D E OUDERWETSE N E DER LAN DSC IIE PATRIOT. DERDE STUK.   D E OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT DERDE STUK. MDCCLXXXII.   INHOUD VAN HET DERDE STUK. N. XXVII. 23 Maart 178a. Ann de Nederlandfche Sexe. In hoe verre onze Vrouwen behoren deel te neemen en ondcrf.i.uden te worden over de publieke zaken; en van het belang dat de Schryvers hebben om zich aan dezelven te vervoegen. De O. N. P. verheugt zich de eerfte te zyn die_ daarvan een voorbeeld geeft. BI. I. Advenitt, qui vettra , diei, tnutiebribui armit Verba redarguerit. ViRGrr,. ft. XXVIII. 30. Maart 1782. Brief aan D". Blank , Predikant te Utrecht, waar by beweezen wordt dat het niet de zoogenaamde Engelschgezinde, maar de tegengeftelde Franschgezinde en Amiierdamsgezinde Gefchriften zyn, die ftrekken tot oproer en huon van den Souverein. BI, 29. Qui docent alias, meatiri non debent. Aristot. N. XXIX. 6. April 178a. Vervolg van N. XXVIII. BI. 55. N. XXX. 13. April 1782. Vervolg en Slot vau R XXIX. BL 79- * S N»  Vr INHOUD N. XXXI. 20. April ,78a. Brief van wn zoogenaamden Ouderwetfen Zeuwfchen Patriot, met het antwoord van den O N P BI. xo5. K • • • ' ' • m guéis cenftvimuf agrost, VlSGIl. N. XXXII. 27. April i782. Vervolg en flot van N. XXXI. Brief over de BiddagsPredicatien te Utrecht. BI 133. N. XXXIII. 4 May 1782. Gesprek van eenige Vrouwen over den O. N. P. byzonder over N. XXVII. B/. 1.57. 2«<* legat ip/a Lymrit. VlïGIi. N. XXXIV. ir. May 1782. Verderfelyke hv? vloed der heerfchende Gefchriften en Libellen op den geest en het redens vermogen der Natie. Wanbegrippen nopens de vryheid, byzonder van den PoHtiq:ie HJ/andois. Korte Verhandeling over de Vryheid, waarin dezelve befta , en hoe en waardoor zy verloren wordt, uit een vermaard Nederlandsch Schryver. Zeuwfche profetie rakende den Post van den Nedes» Rnyn. Merkwaardige brief uit Utrecht. BI. 175. • f utd mogis ad noi- Pertineh, & ntfiirt malum ut, . . . Hok at. N.  van ht?t DERDE STUlC N. XXXV. 18. May 1782. Vervolg van de Verhandeling over de Vryheid. Allegorie van de klachten vsn den Franfchen AmbasfaJeur over den Gouverneur van de Kaap. El. 195. . Libertas Hbertate perit. Lucanui. N. XXXVI. 25. May 1782. Tweede Vervolg en Slot van de Verhandeling over de Vryheid. Brief van een Amfterdamsch genootfehap. Noch iets rakende de klachten van den F. Ambasfadcur over den Hr. Plettenberg. BI. 217. Mymanum ingenium inquietum & indomilum, Jemper in certamine Itbertatis, aul gloria, out dominationis ogit. S a ll u s t. N. XXXVII. 1. Juny 1782. Aankondigingen Uittrekfel uit een merkwaardig gefchrift ven Mevrouw de Cambon, geb. van der Werken, over de tweedracht en oproerig. heid. Brief over zeker opmerkelyk Godgeleerd leerfielfel. BI. 240. O femper inertei Tyrrber.i, qua tante anitnis ignavia venit ? Femina palantes agit, atque bac agnüna vertil ! V i r g i l. N. XXXVIII. 8. Juny 1782. Samenfpraak over de tegenwoordige Mydsomftandighe- den  flïl ï N H O U D &cJ den tusfchen Ach en Haha en Hoho. BI. 553. IHo ntbil nccuit, cura graviore tsmetur Proxmn t/mpestai, velui boe dilata Jereno. J üVBWi R XXXIX. TC. Juny 1782. Brief van een wsar Patriot over den beklaaglyken toeftand van het Vaderland, en de Ichadelylcheid en fchandelykheid der Loevefteinfche faftie. BI. 283. O Cives, Civet! qua vts dementia cepit! VlRGIli. Einde van het derde Stuk.  DE OUDERWETSE NEDER. LANDSCHE PATRI O Ti —i————— No XXVII. Adveniet-, qui vestra, dies, muliebribus armis farba redarguerit (*). Virgil. Ma. XI. 687, T_Tet is wel bekend dat de meefte oude volkeren, byzonder de Grieken en Romeinen, zoo menigmalen zy het een of ander Honden te beginnen of te onderneemen, waarvan de goede uïtflag hen byzonder interesfeerde, nauwkeurig aehi gaven op het geen hen het eerst voorkwam of ontmoette, onmiddelyk voor dat zy hunne onderneeming begonnen; en naarmate zulk een voorwerp hen (*) Daar zal nog een tyd komen, dat men uw ge* fnap met behulp der Vrouwen zal beteugelen, NB. Wy zullen in 't vervolg, ter onderfcheiding van de Numnjers die byzonder aan de Vrouwen gericht of voor dezelve, gefchreeven zyn, de Motto's aan het hoofd van deseü ven in het Nederduitsch vertaald géven.] O, N, F, itU Stüki &  (O hen fcheen een voordeelig of nadeelig voorteeken te zyn, vleidden zy zich ook met den goeden uitflag van hun voorneemen of vertwyffelden daaraan, en lieten hetzelve, zoo mogelyk, varen. By voorbeeld iemand flond op reis te gaan, of hy ging uit den huis, om over iets van belang te handelen, en hem kwam by ongeluk een krom oud wyf jen, of een bogcheljoen , of een arme invalide met één been, of iemand die fcheel zag, ia eén woord het een of ander onaangenaam voorwerp, tegen, dan bedacht hy zich wel ot hy zyne affaire ook tot den anderen dag kon uitftellen, en was daar maar eenige mogelykheid toe, dan flapte de Griek of Romein weder in zyn huis, en kwam vast dien dag niet weder op flraat buiten de hoogfte noodzakelykheid; en zoo ook in het tegenovergeftelde. Ik zal nu myne Lezers niet zeggen, hoeverre ik O. Patriot datzelfde zwak heb. Oude luiden, weet men, hebben fomtyds erger zwakheden, en die nog lastiger in de zamenleeving zyn, dan deeze. Dit wil ik wel bekennen, dat ik een Nieuw Boekdeel (het 3» Stuk namentlyk van myn weekblad, of wel het ie Stuk van het Tweede Deel, ingevalle ik myn arbeid tot vier Stukken of meer uitrtrek, het geen echter door veele toevallen, behalven myn dood , kan verhinderd worden) zullende beginnen, my niet heb kunnen beletten van my-  nsyfle gedachten wel degelyk te laten gaan, over het onderwerp 't welk ik best kiezen zou voor myn uitzet in deze nieuwbegonne loopbaan; en dat ik getracht heb er een uit te vinden, 't welk van dien aart was, dat de voortelling van hetzelve my aangenaam genoeg aandeed, om my uic hoofde van die aandoening eenig vleiend vooruitzicht te vormen van het goed fucces van myn arbeid. By voorbeeld, om myne idéé wat klaarder te maken, ik zou niet van my hebben kunnen verkrygen, bm dit Deel met den naam van Cerifier te beginnen. Dan had ik vast gevreesd, dat er een veel geflielyker, knorriger toon door dit ganfche Deel heerfchen zou, dan ik wel zou wen» fchen. Even weinig zou ik hetzelve willen aanvangen met eene fchermutzeling teegen den Post van den Neder-rhyn. Dan was ik byna zeker dat de invloed van dat weekblad op het myne dezelfde uitwerking op myne Leezersdoen zou, die de Pose van den tNeder rhyn zoo dikwüs doet op de hunnen, namentlyk van hen door de eeuwigdurende monotonie van Nederrynfche Jlyl en patriotismus zach. tjensin flaap .te wiegen, waaruit dan natuurlykook de menigvuldige Dromen van hunne Correspondenten ontdaan, die zy wederom zoo goed zyn om reciproque in hun blaadjen over te neemen. Maar welk een onderwerp zal ik dan best kie2eü, om dit Deel recht genoeglyk en benis aviA 2 ha  (4 ) te> zoo als men te Romen zeide, te beginnen. Zoo myne Lezers het niet raden, dan ben ik ten mihften zèeker dat myne Lezerinnen den O. Patriot wel die justitie zullen doen van te vertrouwen, dat hy geen ogenblik heeft kunnen aarfelen over deze keuze; en ik kan haar verzekeren, dac zy zoo verre zyn van zich te bedriegen, dat ik expres tot het begin van dit Deel myne belofte heb ültgeiteld, die ik in het voorgaande bl. 385. gedaan heb, van my ééns met opzet met haar te onderhouden, om verzeekerd te zyn, dat het 3* Stuk van den O' P. nog meer fucces zou hebben dan de vorige, als het met haar begonnen was. Efi dan behoefde ik niet te zeggen dat ik geenzins bevreesd ben, dat my myn ouderdom by haar veel zal fchaden. Zy zyn reeds aan myne rolkousfen en quarré-fchoenen gewend, en myn hart is nog zoo jong als over vyfcig jaren. Daarenboven zyn er zeer weinig Vrouwen, die niet één half uur 's wééks met een goede oude ziel zouden kunnen doorbrengen zonder zich te verveelen; en ik ken er verfcheiden, die als zy haar hart recht uit fprakeri, bekennen zouden dat veele jonge heertjens haar minder behagen, dan die jonge heertjens wel denken. Ondertusfchen terwyl ik my niet ontveinzen kan, dat er niettemin wel Vrouwen zyn, die den OPatriot honderd jaren zouden laten praten zonder een  (5) een ogenblik naar hem te luisteren, zoo zal ik aan den anderen kant bekennen dat er ook eenige, offchoon zeer weinige Vrouwen zyn, voor welke de O. Patriot, om haar haar eige woord te rug te geeven, geen praats heeft, dat is, om her wat befchaafder uit te drukken, welke hy ten eenenmale uit het oog verliest, zoo dikwils hy in zyn blaadjen van of tot zyne Lezerinnen mocht komen te fpreeken. Welke foort van Vrouwen ik hier mede bedoel, zal mogelyk met der tyd nog wel eens uitkomen. Genoeg, dat ik haar getal zeer gering ftel, en dus kan elk van myne vriendinnen het gerust van haar hals fchuiven en voor de deur leggen van die geene van hare kennisfen daar zy het minst mede fympatifeert. •— Nu ter zake. Terwyl het'van zeiven fpreekt, dat de O. Patriot , na veel in de wereld omgezworven te hebben, zyne Nederlandfche, vrouwen nog altoos prefereert boven die van aüe andere natiën, zoo is 't geen wonder dat de jonge heertjens, diezooversch van Parys komen, hem foratyds vragen naar de byzondere hoedanigheden die hy aan de cerstgenoemden vindt. En dan heeft hy, vooral federt eenigen tyd , onder menigvuldige andere qualiteiten te veel om op te noemen , hen wel eens gezegd , dat hy vooral ook lief vond van onze Vrouwen datzy zoo, onbegrypelyk geduldig zyn, wanneer men zich niet zoo veel met haar ophoudt, A 3 als  co als zy wel verdienden en reden hadden van te verwachten. Ik zeg , vooral federt eenigen tyd: want daar de publieke zaken noodwendig ook onze vrouwen niet weinig moeten interesfeeren, en fommige zich zeer veel, ja eenige maar al te veel, aan dezelve laten gelecgen leggen, zoo is het wezentlyk een fterk bewys van de voorgemelde qualiteit van onze fexe, dat zy geene merkelyke blyken van haar rechtmatig ongenoegen gegeeven hebben, dat niet één enkele van onze duizend en één politieke week- en maandfchryvers oit zoo veel politesfe gehad heeft, van zich tot haarlieden te wenden. En dit bewys treft zoo veel te meer myne verfranschte heertjens, terwyl zy uit een Land komen, daar de gewigtigfte belangens der Natie byna even grondig aan het toilet 'worden gediscuteerd als de importantfte nieuwe coëjfure. Ongelukkig dat die heerrjens even daaruit eene nadeelige gevolgtrekking maken ten opzicht van onze vrouwen, die juist het tegenftelde is van hetgeen de O. Patriot er uit befluit. En wat befluit de O. Patriot er uit? — Kort gezegd, dat de Franfche vrouwen te veel verbeelding hebben van zich zeiven, en de onzen te .weinig — Wel, wel, dat is duidelyk vleiery en corruptie van uwe Lezerinnen, en het blykt dat gy het er op gezet hebt om haar h tout prix alle tot ouderwetfchepatrioten temaken1. — Wel aan,  C? ) aan, ik zal myn gezegde herroepen: want ik heb geen de minfte intentie om myne Lezerinnen te corrumpeeren: en zeggen, men geeft de Franfche vrouwen te veel inbeelding van haar zeiven en de onzen te weinig, Maar nu doet er de O. P. ook geen letter af, al hing er zyne geheele reputatie aan. Ondenusfchen fchynt de befchuldiging, die ik zoo even aan alle myne Confraters (J*) gedaan heb, juist niet zeer gepast in myn mond, daar ik my aan hetzelfde verzuim, of liever misdryf heb fchuldig gemaakt. Ik zou hierop kunnen zeggen, dat ik voor eerst zoo veel later begonnen ben als de meefte anderen; of wel dat het een Franschman, zoo als de fchryver van de Politique Hollandois uit hoofde van de galanterie zyner natie , gepast had om bet ys voor my te breeken, en acces voor my armen grysaard te vragen by de fexe; enz. Doch dit alles zyn maar blauwe excufen; en daarvoor heb ik de Vrouwen te lang gekend, om niet te weeten dat zy wonderbaarlyk fchielyk weeten te onderfcheiden of men haar een valsch excus wil in de hand Moppen, wanneer men haar • in attentie gemankeerd heeft. En dus beken ik gaarne dat geene van beide oncfchuldigingen ver- die- (*) Zie No. XIV. bl. 290. A 4,  ( * ) dienen door te gaan. Ik heb lang genoeg ge* fchreevea öni op de gedachte te vallen van my aan haar te vervoegen. En als ik een Cerimonienmeester noodig had, zou ik er juist den Poïüique Hollandois niet toe verzoeken. De waarheid is dat ik eehe zeer gewigtige en voldoende rede gehad heb, om de lust, die my zoo menigmalen bevangen heeft om het geen ik de andere helft van myhe taak durf noemen, te volvoeren , tot nog toe te bcdwiugen en te onderdrukken; zulk eene voldoende rede , dat ik verzeekerd ben dat geene myner Lezerinnen my myn fchynbaar verzuim niet géreedelyk vergecven zou, als zy die rede wisten. Doch dat doet my onbegrypelyk leed, dat ik onmogelyk die rede zeggen kan. Is er eene van haar die het raadt, ik zal haar onder vier ogen bekennen dat zy het getroffen heeft. Om ondertusfehcn te tonen, dat ik hetwezentlykmeen, als ik zeg dat ik dit altoos als de andere' helft van myne taak heb geconfidereerd, zal ik het overige van myn bhudjen befteeden aan het opgeeven van de redenen, waarom ik begryp, dat onze vrouwen de grootfte reden hebben van verwonderd te zyn dat nog geen der dagelykfche politieke fchryvers zich opzettelyk aan haar gewend heeft. En die redenen zyn gelegen i ) in den aart van het onderwerp zelve, en het belang het geen onze vrouwen natuuilykerwys moeten voor- on-  C9) onderfteld worden daaraan te neemen: en 2) in het belang het geen onze politieke fchryvers zelven hebben, dat de Vrouwen zich daaraan byzonder laten gelegen leggen. Wat het 1) poina betreft, het blykt van zelfs, dat de voorname vraag hier is of het onderwerp van m%e politieke gefchriften en discusfien van dien aart is, dat het géfchïkt is om de Vrouwen bezig te houden , en derzelver oplettendheid naar zich te trekken. En dan beken ik aan den eenen kant, met myne ouderwx^' openhartigheid, dat van alle redelyke en onredelyke wezens op den aardbodem die my oit zyn vooigekomen, nimmer eenig voortbrengfel van de natuur of eenig wanfchepfelvan de kunst my meer gefruit en onaangenamer aandoening gegeeven heeft en nog geeft op myn ouden dag, dan eene eigentlyke zoogenoemde Scavante. En dit natuurlyk onoverwinnelyk gevoelen is des te fterker in my, naar mate ik aan den anderen kant en te gelyk meer werk maak van Vrouwen, die begrypen dat haar ziel zoo wel haar beste deel is als van de Mans, en die gevolgelyk zoo wel haar geest als haar hart zoeken te volmaken en te verderen, niet alleen in evenredigheid, maar pref erabel aan haar lighaam, zonder daarom op te houden Vrouwen te zyn, in alle de mogelyke uitgeftrektheid van het woord. Kortom het gebied der Vrouwen met relatie tot hare zielsvermogens, is fynheidvan A 5 Bor-  ( io ) oordeel, of delicatesfe, tederheid wangevoelens, ea kiescheid van /maak, Het beste wat de Mans hiervan hebben, moeten zy van zulke Vrouwen ontleenen die deze vermogens het meest beoefFend en tot den grootften trap van volmaaktheid gebracht hebben; en hun distinctief gebied is eensdeelsom de voorhanden zynde materialen byeen te zoeken, te fchiften, te fcharen, en in 't hoofd te houden die de onderwerpen zyn van die vermogens, en ten anderen om nieuwe materialen daar voor uit te vinden. Dat is te zeggen, alle memorie-werk, alle kundigheden, van den Ceder van Libanon tot den Hyfoptoe, en dan—genie, isheteigeen inalienabel gebied der Mans: en eene Vrouw, die eene levende Bibliotheek is, of die zich toelegt op het doen van nieuwe uitvindingen, anders als in Ituk van fmaak, en by dat alles haar huishouden en haar man en kinderen vergeet, of wel zich over hare - beftemming geheel bedriegt, en liever geleerd of bei-esprit, dan vrouw of moeder w-il zyn, is eene fgavante, dat is in myn oog een waar wanfehepfel in de natuur. En nu, na deze begrippen, die ik voor 't overige om betere geef en enkel voorfrel als de myne, vooraf te hebben laten gaan, hervat ik myne voorgetitelde vraag, of en in hoeverre het onderwerp van onze politieke gefchrif'ten en discusfien van dien  C ix ) dien aart is, dat het gefchikt kan gereekend worden, om de Vrouwen bezig te houden. En dan moet ik de Vrouwen die ik hier alleen bedoel, in twee clasfen verdeelen: in dezulke, die hare natuur» lyke vermogens, zoo veel hare beftemming toelaat, al of niet hebben beoeffend, dat is die of te gelyk vrouwen van een gezond oordeel, een welgeregeld hart en een goeden fmaak, en tevens goede buishoudfters, vrouwen, moeders zyn; of die enkel het laatfte zyn zonder het eerue. Want ik reeken noch aan den eenen kant dezulke, die geen van beide zyn (*), noch aan den anderen kant de eigentlyk genoemde fgavantes. De twee laatften maken te zamen een zeer klein getal uit, vooral in ons land: en voor de eenen verwaardig ik my niet, en voor de anderen heb ik een onoverkomelyken weerzin om te fchryven (**); behalven dat ik voor vrouwen fchry ven wil, als ik my aan de fexe vervoeg , en ftavantes zyn geene vrou- (*) Dat is dezulke, die zich enkel bezig houden met de optojing van haar lighaam, zonder eenig gedeelte van hare beftemming te vervullen, of zich bekwaam te ma« ken om dat te vervullen, en d|e in de verbeelding fchy> nen te zyn, dat zy nergens anders toe op de wereld zyn als om zich te vermaken en geadmireerd te worden. i Die zich een denkbeeld van dien weerzin wil ma¬ ken , leze de twistfchriften tusfchen Mad. Dacier en M. de la Motte Houdard.  C ia ) frouwen: zy, moesten op een onbewoond Eiland eene Colonie van Amazonen te zamen gaan maken , met zoo veel fcheepsladingen van bibliotheeken, phyfifche inrtrumemen, eqz. in haar trein, als zy goedvonden. Wat het eerde foort van die Vrouwen, voo? welke ik alleenlyk fchryf, betreft, ik hoop niet dat er een onder myne voorledene of tegenwoordige mannelyke Lezers zyn zal, die een ogenblik in twyffel zal trekken, of de gefchilpunten die wy in onze politieke gefchriften verhandelen, een gefchikt onderwerp zouden kunnen zyn voor Vrou. wen die by de betrachting van alle hare onderfcheide betrekkingen als vrouwen, te geiyk zich toeleggen op de volmaking van hare natuurlyke en heerfchende vrouwelyke vermogens , dat is op de befchaving van haar geest, haar hart, en haar fmaak. De O. Patriot verbeeldt zich veeleer,, dar alle die onderwerpen merkelyk er by zuilen winnen', als zulke vrouwen zich willen verledigen om zich mee dezelve bezig te houden, en ons haar oordeel daar. over mede te deelen. En dit zal vry fterker Myken als ik van hac tweede foort van Vrouwen gefproken zal hebben, namtntlyk dezulke, die zonder zich byzonder op de' befchaving van hare zielsvermogens toe te leggen, zich vergenoegen met enkel goede huishoudlfers, vrou-  ( 13 > vrouwen en moeders te zyn. Welk eene dwaasheid, zal iemand zeggen van zulke vrouwen te onderhouden over dingen daar zy niets van weeten, niets van begrypen? Wel zoo! Dan zeg ik U, vriend, als die vrouwen noch leezen noch fchryven konden, dan zal ik O. P. nog met genoegen mondeling haar daarover onderhouden ; en dan doe ik als een waar aframmeling van onze ouderwetfe Voorvaders , de Batavieren , voor 2000 jaren , die dachten dat de Vrouwen iets heiligs in haren aart hadden en een byzonder doorzicht in het toekomende; waarom zy dezelven ook raadpleegden in de gewigtigfte zaken en zeer veel aeht gaven op hare begrippen en gevoelens (*). En tog geloof ik dat men moeite zou hebben om te bewyzen,dat deze onze heilige moeders voor 2000 jdren wel een denkbeeld hadden van wat lezen of fchry ven was; daar verfcheide geleerden zulks, offchoon op geen genoegzame gronden, zelfs van hare mans, dat is van de natie over 't geheel, te dier tyd, ontkennen. Even weinig zoude ik durven inftaan, of de Spartaanfche vrouwen wel oit leerden leezen of fchry ven, en tog weet men dat géene 'vrouwen ter wereld, onze oude Bataaffcbe alleen uitgezonderd, meer deel namen aan de pu- blit- (*) htesfe quin et tam fanéium aliquid £? providum feminis puu/nt: nee aut confilia «'rum aspernaiitur, out responfa negligunt. Tacit. de Morib. Germ, c, 8.  publieke zaken en de algemeene belangens vanden Staat, dan de Spartanerinnen. Kortom als onze vrouwen met haar bloot natuurlyk verftand (er zyn ook eenige volflrrekt botte geesten onder de Vrouwen, byna evenveel (*) als onder de Mansj niets weeten en niets begrypen van de grote feelangens van haar Vaderland en van de twisten die daar over gevoerd worden, 't zy met de pen 't zy met den degen, ik fchroom het niet te zeggen, dan komt het of dat wy er haar niet van willen onderhouden, of dat wy geene bekwaamheid hebben om 't geen wy er van weeten of over denken in die vorm, die gefchikt is voor hare vatbaarheid of liever voor hare byzondere wyze van voordelling, dat is in de beste vorm, in de taal van het natuurlyk menfchen-verftand te brengen. Doch dat veelen van onze zoogenaamde politieken hier geen zin in hebben, is wezentlyk niet te verwonderen, daar hunne gevoelens enuelfelsinderdaad enkel beftaan in e;n zeker getal van klanken, die by geene mogelykheid tot eenvoudig fenscommün kunnen gebracht, worden, om dat er niets anders v ah (*) Ik zeg byna evenveel, wyl ik my verbeeld, als men een man en eene vrouw, beiden van egale domheid en allergeringfte vermogens, by malkander Helde, dat er altyd nog iets fyns, no* eenige flïroheidby de vrouw zou voor den dag komen, in zekere omftand'gheden, by voorbeeld als tnenze beHen egaal in verlegenheid bracht waardoor zy er zich eerder of beter uit zou redden dan hy,*  C *s ) als fens commun, als gezond rcenfchen-verftand, aaq ontbreekt, om hen zoo veel eer te doen, als zy zich. verbeelden. Maar, om verder te gaan. Ik verg niet, gelyk uit myn gevoelen over de Scavantes genoeg op te maken is, dat een man , die een Sterrekundige is van beroep of uit liefhebbery, zyne vrouw inftrueert over de huishouding der planeeten. Maar ik verg dezulke, die of uit beroep of in hunne be. trekking als enkele Burgers, zich ophouden met het onderzoeken en beoordeelen van de belangens van den Staat, dat zy niet zoo dwaas zyn van beneden zich te rekenen om hunne vrouwen daarover te onderhouden. Dit geval is van een gansch anderen aart als het vorige. Byaldien men de Vrouwen wilde «itfluiten van alle kennis der publieke zaken en beoordeeling van de belangens van het Gemee. ne Land, dan moest men, zou men bellaanbaar en rechtmatig zyn, ook iets doen 't geen onmogelyk is, dat is, alle relatien vóórhaar affnyden en te niet doen, en haar buiten alle relatien Hellen tot den loop der publieke zaken en tot de belangens van haar Vaderland. En dit heeft in vredenstyd wel tot een zekeren trap plaats, eenige weinige gevallen uitgezonderd. Maar in tyden van oorlog, en buitenlandfche of binnenlandfche beroeringen , is dat volftrekt onmogelyk. Die relatien, die allerBauwfte betrekkingen, welke de Vrouwen in zulk een  efen tyd tot de publieke zakën en de belangend van haar Vaderland hebben, zyn werkelyk reeds daar, en verwikkeld met de ganfche geftèldheid van den Staat, en kunnen by geene mogelykheid eit den weg genomen worden. Een derde van die vrouwen hebben vaders, mans, kinderen s> broeders, vrienden en bekenden, wier eer, wier fortuin, wier leven afhangt van den loop der publieke zaken. Een ander derde heeft dezelfde betrekkingen tot dezulke, die in eenig bewind van Zaken zyn, en wier belangens uit dien hoofde ten nauwften met die van het Gemeene Land verknocht Zyn. En alle de overigen, die geene Zulke betrekkingen hebben , ondervinden beneevèns de twee voorgenoemden, in haar huishouden en in den voorfpoed of tegenfpoed van haar en van de haren, den onmiddelyken invloed van den voorfpoed of tegenfpoéd van hét Land van haare geboorte of inwooning. Welk eene hoogfte onrechtmatigheid dan om deze onze wederhelften, deze onze vriendinnen , deze trouwe en tederhartige deelgenote^ in al ons lief eh leed, onkundig te houden van de oorzaken, waarvan zy de uitwerkfelen in een gelyken trap met en beneevens ons dealen, ja, die zy niet zelden in een veel högeren trap, al ware 't maar uit hoofde van hare lïerkeré gevoeligheid , ondervinden, dan wy ! Zalmen verwachten,kan men vergen van eene dogter, eene vrouw, eene moeder, dat zy haar vader, haarman, haar kind, mee  ( 17 ) hiët die gelatenheid , die men wenfchen zoude Voor haar en der haaren beste, van zich zal laten gaan , om zich aan het onmiddelykst levensgevaar bloot te (tellen, öm zich op te offeren voor zyn Vaderland, daar zy niets weet noch van de belangens die hy verdedigen moet, noch van den nood die hem roept, noch van den dienst dien by bewyst aan 't Land, en gevolgelyk ook voor een gedeelte aan haar en de haaren , en aan hem zeiven, en de zynen? Hoe moeten anderen gezind zyn, hoé moeten zy denken, hoe moeten zy zich gedragen, als haar huishouden, waarvan zy 't belang zoo trouw behartigden, als haar aangebracht goed, als het fortuin van hare kinderen, verdwynr, verzinkt, buiten haar toedoen, met het verval vart koophandel, van neering, van den welvaart vari 't Gemeene land; welke motiven kunnen zy hebben om zich daarin wel te gedragen, in alle hare relatien, zoo individueele als fociale relatien, daar zy blind gehouden worden omtrent de ware oorzaken van die uitwerkzels, die haar overkómen en haar lieftallig, gedienstig, onfchuldigaanwezen bitter maken, buiten eenig toedoen van haarzelven , enkel uit vreemde oorzaken, daar zy niets van weeten, niets van begrypen, waarnaar zy te vergeefs vragen, zonder dat men zich verwaardigt van haar daarvan te onderrichten, van haar vertrouwelyk daarover te onderhouden als over alle andere dagelykfche belangens? Ik bén UI. Stuh B de  ( 18 ) de eerfte niet die het zeggen zal, en het is wezenrlyk de waarheid; het is .ten minften voor twee derden defchuld van de Mans, dat de Vrouwen niet al dat geene voor hen zyn, wat zy voor hen zyn konden. En dan fpreek ik, gelyk gezegd is, nog enkel van zulke vrouwen, die zich alleen maar ophouden met alles wat haar in hare onderfcheide betrekkingen van huishoudft»s of huismoeders (*), vrouwen, moeders, te doen ftaat, zonder zich oit by- zon- (*) Wy voegen dit tweede ouderwetfe woord hier by, 't geen hetzelfde beteekent als het gemeener woord huisbiudfler, uit vrees of by ongeluk fommige van onze Lezerinnen van een hoger rang zich aan het laatfte mochten floten, en beneeden zich rekenen , om onder den naam van buishoudflers aangefproken of bedoeld te worden. Doch «tan zou de Ouderwetfe Patriot noch Ouderwets noch Patriot zyn, als hy nfét onbefchroomd verklaarde, dat hy de inkruiping van deze Franjcbe airs onder de vrouwen van den tegenwoordigen tyd, met fchaamte en weerzin opmerkt: en dat eene vrouw van den voornaam* ften rang, en die daarby een tonne gouds jaarlyks inkomen had, zoo dat zy gevoeglyk een Intendant of Cbef de ménage, en zoo zy wilde nog een half dozyn fubalterne buishoudflers, onder differente benamingen, houden kon, by hem weinig perfoneele achting verwerpen zou, als zy zelve niet het generaal beuier over dien lastigen (loet voerde, en even daardoor den naam van een goede buisboudfler verdiende, en zich eene eer rekende i»F al haar rykdom om dien na3m te verdienen,  (19) éénder toegelegd te hebben, of nog toeteleggen op de volmaking en beoeffening van hare zielsvermogens ; anders als in zoo verre als die op de betrachting der voorgemelde relatien of op de dagelykfche zamenleeving een onmiddèlyken invloed hebben, en door 't een zoo wel als 't ander ongevoelig befchaafd en volmaakt worden. Wat de ahderë betreft, die of door hare omftandighedert aanleiding hebben gekreegen of wel meer natuurlyke geneigdheid gehad hebben om zich meer byzonder toeteleggen op de befchaving en volmaaking der onderfcheide vermogens van haren geest en van haar hart, (en het getal van dit foort van vrouwen is veel groter in ons land danmeenigeen zich verheelt, mogelyk om dat zy er minder pa" rade van maken dan wel in andere landen; of wel om dat onze mars er minder prys op (lellen dan zy behoorden, en dus aan die vrouwen minder ge» leegenheid geeven of ook westen te geeven, om iich te tonen Zoo als zy zyn) het is niet alleen klaar met opzicht toe deze vrouwen * dat zy niet anders als veel belang kunnen neemen in de,ti (laat van haar Vaderland en van de publieke zaken over 'c geheel, en zy verdienen nog meer dan de vórigen dat men haar daaromtrent zoo volledig en voldoende als zy begepren kunnen , onderrichte j maar het kan daarenboven, wat veel meer ii," hiet anders als zeer voordeelig zyn, dat men haar gevóelen daarover hore en inneeme, en in ver» B i Éisl-  C20) fcheidcPgevallen zeer ernstig zelfs met haar daarover raadplcege, en, even als onze Voorvaderen de Batavieren, byzonder acht fla en veel prysttel.le op hare begrippen en beflisfingen dien aangaande. En dan laat ik my aan den eenen kant niet afbrengen van dit gevoelen, door het verwyt van verfcheide gebreeken en zwakheden, die hieraan ecnigzins nadeelig zouden kunnen zyn, 't welk aan de vrouwelyke fexe over 't geheel fomtyds vry algemeen gedaan wordt, enmeestisdoorgedreevenen nog in ftand wordt gehouden door zulke Mans die of de Vrouwen weinig gekend hebben, of ongelukkig geweest zyn in hunne kennisfen onder de Vrouwen (zoo als meenige Vrouw in hare kennisfen onder de Mans en meenig Man zelve onder zyn eige fexe) of die niet verdienden dat de Vrouwen zich recht van hen lieten kennen ; en gevolgelyk een verwyt, 't geen of ten eenenmalenongegrond of enkel op eenige weinige vrouwen toepasfelyk, of eindelyk wel in zeker opzichte waar, doch grotendeels vergroot en veel te breed opgegeeven js, om eenige wezentlyke zwarigheid te kunnen maken (*> Terwyl ik aan den anderen kant menig- (*) Tot de twee eerde fborten behoort by voorbeeld de befchuldiging, die zoo algemeen en zoo gansch ten onrecht.  ( 31 ) nigvuldige redenen vind, die zamen lopen omtBj in myn gevoelen te fterken; zoo in den aart en gefteldheid der Vrouwen zeiven, en de menigvuldige hoedanigheden, die zy uit hoofde van die gefteldheid in een veel hoger trap bezitten dan de Mans, als uit de ondervinding, die my leert, dat. in meenigvuldige gevallen , door alle tyden heen, en in alle landen, de publieke zaken en grote en nationale belangens, verre van te verliezen, veeleer merkelyk gewonnen hebben by het deel hetwelk de Vrouwen daaraan gehad hebben. En als men dan alles wat ten dezen opzichte gezegd, en opgemerkt en bygebracht, en voor en teegen oit gediscuteerd is of kan worden, te zamenneemt en onpartydig beoordeelt, dan durf ik gerust ftellen, dot het nadeelig't befluit voor de Vrouwen, 't geen men uk dat alles zou kunnen ftrekken, die ayn zal: dat het wel aan den eenen kant mogelyk niet rechte aan de Vrouwen over *t geheel gedaan wordt, van namentlyk geen geheim te kunnen bewaren. lot het laailte foort, die van losheid, of lichtzinnigheid (Iegeretéj waartoe eene zekere maat van onjlandvastigbeid, gereede aanneeming van nieuwe impreffien, voorbarig beoordeelen en opvatten van behagen of mishagen, lichtvervee.'endbeid, ongeduld, lichtgelovigheid* enz. bene >*, ren; eigenfehappen , die in het geitel en de meerdere gevoeligheid der Vrouwen gegrond zyn, en daardoor min «f meer by allen , offchoon by veelen zser weinig, in, minder dan by fommige Mans plaats hebben. B 3  C ) aiet altoos geraden zyn zou om zich blindelings aap, de beflisfing der Vrouwen over de publieke zaken en, grote nationale belangens te onderwerpen ; maar dat het aan den anderen kant te gelyk ook niet anders als, hoogstvoordeelig zyn kan om haar gevielen daarover, in te neemen, en hetzelve wel ernstig te overwee%en> En zoo veel met relatie tot het ie poincl: ten betoog dat het onderwerp van onze politieke gefchriften en discusfien wel degelyk van dien aart is dat het gefchikt is om de Vrouwen bezig te houden; als raeede, dat zy natuurlyker wyze daaraan veel belang moeten neemen, en alzins verdienen te neemen. Maar ik heb ten 2e gezegd, dat het niet minder het belang is. van dezulke, die over de publieke zaken en belangens byzonder van ons eige land fchryven en handelen, om onze vrouwen daar aan te zoeken belang te doen neemen} en dit llaatmy nu nog in het overige van dit biaadjen te betogen, En dan zon ik deze myne laatfle (telling uit een oogpunt kunnen befcbouwcn, 't welk myop nieuws zou doen vervallen in alles wat ik by geleegenheid van het ie poinft gezegd , en zoo ik my verbeeld, voldoende betoogd heb; wanneer ik namentlyk myn aandacht wilde vestigen op het belang 't geen onze vrouwen natuurlyk moeten neemen in al het geene wat eigendyk het onder. werp  C 23 ) werp uitmaakt van al ons onderzoek, te weeten het waar en wezentlyk belang van haar Vaderland: waaruit dan licht te befluiten is, dat zy niet anders als zeer zich zouden kunnen interesfeeren aan al het geen wy daarover fchry ven , zoo rasch wy ons zeiven nu en dan de eer deeden vaa tot haar direct te fpreeken en voor haar byfonder te fchryven en gevolgelyk dat wy ons eige belang zeer Hecht zouden betrachten, indien wy niet alles deeden wat in ons vermogen was om dit yoorrecht voor ons te verwerven en ons hetzelve waardig te maken. Doch het meefte wat ten dezen opzichte zou kunnen gezegd worden, biervooren reeds verhandeld hebbende, zal ik myn beweerde nogkortelyk van een anderen kant en uit een ander oogpunt befchouwen. En dan moet ik bekennen , dat wy of zeer fiechte gedachten van onze politieke begin fels en gevoelens zouden moeten hebben, indien wy fchroomden om dezelve open te leggen voor de Vrouwen, en aan haar fyn doorzicht en delicaat gevoel te onderwerpen, of dat wy onze onbekwaamheden zouden moeten gevoelen omdat geen, waar wy zoo diepzinnig, zoo geleerd, zoo grondig onder ons Mans over fpreeken of fchry ven, in eene eenvoudige, populaire vorm te brengen; of wel, zoo voor te Hellen dat de Vrouwen ons met eenig genoegen , ten minlten zonder weerzin , B + ken  ( 24) konden leezen en beoordeelen, uit vrees dat, by deze ontkleeding of Amplificatie, onze diepzinnigheid veellicht wel enkel fofistery, onze geleerd-' heid wind en onze voorgegeevene grondigheid wezentlyk misbruik van woorden, onzin of verwarring; en enkelof dubbel galimatias (*) blyken mocht geweest te zyn. In een van beide gevallen is het zekerlyk ons belang niet, om voor ons een nieuwen rechterftoel, dien der Vrouwen op te richten. Doch, die zich het eerfte niet bewust is, en het tweede durft te onderdaan, diens belang is het zekerlyk in allen opzichte om byzonder ook de Vrouwen aan zyn politiek fistema te. doen belang neemen, en haar in zyne begrippen, te zoeken over te halen. Want doch, gelukt hem ditlaatfte (enwaarom zou 't hem niet gelukken, als hy verzeekerd isdair. zyne gevoelens gerust aan alle kanten bekeeken en in alle vormen mogen gegoten worden, zonder gevaar te lopen van in de eene gedaante minder fieek te houden dan in de andere) gelukt hem zeg ik om. (*) Enkel galimatias noemde Boileaü als geen Lezer in de wereld raden kon wat een Schryver wilde zeggen: en dubbel galimatias, als het moreel zet kerfcheen, dat de Schryver zelve niet geweeten noch verftaan had wat hy zeide.  ( *5 ) ©m de Vrouwen, of ten minden een groot]'ge» deelte van onze vrouwen in zyne begrippen over te halen, en of te recht te brengen van de wanbegrippen en vooroordeelen die haar mogen bygebracht zyn, of te verderken in de goede gevoelens die zy op even weinig grond mogen hebben aangenomen , en haar in daat te dellen om die gevoelens uit overtuiging aan tekleevenen desnoods ontegendaanbaar te verdedigen ; gelukt hem die alles, en vooral het laatde, dan is hy zeeker van door de tweedehand ten minden even zoo veel Mans , zoo niet eens zoo veel of meer, te gelyk in zyne party te hebben overgehaald en voor zyne goede zaak gewonnen. Eene delling die geen het minde bewys nodig heeft, en ter welker geleegenheid ik my dienvolgens alleen zal vergenoegen met op te merken, dat in dit opzicht die geen, die vopr de Vrouwen fchryft, een merkelyk voordeel heeft boven alle zyne medegenooten die zich enkel tot de Mans wenden, wyl de laatde daardoor op zyn best maar eene enkel getal, en de eerde met eene en dezelfde moeite, een dubbel, jamogelyk tiendubbeld getal van profelyten en bekeer* lingen maakt voor de goede zaak welker belangens hy zich beyvert om te bevorderen. En nu, myne Vriendinnen, nu zoo de O. N. Patriot de eerde geweest is van alle onze PolitieB 5 ke'  ke Schryvers en Schryvertjens, die zich van zyne plicht jegens u heeft gek weeten, en op zyn ouden dag in zyn japon en op zyne muilen, en met het eene been in een rode friefche luijer dat geen gedaan heeft, wat zoo veele jonge galante heertjens (want zoo verbeeldt gy u buiten twyffel ten minHen den Politique Hollandois , om dat hy een Franschman is, offchoon hy onder ons gezegd niets minder dan galant, en een lompe lummel is, die uit een klooster is gelopen en nier half zoo veel politesfe heeft als uw klein Üneermoesjen van een coëffeurtjen) voor lang reeds hadden behooren te doen, en vooral na dat de Patriot zoo in *t breede en zonder eenige achterhoudenheid alle de motiven opengelegd heeft, waarom hy het zyn byzonder voorrecht reekent, om nu en dan voor u te fchryven en zich te vleijen van uwe attentie eenige ogenblikken, om de veertien dagen of drie weeken bezig te houden, nu zult gy zien, hoe al dat volk terftond den ouden man zal komen achteraan humpelen, en mogelyk van zyn bedroefde podraga gebruik maken om hem voorby te lo. pen, ofte zien om.verre te floten, om zoo tot u door te dringen en de plaats, die hem zoo rechtmatig toekomt als den eerften die eenig wierook op uw altaar gebracht heeft, met geweld te veroveren en in te neemen. Maar dan hoopten vertrouwt de goede Patriot ook, dat gy lieden, die een.  een natuurlyken afkeer hebt van alle brutaliteit, hem ook tegen dien onbefchoften aanval zult befchermen en de hand boven zyn gryze hoofd houden , en noit vergeeten, dat hy by u lieden de oudfte brieven heeft, en altoos eenige dankbaarheid van u verdient, door de eerfle geweest te zyn die u de eer, die u toekwam, heeft laten geworden. En ziet daar, myne Vriendinnen, om u te tonen dat de oude man niet indiscreet is (ik weet dat het my op myne jaren niet voegen zou veel van de Vrouwen te vergen} dit is alles wat de Ouderwetfe Patriot van u verlangt, en van uwe natuurlyke equitabelheid en edelmoedigheid durft verwachten. Wat zyne politieke gevoelens aangaat i wel verre van u met eenige list of dwang tot dezelve te willen overhalen, verzoekt hy alleenlyk voor zyn eige voordeel en fatisfaöcie, om dezelve nu en dan voor u lieden byzonder te mogen openleggen , met geen ander oogmerk dan om door uwe toeftemming merkelyk in zynfistemabe. vestigd te worden, of anders van u te horen, waar hetzelve volgens uwe gedachten mank gaat of nader bewys nodig heeft. En daar het Ie Stukjen van zyne Brieventas enkel met Mans-briaven vervuld is, zoo hoopt hy —— doch, zacht! daar verbeelde ik my haast weder, dat ik maar twintig jaren oud was! Genoeg, dat gy lieden den brief van Etnilie in myn XV1Ü. Nummer gezien hebt. Na-  O* ) Naderhand heb ik er nog een gekreegen van eene zekere Wilhelmina. Die leggen met haar bei* den netjens in een allerliefst ouderwets fchilpad roet goud beflagen en met blauw fatyn gevoederd koffertjen, en in dat koffertjen is plaats voor nog* wel honderd brieven. ï. » *• e Te gelyk raet dit tegenwoordig 27. Nummer wordt uitgegeeven Brieventas van den O. N. P. I. Stukjen gr. 8vo. 134. bl. En is voor de Intekenaren van den O. N. P. gratis te bekomen, op de voorwaarden in het Bericht voor denzelven Brieventas vermeld. a a • * • N. 28. en 29. zullen om de onaffcheidbaarheid der Hof te gelyk worden uitgegeeven; en dus de volgende week geen, maar over 14 dagen, twee Nummers te gelyk worden afgeleeverd.  DE OUDERWETSE NEDERLAND SC HE j( PATRIOT. N°. XXVIII. Qui 'docent a/ios, mintiri non dehent. Aristot. Lib. 9. Ethie. De O. N. Patriot san ds. J. A. Blank, Predikant te Utrecht. Wel Eerwaarde en zeer Geleerde lieert TTVenk: niet, als de O. N. P. UWEerw. duS X-Jr by name en voor het Publiek aanfpreekt dat dit gefchiedt met intentie om UWEerw. iets te zeggen , waardoor UWEerw. met rede zich beleedigd zou kunnen oordeelen. De O. N. P. is geen paskwil-fchry ver en niet gewend luiden met naam en toenaam tc infulteeren, zoo als de Pranschcrezinds en Amflvrdams-gtzindt Weekfchryvers, en Courantiers en Libellisten gewoon zyn ie doen. De Schryvers van den O. N. P. zyn fatfoenlyke luiden, die weeten wat luiden van fatfoen , en in. Stuk. 9. bftj  ( 3o ) luiden die fatfbenlyke ampten cn eerwaardige bedieningen bekleeden, toekomt. En het zyn ook geene Papisten óf Kemonffranttn en Mennonieten, gelyk de ineefte Franseh -gezinds en Amjlerdamsgjszïnde Schryver.-, maar Leeden van uwe eigc Kerk,, die alle de Leeraars derzelve om hunnes ampts Wille en Vadirlands-Hevende Leeraars om hunne Viderlands-lisjdi boven anderen vereeren en hoogfchatten. Wanneer derhalven de O. N. P. den buitengewoonen fta? doet , van UWEerw. in het publiek en by name aan te fpreeken, ter geleegenheid van zeekere pasfage in de Zuid-Hollandfche Courant van i. Maart 1782. by welke UWEerw. by name ïs geapeord geworden, dan denk niet, Wel Eerw. Heer, dat de O. N. Patriot tot Ukomt, als een, Engel des Satans, om U met vuisten te Jlaan, na dat UWEerw. by voorfz. Courant zulke byzondere loftuitingen wecgens UWEerw. Vaderlandsliefde en op den laatften Bede-dag gehoudene Predikatie ontvangen had. Neen, Eerw. Heer, het is veeleer eene wezentlyke zucht voor UWEerw. eer en achting (een vereichte 't weik zoo byzonder noodzakelyk is ia UWEerw. ftand ter bereiking van het groot en eenig oogmerk daarvan, de ftichting uwer gemeente ) die den O. N. P. de pen doet opvatten om UWEerw. in het publiek te onder-  C Si > derfioüdefi over het geen in htt pttbZiik van U WEerw. is gezegd geworden. Ter meerdere klaarheid ran myne onderhandeling met UWEerw. zal ik de paslage uit de meergem» Courant hier woordelyk affchryven. Gifteren (Bede-dag) namiddag heeft onze Va'„ derland-lievende Leeraar Elanck ook eene regt „ Vaderlandfche Leerrede uitgefproken onder eene „ ongelooflyke menigte Toehoorders: de text was „ een gedeelte van Daniels gebed Cap. o.vs. 16-19* „ Zyn Eerwaarde heeft de verraderlyke aanval „ Van onzen verbond brekenden Geloofsgenoot „ niet zoo veel mogelyk verfchoond , of in een; „ voordeelig ligt voorgelleld; maar de hachlyke omftandigheden van 't Gemcenebest, de verlie„ zen en nadeelenaan onze koophandel-dryven„ de Steden toegebragt (waardoor deze en ande-« „ re Binnen-fteden ook hun beftaan krygen) zyne „ Hoorders met nadruk voorgehouden. De Rede„ naar fprak flerk over de uitgekomene Gefènrif. „ ten der Enge/sd-gezin Jen, die zoo tot oproer, „ als tot hoon van den Souverein zelfs gefchree„ ven zyn, vermanende onze 'Stadgenoten tot ach„ ting en eerbied voor onze loffejyke Regenten, „ en vooral tot vernedering en verootmoediging „ voor 't aanbiddelyk Opxrweezen, alles op een „ befcheidc en voorzichtige wyze , gelyk zyn C 2 Eer-  C 3= ) „ Eerwaarde nog onlangs in de beurte zyner dag„ ordcninge, verfcheide ftoffen yan gewigt heeft v verhandeld. ". Zie daar Wel Eerw. Heer, wat van UWEerw. in eene publieke Courant is gezegd geworden. Offchoon wy te Utrecht, even als in verfcheide andere voorname Steden van ons Land, vry goeüe Correfpondenüe hebben, zoo heeft men ons echter geen byzonder bericht van UWEerw. Leerrede op den Bede-dag gehouden medegedeeld. Ook is ons zulks in zeker opzicht onverfchillig. Wy willen UWEerw. niet over deszelfs Leerrede,maar over het evengemelde bericht van die Leerrede onderhouden; en voor 't overige als UWEerw. ons blaadjcn leezen mocht,vertrou wen wy dat UWEerw. zich verzeekerd zal houden, dat wy gewend zyn het beste te vertrouwen van elk tegen wien wy geene zeekert en heweizene bezwaaren meenen te hebben. UWEerw. kan dienvolgens gerust zyn, hoedanig wy ook over meergemeld bericht van UWEerw. Leerrede mogen denken, dat wy daar uit geene de minfte gevolgtrekking, noch tot die Leerrede noch tot UWEerw. karakter of gevoelens trekken, wel weetende dat men nimmer groter gevaar zou lopen van zich te bedriegen, dan wanneer men op het geen in de Woerdenfchs Courant meeftendeels ge-  ( S3 ) gevonden wordt, wilde aangaan en daaraan geloof flaan, zonder nader bewys, voor of teegen. Doch, gelyk wy zeiden, het is het Bericht alleen, 't geen by die Courant van UWEerw. Leerrede gegecven worde, en wel byzonder het laatfte gedeelte van dat Bericht, waarover wy voorhadden UWEerw- in alle befcheidenheid en Christelyke liefde te onderhouden. En dan kunnen wy niet ontveinzen, onze verwondering en leedweezen , van reeds zoo geruim een tyd te hebben zien voorbygaan, zonder vernomen te hebben , dat UWEerw. zich de belediging en hoon, by het meergemeld bericht UWEerw» aangedaan, enigzins heeft aangetrokken. Ik zeg de belediging en hoon aangetrokken; want doch, Wel Eerw. Heer, het is geheel iets anders, wegens goede daden befchimpt en gefmaad te worden, of quafi gepreezen en toegejuichd te worden door flechte menfehen over daden die by hen wel als goed worden voorgedaan, doch die by alle goede menfehen voor flecht zouden moeten gehouden worden , wanneer men daaraan wezentlyk fchuldig was. Het eerfte kan en moet men in veele gevallen verachten en met ftilzwygen beantwoorden.: doch op het laatfte kan noch mag men niet zwygen, zoo men zich anders van de daad vrykent, wyl men door zulk ftilzwygen zich den lof fchynt C 3 t$  ( 34 ) te laten aanleunen, en daardoor in verdenking komt var wezentlyk de flechte daad, waarover men quafi gepreezen wordt, begaan te hebben. Laat ons dit met een voorbeeld ophelderen. TJWEerw. wien de Kerkelyke Gefchiedenïsfën, uit hoofde van deszelfs ftand niet onbekend kunnen zyn, zal zich herinneren, hoe men ten tyde der zwaarfte vervolgingen van de Oude Christen-Kerk, by voorbeeld die van K. Dcckis, zoo wel zachte als Harde middelen beproefde , om de Bclyders tot den afval te brengen, en de meeften wel met dwang, doch förnmigen ook met veelerhande Jisten poogde te verleiden en af te brengen van het geloof, Terwyl men aan den eenen kant den ftandvastigften allerlei fmaad en hoon aandeed wegens hunne verkleefdheid asn de Leer van den Zaligmaker en afkeerigheid van den Beeldendienst, zoo zocht men andere te winnen, door valfchelyk van hen te verfpreiden, dat zy de dwaasheid van die Leer gezien en w«rkelyk de Afgoden geofferd hadden , roemende hen wegens dien afval en hen ten voorbeeld ftellende voor hunne Broederen. Maar, gelyk aan dèn eenen kant de gefmaadden zich geenzin-; belgden over den hoon die hen wierd aangedaan , maar veeleer daarin juichten en daarover zich beroemden , zoo waren daarentegen de laatstgenoemden verre van zich te laten aanleunen, wat quafi tot hunne lof verfpreid wierd, en zoo haast zy  ( 36, > zy vernamen, dat men hen verdacht van de Leer der waarheid afgezworen en de Afgoden geofferd te hebben, haastcen zy zich van zich aan te geeven aan de Pratores Proviutine en andere Romèinfche Opperhoofden,protefteerden daar tecgen de geruchten die men van hen verfpreidde, en onderwierpen Zich blymoedig aan de wreedheid der Vervolgers door de lt.erk.fte belydenis van hunne verkleefdheid aan de ware Leer (*),, Pe beweegreden vaa beiden was zeer klaar, en hun gedrag naruutlyk en alzins prysfelyk. De fmaad, die de eerften ondergingen, was hen wczentiyk tot eer, gevolgeiyk. konden zy die geduldig en met ftilzwygen verdragen; maar de laaiften mochten niet dulden, dat men hen prees als afvalligen , wanneer zy wezetrlyk aan geen afval fchuldig waren: die lof was hunne grootfte fchande; die konden, noch mochten zy zich niet laten aanleunen; en zy fielden zich ook vrywüüg bloot aan de grootfte mishandelingen, om die verdenking van zich af te wenden. Hetzelfde geval heeft tegenwoordig plaats onder ons. Menige grote en brave luiden worden dagelyks gehoond en gefmaad door het ficchtfte foort van menfehen. Hoe vecle eerwaardige namen zyn niet op de godvergeetendfte wyze mishandeld in dat affchuwclyk Libel Aan 't volk van Ne* (*) Tellemont Memalrtt pour fervir d VHtfi.EttUfiol* iiqut, Acta Martyrcm &c. C 4  C sO Nederland ? Deezc behoeven zich dien hoon nier? aan te trekken, zy ..'oen best van zich daaraan niet het minst te laten geleegen leggen, buiten de hoogiie roodzakelykheid. De fmaad en hoon van Hechte menfehen is de eer en roem der bravm. Maar aan den anderen kant worden fommige luiden gepreezen,byzonder in het even genoemd Libel. Deze laatlien kunnen zich die lof niet laten aanleunen, noch daarby ftil zwygen, zonder zich onder de grootfte verdenking te brengen by alle goede menfehen. Zulke lof is als een brandmerk, 't geen elk van zich afweert, als hy meent het met grond te kunnen doen. En dan beken ik wel dat het zekerlyk allerbeklaaglykst is, dat de licentie van de drukpers zoo verre gaat in onzen tyd , dat met! door talloze onvoorziene wyzen in de noodzakelykheid kan gebracht Worden, om in opentlyke twist te geraken,hoe afkeeng men anders daarvan weezen moge. Doch Wat nu eens is, dat is zoo , en men moet den bal flaan, zoo als hy ligc. Het moet zekerlyk alleronaangenaamst zyn voor UWEerw. van deszelfs naam in Zulk een Hecht papier , als de Z.uid-HoIlandfche Courant is, gelpeld gezien te hebben; en de wyze, waarop zulks geichied is moet UWEerw. dubdel onaangenaam zyn, terwyl het geheel iets an- / ders (*) Zie I. Deel I. Stnk N. XIII. bl. 259. en II. Stuk N. XVI. bl. 349. N. XXlV. bl. 539, 540.  < 57 3 ders zyn zou van zulk een Schryver gehoond, dan, wel gepreezen te worden. Het eerlte zou UWEerw. ftilzwygend hebben kunnen verachten; maar het laatfte kan UWEerw. zich, niet laten aanleunen, en UWEerw. kan zich vooral niet onder de verdenking laten van door deszelfs Leerrede op dert laatstleden Bede-dag gehouden enigen grond gegeeven te hebben, tot dat geen 't welk de Z. HCourartier daaruit quafi tot UWEerw. lof opgeeft» terwyl zulks waar zynde , UWEerw. onder den grootlten blaam zoude brengen , namentlyk dien van den Stoel der waarheid moedwillig en buiten eenige noodzaak misbruikt te hebben , om Uwe toehoorderen te misleiden en de groffte leugen als waarheid voor te Hellen. Dit doch is het, waarop de ftelling uitloopt, die men UWEerw. aanwryft , en in 't publiek durft zeggen, dat UWEerw- by deszelfs meergemelde Leerrede, zoud hebben geuit. Ik bedoel de woorden van den Z. H. Courantier: De Redenaar Jprak Jlerk over de uitgekomene Gefchriften der Engelschgezinden , die zoo tot oproer, als tot hoon van den Soüverein zelfs gefchreevei zyn, vermanende enz. Welke verzachtingen men ook aan deze woorden zoeke te geeven, en wat men 'er ook geneegen zyn moge by te denken, om dezelven in den best mogelyken zin te plojen, zy blyyen altyd de grofite onwaarheid en nadeeligfte infiC 5 nuatie  ( s? ) auatie bevatten, die niemand, anders als op de; onloogchenbaarite bewyzen, kan noch mag geloven , dat een Evangeliedienaar in eene voorname Stad van ons Land, in de bediening van zyn geheiligd Ampt, en van den Stoel der waarheid,wer-: kelyk zuu hebben kunnen , uiten en aan zyne gemeente voorzeggen. Ik zal op den naam van Engelschgezinden nu niet aandringen, oiïchoon het niet moeilyk te bewyzen zyn zoude, dat het gebruik van dien naam op den Stoel wezentlyk als zeer ongepast en ten uiteriren onvoorzichtig zon kunnen worden geconfidereerd; uit hoofde van de grove begrippen, die door veelen daaraan gehecht worden. Want tog, WelEerw. Heer, terwyl UWEerw. zich eenigzins met het politieke fchynt te occupeeren ('t geen wy vooreen Predikant in deszei fs particulier, veeleer voor eene verdienste, dan voor een blaam rekenen; dan namentlyk, wanneer hem zyn onderzoek enkel dient, om hem des te voorzichtiger te maken, zoo in zyne Leerredenen, als byzonder in het huisfelyk beftier van de Ledematen zyner Kerke) zoo kan 't UWEerw. niet onbekend zyn, dat de naam van Engtlschgezinden in tegenftelüng van Franschgezinden, in ons Land niets anders beteekent, dan de onderfcheide begrippen, die de eenen cn de anderen zich vormen van het meer of min duurzaam cn eenparig belang 't welk onze Republiek heeft, om  C 39 > om het zy met Engeland, het zy met F>*»£ry£ in eene nauwe verbintenis te ftaan. En luiden van eene veritandige , rechtmatige, geregelde derkenswyze , zoo als men een Predikant cn Bedienaar des G- Woords vooronderitellen moet te zyn, kunnen niet zoo dwaas, noch zoo verblind zyn, dat zy zich ter goeder trouw zouden verbeelden, dat niemand een recht Vaderlander zou kunnen zyn, die meende, dat het waar belang van onze Republiek medebreng:, om op den duur nauwer met Engeland dan met Vrankryk vereenigd te zyn (*)• Maar, indien dit dan de ware beteekenis van den naam. van Engelschgezinden zyn moet, zoo zal zulk een, ik zegge een man van eene verftandige, rechtmatige, geregelde denkenswyze , en dus een voorzichtig man, zoo als een Predikant behoort te zyn, dien naam niet licht, zonder eenig voorbehoedlel en nadere bepaling, gebruiken, wanneer hy weet dat aan denzelven de groffte en injurkufte denkbeelden door veelen onder het gemeen worden vast gehecht, zoo dat zy door een Engelschgezinden iemand verftaan, die door onzen tegenwoordigen vy- (*) De O. N. P heeft niet gefchroomd opentlyk te verklaaren , dst hy EngeUcbgtzina was in deeZen zin Ea hy heeft tevens aangetoond dat dit het Oude en echte Siltema was v.an onze Republiek. Zie D. I. N. XX, bl. 437»  ( 40 ) 'vyafid zich heeft laten omkoptn om zyn Vaderland] aan dien vyand, door alle mogelyke weegen en middelen, te verraden, körtom iemand die Volgens alle goddelyke en menfcheiyke wetten, des overtuigd zynde , den zwsarftcn doodftraf verdienen zoude. En terwyl het 'er zeer verre af is, dat een fenig mersch in ons Land, 't zy vreemdeling, 't zy inboorling, met reede onder zulk eene afgrysfeiyke verdenking leggen zou, zoo kan de naam van Engelsa gezinde noit door een voorzichtig man by eenige plechtige geleegcnheid gebruikt worden, zonder de nauwkeurlgfté bepalingen en waarfchouwing daarby te doen tegen dien allergrofiten zin, die zoo veele driftige» en onkundigen onder het gemeen daaraan gewoon zyn geworden te hechten. Doch, gelyk gezegd is, ik wil hierop voor 't tegenwoordige niet byzonder aandringen, en zal dus den naam laten doorgaan, naar het gewoon onbepaald gebruik dat daarvan gemaakt wordt. Het is duidelyk genoeg, wie en welke jefchriftén men gewoon is te Verftaan onder den naam van Engelschgezinde Gefchriften, waarvan wy eigentlyk hier moeten handelen, en waarvan de Z. H. Couranticr UWEerw. aantygt van gezegt te hebben — van van den Predikftoel gezegd te hebben — van op den Dank- Valt- en Bededag gezegd te hebben, dat zy  C 41) &y zoo tot oproer, als tot hoon van den SouvertU zelfs gefchreeveii naren. De zoogenoemde Engelschgezinde Gefchriften, •waarvan dit gepofeerde waar zou moeten zyn, kunnen niet anders zyn, als a'.le die gcenen, die overgefteld zyn teegen de Erauschgezinde Gefchriften; een kleine hoop, WelEerw. Heer, tegen een zeer groten. Beiden zyn zeer gemakkelyk te clasfificeeren, en eene korte optelling van beiden is hier volftrekt noodzakelyk. De eerfte foort, namcntlyk de zogenoemde Engelsch'sezinde Gefchriften, kan men gevoegelyk onder de navolgende hoofden brengen. 1) Alle de Gefchriften, die dienen of om te bewyzen, of waarby als beweezen word aangenomen , dat de Stad van Amfterdam, zoo door het infteeren op onbepaalde Convoyen en voorftaan der Hout-negotie, als byzonder door het ondertekenen van een Concept-Tra&aat met de gerebelleerde Onderdanen van eene Mogendheid waarmede onze Republiek in Alliantie was, en andere flappen meer f dezen Staat in merkelyke ongclcegenheid heeft ingewikkeld, en wezentlyk voor de grote oorzaak irioet gehouden worden van den Oorlog, die ons tegenwoordig drukt, en waarnaar het ten minften ïfl con-  C 4= ) jeonfesfo is , dat men fedm lang U Amjlerdam fa tnelyk ver/angde (*). 2) Alle de gefchriften in de zaak van den Hr. Hertog van Brunswyk, waarby deszelfs eer gehandhaafd, en de demarche van de Stad van Amfterdam teegen Hoogstdenzclven wordt afgekeurd en gecondemneerd, ff) beneevens de gefchriftexi ter geleegenheid van het Advis van de Stad A'kmaar, rakende het gemoveerde incident van de forme van klachte of bezwaar van Hooggemclden Heer Hertog (f;. De Gefchriften in de zaak van den Capt. de Bruin, en deszelfs Lt. Koelberg, die gericht zyn teegen zulke Gefchriften in diezelfde zaak waarby ver- (*) B. v. Het Politiek Vertoog met de Geeft van hetzelve , de Rechtsgeleerd, Memorie . het Ware Dagligt, Seven Dorpen in Brani , Requet, van 't Sleepers Gilde, de Brieven van R. Vryaort, Aan de Regeering van Amjlerdam, Madretsma, enz. enz. (t) Eer var, den Hertog verdtedigd, enz. Aanmerkingen van Pb:'e!eutberu, Batavuj op bet Pleidoi, Conf.deratien va» bet Genoot/cbap Amore Veri, enz. enz. (t) Lettre Etat. Confidtratien op bet Advis van Alkmaar, enz.  C 43 ) vermoedens van zogenoemd verraad waren gemoveerd (*). 4) De Gefcbriften waarby beweerd wordt, dat het belang van onze Republiek niet is om zich meC de Amerikanen te allieercn ( f ). 5) Alle de Stadhouders-gezinde Gefchriften waarby de hoon aan het publiek beftier van den Staat aangedaan, wordt afgekeerd, en de tegenwoordige regeeringsvorm gehandhaafd, en die te gelyk in het hoofdzakelyke van hetzelfde gevoelen zyn nopens de Staatkunde van de Stad van Amfterdam^al* de Schryvers vermeld Art. i. (f) 6) Eindelyk zulke Gefchriften, die in een meer cigentlyken zin Engehckgezinden kunnen genoemd worden, wyl derzelver oogmerk meer byzonder fchyntte zyn om de vooroordeelen tegen die natie* by de onze te keer te gaan, en het onbezonneneen onrechtmatige van veele derzelven aan te tonen; mitsgaders onze natie, onaangezien den tegen- (*) Zettre d'un Ex-regent Zilandois è M. d$ Zyttden* Verdeediging van Capt. de Bruin, enz. (t) Conftderatien op de Memorie van J. Adamt. (t) De O. N. Patriot , de Brieven van R. yryaarti Cm-efpmiartie poliiique.  (44) •yoordigen Oorlog te rug te brengen tot het Ou3 Siftema van den Staat met relatie tot Engeland (*). Tot de tegen geitel de of Franschgezinde Gejchrif* iet) behoren voigens dezelfde clasfificatie. i) Het bekend boekien genaamd Polifiek Siflema van de Stad van Amfterdam, het geen door een parciculier gelbhreeven, en zonder naam uitgegeeven, de eerfte aanleiding gegeeven he ft aan de naamloze Onderzoeken en Vertogen over het waar Siuema van d'e Stad , zoo door verfcheide particulieren, als voornamcntlyk door iemand, die zich een Regent nuemi, en beweert in zyne qualiteit ah ketent te fchryven, namentlyk den Schryver van het Politiek Vertoog. En vervolgens alle deTwistfqhriften dienaangaande, waarby of hetzelve Siftema verdedigd Cf;, of de pretenfe Schryver van het Po- (*) Hier willen wy den O. 2T. Patriot wel weder tioemen. Doch meer behoort hier toe de Post naar den jïe.Ur-RLy* , als mede eenige pamphletten in het begin der tegenwoordige troebelen en meest voor de Oorlogsdeclaratie ^efchreeven : b. v. Brieven over de tegenwoordigt tydi-omfla/idigheden , Aanmerkingen over bet gedrag der En" gelfcben, enz. (j) Eet van de Regeering van Amfterdam verdedigd, enz.  ( 45 ) Politiek Vertoog geattaqueerd (*), en vervolgens' op allerlei wyzen geinjurieèrd is geworden (f> 2) Alle de Gefchriften en Paskwillen teegen den Hr.'Hertog van Brunswyk zoo voor als na de demarche van Amlterdam (^). 3) De Paskwillen teegen denzelven Hr. Hertog, teegen den Hr. v. d. H . . . enz. ter gedegenheid van de zaak van den Capt. de Bruin enz. 4) De Gefchriften, waarby aangedrongen wordt op eene Alliantie tusfehen onze Republiek en de N. Americancn (|). 5) Alle (* ) Brieven van Candidus , Conjileratien van het GenootJcbap Amore Patria, enz. (t) Brieven van Jan van Utrecht, enz. enz. (t) Goudfcbaa'.tjen en menigvuldigs andere Paskwillen van N. Hot/nagel, enz. enz. enz. Brief van een Hr. vit Lemvarden, enz. enz. beneevens de opgecelce ad Art. 5. ( § ) De Mof Meesterknecht, Predicatie van ein R, Paftoor , Zamtnfpraak van J. de Zalmboer, enz. enz. (4.) Het boek der Cbronyken van het Vercenigd Atnerica9 en voorts de tost v. d. Neder-Rbyn, de Poiithue Hallamdois, de AT. en Jj", H. Csurant, enz. enz. 111 Stuk. D  ( 4 en door alle mogelyke weegen en middelen derzelver invloed op het SiUema van onzen Staat te bevorderen (f )• ofeindelyk om dezulken ten toon te ftellen en te traduceeren, wier gevoelens met dit alles niet overeenftemmen en die deze party gercekend worden tegen te Haan en te benadeelen (J). Na deze voorafgegaane clasfincatïe kceren wy weder tot het geen de Z H. Courantier heeft durven fchry ven, en quafi tot U WEerw. lof in het publiek drukken , dat namentlyk UWEerw. in deszelfs Leerrede op den laatstleden Bededag gehouden, zou gezegd hebben , dat de Engelschgezinde Gefchriften zoo tot oproer als tot hoon van den Souverein zelfs gefchreeven waren. Indien wy mochten vooronderftellcn, dat UW Eerw« (*) Alle de zouteloze Verkoop-lysten van den Inboedet van George R. in het begin van 1781. vervolgens alle de Scotfibe en Engelfcbe Catecbiimtssfen, de Engel.che lyrannyen , enz. enz. als mede alle de opgenoemden in het volgend Artikel. (t) De opgenoemden, noot (t) (bl. 46.) byzonder da Politique Hollandois en de Post van den Neder-Rbyn. ($) Paskwillen tegen den O. N. Patriot, enz. enz. D 3  ( 4§ ) Eerw. aan den eenen kant, en onze Lezers aan den anderen, alle ds by ons zoo even opgenoemde Libellen, of liever alle de voornaamfte Libellen, die federt ruim een jaar hier te Lande zyn verfpreid geworden, geleezen en den inhoud daarvan zoo levendig in hun geheugen hadden, dat zy by het enkel horen der titels zich dezelven herinnerden, Zoo zou onze enkele opnoeming en fcharing van dezelven, in twee onderfcheide clasfen, van Engelschgezinden en Franseh- of Amjlerdamsgezinden, zoo als wy die zoo even gedaan hebben, genoegzaam zyn om UWEerw. beneevens alle onze Lezers te noodzaken van te bekennen, dat het geenzins onder de eerjle, maar wel degelyk en alleen onder de ttseede clasfe is, dat men alle die Gefchriften zoeken moet, die met reden kunnen befchuldigd worden van te ftrekken zoo tot oproer a/s tot hoon van den Souverein ze/ven. ' Dan, offchoon wy zulks van enige dier Libellen mogelyk zouden kunnen vertrouwen , en wel zoo verre dat eene enkele opnoeming zoo van de eenen als van de anderen genoegzaam zou kunnen zyn, om een yder te overtuigen dat de woorden, die aan UWEerw. worden aangetygd, de grofjie onwaarheid en fchatidc/ykjlen /aster vervatten , zoo vergunne UWEerw- ons niet te min om niet zoo zonder eenig nader en peremptoir bewys dat geen, waarop hier alles aankomt, aan te neemen, maar de  ( 49 ) de zaak wat grondiger te verhandelen cn in het fterkfte dagligt te ftellen. De befchuldiging beftaat daarin, dat fommige der hedendaagfche Gefchriften, en wel niet de Fransch- of Amjlerdamsgezinde gefchriften , maar de Engelschgezinde gefchriften, zonden ftrekkenzoo tot oproer als tot hoon van den Souverein zeiven. Het woord oproer is klaar genoeg, en behoeft geene nadere bepaling; maar meer verdient in aanmerking te komen, welke de beteekenis zyn moet van het woord Souverein, den Souverein ze/ven. Om al het geen hierover zou kunnen gezegd worden , in 't kort te vervatten, zoo zullen wy alleen onze byzondere wyze van voorftelling ten dezen opzichte hier ter neder ftellen. Om onze begrippen ten opzichte van den Souverein , in zulk eene zaamgefteldc regecringsverm als die van onze Republiek, te bepalen, zyn wy gewoon drie onderfcheide benamingen te gebruiken i) de Souverein, 2) de Hoge Overheid., de Overheid of Overheden. Zonder nu over de juistheid van de onderfcheiding dier drie benamingen te twisten, waarop 't hier niet aankomt (*), zoo zy 't RT (*) Wy bekennen b. v. dat de benaming van hoge D 3 c>w  (5o) genoeg dat wy i) onder den naam van Souverein niets anders verftaan als de Staten der VIT. Provintien, elk in de hunne. Dfjzen tog zyn elk in hunne Provintie de eenige en wettige Souverein. 2) Tot de Hoge Overheid brengen wy voor eerst de Collegien van de Generaliteit, namentlyk H. H. Mog., den Raad van State en de Generaliuits Rekenkamer ; ten tweeden den Stadhouder; en vervolgens de gefubdelegueerde Collegien van de Unie, b. v. de Admiraliteiten enz. 3: Eindelyk Overheid of Overheden noemen wy alle de geenen die eene mumcip.i '4 of territoriale doch tevens Souvereine Jurisditlie hebben, en dus in de cerfte plaats de Steden, onder welke die geenen de voorrang toekomt, die daarby in hunne Provintie ftem in Staat hebben. Hoedanig men ook over de onderfcheide benamingen, die wy deze drie clasfen van Overheden verkiezen te geeven, moge denken , dit is ten minften zecker, dat geenen derzelven onmiddelyk den eerbied (ik zeg niet de onderdanigheid) van alle burgers en ingezetenen van deze Republiek in eene gelyke mate vorderen, als alleen die van de tweede clasfe, Overheid ook zeer wel van den Souverein gebruikt wordt. En 't woord Overheid kan ook zoo van den Souverein, als van 't geen wy hier de Hoge Overheid noemen gebruikt worden.  (5- ) clasfe, die wy de Hoge Overheid noemen. Want offchoon geen derzelven eigentlyk Souvereinen zyn, of onder den naam van onze Souvereinen kunnen begreepen worden (*), zoo voeren dezelven echter, even als de Hr. Stadhouder, een gcdeleguecrd bewind over de algemeene belangens van de Republiek, uit hoofde van 't welk alle burgers en ingezeetenenvan deze Republiek gehouden zyn hoogstdezelven gelykelyk hulde te doen en te vereeren. Dit is 't geval niet, noch van de Staten der refpective Provintien, noch van de Stads of andere Hoge Regeeringen , offchoon beide Souverein zyn, elk in zyne Provintie of municipale en territoriale fouvereine jurisdictie. De Souvereiniieit van deze laatstgenoemden is enkel relatief tot dcrzelver onmiddelyke burgers en ingezetenen enz. Uit deze bepalingen volgt : dat elk burger en ingezeetene van een Stad hier te Lande i) voor zyn wettigen Souverein heeft de Staten van die Provintie waaronder de Wforteert, waarvan hy burger of inwoonder is; en niet ook de Staten van de andere Provintien. Dat hy 2) wel geene onder- (*) H. H. Mog. en de Riad van State zyn Souwreinen in de Generaliuits landen enkel in denzelfden zin, als de Stadsregeeringen elk in hare byzondere Steden, namentlyk Bic hoofde van Souvereine territoriale juritdiak. D 4  C 52 ) Serdattigheid, als aan zyn Souverein, maar tog aite achting , huid: en eerbied ichuldig is aan die geenen, aan welken het algemeen beltier der Republiek is toebetrouwd, als burger of inwoonder van eene Stad en Provintie, die ccn gedeelte maakt van di Republiek. Eindelyk 3) dat hy behalven de Staten zyner Provintie, zyne hoge en wettige Souv'ereinen; nog een föbaltérnén Sou-vertin heeft, fla nent yk de R.egeering zyner Stad, waaraan hy, als burger of ïriwobtfdèr van die Stad, dezelfde gehoorzaamheid en onderdanigheid fchuidig is in a! es wat dié Stad betreft, als aan zynen hogen en wettigen Souverein , de Scaten namentlyk van de ProYimie, waaronder die Stad foorteert. En uit dit alles volgt dan tecvens en is zonneklaar, dat ccn burger van Amflerdam geene andere eigentlyk genoemde Souvereinen heefc als 1) de Staten var, Holland: cn 2) de Regeering van AmJitrdam: tcrwyl een burger van Arnhem daarenteegen geene Souvereinen heefc, die zyne Souvereinen kunnen genoemd worden , als 1) dc Staten van Gelderland en 2) dc Re&eerinfr van Arnhem; enz. enz. cn ondertusfehen zyn beiden daar beneevens , als ingezeetenen van de Republiek, gelyjcelyk ïirHed fehuldig aan de Collegien van de Generaliteit, aan Z. D. H. als Erf Jladhouder van alle de Provintien en Eminent Hoofd van de Republiek, enz. Dat  ( 53 ) Dat dit alles volkomen overeenkomstig is en voortvloeit uit den aart der conftitutie van onze Republiek, blykt ten klaarften en moet UWEerw. vooral duidelyk zyn, uit de inrichting van het Publiek gebed, waarin i) wordt gebeeden voor de Staten der byzondere respeclive Provintie, als de Ho^e en -wettige Souvereinen van alle de ingezeetenen dier Provintie voor derzelver Gecommitteerden in de Generaliteits-Collegien , als meede voor den Heer Erfjladhouder ^ voor de Regeering van de respe&ive Stad of plaats. Dan, hoe hoognodig deze bepalingen zyn tot ons onderwerp , blykt welhaast als men in aanmerking neemt de onbepaaldheid van het woord Souver ti», in de befchuldiging, die UWEerw. gezegd wordt aan de Engehch-gezv.de Gefchriften gedaan te hebben, van te ftrekken tot hoon van den Souverein zëlven. Want tog hier ryst terftoud de vraag, wie is die Souverein? Dat men het niet zoo kan opvatten, als of het beteckende : de Engelsen-gezinde Gefchriften ftrekken tot hoon van dezulke, die ergens in eenig district Souverein zyn, is klaar genoeg, wyl de befchuldiging als dan van geen gewigt zyn zou. De Paus is Souverein in den Kerkelyken Staat. Gevolgelyk als UWEerw. of iemand van deszelfs amptgenoten van den Paus fpreekt als van den Antichrist, zoo D 5 be'  ( 54 ) beledigt gy den Souverein, iemand die in ergens een diflrici Souverein is. Maar uit dien hoofde zal niemand UWEerw. befchuldigen , en zeggen dat uwe Predikatiën ftrekken tot koon zelfs van den Souverein. Waarom? Om dat de Paus uw Souverein niet is. Om U te befchuldigen, van in uwe Predikatiën den Souverein zelfs gehoond te hebben , zou men moeten bewyzen, dat UWEerw- de Staten van uwe Provintie, of wel de Regeering van Utrecht gehoond had: en niemand anders. Gevolgelyk zal de befchuldiging waar zyn, dat de Engelsch-gezinde Gefchriften (van Nederlanders ) Jlrekken tot hoon zelfs 'van den Souverein, zoo zou één van beiden waar zyn moeten : Of i) dat alle die Schryvers, welke onder de benaming van Engelsch-gezinde Schryvers kunnen begreepen worden, tot één toe alle burgers of ingezeetenen zyn van eene en dezelfde Stad of Provintie, welker Staats- of Stads-regeerders zy gehoond hebben. Of wel 2) dat zy in hunne Gefchriften, het zy elk hunne refpe&ive Souvereinen, het zy alle de geenen die in onze Republiek enige Souvereiniteit voeren, te gelyk en op eens hebben gehoond. Het vervolg hier na.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. XXIX. Vervolg van N0. XXVIII. TV"7y twyffelen niet, als UWEerw. de voorge* W maakte bepalingen zal nagedacht hebben, of UWEerw zal moeten bekennen, dat uit dezel» ve natuurlyk en onvermydelyk volgt 1) Dat iemand, die de party neemt van de Staten zyner Provintie teegen de Staten van eene andere Provintie, of van zyne Stads- regeering teeFf»n de Rezeerinv van eene andere Stad, geenzins kan gezegd worden party te neemen teegen , maar wel voor den Souverein, dat is voor zynen Souverein. 2) Dat een Burger of Inwoonder van alle Provintien, behalven van de Provintie van Holland, of van alle Steden behalven van de Stad van Amjlerdam, party neemende teegen de Provin. t\e van Holland of teegen de Stad van Amjlerdam, niet kan gezegd worden party te neemen tee» \  ( sO TEEGEN DEN SOUVJEREIH, dat is tCgen ZYNEN Sou- vertin. i Maar wel 3) dat alle de geenen, die party neemen, 't zy tegen de Genet'aliteits-Collegien 't zy tegen den Stadhouder, gezegd kunnen worden party te neemen — niet juist teegen den Souverein in den ftriicften zin van 'het woord — maar, aan den verfchuldigden eerlied jegens de Hoge Overheid, of jegens die geenen die over ons gejleld zyn^ of hoe men het ook noemen moge, ten minften jegens hunne Overheden, dien zy hulde en eerbied verfchuldigd zyn , te hebben gemanqueerd : namentlyk de plicht jegens deze laatstgenoemden alle Ingezetenen van de Republiek gelykülyk verbindt. ■ En gevol gelyk ook 4) en ten laatften, dat dezulke, die party mochten neemen, voor dc laatstgemelde Collegisn, ofwel voor den Stadhouder tot*. gen eene Stad of Provintie, onder welker municipale of Provintiale jurisdictie zy nist behoorden, niet zouden kunnen gezegd worden party te neemen tegens den Souverein, maar dat men veeleer zou moeten zeggen, dat zy de Hoge Overhad 'voorjlohden , teegen particuliere Leden of Lighafnen van den Staat. '■ En nu keer ik weder tot de vraag t Strekken de zoo-  ( 57 ) zoogenaamde EnGELSCh-gezinde Gefchriften tot hoon van den SouvEREiN? Ofwel, welke Ge~ fchrijte» zyn het, waarvan dit met etnigen grond zou Lmnen gezegd worden? Om de eerfte vraag te beantwoorden, zal ik enkel de volgende vragen doen. i) Wordt in één der zoogenaamde Engelsengezinde Gefchriften het Algemeen Staatsbsflier aangetast, veroordeeld, verdacht gemaakt? Strekken zy tot minachting der. gevestigde Conjlitutie of regeringsvorm over 't geheel, enz.? Wy betuigen, na alles geleezen te hebben, er geen voorbeeld van te weeten. Die er een voorbeeld van weet, treede voor en brenge het te berde (*). Of liever wordt het een en het andere by dezelven niet veeleer gehandhaafd en beveiligd ? a) Wordt in één der Engelsch-gezinde Gefchriften de handelwyze der Staten van ergens eene der Provintien in 't byzonder, veroordeeld, gehoond, gefmaad? Wy herhalen dezelfde betuiging als op Art. i. Wy zouden in tegendeel talloze voorbeelden kunnen bybrengen van het tegengeitelde. . 3) Strek- (*) Jffirmanüs tji proiari.  ( 58 ) 3> Strekken de Engelsen- gezinde Gefchriften tot Tubverfie van dat aanmerkelyk deel of liever vaa den band der tegenwoordige regeeringsvorm, de Stadnouderlyke regeering ? Het is buiten eenigen twyfielen zeer bekend, dat zy in tegendeel dienen tot handhaving van dezelve. 4) Worden by dezelven de Gencraliteits-Collegien, H. H. Mog., de Raad van State, met dcrzelver Ministers, gehoond, gelmaad? Het tegendeel is wederom waar. De handelingen van deze Hoge Collegien worden allerweege by dezelve gepreezen, gehandhaafd, verdeedigd. Maar indien dan niets van al dit opgenoemde Waar is , indien de Engelschgezinde Gefchriften ftrekken tot hoon noch van het algemeen Staatsbeftier — noch van de regeeringsvorm en conftitutie dezer Landen noch van de Staten der refpec- tive Provintien , allen of een yder in 't byzonder noch van den Stadhouder of de Stadhou- derlyke regeering noch van de Generaliteits- Collegien : hoe kan dan gezegd worden, dat zy Jlrskken tot hoon van den Souverein zelfs?Wie is tog die Souverein? Ja maar de Stad van Amsterdam ! de Stad van Amsterdam! By de Engelsch-gezinde Gefchriften wordt het gedrag van de Stad van Am- fterdam  ( S9 ) fterdam veroordeeld, gelaakt, fomtyds belagchelyk gemaakt, cn dus gehoond en gefmaadl Zeer wel: Dit is dan al het geene en het eenige , waar op die ganfche befchuldiging uitloopt l Maar als wy gereedelyk bekennen , dat dit zeer waar is , dan moeten wy hierby eenige refkxicn maken: i) De Stad van Amfterdam heeft eene fouvereine territoriale jurisdi&ie binnen hare muren 1 even als alle andere Steden! Of zy groter is dan andere Steden, dat doet tog niets ter zake. Maar hoe komt tog de Stad van Amfterdam aan de benaming van den Souverein in 't afgetrokkene. Hoe kan de Stad van Amfterdam dï Souverein heeten, in den mond van een Predikant van Utrecht? Is zy de Souverein van die Predikant ? Is zy de Souverein van zyne Gemeente ! Geen van beiden ! Het is dus onmogelyk , dat een Predikaat van Utrecht zou kunnen fpreeken van den Souverein in 't afgetrokkene en verftaan daar onder de Stad van Amfterdam. Zyne toehoorders kunnen er niets anders onder verftaan, als zynen Souverein en hunnen Souverein. En als hy er iets anders door bedoelt voor zich zeiven , misleidt hy zyne Gemeente. Als een Predikant van Utrecht zegt: de Engelsch-gezinde Gefchriften flrekken tot hoon van den Souverein zelfs, zoo zou hy moeten bewyzen, dat zy ftrekkcn tot hoon van de Staten van Utrecht, tot  ( °o ) tot hoon van de regeering van die Stad, of wel toe hoon van het algemeen Staatsbeflier en van de Generaliteit s-Col!egien, Geene andere Staten, geene andere Stad is voor hem de Souverein. 2) Maar kan men het ook zoo opvatten, als of de Stad van Amfterdam de Souverein was met opzicht tot die Schryvers zelvcn ? Dan zouden alfa de zoogenoemde Engelsch-gezinde 'Schryvers tot e'in toe, moeten zyn burgen en inwoonden van AmJlerdam. Zoo zy 't niet zyn, is de Stad van Amfterdam , offchoon Souverein met relatie tot hunne burgers, voor die Schryvers niet meer Souverein als de Koning van Engeland of de Paus van Romen Souverein is voor UWEerw. Maar wy weeten niet een Engelsch-gezind Schryver, die party genomen heeft teegen de Regeering van Amiterdam, welke verdacht wordt gehouden van een Amfterdammer te zyn. Van veelen , weeten wy in tegendeel, dat zy Gelderfche , Stichtfche, Zeuwfchen, of Hollanders uit andere Steden zyn. Men kan dus de woorden dat de Engelsch-gezinde Gefchriften flrekken tot hoon van den Souverein zelfs niet opvatten, als of zy beteekenden, dat die Gefchriften flrekken tot hoon van hunnen Souverein. 3) Wat is het, het geen door die Schryvers berispt, veroordeeld, belagchelyk gemaakt wordt in het gedrag van de Stad van Amfterdam? Alles zaken,  ( 5i ) ken, waarin zy handelde i) tegen het Siltema van den 'staat (*) a) tegens het voordeel der andere Steden cn Provintien (t) 3) tegens het gevoelen van de meerderheid van de Vergadering van Holland f 1 4) tegen dat van de Staten van de andere Provintien (§) 5) tegen H. H. Mog. 6) tegen den Stadhouder C**; 7) tegen zulke perionen, die by al- (*) Het Sldema van den Staat was neutraal te blyven. In Amfterdam verlangde men naar een Oorlog met Engeland, enz. (f) Die Oorlog moest allerverderfelykst zyn voor de andere Steden en Provintien. Zy is 't in de eerfte plaats voor Amfterdam zelve. En dan die fameofe Fianfche Ediften, enz. enz. (t) Het Concept-Traaaat met America is by Staten van Holland veroordeeld, even als by H H. Mog. — de Advifen in faveur van Vrankryk, die geleegenheid tot die zoo evengemelde fameufe Ediften gegeevea hebben , waren contrarie de decifie van Staten van Holland , die den Oorlog evenzeer zogten te eviteeren als H. H. Mog. en». (§) Die hebben vry duldelyk hunne afkeuring tekennen gegeeven , zoo van de voorgemelde demarches als van die tegen den Heer Hertog, enz. (**) Dusdanig was de propofitie om Z. H. een kleinen Raad toe te voegen. UI. Stuk. E  ( Sa > le andere Leden der Hoge Regeering in eèr en achting wierden gehouden (*), enz. Gevolgelyk het zyn de Souvereinen, het zyn de Staten van Holland in 't byzonder, het zyn de Staten der andere Provintien, het zyn H. H. Mog., het is de Heer Stadhouder enz. die de Engelsch- gezinde Schryvers voorftaan tegen de Stad van Amfterdam! Is dat den Souverein honen? Dat is in tegendeel wel duidelyk den Souverein voorftaan , handhaven, verdedigen! 4) Wie heeft aanleiding gegecven tot dat alles ? Heeft niet een burger van Amfterdam, het politiek Siflema van die Stad als hoogstloffelylc overgefteld tegen het Haagsch Siflema, dat is teegen hel Siftema van'H. H. Mog., van den Stadhouder, en van alle de andere Leden van Staat. Die het laatfte verdedigen tegen het eerfte, wien verdedigen zy ? Den Souverein, de Hoge Overheid teegen een enkel Lid van Staat. Daar de Amfterdamfche Schryvers in tegendeel een enkel Lid van Staat voorftaan tegen alle de anderen. En genomen zy deeden dit beiden honender wyze, van wien kan men dan zeggen, dat hy den Souverein hoont! 5) Al- (*) Alle de Provintien, 200 wel als H. H. Mog. betuigen dis voor den Heer Hertog.  ( 53 ) 5) . Alle de demarches, die op naam van de Stad van Amfterdam gedaan, en op dien naam geattaqueerd zyn, zyn (althans originaliter) minder daden van de Regeering van die Stad, als wel van, enkele Leden van die Regeering geweest. Is het niet dc hoogfte ongerymdheid, als in Utrecht gefproken wordt van den Souverein in 't afgetrokkene, dat men daar te Utrecht door verltaan zal enige Burgemeesters, enige Penjionctrisjen van Am* jlerdam. Zyn die de Souverein kW' t&x»» ? 6) Geene der voorgemelde demarches , die de Engelsch-gezinde Schryvers hebben geattaqueerd, zyn door de Regeermg van Amfterdam, of door eenige Leden derzelve Regeering gedaan als Souvereinen maar als Leden van Staat, De objecten er van waren geene objecten van territoriale jurisdictie ; zy waren alle relatief tot de algemeene belangens van de Republiek.' Gevolgelyk is de Regeering van Amfterdam beleedigd , dan is zy niet beleedigd als Souverein , maar als Lid van Staat, als een Lid van de Vergadering van Holland. En dus komt ook ten dezen opzichte het woord van Souverein in geenen deele te pas. 7) Wy vermyden zoo veel mogelyk om voor als nog te fpreeken van het gedrag der tegengeftelde of Fransen- en Amjlerdadê-gezinde Schryvers ; dat zullen wy zoo ftraks verhandelen. Maar hier moe» E 2 ten  C *4 ) .ten wy met een woord vragen, in welke vcrgely» king kan de teyze gebracht worden waarop de zoogenoemde Engelsch-gezinde Schryvers van zekere Regenten van de Stad van Amfterdam gefpröken hebben, met die waarop de Amjie'rdamfche Schryvers hebben gefpröken en gefchreeven van de eerJle Perfonaadjen in den Staat, van de Regenten van andere Steden en Provintien? Welke perfonaliteiten zyn er gezegd tegen zekere Burgemeesters en Penfionarisfen van Amfterdam? Wy betuigen, dat wy er geenen weéten. In tegendeel kunnen wy uit de fterkfte gefchriften, menigvuldige pasfages bybrengen, waarby hunne perfoneele eer en achting zoo veel mogelyk wordt opgehouden. (*). Dat de O. N. Patriot zich hier byzonder ook distingueert , blykt uit verfcheide plaatfen (f). En nu vragen wy: niet hebben wy moedwillig iets verzweegen ? Dat hebben wy in waarheid niet gedaan! maar hebben wy iets overgeflagen , iets vergeeten, 't geen bygebragt kan worden ten laste der zoogenoemde Engelsch-gezinde Schryvers? En zoo niet, hoe ftaat het dan, na dit alles, met de (*) Men zie vooral het Politiek Vertoog bl. 140 i (t) Zie b. v. I.;Stuk N. IX. bl. 177.  ( 65 ) dc befchuldiging, dat hunne Gefchriften zouden flrekken tot hoon van den Souverein zelfs? Is het befluit niet, dat zulk eene befchuldiging de groffte onwaarheid, de fchandelykfte laster vervat? Is het tegendeel niet waarachtig : dat die gefchriften dienen tot handhaving, tot verdediging van den Souverein , teegen een enkel Lid van regeering, teegen een enkele Stad, tot welke die Schryvers geene de geringftè relatie hebben? Is dat niet hun groot, hun eenig oogmerk ? En moet men dan niet veeleer zeggen, dat zy den Souverein eer en, in plaats van hem te honen? Maar alles wat-wy tot hier toe gezegd hebben , is nog niets in vergelyking van 't geen ons voorder ftaat te zeggen. Was 'er niets anders gefchreeven , dan 't geen de zoogenoemde Engelsch-gezinde Schryvers gefchreeven hebben, dan zou men alleen maar zeggen kunnen, dat het eene fchandelyke vergroting, eene allerhoogfte onrechtveerdigheid was, van het geen die Schryvers tegen de Stad van Amfterdam gefchreeven hebben , te noemen een'hoon van den Souverein; en van dien kant alleen hebben wy tot nog toe de zaak befchouwd. Maar er is wel wat anders, Wel Eerw. Heer! Het is zeer waar, het is helaas! maar al te waar, dat de Souverein in den eigentlykften zin, dat alles E 3 wat  ( 66 ) wat onder die benaming komen kan, en tevens alles wat ons eerwaardig zyn moet, op de godvergeetendite wyze is gehoond, gefmaad, verguist, en ten fpot en verachting voorgefteld, in publieke Gefchriften! Dit weet UWEerw. dit weet het gemeen! Maar weet het gemeen duidelyk. door wie dit is gcfchied ? Door de Engelsch-zezinden , of Wel door de Fransch- en Amjhrdam-gezinde Schryvers ? En zoo het dan waar was , dat Ü WEerw. van den Predikftoel Jlerk gefpröken had ever de Engelsch-gezinde gefchriften,als tot oproeren hoon van den Souverein zelfs gefchreeven, zou dan uwe gemeente daaruit niet hebben moeten opmaken, dat alle die oproerige gefchriften, waarby hunne en uwe Souverein , waarby alles Wat onder den naam van Souverein verftaan kan worden, zoo grouwelyk gehoond is, dat dat alles Engelsch-gezinde Gefchriften waren ? En als dan het tegendeel waar is, als het enkel de tegengeftelde Gefchriften zyn, waarvan dit met grond kan gezegd worden, hoe zou men dan UWEerw. gepretendeerd gezegde moeten befchouwen? Zou het niet de groffte misleiding zyn van uwe Gemeente, zou men niet van U moeten zeggen, dat gy opgegaan waart tot het volk met een leugen in uwe rechterhand, op den Algemeenen Dank- Vasten Bede-dag? Ik ys, Eerw. Heer, als ik 'er aan •denk! Onmogelyk zoud gy aan zulk eene verregaandfte yergryping kunnen fchuldig zyn ! Maar hoe  ( 67 ) hoe veel belang hebt gy niet, ran dat fchandclyk Bericht, waarby U dit wordt aangetygd, hoe eer zoo beeter en ten fterkften tegen te fpreeken! Laat ons ftuk voor ftuk alles aangaan, waaraan wy hier voren hebben aangetoond dat de Engelschgezinde Schryvers niet fchuldig waren: wy zullen bevinden, dat in tegendeel de Anti-Engelsengezinde, dat is de Fransch- en Amfterdamsch-gezinde Schryvers aan dat alles fchuldig zyn: dat zy den Souverein, de Hoge Overheid, in alle de beteekenisfen van het woord, op de ysfelykfte wyze gehoond en gefmaad hebben. Beginnen wy van onderen op: i) Wy hebben toegegeeven dat de Engelschgezinde Schryvers party hebben genomen tegen de. Regeering van Amfterdam ; en wyl zy derzelver demarches fomtyds belagchelyk hebben voorgefteld' (*) zullen wy nu eens toeftaan, dat zy die gehoond hebben; doch wy hebben te gelyk aangemerkt, dat de Regeering van Amfterdam noch de Souverein van die Schryvers, noch uwe Souverein was, en dat UWEerw.gevolgelyk in geen zin kond zeggen, dat die Schriften ftrekten tot hoon van den Sou- (*) Seven dorpen in brand. Request van het Sleepers-sild. Vervolg op de Mop Meesterenicht. Madretsma, enz. E 4  C 68 ) 'Souverein. Maar zyn 'er geen Schryvers, waarTan UWEerw. dit met meer grond zeggen kon: zyn het Enge/sehgezinde Schryvers die uwe en hun* ne regeering — uwen en hunnen Souverein gehoond hebben ? IS de NoORD-HoLLANDSCHE CoURANTIER CCn Enge/schgezind Schryver ? UWEerw. weet, hoe dezelve de Regeering van Utrecht heeft gehoond, in den Iterkften zin van het woord (*) , zoo dat die Regeering dienwegens fatisfactie heeft gevraagd van Staten van Holland, met dat gevolg dat die Courant daarop werkelyk is verboden en de Schryver daarvan, namentlyk de gedeporteerde Predikant Th. van Brussel, met een eigehandigen brief, die Redering excus heeft moeten vragen. Die Regeering v/as wel de Souverein niet van dien Courantier. Maar zy is urn Souverein, en de Souverein van uwe gemeente. Dus kon UWEerw. zeggen, dat 'ergefchriften waren , waarin uw en uwer hoorder en Souverein was gehoond. Maar dat waren geene Enge/schgezinde gefchriften, dat was een Anti-engehchgezind, een Fransch- en Amjlerdamschgezind gefchrift! Dus het tegengeftelde, van 't geen U WEorw. gepretendeerd gezegde involveert. Ik (*) N. Holl. Courant van 17 Aug. 1781.  ( 69 ) Ik kan niet voorby, van hier nog eene aanmerking te maken. Wy hebben hierboven aangemerkt dat de zoogenoemde Engelschgezinde Schryvers in alles wat zy teegen de Regeering van Amfterdam gezegd hebben, niet hebben gereflecteerd op daden > die die Regeering gedaan had ah Souverein, dat is met relatie tot hare byzondere jurisdictie- Maar het tegendeel heeft hier plaats met dien N. Holland-1 fchen Courantier. Die heeft uwe Regeering aangetast en gehoond wegens een daad van politie, die zy gedaan had uit hoofde van hare municipale Souvereiniteit (*), en weswegens zy aan niemand eenige verantwoording fchuldig was. Daar al het verrichte van Amfterdam, door die Stad is gefchied als een Lid van Staat, en omtrent zaken, die de gemeene belangens der geheele Republiek, en niet hare private jurisdictie coneerneerden, en weswegens zy derhalven in zekeren zin verantwoordelyk was voor de geheele Natie. Maar al voorder, Mynheer, zyn 'er niet onder uwe Burgers, onder de Ingezetenen van uwe Stad en Provintie, die hunne eige Regeering , uwen en hunnen eigen municipalen Souverein, altans enkele Leden van die Regeering, op de fnoodfte wyshebben (*) Wegen» het reprehendeeren van haren Stads Conrantier. ; E 5  ( 7° ) ben gehoond? En zyn dat Engelschgezinde Schryvers geweest, of wel het tegengeftelde ? Zou U WEerw. als Predikant van Utrecht zoo yveren voor de eer van Leden eener Regeering, waartoe gy geene de minfte betrekking hebt: en zoud gy onverfchillig zyn aan de eer van Leden van uwe cige Regeering, van uwen onmiddelyken municipalen Souverein? En in welk eene vergelyking komt de wyze, waarop fommige Engelschgezinde Schryvers zich omtrent enige Leden van de Regeering van Amfterdam hebben uitgelaten, met die waarop Schryvers, die 'er voor uit komen van Utrechtenaren te zyn, fommige Leden van de Regeering van Utrecht hebben bejeegend ? Wy hebben reeds gezegd, dat wy niet weeten, dat teegen de eerften oit enige perfonaliteiten gebruikt zyn: cn wat is tegen de laatften gebruikt, anders als de groffte, infaamfte personaliteiten ? En nu vraag ik al wederom: zyn de laatstgenoemde Engehchgezinden, of zyn zy het tegengeftelde ? Dog flappen wy van de byzondcre Stads - regeeringen af. Het blykt, als de zoogenaamde Engelschgezinde Schryvers mochten kunnen gezegd worden, eene Souvereine Regeering gehoond te hebben , dat hetzelfde nog veel fterker van de tegenovergeftelde Schryvers waarachtig is ; en dat de laatst-  ( 71 ) laatstgenoemde zich ten deezen opzichte veel kerker vergreepen hebben, dan de eerften. En wat dan , als wy by al het volgende de eerften geheel verliezen, en met de andere alleen zullen moeten voortgaan : zoo dat alle verwyt dan alleen op de laatften vervalt, zonder dat de eerften 'er enigzins by recriminatie in kunnen betrokken worden. Laten wy kortclyk enige weinige ftalen opnoemen. «0 Zyn het Engelschgezinde Schryvers die het algemeen beftier van den Staat, die de maatregelen van H. H. Mogenden, die de maximes van het Hof en het gedrag van Z. D. H. den Hr. Stadhouder bedillen, berispen, veroordeelen, of verdacht zoeken te maken by het gemeen ? Is de Post van den Jïleder-Rhyn een Engelschgezind gefchrift ? En is dat niet van het begin tot het einde ingericht, om misnoegen te verwekken onder het volk, tegen de directie der publieke zaaken? Hebben wy niet in ons I. Deel getoond, dat zy H. H. Mog. ingewikkeld befchuldigen van onzen openbaren vyand in dc hand te werken , tot nadeel van de Republiek (*)? en dat was één voorbeeld uit duizenden! Is dat niet insgelyks het oogmerk van de N. Ho//, of D.iemermeerjche en Zuid-Ho//andfche Couranten, van den Po- (*) N. VII. bl. 128. feqq.  < 73 ) PoHiique HoIIandois, van zoo menige honderden losfe gefchriften? Kortom; wie zyn het, die klagen over de directie der publieke zaken, wien gaat het niet naar den zin? De zoogenoemden Engehchge. zinden, dat is de rechte Ouderwetje Patriot en, gaat het mogelyk minder naar den zin, Mynheer, in veele opzichten, dan de anderen, wyl men maar ai te veel toegeevendheid betoont voor de laatftcn, by alle geleegenheden en maar al te veel afgegaan is en blyft afgaan van het oud Sifierna van denStaat; en maar al te veel inbreuken — mogelyk voor euwig onherftelbare allergewichtigfte inbreuken op de Conftitutie van deze Republiek toelaat en duldt, enz. enz- Maar met dat al, Mynheer, zyn zy het die klagen? Neen , zy houden in alle gevallen zoo veel mogelyk de eer op van de publieke regeering; verfchonen, verbloemen, fchikken veel in wat zy wel gaarne anders zouden hebben. Terwyl in tegendeel alles wat Fransch- en Amfterdamscbgczuid is onophoudentlyk fchreuwt en jankt, zonder enigen wezentlyken grond over verzuim, over vertraging » ja, wat zeg ik over dwarsbomen van 'sLands welzyn, over verraad , over verftandhonding met den vyand, onder de allereerfte perfonen en lighamen van den Staat ! Zyn het Engelschgezinde Schryvers geweest, die de hatelykfte vermoedens hebben getracht te verwekken, wegens het verblyf van den R. York in Bra-  ( 73 ) Braband — weegens de Schepen van de Maas' cn Zeeland op den 5 Aug. 1781. — wegens de overgaaf van onze W. I. Colonien — wegens het verzeilen van het Schip van Capt. de Bruin — wegens de Commisfie van den Hr. Wentworth — wegens onze fobere Equipagie enz. enz. En op wie zouden zulke vermoedens moeten vervallen ? Op wie anders als op de Generaliteits-Collegien, op den Stadhouder, enz. Zyn het Engelschgezillde Schryvers, die altyd roepen van verraad, verraad! Die het gemeen wys gemaakt hebben, dat Vlisfingen verkocht was aan Engeland; dat men Capt. Satink, dat men Capt. Volbergen en anderen had uitgezonden met intentie en op hoop dat zy genomen zouden worden: dat men evenzoo ons Esquader van den 5 Aug. opzettelyk zoo zwak had gelaten, met intentie en op hoop dat het mocht geflagen en genomen zyn; dat de Captein de Bruin, en zyn Loots, en ik weet niet wie meer omgekocht waren geweest om een Schip van den Staat te doen verzeilen; dat de Kapers Hogeboom zich almeede hadden laten omkopen om zich te laten neemen; en duizend zulke zotheden , meer, die daarom niet minder ferieus en van de gewigtigfte gevolgen zyn, wyl zy altyd enigen indruk maken, en gezamentlyk een merkelyken indruk laten op het gemeen! Kort-  (74) Kortom wie zyn het, die wantrouwen verwekken by het Volle van hunne Hoge Overheid, met relatie tot het bellier der publieke zaken ? Zekerlyk niet de Engelschgezinde, maar wel de tegengeftelde Schryvers. Nog meer. Wat is 'er gebeurd ter geleegenheid van dienzelfden Bededag, waarop UWEerw. zoud gezegd hebben, dat de Engelschgezinde gefchriften jlrekten tot hoon van den Souverein. Wie zyn het die de uitfehryving van dien Bededag, door H, H. Mog. geconcipieerd , door uwe en uwer toehoorderen Souvereinen, Mynheer, door de Staten uwer Provintie, door de Regeering uwer Stad'overgenomen en gepubliceerd, als een Staats en Stads zoet, publiek hebben berispt, bedild, veranderd, van onwaarheid befchuldigd ? Zyn dat Engelschgezinde Schryvers geweest? Dat is de Post van den NeaerRhyn geweest, die in uwe eige Stad gedrukt wordt die heeft uwen en hunnen Souverein in 't aangezigt gezegd, dat hunne wet eene onwaarheid bevatte> dat hunne wet in eene onverftaanbare taal was opgefteld enz. (*). En op dien zelfden Bededag zoud gy, Wel Eerw. Heer, uwe gemeente gezegd hebben, dat het de Engel sehgezinde gefchriften waren waarin de Souverein wierd gehoond! 3) Ik ( *) Zie boven II. Stok bl. 6n. 612.  < 75 ) 3) Ik fla veel over, om my zoo veel mogelyk te bekorten. En dus zal ik maar een enkel woord zeggen met opzicht tot den Stadhouder. Hoe is die gehoond? En door wie? Is de godvergeeten Schryver van het Proces der drie Koningen een Engelschgezinde ? Kent gy dat gefchrift, Mynheer?; Heefc de Hel oit iets uitgebraakt, wat daarby kan genoemd worden? Wil ik 'er UWEerw. eens enige pasfages uit affchryven. 'T is 't zelfde waar ik het boek openfla. Maar, gy yst: gy treed te rug! De herinnering van 't geen gy 'er mogelyk met een opfiag van een oog ingezien, en dan het bockweggefmeeten en vertrapt hebt, doet U nog zidderen. Maar hoe nu dan! Is die Schryver ook een Engelschgezinde ? Hebt gy die vuilen en fchandelyke Amfterdamfcheploerten-Schriften teegen Z. H. en den Hertogbeiden, b. v. den Mof Meestér-knecht, en zoo menige andere geleezen ? Is de Schryver van de infame Samenfpraken van Tzlauski een Engelschgezinde? Is het de Schryver van de Oranjeboomen? Of liever, wat kunt gy hier teegen ftellen, dat daar teegen opweegt, uit de zoogenoemde Engelschgezinde Gefchriften, dat in de geringfte vergelyking daarmede kan gebracht worden, in vuile kwaadaartigheid, in deftoutfte en onbefchaamdfte leugen en lasterachtigheid, in het duidelykfte opzet om ware het mogelyk het Gemeen razend te maken, en teegen  ( 7* >' gen de eerfte perfonen in den Staat, op te jagen als dolle honden! 4) En hoe heeft men die geenen bejeegend, die in ons Land ten minften den naam van Souverein in den allerflrikften zin dragen ? Wy hebben in een vorig Nummer reeds enige ltalen bygebragt van 't geen omtrent de Staren van Gelderland, omtrent de Staten van Holland gebeurd is. Tegen de laat* ften door een inwoonder van Holland, door een Franscliman die zich. te Amfterdam ophoudt, zeiven; en dus teegen zyn onmiddelyken Souverein in den fterkften zin (*). Leest UWEerw. dien Pelitique Hellandois? Dat is geen Engelsch-gezind Schryver: Zoo UWEerw. geen Fransch leest, dan is het der moeite waard, dat UWEerw. zich zyne twee Nummers laat overzetten fur le Catholicisme. Die moeten vooral alle onze Predikanten, die moet elk, wien onze Godsdienst niet onverfchillig is, leezen! Meer zal ik er nu niet van zeggen. En hoe heeft die infame die verachtelyke Schryver Uwen Souverein, de Staten van uwe Provintie behandeld, ter geleegenheid van hun Placaat tegen de Libellen? In korte woorden, Mynheer, als (*) Zie boven II. Stuk. bl. 607. 608. 613. Cr.5.'  (77) als zotten, als onkundigen en als Tyrannen! Van zulke Schryvers kon het te pas komen, dat men op den Bede-dag het volk den behoorlyken afkeer inboezemde. En dan mocht men met recht zeggen, dat de Franfche en Fran-chgezinde Gefchriften tOt hoon Zelfs van dsn souverein ge- fchreeven waren. Maar dat is 't nog al niet. JHeeft UWEerw. zekere Confideratien over het P/acaat van dezelfde uwe Heeren Staten tegen het Libel aan 't volk van Nederland geleozen? Die zyn uit Utrecht gedateerd, en duideiyk binnen Utrecht zelfs gefchreeven. Dat draaft nog wat hoger dan de Politique Hollandois. Als UWEerw. het begeert, dan zullen wy U een exemplaar ter leen zenden; want onze eerbied , ook voor Souvereinen, waaronder wy niet behoren, laat ons niet toe, om eens te herhalen, wat die Schryvers publiek laten drukken. En-dat zyn tog niet minder dan Engelsch gezinde Schryvers. Wat heeft men om hier tegen te ftellen, uit deeze laatstgenoemden ? Wat? Wat, hoe gering ook? Veel, talloos veel, ware hier nog by te doen. Maar ik haast my öm den laatften, aliergewisten, onweerftaanbaren , allesbeflisfcnden flag te Haan. Kan het mogelyk zyn, dat UWEerw. zoud gezegd hebben, dat het de Engelsch-gezinde Gefchriften III. Stuk. F war  < 78 ) waren, dieflrekten tot oproer en hoon van den Souverein : van den Souverein in abflrailo, dat is van de Soavereine macht in 't algemeen hier te Lande! De Engelsch-gezinde Gefchriften in onderfcheiding van alle anderen? Hoe, Mynheer! wat zegt gy ? Is dan de Schryver van het Libel AAN JT VOLK VAN NEDERLAND een Engelschgezinde ? Het vervolg en Jlot hier na»  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N». XXX. Vervolg en jlot van No. XXIX. rïï al ik nog fpreeken van dc befchuldiging van opÉLJL roerigheidna het Libel aan 't volk van 'Nederland te hebben genoemd? Zoo 'er oproer gezocht is, in het Land, door wie is dat gezocht? Door deEngelschgezinden? Door de Engèlschgezitu dc Gefchriften? of door de Amsterdammers , door de FjkanschGezinden en hunne Gefchriften? Laten wy de befchuldiging eens laten geldpn, in ' zyne volfte uitgeftrektheid: waar is dan oproer gezocht door de Engelschgezinden, en teegen wie? De razendften zullen niet meer kunnen zeggen dan enkel: te Amfterdam, en tegen enige weinige Leden van de Amfterdamfche regeering ! Maar wat komt dat in vergelyking by 't geen van den anderen kant gedaan is ? Is het volk niet openIII. Stuk. F baar  <-*» :;) baar opgezet, entotcp/w, tot opstand, totidêm verbis, aangeïïookt, zonder enige bewimpeld zoo dat het onbegrypelykis, dat zulke herhaalde' allerfterkfte pogingen niet van effect zyn geweest? En waar is dit gefchied? Liever mocht ik vragen! waar is 't niet gefchied? Het is en byzonder ook gefchied by U, te Utrecht! En tegen wien? Te* gen het Staatsbejlier, over't algemeen, tegen H. B, Mog. tegen den Stadhouder voor zyn perfoon, tegen de Stadhouderiyke regeering over 't geheel! Lu voorts tegen de Staten van alle de P' rovintim': tegen de Staten van Uwe Provintie in 't byzonder; tegen uwe Stads regeering ,- tegen fommigen uwer Regenten, by name. Tegen wien zyn tc Amfterdam lied jen s op ilraat gezongen? Ik zou U gedrukte gefchriften kunnen tonen waarin daarop getrotfeerd, waarin daarop beroepen wordt? Waren dat Engelschgezinde liedjens ? Heeft men den BnrgenK ***•, den Penfionaris *•*» gedreigd in de zoogenaamde Engelschgezinde Gefchriften als zy in den Haag, als zy te Utrecht kwamen, dat men hen m de burgwal fmyten , dat men hen fteenigen zou ? Zuike dreigementen zyn aan Leden van uzce regeering, Mynheer, van uwen Souverein gedaan , in publieke gefchriften en by name. Zy zyn aan burgers van andere Steden van Holland gedaan by tfénè. En door wie? Door Am- fier-  ttt ■:>.. Jlerdamfche Libel-fchryvers, in Amfterdam, by Amfierdamjche Boekverkopers uitgegeeven, cn te Utrecht zelve, door Utrecht/en Boekverkopers verkocht. Zyn het Engchchgezinden geweest, die in den maand Oclober by U te Utrecht hebben gezocht o-v roer te verwekken, tegen een uwer Regenten ? Zyn de ftukken daarvan niet in druk voorhanden ? Is hetzelfde niet omtrent dienzelfdcn tyd te Rotterdam insgelyks gezocht, ook tegen een Regent? Zyn het Engelschgezinde Schryvers , die zich niet ontzien hebben opentlyk in druk van vergif, van Chocolade , te fpreeken? Neen: men heefc de Engelschgezindtn daarmede gedreigd ( *), En wie zyn het dia gefpröken hebben van luiden uit bermhartigheid met een kogel voor den kop tefchieten by de eerjle occafte: van wie wierd dat gezegd ; of waren dat Engelschgezinde Gefchriften (f)? W«t heeft men voorgehad met die Begraafnis-cc- dul- (*) O. N. Patriot I. Stuk. N. XIII. bl. 261. II. Stak N. XIV. bl. 296. fqq» 3°2. (t) Ibid. II. Stuk N. XVI. bl. 345F 2  C 82 ) dullen van den O, N. P. en uitnodigingen van het gemeen, hier in 'sGravenhage teegen Oude-Jaarsavond den 31. Dec. 1781. dat is op een tyd wanneer het gemeen werkeloos, vrolyfc en daar door dikwils uitgelaten en baldadig gewoon is te zyn ? Komt dat alles van Engehchgezinden? Of liever wat heeft men hier teegen te ftellen, 't geen de Engehchgezinden te Amfterdam zouden onderftaan hebben. Is 'er wel iets, regelrecht gefchikter tot het verwekken van oproer, dan het expostulceren met den Souverein, weegens het uitfehryven van belastingen ? Maar is de Schryver van den Brief van een Heer te Utrecht over de nieuwe belastingen in die Provintie, die voor een paar maanden gedrukt is, en waarvoor de namen van twee uwer Utrechtfche Boekverkopers ftaan, is die Schryver een Engelschgezinde ? Wat heeft men om hier teegen te ftellen? Niets als Gefchriften, waarin het gedrag van de Stad van Amfterdam wordt afgekeurd, gelyk het afgekeurd was door H. H. Mog. en door de Staten van de Provintie van Holland zelve. En genomen het gemeen te Amfterdam was aan t morren geraakt, over de bittere gevolgen van den Oorlog; zou men dat hebben moeten toefchryven aan  (s3 ) aan die Gefchriften, en niet aan het wereldkundig gedrag van de Regeering van Amfterdam zelve. Is 'teen leugen, is het uitgedachte laster, dat men te Amfterdam een Concept-Tractaat heeft aangegaan met de gerebelleerde onderdanen van eene Mogenheid waarmede wy in Alliantie waren ? zoo als alles leugen en laster en uitgedachte kwaadaartig verzonnen , en volftrekt van allen grond ontbloote vermoedens zyn, wat men teegen H. H. Mog. tegen Z. H. tegen den Hr. Hertog heeft uitgeftroid? Zal men zeggen, dat de bedoelde Engelschgezinde Gefchriften tot oogmerk gehad hebben om oproer te verwekken te Amfterdam; als altans de eerfte van die Gefchriften met de grootfte voorbehoedfelen zyn uitgegeeven, en alles gedaan om te beletten dat zy niet in handen van het gemeen mochten komen (#); als in die Gefchriften ten fterkften wordt gewaarfchouwd teegen alle onderneemingen, die enigzins tot opreer zouden kunnen leiden, en de grootfte vrees en afkeer daar teegen te kennen wordt gegeeven (|). Zal (*) Zoo als met het Politiek Vertoog. (t) Het is der moeite waard hier de geheele bl. 145. van het Politiek Vertoog naar te leezen. In het Uittrekfel van dat werk, de' Geest van het- Politiek Vertoog F S  < §4) Zal men van zulke Gefchriften zeggen dat zy tot tproer Jlrckkett en oproer beogen ; zal men zulks van toog wordt gezegd bl. 47 . . . . Be Schryver (van het P. V.) heeft nogtans zich weeten ie bedwingen. Met it hem gelukt, hoewel met moeite, omzicb in te houden (namentlyk omtrent den Koopman J. de Nenfville en de rampzalige gevolgen van het Concept-Tra£laat met de N. ArneTicanen.; Hy beeft buiten tw\ffel bezeft, boe gefebikt bet ondericrrp was om het volk gaande te maken, daar men ond".'.t..' tifn t-!t het uitersten moet beletten. dat het zelve zich niet menge in dekgelyke geschillen» Waarover ket de bevoegde Rechter geenzins is. Alle- wat het volk zich mag a an matigen met betrekking tot het bestier der publieke. zaken, is het aangenaam voorrecht om door deszelfs geneegenhiid , . . die geenen te belonen , die zich zelvhn vekterren en al hunnen tyd en aandacht be?tseden aan de bhhaiitiging van de belangen der natie De Schryver wyst hybans op elke bladzyde de voonverpen aan, die deze gevoelens verdienen. Namentlyk JZ. H. en de Vergaderingen en Ministers der Generaliteit enz. Is 't wel nodig iets meer of iets anders te zeggen , ten bewys van de godvergeetene kwaadaartigheid en bedrieger/ van zulk een booswicht als de Schryver van de Missiven Van Candidus over bet Politiek Vertoog, sis dat die bedrieger beweert dat de twee aangehaalde Schryvers zeiven bewast waren van de oproerigheid hunner gefchriften, en dat hy ten bewys daarvan, met opzicht tot den  ( §5 ) van hen zeggen integenjlslüns; van andere Gefchriften, waar de duidelykfte oproer opzettelyk gepredikt, en uitgeroepen wordt op de ftraten; en de cerftealsallergevaarlykst, allerhatelykst, de laatften byna als prysfelyk doen voorkomen? Is het wel oit te begrypen , kan en zal het wel oit door vreemdélingen, door de nakomelingfchap gc- den laatften deze zelfde plaats aanhaalt, offchoon alleenlyk het eerfte gedeelte uitfchryvende, zonder het volJrnde 'er by te voegen, anders als met een enz. Groter fchurkery is niet uit te denken. En deeze aanrrmk-ng waren wy ons zeiven verfchuldigd, wyl een cnsêr Medearbeiders zoo over het Politiek Vertoog als over Candidut zich heeft uitgelaten in ons II. Stuk. N. X\ 1. bl 352. en al wat in ons biaadjen oit gezegd is , daar ftaan wy voor en dat zyn wy ten allen tyde gereed te verantwoorden. Anders hebben wy vermyd om ons over het Politiek Vertoog uittelaten, (hoezeer wy hetzelve zê« wel aanneemen in allen deele te verdedigen) om dat ons dunkt, dat 'er met relatie tot de historie van de Uitgave en Autear van hetzelve, geheim*! moeten plaats hebben, die mogelyk met den tyd nader aan den dag zullen komen. Dit willen wy alleen wel zeggen, dat wy niet begrypen, welke redenen een Re„«Vin ons Land zou kennen hebben om zw.r.gbe.dte maken van opentlyk uit te kom.n voor de Schryver van dit ftuk te zyn. F 4  ( 86 ) geloofd worden, dat een party, uit welks fchoot zulk een ftuk is voortgekomen, en geftrooid op de jiraten als het Libel Aan 't volk van Nederland dat die party zyn mond durft opendoen van oprol rtghetd, en de tegengeftelde party van oproerigheid befchuldigen ? Om het ongerymdfte te noemen van al wat ongerymd kon bedacht worden, wist een Romein niets fterker uit te denken, dan te vragen : zullen de oproerige Gracchen klagen over oproer (*)/ Dit toppunt van ongerymdheid exfteert werkelyk in ons Land. De Gracchen, die onzen Staat op den rand van zyn verderf gebracht hebben, hebben de lompite kunstgreep gebruikt, om den haat van zich af te keeren; en die lompfte kunstgreep is hen gelukt Zoo haast men hen tegenftond , hebben zy geIchreuwd, dat hunne tegenftanders oproer tegra hen wilden verwekken. En dat gefchreuw heeft ingang gevonden. Zoo mocht men Demosthenes van oproer hebben befchuldigd, om dat hy Philippus den vriend van Griekenland tegenftond! Zoo moest men Cicero gefteenigd hebben, om dat hy zich teegen Catilina verzette, die tog wezentlyk mets meer voorhad, dan onze Cadlina's voorhebben, (*) Quis tulerit Graccbos de/editione quirentii! Ju VE NA LIS.  ( 8? ) ben, namentlyk eene Verandering in de Regeering te weeg te brengen. En waardoor anders ais door zulk een kunstgreep, heeft de fchandelyke Clodius naderhand over Cicero gezegepraald? Wat moet men niet verwachten , ais Oproermakers gehoor vinden en verdedigd worden, zo haast zy dezulke, die hen tegenftaan, maar zei ven van oproer befchuldigen ! Maar als de razerny zoo verre is gekomen by enige onder het volk, zou dan een Predikant datzelfde brengen op den Stoel, zou die voor het aangezicht van een Alweetend God voorttreden met dienzelfden grouwel op zyne lippen. Zou die, na alles wat wy zoo even hebben opgeteld, durven zeggen: „ Het zyn de Engelschgezinde Gefchriften , „ — en Niet de anderen — die itrek ftsrdam. Dezen en deze alleen zyn de Souverein „ dien men niet mag honen. En als die hunne eer „ in collufie komt met de eer van wie 't ook zyn „ moge, 't zy H. H. Mog. 't zy de Staten van de„ ze en andere Provintien, 'e zy de Stadhouder, „ 't zy onze of andere Regenten; dan mag men al„ le deze laatstgenoemde wel honen, mits dat het „ maar gefchicde ter eere van den Souverein by uitftek, van de Heeren van Amfterdam. „ Gevolgelyk welke zyn de Gefchriften, die „ flrekken tot hoon van den Souverein? Met zyn de Engelschgezinde gefchriften en geene anderen. „ Deze alleen zyn onreyn. Onthoudt dat wel! „ Gyl. begrypt hieruit in 't voorbygaan , als mogelyk een van onze Regenten het algemeen belang „ van dc Republiek tegen dien Souverein had ge„ handhaafd, dat gy de party van den laatften zoud moeten neemen teegen uwen Regent. Al wie „ niet met de Regeering van Amfterdam eens is, „ die hoont die Regcering, en al wie die hoont, ■ is een Verrader! En 't zy hy Uw Regent ware, j of niet,gy moogthemvryelyk/5o»é«, ter eere van 5J den gedachten Souverein. Gy moogt een ygelyk ti yryelyk honen, behalven dien Souverein. „ Voor-  (97 ) „ Voorder, M. G. T. daar is geen erger kwaad dan Oproer. Dat te ftoken is onreyn. Maar hier „ moet ik. U weder het nodig onderfcheid leeren, dat gyl. niet behoort uit het oog te verliezen! „ En dat beftaat hierin. Overal mag men oproer „ ftoken, behalven alleen te Amjlerdam. En de „ Amjlerdammers hebben daarom niettemin het privilegie van van hunnen kant overal elders te „ mogen oproer ftoken, mits het enkel gefchiede, „ ter eere van hunne Stad of Regeering, of wel „ om het oproer in hunne Stad af te wenden. Nu moet gy weeten, dat fommige Regenten van Am„ fterdam pasfen gedaan hadden, waarover men „ vreesde dat wel oproer zou mogen ontftaan, wyl die pasfen zeer onvoorzichtig waren cn dc onge-i „ lukkigfte gevolgen na zich kwamen te' fleepen. „ Deze onvoorzichtigheid wierd ten klaarften aan„ getoond in fommige Engelschgezinde gefchriften, „ en gevolgelyk als 'er oproer gekomen was, zou „ men hebben kunnen zeggen, dat die gefchriften „ daar mede toe hadden gecontribueerd. Het zyn , dus de Engelschgezinde gefchriften, en die alleen, ; die flrekken tot oproer, dat is tot oproer te Am, fterdam. En terwyl zy daartoe ftrekken en me- dewerken konden, mogen wy gerust zeggen, dat 3 zy dat bedoelden, dat zy ENKEL Wiet dat oogmerk „ waren gefchreeven. Alle de andere oproerige „ gefchriften tegen Z. H. tegen Staten van Holland, „ tegen onze Staten en Regcering, die kunnen dien, G 2 „ raam  C 58 ) naam met dragen. Men moet noit luiden veri, svyteq of tot een misdaad aanrekenen, van er„ gons oproer te/hebben willen ftoken, behalven „ alleen te Amfterdam. Al het andere moet men „ bedekken met den mantel der liefde, vooral als „ het tot eer van Amfterdam, en uit Vaderlands„ liefde voorkomt. Wat het Libel Aan 't volk van. „ Nederland betreft — ja , wei, M. T. dat Libel „ — is ze kerlyk wat driftig, cn niet geheel te „ pryzen; maar 't is tog fchoon gefchreeven! „ En zoo ziet gy dan, M. T. wat het onreyne „ is. Namentlyk de Engelschgezinde Gefchriften. „ Die zyn alle onreyn : alle uit een flecht be„ ginfel, alle tot een flecht einde gefchreeven , „ en allh ftrekken zy tot oproer en hoon van den }} Souverein. „ Maar nu daarenteegen het reyne , het hey'» Rge' IjCt hi'er weder wel , M. T. alles wat „ ter eer van de Stad van Amfterdam, alles wat tegen Engeland is, is ipfo facto reyn. Dat „ beginfel, die bedoeling reinigt, zuivert, hei„ ligt alles. Gevolgelyk vindt gy in deze foort „ var, Schriften, profaniteiten, fcurriiiteiten, per„ fonaliteiten en injurien tegen wie 't ook wee- zen moge* ziet dat over, bedekt dat, verzwygt dat, dat is alles van geen belang. Schrikt niet „ als gy daar hoort van moord, ven vergif fpreeken. » Wie  ( 99 ) ., Wie dreigt men 'er mede ? Enkel maar de En«i „ gelschgezinden: en teegen die (even ais by de „ Inquifitie tegen de Ketters) is alles geoorloofd. „ Ontzet U even weinig, als gy het volk hoort „ zamenroepen, om het bewind in eige handen te „ neemen. Dat zou maar zyn, ingevalle de En„ gelschgezinde party bovendreef en dat zal, ho„ pen wy, niet gebeuren. Wat veele uitdrukkin„ gen betreft in het Proces der drie Koningen, e* „ dergelyke ftukken, de profaniteiten , het mis- bruiken van Gods naam, enz. dat is zoo de ftyl „ van die gefchriften; doch, zoo als ik zeide.het }) oogmerk reinigt alles. Van de Anti-engelschge„ zinde gefchriften moeten wy niets mdeeligs zeg-* „ gen. Wacht U daarvan naar het voorbeeld, 'jj geen ik U daarvan heb gegeeven. „ En nuj M. G. T. wacht U wel van jreene van „ die oproerige van die Souverein-honende Engelsch„ gezinde gefchriften te leezen. Zy zyn onreyn; „ zy zyn vervloekt. Maar lees die fchoone Post „■van den Neder -Rhyn ; die zoo beroemd is „ geworden na die infame Chineefche Zamen„ fpraak in het i4e. Nummer, die de rei geleid „ heeft van alle de opgevolgde paskwillen tegen Z. „ H. en den Hertog van Brunswyk. Daar is gee,, ne bladzyde van dat keurig weekblad of gy lult 'er in leeren, welk fchandelyk verzuim, welk „ fchrikkelyk verraad 'er plaats heeft in ons Lsnd, G 3 „ by  '„ by alle die over ons gefteld zyn, behalvenbyden „ Souverein. Leest evsn vlytig die voortreftelyke Courant van mynen waarden Ampt-'encot, den „ Wel Eerwaarden Hr.Th. van Brussel, gedepor„ teerd Predikant van Polsbroek. Leest daarby al„ le de gefchriften en doorkneede Staatkundige werk„ jes van dien Vaderlandslievenden ploert N. Höef* nagel te Amfterdam, van het Goudfchaaltjen af „ tot Alle e gen wachten op U, O Heeren! toe; „ die zyn alle ter eere van den Souverein gefchree„ ven. Leest vooral ook de Brieven van Candidus „ en alle de paskwillen waarby de Souverein-honen„ de Schryver van het vervloekt Politiek Vertosg, „ zoo loffeiyk wordt gehoond. En zoo gy zemach3, tig kunt worden, dan leest ter fluik ook de 0„ ranjehmen en het boek aan 't volk van Neder„ land. Dit laatfte is wat voorbarig verboden door „ onze Staten, maar 'er is tog veel waar in, 't is „ jammer dat alle waarheid niet mag gezegd wor„ deri; te weeten van onze party: want de En„ gehchgezinde party mogen wy niet toelaten van „ iets te zeggen; die moet men niet dulden dat „ den mond opendoe. Dat is alles verraad, cp}) roer en hoon van den Souverein, >> En "u> M- W. T. heb ik U geleerd te onder„ fcheiden het reyne van het onreyne, het heyliw » van het tnheylige, met opzicht tot de hedendaag„ fche gefchriften!" Zie  ( ïol 5 Zie daar, Mynheer, eene paraphrafe van de woorden die UWEerw. in den mond zyn gelegd geweest. Wy zullen niet vragen, wat men van een Leeraar zou moeten zeggen, die zulk eene leer op den Predikftoel bracht- Maar wy vragen, is 'er iets in deze geheele paraphrafe, hoe wanftaltig, hoe aanftotelyk, hoe godloos ook, 't geen nieter kgitimam conjequentiam kan worden afgeleid, uit het gezegde, 'twelk aan UWEerw. door denWoerdenfchcn Courantier is aangetygd? Wy eindigen, WelEerw. Heer; wy hebben lang reeds Uw geduld en dat van onze Lezeren misbruikt. Maar de zaak verdiende eens opzettelyk opgenomen en in het helderst ligt gefteld te worden. De woorden, die men UWEerw. heeft aangetygd, zyn niet nieuw, niet ongehoord. Zy leggen in honderden kwaadaartige, vuile monden befturven. Het gaat by vcelen wezentlyk voor eene uitgemaakte zaak door, dat de Engelschgezinde gefchriftm ftrekken tot oproer en hoon van den Sou-> verzin , in tegenftelling van de anderen. Weeten wy niet, dat men ons blaadjen almede oproerig noemt, dat de O. N. P. niet minder dan anderen, als een Oproermaker, als een honer van den Souverein is uitgekreeten. Maar wat in den mond van een verblind en dom gemeen kan geduld worden , dat behoort men van geen Predikant te vooronderftellen. Het is niette hopen, dat de vloek van  ( ic-i ) -vanTsraël, ook tegen ons Land zon uitgefproken zyn. Daarom gelyk 't volk, alfoo Jalae Priester zyn; ende ickfalfyne wegen over hem befoecken ende Jyne hc^delingen hem ver geiden (_ * ;. vVy voor ons houden ons verzeekerd, dat men UWEerw. liet grootfte ongelyk heeft aangedaan, van denzelven te laste te leggen, niet alleen van zulk een dom cn fchandelyk vooroordeel overgenomen te hebben voor U zeiven, maar van dat zelfs op een plechtigen Verbodsdag op den Stoel der waarheid gebracht, en voor de verzamelde Gemeente, voor Gods aangezien te , te hebben uitgefproken en geleerd als Waarheid. Zulk eene aantyging zou allernadeeligst zyn voor uwe achting, WelEerw. Heer, en fchoon wy de eer niet hebben van UWEerw. te kennen , is echter uwe achting, als van een Leeraar onzer Kerk, ons gcenzins onverfchillig; maar het zou niet minder nadeelig zyn voor de goede zaak, en voor de eer der zoogenoemde Engelschgezinde gefchriften, waaraan wy ons nog meer laten geleegen leggen! Wy hebben reeds gezegd, dat wy geen Predikant kwalyk neemen (hoe zeer het ons ook fmertejvan niet van onze gevoelens te zyn. Maar, dit neeme UWEerw. ons niet kwalyk, dat wy niet zouden kunnen dulden, en ook gedetermineerd zyn van niet ts {*) HoseaIV. 9.  Je Hulden , dat een Predikant, een Leeraar onzer, i Kerk, opentlyk van den Predikftoel, en in Gods ce" : ] genwoordigheid, ons by zyne gemeente lichtveer- Idiglyk zou aanklagen en befchuldigen van Oproer te zöeken te bewerken, en onzen wettigen Souverein of Hoge Overheid, ( die voor ons byzonder zyn de Heeren Staten van Holland, en de Magiftraat van 's Gravenhage, beneevens den Hr. Erfftadhouder , I en voorts H. H. Mog. of de verdere GeneialiteitsCollegien , bcneevens die van den Ed, Hove van Holland ) te honen en te beledigen. Zulk eene aller verregaandfte befchuldiging mogen wy van Paskwilmakers verachten, (die verdienen geenen den I allergeringften aandacht) maar van een Predikant 1 kunnen , mogen, noch zullen wy ze niet dulden, even weinig als UWEerw. zoud kunnen of mogen 1 dulden, dat men UWEerw. befchuldigde van oprot* i rige Predikatiën te houden. En derhalven vorderen 1 en verwachten wy, dat UWEerw., zoo ter zyner \ eigene décharge, als tot onze voldoening, het bele| digend bericht 't geen de Woerdenfche Courantier I van UWEerw. meermalen vermelde Leerrede gegee* i ven heeft, plechtig en uitdrukkelyk zult desavouee| ren, waartoe wy ons blaadjen aan UWEerw. des I begeerende gaarne aanbieden. Of anders, zoo dit bericht, tegen ons vast vertrouwen, enigzins geI fundeerd mocht zyn geweest, dat UWEerw. als dan * omtrent deszelfs bedoelde Leerrede zulke eclaircisj fementen zult gelieven aan het Publiek te geeven 5 G 5 als  ( '104'.) a1s UWEerw. tot de bovengemelde eindens, namentlyk uwe eige eer en onze faüsfac"tie, zal oor* deelen te behooren. En hiermede, des Allerhoogften besten zeegen over UWEerw. perfoon enbedieninge afXmeekende* hebben wy de eer te zyn Wel Eerwe. en Zeer Gele. Heer UWEerws. Onderde. Dienaar De Oüderwetse Nederlandsché Patrio r. 26. Maart 17S2. O,  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. n°. x x x r. en quêis confevimus agros ! VlRGIL. Eclog. li In de Noord-Idollandfche of Diemermeerfehe Cou* rant van i. April 17S3. is geïnfereerd een Brief aan ons de Schryvers van den O. N. Patriot ge* adresfeerd in d°. Middelburg den 4. Fehruary 1782; en geteekend de Ouderwetsche Zeeuwsche Patriot , met bygelegden brief aan den Courantier' waarby de Brieffchryver zegt, den eerstgcnoemden Brief aan ons een maand te voren per post van Middelburg te hebben afgezonden aan ons opgegeeven Adres : te wceten Mynheer den Ht. Conjlantin de Ia Vieille roche, pos te restante, te Delft: doch dat hy, tot dato , in zyn verzoek, om namentlyk zyn brief in ons Weekblad geplaatsd te zien, te leur gefteld zynde, en niet weetende of dezelve te regt was gekomen; uit dien hoofde eene Copy van den111. Stuk. H zei*  ( K>5 ) zeiven Brief aan den Courantier doet toekomen, om in zyn Courant te plaatzen, waaraan de Courantier ook heeft gedefereerd. Wy hebben lang geaarzeld, of wy dit een en ander met ftilzwygen voorby gaan zouden •, en liefst hadden wy 't gedaan, om dat wy gewigtiger en aangenamer ftoffen met onze Lezers te verhandelen hebben. Edoch begrypende dat onze Correspondenten, in de onzekerheid of ons de voorfz. brief geworden ware dan niet, mogelyk ons opgegecven Adres ('t geen tog zeer fecuur is) mochten wantrouwen, en daardoor fchromen om ons te febryven, hebben wy geoordeeld op de eene of andere wys het Publiek te moeten berichten, dat de meergeme. Brief ons wezentlyk op zyn tyd was geworden. Edoch, daar die Brief niet gunstig is omtrent ons Weekblad en gevoelens, konden wy de receptie van denzelven niet wel accufeeren, zonder teevens enige rede te geeven, waarom wy hem tot nog toe niet hadden geplaatsd, als meede of wy in 't vervolg 't zy in ons Weekblad, 't zy in onzen Brieventas hem dachten te plaatzen, dan niet; én indien 't laatften, om welke rede. En dus vinden wy ons dan genoodzaakt om onze .Lezers met deze lastige zaak op te houden, en den ■Erieffcbryver enigzins in 't breede rekenfehap van ,ons doen te geeven, met voorneemen echter van in een  ( ï°7 > een tweede der gelyk geval zulk eene toegeevendheidf niet te .zullen gebruiken. Wy herhalen dan, wy hebben den Brief op zyn tyd gekreegcn , en zouden hem mogelyk in een volgend Stuk van onzen Brieventas, doch vast niet in ons Weekblad geplaatsd hebben. De reden hiervan is niet geweest, dat in dien Brief een looit van vergeiyking tusfehen om Weekblad en den Post van den Neder-Rkyn, en tusfehen onze gevoelens en die van de laatstgemelde Schryvers, wordt aangeftcld , die ten nadeele van ons uitvalt- Geenzins ! wy zouden eeven om die reeden zulk een Brief, die teegen ons was, met post-pofitie van andere ftoffen hebben geplaatsd, terwyl wy geenzins noch. ons blaadjen, noch onze gevoelens aan eenig bedaard , gematigd, verftandig onderzoek willen onttrekken, maar alle zodanig onderzoek op allerlei wyzen zoeken uit te lokken en te encourageeren. Maar dan moet ook wezentlyk dat onderzoek bedaard en verftandig, dan moet het geen men teegen ons inbrengt, wel overdacht en gewogen, en dan moet het eindelyk óp eene gdchikte wyze voorgefteld, cn een- Brief dien men vordert dat wy ia ons Weekblad zullen plaatzen , ten minnen draag* lyk gefchreeven zyn. En dit bekennen wy, dat wy van den Brief in questie niet kunnen zeggen. En rond-uit gezegd — als de Schryver een Zcuw is , kan hy het goed rond, goed Zeuwsch nietkwaH 2 lyk?  ( Io8 ) lyk neemen — de Brief fcheen ons wezentlyk niet de moeite zvaard om te plaatzcn. Het moeit ons van het te moeten zeggen , maar de handelwyze van den Schryver dringt 'er ons toe, het kan weezen dat de Schryver een fatfoenlyk man is, maar dan heeft hy of geene fatfoenlyke opvoeding gekreegen, of flecht daarvan geprofiteerd, want in waarheid zyn brief is al te flecht opgejle/d, om van een fatfoenlyk man te zyn; wy konden hem, zoo als hy gefchreeven is, niet voor het publiek leggen, en de Schryver had ons niet verzocht om de Schryf"Wyze, daar het nodig was, te veranderen, maar daarentegen wel duidelyk van ons gevorderd om hem woorde/yk te laten drukken. Daarenboven, wat den inhoud betreft, die heeft ook zoo weinig wezentlyks om 't lyf, en 't geen de Schryver wil zeggen, is zoo onbepaald of zoo fcheef uitgedrukt, of het zyn enkel losfe asfertien , onkundige vooroordeelen, die hy uit zyn Post v. d. N. R. en dcrgelyke blinde leidslieden blindelings heeft overgenomen , dat wy in der daad niet van ons konden verkrygen om onze Leezers met zulk een Brief, die niet gefchiktis om gedrukt te worden, op te houden of ons zeiven dc moeite tc geeven van al het verkeerde, manke of valfche daarvan in 't breede aan te tonen. Ondertusfchen, hoezeer ook de Brief ons ongunstig zy, is dezelve echter, altans in den beginne,  ( iop ) ne, zoo lefchciden ingericht , dat het ons moeite doen zou, indien de Schryver zich enigzins beleedigd kon reekenen; door hetgeen wy ten zynen opzichte hebben moeten zeggen, of nog verder genoodzaakt zyn zullen te zeggen. Die Schryver kan een braaf, eerlyk Burger-man (mogelyk een Winkelier zyn) die in zyn kring alle achting verdient. Doch dat zegt nog niet, dat hy daarom of kundigheid genoeg heeft om over de publieke zaken van ons Vaderland te beflisfen, of bekwaamheid genoeg, om zyne gedachten daarover in die bchoorlyke order voor te ftellen, dat zyn gefchryf verdiene gedrukt te worden. Het is niemand tot Ichande dat hy niet opgelegd is om Auteur te zyn. Het is enkel eenigzins fchande, dat men zich verbeelde, dat zyn gefchryf verdient gedrukt te worden , indien men wezentlyk geene bekwaamheid genoeg heeft om voor het Publiek te fchryven. Dit zwak toont dc goede Zeuw niet geheel vry van te zyn, wyl hy zyn brief met geweld in de wereld heeft willen helpen; en als daar zyne eigelicfde enig/ins mede gediend is , willen wy hem wel bekennen , dat 'er dagelyks honderde prullen gedrukt worden, die nog flcchter gefchreeven zyn en nog minder verdienden gedrukt te worden, dan zyn Brief. Doeh dat neeme hy, noch iemand van onze Correspondenten ons kwalyk, dat wy niet alles wat ons toegezonden wordt, in ons blaadjen kunnen overneemen, offchoon de Schryvers 'er van zich verbeelH 3 den,  ( no ) tf en>- dat zy voortreffeiyk fchryven, cn zoo zeer als iemand verdienen in druk te verfehynen. Eene korte befchouwing van den Brief van onzen Zoogenaamden Zeuwfchen Patriot Ouderwets is hy in geen opzichte, maar wel het tegengestelde zal het voorgezegde genoeg bevestigen, en teevens zuilen wy den Schryver zoo kort als mogelyk antwoorden. De Heeren Schryvers van den O. N. P. We/Edele Heeren / Middelburg 24 Fehr. 1782. Vtrgunt een Zettws Patriot de eer te hebben, Volgens uw eygen Siftema, als een Lid eener vrye . Jsepubtvq . zyne Cunjideratien, over tm wekblad en zyn dierbaar Vaderlands jegenwoordige toejland, vrymoedig, zonder partytrekking , met vcrfchuldigde Eerbied, onder het door UJVEd. opzegeeven. addres UPVEd. toetezenden, in hoope dat UJVEd. geen zwarigheid zult maken dezelve in uw weekblad te iiiftreeren. [Wy weeten niet hoe wy het woord met verJthuldigde eerbied moeten opvatten. Zoo het be- tee-  (III) teckcnt met verfchuldigden eerbied voor den Souverein, dan had dc Brieffchryver zich duidelyker moeten uitdrukken. Zoo het gemeend is met ver(chuldigden eerbied voor ons, dan fchynt de Schryver ons voor Regenten te houden Doch , daar wy onze namen en qualiteiten niet noemen, dispenfeeren wy gaarne onze Leezcrs en Correspondenten van eerbied jegens ons. Wy vergenoegen ons met hunne achting , goedvertrouwen, en toegenegenheid; en die gevoelens zoeken wy van hen te verdienen.] . Ik -wil geloven UWelEd.uit een ongetntresfeerden yver, ah Vaderlanders, denkt en fchry ft. [Wy kunnen niet voorby aan te merken, dat de D. Courantier niet van zich heeft kunnen verkrygen, om deze bekentenis te laten doorgaan, omtrent den O. N. Patriot. Hy heeft, ten koste van den zin, laten drukken eene en geintresfeerde yver. Voor 't overige fchryven fatfoenlyke luiden inxERest cn inTmesfeeren; het gemeen zegt en fchry ft intrest , geintresfeerd: en een intresfant mensen, van iemand die geinteresfeerd is.] Maar het gratis offereeren van uw Werk aan Coffykuizen en Sociëteiten, maakt dat niet een prefumptie ad Contrario ? [Niets onderfcheidt meer fatfoenlyke luiden van eenlageren ftand, zegt Lord Chesterfield in zyne Brieven aan zyn Zoon, dan de razerny die de laatft-n hebben van harde woorden te gebruiken in hun h 4 fchry  C HO fchryven en fpreeken die zy niet verftaan cn daardoor elendig radbraakcn. De Brieffchryver kan zich niet verbeelden , hoe belagchelyk Prefumptie ad Contrarie- in de oren klinkt aan yder, die weet wat eene prejumptie ad contrarivm is. Doch dit een cn ander in 't voorbygaan, over dc zaak zelve zullen wy zoo terftond fpreeken. Horen wy eerst verder :] t werkt 'ér voor niet? ja volgens UïVelEd. 'eige opgave totfehade? [ Indien fatfuenlyke luiden te erkennen zyn aan hunne woorden , zy zyn het nog meer aan hunne gevoelens. Het doet ons leed, dat wy bet zeggen moeten. Dc gevoelens , die dc Briefichryvcr hier toont, en die zyne vragen involveercn , kunnen niet wel anders als in een zeer gemeen mensen vallen, die geen denkbeeld heeft van iets tc doen, anders als om winst. ( Van zulk een kaliber is ook een andere Donquichot', die wekclyks een byna onleesbaar blad fchryft onder den titel van llaagfche Meuxvs-verteller. Die knaap kan zich ook op de wereld niet begrypen, hoe het zamen kan gaan, dat dc O. N. Patriot een goed debiet zou kunnen hebben, daar de Schryvers ondertussen zeggen,, dat zy in plaats van winst van dat blaadjcn te trekken , 'er nog geld bylcggen (*). Dat gaat hem vol- (*) Koe kan dit famengaan, een fterk debiet en geld toeleggen f Wie bemerkt hier geen tegsnilrydigheid? enz. Haagsche Nieuwsverteller, N. XI. p. 85*  ( H3 V vol (trekt boven zyn verftand, en met dat vérftand, dat daarv'méMak', is de man tog wekelyks Auteur en bellist mede over de publieke zaken. Met zulk vblkjen, O Nakomelingfchap ! moeten wy omzukkeien in deze noodlottige tyden; en gy zult het niet geloven, maar het is echter maar al te waar, •Wy kunnen ze niet alryd fiikwygend verachten. Gefchriften, die niet goed genoeg zyn om van knechts en meiden geleezen te worden , die worden tegenwoordig in ons Land gepreezen door fatfoenlyke luiden, die maken opzien , en die moet men fomtyds opzettelyk wederleggen! Wy zullen dan by deze gcleegenheid kortclyk aan onze Lezers zeggen, hoe het met den O. N. Patriot geleegen is , en terwyl men alle zottt vragen hedendaags moet beantwoorden, ook al het geen de huishoudefy'ke fchikking van ons blaadjen betreft, voor het gemeen openleggen. Het komt in 't kort hierop uit. Ons weekblad, de O. N. Patriot, is begonnen, en blyft vervolgd worden, door luiden, die niet gemaakt zyn om Loen/chryvers te zyn , om hunne pen tegen een ducaat of'halve ryder per blad aan een Eoekverkoper te verhuren. Zy hebben geen beweegrede voor hun fchryven , anders als de zucht om hun Vaderland dienstig te' zyn, en hunne verblinde, misleide Landgenoten te onderrechten van hun wezentlyk en duurzaam belang, enz. Verre van hiermeede enige winst te beogen, hebH 5 ben  ( "4 > ben zy gaarne daarvoor een bagatel over; en dat zouden zy noit aan 't Publiek gezegd hebben, indien gemeen volk, dat enkel om loon fchryft, hen niet onbefchaamd voor Loonfchryvers hadden uitgekreeten. Ondertusfchen is hiernaar de uitgave van hun blaadjen ingericht. Zy hebben in den beginne den prys daarvan laten ftellen op i ft. per Nummer. Zoo wordt voor den Post van dén Neder-rhyn betaalt, die weekeiyks een half-vel en niet meer levert , en als hy een extra nummer geeft, dan wordt daar extra voor betaald. De Sch/yvers van den O. N. P-, hadden eerst voor om weekeiyks ook niet meer dan een half vel te geeven. Doch, ond^r het werken, hebben zy bevonden, dat net onaangenaam was, zich aan zulk een band te leggen. Het 2e. Nummer befloeg reeds byna 2 heele vellen, en zoo de meefte volgende. Wat toen gedaan? Meer dan 52 vellen in 't jaar te geeven voor ƒ5:4:- daar zou de Boekverkoper zyn rekening niet by gevonden hebben, en die moest geen fchade hebben. Het Pubiiek meer te laten betalen, dat kon hetzelve affchrikken van het blaadjen te leezen, en alles wat men beoogde , was dat het veel mocht geleezen worden. 'JEr was dan niets anders overig, als dat de Schryvers zeiven de extraordinaire onkosten droegen , en hunne Boekverkopers zoo veel mogelyk te gemoed kwamen. En daartoe heeft men gereedelyk bewilligd. P/ie werkt er voor niet ? zegt onze Zeuw-  < H5 "> Zeuwfche Patriot : Wie werkt er tot fchade 2 Wie? Goede vriend! Fatfoenlyke luiden, die boven hun tyd en arbeid, nog wel een bagatel geld over h< bben, ter bevordering van 't geen hen het publieke wdzyu dunkt te zyn. Welke tyden bekeven wy, waarin men forietl vragen zal, me zou er over de pubHele z.ken fchryven, anders ah om winst? anders als om loon ? Voelt men wat wy by eene zekere geleegenheid gezegd hebben, dat niets ons meer vernederde dan te mcetvn zien, dat wy genoemd wierden Confraters van den Post van den Nedef-rhyn, van den Pohnque Hollandois (*;? De Schryver van den Polinqne Hol■Jandois weet men is een arme Franschman, die niets heeft om van te beftaan, als zyne pen. Dat zal de man zelve niet ontkennen. Als hy 't ontkende, zou hy zich enkel noch belagchelyker maken En wat de Schryvers van den Post vfln den Neder-rhyn betreft, dat die Eerjie Staatsmannen van ms W met alle hunne Hoog-Edele Correspondenten wezentlyk almeede niet meer en niet minL der dan arme Loonfchryvers zyn, daar menig een de handen over te zamen zou fiaan, als men ze by name kende, mag een yder, die er niet meer van weet,opmaken uit het geen zy van hun weekblad zeggen N. 39. bl. 329. dat hetzelve geld kost en (*) II. Stuk. N. XIV. bl. 296.  en niet zoo als de O. Patriot gratis kan worden gegeeven aan Koffyhuizen en Sociëteiten; want dat Tiet pap-er en drukken hen veel geld kost, en dat de O. P. dit ook niet voer niet kan hebben, of dat hy by zyn Ouderzsetfe Patriotismus een goede gevulde goudbeurs hebben moet, en wat dergelyk gemeen geklap meer is; waaruit men opmaken kan, terwyl men zegt dat over de 3000 exemplaren van dat blad wekelyks verkocht worden, dat of de Uitgeever daarvan de inhaligfte vrek zou moeten zyn, als hy by eene zuivere winst van meer dan ƒ 200:-:- 's weeks, nog fprafe van veel geld 't geen hem zyn papier en drukken koste, of liever dat hy onder zyne kosten van drukken en papier, mogelyk een paar ducaten en meer rekent, die hy genoodzaakt is wekelyks aan zyne Hoog-Edele Schryvers en Eer/ie Staatsmannen voor hun loongefchryf te betalen. Hoe het zy, de Schryvers van den O. Patriot leggen althans geld by hun blaadjen, in plaats van daar winst van te hebben. En wordt het fterk verkocht, zoo veel te beetcr voor hunne Boekverkopers. Alles wat zy beogen, is nut te doen, en veel gelcezen te worden. Hiertoe hebben zy, behalven den buitengewoon lagen prys van hun weekblad zelve, nog, ten genoegen zoo van hunne Leezers , als van hunne weldenkende Correspondenten , wier brieven zy niet in hun blaadjen konden plaatzen , gcrcfolveerd om die brieven apart te Jaten  ( "7 > ten drukken; cn gratis uit te geeven onder den* Brieventas van den O. N.Patnot. Hiervan dragen zy alle de kosten geheel, wyl zy hunne Leezers niet wilden tot buitengewone uitgaven noodzaken, maar zich aan hunne eerfte^verbintenis met dezelven houden. En zoo za dc O. I triot voortgaan, zyn tyd, moeite, geld te beftee den ten voordeele van eene Natie, waarvan twee derde teegen hem raast en tiert, en ^m voor een huurling , een loonfchryver, een vyand en ver rZr va zyn Vaderland uitfcheldt, en daarentee"n bekende" huurlingen , loonfehryvers vreemd 10trvinken verheft en vereert als Patnoten , als. Vaderlanders,^.™, zoo lang - ja »o lang Ztkm behaagt, of liever zoo lang als hy cn, ge vrucht van zyn arbeid ontwaar wordt; en zoo lang als zvn geduld zich uitftrekt, en eene rechtmadge drift en weerzin hem niet eindeiyk zyn pen let wegwerpen, en al dat janhagel « het aangedenken wy verder onzen -erhefehehlenCn , offchoon almeede verbysterden Zeuwfchen Patriot Wy hopen, dat hy zich thans fchaamt, be vragen die hy ons deed, Wie we^ voorniet? Wie werkt er tot fchadt? Dus vervolgt ^iTweloeredeneerde Cato , fdm # Uerde, dat wanneer men iemand hoert fcheld^  men vefzeekeri moet zyn , dat zyn zaak niet deugt. [Wybekennen, dat ons deze regels nog by het overfchryven , op nieuws doen lagchen. Voor eerst, de wklbëredknserde Cato ! Kan iemand , die zoo fchryft, zich vetbeelden , dat zyn gefchryf verdient gedrukt te worden! De man wilde zeggen de wyze Cato. de welredeneerende Cato. Maar de welberedeneerde Cato! Dar zou moeten beteekenen: Cato, over wien zoo wel geredeneerd is. Maar dat meende de man niet , ook kan men het niet zeggen. Het blykt, dat hy geen denkbeeld heeft, wat fchryven, noch wat ftyl of taal is. 2) Cato ofschoon een Beiden: Kan iets belagcheiyker zyn! Welk een denkb:eld heeft die man van de Beidenen ? Denkt hy dat een Heiden geen menfehen-verftand hebben kon? Of verbeeld by zich ^dat men een Openbaring nodig zou hebben, om zulk eene triviale reflecT:ie te maken, als hy hier in den mond van Cato legt. s) Welken Cato hy bedoelt, weeten wy niet, en veellicht zal hy 't zelve niet weeten. Cato Major , of Cato UticenJzs, of Dhnyfius Cato. De dijlicha van den laatften zyn wy federt onzen fchooltyd vergeeten. Doch de fpreuk, die hy bedoelt, behoort eigentlyk t' huis in de Samenfpraken van 'Iucianus , by wien een der perfonaadjen teegen Jupiter zegt, Gy vertoornt U, Jupiter ! Dan blykt dat gy ongelyk hebt.  ( H9 ) hebt Van Cato herinneren wy ons geene zulke fpreuk. Doch dit in't voorby gaan. Nu de toe* ^welberedeneerde Cato, offchoon een Heiden, herd> dat wanneer men iemand hoort Jchelden (d. i. . wanneer me, iemand een ander hoort Jchelden-) men verzeekerd moet zyn , dat zyne zaak met deugt. Waarom maakt uw te verregaande yver zich hieraan te dikwils fchuldig? Nimmer bukten de Schryvers der Post van den N. R. zig over UWelEd gelyk UWelEd. zich over hun doen. zoo hatelyk mt'\ Zonder over de ConfiruUie van de laatfte zin. fnyding voorder refleftie te maken het blykt reeds dat de man niet fchryven kan, offchoon hy geen ogenblik twyffelde , of zyn brief verdiende wel zeer gedrukt te worden zullen wy enkel met een woord op de bclchuldiging zelve antwoordlet eerst, dat wy ons verwaardigd hebben van d3n Post van den N. R. te fpreeken, is geweest D I. N. VIL bl. 128. fqq. Daar hebben wy, niet dat weekblad gefcholden , maar met de Hukken alleen aangetoond, met een voorbeeld uit duizenden beweezen , hoe die Schryvers het gemeen zoeken op te zetten tegen het Staatsbeftier, teegen het „edra- van H. H. MoG. in 't byzonder, en de Leden van die Hoge Vergadering te doen voorkomen als -cneigd 001 onzen openbaren Vyand in de hand  < 120 ) te werken, en aan deszelfs belang het belang van het Vaderland op te offeren. En wat hebben de Heeren van den Post van den N. R. hierop geantwoord : niet meer en niet minder dan het volgende : dat zy een zot niet na zyné dwaasheid zouden antwoorden. Zie hun N. 39. bl. 3so. En dan komt een half jaar daarna een Mynheer Zenwfche Patriot en .zegt tegen ons. Gylieden fchetdt, en dus hebt gy ongelyk, volgens den welberedeneerden Cato. En de Heeren van de Post Peneiden U niet ! Zoo leest, zoo oordeelt ons gemeen, ln de te genwoordlge tyden! hjere tïunc\ Me/ibze, pyrosl La?t ons voortgaan.] De vuilaardige pasquilfchriften op VWEd. verache ik zoojierk als VIVeiEd, kunnen doen ' maar daar onder tel ik de Post van den Neder-rhyn niet [Het blykt, dat de man geenzins een kwaad hart heeft, en niet zoo uitzinnig razend is a]5 zoo Veele andere, die fpreeken en fchryven als of zy uit de Hel losgebroken waren. Hy is alleen maar verbysterd door zyn Post van den Neder rhyn & dat zyn zoo veele met hem! Voor 't overige zegen wy ook niet, dat de Post van den N. R zo&0 flecht is ais de paskwillen van een N. Hoefde/ en zulk flag van volk. Er is flecht, Hechter en al' lerfiechtst, even als goed, beter en best. De Post van den N R. is een^ werk in allen opzichte , dat hebben wy dikwils gezegd. Maar wy ftel-  c m 5 ftellen hem daarom niet gelyk met de paskwillen teo-en den O. N. Patriot en anderen.} XJJVelEd. en de Schryvers van dat periodicque zoerk adopteeren in een zekeren zin een verjchiltend Sijïema, [Niet in een zekeren zin alleen ; maar een rechtftreeks tegengefteld Siftema. Licht en duifternis ftaan niet meer over teegen elkander, dan onze gevoelens en die van den P. v. d. N. R. Wy willen niets — niets met hen gemeen hebben.] Edoch hun yver en goede trouw zyn onder correctie gelyk aan die van UWelEdelens zoo ik vertrouw glorende patriot Jen yver voor d'eer en welzyn van het lievs Vaderland. [Waar de goede man dat hoogdravend, poëtisch, woord glorend van daan heeft gehaald, weetcn wy niet. Het fteekt af als een fcharlaken lap op een pije rok. Dat voor 't overige de Heeren van de Post genoeg fchreuwen van hunne yver en vaderlandsliefde, dat weeten wy. Doch het komt er op aan, wie het welzyn van zyn Vaderland zodanig betracht, dat men hem op zyn woord geloven moge. Wy voor ons vergen onze Lezers niet, van op onze blote betuigingen te geloven, dat het welzyn van ons Vaderland ons eenig doelwit is. Wy zouden noit zulke betuigingen gedaan hebben, als, men ons niet op de infaamfte wys van het tegengeftelde befchuldigd had. Betuigingen en woorden* lil StuL l ge-  C 122 ) ■ geraas en gefchreuw, doen nists ter zake, en bewyzen niets. Het geeft minder eene prefumptie voor - dan teegen. Een eeriyk man roept noit teegen de geheele weereld dat hy eeriyk is. Een fcaurk alleen en een bedrieger, betuigt elk ogenblik, en zweert op zyne eerlykheid, ongevergd en buiten 2 enige noodzaak. Mistrouwt alle ongevergde betuigingen, zeide de welberedeneerde Cato , of een ander. ] Volgens UJVelEdelens eygene grondjlellingen ad, voueert gylieden (in de D. Courant ftaatadverceert) ■ dat Engeland een onregtmatigen oorlog tegen do Re- ■ pttb/icq begonnen heeft. Dat zelve zeggen de Post van den Neder-rhyn. [Wy zeggen en geloven , Mynheer, dat de Kroon -van Engeland verfcheide zeer gegronde redenen van klachten heeft gehad tegen fommige Leden van onze Republiek. En wy zeggen daarentegen, dat on■ze Republiek veele gegronde redenen van klachten •heeft gehad tegen Engeland. En wy geloven , dat dit had moeten bygelegd zyn, zoo als het wel had kunnen bygelegd worden. En wy zeggen eindelyk, als. goede Nederlanders, dat de Oorlogsdeclaratie van den kant van Engeland, als tegen de Republiek in 't geheel gericht zynde, zeer onrechtmatig is geweest. • Zoo gy fJ nu verbeeldt, dat de Heeren van den Post ook zoo denken, dan zyt gy, Mynheer, niet ge-  C 123 ) gewend U zeiven nauwkeurige begrippen van zaken te maken. De Post van den Neder-rhyn fpreckt duidelyk genoeg.] UJVclEdelcn zyn, om het plat op zyn goed rond goed Zeuzvs uittedrukken, met hoogachting voor 't . Huis van Oranje bezield. Hetzelfde betuigen de Heeren Schryvers van den Post van den Nederrhyn. [Hoogachting voor het H. van O. wil nog wei-* nig zeggen, Mynheer. Geheel Europa, Mynhesr, is federt veele euwen met hoogachting bezield voor een huis hetgeen de grootfte mannen heeft voortgebracht. Maar wy zyn toegedaan aan dat Huis, als onze Stadhouders, wy zyn gehecht aan de Stadhouderlyke regeering. Dat had gy moeten zeggen. Men zou op de Stadhouderlyke regeering gebeeten kunnen zyn en tog hoogachting hebben voor de Prinsfen van Oranje. De Reeders van het Euwig Edict betuigden de grootfte hoogachting voor de Vorsten yan dat Huis» Wat nu den P.y. d. N. R. en hunne betuigingen met relatie tot het Huis van Oranjen en de S. R. aangaat, dat zy betuigingen genoeg doen van hunne hoogachting voor dat Huis , dat weeten wy. Dat zou ook zonder dat neg zoo niet gaan. Maar wat zyn tog alle betuigingen, die in enkele woorden beftaan, en waar alle iemands daaden recht-, ftreeks teegen aanlopen ? De Jlechte gelooft alle woord , zegt niet Cato maar Salomon. By allo I 2 hun-  C 124 ) hunne betuigingen, toonen de Heeren van den Post van den N. R. dat zy met een ingekankerde» haat bezield zyn tegen de Scadhouderlyke Regeering • en dat zy niet eens die Hoogachting voor de Helden van dat Huis hebben, die zelfs vreemdelingen er voor hebben, zouden wy met menigvuldige bewyzen kunnen aantonen. Maar wy laten hen over aan hunne eige Confcientie , en aan het oordeel van alle onpartydige Lezers, die zich door geene ydele klank van woorden een rad laten voor de ogen drajen. Wy haasten ons om ons door onzen taak door te arbeiden.1] Gy Zieden tracht het volk van Nederland 's Landt en hun eyge zve/zyn te keren kennen. Bet zelfde doelwit hebben de Beeren Schryveren van gemelde Post. [Ja wel! recht zoo !] XJJVelEdelens oordcelen eene vreede voor ons het nuttigst: hetzelfde zeggen de Beeren Post van den Neder-rhyn. [Zoo zeggen zy, ja! En ondertusfchen razen, en tieren zy als helhonden , tegen alle denkbeelden van Vreede. Als zy maar vermoeden, dat 'er aan gedacht wordt, dan fchreuwen zy van verraad, verraad! Maar ja, zy zyn zoo ontbloot niet van alle menfchen-verftand, dat zy beweeren zouden, dat wy tot den jongften dag moeten blyven oorloggen. Vreede moeten wy zekerlyk maken, zullefi zy zeggen, maar eerst moet Engeland verzinken; eerst moeten wy Engeland ver/linden, levendig opfokken,  ( 125 ) Jlokktn, enz. Of Engeland moet ons met geboge- ne knien fmeeken, janken om vreede. Dat is in korte woorden, wat U de Post v. d. N. R. zegt in honderden en honderden bladzyden. En dat is ook de taal van alle hunne liefhebbers. En zoo fehreuwt men als uitzinnigen, en denkt noch aan bereekening van krachten, noch aan duurzaam of voorbygaand belang, noch aan de betrekking van middelen en eindens, noch aan 't algemeen belang cn de balans van Europa, noch aan 't wezentlyk Commercieel belang, noch aan den altoos onzeekeren kans der wapenen , by den besten uiterlyken fchyn, enz. enz. enz. Trouwens wie redeneert er tegenwoordig in ons Land ! Wie is in ftaat een ogenblik de fchaal van het gezond oordeel in de hand te houden, daar alle armen beeven, alle zenuwen trillen van drift, van woede, van de dolfte en onbezonnenfte razerny. Maar wy zouden noit eindigen, als wy zin voor zin beantwoorden wilden. Laat ons al het volgende aan een uitfchryven, met een kort woord enkel hier en daar tusfehen beiden.] ,., 7, D« verre zyt gy 'i eens: [! 11H] alleen verfchilt gy in H middel om de Vreede te verkrygen. UWelEdelens fchynen volgens uwe voorfie■Hingen die door mediatien byleggingen [Zoo als alle VredesTraftaten] en ioegeevendheid [niet meer toegeevendheid, als het wederzyds waar belang medebrengt] te willen erlangen de Post in tegen- ' \ ï 3 deel  ( 125 ) deel met het zwaard in de -vuist [dat hebben wy im. mersl]\ ik erken na uw beider flemen en werken kedaard en onbevooroordeeld geleezen te hebben dat J *!' l"»J*<*°**' kkZtN' ah beeter jonden ' voor de duurzaamheid leggende ~ wat grond is >er dat Engeland, die ons zyne vrienden bond en o-e/covs „ noten altoos heeft benadeeld en zyn eygenhehng %' doeld [dat doen alle volkeren en naden] nu als den vernederden vyand hier zouden tracleren ? ■ - >t is immers bekend, hoe Koningin Elifabtt reed- of om ons te benadeelen?] en hare cpvoUers tot deze tegenwoordige Heerfcher der Britfihe Koninffryken, het verder voltoid hebben war om mogten tv *ry met hunne Bodems hier vry hun Koophandel dryven, en wyniet by hun met donzeP War om moe ten wy hunne vlag meer dan zy donze respecteren ? [welke vragen! Waarom hebben wy tog den rang met boven alle Mogenheden van Europa?] Schreven wy hun immer de wetten zoo geduurig ™W 7y ons twee Emoen gedaan Mben voor? „e/£ verpligtingen heeft de Republicq ooit aan Engeland gehad, die zy niet ten duurflen met het 4 de bloed harer Ingezetenen heeft betaald. Zie %'r weinigepreuven uit veele-T veer i enderfland'van Koningin Elizabet ons toegezonden nam zy onze Steden en Cafleelen in pandfekap en zond Eenen Licester, die willekeurig wilde regeeren — hoe veele milioenenaan geld en hoe vele menfehen heeft ons d' En-  ( 127 ) Engelfe hulp in d'oorlog-van 1704* en vroeger niet gekost hoe veele tonnen fchats hebben wy ver- Jpild voor d'Engelfe paradevloot in 1747. op da Zeuwfe Stromen ? Zie daar Engeland: duur genoeg betaalde weldaden. Laat ons nu ook enige exemüelen zien van deszelfs ondankbaarheid: voor da hulp aan Koningin Elizabeth beweezen doe haar d'onverwinnelyke Spaanfche vloot dreygde trachte zy in het vervolg ons geheel dependent van haar te maken • ■ Koning Karei na zyne herflelling in 't ryk beantwoorde alle de genoten weldaden van de republijcq met een overrompelenden oorlog Koningin jinna beperkte onze gloriryke overwinningen en offerde ons hare getrouwe bondgenoten door het fluiten eener af zonderlyke vreede met Vrankryk, aan de gedugte magt van dit getergde Vorst op — de georges voor recompens der door ons in het beteugelen der Schotfche rebellyen en verleende hulpe belemmerden onzen Koophandel, namen en plunderden onze weerloze navigerende kielen, en zyn jegenswoordige Majefleyt heeft tot heden niet anders gedaan. [Nu een woord tusfehen beiden ! Ziet daar dan de vrucht van die Engelfche tyrannyen, van alle diefraje blauw-boekjens waarmede men ons gemeen begoogchelt en wit tot zwart gemaakt heeft! Verwachte de Brieffchryver dat wy deze fraje lysï ftuk voor ftuk zonden opneemen en wederleggen. Zullen wy om hem te wederleggen, om'te tonen dat alles wat hy aanhaalt, verminkt, verdraaid I 4  r 1281 of volftrekt valsch en teegen de waarheid is, zullen wy daartoe heenen gaan en op nieuws eene Va* derlandfche Historie fchryven in ons blaadjen. Maar Wat is de oorzaak van ailes! Onze Natie is diep onkundig in hare eige gefchiedenisfen. De kinderen worden opgebracht zonder enige behoorlyke kennis daarvan te krygen. En wat is daar dan *t gevolg van in tyden zoo als de tegenwoordige. Dat de eerfte bedrieger de beste zoo als een Schryver van die Engelfche tyranny, zoo als die Heeren van de Post v. d. N. R alle gebeurtenislen verdraait, en in weinig bladzyden omverre werpt, wat goede Schryvers in zoo veele boekdeelen gebouwd hadden; en dat alles gaat dan voor gangba" re munt door by de-Natie, en zoo laat zich elk ■misleiden, en op 't laatst, als men honderdmaal .de leugen herhaald heeft, pasfcert hy voor axioma\ voor mathematifche waarheid! Wat is 'er 't geen men niet omverre kan ftoten op zulk eene wyze.' En wie kan teegen zulk een blinde ftroom opzei, len! Ondertusfchen bekennen wy, dat wy wel begrypen, dat het goed en noodzakelyk zyn zoude dat eens iemand al het voorgevallene tusfehen ons en Engeland federt de opkomst van de Republiek op,, pieuws weder fchaarde, uit de Historiën, zoo als het wezentlyk zich heeft toegedragen. Wy zouden dit ook gaarne in ons blaadjen gedaan hebben. Een Nummer of tien waren daar genoeg toe geweest, ea  ( 129 ) en hadden 'er met vrucht aan hefteed kunnen worden. Doch wat zullen wy zeggen. De razerny is zoo groot, dat eene 'opzettelyke verdediging van het gedrag der Engelfchen jegens ons, tegenwoordig byna voor hoog-verraad wordt gehouden. Dit heeft ons voornamentlyk te rug gehouden om dien taak te onderneemen. Daarenboven hoe menigmalen is 't gedaan. Wy zullen alleen een Stukjen noemen, 't geen met veel MsMÏföbe kennis en nauwkeurige kritiek van fada gefchreeven is onder den titel van Zedige Apologie voor de Engelfche HaHe, teegen eenLibelvoerar.de tot titel: Misfivea* een Beer van regeering enz. 1742. gr. 8°. Dat moge onze Zeuwfche Patriot leezen. Of liever hy leeze onze Historiën zelveó. Wagenaar heeft eene Wederlegging gefchreeven in XXL Dealen vaa 't geen hy in minder dan XXL regels, uit zyne Eno-elfche tyranr.y by een fchr?,apt. • ■ Oadertusfehen is dit r.03 het voorname antwoord met, wat v>y op dit alles hebben te geeven. Genoden, alles was waar, wat onze Zcuw uit zyne boekjens heeft aangeleerd, dan doet dit alles nog niets uit. Wy zullen hier zoo aanftonds van fpreeken. Laat ons eerst horen, wat hy 'er in het tegenovergeftelde nog byvoegt met relatie tot Vrankryk. ] Bet vervolg hierna. I 5 Wy  ( ISO) Wy bedanken den Zender van de voortrcfielyke Onpartydige en rondborstige gedachten over de menigvuldige Lasterfckriften in onze Republiek verSpreid, en beveclen onze Lezers de lectuur van dit ftukje, 't geënte Mastricht gedrukt is, ten uiterften aan. Het zal ons altyd aangenaam zyn met dezen achtingswaardigen Schryver in Correspondentie te komen , en indien onze toejuiching by hem Van eenig gewigt is, zetten wy hem aan om voort te gaan met zyne Landgenooten ten besten te bellieren en te verligten. Met zulk een allerbraafst karakter, als hy vertoont, met zulke voortreffetyke grondbeginfelen en juiste denkbeelden als hy heeft over alle zaken, waarvan hy genoegzaam geïnftrueerd is, en met een natuurlyke , vloeiende, behaaglykc ftyl inprofa, kan hy niet anders als ongemeen veel nut doen , en by den titel van een getrouw en welmeenend Onderdaan van den Staat, waarop hy alle recht heeft, ook dien van een byzorder 'nutti* Burger verdienen. E R-  ( I3i > ERRATA. Bl. 58. r. 5. twyffelen aeer bekend] /.twyffel èn wet bekend g0t T. g. Het is en byzonder] /. Het is vooina- mentlyk en byzonder 85. r. 10. anders als met een »tó.] Voeg 'er hy: behalven dat hy dat eerile gedeelte nog op de kwaadaartigue wyie verdraait, door het woord onderwerp te doen voorkomen, als of daardoor het Gefcbrift zelve wierd gemeend, in plaats van het Onderwerp waarover dat gefchrift handelde, namentlyk het gedrag van de Stad van AmJlerdam. po. r. 23. in het 14e. Nummer] /. in het 10e. en 13e, Nummer.   DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N». X X X I L Vervolg van No. XXXI. J/J/at heeft nu Vrankryk gedaan? —— menig* malen ons beoorloogd en getnvadeerd, 't is maar. [ Dat is : in ons eige Land gevallen, twee derde daar van te vyer en te zwaard in bezit genomen, met oogmerk als 't mogelyk geweest was , om het te behouden. En altyd een oog op ons gehad om ons te conquesteeren, 't geen noit het belang van Engeland zyn kan. En voorgehad, om den Roomfehen Godsdienst met geweld by ons te herftellen, daar Engeland de grootfte befchermfter van/ onzen Godsdienst is, in ganschEuropa,enz.] maar zulks was altoos het gevolg eer.er door ons te Jlerke ver* khefdheid voor Engeland. [Zoo! Zoo!] Nimmer heeft datRyk, gelyk onzen Engelfchen Bondgenoot, zonder wettige oorzaak ,onze Koopvaarders in Vree* destyd beroofd, of onze Commercie gedrukt. [ Geen wonder, daar Vrankryk noit voor deezen eene noe111. Stuk. K mens*  ( 134) menswaardige Marine gehad heeft, en wy daarenboven zyne Vragtvaarders waren] De Franfchs tiraiwy heb ik meer dan eens geleezen, ik gruw voor die gebeurtenis/en [De goede Zeuw is nog niet geheel naar de Mode. Thans is aan dat alles geen woord meer waar] maar dit alles isJlegts eenmaal in anno 1 67 2. en van eene byzondere troup gebeuft [Te wceten zulke onmenfchlykheden als die van Bodegrave en Zwammerdam 1 Maar die rekenen wy voor ons de Franfche Natie niet eens toe. Wy maken de Franfchcn niet tot duivels, om dat eenige baldadige Soldaten zich als duivels gedragen hebben (*). Maar het is niet minder razerny om van (*) By geleegenheid van ons XXVIII. Nummer fchreef ons een Correspondent nit zekere voorname Stad: Er zyn bier Predikanten, die thans zoo Franichgezind Zyn, als het den Puil van Aen KTfJcy-rl]a mictr gethft l(n te ■maken, welke ivy voor iveinig jaren in eene enkele Predikatie ■mogelyk vyftigmeal van den bloedhond Luxemburg hebben turen bulderen, met dezclfis drift, waarmede zy nu declameeren teoen de Engelfcben. En ondertusfchen wat voor een man was die He/tog van Luxen burg, die zelfs te Bodegrave en te Zwammerdam gecommandeerd heeft? Niets minder dan een wreedaard, in tegendeel! Bourdaloue zeide vsn hem: qu'il n'avoit pas vecu eemme lui, mais qu'il vouiroit mourir de mime. En, terwyl wy hier de geleegenheid hehben , wiïlen wy onz* Leezers wel ■eene anecdote medcdeelen, die mogelyk geen van onze  ( 135 ) van de Engelfchen, als monsters, als gevleesde duivels te fpreeken', zoo als thans elk doet. Beide zyn befchaafde Natiën: maar ik vrees dat er eene Natie is, die fterk dingt om alle hare aanfpraak op beJchaafdheid voor langen tyd by de Nakomelmgfchap en by Europa te verliezen ] doch d' Engdjchep hebben die alle de wereld oorden, in vreede en oorlog van tyd tot tyd aan hunne bond en geloofsgenoten, waardoor het te Jlimmer is, op nog ysjelyker wyze. fftts ze Liefhebbers van de Vaderlandfche Historie weet, namentlyk dat M. Desqrmeaux in zyne Histaire de la Maihn de Mantmorency, A 1764: gedrukt, een uitneemend roerkwaardigen Brief heeft uitgegeeven , door dezen Maarfchalk in 1672. hier uit het Leger gefchreeven, waar hy den Minister, (Louvois) een gansch ander man, bidt en fmeekt, van geene zulke ftrenge ordres teegen de Nederlanders te zenden , enz. En dien noemde mentor* den Bloedband Luxemburg l Zoo worden de Gefchiedenisfen gekend, en zoo wordt geoordeeld voor en teegen over menfehen en over zaken ! Nu mogen van 't geen wy hier uit enkele liefde tot waarheid mededeelen, die wy in geen geval wenschten te verloogchenen, weederom de geenen gebruik maken, die alles 'greetig aanvatten wat maar voor de Franfcherï fchynt te zyn, terwyl de groffte belagchelykfte leugens teegen de Engelfchen even greetig by hen aangenomen , verhaald en herhaald worden. Waar is gematigheid , waar is billykheid, waar is edelmoedigheid en waarheidsliefde naar toe 'gevlucht uit onze Gewesten! K z  C i3« ) gepleegd [Volgens de Engelfche Tyr2nny, by H. Gartman te Amfterdam gedrukt] de gevangenisfen van Torbay dreunen nog van de doodgiilen der in hun door gebrek en tiranny omgekomene Nederlanders in den lest voorledenen jare 1781. [Die dit behalven in druk , nog in prent zien wil , kan zich vergasten in dezelfde Engelfche Tyranny C * )• En die weeten wil, wat er waar aan (*) Wy hebben van die Engelfche Tyranny in ons II. Stok N. XXV. bl. 587. 588. gefpröken als van ten mengelmoes van opgeraapte leugens en ou&e-wyvin vertellingen en gezegd, dat de Opdragt daarvan aan de Vorstelyke Kinderen een ftaaltjen was van de onbefcbofte infolentie van een groot deel der Burgery van Amfterdam./ Wat denkt men nu wel dat de Uitgeever daarvan , H. Gartman, Boekverkoper in de Sallteeg, daarop gedaan heeft. Hy heeft ïn alle Couranten laten adycrtceicn , dat iiy den O. N. P. bedankte voor de melding die hy zyn bo§k de eer had gedaan van daarvan te maken, vvyl het debiet van hetzelve daardoor merkelyk was vermeerderd; en dat hy dienvolgens den O. P. verzocht om in 't vervolg zyne attentie verder te willen Haan op de gefchriften, die hy H. Gartman mocht komen te drukken. ■ . Als de wetgeevende macht in alles voorzien kon ,welk een draf zou er dan opmoeten ftaan voor dezulke,die het karakter hunner Natie brandmerken voor de Nakomelingfchap! Wee onze Natie, als men oit haar kalak ter opmaakt uit het geen gebeurt ii in deze tegenwoordige tyden!  C 137 5 zy , die vrage de Heeren Oesttr en van Haren Kooplieden te Amfterdam, die met den H. van Richmond hebben gecorrespondeerd over de behandeling dier gevangenen , of hy leeze hunne gedrukte Correspondentie, waaruit blykt dat de meefte gevangenen zelfs voor allen onderftand van geld hebben bedankt, en gezegd alles te hebben wat zy wenschten. Maar een Amfterdammer, die noit buiten den omtrek van zyn Stad geweest is, laat zich licht wysmaken, dat 30 mylen van hem af Cannibalen wonen , die de menfehen vreeten. En dat weeten zulke Schryvers, als die van die Engelfche 1yranny, cn daar maken zy gebruik van. 't Is alleen maar wonder , dat men nog niet verfpreid heeft , dat alle de Engelfchen paardenvoeten hadden, zoo als 't gemeen inMissoN's tyd van de Ketters' geloofde in Italien, Maar, gelyk ik hierboven te kennen heb gegeeven, dit alles is niet hetgeen waar 't hier op aankomt. Engelfche tyranny — Franfche tyranny —zyn volks-begrippen, volks-vooroordeelen, volksrazernyen. Had men honderd blauwboekjens gebruikt , en met de opgeraapfte leugens opgevuld teegen de Engelfchen, enkel met oogmerk om ons laagst gemeen, de clasfe waaruit wy Matrozen en Soldaten halen moeten, op te zetten teegen de Engelfchen , by het ontftaan der Vreedebreuk, wy zouden er niets teegen gehad hebben. Ad popuK 3 /»«  C *38 ) 'fum phaferas ! (*) Maar die razercy, die onder't laagst gemeen van nut zyn kon, moest niet overflaan tot fatfoenlyker clasfen , tot den eerften rang zelfs, waar zy in plaats van nut, het grootfte nadeel doen moest en de beklaag!ykfte gevolgen naar zich fleepen. Wierden wy wezentlyk benadeeld, wierd onze vlag gefchonden, enz., door de Engelfchen , wierden wy getrapt door de Franfchen, door anderen, dat zyn voorby gaande, temporaire Voorvallen, waarin behoort, voorzien re worden, en waarom men des noods , aï,s men er in staat toe is , eens een Oorlog voeren moet voor zekc•ren tyd , en zich zoo veel als mogelyk wreeken cn laten gelden. En daartoe moet men in tyds {*) Ik herinner my nog hetaffcheid 't geen de Barblerf knecht, die my fcheerde, van my nam in Janaaxy Ï781. Hy had dienst genomen ten Oorlog, en fcheen «eer geanimeerd teegen de Engelfchen. Jongen, zeide ïk, dat's braaf. Vecht tot uw laatfte droppel bloeds teegen die honden. Geef U noit over. Als zy U kreegen. zy zouden U levendig villen! —■ Als die Jonge nu eens hoorde , dat zyn Heer een der voornaamlte Engetscbgezindtn was, ik wed hy liet zich ook villen , dat het niet w.ar zyn kon. En tog was zyn Heer in dien ryd, toen hy affcheid van hem nam, niet meer «n niet minder Engelscbgezind dan hy tegenwoordig is. Maar dat is droevig, dat eenige onzer eerfte luidendenken als BarDiers-jongens.  ( 139 ) tyds, en altyd, in ftaat zyn, en zich te Witer en te Land beide zoo machtig maken als mogelyk is; zoo als H. H. Mog. zoo als de Stadhouder., zoo lang, vruchteloos voor deezen Oorlog hebben aangedrongendoch 't geen altyd door het eigchelang en de bekrompene uitzichten van fommige wel bekende Leden van Staat is teegen gehouden (*). Maar welk eene kinderachtige Staatkunde zou dat zyn, als men telkens wanneer men reden van klagen heeft over eene Mogenheid, dan zeggen zou : Nu dit moeten wy noit vergeeten. Met die Mogenheid moeten wy euwig en altoos in 't vervolg gebrouilleerd blyven. Die moeten wy euwig haten en als onze vyanden befchouwen. Die Natie zyn Monsters, gevleesde Duivels enz. Zoo redeneerde en dacht ons janhagel omtrent de Franfchen na 1672. tot nog weinig jaren geieed°n toe. En zoo denkt men nu omtrent de Engelfchen, federt 1780. Ja, zoo denken helaas ! zelfs fatfoenlyke luiden, zelfs ik fchaam het my te zeggen zelfs Regenten. Welke enge, kortzichtige begrippen' Om dat eenige Frahfche Soldaten voor 120 jaren een party van (*) Men leeze de uitmuntende Brieven van Re-nier yryaart, en de Vertrouwelyko Correspondentie, die minder bekend geweest is, doch even zeer verdiende bekend te zyn. K 4  ( 14* ) Van onze Bodegnaffche en Zwammerdamfche Boerxnnen verkracht hebben, zouden daarom, daL T y Vyanden ^ ? Z^den wy de «niche H uSoT' T ^ dC onze Ivke ,n 5 ! DW',zyn zy onze m^ deFranrT^ ge™rdefl' en 2™:0?U ^ " °°rlüg Zyfl • —ens ons, onze w FranfChea WCdCr ea dÏe Maar VCI'aanJige' bcd-^, kun- ÏLd ' V°0raI iUiC'en €eni^en in^d op lorTlrC?eerin? hfbben' 63 ^door verder bl noren te zien, die bekoren ook te beervnen d,f -sdeels net oordeel over het 7 FranfChCn * ™ E^en fi-nsch andere en algemeene data moet bcftemd worden, en ten anderen dat het oordeel voornattcmlyk over onze relatie tot deze beide en andeNatien, cn ons duurzaam eenparig belang om met dezelve meer of min nauw geallieerd te zyn op gansch andere gronden rusten en uit gansch andere beginfelen afgeleid moet worden, als uit temporaire voorbygaande beledigingen. Wat zal men denken, als ik zeg, dat er Mogcnhcden zyn kun¬ nen  C 141 ) nen, van welks wy geen het geringfte voordeel, maar enkel de infaamfte, fchreuwendfte beledigingen ervaren kunnen , en honderde malen ervaren hebben, en daar ons belang tog is, van niet in altoosdurenden oorlog , maar zoo veel mogelyk in vreede meede te zyn, ja des noods die vreede te kopen? Welk een paradox! Welk eene politieke blasphemie! En ik behoef die Mogenheden tog enkel maar te noemen, om elks toeftemming af te persfen. Het geval exfteerr. niet alleen voor ons, maar voor allenavigeerende Natiën van Europa,met de Maroccanen, met de Tunetanen en Algerynen. Wat volgt hier uit. Dat er geene abfurder gevolgtrekking zyn kan, dan die welke tans in alle monden befturven, in alle harten gegraveerd legt ■» tot euwige fchande van deze onze voormaals om hare Staatkundigheid zoo zeer geroem !è Natie : de Engelfchen hebben ons beleedigd , de Engelfchen hebben onze Commercie dikwi/s benadeeld, bygevolg zyn de Engelfchen onze natuurlyke •vyandtn, en 't zyn daarenboven rovers , monsters , uitvaagfels van den aardbodem, waarmede wy ons noit verzoenen, die wy altoos alle mogelyke afbreuk doen, teegen welke wy met alle hunne vyanden ons voor altoos en ten nauwflen moeten vereenigen, enkel met oogmerk om hen alle mogelyke afbreuk te doen, en ons onverzaadelyk en eindeloos op hen te wreeken. En ondertusfchen men horealle Discourfen, men K s lee-  ( 142 ) leeze de dominante gefchriften, die kostelyke Post ■van den Neder-lihyn aan het hoofd, wat is de uitflag en de inflag van alle die ftapel-plaatfen van doorkneede Staatkunde, anders als die onnozele, kortzichtige cirkel, waarin zy euwig drajen, en zoo menige honderden fchaaps-hoofden, en ramshoofden, en bullen- en ftieren - koppen met zich mede fleepen en omvoeren in den gemeenen draaikolk ! Hier teegen hebben wy ons altyd verzet, en hierteegen zullen wy ons meer en meer verzetten; en daarom haten wy, en zoeken wy onze Lezers zoo te waarfchuwen teegen alle die gefchriften, om dat het wezentlyk en waarachtig is, dat al dat volk geen het minftc inzicht in de zaken heeft, waarover zy zich aanmatigen te beflisfen; en onze goede Landgenoten voor hun onzinnig gefchreuw enkel overbluffen en een rad voor de ogen drajen. Niemand zou 'er minder teegen hebben dan wy, dat men bedaard onderzocht waarin het meeite voordeel geleegen was voor onze Natie, om op den duur verbonden te zyn met de Engelfchen, of wel met de Franfclien. Voor beide gevoelens is zooveel te zeggen, dat wy wel kunnen geloven, dat iemand ter goeder trouw van een ander gevoelen zou kunnen zyn als wy. Wy geloven daarenboven , dat er combinatiën zouden kunnen ontftaan in het politiek Siftema van Europa, waardoor ons gevoelen zelve merkelyk zou gemodificeerd kunnen wor-  ( H3 ) worden. Maar dan moet men van weerskanten de zaak uit het rechte en enige oogpunt befchuuwcn, en int de recht* en enige begvntels redeneeren. En ; als men dac deed, zou welhaast alle drift ophouden wyi in problematieke discusjien, waar het beide partyen enkel om de waarheid der zaak te doen is, geen drift te pas komt. Maar van dat ai- ' les zyn zake Schryvers, als de armhartige Staats* mans» v-W den Post van den Nkdek-Rhyn, hemels lengte af. Men ziet die Mynheeren blad voorblad aan, dat noit iets van dit alles in hunne enge, hersfenen is opgekomen. Laat ons bepaaleer fpreeken. De twee grote en enige vragen waarop alles aankomt, en van welker beflisfing het toekomend lot van onze Republiek afhangt, zyn deezen: i) Of uit hoofde en in aanzien van het algemeen Siftema en de Balans van Europa, dat is uit den respectiven ftaat en onderlinge relatien van de diverfe Mogenheden, die ons Werelddeel uitmaken , het belang van onze Republiek zy om op den duur met Engeland, dan wel met eenige andere Natie, en welke, geallieerd te zyn. 2) Of daaruit, dat zoo wel Engeland als onze Republiek, beide commercieerende Staten zyn, en die eeniglyk door de Commercie en Navigatie baftaan moeten, wezentlyk zulk een nayver tusfehen beide Staten ontftaat, dat dezelve dienweegens noit oprecht geallieerd kunnen zyn, maar altoos in een ftaat van vvandfehap moeten leeven-, en dus niet met clkan•' der,  C *44 ) der, maar in tegendeel de eene met der andere ryanden moeten geallieerd zyn, hoedanig ook anders haar belang met opzicht tot die vyanden zyn moge. In korte woorden: wat dicleert de Balans van Europa voor ons met relatie tot Engeland en Vrankryk? en is de natuurlyke, onwegneemlyke nayver van Commercie wezentlyk onbeftaanbaar met eene nauwe verbintenis tusfehen ons en Engeland? dit zyn de twee vragen, waarop alles nederkomt en alles 't huis moet gebracht worden. En uit de beantwoording daarvan, zoo als wy die ons zeiven altyd gedaan hebben, volgt ons Siftema met opzicht tot Engeland en Vrankryk. Een tegengefteld Siftema kan enkel uit eene tegengeftelde beantwoording van die vragen voortvloejen, ofwel men zou moeten bewyzen, dat hetgeen voormaals hier omtrent heeft plaats gehad, om zekere tusfehengekomene veranderingen, voor 't vervolg niet meer plaats kon hebben: hetgeen echter volgens ons begrip tot nog toe het geval niet is; doch 't geen mogelyk binnen eenigen tyd wel het geval zou kunnen worden. En daarover willen wy gaarne elks zwarigheden en tegenwerpingen horen, mits zy uit dezelfde echte en eenige ware gronden waarop 't hier alles aankomt, met ons redeneeren. Wy hebben voorlang reeds lust gehad om dit ge* wiehtig, dog uitgeftrekt en diepzinnig onderzoek eens ter hand te vatten. Doch wat zal ik zeggen? Wie, die afgerecht is op den deegen, ftelt zich in pos-  ( -45 1 postuur om volgens zyne kunst zyne party te ontmoeten, als hy met iemand te doen heefc die geen denkbeeld heeft van die kunst, en daardoor enkel als een dolleman op hem aankomt, en door zyn gefchreuw en fchermen in de lugt hem wil vervaard maken en overbluffen. Zulk eenen, die zich even daardoor meest bloot geeft, vergenoegt men zich met enkel de punt voor te houden; daar hy elk ogenblik gereed ftaat in te lopen; of als hy zeer kwaadaartig is, dan zorgt men alleen maar voor zyn eige behoud, en maakt zich kort van hem af. Si un enfant tire contre vous l'e'pée, commencez par Ie tuer, ou U vous le fera is de eerfte regel in 't fchermên. En daarna hebben wy tot nog toe ons gedragen met de Heeren van de Post, en met de politiqus Ho/hndois; en met alle onze andere Staatsmannen. Het onderfcheid alleen is , die in 't vechten eens dood is, blyft dood. Maar deze luiden, als men ze door en door gercegen heeft, kyken rond en vragen aan de omftanders, zoo als Harlequin in de Comedie : efl ce qitil m'a tui? ^ Doch, om weder te keeren tot den Brief van onzen goeden Zeuwfchen Patriot, het blykt uit al het voorgezegde, dat dit foort van luiden met alle hunne verdrajing van de Historiën, op 't ogenblik wanneer zy meenen het. gewonnen te hebben, by aldien men niet telkens weder eene nieuwe Vaderlandfche Historie fchry ft, om alle hunne misgreepen aan te tonen, die zy in weinig regels op een ftapelen, wezentlyk het verst af zyn van hun doel, en  én dat men hen alle hunne premis]** zou kunneil tocgeeven, zonder nog de gevolgtrekking te laten gelden. Dit is alles, wat iemand die den grond dt-r zake inziet, behoeft te antwoorden op alle die flèclamatien over Engelfche tyranny en Engelfche geweidenaryen. En voor 't overige, wat het valfche daarin betreft, zy hebben Mo/es en de Prrfeete'rti Laten zy onze Historiën leezen, en niet de Post van den Neder-Rhyn, of de blauwe boekicns van H. Gartman. Als zy zich met de laatfte willen vergenoegen, dan kan hen niemand helpen. En onze Zeuwjche Patriot fchynt veel te veel daar toe geneigd , dan dat wy merkclyk belang zouden ftellen om hem in onze gevoelens over te halen. Wy wcnfchen hem alle genoegen mei zyn Post van den Neder-Rhyn. Dat is recht goede fpys voor zyn maag, en zulke magen als de zyne, zyn etzeer veel in ons T.p.nd. Qui vult dedpi, decipiatur. Wy zullen nu nog het overige van zyn Brief geeven , zonder daar anders als in 't voorbygaan enige aanmerkingen op te maken. En voor 't overige is hy beeter Correspondent voor de D Courant, dan voor ons. Die zal hy noit geleegenheid hebben om te vragen: wie werkt er voorniet? veie veer kt er tot zyn fchade ? ] Nu welEde/e Heeren/ Nederlanders en Patriotten moeten nimmer de waarheid te kort doen . gevolgelyk kunnen om tof zen gewenste vrede te geraken, zodanige Engelfe wonden, vervuilde wonden, met beeter dan door uitfriydinge eener dapperen aanval  ( 147 ) val én verwering geneezen worden —- dit begryp ik is het Siftema van het Eminent hoofd onzer republicq , [Dat tog zulke luiden liefst hun hoofd niet braken met uit te denken wat tog wel het Siftema van het Eminent hoofd onzer repubiicq zyn moge! Het Siftema van het Eminent hoofd onzer Republiek is om alles wat mogelyk is toe te brengen tot welzyn van de Republiek. Daar kunnen zy gerust op zyn.] van de Schryvers van de Post van den Neder - Rhyn [ Hef Eminent hoofd van de Republiek moet wel geflatteerd zyn van zich in zulk goed gezelfchap geplaatsd te vinden ] en van alle welmee- nende Patriotten. hoe nu die grote zaak ten algemeenen nutte verkreegen. — niet door verbitteringen — niet door fchimp- en twistfchriften — niet door verdeeldheden en hatelyke epruingen van het volk, [O die lieve Post van den Neder-Rbyn!] maar door een Vaderlandje eensgezindheid [ dat namentlyk de ganfche wereld denke als decze luiden!] , co r da te vergetelheid van alle vorige tweefpalt, partyfehappen, eigebtlang en wraak, [van alle misftappen en inbreuken op dc Conftitmie, moest er ftaan; en daar zit het fyn van alles.] en eindeling door een werkzame dapperheid en 't fmiten van goede aliancien [alliancien] met de beflryders van onzen vyand. [Dit is echt modern Ortodox ! ] God bezverke daartoe alle Nederlandfche herten [en verdclge alle fchurken, die anders denken ! zegt de P. v. d. N. R- ] en doe ons dan eens, nu wy onzen trotfen vyand vernederd hebben, [Wy?] met vreede  ( 145 ) vteede nederzitten onder onzen wynflok en vyo-ehoim. Schoon ik my dus vrymoedig heb uitgelaten, en mogelyk niet in allen opzigte in UwelEdelens denkens wyze infiemmen [Daar fcheelt meer aan, dan de man denkt] verwagt ik nogtans van UwelEdefens cordaate Vaderlandft gezindheyt, dat UwelEdelens deze myne bedenkingen, zoo dra mogelyk aan het oordeel van het publicq en de begunstigers van UwelEd. zoo zeer gewild weekblad, van woord tot woord [Ook, de welberedeneerde Cato?] zullen mede'ieèlen, en my UwelEdelens tegenbedenkingen en ondertigtingen fubbediteren , [fiippeditceren ] belonende ik UwelEdelens zoo gy lieden my een andere denkenswyze kunt doen aannemen, ik UwelEdelens zulks: zal doen wee ten. [Wy durven 't niet onderneemen , en renuntieeren aan de glorie. ] Vfrblyvende ik intusjchen met verfchuldigde eerlied enz. O. Z. P. De O. N. P. verblyft met ware achting en toegeneegenheid voor een man, die voor zyn perfoon een zeer goed , hups, eeriyk, braaf man fchynt te zyn, doch die beeter doen zou van zyn hoofd met het politieke niet te breeken, en vooral niet daarover te fchryven Zyn Ed. Onderde. en Dwe. Dienaar den 12. April 1782. De 0. N. Patriot.  ( 145 ) Den volgenden Brief, die ons kort na den Bededag, uit eene voorname Stad, geworden is, plaatzen'wy met byzonder genoegen, en zullen ons altyd vereerd vinden met de Correspondentie van den braven Schryver. „ Mynheer de O. N. P- " J 18. Maart 1782.' » TJToe zeer ook het redensvermogen gewoonlyk be1 X fchouwd wordt als een onderschei:end kenmerk van den mensen, zoo is het echter niet te verwondejen, indien de wezenlykheid van het vermogen moet Worden opgemaakt uit het gebruik hetwelk het grootfte deel der enkele leden van de foort aaarvan maakt, dat veelen, zoo wel Chriftenen als Heidenen, den rsensch in tegendeel als het dwaaste van alle dteren befchouwd hebben (•). In der daad zien wy met alle dieren zich bey veren om te beantwoorden aan het oogmerk van hunne fchepping, en hunne onderfcheide vermogens gebruiken tot de eindens waartoe zy hea oegeeven zyn? Daar men in tegendeel den mensen ziet aanwerken tegen zyne beftemming, en zyne vermogens misbruiken tot zyn eigen verderf, beminnende lie ceenen die hem daarin ftorten , en dezulke , die henTdaarvan zoeken af te houden , hatende en vervoloende Deze dwaasheid heeft niet alleen plaats omtrent enkele menfehen , maar bevangt dikwils eene geheele Natie ; en dan ryst zy tot een trap van razerny die men niet geloven zou dat mogelyk was, als men door de fterkfte getuigenislen van anderen, en door (#) Detous les animaux qui rampent fir laterre, qui voLnt dans les airs, qui «agent 4a»> les eaux, tte, Ie plu» fit ammal, i m» avis, c'eft l'bomme, BoileAu* III. Stut. h  C 150 ) door zyne eigen ondervinding, niet daarvan overtuigd wierd. Van dien aart is de infatnatie, die zedert een geruiffien tyd een groot gedeelte van onze natie bevangen heeft, en van dag tot dag fchynt toe te neemen. Ik heb dezelve lang in 't geheim betreurd, en gewenscht dat er eenig geneesmiddel mocht kannen uitgedacht worden, 't geen evenredig was aan het kwaad. Zulk een geneesmiddel fcheen my de Uitfchryving van den onlangs gehouden Dank- Vast- en Bededag te kunnen zyn. De tegenwoordige droevige gefteldheid van ons Land, onze nationale zonden, byfonder die geest van partyfchap, losbandigheid en anarchie, welke tot zulk een beklaaglyke trap onder ons beerscht, die by die Uitfchryving wierden opgenoemd: de Vaderlyke bekommering diedaarby dienweegens werd te kennen gegeeven: het hoog gezag, van hetwelk dit alles voortkwam: en vooral de ernstige aanmaningen diedaarby gedaan wierden, om onder eenen diepen indruk van deeze gewigtige waarheden, onze ogen te verheffen tot den Koning der Koningen , en den Heer aller Heeren; dit alles, dacht my, kon niet anders als den diep. ften indrok maken, en de Natie voorbereiden om dien plechtigen dag mét buitengewonen ernst en vrucht te vieren. Godsdienstige indrukken zyn tog van eene byfondere kracht en werken fomtyds uit wat door geene andere middelen kon bereikt worden. Deze eene dag, dacht my, als zy wel gebruikt wierd, zou van meer uitwerking kannen zyn, dan alles wat gy en andere brave Schryvers in veele maanden kondt te weeg brengen. Doch, helaas, hoe z'eer ben ik bedrogen geweest in myne verwachting. De uitfchryving, welker oogmerk was om de Natie te vervullen met gevoelens van nedrigheid, van eensgezindheid, van onderwerping dien het wettigrStaawbeftier, en om,'ware 't mogelyk, aan geett van verdeeldheid, van ingebeelde krachten ' van  ( i5i ) van losbandigheid, die onder ons heerscht, te verbannen; die uitfchryving zelve heefc geleegenheid tot nieuwe twist gegeeven, en alle deszelfs goede uitwerkingen op de harten van het volk zyn belet geworden. Zoo dat het gemeen, toen de dag zou gehouden worden, in plaats van met de rechte geraoedsgefteldheid ter kerke te gaan, vooraf reeds ongefchikt gemaakt was om eenige vrucht uit deze plechtigheid te trekken. De inrichting die men aan de Leerredenen gaf over 't geheel, ook op zulke plaatfen waar de Uitfchryving wel duidelyk door den Souverein overgenomen en bekrachtigd was geworden, diende enkel om die infatuatis, om die vooroordeelen en ondeugden van het volk, die zy hadden moeten beftrafFen en beteugelen, te bevestigen , te vermeerderen, en dieper te doen inwortelen. In plaats van den tegenwoordigen beklaaglyken ftaat van hec Land in deszelfs ware kleuren af te fchilderen, in plaats van het afgelopen jaar, met den Souverein , voor te ftellen als een jaar van duisternis , ca daarvan gebruik te maken om het volk öp te wekken tot een gevoel van het Goddelyk ongenoegen, en van zyne eigen misdryven, en zoo hetzelve op te leiden tot berouw en verbeelding, zoo trachtten in tegendeel verfcheiden Leeraars onzen toeftand als allergunstigst en voordeelig te doen voorkomen , en bedekten alles wat aan 't volk de flaande hand Gods tonen kon, en daardoor die droefheid en die vernedering te weeg brengen , die de H. Schrift zegt dat zoo noodzakelyk zyn by het rechte vasten. In de Gebeeden befpeurde men eeven weinig vernedering , maar in tegendeel veel dankerkentenis en vertrouwen. Kortom het fcheen eerder een dag van dankzegging voor de eene of sndsre behaalde Overwinning, dan van vasten en vernederingen het nut, waarom God de menfehen bezoekt met zyne kastydingen, wierd geheel uit het oog verloren. Men zou bykans zeggen, dat de befchryving, die de L a Pro-  ( 152 ) Profeet Jeremia geeft van het gedrag der Leeraars van zynen tyd, op veeie van de onzen toegepast kon worden : Van den Profeet oen tot den Priester toe bedryft een yder van ben valscbbeyt; ende zy geneefen de breucke der dochter mynes voikes op 't licbtfte, Jeggende ; Vrede , vrede : doch daer en is geen vrede. Op een dag, waarop men de menfehen moet aanzetten^om zich te bepalen elk by zyne eigen overtredingen, en niet die voeden door eene vleiende vergelyking met de flech'.he.ien van anderen, zoo gefchiedde op veele plaatfen volftrekt het tegendeel. Men befteedde veel meer tyds in het fchelden en uitjouwen en alle befchuldi.dngen te laden op den vyand, met wien wy tegenwoordig in Oorlog zyn, dan in het onderzoeke» en betreuren van onze eigen gebreeken en ondeugden. Het gevolg hiervan was, dat er weinig grond voor berouw fcheen , als men zag dat andere zoo veel Hechter Waren dan wy, en dat men deeae enkel maar moest befchuldigen en het ftrengfte oordeel over hen uitfpreeken. De dienaren van den zachtmoedigen en nedrigen Jefus fcheenen geheel vergeeten te zyn, wat hunne Meester hen bevolen had , van namelyk eerst den balk te doen uit hunne eigen ogen, en dan den fplinter, die in bet cog van hunne naasten is; dat hy de parabel van den Phatifeër en den Tollenaar gefpröken had teegen fommigen, die by haerj'elven vertrouwden, dat fy reebtveerdig waren, ende de aniere niets en achteden: en den Tollenaar had gerechtveerdigd om zyne nedrigheid, veroordeelende fcherpelyk den 'Pharifeër , om dat hy gebeeden had : O Godt, ick dancke U, dat ick niet en ben gelyk de andere menfehen, ronvers , onrechtveerdige , ofte oock gelyck defe Tollenaer. En zy fcheenen vergeeten te zyn, dat hunne meester uitdrukkelyk verklaard had , dat met welk een oordeel zy oordeelden , zy ook zouden geoordeeld worden, en met welk eene mate zy meteden , bun ook weder gemeeten zou worden. Niets is zekerder, dan dat nedrigheid, zachtmoedigheid,  ( 155 ) leid, verdraagzaamheid, en liefde tot allen het weezen uitmaken van het Christendom: en dat het van ons vordert om alle boze driften van haat, toorn en wraakgierigheid ten onder te brengen , en onze goedwilligheid uit te ftrekken zelfs tot onze vyanden. Op alle andere tyden zou geen mensen dit in twyffel trekken; doch wyl het gedrag van dezulke , die men vooronderftellen zou dat den Ciir^telyken Godsdienst in den grond verftaan moesten, hetzelve fchynt twyffelachtig te maken, zoo is het nodig eenige bewyzen daarvan, oit veele honderden anderen , by te brengen. Syt niet baet~ tig in uwen geest om te toornen, want de toorn rust in den boefem der dwaafen. Solig fyn de vreedjame: want fy /uilen Godts kinderen genaemt worden. De liefde is niet tpgeblafen, fy en wort niet verbittert, fy en denkt geen quaet. De wenken des vleefcbes fyn vyantjebappen, twisten, toorn , tweedracht: mair de vrucht des Geestes is lanckmoe- digbeyt, goedertierenbeyt , fachtmoedigbeyt. Latt alle bit- terbeyt, ende toomfgbiyt, ende gram/cbap, ende lasteringen van U geween fyn met alle boosheyt. Uwe befcheydtnbeyt fy alle menfehen beient. Gy , 0 menfebe Godts, jaeebt na HefJe, lydfaemheyt, fachtmoedigbeyt. Vermaent baer , dotfe niemant lasteren, geen vechters fyn, maer befebeyden , alle fachtmoedigbeyt bewyftnde tegen alle menfehen. — Wreekt Ufelvenniet, beminde, maer geeft de toorne plaetfe , want daer is gefchreeven, my komt de wrake toe, ick fal 't vergelden, fegt de Heere. Daeromols uwe vyand hongert, dan voed hem, als by dorst, geeft hem te drinken. Hebt uwe vyanden lief, zegentfe die U vervloecken, doet wel den genen die U baten, ende bidt voor de genen die U gewelt aendoen ende U vervolgen (*). Maar wat kan meer rechtftreeks tegengefteld zyn teegen {•) Eecl. VII. g. Matth. V. 9. * Cor. XIII: s. Gal. V, 20. 22. Epb. IV. 31. Pbil. IV. J. 1 Ky™. z^Rom* XII. iy. *o. Matth. V. 44' < Vt'.tt. Wh L3  < 154) gen dit alles, dan die geest van woede, van bitterheid, van onverzoenlykheid, van wraakzucht, en die brandende begeerte om hunne hoorderen dien zelfden geest in te blazen , welke verfcheide Leeraars by deze geleegenheid vertoonden. Ja deze boze, en ik had bykani gezegd duivelfcbe geest, want zoo noemt hem de Apostel Jacobu» (*), ging by fommigen zoo verre, dat zy de Ouders ernstig vermaanden, om hunne kinderen dat affchawelyk boek, de Engelfche Tyranny genaamd, het geen tot fchande van onze Natie gefchreeven is, in handen te geeven, dat zy deze verdorvene geneigdheden als met de melk mochten inzuigen, en alle beginfels van zachtmoedigheid, van verzoenlykheid, van algemeene goedwilligheid, voor altoos uit hunne tedere harten mochten verbannen worden. Ik moet bekennen , dat zulk een gedrag my toefchynt veel beeter te pasfen aan Barbaren die de bekkeneelen hunner vyanden gebruiken tot drinkfchalen, en hun vleesch eeten en hun bloed drinken, dan aan Bedienaars van het Evangelie des vredes. Zy en weeten niet, van welken Geest zy gtdreeven worden. En ik herinner my by deeze geleegenheid het gedrag der Jefuir en in Canada, die den Godsdienst gebruikten, om de Indianen die zy bekeerd hadden, teegen de Engelfchen op te zetten, door hen wyg te maken , dat het de Engelfchen waren , die den Zaligmaker gekruicigd hadden. Niet dat ik hiermeede zon willen te kennen geeven dat het ongefchikt zyn zou om het volk gevoelens van ware Vaderlands-liefde in te prenten, en hetzelve te vermanen van hun Vaderland te verdedigen tegen deszelfs vyanden; maar ware Vaderlands-liefde en ware heldhaftigheid zyn onaffcheidelyk van edelmoedigheid en menschlievendheid, en niets kan rechtftreeis flrydi- ger  ( *55 ) ger zyn teegen deze laatlten dan het zoo even befchree» ven gedrag. Ook was 't geen wonder, daar fommige Leerredenen zoo tegengefteld waren teegen den geest en duidelyke leer van het Evangelie, dat zy veelmeer opgevuld walen met aanhalingen uit zekere welbekende en verachtelyke Couranten en Tydfchriften , dan met woorden van de H. Schrift. Uit den overvloed des harten /preekt dt mond. Zal ook eene fonteyne te gelyck foet water geeven en hitter water ? Daar zy de beginfels van die gefchriften ingezogen hadden, en door dezelve zich lieten leiden, zoo konden zy ook niet anders als hunne Hof en den inhoud hunner Leerredenen daaruit te ontleenen. En in zoo verre waren zy ten minften beftaanbaar met zich' zeiven, want, niets zou meer hebben moeten fluiten » dan het plaatzen van lange uittrekfels uit die Gefchriften, die meest de groffte onwaarheden behelsden, naastde woorden der H. Schrift. Dit zou eene vereeniging zyn geweest van ligt met duisternis. Het eenige, wat men hen nog kan kwalyk neemen, is dat zy den text zeiven van hunne Leerredenen uit de H. S. namen, en dat zy die Leerredenen uitfpraken van den Predikftoel, van den Stoel der waarheid. Kan iets beklaaglyker zyn, dan het beste der menfchelyke zegeningen, den waren Godsdienst, zoo te zien misbruiken, door dezulke, die meer dan iemand, denzelven behoorden in zyne echte zuiverheid voor te ftellen, zoo in hunne leer, als in hun gedrag en leven. Kan iets beklaaglyker zyn, dan dat eene godsdienstige plechtigheid , die dienen moest om menfehen te verligten, te befchamen, te verbeteren, misbruikt worde om hen te misleiden, te verderven, en meer en meer te Herken in hunne wanbegrippen en boze geneigdheden; Helaas! het arm, bedrogen gemeen verdient medelyden. Het  ( *56 ) Het is bykans onmogelyk dac het befland zou zyn teegen alles wat in 'c werk gefteld wordt om hetzelve te misleiden tot zyn verderf. Maar ceze fde verfchoning kan niet gelden omtrent zyne verleider». Dize behoren te weeten, en zy weeten ook zeer wel, wat zy doen. Zy zyn verantwoordelyk voor al het kwaad het welk ontftaan moet uit de infatuaue, die zy verwekt hebben. Byzonder wenschte ik dezulken, waarvan ik hier gefpröken heb, op te wekken door middel van uw Weekblad, om ernstig te overdenken de plaatfen, die ik hierboven uit de H. S. heb aangehaald, en menig» andere van den zelfden inhoud; en zich zeiven af te Vragen, hoe zy hun gedrag op den laatlken Bededag gehouden by hunnen Meester zullen verantwoorden. Zyn zy oprecht te werk gegaan in 't geen zy deeden, en meenden zy hunnen plicht te doen, dan kan men op hen niet anders als de woorden van den Apostel toepasfen : Godt [al over baer jenden eene kracbt der dwaelinge » Hat fy de leugen /uiten geloven (*). Ik heb de eer te zyn enz. Y. {*) a Ttesf. II. ir.  OE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. No. X X X I I I. Qua hgat ipf» Lycoris (*). -& VIRGIL. Na drie onaangename, maar zeer noodzakelyke, entwee lastige Nummers, keert de O. N Patriot zich weder tot U, myne Lezerinnen , en laat het kusfen van zyn groten armftoel terdeeg opfchudden, en zyn lenden-kusfentjen gemakkelyfc fchikken, om eens weder een half uurtjen recht .enoeglyk met U-Iieder, te gaan zitten praten. _ & Wat zegt gv wel zoo van den Ouden Patriot, onder malkanderen; vooral nu na dat hy zich zoo byzonder aanU-lieden heefc geaddresfeerd by het begin van dit Deel? En hoe heeft U dat XXVIP.. Nummer bevallen? Ja» (*) d. i. at wederom voor de Vrouwen. UI Stuk. M  ( *5* ) Ja, ja, dat zoud gy gaarne weeten! ze*t de eene lagchende Mynheer heeft het air van in zyn jongen tyd geen vrymoedigheid gemankeerd te hebben : zegt eene andere half ftatig. ik voor my heb er in 't geheel niet over horen fpreeken, zegt een derde fpytig. — En ik kom er voor uit, dat ik het niet geleezen heb, en niet zou willen leezen, ik hoor dat die Ouderwetfe Patriot Engelschgezind is, zegt eene vierde, en met dat Volk wil ik maar in 't geheel niets te doen hebben. En nu wed ik, Ouderwetfe Patriot, dat ik U alle vier ken, wat wedt gy? Die 't eerfte gefpröken heeft, wed ik, is eene lieve vrolyke meid, en die laat ik nog niet los, daar zal ik wel wat 'van horen. De twede zal my bekennen , dat timiditeit juist geen deugd is in een man. En gy moogt zoo jftatig zien als gy wilt, Mevrouwtje, ik wed dat ik van U nog meer hoor, als van dat lagchebekjen. Aan de derde verzoek ik een woord apart te mogen zeggen. Ik weet wat 'er aan fcheelt, gy zyt eene Jiefhebfter van leezen, en uwe briefjes zyn allerliefst gefchreeven; maar meent gy daarom dat de O. P. U bedoelde met hetgeen hy zegt van de Sgavantes? Niets minder dan dat, kind lief! Kom, bekyk de man eens te deegen. Wy moeten vooral goede vrienden worden. De O. P. verlangt ver* Jlandige Lezerinnen, om zich mede te onderhouden.Nu de vierde?  < *59 ) Ja wel, de vierde die kan ik niet raden. Jk geef myne weddingfchap verloren. Neen, neen: dat zal zoo niet gaan: gy moet raden, zeg maar iets. We! nu als ik dan moet raden - neen ik durf „iet! op myn eer, ik kan 'er niet na «den. Nu, kom, Patriotjen, dat zyn maar fratfen. Gauw! zeg op! . Wel kom aan dan: de vierde is dat moje, vnendelyke Waarom lacht gy? Niet met al, ga maar voort, vriend, maar 't £ 21 wel' laat my dan ook eerst uitfpreeken: de vierde is dat moje, vriendelyke vrouwtje, daar e k zoo over verwonderd is, hoe zy m een paar jaren op eens zoo oudelyk is geworden en zulk een lelyken trek in haar weezen heeft gekreegen, en d,e men zegt dat tegenwoordig van den ochtend tot den avond niets doet als fchelden en razen teegen al wat omtrent haar komt, 7 _ ~Nu^ om weer "op myn text te komen: vertel my dan wat, eene van drieën, wat zegt men zoo al van myn blaadjen? Neen, Mynheer de O. P. iemand die zoo raden kan, die kan dat ook wel raden. Daar zit ik nu weer. Nu gy my eerst hebt uitgehoord nu mag ik op myne beurt ook niet iets -te, En heb ik het niet gezegd, dat gyheden  ( i6o ) kwaad zoud worden, als ik het zeide van die vierde, al was zy er niet by? Denkt dat gy my de woorden uit den hals gehaald hebt: en heb ik het niet geraden? Ja; maar hoe gy dat zoo wel hebt kunnen raden, dat begryp ik niet; op haar dacht ik niet dat gy gedachten kond hebben! Ja, de Patriöt is voor niet zoo oud niet geworden, wat meent gy ? .Wel, Bestevaar, ik beken, het is nim. Maar hoe kwam zy U tog in de gedachten?" zeg my dat tog! Als ik het U zeg, zult gy my dan ook vertellen , wat men van myn blaadjen zegt ? Ik zal eens zien. Neen, zoo gaat het niet. Vast? Nu kom aan dan, Oude! Ik zal er U wat van zeggen ten minften. Hoe ik dat zoo in eens raden kon? Luister: ik kan 't U in weinig woorden zeggen. Kwam zy crniet ruiterlyk voor uit, dat zy niet van onze party was. Sprak zy niet van de Engelschgezinden, als of dat Monsters waren? Zeide zy niet dat zy niets van die gefchriften zou willen leezen ' en was zy daarom minder dasrteegen verbitterd ? Ja, maar zou zyn er zoo veelen J Zoo veel te erger voor uwe Sexe. Maar ik moest onder uwe familiaarfte kennisfen zoeken. Wel nu, maar waarom dan haar juist?  ( 161 ) Is 'er wel eene onder uwe kennisfen, die zulk eene kwade fpin, die zulk een huisplaag is? 'Tis waar, 't is een ongelukkig humeur! haar arme man ! Wel nu: kon het dan iemand anders zyn, als zy? Dat zie ik nog niet! Dat is evenwel zeer klaar. Ga in een kring van vyftig vrouwen. Alle de jonge, moje, goedaartige, vrolyke , die er onder zyn, zult gy bevinden, dat of van onze party zyn, of zy moejen er zich niet mede, en zyn neutraal. En al de helleveegen, alle de oude knorpotten, alle de Tantes, zouden zich laten villen voor Amfterdam ..... Foei, foei! Nu, bedenk maar eens, alle die gy zoo alkendt. Ga 't maar eens na, ]a, ik weeter veelen; maar, kom, kom, dat kan tog evenwel niet weezen. Geen regel zonder exceptie. Maar de exceptien zyn al zeer weinig. Enkele, die misleid , die overpraatzyn, die niet anders horen! Daarenboven er is eene zeer goede reede voor. Het kan niet anders weezen. Wel, nu nog mojer! Ja, vast. Zeg my maar eens, welke party is het die te onvreede is over de publieke zaken, die zich verbeelden dat alles flecht gaat, die altyd fpreeken van verraad, die zoo uitvaren teegen —. M 3 tee-  C 16-2 ) teegen — enz. enz. enz. Immers niet de zoogenoemde Engelschgezinden, maar de anderen? En om van die party te zyn, moet men dan niet mede doen met dat alles, en mede fchelden, en mede razen? Komt er wel iets anders uit , als men ze hoort fpreeken? Dat moet ik bekennen. Wel nu: en fchikt zich dat dan voor een vrolyk, «aehtzinnig, goedaartig karakter. Kan zich een lief mond jen plojen na dat fchreuwen, en tieren, dat gedaan moet worden, of men is niet recht van de party? Zet U een paar uren voor 't fpiegel, met dat alleriieffte, vriendelyke tronietjen, en probeer maar of gy het by mogelykheid in een plooi zetten kunt, om de helft na te zeggen, van 't geen uwe oude, knorrige Gouvernante 'smorgens uitrafelt, als zy de Zuid-Hollandfche Courant zit te kezen, en telkens haar bril afneemt, om U in te prenten welke fchurken die Engelschgezinden zyn, en U te vertellen van 't jaar 1748. enz. enz. Hoor Juffertjes , de Patriot is wel oud en kreupel, maar dat plaifier heeft hy op zyn ouden dag, dat al wat onder U-lieden Vrouwen en meisjes jong, lief» goedaartig, vriendelyk, vrolyk, en mooi is, allemaal of van zyne party zyn, of zich er niet mede ophouden, zoo dat zy 't nog worden kunnen. En de helleveegen en knorpotten, en lelyke yzegrimmen gunt hy gaarne aan de Amfterdammers. Nu, uw  uw beurt! Kom, wat hebbenze van myn blaadjen seze-d. Ik zal 't niet weer over vertellen. %aU, Mynheer, ik zou^ü wel zeggen,maar ik heb waarlyk nu geen tyd , ik moet weg. Daar is Uw niehtjen, die weet er genoeg van. Maar Cootien, gy moet uw Oom niets zeggen, ot by moet LtraL Hy kan excellent raden, Hoo.e? Nu komaan, Oom: Raad er dan eens na. Ik zal oprecht opbiechten. Moet ik al weer aan'traden. Nu, kom aan dan. Voor eerst, dat 27e- Nummer was veel te kort' Mis Oom! het was wel tweemaal te lang. Ta 'maar: denk, dat de Oude luiden wat lang* dradie vallen. Dat is een gebrek van den ouderdom, kind! , Dat helpt niet, 't was tog veel te lang. Wy hebben zoo lang geen patiëntie in't leezen, Oom. Nu verder ? Het was te oppervlakkig ? Oppervlakkig! wat meent gy daarmede? wat wil dat z<\"°en, oppervlakkig? Het was niet grondig, niet beredeneerd genoeg! Mis, mis! «et contrarie, man lief. Het was veel te geleerd. Nu wat meer? Het was een weinig te flatteus hier en daar voor ü-lieden, Vrouwen en meisjes? Hoe zegt gy, te flatteus? Oom hef, gy fopt my! Kom, kom ii dat raden! M 4 JNU*  ( 164 ) Nu, wel, zeg gy my dan? Neen , neen. Raad nog maar ^ ïnoet beeter raden. y Wel laat my dan het blaadjen neemen, kom fcebtgy het daar, als ik het overzie, zal ik mogel tyk beeter raden kunnen. Geef het my. Oom lief, ik heb het niet. Wei laat de knecht er dan na zoeken. Oomlief, hy zou 't met vinden. Oho, dan hebt gy het gebruikt om wat in te pakken, of zoo. Mu>, Oom, maar ik heb er papillotjes van gemaakt onder uw welneemen. Maar 't was ook «gelukkig, ik had volftrekt geen ander papier. Wel nu, meid lief, denkt gy dat ik dat kwalyk neemen zou. Dat ichone bruine hair. . Ja, en toen benik ermede gaan napen, en daardoor geloof ik dat alles wat erinftond, my in 't hoofd is getrokken. Ten miniten ik weet het gehee;e Nummer van buiten. Dat is myne lieve meid. Kom, zeg er my dan wat van. Ik ben 't zelfs al veel vergeeten. Ik met. Het begint eerst met de Grieken en Romeinen, als zy de deur uitgingen , en hen takken kr°m WyfJe °f Cen man °P Ja, wat zeiden zy van myne Inleiding? kwalvk T begreePe" W7 " Z0° niCt- Ncem ^ kwalyk Oom, maar gy fchryfc wat duister. Men moet  ( > moet fomtyds zoo lang leezen, eer er een punctum komt. Maar tog naderhand vatten wy 't: en dat gy met de vrouwen woud beginnen, om recht in uw knopjes te zyn, het geheele deel door. Is 't niet zoo? Ja, wel nu, wat zeiden zy daarvan? Daar zeiden zy niets van, als dat gy nog al galant waart op uw ouden dag. En dat vonden wy goed, daar gy zegt, dat men wel wonderlyk zyn zou, als men om de veertien dagen of zoo niet een half uur met een goede oude ziel kon praten. Als de Oude luiden maar niet knorrig zyn, waarom zou men dan hen niet wat willen horen keuvelen?. Nu, maar van die jonge heertjens, die van Parys komen-, en dat gylieden die jonge heertjen: niet altyd zoo aardig vindt als zy zich wel verbeelden? Wel dat zeiden wy alle, dat wel waar was. En toen lachten wy nog zoo om Mynheer *** en on zyn grote vriend, die meent dat hy zoo moi is, en die altyd vertelt van de Actrices te Parys, dut zy hem zoo nakeeken in de Opera als zy maar een ogenblik ledige tyd hadden onder 't fpeelen. En alle zyne gekke historiën meer. Goed , wat volgt nu ? Wat nu volgt, Oom, daar viel veel over voor, maar daar moet gy my niet na vragen, daar heb ik myne redenen toe: dat is Yan de Sfavantes, dat die monsters waren : daar waren wy in 't geheel niet eens over. M 5 Nu,  Nu, dan wil ik ook niet indiscreet weezen. Maar begreepen zy niet, dat ik enkel maar hebben wil, dat de Vrovwen niet pedant, niet geaffecteerd, niet waanwys zyn zullen? Ja, dat zeiden wy ook. Maar dat ging tog niet. Nu daar kan ik nu niet meer van zeggen, Oom, dat raakt eene van myne Vriendinnen, en ik houd tog recht yeel van haar. Nu, lief Keuvelaarftertjen, dan van wat anders. Ja maar, apropos, Oom, jk moet U tusfehen beide wat vragen. Wat doen die Latynfche fpreuken altyd voor aan uwe Nummers, en in den Spectator ? En dan moet ik U nog iets vragen, Oom, dat is waar, dat hebben zy my zoo in commisfie gegeeven dat ik U vragen moest, help my onthouden, Oom, dat ik U nog iets te vragen heb. Maar nu eerst van dat Latyn! De gewoonte van die Spreuken of Motto's, zoo als men ze noemt, is. door de Engelfchen ingevoerd in hunne Spectatoriale en eenige andere wekelykfche Vertogen, die by Nummers uitkomen, om te dienen in plaats van een korten inhoud voor elk Vertoog; en het voornaamfte vereischte er van is, dat zy juist niet zyn als een directe lext, maar eerder als reen foort van raadfel, waaruit men den inhoud half raden kan, zoo dat de fpreuk maar half, of in een zekeren zin, of by overbrenging toepasfelyk is op den inhoud van het vertoog en het  C 167 ) het oogmerk van den Schryver. De motto's vaa Addison zyn doorgaans modellen in hun foort: Ik heb niet altyd tyd gehad om recht goede motto's te kiezen, en eenigen van de mynen deugen eigentlyk niet; maar dat kwam dan, als ik er zoo febielyk geene betere kon vinden. Men neemt ze me^t uit oude, en altoos uit vreemde talen, doch doorgaans uit de Latynfche. Fading zegt, zy hebben ten minften dat nut, dat zy tonen dat een Schryver altans een half dozyn woorden Latyn verftaat, iets dat van zeer veele Schryvers niet kan gezegd worden. Éïfm W-**) INu, Oom, dat is my weder ten minften twee derde te geleerd. Evenwel bedank ik U voor de explicatie. Maar nu dat andere, dat ik U vragen moest. Gy wilt nu van tyd tot tyd voor ons fchryven zegt gy , maar moeten wy evenwel de andere Nummers ook leezen, die niet voor ons gefchreeven zyn: Of kunnen wy die maar overfiaan? Dat zouden zy gaarne weeten. Ik heb gezegd, Oom, dat ik ze ook leezen zou, even zoo als ik de vorige geleezen heb, van 't begin van den Patriot af, SI heb ik juist zoo alles niet begreepen. Zie, Oom, ik ben geene Spavante. En ook ik ben nog maarvyftien jaar en twee maanden, effentjes. Gy zyt een allerlieffte meid: en gy doet my recht plaifier dat gy den O. P. geheel geleezen hebt, en voorder alles wilt leezen. De O. P. is gefchreeven voor de Natie in 'c algemeen, mans en vrou- / wen.  t 168 | wen. Maar om dat ik wel weet, dat alles niet gefchikt is om de Vrouwen te amufeeren, en ik toch begryp dat zy egaal belang hebben om te oordeelen over de publieke zaken, en ook gaarne nu en dan met haar praat, daarom heb ik lang reeds my aan haar byzonder willen adresfeeren, en dat heb ik nueindelyk ten uitvoer gebracht; maar daarom hoop ik niet te min dat zy myne andere nummers ook zullen leezen, en denken als zy niet alles verftaan , dat die niet byzonder voor haar gefchreeven zyn. Men moet in zulk een blaadjen als de O. P. voor allerlei foort van Leezers fchryven, Nichtjen: en dan eens op deneenen toon, dan weder op een anderen, om eks fmaak en verkiezing te voldoen. Dit heeft de P. zich van den beginne af voorgefteld : en als ik myn zin gehad had, zou er nog veel meer variatie in het blaadjen gebracht zyn geweest. Vertel my nu verder, wat zy al zeiden van het overige van myn Nummer. Ja, Oom, waar waren wy ook gebleeven? Aan de Sgavantes. Dan volgt, laat my zien, dan volgt, geloof ik , dat alle vrouwen goede huishoudfters moeren zyn, en zich met haar kinderen ophouden , dat is te zeggen als ze kinderen hebben, nog liever als zoo veel te leezen. Wel nu, waart gy 't daarover met my eens? Allemaal, op ééne na. Maar, chut, dat had ik  ( X6p ) ik daar al weder niet moeten zeggen. Nu dat doet er ook niet toe. Ik mag wel zeggen, dat wy 't eens waren, want er wierd al zeer lang over gepraat en allemaal om uwe gezegdens te bevestigen. En Mevrouw *** vertelde ons by die geleegenheid wel een half uur van de Prinfes , hoe die zich ophoudt met haar kinderen, en altyd haar kinderen by haar heeft. En dat zy zelve in alle handwerken excelleert, en zoo fuperbe borduurt in chemlle, na bloemftukken van Van Huysfum en Rachel Ruyfch, dat men zou zweeren dat het gefchilderd was; en dat zy daarby zelve ook fchildert. Apropos Oom, is 't waar dat de Prinfes haar Kinderen heeft geDourtraitteerd, en die pourtraitjens aan den Koning van Pruisfen heeft gezonden in een fnuifdoos? Ja, Nichtjen, en 't geleek volmaakt. Wel nu, er zyn weinig Vrouwen die haar dat zouden nadoen. Maar de Prinfes heeft alle talenten. 'T is een plaifier om haar te zien te paard zitten. Nu, dat moet ik ook zeggen, elk ipreekt tot haar lof. En Mevrouw *** zeide, dat het een geluk was als men zulk een voorbeeld had in een Land. En ziet ook eens, zeide zy, water de vruchten van zyn. Kan men iets charmanter zien als het jonge Prinfesje. 'T is een plaifier om haar op de Cirkel te zien komen. Alle ogen zyn op haar. En toen wierd er nog zoo veel gezegd. Maar apropos, Oom, wat ik U nog vragen wilde, is  C 170 ) Is dat waar van de Koningin van Engeland, dat dat ook zulk eene brave Vrouw is? Dat zeide Mevrouw *** ook. En dat zy zoo ontzagchelyk veel kinderen heeft, ik durf niet zeggen hoeveel wel? De Koningin van Engeland is ook een model van eene Vrouw en Moeder: en niet tegenftaande zy nu reeds veertien levendige kinderen byeen heeft, ik geloof negen Prinfen en vyf Prinfesjes , ja negen Prinfen, met Prins Alfred mede, zoo kan men zeggen, dat zy ze alle zelve opgevoed heeft, en nog opvoed. En in gansch Engeland is geen gerepleerder huishouden als dat van den Koning, en ft geen zoo in alles tot een voorbeeld kan 'dienen. Nu dat alles zeide Mevrouw *** ook, en een van de dingen, zeide zy, die my van 't begin af al een tegenzin hebben gegeeven in 't leezen van alle die Amfterdamfche boekjens, is dat de kwaadaartigheid daarin zoo verre ging, dat zy zelfs van de Koningin van Engeland kwalyk fpraken; en om dat zy op die altans niets wisten te vinden, zoo fmeelden zy op haar dat zy zoo veel Kinderen had Is dat waar, Oom, hebben zy dat gedaan in die' poekjens ? Ja, kind, dat was in dien tyd , toen zy den Boedel van George R. inventarifeerden ; en na- rtUmsfet ^ fr3je Sc°tfch en E^W' C*»~ .Wel,  (I7I) Wet , dat wü ik wel zeggen, gaat alles te bo« ven. En zyn die dingen niet verboden? Wat zou men verboden hebben, kind. Alles wat de Hel kon uitbraken, is gedrukt en verkocht in deze laatfte twee jaren, en dat gaat nog zoo voort, God betere 't. Maar, Oom , hebben die Kerels dan geen confciemie,' die dat alles drukken. Want dat doen zy to- maar om geld te winnen. Daar is die fcheele Bo°ekenbinder hier ook onder anderen, hoe heet hy ook, die hier wel goed ftuurt, die zeggen ze heeft er zoo veel al mede gewonnen; en men kan ook alles by hem krygen, teegen den Hertog en teegen yder een. Foei, het moest waarlyk niet gepermitteerd weezen. Zulk geld kan immers geen zeegen hebben, nietwaar? Oom. Ta wel, Nichtjen, wat wordt er tegenwoordig gedacht om Gods zeegen op 't geen men doet, en onderneemt, al zyn het dingen, waaraan mogelyk het ganfche welzyn van het Vaderland hangt. Elk volgt maar zyn drift. Elk'bejaagt zyn interest, Alle beginfels van eer en deugd, van ware Vaderlands-liefde, van menfchen-liefde, van edelmoedigheid, wat zeg ik, alle zedelykheid niet alleen, maar'alle menfehen-verftand is zoo te zeggen verloren. Als men fomtyds de Couranten leest, of fommige Nummers van de Post van den NederRhyn, of discourfen hoort, die in gezelfchappen gehouden worden, en dan een party publieke voorvallen  ( 172 ) vallen er by neemt, en aan fommige libellen denkt' dan verliest men zich, men weet fchier niet meer waar men is, het ganfche Land lykt wel één groot Dolhuis, en 't mankeert niet aan woedenden, daar iemand een koude fchrik van over 't lyf gaat als hy ze maar hoort fpreeken, of hunne ogen fömtyds maar aanziet. O Nichtjen, Nichtjen, 't ziet er rampzalig uit met het Land. En dat alles, eerst om dat een party volk noit genoeg naar hun zin winnen kon. En naderhand om de mis-ftap van een paar andere luiden te bedekken; want op die twee dingen loopt tog alles eindelyk uit Nu, Oom, nu zoud gy my waarlyk ook wel melancoliek maken, zoo ferieus zyt gy weder geworden. Hoe kwamen wy ook op dat discours ? Ja , wel, laat ons er maar van afftappen. Gy lieve onnozelheid, ik wil U niet bedroeven. Uw hart is lugtig, om dat het onfchuldig is. En gy zyt vrolyk en te vreede om dat gy goedaartig zyt, Geene driften beroeren U. Gy vreest niets, zorgt voor niets, bejaagt niets heftig. Zoo was ons Land ook nog voor een paar jaren. Alles ftil, vrolyk, vergenoegd. Dat geeft het zalig genot van de Vreede en vooral van binnenlandfche rust. En nu, nu! Gelyk aan eene holle, onftuimige zee, waar elk ogenblik grondeloze dieptens zich openen, en ons dreigen te verzwelgen. En dan dat woeden der baren! En alle de monsters, die boven komen uit de diepte! Kom,  ( 173 ) Kom, kom, Oom! laat ons van wat anders praten Waar waren wy geblecvcn met uw blaadjenï Neen, Cootjen , ik heb nu niet veel lust meer om daarover te fpreeken. Van avond, als gy wilt, of morgen, dan zullen wy 't hervatten. Nu, dat is goed, Oom, 't is ook al zoo laat; en ik moet my nog geheel kappen. Kom, wil ik eerst uw kusfen nog wat recht fchikken. ja, zoo! lief engeltjen. Nu gy hebt my tog recht veel plaifier gedaan, met uw vertellen. Ja, maar, apropos, Oom, gy zult tog n.ets tonen van alles wat ik U gezegd heb. Zy hebben 't my zoo verboden. .Ik weet niet recht waarom. Ik geloof haast dat zy bang waren, dar. gy er dan mogelyk iets van fchryven zoud in de Patriot. , Wel foei, dat zou Hecht van my gedaan weezen. . Nu, dan is 't goed, Oom. Adieu Oompjen! (zy zingt m 't uitgaan) Ou peui-on ét re mieux j eh peui-on &c. T, JU. Stuk. *! E R"  C 174 ) ERRATA. Bi. 145. r. 21. ftaat tuej lees tué —- 153- in de noot. ftaat 1 Tim. JU. 2.j moet.ïya 1 r»/!;. VI. 11. 2Ï,, Hf. 2<  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. XXXIV. quod magis ad nos Pertinet, & nefcirc tnalum est . Horatius. Tndien de rampzalige tyden die wy beleeven, X geen ander nadeelig gevolg hadden, als de uitwerking die zy alleen maar op het verfland, dat is op het redensvermogen, op de begrippen denkbeelden en kundigheden, op den geest der Natie maken, zoo zouden zy reeds beklaaglyk genoeg zyn, en elk waar Patriot, eiken echten en onvervalschten Ouderwetfchen Nederlander, tranen van weedom over zyn bezocht Vaderland moeten afoersfen. Men behoeft, om zich hiervan te overtuigen, alleen maar de heerichende Gefchriften te leezen, en de ftrekking, die dezelve noodwendig moeten hebben, van vooren te bereekenen, en dan de uitwerking, die zy wezentlyk doen, daarmede te vergelyken , zoo als men dezelve uit de disUl Stuk. O courfen  ( i70 courfen en het gedrag der Leur: kan opmaken. D«nzal men ondervinden dat i) alle goede/maak meer en meer moet verdorven worden en zich geheel verliezen onder onze Natie. Dat 2) alle gezonde, mtmvlyke redeneerkunde, door zoo onophoudentlyk verkracht te worden door de manke en valfche gevolgtrekkingen, die een onverftandige drift of maakt of overneemt, insgelyks moet worden uitgedoofd. Dat 3) de geringe, al te geringe tondtgheden™ het gros der Natie, in plaats van te winnen in een tyd, wanneer deszelfs aandacht gevestigd wordt op menigvuldige zaken waarmede het te voren zich maar ai te weinig bezig hield m tegendeel merkelyk moeten benadeeld worden' door de menigvuldige verkeerde en volftrekt valfche begrippen en voortellingen zoo van de uitgemaaktlte theoretifche waarheden , als van de bekendfte historifche feiten, die aan hetzelve onophoudentlyk worden bygebracht. En eindelyk 4) dat zelfs die grondflag van alle natuurlyk en burgerlyk geluk , de Zedekundige gevoelens en begrippen van het gros der Natie, de denkbeelden van goed en kwaadt meer en meer ondermynd worden, en niet alleen zich verliezen of enkel ftomp worden, maar wat veel erger is, tegen de valschte en dus' gevaarlykite denkbeelden en voortellingen, verwisfelen. Wy wenfehten, teegen alle deze menigvuldige kwa-  ( 177 3 kwalen ons blaadjen onder anderen ook ten tegengif te doen ftrekken, cn ftuk voor ftuk al het onkruid , 't welk zoo ruimfchoots onder ons gezaaid wordt en zoo weelig opfchiet, te kunnen uitroejen , of ten minften tegengaan en aanwyzen. En hier en daar hebben wy in 't voorbygaan de geleegenheden, die zich aanboden, waargenomen om ten deezen opzichte, zoo veel mogelyk, nut te doen. Doch het is niet genoeg voor het grootfte deel der Lezers, om de zaken flechts aan te flippen ; men moet ze van den grond ophalen en met alle kracht van reede betogen , wil men eenige vrucht van zyn arbeid zien, zoo als ons met fommige Nummers gelukt is. En dus is het niet genoeg in 't algemeen aan te merken hoe b. v. de fmaak van de Natie noodwendig moet verdorven worden, door Gefchriften die, zoo als wy in een vorig nummer zeiden, niet goed genoeg zyn om van domeftieken geleezen te worden, niet alleen met toegeevendheid ontvangen, maar graag geleezen , en opentlyk gepreezen en toegejuigchd worden , zelfs door fatfoenlyke luiden, enkel uit hoofde van de kwaadaartigheid die er in heerscht en de ftrekking die zy hebben om de heerfchende razcrny te bevorderen. ■— Hoe 2) alle natuurlyke redeneerkunde niet minder zich moet verliezen, naar» mate men gewend wordt, aan het aa.meemen van gevolgtrekkingen , of zonder eenige voorgaande ftelling, of uit valfchc, half ware, verkeerd toe0 2 ge«  ( 178 ) gepaste Hellingen, uit welke recht het tegengeftelde behoorde te worden afgeleid: eene redeneerwyze , waartoe men zulk een gefchrift, als de Post van den Neder-rhyn is, enkel behoeft in te zien , nummer voor nummer en bladzyde voor bladzyde,om er de fchreuwendfte voorbeelden van te ontmoeten; om van zoo veele andere ftapelplaatfen en ryke bronnen van de wanltaltigfte drogredeneering niet te fpreeken. —. Hoe 3) alle kundigheden, zoo wel Iheoretijche als Historifche, meer en meer verdorven moeten worden; als men let, hoe aan den eenen kant de zotfte, kinderachtigile, dwaaste begrippen als Axiomata, als be■weezene waarheden worden voorgedaan en gangbaar raken: by voorbeeld , om maar e'e'ne tak te noemen , in het politieke f daar men zich laat wys maken, dat Cabinetten tegen hun eige belang, uit enkele genereusheid, mede ly den enz. handelen : dat voor geld en crediet alles, wat men begeert, ogenblikkelyk te krygen is: dat alles wat tot een goed einde fchynt te ftrekken, ook uit goede oogmerken gefchiedt: dat redeneeringen, omtrent den ftaat, macht, invloed, enz- van eene Natie die e'e'ns gelden, ook altoos, in alle tyden en omftandigheden gelden; en menigvuldige andere meer. Terwyl aan den anderen kant de historifche feiten, niet meer uit Hume en uit Wagenaar, die zelve nog de eerfte bronnen niet zyn, maar uit Engelfche tyrannyen en foortgelyke echte bronnen worden overgenomen  ( 179 ) nomen en aangeleerd. Eindelyk 4) hoe alle zedelyk gevoel by de Natie moet worden verkracht, daar men zich gewent, niet alleen om alles wat flecht is goed te noemen, ja te pryzen en te verheffen, als het van den éénen kant gefchiedt, en in tegendeel de beste menfehen en daden in het onrechtmatigst ligt te befchouwen, wanneer men teegen hen is ingenomen, of het gemeen verder teegen hen zoekt in te neemen en op te zetten» maar daar men, wat meer is, zich familiaar maakt met de denkbeelden van oproer, van moord en doodflag, van de infaamfte .mishandelingen en fchreuwendfte misdryven. Dit alles, zeg ik, is niet genoeg meer te noe* men en aan te Hippen, men moet het opzettelyk en ftuk voor ftuk verhandelen, en in alle deszelfs kleuren voorftellen, om eenigen indruk, en nog maar op een zeker gedeelte van Lezers , te maken; want er zyn er, wier ogen zoo verduiveld zyn geworden (ik weet het niet juister uit te drukken,) dat het ligt der waarheid hen pyni^t en woedend maakt, 't geen eigentlyk het denkbeeld is 't welk men zich van de gefteldhcid van een voor euwig afgeval lenen en verdoemden geest, met opzicht tot zyn redensvermogen, maken moet; en waarvan wy, helaas! het afbeeldfel dagelyks met yzing voor ons zien in fommige van onze natuur- en land-genoten, over welke God zich ontferme! O 3 Wy  ( l8o ) Wy zullen voor het tegenwoordige uit de grote menigte van onderwerpen en zaken, die met relatie tot al het voor aangeftipte zich opdoen, en die elk afzonderlyk verdienden verhandeld te worden> alleenlyk een enkel ftuk neemen, uit het eerfte gedeelte van ons voorgemelde 3. punt, te weeten het verderf der Theoretifche begrippen en kundigheden; en hiertoe kiezen wy dat allergewigtigst denkbeeld, het denkbeeld van burgerlyke vryheid. Is het wel te geloven^ dat in een vryen Staat, zoo als onze Republiek, het verderf van begrippen zoo verre kan komen, dat het ware denkbeeld zelfs van burgerlyke vryheid zich verliest? Zal onze nakomelingschap» zullen vreemdelingen wel oit kunnen geloven, dat men zoo verre durft zondigen op de domheid der Lezers dat men als een Axioma, als een Stelregel fchry ft, dat het denkbeeld van eene bepaalde vryheid eene tegenftrydigheid involveert , met opzicht tot het burgerlyke (*)? Zyn wy dan weder barbaren, of liever zyn wy bosch-mnnfchen geworden, want de barbaarfte volkeren hebben tog wetten, en geene andere , als wilden, als bosch-menfehen, maken zich een (*) BORNEf & MBERTÉ Itatlt des WOtS INCOMPATIBLES, ïl faut faire disparottre l'un ou l'autre, Politique Hollandoia. Vol. II. n. 52. p. 418.  < i8i ) een ander denkbeeld van burgerlyke vryheid als m zamenhang met wetten, door welke die vryheid bepaald is, en volgens welke men alleen burgerlyk vry zyn kan? Het blykt klaar, dat het denkend 't geen men wil doen doorgaan van burgerlyke vrvfoid, is het denkbeeld van anarchie en van de Jljirekjle licentie, want deze laatfte kan alleen eene onbepaalde vryheid genoemd worden. Onderbenen in zulke dingen zelfs, met opzicht tot zulke allereerfte kundigheden, en eenvoudig^ waarheden, is men genoodzaakt de Natie_ « rng te brengen tot de gemeenfte en bekendftebegmft, len, waaromtrent geen kind meer behoorde mis te tasten in onze tyden, en in een Land 't geen eenige aanfpraak op befchaafdheid maken wil. Wy bepalen ons des te eerder tot dit ftuk, wyl behalven de noodzakelykheid die er is om het gemeen rechte denkbeelden van vryheid by te brengen , erverfcheide zaken zyn, waarop de algemeene aandacht-wel verdient gevestigd te worden, en die wy geleegenheid zullen hebben van aan te ftiPpen- ik meen de inbreuken, die meer en meer op onze burgerlyke vryheid gedaan worden, en waaraan wy ons niet anders als ten hoogften kunnen laten geleegen leggen, in zoo verre als wy vry, Nederlanders zyn, en onze VryUèals ons hoogfte burgerlyk goed, na ons loeven, zorgvuldig moeten zoeken te bewaren. • O 4 W->  ( iSa ) Dan, om het Publiek te tonen, dat wy hetzelve niet onze begrippen , maar begrippen die by alle des kmdigen algemeen aangenomen zyn , willen bybrengen, zoo zullen wy al het geen wy over de burgerlyke vryheid zeggen, niet met oflze woorden voordragen, maar uit een bekend Schryver overneemen en woordelylc uitfehryven. En hiertoe neemen wy geenen Engelfchen Schryver, offchoon alles wat de Vryheid raakt door geene Natie grondiger onderzocht en nauwkeuriger is voorgefteld dan door de Engelfchen : maar een Nederlandfchen Schryver, en, om de maat zoo vol als mogelyk te meeten, geen onverfchilligcn, bloot theoretifchen, veelmin een Stadhouders gezinden, maar een bekenden p&nyélg-Staatsgezinden Schryver; kortom den Schryver van de fameufe Verhandeling van de Vryheid in den Burgerftaat (*). Wy zullen eerst zyn III*. Hoofdftuk, wat de Vryheid is, en waarin dezelve in 't byzonder beJlaat, en dan zyn X'. Hoofdftuk, hoe en waardoor de Vryheid wordt verloren, zakelyk uittrekken, en het wezentlyke met zyne eige woorden uitfehry. ven, en enkel hier en daar enige aanmerkingen maken, zoo tot ftaving en opheldering van zyne ge- zeg- (*) Leiden 1737.  { 183 ) zegdens, als om dezelve toe te pasfen op onze tegenwoordige tydsomftandigheden. „ De Vryhbid, zegt de Schryver, wordt door den Rechtsgeleerden Florentinus en vervolgens door den Keizer Juftinianus befchreeven op de navolgende wyze. De Vryheid is een natuur lyke of aangeboren macht om te mogen doen het geen een ygeiyk belief , ten zy dat hem iets door geteeld ofte doof liet recht verboden zy{*). Als meedc door Cicero : de Vryheid is een macht om te leeven zoo als men zeil. Maar wie leeft er, zoo als hy wil? ten zy die geene die op den rechten weg/ wandelt, die verblyd is wanneer hy zyn pligt betracht, wien de rechte weg om wel te leeven bekend is. Die aan de wetten gehoorzaamt, niet uit vrees, maar die dezelve opvolgt en dient, om dat hy dezelve meest heilzaam oordeelt te weezen (f) Wy zulten met een woord hier maar by voegen, dat de vryheid in de burgerlyke zamenlecving der menfehen is eene na- tuur- (*) Llbertas est naturalis facultas ejus quod calque facere Ubet, nifi fi quid vi out jure probibtatur. L. 4. ff. de StatuRom. §. 1. Inftit. de Jure perfon. (t) Llbertas est potestas vivendi ut velis. Quis igitur vivit ut vuttl Nifi qui reSa Sequitur, qui gaudet officia, cai vivendi via confiderata atque provi/a est. Qui legibus quidem, non propter metum paret, fed eas jiquitur atque colit, quia id falutare maxime ejfe judicat, &c. in Paradoxit. 0 s  ( ï84 ) tuurlyke macht, om te doen, en van zyn perfoon en goederen te fchikken ende daarmeede te handelen, zoo als men wil; doch dat die wil onder de menfehen geen plaats kan nog behoort te hebben, ten zy dezelve aan de wetten gebonden en de reden onderworpen zy. „ Men behoeve zich dcrhalven niet in te beelden dat de Volkeren, die in vryheid leeven, minder aan de wetten verbonden, en tot eene wettige gehoorzaamheid, in al het geene dat tot de geruste zamenleeving der menfehen, en tot behoud en welftand vak den Burgeritaat nodig is, verplicht en gehouden zyn dan andere, die aan de onbepaalde heerfchappy van een Vorst onderworpen zyn: geenzins, maar in tegendeel moeten wy, volgens de fpreuk van Cicero , dienstbaar aan de wetten weezen, op dat wy in vryheid mogen keven. Als Xerxes , Koning der Perfen, den Grieken den oorlog wilde aandoen, en zyne toebereidfelen tot den tocht naar Griekenland maakte, verbeelde hy zich, dat hy hen met weinig moeite zoude overweldigen , vermits hy verftond , dat de Grieken vrye luiden waren, en hy zich derhalvcn verbeelde, dat niemand in vryheid leevende, de zware lasten en ongemakken van den oorlog gewillig zou dragen, veel minder het gevaar, en dikwils een zeekere dood zonder dwang ondergaan. Maar Demaratus, een Griek, die te dier tyd aan zyn Hof was zulks bc-  ( i85 ) befpeurcnde, zeide tot hem: Gy dwaalt, o Koi nhgt efl gy N# grote/yks: want zy leeven wel itt vryheid, maar zyn nogtans niet vry in alles. Zy dienen de wetten , en zyn aan de wetten verbonden , en dezelve vreezen en eeren zy meer, dan zelfs uw& Ly'ftrau'anten U doen. „ In een vryen Staat zyn doorgaans alzulke ftrenge wetten teegen de misdaden , en teegen de verftoorders van de gemeene rust, als in een onbepaalde heerfchappy , en van het wel nakomen van de wetten hangt de vryheid zelfs af, ja het eerfte merkteeken van eene vryheid, die naar haren ondergang helt, is de vtrfmading van de wetten en de Jlraffeloosheid. „ Alzoo weinig moet men zich verbeelden, dat men in een vry land wonende, te gelyk ook vry is van alle lasten en fchattingen. Niet minder dan dat, maar veel eer is men doorgaans gehouden, zware fchattingen te betalen, en dikwils zwaarder dan onder eene onbepaalde heerfchappy Nochtans is er een groot ondcrfcheid tusfehen die lasten, en de geene die onder eene onbepaalde heerfchappy worden geheeven, gelyk wy op zyn plaats zullen tonen. En in allen gevalle worden die lasten en zwarigheden door de heerlyke voordeelen van eene vrye Regeering overvloedig vergolden.  C 186 ) „ Gelyk wy hiervoor hebben aangetoond, dat t de Vryheid in 't algemeen daarin eigentlyk beftaat,, dat de wet, en niet de onbepaalde wil van den' Vorst regeert, zoo is de vryheid in 't byzonder en zoo veel elk burger en ingezeeten aangaat, daarin geleegen, dat zy onder de befcherming der wetten gerust mogen leeven, dat zy hun leeven, vryheid en goederen in allen eigendom, en onafhangelyk van alle andere menfehen bezitten, en dan dat zy daarvan niet beroofd mogen worden, dan door hun eige misdryf, en by vonnis van hunnen dagelykfchen of wettigen rechter. Dat is het eigentlyke merkteeken van de Vryheid, zoo veel de byzondere Ingezeetèheh aangaat, en waar dat wordt gevonden, hoe de Regeeringswyze ook genoemd mag zyn, aldaar is ook de Vryheid te vinden. „ Tn de landen van Holland en Zeiand zyn van alle oude tyden, zoo in de Steden, als op de Dorpen en ten platten lande, gewoone rechtbanken geweest, waar de Ingezeeterien, zoo in burgerlyke als lyfltraffelyke zaken moesten te recht ftaan, waarvan zy niet afgetrokken mochten worden, en zonder vonnis van welken zy noch in hun perfoon en leeven, noch in hunne vryheid en goederen, bezwaard konden worden. Daar na zyn de twee Hoge Gerechtshoven, te weeten het Hof Provinciaal, en de Hoge Raad opgerecht, die by hoger beroep, en in fommige gevallen, rauwlyks kennis van  ( *87 ) van zaken mogen neemen, en die wy bygevolg; te zamen met de rechtbanken in de Steden en in de Dorpen, alleen voor den wettigen en dagelyk* fchen rechter houden. „ Hierin beftaat nu eigentlyk het wezentlyke me'rkteeken van de Vryheid van ons Land, dat de Burgers en ïngezeetenen aan geen anderen rechter onderheevig gemaakt mogen worden, dat zy daarvan niet afgetrokken kunnen worden , veelmin buiten 'sLands geroepen, gebracht ofte vervoerd, om aldaar te recht gefteld te worden. Wel is waar, dat er eenige rechtspleeging aan de Collegien van den Raad van State, van de Gecomm. Radenen Admiraliteiten is overgegeeven, maar die is zeer bepaald, en gaat alleen over fommige zaken, die eigentlyk tot de Hoge Regeering behooren, en over haar bedienden. Zulks men om het nut en den dienst van 't Gemeen een zeker bepaald rechtsgebied aan die Collegien heeft moeten opdragen , dat echter niet gehouden moet worden nadcelig aan de bovengemelde wettige rechtbanken te weezen. „ Als men nu hierop gerust mag weezen, en men kan zich verzeekerd houden, dat niemand in het ganfche Land machtig is, om ons van ons leeven, vryheid en goederen, op enkel bevel te berooven, maar dat wy dat alles veilig onder de befcherming der wetten mogen behouden, bezitten en  < i8S ) en gebruiken, dan zyn wy vrye luiden, en dan is yder een van ons wie wy zyn, van hogen of lagen ftaat, heer en meester van het zyne : een ygelyk kan zyne goederen gerust bezitten, daarmede naafzyn welbehagen handelen, en zich verder verzeekerd houden, dat hy al 't geen hy door zyne naarftig'-ieid heeft gewonnen, en alles wat hy onder Gods zeegen wettig heeft verkreegen, veilig zal mogen behouden en bez.tten, en aan zyne kinderen of erfgcfiaamen, na zyn overlyden, nalaten. „ Niemand heeft derhalven onder eene vrye Regeering te vreezen, dat hem die rampen en onheilen zullen overkomen, die men dagelyks onder eene onbepaalde heerfchappy (*) ziet gebeuren waar de Ingezeetenen hunne vryheid en goederen, ja hun ganfche leeven en welvaren alleen van de wil en van het welbehagen van den Vorst is afhangende. „ In eene vrye regaering worden alle lasten en fchattingen op een gelyken voet geheevcn, van de Overheeden en hoogfte Staatsdienaars af tot den Burger en Landman toe, zonder dat iemand daar- mce- <*) Zoo als in Vrankryk, ens,  ( i«9 ) meede in 't byzonder en boven anderen wordt bezwaard. „ Daarenboven is het zeeker en een grote troost voor de Onderdanen, dat de lasten die in eene vrye Regeering worden geheeven, door het volk zeiven worden ingewilligd, ofte door de geenen die het lighaam van het volk daarin verbeelden, en die zelve zoo wel daarin moeten betalen, als de minfte onderdaan, ja die, naarmate van hunne middelen, het meest opbrengen, en de Ingezeetenen daarin en tot eene goede nakoming voorgaan. „ In eene vrye Regeering is er niemand die een Burger of Ingezeeten, by een befloten Brief en zonder vonnis van zyn wettigen rechter in ballingfchap kan zenden. „ Men kan ook in eene vrye Regeering een Burger en Ingezeeten, door enkel bevel en by een befloten Brief, niet in de gevangenis werpen, om hem dikwils jaren lang in den kerker opgefloten te houden, en hem fomtyds tot zyn dood toe aldaar te laten zitten, zonder hem in zyne verdediging en tot zyne verfchoning te horen, en zonder hem te recht te ftellen. „ In eene vrye Regeering kan niemand in 't byzonder teegen zyn wil tot den krygsdienst worden ge-  ( l9o ) gedwongen, behoudens nochtans dat een ygelyk in de algemeene nood des Vaderlands verplicht is om het Land teegen den vyand te dienen j maar dit is eene algémeene verplichting, en geen bedwang voor deezen of geenen in 't byzonder. „ Wat nu het leeven van den mensch belangt, in eene vrye Regeering heeft niemand, wie hy zy de macht om een burger of inwoonder, zonder wettige rechtspleeging cn op enkel bevel ter dood te doen brengen. Derhalven is er niemand, die kan gebieden, en zeggen: valt op Item aan, enjlaat hem, dat hyJierve; of die een van zyne lyffchutten en beulen kan afzenden, om het hoofd van een Onderdaan te eisfehen en hem toe te brengen, enz. Het vervolg hierna. A. Wy hebben met veel genoegen geleezen het Patriotisch en Eerbiedig Addres aan 's Land: Hope Machten , ter geleegenheid van de gepre/ent eer de Memorie van de Rttsjifche Ministers, en beveelen hetzelve ter lectuur aan onze Lezers aan, als derzelver aandacht overwaardig. De Correspondentie van deezen Schryver zal ons altyd aangenaam zyn. De  ( *9* ) * * * De Brief van D. O. N. geteekend Middelburg den 28. April 17S2. is ons wel geworden. Deze brave Zeuw en zyne Ouderwetfe vrienden zyn gansch andere luiden als hun Landsman de zogenaamde Zeuwfche Patriot, wiens brief wy in ons 31. en 32. Nummer hebben beantwoord. Het is ons aangenaam te zien, dat er in die Provintie nog zoo Yeele luiden zyn, die begrypen, dat de Post van den Neder-Rhyn, zoo als hy zegt, nóg wel eens verbrand zou kunnen worden ; en de Schryvers van dat fchandelyk weekblad mogen zekerlyk wel wenfehen dat zy noit ontdekt mogen worden. Voor 't overige wat de klachten van den Hr. D. O. N. betreft , over de irreguliere verzending van ons weekblad, hetzelve is ons niet minder onaangenaam , en wy zoeken onophoudentlyk daarin voorzieningte doen , doch ontmoeten telkens nieuwe onaangenaamheden, en vermoeden dat de Nummers dikwils uit kwaadaartigheid worden opgehouden: zoo dat wy deeze en andere, Lezers moeten verzoeken van hier omtrent eenig geduld te willen gebruiken. Aan de Schryvers noch Drukkers heeft het tot hier toe noit gehaperd. * * * Niet minder aangenaam is ons geweest de Brief geteekend wy Burgers en Ingezeetenen der Stad *** (wy laten den naam van de Stad voor als nog om redenen weg) in dato 4. Mey 178 a. Of liever van JU. Stak. P alle I  ( ipa ) alle Brieven, die wy ontvangen hebben, is nog geen ons zoo aangenaam geweest als deze. Hoe gaarne zouden wy deezen, zoo hartelyken, zoo we:meenenden,zoo liefde-ademenden brief aan het Publiek mededeelen ! Het doet ons onbefchryflyk veel moeite dat wy het niet doen kunnen. Maar wy moeten eerst afwachten, wat in zekere zaak van den anderen kant gedaan zal worden. Anders verdiende zuik een brief als deeze, in allen opzichte gedrukt te worden, offchoon de fchryvers zeggen, wy hebben eigentlyk niet gefchreeven om voor het Publiek te verfchynen, maar als aan een vriend t uit lief le , en tot vertroosting van UEa. op dat UEd. niet zou denken zoo als Elias dacht, dat hy alleen was, en het guude;yk antwoord was , daar zyn nog 7000. die hunne knien voor dtn Rad niet gebogen hebben. Daar is ook nog een aantal ware Patriotten in onze Stad ***. Braave burgers yan *** gy hebt ons willen verkwikken, zegt gyl., en bemoedigen met uwen brief. Wy danken er U voor, wy danken er God voor, die U in uwe harten gegeeven heeft om ons op deeze wys te verkwikken. TJlieder brief is ons geworden op een tyd, dat wy meer dan oit verkwikking en bemoediging nodig hadden, zoo in onze perfonen els met relatie tot ons blaadjen. En niets was daar gefchikter toe dan deeze uwe brief. Hy heeft ons wezentlyk verkzoikt, hy heeft ons meer verkwikt dan wy zeggen kunnen. Wry eeren de Schryvers er van, zy zyn ons dierbaarder dan zy wcetcn, wy  ( 193 ) wy dragen hunne belangens onder ons hart, en hebben alles daar voor over. Geen eigebelang, van welken aart of benaming ook, maar alleen het waar belang van onze brave burgers, is de eenige dryfveer en het eenig doeleinde van alle onze pogingen. En dat zullen wy noit nalaten, naar ons vermogen, in alle onze relatien , te bevorderen, en daaraan zyn wy altoos bereid om onze tyd, onze krachten, ons goed, ja ons leeven zelve, op te offeren, zonder uitzicht op eenige andere beloning, als alleen dc liefde en achting van zulke oprechte, welmeenendc harten, als die van de fchryvers van deezen brief, van welken ftand of conditie zy ook zyn mogen, en het getuigenis van ons eige geweeten. En nu, nu zy onze handen gefterkt hebben, laat ons nu hen ook .fterken en aanzetten om te volharden by hunne voortreffelyke en recht vaderlandfche denfcwyze, en dezelve meer en meer te zoeken uit te breiden, en ruiterlyk daarvoor uit te komen. Dit is de eenige weg om het kwaad nog in tyds te ftuiten, dat enkel daardoor zoo veel veld gewonnen heeft, om dat de braven en weidenkenden te veel gezweegen hebben en zich hebben laten overfchreuwen. Brave burgers van * * * gy hebt de voorbeelden voorU, ook in uwe Stad, van aanzienlyke luiden, die alles aan hunnen plicht hebben opgeofferd, en die veel 'lyden voor de waarheid en voor U en uwe belangens. Onderfteunt hen, verdeedigt hen, door de goede zaak, uwe cn hunne zaak, en de zaak des Vaderlands, Pa te  ( i*4) te onderfteunen en te verdedigen. En volharde vooral in de gebeeden, die gyl. tot God opzendt, zegt gy, voor uw Vaderland, voor uwe Regenten\ voor de bewaring van onzen Godsdienst, voor de bewaring van onze gezeegende conit.it utie, en voor de hertelling der vreede. Ook in uwe Stad zyn brave Leraars (wy wceten het zecker) die met U eenftemmig zyn van gevoelens, en wier gebeeden voor het Vaderland met de uwe inftemmen. Voegt U by deezen, fterkt ook hunne handen, en moedigt hen aan om meer voor de belangens 'van waarheid en godsdienst uit te komen: en laten wy d»n vertrouwen, als wy elk in het onze getrouw zyn aan oijzen plicht en het onze zoeken toe te brengen tot welzyn van het Vaderland, dat onze goede pogingen ook zullen gezeegend worden, en dat deeze rampzalige tyden ook haast zullen eindigen. De Brief geteekend -wy hopen is ons eert den 13. Mey geworden: wy zullen hem in ons S6e. Nummer plaatzen. Den Brief onder den naam van Belitje Ëgberts hebben wy noit ontvangen. Zoo de inhoud er van nog zou kunnen dienen, verzoeken wy er een tweede affchrift van, en tevens dat deze onze geachte Correspondenten (die wy meenen aan hunne hand te kennen) ons gelieven te fchryven aan ons tegenwoordig adres : Mynheer den Hr. Conflantin de la Fieille-roche, p0ste restante te Delft.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIO T. n°. xxxv. Libsrtas libertate perit. LUCAHUS- Vervolg van Nfi. xxxi v. -jw-Ta dat de Schryver aldus , gelyk wy gezien 1^1 hebben, de vryheid heeft befchouwd met opiiclu alleen tot de Onderdanen, in zoo verre als hunne eer, hun goed en hun leeven aangaat, voegt by' er voorder by, dat behalven dc voorrechten, die dc vryheid hen in de bovengemelde opzichten geeft, er „ nog een andere, en veel uitneemender, heerlyker, flag van vryheid, zege hy, is, dan de voorgaande, die de Oppermacht en Regeerïng zilve raakt, en die in een" uitfteekend recht tot de Hoge Regecring zelfe beftaat. • Want, zegt hy, in eene eenhoofdige Regee' ring beftaat het ganfche Lighaam van den Staar, genoegzaam alleen in de perfoon van den Vorst, die lil stuk. q &  ( i9 zor-voor bet Gemeenebest (*). & at» de Staat- zuehtigcn zoo. verre gekomen zyn, dat zy zich boer hunnen aanhang ontzagchelyk hebben gehaakt, neigt zïeh alles tot dienstbaarheid en «nkerwerping; De eer/ie weg tot overheerfchng , |égt Tecitus, h moeilyk: maar ah men daarin gevoederd is , zoo 'vindt men gunst en medenelpers CO- Eindelyk durft alsdan niemand meer Koor de vryheid fpreeken, integendeel wordt dezelve door de geenen, die haar behoorden voor te ftaan, fehandelyk verlaten. Koe dat nu zulke menfehen een fchonc glimp a*r hun fhood beftaan weeten te geeven, de een d-t het gefchiedt ten dienst van het Gemeen, en tot behoud van den Staat, dc ander tot voortand van het gezag dor Overheid , en de derde tot voordeel van de Burgery, (of wel van de Negof cie enz.) en ondercusfehen de Republiek verdervende en verfcheurende, heeft Sallustius zeer opmerkelyk befchreeven, zeggende: Alle de geenen die in deeze tyden de Republiek beroerden, deeden Het (* ) Plurimit obfequio privatas /pet agitanies, /we pubtici cara. Tacit. lib. *. Hist. (t) Primas dominsndi fptt in ardao, ubi fis ingresfus, »i,Jfe fiudia & minijirot. Tacit. lib. 4- Annal'  ( ao5 ) het onder eer lyke namen. Eenige gaven voor, dat '< zy de rechten van het volk verdedigden , andere dat zy jlonden voor het gezag van den Senaat, en ' a/.'e voorgeevcnde dat zy het gemeenebest daarin wil. den betrachten, jlreedden voor hunne eige macht, zonder eenige fchaamie en zonder eenige maat in j hunne kuiperyen te houden (*). „ Maar het is grotelyks te verwonderen, hoe tr zulke onbezonne menfehen gevonden worden, die de Staatzuchtigen daarin willen behulpzaam wezen en dienen, en byzonder hoe dat zy fteeds onophoudentlyk kunnen lopen, kuipen, en woeien , om zulk een fnood voorneemen te helpen bevorderen en te doen gelukken. Hieruit tonen zy waarlyk, dat zy of daar toe gehuurd zyn en om loon dienen, of dat zy uit den aart lafhartig en ilaafsch zyn, en bygevolg den afkeer en verachting Van alle eerlyke Overheden en Eurgers verdienen. Het vervolg hier na. A. (*) Per itta tempora quicunque Rem publicam agltavtre, honeftis nominibus, alii Jtcuti jura Populi defenderemt, part quo Senatui autorit at maxima foret, bonum publicum fimulantei , pro/ua quisque potentia eertabant, neque illis modestia, neque modut contentionis erat. Sallust. in B. Catil.  C 207 ) .... quid her es? Fahu/a de t» HO KAT. Wat dunkt U, Leezers, vau het volgende geval 't geen my deezer dagen gebeurd is? Gy weet, ik ben het grootfte gedeelte van bet jaar buiten, maar ik heb myn Huis in den Haag, L dat bewaart eene oude, trouwe HuishoudRer die alle myne neutels heeft, en aan welke ik alles wat in 't huis is toebetrouw. Maar wat dunkt U van myn Buurman den Hoo»welgeb. Hr. £ B. Die man heeft altoos het oo, gehad op myn erf, 't geen hy gaarne aan het zyne wilde trekken, wyl het zeer voor hem geleezen is, en meermalen gezocht, fomtyds op zee'r onaangename wyzen, om zich van hetzelve ffleester te maken. En voor 't overige, om den man zyne geboorte en crediet, hebben wy voor t uiterlyke, goede buurfchap gehouden, en malkanderen beleefd bejeegend , maar familiaar zyn wy noit geweest, en noit op den voet van ipécialo vrienden. D-cze Heer komt nu onderdaags op een avond , en zendt zyn Kamerdienaar met een zoet praatby myne goede Huishoudfter, cn zegt, Juf■ 3 frouw,  r ( 208 ) frouw, myn Heer laat U goeden dag zeg-en err myn Heer zegt, dat het hem zoo leed doet'val de onhandigheden van ryden, dat er zoo veel bepraat wordt, en dat men zoo veel hoort mQmp2 len van plunderen van huizen en zoo voorts, en terwyl uw Heer de O. P. zoo voor een Engelsch" gezinde pasfccfr, Juffrouw, zoo a.'s gy w,^t, en Mynheer zulk t en fo?ciaal vriend van hem'is zoo is Mynheer ongerust, Juffrouw, dat fomtyd* Ü-licder huis last pocht lyden, en wat zoud gy doen, Juffrouw, gy zyt er maar alleen in, en by nacht en by ontydën, kortom, Juffrouw, daar Mynheer, zoo ais ik ze-, zulk een fpcciaal"vriend is van Mynheer den O. P. zoo kan Mynheer niet van zich versrygen- cm dat zoo aan te zien, en zyn waarde vriend niet te asfifteererr, zoo veel m zyn vermogen is, en daarom ftuurt Mynheer ■my hier, om U te zcrcn, Juffrouw, dat Mynheer een paar dozyn van zyre daghuurders van j buiten heeft laten komen , ik heb ze bier mede gebracht, Juffrouw, en die zullen uw Euis beswaren. Ikftondte kyken, fchryft myne Huishoudfter, en wil wel bekennen dat my die historie wonder^ lyk voorkwam. Ik moest zeggen, het was buitengemeen beleefd van dien Heer, als hy 't zoo recht meende; maar tog dat zoo enkel uit vriendelykheid te doen, zonder er iets roede voor te hebben, dat kwam my zoo raar voor, ik vond het fchier  ( 200 ) fchier al te beleefd. Daarenboven wat La Tmr zeide, dat zyn Heer altyd zulk een fpeciaal vriend van Mynheer was geweest, dat wist ik onder zyn welneemen dat niet waar was ; en in ( tegendeel wist ik dat zyn Heer altyd het oog ' op ons erf had gehad, en ik dacht, wie weet, als hy 't huis eens in heeft, 't is zulk een groot Sinjeur, en daar elk een, en Mynheer ook, zoo bang voor is om moeilykheden mede te hebben, hoe krygen wy er hem weder uit: en daar^ ik met alle die vreemde kerels in huis te zitten — kortom, zegt zy, Mynheer, ik had wel om een lief ding gewenscht dat UE. in den Haag waart geweest , of dat ik UE. alvorens had kunnen fchryven , en daar fprak ik ook van aan La Tour, maar daar wildé hy maar geen ogenblik van horen: begrypt gy niet, dat het mogelyk deze nacht al kan gebeuren, zeide hy, en hoor Juffrouw, voegde hy er by, ziet wel toe wat gy doet! het is eene grote vriendelykheid van Mynheer , en zoo, dat Uw Heer het hem noit genoeg erkennen kan; maar wilt gy niet, dan ga ik weder heen met myne daghuurders , maar weest verzeekerd dat Uw Heer het U zeer kwalyk zal afneemen, en denk eens als uw huis eens onder den voet wordt gehaald, zy zeggen vast dat het gebeuren zal, dan zoud gy 't immers noit kunnen verantwoorden. Wat  ( aio ) Wat zou ilc doen, zegt myne Htüshoudfter, dc geheele zaak kwam my wel fuspect voor , maar ik dacht, ik zal ze hier in de keuken laten zitten, daar fteekt niets in; en als ik de waarheid zéggen za], ik was ook bang; als er wat gebeurd Was, wat zou ilc gedaan hebben, een mensch alleen! En daarom hoop ik, dat Mynheer my niet kwalyk zal neemen , dut ik eindelyk refolveerde óm dat volk in te laten, hoewel ik nu van achteren vrees, dat 'er veel moeilykheden uit ontftaan zuilen. Ik ftond even zeer te kyken , toen ik dezen Brief van myne Huishouditer kreeg, en ik wil wel bekennen, dat my het geval ook maar half aanftond. Ik verhaalde het aan myne huisgenoten, cn offchóon zy bekennen moesten, dat zekerlyk de vriendelykheid wat heel groot was, en dat het wat raar luidde, van zoo zyne bediendens by een ander in huis te zenden en te établisfeercn, onder pretext van hetzelve te bewaaren, evenwel, door dien de meefte nog al beter gedachten van den Hr. L. B. hadden dan ik f gy moet wetten dat men het teegen hem niet minder voorzien heeft als teegen my) en fommige zelfs byzonder met hem gelieerd zyn, hoewel ik het er noit groot op gehad heb, en hen altoos teegen den man heb gewaarfchuwd , om dat ik zoo veel met hem overge- bracht  < 211 ) bracht heb, 200 maakte tog dit een en ander, dat zy zyne party namen, en my in 't hoofd praatten dat ik gerust zyn moest, en dat een Heer van dat fatfoen noit zich zoo zou prostitueeren, van op zulk eene infaam-verraderlyke wys zich van eens anders goed meester te maken. Ik had hier wel vry wat op kunnen zeggen, te weeten , dat men dat altoos een draai kan geeven, en quafi eene querelh d'AUtmand zoeken, om zich te brouilleeren, en dan zoo tot zyn oogmerk te geraken, behalven, dat ik begryp, dat Mynheer L. B. dit alles ook zoo niet voor niet doen zal, en dat het moeilyk is, als hy 't wezentlyk wel meendt, om hem dien dienst te erkennen ; maar men praatte my zoo lang, dat ik eindelyk ook alle zwarigheden uit myn hoofd ftelde, en nog dien zelfden avond een paar brieven naar den Haag fchreef, een aan den Hr. L. B* om zyn Hooggeb. te bedanken voor zyne uitneemende vriendelykheid, enz. en een ander aan myne Huishoudfter, waarby ik haar fchreef, dat ik goedkeurde wat zy gedaan had, en voor 't overige dat zy die arbeiders wel behandelen en hen zoo veel bier geven,en zoo wel opfchaficn moest, als zy verlangden. Hiermede ftelde ik my gerust, en dacht nu en dan ook, ja wel myn huis is tog nu veel fecuiuM III. Stuk. R der  ( 212 > der bewaard, als anders ; maar wat gebeurt er* Myn voorneemen was, zoo rasch ik konde, zelve naar den Haag te gaan , of ten minften myn Neef er naar toe te zenden, om op alles order te ftellen, en dan, als 't enigzins mogelyk was, dat volk van den Hr. L. B. hoe eer hoe liever te congedieeren. Maar, wat dunkt U , Leczers, in plaats van dat, en eer ik nog iets doen kon, daar kryg ik met de volgende post een brief van Mynheer L. B. zelvcn, van fes paginaas in Folio gefchreeven, allemaal met klachten over myne Huishoudfter. Dat, zegt Mynheer L. B. is een flecht vrouwmensen , zy heeft zyne daghuurders zoo infaam behandeld, had hy geweeten dat zy zoo behandeld zouden geworden zyn, hy had noit in zyne gedachten genomen van my zulk een dienst tc doen; kortom 31. poindlen van bezwaar teegen myne arme Huishoudfter; voor eerst een party kleinigheden, zy heeft de boterhammen nu cn dan niet vet genoeg gefineerd voor zyn volk, eenige flesfen bier waren zuurachtig geweest, de eyeren had zy te hard gekookt, en zoo voorder een party opgeraapte wisjewasjens ; maar eigentlyk het grote en voorname, waarop alles uitkomt, is dit: „ zou ik daarom, zegt de Hr. L. B. myn volk gegecven hebben om uw huis te bewaaren, om hen op malkanderen in de keukeu te laten zetten , daar het geheele huis ledig is, behalven dat zy't huis ook. niet bewaren kunnen, als de beste ' ver-  ( 213 ) vertrekken , daar 't meest op aankomt, voor ben geOoten zouden blyven? Ik heb begreepen, zoo rasch ik myn volk met die intentie by UE. zond, dat alles voor hen open zyn moest: en ondertusfchen zoo heeft uwe Juffrouw P. de brutaliteit, «rehad van dat volftrekt te weigeren; en zy heeft myn kamerdienaar, wien ik belast had van uw Cabinet, (gy moet weeten, Leezers, dat daar in alles voor de hand legt, alle myne èffeften en papieren , en alle myne bewyzen van eigendom van het huis' zelve) voor zich te occupeeren en daarin zyn verblyf te houden, om op alles ordre te kunnen ftellen, tot veiligheid van uw huis, Mynheer, 'j «reen hy zonder dat niet doen kan, niet alleen niet ten eerften de neutels zoo daarvan, als van al het overige gegeeven, maar zelfs op eene wys, die in 't geheel niet te pas komt jegens iemand, die de eer heeft van in myn dienst te zyn, volftrekt geweigerd van naar die propofitie te horen, en gezegd, dat zy hiertoe alvorens fchrifteiyke ordire van UE. moest hebben/, en dat zy gefteld was om het huis te bewaren, en dan eerst van UE. moest ontfiagen worden, altans als zy de neutels van uw Cabinet overgaf." En voor 't overige meet Mynheer L B. wonderlyk uit zyne yriendelykheid, cn ono-einteresfeerde dienst, die hy my gedaan heeft, en&de benodigdheid die ik had van zyne asftftentie, enz alles op den toon van een groot Heer, die my'wil doen gevoelen, dat ik my niet gelukkig ge' R 2 n°cg  ( 21*.} noegkan fchatten in zyneproteSie, en die tevens my op eene beleefde wys wil doen verftaan, dat ik maar heb zorg te dragen van my zyne hoge gunst niet onwaardig te maken, of dat hy 't my gevoelig kan betaald zetten. En 't flot van alles is, dat Mynheer L. B. van my eischt, en vordert en'verwacht, dat ik myne Juffrouw P. ten eerften uit den Haag zal opontbieden, en zoo weegens hare, weigering van het openfluiten van myn Cabinet, als andere bezwaren die zyne arbeiders teegen haar hebben ingebracht, en waarvan hy, zoo als ik «eg, my eene Lyst opmaakt van 31. artikelen , aan hem behorlykè fatvfacJÜ over haar zal gee' Yen. En nu, myne Lezers, laat ik U geheel over om uwe reflexien over dit een en ander te maken : wat dunkt U, dien ik myne huishoudfter voor het allerminst niet te laten hangen of radbraken die niet zoo maar ten eerften de fleutels van alles aan myn Buurheer heeft willen overgeeven, en hem in bezit van al myn goed, ja van myn Cabinet en van alle de bewyzen van eigendom van myn huis eelve zetten, en die dc brutaliteit gehad heeft van te pretendeeren, dat zy daartoe eerst order van my moest ontvangen ? En blykt het niet, wat fommige van myne huisgenoten zeiden, dat die Hr. L. B. een man was zonder weerga, en dat ik noit genoeg  '( 215 ) noeg God danken kon, dat iemand, die zulk eene edelmoedigheid bezat, juist zyn oog op my had laten vallen, om my op zulk eene onvergelykelykgenereufe wys, zoo zonder eenig het allerminfte inzicht of eigebelang, in zyne hoge protectie te neemen, en met het puik van zyne daghuurders te asfifteeren , in de hulpeloze toeftand, waarin myn arme Huis was in den Haag. Ik kan niet zeggen hoe ik getroffen ben van zulk eene uitfteekende vriendfehap en liefde. Myn hart vloeit over van tedere erkentenis. Ik bezwyk van gevoelens. En die huishoudfter! ja wel, wat is hangen of radbraken ! Zy is buiten twyffel 't eens geweest met die geenen , die myn huis wilden plunderen. En daarom niet hangen, maar levendig villen zal ik ze laten, zoo rasch ze aankomt. Dien lieven Mynheer L. B. zoo te mistrouwen, en hem de neutel van myn Cabinet zelfs te weigeren. O die trouwloze hex! Ik reikhals naar 't ogenblik, dat ik het plaifier zal hebben van haar te zien villen! fi K 3 Nv  Nu nog erger! Geen ongeluk, zegt men, komt alleen. Op 't ogenblik, daar ik dit Nummer ftond te verzenden, om afgedrukt te worden, ontvang ik met de Post een gefchrift van twee vellen groot, geïntitulcerd Brief van een welmeenend Vaderlander aan de achtenswaardige Schryvers van de Watergraafs- of Diemermeerfche en Zuid-Hollandfche Couranten, gr. 8°. alom te bekomen voor 3 fluivers, waarby zoo klaar als de dag aan den Hemel wordt beweezen , dat deze twee Courantiers de braaffte, hupste luiden des werelds zyn. Wat nu gedaan! Aan den eenen kant heb ik O. P. nu byna een jaar lang niet anders gedaan, als het Publiek de dicpfte verachting voor beide deze Heeren te zoeken in te boezemen, omtrent even veel verachting als voor die andere Heeren van den Post van den Neder-Rhyn , van den Politique Hollandois enz. om dat ik wezentlyk en oprecht my verbeeldde dat zy 't verdienden. Hoe kan ik op myn ouden dag dat alles nu zoo op eens herroepen ? 'T is waar'yk al te veel gevergd! En evenwel aan den anderen kant heb ik wederom my verbonden, om ten allen tyde de waarheid hulde te doen, cn te erkennen, als men my overtuigd had. Hiervan zou ik vooral niet gaarne afgaan. Wat kan ik doen ? Kom, 't best is edelmoedig te zyn. Is myne Jchuld groot geweest, ik zal de fatisfactie, die ik  ( ai7 ) ik beide voorgemelde Heeren heb te doen, ook zoo verre uitftrekken als eenigzins in myn vermogen is, verder dan zy kunnen hopen of verwachten-, en niet alleen verklaren, gelyk ik doe by deezen, dat ik, na ryp overleg, alles wat in voorfz. Brief begreepen is , gereedelyk onderfchryf en overneem; maar ik zal zelfs, wat meer is, tot myne euwige befchaming, alle myne Leezers, verzoeken, aanzetten, beveelen, en bezweeren, by alles wat hen dierbaar is, dat zy ten fpoedigften den meergemcldcn Brief van een welmeenend Vaderlander kopen, leezen, herleezen, overweegen, doordenken, en den inhoud van denzelven zich eigen maken, alles tot roem en prys, tot eer en glorie van gemelde Heeren Couranticrs, en tot befchaming van Hun Ed. Mog. de Heeren van den Hove, alsmeede van Heeren Gecomm. Raden, en anderen , die deze brave Heeren tot hier toe min gunstig hebben fchynen te beoordeelen, doch die zekerlyk, na dezen fleutel op het gedrag van mecrgeme. Heeren Courantiers te hebben gezien, met my zullen inftemmen om dezelven in 't vervolg alle eer en achting, die hen toekomt, te doen geworden. E R-  ERRATA. SI. 177. r. 17. door gel'chrircen] /. daar gefchriften  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. XXXVI, Humanum ingenium inquietum & indomitum, ftmper in certamine libertatis, aut gloria , aut dominationis agit. Sallust. in Fragm; Vervolg van No. XXXV. '}) T"\aar is voornaraentlyk een tweeërley foort JL>^ van Staatzucht, vervolgt de Schryver : de eene gaat met openbare vertreeding en verfmading van de wetten en van alle goede order van regeering te werk, en poogt zich zeiven, door alle weegen en middelen, zonder eer of fchaamte, te verheffen, bereid zynde, 'des noods om de wapenen teegen zyn eige Vaderland op te vatten. De andere ftreeft naar hetzelfde oogmerk, door list en heimclyke ftreeken, men geeft voor eeriyk en gematigd te willen weezen, fchynt zyn werk III. Stuk. S van  ( 2.10 ) van regéering, maar byzonder ook voor eene Vrye Regeering verderfelyk is. De Prediker heeft er aldus van gefpröken: Daar is neg een kwaad, dat ik gezien hebbe onder de zonne , eene dwaling, die van 't aengezichte des Qverfton voortkomt , een dwaas wordt gezet in grote hooglieden (*). Onder eene eenhoofdige Regeering is de verheffing van dwazen, van onkundigen, wel een quaad, maar zoo groot niet als in eene Vrye Regeering. 1 Want dewyl in de eerfte flag van Regcering alles van de wil en het bellier van den Vorst alleen afhangt, en hy altyd wel middelen heeft om een dwaas beeter tot zyn plicht te, houden, zoo kan de verheffing van dwazen en onkundigen niet lang quaad of fchadeiyk weezen. Maar in eene Vrye Regeering, waar zelfs de zaken van het grootfte gewicht, by meerderheid van ftemmen, worden befloten, kan het niet anders dan zeer verderfelyk weezen, wanneer dwazen , cf luiden van een verkeerd verfland, oordeel en gedrag (want het komt op een uit) in de hoge ampten van Regcering worden gefteld; want het gebeurt in alle Vergaderingen, dat twee dwazen een verftandig man overftemmen , en dat het befluit naar goedvinden van de eerften moet worden genomen en werkftcllig gemaakt. En als het gebeurt dat eene Vrye Re¬ gee¬ rt) Ecclss. X. v. 5. 6.  ( 221 ) geering tot verdorvenheid en ongebondenheid komt te vervallen, moeten eerlyke Regenten zich dikwils beklagen, en in 't verdriet hunner harten zeggen : Qua pesjimi & jïultisjlmi deer ever e, ea bonts & fapientibus fucienda funt (*). „ 9) Eindelyk er is nog een groot kwaad, waardoor de vryheid van hare getrouwfte Voorftanders en befchermers wordt ontbloot, en als weerloos en verlaten zyndc, wordt overweldigd en tot haren val gebracht. Dat is om dat de eerlykfte en verftandigfte Regenten, die het welvaren van het Vaderland en het heil van het Volk ftceds voorftaan, en zich met een onvermoeide vlyt en arbeid daaraan overgeeven , de voortreffelyKfte Staatsdienaars en voorftanders van de vryheid en van het volk, niet alleen met ondankbaarheid worden ontmoet, maar ook doorgaans ongelukkig zyn, van het volk zelve worden verlaten, en eindelyk tot een jlaehtoffer voor de Vryheid, aan de jiaatzucht van fommigen konen te verjlrekkcn. Die zich in het stuk VAN de ÜOGE REGEKRIMG IN alle DEELEN van zyn plicht WIL kwyten , EN ZICH geheel en al aan den dienst van zyn Vadejsland 0vergerv2n, moet noodzakelyk d2n haat op zich laden van alle onordentelyke, boo- (*) in Fragm. Sallustii. S 3  ( 222 ) boose en verkeerde menschen : hy vind veel wederstand en hy heeet steeds met het onverstand van den eenen, de onordentelykheid van den anderen, en de begeerlykheib van de meesten te worstelen; waardoor het gebeurt dat veele worden mismoedig gemaakt of van hunnen plicht worden afgefchrikt Iemand heeft van ouds niet onaardig gezegd: Qui male Kern publicam admitiistrant, Diis, qui bene, populo displictnu „ Die zich in het ftuk van de „ regeering kwalyk gedragen, mishagen aan God; „ en die zich van hunne plicht kwyten, mishagen „ aan het volk." Dat da geenen, die hunne plicht in het ftuk van de regeering te buiten gaan, aan God mishagen , is klaar en onwederfpreekclyk. Maar hoe dat de geenen, die zich daarin van hunne plicht kwyten, aan het volk mishagen, zal kortelyk nodig zyn aan te tonen. Een eeriyk man, die in het ftuk van de Hoge regeering enkel zyne plicht voor ogen heeft, die weet wat voor een gewichtig talent hem van God is toevertrouwd , en overtuigd is dat hy daarvan aan God byzondere rekenfehap zal moeten geeven, die zich pal ftelt voor het behoud van de wettige regeering, en voor het welvaren van het volk, en die ten zeiyen einde de hand wil houden aan de wetten, en doen naarkomen de inftrumenten, reglementen en. bekende ordres van de Regeering, moet noodzakelyk veele vyanden maken en overzulks aan het Volk dikwils mis-  C 223 ) mishagen. Want een groot gedeelte der menfehen wil doch in zyne eige weegen wandelen, zy willen zoo nauw niet bepaald weezen, en meenen, byzonder in eene vrye Regeering, dat. zy niet; dienstbaar aan.de wetten moeten weezen (*), en met één woord zy willen op eene willekeurige wyze in het ftuk van regeering leeven, ja zouden zelfs liever een Heer dan de wetten dienen. Onbezonne menfehen, die niet willen of met kunnen begrypen , dat ie gehoorzaamheid aan de wetten is de grondjlag van alle goede regeermg en wel byzonder van de Vrtheid. Als nu een goed Regent zich volgens zyne plicht aan de wetten wil houden, en alle goede ordres van Regeering voorftaan, vind hy veel wederftand } hy geraakt daardoor in twist en tweedracht , en hy laadt de vyandfehap van alle ongcreegelde menfehen op zich, waar door hy als een ongemakkclyk en twistgierig mensch wordt afgemaald. En ten anderen, zoo zal yder een gaarne be- (*) Tous les Placauds nouvfaux ajoui/s aux a*cttff« ne feront jamais croire a un bomme de bon fins qu'un Cmun tiOtt te droit He. O» peut le preferbre dans des Placaros , le devouer ó la vimdiae de mauvaisss lok, mats cela ki CHANGERA jamais !A MANIERE d'eNVISAGER W*^0^* Politiqae Hollandoii N. 5*. boven D' l' N' XXV' Aanh. bl. 615. S 4 '  ( «34 ) bekennen en licht toeftaan, dat het welvaren van het gemeen boven al moet worden betracht, en dat een ygelyk, zoo van de Regenten als Burgers en Ingezeetenen, die in dat welvaren van het Gemeen zyn begreepen, cn yder naarmate van zyne middelen, handel en bedryf, hun deel en belang daarin hebben, van hunne zyde gehouden zyn om alles naar hun vermogen daaraan toe te brengen. Maar als men het gedrag der menfehen in 't algemeen befchouwt, zal men befpeuren, dat de mcesten, hoe zeer zy ook van de waarheid en het gewigt van dien grondregel overtuigd mogen weezen, echter meenen, dat hun eige welfaren en belangens voor die van het Gemeen moeten gaan, immers 'dat het geen zy eifchen en begceren, zoo zeer niet tot nadeel van het Gemeen kan ftrekken; en terwyl zy alle zoo by hcnzclven redeneeren en zoo doen , gaat het welvaren van het Gemeen ontwyffelbaar verloren. Als nu een eeriyk Regent de menfehen daarin wil teegen gaan, en hy zich wil ftellen teegen dat eige wel. varen, 't welk met het Gemeene welvaren ftrydig wordt bevonden , hoe zacht en gematigd hy ook zy, en met hoe grote befcheidenheid hy het ook wil doen, ftelt hy zich in gevaar om aan alle kanten , om zoo te fpreeken geftcenigd te worden; hy wordt door die baatzuchtige menfehen gelasterd en gefchonden, en by het Volk in den haat gebracht. Maar verkeerde Regenten , die geern aan-  ( 225 ) aanhang willen maken, die voor Staatkundige willen doorgaan, en altyd hunne eige verheffing en belang in 't oog hebben, zullen zich aan de wetten zoo zeer niet binden •, zy weeten hunne vrienden en aanhangers daarvan te ontdaan, dc wetten en ordres van Regeering zyn voor zulke menfehen maar ipinnewebben, daar zy en hunne gunstelingen met een opgehaeve hand doorbreeken ; en daarby weeten zy , in deze en geene gevallen, hoe men iemand tot nadeel van het Gemeen dienst kan doen. Als men dan op die wyze rekkelyk en toegeevend wil wcezen , cn aan deezen en geenen , met verbreeking der wetten en tot nadeel van het Gemeen dienst doen, en daarenboven de Gemeente met beloften cn goede woorden vleien, zal men de gunst van het Gemeen altyd wel kunnen winnen, en derhalven licht begrypen, hoe verkeerde Regenten het volk, hthagen, en hoe de goede daarentegen aan het volk mishagen. De Regeering is derhalven voor een eeriyk man, en die zich alzins van zyn plicht wil kwyten, gansch niet vermakelyk. De wederftand , die hy ontmoet, en het verdriet, dat hy moet lyden, kan door matige wedden cn voordeden tot zyn ampt ftaande, niet worden beloond. Als nu een man van een verheevcn geest, en beproefde eerlykheid zich geheel en al ten dienste van het Vader- land komt over te geeven , deszelfs rechten en vryheid voor te ftaan , en hy bevindt, dat hy S 5 voor  (225) foor zyne goede diensten boven alle zyne moeite en verdriet, wordt gelasterd, gefchonden, en hatelyk gemaakt, moet hy dan op 't laatst niet mismoedig worden en uitroepen: Frus- tra nifi, neque a/iud,fe fatigando , nifi odium quarere, est trema dementia est (*)! En als men ziet dat zaike voortreffelyke mannen door het volk zelfs, wiens rechten zy voorftaan, worden verlaten , dat zy in ballingfcbap worden verzonden, met geweld ter dood gedoemd, ja zelfs door het gemeen in ftukken gefcheurd , zal yder een alsdan van den voorftand van het Vaderland en van de Vryheid niet afgefchrikt worden. „ Het ongelukkig lot van getrouwe Regenten en eerlyke Voorftanders der Vryheid, zullen wy met de woorden van den vermaarden Hollandfchen Dichter Vondel best befchryven en befluiten: Die zorgt, en waakt, en (laaft, en ploegt, en zwoegt, en zweet, Ten oirbaar van het Land ten lastig ampt bekleedt, En waant de menfehen aan zyn vroomheid te verbinden, Zal zich te jammerlyk in 't end bedrogen vinden Van 't wispelturig volk, dat veel te los van hoofd, Genoten dienst vergeet, en 't ergfïe liefst gelooft. Wat (*) SALtTJSTIüS.  ( *2? ) Wat dorperheid is dit, onedele gemeente} Wat bitze nyd verteerd het merg van uw gebeente? Wat dolheid voert u aan, dat gy uw Heeren hoont, En met zoo valfcbe munt uw trouwfle Vaders loont? Ondertusfchen halen wy dit een en ander niet aan om alle eerlyke luiden van Staat en Regeering daardoor flauwhartig te maken en van hunne plicht af te fchrikken , in geenen deele. Het gefchiedt veeleer, om dezelve daar toe op te wekken en des te krachtiger aan te fporen,in overdenking, dat zoo veele verftarrdige mannen, luiden van eer cn beproefde deugd , wier roem in de gefchiedenisfen zoo overheerlyk is , hen daarin zyn voorgegaan, alle hunne zorg en overleggingen daartoe gericht, en met een rechten helden'rnoed, de ondankbaarheid van het volk, de lafhartigheid van hunne amptgenoten , en de ftaaten wraakzucht der machtigen hebben veracht, en dat niets in ftaat is geweest, ja zelfs niet een gedreigde dood, om hen van de liefde tot hun Vaderland en van hunne plicht af te fchrikken. , En derhalven moet al het bovengezegde alleen dienen tot verwyt van ondankbaarheid aan het wifpelturig Volk , dat zich dikwils door list en kwade geruchten al te ligtveerdig laat verleiden, om zyne getrouwe voorftanders te honen, mitsgaders van lafhartigheid aan zulke Regenten, die hun-  ( 228 ) hunne ter lyke en getrouwe Amptgenot en, in hunne pogingen , tot voorftand van eene goede Regeering en van de Vryheid, of niet behoorlyk daarin onderfteunen , of uit vrees van fommige machtigen , en die de ftem des volks op hunne zyde hebben weeten te krygen, te mishagen, of van het verlies van tydelyke voordeden, en aanmerking van eige belang, lafhartig verlaten, ja hen zelfs daarin tegengaan. " Tot zoo verre de Schryver van dè Verhandeling van de Vryheid in den Burger/laat. De toepasfing van zyne leer op het geen in den tegenwoordigen tyd onderons plaats heeft, is handtastelyk, als men let wie het zyn die gedurig nieuwe inbreuken doen op de Conftitutie, de nieuwere om de oudere te bedekken; en wie alles zoeken naar hunnen zin te krygen, en alleen de wet aan de ganfche Republiek voor te fchryven en in tegendeel wie zich hier teegen verzetten, en die inbreuken op de Confiitutie , op dc Regecring, op de Vryheid, aanwyzen, tegengaan, en onopl houdentlyk daarteegen waken cn fchrcuwen en hoe de eerften door veelvuldige listen en begoogcheling het volk op hunne hand hebben weeten te krygen — terwy? de laatften, offchoon Regenten, voor Verraders, voor Schelmen, voor Oproermakers gefcholden, en op de fchandelykfta wy-  ( 229 ) wyze getraduceerd , ja opentlyk gedreigd, met beroving van hun goed, ja met moord en doodflag gedreigd worden. Als men op dit alles let, en dan al het vorenftaande, zoo in dit als in het 34. en 35*. Nummer her'eest ; dan wordt regel voor regel daarvan van de 'duidelykfte en treffendfte applicatie , en dan zal elk moeten bekennen, dat het de Franschgezinde en Amfler'damsgezinde fo&ie is, van welke onze Nationale Vryheid het onmiddclykftc gevaar is dreigende : en dat het dc tegengeftelde Ouderwets-patriotfche en Stadhoudersgezinde party is, die zich voor die gekrenkte cn jammerlyk vertrapte Vryheid in de bres ftclt, en alle gevaren veracht, by de verdediging van den Godsdienst, en van de gevestigde Conftitutie, en Stadhouderlyke-ftegeerinV, die het waar cn eenig bolwerk is van de "Vryheid en rechten van het volk, en van het Algemeen belang , teegen de fchroomelyke Staatzucht der Aristbcratisch-gezinden, en het nadeelig overwigt van alle byzonder belang. Doch deezê ftukken zyn van zulk een aller^ grootst gewigt, dat wy dezelve opzettelyk in een apart Nummer zullen verhandelen en in het heldcrfte dagligt ftellen■(*> ^ Wy (*) üit het geen wy op het éinde van bl. 18a. en  ( 350 ) Wy bedriten dit Nummer met den volgenden merkwaardigen brief, die ons uit Amfterdam is toegekomen. Aan dtn O. N. Patriet. Myn H t k r, Amfterdam den 3 May 1782. De Leden van een Vaderlandlievend genootfehap in deze Stad neemen de vryheid f om hunne denkbeelden aan UE. mede te deelen. Wy hebben u werkje van 't begin af geleezen en herleezen, naar ons vermogen daarover geoordeeld , hetzelve met veele Hiftoriefchryveren vergeleken, en bevonden dat UEd. in de grond juist over- het begin van bl. 183. zeiden, blykt dat ons voornemen eerst wis om dit by wyze van noten te doen, en ie gezegdens van onzen Schryver telkens onder den text toe te pasfen op onze tegenwoordige omftandig.heden, doch van dit vooraeemen zyn wy naderhand afgegaan, en Willen onze toepasfing liever opzettelyk en aaneengefchakcld geeven, dat de Leezer de zaak in eens overzien moge,  ( 231 ) orercenftemd, met alle gefchied-fchryveren., die de waarheid en onzen gezegenden Gereformeerden Godsdienst lief gehad hebben. Wy danken u daarom van geheeler harte, en zyn zeer blyde, dat er nog zulke verftandige en edelmoedige mannen in ons Vaderland gevonden wórden , die niet. tegenftaande de laster tegen hen woed, echter voortgaan om dé Natie , was het mogelyk, van hare dwaasheid te overtuigen. Onze harten bloeden, als wy indenken de gevolgen van de zinneloosheid , die thans onder groten en kleinen heerscht. Uwe pogingen zyn zeer gefchikt om dezelve tegen te gaan. Wy bidden daarom God , dat hy UEd. en de genen die u helpen, wil onderfteunen met zyn ligt, kracht, en hulp ! Hy #y ulieder fchild en loon ! Laat de Hel maar razen, U helper is de God van Nederland, die grote, die magtige God, die het ligt uit de duisternis voortbrengd. Dat er geen meerder vrugt van uwen arbeid gezien word , make U tog niet moedeloos! De Hecre zal het op zyn eige tyd geeven. Dan, ja dan zal hy het geven, als-wy met erkentenis van zyne rechtvaardigheid en met belydenis van onze grote en hemeltergende zonden, voor zynen genadentroon nedervallen, met fmekinge om vergeeving van dezelve , om des Gezalfden wille. Geheel vruchteloos is uw fchryven niet! Er word nu en dan een enkele overtuigd; waartoe wy het onze, zoo veel mogelyk, toebrengen. Geloovvry, Mynheer, er zyn  • t 232 ) zyn in deze Stad veel meer menfehen die het met de goede; zaak houden, a!s msn algemeen denkt. Maar het is er zoo meede gelegen , dat" veele niet ópentlyk durven uitkomen, uit vrees dat men hun hier of daar benadeelen zoude. En dat niet zonder reeden. Want niettegenftaande men fchreeuwt van vryheid in denken en fpreeken, zoo is het zeker , dit dit maar alleen betrekkelyk gemaakt word tot zulken, die den dwazen hoop volgen. Die anders denkt, is terftond een Verrader, oproermaker , en zoo voort. Veelen hebben geen rechte denkbeelden van de zaak : zy horen hier verzekerende berichten, dat de Prins, den Hertog, ja zelv de Staten, het niet wel met het Land meenen: daar horen zy wederom het tegendeel; en ondertusfehen weeten zy niet wat party te kiezen; dit blyft echter in hunne harten, de Staten en de Prins kunnen het immers met het Land niet kwaad voorhebben. En dan zyn er veelen, die met de ftroom van valfche denkbeelden zyn meedegefieept, doch die, om 't zoo eens uit te drukken , met eene knagende confeientie loopen. Men roept wel, by het doldriftig reekenen van Requesten: de Stem des volks! de Stem des volks! maar 't is er zeer ver af, dat de Request-tekcnaars de Stem des volks zouden uitmaken. Want tog men mag het getal der mannen in deze Stad zoo klein ftellen als men wil, de tekenaars kunnen op ver-  C 233 > verre na, nog niet het vyfiigjie deel uitmaken En dar. noemd men dan de Stem des Volks. Men kan niet voorwenden, dat de voornaamfte maar geteekend hebben; want een Beunhaas in Citroenen zou dit tegenfpreeken. Behalven dat, het zoude nog te bezien ftaan, of de voornaamfte, in zulke gevallen 9 de Stem des volks zouden mogen uitmaken. En dewyl wy zeer ver af zyn van onze goedkeuring te geeven aan de Request- tekenaars ten jare 1748. teegen hunne wettige Overheden, zo kunnen wy niet anders zien, of in weezen is deeze nieuwe tekening een en dezelve daad; met dit onderfcheid alleen , dat men toen teekende, om de Stads-regeeringen , en nu om de Heeren Staten, onze Hoge en naast God alleen Souvereine Overheeden te dwingen. Of is het zwarer misdaad tegen eene Stadsregeering te teekenen , of teegen den Souverein? (*> Maar (*) Wy hebben in onzen Brief acn D. Blank reed» opgemerkt, dat er tegenwoordig geene Souvereinen meer erkend worden in ons Land> als alleen de Bur-> gemeesteren en Penfianarisfen en eenige Franfche Complot» ren te Amfterdam. De laatften deelen met de eerfie de Souvereinitek dezer Landen. Immers om onze reflexien over hnn Tedéum zyn wy voor oproermakers en Honers van den Souverein uitgekreeten. Men leeae een ftukjeu aan ons geadresfeerd onder den titel: Aan den O. 2v*. Patriot by deszelfs verryzenis in January va» dit jaar uitgegeeven, ] O, N. P. lil. Stuk. T  ( «34 ) Wat nu betreft onze denkbeelden over den Stadhouder, dien van God, ook door ons, afgebeden en nu nog hartelyk geliefden Prins. Wy beklagen hem, dat hy onder zoo vele ondankbaare woond. Men fcheld, men lasterd hem, men befchuldigd hem van ondeugden, van kwade direétie, en van wat niet al? Alles zonder een eenig bewys, en volkoomen ftrafFeloös. En dat doed geen onbeluisd gemeen alleen , maar dat doen ook anderzins zedige en by ieder voor deugdzame erkende menfehen. Even hierom is hunne invloed te gevaarlyker; want die niet doordenken , vergapen zich aan den fchein ; 't is veeltyds : een vroom mensch heeft het my gezegd, en die wist het zeker, hy had het gehoord van B. T. die weet het immers ? Het fcheind ons vry klaar te zyn , dat men met alle die lasteringen tegen de Prins niet anders bedoeld , dan om hem zoo hatelyk te maken als maar immer mogelyk is, om hem daardoor met fchein uit het bewind te krygen. Dan is men vry, om in 't Politike en Kerkelyke te doen, zoo men wil. Als dat eendracht-verwekkend Hoofd maar uit de weg is, dan heerfchen de Groten over de kleinen. Dat is naar onze gedachten, het punt daar de fpil op draayd. UE. gelieve hierover te vergelyken de aanmerkelyke woorden van Jonkhr. A. van de Capellen, in zyne Gedenkfchriften het 2e.  ( 235 > a«. Deel de a*i. en 28ae. bladzyden. Over het Politicque laten wy ons liefst niet verder uit. Maar over het Kerkelyke dienen wy UE. nog iets te zeggen. Alle ware voorftanders des Vaderlands en zy allen die Zion lief hebben, zyn met zonder reeden beducht , dat zo ras ons Eendracht-verwekkend Hoofd wegraakt, de waare en zuivere Gereformeerde Leer, met hem zal moeten vertrekken, ten minften groot gevaar zal lopen. De reden is, om dat verre de meesten , die teegen den Prins woelen, dezulken zyn, die ondar den fchynfchoonen naam van toleranten en tolereeren het kwaade zaad zaajen. Dit is het gevaarlykfte volk het welk oit deze Republiek bewoonde. En dit volk vind men wel meest onder de Mennoniten, Remonjlr anten en Socinianen; by de laatften horen zy 't best t'huis; maar zy zyn helaas ook menigvuldig in onze Kerk. Onder de Roomfchen zyn er wel is waar ook Toleranten. Pater Chrifostome is daarvan een levendig bewys; want die heeft gezegd by geleegenheid van ons Tedéum over de geboorte van den Dauphin : Wat zou ons toch verhinderen (om namentlyk de knoop van vriendfchap met Frankryk nader toe te halen ) 'Tverfchil inden Godsdienst? Geheel niet.' Hebben wy niet allen ée'nen God en Zaligmaker Jefus Christus? Wat verhinderd ons dan? Niets, myne broeders, dan ceremoniën enkel ceremoniën! Maar T % ovet  ( 23ö* ) óver het algemeen moeten wy de Roomschgezmden den lof geeven, dat zy ieveren voor de rust en vreede in den Staat, en er zyn onder hen, die zoo wei als wy treuren zouden , als ons Eendrachts-Hoofd weg was. 't Is om deze redenen, dat wy in onze Binnenkameren de God van onze Vaderen, ieverig, aan* houdend en welmeenend bidden, dat het Hem, naar zyne barmhertigheid behaage , onzen waarden Vorst, voor alle rampen en onheilen te bewaaren. Hy geeve hem meer en meer de invloeden van zynen goeden Geest; die leide hem op alle de duistere paden , die hy dagelyks te bewandelen heeft. Die zelve Geest, zy in hemde geest der wysheid, des raads en der fterkte, om in deeze zorgelyke tyden, voor de waarheid, voor 't Vaderland, en al wat ons lief en dierbaar is, te ftryden. Hy fchenke hem , vooral in volle maat, die zalige troost, dewelke een verzoend Zondaar geniet, als hy zig zelv en alle zyne belangens aan Jefus Christus, dien getrouwen Helper, gelovig overgeeft. Hy geeve hem te roemen in de verdrukking. Hy geeve hem naar zyn harte, en vervulle al zyn raad. Ja, die tyd koome eens, dat hy, in God roemende , zal mogen zeggen: Zy hadden my omringd: jazy hadden my omringd: zy haddtn my omringd als Bijen , doch zy zyn uitgeiluscht als een Doornenvuur. Zie zoo bidden wy voor den Vorst, en wy ver-  ( 2J7 5 vergeeten zyne Gemalin en dierbare Spruiten niet; Die onfchuldige telgen worden nu al by voorraad lagen gelegd. Maar de Heer zy hunne Helper l hun ontbreeke niets! Hy fpaare hun, tot zyne eer en tot ons weezentlyk geluk. Ja tot het einde der Eu wen zy er een Spruit, uit deezen Stam, die in fpyt van alle die hem haten, het Eendrachtverwekkend hoofd zy, van dit vrye volk. Zo bidden wy in onze Hnnekameren, om dat helaas! in de openbare Gebeeden, de Vorst maar zeldzaam genoemd word, en als het gefchied, is het zo fchraal, dat wy ons niet genoeg kunnen verwonderen, hoe de Leraars der Waarheid zich niet fchamen, om tot God in 't openbaar, op die wys voor de Prins te bidden. De Heere merkt er op: daar is immers een gedenkboek voor zyn aangezicht. Deze dingen lagen op ons harte, ze moesten er eens af: wy oordeelden niet beeter te kunnen doen, dan ze UEd. te fchryven. Misfchien bemoedigd het UEd. dat er noch een aantal derzulken zyn^ die het met de goede zaak houden. Doe met ons gefchrift naar u goedvinden, en zyt verzeekerd, dat wy met alle hoogachting zyn enz. . 't Genoodfchap dat zich noemt Wï HOPEN. T 5 Nfer.  ( 25* ) Niet tegenftaande ons blad geen Niéuws-papier is, kunnen wy niet nalaten, het navolgende te re» markeeren; namentlyk dat het we/dege/yk waar is, dat de Hr. Franfche Ambasfadeur voor omtrent drie weeken aan H. H. Mog. klachtig is gevallen over den Hr. Plettenberg , Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop, byzonder wegens het niet inruimen van het Fort aan de Franfche troepen. Dit evenement, het geen kort daarop in de Diemermeerfche en andere Couranten was geannonceerd geworden, is federt door die Courantiers, en nog laatst door den Diemermeerfchen Courantier van 24. May, met by zonderen aandrang tegenge* fproken en herroepen, zoo dat zy zich niet ontzien opentlyk te fchryven, dat zy daaromtrent zyn misleid geweest, en dat die geheele zaak bezyden de waarheid is. Het is zeer licht te raden, waarom men berouw heeft van die gebeurtenis publiek gemaakt te hebben, en waarom men dezelve zoo gaarne weder zou verduisteren. Doch als wy , gelyk gezegd, het Publiek kunnen verzekeren, dat de zaak niet te min ongetwyffeld waar is, zoo oordeele men, door welke ongehoorde weegen en middelen onze Natie  C 239 3 Natie bedrogen, en op de fchandelykfte wys misleid en verleidt wordt tot haar verderf. Hiermede vergenoegen wy ons voor het tegenwoordige. Doch zoo men nog verder voortgaat met de zaak tegen te fpreeken, zullen wy meer zeggen.   DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. XXXVI i. Ö femper inertes Tyrrhcni, que Cambon, gebooren van der Werkjes, en be(laat 24 bl. in gr. 8°. In dit kort beftek beeft deze Verftandige en echt» Vaderlandfche Vrouw, die door eene Verzameling van Gedichten voorlang reeds haren naam beroemd gemaakt heeft, een aantal voortrcffelyke, en daaronder fommige zeer fyne aanmerkingen, hoedanige men alleen van eene Vrouw wachten kan, te zamen gebracht, die dit Stukjen ten uiterften leezens-waardig maken. Het plan van de Zamenfpraak is zeer eenvoudig; Vredelief , een waar beminnaar van zyn Vaderland, een menfehen-vriend, een weldoender vafl zyne medcfchepfelen, heeft het befluit opgevat van zich van dat alles te verwyderen, en voortaan eenzaam te gaan leven en allen ommegang met menfehen vaarwel te zeggen. Een verlangen, 't geen zoo natuurlyk is, en by zoo veelen opkomt in deezen rampzaligen tyd, en 't welk zoo veelen bejammeren dat hunne omftandigheden hen beletten van op te volgen. „ Wat wilt gy , zegt hy , dat „ ik blyve in den kring der zamenleeving, waar „ thans noch trouw, noch liefde, noch eendracht „ heerfcht?" Zyn vriend Vryiiart zoekt hem evenwel van dit befluit af te brengen, en herinnert hem aan zyne beginfels, aan zyne menschlievend-* heid en de hebbelyke gezelligheid van zyn karakV a ter*  C =44 ) ter. Dat is juist het geene, antwoordt hem Vredelief , 't geen my hen doet ontvlieden! Hoe kan men met een gevoelig hart de moedwillige elends ran zyne medemenfehen, van zyne Landgenoten, befchouwen ? Dit leidt hen terftond ter zake. „ Wat belet 'e, de Inwoonders van Nederland gelukkig te wee,, zen, zegt Vredelief, als hunne eige weerbars,, tige begrippen ? Kan een land van overvloed, „ eene vruchtbare gezonde luchtftreek. „ een land, waar de gronJ wetten zoo zacht, zoo „ toegeevend zyn, geen volk vergenoegen, wiens ,, Voorvaders aan eene harde levenswyze ondcr„ worpen waren ? En durft dat volk, niet te vree„ de met zyn beeter lot, zich den nazaat noemen van die Oude Batavieren , die bekleed met de „ ruwe vachten van den buit hunner jacht, „ geftadig al hunnen moed en dapperheid in het werk moesten ftellen om hun wettig erf tegen de „ aanvallen der vyanden te befchermen, „ een volk , dat niet vervolgd door geweetens„ dwang het fchone voorrecht heeft van zyn God „ te mogen dienen naar zyn welgevallen; dat door dc heldhafcige wapenen van den Doorluchtigen „ Vader Willem het geluk heeft verworven van iy eeven vry te ;;yn als zyne Regeerders zeiven; „ durft dat volk zich gedurig over zynen ftand be- kla-  ( 245' ) „ klagen? Hoe groot moet dan deszelfs ondank„ baarheid zyn? „ En wat eischt, wat begeert men ondertus„ fchen? Een ygelyk matigt zich de Staatkunde „ aan, en dringt in de geheimen van 't Landbe? „ ftier, 't welk men niet meerder acht dan een „ dobbelfpel, waarin yder Lid den teerling werpt „ naar zyn welgevallen. Een Werktuigkundige „ oordeelt het Hechts eene en dezelfde zaak te zyn, „ zyne werktuigen te regeeren en de hulk van den „ Staat te beftieren. Een Koopman, die geene „ andere bennis bezit, als die, welke hem in zyn „ handel noodzakelyk is , waant, dat er geene „ andere bekwaamheid cn doorzicht tot het rege„ len van 'sLands regeeringsvorm vereischt wordt, „ als die, welke hy zich bewust is in zyne beree„ keningen. Een Schoolmeester, die eene billyke „ kundigheid heeft in de waarneeming van zyn „ beroep, meet de beheerfching eener geheele Re„ publiek af naar de beheerfching zyner weinige „ Scholieren. Elk vergeet de Spreuk van den „ Schilder aan den Schoenmaker, en verbeeldt „ zich dat het weezen der dingen beeter zou zyn, „ als hy er het bewind van had, fchoon hy werks „ genoeg hebbe, om zyn eige huisgezin te regce„ ren. „ En wat is het uitwerkfel dier onbeoordeclV 3 „ do  C 24f5 ) SJ, de regeerzucht? Andere nog zwakkere geesten f} gaande te maken: ongegronde vermoedens te tt kweeken : valfche betichtingen te vormen : ge„ vaarlyke eisj&hen tegen Hoge Standsperfonen op e, te werpen l De minfte nadeelige nieuwsty- t, ding is in ftaat de gemoederen in be- „ weeging te brengen. Men denkt hatelyke oor„ zaken van het geringJle onheil uit. Men vliegt ,, in woede naar 't fchiyfvertrek, en fchryft, met „ eene pen in gal gedoopt, een tergend fchimp„ Jchrift , dat door de gewillige drukpers welr „ baast vermenigvuldigd , door alle hoeken ver„ fpreid wordt om aanhangers te verwerven. En „ vraagt gy, wie zy tog zyn, die zich tot zulk ,t eene euvele bezigheid verledigen? Helaas, Vry„ hart, zy verbergen zich met te veel omzichtig„ hud om zoo rasch kenbaar te zyn. Eene laf„ hartige vrees houdt hen gemaskerd, en maakt hen des te gevaarlyker. Uit hunne ftyl en rchryfwyze zyn zy nog veel minder te kennen; „ want de meeste fchimpfchriften van deezen tyd „ vloejen uit eene pen, die voorbeen licht niets „ gefchreeven had als Nieuwjaarswenfchen of Verjaarbrieven. Wat hunne oogmerken aangaat, „ die zyn gemakkelyker te doorgronden, want „ dezelve kunnen niet beftaan als in de volgende „ hoofdzaken ; namentlyk de drift tot verwekken „ van oproer en muit ery ; of het elendig bdang „ vaneen luttel geldviinst; ofwel eene over geerf-  ( 247 ) „ de partyfchap. Het eer fis is ftrafwaardig, om dat het ftrydt teegen de Goddelyke en burgerly* ke wetten. Het tweede is verachtelyk en laagj " terwyl het een eeriyk man niet vry ftaat zyn " voordeel te doen met het geen ftrydig is tee"„ gen zyne plicht. Het derde is eene zinneloos„ heid , want het gezond oordeel verbant alle „ partyfchap. " Vryhart vindt dit oordeel ftreng. Neen, zegt Vr e d k l r ef ; myn eernaam van menfchnvriend, laat my niet toe „ om de dwalingen van „ eenige byzonderen te verfchonen, als zy itrck„ ken°tot nadeel en verderf van het algemeen. " Geloof my, vervolgt hy, ik heb by het ovcr„ weegen der hedendaagfche driften van verdcéid„ heid, getracht my te wapenen teegen alle af„ keer. Ik heb my by yder verfoeilyk hekel„ fchrift, dat my in handen kwam, gedwongen „ om de oogmerken der Ichryveren ten besten te „ duiden. Ik onderzocht dezelven zonder voor„ oordeel. Het menfchelyk hart , zeide ik tot j my zeiven, is natuurlyk gevormd tot het goe„ de; het wordt niet bedurven als door aanlei•j ding van 't kwaad ; het eérfte beweegrhiddel dier woeste Schryvers is licht eene drift van " deugd, eene prysfelyke , vaderlandfche mensch';, gezindheid , die door een al te groten yver 2 tot redenloosheid overftaat; een goed oogV 4 »  { 24§ ) „ merk rerbastert dikwerf door dc begoogchem der driften enz.. Met deze gevoelens bezield ; met een hart geneigd tot toegcevend„ heid, trachtte ik het goede te pryzen, het re„ denloze te verfchonen , en het gruwelylce te w verzachten; maar helaas, ik zocht te vergeefs de trekken van trouw en van mitbeüoging in de „ thans heerfchende fchryflust; ik ontdekte mee„ rendeels niet als de fchendende ftem der muitery. „ De deugd en liefde tot het Vaderland kunnen „ de dryfveeren niet zyn dier fchriften, zeide ik. 3, De deug,/ is zachtmoedig en toont geene haat „ noch verbittering : de liefde voor U Vaderland „ heeft .hier nog veel minder plaats , want 't is „ niet door binnenlandfcbe twist dat men des„ zelfs weizyn bevordert; de eensgezindheid, de „ band van vereeniging, zyn de wezentlyke gron„ den waarop het behoud des Lands kan beves„ tigd blyven, maar geen zucht tot oproerigheid, „ die met eene krytende bloedftem het Hoog ge„ zag in 'r. aangezicht vliegt. Zy verftoort 62 „ rust en het vergenoegen der mastfehappy, en „ verwekt een werkeloos wantrouwen , zonder „ vermogen, in hen waaraan door 't Opperweezen eene ftrikte onderdanigheid is opgelegd. „ En wati recht men uit met dien laffen pennen„ ftryd, die dikwerf niet als in ongcftelde hars„ fenen de wapens fmeedt? wordt er aan gehoor„ zaamd? wanen de Schryvers, dat zy, die 't zwaard  C 249 ) zwaard van gerechtigheid in handen hebben j „ hetzelve voor een ftapel van muitfchriften zul„ len nederleggen? Vryhart bekent , dat het oogmerk alleen maar is om het gemeen in 't harnas te jagen teegen de Overheid, en aan te zetten om wraak van het gepretendeerd verzuim en verkeerd bellier der publieke zaken te neemen. Wel r.u, zegt Vredelief, „ alles dient dan „ om myn tegenzin v«or die gefchriften, en het „ denkbeeld dat ik 'er u van geeven wilde, te fta„ ven ! Ik acht derzelver Schryvers niet anders „ als bedekte Oproermakers, die des te lafharti„ ger zyn om dat zy hunnen evenmensch in ftilte „ opftooken tot eene muitery, waaraan zy zich zeiven niet durven bloot ftellen-, en dus zyn zy by my nog erger dan een cpentlyhe plonde* raar, want ik houde, in wat geval het zy, den aandryver erger dan den uitvoerder,- de „ eerfte heeft alleen zyne eige boosheid, die hem „ aanfpoort, 'terwyl de tweede zich Hechts vergeet door verleiding. " Vryhart moet dit alles toeflemmen; maar hy vraagt zyn vriend, hoe hy dan die oude Batavieren verfchonen kan, die hy te voren had gepreeV 5 zen,  ( 25° ) zen, om dat zy het juk der flaverny hebben afgeworpen. Het antwoord van Vredelief op deeze ongepaste vergelyking, is zeer juist en treffend. Voor eerst, zegt hy, „ die Batavieren fchreeven geene „ fchimpfchriften; zy trachten niet een woest ge„ meen tot oproer te verwekken; 't was op het voorbeeld , op het Staatkundig gezag van de „ wettige Bestierders van hun Gewest, dat zy „ onder 'een doorluchtig banier de wapenen op„ vatten , en ftreedden tegen eene dwinglandy, „ die den handhaveren van hunne wetten zeiven verveelde. Wat zoudên hier lafhartige Spot* n fchryvers, die geen doorzicht hebben in eenig ,, beftier, en die den loop der zaken flechts op„ pervlakkig befchouwen, hebben uitgericht! niet „ als een kryg tusfehen burger en burger te verM wekken, en na veel bloedvergieting de zaken „ te laten zoo als zy waren; 't geen doorgaans „ de uitkomst is van een tegeniland zonder ge„ zag. Maar daarenboven —• dit alles heeft gee„ ne betrekking tot de tyden waarin wy leeven. „ De naam van geweldenary is federt lang hier „ vergeeten. Men volge het rigtfnoer der deugd, ,, en onderwerpe zich aan de wetten, waaraan „ de Rechter zelve hier onderworpen is. Dit is „ het eenige verband van den Nederlander. Dc „ geringfte burgerboer bouwt zyne landen naar  ( 25* ) „ zyn welgevallen; heer van zyn gewêeten, be„ ftiert hy zich-zeiven en zyn huisgezin zoo als „ 't hem goeddunkt; hy waakt en flaapt, als 't „ hem behaagt, en heeft geene oordeelen te duch„ ten, als wanneer hy zyn evenmensen beieedigt „ cn onrecht doet, cn hierin beftaat wederkeerig „ ook zyne eige veiligheid. " | Beide vrienden weiden nog verder uit over deze voorrechten, die het volk onder onze tegenwoordige gezeegende regeeringsvorm geniet. En Vryhart neemt daaruit geleegenheid om op te merken, dat het ook het gemeen niet is, 't geen misnoegd is , en waarby die geest van oproer moet gezocht worden. Ik zeg dat ook niet, antwoordt hem Vre„ delief, neen, 't zyn dezulke die te klein zyn ■ „ om tê regeeren , en die zich te groot waanen „ om geregeerd te worden, die onze hersfenen „ ftoftèeren met hunne twistzieke zamenftelfds." Vryhart zoekt nog de zaak te plojen. „ De „ voorgewende Patriotfche yver, zegt hy , zal „ de pen zyn eenigfte wapentuig achten om zy* „ ne belangens te verdedigen! Het antwoord van Vredelief hierop is wedef zeer gepast en allen aandacht waardig. Het  ( *5* 5 „ Het zy zoo! zegt hy. Dat hy, die door den „ Hernel begunstigd is met zoo veel doorzicht „ als er vereischt wordt om in Staatkundige ont„ werpen uit te munten , indien 't hem gelukt „ een middel ter verbetering van misvattingen, of „ ter bevordering van goede maatregelen uit te „ vinden, zyn raad met eerbied voordrage! De „ vryheid van denken is het voorrecht aller t, volkeren; maar de vryheid van fpreeken is dat „ van den gelukkigen Nederlander. Hy ga Hechts „ de palen niet te buiten van her ontzag, 't welk: „ een onderhorige aan zyne Overheid fchuldig is • „ hy vermyde alles wat eenige verbittering kan „ veroorzaken, en toone dat noch haat, noch „ byzonder zcifsbelang hem aanfpoort : hy ver., dient geroemd te worden; zyne voortellingen „ zullen overtuigingen zyn; zyne verzoeken zul„ len gehoord worden, en die uitwerking heb„ ben welke eene goede daad medebrengt, „ Maar — helaas! dit is het niet dat een fchel„ dendfpotfhryver bezielt. Ik herhaal het, het „ vyer van oproerigheid brandt in zyn boezem: m hy is een vermmmd vyand, en geen vriend, van,i. „ zyn Vaderland, 't welk hy in fchyn van nut„ beooging zoekt in verwarring te brengen. Hy „ doet even als iemand die een Schip , dat hy » kwalyk beftierd meent te zyn , in den grond H zou willen fchietcn, om het te behouden. Een „ tweedracht-noker fla alleenlyk het oog op vroe- >■> gere  ( 353 > - „ere tyden. 'sLands geicbiedenisfcn suHeft heni " voorbedden van vérfcBrikfcïng do.» bumeniand" fchcnkryg aanbieden, hy zoéke daar of er oit " eenig nut uit voortgekomen zy, hy overweege " die blocdtoneeien, en bcev,; hy richte daarna " zyne Item aan 't volk van Nederland, niet om " deszelfs zie» met haat en tweeipalt te vervullen, maar om het te vermanen tot zachtmoedigheid „ en tot vreede enz. Hierop raken de twee Vrienden aan 't fpreeken over de befchuldigingen van entrouw en verraad, die by de tegenwoordige oproerige Gefchriften, zelfs aan de voornaamfte en aanzienlykfte luiden, zonder eenig bewys, zonder eenigen den allerminften grond gedaan worden. De aanmerkmgen, die Vuedelief hierover maakt, zyn met minder juist, rechtmatig en onwederlegbaar, en dit gedeelte van het ftukjen verdient vooral ook geleezen te worden; doch de proeven die wy er uit zeseeven hebben, zyn reeds genoeg om aan ons oogmerk te voldoen, en den aandacht onzer Le-, zers op dit merkwaardig gefchrift opmerkzaam te maken , het geen evenveel eer doet aan de bekwaamheid als aan de gevoelens en het hart van deze eerwaardige en echt-vaderlandfche Vrouw. wy hopen dat hetzelve met vcrfchuldigde dankbaarheid van dc Natie ontvangen en veel geleezen Zal worden, en dat de vrucht die hetzelve m ftaat  C 254 ) 'is te doen, de brave Schryfiter zal aanmoedigen, om verder hare pen ten nutte van haar Vaderland te beftcedcn. Wy bedanken haar voor ons, in 't byzonder , dat zy ons motto voor het XXVII6. Nummer, op zu'k eene uitmuntende wyze, heeft waar gemaakt. Adveniet, quivestra, dies, mtliebribus armis Verba redarguerit A. Wy maken ons een genoegen om den navolgenden Brief te plaatzen, en twyflelen niet of dezelve zal den aandacht van het ernstig en nadenkend gedeelte onzer Lezers byzonder naar zich trekken. Mynheer de O. N. P. den 13. May 1782. Terwyl UE. blaadjen , by de verfch ei denheid van toon en ftoffo, die in hetzelve plaats heeft, en buiten twyffel ook plaats hebben moet, om aan uw oogmerk te voldoen, en aan aUerley flag van Lezers te behagen, gemeenlyk echter in het ernstige valt, en hierendaar .byzonder voor godsdienstige Lezers, ja voor Godgeleerden van beroep ingericht  (*ss) «ericht fchynt, zoo heb ilc gedacht van hetzelve gebruik te kunnen maken, om door deszelfs middel een byzonder en aanmerkelyk gevoelen , 't geen niet vervreemd is van uw oogmerk , in de toepasfing die ik daarvan voor my zeiven gemaakt heb, en 't geen my deezer dagen is voorgekomen en my veel nadenken Heeft gegeeven, met opzicht tot de geiteidneid van ons Land, aan het oordeel van de Godgeleerden onder ons te onderwerpen. Ik hoop niet dat het vooroordeel teegen de Engelfche Natie by ons tot dien trap gereezen is, dat hetzelve zich uitftrekken zou tot de Engelfche Schryvers , en byzonder tot de Engelfche Wysgeeren en Godgeleerden, en dat'iemand minder onpartydig het gevoelen, 't geen ik hier in 't oog heb, beoordeelen zal, wanneer ik zeg, dat het my is voorgekomen in de Gefchriften van een Engelsch Godgeleerden. Zulk een vooroordeel zou al te buitenfporig zyn dan dat ik het by een eenigen onzer Landgenoten , veelmin by iemand onzer Leeraars en Hoogleeraars zou vooronderftellen. En dus maak ik geene zwarigheid van te zeggen, dat ik doel op eene Leerreden van den Aarts-bisfchop Sharp (Vol. L Sermon 8.) waarvan het onderwerp is: Virtue & religion the only means to make a Natiun prosperous : Deugd en Godsdienst zyn de ee.-ige middelen om een Natie ■soorjpoedig te doen zyn. Het  C Z56 ) Het gevoelen of de gedachte van deezen HoogEêrwaardigen Kerkleeraar , 't welk ik hier op^'c oog heb, komt hier op uit. Het is bekend, dat God het Joodlche volk , telkens by nationale overtreedingen, ook nationaal geftraft heeft. Zelden is het ganjche volk om dc overtreeding van één enkel individü geftraft; en als het zich aan eenige grove nationale overtreedingen had fchuldig gemaakt, weet ik niet één voorbeeld , dat het ook niet onmiddelyk en duidelyk natiotiaal is geftraft geworden. Deze aanmerking kan yder maken, en het is ook door yder opgemerkt. Maar terwyl men het enkel van het Joodiche volk heeft opgemerkt, zoo heeft men de rede er van enkel gezocht in de Theocratie, die onder het Joodlche volk zoo duidelyk heeft plaats gehad. De voorgemelde Kerk-Leeraar befchouwt dit ftuk in een veel ruimer ligt, en geeft de aanmerking eene uitgebreidheid, die my nog nergens anders is voorgekomen, cn die my toefchynt zeer veel fchyn te hebben en zeer te verdienen van nader getoetsd te worden. Zyn gevoelen fchynt te zyn, dat het geen men zoo duidelyk waarneemt omtrent het Joodfche volk geenzins aan die Natie alleen eige is, zoo dat dé ftalen die men ontmoet van Gods befticr omtrent dezelve, wel treffender *yn uit hoofde van het meer  ( 257 ) meer byzonder toezicht, 't welk God behaagde op dat volk te houden, maar echter niet enkel uit dat byzonder toezicht, uit die Theocratie der Joodfche Natie moeten worden afgeleid; en dat veeleer de voornaamfte en eerfte grond daarvan moet gezocht worden in de Algemene huishouding van het Opperweezen, met betrekking tot alle volkeren en natiën. — Wat tot ftaving van dit gevoelen dient, kan ik niet beeter dan met de eige woorden van den Aarts-bisfchop geeven: „ Godloze menfehen, zegt hy, mogen in dit les'„ ven gelukkig en voorfpoedig zyn, en goede men„ fchen mogen in tegendeel veelvuldige bczockin„ gen en kwaden ondergaan , zonder ccnig het „ minst verwyt omtrent de rechtveerdigheid en " goedheid van den groten Albefticrder der We„ reld, uit reeden dat er een grote dag te wagten „ ftaac, waarop een ygelyk het loon zal ontvangen „ van zyne werken. Maar geheel anders is het ge„ leegen met gansche maatschappyen van „ menfehen, en met volkeren en natiën- Vol„ keren en natiën zyn niet onjierfslyk, zy ein„ digen met deeze wereld. Geene maatschappy , „ ah maatschappy, zal in 't Gericht verfchynen, „ en rekenfehap worden afgevorderd. En alle »ftraffen en beloningen, die zy ervaren kunnen „ als maatschappyen , moeten hen toegevoegd „ worden in dit tegenwoordig leeven. Gevolgelyk, 111. Stuk. X „ als  ( 258 ) „ als wy God befchouwen als den Rechter en Op„ perbeftierder der Aarde, en van alle de Natiën op „ dezelve, even zoo als hy de Opperbeftierder en „ rechter is van byzondere pcrfonen; zoo moeten „ wy ook vooronderltellcn, dat Hy alles zoe be,y fchikt, dat rechtveerdige en godvruchtig» Nas) tien dtn loon van heure deugd in deeze wereld „ genieten, dior de zegeningen van vrede en voor„ Spoed, en allerley tydelyk geluk; terwyl aan den anderen kant godloze en onbeheerlyke Natiën „ even zoo in deeze wereld gtji'ajd worden „ over heure godloosheid; het zy door strenge „ oordeelen en ger.chts-oeffeningen , oj wel „ door eenen geheklen ondergang , naar mats „ het God in zyne oneindige wysheid behaagt. —■ „ Gods woord , zegt hy, bevestigt overal de „ waarheid van dit gezegde Veek; Natiën wor„ den in de H. S. gedreigd mt Gods toorn, maar „ noit anders als uit hoofde van heure godloosheid „ en overtreedingen. En als zy daarover berouw f, toonden en zich bekeerden, dan vindt men ook „ dat zy genade vonden in Gods ogen. En wy „ vinden in der daad, dat God met volkeren en „ natiën gehandeld heeft volgens deezen reegel, „ enz. " Tot ftaving hiervan brengt hy de voorbeelden by van de Niniuiten, Cananiten en Babylo* tiiers; en na ons tot de Griekfche, Romeinfche, en zelfs lurkfche Gcfchiedenisfen verzonden te hebben, om meer andere bewyzen van zyn gevoelen  C 259 ) len te vinden, merkt hy met opzicht tot de Joden in 't byzonder op, dat „ elke trap van publieke of „ nationale overtredingen en afwyking van Gods n geboden , altoos geftraft wierd door publieke of ,, nationale oordeelen; terwyl aan den anderen „ kant elke trap van nationaal berouw en bekee„ ring altoos wierd beloond door nationaal ge* „ luk en voorfpoed. „ Ik moet bekennen, zegt hy, dat in 't alge» meen genomen, zulkeredeneeringen weinig klem „ hebben, die enkel op voorbeelden rusten. Mt%t in 't geval, waarin wy hier verkeeren , dunkt „ my, dat zy van veel gewigt zyn. Want of„ fchoon wy uit Gods handelwyze omtrent een by. „ zonder perfoon, niet kunnen afleiden, dat hy op dezelfde wyze ook zal handelen mot een ander >) perfoon, zoo is echter het geval gansch anders , met betrekking tot Koningkyken en Natiën : „ om rede, dat Gods beftier en Voorzienigheid „ omtrent dezelven, in 't algemeen en geheeliyk „ fchynt gericht te zyn volgens een en denzelfden „ onveranderlyken grondregel, (die dezelfde zyn „ zal overal en door alle Euwen heen ) namentlyk „ de uitoeffening en ten toon fpreiding van zyne „ rechtveerdigheid en goedheid in deze wereld.'* En voor 't overige is de ganfche Leerreden ingericht tegen dezulken, die de noodzakelykheid beweeren van 't geen men noemt Politiek-kwaad, en X 2 van  ( 260 } van het oogluikend toeftaan of aanmoedigen va» fommige ondeugden, tot een zekeren trap, ter bereiking van ftaatkundige oogmerken Zie daar, Mynheer, het gevoelen van deezen aanzienlyken Godgeleerden. Ik wenschte het zelve door middel van Uw blaadjen bekend te maken, ten einde 't zy van UE. 't zy van een uwer des kundige Lezers (ik twyffel niet of uw blaadjen wordt byzonder ook van onze Predikanten en Profesforen geleezen; er komt veel in van tyd tot tyd, 't geen hen moet interesfeeren) by geleegenheid te verneemen. 1) Of dit gevoelen nieuw zy, dan wel waar en 'door wie hetzelve byzonder is beweerd, en nader geftaafd ? 2) Of hetzelve, buiten de voorbeelden die het fchynen te bevestigen, uit algemeene Iheocratifche of Tkeodicesfche gronden kan worden afgeleid ? In de beantwoording van deze, zoo wel als van de eerfte vraag, zou ik verlangen, dat men niet aan het Joodfche volk in 't byzonder, maar aan alh natiën in 't algemeen wilde denken. Met opzicht tot de Joden is het gevoelen geenzins nieuw, gelyk ik reeds gezegd heb, en behoeft ook geene nadere ftaving. 3) Ge-  < a6i % 5) Genomen, dit gevoelen verdiende te worden aangenomen, welke gevolgtrekkingen alsdan uit hetzelve met grond zouden kunnen worden afgeleid met relatie tot de tegenwoordige tyds-omftandigheden, zoo met opzicht tot de andere oorlogende Mogenheden, als byzonder met betrekkin- tot ons Land, en de inwendige zoo wel als uitwendige kwalen en bezoekingen, die hetzelve drukken. Ik denk niet, dat ik nodig heb te zegden dat ik met opzicht tot dit laatfte punt, geenzins' verwacht eene optelling van Nederlands zonfa zoo als de meeste Leeraars gewoon zyn die op 'Bededagen te doen, volgens de Tien Geladen. Dat zyn meest altyd optellingen van de meer of min algemeene zonden van particulieren, en het blykt duidelyk dat hier de vraag is van byzondere en treffende N atiON aee/dulden en overtredin*. gen. Het onderzoek van dit een en ander, komt mogelyk te meer te pas, ter geleegenheid der Bede* ftonden, die korüings in twee Provintien door den Souverein zyn uitgefchreeven, om de gedachten der Leraars by die geleegenheid eene gefchikte leiding te geeven. God beftiere zyne dienaren in dit gewigtig werk, en doe hen beieffen, dat zulke Leraars, die deze Bedeftonden mochten komen te misbruiken, om de vooroordeelen en den geest van Oproerigheid en Anarchie onder het Gemeen X 3 te  i 262) te voeden ; of alleen maar daartoe geleegenheid garen, de National* fchuld ten boogften zouden bezwaren, en zeiven ten geenen dage eene allerfchrikkelykfte rekenfchap zullen worden afgevorderd, wegens het talent, dat hen is aanbetrouwd! Wierd die dienstknecht allerzwaarst geftrafd, die zyn talent alleen maar begraven had, zonder het op woeker uit t* zetten, en is het zoo hoogfchuldig van daarmede alleen maar geen goed te doen, welk een ontzagchelyk oordeel ftaat dan zulke bi ze dienstknechten niet te wachten, die het talent, dat hun is toebetrouwd, gebruiken zouden om daarmede kwaad te ftichten en uit te werken! Ik heb de eer met veel achting te zyn O.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. XXXVIII. lila nihil noctiit, cura graviore timetur Proxiiha tempestas, velut hoe dilata fereno. Juvenal. Sat. 13. Samenfpraak tusfehen Ach, en Hoho cn Haha» Ach. Ja wel, vrienden, ik zoek my voor 't uiterlyke wel te houden, maar ik ben vreeslyk beklemd, federc enigen tyd: en al zyt gyl. niet van myne kleur, zoo kan ik het u tog niet langer verbergen. Ik begryp my zeiven niet. Alles gaat onze party voor den wind , en tog word ik hoe langer hoe benauwder. Hoho. Hoho! H a h a. Ha, ha! HL Stuk. V Ach.  ( 264 ) Ach. Wy hebben nu wel ons oogmerk bereikt: en I de haat van de Natie tegen de Engelfchen, onze mededingers in dc Negotie , tot den buitenfporigften trap van razerny gebragt ; in tegendeel de Franfchen, onze vrienden, en die het wel tegen de Landprovintien , maar noit tegen ons hebben kunnen , leeren befchouwen als de natuurlyke vrienden van de Republiek. Wy hebben T. en V. B. uit de modder gered , die in 't laatst van 1780. niet op ftraat durfden komen , en die pasfeeren nu voor Vaderen des Vaderlands. In tegendeel hebben wy den P. den H. en alle die 't met den Stadhouder houden , zoo zwart gemaakt, dat wy voorder voor geen tegenftand te vreezen hebben. De Heeren C. cum fuis zyn nu de Patriotten. En H. H. MM. hebben wy de wet gefteld. De Americanen zyn erkend. De Keizerin van Rusland j die ons met hare Gewapende Neutraliteit in de luijeren gelegd had , hebben wy op haar beurt j voor het hoofd geftoten met hare mediatie. Het j Engelfche aanbod van vreede is verworpen. Het Operatien-concert met Vrankryk„tot confiftentie ge- ! bracht, zoo dat wy geene particuliere vreede kunnen maken. Daarby hebben wy alle Courantiers, j alle de Weekfchryvers op onze hand. Zeven acht- ; fte deel van de Natie gelooft alles, wat wy hen ] voorzeggen als een Evangelie , en is des noods be- !  ( 2*5 ) bereid ons by te fpringen en te helpen waar wy' maar verlangen. In een woord wy zyn 't veld meester. Alle onze wenfehen zyr. vervuld, la plaats dat wy er onder waren, voor twee jaren, zoo zyn wy er glad boven op — en tog Hoho en Haha. Wel nu ? Ach. En tog ben ik benauwder dan oit: het klamme zweet breekt my uit als ik alleen ben, en myn flaap is gansch weg. H o h o* Hoho! II a h a. Ha, ha! Ach. Maar wat doe ik ook myn hart aan U-lieden uit te boezemen. Voor een paar jaren waren wy vertrouwde vrienden. Maar ik weet maar al te wel, hoe gy my teegenwoordig befchouwen moet; ik kan geen medelyden by U vinden. En aan die van myne party zyn, kan ik nog minder myn hart openen , ik was myn leeven by hen niet meer zeeker, zoo rasch ik my ontdekte. Alle vriendfehap, alle vertrouwen, alle bedaarde overweeging van zaken, alle onderlinge deelneeming is weg. 't Is maar, wat bmje? voor of teegen? vivat of fia dood. En hoe kan ik het evenwel helpen , dat ik zoo benauwd ben ? Y 2 Ho-  Hoho en Haha^ Nu kom aan , laac horen. Wy zyn vrienden geweest: wie weet wat wy weder worden kunnen. Ach. Ja wel, ik moet fpreeken, of ik zou bersten. En eeriyk zyt gyl. tog, dat weet ik. Ik zal U dan recht alles zeggen, zoo als 't op myn hart legt. Voor eerst wy hebben verlangd naar deezen oorlog met Engeland, maar wy zyn gek geweest. Hoho. Hoho! Ach. In alle de vorige oorlogen , toen wy neutraal waren, hebben wy fchatten gewonnen. En wy zouden by dezen oorlog nog meer gewonnen hebben , buiten die Hout-negotie , daar geen dozyn huizen in geïnteresfeerd waren , en die alles en alles geen milioen importecren kon. En daaraan hebben wy alles gewaagd, om een dozyn luiden plaifier te doen, en daarby hebben wy in de fes cerfte maanden over de 200 milioenen laten zitten , in plaats van te winnen, en tweederde van onze Negotie is mogelyk voor aïtoos weg, behalven het verlies van het Gemeene Land. De Negotie op St. Euftatius alleen was vyf honderd maal meer waard, dan die Hout-negotie oit importeeren kon*  ( 2ff7 5 kon. Maar wy wilden her. laatst uit de kan hebben , en nu zitten wy met het lid op de neus. H a h a. Ha, ha! Ach. Al het plaifier, dat wy hebben voor alle die verliezen, is dat wy de Natie, die ze ons toegebracht heeft, zoo gehaat hebben gemaakt, dat onze oren elk ogenblik gekitteld worden met de uitgezochtfte fcheldnamen, die het janhagel maar bedenken kan om haar te geven. Maar daar lagchen zy wat in: zy hebben onzen aap beet. En zoo 't beeter is benyd dan beklaagd, dan trekken wy 't kortfte end, want wy zyn zeer in 't laatfte geval. Hoho. Hoho! Ach. Of wy dronken of razend geweest zyn, ik weet het niet. Maar wy verbeelden ons, zoo als de Oorlog maar gedeclareerd was aan Engelandt (want een jaar lang hebben wy gefchreuwd teegen den Prins, en teegen H. H. MM. om dat zy den Oorlog maar niet declareerden. Wy wilden niet eens afwachten , dat het ons gedaan wierd. Het was verraad, dat de Oorlog wierd teegen gehouden, zoo als wy zeiden) dat wy dan zoo op 't ogenblik alles van de Engelfchen neemen, hen uit alle Zeeën verjagen, alle onze geconfisqueerY 3 de  ( 258 ) de houtrchepen tiendubbel wederom halen, en alle hunne negotie aan ons trekken zouden, voor altoos. Daar wachtten wy maar na, en dat kon niet misten. Maar by ongeluk is net het tegendeel gebeurd. H a h a. Dat was toen gy den Boedel van G. R. inventarileerde, niet waar? Ha, ha! Ach. Wy wisten wel, dat de Republiek in geen ftaat van tegenweer was , veelmin zoo redoutabel, dat alles voor haar moest bukken; maar daar hadden "wy twee fecure middelen tegen. Hoho. Hoho ! Ach. Voor eerst, onze Gewapende Neutra/tuit, dat onfterfelyk gewrocht van Staatkunde, dat in onze hersfenen uitgebroeid, en zoo greetig door Rusland cn de andere Mogenheden . die Commercie zochten, wierd aangenomen, om dat zy er niets als voordeel uit konden trekken, daar waren wy fecuur op, dat die ons beveiligen zou , al hadden wy niet één Oorlogfchip. Catharina H. was veel te grootmoedig om ons immer of oit te laten zitten, al was zy er Jlnclo jure niet toe gehouden. En daarom dat ftond vast. Maar ziet dat is anders uitgevallen , zoo als ik vrees dat wel meer van onze bereekeningen anders uitvallen zullen. Ha-  ( 269 ) H i h i. Ha, ha! Ach. Ten tweede : al hadden wy ty pnviJU geen Schepen, wy hadden geld. En voor geld is .//« u krygen. In .665- en :672. hadden wy by de ^LefenvanL^ Nu hadden wy er 4«y*. Maar dat hing er maar aan, dat de Oorlo- gedeclareerd wierd. Zoo rasch dat gebeurde, konden wy er de overige 88. voor geld en „oede woorden gauw by krygen. En al hadden wy er in de eerfte maanden maar een 40 of 50. dat Ton voor een tyd genoeg gaan, en die konden wy ten minften hebben, als wy maar gaapten. M t «ekerdheid arbeidden wy ons m den Oorlog, en kreegen eindelyk onzen wensch. H o h o. Hoho, en hoe was 't toe? H a h a. ha'ha! ach. Een van onze premie, M ongeluk Mo*Y 4  C 370 ) wesqtjieu in de hand de /'Esprit des Loix en las daar: Une marine est la seuxe ciiose que l'arcent ne peut pas faire. H o h O. Hoho! Ach. Een ander zeide ons: voor eerft die 100 Schepen in 1665. en 1072. waren toen zoo veel, als nu 30 of 40 om dat . . . en om dat . . . en om dat .... en zoo gy 't niet gelooft, leest Aitzema , dan zult gy vinden dat in dien tyd gefchreuwd wierd over de jlapheid in 't equipe eren t zoo erg als tegenwoordig. En ten tweeden , zoo koste toen een fchip bo a 100,000 gl. en nu 600 000. En ten dei den, zoo kon men in 1665 en 1672. vyftig man krygen teegen nu één. En ten vierden zoo hebt gyl. zeiven het hout verzonden , 't geen wy nu nodig zouden hebben voor ons zei ven, dat hout daar de Oorlog om is aangekomen. En ten vyfden H o h o. Kortom, uwe rekening kwam faut uit. Ach. 'T was om zich zeiven aan te tasten, maar 't was niet anders. En dan kwam er een, en vertelde ons van Pompejus, toen Cosfar voor de rivier by Rimini ftond. Wat zult gy doen, als hy eYenwel eens komt met zyn leeger: gy hebt geene troe-  ( 371 ) troepen, zeide een van de Raadsheeren. Vriend^ zeide Pompejus , ik behoef hier met myn voet maar op de grond te ftampen, om in een ogenblik zoo veel volk om my te krygen, als ik begeer. Maar ziet, zeide de man, die ons dit fpreukjen vertelde, Cas'ar kwam , en Pompejus ftampte, maar 't was van ipyt en razerny, dat hy hals over kop vluchten moest met alle zyne vrienden, en laten alles ten prooi. Zoo gaat het U ook, zeide hy, als of wy de toepasfing zeiven niet maken konden, en daarom alle die zotte inbeelding op uw. geld en crediet .... H a h a. Ha, ha ! Een goede les voor het toekomende. Hoho. Als er maar oit weder een tyd komt, dat onze ongelukkige Republiek in 't geval zyn zal van van deze ondervinding te profiteeren. Ach. Dat is het ergfte van ailes, en dat maakt my zoo benauwd, want wy hebben alles op onze rekening. Onze tegenwoordige verliezen, hoe ontzagchelyk ook, zyn 't nog al niet. Maar het einde, het einde van alles! De begoocheling, de razerny, die wy verwekt hebben, om alle onze kwade zaken goed te maken, kan tog niet altoos duren. De natie moet eindelyk eens uit hare eige ogen zien, en wee, wee dan! Y s Ho-  ( 2?8 ) Hoho. Om uwe kwade zaken goed te maken, zegt gy ? Hoho! Ach. Ja, onder ons gezegd, daar zit het hem tog alles. H a h a. Ik meende dat gyl. vrienden de enige ware patrioten waart, en al de rest verraders. Dat patriotismus dunkt my zat er niet dik op. Ha, ha, ha! Ach. Ja wel patriotismus! Het ganfche land hebben wy er aan gewaagd, om een paar Regenten en een Koopman aan de ftraf te onttrekken om de winzucht van enige weinige andere Kooplieden in te willigen — en om onzen moed aan den Stadhouder te koelen, die niet aan onzen lyband lopen wilde, en die daarenboven, om het recht uit te zeggen, te groot een Heer is naar onzen zin, hy moge dan zyn wat hy wil: wy zyn ryk, en daarom moeter niemand zyn, die niet onze egaal is, zoo niet onze minder. In de bejaging van deze drie doeleindens, het koste wat het koste, beftaat onze geheele Patriotismus. Hoho. Hoho! Ha h a. Ha, ha! Ach.  ( 273 ) Ach. Om den haat van ons af te wenden, wegens het berokkenen van dezen dwazen Oorlog, moesten wy den P. cn den Hertog verdacht maken. , Om onze zotte bereekeningen van de hulp van onze Noordlche Geallieerden , en van onze eige macht, te bedekken en te doen vergeeten, moesten wy een vermoeden van moedwillig verzuim doen ontftaan, 't is 't zelfde by wie, by Z. H. of by H. H. MM. of by de Admiraliteiten, dat raakte ons niet te bepalen. Wy hadden eens gezegd, wy zullen, en wy moeten over de Engelfchen triumfeeren, bygevolg gebeurde dat niet, dan was 't alleen maar , dat men met uiM. Dat is zoo klaar als de dag. Om de fchade op fchade, die wy leedden, te verzoeten, verzonnen wy om de Engelfchen , daar wy ons niet anders op wreeken konden, ten minsten gehaat te maken en uit te jouwen; en dat is waar, die voldoening hebben wy, dat ons gemeen een vooroordeel teegen dezelven heeft opgevat, 't geen mogelyk in geen euw weder te herfteUen is, even als teegen de Franfchen na 1672. Doch dat is een ongeluk meer dan een geluk: want 't geen ons voor het tegenwoordige voordeelig is, kan ons in een volgenden tyd duur komen te ftaan. Om dezelfde reden, hebben wy de Franfchen ingehaald, en die zyn flim, die hebben er van geprofiteerd. En nu zitten wy er onder, zoo dat God weet, hoe wy er we-  ( 274 ) weder uit komen. Eindelyk , om het geheet Voor de deur van onze Heeren T. en v. B. fchoont te maken, en N. te plaifieren, hebben wy de alliantie doorgedrongen met de Americanen 5 offchoon het met de bereekeningen van het voordeel 1 dat wy daaruit ftonden te trekken, even zoo uitt zal komen, als met onze andere bereekeningen,, van de gewapende Neutraliteit, enz. enz. enz. En om dat alles te bewerken , en te bekuipen, eni te dwingen, hebben wy de ganfche Republiek ini rep en roer gebracht, en7 in vyer en vlam gezet: teegen malkander, zoo dat het alleen maar aan da-delykheden ontbreekt, om den naam te mogen 1 hebben van in burgerlyken oorlog te zyn. Want: in weezen zyn wy zoo fterk in burgerlyken oor- • log, als immer mogelyk is. Hoho» Braaf opgebiecht. En nu 't einde van dit alles? Ach. Ja wel het einde fa iichter te voorzien, als voor te komen. Met al dat fchelden en razen teegen de Engelfchen, zoo is de breuk tusfehen ons beiden, zoo wel gevestigd, dat zy in geen euw weder te heelen is. En dus, zy mogen trouwloze of getrouwe vrienden en bondgenoten geweest zyn , maar in geen euw zullen wy weder noch vrienden, noch bondgenoten, maar vyanden, inwendig wrokkende vyanden zyn. En nu is de vraag, wat beeter zy voor  ( ) voor twee commercieerende Natiën, waarvan de eene tienmaal machtiger is dan de andere, om in fchyn vrienden en bondgenoten, of om geflagene vyanden te zyn. Ik begryp dat het gevaar om door iemand benadeeld te worden, die machtiger is, voor 't minst tweemaal zoo groot is , als men in openbare vyandfchap, dan wanneer men in uiterlyke vriendfchap met hem leeft. H o h o. Dat zou men zeggen. Ach. Daarenboven is de verbintenis tusfehen twee luiden van dezelfde neering, zy mogen malkanderen ook nog zoo nydig zyn, altoos natuurlyker en voordeeliger, om dat zy hunne voornaamfte belangens gemeen hebben, als de verbintenis van een Van beide winkeliers met een particulier Heer, die beide niet meer acht als zoo verre hy ze nodig heeft, en die zich met den een niet inlaat, als om door hem zich op den ander te wreeken, waar hy een haat teegen heeft. Hoho. Zoekt uwe vrienden onder uws gelyken, en weest beleefd tegen uw meerder, zonder U met hem familiaar te maken, plag myne grootmoeder te zeggen. H a h a. En de myne, heugt my, dat my vertelde van het paard, 't geen den mensch om hulp verzocht, om  C «70 ) Om zich over 't Hart te wreeken. Ook lukte *t hem; want het mensch beiteeg hem, vervolgde het Hart, en doodde het. Maar het arme paard moest federt zyn geheele leven lang toom en zadel dragen, en zyn helper dienen. Ach. Dat moet het einde zyn van onze onnatuurlyke verbintenis met V. teegen Engeland, als Zy niet voor een tyd Hechts plaats zou hebben, maar een gedeelte uitmaken van het fiibema van den Staat. En dat ongelukkig geluk, 'c welk wy tot ons eenig plechtanker gemaakt hebben, vrees ik, dat wy niet eens zullen erlangen. H o h 0. Hoho! Ach. V. zou weinig aan ons hebben, als alle onze Verbintenis met hem alleen maar diende om hem te verplichten van ons in alle gevallen als wy 't nodig hadden, te befchermen teegen de Engelfchen. Is hy zelve in oorlog met Engeland, ja dan lieve Hollanders , als zy met hem mede willen doen. Maar convenieert hem zulk een oorlog niet en daartoe is maar nodig, dat een Koning b. v. zoo veel temperament heeft als L. XV. en eere Mad. D. B. om zyne fpecien te laten circu- leeren al hadden wy dan de Engelfchen voor gaats, zoo zullen wy lang fchreuwen, eer ons iemand horen zal. Willen wy zyne Nederlanden met  ( 277 > met enige van onze Provintien vermeerderen, ja wel, dar. laat zich horen. Op dien voet zou er mogelyk nog wel iets te verkrygen zyn. Dat is tog'aityd het favoriet plan geweest, federt 1665. en daar V. zich in deze euw veel meer op de Commercie en Navigatie is begonnen toe te leggen, zou het beecer komen dan oit. Maar anders, zoo als ik gezegd heb. H a h a. Maar wy worden tegenwoordig immers zoo trouw geholpen. Denk maar eens: de Kaap! en onze West-Indien! En dat Operatien-concert! Ha, ha, ha! Ach. Ja, dat alles is excellent om het volk zand in de ogen te ftrojen, en dat nog wel maar voor een korten tyd. Maar men moest een kind zyn, als men niet verder zag. Voor eerst het bewaren van onze Colonien, dat is zeer vriendelyk, zoo als de Huishouder van den O. P. zegt; maar het wederom geeven, zal nog vriendelyker zyn: vooral van de Kaap, die voor V. juist evenveel waard is, als voor ons want houden zy hem, dan zyn zy meester van de O. I. en hebben wy hem danzyn wv het. Dit is het eenig onderfcheid. En ieTrt lang is het de ^vanV. om, ooi: eene O I C en O. I. Colonien te hebben. De Engel fciien zyn in dat geval niet, die hebben ft**£ om zich te ververfchen, ten allen tyde. En voor  C 37S ) 't overige, hoe fscuur men de Kaap (voor ons" bewaren wil , blykt uit de laatfte Historie met den Gouverneur P. die onze vrienden zoo zeer zieken te verduisteren, om dat de aap by ongeluk wat re vroeg uit de mouw was gekomen. Eindelyk wy hebben een voorbeeld voor ons , in ftuk van wederom neemen, namentlyk van onze St. Euftatius Schepen. Wat dat concert-plan betreft, daar blykt klaar, hoeveel vrucht wy daarvan trekken zullen. Men weet, wat de F. en S. Vloten hebben uitgevoerd in 't vorige jaar, als zy 't myden konden, om flaags te raken. En nu zy 't eindelyk niet hebben kunnen ontlopen in de W. I. nu is het gegaan, zoo als het op den 12. April gegaan is. *Ju legt het ganfche plan van campagne in dat wereid-deel, waar alles van afhangt, by provifie voor dit jaar weder in duigen. En alle onze betvaarde Colonien ftaan op de fprong, als men lust heeft, om voor de derdemaal van Heer te veranderen. Dat zyn de vruchten van dat concert voor ons. Onze vrienden alleen trekken er al het voordeel van, wat zy ermede beogen, namentlyk ons te belenen van eene particuliere Vreede te maken, en zoo al meer en meer mogelyk voor ons te bewaren te krygen, en dan nu en dan by ons eens geld te negotieer»n\ en voor 't overige meer en meer ons vertrouwen te* winnen, dat is ons te wennen, van uit onzen adem aan het lyntjen te lopen, dat eersteen zyde draad jen was, en toen een kabeltouw is geworden en  (; en dat binnen zeer korten tyd een goede, Hevige,; ketting zyn zal, als wy maar geduld hebben, en maar onzen adem in, en onze ogen toe houden. H o h o. En ik hou myne oren open om U uit te horen. Ach. En wat moet het einde zyn van dit alles. Euwig kan de historie tog niet duren. De Engelfchen zyn er een tyd lang wat ilerk onder geweest. In Amerika is vooral alles teegen gelopen. De Natie zelve is byna al even dwaas, als hier,in verfcheide opzichten. Men heeft bekwame luiden uit het Ministerie gedrongen, en in de plaats gekreegen. Kortom zy hebben zelve aanzoek gedaan om vreede, op conditiën, die men niet zeggen kan dat zeer honorabel zyn voor hen , en die men ook niet als van een C. F- kon verwachten. Eerst by ons: maar wy zyn te grote Heeren, om naar enige conditiën van Vrede hoegenaamd te luisteren. Daarenboven wy mogen niet om dat lief concert. Toen in V. dan waren wy heerlyk voor 't gelag blyven zitten. Daar, zegt men, is 't ook afgeflagen. Zoo dit waar is, ik meen glad en volftrekt, peremptoir afgeflagen, waaraan ik tog byzonderc redenen heb van te twyifelen, dan is het al mede charmant vriendelyk, hoewel het tegendeel eene verradery zyn zou , waar voor geene taal fterke woorden genoeg uitleevert. Maar ondertusfehen , daar kon zoo licht een tyd ko- Üjt. Stuk Z men}  ( 3?o ) nen, dat dc kaart eens verkeerde. Deze Oor!o<* kost Engeland .... meer dan zy er aan hadden behoren ten koste te leggen: maar V. heeft zyne Equipagie ook niet voor niet; en S. is van den beginne af teegen zyn zin er in betrokken. Dit gaat wel voor een jaar vyf, fes, maar op't laatst wordt elk moei. En nu dat voor vallet jen van den 12. April, dat zal ook wel enige luiden wat nadenken geeven. Genomen er kwam nu eens wat meer geneigdheid naar vreede aan den eenen kant, en aan den anderen kant hield men zich weer wat ftrakker, en fprak eens van de Hollanders te facrifieeren. De dingen zyn tog mogelyk, 't is al meer zoo gebeurd, in vorige tyden. Dan zullen wy er lief toe zitten, en dan hebben wy onze zaken overlegd als oude konyncn. Dan zyn wy, als ik het bereeken i) kwyt, alles wat wy in deze twee jaren verloren hebben, aan fchepen, goederen, enz. 2) onze Colonien in de W. I. uitgenomen alleen Surinamen. £n in de Oost, de Kaap, a depejito by onze vrienden, zoo als de vorigen. En 3) voor goed kwyt, Ceylon, de kust van Coromandel, enz. Eindelyk 4) op zyn minst een derde van onze Commisfie-vaart, die onze Bondgenoten van de Gewapende Neutraliteit gl. ged. by geleegenheid van deezen Oorlog ftilletjens naar zich getrokken hebben, enz. om van het verlies der Barrière niet te fpreeken, die onze Voorouders zoo veel geld en bloed gekost heefc.  ( s8i ) peeft. En daarvoor hebben wy pr. credit , de grootmoedigheid van V- die ons noch het ie. noch het 3= noch het 4« oit kan goed doen, en van ■wien wy het 2e. uit grootmoedigheid, wederom zullen krygen .... als wy maar geduld en een goed geloof hebben. En by die overwinst, zitten wy alleen in 't hembd , om ons fpel met Engeland af te doen ; van welke wy waarlyk geene grootmoedigheid kunnen vergen noch verwachten. Hoho. Hoho! Dat is zoo ver. Nu wat nog meer? A c ii. Hierby komt, dat wy eene andere grootmoe* digheid, namentlyk Catharina II. zoo vriendelyk behandeld hebben, dat wy ons niet wel flatteeren kunnen, wat er ook gebeure, dat zy ons ten minften teegen Engeland zal helpen. Het is vcct waarfchynlyker, als er geene verandering kwam, en de Engelfchen kreegen het al'Ite benauwd, dat zy die hunne party neemen zou, om reeden, dat de Balans van Europa, wél by ons, maar juist niet te Petersburg, noch te Weenen, of te Berlyn, voor eene chimère wordt gehouden. En wy zyn volftrekt de eenigften in Europa, die zoo oprecht hartelyk en welmeenend yvcren voor de algemeene Monarchie van V. en van 't Huis van B. H a h a. Wel, vriend, ik kan begrypen, als gy dat alZ a les  ( **2 ) les 's nachts legt te overdenken in uwe eenigheid, en dat miferabel inftrument, de confcientie, komt er dan by, en zegt u, dat gy en de uwen dit alles over u Vaderland gebracht hebt, en voor uwe rekening hebt, dat gy dan geen ander dekfel nodig hebt, om uwe beste fappen te verzweeten, en dat alle de blauwe blommerjens, daar u de Post van den Neder-rhyn en alle die andere Heeren mede beftrojen, u weinig verkoeling of verkwikking geeven. Wat zegt gy? Ach. Ja en was dit het alles , dat my pynigde en 'plaagde. Maar ik heb het ergfte nog niet genoemd. Het vervolg hierna. ERRATA Bl. 216. r. 5. Frmtra nij!] l. Frustra tiiti —— 241, ia het Motto, tanta] l. tatita ■— 158. r. 10, onbeheerlyke] /. onbekeerlyke " r' 18. gedreigd uit] l. gedreigd mes  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIO T. No. XXXIX. O Cives, Cives! qa& vos dementia cepit. VlRGII/. ✓"^Vnder vcrfcheide brieven, die onze weldenkende Lezers met byzonder genoegen in het Ie. Scuk van onzen Brieven-tas hebben geleezen, is vooral ook die van een Heer, die zich tekent P. R. P. P. P. waarvan wy in ons XVIIIe. Nummer bl. 395. gewag maakten, en die in den Brieventas D. I. bl. 80—88. gevonden wordt. Wy hebben kortlings ons weder met een tweede fchryven van dezelfde hand vereerd gevonden, 't geen zoo veele voortreffelyke en in den tegenwoordigen tyd allergewichtigfte aanmerkingen bevat, dat wy Onze echt - patriotfche Lezers een byzonder genoegen denken te zullen doen, door hetzelve aan hen hier in ons blaadjen mede te deelen, offchoon wy weder overvloedig ftof tot een Tweede Stukjen van JU. Stuk. A a on-  C 284) onzen Brteven-tas voorhanden hebben, 't welk ook eerstdaags ter persfe ftaat gegceven te worden. Mynheer de O. N. P. B 30 Mey 1782. Eene langdurige onpasfelykbeid heeft my belet te fchryven over het geen ik geplaatsd vind achter K. XVIII. anders hadde ik gaarne geaccordeerd van myn briefin UWEd. weekblad te plaatfen, met eenige verandering in de Styl en uitlating van de namen en woonplaatfen der perfonen , die in dien brief genoemd wierden (*). Ik bedank UWEd. voor deszelfs edelmoedig en alle vertrouwen verdienend gedrag betrekkelyk dien Brief. Ik heb by aanhoudenheid UWEd. werkjen voor het meerderdeel met een volkomen genoegen en goedkeuring geleezen; te meer daar ik uit hetzelve zie , dat (*) Wy hebben in de Uitgave van den tegenwoordig; n brief ons die vryheid < «nomen , met opzicht tot den ftyl , dat wy de recht-fchry ving en punteering daarvan in het over'chryven naar de onze veranderd hebben. En voorti hebben wy eene enkele pasfage uitgelatea, zoo als"de Hr. P. R. P. P. P. zien aal.  C 3 *5 ) dat er meer in ons Vaderland zyn, die zoo denken, geiyk ik denk, en publiek fpreek. Menigmalen heb ik gedacht, dat ik alleen was overgebleeven. Doch vooral heb ik met volkomen goedkeuring geleezen den Brief dan Ds. Blank, Predikant te Utrecht, welke ik zeer befcheiden vind, en met een gezond oordeel gefchreeven, waarteegen die Predikant geene échapades kan maken. Daar ik dat Nummer cn de meeste anderen goedkeurc, zoo vergun my dat ik die Nummers uitzonder, waarin UWEd. zoo fterk fpreekt over de RoómschCatholyken 'in ons Vaderland. Want, Mynheer, de Roornsch-Catholyken mogen een verlangen hebben om tot Eer- en Regeer- Ampten geqnalificeerd te worden, en dat hunne Godsdienst de prsedominante wierd ; dat geloof ik, ja ; wy zouden ook dat verlangen hebben, als onze Godsdienst Hechts eene enkele getolereerde was; maar dat geeft geen grond, om in deezen tyd hen verdacht te houden, als hadden zy zekere begeerte om van meester te veranderen , dat zy blyde zouden zyn als het gebeurde dat wy een vreemd Roomsch Vorst tot onzen Gebieder hadden, en dat zy :n deeze dagen van oproerigheid daartoe heimelyk zouden contribueeren. Een, in óns Vaderland geboren en wel opgevoed Roomsch-Catholyk, dunkt my, dat men te kort doet, als men hem telt onder die pesten van ons Vaderland, die zich in deeze dagen op, doen door hunne oproerige gefchriften. Het nieuAa a, we  ( a85 ) we ftelfel van de Franschgezinde meuwerwetfche Patrioten moet men zoeken onder de hedendaagfclie Deïsten, Naturalisten, Socinianen enz. (*) Men (*) Wy hebben deze geheele paslage Woordelyk en Voluit laten drukken, om dat wy gaarne deze gtlefgenhéid warneemen, om ons op dit ftok te verdedigen; eii ak kannen wy met weinig woorden doen, door enkel te zeggen, dat wy in alles, wat de Hr. P. R. P. P. P. hier zege, het volkomen met hem eens zyn, en op dezelfde wyze denken over de Roomsch Catholyken hier ve Lande als hy doet. Om dit overeen te brengen met hergeen wy op eenige weinige plaatfen van ons weekblad op 't fujet van de R. Catholyken gezegd hebben, moet men alieen maar in 'c oog houden, dat wy een groot onderfcheid maken tusfehen zulke R. Catholyken die in ons Land gewonnen en geboren en gegoed en gezeeten zyn : en tusfehen Vreemdelingen , byzonder Franfche Jeïuiten, die onder befcherraing of ■wel onder het gevolg van vreenvJe Ministers hier te lande komen, en beroide , naakte huurlingen , zoo als de Peliiiquc Hollandois en dergelyken. Van de eerften hebben wy de beste gedachten; en als de Hr. P. R. P. P. P. de 344. en 345e. bladz. van ons I. Deel wil naleezen, zal hy vinden, dat wy gezegd hebben , dat de meeste van hen zeer goede, en fommigen onze bette, en wezentlyk in dezen tyi onze vreeizaamjlt burgers zyn. Maar van de laatften in tegendeel weeten wy te veel, om hen niet voor pesten van deze Republiek aan te zien, en hierop hebben wy nu en dan het oog gehad. Om hiervan te oordeelen , zoa de Kr. P. R. P. P. P. moeten weeten  ( 2S7 > Men le."e maar eens dat vervloekt boekjen: Appel van Gevrge aan den Paus; het is , in den volftrcktften zin , godslasterlyk. De Auteur is een vyand van zyn Vaderland, cn van het ganlche mensen* dom. En al komt dat volk niet ecven ftout voor hunne gevoelens openbaar uit, zoo hebben toch de meeste paskwilfchryvers daar een ftreek van weg. Het is gelyk onder de regeering van' Karei I. in Engeland. Waar zat het kwaad ? zat het niet by de Independenten , onder welke alle Vrygeesten fchuilden; ook de Konings - moorder en Tyran, Cromwell. Hunne leus was ook Vryheid; waardoor zy de ganfche Natie in eene razerny brachten , die niet verkoeld wierd als door het bloed van hunnen al te zachten Koning •, en eindelyk wierden de ogen geopend van het misleide volk, 't geen in plaats van Vryheid, hunne rechten en privilegiën dagelyks zag vertrappen door hunnen medeburger en Tyran Cromwell. Zoo is het deezer dagen in onze Republiek ook gefteld. De leus is het woord Vryheid; om daardoqr het Gemeen aan ten wat hier in den Haag, en te Amfterdam, enz. ^omgaat, en federt 3 a 4 jsren reeds is omgegaan, daar wy hem zeer verregaande ftalen van zouden kunnen vertellen. En voor 't''overige leze hy de twee Nummers van den Politique Hollandois fur le Catbolhisms. Meer behoeven wy niet te zeggen. Aa 3  ( 283 ) aan den gang te helpen, en, zoo mogelyk, in het begrip te brengen, dat de regeering van een Stadhouder ftrydt teegen de vryheid. En dit gelukkende , zal men Requesten ontwerpen en het gemeen laten teekenen, om de Vryheid te heriïcllen, gelyk zy was voor het jaar 1747. cn dan zal het zyn , de ftemme des volks, de ftemme Gods; v/cg dan met onze op de Unie gegronde regeeringsvorm. Doch het zal. ons gaan, gelyk ten tyde van Cromwell de Engelfchen ondervonden, en gelyk onze Landsgenoten ondervonden hebben na den dood van Willem II. en na den dood van K. Willem III. tot 1747. Laat onze ingezeetenen > die vyftig of festig jaren oud zyn, zich die vryheid eens herinneren , toen wy geen Stadhouder hadden. Was elk Burgemeester met zyne Cabale niet despotiek (*) ? Was het eenigftc niet hunne eige (*) Als men hier alleen een ogenblik aan dacht, als onze Burgers en goede Gemeente dit wilden in 't oog houden , dan zonden zy ten minnen zeer zeeker kannen beoordeelen , op welken van hunne Eegmten zy vertrouwen kunnen Hellen. Want dat is zoo klaar als de Zon aan den Hemel, dat ten minden die weinige Regenten , die tegenwoordig zoo ilerk de party van den Stadhouder' ^rekken, geenzins hnn eige behing in 't oog hebben, maar dat zy veelliever al hnn «ge belang aan de Vryheid en aan 't belang van 'c Ge-  ( 289 ) ge, hunner familien grootheid en voordeel ? Was wel eenig gering amptjen voor hunne medeburgers? Immers neen ! Het was voor hunne Bediendens, zoo het amptjen te gering was voor hunne familie. Het ftuk van Juflitie, hoe partydig wierd het geadministreerd ; het Finantie-weezen hoe trouwloos behandeld? van deeze berde weet ik overvloedige ftaaltjens. My is eene Stad bekend , daar, als een Regent wat te veel had getradlecrd , hy geld uit de Thelaurie liet brengen, om zyne fchuld te be- Gemeen, alsmede aan han eed en plicht, opofferen, terwyl eene Staats regering, altans voor Regenten, buiten eenigen twyffel veel voordeeliger is, hoedar ig zy ook voor het volk en voor het Land zyn moge. Wy hebben dit reeds by eene andere geleegenheid opgemerkt D. I. bl. 638. En ondertusfchen blyft het dom gemeen dezulken aanbidden, die hun Vaderland verraden en ten gronde helpen, enkel om zich zeiven groot te maken, en de begeeving van eenige amptjens, die thans door den Stadhouder gefohiedt , aan zich en aan hunne familien te trekken. En anderen , die ten koste van hunne eige grootheid, het Stadhonderlchap voorftaan, om dat zy begrypen dat het welzyn van het Vaderland daarvan afhangt, d'e zyn de geenen die tegenwoordig voor Verraders worden uitgekreeten / en met hoon en fmaad overladen , zelfs van dezulken voor welke zy zich opofferen, ] O. N. P. A a 4  ( 39° ) betalen , zonder dat oit weder te rug te geeven ; waar door de Stad nog in decadentie is. Rappelleerden zich onze verblinde Ingezcetenen al het verdrukkende , despotieke , hoogmoedige gedrag van die tyden , toen wy geen Stadhouder hadden , zy zouden zich door het woord vryheid niet tot Jlaverny laten vangen, om het juk en de ketenen -van hunne medeburgers te dragen. Hoe het gaan zal met de Vryheid, als die fchreuwers van Vryheid van denken, van fpreeken, en van de drukpers, eens met hunne Cabaal moester wierden, zier men dezer dagen in de oproerige Zuid-Hollandfche Courant, in het verhaal van het geval gebeurd aan het huis van Jan van Louwen met den Hr. S. een man , die mogelyk van conlcieutiewecge zwarigheid vond te drinken op de vryheid van de N. Amcricancn, toen nog niet by H. H. MM. voor onafhangelyk erkend ; en op dat fchreuwend onge'yk zyn medeburger aangedaan, proneert men opentiyk als eene heldendaad ! Voeren die Regenten niet eene volkomen Staats Inquifitie in? Immers ja! Geeven zulke Regenten geene bemoediging aan het gemeenfte volk om hun voorbeeld na te volgen , en zulke te mishandelen die weigeren teegen Oranjen en teegen Engeland te vloeken? Want hoe kan men de Regenten van dia Steeden ontfchuldigen , daar de infaamfte paskwillen in hunne Stad publiek voor de glazen hangen by de Roekverkopers, zonder dat men die in doet trekken.  ( 291 ) ken. Moet men niet denken van zulke Regenten, dat zy gaarne zagen, dat de oproerige Paskwillant zyn vervloekte oogmerk bereikte ? De Regenten kunnen zich niet ontfchuldigen weegens ignorantie : die paskwillen hangen voor het oog van alle voorbygangers. Ik bepaal my alleen i nder veelen by de Stad Dordrecht: daar woont een fcheele , verwyfde Boekverkoper , die van alles heeft, tot de fchandelyklte paskwillen incluis. En is het niet ontwistbaar, dat iemand, die het recht heeft om het kwaad voor te komen of te ftraffen, en het niet voorkomt of ftraft, zo fchuldig is als de geen die het kwaad doet ? Gave God , dat het tot hiertoe misleid gemeen eens in ftaat gebracht wierd om te denken en te redeneeren; hoe fpoedig zouden zy van hunne dolle razerny geneezen zyn! Vergeieeken zy eens den ftaat van de Republiek toen wy Stadhouders aan 't hoofd van de regeering hadden, hoe wy toen by alle Buitenlanders gerespecteerd wierden, hoe de vriendfehap en alliantie met de Republiek gezocht wierd , en zy voor hare vyanden gedugt was. Onze Vaderlandfche Hiftorien zyn vol van den voorfpoed onzer wapenen ter zeeën te land, onder het beftier van de Oranjen-Vorsten. Daarenteegen befchouwen onze Vaderlanders eens hoe het gefteld is geweest, toen wy geen Stadhouder hadden, van't jaar 1650. tot 1672. en wederom Yan 't jaar 1703. tot 1747. dan zal men Yinden, Aa s in  C 292 ) in die jaren, confufie, oreenigheden, en verregaande verdenkingen en tweefpalt, die aantoonde de zwakheid van zulk eene regeerende Cabale. Dit kon men aanftonds merken in het maken van de Vreede met Portugal, aan welke men opofferden het onfehatbaar Brajllisn, na dat men alvorens hetzelve onverantvvoordc'yk had verwaarloosd; een Land zoo voord.clig voor ons geleegen, gemakkelyk te bevaaren , onder eene getemperde lugtflreek , beeter dan alle onze andere Colonien; en heden nu nog de eenige rykdon van Portugal. Dit is het eerfte ftaaltjen van onze zwakheid, wanneer wy geen Stadhouder hadden, en aan het hoofd der regeering zich bevond een Jan dc Wit, die op zyne wys wel te vreede was dat hy eenige Oxhoofden Suiker kon bedingen. Men zie verder onze zwakheid onder de regeering van Jan de Wit en zyne aanhangers , in den Oorlog teegen den Engelfchen bloedhond Cromwell. Hoe treurig zag het er met onze fcheepsmacht uit ; waarfchynlyk moedwillig. Waarop volgde eene nadeelige Vreede voor onze Commercie , maar vvaarfchyniyk door een heimelyk verftanden overeenftémming met Cromwell, om hem te verplichten om aan te dringen op de Aéte van feciufie en vernietiging van het Stadhouderfchap, en dat wy tot een recompens den Engelfchen Koophandel zouden bevorderen , tot nadeel van onze eige Ccrrtmcrcie. ; dus dat ik dat ftuk noemen  ( 293 > | men moet niet het Tractaat van Cromwell, maar de Artikelen van Jan de Wit. Hoe de adminiftratie in 1665. in den Oorlog teegen den Munfterj fchen Bisfchop is geweest vol fauten, die van alj le vreemden belagchen wierden , is overvloedig 1 bekend. Een Bisfchop jen, dien, als wy een Stadj houder hadden gehad, wy voor een ontbyt hadI den gebruikt , maakte Vreede op voorwaarden I naar zyn zin ! Maar men zal my teegenwerpen J de grote daden van de Broeders de Wit in het I verbranden van een gedeelte der Engelfche vloot I te Chatham , welke luisterryke overwinning in prenten en fchilderyen vereeuwigd wierd; ik voor my kan daar zoo veel bravoure niet in vinden. Wy vernielden wel oorlogfcheepen, maar die meest onttakeld , onbemand en niet gearmeerd waren; dus kon men dit geen heldendaad noemen, of men moet ook heldendaden noemen \ geen de Engelfchen in deezen tyd teegen ons hebben uitgevoerd, in onze weerloze fchepen te neeI men en onze Colonien, die van alles ontbloot wa: ren, in te neemen; daar immers geen Nederlander zal toeftemmen dat zulks eenige byzondere lof verdient. Maar , zal men zeggen , dit verdiende lof, dat Jan de W7it, door zyne kundig- heid, de Vloot met een wind, dien men daartoe altoos had onbekwaam geoordeeld, wist in zee te brengen, tot verbazing van een ygelyk, door eene pasfagie, die nog tot heden den naam van het  C 204 5 het gat van Jan de Wit draagt. Ik beken, Jan de Wie toonde in dat geval zyne kundigheid en .'activiteit , en eene oplettendheid , die tot zyne oniierfelyke lof zou geftrekt hebben, zoo die was voortgekomen uit eene edele zucht voor het welzyn van zyn Vaderland; maar neen, het gevolg van zyn gedrag toont meer dan al te klaar, dat die werkzame drift enkel zyn oorfprong had uit eene lage wraakzucht teegen het Koninglyk Huis van Stuart, als vermaagfehapt aan den Prins Willem III. In den oorlog teegen zyn compagnon Cromwell vond meh in hem dat vuur niet, 't geen hy in de expeditie hiervoor gemeld toonde. De liefde tot zyn Vaderland was zyn dryfveer niet. Zulks bleek in 't vervolg van tyd , door verwaarloozing van alles hetgeen dienen moest tot behoud van de Provintien. Niet tegenftaande hy van alle oorden wierd gewaarfchuwd van het oogmerk van Lodewyk XIV. teegen de Republiek , bracht hy moedwillig dezelve op den oever van haren ondergang. Steden, ja geheele Provintien, gingen verloren in ééne maand. De troepen , zonder tugt of moed , gaven zich als fchapen over; de geldkisten ledig; oproer en verwarring van binnen; met de grootfte neerflachtigheid onder alle welmeenende Ingezeetenen ; zie daar de uitwerkfefcn van eene Staats-regeering , zonder Hoofd. Dacht ons volk tegenwoordig daaraan , en hoe met Gods hulp alles weder herfteld is, en het  ( s?5 > het verwaarloosde te recht gebracht , onder dc regeering van Prins Willem III. dien met recht o roten WUUtn, die door zyn verftand, dapperheid en edelmoedige Vaderlandsliefde, de Republiek tot het toppunt van grootheid bracht, in t welk zy zich nog na den dood van dien Stadhouder maintincerde, zoo lang als de Oude Regenten en Ministers , door dien Stadhouder aangcfteld, nog leefden, en den meesten invloed in de regeering behielden. Maar na den dood van die Oran jen Regenten rsakte weer alles in verval. Mi eraZ wa 't met onze Zeemacht gefteld. Men hermnerl zich den Oorlog teegen de Barbaarfche roofnesten. Wy vervielen tot onze oude verwyfdheid Niemand wierd in het Militaire geholpen of hy moest een bloedverwant zyn van dezen of geen n Regent, onder welken ik jongens heb gekend die in vyf jaren Majoors wierden; en waarin Sdcn hnm, merites. Nergens in als dat bun Vader Burgemeester was. Daarentegen heb ik Officieren gekend, die zich dapper en gedistingueerd hadden gedragen in de fucce.fie-oorlog , die Sc> of 4o jaren Luitenant of Vaandrig geweest waren, en choon onbefproken van gedrag, evenwel noit ho-er kwamen, enkel om dat, zy geene bloedverwanten in de Regeering hadden. Dit maakte dat 'er geene ambitie was; waarvan men de preuven gezien heeft in den laatften Oorlog, in Vlaanderen en Braband-, daar de Steden Meenen en Na-  C 296") Wen beide zonder eenig tegenweer, zoo dat er geen een vyand voor beide die formidabele vestingen is gefheuveld, en dus zonder flag of floot aan den vyand zyn overgegaan, zonder dat de Commandanten of mindere Officieren naar bevind van zaken geftraft zyn; waarop volgde het ichandelyk overgaan van Staats-Vlaanderen , tot een gevolg hebbende dat alle handen flap en alle aangezichten betrokken wierden als een pot, en diepe moedeloosheid en neerflachtigheid by alle de Ingezeetenen in de Provintien wierd gevonden. Zie daar Mynheer, de vruchten der fegèering van de Antiftadhouderlyke party. En kan het minder wezen, als men befchouwt de opvoeding van de meeste Regenten-kinderen, die veeltyds nergens toe worden opgelegd als tot Saletten en tot eene belagchelyke hoogmoed en befpottelyke onkunde; tot een ftaaltjen waarvan dit volgende , my voor eenige jaren wedervaren, dient. Daar was met den Koning van Pruis Pen zeeker gefchil over de uitwatering van een Huis; de Koning, zoo verteld wierd dreigde die om verre te laten fchietcn; een Rcl gent, een Lid van Staat, als hy weegens zyne Stad compareerde, zeide met eene hevige furie : wy moeten niet talmen, maar fpoedig eenige GVhgfihepen zenden om Wezel te bombardeeren ; en denkt niet, dat zulks uit fpot, maar wel degelyk uit ernst gezegd wierd. Ik zeg, mochten onze Vaderlanders letten op de vruchten van eene Re-  ( *97 > Regeering zonder hoofd ! Onze Steden gingen in den laatften Oorlog zonder defenfie over ; onze Troepen warden krygsgevangen gemaakt , onze Geldkisten uitgeput, cn het volk was hopeloos en moedeloos', tot dat Go.d gaf, dat het volk zelfs dc noodzakelykheid inzag , om den overledenen Prins tot Stadhouder te verheffen; en dat was zoo rasch niet gefchied , of het was als een leeven uit den dode, alle neerflachtigheid, hopeloosheid en moedeloosheid was op eens van het volk weg genomen , al'es wierd werkzaam , en yder trachtte mee de grootfte lust en couragie iets by te brengen tot defenfie van het zinkend Vaderland. Pc vroiykheid , en.vergenoegdheid was op alle aangezichten te kezen. Waar de Stadhouder kwam, gaf zyne prefentie een heldenmoed. O gezeegende tyd, gezeegend jaar van de herftelde vryheid 1 noit kan een recht Nederlander aan de jaren van 1747 en 1748. herdenken, als met dankzegging aan God, die ons redde van flaverny door den Overleden Prins , en een bly vooruitzicht gaf voor het toekomende. Dus hy een vervloekte vyand van zyn Vaderland is, die het uitmuntend jaar van Gods zegeningen 1748. een vervloekt jaar in zyne doeleindens noemt, gelyk ik zulk een brief uit Delft geleezen heb. in de ZuidHuI/and/Jt Courant. Mogelyk dat men my tegenwerpt, nu hebben wy  ( =98 ) Vry een Stadhouder, en nu gaan onze zaken zoo kwalyk. Ik erken dit alles. Het ziet er treurig met ons Vaderland uit. Maar moet men niet de oorzaak zoeken by diegeenen, die alle propofuien by den Stadhouder en den Raad van Staten gedaan, en ten ernstigften duor hen aangedrongen, hebben van de hand geweezen (*). Met welk een Vaderlandl'chen yver heefc niet Z. H in 't jaar 1778. aangetoond de noodzakelykheid om zich ter zee en te land te wapenen ? En was dien Vaderland- lievtnden Prins zyn oogmerk gevolgd, men was nog in Vreede, en genoot een florisfaiiten Koophandel; maar neen, alles wierd van de hand geweezen, wat moeite de Prins tot behoud van 't Vaderland aanwendde. Men zegt , ja maar alle Voorflagen om ons ter Zee formidabel te maken, waren geaccrocheerd met eene augrnentatie te Land. Dit laatile is zoo noodzakelyk als het eerlle , willen wy onze onafhangclykhcid bewaaren , en niet de kaatsbal zyn van buitenlanders. Wanneer wy eene welvoorziene Armee van 80,000 man gehad hadden , zoo zou niet gebeurd zyn het- r (*) Zie het Politiek Vertoog en de Brieven van E. yryaart, die wy ons verheugen dat by aanhoudenheid vervolgd worden, en waarvan wy de nieuwuirgekomene 4e en 5e deelen, op nieuws aan onze Lezers aanbeveelen.] O. N. P.  ( 299 ) hetgeen dit jaar op de allcrhonendfte wys Voor de Republiek gebeurd is, en, zoo wy zoo zwak blyven, mogelyk nog verder gebeuren zal. Wy hebben ons immers niet aan Vrankryk onderworpen, dat wy onze Landmacht niet hoger zouden moge» brengen dan tot 27000 man (*)? Hoe kunnen er zulke ontaard- Nederlanders zyn , die ten plantere van Vrankryk hun Vaderland van landmacht ontbloot laten! En buiten dat, indien wy voor geene Mogenheid te land hadden bedugt te zyn , wat kwaad kon het gewapend te zyn ? Het geld wordt in de Republiek verteerd. Ten anderen, zeg ik, vind ik ook in dezen Oorlog noodzakelyk eene Landmacht, om die tc gebruiken op onze Oorlogfchepen, en onze Colonien in ftaat van defenfie te bren-» (*) Wy, dat is de Republiek heeft dat zeekerlyk niet gedaan. ff. ff. Mog. hebben 't niet gedaan. De Slotte» van de respeftive Prtvintien hebben 't niet gedaan. Maar wat zy gedaan hebben, die v$or en in naam van de Republiek, reeds in 1778. een Traaaat floten met de An\ericanent in een tyd dat H. H. Mig. by de fcberpiTe Piacaten alle verfiandbouding zelfs, niet die Amiricanen, op ware pamaliieiten verboodden , dat zullen wy daar laten. Zoo rasch één enkel Lid van Regeering , étne enkele' Stad zich verftouten zal om voer en m naam van de ganfebe Republiek te ageeren, en dat ongeflraf'd blyft, ja op '{laatst tjOegejulchd word, dan is't gedaan met alle* goede orde en Cqnftïtatie, en dan is op niets meer tc' reekenen.] O. N, P. ' Hl. Stuk. Bh  f 3001 brengen, en is het doenlyk, Colonien tan aen vyand weg te neemen, 't geen men met Oorlog, fchepen alleen niet doen kan, maar waartoe men nodig heeft een kloek corps troepen. Dit niet hebbende, zyn onzen Vaderlandlievenden Prins de handen gebonden, om den Vyand een gevoeligen fltg toe te brengen. Want eens gefteld, wy hadden eene fterke Vloot, en kwamen in de W. I. op Jamaica of eenige andere Engelfche Colonie , en de muren der forteresfen vielen voor ons van zeiven om, wat zou 't ons baten, als wy geene gedresfeerde Landtroepen hebben om die te bezetten? En dus is 't niet buiten oorzaak, dat Z. H« als Vader des Vaderlands, daarop aandringt, om zoo wel te Land als ter Zee onze onafhangelykheid te bewaaren. En wie tog heeft het meeste interest in het behoud en den voorfpoed/en welvaart van de Republiek? Is het niet de Erfftadhouder? Zekerlyk ja! Het interest zelfs van Z. H. vordert zulks. Niemand is in de Republiek meer gegoed als Z. H zelve; meer, dan alle de Hollandfche en Friefche Regenten te zamen genomen. Derhalven het interest van de Republiek, is het interest van Z. 11. in den fterkften zin; zoo dat de Prins geen ftap kan doen, of hy moet lyden tot behoud van Land en Volk. En alle die daarteegen contraminecren, heeft men zeer verdacht te houden omtrent hunne wclmeenendheid voor 't Vaderland. En dat er zulkcn in ons Land by meenigte zyn, blykt dage- lyks  ( 3°i ) lyks aan de Schriften en Brieven, die men in de Couranten vindt; daar immers Z. II. niet alleen uit hoofde van zyne eminente charges het recht heefc, als de eerde perfoon en Regent van de Republiek, alle eerbied voor zich te vorderen , maar ook uit hoofde van zyne Hoogvorstelyke geböjrte, als een Souverein Prins in zyn Vorstendom; en nochtans in Schriften en vilaine brieven in zyne hoge charges cn Vorstelyke hoogheid ten hoogften beledigd worde. Welk rechtaartig Vaderlander moet zyne mannelyke vuisten niet zamen nypen, en zyne tanden niet knersfen! Een Vorst die de gerechtigheid bemint en de verdrukking haat, die vol is van edelmoedige fentimenten en liefde tot zyn Vaderland, en daarom zoo fmadelyk doch ftraflèloos wordt behandeld. Maar daar zal nog een tyd komen, dat het volk de ogen openen zal en zy zien zullen dat zy misleid zyn van dezulke die zich met Achab verkocht hebben om kwaad te doen. Daarom, myn waarde Vaderlander, houd moed! Zoo als men UWEd. nu mishandelt, zal men daarna U dubbele eere wcerdig achten. Sta vast als een rots! veeleer alles opgezet, dan dat die Cabale van Paskwilmakers ons zouden brengen onder de vorige onderdrukking en vernietiging van onze erfclyke, vastgeftelde en gewenschte regeeringsvorm ! Ik kan my niet ontdaan van de gedachte , dat men in oorlog met onze Oude Bondgenoten is gekomen enkel en alleen om geleegenB b a heid  (30=) heid te krygen om den Prins in verdenking te brengen , en, door het arme volk te omleiden en hunne harten door bedrog van den Prins te vervreemden, den weg te banen om, zoo het docnlyk was, zyne trouwloze oogmerken te bereiken. Die oproerigen hebben zich zeer verfterkt. Men zie maar eens hunne bedriegelyke list om het volk gaande te maken om Requesten te teekenen, ten einde onze Provintien de on; fi:angelykheid van N. America zouden erkennen. In plaats van tyd te geeven * heeft men veele Regenten tot een overhaast befluit gebracht, door list, leugenachtig voorgecvendc dat Engeland ons in de voorbaat zou weezen om de onafhangelykheid van N. America te erkennen, en dat wy dan van alie voordeden zouden verftoken wezen. O ongelukkig gemeen, dat zich zoo laat overhalen tot eene tweede wind-negotie, enkel en alleen om eene byzondere Vreede mer onzen ouden Bond- cn geloofsgenoot onmogelyk te maken ! Engeland heeft toen nog niet in zyne gedachten gehad om N. America als onafhangelyk te erkennen , en mogelyk zal 't er noit toekomen. Zag ons volk maar eens het bedrog omtrent hen gepleegd in deezen, zy zou-ien te rug komen, en zich niet verder laten gebruiken als een fpeelpop, tot Dverdwarsfing der oogmerken van welgeïntentioncerden voor ons dierbaar Vaderland; en wy zouden met Engeland eene particuliere en voordeelige Vreede hebben gefloten onder  ( 3°3 ) der bemiddeling van Hare Rus - Keizerlyke Ma« jefteit , waarby men de nadeelige Artikelen van Jan de Wit, bekend onder den naam van het Tractaat van Cromwell, zou vernietigd krygen, en onze O. en W. I. Colonien zou hebben behouden, beneevens eene vrye Vaart; zoo dat al het gepasfeerde niet eens gevoeld zou zyn. Vrankryk zal voor ons die complaifance niet hebben, als Engeland haar voordeelen aanbiedt, die voldoen aan Vrankryks interest; maar het zal eene particuliere Vreede maken. Ik verwacht zeeker, dat men my teegenwerpen zal, dat Vrankryk eene particuliere Vreede met Engeland heeft van de hand geweezéh. Dat is waar, maar de voorwaarden waren niet voordeelig genoeg die van de zyde van Engeland aan Vrankryk zyn aangebodene*). Ik ftel eene particuliere Vreede tusfehen Engeland en Vrankryk: als eene zeekere zaak, vooral zoo Engeland het te benauwd krygt (f/ en wy zullen Engelands verlies (*) En de affaire van den 12. April was nog niet bekend in Europa. ] O. N. P. (t) En nog meer, als Vra> kryk het 'e benauwd krygt. De Koning heeft al, zoo als me 1 weet, gefpröken van de Juweelen van de Kroon sap t tasten om zyn verlies op den 12. April te hendellen. Als het zoo ver komt, dan begint het te nypen En welke rede zouden zy tog hebben om ons te ontzien , als zy eene particuliere Vreede op voordeelige vqoi waarden konden maken?] O. N. P • Bb %  ( 3«4 ) Hes moeten betalen met onze' O. en W. I. Colonien-, zoo dat het voordeel zal blyvcn aan de zyde van Vrankryk. De aanhangers van het Nicuwerwetfche patriotismus zullen dan een ysklyk gefehrcuw maken, en zeggen, dat zyn de gevolgen dat men met Vrankryk geene allernauwst verbindende Alliantie heeft gefloten! Doch die fukkelaars denken, dat het met de Mogenheden gaat als met particulieren; en begrypen niet, dat het eige belang en voordeel boven de ftcrkfte a'liamien cn verbonden gaat. Had niet dc Koring van Vrankryk op zich genomen de Pragmatique f-.ncHe te garandecren, op welke garantie door K. Karei VI. de Lotnaringfche en Italiaanfche Landen warden afgeftaan; en was Vrankryk niet een van de eerften, die die garantie verbrak, om dat het verbrceken daarvan meer met Vrankryks belang' overeenftemde ? Zoo ook nu in dezen Oorlog. Terwyl tusfehen Vrankryk en Engeland eene plechtig bczworene Vreede plaats had, zoo beloofde Vrankryk zich met de Rebellen van N. America niet te zullen inlaten. ' Deze verzeekering kwam toen met bét belang van Vrankryk overeen , om dat hy nog niet gewapend was en nog geene Marine had, en om dat zyne Finantien nog niet herfteld waten, en zyn Credict nog waggelde. Maar niet lang na die verzeekering verklaarde Vrankryk de N. Arr.ericanen voor een vry cn onafhangvlyk volk, toen }iet met zyn interest overeenkwam , om Engelands macht  ( 3°5 ) macht te verminderen. Kortom geene verbonden,' geene Alliantien zyn in deeze Euw beftand teegen het zelfsbelang en eige grootheid, maar wapenen, zoo te Land als ter Zee. Ilc laat aan UWEd. befcheidenhcid en wysheid over, om met deezen en vorigen Brief ( * ) tc handelen mar welgevallen. Deze is enkel gefchrejven als aan een vriend; aan wien ik de gevoelens van myn hart tocvertrouwc, dewyl het my hier niet mag gebeuren , een eenig kundig .verftandig man aan te treilen, die met befehcidenheid over de publieke zaken wil fpreeken (f). K wam ilc, (*) Wy hebben tot nog toe masr twee Brieven van den Hr. P. R. P. P- P. ontvangen. Den eerften zal zyn Ed. vinden 'in onzen Brieventas D, I. bl. 80. die aan onze Intekenaars gratis wordt uitgegeeven. De> tweede is die, dien wy hier aan het Publiek mededeer len. (f) De O. P. is zeer gevoelig aan het goedvertrouwen en de vriendfehap van dez-n braven Vadtilander, en wenscht zich beiden meer en meer waardig te maken. Maar hy heeft zyne Lezers het genoegen, 't geen hem deze Brief gedaan heeft, niet willen onthouden, maar hen daarin mede doen deelen. En voor 't overige ftemt hy voor 't hoofdzakelyke in alles wat de Hr. P. R. P. P. P- zegt met relatie tot de tegenwoordige zaken. Op hec geen omtrent J. de Wit gezegd- Bb 4  { sos ) ik eens in 'sH.ige en kon UWEd. uitvinden, hoe gaarne zoud ik UWEd..myn compliment maken, cn mondeling verzekeren van myne hoogachting! Zoo als ik deeze wil fluiten, komt my ter hand de Dicmermeerfche Courant van 27. Mey, in welke ik lees een artikel uit 'sHage, dat men zegt, dat de Gedeputeerden van de Stad Schoonhoven Z. H. hebben bedankt enz. Dit komt my juist zoo ongelooflik niet voor; ook niet onverwacht. Ik heb opgemerkt, als men oproer wil verwekken, dat men daartoe in 't begin gemeenlyk het laagflt foort van volk gebruikt, en wel jongens, die van verre met rteentjens werpen, om dc meenigte aan den gang te brengen. Ik wensch aan het Eminent Hoofd van onze Republiek, onzen dierbaren Erfftadhouder, in deeze ongebonden dagen, den heldenmoed van wylen Prins Maurits, en de ftandvastigheid van Willem III. tot bewaringen verdediging van zyn erfrecht, om het aan zyn fuccesfeur zoo over te brengen, ge¬ legd is, in 't begin van den Brief, 20a hy mogelyk alleen eenige reflexien te maken hebben, of ten minsten voor zich fommige dingen anders zeggen. Doch daar kwam 't in deezen niet op aan, en hy heeft den Brief niet willen tronqueeren.  '( 3°7 ) gelyk het Z. H. van wyien Zyn Doorl. Vader is nagelaten, zonder de toififte verkorting in zyn •wettig verkreegen recht. My dunkt het was hoognodig, als onze Republiek eens tot eene Vreede kwam , dat de büiténlandfche Mogenheden onze gezegende oude regeeringsvorm op zich namen te garandeeren. Mynheer, God verbly'dc UWEd. en alle 'sLandS liefhebbers met zyne daden! Hy zegene UWEd. pogingen ter bereiking van deszelfs bedoelde eindens en geeve in den weg van zyne gunstige Voor* zienigheid alles wat tot uwe bemoediging verftrefcken kan; en denk: al worstelend overwin ik. Ik blyve inmiddels met eene volkomens hoogachting fWEd. Onderde. Dienaar P. R. P. P. P. De Hopende Vrienden kunnen van het voorgeflagene Adres gebruik maken. Het zal ons altyd Bb 5 aan-  ( 3°8 ) aangenaam zyn van Hun Ed. te horen. Doch wy herroepen wac wy bl. ic4. zeiden, dat wy meenden hen te kennen. Wy hebben thans reden om aan den grond, dien wy toen daarvoor hadden, te twyilelen. En dan verzeekeren wy hun ook dat zy zich vast bedriegen , als zy meenen ons te kennen of te kunnen raden. Alle fimpele Conjeclurcg die daaromtrent gemaakt worden, kunnen niet anders als bezyden de waarheid zyn, om byzondere redenen,  D E OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT, y I E R D E STUIC   D E OUDERWETSE NEDERLANDSCHE P ATRIOT. VIERDE STUK, MDCCLXXXIL   INHOUD VAN HET VIERDE STUK. XL. 22« Jur,y Authentieke Stukken ra¬ kende het voorgevallene in Aug. 1781. met Ik. van Brusfsl Schryver van dc Noord-Hollandfeke, nu Diemermeerfchc Courant, ende fatisfadie over hem by hun Ed. Gr. Mog. door de Regeering van Ütrecht gevorderd en ook verkreegen, alsmede het verbieden van dezelve Courant enz. Koddig geval van een Anti - Engelschgezinden Abt te Parys. Onderfchept billet aan den Post van den Neder» rhyn, rakende den Franfchen Ambasfadeur. Bl. 309. Optabile est frontibus imprtborum natas quasdam irnpritni, ut caveri pfgftnt. % IïOCIATES. N. XLI. 29. Juny 1782. Vervolg van de Samenfpraak van Ach en Hoho en Haha. Brief van Lubbert de Dromer Lubbertz. Bl. 329Exemplo quadcunque malts committitur, ipji Ditplicet auBori. Prima est bae ultio , qutd, fe Judi:e, nemo notens abfotvitur; improba quamvit Gratia fallacis Pratoris vicerit urnam. JUVENALIS. N. XLII. 6. July 1782. Tweede Vervolg van de Samenfpraak van Ach en Hoho en Haha. Bl. 355- Furiarum nutte maxima panda. Viscit. * 3 N«  vi I N li O U E N. XLIII. i?. July 1782. Brief van een Ouder* wetsch Noordhollander over het OperatienConcert met Vrankryk , over de Bezending van de O. I. C. naar hetzelfde Hof enz. Brief van een Rotterdammer over het Oud en Nieuw Engelsch Ministerie, over C. Fox enz. Aanmerkingen van den Patriot over het uitzeilen van onze Vloot en de onverwachte verandering van het Engelsch Ministerie. Bl. 375. JLccipite nunc Danaém injidtas. V1 r g11. N. XLIV. 20. July 1782. Aanmerkingen over de hatelykheid der Paskwillen. Buitenfporigheid van den leugengeest en lasterzucht van dezen tyd. Geval van den Schout-by-nacht van Kruyne en Capt, Story BL 403. Vbi quts femel pMerarit, ei credi postea , etiamfi ptr plures Deos juni, non convenit. Cicero. . £J. XLV. 27. July 1782. Brief van eene Amfterdamfche Vrouw over het eigebelang als de grote dryfveer der Anti-Stadhouderlyke factie. Anecdoten van zekeren jongen Penfionaris. Nog eenige authentieke Stukken rakende het geval van Capt. Story. BL 433. quemvis media elige turba, Aut ob avaritiam, aut turpi ambitione labarat. H 0 r a r. N. XLVI. 3. Aug. 1782. Nadere Aanmerkingen over  VA** het yiER.DE. STUK. over het geval van den Schout-by-cacht van Kruyne en Capt. Story. Bl. 461. v ex fumo dare lucem. \ N. XLVII. 10. Aug. 1781. Requesten van den Schout-by-nacht van Kruyne, rakende de meergemelde zaak, met aanmerkingen vaii den O. N. P. Bl. 493. Cum maxima res propofita fint pruientibus Ducibui exercituum , gkria nitnirum, imperium , faius fubditorum, omniique bumana felicitas, ii jure debent omnia, qus ipeSant ad bonorem fuum, diiigentisfime circum/picere &c. Nataliscomes. N. XLVIII. 17. Aug. 1783. Vergelyking van de tyden van Tremp en de Rityter, of van den Engelfchen Oorlog in 165a. met den tegenwoordigen tyd , byzonder met opzicht tot den ftaat van het Zeewezen, voorgefteld by wyze van Extracten uit Aitzema met aanmerkingen. Twee Brieven uit Zcland rakende N. XLVI. Bl. 519. JPratcrit* ris optima funt rerum gerendarum documeina» PotTB. XLIX. 24. Aug. 1782. Authentieke Stukken ten proeve van bet beftier der Zee-zaken door Z. D. H. Recenfie van de verdediging van Capt. de Bruin, wegens het verzeilen van het  yoa INHOUD &«, het Schip de Prins Willem den 14. Sept. i781. Bl. S5i. f Nee fort perpttuam fperai ftbi Numinis tram, Confcius in culpa non fcelus es/e fua. O vi n. N. L. 51. Aug. 1782. Vervolg van de Rccenfie van de Verdediging van Capt, de Bruin, met aanmerkingen zoo over dezelve Verdediging, als over de Sententie van den Krygsraad teegen Capt. de Bruin geëmaneerd. Bl. 575. Summum jus fumma fepe injufAtia. N. LI. 7. Sept. 1782. Vervolg van N. XLVIII. BL 599- Omnia post obitum f.ngit majors netustas 5 Majus ab exequiis nomen in ora venit. Props R t. N. LIL 14. Sept. 1782. Vervolg van N. LL Bl. 'Gig. Hi funt inviiia n'imiruirt, Regale, mores, Freferat amiquos femper ut illa nïvu. Einde van ket Vierde Stuk.  DE OUDERWETSE - NEDERLANDSCHE PATRIOT» N°. X I,. Optabile est frontibus improborum tiotas quasdam imprimi, ut caveri posfint. ÏSOCRATES. TVTy hebben in ons XIV. Nummer (*) dat is TT reeds in den maand November 1781. te kennen gegeeven, dat wy de Autentieke Stukke» onder ons hadden, die de beruchte zaak tusfehen de Èd. Gr. Achtb. Magiftraat van Utrecht en den Schryver van de Noord-Hoiïandfche, federt Liemtrmierfche of Watergraaffche Courant, in den maand Augustus 1781. voorgevallen, fpecT:eerena waarvan wy in onzen Brief aan den Utrechtfchen Predikant J. A. Blank (f) nader met een woord gewag maakten. En wy hebben by de eerstgemelde geleegenheid den .voornoemden Courantiet ge* (*) D. I. bl 289, 290. I' (t) D. Ir-"bh ö8, 69. 1F. Stuk. C c  C 310 ) gedreigd van die Stukken te zullen publiek maken, ingeval le hy voort kwam te gaan met zyne Courant te gebruiken tot het verlpreiden van lasterlyke en oproerige reflexien en brieven. Wy gaan eindelyk , offchoon met weerzin, 0ver om deze bedreiging geltand te doen, en den meèrgemelden Couranticr , namentlyk den g deporteerden Predikant van Polsbroek, Theooorus van Brussel , door het publiek maken van dit fchande')k geval, te ftraffen zoo over vërfcbeidé anJere liccntieule pasfages die hy van tyd rot tyd in zyn Courant heeft gcïnfereerd , &b byzonder over den infamen, oproerigen brief uit Rotterdam, die in het 66". Nummer van 5. Juny 178 a. gevonden wordt. En dienvolgens zullen wy hier by proviuV aile de autenticke ftukken geeven, die zyne zaak met de Uttcchtfche Regeering raken, zoo als een onzer dezelven door de derde hand, doch nauwkeurig afgefchreeven, heeft weeten machtig te wo,den, kort reeds na dat het geval geè'xfteerd had. Wy hopen, dat deze ftraf, die wy met weerzin aan gemelden Th. van Eruslèl uitoeffenen, hem voor 't vervolg voorzichtiger zal maken, en doen zien dat wy hem met niets hebben gedreigd , wat wy niet in ftaat waren ten uitvoer te brengenen dat het ons even weinig kosten zou als de tegen gefielde party, om deze vrienden op hunne beurt met perfonaliteiten aan boord te komen, indien  ( S11 ' I fiien wy daartoe geneegen waren; en'dan zouden Wy nog niet, gelyk zy doen, met laster of loste bcfchuldigingen voor den dag komen, maar met duidclykc bcwyzen van de flechtfte daden, hoedanige wy teegen zoo menig een, en zelfs teegen fommige voorname luiden in handen hebben. Voor het tegenwootdige, zeg ik, zullen wy ons hier dan mede vergenoegen. Doch helpt deze 'eerfte correctie niet, en gaat Sr. van Brussel voort, met zyne Courant tot een fiapelplaats van laster en oproer te maken, zoo moge hy toezien , dat wy niet t' ceniger tyd insgelyks ook de Auttntiekc Stukken ra• kende zyn departement van Polsbroek en het voorgevallene aldaar, uit de Clasficale Acten, aan het Publiek mededeelen. Het tegenwoordige , als i meer onmiddelyk betrekking hebbende tot de hel dendaagfche tyden en publieke zaken, kan geen i onzer Lezers onverfchillig zyn; en daar voor 't | overige alle Staats en Steden-refdutien dagelyks in I allerley nieuwspapieren publiek worden gedrukt en I uitgegeeven, onder het oog der respedtive Souve< I reinsn en Magiftraten, zoo maken wy ook geene I de minfte zwarigheid om deze ftukken, offchoon | ons te dier typ. in fccretesfe medegedeeld, in ons! I blaadjen pubiiek te maken. Cc *  ( 313 ) Extract- uit de R efolutien van de ~Ed. Gr slchtb. Hetrei, Bwgrn.testtren en Vroeitjchap van Ltricht. Maandag den 6. Augustus 1781. „ Door den Hr. Eerften Burgemeester ..... overgelegd zynde de navolgende fchriftelyke contnünicatle nopens de NederduUfche Utrcchifche Courant Edele Gr. Achtbare Heeren! Gelyk Burgemeesteren, wanneer de Courantier Peuk eenige onbetamelyke infertien en reflexien in z>n Courant heeft geplaatsd gehad , cn dies wegens door Burgemeesteren terftond mondeling zeer fefieuslyk was gereprimendeerd geworden , en vermaand zig by vervolg daarvan te wagten, 't zelve ter kennisie vaa UEd. Gr. Achtb. in deze Vergadering hebben gebracht, of UEd. Gr. Acbtb. mochten oorJeelen , dat boven deze mondei} ke correctie (boven weke Burgemeesteren alleen niets kunnen doen) eenige nadere diende plaats te hebben; zoo zyn Burgemeesteren nu wederom genoodzaakt ter kennisie van UEd. Gr. Achtbaren te brengen, dat Winkelman, welke tegenwoordig de Utrechtfche Nederduitfche Courant fchryft, daartoe gebankt wordende door de aangeftelde Sequesters in dcc  I sis ) den boedel van voorgemen zig geabfenteerd hebbende Peuch, in dezelve Courant van Vrydag den 3- Aug heeft geplaatsd een Advertisfement van zekere boekjens , uitgegeeven wordende by D. Schuurman , Boekverkoper te Amiterdam , ( blykende uit dezelve Courant, die door Burgemeesteren worde overgelegd1 welkers tiailen, o'ïchoon juist met geen volle zekerrieid uit dezelven van den ei-enr'yken inhoud derzeive boekjens blykt, noch'ans uit hoofde d.r namen en zaken in dezelve vermeld , aan Burgemeesteren voorkomen van dien aart re zyn , dat 't geheel onbetamelyk is de zodanige in de publieke Couranten te ptaatlen. Waaromme Burgemeesteren dan ook een .der voorgem Stquesters , alsmede Winkelman zeiven» dienweiens ferieu>lyk hebben onderhouden , en mondeling hebben gereprimendeerd en vermaand zie in 't vervoeg daarvoor te wagten, zoo als zy dan ook hun leedwezen over die onagtzaamheid betuigd , dieswegens excus verzogt en in 't vervolg zig daarvoor te wagten belooid hebben. Burgemeesteren brengen deze zaak gclyks ter deliberatie van ÜEd. Gr. Achtb. oi' UEd. G-- Achtb. oordeelen dat dezen aangaande iets naders diende gerefolveerd tc worden. Heeft de Vro.dfchap eenparig het verrichte door Cc 5 Hee-  < 314 ) Heeren Burgemeesteren geapprobeerd en gerefoi-5 yeerd daarin te berusten. # # « Mc.ancLag den 13. Aug. 1781. Op 't gereprefenteerde dezen aangaande door de Heeren Burgemeesteren heefc de Vroedfchap Hun Edelen verzocht om den Schryver der Nederduitfcho Utrechtlche Courant op het ferieuste te recommandeeren, dat hy zig van het maken van refl ctien in zyne Courant, van wat natuur die ook zouden mogen weezen, zal hebben te abftineeren. ft « * Extract uit de Noord-Hollandfche Courant van Vry dag 17. Aug. 17 81. N. ij 9. Uittrek fel uit een Brief van Utrecht van den 13. Augustus. „ My is verzeekerd, dat heden morgen hier in de Vroedfchap in conüderatie is gebracht, of men niet behoorde den Schryver van de Utrechtfcha Courant te corrigeeren, over het geen hy in zyn laatfte gefteld heeft, te wceten: „ Dat, zoo de n fche-  ( Si5 ) , fcheoen van de Maas en Zeeland by de Vloot - geweest waren , zy meerder hadden kunnen „ doen; hetwelk met meerderheid van ftemmen is „ goedgekeurd, en dus de Schryvet daarover Uren)> gelyk gereprimendetrd ". „ Wonderlyke Historie! Is het dan een misdaad geworden waarheid te fpreeken, dat 10. Schepen nuer kunnen doen dan 7. Of is het ongeoorloofd voor een Nederlander te wen „ uit de Maas en uit Zeeland niet met die uit Texel rereenigd waren, ongetwyffeld jrés dan de »an}i fche Engelfche macht met'c Convoi uit byna 200 M Zeden beltaande , in onze handen gevallen of vernield geworden! " heeft de Vroedfchap, begrypen le , dat de eer van ons dierbaar Vaderland s!s noen geénè attcinte gelccden hebbende , ook geene htrfltlling nodig had, en daarby geinfor* meerd zynde van de calumnieufc en feditie foveerende onwaarheden, wegens 't nier uitzeilen der Schepen van de Maas, by 't publiek ge pargeerd , „ de Heeren Burgemeesteren verzocht om den „ Schryver van de Utrechtfche Ncderduirfche Cotirant nochm als op 't ferienste te recommandee,, ren , dar hy zich van 't maken van reflectien in „ zyne Courant , van war natuur die ook zou,j den mogen weezen, zoude hebben te abltinee„ ren." By aldien 't nu eene waarheid is, gelyk het zeker is, dat particuliere en naamloze, paskwillen en fetoimpfchriften, ingericht tegen de Overheid , derze'ver hoofden of leden , altoos een kwaad effect or> 't publiek doen, aangezien 't noit aan kwa'ylc geintentioneerden ontbreekt , die niet ophouden , 't vergiftigend zaad van tweedracht alomme te verfpreiden, en die om hunne verfoeiryke oogmerken te bereiken, 't door eendracht gevestigd Staatsgebouw, was 't hun mogelyk, wel op zyne funda- men-  ( 3T9 ) Kienten (om niet meer te zeggen) zouden willes doen waggelen. Hoe veel fterker en gevaarlykcr indruk moet 't dan niet op de goede gemeente maken, als publieke nieuwspapieren (die mee Octroi of permvsfie van den Souverein gedrukt worden, die met zyn wapen aan 't hoofd pronken, en als met zyne ftilzwygende approbatie in 't ligt verfchynen) ongcftraftc lafterftfiri ten worden , waarby de Overheden getraduceerd , en derzelver beiluiten getaxeerd of in een hatelyk en befpottelyk ligt aan 't publick voorgedragen worden; dan zouden de Burgers en Ingezetenen alle achting, vertrouwen, en gehoorzaamheid, die zy aan hunne wettige Regeering verfchuldigd zyn, rasch verliezen, en welke noodlottige gevolgen daaruit zouden kunnen en eindelyk moeten prorlueeren, bezeffen U Ed. Gr. Mog. te wel, dan dat het nodig zy, om daarover verder te elargeeren. Wy vertrouwen en'ver wachten dan van de hoge wysheid, billykheid cn doorzicht van U Ed. Gr. Mog. dat U Ed. Gr. Mog. de merites onzer klagte zullen justificeeren, en gevolgelyk den Schryver der Noord-Hollandfche Courant na rigueur corrigeeren, en ons van denzefvén zodanige eclatante fatisfaótie procurecren, als U Ed. Gr. Mog. aan de ons aangedaane hoon en belediging geproportioneerd zullen oordeelen. En  X 3*° ) En hiermede U Ed. Gr. Mog. in de befcherminGods aanbeveelende, verbiyvcn wy Edele Gr. Mogende Heeren U Ed. Gr Mogende Dienstwillige Dienaren en goede Vrienden Burgemeesteren en Regeerders der Stad Utrecht Ier Ordonn", van dezelven enz. * * # Maandag den 10 September i^Sr. Nog door Heeren Burgemeesteren voorgebracht eynde de navolgende Brief van den Schryver der Noord-Hollandfche Courant, gefchreeven in Amfterdam den tweeden dezer. Edele Groot Achtbare Heeren. Het was op gisteren, dat de Heer Burgemeester . Heemskerk, als Bailluw van de Watergraaftche of Diemermeer, my by zyn Ed. ontbood, my kennis geevende van eene ontvangene Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog. genomen, op eene Misfive dopt' Bur-  ( 3» ) BurgéVneesteren en Regeerders der Stad Utrecht aari Hun Ed. Gr. Mog. hebbende laten toekomen, by welke Hun Ed. Gr. Achtb. hun ongenoegen hebben te kennen gegeeven , weegens een Artikel den 17. Aug. in de Noord-üuUundJche Courant geplaatsd, zynde een uittrekfel uit een Brief van Utrecht van den 13. Augustus. Heeft de Heer Bailluw my, reeds voor dat aanfchryving van Haar Ed. Gr. Mog. ontvangen hadde, met kennis van den Gerechte, my daar over gecorrigeerd, en eene pecuniee/e boete doen betalen. Cn het is volgens order van den Heer Bailluw, dat deeze met deszelfs kennis UEd. Gr. Achtb. late toekomen: betuigende het my leed te zyn hierdoor UEd. Gr. Achtb. redenen van offenfie gegeeven te hebben, en verzoeke daarvoor ootmoedig excus: en blyvc voorts met diep respect U Wel Edele Groot Achtbare jmfltrJarn Bereidwillige dienaar iet 2. Srpt. 1781. (w. c") Theodorus van Brussei Schryver der Noor d- tlollandjche Courant. en heeft 'de Vroedfchap dezelve gefteld in handen van Heeren Burgemeesteren. Weli,  ( J32 ) Welk raport hieromtrent nader door Heerffn Bur-' gemeesteren gedaan zy, weeten wy niet, wy! dc ons gecommuniceerde Extracten niet verder gaan. Alleailyk kan men cr nog byvoegen, dat behalven de pscunueie botte aan Th. van Brulfel opgelegd en verdere reprimande van den Baüluw van de Watergraafs-Meer aan hem gedaan, ingevolge de Relbl. by Staten van Holland op dit fubject genomen, terzelver tyd ook de Noordlhllandjche Courant is verboden en komen te cesfeeren , offchoon dezelve onmiddelyk onder de gedaante van Watergraafs of Diemermeerfcht Courant verreezen is; welke elufie van het verbod wy aan die geenen overlaten , die hetzelve zich zouden hebben kunnen aantrekken. En voor 't overige zal de Lezer, na het communiceeren van deze autentieke ftukken; thans beeter in ftaat zyn, te verftaan en te beoordeelen wat wy met relatie tot dit geval gezegd hebben in onzen Brief aan den Hr. Predikant Blank N. XXIX bl > liever driften , vooroordelen, verkeerd begrtcpen byzorJtr Petefg, Voor wezentlyk., algemeen beiang hadden aangezien , en ingevo ge daarvan , met de j be:-te intentie des, werelds Voor het belang van de . Republiek, onzen weg gegaan, en geyverd, en doorgedraafd, en nu en dan zelfs ons wat meer aangematigd en doen gelden, dan ons toekw.m, — dit alles verbeeld ik- my, had nog zoo tam yk door den beugel gekmnen , als men óns niet te hard had willen vallen en alles aiet ten ergften neemen. Maar mochten wy dat zeggen! Was dit ons geval! Of konden wy ons alleen maar vleien dat wy de wereld wys maken zouden dat dat ons geval was, dan zou ik myn hart nog gerust ftellen, zoo goed en zoo kwaad als ik kon; maar ach, ach! en eylacie ! het is er , God betere 't, zoo yerre van daan ! II o h o. Hoho! II a h A. Ha, ha! Ach. Onze geheele handelwys toont niets minder dan eene oprechte zucht voor het wel zyn van het gemeene Land. Wy zyn in tegendeel te werk gegaan , als luiden die een zeeker oogmerk hebben 't geen zy bejagen,- en waaromtrent zy hunne drift < bot vieren, zondfr ergens om te geeven, of zicht geen my plaifier deed, om dat ik hoopte dat ik daardoor wel 't een of »t ander van de Vreede zou horen. Dit lukte -evenwel niet, want het geleek maar eene vifite van cerimonie. Het eenige wat ik hoorde, was dat de Hf. G. onder het praten enpasfant den Hr. v. B. ff S °£  I ( 354 > pp zyn woord van eer verzekerde dat de RepuJ bliek vasten ftaat kon maken, dat zy by eene nerale Vreede dezelfde voordeelige conditiën vam Engeland niet zou verkrygen, als zy by eene af-, zonderlyke Vreede zou verhreegen hebben. Of dit nu de moeite waard was, dat ik in mya* droom zulk eene verre reis gedaan had, als die vaai Texel naar Verfailles , laat ik aan uw oordeel over, en blyve intusfchen enz. Lubbert Dromer, Lubber tz.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. X L I I. Furiarum nunc maxima pando. VlRGIL. A c h. Ik heb gezegd, dat ons gedrag van alle kanten o! hoogst fchuldig, of laag en verachtelyk was geweest in den meeriten trap, en ik herroep my niet — II o h o. Dat is ook onnodig, want wy zyn 't volmaakt met U eens; en over 't geheel begint men het ook al vry algemeen zoo te begrypen. Uw ryk loopt ten einde, Vriend, en uwe lauwriertjens liaan op 5c dorren. Ach. Ja maar de gevolgen er van, wanneer zullen die een einde hebben! h a ii a. Kom aan! Eerst maar van 't crimineels: Dan IV. Stuk. Gg zul-  C $56 ) zullen wy zien of wy U 't lage en verar.luelyke kwyt fchelde». li en caute moins d'aviuer un crime qu un ridicule, zegt Jear> Jacques Ach. Niets wil ilc kwyt gefcholden zyn. Alles wil ik bekennen, om myn hart maar wat te ontlasten — | Haha. Ondertusfchen dunkt my dat er U 't zweet al • van uitbleekt — Ach. Kan iets ctimlnecler zyn dan de inbreuken die wy op de Confiitutie van de Republiek gedaan hebben, als Staatsleden. Is niet onze Republiek eene zamengeftelde Maatfchapoy van Seven fouvefeine leden, die elk in onderhorige meer of min orafhati<:eiyke dceltn verdeeld zyn: en moeten, zoo deze Maatichappy anders beftasnzal, de ^jrr.eene belangens van die Maaifehappy niet beftierd worden, enkel door dat Collegie, dat zaamgelleld is uit de Repre enranten van alle de Leden, en door het gemeen Koofd der Maatichappy. U er wel eeivge andere order tc bedenken, en kan er by niogelykheid wel eene fehikking uitgedacht worden , volgens welke elk onderhorig lid van de Maatfchappy de vryheid cn het recht zou kunnen hebben, om buiten kennis van de overige Leden , ( *) Covfij/ions de J. J. Soujfeaai  ( ?5? ) cn teegen de maximes ja teegen de openbare declaratien der gemeene Vergadering en van het Hoofd der Maatfchappy, vèrbiritenisfên aan te gaan met vreemden, voor rekening van de Maatichappy over 't geheel? Dit is het ondertusfchen wat wy gedaan hebben, en om ons dienweegens aan de rechtmatige ftraf te onttrekken, waardoor alles weder herfteld zou zyn, hoe licht zy ook geweest ware, als het maar den fchyn van ftraf had gehad, zoo hebben wy ons verrichte eindelyk aan de Natie opgedrongen, niet alleen als geheel onlchuldig cn conftitutioneel , maar als pryslèlyk zelfs en roemruchcig, en alle onderzoek daarvan,'t geen ten onzen nadeele uitviel, doen uitkryten voor hoogverraad, niet tegenftaande de rechterlyke uitfpraak die teegen ons lag, maar die wy door onze kuiperyen hebben weeten te verduisteren. Hoho. Een loffelyk voorbeeld zeker voor de andere Leden, en daar de Republiek met den tyd nog veei vreugd van kan beleeven ! Haha. Het eerst dat er weder eens een Pugatcheff in Rusland opftaat, of de Corjlcanin zoeken zich weder vry te maken, wed ik dat de Heeren van S... een Concept-Tractaat met hen maken , als er maar een Zalmboer komt, die den Burgenv. of Secretaris in 't hoofd brengt, dat die goede luiden a! hun zalm zullen opkopen: cn dan raakt de RcG g a i publiek'  ( t5* ) publiek weder in Oorlog, met Rusland of met Vrankryk , om de NEGOTIE! Ha, ha, ha! Ach. Was de zaak in een Koningryk voorgevallen, dan was 'c nog geen zwarigheid. Hadden wy dan, als grote Heeren, ons van de Basii/.e of van den 2ouer weeten vry te haspelen, dan zou men het eerite kleintjen, dat ons na-aapte,hebben opgehangen in terrorem, en dan was alles weder in order gebracht geweest. Maar in eene Republiek, waar de kleinite heertjens van fouvereiniteit fpreeken en Zich opblazen als padden, als 't erop aankomt, daar trekt alles tot gevolg; en het recht, 't geen een Lid eens heeft Uitgèoeffend, kan voortaan aan geen and^r, hoe gering ook , oit betwist worden. H o ii o. Het is zeeker, dat deze order , de Republiek merkclyk in crediet moet brengen by andere Mogen heden, en haar zeer aanzetten om met H. H. MM. Tractaten te "fluiten, als zy weeten dat elk lid het recht heeft om een onderhands Tractaatjen aan te gaan met hare vyanden, waardoor het publiek Tractaat de bodem wordt ingeflagen. Ach. En tien teegen één, of de cerfte proef, die in navolging van ons gedaan wordt , loopt regelrecht aan teegen ons eigebelang ! Welk een voorbeeld hebben wy aan de Provintie van Zeeland, aan die van Vriesland, aan de Stad van Rotterdam gegeeven,  C 359 ) ven, als zy daarvan op hare beurt gebruik willen maken ter bevordering van hare particuliere negotie ! En welk gebrirk kunnen er by fommige geleegcheden ook de Land-Provintien van maken? Ik duizel, als ik my flechts een gering gedeelte voorHel van de menigvuldige gevolgen van eeri handel» die wy als onbezonne kinderen begonnen hebben, om ook eens een kaarten-huis jen te maken daar wy zoo veel huizen rondom ons zagen bouwen, zonder eenige nagedachten over het gewigt van de zaak te hebben, die op haar zelve van weinig belang geweest zou zyn als zy behoorhk gereparei rd was geworden, maar die om het voorbeeld «ua de alieruiterlte nadeeligheid zyn moest, zoo rasch wny ons obftineerden van ftaande te h rad n da- wy wél hadden gedaan, en voor Jl a kundige ïieeren wilden pasfetren. Dat heest zich nu de Natte in 't hoo^d laten brengen, door het dorn gefchwuw *t geen wy verwekt he' ben, en nu dansfen wy om den rand van een afgrond , waarun elk ogenblik ■ftof tot burgerlyke oorlogen , tot Scheuring en verbreeking van de ganfche Unie, kan opryfen , en waarin de Republiek t'avond of morgen niet misfen kan van te verzinken. H A H A. In oude tyden, zoo als by de Romeinen, noemde men patrioten, luiden die zich zeFveri devovterdensom de Republiek, dat is , dié zi*ch v/y wiljig in den dood Horten voor het behoud van de Repif G g 3 . hiiek,  C 36° ) bliek, zoo als Curtius en anderen. Gyiieden neemt het anders om , en ftott de Republiek in haar verderf, om zelve niet — brfchaamd te Jlagn. Dat nieutvtrwttfchs patriotismus is wel zoo gemakkelyk als 't andere, 't is alleen maar zoo honorabel niet, als ik het wel begryp; ten minften overal elders buiten ons Land , zou men het een anderen naam geeven. Ach. En dat is ondertusfchen nog maar het begin van onzen Hechten handel, cn de eerfte ftap, die ons tot de meeste overige vergrypingen geleid heeft. Als ik daaraan denk, hoe gloeit my dan die gemeene aanmerking van Zedekunde op het hart, dat de kwade Happen , waartoe men fticcesfief gebracht wordt om eene eerfte misftap te bedekken of te vei bloemen , meestal van veel erger natuur zyn dan het kwaad 't welk men wilde verbergen. H o h o. Zulke remniscsntien zyn onaangenaam, als zy zoo naderhand komen. Maar ik herinner my nog één ftuk jen , waartoe men niet zeggen kan, dat gy juist verleid zyt door die ééne misftap, en daar men uwe boze natuur, dat is uw eigebelang en hcerschzucht, wel alleen dc eer van geeven mag. A c h. Gy bedoelt buiten twyffel het aannemen van die. esclufive Franfche privilegiën van de 50 fols per Vat in January 1779. waardoor men ons beloonde, om  C 361 ) om dat wy in de Vergadering geftemd hadden voor de Onbepaalde Convdjt», teegen de meerderheid der andere Leden. Haha. Na het oppervlakkig denkbeeld 't geen ik taf vormen kan van den tegeBWöordigen ftaat van uwe confeientie, geloof ik dat gy er dac pakjen wel op zoud kunnen misfen? Ach. Ik heb het daarom evenwel niet willen verzwygen; maar ik ftond in twyffel of ik het opnoemen zou onder de dalen van het lage en fchandelyke van ons gedrag. Hoho. Het komt hier ook niet kwa'yk:, daar wy van inbreuken op de Conftitutie fpreeken. Want men kan tog niet zeggen, dat het zeer conftiiüiioneet is, dat één lid gunstbewyzén alnnèemt van eene Vreemde Mogenheid, ten kosten van zyne Medeleden , om dat hec teegen dezelve ftemt ten gevalle van die vreemde Mogenheid. a c h. En dan hebben wy nog van Omkoping' durven fpreeken , na ons zoo opentlyk en ohbefchaamd voor 't oog van de ganfche wereld te laten omkopen, en onze Item veil te geeven aan Vrankryk, voor de exemptie van die 50 fols per Vat voor ons, daar onze medeleden dien impost aan hem betalen moes ten, zoo zy niet met ons naar zyn zin ftemden. . G g 4 11 °'  C 362 ) Hoho. Dit is onder anderen een van die duizend vriendelykheden , en onfehatbare diensten , en ongeïnteresfeerde grootmoedigheden, die onze Republiek, volgens den Post van den Neder-Rhyn, van *t begin van de tegemvoord.ge troebelen af, van die Kroon ontvangen heeft , cn die ons voor altoos aan dezelve moeren verbinden. Sterker bewys van belangloze vriendfehap en tedere zorg voor onze Commercie konden wy zekerlyk van geene Vreemde Mogenheid verwachten, dan dat men ons zeide; ik heb U die en die privilegiën voor zoo veele jaren gegeeven : tel étcit pour/ors mon ion plaifir. Nu neem ik U die privilegiën weder af: tel est mon bon pldfir aujöurd'hui. En die van U nu naar myn zin ftemt in uwe Vergaderingen, die zal ik die privilegiën weder laten genieten, en de anderen niet: tel est mon bon plaifir ponr l'avenir. En zulk eene behandeling, waarby onze Voorouders zouden verbleekt hebben van woede, dat men hen diep genoeg verachten kon van hen enkel zulk een voorflag te durven doen, daar boogt gy!. u voor tot de aarde, en lekten het ftof van de voeten van den Gezant die tot U fprak, en zeidet tot hem: Ziet hier uv:e dienstknechten, O o-rote Koning l ons gefchiede naar uzo welbehagen, en wy zyn gereed alle uwe beveelen te volbrengen. H a h a. Zy hebben anderen van omkoping befchuldigj, maar  f 36-31 maar ik denk als cr eens een Jugurtha by hen doortrok, dat hy ook roepen zou: ORor.ta, Roma! te ipfam venderes, Jï quis etnsndo esfet ! Ach. En wie heeft toen de eer van de Republiek zoeken te handhaven ? Wien heeft de hoon, de vernedering aan dezelve aangedaan door ons, zoo geweldig voor de borst gefruit, zoo a's zy onze edele Voorouders zou gefluit lubben? Wie heefc daarover zyne Item verheft by de Bondgenoten, en door publieke Aótens voor 't oog van gansch Europa, als 't ware geprotefteerd , door zyne klachten, teegen de fehande die zyne Natie wierd aangedaan door fommige van hare eige Leden? (*) II o h o. Dat was natuurlyk. Wie zou zich de eer van de Republiek meer aantrekken, dan Hy, wiens eige eer en grootheid met dezelve ryzen en dalen moet! Ach. En deze ondertusfchen, hebben wy de Natie in 't hoofd weeten te brengen, dat de fehande van de Republiek zoekt en moedwillig bewerkt: en nog fchreuwen onze Echo's, dat zy zich fchamen Nederlanders te zyn, en dat de Prins met opzet het land tot die laagte brengt, en moedwiliig niets doet ter herltelling van de eer vaa hetzelve. En wy in tc- (*) Zie het Politiek Vestoog bl. 46. . Gg5  ( Sa bit.nut un tems, uu nous feTotis obii"Js de dire : èncore s; l'on be coNiENr toit de la politiqtje oe vïachiavel ! Ach. 'T is zeekcr, dat Machiavel een confeientieus man was, in vergclyking van de Jefuiten, met welke wy geleegenheid gehad hebben van te rade te gsan: cn aan die zyn wy ook de beste van onze intrigues. fchuldig. II a ii a. Men heeft my verzcekerd, dat er eene Pröphetic van Nostradamus is op het jaar 1780 of 17 81. die aldus luidt: Un d?'. sera la victime d'uN Til'. et des M f?.*.*?.*. S se 3 ont la dupe de M^t* . d. Tot nog toe had nog niemand daar de fleutel op wecteh te vinden. II©-  C S°5 ) , Hoho. Maar wy raken weder af van ons propoost. Ik ben U in de rede gevallen, by 't opnoemen van de flechte daden, waartoe U de eerfte flechtc daad vantrap tot 'trap gebracht heefc. ' A c h- Om onze fchuld te verduisteren, en de Natie te doen vergeeten, dat wy alleen de oorzaken waren van een Oorlog, waarby de ganfche Republiek dag aan dag zulke enorme fchade leed , wierden wy te rade om den Prins en anderen te zoeken in den haat van het volk te brengen. En alle de flappen die wy gedaan hebben om dit uit te werken, zyn zoo veele doodfteeken voor de Conftitutie, waaraan zy onherftelbaar kwynen moet. Was het waar, het geen fommige tegenwoordig van ons denken , dat wy een diep overlegd fiftema hadden gehad, waarvan al het tegenwoordig voorgevallene enkel de ontwikkeling geweest was : dat wy voor jaar en dag heimelyk in 't oog hadden gehad om de Stadhouderlyke regeering wederom in duigen te werken, als zy het vastst gevestigd fchynen zou, en dat hieruit alle onze daden eeniglyk moesten verklaard worden : dat wy den geheeien Engelfchen Oorlog met dat oogmerk bewerkt hadden, enz. enz. En gevolgelyk, dat alles wat in de laatfte twee jaren gebeurd is, lang te voren by ons voorzien, overlegd, bepaald en geprepareerd was geweest: was dat alles waar, daa mocht men zeg-  C 366 ) peggen, dat wy teegen eed en plicht aan hadden gegaan, dat wy onze grootheid zochten ten koste van het welzyn van 't Gemeen, enz. maar dan zou men te gelyk tog moeten bekennen, dat wy ten minften luiden van genie, doortrapte politieken en flirnme dtu\>>.h. waren. Doch hiervan kunnen wy ons niet eens beroemen, en men doet ons veel te veel eer aan met die onderfte'ling. Al ons gewoel teegen den Prins en teegen 't Hof is enkel het product aan den eenen kant van ons verlangen om onze eige tehuld te doen vergeeten en de aandacht van de Natie van ons af te trekken, en aan den anderen kant van de zotte idéen van het laagfte Heg van onze kooplieden, die zoo weinig van de macht van Engeland weeten als van die van den groten Mogol , en die zich verbeelden, als men maar Oorlog had dat men dan de Engelfchen levendig zou opflokken. Deze keeken natuurlyker wys wonderlyk op den neus, toen in de eerfte veertien dagen alle onze fchepen weggefchnimd wierden, zonder dat wy er een in de plaats kreegen; en nog meer toen die 66 Rusfifche en Zweedfche en Deenfce.e fchepen, waarvan zy de lysten in hunne zak gedragen hadden, op den i. Maart 178 r. niet in Texel waren aangekomen, en nog meer toen zy hoorden, dat zy vast niet komen zouden, en nog meer toen Capt. Crull, en Capt. Satink, en Capt. Volbergen , en Capt. Melvill ook al genomen wierden, en onze eige fchepen dus verminderden, in plaats van tc  ( 307 ) té vermeerderen. Dit alles maakte de zonderlingfle omwenteling in die op htnzelven reeds zeer zonderlinge hersfenen. En toen was het, Jan, hoe komt dat, en Piet, hoe kan dat weezen? En toen leiden Jan en Piet hunne wyze hoofden hy malkanderen, en vonden uir , dat dat de fchuld van de Prins moest zyn, om dat die Admiraal Generaal was. En 's anderen daags was de leus op dc Beurs : wit zouden wy langer fpreeken van de oorzaken van den Oorlog , wy zyn nu in Oorlog , en nu moesten wy vechten, en dat wy dat met doen, en dat wy dc Engelfchen niet opflükken ; wy alleen, zonder Gewapende Neutraliteit , zonder iemand, dat is de Prins zyn fchuld, dat is den Hertog zyn fchuld, die ftaat op dc civile lyst in Engeland'! Ongelukkig was 't zyn broeder, Prins Ferdinand van Brunswyk, zy hadden een F. voor een L. geleezen ; maar dit deed er niet toe, het was tog waar. En toen had men het fpcl aan den gang. Toen moest men om geen Concept-Traótaat, om geene G. Neutraliteit meer denken, dat waren verraders, die daar van fpraken-, maar oeze inactiviteit, onze inactiviteit! Daar zat het verraad ! En dat vuurtjen vonden wy goed, om onze natte wambuizen by te drogen ,en daarom daar refolveerden wy takkebosfen op te fmyten, en fchreirwden als Steven van der Klok, met de dolle menigte mede, ja wel, verraad! verraad! inactiviteit! inacliviteit ! Z >o begrecpen wy , dat wy er wederom boven op konden raken, als wy maar geduld hadden, en dat is ook won- derlyk  ( 3*8 ) derlyk gelukt: Maar met dat al, nu dat gelukt is , nu komt het er op aan om eer.s na te denken, welke middelen wy gebruikt hebben, om dat fchone werkjen te bevorderen; cn nu kan ik my niet beletten te erkennen, daar wy tog wezentlyk niets minder bedoeld hebben dan den Prins weg te krygen en eene omwenteling in de Regeeringsvorm te bewerken (hoe zeer ook fommigen zoo by ons als elders, naderhand door al het gebeurde werkelyk zyn opgewekt om ook dit wel degelyk in 't oog te houden, en daarom met verdubbelde yver het vyer hebben aangeftookt) dat wy niet anders hebben uitgewerkt, als de Conititutie, die tog blyven moet eu blyven zal, zodanig te verlammen cn te kraken, dat de Republiek zeer lang zyn zal, eer zy zich van de (lagen, die wy dezelve hebben toegebracht, wederom zal kunnen herite!len.« II O H O. Het is zeker, dat een Stadhouder, die geen wezentlyke macht heefc, om dat hy niet fouverein is, geen nut kan doen, als naar mate hy meer het vertrouwen heeft van de Natie ; en dat vertrouwen hebt gyl. op de onvcrgeeflykfte wys ontwrongen aan de Natie. A C H. En dat hebben wy niet alleen gedaan omtrent den Stadhouder, maar omtrent H. H. MVI. omtrent den Raad van State, omtrent dc Admiraliteiten, en alle de Ministers daarvan, cn in één woord omtrent alle, die oit eenig nut zouden kunnen doen aan  (3<*> aan de Republiek, met relatie tot de publieke zaken , doordien wy in 't algemeen de Natie gewend hebben het publiek bellier op Iqsfe gronden niet alleen te verdenken en te mistrouwen, maar op de fchandelyküe en ftrafbaarfte wys te blameeren en te belasteren. Hoho. De gevolgen hiervan zyn maar al te klaar vooï onze arme Republiek , wier ganfche duurzaamheid alleen op Eendracht en binnenlandfche rust gegrond is — A c h. En hoe vreeslyk kunnen zy teegen ons zeiven keeren, zoo rasch de wind maar eens weder uit een anderen hoek waait. Wy hebben ons zeiven met pompen bovenwater gehouden, en onze eige achting met kunst en vliegwerk zoeken te bewaren, door alle eerbied voor alles wat respectabel was rondom ons, uit te roejen in de gemoederen van de Gemeente: maar hoe kunnen wy ons vleien, dat dat op den duur zoo gaan zal: hoe kunnen wy ons verbeelden , dat al dat oproerig gefpuis, 't geen wy teegen den Stadhouder , teegen H. H. MM. teegen alle andere Collegien en enkele Regeeringen of byzonderé Leden van dezelven, hebben opgejaagd, dat wy die a'toos onder appel zullen houden, en dat die t'avcnd of morgen voor de verandering niet teegen ons hunnen muil zullen opfpalken! Het zou de grootfte uitzinnigheid zyn zich daarmede te vleien, en dan zullen wy te iaat en-.  C 270 ) ondervinden, wat hetzy, in eene Republiek, alle goede order, alle onderdanigheid en eerbied, alle goed vei trouwen van de Onderdanen jegens de Overheden, moedwillig te hebben uitgedoofd. Dan zuilen wy weder onze toevlucht tot galg en rad moeten neemen, zoo als zoo .menigmalen in vorige tyden: of liever, wyl noit in geen tyd , zoo larg de Republiek g-ftaan heeft, de licentie tot dat toppunt gekomen en opentlyfc door Leden van Staat gefoüteneerd en aangeftdokt is geworden, wie weet! wie weet, O God! hoe veele ftromen burgerbloed, die wy voor onze rekening hebben, zullen geplengd worden, eer al het kwade zaad, 't geen wy thans zoo onbezonnen en zoo brooddronken gekweekt hebben, weder uitgeroeid zal zyn onder onze ongelukkige en misleide Natie. II o h o. Gelukkig dat gy met partyen hebt te doen gehad , die edelmoedig genoeg dachten, om een weerzin te hebben van uwe eige wapenen tegen U te gebruiken, anders was dat alles, wat gy daar opnoemt, U al lang gebeurt. Maar die eene goede zaak voor heeft, laat aan den tyd over, om de waarheid te doen triumpheeren. A c h . En welk een voorbeeld hebben wy gegeeven, om luiden van crediet, die men uit den weg wil hebben, zonder form van proces, zoo maar het Land te doen ruimen , cn van alle hunne ampten te ontzetten, onder voorwendfd, dat zy ongelukkig in den  ( 371 ) den hïat van de Natie geraakt zyn, als reen eerst een tyd lang allerley Paskwillen tegen dezelven' heeft geëncourageërd, en gemeen volk aangezet, cn 's avonds, op hoeken van ftraten geld daaronder uirgedeeld, om dat zy in alle kroegen en kitten de injurienstc discourfen tegen dezelve zouden veripreiden. Dat kunstjen hebben wy eerst met den Hertog begonnen , en dat wordt r.u van dag tot dag meer en meer gevolgd omtrent andere Luiden van crediet , in de meeste Provintien en Steden , zoo dat thans overal dc roervinken met Lysten in hun zak lopen van 't geen zy Verraders noemen, doch wezentlyk van luiden, die de fpillen nog by malkander houden en die de rampen van het Vaderland zoo veel mogelyk zoeken te verzachten, maar die de Aristocratilche faftie in den weg zyn, om dat zy de gevestigde Conftitutie getrouw blyven, welke andere Regenten teegen eed cn plicht zoo fchandelyk en fchaamteloos verlaten, om zich zeiven, ten koste van deburgery, ware 't mogelyk, te verheffen, en in troebel water te visfehen. Nu is 't genoeg, dat iemand maar eens op zulk een lyst,komt, die moet maar weg, die moet maar van alle zyne ampten ontzet, die moet maar bongrd malgré geremoveerd worden , . 11 o II o. Gelukkig voor U, dat het tot nog toe met niemand gelukt is , offchoon het anders kwaad genoeg gedaan heefc, om dat fommige wekere zielen zich laten af'l'chrikken en vervaard maken door die bul- XV. Stuk. Hh laf  ( S72 ) iebakken. Dit zal ü moge y\ op uw beurt no» fauveeren. Anders itond gy met al uw patriotisJtnus op uw beurt ook op den fpiong. H aha En leg uw hand over uw hart, zoud gy wel van iemand kunnen vergen om medelyden met Ü te hebben? Ach. Even weinig, als wy verwachten kunnen, dat oit iemand met ons begaan zal zyn, als 'e ceni gebeuren mocht, dat dac loffelyk kunsijen van het tekenen van rlequesien teegen ons en teegen ons belang gebruikt wordt, *t geen wy nu op 't laatst al mede ingevoerd hébben» Trouwens daar hebben wy in 1748. zelvcn reeds de ondervinding van gehad, en toen fchreuwden wy als magere varkens. Dat waren oproermakers, al die Riquesttek.-naars. En dat waren 't ook voor een groot gedeelre. Maar wat zyn nu al die Americaanicbe Pon Quichotren, die wy hebben opgemaakt tot h-et tekenen van Requesten , om den Souverein te dwingen van een Hap re doen, waarvan de nadoe* lige gevolgen voor dc Republiek nog niet te voorzien zyn, maar waarvan ten minften fecuur al het voordeel, dat er oit van komen zal, enkel daarin beftaat, dat onze zaak er voorder byna geheel door is fchoon gemaakt, in de ogen van het dom gemeen, en dat over onzen gcheelen inconftituiioneelen en landverderfelyken handel in eens de kwast is getrokken, zoo dat onze fchuld wel verduisterd is,  ( 375 ) is, maar zonder dat de grvolgen, die het voor* beeld lubben moet, cn de krak die de Conftitutie; d.tar door gekreegen heeft, oit weder kunnen heritclu worden. Haha. Gyl. zyt zekerlyk pylaren van de Conftitutie en van de goede pr er van het Land. Het verwondert my, dat dat woord Confiitutie U ne.g zoo gad van de tong rolt: my dunkt het moest U in de? keel biyven itee>.en en ü wurgen. A C H. Nog heb ik de helft niet opgenoemd van al 't nadeel 't geen wy san de goede order en oude regelen van regeermg hebben toegebracht. Den roem van het doen van Protesten deelen wy , wel i* waar, met die twee Protestmakers -Generaal', deHeeren van der Capellen. Het is onmoge'yk , dat iemand oit het daarin van hem winnen zou. Zy fchynen onder eene protesterende Conftellatie geboren te zyn. Maar aan 't publiek maken tog van die Opera omnia, daaraan hebben wy loffelyk de hand geleend, döor onze Courontiers, offchoon de Heeren Capellen zeiven, r,a het talent van Protest-maken, geen groter talent bezitten dan dat van het publiceer en van hut ne protesten : en die eer heeft onze Noord'->Hollander, dat hy onder ons fchild en rondas het eerst weder de mode heeft doen herleevcn, die in de vorige euw fomtyds aan den lyve geftraft iè'i van her publiek maken derfeoreetjle Stukken en Refolutien , zoo dat men in Hh 2 Rus-  ( 374 > Rusland, ten tyde van onze Negociatien over de Gewapende Neutraliteit, zich op de wereld niet kon begrypen, waarom H. H. MM. de kosten deeden van Couriers en Exprcsfen te zenden, daar de Refolutien in de Noord-Kollandfche Courant, met de otdinaire Povt, fómtyds voor den Couricr overkwamen. En dit is (5od betere 't zoo verre gekomen, dat een ander Courantier wel heeft durven ftihryvehj rlat dc Natie reede zou hebben van zeer te onvreede te zyn en zeer flcchte vermoedens op te vatten, als die en die fecreete Stukken hem niet met den eerften gecommuniceerd wierden. Haha. Alles ook al roeden , vriend , die gy zoo fraai"bereid hebt, en daar men U t' avond of morgen zeiven zoo mede kwispelen kan, dat U 't bloed langs de beenen loopt, als maar de eene of andere Provintie of Lid van Staat lust of belang heefc om U by de Natie ten toon te ftellen, en de haat van de 2Satie teegen U te berokkenen. En dat zou al gebeurd zyn met die Sententie van 't tlof van Holland; toen zweette men van angst, hoe die in alle Couranten zou brilleeren; en daarom zoo moest toen het koste Wat het koste die miskraam bewerkt worden , waardoor dat ftuk gefmoord wierd. En toen die vrees ook over was, toen ging alles voor wind en ftroom — maar ik wil U niet interrumpeeren — Het vervolg hierna. P.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT* N«. X L I I I. Accipite nutte Danau/n injidias. ViRGItS X^Ve navolgende twee brieven fchynen ons zoo \_Jr veel oplettendheid te verdienen, dat wy niet twyftelen of onze Ottderivetfe Leezers zullen dezelven met genoegen in ons blaadjen leezen. Wortner den 4, July 178a» Mynheer de O. P. Met veel genoegen heb ik in Uw blaadjen de Samtnfpraak van Ach en Hoho enz. geleezen. Het verwondert my alleen, dat de Schryver daarvan zich niet breeder uitlaat omtrent ons Operatie* Concert met Vrankryk. Indien iets in ftaat is om de ogen van de Natie te openen over de verregaande wyze waarop zy bedrogen wordt tot haar verderf,- zoo dunkt my dat het dit zyn moet. Herinner U maar eens., Mynheer, hoe er gefchreuwd wierd door de IV Stuk. li Jdieiêe  ( S70 Nieuwerwetfche party van de voordeden , die ons te wachten itonden, als wy ons maar met de vyanden van Engeland allieerden, en de concert met ben ageeren wilden teegen den gemeenen vyand. Dat was alleen maar nodig om Engelard vo ltrekt t'onder te brengen. Dan zou men dat Ryk terftond zien bukken en het trotfche Alföoh vernederen. Dan zou de Holiandfche vlug, gecombineerd met de Franfche en Spaanfche, dominecren op alle zeëen, en de Engelfchen van alle kusten verjagen, en dan zouden wy, na dit Ryk met vereenigde krachttn ten diepten vernederd te hebben, aan hetzelve alle zulke voorwaarden van Vrede kunnen voorfchryven , als met het algemeen belang van de Commercie meest overeen zou komen. Men heeft hier teegen in dien tyd van den anderen kant gezegd, dat die ftap zorgelyk was, wyl men daardoor zich de handen bond om geene particuliere Vrede te kunnen maken, en dat het altoos gevaarlyk was zyne belangens zoo volftrekt onaffcheidelyk te maken van die van twee machtige Ryken, die den Oorlog langer konden uithouden dan wy. En veelen hebben gewaarfchouwd, dat men toezien zou, dat dat ganfche plan niet enkel en alleen ten oogmerk mocht hebben om ons onder zu'ke onherroepelyke verbintenisfen te brengen , waarby wy mogelyk niets als nadeel zouden lyden, Doch  ( S77 ) Doch dit alles mocht niet helpen. De N. & Z. H. Courant, de Post van den Neder-Rhyn, de Politique Hollandois, fchreuwden van de voordeelen van zulk eene verbintenis. Het was Landverraad'van daar enkel maar aan te twyffelen. Het behoud van de ganfche Republiek hing er aan, en dan, dan ftond Engeland verncederd te worden. Welhaast begonnen eenige Leden van Staat dezelfde begrippen over te neemen, en eindelyk wierd de zaak doorgedrongen. Men triomfeerde even als met de Gewapende Neutraliteit, met de Americanen, enz. enz. En het Operatien-Concert met Vrankryk en Spanjen wierd geklonken. Dat is nu omtrent een half jaar geleeden. Maar wat zyn er nu de vruchten van ? Waar zyn wy nu met onze gemeene Operatien ? Waar is nu de gecombineerde Vloot! En wat doen wy nu, de cqh*. cert met de Franfchen en Spanjaarden? Onze Vloot legt in Texel. De Franfche in Brest. De Spaanfche wordt daar ook verwacht, zegt men, maar zy komt niet. Zullen die twee Vloten zicK conjungeeren? en wanneer? En zal de onze er zich by voegen? Wie zal het generaal Commando over alle drie hebben? En wat zal er dan worden ondernomen ? Zal men zich by een houden en vergenoegen met convoyeeren, met obferveeren ? Of zal men dc Engelfchen zoeken tot eene generale ACtie li 2  < 373 5 te brengen, in het Canaal ? Of zal men eene landing in Engeland doen ? Of zal men naar America, naar Gibraltar, naar de 0. of W. Indien, of waar Da toe gaan? Gezamentlyk: en laten onze kusten bloot, en de Noord-zee voor de Engelfchen open ? Of zullen de Franfchen en Spanjaarden ons helpen de Engelfchen uit de Noord-zee verdry ven, en die voor ons fchoonmaken ? Wat van dit alles zal er gebeuren? Wat is er bcflotcn , waar wachten wy naar, waar hangt de uit'/oering aan van dat fchoon Op.'ratien-Concert? Aan ons niet! aan Z. H. niet! aan onze Vloot niet! Die legt in Texel, hoedanig zy ook weczen moge ! En 't zy zy uit zou kunnen zeilen of niet, daar kan 't niet aan hangen! want erfii waar zyn de Franfchen en Spanjaarden die met ons de Concert zouden ageeren ? Ts 't r.iet om zich zei ven aan te tasten, dat nu van dat ganfche Cperatien-Concert, nu, nu 't geklonken is en wy er de effecten van zouden moeten •zien , geen woord, geen enkel woord meer gerept wordt van alle die geenen , die ons daarvan alle die wonderen voorfpeld hebben. Als men tegenwoordig diezelfde N. en Z. H. Couranten, diezelfde 'Post van den Neder-Rhyn leest, vindt men daar wel een woord meer van dat Operatien- Concert in ? Contrarie. Onze Vloot moet nu weder alles alleen doen. Zy moest maar uitzeilen, zy moest de Engelfche Vloot als zy voor de wal komt, attaqueeren ,  ( 379 ) queeren, als zy weder afdeinst, gaan opzoeken. Wy moesten naar de Noord-zee gaan, wy moesten eene landing in Engeland doen, de fchepen daar in de havens gaan verbranden, enz. alles wy, wy alleen! En van geene Franfchen noch Spanjaarden , van geene gecombineerde Operatien, van geen Concert wordt meer gerept. Hoe komt dat, Mynheer? Hoe is al dat volk Zich zoo ongelyk? Denken zy dan, dat alle hunne Leezers, dat de geheele Natie blind of gek is ? Dat men zich niet herinnen, wat geen zes maanden gelceden gezegd, gefchreeven, uitgefchreuwd is op de ftraten? Ik fchreuw op myn beurt, en alle ware Patrioten met my , waar zyt gy nu met uw Operatien Concert, waar zyt gy nu met uwe Franfchen en Spanjaarden? Maar waar zouden zy blyven. Heeft men het niet voorfpeld , heeft men het hen niet met zoo veel woorden voor gezegd: men zoekt ons alleen maar in de luycren te leggen,'en ons in vcrbmicnisfen in te wikkelen, die onmogelyk maken voor den Staat om eene afzonderlyke Vreede te maken. Dat is alles wat Vrankryk bedoelt. En als m,n dat verkreegen heeft, dan zal er van alle die ge combineerde Operatien niets komen ! Wordt dit nu niet woord voor woord bewaarli s heid?  ( 2*o ) heid? Is niet al dc vrucht, die wy van dat Opera, tien-Concert trekken, alleen deeze, dat wy genoodzaakt geweest zyn, het aanbod van Vreede 't geen ons door Engeland gedaan is, van de hand te wyzen, en de Keizerin van Rusland voor het hoofd te ftoten met hare Mediatie, op eene onaangename wyze en die de Republiek mogelyk zeer duur zal komen te liaan? Blykt het niet, dat dit alles was, wat Vrankryk beoogde? En dat, nu hy dat verkreegen heeft, er ook verder van dat Ooerauen-Concert niets zal komen ? Zyn die dingen niet zoo klaar als de dag aan den Hemel ? En ondertusfchen voor dat alles (luit men zyne ogen toe, en blyft maar doordraven , en roept maar van meuws af aan, Inactiviteit! inactitiieit! als onnozele en kwaadaartige kinderen 1 In plaats van het minste reëel voordeel te trekken van onze verbintcnisfen met de vyanden van Engeland, zoo hebben zy voor ons niet de allergeringde diensten van dagelykfeha beleefdheid over. Wat was er eenvoudiger, daar onze O. L C. Schepen federt zoo lang in de Havens van Spanjen leggen te rotten, zonder dat wy ze daar van daan kunnen halen, dan dat de Spaan.'che Vloot, die uit dezelfde Havens naar 't Canaal vertrok\ die fchepen onder haar convoi had medegebracht. Onze Ministers hebben dit niet uit het oog verloren Men heeft het verzocht aan het Hof van Spanjen: aan  ( 38r ) aan D. Cordova. Maar neen , dat kon niet weezen. Dien geringen dienst kon men ons niet doen. D. Cordova had fecreete ordres, die hy op eene zekere hoogte openen moest. Mogelyk zouden hem dan de Hollandfche O. ï. Schepen geëmbarasfeerd hebben. Maar hoe fecreete ordres? hoe voor ons fecreet ? Als wy de concert zulien ageeren, hoe kunnen er dan fecreete orders zyn voor eene van de geallieerde Vloten , waarvan de anderen niet weeten mogen? En wat is dat voor eene Alliantie, waarvan wy niet eens die vrucht ftaan te trekken , dat men een half dozyn ledige fchepen van ons onder convoi t'huis brengt, daar men den? zelfden weg uit moet? Onze O. I- C. heeft van het begin van deezen Oorlog eene foort van particulier Gezantfchap naar Vrankryk gezonden, buiten H. H. MM. niettegen» ftaande wy een Ambasladeur aan dat Hof hebben. Ik laat nu daar, hoe verre dat Conftitutioneel kan gehouden worden: maar wat is er de vrucht van, voor de Compagnie zelve? Dat de Franfchen de fleutel van onze O. I. bezittingen, de Kaap voor ons in bewaring hebben genomen! zonder eens nog te beletten, dat men onze beste retourfchepen in de havens van diezelfde Kaap genomen en in brand geftoken heeft? Andere vrucht weet ik nog van dat gezantfchap niet. • li 4 Ik  C S32 ) Ik denk, had de O. I. C. ia den maand December i780. in plaats van naar Vrankryk,een gezantfchap gezonden naar Engeland, en daar gereprefen-* teerd, dat het de uiterfte onrechtmatigheid zyn zou, dat hare bezittingen zouden geïnquieteerd worden weegens eene particuliere zaak tusfehen de Kroon van Engeland en de Stad van Amfterdam; dat de O. I. C. geen deel had gehad noch aan de Hout-negotie cn konkelaryen met Vrankryk, noch aan den infamen fluikhandel op Sc. Euftatius, nog aan de overige geheime verbintenis Pen met de Americanen ; had men dit een en ander doen gelden by een Ministerie, 't geen wel ten uiterften verbitterd, doch niet te min niet onredelyk was; en had men eens voorgetogen aan Engeland om in Bengalen de concert te ageeren teegen Hyder Ali, mits dat de Engelfchen ook onze bezittingen in de O. I. garandeerden, onaangezien den Oorlog, wat dan ook van de W. Indien mocht worden, en wat in Europa of in de Noordzee gefchieden mocht, ik denk, dat zulk een gezantfchap van meer nut voor onze Republiek , en meer wezentlyk patriotten zou geweest zyn. Doch ik houde UE. niet langer op, Mynheer, met myne fpeculatien. God erbarme zich over ons Vaderland, en opene eindelyk eens de ogen van jen volk, 't geen door buitenlandjche vyanden onder fchyn van vriendJcAap 3 en door Unnenlandfche vyan-  ( 383 ) vyanden, onder den naam van patriotismus, op dè onvergeeflykfte wyze wordt bedrogen en misleid > en meer en meer weg gefleept in zyn verderf. Ik heb de eer enz. Een Ouderwetsch Noord-Hollander. Rotterdam den 2. July 1781. Mynheer Wel te recht geeft gy op verfcheide plaatfen van Uw blaadjen te kennen, dat de Onkunde van die party, die federt eenigen tyd alles doordringt, en zoo veel naar haar zin krygt in ons Land, even groot is als hare Hechtheid en kwaadaartigheid. Wy zyn nu federt twee jar?n in oorlog met Engeland, Engeland is hier zoo dicht by, zoo veele van onze Landgenoten zyn in Engeland geweest, wy hebben zoo veele Engelfchen onder ons, de taal is by ons niet onbekend, hunne boeken, hunne nieuwspapieren worden geleezen, enz. en nog hebben de meesten van die geenen zelfs, die aan het roer zitten op de meeste plaatfen, die ten minften zich behoorden toe te leggen op de buitenlandfche zaken, om dat zy er zich mede bemoejen, en er mede in te zeggen willen hebben) ja het hoge woord voeren, meer dan hen toekomt, li 5 nog  C 3*4 ) nog hebben diezelfde luiden geen het minfte denkbeeld van den ftaat van Engeland, niet meer dan of 't hier duizend mylen van daan lag, en even als o£ wy noit eenige relatie met Engeland gehad hadden of konden hebben. Het is zeeker, dat het Oude Ministerie aan deze party, dat is aan de Franschgezinde en Loevefteinfche factie hier te lande zeer teegen de buist moest zyn. Zoo zeer wy onder hetzelve in goede en oprechte vriendfchap hadden kunnen leeven, als die vriendfchap van onzen kant even oprecht gemeend, en even confcientieus betracht wa> geweest, zoo zeer moesten wy onder dat Ministerie overhoop raken met Engeland, zoo rasch men by ons heimelyk met de vyanden van dat Ryk wilde heulen. En hoe zeer ook de goede LA Norih den oorlog zoo lang mogelyk tegenhield, zoo kon 't niet anders zyn, of de Auteur van de Verh.mteling over het gedrag van Engeland jegens Neutrale Natiën (*), en Ld. Stormont, die te lang in Vrankryk geweest was , om dat Hof niet door en door te kennen en daardoor verbitterd te zyn op alle de geenen die met hetzelve teegen Engeland zich afgaven , hoe bedekt men zyne zaken ook zocht te overleggen , moesten eindelyk dien Oorlog (*) ck Jenkinfon, Secretaris van Oorlog, onder het vorig Miuisterie, in wiens plaats Tb. Townsend gekomen is.  ( 385 ) log doordringen, en eene openbare vyandfchap verkiezen boven eene fchyn-verbintcnis. Gevolgelyk is my niets vreemd voorgekomen van alles wat te dier tyd gebeurd en uit dit een en ander gevolgd is. Ik heb my alleen maar in dien zelfden tyd verwonderd over de kwade trouw — want daar hield ik het voor, cn onkunde, zulk eene verregaande onkunde vermoede ik nog niet — waarmede men gebruik maakte hier te lande van de reflexien, die eene verachtelyke, offchoon machtige , cn populaire Oppojiiie in het Parlement nu en dan maakte over den oorlóg met de Hollanders. Geen mensch i-n London verwonderde zich, dat de Hertog van Richrnond, dat een Ch. Fox in het Parlament de party nam van dc Hollanders, en van het Concept-Tractaat, en van den Hr. v. B , teegen het Ministerie, zoo rasch de Oorlog gedeclareerd was. Die dingen volgen altyd van zeiven, en was volftrekt het tegendeel gebeurd, was de Oorlog niet gedeclareerd geweest, of was by voorbeeld de geheele twist by vergelyk gefchikt, dan zouden diezelfde luiden uitgevaren zyn teegen het Ministerie en gefchreuwd hebben, dat men de eer van de Engelfche natie opofferde, en dat de Hollanders hadden moeten geftraft worden, enz. Zoo dat het onnozel was van zich van die Aanfpraken te prtevaleeren, en daarmede zyne zaak te willen goed pleiten. Doch, zoo als ik zeg, ik heb dit  ( 386 ) dit te dier tyd voor kwade trouw aangezien, en gedacht dat men alleen maar het gemeen by ons, 't geen niet beeter weet, het koste wat het koste, wilde verleiden, en die declamaticn van de Oppofuie op de mouw fpellen voor het wezentlyk gevoelen van een gedeelte der Engelfche Natie. Maar toen eindelyk die party , die verachtelyke Opp firie , door een zamenloop van omftandighe" den, die voor Engeland zelve het ongelukkigfte is, doch die wonderbaarlyk in het voordeel was van onze Loevefteircrs , toen die Oppofitie, zeg ik, eindelyk bovendreef, en de Koning tot zyn grievend leedweezen genoodzaakt wierd , zyne trouvvfte dienaars van zich te laten, en zich in de armen te werpen van zyne vyanden en wezentlyk van de vyanden van hun Vaderland, doch, die op 't laatst in 't Parlament geheel en al meester waren geraakt, en daardoor boven dryven moesten, kortom toen Ch. Fox in 't Ministerie kwam , toen dacht ik, nu is by ons het fpel uit, nu hebben zy hunnen wensch , en nu zullen wy rasch het einde van alle de kor.ke'aryen zien. Nu hebben zy hunne vrienden in 't Engelsch Ministerie. Het eerfte, wat deezen doen zullen, om cnigzins confequent te fchynen by hunne eige party, die zy zoo op eens niet kunnen verlaten, om ten eerften in alle de maatregelen van het Oude Ministerie te komen, zal zyn van Vreede met ons en met de Americanen,  ( 3^7 ) tien, zoo niet eene algemcene Vreede, het koste wat het koste, te maken. En de eerde beweegingen van hunnen kant hebben ook aan deze myne verwachting beantwoordDe nieuwe Ministers moesten alles afkeuren , wat de Ouden gedaan hadden , en byyevolg ook een •Americaanfchen en Holland chen Oorlog. Dat fprafc van zeiven, cn dit is ook gefchied. De eerlyke Ch. Fox heefc met zyne gewone befpraaktheid het Concept-Traclaat voor eene onberispelyke daad verklaard , tot euwige roem van den braven Hr. v. BDen Americaanfchen Oorlog heeft hy ook al afgekeurd. 'Dat moest ook volgen. Van den Franfchen Oorlog alleen heeft men niet durven fpreeken. Dat zou niet populair geweest zyn. Maar toen op die woorden moesten ook daden volgen. Het minfte, wat Ch. Fox doen kon, was een ftap te doen tot bevrediging met America cn Holland. Dit is gefchied, byzonder met opzicht tot ons, op eene wyze, waarvan Engeland op de groffte wys de dupe zou geweest zyn, als wy hadden toegebccten, en van dat eerfte ogenblik gebruik gemaakt; en ik ben verzeekerd, dat Ch. Fox in doodsangst geweest is, dat wy zouden toebyten. Dan had hy de fehande gehad van aan Engeland wel eene Vreede, maar de deshonorantjle Vreede bezorgd te hebben, waarby zy gerenuntieerd zou-  ( 388 ) zouden hebben aan alle de pretenfien , om welke de Oorlog was opgekomen, en waarby men mogelyk licht zou hebben kunnen verkryge», dat al het gebeurde in 1773. met de Americanen uitgewischt, en de dienwcegens geéischte fatisfactie mogelyk folemneel herroepen was geworden. Maar van dat alles hebben onze vrienden geen enkel woord begreepen, en men heeft ruiterlyk en loffelyk alle voorflagen van particuliere vreede verworpen. Een bewys, dat zy volftrekt geen enkel 'woord weeten van Ch. Fox, wie hy is (*), en waarom hy altoos in de Oppofitie geweest is, en waarom hy Hemel en Aarde moest beweegen, om in 't Ministerie te komen. En nu is Ch. Fox er boven op. Nu kan hy zonder zyne fehande in alle de maatregelen van het Oude Ministerie komen, en die vervolgen. Nu hebben de Hollanders de Vreede van de hand geweezen. (*) De onkunde hieromtrent gaat zoo verre, dat ffien in verfcheide van onze Couranten de belagchelykfte historie verteld heeft, dat Ch. Fox geld nodig hebbenrle, ik weet niet meer waar toe, en in den Excbequer geen geld voorhanden zynde, eene Ordre op zyn eigen Bankier geflagen had, om dat geld aan het Gouvernement te fchieten. O Hollanderj, Hollanders! Cbarlit Fox een ordre op zyn Bankier! Die luiden moesten de Leners to Catilina tbe Second eens leezen!  ( 389 ) zen By gevolg nu kan hy 't niet helpen, hy heefs h« zyne gedaan. En dus zyn de zaken weder op denzelfden voet, als in den Maand February. Nu zullen wy lang waehten, eer men ons weder van eene particuliere Vreede fpreekt op den voet van >t Traftaat van 1678. Contrarie, nu zal men zich. met Rusland zoeken te allieeren ; en nu komt Ch. Fox er vooruit, teegen M. de Simolin en'anderen dat de Hollanders by eene algemeene Vreede op lang na zulke voordeelige voorwaarden niet zullen verkrygen.als zy by eene afzonderlyke Negociatie zouden verkreegen hebben. -Dit alles moet van zeiven volgen. Ch. Fox is nu bevestigd in zyn post; de patriotfche Lord Keppel is aan 't Hoofd van de Admiraliteit, en kan zich op alle zyne vyanden wrecken. Men kan L<*. Howc, die de Americanen zoo veel dienst gedaan heeft, om het vorig Ministerie, ondanks het vertrouwen 't geen zy in hem gefteld hadden,den voet dwars te zetten, belonen met commando's en Rodr.ey t'huis ombieden. En by dat alles heeft men het geluk, dat men niet genoodzaakt is om gansch Engeland daaraan te wagen, zoo als men des noods zceker zou gedaan hebben, maar dat men nu met eere de zaken weder kan opvatten en vervolgen, waar het Oude Ministerie ze gelaten had. Wat hieruit nu de concluüe is met relatie tot onze  ( Spo ) ze Republiek, volgt van zeiven. Dat is, hoe de zaken ook keeren of wenden in Engeland, wy bly, ven er toe zitten, en wy hebben geen nood, dat er licht weder een gunstig ogenblik voor ons komen zal, of wy moesten eindelyk ter goeder trouw aan alle onze ongerymde Franschgezindheid renuntieeren, en wederkeeren tot het Oud Siftema van de Republiek met opzicht tot Engeland, eene omwending die nog zoo naby niet fchynt te zyn. Dan konden wy hopen, als de Engelfche Natie zelve weder wat wyzer geworden was, en dit Ministerie had eens weder plaats gemaakt voor zulk een als het vorige, dat onze verbintenis op nieuws weder oprecht, duurzaam en voordeelig voor ons zyn kon. Doch dit niet gebeurende, en daar is het, zoo als ik zeg, nog verre van af, 't zy dan dat dit tegenwoordig Ministerie continueert, 't geen echter niet waarfchynlyk is, (L. Rockingham reeds overleden zynde ) wyl zy onder zich zeiven verdeeld zyn , 't zy dat de andere party weder boven dryft, zoo zyn wy altyd van dezelfde conditie. De tetegenwoordige Ministers hebben nu gedaan , wat zydoen moesten, om confequent te fchymn, cn dat ogenblik hebben wy voorby laten gaan. Dus van hen hebben wy niets meer te wachten. En met anderen zal er voor ons noit zulk een ogenblik komen. Zoo dat wy ons nu recht vrolyk kun- nen  ( 39* ) iaën maken met onze Vrienden de Franfchen, de Spanjaarden, en de Americanen, en de concert mee die, of liever alleen, op ons gemak, Engeland overwinnen, vernederen, ver/linden, v er de/gen, en uit alle zeëen verjagen, en om genade laten bidden — als Wy maar kunnen. En als dat niet gefehiedt, dan kunnen onze patrioten zich vermaken met te fchredwen , dat wy niet willen, en dat dat de fchuld is van Z. H. en dat wy beeter geen Stadhouder hadden, en dat m°n alle de Engelschgezinden moest ophangen, en wat alle die frajigheden meer zyn. En ondertusfchen zullen wy verliefen op verliefen lyden, en de Americanen zullen by ons geld negotieeren, en de Franfchen zullen alles voor ons bewaaren, en — geheel Europa zal ons uitlagchen, zoo als wy verdienen, terwyl eenige weinige van onze Ouderwetfe Patrioten, die de belangen* van hun Vaderland recht inzien, heete tranen fchreijen over den rampzaligen toeftand, waarin hetzelve door de onkunde en driften van een party, die gy, Mynheer, met recht de razende party noemtj geftort is. ik heb de eer enz. R. J. $ * ' IV. Stuk. / Kk Niet-  ( 392 ) Niettegenftaande dit Nummer reeds afgezet was cn gereed itond om afgedrukt te worden , toen op Maandag den 8. July laatstleden, des morgens de Exprcsfe hier uit Texel aankwam , dat onze Vloot daags te voren in zee was geftoken; en dus ook voor dat byna omtrent denzelfden tyd de Engelfche brieven ons het onverwachte nieuws brachten van de verandering, die ter geleegenheid van de dood van den Marquis van Rockingham aldaar in 't Ministerie is voorgevallen, zoo zouden wy niet geaarield hebben om dat Nummer te facrifieeren en te verdonkeren, indien het wezentlyk waar was, 't geen fommige onzer Lezers in den eerften opflag zullen denken , dat de eerstgenoemde tyding met betrekking tot onze Vloot den Brief van den Ouder wetfen Noord- Hollander om verre ftoot, even als de Engcllche tyding den Brief van R. J. wezentlyk in een zeker opzicht ontydig maakt. Maar , na dit een cn ander wel overwogen te hebben, vinden wy in tegendeel dat het voornaamfte, waarop 't in beide brieven eigentlyk aankomt, door deze onverwachte tydingen, veelmeer merkelyk wordt bevestigt; behalven dat wy wel onze eige Nummers, maar niet de vreemde ftukken en brieven, die wy in ons blaadjen plaatzen, in allen op' zich te voor onze rekening neemen. Het is ons genoeg  ( 393 ) noeg dat die Hukken , in 't hoofdzakelylé met onze denkwyze overeenftemmen, en dit vereisfchen wy volftrekt in het toegezondene van anderen 't welk wy in ons blaadjen plaatzen , zonder daarom voor alle byzonderheden en enkele uitdrukkingen of accidenteele gevoelens verantwoordelyk te willen zyn. Ondertusfchen noodzaakt ons dit incident; om eenige korte aanmerkingen over de beide voorgaande brieven'te maken, in plaats dat wy ze anders alleen zouden hebben uitgegeeven, of mogelyk in een volgend Nummer de gedachten van den O. N. P. zeiven over den inhoud van beiden eenigzins breeder aan onze Leezers zouden hebben medegedeeld. Met opzicht dan tot den eerften Brief, dunkt ons, dat al het geene de O. Noordho/Zander met zoo veel ernst voorftelt omtrent de weinige vrucht die wy voor ons van dat opgehemeld Concert niet Enge/ands vyanden te verwachten hebben, eerder bevestigd, dan omverre gefloten wordt door het uitzeilen onzer Vloot , buiten eenige conjunctie met de Franfche, en voor de aankomst van de Spaanfche vloot in het Canaal. Immers blykt daaruit, dat niet alleen het volkomen ftilzwygen van onze patriotfcht Courantiers wegens eenige gecombineerde operatien met de Franfchen of Spanjaar-j Kk 3 den*  ( S94 ) den, midden onder hun doldriftig dryven van het uitzeilen van onze Vloot, -wel verdient te worden opgemerkt, daar dat volk tog alle hunne leuzen van hogerhand ontvangt, maar dat wezentlyk dat Concert ook zoo verre is van tot nog toe voor onze Republiek van eenig het minfte voordeel te zyn , dat Z. H, en de Gccomm. zoo uit de Admiraliteiten als uit H. II. MM. zeiven reden hebben gehad van te oordeelen dat men in 't geheel van den kant van onze Republiek op dat ganfche Concert niet moest rekenen, maar, buiten Spanjen en buiten Vrankryk, de Vloot van den Staat voor denzelven zoeken van zoo veel nut te doen zyn , als mogelyk is, en de eerfte geleegenheid waar te neemen om haar in activiteit te brengen, al was 't maar om te tonen, dat het geenzins aan de wil ontbreekt van de geenen die aan 't Hoofd van de Republiek zyn, dat dezelve voor het uiterlyke nu en dan zoo inactief fchynt te zyn. En voor 't overige kan de O. N. P. voor zich zeiven niet ontveinzen, dat het genoegen 't geen hem in fommige opzichten de tyding van dit onverwacht uitzeilen onzer Vloot gedaan heeft, teevens echter merkelyk geftremd wordt door eene gedachte, die hy behoudens al zyn eerbied voor diegeenen van welke de orders daartoe moeten emaneeren, niet geheel van zich kan verzetten. En deze gedachte beftaat hierin, dat hoe zeer hy overtuigd  ( 395 ) fuigd is en zich verzcekerd houdt dat Z. D. H. byzonder het waar voordeel van de Republiek zoo zeer ter harte neemt dat Hy aan hetzelve gaarne zelfs zyn eige genoegen, ja voor een korten tyd byna zyne eer zoude opofferen, en dus liever dulden al de fmaad die de godlooste kwaadaartigheid niet ophoudt Hem aan te doen wegens de pretenfe inactiviteit van de Republiek , liever dan eene Vloot waarvan thans alles voor ons afhangt, aan een merkelyk gevaar bloot te ftellen; zoo is echter die kwaadaartigheid van de razesde faclie zoo verregaande, dat het inderdaad niet te verwonderen zyn zou, dat men eindelyk zich door dezelve liet overmeesteren, en in een ogenblik van onverduldigheid, bcfloot eene dolle 'Natie haren dwazen zin te geeven, en iets te wagen 't geen de voorzichtigheid anders mocht afraden. Immers hebben wy de voorbeelden in de Historiën van de grootfte luiden, die zich eindelyk door kwaadaartige verwyten en eerrovende verdenkingen hebben laten overhalen om van een befluit af te gaan, waarvan zy de noodzakelykheid allerduidelykst voor zichzelven begreepen, en waarvan de ondervinding ook te laat de gegrondheid aantoonde, nadat zy de zwakheid gehad hadden van zich van hetzelve te laten afbrengen. Het bekendfte van die voorbeelden is dat van Pompejus dm Groten, buiten twyffel den grootften Bevelhebber zynes tyds naast yyn mededinger, Julius Cafar. Voor hem hing Kk $ al-  ( 395 ) alles af van den üUflag van eene enkele bataille met' Csfar. Deze laatfte had alle beweegredenen van zyn kant om hem daartoe te zoeken te dwingen. Hy moest alles wagen. Maar van den kant van Pompejus was het geval recht tegengefteld (*;. Deze had geene redenen om iets te behoeven te wagen, en dus was zyn belang om volftrekt inactief te blyven en niets zoo zeer te vermyden als eene bataille. En niettegenftaande dit zoo klaar was, dat wy nog tegenwoordig de onbetwistbaarheid er van duidelyk inzien, zoo had deze zelfde grote Pompejus, een man wiens roem van dapperheid zoo zeer gevestigd was als zy oit van een eenig Bevelhebber geweest is, de ongelukkige zwakheid van zich door de onbezonne verdenkingen en het kwaadaar tig gemor van een deel onkundige Officieren cn nog onkundiger Raadsheeren, die hem befchimpten en verweeten dat hy niet durfde een kans met Cacfar wagen, eindelyk te laten overhalen om teegen zyne overtuiging de flag te wagen, waar- (») Het is niet nodig te zeggen, van hoe veele omftandigheden dit onderfcheid aan weerskanten kan afhangen, dat van twee leegers het een een beflisfenden flag e*/en frerk moet zoeken te vermyden, als het andere belang heeft om her. daartoe uic te lokken of te dwingen. Het gevol exfteert by vooibeeld , wanneer het eerstgenoemde overvloedigen toevoer van onderhoud, en bet aniere in teegendeel aan alles gebrefc beeft. En zoo kunnen er talloze andere redenen zyn.  C 397 waartoe Casfar hem onophoudentlyk zocht te verlokken , met da: gevolg dat hy dezelve verloor, zoo als hy voorzien had,en dus in eens eene kans, waarvan niet minder dan het bewind van twee derde der toen bekende wereld afhing, voor zich en zyne geheele party onherftelbaar zag verdwynen. Ik zeg als men zulke voorbeelden voor zich heeft van Mannen van die uitmuntende grootheid en die anders zoo veel fterkte van geest bezaten als Pompejus (en de Historiën leveren menigvuldige foortgelyke voorbeelden van vencheide andere grote mannen uit) cn men ziet dan in eene zaak die voor onze Republiek van dat uiterfte gewigt is, als het wel en voorzichtig gebruiken van onze kleien Zeemacht, zulk eene razende, volftrekt onberedeneerde , enkel kwaadaartige drift de overhand neemen by de Natie, en men hoort van alle kanten fchreuwen, dat men maar ageeren, en uitzeilen en alles wagen en onderneemen moet, is het dan wel te verwonderen, dat bedaarder luiden, en die wezentlyk het beste voor hun Vaderland wenfchen, fomtyds angstvallig worden en vreezen, dat dit kwaadaartig gefchreuw al te veel indruk op de" zulken moge maken, van welke men zoo ©nftuimig vordert, om anders te handelen, als zy, die alleen over het voor en teegen recht hunnen oordeelen, raadzaam fchynen te vinden. Kk 4 En  ( 39* ) En dit is de reden, waarom de O. N. P. by al« le geleegenheden, zoo zeer yvert teegen dat Couranten en Koffy-huis gefchreuw, waardoor het bykans niet mogelyk is, of het publiek beftier moet tot een hogen trap geftremd en belemmerd worden: en waarom ook in zyn oog al die dolle patrieten wezentlyk de ergfte vyanden van hun "Vaderland zyn. God bewaare onze Republiek van de vcrderfelyke gevolgen van dezen rampzaligen Geest, en vergeeve dezulken , die hem zouden kunnen firemmen, maar die in tegendeel eerder zich fchynen toe te leggen om hem aan te ftoken, ja door hun eige voorbeeld te rechtveerdigen wat zy behoorden te ftraffen! En dit ter geleegenheid van den eerften Brief in dit Nummer,dien van den Ouderwetfen Ncord-Hoflander. Wat den tweeden betreft van den Hr. R. j. dezelve heeft ons byzonder bevallen, weegens de rechte kennis die de Schryver fcheen te hebben van het karakter van het Engelsch Minifterie. En al het geen hy ten dien opzichte zegt, blyft in zyn geheel na de onverwachte Engelfche tydingcn die federt zyn ingelopen. Alleenlyk fchynt de Hr. R. J. zich bedrogen te hebben in het vooruitzicht van het gedrag 't geen Ch. Fox waarfchynlyk fcheen te zullen houden, met opzicht tot de Americanen. Het is buiten eenigen twyfiël, dat het nieuw Ministerie , om zich te fouteneeren, van langzamerhand  C $99 ) hand moest trachten weder te keeren tot de maxi-' men van het oude, 't geen uit eerlyke en kundige luiden beftaan hebbende, wezentlyk ook in alles het waar voordeel van de Engelfche Natie had in 't oog gehad. En dus verwonderen wy ons niet, dat de Hr. R- J. zich verbeeld heeft, dat Ch. Fox ( die meer belang had dan iemand om zyn Post te zoeken te behouden ) ook met relatie tot de Americanen van langzamerhand weder tot het Sistema van de vorige Ministers zou te rug keeren, 't geen altoos het Sistema van de Engelfche Natie zyn en blyven moet, namentlyk van nimmer of oit, altans niet buiten de allerhoogfte noedzakelykheid, zich té laten overhalen om de Onafhangelykheid van America te erkennen. Doch de Hr. R. J. heefc niet geweeten of uit het oog verloren de verregaande en ongeoorloofde verftandhouding die deze Ch. Fox, van het begin der Americaanfche onlusten met de hoofden derzei ven gehouden heefc, zoo dat men hem als een der voornaamfte aanftokers daarvan onder de Engelfchen mag befchouwen. Hoe verre nu deze verbintenisfen tusfehen hem en de Americanen gegaan zyn, en hoe verre hy zich nu, na in 't Ministerie gekomen te zyn, tot zyn leedweezen door dezelve genoodzaakt heeft gevonden om de Americanen te ontzien, en zich te wachten van hen te verbitteren, daar zy waarfchynlyk meester waren van zyn geheim en in ftaat om hem op eens tpn toon te ftellen en wellicht van hoogverraad ts Kk g over-  C 4°° > overtuigen, dit alles is eerder te gisfen, dan duidelyk te bepalen. Ook heeft hy mogelyk gedacht nog een tyd lang te moeten wachten, eer hy het masker afligte, en geen kans gezien otn de Natie zoo fchielyk te doen begrypen en goedvinden, dat hy die zich zoo verregaande teegen de Americaanfchen Oorlog en voor de vryverklaring der Colonien had uitgelaten, zoo lang hy in de üppufitie was, thans overfloeg tot een tcgengefteld gevoelen en die vryverkaring misbiilykte. Hoe het zy, volgens de laatfte Engelfche tydingen is Ch. Fox als nog by Zyne eerfte gevoelens gebleeven, en hieruit is vervolgens eene totale Verandering in het Ministerie ontftaan. Lord Shelburne, ongetwyrfeld de beste van het geheel nieuwe Ministerie, en in veele opzichten een zeer bekwaam en achtenswaardig man,heeft zich teegen hem verzet,ter geleegenheid van zyne verklaring in het Parlament ten voordeele van de Americanen, met dat gevolg dat alle die Leden van het Ministerie , die eigentlyk van de party van den overledenen Ld. Rockingham geweest waren, uit hetzelve geraakt zyn , byzonder Ld. Keppel, Ld. John Cavendish, Edmd. Burke, enz. waarteegen men zegt dat Ld. Tempte, de jonge Pitt, zoon van den Graaf van Chatham,*en onder anderen ook Sir Joseph Yorke in het Ministerie ftaan te komen, waaromtrent wy met de volgende Post nadere berichten ftaan te ontvangen. En  ( 4Qi > ïn by deeze geleegenheid kunnen wy ons niet beletten te herdenken aan de fchandelyke wyze, waarop eene wezentlyk verachtelyke factie , die door een vreemd Hof zich laat gebruiken om alle deszelfs inzichten, hoe verderfelyk ook voor onze Republiek, te bevorderen en aan ons op te dringen, zich beyverd heeft om den Souverein te bedriegen door hunne inconftitutioneele Requesten, door hunne Armatte preces ten voordeele van de Americanen. Wat is tog de voornaamfte beweegreden waarop men gedrongen heeft by die Requesten ? Immers dit , dat de Kroon van Engeland eerstdaags zelve de Onafhangelykheid van America flond te erkennen, en ons dus zou voorkomen , en alle de voordeden , die wy uit eene verbintenis met de Americanen ftonden te trekken, voor ons zou verydelen , enz. Hoe is dat ydel en bedriegelyk uitftroifel uitgebazuind, hoe is dat verzeekerd, en opgedragen als de zeekerfte waarheid. En hoe heeft men de ftem van alle dezulken gefmoord en overfchreuwd , die beeter onderricht zynde van den ftaat der zaken in Engeland, bleeven ftaande houden , dat er geene de gcringfte waarfchynlykheid was, dat iets dergelyks zou gebeuren, en dat Engeland noit er toe komen zou, om de Onafhangelykheid van America te erkennen* En hoe komt dit nu uit? Hoe blykt het nu, dat eer alles buigen, en het ganfche Ministerie overhoop raken moest, eer dat gebeurde? En hoe veel verder zal alle waarfchynlykheid daarvan nu voor 't,  C 370 ) 'ttoekomende verdvvynen, als die luiden, die men noemt, in het bewind van zaken komen? Ondertusfchen heeft onze hatelyke faétie getriumfeerd; en de Souverein heeft zich omtrent zoo als Pompejus laten dwingen om die Schreuwers hunnen dwazen zin tc geeven, en eindelyk den Americaanfchen Gezant gehoor te verleenen, zonder daarom evenwel nog eenige verklaring omtrent het erkennen van de Onafhangelykheid der Colonien te doen, het geen niet behoort uit het oog verloren te worden. Zoo verre heeft men het gekreegen; en nu, zoo rasch die ftap gedaan is, komt reeds de voornaamfte grond, waarop men gedrongen had ten eenemaie verkeerd uit, en het blykt op*nieuws' dat onze dollemannen naar gewoonte zich in hunne bereekeningen hebben bedrogen , of liever dat men gerust altyd het tegengeftelde van hunne fterkfte verzeekeringen geloven mag. Mocht tog de Natie meer en meer zien en begrypen, wat zoo dagelyks op nieuws bevestigd wordt, dat zy onder d&en naam van Patriotismus op de fchandelykfte wys bedrogen wordt tot haar verderf, en dat in tegendeel alle die zoogenoemde Verraders van het Vd» derland wezentlyk de eenige ware vrienden zyn van de Republiek, die in alles ten beste voor dezelve raden, en mogelyk nog, als zy meer ingang vonden , haar van het verderf zouden redden , waarin zy zoo ogenfchynlyk door alle die Patrioten ge^ ftort is, T.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT, N°. X L I V. XJU quis femeï pajerarit, ei credi postea, ctiamjï per phires Dóos juret, non convenit. Cicero pro C. Rab. ITet voornaamfte het geen den geest van pasX kwilleeren, die in den tyd van twee jaren onder ons tot een trap gefteegen is, waarvan geen land in eenig tydftip oit een voorbeeld heeft gegeeven, zoo infaam, en zoo noodzakelyk ftrafbaar maakt in alle gereegelde Maatfchappyen, en het geen ook teevens de reden is, dat dc meeste luiden zoo bevreesd zyn van op hun beurt het onderwerp daarvan te worden, is dat volgens eene algemeene aanmerking, altoos iets van den laster aan de belasterde perfoon blyft aankleeven. Semper aliquid hgcn geboekt worden , als een brandmerk voor onze Natie, en ten alfehrik en leering voor anderen, dau'toe, zal niet e'én enkel, maar daartop zullen helaas! verfcheide herhaalde voorbeelden de Gefchiedfehryvers au orifceren. En hoe onwaarfehynlyk en ongclooflyk de zaak ook aan onze Nakomelingen cn aan vreemde Natiën moge fchynen, men zal hen met de Hukken overtuigen, d-A de vyanden van het publiek beltier en van de Stadhouderly> ke regeering in deezen tyd zoo zeer verzeekerd zyn geweest van de volftrekte Dronkenf:hap van de Nacie, dat zy niet gefchroomd heboen telkens op nieuw moedwillig verzonne leugens aan dezelve in dc hand te floppen, en ook wezentlyk, na op de e'clatantfte wyze ten toon gefteld en befchaarnd gemaakt te zyn, daardoor echter niet in het minfte hun crediet by de Natie hebben verloren. Wy hebben in een blaadjen, waarvan het eenig LI 4 oog-  ( 4?? ) oogmerk is om onze verblinde, tot hun eige verderf verblinde Landgenoten', ware het mogelyk, de ogen te openen, en hen met geweld wakker te maken uit hunne dronkenfchap, cn te geneezön van hunne razerny, terftond by den aanvang van hetzelve, reeds geleegenheid gehad om één dier voorbeelden in het fterkfte dagligt te ftellen, namentlyk het ongelooflyk-kwaadaartig, volftrekt verzonnen uitftrooifel, als of de Zeuwfchen en Maas- fchepen in Aug. 1781. heimelyk ordre gehad hadden van zich.niet by onze vloot te voegen, ten einde namentlyk het godloos oogmerk te bewerken ('t geen reeds fehande genoeg was dat een eenig Nederlander in de gedachten kwam om enkel te vermoeden ) van onze Vloot door den vyand te doen ftaan of in deszelfs handen over te leveren (*). Naderhand zyn er meer dergelyke, duidelyk verzonnen , volftrekt van alle grond ontblootte uitftroifels, zoo mee relatie tot Z. D. H. en het publiek beftier, als omtrent den Hr. Hertog en andere voorna n| luiden, en byzondere Amptenaren, verfpreid», en fommigen daarvan even gelukkig, even voldoende kort daarna ontdekt, dat even zeer van alle grond ontbloot en moedwillig waren verzonnen geweest. Doch (*) D. I. No. 2,  C 4" ) Doch om alles ftuk voor ftuk altoos te volgen, en te configneeren, daartoe was ons blaadjen, volgens zyn aart, niet gefchikt noch toereikende. Daartoe had men een afzonder ryk werk, een zwart Leugui-register of een Paskwillen-journaal moeten fchryven, zoo als een onzer vrienden eens heeft willen ondernecmen, waarin het ons leed doet dat zyne andere bezigheden hem belet hebben, wyl het werk van veel vrucht zou hebben kunnen zyn. om de progresfen van het kwaad en de wendingen der factie , chronologisch, van week tot week aan te tonen; Doch gelyk wy in fommige andere gevallen , eenige uitzondering met opzicht tot den aart of het plan van ons blaadjen gemaakt hebben, zoo kunnen wy vo'or het tegenwoordige ook niet nalaten , om een geval 't geen in zyn aart zoo fterk is als een der vorigen, en in allen opzichte verdient te worden aangedrongen, hoe zeer reeds algemeen bekend, ter euwiger gedachtenis in dit ons werk, ('t geen wy ons vlejen, dat by alle deszelfs gebreeken, niet geheel van dezulken, die na deezen aan de gebeurtenisfen van den tegenwoordigen tyd zich zullen laten geleegcn leggen , achter de bank zal gefchoven worden) te configneeren. ^^"MmT/ * , ' e>»,T> } '.'( '.■ " En hiertoe zullen wy alle de Stukken", die daartoe behoren, in die order , waarin zy het een op het ander gevolgd zyn, hier laten afdrukken. LI 5 Het  ( 412 ) Het eerfte ftuk 't geen aanleiding tot dit geheel geval gegeeven heeft, was de volgende Brief in de Zuidhohandfche of Wcerdenfche Courant van i. July 1782. „ Copy van een Brief gefchreeven aan hord van „ de Jafon , op de rhede van V'tufingen, den 16. „ Juny. Kan niet nalaten, UEd. te melden, dat „ wy gepasfeerde Saturdag 't geluk hebben gehad, „ om in ons gezigt ten anker te zien komen op de „ Wielingen een Engelsch OorlógS-fregat, van 2 3 „ ftukken gefchut: 't volk op 't gezigt van 't zel„ ve , vol vuur en moed zynde , .was met onge„ duldig verlangen bezield, om op »t zelve af te „ gaan : de Capteyn mede zeer gaarne preuven van „ zyne dapperheid geevende, zond een expresfe „ aan den Heer Schout-by-nacht van Cruiningen, „ met inftanrelyk verzoek, om op hetzelve los te „ gaan, als verzekerende van in weinig uren met „ 't Engelsch fregat in tn'umf te rug te zullen ko„ men: het volk was intusfehen vol yver en ver;, Ipngen, om alles tegen de terugkomst van de „ Ejcpresfe in 't werk te ftellen ; dan de neerflag„ tigheid was niet gering, toen men vernam, dat „ den Heer Schout-by-nacht tot antwoord had ge„ zonden, geen order van den Admiraal Generaal ,., tot vegten of uitlopen te hebben, ook geen or„ der konde geeven, nog aan 't verzoek van hem Capt.  ( 4*3 ) „ Capt. Storie te kunnen voldoen: derhalven moes„ ten wy blyven leggen, hebbende ft gemelde En„ gelsch fregat in ons gezigt ten anker geleegen, • h tot Maandag avond. Hoe dol en razend al het „ volk was, kan met geen penne uitgedrukt wor„ den, ja veele befloten, om een request in te le„ veren , om van den dienst ontflagen te worden, „ of anders geen hand aan 't werk te flaan, voor „ dat zy op 't Engelsch fregat een kans zouden „ gewaagd hebben. Dingsdag is voor de wal ont„ dekt 2 Fregatten en 2 Kotters, zonder dat onze „ fcheepen eenige de minfte werk maakten, om er „ op af te gaan. Mogelyk neemen de Engelfchen „ nog wel de moeite, om onze fcheepen van de „ Rhee te halen,en in Engeland prefent te geeven. „ De tyd leert alles. Blyve lied. Vriend enz. " Wat zegt gy, Nakomelingen ! Wat zegt gy, Vreemdelingen ? Kunt gylieden oit geloven, dat aan alles wat in dien Brief ftaat, geen enkel woord waar is geweest. Een brief aan boord van 't fchip zelve gefchreeven — waar het vyandelyke Schip zoo lang van allen gezien — van waar de Exprcsfe gezonden .— waar die Expresfe te rug gekeerd — waar al het volk tot die razerny gebracht — waar door al het volk een Request geconcipieerd was , ingevolge van die razerny enz. enz. — Kan het mogelyk zyn, dat aan dat alles geen enkel woord waar geweest, dat dat alles zoo moedwillig zou ver-  ( 4M ) verzonnen geweest zyn? Gaat dit niet alle begrip; alle geloof, alle menlchen-ondervinding te boven2 En als dat evenwel eens zoo was, wat verdiende dan de Schryver, of zoo de brief niet aan boord van 't fchip gefchreeven is, de verdichter, de Uitgeever van zulk een brief? — En dat in een tyd, dat men van alle kanten de Natie zoekt dol te maken, door het verfpreiden van alleriey nadeelige geruchten teegen het publiek bellier, en dat men by zoo vee'en wezentlyk het vermoeden verwekt heeft, als of het publieke welzyn moedwillig verzuimd, en dc vyand wezentlyk en waarachtig in de hand gewerkt wierd — Wat zegt gy ? Wat verdiende in zulk een tyd de verdichter van zulk een brief, als aan dat alles geen enkel woord waar was? Wy bekennen , hoe zeer er ook niets is, 't geen wy van deze helfche factie, die door den geest des Duivels zoo duidelyk geregeerd wordt, niet verwachten, dat wy echter omtrent deze nieuwe trek ons oordecNhebben opgefchort en in den beginne ons niet hebben kunnen in 't hoofd zetten, dat er geen enkel woord aan dat geval waar zyn zou. Wy begreepen, dat er honderd goede redenen zyn konden , waarom de Zeuwfche Scheepen wezentlyk ftricte ordre hadden kunnen hebben om niet uit te lopen of te ageeren, wat er ook gebeurde (*). Wy (*) Hoe menigmalen exfteffirt in den Land-dienst het ge-  ( 4*5 ) Wy begreepen voorder, zoo dat al geen plaats gehad nad, dat de Hr. van Kruyne mogelyk enkel negatief, geen ordre had gehad omtrent het geen ny in zulk een geval als die doen moest1, en dat hy uit dien geval, dat Regimenten, dat ganfche Corps, ganfche Vleugel», ftrifte order hebben en hebben moeien vso. zich niet te beweegen , wat er ook gebeure. En hoe u Éaigmalen is door het niet obedieeren van zulke ordres, hoe onredilyk ook in fchyn by voorvallende gevallen, een gansch leger, een ftad, een pj«, verloren, of in tegendeel door het nakomen daarvaa ttegen de eige overtuiging van den Commandeerenden Officier, en enkel uit hoofde van den aart der militaire difcipline en blinrfe gehoorzaamheid , bewaard en een a.nzienlyk voordeel behaald ,of een totaal verlies,'t geen de Commandant en chef voorzien had , voorgekomen. K»n het zelfde op Zee ook geen plaats hebben. Zyn er geene Krygsüsten ook op Zee. Zouden Schepen door den vyand niet uit de haven kunnen gelokt worden, tot hear verderf, enz. enz. Wy beüiafen hier niec over: maar deze vragen deeden wy ons zeiven, met relatie tot het tegenwoordig geval, en du», als die ordres gegeeven waren, vertrouwden wy dat men goede redenen daartoe gehad had. En over 't geheel begreepen wy, dat men of geen bevelhebber hebben , ot aan dien, wie 't ook ware, alle zulke zaken blindelings moest toevertrouwen, behoudens de vryheid voor dea Souverein van by tyd en wyle deswegens rekenfehap te vragen. 'T gsen wedet fomtyds van dien aait zyn kan, dat het gemeen van de redenen, die men tot deze of geene ordres gehad'heeft, immers gedurende de» Oorlog, volftrekt niet teboort geïnlhutêrd te worden.  ( 4i<5 ) dien hoofde geoordeeld had de verzochte permisfie van bet Engelsen vaartuig op te zoeken, liever aan den Capt. Story te moeten weigeren 5 in welk geval de verantwoording voornamentlyk op hem vervallen zou zyn. Kortom wy begreepen, dat er zoo menigvuldige omftandigheden zyn konden, waardoor dit geval, indien het wezentlyk was voorgevallen, wederom zou blyken zeer eenvoudig geweest te zyn, dat wy voor ons zeiven geen moeite hadden om geduldig af te wachten, hoe hetzelve zieh zoude ontwikkeien. Doch wy begreepen er teevens by, hoedan g het geval zich ook mocht hebben toegedragen, dat de Brief zelve daarom niettemin altoos hoogstfchuldig en ftrafbaar en met de flechtue intentie gefchreeven, en met nog Hechter intentie ui gegeeven was, zoo óat de Schryver daarvan, indien hy wezentlyk in 's Lands dienst en aan boord van de Jafon was, voor het minst verdiende, na eene zware fcheepsftraf voor fchelm weggejaagd te worden, al was 't alleen maar om de twee laatfte regels van zyn brief; en dat de Courantier, die dien brief had uitgegeeven, om dezelfde redenen, in alle andere tyden als den tegehwoordigen, niet minder ftreng zou zyn geftraft geweest. En voor 't overige zoo fcheen het ons zeer verdacht, dat die brief wezentlyk aan boord van een der Zeuwfche Schepen zou zyn gefchreeven geweest, zoo om fommige andere kleinigheden, als om het fautif fchryven van den naam van den Schout-by-nacht, dien hec  ( 4-1? > het wel voor een Burgemeester van Woerden, maar niet voor de Equipagie van een der Schepen onder i-yn Commando, gemakkelylc is met den naam van eene onder ons meer bekende familie te verwarren, en van CrJtnïngen in plaats van van Kruyne te fchryven. ! Ondertusfchen, offchoon wy niet konden geloven, dat aan dat ganfche geval met één enkel woord waar zyn zou, zoo begreepen wy echter cuideiyfc genoeg, dat hetzelve buiten eenigen twyii'el zeer verdraaid', en op de kwaadaartigfte wys voorgefteld en opgelchikc was, en dat het geheele oogmerk van dien Brief wederom alleen was, om de Gemeente op nieuws aan 't woeden te brengen, en in hunné vosroordeelen , omtrent de preteufe moedwillige inactiviteit en het ontzien der Engelfchen, te ltyven, ja meer dan oit tc bevestigen. En dus verwonderden wy ons niet, van dit geval in alle onze Patriotfche Couranten en Gefchriften, teritond een wonderbaarlyken ophef te zien maken. En dit is ook in den korten tyd van 8 dagen met al dien yver en dolle, onbezonne razerny gedaan , waarmede al dat volkjen gewend is, by alle voorkomende geleegenhedcn zich te distingueeren. Ja, wat meer is, het meerderdeel van de Heeren Staten van Vriesland zeiven, die federt een geruimen tyd meer en meer hunne patriotfche gevoelens ten toon fpreiden, vonden goed van op dien Cou- ran-  ( 4i"8 ) ranten - brief, Zyn D. H. aan te fchryven, en van Hoogst denzelven reeds in dato 6. July , dat is vyf dagen, na dat de Brief in de W. Courant geftaatf had, bericht nopens deeze zaak te vragen. liet was niet mogelyk, indien er iets dergelykr in Zeeland was gebeurd geweest, of Z. H zou in zyne qualiteit onmiddelyk daarvan bericht gekrëegen hebben van den commandeerenden Schout-bynacht; voor dat de W. Courantier daarvan iets verneemen kon; en zulk een bericht niet gekomen zynde, mocht men gerust hier in 's Hage onderftellen, dat het ganfche geval of geheel verdicht, of van geen het minfte belang geweest was. Des niette gen liaan de was Z. H. zelve zoo gefrapeerd s geweest door dien Brief in de Woerdenfche Cqurant, -dat dezelve goedgevonden had uit eige beweeging een "Expresfe naar Zeeland af te zenden om te verneemen wat tog van die zaak zyn mocht. En deze Expresfe kwam eindelyk op Dingsdag den 9. deezer te rug, met de twee navolgende Verklaringen, zoo van den Schout-by-nacht Van Kruyne als van den Capt. Story, 0p requifitie van het Collegie ter Admiraliteit gegeeven, die daarop terftond in alle Couranten zyn bekend gemaakt, en aldus luidden: Vtrk/aring van den Hf. Schout» by-nacht Van Kruyne. „ Ik ondergeteekende Schout-by-nacht, met de ui-  ( 4T9 ) i, uïterfte verwondering en verontwaardiging in de % Zuid-Rol!andfche Courant van den eerflen July „ laatstleden, gezien en geleezen hebbende,, dc „ infertie van een Brief, prctcnfelyk aan boord van „ de Jafon, op de Rhede van Vlisfingen den a5. 55 Juny gefchreeven, houdende onder anderen, dat aan my Schout-by-nacht, door den Captcin „ Story, commandecrende gemelde Fregat de Ja~ „fon, per expresfe zoude gedaan zyn, een inftan„ telyk verzoek,om op een Engelsch oorlogfchip, „ 't welk in het gezigt van gemelde Fregat op de „ Wielingen ten anker zoude geleegen hebben, af„ tegaan, waarop ik ondergeteekende S; hout-by„ nacht tot antwoord zoude gegeeven hebben, „ (reen ordre van den Admiraal-Generaal tot vechL ten of uitlopen te hebben, ook geen ordre kende „ geeven, nog aan het verzoek van hem, Capuin „ Story, te kunnen voldoen; vcrklare ter liefde van de waarheid, op den eed aan den Lande ge» '„ daan, dat ik noch Expresse, koch kondi- „ ling, noch schriftelyk verzoek Van den „ Captein Story, noch van iemand anders , „ op een der alhier ter Rheede leggende 's Lands „ fcheepen commandecrende, heb ontvangen, ftrek,, kende om op eenig voor de wal leggende Schip „ of Schepen van den Vyand sf te gaan; en dus „ dat ik ondergeteekende, ook geheel en al onbe., wust ben, van eëniG antwoord op dit fübjec~t, „ cn dus veelmin een zoodaanig antwoord, XT. Stuk. Mm » *1» \  ( 4*o > ff als in den voornoemden Brief geïnfereerd in' de „ Zuid-B'ollandjche Courant van den eerften July „ ftaat vermeld, gegeeven te hebben. Verklaren„ de dat pretenfe antwoord te zyn eene in ALLE „ zyne termen en omstandigheden, V O L- ti STREKT TER KWADER TROUW UITGE„ VONDENE ONWAARHEID. En depofeere ff ik ondergeteekende ter liefde van de waarheid al f, verder, dat alle de raporten uit Zee, van de s, onder myn commando ftaande advys-jagten, op „ de bedoelde tyd ontvangen, wanneer gemelde „ pretenfe Oorlogfchip hier voor de wal zoude ten „ anker geleegen hebben, behelzen, dat als toen „ omtrent vier a vyf mylen van de wal niet anders „ heeft ten anker geleegen dan een zwaar geladen „ Driemast Koopvaardy-fchip, het welk volgens „ obferveering der meergemelde advys-jagten, en „ de deswegens door hun aan my gedane raporten „ op den 33. Juny laatstleden, zyne cours heeft -> gericht naar Oost end. Adtum aan hord va» 'tLands Schip van Oorlog , Zierikzee, geankerd voor Vlisfingcn den 6. July ijZs, O- g.) J. van Kruyne-  C 421 ) Verklaring van den Hr. Captein Story. Jf De onderfz. Captein ter Zee, reforteerende „ onder het Ed. Mog. Collegie ter Admiraliteit op „ de Maze, thans commandeerende het Fregat de „ Jason , verklaart op den Eed aan den Lande gedaan, en ter requifitie van het Ed. Mog. Collegie ter Admiraliteit in Zeeland, dat het verhaal „ in een Brief, zoo gezegd wordt gefchreeven uit myn onderhebbend Fregat, en geïnfereerd in de Zuid Hollutidfchs Courant van den eerften July, „ VOLSTREKT ONWAAR EN VERDICHT iS. Dat wel is waar, op den 23. Juny laatstleden, voortl by zyn Fregat , toen geposteerd tusfehen de „ Ton N. L en Dishoek, een Blankerburger Vis- fcher is gevaren , die my zeide , dat voor Gaats „ ten anker lag een Schip, dat hy dacht een En„ gelsch Fregat van 28 frakken te zyn; dat hy „ met den Kyker ziende , effectief een Driemast„ fchip, op een verren afftand, buiten den Deur» „ loo, ontdekte, 't geen hy, zoo verre aan de „ manoeuvres van de zeilen konde ontdekken , voor een Koopvaardy['chip hield ; zoo als de Com„ mandant daarvan ook te gelykertyd raport ont- ving door de Kruisponen en Kotters. En fchoon „ hy alle goede gedachten heeft van de bravoure „ van zyn volk, het volkomen in deze gelee„ genheid valsch is, dat hetzelve hun empresfeMm s „ ment  C 422 ) 's, ment zou hebben getoond, om dat Fregat te bevechten; terwyl hy niet bewust is, dat iemand „ van zyne Equipagie, buiten mogelyk eenige „ Officieren die by hem ftonden, toen de Blanken„ burger voorbyvoer, iets daarvan hebben „ geweeten. Dat duS Oük volkomen LEUGtt- „ nachtig is, dat de Hr. Commandant my het „ gepretendeerde antwoord zou hebben laten gee„ ven, wyl ik zyn Koog-Ed. Geftr. daarvan geen „ kennis gegeeven had, als zynde zulks hier bo- ven gemeld reeds gefchied. Uit al het voorge„ melde kan zich de Ondergeteekende niet ver„ beelden , dat iemand onder zyn Equipagie zoo „ slecht zoude zyn, van zodanigen leugenach- tigen Brief te fchryven, en moet dezelve dus „ als een KVVAADAARTIG VERZINSEL aan- zien. \Aan boord van 's Lands Fregat de Jason geankerd ter Rheede van Vlisfingen, den 6. July 1782. O. g.) J. Story. En nu zeg ik wederom: wat zegt gy, Nakomelingen ? wat zegt gy, Vreemde Natiën ? Herleest nu nog eens dien Wberdenfchen brief, en antwoord my dan , zoo uwe gevoelens u de kracht geeven en  ( 423 ) cn toelaten woorden te vinden om my te antwoorden. En wat denkt gy wel, dat hierop met opzicht tot den eer zamen of wel den WelEd. Gejlrengen Woerdenfchen Courantier gevolgd is ? Die heeft na eenige dagen, toen de beide Verklaringen in andere Couranten verfcheenen, het navolgende in de zyne geheid: „ Woerden den II. July. Wy hebben heden „ in de Kotterdamfche Courant gezien eene Ver„ klaring van den Heer Schout-by-nacht Fa» Kruy„ ne, en van den Kaptein Story, behelzende dat „ de Brief in dato den 16. Juny, gefchreeven van „• 't Schip de Jafon, cn houdende de zoo veel ge,, rugt gemaakt hebbende Historie wegens 't anke„ ren van een Engelsch Fregat enz. geheel bezy„ den de waarheid is. En dewyl wy dus door 't „ ontvangen van dien Brief, op eene fchandelyke „ wyze bedrogen zyn, vinden wy ons verplicht, „ om 'e gewicht der zake en om diergelyke on.,, waarachtige tydingen in 't vervolg voor te ko„ men, publiek te declareeren, dat de voornoem„ de Brief is gefchreeven en onderteekend door „ P. van der Linde , zynde dezelve origineele „ Brief van een yder te zien, zoo lang wy die in „ handen kunnen houden. Wyders hebben wy Mm s » nie*  ( 4»4 ) „ niet wülen afzyn 't publiek de twee voornoemd© „ verklaringen, fchoon de zaak geheel huiten ons „ toedoen is, mede te deelen enz." Hiermede komt die Courantier er van J, en fchudt zich als een gewasfchen poedelhond , en liegt morgen weder van voren af aan, en wordt Weder geleezen en gelooft als een Orakel, naarmate hy kwaadaartiger is. Na die afgeperste, droge fpytige verklaring , die niet eens naar eene répara» th of Jchutderkentenis zweemt, en geen fchaduw van wezentlyk berouw vertoont , is al wat met hem gebeurd is, by de Natie vergeeten. Ja fommigen vinden dat hy nog te veel-gedaan heeft, en dat mogelyk het geval nog wel waar kan zyn ^*). En die meer van hem zou willen hebnen , teegen die, het mochten ook Staten van Holland oï Gecommitteerde kaden ?yn , zal de Regeering van Woerden, uit zuivere Patriotismus en ter liefde van de wetten en gerechtigheid (f l hunnen Burger of Burgermeester - Courantier in deezen tyd wel weeten te befchermen. Nog eens: hiermede, met dit gedwongen her» ros» (*) Zie een brief van een Utrechtenaar in de Dietnermeerfche Courant van 17. July. (t) Zie den Post van den Neder. Rbyn N. 71,  C 425 ) roeping)'en, komt die Courantier er van af. Het is genoeg, dat hy zegt, die Brief is my zoo toegezonden: en — want dit moet de grond zyn, waarop de gevolgtrekking, het is my toegezonden, bygevolg ben ik niet calangeabel, fteunt — alles, viat my met onderteekening van een naam3 qffcheun by my onbekend, wordt toegezonden, mag ik ah Ceurantitr plaatzen, van welken inhoud en hoe oproerig ook, zonder daarvoor verantwoordelyk ie zyn: dat is — als by voorbeeld bet Libel aan > volk van Nederland in MS. aan een Courantier was gezonden geweest, onder nnsun van Jan Dirk, of Rohert Jasper, of een anderen gefingeeruen naam welk het ook zy, en de Courantier had daar zyne Courant toe willen ieenen, zoo zou hy hetzelve by ftukken hebben mogen uitgeeven 5 zonder ergens voor aanfprakelyk te zyn. En 2) om goed te maken, dat ik Woerdcnfche Courantier, dien Brief niet heb gefingeerd en zelve verzonnen, maar dat zy my zoo is toegezonden , zoo behoef ik myn opftel , als er navraag naar komt, maar door den eerllen pannebakkers-knecht den besten, die fchryven kan, te laten affchryven, ea onderteekenen, aanboord van Landt Fregat enz. P. van der Linde, of er dan zulk een van der Linde in dc wereld is , of niet, dat doet er niet toe, dat behoefde ik niet te onderzoeken, hoe oproerig de Brief ook was, ik mocht hem Mm 4 ' pi^t-  ( 4*0" ) plaatzen, en ben niet calangeabel voor hem geplaatst te hebben, zoo rasch ik: maar adverteer, .dat gemelde aflTchritt van myn panncbakker, 't geen ik goedvind voor een Origineel op te geeven, by my te kyken is, enz. Zoo gaat het thans in ons Land , vrienden, vreemden, nakomelingen 1 Dat zyn de begrippen van goede order, van recht en billykheid, van gerechtigheid, volgens welke wy zien handelen! En die omtrent alle deze frajo beginfels eenige zwarigheden zou willen opperen, dat is een Engelschgezinde, een Land-verrader, een Onderdrukker van de vryhdd, een Schender van de privilegiën der Burger:, enz. Voor 't overige om tot het geval van den Capt. Story te rug te keeren , zoo dienen wy hier als nog by te doen . het geen dienwegens nader gevonden wordt in de Haarlemfehe Courant van heden den 38. July, luidende als volgt: „ Wegens dc beruchte brief, pretcnfelyk aan „ boord van de Jafon gefchreeven, ziet men nog „ eene Verklaring van den Kapt. Story behelzen„ dc , dat hy alle mogelyk onderzoek had ge„ daan onder zyn Equipagie, ter ontdekking van „ den Schryver van dien, doch vruchteloos; verbeeldende hy zich ook dat niemand onder hen een ze*  < 4=7 ) „ zodanige» van alle waarheid ontbloten en verdich» „ ten brief zou hebben gefchreeven; alsmede eene „ VerKlanng van de Uitlegger-Kapteinen G. Lies„ fen en J. en F. Narrebour, inhoudende, dat zy in „ Zee tot obfervcering, of zich eenige vyandelyke „ vaartuigen vertonen, volgens dagelykle gewoon„ te kruisfende, den sa. Juny,alleen een zwaar ge„ laden Driemast-fchip, hebbende een Gaffel in plaats van eene Bezaansroede, en geen Voor„ braamftcng, en uit alle tekenen btykende een „ Koopvaarder te zyn, waarvoor zy het ook. ge„ houden hebben, door ftilte en het Noorden-ty „ hebben zien ten anker komen; en dat van den 22. Juny tot den 4. July geene andere jchepen „ buiten den Deurloo ten anker gekomen zyn, " En wat denkt gy voor 't overige , vreemdelingen , nakomelingen 1 dat nu voorder het gevolg van dit voorval zyn zal. Het is licht te gis fen uit het gebeurde met het uitftroifel van de contraordre aan de Schepen van de Maas in Aug. 17 81. Hoe kiaar cn hoe fterk ook die Verklaringen zyn die ik hier geconfigneerd heb, en hoe zeer ook geen mensch, die by zyne zinnen is, een ogenblik aan derzclver echtheid kan twyffelen, zo zal men 1) in vyf-entv/intig naamloze paskwillen nog voortgaan te zeggen , dat Z. H. onze fchepen in de Havens volftrekt verbiedt teegen de Engelfche Fregatten , die in hun gezicht leggen , te ageeren •, dat onze matroozeii Mm 5 daar-  ( 4^8 ) daarover hun bloed opvreeten , enz. zoo als mm zullen verheugen, indien die Pesten van ons Va- j dtrland, van welker existentie tot nog toe evenwel I geen j (*) Wy hebben niet nodig te herinneren, dat het óh qui pro guo is geweest, 't geen aanleiding heeft gegeeven tot de verfpreide verzekeringen > dat onze Veldrnaarfchalk , Lodewyk Hertog van Brunswyk , op de civile Lyst ftond in Engeland. Zie boven bl. 367. Voor 'c overige konden wy er by voegen; ook betere bewvzen, als die van de Heeren van de Post van ben Nedkrkhyn in 't geval van de Kapers Ilogiboom. Zie boven D. I. bl. 468 — 473. En ondertusfchen op zulte bewvzen fteunt tot nog toe al dat gefchreuw van Verraai en ongeoorloofde Corretpondtntie enz. 1 En uit dat gefchreuw 't geen volgens den aart der menfehelyke natuur welhaast zich op dezen en die moet vestigen (zie boven D I. bl. 47.) ontftaan weder zulke godloze nitftroifels, waardoor niet alleen particulieren, maar zelfs onze aanzienlyklle Regenten, onze hraaffte, geachtlte Amptenaren genoodzaakt worden by publieka Couranten prsemien van ƒ 14000 voor te Hellen, om ■asn fchandelykften laster van zich af te wenden, die fomtyds, God zy het geklaag!! door die middelen zelfs, die men aanwendt om hem te fluiten ,' enkel meer verfpreid wordt, en meer zich vestigt.  ( 43i ) geen bewys is, mogen ontdekt en geftraft worden. |En wy hopen alleenlyk maar, dat niemand uit dezen onzen wensen, dat die Pesten, INDIEN zy £n zyn , mogen gejlrajd worden, dwaas genoeg .zyn zal om te befluiten , dat het ZEEK.ER IS, dat er zulke Pesten wezentlyk zyn , in ons Vaderland, Maar als wy ten deezen opzichten ons zoo onbepaald en zoo hartgrondig met de Heeren van Oostergo en met Th. van Brusfel vereenigen, met opz cht tot weezens, die alleen nog maar in het denkbeeld van de mogetykheid van hun aanweezen exfteeren, dan wenschten wy ook wel, dat .deze Heeren, beneevens alle de overige Patrioten, die toegeevendheid voor ons hadden, van met ons in te Hemmen in ONZEN WENSCH, dien wy op onze beurt doen omtrent weezens, die ongelukkiglyk niet in een enkel denkbeeld van derzelver moge» lykheid, maar wezentlyk en met der daad, met lighaam en ziel, exfteeren en onder ons leeven, zich beweegen en omwandelen, en gedeeltelyk by name bekend zyn; namentlyk dat het God behagen mocht, in medelyden met ons arm Vaderland, om deze laatstgenoemde PESTEN,van welken het niet minder waar is dat zy den boezem hunner tedere Moeder zoo wreedelyk verscheuren , door namentlyk het volk zoo onophoudentlyk aan te zetten tot oproerigheid, alle flechte vermoedens aan  aan hetzelve in te boezemen , en de groffte, uirg&i dachtrte leugens tot nadeel van het publiek be( flier, byzonder van de Stadhouderlyke regeering: onder hetzelve te verfpreiden, om die PESTEN! zeg ik, te ontdekken, en niet alleen te ontdekken) want zy zyn overvloedig1 bekend genoeg , maas ook in zyne Voorzienigheid te geeven, dat zy ein-i de/yk eens aan de Justitie over gekeverd, en opem baar/yk geftraft mogen worden, ZONDER AANZIEN VAN PERSOON OF RANG'EN ZONDER! TüLGLEVENDHEID OF PARDON; in welk geval wy by geleegenheid van dit Nummer bidden^, dat God de Heer de zielen van lh. van BrusfeZ e* van, den Courantier van Woerden wil genadig zyn. A. ERRATA. N°. XLIII. Bl. 388. uit. Catilma] t. Catiline 397. penult. hunnen ] /. kunnen 399- r. 15. van America te erkennen J /. van America, op die wyze als de Americanen tot nog toe begeerd hebben, te erkennen 400. r. 26. Sir Joseph Yorkü ] /. Sir George Yonge 4.01. r. 19. opgedragen] /. opgedrongen 26. de Onafhangelykheid] L de volitrekte Onafhangelykheid 170 ] /. 402.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PAT R I O T. N0. X L V. quemvis media e/ige turba, rjlut ob avaritiatn, aut turpi ambitione laborat (*)« H o r a t. I. Sei'in. 4. IT^aar wy federt eenigen tyd reeds onze gedachjL^P ten lieten gaan om eens weder een Nummer voor onze Vrouwen te fchryven, ontvangen wy den volgenden brief van eene Amfterdamfche Vrouw, die beeter is dan al het geen wy zeiven zouden hebben kunnen fchryven. Wy haasten ons om hem met eenige kleine veranderingen alleen in de fpelling, aan onze Lezers, en byzonder ook aan onze Lezerinnen, mede te declen. Amfterdam 21. July 17ss, Mynheer de O. N. P. Ik ben eene ftandvastige leester van uw blaadjen, (*) Kies wien gy wilt te midden nit den hoop, Of hy 's. heerschzagtig, of hy is voor geld te koop. ' IV Stuk. N n  C 434 ) jen, etvonder ons gezegd, zoo ik vertrouw, eene oprechte Ouderwetfe Patriot. 7'en minften alles wat in uw blaadjen niet te veel boven myn fpfeeer is (want ik piqueer my niet, Mynheer» van eene Sgavante te zyn) daar ben ik het altyd volkomen mede eens, en by die fentimenten ben ik ook opgevoed, en hoop er by te leeven en te fterven. En het fmert my in myn ziel, wat ik dagelyks zie gebeuren, vooral met opzicht tot den Prins en de Stadbouderlykc Regeering. Die is men nu weder moei, en die wilde men gaarne weg hebben. Daarom doet men gedurig Z. H, zoo veel onaangenaamheden aan, dat het God geklaagd is. En evenwel zal het tog zoo licht niet gaan, Daar zyn te veel luiden, van allerley rang, ook hier in de Stad, en buiten twyfiei zoo veel te meer elders , die hun goed en bloed nog voor den Stadhouder over hebben, en zulk eene verandering niet licht dulden zouden. Nu, Mynheer, ik zeg U dit maar vooraf, om U te tonen dat ik wel recht van uwe kleur ben, en het heeft my recht plaifier gedaan, dat UE. met dit Deel beloofd hebt nu en dan ook voor ons te fchryven: uw blaadjen wordt nog al onder vrouwen geleezen; en veelen van ons hebben wel nodig wat beeter onderricht te worden, ik zelve in de eerfte plaats, hoewel ik meest alles lees, wat er uitkomt, cn daardoor nog al veel verneem, wat fommige andere niet horen. En daarom fchryf ik U, om U te beknor?  ( 435 ) knorren , dat gy uw woord niet beeter geftand hebt gedaan, en in zoo lang geen Numniei vuur ons gegeeven hebt. Die nummers zouden wy zoo veel te liever leezen, en kunnen ze ook beeter de «ene aan de andere aanpryzen, om eens te leezen, als andere die ibmtyds wat diepzinnig en wat langdradig zyn. En my dunkt er zyn zoo veel klare, overtuigende bewyzen , waarby gy onze Sexe zoud kunnen uil houden, dingen die zoo elk voelen en tasten kan, daarop moest gy byzonder aandringen in die Nummers, dat zou 't meeste ingang maken. Neem niet kwalyk, Mynheer de Patriot, dat ik U zoo de wet voorfchryf, het lykt wat veel prefumptie in my, en tog hoop ik dat UE. 't my in vriendfchap zult afneemen. Ik ben eene gulhartige, welmeenende vrouw, die niet houde van complimenten , en daar ik het zoo recht met u in alles eens ben, zoo ben ik gewend UE. als eene oude kennis te befchouwen, als iemand waarmede ik lang familiaar geweest ben ,hoewel ik UE. niet ken, cn mogelyk wonder op zou kyken a's ik U zag. Maar ik wil my by myn denkbeeld houden, dat ik van U heb, en zoo fchryf ik U ook, in hoop dat UE. myne vryheid ten beste zult houden. Ik zeide dan, dat my dunkt dat er zoo veele eenvoudige, duidelyke bewyzen zyn, die gy voor uwe zaak zoudt kunnen bybrengen, en die zich zeer wel yoor die nummers aan ons zouden fchikken, om dat elk het zoo vatten kan. En daartoe wil ik U Nn 2 •ondcj  ( 43* ) onder anderen ée'n noemen, dat my van dag tot dag meer frappeert, en waarvan ik ook reeds dikwijs voor my zelve met veel fucces gebruik gemaakt heb, om fommige van myne kennisfen te overtuigen. Dat beftaat hierin : dat my dunkt, dac van dag tot dag klaarder wordt , dat alle die Heeren, die zoo voor Patrioten willen pasfeeren, en die Z. H. by alle geleegenheden zoo zoeken moeite aan te doen en te plagen, en die de Gemeente zoo opzetten teegen de maatregelen die by het Hof genomen worden, hoe langer hoe meer tonen, dat zy niets als hun eige interest zoeken, en dat het hen geenzins om het we/zyn van het 'Lar.a te doen is, zoo als zy de Gemeente gaarne zouden willen wys maken, maar dat zy of eene particuljete piqu* hebben teegen den Prins of den Hertog, ofdat zy enkel maar zoeken meer amptjes te begeeven te krygen, en dat hen daarom de Stadhouderïyke regeering verveelt. En zoo dit waar is , Mynheer , dan is 't immers om razend te worden, dat het volk gek genoeg is , van zich te laten wys maken, dat die He.ren goede Patrioten zyn, of liever dat zy de eenige Patrioten zyn, en alle de anderen die het met Z. H. en met de Stadhouderlyke Regeering houden;jiiet; contrarie, dat deze laatfte Verraders zyn van hun Vaderland, en dat zy den burger zouden willen onderdrukken, en de vryheid van fpreeken en van fchryven te niet doen, en wat dies meer is. Ik voor my ge- lpof  ( 437 ) loof veel meer, dat de laatften alleen den naam van Patrioten verdienen, en zich waarlyk als Patrioten gedragen, terwyl zy hun eigeb'elaög opofferen aan 't geen zy denken voordeclig te zyn voor "x. Vaderland, en daarvoor niet alleen alle eige •voordeel verzaken, maar zich zePs aan mèrkelyk: nadeel, ja aan veel verdriet en fehande, die hen door de andere party wordt aangedaan, bloot ftellen. En om dit te bewyzen, gebruik ik voor my alleen eenige weinige voorbeelden, die my dunkt dat genoeg zyn om de zaak af te doen. Ziet maar eens, zeg ik, aan den e'énen kant, daar zyn die en die Regenten, die zich het meest aan den kant van den Prins gehouden hebben in deze tyden, en die daarom voor Engelschgezinden worden uitgekrectcn, en daar dagelyks paskwillen teegen uitkomen; wat hebben dij daarby geprofiteerd? Is er wel een van hen,die men zeggen kan,die is zedert bevorderd , die heeft zulk een groot ampt gekreegen, daar is dat en dat voor gedaan! Immers neen. Geen mensch heeft my nog één zulle een voorbeeld kunnen noemen. Men kan veeleer zeggen , dat zy zich zeiven mèrkelyk benadeelen , wyl zy in den haat van 't gemeen gebracht worden , door alle die vervloekte paskwillen, zoo dat er gefebreuwd zou worden, als zy iets krèegen, 't geen hen mogelyk anders toekwam: en ondertusfchen Mn 3 §'aan  C 438 ) gaan zy daarom minder voort, laten zy zich daardoor affchrikken? In 't geheel niet! Is dit niet een duidelyk bewys, dat zy alles wat zy doen, enkel doen ter liefde van het Vaderland, en daaraan hun eige voordeel, ja de rost en het genoegen van hun leeven opofferen? Ziet daarenteegen , zeg ik eens aan den anderen kant. Daar hebt gy by voorbeeld dat jonge Penfionarisje van D— Dat was eerst te G— en om dar hy daar zyne Heeren wist te perfuadeerea, om voor de Onbepaalde Convofen te fteramen, dat toen aan eene ei;kele ftem hing, (zoo dat men hem in een zekeren zin voor de oorzaak van Jen tegeawoordigen Oorlog houden kan) zpö moest hy PenConaris te D— worden: df-t was hem beloofd, als hy reusfcerde, cn dat heefc hy ook gekreegen. (Ik heb juist in dien tyd geleegenheid gehad, Mynheer de Patriot, om die historie van ftukie tot beetje te weeten) En nu, nadat hy dat gekreegen heeft, 't geen reeds voor hem een flag uit het gezicht was, nu moest hy voor eenigen tyd opJJag van Trailement krygen, om hem te belonen, voor een party kromme fprongen die hy in de Vergadering gemaakt had, cn die hem ojtt zyne jaren minder pasten dart een ander. Dat is één. En dat dunkt my is iets, dat alreeds veel nadenken had moeten geeven. want als die luiden zulke Patrioren waren, dan moesten zy zulke beloningen niet eens begeeren en van de hand wyzen, ais zy hen geuifercerd wierden. Maar neen, heï  ( 4^9 ) het is hen daarom eigentlyk maar te doen, en hoe indolent ik anders ben, Mynheer, zoo beken ik evenwel dat ik recht boos ben geworden, toen ik zag, hoe die infame N. H. Courantier onder anderen met wonder veel ophef van dat epjlag van Tra&ement gefpröken heeft, even als of het dat Penfionarisjen veel eer deed, daar my dunkt dat zy 't liever hadden moeten zoeken zoo ftil te houden als mogelyk was, te weeten als 't niet anders weezen kon, en dat dat Penfionarisjen zoo om geld verleegen was, want anders had hy 't zelf niet moeten begeeren ; of zy hadden maar moeten zeggen, dat er geen woord waar aan was, 't geen tog die luiden niet met al kost, daar hadden zy dunkt my veel nimmer aan gedaan , om de eer van hunne party op te houden. Ten tweeden , zeg ik, ziet wat die Heeren van S gedaan hebben! Eat zyn ook Patriotten'. En waarom ? Om dat zy by de Prins gegaan zyn en hebben gezegd, Uw H. daar zyn die en die Apiptjes of Commisfien, die Uw II. tot hiertoe altyd vergeeven hebt, wy zyn gerefolveerd om die voortaan zeiven te vergeeven. — Hierom ftaan die Heeren nu voor Patrioten te boek. Namentlyk.om, dat zy Z, H. een impertinent compliment gemaakt, en Hem een recht, 't geen hy altoos geoeiTend had, hebben willen ontneemen ! Maar uit wat reeden hebben zy dat gedaan? Zullen wy meer geluk heb* Nn 4 bl-n  C 44° ) ben in onzen oorlog tegen Engeland, als Z. H. die Commisfien niet vergeeft ? Och neen. Die Heeren willen het vergeeven daarvan aan zich ze/ven trekken. Dat is een plaifierig patriotismus, dat daarin beftaat, dat men een ander iets ontneemt, om zich zeiven te verryken. Geen wonder dat de Patrioten dagelyks zoo aangroejen, als er aan den eenen kantalles te winnen, en daarby nog roem en toejuiching te behalen is, terwyl men aan den anderen kant niets als fchade lydt, en daarenboven nog in den haat gebracht wordt van 't Gemeen en voor een Verrader van het Land en een Onderdrukker van de Burgery wordt uitgekreeten. Ten derden: daar zyn alle de laatfte Utrechtfche paskwillen, zeg ik: daar komt de Aap voor goed uit de mouw, zoo dat er maar geen twyffeUan is, wat die luiden bedoelen: ik meen alle die St Niclaas-Schriften. Wat is daar de uitflag en de inflag van alles? Enkel het vergeeyen van Ampten, van Commisfien, in die Provintie! Dat gefchiedt daar alleen, zegt men, naar het welbehagen van die geenen, op welke Z. II. het meeste vertrouwen telt. En dat moest anders zyn. Die ampten, die Commisfien moesten weder door de Leden van Staat, door de Leden van de Regeering begeeven worden, zoo als onder eene Staats-regeèring. Ten klaar bewys, waar die Paskwillen van daan komen. En dat zyn almede Patrioten! namentlyk om dat het  ( 44i ) het Patriotismus enkel daarin beftaat, dat men zich teegen 't Hof verzet, en den Prins zoekt moeite en tort aan te doen, en hem in zyne rechten te verminderen, enz. En dat alles, om die geenen juist, die dat doen, al die macht en al dat voordeel, 't geen de Prins verliezen zou, te doen verwerven. Zoo breng ik eenige voorbeelden by, Mynheer, die bekend zyn, en de lyst daarvan vermeerdert dagelyks. Neem eens voor weinige dagen nu weder dut geval met de begeevingvan die twee Drostplaatfen , 't geen UE. zekerlyk ook reeds zult vernomen hebben. En ik twyffel niet, of er zullen er nu voortaan dagelyks meer volgen. Want het yzer is nu heet, men doet wel van het te fmeeden. De Prins is in den haat van het volk gebracht, eerst door zoo veel andere Historiën, en nu door dat gefchreeuw over inaiïiviteit, en ver~ raat, en Engehchgezindhid, enz. Bygevolg nu legt de Lcuw ziek, zoo als in de Fabel van ha Pontaint, en nu komt al het grote en kleine Vee om hem heen, eninfulteert hem, en de Lang-oren, die nog zoo kort geleeden waren als of zy eene beroerte kreegen, als zy hem maar van verre zagen een anderen weg gaan, die zyn nu geene van de laatften om mede de kracht van hunne achterpoten tegen hem te beproeven. En als ik dan zoo eenige van die voorbeelden opgenoemd heb, die zoo bekend zyn dat niemand er iets teegen zeggen kan, Nn 5 dan  ( 442 ) dan vraag ik: is 'c nu niet klaar, dat alle die Heeren, die zoo voor Patrioten pasfeeren, niets anders als enkel hun eige belang bedoelen? En blykt derhalven ook niet duidelyk, wat men te houden heeft van alle die voorafgaande demarches , die gedaan zyn om dat werk jen te praepareeren? Onze kwaal daar wy thans aan laborecren , dat is die ruineufe Oorlog. Daar zucht de gemeene man onder. Bygcvolg daar moest men zoeken ons Land van af te helpen. Maar hoe kan daartoe by mogelykheid iets doen, of de amptjens te Schoonhoven en te Utrecht door den Prins , of door de Regenten vergeeven worden ? Hoe komt dat nu te pas ? Is dat nu een tyd om daarom te denken, fchoon genomen dat het nog zoo verkeerd was ? Of blykt niet veelliever, dat men heeft zoeken in Oorlog te komen, om de zaken in ons Land in de war te helpen? En, na dat men dat oogmerk bereikt had, dat men toen zoo gefchreuw d heeft, wy moesten dit en dat doen, alleen om te kunnen zeggen, het is de fchuld van den Prins, dat wy dat alles niet doen! Kortom datmen alleen maar gezocht heeft den Prins en het Plof in den haat van het volk te brengen en verdacht te maken, waarom? Alleen om een party amptjens voor zich te ve-geeven te krygen, die de Stadhouder vergaf, dat is, niet uit patriotismus, niet ui; eenige zucht voor 't welzyn van de Burgery, niet om 't voordeel van het Land, maar enkel en alleen om zyn eige belang. En  ( 443 ) En als ilc dat alles zoo op myne wys voorviel, Mynheer , dan is 't my nog noit gebeurt, of alle de geenien, waarmeede ilc zoo raifonneerde, hebben my moeten gelyk. geeven, en bekennen dat de zaak Zoo klaar was als de dag aan den Hemel. Eene enkele keer alleen herinner ik my, dat iemand, die zeer fterk van de andere party was , teegen my zeide, ja hoor Mevrouw , alles wat gy daar zegt, is buiten eenigen twyffel, en ik kan zeer wel begrypen, dat ydereen er die gevolgtrekking uit maken moet, die gy doet; maar met dat al geloof ik tog, dat onze Heeren het wel met het Land voor hebben, en daarom wenfehte ik wel, dat zy al dat andere nalieten : zy doen zekerlyk onvoorzichtig van zoo veel prife op zich te geeven, want voor 't uiterlyke zou men abfolut zeggen, dat zy enkel hun eige belang bedoelden, en hoe zeer er dat by moge komen, kan ik evenwel niet geloven dat dat hun enig oogmerk zyn zou. En dat beken ik, dat men aan den anderen kant zich veel belangelozer voordoet, en zyn eige voordeel veel meer opoffert aan de ide'en die men, in myn zin ten onrecht, voor de beste en voordeeligfte houdt voor het Land. Ik behoef UE. niet te zeggen, Mynheer, wat ik hier op antwoordde; ook heb ik reeds zoo veel byeen gekrabbelt, dat het tyd is van er uit te fcheiden. Maar ik wenschte dat UE. zich eens verledigen  ( 444 > digen wilde, om 't geen ifc hier zoo op myn trant heb voorgefteld, met opzette verhandelen, en in eene goede form te brengen. My dunkt het kan niet anders weezen, of het zou veele ogen moeten openen. En dat is tog het eenig oogmerk van uw blaadjen. Nu, Mynheer de Patriot, ik wensch U veel geduld en lust om met uw werk voort te gaan, en beveel my in uwe vriendfchap , offchoon ik UE. niet kennende van U verzoeken moet van my wel te willen permitteeren, om my ook niet anders als met de eerfte letters van myn naam te onderteekenen, en met veel achting te noemen Mynheer UEd. Onderde. Dienares E. W. geb. v. Z. De O. N. P. bedankt Mevrouw W. voor haren interesfanten brief, en hoopt dat Haar Ed. niet kwalyk neemen zal, dat hy niet van zich heeft kunnen verkrygen, om zyne Leezers in het genoegen, 't geen dezelve hem gedaan heeft, niet te doen deelen. Hy heeft federt een geruimen tyd reeds menigmalen in bc-  ( 445 > beraad geftaan om dat geen te doen wat zy van hem verlangt, namentlyk het ftuk, waarvan zy fpreekt, eens opzettelyk te verhandelen, terwyl hy niet minder verzeekerd is, dat niets gelchikter zyn kan om de ogen van het Gemeen meer en meer te openen. Ook heeft hy hetzelve hier en daar in zyn blaadjen in 't voorbygaan aangeroerd ( * )• Van eene opzettelyke behandeling er van alleen is hy altoos afgefehrikt geweest door de vrees dat het hem niec mogelyk zyn zou om zich zoo zeer als hy verlangen zoude , te kunnen onthouden van eene menigte Anecdoten , die hy van naby weet, met opzichr tot zeer veele voorname luiden, uit zyn pen te laten vloeien, zoo met opzicht tot de geïnteresfeerdheid van alle hunne patriotfche daden en roemruchtige demarches, als byzonder met relatie ook tot een ftuk, 't geen Mevr. W. in 't voorbygaan aanroert, namentlyk de perfoneele piqués, die by zoo veele de eenige beweegreden zyn, waarom zy zoo zeer teegen Z. H. en teegen alles wat van het Hof komt, woelen, en die dezulke, die van dit alles wat meer weeten dan het Gemeen, wezentlyk de diepfte verachting voor alle die hooggeroemde Patrioten moeten inboezemen. Ook zyn er ogenblikken , dat de O. P. zich zeiven befchuldigt over zyne al te grote ingetogenheid, en als hy ziet op welk eene fchaamteloze wyze deze vefaeh- (*) b. v. D. I. bl. 638. D. II, bl. 288, 28o. in de noot.  ( 44* ) telyke party elk en een ygelyk die hen in den weg is, rnet de groffte perfonaliteiten aanvalt, dun ge! raakt hy fomtyds wel eens in verzoeking om hen eindelyk eens met dezelfde munt te betalen, en op zyn beurt ook eens eenige ftalen uit zyne Scandaleuje Ckrmiyk voor den dag te brengen, met dit ondcrfcheid echter, dat de perfonaliteiten, die hy zou kunnen zeggen, alle echt en gefundeerd z}n zouden, terwyl men aan den anderen kant, by gebrek van wezentlyke befehuldigingen, zich met verdraide feiten , ja veelal met uitgedachte leugens moet behelpen. En, byaldien de licentie van paskwillen ook zoo blyft toeneemen, zoo kon men met den tyd wel eens eene voileedige Historie anecdou van de FJoofden der Franschgezinde factie over alle de VH Provintien in de jaren 1775 1782 zien te voorfchyn komen , waarmede veele voorname Lulden, en veele aanzienlyke familien zeer weinft gediend zullen zyn: en daar behoeft geen ander Motto voor gezocht te worden, om op den titel te ftaan, als die guide, heilzame fpreuk: Met welke maat gy meet, zal U'weder gemeeten worden. Pv. Kort na het afdrukken van ons vorige XLIV* Nummer, zyn ons de volgende Autentieke Stukken ter hand gekomen, relatief tot de zaak van Capt. Story. Wy haasten ons om dezelven aan onze Lezers  ( 447 ) sers mede te deelen , vooral wyl ons toefchynt j dat het godloos Roe zich meer en meer inwart in zyn eige gaaren, zoo dat wy eene flauwe hoop beginnen te"krygen, dat dit geval mogelyk aanleiding tot ontdekkingen geeven zal, waardoor de Natie eindelyk de ogen geopend, en enige van hare verleiders aan den dag gebracht en naar verdienste geftraft zullen kunnen worden. Extraci uit de Refolutien van de Beeren Staaten van Holland en Westvriesland, in hun Ed. Groot Mog. Vergadering genomen op Vrydag den 12. Ju!y 1782. Onttogen een Misfive van Zyn Hoogheid den Heere Prince Erfftadhouder, gefchreeven alhier m den Hage op gisteren, daarby aan hun Edele Gr. Mog. kennis geevende van het verrigte, omtrent een infertie in de Zuidhollandfche Courant N°. 7» met eenige Bylaagen daar toe betrekkclyk, en verfoekende daar op voorfiening; geevende teflens aan hun Edele Groot Mog. in bedenking het beteugelen der licentie van de Nieuwspapieren, hier te Lande gedebiteert wordende, volgende de voorfz. Misfive ' met de Bylaagen hier na geinfereert. Waarop gedelibercert en gelet zynde op het gunt  ( 448 ) in dc Zuidhollandfche Courant van lieedcn, nopens het voorfz. Subject voorkomt; is, by provifie en onvermindert de deliberacien over de middelen van nadruk ter openbaare betooning der hoogfte indignatie van hun Ed. Groot Mog. ter faake van het voorfeide geinfereerdc, goedgevondenen verftaan, dat Extract van gemelde Misfive van Zyne Hoogheid en Bylaagen, voor foo veel het eerfte Point aangaat, fal worden gefonden aan de Magistraat der Stede Woerden, en defelve daar beneevens aangefchreeven en gelast, om ten prompften den Schryver van defelve Courant voor fig te ontbieden, en van denfelven af te vorderen de origineele Brief vau P. van der Linde in de voorfz. Courant van heden vermeld , en defelve origineele Brief ten fpoedigften aan hun Edele Groot Mog. te laaten toekoomen , met verderen last, om uiterlyk binnen den tyd van drie dagen na de receptie deefer te dienen van berigt nopens alle foodanige verdere informatien en omftandigheeden als tot het voorfeide onderwerp eenigfints betrekkelyk zyn, ten einde het felve berigt gefien zynde als dan by hun Edele Groot Mog. daar op nader te worden gerefol veert foo als bevonden fal worden te behooren, en dat Copie van liet tweede Lid van de voorfz. Misftve van Zyne Hoogheid fal worden gegeeven aan de Leeden, om hy de deliberatien over de Propofitie door de Heeren Gedeputeerden der Stad Amfterdam den 2 Mey deies jaars ter Vergadering gedaan, daar op foda- nig  ( 449 ) nig reguard te neemen als bevonden fal worden te behooren. Accordeert met voorfz. Refol. 'Edele Groot Mog'nde Heeren. Byfondere Goede Vrienden. "Vernomen hebbende dat op Maandag den t. dee^fer, in de ZuidhoUandfchc Courant, N*. 78 was geinfereert een Brief, prsetenfelyk gefchreeven aan Boord van de Jasfon, op de Rheede varf Vlisfmgen, hebben Wy niet nagelaaten, om Ons naar de gegrondheid van het daar by vermelde, met alle nauwkeurigheid, te inforrneeren, en hebben door een Boode expresfelyk afgevaardigt, aan den Schout by Nacht van Kruyne die Courant gefonden, met last om Ons een declaratoir van het voorgevallene toe te fenden; als meede een declaratoir, op den Eed aan den Lande gedaan van den Capitein Story, commandeerende het Fregat de Jafon ; en hebben op gisteren met de Post ontvangen de neevensgaande Misfive van gemelden Schout by Nacht, met de daar bygaande declaratoiren, foo van hem Schout by Nacht felven, als van den Capitein StoIV. Stuk. Oo rys  C 450 > fy, den Advys-jagt Capitein Lierfen, en «le Cebroeders Narrebout , commandeerende ieder een Kruyspoon. Wy hebben nodig geoordeelt Uwe Edele Groot Mog. van al het bovengemelde tenniste te geeven, en aan Uwe Edele Groot Mog. te verfocken, om fodanige voorfieninge'te doen, als volgens derfelver hooge wysheid zullen oordeelen te behooren, foo tot navorfchinge van den Autheur dier gefingeerden Brief, die met onwaarheeden vervuld is, op dat defelve, volgens verdienften, exemplaar kan worden geftraft, als tot correctie van den Schryver van de Zuidhollandfche Courant, dat hy diergelyke ongegronde tydingen aan het publicq mee3e deelt, welke aan hetfelve allerhande finistre gedagten moeten doen opkomen omtrent de directie van de Saaken van den Oorlog; en kunnen teffens niet nalaaten, om aan Uwe Edele Groot Mog* in bedenking te geeven , of het niet nodig is te beteugelen de licentie van de Nieuwspapieren, welke hier te Lande worden gedebiteert, en welke feedert eenige weinige jaaren tot den hoogden top gereefen is; op dat voorgekoomen werde dat diergelyke Valschheeden, of wel Misfives, Advyfen, Refolutien, of Concept-Refolutien , of foortgelyke faaken, welke voor het welzyn van het Land fêcreet behoorden te blyven, in defelve in het vervolg werden geinfereert, .Waar  t 45' ) Waar meede, Edele Groot Mogende Heeren Byfondere Goede Vrienden. Wy Uwe Edele Groot Mogende beveelen in Gods heilige protectie. Onder ftondt, Uwer Edele Groot Mog. Dienst* willige Dienaar Was geteekent, W. PRINCE V. OKAaïGE. Lager ftondt, Ter Ordonnantie van Zyae Hoogheid Geteekent T. J. DE LARRET. Jh '« Gravenhsge den li. July 1732. EstttaSt uit de Refoluiien van de, Ed. Ur. Mog. Heeren Statets van Holland en Westfriesland Mercurii den 17. July 1782. „ Ontvangen eene Misfive van den Magistraat der Stad Woerden, gefchreeven aldaar den 14. deezer, houdende ter voldoening aan Hun Ed. Gr. Mog. refolutie van den 12. te voren, derzei ver Scricht op de Misfive van Z. H. en bygevoegde O 0 2 ftuK-,  ( 452 ) ftukken, over eene interne in de Zuid-Hollandfche Couran: N. 7$. welk Bencht en twee daarneevens gevoegde Bylagen hierna volgen geinfereerd Edele Groot Mogende Heeren „ Ter voldoening aan de hoogst gerespecteerde 5, ordres van UEd. Gr, Mog. vervat in UEd. Gr. „ Mog. Misfive van den 12. deezer, hebben wy „ de eer UEd. Gr. Mog. by deeze te dienen van bericht „ Dat wy na lecture van voorgeme. Misfive, en „ bygevoegde Stukken, den Courantier der Z H. „ Courant voor ons hebben ontboden, en van hem „ hebben afgeëischt de Misfive geplaatst in voorn6. „ Courant N. 78. en op den 25. Juny pretenfelyfc „ gefchreeven aan boord van het Schip de Jafon, „ leggende op de Rheede van Vlisfirgen : „ Dat de voorne. Courantier dien Brief aan ons „ heefc ovcrgegeeven , denwelken wy ingevolge „ UEd. Gr. Mog. ord. es hierneevens toezenden. Dat wy van denzelven Courantier geene an„ dere informatien hebben kunnen bekomen, dan „ dat dezelve Misfive is gekomen van Vlisfingen, „ en g^adresfeerd aan L. Paling, üitgeever der Courant, aan wien meerder brieven, de Courant „ betreflende, geadresfeerd worden. „ Dat  ( 455 ) i Dat hy voor deezen meerder brieven, zo hy jy denkt, met dezelfde hand gefchreeven, heeft „ ontvangen, doch die ongeteekenU waren, en „ dat hy derhalven niet heeft kunnen denken, óf „ deze brief, die door P. van der Linde onder„ teekend was, moest echt zyn, fchoon hy de M voorne. P. v. d. Linde in perfoon niet kende. „ Dat hy daarom van de voorfz. Misfive ter goej, der trouw had gebruik gemaakt, fchoon hy na„ derhand uit de Declaratoiren van de Heeren „ Schout by Nacht van Kïuine en Capt. Story had gezien, dat veele zaken in voorne. Misfive ver„ vat verdicht waren; en hy daarom geene zwarig„ heid had gemaakt dezelve attestatien in zyne Courant aan 't publiek mede te deelen, en den „ naam van den Schryver te melden, fchoon het „ fcheen dat er in Zeiand nog gevonden wierden, „ die de brief trachten te defendeeren; gelyk hem j- uit een brief uit Vlisfmgen den 10. deezer aan „ voorn6? Leendert Paling gefchreeven ( doch zon}> der naam, en alleen geteekend J.) was gebtce- ken; weiken brief hy raadzaam vond mede aan „ ons over te geeven, gelyk wy denzelven, fchoon „ ongelofelyke zaken behelzende, hierneevens voe„ gen, of dezelve ook geleegenheid mocht geeven „ om op de eerfte Misfive beeter te kunnen inquis, reefen. p, Wyders hebben wy den voorne? L. Paling me O o 3 t$ te  ( 454 ) de voor ons doen roepen, die ons gedeclareerd „ heeft, dat hy dezelve Misfive van P. van der „ Linde, als ook de tweede Misfive hier voor ge„ meld, en geteekend J , met de Post van Alphen „ heeft ontvangen, doch de eerfte direct, van Vlis„ fingen, en de tweede over Middelburg, gelyk „ aan de Post-teekens, daarop gefteld, kan blyM ken, „ Hiermede hopen wy aan UEd. Gr. Mog. in„ tentie voldaan te hebben, en zullen anderzins }J UEd. Gr. Mog. nader beveelen te gemoed zien. „ Terwyl wy, na UEd. Gr- Mog. in de dier„ baarfte protectie des Allerhoogften aanbevoolen te hebben , blyven „ Ed. Gr. Mogende Heeren ,, UEd. Gr. Mog. ootmoedigfte dienaren „ De Magistraat der Stad woerden „Woerden. „ den 14. July „ I78ï." ~ Qrd^ ^ dezelv(, (w. g.) „ H. W. Prins ,t by abfentie van den Secretaris.  ( 4SS > „ Mynheer! '„ Kan niet na/aten U Edele te melden dat wy 'gepasfeerde Zaturdag het geluk hebben gehad, om in ons gefigt ten Anker te fien komen op de JVitlinge een Engels Oor logs -Fregat van 28 Stukken Gefchut, hel Volk op het gefigt van het zelve vol vuur , en moed zynde , was met ongeduldig verlange befietd om op het zelve af te gaan, de Capteyn mede feer gaarne preuvt van zyn Dapperheid gevende zond een Expresfe aan den Heer Schout by Nagt van Cruininge met inflantetyk verf ook om op het Jelve los te gaan, als verfeekerende van in weynig uren, met het Engels Fregat in 1 rÜim-ph ' te rug te zullen komen, het Volk was intusfehen van den eerjle tot den laa'fts vol yver en verlangen, om alles tegen de te rug komst van de Expresje in het werk te jlelledan de neerflagtigheid was niet gering toen men vernam dat den Heer Schout by Nagt tot antwoord had gefonden geen Order van den Admiraal Generaal tot Vegten of nitluopen te hebben, geen order konde geeven nog aan het verfoek van hem Capteyn Storie te kunnen voldoen derhalve moeste wy blyve legge , hebbende het gemelde Engels Fregat in ons gefigt ten Anker gelegen tot Maandag avond, hoe dol en rafend al het Volk was, kan met geen penne uitgedrukt worden, ja veele befoote om een Request in te Levere un van dm O o 4 Dienst  Dienst ontflagen te zyn of anders geen hand aan hei werk tejlaan voor dat fy op het Engels Fregat een kanst Joude gewaagt hebbe , Dijnsdag is voor de Wal ontdekt 2 Bregatte en 2 Kotter*, fmder dat onfe Schepe eenige de minste werk maken om er op af te gaan, mogelyk neme de Engelfe nog de moeyte om onfe Schepe van de Ree te halen en in Engeland prefent te geeven, de tya leerd alles. „ Blyve UEd. Vriend. (w. g.) „ P. van der Linde. Op het Schip de Jafon op de Rccde van Viisftngt den 26. 'Jut.j 1782. S. S. de Heer Leenden Paling a Woerden. „ Mynheer „ Offchoon door geenerley converfatie, correspondentie of bloedverwandfckap de eer heb aan UEd hekend te zyn, heeft Uwe Patriotifche wyze van denken en fchryven by my die achting voor UEd verwekt dat ik niet voorby kan UEd. cenigzints in fiaat te Jlellen, UEd. nopens de Briev gefchreeven uit  ( 4?7 ) vit e* hands Fregat de Jafon, en w uwe Courant van primo dezer geplaatst te justijiceeren, en teegen de drie nietsbeduidende Verklaringen in de Middelburgfcht van gisteren te de/endeeren. Het geen UEd. in die Brief hebt gementioneert, is ten grootJlendeele conform het ver haaf dat zoo hier als te Miadelburg en door het geheele Eylard heeft geventileert, en ook by een teaer is gekift, en tot heeden 'nog voor waarheid word gehouden. Men fchynt opzettelyk het een en ander in die Derlaratviren te hebben vergeeten, wat feg ik men heeft die daarin niet willen plaatfen: Dat er Engelfhe Scheepen hier van Gaats geweest en geleegen hebben, fwygt men voorbed:gtï dat de Blankenberger Loots Captein Story daarvan kennis heeft gegeeven vind men niets van gewaagd; mogelyk om dat honderde menfehen te Domburg, ïVestcappel, Zoutelattde, en van onfe Jhoorens en Schepen defelve gefien hebben, en aan hunne Engelfhe Vlaggen onderkend; ftlvs heeft een Kotter te dier tyd de foutheid gehad onder het Gefchut der Battery van Westcappel te naderen, dan bemerkende dat hy eene begroeting van defelve fond te krygen {waarmeede men om redenen wat lang draalde) verkoor hy liever weeder wat af te houden: Mogelyk dat het getuigenis van foo veel Oog Schepen die hier voor Gaats waren, en gedurende twee dagen ten Anker geleegen hebben, om te wagten of er geen van onze Schepen de Couragie nadden na huiten te komen , zyn in der daad Engeljchê Schepen geweest, en dat men zulks op onfe Oorlog* fchepen ook geloofde, blykt, dat de Advis-Vaartuigen geduttrende twee dagen niet na buiten hebben geweest; onze Kapers niet na Zee hebben durven loopen, en felvs onze Oorlogfchepen van plaats hebben moeten veranderen. Bad de Heer Story fig in prazentie van foo veel Lieden nopens de onderhandeling tusfehen Zyn Ed. en den Schout by Nagt van Kruinen gehouden, foofierk niet geëxpliceert, nimmer foude men foo veel daarvan geweeten hebben, en wat die Heer, die hier en elders altyd voor een hraaf Officier en man van eer heeft gehouden* heeft geptrnmeert om thans ook foo men fegt de huik na de Wind te hangen, kan niemand penetreer en; wat betreft de Schout by Nagt, die Copis van dien brave And', de Bruin, niemand is er die fig daar&v:r verwondert; mogelyk dat gy eerlang meer van die  C 459 ) 'die Man fyn daaden fult hoor.en: Enfin, myn HeerJ. fiet is met deej'e faak even als met verfheide andere gevallen, die men helaas ook hier heeft fen gebeuren, dat is vol kinkels en draayen, om ware het 'mogelyk eenige gebuteerde Jchandelyke oogmerken te bereiken, waartoe fig fommige Lieden, fel/s van aanfien , laat en employeeren, dan die eerlang het loon voor hunne handelwys wel konnen genieten. „ Ingeflntte ExtraS uit de Refólutie der Weth en Raad der Stad Goes, waar meedefig reeds eenige Leden onfer Provintie hebben geconformeert; men begint vry jierk hier te denken en tefpreken, en tegen de ongehoorde handelwys tot nu toe gehouden fig te verfetten, zynde deefe week eene feer fterke en regt Vaderlandjche Refólutie by die van Middelburg genomen, en ter Staats-Vegadering ingebragt, kan ik defelve magtig worden, ik Jend UEd. defelve by volgende Post, en blyve intusfchen UEd. onbekenden maar nietmin geneegenen Vriend J- Fïïs/ittgen den 10, July 1782." „ Waarop gedelibereert zynde, is goedgevonden en verftaan, dat voorfz. Bericht en Bylagen, mitsgaders de gemelde Misfive van Z. D. H. en Bylagen voor zoo veel het eerfte poinö; aangaat, zullen worden geëxamineert door de Heeren van de Rid-  ( 46o ) Ridderfchap cn verdere hun Ed. Gr. Mog. Gecomm: tot het grooc Befogne, en de Vergadeiing daarop gediend van derzelver Confideratien en Advis. " „ Accordeert met voorfz. Refolutien enz. enz. Wy zullen mogelyk in een volgend Nummer on» ze reflexien over deze Stukken en voorts nog nader over de geheele zaak zelve, aan onze Lezers mededeelen. A.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT, N°. X L V I. . . V ,. .< i. i i ejt fumo dare lucem. W/y neoDCn °P net emde van ons vorig Nummer beloofd nog eenige aanmerkingen aan onze Lezers te zullen mededeelen, zoo over de zaak zelve van den Woerdenfchen of Zuid-HollandJchen Courantier nopens het voorgevallene op het Schip van Capt. Story, waarvan wy in ons 44e. Nummer in 't breede verlag hebben gedaan, als over de Stukken, relatief tot dezelve zaak, vervat in de Refolutie van Holland, die wy in ons vorig Nummer hebben publiek gemaakt. Het eeft en ander maakt meer en meer zoo veel gerucht , èti fchynt van zoo veel nafleep te zullen zyn, dat wy ons vlejen, dat onze Leezers niet te onvreede zyn zullen dat wy ons woord geftand doen , en hen over het een en ander nog nader onderhouden.' Eerst dan over de zaak zelve: Het is klaar, dat van tweeën maar e'e'n waar zyn kan: of de Brief getèekend P. van dtr hinde, die IV. Stuk. Pp oor-  C 4*3 5 oorzaak tot dit geheele geval gegeeven heeft, is door den Woerdenfchen Courantier, dat is door een der geïnteresfeerden in de Woerdenfche Courant, en dus door of met kennis van den pretenfen Schryver, namentlyk J. C. ten Noever, 't zy van den Drukker en Uitgeev^r van die Courant Leenden Paling gefabriceerd. Of hy is aan den laatstgenoemden wezentlyk met de Post befteld geweest, en in de daad uit Zeiand naar Woerden afgezonden door iemand die zich P. van der Linde noemt, Zonder dat of hem L. Paling, of J. C. ten Noever zulk een P. van der Linde bekend zy, en zonder dat een van beide geweeten heeft of gisfen kan, of zulk een perfoon wezentlyk ex-isteere dan wel wie zich onder den naam van P. van der Linde heeft willen Verbergen, conform hunne verklaring aan de Magistraat van Woerden gedaan, zoo als dezelve verklaring door die Magistraat aan Hun Ed. Gr. Mog. is gerelateerd, n . Wy zullen aan onze Lezers overlaten te oordeelen, in hoe verre de navolgende aanmerkingen dienen kunnen, om tot eenige zekerheid in deezen te geraken. EIRSTE AANMERKING. De Zuid-RoUandfche zoo wel als de NoordHoUandfcht of Liemermeerjche Couraniier, zyn geWoon alle zodanige tydingen} re/afen, of tefiexieny die  ( 4*2 ) die eigentlyk de ziel en het distinctief karakter van .hunne fchandelyke Nieuwspapieren uitmaken en waarom zy ook alleen getrokken, en by de Nieu* werwetfe Patrioten bemind en opgehemeld, by de Ouderwetje Patrioten gehaat en verfoeid worden , dat is , alle zulke tydingen , relafen of rejlexien, die dienen om het Publiek bejlier in een hatelyk dagügt voor te ftellen en verdacht te maken by de Natie, en het volk byzonder teegen den Stadhouder op te hitzen, niet in het lighaam van hunne Courant en in de gewone form van nieuwsty'dingen te plaatzen, maar meest achter aan cn onder de form van Brieven voor te dragen, die zy doen voorkomen , als waren zy hen met of zonder expresfe naam van buiten of binnen 's Lands woordelyk alzoo toegekomen. En het is klaar , met welk oogmerk en tot wat einde men deze uitvinding gedaan heeft. Men wilde namentlyk van tyd tot tyd zulke oproerige Stukken in zyn Courant plaatzen. Hierdoor alleen kon men denzelven, by gebrek van goede Correspondentie en by nog groter gebrek van die bekwaamheid eh kundigheden, dier in een goed Courantier vereischtworden, een mèrkelyk debiet verwerven : en tc gelyk wierd men daartoe aangezet door de hoofden of emisfarisfen van de oproerige fatlie. Maar men vreesde voor beklag, voor calange. De wétten teegen de licentie van fchryven, vooral van Courantiers, zyn tog in weezen , en mecnigvuldig, byzonder in Holland, en Pp 2 fchy-  ( 4*4 ) fchynen zy te fiapen of wel verkracht te zyn, zy zyn tog niet geabrogeerd, en niemand die ze fchendt, is zeeker dat zy den een of anderen tyd tegen hem niet zullen gericht worden. Wat nu uitgevonden, om zich teegen dit gevaar zoo veel mogelyk te beveiligen? De Boekverkopers, die geene oproerige heken en geene paskwillen mogen drukken, hebben erop gevonden, dat zy zeggen, wy kunnen niet alles lezen , wat ons ter druk gegeeven, veelmin wat ons in commisfie gezonden wordt, daarenboven al hadden wy den tyd om het te leezen , wy zyn domme duivels die niet oordeelen kunnen of het goed of kwaad is; en daarmede raken zy vry, als men hen v/ïl vry lat en. De Courantiers, voor welke de zaak moeilyker was , hebben 'er op uitgevonden, om datgeen wat naar de mostert ruikt, zoo als zy zeggen, quafi aan zich te laten fchryven. Dan hebben zy ten minften iemand, die een derde perfoon fchynt te zyn, namentlyk den Auteur van zulk een brief, om des roods tu.sfchen zich en de Juftitie te ftellen , en daarmede kan men hen ook als men WIL, vrylaten, en quafi zyne recherches teegen den pretenfen Schryver van zulk een Brief wenden , die dan op 't kerkhof is. Ja genomen, men mocht hen wat fterker dringen en hen wat meer lastig vallen, dan blyft voor hen dezelfde uitvlucht over als voor de Boekverkopers, namentlyk van te zeggen: wy hebben den Brief zoo gekreegen,en behoudens de eer die wy hebben van Cottr  ( 4*5 ) Courantiers te zyn, zoo zyn wy des niettemin ook; domme duivels, die niet oordeelen kunnen, of iets dienstig of nadeelig, of iets oproerig dan wel nuttig zy. Zal men om* ftraffen wegens die domheid? wegens gebrek van oordeel en doorzicht? Is 't niet reeds ongelukkig genoeg, dat iemand een klein verftand ontvangen heeft van de Natuur, zonder daarvoor ftraf baar te zyn by de menlchen? enz. Hiermede vlejen zy zich, van in 't laatfte resfort ten minlten vry te kunnen komen. En als men al weder gencegen is om de minfte scnvs-verdedigtng te laten gelden, dan kumtn zy er ook mede vrykomen. Anders is 't zeker, dat vooral in zware mis* dry ven de toegeevendheid, die de Wettert met recht gebruiken omtrent rabidi of fitriojï geen zins zich uitftrekt tot de zulken, die alleen maar niet van de fnedigften zyn, en tog wel genoeg hunne verm< gens hebben, om wekelyks drie Couranten te kunnen zamenflansfen. En een Courantier, die beweerde niet calangeabel te zyn, wegens geplaatfte oproerige Stukken, uit hefde -van onverjland, zon te gelykcr tyd moeten renuntieeren aan het recht van zyne e;ge goederen te beltieren , van testament te maken, enz. dat is hy zou zich legdliter in de clasfe der mente capti of waanzinnigen moeten doen plaatzen. Doch gelyk ik zeide, men weet welk een party dat men dient en vertrouwt zich genoeg op derzel- Pp 3 ver  ( 4*6 ) ver projectie, om zich te vlejen van des coods met zulk een uitvlucht, hoe mank ook, te zullen vrykpmen. Maar een uitvlucht, eene fchynverfchoning moet men hebben, en daartoe heeft men dat uitvindfel yan die Brieven gedaan: was het de Cuurantier zelve , die in zyne eige perjoon zulke re* fiexicn maakte , of zuike opruenge leugens als waarheden opgaf in zyn Courant, dan verviel hy direct in de letter der Placaten, en dan was hy op de minfte klagten by geene mogelykheid te redden. En dat de fuppofitïe van deze uitvinding of kunstgreep niet gratulto van ons gedaan wordt, maar dat men wel wezentlyk raag geloven, dat twee derde van die Brieven, die vooral de D. en W. Courantier in hunne Couranten plaatzen, door henzeiven of hunne medearbeiders gefingeerd zyn, daartoe dient vooreerst het bekend axioma in rechten, is prafumitur fecisfe cui prodest, d. i. diegeene worde geprefumeerd een daad gedaan te hebben, aan wien die daad voordeelig is; en ten tweede het groot aantal van zulke brieven, en de regelmatigheid , waarmede vooral de Z. H. Courantier mees? voor elke Courant één, zoo niet twee zulke brieven krygt; want het is tog ten uiterften onwaarfchynlyk, dat een zeker getal luiden, in onderfcheide hoeken van het Land, zonder eenige relatie tot den Courantier te hebben, of by hem enigzins bekend te zyn , en zonder onder malkanderen af  ( 4*7 ) af te fpreeken, allen omtrent in denzelfden fmaak, zoo by beurten aan hem fchryven zouden, dat hy telkens voor ydere Courant een of twee dergelyke brieven, over voorvallende gebeurtenisfen, voorhanden zou hebben, die juist dat verdienste hebben, dat zy zyne Courant den meesten aftrek bezorgen, om van menigvuldige intrhjieki preuven, die wy uit een aantal van die brieven zeiven zouden kunnen neemen, niet te fpreeken (*). Trouwens wy durven on? verzeekerd houden, dat er niet één eenig Lezer, byzonder van de Z. H. Courant is, die zich ter goeder trouw verbeeldt, dat het (*) Een voorbeeld alleen zy genoeg. Voor eeriigen tyd ftelde Tb. van Rruifel een Brief in zyn Courant, Waarin hy quafi door den Schryver getroost wierd over de verachting, die veele voor zyn arme Courant toonden. De geheele Brief was zoo ingericht, dat msn geen ogenblik kon twyffelen , of zy was door Th. van Brusfel gefabriceerd en aan zkh zeiven gefchreeven. Maar ééne trek onder anderen was zoo lomp, dat ket onbegrypelyk is dat de man niet begreep , dat een kind het bedrog ten minllen daaraan moest merken. Hy liet den gewaanden Brieffchryver tegen hem zeggen: gy onürvindt te wei in uw Beurs, Mynheer, boe voldaan men is over uw Courant. Zoo het Th. v. Brasfel niet was, die dit aan Th. v. Brusfel fchreef, dan zou men moeten vooronderftellen , dat hy genoeg gewonnen had om een Rentmeester over zyne goederen aan te leggen , en dat de brief dan van dien Rentmeester was. Van een derde kan hy noit zyn. Pp 4  ( 4*8 ) het grootfte gedeelte van die Brieven, welke zoo menigvuldig in die Courant voorkomen, niet door den Courantier , of wel door de medewerkers en geihteresfecrden van die Z. H. Courant, zou gefabriceerd zyn. In hoeverre nu dit vermoeden byzonder op den Brief hier in questie, namentlyk dien van P. van der Linde, vervalt, zal nader uit de volgende aanmerkingen blyken. TWEEDE AANMERKING. De Courantier X C. ten Noever, en de Drukker £• Paling, verklaren b.iden, dezen P. van der Linde niet te kennen, en niet te durven verzekeren, of er zoo iemand wezentlyk exifteere. De Courantier denkt alleen , dat by van dezelfde hand te voren wel meer brieven ontvangen heeft, doch KB. naamloze Brieven, en zonder de ondertekening P. van der Linde: zoo dat, genomen deze gisfing ware eens gegrond ,P. van der.Linde, in eige perfoon,. voor hem altoos een nieuw Correspondent is en blyft, van wien hy noit te voren enige brieven ontvangen, en met wien hy nimmer eenige relatie gehad heefc. Maar nu vragen wy, wie die voor 't eerst van ?yn leven aan iemand fchryft onder zyn naam zal zyn  ( 4^9 ) zyn brief zoo abrupt beginnen Mynheer ! KaW Niet nalaten UEd. te melden, dat wy gepasfeerde Saturdag het geluk hebben gehad, enz. En wie, die aan iemand, met wien hy geene relatie oit gehad heeft, on-ier zyn naam fèhryft, zal dien brief eindigen: Blyve UEd. Vriend P. van der Linde. Wy bekennen, dat ons gevoel in deezen zoo fterk is, dat wy niet fchromen onze Lezers te verzoeken van den Brief nog eens van het begin tot aan het einde te leezen, en dan ons, op hun gevoel durven beroepen, en hen vragen, of die geheele Brief niet veeleer alle mogelyk voorkomen draagt van in haast opgefteld te zyn, enkel met oogmerk om het geen men zeggen wilde in de form van een brief te brengen, zoo dat men zich van het hoofd cn van de itaart maar zoo kort afgemaakt heeft als mogelyk was, als niets ter zake doende ; zonder te bedenken , dat men in 't geval komen kon van te moeten verklaren dat men dezen Van der Linde niet kende, cn zonder acht te geeven, dat noit iemand zoo abrupt, zoo familiaar, zoo volkomen in de form van een overhaast billet aan iemand aan wien men dagelyks gewoon is te fchryven, aan zulk een fchryven zal aan wien hy voor het eerst van zyn leeven fchry ft, en van wien hy reede heefi van te denken, dat die man waarfchynlyk noit meer zyn naam heeft horen noemen. Wy beroepen ons op den brief geteekend J. in de Refolutie van Holland. Die heeft ten deezen opzichte in tegendeel, uit hoofPp5 de  ( 47° ) de van de inleiding:, allen fchyn van echt te zyn. Ten miniton zoo hy ook verdicht was, zou 'c bedrog vry fyner gefponnen en veel beeter geföuteseerd zyn. Die brief begint aldus : Mynheer, Offchoon door geener/ey converfatie, correspondentie enz. de eer hebbe aan UEd bekend te zyn, heeft uwe patriotifche wyze van denken by my die \chiin* voor UEd. verwekt, dat ik niet voorby kan enz. Zoo fchryft men, als men voor 't eerst van zyn leeven aan iemand fchryft, maar niet, Mynheer, ik kan niet nalaten U te melden. En die man eindigt ook Blyve UEd. onbekende maar niet min geneegene Vriend. Dit is natuurlyk. Het is byna «iet mogelyk anders in zulk een geval te fchryven. Het is niet mogelyk zoo te fchryven als P. van der Linde , zyn geheele brief van het begin tot het einde te zamen genomen. DERDE AANMERKING. Wy liaan fommige aanmerkingen, die wy uit de fpelling van den Brief zouden kunnen maken,over, om dat zy mogelyk aan eenige onzer Lezers wat fyn gefponnen zouden fchynen (* .. En derhalven, gaan (*) Is er iemand, die hierna zon willen raden, dien zollen wy zeggen , dat de Brief ons voorkomt niet door dezelfde perfoon gefchreeven te zyn, die ze opgeïleld heeft, maar aan een gemeen mentch te zyn vcorgeActttrd, die d-aruoor de uitfpraak letterlyk gevolgd heeft, ett  ( 471 ) gaan wy over tot die grote en ons bedunkens zeer gewichtige aanmerking, die wy reeds1 in ons 44% Nummer bl. 417. met een woord hebben aangeroerd, namentlyk omtrent de 1'chryfwyze van den naam van den Schout-by-nacht Van Kruyne. Het is zeer zeker, dat op zulk een klein Eiland als Walcheren, en in een tyd dat elk inwoondcr, tot de Vrouwen en kinderen toe, elk ogenblik fpreeken of horen fpreeken van de Vloot die in hare Haven ten anker ligt, en elk ogenblik honderd nieuwe ware of onware particulariteiten daarvan horen verte len, waarby telkens de naam van den Commandeerenden Officier, van den Schout-by-nacht te pas komt, die naam aan elk inwoonder byna eeven bekend en gemeenzaam zyn moet als zyn eige naam; en er is zoo veel onderfchcid tusfehen van Kruyne en van Cruininge, dat iemand die aan den eerften karteren naam gewend is, by geen mogelykheid daarvoor den laatften langeren zal uitfpreeken of fchryven. Gevolgelyk is het teegen alle waarfchynlykheid dat een Brief, waarin de Commandeerende Schout-by-nacht wordt genoemd van Cruininge, in plaats van van Kruyne, ik zeg niet, aan boord van een der Schepen — dat is volftrekt onmogelyk— maar te Vlisjingen, maar ergens in den en aan wien men alleen eenige harde woorden heeft voorgefpeld , zoo als het woord triumpb, 't geen iemand , die Engtlfe fchryft, vast ook triumf zou gefchreeven hebben.  ( 472 ) den omtrek van Walcheren, ja van geheel Zeelani zou gefchreeven zyn. Mnar dit geval is gansch anders te Woerden. Paar weet men op zyn best dat er in Zeiand Oorlogfchepen lessen, en de namen van die Schepen of van de Officieren van die Schepen worden daar noit genoemd. Hoort men daar dan van een Schoutby-nacht van Kruyne verhalen , en wil men t'huis gekomen zynde, 't zeen men van dien Schout-bynacht ;;ehoo-d heeft, opfchryven, dan kan 't zeer licht gebeuren, dat men den naam verkeerd, en van Cruiningen voor van Kruyne fchryft; temeer daar de eer tgemelde naam , geiyk wy in ons 44e. Nummer opmerkten, in Holland zeer bekend is. VIERDE AANMERKING. F.doch dit eHcs fchynt volftrekt te vervallen, door het geen in het Bericht van den Magistraat van Woerden gevonden wordt, namentlyk dat dc overgelegde Brief, buiten op, het gewone Zeuzvfche of Vlisfincrf he Post- teeken draagt. En wy twyffelen niet of veele onzer Lezers, die op deze byzonderheid gelet hebben, zullen hunnefchouders reeds opgehaald hebben by onze vorige aanmerkingen, en gedacht: arme Patriot, alle uwe waarfchynlykheden zyn niets tegen dat beflisfend bewys , dat de Brief uit het Couvert duidelyk blykt uit Zeiand gekomen te zyn. Maar myne Vrienden,  ( 473 ) den, zoo denkt gy dan, dat die Sluitreden doorgaat: De overgelegde Brief is uit Zeland gekomen, bvgevolg kan zy te Woerden niet gefabriceerd z\ nï Hoe weinig kendt gy dé ftreetoen cn uitvindingen van dit fooft van volk! Hebben zy riet overvloedig tyd gehad om zich te prsepareeren, in geval van calange (*). Heert de W, Courantier zelve niet eenige dagen te voren gezegd: zoo de inhoud van den Brief uitkomt valsch te zyn, zoo als men my fchryft, dan zal ik het origineel produceeren (f). Wel nu ? Hoe doet men in zulk een geval als men zyne zaken terdeeg wil overleggen. Dan heeft men zyn Correspondent in Zeiand: aan dien zend men zyn brief en fchryft hem, weest zoo goed dezen ten uwent op de Post te doen; en zoo verkrygt men het Post-teeken, dat is eene valfche preuve, die by veele onkundigen voor een beilisfend, onwederlegbaar bewys wordt gehouden, dat de Brief altans niet te Woerden gefabriceerd, maar wel degelyk uit Zeiand grjehreeven is (f). VVFDE AANMERKING. Uit de voorgaande Aanmerkingen, byzonder uit de derde , wordt dan allervsaarfchynlykst, dat de Brief geteekend P. van der Linde niet alleen niet aan (*) Te weeten van t. tot 13. July. <\\ W. C. van 10. july. (t) Een onzer vrienden heeft voor eenigen tyd geleegenheid gehad van dit konstjen by ondervinding tft  ( 474 ) aan boord ran de Jafon, maar zelfs niet in Zeiand gefchreeven is, en dat hy in Woerden zelfs is verdicht. En als men dit aannecmc, dan behoeft daarom de verdichter van den Brief, het ganfche geval 't welk daarin verhaald wordt, niet'volitrekt en ten eencnmaal, zonder eenige aanleiding verzonnen te hebben. Hem kan of iets verhaald, of iets uit Zeiand gefchreeven zyn, 't geen hem aanleiding gegeeven heeft, om daaruit die Roman te fabriceeren,dien hy in den form van een haastig opgefteiden Enef in zyn Courant heeft gebracht; en naderhand voor calange vrezende, heeft hy zyn opltel door den een of anderen Pannenbakker, zoo als wy zeiden , laten in 't net fchryven, toen dat affchrift naar Zeiand gezonden om daar geykt te worden, en zoo dit pretenfe Origineel eindelyk geproduceerd. Het is niet nodig te zeggen, dat wy dit alles niet voordragen, als ongetivyffe/d in alle zyne om- ftan» leeren kennen, door een anonymen brief, die hem met de Post uit Amfterdam toekwam De Schryver er van had zich zoo zeer op hetzelve vertrouwd, dat hy voor 't overige de moeke niec had genomen van zyn hand in het minfte te vermommen. De Brief kwam van iemand, die in dezelfde Stad met onzen vriend woonde, doch hy had hem naar Amfterdam gezonden om daar op de Post Ce doen, en verbeeldde zich hierdoor genoegzaam onbekend te zuilen zyn. Naderhand is men zelfs te weeten gekomen, wie hem daar op de Post had gedaan.  ( 475 ) jiandlgheden aldus gebeurd. Wy fpreeken hier alleen van mogelykheden , van waarfchynlykheden. En de Roman, zoo men wil, dien wy op onze beurt maken van de lotgevallen van dien brief, dient enkel om te tonen, dat het geenzins onmogelyk, maar veeleer waarfchynlyk is, dat de Brief even gelyk veele anderen, geen anderen Vader heeft-, dan de pretenfe of wezentlyke Schryvers of geinteresfeerden van den Woerdenfchen Courant zeiven, ten minften dat dit vermoeden geenzins verdient zoo verre te worden weg geworpen, als de meeften onzer Lezers mogelyk in den eerjltn op~ Jlag gereed zyn geweest te doen. En dan heb ik nog veel minder nodig te zeggen 9 hoe verregaande en allerhoogst-fchuldig in zulk een geval die verdichters van zodanig een Brief zyn zouden, zoo uit hoofde van den inhoud van den Brief zeiven, als met relatie tot hunne verklaring aan den Magistraat van Woerden gegeeven, zoo als dezelve aan Hun Ed. Gr. Mog. door dien Magistraat vervolgens is gerelateerd. Het is klaar, dat zy van deze feiten overtuigd zynde, geene allerzwaarfte en infamcerende lyfftraffe zouden kunnen ontgaan volgens alle bekende rechten. Doch laat ons nu aan den anderen kant eens vooronderftellen ,dat hunne Verklaring in tegendeel in allen opzichte overeenkomstig is met de waarheid,  ( 47* > heid, en dat de Brief geteekend P. van der Lindè hen wezentlyk uit Zeiand is toegekomen , zonder dat zy eenig deel aan denzelven gehad hebben, anders dan door hem in hunne Courant, zoo woor* delyk als zy hem gekreegen hadden, te plaatzen. SESDE AANMERKING. De Heeren Woerdenfche Courantiers (*) fteékeri won- (* Wy moeten deze Heeren eens vooral verzoeken van ons niet kwalyk te neemen, dat wy van Courantiers in 't meervoud , van gCinteresfeerden in de W. Courant, van Burgemeester-Courantiir enz. fpreeken. Onze reden is kortelyk deeze. Wat de geheele wereld zegt, Weeten die Heeren, dat tegenwoorpig altoos vast waar is, en noit misfen kan. Nu zegt de geheele wereld, zoo als de Heeren, indien zy daarna informee-en willen , van ydereen zullen horen, dat niet juist J. C. ten Noever, maar de Hr. Burgemeester *** die in Woerden het factotum is, de eig-ndyke en voorname Schryver en geïnteresseerde is van de Zui i- HollanJfcbe Courant, en dat die Heer om zyn beurs te maken, door het debiet van die Courant zoo veel mogelyk te bevorderen, daarom zoo veel oproerige Hukken in die Courant doet plaatzen. Het doet ons zekerlyk leed dat de geheele wereld dat zoo zegt van dien Hr. Burgemeester. aar als wy dat ook betuigd hebben, dan weet zyn WelEd Gellr. dat wv er af zyn, en dat wy voorts mogen en moeten handelen, als of het fecuur waar wss, wat de geheele wereld zegt. Deze flelregel is reeds afgedaan ter geleegenheid van eene fameufe -zaak , en de Heeren Woerdenfche Courantiers gedragen er zich ook volkomen na met relatie tot onze inaaivittit, enz.  ( 477 ) wonderlyk het hoofd op, zoo by hunne zoogenoemde retra&atie ( W. C. van 11. July. Zie hier boven bl. 433.) als by hunne verklaring aan de Magistraat van Woerden gedaan, zoo rasch zy den pretenfen of wezemlyk origineelen Brief geteefcend P. van der Linde hebben overgelegd; zoo verre dat zy by de eerstgemelde geleegenheid zelfs te kennen geeven , dat zy het voor eene byzondere condescetidancc houden, dat zy die retraftatie wel willen doen , ofschoon de zaak , zeggen zy, geheel buiten ons toedoen is. Zy willen zeggen : „ 'T is waar, die zaak maakt thans zoo veel „ gerucht, en wy zyn de geenen die ze verfpreid ", hebben ; r,u komt het uit dat cr geen woord " waar aan is: zoo veel te erger. Maar al hing er - ook het geheele Land aan, als wy onzen Brief produceeren , dien wy woordelyk in onze Cou**t rant hebben laten drukken, dan zyn wy er af, „ dan hebben wy gedefungeerd!" Dit is buiten twyffel wonderlyk wel voor alle de geenen, die geueegen zyn om dat zoo aan te neemen; en wy bekennen zelfs, dat het zeer conform is aan de nieuwerwetfe beginfels en wyze van denken over al dit foort van zaken. Maar de Heeren neemen ons al weder niet kwalyk, dat wy O. N. P. en veele met ons, wat tajer en wat ongemakkelyker zyn •, en dat wy niet refolveeren kunnen, als wy eens iemand beet hebben, van hem dan zoo fr. stuk. 0J?  f 47S) op het eerfte geluid 't geen hy vari zich geeft we! der te laten lopen. En daarom zullen wy de vryheid neemen van alvorens nog eenige kleine vragen aan deze Heeren te doen. De O. N. P. kan tog niet geloven, dat die Hee* ren wezentlyk van opinie zyn zouden , zoo als wy in ons 44*. Nummer zeiden, indien het boekjen aan het volk van Nederland aan hen, al was 't onder den een of anderen naam, was toegezonden om te plaatzen, dat zy dat boekjen vryelyk in hunne Courant, by ftukken en brokken, zouden hebben mogen uitgeeven, en dat zy dienweegens moeilyk gevallen zynde, niet moeren niet minder zouden- hebben behoeven te zeggen , om zich te redden, dan alleen: wy-hebben het ztd gekreegen óm te plaatzen, en zie 8all he: origineel, zoo als het ais M toegezonden? En onze reden, waarom wy O. N. P. dit niet geloven kunnen , is eenvoudig deze, dat wy wel gepriviligeirde Courantiers kennen, "maar noit in eenig Land hebben horen fpreeken van gepriviligeerde Oproermakers. Dè O. P. verbeeldt zich dat men hieruit niet zon* der veel fchyn van reden de navolgende gevolgtrekking zou kunnen afleiden. Dat namentlyk een Courantier nimmer of oit zich behelpen kan met de uitvlucht, zulk en zulk een ftuk is my woordelyk toegezonden, derhalven mocht ik het plaatzen, al?  C 479 ) 1 èls alleen in zulke gevallen , wanneer hy in eene moreele ommgeiykheid was om'te voorzien, dat het toegezonden luik, brief, of bericht, van eene kelyk nadeelige uitwerking kon zyn. Maar dan vragen wy die Heeren met betrekking tot de zaak hier in qucestie af: Of zy wezentlyk en ter goeder trouw zouden kunnen verklaren , dat zy pM den minften argwaan hebben gehad, dat die Brief getcekend P. van der Linde eene zeer nadeelige uitwerking moest doen op het Publiek, 't zy dat het daarby verhaald geval , waar dan niet waar was. Als wy zoo wel met hen fpraken, in plaats van fchreeven, zouden wy hen hier dien Brief nog eens bedaard voorleezen, cn dan onze vraag herhalen. Maar nu verZoeken wy onze Lezers van hem in ons 44e. of 45e. Nummer nog eens te willen herleezen, want wy hebben geen lust om hem voor de derdemaal uit te fchryven. En by aldien het gebeurde, dat onze Heeren te rade mochten worden om legaliter te verklaren, dat het hen wezentlyk aan genoegzame vermogens ontbrak om te hebben kunnen oordeelen, of die Brief in de daad van dusdanig een aart was dan niet', zoo raden wy hen om te gelyker tyd door hüfiöe vrienden Request te laten prefenteeren, om ,heh onder Curateelc te ftellen, ert als menie capti tc laten verzorgen: wyl ons bedunkens het een 2onQq 9 der  ( 48° ) der het ander niet wel door kan gaan, om redenen in het begin van dit Nummer gemeld. Doch by aldien onze Woerdenfche vrienden hier niet toe kunnen refolveeren , gelyk waarlyk ook geenzins waarfchynlyk is, dan gaan wy voort en vragen hen ten tweeden. Of zy wezentlyk en in de daad hunne rechters , beneevens het geheele Publiek, voor goedaartig of liever voor gek genoeg aanzien, om zich ter goeder trouw te verbeelden, dat niemand van die allen begrypen zal, dat het juist een en hetzeifde is, of zy een geheel naamlozen brief produceeren , dan of zy voor den dag komen met een Brief, geteekend P. van der Linde, zonder meer, als zy beginnen met te bekennen dat zy dien P. van der Linde niet kennen, en vooral als het confteert dat er zulk een P. van der Linde niet in de wereld, ten minften niet aan boord van de Jafon is, waarvan daan hy fchryft. En of zy zich wezentlyk durven vlejen van met zulke kinderachtige uitvluchten vry te komen in eene crimineels procedure? Of anders welke verzekering zy hebben dat men hen opzettelyk en moedwillig zal vryïaten ? En by deze vragen zouden wy nog verfcheide anderen kunnen bydoen, byzonder in vooronderftelling dat het waar is, wat dia Heeren declareeren, dat zyniet ge weeten hebben wie die P. van der  ( 4» i ) der Linde was. By voorbeeld, of zy ter goeder trouw gemeend hebben, dat die P. van der Linde een behoorlyk Auteur was, byzonder met opzicht tot eene zaak van zoo veel vooruitzicht, en of zy niet begreepen hebben, dat die P. v. d. L. aan hen voor het eerst van zyn leeven fchryvende, ten minften zyne qüdliteit, die hy aan boord van de Jafon bekleedde , wel had mogen melden, al was 't maar die van koksjongen geweest, zoo dat het Publiek met één geweeten had , onder welke dasje de Heeren van Woerden hunne Correfpondenten hadden over de publieke zaken. En of zy zou volftrekt zonder eenig het allerminffé vemneden geweest zyn, dat het geval, indien cr al iets waas aan was, ten minften zeer verdra-nd, zeer vergroot, zeer opgelchikt was, met de allerflechtjle intentie? Of het Slot van den Brief dit vermoeden, zoo zy 't in den beginne al niet gehad hadden , eindelyk niet by hen verwekt hebbe? Dan wel of zy ter goeder trouw, als brave Vaderlanders gemeend hebben, dat zy een wezentlyk goed werk deeden van dien Brief, zoo als hy was, hoe eer hoe liever te plaatzen? En welke tog de byzondere reden moge geweest zyn, waarom zy dien Brief, die tog niet elegant gefchreeven is en geen byzonder verdienste heeft in ftuk van ftyl, zoo woorde/yk hebben laten drukken, liever dan het geval zelve daaruit kortelyk, onder het artikel Ze/and, te vermelden, te meer daar zy dan eenige omstandigheden , Qq 3 die  ( 4S2 ) die 't tog ongelooflyk fchynt dat hen niet verdacht of opgefchikt voorgekomen zyn , Lalden kunnen achterlaten en het hatelyk nieuws wat verzachten, zoo als brave Burgers en Onderdanen betaamde? Doch wy houden ons niet langer by dit een en ander op: te meer daar het zich laat aanzien, hoedanig ook de theorie zyn moge, die de Heeren W. Courantiers zich gemaakt hebben van de wyze waarop een geprivigileerd Courantier zyne Courant mocht .doen dienen tot het verfpreiden van zulke Stukken ah d.n Brief van P. v. d. Linde, en menigvuldige anderen die zy te voren geplaatst hebben , en van de we. gen en middelen, waarmede zulk een Courantier in geval van caiange zich zou kunnen redden j dat die Woerdenfche theorie tog niet volftrekt algemeen ingang zal vinden, en ook welhaast blyken zal niet zoo alg. meen gerecipieerd te zyn, als die Heeren zich wel verbeeld hebben. En hiervan zullen wy voor het tegenwoordige enkel het navolgend bewys aanvoeren, waarvan het even moeiiyk zyn zou de validiteit, als de autenticiteit in twyfiel te trekken, en 't geene des te grievender voor onze Woerdenfche Vrienden zyn moet, wyl de (lag hen van zulk een hoogst refpecr tabelen en beminden, patriotifchen kant wordt toegebracht. Ex-  ( 4*3 ) Extr.->7 uit de Refohitien van de Ed. Gr. Mug. Heeren Staten van Holland en Westfriesland, Woensdag den 24. Juty 1782. Ontfangen een Misfive van de Heeren Staten van Vriesland, gefchreeven te Leeuwarden den 17. deeJer, waar by verfoeken, dat hun Ed. Groot Mog. de meest gepaste en efjftcacieutte middelen willen doen aanwenden tot ontdekking der Srhryver van de valfche Briefin de Zuidhollandfhe Courant van den I. deefer, of dat tegen den Cou ran tier jélse in goede Jufltiie werde geprocedeert, breeder hier na geinfereert. Waar op gedelibereert zynde, is goedgevonden en verftaan dat de voorfz. Mifsive fal worden ge examineert door de Heeren van de Ridderfchap, en verdere hun Ed. Groot Mog. Gecommitteerden tot het groot Befogne, en de Vergadering daar op gedient van derjelver conftderaiien en advis. Accordeert met voorfz. Refo/utie enz. Qq 4  C 484 ) Ede te Mogende Heeren, Byfondere Goede Vrienden , ' Nabuuren en Bondgenooten. Na dat ter onfer Vergaderinge op deefen extraor«inaris Landsdag was voorgedragen, dat in de ZuidHollantfche Courant van den 1 deefr maand geinfereert was feekere Copie van een Brief, foo als vo .rgewend wierd, gefchreven aan Boord van 'sLands Oor logs Fregat de Jafon, leggende ter Rheede van Vhsfmgen den ?6 July jongstleeden, hoofdfakelyk belielfende , dat in liet gefigt van voorfchreven Schip ten Anker gekoo : en was een Engelsch Schip van agt en twintig Stukken Gefchut, dat de Capitein van de Jajon en desfelfs voikfeer begeerig zynde daar op af te gaan, tot dat einde een expresfe aan den Schout by Nagt van Kruyne had gefonden, met verfoek, om daar toe order te ontfangen, dog dat voorncemde Schout by Nagt ten antwoord had gefotidën geen ordre tot vegten of uit!oop°n van den Admiraal Generaal te hebben, alles breeder in die voorgewende Brief vermeld, welke wy vertrouwen U Edele Mog. genoeg faam bekend te zyn; hebben wy ons diretl aan Zyne Doorlugtige Hoogheid den Admiraal Generaal daar over by Misfive van den 6 deefer maand geaddresfeert met verfoek, dat hoogst defelve, aan wien de Rapporten van voorfchreven  ( 4§5 ) fchreven Schout by Nagt, onfes eragtens moesten zyn meede gedeeld, ons van het gebeurde wilde inJormeeren, en aan welk ons ver;oek door hoogst gemelde Syne Hoogheid ook by MiJJive van den 9 daar aanvolgende feer geredetyk voldaan zynde, hebben wy foo uit defelve als da ar by gevoegde Stukken gefien , dat den inhoud der gemelde Copiebrief geheel valsch en teegens de waarheid aanlopende is ingefleld, en derhalven gemeend niet te kunnen afzyn U . Edele Mog. Vriendnabuurlyk te ver/oeken, de meest gepaste en efficacieus'e middelen te willen doen aanwenden , ten einde de Schryver dier prtetenfs Brief'door den Courantier ofte ander fint s werm de ontdekt, en by den Compet enten R eg ter geftraft, of dat ingevalle gemelde Courantier mogte weigeren den Schryver aan te geeven, of bevonden worden een naemloofe Brief in zyne Courant geplaatst te hebben, of uit anderen hoofde in deesen te hebben misdaan, TEGENS DENSELVEN WERDE QEPROCEDEERT, ALS IN GOEDER JUSTITIE SAL BEVONDEN WORDEN TE BEHOOREN, op dat daar door den voortgang van diergelyke lasterlyke en nadeelige verhalen mag werden verhindert. Waar meede Edele Mogende Heeren, Byfondere Goede Vrienden Nabuuren en Bondgenoten, Wy U Edele Mog. Qq 5 be~  C ) leveelen in de Protectie van God Almagtig, Leen» vaarden den 17. July 1782. U Edele Mogende Goede Vrie den. De Staten van Vriesland. F. J. J. ƒ. H. van Eyfinga, vt. Ter Ordonnantie van hun Edele Mogende - C». g ï A, J. van Sminia, En nu, na aldus ons woord gehouden te hebben om-rent het mededeelen van eenige nadere aanmei kingen rakende de zaak van den W. Courantier zelve, zanden wy moeten overgaan om het ander gedeelte van onze belofte geftand te doen, en ook enige aanmerkingen te maken over de Stukken in de Refol. van Holland van 12. July, in ons voorgaand 45e. Nummer uitgegeeven , byzonder den brief geteekeud J. die door den VV. Courantier te ge-  ( 4^7 > • gelyk met dien van P. van der Linde aan deszelfs Magistraat is overgelegd, en door denzelven gecommuniceerd aan Hun Ed. Gr. Mog. Dan nadien dit Nummer reeds veel verder is uitgelopen , dan wy ons in den beginne hadden voorgefteld, zoo zyn wy genood.;;;kt, om het geen wy hierover verder meenden te zeggen , mèrkelyk te bekorten, en zelfs alleen maar een gedeelte hier ter neder te Hellen van de menigvuldige aanmerkingen, die wy zoo pp dien Brief ah op het overleggen van denzelven door den Courantier, en vervolgens door de Regeering van Woerden, voorgenomen hadden te maken. Over 't geheel moeten wy bekennen, dat die Heer of Sr. j. de loflyke hoedanigheden, die een zeer groot gedeelte onzer Natie in den tegcnwoordigen tyd ten toon fpreidt, en waarvan wy in het begin van ons 44e. Nummer gefpröken hebben , volmaakt wel fchynt te kennen en daarvan ook meesterlyk gebruik maakt. Want men moet tog 'wel zyne luiden kennen, voor welke men fchryft, en by welke men indruk wil maken, als iemand, die niets anders van zich zeiven openbaart, als alleen dat hy de eer niet heeft van geparenteerd te zyn aan Leenden Paling, ja die zyn naam niet eens noemt anders als met een enkele J., zich vlyt en verzeekerd durft Houden, dat zyn enkel woord, van hem Hr. of Sr. J. by de Natie over 't geheel op-  ■ ( 488 ) opweegen zal teegen de conlonante Verklaringen door/e» Schout-by-nacht, één Zee-Kaptein, cn drie Uitlegger-Kapt eins (*), dat is door vyf differente hoger en tffitie*en, op den eed aan den Lande gedaan, in de fterklte en ondubbeizmniglte termen gegeeven, en gedeeltelyk door legale getuigen geattesteerd. En met dat al kennen wy ook, helaas! dat zelfde grore gedeelte van onze Natie maar al te wel, om niet te geloven, dat die Hr. of Sr. J. zich geenzins misreekend heeft, en dat zyn getuigenis wel degelyk by dat gedeelte van de Natie opweegt teegen de Attestatien van alle die Officieren. God beware myne ergfte vyanden, zoo ik er hebben mocht onder vreemde natiën, van die zonderlinge pyn, die iemand voelt, die wezentlyk liefde heeft voor zyn Vaderland en voor zyne natie, en gaarne op beiden trots zyn zoude, wanneer hy van ogenblik tot ogenblik meer moeite heeft om zich zeiven te ontveinzen, dat een zeer groot gedeelte van zyne Landgenoten wezentlyk uitvaagfels zyn van de Schepping en ichandvlekken van het menfchclyk gellacht! Ondertusfchen heeft Sr. J. Zyn belang wel ge¬ noeg (*) Zie boven bl. 427. en het Supplement van de Rotnrjamfcke Couratlt van 18. jaly , waar de Verklaringen van de Uitlegger -Kapteins Gerrit Lhrjen, Jacob Narreiout en Frans Natrehut compleet zyn uitgegeeven.  ( 439 ) jioeg begrepen, om zich niet te vergenoegen met een bloot onbefchaamd heeten liegen (*) van alle die Officieren, maar hy heeft teevens alle die kunstgroepen gebruikt, die zyne party — cn den duivel — zoo veel eer doen. De voornaamfte en gereedfte hiervan was, om die Officiers, dat is byzonder den Hr. Schout-by-nacht zoo wel als den KaptStory, zoo maar met ééntn, op de infaamlte en godvergeetendite wyze, voor de lkchtlte en eerlooste menfehen uit te kryten. En hier herinneren zich onze Lezers de voorzegging die wy voor veertien dagen in ons 44e. Nummer bl. 428. gedaan hebben, dat namentlyk die beide Officieren, wegens het geeven van die Verklaringen, nu reeds met eene zwarte kool geteekend ftonden by de affchuwelyke factie, om even als Kapt.de Bruin by de eerite geleegenheid de beste met alle macht vervolgd tc worden. Wy hadden ons zekerlyk niet verbeeld, dat deeze onze Voorzegging zoo fchielyk zou vervuld zyn, cn dat men ter zeiver tyd, toen wy (*) Wy zyn helaas! genoodzaakt van tyd tot tyd de woorden leugen en liegen te gebruiken, die anders uit befchaafde Schriften zoo wel als discoorlen verbannen zyn. Doch hoe kan men zkh van de ejgentlvke namen onthouden, als de zaken in zulk een verregaander» trap plaats hebben; of binnen de pt.len ven belchaafdheidbiyven onder zulke als ons tegenwoordig omringen. De taal heeft neg geen fterke woorden genoeg, om uit te drukken wat wy zien doea.  ( 49° ) wy dat fchreeven, reeds bezig was om de notert daar toe te ftellen. Doch men leze den brief van deezen J. die voorleeden Saturdag in de Post van ■den Neder- Khyn gepronkt heeft, en heden (den 31. Jiüy) in de Dicmermeerfche Courant pronkt en nog we! meer pronken, en nog wel in andere vormen gegoten zal worden; en dan oordeele men, ■wrat deze factie zy, en wat iet lot is van eerlyke luiden in ons T.snd in den tegenwobrdigen tyd, feit wat men in 't algemeen te houden hebbe, van alle die geenen, die federt twee jcren vervolgd, en in hunec eer. hunne achting, hunne te voren door ieder erkende verdiensten , aangetast en aan 't gemeen voorgedragen zyn als de flechtfte menfehen, en hoe men die geenen, die hen zoo voorgedragen en zoo vervolgd hebben, behoorde te befchouwef. Kan 't byna mogelyk zyn, als de Natie oit eens weder te regt komt, en eens geheel en al uitgedold heefc, of dit alles, wat nu gebeurt, zal als dan eene recht tegengeftelde werking doen van die welke wy ons thans verbeelden, zoo dat het iterkfte wat men tot lof van iemand zal weeten te zeggen om de Natie een gunstig denkbeeld van hem by te brengen, zyn zal, hy is een geweest van de gepaskwilleerden in 1781. en 1782. En waar zullen zich dan de familien verbergen van dezulken, die tegenwoordig dat fchandelyk werk aanftoken, cn een Cerifier, een Hoefnagel, een van Brusfel, een Post van den Ntder-R/jyn, voorftaan en befchermen? Doch  C 49* > poch wy eindigen. Hél wplgt ons langer aan öl dat volk te dchkeu. Het gevart van Jen W. Couranticr, en de nood da;:r hy aich ifi bevindt, maakt zoo veel op'chudding onder de faeue, dsc.zy alle hunne kunsten te ge ytc uitkramen , en daardoor zich meer dan oit vertonen, in hunne ware gedaante. Een brief'uit Schiedam, houdende een relaas van zeeker zoogenaamd Koopvaardy-Kaptein, een recht tweede deel van den Brief van P. van de r Linde , daar van Brusfel eergisteren (den 29.) weder mode voor den dig is gekomen, en dien de Woerdenaar van daag viee verfa overneemt, is niet het geringfte van die kunsten, een kind kan het oogmerk daarvan zien en hunne eige party moet van hen walgen (*). Och dat zy tog dc attentie van die ongelukkige zaak van Capt. Story konden aftrekken ! De Post van den Neder Rkyn vindt dat Z H. daar zoo vkel water niet over vuil moest maken (f). enz. Maar neen! fhoodaarts 1 verdervers van uw Vaderland! Daar zal zoo veel water over geplengd} wor- (*) Deren morgen frh'vpt ons een Vriend ujt eens Voorname' Srad: Qtte vêut Jemble t-il dl cette Li'.sre dans le D. C. Ju 29. houdta- t-il encor refuter cela far des attettations ? S. A. fer.i t - elle ré iuite d faire une guerrt défenftve aux Gazedert? Mats r,on. lis font déja ennfondus, tel miferl!es. On ne les en croit plus, J'ai trouvé de trés cbauds partifans van de razende fattie qui traihent fur ees l'ilainies. (t) hl. 77?.  ( 492 ) worden , buiten Z. D. H. als nodig is om het Land eindelyk eens van U, den droesfem ervan, te zuiveren. Beter nu nog in tyds water geplengd en water vuil gemaakt, dan dat gylieden voortgaan zoudt met het Land te beroeren, en bewerken dat in plaats van water bl oed geplengd wierd! A.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. X L V I I. Cum maxima re: propoftt* fint prudentibus Diuibus exercituum,gloria nimirum, imperium, falus fubditorum , ommsqut humana felkitas, ii jure debtnt omnia, qua fpeSant ad honorem fuum, di* ligentisjime circumjbitere &c. Natalis co mes Lib. Hist, \VTY hadden ons voorgefteld dat wy niet meer W in het geval zouden komen van van de beruchte zaak van den Iir. Schout-by-nacht van Kruyne en Capt. Story te behoeven te fpreken, anders als om by tyd en wyle den uitflag daarvan in ons blaadjen te configneeren, die tog niet anders zyn kan als eene eclatante fatisfaftie en voorbeeldige ftraf, zoo van den Woerdenfchen Courantier, als van Th. van Brusfel en van de Post van den Neder» rhyn, die zich federt, om hunnen oproerigen Confrater in zyn nood by te ftaan, met dezelve zaak op eene niet min ftrafbare en oproerige wys hebben afgegeeven, cn dus eeven weinig door den Sou-  ( 494 ) verein kunnen voorbygegaan worden, ja die in fom-' mige opzichten nog. vee) ftrafbaatder zyn dan de Woerdenfche Courantier , indien deze laatfte den brief van P. van der Linde niet zelve gefingeerd beeft, terwyl al het geen zy gezegd en geplaatsd hebben, met betrekking tot deze zaak, posterieur is aan de Verklaringen, waardoor dezelve volkomen voldongen was , en enkel ingericht om het falutaire effect daarvan, zoo veel in hun vermogen was, te verzwakken en tc verydelen. Ja, wy mogen zeggen , wy hadden ons gevleid dat wy niet meer zouden behoeven van deze zaak te fpreeken. Want, hoe zeer wy ook begrypen, hoe allernuttigst en noodzakelyk het is, dat de Natie op alle mogelyke vvyzen ftil gehouden worde by deze fchandeiyte zaak , die zoo gefchikt is om ha' re ogen te openen over alle deze hare godvergeetenc verleiders en bedriegers, zoo bekennen wy niettemin dat wy veelliever zien zouden dat anderen de taak overnamen van hier meer van te zeggen, dan zeiven ons er mede op te houden, door den walg die wy hebben van die complicatie van guiten-ftreeken , f de ongenoemde Schryver van dien hoogst inj uriéerende hief een hevoegd £ eg ter was over alles, wat den Suppliant in aie omfiandigheeden volgens eed en pligt had kunnen en moeten doen ; maar teffens den Suppliant onder het oog van den Soui cryn deezer Landen, voor de geheele ISlatie, ja zelfs voor gamch Europa proflatteer ende „ als een man die fiiydig met zyn Or„ dres zoude hebben gehandelt „ met afraging „ waarom hy dan niet geroepen word voor de Ho„ gen Krygsraad en aldaar evenals anderen geton„ nist , „ en met byvoeging , dat hy Schryver, „ dagt, dat wanneer dit gebeurde den Suppliant „ nog eene moeijelyke verandwoording hebben zou„ de." Dat den Suppliant naauivlyks kan voordragen, welke eene diepe indruk de voorfchreeve zoo honende profitutim en i.furien opentlyk en voor 't oog der ganfche werelt voorgefelt, in een gepriviligiard nieuwspapier, 't welk dagelyks onder een foort vap publicque Aucihoritcit van de Magifiraat ofpeliticque overheid door 't geheele Land wurd verzonden, en van een yder gelee fen, cn zulks na dat de Valsheid en fchandelyke Verdigting van 't origineel laster Schrift, 't welk de eenige gr onafag van deze pr&*>  ( 5oi ) pratenfe brief Conftitueert , reeds opentïyk wars aan den dag gelegt, by hem gemaakt hebben ; Dat mitsdien den Suppliant aan zig zelfs en aan den Lande , 't welk hy de eer heeft te dienen, vermeent heeft onvermydeiyk verfchuldigd te zyn, om alles m 't werk te ftellen ten einde zig de allereclatanfte en opentlykfie reparatie te doen toekomen , welke na den aart der zake mogelyk is, en die teffens tot een git ar and dienen kan voor alle brave en eer lyke Officieren van den Staat, welke anderzints aan zoortge-* lyke ftetrisfures dagelyks kunnen worden geëxpotteert; en eyndelyk dat het ponder reverentie:) van hem niet kan nog mag gevergt worden , om door een perfoneel kostbaar en lattgduurig Proces by den Ordinaris Regter een herftel en decifie te foeken, welke in't voorhanden zynde geval nimmer of ooit prompt genoeg of ge'ivenredigt weezen kan aan 't gevdgt en aan de eclatante publiciteit van de injurie, en dia nooit eene toet ykende bevyliging voor die geenen welke de eer hebben in 's Lands eed en dienst geftelt te zyn en de gewigtigfte zorgen aan zig viudeu toevertrouwt , kan opleeveren ; terwyl den Suppliant vastelyk vertrouutt, dat hy uit hoofde van de importantie zoo wel als van de teederheid van zyn relatieen bediening een geregtigde aanfpraak heeft op de immediate prote&ie van de liocge Overheid en op het zoo enontbeerlyk mainlien van zyn eer en goec.s Naam, als het dierbaarfte van alle bezittingen, en dat hy vervolgen: ook daar op in dseze zorgelyke tyRr 5 •'den  ( 5°s ) den aller byfonderst kan en mag ftaat maken. , 1 Mits welke den Suppliant reclameerende met allen eerbied en reverentie die btfchenning welke na de grondwetten van deeze Repub.icq en in 't byfonder ook van UWEdele Gnot Moge-de Provineie zelfs aan den geringften Ingezeeten toekomt, zig keert tot UW Edele Groot Mogende Ootmoedig verbekende, dat UW Edele Groot Mogende zodanige prompte en eclatante reparatie van de voorfchreeve cngekoorde en atroce fletrisftres aan den Suppliant gelieven te doen erlangen, en voorzieninge voor 't vervolg te doen, als dezelven na den aart en importantie der zaak, en na de licentieuf» publiciteit waar meede zy aan den Suppliant is aangedaan, zullen oordetien te behoortn. *t Welk doende &c. (was getekend) j. van Kruyne. De eerfte refieelie, die onze Lezers, op het zien van deze twee , zeer bondige en wel opgeftelde Stukken , zullen maken, zal waarfchynlyk zyn, dat wy ons niet bedrogen hebben, toen wy in ons vorig Nummer bl. 491. 492. voorfpelden, dat dit geval nog op verre na niet afgedaan was, zoo als de vrienden gehoopt hadden; en dat hetzelve buiten Z. D. H. nog wel nader vervolgd en voortgezet zou worden, ondanks en ten fpyt van de oproerige fa&ie, en byzonder van die infame Schryvers  ( 5°S > vers van den Post van den Nederrhyn, die woedend van razerny over de flechtc keer die deze zaak nam, en niet weetende in den eerften angst, hoe het dreigend onweer best af te keeren, by proyifie voor hun opinie tjen uitbrachten, dat Z. H, daarover zoo veel water niet moest vuil maken, eve-n als of het de ganfhe Natie niet was, veeleer dan Z. 11. die reden had van wraak te .roepen en de zwaarite ftraf te vorderen over deze oproermakers en bedriegers, en even als of Z, H. (die zeker.yk in een anderen tyd als dezen, zulk Couramen-geklap had kunnen verachten en beneeden zyne attentie rekenen) iets meer gedaan had, dan't geen welhaast bleek dat dc Staten van eene'voorname Provintie, onmiddelyk op dat Couranten-geklap, van Hoogst denzelven kwamen te requireeren : zoo dat dat opinietjen van den Post van den Neder-rhyn, dat er zoo veel water over deze zaak niet behoefde vuilgemaakt te worden, nog veel fterker vervalt op de Heeren Staten van Vriesland dan op Z. D. H. daar de eerstgemelden niet alleen dat geen Van Z. H. gereqüireerd hebben, wat het eenige is, 't geen door Hoogst denzelven in deze zaak is gedaan, maar ook naderhand, met de grootfte reden, de eerften geweekt zyn, die by Staten van Holland hebben geïnfteerd op eene eclatante fi.tisfact.ie en voorbeeldige ftraf van allen e» een y•gelyk, die bevonden zouden worden in het bedrog te hebben gedeeld (*> ^ (*) Zie boven bl. 485.  ( 5°4 ) En dan kunnen wy niet afzyn om by deze geleegenheid eene bedenking uit den weg te neemen, die by fommigen onzer Lezers zou kunnen ryzen, die hunne attentie mochten vestigen op dien Herken, offchoon allerbillykften ftap , die door welgeme. Heeren Staten van Vriesland gedaan is , en die het geenzins te twyffelen is dat alleen genoegzaam zou geweest zyn om het bedoelde faiutaire einde te bereiken , behalven dat men billyk mag vertrouwen dat Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staten van Holland deze vriend-nabuurlyke aanfporing geenzins nodig hadden om zich uit eigener beweeging ten hoogden aan deze geheele zaak te laten geleegen leggen, en daarin al dat geene te doen, wat de Natie met reden van Hoogst dezelven verwacht; of namentlyk, na al dit voorgegane, r>o* wel nodig was dat de Hr. Schout-by-nacht van Kruyne zelve voortrad, en boven cn behalven dit alles, nog in zyn eige naam en voor zyn privé zich adresfeerde by zyne Heeren en Meesters met beklag over de verregaande lefien aan hem in 'zyne qualiteit door gepriviligieerde Courantiers aangedaan, en ootmoedig verzoek en reprefentatie van de noodzakelykheid voor den dienst van het gemeene Land , om hem dienvveegens eene éclatante ÜVtisfactie te bezorgen. Dan, indien het a! gebeurde dat deze bedenking in den eerften opflag by dezen of geenen mocht opkomen ,  komen , zoo is er tog niemand, die een ogenblik daarop denkende, het bedrieglyke van dezelve niet moet ontdekken. Want tog , fchoongenomen het verzoek van den IIr. Schout-by-nacht van Kruyne •had eeniglyk en alleen zyn opzicht op dat zelfde, 't geen het onderwerp uitmaakt van het aanfchryven zoo van Z. H. als van de Heeren Staten van Vriesland aan Hun Ed. Gr. Mog. namentlyk den Brief van P. van der Linde, die de eerfte aanleiding tot dit geheele geval heeft gegeeven, zoo zou men -tog altoos moeten bekennen cn behooren in het oog te houden, dat het niet genoeg was, ter herftelling van degefchonden eer van gemen. Schout-by-nacht, dat de W. of Z. H. Couranticr, wecgens het plaatzen van dien Brief, door Hun Ed. Gr. Mog., kuiten en zonder eenig adres van hem Schout-by-nacht, wierd geftraft; maar dat deze Officier wel duidelyk en voornamentiyk belang had, om het Publiek te -tonen dat hy voor zich ze/ven gcenzins onverfchüJig was aan deze zaak , noch dezelve zoo ongemerkt liet voorby gaan, maar dat hy in tegendeel meer dan iemand zich aan dezelve liet geleegen leggen. Wy hopen en vertrouwen dat geen onzer Lezers deze zeer wezentlyke diftinctie voor eene ipitsvindigheid zullen aanzien. Wy fpreeken hier als Militairen, wier eer ten uiterften teder is, en ;zoo ons anderen niet verftaan mochten, zoo zullen ! ons ten minften alle Militairen zeer licht begrypen -en volkomen met ons niftemmen. Edoch  Edoch behalven deze confideratien, zoo moct i men vooral ook in 't oog houden, dat het beklag; en verzoek van den Hr. van Kuiyne geenzins alleen betrekkelyk is tot den brief van P. van der Linde maar wei voornamentlyk en byzonder tot een ande- ■ ren, hoogst lefieven brief, dien de Diemermeerfch1 Courantier, in den nood waarin zyn Confrater zich bevond, onmiddelyk daarop in zyne Courant ftelde, en die een van de eerfte kunstgreepen geweest is, waarmeede men in de eerfte confufie zich zeiven heeft zoeken te helpen. Wy zullen dien infamen Brief, waarvan wy in ons XLIVe. Nummer bl. 4^4. met een woord gewaagden, ter voldoening van onze Lezers, waarvan zeer weinige buiten twyffel die klad-Couranten bewaaren, hieronder in eene noot woordelyk laten drukken , ten einde een ygelyfe moge oordeelen, met boe veel reden de Hr. van Kruyne zich over denzelven ten hoogften komt te bezwaren (*). En het is te hopen, (*) Extrafl uil de Diemtrmeerfche of IVater^raaffche Courant van 17. July 1782. J.V. 8$. MYNHEER.' ,, Verhaasting is een bron vü.n veele misflagen, en, zoo ik ,, geloove ook oorzaak van een groeven rr.islteg, begaan door ■ „ den Schryver der ZuidhoUïndfche Courant, in No. 83, van . den I2den dezer, waarin die Schryver uit de verklaringen van den Heer Schout-by-Nacht va» Kruyne en van den Kapi„ tein Sterf, inde Ratterdamflbe Couranc van ir July geplaatst, „ en ooor hem overgenomen, opmaakt, dat de bijlorj van het ») an- j  ( £o7 ) pen, wanneer van Brusfel genoodzaakt worde zyn man te noemen, dat dezelve bevonden mag worden „ ankeren van een Engelsch Fregat, aan hnm gecommuniceerd ia den Brief, praetenfelyk gefchrevtn aan boord van de Jafont „ door zekeren l'. van der Linde, in daco »6 Jmny, GEHEEL „ hezyden de waarheid is, e» hy dus door ggm, Bi ief op eene jcbon„ delyie wyze bedrogen ia geworden. Immers ik kan niet zien „ nit die verklaringen, dat de geheele bietaty onwaarachtig is. „ Zoo veel blykt wel uit dezelven, dat van den éénen kant „ de Schout-by-Nacht geen Expresfe van den Kapitein Story, „ met verzoek om op het bewust Fregat aftegaan, ontvangen, „ noch dus het antwoord, van geen order te hebben tot vech„ ten of Hiiloopen, gegeven heeft, en van den anderen, dat „ de Kapitein Story geen zoodanige Expresfe gezonderi, noch „ zy» Equipagie haar verlangen, om het bewust Fregat te gaan „ bevechten, gedeclareerd heeft; raiar is daarom nu de geheele „ hittory leugenachtig? Neen voorzeker. Want dat 'er «en Fregat, e» wel een Fregat van 28 Hukken, voor Gaats gean, kerd heeft gelegen , blykt uit het Raport van den Blankenhur>» gfr Vi&bert ïiet weik de KaP':tein Slory Eelf in zyne Dacla' ratie heeft geïnfereerd, en dat 'er geen Kapitein Story, geen „ Schout by-Nacht van Kruyne, noch eenig ander, op afgegaan is, is zeker, 'tls waar, naar de Raporten , by den Heer Schout„ by-Nacht ontvangen, was het geen Fregat, maar een waar , geladen Driemast Koopvaardyfchip: Doch ik Rel raport tegen ' raport, en vraag, of de Blankenburger l'iffcber, of de andere " Raporteurs mis hadden? Kapitein Stery zas met den Kyker ook effeSief een Drieman'chip , het welk hy, zoo verre hy aan de manoeuvres vas de zeilen k.n ondekken, voor een Koopvaar' ,, dyfihip hield*. Maar was het met de daad wel een Koopvaardyfchip? De manoeuvres van de zeilen zyn by my een elen", dig bewys. Maar laat het een Koopvaardyfchip geweest zyn; „ ik vrage: Van welke Natie? En ik antwoord my zei ven ge„ rustelyk, zeer zeker van de Eneelfche, gelyk men my ookver, zekert, dat het de Engelfche Vlas, liet v.-aaijen. Wel nu: Het was een Eng.lsch S-hip , of 't was hst niet. Was het niet de „ pyne waard, orri dit te g an hezien ? Waarom ging de Heer .. Schout-by-Nacht of Kapitein Story dit niet.eens opneemen? „ Zoo  ( 50* ) den wezentlyk een Utrechtenaar te zyn. Dan zal men het geluk hebben, dat in die Stad, waar, volgens „ Zoo zy geen order hadden om buiten Gaats te komen» hoop 3> ik toch da.i zy geen veruod halden; en hoe zy d-_n kunnen verantwoorden , dat zy zoo weinig moelyke Schotschriften meer, xyn. Namentlyk: Mynheer de Schont-by nacht, wat is het ongelukkig dat gy die verklaringen liebt gegeeven l Mynheer , wat zal er nu nut al van U aan den dag komen! My:* lieve Mynheer de Schonc-by-nacht gy hebt zoo veel op uw rekening; en dit en dat wordt al van U verteld, &c. &c. &c. — Men kan tegenwooi* aig den trant van al dat volk reeds zingen, Ss 3  1514) juinonceerd in hunne Couranten, zoo dat de anjnonce alleen reeds de hoogfte injurie, en fletrisfantfte befchuldiging involveerc van de gepaskwilleerde perfoon, zonder dat daarreegen, van welken rang hy ook moge zyn, eenige de allergering* fte voorziening door de Magistraten gedaan wordt» w er privilegie die Courantiers aan het hoofd van hunne fchanufchriften voeren. Zoo is het met den Schryver van het Politiek Vertoog , toen met Capt. de Brui», en vervolgens met een aantal anderen, aanzienlyke luiden, EdeJen, Regenten, in verfcheide Provintien, gegaan; en zoo zal het nu met de Heeren van Kruyne en Story, dan weder met anderen tn vervolgens al •weder en weder met anderen gaan, op weike de factie maar om eenige reden gebeeten is; en hoe ongelukkig iemand daartoe kan geraken, blykt vooral uit het geval, waarvan wy hier handtien, en 't geen volkomen parallel ftaat met dat van Capt. de Bruin, die lang voor het ongeluk met zyn Schip» in handen van de paskwilmakers gewee.st is , en door hen is uitgekreeten als of hy zich had laten omkopen om die verklaring omtrent de Schepen van de Maas in Aug. 1781 te geeven; eeven zoo als zy nu gaarne aan de gemeente zouden wys. maken , dat deze laatfte verklaringen, op den eed aan den Lande gedaan, ik weet niet door welke middeïen, teegen de waarheid en teegen de eige over- tafa  ( 5*5 ) tuiging van die Officieren, van dezelven zouden verkreegen zyn. ' Ondertusfchen, hoe zeer ook dit hemelfchreuwend kwaad, waarvan noit een voo;bedd in eenig ander Land heefc geëxfteeri, van het verfte vooruitzicht is en zeer verregaande nadeciige gevolgen naar aich fleept, met opzicht tot Regenten en politieke Amptenaren in 't algemeen, door de begmfcls van Anarchie die ha onvermydelyk gevolg daarvan zyn moeten onder de burgcry; zoo is echter dit nadeel noch in geene vergelyking te brengen met die verwoesting, die hetzelve-onder het mi.ifaire vieezen, en byzonder in den Zeedientt zou moeten uitrichten, zoo rasch het daar eens kwam over te (laan; niet alleen om de allerhoogfte gevaar-» lykheid van de minfte krenking der militaire discipline en fubordinatie , en vermindering van de achting der Officieren, die Goden zyn moeten voor de fuba temen, indien zy met dezelven zullen te recht fchieten; maar vooral ook om dat de mi/itai* re eer, die de ziel is van den dienst, by geene inogelykheid by die tederheid en gevoeligheid bewaard kan blyven , welke zoo hoogst noodzakelyk is uit den aart der zaak, byaldien 's Lands Officieren zouden moeten dulden, dat zy dagelyks, met naam en toenaam, niet alleen in boekjens, maar in publieke Couranten, op de infaamfre en laagfte wys, door allerley uitfehot van volk, wier ftoutSs 4 heid,  lieid enkel egaal is aan hunne 1 acheteit, zouden gehoond en gefmaad, en hunne naam en eer genetrisfeerd worden, en nog genoodzaakt zyn by dat alles ongevoelig té blyven, en dat geen met volle maten op te kroppen, waarvan zy het duizendfte gedeeite, in de zamenleeving, op het ogenblik, in het bloed van den belediger zouden moeten uitwisfchen. Dit te vergen van militairen, en te willen dat zy ongevoelig zyn zouden aan zu'ke beledigingen , als een Hoefnagel en dergelyk uitvaagfel van volk in ftaat is om de aanzienlykfte luiden aan te doen, even als of zy zyns gelyken waren, en daarby nog Ge begeeren , dat die Militairen blyven zouden wat zy waren en wat zy volftrekt moeten zyn, in hunne betrekking, zou omtrent gelyk ftaan met het geen de Romeinfche Keizers de Christen-vrouwen en jonge dochters aandeedden, namentlyk van haar in een bordcel op te fluiten en aan de fchandelykfte taal en befchimpingen der overgegeevendfte Roffianen bloot te ftellen, en nog te vorderen, dat zy daarby kuifche oren en harten zouden bewaren. Doch wy behoeven er niets meer van te zeggen.' de zaak fpreekt genoeg van haarzelve, en wy mogen gerust vertrouwen, dat dit geheel voorval, in plaats van nadeelig, veeleer voordeelig zyn zal , door de exemp/are ftraf, die een gedeelte van het godloos rot by deze geleegenheid onmogelyk kan ontgaan, en door de wyze en efficacieufe voorziening  (5i7 ) fiing die Hun Ed. Gr. Mog. buiten twyffel te gelyk. doen zullen, tot ftuiting en voorkoming voor het vervolg van eene licentie, die federt lang tot eentrap gereezen is, waarteegen hoogstderzelver geduld en toegeevendheid niet langer beftand kan zyn* en die welhaast den laatften flag aan dit voormaal* zoo vreedzaam en gelukkig Land zou toebrengen. At P, S. Wy wenschten wel dat de geenen, die zich met deze geheele zaak occupeeren, by deze geleegenheid lezen of herleezen wilden, den Brief van een welmeenend Vaderlander aan de Schryvers van de D, en Z. H. Couranten, waarvan wy in ons XXXVe. Nummer bl. 216". gefpröken hebben. Dit Stukjen is zeer dienstig om beide die Couranten, alsmede den Post van den Neder-Rhyn, recht te beoordeelen. De Brief van het Genootfchap 't geen zich teekent ivy hopen, is ons wel geworden. Het zou ' ons byzonder aangenaam zyn, indien deze vrienden ens eenig middel konden aan de hand doen, door hetwelkc wy hen fecuur konden fchryven en int*!  antwoorden buiten ons blaadjen. De Zamenfpraa^ die zy ons beloven, zien wy met ongeduld te gemoed; het onafgewerkt ftuk zou ons ook aangenaam zyn, vooral zoo wy wisten, waar het een en ander te rug te zenden, ingeval wy er geen gebruik van konden maken. Om het verflag van het voorgevallene in zekere Vergadering verzoeken wy insgelyks, wyl het omftandigheden zou kunnen bevatten, die wy ignoreerden. Van dc zaak zelve zyn wy genoeg onderricht. ERRATA N°. X L V I. Bi. 462. r. 4. door of inet kennis van den pretenfen Scluyjfèr ] /. door of met kennis 't zy van i}en pretenfen Schryver 4S4. r. 10. 26 5r»/y] t- 26 Jany  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. X L V I I I. Prateriiee res eptima funt terum gerendarum documenta- Polyb. Lib. i- rTTY maken ons een genoegen om den volgen* W den Brief te plaatzen. Mynheer de O. N. P. Ik heb my federt het begin van dezen Oorlog; «oo veel myn tyd toeliet, bezig gehouden met het herleezen van onze vorige Oorlogen, byzonder teegen de Engelfchen, onder Cromwell en Karei de II. De ondervinding van dt Ouders, zegt men, is vertoren vior de Kinderen; en zoo zou Ac ondervinding van vorige tyden ook verloren zyn voor het nagedacht, zonderde Historie-Schryvers, die dezelve, offchoon altyd gebrekkig, te boek ftellen. Maar als die Historie-Schryvers niet geleezen worden, en op nieuws herleezen, telkens als men in 't ge< IV Stuk, Tt *4  ( 6"20 3 val komt van zyn nut te kunnen doen met die Ön* dervinding van vorigs tyden, die zy de moeite hebben genomen van voor ons te bewaren , dan is die ondervinding ook geheet voor ons verboren. En dit zie ik hoe langs hoe meer dat tegenwoordig het geval is van onze natie. Men herinnert zich in 't ruwe de tyden, waarvan ik hier byzonder fpreek, dat is eenige namen, eenige zeeflagen en groote gebeurtenisfen, maar verward, in één enkel tafereel en niet zoo als het één op en uit het ander is gevolgd , met alle zyne omftandigheden, met alle de tusithenruimtcns , met de kleinfte omftandigheden * vooral met de wyze van denken en fpreeken daarover in dien tyd enz. En daar vergenoegt men zich mede, en oordeelt naar het oppervlakkig, confus, verkeerd denkbeeld, 't geen daar uit ontftaat, zonder de moeite te neemen om de Gefchiedenisfen er van op nieuws te herleezen in de echte bronnen. Deed men dit, wat zou men over veel dingen anders denken, dan door de grootfte hoop gefchiedt, en hoe zouden menigen verwonderd ftaan, als" zy zagen, dat in die tydperken, welke zy zich voorftellen als zoo roemruchtig voor deze Natie en zoo ongelyk aan de tegemvoordigen, en die in veel opzichten ook roemruchtig geweest zyn 9 dat in de tyden van Tromp en de Ruiter, zeg ik, niettemin echter tevens al dat geene plaats had, wat wy tegenwoordig zien gebeuren ; te weeten dat men in die tyden, waarop wy thans zoo trotfeeren, wel verre  ( 52* ) verre van zich zoo gelukkig te achten, even al» Eu , fchreeuwdc over inactiviteit, over verraad i over toegeevend/seid jegens den vyand , dat aarizienlyke luiden en Regenten hierover wierden gepashailleerd', enz.-enz. enz. Kortom , als men de gefchiedenisfen van die tyden naleest, dat men dan moet zeggen; c'est tout comme chez mus ! met dit onderfcheid alleen, dat er aan den eenen kant ia die tyden veel meer wezentlyke gebreeken, omtrent hec publiek beltuur, en vooral omtrent de directie van het Zeeweezen, plaats hadden dan tegenwoordig; terwyl men aan den anderen kant bekennen moet, dat het oproerig gefchreuw , niet zoo als tegenwoordig, onder dezulken die beeter muts ten weeten , maar alleen onder het gemeen en onder eenige heethoofden plaats had, die by het bedaarder en verftandiger deel van de Natie veracht wierden , en vooral dat het geenzins overfloeg tot Leden van Staat, noch zulke verregaande en buitenfporige gevolgen naar zich fleepte," als wy tegenwoordig zien gebeuren, en die het ook maar al te klaar is dat uit gansch andere oorzaken en bedoelingen ontftaan. Deze bedenkingen hebben my voor lang reeds doen wenfehen, dat eene bekwame hand zich verledigen mocht om een foort van Parallel te maken van de twee voorgemelde tydperken met den tegen' •woordigen tyd; niet zoo als de Post van den Ne-' ierrhyn, of de Poliiiquc Hollandcis gewoon zyn; Tt a vajj  C 522 ) tan vorige gebeurtenisfen te fpreeken, naar het geen zy daarvan ergens in een Abregé de l'histoin vniverfelle a l'ufage des e'colcs, of 't geen nog erger is , in eene Engelfche Tiranny, en dergèlyke fchone Auteurs, of in Nederlands Heldendaden ter zee , ter loops nazien, of horen vertellen; maar uit de echte bronnen, en fchriften van luiden die in die zelve tyden geleefd hebben , en uit hoofde van hunnen ftand geleegenheid gehad hebben om de zaken Van naby te weeten, met vergelyking tecvens van de goede Engelfche Schryvers, en vooral met behulp van echte Staatspapieren en authentieke it.uk■ken van dien tyd; waarby ik dan te gelyk ook dat historisch oordeel, en die nauwkeurige kritiek van fabla, met eene behoorlyke portie van dien wysgeerigen geest zou vereisfehen, zonder welken alle behandeling der Gefcniedkunde veel nadeeliger is dan voordeelig ; om van de onzydigheid niet te fpreeken, die het allereerfte vereischte is in een gefebiedkundigen. Doch waar vinden wy eene hand, die dit alles vereenigt, in den tegen woordigen tyd , en onder eene Natie, die zich de Brieven van Candidus by publieke Couranten (*) laat aanpryzen als gejehiedkundig, en daarin wie weet hoe algemeen inftemt, en die het Tableau van een Cerisier met veel dank aanneemt en goedwillig gaat zitten lee- (*) Zie de Woerdenfche Courant van 18. Aog. 1782,  ( £23 ) jeezen als een wonderfchoon werk, in plaats vaii eene algemecne verontwaardiging te tonen, dac hare Geichiedenisfen door zulke handen verontreinigd, en tot caricaluur gemaakt worden (*). Wat my zeiven betreft, al ware de taak, zoo als ik ze hier voorftel, niet in allen opzichte verse boven myne krachten, zoo zou her my tog nog veel meer aan tyd, dan aan lust ontbreeken, om die er aan te beproeven. En daarom vergenoeg ik my met het herleezen, vooral van myn Aitzema, die by (*) Niet tegenftaande Candidut hier met Certfitr op ééne rey geplaatst wordt, zoo ï» 't zeer mogelyk dat deze twee Helden binnen kort te zamen aan de war laken, altans zoo Candidus confeqoent wil zyn. Want het meeste wat de fameafe Amfterdamfche zaken raakt in 1683. &c. is nog veel Kerker voorgefteld door Cerifier in het laatfte 8e. deel van zyn ToMtau, 't geen ons dezer dagen is toegekomen, dan in het POLITIEK VERTOOG. En dat niet om dat Cerifier juist de Amfterdamfche Regeering moeste wilde doen, maar. om dat hy, als een goed Franschman, zich meest by zyn d'Avaux hield, terwyl de Schryver van het Politiek Vertoog niets anders heeft gedaan als Wagenaar woordelyk uit te fchryven, die dat alles nog neer geplooid heeft, zoo veel als immer mogelyk was; wat ook het vuilaartig Candidusjbn, dat wel een van de grootfte windbuilen 'en het hatelyklte bogcbeljoentjen is , dat ooit pen op papier heeft gezet, met al zyne gsfuppediteerde geleerdheid, en citatien , en met al zyn oproerig gefwets en gefchreuw, daarteegen fpattelen en by een kribbelen moge] O. N. P. Tt g  K 524 ) by alle zyne langdradigheid en andere gebreeken, met opzicht tot den tegen woord i gen tyd, voor my in veeie opzichten een ligt is in de duisternis. En als ik zoo eenige uren met dien ouden, vergcetenen, Hanfeaiifchen Biederman heb doorgebracht, dan ben ik gereed om, eeven als de goede La Tontaine de geheele wereld vroeg of zy klabakuk wel geleezen hadden, zoo ook elk een, die my teegen komt, en dien ik aan zyn weezen verdenk van dien ochtend by de Post van den Nederrhyn fchool geweest te zyn, by de mouw te trekken, en te vragen: Vriend, hebt gy myn Aitzema wel oit geLezen? Alles, wat ik bedacht heb, 't geen ik kan doen om myne pr vate lectuur van eenig nut te doen zyn voor myne Landgenoten , is ÜE. Mynheer, eenige Ex troelen uit myn Aitzema, en mogelyk nog wel uit andere werken toe te zenden , om des goedvindende in uw Blaadjen te plaatfen. Mogelyk dient het , zoo al niet om iemand op te wekken om de taak, daar ik zoo eeven van fprak, te onderneemen, (Ik beken U, dat ik eerder vrees, dan wensch, dat iemand ze opneemen zal: het is honderd teegen één, dat het allerflecbtst uitgevoerd zou worden , en dus veel nadeeliger dan nuttig zyn) ten minften om een aantal onzer Landgenoten, die ro't geen Aitzema hebben horen noemen , en tog niet minder uit de hoogte fpreeken  ( > en beflisfen over de Publieke zaken, lust te geè* ven om die dertien dikke quartynen, daar zoo veel aardige dingen in ftaan, ook eens te doorbladeren. ïk zal met den Engelfchen Oorlog onder Cromwell, dat is met het jaar 1652. of met Aitzema'S XXXIIe. Boek beginnen, in het 7e. Deel van de eerfte en origineele quartodmk van het jaar 1661, die ik gewoon ben te gebruiken. Men herinnert zich, vertrouw ik, dat deze Oorlog opkwam tusfehen den Staat, die toen zonder Stadhouder was, en de zoogenaamde Republiek van Engeland, die na de godloze moord van Karei I. in 1648. door Cromwell gevestigd was, ter geleegenheid van de rencontre by Douvres tusfehen de Ohfervatie-vloten van Tromp en Blake op den 29. May'1652. in den tyd, dat onze Heeren Cats, Schaap, van dePerre , en naderhand ben'eevens hen de Hr. van Heemjiede, in Engeland Zich veel moeite gaven om een Tractaat van Alliantie en Commercie met de nieuwe Republiek te fluiten •, alsmede , dat het nog onzeeker is, wie van de beide Admiraals eigentlyk fchuld of wel de meeste fchuld aan die rencontre gehad heeft, die de beide Natien altoos de eens op de andere hebben gefcböven; cn eindelyk dat er van tyd tot tyd reeds geklaagd was, vooral van onzen kant , dat de Engelfche Commisfie-Yaarders onze Koopvaardy- fchepen zeer Tt 4 veel  C 5*« ) yeel molest deeden, waarteegen de Engelrche ReJ geering weder verfcheide bezwaren van haren kant teegen ons inbracic, 't geen ook een van de objecten maakce van de bovengemelde bezending of Ambasiade. Dit een en ander diende ik vooraf te zeggen , tot behulp uwer Lezers, Mynheer, indien gy goedvindt de navolgende Extracten uit myn vriend Aitzema in uw blaadjen te plaatzen. Ik zal my hier en daar niet kunnen beletten, om met een kort woord er by te zeggen, wat ik onder 't leezen van die pasfages dacht, met relatie tot onze tegenwoordige tyden. I. (December i6"$i.)bL 534. „ Dagelycx hoor„ den (te London) de ( Hollandfche) Ambasia3, deurs klachten van Schepen genomen uyt kracht f> van represfaUles: men dede daer oock herdrucf, ken de oude gefehiedenisfen van Amhoina, ende „ andere om de vereenighde Nederlanden verhaet „ te maecken." Zoo dat het dan geen kunst was ook voor de Engelfchen om Hollanifche tyrannyen te fchryven en te laten drukken! Maar dat hebben zy niet gedaan in dezen oorlog Nu hebbeD ivy 't op onze beurt gedaan, zoo als zy in 1651. Dat men tog begreep, hoe weinig kunst dat is, over en weder, en hoe gemakkelyk de Engelfchen ook van ons de grootfte yslykheden hadden kunnen fchryven en laten drukken ; vooral als zy zoo fchryven Wilden, als de Engelfche tyranny by H. Gartman is zaaragefteld. Maar daar durf ik voor in ftaan, dst  dat geen Boekverkoper in Engeland zulk een ftuk soa hebben durven opdragen aan de Koninglyke Kinderen, met zulke platen er in , als de gevangenis van Torbay, Die trap van ftoutheid zou in het vrye Engeland niet doorgaan. II. NB. den 29. May 1652. viel de rencontre voor tusfehen de beide vloten. En de* Heeren Ambas. fadeurs wierden gelast de fterkfte betuigingen te doen van het leedweezen daarover by H. H. MM. alsmede te bidden dat de zaak mocht onderzocht, en een van beide Admiraals geftraft worden, enz. III. (Juny 1552.) Bl. 650. „ De Ambasfadeurs „ nog al geen antwoord bekomende , hebben „ den 13. weder als vooren verklaert de oprechtig- „ heyt van haer Ho. Mog datfe wederom „ de generale Vergadering der Staten van alle Prot) vintien hadden venchreven, niet twyfielende of- te fodanige middelen fouden werden uytgevon„ den, waer door alles foude werden bygeleydt. ' Baden dat ondertusfchen niets mocht gefchiefJ den door prrecipitantie; 't welck namaels qualyck . ofte niet reparabel was ; verfochten een ant„ woort." „ Ondertusfchen continueerde het nemen , ',, aenhouden ende opbrengen van alles wat de „ Engelfchen konden bekomen. 't welck in „ Hollandt caufeerde een omütfprecckelyke haet Tt 5 „en-  < 5*9 ) „ ende verbittering teegen defelve natie ! ende tee„ gen de regeering van defe Staet een opfpraeck, „ om datfc zoo lang fuymden in haer Rcfolutierj „ tot tegenweer ende rupture." IV. Den 15. Juny wierd de Heer Pauw, Heer van Heemftede, Raad-Penfionaris van Holland, naar Engeland gezonden, met p/mpouvoir, om beneevens de andere gezanten te handelen enz. en kwam daar den 17". doch voerde niet veel uit in ver* fchcide iterative conferentien. V. (na den 25. Juny) Bl. 667. „ Ondertusfchen „ caufeerde het neemen van de Nederlandfche ;, Schepen in Zee, van alle kanten een feer groot „ gefchreuw ende fodanige haet ende verbittering „ tegen de Engelfche, dat de Regeering niet ianM ger konde ftilftaen Men moet wel letten dat de Staat in dien tyd 150 Ootlogfehepen had. (Zie bl. 651.657. 695.) Tromp alleen had er omtrent de 50. onder zyn commando, waarmede hy werkelykin Zee was, en reeds eenigen tyd geweest was. En evenwel had men in piaats van reprefaille te neemen, hem de Itriafle ordres gezonden, na de rencontre van 29. May, om zich niet te roeren : terwyl ondertnsfehen de Engelfchen alles wegnamen enz. Zoo dat als er geklaagd mocht worden, hoe veel meer reden, hoe veel atjders was daar reden toen in dien tyd, als in January &c. 1781? ~» dies oötÖdgen de Pieren Ambasfadeurs „ den  C ) „ den 6- ( July) Boden om te in- fteeren enz. of anders na drie dagen met be., hoor lyke beleeftheid van de Regeeringe aldaer „ afjckeyd te neemen enz. gelyk ook gefchied„ de. VI. (10. July.) bl. 570. „ De Heer van Heem„ ftede hadde verfocht, voor fyn affcheyt, ofte „ den Raat niet goed foude vinden , dat fyn „ Secretaris ofte eenich ander getrouw perfoon „ mocht weder na London komen, om de Cor„ respondentie te onderhouden enz. . . . maar de „ Engelfchen hebben geen van alles w'iilen toe„ ftaan. Soo feer warenfe van opinie dat de res„ contre van Doever was gefchiet met opfet, en„ de dat de wereld van de Couragie ende goede „ faeck dtr Engelfche foude quade opinie heb* „ ben, foo fy iets toegaven. Om die oorfaec„ ke heeft de Hr. van Heemftede , foo by mon„ de, als daarna by gefebrifte my (Aitzema) U verfocht , dat ik gedurende myn verblyf in „ Engeland met hem wilde Correspondeeren „ enz. gelyk hy ook deed, zoo lang hy in Engeland bleef, lang na de wederzydfche Manifesten, en onder het opentlyk oorlogen. — Welk een Verraitr was die Hr. van, Heemilede! Die hield nog Correspondentie in Engeland gedurende den Oorlog! Tegenwoordig gelchiedt dat NIET. Maar offchoon het aiet gefchiedt, zoo vermoedt men het  t 530 ) het alleen maar, en nit hoofde van dit vermoeden, moest daar i,ooo,ooc. premie opgezet worden, om dat te ontdekken! de paket-booc moest gearresteerd wr>r3en , om of daar zulke brieven in zyn mochten! enz enz. enz. In 1(552. deed men het, en dacht er niet aan om daar de gering, fle zwarigheid in te vinden. iMsar in 1652. was men nog dom: toen had men nog geen denkbee!'', wat publieke zaken waren en hoe die behandeld moesten worden, noch wat verraad was, cn wat het niet was. Tegenwoordig zyn wy verligt. Nu hebben wy zulke Propr.eeten als den Post van den Neder-rbyn. Trouwens in dien tyd waren er ook al Posten van den Necer-rhyn. Zie onder N. VIII. IX. Maar die hun zot geklap Wierd te dier tyd veracht, en men verbood"zulke gefchriften by Placaten. Na moeit eens uitkomen, dat onze geweezen Ambasfadeur in Engeland iemand gelaten had, met wien hy correspondeerde over de Vreede. Geen i.cco.cco was genoeg om de ontdekking er van te betalen. Maar ik durf alle de vrienden verzekeren, dat er niet aan gedacht wordt. Laten zy vry praemien beloven, en paket-boten arresteeren. Men was wel dwaas van ten voordeele van zulk eene natie iets te wagen! VIL bl. 67 r. „ Het diende de Engelfche alzoowei„ nich als dc Vereenichde Nederlanders, elckander „ te verfcheuren ende te verfwacken: hebbende „ beyde fonder dat vyanden genoegh. „ In Zeeland waren lieden die den overleden „ Puns hadden dorven verfecckeren, dat de Com- » mis-  ( fff* 5 f, misfievaarders , of wel die van Vlisfingcn al- ■ leen' beouaeffl ende machtigh waren om den * Koning (Karei II.) weder te herltellen. En" dc de gemeente alhier feer op de Engelfche " ghebeeten , meenden 't was al Boter tot den " bodem ; men foude de Engelfche fiaen fondet l eenige faute , jae dat fy de Vloote van defen " Staet niet fouuen dorvèn onder de oogen ko* men. .... ' ' < ■' ; Is 't niet woordelyk zoo als in 't voorjaar 1781 ? „ 't is waar de Luytenant Admiraal ende ande" re Officieren, hadden groote reputatie. . . . " Wy hadden in een lager rang Kalbergen , die grote reputatie had. Buiten Bedel en eenige weinige anderen, hadden de meesten onzer Officieren noit vuur gezien, voor den 5. Aug. 1781. „ maar fy hadden te doen gehad met verlegen efl" de overheerde lieden, met een deel CapcrS S " ende fy meenden Engeland was als Duynkerken . . • • die van onze Officieren vaur gezien hsaden, was geweest met de Algerynen, enz. ende fy meenden , Engeland vaas als de Algerynen. dat was feer gcreeckent fonder den waart! " Goede Aitzema'. Als gy dit tegenwoordig fchreef, waart gy een Engelschgezinde, een Landverrader, een Oproermaker. Maar in 1652, was men nog zoo verligt niet als tegenwoordig. Dc Regeering van Hollandt was wyfer; confidereerden wat voordeel de Engelfche fouden heb- Mo-  C 532 } Mogen wy hetzelfde tegenwoordig zeggen ? Ja ï Ten minften de Ridderfchap van Holland, .n'fommige fteden: de bedaarde en verftandig: meerderheid! — Maar ook lommige jonge Peniionansjens die tegenwoordig de wyiheid alleen in pacht hebben ? O tempora! 5, Een van de Ambasfadeurs noch in Engeland zyn„ de , feyden; de Engelfche gaen tógheaü een „ gouden bergh aen: de Onfe ter contrarie teghens „ een yfere ! Als iemand van de onzen dit in Engeland gezegd had, kon hy fecuur geweest zyn van by zyu terugkomst geileenigd te worden. „ Ende men konde hierop bequaemelick pasfen het „ oud Latyns fprcekwoordt ; pro thejauro carbo* „ nes. De meeste prinfen ende buydt die de Ne„ derlanders maecktèn, waren Coliers, Coolfche„ pen van Nicucastcel geduyrigh gaende op Lon„ den, maer wat de Engelfche kreegen waren „ meest kostelyke waren, thezauri... En hoe was 't in 1781 ? Vilï. Ibid. „ Den 13. July omtrent Schouwen „ lach den U. Aelmirael Tromp twee fchepen „ in 't een was de HT. van Hcemftede enz. De p, Admirael voer aen boordt van de eerfte, com„ municerende fyn last j de Hr. van Heemftede ty feyde alles wat hem mocht encourageeren h en wenschte hem in fyn desleyn , Codes ze~ „ gen , Samfom kracht, Davids couragie , ende „ Sa/omons wysheyt. Dit hebbe ik daariM uyt h 02  ( 533 3 , de mondt van den Heer van Heemftede felfs „ gehoort; 't felve allegeerende tot fyn onfcbult, „ tegen het gemeen Volck alhier, dat hem las£ terde, als of hy hadde gepooght den Ia Ad- mirael optehouden; welke lasteringh foo hoogh „ liep, dat hem de Heeren van Hollandt door een „ expres Placcaet in 't laetfte van Augustus van fulcx fuyverden, hem in haer protectie neemen* » de Ik k?n my niet beletten hier optehouden, en een ogenblik myn pen neder te leggen. Zoo was er dan tog justitie in 1652. hier in dit zelfde Land in dit ons Nederland! Justitie! De Soaverein nam hunne mtdeleden in hunne protectie, als 't nodig was, teegen den laster van gemeen volk! Hier in dit zelfde Land! In 1652! Nu 130 jaren geleeden! Wat zou ik niet geeven om dat Placaat te zien» 'tgeen hier vermeld wordt! Ik liet het in een vergulde lyst achter een Spiegelglas zetten! Voor 't overige fpreekt de Hr. A. hiervan nog eens bh 722-, waarhy zegt, dat » de Heeren van Heemlledeen)> de de andere Extraordinaris Ambasfadeurs hier te » lande weder komende, de opfpraeck jae aller» hande paskwillen vaa 't volck niet hadden kanji» nen ontkomen. IX. Bl. 'T is te noteeren, dat airede in 't midden van May de Provintien het eens waren , „ hoewel d'een williger als d'ander, om tot retorfie te komen, ingevalle de Engelfche niet wilden ophouden van hare violenticn. Maar de i3 meesten in Holland, en eenige in Zeeland, fa-  ( 534 ) „ gen zeer teegen dat werk. aen, ende quaemen „ feer ongaerne tot fulex; dat zouden tegenwoordig alle Landverraders geheeten hebben. Trouwens in dien tyd was 't ook niet geheel ftil, zoo als uit het volgende blykt: „ niet uit liefde of geneegenheid van de Natie „ (d. i, voor de Engelfche Natie) gelyk veel „ meenden ende feyden : maer om datfe wey„ nich voordcel, ende veel hazard, fchade ende onheyl te voor fbgen Dit was NB. in die beroemde tyden van Tromp en de Ruiter, en in een tyd dat de Republiek 150 fcheepen had! ghelyck uyt de eerfte Tocht bleeck; ghebeuren„ de (behalven het particulier nemen hier ende „ daer) drie notabele flagen : eerst, dat een Cony, voy van veertien" fchepen van St. Hubes komende omtrent Ca/is, door de Parlements fchc„ pen wierden aen ftrant gejaeght, ccnighe genomen, eenighe verbrandt; foo dat de Convoijer „ Jacob Turquois , nauwlycxs met vyf Schepen daer van quam NB. in de tyden van Tromp en de Ruiter, terwyl Tromp daaromftreeks kruiste ! \, Het tweede was het nemen van de dertien ti Convoijers, ende te disfipeeren van de Haring- }> bui fen In de tyden van Tromp en de Ruiter! '„ Ende ten derden, het verftroijen van de Vloote onder Hitlandt, door Godts weer en windt. "  ( 535 ) X. Bl. 721. „ Tn fumma'twas een bekommerlyc„ ke tydt; 't was een ftorm; 't Schip was dea Staet: al dieder in waren , gevoeldent : lbo „ wel in Engelandt als in Hollandt: enz." Op een andere plaats bl. 727. zegt hy: „ 'T was in „ den Haegh: Fertur equis auriga, nee audit eur* „ rus habenas ! " XI. Bl. 723. en volgende verhaalt A. zyn eige we* dervaren, by zyn te rugkomst uit Engeland, hoe hy door een Blankenburger Kaper mishandeld en alles afgenomen wierd , zyne vergeeffche klachten over deze verregaande fchending van het volkenrecht , daar hy een Afgezant was van eene Neu« frrale Mogenheid, van de Hanfeatifche Steden, tnz. bl. 725. „ de Raden (ter Admiraliteit van „ Zeiand) fchreven enigen tydt daernae felfs tot „ twee distincte tyden aen haer Ho. Mog.» Dat „ de Gapers ende Reders haer fodanich dispenfeerden 1 van alle ordre, dat het haer niet mogelyck was l het mishandelde te redresfeeren". Ik heb hierby herdacht aan uw blaadjen ter geleegenheid van de Deenfche klachten in 1781. (*). .'XII. Bl. 728. „ Omtrent denfelven tydt (half „ September) kreegh. oock Blaecke op één tydt a »> Ses. ':%*) D. I. Sc, II. N. XIX. bl. 404., 405. IV. Stuk. Vv  C 536 ) -„fes foo Straets als West-Indisch-Vaerders hier „ te huys hoorende, ende wel over de vier Mi' M lioenen guldens ghefchat. Waertegen hier en is daer wierdt ghenomen een Koolier , OesteriyfcMp, ofte andere Visfc/ters. (verg. boven „ Art. VII. f.) XIII. Bl. 728. „ Elders hebbe airede gefeyt hoe t) verbolgen ende furprenant de Engelfche Oorlogh tl opquam. De ghemene Man riep feer dat dezen „ Staet was onthooft ende fonder goede raet en „ fonder beleydt, door het defect van een Gou#, verneur ende Capiteyn Generaal." Toen dacht men het 20a beeter gaan , als men een Stadhouder had. Nu zou men gaarne wedei geen Stadhouder hebben. Maar in 1652. was het de Gemeente dis klaagde. Than* zyn het die geenen, die gaarne wat meer amptjens te vergeeven zouden hebben , welke oproer en eene veran< dering in de Regeering zoeken te bewerken. Zie de Derdt Zamenfpraak van de Hesrm A en Z. die voor eenige dagen is uitgekomen. ; XIV. Bl. 730. „ van 't wederkomen der Vloot „ (in September) is voor dezen gefproocken: 't „ volck had veel ongemack ende geen buyt ge„ hadt: 't was een fcherper oorlogh als teegen de t! Duynkerckers: Ook in den tyd van Tromp en van de Ruyter! behalven de Equipagien van de Admiralitey^n „ was oock goet gevonden in Zee te brengen een „ «*  (53? ) ft extraordinarii Equipagie, onder dire&fe van eeti nige Kooplieden toe Amiterdam , die fe;fs de M Schepen vittuaUcerden, enz. Wat hebben na dc A. Kooplieden gedaan? Schepen uitgerust en prelent gedaan aan 't gemeene Land? Neen! Gelchreuwd over ina&iviteit, over verraad! Oproerige Requesten geprefenteerd, om de Franichen te believen! S'avonds geld uitgedeeld onder de ploerten, om in kroegen en kitten, Z. H. enz. zwart te maken! Dat alles , ja ! Daarin beftaat in 1781. en 1782. het patriotumus! Jn 1652. beftond het in 't doen van particuliere «quipagien , by infehryving , tot verfterking van de Vloot van den Staat. Maar tegenwoordig zyn wy beeter, wyser! XV. Bl. 733. „ Tromp was weder ingekomen „ (half September) als gefeyt is : ende fyn Jour5, naai wiert geexamineert; onder beleyt van dc „ Witte meent men beter fucces te hebben; •• mter hy was onder het Bootsvolck niet bc* mint. Langhfaem kreegh men derdgh tot veer„ tig/i fchepen gerect; eenige dagen in zee gew weest fynde fchreef dat fyn dranck foo bieren als anderfints, waren flim en ftinckende; fyn " vloote vol kranck volck ; ende daerenboven „ niet numereucx of vol volcks , foo dat hy fcheen meer lust te hebben om feeckere fes uyc „ Spangien met filver gheladene en onder iyn „ Vloóte gekomene Hollandtfche fchepen na het t3 Vadcrlandt te eonvoyeren als verder te gaen.^ yv 2 »  (53? ) ,y Dit gaf alhier weynich troost ende hoop van dc „ Engelfche onder de voet te krygen; daarop men „ nochtans veel ftaet had de gemaeckt " Goede Voorouders! Gy bedroefdet U , als gy onderzonde , dat gy buitin den woerd preekend ba it! Maar uwe naneeveu beiroeven zich niet in zulke gevallen. Die woeden d*o! Die /ehuimbekken dan ! Dan is ailts rondtom verraad, enkel duidelyk veri xaad! Of men dien Tromp in onzen tyd ook zou gevraagd hebben, waar hy de meute lust toe had! Ja, vtehten » vechten teegen ce Engelfchen! De Engelfchen vernielen! Dat meet m ar zoo ter. Hond gei'chieden ! En hoe? gsbrek aan water, ziekte op de fchepen? Dat zyn alles leugens! alles uitvindingen van de Engelschgezinden! A.lcs verraad, verraad! inactiviteit, inaftiviteit! Welke verligte, weike gelukkige, welke zalige tyden beleeven wy tegenwoordig , dank aan die kostelyke Post van den Ne.,cr-flbyn, asn die D. ta W. Couranten! Onze domme Voorouders in 1652. Indien geen Post v. d. N. 11. geen D. en W. Couranten! Als zy ze gehad nadoen, baiten twyffel waren zy onnozel genoeg geweest om ze terHond by het ie Nummer te verbieden f om de Auteurs en Drukkers er van exemplaar te ft ra (Fe n, Arme Voorouders! Ongelukkige tyden van Tromp en van de Ruyter/ XVI. Om een enkel itaaltjen te geeven van de gebeurtenisfen van dezen Oorlog, zal ik hier het relaas uitfebryven van de eerlte rencontre van belang die na de Oorlogsverklaring voorviel in October jrjja. dat is twee maanden later, van de Oor-  C 5b'9 ) Oorlogsverklaring gereekend, dan de Actie op Dog„rersbank in 1781. Bl. 740. „ De Vice-Admiraal De Witte ende „ De Ruyter weder ghereedt ende de windt goet „ zynde. liepen uyt om de Engelfche te foecken» „ De Witte hadde groote refolutie getoont in 't „ uytlüopen, feg?ende: Ick fal de Floot wel lus- tich aan den Vyant voeren ; de Dttyvel machfer „ weder afvoeren. Defe particulariteyt fchreef den „ i ranfche ReflJent Brasfet aan den Graaf van „ Charost:, Gouverneur van Ca/is. Defelve fchreef „ korts daer nae weder aen den Heer Brasfet, „ dat de Witte den Duyvel dien moeyte haddc „ afgenomen ; hy hadde de Vloot felfs afgevoert. „ Want Vrydag den 11. Oclober quam een Galjoot „ tydingh brengen , dat DingAsdaegs den 8. s'na-„ middaeghs B/aecke fterek vyf en festich Schee„ pen was uyt Duyns op de Hollantfche fterek „ twee en 't festich fchepen, afgekomen voor de „ Windt. Des anderen daeghs quam een brief „ van de Witte felfs; die fchreef, dat hy met de „ Ruyter hadden gerefolveert de Engelfche in „ Duyns aen te tasten, maer dat haer de Engel„ fche hadden gheprevenieerdt: Dat hy ende de „ Ruyter in 't eerfte feer wierden befchadigcht „ ende in haer wandt ghefchoten , foo datfe qua„ lyck konden wenden : Dat hy geen tydt heb„ bende nu Cryghs - Raet te houden, oock om ^ het rouwe weder ende tempeest van den vooriV v 3 „ gen  „ gen dach , fynde Maendagh d teyt van foodanighe Capiteynen by provifie in „ verfeeckertheyt te neemen , ende wierden de f, voornoemde Heeren Gedeputeerden oock vorders gheautorifeert , om by advys van gemelte „ Opperhoofden by provifie andere bequame kioeck „ ende ervaren perfonen te mogen ftellen tot Com„, mandeurs ende andere Officieren, over de Scnta, pen van Oorloge, daer van de Capiteynen en„ de mindere Officieren , om begane wandevoi„ ren , fouden mogen afgenomen worden ; des 'w fouden de gemelte Heeren Gedeputeerden met a, de voorfz. Opperhoofden oock fpreecken, raec* „, kende de Conftitutie van de Vloote, om defelve a, ten fpoedigften wederom in Zee te brengen : „ ende namen defelve Heeren Gedeputeerden tot a) haer asfistentie mede den gewefen geweldigen 9, Generaal Dirck van Steenbergen; ghelyck ook „ Acte van de Heeren Gecommiteerde Raden van „ Hollant , omme uit het Guarnilben van den „ Briel foo veel Soldaten te mogen lichten, a!s é» ZY tot derfelver asfistentie van nooden fouden „ hebben. Eyndeiyck wierden verfocht de lyste „ van de behouften voor de Schepen der gemel„ te Vlote ten fpoedigften te doen fenden naer „ de respe&ive Collegien ter Admiraliteyt, Dj5, refteurs van de Extraordicaris Equipagie end.e » Ca-  ( 543 > ,, Cameren van de O. I. Comp. daer onder de „ voorfz. Schepen respeclive waren reforceerende, e, om defelve promptelyck van defelve te doen M voorfien. „ De Wit hadde in fyn Misfive die hy fchreef „ uyt der Zee federt het gevecht, veel ghefprooc„ ken van de pufiilanimiteyt fyner Captteyns; „ maer als daer na de Gedeputeerden van haer „ Ho. Mog. tot Hellevoet Sluys waren om alles te „ examineeren , foo wilde of konde hy niemant „ noemen, 't Is waer dat in den Kryghs-Raet, „ doen gedelibereert wierdt om te retireeren den „ 10. 0& dat hy van advys was, men behoor„ de den Vyand weder aen te tasten. Maer alle „ andere Capiteyns advifeerden dattet beter was te v retireeren, als de Vlootc te ftellen in een evi„ dent peryckel van geflagen ende geruineert te „ worden: ende de waerheyt was dat hy alfoo „ wel refereerden als de andere, en elck focht fyn pleck fchoon te maken : de een lach het hier de „ ander daer op, maer de rechte oorfaecke was, „ dat de Engelfche waren haer te fterck geweest. „ 't Getal der Schepen daer mede de Wit in Goerede quam, waren 49. daer onder waren oock „ de twee mastelofe fchepen, daer van de Capi„ teyns waren by de Engelfche wechgevoert: ende hier feyde i men datfe waren tot de Engelfche overgelopen, derhalven men haer plactfen^van „ Capiteyns aen andere gaf. De Engelfche van Vv s „ 'ëtr  ( 544 ï ,, dit gerecht fchryvende ontkende wel expresfe* „ lyck , dat 's andrendaeghs Blake eenige verfter„ kingfa of renfort kreegh: Ende de twee Capi„ teyns waren vechtenderhandt met haer Schepen „ genomen: de fchepen niet houbaer, ende den „ winnaer- embarasfeerende weder verlaten, fynde „ om te lacchen datfe fouden van ftlfs fyn tot de Engelfche overghelopen : het nemen van defe „ Schepen hadde feer wel gedaen eenen Capiteyn M Mildmsy , enz. ik prevenieer niet de menigvuldige refluxien die uwe Lezers op dit uitermate curieus en eenvoudig, natuurlyk, offchoon gedeeltelyk daardoor in den eerften opflag verward , verhaal zalleo malen. Een Chef d'Esquadre, die zyn tocht met su'k eene fnorke-y begint dat by de Floot wei lajti.b aan den Vyani fnu voeren enz. en die toch foo voel rt'.ireer ie als de anderen die vervolgens by zv n Raport am H H. Mog. klaagt, dat zyne onderhebhende Capiteyns waren afgedropen , en dat dat p$ltrt geen zoo dagelyks uitkomt. De rest is crème fouettée, behalven de fenlimenten.  ( 55o ) Wy hopen dat de Heer *#* ons vergeeven zal, dat wy ter geleegenheid van den eerften brief dit gedeelte uit zyn brief laten drukken; en verzoeken voor 't overige Zyn WelEd. Geftr. geene conjecturen te willen maken over de wyze, waarop zyn brief in onze handen is gekomen. Zyn Ed. heeft wel kunnen denken, dat uit hoofde van het voornaam onder werp van denzelven, verfcheide affchriften daarvan zouden gemaakt worden, en het onze hebben wy uit de tweede en derde hand gekreegen. ERRATUM. N°.' XLVII. in het Motto r. i. JDiuibus] /, Ducibus  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. X L I X. Equidem nihil humani a me a.'ienum puto. Terentitjs* WTY heDDen m onze voorgaande Nummers, \V met relatie tot de zaak van de Heeren van Kruyne en Story , eenige malen in 't voorbygaan herdacht aan die van den Capt. de Bruin in 178 r. die in zoo verre met de eerfte gelyk ftaat, dat de Hr. de Bruin, op wiens naam insgelyks de lasteriykfte geruchten, ter verdachtmaking van het publiek beftier met opzicht tot het Zeeweezen, byzonder door de Diemermeerfche toen 2V. Hollandfche en andere Couranten in den maand Aug. 17 3 r." waren verfpreid geweest, dien wegens, even gelyk de Heeren van Kruyne en Story eene Authentieke Verklaring hebbende doen uitgaan, onmiddelyk daardoor de razerny der ten toon gefielde factie op zich heeft geladen, en even ais tegen* woordig de Heeren van Kruyne en Story , het onderwerp is geworden van eene menigte Libellen en IV. Stuk. Xx Schots  ( SS* ) Schotfchriften, die hem dusdanig in de haat deiNatie hebben gebracht en zulk een dol gefchreuw teegen hem berokkend, dat dit een en ander, volgens het oordeel van alle weidenkenden, niet weinig heeft geïnflueerd, zooniet op de rechterlyke beflisfing over zyn kort daarop in Sppt. 1781. gevolgde ongeval met 's Lands Schip den Prins Willem , ten minften op de wyze van denken over dat ongeval, die by het grootfte gedeelte der Natie, toen ter tyd, ten nadeele van denzelven Capt. de Bruin heeft plaats gehad. En wy oordeclen dienvolgens, alle reden gehad te hebben, om de Heeren van Kruyne en Story , in de bitterheid van ons hart over den helfchen geest die deze factie bettiert, te waarfchouwen van wel toe te zien, om ten mipften gedurende den loop van dezen Oorlog geene de aliergeringfte prife op zich zelvcn te geeven, hen voorfpehende, dat by het minfte hetgeen teegen hen zoude te vinden zyn, de ganfche factie hen zodanig op het lyf vallen, en hunne misdag zodanig uitbazuinen en verzwaren zou, dat allo toegeevendheid, die in andere tyden omtrent hen zou gebruikt zyn en verdienen gebruikt te worden, na het geven van die Verklaringen in de zaak van den Woerdenfchen Cuurantier, voor altoos voor hen onmogelyk en onverkryglyk was geworden <*) Zie boven bl. 42S, W'y  ( 553 ) , Wy vinden ons in dit een en ander niet weinig bevestigd, door een Stuk, 't welk ons onmiddelyk* na de uitgave van die Nummers is ter hand gekomen, namentlyk de voor weinig dagen uitgegeevene Verdediging van den Kapiteyn Andries dt, Bruyn, wegens zyn gedrag gehouden aan Boord van »jhands Oorlog-Schip de Prins Willem, voor eti na hetzelve door den Lootsman Jan Kok op de Zuiderhaaks is verzeild enz. te Rotterdam by jf. Hofhout. 3 6. bl. in Folio. Hoe zeer wy ook van den beginne af met de zaak van dezen Officier zyn begaan geweest, dien wy ons niet beletten konden van te befchouwen als een ongelukkig flacht-offer van de affchuwelykfte partyzucht, in zoo verre als hy daardoor in plaats van een rechtmatig medelyden by de Natie te vinden, aan de haat en verachting van dezelve is bloot gefteld geweest, zoo zouden wy echter ? in dit ons blaadjen, en vooral expost facfo, na de rechterlyke uitfpraak over de'zaak zelve gedaan, ons niet nader daarmede ophouden, noch de attentie van onze Lezers op dezelve zaak fixecren, anders als mogelyk door eene enkele aanbeveeling van de lectuur van deze alzins merkwaardige en lezenswaarde Verdediging, die wel verdient by dc overige Stukken van dezen tyd bewaard te worden. Dan terwyl tegenwoordig de zaken, God beters. >t, zoo verre gekomen zyn ia ons Land, dat men Xx a zon-  C 554 ) Zonder eeiiïgen den minften grond anders ais het domst en dolst Couranten- en Paskwillen - gefchreuw , zich verftout, om niet meer bedekt, maar opentlyk, het publiek beftier van het Zeewezen dezer Landen , te fugilleeren en op allerlei wyZen verdacht te maken by de Natie, even als of daaromtrent niet alleen de grootlte Onachtzaamheid, maar zeifs een moedwillig en verraderlyk verzuim plaats had, — zaken die van zulk een verregaand vooruitzicht en van zulk een ferieufen aart zyn, dat wy niet fchromen te zeggen, dat die Leden van Staat, welke door hunne Propofitien aanleiding geven tot deze vermoedens of liever dezelve als 't ware autorifeeren, wel behoren te bedenken dat zy eenmaal God rekenfehap van hun doen zullen moeten geeven, en dat zy als dan weinig troost zullen vinden in de toejuiching- van een Post van den Neder-Rhyn en dergelyke fchandfchriften waarmede zy zich tegenwoordig mogen verheugen ,— zoo kan het geenzins alieen gereekend worden van den aart en het oogmerk van dit ons blaadjen, dat wy onze Lezers itil houden by een Stuk, hetgeen, als zynde eene provocatie tot het volk van eene Sententie die door Z. D. H. zelve is bekrachtigd, geenzins kan gereekend worden ten gevalle van Hoogst-denzelven gefchreeven te zyn, maar aan denzelven eerder onaangenaam zou kunnen zyn, en waarby ondertusfchen verfcheide Authentieke Stukken, die den Hr. de Bruin in zyn par- \  C $55 5 particulier geval te pas kwamen, worden aan derf dag gebracht, welke een byzonder ligt over het dagelyks, cn geheim , bejlier van het Zee - weezen veripreiden, zoo als het reeds in 't begin van het vorige jaar heeft plaats gehad, waaruit blykt dat hetzelve met de aileruiterfte zorg , attentie , en trouw wordt uitgeoeffend , en dat byzonder alle mo relyke acht wordt geflagen op het pravenieeren Van alles wat eenigzins zou kunnen dienen, om den vyand van onze kryrs-operatien, die voor hem bedekt moeten blyven; te injlrueeren ; 100 dat, wanneer men by het lezen van deze authentieke Stukken herdenkt aan die Propojitien welke tegenwoordig gedaan worden , en daarby in acht neemt, dat die Stukken , die hier zoo enkel by geleegenheid en in 't voorbygaan worden uitgegeeven, noodzakelyker wys niet het honderdfte gedeelte zyn van ft geen ten dezen opzichte zou kunnen aan den dag gelegd worden, men zich niet beletten kan van zyne fchouders op te halen en te bekennen , dat alle die Patrioten wezentlyk aan hunne eige JchanJe en befchaming arbeiden, wanneer zy op het overleggen en publiek maken van Ordres , door Z. D. II. met relatie tot het Zeeweezen gedurende dezen Oorlog geëmaneerd, aandringen. Het is om deze reden, en te gelyk om de reflexien die wy ter zeiver tyd geleegenheid zullen vinden om over het geval zelve van den Capt. de Xx 3 Bruin  C550 Bruin te maken, dat wy vooraeemens zyn dit Nummer te befieeden aan een kort verflag of recenfie van de bovengemelde Verdediging, waaromtrent wy , die geene de allerminfte relatie noch tot Capt. de Bruin, noch tot een van deszelfs Rechters hebben, ook geene de minfte redenen hebben om anders als de ftridlftc onpartydigheid te zoeken in acht tc neemen. De Verweerder begint met op te merken, dat by Sententie van den Krygsraad in d°. i. Nov. 17Si. in zyne zaak geëmaneerd (*) niet hy, maar alleen de Lootsman Jan Kok, wegens het verzeilen zelfs van 'sLands Schip van Oorlog, de Prins Willem, op den 14. Sept. 1781. is gecondemneerd; en dat hy Capt. de Bruin, enkel wegens deszelfs gehouden gedrag zoo voor als na het verzeilen van bovengeme. Schip, uit 's Lands dienst is gedimitteerd; wordende hem by geme. Sententie ten last gelegd, dat hy — voor hetzelve verzeilen, onvoorzichtig, disattent en verward is te werk gegaan; en daardoor ook verzuimd heeft de feïnen te zien, welke van 'sLands Schepen, die in 't Gat ten anker lagen , zyn gedaan, om hem van zyn gevaar te waar* (*) Deze Sententie, die by de Verdediging ontbreekt, kan men vinden in de N. Ifedsrl. Jaartoeken voor den J. 1781. bl. 2187. als ook die van den Lootsman Jan Kok "bid. bl. 218*8. "2189.  C 557 ) waarfchouwen En dat zyn gedrag, na *t ver* zeilen van 's Lands Schip, insgelyks alle de kenmerken draagt van Confufic, verzuim en zorgelooJuid, zoo (tat hy de mid4e,en tot redding van ys Lands Schip ef niet heep in 't werk gejl-ld, tf met op aren tyd wanneer hrt zyn plicht was dezelven in 't werk te jlellen. — ( Gevolgelyk geene befchuldiging noch van Moedwil of kwaade trouw , corruptie, enz. noch van lacheteit, noch van perfoneele onbekwaamheid of onkunde: maar alleen van verzuim , achteloosheid en confufie , in dit by.onder geval; waardoor hy , luidens de Sententie, niet heeft gepresteerd hetgeen de pligt van een kundig, aclief en oplettend Officier medebrengt.) En dus zyn het deze befchuldigingen , waarover de Vtrdediging alleen rouleert. Zy verdeelen zich van zeiven in twee deelen, namentlyk in het geen voor, en in het geen na het verzeilen van het Schip is voorgevallen. eerste afdeeling' De Verweerder begint met vóóraf het vooroordeel weg te neemen 't welk het publiek teegen hem zegt hy over zyn lang leggen ter Reede van Helle" voet heeft opgevat. Het is dit gedeelte van de V>,r. dediging, waarop wy hier boven het oog hadden , en dienvolgens zullen wy hetzelve hieronder woordelyk in ons blaadjen configneeren, latende aan Xx 4 onze  'C 558 ) onze Lezers over, om daarover voorts alle die reflexien te maken , welken zich aan yder onbevooroordeelden in den eerften opflag moeten voordoen, met relatie tot de wyze waarop bet Zeeweezen door Z. D. H. wordt bellier j (*). Vooits h-»udt zich de Verweerder bezwaard, dat hy buiten zyne Sententie, geene Stukken of be« (*) Vtrdeiiging van Capt. de Bruin bl. 1—5. * Dan eer ik tot mijne ontfchuldig'nj betreklijk hec gebeurde voor en na het verzeilen van 's Lands Schip overga, moet ik vooraf het vooroordeel trachten weg te nemen , 't welk het publijk tegen mij over mijn lang leggen ter Reede van Helvoet heeft opgevat. m Den 15. September 1780 heeft de K- k het eerst gefchaft aan boord van het Schip de PRINS WILLlïM en den 10 September 1781. ben ik met dat Schip in Zee gegaan en hier op heeft men mij nagegeven, dat ik alle de gelegenheden om in Zee te geraken, welke 'er zich in dien tijd van een Jaar hadden opgedaan, willens en wetens verzuimd heb, met oogmerk op dat het Efquader van den Heer houtman door mijn Schip niet zoude verflerkt worden en om pp die wijs te vo'doen aan de geheime orders, die ik ten dezen opzigte zoude gehsd hebben Ik beken, dat die befchuldiging in zijn aart niet verdiend,' om 'er zich aan te laten gelegen z:jn, en ikiioade de moeite niet nemen om 'er op te antwoorden , had ik niet ontdekt, dat menfehen, dii  < 559 ) bewyzen van zyn Procés hebbende-mogen te zien krygen, daardoor ook buiten ftaat is gefteld om te weeten, waarop byzonder de belchuidigingen van onvoorzichtigheid, dis attentie , enz, zich fundee- ren, die wel beter wntrn, egter kwaadaartig genoeg geweest zijn , om zu'ks wijd en zijd te verfpreiden, liet den onnooslen wijs te maken en mijn eer en goeden naam tot een flacht-ffer te doen verftrekken van de heimelijke oogmerken , die zij met deze verfpreiding bedoelden. „ Het is botten tegenfpraak en genoeg bekend , dat 'er ma dat ik alvorens conform mtjoe order, voor het opkomen van den Oorlog, alle mogelijke pogingen te vergeefs had aangewend om naar Zeeland te zeilen en aldaar te overwinteren , door opgekomen Vorst gedwongen wierd , de Reede te verlaten en het Schip voor ij>g"ng te bergen) aan boord van het gemelde Schip de PRINS WILLEM eene kwaadaartige ziekte ontftond , door welke zitkte en daar op gevolgde fterfte de Equipagie geheel buiten ftaat wierd gebragt; ook Was dezelve nog buiten ftaat toen mij in de maand Junij 1781. een z;ker Keer van aanzien, 'welke zich destijds te Helvoet bevond, mij zijn leedwezen betuigde, dat 'er in deze tijdiomftandigheden geen gebruik van dit Schip konde gemaakt worden, daar men het zoo geern bij het geproje£tesrae Convoij naar de Oostzee zoude btftemd hébben: dit rr.ii treffende bood ik aan, met agterftelling van mijn eigen voordeel , om met dit Schip van 70. ftukken, het welk dienvolgens 550. man moest voeren , als een Schip van 60. ftuik*n gecoolidereerd te worden, dm dus met 400. a 450. mannen ia Zee te kunnen gaan, indien men mijne Equipagie tot X X 5 dat  t 560 ) fen, alsmede Jat hy, in een extraordinair Procés, op dezelve befchuldigingen, buiten en teegen zyn eige erkentenis daarvan, is gecondemneerd : allegeerende voorts ter refutatie van dit een en ander i) Een dat getal konde completeren. Dit aanbod wierd bij dien Heer van dat gewigt geoordeeld, dat hij aannam 'er rapport van te rallen doen, het welk ten gevolg had, dat ik den 2 Juiij een brief van den Admiraal Harrfi,.k (zie Eijhag A.) ter gereedmaking ontfing, en den 4. Juïij daar op van zijne Doorlugtige Hoogbfit den Heer Prins Erf - Stadhouder de volgende order. Edele Gefirenge, Vrome, onze Lieve Getrouwe! » N'et twijfelende of UEd. zilt orders ontfanger» * hebSen van den Vice Admiraal Hartfink, omtrent het » uitzeilen van uw onderhebbend Schip, het Fregac »BP.LLONA, gecoraraandeert door den Luitenant » Kooy, en de Kotter, gecommandeerd door den Luin tenant Haak, hebben wij goedgevondeo , UEd. bij x> dezen aantefchrijven, dat wy ons daar toe refereren; » doch ingevalie UEd. daar omtrent geene orders moge » ontfangen hebben, UEd. te gelasten om met de bo„ vengeraelde Schepen en het Advi>jagt de KEMP- HAAN, zoo het zelve uit Zeelanl gereverteerd is, „ op aanftaanden Zondng te zeilen naar de Reede van „ Texel en UEd. aldaar te ftellen onder de orders van n den Vice Admiraal Hartfink, met UEd. mede nemen» de de Schepen naar de Oostzee gedestineerd, die van » uw Convoy zullen willen profiteren, zorge dragen- 51 de  i) Een verhaal van het voorgevallene op den dag van de verzeiling; namentlyk den 14. Sept. 17 81. waar- „ de dat dezelve tot voor het Vlie vrerden gebragt, alv waar bet Convoy zal verzamelen. Waar mede Edele, Geftrenge , Vrome, onze Lieve Getrouwe ! wij UEd. bevelen in Gods Heilige Protectie. UED. Goedwillige Vriend. W. Pr. van ORANGE. Ter Ordonnantie van zijne Hooghelt P. dk LARREY. In 'sGravenbagt de* \ 4. July 178I. „ Uit deze Order blijkt dan, dat ik door de bovengemelde aanbieding, van welke deze order een gevolg was, wel degelijk gezogt heb naar Zee te gaan, maar vooral blijkt 'er nit, dat ik geen jaar lang, maar alleen van den 6 Jnlij (de dag tegen welk het Convoy was aangeflagen, en op welke ik order had om in Zee te gaan) tot den 10 September (de dag op welke ik in Zee gegaan ben) met het Convoi op den wind heb gelegen. Dat ïk nu in dien tusfchentijd geene gelegenheden verzuimd, maar in tegendeel alles gedaan heb wat my mooglijk was om in Zee te komen, ja dat ik 'er zelf veel opgewaagd heb, blijkt uit de Atteftatie, welke mij daar van gegeven is door de 12 Koopvaardijschippers, die beftemd waren, om onder mijn Convoi te zeilen. Zie hier hun getuigenis. » Wij  C 5«* ) waaruit confteert; dat hy Verweerder maar eenmaal van zyn leven in 1750. en dus meer dan Soit Wij ondergeteekenden alle Schippers , voerende » Koopvaardij Schepen, en aangegeven op den 7, 8, » 13, 14, 17 en 18 Jalij, om mee het Convoi cit de » Goedeieede uit te zeilen, welk geleid zoade worden » door den Kaptein de Bruyn, Commanderende 's Lands „ Schip PRINS WILLEM : Verklaren bij dezen, dat » federt dien tijd geen de mirfte gelegenheic is öpge» komen, waar van dezelven Kaptein niet heefc trag. » ten gebruik te maken, om met zijn Schip en Convoi » in Zr-e te komen, contrairi alle mogelijke Attentie » en Vigilantie door denzelven is aangewend ; doch V door opkomende ftilte en gevolgde contrarie wind » telkens weder moet ankeren; des dit niet in Zee ko« » men aan een volftrekte onmogslijkheic moet werden » toegefchreven en geenfints aan verzuim. Zelfs veikiaren wij, dat toen gemelde Kaptein de M laatuemaal op den 19 dezer na Zee wilde zeilen en „ het tot kort voor den droogen heeft gebragt , zulks „ veel was ondernomen en ons a'ler apnrobatie, ten ,, aanzien van de lucht en omitandigheit, niet wasweg» dragende.' » Wijders verklaren wij , louter uit liefde voor de it waarheit, dat dezelven Kaptein ons geenzints op den » 7 Augustus, wanneer denzelven van Ankeren met „ een contrarie Wind met ons heeft gefpröken, meer„ gemelüe Kaptein zulks niet al affchrikkende heefc » voorgebragt, maar discourerender wijze en conform » "e kennis van een kundig Zeeman , welk ankeren wij » daarom ook noodzaakiijk gevonden hebben en ten » eenemale goedgekeurd, voor redenen van wetenfehap  ( 563 ) go. jaren geleeden uit Tesfel zynde uitgevaren —* en voorzien zynde van een Loots, die hem door den „ gevende, onder het Convoi te behoorsn en de ge» tegenheid van Weer en Wind tot heden gezien en » hebbende bijgewoond, bereid zijnde, het bovenitaan,„ de des noous met Eede te verüeiken. Aldas gepasfeerd ter Reede voor Helvoet/luis , den 24, Augustus 17S1. (Was geteekend) Sy'vrond H. Bruysma. $acob Liewes. JetU Fitters. Hendrik Lommer/i. Tjeerd Sikkes. Daniël Uidriks. Imke Drost. And. Atian. Harme Lahrman. Oege Gerrits, Daniël Arends. Jan Tjtbbes. (Onderftond) My prefent (Was geteekend) JOANNES WEYMANS, Eerfte Schrijver. Accordeert met het Originele. JOANNES WEYMANS, Eerfte Schrijver. n Deze verklaring bewijst dan ontegenfpreeklijk , dat alleen contrarie wind en weêr de oorzaken geweesc zijn, dat ik aan de voorgemelde orders van zijne Hoogheit niet heb kannen voldoen: en wat belangd de zoogenaamde geheime orders, welke ik zonde gehad hebbsu om niet uitteloopen, gelijk men in het publijk heeft  C 5*4 ) den Vice-Admiraal zeiven gezonden was, en dien hy dus onderftellen moest de gronden aldaar kundig heeft gefchreven, indien ik ze in de daad gehad hadden, zon het immers mijn pligt en geenzins een misdaad geweest zijn, indien ik aan dezelven geobediè'erd had; dan niets is onwaaragtiger dan zulke voorgevens, gelijk ik in de Rotterdami'che Couran: van den i September 1781. aan het publijk berigt heb, en ten bewijze van de waarheit van dat berigt, z.ü ik hier letterlijk laten volgen de brieven, die ik deswegens ontfangen en gelchreven heb, en laten oordeeien wat mijn pligc vorderde. „ Den 21 Julij T7S1. ontfing ik van zijne Hoogheic den Heer Prins Eiffcadhouder den volgenden eigenhan» digen brief: Wel Ed. Gejlrenge Heer! „ Ik hebbe niet willen afzijn Uwel-Ed. G. te refcri» beren, en aan te fchrijven, om zorge te dragen, dat „ geen Pacquetboot of ander fafpecl vaartuig uitzeilen , dan ten minfle twaalf uuren na dat het Convoi zal » zijn uitgezeild, en dat Uwel Ed. Geil. daar toe de » noodige Orders aan den Capitein Brv.net de Rocbebru» r.e, het Wagtfchip commanderende , geve. Waar 4» mede blijve met achting Wel Edele GeKtrenge Heer! Uwel Ed. DW. Dienaar W. Pr. van ORANGE; In 'sHage den 21 July 178r. » D;n  dig te zyn —- ook gedurende den geheelen afloop van » Den volgenden dag, nam ik de vrijheit aan zijne Hoogheic ce ichrijven in dezer voegen. Doorlugtigfte Htogitborin Forst! „ Wanneer ik gisteren mijn eerbiedigen laatften aan » Uwe Doorl. Hoogheid liet afguan, zond ik ondertas„ fchen ter tecognofcering de Kotter de BRAK naar » Zee, waardoor ik het hier bijgevoegde rapport, bij 3, den Luitenant P-aak t van eea Holiandfchen Kaper, n in zee overgenomen , bekomen heb, oordeelende van „ mijn onvermijdelljken pligt hetzelve ter kennisfe van n Uwe Doorl. Hoogheit te moeten brengen. Omtrent het Hoppen van de Pacquet is aan Uwe Doorl. Hoogn heits order voldaan, edoch de gelegenheit van Wind w zich heden latende aanzien, dat het Convoi niet zal » kannen zeilen,maar mooglijk verpligt zijn , wederom „ te vertnyen, dat is voor een tweede Anker te gaan » liggen , in welk geval ik eerbiedig verzoek Uwe „ Doorl. Hoogheits hooge goedvinden , te mogen wc„ ten , of ik de Pacquet egter zal blijven floppen , of * als dan laten vertrekken. » Ik bidde Godes Zegen over den Perfoon van Uwe „ Doorl. Hobgheit en Vorstlijk Huis, en blijve met ff vereischten eetbied Doorlugtigfte Vorst! Uwe Doorl. Hoogheits zeer gehoorzame Dienaar AN DRIES de BRUYN. Aan Boord van 'sLands Schip de PRINS WiLLEM, geankerd voor Helvoetfmis, den 22 Julij 1781. t> Op  (5*n ra'a het geval, aan de houding van dien Loots niets » Op dezen Brief werd Ik door Zijne Hoogheit met het volgend antwoord vereerd. Wel-Edele Geftrenge Heer! » In antwoord op Uwe l-Ed. Geler, rapport van heden >t dient, dat Uwd-Ed. Geftr. vermeent niet uit te kunn nen zeilen en dat het Springtij geè'incugt is, UweU tt Ed. Geftr. verpiigt zijnde te vertuijen, mijne inten» tie is, dat Uwtl-Ëd. Gellr. de Pakecboot laat zeilen. » Ik- meen Uwel - Ed. Gellr. te moeten communiceren, tt dat 's Lands Vloot of Esquaaer, onder de orders van » den Schoot bij Nagt Zoutman, is uit gezeild , dus n dat Uwel-Ed. Geftr. niet naar Texel moet gaan; maar direct naar het Vlie , en zich aldaar informeren, ft of het Convoi uitgezeild ls, en zoo ja hetzelve g3an opzoeken en zich rangeren onder de orders van den h Schout bij Nagt Zoutman , waar mede blijve met ft achting Wei-Edele Geftrenge Heer! Uwel-Ed. Geftr. D. W. Dienaar W. Pr. van ORANGE. 'sHage den 22 7«/»y 1781. tt Vervolgens fchreef ik den daar aanvolgende 31 July aan Zijne Hoogheit het volgend rapport. Doorlugtigfte Hooggeboren Vorst! tt De gelegenheit zich heden latende aanzien om een tt Anker te ligten, heb ik van mijn pligt geoordeeld tt Uwe Doorl. Hoogheit eerbiedig kennis te geven % it dat door mij vijf Neutrale Schepen , naar Oftende » ge-  ( 5*7 ) 'niets befpeurende , het geen hem enige argwaan te- » gedestineerrl, en die preparatien maakten om te zei» len, tot nader order zijn gedopt, „ Ik heb begrepen dit te meer te moeten doen, om s, dat ik tot heden niet een 's Lands Schip heb verno„men, waar van de Vice - Admiraal Hartfink in zijn » Brief melding maakt, welke ik ten meerder dienste „ van het Convoi voor de Goederende heb te wagten, „ overzulks oordeelende in de onvermijdelijke verplig„ ting te zijn Uwe Door!. Hoogheits orders te moeten „ vragen ; zoo als eerbiedig ben doende, of ik,alfchoon „ het 's Lands Schip of Schepen uit Zeeland niet ver» nemende, egter met het Convoi zeilen zal, dan wel » voor de Goedereede blijven, en daar de kennis van » zoodanig gedetacheert 's Lands Schip afwagten. „ Uwe Hoogheids orders afwagtende , bidde ik Godes „ Zegen over den Perfoon van Uwe Doorl. Hoogheiten p Vorstiijk Huis, en blijve mee vereischten eerbied . Doorlugtigfte Hooggeboren Vorst. Uwe Doorl. Hoogheits Onderdanige Dienaar ANDR1E3 de BRUYN, Aan Boord van 's Landt Schip de PRINS WILLEM, den ji Julij 178I. pp Ik ontfing hier op de volgende order. Jf'il- Edele Gejlrenge Heer! „ Ik heb zoo even ontfangen Uwel-Ed. Geftr. Mis» „ five van heden. Ik laat aan Uwel-Ed. Geftr. om die „, .neutrale Schepen op te houden tot eenige aren, na „ dat Uwel • Ed. Geftr. uitgezeild zal zijn, en order te IV. Stuk. Yy  ( SM ) tegen denzelven kon doen opvatten — natuurlyker wys zich heeft moeten betrouwen aan denzelven tf laten aan den Kapitein Rocbebrune, om geen Schepen ,> tt laten uitzeilen, dan een of twee tsjen, na dat U}p w^l-Ed. Geltr. zal zijn uitgezeild, zoo eenige rede» n en hy Verweerder tegen den Loots zeide: Kerel, gy verzeilt myn fchip, wat doet gy ? zeg my waar ik ben: de ander daarop geantwoord heeft: het zyn maar bollen , dat muet er over heen, begeerende , dat de Fok en kluiven nog zouden bygezet worden: wordende dit een en ander met beëdigde attestatien, zoo van den tweeden Kaptein, den LK App> & Cadets, als van den Eerjien Stuurman en ander Onder-Officieren fub Lit. B. D. E. geconlirmeerd. 2) Een  ( 57* ) 'a) Een detail van de waarfchynlyke oorzaken van de verzeiling van het Schip door den meergemelden Loots Jan Kok: namentlyk de heimelyke vrees van denzelven Loots om met Schepen, die hy verkeerdelyk dacht Engelfchen te zyn , in gevecht te zullen geraken, waardoor hy, reeds te voren het Schip te hoog dat is te veel om de West hebbende laten lopen, en daardoor het gezicht van de uiterfle of eerjle Ton gemist hebbende, en vervolgens hebbende doen wenden, voorts om de Z« en Z. O. naar de Schepen die ten Anker lagen, en by welken hy Veiligst dacht te zyn, heeft laten afhouden, en dezelve verder in Zee geankerd houdende dan zy in der daad waren , daardoor de Tweede Ton voor de Eerjle of Uiter ton heeft aangezien; 't geen hem zoo eindelyk op de uiterjle gronden van de Zuiderbaaks, waar 1SB. geene branding te zien was, heeft doen vast raken. 3) Drie attestatien Jub kit. H. I. K. van luiden , die by aanhoudenheid om en by hem Verweerder zyn geweest, namentlyk den L*. Overveld, den Schryver Raatjens, den Chirurgyn, den Tweeden Schipper, twee Kwartiermeesters, en nog vier anderen, welke allen verklaren, dat zy noch voor of by het verzeilen van het Schip, noch na het ongeluk zelfs, eenige de minjle ConfuJte of verwarring aan of by den Kaptein de Bruin hebben kunnen befpeuren; ter contrarie dat zy denzelven Kaptein Yy 3 al-  < 57* ) altoos prefent van geest hebben gezien, hoewel moeilyk op het moment der vastzeiiing, teegen de Loots, enz. Eindelyk wat betreft het niet obferveeren van de feinen, die van 's Lands Schapen zyn gedaan, om hem van het naderend gevaar te waancaouwen , hieromtrent remarqueert de Verweerder, ter zaaier ontfehuldiging i) dat hy, zoo uit hoofde van den titel, als om andere redenen, die ons veel fcbyn voorkomen te hebben, niet kon vooronderlldlen, dat hem uit het Seinboek, 't geen hem was ter hand gefteld , eenige Jeinen van 's Lands Schepen zouden worden gedaan, voor en al eer hy met zyne byhebbende Scnepen zich met de Vloot of het Esquader Oorlogfchepen zou hebben geconjungeerd ; en gevolgelyk dat, zoo lang de vereeniging nog niet geschied was, de gewone feinen alleen in confideratie kwamen, 't geen in dit geval was het van tyd tot tyd fchieten met icherp. a) dat al had hy daarop bedacht geweest, dan nog , volgens dit zelfde Seinboek art. 51. in het geval hier in questie namentlyk het zeilen naar eene droogte, ingevalle hy de gegeevene feinen niet had kunnen onderlcheiden, 't geen blyken moest als hy dezelve door de Geus aan de Top niet beantwoordde,  V ( 573 ) de, insgelyks met fcherp op hem had moeten zy» gefchotcn, 't geen tog op 's Lands Schepen is verzuimd. 3) dan dat hieromtrent mogelyk een misverftand heeft plaats gehad, wyl gevallig juist dien dag het feinvzw verkenning hetzelfde was, als het cvntta* Jein, namentlyk een rodevlag van de grote top; hebbende hy omtrent denzeifden tyd, dat de feinen van 'sLands fchepen moeten gedaan zyn geweest, het fein van verkenning van zyn Schip voor eenige Schepen die om de West afkwamen, laten doen. . 4) dat voor 't overige zyne twee byhehbende Schepen van de Kapiteinen Vvsck van Avezaat en KoL-y deze gepretendeerde feinen niet meer dan hyzelve hebben gezien of geöbfcrveerd. 5) En dat de verre distantie, en het gezigt uit Zee naar de Wal, waarin de objecten noit zoo klaar en dis tinei: uitkomen als in het gezigt van de Wal naar Zee, eene onderkenning van het fein onmogelyk maakte. 6) Dat uit dit alles des te meer blykt, dat men van die Schepen op hem met fcherp had behoren te fchieten, 't geen hem ten eerften nadenken zou hebben gegeeven en zyn Loots doen miytrouwen; en dat de Hr. Hartzink zelve in den Krygsraad zyne ycr-  (574) verwondering dicnwcgcns had getoond; wanneer hy in tegenwoordigheid van hem Verweerder, zyne vraag, is er dan met geen fcherp gefhoten? tot tweemalen met neen horende beantwoorden, daarop zeide: als ik er geleegen had, zou ik hem op zyn huid gefchottn hebben* liet vervolg hier na.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. L. Summum jus fumma fcepo injujlitia. .u Vervolg van N°. XLIX. TWEEDE AF DEELING. TV /BTet relatie tot het voorgevallene na het onge~ VI luk bedient de Verweerder zich weder, met opzicht tot de befchuldiging van vervaardheid cn confujïe i) van de bovengemelde drie Verklaringen van :to zoo Officieren, als Onder-Officieren en Scheepsbedienden , die om cn by hem zyn geweest, en welke zich even fterk over zyne bedaardheid na, als voor het ongeval, uitlaten, alleen zeggende,L dat hy op 't moment der vast-zeiling moeuyk was. geweest teegen de Loots, 't geen in der daad zeervreemd zou zyn indien het tegendeel kon getuigd worden. IV Stuk. Zz 2) al-  (S70 s) allegueert hy me: alle befeheidenheid verfchcide zeer zware gevallen, die hem in een 40. jarigen dienst zyn voorgekomen, en waaromtrent hy zich op verfcheide bekenden en nog in leven zynde Officieren beroept, of hy in die geleegenheden zich verward, coups of dtsattent gedragen, dan wel de fterkfte bewyzen van her. tegendeel gegeeven heeft; een argument, 't geen hyzelve bekent dat met opzicht tot het tegenwoordig geval wel niets bewys t, doch 't geen nictttmin buiten twyffel eene zeer aanmerkelyke prefumptie ten zynen voordeele opleevert (3 doet (*) Wy kunnen niet ontveinzen, dat ons byzonder deze deuils zeer aangenaam zyn geweest, wyl wy by geleegenheid van de Sententie meermalen hadden holen zeggen, dat de Capt. de Bruin wel meer onderhevig was geweest aan het gebrek om in fchïèTyk voorkomeode gevallen zyne przfentie van geest te verliezen, en van zyn ftuk te raken. En het ongelukkig!!» van zulke uitftroifels is, dat byna niemand in ftaat is dezelve met grond teegen te fpreeken. Ondertusfchen heeft ons dit te dier tyd enkel meer medelycen met zyn ongeval gegeeven. Het van zyn jJuk raken tog is noit een mïsary'f , msar een nstuurfyk en des te beklaaglyker gebrek, wyl het bykans niet overkomelyk is. En hoe Veele luiden hebben mogelyk de laisterrykfte rol in de-wereld gefpeeld, zelfs in 't militaire, by welke dit geb;ek in den grootten trap plaats had , doch die «ich enkel noit in een gevai hebben betonden w: rin hetzelve voor beu van zekere gevolgen is geweest, die ten  ( 577 ) 3) doet hy weder als boren een verhaal van giyn verrichte onmiddelyk na het vast-raken van het ten hunnen nadeele zyn uitgevallen. Zoo dachten wy over Capt. de Bruin, voor bec lezen van deze Verdediging ; en offchoon 'wy , ingevolge van deze opinie, wel begreepen dat hy met reden had kunnen gecondemneerd zyn, om dat hy zsch ongelukk'g in een geval bevonden had , waarin het voornoemde natuurlyk gebrek voor hem van zeer nadeeüge gevolgen wii geweest, zoo verminderde dit echter niet in'c miijite onze ware deelneeming en medelyden met zyn ongeluk , en vooral onze verontwaardiging over de godloze en hoogsc onverdiende bejegeningen, die hem by deze geleegenheid in eene menigte Libellen zyn aangedaan. Edoch, na het lezen van deze Verdediging kunnen wy niet anders als den Cape. de Bruin, van wiens braafheid en bekwaamheid wy in andere opzichten altoos de beste gedactr.en gehad hebben, op veelvuldige eenparige berichten , ook ten dezen opzichte alie reparatie doen, wegens ons ongefundeerd overneemen van een onrechtmatig vooroordeel tegen hem ten dezen opzichte , minder nog om de gevallen door hemzelven hier ter plaatfe geallegueerd, als om dat wy op eene andere plaats van zyne Verdediging, namsmlyk bl. 22» de waarfchynlyke, offchoon geheel ongefundserde aanleiding meenen gevonden te hebben van het voorge-» noemde uitftroifel, het geen te dier tyd zelfs door dezulken is geloofd, die anders geenzins teegen den Hr. dè Bruin waren ingenomen, en waarfchvnlyk nog by veelen plaats heefc, die wy dienvolgens aanzetten orra de 21. 22. en 23e. bladzyden van deze zyne Verdedi° ging te lezen. Zz 2  ( 57S ) het Schip, beftaande in — het doen van feinen voor zyne byhebbende Schepen, om dezelve voor «cn gelyk ongeval te bewaren — het uitzetten van floepen ter uitbrenging van een werpanker het ter nederzetten van zyn eige volk — en het doen van noodfehoten, beneevens het geeven van het fein van ongemak ter verkryging van hulp van de Vloot onder den Hr. van Braam, alsmede het zenden aan denzelven van zyn IA Overveld , waarby hy voegt een vry omftandig relaas van eene zeer moeilykc manoeuvre, die hy intusfehen getracht heeft met behulp van de Kotter de Kemphaan in 't werk te ftellen, ten 'einde zyn Schip, door het uitwerken van een zwaar anker, vlot te krygen, en welke hy zich byzonder vleit, indien men dezelve .recht begrypt, zoo als zyne intentie was, dat alle des kundigen genoegzaam zal doen zien, dat hy te dier tyd van geene confufie of verwardheid kan worden verdacht gehouden, te.rwyl zy hein tevens van alle verzuim vryfpreckt; doch die niettemin door onoverwinnelyke beletfelen is mislukt. Verhalende voorts hoe hy terftond den volgenden dag, na dat hy twee vaartuigen tot zyn hulp had gekreegen, daarvan heeft gebruik gemaakt tot het ligten van zyn Schip, door het losfen van zyn gefchut, enz. — vervolgens hoe hy, met overleg van den Loots Harder, getracht heeft zyn Schip op drie fpillen , by wasfend water af te winden , ondertusfchen-nog al meer en meer losfendc, en zich ont-  ( 579' ) ontdoende ran alles wat maar enigzins kon gemist worden en enige zwaarte had, latende ook alle zyne vaten met versch water ledig lopen , enz; enz. allegueereride verder, hoe hy by de 300 man, tot het laatfte toe, in een goede order en aan *t werk heeft weeten te houden, zonder te verzuimen alle zorg voor dezelven te dragen — en eindelyk zich beroepende op den Hr. Kinsbtrgen, die door zyne bezigheden als Adjudant van Z. H. belet is geweest de Krygsraad over hem by te wonen, doch die den 16. en 17. Sept. by hem aan boord gekomen zynde, en alles ziende wat reeds , was gedaan en nog gedaan wierd, had moeten bekennen, dat hy niets anders wist aan de hsnd te geeven, dan 't geen door hem Verweerder tot redding van zyn Schip was in 't werk gefteld. Na dit alles bekent echter de Kr. de Bruin met leedwezen, dat indien hy in tyds het benodigd getal fchuiten en vaartuigen , mitsgaders Boten en Sloepen gehad had, waardoor hy zyn Schip vroeger had kunnen ontladen, hetzelve voor het ryzëri mogelyk nog had kunnen behouden worden; doch hiervan pretendeert hy, dat de fchuld niet aan hem, maar aan den Commandant van de Vloot, dien hy in tyds zyn nood had te kennen gegeeven „ zou moeten worden geweeten; disculpeerende zich tevens van het verwyt, dat hy de Schippers, die by hem aan boord kwamen en weigerden goederen Z z 3 1 te  r 5§o > te laden , daartoe had behoren te dwingen , meenende dat hem zulk een verwyt niet in goeden ernst kan worden gedaan, als abfurd zynde in zich zeiven. Eindelyk laat hy zich enigzins breeder uit met opzicht tot het gebeurde met zekeren Lootsman Cornelis Corners, te lang om hier te verhalen, doch wiens getuigenis teegen hem hy vermoedt dat hem byzonder nadeelig is geweest. Wy zullen hiervan alleenlyk zeggen, dat voor ons hieromtrent geene de minfte zwarigheid ten nadeele van den Verweerder is overgebleeven, daar by eene Attestatie fub Lit. Q. deze Gomers wordt befchreeven als een veelpratend memch , van dat foort van luiden, die voor ades raad weeten, alles ventaan, en beeter verftaan dan een ander, en alles beloven , en alles met den mond onderneemen, terwyl zy als 't op doen aankomt, met de handen verkeerd liaan, en ondertusfchen naderhand zich beroemen, als het aan die en die niet had gehaperd, dat zy wonderen gedaan cn de baars vergald zouden hebben. Dit karakter is helaas! maar al te gemeen in de zamenleeving, en gelyk het altoos lastig en veraehtelyk is, zoo kan het in fommige gevallen zeer gevaarlyk zyn voor de geenen die iets met hen te doen hebben. Dit vreezen wy dat de Capt. de Bruin ondervonden heeft: doch als men alle de attestatien, die hy ten dezen opzichte bybrengt fub. Lit. Q. R. S.  ( 5*1 > S. T. ü. V. vergelykt, zoo denken wy dat niemand zwarigheid zal maken om zyn eenvoudig verhaal ; 't geen op zich zelve alle'kentekenen van waarheid draagt, en daarenboven door alle de bovengemelde' Verklaringen wordt bevestigd , offchoon in zyn eige zaak, teegen het getuigenis van dezen fnoeshaan te laten gelden, en te geloven, dat het niet de Capt. de Bruin is geweest, die in gebieeke zou gebieeven zyn om dezen Gomers , dien de Hr. Hartzink hem in de laatfte dagen , toen er reeds geen b,komen meer was by het Schip, had toegezonden , de nodige asüftentie te geeven om hetzelve nog te zien te redden; maar wel dat in tegendeel , toen de Capt. de Bruin hem aanzette, om in plaats van praten, terftond naar het Schip te gaan en nand aan 't werk te flaan, zeggende : Laat ons direct gaan: ik zal u niet verlaten, ik kan zwemmen , deze fnocver is te rug gekropen, en gezegd heeft: neen, Kaptein van daag niet: er is nu geen Geleegenheid om aan 't Schip tt komen: de Kaptein %m gaan als hy wil, maar ik wil myn leeven zoa reukeloos r.iet wagen enz. Inderdaad een volmaakt karakteristiek antwoord van dit flag van luiden! }' ' ; ;\V_ - .'. e1 Zie daar een kort yerflag van deze Verdediging die ook met opzicht tot de formalzins lof verdient, zynde zeer eenvoudig, onopgefmukt, en tevens in Zz 4 een  ( 5** ) l"en klaren, bondigen ftyl gefchreeven , die den Ppfteller in ons oog zeer veel eer aandoet. Als wy volgens dezelve, over deze geheele zaak moesten beflisfen, zoo zou het niet juist het incidenc van Corn. Gomers zyn, waarop wy eenige i\flexien zouden hebben te maken, maar wel eenige andere omftandigheden, die wy hier en daar hebben opgemokt, en waaromtrent by ons nog eenige zwarigheden overblyven: als by voorbeeld , dat de Hr. de Bruin irerative keeren bl. g. enz. zegt, dat hy niets het mu fte aan den Lootsman J% Kok heeft ortdekt, 't geen hem enige argviian tegen denzelven kon doen opvatten; tei wyl ecliter uit de Attestatie fub Lit. Z. blykt, dar die Lootsman, toen het Schip voor de eerfte keer ftootte , niet tegenrbande zyn zeggen het zyn maar bollen enz. aan de Atrestanten voorkwam ten eenemaal confus geweest te zyn: in welk geval dc vraag zyn zou of het toen nog geen tyd geweest was om den Loots van het roer te floten, en immediaat, 't zy door mindering van zeil , of door omfmytcn van het roer, of eenige andere manoeuvre, het Schip in zyn cours te fluiten en zoo hetzelve van het imminent gevaar te redden, a) zouden wy ons nader moeren laten onderrichten, in hoe verre of de Capt. de Bruin, zoo uit het te hoog laten lopen van hét Schip en daarop gevorderd wenden van hetzelve met de lieven om de Z. W. als uit het fterk afhouden om de Z. Z. O. naar de kant van de Vloot, wam* '  ( 5*3 ) waardoor het Schip zoo duidelyk naar de Haaks ge* ftuurd wierd, niet had kunnen vermoeden, dat de Loots of van zyn ftuk en de cours mis was, oi te veel waadde ,en zoo als men zegt op een hair zeilde , daar er in alle gevallen tog geene de mmlte zwarigheid was , om meer Westelyk af te houden. 3) dunkt ons,1 dat deHr. de Bruin, toen het Schip eens terdeeg vast zat, en hy geene fchuiten naar zyn zin, of geene fchuiten genoeg kreeg, om te losfen en het Schip te lichten, zeer wel zich zou hebben kunnen verantwoorden , indien hy nog dienzelven avond zyn gefchut over boord had gefmeeten, zyn water had laten lopen, enz. om reden dat men een minder verlies altoos voor een meerder verkiezen moet. Edoch alle deze kleine zwarigheden zyn van geen ( belang, in vergelyking van het menigvuldige gewigtige, *t geen by deze Verdediging ten voordeelt van dezen Officier wordt bygebracht. En, by aldien wy niet begreepen dat het Publiek niet volkomen in ftaat, en daardoor ook niet gerechtigd is, om over deze zaak te beflisfen, zoo lang men de Stukken niet voor zich heeft, die de Sententie van den Krygsraad hebben gemotiveerd, (en waarvan ons voorkomt, onder corredtie, dat den Capt. de Bruin, op zyne requifitie, geene vifie zou kunnen worden geweigerd, voornamentlyk op fundament, dat zyne feiten niet duidelyk in de Sententie zvn Zz 5 geëx-  ( 5§4 ) geëxprimeerd ) zoo zouden wy geene zwarigheid maken, om voor ons zei ven ten minften op deze zaak toe te pasfen het bekende Axioma van rechten, 't geen wy voor een Motto van dit Nummer hebben genomen, namentlyk dat het uiterfli recht in fommige gevallen eene vsezentlyke en zeer groote onrechtveerdigheid is. En wat moet men over 't geheel zeggen, als men ziet aan den e'énen kant, dat de Capt. de Bruin by zyne Sententie niet wordt gecondemnecrd over het verzei/en van zyn Schip, en dus ouk over niets hetgeen dat verzeilen zou hebben kunnen veroorzaken, ja over geen verzuim 't geen daaromtrent by hem zou hebben plaats gehad, zoo dat de Krygsraad fchynt van begrip te zyn geweest, dat dit ailes eeniglyk cn alleen ftond ter verantwoording van de Loots-, en als men let aan den anderen kanc, dat de Capt. de Bruin by deze Verdediging, niet zoo veele bewyzen, alle op diverfe attestatien geapuieerd, aantoont dat hy wezentlyk zoo voor als na' het ongeluk , geenzins blyken van cunfufie of inattentie, maar veeleer verfcheidc blyken van het tegendeel heeft gegeeven , 't geen tog alles is waarop hy by de Krygsraad is gecondemneerd, behalven het verzuimen der feinen van de Vloot, waarteegen men zyn reciproque verwyt van niet met fcherp gefchoten te hebben mag laten gelden; als men dit een en ander in'acht neemt, zeg ik, moet men  ( 5*5 > men dan niet bekennen, dat zyne geheele veroordeeling ten uiterftcn problematiek wordt; zoo dat men ten minften wel mag zeggen, dat hem geene de minfte gratie is gedaan, maar dat hy veeleer naar de alltruiterjlt rigueur en extcnfie van jujli* tie is gevonnist? Laat ons meer zeggen. Schoon genomen de Capt. de Bruin had by deze Verdediging zyne prsefentie van geest breeder uitgemeeten dan de waarheid was geweest — en wat kan men tog teegen de duidelyke Attestatien , die difertis verbis in zyn voordeel zyn, inbrengen, van luiden die om en by .hem geweest zyn? — genomen de Capt. de Bruin was, ten minften na het geval, laten wy zeggen, in een bogen trap, beroerd en van zyn ftuk geweest! Wat dan? Wat dan nog? Als men dan wil zeggen, de militaire disciplien moet vooral in 't begin van een Oorlog allerftrengst worden geoeffend: en een Zee? Officier is onbekwaam voor den dienst , zonder eene imperturbabeleprcefentie van geest, ten allen. tyde en in alle gevallen (iets 't geen tog byna bovenmenfchelyk is ) enz. enz. het uiterfte wat men dan moge zeggen, zal zyn: wel nu, laat dan de Capt. de Bruin gecondemneerd zyn, en gecondemneerd blyven; maar — Wie is 'er, zelfs onder de beste Zee-Officieren, en vooral onder ons, onder de Natie , die den eerften fteen teegen hem opneemt ? Wie moet niet in tegendeel ten uiteriten ge-  ( 5™ ) ' getroffen zyn door zyn ongeluk, en wie kan zich beletten van hem , zoo niet meer, ten minften evenveel te achten dan te voren, en vast meer deel aan hem te neemen, en hem alle mogelyke vergoe(ding hartgrondig toetewenfchen. Wy hebben gezegd, dat zyne Verdediging zeer eenvoudig en onopgefmukt gefchreeven was, en dat is zy over het geheel. Maar des niettegenftaande zyn er twee pasfages in, die meer tot het hart dan tot het verftand van den Leezer gericht zyn. Wy kunnen ons niet beletten van dezelven hier uit te fchryven. „ Wie die myne befchuldiging hoort, zoo als f* dezelve by de Sententie wordt gedragen, zegt hy „ bl. 13., moet zich niet verbeelden, dat ik het „ Schip zoo rasch het vastgezeild was, heb laten „ zitten, zonder iets, of ten minften zonder iets „ van aanbelang, tot redding te onderneemen ? En „ genomen, dit was eens zoo geweest, of liever „ er was iets van myn kant verzuimd, hetwelk ik „ tot redding van 's Lands Schip had kunnen in 't „ werk ftellen; zy, die de minfte kennis van het „ menfchelyk hart hebben, en teevens de omftan„ digheden nagaan, waarin ik my op dat tydftip „ bevonden heb , zouden daarin verfchoning ge„ noeg gevonden hebben, en op voorbeelden van „ vroeger en later tyden eene demisfie niet als „ even-  C5*7 % y} evenredig aan. dat verzuim hebben befchóuwd», i „ Welken fpyt ik opdien tyd gevoelde, zal men „ zich gemak kelyk kunnen verbeelden. Ik zag het „ kostelyk Schip, wiens weêrga, zoo in het zei„ len als in het wenden, mogelyk niet bekend „ was, verzeild door de onachtzaamheid van hem» „ wiens post het was om het voor foortgelyke on„ gelukken te behoeden.' — Ik zag zoo veel men„ fchen, wier leeven thans voor het Vaderland „ meer dan ooit van belang was, by den minst opkomenden wind , in levensgevaar. — Ik zag, „ buiten het gevaar van myn eige perfoon, my „ nog beroofd van zoo veel duizenden aan goede„ ren en levensmiddelen. — En eindelyk: dit „ trof my het meest: ik zag my verftoken van de v geleegenheid om myn Vaderland, in dezen Oor„ log , van dienst te kunnen zyn, en daardoor „ met de daad in éénen uit te wisfehen alle die ha- telyke denkbeelden en vertellingen , welke de „ onkunde en laster over myn voorgegeeven lang v leggen te Hellevoet, wyd en zyd verfpreid had„ den; en ik gevoelde toen reeds hetgeen my na„ derhand ook wedervaren is , namentlyk dat de „ kwaadaartigheid hier nieuwe ftof zou vinden om „ myne eer en goeden naam op eene onrechtvaardi)> ge wyze aan te tasten. Men moet in myn geval geweest zyn, om. „ zich  j> zich alle die denkbeelden zoo levendig voor te „ ftellen; en dan eerst zou men met recht kunnen „ oordeclen, of bet in zodanige omftandigheden „ zoo gemakkelyk is zyn plicht naar behooren „ waar te neemen. Laten hierover de zulke maar „ eens oordeelen, om nu niet eens van myne par» ticuliere omftandigheden te fpreeken; die by ón„ dervinding weeten, welk een fchrik, ontftelte„ nis en verwarring het ftrandtn van een fchip on„ der het volk veroorzaakt, en hoe daardoor dik„ wils eensklaps alle banden van fuhordinatie ver,<, broken worden. Zoo derhalven de befchuldi» ging van Confufis, verzuim en zorgeloosheid al „ eens waar was, dan zou de vraag zyn, of ik n dan nog verdiend had gedimitteerd te worden? „ Was het wanbedryf van den braven en beken,j den Cornelis Tromp, die naderhand nog Lc. Ad„ miraal geworden is, van minder belang of ftraf„ baarheid dan het myne , toen zyn Schip, 0p de „ Reede van Livorno, door de Engelfchen beklom„ men en overrompeld wierd, enkel om dat men, „ volgens het verhaal van Aitzema, over het nee„ men van een Schip met Kabeljauw, vrolyk was „ en flecht wacht hield? Daar was het houden „ van wacht geene zaak van den Loots, maar van „ den Kaptein; en echter vindt men nergens, dat j, die groote man, fchoon toen nog maar Kaptein zoo wel als ik, om deze grove misdag gecorri- „ geerd  C 5«9 ) „ geerd is; zeker is het, dat hy altans uit 's Lands „ dienst niet is gedimitteerd geworden (*). En ■„ om nog een geval van later dagen en meer part rallel aan te halen; was het minder misdag wan„ neer over eenige- jaren het fchip de Pollux insge„ lyks met mooi weer, op eene bekende droogte, „ voor de Wal vastraakte, en ook daardoor geheel „ en al verloren ging ? En evenwel wierd de com„ mandeerende Officier, uit dien hoofde, by een „ gelyken krygsraad, niet uit 'sLands dienst ge„ dimüteerd, maar tot eene enkele boete van /2000 „ verweezen , en bem naderhand wederom het „ commando van andere 'sLands fchepen toebe„ trouwd? „ Zeker is het, dat ik wel verre van my zeiven ;, aan wangedrag fchuldig te kennen, alles meen „ gedaan te hebben, wat de zaak vorderde, en in „ het my overgekomen geval van my kon gevergd „ worden enz. En (*) Wy maken geene de minfte zwarigheid van te zeggen: het geval was oneindig ilraf'baarder; doch —> in onze tyden en naar onze beginfe'en en wyze van der?* ken. Wy hebben in ons vorig XLVIile. Nommer gezien, en wy zullen het mogelyk nog Kerker in een ander Nummer zien , hoe het in die roemruchtige tyden Van Tromp en de Ruiter uitzag in onzen dienst, byzonder met relatie tot de militaire discipline. Doch d t kan niet anders gaan onder eene Stadhouderloze regeering.  C 59 0 ) En bl. 25. befluit de Hr. de Bruin; „ Ik laat, n& „ de voordragt van dit alles, alle onpartydige en, „ verftandige menlchen, die zich niet blindelings w tegen my hebben laten voorinneemen , oordeelen of ik geen reden heb my te beklagen, dat men „ my zonder eenige confideratie op den dienst, ge„ durende 40 jaren aan den Lande gedaan, heeft gedimitteerd over een geval, hetwelk daaglyks den kundigften en den bekwaamften van 's Lands „ Bevelhcbberen kan overkomen ,- " — voegende daarby de volgende zeer ware reflexie , waarin ten minften elk een zal moeten inftemmen, en die eik een, behalven de affchuwelyke, hatelyke factie, die voor geene gevoelens vatbaar en beneeden de Hienschlykheid is, aan het hart moet treilen: '„ Had het den Hemel behaagd, dat ik had kun- nen uitloopen en my vereenigen met het Esqua,, der onder den Heer Zoutman, dan zou ik bet roemruchtig gevcc'it op de Doggtrsbank byge„ woond, en waarfchynlyk deel gehad hebben aan „ die loftuitingen, weke den Bevelhebberen dier „ Vloot van alle kanten zoo mildelyk zyn toege- zwaaidj daar ik nu boven alle myne verliezen „ onverdiend befpot, ja dat nog verder gaat, als „ een Landverrader, en als ware ik iemand die „ Engelsch geld getrokken had om myn Schip te „ verzeilen, afgemaaid wordt. „ Dan,  C 59* ) „ Dan, wat de Krygsraad my ook ontnomeri •i heeft, hy heeft my niet kunnen ontneemen een „ vry gewisfen, dat my geen misdryf of wange„ dr;ig verwyr. l£ heb myn Vaderland getrouw „ en naar myne beste wctenfclup gediend; en in„ dien het nog immer van myn dienst gebruik wil „ maken, hoe gevaariyk de Post, die men my „ wilde opdragen, ook weezen mocht, zal ik al„ toos bereid zyn myn leeven voor hetzelve te „ wagen! Wat zullen wy zeggen by alle deze dingen? De Capt. de Bruin geeft op eenige plaatfen van deze Verdediging niet onduidelyk te kennen, dat hy niet de Krygsraad over 't geheel, maar tog fommige Leden daarvan, immers één Lid, verdenkt van partydig te zyn geweest. Dan, niettegenftaande wy wel gewenscht hadden, dat de Krygsraad, offchoon in een Extraordinair Procés, had kunnen goedvinden om den Capt. de «ruin meer ouverture te do^n van de bezwaren die teegen hem waren ingebracht; en datwy ook bekennen, dat het ons verwondert,., dat men den Hr. Kinsbergen, die by hem aan boord was geweest en daar alles had opgenomen, niet in zyne zaak heeft gehoord; zoo verwerpen wy aan den anderen kant ten fterktten alle ver.noedens van partydighéid of perforieele piqué, die ten dezen opzichte by een of meer der Rechters zouden heb» ben plaats gehad'en 't zy op dc form van het ProIV. Stuk. Aaa cès,  ( S9* > cès, 't zy op de finale deeifie daarvan zouden hebben geïnflueerd; en wy bekennen, dat dit het eenige is, wat ons in de Verdediging van Capt. de JBruin mishaagt, en zeer mishaagd heeft. De Hr. Capt. de Bruin had moeten bedenken , dat zulke vermoedens, indien zy al by een gecondemneerden welven mochten ryzen, nimmer of oit gefchikt kunnen zyn om voor het Publiek gebracht te worden , het geen de redenen die den gecondemneerden mogen moveeren om zulk een vermoeden op te vatten, of geheel ignoreert of niet in ftaat is om dezelve volleedig te beoordeelen; behalven dat zy ook geene de minfte impresfie byzonder in dit geval op het Publiek kunnen maken, terwyl de Capt. de Bruin, indien hy met reden een zyner Rechteren verdacht had gehouden van perfoneele vooringenomenheid teegen hem, alsdan in tyds en voor het openen van den Krygsraad, dit lid op eene behoorlyke wys had moeten recufeeren. Om nu niet te zeggen, dat het in allen gevallen teegen de bablieke decentie is, om zulk een vermoeden expost faSio te werpen op eene Sententie, die aan Z. D. H. ter approbatie gezonden en door hoogstdenzelven is geconfirmeerd geworden; te meer daar de Hr. Capt. de Bruin weet, dat hy onmiddelyk na het publicceren vah de Sententie, zich nog nader aan Z. H. heeft geadresfeerd, ten einde op de eene of andere wys eenig redrès teegen dezelve te verkrygen, doch dat zyne fupliguen ten dien einde alle zyn  ( 5*95 ) «yn ter zyde gelegd, en de zaak aldus voor afge* daan is gehouden. En hoezeer wy veeleer voor,r dan tegen den Capt. de Bruin zyn ingenomen, waarvan wy vertrouwen dat Zyn Ed. genoegzaam overtuigd is, en wel wenschten dat zyne zaak anders had kunnen uitvallen, zoo bekennen wy echter, indien het geen door Z. H. in dezelve gedaan is, als nog te doen ftond, en wy dienwee» gens ons gevoelen moesten zeggen, dat wy niet van ons zouden kunnen verkrygen, om Z. H. te raden van in deze zaak iets anders, of iets meer of minder te doen, dan te dier tyd door Hoogstdenzelven is gedaan. Had de Capt. de Bruin, in plaats van zyne gedachten te laten fpelen op de perfoneele gezindheid van zyne Rechters jegens hem, als A. de Bruin, in tegendeel zyn oog gevestigd op de omftandigheden van tyden, en zich herinnerd al het geen van den maand July of Augustus tot den maand November 17 81. met relatie tot hem Capt. de Bruin was voorgevallen, zoo zou hy veellicht beeter op den weg geraakt zyn, om te begrypen, aan welke oorzaken hy 't naast had toe te fchryven , dat zyn geval aldus naar de uiterjle rigueur van justitie,, was behandeld, en wezentlyk niet wel anders had kunnen behandeld worden. En hier voelen wy, dat ons het bloed met ge> Aaa 2 weid  1 ( S94 ) w-eld opftygt en gloeit in onze aderen. Welk eea rampzalig land, en welke rampzalige tyden , waarin het aan eene helfche factie, en aan een oproerig rot van paskwilmakers, die zich op de wenk van die factie hangen aan elk en een ygelyk die dezelve ergens in mishaagt, en vooral die dezelve, offchoon uit nooddwang, offchoon uit enkele, onweeiftaanbare plicht, befchaamd en ontmaskerd heeft, vry zal ftaan om zelfs, zelfs op de Jujlttie te influeeren-, zoo dat omtrent zulk een zedevov.er« den, by den geringften misftap dien hy mocht komen te doen, by die errorts quos aut incuria fundat, Aut humanaparum caveat Natura die dwalingen , die in alle andere tyden en met opzicht tot e;k ander alle mogelyke verfehoning zouden gevonden hebben, dan in tegendeel deJlri&fle Juftttie, de aller uiterjle rigueur van recht wezentlyk moet, en niet anders als kan uitgeoeffend worden. Waarom ? Juist om dat die ongelukkige een eeriyk, een braaf man, om dat hy braver is dan anderen, om dat hy meer aan zyn plicht heeft durven wagen, meer.opofferen, en niet gefchroomd zich bloot te ftellen aan de razerny van eene helfche factie, daar kwam ook van wat er van komen mocht. Daarom , daarom alleen, overkomen hem alle die gevolgen. Daardoor is hy in den algemee-  ( 595 ) wenen haat gebracht, zoo dat yder afgefchrikt is om zich voor hem te interesfeeren. Daardoor zou bet gevaarlyk zyn, dat men alleen fcheen eenige toegeevendheid omtrent hem te vdihn gebruiken» enz. Hoe veel zouden wy hier niet nog over kunnen zeggen ? Doch dit Nummer is reeds te verre uitgelopen. Men vatte ons alleenlyk niet verkeerd. Wy meenen geenzins te infinueeren , dat de Krygsraad zelve in de gedachten zou gebracht zyn geweest, dat het besc was te dier tyd, dat dc Capt. de Bruin naar alle rigueur wierd gevonnist. De militaire Sententien behooren akoos naar rigueur te zyn. Zy worden noit uitgevoerd , a's na voorafgaande approbacie van Z. H. en dus kunnen zy daar gematigd worden , in aHè gevailén die eenige toegeevendheid verdienen* Maar dan vragen wy den Capt. de Bruin, als hy Z. H. had moeten raden in zyne eige zaak, zou hy als een eeriyk man en als een goed Patriot, in November 1781. Z H. hebben kunnen raden , om eene Sententie teegens hem, Capt. de Bruin, ter geleegenheid van een verzeild Schip , te verzachten ? Meer zullen wy nu hiervan niet zeggen. Wy vragen alleen: hebben wy reden gehad, om den Schout-by-Nacht van Kruyne, om den Capt. Story te waarfchouwen, van tog geene prife op zich te Aaa 3 gee-  geeveö ; in deze tyden, na dat zy, buiten hun fchuld, in de geleegenheid gekomen zyn om het helfche rot zulk eene onopkroppelyke befchaming te bezorgen? — En wat moet men zeggen, welke woorden kan men vinden, als men bedenkt, dat het juist dit is, wat deze factie beoogt; dat zy de geenen, die haar zoo befchamen, om geen andere reden in die fituatie zoekt te brengen, als om een yder af te fchrikken van zich aan hetzelve lot bloot te ftellen. En dat waarom, waarom alleen? Om zelve de handen recht vry te hebben, om dag voor dag, nieuwe leugens, nieuwe oproerige flappen te kunnen doen, zonder voor befchaming, voor tegenkanting te vreezen: in korte woorden, om ongeftrafd, ongemoeid, al het kwaad, 't geen haar de Duivel ingeeft, te kunnen uitrichten? Wy hebben niet lang geleeden een hunner gefchriften gezien, waarin zy zich niet ontzagen te zeggen, dat zy wenschten dat alle hunne tegenftanders maar éénen hals mochten hebben, dat zy zich verlustigden in de gedachten van dien hals dan te kunnen doorkerven. Maar neen , niet hunne tegenpartyders, alle eerlykheid, alle deugd, die nog in 't land is, moest éénen hals hebben, voor hen , om te doorkerven. Dit is het eenige, wat een Post van den Neder-Rhyn, wat zoo veele anderen, die fchryven, en die niet fchryven, rechtop hun gemak zou zetten. In der daad, die niet alles lezen, die niet alles horen, wat gefchreeven en gefpröken wordt,  < 597 ) wordt, kunnen zich geen denkbeeld maken van de. gefteldheid van ons Vaderland! A, ï)e volgende 51. en 5 2e. Nummers houdende een Vervolg van N. 48. kunnen niet wel gefcheiden worden en zullen daarom te zamen worden uitgegeeven ; men verwachte dus aanftaande Saturdag geen Nummer , maar de week daar aanvolgendc twee.  { 59% ) ERRATA No. X L I X. SI. 551. In plaats van het Motto, Equidem &c. 't geen by abuis voor dit Nummer gekomen is, ltelle men bet volgende Nee fore perpetuamfperat fibi Numinis tram, Confciut in culpa non fcetui esfe fua O vin. 5. TrisN 555. r. 23. van ordres] /. van de ordres 556. r. 1. dit Nummer] /. dit en het volgends Nummer 562. r. 29. al affchrikkende] /. als afïchrikkend© 572. r. 17. de vereeniginel /. die vereeniains?  DE OUDERWETSE * NËDERLANDSCHÈ PATRIOT, N». L L Omnia past cbitum fingit majora vetustas ; Majus ab exequiis nomen in ora venit. Propertiuj.' Vervolg van N. XLVIII, Mynheer, iPXE vriendelykheid die UE. gehad hebt van myXy ne vorige in uw blaadjen te plaatfen, en dé goede uitwerking, die ik in der daad heb vernomen dat myne Extra&en uit Aitzema op een aantal Leezers hebben gedaan, zetten my aan om UE. eenige vervolgen van dezelven te doen toekomen, om naar goedvinden gebruik van te maken. XVIIL Bl. 764. „ De Vloot in Goereede, was in „ November ghereedt, fterck negen en festich Zey- len. In Tesfel lagen noch wel hondert Coop# vaerders , ook thien Oorloghfcheepen : noch IV. Stuk. Bbb' wier-  ( 6oo ) •wierden thien Branders toen gemarckt; ende mede girrdi een konstigh Vuyr-wercker La Rocks, die met htm droeg inventieri om den Brandt ' te fchieten in de Zeylen cn in de Schepen, en„ dc 't Wandt. Ondertusfchen was 't aiioo, dat „ men niet veel ftaet maeckte op het meerendeel „ van dele Schepen: als zynde gehuyrde Straets„ en Spaensch-vaerdcrs, ofte wel Pluyten : al te „ famen niet feer bequaem om ce vechten =t§, „ maer men hoopte aen te bouwen dertigh kloec„ ke nieuwe Schepen van Oorloge". Het algemeen gefchrenw in dezen tyd is: Hoe kwam men aan zulk een aantal Schepen in de tyden van Tromp en de Ruyter? Teen had men Vloten van <5o, 80, loo Schepen! En na! ' Daarmede laat zich het volk zand in de ogen ftrojen en fchreuwt dat na: maar niemand onderzoekt, WAT DAT VOOR SCHEPEN WAREN , en bol bet uitzag op die Schepen. Wy hebben boven reeds geleegenheid gehad om hier iets van te vermoeden Art. XV. ( bl. 537 ) waar de Wit klaagde dat zyne Schepen niet numereucx of v»l volcks, dat is flecht bemand waren; en Art. XVI. fbl. 540.) waar dezelfde Admiraal lekende dat de Engeljcbe Schepen beter le/cylt waren als de fynt; datje met bet Ctnon omgingen al/09 we- en beter alt de fyne enz. Hier ter plaatfe merken wy er al meer van. Want het is waarlyk weinig moeite om eene zoogenoemde Floot v«n 80 ja 100 Schepen in Zee te brengen , als m.-n daartoe neemt een party gekuyrdi Straets en Spaensch - vatr&ers , ofte* wel fluyten , en reekent dat voor Oorlogfchepen en Schepen vaa linie! En 't is geen wonder, dat zulk foort van  ( 601 ) Van Schepen al te /amen niet, /eer hequaem waren om te vechten. Ondervond men dat in dien tyd reeds, toen op de Enget/che Marine ook nog in 't geheel niet veel te roemen viel, wat zon men dan tegenwoordig uitvoeren , in onzen tyd, met zulke Schepen, teegen eene Marine die op zulk een voet is als tegenwoordig de Engel/cbe f Zou het niet de grootfte razerny zyn, zou gansch Europa onze Admiraliteiten en onzen Admiraal Generaal niet befpotten , als men tegenwoordig teegen de Engelfchen zulk eene Vloot in Zee zond , als die Vloten in 1652. waren. En ondertusfchen wat Wil men? wat fchreuwt men? Is niet alles, waar men om roept: geef ons zulke Vloten als in de tyden van Tromp en de Ruiter ! Vloten van 80 van 3co Schepen , zoo als in de tyden van Tromp en de Ruyter.' Dat is alles wat men hoort. En bygevolg als men dat gaf aan die Schreuwers, zouden zy dan wel iets meer te zeggen hebben? Maar zoo rasch zy 't hadden, zouden zy zien dat zy zotten waren. En dan mocht men weder van voor af aan beginnen. En ondertusfchen, dat men die zotten alle hunne grillen niet volgt, en dat die geenen, die van dit alles alleen de nodige kennis moeten en behoeven te hebben, maar niet blindelings alles immediaat doen , hoe krom en belagchelyk ook, wat die domme fchreuwers, waarvan een party mogelyk noit geen ander Schip als een Turffchip gezien hebben , in 't hoofd komt van te eitjehen en te verwachten, dat is verraad, en dat is inaaiviteit; En dat hoort men op 'e laatst zelfs van de kusfens nazingen, als bedaarde en verftandige Regenten door een party jonge luiden oveifchreuwd worden! Bbb 3'  ( 603 ) En wat is de fonrce van alles? Niets afs alle dié aoonyme Gefchriften, die op 't laatst elk een het hoofd doen drajen. Dan komt ten Kaas koper en fchryft een Post van den Neder-Rbyn, en om dat die Kasskoper de onbefchaamdheid heeft van zich zeiven te metamorphofeeren in een Genootjchap van Staatsmannen, en de Brieven die hy aan zkh zeiven fchryft in zyn oproerig Blad, voor te geeven als gefchreeven door de eerfte Stsatnnannen van zyn tyd, zoo laat men zich dat alles wys maken, en neemt alles wat in die Post van den Neder-Rbyn ftaat, voor Orakelen aan ; en op 't laatst, als alles wel aan 't gisten is, en het eigebelang van eenige Regenten zich in 't fpel begint te mengen, om uit gansch andere inzichten den Stadhouder moeite te maken, dan moeten Staten, en Admiraliteiten, en Stadhouder, en de geheele Republiek, dansfen naar de pypen van die Post van den Neder-Rbyn, die men in bedeorde, verftandige en geregelde tyden, terftotid by het uitkamen van het ioe. Nummer, exemplaar zou geftrafd hebben. En zoo raakt het ganfche Land het onderst boven, om dat een K;.a:koper, die vlcg ter pen is, zin had om een ihart -paruik en zyde konsfen te dragen, en zyn kinderen voor den dag te laten komen als Heeren. God erbarme zich! Laat ons voortgaan. XIX. Ik zie dat Aitzema nog eens op hetzelfde ftrjet nederkomt eenige perioden lager, bl. 764. 765. Het is wel de moeite waard de geheele plaats uit te fchryven. tt Men pousfeerdc zeer (dit fchynt in den za- ■ „ men-  ( Goj ) menhang hier te heeten: men drong zeer aan") „ de bouwinge van dertich nieuwe Oorlogh-Sche9> pen, want het bevont iich dat de Oude OorloghSchepen, teritont na den gemaeckte vrede (in 1548 ) meest waren verkoft: ende de overige „ gefonden naer de Middelantfche Zee, tegen de t) Franfche Roverien — Ja, Fran cbe roverien.' vrienden. In de tyden van Aitzema zou men zyne handen by een geflagea hebben , als toen iemand gezegd had , wat in deze laatfte twee jaren duizenden de een den ander hebben nagepraat , dat Vrankryk noit, gelyk onze Engelfche Bondgenoot, onze Koopvaarder! in Vriiw tyd beroofd 0/ onze Commercie gedrukt bad ( * ) en gevraagd hebben, vriend 1 waar komt gy van daan? Aitzema zegt bl. 493. van dit zelfde Deel op het jaar 1652. » In February kwamen klachten we» der van de onlydelycke Excesfen die de Franfchen tt pleeghden op de Navigatie ende Comroertie » van defcn Staet in de Middelantfche Zee. D» ft jchade op «nelycie Milhenen belopende ; waerop » gherefolveert is boven de thien tegen de Sorn » lings ghedestineerde Schepen noch vyfthien % t> festhien in zee te brengen, Men wierp in 'e ft ghemeen de oorfaecke van de Franftbe roverien tt feer op den Cardinael Mazarin; dat hy eenige tt ongerusten Geesten met fodanige profytelycke t, Commisfie, in ftuyr hieldt. Ende hoewel de tt Ambasfadeur Boretl meest alleenlyck op dat ftnck tt in Vrankryck was , echter heeft hy niet uytge- » iech% {*) Zie boven O. N. P. D. II. St. 3. bl. 133, Bbb 3  ( 6o4 ) „ recht enz." Dit ff) 'c voorbygaan ; cffchoen 't hier ook wel degeiyk ter zake dient, dat men om zulke on'ydelyke roverien, die ettttfikt Milioenen beliepen, geen Oorlog begon , met een machtig Ryk, dat echter te dier tyd geene noemenswaardige Marine had, maar zich vergenoegde met klagen en negotieeren, ook al in de tyden van Tromp tn de Ruiter l want men weynich dacht op Oorlogh met de Engelfche. Ik kan my niet beletten van hier nog eene aanmerking te maken. Men had even voor 1652. geen gedachten gehad op een Oorlog met Engeland, NE. nier. tegenfbaande de gedurige molesten die de Engelfche Commisfievaarders deeden aan onze Koopvaardyfchepen (Zie boven bl. 525» 526): en daarora had men eenige fchepen verkocht, daar men nu berouw van had, en die men nu wel nodig zou gehad hebben. Dit is het verhaal van Aitzema. Maar in 1779 en 17S0. ten minften in 1776 en 1777. had men nog minder gedachten hier te Land op een Oorlog met Engeland dan in 1650. Na voorcnderllelle men eens, dat wy toen een partv Oorlogfchepen gehad hadden , die wy verkopen konden, en dat dat op propofitie van Z. H. en van den Raad van State, of van de Aduiiralkenen eens was gefchied. En dat daarop nn deze Oorlog gevolgd was in 1781. en dat Wy die Schepen dan zoo nodig zouden gehad hebben. Hoe dat er dan gefchreuwd zou zyn over verraad, over het duidelykjte verraad. Dis Schepen zouden door Z. H. verkocht zyn geweest, expres, enkel en aileen, op dat wy nu er toe zitten souden, en in een weerlozen ftaat zyn teegen  ( co5 ) teegen de Engelfchen! En cndertasfchen was dat niet hetzelfde geval in 1652.! En wie dacht toen aan Verraad? Maar ik moet het duizend en duizendmalen herhalen: In 1652. had men geen Post van den Neder-Rbyn, geen W. tt D. Couranten, die alles vergiftigen, waar hunne adem overgaat, en dat niet uit eenige eerlyke begir.fels, veelmin uit eene oprechte Vaderlands-liefde, maar uiteen enkel boos opzet, en oin dat zy zich verhuurd hebben aan een deel heersehzuchtige Regenten, die de Stadhouderlyke Regeering gaarne weder onder den voet zouden helpen , om zeiven wat meer amptjens, niet aan luiden van verdiensten of aan brave burgers, maar aan neefjens en nichtjen», aan vreem.ie domestieken , laan Meiden die zy nodig hebben aan de man te helpen, enz. te vergeeven te hebben, zoo als in vorige tyden. „ foo dat men nu tegen de Engelfche hadden moe„ ten gebruycken, meest gehuyrde Schepen , als „ Straats en Spaensch-vaerder:, oock enighe Fluy„ ten: Item, twee of drie Oost-Indievaarders : alj, le defelve Schepen waren ghemaeckt voor Coop* „ manfchap, nietten Oorlogh: tot defenfie , niet „ tot offerfie Sulckë inhuyring gefchiet ten „ deele by die van de Admiraliteyt, ten deele by „ de Directeurs. Wat de Admiraliteyten hadden. ,, ingehuyrt, was noch tamelyck; maar die van de x Directeurs (zie boven Art. XII. bl. 536. 537-) „ hadden meest flechte : ten konde foo niet gaen: „ De Oorlogh ter Zee moest uyt een ryeken mil„ den beurs worden gevoert. Eén goed fterek „ Oorloghfchip was foo goet als drie andere : GeBbb 4 „ lyck  ( 6o6 ) s, lyck een Ituck van vier en tmtuigh pont yfers drie jae twmael foo veel effect doet als een ff ftuck van fes ofte acht pont. Ende met fooda„ nige vier, fes of acht-ponders waren gemonteert „ een groot deel der Schepen; daerin moest noott't faeckelyk worden voorfien. Wy zouden er wel by ftaan tegenwoordig met Schepen die met achtponders gemonteerd waren, teegen de Engelfchen ! Die hebben iz ponders op hunne Jleepen. En op de Scheepen van linie veel 32 en fomtyds 4e ponders, doch niet minder dan 24 ponders, XX. Het geen onmiddtlyck op de voorgemelde pasfage volgt bl. 765. is van een al te onbegrypelyk groot gewigt en importantie, met opzicht tot dezen geheelen tegenwoordigen Engelfchen Oorlog, dan dat ik van my verkrygen zou kunnen om het over te flaan, offchoon van een geheel anderen aart als de voorgaande Extracten. De zaak komt kortelyk hierop uit. Wat is de eenige grote oorzaak waardoor deze tegenwoordige Oorlog ontftaan is, of ten minften waarop altans onze zoogenaamde Patrioten dc rechtveerdigheid van onzen kant er van ftaande houden? Het Concept - Traótaat met America, en deAccesfie van II. H. MM. tot de Gewapende Neutraliteit zyn er wel de naafte geleegenheid toe geweest : maar de echte, waare, eerfte oorzaak is tog geweest die Hout'negetie op Vrankryk en Spanjen. Vel-  Volgens het Tractaat van Breda tusfehen ons en' de Engelfchen , waren van de Contrabande goederen uitgezonderd, Hout, pik, teer, enz. in een woord alle Scheeps-materialett. De Franfchen, die nodig hadden dat wy hen Hout aanvoerden, tot het bouwen hunner fchepen, Honden er op, dat men zich ftipt aan de letter van dat Traótaat houden zou, en de hout-negotie, door Convojen,enz. maintineeren. Engeland daarenteegen zeide: als gy Hollanders de Franfchen voorziet van Hout, dan kunnen wy teegen hen het niet uithouden. De letter van het Traclaat is voor U, wy bekennen het. Maar elk is zich zeiven het naaften. Als wy ons by dat Traétaat hielden in het tegenwoordig geval, dan zyn wy weg. Bygevolg wy kunnen, nog zullen niet toelaten dat gyl. die Houtnegotie vry blyft voeren. Hierover is toen al dat gefchreuw over en weder, en alle die Negociatien, alle die deliberatien, alle die onderhandfche konkelaryen tusfehen de Stad van Amfterdam en het Franfche hof, en al dat gefchryf van weerskanten, voorgevallen van 1775. tot 1780 (*). En onze zoogenoemde Patrioten en Anti-engelfchen hebben niet weinig altoos getriumfeerd, als zy zeggen konden: Engeland pretendeert van een plechtig TraCtaat aftegaan , om zyn (*) Zie het Politiek Virtoog bl. 32—48. en 56-^ Bbb 5  ( 668 ) zyn bloot eigebelang , cn neemt onze Houtfehepen weg, teégen de letter van een Traccaat. Wat is de Ratio Status ! En wat kunnen wy helpen, dat Engeland ten gronde gaat ? Wy hebben ons Tractaat voor ons! Wie heeft oit gehoord dat men van een Tractaat mag afgaan, dat noit vernietigd is ? Bygevolg wy moeten ons recht gewapender hand maintineeren, enz. Maar hoe nu, indien wy in een gelyk geval, als dat waarin Engeland zich bevond , eeven zoo geredeneerd, eeven zoo gedacht, gefpröken en gehandeld hebben als Engeland, wy, wy zeiven? Men hore Aitzema: Ik ffehryf zyne woorden altoos letterlyk uit, tot de fpelling incluis , om tog niet op het minde g- vat te kunnen worden : Bl. 765. „ Maer de meeite deliberatien ende „ perplexiteyten vielen over het regleercn van 't „ ftuk der Commercie ende Navigatie, van de Na„ gebuyren ende Geallieerden. ,, In het Ira&aat van Marine met Spaengien „ (van 17. Dec. ifjjo.) waren Peck, teer, ken„ nep. Masten, Deelen, oock Eedt ende „ Drinckwaren niet gheftelt onder de verbodens „ Waren. Ergo, toegelaten. Nochtans konde « sulcx niet werden gepermitteert. Is niet dit 't geen wy in 1652. zeiden , letterlyk z-^o als de Engelfchen fpraken in 1777. en 1778.? Nog meer: Aen Sweden waren in 't fevende Articul des „ Tracïaets yan 't jaer veertien toegeftaen quacm- „ que  ( 6oo ) • nueCommercia: allerhande Coopenfchap ionder " distinctie ; maer 't was hier ondraegeyk ; Mek hadde m dien tydt niet konnen voor- l siek, dat men in oorlogh soude komen % met een natie die soo sterck ter zee was. „ >* ' Ik behoef er niets by te doen. Het .s met mo- Eelyk dat iets duidelyker en applicabe.er zou kannen zyn. Maar waar blyft nu al dat Couranten, ,1 dat Predikftoels gefchreuw over de Engelfchen , als Sanders der Traden ? Is \ niet klaar dat al dat volk, Predikanten zoo wel als de rest, mets weeten, niets leezen , geene de geringft. kunIkheid hebben van alles waar zy over fchreuwen. En gy, Mynheer de Patriot, vreest gy met lomtyds^It uwe Lezers denken zullen, dat .k «pre. Zulk een Aitzema fabriceer, om daar zoo veel vreemde en ongehoorde dingen mt voor den dag Cn , die"al dat geen om verre Horen, wat Z de ganfche Natie voor uitgemaakte zaken gehouden wordt ? Ondertusfchen het werk >s m duizend handen, en voor een leur en zeur te krygen: om dat het byna yder veel te ang en te volumineus is om te leezen! En daardoor blyft men ondertusfchen onkundig van dat alles, en beoordeelt alles zoo verkeerd , wat th onze tyden oebeurt! Wy zullen hieronder nog een en andere pu&ge. ontmoeten , waardoor dit alles nader bevestigd en in nog fterker ligt gefteld wordt — j-. t,-.r A°n Sraat van ons /.eeNu keeren wy weder tot d^n ataai v weezen in die roemruchtige tyden van Tromp en dt Ruiter. XXI El 7 07- (November 1652) „ Capiteyn  ( 6io ) % Wiglema, een Vries, voor hem ende Capiteyn „ Brunsveldt, quamen by dra heer N. klagende r> dat fy geen credyt hadden noch konden krygen „ in den Brit/, om haer Schepen vsn brood te *> verfien; ende fonder dat, te lullen moeten aen „ Landt blyven , tot groot verwyt ende fehande „ van Vnes/atit. Defelve Heer, hoewel een Staet„ Generael, excufeerdet: dies Wigkmamy (Ait„ zema) verfocht , dat twee hondert Rycxdaalders haer konde helpen. Ick was in geen employ „ van 't Landt, ende men hadde my in Zeelandt „ fes hondert Rycxdaelders afgerooft: (zie boven .r> Art. XI.) Ick kondet feer wel excufeeren. Des „ niet tegenftaendc hebbe Ick het verfchoten, uyt s, Liefde ende ter Eeren van 't Landt. " Km men zulke dingen byna wel geloven, in onze tyden? Maar zoo gaat het onder eene Staatsregeering J XXII. Bl. 767. „ Sondach den eerften December „ is de Vloot onder Tromp uyt Goeree gheloopen. „ De Oorlogh-Schepen waren tfeventich Zeyien, „ tweehonderd Coopvaerders : noch quam er by een „ Vloot uyt Te sfel van omtrent tfeventich Coopvaer„ ders ende acht Oorlogh-Schepen. Bl, 769. „ De Admiraal Tromp rchreef van den s, fesden December, op de hooghte van Duynkerc„ ken, dat eerst Dingsdach den derden, Jan E- vertsz. als Vice - Admiraal, met thien Oorlog- „ fche«  ( 6iï ) fchepen was hy hem gekomen, zynde nu in ai- les fterck vyf en tachtigh Schepen aen de- Galjootsman hadde Tromp gefeyt, dat hem fooonfeeckere raporten quamen door de Galjoots dte hy uytfchikte , dathy van fin was felfs eens naar Duyns te loopen. -.. j.. v,«.m ,vne Advvs lachten, zoo als wy tegenwoordig fpreeken zouden, zaïke onzeekere berichten brachten van de beweegingen van de Engelfche vloót, enz. De Capitein. van die auvys-jachten waren buiten twyffel Verraders, en door de Engelfchen omgekocht, om verkeerde ot onzeekere raporten te brengen enz. Zoo zou men ten minften tegenwoordig decideeren! Doch in dien tya wierd daat niet aan gedacht. XXIII. Hierop volgde den 10. Dec. een tweede flag tegen de Engelfchen onder Blake, die volgens het fchryven Van Tromp zeiven maar 52 zoo groote als kleine Zeylen hadden, daar onder 42 a 44, van hare middelbare Schepen waren (bl. 77=0 terwyl wy er, als blykt uit Art. 22. te zamen 85. hadden. Des niettegenftaande als men het relaas van dezen llag leest bl. 7fI. 772. 773- die van'smidda»s ten i uren tot 's avonds o uren duurde zoo .doof ik dat niemand zal kunnen zeggen, dat dezelve ons meer, indien alevenveel eer doedt, als onze Dosgerbankfche Aftie van 5. Aug. 17 81. met een gelyk, zoo niet minder getal fchepen, als de Engelfchen. (zie onder Art. XXV.) En de reden is ten deele uit het navolgende afteneemen.  ( 6*13 ) BI. 773- • • • „ Dit was den inhoudt „ van des Admiraals (Trompt) brief (van den 16, „ Dcc.) in dewelcke hy voorts recommandeerde „ 't aenbottwen van de dertich Schepen ( zie boven „ Art. XIX.) dat een voor hem mocht worden „ gcmaeckt van de grootfte Charter: lullende met „ 't sestich Schepen ten Oorloghe ghetimmert, „ meer werden verricht, als met hondert, ge„ lyk nu hadde. Men vejèetyke hier onze aantekening boven op Arr. XVIII. Wat het Schip betreft, dat hy verzocht dat voor hem mocht gemaeckt worden, dat wierd een tyd lang naderhand ook op ftapel gelegd: en men verhaalt, dat Tromp, die wist hoe het in die tyden toeging met de Equipagie en op de werven, den aanleg ziende, zeide: Ja, hak my een ioekjen ah ik dood hen. Ook raakte 't Schip af, fes jaren daarna, en vier jaren, zoo ik meen, na den dood van Tromp. Dat waren die tyden van, Tromp en de Ruiter! ' XXIV. Bl. 773. „ in defen tyd fchreef den Heer „ Ambasfadeur Boreel uyt Vramkryck, van een „ groot ende fecreet desfeyn, dat hem wierdt aan9» gegeeven; fynde dat eenich Gouverneur van feec„ ker Haven in Enge/andt prefenteerde defelve over „ te geeven, ofte fich te laten forceeren. Sulcx „ wierdt alhier niet fodanich gefecrettert ah V toe) „ behoorde : immers ten deele gedivulgeert „ wordende, caufeerde veel praterie ende gheklap: „ alfoo dat felfs oock eenige van de voornaam- „ fte  < 6i3 ) . fte van dc Regeeringh daerin wierden getoo- ■*- ^Zoo eeven , terwyl ik dit zit «f te fchryven ontvang ik de Diemtrmetr/ibi Courant van heden den 26 Au», en lees daarin eene Copit quafi u,t een BnefZn Rotterdam in d>. 21 Aug. Vergun my het begin van dien Brief af te fchryven: Mynheer! „ Ik heb met genoegen gezien, dat Z. D. Hooö„ heid, onze waakzame Erfstadhoudbr (De oproerigheid van dit volk toont zich tot in de onderfcheide letters ,• waarmede zy hunne fchandftukken laten drukken) den ï4d«« deezer operi„ lyk de bevoegdheid heeft erkend (zoo worde van alle toegeevendheid misbruik gemaakt en alles verdraaid! voor 'toverige is 't kwalyk uitgedrukt, maar men weet wel wat de kerel zeggen wd, tot „ het geeven van openingen , met betrekking tot „ het gunt Hoogstdezelve als Admiraal Genh„ raai* » in de beftiering v*n 't Zeeweezen heeft „ uitgevoerd. (Door zulke kleinigheden verraadt zich dat volk, en toont dat zy gemeen volk zyn. Een fatfoenlyk man zou gefchreeven hebben wrricbt). Dit verheugd my zeer, om dat daar door „ die geenen de mond geflopt wordt, die wel als „ kwanswys Hoogstdbsselfs Vrienden , beyverd „ hadden en noch beyyeren het tegendeel te be„ weeren (Wat? Waarvan het tegendeel? Dat een° Stad van Holland b. v het recht zon hebben of bevoegd zou zyn, om van een Stadhouder, die te gelyk Admiraal Generaal is, te vorderen, van aan dezelve alle de orders open te leggen, oieaan eene Vloot gegeeven waren, en dat gedurende den  den Oorlog ? Die bevoegdheid heèft Z. H. noit ge« dacht te erkennen by zyne Propofitie van den 14, laatstleden aan Gedeputeerden van H. H. Mog. gedaan) 't welk Z. D. Hoogheid voorzeker nu als » calumnisüs moet aanzien (Hoe komt hier catumnieus te pas ? Hoe worden alle idéen verward , door volk dst niet fchryven kan?) „ om dat die » Schryvers doordraven op iets waarvan de Ad» miraal Generaal, zoo als'behoort (NB.) het » tegendeel doet zien. ( Aan dat alles is geen enkei woord waar. Doch dat komt er hier niet 0p aan. Ik bedoelde eigentlyk het volgende) „ Dan ik kan echter niet ontveinfen, dat het my feer » getroffen heeft, (welke gemoedelyke luiden zyn alle die kwaadaartige Schryvertjes) „ dat de » dierb're Erfftadhouder (dat laten zy curfyf drukt, ken) die zig zoo bereidwillig toont, altoos is te „ rug gehouden geweest, ja nog huiverig fchynt „ omtrent dit peint, door te veronderftellen, dat v bet gevaarlyk zoude kunnin zyn, ingevalle de feit trettsfe of geheimhouding niet wel bewaard wierd, » en dat de Vyand informatie daarvan kreeg. Myn » God, dagt ik, is 't mogelyk, dat de uitvoeren. » de Magt reden heeft de beveelenJe te mistrouwen ? » Myne verbazing hieromtrent wierd afgebroken » door eene tusfchenkomende wensch ! Och of ik hier nader mogte verligt worden (wat is dat alles lief! en zoet! Het waar afbeeldfel, de taal en fpraak van een Judas! van een duivel, dia kust en grimlacht, terwyl moorden verraad woeden in zyn hart!) Hoe gaarne wenschte ik hier » eenige redenen vermeld te zien, die deeze » angstvalligheid des goeden Stadhouders ( wederom » curfyf) veroorzaakt hebben. Mogte ik hier de ij aanleiding van dat gevaar zien ? Doch waartoe » deeze  ( ói5 > * deeze ydele wenfchen ? Evenwel ik kan my „ van dezelve niet ontdoen, want die woorden, „ die uitdrukkingen hadden my te zeer gefletru* r ff feerd, al te zeer neergeïlngen". Lieven Hemel ! Zy hadden hem gefletriifeerd, zegt hy ! Arme ziel' Die kerel weet niet, als hy gegeesfeld en gebrandmerkt wierd, dat hy dan gefletriifeerd »ou worden: maar dat iets,' dat iemand bedroeft, tem niet fletrisftert. Zoo verraadt zich dat volk door hun fchryven. • Doch, om op de zaak aelve te komen, herlees nu eens myn laatfte Extract ajc Aitzema, Mynheer de^Patriot. Wat zegt gy? Die Aitzema, dunkt my. komt.tot alles.te pis, tegenwoordig: nietwaar? En myn Diemermserfr.be Courant kwam ook wel zoo recht van pas als mogelyk , terwyl ik dat ExtraS zat uit tg fchryven! Laten wy.nu met Aitzema voortgaant ïbid. „ Oock feyden d'eene dat d'andere om het „ Oorlogh met Engelandt niet immortel ende irre„ conciliabel te maken, niet begeerden de voort„ feuingh van het Desfeingh. Inderdaedt was 't " alfoo, dat dc Provintien uit Oorlogh niet konden A continueercn op dien voet: werdende defe ex„ traordinaris Equipagie begroot op acht fflkmn „ Jaerlycx, ofte mee MVioenen alle drie Maanden: „ daer de Legerlasten of extraordinaris in den „ Oorlogh te Lanie ghemeenlyck'niet was als een „ Mihoen, ende ten alterhooghften een en een half „ ofte fwei Milmneri:- ende doen was alle Tra„ fycq, Negotie, ertde Navigatie in fyn gheheel „ ende. in fleur, nu leggende onder de'voet. Die van iceckere Provintie hadden by Ncgociatie wilIV. Stuk, Ccc »te»  (r b fcn vinden 2ö"ö,ooo gl. Ende hoewel fy prefen„ teerden,/*»*» ten hondert, hadden 't niet Jconnen „ vinden : daerom hadden de Schryvers van de „ Compagnien belast, defelve fomme op te fchie„ ten, anders fouden 't alle Amptdragende hebben a? gedaen. Dit ginck wel aen voor eens, maer daerna foudet niet willen zyn. Oock feyden die „ van defelve Provintie (Ik denk, Zeiand!) haer „ ongelegen te zyn in futurum foo groote onkos„ ten, als de Equipagie reqaireerde, te kunnen 9, fourneren. De andere niet trafycqucerende Pro„ vintien feyden wel niet foo veel, maar dedent „ ende bewefent met het traegh ofte niet opbren„ gen van hare penningen. Zoo ruïneus was een Engelfche Oorlog in de tyden van Tromp en de Ruiter. Trouwens de Regeering van Holland was wys geweest en had te voren begreepen wat voordeel de Engelfchen zouden hebhn, en wy wat fchade. Zie boven Art. VII. bl. 531. feq. En wie waren het, die In 1779. en 1780. zoo wys waren , en hetzelfde begreepen en voorfpelden? Dat waren die vervloekte Engelschgezinden, die Verraders, die Vyanden van bun Vaderland. Dat Was die Politiek Virtoog-Schryver, enz. enz. Ja hun Verraad beflond juist daarin, dat zy zoo wys waren , en dat durfden voorfpetlen. In tegendeel in het wys, in het Jaattundig Amfterdam verlangde men naar een Engelfchen Oorlog. Dat maakte een gsdeelte van het Politiek Sittema van Amfterdam, zoo als die patriotifche Advocaat Calkoen hetzelve, totidcm' verbit, voorftelde! En nu, na Ken ondervindt, hoe die Engelfche Oorlog verdiende  ( 6*17 ) •aïende dat men ei naar verlangde , na MyVaa. niettemin de eerften nog verraden , en de Uatöen nog Patrioten, al zouden de fteenen nit dt llraten opfpringen! O wyze en verligte Natie, Welke eertekenen richt gy niet aan uw eige karakter op in deze tyden! En hoewoidt het dageJyks aangenamer en roemruchtiger, van tin Ne dirlcmitr te zyn! - Het vervolg items*  1 k  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. L 11. Mi fuut invidicc mmirttm, Regu/e9 mores; Praprat antiquos femper ut üla ttovk, ■ Vervolg van N. LI. XXV. Bl. 774- „ \"¥Tat nu ien?inck het „ W fte gevecht, 't wiefc de Gemeente gheimprimeert als een groote faer>: En die impresfien zyn vervolgens door het grootfte deel van de Historie-Schryvers geperpetneerd, en zoo tot ons overgekomen. Daarvan dat gefchieow over de tyden van Tromp en de Ruiter! ; Men hadde den Galjootsman die de tydingh ', bracht, gefchoncken hondert guldens tot een vereeringh; aen een fchevelinger twintich gulden: 4 Maer als men den Brief wel infach, wat wasfer \t ghewonnen? Schepen: Daer teghens was 't Schip van Juynbol gebleven, ende eenige wier„ den noch vermist. Wat aenginck den Condaets* „ votrdsr met v>;gen, Item dc ander van PorttJ IV. Stuk' Ddd , „ wuyduf;  ( 620 ) „ muyden komende, (twee Schepen die de onze' „ genomen hadden) fynde beyde een teegen een geheele Vloot, was geen glorieufe actie: ende >„ de Engelfche feyden, dat de Roofenkrans ende „ Bonaventure (twee Engelfche Schcepen, het een van eenen Capt. Charles Battin, het ander van een Capt. Achfon: het eerfte door Tromp, het andere door Evertfen genomen) waren geweest van de „ hare t'eenemael ghefepareert ende afghefteecken, „ ghclyck dikwils gebeurt. Anders wiert hier „ gerriaeckt defo beduydenis, dat men hadde ge„ vochten om den Roojenkrants; premium Fiïïo„ rie, ende die ghewonnen : Dat men hadde ghc„ vochten om de Fortuyn ( die de Engelfche feer t'haerder voordeel hadden gehadt) dat was de Bonaventure, men hadfc gewonnen: Dat men „ hadde gevochten om Hercules ( een fes en der„ tiger die Bastiaen Zenfz van ftrant gehaeld en 5, den 12. Dec by Tromp gebracht had) deJlerckajie, wie meester van de Zee foude zyn, men „ hadfe gewonnen. Dat men eynddyck hadde ge5, vochten om de fostt vruchten der VïSorie, 't „ welck is de Vrede: wordende beteeckent door „ de Vygen ( d. i. een fcheepjen met Vygen uit de „ Condae/t, voerende 14. Hukken, 't geen Capt. „ van Sanen genomen had) Ut hahitet unusquisque „ fub fua f:u. Reg. 34. Ut comedat unusquisque „ de fua feu. Reg. 4. 18. Eene a.rdige bereekening van de vooxdeelen van een  ( Gii ) een Zeedag , uit de Allegorifcbe of tmUimatifcbe be« teekenis van de namen en vracht der veToverda Schepen, doch volkome» in oen trant van de euw van den goeden V*der Cats , wiens Ministeriale Aaniprask in Ei.geland , als Gezant tot het negTtieeren van een Tra&aat van Alliantie, in het vorige ja..r I651., de moeite waardig is te leezen by Aitzema in dit zelfde 7e. Deel ui. 619 ■—624. als men lost heeft, om in deze akelige tyden, eens een ogenblik zyn voorhoofd te ontfronfelen. 4, Want men fich nu met defe Viftorie inbedde, „ dat de Engelfche fouden komen de Vredehande- ling refumeeren ende alhier aenbieden. Waer■„ toe men fich imaigineerde, dat alhier de voor de-. „ fen gemelde (bl. 771.) particuliere Engelfche waren, maer geen van alle badde last. XXVI. Tusfehen beiden had Aitzema het vervolg verhaald van de deliberatien rakende de Commercie van Neutrale en den toevoer van Scheepsbehocftens aan den Vyand, waarvan wy boven den aanvang gezien hebben Art XX. 't geen men hier dient te herleezen. Dus-fchry ft hy El. 770. „ Gelyk aireede voor defen is gefeyt, n foo ghebeurdet, want boven ende behalven het placcaet van 19. tlov. verbiedende den uytvoer „ van fcheeps-materialen uyt defe handen: wierdt „ by fecrete Refolutie vasfgefteld ( daer van 't vol=> ,5, gende jaer nader) van niet toe te laten, dat van ;, Oosten op Vlaenderen als prefupponeerende dat* Ddd % «"tt  ( 622 5 „ tet directelyck daernae ginck op Engelandt, ee«" .„ nige contrabande ofte Scheeps-materialen wierden „ ghcibnden, maer alle fodaaige fchepen aen ende Ij op te balen. juist zoo als de Engelfchen nu deedden van 1776 — 1780, „ fulcx is niet alleen de Admiraliteyten, maer oock „ aen den Admirael Tromp aengefchreven. Dit gaf aen Spaengien ende Swedeti nieuwe jaloufie, „ feggende : dat onder defen pretext, konde alle 5, Navigatie uyt Oosten aen andere belet , alleen „ hier getrocken ende gehouden worden, want „ men was hier gewapend; men ftont wel met Dennemarck. Geen remedie fcheen, als dat „, Sweden ende Spaengien eene correspondeerende Vloote hielden tusfehen dc Sondt ende VlaendeM ren. Zie daar een prajett van eene foort van Gewapende Neutraliteit teegen onze Republiek, zoo als in lySo, teegen Engeland! De Spaenfche toonden daertoe genegen te zyn, ?, maer de Ambasfadeur Pymontel gaf te kennen „ dat hy in Sweden niet veel avanceerde : dat haer „ Majefteyt geen lust hadde tot onlust oft onrust: befwaerlyck yet voor ofte teegen Hollandt ofte „ Engelandt fcheen te zullen doen. Anders moet men weeten dat te dezer tyd het Siftema in Sweden en Deenmarken recht tegengefteld was van 't geen het tegenwoordig is. Het Hof van Deenmarken was meer Frantcb' ea dat van y Sweden meer Engelscbgezind, a\  ( 6*23 3 en Bl. 774. 775. „ ""n December (1652.) quatf „ eyndelyk uyt, wat men langh hadde in delibera„ tieghehadt: namelyck, een Placcaet raeckende „ de Navigatie op Engelant, foo van Ingezetenen „ defes Staets, als van Neutra/en: waerover nu „ al federt de eerfte rupture ofte het Manifest te<* „ gen Engelant ghe-emaneert, is gebefoigneert. „ Dunckende feer vreemt aen Neutralen, dat de „ Navigatie van Neutralen in genere wierd verbo» „ den, op een Landt daer tegen men noch geen „ Oorlogh hadde verklaert , want men noemdet „ Retor/ie. Dat defen Staet, foo notoirlyck in» fringeerde het Tractaet van Marine , den /even„ thienden December des jaers vyftich met Spaen„ gien gemaeckt:-want in het ftvende Articul wier„ de toegelaten te transporteren nac Vyande Lsn„ den, alle waren die in 'z/evende Articul niet „ waren ghe-exprimeert, fpecialyck alle Eedtwa„ ren ende Dranck, ook tacite alle fcheeps-materia„ len: Ende in dit Placcaet van den vyfien De- cetnber (itf&aO Articul twee, verbis dienende tot „ uytrustinghe &c. wen fulex verboden, ende de ' woorden direcielyk ofte indireBelyck. Dat defe „ Staet ook niet foude toelaten het Transport van „ defelve Scheepsmaterialen van Oosten nae Vlaen■ deren ende Spaengien, als fustinerende dat fulex „ foude zyn gedaen indireftelyck op Engelandt, 9, 't welck was alreeds ghe-eludeert door de Refof, lutie; ende 't wiert gepractifeert tot nadeel van D d d 3 ,3 dG.  C 624 ) 4, de Oosterlingen. In liet TfacfcK* met Sibede» fa Anno veertick, in de vier, ende Jtvende Artij, culen, wiert dat Commercittm cun hoste fwderstti „ noch veel generaier toegeftaen. Ende defen Staet 9, hadde tot noch toe nochtans felfs genooten het „ effeft van het Tractaet van Marine met Spaeney g**n ghemaeckt, al het geene voorfz. toefendenSi de ende voerende in Vranckryck «tg, Ende an„ no vier ende vyfen veertick, hadde de|èn Staet 9, desgelycx genoten ende ehe-exerceert de vrye „ Commercie op Dennemarck ( hoewel in Oorlogh „ met Sweden zynde) uyt krachje van het gemel„ Ae vierde ente,jiveqde Articnlèa Trachitus Siteh d'ici van 't jare veertich. Ik moet nograsals verzoeten, dat men hier herJeeze myn aangeteekende op Art. XX. Men lette er by op 1/ dst de Republiek in dien tyd, even •Is de Engelfchen in if7$. infri^geerden twee Trsctaten van Bondgenoten , waarvan 't een maar 12. en 't ander maar 2 ja'ren oud was, daar het Traflaat 't geen de Engelfchen infringeerden met ons, reeds 10*. jaren,ond was. Dit maakt,denk ik nog al eenig onderfcheid zoo al niet in 't weeZen, ten minften in 't opzien van de zaak. 2) Dat wy de neutrale Spaanfche en Sweedftóe Schepen, die wy o? dien voet namen, blotelyk opbrachten en confisqueerden, zonder eenig cedomagement, daarin tegendeel de Engelfchen iu 1778. &c. de Eigenaars en Reeders van onze Houtjcbepen volkomen dedomageerden, betalende niet alleen de volle prys Courant voor de lading, maar zelfs Site de reis en onkosten; zoo als bekend is : willende  ( 62S ) lende namentlyk ons geene wezentlyk» fchade. toebrengen, maar alleen beletten, dat Vrankryf en Spanjen door ons, in het voeren van den Oorlog teegen hen, niet wierden voortgeholpen ei ©nderfteund. 3) Dat Wy , let Wel, in dien korten tyd van 12 en 3 jaren zeiven reeds geproflteerf hadden van dat Traelaat, eeven zoo als men in 1778. de Engelfchen verweet, dat zy een Tractaat met ons infringeerden, waarvan zy kort na het fluiten et van, dat is byna een euw g'tee^en, hadden geprofiteerd in onzen Oorlog met Vrankryk. Horen wy nu verder. Aitzema gaat nog, al voort: 't Scheen wel dat men een desperaet werck daer '„ uyt wilde maecken, ende als in een groote nood' f zynde, geen recht, wetten, noch beloften aen„ fien: oock volgen den regel pereant amict dim & „ inimici persant. Is *t niet woordelyk, zoo ala men hier van dé Engelfchen heeft g'efproken , federt 1778, en NB. als of dat alles voMtrekt ongehoorde zaken waren, waarvan nooit geen Voorbeeld, onder Christenen had geëxfteerd. - Men vernam wel foo veel, als dat Spaengien nochtans het efFe& van 't opgemelde mctaet foude willen maintineeren: Sweden desgelycks. De Oosterfche Steden moesten alles lyden, niet alleen hier. maer oock in Engelandt, alwaer voor „ en na opgebracht cn noch in detentie waren twee „ en vyftich Schepen van ttamborgh alleen, waer „ over, fy eenen van haer Syndicis, den Heer Pe„ terfe, hadden gefondcn aen het Parlement. EnDdd 4 » de ft 55 35 \  ( 6&Ó ) ^ 'de wat klachten alhier gedaen fyn van wegen, ,., Lubeck, door den Heer Spacnfchen Ambasfadeur K Brun, is elders aengcroert. enz. enz. Bl. 781. Verhaalt Aitzema, hoe de Heer Keyzer, die van deeze Republiek naar Deenmarken was gezonden om te handeien over een Tractaat van Alliantie, by geleegenheid van eene zyner audientien, incedentelyk gezegd had: „ dat hy door last „ van haer Ho. Mog. tegen de Engelfche Hennip„ fchepen in die Haren, (NB. een neutrale en gë- allieerde Haven) foo die mochten uytkomen, „ hieldt vier Oorlog-fchepen, van de veertien, die „ hy, geduyrende iyne aenwefentheyt aldaer fuc„ cesfivelyck voor Elfeneur hadden gehadt; dat hy „ door de menichvuldige Convoyen, nu alle de an}> dere Oorlogh - fchepen, quyt was; echter ver;, ftondt, dat noch wel ach tien a twintigh Dorren„ draeyers, behalven de dtrthien, die aireede na „ Holland opgebrocht waren, met Hennip, Ptck, „ Teer, ende andere Schepen van Oosten fouden p, komen, om by abfentie van haer Ho. Mog. Oorsa logh - Schepen, doortegaen in plaets van Oosten„ dc naer Engelandt die hy gaeme door twee van „ de vier Oorlogh-Schepen fouden laten opbren„ gen na Amfterdam, by aldien hy mochte de Eere „ hebben om van fyne Majefteyt te mogen weeten, „ dat de Engelfche Hennip-fchepen (die hy an« s, ders, bnyten, met fyne drie ofte vier Schepen yJ we! getroost was) fiiet en fouden worden gere-  X -"27 > f5 lafcheert, onaangezien dc inftantien die de Ed* „ gelfche Gedeputeerden doen verwacht, fouden ti mogen komen te doen enz. Nu is de vraag of de Engelfchen hun ftuk wel zoo verre gep msfeerd hebben in dezen Oorlog, om Hout Sebepen van ons, in een Neutrale Haven onder weege zich ophoudende, aldaer in te fluiten, te neemen en op te brengen, enkel op vermoeden, dat zy niet voor rekening van or.s zelvtn of van eenige andere Neutrale Natie geladen Waren, zoo als hunne Scheeps-brieven luidden, maar dat zy voor hadden om ter fluik in eeneFranfche of Spaenfche haven in te lopen en te losfen ? Het kan zyn dat er voorbeelden van zyn, maar twyffel er zeer aan: ik herinner ze my niet, en men dunkt men zou er meer van gehoord hebben. Onder aan op dezelfde Bl. 781. verhaalt hy nog, dat de Hr. Keyzer zeide, „ dat hy vertrouwde, „ dat fyne Majefteyt (van Deenmarken) niet fou„ de laten pasfeeren die waren, met dewelcke fy„ ne Geallieerden jugulum foude worden ghepe„ teerde, enz. " en voorder wederom Bl. 783. „ Dc meesten Oorlogh hadde de Heer Kiyfer te} gen de Lorrendraeyers, alfoo noemde hy alle „ Neutrale Schepen , die nae Westen wilden; „ meest Luhecktrs , Hamhrger, Danckfickers: „ infonderheyt, foo fy eenige contrabanden ofte „ fcheepsmaterialen in hadden; al hadden fy h«nt, dart vrye Paspoorten ende Zeebrieven. Sulcx „ was, als voor deefèn meer gefeyt is, de wegh Ddd 5 „ om  C fj2S ) # om alle Neutralen uyt de Zee te brengen: Ende. „ in der daer. was't alfoo, dat ofte Hollandt moest $, alleen dn Zee behouden, ofte alleen de Zee ver„ liefen, dienvolgens alle Commercie ende Naviw gatie. Hollandt was daer in niet te verdencken, „ maer hooghlyck te pryfen; ende 't is de manier „ van alle machtighe Princen, die Oorlogh hebben „ (Dit zeide namentlyk de Hr. Keyzer). Maer, „ feyden de Neutralen , waer toe dienden dan de Manifesten, de Brieven, de Propofitien, de Claeh„ ten, die men aen alle Koningen en Potentaten „ liet doen over de violentien van de Engelfche? „ Dat die het nergens nae foo grof niet hadden gemaedt, tegen de Vereenichde Provinciën; als „ defelve Provintien het nu deden tegen haer Neutrale Nagebuyren ? Immers wat hadden oyt de „ Oosterlingen tegen haer ghedaen? Maer de Heer „ Keyfer konde daer tegen weder feggen, den ge„ menen regel van de Machtige: Duo cum faciunt „ idem, non esfe idem. Wat den ftercken wel ftaet, dat ltaet den fwacken qualyck. Dit alles behoeft voorzeeker geen Comxentarie! 'T is als of 't gefchreeven was tot onze befchaming, in deze Jaren. Maar dat alles is vergeeten, en wordt van niemand meer geleezen. Of die't by geval leezen, zwygen ftil, en roeenig een zou gaarne mogelyk die bladen uit zyn Aitzema fcheuren! Ik moet hier by om den zamenhang nog een paar plaatfen uit het volgende XXXI IIe. Boek (op 't jaar  ( ^29 > jaar 1653") uitfchryven, cn dan zal ik deze mate* rie voorder laten rusten, zy behoeft waarlyk nie£ klaarder gemaakt noch in een fterker ligt gefteld t$ worden: Bl. 798. „ In Januarius (1653) wierdt gere„ prefeüteert dat uyt Engelandt wielden in Neucra„ le Schepen geroofde goederen gevoert na Oosten; }, dat de Hollandtfche daertegen dan geen merekt „ konden houden; fulcxs wien gefonden aen den „ Heer Keyfer in Dermemarcken, dat was gefeyt v alle fodanige Neutralen te tracteeren afs Lorren„ dtayers ende op te fenden. Maer de Neutralen „ feyden, 't was niet als jaloufie in 't ftuck der „ Commercien, dat men niet kon lyden, dat Neu„ tralen nu oock een vracht verdienden van Wts„ ten nae Oosten. Want al die Navigatie ende „ Commercie van Westen nae Oosten pleecht te „ zyn in handen van de Hollandtfche. Nu (de s, Hollandfche niet hebbende connen varen door „ 't Canael) fouden eenige Westerfahe waren door „ Sweedfche of Oosterfche Schepen zyn gekomen „ tot Danflgh, dat noemdenfe gheroofde goede„ ren; als ofze in Engelandt eerst waren gerooft, „ ende by Neutralen ghekoft, maer de andere fey„ den 't was Pqffie ende jaloufie: want Engelandt „ hadde geen Westerfcne waren over , ende de „ Hollantfche Capers waren belettende datter geen Neutrale Schepen uyt of in de Riviere van Lon„• don konden komen. Dat het Hollandt leet was „ dat  1630) w dat nu oock fomtydts een Sweets of OosterscK ■„ Schip eenige Westerfche waren na Oosten brach„ ten : die van Lubeck ende anderen klaeghden }> daer feer over. „ Maer wat wast? beter een goet vrient bedor'„ ven als de man jeljs. Hallam moest de negotie „ behouden of'r was niet met al. haer andere raid-; „ delen konnen oock fonder de Negotie niet ftaen- de blyven. De verponding/; in Hollant bracht „ jaerlijcxs op omtrent derdehalf Millioen : dit jaer was opgeftelt een anderhalve verpondingh. Dc „ twee hondertjie penningh bracht in Hollandt niet „ veel meer op als een Milioen. In de Kooplte„ den, anders de ryckfte, dorst men de luyden M niet hart vallen: feer klagende over de fchade in 5, Zee geleden. Tot jdmfierdam was de Overig- heyt foo discreet, datfe aen de klaegende fey„ den, geeft iaat u gemoet tuyght dat ghy behoort „ te geven. Bl. 802. het plan van de Campagne voor 1553. Verhalende, zegt hy onder anderen op 't laatst, dat befloten was : „ Dat ten regarde van de Schepen nae Oosten f) gemunt hebbende , die van Zeelandt ende die „ van dc Mafe, haer fpoediehlyck ende met het it begin van de goede windt op de reyfe fouden „ begeven, ende hen conjungeren met de Schepen „ van Amfterdam, Noorder-quartier ende Vries- „ lanï  % lam voorfz. in het Vlie, om gefamentlyk h«ï „ op de reyfe te begeven Dit was het desfeingh, daer uyt noch oock „ defe vrucht te verhopen ftondt; dat alle Vlaem* s, Jche ende Sweedtfche Negotie op Engelandt daer„ door wiert geftut: voorts oock in 't generael was „ dc meeningh Cfoo fpraecken de Neutrale Nage,, buyren) alle Navigatie van Neutralen (hoeda* „ nige^ daertegen mochten zyn) te incommo„ deren ende te turberen: om alfoo al de WereldC „ te doen gevoelen de incommoditeyt van den Oor-< logh, ende te doen gefamentlyck confpireren tot „ Vrede. " Op bl. §07. vind ik nog e'e'ne pasfage, die te> curieus is in zyn foort, om niet hier nog by t© voegen: „ In Vebruario (1Ó53) liet Dennemarck aan den „ Heer Keyjer quanswys klagen over de infolentie „ ende ftoucigheyt van de Hollandtfche Oorlogh, fchepen in de Sondt, datfe aldaer aengetast ende „ wechgevoert hadden, vrye Neutrale Schepen; „ Dat oock den Koningh aen haer Ho. Mog. felfs „ foude laten klagen, over foodanige infolentie en„ de ongeiyek: Maer hy fchreef in 't fecreet daer „ by, dat haer Ho. Mog. haer daer aen niet be„ hoefden te keeren, alfoo het maer alleen ghe„ fchiede/vo firma, infonderheyt ten reguarde van Sweden: daer men 't anders feer qualyck foude u konnen duyden ende opnemen. v En  ( 622 ) • In nu dit nyfonder ftuk finaal daar latende, "c geen ik tog vertrouw, Mynheer, dat UE. met my zult vinden, dat wel verdiende by deze geleegenheid te gelyk eens aan den dag gebracht en in zyn waar ligt geiteld te worden, keer ik weder te rug tot den ftaat van het Zeewezen in dezen tyd , en zal nog eenige Extracten, relatief tot hetzelve, uit het -eraporteerde door Aitzema onder ditzelfde jaar 165 2. 't geen het eerjle jaar was van dien Oorlog, zoo ais het jaar 1781. het eerfte geweest is van den tegenwoordigen Ooriog, voor uwe Lezers aftchryven, ingevalle UE. deze twede bezending van ExtraSen dezelfde eer wilt doen als de eerfte, én dezelve weder goedvindt in uw blaadjen te plaatfen. XXVII. Bl. 778. 779. verhaalt Aitzema in 't breede het geval, ep de Rheede van Livorno, voorgevallen op Sc. Andries dag, met het Schip de Vhcenix, Capt. Cornetis Tromp, Zoon van den Admiraal Maarten Harpensz. Tromp, van wien wy tót hiertoe onder den enkelen naam van Tromp gefpröken hebben. Ik zie, Mynheer, dat UE. van dit geval reeds vermeld hebt in uw laatfte 50". Nummer bl. 589. ter geleegenheid van de Verdediging van Capt. de Bruin; en UE. expliceert het op dezelfde wyze en trekt er dezelfde leering uit, die ik er tot myn oogmerk hier uit zou getrokken hebben, namentlyk dat iri die tyden, waarvan wy hier  ( 533 ) "hier handelen, en onder eene Stadhouderloze Re^gering, kortom in die fameufe tyden van Tromp en de Ruiter, de denkbeelden omtrent de militaire* discipline, byzonder met relatie tot het Zeewezen vry wat gerelacheerder en gansch anders waren als tegenwoordig. Want zekerlyk was het overrompelen en neemen van een Schip door den Vyand, als veroorzaakt doordien de Equipage, zoo als Aitzema zegt, vroiyck waren ende quadt wacht hielden, offchoon in een Neutrale Haven, geene zaak die in onzen tyd zoo zou zyn afgelopen, zonder dat daarover eens Krygsraad is gehouden: ja zonder dat wy eenige reden hebben om te denken , dat zelfs het crediet van den Admiraal Tromp te pas is gekomen , om zyn zoon wegens deze grove flater voor alle nader onderzoek te bewaren; die in plaats van ftraf of reproche in tegendeel by de eerfte promotie in het volgend jaar 1653. tot den rang van Schout by Nacht onder het Coilegie ter Admiraliteit van Amfterdam verhecven wierd. Zie zyne Levens-befchryving in de Levens-befcltryving van eenige vootname meest Nederlandfhe Mannen en Vrouwen (Amft. 1780.) D. VII. bl. zya. 194, Voor 't overige teekent Aitzema ter zelfder plaatfe by deze geleegenheid omtrent het Esquader ia de Middelandfche Zee, onder Jan van Galen, waar toe C. Tromp behoorde aan : SI. 778. „ In de Middelandfche Zee waren an- M ders  < 534 5 C ders dc Engelfche verre de fwackfte, want -aai Galen hadde veertien Oorlogh-Schepen, ende ij den Conful tot Livorno hadde noch elf Schepen ten Oorlogh gehuyrt; hoewel de veertien vuyl „ ende feer ontramponeert, ende tot de genuyrder „ qualyck Matrofen te krygen waren. Hieruit blykt hoe flecht het ook met de Engelfche Marine te dezer tyd moet hebben uitgezien, terwyl wy met zulke vuile, ontramponeerie, half bemande en ten deeie door een Conful gebuurde Schepen> waaruit hare qualiteit wel af te neemen is, hen nog de meester waren. Voor 't overige verdient het voorgevallene te dezer tyd met den braven van Galen, wien H. h. Mog. kwalyk namen, dat hy niet maar, op eigener, autoriteit, de Engelfche Schepen in de NB. neutrale Haven van Livorno4iad geattaqueerd, en die dienwegens uit fpyt zyn dimisfie verzocht, wei opgemerkt te worden. Het geval is my te lang om uit te fchryven. Men heeft er van gebruik gemaakt , om het gebeurde met de Engelfchen op s*. Marti» in 1780. te pallieeren, by wyze van recriminatie. En waarlyk niet zonder veel reden ; als men de equiteit wil betrachten, en ten leuze aanneemen: Amicus Plato, amicus Socrates, amisa patria, fed magis amica veritas & justitia. Zie eene brochure geïntituleerd : Aenmerkingen op het gedrag dit Engelfchen op St. Martin enz. 17 80.  ( ©*#3 En nu zoude ik moeten overgaan tot Aitzema'» XXXlIIe Boek, houdende het voorgevallene in het volgende jaar 1653. het tweede jaar van dezen Oorlog, zoo als dit jaar 178a. het tweede jaar is van den tegenwoordigen Oorlog: doch ik ben moei van 't affchry ven, Mynheer, cn ik zie ook dat deze Extracten onder de hand reeds veel volumineufes zyn geworden dan myne te voren toegezonderien* Vergun my met de volgende paslage uit de Voorrede of Inleiding van Aitzema's XXXlIIe Böek tc befluiten : Bl. 793. „. In 't voorgaende hebbe begost, dit j, Jaer fal weder verhalen den onverwachten, recht ' verdrietigen,oproerigeh endebloedigen Oorlogh; „ de Lezer wil my ten besten afnemen, foo Ick „ in fo onaangename tyden oock de aengenaemfte ,., fpraeck niet fpreecke: het was een onrustigen, „ faftieufen ende bedroefden tyt. Is het fpreek„ woordt waer, dat de waerhèyt hst /uydt,- foo „ hoop Ick, men fal my, die buyten Regeringh „ ende buyten eygen Interesten was, niet qualyck „ afnemen dat Ick naecktelyk fonder flatterie ftel„ le, wat ick ghehoort ende gheiien hebbe. Eens „ vooral ghedenckènde, dat een verhael van 't ghe,, pasfeerde is als of het op een Toneel wiefdt ge„ reprefenteert: Elck fpeelt fyn rolle: Elck fpreecltt „ fyn tael: De Schryver dqet niet als fwygen. Soo W. Stuk, Eee v ick  C 630 ) ick meer aenfach profyt ende danek ais de 1'aeck felfs; Ick foude uyt de Italiaenfche ende Franti fche Boecken, hier ende daer war, coraplimen„ ten ende pluymftryckerien hebben ontleent. Men „ bevocht den Vyant niet alleen met fchepen to „ water, maer met allerhande Poelyen, Gedich„ ten, figuyren, ende Emblemen te Lande; de „ Const van RItetorica, felf Kcrckelyke , wiert , niet gefpaert; infonderheyt alfler eenich voort) deel was behaclt enz. Ik was uiyn goeden Aitzema fchuldig om deze pasfage, ter meerdere ftaving van zyne credibiliteit, af te fchryven. Voor 'c overige als men het laatfte gedeelte leest, van dat vechten niet alken mtt Schepen te water, maer met allerhande Poefyen en me; dc Const van Rbetorica, felf Kerclelyke, moet men dün ook niet, zoo als overal, zeggen: C'ett tout eomme cbez nout. Met dat onderfcheid echter, dat het te dier tyd er verre af was, dat toen zulk een helfche Geest van optoer , en van de uicgelatendfte, brooddronkendlle leugenachtigheid en kwaadaartige laster teegen de Hoofden des volks, en teegen de achtbaarfte Regenten, zou geregeerd hebben in ons Vaderland, als tegenwoordig. Trouwens de allereerfte beginfelen die zich in eene flauwe mate vertoonden van dien Geest, waren onmiddelyk gefluit geweest door den Souverein, zoo als blykt uit Art. VUL En dat dit niet is gedaan in onzen tyd, toen het nog tyd was, en toen alle brave en verziende Patrioten, en onder anderen byzonder ook TJE. Mynheer in uw Eerfte Stuk en vervolgens) daarop zoo fteik hebben aangedrongen en de  { 637 3 de droevige gevolgen van die toeneemende licentie van de drukpers zoo duidtlyk voorfpeld hebben, dat is het geen wat tegenwoordig ons er onder helpt, en wat ons rampzalig Vaderland in den afgrond'van zyn verderf zal Horten. Want tegenwoordig zyn er niets anders als publieke Execmien meer in ftaat om enigen indruk te maken, en b/ e kunnen wy ons vlejen van een D. en W. Courantier, van een Schryver van den Post van dm Neder-Myn binnen kort eens onder Beu's bande» te zien, 't geen tog het eenige is dat de zaken weder in ordre zou kunnen brengen, en 't geen zy rykelyk, over en over verdiend hebber, en in geene andere tyden federt lang hen ook teeds zou ontgaan zyn! Ik heb de eer met veel hoogachting te zyn enz. # # # Delft den 2o. Aug. 1782. Mat  * Met den eerften ftaat van de pers te komen Brïïvbn* sas van den O. N. Patkiot , 2>i &•«.*, houdende ondei anderen eenige Brieven uit Utrecht, rakende den Hr. Predikant Blanck, enz. ter geleegenheid van het 28, 29 * 30 Nummer ontvangen ; en zal even' ais bet vorige Ie Stuk gratis worden afgeleeverd aan alle de geenen die de 4 eerjle Stukken, of den eerften jaargang van dit weekblad hebben genomen, om daaiby te worden gevoegd. Brieven en pakjes by continnatie te adresfeeren aan den Hr. Cenjtantin de la Vieitte*racbe, pos te restante, te Detft. Op het porto wordt niet gezien, en, om meerder zekerheid, liever verzocht niet te frankeereri. ERRATA N*. L. UB. Bl. 579. r. 21. voor het ryzen] /. door het ryzes 592. r. 20i babiiekej t. publieke