Louis d'or voor dezen inval. Nu, ik ga naar Liebhard. {Hy vertrekt.) FLIP. Beloften maken fchuld. Het heeft my moeite gekost, om dien Louis d'or te verdienen! maar ik heb hem noch niet. Nu, wat in het vat is verzuurt niet. Het was toch een gelukkige inval I {Hy loopt heen.) EINDE.  By den Boekhandelaar Uylenbroek, te Amueldam, in de Nes, zyn de volgende beste en nieuwfte tooneelftukken, zo in vaerzen als in profa, te bekomen. Afkeer en liefde Afwezigheid (Gevarelyke der) Al (fond 'er de galg opl . . Amelia .... Apollo in Dordrecht, en De Zangberg. Armoede en grootheid . . . Atlialia .... Bajazeth .... BJagchelyke tooneelzucht . . Benjowsky (Graaf) . . . Bouillé , (Marquis de) . . Broeit ... Burgemeester Cange . . Car.ut . . . . Catherne Cecilia . • Cid . Clementine et; Dcformes. . . Codrns Codrus Comminge CGiaaf van) . . Cort, pi. Coralli, pl. . • Delia en Adelaïde Deugdzaame zoon . • Deukalion en Pyrrha Doortrapten . • • Edelmoedige zoon Edipus (Dood van) . door M. Westerman. ƒ - 8 - M. A. de Clercq. • - 8 - . ■ O. C.F.Hoffham.ï - 18 - J. Nomsz. . ■ - 7 " ■ J. Stairenbtirg. * - 6. • C. Loots. . ï - 12- i ■ J. Nomsz. . *- 7 - J. Nomsz. . s- 7- ■ W. Bingley. . s-io • ■ 1 B. Rekker. . * -12 - P. J. Kasteleijn. t • 6 - ■ O. C. F. Hoftham. f • 6 - . s - 12- D. A.v. d. Wart. s - 6 • J. Lutkeman. s - 8 - p.g.W.Geysbeek. ü - 10 - P. J. Uylenbroek. * - 8 - ■ J. Nomsz. . s - 7 - L. J. Lamaifon. s - 8 - ■ ' P. J. Kasteleijn. s - 8 - ■ J. Lutkeman. s . 8 - P. I'ypers. . p -12 - ■ J. Nomsz. . i- - \i - J. Nomsz. . f - 12 - ■ W. Imme. '. 5 - 8 - • H. Asfchenbergh. s - 8 . ■ W. BilderdijK. . ; - 3 - J. Houtman,Thz. * - 8 - W. Imme. . s - 6 . . W. Bilderdijk. . s 1 - - Edi-  jlontrofe en AmeÜa .. . door M. A. de Clercq. f - 6" • Nieuwsgierige . . . A. L. Barbaz. t • ii - Ongeduldige .... P.G.W.Geysbeek.; - 8 ■ Philoctetes . . • A. L. B:ubaz. . * - 8 - Pruik en Das . . H. Ogelwight, Jr. ^ - 6 - Becbtlchapen krygsman . Wigcherlink. * . 8 - Rondenftein . . . M. VVesterraaii. r - 12 - S*i«t Valori . . • I.de Clercq ,H. Z. ? • 8. Schilder .... D A. v. d. Wart. i - 8 . Seb.lle van / njoü . . L. W. v. Merken, t - 8 * Seneca (Dood van) . ' . J- A. BackLr. * - 6 - Soliman de tweede . . ■ ' J- Nomsz. . * - 8 - Sternleld . . . ' .!■ G. Doornik. * - 8 - Tempcrarocn.cn . . . B. R. en J. v.d. S. r - 12- Timoleon . . . J. Cï. Doornik. ; - io - Vatig'e re ... ■ ■ M. A. de Clercq. r - 10 . Verbeterde dwaas . . H. Ogelwight ,Jr.s - 6- Verftandjge echtgenoote . ■ ■ W. Imme. . p • 8 - Veitrojwelirg . . , ■ P.', Uylenbroek. e - 12 - Volksverdrukker . . P.G.W.Gcysheek. s - lo - Vrindtnraad . . . H. Ogelwight, Jr. s - 12 - Waldheim . . , H. Ogelwight, Jr. r - 12 - Wantrouwige . . . A. Maas. ï - 12 - Ware heldenmoed . . P. J. Uylenbroek. z - 8 - Warwik (Graaf van) . . — J. Nomsz. . * . 7 . Wat doet het lot «iet! . . " M. Westerman. s . 7 . Weeskind . . , 1 e - 10 • We! 'adige . . . W. Imme. 5 - 6 - Weldenkende reprefentant . ' D. J. v. d. Wart. s - 6 - Wie is tyt . . . J. Houtman,Thz. s • 8 - Willem Teil . . . J. Hugli. . s - 8. Willem Teil, pourt. . . ■ ' B. Ruloffs. = - 12 - Zaïde . . . W. Imme. . s - 8 Zeldzrame bedelaar . . ■ ]• A. Backer. : - 6 - Zestienjarig nieiije . . 1 W. Bingley. s - 6 - ZóiS ... . P. F. Lynflager. ; - 8 -   D E GELUKKIGE INVAL, B L T S P E L. GEVOLGD NAAR HET HOOODUITSCH. Te AMSTELDAM, ty PIETER JOHANNE S UYLENBRO EKi i 7 j> 8<   D E GELUKKIGE INVAL, B L T S P E L. EERSTE T O O N E E L. waldenau, flip. waldenau, van Flip ver ze ld binnentredende , werpt zich op een' ftoel. Eindelyk kan men dan toch eens ademhalen! Ik ben, zo waar als ik leef, zo moê, dat ik op geen been meer ftaan kan. flip. Dat geloof ik waarachtig wel, wanneer men zo rond draaft, als wy rond draven. Maar zeg my eens, bidde ik u, wat is toch uw plan? Van het eenc eind' der ftad naar het andere; uit de eene ftraat in de andere; dan hier in eene kerk ; dan ginds in een' lakenkooperswinkcl ; dan by den fchilder, en zich daar nederplakken , alle dingen' A 4 ever  B L 1 S P E L. 9 FLIP. Hoe zou ik dat weten? Het moest wel een tooveraar zyn , die alle uwe luimen en invallen kon raden. WALDENAU. Hebt gy dan niets gezien? zyn u geen luiden tegengekomen ? FLIP. Luiden genoeg tegengekomen •, doch wat gaan my de luiden aan ? en buiten dat had ik immers zo veel tyd niet om iemant zo eens onder de oogen te zien ? ik moest maar oppasfen, dat ik u niet uit het gezigt verloor. Wie waren het dan ? WALDENAU. Het waren myne fchuldëifchers. Het kwam my voor, als of dat volk op één' dag en op één uur was uitgegaan, om my in de ftad op te zoeken. Juist toen ik den naasten weg naar huis infloeg, zag ik van verre onzen kleedermaker voor- my heendrentelen. Ik als de blits eene andere ftraat in ! Naauwelyks was ik hem uit het gezigt , of de drommel brengt den horologiemaker my in den weg, van wien ik, voor, twee jaren, het gouden horologie kocht, dat ik aan de zogenaamde gravin vereerde. — Een gemeener brokje had het ook kunnen doen, indien ik toen geweten had A s wat  ia DE GELUKKIGE INVAL, wat ik thans weet. Die fnaak moest ik wederom ontduiken, en 'er was geen ander huis naby,waarin ik met eere kon wyken, dan de kerk. Toen ik daar wcêr uitkwam, had my de kastelein, by wien ik vóór drie jaren gelogeerd heb, bykans betrapt, en aldus kwam de een na den ander' te voorfehyn, zo dat ik op het laatst zelf niet meer wist, waar heen ik vlugten zou. FLIP. Ei, ei! was dat de reden ? dan zullen wy hier ook niet lang meer zeker zyn. Wat dunkt u, wanneer wy naar Amerika opftapten ? dan zullen die klanten zich de beenen moeten afloopen, voor en aleer zy ons konden inhalen. WALDENAU. Hoor, Flip! het is toch eene vervloekte zaak, wanneer men zo aan de gantfche waereld fchyldig is. Anders ben ik juist zo voor geen klein geruchtje vervaard, dit weet gy, want ik ben van gedachten, dat de -een den ander', met zyn vermogen moet byftaan. Dit is pligt ; en ik bedank daarvoor warelyk niemant. Zekerlyk zal menig een zeggen, dat het de rechte weg niet is, te borgen , en niet te betalen. Maar wanneer ik den kaerel, die ons beiden nu reeds federt twee jaren de kost heeft gegeven, te voren had gezegd, dat  B L 7 S P E L. ii dat ik hem de eer zou aandoen, zyne fpyzen, zonder vergoeding, op te eten, denkt gy dan wel, dat de vent ons een' enkelen mond vol zou gegeven hebben ? Of indien ik den lakenkooper zei: mynheer, bezorg my de ftof voor een pak kleêren, ik wil het ter uwer eere dragen; wat denkt gy wel, dat hy my zou antwoorden? flip. Dat is zekerlyk wel waar; ik zou dezen rok ook niet aan hebben, wanneer de ecrelyke man, die hem ons heeft geborgd, geweten had, dat hy zolang naar de betaling had moeten wachten. Maar, neem het my niet kwalyk, mynheer Waldenau! het is toch niet aartig, dat men eerelyke luiden van het hunne berooft. Ziet gy, ik denk altoos, dat men in de waereld niet meer verkwisten moet, dan men inkomsten heeft, of verdienen kan, want beiden is het zelfde •, en ik heb eens, toen ik laatst de tafel moest bedienen, door een' fchrandet' man hooren zeggen: dat een ftaat of eene ftad nooit kan bloeijen, wanneer het een' ieder vryftaat, ongeftraft, fchulden te maken, welken men vooraf weet niet te kunnen betalen. waldenau. Dwaas, met uwe afgefleteu zedenleer! hoe zal men  ift DE GELUKKIGE INVAL, men het dan Hellen? men moet toch volgens zyn fatzoen leven. FLIP. Ja, fatzoen! dat is ju.st het geval; indien een iegelyk in den rang van fatzoen bleef, daar hy in behoorde! maar, wil niet ieder altoos verder fpringen, dan zyn ftok lang is? En ook behoort niet alles tot het fatzoen, wat daaronder gerekend word. Wat behoef ik , by voorbeeld, twee ponden goud op myn' rok te dragen, als ik 'er geen lood van kan betalen? die het betalen kan mag het doen; doch die het niet betalen kan, moet het laten. Ziet gy, myn heer Waldenau! het gaat my eigentlyk niet aan, maar het valt my altoos onaangenaam, wanneer ik denk, dat iemant my daarom aanziet, omdat ik een' rok aan heb, die niet betaald is. WALDE NAU. Jongen, ik geloof, dat gy my wilt verwyten... FLIP. Dat juist niet, mynheer Waldenau ! maar gy hebt het heden zelf ondervonden , dat ik gelyk heb. Ha! ha! ha! <— Wat hebben die gasten ons doen loopen! maar wy moeten ook in aanmerking nemen, hoe menig eene vifite zy by ons hebben afgelegd. Het is tocd, dat ik hen niet heb gezien. WAL»  B L T SPEL. 13 WALDENAU. Waarom ? FLIP. Omdat ik hen buitendien dikwyls genoeg te zien kryg, en ik hunne blikken niet kan verdragen. WALDENAU. Hunne blikken ? wat ftoor ik my daaraan! ze maken my niet verlegen; maar het geduld dat men hebben moet, om al dat volk op eene goede manier af te wyzcn, en te vrede te dellen , dat is een verduiveld werk. Welke uitvlugten en dingen moet men dan al niet verzinnen , om flechts van hen ontflagen te worden, en wanneer men dat zo dikwyls moet doen, dan weet men op het laatst niet meer, wat men zeggen zal. Indien ik maar altoos kon, wilde ik liever voor ieder hunner honderd fchreden uit den weg fpringen. FLIP. Zekerlyk is het noch zo onaangenaam niet, als de luiden hunne verwytingen aan te hooren. — Kom morgen wederom, dan zult gy uw geld hebben. Ei, wat, ik ben reeds tien malen op morgen befcheiden geworden, en wanneer ik kom, is 'er niemant te huis. —• Ik zal u het geld ten perste zenden» ik heb de rekening verlegd. — Binnen  B L T S P E L. 15 't geheel geen geld in de waereld was. — En dezen avond krygen wy gasten. FLIP. Wy ? gasten ? WALDENAU. Ja, ja, wy. FLIP. Nu, dat is noch fraaijer. Indien die gasten niet reeds verzadigd komen opzetten, zal de maag niet veel te verteeren krygen. —• Maar wie zyn toeft die gasten, als ik het vragen mag? WALDENAU. Julia. FLIP. Wat.' gy fchertst. WALDENAU. Geen fcherts, het is my volkomen ernst. FLIP. tl tl WALDENAU. Jongen, gy zyt gek, geloof ik. Ik zeg u dat Julia heden avond in myne nieuwe woning by my wil foupéren. FLIP. Ja wel! en zy zal buiten twyfel recht heerelyk moeten onthaald worden*? wal-  B L T SPEL; 17 niet uitkrabben, is te verwonderen! Zy zeggen, dat zy het my op myn cereiyk gezigt geborgd hebben, en ik het hen. heb afgebabbeld — dat ook wel waar kan zyn —• maar dat gaat altoos zo niet; de luiden willen eens betaa'd worden. Gy weet en gelooft niet, wat een bediende fomtyds voor zyn' heer lyden, en welke dingen hy zich om hem moet laten zeggen. Indien my iemant, wegens myne eigen zaken, dit of dat zeidc, ik zou hem wel wat anders leeren. WALDENAU. Gv behoeft hen immers Hechts te zeggen, dat zy in agt of veertien dagen vast hun geld zullen krygen. FLIP. Dat hebben zy reeds zo dikwyls gehoord. Ik durf byna niet meer in ons logement komen. Een twee drie klampt my de kastelein aan boord ; dan de vrouw ; dan de dochter; dan de knecht; allen zullen zy van my geld willen hebben, juist als of ik a'.les opgegeten en opgedronken had. (Door het iengfler ziende?) Daar zie ik iemant komen, ik geloof dat het de heer Erdmund is. Misfchien borgt deze u eenige Louis d'or. WALDENAU, vrofyk. Te dromvinke, ja; wacht, nu zullen wy terftond geld in handen krygen. B TWEE'  iS DE GELUKKIGE INVAL, TWEEDE T O O N E E L. ERDMUND, WALDENAU, FLIP. WALDENAU, tegen Erdmund, terwyl die binnen komt. "Welkom, vrind • welkom! waar zyt gy geweest ? ERDMUND. Ik heb u reeds voor een uur hier gezocht. WALDENAU. Hebt gy my gezocht? is 'er dan iets van uw* dienst? gy weet, dat het my tot genoegen ver» flrekt — ERDMUND. Niets, in het geheel niets, ik bedank u voor uwe attentie. WALDENAU. In ernst, indien ik u ergens ln van dienst kon zyn — ERDMUND. Ik bedank u, vrind I ik bedank u! WALDENAU. Myne gewoonte is niet, om bioote komplimenten te maken. E R D*  aS DE GELUKKIGE INVAL, FLIP. Noemt gy dat onkosten maken , wat men ter eere van eene dame doet? è! Wanneer ik eens het geluk mogt hebben, juffrouw Doortje in den tuin ten dans te leiden, dan zou ik ook op geen dubbeltje zien. DOORTJE. Ei, ei! ik bedank u intusfchen, mynheer Flip.' voor uwe goedwilligheid. Maar, van de fnippcnpasty het verftaat zich, wanneer 'er iets van overblyft, dan kost gy my wel een ftukje brengen. Het is raar, maar myn fmaak en die van myne freule verfchelen hoegenaamd niet. FLIP. Verlaat u op my, myn allerlieffte Doortje; en weet gy wat? noch een fleschje beste witte wyn 'er by, niet waar? DOORTJE. Ik wil uw' heer op geen onkosten jagen. FLIP. Kom, kom, wisjewasjes; zo veel kan 'er in eene huishouding, als het onze is, altoos af. En gelooft gy ook wel, dat mynheer u zo lief, zo aartigvind, dat hy u zelfs een half douzyn flesfchen zenden zou , wanneer ik hem Hechts 'er één woordje van liet blyken? DOOR-  B L T S P EL. 29 DOORTJE. Gy moet niet uit fchool klappen. FLIP. Zo ras als ik te huis kom, zal ik het hem zeggen. Gy zult eene heele fnippenpasty, voor u alleen, krygen. Laat my flechts begaan; of de kok 'er een of twee gereed maakt, dat is het zelfde; en het kan mynheer plaifier doen , wanneer hy zal mogen hooren, dat het juffrouw Doortje goed gefmaakt heeft. DOORTJE. Ik bid u, ben je zeventig of taggentig, alle gekken op een ftokje. Het is immers maar kortswyl f FLIP. Hoor eens hier, lieve meid ! het zou toch ook geen zonde wezen, indien gy van myn' heer een pasty en een half douzyn flesfehen wyn aannaamt. Wel te verftaan, zoete nieuwe most. Zie, wy hebben eergisteren groot diné gehad. Daar bleef zó veel eten over, dat 'er noch wel twintig perfonen , wat zeg ik twintig , dertig perfonen hun genoegen hadden kunnen eten. Toen zei mynheer: Hoor, Flip! wat doe ik met dit eten? morgen ga ik te gast ; overmorgen ook — gebruik gy het met uwe kameraden; toen hebben wy bedienden onder elkaêr ons aan tafel gezet, en al-  B L T SPEL, 33 JULIA. Is het anders' niet? wat £ait my dat aan? ik bekreun my om niemant. FLIP. Ja, wanneer a!Ie menfchen zo dachten, gelyk gy — 6! ik durf het u in het geheel niet zeggen. JULIA, ongeduldig. Nu, wat is het dan? FLIP. Laster, anders niet. Wie zal aanftonds eenig kwaad denken, wanneer eene dame een''pngetrouwd' heer, en noch daarenboven in gezelfchap van andere luiden, bezoekt? JULIA. Eenig kwaad denken? ik wil toch niet hopen, dat — FLIP. Gy hebt zekerlyk geen redenen, om u daarover te bekommeren, maar intusfehen — JULIA. Ik verfta u, Flip — niet verder. Maak flechts uw' heer myn kompliment, en zeg hem, dar ik excns verzoek, want dat ik heden avond de eer niet kan hebben —■ FLIP. Om 's hemels wil, genadige freule, dat kompliment durf ik niet maken. C J«-  34 DE GELUKKIGE INVAL, JULIA. Volbreng gy 't geen ik u gezegd heb. FLIP. Overweeg de veelvuldige onkosten die mynheer gemaakt heeft, en dat alles om u. Het zou immers onverantwoordelyk zyn? JULIA. Die verantwoording zal zo zwaar niet vallen. Indien uw heer weet, dat men in de ftad van diergelyke bezoeken kwaad fpreekt, dan had hy, voor alle dingen, myne eer moeten behoeden, en my het zelf moeten zeggen. FLIP. Mynheer weet 'er geen woord van, ik verzeker het u; doch ik was flechts bevreesd, dat een der lastertongen u fomtyds, wanneer gy voorbygingt, iets onaangenaams zeggen, of een' kwaden naam geven zoude. Het is het jan hagel, waarvan men geen fatisfactie kan eisfchen, wanneer men beleedigd word. JULIA. Genoeg. Ga heen, en zeg aan uw' heer, dat ik niet kom. FLIP. Had ik toch, verdoemd! myn' bek maar gehouden! Ziet gy, genadige freule, de maaltyd is nu reeds  B L ¥ S P E L. DOORTJE. Maar men zegt, da: zy op den heer Erdmund verliefd is. LIZETTE. Dat geloof ik evenwel niet. DOORTJE. En waarom niet? . ' LIZETTE. Dewyl zy veel te hoogmoedig is. Zy droomt van gewigtiger veroveringen , en haar aanftaande heer gemaal moet niets minder dan een edelman zyn. DOORTJE. Wel, wat faturdag ! is zy mal ? dan zal de heer Erdmund, ongetwyfeld, met eene ftille trom moeten aftrekken. LIZETTE. Sedert eenigen tyd komt 'er zo een dolende ridder aan ons huis, die heeft haar, geloof ik, het hoofd gek gepraat. Den gantfchen dag zit hy by haar, roemt hare fchoonbeid hemelhoog, en kittelt hare trotschheid zodanig, dat zy mcnigmalen niet weet, of zy noch met een van ons fpreken wil. of niet. Ik heb den melkmuil reeds dikwyls de oogen willen uitkrabben. C S DOOR» 41  B L T S P E L. lizette. Ja, dat denk ik; ik zou hem de planeten lezen, dat hy 'er voor altoos genoeg aan zou hebben; Maar het is tyd, dat ik ga; vaar wel, Doortje. d o o r t je. Nu, tot van avond. lizette. Goed, ik zal komen. (Zy vertrekken beiden-) TIENDE T O O N E E L. De kamer van den heer TValdenau. waldenau, 'en daarna flip. waldenau, aan eene tafel zittende. w aar of de knaap blyft! ik wenschte, dat deze avond reeds voorby ware! Ongelegener zyn my in myn leven noch geen gasten gekomen. (Flip treed binnen.) Ha! zyt gy daar, Flip.' wat hebt gy verricht ? flip. De freule Julia komt thans niet; zy heeft reeds haar genoegen van het foupé. Ik zal nu de overige 43  44 DE GELUKKIGE INVAL, ge vrinden gaan zeggen, dat gy de eer van hunne tegenwoordigheid op een andermaal verzoekt, dewyl de hoofdperfonaadje ziek geworden is. waldenau. Ga, vlieg, eer zy my op den hals komen; want misfchien dat ik hen anders op geen goede wyze zou kunnen kwyt raken. flip. Recht zo. Op het oogenbiik ben ik weer hier. (Hy vertrekt.) ELFDE T O O N E E L. waldenau, flip, julia. tlip, ademloos het vertrek influivende. Maak eens ftaat op eene vrouw j waldenau. Wat is het? flip. Nu geloof ik geen vrouwmensen meer. waldenau. Wat is het dan? julia, binnentredende. Uwe dienaresfe, mynheer Waldenau. WAL-  52 DE GELUKKIGE INVAL, ZESTIENDE T O O N E E L. erdmund, wilhelmina, waldenau, julia, komen uit de /pee/kamer; daarna doortje en flip, door de gewone deur. wilhelmina. Het is daar in die kamer van de warmte niet uit te houden. Wy zullen ons hier in het voorvertrek een weinigje verkoelen. erdmund. Ik weet niet, maar heden heb ik geen vermaak in het fpel; ik (peel van daag niet gelukkig. julia. Zo gaat het, wanneer men gewoon is altoos te winnen. doortje, ontfield in de kamer komende, tegen Julia. Weet gy het al, genadige freule ? ö Hemel! wat ben ik ontfteld •, myne armen en beenen beven noch. Ik béfloot terftond hier naar toe te loopen; ö 1 gy zult In flaauwte vallen... julia. Meisje, gy zyt toch een recht zottinnetje! wat is 'er nu weêr aan de hand ? BOOR-  £ L V S P E L. doortje. Gy weet dan niet dat mynheer uw broeder — julia, fchielyk. Myn broeder? wilhelmina, erdmund, te gelyk. Mynheer uw broeder." doortje. Wie weet of hy noch leeft — julia. Gy doet my verfchrikken! fpreek, meisje, wat is hem overgekomen ? doortje. Affchuwelyk duël! ach, dat de heeren geen degens meer droegen!... julia. 6 Hemel! Heeft myn broeder geduëlleerd ? Waar is hy? fpoedig,breng my by hem, fpoedig! wilhelmina. Ik zal u verzeilen. waldenau. Ik ga ook meê. Het doet my van harten leed, dat wy in ons vermaak geftoord worden. erdmund, in de fpeelkamer gaande. Ik zal myn' hoed halen, en dan breng ik u aanftonds by hem. D 3 JU- 53  54 DE GELUKKIGE INVAL, julia, hem naroepende. Breng onze handfehoenen en waaijers meê. (Tegen Doortje.') Zeg my toch waar hy is ? wie heef: het u gezegd ? hebt gy hem gezien ? (Flip komt fchoorvoetende. en ftilzwygende binnen.) doortje. Neen, maar Flip heeft het my gezegd; ö hy moet *er afzigteiyk uitzien. „(Erdmund komt met zyn* hoed, en brengt de dames hare handfehoenen en waaijers?) julia. Hebt gy hem gezien , F lip ? waar is hy ? breng ons by hem. (Terwyl Flip antwoorden en den heer Erdmund Julia uit de kamer wil leiden, ziet Erdmund door het vengster Juliaas broeder, die recht toe op het huis aankomt.) erdmund. Daar komt hy immers zelf? Ziet gy niet? daar komt hy. (Julia loopt hem tot aan de deur te gemoet.) ZE-  B L T S P E L. s5 ZEVENTIENDE TOONEEL. de vorigen, liebhard. julia. Zfyt gy daar, broeder ? leeft gy noch ? liebhard. Hoe zo ? moest ik geftorven zyn ? julia, naar de wond zoekende. Waar zyt gy gekwetst ? wilhelmina, ook zoekende. Aan den arm, niet waar? julia. Zo het maar niet gevarelyk is? liebhard. Zeg my toch, menfchen, wat wilt gy? Wie is 'er gekwetst? gy ziet immers, dat ik frisch en gezond ben ? ten minste denk ik heden avond by den heer Waldenau eens heerclyk te fmullen. (Flip maakt gedurende dit gantfche gejprek tegen Waldenau grimatzen, die dezelven door gebaarden beantwoord.) walde nau. Wist gy, dat 'er by my gezelfchap ware? liebhard. Julia heeft het my laten zeggen. D 4 FLIP,  js l r s p e l. het my niet kwalyk zult nemen, dat ik thans ongevraagd hier verfchyn; want my dacht, waar vier perfonen eten , kan men den vyfden ook wel plaatfen. waldenau, verlegen. Gy doet my daarmede een onverwacht plaizier, mynheer Liebhard! gy weet, dat gy my altoos wellekom zyt. julia. Wy moesten nu een wandelingetje in den tuin gaan doen, om den heer Waldenau in zyne fchikkingen niet hinderlyk te zyn. erdmund, Julia zyn' arm biedende. Gy hebt gelyk, wy zullen hem voor eene poos alleen laten, opdat hy aan Flip de noodige orders kan geven. liebhard, Wilhelmina geleidende. Maar geen omflag, mynheer Waldenau, dat verzoek ik u. Indien 'er om mynentwil één korreltje zout meerder op tafel wierd gebragt, zou ik nooit weder den moed hebben van by u te komen foupéren. (Zy vertrekken-) Waldenau, hem naroepende. Wees onbekommerd. flip. Ik wenschte dat zy allen in zoutpilaren veranderD s *5en, 57.  B L T S P E L. 61 DE KOK, gevoelig. Daarmede ben ik niet voldaan. Geid moet ik hebben. WALDENAU. Thans immers niet? binnen veertien dagen betaal ik u alles af. DE KOK. Hoor, mynheer Waldenau , hiermee hebt gy my reeds dikwyls afgezet, doch nu zeg ik u, dat ik geld hebben moét, en, van daag, of ik zal u laten dagvaarden. WALDENAU. 6: Gy zult u wel bedenken. Wat hebt gy al aan my verdiend? DE KOK. Verdiend ! ja, maar noch niets 'er van gezien; doch dit weet ik, dat ik u, federt twee jaren , de kost gegeven heb, en nu vorder ik betaling, of —« liebhard, zyn hoofd om de deur /tekende. Eén woordje, mynheer Waldenau. WALDENAU. Ik kom aanftonds. (Liebhard vertrekt, en haalt de deur toe.) Ik zweer u by alles wat heilig is, dat gy binnen veertien dagen uw geld zult hebben. Myn vader — LIES-  B L T S P E L. 63 de kok. Wat voorflag! wilt gy my weêr knollen voor citroenen in de handen floppen, zo als gy reeds dikwyls hebt gedaan ? Breng my geld , dan zal ik u aanhooren. (Hy vertrekt, en Flip,die hem tegen wil houden, vertrekt insgelyks.) NEGENTIENDE T O O N E E L. waldenau, vervolgens een gerechtsdienaar,waldenau. jNj is Flip ook weg, en laat my alleen. Er is geen lomper volk, dan de koks,wanneer men hen geld fchuldig is; maar hy zal 'er voor boeten; alle zyne klanten zal ik hem onttruggelen ; hy zal het zich beklagen, dat hy my heden zo in de pekel laat zitten. Maar waar blyft toch Flip ? (Naar de deur gaande roept hy: Flip! intusfehen treed de Gerechtsdienaar binnen.') gerechtsdienaar. Zyt gy mynheer Waldenau? wal de na u. Wat gaat het u aan, wie ik ben ? (Naar buiten roepende.) Flip ! gerechtsdienaar. Het gaat my in zo verre aan, mynheer! als my dit  B L T S P E L. 65 TWINTIGSTE T O O N E E L. waldenau, lizette. lizette. w aar is de freule Wilhelmina, mynheer Waldenau? ik moet haar fpreken. waldenau. Zy is met het gezelfchap in den tuin. Maar hoe dat? waarom zo haastig ? lizette, vertrekkende. Dat kan ik u niet zeggen. waldenau, haar naroepende. Hei! hei, hoor toch!... Wat of die weer te berichten had? Er zullen nu immers geen gasten meer komen ? (Ey deze woorden komt liet ganf fche gezelfchap uit den tuin binnen?) EEN-EN- TWINTIG STE TOONEEL. wilhelmina, julia, waldenau, liebhard, erdmund. wilhelmina. Rep u, mynheer Erdmund, wy moeten voort heen. Q'egen Waldenau!) Het doet my leed, E myn-