ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER CHRISTENEN.   ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DEK. CHRISTENEN, DOOR IJSBRAND van HAMELSVELD. DERTIENDE DEEL. MET PLAATEN. TE HAARLEM BIJ FRANQOIS BOHN, M D C C C V I.   INHOUD van het DERTIENDE DEEL. VIERDE BOEK. Bevattende het vierde tijdperk; van de opkomst van Mohammed, in de zevende eeuw, tot het begin der kruistogten, of het Pausfchap van gregorius VII, in de elfde eeuw. tweede afdeeling. Van den dood van karel den Grooten, tot het begin der Kruistogten, of het Pausfchap van gregorius VII, van het.jaar 814 tot 1073. eerste hoofdstuk. Staatkundige gefteldheid der wereld, en toe- ftand der geleerdheid, gedurende dit Tijdvak. Bladz. l. tweede hoofdstuk. Uitbreiding van den Christen Godsdienst. Bekeering der Noordfche Volken ; Deenen, Zweeden, Noorwegers, Polen, Rusfen enz. 89. der-  n INHOUD. D E R> E HOOFDSTUK. Klimmend gezag der Roomfche Paufen; hunne Gefchiedenis in dit Tijdvak. Toeftand der Geestelijkheid. . . . m^ ^ KER-  KERKELIJKE GESCHIEDENIS. VIERDE BOEK. bevattende het vierde tydperk ; van de opkomst van mohammed , in de zegende eeuw, tot het begin der kruistogten, of het pausschap van gregorius VII, in de elfde eeuw. TWEEDE AFDEELING. VAN DEN DOOD VAN KAREL DEN GROOTEN TOT HET BEGIN DER KRUISTOGTEN, OF HET PAUSSCHAP VAN GREGORIUS VII. VAN HET JAAR 814 TOT Io73« EERSTE HOOFDSTUK. Staatkundige gefleldheid der Wereld, en toejland der Geleerdheid, gedurende dit Tijdvak. Karel de Groots, die het Franhfche Rijk ten hoogden top van magt had opgevoerd, en door zijne werkzaamheid en regeerkunde had ftaande gehouden , liet hetzelve, bij zijn overlijden in het jaar 814, na aan zijnen Zoon lodewyk, bijgenaamd den Godvruchtigen, uit hoofde van zijnen ijver voor den Godsdienst, en het beftuur der Kerk, ook den XÜI. Deel. A Goed- IV BOEK II Afdeel. 1 Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Toeftarad  IV BOF.K II Af'üeel. I Hoofdft naC. G. Jaar 814. tot 1073. van het FrankifcheRijk. 1 Het DuitfclicRijk. ( < i a KERKELIJKE Goe'IIartigen, uit hoofde van zijnen zachten aard, welke echter meer zwakheid te noemen, en in der daad oorzaak was van vele verwarringen; reeds in het jaar 817 verdeelde hij het Rijk onder zijne drie Zonen, die ten deele nog kinderen waren, welke verdeeling hij in het vervolg meer dan eens veranderde, waar door zijne Zonen, geholpen door de Bisfchoppen van zijn Rijk, oproerig werden, en tegen hem opfbndcn, ja hem zelfs van de regering ontzetteden. Hij ftierf ook in eeneu veldtogt tegen een' van zijne Zonen, in het jaar 840. Zijne drie Zonen, lotharius , lodkwyk, cn karel, die hem overleefden , lagen fteeds met malkanderen overhoop, tot dat de twee jongden den oudden in het iaar 843, bij een verdrag te Verdun, noodzaakten , jm het Rijk met hen te deelen. lotharius kreeg liet Keizerrijk, het Koningrijk van Italië, en de landen tesfchen de Rhone, Saone, Maas en Schelie gelegen, welke men naderhand het Rijk van Lotharingen genoemd heeft, waar van het later Her:ogdom Lotharingen een gedeelte was. Alles, wat ieoosten den Rhyn, in het hedendaagsch Zwitzer'and, in Duitschland, en de Nederlanden, tot Jostfrankryk behoorde, benevens de deden Mentz, 'Vorms en Spier s,werd lodewyks deel; terwijl ka*el het overige van Westfrankryk behield, tusfehen ien Oceaan, de Rhone, Maas en Schelde. lodewyk, die Oostfrankryk beheerschte , was ie dichter van het Duitfche Rijk; waarom hij ook le Duitfcher heette. Hij regeerde en verdedigde tya Rijk met verdand en moed; maar na zijne dood,  GESCHIEDENIS. 3 dood, in het jaar 876, verdeelden zijne Zonen hetzelve onder malkanderen; evenwel gelukte het den jongden van hen, karel den Dikken, alles weder te vereenigen, wat karel de Groote bezeten had. Maar in het jaar 887, ontzeide men hem, wegens zijne liegte regering, alle gehoorzaamheid; en arnulf, een bastaard-Kleinzoon van lodewyk den Duitfcher, volgde hem op den troon van het Duitfche Rijk, hetwelk zich met moeite ftaande houdende tegen de invallen der Noormannen en Slaven, nu ook blootgefield raakte aan de invallen der Hangaren. Onder AUNülf's minderjarigen Zoon, lodewyk het Kind, met het jaar 900, namen de verwarringen meer en meer toe door de onderlinge oorlogen der Duitfche Grooten ; waartegen zijn opvolger koenraad I., geen hulpmiddel wist te vinden. Eindelijk werd hendrik I., die in het jaar 909 den troon beklom, de verlosfer van zijn Vaderland. Deze bevolkte eii verftcrkte de ftcden, en oefende zijne onderdanen in den wapenhandel; vervolgens bedwong hij de Slaven , en floeg de Hongaren terug, waar door hij de openbare veiligheid van zijn Rijk herftelde. Zijn Zoon otho I., of .de Groote, drukte federt het jaar 956 gelukkig zijne voetfbppen. Hij beteugelde de oproerige Grooten , handhaafde de regten van zijn Ruk, overwon de Hongaren en Deenen, onderwierp de Slaven, en trok naar Italië, om welks bezit de Burgundifche Koningen en Italiaanfche Vorften, meer dan LX jaren lang, geflxeden hadden; dit land, tevens met de Roomschkeizerlijke waardigheid, verëenigde hij voor altijd met hetDuitA a fche IV BOF.K II Afdeel. I Hoofdft. naC. G, Jaar 814 tot 1073,  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G, Jaar 814, tot 1073, 4 KERKELIJKE fche Rijk; ook handhaafde hij het Keizerlijk gezag tegen de Paufen; zijn voorbeeld werd door zijnen Zoon otho II., in het jaar 974, en zijnen Kleinzoon otho III., in het jaar 983 wakker gevolgd. De laatlte van deze Vorften, uit het Sakfisch huis , hendrik. II., maakte gebruik van ~de Noormannen tot een' voormuur van zijne bezittingen in Italië, en verzekerde zich van de erfenis van het Koningrijk van Burgundië. Vervolgens kwamen met het jaar 1074 Vorften uit het Frankifche Huis aan de regering. De eerfte derzelven, koenraad II., vereenigde dadelijk het Burgundifche Rijk met het Duitfche. Met gelijk gezag voerde zijn Zoon hendrik. III., van het jaar 1039 tot 1056 den fchepter. Maar toen zijn Zoon, hendrir IV, een kind van zes jaren, op den troon kwam, ftichtte het liegt Staatsbeftuur, gedurende zijne minderjarigheid, en verfcheidene verkeerde frappen van hendrik zeiven, zoo veel misnoegen, dat hij in het jaar 1073 in eenen oorlog met de Sakfeit geraakte, en dewijl dit juist in dien tijd gebeurde, toen de heerschzuchtige en listige Paus, gregorius VII., den Paufclijken Stoel beklom, ontftond daar uit eene bron van rampen en onheilen voor den Keizer en gansch Duitschland, welke dertig jaren daar na, zelfs met zijne afzetting, nog geen einde namen. Gedurende alle deze veranderingen was Duitschland een verkiesbaar Rijk, hetwelk evenwel meestal tot eene erfelijke opvolging neigde. Aan de verkiezing der Koningen hadden de Geestelijke en Wereldlijke Rijksftanden gezamenlijk aandeel. Ook begon allengs de burger- ftand  GESCHIEDENIS. 5 ftand door den koophandel het hoofd op te beuren , welke door verfcheidene fteden aan den Rhyn, de JVezer en Elve, met vlijt gedreven werd. Sedert de verdeeling van het Rijk, in het jaar 843, had het IFestfrankifche, of zoo als het vervolgens heette , het Franfche Rijk , van karel den Kalen, Zoon van lodewyk den Godvruchtigen af, zijne eigene Koningen. De gemelde Vorst was naauwelijks in Haat, zijne landen tegen de verwoestingen der Noormannen te befchermen; en nog minder karel de Dikke, die bijna het geheele Rijk van karel den Grooten beheerschte, maar ook kort voor zijn overlijden in het jaar 887 * alles weder verloor. Zijne nakomelingen, de Karolingifche Vorften, hebben wel in Frankryk nog honderd jaren langer geregeerd, dan in Duïtschland; maar hunne groote Leenmannen werden fteeds magtiger, terwijl zij zeiven de bekwaamheid misten, om hun gezag {taande te houden. Een van hen, karel de Een* voudige, zag zich in het jaar 912 genoodzaakt, een groot gedeelte van zijn Rijk, naderhand Normandi'è genoemd, over te geven aan rollo, het legerhoofd der Noormannen, op voorwaarde, dat deze zich zou laten doopen, en den Koning voor zijnen Leenheer zou erkennen. Na andere onlusten en blijken van zwakheid der Karolingifche Koningen, werd dit huis geheel van den troon beroofd , en hugo capet , Hertog van Isle de- France, Graaf van Parys en Orleans, befteeg denzelven in het jaar 987. Deze is de Stamvader van alle de volgende Frankifche Koningen geweest, tot in onze A 3 tij- IV BOEK II Afdeel. I rtoofdft. ta C. G. faar 814. :ot 1073. Westfrankenofhet.Franfche Rijk.  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. naC. G. Jaar 814 tot 1073. Spanje. 6 KERKELIJKE tijden toe. Hij had echter alle zijne fchranderheid en moed noodig, om zich te handhaven, dewijl hij van magtige Leenmannen omringd was; één van welken, willem , Hertog van Normandië, zelfs in het jaar 1066 Koning van Engeland werd, zoodat de Koningen van Frankryk in dit Tijdvak flegts zeer Weinig magt zelfs in hun eigen Rijk uitoefenen konden. In Spanje ontftonden thans verfcheidene Christen Koningrijken , die zich ten koste der Arabieren, die federt de VlIIfte eeuw in dit land zich gevestigd hadden, van tijd tot tijd vergrootten. Het oudfte derzelven, het Koningrijk Leon, in Gallicië en Asturië gegrondvest, kreeg zijne meeste uitgebreidheid door alfonsus den Grooten, die van het jaar 866 tot 912 regeerde. Van dit Rijk maakten zich vervolgens de Graven van Kastilië of Burgos onafhankelijk; wier Graaffchap in de Xlde eeuw aan het Koningrijk Navarre kwam, waar van garsias in het jaar S57 de eerde Koning geweest was. Een Prins van Navarre, ferdinand, nam in het jaar 1035 den titel van Koning van Kastilië aan, en verëenigde in het jaar 1039 ook Leon met dit nieuwe Rijk. Hij werd de Groote bijgenaamd, maar verzwakte de magt van zijn Huis , door bij zijn overlijden in het jaar 1065 het Rijk onder zijne drie Zonen te verdeelcn. Een van dezen, alfonsus VI., bragt echter de bezittingen van zijne Broederen weder aan zich, en.maakte ook groote veroveringen op de Arabieren. Nog ontftond in Spanje het Koningrijk van Arragon, van hetwelk Ramiro om-  GESCHIEDENIS. y omtrent het jaar 1035 het eerst den tijtel voerde; als ook het Graaffchap Barce'Jona, (het tegenwoordig Vorftendom Katalonië,) hetwelk zich, tegen het einde der IXde eeuw, aan de Frankifche Opperheerfchappij onttrokken had. Op deze wijze gehoorzaamde het grootfle gedeelte van hetHalfëiland, hetwelk Spanje en Portugal in zich bevat, aan Christen Vorften; alleen bleven de Arabieren zich, hoewel niet geheel onafhankelijk, in de zuidelijkfte provintien ftaande houden. Andere Staatsveranderingen troffen Engeland. Kort na het begin van dit Tijdvak, in het jaar 827, werd egbert Heer van alle de zeven Sakfi* fche Rijken in het zuidelijk gedeelte van dit Eiland, ook verdedigde hij zijn Rijk gelukkig tegen de Deenen, tot zijn overlijden in het jaar 838. Maar zijne opvolgers konden niet beletten, dat deze vreemdelingen telkens landingen deeden, en groote verwoestingen aanrigtten. alfred of alfried , die in het jaar 872 op den troon kwam, moest, niettegenftaanftaande zijne dapperheid, zijn Rijk voor een' tijd aan hun overlaten, en zich verborgen houden. Maai de omftandigheden gunftiger geworden zijnde, kwam hij weder te voorfchijn, en overwon in het jaar 87? de Deenen zoo volkomen, dat hij van dien tijd al meester van Engeland was. Hij was een gr ooi Vorst, die dezen naam ruim zoo veel waardig was. als karel de Groote. Niet alleen beveiligde bij zijn Rijk, door het oprigten van eene bekwame zeemagt, en gepaste fchikkingen te land, maar hij verhief het Rijk en volk uit het diepfte verval to A 4 eenei IV BOEK ' II Afdeel. I floofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Engeland t  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814, tot 1073. < i c ( NoordfchcRij- h ken. v t KERKELIJKE eenen bloeijenden ftaat, door goede wetten en burgerlijke inrigtingen, ook was hij een voorftander der geleerdheid. Hij overleed in het jaar 900. De volgende Koningen handhaafden zich nog eenigen tijd zoo tegen de Geestelijkheid in hun Rijk, °als tegen de nieuwe invallen der Deenen , maar als ethelred II., in het jaar 1002, de meeste Dee»*», die zich in Engeland bevonden, had laten overvallen en ombrengen, haalde hij zich de wraak der Deen fche Koningen op den hals, van welken Süeno in het jaar 1013 het geheele Rijk veroverde; wiens Zoon kanut of knut zich van het jaar 1017 af nog meer in het bezit van hetzelve verflerkte. Eindelijk gelukte het den Engelfchen in het iaar 1041 weder eenen Prins uit hunnen ouden Sak. Ifchen Stam te bekomen in eduard. Doch kort ia deszelfs dood werden zij overwonnen door willem, Hertog van Normandië, in het jaar 1066, he aan het Rijk eene geheel nieuwe inrigting gaf' m wiens nakomelingen ook op den troon gebleven :tjn. Het noordelijk gedeelte van Brittannië, of Schotland, had in dit Tijdvak, nadat de Pikten m Schotten aldaar federt het jaar 838 onder een Rijk ■erëenigd waren, nog zijne eigene Koningen. Maar erland, in verfcheidene kleine Vorftendommen vereeld, werd door eene onbefchaafde , alhoewel Christelijke, natie bewoond. Thans werd ook het Noorden van Europa voor et eerst op meer dan ééne wijze bekend. De Noor. •annen, de gemeene benaming van alle Noordfche alken, verwoesteden bijna anderhalve eeuw lang de  GESCHIEDENIS. 9 de westelijke zeekusten van Europa, en namen zelfs aanzienelijke landftreeken in bezit. Nu leerde men hun Vaderland ook kennen, en de Rijken, welke zij daar gefticht hadden. Een van deze Rijken was Denemarken ; hetwelk in aloude tijden dezelfde Vorften gehad had met het geheele Noorden; behalven de Koningen van dat Rijk heerschten 'er nog bijzondere Vorften over Jutland, een van welken, harald, door Keizer lodewyk den Godvruchtigen op den troon gehandhaafd, daar voor, met velen van zijne onderdanen, in het jaar 826 tot het Christendom overging. Dertig of veertig jaren daar na verëenigde de Koning gorm de Oude Jutland met zijne overige landen. Zijn Zoon harald , met den bijnaam Blaauwtand, werd door otho den Grooten overwonnen, in het jaar 948, en genoodzaakt, het Christendom aan te nemen, en den Keizer voor zijnen Leenheer te erkennen, sueno, ol suend, haralds Zoon, veroverde, zoo als wij gezien hebben, Engeland, en een deel van Noorwegen; waar bij onder zijn Zoon canut, die van het jaar 1014 af regeerde, Zweden kwam , benevens Sleeswyk. Een zoo aanzienlijk gebied, zijn verftand en geluk, als ook de volkomene invoering van het Christendom in zijn Rijk, verwierven hem den bijnaam van den Grooten. Na zijne dood. ir het jaar 1036, daalde het aanzien der Deenfcht Koningen voor een' geruimen tijd merkelijk. Noorwegen (telde zich reeds bij zijn leven in vrijheid: zelfs heerschte een Noorweegfche Koning eenige jaren over Denemarken. Engeland ging insgelijk: A 5 ver IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. naC. G. Jaar 814. 'tot 1073.  IV BOEK II Afdeel, I Hoofdft. Da C. G Jaar 814 tot 1073 Rus'.pnd en Polen. 10 KERKELIJKE verloren ; en de Deenen verwilderden thans door langdurige binnenlandfche onrusten en oorlogen , welke zelfs Koningen het leven kostte. — De Zweedfche Gefchiedenis bevat in dit Tijdvak minder merkwaardige tooneelen. Zweeden, federt het midden . der IXde eeuw van Denemarken en Noorwegen afgezonderd, kreeg aan biörn Jarnftda, (dat is, Tzerzijde,) zijnen eigenen Koning; aan wien de beide hoofddeelen des Rijks, Zweden en Gothland, onderworpen waren. Ten dien tijde drong het Christendom het eerst in Zweeden in, aan hetwelk federt het jaar 1000 olaf shötkonung eenigermate de overhand bezorgde. Andere Rijken namen in dit Tijdvak eerst een begin; zoo als twee Slavifche, Rusland en Polen» Tot het eerde, hetwelk naar de Rusfifche Slaven den naam heeft, werd in het jaar 862 de grond gelegd. Deze Slaven hadden zich aan den Dnieper en de rivier Wolga nedergeflagen, waar zij de dad Kiew, nog de Hoofddad van Ruspsch Ukraine, en Groot-Nowgorod, bouwden. Maar de verwarring, uit hunne binnenlandfche twisten ontdaan , werd zoo groot, dat zij drie Noormanfche Helden en Broeders van den Stam der Waragers aan de Oostzee noodigden, om de regering te aanvaarden. De oudde van dezen rurik, die zijne Broeders overleefde , werd de dichter van een nieuw Rijk , hetwelk hij tot aan zijn' dood in het jaar 870 meer en meer bevestigde, en waar over zijne nakomelingen meer dan 700 jaren geregeerd hebben, oleg, zijn Neef, breidde dit Rijk aan verfcheidene kanten uit, en  GESCHIEDENIS. ïi en Het zelfs de Griekfche Keizers het gewigt van zijne magt gevoelen. Kort na hem kwam de Grootvorstin olga in het jaar 945 aan de regering , die zich te Konflantinopolen liet doopen; haar Klein- ^ zoon, wladimir of wolodimer , in het jaar 981 fi aan de regering gekomen, bevorderde de verlichting ] van zijn volk meer dan alle zijne voorzaten; hij nam _ het Christendom, en met hetzelve zachtere zeden aan, ook voerde hij onder de Rusfen de eerfte beginfelen der wetenfchappen in, bouwde vele fteden, en deed den koophandel bloeijen. Men heeft hem wegens zijne daden en verdienden den eernaam van den Groeten en den Heiligen gegeven. Doch hij beging een' grooten misflag tegen de Staatkunde, toen hij in het jaar 1015 bij zijn overlijden het Rijk onder zijne twaalf Zonen verdeelde; die onder malkanderen oorloogden en moordden, en het Rijk in vele deelen fcheurden. jaroslaw, een van wladimir's Zonen, werd wel meester van deze allen in het jaar 1036, maar ook deze verdeelde in het jaar 1054 het Rijk op nieuw onder zijne negen Zonen, hetwelk eene nieuwe bron was van verdeeldheden en onrusten. Ongevaar dertig jaren vroeger zal, volgens een oud verhaal, het Poolfcbe Rijk gegrond zijn. De oudfte Gefchiedenis der Poolfche Slaven is zeer onzeker, en gedeeltelijk fabelachtig, doch, naar een vrij w'aarfchijnlijk berigt, werd omtrent het jaar 840 een arm, maar wegens zijne eerlijkheid en wijsheid geacht landman, piast, tot Hertog verkoren, wiem nakomelingen, de Piasten genoemd, dit gebied tus. fcher IV boek II Afdeel. I [oofdft. aC. G. aar 814. 3t 1073. Polen.  IV boek II Afdeel I Hoofdft na C. G Jaar 814 tot 1073 Hongarijën. 12 KERKELIJKE Ichen de 5 en 600 jaren bezeten hebben. De eerde van dezen, die in de Gefchiedenis merkwaardig is, was miesko, of miecislaw. Deze nam in het jaar 965 den Christelijken Godsdienst aan, hij be. zat ook 'SileziB, en erkende den Keizer van Duitich. . land voor zijnen Leenheer. Zijn Zoon boleslaw, •met den bijnaam chrobrx, of de Dappere, die hem m het jaar 092 in de regering opvolgde, zat van Keizer otho III., in het jaar iooo den Koninklijken tijtel ontvangen hebben, met welken echter zijne nakomelingen den Hertoginken naderhand nog verwisfeld hebben. Na de dood van zijnen Zoon miecislaw II., in het jaar 1034, verviel Polen in inwendige onrusten, en was ook blootgefteld joor de invallen der Bohemers, dewijl miecislaw's Zoon casimir Monnik was geworden in het Klooster Clugny, en het Rijk dus zonder opperhoofd was, tot dat casimir, met verlof van den Paus, in het jaar 1041 het Klooster verliet, en het beduur aanvaardde, hetwelk hij, onder den tijtel van Hertog, behield tot het jaar 1058. Op het einde derzelfde IXde eeuw, in welke deze beide Slavifche Rijken hunnen oorfprong namen, drongen ook de Hongaren in Pannonic, waar aan zij allengs hunnen naam gaven. Deze Afiatifihe Natie, even krijgszuchtig als onbefchaafd, werd kort daar na door den Duhfchen Koning arnülf onvoorzigtig genoeg naar Duitschland gebragt, om zich van haar tegen de Mahren of MoravVèrs te bedienen. Hier door braken, zij, na zijn overlijden In het jaar 899, des te ligter in het Rijk, hetwelk zij  GESCHIEDENIS. ij zij dertig jaren achter een plunderden en verwoestten. Maar na het midden der Xde eeuw werden zij van de Duitfcht Koningen teruggeflagen, ook werden toen twee van hunne Vorften gedoopt. Doch steven, die in het jaar 997 door den Keizer otho HL den tijtel van Koning verkreeg , voerde het Christendom het eerst in zijn Rijk in. Hij werd de wetgever der Hongaren, en onderwierp Zevenbergen en een deel van Walachïè. Na zijn dood, in het jaar 1038, volgden twintig of dertig jaren lang zeer onrustige tijden voor de Hongaren, welken den voortgang der verlichting bij dit volt ftremden. Italië eindelijk, voorheen de Zetel van het grootfte en bloeijendfte onder alle Europifche Rijken neigde meer en meer zigtbaar tot eene verdeelinj onder verfcheidene Vorften en Staten. De Franki fche en naderhand de Duit fche Koningen, fcheenet wel, als Koningen van Italië, Keizers en bezitter van Rome, meesters van het grootfte gedeelte vai dit land te zijn, alleen de geringe en wankelend bezittingen der Griekfche Keizers uitgezonderd; maa zeifs ten tijde van de otho's bleek, dat zij doo krijgsmagt zich moesten ftaande houden. De Pau fen eerst bezitters van eene matige landftreek lang de Adriatifche Zee, ftonden naar de bcheerfchin van Rome zelve, en naar de hoogfte magt in lu m. Onder de aanzienlijke Keizerlijke Leenmannen die naar de onafhankelijkheid dongen, waren '< geene magtiger, dan de Markgraven van Toskant reeds in de Xde eeuw een' tijd lang Heeren vn R IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Italië. I I r r s T r n  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. naC. G Jaar S14. tot 1037. Griekfche . Keizer- j rijk. v S H KERKELIJKE Rome, en in de Xlde van een uitgebreid gebied in boven- en midden-Zr«//ë, erkenden zij wel de hoogheid der Keizeren, maar kwamen meer in verbindtenis met de Paufen tegen de Keizers. Venetië, federt de IXde eeuw volkomen een Gemeenebest, vervong als zeemogendheid de plaats der Griekfche Keizeren in de Adriatifche Zee; het breidde zijnen koophandel en zeevaart uit tot in Azië, en zijne zeelieden waren de besten van Italië. In benedenItalië en Sicilië verloren de Keizers van Konftantinopolen thans alle hunne nog overige bezittingen, door de Arabieren en Noormannen. De laatflen inzonderheid bemagtigden, na het jaar io4l, Apulië; waar mede Keizer hendrik V. hen beleende, maar reeds in het jaar 1059 vonden zij 'er grooter voordeel bij, dat zij de Paufen voor hunne Leenheeren erkenden: en in deze betrekking werd robert guiscard , de voornaamfte Vorst der Noormannen, de eerfle Hertog van Apulië en Calabrië. De Paus , Ah Benevento van hem kreeg, beloofde hem ook Sicilië als een Hertogdom, indien hij de Grieken va Arabieren uit dit Eiland verdreef, welke voorvaarde hij fpoedig volbragt. Niet alleen konden dus de Griekfche Keizers zich a deze fchoone gewesten niet handhaven, maar hun üjk kon zich nooit herhalen van de fchokken en erliezen der voorgaande eeuwen; waar bij thans og nieuwe kwamen, welke meestal hunnen grond adden m de ellendige ftaatsgefteldheid en in de erbastering der ingezetenen. Van het jaar 813 reeerde leo de Armeniër, een werkzaam en ver. dien-  GESCHIEDENIS. 15 •dienftelijk Vorst, maar die gehaat was, omdat hij door hem aangemaand , verzocht hem , om naar het voorbeeld van zijnen Vader, ten minften op drie bekwame plaatfen van het Rijk fcholen aan te leggen. lodewyks Zoon, lotharius , dien hij in het jaar 823 tot Keizer en Koning van Italië had laten zalven, gaf reeds in het eerfte jaar zijner regering een bevel tot het aanleggen van fcholen in Italië, op de klagte, dat het openbaar onderwijs door de traagheid van fommige Bisfchoppen in Opper -Italië geheel te niet geloopen was (§). Naar dit voorbeeld fchijnt Paus etjgenius in eene vergadering van Bisfchoppen te Rome in het jaar 826 een befluit te hebben laten nemen, om in elk Bisdom van Midden-Italië eene fchool op te rigten (**). Even- (*) thegani Opus de Gestis Ludovici PU T. II. SS. Franc, duchesne pag. 279. (f) Ap. hard. Tom. IV. pag. 1356". (§) murator. SS. rer. Ital. T. I. P. II. p. 151. holsten. Collect. Rom. P. II. p. 7. B 3 IV boek II Afdeel. I loofdft. ia C. G. aar 814. ot 1073.  IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814 cot 1073, ] 1 i 1 t I c v a a d G B KERKELIJKE Evenwel vond eene volgende Kerkelijke vergadering m het jaar 853 te Rome onder leo IV. n0g fteden genoeg waar alle onderwijs ontbrak, waarom zij beval, hier in te voorzien (*). Een andere Zoon van eodewyk' den GodvruchtigeKAREL de Kalgi Kon.ng ^ m federt het jaar 843, eindelijk ook Keizer, en bezit- vLVl /Te heerfChappij VM KAREL> ™* Hf , KarolinSifche Vorsten het meest geroemd; die zijn Hof zelve tot eene leerfchool ge™ kt en Griekfche Geleerden en Wijsgeeren uit Ierland m zijn Rijk zaI omboden ^ ■ Nog ten tijde van karei, , kwam alfred o'f AL, 'Ried in het jaar 87. op den Engelfchen troon. >ze Vorst had in zijn twaalfde jaar nog „iet keen lezen maar door het hooren voorlezen van eenige *Wche Gedichten, werd de lust tot geleerdheid n hem opgewekt. Binnen kort leerde hij dezelveri 5zen,en kreeg ook fpoedigeenige kennis van deLapfche taal en de beroemdde Schrijvers in dezelve 1 het jaar 87S gelukte het hem eerst de Deenen té verwinnen, die zijn Rijk bemagtigd hadden; hetelk hy nu zoo verwilderd vond, dat 'er van der, beid van theodorus van Canterbury, BEDA en lcuin bijkans geene fpoor was overgebleven; « s 2m zijde van den Theems vond hij geen' enkelen eestehjken, die eene plaats van den Latijnfchea jbel verklaren kon; en maar weinigen fe hJtNoor, C*j hardüin. Tom. V. pag, 69. (10 LAUK01 de Scbolis celebr. C. 12. T. 1V.P.I. p, ig.  GESCHIEDENIS. 23 den van Engeland waren zoo ver gevorderd, alfreö ontbood om deze reden uit het Frankifche Rijk, uit Ierland, ja zelfs uit Sakfenland geleerden, met wier hulp hij fcholen oprigtte; onder anderen wil men, dat hij de (lichter of herfteller zal geweest zijn van de Hoogefcholen vmöxford en Cambridge. Hij zelf was een voorbeeld ter opwekking van anderen, hebbende een derde gedeelte van zijnen tijd gewijd aan de wetenfchappen en godsdienftige oefeningen; zoo naauwkeurig verdeelde hij zijn' tijd. waar toe hij kaarfen van dezelfde lengte gebruikte. die in lantaarnen brandden. Hij was een groo krijgsman, die meer dan 50 veld- en zeedagen ge leverd heeft, maar tevens zelf een Schrijver en Dich ter. Hij fchreef Angei'fakfi'fche Gedichten, ove zede- en gefchiedkundige onderwerpen; hij vertaald in zijne moederfpraak de Fabelen van esopus boethius over de vertroosting der Wijsbegeerte een Boek van gregorius den Grooten, over d zorg van eenen Geestelijken Herder, en andere Ook liet hij een Handboek na, en overleed, toe hij aan eene Overzetting der Pfalmen arbeidd< Sommigen van deze opftellen zijn in de latere tijde in het licht gegeven, en getuigen van ijver van d< zen Vorst, die in meer dan één opzigt den naai van den Grooten waardig was (*). Na verloop van eene eeuw, federt de dood va karel den Grooten, deden zich in het Weste we (*) d. hume Gefchiedenis van Engeland I Dc enz. B 4 IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. » j f n n n n i- ü  IV BOEK II Afdeel. I Hoofda. Ha C. G. Jaar 814. tot 1073. ] ] i a 0 f, 2 h ft li iv L\ de V( loc vo gel ( nis 24 KERKELIJKE wemige Vorsten op, als voorllanders der geleerdheid. Oorlogen, die bijkans geen einde vontn waren hunne bezigheid, en niet zelden beJomm n' znden troon, zonder lezen of fchryven geleedte hebben Onder dezen behooren twee der§ 0I,j *e Koningen van Duitland, hendrik I en otho l. De laatstgemelde leerde eerst lezen na de dood ^f?5 eat0e" ^ vervolgens inTet r 951 de weduwe van eenen üaUaanJchen Ko-g,^OEXHEtr> trouwde, leerde hij ook zoo veel Z dietff t3al' Hi boeken Aftaan jon, die in dezelve gereven waren. Doch ziin 5roeder bruno, Aartsbisfchop van Keulen, dien hij ft ***** " Aartskal-Haan maakte/had hem I vroeg, en midden onder de wapenen, die hij 2 a nooit nederleide, eenigen finaak in de w ten. •happen ingeboezemd Daar deze, uit hoofde van jne waardigheid, het'Hof doorgaans volgde had I eene kleine verzameling van Griekfche en LatijnheSchryvers bij zich, en hield met de Geestelijn die hem verzelden, gdeerde getprekken, fafl otho zich fomtijds tegenwoordig bevond (*) ■ KkmZ00n vaa dezen Keizer, otho IJl. maaVe 5 tÊ 2dd2amer onder de W st.Se -ten van dezen tijd, en fcheen zeer veel te beven voor de wetenfchappen, hebbende hij de on *fcng genoten van den IVestfrank gerbert , den* -dfien man, dien Europa toen kende, maar 2 0 wincHiNDi Anml. L. II. p. 6-0. ^ ^ ^ m Leibntt. SS. rei: Brunsvic. T. 1, p. 8«  GESCHIEDENIS. 25 ze fchoone hoop werd door zijnen vroegtijdigen dood in het jaar 1002, in den ouderdom van XXII jaren afgefneden. Men heeft nog eene Briefwisfeling tusfchen dezen Keizer en zijnen leermeester ger- BERT (*). Met meer geluk zochten eenige Griekfche Keizers de oude fchatten der geleerdheid van hun volk te behouden en zelfs te vermeerderen. Inzonderheid regeerde 'er federt de later tijden der IXde eeuw tot in het midden der Xde een geleerd geflacht, hetwelk van Vader tot Kleinzoon ten dezen veel verdiende had. BASiLius, de eerfte uit dit geflacht, kon echter door zijn roemrijk beftuur, van het jaar 867 tot 886, de vlek niet geheel uitwisfchen, die hij zich door zijne deelneming aan het vermoorden van zijnen voorzaat had op den hals gehaald. Dewijl hij eene verbetering der Regtsgeleerdheid, bijzonder der Wetgeving, noodig oordeelde, gaf hi( met zijne Zonen een handboek der wetten uit, (itgoXüfov rtn wfimd hetwelk men twijfelt, of no£ voorhanden is; maar verfcheidene malen zijn zijn< LXVI korte fchriftelijke lesfen aan zijnen Zoon le( gerigt, (x£(p«A«i* nxg*»ve7i«<*,) in het licht ge geven. leo VI., zijn Zoon en opvolger van het jaar 88< tot 911, was door den geleerdften Griek van zijnei tijd, fotius, opgevoed en in de wetenfchappei onderwezen, met een zoo gelukkig gevolg, dat mei aan dezen Keizer den tijtel van den Wijzen en Fi h (*) In duciieske SS. Hist. Franc. T. II. p. 824-825 B 5 IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. Der Griekfche Keizers. 1 .  IV boek ii Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. rot 1073, < ] \ \ n r< v, h m ft; ze af ee all be; we ( ( ( .ü 26 KERKELIJKE fozoof of Wijsgeer gegeven heeft. Hij Met door nen Staatsdienaar sabbathius J*£ Ï£J onder den „aam van AW/^ W ^ 2 '"^'^ in zestig Boeken, ook e nvo2£ - ^/^ ; een ^ Saraceen om&r terpen i2' ^""^ ' °Wr ^ onderwerpen, juist van geen gr0ot belang; eenige eedich- m en andere fchriften Cf). Zijn Zoon konstantyn -1 oemd, omdat hij geboren werd, toen Vva£ l£d ^ h£t Purper bekleed was, en d e W het jaar 9I2 tot 959 geregeerd heef h eester werd, heeft meer uitgewerkt op den toe- |^^e*di" Griekfche Rijk, dan eb en' .fmuÉtim Q) fdletSt hem wel als e n ,uyen ^ en ^ ^ > flegt regent, maar als men de berigten van zo. en i ;'-Ver§e,ijkt' fChijne" ^ »*■*» £b a tot eemge onderwerpen van het Staatsbeftuur «ad te hebben; en de befchuldiging va„ m d deriegt zichzelve door de ongemeene werkzaam- heid, + ) noa.0*. ^ U I C 6 t) faumc. Gr. Vol. VI. a 363. ")^«. z. xvi. t. ii. ed.Par.p. Ip3.  GESCHIEDENIS. 27 heid, welke deze Keizer, als vriend der geleerdheid en als Schrijver, bewezen heeft. Ook erkent cedrenus zelf, dat hij de Rekenkunde, de Toonkunst , de Starrenkunde, de Meetkunde, en ook de Wijsbegeerte herfteld, en de uitmuntendlte Leeraars in dezelven in zijne Hoofdftad beroepen heeft, zonaras, die dit bevestigt, roemt ook zijne eigene geleerdheid, hoewel zijne fchriften, zegt hij, niet naar gekunftelde welfprekendheid zijn opgefteld, evenwel zijn zij met derzelver fieraden opgevuld. Maar geen van beiden gewaagt van eene zeer merkwaardige verordening van dezen Keizer voor de wetenfchappen; te weten, hij liet door eenige geleerde mannen, in eene foort van Chrestomathie, uit de voornaamfte Griekfche Gefchiedfchrijvers van oudei en nieuwer tijden, Gefchiedkundige, Staatkundig! en Zedekundige uittrekfels maken, onder LUI op fchriften of klasfen, waar van nog het één en an der, hoewel weinig, overig is; ook heeft hij zei Boeken gefchreven, welken men nog heden hunm waarde niet ontzeggen kan. De Levensbefchrijvini van zijnen Grootvader, den Keizer basilius, welk hij opgefteld heeft, is niet kwalijk gedaagd, hoewe zij hier en daar wonderen, verfchijningen enz. vei meldt, en dus kenmerken draagt van zijnen leei tijd (*)• In een ander gefchrift, {de thematihu Orientis et Occidentis Lihri duo) (f), befchrijJ hij de bezettingen, of benden krijgsvolk, die in vei fche (*) In Bist. Byzant. SS. post Theophan. p. 98-161. (f) In DANDUrui Imp, Oriënt. T. I. p. 1-21. ei. Fa IV BOEK II Afdeel. I Hoofdtt. naC. G.Jaar 814. tot 1073. 1 r 't  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073, 1 i i 4 '< d n di te d: kc ze de br zei Hi dei ( 28 K E R K E L IJ K E C* 'dminiflrandoi^ aZ , In hetzelve vermaant hij ziinen 7nn„ C ; fe barbaarfche Volken rf ' 0m "°0U' aa" naarh.m ,1 ' kronen enz. te fchenken, h Hes"; /1J ^-beantwoorden: da a toe r ;7 n,enfChelijke kU"St vervaardigd, naar toe. God den eeriten Christelijken konstIn ■ n,et *t bevel gezonden was, om het in d, -der te leggen/e»^* ;o dag gebrmk van te maken. I„ der daad} ^ °J S6^0^' * is gevaarlijk voor ^er' dle 111 het jaar 780 overleed ï • ■* *n „i, „ J Pat;L»?ïï£ • Zo^g, «ne 2n,ke ,lr00„ ^ "J" ar eene vemveerino- ■ u "i^clte, Kreeg «an mert. Insgelijks, vervolgt de Keir, moet men hen ook afwijzen al, ï het Griekfche vnnr, (Z^?'™ ^e,} hegeeren mo^ ook, dat zj„ Zooo a||e.huW£|Sl' " "e Ke.'- hMUinn. Cll"'s"  GESCHIEDENIS. 29 Christen-Keizer zulks insgelijks met opgefcbrevene vloeken , op dezelfde plaats nedergelegd , verboden had. Van minder belang, maar in de Gefchiedenis van het Bijgeloof dezer tijden niet te vergeten, is het verhaal van dezen Keizer, aangaande het Beeld van christus, te Edesfa, hetwelk, onder zijne regering, naar Konftantinopolen verplaatst werd, en welk verhaal door combefis het eerst is uitgegeven (*). Nog fchreef hij een Boek over de krijgskunde , en een ander over de krijgskunde van verfcbillende volken; en anderen , bijzonder eene wijdloopige befchrijving van de plegtigheden van hel Hof te Konftantinopolen, hetwelk zeer belangrijk is. Alle deze Vorsten, wier ijver voor de geleerdheic uitmuntte, befchouwden dezelve altijd met een oog op de Geestelijkheid, dat is, met die gevoelens er vertellingen, welke deze ten haren voordeele daai in gebragt had. Ook plantte de Geestelijkheid hei vooroordeel fteeds voort, als of de geleerdheid aar haar alleen behoorde. De Scholen, welke de Gees telijkheid aanleide en onderhield, waren daarom ooi voornamelijk beftemd, om nieuwe leden voor d< Geestelijkheid te vormen. Daar op doelden de be fluiten van verfcheidene Kerkvergaderingen, ook wa ren 'er verfcheidene Bisfchoppen, die zulke Scholei opgerigt hebben, waar in jonge Geestelijken onder wezen en aangekweekt werden. Zoo lezen wij vai den vermaarden bruno, Aartsbisfchop van Keulen Broeder van otho den Grooten, dat hij, in de 011 (*) In Fasck. Origg. et Mtiquitt. Conftant. p. 75- IV BOEK II Afdeel. I Hoofdfr. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Scholen. Bisfchoppelijke en Kanunniken-fcholen. . t t » 1  IV BOEK II Afdeel. I Hoofd/1, na C. G. Jaar 814. tot 1073. j | 1 v f t II g ü O] al & gi of lai bL ee; de Xc 3° KERKELIJKE ouderdom van vier jaren, aan het onderwijs werd toebetrouwd van BALDElUK, naderhand Bisfch * van Utrecht. Onder wiens beuuur hij eerst de Spraakkunde leerde, vervolgens leerde hij den Dien- GrielZ^T- Verfean; " Verdei'S alM^e Gn èfche en Lattjnfche Schrijvers lezen. Hier bij nerkt LAUN0I (*) aanj dat ADE > ^ Utrecht, de llichter of herfteller van dit School ;eweest 1S, waar in baldiuk een' tijd lang geleerd eeft. Vele Bisfchoppen waren zelve' OpziLfl "rj11^,1;66™^81"8 'm dezelven; te meer, dertjl te Btsfchoppelijke Scholen in aanzien kwamen :dert de inrigting der Kanunniken in achting raalJ Deze namelijk kregen onder anderen deze be. emming, dat zij, behalven hun eigene oefeninm, ook zorgen moesten voor het onderwijs van nge leden of andere leerlingen. Een van de oud»Kanunniken, die in geleerdheid en eerwaardige den boven anderen uitfrak, kreeg bijzonder het >zigt over dezeKerkelijkeScholen, en hem gaf men lengs den in de Kloosterfcholen gebruikelijke,, naam ■holasucus. Ook heette hij, zelfs al vroeger, Ma. ster, of Magister Schol*, als ook Caput Schol* zamengetrokken Capifcholus, Scholaris enz Zol >g de Kanunniken aan hunne ftichting getrouw '■ven, en in gemeenfehap leefden, bleef dit enkel ■ ambt, het geen van den eenen Kanunnik op 1 anderen verlegd werd. Maar toen zij van de Ie eeuw af begonnen deze levenswijze te verlaten, *0 De Scholis Celcbrior. C. 30. p. 3p. ^  GESCHIEDENIS. 31 werd dit ambt van Scholasticus eene bijzondere waardigheid , met inkomiten en een foort van regtsgebied gepaard. Ten laatiten is dus van het ambt van eenen Canonicus Scholasticus alleen de naam overgebleven; maar in deszelfs plaats zijn de hooge rang , de voorregten en de rijke inkomiten van eenen Dom-Scholaster in de Domftiften gekomen. Toen ook uit de allengs te niet gaande Kathedraal-Scholen de Univerfiteiten ontftonden, zoo is als het ware uit de asfche van den Scholasticus in de eerstgemelden de Kanfelier in deze laatiten opgekomen ( *). Talrijker, zoo wel als ouder en ook duurzamer en bloeijender waren in dit Tijdperk de Kloosterfcholen. Die fchoolinrigtingen, welke naar den wil van karel den Grooten, in zijnen tijd, door alcuin en andere werkzame mannen in Kloosters waren aangelegd, vertoonden zich thans voornamelijk met roem, terwijl derzelver getal van eeuw tot eeuw toenam. Onder dezen was die van Fulda de aan zienlijkfte , voornamelijk nadat raban in dezelv< leermeester geworden was; wiens roem zich alge meen verbreidde, zoodat het getal zijner leerlinge! grootelijks toenam, en zelfs Edellieden hunne Zonet aan zijn opzigt toevertrouwden. Uit dit Schoo kwamen verfcheidene beroemde Geleerden voort, ei onder dezen walafrid strabo, die ook Leeraa in dit School geweest is. Andere bloeijende Scho len waren die van de Kloosters Hirfchau, Corve aan den Wefer, Prum in het Trierfche, Mentz Keu (*) conring. Antiquitt. Academ. Disf. III. p. 70. IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G, jaar 814. tot 1273. Kloosterfcholen. I L l l C I  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Boekerijen. i 1 j c a I d b d bi 0( nc rij kc mt te. zei vei eer lini Me liiis 3* KERKELIJKE Keulen, Tri er, Hildesheim, Bremen, Ilirschfdd Bamberg Reichenau enz. In Westfranten, in het' Klooster Corbie, ook Oud-Corvey, Fleury, Bec in Normandië; i„ het Klooster St. Gal in Zwitfer. land; maar boven allen te Parys, welke ook van uitlanders, Italianen, Duitfchers en Engelfchen bezocht werd. Het ontbrak dus in dit Tijdvak niet aan openbare eerfcholen, want dat de Grieken 'er velen, zelfs iog nuttigere, dan de Westerfchen, bezeten heb>en, ,S buiten kijf. Ook waren 'er genoeg Boeteyen voorbanden: onder de Grieten meer van de udfte fchriften; in het Westersch Europa meer van fgefchrevene werken der Latijnfcke Kerkvaderen lier waren bijzonder in de Kloosters duizende hanen bezig, om ter oprigting of verrijking van Biüotheken iet bij te dragen; al ware het dan ook it deze affchrifren der Monniken dikwijls zeer ge! ekkig uitvielen, en meestal met geen fchrander •rdeel vervaardigd werden. Ondertusfchen fchijn toch in dezen tijd de Klooster-Bibliotheken de kften geweest te zijn; door dezen werd hoofdzaly'k verhoed, dat niet vele fchriften der oude Roinen geheel verloren zijn gegaan. De Bibliothet der Bisfchoppen van dezen tijd waren fomtijds t arm. gennadius , een Bisfchop in Asturiën maakte in het jaar 915, bij uiterllen wil, aan' ige Kloosters tot gemeen gebruik zijne verzame> van Handfchriften , omtrent XVI in getal, rkwaardig is onder dezelven de Latijnfche Verta; van den Bijbel, (Bibliotheca tota: te weten, bI  GESCHIEDENIS. 33 Siblietheca, ook Liber Bibliotheek, beteekende thans ■hetzellfde, als Bib/ia ,) en eene verzameling der Euangelten en Epistelen voor het geheele jaar, welke .men aan mëRONYiuus toefchrijft, {Liber comitis,) en Monniksregelen. (Liber Regu/ar. Vtror. IIluftr.) (*) Sommige Kloosters leiden vrij aanzienlijke Boekerijen aan ; maar voornamelijk wordt de ijver van gerbert geroemd, om zich alom Boeken aan te fchaffen: Doch 'er was in dezen tijd ook maar ééne gerbert (f). Uit de overblijffelen van geleerde werken, in dit Tijdperk opgefteld, ziet men , dat men , hoewel op -de toenmalige wijze, vrij wat werk gemaakt heeft van de Gefchiedkunde, dewijl men eene menigte Gefchiedfchrijvers in dezen tijd ontmoet, onder welken, als de eerfte , en welligt één der voornaamften, verdient genoemd te worden eginhard of einhard, een Duitfcher, die reeds als kind aan het Hof van karel den Grooten kwam, en bij hetzelve vervolgens aanzienlijke posten, bijzonder als Geheimfchrijver, bekleedde; zelfs zal hij imma of emma, karels Dochter, tot vrouwe gehad hebben, waaromtrent men verhaalt, dat hij van haar op den fchouder door den fneeuw gedragen was, om een nachtbezoek geheim te houden, hetwelk hij haar gegeven had (§). Na karels dood verliet hij het Hof, en (*) mabillon. A.mal. ord. S. Bencd. T. III. p. 351. (f) du chesNE SS. Hist. Franc. T. II. p. 79°'799(§) Chron. Laurisbam. pag. 102. in freheri SS. Rer. Qtrman. T. Lp. 102. XIII- Desl. C IV BOEK II Afdeel. 1 Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. Geleerde Schrijvers. Gefchiedfchrijvers  IV BOEK u Afdeel. I lïoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073, Monniken affchriivers J van Boe- 1 ken. , 1 i I c c 2 ii e C g 34 KERKELIJKE en zal toen, met wederzijdfche bewilliging, 0 ok van zijne vrouw gefcheiden zijn; hoe het zij, hij nicht te het Klooster Selingftad of Seligenflad, „n den Mam, m hetwelk hij de eerfte Abt was, en zijne dagen omtrent het jaar 840 geëindigd heeft. Hij fchreef eene Gefchiedenis van het leven en da regl ring van karel den Grooten, i„ eenen ,roeden fmaak en gelukkige navolging van suetonius 5 nog zijn 'er van hem LXII Brieven overig; aJs ot)k gefchrift over de beide Heiligen marcellinos en petrus, die onder diocletiaan ter dood gl>bragt zijn, en wier gebeenten in zijn Klooster SMgmtfi waren overgebragt. De Jaarboeken der Frankifehe Koningen van het jaar 741 tot Ssg, die ook onder zijnen naam gaan , worden van anderen mef veel waarfchijnlijkheid aan eenen anderen Monnik toe?efchreven. Op eginhard volgde eene menigte van Gefchied Wrijven, zoo men de Schrijvers van Chronielm m Jaarboeken dezen eerwaardigen naam. geven mag Ke echter bij hem niet te vergelijken zijn. De mJ. »gte van Kloosters, die den naam zochten van ,fe ieleerdheid voor te ftaan, het toenemend getal van ledigen en wondergefchiedenislèn, van nieuwe Bil? ommen, Abdijen en Kerken, de gemakkelijkheid m uit oude verzamelingen verkortingen , en op de' elve vervolgen te maken, en de verbeelding dat iets hgter kan zijn, dan gefchiedenisfen te verhalen iz., waren de voornaamlte bronnen van zoo vele iefchiedfchrijvers. Het is waar, dat zulks bij de roote zeldzaamneid van Egyptisch papier in Euro.  GESCHIEDENIS* 35 pa, en de duurte van het perkament, in een' tijd toen men nog geen papier van oude vodden wist te maken, ons over den overvloed van Boeken doet verwonderd Haan, maar de Kloosters waren doorgaans rijk genoeg, om zich van perkament te voorzien, de affchriften kostten hun niets, met welke de Monniken zich bezig hielden, en dikwijls behielpen dezen zich, dat zij van ouder perkamenten de affchriften, die niet van Godgeleerden inhoud waren, tiffchraapten, en met een voor hun meer gewigtig werk befchreven, waar uit de Codices Refcripü ontJlaan zijn. Wij zullen eenigen der Gefchiedfchrijvers bij de Latijnen hier opnoemen; Geleerden, die de Letterkundige Gefchiedenis van dezen tijd opzettelijk hebben bearbeid, zullen hen, die meer bijzonderheden verkiezen te weten, ten overvloede voldoen kunnen. thegan, een Choor- of Wijbisfchop van Trier, die voor het jaar 840 geftorven is, befchreef een groot gedeelte der regerings - gefchiedenis van lodewyk. den Godvruchtigen. {Opus de Gestis Ludovici Pii Imp.) Een ongenoemde , dien men den naam van astronomus, {den Starrekundigen,) gegeven heeft, heeft eene nog uitvoeriger Gefchiedenis van het leven en de regering van dezen Keizer nagelaten ; deze beiden worden echter overtroffen dooi' nithard , een' Kleinzoon van karel den Grooten, uit zijne Dochter bertha , die getrouwd was met angilbert , daar na Abt in het Klooster van den Heiligen richarius te Centula; hij fchreef over den oorfprong en voortgang der twisten van de Zonen C 2 vari IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. ia C. G. [aar 8141 tot 1073. Vervolg van Gefchiedfchrijvers  35 KERKELIJKE IV BOEK II •Afdeel. 1 Hoofdrt. na C. G. Jaar 814 tot 1073, i i 1 7 e c r y ii n g d n van i.odewyk. (De dhfenfionibus filiorum Lude* vict Pii, Libri quatuor.) Ten zelfden tijde ver* fcheen ook als Gefchiedfchriiver haimo, federt het jaar 840 Bisfchop van Halberftad, alwaar hij in het jaar 853 overleden is. Onder de Duitfchers heeft hij het eerst uitleggingen over den geheelen Bijbel gefchreven, en bovendien een kort begrip der Christelijke Kerkgefchiedenis der IV eerlte eeuwen. (De zhristianarum rerum memoria, Libri decem.) Voor 3e Kerkgefchiedenis heeft echter anastasius nog meer gearbeid, een Abt te Rome, Presbijter of Priester, en Bibliothecaris der Room fche Kerk; vien fommigen voor denzelfden houden met den Kardinaal-Priester anastasius, die door leo IV n het jaar 850 afgezet, en drie jaren daar na in len ban gedaan werd, hoewel hij rn het vervolg miiothecarius der Roomfche Kerk werd. Hoe het ;ij, onder dezen naam van anastasius hebben wij erfcheidene fchriften; een werk, de Fitis Romanoum Pontificum, ook Liber Pontificalis genoemd; ene Kerkgefchiedenis of drievoudige Chronographie bz. (*) — regino of rhegino, een Monnik en aderhand Abt in het Klooster Prum in het Trier:he, die in het jaar 915 overleed, befteedde insgejks een' nuttigen arbeid aan de Gefchiedenis. Zije Chroniek in twee Boeken, ftrèkt zich uit van de sboorte van christus, tot het jaar 907, en is Dor een' anderen Monnik, dien men romerius jemt, tot het jaar 967 vervolgd. _ Wederom had de (*) fabr. Bihl. Lat. med. et infim. at at. T, I. p. 82.  GESCHIEDENIS. 37 de Frankifche Gefchiedenis, omtrent het midden der Xde eeuw, een' vlijtigen verzamelaar aan floboard, Priester en Kanunik te Rheims, die in het jaar 966 geltorven is, en een Chraniek gefchreven heeft van het jaar 919 tot 966; behalven nog een gefchiedkundig gefchrift, te weten, eene Gefchiedenis van de Kerk van Rheims. Doch na eginhard , kwam niemand in dit vak zoo ver als luitprand. Deze was uit Pavia of Papia, het oude Ticinum, in Opper - Italië geboortig, en werd in zijne geboorteflrad Diaken; vervolgens kwam hij aan het Hof van berengarius II., Koning van Italië, die hem tot zijnen Geheimfchrijver gebruikte, en hem in het jaar 946 als Gezant aan den Griekfchen Keizer konstantyn zond. Onder de gefchenken, welke hij derwaards medenam, waren ook vier ontmande jongens, eene ware, welke toen van Christen Kooplieden met verbazende winst naar Spanje, waarfchijnlijk naar de Arabieren, gebragt werd. Zijn Koning beloonde hem, na zijne thuiskomst, met het Bisdom Cremona. Doch eenigen tijd daar na vervolgden berengarius en zijne Gemalin willa hem en zijn ganfche huis met zulke hevigheid en onregtvaardigheid, ten minlten volgens zijn eigen berigt, dat hij naar Duitschland moest vlugten, alwaar hij zich te Frankfort aan den Main nederzette. Hier fchreef hij eene Europifche Gefchiedenis, (Rerum gestarum ab Europee Imperatoribus et Regibus, Libri VII.) Toen otho I., in het jaar 961, ten tweedenmale naar Italië trok, gebruikte hij luitprand op. de Kerkvergadering te C 3 Ra. IV BOEK II Afdeel. I Hoofdfr. aa C. G. [aar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. I Iloofdfl. na C. G, Jaar 814. tót 1073. i I / ] < c ( 1 38 KERKELIJKE Rome, in het jaar 963, als zijnen tolk, omdat hij zelf geen Latijn kon fpreken. Vijf jaren daar na zond hij dezen Bisfchop als zijnen Gezant naar Konflantinopolen, onr een huwelijk te fluiten tusfchen zijnen Zoon otho, en eene Grieksch Keizerlijke Prinfes; de gefchiedenis van dit gezantfchap heeft luitprand zelf befchreven. (Legatio Luitprcmdi Cremon. Episc. cd Nicephorum Phocam , bnp. Conftant. pro Omnibus Augustis et Adelheida.) Meer weet men van hem niet, dan dat hem ook nog verfcheidene onechte fchriften toegefchreven worden. Niet minder verdienflelijk, bij de Gefchiedenis van zijne eeuw, hoewel hij in geest, vernuft en geleerdheid bij luitprand te kort fchiet, is zijn Tijdgenoot, witekind, Ook wittechind of vvjde- chind, een Saks, die als Leeraar in de School te Corbey beroemd geweest, en omtrent het jaar 1000 geltorven is. Verfcheidene werken van hem zijn verloren gegaan, maar waarfchijnlijk het gewigtigfte, -ene Gefchiedenis der Sakfen in drie Boeken, welce hij aan mechteld , Abdis van Ouedlinburg , Dochter van otho den Grooten, heefTopgedragen, s overgebleven; hij is de oudfle Sakfifche Gefchiedchrijvcr. - In dit Tijdvak hield men ook veel van üftorifche gedichten. Reeds tegen het einde der Xde eeuw vond men, onder de Sakfen, den eerflen ichrijver en Dichter van deze Natie, waarfchijnlijk en Monnik, die in een Gedicht in vijf Boeken, Poet* Saxonis Annales Caroli M.) de daden van ;arel den Grooten zoekt te prijzen. — Verwonde.  GESCHIEDENIS. 39 deretis waardiger echter is de Schrijffter van zulke Hiftorifche Gedichten in den leeftijd van witikind, roswitha of hroswitha, eene Non in het Klooster Gandersheim, die uit een voornaam Sakfisch geflacht afftamde. Zij roemt twee groote Leermeesteresfen, die zij gehad heeft, richardis eene Non en oerberga , eene Kleindochter van otho den Grooten, die van het jaar 959 tot 1000 Abdis van dit Klooster geweest is. Zij zelve was met de toen gebruikelijke Godgeleerdheid en Wijsgeerte wel bekend r, ook had zij Grieksch en Latijn, Gefchieden Wiskunde geleerd; verfcheidene oude Romeinfche Schrijvers gelezen, en haar eigen vernuft en fcherpzinnigheid geoefend. Op bevel der eerstgemelde Abdis en van Keizer otho II., befchreef zij, omtrent het jaar 980, de daden van zijnen Vader, tot het jaar 967, (Panegijris Ottonum,) in een Latijnsch Gedicht. aimoin heeft tegen het einde der Xde eeuw insgelijks eene Frankifehe Gefchiedenis befchreven, ori bevel van Abt abbo van het Klooster Fkury, in hetwelk hij federt het jaar 979 Monnik geweest is. : Ook ditmar, Bisfchop van Merfeburg, Zoor van eenen Graaf van Walbek, in het tegenwoordigt Nederfakfen, die hem, omdat hij mismaakt wa: van ligchaam, '.n een Klooster te Maagdeburg Be: ftuderen, waar hij ook Monnik werd. Naderhanc bekwam hij de waardigheid van Proost te Wolbek van Kapellaan of Hofgeestelijken bij Keizer hen drik. H., en eindelijk het gemelde Bisdom in he jaar 1008, hetwelk hij tot zijn dood in het jaa C 4 101 IV sJOEK II Afdeel. 1 Hoofdft. aaC. G. Jaar 814. tot 1073. i t r $  IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. toe 1073. i 1 1 ( t I d 0 z ja ü, De ee: Hl 10 tijr de Clu Gej vel 4' KERKELIJKE ioxS heeft beftuurd. Onder den tijtel van Chrmek van acht Boeken, heeft hij de Gefchiedenisfen van Duinchland, onder de Duitfche Koningen en Keizeren hendrik J., de drie 0THQ,S £n hendrik II., vlijtig en naauwkeurig befchreven' ; Twee andere Duitfche Gefchiedfchrijvers hebben !"* rSd?se£n' naam §ema;ikt- adelbold, een 3erzelven had i„ het Kloosterfchool te Laubes, en n de Scholen van notger teLuik, en van gerbert e-R-hems vele geleerde kundigheden opgedaan, laderhand vertoonde hij zoo uitnemende bekwaamden in het verrigten van zaken, ze)fs in dea njg, dat Keizer hendrik II. hem, onder den tijd van Proconful, aJs zijnen Kanfelier gebruikte »eze Vorst fchonk hem in het jaar ,010 het Bis! om van Utrecht, i„ hetwelk hij in het jaar io27 verleden is. Hij befchreef de Gefchiedenis van dein Keizer, van wiens regering wij enkel de eer/te ren door adelbold befchreven hebben, met ommdige en zekere berigten, zoo als een Staatsdiear geven kon. wippo is de tweede van deze Gefchiedfchrijvers, 1 Hofgeestehjke van koenraad II., en hendrik • ll\ ieeft het ,even van koenraad tot het jaar 39 befchreven. (De Fita Conradi Salici fj ) lenzelfden tijde leefde in Frankryk een Benedic. er Monnik, glaber ubuuo,, bijzonder u Kloosters te &. Germain van Auxerre en *S< am WienS Abt 0WL0 n zijne Frankifcht chtedems in vijf Boeken, die hij op deszdfs behad opgefteld, heeft opgedragen. Deze Ge- fchie-  GESCHIEDENIS. 4.r fchiedenis begint met het jaar 900, en eindigt met het jaar 1046. Zijn tijdgenoot herman, met den bijnaam de Gebrekkelijke, (Contractus,) zal de Zoon van een' Zwabifchen Graaf geweest zijn. Hij werd in het Klooster Reichenau tot de wetenfchappen opgeleid, en zal niet alleen groote godgeleerde kundigheden, maar ook bijna algemeene in de overige geleerdheid verkregen hebben, zoodat hij Wijsgeer, Dichter, Starrenkundige, Redenaar en Toonkunftenaar was; werken van Griekfche Wijsgeeren en Arabifche Starrenkijkers vertaalde; ook veelerleijeWiskundige, Gelaatskundige en Natuurkundige werken heeft nagelaten. Hij overleed in het jaar 1054. Zijne Chroniek, van het begin der wereld tot dat jaar, is, in korter en langer vorm, voorhanden, het zij, dat hij zelf die uitgebreid, of dat anderen vervolgens hunne vermeerderingen 'er bijgevoegd hebben. Tot hier toe zijn flegts de merkwaardigfte Gefchiedfchrijvers van dit Tijdvak opgenoemd, behalve dezen zijn 'er nog e;ne menigte Schrijvers van Levens der Heiligen en Martelaars-Boeken. Onder de Heiligen van dezen tijd waren 'er niet weinigen, die zich aan de Hoven en in Staatszaken beroemd maakten. Zoo maakte zich de Heilige ülricb, Eisfchop van Augsburg, in het jaar 923 tot 973 verdienftelijk, door een vergelijk te treffen tusfchen Keizer otho L, en deszelfs Zoon ludolf, toen zij in het jaar 954 gereed ftonden, om eikanderen flag te leveren; in het volgende jaar was hij ook bij den veldflag tegenwoordig, welken otho in de naC 5 bj- IV BOEK II Afdeel. I 4oofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1037. Levfnï- befchrijvers van Heiligen.  IV boek II Afdeel. I Iloofdft rtaC. G. Jaar 814. tot 1073 NameloozeGefchiedfchrijvers Griekfche Gefchiedfchrijvers J fotius. 1 1 1 t C C ii ej 42 KERKELIJKE bijheid der gemelde ftad op de Hongaren won (*) Kort daar na werd de Heilige bernward beroemd! die van het jaar 093 af, dertig jaren lang het Bis. dom Hi/desheim beftuurd heeft (f). Behalve alle deze Gefchiedfchrijvers vindt men nog een aantal Chronieken, door ongenoemden gefchreven, en meest genoemd naar de Kloosters, in welke zij gefchreven zijn. De merkvvaardigfte onder dezen is de zoogenoemde Monnik van Si. Gallen, (Mor.achus Sin gallen fis de ges t is Caroli M. Libri duo in canis. Lectt. Ant. T. II. P. IU. p. 5?M- ) hij is voornamelijk een Schrijver van Anec4om of Bijzonderheden De overige Cbroniekfchrijrers Ichrijven dikwijls malkanderen letterlijk uit, ïoewel zij echter fomtijds deze of gene bijzon der'.eten hebben, door welke waarneming men geleid vordt tot de regte bepaling van derzelver waarde. Bij dezen rijkdom der Westerlingen in Gefchied'ckrijveren fteekt de armoede in dezelve bij de Grieten, ten dezen tijd, ten iterklte af. Ondertusfchen ladden zij aan fotius niet alleen den gró<*ften Gewerden van dit geheele Tijdvak, maar ook eenen lan, die bij de Gefchiedenis .der Welenfehappen eene nflerfeUjke verdiende heeft. Hij damde af uit een aan* (*) Vita et miracula S. Vhürici , incerto auctore ap. 11. Ejusd. Vita cdita a Bcmone Angienft Abbate < M. velseri Opp. Hist. et Philol. p. 543. et 6o?, (f) Vita S. Bcrmv. auctore Tangmavo Presbytero, us maghtro in leibnit. SS. rer. Brunsvic. Tom. L ig. 44'-463 •  GESCHIEDENIS. 43 aanzienlijk gedacht, en verkreeg een. bijna algemeene geleerdheid , gelijk zelfs een van zijne tegenftreevers erkent (*). Niet alleen muntte hij uit boven alle zijne tijdgenooten, maar men heeft hem zelfs aan de oude voortreffelijke mannen gelijk gefchat, die Griekenland heeft voortgebragt. Hij klom daarom ook tot de waardigheid van Overften dei Keizerlijke Lijfwacht, (jrf*wjr«&»?w,) en eerden Geheimfchrijver, (^ra^^f;) ên was bovendien de eerde Raadsheer der Hoofdftad. Het Ho: en de Senaat zonden hem ook eens als hunnen Ge zant aan de Asfijriers. Ondertuslchen waren t Konftantinopolen twee Kerkelijke partijen ontdaan die zich in de Griekfche Kerk algemeen verfpreid den. Toen in het jaar 847 de Patriarch metho dius aldaar overleden was, werd ignatius, ee Keizerlijk Prins, maar dien men, nadat zijn Vadt MiCHAëL afgezet was, tot een' gefnedenen gemaal had en die daarom ook Monnik geworden was deszelfs opvolger. Doch verfcheidene Bisfchoppcr onder welken gregorius, Aartsbisfchop van Syr kuze, de voornaamfte was, betoonden hun misno gen over deze verkiezing, ignatius verbitterde b „og meer, toen hij gregorius verbood deel te r men aan zijne inwijding. Sedert waren de Ignatt „en en Gregorianen tegen malkanderen verdeel fotius was den Gregorianen toegedaan. Nad< hand heeft men hem verweten , dat hij naar \ (*) nicetas in Vita Ignatii in harduin. Concill. V. pag. P59- IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. » x r I » z- :n ead.xlet'aT.  IV BOEK II Afdeel. 1 Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot .037. ] | 1 1 \ z è t m lij tv Z> G de 'ik th: gel 44 KERKELIJKE Patriarchaat geftaan, en zich met hen van de Kerkelijke gemeenfchap met ignatius afgekeurd heefthu daartegen fpreekt van veel lijden, hetwelk hij en' zijne vrienden van hnnne partijen uitgedaan hebben, «oe het zij, IGNATIUS bdedigde den Staatsd,enaar bardas , die in naam van den jongen Ke,zer MïOHAëü,, zijnen Neef, de regering aan zich getrokken had, dewijl hij hem wegens zijne wille- keurige echtfcheiding, en eene verdachte verkeering « *- Godsdienst uitfloot, bardas overreedde' Jen Keizer dat hij, om vrijgr fc "ine Moeder en Zuster van den Patriarch, d00 ■e a fcheren van heur haar, i„ den Nom^Z ■ou do«, plaatfen-j maar ignatius geaoorzaamde lit bevel niet, en werd daarom in het jaar 8.g af ezet en fotius verkreeg zijne waardigheid! K0. vm beringt, in eenen Brief aan Paus nikolaas . en aan bardas zeiven, dat hij tegen zijnen wil rkozen en van het Hof met geweld gedwongen U om dezelve aan te nemen. De Ignatianen wer- 17,7, BARDAS 200 hard *<» ■os zelf hun voorfpraak werd, en zelfs reeds voormens was, om zijn ambt neder te leggen. Einde " keeff de Keizer tot den ,J n ',St t£ ?eflisfe" e" Kerkelijke rust te beril„ » zwak was de regering tegen de twistzucht der* -telnkenl Maarnu nam de zaak eene andere keer Paufen trokkn uit den twist hun voordeel, en de Jd tusfchendeG,/^ enLatijnfcheK^n werd Wbegonnen,cue eenegeheele fcheuringheeftvoortB»gt> welke nog in onzen tijd voortduurt. Onder- tus-  GESCHIEDENIS. 45 torfchen kon fotius zich in zijnen hoogen post niet handhaven, alzoo Keizer basilius hem, in het jaar 867, daar van beroofde, omdat hij hem het vermoorden van zijnen voorzaat MïCHAët vrijmoedig verweten, en hem tevens de Kerkelijke gemeenfchap ontzegd had. Maar, als zijn opvolger ignaTIus in het jaar 877 overleden was, werd hij op bevel van denzelven Keizer weder in zijn ambt herfteld. Hetzelve werd hem voor de tweede keer ontnomen door den Zoon van dezen Vorst, leo den Wijzen, in het jaar 886, omdat hij, hoewel tegen alle waaifchijnelijkheid, bLfehuldigd werd, dat Ui medepligtig geweest was aan eene zamenzweenng, Thans werd hij in een Armenhch Klooster geban nen, waar in hij omtrent het jaar 890, of wat la ter, geftorven is. Hoe zeer fotius, zonder ooit onder de Geeste lijkheid geweest te zijn, terftond den hoogden tra] in dezelve befteeg, echter week hij voor nieman in de wetenfchap van den Godsdienst, naar demi te van die tijden, gelijk hij zijne ongemeene geleerc heid tevens met de treffelijkfte geestvermogens paa de, en nu de Godgeleerde Schriften, met dezelfc infpanning, las, als hij reeds in vroeger jaren g woon was, aan zijne ongemeen talrijke Boekverz meling geheele nachten toe te wijden. Al vóór 1 Patriarch was, had hij zich reeds kundigheden v; dezen aard genoeg verkregen; waar van bewijs t< overvloede voorkomt in het onfchatbaar werk, hc welk hij toen, op begeerte van zijnen Broeder, d, Patricius tarasius, opftelde, en hetwelk onder d naa IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. > 1 e 1- ij n :n t:n:n m  IV boex II Afdeel. I Hoofdft. na C. G, Jaar 814, tot 1073. > I < f 1 ( t( 9 § G h w 9< V( 4 t r 1 i r  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G, Jaar 314 tot 1073. Staat der Wijsgeerte. I i j i 48 KERKELIJKE geven door eduard pocock , te Oxford, in het jaar 1658, in Quarto. Schoon zich in dit Tijdvak hier en daar eenige gunftige uitzigten voor de Wijsgeerte fcheenen te openen, beftaande in proeven van eigen onderzoek, omtrent gewigtige onderwerpen, en toepasfing van de wijsgeerige kundigheden op de wetenfehappen van den Godsdienst, was echter onder de Grieken de beoefening der Wijsgeerte min belangrijk, zij bleven getrouw bij hunnen aristoteles , die hun in hunne Godgeleerde twisten meest te ftade kwam , zonder nieuwe wegen te banen. Zelfs fchrijven cedrenus (*) en zonaras (f) beiden, dat de Wijsgeerte in de IXde eeuw onder hunne landgenooten bijna geheel te niet geloopen was, totdat te Ccefar bardas Leeraars voor dezelve, gelijk voor alle andere Wetenfehappen, aanftelde, met behoorlijke inkoinden, over welken hij den vermaarten Wijsgeer leo zette, als hunnen algemeenen Leeraar. Eén van deszelfs leerlingen, die bij de drabieren gevangen was genomen, onderwees der:elver Leeraren in de Meetkunde, hoe zij derzelver voordellen betoogen moesten. — Als vervolgens de Wijsgeerte bij de Grieken op nieuw vervallen was, ;al zij, omtrent het midden der Xde eeuw, door lonstantinus Porphyrogenitus , weder herdeld :ijn, wanneer MïCHAët. psellus als een fcherpzinlig Wijsgeer beroemd was. Ijl (*) Histor. Compend. pag, 547. (\}Ann. Libr. XVI. Tom. 11. pag. 160,  GESCHIEDENIS. 49 In het Westen was onder andere oorzaken van het verval der Wijsgeerte federt een' geruimen tijd Ook deze geweest, dat men geloofde, dat zij mede onder de VII vrije Kunften begrepen was; men verdeelde dezelven thans in twee klasfen, zoo als men ze van tijd tot tijd in zekere geheugenis - versjes bevatte, van welke dit het kortfte is: Lingua, tropus, ratio, numerus, tonus, angulus, astra. De drie eerfte van dezen, de Spraakkunst, (Grammatica,) de Rederijkkunde, ( Rhetorica , ) en de Redeneerkunde, (Dialectica,) werden, als de noodzakelijkfte voor de behoeften van het gemeene leven, gehouden, en Trivium genoemd. Maai de vier overigen: Arithmetica, (Rekenkunde,) Mufica, (Toonkunst,) Geometria, (Meetkunde,) er Astronomia , (Starrenkunde,) die men Quadrivi urn noemde, werden geacht tot de hoogere kundig heden te brengen, en genoegzaam te zijn, om alk zwarigheden en de moeijelijkfte vragen op te losfen. Men was om die reden in dezen tijd zeer mild mei den eernaam van Wijsgeer, welken elk verkreeg, die zich eenigzins boven de eerfte beginfelen der wetenfehappen verhief; dikwijls heette alles Wijsgeerte. wat geene Godgeleerdheid was. Volgens berigt var eenen ongenoemden Gefchiedfchrijver van Salerno waren 'er in het jaar 870, toen Keizer lodewyk II. zich te Benevento bevond, in die ftad XXXll Wijsgeerén, dat is, waarfchijnlijk zoo vele verzenmakers, naardien men van iiilderich, een Monnik uit Monte Casfino , die een van de voornaam- XIII. Deel. D ften IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. In het Westen. De VII vrije Kun» ften.  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814, tot 1073. '1 ] n 1 i S l \ c 1 1 1 c a t tl 50 KERKELIJKE ften dezer Wijsgeeren zal geweest zijn, niets anders weet, dan dat hij flegte verzen zamengefteld heeft. rabanus maurus , Aartsbisfehop van Mentz, vermaard leerling van alcuin, is, niet ten onregte, voor den geleerdften man van zijnen tijd, omtrent het midden der IXde eeuw, in de Latijnfche Kerk, gehouden ; maar men bewees hem te veel :er, als men hem tevens achtte als een fcherpzinnig Wijsgeer. Zijn groot werk, (de Univerfo Libri XXII,) is eigenlijk eene verzameling van verklaringen van ontaliijke namen en Definitien; in eene verhandeling over de ziel ontvouwt hij de natuur, oorprong, eigenfchappen en voorregten der ziel, grocendeels uit cassiodorus enz. — Een ander leering van alcuin, frëdegis of fridugis , waarchijnlijk een Engelsman, dewijl hij zijnen leermeeser uit Engeland naar het Hof van karel volgde, ;reeg ook een' naam onder de Wijsgeeren. We;ëns zijne geleerdheid werd hij tot Diaken aangeteld; na alcuin's dood kreeg hij deszelfs Abdij an den Heil. maarten te Tours , daar na ook ie van Sithiu, of den Heil. bertin; bij lodesTk den Godvruchtigen bekleedde- hij het ambt van [anfelier, en overleed in het jaar 834. Behalve dat ij zich als Godgeleerde en Dichter heeft voorgeaan, fpeelde hij ook den Wijsgeer in eenen Brief SM de Geleerden aan het Hof van karel, (Episda de nihilo et tenebris,) (*) waar in bij de vraag acht te beantwoorden, of het niet waarlijk iets, dan (*) In steph. baluz. Miscellan. L. l.p. 403-408.  GESCHIEDENIS. 5i dan of het niet is? Hij geloofde het voor iets te moeten houden, omdat elke bepaalde naam iets beteekent; ook omdat God alles uit niet gefchapen heeft. Vervolgens zoekt hij te bewijzen, dat de duisternis eene wezenlijke zelfftandigheid is; omdat 'er ftaat: de duisternis was op den afgrond; omdat men ze in Egypte tasten kon; omdat God licht en duisternis van een gefcheiden heeft; omdat 'er eene buitenfte duisternis is; omdat 'er ten tijde van Christus lijden eene duisternis gemaakt is enz. Met een veel grooter aanleg van fcherpzinnigheid,; geest van onderzoek en vrijmoedigheid, trad eenigen tijd daar na joannes scotus , of erigena , te voorfchijn: de eigenlijke Wijsgeer van deze eeuw, en de eerfte filofofeerende Godgeleerde onder de Westerlingen in een' ongewonen zin. Men heeft hem weleer voor een' Schot gehouden, maar eindelijk erkent, dat scotus en erigena beiden eenen Ier of Ierlander beteekenen. De Monniken van dit eilandi hadden in de VII en VMfte eeuwen eenen roem van geleerdheid, van hen fchijnt joan zijn eerfte onderwijs gehad te hebben. Naderhand kwam hij in het IVestfrankifche Rijk in de IXde eeuw, onder de regering van karel, den Kalen, die hem in zijn Hof aannam, en gemeenzaam met hem omging, ook uit hoofde van zijn'grappig vernuft, hetwelk hem fomtijds ftoute vrijheden veroorloofde. Zoo vraagde karel hem eens, toen hij tegen- over den Koning aan tafel zat, en iet gezegd of gedaan had, hetwelk met de Franfche HofFelijkheid' min ftrookte, om hem te befchamen: Welk oaderfcheid • is 'er D 2 tus- IV BOEK II Afdeel. I rloofdft. ia C. G. faar 814. :ot 1073. OANNES iCOTÜS of ÏRIGENA.  IV boek II Afdeel. I Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. < 1 1 < 1 l t c s 1 d 51 KERKELIJKE tusfchen een' Schot en een' Zot? (hetwelk toen reeds in de Frankifche taal een gek of dwaas beteekende.) Geen ander , antwoordde scot , dan de tafel! waar over de Koning enkel met de overige gasten lachte (*). Ondertusfchen deed hij hem de fchriften van den Areopagitifchen dionysius in het Latijn overzetten, en hem in den onlangs ontmanen twist over het Avondmaal een fchriftelijk op[ïel van zijn gevoelen geven; gelijk hij op verzoek iran verfcheidene Bisfchoppen ook deed over de Predestinatie of Foorveror dinering. Doch dewijl dj in deze fchriften het een en ander bragt, hetvelk, of de eene partij minder behaagde, of van de langenomene regtzinnigheid afweek, werd hij niet dleen bijzijn leven, als een Ketter, bedreden, maar ;elfs één van zijne fchriften lang na zijne dood >penlijk verbrand. De genegenheid van zijnen Koling beveiligde hem echter voor ander gevaar. Of tij het Frankifche Rijk nog vóór den dood van deen Vorst, die in het jaar 877 gebeurde, verlaten, tan of hij daar zijn leven geëindigd heeft? is in iter tijden betwist geworden. Volgens een oud veraal, hetwelk federt de Xlde eeuw opkwam, en ook ij mat the us van Westmunfter, een'Schrijver van e XlVde eeuw, gevonden wordt (f), is joan cot , omdat hij zoo kwaden naam had , naar ingeland overgedoken, naar den Koning alfred , en grooten begundiger der geleerden, die hem ook eene (*) matth. Westmonast. F/ores Histoiiar. p. 171. Ct) /. c. pag. 172.  GESCHIEDENIS. 55 eene leeraarsplaats te Oxford zal gefchonken heb. ben. Vervolgens ging hij naar Malmesbury, alwaar hem , eenige jaren daar na, zijne leerlingen met hunne ftalen griffelen doorftoken hebben. Maar de Schrijvers van de Histoire Litt. de la France (*) ( hebben dit verhaal in twijfel getrokken , en ver-; moed, dat in hetzelve een andere joan scot met' dezen verward is geworden. Hoe het zij, joannes scotus was in het Griehch en Latijn geoefend; hij had plato en aiustoteles in derzei ver oorfpronkelijke taal gelezen ; en ook andere oude Wijsgeerige ftelfels leeren kennen. Hij beproefde ook in de Wijsgeerte zijne krachten, in een afzonderlijk werk, hetwelk hij den tijtel gaf over de verdeeling der natuur, (of der naturen, tciqi Qva-iw yttquriAx,) hetwelk door th. gale te Oxford in het jaar 1681 in Folio is uitgegeven. Hij verdeelt in hetzelve de natuur in vier klasfen: vooreerst de natuur, die fchept, en niet gefchapen wordt; ten tweeden, die gefchapen wordt en fchept; ten derden, die gefchapen wordt en niet fchept; eindelijk die niet fchept noch gefchapen wordt. Zijn hoofdoogmerk is, te bewijzen, dat de gefchapene naturen eens in de ongefchapene terug keeren, en dat na het einde der wereld alleen God en de oorzaken aller dingen in hem over zullen blijven; zoo als voor de Schepping ook alleen hij, en deze oorzaken in hem, geweest waren. Dit leerftelfel, hetwelk onder den naam van Uitvloeijings-ftelfel beroemd (*) Tom. V. pag. 41Ö. Dj IV BOEK II Afdeel. I loofdft. ta C. G, aar 814. ot 1073  IV boek II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 54 KERKELIJKE roemd is, heeft hij deels uit de oude Griekfeht Wijsgeeren, deels uit de jongere Alexandriners, maar bijzonder uit de door hem vertaalde fchriften van den onechten dionysius ontleend, en met zijne Christelijke Godgeleerdheid, zoo goed mogelijk, vereenigd. God erbij hem het Wezen van alle dingen; dat God alles maakt, moeten wij zoo verdaan, dat God in alle dingen is, als derzelver Wezen. AI het gefchapene is eeuwig in God, als in zijne oorzaak, zoo als alle getallen in de eenheid, (Mo»<«,) eeuwig beflaan. Zijn leerling durft wel naauwelijks de tegendrijdige Helling daar uit afleiden, dat alles eeuwig en toch gemaakt is, en inzonderheid met dit natuurlijk gevolg: God is alles, en alles is God, als welke zelfs aan wijze mannen gedrochtelijk voor zal komen; evenwel bewijst hij dit uit de Rekenkunst, of uit de verborgenheid der getallen, dat, dewijl deze allen, naar derzelver kracht En magt, in de Monas van eeuwigheid zijn, deze deliingen ook waar zijn moeten. Bovendien is dit werk vol wijsgeerige fpitsvinnigheden, en zeldzame uitleggingen van den Bijhei; b. v. eindelijk zal alles in God terug keeren, want God zal alles in allen zijn, wanneer 'er niets dan hij alleen zijn zal. Men behoeft zich, na dit gelezen te hebben, niet te verwonderen, dat hij als een voorlooper van spinoza n het Pantbeismus aangezien is, fchoon anderen neenen, dat hij niet wel iet anders bedoeld hebbe, lan vervolgens de zoogenoemde Realisten. Hoe' iet zij, men vond zijn Boek zoo afwijkende van le heerfchende regtzinnigheid, dat nog in de X lilde eeuw  GESCHIEDENIS. / 55 eeuw hetzelve door den Paus honorius III, als Kettersch, veroordeeld, en openlijk verbrand is geworden. heiric of heric, ook ericus genoemd, een Monnik te St. Germain cVAuxerre, zelfs een Kerk* heilige, en opfteller van een lang Latijnsch gedicht, over het leven van den Heil. germanus , Bisfchop der gemelde ftad, als ook van eene verzameling van wondergefchiedenisfen van denzelven, die omtrent het jaar 881 geftorven is, heeft ook de Wijsgeerte beoefend, en zeer duidelijk het methodisch twijfelen ontvouwd, hetwelk naderhand naar cartesius den «aam gekregen heeft. De Xde eeuw was nog veel min gunftig voor den voortgang der Wijsgeerte. De Kardinaal baronius en velen na hem hebben dezelve de ijzeren en dui' ftere eeuw genoemd, en in der daad de namen var roswitha , br uno Vail Keulen , ratherius , luitprand, wittekind, gerbert, dl abbo Vat Fleury, zijn flegts uitzonderingen van de algemeen* onwetendheid en traagheid , die zelfs onder he grootfte deel der Geestelijkheid en der Monniket heerschte. De menigte van fchrijvende handen ii deze eeuw is meer een bewijs, hoe duider het ii de hoofden uitzag, die daar toe behoorden. Vai alle de deelen der Wijsbegeerte werd alleen de Dia lectica bearbeid, en wel droog en laf; zij werd we in de fcholen geleerd; gerbert en abbo fchrevei 'er over, maar het gene van den arbeid des eerst gemelden ten dezen overgebleven is, ontdekt enkt eene poging, om de dellingen van porfyrius op t D 4 hei IV BOKS II Afdeel, i [loofdft. ia C. G. Jaar 814. iOt 1073. Wijsgeerte in de Xdeeeuw 1  IV boek II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814, tot 1073. . < < t i i 1 I 1 J c f i l 1 s n z V 56" KERKELIJKE helderen; en abbo verwierf zich den roem, van eenige Syllogistifche ftrikvragen heel knap opgelost te hebben. Deze zoogenoemde Dialectica berustte eigenlijk, buiten de filofofie van porfyrius, enkel op de verhandeling over de Kategorien, welke men aan augustinus toefchreef, en op de uitleggers van viartianus capeela. Hier en daar las men ook verzettingen van fommige fchriften van plato en vristoteles , als ook Boeken van cicero , maar nen verftond ze niet. Evenwel ontbrak het niet zoo zeer aan begaafdhelen, als wel aan de ware leerwijze; fomtijds vertoonle zich eene neiging tot onderzoek, of 'er vertoon!c zich eene zinrijke onderuelling, maar alles bleef ;onder gevolgen. Zoo kwam de vermaarde Non te ïandersheim, ros'witha, midden in eene van hare ilijfpelen, op een gevoelen, hetwelk niet veel vergilde van de Harmonia praftabilita van leibütz. Zelfs kwam de oude twist der Akademi:he, Platonifche en Stoïcijn fche Wijsgeerte, over e algemeene denkbeelden der dialectica: geflacht )ort, onderfcheid, het eigene en toevallige, weder 1 eentge beweging. GUNZ0, een Geestelijke te Uvara m Opper-Italië, vraagt de Monniken te leichenau, in eenen Brief (*), 0f zij liever ari» roxELES wilden gelooven, dat deze Unherfali* iet werkelijk beftaan, of plato, die derzelver wemlijk bedaan geleerd had? Deze gunzo vertoont zich (*) In makten, et nuRAND. Collect. amplisf. memté, !tt. Tom. III. pag. 304.  GESCHIEDENIS. 57 zich in dezen Brief, dien hij in het jaar 96° gefchreven heeft, een fchrander en niet ongeleerd man, naar de eeuw, in welke hij leefde. Maar met de Xlde eeuw begon de toeftand der Wijsbegeerte in het Westen iet goeds te belooven. Thans kwamen de fchriften van aristoteles uit Spanje in Frankryk, alwaar zij vele vereerders vonden. Niemand van deze allen is zoo bekend geworden, als berenger of berengarius , Aartsdiaken te Angers; wiens fcherpzinnige geest van onderzoek hem zelfs leidde, tot het beltrijden van de in die eeuw reeds vrij heerfchend gewordene leere aangaande de verandering van het brood ui het Avondmaal. Nademaal hij dit met Wijsgeer.ge wapenen deed, zoo bedienden zich zijne voornaamfte teeenftreevers, lanfrank, Leeraar in de Kloosterfchool te Bec in Normandië, naderhand Abt tf Caen, in datzelfde land, eindelijk federt het jaai 1070 Aartsbisfchop van Canterbury, en adelman. Bisfchop te Brescia, van dezelfde wapenen, on hem te wederleggen. Dewijl ook lanfrank, al Dialecticus, met welken naam men hem onder zij ne tijdgenooten onderfcheidde, tegen zijne tegenpar tij was opgewasfen, en deze leerwijze toejuichm en navolgers vond, en bijzonder lanfrank's leei ling , anselmus , zijn opvolger in het gemelc Aartsbisdom, de Metaphyfica het eerst met een, geluk bearbeidde, zoo had dit alles groote gevo gen. En toen voimde zich in haren grondaank de Schoolfche Wijsgeerte en Godgeleerdheid. Genoegzaam ten zelfden tijde ontftond uit het ve D 5 fcl IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. ia C. G. [aar 814. tot 1073. Inde Xlde eeuw. 1 r y e E g r- il  IV boek II Afdeel. I Hoofdit, na C. G Jaar 814 tot 1073, i 1 Wisknnllige we- < tenfchappen. r t 1 a 58 KERKELIJKE fchil over de algemene denkbeelden der Dialectica de twist tusfchen de Nominalisten en Realisten die verfcheidene eeuwen lang zoo vele onrusten ver-' «waakt, en zoo veel invloed op de Godgeleerdhe,d gehad heeft. Gemeenlijk gelooft men met dü BotjLAY (*;, dat de oorfprong van dezen twist te ^eken zij, in de verfchillen met berengarius, ook heeft hij den eerden aanvoerder der Nominalis. ten m een oud ftuk der Gefchjedenis ^ dekt m zekeren Sophist, (dat is, in de uitdrukking van dezen tijd, geleerden en dialecticus,) joannes , qut eandem artem fophisticam vocalem esfe disfe. run, ook worden daar als zijne leerlingen opgegeven roteert te Parys, roscelin te Compiegne, m arnolf te Laudun. Naar de gisfing van do boulay was deze joannes sophista een Lijfarts win Koning hendrik I, die in het jaar 1060 overeden is. Zoo veel is zeker, dat de Nominalisten poedig vermeerderden, Ondertusfchcn zijn in het 'ervolg noch de Nominalisten noch de Realisten 'ij hun eerde gevoelen gebleven (f). Benevens de Wijsbegeerte hadden ook de Wiskundige Wetenfehappen eenig geluk. In de laatde jam van karel den Grooten, en ten minden nog )t het jaar 830, leefde in de nabuurfchap van St hnys, in eene enkele van de overige Monniken gezonderde Cel, (of als een zoogenoemde Recluis,) dungal, waarfchijnlijk een Ier. Deze hield zich (*) /list. Univ. Paris. T. I. p. 443. (t) üRDCker Mist. Philof. Crit. T. III. p. p04.  GESCHIEDENIS. 59 zich bezig met de Wetenfehappen, en was bijzonder beroemd wegens zijne Starrekundige bekwaamheden. Hij fchreef in eenen Brief aan karel , in het jaar 811, over de twee Zonsverduifteringen, die in het voorgaande jaar zouden hebben plaats gehad (*). Al fpoedig paarde men met de Sterrenkunde de Sterrenwichelarij, die op het voorbeeld van lodewvk den Godvruchtigen zoo in aanzien kwam, dat elk aanzienlijk Heer een' Starrenkijker onderhield. Het was dus geen wonder, dat de Gefchied fchrijvers de verfchijnfelen aan den Hemel voorval lende, zorgvuldig verzamelden , en dat het lege: van otho den Groeten , met hetwelk hij in he jaar 968 in het Grieksch gebied in Italië gevallei was, bij gelegenheid van eene groote Zonsverduifte ring, in den grootlten angst geraakte, dat de jong fte dag aanbrak, en in wijnvaten, kisten en wa gens kroop, totdat everaclus, naderhand Bis fchop van Luik, de foldaten deed begrijpen, da dit niet anders dan eene natuurlijke gebeurteni was (f). Onder de genen, die zich met de Reken- e Wiskunde bezighielden, gelijk ook in andere op zigten, muntte inzonderheid abbo uit, een Wes\ frank, die nog een kind zijnde door zijne ouders voc het Klooster Fleury gefchikt werd. Hier leerde h de vrije kunften met dien voortgang, dat hij fpoi dig tot een leermeester van anderen aangefteld wen Ve (*) In DACHER. Spicileg. T. I. p. 324-328. . (f) makten. Coll. Amplisf. Motmmt T. IV'. p. 8(5©. IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. i ii ï ij 1,  IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G Jaar 814. tot 1073, 1 ] 3 1 ] I I c e T 6° KERKELIJKE Vervolgens bezocht hij de Scholen van Pont «, Wtetm. Dewijl de geleerdheid in Engeland, na de dood van alfred, weder diep vervallen was, verzocht oswald, Aartsbisfchop van Tork, uit het Klooster Fleury eenen geleerden Monnik, en men zond hem abbo in het jaar 985. Ook werd hij door oswald tot Priester gewijd. Twee jaren daar na terug gekeerd, werd hij tot Abt van zijn Klooster verkozen. Thans nam hij veel deel in de Kerkelijke belangen, en herftelde op vele plaatfen de oude Monnikentucht; maar hier mede bezig in het Klooster Reole in Gascogne, werd hij in een oproer omgebragt, in het jaar IOo4. Dit gaf hem den naam van Martelaar en Heiligen, en nu weraen vele wonderen van hem verhaald, zoo bij zijn leven als na zijne dood voorgevallen. Hij heeft veel gefchreven, waar van het meeste nog in de Handschriften fchuilt, of verloren gegaan is. In de Vati caanfche Bibliotheek is zijne ophelderingen verbetering ran den Paaschcirkel van victorius in Handfchrift Naderhand vervolgde hij dit werk voor omtrent i*« aren, en poogde te gelijk den Dionijfiaanfchen krin? e verbeteren. Dit gefchrift is onder den naam van ieda bewaard, en fraat in deszelfs werken (*) *og vindt men in die Bibliotheek een dergelijk Jhnft van hem, onder het opfchrift : de ratLe alcuh, en in een ander Handfchrift: de computo Uttola et tractatus. Nog heeft hij over de Startnkunde in het gemeen, over den loop van zon e» r*\ r, maan. C ) Deeennovales circuit T. I. Opp. bed./.. 256,  GESCHIEDENIS. 61 maan, en der overige- Planeten, een uittrekfel uit het Starrekundig werk van germanicus en andere foortgelijke werken nagelaten. In een werk over de Dialectica lost hij de zwarigheden bij de Syllogismen op; nog fchreef hij eene Spraakkunst, (Rudimentapuerilia, of: de regulis,) zijn uittrekfel van het Leven der Roomfche Bisfchoppen, uit anastasius, is met een dergelijk werk, onder den naam van luitprand, tot de nakomelingfchap gekomen. Nog is 'er van hem eene Verzameling van Kerkelijke wenen, en verfcheidene Brieven. De Gefchiedfchrijver aimoin , die een leerling was van dezen Heiligen abbo, heeft ook zijn leven befchreven (*). gerbert echter verdoofde door zijne geleerdheid den 'roem van allen, die in dit Tijdvak zich aan d< Wiskundige Wetenfehappen overgaven; zijne gekerdheid heeft hem doorluchtiger gemaakt, dan zij ne plaats, welke hij onder de Roomfche Paufen be kleed heeft'. Hij was geboren in Auvergne, en vim het Monniksleven reeds in zijne vroegere jeugd, 11 ' een Klooster te Aurillac, aan. Vervolgens zon hem zijn Abt, op zijn verzoek, naar den Gra; van Barcellona, borel, die hem weder overzon aan eenen Bisfchop haiton, wien hij veel in d Wiskunde te danken had. De nabuurfchap der Are bieren had in deze gewesten voordeehge gevolge gehad voor de aankweeking der wetenfchappei gerbert bezocht zelfs de Arabieren te Sevilla e Co (*) In mabillon. Act. SS. Ord. S. Benedict. St L P. VI. p. 30. IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. gerbert. 1 I f i e n 1. n c.  IV BOEK ' II Afdeel. I Hoofdfl. na C. G Jaar 814, tot J073. i j i I I 0 I b | I z v 02 KERKELIJKE Cordua; z\n hij bet eerst die hoogere kundigheden * de ^. en Natuurkunde heeft opgedaan, welke men naderhand in hem bewonderd heeft Om' trent het jaar 968, ging hijf met bqrel en ^ ton naar Rome, alwaar hij bij den Keizer otho I. bekend werd, die hem de Abdij Bobbio in Op. per.Itahë fchonk. Maar dewijl dezelve te zeer verarmd was, en hij daar naauwelijks het noodig onderhoud met zijne Monniken vond, en vele verdnetelijkheden moest doorftaan , keerde hij naar zijn Vaderland. adelbald, Aartsbisfchop van Rheims, maakte hem zijnen Geheimfchrijver, en vertrouwde hem het opzigt over de Aartsbisschoppelijke School toe, waarom hij Scholaris Abbas genoemd werd Onder hem maakte deze School grooten opgan* en" Jnder zijne leerlingen bevond zich robert, z'00n m den Koning hugo capet, die naderhand Koling werd. Hij verzamelde eene aanzienelijke Bidiotheek, en zijne School werd voorts in de Xlde euw door bij uitftek bekwame mannen beroemd oodat men niet te veel zegt, als men hem den erlteller der geleerdheid in zijn Vaderland noemt Ondertusfchen nam hij ook. zijn deel in Staatszaen , en uit dankbaarheid aan het gedacht der tho's, deed hij zijn best, om den jongen otho I, wiens leermeester hij was, op den troon te .vestigen. Zijn Aartsbisfchop had hein zoo lief dtregen, dat hij moeite deed, om hem tot zijnen wolger in het Aartsbisdom te hebben; manr na jn overlijden werd arnulf, een onechte Zoon m Koning lotharius, die naauwelijks XX jaren oud  GESCHIEDENIS. 63 oud was, tot Aartsbisfchop verkoren, en gerbert «ring voort, zijnen post bij hem zoo als bij zijn'voorzaat te bekleeden. Doch arnulf, die aan zijn Vaders Broeder, Prins karel, de (bad Rheims overleverde, werd daarom, op aandrijving van den Koning hugo capet, door eene Kerkvergadering van het jaar 991, als een verrader afgezet, gerbert, fchoon hij zich te voren ijverig genoeg voor karel verklaard had (*), wendde zich nu des te ijveriger op de zijde van den Koning hugo. Aan deze gevoelens had hij tevens te danken, dat hij thans Aartsbisfchop van Rheims werd , waar mede ook de waardigheid van KoninklijkenKanfelier verbonden was; en evenwel werd dit aanzienlijk ambt fpoedig voor hem eene bron van onrusten. Paus joannes XV verklaarde zijne verkiezing en de afzetting van arnulf voor onwettig; hij verbood de Bisfchoppen, die daar deel aan hadden gehad, alle godsdiendige handelingen; en de aanhangers van arnulf leiden hem vele dingen te last. Vergeefs handhaafde hem de Koning te Rome; gerbert zag zich genoodzaakt, de hoofdplegtigheden van den Godsdienst te daken. Nadat hugo in het jaar 996 overleden was, en zijn Zoon robert uit hoofde van zijne perfoonlijke belangen, bedoten had, toe te geven aan de bedreigingen van den nieuwen Paus gregorius V, om over geheel Frankryk een verbod van den openbaren Godsdienst te laten gaan , indien arnulf niet weder in zijn Aartsbisdom herdeld werd, werd de< (*) Ep. X. P. II. ƒ>• 830. IV boek 11 Afdeel. 1 Hoofdit. naC. G. jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. : < j i i 1 1 c v £ ti li d li °4 KERKELIJKE deze wil van den Paus in het jaar 997 voltrokken. gerbert vond nu zijn' toevlugt bij den Keizer otho III, die hem even zeer beminde als achtte. Met dezen reisde hij in het gemelde jaar naar Italië; alwaar otho hem het Aartsbisdom Ravenna fchonk, hetwelk in het volgende jaar openviel. Naauwelijks had hij , op eene aldaar gehoudene Kerkvergadering, voor de Kerketucht in zijn Kerspel gezorgd, toen in het jaar 999 de Paus ftierf, ai de Keizer zijne hoogfte dankbaarheid aan zijnen leermeester bewees, dat hij hem deze waardigheid jezorgde, onder den naam van sylvester II. het gene hij als Paus verrigt heeft, zal op zijie plaats meer gezegd worden, dit zij hier genoeg, lat hij arnulf in het bezit van zijn Aartsbisdom verzekerde, echter met deze bijvoeging, dat dit een ;unstbewiis was, dewijl hij, de Paus, te voren egtmatig tot dit ambt verkoren was (*> Hij over;ed in het jaar 1003. Hij was een ondernemend , eerzuchtig en flim aan, een geflepen Hoveling, die even zoo zeer oor zijne werkzaamheid, als door eene uitnemende retenfchap, en de gunst der Vorften, zoo hoog eftegen is. Evenwel bekleedde hij alle zijne amb:n met eere, en had toen in geleerdheid zijns geiken niet. Godgeleerdheid was zeker het minfte, aar hij in uitmuntte, alhoewel zijn Boek over het $chaam en bloed van Christus geenen gemeenen Schrij» CO P. II. Ep. LV. p. 843.  GESCHIEDENIS. 6$ Schrijver verraadt. Als Wijsgeer werd hij bovenal geroemd, en zelfs hebben nieuwer Schrijvers dezen lof herhaald; meest echter was hij werkzaam in de Wiskundige Wetenfehappen, bijzonder was hij dieper ingedrongen in de Reken-, Meet- en Starrekunde. Over de eerfte heeft hij veel gefchreven , dat niet tot ons gekomen is, zoo gewaagt hij zelf in zijne Brieven (*), van eene verhandeling over de deeling , of de breuken der getallen. In handfehriften vindt men nog anderen van zijne Rekenkundige opftellen ; en daar onder ook zijne Rhytmomachia of getallen - ftrijd : een foort van fpel met getallen , hetwelk eenige gelijkheid heeft met het fchaakfpel. Maar niets is in de Gefchiedenis vermaarder , dan gerbert's Rekentafel, of Abacus. Misfchien bevatte dezelve niets anders , dan Rekenkundige tafels , op welken de verfchillende zamenftellingen der kleinere of zoogenoemde Arabifche Cijfferletters, of getalteekens, afgebeeld waren. Ten minden, men gelooft algemeen , dat hij deze van de Arabieren geleerd , en aan de Christelijke Europeanen medegedeeld heeft ; hoewel athanasius kircherus gist , dat zij eerst in de XÏÏIde eeuw met de Astronomifche tafelen van alfonsus X, Koning van Kastilië, in het overige van Europa gekomen zijn. Daartegen verhaalt men, in de volgende eeuwen, de buitenfporigde dingen van gerbert's rekentafel, bij voorbeeld, dat hij die van de Arabieren (*) Epist. CLXI. XIII. Deel. E IV BOEK II Afdeel. I 3oofdft. ia C. G. jaar 814. tot 1073  BOER II Afdeel. [ Hoofdft. na C. G Jaar 814.. tot 1073 66 KERKELIJKE ren gekregen heeft, dat 'er in geleerd werd, wat het gezang en de vlugt der vogelen beduidde; hoe men de fchiramen uit de hel moet oproepen; en alles wat de menfchelijke nieuwsgierigheid nuttigs of nadeeligs begeert te weten. Nadat hij deze tafel onder het hoofdkusfen van zijnen leermeester des nachts geftolen had, verborg hij zich daar mede onder eene brug, die in de opene lucht hing; maar aan zee gekomen zijnde, bezwoer hij den Duivel, om aan hem te verfchijnen; en beloofde dien eene beftendige getrouwheid, als hij hem tegen alle vervolging befchutten wilde, hetwelk ook gebeurde (*). Zigtbaar is het, dat de vreemde figuren op de Re'entafel eene der redenen zullen geweest zijn, waarom men gerbert voor een' Tooveraar heeft willen houden. In de Meetkunst gaf hij een Handboek in het licht, waaromtrent men weder ligtelijk begrijpen kan, dat een man, die te kennen gaf, dat hij de hoogte van een' toren of boom, de hoeveelheid van water in eene bron, op het naauwkeurigtte wist, in het vermoeden gekomen zij, dat hij dergelijke wetenfchap door verbodene kunften verkregen had. Nog zijn 'er in Handfchriften in de Sorbonne twee Boeken van gerbert over de vervaardiging van het Astrolabium, en van een' Qiiadrant. Maar zijn kleine gefchrift, hoe men een aardbol of fphcera maken moet, (de fpheeree conftructione,) is gedrukt (*) w. vn malmesbury de reb. ges/. Rege. Anglor. L. II. C. 10.  GESCHIEDENIS. 67 drukt (*); hij fchijnt ook een uitvinder van Astronomifche en Mechanifche werktuigen geweest te zijn. Het mag ongegrond zijn, wanneer een later Fransen Schrijver hem de uitvinding toefchrijft van uurwerken met raderen en gewigten; maar als ditmar (t) van hem verhaalt, dat hij, gedurende zijn verblijf aan het Hof van- otho III, te Maagdenburg een uurwerk heeft vervaardigd, welks beweging hij bepaalde naar de Poolfiar, (Jlella naut ar urn duce,) door hem met een buis of kijker, (perfistulam,) waargenomen, verftaat men dit van een met glas voorzienen kijker, waar van men hem dan voor den uitvinder houdt; ook ziet men hem voor den eerften aan, die een waterorgel heeft vervaardigd. Alle deze bijzonderheden , gepaard met zijn onverwacht geluk na zijne afzetting, de hem afgunftige partij, en zijn bijgeloovige leeftijd verwekten en onderhielden het vermoeden van tooverij; de eerfte, die hem, zoo veel men weet, in gefchrift een zwarten kunftenaar genoemd heeft, was de Kardinaal bruno , tegen het einde der Xlde eeuw, in zijne met vrij wat hevigheid tegen gregorius VII opgeftelde Levensbefchrijving van dezen Paus, in welke hij ook vroegere Paufen van tooverij befchuldigt. Sedert hebben hugo van Flavigny, en willem van Malmesbury, in de Xllde eeuw, alberich in de Xlllde, en meer anderen, zelfs nog platina , die even (*) In mabilloN. Vett. Anall. T. II. ƒ>. 212 215. (f) Chron. L. VI. p. 399E a IV boek 11 Afdeel. I Soofdft. ia C. G [aar 814 tot 1073  IV boek II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073 I 1 1 i t 63 KERKELIJKE evenwel eene bediening aan het Paufelijke Hof bekleed heeft, omtrent den afloop der XVde eeuw, de gemeene overleveringen desaangaande verzameld en herhaald. Volgens dezelve, zal gerbert, uit hoofde van zijn bovengemeld verdrag met den Duivel, vele van de Heidenen verborgene fchatten, bijzonder te Rome in het veld van mars, ontdekt hebben; ook zal hij, onder zekeren invloed van het geftarnte, een hoofd hebben gegoten, hetwelk hem zijne vragen met ja en neen beantwoordde; maar hem daar mede bedroog, dat het hem verzekerde, dat hij niet eer fterven zou, voordat hij te Jeruzalem de Mis zou gelezen hebben, daar 'er ondertusfchen eene Kerk van dien naam te Rome was, waar hij, door het zingen der Mis, eene doodelijke ziekte kreeg, en wat dergelijke beuzelarijen meer zijn (*). Ook was gerbert voor het overige geen man voor zijnen leeftijd, die hij meer verblufte, dan wel rerlichtte. Bij gelegenheid van zijne afzetting te Rheims, welke een werk van den Paus was , "chreef hij met eene vrijmoedigheid tegen denzelven , welke hem in de oogen van den Kardinaal baroaus geheel onwaardig maakte, om Paus te heeen (f). Hij was ook onder de genen, die de :chtheid der nieuw ter bane gebragte Decretalen n twijfel trok (§). Hij verftond het Grieksch, was (*) naude Apologie pour les grands hommes foupcon* •ez de Magie C. 19. Amflerd, 1712. %vo. (t) baron. Annal. a. 999. ». 2. (S) Epist. ad Wildebold. Episc. Argent, p. 113. in Sy-  GESCHIEDENIS. 60 was wel bekend met de oude Romeinfche Schrijvers. Een aardig Latijnsch gedicht op den beroemden boethilts getuigt ook van gerbert's Dichterlijke begaafdheden. Andere Wetenfehappen lagen wel niet geheel ter neder in het Westen, maar verhieven zich echter niet tot eenige grootheid en fterkte. Bij de Regtsgeleerdheid kwam het meest aan op het Kerkelijke of Geestelijke regt, en welke verzamelingen daar voor gemaakt, welke veranderingen daar bij ingevoerd zijn, zullen wij ter bekwamer plaatfe zien. Ondertubfchen was het niets ongewoons, dat de Geestelijken en zelfs Monniken de kennis van het Burgerlijke en bijzonder het Romeinfche regt met het Kerkelijke zochten te paren. Het een en ander was voor hun noodzakelijk, alzoo dikwijls Geestelijken, als zijnde bijna de eenigfte Geleerden, Rigters , Pleitbezorgers , en Beambtfchrijvers of Notarisfen werden, die zich daarom met de burgerlijke wetten en formulieren bekend moesten maken. In geen land bleef het Romeinfche Regt in grooter aanzien, dan in Italië. Het lang geheerscht hebbende gevoelen, dat het ook aldaar geheel te niet gegaan was, totdat het eerst in de XUde eeuw met irnerius , en federt het ontdekken der zoogenoemde Pandecten van Florence weder herleefde, is thans geheel ver. worpen. Met de Xlde eeuw echter kreeg de Regtsgeleerdheid een nieuw leven in Italië, hetwelk men voor- Synodo Ecclcs. Gallicanie habita Durocorti Remorum ab Hugone et Roberto Rege. Francof. 1600. 8v«. E 3 IV BOEK 11 Afdeel. I Hoofdfl. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Regtsgeleerdheid.  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. toe 1073. Geneeskunde. 7o KERKELIJKE voornamelijk toefchrijft aan de pogingen van veïe Italiaanfchc fteden, om zich vrijheden en het regt te verkrijgen van eigene Overheden te kiezen. lanfranc , naderhand een zoo vermaard Godgeleerde , verklaarde federt het jaar 1032 , met zijnen ambtgenoot garnier , te Pavia openlijk den Codex van justiniaan, ook ftelde hij eene verzameling op van Regtsfpreuken en Regelen , welke zeer nuttig waren voor. Regtsgeleerden en Overheden. Zich vervolgens naar Frankryk wendende, opende hij eene dergelijke School in het Regt te Avranches in Nor mandie, tot hij , eenigen tijd daar na, Monnik werd. De Geneeskunde werd in dit Tijdvak ook op meer dan ééne wijze aangevat. De Grieken maakten zich verdienftelijk, door de oude fchatten, welke zij hier in bezaten, aan andere volken mede te deelen , fchoon zij zelve zich daar mede vergenoegden, zonder nieuwe vorderingen te beproeven. Dus vertaalde een Syrisch Christen, joannes mesue of van Damaskus, die te Bagdad onder den Chalif kl raschid leefde, tot het jaar 841, de fchriften der Griekfche Geneeskundigen in het Arabisch, waar bij hij eigene fchriften en voorlezingen voegde (*). In het Westen bleef de Geneeskunde bijkans enkel een eigendom der Monniken, gerbert bezat onder ziire kundigheden ook deze, bijzonder van de ongemakken der oogen; waar in zijn leerling fulbert nog verder kwam; die zelfs geneesmiddelen (*) faeric. Biblioth. Gr.ec. Val. XIII. p. 256. ffg.  GESCHIEDEN IS. 7i gaf, tot hij Bisfchop van Chartres werd. gilbert maminot , Bisfchop van Lifieux, was in het laatst der Xlde eeuw Lijfarts van den Engelfchen Koning, willem den Veroveraar. De eerfte ftraal van een ^ gundiger lot voor de Geneeskunde ging in Italië , op, alwaar bijzonder omtrent het jaar 1060 zekere ' konstantinus, de Afrikaner bijgenaamd, naar zij-' se vaderdad Karthago, op zijne menigvuldige reizen, bij de Arabieren enz., vele kundigheden opgedaan hebbende, aan de Geneeskunde in Europa een nieuw leven gaf, en den grond gelegd heeft tot de zoo vermaarde Geneeskundige School van Salerfio (*)• Zijn tijdgenoot gariopontus, die van galenus en andere oude Geneesheeren goed gebruik maakte, deed aan deze wetenfchap insgelijks goede dienden (f). Van de kunstgewrochten van het Oude Griekenland waren 'er te Konftantinopolen nog vele gedenkftukken over, waar bij nieuwe thans uitgewerkte van het velnuft der kundenaren en de praalzucht van het Hof aldaar getuigden. Zekere Bisfchop leo, in de IXde eeuw, maakte een' gouden boom , op welken gouden vogeltjes, door zekere veeren in beweging gebragt, hun gezang lieten hooren, terwijl een leeuw, door dergelijke veeren bewogen, zijn gebrul verhief. Dit kunstduk liet de verkwistende Keizer michael verfmelten. Evenwel zag luit- (*) fabric. Biblioth. Gr. Vol XIII. p. 123. (f) fabric. Biblioth. Lat. Med. et infim. eet. Tom. III. pag. 17. E4 ÏV boek II Afdeel. I loofdft. ia C. G. aar 814.. ot 1073. Teekenen andere beeldende kunften.  IV hoek II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 I 1 De Muzijk. t fef KERKELIJKE luitprand , als Gezant van eerengarius aan den Keizer konstantyn te Konjiantinopolen zijnde, een dergelijk kunstftuk van verguld koper (*). De berftelling van de Beelden der Heiligen bragt ook het hare toe, om de beeldende kunlten levende te houden; gelijk ook in het Westen de verfiering van Kerken en Kloosters, hoe zeer een fchrikbarend vooroordeel, in de Xde eeuw, dat het einde der wereld nabij was, en de Antichrist terftond na het (aar 100a verfchijnen zou, oorzaak was, dat men in vele gewesten geene nieuwe Kerken bouwde, en de oude vervallen liet; waar tegen echter kundige lieden van dien tijd zich met ijver verzetten, gelijk zekere IVestfrankifche Monnik, adso, in eenert Brief aan de Koningin gerberga, Gemalin van lodewyk van Overzee, (d'Outremer,') reeds omtrent het jaar 950 deed (f). Nadat het jaar 1000 verboren was, begon men, met nieuwen ijver, vooral in Frankryk en Italië, de Kerken, Kloosters, en Kapellen weder op te bouwen ($), waarom zich reien, zelfs Bisfchoppen en Abten, op de bouwkunst oeleiden, en daar in uitmuntten. Ook hebben fora. nigen gemeend, de uitvinding van het fchilderen net olieverf in deze eeuw in eenen theophilus , Presbijter, ontdekt te hebben. Over geene kunst werd in dit Tijdvak zoo veel ge- (*) zonar. Ann. LXVI. p. 157. luitprand de rcb, 'mpp. et Regg. L. VI. C. 2. (f) Jn Opp. alcüini pag. 1216-1219. (§) GLAtSR RODlLPH. HtSt. L. UI C. 4.  GESCHIEDENIS. 73 gefchreven, als over de Muzijk, of Toonkunde, die zoo naauw met den plegtigen eeredienst verbonden was; voornamelijk, federt door karel den Grooten het Roomfche Kerkgezang in zijn Rijk was ingevoerd. Onder allen echter, die over dezelve, in deze tijden, gefchreven hebben, muntte uit de Monnik guido aretinus , (van Arezzo,) die eene nieuwe zangwijze in het jaar 1026 uitvond, en derzelver toonklanken met de eerfte lettergrepen der eerfte regelen van eenen Lofzang op den Heil. joannes , Ut re mi fa fol la, benoemde, waarom men deze zangwijze Solmifatio noemde. Tot hier toe had geene der Westerfche natiën eene befchaafde eigene taal of fpraak, gefchikt ten diende der fraaije kunden en geleerdheid. Bijkans alle Geleerden of Geestelijken van deze eeuwen fchreven in het Latijn, hetwelk ook van velen in de lagere volksklasfen, zoo ver zich het Romeinfche °Gebied plag uit te (trekken, verdaan werd. Maar dit hield met de lXde eeuw op, zoo zelfs, dat 'er reeds Bisfchoppen genoeg waren, die geen Latijn verdonden , en dat aimon , Bisfchop van Verdun, zijne aanfpraak aan de Kerkvergadering te Moufon, in het jaar 9955 «« het Gallisch, dat is, in het deeds meer toenemend Fransch, deed. (Gallice concionatus est.) (*) Maar des te meer droeg men zorg, om het Latijn als Boekenfpraak te behouden, en delde daar toe Spraakkundige fchriften, Glosfarien en Lexica in goeden aantal op. ra- ba- (*) Conc. Mofemens. ap. hard. T. VI. P. I. p. 734E 5 IV boek II Afdeel. I Hoofdft, fa C. G. |aar 814. .ot 1073. Taalkunde.  IV boek II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073 Lntijn- fcheDich ters. 74 KERKELIJKE banus maurus maakte een uittrekfel uit de fchriften van priscianus (*), hij fchreef Glosfee Latinobarbarica de partibus humani corporis, en een gefchrift, de inventione linguarum, ab kebrcea usque ad theodiscam, et notis antiquis. iso, een vermaarde Monnik van Sr. Gallen, Schoolopziener, (Magister,) aldaar, fchijnt oplteller te zijn van een Latijnsch Woordenboek, nog in Handfchriften voorhanden, onder den naam van zijnen leerling salomo, Bisfchop van Costnitz Cf). Voornamelijk was dit Tijdvak vol Latijnfche Dichters, te talrijker, omdat bijna niemand meer wist, wat Dichtkunst ware. Men fcandeerde, hoewel niet altijd zoo als het behoorde; men maakte verzen, half in Romeinsch , half en meer in Kerkelatijn, over allerhande Kerkelijke en Burgerlijke onderwerpen. Voornamelijk vond men vermaak in Latijnfche verzen, die in het midden en op het einde rijmden. Ook bedacht men allerhande Poetifche Kunst/lukken. Zoo als men voornamelijk bewonderde een ftuk van raban de mijsterio, (of de laudibus) S. crucis, betraande uit 28 geheimvolle Beelden, met verzen opgevuld, en vergezeld van eene uitlegging in ondicht, milo , een Abt te St. Jimand, waar hij in het jaar 872 ffierf, en die zeer vaardig was in het verzenmaken, en fomtijds niet ongelukkig daagde, zoo als zijn gedicht, Conflictus veris et hiemis (%) bewijst, fchreef ook zulk een (*) Opp. T. i. p. 28. kiinstCt) fasric. Bib!. Lat. T. III. p. 4-4. (§) Ap. cudin. de SS. Eccles. Antiq. T. II. /. 326.  GESCHIEDENIS. 75 kunstftLik in de gedaante van een kogel, ter eere van het Heil. kruis. Men zou eene geheele lijst van Latijnfche Dichters kunnen optellen (*)-, de voornaamlte, die aanmerking verdienen , zijn: theodulf, die uit Italië door karel den Grooten in zijn Rijk getrokken en befchonken werd met de Abdij Fleury, en met het Bisdom van Orleans. Zijne Capitula ad Presbijteros parochie fua, getuigen van zijnen ijver, om de Geestelijkheid te verbeteren. Zijne gedichten beftaan in zes Boeken, meestal Elegien (t); i« bet tweede Boek vindt men ondei anderen het vermaarde gezang, waar van de Xll eerde verzen nog op Palmzondag in de RoomfclK Kerk bij de Procesfie gezongen worden: Gloria, laus et honor tibi fit, Rex, Christe Redemptor. Voorts kan het kleine gedicht tegen de Bedevaar ten (§), van de denkwijze en het dichtvermogei des Dichters getuigen: Non tantum isfe juvat Romatn, bene vivere quantura, Vel Roms, vel ubi vita agitur hominis. Non via credo pedum , fed morum ducit ad astra; Quis quid ubique gerit, fpcctat ab arce deus. Een ander Latijnsch Dichter is walafried , nu den bijnaam strabo of strabus , Qde Schede, Abt van het Klooster Reichenau, waar hij in h ja; (*) polykaupus wyser heeft ze opgenoemd in ziji Bhtoria poetarum ct poematum medii avi. . II. p. 184374, (f) Ibid, pag. 212.  GESCHIEDENIS. 77 Spraakkundige Dichter in Engeland uit de Xlde eeuw, joan van garlandia of garlandius. Dit alles en nog veel meer, werd in de Latijnfche taal gedicht, echter begon men tot een dergelijk oogmerk ook de eene en andere volkstaal te gebruiken. De vorming der Franfche taal uit verbasterd Latijn, die men het Boerenlatijn of de Romeinfche Tongval, (Lingua Romana Rustica, le Roman, le Romancier, la Langue Romance enz.) noemde, had in het tegenwoordig Tijdvak eenen zigtbaren en fnellen voortgang. Van de lXde eeuw af moest het oude Latijn voor het Romansch in den dagelijkfchen omgang onder de IVestfranken of Franfchen wijken. Maar eerst federt de Xde eeuw fchreef men die verdichte verhalen van krijgs- en liefde - avonturen, in het Romansch, die daar van den naam van Romans gekregen hebben. In de Xlde eeuw werden ook andere fchriften en overzettingen uit het Latijn in deze taal opgefteld, terwijl de gedichten of berijmde verhalen en volksliedjes in dezelve vermenigvuldigden. Ook kwamen thans die Provencaalfche Dichters op, die bekend zijn onder den naam van Troubadours of Trouverres, ( uitvinders, vinders, een gepaste naam voor Dichters.) Deze taal ging in de Xlde eeuw met de Noormannen naar Engeland over, en verdrong het Angelfakpsch uit de openbare plegtigheden een geruimen tijd. Andere Noormannen bragten ze in Beneden - Italië en Sicilië, alwaar de Siciliaanfche Dichters opgewekt werden, om ook in hunne gemeene taal, de Italiaanfche, zoo als die toen uit de puinhoopen der La- IV boek II Afdeel. I HoofdfK ia C. G. faar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. 1 Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. OTFKIED. 73 KERKELIJKE Latijnfche oprees, te dichten. Zelfs in Spanje, vormde zich de Kastiliaanfche Tongval op gelijke' wijze, terwijl echter het Provencaalsch, dat men ook het Limoftnsch noemde, in verfcheidene gewesten eene gewoone fpraak was. Maar de Oostfranken, die bij uitfluiting den naam van Duitfchers behielden, gebruikten hunne eigene taal, hoe ruw en onbefchaafd zij ook ware. In het jaar 842 floten lodewyk de Duitfcher bijgenaamd, en karel de Kale, Zoons van Keizer lodewyk den Godvruchtigen , een verdrag , hetwelk nog voor handen, en waar in de Frankifche Tongval naast het Boerenlatijn der Westfranken gefteld is. Te weten elk dezer Broederen bediende zich van de taal, die in het Rijk van zijnen Broeder gefproken werd , om van deszelfs krijgsvolk verdaan te worden. Dus zwoer lodewyk in de brabbeltaal van het Romansch Latijn: Pro Don amur, et pro Christian poblo et nostro commun falvament, enz. karel daartegen in het Frankisch: In Godes Minna, ind clurch tes Christianes folches, ind unfer bedhero gehaltnisfi enz. Maar, het gene nog merkwaardiger is, in eenen tijd, wanneer de Geestelijkheid in het Westen alleen het Latijn als de taal der Geleerden wilde aangezien hebben, ondernam otfried, een Duitfche Monnik en Priester, die tusichen de jaren 840 en 870 bloeide, in de Frankifche taal, (/» Frenkisga zungun,') te fchrijven, en vervaardigde eene Gefchiedenis der vier Euangelisten, in verzen vervat, in vijf Boeken, zoodat hij de eerde fchijnt geweest te zijn, die  GESCHIEDENIS. 79 die zoodanige proeve over den Bijbel ondernomen heeft. Hij heeft ook Duitfche en Latijnfche zinnedichten, als ook vele Predikatiën en Brieven nagelaten (*). Aan eenen Monnik notker , met den bijnaam labeo,(of Grootlij>,) in het Klooster St. Gal, fchrijft men eene parafrastifche overzetting der Pfalmen in proza toe. Hij was de derde van drie notkers , die zich in dit Klooster beroemd gemaakt hebben, en overleed in het jaar 1022. De oudfte van dezelven, die men den Stamelaar, (Balbulus,) noemde, overleed in het jaar 912. Deze verbeterde het Kerkgezang naar het Roomfche, en fchreef eenige Geestelijke Liederen, en andere Boeken, en is onder de Heiligen geplaatst. De tweede vermaarde notker van dit Klooster, die omtrent het jaar 975 geftorven is, was te gelijk Geneesheer en Schilder, men noemde hem Piperis granum, om zijn deftiger en ftrengen inborst, deze ftelde ook Geestelijke Lie deren op (f). De derde notker fchreef de ge melde overzetting der Pfalmen, waar hij fomtijd twee Latijnfche Overzettingen van eene plaats bij brengt, die hij ook tweemaal overzet, en die ui de verfchillende uitgaven en verbeteringen der oud Latijnfche Overzetting ontleend zijn. Hier voegt h nu en dan ophelderingen bij, ook met Latijnfch woorden, doch welke hij dan weder vertaalt. D plaats Pf. II. 7. mag tot eene proeve van deze at (*) TRiTHEMius Chron. Hirs. ad a. 863. (f) fabric. Bibl.Lat. med. et inf. atat.T.V. p. 14; IV boe* II Afdeel. I Hoofdit. naC. G. Jaar 814. tot 1073. NOTICER. t i 1  IV BOER II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814, tot 1073. WU.LEB.AM Of tVALRAW. J I < 80 KERKELIJKE arbeid dienen: Dominus dixit ad me: filius tneus es tu; ego hodie genui te, id est, fine tempore. (ana zit.) — Min fater chad ze mir, min fun bist tu, hiuto gebar ik tik. Gote ne ist nehein zit preteritum, (iigangen,) nok futurum, (chumftig.j Imo ist hiuto, al daz io gefchah, alde noh gefcehen fol. Pediu ist fin fon hiuto geborn. willeram of ook walram , die te Parys een' tyd lang de Wijsgeerte zal onderwezen hebben, is de derde Duitfche Bijbel-overzetter van dit Tijdvak. Hij is waarfchijnlijk overleden in het jaar 1085, en fchreef eene dubbele Parafrafe van het Hoogelied van Salomo , de eene in Latijnfche Leoninifche Hexameters ; de andere in Proza en Duitsch, met vele tusfchengemengde Latijnfche uitdrukkingen. In zijne Latijnfche Voorrede klaagt hij over het verval der geleerdheid, bijzonder van de Bijbelfche Uitlegkunde. Den aart van zijnen arbeid kan men uit de volgende proeve kennen. Hoogl. I. 4. Attrahe me post te, me folam nil fcio posfe, Sic unguentorum currens in odore tuorum, Advoco quos posfum comitatum pergerenostrum; In fua qua: ftruxit me Rex cellaria duxit, Significans per fpem, qua; tradet post milii per rem. Zuich mih nah dir, fo lofon wir in demo ff anke, (voor geur,) diner 0 falbon. Ih bekennon min inkraft, none dannan hilf mir mit dinen gnadon 0 fcunt ih andera ze dinemo wega. Der Kuning eitota mih in fine gegademe. Ih weiz nu in fide t fpe, die gnada die er noh gibet in re. De  GESCHIEDENIS. 8* De Joden, hoe zeer ook dan vervolgd, dan beIchermd, en over het geheel zwervende, verwaarloosden echter niet geheel de wetenfehappen, zoo ver dezelve voor hen behoefte waren. Terwijl de Christenen, die hen zoo vaak tot hunnen Godsdienst dwingen wilden, de Hebreeuwfehe taal en andere daar mede verbondene kundigheden verwaarloosden, maakten de Joden alleen daar van hun werk; zoo lang ook de vermaarde Scholen te Sora en Pumbeditha in wezen waren, hadden de wetenfehappen een vast verblijf onder de Joden. De Opzieners dezer Scholen trouwens, ftonden bij hen in zoo groot aanzien, dat de hoofden der natie, die den naam van Hoofden der gevangenen of der balling' fchap voerden, hunne bevelen door dezelven lieten onderteekenen, om ze te meer kracht te geven; dikwijls waren ook deze waardigheden in één perfoon vereenigd. De gemelde Opzieners behoorden nog tot die klasfe der verhevene Leeraren, (D^INJ,) die federt het jaar 697 met r. chanina , Beduurder der School te Pumbeditha, hun begin genomen hadden. Maar zij eindigden thans ook met r. hai gaon bar , rav scherira, die in het jaar 1038 gedorven is. Van tijd tot tijd nam de bloei dezer Scholen door verdeeldheden, door de lotgevallen van het Chalifaat, en door vervolgingen af, en reeds kort na het midden der Xde eeuw ging de School te Sora te niet , maar die van Pumbeditha omtrent honderd jaren later. — Nu en dan vindt men Joodfche Geneesheeren aan de Hoven van Christen Vorften. Keizer karel de Kale zal in het jaar 877 XIII. Deel. F van IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Geleerdheid onder de Jetden.  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 8a KERKELIJKE van zijnen Joodfchen Geneesheer zedekias , die te gelijk een Tooveraar was, met vergift zijn omgebragt, volgens de Frankifche Jaarboeken, hoewel de Fuldafche Jaarboeken den Vorst aan eene ziekte laten fterven. De ondergang der voornaamfte Scholen bragt een foort van verhuizing der geleerde Joden te weeg. Hunne Leeraars, thans ouder den naam » (Rabbaniten,) bekend, vonden hunnen toevlugt meest in de Westerfche Landen, en bijzonder in Spanje, waar zij de gunst der Arabifche Vorsten genoten, uit het Huis der Ommijaden, die van de groote Chalifen te Bagdad uit het Huis der Abasfi. den onafhankelijk waren. Behalven deze Rabbaniten, die de heerfchende partij onder de Joodfche Leeraren uitmaakten, waren 'er ook Kare'érs of Karotten, die van alle bijvoegfelen bij de wetten van moses afkeerig waren. Behalven de twisten tusfchen deze beide partijen, ontfïonden 'er onder de Spaanfche Joden in de Xlde eeuw ook andere over een oud verbod van hunne Leeraren, dat niemand van hun Volk zijnen Zoon de Griekfche taal mogt laten leeren. r. salomo te Barcellona waagde het, dit verbod in zoo ver te bepalen, dat men zulks niet zou doen, voordat dezelve XX jaren oud was, terwijl Rabbi mar het geheele verbod affchafte; gelijk dan ook federt vele Joden zich meer op de geleerdheid der Grieken hebben toegelegd. De Joden hadden in dit Tijdvak ook verfcheidene Schrijvers, onder welken bijzonder Rabbi saadïas gaon verdient opgemerkt te worden, die in het  het jaar 942 overleden is. Hij was de eerfte Spraakleeraar onder de Joden, hoewel zijne fpraakkundige fchriften allen verloren zijn gegaan; maar wij hebben nog van hem eene Arabifche Vertaling der vijf Boeken van mozes. Ook heeft hij eene verklaring gefchreven over het Boek Job, als ook over het Hogelied en over Daniël, en een Boek over het Gehof. Zelfs bragten de Joden in deze eeuwen eenen verdichten Schrijver te voorfchijn, die onder hen zeer beroemd is geworden, en over wien zelfs naderhand Christen Geleerden nog getwist hebben. Onder den naam van josefus, of jozef, Zoon van gorion, daarom Gorionides, en bij de Joden ook ptynr, Jofppon, of josippus genoemd, gaf een onbekende zich uit voor hunnen ouden Gefchiedfchrijver josefus, en fchreef in de Hebreeuwfche taal een werk in VI Boeken, bevattende de gefchiedenis van verfcheidene , inzonderheid Europifche volken, van alexander den Grooten, het Romeinfche Rijk; maar uitvoerigst van de Joden, onder hunnen tweeden Tempel, tot deszelfs verwoesting door titus. — In dit Tijdvak was het, dat de Arabieren, door eenigen van hunne Vorsten daar toe aangemoedigd, groote vorderingen in de geleerdheid maakten. Wij hebben reeds voorheen gezien, wat de Chalif al mansur, omtrent het midden der VHIfte eeuw, en al raschid tot in het begin der IXde eeuw, ten dien einde verrigt hebben.' Beiden werden nog overtroffen door dznChalif al mamum, of al mamom, F 2. die IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. naC. G. Jaar 814. tot 1037. Geleerdheid onder de Arabieren  IV BOEK u Afdeel. 2 Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot IQ73. -1 1 i i < 84 KERKELIJKE die van het jaar 813 tot S33 geregeerd heeft, en eigenlijk de ftichter van eene blijvende, uitgebreide, zeer vruchtbare neiging tot geleerdheid onder zijn volk geweest is. Toen al mamum nog Stadhouder was van zijnen vader in Chorafan, verzamelde hij eene menigte Griekfche, Per/ïfche, en Chaldeeuwfche Geleerden om zich, aan welke hij joan mesue, van wien wij hier voor gefproken hebben, tot Opperopziener gaf. Toen hij zelf den troon beklommen had, liet hij van alle kanten Boeken over allerhande wetenfehappen verzamelen, en die uit het Grieksch in het Arabisch vertalen. Onder dezen worden bij namen genoemd de fchriften van hippocrates , aristoteles en galenus. Ook leide hij Scholen aan, onder welken die van Bagdad en Basfora de bloeijendfte waren. Hij verzocht den Griekfchen Keizer theofilus hem den vermaarden Wijsgeer en Wiskunftenaar leo toe te zenden, hetwelk deze Keizer echter volltrekt weigerde, omdat bij de werenfehappen, welke een voorregt der Grieken waren., aan geene andere volken wilde medeleelen. De Arabieren dus door dezen Chalifen zijne opvolgers opgewekt, beijverden zich de wetenfehappen :enige eeuwen lang met zoo veel vlijt, dat zij de Christenen befchaamden, hoewel de dweepzucht en geestdrijverij, welke aan het gros des volks eigen >leef, aanleiding gaf tot groote bewegingen. Dus ;ebood al mamum in het jaat 827 te leeren, dat le Alkoran gefchapen zij, hetwelk de Schiïten wel vilden aannemen, maar waar tegen zich de Sonni- ten  GESCHIEDENIS. ï>5 ten met zoo veel ijver verzetteden, dat hij fommigen van hen ter dood zou hebben laten brengen, indien zijne eigene dood niet tusfchen beide gekomen was. alwatek billah, die federt het jaar 841 regeerde, en zich al mamum grootendeels ten voorbeeld (lelde, noodzaakte zijne onderdanen, dit gevoelen van den Koran aan te nemen, als ook, dat men God in het toekomende leven niet met ligchamelijke oogen zien zal; maar hier door maakte hij zich bij zijne onderdanen gehaat, en de daar dóór ontdane onrusten bewogen den volgenden Chalif'hl. motawakkel , om de tot hier toe vervolgde partij Mi zijne befcherming te nemen. Zoodanige twisten en verbitteringen dremden bij de Arabieren den voortgang der geleerdheid niet minder, dan de Godgeleerde verfchillen zulks bij de Christenen deeden. Geene partij echter dichtte in het Chalifaat erger opfchuddingen, dan de Karmathiers, die in de laafde' tijden der IXde eeuw opkwamen. Derzelver dichter karmath fchijnt zich tot een' Hervormer van mohammeds Godsdienst opgeworpen te hebben. Toen hun getal tot vele duizenden was aangegroeid, begonnen zij eenen openbaren oorlog, en de eene foort van Dweepers bedreed de andere op eene woeste en geweldige wijze. Maar een geleerde Arabier, atimed ben jahia, die in het jaai 905 of wat vroeger overleden is, deed in verfcheidene fchriften een' aanval van eene andere en betere natuur op den Godsdienst van mohammed , en leide zich toe, om door redenen het Goddelijti gezag van den Alkoran te vernietigen, maar z'y'ne F 3 ver- IV BOEK II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. I Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1037. 86 KERKELIJKE vertoogen maakten geenen indruk op eene Godsdienstgezindte, die enkel verpligt was, om te gelooven; men wederleide hem, door hem te verfoeijen. Voorts duurde in dit geheele Tijdperk het verfchil der Sonniten en Schïiten, wier onderlinge haat niet weinig toebragt tot verzwakking van het Chalifaat. Ook hielden de Chalifen lieverlede op, voorbeelden te geven van geleerde oefeningen, al radi, die in het jaar 940 overleed, was de laatfte van hen, die gedichten gefchreven heeft, welke bewaard zijn geworden; ook hield hij meermalen openlijke redevoeringen , en wijdde zijne ledige uren aan de verkeering met geleerde en bekwame mannen. Echter bleven de Scholen der Arabieren in geheel Azië, tot Bokhara toe, in aanzien, en buiten Azië te Alkahira of Kairo in Egypte, te Marokko, in het noordelijk Afrika, en te Cordua in Spanje, enz. Onder de geleerde Arabifche Schrijvers van dezen tijd verdienen inzonderheid genoemd te worden al rendi, Of VOlledig abu jussuf ben ishak al rendi, dien men, bij uitnemendheid, den naam van Wijsgeer gegeven heeft. — Ten zelfden tijde leefden drie Zonen van musa, mohammed, ahmed, en hosain, aan welken de Chalif al mamum opdroeg, om den waren omtrek der aarde af te meten. — Ook verwierf, omtrent het midden derIXde eeuw, al fragan , of eigenlijk ahmed of Mohammed ebn cothair al fargani , grooten roem in de Starrenkundige vvetenfchap. — abu-gafar Mohammed , die omtrent het jaar 922 te Bagdad overleed, fchreef de meestgeachte uitlegging over den  GESCHIEDENIS. 87 Koran, en eene vermaarde Chroniek der Wereldgefchiedenis tot zijnen tijd toe. — Nog beroemder is rhases of rhazes, met zijnen vollen naam mohammed ben sechar ja al rasi, die de Geneeskunde en Wijsgeerte met zoo gelukkig gevolg beoefende, dat hij daar in de algemeene Leeraar der Oosterlingen werd. Hij was de eerfte Chijmist of ftoflcheidkundige onder de Arabieren, die men kent, en de eerfte onder 'de Ouden, die over de ziekten der Kinderen gehandeld heeft. - Een zeer bekwaam Spraakkundige en Dichter, ibn doraid , overleed in het jaar 931. Zijn Arabisch Woordenboek is ondei de Handfchriften der Leidfche Bibliotheek te vinden. Gelijken roem behaalde motanabbi , die in het jaai 965 ter dood gebragt werd, wiens gedichten bij df Arabieren voor onverbeterlijk gehouden worden, Doch onder meer andere Dichters, Redenaars, Ge fchiedfchrijvers, Spraakkundigen, en andere Schrij vers, was ook een foort van Mohammedaanfchet vrijgeest, de blinde Dichter abu'l ola ahmed die in het jaar 1056 in eenen meer dan tachtigjari gen ouderdom uit de wereld fcheidde. Bij abul peda vindt men eene proeve van zijne gevoelens ii eenige Dichtregelen, in de eerfte van welken h zegt: „ Ik verwonder mij over kosru en zijn „ aanhangers, (hij bedoelt de Magt en Perftane. „ in het algemeen,) dat zij hun gezigt met koe „ haar wasfchen; ik verwonder mij over de Chrh „ tenen, dat zij gelooven, dat God ftraffeloos mi< „ handeld, gemarteld en gedood is geworden. ] „ verwonder mij over de Joden, dat zij beweeren F 4 „ d IV BOCK II Afdeel. I Hoofdit. tra C. G. jaar 814. 01 1073. I » 1 j t » It  IV Boek II Afdeel. I Hoofdit. na C. G. Jaar 814, ot 1073. ï WEE- 58 KERKELIJKE „ dat God van het murmelend geruisch van het „ uit de aderen Hortende bloed, en den geur der „ offeranden houdt; ik verwonder mij over fommis> gens (deze zijn de Mohammedanen,') die van ,,. de uiterfte einden der aarde zamenkomen, om „ kleine fteentjes, (in het dal Mena,) te werpen , „ en eenen fteen, (den zwarten fteen aan de Caa„ ha,) te kusfen. ó Zonderlinge voorfchriften en „ bijgeloovige gevoelens der menfchen! Is dan het s, ganfche menschdom zoo blind, dat het de waar„ heid niet kan inzien? " Niemand echter onder de Arabifche Geleerden van lit Tijdvak heeft meer aanzien en gezag verkregen, Jan avicenna, gelijk men zijnen naam verkort ïeeft, eigenlijk heette hij abu ali , al hosain, bn abdallah, ibn sina , al scheikh , al reis, :elfs de Arabieren noemen hem gemeenlijk enkel bn sina. Hij kwam in het jaar 980 te Bokhara er wereld, en overleed in het jaar 1038 in de ftad Ramadan. Hij was bijzonder vermaard door zijne ;ennis in de Geneeskunde, en zijn Canon, of zanenltel der Geneeskunde, was langen tijd, zelfs tot 11 de XVIde eeuw, het hoofdboek in deze wetenchap, terwijl zijne voorfchriften en geneesmiddelen •ijna als onfeilbaar gehouden werden.  GESCHIEDENIS. «9 TWEEDE HOOFDSTUK. Uitbreiding van den Christen-Godsdienst. Bekeering der Noordfche Volken; JDeenen, Zweden, Noorwegers, Polen, Rus/en enz. Volgens het gene wij, in het vorige Hoofd/tuk, gezien hebben, aangaande de gefteldheid der geleerdheid onder de Joden ^Arabieren, behoeft men zich niet te verwonderen, dat het Christendom onder hen geene voortgangen gemaakt heeft. De eene en anderen waren ingenomen met de voortreffelijk., heid van hunnen Godsdienst, en waren over het geheel beter bekend met de bronnen van hunnen Godsdienst, dan de Christenen, die te onkundig waren in de Arabifche taal, om de Mohammedanen uit hunnen Koran te kunnen bedtijden, en in de Hebreeuw fche taal, om de Joden uit hunne Heilige Boeken te kunnen overtuigen; waar bij kwam de wederzijdfche haat en verachting, als ook de onderdrukkingen, welke deze volken van de Christenen afkeerig maakten. Allerminst konden proeven, om de Araheren oi Saraceenen te bekeeren, gelukkig dagen, daar deze in zoo vele gewesten den meester fpeelden, en hunnen Godsdienst, als geestdrijvers, met het zwaarc voordonden. In Spanje, en het hedendaagsch Portugal, kwamen wel, in dezen tijd, door den aan was der Christen vordendommen, vele Arabtere, F 5 on IV BOEÏ II Afdeel. II Hoofdit. ia C. G. [aar 814.. tot 1073. HetChristendombreidt zich niet uit onder de Mohammedanen. 1  IV DOEK II Afdeel, II Hoofdft, na C. G Jaar 8M tot 1073 Vervolgingender Chris tenen door de Mohammedanen. Toeftand Pa KERKELIJKE onder de heerfehappij der Christenen, ook begonnen de Vorsten wederzijds in Staatkundige verbindtenisfen te treden, maar zonder eenige gevolgen ten aanzien van den Godsdienst. •. 0ok 01"bKekt het niet aan voorbeelden, dat de . Christenen veel meer vervolgingen van de Arabieren ■ geleden hebben. Zoo werden in het jaar 851 vele Christenen te Cordua ter dood gebragt, omdat zij den Godsdienst van mohammed openlijk tegenfpraken. eulogius, een Presbijter, of Priester, deed vele moeite om hun ftandvastigheid en moed in te boezemen, en als de Bisfchop reccared aan de Arabieren verklaard had, dat Christenen, die zonder dringende redenen het Mohammedaansch geloof fmaadden, niet als Martelaars konden aangezien, maar veel meer als oproermakers mogten geftrafc worden, fchreef eulogius tot verdediging dezer Martelaren; hij zelf, kort te voren, tot Aartsbisfchop Van Toledo verkoren, werd in het jaar 859 onthoofd, omdat hij eene Mohammedaanfche Juffer tot het Christendom gebragt had, ook werd kort daar na deze zijne leerlinge ter dood gebragt. Zijne fchriften: Memoriak fanctorum, feu Libri Hf de Martijribus Cordubenfibus; apologeticus pro mar< tijribus adverfus calumniatores; exhortatio ad martijrium, five documentum martijriale ad Floram et Mariam, virgines Confesfores, met eenige Brieven die in de Bibliotheca PP. Coloniens. T. XV. fhan' wijzen ondertusfchen meer eenen welmeeneiid ijverenden, dan kundigen man aan. In andere landen onder het gebied der Saraceenen was  GESCHIEDENIS. 9* was de toeftand der Christenen over het geheel dragelijk , hoewel wij aan geene uitbreiding van hunnen Godsdienst of aan eenen bloeiltand denken mogen, en zij ook niet zelden aan verdrukkingen waren blootgefteld. al mamum was hun niet ongunftig, ook kregen zij, onder zijne regering, de Kloosters weder, welke hun in Egypte ontnomen waren (*). Maar de Chalif al motawakkel gebood, dat zij, gelijk ook de Joden, lederen gordels en andere teekenen ter onderfcheiding van de Mohammedanen dragen, op geene paarden, maar enkel op ezels of muilezels rijden, en op de deuren hunner huizen de beelden van duivelen, apen, en zwijnen zouden laten fchilderen (f). Hij had echter eenen Christelijken Geneesheer in zijnen dienst, honain ebn isaak , van dezen begeerde hij, dat hij een vergift zou ge'reed maken, waar mede hij, op eene heimelijke wijze, zijnen vijand uit de wereld zou kunner helpen. Dit weigerde deze Geneesheer, niettegenftaande alle bedreigingen en eene gevangenis van eer jaar. Eindelijk gevraagd wordende, waarom hij dei Vorst weigerde te gehoorzamen? gaf hij ten ant woord: Zijn Godsdienst, die hem leerde, zelf aan zijne vijanden wel te doen; en zijn beroep al Geneesheer, hetwelk hem verpHgtte, alleenlijk heil zame geneesmiddelen te geven. Van toen af wen hij met eerbewijzen en weldaden overladen (§). On I dei (*) elMacin. Hist. Saracen. L. II. p. 177. (|) eutych. Chron. pag. 448. (§) abulfar, Hist. Dijiiast. pag. 171-173- IV BOEK II Afdeel. II iloofdft. ia C. G. Jaar 814. tot 1073. der Christenen onder het gebied der Saraceenen. t > l  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G Jaar 814 tot 1073 Gedrag der Christenen omtrent de Joden. : 1 92 KERKELIJKE dertusfchen fchijnen de Christenen onder de Ara. bieren hunne meeste verdrukkingen van bijzondere bevelhebbers of van het gemeene volk geleden te hebben. Dus verbrandden de Mohammedanen in het jaar 921 te Damaskus in een oproer de groote Kerk der Christenen en een daar nevens ftaande Nonnen-Klooster (*). Eenige jaren daar na werd den Monniken, Bisfchoppen, en armen der Christenen in Egypte een hoofdgeld opgelegd. Doch op voorftel van eenige Monniken aan den Chalif moktader billa werden zij daar weder van bevrijd (f). fH het jaar 936, gaven onderlinge twisten der Christenen in Egypte aanleiding, dat hunne Kerken, met alle derzelver kostbare gereedfchappen, hun ontnomen werden (§). De fchriften der Christenen tegen den Mohammedaanfchen Godsdienst, hoedanigen, gelijk wij gezien hebben, zelfs de Keizer leo de wijze, omtrent het begin der Xde eeuw,vervaardigd heeft , deeden ook weinig nut onder de Ara* lieren, en dienden op zijn hoogst, om de Christenen terug te houden, van tot de Mohammedanen af te vallen. Het fcheen wel gemakkelijker, de Joden tot het Christendom te brengen, maar de haat en verach:ing, waar mede men hen bejegende, fchrikte hen if van het Christendom, en aan den anderen kant liet minder, wanneer zij vrijheid en welvaart genoen. In het Frankifche Rijk waren zij door karel den C*) ELMACIN. /. C. pag. 246. (t) Ibid. p. 243. (§) Ibidi p. 261.  GESCHIEDENIS. 93 den Grooten niet ongunftig behandeld. Zijn Zoon lodewyk bewees hun zoo veel genegenheid , dat zijne Christen onderdanen gedeeltelijk daar over hun misnoegen betoonden. Deze Keizer had eenen Joodfchen Lijfarts zedekias , van wiens tooverkunften men vele belagchelijke bijzonderheden verteld heeft (*). Ook waren de Joden door den koophandel en geldvvoekeren reeds zoo rijk geworden , dat zij van de voornaamfte Heeren van het Rijk allerhande voorregten konden bekomen. Dit wekte den ijver op van agobard , Aartsbisfchop van Lyon, die zich in het jaar 82a deswegens bij den Keizer in eenen Brief beklaagde (f). In eenen tweeden Brief verhaalde hij, hoe de Kerkvaders jegens hen gezind waren geweest, en fchreef aan de Joden de ongerijmdde gevoelens toe (§). Hij reisde zelf naar het Hof, om zijne voordellen aan te dringen, maar de Keizer gaf hem bevel, om naar huis te keeren; nu keerde hij zich, in eenen Brief, aan de voornaamfte Staatsdienaren (**), opdat zij een Keizerlijk bevel zouden te weeg brem gen, hoe men zich te gedragen had omtrent Jood fche Haven. In eenen anderen Brief, eenigen tijc daar na (ff), klaagt hij over een Keizerlijk bevel. waai .(*) tritiiem Chron. Hirfaug. ad ann. 879. ( f ) De infolentia Judeeor. Opp. T. I. p. 59-66. ( § ) Epist. de Judaicis fuperfiitionibus ibid. p. 66-88. (**) Confultatio et Supplkatio ad Proceres Palatii d hapthmo Judaicorum mancipionim. I. cp. 98-102. (ff) Epist. ad Proceres Palatii contra pneceptui ia IV boek II Afdeel. II Hoofdit. naC. G Jaar 814 tot 1073 1  IV boek II Afdeel. II Hoofdit. na C. G, Jaar 814. tot 1073, 1 l 94 KERKELIJKE waarop de Joden zich beriepen, volgens hetwelk geen Joodfche^ï tegen den wil van zijnen Heer gedoopt mogt worden. Nog is 'er een Brief van hem aan eenen Frankifchen Bisfchop (*), bij wien hij zijne klagten uitltort over de verleidingen en andere treurige gevolgen, welke uit de verkeering en gemeenfchap met de Joden voortvloeiden, en in der daad, hoewel 'smans ijver en Godsdiensthaat openlijk te ver gingen, kan men echter begrijpen, dat rijke en vermogende Joden op de Zeden en Godsdienstgevoelens van vele Christenen, die ten dezen tijde over het geheel flegt onderwezen waren, nadeeligen invloed kunnen gehad hebben; men leest zelfs van eenen Diaken, bodo , die zich in het iaar S39 liet befnijden (f). karel de Kale, die den Joodfchen Lijfarts van zijnen Vader bleef behouden, van welken een later gerucht wil , dat hij , in het jaar 877, zal vergeven zijn , hoewel de opfteller der Fuldafche jaarboeken (§) eenvoudiger verhaalt, dat deze Vorst isn eene ziekte geflorven is, fchijnt ook de Joden in zijn Rijk befchermd te hebben, waar tegen ech:er zijne Geestelijken wakker in de weer waren " )m de bekeering der Joden voort te zetten. ' Ook mpium de Baptismo Judaicorum mancipioritm l. c, p. 193-19?. (*) Epist. exhortatoria ad Nibridium, Episc. Narbon, le cavendo convictu et focietate Judaica ibid.p. 102-190.' Cf) Annal. Bertin. ad a. 839. (§.) Ad h. a. ap. fueher. T. l.p. 50.  GESCHIEDENIS. 95 Ook werd de haat tegen de Joden onderhouden en aangevuurd, doordien men hen van verraderlijke zamenfpanningen met de Arabieren tegen de Christenen befchuidigde. Volgens eene oude vertelling hadden de Joden te Touloufe kort na het jaar 805 den Saraceenfchen Vorst abderrahman in Spanje opgehitst, om in Frankryk te vallen, en de Christenen aldaar uit te roeijen, ook zou hij dadelijk een aanzienlijk gedeelte van hetzelve bemagtigd, de inwoners omgebragt, en alken den Joden, ingevolge zijne heimelijke verbindtenis met hen, Vergund hebben, te Touloufe te wonen. Maar nadat karei, hem' naar Spanje terug gedreven, en Touloufe weder ingenomen had, zal hij de Joodfche inwoners dezer Had alle ter dood verwezen, en niet dan op aanhoudend fmeeken, alleen de meest fchuldigen geftraft, maar ten aanzien der overigen verordend hebben , 'dat jaarlijks één van hen , op de bepaalde Feestdagen, voor de kerkdeur, van een' fterk man eene oorvijg zou ontvangen , en zij vooraf drie pond wasch als eene fchatting zouden opbrengen, basnage heeft reeds aangetoond, dat deze vertelling, ten grootften deele, ongerijmd is, ondertusfehen is hel zeker, dat deze behandeling der Joden te Toulouft tot in de Xlde eeuw geduurd heeft. , Eene Kerkvergadering te Mets verordende in hei jaar 888 (*), dat niemand met de Joden eten er drinken, noch fpijs en drank van hen aannemei zou. Men haatte zelfs de Joden zoo onverzoen lijk (*) hard. Act. ConciU. T. VI. P. I. p. **S. IV boek II Afdeel. II Hoofdit ia C. G. [aar 814. :ot 1073. [ I  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814 tot 1073. i 1 t t Lotgevallen der Joden in het Oos- i ten. j. f e 96 KERKELIJKE lijk, dat men genegen was, om hun leven als een offer aan God op te offeren, ferdinand I, Koning van Leon en Kastilië, had bijna, toen hij in het jaar 1065 zijnen laatiten veldtogt tegen de Arabifche Koningen van Saragosfa en Toledo ondernam, vooraf, daar toe aangezet door zijne Gemalin, alle de Joden van zijn Rijk laten nederfabelen, om zich dus van de overwinning te verzekeren, indien zijne Bisfchoppen dezen moord niet verhinderd hadden, waar over de Paus alexander II hen prees, en hunnen tegenfland goedkeurde (*). Met zoodanige hatelijke gezindheden konden de wederleggingen, welke men tegen de Joden fchreef, geene werking doen. amulo , of amularius , Aartsbisfchop van Lyon, fchreef onder anderen een Boek tegen hen in het jaar 840. (Contra Judcees Liber, ad Carolum regem, Lotharii Imp. fratrem.') Maar voornamelijk de Kardinaal petrus damiani, n de Xlde eeuw, waar in hij de Joden van de vaarheid van den Christelijken Godsdienst trachtte e overtuigen: Antilogus contra Judaos, et Diaogus inter Judceum et Christianum (f). De toeftand der Joden in het Griekfche Keizerijk, en onder de regering der Chalifen, was ook fwisfelend, even als in het Westen, doch over et geheel niet ongelukkig. In het Rijk der laatstemelden hadden zij hunne Vorsten der ballingfchap n bloeijende Hooge Scholen. Evenwel zal men de (*) Epist. XXXIV. ap: labb. Concil. T, IX. p. 1183. Cf) Opp. Tom. III.  GESCHIEDENIS. 97 de vertelling ligtelijk voor Joodfche grootfpraak houden, dat alleen in de ftad Phiruz Schibbur, niet ver van Babyion, alwaar eene nieuwe Hooge School was, 900,000 Joden zullen gewoond hebben. De Christenen befchuldigden hen fteeds, als hunne met, de Mohammedanen verbondene vijanden; en als de- ] ze in het jaar 939 de Christen Kerken te Askalon 1 plunderden en verwoestten, zullen de Joden hun daar in de hand geboden hebben. (*). Van bekeeringen der Joden in deze gewesten vindt men naauwelijks eenig fpoor, maar wel, dat tegen het einde der Xde eeuw, de voornaamfte Staatsdienaar van den Egyptifchen Sultan, jakob, Zoon van jozef, van een' Jood een Mohammedaan geworden is (f). Doch zelfs in de landen, waar Joden en Mohammedanen onder der Christenen heerfchappij leefden, moeten zulke voorbeelden plaats hebben gehad, dewijl nog in het jaar 1233 de Koning van Arragoniï en Majorka, jakob , eene wet gaf, dat geen Jood een Saraceen, en geen Saraceen een Jood zou worden (§). In de laatfte honderd jaren van dit tijdvak namen de zaken der Joden in het Oosten "eene ongunftige wending, wanneer hunne vermaarde Scholen meerendeels te grond gingen; ook brak eene vervolging tegen hen uit, bij het vernietigen van het Chalifaat, in welke hunne Vorsten der ballingfchap omkwamen, zonder dat de natie weder nieuwe verkorf*) elmacin. Libr. III. pag. 262. (f) Ibid. pag. 315. (§) petr. de marca Mare. Hisp. pag. 527. XIII. Deel. G IV boek II Afdeel. II loofdft. a C. G. aar 814. ot 1073.  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 98 KERKELIJKE koren heeft, hakem, derde Sultan van Egypte, uit het geflacht der Fatimiden, federt het jaar 996, onderdrukte zoo wel de Christenen als Joden, en ontnam hun hunne Kerken. Velen van dezen namen hetMohammedaansch geloof aan, aan welke hij echter naderhand vrijheid gaf, om tot hunnen ouden Godsdienst terug te keeren, en hunne Kerken weder op te bouwen (*). In het Griekfche Keizerrijk noemt de Gefchiedenis de Joden zeldzaam; maar altijd met afkeer tegen hen, waar toe veel kan bijgebragt hebben, de overeenkomst van hun gevoelen omtrent de Beelden met de Beeldftormers van dien tijd. De Keizer michael de Stamelaar, die federt het jaar 820 regeerde, betoonde zich jegens hen zeer gunftig , hetwelk waarfchijnlijk mede eene reden kan geweest fcijn, waarom men hem zoo zwart heeft afgefchilderd (f). In de Legenden van den Armenifchen Monnik en Wonderdoener nicon komt ook een tooneel voor, hetwelk, hoe min geloofwaardig het zijn moge, echter toont, welken algemeenen haat zelfs eerwaardige mannen onder de Christenen tegen de Joden gevoed hebben (§). Hij weigerde die van Sparta, zoo luid het verhaal, van de pest te bevrijden, ten zij zij de Joden uit hunne ftad verdreven. Zekere joannes aratus noemde dit onregtvaardig, en bragt zelfs eenen Jood, onder voor- wend- (*) ELMACIN. /. c. p. 323. (f) zonaras Annal. L. XV. T. II. p. 135. CS) In baron. Ann. ad a, 963.  GESCHIEDENIS. 99 wendfef, dat hij een kunftig werkman was, weder in de ftad, maar nicon dreef hem met flagen weg, en aratus werd kort daar na door eene ziekte weggerukt. Ondertusfchen hadden de Chtistenen, in dit Tijd- ; vak, grooten voorfpoed in het bekeeren der Heide-; nen. In het Noorden van Europa werd het Chris-1 tendom geplant onder de Deenen, Zweeden en Noor- ■ wegers; in Duitschland werden de Bohemers, Moravi'èrs, Sorben en andere Slavifche volken; in de Oosterfche gewesten de Polen en Rusfen; en in de meer Zuidelijke de Bulgaren en Hongaren, tot het aannemen van het Christendom gebragt. Een binnelandfche krijg over de opvolging datftaan in het Rijk van Zuid - Jutland, noodzaakte heriold of harald in het jaar 814 zijnen toevlugt te nemen tot lodewyk den Godvruchtigen, Zoon en opvolger van karel den Grooten , die deszelfs mededingers naar het Rijk met de wapenen dwong, hem deel te geven in het gebied; doch als harald zich' in het jaar 82a met zijne medebeftuurders weder tot dezen Keizer wendden, om de op nieuw gerezene gefchillen te beflechten, befloot deze twee Graven naar hun Rijk te zenden, en bij deze gelegenheid ook de kennis van den Christelijken Godsdienst derwaards te brengen, waar toe op eene Kerkvergadering te Attigny, ebbo, Aartsbisfchop van Rheims verkoren, en halitgar hem als medehelper medegegeven werd; deze zending werc' door Paus paschalis I bevestigd, die hun in eenj Bulle volmagt gaf, om het Euangelie in het Noor Ga «er IV boek II Afdeel. II doofdfl. ia C. G. laar 814. ot 1073. 7oort- nlanting ?an het Dhristen- lom on- lerde Heidenen Onder de Deenen en Zweeden. 1  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. i < 1 c t 2 1 I V » »! r. s: P 100 KERKELIJKE den te prediken, mids dat, bij ontdane twijfelingen, de Aartsbisfchop zich aan de Roomfche Kerk zou wenden, om uit deze zuiverde bron onderrigt te halen, ebbo reisde dus met des Keizers gezantfchap naar Jutland, waar hij vele Heidenen doopte (*). harald zelf werd, door zijne voordellingeii , het Christendom genegen, en begaf zich in het jaar 826 in perfoon te fcheep naar Mentz, waar hij zich met zijne Gemalin en Zoon liet doopen, wordende daar in gevolgd door velen van zijie Noormannen, die allen met witte doopkleederen jefchonken, en met hunnen Vorst goed onthaald verden. Een oud Schrijver CD verhaalt ons bij deze gelegenheid eene omdandigheid, uit welke wij eenig:ins over deze bekeeringen oordeelen kunnen. Naarlien elke Noorman, die zich liet doopen, een wit ;leed ontving, gaven 'er zich dagelijks meer tot den loop aan. Bij zekere gelegenheid kwamen 'er zoodanige witte kleederen te kort, waarom de Keizer eker ander foort, die de Schrijver camifilia noemt, et uitdeelen. Éénder Noormannen vond dat, hetwelk em aangetrokken werd, zoo flegt, dat hij heel onergenoegd tegen den Keizer zeide: „ Ik ben hier , al twintigmaal gedoopt geworden, en heb altijd heel knappe witte kleederen gekregen. Maar zulk een zak, als deze, past niet voor een' krijgsman, maar voor een' zwijnenhoeder. Als ik mij ,, niet (*) eginuard Annal.ada. 840. (t) Monach. Sangall. ap. cams. Lectt. Ant. T. II. , IH. pag. 83.  GESCHIEDENIS. 101 niet fchaamde naakt te ftaan, hebbende noch mijn " eigen noch uw kleed aan, zou ik u terftond het • Uwe met uwen christus laten behouden." "Toen harald naar zijn Rijk terug keerde, verklaarde anschar, of ansgar, een Monnik in het Klooster Corvey, zich gereed, om hem te verzeilen, en het Christendom in het Noorden te prediken. Hij was te voren in het Klooster Corbie in Pikardie een leermeester in het School aldaar geweest, en verbeeldde zich, nog een kind zijnde, eene verfchijning van de Maagd maria gehad te hebben, die hem tot godzaligheid aanfpoorde; naderhand geloofde hij, door den Apostel petrus cn joannes den Dooper voor drie dagen in het vagevuur gebragt te zijn, waar na zij hem door de heerlijkfte gezigten weder verkwikt hadden; ja Christus zelf zou hem verfchenen zijn, en hem alle zijne zonden met uitdrukkelijke woorden vergeven hebben. Ook was hem, naar zijne verbeelding, de Marteldood voorzegd. Hij kwam vervolgens in het nieuw gedichte Klooster Corvey aan de Wezer, alwaar hij het br> vengemeld beduit nam, waar in een andere Monnik van dat Klooster, autbert genoemd, hem verzclde; maar deze laatde, na twee jaren, ziek geworden zijnde, keerde naar Corvey terug, alwaar hij dierf. Omtrent dezen tijd kreeg anschar ook gelegenheid, om in Zweeden het Euangelie te prediken. Reeds vroeger heeft men eenige berigten , hoewe! duider en onzeker, dat het Christendom aldaar mir of meer bekend was geworden; maar in het jaai 829 kwamen 'er Zweedfche Gezanten bij den Kei G 3 ze IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. aa C. G. jaar 814tot 1073- I  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G, Jaar 814, tot 1073. 1 I ioï KERKELIJKE zet lodewyk den Godvruchtigen, die hem onder anderen meldden, dat velen van hun volk het Christendom wenschten aan te nemen, en dat zelfs de Koning gereed was, Leeraars te ontvangen, indien de Keizer ze hem wilde zenden. Terftond oordeelde lodewyk anschar daar toe den gefchiktften man; die zich ook daar toe gewillig liet vinden, en wit mar , Prior van het Klooster Corbie, dien men Nonnius of Vader noemde, vergezelde hem op deze reize, terwijl de Monnik gislemar aan harald gezonden werd. De beide reizigers, hoewel zij onderweg van zeeroovers geplunderd werden, die hun, behalven andere dingen, wel veertig Boeken ontnamen, bereikten echter, na eene moeijelijke reis, Birka of Sigtuna, de Koninklijke Hofplaats, alwaar zij van den Koning gunftig ontvangen werden. Zelfs nam herigar, Bevelhebber van Bir. ka, en Raad des Konings, het Christendom aan, en liet, op zijne kosten, eene Kerk bouwen. Na dit gelukkig begin keerde anschar en zijn reisgenoot in het jaar 830 met eenen Brief van den Koning tot den Keizer terug. lodewyk, wien deze berigten zeer aangenaam waren, ftichtte, ten einde de noordelijke landen [leeds van Bisfchoppen en Priesters zouden kunnen roorzien worden, in de Had Hammaburg, (Ham* hurg,) in het jaar 831 een Aartsbisdom, waar van inschar de eerfte Aartsbisfchop was ; ebbo iie thans ook weder te voorfchijn trad,'bekeerde )ok vele Heidenen en vertferkte de genen, die reeds gedoopt waren, in het geloof, ook verkoos hij met be-  GESCHIEDENIS. 103 bewilliging van den Keizer zijnen bloetverwant gauzbert tot zijnen medehelper, en hem tot Bisfchop gewijd hebbende, met den naam siMON,zond hij hem dieper in Zweeden, waar hij het Christen- ] dom, met goeden opgang, verkondigde. , Terwijl anschar zeer werkzaam en ijverig was, ten diende van den Godsdienst, trof zijne dad Hammaburg in het jaar 845 het ongeluk, dat zij door eenen hoop Noormannen overvallen, uitgeplunderd en verbrand werd, terwijl anschar ftechts eenige Heilige Reliauien, die ebbo daar gelaten had, bergen kon. Te voren was een dergelijk onheil gauzbert in Zweeden bejegend; in een volksopdand werd zijn Neef nithard omgebragt, en hij met zijne reisgenooten ten lande uitgejaagd, en Zweeden had zeven jaren lang geenen Leeraar van het Christendom, totdat anschar eenen Kluizenaar ardgar derwaards zond, die bij herigar, den Bevelhebbei swBirka, wel ontvangen werd, maar als deze kor daar na dierf, keerde ardgar naar zijn eenzaan verblijf terug. Aan den anderen kant hielden de Staatsomwente lingen in Jutland nog niet op. harald , of heri old , werd W het jaar 827 door de Zonen vai cottfried uit de regering verdreven, en nam zij nen toevlugt weder tot den Keizer, wordende in he jaar 841 door Keizer lotharius befchonken met he Zeeuw fche Eiland Walcheren, maar verdacht zijnde dat hij zijne landgenooten opdookte , om in des Ke zers landen te vallen, werd hij in het jaar 852 dot G 4 ( IV boek II Afdeel. II loofdft. mC. G. |aar 814. :ot 1073. 1 I t t •> >r. Ie  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na c. g. Jaar 814. tot 1073. ] J 1 J I c I I li f" m fc, Ft 104 KERKELIJKE de Keizerlijke Bevelhebbers omgebragt. Zijn BroederaoaicH, eerst ook een Leenman van Keizer lotharius week vervolgens naar deszelfs Broeder den Duitfchen Koning lodewyk, en deed met eene Deenfche Vloot eenen inval in des Keizers landen, die h« verwoestte; gelijk dan, na het midden dezer eeuw, de Noormannen lange jaren achter een vreeslijke verwoestingen aanrigtten; bijzonder zond de Koning van ZuidJutland, horich of ERIC„, dikwijls vloten uit; hoewel men tevens veel weet te vertellen van wonderen, die de HeidenfcheNoormannen m hunne ftrooperijen beteugeld zouden hebben , bijzonder toen zij ia het jaar S46 den mond der Seme ingevaren, tot aan Parys voortrukten, en de ierk van den Heiligen germanus, QSt. Germain \ blunderen en verbranden wilden, alwaar zij zoodang zouden geteisterd zijn door de wonderkracht ran den Heiligen man, dat hun Opperbevelhebber lage nar , bij zijne thuiskomst, aan den Koning Ho.ich verklaarde, „ dat bij de Christenen de dooen meer magt hadden dan de levenden; dat hii iemand gevonden had, die hem wederlïand had geoden, behalve de oude doode germanus (*).» De Gefchiedenis van anschar veripreidt nog eenfe teer licht over het gedrag van den Koning horich. an- (*) Fragmentum de Normanorum gestis circa Pdr4 •cam nrbem, et de divlna in cos ultkn^ ex ^ ■raculorum S. Germani , Episc. Paris, auos tune iptis mandavit Aimoinus, in dücbesne SS. Hist anc. T. II. p. 655. Ann. Bertin. ad a. 846.  GESCHIEDENIS. 105 anschar was federt den dood van Keizer lodewyk den Godvruchtige» in ongelegenheid geraakt, waar uit hij echter door den Duitfchen Koning lodewyr gered werd, die het Aartsbisdom Bremen met dat van Hamburg vereenigde, en aan anschar fchonk, die uit het grootendeels verwoeste Hamburg zijnen zetel naar Bremen overbragt, en zich, gelifk zijn navolgers ook gedaan hebben, federt Aartsbisfchop van Bremen noemde. lodewyk zond hem meermalen in gezantfchai aan horich, over Staatsaangelegenheden , en h, wist zich bij dezen zoo aangenaam te maken, da de Koning hem toeftond te Sleeswyk eene Kerk t nichten, en aan zijne onderdanen vrijheid gaf, or Christenen te worden, zonder dat 'er echter voldoend bliik is, dat hij zelf het Christendom omhelsd hebbi - Thans was anschar ook bedacht, op de Zm den die federt gauzbert verjaagd was, geene geloofsprediker. gehad hadden; ook bedoot hij ze in het jaar 858 of 861 derwaards te reizen, in g zelfchap met gauzberts Neef erimbert. Thai werd 'er juist te Birka of Sigtuna, een rijksdc gehouden, op welken een aanzienlijke Zweed te wei tagt dat de Afgodsdienst bevestigd werd, en 1 overledene Koning erich eene plaats onder de G den verkreeg, anschar Het zich hier door n. affchrikken, maar vervoegde zich bij den Kom. olof, die hem heusch ontving, maar te kenn gaf dat hij hem niets ten aanzien van den God dienst kon vergunnen, voordat de Goden door 1 lot geraadpleegd waren; dit gefchiedde en het G 5 v IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G Jaar 814 tot 1073 > j t 1 e n If is S ïe le > et 'g Mi s- et ot iel  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G Jaar 814. tot 1073 1 1 106 KERKELIJKE viel gelukkig uit, voor de invoering van het Christendom; waar op de zaak voor de volksvergadering gebragt werd ; en op het voorftel van een aanzienlijk man, dat men bij ervaring zag, dat de God der Christenen in gevaren op zee en andere nooden de krachtdadiglte hulp bewees, terwijl hunne Goden hen verlieten, befloten, aan de Christelijke Leeraars toe te laten, in Zweeden te blijven, en hunnen Godsdienst te oefenen. Thans werd 'er een Christelijke Kerk gebouwd; anschar kocht voor erimbert eene woning, en liet hem, onder belofte van 'sKonings befcherming, in Zweeden blijven. Ondertusfchen was horich in het jaar Sc4 in eenen veldflag omgekomen , en de jonge horich werd, inzonderheid door eenen hovi, een Graaf te Sleeswyk, tegen de Christenen opgehitst, maar als deze bij den jongen Vorst in ongenade was gevallen, verkreeg anschar de vorige Godsdienstvrijheid voor de Christenen weder, zelfs vergunde de Koning hem , dat de Kerk te Sleeswyk een kick , (clocca,) mogt hebben, ook werd 'te Rjpa, of Ripen in Jutland, den Christenen nog eene plaats tot eene Kerk ingeruimd. Zoo ijverig werkzaam was anschar omtrent XL jaren lang, waarom men hem ook met groot regt den Apostel van het Noorden genoemd heeft. Waar in eigenlijk zijne leerwijze onder de Noordfche volien beftaan hebbe, weten wij niet; waarfchijnlijk ïeeft zij zich bepaald tot de allereerfte beginfelen, :enige gebeden en geloofsbelijdenis, met eerplegtig! icden. Hij zelf was een niet onbekwaam man, maar  GESCHIEDENIS. ff! maardie nooit den Monnik verzaakte, zelfs lang ld at hij hunnen (tand verlaten had, en dte dus een !t deel der Godzaligheid ftelde in een moe^k freurig leven, en dweepachtig zich veel verbeeldde van verfchijningen en openbaringen. Hy heeft 0ok he een en ander gefchreven; waar onder het merk- ; waardigfte is, zijne Levensbefchriwmg van den H willihad , eerften Bisfchop van Bremen. anschar overleed te Bremen in het jaar 865, en » » he ZX als een Heilige vereerd. Zijn leerhng en opvolger in het Aartsbisdom, rbmbert, heeft zyn leC befchreven, welke Levensbefchrijving meermalen is uitgegeven (*)• Uit het bovenverhaalde blijkt genoeg, dat deze uitbreiding van het Christendom zich bepaalde tot Ten 'edeelte van Jutland, hetwelk zijne «gene koningen had, en ook Sleeswyk mede in zich beva l §in het eigenlijk Denemarken waai-de opperd. Koningen in het eiland Zeeland te Lethra hun Ho hadden, was het 2fc«tf*tó nog niet doorgedron " n Een der vermaardden van dezelven cori Te Oude, in de laatfte helft der IXde en het begi der Xde eeuw, deed de Jutlandfche Konmgen de oorlog aan, en ftrekte zijne veroveringen tut t< an den vloed Stra, thans de Trave. Overal vva M kwam, zocht deze overwinnaar het Chnstendo tutte roeijen, verdrijvende deszelfs Leeraren, ■ 1 weinigen ter dood brengende. Htj trouw C*) Onder anderen in mawlloN. Act. SS. Ord. Bened. Sec. IV. P. H. P- 79 85- IV BOEK II Afdeel. II loofdft. ia C. G. aar 814. ;ot 1073. Verdere berigten van het Christendom in Deenmar: ken. i 1 n »t m n :n le 'el S.  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. aaC. G. Jaar 814. tot 1073, 1 ] < 1 j C n b d I z; di k< hi o\ (*) ADAM BREM, £. I. C. 48 5,, gen ïoS KERKELIJKE wel de dochter van eenen Christelijken Graaf i„ het Holfanfche, of volgens saxo, eene Engelfche Pri, fes, thyra, maar ook deze kon hem met alle -efcln-anderheid, niet tot het Christ^elTof t keeren Her bij kwamen de verwoestende invallen L,vlTnnen' DREMBERT> tot het jaar 888 Aartsbisfchop van Bremen en Hamburg, bezocht wel, onder veel gevaar, de nienwgeftichte Christebjke Gemeenten, en zal zelfs wonderen gedaan hebben; ook ontbrak het zijnen opvolgeren niet aan ^er voor den Godsdienst; doch met dit alles gin?en de vruchten van anschars arbeid meer en neer verloren; tot dat gorm door den Duitfchen Comng hendrik in het jaar 93i overwonnen, en Ie grenzen van het Duitfche Rijk tot Sleeswyk toe verden mtgebreid. Nu reisde unni, dien de Ts indfche verhalen huno noemen, Aartsbisfchop van tremen en Hamburg derwaards, om de hertelde .emeenten te verlterken, maar ook om, ware het logehjk, den Koning gorm tot het Christendom te toen; hetwelk hem echter niet gelukte, hoewel fff f0051 KNUT » na eenen mislukten inval in rusland m het jaar 935 door hendrik genoodiakt werd, hem eene fchatting te betalen, en den )op aan te nemen (*). gorm ftierf in het jaar 939, en na ^ ^ « het Heidendom zich in Denemarken niet lang n haven Zijn Zoon knut, die kort voor hem «leed, had reeds een Feest, hetwelk om de ne-  GESCHIEDENIS. 109 gen jaren te Lethra gevierd werd, en 99 menfchen, en even zoo vele paarden en hanen kostte , afgefchaft. gorms tweede Zoon harald , met den bijnaam Blaatand, (of Blaauwtand,) die hem opvolgde, liet liet Christendom zijnen vrijen loop m Denemarken , fchoon hij zelf nog in lang geen Christen werd. Doch in oorlog geraakt met otto den Eerfien, Koning van Duitschland, die met zijn overwinnend leger in Jutland tot aan de zee doordrong, welke naar hem Ottozund of Ottozond genoemd is, werd hij door denzelven genoodzaakt, zich te onderwerpen, en te belooven, dat hij een Christen zou worden, gelijk hij dan met zijne Gemahr günhild, en zijn Zoontje gedoopt werd , over het welk otto zelf als gevader ftond, en het suenot to noemde (*). Zoodra harald een Christen geworden was wilde hij dezen Godsdienst den heerfchenden in ziji Rijk maken; hij noodzaakte ook velen zijner onder danen, om denzelven aan te nemen, en bouwd overal Christenkerken; maar zijne geweldige har delwijze maakte hem bij het gros zijner onderdane gehaat; hetwelk een oproer, door zijnen Zoo suend aangeftookt, te wege bragt, waar in m rald in het jaar 985 of 986 het leven verloo suend, die hem opvolgde, herftelde het Heidei dom weder, en vervolgde de Christenen; maar a suend door zijne vijanden genoodzaakt werd, zi Rijk te ruimen, kwam hij tot andere gedachten (*) ADAM BREM. Libf. II. HtSt. EcdcS. C. 2. IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. "tot 1073. > I tl 11 1- [s 11 , !11  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814.. tot 1073. I J t c i t V ƒ 11 d 11 h 110 KERKELIJKE en door den Zweed/eken Koning olav weder op den troon geplaatst, vereenigde hij zich met dezen, om het Christendom te herftellen en verder uit te breiden; hij ftierf in het jaar ior4 i„ Engeland, hetwelk hy bemagtigd had. knut, (gemeenlijk kanut de Groote genoemd ) zijn tweede Zoon, Koning van Engeland, en kort iaar na, door het overlijden van zijnen Broeder 3ab.ald, ook Koning van Denemarken , vestigde eindelijk het Christendom in dit Rijk voor altnd. itj ftichtte in Denemarken drie nieuwe Bisdomnen, bouwde overal Kerken, voorzag zijne landen 'an Priesters, en zorgde zelfs voor de voortplaring van het Christendom in andere Noordfche lanen. In het jaar 1027 reisde hij, fc het kleed eens 'elgrims, naar Rome, alwaar hij de kroning van .eizer koenraad den Tweeden bijwoonde, en van enzelven tolvrijheid verkreeg voor zijne Deenfeke nderdanen, die naar Rome in bedevaard zouden aan; ook bouwde hij daar een Gasthuis tot verhjf voor zoodanige bedevaartgangers; van den Paus erkreeg hij afflag van het geld, hetwelk de Engel. :he Shoppen, bij het aanvaarden van hun ambt loesten opbrengen; maar daartegen beloofde hij' it de St. Pieterspenning, (of Romescot,) geregeld' it Engeland betaald zou worden (*). Acht jaren na zijne dood, in het jaar 1044, veref zich zijn Zusters Zoon suend of sueno es- trit> C) ADAM BREM. L. II. C. 36, 38, 39. SAXO L. X. 'g. 192.  GESCHIEDENIS. Itt ïritson, op den Deenfchen troon, die even zoo veel deed voor de magt der Bisfchoppen, als knut voor den Godsdienst gedaan had. Hij werd voor geleerd gehouden, zelfs in Godsdienstkundigheden, maar was, bij vele deugden, aan onmatigheid en onkuischheid, de gewone ondeugden der Noordfche volken, zegt adam van bremen, die vele bengten aangaande de Deenfche Gefchiedenisien uit zijnen eigenen mond had (*), overgegeven, anders volgde hij alle vermaningen op, welke aldebert, Aartsbisfchop van Hamburg en Bremen, hem voorhield. Deze behandelde den Koning vrij heerschzuchtig, en noodzaakte hem, zijne Gemalin guda. of gunild, eene Zweed fche Prinfes, te verftoten, onder voorwendfel, dat zij hem te na in bloedver vvantfchap beftond; doch men heeft opgemerkt, da het eigenlijk 'sKonings bijwijven en zijne Hovelin gen waren, die bij de Geestelijkheid aandrongen om deze echtfcheiding te bewerken; ook was he gevolg van dezelve, dat de Koning nog meer aa zijne bijwijven gehecht was, en nooit weder een Gemalin nam. In het jaar 1071 liet hij zich eer vernedering welgevallen, hem door Bisfchop wil helm te Roskild aangedaan. De Koning had da: eenige Grooten, die oneerbiedig van hem gefproke hadden, in de Kerk midden onder den Godsdien laten om het leven brengen. Als hij in het vervo! zelf in de Kerk kwam, verbood de Bisfchop he den ingang, noemde hem eenen beul van menfche bloet (*) Libr. IV. Cap. 16. IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814* tot 1073. t » r i e e ir n ;t g n 11,  IV boek 11 Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073, t l 1 3 1 l 1 1 é z d "* KERKELIJKE bloed, zette hem den Bisfchoppelijken ftaf op de borst, en kondigde hem den ban aan, dien hij enkel door berouw en boete zou kunnen afwenden. De Koninklijke lijfwacht wilde den Bisfchop met het zwaard te lijf, maar de Koning verbood hen , en keerde befchaamd in zijn paleis terug, alwaar hij een verlieten kleed aantrok, zich toen met bloote voeten naar de Kerk begaf, en zich op den grond nederwierp, dien hij kuste. De Bisfchop, die even begonnen had, de Mis te zingen, dit hoorende, ging terdoud naar de deur, en van den Koning deszelfs belijdenis en belofte van genoegdoening verftaan hebbende, ontfloeg hij hem van den ban, en liet hem door de Geestelijkheid, al zingende, tot het dtaar leiden. De Bisfchop en de Koning waren felert zoo groote vrienden, dat zij wenschten, dat lij gelijktijdig fterven mogten, welken wensen zij )0k verkregen (*). Voorts zal sueno bij het beleven van geestelijke bedieningen meer op deugdzane zeden, dan op geleerdheid, gezien hebben. Dus ;af hij aan eenen eerwaardigen Noorweger, ook iueno genoemd, wel befpraakt in de landstaal , naar onkundig in het Latijn, zulk een ambt. De* lenijdigers van dezen man fchrapten, om hem beigchelijk ten toon te ftellen in het gebed voor den [oning, hetwelk hij aflezen moest, van het woord 'miulus, (knecht,) de eerde lettergreep fa uit oodat de goede Priester, voor,den Koning biddene, dien mulus, (muilezel,) noemde, hetwelk onder (*) saxo L. XI. p, 209, 212. cif.  GESCHIEDENIS. 113 der de aanwezenden een algemeen gelach veroorzaakte; maar de Koning zich het gebedeboek hebbende laten brengen, ontdekte deze ftreek, verweet die met verfoeijing aan de fchuldigen, en zond den goeden sueno op zijne kosten naar eene School, waar uit hij naderhand met zeer geoefende kennis in de Latijnfche taal terug kwam (*). sueno overleed in het jaar 1076, een werkzaam en fchrander Vorst, doch die zich naauwelijks uit dien onbefchaafden ftaat verhief, in welken nog bijna zijne geheele natie bedolven lag. Men kon ook, in der daad, geene fpoedige of ■merkelijke befchaving van den Godsdienst verwachten, zoo als dezelve aan deze volken werd voorgedragen, en toch was het Christendom, hoe zeer dan onzuiver gepredikt, niet geheel daar toe nutteloos; de Godsdienst, welken men aan deze Heidenen verkondigde, was geheel zinnelijk, en vol plegtigheden ; overtredingen tegen denzelven konden met geld en geringe boetedoeningen afgemaakt worden; het gezag der Geestelijkheid, en de uitbreiding van de magt der Bisfchoppen van Rome werd daar bij voornamelijk in het oog gehouden, terwijl Hechts eenige hoofdwaarheden van buiten geleerd, en in korte voorfchriften en gebeden vervat werden, en toch ftclde het een en ander eenen dam tegen grove ondeugden en woestheden, als ook tegen het willekeurig en wreed misbruik van de magt der Vorsten. Hoe het met de Scholen gelegen zij geweest, welke door (*) Ibid. pag. 208. XIII. Deel. H IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. ia C. G. [aar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Verdere voortplantingdesChristendomsin Zweeden. 114 KERKELIJKE door de Bisfchoppen en Monniken onder de Noordfche volken werden aangelegd, weten wij niet naauwkeurig. Van de wetenfehappen, die zoo veel tot uitbreiding van befchaafdheid toebrengen, kan men zich ook bij deze bekeering der Denen niet veel belooven. De Geestelijkheid hield dezelve, zoo als zij dan ook waren, voor zich; Deenfche Schrijvers waren 'er nog in dit Tijdvak niet. In het naburig Zweeden verkreeg het Christendom, genoegzaam ten zelfden tijde, de overhand. Na de dood van den arbeidzamen anschar verliep een geruime tijd, dat geene Leeraars van den Christen Godsdienst met vrucht in dat Rijk hadden kunnen werkzaam zijn, anderen waren door de gevaren jfgefchrikt, totdat in het jaar 930 unni, Aartsbisfchop van Hamburg en Bremen, eene reize derwaards ondernam, en te Birka een goed onthaal rond bij den Zweedfchen Regent inge olofson, naar hij overleed reeds in het jaar 936. adal3ard, zijn opvolger in het Aartsbisdom, zond toen :enige nieuwe Zendelingen, door wier ijver het getal der Christenen in Zweeden zeer vermeerderde; ioch zoo, dat bij velen van dezen Heidenfche en Christelijke plegtigheden ondereen gemengd werden. Men voert ten bewijze daar van een drinklied aan, n deze eeuw in den kersnacht onder de Zweeden gebruikelijk, ter eere van den Verlosfer: ,, De *oede gezellen drinken tot aandenken Gods, en alen verheugen zich, die hier bijeen zijn; jan heeft len beker op Christus welzijn in de hand, hem segene God, Vader, Zoon, en Heilige Geest] God la-  GESCHIEDENIS. **| late hem leven en gelukkig zijn, zonden en zorgen Verdrijven, door den Heiligen Geest! " Dus gaf de Deenfche Koning sueno een begrafenismaal in dezelfde eeuw, ter eere van zijnen Vaderj bij hetwelk meestal Heidenen en halve Christenen tegenwoordig waren. Als de Koning op zijn vaders welzijn gedronken had, dronk alles uit groote hoornen de gezondheid van christus , vervolgens van dert Aartsengel miciiael; eindelijk deed men geloften op de Heidenfche wijze. olof Skoetkoning, (Schootftoning, omdat hij in moeders fchoot den titel van Koning reeds ontvangen hadj) was eindelijk de eerfte Christen Koning in Zweeden. olof tryggweson 4 Koning varl Noorwegen, wiens Zuster ingeborn met den Westgothifchen Jarl, ofGraaf, ragwald ulfson trouwde, zond met haar verfcheidene Leeraars, van welken ragwald , en velé van zijne landgenooten, gedoopt werden. Met deze Leeraars kwam ook sigurd, die bij de Monniken sigfrid en ook joannes of Jon sigurd heet, Hof bisfchop van dën gemelden Noorweegfchen Koning. Deze bekeerde et doopte den Zweedfchen Koning in het jaar 1001 bij de fontein te Hufeby bij Skara, hebbende hen overreed, door hem de hoop der Christenen na di leven als zekerder en heerlijker voor te ftellen, dal het geluk, hetwelk hem in het paleis van othip verwachtte^ olof Schootkoning, die zich het eerst Koning Van Zweeden noemde, beijverde zich nu, om zij hen aangenomerten Godsdienst voort te planten, ei H 2 ftieht IV boek II Afdeel. II Hoofdit. na C.G Jaar 814 tot 1073  IV boek II Afdeel. II Hoofdit. naC. G, Jaar 814 tot 1073 "6 K E R K E L IJ K E dichtte in de ftad Skara in Westgothland een Bis-" dom, waar, door unwan, Aartsbisfchop van Bremen, een zijner Geestelijken, turgoth, tot Bisfchop gewijd werd. Ook kwamen uit Engeland sigfrid, en andere Leeraars in Zweeden over, en terwijl deze sigfrid in het Westelijk gedeelte des Rijks predikte, werd zulks onder anderen door drie van zijne Neeven in het Oostelijke gedaan. Doch dezen werden door de Heidenen vermoord. De Koning trok terftond derwaards met Soldaten, om de fchuldigen te ftrafFen, doch sigfrid bad voor hen, onder voorwaarde, dat 'er eene Kerk te Wekioc zou gedicht worden, uit de goederen-van den voornaam den aanlegger van dezen moord, sigfrid zelf was hier de eerde Bisfchop; hij leefde tot het jaar 1067, en werd naderhand door de Paufen onder de Heiligen geplaatst; hoewel 'er nog van tijd tot tijd Geloofspredikers , in ontdane oproeren, vermoord werden. Dus nam het Christendom onder olofs regering in Zweeden op eene aanmerkelijke wijze toe, en een gevolg hier van was, dat de zoogenoemde Wikiugsmarten , of. zeefchuimerijen, op welke voorheen de krijgslieden der Natie en zelfs de Koninklijke Prinfen in hunne jeugdige jaren zoo veelvuldig uitgingen, thans ophielden. Ten zelfden tijde begonnen ook de Latijnfche letters, waarfchijnlijk op voorftelling der Geestelijken, allengs in gebruik te komen, hoewel het nog eenige eeuwen duurde, eer de Runen, het oudde en zeer eenvoudig letterfchrift van het Noorden, in Zweeden grootendeels werden afge- fchaft,  GESCHIEDENIS. "7 fchaft, want in fommige oorden des lands zijn zij heden nog niet geheel in onbruik. De drift ondertusfchen, met welke olof skotkoning het Christendom voortplantte, maakte hem bij zijne Heidenfche onderdanen gehaat, en bragt niet weinig toe, om hem te noodzaken, zijnen Zoon amund jakob tot mederegent aan te nemen. Deze fchijnt, met gelijke gehechtheid aan zijn geloof, meer zachtheid en gematigdheid gepaard te hebben, waar aan men misfchien de aanzienelijke uitbreiding van hetzelve in Zweeden mag toefchrijven, waar van adam van Bremen (*) gewaagt. Doch tevens zocht hij de zeden der natie te befchaven, en voornamelijk het moord en brandftichten uit te roeijen, hetwelk men zich tegen zijne vijanden veroorloofde. Zijn Stiefbroeder emund, met den bijnaam de Oude, die hem omtrent het jaai 1055 op den troon volgde, was een even zoo goed Christen en Koning, als'hij. Evenwel noemde mer hem den dimmen, of den boozen, omdat hij, zeg adam (t), alhoewel gedoopt, zich weinig om hei Christendom bekommerde. Doch deze Schrijvei fchijnt hem ongenegen te zijn, omdat hij zich je gens den Paus, en den Aartsbisfchop van Bremen, •niet zoo infchikkelijk betoonde, als zijne voorzaten, Hij ontfloeg zich van alle afhankelijkheid aan der gemelden Aartsbisfchop, door zelf eenen Aartsbis fchop, osmund, in zijn Rijk aan te ftellen, en t< laten inwijden. ^ (*) L. II. G 54- Ct) Li i". c. isH IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G jaar 814 tot 1073 !  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdtt. naC. G. Jaar 814. tot 1073. 1 i J u3 KERKELnKE Maar zoodra stenk.il, zijn Stiefzoon, op dsa troon gekomen was, in het jaar 1059 of 1060, liet deze den Aartsbisfchop van Bremen melden, dat hij van hem eenen voor Zweeden beftemden Bisfchop zou ontvangen. Deze zond adalward , wien de roem van wonderwerken naging, zoodat hij, op den wensch der Zweeden, regen en zonnefchijn fchonk; een ander Bisfchop, acelin, werd insgelijks door den Aartsbisfchop gewijd, maar deze bleef, niettegenltaande deze wijding, te Keulen, waar hij een vrolijk leven leidde. Maar stemphi, C of steven ,) onder den naam van simon , insgelijks als Bisfchop herwaards gezonden, maakte vele bekeerlingen, Dit alles bewoog den Aartsbisfchop adelbert nog eenen uit de Geestelijkheid van Bremen, den jongen adalward, naar Zweden te zenden. Dezen benoemde de Koning in het jaar 1064. tot Bisfchop van Nieuw. Sigtuna, eene dagreize van Upfala, zijnde het oude Sigtuna of Bir. ka voor lang reeds verwoest. Hier (lichtte hij eene Kerk en Klooster, en was zoo gelukkig, dat zijne reisgenooten verhaalden, dat hem voor eene enkele Misfe 70 Marken zilver, welke naar de toenmalige waarde 560. Rijksdaalders bedroegen, zouden geofferd zijn, en het getal der Christen Kerken in Zweien groeide tot tioo aan. Met dit alles handhaafde de Koning ook zijn aanzien over de Leeraren, :n ftelde de Bisfchoppen aan, dezelve door het over-, r.even van den Herderlijken Staf en eenen gouden ing tot hun ambt inhuldigende. Na STENiqLS dood , omtrent het jaar 1067, kon zijn  GESCHIEDENIS. "9 zijn opvolger hakan niet beletten, dat zijne Heidouche onderdanen eene vervolging tegen de Christenen ondernamen. Het Christendom bleef echter in zweden ftandhouden, maar het ontbrak aan Leeraren en het Heidendom fcheen weder de overhand te zullen krijgen. De Zweden, fchrijft adam van Bremen (*>, vereerden dien God, die hun op hun „ebed in eenen veldüag de overwinning verleende , en waren het over het geheel daar in eens dat zy meer op den God der Christenen konden te ™ken, dan op alle andere Goden; dus zouden zy bgi bekeerd kunnen worden, indien de Hechte Leeraars niet meer voor zich zeiven, dan voor chiustus zorgden. Ondertusfchen was ook in Noorwegen de grom voor het Christendom gelegd. Deze Godsdiens was daar reeds bekend geworden omtrent het jaa 8,0 toen anschar het geloof in Zweden predikte Doch 'er verliep nog eene eeuw, eer hetzelve i Noorwegen kon ingevoerd worden. Omtrent h. jaar 936 of 93» werd hakon , dien athelstan Koning van Engeland in het jaar 9*6, half g dwon-en tot Zoon aangenomen, en had laten do pen Koning van Noorwegen. Deze poogde o< zijne onderdanen te bekeeren, doch ondervond da in veel tegenftand; hij overleed in het jaar 950, I dert kwamen 'er tot het einde dezer Xde eeuw pc ne gunuige tijden voor het Christendom in N01 weSen. hakons opvolgers begunftigden hetze! S W( (*) De fint Danite C. 229, 230. H4 IV BOEK II Afdeel. II rloofdft. na C. G. jaar 814. • 01 1073» l Christenj. dom in Noorwer gen. * iir éerve*4  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G Jaar 814, tot 1073 « 1 j 120 KERKELIJKE wel, maar konden hetzelve weinig voordeel aanbrengen. In het jaar 962 maakte de Deenfche Koning harald Blaauwtand zich meester van dit Rijk, en ftelde eenen Graaf tot Stadhouder en zijnen Leenman over hetzelve aan. Deze, een ijverig Heiden, herdelde de Afgodstempels, en de meeste rrieuwbekeerden werden van het Christendom afvallig. Als hij als Leenman, met de magt des rijks, in het jaar 975 harald ter hulpe was opgetrokken, dwong deze hem wel, zich met zijne benden te laten doopen , maar over dit geweld verbitterd toog hij naar huis, en Hond tegen zijnen Leenheer op, zich van de Deenfche Heerfchappij onafhankelijk verklarende. In dezen toeftand bleef Noorwegen, tot olav tryggweson hetzelve beheerschte. Deze had zich door zeefchuimerijen berucht gemaakt; in het jaar 977 had een Christen Priester, thangbrand genaamd, dien hij in eene Sakftfche haven vond, hem eenige genegenheid voor het Christendom ing'eboezcmd, eindelijk liet hij zich op óeSor/ings of Scilly. eilanden dóór eenen Abt, die hem de Kroon van Noorwegen voorfpelde, doopen. Evenwel ging hij, in de jaren 993 en 994 voort, met zeerooven, en iiet plunderen der kusten van Engeland. Maar in iet volgende jaar ging hij, met thangbrand, naar Noorwegen, alwaar hij voor Koning erkend werd, ia het fneuvelen van hakon. Nu wendde olav tlles aan, om de Noorwegers tot zijnen Godsiienst te bekeeren, geene middelen, zelfs van Geveld, ten dien einde ontziende, terwijl vele Noor. vegers liever hun leven dan het Heidendom verlieten.  GESCHIEDENIS. i« ten Op het eiland Mostur liet de Koning de eerde'Christen Kerk bouwen, welke hij aan zijnen leermeester thangbrand toewees. Op een ander eiland vond men een hoofd, hetwelk, gelijk men zeide, eenen glans verfpreidde, en het gave lijk eener vrouwe, welke thangbrand voor het lijk verklaarde van eene lerfche Christelijke Princes sunnefa , dit met andere liet de Koning naar Noorwegen brengen in eene Kapel, waar zij als overblijffeJen van Heiligen vereerd werden. Tevens benoemde hij den Heiligen martinus vanTours tot Befchermheilig van zijn Rijk, en wilde, dat de beker van den Afgod Thor ter zijner eere zou gedronken worden. In het jaar 997 échtte hij, in het landfchat Thrand, de ftad Ni t har os, of Drontheim, ondei welken naam dezelve nog eene bloeijende ftad is, Voorts zette hij het Christendom voort met gewelc van wapenen, en gruwzame wreedheid. In Helgo land, in hetwelk hij met een leger ingerukt was om de inwoners te bekeeren, werden onder anderei twee aanzienlijke lieden tot den Doop gedwongen waar toe de een zich door groote belofte net bewe gen, maar de ander verkoos veeleer den dood,doo mid'del van gloeijende kolen, die hem op het naakt lijf gebonden werden; eenen anderen Grooten Ik de Koning, omdat hij Christus bleef lasteren eene levende flang in de maag Heken. Hoorende dat de gedoopte Thranders een oud houten beel van hunnen God freyr nog bleven vereeren fpoedde hij zich in perfoon derwaards, en hieu' het in ftukken, waar op 'er eene menigte vlede H5 IV boek II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. > r e t » d , v ri-  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G, Jaar 814 tot 1073. 12a KERKELIJKE muizenvangen en padden uit hetzelve te voorfchijn kwam. Nu erkende het volk de nietigheid van zijnen Afgod, en verzaakte het Heidendom geheel. Dus bragt olav bijkans geheel Noorwegen tot het Christendom, of liever tot deszelfs uiterlijke Godsdienstplegtigheden. Trouwens zijne wreedheid, als ook dat hij zijne eigene Stiefmoeder trouwde, doen dezen bekeerder der Heidenen weinig eer aan. Ook befchuldigen hem de Deenen, dat hij veel ophad met vogelwigchelarijen, waarom zij hem Krakabeen, (of Kraaijenbeen,) noemden. Zijn driftige Godsdienstijver gaf eindelijk gelegenheid tot zijn* dood. sigrid, te voren Koningin van Zweeden, even zoo fier als fchoon en rijk, wenschte zijne Gemalin te worden, en gaf hem ten dien einde in perfoon een bezoek. Hij was 'er ook niet ongenegen toe, maar vergde, dat zij Christen zou worden; als zij dit weigerde, noemde hij haar eene Heidenfche teef, fmeet haar zijne handfchoen in het gezigt, en liet haar, toen zij weder aan boord ging, in het water dompelen. Vol wraakzucht keerde zij naar Zweden terug; zij trouwde vervolgens met den Deenfchen Koning sueno, en rustte niet voor zij haren Gemaal en haren Zoon uit het eerfte huwelijk olav skotkoning , Koning van Zweden, tot eenen oorlog tegen Noorwegen vereenigd had, in welken de Noorweegfche Koning in het jaar 1000 het leven verloor. Evenwel was hij bij zijne natie zoo bemind, dat fommigen van droefheid over zijn' dood tiierven, en velen hem als een' Heiligen en wonderdoener vereeren. Zelfs hield zich onder hen nog wel  GESCHIEDENIS. i*3 Wel vijftig jaren het gerucht ftaande, dat hij met de vlugt ontkomen, en Abt van een Klooster in het Oosten geworden was (*). Noorwegen werd onder de overwinnaars verdeeld, die zich weinig om den toeftand van het Christer*dom aldaar bekommerden. Maar na het jaar 1017 maakte olav de Dikke, een Zoon van harald gransres, een klein Noorweegsch Koningje, zich allengs meester van het Rijk. In het jaar .019 ingehuldigd zijnde, en Drontheim, hetwelk verbrand was, herbouwd hebbende, trok hij twee ja^en daar na van vele foldaten verzeld, zijn Rijk door, en voe'rde het Kristenrett of Kerkeregt in, hetwelk door zijnen Hof bisfchop grimkil, (een' geboren Engehchman,) en anderen opgefteld was. In hel jaar 1025 vervolgde hij zijne togten door het land, gudbrand , een Graaf van Dalen, zocht vergeeft hem den ingang in dat gewest te beletten, en moes dulden, dat in eene openbare vergadering de magt vai Zimen Afgod thor, en van den God der Christene! zamen vergeleken werd. De Hofbisfchop fprak hie twee dagen achtereen van de voorregten van de: waren God; maar de Daliers verklaarden hunne God meer eere waardig, omdat hij zigtbaar was. Or den Koning des te beter te overtuigen, bragten z zijn verbazend groot beeld op den derden dag i de vergaderplaats, olav wees hen op de Zon, a het werk van zijnen God; en terwijl zij hum «ogen daar heen wendden, verbrijzelde een van zi (*•) adam. Brem. Hist. Eccles. L. II. C. 27. IV ioek U Afdeel, li ioofdft. ia C. G. Jaar 814. tot 1073. l 1 : 1 1 1 ij 11 s e I-  IV SOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar R14, tot 1073. I 1 ( 1 j .1 1 t *H KERKELIJKE ne krijgslieden, met eenen flag van zijne knods, het beeld, waar uit thans rotten, muizen, hasedisfen en flangen kropen, die zich met de fpijs en drank gevoed hadden, welke men dagelijks gewoon was, in dit beeld te ftorten. Zoodanig bewijs van thor's onmagt werkte zoo veel uit, dat alles zich liet doopen. Bij flot werd de tegenftand van alle Heidenfche Noorwegers met de wapenen overwonnen. Maar dit gedrag des Konings en zijne ftrengheid ftichtte veel misnoegen in het Rijk, waar van de Koning van Denemarken en Engeland, knot de Groote, zich.bediende, en in het jaar 1031. aanfpraak op Noorwegen maakte, olav moest uit zijn Rijk vlugten, terwijl knut zich voor Koning liet uitroepen, en te Munkholm bij Drontheim het eerde Benedictiner Klooster ftichtte. olav, voornemens zijnde, □m in bedevaard naar Jeruzalem te gaan, en daar lis Monnik te leven,-geloofde in eenen droom een Goddelijk bevel te vernemen, om eene proeve tot sijne herftelling te ondernemen, gelijk hij deed , naar in welke hij in het jaar 1033 in eenen veld! lag doodelijk gewond werd. Een jaar daar na hadlen de Noorwegers berouw over hun gedrag jegens lem, en zijn lijk opgegraven hebbende, waar aan :ij eenen groei van de haren en nagels befpeurden, n daarom niet twijfelden, of hij was een Heilige,' liettegenftaande de Moeder van hunnen nieuwen ïeenfchen Koning dit uit natuurlijke oorzaken afddde , bragten zij hem , prachtig gekleed, op et hoofdaltaar van eene Kerk. Hier floot hem zijn :oon magnus, die kort daar na aan de regering kwam,  OLAV -wees JMB op «le zon,enz...   GESCHIEDENIS. t«S kwam, in eene zilveren kist. Sedert werd de Hei- ^V lige olav , zoo als hij nu heette , niet alleen in ge- n heel Noorwegen, waar de Koning magnus de zesde Afdeelv. hem in de volgende eeuw tot Befchermheilig van ft het Rijk, en opperften Leenheer des Komngs be-naC>G. noemde, maar ook 50 jaren later, in Zweden De- Jta 814. nemarken, Wendland, Engeland, de Nederlanden, - zelfs in Rusland, en tot in Konftantinopolen toe, in Kerken, aan hem gewijd, als een Heilige en Wonderdoener aangeroepen. Noorwegen en Zweden werden hem zelfs cijnsbaar; van elk ftuk vee betaalde men uit deze twee Rijken een' penning hoofdgeld, waar van drie vierden naar zijn graf gezonden werden, tot dat in Zweden een Aartsbisfchoppelijk bevel in het jaar 1313, in Noorwegen de Kerkhervorming hier van een einde maakten (*). harald, met den bijnaam Haardraade, (of de Geftrenge, ) een Stiefbroeder van den Heiligen olav, die federt het jaar 1046, gemeenfchappelijk met zijn Broeders Zoon, magnus, en na deszelfs dood in het jaar 1047, alleen over Noorwegen regeerde, töt hij in het jaar 1067 in eenen oorlog in Engeland in eenen veldflag het leven verloor, wilde voor zijne Kerk niet van het Aartsbisdom van Bremen afhankelijk zijn. Geen wonder, dat adam van Bremen (t) zijn karakter met donkere verwen fchetst, en hem zelfs van tooverij befchuldigt. Als de (*) aoam Brem. Hist. Eecles. L. II. C. 40, 43. de gttt Daniie C. 241. (t) //. E- L. III. C. 13. C. 18, 19. L. IV. C. 14-  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdfl. naC. G. Jaar 814. tot 1073. ! 1 HetChristeudomin t Ysland. J 1 1 1 katf KERKELIJKE5 de Aartsbisfchop adelbert hem door Afgevaardigden onder het oog liet brengen, dat hij alken, vol* gens des Paufen last, regt had, om Bisfchoppen voor zijn Rijk te wijden, zeide harald, dat hij met wist, wie in zijn Rijk, behalve hij zelf, Aartsbisfchop was; of iet te gebieden had. Volgens den bovengemelden Gefchiedfchrijver (*)s waren voorts de Noormannen toen eene matige, Vergenoegde, en aan alle moeilijkheden gewende Natie; doch jegens Priesters en Kerken ging hun eerbied zoo ver, dat die geen-naauwelijks Voor een Christen gehouden werd, die niet dagelijks tot het hooren van de Mis een gefchenk bragt, Bij hen en de Deenen werden Doop, vondel, inwijding van Altaren en Priesters, duur betaald. H Want," zegt hij, 5, nademaal zij nog geene tienden kenden, of betalen wilden, liet de geldgierigheid der Priesteren eich des te meer voor het overige geven , wat om net had behooren uitgedeeld te worden» Zieken «zoeken en begravenisfen, alles is daar te koop. Sunne zoo goede zeden, worden, zoo veel ik vertomen heb, enkel door de geldzucht der Priesteren jedorven." Uit Noorwegen ging het Christendom over naar Vsland en Groenland. Tsland, een eiland, hetwelk laar het menigvuldig drijfijs zijnen naam heeft, en ton fommigen voor het Thule der ouden gehouden vordt, werd in het jaar 861 door den Noor* nanfchen zeeroover nadod ontdekt, en eenige jaren ... t> daar C ) De fitu Dam* C. 238.  GESCHIEDENIS. «? daar na bevolkt. De inwoners fchikten zich naar eene gemeenebest-regering, waar bij alle huisvaders jaarlijks op eenen heuvel samenkwamen, om te raadplegen, en verkozen een hoofd, onder den naam van lagman , of Opziener der Wetten, om de algemeene belangen uit te voeren. Bij deze inrigting bleef het Eiland tot in het midden der XlIIde eeuw. Reeds in de eerfte tijden der bevolking bragten eenigen van hare leden, die als kooplieden of vrijbuiters in Christen landen geweest waren, eenige kennis van het Christendom over; maar in het jaar 981 geleidde de Tslander thorwald rodranson eenen Sakfifchen Bisfchop frederik bij hen in, met andere Christen Leeraars, terwijl hij in het jaar 984 de eerfte Christen Kerk op zijn landgoed Aft ftichtte. In het jaar 996 zond olav tryggweson. toen Koning van Noorwegen, eenen Tslander stefner, die in zijn Rijk gekomen was, naar zijn Ei land terug, om zijne landslieden te bekeeren. adel. bert, Aartsbisfchop van Bremen, gaf hun, in he jaar 1057, den eerften Bisfchop isleif , en he geen merkwaardig is; deze zoo laat opgekomene zoo ruwe, op eenen zoo ellendigen grond geplante en van de overige wereld zoo ver afgefcheidene Ge meente, had reeds in het midden der Xlde eeuv Geleerden, Schrijvers, en de eerfte Jaarboekfchrij vers in het Noorden van Europa, isléif zelf zs reeds eene Gefchiedenis gefchreven hebben , te: minften hij begon reeds uidandfche Boeken in d Tslandfche taal te doen overzetten. Dit was he gevolg van hunnen fcheepvaart en koophandel, al 00 IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814» tot 1073. » t 1 1 t 3  IV boek II Afdeel. II Hoofdit. na C. G Jaar 814 tot 1073 Tn Groen land. 1 1 128 KERKELIJKE ook dat hunne Bisfchoppen en Geestelijken in Duitschland, Engeland, Frankryk en Italië zich geoefend hadden, uit welke landen zij kundigheden en fmaak overbragten, en met het eigendommelijke van het Noorden vereenigden. Van Tsland werd verders Groenland bevolkt, en tot het Christendom gebragt. De Tslander eirik of erich raude , of RooDiiooFD, die zijn vaderland om een moord had moeten verlaten, volgde het fpoor, kort te voren door gunbiorn gehouden, en ontmoette in het jaar 9S2 een aangenaam Eiland, en vervolgens een vast land, hetwelk hij, naar deszelfs vette weiden, bosfchen en visfcherijen, Greenland of Groenland noemde. Door deze ontdekking wekte hij bij zijne wederkomst in Tsland, in het jaar 986, eene menigte van deszelfs inwoners op, om zich daar neder te flaan. Zijn Zoon leif voerde ook een aantal Noorwegers derwaards, en ontdekte twee andere landen, welke hij Helloland en Markaland noemde, en eindelijk eene kust, rijk van visch en vruchten , onder eene zachte tuchtftreek, waar zijn reisgenoot tyrker ook in (jet wild wasfende wijnftokken vond , waarom leif het land Winland of Wijnland noemde (*). leif kwam bier op in het jaar 999 weder in Noorwegen terug, bij den Koning olav tryggvesohn, van wien hij zich liet bewegen, om, met 00 Men meent uit deze omflandigheden, dat deze anden tot Noord-Amerika behoorden, van hetwelk dus le Noormannen de eerfte ontdekkers zullen geweest zijn.  GESCHIEDENIS. 129 met zijn fcheepsvolk, den Doop aan te nemen. Op zijne terugreize naar Groenland in het jaar 1000 nam hij eenen Geestelijken mede, en overreedde zijnen Vader en vele Groenlanden, dat zij ook zijn geloof omhelsden. Omtrent 100 jaren daar na was , Jiet Christendom onder hen in eenen vrij bloeijenden Haat; in het jaar iim verzochten zij Van den Noorweegfchen Koning sigurd eenen Bisfchop, en de Priester arnold was hun eerfte Bisfchop, die zijne opvolgers had tot het begin der XVde eeuw h wanneer alle verbindtenis van Groenland met Noorwé* gen en Denemarken ophield,waar van men de reden opgeeft in de zoogenoemde zwarte dood, of de pes°t, welke ontallijke Groenlanden wegfleepte, en de vermeerdering van het ijs, waar door zelfs de overtogt uit Tsland derwaards ondoenlijk gemaakt werd. Groenland fcheen federt voor de Europeanen verloren te zijn, alleen kwamen in de XVIde en XVllde eeuw eenige Engelfchen en Deenen weder in dat land, eindelijk werd in het begin dei XVIIÏde eeuw weder een voorfpoedig begin gemaakt ter wederontdekking\ bevolking, en gebruikmaking van Groenland door Noorwegers en Deenen; maai zoo dit wezenlijk het oude Groenland is, kan he alleen deszelfs westelijke gedeelte zijn, hetwelk met veel ruwer, onvruchtbaarder, en minder bebouwt gevonden heeft, dan het oude Groenland befchrevei wordt (*). Ook is de oude Christelijke Noorman nifche volkplanting daar geheel te niet geraakt. Te ge (*) d. cranz Eist. van Groenland enz. XIII. Deel. I IV boek II Afdeel. II loofdft. ia C. Gi aar 814* ;ot 1073^ [ l t i  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G Jaar 814 tot 1073 Bekeering der Slavifche volken. Der Bulgaren. 130 KERKELIJKE gen het begin der XFde eeuw werden ook verfcheidene Eilanden, die toen van Noorwegen afhankelijk waren, bij voorbeeld, de Faro en Orkneys eilanden deels met overreding, deels met geweld , tot het Christendom gebragt. Kort nadat alle deze bekeeringen der Noordfchc volken omtrent het midden der IXde eeuw een begin genomen hadden, werd het Christendom ook onder de Slavifche of Wendifche volken geplant, en tegen het einde van het tegenwoordig Tijdperk' hadden reeds de magtiglte volken van dezen ftam den Christelijken Godsdienst aangenomen. Eigenlijk gefproken zijn de Bulgaren wel geen Slavisch volk, maar van Hongaarfchen of Turkfchen Sï;am; hun eerfte bekende vaderland is aan de Aziatifche zijde van de zwarte zee, maar toen zij omtrent het jaar 680 hunnen Staat vestigden in het oude Moefië, begonnen zij zich met de Slaviers te vermengen, en hunne taal aan te nemen, en de inwoners van het hedendaagsch Bulgarië zijn daarom werkelijk Slaven of Slaviers. Sedert waren de Bulgaren geducht geworden voor de Griekfche Keizers te Konftantinopolen. Omtrent het jaar 820 gelukte het den gevangenen Christenen onder hen, bijzonder den Bisfchop manuel, niet weinige Bulgaren te bekeeren. krytagon, derzelver Koning, daar door vergramd, zocht dezen Bisfchop en deszelfs landgenooten tot afval te bewegen, en als hem rit niet gelukte, liet hij hen door verfcheidene martelingen ter dood brengen (*). j?er C) cedren. Csmp. Hist. p. 558.  GESCHIEDENIS. 131 Eer nog de bekeering der Bulgaren haar verder beflag kreeg, deed zich eene gelegenheid op, om het Euangelie te vestigen onder de met hen verwandre Natie der Chazaren, die toen hetHalfeiland, thans de Krim genoemd, bewoonden. Wanneer men twee Leveiisbelchrijvingen der Heilige cyrillus en methodius, de twee beroemde Apostelen der Slarifche volken (*), zal gelooven, zal dit Volk gezanten gezonden hebben, aan den Griekfchen Keizer michael, die van het jaar 842 geregeerd heeft, vetzoekende, om eenen gefchikten man, ten einde hen in de Christelijke leere te onderwijzen j waar op hij hun den Priester konstantinus zond, die wegens zijne fcherpzinnigheid den naam van den Wijsgeer had, en die naderhand dien van cyrillus heeft aangenomen. Terftond daar op laat eene dezer Levensbefchrijvingen de bekeering der Bulgaren volgen. De Vorst van Moravïè gehoord hebbende, wat bij de Chazaren gebeurd was, zou bij den Keizer insgelijks om eenen waardigen Leeraar van het ware geloof aangehouden hebben, waar op cyrillus en methodius dezen last gereedelijk op zich namen, cyrillus had, op deze reize, vooraf de Bulgaren bezocht, en die geheel bekeerd. Maar de Griekfche Schrijvers (f) weten hier van meer omltandigheden op te geven, en plaatfen deze bekeering der Bulgari'érs ook later, zoodat zij eerst omtrent het jaar 864 (*) tk Actis SS. Antverp.Menf.Mart. f. U.p. 19-22. (f) Conflant. Porphyrogen. Continuator L. IV. C. 13. I 2 IV UOEK II Afdeel. II Hoofdit. ia C. G. Jaar 814. tot 1073 Der Chazaren; Vervolg van de bekeeringder Bulgaren*  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814 tot 1073. 131 K E IU E L IJ K E 864 zou volbragt zijn. Volgens hen was bogoris de Koning der Bulgaren, die het eerst het Christendom omhelsde, zijnde daar toe bewogen, door zijne Zuster, die eenigen tijd bij de Grieken gevangen geweest was; bij gelegenheid van eenen hongersnood, riep hij den God der Christenen , door zijne Zuster hem aangeprezen, om hulp aan, met een gelukkig gevolg, waar op hij zich liet doopen, en den naam des Griekfchen Keizers manuee aannam. Volgens anderen had deze Koning, die een groot liefhebber van de jagt was, den Griekfchen Monnik methodius , die een bekwaam fchilder was, willen verzoeken, om hem een fchilderftuk, daar toe betrekkelijk, te vervaardigen; maar door Goddelijke aandrift, gebood hij hem, iet te fchilderen, hetwelk vreeslijk ware, om te aanfehouwen. methodius fchilderde toen het laatfie oordeel, hetwelk den Koning zoo trof, dat hij zich liet onderwijzen in het Christendomen nog dien zeiven nacht gedoopt werd. Zoodra zijn volk dit vernam, ontftond 'er een oproer, hetwelk hij , Hechts met eene geringe magt, beteugelde, hebbende het teeken des kruis in zijnen boezem, waar na hij alle zijne onderdanen tot Christenen maakte, en met den Griekfchen Keizer een verbond van vriêndrchap floot. Kort daar na kregen de Patriarchen van Oud- en Nieuw-Rome verfchil over het Geestelijke Regtsgebied, over deze nieuwbekeerde natie, waar van wij nader zullen fpreken, bij gelegenheid ran de fcheuring tusfehen de OosterfcLe en Wes:erfche Kerken. Van  GESCHIEDENIS. 133 Van de Bulgaren reisden cyrillus en methodius voort naar de Moraviers en Bohemers. Onder de eerden waren reeds in de tijden van karel den Grooten velen tot het Christendom bekeerd, waar toe zijne overwinningen veel gedaan hadden; maar hoe veel 'er ook verhaald worde van de uitbreiding van het Christen geloof in Moravië, daar in komt men vrij eenparig overeen, dat de bekeering van-dit volk eerst door cyrillus en methodius, ten tijde van radislav, dien de Frankifche Jaarboeken ook rastices of restitius noemen, haar beflag gekregen hebbe. De gezegde Broeders verftonden het Slavisch of Slavonisch genoeg, om on« der deze natie te kunnen leeren; zoo zelfs dat cyrillus, op eene in het Westen geheel ongewone wijze, voor de Moraviers een nieuw Alphahet hebbende uitgevonden, den geheelen Bijbel, behalven meer fchriften uit het Grieksch en Latijn, in het Slavisch vertaalde, en bovendien de Misfen en andere Kerkelijke Gezangen in deze taal zingen liet, waar over echter cyrillus en methodius in het jaar 567 of het volgende eene reize naar Rome tot den Paus nicolaas I, en deze intusfehen overleden zijnde, tot zijnen opvolger hadriaAn II heb. ben moeten ondernemen, en zich verantwoorden, over dit gebruik der Slavifche taal in den openbaren Godsdienst; hetwelk cyrillus ook zoo voortreffelijk deed, dat de Paus, met zijne Geestelijkheid hebbende geraadpleegd, verordende, dat d< fchikkingen door cyrillus gemaakt, bevestigd zou den worden, cyrillus ftierf tusfehen het jaar 86< I 3 e' IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. ia C. G. faar 814. tot 1073. Bekeering der Moraviers. 1 I  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. ns C. G Jaar 814, tot 1073, 134 KERKELIJKE en 870 te Rome; terwijl methodius voortvoer in Moravië onder den Koning swatapulk , ook zwentibold genoemd, die in het jaar 870 zijnen Oom was opgevolgd , het Christendom uit te breiden. De Aartsbisfchop van Saltsburg en de Bisfchop van Pasfau, die zich een Geestelijk Regtsgebied over Moravië aanmatigden , befchuldigden weder methodius te Rome, dat hij dwalingen leerde, en in plaats der Latijnfche taal de Slavifche in den Godsdienst had ingevoerd. Paus joannes VIH ontbood hem daar op in het jaar 879 naar Rome, om zich te verantwoorden. Hier in het jaar 880 aangekomen, verdedigde hij zijne zaak zoo wel, dat de Paus hem volkomen gelijk gaf, ja in eenen Brief, die nog voor handen is (*), prijst de Paus het door den Wijsgeer konstantinus , dat is cyrillus , uitgevonden Alphabet, en beveelt, in de Slavifche taal, den roem en daden van Christus te prijzen; aizoo de woorden: Looft den Heere alle gij Volken', bewezen, dat men hem niet alleen in drie talen, (de Hebreeuwfche, Griekfche, en Latijnfche,) maar in alle prijzen mogt, dit 'hadden ook de Aposteen gedaan, en daar toe aangemaand. Het benadeelde niets aan het geloof als men in de Slavifche taal de Mis las, of dat in dezelve wel vertaalde Bijbelfche afdeelingen voorgelezen , en Liederen gezongen werden, dewijl één God die talen tot zijne eer gefchapen heeft. Evenwel jepaalt hij, dat, ten teeken van grooter eerbiedigheid , (*) Ep. 247. in Tom. IX. Cwcill. lasbei.  GESCHIEDENIS. 13S heid, het Euangelie ,in alle Moravifche Kerken eerst in het Latijn, en vervolgens in eene Slavifche vertaling, zou worden voorgelezen; ja indien de Koning en zijne Grooten de Mis liever in het Latijn wilden hooren, mogten zij die in deze taal laten houden. Dus onderfteund, kwam methodius met een nieuw aanzien in 'Moravië terug, hoewel hij door de afgunst der Beyerfche Bisfchoppen nog veel verdriet te dulden had. Hij beleefde nog den ondergang van het Moravifche Rijk, in het jaar 8 verdeeld was geworden, veranderden ook « betrekkingen tusfchen de Moraviers en Bohemer In dat gedeelte van Moravië, hetwelk de nog H< denfche Polen en Hongaren veroverden, moest h Christendom noodwendig achteruit gaan. Het naa 15 a IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. | 1 e e tr le r. ietst in  IV BOEK II Afdeei. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 I c ( i 1 1 t 3 t i i 138 KERKELIJKE aan Bohemen gelegen deel tot aan de Morawa of Marei werd met Bohemen vereenigd; kort daar na werden de Moraviers, in naam der Duitfche Koningen of Keizers, door Markgraven geregeerd, omtrent het jaar 1029 werd Moravië d»iï de Bohemers veroverd , en is federt met Bohemen vereenigd gebleven. In Bohemen werd de vastflelling van het Christendom een' tijd lang ook zeer verhinderd. Toen de Hertog wratislaw in het jaar 925 frierf, gaven de Boheemfche Grooten zijne nog zeer jonge Zonen wenzeslav en bollslav ter opvoeding aan derzelver Grootmoeder ludmilla, omdat hunt ne Moeder drahomira, eene ijverige Heidin was. ludmilla had zich, als weduwe, reeds den naam ran eene heilige Non verworven, zoo Uren» en nenigvuldig waren hare Godsdienftige oefeningen; )ok betoonde zij zich ongemeen milddadig jegens le armen , en even zoo mild jegens Kerken en Geestelijken. Als de Moeder haar befchuidigde , lat zij het geheele bewind yan regeering aan zich :ocht te trekken, bood zij haar hare Zonen aan, >m dit vermoeden te keer te gaan, en begaf zich lit de hoofdftad naar het afgelegene flot Tetin. iRAfioMiRA zond toen, in het jaar 927, twee van are Grooten dervvaards, die haar deeden worgen, ;rwijl zij voor het laatst nog bad, dat men haar, ls de oude Martelaren, wilde onthoofden, om haar loed voor christus te vergieten.. Men voegt hier ij, dat de Goddelijke ftraffen, welke kort daar na are moordenaren troffen, als ook de wonderwer- ken,  GESCHIEDENIS. >89 ben bij haar graf gebeurd, nieuwe bevestigingen van hare heiligheid" geweest zijn. Haar Kleinzoon wenzeslav had, door hare befchikking, zoo ijverige gezindheden voor het Christendom opgevat dat hij de Christelijke Geestelijken, niettegenftaande de bedreigingen zijner Moeder, bij nacht heimelijk bij zich deed komen, om van hen onderwezen te worden, terwijl hij even heimelijk, wanneer en waar hij kon, in een hem medegedeeld boek las. Emdelijk opgegroeid zijnde, verklaarde hij zich openlijk voor zijne Moeder en het ganfche Hof van dezt afhankelijkheid vrij. Hier uit omftondenwel twe< paruien, maar de zijne, fchoon de (deinde, betueh de overhand. Vervolgens noodzaakte hij zijne Moe der het land te verlaten, en toen hij haar weder te Wg liet komen, floot hij haar echter van allen in vloed uit op de regering. Het lijk van zijne Groot moeder liet hij naar Praag brengen; hetzelve wa nog niet vergaan, maar als men het in eene Ker aldaar ten grave wilde beftellen, werd het graf or< verziens met water vervuld; waar op de Herto den Bisfchop van Regensburg, onder wiens geest, lijk gebied de Boheemfche Kerk behoorde, na: Praag liet komen; en deze aan de Kerk de Bisfcho] lijke wijding gegeven hebbende, kon men ook h ligchaam der Heilige, zonder moeite, begrave, Dit alles verhaalt de Monnik christan (*), d niet lang na deze tijden gefchreven heeft. Dezelve heeft ook een verhaal van het leven v; d (*) Vita S. LudmilU p. 4S 53- IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 i y r 1- :t 1. ie th :n  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073. 140 KERKELIJKE den Hertog vvenzeslav , die zijn Oom was, nagelaten (*), waar uit blijkt, dat deze Vorst door zijne Grootmoeder volkomen tot eenen Monnik was opgevoed, zoodat hij, zelfs volgens dezen Schrijver, de mate der Christelijke Godzaligheid te buiten ging, door alle gevangenisfen en galgen te laten omverhalen, en de misdadigers eer te bergen dan te ftraffen, omdat 'er gefchreven ftaat: Oordeelt niet, dan zult gij niet geoordeeld worden enz. Evenwel floeg hij zelf, met alle zijne zachtheid, dronkaards en onregtzinnigen duchtig af, na hen te voren aan zijne tafel onthaald te hebben. Als het hem zeiven fomwijlen gebeurde, dat hij onder zijne woeste Hovelingen wat te veel gedronken had, dan fpoedde hij zich met den vroegen morgen naar de Kerk, trok den eertten Geestelijken, dien hij daar vond, zijn beste kleed aan, wietp zich voor hem neder, en verzocht hem, God te bidden, dat hij hem de zonde van den vorigen nacht vergeven wilde. Jegens allerhande beboeftigen en noodlijdenden betoonde hij zich buitengemeen weldadig; de Geestelijken vereerde hij, als God zei ven, waarom zij ook uit de naburige oorden van Duitschland in menigte tot hem kwamen. Zoo veel hield hij van Bedevaarten, dat hij zelfs midden in den winter met bloote voeten over de met ijs bedekte wegen van de ééne ftad naar de andere ging, om derzelver Kerken te bezoeken. Gewoonlijk droeg hij een harde haren pij op het lijf, en onder zijn Vormelijk (*; De S. Wenceslao. -  GESCHIEDENIS. t*t lijk gewaad een wollen kleed, op de wijze der Monniken. Hij ging in den oogsttijd 's nachts in het veld, met een' zijner getrouwde dienaren, waar hij graan affneed, hetwelk hij zelf maalde en bakte, om het te offeren brood, (oblata,) te bereiden, zoo als hij ook met den wijn deed, dien hij ta dagelijkfche viering van de Mis fchonk. Als de plegtke tijd van Doopen op Pafchen en Pinkfteret naderde, en 'er geene kleine kinderen waren, om t, doopen, kocht hij jongens op de flavenmarkt, ten ein de 'er geene Doopelingen zouden ontbreken. n ftond nu op het punt, om naar Rome te reizen waar hij den Paus wilde verzoeken, hem het Mor nikenkleed te fchenken, en tot Geestelijken te late fcheeren, toen hij te Oud- Boleslav, door zijne Broeder boleslav, die een Heiden was, juist a hij in de Kerk wilde gaan, vermoord werd. * zullen weder vele wonderen zoo wel te Bolesla, als toen zijn lijk in de Kerk van den B.sfche pftrüs te Praag bijgezet werd, zijne heih heid bevestigd hebben, gelijk hij dan ook in fc Westen algemeen als een Heilige erkend en in L hemen als de voornaamfte Befchermheilige des lan vereerd is, wiens beeld bijna alle de Boheemfi Hertogen en Koningen tot in later tijden op hut munten hebben laten flaan. De Broedermoor, had ook dra berouw over zijne misdaad, waar i hem zijne Heidenfche Moeder zal aangcfpoord hi ben Tot verzoening van denzelven wijdde hij „en*Zoon, nog in deszelfs kindsheid, tot Mon in het Klooster der Benedictiën bij St. Emmer IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. . j * tl n .s 11 '■> »P Tm O et b- ds he ne Ier oe :b- '4' iik am te  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. i i < < i i t < i t I 14a KERKELIJKE te Regensburg ; hetwelk diezelfde christiaan of chiustan zal zijn, die het leven yan zijne Grootmoeder en Broeder befchreven heeft. Door den moord van wenzeslav werd het Christendom in Bohemen blootgeiield voor eene geheele uitdelging; maar boleslav in het jaar 950 overwonnen zijnde door Keizer otho , fchreef deze Vorst hem als eene vredesvoorwaarde voor, de Kerken weder te herdeden, de verdrevene Christenen, en bijzonder de Priesters, weder in te roepen, en hun hunne goederen weder in te ruimen. Hij volbragt niet alleen dit alles, en gaf aan het Christendom deszelfs verloren aanzien weder; maar ook bekeerde hij zich zoo merkelijk, dat hij een zeer loffelijk Vorst werd (*). Van zijne Heidenfche Moeder laartegen verhaalden de Christenen, dat zij, in het roorbijrijden van eene Kerk te Praag, Christus werluid gelasterd hebbende, met rijtuig en paarden n de aarde verzonken zij (f). Maar eigenlijk was het boleslav de Godvruchtige, >f de Zachtmoedige, federt het jaar 967, Zoon en )pvolger van boleslav den Wreeclen, die den Af;odsdienst in Bohemen geheel uitroeide , en de Christen Kerk aldaar in uiterlijken bloei bragt, maar evens aan de Roomfche Kerk onderworpen maakte. )nder hem werd het Bisdom van Praag gedicht, ïi het jaar 973, zijnde ditmar , een Monnik uit het (*) witichindi Annall. L. II. p. 643, 5^,. DITMAH( 'brom. L. II. p. 331. b lbini Epit. rei: Bohem. Libn I. C. I. fq. Q) balb. /. c. p. 1 Io.  GESCHIEDENIS. fi*9 het Klooster van de Heilige petrus en Mauritius te Maagdenburg de eerfte Bisfchop, die door Keizer otto 1 bevestigd werd, en van hem de beleening met den Herdersftaf en ring ontving, zoo als ook de volgende Bisfchoppen van Praag, even als de Duitfchers (* ). Hij werd in het jaar 98° ™ het Bisdom opgevolgd door adalbert , te voren woytiech genoemd. Maar als deze te ftreng het Pauslijk regt invoeren, de Geestelijkheid tot onthouding van het huwelijk en ijver in hunne ambtsbediening noodzaken, en het volk van verfcheidene buitenfporigheden en overblijffelen van het Heidensch Bijgeloof aftrekken wilde, zonder daar in te dagen, wilde hij zijn ambt nederleggen, en deed in het jaar 988 eene Bedevaart naar Rome en Jeruzalem. Hij keerde een en andermaal terug, maar kon de genegenheid der Bohemers niet winnen, en toog naai Polen, waar hij in bet jaar 997 zi)ne dood ondeI de ongeloovige Pruifen vond, waar door hij eent plaats onder de Martelaren en Heiligen verkreger heeft. Nog lang bleven dus onder de Bokeemfche Chris tenen &vele Heidenfche gebruiken en de ruwfte zedei overig. ' Eindelijk gelukte het eenen der volgendi Bisfchoppen van Praag, severus , in het een ei ander verbetering te brengen, brzetislav de eer fte, Hertog van Bohemen, viel in het jaar 1038 ii Polen , alles met de uitgezochtfte wreedheid ver woestende. Gnefen ingenomen hebbende, wildei zij (*) cosmas Prag. Chron. Bohem. L. I. IV boek JI Afdeel. II Hoofdft. laC. G. jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. 11 Hoofdft. na C. G. Jaar 814, tot 1073, 144 KERKELIJKE zijne krijgsknechten, in plaats van allen «buit, het lijk van hunne voormaligen Bisfchop van Praag, den Heiligen adalbert, hetwelk daar begraven, en door wonderen berucht was, medenemen en naaf Praag overbrengen. Reeds ftonden zij gereed, met geweld in de Kerk te vallen, het Altaar om te werpen, om dus zijn gebeente meester te worden, toen severus hen waarfchuwde, dat zij, dus doende, zich de Goddelijke itrafFe op den hals zouden halen. Dat het noodig was, vooraf drie dagen te vasten, en berouw van zonden te bewijzen, met voornemen, om die nooit weder te pleegen , dan konden zij van de barmhartigheid van God , en hunnen Befchermheilig hopen, dat hun wensch zou voldaan worden. Als fommigen niet naar hem luisterden, verloren zij, zegt men, drie uren lang hunne fpraak en het vermogen, van hunne zinnen. Nu volgden zij den raad des Bisfchops, aan wien de Heilige in den derden nacht verfcheen, en hem gebood, den Hertog en zijne Grooten aan te zeggen, dat God hunnen wensch zou vervullen, indien zij zich van hunne zonden bekeerden. Deze deeden toen hun gebed voor het graf van den Heiligen, en de Hertog vraagde vervolgens zijne foldaten, of' zij zich wilden verbeteren? Als deze zulks met tranen beloofden, bijzonder wat zij en hunne Vaders tegen adalbert misdaan hadden , maakte hij hun zijne fchikkingen bekend, welke de Bisfchop aandrong met de bedreiging van den Kerkdijken Ban. Zij zouden, vooreerst en alles, hunne huwelijken niet, zoo als tot hier, op de wijze der die-  GESCHIEDENIS. 145 dieren aangaan , maar naar de Kerkelijke wetten , geheel onfcheidbaar, en niet door veelwijverij bezoedeld, in eere houden. Verders verordende de Hertog, wanneer eene vrouw over mishandelingen van den man klaagde, zou het Gods oordeel beflisfen, wie van beiden fchuldig was; insgelijks zou ook, wanneer iemand van eenen moord befchuldigd werd, en dien ontkende, door eene dergelijke proeve der onfchuld , door een gloeijend ijzer , hetwelk hij moest aanraken, of door water, hetwelk men vooraf bezworen had, en hem op het hoofd gedompeld werd, beflist worden, of de befchuldiging grond had? Moordenaars van Ouders, Broeders of Priesters, zouden met ketenen gebonden uil het land gejaagd worden, opdat zij als honden in de wereld mogten omzwerven. Herbergen zouden, om de ondeugden, welke daar in gepleegd worden, niet geduld worden. Ook verbood hij de jaarmarkten op Zon- en Feestdagen en meer andere. Na het vastftellen dezer fchikkingen werd het graf dooi den Bisfchop geopend, en het lijk van adalbert jiog geheel frisch gevonden, gevende een zoo heerlijken reuk van zich, dat alle aanwezenden drie dagen lang verzadigd waren, als of zij de voedzaamfte fpijzen gebruikt hadden, behalve nog dat vele zieken op denzelven dag wonderdadig genezen werden. De Hertog en de Bisfchop droegen het lijk zelve naat Praag, ook nam men nog andere lijken mede, en den geheelen kerkefchat van Gnefen. De Hertog en Bisfchop werden wel wegens dezen Kerkroof bij den Paus befchuldigd, maar hun berouw daar over beXm. Deel. K tui- IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. lot 1073, 1 1 ) | 1 1 t i 1 \ Christendom onder de Sorben. l Stichting j van verfcheidene 15 146 KERKELIJKE tuigende, kregen zij vergiffenis, alleen werd den Hertog opgelegd, een Klooster tot boete te ftichten. Met dit al beweerden de Palen naderhand, dat de Bohemers een verkeerd ligchaam hebben medegevoerd, in plaats van hunnen adalbert (*). Dus ging het in Bohemen even als bij andere Christelijk geworden Natten in het Westen. De Bisfchop deelde met den Vorst in de regering; over beiden heerschte de Paus; Kerken, Kloosters, Heiligen, Wondergefchiedenisfen eu alle overige bijgelovigheden volgden in de gewone orde op malkanier. —• spitigner n, Hertog van Bohemen, na ie dood van zijnen Vader, in het jaar 1055, ver>ond zich tot eene fchatting van 100 ponden zilrers aan de Paufelijke kamer, waar voor Paus niko-aas LI hem vrijheid fchonk, om bij den Godsdienst >nder de Koorheeren te zitten met den Bisfchoppeijken Mijter, (Mitra,) op het hoofd, vermoedejk als een bewijs van zijne bijzondere Godvruchigheid (f). — Zijn Broeder wratislav, die hem 1 het jaar io6x opvolgde, werd door Keizer hen* irik. IV, in het jaar 1086, met de Koninklijke /aardigheid befchonken. — Toen het Christendom zich omtrenr het midden :er Xde eeuw dus in Bohemen reeds merkelijk had itgebreid, kwam het ook onder de Sorben, hunne aburen, die met hen vermaagfchapt waren. Deze ïagtige Slavifche Stam woonde tusfchen de Sak, EU be9 C) cosm. Prag. L. II. balbiN. /. c. p. 104. (t) cosmas Pragenjls.  GESCHIEDENIS. 147 he, de Pools ch- Silefifche en Boheemfche grenzen. Van de tijden van karel den Grooten af, die een gedeelte van de volksftammen, waar uit dit volk befïond, aan zich cijnsbaar maakte, hernieuwden zij telkens hunne pogingen, om hunne vrijheid tegen de Franken en Duitfchers te handhaven, waar toe zij zich ook vervolgens met de Hongaren vereenigden, tot dat Keizer hendrik I, na het jaar 926, geheel Sorhenland tusfchen de Elbe en Sale veroverde ; ook bedacht zijnde, om het Christendom onder hen te vestigen, toen hij in het jaar 936 over* leed, eer hij dit zijn ontwerp had kunnen-volvoeren. Zijn Zoon otto, 'sVaders oogmerk voortzettende, rigtte in het voormalige Sorbenland, thans Meisfen, drie Bisdommen op, te Meisfen aan de Elbe, te Merfeburg, aan de Sale, en te Zeiz aan den Elster. De ftichtingbrief van het eerfte is van het jaar 948, hoewel aan deszelfs echtheid getwijfeld en dé oprigting van dit Bisdom later en in het jaar 968 gefield wordt. Het Bisdom te Merfeburg aan de Sale, werd door Keizer otto gedicht, om eene gelofte te vervullen, wélke hij gedaan . had, bij gelegenheid van eenen veldflag tegen de Hongaren, die hij overwon. De eerfte Bisfchop aldaar was boso, voorheen Monnik in het Klooster van den Heiligen emmeram te Regensburg. Deze verftond de taal der Slaviers, en maakte zich verdiend, door een groot getal van hen te onderwijzen, welk onderwijs waarfchijnlijk in het eerst beftond, in hun gebeden, gezangen enz. te leeren, ten minften wij K 2 le- IV BOEK II Afdeel. II Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Bisdommen.  IV boes II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 148 KERKELIJKE lezen (*), dat hij hun het Kijrie Ehifon trachtte in te prenten, doch dat de Sorben deze woorden, die zij toch niet verftonden, al fpottende veranderden in Kijrkujolfa, hetwelk in het Wendisch beteekent : de elzenboom ftaat in het bosch; en zeker de Bisfchop zou beter gedaan hebben, als hij hen in hunne moedertaal had Ieeren bidden: Heere.' ontferm u onzer-! evenwel is hij, in de Xde eeuw misfchien beter te verfchoonen, dan die genen, welke nog in onzen tijd het gemeen de voor hetzelve onverftaanbare Griekfche woorden zingen laten. — Bij deze beide Bisdommen voegde otto nog het Bisdom van Zeiz, hetwelk naderhand naar Naiimburg verplaatst is geworden. Nog vroeger dan de drie gemelde Meisftfche Bisdommen, (lichtte dezelfde Keizer nog twee anderen in de Slavifche landen tusfchen de Oostzee, Elbe en Oder, welke hij aan zich onderworpen had. Het eerfte was het Bisdom van Halberftad, in het jaar 946, het andere van Brandenburg, in het jaar 949, Maar de Slaviers verwekten meermalen eenen opHand, en keerden even fchielijk en geweldig tot het Heidendom weder, als zij overhaast en met geweld tot het Christendom genoodzaakt waren geworden; welke gedurige afvallen en oorlogen, waar in de Christenen en Geestelijken onder hen veel te lijden hadden, duurden tot over het midden der elfde eeuw. Voor zoo vele Bisdommen, als door hem gefticht werfje jditmar in Chron. L. II.  GESCHIEDENIS. 149 werden, oordeelde Keizer otto een Aartsbisdom of Metropolitaankerk te behoeven, waar toe hij de ftad Maagdeburg beftemde. Hier had hij reeds in het jaar 037 een Klooster gedicht met eene Kerk aan den Heiligen Mauritius en andere Martelaren toegewijd, hetwelk hij met vele goederen begiftigde; deze zoo rijke Abdij verhief hij in het jaar 967 tot een Aartsbisdom , benoemende tot eerften Aartsbisfchop adelbert , voorheen Monnik in het Klooster van den Heiligen maximinus bij- Trier. Deze ontving in het jaar 968 te Rome van den Paus den Aartsbisfchoppelijken Mantel, benevens eene fchriftelijke aanwijzing, bij welke plegtige gelegenheden hij van denzelven moest gebruik maken. — Het Klooster van den Heil. Mauritius werd verplaatst op eenen berg voor Maagdeburg, waar uit het vermaarde Klooster Bergen ontftaan is (*). Alle deze volken , die wij tot hier toe gemeld hebben, behoorden tot Duitschland; buiten dit Rijk werd in dit Tijdvak het Christendom ook gevestigd in Polen en Rusland, welke beide volken ook tot de Slavifche volken gerekend worden. Het fchijnt geloofbaar, dat reeds met het midden der IXde eeuw, als cyrillus en methodius in Moravië predikten, het Christendom ook in Polen bekend is geworden. Toen Moravië vervolgens door de Hongaren overftroomd werd, namen vele ingezetenen de vlugt naar naburige landen, onder anderen naar Po- (*) henr. meieoom Chron. Bergenfe in Rer. German. T. III. p. 287. K 3 IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. 'tot 1073-. Vestiging van het Christendom in Polen.  IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G, Jaar 814. tot 1073. 1 1 i 1 i < ( 150 KERKELIJKE Polen. De omkeering van het Moravifche Rijk, in het jaar 908 , bragt Opper-Silefiê , en dus ook waarfchijnlijk vele Christen onderdanen onder Poten; toen zemyslav van het jaar 913 in Polen regeerde, fchijnen 'er reeds duizende Christenen in Silezië en Polen geweest te zijn; en dat het Christendom uit Moravië derwaards overgebragt zij, fchijnt te blijken, uit het gebruik van de Slavifche taal bij den Godsdienst, en uit vele Oosterfche Kerkplegtigheden, welke aldaar lang in gebruik geweest zijn. miecislav, die ook mjesko genoemd wordt, Zoon van zemyslav, volgde zijnen Vader, in het iaar 963 of 964, als Hertog van 'Polen, op. Deze had verfcheidene vrouwen, maar bij geene derzelven kinderen. Eenige Christenen, die toegang tot hem hadden, gaven hem den raad, om, in plaats van lezelve , eene eenige Christen Gemalin te nemen. Hij rouwde de Boheemfche Prinfes dambrowka, Doch:er van den Boheemfchen Hertog, boleslav den Wreeden, in het jaar 965, en fcheidde zich "van djne overige Gemalinnen. Zij arbeidde met allen jver aan zijne bekeering, tot het haar eindelijk geukte, dat hij zich in het jaar 966 liet doopen (*). /ervolgens gebood hij zijnen onderdanen, dat zij zich nsgelijks zouden laten doopen, en ten teeken van :ijne bereidwilligheid, om het Christendom zelfs met le wapenen te verdedigen, moesten zijne Edellielen, op zijn bevel, onder het voorlezen van het (*j ditmar Ckron. L. IV.  GESCHIEDENIS. t& Euangelie in de Kerken, hunne zwaarden half ontbloten , en eerst bij het begin van het gezang weder opteken. De Godsdienftige gebruiken , welke deze nieuwe Christelijke Gemeente aannam, waren van de Oosterfche Kerk ontleend, gelijk men- van derzelver dichters, Boheemfche en Moravifche Leeraars , verwachten kon. Toen dambrowka in het jaar 977 geftorven was, en miecislav weder hertrouwde met oda, Dochter van den Markgraaf dietrich, werden ook de gebruiken der Westerfche of Roomfche Kerk in Polen ingebragt. Maar dat 'er ten dezen tijde een Kardinaal ajgidius van den Paus naar Polen zou gezonden zijn, om daar Kerkelijke fchikkingen te maken, is, in later tijd, mei regt verworpen. miecislav heeft naar alle waarfchijnlijkheid nog geen Bisdommen in Polen gedicht, hoewel fommi gen fchrijven, dat het Bisdom van Pofen inhetjaai 968 door hem gedicht zou zijn, terwijl anderen des. zelfs oprigting liever toekennen aan Keizer ott( den eerften. Omtrent dertig jaren lang was deBisfchot van Pofen de eenigfte geweest in Polen , toen in hetjaai 1000 Keizer otto III eene bedevaart deed naar het gra van den H. adalbert te Gnefen. Deze voormalig! Bisfchop van Praag, met zijne Bohemers niet over weg kunnende , had befloten , het Euangelie aar eene Heidenfche Natie'te prediken; hij begaf ziel dan in het jaar 996 bij den Hertog van Polen , boleslav, om deszelfs naburen, de Pruifen, te bekeeren, en het is in zijne Levensbefchrij K 4 vinj IV BOCK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. I  IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. t ] l 1 2 ■ 1 t k 0 K rr ri 15a KERKELIJKE ving C*), dat deze naam Prusfi het eerst voorkomt. boleslav had met deze natie van tijd tot txjd moeijelijkheden, dus kon de reize van adalbert bij haar verdacht voorkomen, voornamelijk, omdat de Hertog hem een geleide van dertig foldaten medegaf. In het jaar m den ÏVeixel afgevaren, predikte hij te Gcdanie of Dantzig, en doop te niet weinige ingezetenen; maar dieper in Prui fen gekomen, werd hij door de Heidenen omgebragt boleslav, dit vernomen hebbende, kocht den Prwfen zijn hgchaam af, hetwelk hij naar Gnefen brengen, en in eene aan hem gewijde Kerk begraren het, alwaar hij vele wonderen werkte, tot dat le Bohemers, gelijk wij boven verhaald hebben :tjn hgchaam naar Praag hebben gevoerd. Men leeft bij deze verhalen naderhand nog veel wonderaars verhaald, bij boorbeeld, als de Prui fen niet rilden hooren naar de prediking van het Euangee, predikte adalbert voor de osfen, ezels en ndere dieren, die hem door het hoofd te knikken unne toeftemming te kennen gaven, als ook dat >en de Pruifen zijn lijk voor zoo veel goud ver' ochten, als hetzelve zwaar zou zijn, dit ligchaam ngemeen ligt bevonden werd enz. Om dan zijn gebed bij het graf van dezen Hei l te verrigten, doch buiten twijfel om nog andere eer gewigtige redenen, reisde otto IH, j„ het 0 Vita vel Pasjio S. Adalbert. Episcopi et Mam. 1 Chrtsti in canis. Lectt. Ant. T. III. ƒ>. I. p. 55.  GESCHIEDENIS. 153 jaar 1000, naar Gnefen, alwaar hij van boleslav , met onbedenkelijke pracht, onthaald werd (*). Bij deze gelegenheid verhief de Keizer deze ftad tot een Aartsbisdom, waar van hij tot eerden Aartsbisfchop aanftelde den Broeder van den Martelaar, radem of gaudentius. Weldra werd het Christendom der Polen, hetwelk niets zuiverder was dan dat, hetwelk de andere Slavifche natiën ontvingen, eene onderwerping aan de Paufen, en aan de Geestelijkheid in het gemeen, micislav gaf reeds zijn land in de befcher ming van den Apostel petrus; of van den Paui joannes XV. Zijn Zoon boleslav , waarfchijnlijl de eerde Koning van Polen, welken tijtel hij vat otto III zal ontvangen hebben, vereerde de Gees lelijkheid zoo zeer, dat hij zelfs, in de tegenwoor digheid zijner Hofgeestelijken, niet ging zitten, ei zich aan de boetedoeningen, welke zij hem oplei den, gewillig onderwierp. Ook betaalde hij aan de: Paus eene fchatting (f). Maar, toen zijn Zoo miecislav II, in het jaar 1034 gedorven was, ge raakte Polen, naar het gemeen verhaal, nog diepe in de Paufelijke flavernij. Zijn eenige nog in leve zijnde Zoon, casimir, was toen, reeds federt z< ven jaren, Monnik in het Klooster Clugny, i Frankryk, en tot Diaken gewijd; maar zijne M01 der richenza leefde als Non in een Klooster 1 Keulen. Polen eenige jaren zonder Koning geweei zijl (*) D1TMAR Libr. IV. (f) ditmak. Chron. Libr. VI. K 5 IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. I 1 1 1 r tl n e ,t  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jnar 814. OMI073. 1 1 I 1 C ii f< v b is g' Prediking van het Euangelie onder 01 dePruifen n; di lei Fl te '54 KERKELIJKE zijnde was in groote verwarring geraakt; van deze gelegenheid bedienden zich de Bohemers L hetTaar «3», gelijk boven gezegd is, om een groot deel van PoUn te plunderen. Eindelijk zochten de Po. len hunnen casimir op, om hem de regering over te geven. Maar de Abt van Clugny weigerde hem te ontdaan, ten zij de Paus daar verlof toe gaf en benedictus IX gaf op aanhoudend verzoek'der zijne toedemming, onder voorwaarde, dat ie Polen tot gedachtenis van den Geestelijken >taat des Konings, zich het hoofd tot aan de ooren jouden fcheeren, en elk, de Edellieden en Geesteyken uitgezonderd, jaarlijks eenen penning tot den >ouw der Pieterskerk te Rome, en tot onderhoud er lichten in dezelve, betalen zoude. Later Geeerden echter hebben beweerd, dat deze geheele refdnedenis vol onwaarheden is, dat casimir nooit I het Klooster Clugny is geweest, en dat het heeren van het hoofd, als eene HongaarCche «e. oonte, misfchien al veel vroeger, met andere geruiken, van de Hongaren tot de Polen gekomen , en dat de St. Pieters penning bij eene ^ ilegenheid is ingevoerd. Het ongelukkig uiteinde van adalbert fchrikte hter andere IJveraars niet af, om het Euangelie ider de Prui fen te verkondigen, waar toe de Rong boleslav den weg zal gebaand hebben, door : volk te noodzaken, fchatting aan hem te beta1. bruno , dien men voor een' Heer van querrt houdt, befloot een bekeerder der Heidenen worden. Hij had bij de vorming den naam van B0-  GESCHIEDENIS. 155 bonifaciüs ontvangen, en was Hofgeesteüjke van den Keizer otto III geworden, toen hij met denzelven te Rome zijnde eene fchilderij aldaar, zag van den Marteldood van den Heiligen bonifaciüs onder de Friezen, en terftond opgewekt werd, om denzelven na te volgen. Nadat hij zijn ambt nedergelegd had, en in de orde der Benedictynen was overgegaan, ontdekte hij den Paus zijn voornemen, die hetzelve goedkeurde, en hem tot Aartsbisfchop liet inwijden. Daar op reisde hij naar Polen, waai hem boleslav en andere voorname Heeren rnke lijke gefchenken gaven, doch welke hij alle aan Ker ken, onder vrienden en armen, verdeelde. Twaal jaren lang onder de Hongaren txxWalachers het (breng fte leven geleid hebbende, ging hij eindelijk naar d Pruifen, welken hij op de Rusftfche grenzen pre dikte. Zij verboden hem dit, maar dewijl hij daa evenwel mede voortging , beroofden zij hem me achttien van zijne reisgenooten in het jaar 1008 va het leven. Eenigen tijd daar na kocht bolesla zijn lijk van hen, om daar aan eenen troost voc zijn huis te hebben (*). Bij eene'andere Slavifche natie, de Rusfen, fchee de Christelijke Godsdienst, veel vroeger dan bij c Polen, de heerfchende te zullen zijn, evenwel wei zij als' de Godsdienst van den Staat onder hen eer tegen het einde der Xde eeuw ingevoerd. De Fra; fche Jaarboeken (f) verhalen ons van Gezantend .. n (*) ditmar Chron. Libr. VI. (f) Annal. Bertin. ad a. 8p3. IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. F r t t r r n Lotgeval- len van e hetChrisd tendomin it Rusland. i' :r i-  IV BOER II Afdeel, II Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 1 ) J i l l 1 h *5« KERKELIJKE "«ie Rhos, aan den Griekfchen Keizer theofilus, die he„ aan den Wmerfchgn ^ J G^uchttgen aanbeval, met verzoek, om hen door m Rtjk weder naar hun land te laten keeren. Dit .houdt men vrij waarfchijnlijk voorde eerfte melding van de Rusfen. Omtrent twintig jaren later ftichtte atmiK, gelijk wij verhaald hebben, hunnen nieuwen Staat; en van toen af begonnen hunne aanvallen op het Griekfche Keizerrijk, maar tevens de eerde aanle.dingen, om eene genegenheid voor het Christendom te krijgen, zoo zelfs, dat photius in zijnen rondgaanden Brief aan de Oosterfche Patriarenen (*) zegge„ kon, dat zdfs dg R ^ ^ volken m wreedheid en bloeddorst overtroffen, thans het zuiver Christelijk geloof hadden aangenomen, en voor hetzelve zoo ijverig waren geworden, dat 5y eenen Bisfch°P en Herder verlangden. Dit was omtrent het jaar 867. Hier mede komt vrij wel >vereen, het gene konstantinus porphyrocenirus van het Heidendom der Rusfen en hunne be:eenng ten tijde van zijnen Grootvader den Keizer «asilius macedo , of tusfehen de jaren 867 en ^ rneldtCf) bas1liijs , fchriift hij, had de lusfifche naue door rijke gefchenken tot een verond bewogen, en den vrede met haar getroffen ebbende, haar ook overreed, den doop en eenen aartsbisfchop, wien de Patriarch ignatius haar geOO In phot. Epistt. n. 2. p. 47, Ct) constant. Porphyr. in Bafil. Maced. p. 157. ,« ut. Byzant. SS. post Theopkan.  GESCHIEDENIS. 157 gewijd had, aan te nemen. Toen deze kwam, hield de Koning eene volksvergadering , om over den Godsdienst te raadplegen. Men riep vervolgens den Aartsbisfchop, en vraagde hem, wat hij hun dan eigenlijk leeren wilde? Hij opende toen het Euangelieboek, en verhaalde hun eenige wonderwerken van christus, als ook uit het Oude Testament. Terftond zeiden hem de Rusfen, dat zij bereid waren hem geloof te geven, als zij ook dergelijke wonderen zagen, bijzonder zoo als dat van de drie jongelingen in den vurigen oven. De Aartsbisfchop antwoordde, dat het wel niet geoorloofd was, God te verzoeken, maar indien zij opregt gezind waren om tot God te genaken, mogten zij bidden, wat zij wilden, God zou het aar hun geloof niet weigeren. Zij ftelden toen voor, dat hij het Euangelieboek op eenen door hen opge rigten brandftapel zou leggen; als het ongefchondet aan het vuur ontkwam, zouden zij tot zijnen Gods dienst overgaan. De Bisfchop, vooraf christh aangeroepen hebbende, dat hij zijnen naam voo deze Heidenen wilde verheerlijken, deed het gen zij geëischt hadden: en eenige uren daar na haald men het Boek ongefchonden uit de asfche. De Rw fen ftonden verbaasd, en lieten zich terftond alle doopen. — Zulke wondervolle gebeurtenisfen liete zich, na verloop van een of twee menfchengeuachten heel'goed vertellen: Het Hof en de Geestelijkheid die met de Rusfen te doen hadden, ftrooiden i gemeenfchappelijk uit; aan de overige lieden wei geen keus gelaten, of zij ze gelooven, of eerst 01 de IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. t i r ï 1 1 > e d 1-  IV Boek ii Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. < i 1 i t 1 d ij Q s ft c v: !58 KERKELIJKE derzoeken wilden. Een ongenoemd Schrijver verhaalt hetzelve, maar ook bovendien nog andere bijzonderheden van de bekeering der Rusfen. Volgens hem waren vier Afgevaardigden naar Rome gezonden om den eeredienst te onderzoeken, op hun bengt desaangaande, gebood hun de Vorst der Rusfen eer hij denzelven aannam, om tot hetzelfde einde ook naar Konftantinopolen te reizen. Hier woonden zii den Godsdienst bij in de heerlijke Sofie-Kerk en bijzonder het Avondmaalsfeest; en gelijk zij naderhand beleden, zagen zij, toen de Gemeente op de oneën viel, en riep: Heer! ontferm u onzer' jemge gevleugelde jongelingen in deKerk omzweven ' he zij het driemaal Heilig hoorden zingen. Weder' [ekeerd, en aan hunnen Vorst berigt gedaan heb•ende, verzocht deze van den Keizer eenen Bischop , om zijne onderdanen te onderwiizen en te !oopen, en hij ontving twee geleerden, "cyrillus n athanasius , die hun niet alleen het Euan-elie redikten, maar ook voor hen letterfchrift uitvonen. In welk verhaal men de fporen ontdekt van en arbeid van cyrillus, waar van wij boven ge •roken hebben; zonder dat men daarom voor de :htheid van dit berigt van eenen ongenoemden rfmjver, wiens leeftijd wij niet kennen, kan inurn, alzoo de Rusfen ligtelijk het Alphabet van grillus, niet onmiddelijk van hem zeiven, maar n eenen zijner leerlingen kunnen ontvangen hebben. Tegen het midden der Xde eeuw, onder de re- (*) Jp. banduri Imper. Oriënt. T. II. p. 62. .  GESCHIEDENIS. 159 gering van konstantyn zeiven, is 'er geen fpoor meer voorhanden, van-eene zoo algemeene bekeering der Rusfen , onder zijnen Grootvader basilius. Integendeel geeft hij zelf, in een ander gefchrift, duidelijk te verdaan, dat de Rusfen toen Heidenen en vijanden van zijn Rijk geweest zijn; en dit wordt bevestigd door een verhaal, dat zij, bij eenen nieuwen inval in het Griekfche Rijk, de Geestelijken met wrecde martelingen hebben omgebragt (*). Allengskens echter ontftond 'er eene betere verftandhouding tusfchen de Rusfen en Gritken. igor, Grootvorst der Rusfen, floot in het jaar 945 met den Keizer konstantyn, na eene groote nederlage geleden te hebben, een verbond, en verloor in het volgende jaar zijn leven. Zijne weduwe olga , welke de Grieken gemeenlijk elga noemen, kwam zelfs omtrent het jaar 955 te Kmflantinopolen, alwaar zij zich ook liet doopen, er bij den Doop den naam helena ontving, zij heef naderhand eene plaats bekomen onder de Heiliger der Rusfifche Kerk. Hoe dit ook zij, de Grootvorst wladimir, (0 wolodimir,) vestigde het eerst het Christendon blijvend onder zijn volk. Deze had, federt het jaa 980, door gelukkige oorlogen en veroveringen dei grond tot de nieuwe grootheid van zijn Rijk gelegd toen omtrent het jaar 986 verfcheidene volken po gingen deeden, om hem hunnen Godsdienst aanne me (*) simeon Magister et Logotheta in Annall. inter SS. Uist. Byzant. post Theophan. p. 37- IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 t S; I  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 160 KERKELIJKE melijk te maken. De Bulgaren, zoo verre zij nog niet tot het Christendom waren overgetreden, en nog in hunne aloude woonplaatfen waren, prezen hem, door een gezantfchap, de leere van muhammed aan , in welke de Grootvorst wel behagen vond, omdat zij zijne onverzadelijke drift voor het vrouwelijk geflacht begunftigde, maar de befnijdenis en het verbod van zvvijnenvleesch, en voornamelijk van wijn, mishaagden hem. Gezanten uit Duitschland, in naam van den Paus, prezen hem den Christelijken Godsdienst aan, naar de grondftellingen der Latijnfche Kerk; maar omdat deze reeds aan zijne voorvaderen vergeefs was aangeboden , verwierp hij dien insgelijks. Thans hoopten de Joden hem des te eer te zullen winnen, door hem voor te houden, dat de door de Muhammedanen vereerde en door de Christenen als God aangebedene Christus van hen gekruist was geworden. Maar ook bij hen vond wladimir de befnijdenis en het verbod van zwijnenvleesch ergerlijk. En toen hij verftond, dat zij hunne hoofdflad Jeruzalem reeds voor lang om hunne zonden verloren hadden, en van God onder alle volken verftrooid waren , befloot hij, daar uit, dat God geen welgevallen in hunnen Godsdienst kon hebben. Daartegen onthaalde hij eenen Griekfchen Geestelijken, hem door de Keizers basilius en konslantinus toegezonden , des te beter; deze Leeraar zal de Wijsgeer konstantinus geweest zijn , dat is de meergemelde cyrillus. Daar op vervolgt het verhaal, met bijzonderheden , hoedanige ons in de bekeering der Bul-  GESCHIEDENIS. i<5t Bulgaren enz. ook zijn voorgekomen, waar uit men bijkans mag befluiten, dat alle deze verbalen in later tijden opgefchikt zijn geworden. Verders verbaalt men, dat de Grootvorst en zijne Raden in het jaar 987 tien verftandige mannen uitzond, naar de Bulgaren, Duit/diers, en Grieken, om derzelver Godsdienften van nabij te befchouwen. Deze wedergekeerd zijnde, bragten berigt, dat de Ma* hammedanen zich bij hunnen Godsdienst als krank* zinnigen gedroegen; de Duitfchen hadden daar in niets aandoenlijks; maar de pracht, fcboonheid, en goede orde van den Godsdienst in de Softe-Kerk te Kunfiantinopolen had hen zoo ingenomen , dat zij dachten Gods heerlijkheid te zien, en dat zij befloten hadden, indien dit geloof in hun vaderland niet werd ingevoerd, zich in het Griekfche Rijk neder te zetten. wladimir en zijne Grooten waren thans gereed, om den Christelijken Godsdienst aan te nemen, zoo als die van de Griekfche Kerk geoefend werd; maai dit moest op eene wijze gefchieden, welke aan den Keizer de meerderheid der Rusfen tastbaar moest maken. Hij had in het jaar 988, volgens de Rusfifche Jaarboeken, of in het jaar 987, de ftad Korzum, in het halfeiland de Krim veroverd, en bij die gelegenheid eene gelofte gedaan, van een Christen te zullen worden. Daar op begeerde hij van de beide Keizers hunne Zuster anna ter Gemalin, mei belofte, van m:t hen in eene vriendfchappelijke ver bindtenis te treden, indien zij hem zijne nieuwi verovering als eene bruidsgave wilden afftaan; maa XIII. Deel. L ooi IV boek 11 Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. t  IV boer II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073 1 ] v 104 KERKELIJKE was zijne milddadigheid jegens de armen buitengemeen groot. Door het een en ander, maar hoofdzakelijk wel door zijne infchikkelijkheid jegens de Geestelijkheid, en zijn' milden ijver ter bevordering van de uitwendige Godsdienstplegtigheden en Kerkelijk beduur, verwierf hij zich den bijnaam van den Heiligen, met welken de Rusfifche Kerk hem vereert. ditmar (*) echter, die zijn tijdgenoot was, zegt van hem, dat hij het Christendom door zijne daden aiet verfierd hebbe; dat hij fteeds onkuisch, (ƒ»menfus fornicator ,) en wreed geweest is. Ondertusfchen maakte wladimir zich alszins loor de verlichting van zijn volk, en door de vesiging van zijn Rijk wel verdiend; hij breidde zijn lijk, door zijne veroveringen in Zuid-Polen, naar le zwarte zee, in Lithauwen, en tot in Lyfland, :oo zeer uit, dat hem deswegens de naam van den Ut ooien fcheen toe te komen. Maar hij vernietig!e bijna zijn eigen werk, toen hij bij zijn dood, 1 het jaar 1015, het Rijk. onder zijne twaalf Zoen verdeelde. Ontallijke twisten, oorlogen, en worden tusfchen deze Broederen, verzwakten het Lijk, en de Rus/en bleven in de befchaving zoo chterlijk, dat het Christendom hun van dezen kant :einig dienst kon doen. Slechts een van wladiiir's Zonen, jaroslaw, die na het jaar 1036 het anfche Rijk onder zïme gehoorzaamheid bragt, en )t het jaar 1054 regeerde, maakte hier eene roem-aardige uitzondering. Deze op den grond, door zijnen (*) Chron. Libr. VIII.  GESCHIEDENIS. ié§ nen Vader gelegd, voortbouwende, maakte het Christendom algemeen onder de Rusfen. jaroslaw zelf ftelde Kerkenordeningen op, en bragt zelfs nachten door met boekoefeningen; hij liet eene menigte boeken uit het Grieksch in het Slavisch of Ruspsch overzetten; waar van de oorfpronkelijke, met goud en zilver vetfierd, in eene Kerk bewaard werden. Hij ftichtte vele Kerken en Kloosters, betoonde zich weldadig jegens de Geestelijkheid, en vereerde deMonniken bijzonder; al hetwelk, in die tijden, als kenmerken van Godsvrucht geacht werd. Voorts zullen zijne Godsdienfiige kundigheden waarfchijnlijk Hechts zeer middelmatig geweest zijn, alzoo hij in het jaar 1044 de beenderen van twee der Broederen van zijnen Vader, die als Heidenen geOorven waren, beval te doopen, en ze vervolgens in eene, Kerk te begraven. Bij de Ruspfche Geestelijken van dezen tijd moet men bovendien niet meer kundigheid of geleerdheid zoeken, dan wat zij, als het ware, uit de tweede hand van de Grieken, als bijgeloovige navolgers, bekwamen. Maar ten minde wordt de ftichting van het zoo vermaard ge vorden Petfcherskifche Klooster te Kiew, (of Kiow,) de hofplaats der Grootvorsten, als eene gewigtige gebeurtenis, in de Ruspfche Kerkgefchiedenis aangevoerd. Reedi ten tijde van jaroslaw kroop een Monnik, hila rion , in een door hem bij Kiow in eenen berg ge graven hol, (in het Ruspsch Petfchera, ) om daa in als Kluizenaar te leven; maar de Grootvórs haalde hem 'er uit, en benoemde hem tot Metro politaan van Kiow. Een andere Rus, die op de L 3 ber IV boek II Afdeel. II Hoofdft na C. G. jaar 814. tot 1073. t t 1 n  IV boek II Afdeel. 11 Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 I e \ 166 KERKELIJKE berg Jt/ws in Macedonië, welke toen reeds fterk; met Kloosters bezet was, en nog beden, wegens den roem zijner heiligheid, de Heilige Berg, (Mon, te Santo,) genoemd wordt, onder den naam van antonius het Monniksgewaad had aangetrokken, leidde iu dit zelfde hol een zeer ftreng leven; vele godvruchtige lieden verzorgden hem met zijne ge, ringe behoeften, waar voor hij hun zijnen zesen mededeelde. Eens ging ook isjaslaw, de Zoon en Opvolger van jaroslaw, met zijn ganfche Hof bij hem, en verzocht om zijnen zegen." Dewijl bij een Klooster wilde dichten, verzamelden zich fpoedig twaalf Broeders bij hem, die het hol tot zoo vele Cellen verwijdden. Maar ten laatften leefde hij in een nieuw hol alleen, en de Monniken bouwden buiten hunne holen een Klooster met eene Kerk. Ia de Grootvorst fchonk hun eindelijk dien ganfchèn 3ord om den berg, waar op het groote Klooster benevens eene prachtige deenen Kerk gebouwd verd, dat in het kort honderd Broeders had, en n fchoonheid, rijkdom , ook in roem van Gods/tucht en Geleerdheid van zijne Monniken, altM n het Rusjifche Rijk heeft uitgemunt. Het voert ïog den naam naar de holen Petfchera. jn desselfS onderaardfche gewelven, welke als een doolhof ioor vele kapellen en vertrekken loopen , vindt men tog vele lijken van Heiligen onvergaan, hetwelk, loewel het uit natuurlijke oorzaken ook in andere terfe- en Klooster-gewelven wordt aangêtroffen chter hier tot het aanzien van Heiligheid veel beeft ijgediagen. Li dit Klooster heeft federt het jaar  GESCHIEDENIS. 167 1073 de eerde Ruspfche Jaarboekfchrijver, de Monnik nestor, wiens gewigdge Jaarboeken eerst in het laatst der voorgaande eeuw zijn bekend geworden, geleefd. Omtrent ten zelfden tijde, als wladimir de Rusfen, door voorbeeld, leer en bevelen, tot bet Christendom bragt, bekeerde ook de Koning steven zijne Hongaren op gelijke wijze. Toen deze Natie voor Duitschland, federt het begin der Xde eeuw, nadat zij Pannonië ingenomen, en naar haren naam genoemd had, geducht begon te worden, toen men ook in het Griekfche Rijk blootftond voor hare invallen, nam men te Konftantinopolen in het jaar 636 eene proeve, om hen tot het Christendom te brengen, en daar door tot vrienden en bondgenooten te maken, bulosudes of bulogüdes , een Vorst der Hongaren, die bij de Grieken ook Turken heeten, omdat men ze voor eenen Stam derzelven hield, hetwelk ook inde voorgaande eeuw door deguignes en anderen beweerd is, kwam ir de gemelde hoofdftad , veinzende, den Doop t< willen ontvangen. Dezen ontving hij ook, en te vens van den Keizer konstantinus porpuyroge nitus de waardigheid van Patricius, met aanzien lijke gefchenken , met welke hij naar zijn vaderlam terug keerde. Maar fpoedig viel hij weder af to het Heidendom, en beoorloogde het Griekfche Rij! op nieuw. — Niet lang daar na verfclïeen een au der Hongaarsch Vorst, of Bevelhebber der Honga ren, gylas, te Konftantinopolen; die insgelijks 0 zijn verzoek gedoopt, en op gelijke wijze befchoi: L 4 ke IV HOEK II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. taar 814. tot 1073. Bekering der Hongarendoor hunnen Koning steven. t \  i68 KERKELIJKE IV boek II Afdeel. II Hoofdft. na'C. G Jaar R14 tot 1073, i 1 \ ( t l ken werd. Deze nam den Monnik iiierothEus met zich, wien de Patriarch theophvlactus tot Bisfchop van Hongaryen beftemd had; die ook aldaar vele Heidenen bekeerde, gylas zelf bleef bet Christendom getrouw, kocht niet weinig gevangene Christenen vrij, en leefde vreedzaam met de Grieken. Dit verhaal (*), hoewel het veel fchijn van waarheid heeft, is in later tijd door zulke Schrijvers in twijfel getrokken, die bevreesd waren, dat des Paufen aanzien zou lijden, indien men den eerden oorfprong der Hongaarfche Kerk van de Oosterfche Kerk zou willen afleiden. Twintig jaren later wordt de gefchiedenis der uitbreiding van het Christendom onder de Hongaren ivat zekerder en meer zamenhangender. Sedert het iaar 972 regeerde over hen de Hertog geisa , wiens Bém'alin gezegd wordt, eene Christinne geweest te sijn; in zijn tijd zond Keizer otto I zekeren Bischop bruko aan hem, met wien piligrin, (of >ilgrim,) Bisfchop van Pasfau-, eenige Monniken ;n a. dere Geestelijken medegaf, die vele duizenden Hongaren doopten, ook werd eindelijk geisa zelf ;edoopt, waarfchijnlijk door den gemelden Bisfchop runo; hij begon ook Kloosters en Kerken te bouten, maar offerde toch te gelijk aan den hoogden Jod, en aan de Afgoden, en als zijn Bisfchop em daar over beflrafte, gaf bij ten antwoord : at hij rijk en ma-tig genoeg was, om zulks te doen» (*) Van ceorenüs Bist. Camp. en zonaras J»ua& ibr. XVI,  GESCHIEDENIS. 169 doen. (*) Omtrent het jaar 983 kwam adelbert , die te Verona tot Bisfchop gewijd was, in Honga. ryen, alwaar hij het Zoontje van geisa, waic , waar van deszelfs Gemalin sarolta bevallen was, doopte, en het den naam van steven, (stefanus,) gaf; de Duitfche Jaarboeken verhalen deze zaak echter eenigzins anders, en geven de eer aan gisela, eene Zuster van Keizer hendrik II, die haren Man steven en de Hongaren zou bewogen hebben, om zich te laten doopen. steven , of gelijk zijn oorfpronkelijke naam was, waic , die zijnen Vader geisa , in het jaai 997 in de regering opvolgde , was een Vorst van uitftekende bekwaamheden , die toenmaals zeldzame kundigheden , met kloekheid, moed, fland. vastigheid, liefde tot geregtigheid, grootmoedigheic en dapperheid paarde. Volgens de Duitfche Schrijvers ontving hij, bij gelegenheid van zijn hüweliji met des Keizers Zuster, van denzelven den Koninklijken tijtel en waardigheid; hetwelk echter Hon gaar fche Gefchiedfchrijvers niet willen toedaan, be weerende, dat steven alleen door de Stenden vat Hongaryen tot de Koninklijke waardigheid verhevei is. Maar de gewone overlevering geeft een gehee ander berigt, volgens deze zond steven , in he vierde jaar zijner regering, op Goddelijke aandrift astrich, Abt van het St. Maartens Klooster ii Hongaryen, naar Rome, om den opvolger van dei Apostel petrus te verzoeken, dat hij aan de nieuw be £WJ ditmar Chron. Libr. VIII, IV 30ek II Afdeel. II Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073-. 1 t l I ï 1  IV BOEK II Afdeel. 11 Hoofdft. naC. G. Jaar 8ia. tot 1073. : I ] i e i Vi 170 KERKELIJKE bekeerde Pannoniërs zijnen overvloedigen zegen mededeelen; de Kerk te Gran tot eene Aartsbisfchop. pelijke verheffen; en den Hertog zeiven de Konink* lijke kroon fchenken wilde, opdat bij, daar door onderfteund, het aangevangene werk der bekeering van zijn volk zou kunnen bevestigen. Men voegt 'er bij, dat tenzelfden tijde miesca, Hertog van Polen, die den Christelijken Godsdienst aangenomen had, den Paus, door Gezanten, om zijnen zegen, en om de Koninklijke kroon bad laten verzoeken. Ook had de Paus werkelijk voor dezen Hertog reeds eene fraaije kroon laten gereed maken, oen hij des nachts, voordat hij die wilde afzenien, de verfchijning van eenen Engel had, die hem e kennen gaf, dat 'er in het volgende jaar Gezanen van een onbekend volk zouden komen, om voor mnncn Hertog eene Koninklijke kroon en zijnen :egen te verzoeken, voor wien hij deze kroon bevaren moest. Toen nu dit dadelijk gebeurde, en le Paus verftond, hoe vele ongeloovigen steven eeds door zijne magt bekeerd had, fiond hij niet lleen deszelfs verzoek toe, maar beval ook, dat et kruis, als het teeken van het Apostelfchap , oor dezen Koning zou vooruit gedragen worden. Vant, zeide hij, ik ben wel de Apostolifche Bis:hop; maar hij heet met regt de Apostel van HRiSTus, door wien Christus zich een zoo root volk verkregen heeft, steven, deszelfs Bishoppen en Grooten, en het volk ontvingen dit ïfchenk met uitgelatene blijdfcbap; en nu eerst erd hij tot Koning gezalfd, en hem deze'kroon op-  GESCHIEDENIS. W oneezet. - Schoon 'er, zeer waarfchijnlijk, van dit alles niets waar is, dan misfchien, dat de Pans verzocht is geworden, zijnen zegen te geven over de door den Keizer aan steven opgedragene waardigheid, heeft men echter in Hongaryen deze overlevering tot in de jongde tijden bewaard, en uit kracht derzelve, deze kroon de Heilige, Jpottohfche, en Engelen kroon genoemd, en ze voor een gedenkftuk van meer dan menfchelijke kunst gehouden, en zelfs beweerd, dat niemand, d.en deze kroon niet was opgezet, voor eenen regtmatigen Koning van Hongaryen kon erkend worden ; maat eindelijk heeft men deze kroon nader befchouwd en toen bevonden, dat op de voorzijde derzelve * Zaligmaker is afgebeeld met zijnen naam met d« Griekfche letteren ic en xc, nevens hein de Aarts engelen michael en gabriel; op den gouden hoej deVartelaren cosmas, georgius, demetrius, ei PAMIANus; eindelijk aan de achterzijde, behalv den Keizer konstantinus porphyrogenitus noe twee andere hoofden met opfchriften. Het een verbeeldt waarfchijnlijk geisa, den Vader van ste vrn die met een Slavisch woord kpaa.hc rwaa'r uit de Hongaren hun Kiruli, of Koning smaakt hebben,) totpkiac, Koning van Hongc ryen , genoemd , en als een van het Grieksch Keizerlijke Hof afhankelijk Vorst voorgedeld word In het tweede opfchrift heet michael dukas Broeder van den Bulgarifchen Koning, oc Roomsch Keizer, waarfchijnlijk, omdat koi stantyn hem tot deelgenoptfchap in de regern hj IV BOEK II Afdeel, U Hoofdit. na C. G. jaar S'4tot 1073, i' \ 1 » % k 1- g id  IV BOEK II Afdeel. II Hoofdft, na C. G, Jaar 814. tot 1073 1 l 1 ) ( < 1 I f § , « KERKELIJKE had aangenomen. Gelijk dit alles Grieksch is, zoo vindt men daartegen op den fchedel der kroon de bedden van Christus en acht Apostelen met La. t'jnsch Langobardifche of Monniksletteren geteekend. Uit dit alles blijkt genoeg, dat deze kroon zeer waarfchijnlijk een gefchenk van eenen Griekfchen Keizer is, en daar mede vervalt de *eheele overlevering, gelijk men thans ook zeker weet dat de Brief of Breve van Paus sylvester II ' dien hij, bij het overzenden dezer kroon, aan den Ko nng zou gefchreven hebben, een onecht ftuk en eerst in de XVilde eeuw verdicht is. Hoe het zij STEV£N maakte h; Chn.stendom volkomen tot den heerfchenden Godsdienst van zijn Ruk. Hij deed zulks, door z^n voorbeeld, zijne wetten, gedeeltelijk ook door fcherpe plakaten met bedreigingen van firaffen tegen de Afgodsdienaars verzeid; door Priesters en Monniken, die hij uit iet Griekfche Keizerrijk; uit Bohemen, Oostenryk Beyeren, Sakfen en Venetië liet komen, fomtijds >Ok door deel te nemen aan het onderwijs van zij. ie onderdanen. Ondertusfchen weten wij niet hoe n wat van het Christendom, en op welke wijze letzelve aan de Hongaren geleerd is. De Schrijvers -an dezen tijd, die ons de bekeering van dit en anlere volken verhalen, laten zich daar niet bijzonder •ver uit, maar onderftellen bet als gemakkelijk te «grijpen, dat men overal met het overtuigen der leidenen zeer fchielijk klaar geraakt is; maar van -erken, Kloosters, en Bisdommen, welke steven eflicht heeft, verhaalt men des te meer. Ja hijliet  GESCHIEDENIS. m liet zelfs op zijne kosten prachtige Kerken te Konftantinopolen en Rome ftichten, ook bouwde hij in de eerstgemelde plaats en te Jeruzalem, herbergen, hospitalen, en Kloosters voor Hongaren, die derwaards in bedevaart gingen; vreemde bedevaartgangers , die door zijn Rijk trokken, ontving hij zoo gastvrij, dat de Italianen en Franken, die ter zee de reize naar Jeruzalem plagten te doen, dezelve federt liever door Hongaryen namen, waar door ook deze heilige reizen allengs vermeerderden, en zoo tot de kort daar op gevolgde kruistogten voorbe. rcidden. Ook verzamelde deze Koning vele over blijffelen der Heiligen, en wijdde zich zeiven er zijn Rijk aan de befcherming der Maagd maria bij * zonder toe. Hij vereerde de Monniken ongemeen en toen hij van eenen beroemden Monnik gunt hei hoorde, dat deszelfs heiligheid in Bohemen zeer ge prezen werd, verzocht hij denzelven op het drin gendfte, om hem in Hongaryen te bezoeken, gun ther kwam, en moest met den Koning fpijzen; 'e werd eene gebraden Paauw opgedischt; en de Konin drong zoo veel fterker aan, dat gunther daar va gebruiken zou , hoe meer deze weigerde, tegen zijne Monnikenregel te misdoen. Eindelijk bad gunther Go met tranen , hem uit deze verlegenheid te helpen; gelij ook door het zonderlingfte van alle wonderen gebein de; de gebraden Paauw vloog levende weg; dit ve: haalt wolfer , een tijdgenoot van gunther (*). steven breidde het Christendom nog verder uit do( (*) In madillon. Act. SS. Ord. Ben. Sec. IV, P. l.p. 48 IV BOEK II AfdeeL II Hoofdft. na C. G. jaar 814. rot 1073. 1 r ■ T 1 1 i » ir b  IV Boek 1[ Afdeel. ii Hoofdft. BS C. G. J«»r 814. toe 1073. i i 1 ] t r 1 3 t *i i 6 m KERKELIJKE door zijne overwinningen; een zijner nabelïaanden * gvla of gyula , regeerde in het hedendaagfche Zévenbergen, en een gedeelte van Walachïè; hetwelk men toen het Zwarte Hongaryen noemde^ Deze Vorst was niet alleen het Christendom zeer ongenegen, maar bevorderde ook de onrusten, die wegens het opdringen van den Christelijken Godsdienst ontdaan en in een volflagen oproer waren uitgeborflan. steven tastte hem daarom in het jaar 1000 aan, nam hem met zijne Zonen gevangen, en vereeriigde zijn land met zijn eigen Koningrijk. Een» zijner Zonen, die gevlugt was, behandelde hij zoo grootmoedig, dat deze zich geheel aan hem onderwierp, en deszelfs voorbeeld, maar ook de vrees roor des Konings wapenen maakte, dat de inwolers van Zwart Hongaryen allen belijders werden ran het Christendom. Wat den tijtel van Apostolifcken Koning betreft velken de Koningen van Hongaryen voeren, dezen tebben zij misfehien aangenomen, in de beteekenis an Regtzinnig, gelijk in vroeger tijd reccared, [oning der Gothen, zich Apostolisch noemde, of ïr gedachtenis van den Apostolifcken ijver van 'koing steven, ten behoeve van het Christendom. Ten weet, dat in het jaar 1758, Paus clemens ïMli in een bijzonder Breve, den tijtel van Aposolifcke Majefleit aan de Keizerin Koningin maria 'herezia , voor haar en hare opvolgers op den iongaarfchen troon, gefchonken heeft. steven voerde ook eene nieuwe Staatsinrigting d een Wetboek in zijn Rijk in, welke insgelijks ori<  GESCHIEDENIS. i?5 ondergefchikt waren aan de bevestiging van het Christendom in hetzelve. Na alle welke verrigtingen deze Koning in het jaar 1038 overleed, niet zonder den roem van heiligheid, en van wonderwerken, welke bij zijn graf zullen gebeurd zijn. Hij had zijne hoop, op de duurzaamheid 'zijner nieuwe fchikkingen, na zijne dood voornamelijk oP zijnen Zoon emmerich , (of hendrik,) gevestigd, voor welken hij een voorfchrift van regering en gedrag heeft opgefteld, hetwelk nog overig is, volgens hetwelk hij inzonderheid aan het waar geloof getrouw blijven, en voor de vastigheid der nos nieuwe Hongaarfche Kerk zorgen moest, welke over het geheel op' christus, als op den rotsfteer gebouwd was; verders moest hij vlijtig bidden; vreemdelingen in zijn Rijk ten beste onthalen, d< Bisfchoppen voornamelijk vereeren; ook aan de ove rige Stenden de behoorlijke achting bewijzen , ei naar wijzen raad regeren. Doch deze Prins ftierf ii het jaar 1032; en na eenigen tijd werd hij, even al zijn Vader, als een Heilige en Wonderdoener vei eerd (*)• Thans beftemde de Koning, wiens ovt rige bloedverwanten nog Heidenen waren, petrus Zoon van zijne Zuster, die met den Venttiaanfche Hertog dandulo getrouwd was, tot zijnen opvo . duchesne Tom. III. }ag. 338. etc. M a IV boek II Afdeel» II Eloofdfh laC. G« faar 814» tot 1073» IV boek II Afdeel. III loofdft. a C. Gé sar 814. * i°73- Iet Kerelijk b&>  IV BOEK II Afdeel. III . Hoofdft. na C. G, Jaar 814. tot 1073. ftuur verandertvanAriftocratie in Monarchie. Het gezag der Roomfche Paufen bevorderd door de Decretalen, onder den naam van 1SID0RUS uitgegeven. ] < ( ï«o KERKELIJKE triarchen, namelijk die van Alexandrië, Antiöchie, en Jeruzalem, onder de overheerfching der ongeloovigen geraakt waren, vereenigden in het Oosten de Griekfche Kerken zich nader met den Patriarch van Konftantinopolen, terwijl die van Rome, welke al meer en meer, met uitfluiting van andere Bisfchoppen, den naam Papa of Paus zich aanmatigden, ook van tijd tot tijd grootere flappen deeden, tot eene Monarchie, in de Kerk; hier toe dienden hun ongemeen de nieuw opgerigte Kerken onder de Heidenfche volken, welke zij aan hun Kerkelijk Regtsgebied onderworpen maakten, onder het voorwendfel van het gezag van den Apostel petrus, wiens Stoel zij bekleedden; door deze nieuwe Gemeenten breidden zij weder hun gezag over de oudere Gemeenten uit; en de zwakheid van geest van vele Vorsten kwam hun te frade, om deze insgelijks van zie afhankelijk te maken. Evenwel was de voortgang van hun gezag voor deze Bisfchoppen niet fpoedig genoeg, toen eene der onbefchaamdfle bedriegerijen hen in eens veel nader tot hun doel bragt, dan het hun in eeuwen zou gelukt zijn. Daar verfcheen in dit Tijdvak eene verzameling van Brieven van Roomfche BisCchoppen, van de tijden der Apostelen, tot het begin der zevende eeuw, welke befluiten of verordeningen, wetten, behelsden omtrent allerhande Kerkeijke onderwerpen, daarom Epistolee Decretales geïoemd. Derzelver hoofdinhoud was de leer, dat le Roomfche Bisfchop de opperfte heer, wetgever » rigter der ganfche Kerk zij, zonder wieus&toe- Item-  GESCHIEDENIS. i«ï ftemming geeiie Metropolitanen of Kerkvergaderingen iet gewigtigs konden verordenen of befluiten. Dit ftuk werd voor den dag gebragt, als een werk van den beroemden Bisfchop van Sevilla, in de zevende eeuw. isidorus , onder wiens naam reeds eene ] verzameling van Kerkwetten, het zij echt of ondergefchoven, beftond, met den zonderlingen bijnaam mercator, in plaats van Peccator, zoo als het eene oude gewoonte der Bisfchoppen was, zich, met eenen gemaakten ootmoed, te onderteekenen, het zij men die verandering van peccator, (zondaar,') in mercator, (koopman,) hebbe toe te fchrijven aan de onkunde, of aan de overhaasting van eenen affchrijver. Wie de uitvinder en openbaarmaker van dit vak fche ftuk, waar door het oude Kerkeregt geheel vernietigd werd, geweest zij, kan met geene zekerheid bepaald worden. Men had reeds in de VlIIfte eeuw dergelijke onechte Brieven en Oorkonden in het licht gebragt, maar in de IXde kreeg dit werk zijn vol beflag. Niet zonder reden beweert men ook, dat een der Roomfche Bisfchoppen dit bedrog befteld of 'er ten minden van geweten hebbe. In hunne Archieven werden toch reeds in de VlIIfte eeuw zulke onechte Brieven, behelzende de voorregten van den Roomfchen Stoel, en gefchenken van landen en gewesten aan denzelven gedaan, gevonden en vertoond. Ook hebben zij zich dra, waar het gelegenheid gaf, van deze decretalen bediend, om hun gezag te onderfchragen. Evenwel Werden deze Brieven als onecht, genoegzaam in elke eeuw, door M 3 kun- IV BOEK II Afdeel. III loofdft. ia C. G. [aar 814. :ot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tor 1073. 3 < i ^ < i i I Gefchiedenis der f Paufen. U l8i KERKELIJKE kundige mannen tegengefproken, onder welken hincmar van Rheims één der eerften was, maar daar tegen beweerde Paus nicolaus I, in het jaar 865, derzelver echtheid met nadruk, in eenen Brief aan alle de Bisfchoppen van Frankryk, waar na niemand ligtelijk dezelve meer in het openbaar durfde tegenfpreken, zoodat, alhoewel de fcherpzinnige gerbert, die naderhand zelf Paus werd, zulks nog omtrent het einde der Xde eeuw deed', evenwel de Franfche Kerk, zoo als in eene Kerkvergadering te Rheims, in het jaar 992, 'er gebruik van maakte, als van ontwijfelbaar echte ftukken. Men aeeft ze ook naderhand in alle volgende verzameingen van Kerkelijke wetten en befluiten aangenonen, en voornamelijk is zulks gefchied door grariANüs, die door zoodanige verzameling in de Xllde :euw eene algemeene toejuiching behaalde. In later ijden verklaarde erasmus zich het eerst tegen de:e decretalen, en de Schrijvers der Centurix Mag. leburgenfes waren de eerden, die de bewijzen der mechtheid ontwikkelden, hetwelk, wanneer de Jeiiit franc, turrianus allerhande foort van uit■lugten tegen deze Schrijvers ter verdediging van e Decretalen had aangevoerd, blondel opzettelijk eeft voltooid (*;. Met hoe veel goed gevolg de Paufen ondertus:hen zich van deze valfche Brieven bediend hebben, (♦) In zijn werk Pfeudo ■ Iftdorus et Turrianus vapumtes Genev. 1628. 4/9. Men vergel. jüst. febron. ef ontheim Libr. de Statu Eccles. 1765. 4/0.  GESCHIEDENIS. 183 ben, tot (laving van hunne magt, zal uit hunne Gefchiedenis gedurende dit Tijdvak blijken, gedurende hetwelk zij de zwakheid der Karolingifche Vorsten, wonderwel tot hun doel wisten aan te wenden, en tegen andere meer werkzame Vorsten hunne aangematigde regten te handhaven, niettegenftaande velen van hen zich door fchandelijk gedrag en buitenfporigheden verachtelijk maakten; tegen het einde van dit Tijdvak durfden zij zich ftout tegen hunne Oppervorsten verzetten , kregen zelfs Vorften tot hunne Leenmannen, en verdubbelden hunne krachten, om volkomen Heeren in de Kerk, en als zoodanigen ook Opperbewindsiieden van den Staat te worden. leo III zat nog op den Stoel te Rome, toen karel de Groote, in het jaar 814, overleed, karels Zoon en Opvolger, lodewyk de Godvruchtige, 0; ook Goedhartige bijgenaamd, bezat bij zijn goec hart te weinig ftandvastigheid van geest, terwijl zij ne Godsvrucht te veel tot Bijgeloof overhelde. Ii het begin van zijne regering maakten eenige aan zienlijke Romeinen eene zamenzwering tegen le( UI, die de zamengezworenen op zijn eigen geza| ter'dood liet brengen, lodewyk nam dezen fta] zeer kwalijk, als zijnde daar door zijn Rijksgebie, gefchonden, en zond in het jaar 815 zijnen Nee bernhard naar Rome, om de zaak te onderzoeken maar als leo zich, door Afgevaardigden, verdedig de, liet de Keizer zich fpoedig te vrede ftellen, e leo overleed in het jaar 816 (*). Tie (*) eginhard. ann. ad a. 815. M 4 IV BOEK II Afdeel. III :Ioofdft. ia C. G. [aar 814. rot 1073. LEO III. [ [ » > l f 5 a  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 steven IV. paschalis I. «84 KERKELIJKE Tien dagen na zijne dood, verkoren de Romeinen steven V tot zijnen opvolger, dien zij ook ter. . ftond heten inwijden, zonder des Keizers goedkeuring of bevestiging af te wachten (*); om dit ; verzuim goed te maken, gaf deze Paus den Keizer l. een bezoek te Rheims, waar mede lodewyk zoo I in zijn fchik was, dat hij den Paus buiten de ftad ontmoette, en zich driemaal voor deszelfs voeten wierp, zeggende: „Gezegend zij, die komt in den naam desHeeren!" waar op de Paus antwoordde: „ Gezegend zij de Heere onze God, die onze oogen den tweeden Koning david laat zien!" In de Kerk gegaan, kroonde de Paus den Keizer met eene kostbare kroon, welke hij medegebragt had even of het niet genoeg ware, dat karel de Groote dezen zijnen Zoon zelf de kroon in eene plegtige vergadering had opgezet (f). Na het overlijden van steven V, in het jaar 817, werd paschalis I weder verkoren en ingewijd , zonder des Keizers bevestiging af te wachten, waar over deze Paus zich echter bij den Vorst ontfchuldigde, dat hem deze waardigheid door de Romeinen tegen wil en dank was opgedrongen, gelijk dan ook lodewyk den Romeinen te kennen gaf, dat zij zich in het vervolg hier voor te wachten en de regten van hunnen Vorst te eerbiedigen hadden (§). lodewyk, die zich door Paufen zoo 00 anast. Fit. Pontif.p. 314. (f) eginh. ann. ada. 816. (§) eginhart. ann. ad a. 817. platina Bh Ponlif. in Pafchali I.  GESCHIEDENIS. 185 ligt te vrede liet ftellen, zal zijnen Zoon lotharius, dien hij in het jaar 817 tot mederegent aannam, bevolen hebben, in het jaar 823 zich te Rome te laten kronen, hoewel de Frankifche Jaarboeken zeggen, dat paschalis hem daar toe mtgenoodigd hebbe; zoo veel ziet men ondertusfchen, hoe veel gewigt de Paufen daar in fielden, dat de Vorsten door hen gekroond werden; waar uit dra voortvloeide, dat zij het als een hoofdvereischte van eenen regtmatigen Keizer van het Westen aanmerkten , dat dezelve de kroon uit hunne handen ontving, welk vooroordeel ook eeuwen lang heeft ftand gehouden. Dat echter paschalis , bij die gelegenheid, noodig zou gehad hebben , om aan lotharius die magt over het Romeinfche volk te fchenken, welke de voormalige Keizers der Romei„en hadden gehad, blijkt daarom te meer ongenjmc te zijn, omdat in het jaar 823 Keizer lodewyk, duidelijk, als Opperheer van Rome handelde. Twe< Geestelijken of Kerkdijken der Roomfche Kerk wa ren daar onthoofd, nadat hun de oogen uitgeftokei waren , enkel omdat zij zich jegens den Kevze lotharius getrouw getoond hadden, en wel, zo< fommigen zeiden, op bevel of raad van den Paus Zoodra de Keizer dit vernam, zond hij derwaard den Abt adalung van St. JVedast, en den Graa hunfrid, met last, om de zaak te onderzoeken fchoon de Vorst al te flap, zijnde berustte in eene eed , welken paschalis , benevens vele Bisfchoppen zwoer, dat hij geen deel in deze zaak had, fchoo hij ten zelfden tijde de moordenaars befchermde M 5 niai IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. l ) f 1 » > tj  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073, edgenius 11. i 1 1 1 1 1 t iS<5 KERKELIJKE maar toen de Paus gezworen had, durfde de goede Keizer niet verder gaan, hoe gaarn hij ook deze gewelddadigheid geftraft zou hebben (*). Dus was dit weder tot krenking van 'sKeizers gezag, dat hij den dood van lieden, die hem en den zijnen ge. trouw waren, niet durfde wreeken. Men heeft hem voorts eenen Giftbrief toegefchreven, welken gratiaan in zijne verzameling van Decreten heeft ingevoegd, in welken hij, aan den Paus paschalis het bezit van Rome met vele andere landen en fteden zou bevestigd en gefchonken hebben. Doch de valschheid van dezen Giftbrief is met voldoende blijken aangetoond. Toen paschalis I in het jaar 824 overleden was, wilden de Romeinen zijn lijk niet in de St Pieterskerk laten begraven , voordat zijn opvolgei Mt belast had. Twee partijen, die thans te Rome waren, verkoren elk eenen Paus uit hun midden; 3e eene den Aartspriester eugenius, dien ook de' Mei, als de fterkfte partij, onder den naam van ïugenius II liet wijden; de andere eenen die door Je Schrijvers niet genoemd wordt (f). De Keizer ner van berigt krijgende, zond zijnen Zoon lotiiauus, om de voorgevallene buitenfporigheden te be. haffen, en door behoorlijke inrigtingen te verbeteen, gelijk ook gefchiedde ($). Ook fchreef hij het (*) Astronomi Vita LuJev. Pu. eginh. ann. ad a. 823. (t) eginm. ann. ad a. 824. Astronomi Vita Ludov. Pii. (§) Hktkarü Imper. Capitulare Rom. in baluz. Caitt. regg. Franc. T. I. p, ^ij. et 319.  GESCHIEDENIS. 187 het formulier van den eed voor, met welken de Romeinen toen de beide Keizers moesten huid*, gen (*> ZÜ beloofden, met dezen eed, bij God, den Almagtigen, bij de Heilige Euangelien, bij het kruis van Christus, en bij het ligchaam van den Heil. petrus, dat zij aan deze Keizers, naar hun vermogen en kennis, hun ganfehe leven door, getrouw zouden blijven, onbenadeeld de trouw, welke zij aan den Paus beloofd hadden; ook zpuden Zü niet dulden, dat een nieuwe Paus anders dan naar Kerkelijk regt en wettig zou gekoren worden: en de nieuwe Paus zou niet eer gewijd worden., yoordat hij, in tegenwoordigheid van den Keizer lijken Afgevaardigden en van het volk , den zelfde, «ed had afgelegd, zoo als eugenius vrijwillig deed Ce twist over de vereering der Beelden gaf than ook gelegenheid tot eene merkwaardige Kerkverga dering te Parys. aan welke eugenius ook verphg was eenig deel te nemen. Hij zelf hield in het jaa 826 eene talrijke Kerkvergadering te Rome, wie befluiten meestal de Geestelijkheid en de Monn ken , als ook de heiliging van den Zondag en c oprigting van Scholen betreffen (f). Bij den nieuwen Paus valentinus, in het ja; g27 wachtten de Romeinen evenwel de Keizerlijk ' ' b (*) Sacramentale promis/ionis, quod Clerus et Popul Kom. feccrunt Ludovico Pio Imp. et filio ejus, a. 82 pr4ente Lothario, ex Pauk Diac. de Episcopp. Mete; Op. baluz. T. I. p. 647- (f) Ap. 110lsten. Collect. Kom. P. II. p. 11. IV boek II Afdeel. III Hoofdft. 11a C. G. Jaar 814tot 1073. t t r r e j valenti- e nus, en II s.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. »a C. G Jaar 814 tot 1073 gregorius IV. i 1 1 S 188 KERKELIJKE bevestiging niet af, maar deze overleed, na flecbta ééne maand geregeerd te hebben, in datzelfde jaar. Doch met de inwijding van zijnen opvolger gregorius IV durfde men „iet voortgaan, voordat zijne verkiezing door eenen Keizerlijken Afgevaardigden onderzocht was (*). Ondertusfchen vervreemde Keizer lodewyk, door verfcheidene overhaaste handelingen, den eerbied en liefde zijns volks van zich, voornamelijk ftrooide hij de treurige zaden van zijne volgende ongelukken, toen hij in het jaar 817 zijne landen onder zijne drie Zonen verdeelde door welke verdeeling bernhard, Zoon van zijnen overledenen Broeder pipyn, Koning van Italië, zich beledigd vond, en zich, met behulp van vele misnoegden, en onder anderen van theodulf, Bisfchop van Orleam, tegen zijnen Oom verzette; looewyk kreeg hem in zijne magt, en liet hem de 30gen uitdeken, waar aan hij ffierf, in het jaar h8. Eenigen tijd daar na had hij berouw, en beweende de dood van bernhard, ja in het jaar 822 )eleed hij, in eene vergadering van zijne Stenden te dttigny, zijnen beganen misdag, waar voor hij EGJNHART enz.  GESCHIEDENIS. i«9 «dan dat hij geen gevaar zou geloopen hebben, bij eenen volgenden misdap nog dieper vernederd te worden. Deze bleef niet lang achter. In het jaar 809 maakte hij, op eenen rijksdag te Warms, eene nieuwe verdeeling van zijne landen, ten behoeve van zijnen Zoon karel, uit het tweede bed, waar over zijne drie Zonen ten hoogden misnoegd waren; voornamelijk was wala , Abt van Corbte, een bloedverwant des Keizers, een Broeders Zoon van pipyn den Kleinen, gevaarlijk voor hem. Hij haa eerst als Graaf wala het beduur van Italië waar genomen, maar met zijnen Broeder adelhard,toet Abt van Corbte, viel hij in 'sKeizers ongenade, ei werd Monnik in dat Klooster, waar uit zijn Broe der gebannen werd, en vervolgens Abt aldaar. Na zijl dood in het jaar 836 heeft paschasius radbertus door zijnen twist over de leer van hetH. Avondmas bekend, één zijner kwekelingen, en zijn opvolger zijn leven befchreven, doch voorzigtigheidshalve or der verdichte namen, wala heet bij hem arsen: us, Keizer lodewyk justinianus enz. (*). Dez Abt wala droeg in eene aanfpraak op den rijksda te Worms verfcheidene gebreken en wanorden vooi die verbeterd behoorden te worden, dat Keizer l< dewyk vele goederen der Kerk tot zijn en der zi nen gebruik verfpild had; dat vele Kloosters in h bezit& der Leeken waren; dat de verkiezingen d Bi (*) paschasii ratberti Èpitapb. Arfenü, f. Vi Vener. Wahe,M mabillon. Act. SS. Ord. S. Bene Sec. IV. P. I. L. II. p. 455. M- IV BOEK II AfdeeL III Hoofdft. na C. G. Jaar 814.. tot 1073. 1 1 I > 1 » e » i- bk 5- "a d.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. j ( ] I ] « I 2 f t 1 t ipo KERKELIJKE Bisfchoppen niet naar de Kerkelijke wetten gefchiedden, en dat inzonderheid de Hofgeestelijken onordenlijk leefden. De Keizer zocht eenen deun in bernhard, Hertog van Sepimamê, en Gtaaf van Barcellona, dien hij tot zijnen Opperkamerheer benoemde , maar de afgunst tegen dezen nieuwen Staatsdienaar , die met de Keizerin judith alle magt der regering in handen had, hielp het getal der misnoegden merkelijk vergrooten, onder welke vele Geestelijke en wereldlijke Grooten, tot eindelijk in het jaar 830 het oproer uitberstte, hetwelk door lodewyks tweeden Zoon, pipyn , met de wapenen onderfteund werd. bernhard werd gedwongen de vlugt te nemen, en de Keizerin judith, in :en Klooster te gaan, en den fluijer aan te nemen; lotharius trok het gezag aan zich, en de oude keizer kreeg den raad, om zich insgelijks iri een Oooster te begeven; maar als vele Monniken, en >nder dezen güntbald , zich in het jaar 830 des Ceizers zaak aantrokken, en ook zijn Zoon loiewyk zich voor den Vader verklaarde, vond •otharius goed, zijnen Vader te herftellen , en ich aan denzelven te onderwerpen. Niemand der proermakers werd echter geltraft, alleen jesse , iisfchop van Amlens, werd van zijn Bisdom ontet, en wala, de ftrafbaarde van allen, Ln een ot op eene rots bij het meer van Gerieve opgeflo:n. De Keizerin judith , door gregorius en de 'rankifche Bisfchoppen ontflagen van hare gelof:, kwam weder ten Hove. Aan deze gebeurtenis fchijnt gregorius IV weinig  GESCHIEDENIS. 191 nig deel genomen te hebben, of hij moet zeer geheim zijn te werk gegaan, maar bij de tweede Frankifche Staatsomwenteling, die kort daar na volgde, fpeelde hij eene aanzienelijker rol. Keizer lodewyk had zijn gezag wedergekregen, maar het misnoegen duurde nog fteeds voort; de Keizerin maakte zich op nieuw meester van het bewind, en aan 'sKeizers Zoon lotharius werd de Keizerlijke waardigheid ontnomen, waar over de Aartsbisfchop agobard van Lyon den Keizer in het jaar 831 nadrukkelijke voordellen in eenen Brief deed, dien wij in zijne werken lezen (* ). In het volgende jaar maakte zijn Zoon lodewyk eenen opftand, maar onderwierp zich weldra, pipyn rustte zich insgelijks tegen zijnen Vader, waarom deze hem het Koningrijk Aquitanïè ontnam, hetwelk hij aan zijnen Zoon karel gaf; maar deze verdiende ftraf maakte het oproer algemeen. De drie Broeders vereenigden zich zamen, en trokken in den Elzas tegen hunnen Vader. Onder deze omftandigheden reisde Paus gregorius IV in het jaar 833 naar Duitschland, met voorgeven, dat hij de Broederen met hunnen Vader wilde verzoenen, maar in der daad in verliandhouding met hen, inzonderheid met lotharius, zoodat het gerucht hem vooruitliep, dat hij kwam, om den Keizer en de hem getrouwe Bisfchoppen in den ban te doen. Doch deze verklaarden openlijk : „ Zoo (*) Be divifione Imperii Francorum interfilioi Ludovia PU flebiiis epistola. Opp. T. II. p. 42-47. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. [aar 814. cot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814, tot 1073, < i I 192 KERKELIJKE „ Zoo hij kwam, om te excommuniceren, zou hij zelf geëxcommuniceerd terug keer en (*)." De Brief in welken zij hem dit, met nog andere duchtige' waarheden, zeiden, is niet bewaard gebleven, maar wel zijn trotsch en hoogmoedig antwoord op denzelven (f). lodewyk zelf betoonde den Paus, die zich in het leger van zijne Zonen onthield, zijn ongenoegen. Toen de legers gereed Ronden, om eikanderen flag te leveren, kwam hij bij den Keizer, maar bleef beweeren, dat hij zijne reis ondernomen had , om vrede te dichten. De Keizer had aan agobard bevolen, zich bij hem te voegen, maar in plaats van te gehoorzamen, zond de Aartsbisfchop hem een opflel toe met geheel andere oogmerken, den Keizer vermanende, den Paus gehoor te geven, en te herdeden, het gene verkeerd gedaan was, enz. (§). Dit alles gaf genoeg te kennen, dat lodewyk het onderfok zou delven. Naauwelijks was de Paus ook wedergekeerd m het leger van 's Keizers Zonen, of 's Keizers Soldaten liepen bijna allen tot len over, en de oude Keizer was genoodzaakt zich tan zijne Zonen als gevangen over te geven. Nu werd lotharius als Keizer erkend, die met zijne Broe- (*) Astronom. Vit. Ludov. PU ad a. 833. (t) Epist. Cregor. IV. Papt v;m overtredingen behelsde. Na deze belijdenis met tranen te hebben afgelegd, werd dit opftel ter gedachtenis op het Altaar gelegd, en de Keizer leide zijnen krijgsband af en trok de Keizerlijke kleederen uit, waar tegen de Bisfchoppen, onder oplegging der handen, gebeden en gezangen, hem het zwarte kleed van eenen boeteling aantrokken. Van dit tooneel Helde elk der tegenwoordig zijnde Bisfchoppen eene befchrijving op, welke hij, met zijnen naam onderteekend, aan Keizer lotharius ter hand Helde. Het opftel van agobard is nog overig in deszelfs fchriften (*). Uit deze bijzondere bcrigten werd door de Bisfchoppen een algemeen zamengefteld, hetwelk men insgelijks nog lezen kan (f), ook fchreef agobard eene verdediging voor het oproer (*) Cartula porrecta Lothario Augusto in Synodo Compendier.fi a. 833. Opp. T. II. p. 73.75. (t) Acta impüe ac iicfanda exauctorationis Ludovici PU Imp. ap. DucmtsNE T. II. p. 331-334.  GESCHIEDENIS. 195 roer der Zonen van lodewyk (*). Doch hoe wijdlopig dezelve was ingerigt, en met vele bijbeltekften en voorbeelden opgevuld, zij kon toch dit oproer en de mishandeling , den ouden Keizer aangedaan , niet regtvaardigen. Ook openbaarde zich, fpoedig een algemeen medelijden met den ouden, Vorst; zelfs werkte dit bij zijnen Zoon lodewyk zoo fterk, dat hij, met zijnen Broeder pipyn vereenigd, den Vader in het jaar 834 weder in het volle bezit des Rijks herftelde. Deze maakte echter zwarigheid, de regering weder te aanvaarden, voordat hem de Bisfchoppen in de Kerk te St. Denys plegtig vrijgefproken, en hem de Keizerlijke kleeding aangetrokken hadden. In het volgende jaar liet hij op den Rijksdag te Thionville of Diedenhoven in eene vergadering van XL Bisfchoppen het bovengemelde vonnis vernietigen en de fchuldigften ftraffen. Zij verklaarden allen gemelde vonnis voor onregtvaardig; welke verklaringen te Metz werden afgelezen; de Aartsbisfchop ebbo moest ze mondelijk doen,,en zijn ambt nederleggen ; gelijk ook anderen, en onder dezen ook agobard, die echter na twee jaren zijn ambt wederkreeg, en zelfs in des Keizers gunst herfteld werd (f). Ondertusfchen was gregorius IV vrij misnoegd naar Rome gekeerd; evenwel werd vervolgens de goe- (*) Liber Apologeticus pro filii's Lv.dov. 'Pa hnp. adverfin Patrèm l. c.p. 61-72. (f) Aitronom. Vit. Ludov. Pit a. 834. Concil. ap. Theodonis villam in hard. Act. Concil. T. III. p. 138SN a IV boek II Afdeel. III loofdlt. ia C. G. >ar 814. ot 1073.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. ÏBnGIUS U. < 196 KERKELIJKE goede verfiandhouding tusfchen hem en den Keizer herfteld; en lodewyk beftrafte zelfs in het jaar 835 zijnen Zoon lotharius, omdat deszelfs Bevelhebbers eenige landerijen der Roomfche Kerk geplunderd hadden. Maar tevens oefende de Keizer dadelijk het hoogde regtsgebied uit te Rome. Zijne Afgevaardigden velden een vonnis tusfchen ingoald , Abt van het Klooster Farfa, en den Paus, waar bij de Paus veroordeeld werd, maar deze beriep zich op den Keizer zeiven (*). Voorts zorgde de Paus voor de veiligheid van Rome, tegen de Saracenen of Arabieren, door het Richten eener nieuwe ftad bij Ostia, welke hij beval Gregoriopolis te noemen. Nadat gregorius in het jaar 844 overleden was, werd sergius II tot zijnen opvolger gewijd. In de xHTde eeuw fchreef martinus polonus (f) , dat leze Paus te voren Os Porei, (verkensfnuit,) geleten hebbe, en dat hij daarom zijnen naam hebbe reranderd, gelijk de volgende Paufen na hem geJaan hebben. Doch , men fchijnt uit anastasius (§) te moeten befluiten, dat hij altijd serïius geheten heeft, of dat hij enkel zijn' familieïaam verkensfnuit afgelegd, en seugius behouden lebbe; ook is ten minden joannes XII, omtrent 100 (*) Excerpt. Cbron. Farfaricm. Monajler. ap. du:hesne Tom. III. pag. 656. (t) Chronolog. Romanor. Pontif. in SS. rer. Germatt. •um. prafat. Schilteri pag. 363. (§) De Vita Pontif.  GESCHIEDENIS. 197 ïoo jaren later, de eerfte Paus geweest, die eenen anderen naam heeft aangenomen. Bovendien heeft pagi (*) waarfchijnlijk gemaakt, dat deze sergius met sergius den IVden, die in het jaar 1009 Paus geworden is, en die wezenlijk Os Porei of Bucca ; Porei heette, verward is geworden. Keizer lodewyk de Godvruchtige was reeds in het jaar 840 dezer wereld overleden, wiens Zonen terftond in oorlog geraakten, doch vervolgens het Rijk op nieuw verdeelden, bij welke verdeeling lotharius het Keizerrijk en het Koningrijk van Italië behield. Door deze oorlogen verzwakte het gezag des Rijks, hetwelk ook den Romeinen moed gaf, om dezen Paus weder in te wijden, zonder des Keizers bevestiging af te wachten, waar op lotharius zijnen Zoon lodewyk naar Rome zond, met een leger, doch de twist bijgelegd zijnde, werd lodewyk door den Paus gezalfd en gekroond tot Koning der Langoharden. Onder dezen Paus liepen de Arabieren, die zich reeds in Calabril en Sicilië genesteld hadden, den Tiber op, tot bij Rome, alwaar zij de Pieterskerk, die toen buiten de ftad was, in het jaar 846 plunderden. In het volgende jaar deeden zij eenen inval van den kant van Beneventum, en in het begin des volgenden jaars overleed de Paus sergius. Terftond na zijne dood, verkoren de Romeinen leo IV in zijne plaats, dien zij weder inwijdden, zonder de goedkeuring des Keizers af te wachten, maar (*) Breviar. Pontif. Rom. gesta complectens Tom. I. pag. 488. N 3 IV boek II Afdeel. III loofdft. ia C. G. [aar 814. :ot 1073. LEO IV.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft, na C. G jaar 814 tot 1073 108 KERKELIJKEmaar zich deswegens bij den Keizer, wegens het gevaar voor de Arabieren, zoo verfchoonden, dat de Vorst 'er in berustte, leo IV maakte ook terftond fehikkingen tot beveiliging der ftad; door het • opbouwen en bevestigen van derzelver muren en ■ torens; ook trok hij de St. Pieterskerk binnen de ■ ftad, en befloot ze binnen de muren, welke nieuwe ftad naar hem Civitas Leoniana genoemd werd. Nog liet hij de ftad Centumcella herbouwen, en daar bij eene nieuwe ftichten, naar hem Lcopoüs genoemd, van welke echter geene overblijffelen meer zijn; maar uit Centumcella fchijnt de tegenwoordige ftad Civita Vecchia ontftaan te zijn. lodewyk, Koning van Italië, was om dezen tijd door zijnen Vader lotharius tot Keizer en Mederegent verklaard, en werd door hem in het jaar 850 naar Rome gezonden, waar hem leo de Keizerlijke kroon opzette (*). Maar in het jaar 855 kwam de jonge Keizer, om eene gewigtiger zaak, weder in die hoofddad, te weten, om de onderneming van eenen Bevelhebber gratianus te keer te gaan, die bedacht was, om de ftad weder aan de gehoorzaamheid des Griekfchen Keizers te onderwerpen, en platina verhaak (f), dat fommigen den Paus leo IV bij den Keizer hadden befchuldigd, van daar in mede deel genomen te hebben, waar omtrent deze zich echter volkomen regtvaardigde, leo overleed nog in datzelfde jaar 855, en (*) Ann. Bert in. ad a. 850. In Leone IV.  GESCHIEDENIS. jo? «n is naderhand onder de Heiligen van zijne Kerk geplaatst, waar toe eenige wonderen, die doorhem verrigt zullen zijn, niet weinig hebben toegebragt. De opvolger van leo IV zal de beruchte Paufin joanna, of gelijk zij bij de oude Nederduitfche Schrijvers plagt genoemd te worden, Paus jut, geweest zijn, volgens een verhaal, hetwelk zelfs in de Roomfche Kerk, lang voor de Kerkhervorming, is geloofd geworden. Het verhaal luidt dus: Omtrent het midden der IXde eeuw werd een meisje, uit Maintz geboot tig , door haren minnaar in mans kleeding naai Atheenen gevoerd, alwaar zij in verfcheidene wetenfehappen eenen verwonderenswaardigen voortgang maakte. Vervolgens was zij" in dezelfde kleeding ei met hetzelfde gezelfchap te Rome gekomen, alwaa zij onderwijs gevende in eenige wetenfehappen (Trivium,) groote Leeraars onder hare Toehoorder had, en onder den naam van joannes van Enge land, (joannes anglicus,) eenen ongemeenei roem van wetettfehap en deugd behaalde. Om di reden werd zij in het jaar 855 eenparig tot Pau verkoren. Maar bij haren minnaar zwanger gewoi den, en den tijd van hare bevalling niet wetende was' zij, bij gelegenheid van eenen plegtigen omgan van den Heil. petrus , (of uit het Fatikaansc paleis,) naar de Kerk en Paleis van den Heilige joannes van Lateraan, tusfchen het Colifeo en c Kerk van den Heil. clemens, door barensnoo overvallen. Zij bragt daar een kind ter wereld maar ftierf terftond daar op. Sedert hebben de Pai N 4 6 IV BOEIt II Afdeel. III Hoofdfl. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Gefchiedenis van de Paufin JOANNA, gemeenlijk Paus JUT. I : » 1 | » g h n e d I 1- B  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. •na C. G Jaar 814 tot 1073. i 1 1 c i 1 *oo KERKELIJKE fen bij dergelijke omgangen die ftraat .gemijd. Ook is deze vrouwelijke Paus niet op de lijst der Paufen geplaatst. Wat is 'er van dit verhaal? bevat het waarheid, of is het eene fabel? Eene vraag, die tot geleerd onderzoek aanleiding heeft gegeven, met des te meer ijver behandeld, om den gewigtigen invloed, dien dezelve op de achtbaarheid van den Roomfchen Stoel kon geoordeeld worden te hebben. Om diezelfde reden heeft men, naar alle blijken, meermalen den eerlijken weg verlaten, om de kracht der bewijsredenen te ontzenuwen, of aan zijne partij het een of ander bewijs te ontnemen; waar door het, in der daad, moeijelijk is geworden, uitfpraak over dezen twist te doen, hoe ligt het ook fchijne, te zeggen: Het is eene fabel! het is een verdichtfeU Indien men het verhaal van eene vrouwelijke Paus las bij anastasius , die de Levens der Paufen befchreven heeft, die Bibliothecarius der Roomfche. Everk was, en in zijne Levensbefchrijvingen derPauèn zich zeer bezorgd toont, over derzelver roem :ou men het getuigenis van eenen tijdgenoot heb! .en, hetwelk, wegens zijne gezindheid voor dePauen, boven alle tegenfpraak zou zijn (*). Toen de >• (*) Het is zoo, dat hij niet de Schrijver is van alle e Levensbefchrijvingen- der Paufen, die onder zijn' naam aan, maar behalven dat die levens, welke tot dezen tijd ehooren, hoogstwaarfchijnlijk van hem zijn, zijn zijte» infte van iemand, die als een ooggetuige kan aangemerkt orden.  GESCHIEDENIS. 201 Jefuit jo. bus/eus de eerde uitgave van dit werk van anastasius te Mentz in het jaar 1602 liet drukken; zond marouard freher te Iieidelberg hem, op zijn verzoek, twee Handfchriften van hetzelve uit de Keurvorfielijke Bibliotheek, in welke de Gefchiedenis der Paufin joanna, op de boven verhaalde wijze, verhaald werd. bus/eus zond hem dezelven terug, met eenige exemplaren van zijne gedrukte uitgave, en in dezen was dit verhaal ook werkelijk gedrukt. Maar bij nader onderzoek bleek, dat het verhaal in de overige afdrukken was weggelaten. Dit wordt berigt uit den mond van salmasius, die zich toen te Heidelberg onthield. — Hoe het daar mede zij, het verhaal Haat in verfcheidene Handfchriften van anastasius, maar in anderen niet, en men beweert, dat het in die, welke hetzelve hebben, naderhand is ingelascht, en niel van anastasius kan zijn,omdat 'er in gezegd wordt, dat de Paufen toen reeds in het Vatikaan zouder gewoond hebben, welk Paleis echter toen bewoond werd door den Keizerlijken Stadhouder, ook wordi het verhaal voorgedragen, met een: men zegt, enz, hetwelk men van anastasius niet zou kunnet verwachten. Hier komt bij, hetwelk zeker vai belang is, dat anastasius in het leven van be nedictus III verhaalt, dat deze terftond na he overlijden van leo IV in het jaar 855 door de Ro meinen tot Paus verkoren, en daar van kennis ge geven is aan de beide Keizers lotharius en lo cewyk. Eene vertelling van herchempert, Monnik t N 5 Mor, IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. : t t I  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073, 1 ( I 1 1 C 202 KERKELIJKE Monte Casftno (*), dat aan den Vorst te Beneven*««,arichis, eenen Tijdgenoot van karel den Grooten, in een' droom bij nacht van eenen boozen geest geopenbaard was, dat de toenmalige Patrtarch Van Konftantinopolen een verkleed vrouwsperfoon was; hetwelk ook waar bevonden zal zijn; deze vertelling zal weinig tot de waarheid of onwaarheid van het verhaal der Paufin doen, dan alleen, dat men 'er nit ziet, hoe genegen men was, om den Patriarch van Konftantinopolen zwart te maken. De Monnik radulf, die naar zijn Klooster van den H. cermer te Fiaix, in het Kerspel van Beauvais, Fiaviacenfts heet, kan ook niet als tijdgenoot tot getuige geroepen worden, federt het bewezen is, dat hij niet in het begin der Xde, maar eerst in de .XIIde eeuw geleefd heeft. Eerst in de Xlde eeuw komt het verhaal voor bij marianus scotus, die (f) fchrijft, cht 113 het aar 854 op den Paus leo eene vrouw gevolgd is he twee jaren, vijf maanden, en vier dagen,"(juist len tijd, welke aan benedictus UI wordt toegeschreven,) geregeerd heeft. Maar ook al wederom uitbreekt dit verhaal in verfcheidene affchriften van ■lARiANus. Ja ook bovendien is deze de man liet, om een getuige te zijn van iet, dat twee eeu- (*) Ja Anonymi Salemitani Ckron. C. 14. ap. muator. Tom. II. P. U. SS. rer. Ital. p. 183. (t) Chron. Libr. Hl, ap. pistor. Tom. I. SS. rer, 'erman. pag. 639.  GESCHIEDENIS. A03 eeuwen voor zijn tijd zou gebeurd wezen; hij zou alleen als iemand kunnen aangemerkt worden, die een algemeen gerucht bewaard heeft. Even gelijk in de Xllde eeuw sigebert van Gemblours (*), en otto van Freyfmgen, die in zijne lijst der Paufen op joannes VI, in het begin der VlIIfte eeuw joannes VII, met het bijvoegfel foemina volgen laat (f); van weinig belang zijn ook op zich zeiven de woorden van gottfried van Fiterbo, omtrent het jaar 1190, in; zijne Chroniek (§): P*phfaiijohanna non nominatur. Eindelijk leest men, in de laatfte jaren der XlIIde eeuw de Gefchiedenis, zoo als zij hier voor verhaald is, bij den Sikfifchen Dominikaner , en Biechtvader aan het Paufelijke Hof, martinus polonus; bij wien ook wel fommige Handfchriften dezelve niet hebben, en de anderen min of meer verfchil len- maar waar van men niet kan beweeren, dat hel verhaal ingefchoven is, dewijl de Dominikaner pto lemeus de lucca , die terftond na martinu: leefde, in een werk, kort na het jaar 1312 gefchre ven (**), uitdrukkelijk zegt: „ alle Schrijvers, di, hij gelezen had, ftelden onmiddelijk na leo IV dei Paus benedictus LU; alleen martinus polonu had, tusfchen deze beiden, joannes anglicus VII ingevoegd." De verfchillende lezingen in de Hand fchriften van martinus zijn duidelijke blijken, da d (*) Chron. ad. a. 854. (t) Chron- L- VIL (§ ) Chron. f. Panthei P. XX. (*♦) Ilistor. Ecdes. L. XVI. C. 8. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. 11a C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 I t e  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 1 t \ \ z S e d b *°4 KERKELIJKE de Affchrijvers , verlegen met deze Gefchiedenis, gepoogd hebben, dezelve, daar zij ze niet geheel durfden weglaten, ten minden te verzachten. Evenwel moet men tevens erkennen, dat deze Paufelijke Biechtvader het geval verhaalt met een ut asferitur, ut dicitur, creditur a multh. Bij het bovenftaande moet men nog voegen, dat nog een Tijd. en Naamgenoot van martinus , polonus , die omtrent het Jaar 1290 eene Chroniek (*) gefchreven heeft in welke het werk van martinus polonus is gebriukt, het geval der Paufen op gelijke wijze als hij verhaald heeft. Alleen nog met dit belagchelijk bijroegfel, dat, als de zwangere Paufin den Duivel lit eenen Bezetenen had willen verdrijven, en dien vraagde, wanneer hij den lijder zou verlaten, de >ooze Geest in verzen zou geantwoord hebben! dit e zullen zeggen, zoo dra zij haar kind ter wereld :ou brengen: Papa, Pater Patrom, Papisfa: pandito partum, Et tibi tune edam, de corpore quando recedam. Van dezen tijd af, vermenigvuldigen de Schrijers, die, als het ware, aangemoedigd door zijn oorbeeld, dit geval in hunne fchriften verhalen, oodat men tot het jaar ir5oo toe honderd en vijftig chrijvers uit de Roomfche Kerk heeft aangehaald 1 daar onder Schrijvers van naam en aanzien, die eze Gefchiedenis in hunne fchriften gemeld 'hebsn. Zoo algemeen was dit verhaal geworden, dat zelfs C ) martini Minoriu Flores Temporum ad a. 854.  GESCHIEDENIS. ao5 zelfs de Paus joannes , die in het jaar 1276 verkoren werd, zich den XXIften liet noemen, offchoon hij de XXfte was, wanneer men joanna niet mederekende. Maar men heeft nog eene andere foort van bewijzen voor de waarheid dezer Gefchiedenis aangevoerd, te weten, openbare gedenkteekenen. Daar zijn ftandbeelden ter gedachtenis van dezelve opgerigt. diederik van niem, die met het begin der XVde eeuw Paufelijke Geheimfchrijver was, heeft zulk een ftandbeeld te Rome gezien, hetwelk eerst tegen het einde der XVIde eeuw op Paufelijk bevel zal vernietigd zijn. In de Hoofdkerk te Siena was weleer, onder andere ftandbeelden van Paufen, ooli eene van joanna , hetwelk launoi verzekert in hei jaar 1634 zelf gezien te hebben, mabillon ver haalt, dat hij het in het jaar 1686 niet zag, doel dat men hem verzekerde, dat, op bevel van Pau; clemens Vin, aan hetzelve de vrouwelijke we zenstrekken in mannelijke veranderd waren, en da men den naam van zacharjas 'er op gehouwei had, Aan pagi werd nog de plaats, getoond in di Kerk, waar dit Beeld geftaan had, totdat alexan der VII, die uit Siena geboortig was, het had la ten wegnemen. Nog meende Bisfchop burnet ee ftandbeeld der Paufin op eene openbare plaats de ftad Bologne gezien te hebben, tegen over de groc te Kerk, onder andere Beelden van Paufen; ma: hetwelk, volgens anderen, den Paus nicolaus l verbeelden zal. Do'-h een veel zeldzamer gedenkteeken van de; G IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. I ; i 1 r r I e  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 106 KERKELIJKE Gefchiedenis zal voor dezen geweest zijn, de met eene opening doorboorde Stoel, op welken men den nieuwen Paus, bij zijne inwijding, plaatfte; waar bij dan de jongfte Diaken der Roomfche Kerk onderzoek deed, om zich te overtuigen, dat de Paus een man zij, gelijk hij dan ook uitriep: Wij hebben eenen man tot Heer! Dit verhaalt niet alleen een Grieksch Schrijver, laonicus chalcocondylas (*), maar ook platina, een Paufelijke Kaïifelerijbediende (f), wel uit andere Schrijvers, doch zonder echter te ontkennen, dat de Paus op zoodanigen ftoel geplaatst werd; fchoon hij 'er bijvoegt, dat hij geloofde, dat deze ftoel eigenlijk beItemd was, om den nieuwen Paus te herinneren, dat hij geen God, maar mensch ware, aan alle natuurbehoeften onderhevig, gelijk andere menfchen, ïvaarom ook deze ftoel den naam van nacht ftoel, [ftercoraria fedes,) zal gedragen hebben. In der laad, dit is veel fcbijnbaarder, dan dat men, op :ene zoo fchaamtelooze wijze, zich zou verzekerd lebbende aangaande het gedacht van den nieuwen 3aus. Het berigt van mabillon geeft hier verdere Dpheldering (§). Deze zag, in het jaar 1685, in ;en vertrek aan de Lateraanfche Kerk te Rome, onIer ander huisraad, drie doelen. De eerfte, van Kit marmer, ftond voor dezen in den Voorhof deser Kerk, door welken de nieuwe Paus ingeleid werd, (*) De Reb. Turcic. Libr. VI. pag. 160. (t) In Joann. VIII. ( § ) Itcr hal. p. 57. in Muf. Ital. T. I. P. I.  GESCHIEDENIS. a°7 werd, om 'er bezit van te nemen, opdat bij eerst op den Paufelijken troon onder het hoofdverwulffel der Kerk, alle Kardinalen en Bisfchoppen ter kus toeliet; en vervolgens op den gemelden Stoel geplaatst werd, terwijl dit vers uit den PJalm gezongen werd: Suscitat de pulver e egenum, et de ftercore erlgit pauperem. Naar deze herinnering vooi den Paus tot zijne verootmoediging heeft deze floel den naam van fedes fiercoraria, ( drek/loei, ) ge kregen. Vervolgens leidde men den Paus in df Kapel van den H. silvester. , bij het Lateraamc) Paleis, waar zich de beide andere purperkleurigi itoelen' bevonden. Op den eenen aan de regterhani zittende, ontving hij de fleutels der eerstgenoemd^ Kerk, op den anderen aan de linkerhand gaf hij de zeiven terug. Van alle deze gebruiken vond ma billon geene fpoor voor de Xllde eeuw. Z duurden tot in de eerfte tijden der XVIde eeuw maar werden, nadat de toen algemeen geloofde Gt fchiedenis der Paufin 'er een befpottelijk voorkome aan gegeven had, waarfchijnlijk kort na leo X a gefchaft. Dat deze beide ftoelen doorboord warer was naar allen fchijn alleen daar aan toe te fchri ven, dat zij in Baden der oude Romeinen gevoi den , en wegens hunne kostbaarheid tot deze plej tige gebruiken beftemd waren. Dus zagen wij tot hier toe, welke en hoedanij bewijzen voor de waarheid dezer Gefchiedenis wo den bijgebragt , waar bij men voegen kan , h< mogelijk, ja bij de verwarring en het flecht gedr: van verfcheidene Paufen ten dien tijde, hoe waa fchij IV BOER II AfdeeL III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. 'tot 1073. l i n t5i1- ;e r- >e tg r9»  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdfl, na C. G Jaar 814 tor 1073 20S KERKELIJKE fchijnlijk zelfs een zoodanig geval moete geacht worden, te meer, daar men niet in ftaat is, de bron aan te wijzen, waar uit eene fabel, zoo het eene fabel ware, welke zoo algemeen geloof verworven heeft, haren ooriprong zou genomen hebben. Doch hier tegen kan worden aangemerkt, dat misfchien wel de bedoelde verwarringen, en het verwijfde leven van fommige Paufen gelegenheid tot het verzinnen van deze gebeurtenis hebben kunnen geven, en dat 'er zeer vele onwaarfcbijnlijkheden in gelegen zijn, dat eene vrouw te Atheenen, als man gefludeerd zou hebben, en te Rome tot Paus verkoren zou zijn, zonder ontdekt te worden, om niet van het geheel onwaarfchijnlijke te fpreken der omftandigheden van hare bevalling, en wel juist bij gelegenheid van eenen openbaren omgang enz. enz. Doch behalven zoodanige bedenkingen, die weinig ter wederzijde uitdoen, bij de vraag: of iet gebeurd zij? beroepen die genen, die de waarheid van dit verhaal ontkennen, zich in de eerde plaats op het ftilzwijgen der Tij'dgenooten, zelfs gedurende amtrent twee eeuwen, hetwelk te opmerkelijker is Dmdat zelfs geene Griekfche Schrijvers daar van gl vagen, terwijl Paus leo IX in het jaar 1053 aan :enen Patriarch van Konftantinopolen (*) verwijt lat men zeide, dat onder de Patriarchen dier Had >ok gefnedenen geweest waren; hetwelk hij niet zou )eftaan hebben, indien deze hem de Gefchiedenis van (*) Ep. I. ad Michaelem Patriarch, etc. C. 23. in labs. loncill. T. IX. p. 963.  GESCHIEDENIS. a®9 Van eene Paufin had kunnen te gemoet voeren. Ook merkt men aan, dat men geenen enkelen getuige heeft van dit geval, gelijk wij hier voor gezien hebben, maar dat integendeel Tijdgenooten zoodanige bijzonderheden melden, waar mede deze gebeurtenis volftrekt onbefiaanbaar is. Behalven dat in het gemeen de Schrijvers van dien tijd benebictus IU op leo IV laten volgen, zoo fchrijft de Abt lupus van Ferrieres, aan Paus benedictus III (*), dat hij Gezant geweest was bij zijnen voorzaat leo, en dat hij hoorde, hoe hij denzeiven in godvruchtigheid evenare. ado, die federt het jaar 899 Aartsbisfchop van Vientie was, verhaalt (f), dat na de dood van leo IV benedictus III op den Apostolifchen Stoel geplaatst is; Doch, befiisfend is de plaats van hingmar, Aartsbisfchop van Rheims, in eenen Brief, welken hijj in het jaar 866 , aan den Paus nicolaas I afzond (§), en in welken hij hem meldt, dat hij* met de Keizerlijke Gezanten, te gelijk ook zijné Afgevaardigden met eenen Blief naar Rome gezofr den hebbe; die onder weg vernomen hadden, dal leo IV geftorven was, maar toen zij in die hoofd; ftad waren aangekomen, had hun de nieuwe Paus benedictus III eenen Vrijheidsbrief voor hem ter hand gefield, waar uit ten duidelijkften fchijnt te blijs (*) E/n 103.^. 154. Antverp. S. Lipf 1710. 8w. (f) Breviar. Chronicor. de [ex mundi atatibus in Bfi blioth PP. Lugdun. T. XVI. p. 768. (<0 Opusc. et Epist. T. II. Opp. p. 1307. Xin. Deel. O IV BOEK II Afdeel. IU Hoofdfh na C. Gs Jaar 814; lot 1073.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 210 KERKELIJKE blijken, dat benedictus III de onmiddelijke opvolger is geweest van leo IV. Eindelijk fchijnt dit de Tijdrekening ook te vereifchen. Volgens anastasius ftierf leo IV den I7den Julij des jaars 855. Kort daar op, zegt hij, werd benedictus III tot zijn' opvolger verkoren, en de Romeinen zonden Gezanten, om deze verkiezing aan de Keizers lotharius en lodewyk bekend te maken. Deze ontmoetten lodewyk te Pavia; maar lotharius leide in September van datzelfde jaar 855 de regering neder, en overleed nog in diezelfde maand op den a81ten, in het Klooster Prum, in het Trierfche. De verre afftand van dit Klooster van Rome maakte, dat in een Vrijheidsbrief, welken de Paus terftond in het begin van zijne regering voor het Klooster Corbie liet afvaardigen, nog het 39de jaar der regering van lotharius. wordt opgegeven (*). Niet min merkwaardig is :en zilveren penning, in het jaar 855 te Rome gelagen, op welken de naam van Paus benedictus raat (f). Maar van waar mag dan evenwel deze Gefchieüenis haren oorfprong hebben, daar zij zoo algeneen aangenomen, en zelfs te Rome geloofd is geworden? Men heeft daaromtrent vele gisfingen genaakt, welke het noodeloos is, hier op te noemen, de- (*) Ap. mabiixon. in Annal. Ord. S. Bened. Tom. 11. L. 34. pag. 43. (t) jos. garamm Disf. de numoargente» Benedicti 111. nont. Max. Rom. 1749. 4/4».  GESCHIEDENIS. dewijl geene derzelve tot, zekerheid gebragt is. Onbegrijpelijk is het zeker, dat, in onzen tijd, de geleerde Paus benedictus XIV nog heeft kunnen fchrijven (*), dat dit Fabeltje bij de Lutheranen zijnen oorfprong gehad hebbe; rfabella ex Lutheranorum ftahulh eruta.j Daar de Gefchiedenis lang Voor de tijden der Hervorming niet alleen bekend, maar ook algemeen geloofd is geworden. Men fchijnt, met mosheim , te moeten befluiten, dat 'er in de IXde eeuw te Rome iet gebeurd moet zijn, hetwelk tot dit verhaal aanleiding heeft gegeven, en hetzelve zoo veel gezags heeft bijge* zet. Nadat deze Gefchiedenis van de Xlde, ten minften zeker van de XlIIde eeuw af, algemeen geloofd was, gaf asneas sylvius, die anders, Voordat hij zelf Paus werd, zoo vrijmoedig tegen de Paufen fchreef, in het midden der XVde eeuw hët eerst zijn bedenken over de waarheid derzelve te kennen (f). Tegen het einde dier eeuw verhaaldé platina ze nog, in zijne Levens der Paufenj doch, met twijfeling, aventinus (§) was dë eerfte Gefchiedfchrijver, in de eerfte tijden der XVItJë eeuw, die dezelve uitdrukkelijk Voor eene fabel verklaarde, en derzelver oorfprong daar in zocht j dat de magtige en ontuchtige theoDora , toen te Romé heerfchende, haren minnaar joannes IX op deri Pati- (*) ï)e Servor. Dei beatificat. et canonis. L. III. ft 10. n. 3-4. (f) Epist. CXXX. (§) Ann. Bojorim L. IV. C. zoi O 2 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. aa C; G% Jaar 8Ï4* tot io73*  IV boek II Afdeel. 111 Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. 1 t I \ 1 1 «• KERKELIJKE Paufelijken Stoel geplaatst had. In de XVIde eeuw hebben fommige geleerden der Roomfche Kerk dezelve bedreden, doch met weinig voordeel. Maar in de XVIIde eeuw werd zij fcherper onderzocht en getoetst; inzonderheid door blondel, tegen wien samuel maresius, maar voornamelijk frederik spanheim de Jongere, de waarheid derzelve met veel geleerdheid en fchranderheid verdedigd hebben. Behalven deze is 'er eene menigte andere fchriften] ook in de onlangs verlopene eeuw voor en tegen over deze gebeurtenis uitgekomen, waar toe wij onze Lezers verzenden (*). Wij vervolgen onze Gefchiedenis. benedictus III volgde dan in het jaar 855 leo IV op. Ondertusfchen lieten zich de Afgevaardigden der Romeinen, die aan de Keizers lotharius en lodewyk gezonden waren, om de bevestiging dezer verkiezing te bekomen, door arsenius^ Bisfchop van Gubhh, (of Eugibium,) overhalen \ lat zij beloofden, anastasius, Priester bij eene Ier Hoofdkerken te Rome, (Presbijter Cardina'is,) die door leo IV afgezet en in den Ban geJaan was, tot de Paufelijke waardigheid behulplaam te zullen wezen. Ook wisten zij de Keizerlijke fezanten, toen die nabij de Hoofddad gekomen waen, voor hem te winnen. Deze lieten de Afgeraardigden van benedictus gevangen nemen; ge>oden de Geestelijkheid, den Senaat, en alle Bur;ers van Rome, hun te gemoet te komen, en togen (*) Verg. walch Bibl. Theolog. Select. T. III.  GESCHIEDENIS. 213 gen in derzelver geleide en die van anastasius de ftad in. Hier liet deze de Beelden van Christus , der Maagd maria, en anderen, die in de Pieterskerk Honden, vernietigen; en nam bezit van het Lateraamch paleis; maar benedictus werd op zijn bevel geflagen en gevangen gezet. Doch thans berstte het misnoegen en de tegenftand der aanwezende Bisfchoppen, der Geestelijkheid en des volks tegen anastasius zoo hevig uit, dat de Keizerlijke Gezanten hem door bedreigingen of vermaningen niet langer onderfteunen konden. Dus werd benedictus in tegenwoordigheid der Keizerlijke Gezanten ingewijd (*> IU zijnen tijd kwam ethelwolf , Koning van Engeland, als een Bedevaartganger, te Rome; deze fchonk aan den Heil. petrus eene gouden kroon, vier ponden zwaar, en dergelijke kostbaarheden meer; ook deed hij aan de Geestelijkheid , de Grooten , en het volk, aanzienlijke gefchenken ; hij ftichtte eene jaarlijkfche vermaking voor de Paufen, en herbouwde de Engelfche School te Rome, die voor eenigen tijd afgebrand was, benedictus overleed in het Jaar 858; zijn opvolger, nicolaus l, was de eerfte Paus, die plegtig gekroond is gcwonlen, ccn nieuwe flap, welke den Paus ook in uitcrlijkcn luider met de overige Vorften gelijk Helde, boven welken hii zich als Bisfchop waande verheven te zijn. De Vorften zelve bragten, van hunne zijde, niet weinig toe, om de- (*) anast. in Bened. 111. O 3 IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. nicolaus I.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 «14 KERKELIJKE deze Bisfchoppen fteeds trotfcher te maken. Keizer lodewyk II op eenigen afftand van Rome gelegerd zijnde, reed den Paus, die hem een bezoek kwam geven, te gemoet, fteeg voor hem van het paard, en leidde zelf des Paufen paard, een boogfchoot ver, bij den teugel. nicolaus had echter geene aanfporingen noodig, alzoo hij uit den aard ijverig genoeg was, om zijn gezag uit te breiden, gelijk gebleken is.in zijne verfchillen met photius , den Patriarch van Konftantinopolen, welke door eene fcheuring van de Oosterfche en Westerfche Kerk gevolgd zijn, gelijk wij op zijne plaats zien zullen. De echtfcheiding van den Frankifchen Koning lotharius was eene andere gelegenheid, van welke de Paus gebruik maakte, tot uitbreiding van zijne magt. Deze lotharius had, federt het jaar 856, eene Zuster van den Burgundifchen Hertog hucbert, thietberga of theutberga, of zoo als zij zich zelve onderteekent, thietbrich, ter Gemalin. Maar ingeno, men met de liefde voor eene Frankifche Juffer, walPrada of walderalda genoemd, befchuldigde hij in het jaar 859 zijne Gemalin van grove misftappen, voor haar trouwen begaan. Zij ontkende alles voor eene vergadering van Wereldlijke Grooten; maar ondertusfchen had de Koning den Aartsbisfchop van Keulen, guntharius of gunthern, gewonnen, die weder thietgaud, Aattsbisfchop van Trler, en andere Bisfchoppen, op zijne zijde bragr. Deze Bisfchoppen hielden, in het jaar 859, een nieuw onderzoek te Metz, alwaar de Koningin de Water. proe-  en leide zelf des Paiden paard, een booglckoot ver, bg tien teup'el . , . . D XIII.31- biadz. -£14.   GESCHIEDENIS. 215 proeve doorflond; hier in beftaande, dat de befchuldigde, het zij zelf, of een ander in zijn' naam, uit een ketel kookend water met de bloote hand een fteen of ring moest nemen; waar na de hand met gewijde wasch verzegeld werd; deze vervolgens onbezeerd bevonden zijnde, werd de befchuldigde vrijgefproken, maar anders veroordeeld. De Koning vergenoegde zich hier niet mede, maar vernieuwde zijne befchuldigingen, en bragt te wege, dat de Koningin, op het dreigend toefpreken der Bisfchoppen , op eene vergadering te Aken, in het jaar 860, aan den Aartsbisfchop van Keulen alles bekende, waar men haar van befchuldigde, met verzoek, dal zij in een Klooster mogt gaan. Op eene volgends Kerkvergadering leverde zij deze bekentenis aan ha ren Gemaal fchriftelijk over, waar op haar vonni; werd uitgefproken, om voor haar leven in eei Klooster opgefloten te worden. Eene derde Kerk vergadering te Aken, in het jaar 861, fcheidde dei Koning dadelijk van theutberge, en gaf hen vrijheid, om weder te trouwen, waar op waldra da Koningin werd (*). theutberga verliet echter het Klooster, eer z volkomen Non was geworden, en vluchtte naa karel den Kalen, Koning der Westf ranken, di haar zijne befcherming beloofde. Hier door aange mot (*) hincm. Rhem. de divortio Lotharii Regts et Tetbet g* Regina Opp. T. I. p. 568-573- Concil. Aqubgran II in labb. Concil. Tom. V1U. pag. 739- Annal. Berti. ad a. 860. O 4 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV boek II Afdeel, lil Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. ïi6 KERKELIJKE moedigd, beklaagde zij zich over vervolging bij Paus, nicolaus L (*) Ook waren alle Bisfchoppen en Grooten van het Frankifche Rijk niet te vrede met de veroordeeling der Koningin. Velen van hen zonden aan hincmar, Aartsbisfchop van Rheims., toen een' der aanzienlijkfte Geestelijken aldaar, eerst drieën twintig en daar na nog zeven vragen over, betreffende dit onderwerp, welke hij in het jaar 863 in een fchriftelijk opftel beantwoordde, meestal ten voordeele der Koningin. ado, die eerst onlangs Aartsbisfchop van Vienns was geworden, wendde zich in deze netelige omHandigheid aan den Paus zeiven, die hem onder, rigtte (f), dat een man, die zijne vrouw na het trouwen van voorgaande grove misdrijven befchuh. digt, evenwel geene andere trouwen, noch in hare plaats eene bijzit nemen mag; insgelijks, dat hij, vernemende, dat zijne vrouw, nog als verloofde bruid, met een' ander onkuisch geleefd heeft, daarom niet geregtigd is, zich van haar te laten fcheiden. Geen wonder, dat de LotharingfcheBisfchoppen, die aan den Paus gefchreven, en twee uit hun midden afgevaardigd hadden, geen* ingang bij hem konden vinden. Hij befchreef eene nieuwe vergadering te Mets-, om aldaar alles van voren af te behandelen en te onderzoeken Zij- (*) nicolai I. Epist. XXII. ad Episcop. Ga//, et Ger. man. ap. harduin. T. V.p. 236. Ct) niool. I. Epist. 59. ad Adem. ap. hard./, c.p. 295.. (§) Ejusd. Ep. XVIII. XXII. XXIII.  GESCHIEDENIS. ai7 Zijne Afgevaardigden echter hielden zijne Paufelijke Brieven aan de Bisfchoppen terug, en lieten zich, gelijk men zeide, door lotharius omkoopen; dus kwamen 'er in het jaar 863 enkel Lotharingfche Bisfchoppen bijeen, die de beduiten van Aken bevestigden. De beide Aartsbisfchoppen van Trier en Keulen, thietgaud en gunther, reisden zelve naar Rome, om 'sPaufen goedkeuring hier op te verkrijgen; maar zij werden flecht onthaald, nicolaus verklaarde al het verrigtte voor nietig, en zette zelfs de beide Aartsbisfchoppen af. Aan dezen overhaasten ftap, die tegen alle Kerkelijke wetten ilreed, en een der eerde gevolgen van de valfche en onechte Decretalen was, weigerden de Aartsbisfchoppen zich te onderwerpen; maai beklaagden zich deswegens bij lodewyk ïï, Keizer en Koning van Italië, lotharius Broeder, die zich te Beneventum ophield, lodewyk trok ter ftond, in het jaar 864, vergezeld van de beide Aartsbisfchoppen, met eenig krijgsvolk naar Rome. ten einde den Paus met geweld te noodzaken, on zijn vonnis tegen hen te herroepen, nicolaus Ma van tijding bekomende, verordende openbare gebe den en een algemeen vasten , opdat den Keizer goedi gezindheid en eerbied voor den Godsdienst en he gezag des Apostolifchen Stoels mogten worden in geboezemd. De Keizer ftond met zijne Soldatei bij de Pieterskerk; de Geestelijkheid, en het voll kwamen met hunne kruifen derwaards al zingende om 'er hun gebed te doen; maar werden van d Soldaten overvallen/, die hen braaf affloegen, krui IV boek II Afdeel. III Hoofdft, na C. G. jaar 814. cot 1073. I 1  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. : < i I 1 i k i 2i8 KERKELIJKE fen en vanen verbraken, en hen verder uiteenjoegen. Toen zal ook het kunftig gewerkte kruis, hetwelk helena met een daar in befloten ftukje van het echte kruishout naar Rome ten gefchenk gezonden had, verbroken; maar nog door eenige Engelfchen gered zijn. De Paus, die zich in het Paleis van Lateraan bevond, begaf zich fcheep, en voelden Tiber langs naar de Pieterskerk, waar hij twee dagen en nachten zonder eten bleef. Ondertusfchen ftierf de Soldaat, die het kruis gebroken had, en de Keizer kreeg de koorts. De Keizer, dit als 'eene Goddelijke waarfchuwing aanziende, zond zijne Gemalin aan den Paus, die daar op in zijn Paleis terugkeerde, maar de Keizer trok met ziin geheele gevolg van Rome af, en zond ook de beide Aartsbisfchoppen naar Frankryk terug (*). Van deze twee was gunther de moedigde. Deze had, te Rome gekomen, zijne bezwaren fchrif•elijk aan den Paus toegezonden, en dit opltel aan le Lotharingfche Bislchoppen medegedeeld, waar in lij hen vermaande, den Koning getrouw bij te daan. Dnder anderen zeide hij daar in: nicolaus , die Paus ;enoemd werd , en zichzelven met de Apostelen gelijk lelde, en tot Keizer der geheele wereld maakte, had «en wel willen verdoemen; maar had den nadrukkeijkden tegenftand tegen zijne razernij gevonden. ïunther had dus, zijne zaak moge dan goed of :waad geweest zijn, nog geheel de hooge denkbeelden Ier later tijden aangaande de magt van den Paus niet. Maar (») Ann. Benin, ad a. 864. Ann. Metens. ad a. 865.  GESCHIEDENIS. 219 Maar de overige Bisfchoppen onderwierpen zich des te gewilliger aan de uitfpraken van den Paus. Men leest nog den kruipenden Brief van adventiüs, Bisfchop van Mets, aan den Paus (*), waar in hij geen titels genoeg weet te vinden, ( excellentisjtmus Apostolatus vester, dignhas Majestates vestrtz, incomparabilis dementia vestre Magnitudinis, verus Apostolus enz.) om hem te verzekeren, dat, zoo hij niet ziekelijk ware, hij hem in perfoon zijne gehoorzaamheid zou verklaard hebben , en hij belooft, de voorfchriften van den Paus, als van God, te zullen volgen. - In zijn antwoord vergelijkt nicolaus (f) dezen ouden ziekelijken Bisfchop bij den boetvaardigen moordenaar aan het kruis; en zegt hem, dat het wel goed is, dat hij zijnen Koning, naar de les van paulus, onderdanig was; maar hij moest degelijk toezien, of zulk een Vorst ook waarlijk Vorst, en geen tijran was, welken men behoort te wederftaan, maar niet deszelfs ondeugden te begunftigen. Een merkwaardige grondregel, die aan den Paus en de Bisfchoppen de bellisfing overlaat, of een Vorst met regt, dan oi hij als een dwingeland regere enz. lotharius betoonde ondertusfchen de grootfh zwakheid; hij verliet terftond de afgezette Aartsbisfchoppen , en droeg het Aartsbisdom van Keulen aan eenen nabeftaanden van zijn huis op, die niet meei dan (*) In baron. Ann. ad a. 863. 0, 51. p. 256. et « sirmoNd. Concil. Gall. T. III. p. 241. (t) Epist. ad Advent. I. c. n. 59. IV boek II Afdeel. III Hoofdft na C. G. Jaar 814. coc 1073.  IV boek ii Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. 1 ( »*> KERKELIJKE dan Onderdiaken was, en geheel geene zeden had, die eenen Geestelijken pasten, gunther hier door vertoornd, pakte den Kerkenfchat van Keulen bijeen, en begaf zich daar mede naar Rome, waar hij den Paus alle ftreeken ontdekte, die bij de echtfcheiding van zijnen Koning gefpeeld waren. Maar dit baatte hem niet, alzoo de Paus zijn uitgefproken vonnis bevestigde op eene nieuwe Sijnode in het lateraan. lotharius fchreef hier op zeer demoedig aan den Paus, waar toe hij, door vrees voor zijne Oomen, gedwongen was. De Paus, die zijne overwinning wilde vervolgen, fchreef aan de Oomen van lotharius op eenen dreigenden toon, maar aan lotharius gaf hij te gelijk te kennen, dat hij waldrada van het Hof verzenden, en theutjjerge weder aannemen zou, op ftraffe van den ban. Ook gaf de Paufelijke Gezant en Bisfchop arsenius theutberge werkelijk weder aan haren Gemaal in het jaar 865 te Attigny, met bedreiging der eeuwige firafFen, indien hij haar niet als zijne regtmatige Gemalin behandelde, lotharius, van dien verlaten, beloofde dit met eenen eed, en gebood waldrada, naar Rome te gaan, om zich aliaar te verantwoorden, waldrada ging met des Paufen afgezant op reis, maar hield hem zoo lang ip, tot zij van lotharius verlof ontving, om in djn Rijk terug te keeren: waar op de Paus haar ladelijk in den ban deed (*). lo- (*) Ann. Benin, ad a. 865. Ann. Metens, a. 866, * ;ol. I. Ep. LV. ap. hard. /. c. p. j>8i.  GESCHIEDENIS. 221 Lotharius vervolgde zijne verkeering met waldrade , en de klagt van overfpel werd op nieuw tegen theutberge in gebragt, die ook weder de vlugt nam tot Koning karel, fchrijvende tevens aan den Paus, dat zij wenschte de Koninklijke waardigheid af te ftaan, en zich naar Rome te mogen begeven. Maar de Paus zag dit aan als eenen door bedreigingen en verdriet afgepersten wensch, en vermaande haar in eenen Brief (*), ftandvastig te blijven, hij zou tóch in allen gevalle nimmer dulden , dat lotharius de overfpelige waldrade zou trouwen. Ook fchreef hij aan de Bisfchoppen van Lotharingen, dat zij hunnen Koning den ban van waldrade zouden bekend maken (t)- Aan Koning karel fchreef hij (§), gehoord te hebben, dat lotharius de zaak door een kampgevecht wil de bedisfen, maar dat, na de Paufelijke beflisfingen. geen wereldlijk gerigt over dezelve moest gehouden worden; hier voegde hij een' Brief bij aan lotharius (**), waar in hij hem vermaande, van waldrade af te zien, hem dreigende, dat hij anders, door de uitfpraak der Kerk, tot een' Heiden er Tollenaar gemaakt kon worden, lotharius liel den Paus door adventius, Bisfchop van Metz, antwoorden, dat hij geheel in geene verbindteni: ftond met waldrade, maar dat theutberga ii alle betrekkingen zijne Gemalin was; ook fchree; hij hem zelf, dat hij hem altijd gehoorzaam gewees was (*) Ep. XLV1II. ap. hard. p. 266. (t) Ep. XLIX CÖ Ep. L. (**) Ep. lil. IV koek II Afdeel. lil Hoofdft.na C. G* Jaar 814. tot 1073. 1 1  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 1 222 KERKELIJKE was, en altijd zijn zoude, maar dat hij hem ootmoedig verzocht, zijne befchuldigers niet te hooren, zonder onderzoek, ook niemand zijns gelijken bo-' ven hem te verheffen of over zijne landen magt te geven, opdat hij niet genoodzaakt zou zijn, geweidige middelen ter hand te nemen tot zijne verdediging; dat hij aan niemand onderworpen wilde zijn, dan aan God en den H. petrus, aan de overige Heiligen, en aan hem, zijnen vader en heer enz. Maar de Paus, ligt bemerkende, dat deze nederigheid uit vrees voortkwam, bleef onbuigzaam, en fchreef aan den Duitfchen Koning lodewyk (*), dat hij aan lotharius volflrekt niet zou vergunnen , te Rome te komen, voor dat deze alle zijne bevelen vervuld had; m een' volgenden Brief (f) nam hij het lodewyk zeer kwalijk, dat hij voor de afgezette Bisfchoppen gefproken had, hetwelk hij ook aan de Oostfrankifche Bisfchoppen verweet (§> Door dit alles werd de verzoening met lotharius moeijelijker. Ook kwamen hier nog de verdeeldheJen onder de Frankifche Vorsten bij. karel verwoestte een gedeelte van lotharius gebied, in iet jaar 866, terwijl deze te Trier met zijne Bis'choppen raadpleegden, hoe theutberga door :ene valfche belijdenis in het Klooster gebragt kon vorden. Dus overleed nicolaus, eer deze zaak en einde kon gebragt worden. Maar behalven deze zaak had deze Paus nog anlere twisten, in welke hij zijn gezag handhaafde, of (*) Ep. LV. Ct) Ep. LVÏ. (§) Ep. LVIÏI,  GESCHIEDENIS. 223 of zelfs wel vergrootte. Hij vond echter aan hing? mar, Aartsbisfchop van Rheims, een' man, die zich op zijne waardigheid even zoo veel liet voorliaan, als de Paus op de zijne, hincmar was wel, daar hij een onderdaan van karel den Kalen was, tegen de echtfcheiding van lotharius met theutberga, maar ten gelijken tijde was hij ir meer dan éénen twist ingewikkeld, waar bij hij des Paufen goedkeuring niet verkreeg, ebbo , zijn voorzaat in het Aartsbisdom, die in het jaar 835 was afgezet, wegens zijne deelneming in het oproer dei Zonen van Keizer lodewyk tegen hunnen Vader, had na zijne afzetting te Rheims nog eenige Pries ters gewijd. Aan deze verbood hincmar alle Pries. terlijke bedieningen, hetwelk door eene Kerkverga dering te Soisfons in het jaar 853 bevestigd werd hoewel hun op voorbede van Koning karel ver gund werd, het Avondmaal met de Leeken, (com munio laica,j te genieten (*). Dewijl dit vonnis hincmar zoo nabij betrof, verzocht hij Paus leo IV hetzelve te bekrachtigen, maar dit kon hij niet verkrijgen, benedictus II. betoonde zich rekkelijker, en keurde de befluitei dezer Kerkvergadering in het jaar S55 goed, doel behoudens het regt van den Apostolifchen Stoel in gevalle van beroep (f). Ook vernieuwde nico laus I deze bevestiging in het jaar 863, alleen on de: (*) sirmondi Concil. Gall. Tom. lllï pag. 80. hard Concil. Tom. V. pag. 41. (|) BEKfiD. III. Epist. in labb. Concil. T. VIN. p. 232 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. I I f 1  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. ïia C. G. Jaar 814. tot 1073. < i*A KERKELIJKE der voorwaarde» dat hij den Apostolifchen Stoei nooit ongehoorzaam zou zijn (*). Maar eenigë jaren daar na veranderde hij zijn gevoelen, mis* fchien om den tegenftand, dien hij van hincmar in eenen anderen twist ondervond. Hij fchreef dus aan herard, Aartsbisfchop van Tours (f), dat hij hincmar vermaand had, om de afgezette Geestelijken vrijwillig te herdeden, en vermaande hem eene nieuwe vergadering te Soisfons te houden, op welke ook die Geestelijken, onder welken wulf ad bijzonder genoemd wordt, zouden geroepen wor* den. Koning karel kreeg tevens in den zin* om wulfad , die te voren leermeester van zijnen Zoon karoloman geweest was, tot het ledig ftaande Aartsbisdom van Bourges te benoemen; maar de Paus weigerde daar toe het verlof, omdat zijne zaak eerst op de Kerkvergadering beflist moest worden hincmar leverde op deze Kerkvergadering in het jaar 866 vier opftellen tot zijne verdediging in (**), svaar op de vergadering een befluit nam, dat deze Geestelijken, die naar het ftrenge regt waren afgetet, uit de nog verhevener inzigten van zachtmoeligheid en liefde, weder herfteld konden worden; welke uitfpraak zij verzeld deed gaan met eene foort ran verdediging (ff). Te gelijk fchreef de Kerk- ver- (*) Ap. baron, ad a. 863. Hi 64. (f) In Act. Conc. Suesfton.Wl. ap. hard. T. V.p. 636. (5) hard. /. c. pag. 601-605. (**) hincmar. Opp. Tom. II. pag. 26. Ctt) s/p. hard. /. c.  GESCHIEDENIS. 225 vergadering aan den Paus, gelijk ook hincmar , en karel de Kale zelf, die hem tevens verzocht, de benoeming van walfad tot het Aartsbisdom van Bourges goed te keuren, alle welke Brieven egilo, Aartsbisfchop van Sens, naar Rome medenam. Met deze berigten was nicolaus niet wel te vrede; naar zijne gedachten had de Kerkvergadering alles, wat op de voorgaande verhandeld was, voor nietig moeten verklaren. Hij fchreef dan terug (*), dat hij in het gedrag der voorgaande Sijnode en bijzonder van hincmar veel onregtvaardigheid, partijdighnd en geweld gevonden had. Op dezelve wijze fchreef hij aan hincmar zeiven; evenwel beval hij aan walfad en de overige Geestelijken, terwijl hij hun hunne herftelling bekend maakte, die hij goedgekeurd had, eerbied en gehoorzaamheid jegens hincmar. nicolaus had den Bisfchoppen der laatstgehoudenë Sijnode belast, hem een volledig berigt te zenden wegens het afzetten van ebbo, en het aanftellen van hincmar in deszelfs plaats, karel de KaJe beriep daarom eene nieuwe vergadering in het jaar 867 te Troyes; deze vergadering zond een uitvoerig berigt aan den Paus, aangaande ebbo en deszelfs gedrag, ten bewijze, dat hincmar in het jaar 845 regtmatig tot Aartsbisfchop van Rheims verkoren was (f). Dit berigt der vergadering liet karel zich brengen, en hetzelve voor hincmar gun- (*) Ap. hard. /. c. pag. 633. (t) Ap. hard. /. c. pag. 68i-(5S5. XIII. Deel. P IV boek II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073.  IV boek II Afdeel, lil Hoofdft.na C. G. Jaar 814. tot 1073. ïa«X KERKELIJKE □ gunfiig vindende, liet hij een berigt in zijn naam opdeden, waar in alles verzameld werd, wat ftrekken kon, om ebbo te verdedigen (*). hincmar , die thans in de-gunst des Koniiigs wankelde, ter. wijl walfad zich daar in vestigde, verzuimde ook niet, zich tegen de beftraffingen van den Paus te verdedigen, (f), die hij, gelijk hij fchreef, wel verdiende, om zijne zonden; gelijk hij zich ook voor zijne opzieners verootmoedigde : maar in den grond beweerde hij, had de Paus zich van anderen te zeer laten innemen en ophitfen enz. De dood van den Paus in het jaar 867 bragt eindelijk veel toe om dezen twist te doen eindigen. Zijn opvolger adriaan II keurde het verrigte der Kerkvergadering te Troyes goed, bewilligde het Pallium aan walfad , en betuigde eene uitnemende liefde jegens hincmar (§). Uit de gefchiedenis van dezen in zichzelven nietigen twist blijkt, hoe veel de Paufen zich aanmatigden, maar hoe ook de Frankifche Bisfchoppen, naar hun vermogen, hun best deeden , om hunne regten ten minlten eenigzins te handhaven. Een later verfchil met hincmar werd nog heviger gedreven, tot dat deze zich genoodzaakt zag toe te geven, doch niet dan na zijne Bisfchoppelijke regten wakker verdedigd te hebben, rothad, Bisfchop van Soisfons, federt omtrent dertig jaren, had ree Js eene poos in misverftand geleefd met zijnen Me* " (*) l. c. pag. 986. Ct) /. c. p. 687. et in iiincmari Opp. T. II. p. 298. CS) Ep. ap. hard. /. c. p. 691, 694, 696.  GESCHIEDENIS. '227 Metropolitaan hincmar, die jonger was dan hij. Eindelijk had hij eenen Priester van zijn Kerspel, die op heeter daad in ontucht betrapt en tot ftraf verminkt geworden was, met bewilliging van drie en dertig vergaderde Bisfchoppen afgezet, en een' ander in deszelfs plaats ingewijd. Deze Priester beklaagde zich deswegens bij hincmar, die hem, na verloop van drie jaren, weder herftelde, deszelfs opvolger in den ban deed, en in de gevangenis zette. Als rothad zich daar over beklaagde, floot hincmar hem in eene in het jaar 861 bij Soisfons gehoudene vergadering zoo lang van de Bisfchoppelijke gemeenfchap uit, tot hij gehoorzaamheid zou bewezen hebben, rothad beriep zich op den Paus; maar als hij gereed ftond, om naar Rome op reis te gaan, onderfchepte hincmar eenen Brief, welken rothad aan eenen Bisfchop van zijne vrienden zond, en waar in hij aan de hem genegene Bisfchoppen meldde, wat zij tot zijne, verdediging zeggen konden, hincmar droeg dit den Koning voor, als of rothad van zijn beroep afgezien, en zich aan het oordeel der door hem zeiven verkozene Bisfchoppen onderworpen had. Terftond liet hem de Koning verbieden op reize te gaan, en als hij dit desniettegenftaande ondernam, werd hij te Soisfom tegengehouden, en vervolgens in eene nieuwe vergadering in het jaar 864 afgezet, in den ban gedaan, en in een Klooster opgefloten. Een ander bekwam zijn ambt; aan. hem gaf men eene Abdij (*). De (*") Libellus proclamationis Rot kadi Episcopi, 'fttem p 2 iït IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  «8 KERKELIJKE IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. De Lotharingfche Bisfchoppen namen openlijk de partij van rothad, en fchreven deswegens aan de Oostfrankifche Bisfchoppen, aan welke zij verfcheidene vragen voorftelden, die tot deze zaak betrekking hadden, fchoon zij in den twist zeiven niets beflisfen wilden (*). Maar van den anderen kant zonden ook de Bisfchoppen der vergadering, op welke rothad was afgezet, een berigt van hunne handelingen aan den Paus, hem te verdaan gevende, dat de Keizerlijke wetten zoodanig beroep niet toelieten, en dat de zaak van rothad over het geheel flecht was (f). Zoodra nicolaus deze berigten ontvangen had, zond hij aan hincmar eene fcherper beftraffing, dat hij zich onderdaan had het beroep van rothad tegen te houden, met bevel, om daar van af te laten, te meer, dewijl, ook zonder beroep, het oordeel van den Apostolifchen Stoel had behooren afgewacht te worden. Hij herhaalde dit bevel, in een' tweeden Brief, met bedreiging, dat hij anders over hincmar, als een verachter der Kerkelijke wetten, een beflisfend vonnis zou vellen. Evenwel moest hij nog eens aan hem fchrijven , met bijvoeging, dat rothad volkomen herfteld moest worden, en dat dan zijne befchuldigers met hem en den door hem afgezetten Priester naar Rome zouden ko- Nicolao 'Papa obtulit. in hard. Act. Concil. T. V. p. 579. hincmari Epist. XVII. ad Nicol. Papam T. II. p. 246. (*) Ap. hard. /. c. pag. 558. (t) NicoL l. Epist. XXXII. ap. hard. /. c. p. 255.  GESCHIEDENIS. 329 komen, dat, indien hincmar binnen dertig dagen hier aan niet voldeed, hem en den Bisfchoppen van zijne partij verboden zou zijn, het Avondmaal, (Misfarum Solemnia,) te vieren, tot hij in alles zou gehoorzaamd hebben. Op denzelfden toon fchreef hij aan karel en aan de Bisfchoppen, die rothad veroordeeld hadden; en van dit alles gaf hij ook aan rothad kennis, doch met waarfchuwing, zoo hij zich fchuldig vond, niet te Rome te komen, om zijn beroep te achtervolgen (*). rothad werd daar op werkelijk in het jaar 864 door den Koning karel naar Rome gezonden; doch 'er verfcheenen geene Afgevaardigden van de Bisfchoppen, die zijne Rigters geweest waren; alleen verantwoordde hincmar zich in eenen langen en merkwaardigen Brief aan den Paus (f), waar in hij hem, doch op eene zeer eerbiedige wijze, verfcheidene herinneringen en aanmerkingen mededeelde over het regt der Metropolitanen en Bisfchoppen. rothad bevond zich reeds omtrent negen maanden te Rome, zonder dat 'er iemand als befchuldiger tegen hem was opgekomen, fchoon hij een verweerfchrift aan den Paus had overgeleverd, waar ir hij fterk klaagde over de mishandelingen, hem dooi hincmar en zijne vrienden aangedaan (§). Einde lijf (*) Alle deze Brieven ftaau bij hard. /. c. (f) hincmari Opp. T. II. p. 244. (§) Libellus proclamationis Rothadi Episc. ap. hare /. c. pag. 579. P 3 IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073. 23a KERKELIJKE lijk beklom nicolaus daags voor Kersmis in het jaar 864 den Kantel, en hield eene redevoering, in welke hij rothad onfchuldig verklaarde, die op een algemeen Synode, (waarfchijnlijk van een geheel gewest,) hetwelk echter, zonder bevel van den Apostolifchen Stoel, niet mogt gehouden worden, onregtmatig was afgezet (*). Vervolgens gaf hij daar van kennis aan de Geestelijkheid en alle inwoners van Rome, en aan karel den Kalen. Aan hincmar fchreef hij gebiedend, hem enkel, na vele verwijtingen, de keuze latende, om terftond hem te gehoorzamen, in het herdeden van den Bisfchop, of te Rome te komen, om zijnen twist met denzelven te vervolgen, evenwel na hem bij voorraad herfteld te hebben. Zoo hij geen van beiden deed, zou hij zelf, naar het Goddelijk oordeel, door den Paus afgezet, en van de Kerkelijke gemeenfchap, zonder hoop van wederaanueming, uitgefloten worden. In eenen Brief, welken hij aan de Westfrankifche Bisfchoppen ienzelfden tijde afzond, ontvouwt deze Paus breedvoerig de gronden van het gezag van zijnen Stoel, vooreerst in de opvolging, van petrus af voortgaande, maar ook op het gezag der Deeretalen; van deze onechte ftukken (f), dus ten zijnen (*) Sermo Nicolai Papa I. ap. hard. /. c. p. 583. (f) baron. Ann. a.\ 865. n. 7. wil tegen allen fchijn wn, zijne le:ers beduiden, dat de Paus zich niet op 3eze onechte frakken, maar op algemeen erkende decre\en Leroepen hebbe.  GESCHIEDENIS. *3* nen voordeele gebruik makende, van welke hij echter aan de Bisfchoppen fchrijft: „ Sommigen van ulieden hebben wel gefchreven, dat die Decretalen der oude Bisfchoppen in de geheele verzameling van Kerkelijke wetten, (Codicis canonum corpore,) niet te vinden zijn; ondertusfchen, wanneer zij zien, dat dezelven met hunne oogmerken inftemmen, bedienen zij zich van dezelven zonder onderfcheid; * zijnde dit dus de eerfte melding van twist over de echtheid der Decretalen van den valfchelijk genoemden isidorus, doch welken de Frankifche Bis< fchoppen, zelfs hincmar ,'fpoedig opgaven , zicli fchikkende naar de tijdsomftandigheden. Voor hel overige vond rothad, toen hij, in het jaar $66. in zijd vaderland terug kwam, geene verdere zwa' righeden, om zijn Bisdom weder te bekomen; waai omtrent een Tijdgenoot (*) zich dus uitdrukt: De Paus herftelde hem niet naar de regelen; maai met geweld, (non regulariter, Jid potentialiter.j Tegen dezen 'hoogtnoedigen, overal doordringenden Paus, waagde het echter de Aartsbisfchop var Ravenna, joannes , zich een tijd lang te verzetten. Indien men anastasius, den vriend der Paufen, mag gelooven, klaagden vele inwoners dier ftac bij den Paus over het ftreng en drukkend gedrag van dezen Aartsbisfchop. De Paus daagde hen driewerf voor eene Roomfche Kerkvergadering, on zich te verantwoorden, waar na hij hem in dei ban deed. joannes verkreeg wel van Keizer lo de (*) Ann. Bertin. ad q. 865. P4 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 107-3; [ t  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. adriaan H. ] 1 S3» KERKELIJKE bewyk , dat dezelve eenige Afgevaardigden naar Rome zond, met welke hij zelf zijne intrede deed; maar de Paus beftrafte de Gezanten, dat zij met eenen geëxcommuniceerden gemeenfchap hielden, en daagde den Aartsbisfchop nogmaals voor eene Sijnode, die waarfchijnlijk in het jaar 861 te Rome gehouden zou worden. Eindelijk zag de Aartsbisfchop zich genoodzaakt voor den Paus te buigen, en werd daar op van denzelven weder aangenomen. Van dezen tijd af hebben de Aartsbisfchoppen van Ravenna hunne onafhankelijkheid van den Paus niet meer durven beweeren. Men vindt nog meer blijken van de werkzaamheid van dezen Paus in zijne Brieven , die door lab be en iiarduin verzameld zijn. Een oud Schrijver (*) teekent zijn karakter dus: „ Sedert gregorius den Grooten tot hier toe fchijnt geen Paus met hem vergeleken te kunnen worden. Hij gebood Prinfen en Tijrannen met zoo veel gezag, ds of hij Heer van de wereld geweest was. Tegen aromen en godvreezenden was hij nederig , befcheilen, en zacht; maar tegen anderen des te gcduch:er en fcherper." Hij overleed den I3den November fan het jaar 867. adriaan II werd tot zijn opvolger ingewijd; hij vas een man van LXXV jaren, die reeds tweemaen deze waardigheid geweigerd had aan te nemen. )e Keizerlijke Gezanten t< onden zich ongenoegd, lat zij niet tot de verkiezing genoodigd waren, even. (*) Ann. Met.  GESCHIEDENIS. 233 evenwel bevestigde de Keizer de gedane verkiezing, waar op eerst de inwijding volgde. Ten dezen tijde viel, zonder dat men de reden weet, waarom, lambert, Zoon van guido, Hertog van Spoleto, met eene bende krijgsvolk op Rome aan; latende vele oorden der ftad, zelfs Kerken en Kloosters, plunderen, en vele vrouwen wegvoeren. De Keizer , bij wien men zich beklaagde, ontnam hem zijn Hertogdom, en de Paus deed alle zijne medehelpers in In het eerst twijfelde men te Rome, of deze Pau: wel den vurigen ijver van zijnen voorzaat zou be zitten, omtrent de belangen van de Kerk. anas tasius, de beroemde Bibliothecarius der Roomfchi Kerk, Schrijver van de Levens der Paufen, gaf des wegens zijne bekommering te kennen aan ado Aarts (*) Guilielmi Bibliothecarii Vita Airiani II. pos Anastafii vitas Pontif. Rom. Q) Ann. Bertin. ad a. 868. P 5 IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. toe 1073, j ] 1 i t 1 ( m KERKELIJKE Aartsbisfchop van Fieime, en vermaande hem, met de overige Bisfchoppen toch zorg te dragen , dat de Paus niets voor de nagedachtenis van zijnen voorzaat nadeeligs verrigten mogt. Het bleek echter fchielijk, dat van dezen kant niets te vrezen was. adriaan gedroeg zich in het begin wel zoo nederig, dat hij eenige Griekfche en andere Geestelijken, die hij ter maaltijd gehad had, zelf bediende en hen verzocht voor de Katholijke Kerke den Keizer en hem te bidden, opdat Christus hem, een* zeer zwak man , de noodige krachten verkenen mogt, om alle zijne verlosten, die hij aan petrus te beduren opgedragen had , insgelijks te kunnen regeren. Evenwel verzocht hij hen te gelijk , in aun gebed zijnen voorganger te gedenken, dien God tnet het fchild van josua en het zwaard der Geestelijke magt gewapend had; hij noemde hem verrolgens eenen anderen elias en pinehas; maar tverd daarom ook van de tegenpartijders van nico» l-aus een Nicoldiet genoemd. Met één woord, ;en zelfde geest en ontwerp bezielde reeds bijkans rijf eeuwen de Paufen; alleen met dat onderfcheid, ïetwelk verfchillende gaven, krachten, hartstochten ; ïulpmiddelen, gelegenheden en andere toevalligheden nedebragten. lotharius fchepte nieuwe hoop ten aanzien van :ijne echtfeheiding, toen adriaan op den troon ;ekomen was. Hij fchreef hem terftond, in zeer erbiedige bewoordingen, dat hij wenschte een gebrek met den Paus en deszelfs zegen te genieten, levvijl zijn voorzaat te veel gehoor had gegeven aan zij-  GESCHIEDENIS. 435 zijne befchuldigers (*). De Paus fchreef hem wederom, dat de Stoel van den Heil. petrus altijd bereid was, eene waardige genoegdoening aan te nemen, en nooit onwettig gehandeld hebbe. Indien hij zich dus vrij kende van overtreding, mogt hij met alle vertrouwen te Rome komen, om den zegen te ontvangen; maar kende hij zich fchuldig, mogt hij zich derwaards fpocden, om de behoorlijke Kerkeboete te ondergaan. Ondertusfchen ontfloeg adriaan waldrade van den Kerkeban, in welken nicolaus haar gedaan had (f), en fchreef haar dit zelf, ook gaf hij daar van berigt aan de Oostfrankifche Bisfchoppen. Doch aan den anderen kant werd bezorgd, dat theutberga naar Rome reizen, en den Paus verzoeken moest, om haar huwelijk geheel te fcheiden, wegens hare ziekelijkheid. Maar de Paus nart dit op als eene gedwongene handeling , en fpral< daarom even als zijn voorzaat, fchrijvende aan lo tharius (S), dat hij dit verzoek niet kon toe ftaan, maar dat de Vorst theutberga als zijni wettige Gemalin moest erkennen, tot dat de Pan: de geheele zaak op eene Synode onderzocht had alles onder bedreiging van den ban. lotharius hoopte nog, door zijne tegenwooi digheid te Rome, de echtfcheiding te zullen vet werven, waarom hij in het jaar 869 naar ItaJi reis (*) Ap. Regin. Chron. ada. 868. Ann. Met. adeund. anr Cf) adriani II. Epist. XIV. ap. labb. C§) Epist. XIV. IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jar.r 814. tot L£>73« I i  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. sa C. G, Jaar 814. tot 1073, 1 1 «3m zijn gedeelte tegen alle pogingen van den Paus e behouden; die te vergeefs nog fcherper fchreef an de Bisfchoppen en Grooten van karels Rijk, :n hincmar bittere verwijtingen deed, dat hij onlankbaar was jegens den Apostolifchen Stoel; dat dj liefde Gods, noch vrees voor de hel had, omlat hij niet, volgens zijn ambt, den Koning des;elfs ongeregtigheid onder het oog gebragt, maar ich veel meer als een' huurling gedragen had. Hij ;ebood hem nogmaals zijnen Koning tot bekeering 2 vermanen, en als die niet gehoorzaamde, alle ;emeenfchap met hem af te breken, ten zij hij des 'aufen gemeenfchap verliezen wilde. Hij, de Paus ou dra zelf verfcbijnen, en naar de leidende genae des Heiligen Geestes, tegen zulke verachters van ( * ) Epist, XVI. ad prearet rcgni Careli Calvi ap. ARD. T. V. p. 708.  GESCHIEDENIS. 239 van God de verdiende ftraffe uitoefenen. In het eerst prees de Paus Koning lodewyk zeer, maar deze deelde desniettemin" het Rijk met zijn' Broeder, hoewel hij twee jaren daar na zijn aandeel edelmoedig aan den regtmatigen erfgenaam afdond (*). Maar bij karel rigtte de Paus met alle deze onftuimigheid zoo weinig uit, dat veeleer hincmar hem een' zeer duchtigen Brief toezond, welken hij waarfchijnlijk op bevel des Konings had opgefteld (f); hij meldt daar in aan zijne Excellentie de gevoelens der beide Koningen en hunne Rijksftenden, die hem onder anderen te kennen hadden gegeven, dat de Paus geen Bisfchop en Koning te gelijk zijn kon, en zich dus met de belangen der Koningen niet 'behoorde in te laten; vervolgens in zijn' eigen naam fprekende, verzoekt hij den Paus, hem met zoodanige lastgevingen aan Koningen niet te bezwaren, door welken het Bisfchoppelijk aanzien met de Koninklijke magt overhoop kon raken. Niet gelukkiger waren de Gezanten, door den Paus aan karel gezonden, die hen zeer kwalijk ontving, toen zij, in het jaar 870, in het Klooster St. Denys , hém midden onder den Godsdienst, in trotfche bewoordingen, verboden, het Rijk van zijnen Neef te bemagtigen. Evenwel riep hij, op voor- (*) Ann. Bertin. ad a. 872. (|) Domino fanctisfimo et reverentisfimo Patrum Patri Adriano, primarits fedis Apostolica et univerfalis Ecclefits Pap* Tom. II. Opp. üincmari pag. 699761. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. aa C. G. faar 814. tot 1073.  IV BOEK li Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. ] t c £ b 240 KERKELIJKE voorbede van den Paus, zijnen oproerigen Zoon karoloman uit de gevangenis weder ten Hove, doch als deze op nieuw ontvlugtte, en met eenige roovers verwoestingen in het Rijk aanrigtte, liet de vader het vonnis van den ban door de Bisfchoppen over hem uitfpreken. De Prins beriep zich op den Paus, die zich zijner aannam, en hevige Brieven aan de Bisfchoppen en den Koning zeiven liet afgaan; desniettegenftaande liet karel zijnen Zoon in het jaar S73 de oogen uitfteeken, en hem in het Klooster Corbie brengen (*). Middelerwijl was adriaan in nog eenen anderen :wist geraakt met karel en den Aartsbisfchop uncmar, in welken hij even min gelukkig flaagle. hincmar had een' Zusters Zoon van denzelflen naam, wien hij in het ja.1r 859 het Bisdom Laon in zijn Kerspel bezorgd had. Maar deze gaf poedig aan zijnen Oom ongenoegen, en verloor •ok des Konings gunst, door zijn trotsch gedrag, vaarom de Koning hem de inkomfien van zijn Bislom ontnam, als ook eene hem te voren gefchonene Abdij en bediening aan het Hof. Zijn Oom' ocht hem echter te behouden, en fchreef ten zi:en behoeve aan den Koning, beweerende, dat eene Bisfchoppen voor eene wereldlijke regtbank i regt konden daan; in eene vergadering der Stenen door karel in het jaar 868 te Pitres aan de eine gehouden, leverde de jonge hincmar zijne ezwaren fchriftelijk in, dat hij, ftrijdig met de ^ . Kej> (, ) Ann. Eertin. ad a. 873.  GESCHIEDENIS. 24! Kerkelijke wetten, door eene Wereldlijke Regtbank Veroordeeld was geworden (*) , eindelijk echter zond de Bisfchop van Laon den Koning eene fchriftelijke voldoening, doch op zijne wijze opgefteld, Waar op hij zijne inkomften wederkreeg; maar als hij weder op nieuw gewelddadigheden pleegde, zond | de Koning, die hem ten Hove gedaagd had, op 1 zijne weigering om te verfchtjnen, fóldaten, waar op hij met zijne Geestelijkheid tot den Altaar Van. zijne Kerk den toevlugt nam; om hem de maat Vol te meten, werd 'er in het jaar 869 eene Sijnode gehouden te Verberie, (aan de Oife,) alwaar hij verfcheen, maar merkende , dat de vergadering hem ftond af te zetten, beriep hij zich op den Paus , doch het werd hem niet vèrgürid $ haar den Paus te reizen, integendeel, de Koning gebood hem -, zich te Sylvac in het gebied van Laon te laten vinden. Vreezende, dat hij hier gevangen zou worden, verbood hij aan zijne Geestelijkheid het uirrigten van alle Godsdienstoefeningen, Welke zulks bedenkelijk vindende, desWegens raadpleegde met zijnen Oom den Aartsbisfchop van Rheims, die het gedrag van zijnen Neef ten fterkften afkeurde, ert" aan de Geestelijkheid volltrekt verbood, hem te ge« hoorzamen. Echter werd de Bisfchop van Laoii ontllagen, voorbehoudens, dat men hem op eene nieuwe Synode zou beoordeelen. Ga* * (*) Hincm. Laudunens. Ëpisc. Scedula, Episcopis er per eos Regi porrecta in lauu. Concil. Tom. v111. pag, 1760. et hard. Tom. v. p. 1352. xin. deel. q IV boek II Afdee!» III ïoofd/t. ia C. G. nar 814» üt 1073,  IV boek n Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073, ] i ] ( J i 1 < l t 1 242 KERKELIJKE Ondertusfchen brak het misnoegen tusfchen den Oom en Neef hincmar volkomen uit. De jonge hincmar fchreef niet zonder hevigheid tegen zijnen Oom, en beweerde uit de onechte Decretalen, dat de twistzaken der Bisfchoppen van eeiften af tot den Paus moesten gebragt worden. De Aartsbisfchop hincmar beantwoordde dit gefchrift zeer wijdloopig, de regten der Metropolitanen handhavende, en de Decretalen verwerpende, en zijnen Neef vermanende en beftraffende. Op de Kerkvergadering te Attigny in het jaar S70 werd hincmar van Laon nog meer in het naauw gebragt. De Koning befchuldigde hem, als •en' oproermaker; zijn Oom befchuldigde hem van ongehoorzaamheid, en anderen hadden andere klag:en. Ziende, dat hij zou moeten onderliggen , bood üj eene plegtige fchriftelijke onderwerping aan, waar n hij den Koning en zijnen Oom als zijnen Meropolitaan alle gehoorzaamheid beloofde; maar als er nu over de klagten der genen, aan wien hij Minne goederen ontroofd had, geoordeeld zou worlen, vertrok hij heimelijk, en verzocht verlof, om laar Rome te reizen, hetwelk hem weder gewei;erd werd; maar nu veranderde hij geheel van geroeien, en verzocht van den Koning, ten aanzien Ier betwiste goederen , wereldlijke rigters, die ookguntig voor hem fpraken. Hier door verbitterde hij zij;en Oom en de overige Bisfchoppen op nieuw, omdat iij de gewaande Bisfchoppelijke regten verzaakte (*). Ook (*) hincm. T. II. Conc. ap. Attin. in Hard. T. V.p. 1217.  GESCHIEDENIS. 243 • Ook was zijn Koning nog al over hem te onvrede, waar toe hij ook nieuwe redenen gaf. Men zag dit op de Kerkvergadering te Douzi, bij Moufort, in het gebied der Aartsbisfchoppelijke Kerk van Rheims, in het jaar 871. Hier befchuldigde de Koning hem op nieuw fchriftelijk, gelijk ook zijn Oom hincmar van Rheims deed. hincmar van Laon weigerde in het eerst, op deze klagten te antwoorden , omdat hij door den Koning van zijne goederen beroofd was geworden. De Vorst zelf tegenwoordig zijnde, bewees terftond, dat dit laster was; de Bisfchop wilde zijnen Oom niet voor zijnen rigter erkennen, voorwendende , dat deze fchuld gehad had aan zijn gevangennemen, waar op de Koning, verfcheidene Bisfchoppen en Grooten zwoeren, dat dit een leugen was. Evenwel wilde hij zich in geene verantwoording inlaten, waarom de ftemmen werden opgenomen, en overeenkomdig dezelven fprak zijn Oom, in den naam van Christus, en door den Heiligen Geest, het vonnis uit, dat hij van zijne Bisfchoppelijke waardigheid vervallen was, behoudens het regt van den Paus, volgens de befluiten van Sardica. Dus ver had deze Kerkvergadering haar regt, om in Bisfchoppelijke twistzaken te oordeelen, vrij wel verzekerd, zelfs met het gemelde bijvoegfel; want dit regt van den Paus was alleen de vrijheid, om des noods de zaak nogmaal door andere Frankifche Bisfchoppen té laten onderzoeken. Maar nü deed zij eenen gewaagden ftap, door den Paus kennis te geven, van het ^ene zij in dezen verrigt had, gelijk ook de Aartsbisfchop van Rheims voor Q a zich IV boek II Afdeel. III Hoofdft. ïaC. G. [aar 814. :ot 1073.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814, tot 1073. 244 KERKELIJKE zich zei ven aan den Paus fchreef, om reden te ge* ven van zijn gedrag jegens zijnen Neef. Dit gaf den Paus gelegenheid, om zich met deze zaak te moeijen. Hij fchreef aan de Bisfchoppen, en keurde af, dat zij hincmar, die toch zich op hem had beroepen, hadden afgezet, en gebood hun, denzelven naar Rome te zenden, met eenen bekwamen befchuldiger, opdat zijne zaak daar op eene Synode onderzocht en bellist kon worden. Op dezen Brief antwoordden de Bisfchoppen, die te Douzi nog bijeen waren, op eene deftige wijze; zij betuigden den Paus hunne bevreemding over zijne verklaring, en meenden, dat de menigvuldige bezigheden van den Apostoiifchen Stoel belet mogten hebben, hunnen Brief en de overgezondene Handelingen behoorlijk door te lezen; vervolgens begonnen zij dezelven te verdedigen, maar het grootfte fte gedeelte van hunnen Brief fchijnt verloren te zijn (*> De Paus had ook op gelijken toon, als aan de Bisfchoppen , aan Koning karel gefchreven, die hem daarom in zijn antwoord, hetwelk hincmar van Rheims opdeden moest (f), gevoelig doorhaalde, en zijn onbetamelijk gedrag tegen de Koninklijke waardigheid en de Bisfchoppelijke befcheidenheid voor oogen Helt. „ Welke hel," roept de Koning uit, „ heeft die wet uitgefpogen, welke de Heller van (*) Men heefc dezen Brief, gelijk ook die van dea Paus en de anderen bovengemeld bij harduin. (*) hincmari Opp. T. 11. p. 7OI-716.  GESCHIEDENIS. 245 van den Brief, in naam van den Paus gefchreven, mij opleggen wil, dat ik eenen man, die wegens zoo vele misdaden wettig veroordeeld is geworden, eerst naar Rome zal zenden! De wetten der Keizers en Koningen, met betrekking tot de Geestelijkheid, moeten van den Apostolifchen Stoel zoo wel als van alle andere Bisfchoppen waargenomen worden. De voorregten van petrus blijven alleen daar gelden, waar naar zijne billijkheid geoordeeld wordt: en dit is hier niet gefchied. Ten laatften verzocht de Koning aan den Paus, hem, den Bisfchoppen en andere Grooten, geene zulke onteerende Brieven meer toe te zenden, en hem niet te noodzaken, dat hij dezelven verachte en zijne Afgevaardigden met fchimp onthale. Hij wenscht den Paus, als Vicaris van den Apostel petrus, in alles te kunnen gehoorzamen, maar deze zal hem zulks doenelijk maken, als hij zich flechts houdt aan de Heilige Schrift, de lcere der Vaderen, en de Kerkelijke wetten. Thans voelde de Paus, dat het tijd was om toe te geven. Hij fchreef aan den Koning op eenen veel zachteren toon, en ontdekte hem in het geheimde vertrouwen, en onbenadeeld zijne trouw jegens den Keizer, dat hij, indien karel en hij denzelven overleven mogten, niemand anders voor deszelfs opvolger in het Roomfche Rijk erkennen wilde, dan hem. Omtrent den jongen hincmar vertrouwt hij zich niet, een vonnis te vellen, ook wil hij dg regten der Metropolitanen niet te na komen; echter verlangt hij, dat hincmar, ter verQ 3 ant- TV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 8)4 tot 1073. Joannes VIII. , ( c J 246 K E R K E L IJ K E antwoording, te Rome zal komen. Daar tegen belooft hij ook hem niet weder te zullen herftellen voordat zijne zaak zal beflist zijn. adriaan overleed nog in hetzelfde jaar 872, na dat hij dit gefchreven had. Dus bleef de afzetting van hincmar van Laon in haar geheel; hoewel zijn Bisdom eerst met een' ander vervuld werd, nadat de volgende Paus joan VIII zijne afzetting in het jaar 87Ó bekrachtigd had (*). hincmar van Laon werd een tijd lang gevangen gehouden, en uit zijne Provintie gebannen; eindelijk liet karel de Kale hem de aogen uitdeken, als deel hebbende aan eenen opland, welke bijna tot rijpheid gekomen was door len inval van lodewyk den Dultfcher in het IVest■rankifche Rijk. Maar toen joan VJII in het jaar i?8 in Frankryk kwam, leverde hincmar , die toen mtflagen was, hem een fmeekfchrift over (f), waar >p de Paus hem vergunde, dat hij de misfe lezen nogt, en eenige inkomiten uit het Bisdom Laon gelieten. Hij overleed niet lang daar na, nog vóór ;ijnen Oom. De nieuwe Paus joannes VIII werd nog op het inde des jaars 872 gewijd, waarfchijnlijk, omdat e Keizer, in Italië bij de hand zijnde, de verkieing terliond had goedgekeurd, en zijne Gezanten e inwijding konden bijwonen (§). De Keizer was, in (*)joann. VIII. Epist. CCCXIV. ad Hincmar, '.hem. in labbei Concil. T. IX. p. 221. (t ) Ibid. pag. 320. (§) Annal. Benin, ad a. 872.  GESCHIEDENIS. 247 in het verleden jaar, met zijne Gemalin en Dochter en overigen Hofftoet te Benevent, door den Vorst adelgis overvallen, en vervolgens gedwongen, op de reliquien te zweeren, dat hij dezen hoon nooit zou wreeken. Thans verzocht hij den Paus hem van de verpligting van dezen eed te ontheffen, hetwelk ook gefchiedde, onder voorwendfel, dat deze eed gedwongen, en tot nadeel van het algemeen welzijn was. Een flecht voorbeeld voor het vervolg, toen de Geestelijkheid zich aanmatigde, de menfchen van den eed te ontdaan. De Keizer en Koning van Italië, lodewyk II, ftierf in het jaar 875, zonder mannelijke erven na te laten. Zijne beide Oomen, lodewyk de Duitfcher, en karel de Kale, maakten aanfpraak, elk voot zich alleen, op zijne nalatenfchap; maar karel was in de voorbaat, en met een leger in Italië gerukt, nam hij te Pavia bezit van het Rijk van Italië. Door den Paus genoodigd , kwam hij vervolgens te Rome, alwaar hij op Kersmis des jaars 875 dooi den Paus gekroond werd. Dit had hij voornamelijk te danken aan de aanzienlijke gefchenken, welke hij aan den Paus, de Romeinen , en de Pieterskerk deed. Een Schrijver, die omtrent het jaar 900, of volgens anderen eerst na het jaar 1019 in Italië leefde, eutropius, Presbijter, verzekert (*), dat karel aan den Paus de volkomene heerfchappij over Rome toegedaan, en hem bovendien Spoleto, Benevent, Samnium en Calabrië gefchonken hebbe. Maar (*) ap. goldast de Monarchia Imperii T. I. p. 8. Q4 IV boek II Afdeel. III rloofdft. ia C. G Jaar 814 tot 1073  IV boer II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 : v { \ 248 KERKELIJKE Maar uit de eigene Brieven van Paus joan VIII Wijkt het tegendeel. Deze noemt daar in Rome des Keizers eigendom , hij verzoekt den Keizer, door zijne Zaakgelastigden, de Roovers, die Rome onu rustten, te ftraffen, en dat hij voor hem geregtigheid en regt late herdeden, De wijze, op welke karel tot den Keizerlijken troon kwam, hadevenwel gewigtige gevolgen ter uitbreiding van des Paufen gezag, dewijl de Paufen fpoedig zich een regt aanmatigden, om te beoordeelen, wien de Keizerlijke kroon toebehoorde. Thans was bij den Paus de vraag niet, wie der beide Broederen het Keizerrijk met regt kon vorderen, maar wie hem het meest onderworpen zou zijn, en van wien hij de meeste voordeden te wachten had. L0dewvk de Duitfcher deed eenige pogingen, om zijn regt met de wapenen te handhaven; de Paus fchreef daar op aan de Bisfchoppen in lodewyks Rijk om hen te heftraffen, dat zij den Koning daar var, niet terug hadden gehouden, naardien karel het Keiserrijk verkregen had, als eene Goddelijke weldaad ilhoewel door den dienst van den Raus; en dus' ioor een voorregt van den Apostolifchen Stoel, van God tot de Keizerlijke waardigheid verheven was, Dp gelijken zin fchreef hij aan de Graven in het Ijjk van lodewyk (*). Hoe openlijk toen in Italië gezegd en van ieder ;eloofd werd, dat de Paus aan karel de Keizer, ijke waardigheid gefchonken had, ziet men uit de oor" ( ) Zie zijne Brieven bij laübe /. c.  GESCHIEDENIS. 249 oorkonde, opgefteld door de Geestelijke en Wereldlijke Stenden van het Koningrijk van Italië, die deze Vorst in het jaar 876 te Pavia bijeen deed komen (*). Zij verkregen ook bij deze gelegenheid, dewijl karel'hen niet min dan den Paus moest ontzien, het regt van verkiezing, hetwelk zij tot hier toe niet uitgeoefend hadden. Deze vergadering, welke, behalve den Aartsbisfchop van Milanen, door nog zeventien Bisfchoppen werd bijgewoond, wordt ook eene Synode genoemd, en heeft, als zoodanig, verfcheidene befluiten genomen, de Geestelijkheid en de Kerk betreffende, onder welken de drie eerfte den fchuldigen eerbied jegens de Roomfche Kerk, den Paus, en de landerijen der Apostelen petrus en paulus; maar de vierde de vereering van den Geestelijken ftaiid, in naam van der tegenwoordig zijnde Keizer, infcberpen ; waar 01 eerst in de vijfde de hem toekomende gehoorzaam heid aanbevolen wordt. karel , die kort te voren den Paus zoo moedij had voorgefchreven , hem den behoorlijken eerbiei te bewijzen , deed thans moeite, om zijne af hanke lükheid van denzelven te kennen te geven. Onde het gezag van den Paus beriep hij, in Frankryk tt ruggekomen , in het jaar 876 eene Kerkvergaderin te*Pontion in Champagne, op welke hij zelf teger woordig was, met twee Italiaanfche Bisfchoppen als Gezanten van den Paus, benevens ansegis Aartsbisfchop van Sem in Frankryk. In dezelv Ui f») Ap. HARD. T. VI. P- I- P- I67. Q5 IV öoeic II Afdeel. lil Hoofdft. na C. G jaar 814 tot 1073 . 1 I l r T •3 J » e %  IV BOEK Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. lot 1073. ] I c X t 1 fl v § te in 01 250 KERKELIJKE liet hij eenen Brief van den Paus voorlezen, volgens welke ansegis tot Primaat en Apostolifcken Vicarius in Gallië en Germanië werd aangefleld, ten einde Kerkvergaderingen uit te fchrijven, de Paufelijke bevelen aan de overige Bisfchoppen bekend te maken en van alle Kerkelijke zaken naar Rome berigten te zenden. De Keizer vorderde, dat de vergadering hieraan gaaf voldeed, maar deze verklaarde, den roenmaligen Paus te willen gehoorzamen, voorbehoudens de regten van eiken Metropolitaan, volrens de Kerkelijke wetten en Decreten der Paufen. Meen de Aartsbisfchop van Bourdeaux, die op iet Aartsbisdom van Bourges vlamde, betoonde :ich infchikkelijker. De Koning werd toornig, en :eide: de Paus had hem tot zijnen plaatsvervanger ipdeze vergadering benoemd, en hij zou hem wel geloorzaamheid weten te bezorgen. Ook werd ansegis oor den Keizer en Paus onderfteund, doorgedron' en, en hincmar van Rheims moest eenen nieuren eed van trouwe afleggen, hoewel deze echter leef volharden in het verdedigen van de regten der Wetropolitanen, waar over hij een bijzonder ge:hrift in het licht gaf (*). joannes VIII had dus in karel eenen grooten meerder, ook zochten zij beiden elkander alle modijké hulp te bewijzen. Niet alle Romeinfche Groon waren met de verkiezing van karel tot Keizer hunnen fchik. Onder dezen was naar allen fchijn )k formosus, Bisfchop van Porto. Aan dezen en C) ad Episcop. de jure Metropolit. T. II. Opp. p. 7i9.  GESCHIEDENIS. 251 en zijne aanhangers gaf de Paus de fchuld, dat zij tegen hem en den Keizer eene zamenzweering hadden gemaakt. Toen zij zich met de vlugt bergden, en de poorten der ftad open gelaten hadden, ten ^ einde den Arabieren, gelijk men vermoedde, den , ingang in dezelve gemakkelijk te maken, deed de Paus hen voor altijd in den ban (*). Ondertusfchen overleed lodewyk, de Broeder van karel den Kalen, in het jaar 876, te Frankfort aan den Main, bijna de eenigfte onder de nakomelingen van karel den Grooten, die zijn' naam verdiende te voeren, karel was terftond bedacht, om zich meester te maken van dat gedeelte van het Lotharingfche Rijk, hetwelk hij voorheen aan zijnen Broeder had moeten overlaten, lodewyk liet drie Zonen na, die zijn Rijk verdeelden, karoloman, lodewyk den Jongeren , en karel. Den middelden van dezen zocht karel van een gedeelte van zijne landen te berooven, maar deze Duitfche Vorst trok den Keizer over den Rhyn te gemoet, en bragt hem eene zoo groote nederlaag toe, dat hij fchandelijk de vlugt naar Wenfranken moest nemen (f). Ook deeden de Noormannen onder rollo , met een groot getal fchepen, eene droop diep in Frankryk, en maakte zich meester van bijna geheel Neustriè', waar in Rothomagum of Rouen de aanzienlijkfte ftad was. Aan den anderen kant werd het gevaar voor Rome (*) joann. VIII. Ep. 319. ap. labb. /. C. p. 232. (j) Ann. Fuld. ad a. 876. regino. Ann. Eertin. etc. IV boek II Afdeel. III loofdft. ia C. G. aar 814. ot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073, 1 1 J 1 I \ ( I 25a KERKELIJKE me van de Arabieren fteeds grooter, zoodat zij tot aan de zeekusten van Rome ftroopten, ja eindelijk tot voor de poorten der ftad. joannes VIII, vergeefs de hulp des Keizers verzocht hebbende, zag zich ten laatften genoodzaakt, den Arabieren jaarlijks 25,000- mark zilvers te beloóven, om hunne plunderingen af te koopen. Hij reisde zelf naar Napels, welks Hertog sergius met de Arabieren in verbond ftond, en deed dezen Hertog, dien hij vergeefs van dit verbond zocht af te trekken in den ban. Kort daar na nam athanasius, Bisfchop van Napels, en Broeder des Hertogs, den Hertog gevasgen, liet hem de oogen ukfteken, en zond hem naar Rome, welke daad de Paus ten toogften prees, alhoewel de Bisfchop zelf met de drabieren vervolgens in verbindtenis trad , en hun :ene ftreek lands bij Napels inruimde. Over dezen :oeftand, en dat de Keizer geene hulp zond, morde nen te Rome openlijk, en liet zich verluiden, dat nen naar eenen anderen Keizer wilde omzien, waar>m de Keizer eindelijk in het jaar 877 met eenig irijgsvolk in Italië kwam. Doch de tijding, dat caroloman , Koning van Beyeren, de oudfte Zoon ran lodewyk den Duitfcher, met een leger in aanogt was, om zijn regt op Rome en Italië te handïaven, deed den Keizer fpoedig de wijk naar Frankyk nemen. Doch onder weg overleed bij den zeslen October des gemelden jaars in een Dorpje van ïavoye. Door karels dood werd de toeftand van den 'aus nog benarder. Van lodewyk den Stamelaar, 'sKei-  GESCHIEDENIS. 253 >s Keizers Zoon en opvolger in het Westfrankifche Rijk, een' nog zwakker Vorst, dan zijn Vader, had hij geene onderfteuning te wachten; en op de Duitfche Vorsten had hij geen goed oog; ondertusfchen bevond karoloman zich reeds te Pavia, alwaar hij algemeen als Koning erkend werd; ook fchreef hij aan den Paus, dat hij naar Rome dacht voort te trekken. De Paus antwoordde beleefd , maar te gelijk met een gevoel van zijne hoogheid; hij zou hem Gezanten zenden, met eene lijst, wat hij de Roomfche Kerk, en derzelver Befchermheilig petrus moest inruimen, dan zou hij hem eerbiedig laten inhalen, opdat zij zamen over den Staat en de Kerk konden raadpleegen. Ook verzocht hij hem geene befcherming aan 's Paufen vijanden te verkenen; en bewilligde het Pallium te zenden aan den Aartsbisfchop van Saltzhurg, mids dat hij zorgen zou, dat de inkomften van den Heil. petrus uit Beyeren jaarlijks overgemaakt werden (*). De vijanden door den Paus bedoeld, waren lambert , Hertog van Spoleto , en adelbert , Markgraaf van Toscaua; die den Paus zoo naauw gadefloegen, dat hij befloot naar Frankryk te wijken; doch dit lieten deze Vorsten niet toe; integendeel, terwijl karoloman in het jaar 877 naar Duitschland gekeerd was, vielen zij beiden in het jaar 87S in Rome, namen den Paus gevangen, en dwongen -de Grooten aldaar, den eed aan karoloman af te leggen. Toen zij aftrokken, liet de Paus alle fchat- ter (*) Ann. Fuld. ad a. 877. joann. VIII. Ep. LXH1. IV boer: II Afdeel. III Hoofdft. na C. Gr. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft naC. G. Jaar 814. tot 1073, j ( | i J 1 1 £ C i a 1 a s V 254 KERKELIJKE ten van de Pieterskerk in die van het Lateraaft brengen, het hoofdaltaar der eerstgemelde met een haren kleed behangen, en de deuren fluiten, dat 'er eenige dagen geen dienst in verrigt kon worden. Hij klaagt ook in zijne Brieven, dat zijne vijanden hem van alle magt beroofd hadden, welke de god. vruchtige Keizers aan den Apostel petrus en deszelfs plaatsvervanger gefchonken hadden. Hij fcheepte vervolgens naar Frankryk over alwaar hij eene verbindtenis trof met den Hertog bo50, een' Broeder der Gemalin van karel den Ka'en, die de Dochter van den overledenen Keizer .odewyk II gefchaakt, en ter Gemalin genomen ïad, en thans Stadhouder was van Provence, een :erzuchtig man. De Paus vormde het ontwerp, om lezen tot de Koninklijke waardigheid te verheffen, :n gelijk hij eene Kerkvergadering te Ravenna had ;ehouden in het jaar 877 van 130 Bisfchoppen, op velke ten voordeele van zijn gezag en van deRoomche Kerk verfcheidene befluiten waren gemaakt,zoo lield hij 'er in het jaar 878 eene te Troyes, op wele de ban, door hem tegen lambert , adelbert n derzelver aanhangers uitgefproken , bevestigd /erd. Ook werd formosus met zijnen aanhang p nieuw geëxcommuniceerd. Tegen het einde der 'ynode kwam lodewyk de Stamelaar te Troyes [waar hij nogmaals door den Paus tot Koning van Yankryk gekloond werd, fchoon de Paus die eer m deszelfs Gemalin weigerde, om den Hertog bo3 te believen; vervolgens bragt hij eenen Giftbrief te oorfchijn van den laatiten Keizer, waar bij deze de  GESCHIEDENIS. 255 de Abdij van St. Denys aan de Roomfche Kerk fchonk; welke Giftbrief echter door de Bisfchoppen verworpen werd (*). Hier op keerde joannes VIII naar Italië terug, waar alles in verwarring was, alzoo karoloman , r die als Koning van Italië erkend was, door ziekte] in Duitschland werd opgehouden. Eene gewensch- < te gelegenheid voor den Paus, om zijnen vriend boso het Koningrijk van Italië en zelfs het Keizerrijk te bezorgen. Hij befchreef ook met dit oogmerk eene Synode te Pavia; maar de Aartsbisfchop van Milaan, en andere Bisfchoppen en Grooten van het Langobardifche Rijk, weigerden daar te verfchijnen; gelijk ook op eene volgende Synode te Rome in het jaar 879, dewijl zij begrepen, dat eene verkiezing tot Koning van Italië, niet aan den Paus, maar aan hen toekwam; ook gelukten de kuiperijen van den Paus niet, om boso eenen aanhang in Italië te bezorgen. Doch in de beide Frankifche Rijken vielen eerlang merkelijke veranderingen voor. lodewyk de. Stamelaar ftierf in het jaar 879. Zijn oudfte Zoon lodewyk volgde hem op, maar was genoodzaakt het Rijk te deelen met zijnen Broeder karoloman, Schoonzoon van boso, terwijl boso zelf zich in Provence in het jaar 879 door de Bisfchoppen en andere Grooten tot Koning liet verkiezen, en te Lions gekroond werd. Dus matigde zich de Geestelijkheid het regt aan, om landen en daten aan der- (*) Concil. Tricasfin. III. ap. hard. /. c. p. 191-204. IV boek II AfdeeL III loofdft. a C. G. aar 814. ot 1073.  IV BOEK II Afdeel. Mi Hoofdft. na C. G. Jaar 814.. tot 1073, ] i i \ i t 1 1 i i 25S KERKELIJKE derzelver Vorsten te onttrekken, en de Staatsbelangen tot de Kerk over te brengen. Dit nieuwe Rijk, hetwelk boso op deze wijze ftichtte, werd naderhand het Rijk van Burgondië aan deze zijde de Jura, ook het Arelatifche naar de ftad Arelate of Ar les, genoemd. In Duitschland vond de Paus nieuwe bekommering. Daar naderde de dood van karoloman zoo zigtbaar, dat zijne beide Broeders, lodewyk en Karel , naderhand Crasfiis, of de Dikke, bijjcnaamd, reeds handelden zelfs met zijne bewilliging over zijne nalatenfchap. karel trok nog in het jaar 879 met krijgsvolk naar Italië, om zich van het Rijk aldaar meester te maken. De Paus fchreef aan de Broeders, dan den een' dan den mderen uitnoodigende, om te Rome te komen, terwijl hij ondertusfchen den Aartsbisfchop van Mi* 'aan in den ban deed, en hem met alle de van ïem afhangende Bisfchoppen verbood, om met geen ^rankifchen Vorst, die in Italië komen mogt, eeni;e openlijke vergadering of bijeenkomst, zonder zijle bewilliging, te beleggen. Maar karel ftelde zich , zonder de toeftemming ■an den Paus te vragen, in het bezit van het Rijk ran Italië, waar op de Paus, zich naar den tijd :hikkende, hem door eenen afgezant noodigde, om En fpoediglte te Rome te komen; ook verzoende ij zich met den Aartsbisfchop van Milaan, en roonde eindelijk karel tot Roomsch Keizer in het rar 880 of 881. De Keizer keerde fpoedig naar duitschland terug, om het indringen der Noorman* nen  GESCHIEDENIS. 257 nen te keer te gaan; de Keizerin weduwe engel* berga , Schoonmoeder van boso gevangen met zich nemende, waar over de Paus zeer gevoelig was; en niet minder, dat de Keizer eenen twist van den Aartsbisfchop van Ravenna met eenige voorname Heeren, zonder den Paus daar in te kennen, befliste. Ook deed de Paus den Aartsbisfchop als een' meineedigen in den ban (*). Na' eene voor het gezag van zijnen Stoel zoo werkzame regering, kwam joannes VIII op eene ongelukkige wijze om het leven. Een van zijne bloedverwanten gaf hem vergif in, en toen de Paus hem , en zijne eedgenooten, nog te lang leefde, om zich van zijnen fchat meester te kunnen maken, vermoordden zij hem tegen het einde van het jaar 88a (t)- Twee jaren te voren was de Duitfche Vorst karoloman geftorven, en in het jaar 882 overleden ook lodewyk de Jongere , zijn Broeder, en de Westfrankifche Koning lodewyk. Geen dezer Vorsten liet wettige erfgenamen na; de West' frankifche karoloman , die zijne dagen in het jaar 884 doot, had wel een Zoontje van vier jaren; maar de Grooten van zijn Rijk kozen liever Keizer karel den Dikken in plaats van dit kind, zoodat zich in dezen Keizer de geheele Frankifche Monarchie en het Rijk van Italië' weder vereenigde, zonder dat hij voor dien last genoegzaam opgewasfen was. Bij de verkiezing en inwijding van den nieuwen Paus (*) joannes VIII. Ep. CCLXXI. CCLXXVIII. (f) Ann. Fulcl. ad a. 883. XIII. Deel. R. IV BOEK II Afdeel. III hoofdft: ïaC. Gr [aar 814. :ot 1073. MARIHVïI  IV soek II Afdeel. III Hoofdft. oaC. G jaar 814, tot 1073, ADRIAAN lil. stevenV. «58 KERKELIJKE Paus marinus I, dien later Schrijvers martinus II noemen, fchijnt op de goedkeuring des Keizers geen acht geflagen te zijn. Deze Paus deed verfcheidene handelingen van zijnen voorzaat te niet. Inzonderheid fprak hij formosus, Bisfchop van Porto, dien joannes VIII in den ban gedaan had, van den ban vrij, en ontfloeg hem zelfs van zijnen eed, dat hij nooit te Rome zon komen; ook gaf hij hem zijn Bisdom weder; zonder dat wij iet naders van de redenen dezer goede gezindheid weten, dan dat 'er toen twee partijen te Rome geweest zijn. Deze Paus ftierf reeds in de eerfte maanden yan het jaar 884. adriaan III werd in zijne plaats verkoren. Men verhaalt, doch zonder grond, dat de Italiaan fche Vorsten met dezen Paus zouden befloten hebben voortaan eenen Italiaan tot het Koningrijk van Italië en tot Keizer te zullen verkiezen; even weinig grond heeft een ander berigt, dat deze Paus eene wet zou gegeven hebben, dat voortaan geen Keizer zich met de verkiezing van eenen Paus zou bemoeijen, en dat de Paus, zonder de bekrachtiging des Keizers af te wachten., zou ingewijd worden, karel de Dikke was toenmaals bedacht, om eenige Bisfchoppen af te zetten, en zijnen Bastaardzoon bernhard tot zijnen opvolger te laten benoemen; hij ontbood ten dien einde den Paus naar Duitsckland, maar deze ftierf onder weg in het jaar 885. Men fpoedde te Rome zoo veel meer met de keuze van den nieuwen Paus steven V, bij anderen den VIden, omdat men van hem verligting hoopte van  GESCHIEDENIS. 259 van de algemeene ellende, veroorzaakt door fprinkhanen en daar op gevolgden hongersnood. Hij vond, bij de aanvaarding van zijn ambt, de Paufelijke fchatkist ledig, en befteedde zijne vaderlijke bezittingen om de armen van den drukkenden nood te bevrijden, hetwelk, in der daad, ligter te gelooven is, dan dat hij, door wijwater, de fprinkhanen zou verdreven hebben. Kort daar na in het jaar 887 viel eene groote Staatsomwenteling voor. karel de Dikke verloor , door eenen algemeenen afval zijner onderdanen, alle zijne Rijken en Landen, en ftierf in het volgende jaar. arnülf , Hertog van Karinthië, een onechte Zoon van den Duitfchen karoloman werd Duitsch Koning, en Graaf odo of eudes kreeg het Westfrankifche Rijk. Maar in Italië ontftond grooter verwarring, berengar, Hertog van Friaut. en wibo , of guido , Hertog van Spoleto, ftonden beiden naar het Rijk van Italië. Zij kwamen wel overeen, dat berengar dit Rijk bezitten, en wido het Westfrankifche zou trachten te onderwerpen; maar als de laatstgemelde in zijn oogmerk miste, tastte hij berengar aan, die reeds in het jaar 888 de kroning en hulde in het Rijk van Italië ontvangen had. wido had de overhand en werd in het jaar 890 algemeen als Koning van Italië erkend (*). En toen hij in het jaar 891 te Rome kwam, kroonde (*) luitprand de Reins. Impp. et Regg. Libr. I. Cap. 6. pag. 13. regino Chronograph. ad a. 887. 888. etc. R a IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. rORMOSUS s6e KERKELIJKE de de Paus hem tot Keizer (*), maar ftierf in hetzelfde jaar; zijne verordening, dat alles, wat de Roomfche Kerk beveelt, van allen zonder tegenfpraak moet gehoorzaamd worden (f), is een der ontelbare gedenkftukkan, dat de geest van algemeene heerschzucht zich bij alle Paufen voortplantte. Hij werd opgevolgd door dienzelfden formosus, Bisfchop van Porto, dien joannes VIII geëxcommuniceerd, maar marinus weder herfteld had. Hij wordt van luitprand (§) wegens zijn echt geloof, zijne kennis der Heilige Schrift, en andere wetenfehappen zeer geroemd, wido , die toen Keizer en Heer van Rome was, verkreeg ligtelijk van hem, dat hij ook zijnen Zoon lambert, die nog zeer jong was, kroonde. Doch niet alleen wendde berengar zich aan den Koning arnulf om hulp, maar ook forbiosus zond in het jaar 893 eenige Itallaanfche Grooten aan dezen Vorst, met verzoek, om het Rijk van Italië, en de goederen van den Heiligen petrus tegen de dwingelandij van wido te befchermen (**). Misfchien had deze Keizer zijne regten op fommige Paufelijke bezittingen willen doen gelden, arnulf trok in het begin des jaars 894 met een fterk leger in Italië, en liet zich tot Koning van hetzelve verklaren, maar keerde in hetzelfde jaar naar Duitschland terug, wido ftierf om (*) flodoard. Hist. Eccl. Rhem. L. IV. C. ï.p. 310. (t) In gbatian1 ciccret. Diftinct. XIX. C. 4. p. 49, (§) /. e. Cap, 8. pag. 17. (**) Ann. Tulch ad a. 893.  GESCHIEDENIS. &61 om dezen tijd, maar lambert handhaafde zich in de Keizerlijke waardigheid. Op verzoek van den Paus kwam derhalven arnulf in het jaar 895 weder in Italië, en maakte zich meester van Rome, alwaar hij door den Paus tot Keizer gekroond werd. formosus flierf in het jaar 896, en bonifaciüs VI, zijn opvolger, regeerde Hechts vijftien dagen. EARONius wil dezen niet eens onder de Paufen rekenen, omdat hij tweemaal, als Diaken, en als Presbijter of Priester, afgezet zijnde, zich wederregtelijk op den Paufelijken Stoel had ingedrongen; maar de Schrijvers van dezen tijd erkennen hem, en veel onwaardiger Paufen dan deze hebben dien zetel bekleed. steven VI, van anderen de Vilde genoemd, behoort zeker onder de laatften. Daar hij van de tegenpartij van formosus was, vergat hij zich zoo ver, dat hij een ongehoord fchandelijk fchouwtooneel met deszelfs lijk aanrigtte. Hij liet hem uit het graf halen; hem de Bisfchoppelijke kleeding aantrekken, en op den Paufelijken Stoel zetten. Dus hield hij eene foort van Kerkvergadering over hem, en fprak hem met deze woorden aan: „ Daar gij Bisfchop van Porto waart: waarom hebt gij u door eerzucht laten verleiden, om den algemeenen Roomfchen Stoel aan u te fcheuren ? " Een Diaken was hem wel tot een zaaksverdediger gegeven; maar hij werd fpoedig als overtuigd aangemerkt. Hier op liet hem steven de kleedcren weder uittrekken, er de drie vingers, met welke hij den zegen gefproken had, affnijden; maar zijn ligchaam in den Tibet 11 3 wer IV BOEX II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814, tot 1073, bonifaciüs VI. STEVEW VI.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. naC. G Jaar 814 tot 1073, rom anus entheo- dorls 11. 262 K E R K E L IJ K E werpen. Tevens verklaarde hij alle inwijdingen van formosus voor nietig, en wijdde op nieuw de genen, die door hem gewijd waren (*). Het is zeldzaam, dat panvini (f) dit verhaal voor eene fabel verklaart; veel eer beroemt zich baronius, dat niettegenftaande deze onmenfchelijke daad van steven heel fchielijk bekend was geworden, niemand der Bisfchoppen hem evenwel de gehoorzaamheid heeft opgezegd, als wetende, dat de Bisfchop van den eerden Stoel door lager Bisfchoppen niet geoordeeld mag worden; en dat men petrus, en in petrus Christus, ook in zijne onwaardige opvolgers vereeren moet. Doch de ware reden van dezen overmoed der Paufen was de verwarde ftaat van zaken in het burgerlijke, arnulf, die onlangs te' Rome als Keizer erkend was, bleef thans in Duitschland, en lambert kreeg weder de overhand; gelijk ook steven zich voor hem verklaarde (§). Kort daar na had steven een treurig einde. De Romeinen overvielen hem in het jaar 897, wierpen hem in de gevangenis, en worgden hem met een? ftrop (**_). De volgende Paus, romanus , leefde, na zijne verkiezing, niet ten vollen vier maanden; en deszelfs op- (*) auximus de ordin. a Formofo factis, ap. baron. luitprand. /. C. C. 8. p. 18. ( f ) Annott. ad platin. Vitt. Pontif. in Formofo. (§) herman. Contract, a. 897. (**) flodoard. five frodoard Fragm. de Vitt. Pont. w mabillon. act. SS. Ord. S.Ben. Sec.III. P. ïl.p.606.  GESCHIEDENIS. a6$ opvolger theodorus II regeerde Hechts twintig dagen. Deze herftelde echter, in dien korten tijd, de genen, die door formosus tot Bisfchoppen en Priesters gewijd, maar door ,steven niet erkend waren, en liet ook het lijk van formosus met eere begraven. Het gerucht voegde 'er bij, ten teeken der onfchuld van formosus, dat de Tiber hetzelve meermalen aan land geworpen had, en dat eenige Beelden van Heiligen het lijk eerbiedig gegroet hebben , toen het in de Pieterskerk gebragt werd (*). De volkomene herftelling der eer van formosus gebeurde eerst onder den volgenden Paus joannes IX, die in het jaar 898 den Paufelijken troon beklom. Eerst was echter sergius verkozen, een nabeflaande van den vermogenden Markgraaf van Toscana, adelbert , maar door de tegenpartij, eer hij gewijd kon worden, uit Rome verdreven, joannes IX hield, om zich te vestigen, drie Kerkvergaderingen, waar na nieuwe Staatsveranderingen hem nieuw werk veroorzaakten. Keizer lambert ftierf in het jaar 898, en de Duitfche Keizer arnulf in het volgende jaar. Thans maakte berengarius, Markgraaf van Friaul, zich op nieuw meester van het Italiaanfche Rijk, en noodzaakte den Burgundifchen Koning lodewyk daar van pleg. tig affLand te doen. Doch de Markgraaf adelbert en andere Italiaanfche Grooten overreedden hem, om in het jaar 900 andermaal in Italië te vallen. Ir (*) auxil. /, c. Libr. II. Cap. 2. flodoard, /. c, luiipband L. I. C 8. R 4. IV boer II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. joannes IX.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. BENEDICTUS IV. LEO V. CHRISTO- moR vs, SERGIUS IU. : ] i < 1 «64 KERKELIJKE In dit jaar ftierf joannes IX. Zijn opvolger benedictus IV kroonde lodewyk terftond tot Keizer, die berengarius genoodzaakt had, naar Duitschland te wijken. Doch deze regering duurde flechts tot het jaar 905, wanneer berengarius door adelbert en anderen terug geroepen Keizer lodewyk overviel, en hem van zijn gezigt beroofd, naar Provence zond. Ondertusfchen was de Paus benedictus IV reeds in het jaar 903 overleden. leo V, die hem opvolgde, regeerde nog niet ten vollen twee maanden. Want zijn Priester of Kapellaan christophorus nam hem nog in het jaar 903 gevangen, en plaatfte zich zeiven op den Paufelijken troon. Eindelijk geraakte in bet jaar 904 sergius UI, op dezelfde wijze , doordien hij zijnen voorzaat in de gevangenis werpen, en daar derven liet, tot de Paufelijke waardigheid, waar hij zoo lang naar getracht had. Met dezen sergius liegen de wanjrden op den Paufelijken Stoel hooger en hooger, liet omdat de wereldlijke Vorsten zich met de verkiezing der Paufen bemoeiden, gelijk baronius wil, naar juist, omdat 'er thans geen Keizer was, die;ezag genoeg had, om de partijfchappen ih Rome :e beteugelen ; onder deze had thans de Toskaan fche )artij de overhand, door welke sergius gedragen verd; en tevens begon de regering der beruchte rHEODORA. Men kent den Gemaal van deze verBogende Roomfche vrouw niet; maar dit weet men, lat zij in gelijke mate fchoon, fchrander, en on;uisch was, en dat zij, weduwe zijnde, zoo wel door  GESCHIEDENIS. 265 door deze hoedanigheden, als door hare verbindtenis met de aanzienlijkfte Romeinfche Heeren, en met den Markgraaf van Toskanen, adelbert II, de heerfchappij van Rome aan zich getrokken had. Zij had twee Dochters, theodora en marozia, van welken inzonderheid de laatfte haar gelijk was 'in begaafdheden en zeden, en ook hare magt even zoo in deze hoofdftad handhaafde. Bijkans vijftig jaren lang vertoonde zich de invloed dezer drie vrouwen op den Paufelijken Stoel. Hare vrienden, minnaars, Zonen en Kleinzonen , werden Paufen , en ook, wanneer zij haar niet voldeeden, weder afgezet. luitprand, die zijne Gefchiedenis kort na het midden der Xde eeuw gefchreven heeft, die zich zeiven te Rome onthield, en van hem bekende perfbnen en tijden fpreekt, is hier een eigenlijk getuige, die wel zijne misdagen heeft, maar wiens geloofwaardigheid echter muratori en anderen vergeefs in twijfel getrokken en aangevochten hebben. sergius III en de Romeinen erkenden thans geen' Keizer meer, federt lodewyk III in het jaar 905 genoodzaakt was, Italïè te verlaten, alhoewel hij nog fteeds den tijtel van Keizer bleef voeren; waartegen berengarius over het Rijk van Italië heerschte. Van dezen sergius verhaalt luitprand (*). dat hij met marozia, (eigenlijk maria,) de Dochter van theodora , in ontucht geleefd, en bij haat eenen Zoon joannes verwekt heeft, die naderhand Paus is geworden; welk verhaal met muratori niel (*) L. II. C. 13. ƒ>. 4°- R 5 IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073»  266 KERKELIJKE IV BOEK li Afdeel III Hoofdft na C. C Jaar 8i< tot 107: anastaSIUS III. tANDO. JOANNES X. niet voor laster kan verklaard worden, omdat volgende Schrijvers het overgenomen, en niemand het tegengefproken heeft. Nog in de XlIIde eeuw haalt de Monnik alberich de woorden van luitprand aan, met deze bijvoeging: dat men daar uit kan . zien, hoe goddeloos de Paufen toen ter tijd geweest • zijn. Na sergius, die in het jaar 911 overleed, volgde anastasius III tot het jaar 913, zonder iet merkwaardigs verrigt te hebben; na dezen lando, die ook reeds in het jaar 914 ftierf; maar des te merkwaardiger is joannes X. petrus , Aartsbisfchop van Ravenna, had hem, in zijne jonger, jaren, om eenige zaken uit te voeren, meermalen naar Rome gezonden, alwaar theodora alles te zeggen had; deze verliefde op hem, en verleidde hem tot onkuifche verkeering. Als kort daar na het Bisdom van Bologna openkwam, bezorgde zij hem hetzelve; maar eer hij nog gewijd was, ftierf ook de Aartsbisfchop van Ravenna; zoodat hij zich, met hare hulp, in deszelfs ambt indrong. Ongeduldig, dat zij zijnen omgang zoo lang moest misfen, vond zij eindelijk middel, om hem tot de Paufelijke waardigheid te verheffen (*). Voor het overige ontbrak het joannes X noch aan fchranderheid, noch aan moed, en hij was voor Rome een zeer nuttige Paus. Rome had toen geen Keizer, en de Arabieren, die zich aan de Garigliano, de oude rivier Liris, en een' Berg van denzelfden naam op de Napelfchz Gren- (*) luitprand L. II. c. 13. p. 40.  GESCHIEDENIS. fi6> Grenzen, hadden genesteld, ftroopten tot in de nabuurfchap van Rome. De Paus verzocht daar op berengarius, die nog Koning van Italei was, om hulp, en deze trok in het jaar 9*5 met een leger naar Rome, alwaar hij in het jaar 916 door den Paus tot Keizer gekroond werd. De Paus ging verder; op raad van landulf, Vorst van Benevent en Kapua, verzocht hij den Griekfchen Keizer om hulp tegen de Arabieren; met deze hulp liet hij in het jaar 916 de Arabieren bij Garigliano aantasten, die allen gedood of gevangen genomen werden; en wel zoo men vertelde, met bijdand van de Apostelen petrus en paulus , die den Christenen te hulp kwamen (*). berengarius , hoewel Keizer, had te Rome echter geen groot gezag; in het jaar 921 maakten eenige Italiaanfche Grooten eene zamenzweerinc met^rudolf, Koning van Burgundië, die ook ter ftond daar na als Koning van Italië erkend werd, berengarius, uit wanhoop de Hongaren, di< Opper-Italië reeds lang' verwoesteden , willende t« hulp roepen, werd in het jaar 924 vermoord, ru dolf verloor ook fchielijk het Rijk van Italië we der door hugo, Markgraaf en Hertog van Pro vence, die in het jaar 926 als Koning erkend werd Middelerwijl was marozia des te gemakkelijke meesteresfe van Rome. Na de dood van hare: eerden man, den Markgraaf alberich, waarfchijr lik van Camer'mo, trouwde zij in het jaar 92 J mi Cf) LUITPRAND L. II. C. 14. IV BOEK II Afdeel. III :l00fdft. ia C. G. faar 814. tot 1073. r . 1 5 :t  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft, na C. G Jaar 814 tot 1073 LEO IV. STEVEN VII. jo- AMJNEsXl KERKELIJKE met wido, Markgraaf van Toskana; na zkh mees. ter gemaakt te hebben van Engelenburg, hetwelk toen reeds als de Merkte van Rome werd aangemerkt. Een Keizer was 'er niet, maar de Paus . had ook weinig te zeggen. Bijzonder waren marozu en haar Gemaal naarijverig op des Paufen Broeder petrus, die veel invloed op den Paus had. Eindelijk drongen in het jaar 928 hunne foldaten in het Paleis van Lateraan, vermoordden petrus voor zijn Broeders oogen, en-fleepten den Paus zeiven in eene gevangenis , waar men hem kort daar na met een hoofdkusfeu fmoorde (*) Van de volgende Paufen regeerde leo VI maar zeven maanden, en steven VII niet veel over de twee jaren; beiden hebben, zoo veel men weet voor de Gefchiedenis niets gedaan. Maar in het jaar 931 kwam de Zoon van Paus sergius III en marozia, onder den naam van joannes XI op den Paufelijken troon; fchoon muratori vergeefs zijn best doet, om te bewijzen, dat hij veel meer een Zoon van haren eerften Gemaal alberich geweest zal zijn, maar uit Schrijvers, die later geleefd heb ben, en van minder gezag zijn dan luitprand Zijne Moeder bleef hare magt te Rome behouden in verlferkte nog dezelve, toen zij, na de dood iran haren tweeden Gemaal ivido, weder hertrouwie met hugo, Koning van Italië, in het jaar 932 Deze Vorst, Stiefbroeder van haren vorigen Ge'. maal, C) LUITPRAND L. III. C. J2. FLODOARD, * Pontif. lom. et in Chron. ad a. 920.  GESCHIEDENIS. 269 maal, kwam te gereeder tot deze verbindtenis, dewijl hij daar door zijn gezag in Italië bevestigde, en zelfs meester van Rome werd (*). hugo bleef niet lang meester van Rome, hetwelk hem fchijnt belet te hebben, om zich de Keizerlijke kroon te laten opzetten. Hij behandelde zijnen Stiefzoon, den jongen alberich, dien marozia bij haren eerden Gemaal had, zoo verachtelijk, dat deze de Romeinen tot oproer aarthitde, en hugo 's nachts over de muren van Engelenburg moest ontvluchten. Thans werd alberich beheerfcher van Rome, die, om zich vast te zetten, zoo wel zijne Moeder, al! zijnen Stiefbroeder, den Paus, gevangen liet nemen vergunnende aan den laatiten alleenlijk, zijne Gods diendige verrigtingen waar te nemen. Dus verhaal flodoard , die toen in Frankryk als Kanunnil leefde (t); m™r luitprand, die in Italië zei leefde, en edelknaap was aan het Hof van den Ko ning hugo, laat alberich te gelijk met zijne Moe der het bewind te Rome voeren, en den Paus zij ambt met alle aanzien bekleeden. leo VII, die in het jaar 936 den Paufelijke: Stoel beklom, moest fpoedig in de Staatsgebeurtenis fen van zijnen tijd deel nemen. De Koning hug deed in dat jaar eene nieuwe maar vruchtelooze pc ging, om Rome aan zich te onderwerpen. Om de vrede tusfchen hem en alberich te bevorderen ontbood de Paus den vermaarden Abt odo va Clug (*) LUITPRAND Libr. III. Caj>. 12. (t) Chron. ad a. 933. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814.tot 1073. i f 1 1 LEO VII. ) 1 1  IV boe ic II Afdeel. III Hoofdft. naC. G Jaar 814 tot 1073, «TEVEN Vlli. marinus II. AGAPETUSlI. 270 KERKELIJKE Clugny in Frankryk, die een vriend van den Koning hugo was, naar Italië. Maar leo zelf gaf aanleiding tot een verfchil, door in een en hetzelve gewest, waar reeds de Aartsbisfchop van Saltsburg het Pallium van de Paufen ontvangen had, het ook aan den Aartsbisfchop van Lork te fchenken. Hij fchijnt een Benedictyner geweest te zijn van eerwaardige zeden, wien men zijne hooge waardigheid opgedrongen had (*). Hij werd in het jaar 939 door steven VIII op. gevolgd, die voor een Duitfcher gehouden wordt, hoewel onzeker. Zekerder is het, dat hij de Fran. fche Grooten met den Kerkenban gedreigd heeft, indien zij hunnen Koning lodewyk IV niet erkennen wilden (f). Hij overleed in het jaar 942. Zijn opvolger marinus II, die ook reeds in het jaar 946 overleed, gaf zich geheel aan het Kerkelijk beduur over, zonder zich in de Burgerlijke onlusten van zijnen tijd te mengen. Maar de regering van agapetus II is langer en merkwaardiger. Terftond in het begin derzelve keerde hugo, die zich langer dan XX jaren in het Rijk van Italië gehandhaafd, maar ook door ftreeken en kuiperijen gehaat gemaakt had, naar Proven, ce terug, alwaar hij als Monnik ftierf. Zijn Zoon lotharius , reeds in het jaar 931 tot zijn mederegent aangenomen,, bleef in Italië, als Koning. Maar berengarius, Markgraaf van Ivrea, een Klein- (t) flodoard. de Pontif. Roman. (+) flodoard. Chron. ad a. 042.  GESCHIEDENIS. 271 Kleinzoon van den Keizer van dien naam, liet hem in het jaar 950 door vergif ombrengen, en werd nog in hetzelfde jaar, te gelijk met zijn Zoon adalbert, tot Koning gekroond, lotharius weduwe, adeliieid, werd op zijn bevel gevangen, waarfchijnlijk, omdat zij weigerde adalbert tot Gemaal aan te nemen. Doch zij ontvlugtte de gevangenis , en trad heimelijk in verbindtenis met den Koning otto , die haar in het jaar 951 trouwde. Deze Vorst was met een leger in Italië gedrongen, en berengarius moest wel te vrede zijn, dat otto hem hetzelve in het jaar 952 als een leen liet behouden. In dit alles was de Paus agapetus niet verder gemoeid, dan dat hij mede otto tegen berengarius te hulp had geroepen. Maar een Kerkelijke twist in Frankryk gaf hen meer werk. In het jaar 925 was hugo , Zoon vat den Graaf herbert van Vermandois, een kinc van nog geene vijf jaren, met geweld tot Aartsbis fchop van Rheims gemaakt, waar bij twee Geeste lijken door de Soldaten het leven verloren. Pau: joannes X keurde echter deze aanftelling goed en droeg het waarnemen van het Aartsbisdom aai den Bisfchop van Soisfons op. Maar de Graaf ga dit aan een' anderen Bisfchop, en befloeg de in komden der Kerk van Rheims voor zich. Zes ja ren daar na, veroverde Koning rudolf Rheims alwaar hij artold of artaud tot Aartsbisfcho; liet verkiezen; ook deze werd door joannes X erkend, die hem het Pallium toezond, alhoewi hugo nog leefde. Onder eene volgende regerin bi IV boex II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. : 1 1 f > i I | gr  IV BOEK II Afdeel. III HooPdft. na C. G, Jaar 814. tot 1073. j ] J 1 i ( 1 | =fa KERK EL IJ KE belegerde herbert in het jaar 940 Rheims, en noodzaakte artold , afltand te doen, daartegen zijnen Zoon hugo door eene Sijnode te Soisfom latende herltellen. De beide Aartsbisfchoppen voerden vervolgens eenen openbaren oorlog, wordende hugo door zijnen vader, gelijk artold door Koning lodewyk V befchermd. Na de dood van zijnen Vader herbert, in het jaar 943, moest hugo wel Rheims overlaten aan artold , maar bleef zich te Moufon, eene fterke plaats in het Aartsbisdom, handhaven. Eindelijk dacht men aan eene Kerkvergadering, om dezen oorlog te eindigen. Zij werd te Verdun gehouden, in het jaar 947, en dewijl hugo voor haar weigerde te verfchijnen, wees zijbet Aartsbisdom aan artold toe. Dewijl hugo zich hier aan niet ftoorde, werd eene andere Kerkvergadering in het jaar 948 te Moufsn belegd. In Maats van voor dezelve te verfchijnen, zond hugo laar eenen Brief van den Paus, waar bij hij weder verd aangefield. Doch, de Bisfchoppen oordeellen, dat de Aartsbisfchop van Trier zich daar door liet moest laten verhinderen, om den last, dien ïem de Aartsbisfchop van Ments, door den Konng otto ten dien einde naar Rome gezonden, ran den Paus gebragt had, ten uitvoer te brengen.' kfen befloot dus, artold bij zijn Aartsbisdom e handhaven; en dat hugo zich op een Nationaal iïjnode zou hebben te verantwoorden, artold, len Paus daar om verzocht hebbende, kwam de' iisfchop marinus fpoedig als Gezant van den Paus an, en de vergadering werd te Ingelheim. aan dea Rhyn  GESCHIEDENIS. 273 Rhyn befchreven. Hier waren de Koningen otto en lodewyk tegenwoordig, van welken de laatfte zijne klagten voordroeg, onder anderen, dat hij van den Hertog hugo aangevallen, en een jaar lang gevangen gehouden was, vervolgens bepleitte artold zijne zaak, tot dat een door hugo afgezonden Geestelijke eenen Brief van den Paus ten voordeele van hugo te voorfchijn bragt; doch naardien men ontdekte, dat hugo verdichte Brieven, als het ware van Bisfchoppen, aan den Paus gezonden had, vie de uitfpraak der Sijnode ten voordeele van artold. en hugo werd in den ban gedaan, tot hij de fchul dige Kerkenboete zou voldaan hebben; ook bedreigde men den Hertog hugo met den ban, indien hl wegens de door den Koning tegen hem ingebragte klagten geene voldoening gaf. Eindelijk deed eene nieu we Kerkvergadering te Ttier in het jaar 94S dezer magtigen Vorst hugo, dien men den Grooten noemde, in den ban; hij was vele jaren lang, in dei daad, Koning van Frankryk, alleen dat hij den tijtel niet voerde. Met zijnen Zoon hugo capet begon die lange reeks van Koningen, die tot op onzen tijd in Frankryk geregeerd hebben, agapetus bevestigde alle deze befluiten op eene Sijnode te Rome in het jaar 949. Eindelijk verzoende zich de Hertog met zijnen Koning; artold behield het Aartsbisdom, en als hugo het na deszelfs dood in het jaar 96r weder aan zich zocht te brengen,werd zijne begeerte door den Paus van de hand gewezen (*). Ge- (*) flodoard. Hist. Eccles. Rhem. Libr. IV. Cap XIII. Deel. S ao. IV boek II Afdeel. III Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK li Afdeel. UI Hoofdit. na C. G Jaar 814 tot 1073 octavia- NUS Of 10 ANKESXll 274 KERKELIJKE Gemakkelijker werd de twist tusfchen de Aartsbisfchoppen van Lorch in Oostenryk, en Saltsburg, die beiden het Pallium als Metropolitaan in hetzelfde gewest van den Paus ontvangen hadden , door agapetus bijgelegd in eenen Brief aan gerhard of gebhard, Aartsbisfchop vau Lorch, in het jaar 950 (*), door eene verdeeling van Kerkelijk gebied tusfchen de beide Aartsbisfchoppen te maken, welke tot het jaar 972 ftand hield. Toen herflelde benedictus VI den Aartsbisfchop frederik van Saltsburg weder als eenigen Metropolitaan in alle die landen (f). Doch korte jaren daar na ia het jaar 975 verzocht en verkreeg piligrin, Aartsbisfchop van Lorch, op nieuw hot Pallium van Paus benedictus VII, op dezelfde wijze als agapetus verordend had (§). Ondettusfchen was de Patricius aleericii, die zich zoo lang in de heerfchappij over Rome gehandhaafd had, in het jaar 954 overleden, en werd door zijnen Zoon octavianus , eenen knaap van zestien jaren, opgevolgd, die, wanneer agapetus in het jaar 956 overleden was, zich door zijne vrienden liet overhalen, om zich ook van het Pausfchap meester te maken; dewijl hij toch reeds in den Geestelijken ftaat getreden was (**). baronius noemt 20. fqq. Ejtisd. Chron. Concilia ap. hard. T. VI. P. I. p. 603. fqq. (*) Ap. hard. /. c. p. 599. (t) bened. VI. Ep. ap. hard. /. c. p. 689. (§) bened. VII. Ep. ap. hard. /. c.p. 699. (**) flodoard. Chron. ad a. 954.  GESCHIEDENIS. ftoemt dezen achttienjarigen jongeling eene ontijdige geboorte , en befchouwt hem als een' Tooneelfpeler, die enkel de rol van Paus gefpeeld heeft; maar vertroost zich echter daar mede, dat de Kerk hem evenwel als eenen regtmatigen Paus erkend heeft, en zegt, dat het waarlijk beter is, in eenen ondeugenden knaap den Paus te vereeren, dan eene fcheuring in de Kerk te maken (*). öctavianus was de eerfte Paus, zoo veel men weet, die zijnen doopnaam veranderde, en zich joannes XII noemde, omdat zijn eigen naam geen Kerkelijk gezag hadj of omdat zijn Vaders Broeder joannes XI geheeten had. berengarius II was toen nog gemeenfchappelijk met zijnen Zoon adelbert,- Koning van Italië. Maar in het jaar 960 verzocht de Paus der Koning otto door een' Gezant, om hem en dé Roomfche Kerk uit de kaken der beide Italiaanfche Koningen te redden; Ook nam walbert, Aartsbisfchop van Milaan , tot otto den toevlugt, met andere Bisfchoppen en Grooten, die zich over het geweld en de wreedheid, welke zij ondergaan moesten, beklaagden. In hoe verre deze klagten gegrond waren, kan men niet zeggen, dewijl 'er geene bijzondere voorbeelden van wordert bijgebragtj waarom men zou mogen twijfelen, of niet de grond dezer klagten meest daar in gelegen zij geweest, dat berengarius en zijn Zoon hunne regten tegen den Paus en Geestelijken hebben willen doen gë'deiL ot- (*) AnnaU Eccles. ad a. 95^. S 1 IV boki II Afdeel. 111 Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073 276 KERKELIJKE otto, van zoo vele kanten genoodigd, trok ia het jaar 961 met een leger in Italië, en werd door den Aartsbisfchop walbert te Milaan, met de zoogenoemde ijzeren kroon tot Koning van Italië of Lombardyë gekroond. Deze kroon had den naam van de ijzeren naar eenen ijzeren hoep in dezelve; naderhand zeide men, dat 'er een nagel of fpijker van het kruis van christus ingevlochten was, die uit het hoofdfieraad van konstantyn den Grooten in deze kroon gekomen was. In het jaar 062 werd otto te Rome door den Paus gekroond, nadat hij vooraf bij plegtigen eede beloofd had, de Kerk en den Paus naar zijn vermogen te zullen verhoogen, 211 wat hij van de bezittingen van den H. petrus jou bemagtigen, aan dezelve te zullen inruimen. De Paus daartegen deed met de Roomfche Grooten lan den nieuwen Keizer den eed, dat zij nooit adelbert of deszelfs Zoon zouden bijdaan. otto gaf Dok niet alleen den Paus zijne verlorene bezittingen weder, maar deed hem ook kostbare gefchenken (*). Maar naauwelijks had otto zich, op zijnen terug, togt naar Duitschland, in het jaar 993 naar Pavia begeven, of hij hoorde, dat joannes XII, zijnen eed vergetende, adelbert, den Zoon van berengarius, die naar Frasjinetto bij de Arabieren gevlugt was, eene belofte onder eede gedaan had, dat hij hem tegen den Keizer wilde befchermen, indien hij zich bij hem wilde laten vinden, otto, die dit niet (*) luitprand. L. VI. C. 6. enz.  GESCHIEDENIS. 27; niet gelooven kon, zond eenige vertrouwde lieder naar Rome, om daar onderzoek naar te doen; waai op hij van alle de Romeinen, volgens luitprand , die vervolgens in deze zaak zelf den Keizer te Rome diende, het volgende antwoord ontving: „ Het „ fchijnt," zeiden zij : „ dat de Paus joannej „ den geheiligden Keizer, die hem uit adelberts „ geweld bevrijd heeft, om dezelfde oorzaak haat, „ om welke de Duivel den Schepper haat. D< „ Keizer heeft Godebehagelijke gezindheden; zijnt ,, handelingen en neigingen zijn van dezelfde na „ tuur; hij befchermt de Kerkelijke en Wereldlijk „ bezigheden met de wapenen; verfiert ze door zij „ ne zeden, en verbetert ze door wetten;" (eem bekende plaats uit horatius ;) „ maar Paus jo „ annes wederftreeft dit alles. Het geen wij hie: belijden, is niet iet geheims. reinera , de we „ duwe van eenen zijner Vafallen, (mi/es,) draag „ daar getuigenis van, aan welke hij, uit blindi „ liefde, de regering van vele fteden toevertrouwd „ en het hoogheilige gouden kruis en kelk van dei „ Heiligen petrus gefchonken heeft. Eene anderi ,, getuige is zijne beminde stefana , die onlangs ,, nadat zij, bij hem zwanger, te vroegtijdig be „ vallen was, geftorven is. Alfchoon alles zweeg zoude echter het Paleis van Lateraan, te vorei „ een verblijf der Heiligen, thans een Bordeel, nie „ verzwijgen, dat hij met de Zuster van stefana „ de bijzit van zijnen Vader, in ontucht leeft. Oul „ kan de afwezendheid van vrouwen van alle vol M ken, behalve Roomfche, dit getuigen; zij fchroo S 3 „ men IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  ïv BOER li Afdeel. I \ m c. g i «ar 814 m '073 275 KERKELIJKE „ men, om naar de graven der Apostelen in Bede„ vaart te gaan, dewijl zij gehoord hebben, dat „ hij, nog voor weinige dagen, getrouwde vrouwen, „ weduwen en jonkvrouwen gefchonden heeft," Zij voegden 'er bij, dat zij zelve, wegens zoo groote ergernis, verhinderd werden in de Kerken te bid, den; dat den Paus de fchoonfie en leelijkfte, de aanzienlijkde en geringde van het vrouwelijk gedacht even welkom waren; en dat hij juist om ongedraft in deze levenswijze te kunnen voortgaan, adelbert tot zijne befchermer verkoren had. Toen de Keizer dit berigt ontving, zeide bij: „ Hij is een jong mensch; (puer est; ) hij zal zich misfehien door het voorbeeld van brave mannen laten veranderen." Ondertusfchen wilde hij eerst berengarius bedwingen, dien hij in de vesting Monte Feltro belegerde. Hier zond de Paus hem twee Gezanten, door welken hij erkende, dat het geen wonder was, dat hij tot hier toe, door het vuur der jeugd overweldigd, iet jeugdigs, (j>uer'de quid,) bedreven had, maar de tijd was nu ge-, komen, dat hij anders wilde leven. Tevens beklaagde hij zich, dat de Keizer twee hem ongetrouwe Geestelijken in befeberming genomen, en zich, tegen zijne beloften, had laten huldigen, otto. antwoordde, dat de verbetering hem aangenaam was, die de Paus beloofde, en dat hij berengarius juist daarom belegerde, om aan den Heiligen jp.etr.us zijn gebied te kunnen herdellen; maar wat die Geestelijken betrof, dat hij daar niets van wist, dan dat de Paus hen met voor den Keizer nadeelige OOgr  GESCHIEDENIS. 279 oogmerken naar Konftantinopolen gezonden brf, en dat zij, met twee Hechte vrienden van den Paus, te Kapua gevangen waren gezet. De Paus, zonder hier acht op te flaan, zond, om den Keizer op ^ den tuil te houden, nieuwe Gezanten aan denzelven ; { terwijl adelbert inmiddels te Rome kwam, en met eerbied van hem ontvangen werd. Thans rukte otto , op uitnoodiging van zeer vele Romeinen, met het grootfte deel van zijn leger, op Rome aan. Op zijne aannadering namen de Paus en adelbert de vlugt, hebbende de eerfte een zwaard op zijde, en eene geheele wapenrusting van fchild, helm en wapenrok aangetrokken (*). De Keizer te Rome gekomen, nam de inwoners eenen eed af, dat zij zonder zijne en zijns Zoons bewilliging en bepaling geen' Paus verkiezen zouden of laten inwijden. Vervolgens werd in de Pieterskerk in het jaar 963 eene Kerkvergadering gehouden. Als de Keizer zijne verwondering te kenner gaf, dat de Paus niet in de vergadering verfcheener was, antwoordde hem de Geestelijkheid, dat he; niet noodig was, hen te vragen, naar het gen< Iberiërs, Babyloniërs en Indiërs wisten; de Pain was niet een van die genen, die in fchaapskleede ren kwamen, en van binnen verfcheurende wolvei waren; zijne handelingen waren openbaar wreed ei duivelsch. De Keizer oordeelde het echter billiik dat de befchuldigingen bij name werden ingebragt waar op de voornaamfte Priester, (Cardinalis Pres bi} (*) Continuat. Reginon. p. 109. luitprand L. VI. S4 IV boek II Afdeel. BI loofdft. ia C, G. nar 814. ot 1073. l I I  IV boek II Afdeel, III Hoofdft. na C. G. Jaar 814, tot 1073 ( 1 ( 1 ( < 1 i v V t( ei d te te aSo KERKELIJKE bijter,-) eener Kerk te Rome, getuigde, dat hij den Paus de Misfe had zien vieren, zonder daar bij te communiceeren. Een Bisfchop en een der aanzienlijk de Kerkedienaren, (Cardina/is Diaconus,) verzekerden, gezien te hebben, dat hij ^enen Diaken in een paardendal gewijd had. Andere Geestelijken voegden 'er bij: dat zij zeker wisten, dat hij Bisfchoppen voor geld gewijd had, onder welken een tnaap van tien jaren geweest was. Insgelijks tralen velen van de Geestelijkheid als getuigen op, lat de Paus Kerkroof begaan, en met verfcheidenen selfe bloedfchande gepleegd had! hij had zijnen Geestelijken vader benedictus de oogen laten uitreeken, die daar door gedorven was; hij had den lood van eenen Onderdiaken veroorzaakt, door hem e laten ontmannen; hij had brand gedicht; zich ls een Ridder toegerust; op de gezondheid van len Duivel, fchuldigden Bisfchop onder handen genomen werd, voordat hem het ontheffen van de daar op ftaande ftraf beloofd was. Doch een ander Bisfchop waarfchuwde hem, den Wereldlijken op deze wijze geene gelegenheid te geven, om de Bisfchoppen aan hunne regtbanken te onderwerpen, dewijl zij zulke misdaden niet ongeftraft zouden lSten. De verraderij van arnulf werd fchielijk bewezen, waar tegen zijne verdedigers zich enkel beriepen op de onechte Decretalen der Paufen, dat hij voor alle dingen in zijn ambt herfteld, verfcheidene keeren ingedaagd, en zijne zaak aan den Paus berigt had moeten worden. De Bisfchoppen , in plaats van de echtheid dezer Decretalen te onderzoeken, toonden door andere redenen, dat de Paus de Sijnode niet kon verhinderen, om deze zaak door te zetten. Onder de aanwezende Bisfchoppen muntte in kundigheden, vrijmoedige waarheidliefde, ijver voor het oude Kerkelijk regt en welfprekendheid uit arnulf, Bisfchop van Orleans, de geleerdde onder alle de toenmalige Bisfchoppen van Frankryk, en een ver- XEJ. Deel. T trouwd IV BOEK II Afdeel. lil Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 too K E R K E L IJ K E trouwd vriend van gerbert (*). Deze fprak fterk over de regten der Sijnode: „ Wij zijn alleszins voornemens," zeide hij, „ de Roomfche Kerk, om de gedachtenis van den Heil. petrus , fteeds te vereeren; ook willen wij ons tegen de verordeningen der Paufen niet verzetten; doch alles, zonder benadeeling van het gezag der Niceïfche Kerkvergadering, en andere Kerkelijke wetten, welke, op verfcheidene tijden, onder den invloed van denzelfden Heiligen Geest, zijn opgefteld, en die eeuwig gelden moeten. Doch twee dingen moet men wel in het oog houden: dat noch het ftilzwijgen van den Paus, noch zijne nieuwe verordeningen voor de oude Kerkelijke wetten nadeelig worden; want door beide loopt de Kerk gevaar. Wij nemen daar door de voorregten van den Roomfchen Paus niet weg. *Munt hij uit in wetenfchap en deugd, van die twee voorwerpen hebben wij niets te vrcezen; maar nog minder dan, wanneer hij uit onwetendheid, of uit vrees, of door hevige driften eenen misftap begaat; of wanneer hem zijn ftand gehaat maakt; zoo als tot hier toe te Rome de dwingelandij de overhand behouden heeft. Want wie op allerlei wijze tegen de wetten handelt, kan niets tot nadeel derzelven verordenen. — Vervolgens beklaagde hij den jongden toefland van Rome, ilwaar, in plaats van zoo vele groote en wijze Bisschoppen der oude tijden, een onkuifche en wree- de (*) Zijne Levensbefchrijving ftaat in de Histoire Litt. ie la France T. IV. >. 521-528.  GESCHIEDENIS. 291 de joannes XK, en de ergde booswicht malefa-" cius, (zoo noemde hij bonifaciüs VII,) geregeerd hebben , wier ergerlijke levenswijze hij kortelijk fchetst. „ Wanneer," roept hij uit, „ is het dan bevolen, dat ontallijke Priesteren van God in de geheele wereld, die door wetenfchap en goede zeden uitmunten, aan zulke hoogst fchandelijke monflers, die geheel ledig zijn van de wetenfchap van menfchelijke en Goddelijke zaken, onderworpen zullen zijn?" — Wie op eenen zoo verhevenen Zetel zit, gebrek aan liefde heeft, en door kennis opgeblazen is, die is de Antichrist, die zich in den Tempel van God gezet heeft, om als God aangebeden te worden; maar heeft hij noch liefde, noch wetenfchap, dan vertoont hij daar een afgodsbeeld; en om zijn goeddunken te verzoeken is hetzelfde, als of men dat van een ftuk marmerdeen begeerde. — Eindelijk gaat hij over tot de Decretalen van den Roomfchen Bisfchop damasus aan de Afrikaanfche Bisfchoppen, welke ten voordeele van arnulf werden aangehaald. Doch, in plaats van derzelver onechtheid aan te toonen, vergenoegt hij zich, met te beweeren, dat de gevallen niet gelijk ftaan; en hij befluit: ,, Wij willen de Roomfche Kerk meer dan de Afrikanen deeden, vereeren, en wanneer zij een regtmatig oordeel velt, haar volgen: maar in een tegengedeld geval ons naar de woorden des Apostels fchikken: Wie een ander Euangelie predikt, die is vervloekt! Zwijgt zij, dan pleegen wij raad met de wetten. Tot welke andere dad zullen wij ons wenden, daar deze thans van God T 2 en IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. [aar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdit naC. G. Jaar 814. tot 1073. ao2 KERK EL IJ KE en menfchen verlaten fchijnt? daar zoo vele Kerken reeds van haar afgevallen zijn; een kenmerk van de aannadering van den Antichrist? arnulf werd dus door getuigen genoodzaakt, zijn verraad te bekennen, en de Sijnode befloot zijne afzetting. De Koning hugo , die met zijn' Zoon robert in de vergadering kwam, fchock hem echter het leven, onder voorwaarden, van dergelijke overtreding niet meer te begaan; en gerbert werd nu tot Aartsbisfchop van Rheims verkoren. Maar joannes XV was over dit vonnis der Kerkvergadering zoo misnoegd, dat hij aan alle de Bisfchoppen, die daar deel aan genomen hadden, hunne Godsdienstverrigtingen verbood. De Koning fchreef hier op aan den Paus, ten einde de befluiten van zijne Bisfchoppen te handhaven (*). gerbert fchreef met veel koenheid aan den Aartsbisfchop van Sens, om dien ftandvastigheid in te boezemen (f). In dezen Brief zegt hij onder anderen : „ Ik zal daar fteeds bij blijven, dat, indien de Roomfche Bisfchop zelf tegen zijnen Broeder zondigt, en, meermalen vermaand zijnde, der Kerke geen gehoor geeft, deze Roomfche Bisfchop, naar het voorfchrift van God, gehouden moet worden als een Heiden en Tollenaar." Maar bij den Paus hielpen geene redenen, integendeel zond hij den Abt leo naar Frankryk, die in het jaar 995 eene Kerkvergadering te Moufon hield , (*) Ep. ad Joann.XV. ap.Hard. T. VI. P. l.p.729. (f) Ep. ad Siguinum Arch. Senon* ibid, p. 731.  GESCHIEDENIS. c$>3 hield, alwaar behalve weinige Duitfche Bisfchoppen vele Abten tegenwoordig waren, gerbert fchreef aan eenen dezer Abten , dat dit een ftap was, waar door het aanzien der Bisfchoppen vernietigd werd (*), en hij verdedigde op de vergadering zoo wel zijn gedrag als het gedrag der Kerkvergadering omtrent zijnen voorzaat. Ondertusfchen ftierf Koning hugo, op wiens befcherming gerbert zich hoofdzakelijk verlaten kon, in het jaar 996; en zijn Zoon robert had reden, om den Paus te ontzien. Dus bereikte de nieuwe Paus gregorius V zijn oog merk in eene Kerkvergadering te Rheims, in he jaar 996; op welke gerbert afgezet, en arnuli uit de gevangenis gehaald, en in het Aartsbisdon herfteld werd, hebbende de Paus geheel Frankryl met den ban gedreigd, indien dit niet gebeurde (f) Onder den Paus joannes XV vindt men in he jaar 993 het eerde voorbeeld, van de HeUigverkla ring of Canon ifat ie, door den Paus. In de oudd< Kerk bad men, bij het vieren van het Avondmaal ook voor de Godvruchtige overledene leden der Ge meente, maar ook voor alle Heiligen, Patriarchen Profeeten, Apostelen, Martelaars enz. Alleng veranderde dit in de laatde tijden der IVde eeuw in zoo ver, dat cyrillus van Jeruzalem verzeker de, dat de Christenen van zijnen tijd in hunn Avondmaalsgebeden ook aan de Patriarchen, Profee ten (*) Ep. ad Mier as. Abbat. ap. Hard. I. c. p. 731. (f) aimoin. de Vita S. Abbonis. Cap. ii. et i: ap. hard. pag. 737- T 3 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 : De Paufen matigen zich ! de magt aan van ' Canonifa- ' tie of . Heilig- , verkla- ' ring. > »  IV BOEtt il Afdeel. 111 Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. 294 KERKELIJKE ten, Apostelen enz. gedachten; opdat God door der* zeiver voorbidding hun gebed mogt aannemen. Zelfs aügustinus zeide reeds: „ dat men eenen Martelaar ongelijk doet, wanneer men voor hem bidt; daar wij veel meer door zijn gebed aan God aanbevolen moesten, worden (*)»" Toen vervolgens de aanbidding der Heiligen de overhand kreeg, en het getal der Heiligen onbefchrijfelijk vermenigvuldigde , zag men zich genoodzaakt, zoo als de Kerkvergadering te Frankfort deed, in het jaar 894, te verbieden, geen nieuwe Heiligen aan te roepen, en karel de Groote beval, dat zonder goedkeuring des Bisfchops geene nieuwe Heiligen zouden aangenomen worden. Eindelijk trokken de Paufen dit regt, om nieuwe Heiligen te verklaren, canonizare, dat is, in canonem Misfe referre, op de lijst dellen onder de gebeden bij de Mis of het H. Avondm. tot zich. suiDBERT, eenLeeraar van het Christendom onder de Heidenfche Sakfen en Friezen, zou in het begin der VlIIde eeuw de eerde geweest zijn, die door den Roomfchen Bisfchop leo III met deze eer zou verwaardigd zijn. Maar de Brief van ludger, Bisfchop van Munfter, van dien tijd, waar in hij dit aan zijnen vriend riksfried, Bisfchop van Utrecht, meldt (f), wordt om goede redenen voor onecht gekeurd. In het bovengemelde jaar 993 dan, werd, op voordel van liutolf, (of ludolp,) Bisfchop van Augsburg, die in eene Sij- (*) Serm. XVII. de Ferb. Apost. T. X p. 132. (f) In suru Fit. Sana. Mart. p. 16.  GESCHIEDENIS. =95 Sijnode, door joannes XV in het Paleis van Lateraan gehouden, 'een gefchrift inleverde over het leven en de wonderen van ulrich , voormaligen Bisfchop van Augsburg, deze door gemelden Paus voor heilig verklaard, wiens gedachtenis met de godvruchtigfte geneigdheid en aandacht vereerd moest worden. Van dien tijd af vinden wij vele voorbeelden van zoodanige Heiligverklaringen door den Paus, echter zoo, dat elke Bisfchop ook nog in zijn Kerspel Heiligen aanftelde, doch met dit onderfcheid, dat zulks enkel zijn Kerspel maar de aanftelling door den Paus de geheele Westerfche Kerk tot de vereering der Heiligen verbond. Eindelijk heeft eerst alexander Hl in het laatst der XHIde eeuw zich het regt, tot Heiligverklaring, alleen aan- gematigd (*). Drie jaren na deze Heiligverklaring ftierf de Paus joannes XV. De beroemde Abt van F/eury, abbo, die in zijnen tijd te Rome kwam, vond hem zoo ten uiterften winzuchtig , en te Rome elke gunstbetooning zoo veil, als arnulf , Bisfchop van Orïeans, reeds klaagde (f). joannes had in het jaar 995, te gelijk met de Romeinen, en de Stenden van het Langobardifche Rijk, otto III laten noodigen, om te Rome te komen (§). otto, dk (*) Van den oorfprong en plegtigheden der Paufelijkc Canonifatic zie men de Schrijvers bij fabric. Bibliogr Antiquar. Cap. 8. pag. 368 , 375- (f) aimoin. Floriac. pars Fit* S. Abbonis Floriac ap duchesne T. IV. p. 129. (§) Ann. Hildesh. ad h. a. T 4 IV boek II Afdeel. III [loofdft. ia C. G. Jaar 814. :ot 1073. gregorius V.  IV BOEK 11 Afdeel. III Hoofdft. Ba C. G, Jaar 814. tot 1073. I 296 KERKELIJK E die nu in zijn XVIIde jaar was, trok met zijn leger naar Rome; onder weg de dood van den Paus verftaande, bezorgde hij den Paufelijken Stoel aan zij. nen Neef en Hofkapellaan bruno , eenen Zoon van den Hertog van Frankenland, en Markgraaf van Verona, die voor een geleerd maar driftig jongman gehouden werd, zijnde toen eerst XXIV jaren oud. Hij zond hem naar Rome, alwaar hij eenparig, onder den naam van gregorius V, verkoren werd. Kort daar na liet otto zich door hem als Keizer kronen. In het eerfte jaar zijner regeering hield gregorius eene Kerkvergadering, op welke men lang geloofd heeft, dat bij de zeven Duitfche Keurvorften, of Vorsten, die het Uitfluitend regt zouden hebben, om eenen Duitfchen Koning of Keizer te verkiezen, zou hebben ingefteld. Doch dit is door later geleerden verworpen. De waarheid der zaak komt hier op neder, dat de Paufen van tijd tot tijd hebben weten te bewerken, dat door hen gekroond te worden noodzakelijk gehouden werd, om eenen Keizer te erkennen; dat zij zich meer en meer in de verkiezing der Keizers mengden; dat zij van de Xlde eeuw af uitfpraak over dezelve deeden en nieuwe verkiezingen geboden, en het eindelijk'met de XÜIde zoo ver bragten, dat de Keizer en de Duitfche Vorsten genoodzaakt waren, hunne afhanlelijkheid van de Paufen te erkennen ; welke niet alleen in de Xllde eeuw nog betwist, maar ook met ie XlVde weder geheel verworpen is geworden. De Keizer te Rome zijnde, was voornemens den >aful crescentius, om zijne geweldenarijen in bal.  GESCHIEDENIS. 297 ballingfchap te zenden, maar vergaf ze hem, op voorbede van den Paus. Doch naauwelijks was de Keizer naar Duitschland gekeerd, of crescentius dwong den Paus, uit Rome te vlugten, die hem te pavia op eene Sijnode vergeefs in den ban deed. Ondertusfchen maakte crescentius eene verbindtenis met joannes, een' geboren Griek uit Calabrië , dat deze tot Paus verkoren worden, en crescentius Heer van Rome blijven zou, beiden onder befcherming van den Griekfchen Keizer. Zoodra echter de Keizer tegen het einde des jaars 998 met een leger terug kwam, overvielen de Romeinen den Paus joannes, ftaken hem de oogen uit, en wierpen hem in de gevangenis. Uit het leven van den Heiligen nilus, (een' zeer geleerden Griekfchen Abt bij Gaëtaj (*), blijkt, dat de wraakzucht van gregorius nog verder ging. Hij liet joannes vooi zich brengen, hem de Priesterlijke kleederen van het lijf fcheuren, de tong en neus affnijden, hem achterwaards op een' ezel zetten, met deszelfs ftaarl in de hand, en zoo door de ftad omvoeren, cres centius , die zich met zijne aanhangers in Enge lenhurg had ingefloten, moest zich fpoedig aan dei Keizer overgeven; en werd met twaalf andere hoofd beleiders van het oproer onthoofd. Dus werd d regeering van den Keizer en gregorius op nieuv te Rome bevestigd. Hoe onftuimig en gebiedend gregorius V t werk ging, kan men uit eene terftond daar op vol gen (*_) Acta S. Nili ap. baron, ad a. 996. T 5 IV uoex 11 Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 r *  ÏV bokk II Afdeel. III Hoofdft. na.C. G, jaar 814. tot 1073 ] i 1 1 1 1 v 298 KERKELIJKE gende gebeurtenis zien. robert, Koning van Frank ryk, was getrouwd met bertha, Dochter van eenen Koning van Burgondië, en weduwe van eenen Graaf van Chartres en B/eis; maar dewijl hij Dooppeet bij een van hare kinderen, en met haar in den vierden graad vermaagdfchapt was, hield men te Rome dit huwelijk voor bloedfchendig, en gregorius bewerkte in het jaar 998 door eene Sijnode, hetwelk ook de Keizer bijwoonde, dat de Koning belast werd, zich van zijne Gemalin te fcheiden. Toen de Koning, die zijne Gemalin zeer lief had, dit weigerde, deed de Paus hem in den ban, en gaf een algemeen verbod, (Interdict,) van openbaren Godsdienst in Frankryk uit; de Koning en zijne Gemalin werden nu van bijkans alle hunne Bisfchoppen geëxcommuniceerd, en van ieder een zoo verlaten, dat 11) Hechts twee bedienden behielden, om hen op te sasfen, die ook alle de huisraden, waar uit de Koling gegeten en gedronken had, in het vuur wieren. Men fprak zelfs van een monder, waar van le Koningin zou bevallen zijn, een kind, dat het ïoofd en den hals van eene gans had: een fprooke, juist gefchikt voor het gemeene volk! Het ge:igt van dit monder zal den Koning bewogen heb>en, om zich aan des Paufen vonnis te onderwer>en; liever denken wij, zijne vrees voor een algeneen oproer van zijne onderdanen. Hij fcheidde ich van zijne Gemalin, en nam eene andere, met relke hij veel minder te vrede leefde (*). gre- (*) DAMIAN, L. II. Ep. 15. ap. DUCHESNE /. c. p, 145.  GESCHIEDENIS. =99 gregorius ftierf in het jaar 999, in den bloei zijner jaren; volgens een omloopend gerucht, zou hij door de oproerige Romeinen van het gezigt beroofd, of met vergif omgebragt zijn. Hoe het zij, de Keizer, die zich toen te Rome bevond, deed in zijne plaats den vermaarden gerbert, den gcleerdften man zijner eeuw, tot Paus verkiezen. Wij hebben hem, als AartsHsfchop van Rheims, reeds leeren kennen. Na zijne afzetting in het jaar 997 was otto III zijn. toevlugt geweest, van wien hij het aanzienlijk Aartsbisdom van Ravenna gekregen had, en die hem nu het Pausfchap bezorgde, onder den naam van silvester II. Dewijl men hem naderhand voor eenen Tooveraar heeft verklaard, heeft men ook verdicht, dat hij door tooverkunften tot deze waardigheid gekomen zij. De Kardinaal benno vertelt, honderd jaren hier na (*) , dat hij daai voor zijne ziel aan den Duivel verpand had, die dezelve echter niet eer zou opeifchen, voor dat hij tt Jeruzalem de Mis zou gelezen hebben; waar in gerbert evenwel bedrogen was, alzoo hij zijner laatften dand voelde naderen, toen hij te Rome ir de Kerk bij het Heilige Kruis van Jeruzalem di Mis las. Sommigen fchijnen hem, om die reden (f) uit de lijst der Paufen gefchrapt te hebben, baro nius noemt hem den onwaardigften Paus, een' Ket ter en Scheurmaker, den hevigden vijand van zijnei Stoel (*) De Vita et Gestis Hihlebrandi in jon. wou Lcctt. Memorab. L. I. />. 215. (f) sigeb. Gcmblac. Chron. ad a. 99S. IV BORK II Afdeel. III rloofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. SILVESter 11- I ( 1 I  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. m C. G, Jaar 814. tot 1073. 1 I 1 i i < t ( | I i 300 KERK E L IJ K E Stoel, wiens•uitgefpogene zwarte gal door de nieuwde Ketters tegen de Heilige Kerk teruggefpogen is. Alles, omdat gerbert, in de voorgaande twisten, den Paufen harde waarheden gezegd heeft. Daar is een bijzondere Giftbrief voorhanden, bij welken otto III aan dezen Paus verfcheidene graaffchappen fchenkt, maar de onechtheid van dezen Giftbrief is door voldoende redenen bewezen. silvester, die tot hier toe, voornamelijk voor le wetenfehappen, zoo werkzaam geweest was, ton, gedurende zijne korte regeering als Paus, niets groots verrigten. Alleen fchijnt hij een gewigtig mtwerp gemaakt te hebben, om de Christenen op e wekken tot bijftand van hunne geloofsgenooten n PaUftina, en tot befcherming der bedevaardrei:igers derwaards. Hij fchreef ten dien einde eenen Irief, m naam van het verwoest Jeruzalem (*),en vas dus de eerfte, die tot eene foort van kruistogt egen de Ongeloovigen aanleiding gaf. De Pifanen varen kort daar na de eerften, die de Arabieren in °alaflina beoorloogden. Ook gelooven fommigen lat hij, als Paus, die redevoering over het ondervijs der Bisfchoppen, ([de informatione Episcopoum,j gehouden heeft, welke men onder een ander pfchrift, (de dignitate facerdotali, ) langen tijd an den vermaarden ambrosius heeft toegefchreven. )eze Paus overleed in het jaar 1003. Reeds voor hem in het jaar 1002 was otto III 1 den ouderdom van XXI jaren in Italië overleden. r*\ „ Na C ) GEKBEan Ep. XXVII. ap. duch. T. II. p. m.  GESCHIEDENIS. 501 Na deszelfs dood ontftonden nieuwe onlusten in Italië, dewijl verfcheidene Grooten arduin, Matkgraaf van Ivrea, tot Koning van Italië verkoren. De Duitfche Koning hendrik II, kon eerst in het jaar 1004 het Rijk bemagtigen, en liet zich eerst in het jaar 1014 te Rome de Keizerlijke kroon opzetten. Intusfchen volgdeu vier Paufen fchielijk op eikaft; der. joannes XVII — want zoo is hij fteeds ge noemd geworden, alhoewel de XVIde een onregt matige Tegenpaus geweest was; — werd in he jaar 1003 verkoren en ftierf, na nog geene vod zes maanden geregeerd te hebben, joannes XVIII die nog in datzelfde jaar in zijne plaats kwam, leef de wel tot het jaar 1009, maar zonder iets merk waardigs te verrigten. — Zijn opvolger sergius V heette te voren Bucca Porei, (Verkensfnuit) (*) hetwelk platina verkeerdelijk van sergius II vei haalt, sergius IV wordt, ten minden in de ord der Benedictynen, zoo niet in de geheele Roomfcl Kerk, als een Heilige vereerd. renedictus VIII, Zoon van den Graaf va Tuscoli, de vierde van deze Paufen, federt het ja; 1012, had naauwelijks van zijne waardigheid bez genomen, toen hem zekere gregorius, zijn med dinger, uit de ftad dreef, en noodzaakte, tot hei drie It naar Duitschland te vlugten. Toen hei drik in bet jaar 1014 te Rome kwam, had ben dictus zich echter reeds weder in het gezag g ve (*) dh mar. Chron. Li{>r. VI. IV boek II Afdeel. III Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. joannes I XVII. joannes ' xvin. ■ sergius ;IV. > T » e * tl eenedicir tus VIII, it Ji' 2- s-  IV boek. II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814 tot 1073 3os KERKELIJKE vestigd , ook werd hendrik door hem gekroond (*)*. Ook van dezen Keizer is 'er een Giftbrief aan dezen Paus voorhanden, doch aan welks echtheid weder niet zonder reden getwijfeld wordt. Terwijl hendrik te Rome was, bragt hij bij den Paus te wege, dat te Rome in de Mis ook de Geloofsbelijdenis van Niceë gezongen werd, hetwelk daar geene gewoonte was, of om zekere redenen buiten gebruik gebragt was (f). Voor het overige was benedictus VIII een werkzame Paus. De Arabieren deeden in het jaar 1016 eene landing op de Toskaan fche kust; de Paus , met behulp der Keizerlijke Bevelhebbers, een leger verzameld hebbende, floeg deze ftroopers, wier Koning ter naauwernood ontkwam, maar hunne Koningin werd gevangen en ter dood gebragt. De Paus eigende zich haar kostbaar met juweelen bezette hoofdfierfel toe, maar fchonk 'er den Keizer zijn deel van, hetwelk op 1000 ponden gonds gefchat werd. Door 'dit verlies verbitterd, zond de Arabifche Vorst den Paus een' zak vol kastanjen, hem aanzeggende, dat hij hem met zoo veel foldaten zou aantasten, waar op de Paus hem een' zak gierst zond, belastende den bode den Vorst te zeggen, dat hij zoo veel en meer verdedigers in volle wapenrusting ontmoeten zou ( § ). In het volgende jaar fpoorde hij de Pifanen en Genuezen aan tot eene onderneming tegen Sar- (*) Dus verftaat men gemeenelijk het berigt van ditm. t. e. (t)BERNo Abb. Augienu de reb. ad misfam pertin. C. 2. (§)ditmar Chron. Libr. VII.  GESCHIEDENIS. 3°3 Sardinië, van welk eiland de Pifanen zich eerlang meester maakten. Daartegen begonnen de Grieken het Vordendom Kapua te bemagtigen, en Rome zelve te dreigen; om welke reden de Paus in het jaar 1020 naar den Keizer reisde, die in het volgende jaar naar Italië trok , en Kapua met andere deden in Neder-Italië bemagtigde. Doch de Paus en de Keizer beiden ftierven in het jaar 1024. Van dezen Paus is 'er een zeldzaam verhaal bij sigebert van Gemblours (*) en anderen. Hij verfcheen na zijne dood aan den volgenden Paus. wien hij klaagde, dat hij door de helfche draden, Cinfernalibus poenis, misfchien zal het zijn de pij nen van het vagevuur, hetwelk in deze tijden fon* tijds infernus genoemd wordt,) gepijnigd werd; doch dat hij, door de voorbidding van odilo Abt van Clugny, vergeving hoopte te verkrijgen Ook bad deze werkelijk zoo lang, tot hem geopen baard werd, dat zijn gebed verhoord was. Doel men mogt bijkans zeggen, dat benedictus ver diend had, langer in het vagevuur te blijven, in dien hij, volgens een oud berigt (f), eenige Jo den enkel daarom ter dood had laten brengen, on dat zij in hunne Sijnagoge een Beeld van den Za ligmaker befpot hadden. Na benedictus VIII beklom zijn Broeder, on der den naam van joannes XIX, den Paufelijkei troon, hebbende het door geld zoo ver gebragt ds (*) sigebert. GemhJac. ad a. 1025. (f) Bij baron. MlU ad a. 1017. 11. 6. IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. . joannei XIX. > t  IV boek II Afdeel. UI Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073, I I : 3°4 KERKELIJKE dat hij van een' Leek terftond tot hoogften Bis. fchop verkoren werd (*). Ondertusfchen was ook koenraad, uit den Hertoglijken Frankifchen Stam, Duitsch Keizer geworden; die in het jaar 1027 te Rome gekroond werd, bij welke plegtigheid toenmaals knut of kanut Koning van Denemarken, Noorwegen en Engeland tegenwoordig was. Hoe weinig het ook te bewijzen is, dat gronden van regt zulks vorderden , zoo veel is echter zeker, dat federt Keizer hendrik II de gewoonte een begin heeft genomen, dat de Duitfche Vorsten zich voor hunne kroning door den Paus te Rome Hechts Roomsch Koning, maar eerst na dezelve Roomsch Keizer noemden. Ook heeft men opgemerkt, dat federt dezen tijd de verkiezing der Paufen onafhankelijk gefchiedde van de tc voren volftrekt noodzakelijke goedkeuring van den Keizer, hoewel men tot diep in de Xlde :euw fporen vindt van den beflisfenden invloed der Xeizeren op de Paufelijke verkiezing, en van hunne • goedkeuring. Hoe groot ook het gezag ware, hetwelk de Panen zich thans omtrent de Vorsten aanmatigden, dj konden echter niet altijd den wederftand der Bischoppen keeren, die voor hunne regten waakten, ïene Kerkvergadering, in het jaar 1031 te Limo?es gehouden, maakte een befluit, dat wel de Paus jverecnkomftig ouder Kerkewetten, als hem een ïisfchop eenen geëxcommuniceerden zond, om de ierkeboete , denzelven opgelegd, te beoordeelen, de- (*) glaber radulpij. Sist. L. IV, C. i.  GESCHIEDENIS. 305 dezelve verzachten, of verfterken kon; insgelijks, dat hij die genen, die van hunnen Bisfchop aan hem gezonden werden, om wegens grove misdaden de Kerkeboete te ondergaan, dezelve voorfchrijven, en hen eindelijk vrijfpreken kon; maar dat hij niet geregtigd was, om zonder voorweten van den Bisfchop, iemand boete op te leggen, of hem daar van te ontdaan, (abfolveren.j (*). Na den dood van joannes XIX, in het jaar 1033, volgde te Rome eene nieuwe onteerende verwarring op den Paufelijken Stoel, theofylactus, een nabelbaande der beide vorige Paufen, een jongen van omtrent tien jaren, werd door de Romeinen, die daar toe voor eene groote fomme gelds omgekocht waren, op dien Stoel geplaatst, onder den daam van nedictus IX (f). Zijne levenswijze was van eerHen af verfoeijelijk. Eenige aanzienlijke Romeinen Honden hem naar het leven, en noodzaakten hem, naar Duitschland te vlugten; maar koenraad II herftelde hem in het jaar 103.8 met de wapenen weder op den troon. Rome duldde dezen Paus tot het jaar 1044, toen werd hij uit de ftad gedreven, en joannes, Bisfchop van Sabina, onder den naam van silvëster III, tot zijn' opvolger verkoren. Maar drie maanden daar na maakte benedictus zich, met hulp van zijne vermogende nabeftaanden, weder meester van £*) Conc. Lemovic. II. ap. labb. T. IX. ƒ>. 908. fqq. (f) HKitM. Contract. Lbron. ad q. 1033. glaber. raWjlph Hht. Libr, IV. C. 5. XUI. Deel. V IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. [aar 814, :ot 1073. BENEDIO rus IX. TegenMuferi ilLVES- reu III. :n gfe- joriusVÏ  IV boek II Afdeel. IH Hoofdft. na C. G Jaar 814. tot 1073. ('lemens Sö6 KERKELIJKE van de ftad. Eindelijk, merkende, hoe gehaat hij bij de Romeinen was, verkocht hrj, in hetzelfde jaar, zijne waardigheid aan den Archipresbyter joannes gratianus, die toen voor godvruchtiger dan eenig ander Geestelijke te Rome gehouden werd, en die den naam van cregorius VI aannam. Dos waren 'er thans drie Paufen, tusfchen welken de Romeinen' verdeeld waren. De flechtfte van allen, benedictus, had zich wel, op de koene vermaningen van den Abt bartholomeus van Grottaferrata, tot boeting zijner zonden, in dit Klooster, als Monnik, begeven; maar daar doorwas de wanorde1 niet weggenomen, noch zijne heerschzucht anders daii oppervlakkig beteugeld» Eindelijk verfcheen henrik III, die zijnen Vader koenraad II, federt het jaar 1039 was opgevolgd, in het jaar 1046 met een Krijgsheer voor Rome, en eene Kerkvergadering' beroepen hebbende in het ftedeke Sutri, deed hij alle drie de Paufen, welkedoor den Bisfchop benzo , die zeer aan den Keizer gehecht was, drie Duivels genoemd worden, afzetten (*}. -; - -: ■;• 1 Terftond daar op kwam henrik te Rome, alwaar hij het aan de Bisfchoppen en aanzienjijkfl'e. Heeren der ftad overliet, eentn Paus te verkiezen,' maar dezen, bekennende, dat zij dikwijls zeer Hechte Paufen verkoren hadden, lieten de keuze aart- des Keizer en zijne opvolgers in het Rijk over; waar (*) herm. Cekirkct. beo Ostiens. bbnz-onh Panegypiqus in Henricum III. (IV.) Imp. L. VII. C. 2.  GESCHIEDENIS. 307 ©p henrik suidgern, Bisfchop van Ramberg, op den Paufelijken Stoel zette, die van allen de huldiging ontving. Dus verhaalt de bovengemelde benzo, en zijn verhaal wordt door andere Schrijvers van deze eeuw niet tegengefproken; zelfs verzekert, siegbert van Gemblours, dat de Romeinen zwoeren, nooit eenen Paus te zullen kiezen, zonder 'sKeizers toeftemming. De nieuwe Paus, die zich clemens II noemde, kroonde den Keizer, en hield in het jaar 1047 eene Sijnode, waar in een Kerkeboete gefield werd, tegen de'Simonie, awaa,r mede de Keizer bijzonder bedoelde, de .omkoopuv gen bij het verkiezen der Paufen, zoo veel mogelijk, voor te komen. Hij nam vervolgens den afgezetten Paus gregorius mede- naar Duitschlqndi Ondertusfchen ftierf clemens -in het gemelde jaa: 1047, in een Klooster bij Pefarp, zoo het gcruch ging, aan vergif, hetwelk hem de, voormalige Pan benedictus IX liet geven (*). Deze zoo gehee verfchillende Paufen hebben echter beiden gecanoni zeerd of Heiligen gemaakt, .benedictus, in he jaar 1042 den Monnik simeon _.yan Syraknze, dj eerst zeven jaren geleden .gcd'orven. was; en cle mens,de Maagd wiboradaj, : 1,e* iaar 92 van de Hongaren gedood, en, voor eene Martelares fe gehouden werd. Thans maakte zich benedictus IX voor de der demaal meester van den Paufelijken ^Stoel; welke hij nog wat over de acht maanden bekleedde; tót ^V,\ Rf \ * . v...-..\ i -i- -l ; A (*). leo Ostiens. Chron. S. Mouflst. Ca/in. L. II. C. 80, 8 IV boek II Afdeel., III s Hoofdft. na C. G. jaar ,814. tot 1073. ' .i-.i i ï j | i i li . f  IV It Afdeel. III Hoofdfl. na, C. G. Jaar 814. tot. '°73. LEO IX. 30S KERKELIJKE de Romeinen den Keizer om eenen nieuwen Paus verzochten, waar toe poppo, Bisfchop van Brikt fen, in het tegenwoordige Tyrol, verkoren werd. Doch deze ftierf binnen drie en twintig dagen, of wat later. Nu verkoos henrik III in eene vergadering van vele Bisfchoppen en Rijksvorsten te Worms, bruno, Bisfchop van Tuil, tot Paus, die eenen grooten naam van geleerdheid en vroomheid had. Deze verzucht drie dagen beraad, die hij met vasten en bidden doorbragt. Vervolgens léide hij openlijk eene belijdenis 'van zonden af, • om de verkiezing van zich af te'wenden. Doch als men aandrong, verklaarde hij, de keuze aan te nemen, mids dezelve door de Geestelijkheid en het volk te Rome eenparig goedgekeurd werd ('*). leo IX", want de'ze'h'-" naam had de nieuwe Paus, aangenomen, ging dus in het jaar 1049 op reis naar zijne hoofdltad, en wel , zoo als zijn eene levensbefchrijver wibert , in zijnen tijd Aartsdiaken te Tuil, waar leo Bisfchop geweest was; verhaalt; In het gewaad van' eenen Pelgrim, niet zonder wonderen,- welke' hem onder weg gebeutden; maar volgens zijn' anderen levensbefchrijver bruno, een Benedictiner Abt, daar na Bisfchop in Itali'è, en in het vervolg ook een Heilige in zijne 'Kerk, ont'• ' "'u' ' 'x ""' '-" bood (*J V\t(i S. Leonis, IX. Pap.e, wibérto Archidiacmicct.etaneo auctore ap. Murator. Rer. Ital. Scrip tt. Tom. III. P. I. p. 291. S. Leonis Papa IX. Vita a S. Rruvone Signieufi Ephcopo 'Confcripta ap. ei'wd.' /. c. p. 347,,  GESCHIEDENIS. 3°9 bood leo, gehoord hebbende van de vroomheid en .geleerdheid van eenen Roomfchen Monnik hilde15rand, denzelven bij zich, om hem naar Rome Xe verzeilen; maar deze weigerde zulks,omdat leo zich door de wereldlijke magt had laten aandeden, leo , die van een' eenvoudigen en zachten inborst was, gaf hildebrand gelijk, nam hem mede naar Rome, en liet zich daar van de Romeinen verkiezen (*). otto van Freyfingen merkt nog aan, dat hildebrand den Paus gregorius VI in zijné ballingfchap verzeld, en naderhand zelf Paus geworden, uit liefde tot hem, den naam van gregorius VII aangenomen heeft; dat het hem toen reeds zeer tegen de borst was, dat de Roomfche Kerk het verkiezingsregt aan den Keizer had overgelaten; eri dat hij des te meer arbeidde, om het aan de Kerk te herdellen, hetwelk hem ook onder leo IX, eri nog meer onder alexander II gelukte. Zoo dra leo IX de regering aanvaard had, zorgde hij, met veel ijver, voor de vervallene Kerkelijk tucht, en bijzonder voor de uitroeijing der algemeen heerfchende Simonie. Hij hield, inzonderheid mei dit laatde oogmerk j drie Kerkvergaderingen in hei jaar 1049 te Rome, Rheims, en Mentz, op welker hij zelf tegenwoordig was; en, daar hij, wegens d< meni-te, alle Priesters, die hier aan fchuldig Honden, niet kon afzetten, bevestigde bij de Kerkelijke boe« ten minden , die clemens II zulke Priesters had op- (*) Vergel. otto Frifing. Chron. L. VI. C. 33. V S IV BOEK II Afdeeh III Hoofdft,. ia 'Cf G» Jaar 814. tot 10.73:  IV boek II • Afdeel. III Hoofdft, ha C. G. Jaar 814, tot 1073. 310 KERKELIJKE opgelegd (*). Té Rheims wérden de fchuldige Bisfchoppen, die geld voor hun ambt gegeven, en het inwijden van Priesters verkocht hadden, afgezet, en verdere beflüiten tegen deze misdrijven genomen; tevens prees de Paus daar de vereering van den Heil. remigios , als Apostel der Franfchen, aan (f). Te Mentz, waar ook henrik III tegenwoordig was, moest de Bisfchop van Spiers zich regtvaardigen tegen de befchuldiging van egtbreuk (§). Te Sixpontum in Italië zette hij in het jaar 1050 twee Aartsbisfchoppen af, die dit door geld geworden waren; fen te Rome deed hij in het volgende jaar den Bisfchop van Fercelli in den ban, wegens echtbreuk en' mèineed, maar gaf hem zijn ambt weder , toen hij te Rome kwam en voldoening beloofde. Daartegen mislukte hem in het jaar 1053 eene reeds begonnen vergadering te Mantua, alwaar de Bisfchoppen een' oploop wisten te verwekken, waar door de vergadering moest afgebroken worden. Niet minder werkzaam was deze Paus ook aan een' anderen kant. De Keizer was in het jaar 1052 in eenen oorlog gewikkeld met andreas, Koning van Hongaryen. Deze den Paus om zijne bemiddeling verzocht hebbende, bragt de Paus te wege, dat (*) damiani Opasc. VI. Cap. 25. ap. hard. in Conc. Rom. Tom. VI. I'. I. pag. 091. (t) Concil. Rhem. ibid. pag. 993. (§) Ap. hard. pag. 1009.  GESCHIEDENIS. 3« IK de Keizer de belegering van Presburg opbrak, maar nu wilde andreas van geen' vrede hooren, waarom de Paus, wegens deze misleiding, hem in den ban deed (*), fchoon vvibert het tegendeel «egt, te weten, dat de Paus de Hongaren bewogen had, om zich aan den Keizer te onderwerpen, maar dat deze onderwerping niet was aangenomen. In hetzelfde jaar 1052 ruilde de Paus met den Keizer de ftad Benevent voor het Bisdom Barnier g, hetwelk henrik II te voren aan de Roomfche Kerk had overgegeven. De Paus was naar den Keizer gereisd, om deszelfs hulp te vragen tegen de Noormannen. Deze waren federt het jaar iotö in Beneden-Italië gekomen, en hadden door huilt» dapperheid in Apulië en Calabrië een Vorstendom opgerigt, hetwelk zij van henrik III in het jaai 1047 "ter leenbezitting ontvingen. De Apuliër. klaagden over harde behandeling en onderdrukking der Noormannen, en leo IX trok zich deze klag ten te eerder aan , omdat de Noormannen zelfs di goederen der Roomfche Kerk in die gewesten nie ontzagen. Ook had hij hen nog van naderbij lee ren kennen; hij vermaande hen vergeefs; zij over vielen zijn gevolg, waar van zij fommigen nederfa belden; waarom hij hen ook in eenen Brief aan dei Griekfchen Keizer zeer zwart affchilderde. henrkik III liet zich ligtelijk bewegen, om dei Paus met krijgsvolk tegen de Noormannen bij t ftaan, alzoo zij ook voor zijn gezag in Italië ge duel: (*) herman. Contract, ad h. a. V4 IV boek II Afdeel» III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. tl -X...> l 1 t  IV •OEit II Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814 tot 1073. < i 1 \ E 2 h z 1< D li It It £\ di 3" KERKELIJKE ducht begonnen te worden. Maar toen de Paus met dit krijgsvolk over de Alpen naar Italië keerde riep de Keizer zijne Soldaten terug, op raad van gebhard, Bisfchop van Eichftadt, misfchien omdat hij het onregtvaardig keurde, een volk te bekrijgen, hetwelk den Keizer voor Leenheer erkende, misfchien, omdat de krijgsgeest van den Paus hem tegen de borst (treed. Naderhand zelf paus geworden, berouwde het hem echter, deze gelegenheid aan den Paus ontnomen te hebben, om zijne nagt te vergrooten. Hoe het zij, leo behield nog :oo veel volk bij zich, dat zijn leger dat der Voormannen in getal overtrof. Deze deeden hem >ok voorhagen van vrede, en boden aan, hem te ;ehoorzamen, en de door hen veroverde landen van iem ter leen te ontvangen; maar de Paus vorderde oldrekt, dat zij Italië geheel verlaten, en weder aar hun land zouden keeren; en trok hen met ijne krijgsmagt in het jaar 1053 tegen. Aandootelijk in der daad was het, dat een Paus et hoofd der Kerk, die voor zoo godvruchtig en ülfs voor heilig gehouden werd, in perfoon een ger aanvoerde, tegen Christenen, die eigenlijk zije vijanden niet waren, en die zich tot eenen bil. iken vrede genegen toonden; men had wel te von een enkel voorbeeld gezien van eenen krijgvoenden Paus, maar dit was tegen Mohammedaanhe Arabieren, en tot befcherming van Italië en enwel had men zich geërgerd. Geen wonder, t leo's Jevensbefchrijver bruno, zelf een Heili! , van dezen oorlog oordeelde: de Paus had daar  GESCHIEDENIS. 3*3 iaar in wel goddelijken ijver, maar misfchien niet veel verftand getoond; en dat andere gelijktijdige Schrijvers aanmerkten, dat voor den Paus alleen Geestelijke maar geene Wereldlijke wapenen pasten. Ondertusfchen kwam het den i8den Junij des jaars 1053, bij Civitella, in Apulië, tusfchen de beide legers tot eenen veldflag, in welken het Paufelijk leger geflagen, en de Paus zelf gevangen werd. De Noormannen behandelden echter den Paus, als het hoofd der Kerk, met allen eerbied, hetwelk den Paus zoo ten hunnen voordeele innam, dat hij hun vergiffenis en zijnen zegen fchonk, en met alle de veroverde landen, en wat zij verder in Calabrië en Sicilië zouden veroveren, beleende; waar na hij naar Rome terugkeerde, doch kort daar op in April des jaars 1054 overleed. Zijne beide levensbefchrijvers wibert en bruno verhalen vele wonderen, inzonderheid na zijne dood bij zijn graf gebeurd; dewijl hij eene ten hoogden drenge levenswijzt hield, zoodat een tapijt op den blooten grond zijr leger, een deen zijn hoofdkusfen, en een harer kleed zijne dagelijkfche kleeding uitmaakte; en hi ook driemaal 's weeks uit het Paleis van Lateraal barrevoets naar de Pieterskerk ging, en zich zot onverbiddelijk tegen de ondeugden der Geestelijkhek betoonde, behoeft men zich niet te bevreemden dat hij den roem van heiligheid bij zijne tijdgenoo ten verwierf, en dat wonderen verhaald en ligtelijl geloofd werden, ja dat hij, evenwel zonder plegtigi Canonizatie, dilzwijgende tot eenen algemeenen Hei lig van zijne Kerk verheven is. V 5 Vai IV 150EK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 i 1 1 [ t  IV boek II Afdeel. III Hoofdit. m C G. Jaar 814. tot 1073. victor II i 1 1 i i i I I ^ 1 1 r ■ c II É v 314 K E R K E L IJ K E Van dezen Paus is nog aan te merken, dat Kj de eerde onder de Paufen de openbare gefchriften geteekend heeft met het jaar van Christus geboorte, hetwelk federt eugenius IV in de XVde eeuw eene duurzame gewoonte geworden is. Na de dood van leo IX zonden de Romeinen den Onderdiaken hildebrand aan den Keizer, om dien te verzoeken, dewijl men te Rome niemand lad, die berekend was voor de hooge Waardigheid ré» Paus, iemand in Duitschland daar toe te verdezen , waar toe deze listige Monnik bijzonder ïebhard , Bisfchop van Eichftadt, verzocht. Deze vas een fchrander man, eerde Staatsraad van den veizer henrik III, wien hij dus denzelven onttrok, erwijl hij daat maakte, dat gebhard, op den Pauiüjken Stoel gezeten, deszelfs grondregelen volgen n uitbreiden zou. Na veel tegendrevens bewilligde (ENRiK hier toe, en gebhard liet zich insgelijks iet dan met moeite overhalen, en bleef zelfs altijd, regens het gedrag van hildebrand, een wrokken de Monniken koesteren (*). Hij nam den aam aan van victor II. victör zond nog in het jaar 1055 hildebrand aar Frankryk, om de zeden der Geestelijken alaar te verbeteren. Hij hield te Lyon eene Synode, p welke hij zes Bisfchoppen wegens verfchillende lisdaden afzette. De wonderen waren toen zoo emeen, dat 'er ook bij deze gelegenheid voorge'end werden. Een van die Bisfchoppen, die zijn ambt (*) leo Ostiem. Chron. Casfin. L. II. C. 8p.  GESCHIEDENIS. 1*8 ambt met geld verkregen, en ook de getuigen, die tegen hem verfchijnen zouden, had omgekocht, kon, toen hildebrand hem naar zijn geloof vraagde,'wel den naam van Vader en Zoon uitfpreken, maar was niet in ftaat, na herhaalde proeven, den Heiligen Geest te noemen. Hier door overtuigd, wierp bij zich aan de voeten van den Paufelijken Gezant, bekende zijne misdaad, en werd van zijn Bisdom ontzet, waar op hij den naam Heil. Geest zonder moeite kon uitfpreken. Écht Paufclijk gedroeg zich de Paus jegens de Monniken van Monte Casfim, die, zonder zijné voorkennis, eenen nieuwen Abt verkoren hadden , waar over hij hen beftrafte. De nieuwe Abt leide den post neder, en nu verkoren de Monniken, onder voorzitting van den Paufelijken Gelastigden . eenen Abt uit hun midden, frederik, Broedei van den Hertog gotfried van Lotharingen, di< reeds veel opziens in de wereld gemaakt had, ei binnen kort nog veel fchitterender verfchijnei zou COTot ongeluk voor Duitschland, maar tot des ti grooter voordeel der Paufen, ftierf Keizer henrii III in het jaar 1056. victor , die door hem kor te voren genoodigd was, om over de belangen vai Duitschland en Italië te handelen, was te Gosla bij zijn overlijden tegenwoordig, en de Keizer be val hem zijnen zesjarigen Zoon henrik, die echte reeds in het jaar 1054 tot Koning van Duitschlan ge (*) leo Ostiens. L. II. C. 92-95. IV boes II AfdeeL ill Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. 1 l c i r i  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 STEVENlX i j < 1 J f £ 3i* KERKELIJKE gekroond was, ten fterkften aan; de Keizerin weduwe agnes aanvaardde de regering, als voogdesfd van haren Zoon, en op eenen rijksdag, dien zij in het Jaar 1057 te Keulen befchreven had, hielp victor eene verzoening van twee Grooten met den Koning bewerken, waar door een gevreesde oorlog werd voorgekomen; vervolgens keerde hij naar Italïi terug, alwaar hij nog in hetzelfde jaar den geest gaf. De minderjarigheid van henrik IV had fpoedig gevvigtige gevolgen, met betrekking tot de Paufen, De Romeinen bekommerden zkh bij de nieuwe ve> kiezing geheel niet met den Keizer, en verkoren den bovengewaagden frederik, Abt van Monte Casfino, Broeder van gotfried van Lotharingen, die aan het Keizerlijke Hof niet aangenaam kon zijn. Zijn Broeder gotfried was in het jaar 1052 getrouwd met beatrix, weduwe van bonifaciüs, Hertog en Markgraaf van Toskane enz., die in dit iaar vermoord was, en onder anderen Vader was van de naderhand zoo berucht geworden mathie5is; dewijl gotfried verzuimde het leen van Toskane van den Keizer te verheffen, was henrik III n het jaar 1055 in Toskane gekomen , en had ieatrix in gijzeling voor gotfrieds gedrag, meie naar Duitschland genomen, ook had hij een' oeleg, om gotfrieds Broeder, frederik, toen Canfelier van den Paufelijken Stoel, in handen te krijen, omdat hij vermoeden had van onderhandelinen van denzelven met het Hof van Konftantinopo•n; maar frederik begaf zich, als Monnik, in het  GESCHIEDENIS. 3*7 het Klooster Monte Casfino, alwaar hij, gelijk wij gezien hebben, vervolgens tot Abt, gelijk thans tot Paus, verkoren werd, onder den naam van steven IX. Hij hield terftond eenige Synoden, op welke hij zekere misbruiken zocht te verhelpen; maar zijn hoofdontwerp was, zijnen Broeder gotfried tot Keizer te kronen, en met deszelfs bijftand vervolgens de Noormannen uit Italië te verjagen ; doch zijn dood ftremde de uitvoering van dit ontwerp, hij werd reeds in het jaar 1058 uit het leven gerukt. Naderhand heeft men van wonderen verteld, die bij zijn graf gebeurd zouden zijn. Terftond na zijn overlijden drongen gregorius, Graaf van Tuscoli, en andere vermogende Romel nen, met een' troep gewapenden 'snachts in eent Kerk, waar zij den Bisfchop joannes van Velem tot Paus verkoren, die zich benedictus X noem de (*;>; men befchuldigde hem, dat hij een dee Romeinen had omgekocht, ten minden deelde bi veel geld onder lien uit, nadat hij zijne'waardighek had aangenomen. Doch eenige aanzienlijke Romei nen zonden Afgevaardigden aan de Keizerin, on haar te verzekeren, dat zij aan hunnen eed getrouv bleven, en haar te verzoeken, dat de Koning eenei Paus benoemde. ' Men benoemde dus van wege he Hof gerhard, Bisfchop van Florence, die te Ro me, onder den naam van nicolaus II, zijhen in togt deed in het jaar 1059. benedictus veroot \ .11 pma • - moe (*) leo Ostiens. C. 109. IV BOEK II Afdeel.' III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot io73« nicolao* II. L  IV boek II Afdeel. III Hoofdft, na C. G. Jaar 814 tot 1073, Verkiezing der Paufen aan de Kardinalen opgedragen. i 1 318 K E R K E h IJ K E moedigde zich voor hem, en werd gehedlijk uit de Geestelijkheid gedoten (*). .nicolaus II was het, die, opdat de verkiezing van eenen Paus voortaan op eenen vasten en geregelden voet zou geleideden , op eene Kerkvergadering in het jaar 1059 gehouden, eene verordening gaf, welke den eerden grond bevat, van de latere beteeji,enis van het woord, Kardinaal, en van het uitOuitend regt van deze Roomfche Geestelijken, bij de verkiezing van eenen Paus. De woorden der verordening zijn: „ Wij hebben goedgedacht, vast „ te dellen, dat, bij het afderven van den Bis„ fchop der Roomsch - Katholijke of Aigemeene „ Kerk, de verkiezing voornamelijk en voor alle „ andere raadplegingen,, zal gedaan worden, door „ de Kardinaal- Bisfchoppen aileen, die daar op de „ Kardinaal - Klerken, (of Geestelijken,) zullen „ tot zich roepen, en. ten laatden de toedemming „ van de overige Geestelijken en het volk, wegens „ hunne gedane verkiezing, afvragen." Men heeft van deze verordening verfchillende uitgaven, naar verfchillende affphriften; in fommigen wordt het regt des Keizers voorbehouden, doch in anderen tiwhjjgegaan; men zou daar, door misfchien op het vermoeden komen,- als ware dit geheele duk verdicht, welk vermoeden ligtelijk zou verderkt worden,., door de menigvuldige valfche en verdichte ftukken van lbortgclijken aard, gelijk karel de toom twèi a ng# » lad fa Ka,- •■ (!) Card. de ARAGONtA Fit. Nicol. II. in murator. SS. t er. Ital. T. III. P. I.  GESCHIEDENIS. 319 Kale zich bij de Kerkvergadering te Soisfom beklaagde, in het jaar 853, over den Diaken ragamfried, in het Bisdom Metz, dat hij op naam aes Konings vele valfche nukken geüneed had; en 'er i„ eene oude Chroniek van het Klooster Subiaco verhaald wordt, dat Paus leo IX, in het jaar 1051 daar gekomen, de meeste oorkonden van dit Klooster, dewijl zij volftrekt valsch waren, heeft laten verbranden. Ondertusfchen is de verordening van nicolaus II zeker echt, en men behbeft geene bedenking te dragen, om de verfchillende uitgaven zamen te voegen, en in dien vorm voor het volledig* ftuk te houden. Men vindt-reeds vroeger het gebruik van he woord Kardinaal, in Cardïmlis Episcopus, Pres bijter, Diaconus, cardinare, incar dinar e; feder de Vide eeuw heetten Bisfchoppen, Priesters, ei Diakenen,Cardinales, niet alleen in de eigenlijkeKer van Rome, maar ook in andere Westcriche Gc meenten, wanneer zij in het volkoniene bezit■ va hunnen post en waardigheid waren, en die nu Hechts voor eenigen tijd, of met eene bepaalde uil oefening van regten, waarnamen. Allengs echt( werd deze naam aan de Geestelijkheid te Rome bi zonder eigen, zoodat de Priesters der Hoofdkerken welke ook tituli heeten, in die ftad Presbijte. Cardinales, of federt de lXde eeuw Presbijteri j, cardinis; en de Geestelijke Opzieners van Armer en Gasthuizen, met daar bij gebouwde Kapellei {Diaconie,,) Diaconi Cardinales genoemd wenk Met de Xlde eeuw kwam ook de .naam van ■ Care IV BOE» II Afdeel. 111 Hoofdit. na C. G. jaar 814. tot 107S. t 1 C 1 t r i- -» ri n 1 II a-  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. joa C, G. Jaar 814. Jot 1073. 1 ] i 1 t \ t a ti g h g o JU K 3*> K E R K E L IJ K E »a/es Episcopi Eccleft* Roman* of Episcopi, Ecckft* Lateranenfts Cardinales op, voor de zeven Suffraganen of Collateraal Bisfchoppen van deH Paus. Deze namen, wekelijks afvvisfelende, waarom zij ook Episcopi hebdomadarii heetten, het Bisfchoppelijk ambt van den Paus waar, en onder hen wijdde de Bisfchop van Ostia den nieuwen Paus in; ook hadden zij den rang boven alle overige Bisfchoppen. „ Naardemaal," zoo leest men in de vastftelling van Paus nicolaus H, „de „ Apostolifche Stoel niet daan kan onder eenen „ Overflen of Metropolitaan, moeten de Kardinaal„ Bisfchoppen noodzakelijk die plaats vervullen, en „ den verkorenen Paus bevestigen op het toppunt , van Apostolifche Hoogheid. " Aan dezen dan vordt hier bij de verkiezing van eenen nieuwen 'aus de eerfte plaats geven, doch zoo. dat zij ook net de Kardinaal- Geestelijken moeten raadplegen , oedanige Cardinales Presbijteri toenmaals acht en ivintig in getal aan de Kathedrale Kerken te Rome erbonden waren. Maar de Kardinaal - Diake. en hadden volgens deze vastftelling geen ander deel m de verkiezing, dan dat zij met de overige Geesilijkheid en het volk daar aan hunne toeftemming wen; ondertusfchen waren de rin'ndere Geestelijken er mede weinig in hunnen fchik, doch hun 011>noegen werd vervolgens weggenomen, wanneer )k de Kardinaal-Diakenen mede tot het verkiezingsgt werden toegelaten (*). jsjog (*) Men . leze hier de aanmerkingen van moshel-v? frkf. Qefchied.M. Deel, Bladz. 68. enz.  GESCHIEDENIS. 321 Nog gewigtiger was de aanwas van magt, welke de Paufen thans aan eenen anderen kant verkregen, daar zij Leenheeren werden van de Vorsten der Noormannen. De voorgaande Paus steven had een ontwerp gefmeed, om hen uit Italië te drijven, maar de inzigten waren thans veranderd; de Paufen fchijnen begrepen te hebben, dat zij in de Noormannifche Vorsten eene krachtige befcherming konden hebben tegen de Duitfche zoo wel als de Griekfche Keizers, terwijl de Noormannen zich alles belooven konden van het gezag en de gunst der Paufen, om hunne twijfelachtige regten op de veroverde landen te verzekeren. Hoe het zij, robert guiscard, het voornaamfte hoofd der Noormannen, kwam, in het jaar 1059, te Melfi, alwaar de Paus thans eene Kerkvergadering hield , en trof fpoedig met denzelven en de Roomfche Kerk eene verzoening, volgens welke hij beleend werd met Apulië, Calabrië, en Sicilië, welk laatde hij echter eerst nog veroveren moest, daartegen deed hij den eed van getrouwheid, als Leenman der Kerk. aan den Paus, en beloofde eene jaarlijkfche fchatting te zullen betalen. Te gelijk met hem werc ook zijn zwager, richard, Graaf van Averfa, ah Vorst van Kapua door den. Paus bevestigd (*). Op dezen grond deunt- de leenroerigheid, waai in de Koningrijken van Napels en Sicilië, tot ir onze tijden, jegens den Paus en Roomfche Kerl gedaan hebben. Maar hoe of met welk regt dezi Pau (*) leo Ostiens. etc. XIII. Deel. X IV boek II Afdeel. 111 Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. 1  IV BOEK II Afdeel. 111 lïoafdfl. na C. G, Jaar 814. tot 1073. 3?2 KERKELIJKE Paus landen, op welke hij zelf geene de minfte aanfpraak had, en die de Noormannen, zonder eenig ander regt, dan dat der wapenen, bezaten, als een leen kon wegfchenken, is niet duidelijk. Alleen men onderftelde daar bij, dat de opvolger van den grootllen Apostel bevoegd-was, om over aHes in dé Christenheid fchikkingen.te maken, en men hield den valfchen Giftbrief vau konstantyn den Grooten voor echt; misfchien zijn ook ten dezen tijde die valfch© Giftbrieven van Frankifche en Duitfche Vorsten gefineed en in het licht gebragt, die ons in den loop der Gefchiedenis zijn voorgekomen,; dewijl in dezelven doorgaans van Beneden-Italië en Sicilië uitdrukkelijk gewaagd wordt. Al fpoedig trok de Paus voordeel van zijne ver* bindtenis met de Noormannifche Vorsten. Toen hij in: het jaar-1059 te.Rome weder was gekeerd, werd hij van een leger Noormannen, door hem opgeroepen, op den voet gevolgd, hetwelk, ten zijnen behoeve, verfcheidene magtige Roomfche. Heeren, bijzonder de Graven van Tuscoli, die hunne Sloten en Kasteden in de nabüurfchap vm-Roine haddén, beten, gelden, en Pales trina, Tuscoli, of hét tegen woordige. Frascati, en andere kleine plaatsjes^ vermeesterden, en aan den Paus overlieten (*). • ; nicolaus II onderwierp zich ook de Kerk van Milaan geheelijk, door'de koenheid van- zijnen Afgevaardigden petrus DAi\iiANi, Kardinaal -Bisfchop van Ostia, en anselmüs, Bisfchop van Lucca, die (*) Card. de Aragenia Vita nicoi ai II..  GESCHIEDENIS. 3*3 die hij in het jaar 1059 derwaards gezonden had, om onderzoek te doen naar de verfchillen over de Simonie en het huwelijk der Geestelijken. Als het volk der ftad een oproer verwekte, en geen onderzoek gedogen wilde, roepende, dat de Kerk van den Heil. ambrosius niet onderworpen mogt zijn aan de Kerk van Rome, beklom damiani den Kanfel, en beduidde aan het volk, dat hij niet gekomen was, om de eer van den Roomfchen Stoel, maar om hun de genade van christus te bezorgen. Hij vertelde hun, dat alle andere Bisdommer van menfchen gedicht waren, maar de Roomfche Kerk door hem, die den deuteldrager van het Hemeirijk de regten der aardfche en hemelfche heerfchappij toevertrouwd had. Dus was het wel on regtvaardigheid , andere Kerken derzelver regt t< onttrekken; maar wie aan de Roomfche Kerk het haai door het algemeen opperhoofd gefchonken voorregt zoekt te ontnemen, valt daar door in ketterij. omdat hij de Moeder des Geloofs aanvalt; voorti zeide hij, dat petrus en paulus, de Kerk t< Rome door hun bloed ingewijd hebbende, doo; hunne leerlingen de Kerk te Milaan hadden ge fticht, welke dus eene dochter van de Roomfch Kerk was enz. Dit alles droeg damiani , op eenei bedisfenden toon, voor, en het domme volk wa; eenvoudig genoeg, om hem op zijn woord te ge looven, en die van Milaan beloofden onderwerpini aan alles, wat hun zou opgelegd worden. De Pau ontbood den Aartsbisfchop op eene Sijnode te Rc me, waar deze hem gehoorzaamheid moest beloc X 2 ven IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814tot 1073. I r 3  IV boek II Afdeel. II Hoofdft. iia C. G Jaar 814. tot 1073. ale"XanDerII. 324 KERKELIJKE ven, en toen den ring van hem ontving, welken voor dezen de Koningen van Italië aan deze Bisfchoppen plagten te vereeren (*). Vergeefs had nicolaus voor de rust bij de Patifelijke verkiezingen gezorgd. Toen hij in het jaar 1061 geftorven was, ftaken twee partijen in Rome het hoofd op. De eene zond aan Keizer henrik. IV eene kroon en andere gefchenken, met verzoek, dat hij zelf éenen nieuwen Paus wilde bezorgen. De andere, die den Kardinaal Aartsdiaken hildebrand aan het hoofd had, zond ook wel den Kardinaal stephanus aan het Keizerlijk Hof, maar die, na zeven dagen op gehoor gewacht te hebben, weder naar Rome keerde. Nu beftuurde hildebrand de zaken zoo, dat anselmus van Badagio, een geboren Milanees, en Bisfchop te Lucca, onder den naam van alexander II, in het jaar 1061 verkoren werd. Van dezen tijd af volgde zoodanige verandering van zaken, dat men bij de verkiezing der Paufen geheel niet meer naar de goedkeuring des Keizers vraagde, maar integendeel werd allengs bij de verkiezing der Keizeren de goedkeuring van den Paus gevraagd. ag- (*) petri D'.miani Actus Mediolani, feu Epist. ad Hildebrand. Cardin, in jac. laderchii Vita S. Petri Damiani. arnulph Hist. Mediolan. L. III. C. 8, 12. etc. Deze laatfte Schrijver, zelf een Milaneesck van dezen tijd, verwijt ( Cap. 13.) zijnen medeburgeren, ftreng genoeg, deze dwaasheid, dat zij hunne Kerk aan de Roomfche onderworpen hadden.  GESCHIEDENIS. 3*5 agnes, de Voogdesfe van haren Zoon henrik IV, vernam het verkorten der regten van haren Zoon met zeer veel ongenoegen j op aanhouden der Langobardifche Bisfchoppen , liet het Keizerlijke Hof, zich thans te Bazel bevindende, in het jaar 1061 op eene vergadering van Bisfchoppen, den Bisfchop van Parma, cadalous of cadalus , tot Paus verkiezen, die den naam van honorius II aannam. De aanhangers van alexander noemen hem even zoo ondeugend als rijk, die wegens zijne Hechte zeden op drie Kerkvergaderingen afgezet is. geworden; inzonderheid heeft de Kardinaal damiani hem zeer zwart afgefchüderd. Maar daartegen vertoont benzo, Bisfchop van Albi, in het gebied van Montferrat, hildebrand en den Paus alexander II in een heel Hecht licht. Volgens hem had hildebrand den voorgaanden Paus nicolaus II, die aan zijne kuiperijen den Paufelijken Stoel verfchuldigd was, onder eede verpligt, dat hij niets zonder zijn bevel zou doen. „ Hij kroonde dezen zijnen Afgod met eene Koninklijke kroon, en voederde hem in het Paleis van Lateraan, als eenen ezel op dal." Na deszelfs dood trok hij richard. Vorst van Kapua, met eene beloüe van iooo pon den zilver, naar Rome, opdat hij hem zou helpen, eenen nieuwen Antichrist aan te dellen, richari deed dadelijk moeite, om den Ketter van Lucca ii de Pieterskerk te brengen; maar de Romeinen ver zerten zich hier tegen, met de wapenen; en eers onder de begundiging van den nacht kon hij zijne Nachtpaus op den troon in het Lateraan zetter X 3 Dt IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. Jaar 814. tot 1073. l 6 1 S  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814, tot 1073, 326 KERKELIJKE Dus vochten Engelen en Duivelen; en terwijl de Koning met de Bisfchoppen zijnen Paus regtmatig aanflelde, flelde prandellus, (zoo noemt deze Schrijver hildebrand fpottende,) met de Noormannen den zijnen aan door Simonie, eenen Paus, die, onder andere wandaden, eene Non misbruikt had.— Wij willen hier gaarn het fchimpend fcbelden van eenen ijverigen aanhanger van den Tegenpaus in aanmerking nemen; maar zoo veel is toch zeker, dat hildebrand ten dezen tijde jaren achter een de Paufen geregeerd heeft. Doch het Keizerlijke Hof wilde zijnen Paus in het volle bezit zijner waardigheid gefield hebben. Deze dus eenig krijgsvolk .verzameld hebbende, kwam in het jaar 1062 voor Rome, en doeg de partij van alexander op de vlugt; maar gotfried, Hertog van Toskane, met grootcr magt toegefchoten , noodzaakte honorius naar Parma te wijken (*}. In dit zelfde jaar 1062 viel in Duitschland eene Staatsverandering voor, welke op de beide met eikanderen kampende Paufen grooten invloed had. De heerschzuchtige hanno, Aartsbisfchop van Keulen, wist de Keizerinne Moeder agnes van haar loffelijk gevoerd bewind te ontzetten, en zich hetzelve aan te matigen. De Keizerin begaf zich in een Klooster, nadat zij zich te Rome door alexander de Kerkeboete had laten opleggen. Niettegenttaande de onregtvaardigheid van deze onderneming (*) herm. Ccntr. Cohtin. ad a. 1062. leo Ostiens. Libr. UI. Cdp. 21.  GESCHIEDENIS. 3*7 rning werd echter de Aartsbisfchop als een Heilige geroemd, omdat hij de maatregelen van het Hof omverwierp, en het best der Kerk behartigde. Op aanmaning van den Kardinaal damiani (*) het hanno, volgens verhaal van dezen Kardinaal, eene Sijnode van Duitfche Bisfchoppen in het jaar 1062 te Osbor of Oshorium, (een onbekende naam,) houden, op welke alexander. als regtmatig Paus erkend, en cadalous of honorius verworpen werd; waar toe damiani de Duitfche Bisfchoppen voorlichtte in een gefchrift, in hetwelk hij eenen advokaat des Konings en eenen verdediger van de Roomfche Kerk fprekende invoerde, en den eerden door den laatden liet wederleggen en op zijne wijze overtuigen (f). . Evenwel verloor honorius den modtl met. Mei hulp zijner vermogende vrienden geld en krijgsvolk verzameld hebbende, verfcheen hij in het jaar ioG; weder voor Rome, en maakte zich bij nacht, meester van de nieuwe voordad, door leo IV aange legd, en van de Pieterskerk , maar als de Romeinei hem den volgenden dag aantasteden, werd hij vai zijn volk verlaten, cencius , Zoon van den Bevel hebber der dad, redde hem en ontving hem o\ Engelenburg, alwaar hij door de aanhangers va. alex (*) damiani Epist. ad Archkpisc. Colon. ap. Baron ad a. 1062. h; 18. (f) Disccptatio Synodalis inter regis advncatum e Roman* Ecckfue defenforcm Opusc. IV. T. UI. et ajhard. T. VI. P. Lp. IU9X 4 IV boek II Afdeel. III Hoofdlij na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 1 f  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 328 KERKELIJKE alexander twee jaren lang belegerd werd, en toen heimelijk ontvlugtte naar Lombardyë. De Kardinaal damiani had hem al in het jaar 1062 in drie Latijnfche verzen voorzegd, dat hij binnen het jaar zou derven. Toen dit niet gebeurde, en men 'er mede fpotte, verklaarde hij dit van des Paufen afzetting. Evenwel behield honorius nog eenigen aanhang, waar toe ook de Aartsbisfchop van Ravenna behoorde, en het was niet voor het jaar 1067, dat-deze fcheuring tusfchen de twee Paufen een einde nam, op eene Kerkvergadering te Mantua, alwaar alexander zelf voorzitter was, en voor den eenigen Paus erkend werd. Deze alexander, die alle omdandigheden zeer voordeelig voor zich vond, en eenen hildebrand tot Raadsman had, liet geene gelegenheid ontflippen, ter uitbreiding van zijn gezag. Bijzonder wist hij het Vaandel van den Heiligen petrus eerwaardig te maken. Hij gaf het Wondervaandel, ( mirificum vexillum,) in het jaar 1061 aan eenen herlembald, die in de twisten te Milaan, tusfchen de Geestelijkheid, den Adel, en het volk, als verdediger van het volk uitmuntte (*). Twee jaren daar na zond hij hetzelve aan Graaf roger , Broeder van den Hertog robert guiscard. om onder hetzelve Sicilië op de Arabieren te veroveren. No<* :ens zond bij dit vaandel in het jaar ioöó aan Hertog willem van Normandië, gemeenelijk den Vero- ve- (*) Syrus in Vila S. Arialdi ap. baron. T. XI. ad l 1&61. «. 6-.  GESCHIEDENIS. 3*9 veraar genoemd, om het te gebruiken bij zijnen overtogt naar Engeland; waar op deszelfs regt twijfelachtig fcheen, hetwelk nu door de uitfpraak van den Paus, die zich van willem eene uitbreiding van zijn gezag in Engeland beloofde, bevestigd en verzekerd werd. Ondertusfchen ondervond de Paus fpoedig, dat de Noormannifche Vorsten zijne Leenmannen hem te magtig werden, richard, Vorst van Kapua, breidde zijne veroveringen in Kampanie in het jaar 1066 uit tot in de nabijheid van Rome. Hier maakte hij zelfs zich meester van verfcheidene goederen, die aan de Kerk behoorde, en begeerde voor zich de waardigheid van Roomfchen Patricius, die, finds de tijden der Karolingifche Vorsten, alleen' eigen was aan de Keizers. Het was hierom, dat henrik. IV voornam, naar Rome te trekken, om die dad te befchermen, en zich daar te latet kronen, maar vernemende, dat gotfried, Mark graaf van Toskane, jegens hem ongezind was, zaj hij van deze onderneming af. gotfried zelf, ziel beter met den Paus verftaande, rukte, verzeld vai den Paus en de Kardinalen, met zijn leger in Kam pani'c. Doch zijne gevechten met de Noormanne eindigden fpoedig met een verdrag, waar toe h zich°door geld zal hebben laten overhalen (*). hendrik IV, in plaats van zich te Rome d kroon te laten opzetten, werd kort daar na, doe den Paus naar Rome gedaagd, om zich tegen zi kt (*) leo Osiicns. L. III. C. 25. X 5 IV boes II Afdeel. III ioofdftY ia C. G. [aar 814. ;ot 1073. l 1 t j e r  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. ] 1 I < 33° KERKELIJKE kere aanklagten te verantwoorden. De opvoeding van dezen Vorst was geheellijk verwaarloosd, men had niet gezorgd, om hem tot eenen goeden Vorst te vormen, maar door hem een volkomene vrijheid te laten, aanleiding gegeven tot alle gebreken en buitenfporigheden. Hij was in het jaar 1066 getrouwd met bertha , die zijn Vader tot zijne bruid beftemd had. Drie jaren daar na verklaarde hij aan vele Rijksvorsten, dat hij genoodzaakt zou zijn, van haar te fcheiden, dewijl hij zijn huwelijk met haar niet voltrekken kon. De Aartsbisfchop siegfried van Mentz, werd deswegens aan den Paus afgevaardigd, met verzoek, dat deze Gezanten wilde zenden op de Sijnode, die over deze zaak te Mentz zou gehouden worden. henrik begaf zich insgelijks op reis derwaarts, maar hoorende, dat de Paufelijke Gezant, de Kardinaal damiani, rolftrekt tegen zijne echtfcheiding was, kwam hij niet verder dan te Frankfort aan den Main, waar dj de Rijksvorsten van Mentz ontbood. Alle de Vorsten vielen den Kardinaal toe, en baden den keizer om Gods wille, dat hij zich niet bloot zou ;even voor de onlusten, welke de nabefiaanden zijier vrouw zouden kunnen verwekken, en de Keiier gaf, hoe ongaam ook, eindelijk aan hunne geleden toe; ook heeft hij, naderhand, bij bertha log kinderen verwekt (*). Reeds door deze vernedering van henrik kreeg le Paus een overvvigt op hem, maar fpoedig volgden (*) LAMBERTJ Schafnaburg. ad a. 1069.  GESCHIEDENIS. 33* den in Duitschland veel gewigtiger bewegingen wair van de Paufen weder tegen hem hun voordeel raapten. Gedurende zijne minderjarigheid , bijzonder toen adelbert , Aartsbisfchop van Bremen^ de regering aan den Aartsbisfchop hanno had we- , ten te onttrekken, was henrik reeds verachtelijk en ten deele gehaat geworden, adelbert verkocht Bisdommen, Abdijen, en andere aanzienlijke ambten hij toonde een' Herken wederzin tegen de Rijksvorsten, welken hij ook den Koning inboezemde, wiens jeugd en dartele zeden men begon te befpotten Eindelijk noodzaakten de Duitfche Vorsten hem in het jaar xoöö adelbert van het Hof weg te zenden; maar na eenige jaren werd deze daar magtiger dan te voren. Hier kwamen eigendnnrele en geweldige handelingen van henriic bij; de Thuringers klaagden, dat hij hun wilde noodza ken, de tienden op te brengen aan den Aartsbis Schop van Mentz; ook klaagden de Sakfen ove onderdrukking. De misnoegden bezwaarden ziel over hunnen Koning bij den Paus deze zou trotsch genoeg geweest zijn , om her naar Rome te ontbieden, om zich wegens de Kei terü der Simonie en andere berispelijke handehnge te verantwoorden; maar alexander ftierf, voo, dat deze ftap verdere gevolgen had, op den sifte April des jaars totf Hij had in het jaar t* den Milaneefchen Geestelijken ariald, die in h voorgaande jaar in gemelde ftad omgebragt was omdat hij zich, met te veel hevigheid tegen het fa wei-ijk der Geestelijken verzette, gekanomzeer, IV boek II Afdeel. III loofdït. ia C. G. [aar 814. :ot 1073. n 7 'X » !- /. • V -  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 Vestiging der Pau- j 332 K E R K E L IJ K E pagi (*) haalt wel twee Schrijvers aan, die over 'smans heiligheid geheel ftrijdig oordeelen: eenen Abt, die ondervonden had, dat nog lang daar na uit arialds hgchaam zich de aangenaamde geur verfpreidde; en eenen Tijdgenoot, die verzekert, dat eenige dagen na 'smans dood, hetzelfde lig.' chaam eenen affchuwelijken dank verbreid hebbe. Maar hij gelooft, dat de laatstgemelde Schrijver* een vijand van ariald , door den eerstgemelden wederlegd wordt. Met dezelfde gereedheid heeft men ook de wonderen geloofd, welke alexander II zelf zal verrigt hebben, en die naderhand bij zijn graf zullen gebeurd zijn Cf). Deze roem van heiligheid verhinderde hem evenwel niet, op de voordeden van zijnen Stoel onophoudelijk bedacht te zijn. Onder zijne talrijke Brieven vindt men ook ^en brokduk van eenen Brief aan willem, Koning van Engeland, wien hij het gewijde vaandel overgezonden had, in bet jaar 106S afgezonden CS), n hetwelk hij dezen Vorst berigt, dat het Engel fche volk, zoodra het Christendom bij hetzelve was ngevoerd, onder de befchenning van den Apostel petrus gedaan hebbe, en tevens ten derkden bij ien Koning aandringt, op de getrouwe betaling van len zoogenaamden St. Pieten penning. Uit het tot hier toe gegeven verhaal van de Geclüedcnis der Paufen blijkt, hoe getrouw deze ge- du- (*) Breviar. Tom. I. pag. 549. Ct) leo Ostiens. Libr. III. Cap. 35. (§) Ap. hard. Tom. VI. P, I. pag. I085.  GESCHIEDENIS. 333 durende dit Tijdperk van omtrent derdehalve eeuw gearbeid hebben, aan de grondvesting en opbouw van hunne PaufeHjke magt, tot dat dit gebouw eindelijk ter tinne toe voltrokken is, onder hildebrand, die tot hier toe, gelijk zijn vriend damiani (*) hem noemt, Heer der Paufen geweest was, dien men meer gehoorzamen moest, dan den Heer Paus zeiven, als men te Rome leven wilde. De groote grondregel der Paufen, dat hun , in naam van petrus en van Christus zeiven, het Geestelijk rijk over de geheele Westerfche Kerk toekwam, diende hun, om zelfs met wereldlijke zaken zich te bemoeijen, en ook een wereldlijk gebied op te rigten; en deze grondregel werd, ïr deze eeuwen, zoo algemeen erkend, dat de Chris tenen met het fehandelijkst geduld en verblinding eene reeks van Paufen verdroegen, die zij verfoeijei moesten, ten aanzien van derzelver zedelijk karak ter, en die zij, desniettegenftaande, als hunne ge biedende Heeren, in geloof en in zeden, en al plaatsbekleeders van hunnen Verlosfer eerbiedigden. Evenwel was, in zekere opzigten, deze maf der Paufen niet geheel onbepaald; terwijl de Ke zers nog gehouden werden voor Opperhceren va Rome, met welke de Paufen de magt als het wai deelden. De Bevelhebber van deze ftad, (Prafe, tus,j die van den Keizer een zwaard, ten teeke zijner waardigheid, ontving, deed aan denzelv< den eed van trouw, maar aan den Paus eenen eet o (*) Opp. T. IV. Carm. 149. p< ip. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. felijke heer- fchappij. l t n e n n l, m  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. »a C. G. Jaar 814. tot 1073. J 1 1 j j i ( z £ c P 334 KERKELIJKE om hem te befchermen, hoedanigen de Keizers zei. ve vóór hunne kroning ook plegen af te leggen; en gelijk de Paus zijne Onderbevelhebbers had, regt oefende, en geld liet munten , zoo hadden vete andere Bisfchoppen gelijke regten, met bewilliging van Keizers en Koningen. Het geld werd te Rome ook dikwijls gemunt met het opfchrift: onder de regering van onzen Heer, den Keizer. Dikwijls benoemde de Keizer nog, zonder andere verkiezing, 3en nieuwen Paus, gelijk voornamelijk het vooraeeld van henrik III bewijst. Over het geheel was ook het wereldlijk gebied der Paufen dikwijls mzeker, en aan toe - of afnemen onderworpen , naar hunne inkomiten waren aanzienlijk, gelijk men iit eeite lijst derzelven kan oordeelen, die omtrent iet jaar 1190 door zekeren Abt gemaakt is (*). De Bisfchoppen hadden insgelijks nog eertitelen geneen met de Paufen, zoo als de naam Papa, wel;e nog op het einde der Xde eeuw aan arnulf , Aartsbisfchop van Milaan, gegeven wordt, en derelfs Aartsbisdom wordt Papatnm genoemd (f). )ok gebruikte dezelfde Aartsbisfchop den. tijtel voor ■ ich van Servus Servorum Dei; maar daartegen lieten ich de Paufen, behalven deze hun reeds bijzonder igene tijtels, nog andere aanleunen, zelfs zulken, die (*) Liber Cenfuiim , de reditibus omnium previncia'im et Ecclefiarum, qai debcntur Rom. Ecclefia. ap. ennium. in Monument. Dominat. Pontif. T. II. P:\-f. , XXXVI-LIV. Cf) Ctnfi. Decm. OUon. lil. ap. haed. T. VI. P. L  GESCHIEDENIS. 335 die voorgaande Paufen veroordeeld hadden, als Papa 'vniverfalis, in den grond hetzelfde met Episcopus Oecumenicus, welken tijtel gregorius de Groote niet dulden kon. Zelfs werden hun vorftelijke tijfels gegeven; zoo als Majestas vestra enz. Hoe veel krachts aan de Paufelijke Decreten of beQuiten werden toegekend, evenwel beriepen zich de Bisfchoppen niet zelden op oude Kerkwetten en regelen, en bijzonder op die, welke in de wetten of Capitularien der Frankifche Koningen begrepen, en waar aan de Paufen zeiven verbonden waren: doch welker gezag, met het afnemen van de mag der Frankifche Koningen, eerst in Duitschland o het Oostfrankifche Rijk, vervólgens ook lieverledi in het JVestfrankifcheKüt in "verval geraakte. Even wel werden reeds in de IXde' eeuw twee verzame lingen van deze wetten gemaakt; eene door anse gis of ansigis, eenen Westfrankifchen Monnik die in het jaar 8-33 overleden is. Vervolgens is de ze verzameling vervolgd en vermeerderd door be nedictus, zonen- Diaken- te Mentz, 'omtrent he jaar 845, welke ■ verzamelingen baluzius in zijn Capitularia Regum Francorum heeft uitgegeven. In het nieuwe wetboek, hetwelk de Griekfch Keizer leo de Wijsgeer tusfchen de jaren 8S0 ei 890 : liet opdeden (*), onder den naam B««;ux< of B*«^x«« h*r*lw bekend, komen insgelijk verfcheidene wetten voor, welke het Kerkelijke be treffen ; en omdreeks dien zelfden tijd verfcheei een (*) Vergelijk boven in dit Duel, Bladz. 26. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdfl. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Kerkelijke wetten. VerzamelingderCapi. tulariea. ► t 1 Grieksch Wetboek van Kei. i zerLEo . den Wijsgeer ; en ' ~Ho(Aor.oi1 yaivvan , FOTIUS.  IV BOF.K II Afdeel. III Hoofd!!, na C. G, Jaar 814. tot 1073, 336 KERKELIJKE eene opzettelijk voor het Kerkelijk regt bedemde verzameling in het licht van den vermaarden Patriarch van Konftantinopolen, fotius, die naderhand zijn "ÜOjAonxmv of NofMKetvovov genoemd is , bevattende eene. vergelijking tusfchen de Burgerlijke en Kerkelijke wetten. Deze verzameling is allengs het handboek geworden van het Kerkelijk Regt bij de Grieken , en door hunne Geleerden met uitvoerige uitleggingen voorzien. Het is volledigst met eenen Commentarim van theodorus balsamon , eenen aanzienlijkeu Geestelijken te Konftantinopolen, in de Xllde eeuw uitgegeven door henrik justel (*). .fotius zal nog eene andere verzameling gemaakt hebben van Sijnodale befluiten en uitfpraken der Kerkvaderen, welke zich uitdrekt tot het jaar 880, en die met de Commentarien van balsamon en zonaras een groot gedeelte uitmaakt van het werk van w. beveridoe, Synodicon ftve Pandectce Canonum Oxon. 1672 fol. Van deze verkleefdheid aan de oude Kerkelijke wetten, weken de Westerfche Kerken, niettegenftaande den fchijn van daar bij te willen blijven hoe langer hoe meer af, door het invoeren van de onechte Decretalen, welke nog eenigen tijd tegengefproken, echter de overhand en gezag verkregen federt zij in Kerkelijke handboeken werden aangenomen. De eerde,, opdeller van zoodanig handboek was in dezen tijd regino, Monnik en naderhand Abt van het Klooster Prum in het Aartsbisdom 6 Triix, (*) Bifrlioth. lur/s Can. Vet. T. II. p. 785. -  GESCHIEDENIS. 337 Trier, die omtrent het begin der Xde eeuw eene verzameling van Kerkelijke wetten in het licht gaf: Libri -duo de ecclefiasticis disciplinis et religione christiana. In zijne voetdappen trad honderd jaren daar na burkard, eerst Monnik in het Klooster Laubes, in het Bisdom Luik, vervolgens federt het jaar 996 Bisfchop van Worms, waar hij omtrent het jaar 1026 geftorven is. Hij noemde zijne verzameling de groote, Magnum Decretorum, ( of canonum,) volumen, in later tijden noemde men ze eenvoudig Decreten, of wel Burchardus (*). De Italianen en Franfchen hebben burkards naam veranderd in brocard, en daarom zijn werk genoemd: Brocardica of Brocardicorum opus , en omdat men vervolgens uit hetzelve voorfchriften en fpreuken, fomtijds heel ongepast, aanhaalde, werd niet alleen het woord Brocardica van korte regtsgeleerde fpreuken en regelen gebruikt , maar ook het in het Fransch aangenomene woord Brocard geheel verbasterd in de beteekenis van eene fpattemij of fchimpwoord. Zoodanige verzamelingen van ouder en nieuwer Kerkelijke wetten, en andere opftellen van Bisfchoppen voor hunne Geestelijkheid toonen aan de ééne zijde, dat men overtuigd, was, dat de leerdand onder de Christenen verbetering noodig had , maar daar (*) Een uittrekfel daar van, Statutu Canonum de officia Sacerdotum is geplaatst in cmusu Lectt. Antiquis. Tm. III. P. h pag. 197- XIII. Deel. Y IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. Jaar 814. tot 1073. Afhankelijkheidder Bisfchoppenvan den Paus.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. De Vorsten pogen 338 KERKELIJKE daar aan werd geheel niet gedacht, dat dezelve, zou hij zijn, wat hij naar zijne be (temming wezen moest, eene geheele hervorming behoefde. De besten onder de Geestelijken waren met dat vooroordeel ingenomen, hun ftand kon niet te magtig en aanzienlijk wezen, om in den naam van den Gods* dienst op alles den volftrekften invloed te hebben. Even daarom, dewijl de Roomfthè Bisfchoppen hun gezag tot die hoogte gebragt hadden, welke wij gezien hebben, floten de overige Bisfchoppen zich aan hun, om dus aaii de wereldlijke magt het hoofd te kunnen bicden. Van daar hun erkennen van het gezag van den Paus over allen; gelijk in eenen Brief, welken theotmar ,. Aartsbisfchop van Salsburg, met zijne Suffraganen in het jaar 900 aan den Paus joannes IX afzond , deze door hem genoemd l wordt Summus Pontifex, et univerfalis Papa, non unius urbis, fed totius orbis; op dezelfde ' wijze zeide heriveus , Aartsbisfchop te Rheims, op eene vergadering aldaar in het jaar 900 gehouden , in naam van alle de Bisfchoppen: de Paufen hadden hun gezag van God, door den Vorst der Apostelen., petrus , bekomen (*). Hoewel: de Bisfchoppen tevens, federt het begin der Xlde; eeuw; zich zeiven het regt aannamen, om te fchrijven, door Gods genade, of alleen door Gods genade. {_ Solummodo Dei Gratia. ) Tegen deze en foortgelijke aanmatigingen der Bisfchoppen en Paufen poogden de Vorsten, Koningen | e» C) fn labb. Concil. T. IX. p. 481.  GESCHIEDENIS. 33? •n Keizers, hunne regten te handhaven; en bemoeiden zich vrij dikwijls met Kerkelijke zaken ; onder anderen met de verkiezingen der Bisfchoppen, waar omtrent wel lodewyk de Godvruchtige in de eerde jaren zijner regering verordende, dat de Bisfchoppen door de Geestelijkheid en het volk, naar Kerkelijke wetten, uit hun eigen Kerspel, zonder partijdigheid of invloed van giften of gaven , zouden verkozen worden, maar hij zelf deed hier op meermalen inbreuk, en bezette Bisdommen en Aartsbisdommen, naar zijn goedvinden; zoo deeden ook karel de Kale, en andere Karolingifche Vorsten, waar tegen de Kerkvergaderingen herhaalde verzoeken deeden, om de vrijheid der verkiezing; boven anderen dond hincmar van Rheims deze vrije verkiezingen met ijver voor. Op de 'Kerkvergadering te St. Macra, of Fitnes, in het Kerspel van Rheims, door hem in het jaar 881 gehouden, werd onder anderen rodulf , die door de Geestelijkheid en het volk te Beauvais, tot hunnen Bisfchop verkoren was, als geheel ongefchikt, verworpen, en de* vergadering verzocht Koning lodewyk III, haar te veroorlooven, zoo als in zoodanigen geval; meer gefchied was, eenen anderen Bisfchop te mogen benoemen. Te Beauvais zelve werd een ander Bisfchop, honoratus , verkoren. Maar de Koning, zich aan geene der beide partijen kreunende, gaf dit Bisdom aan zijnen Hofgeestelijken odaker. Hier op fchreef hem hincmar eenen zeer nadrukkelijken Brief (*), waar- (*) Ep. XII. ad Reg, Lndov. III. T. II. Opp. p. 188. Y * IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G, [aar 814. tot 1073. echter hunne regten tegen de Bisfchoppen te handhaven ; hij derzelver verkiezingen.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814, tot 1073. 340 KERKELIJKE waartegen de Koning vergeefs verzoeken, beloften en zelfs bedreigingen ftelde; de Aartsbisfchop fchreef hem op nieuw (*), dat, al kwam de Koning zelf met zijn' opgedrongenen Bisfchop in zijn Kerspel, hij zich ftandvastig daartegen verzetten, en de Kerkelijke ftraffen tegen hem uitoefenen zoude. Ook fprak hij werkelijk den ban tegen odaker uit (f), en dewijl lodewyk kort daar na ftierf, bereikte hincmar zijn oogmeTk te gemakkelijker. In der daad, hoe aanzienlijker de Bisfchoppen waren, en hoe meer hun invloed ook op wereldlijke zaken de overhand nam, hoe meer belang de Vorsten hadden, hoedanige mannen tot deze waardigheid verheven werden. Daarom ziet men ook de Sakfifche Keizers, in de Xde en het begin der Xlde eeuw, deze ambten vaak naar hun welgevallen bezetten, zelfs dan, wanneer zij eene verkiezing veroorloofden, waar bij inzonderheid henrik II, de Heilige genoemd, ten oogmerk had, dat de Kerken met waardige Opzieners voorzien werden. Ten minden verweet frederik I in de Xllde eeuw aan eenen Paufelijken Legaat, den Aartsbisfchop felix van Keulen (§), dat in dien tijd, toen de Keizers nog over Bisdommen naar welgevallen konden befchikken, meer deugdzame mannen over dezelven waren aangefteld, dan federt de Bisfchoppen , onafhan- ke- (*) Epist. XIII. pag. i96. (f) Odacri, Bellowac. Eccles. invaforis excommunica*-üo.Hincm. Opp. T. II. p. 811-819. (§_) Ap. arnold. Chron. Slavor. L. III. C. 17.  geschiedenis. 341 kelijk van hen, maar naar gunst, verkozen werden. Op dezelfde wijze was het in de Griekfche Kerk. Men beriep zich daar doorgaans op de Niceïfche Kerkvergadering, welke de verkiezing der Bisfchoppen overlaat aan de Bisfchoppen van hun gewest; maai de Keizers hadden reeds van de IVde eenw af zich daar niet aan geftoord. In het midden der IXde eeuw, werd fotius, op Keizerlijk bevel, Patriarch van Konftantinopolen, in plaats van ignatius , die afgezel was. Men noemde dit eene daad van geweld, daai toch ignatius zelf, door de Keizerin theodora. alhoewel in eene vergadering van den Raad en dei Geestelijkheid, tot Patriarch benoemd was geworden. Zelfs gaf de Keizer niceforus fokas , in de volgende eeuw, een bevel, dat geen Bisfchop zondei bewilliging des Keizers verkoren zou worden (*> Maar toen joannes zimisces hem in het jaar 96c op den troon volgde, wilde de Patriarch der hoofdftad hem niet eer met het Keizerlijk Purper bekleeden, voor hij dit bevel had ingetrokken; en desniettemin fchonk deze Keizer het Patriarchaat var AntïocU'è aan eenen Monnik, eene blijk , dat hij. gelijk zijne voorzaten, aanzienlijke Bisdommen vervulde, als hij 'er gelegenheid toe had. Onder de voorregten der Vorsten behoorde ook het oprigten van nieuwe Bisdommen, waar van wij, fprekende van de uitbreiding van het Christendom, voorbeelden gezien hebben in lodewyk den Godvruchtigen, otto I, otto III, wladimir, steven j (*) cedren. Camp. Sist. ƒ>- 658. y 3 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 Bij her oprigten van nieuwe Bisdommen.  IV BOEK II Afdeel. III' Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 HENRIK II deheilige. 341 KERKELIJKE ven enz. Gemeenlijk raadpleegden de Vorsten hier bij met hunne Bisfchoppen , en handelden voorts naar hunne landsheerelijke magt. Doch al vroeg eischten de Paufen, dat men hunne bewilliging zou vragen tot het oprigten van nieuwe Bisdommen. Deze bewilliging en bevestiging fcheen bijzonder bij nieuwe Aartsbisdommen noodzakelijk , omdat de Paus adeen den nieuwen Aartsbisfchop met het Pallium befchenken kon. Moeijelijk was het dikwijls, de inwilliging der Bisfchoppen, wier Kerkelijk regtsgebied of andere regten, door het oprigten van nieuwe Bisdommen benadeeld werden, te bekomen. Dit ondervond bij voorbeeld henrik II, bij het dichten van het Bisdom van Hamberg, toen Babenberg genoemd, waar tegen zich henrik, Bisfchop van Wurtsburg, hevig aankantte. Om zijn oogmerk te bereiken, vernederde deze Keizer zich zoo zeer, dat hij in eene Kerkvergadering te Frankfort aan den Main, in het jaar tooö, zelfs den Bisfchoppen te voet viel, waar na zij eerst de uitfpraak deeden, dat de begeerte des Keizers niet ftrijdig was met de wetten. En toen benoemde hij zijnen Aartskanfelier eberhard tot eerden Bisfchop van Bamberg. Eene zulke vernedering van dezen Keizer henrik II, anders een fchrander en wakker Vorst, had haren grond in 'sVórsten zwakheid van geest, met betrekking tot den Godsdienst, waar door hij godvruchtig was, op de wijze der Monniken; zijne zwaarmoedigheid en verhitte verbeeldingskracht deed hem verfchijningen zien, en dikwijls van Duivelen droo-  GESCHIEDENIS. 343 droomen; door welk een en ander de Geestelijkheid hem genoegzaam in hare magt had (*). Hij had reeds eenmaal bedoten, een Monnik te worden, en zich aan den raad van den Abt richard van Verdun overgelaten; maar deze leide hem tot eene proeve van Monniksgehoorzaamheid op, dat hij de Keizerlijke regering zou blijven behouden. Deze gezindheden en zijne milddadigheid jegens de Monniken en Geestelijkheid, hebben hem den naam verworven van Vader der Monniken, en den rang van eenen Heiligen in zijne Kerk, die ook eer wonderdoener zal geweest zijn. Het fchijnt echter, dat de Monniken dezen Vorst, die hun zoo günffij was, naar hun welgevallen meer dan naar de ftrikt fle waarheid hebben afgefchilderd, alzoo 's Keizer vriend adelbold, Bisfchop van Utrecht, hem, ii zijne Levensbefchrijving (t), te zeer als een' wij en goed Vorst afbeeldt, en ook niets vermeldt van zijne onthouding van zijne Gemalin kunigu* de, die, wegens hare kuischheid, om welke tege lasteringen te verdedigen, zij de proeve van een iloeiiende ploegfchaar, met bloote voeten onbefcha digd betreden, zal doorgedaan hebben, insgelijk onder de Heiligen geplaatst is. Nog bezaten de Vorsten het regt, om de nieuw verkorene Bisfchoppen, in te dellen, of te bele< nen met de tot hunne waardigheid behoorend voo (*; Vita S. Henrici Imperat. in canisii Lectt. An Tom. III. p. H. P- 27- (f) In LEiEKiTii SS. Brunsvicens. T. I. p. 430- kl' Y 4 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 i •> 1 3 s - Beleeneu (Investituur) der e Bisfchop- f.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G Jaar 814 tot 1073, pen, dooi den ftaf en ring. Kerkvergaderin- 344 KERKE L IJ KE voorregten en bezittingen, hetwelk men gemeenlijk de Investituur noemde, welke gefchiedde door het overgeven of overzenden van den Bisfchopsftaf, en ring, hetwelk nog voor de inwijding gefchiedde , en waar door de nieuwe Bisfchop tot trouw en gehoorzaamheid aan zijnen Vorst verbonden werd. henrik II fchijnt zelfs dikwijls de Investituur gefchonken te hebben, zonder voorafgaande verkiezing, of naar eene verkiezing, welke hij zelf voorfchreef; en gebruikte daar bij wel eens een ander zinbeeld, dan den ftaf en ring. Na de dood van den Bisfchop van Paderborn, in het jaar 1005, raadpleegde hij met de aanwezende Bisfchoppen en Vorsten over deszelfs opvolger, en gaf eindelijk aan eenen zijner nabeftaanden, meinwerk, die zeer rijk was, lagchende zijne handfchoen over, met de woorden: Neem aan! die zich ook bewegen liet, om dit Bisdom te aanvaarden, om reden, gelijk de Keizer hem verklaarde, opdat hij de fobere inkomften van hetzelve, door zijnen rijkdom, op eene in den Hemel verdienftelijke wijze, zou kunnen verbeteren (*). Ook heeft men voorbeelden, dat een Aartsbisfchop, bij het inwijden van eenen nieuwen Bisfchop, dien ook, in naam van den Keizer, of Koning, met den ring en ftaf, beleende, of in! huldigde. Gedurende dit Tijdperk, was het ook nog het /oorregt der Vorsten , dat zij Kerkvergaderingen bij. (*) VU. Meimerei, Episc. Baderbnwn. ap. leibnit. . c. pag. 522.  GESCHIEDENIS. 345 bijeenriepen , hl dezelven voorzaten , en Kerkelijke wetten lieten opftellen , of bevestigen ; alhoewel dit voorregt merkelijk verminderde, naarmate het gezag der Nationale Sijnoden meer en meer van de bevelen der Paufen begon af te hangen; ook kwam het veel aan op de gehoorzaamheid, in welke de Vorsten hunne Bisfchoppen wisten te houden, hoe veel of hoe weinig op zulke vergaderingen, naar hunnen wil, werd vastgefteld, of naderhand van kracht bleef. Zoo lang lodewyk de Godvruchtige, in de eerfte jaren zijner regering, zijn gezag wist te handhaven, hield hij van tijd tot tijd Rijksdagen, welke men ook als Kerkvergaderingen befchouwd heeft , omdat 'er bij de Rijksftenden-Bisfchoppen tegenwoordig waren, en op deze Rijksdagen werden ook Kerkelijke wetten gemaakt, die der Geestelijkheid hunne piigten voor fchreven. Zoodanig was een Rijksdag te Aken, it het jaar 816, en eene in het volgende jaar 817, er federt fcheen ook de voorname Geestelijkheid zich te bevlijtigen, om de welvoeglijkheid zelfs in kleeding in het oog te houden; zij leidde de gouder gordels en draagbanden, de met juweelen bezettf groote mesfen, de fporen, en kostbare kleederet af, die z'rj tot hier toe gewoon was te dra gen (*). In het jaar 8a 1 vergunde hij den Bis fchoppen te Diedenhove of Thionville, de ftraffei en boeten te doen betalen, tegen alle geweldenarijen welke jegens Geestelijken mogten gepleegd worden ei (*) Astron. Vita Ludov. PU T. II. duchssne p. 29S Y 5 IV boek II Afdeel. 111 Hoofdft. na C. G. jaar 814 tot 1073, gen, nog door Koningen en Vorsten bijeengeroepen , in welke zij ook voorzitten. 1 l >  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft naC. G. Jaar 814. toi 1073. \ 1 3I<5 KERKELIJKE eu zeven jaren daar na, als zijne ftaten geplaagd werden door honger, pest, en herhaalde invallen der Noormannen, fchreef hij, om deze oordeelen af te wenden, niet alleen eenen algemeenen boetdag uit, maar deed ook vier Kerkvergaderingen bijeenkomen te Mentz, Parys,Lion euTouloufe, om middelen te beramen ter verbetering van het volk, het Hof, en de Geestelijkheid. Deze , vergaderingen werden in het jaar 829 gehouden, ook zijn de handelingen van die van Parys nog overgebleven, welke echter weinig tot het bedoelde oogmerk afdeeden, hoewel 'er verfcheidene wetten gemaakt werden. Kort daar na hield lodewyk eenen Rijksdag tenzelfden einde te Womn, alwaar insgelijks flechts eenige fchikkingen omtrent Kerkelijke ambten, het betalen van tienden aan de Kerken en dergelijken meer, beraamd werden. Door op deze wijze de verbetering van Kerk en Staatswezen aan te bevelen, werd de Geestelijkheid rpoedig ftout genoeg, om den Keizer te laten zien, lat haar gezag het zijne ver te boven ging; en na bet jaar 830, als verfcheidene Bisfchoppen deel namen in de oproeren zijner Zonen tegen hem, hadten zijne ontwerpen van Hervorming nog minder 3an te voren te beduiden. Op de Rijksvergadering :e Diedenhoven, in het jaar 835, werden wel de >proerige Bisfchoppen gcftraft, doch dit deed niet 500 zeer de Keizer zelf, als wel de tegenwoordig :ijnde Bisfchoppen. Nog eens hield hij eene Kerkvergadering te Aken, in het jaar 836, tot hervorning , maar derzelver fchikkingen werden even flecht  GESCHIEDENIS. 34? flecht in acht genomen , als zoo vele vorigen. lodewyks Zonen hadden, door de Bisfchoppen op hunne zijde over te halen, bij hunne oproerigheden tegen hunnen Vader, het vorftelijk gezag ongemeen benadeeld, gelijk zij zelve fpoedig in de gevolgen ondervonden. De Keizer lotharius , de oudfte dezer Zonen, gaf aan ebbo, Aartsbisfchop van Rheims, die wegens die oproeren afgezet en gevangen was gehouden, zijn Aartsbisdom terug, en liet hem voor onfchuldig verklaren door andere Bisfchoppen, ten einde in hem eenen ftetiu te vinden voor zijne heerschzuchtige oogmerken, maat als daartegen zijne beide Broeders lodewyk en karel , in het jaar 842 hem in eenen grooten veldflag hadden overwonnen, bragten zij hun verfchil met hem voor een aantal Bisfchoppen te Aken vergaderd, die fpoedig de volgende uitfpraak ten voordeele der twee Broederen deeden: „ Wij vermanen „ u, en bevelen u, onder Goddelijk gezag, dal „ gij het Rijk, naar Gods wil, regeren zult (*)." Dus werd het aan Bisfchoppen en Kerkvergaderin gen gelaten, om uitfpraak te doen over het beftum van geheele Rijken! Omtrent dezen tijd werd ook drogo, Bisfchof van Metz, een Broeder van lodewyk den Godwuchtigen, door den Paus sergius II tot zijner Vikaris in het Frankifche Rijk benoemd, die teven' (*) nothard. de disfenfton. filior. Lndov. PU T. II ducuesne pag. 376. IV boes II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G Jaar 814. lot 1073. i ] 1 1 1 4 \ \ l i 348 'KERKELIJKE vens eene volmagt kreeg, om Kerkvergaderingen te houden, en daar in voor te zitten, waar door het Koninglijk gezag weder merkelijk befnoeid werd. Ook zat drogo werkelijk voor in het jaar 844, op eene vergadering te Diedenhoven gehouden. Evenwel deed karel , Koning der Westfranken, de Kale bijgenaamd, nog in datzelfde jaar 844, een aantal Bisfchoppen te Femeuil bijeenkomen, om zekere misbruiken tegen te gaan. Kort daar na plunderden de Noormannen een gedeelte van zijn Rijk, en zelfs Parys; die hij enkel door een fchandelijk verdrag tot den aftogt bewoog, waar na hij in het jaar 845 weder eene Kerkvergadering te Beauvais, en eene nog talrijker teMeaux hield, welke vergaderingen den reurigen toeftand van Frankryk aan het verwaar00zen der Kerkelijke wetten, en het ontrooven van le Kerkegoederen toefchreven. karel beloofde bij lerhaling, dat hij de Kerk bij hare regten zou handlaven, maar naar het fchijnt, waren zijne Grooten liet gereed, om de Kerkegoederen, welke zij bezaen, weder af te Haan, ja, als de Koning daar >ver te Epemai in het jaar 846 weder eene Rijksvergadering hield, werden de Bisfchoppen door de Vereldlijke Standen befchimpt, en genoodzaakt ach van daar te begeven (*). Vervolgens ontingen zij van den Koning eene lijst van die Kerelijke wetten, welke de Wereldlijke Heeren alleen ezind waren, aan te nemen. Deze lijst was zeer kort, (*) Annal. Bertin. ad a. 846.  GESCHIEDENIS. 349 kort, en bevatte alleen zulke wetten, welke hun niet moeijelijk vielen (*). Ondertusfchen verloor karel bij zijne onderdanen algemeen zijn gezag, voornamelijk, doordien hij zijn land zonder behoorlijke verdediging aan de verwoestingen der Noormannen prijs gaf. Vergeefs nam hij op eene Rijksvergadering te Kierfy in het jaar 858 , zijnen Bisfchoppen en Rijksgrooten eenen nieuwen eed van getrouwigheid af, en liet zich door de eerstgemelden de handen opleggen (f). Nog in hetzelfde jaar ontboden zij zijnen Broeder lodewyk, Koning der ÏVestfranken, om hen tegen de dwingelandij van hunnen Koning, gelijk zij het noemden, en de invallen der vreemden te befchermen. lodewyk verfcheen met een Krijgsheer, en karel werd van de meesten zijner Stenden verlaten , onder anderen van wenilo , Aartsbisfchop van Sens (§). Eenigen bleven karel wel getrouw, ook deeden de Bisfchoppen te Kierfy onder de Aartsbisfchoppen van Rheims en Rouan bijéénvergaderd nadrukkelijke voordellen aan lodewyk (**), maar evenwel moest karel naai Bur- (*") Capitttla excerpta in villa Sparnaco ap. hard. Tom. IV. pag. 1505- /p raad zijner Staatsdienaren, te Winchester zal gegeven hebben (f). In de Griekfche Kerk oefenden de Keizers nog reelal hun oud regt, om Kerkvergaderingen hij een te (*) Leges Ecclefiasticcc Alvredi M. ap. l/sbb. Concil. Tomi IX. pag. 379. (t) /• e. pag. 914.  GESCHIEDENIS. S53 te nepen; evenwel lieten zij aan dezelven ook vrijheid, om naar hunnen wil uitfpraken te doen. Van dit gezag der Keizeren vindt men ook voorbeelden in het afzetten en ftraffen van Bisfchoppen , en andere Geestelijken , waar van 'er genoeg s voorkomen in de twisten van ignatius en fotius , Patriarchen van Konftantinopolen. Eene Kerkver-' gadering in het jaar 931 te Konftantinopolen geeft onder anderen een voorbeeld, hoe de Geestelijke waardigheden, naar den wil van het Hof, uitgedeeld en verruild werden, romanus lecapenus, die den regtmatigen Keizer konstantyn van den troon gedrongen had, had zijnen jongden Zoon theofylactus tot Patriarch der Hoofddad benoemd, maar omdat deze nog een kind was , liet hij den Monnik tryfon dien post waarnemen, tot hij volwasfen zou zijn. Doch die tijd gekomen zijnde, weigerde deze Monnik afdand te doen. Daar de Keizer verlegen was, hoe zich van hem te ontdaan, hielp theofanes , Aartsbisfchop van Cafarea, hem uit zijne verlegenheid. Deze delde den Patriarch voor, dat de Keizer hem zocht te doen vallen, hoewel men hem niets anders wist te verwijten , dan dat hij niet eens fchrijven kon; indien hij dus het tegendeel kon bewijzen, en wel voor eene vergadering van Bisfchoppen; zou hij zich gemakkelijk kunnen daande houden, tryfon liet zich verfchalken, en fchreef in tegenwoordigheid der Synode, aan welke hij over zijne vervolging klaagde, zijnen naam en tijtel, „ door Gods bartn„ hartigheid, Aartsbisfchop van Konftantinopolen, XDJ. Deel. Z „ het IV BOEK II Afdeel. III loofdll. ia C. G. iaar 814. ot 1073. "che Kei:erenoverleGees:elijkheid  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C G. Jaar 814. tot 1073. Betrekking der Bisfchop ■ penjegens den Paus. 354 KERKELIJKE „ het nieuw Rome, en algemeen, (Oecumenisch,} ,, Patriarch," op een blad wit papier, hetwelk hij door theofanes aan den Keizer overzond. Deze Metropolitaan, (of Trgurofyovof, zoo als de Grieken toen fpraken,) maakte 'er een ander blad papier aan vast, op hetwelk hij de afzetting en afftand van den Pattiarch fchreef, welke dus door hem zeiven onderteekend fcheen te zijn. Als dit aan de Synode was voorgelezen, moest hij ook zijn ambt nederleggen, en theofylactus werd eenigen tijd daar na ingewijd (*). Op gelijke wijze oefenden in het Westen de Vorsten hun gezag, om Bisfchoppen en Geestelijken wegens overtredingen te ftraffen, alleen dan, wanneer zij zelve dat gezag konden handhaven, maar mders durfden zij hun niet te na komen, zelfs bij groote misdaden tegen den Staat. Met één woord, de Bisfchoppen en Geestelijken wonnen ten aanzien van hunne gebiedende Landvorsten, naar evenredigheid, dat zij, ten aanzien van de Paufen, verloren. Somtijds fcheen het wel, lat zij zich tegen deze laatften wüden ftaande houden , daar zij zich nog Stadhouders of Plaatsbekleeiers, {Vicarii,') van christus noemden, uit wier anderwijs de Christenen als uit den mond van God selven, zijne geboden konden leeren (f); ook lurfde men nog den Paufen de Kerkelijke wetten, :n hun overtreden van dezelven onder het oog bren- (*) cedren. Hist. Comp. T. 11. p, 627. (f) Conc.ap, Theod. Vitt, in hard. Cotic.T. IV. p. 1466.  GESCHIEDENIS. 355 brengen, aribo, Aartsbisfchop van Mentz, een nabeftaande van kunigunde , Gemalin van henrik II, had eene vrouw in den ban gedaan, welke daar op naar Rome ging, en zich door den Paus de abfelutie liet geven, aribo daartegen hield in het jaar 1022 eene Sijnode te Seligenftad, met de Bisfchoppen van zijn Kerkelijk regtsgebied, alwaar het volgende werd vastgefteld: ,, dewijl velen zoo „ groote zotten waren, {tanta mentis fuce ferun„ tur ftultitia,) dat zij zich , eene hoofdzonde „ begaan hebbende, van hunne Priesters de Kerke„ boete deswegens niet wilden laten opleggen,maar „ zich daar op verlieten, dat, als zij naar Rome „ reisden, de Paus hun alle hunne zonden verge,, ven zou; zoo had de heilige vergadering beflo„ ten, dat zulk eene vergeving hun niets zou ba„ ten; veel meer zouden zij verpligt zijn, eerst de „ boete, zoo als zij hun van hunnen Priester is „ voorgefchreven, te vervullen; maar als zij dan „ nog naar Rome wilden gaan, mogten zij daar „ toe verlof vragen van hunnen Priester, en eenen „ Brief van denzelven aan den Paus medene„ men (*)." Maar diezelfde Bisfchoppen vernederden zich diep voor de Paufen , wanneer zij bij hen befcherming zochten tegen hunne Metropolitanen, of tegen hunne Vorsten, dus namen de Duitfche Bisfchoppen te Tribur, in het jaar 895, onder voorzitting van den Aartsbisfchop hatto van (*) Concil. Salegunftad. Can. i3. ap. hard. T. IV. P. I. pag. 30. Z a IV boek II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. jaar 814. tot 1073.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073 Legaten en Afgezantenvan den Paus. 356 KERKELIJKE van Mentz, vergaderd, het volgend befluit: „Wij „ zullen, ter gedachtenis van den Apostel petrus, „ den Heiligen Roomfchen en Apostolifchen Stoel ,, zoodanig eeren, dat, naderaaal dezelve de Moe„ der der Priesterlijke waardigheid is, zij de leera„ resfe van alle Kerkelijke fchikkingen voor ons „ zij ; wij moeten derhalve zachtmoedigheid met „ nederigheid paren; al zou ons ook van dezen Hei„ ligen Stoel een bijna ondragelijk juk worden op„ gelegdi wij willen het toch gemeenschappelijk,. „ en met godvruchtige onderwerping dragen (*). Op het einde van dit Tijdperk, in het jaar 1073, fchreef een ander laag vleijend Aartsbisfchop van Mentz, siegfried , aan den Paus alexander II, dat de Duitfche en Keizerlijke kroon in zijne hand was, door de hand van petrus ; niettegenltaande henrik IV reeds lang geregeerd had, zonder dat men den Paus had geraadpleegd. Maar siegfried had den Paus noodig, om de Thuringers te dwingen, om hem de tienden op te brengen (f). Bij die gelegenheid verzocht deze Aartsbisfchop den Paus ook, dat hij Afgevaardigden, (de latere vestro legatos, ) wilde zenden op de Synode, welke hij wilde houden, alhoewel zulke Paufelljke Legaten veel ftrekten, om de magt der Bisfchoppen te verminderen. Reeds federt de IVde eeuw, hadden de Roomfche Bisfchoppen begonnen, hunne Gezanten rond te zenden, en die op algemeene Kerkver- ga- (*) Ap. HARD. T. VI. P. I. p. 30. p. 448. (t) In hartzhem. Concil. Germ. T. IW.p. 162.  GESCHIEDENIS. 35? gaderingen hunne plaats laten vervangen, op welke zij ook veel invloed oefenden; zij hadden ook hunne Afgevaardigden ten Keizerlijken Hove; met de vijfde eeuw kwamen hier bij Paufelijke Vicarii, of Plaatsbekleeders, Bisfchoppen, die, bij het uitbreiden van het Christendom, dit als een blijvend voorregt van hunne nieuwe Bisdommen kregen, dat zij als het ware Stadhouders en waarnemers van het Kerkelijk Regtsgebied der Paufen waren. Zij, die met last en volmagt van den Paus verzien werden in de achtfte eeuw, om het Euangelie onder de Heidenen te prediken, werden Zendelingen van den Heiligen petrus genoemd. Onder dien tijtel, (Misfits S. Petri,) beitelde bonifaciüs , de Apostel van Duitschland, alle Kerkelijke zaken, hoewel met deszelfs dood deze buitengewone waardigheid in Duitschland en Frankryk voor langen tijd een einde nam. Maar de eeuw der onechte Decretalen gaf den Paufen nieuwen moed. sergius II verklaarde, in het jaar 844, drogo, een' Zoon van karel den Grooten, Bisfchop van Metz, tot zijnen Legaat en Plaatsbekleeder in het Frankifche Rijk, om in zijnen naam Kerkvergaderingen te houden en te beduren ; ook gaf hij hem de magt, om Bisfchoppen en Abten te onderzoeken; evenwel vond drogo de Bisfchoppen over het algemeen zoo ongeneigd, om zijne nieuwe waardigheid te erkennen, dat hij 'er zelf afdand van deed. Van tijd tot tijd echter maakten de Paufelijke Legaten gelukkiger voortgangen; voornamelijk , federt aanzienlijke Bisfchoppen deze waardigheid voor zich Z 3 ver- IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. laar 814. tjt 1073.  S5» KERKELIJKE IV BOLK fl Afdeel. m Hoofdtl. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Geringachtingder lagere Geestelijkheid. verzochten, en verkregen, waar door zij boven hunne Medebisfchoppen aanzien en gezag bekwamen. Dus verkreeg dietrich, Aartsbisfchop van Trier, van joannes XIII, in het jaar 969, op zijn verzoek, voor zich en zijne opvolgers het regt, om 'sPaufen Ficarius in Duitschland te wezen; dergelijke eer matigde zich vervolgens ook de Aartsbisfchop van Mentz aan. adelbert, Aartsbisfchop van Hamburg en Bremen, dien men den Grooten genoemd heeft, werd in het jaar 1050 tot Paufelijken Legaat en Aartsbisfchop van alle Noord' fche Gemeenten benoemd. Naderhand zijn de Aartsbisfchoppen van Toledo, Lyon en Canterbury tot Paufelijke Legaten voor Spanje, Frankryk en Engeland verheven. De Aartsbisfchoppen van Saltsburg , en van Gran in Hongaryë, fchrijven zich - geborene Legaten van den Apostolifcken Stoel; doch dit is thans niet meer dan een bloote tijtel. Doch, terwijl de Paus en de Bisfchoppen, of de hooger Geestelijkheid van trap tot trap hooger fteegen, ontmoeten wij, al in het begin van dit Tijdvak, klagten, dat de lager Geestelijkheid veracht en met fmaad behandeld werd; dit moet vooral in het Frankifche Rijk plaats gevonden hebben, dewijl de Aartsbisfchop agobard, na een gefprek met bernhard, Aartsbisfchop van Fienne: ,, over de ver„ drukkingen, den haat, en verachting der Kerken „ en Geestelijken , welke toen, op eene nooit „ gehoorde wijze , de overhand genomen had„ den," op verzoek van zijnen vriend , een Boek fchreef  GESCHIEDENIS. 359 fchreef (*), met oogmerk, opdat zij, naar aanleiding der Schrift en der Kerkvaderen, dezen ramp regt ter harte nemen en beweenen zouden kunneu. In dit Boek wordt ondertusfchen meest aangedrona-en, dat de hooge waardigheid van het Christelijke , Priesterdom, door het Hecht gedrag van vele Pries-; / ters , niets verliest, en dat zelfs bij dezen dit ambt1 zijne kracht behoudt. Inzonderheid klaagt de Schrijver, dat bijna elk aanzienlijk man zijnen Huisgeestelijken wilde hebben, niet om dien te gehoorzamen , maar om zich van hem te laten bedienen ; zelfs in huifelijke dienden, over tafel, in den kelder, op de jagt, wanneer de mevrouw te paard rijdt, en op den akker. Zij begeerden van de Bisfchoppen , dat dezen den eerden i den besten vau hunne knegten wijden zouden > dien zij fpotswijze Clericio noemden j en dan geloofden zij, niet noodig te hebben, om den openbaren Godsdienst bij te wonen. Maar. met de Bisfchoppen was i het anders ; deze waren omtrent het midden der Xlde eeuw, vooral in Duitschland, alles wat zij zijn konden. Gedurende de minderjarigheid van hen-rik IV kwam het ganfche beduur van zaken op de Bisfchoppen, onder welken de Aartsbisfchoppen vau Mentz en Keulen de voomaamde waren, die adelbert, den Aartsbisfchop van Bremen, tot hunnen medehelper in de daatsbezigheden aannamen. Daar de fChrijfkunst onder de Leeken eene zel.1., ,j jyjj ... i' zaai»? (*) De privikgio et jure facerclotii Tom. 1. Opp. pag 122-145. Z 4 IV BOEK II Afdeel. III Ioofdft. ia C. G. aar. 814. ot 1073.  rv BOEK n Afdeel. III Hoofdft. na C. G. I#* #14 tot IG73 Be- kwaamen kundigheden,welke in de Bis fch oppen i en Gees i telljken ( Vefeischt vverden. I Söo KERKELIJKE zaamheid, en bijkans een uitfluitend regt der Geestelijkheid geworden was, behoeft men zich niet te verwonderen, dat de Bisfchoppen zoo veel ingang aan het Hof hadden. Zij werden al fpoedig als Geheimfchrijvers, onder den tijtel van Kanfeliers , (Cancellarii,) gebruikt. In deze waardigheid komen zij reeds voor onder de regering der Merovingifche Koningen; maar nog veel menigvuldiger onder de Karolingifche. De hooge waardigheid van Aartskanfelier , (fummus Cancellarius, Archicancellarius, ook Archicapellanus,) die de rijksbezigheden waarnam, werd vaak aan de groote Metropolitanen., hoewel nu en dan ook aan Bisfchoppen? en Abten, gegeven. Van de acbtfte eeuw af, maakten, de Aartsbisfchoppen van Mentz, Trier, Keulen enr:Saltsburg. zich deze waardigheid in het Oostfrankifche of Duitfche Rijk meer eigen, en van de Xflde eeuw af, werd het ambt van Aartskanfelier voor Duitschland eigen aan den Aartsbisfchop van Mentz, voor het Rijk van Italië aan den Aartsbisschop van Keulen, en.veel later dat voor het Rijk van Arelate of Burgondië aan den Aartsbisfchop yan Trier. '■ . ; karel de Groote had zijne loffelijke' pogingen langewend , om kennis te verbreiden 1 onder den eerftand van het Christendom, maar zij werden onler de zwakke regeringen zijner opvolgéren te leur redeld, toen men ten aanzien van de begaafdheden ■n de kennis van eenen nieuw aan te dellen Geeseliiken en Bisfchop zeer toegevend en infehikefijk was. Uit eenen Brief van karel den Kalen  GESCHIEDENIS. 361 ttn (*) ziet men, dat in het jaar 816 een Aartsbisfchop te Rheims verkoren was, die geen woord uit het Euangelie verklaren, ja hetzelve ter naauwernood lezen kon. Evenwel werd hij nog gelukkig afgewezen. In de beduiten van eene Kerk ver- ( gadering te Aken, onder lodewyk den Godvruchtlgen, in het jaar 836 (f), wordt uitvoerig voor-1 gefchreven, welke wetenfchap een Bisfchop behoort te bezitten. Hij behoort in de eerfte plaats het regte geloof, (credulitatem,) van de Heil. Drieëenheid, vervolgens de bekwaamheid te bezitten , om uit de Heilige Schrift de heilzame waarheden gepast voor te dragen. In den Bijbel moet hij zich dagelijks oefenen, en uit het gëfchrift van den H. gregorius , ( regula pastoralis, ) leeren, hoe zich de voordragt des Predikers naar., de verfcheidenheid zijner Toehoorderen moet fchikken. Als de Keizer eenen van zijne. Hofgeestelijken tot de Bisfchoppelijke waardigheid mögt beftemmen , zal men een befcheiden onderzoek houden, over zijne zeden en vvetenfchap. Ten aanzien der lager Geestelijkheid bepaalt deze Kerkvergadering weinig ; echter wil zij, dat de Bisfchop zijne. Dienaren, (ministri [ui. Men lette op deze uitdrukking. De dienaren der Kerk worden hier des Bisfchops dienaren genoemd!) zoo veel mogelijk behoort te onderwijzen, opdat Zij, in gevalle van nood of ziekte, in zijne plaats open- (*) Epist. ad Nicol. I. in sibmond. Concil. Gall. Tom. lü. pag. 3SQ. £f) Ap. hard. Tom. IV. pag. 1394. Z 5 IV boek II Afdeel. III ioofdft. ia C. G. aar 814. ot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdit. na C. G Jaar 814 tot 1073 3*8 KERKELIJKE openlijk zouden kunnen keren. Men heeft ook een. omftandig verflag van een onderzoek in het jaar 868 gehouden in eene vergadering te Kierfy, over willebert, verkoren Bisfchop van Chalons (*), welk onderzoek door hincmar gefchiedde , die . willibert eerst veie vragen deed, naar de omftandigheden zijns levens en gedrags , waarna men willibert uit de bovengemelde regula pastoralis van gregorius een Hoofdftuk liet lezen, en vraagde: of hij dit verftond, .en daar naar keren en leven wilde? Vervolgens moest hij eene afdeeling lezen uit de verzameling der Kerkelijke wetten, waar bij hem dezelfde vraag gedaan werd. Thans werden hem de voorfchriften voorgelezen, hoe een Bisfchop leven, keren, en zijne Gemeente befturen moet. Eindelijk overhandigde men hem de Geloofsbelijdenis , die hij moest voorlezen en onderteekenen. Na eenige andere plegtigheden, waar onder eene algemeene biecht Van alle zijne zonden, van zijne kindsheid af, werd willebert aangenomen, en eenige dagen daar na gewijd. En dit heette een onderzoek van eenen Bisfchop, en dit onderzoek werd afgenomen door hincmar, den kundigften Godgeleerden van zijnen tijd! Een ander geleerd Godgeleerde in de eerfte helft der IXde eeuw, rabanus maurus , heeft in een afzonderlijk gefchrift eene fchets gegeven van de toenmalige gefteldheid der (*) Examinatie Willeberti, Catalaunenfts ordinarsdi Episcopi, in labeei SS. Concil. Tom. VIII. pag. 878. hard. T. V. p. 731. etc.  GESCHIEDENIS. 3^3 der Geestelijkheid (*). In het Boek van het- zelve onderrigt hij de Geestelijken, hoe veel zij keren moesten. Zij behooren de Heilige Schrift te verdaan, niet alleen in den historifchen, maar ook in den verborgenen zin. Ook moesten de zeven vrije kunften hun niet onbekend zijn. Doch al wat waar en nuttig in de wereldlijke boeken gevonden wordt, is reeds in den Bijbel voorhanden. Op het laatst geeft de Schrijver nog eene aanwijzing tot het prediken. Men moet voor alle dingen, zegt hij, een godvruchtig man zijn ,' als men anderen tot godsvrucht bewegen wil; de Heilige Schrift en de werken der Kerkleeraren moeten den Prediker leiden; hij moet op die waarheden, welke den meesten indruk maken, het derkst aandringen, en zich door het gebed voorbereiden enz. Deze Godgeleerde kundigheden vereischten zekei niet veel geestvermogens of infpanning, en nogtans waren zij onder de Bisfchoppen niet heerfchende. en bij de lagere Geestelijkheid heel zeldzaam theodulf , vermaard Bisfchop van Orkans, had in het begin van dit Tijdperk, eenige fchriftelijk 'verordeningen aan de Priesters van zijne dioecej medegedeeld ( t )• R-UDOlf , Aartsbisfchop va: Bourges, die in het jaar 886 overleden is, fchree dezelve genoegzaam woordelijk af, met eenige bivoeg (*) De Clericormn inflitutione et Caremoniis Ecckfi Libri tres Opp. Tom. VI. pag. 1-50. (f) Capiiula ad Presbyter os Parochhe fax in sin» Opp. Tom. II. pag. 665- IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. [aar 814. tot 1073. 1 f è  m BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 1 1 ] 1 \ 1 I ï Boekerijen der r Pastoren. ^ f< i & KERKELIJKE voegfelen uit de Frankifche Capitularien enz. (*) Hij zegt onder anderen: wie de Schrift verftaat, behoorde ze ook in het openbaar uit-te leggen, (prcedicet,) maar wie ze niet verftaat, die behoorde het volk ten minden het meest bekende te zeggen , dat het van 'het kwade aflaten en het goede doen moest. Tot hunne wetenfchap vereischt hij hoofdzakelijk: dat zij het ware Geloof - vasthouden; den Katholijken Doop en de Mis behoorlijk bedienen; de Kanonieke uren bij dag en nacht behoorlijk waarnemen; de.Pfalmen zingen; en het Onze Vader en de Apostolifche Geloofsleuze uitleggen konden. Hunne Boekerij behoefde Hechts matig te zijn, en behalven eenige dienstboeken, (Misfale, Lectionarium, Pfalterium,) waarfchijnlijk nog bet :en en ander van augustinus en gregorius te >evatten. Dus werd uitlegkundige bekwaamheid 'oor den Pastoor niet voldrekt noodzakelijk ge:eurd; het weinige, hetwelk zij en de Bisfchoppen modig hadden, konden hun de Latijnfche Kerkaders aan de hand geven. Van daar de klagten er in het jaar 859 te Tuil vergaderde Bisfchop. en, dat 'er naauwelijks iemand meer was, die den iijbel verdond. Het gene wij zeiden van de Boekerij, die geoegzaam geoordeeld werd voor eenen Parochieriester of Pastoor, blijkt ook uit andere beiheiden. riculf, Bisfchop van Soisfom, beval hun <*) Capitula Rodulfi Archiepisc. Bituricens. in baluz. fiscell. L. VI. p. 139.  GESCHIEDENIS. $6$ bun in het jaar 889 (*), dat elk van hen een Mis fait, Lectionarium, Evangelium, Martyrologium, Antiphonarium ,Pfalterium, en de verzameling van XL Predikaden van gregorius den Grooten, zouden hebben, en verders zoo vele Bijbelfche en Kerkelijke Boeken, als hij bekomen kon; maar als zij niet alle de Boeken van het Oude Testament konden bekomen, behoorden zij ten minden het eerfte Boek van mozes naauwkeurig af te fchrijven, om daar uit de Gefchiedenis der Schepping te keren (t> Somtijds werd hier nog bijgevoegd eene Lijdensgefchiedenis van christus, een voorfchrift van boetoefeningen, (Liber pasfionalis, poenitentia/ƒ;,) en dergelijke Handboeken (§). Hoe onkundig de lagere Geestelijkheid ook in zulke gewesten der Westerfche Kerk geweest zij, waar toch nog een zaadje van geleerdheid overig was, toont een Sijnodale Brief van ratherius, Bisfchop van Verona, omtrent het midden der Xdf eeuw (**). Daar in wil hij zijne Geestelijken . tol (*) Conftit. RicnlphiEpisc.ap.hard. T. VI.PA.p.4.15. (|) Men vindt gelijke opgaven van Boekeu var walther , Bisfchop van Orleans in labb. Concil. Tom VIII. pag. 639. van hincmar van Rheims Tom. I. Opp pag. 710, 712. (§) Canones Aetfrici ad Wulfinum Episc. circa a 1050. ap. hard. T. VI. P. I. p. 989- (**) Synodica ad Presbyteros et ordines ceteros forin fecus, id est, per univerfam Dioecefin confiitutos , ii daCherii Spicil. T. I. p. 376. IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. faar 814. tot 1073. Onkunde der Geestelijkheid 1  IV boek \l Afdeel. III Hoofdft. naiC. G. Jaar 814. tot 1073. Wetten omtrent de pligten . en andere verrigtingen der Geestelijkheid, i 3# KERK EL IJ KE tot hunne befchaming , onderwijzen. Vooreerst , gebiedt hij hun de drie Geloofsbelijdsnisfen , het Apostolifche, dat van Nicea, en van athanasius , van buiten te leeren. Verders vermaant hij hen, aan den dag des Heeren te denken, en, indien zij niet wisten, waarom die 'zoo genoemd wordt, 'er anderen na te vragen. Nog verlangt hij, dat elk van zijne Priesters, zoo mogelijk, eene regtzinnige uitlegging van het Symholum, en van het Onze Vader gefchreven, hij zich mogt hebben, opdat, als hij beiden geheel verftaat, hij ook het volk daar over onderwijzen zou kunnen; maar zou dit niet mogelijk zijn, dan mag hij het ten minften behouden en gelooven. Den dienst van het Avondmaal behoort hij goed te ver/laan; zoo niet, behoort hij dien toch van buiten te kennen en weten op te zeg, gen. Elk behoort in ftaat te zijn, om de Euangelien en Epistelen goed te lezen. Mogt hij , wenscht 'er de eerlijke Bisfchop bij, ten minften lerzelver letterlijken zin kunnen opgeven ! Eindelijk meldt hij aan zijne Geestelijken, dat hij voorttan niemand tot een Geestelijk ambt wil wijden iie niet eenigen tijd te Verona, of in een Klooster, )f anders bij een' bekwaam man heeft doorgebragt, 3m zich eenige geleerdheid te verkrijgen. Ondertusfcben werden omtrent de eigenlijke plig:en en ambtsverrigtingen der Geestelijken voornameijk in de Westerfche Kerk vele wetten en voorschriften gegeven, die meestal wel gemeend, maar er vervulling der hoogere beftemming van dezen land niet berekend waren, fchoon Keizers en Ko- nin-  GESCHIEDENIS. 3^7 Blagen* Paufen en Kerkvergaderingen, en bijzondere Bisfchoppen zich daar omtrent beijverden. De Griekfche Kerk kreeg in deze eeuwen weinig nieuwe Kerkewetten. Hare vergaderingen hadden genoeg te doen met het vereffenen van Kerkelijke eu Godsdiensttwisten. De Keizers te Konftantinopolen veranderden wel het een en ander in de wetten van justiniaan en anderen van hunne voorzaten, omtrent het Kerkelijke, maar dit was van weinig belang; zoo liet Keizer leo, de Wijsgeer, na het nieuwe wetboek, Ba«;u»* genoemd, in het laatst der lXde eeuw, nog CXIII nieuwe wetten bekend maken, welke daarom verbeterende zuiveringen, ( ïnemfittmeu xeü«$ftK, ) genoemd werden , omdat zij tot verbetering van fommige wetten van justiniaan moesten dienen, onder dezen zijn ook verfcheidene Kerkelijke wetten (*). Keizer niceforus fokas, die van het jaar 964 af regeerde, verbood aan de Kerken, aan welke hij vele giften ontnam, om verder geene vaste goederen aan zich te brengen, naardien de Bisfchoppen verfpilden , het gene aan de armen gefchonken was, terwijl 'er foldaten ontbraken. Ook gaf hij een bevel, dooi eenige Hof bisfchoppen zelve onderteekend , dat . zonder 'sKeizers bevel, geen Bisfchop zou verkoren worden. Ook was hij gewoon, na de dood var eenen Bisfchop, de meeste inkomften van deszelfs Bisdom naar zich te nemen. Hier door maakte zicr deze Keizer zeer gehaat bij de Geestelijken, ooi; fchaf (*) fabric. Bib!. Gr. Vol. XII. p. 409-415. IV boek II Afdeel; III Hoofdft. ia C. G. jaar 814. tot 1075.  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814 tot 1073 Kanunniken. j 1 1 1 I 1 ( I 368 KERKELIJKE fchafte de Keizer basilius , die in het jaar 1026 overleed, deze wetten wederom af. Ten tijde van karel den Grooten was de ge- meenfchappelijke levenswijze der Geestelijkheid met haren Bisfchop, of het voorfchrift van chrodegang, waar uit de Kanunniken ontdaan waren, reeds zeer uitgebreid; lodewyk de Godvruchtige vvenschte dezelve algemeen te maken; ten dien einde liet hij, in de Kerkvergadering te Men, in het jaar 816, een opdel vervaardigen, hetwelk regels en voorfchriften voor zoodanige Kanunniken behelsde, omtrent hunne levenswijze, kleeding, zeden enz. Ondertusfchen waren anderen, en inzonderheid damiani, met deze Kanunniken niet ingenomen, omdat dezen hun eigene bezittingen hadten, en volgens hunnen regel daar op beweerden •egt te hebben. Hij fchreef daartegen eene bijzontere verhandeling, Contra C/ericos Regulares prorfetarios (*>* waar in hij uit Xugustjnus bevees, dat een in gemeenfehap levend Christen ^een ;eld mogt hebben ; en uit HiëfeONYMUS, dat het ot de Christelijke volmaaktheid behoorde, afdand e doen van zijne goederen. Daar fchijnt in zijn' ijd een derke naarijver geheerscht te hebben, tusfchen de Kanunniken en de Monniken. Eén der Kanunniken had gezegd , dat de Monniken voltrekt niet geregtigd waren, om Godsdiendige banlelingen te verrigten, en de Sacramenten te bedielen; waartegen de Kardinaal weder eene verhandeling (*; Opuse. XXIV. Opp. T. III. p. 212-2 KJ.  GESCHIEDENIS. 369 Jing fchreef: Apohgeticus Monachorum adverfus Canonicos (*).•— Waarfchijnlijk deeden de Kanunniken van eerften af den Monniken een' merkelijken afbreuk. Zij hadden met dezelven wel het gemeenfcbappelijk leven, en de Kloosterlijke ftrengheid der inrigtingen gemeen; maar ook boven hen het bezit van eigendommen, en de vrijheid, om van hunne bezittingen gebruik te maken, vooruit. Deze omdandigheid kon niet alleen vele Monniken bekooren, om eene levenswijze te aanvaarden, die zoo naauw met de hunne verwant was, maar het ontbreekt ook niet aan voorbeelden, dat verfcheidenen van hen een zoo dubbelzinnig voorkomen hebben aangenomen , dat zij niet volkomen Monniken, en ook niet volkomen Kanunniken waren. De Kanunniken wisten verders zich zeiven van tijd tot tijd meer te bevrijden van allen dwang, die naarMonnikendwang geleek, ja eindelijk ging het geheele karaktermatige van hunne indelling verloren. De rijke Kerkegoederen, hun eigen vermogen, het verval der Kerketucht, en dat de pligten van het Geestelijk ambt meer tot den blooten eeredienst bepaald werden, dit alles maakte, dat de gemaklijk en lui geworden Kanunniken, behalve den naam, rang, inkomden en algemeene verbinding onderling, van hunne eerde indelling niets ovethielden. Zelfs lieten velen van dezelven de Godsdiendige verrigtingen, vooral die aan zekere uren gebonden waren, voor zekere belooning door andere Geestelijken waarnemen; waar uit, (*) Opusc. XXVIII. /. c. p. 227-229. XIII. Deel. Aa IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. [aar 814. :ot 1073.  IV BOEK 11 Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Het Prediken. 370 KERKELIJKE uit, in het vervolg, het onderfcheid tusfchen Ca. nonia en Preebenda ontdaan is. Nog eene reden, welke het gemeenfchappelijk leven der Kanunniken hielp vernietigen, is daar in te zoeken, dat eene menigte van hen in den huwelijken daat leefde, of ten minden in eene gemeenzame verkeering met Vrouwen. De Paufen zochten, tegen het einde van dit Tijdperk, hier wel in te voorzien, maar de Kanunniken werden nooit volkomen weder, waar de regel van chrodegang hen toe gemaakt had. Onder depligten, welke aan de Geestelijkheid in dit Tijdvak door Vorsten en Kerkvergaderingen werden ingeprent, was inzonderheid het Prediken. lodewyk de Godvruchtige vermaande de Bisfchoppen daar toe op den Rijksdag te Aken, in het jaar 816. Onder andere vragen, door Keizer lodewyk II aan de Bisfchoppen van zijn Rijk over Kerkelijke zaken gedaan, raadpleegde hij hen ook over het Prediken en de middelen van verbetering daar omtrent (*). Zij antwoordden hem daar op (f), dat de openlijke voordragt van den Godsdienst waarlijk door de verwaarloozing der Bisfchoppen en Priesters, maar ook door de fchuld des volks, vrij diep gedaald was. De Priesters verdienden daar bij geene ontfchuldiging. Maar eenige Leeken, inzonderheid vermogende Grooten, kwamen zelden, in de grootere Ker- (*) Capitulare interrogationis ad Episc. Tom. 11. baluz. pag. 349. (t) Refcriptum confultationis feu exhortationis Epp. ».V üomnutu Hludov. bnp. I. c. p. 352.  GESCHIEDENIS. 37i Kerken, dewijl zij aan hunne huizen Kerken hadden, waar in zij den Godsdienst waarnamen. Het blijkt verders genoegzaam uit echte ftukken van dezen tijd, dat flechts een klein gedeelte der Bisfchoppen hunnen pligt van Prediken vervuld hebbe, en dat het minde deel van hunne Priesters 'er in ftaat toe geweest is. Den Bisfchoppen werd voorgefchreven, om meermalen, en ten minden tweemalen in het jaar, hunne Kerspels te bezoeken , of Kerkenvijitatic te houden (*). Bij regino en hincmar van Rheims ontmoeten wij de vragen, welke, bij die gelegenheid, door den Bisfchop, of zijne Afgevaardigden, gedaan moesten worden (f), eerst ten aanzien van de Kerk en derzelver Pastoor. De Bisfchop moest bij voorbeeld vragen: aan welken Heiligen de Kerk gewijd zij? hoe het gedeld zij met hare gereedfchappen, boeken en inkomden? maar bijzonder, of de Pastoor ook verdacht was wegens verkeering met vrouwen? of hij de kranken behoorlijk bezorgde , en hun het Avondmaal niet door eenen Leek toezond? of door zijne nalatigheid ook een kind zonder Doop gedorven zij? of hij de misfe nuchteren las? of hij der Gemeente het Woord Gods voordroeg ? of hij de duivelfche liederen, welke het gemeen 's nachts over de dooden plagt te zingen, (*) Concil. Meldens. a. 845. ap. hard. T. IV. pag. 1488. en eene verordening van karei, den Kalen Capitulare Tolofan. ap. baluz. T. II. p. 21. (f) hincmar. Opp. T. t p. 716. Aa a IV boek II Afdeel. III Hoofdft naC. G. Jaar 814. tot 1073. Kerken- vifitatieof Bezoek.  IV BOEK 11 Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814. tot 1073. 17a KERKELIJKE ;en, verbood ? of hij de Christenen onderrigte, dat dj eene kaars, of iet anders voor de Misfe op het Altaar behoorden te offeren ? en dergelijken, want daar zijn 73 zulke vragen. Vervolgens moest de Bisfchop den Priester naar zijne afkomst, zijnen vorigen ftaat, en of hij ook verminkt of gebrekkig was? vragen; maar voornamelijk, of hij het Symbofum en het Onze Vader behoorlijk afgefchreven had, en daar over, volgens de uitlegging der regtzinnige Vaderen, prediken kon? of hij de Brieven m Euangelien goed kon lezen en letterlijk verklaren ? of hij de plaatfen uit de Pfalmen met de gewone Gezangen geregeld kon opzeggen? of hij de Geloofsbelijdenis van athanasius van buiten geteerd had? enz. Voor het onderzoek van den toedand der Leeken, bij deze cenfura morum van den Bisfchop, ftaan bij regino (*) 89 andere vragen. De Bisfchop verkoos zeven bejaarde ledert der Gemeente , die met eenen eed verpligt werden, om zijne vragen getrouw en onpartijdig te beantwoorden. Dan maakten veertien vragen een begin over verfcheidene foorten van moord, vergiffenis, afdrijving van de vrucht, zelfsmoord en verminking. Hier na volgden 23 andere vragen, welke overfpel, hoererij, onnatuutlijken wellust, en huwelijkszaken in het gemeen, betroffen. Verders moest de Bisfchop vragen: of 'er in de Gemeente ook dieven, en Kerkroovers, mijneedigen, valfche getuigen, en menfchenhandelaars aan Joden of Heidenen, waren? of (*) Libr. II. de Eccles, discipl. p. 205.  GESCHIEDENIS. 373 of 'er ook een tooveraar of waarzegger in gevonden werd ? of iemand bij boomen , bronnen, of fteenen offerde? of een herder of jager over brood of kruiden duivelfche liedjes opzeide, en die dan in een' boom verftak, of langs den gemeenen weg wierp, om zijn vee van ziekte te bevrijden, of dat van een' ander te verderven? of ook een of ander wijf voorwendde, door tooverij, liefde in haat, of haat in liefde te veranderen? enz. enz. Zoo veel is klaar, dat, op deze wijze, niet gezorgd werd voor gegronde Godsdienstkennis ondei de Geestelijken, even min als voor een redelijk Christendom onder de Leeken. De Kerkvergaderingen van dezen tijd gewagen ook allen van het verderf der Geestelijkheid, van derzelver onkuisehheid, gierigheid, overdaad, dartelheid , dronkenfchap, en meer andere gebreken; met welke klagter ook de fchriften van hincmar van Rheims en anderen zijn opgevuld. Onder die genen, welke met grooten ijver deze gebreken der Kerkdijken van hunnen tijd beltraft, en hunne pogingen aangewend hebben, om ze, zoo mogelijk, te verbeteren, munten voornamelijl uit ratherius en damiani. De eerstgemeldi kwam, tegen het begin der Xde eeuw, in htt Luik fche ter wereld. Al vroeg werd hij Monnik in he Klooster Laubes , en verkreeg in de vermaard* School aldaar, behalve de Godgeleerde Wetenfchap ook vrij goede kennis in de oude Griekfche en Ro meinfche Schrijvers, welke, gevoegd bij zijne wel befpraakte voordragt van den Godsdienst , her Aa 3 reed IV BOEK II Afdeel. 111 Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073 P.ATHE- Riei. 1 s  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 874 KERKELIJKE reeds in zijne jeugd zoo veel opgang deed maken, dat men hem de Abdij van St. Amand, hoewel te vergeefs, opdroeg. Daartegen reisde hij, in het jaar 922, naar Italië, met eenen Geestelijken van Luik, hilduin. Deze werd eenige jaren daar na Bisfchop van Verona, in welk Bisdom ratherius hem opvolgde, in het jaar 931. Maar als hij, in het jaar 934, de poorten dier ftad opende voor arnold , Hertog van Beyeren en Karinthië, verlatende de zijde van den Koning hugo , werd hij door dezen, toen hij de overhand kreeg op zijne tegenpartij, in eenen toren te Pavia opgefloten (*). In deze gevangenis, welke derdehalf jaren duurde, had ratherius, fchoon van alle verkeering, en het gebruik van Boeken, beroofd, fterkte van geest en voorraadsbronnen genoeg in zich zeiven, om een vrij groot Boek te fchrijven, hetwelk hij een firijdloek, (Agonifticon,) wilde genoemd hebben, omdat het tot den Geestelijken Itrijd zou opwekken; maar zelf gaf hij het den tijtel: Meditationes cordis, feu volumen prceloquiorum. Hetzelve behelst, in eene zeer groote verfcheidenheid, aanwijzingen tot levensgedrag voor alle ftanden, ouderdom , en gedachten van menfchen, getrokken uit de Schrift, der Kerkvaderen, en fomtijds ook uit de Heidenfche Schrijvers. Men roemt, met regt, de belezenheid^ en het gelukkig geheugen van den Schrijver, welke in dit werk zigtbaar zijn. ra- (*) RATiiEiiiiK Ep. III. ad j'ohan. Summ. Pontif. in daciierii Spicil. 'I. I. p. 373.  GESCHIEDENIS. 375 ratherius, in vrijheid herfteld zijnde, leefde nog twee jaren, buiten zijn Bisdom, te Como. In het jaar 939 werd hij weder gevangen op aanftoken van manasses , een' bloedverwant van Koning hugo; eenige maanden daar na echter werd hij weder in zijn Bisdom herfteld, maar had nu veel te lijden van milo, Graaf van Verona, die zijne Geestelijkheid tegen hem opftookte. Eindelijk gewaarfchuwd door den Koning lotharius , begaf hij zich naar Provence, alwaar hij den zoon van een' rijk man onderwees, die hem ook een Bisdom in dat gewest bezorgde; maar hetwelk ratherius, in het jaai 945, veriiet, om in zijne Abdij Laubes terug te keeren. Kort daar na kwam hij aan het Hof van ottc I, alwaar bruno , Aartsbisfchop van Keulen, ot to's Broeder, hem in het jaar 953 aan het Bisdon Luik hielp, maar zijn onbuigzame aard, die van geeni toegeefelijkheid wist, verwekte hier ook fpoedig eei oproer tegen hem, zoo dat hij in het jaar 956 ge noodzaakt was, Luik te verlaten. Nu bragt hij weder twee jaren in het Klooste Laubes door, tot hij in het jaar 961 met Konim otto naar Italië kon reizen, in hoop, van in zijl Bisdom van Verona herfteld te worden, hetwell hem, na veel tegenftands, door de befcherming vai otto, gelukte. Doch het duurde niet lang, of hl was op nieuw verpligt, Verona te verlaten. H dteigde zijne oproerige Geestelijkheid, dat hij zie naar Rome zou begeven op eene Kerkvergadering die daar belegd was, en zijn gedrag regtvaard A a 4 gen IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. ia C. G. jaar 814. tot 1073. 1 1 r 1 1 I j 1 i»  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073 376 KERKELIJKE gen (*), maar hij kwam niet te Rome, en leefde nog eenige treurige jaren te Verona. Voor de derdemaal verliet hij hetzelve in het jaar 967, en kocht toen van Koning lotharius de Abdijen Saint Amant en Hautmont, maar zijn veranderlijke imborst deed hem niet lang op eene plaats vertoeven. Eindelijk overleed hij te Namen in her jaar 974. Behalven de fchriften, reeds hier voren opgenoemd, fchreef hij een Boek over de verachting der Kerkelijke wetten, {de contemtu canonum, of zoo als hij het ook noemde: Volumen perpendiculorum Ratherii Veronenfis, vel vifas cujusdam appenfi cum aliis muit is in ligno crucis) (f). In hetzelve beklaagt hij zich over de wederfpannige Geestelijken; hij beftrijdt het heerfchend misbruik te Verona, dat de Priesters en Diakenen, de inkomden geheel aan zich trokken, ma3r de geringer Geestelijken kregen niet eens hun noodig onderhoud 7 waarom zij zich, onder dit voorwendfel, aan den Godsdienst onttrokken. Ook vond hij de verachting der Kerkelijke wetten algemeen van den geringden Leek af tot den Bisfchop toe. De hoofdoorzaak dier verachting delde hij daar in, dat de zielenherders hun ambt niet uit liefde waarnamen, zoo als christus gewild had, en in het zedebederf der gezamenlijke Geestelijkheid. Een Bisfchop had (*) Itinerarium Ratherii Romam euntis ap. dacher, Spicil. T. I. p. 379 384. (t) In dacher. Spicil. T. II. p. 315-355,  • GESCHIEDENIS. 377 had zelfs gezegd: het was niet mogelijk,.:de Kerkelijke wetten waar te nemen. Een ander verweet hem, dat hij zelve, tegen de Keikewet'ten, zich van het ééne Bisdom naar het ander had daten verplaatfen, maar deze zijn berisper was tweemaal getrouwd geweest, aan den drank verflaafd, en een dobbelaar, ratherius erkent voorts in dit gefchrift, dat God fomtijds naar zijne lankmoedigheid toelaat, dat zelfs op den Apostolifchen Stoel een, die meermalen is gehuwd geweest, een krijger, een mtjneedige, een jager, fpeler of dronkaart geplaatst wordt; terwijl men zulk eenen, die de geheele Kerk tot fchande ftrekt, niet wel om befcherming tegen eenen Hechten Bisfchop vragen kan. Verders breidt hij zich in het tweede gedeelte van dit gefchrift breedvoerig uit over de onkuischheid der Geestelijken. . Op dezelfde wijze zijn zijne overige gefchriften vervuld met klagten over de gebreken der Geestelijkheid; daar zijn van hem ook nog eenige Predikatiën overig, en een Brief over het Avondmaal, andere fchriften van hem zijn verloren, of fchuilet nog hier of daar in Handfchriften in de Bibliothee ken. siegbert van Gemblours (*) noemt hen een' man van verwonderenswaardige vrijmoedigheid, en in der daad fchijnt hij het wel gemeend te hebben, maar hij was te geweldig en te bitter, en he: zedenbederf der Geestelijken tc hoog gedegen, dai dat het zoodanige fcherpheid dulden kon. Zijm ge (*) De SS. Eccles. C. 127. Aa 5 IV boek II Afdeel. 111 Hoofdft. oa C. G. [aar 814. tot 1073. 1  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814, tot 1073, PETRUS DAMIANI. 375 KERKELIJKE geleerdheid bedond voornamelijk in eene uitgebreide belezenheid en kennis met vele goede . Schrijvers, onder anderen met de Kerkvaderen en Kerkelijke wetten, welke bij ook met finaak te paste wist te brengen; zijn ftijl draagt fporen van eene gelukkige navolging der oude Romeinen; maar wordt te dikwijls door harde woordvoegingen , onzuivere en nieuw, maar niet gelukkig, gefmeedde woorden, of andere gebreken, moeijelijk en duider. Met ratherius had in de volgende Xlde eeuw petrus damiani veel gelijkheid, maar veel grooter aanzien. Deze werd in het jaar 1004 te Ravenna geboren. Zijne moeder was voornemens, omdat zij reeds een talrijk gezin had, hem te vondeling te leggen , maar werd door de vrouw van eenen Priester bewogen, om hem op te voeden. Zijne ouders vroeg verloren hebbende, werd hij van eenen zijner broederen wreed behandeld, zoodat hij , door alle gebrek gedrukt, de zwijnen moest hoeden; maar een ander broeder van hem, naar wien hij zich ook damiani zal genoemd, hebben, nam hem bij zich, en liet hem te Ravenna, Faënza en Panna duderen. Zoo gelukkig daagde bij hier in , dat hij welhaast een geliefd leeraar werd , en rijkdom roem en gunst der Vorsten won; maar nu overwoog hij, hoe welgevallig het aan God zijn zoude, indien hij alle deze vergankelijke goederen reeds in zijne jeugd aan hem opofferde; waarom hij, daar terftond een begin mede makende, onder zijne kleederen een haren kleed aantrok, en zich in vasten, waken en bidden, oefen-  GESCHIEDENIS. 379 fende. Om de lusten der jeugd te bedwingen, ftond hij midden in den nacht op, wierp zich naakt in eene rivier, tot zijne leden geheel verftijfd waren, waar na hij, onder het opzeggen van Pfalmen, Kerken en andere heilige plaatfen rondging. Deze bijzonderheden verhaalt een leerling van damiani, de Monnik joannes , die zijn leven befchreven heeft (*;, en die hier bij verfcheidene wonderen vermeldt, welke door damiani zullen verrigt zijn. Terwijl damiani op het Monnikenleven bedacht was, gaven hem twee Monniken uit het omtrent het jaar iooo gedichte Klooster Santa Croce cfAvelJano bij Gubbio, (het oude Eugibiumf) in den Kerkdijken Staat, een bezoek. Deze verderkten hem in zijn voornemen, en hij diende zich bij hun Klooster aan, waar van hij naderhand zelf de regelen befchreven heeft (f), waar onder hij het vob gende aanmerkt: dat de Monniken over eiken van hunne Medebroeders, die overleed, zeven dagen vasteden; zeven kastijdingen, ( disciplines, ) met duizend bezemdreeken ontvingen; zeven honderd kniebuigingen, Qmetanoea,) verrigten, dertig voorgefchrevene Pfalmen opzingen, en dertig dagen ns elkander de Misfen voor de dooden vieren moesten. damiani werd, zonder eenigen proeftijd, aangenomen , en oefende zich zoo dreng, dat hij zich eene ziekte op den hals haalde, welke reeds zijn verdane' be- (*) damiani Opp. T. I. p. il fq. (f) Opusc. XIV. de ordine Eremitarum et facultati bus Ercmi Fontis avellani T. III. Opp. p. 140. IV boek II Afdeel. III [ioofdft. iaC. G. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073 ] i 1 1 i y ( ( c 380 KERKELIJKE begon të krenken. Vervolgens werd hij in zijn Klooster tot Prior , en daar na tot Abt aangefteld; ook deed hij wonderen, waar onder gemeld wordt het veranderen van water in wijn. Na het jaar 1033, en «ie dood van Paus joannes XIX, vertoonde damiani zich op grooter fchouwplaats. Hij fchreef aan deszelfs opvolger gregorius VI, om hem te vermanen, de geldgierigheid der Bisfchoppen te beteugelen, en bovenal den ovetfpeligen, bloedfchandigen, mijneedigen en roofzuchtigen Bisfchop van Pefaro, en zijns gelijten weg te ruimen; in een' anderen Brief vermaande hij eenen ondeugenden Bisfchop tot bekeering. Keizer henrik III fchijnt ook hem geraadpleegd te lebben, toen hij, in het jaar 1046, drie fcheurdeke Paufen liet afzetten, en in derzelver plaats "lemens II deed verkiezen; wien onze Abt zijne rerpligting rondborftig onder het oog bragt. Met gelijken ijver en vrijmoedigheid droeg hij den 'aus leo IX, die federt het jaar 1049 regeerde, n een aan hem opgedragen Boek, {Liber Gomorbianus) (*), de aflchuwelijkde foorten van 011ucht voor, die zelfs bij de Geestelijken in zwang lingen, benevens de noodzakelijkheid, om die on-erbiddelijk ftreng te ftraffen. leo prees zijn Boek «gemeen, maar voegde 'er bij, dat, alhoewel naar le Kerkelijke wetten, allen, die aan deze misdaad ip eenige wijze fchuldig waren, van Geestelijke mbten afgehouden moesten blijven , hij evenwel zul- (") Opusc, VII. T. III. Opp, p. 63-77,  GESCHIEDENIS. 381 stuiken, die de lage trappen derzelven niet lang en niet met velen bedreven hadden, en daar over boete deeden, den toegang onder de Geestelijkheid niet verbieden wilde. In de laatfte jaren van damiani fchijnt alexander II niet zoo voordeelig van dit zijn Boek gedacht te hebben. Hij wist het hem, op eene ilimme wijze, uit de handen te fpelen, en floot het in zijne Boekenkas op, waarfchijnlijk, omdat hij de daar in voorkomende al te natuurlijke affchilderingen der onnatuurlijke zonde als ergerlijk befchouwde; waar over damiani zich ten fterkften beklaagt, in eenen Brief aan twee Kardinalen. damiani, die, wegens zijne verkregene achting, het als zijn regt aanmerkte, om de Paufen van zijnen tijd in het aangezigt te bedraden, betoonde ook zijn ongenoegen over den oorlog, welken leo Ia met de Noormannen voerde. Doch, terwijl hij den Bisfchoppen en den Paufei de waarheid zeide, veifchoonde hij ook zich zelvei en zijne Monniken allerminst. Bij dezen drong hi inzonderheid aan op de vrijwillige geefeiing, to boete voor hunne overtredingen. Andere Kloosters vele menfchen in de deden en op het platte land volgden dit zoo driftig na, dat zij geloofden, d: zonder deze Apostolifche flagenkastijding, CApostt licorum verberum disciplina ,) hunne zaligheid gf vaar liep (*).. Aanzienlijke mannen en vrouwe maakten van dit reinigingsmiddel, ( Purgator g' (*) damiani Opusc. XLIII. de lande flagelkrum Pr* T. III. Opp. p. 308. IV boek II Afdeel. III Hoofdit.. na C. G. Jaar 814. tot 1073. l l j t » » t n 'i r.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. 1 ] 1 I t t L 7K 382 KERK EL IJ KE genus,) zeer gretig gebruik; en eene voorname wed* we verzekerde hem, daar door eene boete van honderd jaren verrigt te hebben (*). Hij verklaart dit zelf op eene andere plaats (f), op deze wijze, dat men zich zeiven, bij het opzingen van tien Pfalmen, duizend flagen met de roede gaf, drieduizend van welke flagen een jaar boete uitmaken. Hij prijst daar eenen Monnik van zijn Klooster, die deze vrijwillige zelfkastijding ten hoogden trap dreef; maar hij vond tevens eenen anderen Monnik, die ze voldrekt verwierp, en dien hij zocht te bekeeren, gelijk ook eenige Geestelijken te Florence, die zoodanige geefeling voor iet ongehoords verklaarden; zijn bewijs is voornamelijk, dat chris* rus, de Apostelen en andere Martelaren gegeefeld öjn ( § ). Hij geeft ook in een ander gefchrift verfcheidene Godsdiendige oefeningen op, die in zijn üooster gebruikelijk waren, en de reden, waarom ij op zekere tijden geoefend werden (**); hier eeft hij zeldzame dingen. Op Zondag moet eene lis ter eere van de Engelen gelezen worden, opat zij dervenden en dooden befchermen , dewijl lle zielen der overledenen op Zondag van hunne raden rusten, maar 'smaandags weder in hunne ge- (*) Opüsct L. C. 14. /. c. p. 342. Cf) L. I. Ep. XIX. f. de Fita SS. Kodulphi Ephc. ugub, et Dominici Lorkati C. 8. T. 11. opp. p. 2ir. ( § ) L. VI. Ep. XXVII. T. l.p. pp. L. y. Ep. VIJJ^ 6% (**) Opusc. XXXII. de bono fufragiontm, et varih iraculis, prafertim B. Virginh C. 3.  GESCHIEDENIS. 3«3 gevangenis keeren. Hier verhaalt hij, dat, in den omtrek van Puteoli, van zaturdag avond tot maandag morgen, lelijke vogels gezien worden, die zich uit zwarte en ftinkende moerasfen op eenen berg verhefFen, maar die 's maandags morgens, op het krasfen van eene groote rave, zich terftond weder tot den volgenden zaturdag in dat water dompelen ; welke vogels de zielen zullen zijn, die in de hel lijden; echter erkent hij, dat een Abt van Monte Casfino deze verfchijning volftrekt ontkende. In het jaar 1057 of 1058 fchonk hem Paus steven IX de waardigheid van Kardinaal - Bisfchop van Ostia, doch moest hem, door het dreigen met de ban, noodzaken, om dezelve aan te nemen, damiani nam echter dit ambt vlijtig waar, zoo door eenen dienst voor de Heilige Maagd voor te fchrijven, als door zijn opzigt over de Geestelijken en lang en vlijtig te prediken. Hij fchreef aan zijne Medekardinaal-Bisfchoppen eene waarfchuwing tegen pracht en Simonie, en vermaande hen tot ernst en deftigheid (*). Maar ziende, dat hij deze hooge Geestelijkheid niet kun verbeteren, en hier bij komende de wanordens over de verkiezing van eenen Paus, tot dat nicolaus II, in het jaar 1059, verkoren werd, zond hij dezen eenen langen Brief, in welken hij zijne waardigheid nederleide (f). Maar de Paus wilde zijn ontflag niet aannemen, maar riep hem integendeel in het jaar 1059 op de Kerkver- ga- (*) Libr. H. Ep. I. T. I. p. 24. (f) Opusc. XIX. de Abdieatione Episcop. T. III.p. 184. IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. riaC. G. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK ir Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814, tot 1073, ( ( 1 1 3 1 j 384 KERKELIJKE gaderihg te Rome. Hier fpoorde damiani den Paus aan, om meer ernst te gebruiken tegen de Bisfchoppen, die de verkeering met vrouwen aanhielden (*). Vervolgens bewees bij, gelijk wij gezien hebben, den Paus te Milaan goede dienden, waar van hij zelf een verhaal heeft nagelaten (f). Na de dood van nicolaus II, in het jaar 1061, was damiani werkzaam, ten voordeele van Paus alexander II, tegen deszelfs partij cadelous of honorius II, gelijk wij, in de Gefchiedenis der Paufen, gezien hebben. Maar thans liet damiani, na in het jaar 1062 een Paufelijk Gezantfchap naar Frankryk waargenomen te hebben, zich niet langer terug houden , om zijne Kardinaal- Bisfchoppelijke waardigheid neder te leggen, wat ook zijn vriend, 3e vermaarde Kardinaal hildebrand, en zelfs de Paus alexander II hier tegen zich ook mogten terzetten. Hij fchreef aan hun beiden deswegens :ene verantwoording (§). Hier in zegt hij onder tnderen : „ Misfchien zal mijn vleijende tijran, ;bedoelende hildebrand,) die altijd met eene nelo's genegenheid medelijden met mij vertoond, mij net kinnebakflagen geftreeld, en om zoo te fpreken, net arendsklauwen betast heeft, in de volgende ;lagten weder tegen mij uitbreken: „ Zie.' hij ,, zoekt (*) Opusc. XVII. de coelib. facerd. T. III. p. 164-167. (f!) Opusc. V. Act. Mediolan. de privil. Rom. Eccl. ad lildebr. S. R. E. Card. Archidiac. T. III. p. 31-35. (§) Opusc. XX. Apologeticus ob dimisfum Episcopatum '\ III. Opp. p. 193-199.  GESCHIEDENIS. 3»5 „ zoekt een' fluiphoek, en wil, onder voorwendi5 fel van boete, Rome .vermijden; door ongehoor„ zaamheid lediggang winnen, en terwijl de overi„ gen krijg voeren, in de fchaduw rusten." Dan ik antwoord aan „mijnen Heiligen Satan, zoo als voorhenen de Kinderen Rubens en Gads aan mozes: ,, Wij zullen gewapend in den krijg trekken, ,, tot dat de Kinderen Israels hun erfdeel bezitten, „ maar voor ons begeeren wij niets aan gene zijde „ der Jordaan, dewijl, wij bet onze reeds heb„ ben." — Maar hildebrand vergaf hem dezen afftand nooit, dewijl de Kerk, gelijk hij geloofde', hem noodig had; en damiani beklaagt zich meermalen,over zijnen aanhoudenden toorn. Uit zijn Klooster, in hetwelk hij alle pligten zoo ftreng vervulde, dat hij ook handenarbeid oefende, waar van hij fomtijds aan den Paus houten lepels ten gefchenk zond (*), liet hij niet na,(zich met de belangen der Kerk te bemoeijen. Hij fchreef tegen de gierigheid, Simonie enz. der Kardinalen (f). Hij vermaande en prees de Keizerin weduwe acnes, Moeder van henrik IV, die eene bedevaart naar Rome deed (§). Hij fchreef, op verzoek van den Abt van het Klooster Monte Casjino, die zich ver- (*) damiani Carm. CLXXXIII-CLXXXV. Tom. IV. Opp. pag. 21. (f) Opusc. XXXI. contra philargyriam et munerum Cupiditatem Tom. III. pag. 236-242. (§) Opusc. LVI. de fluxa mundi gloria et feculi defpectione l. c. pag. 372. XIII. Deel. Bb IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073  336. K E R' K; E L IJ K E IV BOEK II Afdeel. lil Hoofdft. naC. G Jaar 814 tot 1673 verbeeldde', dat hem van den Heiligen benedictus geopenbaard was, dat het gedurig inflaan van den blikfem aldaar aan den nijd ïdes Duivels was toe te fchrijven,! de herftelling der 'vrijwillige géefeling, en een ftreng, vasten voor (*). In het-jaar 1063 ijverde hij', op eene Synode- te Rome, tegen de: Kanunniken. Op de Synode te Mantua, in het jaar 10C4, weigerde hij te verfchijnen', maar bood den Paus alexander II bij zijne wederkomst eene verhandeling aan, over de redenen, waarom de- Paufen zoo korten tijd den Stoel bekleeden , waar naar deze Paus hem gevraagd had (f). In het jaar 1065 ftreed hij. op de Synode te Rome. weder tegen de bloedfchandige huwelijken (§). Daar op fchreef hij; aan zijne Monniken, èm de wereld geheel te verloochenen (**). Ook ontving de Paus weder vermaningen van hem in Brieven; in het jaar 1069 reisde hij, als Paifelijk Gezant, naar Duitschland, om de echtfch'eiding van henrik IV te verhinderen , maar tevens' klaagt hij, dat hij voor alle deze dienden fleeht beloond werd (ff). De dood maakte in het jaar 1072 van dit werkzaam levért" een einde. Men moet zeker 'smans ijver voor de hervorming van de zeden der Gees- te- (*) Opusc. XLHI. de laudc flagellorum C. 6. (t) Opusc. XXIII. de brevitate vita Romanor. Pm* tiff. et divina providentia. (5) Opusc. VIII. de parentelee gradibus. (**) Opusc. XI. Apologet. de contemtu faculi. (ft) Libr. 1. Ep. XIV. pag. 10.  GESCHIEDENIS. 387 telijkheid, zijne vrijmoedigheid jegens Keizers en Paufen, en zijne Godvruchtigheid erkennen; doch zijne geleerdheid was flechts zeer middelmatig; de oorfpronkelijke talen van den Bijbel verdond hij niet; wijsgeerte en de vrije geest van onderzoek ontbrak hem geheel; van hier zijne ligt- en bij geloovigheid (*)- Zijne geloofsleere beftond in het Kerkelijk zamenftel, bijzonder over de Drieëenheid, zoo als dat federt de IVde eeuw tegen de Ketters was vastgefteld (f). Hij fpreekt dikwijls treffend van de bekeering, pligten, en zeden van den Christen , maar bederft weder alles door Monnikenvroomheid, en eigenwilligen Godsdienst. Hij was een ootmoedig vereerder van de Maagd maria; aan haar, aan de Apostelen, Martelaren en andere Heiligen, zijn de meesten van zijne Predikatiën gewijd In eene derzelven (**) leest men: dat God zelf door de fchoonheid der Heilige Maagd tot eene hevige liefde jegens haar ontdoken was geworden; dat hij daar op zijne Engelen zamengeroepen, en hun de verborgenheid van der menfchen .oroto ta .-, ,. ; ver- (* ) In eenen Brief aan den Abt desideKius van Manié Casfino fchreef hij zijn Opusc. XXIV. de variis miraculofis narratienibus, addita fiw.ili Disputatione de variis apparitionibus et miraculis T. III. p. 256-264. (f ) Opusc. I. de fide Catholica ad Ambrofium Tom. III. Opp. pag. 19. ( § ) Sermones juxta menfium ordinem distributi Tom. II. pag. 1-220. (**) Serm. X. de Annuntiatione B. X M. p. 22. Bb 2 IV boek II Afdeel. III [Ioofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. (*) Opus:. XI. Tom. III. p. oö-icö. (f) Carm. CXCV. de Papa et Hiidebrando. 388 KERKELIJKE verlosfing bekend gemaakt; en vervolgens gabriee met eenen Brief aan de Maagd gezonden had, waai in haar dit alles uitdrukkelijk verklaard werd. Hoedanige godgeleerde vragen hij met andere Monniken opgeworpen, en hoe zeldzaam hij die beantwoord hebbe, kan zijn gefchrift: Liber Dominus Vobiscum (*) getuigen. Men was twijfelachtig, of een Monnik, in zijne Cel alleen biddende, de aanfpraak: de Heere zij met ulieden! en dergelijke, gebruiken, en of hij zich zeiven antwoorden mogt, dan niet? damiani beantwoordt deze vraag bevestigender wijze , want de Kerk bevat vele perfonen in eenen; het misoffer wordt gebragt voor alle geloovigen, allèhoon 'er maar één tegenwoordig is enz. Evenwel kende deze man de wereld en de menfchen vrij wel; ook bezat hij gefchiktheid, om gewigtige zaken te beduren. Hij had veel aanleg tot boert en fpotten, gelijk uit verfcheidene van zijne gedichten blijkt; met dezelve vervolgde hij voornamelijk bijtend zijnen magtigen en trotfchen vriend hildebrand; zie hier een voorbeeld (f): Papam rite colo; fed te proflxatus adoro; Tu facis hunc Dominum; te facit iste Deum. Hii is in de Roomfche Kerk nooit gecationizeerd, maar wordt toch door zijne Levensbefchrijvers als een Heilige gep ezen. Zijne werken zijn door konstantinus cajetanus , eenen Italiaanfchen Abt der  GESCHIEDENIS. 389 der Benedictyner Congregatie van Monte Casfno, in IV Deelen in Folio, en een aanhangfel, het eerst te Rome federt het jaar 1606 uitgegeven, en deze uitgave naderhand meermalen herdrukt. De twee voornaamde buitenfporigheden, welke damiani in de Geestelijkheid van zijnen tijd zoo ftreng vervolgde, waren hunne onkuischheid of Concubinaat, het houden van Bijzitten , en Simonie, welke als twee Ketterijen befchouwd werden, het eerfte als de Ketterij der Nicolaïten, het andere als de Ketterij van simon den Tooveraar, die geld bood, om de gaven des Heiligen Geestes te verkrijgen. Niet zelden betrok men een eerlijk huwelijk der Geestelijken mede onder het woord Concubinaat, hetwelk eigenlijk het houden van bijzitten te kennen geeft, omdat het huwelijk aan hun geheel verboden was, uitgezonderd aan eenige lager Geestelijken, aan welken het nog werd toegelaten. Reeds in het voorgaande Tijdperk was door Kerkvergade ringen aan de Bisfchoppen en hunne Geestelijkei verboden, eenig.vrouwsperfoon, behalve hunne naast bedaanden, bij zich te laten wonen. Dit verboc werd thans niet alleen herhaald, in Kerkvergaderin gen, maar zelfs op de vergadering te Ments, ii het jaar 888, uitgeftrekt tot de naastbedaanden zei ven, omdat fommige Geestelijken ook met dezen zelfs met hunne zusters, kinderen verwekt hac den (*), zonder dat men, naar het fchijnt, wild b( (+) Ap. hard. T. VI. P.l. f- 4°Bb 3 IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. Concubinaat en Simonie der Geestelijkheid Huwelijken der Geestelijken verboden. 1 l I » e  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073 390 KERKELIJKE begrijpen, dat het verbod van het huwelijk zooda. nige buitenfporigheden ten gevolge moest hebben. Eenigzins billijker had de Griekfche Kerk be. paald, dat de huwelijken der Priesters en minder Geestelijken in eere gehouden werden , welke zij hadden aangegaan, voordat zij in dezen ftand getreden waren. Bij het uitberften der twisten tusfchen de Oosterfche en Westerfche Kerken, verweet fotius de Patriarch, onder anderen, dit aan de laatde, dat zij het huwelijk der Priesteren verfoeide, waarom men bij haar zoo vele kinderen vond, wier vaders men niet noemen mogt (*). De toenmalige Paus nicolaus I fchreef daarom aan hincmar. van Rheims en de andere Aartsbisfchoppen in het Westfrankifche Rijk, zij zouden over het beantwoorden dezer tegenwerping raadplegen, en hem hun befluit toezenden (f). Dezen droegen aan fommigen op, om verantwoordingen tegen de Grieken op te dellen; van dezen zijn 'er nog twee overig, eene van den vermaarden ratramnus, Monnik te Corbie: Contra Gracorum oppofita, Rom. Ecclefiam infamantium Libri IV. (§) De andere van ^eneas, Bisfchop van Parys, federt het jaar 853. Liber adverfus Grecos (**). De nieuwbekeerde Christenen in Bulgarië raadpleegden Paus nicolaus I, of zij eenen gehuwden Priester be- hoor- ( * ) In Phótii Ephtt. n. 2. p 47. (f) Nicol. l.Ep. LXX. in labb. Conc. T. VIII. />. 468, (§ ) Ap. dacher. Spicil. Tom. I. pag. 63. (**} Ibid. pag. 113.  GESCHIEDENIS. 391 hoorden te onderhouden en te vereeren, dan of zij hem moesten afzetten? Hij antwoordde: dat zoo. danigen zeker te beftraüen waren, maar dat zij hen echter moesten dulden , dewijl jezus zelfs eenen judas onder de Apostelen geduld had. Doch tevens vermaant hij hen, dat zij, als Leeken, volftrekt niet te oordeelen hadden over hunne Priesters, maar dit aan de Bisfchoppen alleen moesten overlaten. Dit verbod van het huwelijk was zeker velen der Geestelijken tegen de borst ; maar de lager Geestelijkheid durfde 'er niet tegen fpreken; en de Bisfchoppen, die reeds lang gewoon waren, in den ongehuwden ftaat heiligheid te Bellen, en daaromtrent zelve geboden te geven, vonden in hunnen rijkdom en Vorstenftand, dien zij thans bezaten, vergoeding. Anderen waren gemoedelijk en geneigd tot Monnikenvroomheid, zoodat zij zich aan deze geftrengheid zonder tegenfpraak onderwierpen. Des te merkwaardiger derhalve is een Brief van ulrich, Bisfchop van Augsburg, aan den gemelden Paus nicolaus , in welken hij zich ten fterkfren tegen dit verbod van de huwelijken der Geestelijkheid uitlaat, en welken flacius het eerst heeft uitgegeven te Maagdenburg in het jaar 1550 in 8vo, en naderhand in zijnen Catalogus testium ver it at is (*). ulrich fchrijft daar in aan den Paus, dat hij op het vernemen van zijn verbod door vrees en droef- (*) Men vergel. fabric. Bibl. Lat. med. et infim. Latinit. T. III. p. 305. et T. VI. p. 215. Bb 4 IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G. Jaar 814. tot 1073. AanmerkelijkeBrief van ULRICH , Bisfchop van Augsburg.  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. 392 KERKELIJKE droefheid was aangedaan; hij onderrigt hem, dat God onder het Oude Testament den Priesteren 'het huwelijk nooit verboden heeft; noch chiustus , noch de Apostelen; integendeel wilde de Apostel, dat elk man zijne eigene vrouw zal hebben, om hoererij en onkuischheid te vermijden; dat het een leugen en huichelarij is , dit enkel van de Leeken te willen verdaan, daar de Apostel zelfs van den Bisfchop vordert, dat hij eener vrouwe man zij. Hij merkt aan, dat 'er geen zoodanig verbod tot in de IVde eeuw te vinden is. gregorius de Groote had wel het huwelijk der Geestelijken verboden; maar nadat hij in zijn vijver had laten visfchen, en uit denzelven 6,000 kinderhoofden waren opgehaald , had hij van zijn verbod berouw gehad, en prees nu veel meer den raad der Apostelen aan, met de bijvoeging: het was beter te trouwen, dan gelegenheid te geven tot moorden. Vervolgens bewijst hij den Paus, dat hij geen regt heeft, om hier omtrent te gebieden en te dwingen. Wat konden menfchen dwazer en meer den Goddelijken vloek waardig doen, dan wanneer Bisfchoppen en andere Geestelijken van de verderfelijkde wellusten geen afgrijzen ondervonden, terwijl hun de kuifche huwelijken der Geestelijken iet dinkends waren ? — En hier bij voegden zij nog die fchandelijke ontfchuldiging, dat het beter was, zich heimelijk met meer te vermengen, dan openlijk met ééne gebonden te zijn enz. Men heeft wel de echtheid van dezen Brief willen loochenen, maar dat hij in vele Handfchriften bewaard is gebleven, toont ten minden, dat hij lang voor  GESCHIEDENIS. 393 voor de XVIde eeuw gekend en voor geloofwaardig gehouden is. Ook is 'er een berigt van berthold, een Priester te Costnhz, tegen het einde der elfde eeuw, die in zijn vervolg op de Chroniek van harman den Gebrekkelijken verhaalt, dat gregorius VII op eene vergadering van het jaar 1073 zoo wel dezen Brief van ulrich , als alles, wat tegen der ongehuwden ftaat der Geestelijken voor dezen bedo ten of gefchreven was, verworpen heeft. In latei tijden heeft mansi nog zijn werk gemaakt, om d( echtheid van dezen Briefte beftrijden, voornamelijl om het vertelfeltje van 6,000 kinderhoofden; maa: behalven, dat men in een Handfchrift leest: plus quam millia infantum, en de gishng, dat men mis fchien lezen moet, fexcenta of fexaginta, hoe he zij, dit zou nog den geheelen Brief niet onecht ma ken; ook fielt mansi zich bij flot gerust,dat toch al mogt ook de een of ander Bisfchop getwijfel hebben, of men aan de Geestelijkheid het huwelij niet moest veroor looven, evenwel alle Paufen en d Kerkvergaderingen, die hen volgen, het tegenovei geftelde gevoelen begunftigd hebben. adriaan II, die in het jaar 867 nicolaus I 0 den Paufelijken Stoel opvolgde, heeft, naar ali waarfchijnlijkheid, als Priester bij zijne vrouw no kinderen verwekt, dewijl zijne dochter gefchaal werd, toen hij 75 jaren oud was, zoo als wij i zijne Gefchiedenis gezien hebben. Evenwel geboc om dezen tijd de Sijnode te Warms in het jaar 8C alle Geestelijken tot de Onderdiakenen toe, zich, c ftraffe van afzetting, van hunne vrouwen volftrel Bb 5 IV BOEK 11 Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073 5 » 1 C e E> e g .t n d 8 P :t £  IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814, tot 1073, Bemoeijingenvan dunstan in Engeland omtrent het huwelijk der Geestelijken. 3?4 KERKELIJKE te onthouden. In andere oorden van Duitschland trouwden de Priesters omtrent het jaar 936 nog openlijk, dewijl wij daaromtrent een gebod hebben van den Paus leo VII (*). Streng was het befluit van eene Sijnode in het jaar 952 te Augshurg gehouden, gebiedende zelfs den lagen Geestelijken, ongehuwd te blijven. In fommige landen, voornamelijk in Engeland, verwekte toch de poging, om de Geestelijkheid van het huwelijk te berooven, vele opfchuddingen. In Engeland was dunstan , omtrent het midden der Xde eeuw, inzonderheid werkzaam, om het huwelijk der Geestelijken tegen te werken, dunstan, die vroeg in den Geestelijken Staat getreden was, had in zijne jongere jaren den naam van een buitenfporig leven; maar dezen wischte hij dra uit, door de uiterfte ftrcngheid van Monniksoefeningen. Hij floot zich in eene Cel of Kluis op, die zoo klein was, dat hij 'er niet regt op in Haan , noch liggende zijne leden uitrekken kon. Voornamelijk kreeg hij den naam van eenen Heiligen, toen hij zijn verhaal mededeelde van zijn gevecht met den Duivel, die hem in zijne Godsdienftige aandacht Hoorde. Koning edmund , die federt het jaar 941 over Engeland regeerde, ontbood hem aan zijn Hof, hij was toen Abt van Glaftonbury, en gebruikte hem in ftaatszaken. edred , die in het jaar 946 op den troon kwam, ftelde een zoo groot vertrouwen op hem, dat dunstan eigenlijk Koning was. Al fpoe- (*) Ap. hard. Tom. VI. P. I. pag, 479.  GESCHIEDENIS. 395 fpoedig begon deze Abt de ambten der Priesteren met zijne Monniken te bezetten, onder voorwendfel, dat de Priesters veelal aan den drank en dartelheid overgegeven waren, en bijzitten hadden; alhoewel deze in der daad bij de meesten hunne echte vrouwen waren. Toen edwy in het jaar 954 & regering aanvaardde,verloor dunstan zijn aanzien, cn werd uit het rijk gebannen, omdat hij weigerde, rekening te doen van gelden, onder de vorige regering uitgegeven. Maar kort daar na ontftond 'ei een oproer, en dunstan was aan het hoofd eenei partij, welke den Koning noodzaakte, zijnen Broe der e'dgar, die dertien jaren oud was, tot rijks deelgenoot aan te nemen, dunstan kwam in Bageland terug, en aanvaardde in het jaar 955, waa in de Koning edwy ftierf, de regering over gehee Engeland in naam van den onmondigen edgar Thans kreeg hij het Bisdom van Wbrcester, vervol gens ook dat van Londen, en eindelijk in het jaa qöi het Aartsbisdom van Canterbury. edgar blee fteeds de vriend en begunftiger der Monniken, aa welke hij de Proven en Kloosters terug gaf, welk zijn Broeder aan de Priesters had overgegeven. I het jaar 964 gebood hij, dat de Geestelijken, (Clt rici,) verdoken zouden zijn van hun regt op h< Klooster, waar oswald, Bisfchop van JVorcester Monniken geplaatst had, omdat , zegt hij, de Geei telijken liever, met verlies van hunnen flaat en ambt hunne echte vrouwen hadden willen aanhangen, da God kuisch en eerbaar en naar de Kerkelijke voo fchri IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G, Jaar 814. tot 1073. t f f 1 t 1 t » tl f-  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. naC. G Jaar 814 tot 1073. 396 KERKELIJKE fchriften dienen (*). In het jaar 969 beriep hij eene algemeene vergadering van zijne Bisfchoppen, welke de Koning in eene aanfpraak, misfchien door dunstan opgefteld , beftrafte , dat zij door hunne toegevendheid de fchuld hadden van het verfoeijelijke leven der Geestelijken, hetwelk hem bekend gemaakt was. Hij wilde zwijgen, dat zij hun hoofd niet behoorlijk lieten fcheeren, in de gedaante van eene kroon, maar hunne onachtzaamheid omtrent den Godsdienst was groot; zij kwamen tot de Mis bijeen, als tot een fpel en kortswijl; in brasfen, dronkenfchap en ontucht waren zij zoo fporeloos, dat men hunne woningen meer voor hoerhuizen en vergaderplaatfen van Toneelfpelers mogt houden , waar dobbelen, danfen en zingen tot den middernacht toe in zwang ging. Dus werden de goederen der Koningen, en de aalmoezen der armen verfpild. De Koning fpoorde voorts de Bisfchoppen tot meer ijver aan; hij had het zwaard van konstantyn, zij van petrus; deze beiden mogten zich vereenigen, om het heiligdom des Heeren te reinigen (f). Hoe zeer wij gelooven, dat 'er groot onderfcheid was tusfchen de levenswijze der Priesteren en de ftrengheid der Monnikenvroomheid, mag men toch denken, dat in deze aanfpraak des Konings hun- (*) edgari, Reg. AngïÖr. Charta de Oswaldeslaw, koe est, de ejiciendis Clericis uxoratis, et introducendii Monachis, ap. hard. T. VI. P. I. p. 637. Cf) O/at. Edgari Regis ap. hard. /. c. p. 673.  GESCHIEDENIS. 397 hunne zeden zoo veel mogelijk zwart gemaakt zijn, dewijl het groote oogmerk was, de gehuwde Priesters te verdringen; en dit oogmerk werd ook bereikt, door het befluit dier vergadering , dat alle Kanunniken, Yn^ttis, Diakenen en Onderdiakenen of kuisch, (dat is ongehuwd,) leven, of hunne Kerken verlaten zouden. Merkwaardig is het, dat deze ijver des Konings een deel uitmaakte der boete hem door dunstan opgelegd, omdat hij eene Non verkracht had (*). Na de dood van edgar, in het jaar 975, bragt dunstan , zonder de uitfpraak der Grooten af te wachten, 'sKonings minderjarigen Zoon eduard in de Kerk, en kroonde hem, dewijl hij zich weder, bij deszelfs minderjarigheid, den grootften invloed op de regering beloofde. Maar de getrouwde Priesters hoopten insgelijks op verzachting. Doch nr kwamen zelfs wonderen aan dunstan te hulp. Alf op de Sijnode te Winchester in het jaar 975 de ge voelens tusfchen de Geestelijken en Monniken verdeeld waren: zeide een Crucifix overluid, dat he Gods wil was, de Monniken te behouden. Dri jaren daar na werd eene andere vergadering te Caln gehouden. Onverziens ftortte hier de grond vai de zaal in, en alle aanwezenden werden befchadigd alleen de ftoel van dunstan bleef vastftaan: ee wonder, hetwelk niemand beftond te ontkennen hoewel het zeldzaam luidt, dat hij den Koning d( ze (*) Concil. Angl. a Dunfiano Arcbiep. adverfus clerio tonjugatos ibid. pag. 675-679. IV boek II Afdeel. III Hoofdft. ja C G. Jaar 814. tot 1073. 1 > 1 > n >s  IV soek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814, tot 1073, Getrouwde Geestelij ken in Italië. 59* KEK Dergelijke befluiten Werden, ten dezen tijde, ook in Frankryk en Spanje genomen, nicolaus II verbood op eene Synode te Rome, 'ai het jaar 1059, ieder een, eenen Priester, die eene bijzit hield, onder welke benaming de Paus, gelijk de Schrijvers, die aan hem gehecht zijn, ook echte vrouwen verdond , of die met een vrouwsperfoon woonde, de Mis te hooren lezen; ook verbood hij aan de hooger Geestelijken, dit bijzitten hielden, alle Godsdiendige verrïgtingen (§> Op deze Paufelijke wet beriep zich in het jaar 106c de Kerkvergadering te Tours , dezelve op nieuw herhalende (**). Maar' de Geestelijkheid van Milaan betoonde ziel niet zoo gehoorzaam. Reeds federt het jaar ios( was daar eene derke beweging ontdaan wegens d< Geestelijken, die in het huwelijk leefden, en di hunne ambten bij koop bezaten. Een Diaken al daar, ariald, verbond zich (ft) met eenen aan zien (*) In de Kerkvergadering te Pavia tusfchen de ja ren 1012 en 1022. ap, hard. /. c. p. 803. (f) p. 814, 815. (5) Ib.p. 1062. C*)P- I073 (++) Volgens verhaal van eenen tijdgenoot arnuu>; in Hist. Mediolan. Libr. III. Cap. 8. IV boek II Afdeel. III Hoofdit. na C. G. Jaar 814. tot 1073. . Schande1 lijke han1 del te Mï! laan. 1  IV boek II Afdeel. II [ Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. ( t 1 t 1 i 400 KERK EL IJ KE zienlijken Leek; dien echter anderen ook vooreenen Geestelijken houden, landulf, Qm deze beide gevvoonten te vernietigen, welke hun even ftrafwaardig voorkwamen. Ondertusfchen waren zij beiden werktuigen (*) van anselmus van Badagio, Bisfchop van Lucca, die, ialoersch op de toejuiching, welke de Diakenen te Milaan op hun prediken hadden, met hevigheid in deze woorden uitberstte: „ Gewis, indien niet alle Priesters en Diakenen van deze^ flad vrouwen hadden: dan zouden zij in het prediken en in andere goede zeden heel knappe lieden zijn! " landulf was verfloord op de Geestelijkheid te Milaan, omdat zij hem niet gunflig was, daar hij naar het Aartsbisdom van Milaan trachtte; ariald was voor den Aartsbisfchop wido , in tegenwoordigheid van vele Priesters , van :ene. grove misdaad overtuigd, en haatte haar daarW» en om andere redenen. Zich met eede aan vnselmus verbonden hebbende, dat zij de Geesteijkheid van Milaan zouden aanvallen, maakte lanjulf daar mede eenen aanvang, door het volk teren de Geestelijkheid op te hitfen, als befmet met le Ketterij der Nicolaïten en van simon den Too'eraar. Ook, beklom ariald den Kanfel, en ftooke het landvolk in zeer onbehouwene uitdrukkin;en aan, om niet langer te dulden, dat hunne Priesers hunne echte vrouwen behielden. Zijne Toeoorders, zoo wel als de Priesters, ftonden verbaasd , (•*) Volgens eenen anderen gelijktijdigen Schrijver andulfüs Saiior Hiu. Mediol. L. III. C. 4.  GESCHIEDENIS. 401 baasd, vergeefs poogde de Aartsbisfchop hen met zachtheid te overreden; men kwam welhaast tot dadelijkheden, en een Priester, anselmus genoemd, floeg ariald in het gezigt, toen deze 'er voor uitkwam , dat hij de ftad tegen zijnen ftand ophitfte. De beiden oproerftokers werden woedende, en het volk in den Schouwburg te hoop geroepen hebbende, ontvlamden zij hetzelve, door fchelden op de levenswijze der Priesteren, zoodanig, dat het gemeen op derzelver huizen aanviel, die plunderde, en de Priesters met derzelver huisgezinnen mishandelde. De Geestelijkheid van Milaan beklaagde zich over dit geweld bij den toenmaligen Paus steven IX. De beide (lichters dezer onrusten kwamen ook te Rome, en offchoon een aanzienlijke Geestelijke, steven genoemd, zich in een aanfpraak aan den Paus tegen hun verklaarde, zond de Paus evenwel ariald zeiven, den bovengemelden Bisfchop van Lucca, anselmus, en den Aartsdiaken hildebrand naar Milaati, waar reeds moord en doodflag plaats hadden. AIzoo deze Afgevaardigden niets konden verrigten, beriep de Aartsbisfchop van Milaan wido, op Paufelijken last, in het jaar 1057 of 1058 eene Sijnode te Fontaneto, eene kleine ftad in het Milaneefche, voor welke ariald en landulf gedaagd, en niet verfchijnende, in den ban gedaan werden, waar van de Paus hen echter terftond onthief. Eindelijk zond nicolaus II, waarfchijnlijk in het jaar 1059, den Kardinaal damiani en den meergemelden anselmus naar Milaan, wanneer damiani, gelijk wij in de Gefchiedenis van dezen Paus verXHI. Deel. Cc haald IV • OEK II Afdeel. III Hoofdft. na O. G. Jaar 814. tot 1073.  IV KOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. P» KERKELIJKE naald hebben , niet alleen te wege bragt, dat de Kerk van Milaan zich aan de Roomfche Kerk onderwierp, maar ook dat de Aartsbisfchop wido de gewaande Nicola'itifche Ketterij , dat is, de huwelijken der Priesteren, veroordeelde, en beloofde, de Priesters van hunne echte vrouwen, zoo wel als van hunne bijzitten, op alle mogelijke wijze, te zullen aftrekken. Hier mede echter waren de onlusten in gemelde ftad nog lang niet bedaard. De tegenpartij der Geestelijkheid kreeg aan herlembald , Broeder van landulf, eenen nog heviger aanvoerder. Aan dezen zond Paus alexander II, de reeds meergemelde anselmus, Bisfchop van Lucca, in het jaar 1061, het vaandel van den Heiligen petrus , om met hetzelve de Paufelijke partij tegen de gewaande Ketters te befchermen, hetwelk hij ook achttien jaren vol hield, met geweld tegen de Priesteren te plegen. Deze Kerkelijke held hield ook een openbaar gefprek tusfchen de geleerdfte en ijverigfte leden der beide partijen, maar daar in te kort fchietende, ging hij voort, de Priesters te mishandelen. Eindelijk reisde ariald naar Rome, en maakte den Aartsbisfchop wido of guido bij den Paus zoo zwart, dat deze denzelven in den ban deed, in het jaar 1066. ariald maakte dit te Milaan bekend, waar op het graauw den Aartsbisfchop aanviel, als hij in de Kerk wilde gaan, hem met dokken bijna dooclfloeg, en zijn paleis plunderde. Thans befloten eenige fatzoenlijke lieden te Milaan, deze fchendaad te draden , en ariald als den dichter ontdekt hebben-  GESCHIEDENIS. 403 bende, doodden zij hem. Maar in het volgende jaar ftelde de Paus dezen verkeerden ijveraar onder de Heiligen, terwijl herlembald voortging, zich met onftuimigheid tegen de Geestelijken aan te kanten. Eindelijk befloot de Aartsbisfchop guido, warsch van zoo veel verdriets, in het jaar 1069 zijne waardigheid af te liaan, ten behoeve van gottfried , Onderdiaken en Kanunnik van de Metropolitaank'erk te Milaan, met goedkeuring van henrik IV Doch gottfried werd door den Paus in der ban gedaan, en door de plunderingen van herlem eald, van zijne inkomften beroofd. Dewijl hij m zijne belofte aan guido niet voldoen kon, ver zoende deze zich met zijnen vijand herlembald waar na hij in het jaar 1071 in een Klooster t Milaan, half als een gevangene, overleed. Dit a les volgens het verhaal van Tijdgenooten , tege welken een Milaneesch Geestelijke vergeefs de e< van ariald en herlembald, als Heiligen en woi derdoeners , in een afzonderlijk Boek heeft zoefo te redden (*). In de Griekfche Kerk konden zoodanige onruste niet ontdaan, alzoo men in dezelve gematigder dacl omtrent de huwelijken der Geestelijken; alleen mo; ten dezen, nadat zij ingewijd waren, geen huweli aangaan, maar een te voren aangegaan huwelijk kc als wettig aangemerkt worden. Op het einde d IX (*)jo. pitr. PURlCELt Tractatus, quo SS. Mar res, Arialdus, Alciatus et Berlembaidus Cotta, Med lanenfes, veritafi ac luci restifuuntur. Cc a IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. jaar 814. tot 1073. 1 » (1 r tn n Huwelij- lt ken der Priesters ',- inde k Griekfche Kerk IQ :r Ie 'y. ! * andere wet (f) echter fchafte hij eene wet van ms jmm ) t e e it '■> n Ie  IV BOEK II Afdeel. III Hoofdft. na C. G Jaar 814 tot 1073. < 1 I ] £ 408 KERKELIJKE de Geestelijkheid vaak oorzaak van verregaande onlusten en zelfs binnenlandfche oorlogen. De Keizers uit het Sakfifche Huis volgden veelal het voorbeeld van otto fi en zelfs een Bisfchop, mtmar van Merfeburg, fchreef (*; van otto II, dat hij daar in alle maat te buiten gegaan was, Qabsque temperament.) henrik II, de laatfte Keizer uit dezen Stam, erkende eindelijk zelf deze door hem zoo wak begane misdagen; wanneer de Bisfchop meinwerk van Paderborn hem, door een onvoegzaam gedrag onder den Godsdienst, noodzaakte, hem een van zijne Kamergoederen te fchenken, zeide hij tegen hem: „ De haat van God en alle de Heiligen „ moet u daar voor treffen, dat gij niet ophoudt, „ mij, door zulke giften en gefchenken, tot nadeel „ van het Rijk te plunderen." Maar de Bisfchop antwoordde hem: „ Zalig zijt gij, henrik! en „ het zal u wel gaan, dewijl voor dit gefchenk u de hemel openftaan, en uwe ziel met de Heiligen „ eeuwige vreugde genieten zal (f)." Ook is het nerkwaardig, dat reeds velen, ten tijde van karei, kn Grooten, zeiden: dat de Kerken te veel goeleren hadden; ( nimis rerum habere;) maar dat iet Paryfche Synode van het jaar 829 deze meeling voor valsch verklaarde ($), dewijl een godzaig en aan de aardfche dingen niet verkleefde Bisfchop (*) Chron. Ubr. lil. pag. 341. (t) Vit. Meinwerci, Ep. Paderb. Cap. 79. in leibn. S. Brttnsv. Tom. I. pag. 554. (§) Ap. hard. Tom. IV. pag. 1310.  GESCHIEDENIS. 409 fchop, zelfs de allergrootfte goederen wel wist te befteeden ter eere Gods en ten beste der Geloovigen. In ons Xlde Deel Bladz. 375. hebben wij gezien , hoe reeds in het voorgaande Tijdvak de Bisfchoppen wapenen gevoerd hebben , te veld getrokken zijn, en den krijg in perfoon hebben bijgewoond , hetwelk hun wel door de Frankifche Vorsten , en inzonderheid door karei, den Grooten werd verboden, gelijk ook in dit tegenwoordig Tijdvak, riog door lodewyk den Godvruchtigen gefchiedde , terwijl ratherius, damiani, fulbert , Bisfchop van Chartres, en meer anderen, dezen krijgszuchtigen geest in hunne fchriften ten ftrengften afkeurden en beftraften ; maar niet te min , was het in deze eeuwen niet zeldzaam, Bisfehoppen als Veldoverften te zien bevel voeren, in veldflagen vechten, en als foldaten fneuveleu. In den oorlog tusfchen de Zonen van lodewyk den Godvruchti. gen voerde otgar , Aartsbisfchop van Mentz, eenen krijgshoop aan den Rhyn aan (*). ditmar gewaagt (f) van eenen Bisfchop van Regensburg, wichael , die in eenen veldflag tegen de Hongaren zwaar gewond, en met een afgehouwen oor op het flagveld lag; maar die nog zijne krachten infpande, wanneer een Hongaar, die naast hem lag, hem meende te dooden, en denzelven na lange worteling ombragt; dus ook van eenen Bisfchop van Minden , (*) nithard de disfcns. filior. Ludov. Pii Libr. IV. ap. duchesne Tom. II. pag. 373. (!) Chron. Libr. U. pag. 336. IV boek II Afdeel. III Hoofdft. na C. G. Jaar 814. tot 1073. Bisfehoppen trekken zelve inden krijg.  4i