aan het letteroefenend genootfchap TOT NUT en BESCHAVING, ten geschenke gegeven door ( deszelfs medelid de heer. / j den van maand 18 i    #ERHA'N DELINGEN V A i! HE? P R O V I N C I A d L UTRECHTSOH CjENOOTS CH Af1 VAN K U N S T ;E N È N WETENSC H A .P P K 7L   VERHANDELINGEN van het PROVINCIAAL ÜTRECHTSCH GENOOTSCHAP van KUNSTEN e n WETENSCHAPPEN* BERDE DEELS Eerste Stuk, Te ÜT R E C H fë^IIZ^ Bij S* de WAAL; iPrukker van het Provinciaal Genooifcbag'i M D C C L X X X V,   WAARDE L/HsID SGENOO TEN! Onder het drukken van het tweede Deel der Verhandelingen onzes Genootfchaps, het welk wij U voor eenigen tijd aanboden, door den ontvangflvaneenige fraaije en gewigtige Hukken, voor al die gefchreven waren ter beantwoording der voorgemelde Prijsvragen, in ftaat gefteld l zijnde, om U wederom nieuwe bewijzen van onzen iever te geven, fehikten wij dezelven hoe eerder hoe liever ter drukpers: doch, daar wij wel haaft bemerkten, dat deze zoo breedvoerig waren» da.t * 3 ze  ze, bij eikanderen genomen , een al te groot Boekdeel zouden uitmaken , vonden wij , om hier in te voorzien e§ te gelijk >aan Uw -verlangen en begeerte te eerder te kunnen voldoen, goed , dit derde Deel in twee Stukken uittegeven. Dit eerfte Stuk dan, het welk wij, bij dezen, het genoegen hebben u aan te bieden, behelft in de eerfte plaats deVerhandeling der Heeren Willem van Barneveld, Apothekat te Amfleriam en Gewoon' Lid dezes Genootfchaps, en Joachim Fredrik Muller, Burger te Amjlerdam, in Antwoord op de Vraag. „ Wat heeft men te denken aangaan„ de het- planten van Boomen binnan „ en rondom de Steden ? is dit voor„ deelig of nadeelig voor de gezondheid „ der Menfchen ? wordt de Lucht door „ derzelver uitwaasfeming gezuiverd of „ befmet ? — en welk zoort van Boo„ men is meeft of minft voordeelig o£ .nadeelig ? Welke  (a) Den 30 April. (p) Den 2G April. * A Welke vraag in den jare 1780-voor de -tweede reize ter beantwoording voor den 1 December 1782 was opgegeven, en aan welk antwoord de dubbele Gouden Eerprijs, volgens befluit der Algemeene Vergadering des voorledenen jaars 1783 (V) is toegewezen. 't Is waar, dat het Genootfchap reeds in den jare 1780. (F) van oordeel was, dat, van de te'dien tijd ingekomene Antwoorden , met opzigte tot het eerfte gedeelte der Vraage, aan het oogmerk derzelve verre het befte voldaan had de fraaije en uitgewerkte Verhandeling, ten zinipreuk voerende : Obfervez la Nature et fuiyez la route, quitte vous tracé: — Doch men verlangde in dezelve meerdere proeven , met Boomcn gedaan, en wel inzonderheid zulke, uit welker vergelijking pen, met eenigen grond van zekerheid, Vil  konde opmaken, welke Boemen, ter verbetering van de lucht, beft gefchikt waren: en' de opgegevene redenen van de groote moeijelijkheden dezer Proefnemingen kwamen het Genootfchap niet yoldoende voor; Hierom werd, door de wederopgave dier Vraage met eenen dubbele- Eerprijs, den Schrijver gelegenheid gegeven, de vereifchte proeven te kunnen doen , en ook aan anderen, om op nieuws naar den prijs te dingen, terwijl; men teffens befloot, cm inmiddels de i-ngekomene Antwoorden, op die Vraag, met de daar bij behorende Billetten, bij het Genootfchap te bewaren. Dan dewijl de Heeren BoEhr Dei'man en Paets van Tb oost-wijk hebben goedgevonden, bovengemelde Verhandeling, onder de Zinfpreuk, Obfervez la Na* ture et fuhezla route, qu'elle vous tracé, reeds gedurende den zomer des jaars J.7$o. met melding hunner namen, indruk Uit te geven, heeft zig het Genootfchap, hel  het welk anders den dubbelen Eerpijs tusfehen de opftellers der twee bovengemelde Verhandelingen zoude verdeeld hebben , verpligt gezien , om daar de Heeren Doctor Deiman en Paets vat* Troostwyk het volledig oordeel des Genootfehaps niet hadden afgewagt en het oogmerk van het zelve niet was, om den Eerprijs te geven aan gedrukte Verhandelingen , voor al niet , aan zulken, wier opftellers zig genoemd hebben, den dubbelen Eerprijs aan de Verhandeling der Heeren Barneveld en Muller, die het beft aan het tweede deel der Vraage voldaan had, geheel en al toe te wij* zen. De tweede plaats van dit eerfte Stmk des derden Deels, beflaat de Verhandeling van den Heer J. Petersen Michell, Med. Doel. te Amfterdam, welke benevens die vau den Heer Lambertus BicKer, Med. Doei. en Secretaris van het B.ataaffch Genootfchap der Proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam, enz. * 5 tot  lor beantwoording dienende der Vraagé over de Zenuwziektens, in den jare 1780 opgegeven, om voor den 1 December 1782. te worden ingeleverd, ter verkrijging der uitgebodcn Eerprijs het meeffc in aanmerking kwam. Deze beide Verhandelingen voldeden wel geen van beiden, in alle deelen, aan het oogmerk des Genootfchaps, als het welk geene uitgebreide Verhandeling over de Zenuwziektens in 't algemeen verlangt had, maar alleenlijk, dat men zig bepaalde tot de redenen der vermeerdering dezer ziektens in ons Land en van derzelver ware kenmerken, ten einde dezelven van andere ziektens, waar mede.ze zeer dikwijls verward worden, te kunnen onderïcheiden : ■ Daar wij egter, bij een naauwkeurig onderzoek, bevonden , dat elk dier Verhandelingen in verfchillende opzigten hare bijzondere verdienfte had , en veele nuttige en nieuwe waarnemingen behels* ' de j en wij gaarne den beiden Schrijvers van  van wegen hunne loffelijke pogingen een Eerprys wilden toeleggen, befjoten wy, alvorens de briefjes, welke de namen der beiden Schrijvers inhielden , te openen, het lot er over te werpen en daar aan oj ver te geven , aan wien men eene gouden , en aan wien eene zilveren Medaille zoude toededen : bij het lot viel de gouden'Medaille te beurt aan de Nederduitfche verhandeling, met de zinfpreuk: Z)^//z>70ja quid 11011 imminuit dies, etc.en de zilveren aan de Latijnfche, met de zinfpreuk: Chaque "événement, lié aceluiqui le preccde,etc.doch,hi] ' t openen der verzegeld Billettcn, met dezelfde zinfpreuk getekend, zagen wij, tot onze verwondering , dat de Schrijver der eerftgemelde Verhandeling dc Heer Bicker was, en dus vonden wij eene gewigtige reden , welke ons noodzaakte , om , na rijpe overwegiug der algemeene vergadering, den Heer Bicker voor dit maal geenen prijs te geven; maar de gouden medaille aan den Heer Michele toeteleggen. Door  D oor de uitgebreidheid der Verhandeling van de Heeren van Barnkveld en Muller, en van den Heer Michell, ("welker fpoedige uitgave wij vermeenen, dat u tot 'genoegen zal verftrekken ,J zijn deze twee ftukken tot een bekwaam Boekdeel geworden , vooral daar de keurige Verhandeling van den Heer Michell, als in het Latijn gefchreeven , (om ook door onze Landgenoten, die dier taal niet magtig zijn, te kunnen gelezen worden^ teffens in een Nederduitfch gewaat moeft geftoken worden, welke moeite de kundige Schrijver vrijwillig op zig nam en met alle naauwkeurigheid volvoerde. —t Voor dit maal dan voegen wij hier niet meer bij, maar fpaaren de fraaije Verhandeling van den Heer Bicker, met nog eenigen anderen voorraad tot het tweede Stuk van dit Deel, met het welk wij voornemens zijn , insgelijks allen fpoed te maken en deszelfs uitgave met allen mogelijken iever tg bevorderen, ver-  Vertrouwende, daar mede U niet minder genoegen te zullen geven. Dus Verre deden wy U vcrflag van dén inhoud van dit Deel onzer Verhandelingen , en verzoeken U nog eenige oogenblikken, óm even, gelyk wy by de uitgave van het eerfte en tweede Deel Onzer Verhandelingen deden, U met weinigen Opening te geven van het voornaamfte, liet welk in dit lopende jaar by ons Genootfchap is voorgevallen, voor al op de laatfte algemeene Vergadering, welke op den 2 8fte April dezes jaars gehouden werd. Wij tekenen dan in de eerfte plaats aan, dat, terwijl "er I. Op het voorflel in den jare irSr. opgegeven, waar bij de Gouden Medaille ter waarde van 30 gouden Ducaten was uitgeloofd „ aan den gene, die voor den „ 1 December 1783. de befte Verhande- ling" leverde over het begin, den voort» » gang en tegenwoordigen toeftand der 93 Wi* xiü  Wetenfchappen en fraaie tLetteren j 5, in de "Landen' die dit Gemeenebeft „ uitmaken" : geene Verhandeling inge^ komen was , men befloofcn heeft j dit Voorftcl nogmaals ter beantwoording op te geven tot den i Üclober 1785. zuilende de Uitfpraak gefchieden in de Maand April 1786. II. Dat vervolgens de. Heer Willem, Van Barneveld , Gewoon Lid dezes Ge* fiootfchapS) Medelid van de Maatfc!iap~ pij van den Landbouw , en Apothekar te Amfterdam, de Gouden Medaille voor zijne bekroonde Verhandeling, pptvan? gen hebbende, die de eerfte plaats van dit. Boekdeel beilaat, volgens de Wetten dezes Genootfchap^ de waarde der Medaille heeft goedgedaan, en dat dien lieer, daar. door, hetregt hebbende, om een buiten-* gewoone Prijsvraag op te geven , het.' Genootfchap, uit dien hoofde, . op deszeifs verzoek en yoorfclirift, de.yolgen< de Vraag njèt .^tioying der gewone Qou* den  den Medaille van ^oDucaten heeft voorgefield. „ Welke zijn de eigenlijke oorzaken, „ waarom de Scheidkunde bij onze Na5, buren, en yoor al bij de Duitfchers, „ in meer aanzien en algemeener oef- feningis, dan in ons Vaderland ? —• a, Welke is de befte wijze, om, ten min„ ftcn , in de voornaamfte Steden van 9, onze Unie , de Scheikunde in hare ?, grondbeginzelcn te doen onderwijzen ? *? — 'Welke zijn de bekwaamlte midde?, len, om die noodzakelijke en voor de „ Mcnfch zo heilzame kunft bij de Art* zenijmengkundigen in algemeener oefe,3, ning te brengen ? — En eindelijk, hoe zoude men de deugdzaamheid der Chemifche bereidingen, inzonderheid ,, die van buiten ingevoerd worden, beft „ kunnen onderzoeken , ten einde dé 9, vervalfching voor te komen" ? Om beantwoord te worden voor gfcn i. October, l1%$t7 zullende de XV  XVI Uitfpraak gefchieden iii de Maand Ai pril 1785. lil- Dat verder door dit Gënoótfchatj ïs goedgevonden , naar gewoonte, eëne Gouden Medaille , ter waarde van 36 Gouden Ducaten, tè ftellen óp Hét bes^ te en voldoende Antwoord ; ingeleverd wordende voorden 1. OeJobeï 178Ö. o£ dë Vraag, „ Welke vorderingen zijn 'ër door d* ,j latere Wijsgeeren boven de Oudèn gê* „ maakt in dë Zielkunde? Zullende de uitfpraak gefchieden in dé Maand April 1787. IV. Dat het Gehootfchap eindelijk, eehe Gouden Medaille ter waarde van twintig Gouden Ducaten aanbood aan den Schru> Ver van de befte Verhandeling, betrekkèlijk tot het een of ander Stuk der ZèdtA lunde, het welk ingeleverd word vöoc den 1 O&obef 1785, zullende dé uitfpraaK gefchieden in de Maand April 1786", benevens een Acéesfit Van eéne Ziherc Mt*  daille , aan de, het naad bijkomende, Verhandeling over dat Ontwerp-' Zonder dat de Directeuren of - Leden van de twee laatftgenocmde Prijzen worden uitgefloten, of tot de vergoeding der waarde van dezelve verpligt zijn. De Namen onzer Leden, na de uitgave- van ons tweede Deel verkoren en aangefteld, als mede die van Hun, wier .dood wij betreuren , zullen wij agter deze. Voorreden volgen laten. 1 Zie daar, geëerde Landsgenoten! het geen wij meenden , tot Uwe onderrigting, te hebben moeten laten voorafgaan, om U dus tot de befchouwing der ftukken, die den inhoud van dit derde Deel uitmaken, inteleiden : wij houden U nu niet langer op en befluiten deze Voorreden, in hope , dat deze Verhandelingen Uwe goedkeuring wegdragen en ten algemeenen nutte verftrekken zullen, wenfehende, dat ook onzen bete ouden iever in derzelver fpoedige uitgave, U mag aanmoedigen, om ons verders met ** den xvn  XVIH den eenen of anderen vrugtUwer arbeid te vereeren en onze welmeenende pogingen, ter bevordering van het nut van onzen Evenmenfch in het gemeen, en van, onze Landsgenoten in het bijzonder, be-> hulpzaam te zijn. Utrecht, den 6. December, 1784. De Dire&euren van het Provinciaal Uirechtsch Genootfchap van Kun> fien en Wetenfchappeni en uit derzelver naam, J. van Haeften , Secretaris. .TWEE-  TWEEDE VERVOLG VAN DL N.A A M-L Y S T D E É, LEDEN 'V A N HET PROVINCIAAL UTRECHTSCH GEN O O T S CHAP VAM KUNSTEN E N WETENSCHAPPEN. Zeiert de Uitgave van het tvsede Deel,   2X1 M. Cernelis van der Hoop 9 G. Z.9 Schepen GEWONE LEDEN Verkoren deh i. Nevemher 1781. Mr. Henrik Calkoen, Advocaat enz. enz.. U Amftewaifij Verkoren den 2. ^««^ 1783, Mr. Joannes Cannegieter ,' Profesfor Jurii Civilis Ordinarius op de Univeifiteii va/s Stad en Lande, enz. enz. te Groningen. Verkoren den 6. Maij\ 1784.  en Raad der Stad Amfteldani, enz. enz. tè Amfteldam. Mr,, Abraham Quevellerius van SwInderen \ Raad en Hoofdman van de Hooge Jujiitiê kamer van Stad en Lande , enz. enz. te Gro« ningeri. Mr. Wicher van Swinderen $ Medelid'van Taalmannen en Gezworenen te Groningen enz. enz. te Groningen. J. Bleuland, Stads Medicina Doctor, enz.- enz. te Gouda. Johannes van Munster, Stads Heel en Vroed*. wee/Ier, enz. te Zalt-Eommel. Vtrkoren den 4. November, 1784. Mr. J. A.'van ö^Perre, vanNieuwerves Exirxvrdmaris Gedeputeerde ter Vergadering van, haar H@og.Mog. wegens de Provincie Zeeland enz. enz. te Middelburg. Hermannus Johannes Krom , S. S. Theoh Doel. Prófes/br en Predikant te Middelburg. Xornelius Hoefman, J. Z.y Stads Medicwes Do&or 9  Z?oc?er, Lechr in de Ontleed, Heel en Vroed' kunde, Stads Vroedmeefter en gequalificterd Stads Operateur, enz. enz. ce Alkmaar. Jobannes Harger, Medicina DoStor, enz. enz te Rotterdam. CORRESPONDERENDE, LEDEN BUITENSLANDS, Verkoren den 6 Maij 1784. Fredrik Xaverius Burtw. Verkoren den 4 November 1784, Fer&inand Leber, Profesfor Anatomie ,en& enz. te Weenen. Monsieur du Thouin , Jardinier en Chef du Jardin Royal, &c. &c. 4 Paris. OVER-  OVERLEDE N. GEWOON LID. Mr. A. Pf.rrenot, Raadsheer in den Raad der Domeinen van zijn Doorl. Hoogheid, dep Hcere' Prince van Orange en Nas/au, enz. enz. in s' Gravenhage, Overl. den 8 Juiij i?$4s Lid zedert den 6 Maij iff9,.  ANTWOORD OP DE VRAAG, voorgesteld door het PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WERENSCHAPPEN. „ Wat heeft men te denken aangaande het v planten van Boomen, binnen en rondom de Ste„ den ? Is dit voordeelig of nadeelig voor de ge„ zondheid der menfchen ? Wordt de Lugt door „ derzelver uitvoajèming gezuiverd, of be/met ? „ En welke foort van Boomen is meefi, of minji „ voordeelig of nadeelig"'? DOOR WILLEM van BARNEVELD, Apotheker te Amfterdam, Lid des Gcnootfchaps: K ff JOACPIIM FREDRIK MULLER, Burger te Amfterdam. onder de spreuk: Primum multarum femina rerum E(fe ftpra dociti, quce fint vitalia nohis; Fa contra, quce fint morbo, mortique necejfe eji Afidta volare. Ea quumcanfa funtforte coörta, Et perturbarunt coelum , fit morbidui Air. T. Lucretius Carüs. Waaraan de dubbele Gouden Medaille is toegewezen, den 30 April, 1783.   Bladz, 3 ANTWOORD ÓP DE VRAAG, „ Wat beeft men te denken aangaande bet „ planten van Boomen, binnen en rondom de Stej, den ? Is dit voordeelig ofnadetdig voor de ge' „ zondheid der menjchen ? Wordt de Lugt door „ der zeiver uitwafeming gezuiverd, of be/met ? „ En welke foort van Èoomen is taeefl, of minji „ voordeelig of nadeelig" ? VOORGESTELD DOOK. HST PMOVINCIAAL UTRECHTSCHGENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. » H et onderzoek van de bijzondere eigenichappen der Lugt, heeft reeds de vroegfte Wijsgeeren bézig gehouden: en «laar zij zedert 125 Jaaren zeer gelukkig A 2 ger-  4 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER geflaagd zijn, om deeze fijne vloeiftofFe, door middel van de Lugtpomp, in haare zwaarte, veerkragt, doordringbaarheid en andere hoedanigheden naatefpooren; maar tevens ook ondervonden, dat die altoos voorzien is van oneigene inmengfels, die nadeelige gevolgen op de gezondheid der menfchen kunnen veröorzaaken, en zulks eikenden; is het ten hoogften te verwonderen , dat het niemand van deeze groote Mannen, ooit in de gedagten kwam, om de wegen naatefpooren , waardoor dit bederf uit onzen Dampkring wierd weggenomen. — Deeze gewigtige ontdekking was tot onzen tijd bepaald: Ons is het te beurt gevallen, de orde der Natuur, en de onderlinge dienllbaarheidder gefchapene dingen, van nader bij te leeren kennen: ja wij kunnen roemen , met een nader Licht beftraald te zijn , het geen ons de wegen ten duidelijkiten aanwijft, langs welken het der hoog/te Wijsheid behaagd heeft, dat de zuivering van onze gemeene Dampkrings - Lugt in ftand gehouden worde. Geen wonder derhalven, dat de Wel Edele Heeren Directeuren en Leden van het Provinciale Utrechtsche Genootschap , op dit gewigtig onderwerp hunne aandagt veitigden, en tot nadere ophel-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, CnZ. 5 hcldering hierover deeze twee-ledige vraag voorftelden: I. „ Wat heeft men te denken aan„ gaande het planten van Boomen, binnen en rondom de Steden? Is „ dit voordeelig of nadeelig voor de „ gezondheid der menfehen? Worde „ de Lugt door derzelver uitwafe- ming gezuiverd, of beimet ? en II. „ Welke Soort van Boomen is „ meelt of minfb voordeelig of na„ deelig? Wij ontmoeten hier een ruim veld van inleid. befpiegelingen , , welken zig ter beantwoording van deeze Vraag opdoen Doch eer wij daartoe o vergaan, zuilen wij vooraf aanmerken: Dat de wijze Schepper den eerjien menfeh, onmiddelijk na de Schepping, plaatfle in een Hof beplant met Boomen. r— Moet men niet gereedelijk A 3 toe-  6 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER jnleib. toeftaan, dat God de befte en gefchiktfte middelen zal hebben aangewend, tot onderhouding van 's menfchen gezondheid, vooral in den ftaat der Rechtheid ? Na den ongelukkigen Val onzer eerfte Ouders kan de eigenfchap der Boomen, nopens de Lugtsverbetering, wel in kragt verminderd , maar niet veranderd zijn ; want de Goddelijke Vloek bepaalde zig alléén in de mindere vrugtbaarheid der Aarde, en dreigde geene verdere omkeering in de orde der Natuur. Daarenboven leert ons de dagelijkfche ondervinding, dat thans nog veele Natiën met groote en volkrijke Maatfchappijen , in digt begroeide Bosfchen woonen, en daarin zeer gezond leeven. — De ervaaring doet ook tevens zien, dat dit in ieder Climaat, zonder onderfcheid, kan gefchieden. — De Noordelijke Geweften, als Pruis/en, Poolen, Rusland, enz: hebben menigvuldige Boichbewoonders; gemaatigder Landen, als Plongarijen, Noord- America enz: beveiligen hetzelfde, en het heete Suriname levert de fpreekendfte hewijzen op tot beveiliging van dit gevoelen; want in dit laatfte vindt men ganfche Volkplantingen van Bofch- Negers> welken in de ontoeganglijkfte Bosfchen gezonder leeven, dan de Eu-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enZ. ? Europeanen op de ruime vlakten langs inleid. de Rivieren» — De eerfte Aanmerking moet ons overtuigen , dat het planten van Boomen binnen en rondom de Steden, niet dan heilzaam voor de gezondheid der menfchen kan zijn; en de tweede zal ons de mogelijkheid niet alleen, maar ook het goed gevolg van dien, door Voorbeelden beveiligen. Egter zou men kunnen tegenwerpen, en zeggen; dat het Gods wille niet fchijnt geweeft te zijn, dat menfchen in groote Steden zo opeengedrongen zouden leeven , en dat dit alleen moet toegefchreevan worden aan de verkeerde neigingen der menfchen. — Het is waar, onze natuurlijke geileldheid fchijnt te kennen te geeven, dat wij als Landbewoonders behoorden te leeven: dan het is niet minder zeker, dat wij ook" tevens een ingefch*pen trek tot het gezellig leven hebben, waardoor de menfchen weldra begonnen , Maatfchappijen te vormen. — Zie hier dan de eerfte beginfelen van een gezellig, van een burgerlijk leven, maar ook tevens de grondflag van veele nieuwe behoeften , welken men zodra niet had leeren kennen , of de neiging tot nieuwigheden moeft voldaan worden, het geen aanleiding gaf tot het uitvinden en A 4 oefe-  8 w. v. barneveld en j. f. mullèr inleid, oefenen vanKunflen en Weetenfchappen. — Hoe meer deeze gerieflijkheden bij andere en verafgeleegene Maatschappijen bekend en noodzaakiijk wierden , hoe naauwer de Maatfchappijelijke Band toegehaald wierd, en hoe oplettender men te werk ging in het verkiezen van zodanige plaatzen voor de famenleeving, welken de onderlinge Vriendfchap met andere Maatfchappijen konden beftendig maaken. Hier door ontftond het gebruik van Steden, welker uitgebreidheid en volkrijkheid geevenredigd wierden aan den Bloei van Koophandel , Kunften en Weetenfchappen. Dan deeze zo kort op eenwoonende menigte van menfchen en beesten gaf weldra aanleiding tot een hoogen graad van bederf, dat aan de Lugt wierd medegedeeld; de gezondheid dier Stadsbewoonders wierd ondermijnd , en men begon met ziekten en kwaaien te woritelen > van welken zommigen voormaals onbekend waren En offchoon wij mogen voorönderftellen dat, zo wel in de voorledene als tegenwoordige tijden, de Inwoonders van Steden binnen en rondom hunne Muuren Boomen, Bouwen Weilanden gehad hebben , kon het egüêr niet misfen , of deeze volkrijke Maatfchappijen, moeiten veel meer bederf  over het tlanten van 1300men, tïlZ. enZ. lf brieken en Trafieken, welken in groote inleid. en volkrijke Steden het meelt bloeien, en die een groot en aanhoudend vuur moeten gebruiken: als Smids, Brouwers, Bakkers, Suikerkookers, Verwers enz: voeg hierbij het geen nu en dan uit de vuurbraakende bergen in eene ongclooflij- ' ke menigte wordt uitgeworpen en aan de Lugt ingelijfd. De Ademhaaling, waardoor het dierlijk leven moet worden onderhouden, bezwangert de Lugt, vooral in volkrijke Steden , met eene zeer groote hoeveelheid Phlogifton , en ten ware dit bederf door den Wind van tijd tot tijd wierd weggenomen , en met zuiverder Lugt verwisfeld, geen Huisgezin zoude bij elkander, en nog minder veele Huisgezinnen in naauwe volkrijke Steegen kunnen woonen; want deezen immers zijn buiten ftaat, zulk eene groote menigte van groeiend groen rondom hunne muuren aantekweeken, dat zij daarvan eene volkomene Lugtsherftelling zouden kunner verkrijgen. De Verrotting is eene ontbinding der deelen , waaruit eene Plant of dierlijk lighaam te zamen gefield is , en door welke ontbinding ieder deel tot zijnen eerften Staat in den fchoot der Aarde B we-  ï8 W. V. BARNtfVELT) EU J. F. MULLER -inleid, wederkeerd. Zodra de omloop van het v bloed in bet dierlijk - en de omloop der vogten in het groeiend leven gedreind wordt, ontftaat 'er eene onderlinge afkeerigheid der deelen, waaruit het Lighaam of Plant beltaat : het Water, Olie en Alkali Haan tegen elkander op, welken eene gilling veröorzaaken, die den band der verëeniging ontknoopt, het voorig beftaan vernietigt, het bederf bevordert en in de Aarde doet overgaan; waaruit het weer , tot bevordering van den groei, door andere planten wordt opgenomen. Doch eer de Verrotting zo verre gevordert is, dat de deelen gefloopt en aan de Aarde zijn ingelijfd, wordt 'er eene groöte menigte Phlogijlon , vereenigt met vajle Lugt, in den Dampkring uitgeltootett, en welke laatfle, door derzelver zwaarte, deeze bedörvene en voor de gezondheid der menfchen zo nadeelige Lugt, aan zig verbind enjuift in die hoogte van onzen Dampkring houd, daar wij ons bevinden en ademen : hier bij komt, dat dit aan de Lugt medegedeeld bederf, zo laag bij den grond, minder gemaklijk door den Wind kan worden weggevoerd, dan wanneer het hooger in dë Lugt verheven ware. Het voomaamfle nadeel, dat ons door het I  I OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, «T1Z. IQ het groeijend rijk wordt aangebragt, be- inleid. ftaat wel hoofdzaaklijk in de ontbinding van de afgeworpene bladen der boomen, ftruiken van jaarige en duurende Planten , maar bijzonder den afval van Tuin* groentens,. die ten verkoop in de Steden worden aangebragt, en welke afval veeltijds eenigen tijd moet overblijven , eer ze uit de vuilnisbakken afgehaald wordt; in welken tusfchentijd dezelve zeer vermecnigvuldigt, en die, door de wateragtige zelffta.ndigheid, vooral bij warm Weder, zeer fpoedig ontbind; waardoor eene ongelooflijke menigte 'Phlogifton aan de Lugt wordt medegedeeld , dat voor de Bewoonders der Steden niet dan allernadeeligft kan zijn. De menigvuldige regens , welken in den Herfft vallen, bevorderen deeze ontwikkeling der afgevallene en op de natte ftraat liggende geele bladen der Boomen, zeer fpoedig, die de Inwoonders vertreeden , en dus de ontbinding nog meer ver- haaften. Dit is voor de Stedelingen te nadeeliger , om dat het bederf gelijktijdig uitgeftooten en aan de Lugt mede gedeeld wordt , zonder genoegzaamen tusfchentijd te hebben, van door den wind weggevoerd te worden. Ja dee - ze ongelegenheid wordt voor het menfehB 2 do ra  20 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER" inleid, dom nog grooter, om dat het juift voorvalt in eenSaizoen, wanneer de werkende Natuur in 'tgroeijend rijk ruftende is, en niets ter verbetering van dit overhoopt uitvloeiende Phlogifton kan toebrengen. Hieruit zal men dan kunnen opmaa- ken, dat, zo de boomen in de Steden zullen nuttig blijven, men zeer zorgvuldig diend te wezen, om derzelver afvallende Bladen in den Herfïl, ten minften twee maaien 's weeks , van de Gragten en Straaten te laaten brengen, alsmede dat de mefl van 't vee niet binnen, maar buiten de Stad worde gebragt, immers zo fpoedig als mogelijk is , en wel aan de Ooft - of N. Ooft zij de van dezelve: doch zo 'er buiten de Stad geene bekwaame plaats mogt gevonden worden, behoordt men egter te zorgen, dat zodanige plaats in het afgelegenfle der Stadt aan de Ooft-of Z. Ooftzijde worde aangeweezen, ten einde de fchadelijke uitdampingen door Wefte - Z. Wefte en N. Wefte najaarswinden mogen weggevoerd worden, zonder den Dampkring der Stad te bcnadeelen- Het is ook om deeze redenen, dat in höoge en bèrgagtige Bofchadien de rotting min nadeelig wordt, dan in laage met Boomen beplante Landen; niet om dat de  over het planten van boomen, «12. £t de verrotting der Bladen en Planten daar inleid. minder Phlogifton uitleverd, maar om dat de Plantgewasfen op drooge en hooge Landen minder vogt bevatten; het weinige, dat ze bij zig hebben, kan door den Wind na het afvallen en verfterven beter opgedroogd worden, en dus aan dé verrotting langer tegenftand bieden; zodat i ze door de najaars - regens zelfs niet dan langzaam en flegts laag bij den grond kunnen ontbonden worden, terwijl de Wind de bovenfte telkens weer opdroogt, en uit dien hoofde de ontbinding vertraagt, waardoor het Phlogifton van tijd tot tijd kan weggevoerd, en van elders zuiverder Lugt aangebragt worden. Voorts, is hier uit optemaaken , dat het voor volkrijke Steden , die uit zig ztlven reeds eene te groote hoeveelheid Phlogifton in haaren Dampkring verfpreiden , niet dan allerheilzaam!! kan zijn, wanneer men het daarheen weet te bellieren, dat rondom dezelven Bouwen Wei - of Graslanden gevonden worden , zonder zulke wildernisfen van ftruiken en jaarige Planten te gedoogen, welken 's winters op hun ftam verdroogen en verrotten. Het voordeel, dat deezen 's Zomers aan de Lugtsverbetering toebrengen , wordt merklijk vermindert , B 3 door  SA W. V. BARNEVELU EN J. F. MULLER !>ij.RiD, door het nadeel, dat zij in het najaar en den winter opleveren; vooral wanneer men overweegt, dat die plaats 's zomers nuttig had kunnen zijn, zonder dat zij 's winters juifl nadeelig had behoeven te wezen. Doch over het nut der Bouwen Weilanden zullen wij nader handelen. Deeze ontbinding van het anders zo veel heil aanbrengend Groen van Boomen en Planten, gevoegt bij dat, het welk door Vuur en Ademhaaling te weeg gebragt wordt, moet noodwendig tot gevolg hebben de bederving van den Dampkring , even als zulks van al Je andere phlogiftieke floffen veroorzaakt wordt. En daar wij door de Ademhaaling moeten leeven, en de Lugt daartoe uit dien bedorvenen Dampkring moeten fcheppen, moet daaruit volgen: (daar het onbetwiflbaar beweezen is, dat wij, door middel van de Ademhaaling, ons bloed van het overtollig Phlogifton moeten ontlaftèn dat het bloed in eene Lugt, die reeds met Phlogifton opgevuld is, juifl zo veel tegenfland vinden zal, als de hoeveelheid van Phlogifton des Dampkrings op dien tijd bedraagt. Naar die maate dan zal het bloed zo veel minder ontlaftèn , als het noodzaakiijk kwijt moefl wezen, en daardoor  OVER HET PLAKTEN VAN EOOMEN, MZ. 23 door in de omftandigheden gebragt wor- inleid den, van andere wegen te zoeken: dan die niet vindende, alzoo het Phlogifton der Lugt, met het Phlogifton, dat de Longe zoude moeten uitwerpen , in evenwigtkomt, zal in de Lugt geen genoegzaam pabulum vita meer gevonden worden , waardoor het Lighaam zelve, in welk het bloed circuleerd, van dat bederf aangetaft, en zowel de vogten als • bloed bedorven moet worden. Naar maate nu de uitwafemingen van den eenen menfch boven den anderen meer belet worden, het zij dat zulks uit zijne eigene conftitutie voortvloeid of toevallig is, zal dat Lighaam alras tot ontbinding overgaan: dit fteunt op onlochenbaare bewijzen. Immers neemen wij al¬ toos waar, dat zodanig een geltorvene zelfs voor , en kort na den dood reeds ftinkt, en fchielijk tot_eene gantfch volkomene verrotting overgaat. Daar kunnen egter in een Landüreek toevallige omftandigheden te zamen loopen, die, niet tegenftaande het onheil, dat het bederf des Dampkrings door Vuur, Verrotting enz: teweegbrengt, medewerken ten goede, en zo ook, in tegenöverflelling, medewerken ten kwaade: b.v. een Stad kan hoog of op een Berg ligB 4 gcn  fi4 w' v« BARNEVELD EN J. F. MULLER inleid, gen, welker grond droog is, die de verrotting minder bevordert, en het geen van tijd tot tijd door de ontbinding wordt uitgeftooten, kan door de Winden telkens worden weggevoerd. — Ook kan zodanige Stad aan afftroomende Rivieren liggen,welker boorden met Riet, Lilch, Biezen en andere Waterplanten begroeit zijn, en die geduurende den zomer geen geringen dienft verrigten, het welk vervolgens, afgemaaid zijnde, naa Zee drijft; behalven het nut, dat de Inwoonders onmiddelijk uit de Rivieren trekken, om'zig van alle bederf-aanbrengende zelfftandigheden door fpoeling met de afftrooming te ontlaftèn. Buiten en behalven deeze bijzondere omftandigheden, kan ze nog algemeene voordeden met andere Steden gemeen hebben: alles toch wat de akker voortbrengt, ftrekt tot onderhoud van 't dierlijk leven, en bevrijd den Dampkring van bederf, die reeds het voordeel door den groei genooten heeft. De Menfchen eeten s' zomers voortbrengfels der Aarde, de Beeften het gras des Velds, de Boer verzameld het koorn in zijne fchuuren, ploegt de ftoppels om, en zaait nieuw Groen; als Spurrie , Raapen , Wintergraan enz. en dus ontvangen die Steden een voordeel, dat door geen nadeel is voor-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, «12. 0.$ voorafgegaan. In het najaar wordt iNLE1D. het loof der Aardappelen en van meer andere gewasfen als nutteloos verbrand, dat bij de verbrandig wel Phlogifton voortbrengt , maar van zo ligten aart, dat het terftond opklimt en verftrooid wordt. — Doch daar en tegen zal het de meefte Steden, of geheel, of ten deele aan deeze gunftige omftandigheden ontbreeken. Gelukkig dan voor ons, dat wij met Boomen en Planten voorzien zijn, en dat deezen tevens het vermogen hebben, dit bederf uit de Lugt wegteneemen niet alleen, maar ook eene allerzuiverfte Lugt uitteademen, die, met de gemeene Lugt vereenigt zijnde , het evenwigt bewaard , waardoor ze in eene, voor het dierlijk leven, gezonde en adembaare Lugt gehouden wordt. Doch de Bewoon- ders van groote en zeer volkrijke Steden, zijn doorgaans minder van Boomen voorzien, binnen en rondom hunne muuren, dan kleinere; nogthans moeten wij onder de Boomen van groote Steden niet flegts verftaan zulken, die langs Gragten en Straaten en op de Buiten - Cingels geplant zijn, terwijl deezen misfchien nog geen derde gedeelte bedraagen van die welken daar gevonden worden: Want hoe veelen Haan 'er in de Steden op BinnenB 5 plaat-  Z6 w. v. barneveld en j. f. muller inleid, plaatzen, en nog meer in tuinen agter de huizen; voeg hier bij de tuinen, welken digt aan de JBuitencingels , en zulken die niet zeer verre van de Stad afliggen , kleine Boschjes op de Buitenpleinen voor de Stads Poorten , en op de wallen der Heden; deeze allen te zamcn zijn ons van eene ongemeene nuttigheid. -— Kleinere Seden zijn daar en boven nog veeltijds in zulke gunllige gelegenheid gefield, ten opzigte van haare plaatzing, dat zij aangenaame en ruime Plantagien kort voor hare muuren hebben kunnen aanleggen, welken een ongelooflijk voordeel aan derzelver Inwoonders te weegbrengen. Haarlem, Alkmaar en het Vorflelijk 'i Gravenhage zijn beroemd wegens haare verrukkende Bosfchen, die de verwondering en het vermaak van Vreemden en Ingezetenen zijn. Evenwel zijn juifl niet alle groote Steden van dat voordeel berooft, om boomrijke Plantagien voor haare Poorten te kunnen aanleggen, Avaarvan ons Utrecht een allerfpreekendfl bewijs opleverd , dat naar den kant van Seijfi een zeer uitgeltrekt en vermaaklijk Bofch heeft, terwijl misfchien geene Stad in de Unie gevonden wordt, welke , naar haare grootte , minder Boomen en flegtere gelegenheid  over het planten van boomen , tïiZ. 57 heid heeft, om ruime Plantagien aan inleid. te leggen, dan de groote en volkrijke Koopftad Amjlerdam, die nogthans eene grootere hoeveelheid van dit heilzaam Groen diende te hebben, dan minder volkrijke Steden. Deeze Boomen, van welke zijde men ze ook moge befchouwen , kunnen niet dan voordeelig zijn voor de Ingezetenen: wanneer wij ons 's zomers met wandelen verlufligen, bevrijden zij ons voor de al te groote warmte der Zonne, om ons vermaak zonder hinder te kunnen genieten; zij befchutten onze huizen voor de brandende hitte en broeijing der zonne-ftraalen, waardoor wij eene gemaatigde verkoeling genieten, en ruimer adem kunnen haaien; welk voordeel men reeds indevroegfre tijden heeft ontdekt, en uit dien hoofde de huizen , doch vooral buiten de Steden, rondom met Boomen heeft beplant. Het is toch zeker, dat wij, 's zomers ongemeen verhit zijnde geworden , na verkoeling haaken, en deeze over dag, bij gebrek van Boomen, in welker fchaduw wij die hitte zouden kunnen matigen, niet vindende, dit gemis in de aangenaame en verkoelende avondlugt tragten te vergoeden: maar doordien wij d- ver  a8 w. v. barneveld en j. f. muller. inleid, ver dag geweldig uitgewafemd hebben, en daardoor onze poriën meer dan naar gewoonte geopend zijn, zo is deeze overgang van warmte tot koude al te fnel; de doorwafeming houdt op; de Gal, door de aanhoudende hitte fcherp geworden, wordt belet om zig daarvan te ontlaftèn : deeze Scherpheid nu wordt aan het Bloed en de Vogten medegedeeld, en hierdoor ontftaan Gal-en andere Ziekten; de vaste deelen van ons Lighaam, dat, door de aanlnudende hitte tot drinken genoodzaakt is geworden, zijn intusfchen reeds merklijk verflapt. Voor deeze, en nog veelvuldige andere nadeelen, kunnen wij door de verkwiki kelijke fchaduw der Boomen bewaard blij¬ ven ; daar en boven verfchaffen dezelven ons een ailer aangenaamft gezigt, en lokken ons uit , om ons onder derzelver fchaduw met wandelen te verluftigen. Voeg hierbij den cieraad, welken een Stad door de Boomen verkrijgt, en die zig allerzigtbaarft vertoond , wanneer zommige Boomen door ouderdom , of andere ongemakken, van een Gragt of Straat worden weggenomen : men haaft zig derzelver ledige ruimte met jonge Boomen te vervullen , en nogthans fchijnt alles verward te zijn; men gevoeld dat 'er  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 2Q 'er iets ontbreekt, fchoon men dikwils inleid. op de Boomen zelve geen acht flaat. Maar behalven deezen cieraad bezitten Boomen en Planten een allerheilzaam!! vermogen, ten nutte van het menfchdom: een vermogen, dat de blijkbaarfte kenmerken draagt, van een gelchenk des Hemels. Al wat groeibaar is, ademt gemeene Lugt met Phlogifton bezwangerd in, en wafemt in dien groeibaaren Staat eene Lugt uit, die, aan gemeene Lugt, met veel of weinig Phlogifton bezwangert, medegedeeld , door haar goddelijk vermogen derzelver verloorene eigenfchappen herfteld: Wij bedoelen de Dephlogis- tieke Lugt. Dephlogiftieke Lugt heeft, als het ware, gebrek aan Phlogiston, en daarom noemen wij dezelve in tegenoverftelling Dephlogiftiek. Deeze Lugt kan uit verfcheidene lighaamen door kunft worden voortgebragt: als uit Groene Vitriool, Salpeter , Roode Pracipitaat , Menie en uit alle Metaalkalken in 't gemeen, nogthans zal men deeze dephlogiftieke Lugt met eenige deelen van vafte Lugt befmet vinden. De Salpeter intusfehen brengt de zuiver fte en de meefte voort. De Heer Ingenhousz verkreeg uit drie oneen zuivere Salpeter 1200 Cubicq Duimen gede-  30 . W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. inleid, dephlqgifteerde Lugt, Volgens zijne Verhandeling in het Bataafsch Genootfchap VI Deel bladz. 119, Deeze zuivere Lugt is van geen geringen dienft voor de ademhaalende dieren ; dit loopt van zelfs in het oog , als wij de nadeelen, die door Vuur y Verrotting enz. te weeg gebragt worden, befchouwen, en die wij zo aanftonds overwoogen hebben, Wij zullen 'er alleen nog bijvoegen, dat indien ze het vermogen niet bezit, om de verrotting en ontbinding te weeren , en befmettelijke Ziekten te geneezen, dat ze nogthans altoos diend, om als een Prafervatiefte werken; beftaande daarin, dat ze altoos de Lugt tot dien trap van zuiverheid bewaard, dat ze het waare voedzel bevat, het welk het bloed, dat aanhoudend door onze Longen ftroomt, zo noodig heeft voor ons leven, en van dat bloed weer mede^ kan neemen, wat daar in overtollig is, en dat door haare tusfchenkomft aan Boomen en Planten toegediend wordt. Een Dier, dat niet meer dan één half uur in de gemeene Lugt, 10 a 12 Minuten in eene reeds befmette- Lugt, en nog geen ééne Minuut in geheel bedorven en met Phlogifton opgevulde Lugt kan leeven , zal zeer wel één uur in Dephlogiftieke Lugt zonder hinder door- bren-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 31 INLEID. brengen, en één en één half Uur indezelve leeven: terwijl één en één half vierkante duim Dephlogiftieke Lugt door flegts 11 o bladen van Ypenboomen voortgebragt, een omtrek van gemeene Lugt, met een beginfel van befmetting bezwangert, die 576" vierkante Duimen groot is, kan bekwaam maaken, gelijk wij zulks in 't vervolg nader zullen zien. De Heer Ingenhousz, die in zijne Verhandeling aan het Bataafsch GenootfcJiap VI Deel , deeze Dèphlogistieke Lugt voor Borft-en andere Ziekten opzettelijk aanprijft, zegt bladz. 137. „ Ik ,, heb verfcheiden maaien eeiiigc hon„ derden cubicq Duimen van die leven„ voedende Lugt geademd, en altijd be- vond ik mij, als het ware, lugtigeren „ kragdger. - Ik heb op eenen dag 700 „ cubicq duimen gebruikt op éénmaal : „ op eenen anderen dag gebruikte ik 172 „ cubicq duimen 's morgens, en even zo „ veel 's avonds, ademde elk dier hoe„ veelheden veertien maaien ; dien dag „ was ik vrolijker van geeft en kragtiger; „ de eetluft was fterker, en ik Diep' ge,, rufter dan naar gewoonte." Derhalven blijkt uit al dit aangevoerde, dat wij, als het Wel Edele Genootschap ons vraagt: IFat heeft men te  3^ w. v. barneveld en j. f. muller. inleid, te denken aangaande het planten van Boomen binnen en rondom de Steden? Is dit voordeelig of nadeelig voor de gezondheid der menfchen ? Met nadruk kunnen antwoorden : Het planten van Boomen is voordeelig; men heeft niets dan goede en heilzaame uitkomflen hiervan te verwagten. Hiermede oordeelen wij dit gedeelte der Vraage afgehandeld te hebben ; en daar wij het fiegts als eene Inleiding tot de Vraag zeiven befchouwen, hebben wij het ftuk meelt befpiegelend behandeld; al het welk wij thans nader proef- ondervindelijk zullen beveiligen, in het EERSTE  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 33 EERSTE HOOFDDEEL. Wordt de Lugt door de uitwafemingen der ■ Boomen gezuiverd of be/met% Het welk wij, om met alle naauwkeurigheid aan het wijze oogmerk van het Wel Edele Genootschap te voldoen, in twee onderdeden moeiten fplitfen , behelzende een onderzoek: 1) Of de Lugt door dt uitwafemingen van Boomen gezuiverd wordt. 2) Of de Lugt door de uitwafemingen van Boomen be/met wordt. 2^eer veele nuttige ontdekkingen, in alle takken van weetenfchappen , moet men als toevallig befchouwen; zij zijn gevonden, als men 'er niet naar zogt, of als men gantfch andere oogmerken had met het geen men te werk ftelde. » Dus zoude van den Heere Ha les gezegd konnen worden, dat hij, door zijne groeu jende Weegkunde, misfchien den grond gelegd hebbe tot nafpooringen, aangaanC d@  34 w. v. barneveld TV j. f. muller , hoofd. de de zuivering van ons lugtsgeftel, door den groei der boomen en planten, fchoon het uit zijne Schriften blijke, dat hij hieraan nooit gedagt hebbe. Hij vond, dat de planten indronken en doorwafemden, het geen uit zijne i2e. en 30°. Ondervindingen ten klaarften blijkt; dat de omloop door de warmte der zonne bevorderd wierd, volgens zijne 3 8e. Ondervinding: twee uitkomften, welken wij voornamelijk door proeven bij de lugtsherftelling door boomen duidelijk ondervinden. De onvermoeide Heer J. Priestleij was, ai?ders, de eerfte ontdekker, dat de vegetatie de bedorven lugt van den Dampkring herflelde,door middel van een kruizemuntplantje, (Afentha) hetwelk de grondflag wierd van zeer groote nafpooringen, fchoon men in den eerfïen aanvang deeze uitwerking in Holland met dien goeden uitflag niet kon verkrijgen : de Heer Priestleij zelf, nog onkundig van de bijzondere omftandigheden, welken dienden mede te werken, wift geen reden te geeven, waarom hij zelfs dit niet altijd éven gelukkig kon doen. Laatere Onderzoekers in deeze Weetenfcbap ontdekten, dat de Zon de middeloorzaak was van die verbetering, en dat alle planten, zelfs de vergiftigfteniet uit-  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, «1Z. 35 uitgezonderd, dit heil te weeg bragten : l hoofd, geiijk wij dan ook, die zedert twee jaaren een aanmerklijk getal proeven op dat onderwerp gedaan hebben, nooit in onze verwagting zijn te leur gefield, zo als men uit de Proeyen van N°. i tot 62, agter deeze Verhandeling geplaatfl, zal konnen zien; en het geen vrij zonderling is, dat de flank, die met de phlogiftieke lugt verzeld gaat, ten eenemaal, zowel als het bederf, wordt weggenomen, tot welk einde wij verzoeken de 93 Proef natezien. Boomen en Planten bezitten nogthans dit lugtherflellend vermogen in eene onderfcheidene maate, gelijk dit in 't laatfle Hoofddeel zal beoordeeld worden. Slaan wij een opmerkend oog op deeze gemelde proeven, zo zal het geen redeneerend betoog behoeven , om deeze twee zaaken te bewijzen ; aangezien dit zo blijkbaar is, kunnen wij aanflonds overgaan tot de wijze, hoe deeze lugtsverbetering door den groei der boomen gefchiedt. Het is onbetwiflbaar, dat zonder den direclen invloed der zonne de bedorven lugt, door den groei van boomen en planten , op zig zeiven befchouwd, niet herfield wordt, volgens proeven 53 , 54 en 59- Het is ook tevens proefönder- C 2 vin-  36" W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER 1 hoofd vindelijk beweezen, dat boomen, deeze ' verkwikkelijke zonneftraalen mislende, ineen'werkeloozen ftaat blijven; met dit onderfcheid egter, dat de werkzaamheid der planten, in het verbeteren der lugt, bij trappen vermeerdert of vermindert, naar maate de lugt volmaakt helder, bewolkt, of gantfch betrokken is, en de zon flegts een' korten tijd met tusfchenpoozen de aarde kan befchijnen; gelijk zulks uit alle , ten dien einde genomene proeven, zo van anderen als van ons, ten klaarden beveiligd wordt, zo als dit Proef 16 en 53 in 't bijzondere zal aantoonen. - Waar uit dan tevens optemaaken is, dat digt befchaduwde plaatzen en de nachten niet voordeelig aan de lugtsverbetefing kunnen zijn. Het verfchijnfel , dat het voortbrengen van dephlogiftieke lugt door de planten , zonder tusichenkomft van het licht der zonne, niet kan bevorderd worden, zien wij gebeuren, zonder tot nog toe in ftaat te wezen, daarvan gegronde redenen te kunnen geeven. Geen kunfl- vermogen kan daaraan iets toebrengen, volgens onze 59=. en $9'. proeven; warmte noch gemeen licht doet iets ten voordeele, om het uitflooten der dephlogistieke lugt van planten te bevorderen. Zom-  CVER HET BLANTEN VAN BOOMEN, enZ. 37 Zomtijds fcheen het wel, of wij iets ge-, H00FD. wonnen hadden, met dezelven aan het daglicht, zonder zonnefchijn, bloot te ftellen; doch deeze verbetering gefchiedde flegts in een zeer geringen graad, gelijk Proef 16 en 53 nader zal bevefti- gen- . Wij kunnen daaruit zien, hoe weinig .wij tot nog toe, aangaande de eigenfchappen van dat groote en heerlijke hemellicht weeten: egler heeft men reeds vroeg, jzelfs toen de Waereld nog in haare kindsheid was , den heilzaamen invloed der zonne op onze aarde erkend ; en geen wonder derhaiven, dat onkunde en bijgeloof deeze Koningin der hemellichten, om haare koe flerende flraalen en groei bevorderende eigenfchappen, goddelijke eer beweezen hebben. -— Doch daar wij door nieuwe ontdekkingen hoe langs zo .meer in de Natuurkunde vorderen , en door dien weg nog dagelijks eene verbaazende menigte heilzaame eigenfchappen •van het zonnelicht leeren kennen, mogen wij ons vleien,. dat onze nakomelingen meerder en gewigtiger ontdekkingen dien aangaande zullen doen, en dus ook dit, voor ons nog duiftere verfchijnfel, weeten te ontknoopen. De wijze, op welke de lugtsverbeteC 3 ring 9  3 8 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER t hoopd. ring, door tusfchenkomft van den groei der planten en zonneftraalen , bewerkt wordt, gefchiedt door inademing der bladen van gemeene lugt, en tevens door opneeming van den wortel uit den grond, waarvan tot nadere opheldering kunnen dienen de proeven 27, 51 en 52. Wanneer nu zodanige gemeene lugt in de bladen tot eene dephlogiftieke lugt is bereid, en de phlogiftieke deeltjes derzelve tot voedzel heeft overgebragt, inde plant zelve, dan wordt die gezuiverde lugt, als nu voor den boom ondienftig zijnde, (het welk de onvermoeide Heeren Priestleij en Scheele aangetoond hebben) met die, welke door den wortel langs den ftam is aangebragt, door uitademende buizen aan de gemeene lugt medegedeeld. Deeze inademing, bereiding en uitademing van dephlogiftieke lugt gaat aanhoudend voort, zo lang het licht der zonne dezelven begunftigt, en de warmte den groei der plant bevordert. Haare hoeveelheid is zeer aanmerklijk; dit bewijzen de meefte proeven van den Heere Ingenhousz , zo als ook onze proeven 63 , 64 en 65, maar in 't bijzonder proef 64, dit beveftigen, hoe 1 1 o bladen van een IJpenboom één en één halven duim gedephlogifteerde lugt voortbrag- ten,  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. 39 ten, van 's morgens ten 7 tot 'smiddaags 1. hoofd. ten 3 uuren. Mogen wij nu niet wel op goeden grond voorÖnderftellen, dat deeze één en één halve duim lugt reeds voor 7 uuren in de bladen bewerkt zijnde , door eene aanhoudende bereiding zouden agtervolgd geweefl zijn, indien ze in haaren natuurlijken groei-Itaat gebleeven waaren ? waarom deeze 11 o bladen , ten mniften driemaal daags, zo veel van die lugt zouden bereid en aan den dampkring medegedeeld hebben: men zie tot beveiliging van dit ons gevoelen de Proef 2 7 met den Sijringeboom. Voorts zal uit Proef 66 blijken, dat één en één halve vierkante duim van die heilzaame lugt, zeftien Duimen befmette, die de Kaars in het gewoone Maatglaasje (*) driemaalen blufchte, kon verzadigen tot het punt van goede adembaare lugt. Deeze lugt, tot dien graad befmet zijnde, kan wel geene ftèrk bedorvene lugt genoemd worden, nogchans ongemeen llerkcr bedorven , dan wij ooit in den Dampkring aantreffen: naar maate nu de lugt minder befmet is, zal de taarling zo veel grooter zijn (*) Men zie de Inleiding tot de Proeven Art. II., over dit Maatglaasje. C 4  40 W. V. barneveld Erf j. F. muller L hoofd» zijn •> die verbeterd wordt; en wij meenen, dat de llegtfte dampkringslugt., die wij in de volkrijkfte Heden en ongunftigfte plaatzen, immer aantreffen, ten minften agtmaal zo goed is, als deeze; daardoor zal de vierkante taarling, die verbeterd wórdt, des te groöter zijn,' en in uitgebreidheid bedraagen- 576 vierkante duimen. Daar nu 110 bladen flegts eene handvol uitmaaken ,' en het maar een middelmaatige boom behoeft te zijn, om 200 handen vol te draagen; zal, de uitgebreidheid van lugt, die door den boom verbeterd wordt, nagenoeg gelijk zijn, aan een' taarling van 10233 rijnlandfche voeten. Hieruit zoude men mogen befluiten, ♦ dat in een bofch, of een meer dan naar gewoonte beplante landflreek , de dampkringslugt eindelijk derwijze moeft gezuiverd worden, dat de inademing der bladen voor een tijd zou moeten ophouden, en tevens onnodig worden : ophouden , met betrekking tot den boom of plant, om dat de gemeene lugt te weinig phlogifton zoude bevatten, óm den groei te kunnen bevorderen, en de boom dus in de ongelegenheid vervallen, waarin zh* een dier bevindt, dat ónder een glas zijne uitgeademde lugt telkens weer moet inai- de-  0V1FR HET PLANTEN VAN BOOMEN, CnZ. 4? dernen, dat eindelijk bezwijkt; on- i. hoofd. nodig, mee betrekking tot de ademhaalende Sehepleien, weiden zodanige zuivere lugt eeritweer tot een zekeren trap van bederf dienden gebragt ue hebben, vóór dat eene herfleliing nodig is Doch om de zuivering van lugt over de gantfche aarde in evenwigt te houden, heeft God de winden gefield, om deezendienfl .te verrigten. - Dan daar het in geen jaargetijde minder waait, dan wel 's zomers, valt ons die wijze befchikking der Voorzienigheid alweer in 't oog, als wij in aanmerking neemen, hoe dat door de zomer-hitte de verrotting vermeerderd, en dus een geduurig voedzel, phlogifton namelijk, dagelijks ten dienfle der bladen ontwikkeld en toegediend wordt. . Het is niet minder zeker, ja proefondervindelijk beweezen, dat in het tegenövergeflelde geval, eene te groote hoeveelheid Phlogifton, alle foorten van planten doet fterven : het zij zulks ontftaat door de al te fterk werkende aantrekkings kragt der inademende buisjes , welken door deezen overhoopten toevoer de veerkragt, wegens haare meer dan natuurlijke werking, verliezen en dus vernietigd worden 5 of dat eene al te groote toevoer van Phlogifton den boom, door te veelvoedC s zei,  4S W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER l hoofd. zel' aIs verflikt; gelijk wij dit aan Tuinen Veldvrugten zien gebeuren, welker gronden overmefl zijn. Ditoverweegende, zoude men zeggen, dat 'er een zeer gevoelig onderfcheid in de lugt van groote en volkrijke Steden met weinig boomen, en minder bevolkte met veel boomen moeit gevonden worden ; en waarlijk dit is maaj: al te zeker: vooral ondervindt men dit, wanneer men 's morgens uit een woelige Stad buiten komt; dan niet tegenftaande dit alles, is de aandoening op onze gezondheid minder, dan wij denken. De befmetting der lugt is in eene groote Stad vrij algemeen, en de middelen, voor hen, die dit willen befpiegelen , zeer menigvuldig: dan de Voorzienigheid heeft ten deezen opzigte gunflig voor ons gezorgd , met aan de lugt die eigenfchap te fchenken, dat ze een aanmerklijk deel Phlogifton in haare tusfchenruimten kan toelaaten , en dat zig dit laatfle naar alle verëifchte uitgebreidheid tusfchen kan plaatzen, volgens onze Proef '90; waardoor eene aanhoudende afwisfeling van deeze flads bedorvene lugt, met goede gezuiverde buiten-lugt kan gefchieden. ■ Ware 'er niet eene zodanige matiging, hoe zouden zes menfchen in één huis kunnen vernachten? en  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN , etlZ. 4J en te minder zouden ze in de Steden zo £ hoofd. digt op elkander kunnen woonen, gelijk zulks tot meerdere opheldering uit onze oie. en q2e. Proeven kan blijken. Van al het gefchapene wordt 'er niets gevonden, dat zig gemaklijker laat ver» ëenigen, dan lugt met phlogiflieke deelen , en tevens, het geen hieruit natuurlijk moet volgen , met zodanige lugt, welke reeds phlogiilieke deeltjes bevat: en welk voorwerp wordt 'er op het aardrijk aangetroffen, zo in hooge als laage geweflen, dat voor den wind aandoenlijker en beweegbaarder is, dan de lugt? wie zoude gepafler middel kunnen uitdenken, om eene aanhoudende afwisfeling van lugt, ter verflrooing van het bederf uit den dampkring, te bevorderen ? Nogthans is het waar, het bederf kan in den zomer, bij aanhoudend flil weder, in 't midden van zeer volkrijke Steden , en vooral in fleegen en op plaatzen, daar het naauw en niet open is, opgehoopt worden; dan het is het oogmerk van den Schepper niet geweefl, de menfchen zo opeengepakt te doen woonen* Duidelijk kan dit bederf in de lugt met den Eudiometer op die plaatzen waargenomen worden. Het ontbreekt daar en boven in die wijken aan een genoegzaame hoeveelheid boomen, voor-  44 w' v' barneveld en j. T. muller i hoofd, vooral in de agterhoeken, alwaar die den meeften dierrft zouden kunnen verrigten. Van daar dan, dat aldaar in 't najaar doorgaans het eerft, en zelfs reeds in de maand Auguflus , de herfïïkoortzen zig openbaaren; want het bloed kan door de longen, aan eene bedorvene lugt minder Phlogifton overbrengen , dan aan eene welgeftelde lugt, gelijk wij meer gezegd hebben. ■ Dit laat zig nader verklaaren door een dier, dat eene zekere hoeveelheid afgeflootene lugt befmet hebbende, en dus zijn Phlogifton uit de longen niet meer kunnen ontlaftende, eindelijk fterft, gelijk dit onze Proeven pi en 92 kunnen beveftigen. i Egter moet 'er een aan- merklijk deel in de lugt worden uitgeftooten, eer dit aan de longen tegenftand zoude kunnen bieden, het hunne te ontlaftèn. Eene frifche koelte, of zelfs de buiagtige wind van eene dondervlaag, kan onzen dampkring in minder dan ééne minuut van het voornaamfte phlogiston zuiveren; en hier uit dan, dat wij kort na eene onweersbui zo veel ruimte gevoelen. Dan offchoon de drukkende gefteldheid der lugt, door eene donderbui wel wordt weggenomen , ontlaft zij'ons toch op geene andere wijze van het phlogiflieke, dan alleen door middel van  OVER HET PLANTEN VAN boomen , enz. 45 van den daar bij verzei den regen en wind: L hoofd. de eerfte neemc een groot deel mede naar de aarde, gelijk zulks blijkt uit proef 78 No. 5. alwaar wij vinden en bij andere gelegenheden meer ondervonden hebben, dat het regenwater phlogiflieke ftofie bevat: van daar dan die doorzigtbaare lugt en opgeklaarde oogen, na eene zwaare regenvlaag , die rook en damp naar de aarde heeft mede genomen, volgens het getuigenis van den HeereMussci-iENBROEK in zijne Natuurkunde ; terwiji ons de wind van elders nieuwe en betere lugt aanbrengt. Wij mogen hier wel met verwondering flilflaan: is 'er wel eene zaak, onder al wat gefchapen is, die beweegbaarder is dan de lugt ? gelijk wij ftraks aanmerkten ; en is 'er wel eene zaak, wier vermenging meer noodzaakiijk kan ge-> oordeeld worden, dan deeze? Het phlogifton , zo doodelijk voor al wat ademt, zoude ons op veele plaatzen de grootfte \ ellendelingen doen zijn , vooral daar wij digt bij elkander woonden ; maar nu worden de maatfchappijen der menfchen van elders met verfche, met verbeterde lugt geduurig verraft, die aan de bedorvene zelfs de gelegenheid beneemt, om ons khadelijk te konnen zijn, gelijk wij dit met  46 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. 1. hoofd, met de ooc. Proef nader meenen bevestigd te hebben, en het welk een fpreekend bewijs van Gods wil, omtrent het gezel- ' lig leven, opleverd. Wij meenen nu aangetoond en beweezen te bebben, dat de boomen en planten een zeer groot lugtverbeterend ver mogen bezitten; wij hebben ook opgegeeven de wijze, hoe zulks verrigt wordt, en de omftandigheden, als zonnefchijn en warmte, welken daarbij gepaard moeten gaan ; tevens hebben wij befchouwd, dat de beweegbaarheid der lugt, door middel des winds, daartoe allergunftigft medewerkt, zal de lugtsherftelling door het groeiendé overal op den aardbodem bevorderd worden. Thans dienen wij ons nog bezig te houden om aan te toonen, dat de boomen en planten, boven en behalven het vermogen, om gedephlogif eerde lugt voorttebrengen , ook de eigenfchap bezitten om vaste lugt uit . te wafemen, het welk de Heeren Deiman en van Troostwijk in hunne verhandeling over het nut van den groei der hoornen enz. bladz. 36 tot 56 doorverfcheidene proeven aller zekerft beweezen hebben. Het was ook om die reden, dat wij onze Proef 61 in het werk fielden : dan daar ons de uitkomfl niet vol- ko-  OVER HET PLANTEN VAN SOOMEN, enz. 4? komen overtuigde, fielden wij Proeyen L n00FD> en verbrand worden.  OVER. HET fLANTEN van boomen, CnZ. 53 planten de inflammabele lugt berftellen , ,, hoofd. over het geheel , nog niet beweezen heeft. En daar ons deeze manier van behan^ deling , in het onderzoek omtrent de herftelling der inflammabele lugt onvoldoende is voorgekomen, als'zijnde de plant alleen in de mogelijkheid, om dephlogiftieke lugt voorttebrengen, en niet • om het inflammabele opteneemen; hebben wij de proeven 72 en 73 op de daar gemelde wijze genomen. Wij hadden gezien, dat de inflammabele lugt eene ingeftelde plant deed fterven, waarom wij dezelve met gemeene lugt maatigden , zo dat zomüjds maar even de inflammabi- | liteit in 't glas kenbaar was, en nogthans heeft het nimmer willen gelukken , om dat klein gedeelte wegteneemen: zelfs meenen wij bevonden te hebben, dat de infiammabihtek verfijnd wordt,volgens het geen wij in onze 7 ie.proef bevonden,doordien de plant de grovere deelen , die uit hunnen aart de kaars blusfchten , herfteld had; waarom dan ook, de inflammabele lugt eerft afgebrand zijnde , de plant he-t vlamblusfchend phlogifton, na de afbranding overgebleeven, zeerwel herflelde, gelijk dit onze 7ie. proef zal aantoonen; alsmede eene inflammabele lugt, welker D 3 phlo.  «f4 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER i. hoofd, phlogifton niet zo vaft aan zijn zuurbafis verbonden zijnde, door tusichenkomft van water gedecomponeerd was, het geen door onze 70"=. proef kan beveiligd wor-' den. Mogten wij hier eene gisling bijvoegen, dan zouden wij vermoeden, dat die door boomen verfijnde inflammabiliteit, welke daardoor nog fpecifiek ligter is geworden, dan de inflammabele lugt zelve, naar de bovenfte geweflen van den dampkring opklimt, en tot voedzel van den Blixem dient, door welken weg wij 'er van ontlaft worden. Dit vermoeden is te meer waarfchijnlijk, alzo deeze lugt door het water, het geen wij ftraks betoogen zullen, dat de phlogiflieke lugt herftelt, niets van zijne inflammabiliteit verheft, het welk uit proef 79 onder N°. 7 ■> 8 en 9 blijkt. Egter willen wij hierdoor niet tegenfpreeken , wat de Heer Priestleij zegt, in het II deel van zijne proeven en waarneemingen op verfchillende foorten van lugt, dat hij de brandbaarheid had weggenomen, door de inflammabele lugt op water aanhoudende en geduurende veele dagen te fchudden; wij hebben alleen onze uitkomft opgegeeven met betrekking tot onze proeven, zon-  II over het planten van boomen , «1z. 55 zonder in twijfel te trekken, dat dit den i„ hoof©. Heer Priestleij gelukt zij. Nu laaten wij ons voorffcaan, in zo verre aan de vraag beantwoord te hebben, dat de boomen, door derzelver uitademing de lugt zuiveren; en aangezien niets meer van ons gevorderd wierd, dan dit te bewijzen of te ontkennen, zo kunnen wij nogthans, als wij het waare doelwit der vraage inzien, niet van ons verkrijgen , om hiermede van dit Huk afteftappen, te meer daar wij bewufl zijn, dat 'er behalven de vegetatie meer hulpmiddelen in de Natuur zijn, die den dampkring zuiveren: wij bedoelen het Water: en Ichoon dit het onmiddelijk vermogen daartoe bezitte, zo wordt dat nogthans middelijk onderfteund door de winden. Het water heeft eene onderlinge betrekking op de vafle lugt; gelijk wij uit proef 96 gezien hebben. Wij hebben een aantal van proeven in 't werk gefteld op de verrotting van groeiende zelf Handigheden : de uitkomfl van alle deeze proeven heeft ons allerduidelijk!! doen zien, dat bij derzelver ontbinding geen phlogiflieke deelen alléén in den dampkring worden uitgeftooten, maar dat deezen ook tevens verëenigd zijn met een aanmerklijk deel vafte lugt. Daar het D 4 M  g6 W. V. BARNEVELD EN J. E. MULLER M HöoFB. nu zeker is, dat vafte lugt zig zeer gaarne met water bezwangert, en wij in deeze proeven zullen toonen, dat de phlogistieke deelen bij de verrotting, tevens met Vafte lugt ontwikkeld, zig vrij naauw met elkander verbinden ; zo mag het water der wijde zeeën door ons beichouwd worden, als een hulpmiddel, dat, tevens met de groeijing, de lugt aanmerklijk zuivert. Daar wij nu aangetoond hebben, dat zuivere vafte lugt door den groei der boomen en planten uitwafemt, gelijk wij ftraks tot dat einde proeven 67, 68 en 69 aanhaalden, en deeze vafte lugt, doch verëenigd met phlogifton, in eene noggrootere hoeveelheid uit rottende zclfftandigheden voortkomt, is het niet te denken, dat al deeze lugt met phlogifton verëenigd, gelijk wij ftraks beweerd hebben, alléén in het aardrijk zoude inzakken, maar wel, dat • ze ook door de winden en frroomende rivieren aan de ruime zeeën wordt medegedeeld. Neemen wij nu in aanmerking, dat deeze ontwikkeling van vafte lugt met phlogiston, vooral in het najaar, door het afvallen der bladen wel voornamelijk gefchiedt, en dat juift in dien tijd van 't jaar de hevigfte winden woeden , dan is 'er een ruim veld van befpiegeling voor ons o- pen, > Want hoe het ook zijn moge met  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 57 met een bijzondere land.ftreek, waarin de-i; hoofd.' winden niet merklijk waaien , zo blijft dit toch zeker, dac zelfs de minfte wind de wateren klieft en de oppervlakte vergroot , waardoor het algemeene bederf des dampkiïngs, dat zig over de wateren uitftrekt, weggenomen, en eene betere lugt daargefteld wordt, waar door het phlogiïton van elders op nieuw gereeder zal korinen toevloeien, gelijk wij hiervan een overtuigend bewijs hebben aan de gezonde lugtsgefteldheid van Gibraltar. Om die vermogen van het water te bewijzen,kunnen dienen de 78°. en 79e.proeven: uit proef 78, onder N°. 6, 7 en 8. zien wij, dat zee - noch rivierwater uit den Tsfel, alsmede uit den Marrkput te Utrecht, de lugt befmet. Daarenboven zien wij uit Proef 79, onder N°. 1, 2, 4 en 5, dat zout water de lugt verbetert , en wel dat het zoutfte dit het beft verrigt; dat tevens het fchudden daartoe medewerkt; terwijl uitproef 80 blijkt, dat wafemend water, hetwelk wij kunnen-vergelijken bij het ftuiven der Baa- ren, de lugt zeer wel herftelt. Hoe heilzaam zijn dan niet de ftormwinden, welken wij dikwils als ftraffen van het Opperwezen befchouwen? zij vervoeren het bederf der lugt van de landbewoonD 5 ders  58 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. i. hoofd, ders naar de wijduitgeftrekte zeeën, wier oppervlakte, naar maate de winden heviger zijn, door de beweeging en't opftijgen der golven vergroot en uitgebreider wordt. Dan daar dit niet toereikende is, en ook maar op zekere tijden plaats heeft, hebben wij het aanhoudend hulpmiddel van ebbe en vloed, dat tevens het bederf vervoeren kan. Intusfchen zien wij het nut, dat'er gelegen is in die eigenfchap der vafte lugt, om zig met phlogifton te verëenigen, en met water te bezwangeren: vergelijken wij N\ 2 bij N°. 5 uit proef 79, dan vinden wij, dat lugt door de kaars bedorven , en die genoegzaam niet anders dan phlogifton bevat, zo gemaklijk niet door water herfteld wordt, als de lugt der ademhaaling, die met meer vafte lugt bezet is. Met dit voortduurend opftijgen, voortrollen en bruifchen der baaren wordt de lugt door het water gekleinfd en van het bederf gezuiverd. Naar maate nu de werkzaamheid der groeiende natuur vermindert , en tevens dan alles tot verwelking en voorts tot verrotting overgaat, gelijk dit het geval is in 't najaar, zijn ons die gunftige Winden noodzaaklijker; waarom het ook den wijzen Onderhouder vaa het heelal behaagt heeft, ons op dien  over hte van planten;boomen, tnz. 59 dien tijd daarmede rijkelijker, dan in an- i. hoofe^ dere jaarfaizoenen, te bcgunftigen. In den zomer immers zijn voor ons die winden minder dienftig, want de natuur is werkzaam , om het bederf der lugt te herftellen, welke werkzaamheid wij in het najaar niet alleen misfen, maar nog daarënboven, met het loof der boomen en de ftruiken der planten overlaaden worden. Hoe zou het dan met de landbewoonders gefteld zijn, wanneer de winden hun niet behulpzaam waren ? en in hoe veel grooter gevaar zouden de bewoonders van fteden zig niet bevinden, wegens het opleveren van eene onbegrijplijke hoeveelheid phlogifton, terwijl ze naauwelijks binnen en rondömme hunne muuren zo veel lugt-herftellend groen kunnen hebben, dat één honderdlte, ja één duizendfle gedeelte daardoor zoude kunnen herlteld worden. Hiervan hebben wij een fpreekend bewijs, dat ons de ondervinding leert, hoe de winden in den Herffl , wanneer wij eene meer dan gewoone lugtzuiveringnoodig hebben, ook het meelt en hévigft waaien, gelijk de Heer Mussciienbroek door eene 29 jaarige aantékening der winden ten klaarlten heeft beweezen; hoewel niet met het oogmerk, om ons te over-  6o vv. v. barneveld en j. f. muller i. hoofd, overtuigen, dat wij daardoor van de lugtbefmetcing gezuiverd wierden: maar waarom zijne aantekeningen in dit geval des te meer geloof verdienen. Zie hier zijne merkwaardige lijft dienaangaande: Deszelfs aanteekening behelft, in de eerfte plaats, dat in 29 agterëenvolgende jaaren, de winden , doorëen gereekend, • jaarlijks waaien: als 42 dagen Noorden wind. 33 - N. Weften - 77 - Weften 58 - Z. Weften - 33 - Zuiden 26 - Z. Ooften - 53 - Ooften 43 - N. Ooften - 3 65 dagen Verders voegt hij 'er bij; dat hier te lande de winden meeftal met den dag verheffen , en met den avond verflappen, behalven in het winterfaizoen, en dat tevens'in 29 jaaren 320 Stormbuien geweeft zijn: als  over het planten van boomen , enz. 01 als 42 in de maand Januarij i hoofd. 49 - - - Februarij 39 - - - Maart 20 - - - April 9 - - - Maij , 9 - - - Junij 8 - - - Jülij 8 - - - Auguflus 23 - - - September 18 - - - Oétober 38 - - - November 57 . - - December 320 Stormbuien Wij zullen, om dit fluk nader te betoogen, dadelijk overgaan tot een verflag van onze proeven, die wij tot dat einde in 't werk gefield hebben: proeven, uit welken middagklaar zal blijken, dat -de rottende groeibaare zclfftandigheden vafte lugt met phlogifton te weegbrengen, die' daarom uit haaren aart zeer gefchikt is, om niet alleen in het aardrijk intezakken, maar ook, door de winden vervoerd , aan het water medegedeeld te worden. Uit proef 81 beflooten wij, dat de lugt, door boomen en plantgewasfen befmet, zwaarder was dan gemeene  6% W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER j. hoofd, ne lugt, maar hierin vonden wij ons bedroogen, gelijk uit de uitkomft der proef duidelijk blijkt. Deeze toonde ons de waarheid van voorige ondervindingen; namelijk, dat alle bedorvene lugten lig— ter zijn dan de gemeene: doch dit bragt ons verder van den weg af, om te verklaaren, hoe deeze ligtere lugt langer in het overëindftaande, dan in het omgekeerde Molglas bleef. Zij liet ons het vermoeden na, dat de lugt uit het omgekeerde glas door de warmte van onze hand, waarmede wij hetzelve hadden valrgehouden, door de uitzetting der lugt, eerder dan uit het overëindftaande verdweenen was. Om dienswille herhaalden wij de proef, en hielden aan het overëindftaande onze volle hand, terwijl wij het omgekeerde molglas flegts tusfchen twee vingers vafthielden: dan niet tegenftaande dit, hadden wij dezelfde uitkomft; en wij beflooten, tot meerder beveftiging, de proef te herhaalcn: deeze 83e. proef leerde ons, dat de uitkomft niet veranderde, 't Is waar, dat de lugt der Spinafie, welke de twee laatfte dagen, van de vier, die ze geftaan had, zeven grein in gewigt vermeerderde; dan hier leerden wij juift uit, dat het vafle lugt ware, die tevens het phlo- gis-  OVER.HET PLANTEN VAN BOOMEN, enZ. 63 gifton bij de verrotting ontwikkelde. — , H00FD 't Is bekend , dat vafte lugt fpecifiek ' zwaarder is dan eenige andere ; derhalven moeit deeze lugt, in welke de Spinafie vier dagen gerot had , meer vafte lugt ontwikkelen, het phlogifton overtreffen, en zwaarder weegen. En om dit nader te onderzoeken, fielden wij Proef 84. in het werk, uit welke bleek , dat, nu de Spinafie korter tijd ter verrotting geflaan had, ook weer aan de eerile uitkomft beantwoordde? terwijl de 85'. Proef ons aantoont , dat door andere aanleidingen van bederf dezelfde verfchijnfelen voortgebragt worden. Het flond ons nu te onderzoeken, of deeze bedorvene lugt, waarlijk eene lugt ware, die wij noemen konden, vafte Lugt met Phlogifton bezwangerd , en hier in meenen wij zo gelukkig geflaagd te wezen, dat het geen tegerifpraak zal kunnen lijden. Men flaa het oog eens op de Proef 86, daar zal men bevinden , dat de ongebluschte kalk de vafte lugt, uit de door vrugten bedorvene lugt, heeft geabforbeerd, en de Kaars nu maar 20 maaien bluschte, terwijl wij ons verzekerd houden , dat dit geen 6 maaien zoude gebeurd zijn, indien de lugt zo fterk niet ver-  64 w. v. earneveld en j. f. muller l hoofd, verminderd ware door de abforbeering, waardoor het Phlogifton in de overgeblevene lugt in een naauwcre plaats gebragt wordt: en tot meerder bewijs zie men, hoe fchielijk nu de lugt uit het o- verëindftaande glas oprijft. Om nu onzegedagten haar volle beflagte geeven, ftelden wij -Proef 87 te werk , waardoor wij, en de vafte lugt, en het Phlogifton, uit de door verrotting te weeg gebragtc lugt, te gelijk wegnamen. Nogthans zagen wij in deeze laatfte Proef, dat 'er eenig Phlogifton m de lugt overbleef, en door Alkali volatile fluor niet geheel kon weggenomen worden ; dan het zal niet onmogelijk zijn hier in te flaagen , indien de Menie eens fterk gecalcineerd (*) en daardoor in zijne werking vernieuwd wordt; of als wij hieraan op eenige andere wijze de laatfte hand leggen. Dee- (*) 't Is bekend, dat de verkalking der metalen niet anders gefcbicdt, dan door verlies van het Phlogifton; dac deeze Kalk altijd greetig is, om ander Phlogifton in te drinken, en zijne tusfehenruimte te vervullen, even gelijk de ongebluschte Kalk de vafte liigt en vogtigheden indrinkt. -— De Menie za\ dan, door eene vernieuwde calcinatie, niet alleen meer en beter het Phlogifton indrinken, maar ook tevens den dienft van Kalk verrigten.  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, OU. 6$ Deeze Proeven laaten geen twijffel meer i. hoofd. over, of de lugt, door rotting veroorzaakt, is va(l[e Lugt met Phlogifton. Niemand belchuldige ons te voorbaarig, dat wij uit de twee Proeven 86 en 87 dit befluit opmaaken : wij hebben het onnodig geoordèeld 'er meer te plaatzen, hoewel wij dit ftuk door zeer veele Proeven onderzogt, en 'er meer dan 5 weeken aan hefteed hebben. Het zal dan nu noodig wezen, om te toonen, hoe het bijkome, dat de vafte lugt, vermengd met Phlogifton, in gewigf ligter bevonden worde, en uit het omgekeerde glas eerder, ja ongemeen eerder oprijfl, dan uit het overëindftaande. Het is een vafte regel in de Natuur, dat zwaardere lighaamen, ligtere aantrekken ; alzo ook trekken de zwaardere vaste - lugtdeelen de ligtere Phlogiflieke deelen aan: fchoon derzelver fpecifieke zwaarte per fe ligter is , moeten zij zig echter naar de fpecifieke zwaarte van die der vafte lugt fchikken: waaruit het verfchijnfel der molglazen verklaard kan worden. Wanneer nu de trap van bederf verder voortgaat, dan wordt 'er meer en meer vafte lugt voortgebragt, waardoor, de ligtere phlogiflieke deeltjens meer en naamver aangetrokken , ineengedrongen E en  66 w. v. barneveld en j. f. muller l hoofd. en bepaald, minder haare veerkragt kunnende toonen, de lugt zwaarder maakt, gelijk wij in Proef 83. met de Spinafie hebben ondervonden. Mogen wij onze twee eerfte tellingen als beweezen houden, gelijk wij ons vleien , dat ieder uit onze Proeven gereedeIijk zal moeten toeftaan; dan zal onze derde Helling, uit de eerfte voortvloeiende , van zeiven betoogd worden: dat dit mengfel van Vafle lugt met Phlogifton naar de aarde zakt en vervolgens" in den grond indringt. Dan daar dit indringen in de aarde ten allen tijde niet fpoedig noch voldoende mogt gefchieden, tot bevordering van den groei der planten, het geen voornamelijk in vafte en zwaare kleigronden zoude moeten gebeuren , zo komt de gunftige natuur deeze zwaarigheid voor, door 's nachts uit den fchoot der aarde eenen daauw te laaten oprijzen, met welk vogt de vafte lugt, vermengd met Phlogifton , zig verëenigen kan, waardoor het indringen in de aarde gemaklijk gemaakt, ja zelfs grootelijks bevorderd wordt; terwijl het overige door de winden vervoerd, aan de wateren medegedeeld wordt. Uit deezen gantfchen famenhang volgt dan, fat vafte lugt, verëenigd Phlogis- ton,  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enZ. 6/ ton, uit de verrotting van groeiende en i. hoof» andere verganglijke zelf Handigheden wordt voortgebragt; en daar deeze verrotte deelen, ook door raiddel van de afvlietende rivieren, volgens Proef 78 onder N°. r, naar de zee toevloeien , kan men zig naauwelijks verbeelden , hoe de zeeën niet reeds voor veele Eeuwen zijn Hinkende geworden; want offchoon het ook uit onze Proeven 79 onder N°. 1 en N°. 4 blijke, dat zout - en zeewater het bederf der lugt aannemen, en zulks uit hunnen aart en neiging aantrekken , gelijk de lugt doet, zo moet toch éénmaal de opëenhooping van bederf de goede miging overwinnen; ten zij 'er middel -öorzaaken in de zee voorhanden waren, die dit bederf wegnamen of herftelden. Slaan wij eens gade de menigvuldige Polders, drooggemaakte Meiren en Landen , die 'er in Holland zijn, en door de molens van haar overtollig water ontlalt worden; Water, dat van elders door geene rivieren is aangebragt, ftil ftaat en vol phlogiflieke Stoffe is, hetwelk door üitdrooging des zomers verergert , en zo veel te nadeeliger bevonden is, naar maate deeze Polders nog eerft nieuw drooggemaakt zijn. Slaan wij het oog eens op het water der Gragten van Steden , E a at-  68 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER i. HooiD. alwaar alle onreinigheden ingeworpen worden ; den afval en het geweldig rottende bloed der geflagte beeften zelfs niet uitgezonderd, gelijk uit Proef 78 onder N°. 2, 3 en 4. nader kan bïijken , en het welk alles naar de zee.drijft; moet men dan niet voorönderltellen, dat vuil en befmet water s hoe zeer ook met deugdzaam water gemaatigd , waarin het zijne fchadelijkheid wel kan verdeelen , maar nimmer verliezen, door tusfchenkomft van de eene of andere middel - oorzaak bewerkt wordt, zal het goed en deugdzaam blijven ? en deeze oorzaak zullen wij nu tragten natefpooren. Daar wij thans proefondervindelijk beweezen hebben , dat de bedorven lugt uit'onzen Dampkring, door middel van het groeiend rijk herfteld wordt; mogen .wij dan, met opzigt tot de wateren* ook niet eene medewerkende oorzaak Hellen , welke dat bederf herftelt? Zouden de bewoonders van dat Element misfchien niet dien dienit in het water verrigten, welken de boomen in de lugt doen? Immers fchijnt hun famenftel daartoe groot vermoeden, te geeven. Alle Visfchen zijn uit den aart van eene flijmügtige zelfstandigheid , welke ongemeen fpoediger dan andere lighaamen tot bederf overgaat: maar  OVER HET PLANTEN VAN boomen, etlZ. 69 maar bijzonder vindt dit plaats in de Schelp- i. hoofd, yisfchen. Wij kunnen niet nalaatcn onze gedagten hierover mede te deelen; welken, hoewel alléén op gisfingen rustende , echter zeer veel waarfchijnlijkheid hebben. Bij het doen van Proeven bevonden wij, dat Vifch , na de bederving, zulk een'ondraaglijkcn flank veroorzaakte, dat wij genoodzaakt waren, denxelven weg tedoen , wilden wij ons niet blootflellen, onze gezondheid daardoor te benadeelcn. Hieruit meenen wij deeze gevolgtrekking te kunnen maaken: dat, daar de. Vifch in het water aanhoudende werkzaam is, water in te drinken en na een' korten tijd weer te loozcn, dezelve daaruit het Phlogifton affcheidt en tot voedzel in de maag overbrengt, waardoor hij dan zulke flijmagtige en tot bederf neigende zelfftandigheid krijgt. Kan men dit niet ophelderen door in te zien dat, naar maate de dieren meer Phlogifton eeten, naar maate zij vetter zijn en ook weer meer Phlogifton uitleveren; gelijk dit hec geval van den Paling in het water, en het . Varken op het land is, Doch in het bijzondere wordt onze aandagt getrokken tot beveiliging van dit ons vermoeden, in het nafpooren van het fameniTcl van E 3 Schaal  ?0 w. v. barneveld en j. f. muller ï. hoofd. Schaal - en Schelpvifchen : deezen , immers de laatften , beftaan genoegzaam gantfch en al uit flijm, hunne huisjens uit eene kalkagtige Schulp, welker zelfftandigheid de kenmerken der vafte lugt allerduidelijkft toont; doch hiervan ftraks nader. Wanneer wij deeze omftandigheden vergelijken en naauwkeuirig naipooren , zullen wij een groot aantal genachten deezer Schelpvisfchen ontmoeten , welken alle werktuigen ontbreeken, om eene andere foort van prooi , tot hun voedzel te verkrijgen, dan het welk hun door het water wordt toegevoerd, en onder het water zeiven verborgen is. Kunnen wij ons wel verbeelden, dat een ontelbaar heir van Mosfelen, naaft en op elkander in het water geplaatft , ander voedzel wordt toegevoerd, dan het geen dat onder het water vermengd is ? Immers zoude dit flegts in eene zeer geringe hoeveelheid kunnen gefchieden , in vergelijking van de groote menigte monden . die gefpijft dienen te worden. En hoe zouden wij dan kunnen verklaaren dat de Oefiers gevoed wierden , die wij ter grootte van een dubbeltjen in de Oefterputten brengen ; dezelven geduurende eenige jaaren alléén voeden met zee- wa-  OVER HET PLANTFN VAN BOOMEN, enZ. 71 water, dat wij van tijd tot tijd laaten uit- t HoOF1)j loopen, en uit zee op nieuw verfrisfchen; als wanneer wij dezelven, na dien tijd, tot die grootte uithaalen, gelijk ze op onze tafels komen , en juifl; een' nafmaak hebben van eene zuivere, wel afgewasfchene Magnefia alba , eene zellïtandigheid die vervuld is met vafle lugt? Dit voorbeeld, dat zo algemeen bekend is, zal ons gevoelen merklijk begunfligen. Om dan tot de zaak zelve te komen, zo fchijnt het ons toe, dat alle visfchen, zonder onderfcheid , maar bijzonder de Schaal - en Schelpbewoonders , het Phlogifton , waarmede het water vermengd is, tot hun voedzel neemen. Doch daar de grootere visfchen eene meerdere hoeveelheid voedzel tot hun beftaan noodig hebben , bezitten deezen tevens het vermogen om hunne prooi op te kunnen loopen, terwijl veelen van hun ook nog op kleinere van hunne foort aazen. Door deeze ftelling zal men dan kunnen verklaaren , dat onze vrees , omtrent een totaal bederf der wateren door het Phlogifton, even ongegrond is, als die, welke wij over eene doodelijke befmetting der lugt van onzen Dampkring deswegen behoeven te hebben. Maar daar het nu onloochenbaar is, E 4 dat  72 w. v. barneveld en j. f. muller. i. hoofd, dat 'er meer vafte lugt dan Phlogifton bij de ontbinding der boomen en planten wordt ontwikkeld; zo moeten wij nog bewijzen, waar die grotere menigte vaste lugt blijft, welke aan het water der zee en rivieren tevens met het bederf wordt medegedeeld , en die zig onder het geduurig kleinzen der baaien algemeen onder hetzelve vermengt. Om dit te vcrklaaren moeten wij de bekleedzeien der visfchen en derzelver ftoffe onderzoeken. Men konde overweegen , dat verre de maefte visfchen met ichubben bekleed zijn , wier zelfftandigheid misfchien eene vrij groote overëenkomft heeft met de vafte lucht, om den groei derzelven te bevorderen; waarvan wij het onderzoek aan des kundigen tot nadere betooging overlaaten. Maar het geen onze gisfing nog veel Avaarfchijnlijker maakt, zijn de Schaalen en Huisjens der Schelpvisfchen, de Caraaien en Coraalgewasfen. Deezen immers weeten wij, dat genoegzaam gantfch en al enkel uit alkaline Aarde beftaan, waaruit de zui- verfte Aër fixus gebooren wordt. : Zoude men derhalven niet mogen befluiten, dat deeze vaite lugt, door tusfchenkomft van eenige fijne aarde of flijk, het middel zij, waardoor deeze weerloo- ze  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 73 ze water-bew-oonders in de mogelijkheid H00Fn, gefield worden een huis ter hunner beveiliging te bouwen? Waarfchijne- lijk heeft de hoogfte wijsheid deeze dieren met meerdere, voor ons nog onbekende eigenfchappen begaafd, om die ftoffe, door tusfchenkomft van het een of ander, te bewerken, vaft te maaken , te verharden , en naar maate van hunnen groei, het huisjen te kunnen vergrooten. En fchoon dit vermoeden op gisfingen fteunt, is 'er toch vrij wat grond voor. Immers is het zeker, dat de fchulp in het water en wel ten behoeve van dat dier geformeerd wordt; het zij 'er dan mede hoe het wil, het gebeurt toch. ■ Zo wel nu, als wij zien, dat een Heit geen fchaal om haar Ei bewerken kan , : ten zij haar bij het voedzel tevens kalk, fchulpen of zand toegediend worde, cn wij nogthans onkundig blijven, hoe dit bij haar toegaa, zo wel kan ons vermoeden, omtrent de fchulpbewoonders , gegrond zijn. Wanneer wij nu nagaan, hoe veele millioenen deezcr fchulpen, ja hoe veele duizenden i'cheepslaadingen, de groote en uitgeitrekte Zeeën jaarlijks van deeze fchulpen , waarvan de bewoonders geftorvenzijn, ftrandwaards drijven; waar E 5 ze  74 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER i. eoofö. ze worden vergaderd en tot onderfchei' dene gebruiken, tot vervuiling van onze behoeften , gebézigd, dan zuilen wij ons een denkbeeld kunnen vormen , welke middelen de goede Schepperen onderhouder der natuur gebruikt, niet flegts om de wateren voor het bederf te beveiligen, maar voornamelijk tot onderhouding van de visfchen, in het geen hun tot voedzel en dekzel verftrekt, ten einde dezelven vervolgens wéér op hunne beurt aan ons tot fpijze en andere gerieflijkheden kunnen dienen. Deezen uitflap, die geene regelrechte betrekking tot de vraag heeft, vonden wij noodigtemaaken, om onze denkbeelden, tot opheldering over het verbeteren der lugt, door middel der wateren, verftaanbaar te maaken. Thans wordt het tijd, om ons te ipoeden tot het tweede onderdeel van het eerfte Hoofddeel der vraage : 2) Wordt ie Lugt onk door de uitzva/eming Oer Boomen be/met? Hoewel wij met onze voorgaande redeneering, zonder eenige voorwaarde, verklaard en aangetoond hebben, dat de lugt door den groei der boomen niet kan be- dor  over het planten van boomen, ci1z. 7$ dorven, maar in allen opzigte gezuiverd h hoofd. worden; nochthans zouden wij.,met betrekking tot de vergankelijkheid van derzelver voortbrengfelen , niet volflrekt durven ontkennen, dat de lugt daar door niet zou befmet worden. Immers weeten wij, hoe het loof, dat geduurende eenige maandan, door tusichenkomfl der zonne onzen dampkring van alle bcfmette uitwalemingen gezuiverd heeft, eindelijk in den herflt werkeloos wordt en fterft. Want daar de boom den tijd zijner rufle voelt aannaderen, ontdoet hij zich van zijn fieraad , dat tevens tot een hulpmiddel ter aanvoering van zijne behoefte heeft verftrekt, en fluit de wegen af, die het onderling verband tusfchen hem en de bladen in ftand hielden. Zodra de bladen den gunftigen invloed van den boom misfen , houden zij op met het inademen van lugt; zij worden ziek, fterven en vallen af, na welken tijd zij aan onzen Dampkring juifl het tegenövcrgeflelde toebrengen, wat zij ons in den zomer bewerkt hebben, het welk voor ons zo veel te nadeeliger is, om dat wij tevens het middel op dien tijd misfen, dat zodanig onheil gewoonlijk wegneemt ; want naauwelijks worden de bladen geel, of zij befmetten reeds de lugt door  ?6 w. V. barneveld en j. f. muller f. hoofd, door fchadelijke uitwafemingen, en wanneer ze afvallen en verrotten , worden wij derzelver nadeeligen invloed op onze lugt met nadruk gewaar. Dit kwaad wordt op laage en vogtige landen nog vergroot, door eene te fpoedige ontbinding der afgevallene bladen , die het bederf onmiddelijk met volle kragt in den dampkring uitfloot; terwijl op hooge en drooge landen de ontbinding bij trappen en langzaam gefchiedt. Deeze zo verhaaftende ontbinding zoude voorzeker de doodelijkfle gevolgen voor de bewoonders dier laage landen hebben, indien de alleen wijze en goede Voorzienigheid hen ■ van dit dreigend gevaar niet verlofle , met op dien tijd den dampkring te verkoelen, en door hevige NoordWelle en Wefte - Winden ons van die befmettclijke uitwafemingen bevrijdde > door ze naar elders te vervoeren, het verdere bederf door den vorft bepaalde, en door inkrimping der lugt de nadeelige uitwerkingen maatigde . Hoogere landen daarentegen , ondervinden deezen fchadelijken invloed op de lugt wel niet in zo groote maate op een en denzelfden tijd; maar daarentegen hebben zij wéér zo veel langer hiermede te worftelen, volgens het geen uit onzo. proeve 87, verge-  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, CT1Z. 7/ gelceken met 07, nader blijken kan, 1. hoofd. Het verkwikkelijk voorjaar , wanneer liet eerfte groen ontluikt, kan hun geene toereikende lugtsverbetcring toebrengen, noch door de bladen der boomen en planten, zo veel dephlogiftieke lugt opleveren, als die fchadelijke uitwafeming op nieuw bederft; welke te heviger is, om dat voor jaars-regens, vermengd met warmte, de verrotting op dien tijd verhaaften: maar dan ontlaftèn de winden, welken , ten minften in ons gemeenebeft, in 't najaar, winter en voorjaar, heviger dan in den zomer heerfchen , hen van dit kwaad. De vermaakelijke Bosfchen, digt voor eene ftad gelegen, zijn buiten tegenfpraak van eene heilzaame uitwerking met betrekking tot de lugtsverbetering: dan het is met een Bofch of Plantagie, ten opzigte van het voordeel, juift het tegenövergeftelde met het geene men op Bouwlanden ziet gebeuren: de laatften verarmen , door veele agtcrëenvolgende bebouwingen , wanneer ze niet tusfehen beiden met meft verfterkt worden; digte bofchen daar en tegen bezwijken in het bevorderen der lugtsverbetering, voor zo verre namelijk het Phlogifton, dat uit de verrotting oiitftaat, geëvenredigd is aan het voor-  7 8 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER 1. hoofd, voordeel, dat den groei der planten bewerkt, indien ze niet zorgvuldig van de afgevallene bladen, ftruiken en het doode hout in 't najaar gezuiverd worden. In zulk geval kan het niet misfen, of de verrotting moet in den herfft met nadruk bevorderd worden; waartoe hoofdzaakelijk kan medewerken, als de boomen digt naait elkander Haan, en dat derzelver tusfchenruimten met heelters beplant zijn; want bij zodanige omftandigheden kan de wind de rottende bladen, planten en hout nooit opdrogen. Voeg hierbij, dat, als de grond der bosfchen effen is , het water niet kan afioopen, noch in den grond intrekken , om dat de veelvuldige najaar-regens telkens weer nieuwen voorraad aanbrengen. Wel is waar, de hevige najaars winden' kunnen zo eene Stad van dit nadeelige Phlogifton merklijk bevrijden : maar het is ook niet minder zeker, dat als de wind naar de Stad toe is, en zagt waait, den Inwoonders dit bederf in eene volle maate wordt medegedeeld, het geen in de ftraaten en tufchen de huizen neerzakt, om dat het met veel vafte lugt bezet is, gelijk wij dit door onze Proeven 8i en 83 beweezen hebben: hier komt nog bij, dat, als  over het planten van boomen, enz. 79 als de wind ftil blijft, de Stad met die 1. hoofd. doodelijke uitwafeming blijft worftelen. Wij kunnen derhalven niet ontkennen, dat het ons vreemd is voorgekomen, hoe de Heeren Deiman en van Troostwijk, in hunne meergemelde verhandeling bladz. 11 o en ui., deeze uitwafeming aan de aarde toefchrijven, en wel dat die in het najaar, als de winden het meelt en het hévigft waaien, onder de boomen meer zouden blijven hangen dan in den zomer, wanneer, volgens hun gevoelen, diefchadelijke dampen meer door de warmte zouden verfijnd worden (wij zouden zeggen bevorderd worden) dan in den herfft — Dan indien die dampen onder de Boe men in het najaar blijven hangen, hoe worden in de Steden de Inwoonders dan ziek ? 't Is waar, zij doen ons Proefondervindelijk zien, dat de aarde, die zij bezigden, befmetting in de lugt baarde: dan wij zijn verzekerd, indien zij aarde genomen hadden uit eenen zwartaardigen grond en tevens ongemefl , dat dit niet zoude gebeurd zijn: men zie tot dat einde onze Proef 98. Het Haagfche Bofch zal in het najaar nooit zo veel nadeel aan de Inwoonders dier plaatze toebrengen, als het Haarlemmer Hout aan die van Haarlem. Het eer-  80 w. v. barneveld en j. f. muller i. hoofd, eerfte is van natuur heuvelagtig, daar het water kan afloopen, en ook doorgaans met zo digt beplant, of de wind kan er doorwaaien: daarenboven is de laage zijde van dat bofch metflooten doorfneeden, daar het waterkan inzakken, en de oppervlakte van het overtollig vogt ontaften , die dan vervolgens door den wind opgedroogd wordt: Voeg hier bij de menigte werklieden > welken dagelijks in het Haagfche Bofch werken, om de opene plekken met jonge boomen te beplanten, fleuven te maaken, waardoor het ftaande water kan aflopen, het afgevallen loof en het doode hout bij elkander te haaien en weg te brengen, en de ondiepe flooten uit te baggeren. ■ Dit te zamen genomen, kan men zeggen, dat het Haagfche-Bofch in 't najaar maar weinig nadeelige uitwafemingen door de verrotting uitleveren kan. . Men zal hieruit dan moeten befluiten , dat die fchadelijke uitwafemingen _ uit de aarde zei ven niet oprijzen: dit immers zoude ftrijden tegens de wijze oogmerken der goddelijke Voorzienigheid; want dan zouden de boomen , in den zomer tot zulk een heilzaam middel gefchonken, in den herfft het bederf bepaalen, om op onze gezondheid, met zo veel meer nadruk,  over het planten van boomen, enZ. Si druk, fchade toe te brengen: hoe zou- ït k00fd. de dit ftrooken met de liefderijke eigenfchappen van eenen wijzen Schepper? Voorts moeten wij 'er nog bijvoegen dat, ten opzigtc der vrugtdraagende boomen en der bloemen eenige Ichadelijke uitwafemingen ontdaan; dan dit is van zo weinig belang, en deeze geurige uitwafeming is van een zo aanmerklijk deel vafte lugtverzeld, dat het, naar ons inzien , geen nadeel op de gezondheid der menfchen kan te weegbrengen. • De Proef 74. levert ons de uitkomft van een aantal bloeiende bloemen; Proef 75 van cenige noch niet ontlookene bloemen; proeven 85 en 86 die van vrugten, terwijl wij zien uit Proef Ss ■> dat de lugt uit bloeiende bloemen in een overeind ftaande molglas 20 minuten vertoeft, terwijl in een "omgekeerd molglas dezelve in één minuut verdwijnt. • Doch daar het gewigt der lugt van bloemen 7 grein fpecifiek minder is, dan de gemeene dampkrings lugt, worden wij tevens overtuigd, dat ze wegens haare ligth'eid met Phlogifton vermengd is. ;—- Dit Phlogifton erkennen wij voor het aromatieke deel der bloemen, en dan is de uitwafeming van bloemen en vrugten eenvoudig deeze: de vafte lugt wafemt uit de bloemen, door F een  82 w. v. barneveld en j. f. muller. i> hoofd, een noodzaakiijk veerkragtig beginfel, aan den groei eigen, maar de phlogiflieke deeltjens, door een noodzaakiijk gevolg. Het ■ Phlogifton zoude uit de bloem of vrugt niet uitwafemen , ten zij het door de vafte lugt wierd medegelleept. Daar wij nu beweezen hebben, dat de vafte lugt, een zwaarder lighaam zijnde , het ligte Phlogifton aantrekt en met zig verëenigt, zonder van zeiven , dan door tusfchenkomft van andere zaaken, welken eene meerdere affiniteit op een der beiden hebben , daarvan afgefcheiden te worden : is het dan wel vreemd, dat de vafte lugt het aromatieke Phlogifton uit de bloem medelleept, en die lieflijke geuren in de lugt veroorzaakt ? op welk ogen¬ blik van geurverfpreiding wij ftellen, dat de eerfte trap van ontbinding der bloem zijn aanvang neemt, en derzelver esfentieel beginfel aangetaft wordt. Dit voorönderfteld zijnde, zal het gemaklijk vallen te vcrklaaren, waarom een bloem van zo een' korten duur is, in vergelijking van een blad des booms, hetwelk niets minder dan zeker is, en door Proef 7 7 duidelijk wordt, dat door het fpoedig verlies der vafte lugt veröorzaaktwordt, want de vafte lugt, die uit de bloem uitwafemt, berooft dezelve als met geweld en bij o- ver-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 83 verhaafling van derzelver Phlogifton, en i. hoofd. zodra dit volbragt is, begint de reuk te verminderen , en de bloem of vrugt te rotten. De groei , door de zon aangeprikkeld, is oorzaak dat er meer vaste lugt onwikkeld wordt, gelijk dit Proef 76 kan beveiligen. Naar maate nu dit veerkragtig beginfel door den groei in de bloem fterker werkt, zal het noodzaakelijk gevolg moeten mede werken, en de bloem eer verflensfen. De Lelie kan een waar afbeeldfel zijn van deeze ftelling; zij geeft, eer ze open is , vafte lugt, houdt daarmede aan tot dat ze open is, het welk ras gebeurt, en dan brengt ze een doordringend Aroma te weege, waarvan ze binnen kort ontlaft zijnde verwelkt, cn terftond bijna geheel ophoudt Phlogiston en vafte lugt voorttebrengen, volgens het geen wij in prcfef 75 beweezen hebben. Daar wij nu het voordeel en ook het nadeel hebben aangetoond, dat ons door " boomen en planten, bloeifem en vrugten, zowel in den groei-ftaat als bij derzelver ontbinding , met opzigt rot de lugt, wordt toegebragt; zal het weinig moeite koflen, de Balans op temaaken, om te doen zien, dat het planten van boomen binnen en rondom de Steden met F 2 be-  84 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. l.boofd. betrekking tot derzelver uitwafemingen, voordeelig maar niet nadeelig is, waartoe wij ten befluite nog opzettelijk proeven 56 in 't algemeen, en 62 en 94 in het bijzonder te werk fielden, en wier uit, komften dit middagklaar betoogen; weshalven wij zullen overgaan tot het TWEE-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. 85 TWEEDE HOOFDDEEL, Welke foort van boomen is meeft of minfi voordeelig of nadeelig? O m dit onderwerp in de befte orde te verhandelen, hebben wij noodig geoordeeld een Rangfchikking der Boomen te maaken, op welken wij proeven genomen hebben, in zo verre dezelve betrekking heeft op hun lugt verbeterend vermogen. Eerste Rang der Boomen Aalbesfen (Roole) Abeclen. Berken. Beuk (zomer) Beuk (Winter) Bitterzoet QDulcamara) Braambozen. Esdoorcn. Hagedooren. Huift. Kamperfoelie, Klimop. Linden. Moerbeziën. Perfiken. Platanus. Populier. Slee - pruimen. Vlier Wilgen. Wijnftok. F 3 Twee-  86 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER M. HOOFD. Tweede Rang der Boomen. Aalbesfen ("zwarte) Azalea Elzen. Esfchen. Knoopboom. Krieken. Kruisbesfen. Ligufter. Laurus. Lijfterbesfen. Mirthen. Nooten. (groote) Palm. (gcwoone) Geneverboom. Hazelnoot. Jasmijn. Kaftan je. Pee ren. Sneeuwballen. Spaanfche — Aaken. Steekende Palm. Si j ringen. Viburnum. 'IJ pen. Zevenboom. Derde Rang der Boomen. Appelen. Arbor vitas. Brem. Colutea. Cornoelje. Cijpresfen. Dennen, (fijne) Eiken. Heide. Ka rsfen. Kwee-peeren. Magnolia. Mispelen. Peeren. Roozen. (bleeke) Rofemarijn. Rijnbeziën. Waschboom (inlands ) Waschboom (kaapfe) Bij het neemen der Proeven hebben wij* gezien dat , over het algemeen genomen, die boomen het minfte lugtverbeterend vermogen bezitten , welken de droogfte en hardfte bladen hebben, waarvan de reden ook niet moeilijk te zoeken is ; alzo deszelfs poriën ongelijk naau- wer  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enZ. 87 wer zijn , en doorgaans minder buizen ^ HÖ0FD hebben, dan die van zagte en fappige bladen. Doch men diend wel in opmerking te houden, dat boomen met fappige bladen , daarom juift niet het meelt lugtverbeterend vermogen bezitten, het geen mogelijk aan andere, voor ons nog onbekende oorzaaken, moet toegefchreeven worden; want dat hieromtrent zeer in het oogloopende uitzonderingen vallen , zal men uit alle onze proeven van N'. 1 tot N°. 62. ten kiaarlten kunnen zien , welk onderfcheid zig ook in de planten allerfpreekenfl voordoet , vooral in de Salade Proef 61 , die wel een wateragtig blad heeft, doch egter naar die evenredigheid niet lugt verbeterend is: waarom het ons toefchijnt, dat bij zodanige boomen en planten andere begunltigingen plaats hebben, die hunnen groei bevorderen , zonder dat zij zooveel Phlogifton uit de lugt behoeven te trekken. Het is ook om die reden , dat wij zeer veele oplettendheid bcfleed hebben, in het vergaderen van deeze Rangfchikking der boomen, waaromtrent wij menigvuldige hinderpaalen ontmoetten , welken de grootfte omzigtigheid in onze bepaaling verëifchten, uit hoofde van F 4. de  88 w. V. barneveld en j. f. muller ii. hoofd, de ongelijkheid der bladen, zo in gewigt als oppervlakte, het welk. alles in aanmerking moeit gehouden worden , wilden wij hieromtrent iets zekers befluiten. Dan eer wij tot de zaak zeiven komen , dienen wij vooraf te zeggen, dat bij eene Rangsfchikking de hoedanigheid der gronden hoofdzaaklijk moet in het oog gehouden worden; want het is ten deezen opzigten met de boomen en planten even eens gelegen, als met de die■ ren : het Schaap vindt zijn eigena'a'rtig voedzel in fchraal gras en droog hooi, waarbij het tiert en gezond leefd , maar zo bet op eene vette weide gebragt wordt, zal het met veele ongemakken te worstelen hebben, die het, zelfs in overvloed van fmaaklijk voedzel, doen kwijnen. —— Dit onderfcheid ontdekt men ook aan meelt alle foorten van boomen, welken in hun eigena'artigen grond weelig groeien , fchoon die niet onder de voordeeliglten mogen gereekend worden , terwijl zij, in een' vetter' grond overgebragt wordende , blijken van ziekte te kennen geeven- Vandaar dan, dat men bij het zandige Soesdijk Beuken, Eiken en Dennen ontmoet, die, om derzelver fraaien groei, onze aandagt trekken,  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 89 ken, terwijl die foorten te Emmenes, hoe u. hoofd. digt daarbij gelegen , en waar de IJpenboomen wéér beter groeien, eene onge- fteldheid doen blijken. Wanneer dit plaats heeft, mag men zeer zeker vooronder (tellen, dat dan de lugtsverbetering • bij deezen ook minder is naar evenredigheid : waarom het nodig is, dat ieder Stad eerft onderzoeke, welke foorten het eigenaartigfte met haaren grond overeenkomen , en daarna haare keuze inrigte; ten einde dis lugtsverbetering verkréegen worde, welke het planten van boomen binnen en rondom de Heden kan aanbrengen Wij hebben hier boven reeds aangemerkt, dat de vogtige of drooge zclfftandigheid der bladen, over het algemeen, veel aandeel heeft in het meer of minder lugtherftellend vermogen der boomen: thans zullen wij de meer bijzondere eigenfchappen der bladen verklaaren, welken bij hunnen groei en lugtsverbetering plaats hebben. Men weet dat de oppervlakte van alle bladen der boomen en planten aan de eene zijde glad, en aan de andere ruig en oneffen is ; dat derzeiver gladde zijde naar buiten gekeerd is , om den onmiddelijken invloed der . zonne te ontvangen, en dat ook tevens F 5 op  90 w. v. barneveld en j. f. muller h. hoofd, op deeze zijde, volgens de grootfte waar* fchijnlijkheid, uit onze waarneemingen op te maaken, de inademende buisjens meesten tijds gevonden worden, om de met Phlogifton bezwangerde lugt uit onzen Dampkring te gemaklijker te kunnen opneemen. — Doch daar de takken opwaards groeien, waardoor de bladen in een' ftand moeiten gebragt worden, dat verre de meeften met hunne agterzijde, in plaats van voorzijde, aan de zon blootgefteld wierden; zo hebben de mecfte boomen ook tevens de eigenfchap hunne uitgroeiende takken , vooral deszelfs einden , nederwaards te hangen, en, als het ware, zig met hunne bladen als een waaier uittcfpreidcn, om allen aan den zonnefchijn deel te doen hebben, waarin de Beukeboom voornamelijk uitmunt- Andere foorten daar en tegen, wiens uitfpruitende takken in den groeienden ftaat min toegeeflijker zijn, om zig, tot gerief der bladen» aan de einden der takken te buigen, hebben het vermogen den fteel der bladen te kunnen laaten nederhangen, om den invloed der zonne-ftraalen te ontvangen, gelijk de Populier , Peereboom en anderen.' Van daar dan dat de bladen der boomen meeft allen van agteren ruig zijn, hair-  OVER HET PLANTBN VAN BOOMEN, tïlZ. 91 hairbuisjens hebben, of op den rand met „. M00FD punten getand zijn, om de gedephlogisteerde lugt uit te ademen , welke zij uit » de gemengde lugt van onzen Dampkring hebben ingedronken, en die door de koesterende zonneftraalen, op derzelver oppervlakte , is bewerkt, zo dat het phlogiston tot voedzel van den boom of plant heeft kunnen overgaan, en de dephlogiftieke deelen in onzen dampkring weer uitgeademd worden. Het is thans eene bekende waarheid, gelijk ook onze proeven beveiligen , dat buiten den onmiddelijken invloed der zonne geen dephlogistieke lugt, door de boomen kan voortgebragt worden , en dat wij door kun ft noch vlijt ten deezen opzigte iets kunnen toebrengen: egter zijn andere hulpmiddelen , tot eene ruimere verkrijging van die zo heilzaame lugt, niet gantfchelijk buiten het bereik van ons vermogen. Wij hebben door onze gemaakte Rangfchikking ingewikkeld te kennen gegeeven, dat de eerfte Rang een grooter lugtverbeterend vermogen bezat dan de tweede, en deeze wéér meer dan de derde, het geen ons door herhalde Proeven ten klaarften is gebleeken. Ook meenen wij, volgens het algemeen gevoelen der fchranderfte Natuuronderzoekers , op goede gron-  92 w. v. earneveld en j. F. muller ii. hoofd, gronden te mogen vaftftellen , dat de Natuur den groei van zulke foorten van boomen en planten het meelt begunftigt, wanneer zij geplaatft zijn in een' grond die met hunne natuurlijke gefteldheid het beft overeenkomt. Uit dien hoofde moeten'wij ons bij het verkiezen van boomen , tot bereiking van dit oogmerk, niet llegts bepaalen op de foorten zelfs die het meelt lugtverbeterend vermogen hebben, maar wij dienen ook in opmerking te houden, dat onze keuze zig niet moet uitftrekken tot focrten, welken in* den grond , waarop wij woonen , niet dan met weerzin willen groeien, in welk laatfte geval wij in ons oogmerk niet zouden flagen; want het is ook in dit geval met de planten als met de dieren die ziek zijnde, den dienft niet kunnen doen, dien zij gezond zijnde verrigten : dan wanneer men bij het planten van boomen dit in acht neemt, kan men met voordeel zodanige foorten kiezen , welkers bladen en takken zig het mecft aan de zonneftraalen blootftellen, en die tevens hetgrootlt fieraad verfchaffen. . Onder de boomen,welken hieraan meeft beantwoorden, zijn de Linden, Beuken, Hagedooren en andere meer: deezen immers fpreiden genoegzaam htm gantfch fie-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. 93 fieraad aan ons oog ten toon , en ver- n. hoofd. bergen bijna niets van hunne bladen binnen of tusfchen de takken. Alles fchijnt aan deeze boomen als om ftrijd bezig te zijn , om met ijver te verrigten wat hun tot voedzel, en ons tot nut en ook tevens tot vermaak kan (trekken. Wanneer wij deeze drie foorten in hunnen eigenaartigen grond laaten, en niet willekeurig van eenen zandigen of zwartaardigen naar een drasfjgen of kleigrond overbrengen, dan kunnen wij zeer veel goeds, omtrent hun lugtverbeterend vermogen, verwagten; welk voordeel van de twee eerltgenoemde foorten waarlijk aanmerklijk is. De Linde heeft een zeer groot blad van oppervlakte; het is fappig, maar tevens dun en ligt, en eindelijk zeer lugtverbeterend. Dit allees pleit voor deezen boom; zijne groote en fappige bladen zijn allerbekwaam!! om dephlogiftieke lugt voorttebrengen, gelijk wij zulks in Proef 14 en 63 beweezen hebben; zijn bloefem en vrugten zijn van zo weinig belang , dat derzelver uitwafeming van Phlogiston en vafte-lugt in geen aanmerking kan komen, en zijne dunne en ligte bladen benadeelen ons in den herfft na hunnen afval weinig door derzelver rot- \  94 w. barnfveld en j. F. muller «.hoofd, rotting, in vergelijking van andere boomen, die zwaarder blad en geuriger bloeifem draagen , gelijk de Kaltanjeboom en anderen. De Beukeboom heeft dezelfde goede eigenfchappen; hij is zeer lugtverbeterend, gelijk dit uit proeven n en 12 kan blijken; zijne bladen zijn wel niet zo groot, noch zo fapagtig als die van den Lindeboom, egter bezit hij andere hoedanigheden , die hem niet minder dan deezen aanprijzen. Hij is de eenigfte boom bijna, die zijne takken zo wijd, en tevens zo nederhangende kan uitfpreiden, om zijne bladen aan de zonne ten toon te Hellen, welke takken, wanneer dezelven niet gefnoeid worden, menigmaal tot den grond nederbuigen. Zijn bloeifem is zeer gering , en zijne vrugten zijn in een harde fchil beflooten, waardoor dezelven weinig Phlogifton en vafte - lugt kunnen uitwafemen. Voorts dient deeze vrugt dikwils tot voedzel der Varkens, waardoor wij van derzelver bederf aanbrengende verrotting ontlaft worden. Zijne bladen zijn hard en ligt, die in het najaar de lugt weinig befmetten, om dat dezelven hoe wel geftorven, egter nog van de takken worden vaftgehouden, en door hunne hardigheid aan dezelven fpoedig opdroogen, zon-  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 95 zonder dat dezelven, voor dien tijd, fcha- u. hoofd. delijke uitwafemingen in onzen Dampkring kunnen verfpreiden : welke bladen voor het grootfte gedeelte zo lang aan den boom blijven zitten, tot dat ze door nieuw aankomende , in het volgende voorjaar , verdreeven worden , en dan wegens hunne zeer drooge gefteldheidniet dan bij trappen tot de verrotting overgaan. Indien men de deugd van alle andere boomen op deeze wijze befchouwd, en tevens onze Rangschikking op bladz' 85 en 86, als mede de hieragter bijgevoegde verdeeling van gronden, waarin zij eigenaartig behooren , in het oog houdt, zal men ligtelijk het meerdere of mindere voordeel van deeze of geene foorten kunnen opmaaken, om zijn oogmerk, aangaande de lugtsverbetering, op de befte wijze te bereiken; waarom wij van de andere foorten, op welken wij proeven genomen hebben, alléén het meerdere of mindere_ voordeel, volgens onze uitkomft , in het voorbijgaan zullen aanwijzen. Zouden zommigen van die foorten van boomen niet wel voornamelijk onze overweeging verdienen, welken 's winters en 's zomers een aanhoudend groen hebben V / Tm-  p'ï W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER ii. hoofd, immers komt het ons voor , dat deezen in den herfft, wanneer de bladen van an? dere boomen reeds geflorven en afgevallen zijn, bij helderen zonnen fchijn, met de lugtsverbetering kunnen voortgaan, en in de lente reeds weer beginnen, eer anderen nog ontluiken. Ware ons vermoeden in deezen gegrond, dan zouden wij over die foorten in het breede kunnen uitweiden : dan daar wij hierover niet proefondervindelijk kunnen fpreeken, en ook niet gelooven, dat zij bij eenen niet groeien den ftaat dephlogiftieke lugt bewerken kunnen, zullen wij ons vergenoegen de uitkomft van verfcheidene deezer heëfters op tegecven. Defteekende Palm, volgens Proef'24, en de gewoone Palm , naar Proef 29, met welke laatfte wij de paden en bloembedden onzer hoven of tuinen afperken, ftaan in deugdzaamheid genoegzaam gelijk, met den Peperboom, te vinden in onze 40e. Proef, en overtreffen weer anderen , die anders in aart daaraan gelijk fchijnen : gelijk Zevenboom , zie Proef 30 ; Geneverboom Proef 34 ; Laurier Proef 56 onder N°. 47; Mijrthe Proef 56 onder N°. 48, Magnolia Proef 56. onder N°. 53 , Heide Proef 56 onder No. 60, Rofemarijn Proef 56 onder NQ. 61, dj-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN a enz. 97 Cipresfen Proef 56 onder N°.,55. dee-n. hoofd. zen zijn egter weer iets meer vermogende in de lugesherftelling dan Dennen Proef 40*, en Arbor vita Proef 50; doch alle deeze genoemden worden overtroffen door de Huift Proef 5, en Klimop Proef 15. De Klimop verdient, ons bedunkens, eene nadere aanprijzing, zo om zijn lugtverbeterend vermogen, als om zijn blijvend groen; want boven deeze goede eigenfchappen, kan hij ook dienen, om langs vervallen muuren van torens, wallen of huizen, 't zij binnen of buiten de Heden , waar zeer veel phlogifton wordt uitgeftooten, opgeleid te worden, in welken groei dezelve zijne bladen allen aan 0 de zon blootfteld, voor zo verre hij aau de zuidzijde geplant wordt, en daar en boven de goede muuren tegen den regen beveiligt, om niet zo ligt te doorwateren en te verzwakken: Tot welk einde wij ook den Wijnftok, volgens onze proef 2, in de fteden, om van agter of van vooren , tegen de huizen opteleiden , aan- . prijzen. Nergens toch hebben wij meer lugts verbetering nodig, dan bij en in onze huizen, en deeze is juifl gefchikt, dat wij hem langs onze venftets en deuren kunnen opleiden, teneinde hij gelegenheid hebbe , het bederf der lugt Van G ons  Cj8 w. v. barneveld en j. f. muller ii. hoofd, ons huis op te neemen en te herftellen. Ditzelfde kan ook met een goed gevolg door den Wilden-wijngaard, zie onze Proef 56 onder N". 72, ondernomen worden,gelijk ook met Huislook proef 56 onder N°.78 als mede volgens Proef 5 7 op de pannen en rietendaken,en voorts metdeHemeljleutel Proef 5 8 in de tuinen agter de huizen. Piet Jhoeien der Boomen heeft in 't algemeen eene zeer groote nuttigheid in het verbeteren der lugt. Hierdoor verkrijgt de boom nieuw loof, en wel op die plaatzen, welken het meelt aan de zonneftraalen zijn blootgefteld; daar en boven zijn de jonge bladen ongelijk fterker werkende in het voortbrengen van dephlogiftieke lugt, dan wel ouderen, gelijk Proef 55 zulks kan beveiligen. Maar aller- fpreekenft woorden wij hiervan overtuigd, ^ wanneer wij in opmerking neemen, dat alle boomenen planten, hunne nieuw uitfpruitende takken met deeerft ontluikende jonge bladen, boven al het oude loof uitfteeken om, als het ware, dezelven aan den invloed der zonne aantebieden, op dat de jonge bladen in de gelegenheid gefteld mogtenworden hunne kragten, welkende ouden in hetlugtverbeterend vermogen overtreffen , met nadruk te oefenen. De Vlier volgens Proef 8 , en de Kruisbes-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, dlZ. 09 besfenbpom Proef 33 verdienen zekerlijk n. hoofd. aangepreezen te worden, niet zo zeer als boomen die tot fieraad binnen en rondom de fteden kunnen dienen, als wel om hunne vroeg uitfpruitende bladen. De laacfte kan met vrugt in alle tuinen geplant worden, terwijl men den eerlfen in afgelegen hoeken van de Had, en vooral op kerkhoven, in alle foorten van gronden , met nut , wegens zijn lugtverbeterend vermogen, kan plaatzen. -— De Wilgen Proef 7 en 65, zal men met zeer veel voordeel langs de flooten en aan den voet van dijken kunnen planten. » Slee-pruimen Proef 6, en Berken Proef 10 zijn in het lugtverbeteren ook ongemeen goed, maar de Slee-pruimen hebben niets, en de Berken flegts weinig aangenaam voorkomen, dat hun kan aanprijzen: doch nog vrij minder fchoonheid en deugd bezit de Brem proef 43 , en de Rijnbezicn proef 56 onder N°. 54. De Populier proef 1 , en de Abeelen proef 3, zijn ongemeen goed, gelijk ook de Platanus proef 4; terwijl deeze laatfte niet alleen voldoet in de lugtsverbetering, maar hij ftreelt ook tevens het oog door zijn fraai en groot blad. De Esdooren proef 16 bezit wel niet het lugtverbeterend vermogen in dien graad als Ga de  v IOO W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER il hoofd. ^e drie fierftgenoemden, maar is egter in ' ichoonheid en foort aan denPlatanus gelijk, terwijl hij zig nog boven dien wegenszijnen fpoedigen groei merkelijk aanprijft. Bitterzoet (_Dulcamara),vo\gem proef 5 6 onder JNÜ. 13 ,kan den zelfden dienft aan de flooten of den wateragtigen grond verrigten, als de Wilgen: maar langs llooten agter fchuttingen zijn de Mispelen proef 42,en Kwee-peer e«proef 3 8beter óanBitlerzoet(Dulcamara). De Moerbeziëboom proef 5 6 onder N°. 17, isnietflegts vaneen goedlugtsherltellend vermogen , maar zijn blad heeft ook deeze nuttige eigenfchap, dat het alléén gefchikt is, om den zijde-worm tot voedzel te verftrekken; voeg hierbij zijne gezonde en zeer verfrisfchende vrugten; dat zijn blad laat komt, maar ook wéér zo veel laater aanblijft, en uit dien hoofde de lugt nog kan herltellen als anderen reeds gedaan hebben; alle deeze goede, deeze nuttige eigenfchappen pleiten voor de menigvuldige aankweeking van den Moerbeziëboom. De Kamperfeelie proef 56 onder N°. 19, en de Braam, boozen proef 56 onder N0, 20, zijn beter dan Sneeuwballen proef 56 onder Nu. 44, Jasmijn proef 56 onder N°. 36, Syring proef 26 en Ligufter proef 17, hoewel anders allen heellers van dezelfde foort,  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, CnZ. IOl foort, en daar de laatlte toe fier lij ke en u. hoofd. digte heggen kan gebezigd worden, verdient hij onze aanprijzing boven de anderen: doch de Roezen proef 45 zijn, ten opzigte der lugts verbetering, nog veel minder dan deeze allen aanteprijzen. De IJpenboom heeft, volgens proeven 1 8 , 64 en 56, onder N°. 3 , een tamelijk lugtverbeterend vermogen; doch als hij in een' Drasgrond ftaat, waarin hij het beft tiert, kan hij vrij veel goede lugt besverken- De Esfchen proef 20 , Spaan fche - Aaken proef 19 overtreffen de Lijjlerbesfen proef 3 2 in de lugtsherflelling, fchoon ze anders met denzelven in eene foort van grond groeien. De Hazelnoot proef 23, komt aan de Esfchen gelijk in deugdzaamheid; zijn blad is groot en niet zeer zwaar, en wil des noods ook in een' drasgrond groeien. De El¬ zenboom proef 21 intusfehen is zo goed als de Esfchen en Hazelnoot, doch eifcht eenen vogtigen grond, zo hij wel zal tieren. De Krieken proef 22 zijn beter dan Karsfen proef 37 en Comoeljeboom proef 3 9 ; daar en tegen zijn Peer en proef 2 5 beter dan Appelen proef 49; Roode Aalbesfen proef 13 beter dan ZwarteAalbesfen proef 36, en Pruimen proef G 3 28  ioa W. V. BARNEVELT) EN J. F. MULLER „ ■ rt a8 beter dan alle deeze laatft genoemde ïU HOOFD. , . r t i n vrugtboomen ol iieciters. Maar wat zullen wij van de vrugtboomen zeggen ? zoude een hovenier zijn voordeel willen derven ? een landheer zijn oog en tong niet ftreelen? zoude hij het aangenaame, en de voortbrengzelen van zijne hoeve opofferen aan de lugtsverbetering ? dit zoude' te veel gevergt zijn. Gelukkig dan voor hem, dat deeze vrugten bijna in alle gronden even goed willen groeien, hoewel ze in den eenen grond overvloediger, en in een anderen weer fmaaklijker vrugten voortbrengen. De Kaftanjeboom proef 35, de grootenoQteboom proef 56 onder -N°. 45 komen eücander zeer nabij in deugdzaamheid ; maar de Inlandfche-wafcliboom proef 44, en de Kaapfche-wafchboom proef 46. bezitten beiden weinige lugtherftellend ver-" ' \ mogen; dan wie zal dezelven daarom uit zijne hermitagie willen ontbeeren, fchoon ze, nevens de Colutea proef 41, Fibumum proef 57 onder N°. 46 , Azalea proef 56 onder N°. 27, welke laatften egter iets meer lugtverbeterend van aart zijn, en de Roofe proef 45 , die weer minder deugdzaam is, doch niet anders dan aldaar tot fieraad dienen. De in anderen opzigte zo nuttige en fter-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, eUZ. 103 llerke Eikenboom proef 47 heèfc noch.geen. n. hoop», middelmaatig lugtheritellend vermogen: dit kan' ook niet wel anders zijn, ais wij deszelfs harde bladen in aanmerking neemen; maar vooral wanneer wij overweégen hoe langzaam de groei van deezen boom voortgaat, zo dat dezelve in 70 tot 80 jaaren naauwlijks zo hoog opichïet, als» de Dennen en eenige andere foorten van boomen in 20 jaaren doen. Schoon 'er opzettelijk in het voorliet van de Wel Edele Maatschappij van geene planten of derzelver werkaamhcid gewaagd wordt, dagt het ons egter, daar dezelven zo onmiddelijk aan ons onderwerp verbonden zijn , dat wij die niet wel, zonder eenige te beproeven, konden voorbijgaan. Men vindt deezen in proef 56, en wij moeten ons billijk verwonderen, als wij inzien , hoe dat in 4 en 5 uuren tijds een molglas met bedorven lugt kan herfteld worden door 2 en 3 bladen: wat zal niet een gantfche boom verrigten ? en wat is nog deszelfs oppervlakte te vergelijken tegen een gantfch uitgeftre'kt veld met Moeskruiden \ Akkers met jeugdig Koor en , Weiden en Hooilanden? ' deeze allen liaan onmiddelijk bloot aan den invloed der zonne, kunnen veel dephlogiftiefte lugt beG 4. wer-  104 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER li. hoofd werken, die wij, als laag bij den grond zijnde, oogenbliklijk inademen. —Vroeg in de lente, en laat in den herflt houdt deeze werking aan; en daar verfchillende plantgewasfen langs den weg, die dikwils in het wild opgroeien, in het najaar aan de verrotting overgelaaten worden, bederft 'er van de Wei - Hooi -en Bouwlanden bijna niets: de graslanden worden door de beeften afgeweid, de hooilanden gemaaid, en na de drooging in fchuuren tot wintervoeder der beeften bewaard, en de akkers, na de inzameling der veldvrugten, omgeploegd en bekwaam gemaakt, om voor den winter nog te beginnen met met nieuwe dephlogiftieke lugt voorttebrengen Het wintergraan is daar¬ toe van geen' geringen dienit, en al het kooren, waarvan de gebruiklijkfte foorten in proef 56 onder N°. 66, 67, 68 en 69, en proeven 60 en 62 kunnen nagezien worden, is zonder twijfel van veel nut, gelijk men meer andere planten, in die proeve voorkomende, zeer deugdzaam zal vinden. En wien is eene nuttiger en noodzaaklijkcr bezigheid bekend , dan het bebouwen en bereiden der landen ? Welke handteering leverd meerder vericheidenheid en rijkere voortbrenglels, op, dan de Landbouw ?  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, et]Z. iO;> bouw ? en welken hebben nadere betrek- 1L H0OFD> king tot ons tijdelijk beftaan , dan de veldvrugten? Wat kon ons oog meer vermaaken, dan wanneer wij het beurtelings laaten gaan over Bouw-en Weilanden? De verfchillende voorwerpen ftreelen onze zinnen, terwijl ons hart zig met bejpiegelingen bezig houdt over het fraaje , dat eerlang het gezondlte en fmaaklijkfte voedzel voor menfchen en beeften zal opleveren. En wanneer wij ons oog liaan op de lugtsverbetering, welke het graan en gras nóg bovendien aan onzen Dampkring bewerkt, dan zinken wij weg in de Goddelijke wijsheid , almagt en goedheid. ■ Daar wij in onze Verhandeling, bij de overweeging der boomen, nu en dan gefprooken hebben van de onderfcheidene gronden, welken tot den weeligen groei van deeze of geene foort van boomen vereifcht worden; zo hebben wij nodig geöordeel de volgende Lijst van onderscheidene boomen hierbij te voegen , ten 'einde men, als met een opflag van het oog, konde zien, in welken grond den één' of ander' boom cigenaartigft behoord, en weeligfl wil groeien. Zie hier de Lijst , bij welke wij tevens gevoegd heb- G 5 ben ,  1C6 W. V.BARNEVELD EN J. F. MULLER h.hoofd.ben de Rangen, om met een opflag te kunnen zien , onder welke zij behooren. Zandgrond. Rang 1 Aalbesfen. (Roode) 2 Aalbesfen. (Zwarte) i Abeelen. $ Arbor Vitse. i Beuk (Zomer) I Beuk. (Winter) I Berken, i Bramboozen. 3 Brem 3 Cornoelje 3 Cijprtsfen. 3 Dennen (fijne) 1 Esdooren. 3 Eiken. 2 Genevcrbesfen. 1 Haagedooren. 2 Hazelnoot. 3 Heide. 1 Huift. 2 Jasmijn. 1 Kamperfoelie. 3 Karsfen. 2 Kaftanje. 1 Klimop, a Krieken. 2 Kruisbesfen. Zandgrond. Rang 2 Ligufter. 2 Laurus. 1 Linden. 2 Lijfterbesfea. 3 Magnolia. 1 Moerbeziën. 2 Mirttnis 2 Nooten. (groote) * Paim. 2 Peeren. i Perfiken. I Platanus, I Populier, mids aan Beken, 3 Roozen 3 Rijn-bezien. 1 Slee-pruimen. 2 Sneeuwballen. 2 Spaanfche Aken. 2 Si/ring. i Vlier. 3 Wafchboom(Inlandsc) 3 Wafchboom (Caapse) 1 Wijnftok. 2 Ze'venboon?. ZWARTaARDIGE GR. Rang i Beuk. (Zomer) I Beuk (Winter) i Bitterzoet (Dulcumara) I Bramboozen. 3 Colutea. ZWART- ZwARTaARDrGE GR. Rang 1 Aalbesfen (Roode) 2 Aalbesfen (Zwarte) I Abeeleu. 3 Appelen. % Azalea.  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, CnZ. 10? ZWARTaARDIGE gr. Rang 3 Cornoelje. 1 Esdooren. 2 Esfchen. 2 Geneverbesifen. 1 Haagedoorn. 2 Hazelnoot, 'i Hulit. 2 Jasmijn. 1 Kamperfoelie. 3 Kaaien. 2 Kaftanje. 1 Klimop. 2 Knoopuoom. 2 Krieken. 2 Krutsoesfen. 3 Kwee peeren. 2 Liguitfr. I Lind n. 1 Lijlterbcsfen. Dras grond. Rang 'i Appelen. 1 Hitterzoet.(rfaiffl»tara) 2 Eb.cn. 2 Hazelnoot. 1 Klimop- 2 Kruisbesfen. 3 Kwee-peer en. 2 Liguller. . JvLEi grond. Rang 1 Aalbesfen. (Roode) 2 Aalbesfen. (Zwarte) 3 Appelen. 2 Esfchen. 2 Kailanje. I Klimop. ZWARTÜARDIGE GR. jt, HOOFD. 3 Mispelen. 2 Nooten. (groote) 2 Palm. 2 Peeren. 3 Peperbooin. i Perfinen j Platanus^ 1 Populier (Zwarte) mids aan Water 3 Rofemarijn. 3 Roozen. 2 Sneeuwballen. t Spaanfche Aken, 2 Stjjmg. 1 Vlier". 2 Viburn.e. 3 Wafchboom (Inlandse) 1 Wilgen. 2 IJpen. 2 Zevenboom. Klei grond. Rang 2 Lïgufter. 2 Nooten (groote) 2 Peeren. 3 Rijnbeziën. i Wilgen. Als Dras grond. Rang 3 "Mispelen. 2 Peeren. 3 Roozen. 2 Siiriijg. I Vlier. 1 Wilgen. / 2 IJpen. .  I08 w. v. barneveld en j. f. muller ii. hoofd. Als wij nu in opmerking neemen hoe een boom of plant ontipruit; hoe hij in het bederf van een' vet gemeften grond weeliger , dan in een' fchraalen groeit; hoe de boomen het bederf uit de lugt opneemen en , gelijk wij meenen getoond te hebben, niet zoude kunnen voor toeven, zonder eenige bedorvene ftoffen te genieten; dan zullen wij bemerken, hoe noodzaakiijk het leevend geilagt aan het groeiendrijk geworden zij, met het voortbrengen van eene -menigte phlogifton , dat tot een nuttig en noodzaakiijk voedzel der planten verftrekt; terwijl alle derzelver voortbrengielen daardoor op duizenderlei wijzen wéér 'dienftbaar worden voor de fchepzclen in het algemeen, maar bijzonder voor den menfch, die 'er een nuttig en gepaft gebruik van weet te maaken. Het bederf dat 'er ontftaat door onze ademhaaling , Ipijsverteering , door alle onze noodwendige en onnoodzaaklijke behoeften, door de verrotting onzer dooden, dringt in de plantgewasfen, doet ze groeien en opfchieten, tot nut van al wat leeft, en deezen verftrekken, na derzelver ontbinding, op hunne beurt wéér tot voedzel der volgende genachten, waardoor alles in een onderling verband ftaat, om elkander behulpzaam te zijn, tot in ftand-  over het planten van boomen, wz. IO9 ftandhouding der Natuur. Ze gaat lu hoofd. de gedaante deezer Waereld voorbij, en 'er wordt eene andere uit die gebooren, welke, na alle de fchepfelen van het nodige voorzien, en van deezen den verëifchten cijns ontvangen te hebben, eene volgende bervoortbrengt. -— „ O diep„ te des rijkdoms! beide der wijsheid en „ der kennisfe Gods! hoe ondoorgrondelijk zijn zijne oordeelen, en hoe on„ nafpeurlijk zijne wegen ! Want wie „ heeft den zin des Heeren gekend, of „ wie is zijn raadsman geweeft ? of wie „ heeft hem eerlt gegeeven, en het zal „ hem weder vergolden worden ? „ Want uit hem, en door hem, en tot ,, hem zijn alle dingen. Hem zij de heer„ lijkheid in der eeuwigheid Amen". . . . . Primum multarum femina rerum Es/efupra doem, qua. fint vttalia nobis: Et contra, qua fintmorbo, mortique necesfe eji Multavolare. Eaquum cafu funt fortè coörtat Et perturbarunt ccelum, fit morbidus aër. T. Lucretius Carus. eer-  HO W. V. EARNEVELD EN J\ F. MULLER INLEIDING TOT DE I 1 O I V E I. X3e "jkdom der floffen, die in deeVerhandeling door ons behandeld zijn en, het zij onmiddehjk of van ter zijden, uit de vraag voortvloeiden, hebben dezelve reeds tegen onzen wil doen uitloopen: en alzo wij dit voorzagen , fielden wij daarom al vroeg vafl, om flegts de algemeenfle boomen te beproeven, en zommige anderen; terwijl men van deeze beproefden , wel overwoogen en vergeleeken zijnde, tot andere dergelijke foorten mag befluiten.. r Dan hoe uitgebreid dit antwoord ook geworden zij, kunnen wij niet nalaaten, een kort verflag van het neemen der navolgende Proeven te geeVen. Niemand, ten zij hij di6 on¬ derwerp behandeld hebbe, kent de hinderpaalen , toevallen en moeilijkheden met  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, CnZ. III met welken men te wortTelen heeft; niemand den arbeid, de oplettendheid en naauwkeurigheid, welken men te befteeden nebbe , om dit werk tevens met alle getrouwheid te volbrengen. Wij hebben dan: 1. ) Verre de meefte proeven, vooral op boomen , of planten , drie - ja zommigen viermaalen genoomen , fchoon 'er door ons 4 om alle onnodige uitweidingen voortekomen,fiegts ééne genoemd zij. 2. ) De glazen, waaronder wij de verfchillende boomen geplaatft hebben, zijn allen van eene grootte geweeft, op dat ze volmaakt evenveel bedorven lugt zouden inhouden. Twee hondert en zes vierkante duimen lugt konden ieder deezer glazen bevatten, na dat 'er den omtrek van het potjen, in welken het boompjen groeide, was afgetrokken. Niet zonder overleg namen wij zulke groote vlesfen ; en wel, om dat in een groote vies de dampkring, die de boom aantreft , ten minften nader komt aan den gemeenen dampkring , dan in een molglas. Voorts om dat de brocijing daaronder zo fterk niet is, en de bladen aan den kant der  112 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. der vies, in de heete zon ftaande, niet zouden verzengen, 'gelijk dit dikwerf gebeurd. —- Daar komt bij dat, hoe grooter men de proef neemt, hoe minder dezelve verfchillen zal van andere Proeven op dezelfde wijze genomen. Dan 'er blijft, behalven deeze omzigtigheid, nog altijd een' wijden afftand tusfchen de werking die de groei in de natuur, of in de met water afgeflotene vies verrigt: Speeling van wind ontbreekt 'er altijd onder zulk een glas; ook is de lugt in den dampkring nooit zo nadeelig, als in een glas, het welk men met bedorvene lugt wegfielt. 3) De bedorven lugt, die wij bezigden , wierd door ons tot dien graad ontfteld, dat ze flegts driemaalen de Kaars blufchte en, met de Eudiometer beproeft, eene gelijke uitkomft aantoonde. Derhalven, als wij van een vies of maat met bedorven lugt fpreeken in onze proeven, dan meenen wij daarmede (en dit herinneren wij hier eens vooral) een vies of maat van 206 vierkante duimen, voorzien van lugt die, door. onze ademing bedorven, driemaalen de  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, t\\T. IIJ de Kaars blufchte, in een daartoe beftendig gebruiktmaatglaasje, hetwelk wij zo aanftonds, nevens het waschHcht daartoe gebézigd, zullen befchrijven. 4. ) De aard in de potjes met hoorntjes was zeer zuiver en onbederflijk, zie proef 98. Het water, dat wij hiertoe bézigden, bij gebrek van altijd goed pompwater te hebben, was zeer zuiver rivier - water: zie proef 98. 5. ) Onze hoorntjes, die wij beproeven zouden, flonden in de open lugt en altijd met maatig water voorzien. 6".) Wij droegen wel zorg, dat 'er geene gemeene lugt mede onder het glas Hoop, als wij het boomtje daarin fielden; voorts eer het boomtje onder het glas met bedorven lugt gefield wierd, lieten wij het zelve volkomen met water doortrekken, op dat 'er geen gemeene lugt in de tusfehen ruimten der aarde bleeve, en onderde vies flaande, dat water daar uit zakkende, (alzo de potjes van onder met gaatjes open waren) van die bedorven lugt daarin zoude kunnen dringen. 7.) Wij hebben wel toegezien , dat H * 'er  114 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. 'er aan de boomtjes geen eenig blaadje bleeve, dat geelagtig was; maar vóór de beproeving deeden wij de zulken weg, die ons eenigzins verdagt voorkwamen, als geen volkomen groeiend vermogen te bezitten. 8.) De zon kon, als zijfcheen, altijd onze glazen, zonder ooit door fchaduw verhinderd te worden , befchijnen. PO Wij dekten de bodems van onze vlesfen, alzo die hol waren, altijd met eenig water, als de zon te heet fcheen, om de llerke broeijing iets te beletten. 10. ) Wij droegen wel zorg, dat 'er altijd water genoeg in de fchotel was, op welke de omgekeerde maat met lugt en het boomtje üond, op dat bij inkrimping der lugt, als de lugt bij geval verkoelde, geen gemeene lugt van buiten , door het water heen, zoude tot zig neemen; want 11. ) Eer wij de voorönderltelde verbeterde lugt beproefden, lieten wij dezelve altijd tot een' mogelijken gelijken graad verkoelen. xs.) Indien men met een kaars deeze herftelde lugt wil beproeven of dezelve  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, ÖBZ. 11$ zelve volkomen goed is, moet dit met deezeomzigtigheden gefchieden: a. ~) Men moet daartoe hebben een glazen maatje, zijnde te zamen 4 duimen hol, 4 en drie vierde duimen hoog en voorzien van eene opening van 10 lijnen Amfterdamfche maat. De manier hoe dit gevuld wordt, is genoeg bij Prieftleij en anderen befchreeven, b. ) Een dun wafchkaarsje, het welk men zelfs moet vervaardigen, alzo het gewoone wafchlicht te dikken pit heeft. Men rolle 3 dragma wafch, in een warme hand week gemaakt, tot 18 duimen in de leng* te uit, en fnijde daarin een fleuf, in welke men een katoenen naaidraad van eene gelijke dikte inleggen , en de lleuf toedrukken m oet» c. ) Dit wafchlichtje moet, na de ge¬ woone wijze aan een koperdraadje vaft , met altijd dezelve vaardige, doch tevens bedaarde handgreep , brandende in dit vlesje neergelaaten, aan een bijftaande kaars wéér aangeftoken , en vervolgens in het befchreeven maatje wéér neergelaaten worden. d. ) Dit maatje moet niet, gelijk men H 5 an-  Ilö w. v. barneveld en j. f. muller anders gewoon is, met de hand, na dat de kaars daar uit genomen is, toegehouden worden; om dat het Phlogifton , van de geduurig uitgegaane kaars, de proef nadeeliger zoude maaken. e.) Het fpreekt van zelfs, dat men . egter de maat wel moet gefloten houden , zo lang men nog geen kaars daar ingebragt heeft. 13.) Wanneer wij de proef met den Eudiometer nodig vonden te doen op de bedorvene lugt, door middel vanNiterlugt, dan hebben wij altijd alle die ómzigtigheid gebruikt en misflagen vermijd, die ons Doclor Ingen-Housz meededeelt, dat bij den Eudiometer van den Abt Fontana moeten in acht genomen worden : te vinden in zijn werk proeven op plantgewassen bladz.. 172. en volgende. Schoon wij geen Eudiometer van den Abt Fontana hebben kunnen bekomen, hebben wij nogthans een, naar dien van hem ingerigten Eudiometer, te zamen gefteld, dien wij egter, noch deszelfs gebruik, niet noodig oordeelden, om allen omflag te vermijden, alhier te befchrijven. Van ééne zaak moeten wij nog melding  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, ttlZ. 117 dingmaaken, welke wij niet willen te verheipen, en deeze is: 14.) Dat wij alle foorten van boomen niet even groot konden hebben , noch het gewigt van het groeiend loof vooraf konden bepaalen. H 3 PROE-  Il8 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER r a? JEL O JE V JE 2? O P B O O M E . Populierboom. Proef i. Wij ftelden dien in, des middaags om twee uuren op een vies met bedorven lugt, en des avonds om vijf uuren was de lugt zeer wel herfteld. --Dit boomtje was voorzien met 28 blaadjes ; en deezen woogen 3 2 greinen. Wijnstok. Proef 2, Deeze was voorzien van 3 roiddelmaatige en 5 kleine blaadjes; hij herftelde de maat met lugt in den  ÖVÜR MET PLANTEN VAN BOOMEN, COZ. 119 den tijd van 7 uuren ; de blaadjes woogen 1 8 greinen, in vergelijking van anderen met deezen in grootte, die wij tot dat einde afgeplukt en gewoogen hebben. Abeelenbóom. Proef 3. Deezen Helden wij op een' vies met lugt van 's middaags om half twee uuren, (want de zon fcheen op dien dag niet eerder) en 's avonds om half vijf uuren was de lugt volmaakt goed geworden. De boom had 40 blaadjes, en een even gelijk getal van een ander boom woogen 58 greinen. Bij eene nadere proef herftelde bij de lugt in ruim 2 uuren. Platanus. Proef 4. Dit boomtje had 5 bladen die, gelijk bekend is, vrij groot waren ; het gewigt derzelven achten wij 50 greinen ge weeft te zijn: de lugt herftelde in den tijd van 3 uuren volkomen. H 4 Hulst-  HO W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. Hulstboom. Proef 5. Dit boompje was flegts vier duimen hoog, en had negen blaadjes, welkér gewigt wij bevonden te zijn 45 greinen , door negen andere blaadjes van dezelfde grootte, van een ander eA Hulfiboom geplukt, te weegen. Het wierd door ons 's middaags om drie uuren ingefteld, en de lugt was om half zes zo verre herlteld, dat de kaars maar ééns geblufcht wierd ; vóór half zeven nogthans was deeze lugt verbeterd. Slee - pruimen'. Proef 6. Deeze heefter wierd 'smorgens om 8 uuren ingelleld. Dezelve heeft, gelijk men weet, zeer kleine blaadjes; 7 a 8 zaten aan ieder takje, met hoedanige 16 de ftruik voorzien was: de bedorven lugt was in drie uuren herlteld. In twee volgende proeven wierd de herftelling van 8 tot 1 o uuren voorn: volbragt. — De blaadjes woogen na - genoeg 80 greinen. Wil-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN > 8HZ. 121 Wilgenboom. Proef 7. Deezen fielden wij in om 8 uuren , en toen wij deeze lugt om half elf beproefden, - vonden wij dezelve volkomen herfleld. Deszelfs groen moefl nagenoeg 80 greinen weegen. Drie dagen daarna herhaalden wij zulks, en wij konden de lugt tot twee maaien toe telkens in 2 uuren, en ééns in minder tijds herflellen. Vlierboom. Proef 8. Dezelve was voorzien van 20 takjes, ieder van 4 en zommigen van 6 blaadjes, welkers gewigt was 90 greinen. Wij Helden hem 's morgens om 6 uuren in , en om 8 uuren was de lugt reeds herfleld. Wij lieten denzelven nogthans ftaan, en beproefden om elf uuren de lugt met den Eudiometer, dien wij toenwel 4graaden beter dan gemeene lugt bevonden. Wij hebben denzelven boom naderhand ingefleld en bevonden , dat hij drie maaien op een" H s dag  124 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER.' dag eene gewoone hoeveelheid van onze gebezigde bedorvene lugt kon herilellen. Misfohien zoude dit wel viermaalen hebben kunnen gefchieden. Haagdoornboom. Proef'o. Deszelfszeer dunne lig te blaadjes woogen 70 greinen. Wij plaatften het boomtje onder een' vies 's morgens om 8 uuren,en de lugt om 11 uuren beproevende, vonden wij dezelve herlteld. Berkenboom. Proef 10. Wij ftelden hem's morgens om half zeven uuren onder de vies met bedorvene lugt, en ten 1 r uuren bevonden wij dezelve volmaakt goede lugt te zijn. Deszelfs blaadjes woogen4ogreinen; Zomer-Beuk. Proef 11. Dit boomtje Helden wij 's morgens om 6 uuren onder een' vies met lugt, en om 11 uuren was de lugt volkomen goed. De blaad-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN , enz. 123 blaadjes waren zeer jeugdig en frifch, en nog eerffc zedert 5 a 6 dagen aangekomen ; derzelver getal was 45, welken 34 greinen woogen. Winter - Beuk. Proef 12. Wij zetteden het boomtje 'smorgens om 6 uuren onder een vies met lugt, en om half elf was dezelve herlteld. Deszelfs 14 blaadjes woogen 66 greinen. Roode - Aalbessenboom. Proef 13. Dit boomtje plaatlten wij 's morgens om 8 uuren onder een' vies met bedorvene lugt in een warmen zonnefchijn. Hetzelve had 37 kleine en 4 groote bladen: deeze lugt wierd 8 minuuten voor half elf weggefteld, voorts verkoelt en beproefd zijnde , tot den ftaat van goede gemeene lugt gebragt; dus bijna in den tijd van 2 en één vierde uur. Lire-  124 w' V- BAR.NEVELD EN J. F. MULLER. Lindeboom. Troef 14. Dezelve had 25 blaadjes, en wierd 's morgens om 7 uuren op een gewoone maat bedorvene lugt gefield, waarvan de herflelling in 3 uuren volkomen ges fchiedde. —- In eene nadere proef vonden wij de lugt nog iets fpoediger herfleld. Klimop. 'Proef 15. Een takje, weegende 55 greinen , van den boom afgefneeden, fielden wij in een' vlesje met water , en voorts te zamen onder de gewoone maat bedorvene lugt, welke door dit kleine takje in 7 uuren herfleld wierd, hebbende flegts 6 of 7 kleine blaadjes. Een grooter tak , met 14 of 15 bladen, herftelde de lugt in den tijd van 3 uuren. Esdoorenboom. Proef 16. Dezelve had vrij groote bladen» welkers gewigt was één half lood of 120 greinen. Hij wierd ten 7 uu-  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN. Ï25 uuren ingelield, en om 11 uuren was de lugt volkomen herlteld: naderhand gebeurde dit wel één half uur vroeger. Eenige dagen daarna wierd het, kort na dat wij denzelven eens wéér ingelteld hadden , eene betrokken lugt ; het regende dien dag en den volgenden , en op den derden dag was jde lugt , in welke deeze boom ftond, bijna niets1 gebeterd: de zon had in al dien tijd niet gefcheenen; op den derden dag was de lugt bij tusfchenpoozen met zeer veel wolken bezet: evenwel deeze afgebrokene zonnefchijn herftelde de lugt in 7 uuren. Liguster. Proef 17. Dit boomtje fielden wij op eene bedorvene lugt van 7 tot n uuren; het was voorzien van 42 bladen, en de proef toonde ons dat de lugt goed was. IJpen-  Il6 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER ijpenboom. Proef 18. Deezen fielden wij in een' vies met lugt des morgens om 9 uuren; yóór dien tijd was de lugt betrokken geweeft, maar nu fcheen de zon helder, en devolkomene herflelling wierd in 4 uuren te weeggebragt. De blaadjes woogen 78 grein. Spaansche - Aaken. Proef 19. De flam van dit boompje was vrij dik, had agt zeer korte uitfpruitfels, en was dus met weinig groen voorzien, dat naauwlijks 38 greinen in gewigt bedroeg; in 8 uuren nogthans herftelde het de bedorvene lugt. Esschenboom. Proef 20. Deszelfsloofwoog72 greinen, welk boomtje wij 's morgens om half ze ven uuren onder de bedorven lugt fielden, en ten 10 uuren was dezelve tot de hoedanigheid van goede lugt herfleld. El-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. 12? Elzenboom. Proef 21. Dit boomtje plaatften wij 's morgens om zeven uuren onder de bedorvene lugt, en ten tien uuren vonden wij de lugt volkomen herfleld. — Deszelfs bladen woogen 78 greinen. Kriekenboom. $ Proef 22. "Wij fielden deezen's morgens om 8 uuren in, de bladen woogen , vergeleeken bij eene hoeveelheid andere bladen van die foort, ten naaflen bij 72 greinen, en om 12 uuren was de lugt volmaakt herfleld. Hazelnoot. Proef 23. Het boomtje had flegts 7 bladen, welken na-genoeg 30 greinen woogen; de Iugtsherflelling gefchiedde daar door van 8 uuren 'smorgens tot5uuren 's middaags. Dit boomtje wilde niet fleurig voort, en fcheen niet gefchikt , om in het potje te groeien; dit in aanmerking neemen-  128 w. v. BARNEVELD EN J. F. MULLER mende, was de lugts herftelling tamelijk wel. Steekendè - Palm. Troef 24. Deeze herftelde de gewoone maat lugt bijna in 2 en één half uur, toen de lugt met wolken betrok, en dus den invloed der zonne mifte. Op een' anderen dag herftelde deeze heester de lugt volkomen in den tijd van 3 uuren. Dezelve had twee iteelen met 124 blaadjes. Peereboom. Troef 25. Deszelfs groen woog 64 greinen, en herftelde één vies met lugt van 's morgens ten 8 uuren , tot 's middaags ten 2 uuren. Om één uur was de lugt nog niet volkomen herfleld; want toen wij dezelve beproefden , ging de kaars nog éénmaal na 2 2 tellens uit, en tékende 2 graaden op den Eudiometer minder dan de goede dampkring» iugt. Sij-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, CtlZ. 12$ SlJRiNGEBOOM. Proef 26. Wij plaatften deezen boom 's morgens om 8 uuren onder de gewoone bedorven lugt, hebbende 23 groote en 21 kleine blaadjes ; dezelve herftelde de lugt nog binnen den tijd van 2 uuren. Sijringeboom. Proef 27. Wij namen een Sijringeboom, t voorzien met 2 takken, genoegzaam even groot, waarvan wij 'er één affneeden en onder een maat van 80 vierkante Duimen lugt plaatften , welke van 9 tot 12 uur herlteld wierd. De andere helft van deezen boom op den ftam gebleeven, ftelden wij, met wortel, aarde, en pot, 's morgens ten 9 uuren in een molglas onder water , ten einde door denzelveh gedephlogifteerde lugt te verkrijgen, gelijk de voortbrenging daarvan ook gefchiedde, en aanhield tot den avond , wanneer wij drie I vier-  I30 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER vierde duim dephlogiftieke lugt daarvan verkreegen hadden. Intusfchen herftelde de afgefneeden tak 's middaags nog eens 80 duimen lugt van half twee tot 5 uuren. Vervolgens namen wij 80 duimen van dezelfde bedorven lugt, als het afgefneeden takje herfteld had, en voegden de drie vierde duim dephlogistieke lugt daarbij, welke wij van den anderen tak onder water verkreegen hadden: dan na dat wij, z behalven deeze drie vierde duim, nog vier duimen dephlogiftieke lugt, van andere boomen voortgebragt , daar bij mengden , wierd ze eerft gelijk aan de herftelde lugt in de 2 bovenftaande proeven gemeld. Pbuimboom. Proef 28. Deeze was voorzien met een aantal van fchoone blaadjes , weegende bij anderen vergelee- ken, 116 grein: Na dat wij dit boomtje op een vies met lugt gefield hadden, wierd de-  OVER. «ET PLANTEN VAN BOOMEN, tïlZ. I3I de'.elve ééns des morgens en, ééns des middaags, en dus 2 m alen op éénen dag, van dat bederf , telkens in 2 uuren, gezuiverd. Ordinaire , Palm. Proef 29. Dit boomtje, hebbende 15 zo groote als kleine flruikjes, weegende , bij anderen vergeleeken, nagenoeg 130 grein, Helden wij in 's nademiddaags om half vier uuren , en twee uuren daarna was de lugt der vies herfleld. Zevenboom. Proef 30. Wij fielden dit boomtje, dat reeds 8 dagen te vooren beproefd was geweefl, 's middaags om twéé uuren in ; de lugt 's avonds ten 6 uuren beproefd zijnde, vonden wij her* field te zijn. Zevenboom. Proef 31. Dit boomtje, dat nog geen 5 I 2 dui-  I32 w. v. barneveld en j. f. muller duimen hoog was, en 15 zeer kleine takjes had, Helden wij in 's middaags om halft twee, en na vijf en één half uur , in welken tijd de zon llegts één uur fcheen, beproefden wij de lugt; doch de kaars wierd nog tweemaalen geblufcht. Twee dagen daaraan Helden wij hetzelve op nieuw, in bedorven lugt, en na 5 uuren tijds , in welken de zon aanhoudend fcheen , wrierd de kaars nog ééns geblufcht. N: B: Dat dit Zevenboomtje de lugt in 5 uuren niet volkomen her Helde , dunkt ons toegefchreeven te moeten worden; dat hetzelve, 2 dagen te vooren gebruikt , en 2 maaien door het water gepasfeerd zijnde, hier door kwijnende gewor. den , en eenigen tijd nodig had, zig te herftellen. — Dit verfchijnfel is meer door ons waargenomen, waarom wij de boomtjes in 't vervolg altoos eerft na 6, 7 a 8 dagen op nieuw tot de proef bézigden. Lijs-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, dlZ, I33 Lijsterbessen. Proef 32. Hetzelve had 5 kleine bladen met 48 jeugdige zijblaadjes , dit boomtje herftelde de lugt in 10 uuren, Kruisbessenboom. Proef 33. Wij Helden hetzelve in 's middaags 15 min. voor 3 uuren» Dit boomtje had 10 r kleine blaadjes, hetzelve had de lugt 's avonds één kwartier voor 6 uuren wel herfteld; doch niet volmaakt zuiver, want het kaarsje brande 'er dof in. De zon had niet volkomen helder* maar wateragtig gefcheenen, Geneverboom. Proef 34. Dit boomtje, hebbende een zeer fraai groen, uitmuntende boven alle onze hoorntjes welken wij op dien tijd bezaten „ Helden wij 7 min. over half twee onder de gewoone bedorven lugt; één uur daarna beproefden wij de lugt, in de voorönI 3 der-  134 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. derflelling, dat ze reeds zoude herlteld wezen, dan de kaars wierd nog eens gebiufcht. Wij plaatften hetzelve dan andermaal geduurende den tijd van 20 min; inde zon, en de lugt, na dat ze behoorlijk door de bekoeling ingekrompen was , beproefd zijnde., had de eigenfchap van gemeene lugt, Kastanjeboom, Proef. 35. Hetzelve had 15 kleine en groote , doch niet volwasfene bladen,, en wierd door ons ingefteld 's morgens om 7 uuren, terwijl de lugt om 12 uuren beproefd zijnde, goed bevonden wierd. De zon was zeer fchoon en had ioq graaden warmte. Zwarte - Aalbessen. Proef 36. Wij fielden dit boomtje 15 min. voor 3 uuren onder de bedorven lugt: hetzelve was met 29 bladen voorzien, dienaar onze gisfing, wegens hunne grootte,  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. 135 te, dezelfde oppervlakte hadden als de 101 blaadjes van het Kruisbesfenboomtje in Proef 33. Eén kwartier voor 6 uuren vonden wij de lugt herfleld, doch niet volkomen, want de kaars brande 'er flaauwlijk in. — De zon fcheen wel, maar was wateragtig. Karsseboom. ' Proef 37. Dit boomtje had 13 bladen, ieder hebbende 1 en één half duim oppervlakte, en herftelde de lugt in 6 uuren voor twee derde gedeelten, want de kaars wierd nog ééns geblufcht. —■ De zon fcheen fraai toen wij het boomtje onder de lugt fielden , maar verflaauwde door een wateragtigen damp voor dezelve. Deeze proef herhaald zijnde, wierd de lugt door dit boomtje bij eene gunftiger gelegenheid herfleld binnen den tijd van 6 uuren. I 4 Kwee-  I36 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER K.weepeereboom. Proef 38. Om één uur 's middaags ingefteld zijnde, herftelde de lugt in 4 en één halfuur. — De oppervlakte der bladen was na genoeg gelijk aan de Lornoelje, proef 3 9, en Kaftanje - boom Proef 3 5. Cornoelje- Boom. Proef 39. Hebbende 16 groote en 16 kleine blaadjes , herftelde de lugt zeer volmaakt in ? uuren. De lugt hadi oograaden warmte. Peperboom.. Proef 40. Deeze had flegts 6 bladen,. doch waren twee en één half duim lang, en in 't midden één half duim breed; dezelve herftelde de lugt in den, tijd van Vijf uuren. collatia. Proef 41. Dit Boomtje had 220 zeer kleine blaadjes, en verbeterde de lugt, in eene wolkagtige lugts-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, tüZ. I37 Lugtsgefteldheid , niet verder dan toe één derde gedeelte. In eene volgende beproeving gelukte de herftelling volkomen in 6 uuren tijds. Mispel-Boom. Proef 42. Dezelve had 37 blaadjes, ieder van één half duim oppervlakte , en herftelde de lugt in den tijd van 6 uuren. Brem, Proef 43.. Deeze heefter had 150 tedere blaadjes. Hét is bekend, dat dezelve met de kleinfte foort van blaadjes voorzien is. 'Er wierden 8 uuren verëifcht eer ze de lugt herlteld had. Inlandschu Waschboom. Proef 44. Efet boomtje had 120 blaadjes: de oppervlakte van deszelfs groen kwam overeen met de Brem Proef 43. De lugt wierd in 9 uuren herlteld. N: B: Bij de de proef van de I 5 Eu-  I$Z W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER Eudiometer vonden wij de lugt zo goed niet, als die van de Brem, proef 43. Bleeke Roozen. Proef 45. Deeze ftruik had 16 bladen als eene Boereboon, en 46 kleine, iets grooter dan een Stuiver. Deeze herftelde de lugt niet volkomen in 8 uuren tijds, want de kaars ging nog éénmaal uit. Een week daarna bedorven wij de lugt, dat ze de kaars flegts 2 maaien blufchte, toen ze 's avonds , na 11 uuren geftaan te hebben , herfteld bevonden wierd. Waarlijk een zeer Jlegte uitkomft. Caapsche - Waschboom. Proef 46. Dit boomtje had 30 blaadjes, en herftelde de lugt in 9 uuren. Eikenboom. Proef 47. Wij ftelden denzei ven onder de lugt 's morgens om 6 uuren; doch  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. I 39 doch om 12 uuren was de lugt nog niet herlteld: dezelve had 30 blaadjes weegende 78 grein. De zonnefchijn wierd met betrokken lugt verwisfeld. Daarna ondervonden wij, dat dit boomtje in 5 uuren de lugt herftelde. N: B: In de eerfte beproeving waren 'er nu en dan al eenige tusfchenpoozen geweeft, dat de zon door wolken verhinderd wierd te fchijnen : Dan de Eik heeft geen groot lugtherftellend vermogen. Fijne Denneboom. Proef 48. Dezelve had genoegzaam de halve grootte in uitgebreidheid van de Geneverboom proef 34 , en herftelde de lugt in 7 uuren. N: B: Het boomtje was volmaakt fleurig, waarom wij de 'verbetering wel 2 uuren vroeger verwagt hadden. Appelboom. Proef 49. Wij Helden denzelven 's middaags  I40 vv. v. barneveld en j. f. muller daags om half twee uuren onder de lugt, want de zon fcheen op dien dag niet vroeger, en 's avonds om 6 uuren bevonden wij de lugt nog nietherfteld. ■— Wij hadden den anderen morgen gelegenheid die door de zon te doen herftellen , zijnde mooi weder, waartoe nog 2 uuren verëifcht wierden. Wij Helden denzelven, 8 dagen daarna, en vervolgens nog eens in; doch de uitkomft was niet gunftiger dan van de Arhor vita en Zevenboom, volgens Proeven 50 en 31. De 39 blaadjes van dit Appelboom tjc woogen 55 grein, Arsor Vit je. Proef 50. Dezelve was iets grooter dan de Zevenboom proef 31. Wij Helden denzelven onder de lugt 7 min. over half twee, en in 5 en een half uur, waarvan drie vierde uur de zon fcheen, was de lugt bijna niets herfteld , want de kaars ging nog 3 maaien uit, de laatfte reis na ver-, loop  OVER HET PLANTFN VAN BOOMEN, enz. 141 loop van 5 of 6 tellens, daar ze anders in 2 tellens moeit uitgaan. Eenige dagen daarna wierd dezelve wederom door ons ingefteld; de zon fcheen aanhoudend 3 uuren, de lugt toen beproefd zijnde blufchte de kaars nog 2 maaien. De Zevenboom en Huift, die wij toen jviift bij herhaaling beproefden, verbeterden de lugt in dien zelfden tijd zo verre, dat de kaars maar ééns blufchte. Na verloop van nog twee uuren, was de lugt door den Arbor Vita nog niet volkomen gezuiverd, en om den daar zijnden avond konden wij de proef niet voortzetten, terwijl de lugt van de Huift en Zevenboom, na die 2 uuren, zeer wel herlteld was. Daarna hebben wij deeze proef herhaald, en de Arbor Vit«t herftelde de lugt in 8 en één half uur, waarvan de zon 6 uuren fcheen. Deeze 2 heeffers, Arbor Vit & en ï fuift, kwamen ons voor even groot te zijn, en derzelver groen  142 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLE*. groen oordeelden wij 50 grein tebedraagen, terwijl de Zevenboom iets grooter was. Hulstboom. Proef 51. Hebbende 3 6 bladen, beroofden wij hem van 18 derzelven en reegen ze aan een linnen draad een halve of drie vierde duim van elkander, op dat ze, ondereen vies met water in de zon gelteld, allen den invloed der zonne ftraalen zouden genieten , gelijk dit óok gebeurde: dan zij bragten flegts eene zeer kleine hoeveelheid dephlogiftieke lugt vóórt, terwijl de Huif boom, die op denzelfden tijd met zijn potje mede in een vies vol water was gedompeld, na dat wij de aarde en het potje alvoorens wel hadden doen doortrekken, daar naaftgefteld zijnde , omtrent de helft meer lugt voortbragt. ; Wij lieten beide deeze vlesfen den volgenden dag za ftaan, nogthans bragten de bladen geen eenige lugtbel meer voort. Kas»  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 143 Kastanjeboom. Proef 52. Deeze had twee even groote takken, waarvan wij 'er één affneeden , en in eene met water gevulde vies in de zon fielden : den nog groeienden tak voorzagen wij om zijn flam met kraanwafch, bonden hem naauwkeurig met een blaas digt en vervolgens om het potje. Dit potje, van onder open zijnde, maakten wij digt; dus bleef de lugt in de aarde bij de wortel buiten gemeenfchap van het water, op dat de wortel altoos in de mogelijkheid zou zijn, om lugt op te kunnen neemen en weder aftefcheiden. — Het onderfcheid was ook aanmerklijk in het voortbrengen der gedephlogifteerde lugt, hij bragt omtrent twee derde meer voort dan de afgefneeden tak. N: B: Omdat wij begreepen", dat de holten der aarde, in proef 51 op den Hulftboom, met water doortrokken waren, en daardoor aan de wortels de toevoer van lugt ontbrak,konden wij ons niet  144 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER niet volkomen te vrede ftellen , zonder' de Proef op deeze wijze te doen; en 'er blijkt uit, dat de wortelen wel degelijk de lugt, welke zij uit de aarde opneemen, naar boven voeren, en met de lugt, welke uit den dampkring door de bladen ingeademd is, bereid en uitgeademd wordt. Cornoelje - Boom. Proef 53. Deezen plaatften wij onder de bedorven lugt en lieten hem 2 gantfche dagen ftaan , geduurende welken tijd de zon niet fcheen : dan hij herftelde ook niets. Ordinaire - Palm. Proef 54. Wij Helden denzelven in de gewoone maat bedorven lugt, en fpanden om het glas aan de zijde der zonne , een zwarte Lap , terwijl het glas aan de overgeftelde zijde aan de lugt bloot gefteld bleef. — De warmte in het glas was 96 graaden, maar  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. T45 maar de Palm, van den invloed der zonne ftraalen verftooken zijnde, herftelde de lugt in den tijd van vijf uuren niets; intusfchen wierd de herltelling door drie andere hoorntjes in dien tijd bewerkt. . JONGE EN OUDE BLADEN Van een IJPENBOOM. Proef 55. Wij namen een takje van een IJpenboom, plukten 'er de bladen af, en forteerden de jongen of bovenften van de ouden of onderden, van ieder even veel in gewigt. Deeze twee foorten Helden wij ieder afzonderlijk irt een pints molglas met lugt,die 5 maaien de kaars blufchte. De jonge bladen herftelden die lugt in één uur tijds, terwijl de lugt, in welke de ou-< de bladen geftaan hadden, de kaars nog ééns blufchte. K OP-  I46 w. v. barneveld en j. f. muller OPHELDERING van de volgende PROEVEN op BLADEN van BOOMEN en PLANTEN. D e ondervinding leerde ons de moei* lijKheid en onnaauwkeurigheid die 'er in de Proeven op boomen voorviel; aangezien de eene wel twee , en zomtijds wel viermaal zo veel oppervlakte van groen had, als anderen. Ook was het fijne of grovere famenltel der bladen van onderfcheidene boomen, ons een geduurige Heen des aanlïoots; dit konden wij niet verhelpen. Doch op dat de beoordeeling, die wij in het laatlïe Hoofddeel der vraage moeiten vellen, met minder moeilijkheidmogtgepaard gaan, aangezien de bladen ook naar hunne vaftere zelfftandigheid meer bederf teweeg brengen bij de verrotting, Helden wij veele proeven te gelijk in het werk,  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, ttXZ. \\J werk, allen in het klein; die ons egter een groot denkbeeld zullen geeven van de goede uitwerking op de kwaade gefteldheid van den Dampkring j tot beveiliging van de voorige Proeven tevens, en tot verbetering van twijfelagtigc verfchijnfels. Wij namen de bladen van onderfcheidene boomen en planten, zo veel wij konden bekomen en bekwaamhouden , om bedorven lugt te herflellen. Wij plaatften van die onderfcheidene foorten onder zo veele molglazen, die ieder 18 Vierkante duimen inhielden , van eene foort gephlogifteerde lilgt , alvoorens daartoe opzettelijk vervaardigd. Van zommigen namen wij 4, Van anderen 2 , en nog van anderen 8, 10 of meer of minder bladen , na dat dezelven groot waren, om ten naaften bij de werking van allen, vooral ten opzigte vari eene gelijke oppervlakte en zwaarte te evenredigen. Des morgens om 6* uuren vingen wij aan met deezen arbeid, en fielden alle t o minuten een glas met eenige bladen van boomen of planten in een molglas in de zon op een rij, met water afgefloten, weg: dus flonden 'er in 4 uuren tijds 24 glazen. Wij beproefden om 10 uuren het eerfte glas met lugt; ro min. daarna hec K % twee-  I48 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. tweede enz. terwijl wij ook tevens nog voortvoeren, om 'er alle 10 min. weer" bladen van andere boomen en planten bytezetten. — Van alle de glazen, in welken de lugt herlteld was , hielden wij aantékening , en de overige ft el den wij afzonderlijk weg, om met dezelfde foort van lugt na eenige dagen de Proef te herhaaien, en de molglazen, in plaats van 4 uuren, dan 5 uuren te laaten ftaan. — Dit tweede onderzoek doende , Helden wij weer afzonderlijk weg die glazen , welken in 5 uuren de lugt niet herftelden, enz» Zie hier de uitkomft: PROE-  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, tilZ. 149 PROEVEN op BLADEN van BOOMEN, die in vier uuren de lugt herltelden. PROEF 56. Bladen Bladen Van Vlier. N. i Linden. - 2 IJpen. - 3 Wilgen. • 4. Beuk- - 5 Populier. - 6 Sijring. - 7 Wijnitok - 8 Perziken. - 9 Abeelen. - 10 Kattanje. - 11 Klimöp. - 12 van Bitterzoet. N. ir% Esdooren. - 14 Elzen. - 15 Esfchen. w 16 Moerbeziën - 17 Pruimen. - 18 Kamperfoelie. 19 Bramboozen. - 20 Hazelnoocen. - 21 Platanus. - 2* Hagedooren. . 23 BLADEN, die in vijf uuren de lugt herltelden. van Krieken. N. 24. Karsfen. - 25 Slee-pruimen. - 26 Azalea. - 27 Ligutler. - 28 Spaaniche-Aaken. 29 B^vken. - 30 Peeren. - 31 Appelen. - 32 K Kruisbesfen. - 33 Zwartebesfen. - 34 Roodebesien. - 3> Jasmijn. - 36 Steekendc Palm. 37 Kweepeeren. . 38 Lijftcrbestèrt. - 39 Mispelen. - 40 Palm. * 41 3 Cor.  1 i$0 w. v. barneveld en J. f. muller Cornoelje. . 42 Knoopboom. - 43 Sneeuwballen. - 44 Okcrnooten. - 4? j Viorne. - 46 Laurus,in3 foor- | ten. -.- 47 Mijrthus. - 48 Huift. . 49 Brem. . jo Geneverbocm - 51 Zevepiboom. - 52 PROEVEN, op BLADEN van BOOMEN die in zes uuren de lugt herllelden van Magnolia N. 53 Rijnbeziën. - 54 Cijpresfen. - jj Eiken. - 56 Roozen. - ■ 57 van Arbor Vitse N. 58 Denneboom. - 50. Heide, - 60 Rozemarijn. - 61 PROEVEN, 0? BLADEN van PLANTEN $ie in vier ujuren de lugt herllelden. van Brandecetel. N. 62 Nachtfchade. - 63 Tabak. - 64 Maluwe. - 65 Boekweit. - 66 Garft. - 67 Rogge;. • 68 van Tarwe. N. 69 Gras. - 70 Kop. - 71 Wildewijngaard. 72 Hemelfleutel. - 73 Zilverkruid. - 74 Bijvoet. - 7J Spi«  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ, l$l Spinafie. N. 76 Porcelein. - 77 Huislook. - 78 Kervel. - 79 Wilde kervel - 80 Wolfsmelk - 81 Hondsdraf. N. 82 Violen. • 83 Beconie. • 84 Sonchus. - 85 Geele-wortelen- 85 op BLADEN van PLANTEN, die in vijf uuren de lugt herllelden. van Aardbeziën N. 87 van Heemskruid N. 92. Nieskruid - 88 Staeérwortel. - 91 Lavendel. - 89 > Riet. - 94 Citruenkruid. - 90 Salade - m5 Scheikruid. - 9' Kool. - Huislook. P#-off/ 57. Wij namen een plantje niet grooter dan eene middelmaatige roos, en plaatften het in de bedorven lugt, welke dit plantje in den tijd van één en één half uur herftelde. Hemelsleutel, Proef 58. Deeze.plant herftelde in den tijd van drie uuren de maat lugt volkomen : het was een afgefheeden tak zonder wortel, K 4 xoor"  l$Z W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER voorzien van 10 of 12 bladen, Hemelsleutel. Proef 59. Twee takjes, tezamen lang 8 duimen, hebbende 48 kleine blaadjes, Helden wij drie en één half uur in eene Boerhavenfche Stoof in de warmte van 96 graaden; terwijl de zon, buiten fchijnende, juifl: die warmte veroorzaakte. — Het glas wierd van binnen zeer bewafemd, en toen wij de lugt beproefden , vonden wij nietflegts, dat de lugt onherfteld was, maar zelfs viermaalen, in plaats van driemaalen de kaars blufchte. Garst. Proef 6*0. Wij hadden 60 KorrelsGarfl gezaaid ; toen zij vier duimen hoog gegroeid waren, Helden wij ze op een maat bedorven lugt 'smiddaags om twee uuren. De lugt wierd in twee en één half uur daardoor herHeld. Krop  over het planten van boomen, cnz. 153 Kropsalade. Proef 61, Een oude Kropfalade , die 3 of 4 dagen ftil gelegen had, van buicen van alle flegte bladen gegezuiverd, en de geele bladen alléén in een vies vol water gefield zijnde, bragten naauwelijks één vierkanten duim lugt voort, die, met den Eudiometer beproefd, direct een dier zoude gedood hebben. Een nieuwe Kropfalade bragt dephlogiftieke lugt voort, die, met den Eudiometer beproefd zijnde, tamelijk goed was, maar toch zoo goed niet als zommige andere waren. De bladen der oude Kropfalade hadden wij intusfchen onder een vies van 70 duimen lugt gefield, die in 24 uuren tijds de lugt dermaate bedierf, dat ze de kaars meer dan ééns blufchte. Boekweit. Proef 62. Wij zaaiden 40 korrels Boekweit in eene zeer goede zuiveK 5 re  154 w' v' BARNEVELD EN J. F. MULLER. re aarde , die geen bedorven ftoffe bezat, welke wij geftadig vogtig hielden. De Boekweit, na 8 dagen opgekomen, lieten wij terltond een maat bedorven lugt herftelien. — Wij lieten deeze plantjes dagelijks zoveel lugt herltellen als zij konden; tot dat wij 17 dagen aangetékend hadden, dat de Boekweit 6400 duimen van die bedorven lugt herlteld had. Hadden wij den groei der Boekweit verder laaten voortgegaan, zij zoude meer herlteld hebben: wij fneeden alle de Boekweit af enlietenze onder datzelfde glas rotten. Deeze rotting hield 12 ■dagen aan ; telkens die lugt, wanneer ze tot dien graad van bederf gekomen was, met nieuwe lugt verwisfelende, en wij ondervonden, dat ze nog geen 1200 duimen bedroeg. Wij namen voorts de aarde en de rottende boekweite - Itoppels, om te beproeven, hoe* veel bederf hieruit komen zoude : doch dezelven konden nog geen 200 duimen lugt tot dien graad  PVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, etlZ. graad van bederf brengen, dat ze de kaars drie maaien blufchte. Uit deeze proef kunnen wij afleiden, dat de planten in haaren groei veel meer gedephlogifteerde lugt voortbrengen, dan ze door de verrotting van haare zelfftandigheid helmetten. PROEVEN op BLADEN van BOOMEN, om onder Water gedephlogifteerde lugt voorftebrengen. Lindeboom. Proef 63. Vijf lood Lindebladen plaatften wij onder een omgekeerd glas vol water in de zon, en deezen bragten in den tijd van l o uuren één vierkanten duim gedephlogifteerde lugt voort. IJpen-  Ig6 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER' W IJPENBOOM. Proef 64. Wij namen 17 takjes van een IJpenboom, te zamen met 11 o meelt volwasfene bladen voorzien : deezen bragten één en één halve vierkante duim gedephlogifteerde lugt voort, van 's morgens ten 7, tot 's middaags ten 3 uuren. De lugt met den Eudiometer beproefd zijnde , leverde een bewijs van eene goede gedephlogifteerde lugt. -— De bladen en her water wierden tot 88 graaden verwarmd. Diverse. Proef 65. Vijf en één half lood Hulflbladen onder eene hooge omgekeerde'vies met Pompwater in de zon gefield, bragten in 1 o uuren één en één agtfte duim gedephlogifteerde lugt voort. Vijf en één half lood Wilgebladen , van éénjaarig hout, bragten, in 1 o uuren, één en één halve duim van die lugt voort. Vijf en één half lood Wilgebladen  OVIR HET PLANTEN VAN BOOMEN. Ig7 bladen , van looten in hetzelfde jaar uitgeloopen, bragten, in i o uuren, van die lugt voort één en één halve duim. V ijf en één half lood Klimopbladen , bragten in i o uuren één en één agtlTe duim van die lugt voort. Vijf en één half lood Aprikozenbladen bragten in i o uuren één en één halve duim van die lugt voort. Wij beproefden voorts Vlier, Esfchen , Leverkruid en Mierik , welke allen genoegzaam het zelfde deeden. Nuttige Eigenfchap der gedephlogisteer.de lugt. Proef 66. Eén en één halve vierkante duim gedephlogifteerde lugt van IJpenbladen voortgebragt, gemengd onder i 6 duimen bedorven lugt, die de kaars 3 maaien blufchte, herftelde die lugt, dat de kaars daar weer vrolijk in brandde. plan-  I58 V/. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER PLANTEN brengen Vaste Lugt voort Klimop. Proef 67. 's Avonds om 7 uuren namen wij 3 vlesjes, ieder gevuld met één en één half lood water , en Helden in ieder derzelven een takje A7/W0p,weegende 50 grein,onder een pints molglas met gemeene lugt: het ééne glas flooten wij af met kwik, het andere met kraanwafch, en het derde met water. —Drie dagen daarna ontdekten wij aan deKlimöp,met kwik en kraanwafch afgeflooten, reeds eenige zwarte Hippels, die zo fpoedig voortgingen, dat in 5 dagen alle de bladen begonnen aftevallen. Een maarglaasje van die lugt, waarin de Klimop afgeflooten geweeit was, blufeh--  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 159 blufchte de Kaars ééns uit; terwijl "intusfchen die met water afgeflooten ge weeft, volmaakt goed gebleeven was , en het plantje zijn groeibaaren ftaat behouden had; deeze Proef is buiten de zon gefchied. Kruizemunt. Proef 63. Twee takjes in glaasjes met water ieder afzonderlijk weggefteld , op ten naaften bij 80 vierkante duimen gemeene lugt, het een met Water en het ander met kwik afgeflooten : na dat wij alvoorens een potje met water naaft het Kruizemunt,-takje mede in de met kwik afgefloo-* tene vies gefteld hadden, plaatften- wij dezelve dagelijks in de zon. — Het plantje met kwik afgeflooten, begon na 3 dagen te bederven. Wij beproefden toen het water, dat in het potje naaft de plant geftaan had, met de lugtpomp, om te zien, of 'er geen meer lugt uit dit water zoude ontwikkeld worden, dan uit ander water, ge- lijk  lÓO W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER. lijk wij weeten, dat dit ongemeen kenbaar is , als men de mineraale wateren, bier, of andere vloeibaare ftoflën op die wijze beproeft: dan de uitkomft toonde ons, dat dit water weinig vafle lugt aangenomen bad, waarvan wij vermoeden de reden te zijn , dat 'er maar 3 dagen tusfchen beiden waren, dat de proef begonnen en geëindigd Wierd. Vervolg der Voorgaande Proef. Proef 69. Wij ftelden weer twee takjes Kruizemunt in , als te vooren afgeflooten, tot nadere opheldering van ons vermoeden, en lieten ze 10 of 12 dagen buiten de zon ftaan, waardoor de verwagte uitkomft vrij duidelijk wierd: want na dat wij het daar t- bij gefielde water met de lugt, in welke zij beflooten waren geweeft, gefchud hadden, vonden wij hetzelve vrij fterk met lugt bezwangerd: egter was die, in vergelijking van de eigenlijke vajle lugt, maar losjes daarmede  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, tüZ. ï6t mede verëenigd, en wierd met het pompen ligtlijk daaruit gehaald. Het kon ook niet anders zijn, of dit water moeft kenbaarder met vafte lugt bezwangerd wezen, dan in de, voorige proef; aangezien door de langzaamere ontwikkeling der lugt uit de plant, het water tijd gegeeven wierd , die aan te neemen. PROEVEN op Inflammabele Lugt. Proef 70. 't Is bekend, dat de eene In. ftammabele lugt zuiverder is dan de andere , en dat derzelver grondfiag beftaat uit Phlogifton en zuur. Hoe naauwer deeze twee zaaken met elkander verëenigd zijn, hoe onmogelijker het wordt, om ze van elkander aftefcheiden, daarom dan ook, dat de Inflammabiliteit door de plantgcwasfen niet wordt weggenomen. L In  IÖ2 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER In brandbaare lugt nogthans, voordgebragt uit Wijn ge efl^èoox Spiritus Nitri, is het Phlogiston zo naauw niet met het zuur verbonden, dat de lugt, op water ftaande, het zuur, als daarmede eene naauwere verwandfchap hebbende, het Ph'ogifton niet zoude loslaaten, zelfs binnen weinig uuren. Dit phlogifton nu van het zuur afgescheiden en in het glas overgebleeven , kan voorts door de bladen of planten herlteld worden. Inflammabele Lugt uit IJzer, van haare brandbaarheid beroofd, wordt door Planten hersteld. Proef 71. Wij namen een hoog 'molglas van Inflammabele lugt voorzien en, nog omgekeerd in de tobbe met water ftaande, ligteden wij hetzelve in die geftalte op, even boven de vlakte van het wa-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, fTiZ. 1 63 water, en Haken de lugt met een dun kaarsje in den brand. — Op het oogenblikj als dit glas in deeze maniere afgebrand was, dempten wij hetzelve wéér fchielijk onder water: de lugt, gelijk men kan denken , kromp terflond in en trok het water haar boven, en van deeze lugt een maatje beproefd zijnde , blufchte de kaars verfcheidene maaien. Deeze lugt nog¬ thans hebben wij van dat vlamblusfchend Phlogifton, doormiddel van Klimop en andere bladen tot ons genoegen zien herHellen.- Inflammabele Lugt. Troef 72. Wij voegden bij 1S0 duimen gemeene lugt, 18 duimen Brandbaare modderlugt , en 15 duimen Ademlugt, in welke laatfle de kaars 12 maaien uitging , en Helden 'er een fchoon Besfeboomtje onder. Deeze lugt brandde bij het inHeeken van het kaarsje, eer wij den Besfeboom er onder Helden, met eene flaau%* a we>  IÖ4 W. V. 11ARNEVFXD EN J. F. MULLE* we , bijna onzigtbaare vlam, en blufchte daarna terflond de kaars uit. — Dit Bèsfeboomtje intusfchen heeft op eenen fchoonen dag, ; geduurende de zons op-en ondergang, de lugt niet herfleld; doch ten opzigte der brandbaarheid verfijnd, en het bleek ook op den Eudiometer, dat de door adem bedorvene lugt daar genoegzaam van was afgefcheiden. Proef 73. Meng met 200 duimen gemeene lugt, 20 duimen hiflammabele modderlugt; deeze te zamen gefielde lugt in het maatglaasje beproefd, zal de kaars bij het infteeken fleuriger doen bran- den: maar die tot op den bodem van het maatje fteekende, zal de kaars na 16 of 1 8 tellens uitgaan. Op deeze fielden wij een potje met groeiende Garft, die de lugt op dien dag reeds eens verbeterd had; doch de lugt verloor hierdoor in een tijd van 2 uuren niets van haare brandbaarheid : het bleek ook met de kaars en den Eudiometer. Dce-  OVER HET PIKANTEN VAN BOOMEN, etlZ. 165 Deeze #>roef herhaalden wij mee 15 duimen Inflammabele lugt bij de 200 duimen gemeene lugt te doen, en de uitkomft was de zelfde. P R O E V F/N op BLOEMEN. Proef 74. Wij ftelden in maatige warme dagen 32 molglazen, allen met water afgeflooten , met even veel foorten van bloemen, den tijd van 24 uuren, op een kamer weg, alwaar 's' nademidaags de zon 5 uuren fcheen , doch niet op onze bloemen. Ieder deezer molglazen bevatte 20 duimen lugt, en de bloemen, welke ieder één loot woogen, hadden wij in glaasjes met water onder de molglazen gefteld. De bloemen wafemden vafle lugt met Phlogifton uit, waar, van de meeften, met den Eudiometer beproefd zijnde, weinig of geene faturatie met de NieL 3 ter-  l66 W. V. BARNEVELD EN J. *. MULLER terlugt maalden wilden. Wij beproefden de lugt van allen in ons gewoone maatglaasje , en de kaars wierd geblufcht, als volgt : De Lugt van I De Lugt van Ange .eren(witte) 3gmaal Angelicren (roode) 42 . Appelen . . 3o Bieslook. . . 3j , Camillen. . . 4. . Pamaft (witte) . 4$ Dnmaft(geele) - 44 ' Uljacitithén. . - 40 _ Hijacinthen (Boere) 35 [ Jasmijn - . . 4Q ] Jonkieljes. . . 12 Kamperfoelie. - 4, Jtarsfeu - - . 57 { Kaftanitns. - . 42 _ ' Leliën (witte) - 36 I $«elifn (^eeJe) . 32 -—- { Leliën der daalen 44. inaal Lupijncn. - 4i —. Mamalieven. . 24 ■ Muurbloemen - 60 —T Narcisfen. - . 34 ■ Peeren, • . . 35 —. Pcoepieroozen, - 20 —- Popelboom. - 38 . Perfiken •• . 36 . Ranonkels. -.. . 32 Sneeuwballen - 12 Sijringen. - . 36 —- Tulpen, - • • 40 —— Tiilloozen. - • 30—- Violieren, - - 2? —- Vlier. - - . 3s — Qp nog niet ontlookene BLOEMEN. Proef 75. De lugt der volgende bloemen , als in proef 74 behandeld blufchten de kaars als volgt: Angeheren - - - - , 27 maal: die ,71. .. 8 dagen daarna ontlooken. YUerbloemen. - - - 38 maal: die 3dagen daarna ondooken. Eene  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. l6? Eene enkekle Leliebloem, 3 maai: die 2 dagen daarna ontlook. Eeneenkelde Leliebloem, 9 maal; die geduurende de proef begon te ontluiken. diezelfde toen bloeiende Leliebloem, 8 maal. Eene afgaande dito, 1 maal.? De zon bevordert de voaortbrenging van Vaste Lugt en Phlügiston in de Bloeiende Bloemen. Proef 76. Wij namen twee Vlierbloemen van gelijke grootte en zwaarte, en fielden die weg in maniere als boven: één derzelven over dag in de zon, en de andere in de fchaduw. Na 24 uuren deeze beiden beproevende, bevonden wij, dat die in de zon gellaan had, de kaars 3 5 maaien blufchte; doch die in de fchaduw geftaan had, veroorzaakte zulks llegts 27 maaien. L 4 Bloei*  ï58 W. V. BAR NE VELD EN J. F. MULLER BLOEIENDE BLOEMEN brengen in dezelfde ruimte tijds meer VASTE LUGT en PHLOG1STON. voort dan de Bladen der Planten of Boomen. Proef 77. Vijf Lood bladen van een Vlierboom, bedorven eene maat met lugt van aio vierkante duimen in 24 uuren tijds, zoo , dat de kaars in het gewoone maatgiaasje 24 maaien uitging; terwijl in eene andere maat met lugt in denzelfden tijd met 5 lood Vlier-, bloemen,. die in een vies met water bloeiden, 41 maaien de Kaars blufchte. Proef op Water, Waarmede getoond wordt, dat het water onderfcheiden is in deugd, en dat zommig water, doch vooral Zeewater, weerltand aan het bederf biedt. Proef 78. Wij plaatften 8 vlesfen met 8 foorten van water op 4 duimen goe-  OVER. HET PLANTFN VAN BOOMEN, 6riZ. 169 goede lugt: deezen, welgeflooten zijnde, fchudden wij nu en dan zeven minuten lang , gedurende den tijd van 2 8 uuren. Daarna beproefden wij de 4 duimen lugt van ieder vies in het bijzonder, om te zien, of de lugt door het water zoude bedorven worden, en de uitkomft was als volgt. No. 1.16 oneen Rivierwater uit de Peg?-} bedierf de lugt zoo, dat de kaars geblufeht wierd - - - - 1 maal • No. 2.16 oneen Water uit de ■ Tobbe, gefchikt tot lugtproeven - - 14 maal No. 3 . 16. oneen Pompwater van Amfterdam. - 3 maal No. 4.16. oneen Burgwalwater van Amfterdam. 16 maal No. 5. 1 6. oneen Regenwater, 2 maal No. 6. 16 oneen Zeewater, niet ééns No. 7.16. oneen Rivierwater uit den IJfd. niet ééns No. 8.16 oneen Mar rie puts- water, van Utrecht, niet ééns L S Proef  17Q W. V. BAK NEVELT) EN J. F. MULLER Proef met Water op Lugten. Troef 79. Wij namen negen groote vlesfen en vulden die met zuiver Rivierwater: op drie van dezelven deeden wij eene door de kaars bedorvene lugt, welke het kaarsje 3 maaien blufchte; — op drie anderen deeden wij eene door adem bedorvene lugt, welke de kaars ook 3 maaien blufchte; en op de drie overigen Inflammabele modderlugt. De maat lugt, welke wij van ieder op deeze vlesfcn deeden,was 8 vierKante duimen. Voorts nommerden wij de vlesfcn van No. 1 tot 9. Bij No. 1. deeden wij 1 o dragma zout - = 2. - 5 . - 53.- - niets - = 4. - 10 dragma zout. - ; 5- - - 6 . - - 6. - - niets - ' 7. - - 10 dragma zout. - * 8. - - 5 dragma zout. - s 9' - - niets Deeze  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMf'.N, dlZ. 171 Deeze vlesfen wierden 16 minuten aanhoudende gefchud, en wij bragten de gefchudde lugt, onder water door, in het maatglaasje, om de lugt met de kaars te beproeven. N- 1 • blufchte de kaars nu 1 maal ci. - bijna nog 3 £ 3. - volkomen 3 = 4. i . - - 1 - f'jf. - - - »:> ; 6. - ' - - 3 - 7, 8 en 0 waren brandbaar gebleevcn. Wasemend Water herlteld de lugt. Pr oef 80. Wij namen een vies met één pond laauvv water,hebbende 100 graadcn warmte; op deeze deeden wij 4 cubiek duimen bedorven lugt, in welke de kaars 3 maaien geblufcht wierd : na dat wij dit water en lugt drie vierde uurs gefchud hadden, en het koud was geworden , was het bederf der lugt herlteld, en in het  1( 2 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER het water, door middel van den walëm, overgegaan. Hieruit bewijzen wij , hoe veel de uitwafeming vermag , en hoe veel nut wij trekken kunnen in phlogiflieke lugts gefleldheid uit fijnen regen en vogtig weder , gepaard met wind , ter verbetering der lugt van den dampkring. PROE-  cver het planten van boomen, CtiZ. 17$ - PROEVEN, dat ROTTENDE ZELFSTANDIGHEDEN van bloeiende bloemen en vrugten PHLOGi.siroN met Vaste Lugt voortbrengen. No. i. Proef 81. Wij flooten één half pond IJpenbloemen geduurende twee maal 24 uuren in 300 vierkante duimen gemeene lugt met water af: wij namen voorts twee molglazen van deeze lugt, en Helden het eene overëinde , maar het andere hielden wij het onderfte boven. De bedorven lugt ging uit beide molglazen uit , nogthans met dit onderfcheid , dat in het regt overëindftaande glas na 4 minuten tijds een kaars nog kon geblufcht  274 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER blufcht worden, terwijl in liet omgekeerde glas de bedorven lugt binneji één halve minuut was uitgezakt, zo dat 'er een kaars in brandde. No. 2, Proef Bi. Wij namen een glazen Peer, die gefchikt was tot de lugtpomp, om de lugt te weegen» De gemeene 1'ugt, welke daarin bevat wierd, woog 58 grein* — De lugt bij No. 1. gemeld, uit IJpcnbloemen voortgebragt, woog - 48 grein lugt, welke op diezelfde wijze uit Vlierbladen was voortgebragt, woog * 55 grein Bloeiende bloemen 50 Spinafie - 53 - , Ni iii Om dit te verrigten gingen wij op de volgende wijze te werk: Wij maakten, op de lugtpomp, de glazen - peer, met een kraan Voorzien, lugtledig; terwijl dit gedaan wierd Helden wij een glazen Cijlinder, met eea  ÜVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 17$ een geflooten kraan voorzien, en vo] water, omgekeerd in de tobbe : hierin bragten wij door het water heen, de lugt, welke wij weegen wilden. De peer leeg gepompt zijnde, flooten wij de kraan, en bragten dezelve op de kraan van den cijlinder: als wij nu de beide kraanen openden , rees de lugt uit den cijlinder op in de peer, en in den cijlinder rees het water op uit de tobbe, voor zo veel de lugt daar uit overging in de peer: vervolgens lieten wij den cijlinder in de tobbe zakken , tot dat de colom water van binnen met die van buiten gelijk Itond : dit was noodzaakiijk om in alle proeven gelijk te zijn: daarna nooten wij de beide kraanen, en woogen de lugt, die in de peer langs dien weg overgebragt was. No-  176 W. V. BAR.NEVELD EN J. F. MULLE», No. 3. Proef 83. Wij Helden wederom in, op dezelfde wijze als in No. 1. door ons is gemeld : te weeten j Spinafie, welker lugt, als inNö. a. gemeld is, gewoogen zijn1 de, bevonden wij 54 grein Kervel - - 53 bloeiende bloemen -51 Gemeene lugt, 5 6 en één half - Voorts lieten wij de fpinafie nog twee dagen ftaan; en derzelver, nu bezwangerde lugt, Woog 61 grein; dus was zij in die twee dagen 7 grein in ge^ wigt aangenomen. De uitkomft met de molglazen was wederom als te vooren« De lugt uit de Kervel en bloeiende bloemen bleef 20 minuuten in het overeind ftaande molglas, terwijl de lugt in het omgekeerde molglas in minder dan één minuut verdween; daar en boven duurde het met de Spina-* fie nog 12 miauuten langer. No.  OVER HÉT PLANTEN VAN BOOMEN, etïZ. 177 No. 4. Proef 84. Wij Helden drie Vierde pond Spinafee, volgens de manier in proef 8 r. gemeld , doch nü llegts 36 uuren, ter verrotting Weg. —- De lugt van deeze, volgens de manier in de noot van proef 82, woog 50 grein, eh bleef in het ovérëindltaande glas 20 minuuten; de gemeene lugt op dien dag woog 55 grein, Nö. 5. Proef 85. Wij maakten door onze uitademing de lugt dermaate bedorven, dat de kaars 17 maaien in het maatglaasjö geblufcht wierd. Met deeze lugt de proef genomen zijnde' in een overëindftaand en een omgekeerd molglas , hadden wij dezelfde uitkomft. — Het overeind ftaande glas behield 12 minuuten de lugt, en iri hét omgekeerde was zij 'er in ééne minuut uit. De lugt gewoogen zijnde, was 49 grein, terwijl de gemeene lugt op dien rijd 55 grein woog. — M De  If8 W. V. TJARNEVELD EN J. F. MULLER De bedorven lugtuit fchillen van Boonen en Erweten deed hetzelfde. N: B: Om gemeene lugt, door uitademing te befmetten, zo dat ze veel reizen de kaars blufcht:, heeft men Hegts den adem één minut of minder intehouden, en'voorts de lugt uitteblaazen, zo dat alléén de laattte lugtuit de longen, in het molglaS met water kome. No. 6. , Proef 86- Wij plaatften eene zekere hoeveelheid Boereboonen in eene af- v geflootene kwantiteit lugt: na 3 6. uuren vulden wij met deeze bedorven lugt 3. molglaazen, welke in 't maatje de kaars 33. maaien blufchte , en flooten ze af met water. Voorts bragten wij in 't glas a) een potje met ongeblufchte kalk, in V) - - - welgedroog- de menie, in c) Niets. De  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, enz. 179 De uitkomft, na 14 dagen, was als Volgt: af was één derde verminderd, blufchte de kaars nog 20 maal. b~) was één agttte verminderd, blufchte de kaars nog 1 $ maal. t) was bijna niets verminderd, blufchte de kaars nog 3 3 maal. a) die één derde verminderd was, biufchte de kaars nog 2o maal, terwijl ze uit het overëindftaande molglas in minder dan ééne minuut uitrees* F) die één agtfte verminderd was, blufchte de kaars nog 15 maal en vervloog ook in minder dan ééne minuut uit het overëindftaande molglas. c) die bijna niets verminderd was, blufchte de kaars nog 3 3 maal, en bleef in het overëindftaande molglas zo lang als te voorcn ftaande. No. 7. Proef 87. Wij namen twee lood Tpem bladen, fcheidden die in twee M 2 dee-  l8o W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER deelen, en plaatften dezelven ieder op een Jang glas, ten naasten bij inhoudende 70 Duimen gemeene lugt. . jn een der. zeiven ftelden wij een potje met ongebluichte kalk, en daar en boven nog een potje met weigedroogde Menie, doch in het andere glas deeden wij niets dan de bladen. Na verloop van 5 of 5 dagen begon de kalk te zwellen, tot een blijk dat ze de vafte lugt aannam. Na vertoeving van 14 dagen beproefden wij de beide Jugten; die, in welke alleen de bladen geftaan hadden , blufchte de kaars in 't maatje 45 maaien, maakte bijna geene faturatie, en vertoefde één half uur in het overëindftaande molglas; terwijl de andere in minde?dan een minuut daaruit oprees, en de kaars üegts 7 maaien geblufcht wierd: welk overblijfzel van bederf wij getragt hebben met Alkali Volatile fluor wegteneemen, dan daarin konden wij niet volkomen llaagen. Men-  OVER HET PLANTEN VAN BOOMEN, CllZ. l8ï Mengel - Proeven. Proef 88, Wij plukten 60 bladen van Xpénboomen , en droogden die in den zonnefchijn. Voorts namen wij 60 andere groene bladen, waarvan de gedroogde woogen twee dragma en de groene één once: wij Helden ieder onder een molglas van 20 duimen gemeene lugt met water afgeflooten, na dat wij de drooge bladen wel natgemaakt hadden, geduurende den tijd van drie en dén halven dag. De lugt der gedroogde bladen blufchte de kaars.32 maaien, en die deigroenen 44 maaien. Proef 89. Twee en één halve Once groene Vlierbladen gaven, in eene Boerhavenfche Hoof geplaatll met eene warmte van r 00 graaden , zijnde dit gelijk aan de warmte van een zomerfchen dag, in den zonnefchijn, één halve once lugt. Deeze lugt liet zig iets verminderen door het fchudden met water, waaruit bleek, het tegenwoordig zijn van een gering deel vafle lugt, en het M 3 ove-  182 W. V. BARNEVELD EN J. & MULLER. overige, door den Eudiometer roet Nirerïugt beproefd zijnde, wel verre van dephlogifhck te zijn , was zo zeer bedorven, dat zij bijna niets fatureerde, en de kaars wel 25 maaien in het maatglaasje zoude geblufcht hebben. Proef po. Eén halve once Hijacinhbloemen had in twee Etmaaien een molglas lugt doen bededen, die de kaars in 't gewoone maatglaasje 40 maaien blufchte: een dier zou er oogenbliklijk in geftoryen zijn. — Wij mengden bij één deel van deeze lugt twee deelen gemeene lugt, "en de kaars wierd in deeze gemengde lugt nog 7 maaien geblufcht. Vervolgens deeden wij bij één deel drie deelen, en de "kaars wierd nog, twee maaien gem bluïeht. Voortgaande voegden wij 7 deelen gemeene lugt bij één deel van deeze PhlogifHcke lugr, en het bederf was er Rauwelijks in te merken. Proef 01. Een welgefteld- vogeltje plaatften wij in een glas van 24 duimen gemeene lugt met kwik af-,  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, CnZ. 183 afgeflooten , welk wij op een kaarten huisje fielden, ten einde de vafte lugt, die door des vogeltjes ademing ontftond beneden zijn ftand zoude kunnen afzakken. De vogel wierd langzaam benaauwd , en ftierf in 42 minuuten; de Thermometer Hond op 80 graaden. Hetgeftorven vogeltje 'er uitgenomen hebbende, bragten wij onder water door een ander in die zelfde lugt; doch het zelve wierd overvallen van ftuiptrekkingen , en leefde niet langer dan één halve minuut. Bij de lugt, in welke de twee volgeltjes geftorven waren , voegden wij drie agtfte deelen dephlogiftieke lugt; onder deeze fielden wij een ander leevend vogeltje; 7 of 8 minuuten verliepen 'er, eer wij de minfle tékenen van benaauwdheid daaraan befpeurden. Het vogeltje leefde 62 minuuten, en dus 20 minuuten langer, dan in de gemeene lugt. Proef 92. Onder een vies, welke 200 duimen gemeene lugt bevatteM 4 de,  ??4 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER de, met water afgeflooten zijnde, bragten wij eene leevende Rot: na twee uuren gaf zij tékenen van benaauwdheid, die toenamen geduurende den tijd van drie uuren. Vreezende dat zij den geeft zoude geeven, maatigden wij haare lugt met één vierde gemeene lugt , hierdoor bekwam zij en zat overëinde. —' Drie uuren laatef was de benaauwdheid weer merklijk toegenomen, wanneer wij haar andermaal één vierde gemeene lugt bijvoegden; hierdoor, wierd zij wéér zoekende. —- Na verloop van andere 3 uuren deeden wij als vooren, en na vier en één half uur ftilgeftaan te hebben , was de rot zeer kortademig, en fcheen, hoewelzij nog leefde, op, het ükerfte te zijn -f want baar wéér nieuwe lugt geevende, verliepen eenige minuuten eer zij zig bewoog. Na" deezen tijd gaven wij haar geene nieuwe lugt meer, wanneer zij, ten einde van in alles vijf en twintig en één half uur 't gehouden te hebben den geeft gaf. j» Dee-  'i'VEB. HET PLANTEN VAN BO JMEN , «1Z. 185 „ Deeze rot leefde, gelijk „ men ligt bemerkt, in eene ongeregelde maatiging der „ lugt, en niet gelijk aan die „ welke ons de natuur , zelfs „ in de allerongunftigite om„ Handigheden, bezorgt1'. Deeze proef hebben wij nog twee maaien herhaald, en genoegzaam dezelfde uitkomft gehad. Proef 93. Wij bedorven eene hoeveelheid lugt door middel van verrottend vleefch. De flank was ongemeen vuil, en de lugt zelve was dermaatebedorven, dat zij in het gewoone maatje 11 maaien de kaars blufchte. Wij deelden ze in vier deelen, en ftelden op ieder deel een boomtje , te weeten een.Peere-KriekeWilge-en Doornboom, Wij lieten ze den gantfchen dag van 's morgens ten 6, tot 's avonds ten 6 uuren ftaan, wanneer wij bevonden, dat de lugt van alle boomtjes herlteld was'. De 'Eudiometer toonde ons , dat de eene boom de lugt nogthans tot betere hoedanigheid • M 5 Se-  l86 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER gebragt had , dan de andere, maar, dat zonderling was , de flank van allen was ten eenemaal met het bederf verdweenen. Wij hebben daarna met andere boomen deeze uitkomft meer gehad. Proef 94. Wij namen een' Beukenboom van 60 bladen; van deezen plukten wij 'er de 30 grootften af; wij ftelden die gcduurende eenige dagen tot rotting onder het gewoone maatgiaasje met gemeene lugt, en na verloop van vijf dagen ging de kaars vier - maaien daarin uit. . . Wij bragten toen het boomtje, met de overige nog groeiende 30 : bladen, onder deeze lugt; en offchoon de bladen fterk rottedcn, konden zij egter de lugt nimmer zo bederven, dat de groeiende zelfftandigheid van het boomtje dit bedW niet zoude overtreffen. Proef 95. Wij ftelden vier ftukjes vleefch, verfch geflagt, onder vier bijzondere foorten van lugten, en ilooten die af, door middel van kwik; als No.  OVER. HET PLANTEN VAN BOOMEN, CI1Z. l8? No. i. Niter Lugt. c i. Vafle Lugt. ? 3. Gemeene Lugt. = 4. Phlogiflieke Lugt. De ftukjes, die in, No. 1 en a geliefd waren , wierden na verloop van 6 dagen niets bedorven gevonden. No. 3. en No. 4 vervulden het vertrek met eenen ondraaglijken bedorven flank. Proef 96. Neem een molglas met vafte lugt, hetwelk op de gewoone manier uit alkaline aarde en vitrioolzuur vervaardigd is ; dit molglas omgekeerd , op water gelleld zijnde, zal binnen eenige minuuten meer dan.de helft van deszelfs lugt doen verminderen , welke door het water zal aangenomen worden. Stelt men dit molglas ovcrëinde, eer de lugt door water aangenomen is, en brengt men 'er fchielijk een kaars in, die een rookendc pit heeft, dan zal her Phlogifton der kaars door de lugt vaftgehouden worden, en niet, gelijk anders, kunnen oprijzen. Eén  18 8 W. V. BARNEVELD EN J. F. MULLER Eén of twee uuren zal in dit molglas de lugt verblijven, maar omgekeerd zijnde, in minder dan 5 feconden verdwijnen. —Haar gewigt is doorgaans tot de gemeene lugt als vijf tegen twee. Proef 97- Wij bragten in 4e maand Julij 1782, een handvol afgevallen loof der Beuken hoornen van het voorige jaar mede van Soestdijk, en Helden het onder een molglas van 18 duimen lugt met water afgeflooten, de kaars wierd na 36 uuren tijds in het gewoone maatglas vijf maaien geblufcht. Wij Helden deeze bladen andermaal onder het molglas, en na verloop van dien zelfden tijd wierd de kaars maar tweemaalen geblufcht. Proef 98. Een potje met die aarde gevuld, welke wij tot onze proeven bézigden, fielden wij geduurende vijf maal 24 uuren met water afgeflooten , onder een molglas, inhoudende 18 vierkante duimen lugt des daags in de zon, op eene warmte van 70 of 70' graaden, zonder ten einde  0VËR HET PLANTEN VAN BOOMEN , tïlZt 189 de van die dagen eenig bederf te befpeuren. Wij vulden een wijnvies met 20 oneen rivierwater , dat wij tot de boomen gebruikten, en llooten dezelve wel digt met een kurk, ftelden de vies het onderfte boven , en ten einde van den tijd boven gemeld was de lugt, in de vies overgebleeven , zo zuiver als te vooren. EINDE der PROEVEN*   B1SSEJBLTAÏIQ PHYS1CO MED1CA, CAUSSIS, INDOLE & THERAPIA j>IOR. BORUM NERVOSORÜM, QUI IN BELGICA OBSERVANTUR: QUA RESPONDETUR AD QU-fiSTIONEM, AB ILLUSTB.I PROVINCIE TRAjECTINiE SOCTETATE, ARTIUM & SCIENTIARDM CULTÜI PROMOVKNDO, DICATA i SBqUENTIEU! PROPOSITAM. Qtianüm pint naturales, eut Welke zijn de Natuurlijke, of ex diitta natte causfa mpsnis uit de levenswijze ontftarie oor- augmenti in nolra patrio morijo- zaken van de zo aanmerkelijke •rum nervoforum? quanam eorum vermeerdering der Zenuwziekten fltnt figna dicgnofflca? qmenameft in ons land? welke zijn derzelr optima coTimikm Prophijla.xis & ver kenmerken ? -- welke is de 'fr.crapiaï befte wijze om dezelve voor tï komcti en te genezen? cujus Auctor Janus Petersen Michell, Medicus Amftelsedamenfis, Aurei Numismatis Prcemium reportavit, in conventu Societatis, habito die xxx Aprilis, Anni mdccljcxxiiu  Chaque evenementlié d celui, qui le prècede^ ei a celui, qui ie [uit, n' efl quhm des anneaux de la chaine, qui forme l'ordre et la conjlitutiott des chofes.  PHYSICO MEDICA DE CAUSSIS, INDOLE ET THERAPIA MORBORUM NERVOSORUM, QUI IN BELGIO OBSERVANTÜR. [^icet negandum tton ene autumemus , Graecos et Arabes nervorum quosdarn. morbos cognoviffe, eosdem tamert harum adfeétionum pauciffimas defcripfisfe, eorurn teftantur Commentaria. —- Certo enim certius conftat, eauffas illius anomalia? nervofa?, proveétioribus xvis, numero admodum efle auclas, et hirtc neceflario eomndem morborum numerum infigniter increvifle. — Luxus nempe incrementum, vita minus laboriola, mentis exercitia, nimia? a mufculari motu feriationes, alimentorum dyspepfia, potulentorumque debilitans vis, tam qualitate, quam quantitate, noxia, horum morborum feminia conrtiruerunt et occafiones. Vix opus videtur, quum quotidiana veritatem hujus adferti probet experientia, auttoritatibus hanc probare. Cl. Cheyn& (/*) majorem hanc nervolbrum mor- bo- (a) Ene.lirh malady p. ï. th. Ö. p. 4$. N  ïq.t. janus pctersen kichul [ borurn jam adnotavit frcquenti^m : — ad/ notaruhtet aJiiRei Meoï< 33 fe/bM IaucIöres, iiKei;quos PrsoNEw (7;.), Sydenba- MUM. (YJ), BoERHAVi lTM Qc*) , HoFMANNUM (>'),. !;< aulinu-m^j)J?0ft; me? / %LoR»Y (gJiXLOÈKHÓTT (h), SsïiTTiUM (Y), Hillium et inprimis Whyttiijw et Biekeruot ,(Q norniiiailé,.M]ciet. . Danmr ptcetcrea, qui ex proicfïo ü> dagandis eugmentihorum morborum causfis operamnayarunt, ncc innti'ircr; in ter quos praeflantiffimum C hfyne (w} , egregium Tissotüm C/'O, et, inter ncftratcs, cl. viros, van den Bosch (ö) et BikkejauM (j>), numeramus. - O) De. colluvie Jeroj'a, et in Obferv. (c) Epifi. ad G. CoLF.de variolïs et pa(f. hvfcrc (c*) De mor kis nervcnm; Kd.doSt. van'Éems ' fd) Op T. VU. p. ais.' êt pajjim, te) Sur R education. (ƒ") Stir les cfeBhns , M§ bWpr$ docuit. — MÖftfi li Cjt rn qua us> .viti .dogmatibus dfscrepet) et öj« w^Xorum5 ~~vid'cK ■ Tff. de citausaucïoribns et c^rcris. bifi nrr ogrnata i.lujrarunt ci. Veuschüir in orï" "in- rmtu et effetl. pnncip. quod vitqm anim. conjlit. in> etc. Grmingce 17^,  di Murbis Nervofii Buiavorum: 199 rum obfervationibus etiexperimends conftant. gBUiWHT»» ra Solida viva peGuliari facultate* dotata funt, qua ad mouun et fenfum ;dispo- nuntur. Irrltablles dicuntur partes, quae ad ftimuli'adpiicationeni, et-perceptionem mot urn edunt. Senfibiks, qu» cum anima ftimuli peïceptionem communicant. Quum icaque omnes partes •folidae vivant, increfcaht et fuftententur, in omnibus iila ad motum et ifenTnm inefle videtur dispofitio, licet effeclus a ftimulo ad oculosin quibusdam demonftrari nequeant. , Ut folidum vivum adnciatur,moveatur vel fentiatur,requiritur ftirnuius;-hic foiidorun naturae adcommodarus fit, oportet |fli£ naturales motus etfenius effectus m ikproducat DifFert etiam irritabilitas pro varia parte, dilpofitione, astate, fexu, temperamento, idiofyncralla, confuetudine, vitte genere, fanitate vel morbo. — Communicatur motus aftimuioin parte ortus, ad alteram partem. Imo et, ablato ftimulo, perdurat non raro motus. Languent poll nimiam irritationem partes et atonia corripiuntur. Diftin&aeftabirritabilitate fenjibilitas, licet ftimuli, irritabiles partes lacefcentes, fenfationis edamorgana irritant. — Hinc N 4. are-  aoo janus petersen michell arctum inter fenfationem et irritabilitatem comraercmm; maxime, quumnervis vim irntabilem negare non poflimus: motu emmagunt, ethuncinnervis, absque difpofitione admotum, ftatuere, nefas* ~ P,lnc> "eet ha? facultates pari paflli mfohdis haud ambulent, partesque irritabilesdentur, absque magna fenfibilitate, et fenfibjles absque magna imtabilitate, quum nullus naturalis motus, absque mfluxu nervafo , in noftro corpore, bat, etiam harum facultatum morbos et anomaham ab invicem haud diftinguenda exiftimamus. — Etenimnulla datur principii vitahs anomalia, ubi motus peccat, quin et fibra; nervetepatiantur; et viciffim contra nervi non adfïciiintur, quin et folida viva, quorum irritabilitatem fua jm ytU luftentant, patiantur. Hisce fundamentis corporis nititur er ammascommercium; — hisce mirabilis illa lympathia et confenfus inter corporis pnmaria organa fundatur; hisitaque obfervationibus noftram de morbis nervoiis luperftruamus theoriam, ne a reclo trannte aberremus. Patitur itaque hoe prihcipium anomaliam, et hujus causfe vel in dispofitione, vel m ftimulo, quajrenda? funt. Si difpofitio ad motum et iènlüm nimia eft,  de Morbis Nervofts Batavorum. zot eft,a naturali ftimulo ia abnormes motus, et praternaturales feniationes cientur folida. Si nimis languida, nullos, vel exi- guos edunt ftimuli, in folida viva, effe- éfus. Sit vero ftimulus incaufa, —- vehementior vehementiores, debiliorlanguidiores produceterFecfus, in vivis foiidis. Licet autem plerumque complicata; inter fe ita fint morborum nerveorum fpecies, ut cum ftimulo morbofo plerumque adfit vis vitalis anomalia et contra Qs), conftat tarnen fimul, priorem morborum nervorum claflèm proprie folam huc pertinere; in altera enim Syfteraa nerveum et irritabile faniffimum elfe poteft , et peccare folus ftimulus, Jufta hinc et utilis, quam Tissotus fjf) etiam adoptavit, diftincïio, qua nempe nervorum morbos in primitivos et fecundarios^ dispescimus, et hos a morbofa principii vitalis dilpofidone, illos a ftimulo morbofo dcrivamus. In primitivos itaque nervorum morbos pra?cipue hic loei indagandum efle,ratio di- &at (s) Partes enim nimium irritatae fiunt delicatiores, irrua liüores, et ienfibiliores — et motuura abnormiutn effeclus frequens eft depravatio humorum, quod maxime notandum. (O L* c- P> U. torn. I. p* 343, 2*+» *4JN 5  fiOa JANUS PETER. SEN MICHELI. ftat et confirmat experientia; hsec enim in motum et fenfum nimia foJidorum dispofido causfa augmenti morborum nerveorum vera: haac bffièits, ut aftimuiis, vel naturalibus^j aiibmafem paflanter fibra irritabiles etnerveac; ut in motus abnor- mes et moleftas fenfarioncs cieantur. Altera autem claffis in prioris indagatione, quafi comprehendetur , quum con. fle.t, ftimulum quemcunque, etiam naturalem, ad irritabilitatem et ienilbilitatem flbrarum nimiam, morbofiim elïè, quatenus praeternaturales cdat eiTectus. Simt itaque morbi uervei, Uli abnormes motus et fenfus anomalia, qua a vitiis principii vitalis, ej.usqu.ead mot urn et fenfum nirnia, vel ni'mis languida, dispofitione dependent, et ab altera in alteram pat tem, per mi ram fympat-hiam et confenfum, quce inter fefe alunt pari es, communicantur. - Huc facile refercür omnis fibrae irritabilis et nerveae anomalia ,• fi confideremus* tïsov m jüpci k Nullum mvrbum ntrveum adeffe pasfe, quin abnormes motus et fenfus anomalia ex eo oriantur: ipfi morbi ex atonia hoe illuftrant : in iis enim frequentes funt, (Yïve a turbata partium fymmetria, five ex eo, quod pars altera irritabilior et fenfibi.lior fit, altera vero magis atoni- ca)  de Morin Nsrvnhs Ualavcnim: 203 ca-) ootijreftiQBöü quarum eausïa ^plerumque motus abiio. tuis) iemuum anomaliam ö«©rtaïi'v''-"v""Av:^ *>l\ wtówutttttcTJ Mi . Corpora eJiimvututlaxa etatoniGa, partem femptr ivab. nt, quae- afeist plus patitur, fiveillademum plus, Jeu minus km tabiiitatis habeat, • relative ■ ad - reiiquum corpus, ^anaiu lüidftnal te num sinds] li. Dependent'-ab anomalia principii vitalis; haec enim • femper peccat, quate* nus morbi-nervei primitivi funt. In feeundariis -autem , fibrae irritabilis et nerveae anomalia, licet- relativa tantum fit ad ilimulos, negari ramen nequit. - III. Dependent h,z adfetlioncs primitiva a fenfibïlitate et irritabilitatenvnia , vel ii torpore & a ftupore. Et hoe dog¬ ma veruTimum morborum nerveoratn con■fideratiöne uiterkis comprobatur. — Sem•per-'enira bae partes illis torpidiores-, illae bis irritabiliores; —■ hae minus, illae ■magis fentiunt; Confideremus hyfie- .■rïcamj; irïicabiiior & fenfibilior uierus in abnormes motus et fenfationes rapitur, quaquavcrf.im eiïeclus-, horribtles faepe., :per-fympathiamproducit, easvero, quae idebïliores, maxime adficit partes. — Unde doiores , congeftiones , hoemorrhagiae, convulfiones et quae alia fynipromau,' in his, caputinfeftantia, iniilis, thora-  204 JANUS PETERSIN MICHELt, racem vel abdomen laedentia, confpiciuntur. IV. Communicantur ha adfecliones factie ah altera parte ad alteram, per miram fijmpathiam et confenfum, qua partes in. vuern alunt. —- Requiritur baec conditio, ut morbi nervei oriantur. Irritabilis enim et fenfibilis uterus, five ejusdem dispofitio, five ftimulus in causfa fit, motus abnormes, et fenfationes excitat moleftas, — quae, dum in ipfa parte adfecta fedem figpnt , neque ulteriores producunt effeélus, morbi nervei titulo vemre nequeunt: — (hoe enim refpectu pleuritis et colica aeque nervei effent morbij — Simul ac vero diffitte partes, fijmpathiae kgibus huic vifceri junétaï , thorax v. g. vel caput, in confenfum trahatur, oritur hijfteria , verus nerveus morbus. — Et haec fijmpathise et conlenfus eftecla, quo manifeftiora, quo vehementiora, eo etiam magis conftitutionem corporis irritabilem et fenfibilem, (delicatam vocabimus) produnt: — uc itaque merito indicis delicata canfltutionis nomine infigniri queant: quo laxius enim, quo minus delicatum corpus eft, eo minus etiam patiuntur, ab adfeclis vicinis vel diflkis partibus, reliqu». Hanc itaque principü* vitalis anomali-  de Morbis Nervofis Batavorum. 305 am adplicemus ad omnia corporis organa, ad omnes folidas vivas partes, et innumera exfurgentex hisfontibus mala, pro varia principii vitalis anomaliae complicatione , varia organorura irritabilitate, ' fenfatione, indole, funétione , elementari folidorum conftitutione, difpofitione, aélione, varia. Hinc morborum nervoforum procatarticae causfae quandoque maxime oppofitae: — hinc partis cujusdam fingularis adfeétio morbofa, corpori praedispofito , delicatae conftitutionis , morbos nervorum infert, — congeftiones , crispationes, tenfiones fibrae irritabilis et nerveae vibrationes praeternaturales inducendo. Hinc a materie perfpirabili fupprefla tam multi et diverfi morbi, prout fcilicet haec materies ad varias corporis partes deferatur, variorumque organorum turbat fundiones , variaque in confenfum trahit folida. — Hinc et quicumque naturales et morbofi ftimuli anoraaliam hanc nervcam in aftum deducere poflunt , morbosque nervorum, tam primitivos, quam fecundarios producere. Antequam igitur naturam morborum anomaliae vitalis principii ulterius indagemus, et, quaenam propria fit morborum nerveorum in noftra Patria indoles , in- qui-  fquüsmus9i.iadagandse funt cauffae,. qijg§ jjipr^os-n^yjeos.adeaai-userirntt ex,haium «eiHnin^ra^t.aèïione! iüuftratur morfeorum iici-v-fcor.y^,tnuoles.; iiqiai CAPUT.SEOJNPUM. . i mitadones, quae, de tempo re in tempus,,i_^ftrae>;.p«;::ip.t.vicjsütudinem', fi paupertatem-m .divitias, lahoiem in pigritjam , tenyperantiam miu.ailii,, fcbnetatera in vo.lupta.Lcm, vitag gu-,i^,denique.pa.rentum, corpor^et amr^kjpfi dicatum, in hodiexnum,,. cc-..: .u^aorum cauffas tantopereal/t^ mutaca, contideremu», elucescentfporice fpnces, urido augmentum nerveorum morfjorum derives facillime. Adumbre.ii.u^4^aq:ue Batavorum, quam habitabanu ,ce.rrarc; evolvamus brevibus .corporis conuituJionem et-vitae genus, ut quaenam ex naturaiihus ,"'quaenam ex -ü,p vi-  de Morbis Nervojïs Batavorum. so/ ■vitae genere oriimciac caiuTae, ut morborum. nerveorum augmemiwigines, hic ■maxime lmnpectandae, paieat. — J$at.avorum iru&da ,1 fi Ta c; tijm ;coniulamus, inter lacus et^paludcs deprefiióri loco fica aeftuaria conüïtuebat; uiiginolom iiepe ita crat folum , ut preffi vcftigii ügna refëni ret (ji). — Jncolae magnir robufti,, fortos contra aëris injurias indurati, vënatioaie ■et araris fefe exercebant. — - Yiris .torvus erat et truculentus adfpaórJus', cteruLfccbant plerumque eoründem oculi, — aurei flavefcebant capilli, unde et auricomi Batavi vocantur a SiLio Italico (V) et Martialï (w). ' Ipfis Romanis Batavi caput adeo puLchrum videbatur , ut decoris gratia ejusdem figuram manubriis cochleariorum et cultellornm exiculpendam curarent, ut adnotavit Salmasius CxJ- Fortes, cafti, frugalitatem colebant, neque, w£\ virile robur adepti, uxores ducebant: — opproi Wöniupfii «OYjtfaH ranat t-.^-.bri- «si ndn aujiiv i\ tzt.ïv : •. tl h rjriaV /•/) Cf r-1. Wagenaar, lr-dderl.vidfche hiflorle T.Lp *, fcf 6 J, A. Knoop, tegenwoordige Jlaat 'van Friejlanü ƒ>. 8. ....... O) £• 2i7. vx. 606. (w) L.XIV Epig. I76. cf.TACITUS, JulutsCvS. sar, Pl.y(TARCHUs' m .Wffl iMarii, & Berkhey, natuurlijke hijiurie van Holland, T, Hl. P. II, Cs) De Ctsfarie & coma.  iOB JANUS PETERSEN MÏCHELL brium erat, fi, ante vigefirnum annum setatisluse, viro nuberet virgo; — lerkies prolem fortem gignebant, quam nutricis lacleali nonfinebant,— verum iplèe niatres infantibus ubera prasbebant. — Indurabant corpora contra aëris externas injurias, quum nudi, vel in acerbiilimo frigore, circumvagabantur. — Pubertatis ltadium adtingentes, animalium coriis fefe tegebant, tumviri, tum muiieres. — Artis natandi periti et hanc exercebant: aedificia lignea, ftramine teéla, akioribus locis inpofita, inhabitabant; —poinis, butyro etcafeo alebantur, — ex hordeo etavena potum fibi parabant, venaiione et animalium indigenarum carneutebantur fjy). Verum enim vero, quum R eligio Catholica Romana fedcm hic figeret , quum ecclefiafticum odium et Principurn tyrannica dominatio inter Batavos regnarent, animusperiit Batavis: — oppnmebantur: — hinc luxuria, voluptas et auri facra fames Batavos inquinarunt (2). Verum frugalitas, et virtus non ita ex animo erant ejeéla, ut hifce, vel plerisquegentibus, non antecellerent. — Science cf. Auft cit & inpr. Wacenaar, /. e. p. 5-22. Bf.rkheij, l.c.Cl van den Bosch, diff.cit. torn. XVïll Hoil, maatjchappeij. p. 33-37. (z) BerkheiJ, /. c. p. J44.  de Morbis Nervof i Batavorum. qq$ 'tntias coiebant et artes multi; — pleri* que Agriculturam, Oeconorniam et Mercaiuram exercebant, neque minimos in hisce edidiffe Batavos profe&us Typographioe, Piélura;, Microscopiorum, Scul•pturae in ligno doceant inVentiones. — Dubitantes convincet Ars figularis, halecum et balsenarum caprura , falis proeparario , et inprimis navalis difciplina, et cum plerisquë orbis gentibus mercaturse commercium. — Haec enim omnia intra undecimum et decimum feculum inventa. Verum et htecce artium et fcientiarum cuhura vitam fedentariam requirebat et lucubrationes. — Hinc corporum peribat proceritas et robur. Morborum inde ortorum origine cautiores, corpora magis muniebant, contra externas aëris injurias, et fic eadem disponebant ad adfeótiones, quas numquam tulerant durata contra externas cauflas proavorum corpora. — Verum et vel tune proavorum colebatur frugalitas: — doceat virorum, qui a Proepotentibus Provinciarum Ordinibus legati, ad pacem cum Hifpanis conciliandam, mittebantur, O me*  .224 Janus petersen michell memorabilis oeconomia (V); doceat janj Wittii, quodexteros feriebat, vitae' genus .(/;). Game utebantur et cereyifia, quae adeó familiaris iis erat potus , ur ex Baudii et Lïpsii Scriptis, ahulüs, quem cenforia lima invicem m.o: d f bant, pateat. . .., |, ' , ' . .. Rarior, et vei tune temporis, iis er'atvini uius. — Si vero iJ]o qua irritabilitatem et fevfibilitatem, pub his conditionibus, alunt, causfa, fub aliis eas evertunt, tollunt, faeub tates. — Languido et ftupido Opium ingeras, revivifcit quafi mens et corpus, agilior fit, et vivacior. — Jrritabili, morbo nerveo laboranti, eandcm porrigas Laudani dofm , minuitur irritabilitas , et fentiendi facultas , filent Ipasmi et dolores. 4/) Eadem caufa, pro varia parte, applicatione et duratione ftimuli, torporemet Jluporem, vel fpasmos et dolores inducunt. Sic fcirrhus in ventriculo anxietates et vomitus, in cerebro, «V«&,'«w cumparalyfi, producet. Sti-  de Morbis Nervofis Batavorum. 213 Stimuli acres chemici, in nudos agentes nervos, vitri Vitje deftmunt, quam, 11 in nervos agererit, naturali velatos tegmine, excitant. — Etiam venena, lieer primum folida vehementcr adficiant, dein eadem disponunt ad torporem et lluporcm: — Natura fefe ad acriorem hunc ftimulum ferendum, fenftm fenfimque adfuefcente. Adoptemusitaque, quce ab illuitn Societatepropofitaeft, cauüarum diftinétionem, in -naturales, et ex vitce genere oriundas caulfas, quatenus, anomaliam vitalis principii inducendo , in noltra patria nerveorum morborum adeo auxerunt numerum. A. Naturales enim eau (fa , licet morborum nerveorum occaliones non raro fiftant, ineopnecipue dilferunt ab iis, quae ex vitce genere oriuntur, ut fenfim fenfimque irrepentes, vel corporum nature, vel et Patrice ita quidem infixse fint, ut eas facile haud tollas. — Proprie itaque prima feminia nervoforum morborum diceres. — Veniat itaque hic in confpeótum Imo. loco A'èr Jtmospharicus. — Hoe enim aëreum fiuidum, humana ambiens corpora, variis in eadem operatur mo^js. — Natura hujus fiuidi fingularis, nollro sevo, in apricum, virorum in arte celebrium cft pofitum lucubrationibus: ex eorum obfervationibus patet, phlogifton O 3 in  Sf4 JANUS PETERSEN 1VIICHELL in aére communi incfic, illud vero debita quantitate ad humanam vitam requiri, docent obfervationes hominum , qui, in montibus. altiffimis, difficiiem fiéri reipirationem, expertifunt. Inillis enimaërpblogifci multo miüorem, ratione noftne atmosphaerae, habet quantitatem. Conftat etiam, phlogifton illud magna copia in aëre latere pofte, et vitae humanse non efle inimicum, ft in continuo mor tuet agitatione, ventis, procellis, imbribus &c. tpneaiur, verum et maxime nocet, fi ftagnat phlogifticus ille aër: hinc paludum, et aeftuariorum noxius eft aër: hinc ca vernam, aëra talem continentcs, pcriculofae. — Hinc ex aëre tali phlogiflicoanimideliquia, cpnvujliones, mors. — Certum autem eft, noftro aevo, plures efle, qui phlogiflo aëra inquinant, fontes; plura efle, quae aëris ftagnationem promovent, motumque ejus liberum inpediunt, obllacuJa. — Certum ell, inlocis, ubi talis aër invenitur, ubi ftagnationis frequens occafio, frequentes etiam efle nerveos morbos — In urbibibusv. g.,phlogifti frequens origo, morr borum etiam nerveorum major eft frequentia. — Neque in urbibus folum phlogifti copia et ftagnationis occafiones auctce. — £tenim mutatus eft Patrise noftne fta- tus,  de Morbis Nervofis ~Bjtavortim. 215 tas, fluminura curfus aliorfura direct!, claufis eoründem- emiÜariis, en exaltatis 1 ftratis: unde aquatüm evacuatio difficiiior et freqnentiorcs aggerum rupturre (e). Hinc fepiüs ortse inundjitiones, quibus ipfo-terra, inmultis locis, difpiolaeft, natique ampliflimi fimis et ftagna, unde aquarum ad terram proportio aucfca admodum eft. — Mare prceterea magis exaltatum uüginofas & paludofas fardés magis in terram injicit, unde ftagna, paludcs, eorumquenoxiaeffeélamultiplicantur. — Sed et multis in locis auclus p dudum numerus, ab exhaufta uliginofa illa terrae fpecie, unde -turiae formantur, vel et ab exficcatis hisce, agri humiliori loco fitj for-mati, quos aggeres , et non raro ar,, bores cingunf. — Hinc effluvia eoründem ftagnant, neque ventis moventur, quce ob fulphureo — arfenicalem, quairi habent, naturam, noxia, pravos nunquam non edunt effectus ( ƒ> Exhaultce plu- ri- (e) Vid. Cl. van den Bosch- I c. p, 35-. (ƒ) Vid. Vogel Chem. inflit. §. 97- Machv Elem. de chymie torn. W. p. 266. No. IV. BesJÖiW l. c. I. D. p. «03. II D. 1. ft p. 50^ 55°; 5^595. & ibi obferv. doet. ten Haaf: van den Bosqh Lep. S7Ö. conf. Acta [ocietaüs Ihlland. T. X. P. z*p. HJ "HZ- ^ O 4  ftiS JANUS P ET E R S EN MICHELL nmis in locis aquse terarrum plagas quafi reproduxerunt; haec autem omnia phlogisto aëra opplent, adlcendunt per lolis calorem, vapores etaëra inficiunt, radios et fplendorem hujus casleftis corporis, (in urbibus faltem) obfcurant, et incolas , falutari ejusdem in corpora influxu, privant (g). Feruntur hi vapores in urbes, detinentur, et, quum ventorum hic liber non fit adflatus, alicubi ftaguant. — Accedunt putridarum aquarum m ipfis urbibus exhalationes, quae et fiagnatione noccre poflimt. — In celebrioribus urbibus jungendae hisce aquag fordibus magis fcatentes ; halitus , qui ex alimentorum praparatione; effluvia, vapores, quce ex animalium exhalationibus , artiticiis , et opificiis variis producuntur; quaeputredine, igne, maceratione, deftillatione, fufione, cocrloue, toftione etc. fiunt: — cadaverum in urbibus lëpeliendorum major numerus: — fordes, quae in aqms et plateis frequentius injiciuntur &c. Exhalant etiam vapores quandoque noxios vegetabilia , ut obfërvarunt Berk- HEY (A) , PaiNGLE VAN DEN Bosch (gj Vid. Mead de imp.folis et Lunce, Hofmann et R AMAzzrNi apud van den Bosch lib. cit. p, 64. (h) l.c.p.3<9.tom.I. r ** (i) Lege rzitkttn) in de inleiding  de Morhis Nervojis Batavorum. 217 Bosch (k), De Man (7), Hales f», Keil («), et inter nuperiores aëris perfcrutatores , Priestley (0) et Ingenhousz (/>), qui radices, tiores et fruétus phlogifton exhalare probavit. — Auget et hanc phlogifK evolutionem foliorum decidëntia, quum putrefcant et in fua principia diflblvantur, vel in aquis, vel in huniido folo jacentia Qq). —- Etenim arborcs in urbibus increicentes et numero et magnitudine aucbe, his nominibus, nonfolum, led et alio nocent, licet foliis aëra depurent, quum nempe ftagnationem aëris promoveant. — Hinc et Harlemenfes minus robufti, pallidiores et flavioris coloris, ut obfervavit Berkhey (r). — Pertinet etiam huc agriculturse incrementum, quod frequentiorem pofcit aratri ufum; a motis enim terris vapores maxime no- xü {k) L. c. p. 269. (I) Verh. van een kwaadaartige rotkoorts p. 58» in nota. (>») Statique des vegetaux. (ra) Apud van den Bosch , l. c. (0) On differents kinds of air. lp) Vid diff. doft. van Marum over de ïuchtx in Teylers tweede genootfchap, torn. I. (q) Vid. van den Bosch. L. c. p. 273 ct ibi cit, Ramazzini Op. p. 364.fi 365. (r) T. III. P. 3. p. 1056. cf. Richard, overdtn dampkring. Leid. 1782. O 5  2l8 JANUS PETERSEN MICflELL xü (V)- — Producent aütem dietse cauiFse eo deteriores effectus, quo plures combinatie; quo major oediriciorum in urbibus copia et altitudo ; quo minor platearum latitudo, quo frequentiora, quas aëris liberum motum prohibent, obftacula. • Stagnatio aëris ülius phlogiftici morborum certe frequentifïimus fons eft, — eosque inter nerveos reduci debere probant f/mptomata, quae homines ab illo aere patiuntur : cephalalgia , anxietas , animi deliquium, convuliiones , mors ab eodem obiervata ieguntur (V). Mirum itaque non eft, cutis, pulmonum, tubi inteftinalis abaque corporis organa ab hoe aëre adfici et pati, ad morbos nervorum difponi, et ad topicas adfecliones aptiora reddi; -r- imo et. in prsedifpofitisnon raro occafionem morborum üftit O) Vid. van den Bosch, p 284. CO Conf. JtJRiEST,Li-.y Jngejnhoüsz — van (Makum/. c. & Halleri auctar. ad phvfiol. ïïful. aëris. (t*) [Licet enim contra virum in arte meritiffimum, fane levibus hv.ui nixus argument is, pubüce demonitrare conatus fuerim, aëra modica pnlogijfl quantitaterepletum, ad fanitatem facere; licet multa lint, quae pro hac fententia militent, arguuicn';a; licet plurimse dentur rationes, quse me credere vetant, aëra, phlogifticie materiei divitem, amumna- liliEB  ae Morbis Nervojïs Batavorum. 219 — Multiplicantur enim hinc. meteora , pro- lium morborum in noflra patria geqitricem, efle; haud facÜe tarnen acifererem, eundem aëra, in hommes qiioscumque, five robuftos, five inbccillos, feu et morbo quodam labqrantes, fcmper efle asque "beneficium Nulla eft aëris atmosphasrici modificatio cuivis tempei-amenï o, cuivis,morbo, sgtfe ftlutifera : quum enim huic'liccus, altcri dephlogïlticus aër conducit; abfbrduin itaque foret negarc, eundem aëra, qui publierfaluti couvenit, morborum, in flngülaribus individuis, cauflam haud pofte conftkuere, Sedet, quum obferyationes mamfèfti doceant, homines in atmosphsra, módica pniogijli quantitate repleta, fanilïïmos viveve; quum calculi nccrologici innoxiani ejusdem aëris vim, quam tantopere me. tuerunt , nullam efle e vin cant, imo, quum iisdern cxperimcntis virtüs ejusdem antifeptica ante ocülum demonftrata fit, non poffum, quin palam fatear, tanta ihdu efle, qute pro mea fehten.ia militant argumcnta, ut facile, qua; ab aliter feniientibus proferuntur, imo et, quae aceleberrimo advcrfario inge. niofe et dofte prolata funt, preponderent. Hac autem occalione non poflum non monere, mul tos efle, qui litis, quam cum celeb. A. Ypey ago, ftatuui haud capiant Licet enim modi- cam phlogifti quantitatem in aëre fanitatem beneficam ftatuamus; licet haec ncfrra hypothcfis experientia ec obfervationibus ftabilïta fit, lubenter tarnen adnoscimus, idem phlogifton quantitate pofle peccare. -—- Ut enim obferyationes docuere, morbos nerveos in alriuWis montibus, ubi varias ob cauflas aëris confthutio minus phlogiftica, frequentiores eflej fic et ab altera parte docent obfervationcs, nimiam phl^giftiae materiei in aëre copiam eosdem morbos produxifle. Requiritur itaque, adhumanigcneris falutem, in aëre phlogifton.  «20 JANUS PETERSEN MICHELL procellofae tempeftates, et caloris frigoris- quö fed requiritur debjra quantitate, qu??, vel exceflu, vel dereftu, peccare et utroque modo morbos in- ferre potcft. • Qua; fi quis rette corm'disrave- rit, mecum facile intelligat, virimi qi;eim:ain doctum, qui nuper judicium fuum de noftra quasl'tione publice propofmt, hallucinatum fuisfe, quum me, aëra phlogiüo repletum in morbis autumnalibus innocuum , imo et falutarem ltatuifle, aperte contenderit: vid. Alg. Vod. Letteroefeningen V. D. No 9. P' 3*5eï58S, in nota: quum enim pb!os;ifti falutares entctus in vkam et famratem ex obfervationibus probare fuerim conatus, ejusdem vires in morbis autumnalibus falutares éfl'e, numquam !n ahjraufn mi- hi induxi. • Ignota niinis exhalationum pnio- gifticarum ex ptitridis corponbus natura; ignota ni mis carundem cum atmosphasrico aëre mixtan/m indoles; ignota nimis denique earundcm in corpus aclio, quam, ut falutarem vel noxiam earum vim in omnes morbos determinando eflemus. Suftïciatprobaffe ex obfervationibus,. cosdem vapores modica quantitate aën atmospruerico inmixtos, fanitati mnoxos, cauflam morborum atitumnalhim haud cori fntuere, licet et iisdem morborum nerveorum fre- uentia in noltra ratna quodammodo tnbuenda vieatur. ■ Ontandutn nrrpterpa fniflVr nc ïll»» auctor, cui hasanimadverliones, de exhalationum aquae putrida; falutari vel noxia natura , debemus, argumenta et obfervationes, ab utraque parte prolatas atentius cocficleraffet et perpendifll't, ut eer • timset juftius de noftra lite judicando fuiffet. # Fugitiva enim hüjuslitis contemplatie licet ingenii pra;cocis forte fpecimen prabeat, effecit, ut turn mentem meam haud bene ceperit, turn et negligentia; me acdufaverit, cujus me reum non efle, quivis attenttis Lector facile detexerit. conf. Alg. Vadert Letteroef. IV. Deel Mengelwerk bl. 439". et  ie Morbis Nervojis Batavorum. üzt que fubitce mutationes, muratur etiam fiderum et aftrorum inliuxus in noftra corpora (ji). — Epidemici foepe oriuntur ex hac caufla morbi, qui anomaliam etiam principii vitalis inducentes, homines ad morborum nervoforum omnem difponunt fpeciem (v). Aëra itaque inter cauffas 9 qure augmentum nerveorum morborum in noftra Patria produxerunt, certe referri debere, demonftrant, quae adtulimus. — Notura eft cl. Bikkerum (w~) adferere, augmentum horum morborum non ex aëre efte derivandum; quam tarnen fententiam , fi priora confideremus, nequaquam certam efle patcbit. Le- et Jèqq. 514 et feqq. V. Deel bl 53. en veis;- bl. 232. en volg. bl. 331. enz. bl. 3S2 enz Houttijyn , 0' et de Jlsrflijk'ie'id 'en liet getal des volks te Amjlerdam. Amfi. 1783.] O) Vid. Hpfmann, de fidtrum et aftrorum in corp. hum. influxu. Meao. de imp. folis et Lxnce. VAN DEN BO'ch, C. p. 76. BeRKHEY, / C. t. 1. c. 6- j. Baster geneesk. proeven over de lucht. Holl. maatfch. u UI. />. 42. Stokke, over de Galziekte en kwijnende ziekte der Nedetlanderen, Gaubius > inft. path. § 422 - 44T." & D, Joseph Toaldo dellavera influenza degli al Ir i p die ftaggioni, 178.1. Cv) Cf. de lïis morbis ep!demicis oe Man, /. e» Kj.qekhoff de febri epid. Culem'jorg , et van den Bosch . !. c. paffvn. (w) L. c. in addicionibus ad Whythii opus cit. et  222 janus PETERSEN MICHELL Levitas prsterea aëris nervis nocet Qx% mot calor praxipue humidus (y); imnoderatum frigus nervis inimicum jam pri* dicavit HippocRATEs fV). Frequens pneterea cauffa procatartica morborum nerveorum eft aëris mutatio, caloris frigorisque vicifïïtudines, - exempla fi.quis defideret., adeat Tissoüum (», ubiZlMMÈRMANM VlRIDETTII (c)3 er ipiius obfervationes egregias notatas videbir. Neque rara eft morborum nervoforum ex aëre epidemie: — Vv erlhofxi , Willtsji* Sydbnhami et Tissoti Qd) docent obfervationes. — Qualem et in noftra. patria et pracipue in dilf. de caujfis augmenti nerveorum morborum in nottra Patria. O) Vid. cl. Keuryat, memoires prefentees t II. P- 4j6, (y) Huxham, Oüer. t.lp. 47. Bisset, medical conjtitut. of great Brittaw, p. ij , iö, 127, 130. Viridet, traité des vapetirs, p. 48. Zimmerman' vonder Erfahrung, torn. II Dodart, mem. de V acad. des Jtiêrtcès citat. apud Tissotuk, mal. des nerfs torn. II. P. 1. p. 29 £?. Suiy. (z) Aph. F V. aph. ij 20'£? alibi. (?) L S: P- 3.t. et torn. II. P. II.p. 399, 4c0l m t. II p. 150 ij. i7. (c) Traité des vapeurs p. 184. 00 L. c. p. S6 et torn. II P. II. t. c. cf. Ufl. e. pidem. Mansf.U 1695, ubi hvfteromania epidemie» a Cl- Stecman obiervata legitur*  de Morbis Nervofis Batavorum. 223 tria epidemiam clari viri adnotarunt (e).; qualis et bic non raro cardialgïas, hyiierias frcqucntiores facit. — Ne de febribusnerveis, putridae profapice, ex aë^fc fope epidemicis, etiam nunc frequentioribus, dicam, quce homines miro modp ad adfeétiones chronicas nerveas disponunt. — Sed de his dein. II, Celebrit as urbium increfcens — haec quo modo atmofphaerse inquinationi faveat, vidimus. — Mercaturas autem necelfario feciïm trahit incremcntum, et eo nomine vario modo inter caufias naturales, nervorum morbos producentes, referenda eft. — Hinc freqnentioreft vita fedentaria % frequentiores lucubrationes, et animi adfeétiones; fpe enim, terrore, triftitia, gaudio, aliisque continuo agitantur , ficquc animce et corporis vires peflumdant mercatores, fymmetriam, quae folida inter et fluida obtinet, turbant: debilitant digeftionis organa ; cacochymiam et cachexiam humoribus inducunt., et fic corpus non folum ad principii vitalis anomaliatu difponunt, fedet ipft huic difpofitioni caunam occafionalem addentes , ipfos ex hocce fonte morbos ftbi contrahunt. — Producit etiam fuos in vita? geCO Uitgezogte verhand, van het Jaar 1731.  224 janus pexersen michell genus haéc cauffa effeétus, de quibus de. m agendi erit occ;;fio. J1L Artes et fcientice increscentes: omnis fere, qui Patrio* civis nomen gerit, cui res domeftica nimis curta non eft,f doétrina? cuidam cperam navat. — Tisso'n Qf) diétum in patriam noftram conferas, er plures academicos, quam homines , invenies. — Doceat librorum frequens editio , qua- vitam multorum fedentariam arguunt, — hinc et animi fdspe multiplicantur adfeétiones , quse tum fcriptores, tum et leétores frequentius infeftant. — Ditiores etiam Oeconomise, Phyficae aliisque Philofophise partibus , quum fefe acriter applicent; quum tot Societates alendis Artibus et Scientiis in noftra Patria dicatae, mirum non eft, morbos Eruditorum ab egregio Tissoto praestantiifime delineatos (g) augeri quotidie, "— & lucubrationes, Agrypniam, infomnia , mentis nimiam intentionem, animi pathemata ex hoe fonte oriunda, morborum nerveorum frequentiam auxifle (g*). IV. Morbi quidam corpus ad nervea mala ("ƒ) Malad des nerfs torn. 2. p. i. p. 441, (g) Maladks des eens des lettres, rg*) Conf. arr.p iff. Hooft, Nederl. gefchiedeniS' Jen lib. IV. in oranone vener. Ferneda.  de Morbis Nervofis Batavorum. 2.2$ la admodum difponentes, noflra atate,fre- auèhtiores. Catarrhales enim morbi copia maxime auóti; — hi noftrae Patriae jamjam endemiei morbi, a materie perfpirabili iüpprefla ortum ducunt et incrementum. — Haec febrcs, tum fanguineas, tum gafcricas, pro vario corporis temperamento, vitse genere, conltitutione, aliisque accidentalibus caums, varias gignit alitque. — Haec chronicomm morborum plerorumqueGenitrix etNutrix,rheumarifmi, arthritidis, aliarumque catarrhalium aegritudinum Mater, brevi haec & nervoforum morborum bene multorum fons et origo (A). Haec nervos irritando, crifpando et in abnormes motus ciendo, anomaliae princicipii vitalis ilruit fundamenta: haec inplurimis irritabilitatem et fenfibilitatem nimiam inducit, et organa corporis nutrientia et fecernentia vario modo aflicit: & caulTam cauffae horum morborum addit: haec itaque frequentiflkia morborum nervoforum feminium et occafio. — Jure igitur merito ulterius horum morborum ex- (/?) Qüodfi de catarrhalhim adfe&ionem augmento dubites , adeas cl. van den Bosch , diip, ett. p. 129: 26y, p  £20 janus petersen michell examen ab ill. Fleflingana Societate publiee propofitum. — Hinc ct topicrc partium affectiones chronicss morborum nerveorum frequentiores cauHbe. — Debilitas v. g. ventriculi quoties morborum nerveorum mater (f) ? Vermes, ex debilitate inteftinorum frequentiores, mul'timodis innumeros inducunt nerveos morbos (T). — Genitalis etiam funétionis morbofaiymptomata frequentiora funt; — Venus enim inmatura nimis & vaga quotuplici non nocet modo ? — Ne de fluore aibo, menitruorum et lochiorum anomalia, partu et puerperio prseternaturali (7) dicamus, venerew luis conf]deremus frequentiam Qm~), qmo vario modo morbos nervorum generat, alit et fovet. — Ne dc hypochondriai], fiujus morbi frequenti fymptomate (;/), üt cum Freindio, & Tissoto (o) ob- fer- (?) Vid Whytt. p» 133. Rfga de Sympathia. Rahn demlro inter vifcera abdnn. caput commercio. Tissot, T. II. P. I. p. 270. (k) van den Bosch. Epid. vermin. & de murbis Patrice. van Doeveren , de verndb. intejl. Whytt. p. 131. CO Vid. cl..van Doeveren prim. Mn.de viórb. mul. et Tissot. I. c, p. 130. (m) Cf. van den Eosch, p. 479. (n) Obfervavit hoe fymptoma cl. Freind Injl. med. p. 53. obfervavit etiam Turner. (oj Maladies des nerfs. T. II. P. I. p, 434.  de Morbis Nervofis Batavorum. a2? fervavit Michell f>), dicamus, magnarn morborurn nerveorum farraginem , quam foeda haec lues fympathice producit, conipjciamus ( Optima, quae tellus noftra fert, alimenta, quseque, ft exercebantur corpora, noftrae naturse optime forent accommodata, exfulant , vel prceparatione corrumpuntur. — Condimenta, aromata, peregrinse adduntur deliciae, fua natura fanis femper noxia. ■ Aliis enim calidiffima, aliis frigidiffima adduntur: caryophylli, piper, aliaque, medicamentorumpotius quam, alimentorum titulo venientia, carnibus, ut pa- (0) Vid. Voltaire ibid. torn. V. p. i©3. Bikker. T- 437' (p) Cf. P* U' *ay* HL rum ejusdem tomi P* lil. Q a  444 JANUS PETERSEN MICHELL palatum ftimulent, adduntur, quum contra ipfi la&i admisceatur glacies, quae ven- triculo cibis jamjam pleno ingeritur. Pifcium frequentior eft ufus, qui variis modis praparati, alimentorum varias producunt fpecies; qua tarnen laniffimurn alimenti genus haud conftituunt; quum perfpirationem minuere et fupprimere in fenfilibus obferventur; — Olerum varia interponuntur praparationes: hac quum noftra patria egregie jam hyeme ipfa colat , divitum lautiores epulas femper coimtautur, — quae in fenfilioribus, obfervanrc doet. Bikkero Qq) , ventriculum debilitando et digeftionis organa labcfaétando, fape nocent. — Mutantur hacce, quafi fami fedanda haud fufficientia, cum, avibus, venatica carne etc. , alimenta: adduntur, qua vario modo ex ovis, laéte, dulcibus, acidis aliisque praparat ars culinaria: his denique, quae aliunde depromuntur, adponuntur delicia , fmclus horai (omni fere anni tempore , arte producendi) aliaque, dulcedine, pinguedine, ranciditate noxia: accedit vini in his conviviis ufus haud modieus, accedunt et natura fua noxia vina, Burgun- den- C?) P- 413. Cf. Tissot Ub. cit. P. I torn II P* 39. etfcqq.  de Morbis Nervofis Batavorum. 245 denfe , et Campanum vinum; volatilioribus et acribus particulis ftimulantes Ipiritus , deftillato oleo Icatentes Cr): accedit et quandoque caffcse potus , quem alii poft epülas ingurgitant, — accedunt et amica convivatoris invitamenta, quibus alimenta et po tum convivis quafi imprimit. Qua fi coniidere- mus, fons exfurgit cauflarum, digeftionis órgana quam maxime labefaétantium; a nimia enim alimentorum et potulentorum copia gravatur ftomachus , laeditur dige- ■ftio. A ftimulo eoründem incitatur , lacesciturfibra, nervus. Hinc ftomacbi motus Ipasmodici, cardialgia, anxietates, ruóbus, flatus, borborygmi, chyli cruditas , humorum degeneratio , cacbexia, cacochymia, muci naturalis abrafio, et a motus vehementia vehementior attritus; ncrvi hinc naturali privantur tegmine, delicatior oritur corporis conftitutio, ipfique morbi nervei, quos Senfxa f>*) jam graphice ex hac caufla derivandos. defcripfit. ■LlCr) Quid vinum, ad morbos nervorum in fenfillbus producendos, valcat, vid. ap. Tissotumv p. 49. Jeqq _ O*) Vid. Bikkerum, p. 4°4- et coaf. Iissot, P. L tam. I U cit. Q 3  *4°" JANUS PETERSEN MICHELL Licet autem hcec ditiorum dia?ta morborum nerveorum augmenti caulTaiit et nutrix , negari tarnen nequit diaetae inopiam etiam ad base mala dilponere. Mercaturse enim decrementum, Patri» ipfiüs fta, tus_ mutatui , (quum urbium celebritas major tarnen permaneat, vitaque imprimis defes accedat) paupertatem neceila- rio alunt. Conlideremus , quae cl. van den Bosch (j) de hac alimentorum notavitinopia, et videbimus, contagiofos epidemicos pecorum morbos, alimentorum caritatem, inundationes, arborum frucliferarum evull'onem, fruétuurrj horseorum inopiam, vegetabilium pretium , pifcium minorem numerum et corruptorum ufum huc maxime facere; — abufus prceterea pomorum terreorum , avenaceorum, carnes falitae, fumatse, fruclus immaturi, indurati pifces, vinorum corruptio, aquoii et fermenrati pottis, lardum nimia copia adfumtum , & qua; alia (?) memorantur, morbos gaftricos, putridos, biliofos, cauflantur, qua; iterum, morborum frequentiamaugendo, ad morbos nervorum disponunt. ■ Ne de aluneni'omm quorumdam noxia vi, de quibus doel:, van den Bosch («), Bikker (O P. 414. l. c. (1) Ibid. ad p. 44^. (u) L. c. p. 455.  de Morbis Ncrvofn Batavorum. 247 ker f>) et Tissot Qy) egerunt fatis fuperque, verba faciamus.^ lil". Locq venk vita defes, otiofa, volui)! uo fa: parentum fcilicet labores , corporis cxercitia, libcra aëris infpiratio, eos contra externas injurias muniebant, durabant. — Noftro vero a3V0, cubiculis cafidis, vitarn fedentariam alentes , animae facultatcs nimis colentes , vel et otio, vel tandem artiiiciis , aut voluptatibus operam dantes, exercitium corporis negiiuunt. Bpfi lufus fedentarii funt, neque ut a laboribus ferientur, fedut alter aiteri argentum detrahat, fiunt: hinc, quocumque contingant modo, animam maxime afticimt — Zelotypiaenim, gaudium, animi dejectio, fpes, invicem fefeexcipiunt. — Corpora interea fedibus quafi affixa in defitfca manent. — Sic et concoclionis , digeltionis et nutritionis negotium turbando , et perfpirationem fupprimendo causfas morborum nerveorum conftituunt. — Amficum huc refer labores , mullerum, ancillarum, nutricum, etc. feden- ta- (v) L c. p. 405 6? 410 Whytt, p. 135. Cf. de Haen, R. M. t. L p. i8o. ed Leid. Or) L. c P. I. torn. U. p. 39. st Mi- ' Q4-  248 JANUS PETERSEN M1CHELL tarium opus , doélorum et qui eoründem nomen affecïmt, ftudia; quce maxime ad noftrum morborum genus diiponere certum eft: — deiidia autem et pigritia, nuniaque a motu muiculari feriatio, ipiiHïPpocRATi (x) damnata, morborum etiam nervorum augmenti memorabilis caufla. — Corporis enim motus vitss animalis lümrnum ianitatis prcefidium, folidorum roborat crafin, rluidorum intimam promo vet mixrionem, irritabilitatem et fennbilitatem conlervat, calorem, excretiones, fecretiones, concoctionem, chylincationem et fanguiricationem promovet, et corpus contra externas injurias roborat. Hinc et ab ejusdem intermiflione contrarii effeétus , qui corporis habitum delicatiorem reddunt, fibram et nervum debilitant, humores depravant, et fic morbos nerveos inferunt (y). IV0. Accedit thea, cajfea aliorumque po- tuufn tepldorum, oquoforum abufus. • ■ Omnes, quotquot de Patria; morbis fcripferunt Commentaria , Audores y hujus cauflse efficaciam agnofcunt; —- mole- ftus Cr) Ub. 1. Seft. TV. de vi&us ratione. (y) Vid, van den Bosch, p. 475 van SWieten Comm. t. III. p. 539. Tiïsot, p. L t. II. p. 60, et Bikker, /. c.  de Morbis Nervofis Batavorum. 249 ftus itaque forem, fi longus in hujus causIse expiicandis elfeclibus, tempus inuiiiiter tererem. Sufficiat notaffe hunc abufum apud foeminas maxime vigere , has etiam nervorum morbis maxime laborare, ec fic abufus hujus poenas luere. — Debilitat enim aqua calida, folidorumque enervat crafm, maxime in otiofis defidibus, et qui corpus contra omnes injurias adeo muniunt. Hinc nerveorum morborum variae fpecies , quas ante feculum cum thece & carïea; potibus ignorabamus. — Hinc dyfphagiae quaedam fpecies in noftra Patria endemica, hinc morbi nervorum frequentiffimi in omnibus illis , ubi ille viget abufus , Patria; noftra; locis (2). Potulenta etiam acida, oleofa, ut hmonata, emulfiones, chocolata &c. nunc frequentiori ufu veniunt, quae magna copia ingefta, digeftionis organa, adgravant, eorumque funótiones turbant, et fic multo nomine nerveorum morborum caulfo dici merentur. Prseterquam enim quod fibras et nervos macerent, debilitent, fuccos etiam ad digeftionem faci- en- (z) Vid van den Bosch, torn. XFlll. aft. Hall. h 454 475- _ Q 5  25° JANUS PETERS EN MI C HEL L entes dituunt, mucum de inteftimis abradunt, et fic nervos ad ftimulos nudiores reddünt. Neque quae hisce potibus aquofis infunduntur thea et caffea in nervos non agunt; contrariura docent obfervationes, quas congeffit Tissotus (V), et inter quas Viridettii (b) , et Pomei (Y), eminent. I Huc refer morem corpora coptra aëris injurias muniendi et a cauffis occafionalibus morborum defendendi,- qui, nimio cultu , ipforum nerveorum morborum cauffa fit. Quum nempe corpora educatione deficatiora , molliora et magis effoemiuata reddita fine, mirum non eft eadem a leyioribus, quae fanos vix ac ne vix quidébi afficiunr, cauflis affici, moveri, et fanitatis pari difpendium — Hinc cauti et perfpirationis fuppreflse noxas experti, ab omnibus lilis maxime fibi caventcauflis, hujus integritati inimicis, a paulo frigidiori aëre malum fibi metuentes, veftibus corpus probe tegunt, et cubiculis lèfe in cludunt, quae calentibus prunk vel turfis 'calefaciunt, et ita dispo- nunt, («) L. c torn. U, P. I. p. s5. &feqq. (.9) 1 ratte des vapenrs. p. 48. (O Traité des affeft. vapmtrmfes des deux fexes T, l P. IJ7-  de Morbis Nervpfis Batavorum. 2$i nunt, ut minimus venti adflatus, imo, ne ipfe aer qüidcm atmophsericus,' ea intret. Hinc in calidis ims cubiculis, fedibus femper adffixi , aëreum fluïdum, prunaruiri gas inquinatum, inipirant: debilitantur hinc pulmones, ftomachus et inteftina, eorumque nervi, quce aër continuo lambit: difponuntur ad morbos nervorum ex anomalia principii vitalis ortum ducentes; afficiuntur a minima causfa , et catarrhos , cardialgias, colicas, Vareniam aliaque fibrae et nervi irritati patiuntur fymptojnata. Nocet prseterea, qui in noftra Patria apud mulieresfrequentiffimus eft, fuppedaneorum, calidis prunis inftructorum, ufus. His enim humores ad inferiores partes alliciuntur, vifcëra in pelvis cavo fita laxantur, congeftiones oriuntur ad genitali'a, eorumque producitur funótionis anomalia , menftruus fluxus, vel nimius provenit, vel fupprimitur ; fluor albus aliaque ex eo fonte exfurgunt mala , quce corporis oeconomiam turbando , cauflse multorum morborum nervoforum evtfniunt. Striclior diseta , quam fanitatis nimium ftudiofi fervant, etiam augendo eft himiam corporis irritabilitatem et fenfibilitatem. — Curis quotidie anguntur, ne mor-  552 JANUS PETERSEN MICHELL morbos fïbi contrahant, unde triftitia, mem, continuo plecluntur — et in nervofam denique hypochondriafin delabuntur, quce, quumpharmacis corpus oppleant, et nunc hujus, nunc illius Medici confiliis obediant, Agyrtis & Pfeudomedicis fidem gerant, difficillime, ü unquam, fanatur. Alii fano corpori pharmaca ingerunt, ne segrotent, ipfo hoe medio corpori «gritudinem conciliantes. — Vence feélionemalü, aliipurgans, emeticum, vel ludoriferum, aut aliud quodcumque fibi convenire putant, quisque itaque pro iüa fententia pharmacum ingerit, maxime li anni tempora fefe excipiunt, ne corpus nimium, ütajunt, hac mutatione pateretur, et erudls humoribus liberaretur: — verum his ipfis robori et corporis vigori minitantur interimm remediis ; fenlibilitas enim et irritabilitas hisce increfcit pharmacis, inprimis, fi inopportuno adfumuntur tempore: dispofitio hinc nafciturad nerveos morbos, a leviffimis demum cauffis, excitandos, ut pluribus probavit doft. de Wind (fl. Sed et nocet in ipfis morbis nimium hoe fanitatis ftu- 00 In diff. de perverfa' ratione fanitatem conttr. vandi et amijfam re]iitüer,di.  dc Morbis Nervofis Batavorum. 253 ftudium. — Noftrum nempe revum librorum adeo ferax eft mater , ut ipfce medicorum obfervationes, et commentaria, in popularem ufum verfa, et in noftram linguam tranflata ab omnibus, quibus fanitas cordi eft, iegantur. — Quisque hinc fe medicum putat, et in morbi principio, an movendum, et quid movendum? probe none fibi in aniinum inducit. — Noxia inde remedia faapiflïme adfumuntur. •— Domefticorum hinc remediorum illa multitudo, quorum noxios intempeftive datorum quotidie dolemus effeóms Cc), Verum praeterea, quum morbum fibi notum putant, peffimos fempermetuunt effeélus. — Periculum noétu dieque animo volvunt, et nimio mortis mem anxii, leviffirnam febrim in le- thalèm frepe morbum convertunt. Accedit minor, quse neceflario inde fequitur, in medico fides, ita ut remedia, qua? (e) Ipfis hisce , cam ha»c fcriberern, diebus, adfertum probsvit, quod dolemus, exemplumviri, qui dolores in abdomine fenciens, eosque a flatibui, quibus fiepius erat obnoxius , dsrivans , largum (piritus vini aromaticis herbis infufi, bauftum adfumebat, fcepius inde levamen expert us, augeban- tur dolores; repetebatur hauftus, • hinc ma- lum in deteriup lapfum, ita ut, qui accederenc me dicus et chirnra;us, hominem hernia incarcerata laboranten!, omnibus artis auxiliis, fervarc non potucriut.  C54 JANUS PETERSEN MICÏELL quae adfumunt, faepe malo minus convenire in animum iibi inducant. — Unde et anxietas, et remediorum neglecfus, faftidium , et noxiorum frequens aüumptio. —■ Et haec incommoda ab hac causfa redundantia etiam in ma'lis chronicis, et maxime nerveis, fummopere attendenda, praefertim quum in hisce multo frequentiora obfervenrur; — hoe enim nimium fanitatis ftudium plerorumque morborum nerveorum fidum fyrnptoma. Sed, quod magis eft, direétius'etiam nocet haec caufla; quo magis enim corpora contra externas munire conamur injurias , eo quidem magis fenfibiiiora fiunt, et ïrntabiliora, ita demum , ut a minima caufla vehementiffime afficiantur. — Duramur, inquit ill. Gaubius (ƒ)," confuetudint, ad innoxie ferendum inniïmera, qua minus adfuetis obfunt. — Staticas Sanctorii regulas nimis ftride fequebatur quidam Medicus, perfpirationem omm opera fuftentando : levi aëris mutationi exponebatur , et inde (quod mirum non eft, ft priora recle confideravimus) moriebatur (g). ri- (f) Infl. patrol. §. 644. ftJ^Tif Ha^erum in pr*'e&. Boeshaavii, noisp 8 333' vanzelmr» de Kjt. ü-t fei  &e Morbis Nervofis Batavorum. 3^5 Si vero hoe et prioribus titulis memorata caufla uüibi noceant, gravidis certe, parturientibus , et puerperis noccbunt. — In his enim, prater memoratas, accedunt muit» alia , qua anomaiiam principii vitalis interen do funt, caufla. — Vel enim foetum negligentes gravidce, luxuriof» , rebus non naturalibus admodum abutuntur , totasque fe luxui dedunt: faltationes, quoscumque etiam alios lufus, exercent: '— a frequentiori coïtu, velultimis menfib'us graviditatis , non abltinentes, — hinc fapiflime abortu et ejus effeclibus, anomaiiam principii vitalis producentibus , pleciuntur : vel in contraria vitia ruunt, et inquietce, morofee, phantaftica, fibi et foetui minus cavent. — Cubiculis inclulsephlogifticum aërem infpirantes, fedehtariam vitam peragunt , et defidi» otioque libant. — Phantasmatibus fuis reguntur, quumque timeant, ne ex iis negatis maium eveniat, hisce fubito fatisrieri p robe norunit* — Alimenta magna copia ingerunt, ut nutrimentum foetui non deficeret. —• A minima fenfatione molella anguntur, metuunt, ad obftetrices confugiunt, qua vena feciioue haud raro abutuntur : vel et medicum confulunt, er per totum graviditatis tempus medi- ca-  Q,$6 JANUS PETERSEN MICHELL camina adlümunt; caidiacis, utrohurconfervent, abutuntür. — Neque magis tarnen ab aquofis thece et caffese iniulis abstinent. — A minimis moventur et privilegiis nixs, ablürdifiima quaque concupifcunt, et animi pathematibus iummo- pere indulgent. Fanatka accedunt frepe et mperftitiofa cogitationes, aniculamm, obftetricum, aliarumque muliercuiarum narratiimcula, qua, quum mentem faepe mirabiiiter afficiant, effe<5tus gravidfe fa;pe et fcetui aque noxios fortiuntur. — Hac plerarumque gravidarum vivëndi methodus (licet hnr, qua fapientiores optime fibi et fatui confulant) nerveorum morborum augmentum promovet; — hac Matri et foetui aque perniciofa, congenitos nerveos morbos , et puerperia infelicia cauffatur; hac etiam partum difEcilem producit frequentiilime — Obftetricum lubens pratereo inperitiam, et medicamentorum vena feétionisque abufum; pellentium hic non memorabo lethales effeétus, fecundinarummaturiorem, quamdecet, extractionem, utique damnandam, cenforia lima non perftringam, quum horum abufuum et errorum fequelas optime deline- arint  it Morbis Nervojis Batavorum. i$? arunt celeb. van Doeveren (/z), & Astruccius (T), etquunrproprie ad hunc titulüm non pertineant. — Puerperam potius confideremus, et ejusdem errores é$* tegemus. '—' Calidum nempe regimtn, vinum i cardiaca, potuum aquoforum abufus , aër inquinatus, rumor, confabulatio, anicularum confilia, medicaminum et venae fectionis intempeltivus ufus, aliique memorati errores bic seque locum habênt. 3- ; Unde lochiprum anomalia, lactis metaffcafes et mala nervea, ab hisce fontibus innumera , qua; mala obftetricantium therapia haud raro infanabilia, imo et lethalia fiunt. — His adde, qua; ex laélis infanti denegatione , ex praematura venere et fubito nimis ad res domefticas reditu, puerperis faepe eveniunt mala, et promum habebis condum , unde morbos nerveos, frequentiffime poll pperperium obvios, derivabis (k). VI0. Veflimeutorum abufus et. inopportuna mutatie-. — Siconfideramusmorum fe- (h) Prim. lin. morb. mulief. O') Maladüs des femmes. (k) Conf. van Doeveren et Astiitc , l. c. nerves etiam illa mala, quse puerperis fympathica eveniunt defcripfit paffimin fua difl". Michell et inprimts Tissot, p. I. torn. II. p. 130. et leqq. R  "25" JANIJS PÜTERSEN M1CHEEL fecuü varietatern, in variis veftimentótum fpeciebus, patebit facile eoründem - ulum hodie maxime ad illum fcopum tendere, ut luxus et iüperbise lïgna conltituant. Parentes noltri ab infantia, jam ad aëris injurias indürati, vix veftibus indigebant, ad corpus contra aëris injurias defendendum. • Atmosphaerce tarnen viciffitudinum efrfeétus in corpus , pellibus animalium, quibus fetegebant, moderabant (7). — Jam vero jubent lëculi mores, ut vere, aes■tate, autumno, hyeme, alias iterum vestes induamus. — Ita quidem ut, frigidisfimo vere, velaïltate, hiemalesinduereves'tes nefas lit. — Haec veltium intempëstiva mutatio, Sydenhamo (ai) , Elt. chan , (n) et doft. van den Bosch (o), jam damnata , in noffra Patria multorum morborum llruit femina et caulfatur occafiones. Exaftuati corpora denudant, quum ïfiaxime ad fupprimendam perfpi- ra- (0 Vid. ScHT.os*,dtsf. antiq. ■mtdic. de valetud. hom. midi et cöoperti §. 5. et conf. Berkhey H. N. I: c. t. lil p. II en UI. (m) Oper. p. 2*^ en 25-9. (n) Huislyke g;neesk. P. 99. ifte Stuk. (0) L. c. p. 487 conf. doft. Van Zelder »« ü gregia dij), de vejiim. abufti et noxis.  tf> Morbis Ntrvofis Batavorum. 259 rationem fint disfpofita , et veftibus ad hanc evacuationem fuftentandam revera indigerentj — Pellibus animaiium interdiu teft.ce niulieres noftra;, vefperi lineis Jeviter invoiutae, vel et lericis veftibus, ,ad faltandum accedunt, ut, quae interdiu in Siberia vivere videbantur, vefperi in Indiis occidentalibus degere crederes. Hinc catarrhi, coryzae morborumque ex perfpiratione fupprefla major frequentia, quce quomodo nerveis morbis inducendo fit, lupra (p) explicuimus. Ipfa etiam, unde formantur veftes , materia huic morborum catarrhalium favet frequentie: iinea nempe veftimenta magis, quam antea in ufu funt, haec autem nudae cuti applicata, licet perfpirationem pro-moveant, refrigerio, quod fudore madidae cito patiuntur, perfpirationis fuppresSss non raro cauflbe exiftunt. - Nocent et nimia laxitate quandoque haec eadem veftimenta: fexui quippe fequiori folenne eft, quod veftes laxe corpus ambiant ; quin et infra apertas gerant: hinc extremitates inferiores , abdomen, et genitalia contra aëris inclementiam baud fatis defenfa , morbos dolorofos, fpas- ' (py 'pap ƒ.. No. ir. . . , R. 2  £óo janus ïïtersin michell fpasmodicos, inde faepe contrahunt, maxime, fi hisce adjungamus perpetuum ha-rum partium per fuppedanea calida, fotum 'qui partes ha-sce magis adhuc ad perfpirationis fuppreifionemdisponit (q), i— Egregium hinc, magni Camperi (V), partes. hasce probë tegendi.,/ confrlium. Verum nocet magis earundem nimia adilrictio. Miclum cruentum et haemoptyfin-ab arcta nimis veftium adftriétione ob.fervavit iil. Archiater Gaubius (V). >—Tumentes.glandulas, auclam urine etmuci excretioncm a flrictiori fasciatione infantis vidit doet. Des Essartz C» Quotiss etiam nimia aditriéiione nocent , noftro aevo in ufum generalem recepta, corpora balaenacea , quae pectus et abdomen conJftringentia, congeftiones, dolores, fpasmos producentia (V),; morbos mammarum cauflantia, peivis et thoracis compagem ofTeam faepe ita defigurant, ut partus difficilis non infrequentes cauflae obferven,- tur, , (q) Vid. Rf.tnhart, fatyrifche obhandl. yen der brankheïten der frauensperfotnen s weieheem., torn. II, P. et /eq'ql (V) Holl maatfeh. VIL deel. II fi p. 392. (s) V. van Zelder , dijj. cit. jé. 21." CO Lichaaml. opvoed* der kinderen p. 62, C). Corpora itaque educationè -delicatiora , ... dise- (o\ Vid. Tissotitm, Tom. II, P. I. p. iSS.l.c. . #"'•. (q) Von der erfohrung, T. II. p, 363. (r) Tissot. J'ur /' onanismt et maladies des nerfs. k c. p. 84. cont. Schurigius Sptrmatulog. et Gmncecavlog, R 5  3.C6 JA NU5 PETERSEN SIICIIELL dïaeta kutior, librorum lascivorum leclio, et quae aiiae memorata-, vel memoratda' cauflb genitalis fun&jonis initia, in utro quelexu, nimis mature ftruunt, hincnerVi fenfibiliores et irritabiliores fibraj, a Iemmali ftimulo nimis agitantur, convelluntur, in abnormes motus abripiuntur, mens agiiior citius et vehementius afficitur; et hinc maturior et frequenrior in venerem propenfio nimium ejusdem exercmum, tribadismus, onanismus, necelTario fequuntur (5) Haec autem omnia cujuecumque generis nervoforum morborum inducunt iemma et occaiiones: haec corporis et animee vires debilitant, frangunt,— irritabilitatem et fenfibilitatem mirabiliter augent, nutritionis negotium et digeftionis perturbant, unde caeochyniiae , cachexiae, hinc iterum convulliones, fpasrai, mentis alienationes , aliaque innumera nervei et fibroli fyflematis maJa, quae enumerarunt, et oblèrvationibus probarunt, Tissotus (7) , Bikkerus («) , Hof- 1093 Vid* R" VAN Berkhey» T' Hl- ?• p. ■ (V L. c. cf. Tom. II. p. I. p. a8G. W L. e. p uf.  de Motbis Nervofis Batavorum. 267 Hofmannus O'), aliique (» Quod fi hisce addamus ea, mala, quce ex maturo nimis conceptu, graviditate, partu ec puerperio et lactatione in junioribus oriuntur , promum habemus condum, unde morborum nervoforum augmentum explicando fumus (x). XI°. Neque augraento horum morborum fuum non confert fymbolum tabaci abufus, tum jlernutatorli,tum et fumatorii, qui, noftro ;e vo, licet forte minus frequens, mukum tarnen contuUt ad horum maiorum frequentiam pi-aeientein. Irritantium mechanicorum non lolum, fedet chemicorum, vice funguntur, irritantium itaque etiam effectus fortiuntur (jy) : pulvis fiempe, fternutatorius acris naturse, nervos narium vehementer ftimulat, hinc eoründem continua irritatie ,. humorum lymphaticorum a cerebro deiluxus continuus ad nares, et ftimulus quandoque in feniilioribus cum dilntis partibus commu- ni- (v) Hofmannus, de noxis ex nimia et intempeftlva venen o-riundis; et de ceiite conjugio opporiuna. (w) Lokry. de morb.- melanch. Tom. II p. 55. Mandeville treatife of the Hypoch. and hyfteries difeases p 3O7. Schurigius fpermatologia et gyn) tefte : accedit et irritabiliffimum in iis orgaftum, quod confenfum cum toto fere corpore alit, et fympathiam, uterus nempe, qui a levioribus caulfis affeclus, fpasmodicos motus et moleftas fenfationes per totum corpus excitat; — accedit et memoratarum causfarum catalogus , quae ex vitae genere oruim ducunt, et ad hunc fexum maxime merentur applicari. b. Alias. — Junior enim aetas irritabiliorem et fenfibiliorem alit fibram. — Iaxiores, neque confiftentiam, neque tegmina adeptse fibrae, a levioribus ftimulis, in abnormes motus, et fenfuum anomaiiam rapiuntur; — ad adolescentiam pervenientes, non minus delicati, ob'corporis neCp) Vid. Hjppocratem, de morb. tmlier. P. J88.  de Morhis Nsrvofis Batavorum. s>8$ neglectum momm, mentis nimiam intentionem , veneris ftimuium , ob errores denique ab educatione derivandos , his morbis etiam maxime proni ïfirit. —■ Adulta vero aetas minorem in iè gerit ir- ritabilitatis et feniibilitatis gradum: fibra? magis compaclas naturali tegmine contra ftimulos defenfaa non ita facilemoventur. Senium vero quum rigidam et occaiescentem fibram adfciscat, torpore et ftupore naturali corripitur. c. Temperamenttum. Mixti temperamenti homines ad hos nervorum morbos maxime funt difpofiti: quale ex fanguineo 'cholerico , phlegmate diluto, fi veterum in temperamentorum diftinélione fequi liceat commenta, componi diceres. Hoe enim plerumque delicatarn , quam defcripfimus, fecum gerit , conftitutioneiri. d. Stadium vita. —- Pubertatis enim tempoie uterque fexu^ irritabilitatis. et fenfibilitatis lümmo gradu praeditus eft. •—— Anima et corpus hoe tempore vetiementer a ftimulis afficiuntur. —l Dentkionis tempore, etiam maxime patiuntur infantes. — Menftruus fluxus, graviditas, puerperium, laélatio, ftatus eftbetus mi rum etiam in modum in foemininum va^  JANUS PËIER5EN MICHILL valent corpus. Hinc tot et tanta morborum nei veorum mala, in iisdem vitae ftadiis, foeminas invadunt, poftea nullo tempore fanabiha Qq). e. Hareditas. Fortes enim ut a fortibus gignuntur , Tic teneri a debibbus parentibus infantes. Hinc in paren- tibus obiervata delicata conftitutio ad infantes tianfit: neque raio iisdem morbis, quibus inde laborarunt parentes , corripitur proles ; teflantur veritatem hujus adferti obfervationes (V); ut enim verisfimum illud Horatii. Fortes creantur fortibus et bonis, Eft in juvencis, eft in equis patrum Virtus ; nee inbellem feroces Progenerant aquilse columbam: Sic et seque verum, imbecillos, fortes et bonos creando non elfe. ƒ. Morbi pragrejji. -— Omnes fcilicet morbi, qui a fupprelfa perfpiratione ortum ducunt, qui tubi alimentaris vires frangunt, qui in nervea vel irritabili fibra. fedem figunt, vel mom fenfuque anomalo comitantur , vel ex contagio quodam proveniunt, et inprimis morbi ve- (Or Vjd- rA- A- f»pra cicatoset impr. Tissotum , torn II. P. I. p. ig'cf. r ' (r) Vid. TissOtufc, torn. II. P L p. 5. et ob* fcrv. ibi congeftas.  dc Morbis Nervofis Batavorum. 287 venerei ad irritabilitatem et fenfibilitatem nimiam difponunt. Referendse etiam huc func evacuationes niniia? vel intempeiti- yse, drafticorum, purgantiura , e- meiicorum, et aliorum violentiorum pharmacorum (intempeiiiva inprimis) asfumptio, ab his enim quemcumque nerveum morbum , in deiicatioris: conftitütionis homine, derivare pos fumus. g. Pragrejja ca'tffa his etiam in teneb ris quamciam adferunt lucem.- Si enim vita? ante actre genus conftat, fi memoratarum caulfarum qua?dam praecesr ferunt, 11 delicata aden:, quam delineavimus, conflitutio , fi mixtum temperamentum , fi a?tas junior , vita?qne fladiura , ad morbos anomalia? principii vitalis alendos er producendos aptum , accedunt, fi morbi fpasmodici et doloroli prsegrefli; multafunr, qua? hunca?rrummorr bo nerveo laborare, probabile reddunt. Et li tune caulfa, qua? pra?greffa morbum directe fuit, eumque produxit, levis eft, animi v. g. pathema, odor irritans, nervis inimicus &c. morbum nerveum decla- rare polfumus. Hoe etiam modo progreifus cl. Tissotus , cum hisce frefus lignis hyftericum declararet morbum, O) Vid. torn. II. P, II. p, 1S7.  288 JANUS PETERSEN MICHELli hum, quem pro idiopathica apoplexia falücabant. ■ Hanc viam ingrelfus non incelebris Medicus H. ab Heer (?), quum aegrum, quem venoe feciio ad plures mififièt, xardiacis reftitueret; hic enim apopleétice profligatus non ex plethora, led ex nimia venere laborabat. 111°. Signum praebet etiam horum morborum decurfus. — Vehementiflimoenim impetu et limul et femel invadunt, decrescunt, iteiumque augentur fymptomata, et absque manifelia erin terminantur, a levioii vel et non obfervabili caulfa, reditura. — Periodici itaque plerumque funt hi morbi, paroxysmi ad inftar invadunt et terminantur (V). Paroxysmi faepe fibi haud fimiles funt; a cauffis non naturalibus mutantur, palliantur, et exaceibantur fymptomata: ita quidem ut ab aëris levitate ipfa , aliquot paucos gradus in barometro notante, faepe mirabiliter afficiantur (y). IV0. Sanatio frequentiffima eft absque maft) Vid. ScHURicn, fpermatol. p. 262. (u) Vid. Lorry, de .jnelanch. et morb, mei. torn. L p 114 1 issot. I c. (v) Vid. cl Berry/.t, mem. de mathem. et de Phyjiq. torn. II. p. 452. Uitgez. ye'rh. IV. D.p. 149 - 163. van den Bosch , l. c. p. 106.  de Morbis Nervofis Batavorum. &Z9 manifefta crifi Stadium vitce muta- tum, peregrinatio , diaeta? mutatio, corporis motus, morbos faepe fanarunt nerveos, qui vel efficaciori medicinae reltiterant Qw*). Verum frequentiffime etiam per metallafes et metalchematismos et maxime quidem per depofitionem acris materiei ad cutim curantur. Sic hyileriam, paralyfi extremitatum finiftri lateris finitam, vidit Piso (x~) , epilepliam tuffi convulfiva terminatam Willisius C3O, ec hyfteriam in tuffium convulfivam, cl. Bikker (3) , tranfiiflè obfervarunt Qa). Metallafes autem illae nervofae, faepe, ut animadvertimus, cutaneae lunt: obfervationum numerus magnus eft, quae hocprobant: fufficiant, quas ipfe inffitui, hic adduxilfe. — Epilepticus puer, qui hoe morbo per biennium laboraverat, dato emetico, et dein parcis tartari e- me- (V) Tïssot. mal. des nerfs torn* II. P. II. p* 189. (w*) Vid. Tïssot. in oper. cit. paffim et inpr. p. 544. torn. II. P. I. p. p. 130. (Y) De morb. a colluv. ferofa feeï. II. P. II c. 7. p. 156. (y) De anim. brutor. P. I. c.4. p. 39. (z) Phil. Trans. Tom. I. p. 449. (a) Vid. Tissot. I. c. p. 168 - 180.  2jo janus peter sen mïchell metici dofibus (quem per duas hebdoïriadas adfumfit) epilepfia fanatus, cutanei exanthematis fpeciem adquifivit , acrem humorem fundentis, eodera postea remedio evanescéntis. — Neque longo tempore poft eodem morbo iorores ejusdem, alteram 7, alteram 9 annorum, per tartarum emeticum curavi: acris frecidusque evacuabatur fudor ; et hinc morbus absque exanthemate cutaneo forums. — Fcbrim quartanam, rebellem , fymptomadbus proteïformibus , delirio , fpafmis, vere nerveam, infufo fpirituofo radicis imperatoriae fanatam, cutis pruritu, cum parvis miliaribus exanthematibus, fequente, obfervavi. V». Metaftafes nervea, fingularis natura? , etiam inter figna hornm morborum characreriftica pertinent. — Defcripfit has egregie Tissotus , et obfervationibus eoründem veram naturam probavit G> Experiuntur asgri fenfum humoris, qui momento citius a parte ad partem transfertur ; ficque etiam doloris fit tranflatio Qc). Ipfe materiem acrem a pede ad nervos faciei delatam in magno medico obfervavi. — Evanescebat mo- men- 00 L. c. p. 153 - 264. (O Tissot. L. c. p. >i8©.  de Morbis Nervofts Batavorum. zyi mento citius dolor, oriebatur musculorum faeiei alterius iateris paralyfis, iplo aegro inlcio. Frequentes tales metaftafes in morbo illo, Crheumatico false diéto) quem Vsr tritam vocat Sauvacjksius , obfervantur;. quem inter nerveos morbos locum poitularc docet decurfus et curatio. Blankardus, Tissoto tefte Qd) , primus has metaftafes obfervavit (Y). Egregie illuftrat, quae hoe et priori titulo prolata funt, obfervatio, ab amico mihi doctisf. Medico communicata, mulieris nempe , quae poft febrim tertianam, fmgultuofa, molefto hoe fymptomate , per aliquot menfes vexabatur, donee, paralyfi alterius brachii accedente, folutus fuerit fpasmus ille fingultuofus. — Vixit dein per fex menfes faniifima, increvit corporis robur et torofitas. Verum tune rediit nngultus, nee longo tempore poft, inferiorum extremitatum paralyfi terminabatur. •—■ Vivebat muiier, fed fanitate perfeéta haud ita fruebatur. — Denique anni fpatio poft oriebantur cujuscumque generis convulfio- nes Cd) L. e. p. 195. (e) Sepukh. torn. I. p. 842. T 2  »02 JANUS PETERIEN MICHELL nes, univerfales , particulares: — ex fe rapiebatur muiier; neque externis ftimulis obfequiofum corpus, internis motibus ita conquaflabatur, ut mortem fores pulfantem, omnes adfererent adftantes : folyebantur tandem fpasmi, et rniraculi ad inilar, fingultu et paralyfi fe plane fanatam fentiebat aegra. En metaftafium nervofarum egregium exemplum: earundemque cum falutaribus naturoB conaminibus miranda complicatio! VI0. Magnam etiam lucem praebet proteïformis fymptomatum mutatio: nunc enim de hac, nunc de illa parte queruntur aegri — hanc partem frigidam, fic cam, contraclam, mox ardentem, molliorem et quafi inflammatam obfervabis. — Congeftiones etiam ab altera ad alteram partem migrant, et varia fymptomata exferunt (f ): — ipfo hoe figno Sydenhamus (g) hyfteriam diftinxit. VII0. Docet etiam faepe horum morborum naturam, juvantium & nocentium effecJus. — Sic nerveam hypochondriafin, ab alia ejusdem morbi fpecie dignofcimus , fi refolventia eifeótus falutareg non Cf) Vjd. Tjssot. Avis au Peuple £f l. e. p, 189. (g) De pasf. hyp. et hyjl, l. c.  ie Morbis Nervofis Batavorum. 293 non fortiuntur: — et hoe de morbis aliis nerveis etiam verum probat Tissotus (ff). VI1R Mira agrorum fenfibilitas, ita ut a phyficis et moralibus ftimulis seque vehementiffime afficiantur; ad omnes animi affeétiones admodum proni lucem vel fonum, vix absque moleftia ferunt, et patiuntur , quin in adftantem aliquem irascantur. Triftitia , metuque anguntur et fic ipforum nerveorum morborum cauffis, cauffas continuas addunt (i). IX0. Tandem morborum nervoforum fymptomata ulteriorem lucem adferunt: Habet nimirum faa morbus quilibet fymptomata fibi propria, necefaria, femper eadem, qua et prafentem declarant, et cum maxime ex ejus natura profluunt, inque diverfis idea diverfa funt, ab omni alio difiinguunt, ut egregie ill. Gau us (k) : huc itaque referantur A. Qualitates fenfibiles alienata : et hoe tituio comprehenduntur a. Cutis color pallidus, quandoque lu- ri- (70 Ibid p. 107. (0 Vid. Tissot. h. c. OQ hifi. PatlwU p. 465- §. 83J. T 3  £94 JA'NUS PETER SEN MICHELL ridus, flavescensqualis chloroticarum; tranflucent vero manifeftius fucci, teneriorque cutis eft in nervolis. — Accedunt purpureae, quandoque et lividae maculae, — unguium livor inftantis paroxysmi fignum, contraétionis fpasmodicae cutis fida comes. b. Cutis arida eft, anferina: in hyftericis commune fignum. — Vidi in hyfterica hanc anferinam cutim paroxysmi perpetuum prodromum , viderunt et alii, (7) verum et obfervavi paroxysmos, cutis hoe ariditate terminatos. — Tene.rima et fenfiliffima virgo, quam minima caufla in pa'-oxysmum rapiebat , numquam ad fe redire mihi obfervata eft, antequam fpasmodica hac cutis affectione, indeque redundante acris frigoris fenfu afficiebatur. — Hinc et, quae hanc af. feéfcioncm producebat, aqua frigida, in illo cafu, ad paroxysmum terminandum fummo cum fruétu adhibebatur. — Stimulantia e contrario paroxyfmum accelerare, et fuftentare videbantur. c. Turgor vitalis univerfalis non el?. Intnmescentes obfervabis, dum aliae fubfident partes, et mira haec eft fymptomatum varietas, — momento fcilïcet citius tur- (0 Whytt en Bikker L, c. c>p. 153.  de Morbis Nervofis Batavorum. aQ5 turgent, quse mox fubfidebant partes; — momento citius rubent, quae pallebant; ■— et hujus figni magna eft, ad certam diagnofin faciendam, efficacia. B. Atliones lafa, et huc pertinent a* Senfationes molefta: et inprimis ». Senfus anomalia — Sic caloris fenfus per corpus univcrfalis non eft —■ insequalis eodem tempore in diverfis partibus: alternat in eadem parte frigus cum calore: ardentem alteram genam, frigidam alteram , in foemina hyfterica obfervavi, quod fymptoma, tum a congeftionibus, ftimulommque inordinata diftributione, tum et praecipue in teneritudine partium quasras, oportet Qn).. fi. Dolor et is quidem varius, plerumque vagus: — nunc enim mufculares, nunc membranaceas partes pervagatur et, fulguris iclu citius, a parte ad partem tranfit; talis doloris fpecies in varenia, quam obfervavit Linn^us , primarium fymptoma erat; meiïto autem jure inter ftgna nerveorum morborum diagnoftica hoe fymptoma refertur, quum a teneri- tu- (m) Vid. Whytt L. c. p, trc>. conf. egregius Du Pu; in diiT inaug. de Homine dextro et [inifira, ubi plura taha huc rèdundantia invcniuniur exempla, T 4  JANUS PETERSEN M1CHELL tudine et morbofa partium fympathia faepe dependeat, ita ut in nervofis ab abdominalium vifcerum affe&ione frequens fit illa doloris fpecies ("o); neque raro obfervatur. qui rixiori Joco fedem habens, caputinfeftat; hemicraniae, clavT, cephalaJgiae, cephakeae, etc. nomine venit & nunc frontem, nunc verneem, nunc vero occiput occupat. Hinc obferva- mus frontis verticisque dolores ab irritabilitate et fenfibibtate ventriculi anomala aliisque ejusdem organi, in nervofis, vftiis; demonftrarunt inter alios hujus adferti veritatem cl. Rega (p), & RAIm (q), confirmavit Tissot (r); quum contra, fi occiput patiatur et doleat, caufla in genitalibus adefle videatur (V); — Anomalia menltrua faspius hoe fymptomate comitatur, et occipitis dolorem inftantis abortus prodromum in muliere feDfiliffima obfervavi. [Neque in viris hoe fymptomata infrequens, figenitalium labes adfit. — Docu- dia- (o) Vid. Whytt L. c. p. fcriplir1" aUreG fU° traCt:3tu, 1üemde Sympathialn- Cs) I" dijf. de miro inter caput et vifcera abdominaha cemmercio Gott. 1771. Cr) L. c. Tom. II. in cap. de fymp. nerv. CO.Vid. Micheix, l. c p. 54. Cf. de Natura ptrtoaica cepnaklgia nervofce Wkytt p. 203 / c  de Morbis Nervofis Batavorum. 297 mento fint, quae ad hanc diagnofin flabitiehdam egregie faciunt, nuper a me faétae obfervationes, unde hoe fymptoma fidum elie labis genitalis, etiam in virili iexu", indicem fatis elucefcit, hinc juvat praecipuas hic adducere. Prima e{l aegri quadragenarii, fenfilioris temperamenti, paroxyfmis morbi nervofi fingularis, faepius de hebdomade, ob- noxii. Hic houefcam vitam degens, maritus, fuis rebus contentus , de varia cephalalgiae fpecie mihi conquerebatur, quae nempe vel continua caput occupabat , cum fenfu ftrangulatorio fpaftico musculorum cervicis et colli: vel et intermittens, qua?, quaque hebdomade , aliquot vices, vagis periodis, redibat, et priorem cranii partem obfidebat. Accedebant, in paroxyfmo , oculo- rum fpasmodici. motus, vertigo, c^iW*, infomnia et inde redundantia mala: paroxyfmum terminabat urina t'enuis, magna copia excretus , et corporis periphe- riae univerfalis cum fudore calor. ■ Cauflam mali a fraftis per morbum, quem ante triennium erat paflus, viribus et in illo adhibita medendi methodo repetebat. Varia a variis medicis tentata absque magno fucceftu remedia: ■ confilium T 5 ta-  2p8 JANUS PETERSEN MICHELL tarnen Roterodamenfis medici cujusdam 1II1 non parum profuit: hic enim tum ftomacbo, tum nerveo fylf emati prospiciendum efle probe gnarus, fromachicis et nervims remediis maJo noftri segri multum levaminis adtuht, ita tarnen, ut lieet dolor in fronte et fpasmodici paroxyfmi, longioribus intervallis, intermitterent, in occipite tarnen in pejus verteretur. — Continuis itaque doloribus vexatus, ame mali folamen petiit, cujus irradicatimali causfas confiderans et cum adplicitorum medicaminum effeétu invicem comparans, mecum conclufl, labem genitalium cum ventriculi nimia fenfilitate, hasce cephalalgiae varias produxiffe fpecies , quarum altera frontaiis a ftomachi fenfilitate orta , periodica , vagis licet paroxyfmis, decurrens, per remedia roborantia, iïomachica et nervina multum curabatur, altera vero occipitalis a labe genitalium orta, non folum non levata, fed et a ftimulo horum medicaminum in pejus verfa fuerit. — Hypothefeos hujus bafis obfervationibus antea adlatis fundata, aegri tellimonio confirmabatur, quimihi, in fexualis funélionis fratum inquirenti_, confitebatur, fe pollutionibus noclurnis adeo obnoxium, ut faepius de node femen excerneret, licet paullo ante cum uxo-  de Morbis Nervofis Batavorum. 2.99 uxore rem habuiflet; imo talem efle fenfilicatis harum pallium anomaiiam, ur. faepius üli alvum depofituro lemen effiueret. ■ Porro fe nexum inter lffiiam hanc iunótionem & cephalalgiam, occipitalem manifefto fuifle expertum, quum eo violendor eflet cephalalgia, quo frequentius femen excreviflet. -— Ad hunc itaque fcopum direéla medicamina fpe nos non fefellerunt, quum enim, tum ftimuli acricatem, tum nimiam organi fehfilitatem in caufla omnium malorum ftatuerem, diseteticas regulas hisce oppofitas , et Peruvianum corticem cum gummi arabico praeicripli, quibus dein frigidum balneum adjunxi; — unde brevi temporis fpatio res ita funt in melius veria?, ut occipitis dolor non folum remiferit, verum et cephalalgia? frontalis paroxyfmi multo rariores evaferint. , Morbo epidemico autumnali dein laborans, priflini etiam mali fymptomata fenfiit, ad qua? debellanda, magno etiam nunc cum fucceflu, pra?fcriptis remediis, cum debito regimine, utitur.— Altera elf viri quinquagenarii, temperamenti cholerico pblegmatici , animi pathematibus indulgentimmi, qui ex_ eadem caufla, nucha? fpailica contraétione et occipicis doloribus atrociffimis vexatur; ma-  SOO janus PETIRJIN M ic H ELI» magno nervoforum fymptomatum farra- gine ilipatis. Licet enim naturales funchones ad fanitatis normam fatis conftent, talis adeft funclionum vitalium et animaimm anomalia, ut variis circulationis turbis, fpalticis motibus et dolorofis affectionibus fit obnoxius. Semi- ms excretionem jamjam fequitur delirii melancholici paroxyfmus, quam in mama terminatum iri, haud levi cum fundamine fuspicor : caeochymiaci praeterea humomm flatus manifeftiffima funt indicia; ita ut felix in hoe cafu prognofis vix queat dari. — Tentavi tarnen illa remedia, quae corporis fenfilitati mederi, blandam humorum crafm reflituere, et lpecifica fua vi in nervos et genitalia agere in falutarem finem quodammodo posfent, nee fine fucceflu, ita ut fub ufu corticisperuviani, caphurae, gummi arabici et aquae fpadanae, miferi malum tolerabihus fit, qui, fi Cornari exemplum fequeretur, melius adhuc fe haberet.J Colicus dolor et cardialgia faepius etiam in his morbis aegros infeftant; acutiflirae decurrunt; fed id fïngulare habent hi dobres, a nimia irritabilitate et fenfibilitate orti, ut periodici fint vel intermittentes; remittunt faltem , et ex hac remiffione horum naturam non difficulter cognofces. Ad  di Morbis Nervofis Batavorum. 301 Ad dolorem referendum quoque cenfemus anomaiiam illam fenfus, quo humorem ab altera ad alteram partem defluentem percipiunt, quod nomine fês, cacarrhi, lluxionis (zinking) exprimunt, et de quo lüpra diximus. y. A'vwSvv tot, huc referenda: in omnibus enim nervorum morbis partes obfervabis, quae ftupent et torpent, neque ftimulis obediunt naturalibus; quum aliae contra a levioribus in abnormes motus et fenfus anomaiiam ferantur ; et haec partium quarundam irritabilitatis etfenlibilitatis nimice fequela eft. — Sive enim fpasmodice adficiantur partes, live per humores illuc per fpasmos delatos extendantur, atonia corripiuntur, hinc congeftiones et evacuationes humorum inordinatse, nimiae: hinc pars ab altera afficitur , ita ut morbofoe fympathiae originem faepe in hac caufla quaevas oportet. — s. Pruritus: hunc, tefte iil. Gaubio, in hyftericis et hypochondriacis , quandoque membra fingularia intus concipiunt, ntillo licet fimulantis acrimonia indicio. — Irritabilitati, pergit, hunc attribuas, qua fibra partis in ofcillationes immoderatas atlde facultatem fenfus in qui etant. — Is aliquamdiu durans fpontt tandem, more fpasmorum, folvitur, et non num-  302 janus PEïERSEN MICHELL numquam periodicus , ftatis intervallis, denuo accedit (j). I. Anxietas, in morbis nervofis, fymptoma eft frequentiffimum; a conditionibus fsepe mmoris momenti orta, vel ex idearum confufione nata, in fummam deiperauonem non raro tranfit; fubeft et faepe caufla corporea, a fpasmis corpus obfidentibus cierivanda , five illi, exeretiones et fecretiones perturbando , five excernenda retinendo, feu et perfpirationis organa conflringendo , cordis mechaniimum turbando, congefliones ad abdominalia vifcera efficiendo, agant, feu denique eorum fequeiae, torpor fèilicet vitaiium virium et humorum circuitus lentior in caufla fint (u). (. Peripherie corporis magna teneritudo: in morbis enim fpasmodicis tenerescit quandoque univerfa fere corporis fuperficies, ita ut vel intentatus modo attaitus etiam forniidinem incutiat, ut obfervavit magnus ille Pathologus Gaubius et hisce egregie (V) expreffit. *. Stupent jape taclui dicati nervi in iisdem morbis, quale fymptoma in malis con- (O Tnfi. Pathol. § 681. (V) Vid. SydenhAMl.'M /. c p. 488. (v) Vid. Gaubium» §. 694. injt. pathoL  de Morbis Nervofis Batavorum. 303 convulfivis et nerveis frequentiffimum efle, epileptici, cataleptici &c. teftantur 3-. Error fenfationis in his morbis non rarjor. — Senfationem enim adperverfam partem faepe referunt f>); perceptiones qualitatum hinc & quandoque confundun- tur: quae affecfionés a nervorum a- nomalia, aut fenforii communis perturbatione derivandae. C. Exercitationes fenfuum lafa: quo referimus a. Guflum anomalum, ab hujus organi variis irritabiiitads vitiis oriundum. Sic de malo fapore conqueruntur segri, licet lingua pura fit, nullaque fenfibilis mali faporis caufla. Mucofa crufla haud raro linguam tegit : faepius ereétis papillis, turget et ruberrima eft. —- Aphonia in nervofis frequens. (x) ■b. Olfactm etiam acutior ejl, vel ftu* pet ; hunc aifeetum in hyftericis et -hypochondiïacis , illum in epilepticis et catalepticis quaeras: depravatur ftepilïïme ob partium fympathiam a caufla alibi locumhabente, a fenforii communis affe- dio- C1<0 Vid. Haubium §?6->a.. 695» (x) Vid. eund. ibid §. 702.  304. JANUS pïtersen m1chell ctione, vel et particulari nervi olfafto- rii difpofitione. Hinc pruritus, mo- lefta lènfatio &c. c. Qrganum auditus prozterea in his morbis multum patitur; bombum,tinnitum, libilum, fufurrum, experiuntur nervoli: hinc in morbis fpasmodicis , dolorofis frequens eft fymptoma, et hyftericis, hypochondriacis, puerperis, ex gravi morbo etiamnum teneris, in pervigilium pronis, fummatim irritabilibus, familiare malum (»*). Quum autem magna hujus organi cum reliquo corpore fit fympathia, ejusque mufculi et nervi, in nervofis, a vicinis non folum, fed et a diffita parte admodum afficiantur et patiantur , facile patet, fenfum acutiorem et irritabilitatis excesfum, Kque ac contraria vitia in hoe organo frequentes fefe morbis nervorum adjungere comités. — Hinc quandoque cophofin obfervamus periodicam, vere nervinam, ut adnotavit vir clar. W. de K. Thrnka Cv).- d. Neque minus afficitur in his morbis organon vifus. Acutus nimis faepe hic fenfus eft et vel a naturali fuo ftimu- (x*) Vid. Whytt/i. 157. Salmuth, Obf.p. i»4. (y) de Cophoji.  de Morbis Nervofis Bafavorufa 505 ftimulo ita afficitur, ut fpasmos in reliquo corpore cieat. — Hinc et effeéhis acutioris lenfus non infrequens, caecitas 'nempe, quas et a ftomachi, et a genitalium labe haud rara ohfervata luit, docent obfervationes, quas Rahn (is), Thrnka (#) et Michell (&) adduxerunt: hinc et vifus hebetudo, fallacia, aliaque ejus organi vitia derivanda, quas egregie ab invicem diftinxit ill. GaUbius (cy Oculorum pupillae nunc ftri- ctae, nunc dilatatae funt (c*), et tumet faepius lachrymalis caruncula (c**). e. Vertigê in his morbis perpetuum eft fymptoma, quod maxime a partium fympathia et confenfu dependet: hinc et in illis afteétionibus nervofis, ubi labes in ventriculo, primis viis, vifceribus hypochondriacis, genitalibusve fedem figit, maxime obfervatur, ut ex collatione obfervationum, quas collegerunt Rahn et Michell, conftare poteft (d). ƒ. De- * 00 In diiï-cit- Whytt h c- P'20?*Io6' (a) De amamofi. (b) L. c. Cap. 1. § a. Sect. I. (c) Tnfl. path. §. 769. fif Jeqq. (c*) Vid. Tissot p. 197- », c(è**) Vid. Chp.tne apud Tissot l. c. 00 Vid. I. f. conf. Whytt I. c.p. 205.  , 3°ö JANUS PETERSEN MICHELL ƒ. Delirium, animi dejettionem, fummam impatientianh inter diagnoftica figna referas. Haec enim fymptomata, absque ulla febri, vei cum leviori faitem, locum habent, et aphautasmatibus, exidearum confufione natis , nafcuntur; vel et ab adfeftione alicujus partis fympathica fiunt, ita quidem, ut mentis finguiaris agilitas, et ftaminum fibroforuinnervoforumque mobilitas & anomalia ad ea fymptomata fimul videantur disponere (Y). Delirium quovis menfe periodicum ip~ fe obfervavi in foemina, cui hoe fympto* ma continuus menftrui fluxus erat comes: hic opium egregios praeftabat effeeïus. D. Motrick facultatis fymptomata, eaque inter a. Spasmus: quorfum referas velim ofcitationem , pandiculationem , inquie«tudinem , horrorem , horripilationem , cetera. Univerfalis particularisve eit. — Et, fi univerfalis , epileplite, catalepfeos, tetani, opiftotoni, emproitoteni , pleuroftotoni, chorea? f. viti^. vel convulfionum typum fequitur et penodum: — neque rara eft horum fpasmorum et con>vullionum complicatio, ita ut m paroxysmo omnem obferves fpas- mo- (0 Conf. atu cit. ff Wmttt p. 208. I. c.  de Morbis Nervofis Batavorum. 307 morum et convullionum fpeciem (ƒ)• Particularis, pro varia parte, varia excitat fymptomata varioque infignitur nomine. Sic thrismum, maxillae fpasmum, vocant, qui caftrationis , ab adfeétis nervis, frequens fequela, et, in vulneribus fclopeto infliciis opis totonon et mortem non raro prasdicit. — Brevi fufficiat indicalfe flngularium partium fpasmodicas illas affeéfciones, in fibris fpasmum, in nervis anomalum fenfum producere: — hinc frequentiffimae , congeftionum , dolorum, anxietatum, pruritus, motuum inordinatorum, fenfationum moleftarum, excretionis et fecretionis fuppreffae, inminutoe, auctas, denique penitus turbatae oeconomiae caulfae exiftunt. — Sed, quod maxime huc fpeétat, vel extra paroxyfmum, üngularium partium obfervabilis eft fpasmodica difpofitio , imo et verus fpasmus, quo morbi diagnolis faepe admodum manifefta fit. — Leviores tendinum fubfultus hyfteriae fignum declaravit egregius Lorry (g) ; genitalium fpasmum manies ca- C f) Vid. meniorabüem obfervationem apud Michell. I. c. §. 8. Cap 11. Sett. I. p. 34. et conf. dodtiff. Lambergen in egregia diff. de cataltpfi, ibid cit. (g) Vid.lib.cit.Tbw. /. p. 114. cf, Tissot. I.cp.i2g>. V 2  $o8 JANUS PETER SE N MICHELL caraclerifticam notam obfervavit cl AKKNSRUGGERus (A); nucha; Ipasmodicam conitriétionem uteri aifecrionem in foemim's, et genitalium anomaiiam in viris denotareobfervaruntalii (T). . Sic in hyfteritide fpasmus cynicus et rilüs fardonicus diagnoltica funt fymptomata (7e); hippus onanismi documentum (/) ; et convulfio manus ad interiora hyiteromaniae fignum (m). Attendat itaque medicus , oportet ad hanc partium fpasmodicam affectionem & vires intendat, ut plura in pofterum horum detegantur, quibus de diagnofi certus Medicus, therapiam rationalem condere poteft (ri). b. Paraly/is. ■ Hoe in flngulari- bus partibus, in nerveis morbis , haud mfrequens fymptoma. Motumenim nimium fequitur fibrse atonia; hinc partes ■ <7>) Exp. msc. de remed fpecif. fub fisn. fpecif tn mama virorum, Viennx 1778. (0 Vid. aa. dit. ap. Michell diff. cit. p. ra. [et obfervationes fupra adlatas] (k) Vid. cund. ibid. p. 55. (0 teftecl hahn adnotante Mjchell. p.24» (m) auenbrucger, /. C, (n) Sic, in hyftericis, Globns ille ad fauccs, vera fpasmodjca afFeftio, fere perpetuum fignum; glottidis lethalem in hyficrfc fpasmum notavit cl Whytt p. 157. I. c.  de Morbis Nervofis Batavorum. 3c? tcs poft fpasmos refolutse fsepius obfervantur; vel et aliee, a nimia humorum ad illas delata copia, diftentae, tonum amitrunf unde haec affectio faepius ontur, cauflamque congeftionum et fpasmorum in aliis denuo partibus producit: quibus aftedionibus, fi fibrae motricis debilitatem et inpotentiam adjungamus, li tremorera artuum huc referamus, fi hascce tandem ad omnia corporis organa applicemus, fymptomatis hujus frequentia patebit (o)- . , E Somni affettiones: quo titulo venit a. K'yevmi* frequentiffimum fymptoma eft in nerveis morbis; dependet ab ïrritatione fibrae et nervi fenfilions etiam per naturalcm iiimulum faéba: crispantur, convelluntur nervofa ftamina , mentent afficiunt, hinc , nee vis nerven fenart, neque mens a mutuo cum corpore emmer, 'cio feje fubtrahere poteft: ut egregie tl*. Gaubius 0> . r b Immodica dormitio, graviorjomnus, in morbis etiam nerveis, haud raro obfervatur; caufla quandoque in cerebn ine- yi IS, (0) Vid. cl. Gaubius infi. path, §♦ 755 > 750*757. p. 405. (p) Vid. infi. path 75&  31© JANUS PETERSEN MICHELL yn'x, non raro etiam in cerebri vafis, locum habere videtur: contractio fpasmodica ftaminum nerveorum et vaibrum auétae , vel et imminütae ofcilktiones, huc multum facere videntur. Praeci- pue, quum., in illis cafibus, opium facra aniS?0/a' ad 1uam confugiendum ut tum Medico, tum aegro. -— Hujus generis funt apoplexia illa hyfterica, fpïismodica , quae ab inanitione oritur &c. Diagnofin ex fubfultibus tendinum, in illa Ipecie numquam non praefentibus, petas oportet. c Mixta ex his fymptomata, qualia lunt luctans iomm ac vigiliarum airernatio, eorundemque permixtio, in nervofis, admodumfrequentia funt (qf Huc referas infomnia, pavores in fomno, fomnambulationem et incubum, hypochondnacis, hyftericis et tenerioris conftitutionis hominibus familiaria mala (r). F. Symptomata motuum vitalium , et ■ 4 Quidem refpiratioms; ftrinsitur quandoque thorax et ligaeulo quaft ciogitur; ammamretinereneqeuentes, anxie refpirant aegri. . Mulierem, (quae ab evacuantibus nimium et perperam adhibi- tis,  de Morbis Nervofis Batavorum. 311 tis, deiicatiorem fibrarum nervorumque adquiüverat texturam, et fluore albo corripiebatur) a tali thoracis conftrictione per caphuram fanavi: — multa irrito fucceflu applicita remedia, quum fedem mali in thoracis vifceribus frultra quaerercnt, quae in utero latebat. Congeftio ad puhnones humorum fpasmodica faepiflime in caufla eft anomalos refoirationis, in nervorum morbis: hinc et prognofis jufta ab hoe folo figno peti nequit. . . Hyftericis etiam et hypochondnacis refpiratio fpaftica, laboriofa, anxia; quse in acutis morbis non nervofis obfervata inftantem mortera faepe praefagiret, facile leviori etiam antispasmodico cedit. — Ad hunc titulum tulfis etiam referenda eft, haec enim in morbis nervofis frequentiffimum fymptoma, a primarum viarum, inteftinorum abdominalium, teftium, parotidum, dentium, aurium, cerebri, nervorum cutis aliarumque partium affectibus, fympathice orta, nervei fyftematis anomalias fidum conftituit fa tis fignum. VVhyttium (5), fi dubites, confulas & (0 Vid. pufchras de hac tufll obferv. hb. cit. f. 178 — 192. V 4.  313 JANUS PETERSEN MICHELL & obfervationibus rem connrmatam videbis. , A frigore enim non foio, fed era vario fitu, corporis pofitione , ftimulis cuti applicitis, titilJatione, denique ab omni fere caufla, oriebatur, vel praefens augebatur paroxvfmus. - Vix, dum haec fcribo, elapfa hebdomade , talem nervofam tuffirn in foernina obfervavi: haec febrilibus, et irregularibus nervofi fyftematis motibus valde obnoxia, iensiühiirna, maxime a theae et caffea- potibus afficiebatur: — ingeftum vix huegrum caffeae vafculum, a quo potu prr annum jam abftinuerat, hanc tuifim produxerat, quae in dies aucla, mechanica* producendo ad caput congeftiones , nervos irritando, et tocius corporis örgana fympathtice afficiendo, agrypnia & d°efatigatione mgentem maiorum catervam produxerat, ut, nifi quis eonftitutionem fenfihfflmam noviflet, mortem atria pulfantem juraflet Opfi grana ali- quor omina fuftulere fymptomata et rehciente fomno asgram a tuffi liberarunt. Nalcitur etiam in nervofis faepe afthmatis il a ipecies, quam pituitolam vocant, fenfihffima enim pulmonum organa ab omni caufla irntata, in motus irregulares aóta, mucumfunduntcopiofiorem, qui, velmo4e, vel et acritate, quam a lupprefla per-  de Morbis Nerv&fit Batavorum. 313 perfpiratione haud raro adquirit, noxius, nervorum fibrarumque ftamina crifpat > conveilit et in fpasmodicos motus deducit , et idiopathicum althma foepe producit. Sympathica hujus mali fpecies a ventriculo , uteroque haud raro derivanda eft* affecfa hypochondriaca vifcera non infre- quenterdemonftrat: novi virginem, quae quoties menftruo fluxu laborat, vel et albo iluore infeftatur, tali afthmate decumbit. —- Hypochondriacos arthmaticos plures obfervavi (t). [Juvat autem hic ioci animadvertisfe, magnam in dift.inct.ione cauffarum tuflis hujus fympathicae lucem ex ejusdem vario fono poffc peti. Saepius enim obfervavi varium efle tufiis fonum, pro varia, unde producitur, caufla. — Sic catarrhalem ilmplicem, ex folo fono, a quacunque alia tuffi diftinguas. — Sic, in elangofa tuffi,fonus, excertiffimis, fignum. Sic tuflis afthmatica, phthifica , ab hypochondriaca et hyfterica, foao, facile ab experto diftinguitur. — Neque adeo difficile hyftcricam a ftomachica ex fono diftingutas. — Docuit me hujus thefeos ve- (0 Cf. Whytt k e. p. 114» V 5  314 JANUS PETERSEN MICHELL veritatem multiplex obfervatio; — eminet, inter plures, morbi hiftoria matrona? cujusdara, quas ciiu tuffi ftomachica Jaboraverat et a variis , a diverfis Medicis celebrioribus, datis conliliis vix ullum mali folamen obtinuerat, ita ut Naturae benefico auxilio malum, debito fub regimi'ne tolerabile, committere coacla, coeterum fanitatis fatis perfecrae voluptate frue- retur. Verum, quum, per biennium, malo huic ferendo jamjam coniüeta, poft puerperium, febri ex mammarum morbo oborta, vires fraétas condoleret, tuflis vehementia ita increvit, ut fpaftfcis conftrictionibus thoracis infeftiffima, Medicina; opem revera requireret. Tusfis autem fonus plane mutatus fufpicionem alius cauflae lübfidentis movebat, ita ut fimplicem ftomachicam hanc tusfim falutare amplius non aufus, hyftericae complicationis figna ex ejusdem fono eruere mihi viderer , cujus opinionis probabilitatem pcriodica fpasmodicce conftriclionis natura , globi inteftina pervagantis fenfus et anomalia menftrua non parum confirmabant. Dubium omne tolle- bat falutaris afae foetidre et laudani iftüs,, quibus complicatum hoe fymptoma brevi ad priftinum fimplicitatis ftatum reducebatur. — Subitum autem molcftislimi 1 ' , hu-  di Murbis Nervofis batavorum. 315 hujus fymptoma tis levamen aegram irnpellebatut et, quid de ftomachica illa inveterata tuffi fentirem , num quamam eflct inquam mali fanationis ipes, tentaret. — Prognofticafane, quum tot egregii Medici fruftra in cura defudaflent, fauftum medicaminum effectum, certum non fore, dictabant. — Neque ramen omnis curationis fpes plane abjicienda mihi videbatur. — Juvenilis aetas, 1110rigera segrae indoles, corporis fanus habitus et humorum blanda crafis, ufum ipecacuanhaa, egregii in hoe morbo medicamenti, omni fucceflu haud efle cariturum, mihi fuadebant. — Neque diu protracla haec Medicina fuit: — quum omni bihorio grani dimidiam partem capi- * endo malum levaretur , et poffcea , augendo fenlim dofin, absque ullo alio remedio, fanata fuerit noitra. — Verum brevi poft felicem hanc curam recrudefcebat vehementior tusfis, quam et a catarrhali et ab hyflerica et denique a ftomachica diverfam plane docebat fonus: — hic enim morbillofae tusfis caraccerem mihi fenfibus, fono hujus , epidemici tune , morbi adfuetis imprimebac. — Prognoitica hoe fundamine prolata, morbi probavit ulterior decurfus et 33grae plenaria fanatio. Doceat hasc ob- fer-  5IÖ" JANUS PETER SEN MICHELL fervatio, quaiiti ufus fit etiam in difficilioribus cafibus, in huc enim facilis erat diagnofis, ex fono tusfis judicium.] _ Nafcitur et fpasmorum more fternutatio a eau fis univerfaUbus, aut cpuarum a naribus remotior Jèdes eft, praefertim in , hominibus irritabiiioribus; ipfo obfervante Pathologiae di&atore (u) : Rilüs, fletus, fufpirium, ofcitatio et pandicülatio hic etiam locum merentur: haec enim vera nervofis. anomaliae fymptomata , in hyftericis , hypochondriacis , maniacis etc. familiaria, absque ulla eognitacaufta, et vel iisdem insciis , ob tinen t: a corporea caufla faepius producuntur , vel a . mente a fano ftatu aberrante cauflam repetentia, lucem faepiffime Medico in eruendis nervorum morbis fummam' praebent. Homines de mirabili fymptoma tum numero et caterva conquerentes ex his faepe fignis nervorum morbis ïaborare obfervabis (V). b. Cordis pulpitatio in omni fcre nerveo morbo ahquando obfervabiiis, lucem in diagnofi horum malorum rriagnam praebet: ex quacumque nervei fyftematis irritatione, ao quacumque. vis-- cc- 00 GaL'BIÜS, ÏTlft. patMl, § *772v (y) Vid. Sydenhamüm. op. p. 491,  4e Morbis Nervofis Batavorum. 317 ceris labc producla, licet cauflas infanabiles quandoque adnoscat, eo tarnen bic maxime diltinguitur figno , ut periodicie natura; tremorem et i&um debiliorem fere femper habeat fequelam Qwj. c. Pulfuum varietates , in fyff ematis nervofi et fibroli anomalice malis, alii defcribant, et magnos fefe Apoelines hac defcriptione praitent. — Galenicam fubtilitatem in puifudignofcendo iequan- tur SOLANUS de LüCQUE , NlHELL, et alii: equidem hanc magni in nervofis morbis haud aeftimo, quum ad le&os agrotantium parva fit eoründem doctrine fubtilioris, m noftris faltem morbis, uci- litas. Sufficiatnotafle, ipasmodicam efle in morbis nerveis puliiium naturam, eoründemque naturam et diagnofm in fubita pulfuum varietate maxime connflerei — Hoe fuo tempore jam demon ffcravit magnus Hippocrates , quum Perdiccte erotomiam, in Philam patris uxorem, expulfueruebat. --Seleuci amorem,innovercamSTRATOis:iCEM, haud detexiflèt Erasistratus, nifi var ie ta tis pulfus in nerveis morbis probe gnarus fuiflet. — Neque Forestus (x) pulfus veloci- ta- (iiO Cf. Whytt l. c. p. 190. ] (x) Obferr. I. P> 446.  $1-8 januspetersen michell tatcm in juveiie, ad auditum amafice nomen, pro amoris ligno ueclaraflet. — Hinc eta pulfu difficile , quo ad horum morborum prognoftica , judicium : intermittit enim, ïemittit, velocius, tardius progreditur a minima caufla; • ipfa Medici pnefentia, fpes, timor aliaque, pulfum, hoe vel illo momento , varium ef- ficit. • Hinc Celsi monitum, ne ad aegrum accedens Medicus ftatim brachium prehendat, hic maximam adtentionem meretur (jy). . Peculiares arterias absque ullo i<5tu in his repenas; alias maximo fanguuiis flu- xu expanfbs, reniren'tes, pulfantes. ■ Matronam novi, quam ex intermittente pulfu eert© gravidam pronunciare vales. ~~ aliam, cujus a minimo terrore in carpo filent pullus. Tales obfervationes apud rei Medicce auclores , plurimas adnotaras videre eft (V). d. Animi deliquia, êW,^,?, Kum&upi» ku-Ka^-j%la,, Zvyx.o7nï, 'Ao-Qvfr'cx, A'Ttvoia,, et qui reliqui, apudPathologos, inveniendi hujus fymptomatis gradus , absque ^ïlla fere externa praaeunte caufla oriuntur. — Laxantia leviora, imo & ipfam caffiae pulpam, hoe fymptoma produxifle vidi; et a (V) Lib. lil. c VI. (%) Vid. cl. Whytt. p. Valkenaer l. c.  de Morbis Nervofis Batavorum. 319 a lectione libri, et inde orta animi arfeétione illud obièrv^tummemoravi. — Inter figna pathognomica haud infimum obtinetlocum, praefertim, fi in hominibus delicatioris conftitutionis obfervetur, li debilitas vera non adfit, et fi a leviffima demum caufla cc oriatur & recidivet Qt). F. Symptomata acJionum naturalium. a. Fames aucia, iw.ninuïa, depravata. — Variant maxime haec fymptomata in nervofis: nunc enim vehementius appctunt alimenta, quse ob viscerum debilitatem haud bene digefta , anorexiara, cum pravo fapore , cupreo , mucofo , putrido producunt. — Picam etmalaciam in his frequentesobfervaruncprimariiMedici (/?): neque dubium fupererit, ü ventriculifympathiam confideramus, quin haec fymptomata , a quacumque actione laefa in fenfiiibus oriri queant , quum in gravidis , ab affeetione fyftematis nervoli, haec mala quotidie videamus. Sed et frequens caulfa pravi appetitus et malae digeftionis inpituita quaeras'oportet. — Senfilisfiinum enim ventriculi organum vitse genere, alimentis et medicamentis, anomaiiam concipit, ita ut a mi- C«) Vid. emd. ïbid. p. T55. (fr) Citatos vide apud Schurigium in Chylologial  3£0 JANUS MTBRSEN MICHELL minima caufla crispentur'fibrae nervique» irritenrur, ficque nimia muci copia fecernitur, qui, quum debitanon gaudeatconfiftentia, ventriculo non firmiter adhaeret, acris & acidae naturae fit, et ftoma- chum variis modis laedit. Quum enim digeftio et nutritio deficiat, excretioncs et fecredones patiuntur , mucus debite non elaboratus, materie perfpirabili fupprefla, acritatem induere neceflario debet, hinc naufea, vomitus, faftidium, fingultus, cardialgia, et, quae in noftra patria adeo frequens eft Qc), dysphagia, primum ortum trahit Qï). Huic cauflae malam digeftionem, anxietatem a minima cibi vel potus ingefli quantitate, ruclus acidos , rancidos, borborygmos, flatus, alvum plerumque laxiorem, quandoque vero pertinaciter claufam, excreta foetida, tormina colica, et tenesmos adfcribas, quae fymptomata in nervofis haud raro lienteiia fequitur. (e) b. Miclionis vitia. Periodica nervorum mala dyfuriae, ftranguriae, et ischuriae utriusque haud raro cauflantur fym- pto- (c) Vid van den Bosch , -Aft. Harl. torn, XVUl. paffim. (d) Cf. cl. "van GeVns , Nahüys , aliique, ia diff doet. T5leuland de dyfphagia cicati. (e) Cf, Whytt /. c. p. 160. — i<3<5.  de Morbis Nervofis Batavorum. %it ptomata. -— Spasmus nempe, proutivehcam, ureteres, vel et ipfos tubulos Bellinianos, occupaverit, veram, velnothara producet hujus morbi fpeciem: & in inveteratis nerveis morbis, videtur etiam urinae acritasculpanda.— Spasmus, fiveab acritate itaque, five a naturali urinoe ftimulo ortus, anxietatem producit; — h3ec humores ad interiora pellit, et naturam ad expulfionem ft&nuli follicitat, cogit. «■ Hinc, foluto fpasmo, urinasmagna copia expellitur , quod frequentisfimum in his morbis fymptoma jam defcripfit Sydenhamus ("ƒ)• Neque diabetes in nerveis morbis adeo rarum eft , quam vulgo putamus, fymptoma: mihi quidem ipfit haec nimium auéta evacuatio marasmi et tabis nervofae non rara caufla videtur; —— perfpirationis ftepius impeditae vis, aquofa humorum tenuitas , minor cohaefio, acrimomia, bilis vappiditas, renalium vaforum laxitas, abufus veneris, et quae cetera;, in nervofis fere femper praefentes, cauflaej hoe fymptoma producunt. Naturae molimina etiam frequentisfime in (f) In Kpift. ad Cole. Cf. cl. Whytt. I. c. i6ö. Tissor. Urn. a. p. *. p. 189. X  322 JANUS PETERSEN MICHELL in caufla funt. agit em'm in his, et agit ftrenue natura, ftimulos quaquaverfum expellit: hinc fudores, hinc alvunt laxam derives: quos fuppreflbs vel imminutos faepfsfime fequitur noftrum fymptoma. - Excretorium organurn hoe fibi eiigit natura , ad frequentiorem aftionem disponit, et hinc primum periodieke, dein continuos fiunt in corporis detrimentum nimioe hae excretiones. — Accedit, quod aegri hanc evacuationem quotidie promoveant, acidis, aquolis, relaxantibus óiureün incitari non ignorantes. Unde, de die in diem, in pejus ruit malum, dum Medici cauflam (de hac enim evacuatione , utpote falutari , haud conqueruntur) nefciant & in obfeuro progrediantur. — Virum novi fenfiliffimum , cui fedentaria vita & iucubrationes hypochondriafin vere nerveam produxerunt: paraxysmorum violentia adeo magna eft, ut ex anxietatibus, per motus convulfivos obortis, vitam fibi ipfi tollendo eflet. —- Terminatur paroxysmus vera diabete, quae poft illas anxietates fpasmosque numquam non obfervatur. — Antispasmodica, hanc evacuationem promovenda , quas fupra de conaminibus natura; fpasmisque, organa uropoietica obfidentibus , difleruimus, ma-  de Morbis Nervofis Batavorum. 3^3 maxime connrmant. — Oritur a quacumque cauffa paroxysmus, quas nervos ftimulo nimio afficit. — Prascavetur röborantibus et ftricra diaeta. Frequens etiam iis eft veficre morbus, quam fcabiem hujus vifceris inepte nonnulli, meliori vero Belgico nomine (flymgraveel) diftinguunt. — Hoe malum in, faciliori acris muci a vefica feceffu causfam adnofcit, dolorem ad pubem , midionis impeditse vitia, fibi comités adfciscit, neque ullis, nifi nervinis roborantibus cedit remediis. c. Vitia excretionis cutanea, plurima patiuntur. — Sudores olidos,foetidos fi evacuant, folamen malorum percipiunt; —■ hinc et hanc evacuationem diligenter promovent, verum & hisce cautelis fefe ad ejusdem fupprelfionem difponunt: — minimus enim venti adfiatus, aquilo, frigus, multa et magna fymptomata in iis producit Qg~). — Sanctorii, Keilii, Gorteri ftaticas fequuntur regulas : hinc, ft vel minimam fentiant hujus evacuationis diminutionem, anguntur, ad medicos confugiunt et medicamentomm , a quibuscumque laudatorum , adfumunt far- ra- . (g) Vid. Tijsot. Tom. II. P. I. p. 33. X *  324 JANUS 'ETÏRJEN MICHELL ragingn, qua? ftimulo faepe.ncxia, deteriora mala inferunt. — Reftituitur, ut a minima rurfus caufla fupprimeretur, haec eyacuatio. — Hinc fanitatis nimium ftudiofi omni momento anguntur, & timent, ne fupprimatur perfpiratio. Damnaruntjam hoe ad ftaticas regulas vitae genus egregii Medici, & corpus ideo a teneris firmandum, & contra aëris injurias indurandum fuaferunt, qui de educatione Phyiicainfantum dogmata propofuerunt, magnus Camperus & doet. Ballexserd. (7z) Pauci enim funt, qui Cornari exemplum fecuti, Cornari aetatem adtingunt (/). Excretio cutanea praeterea nimis aucta laudabiles e corpore eliminat humores, mitntionem labefactat, & fle tabis & marasmi altera in morbis nervorum laborantibus caufla fit. G. Symptomata funStionum Sext/s. a. In viris priapismum & fatyriafm nerveorum morborum faepius efle fymptomata, ex obfervationibus probavit Mr- CHELL (h~) Holl. Maatfch. I. e. (0 Alcerum exemplum invenies in Claude Re. villon, brief e an einer hypochmdriften, ubi nerveam hypochondriafin ftaticarum iüarum rcgularusn exa&i «bfervaüone fanatam videre eft.  éi Morbis-Nervofis Batavorum* 335 chell ( k ). rneontinentia femims , no&urnae pollutiones , nimia veniis, in nerveis morbis frequentia funt , quce ab irritabilitate & ienfibilitate nimia & minus coctis humoribus facile repetas. b. In foeminis menjiruatio eft anomala, quas, uti faepius nerveos morbos causfatur, non'minus frequens eft horum malorum fymptoma. — Nimium veneris defiderium & ipfa venus praematura vel nimia, in causfis efle poflunt. — impedita perfpiratio, mala digeftio, fuppedancorum ufus & fupra enumeratae caufla; malorum horum frequentiam augent, hinc fluor albus, fterilitas, in noltra patria , plurimum obfervantur. Praegnantes innumeris etiam vexantur malis, ita ut vix partem obferves , quin ab utero gravido in his adfeétam non invenias. Rari itaqüe & in his perfecli partus, — frequens abortus,-rarius feüx puerperium, quod et tune, cum cauflas anomaiiam nervofam producentes perdulant , quam maxime ad nerverum morbos disponit. Laótare plerumque infantes nequeunt, ob (k) Disf. Cit. pag. 56. S. II, Cap. II. % L X 3  9 3*6 JANUS PETEJJEN MICHELL ob univerfi corporis majorem fenfilitatem, quin fenfus hebescant , variaeqüe fpasmorum et moleftarum fenfationum fpecies oriantur. Sufficiunt haecce enumerata nervoforum morborum iymptomata, ad eorum diagnofin et ab aliis morbis diftinclionem rite et ligitime inftituendam; addamus tarnen quaedam corollaria,- ulü et experientia probata , quae prognoftica horum morborum, tum et eoründem diagnofin, ïlluftrare videntur. 1°. Morborum nervorum ClasMcatio admodum eft difficüh. ■ paites enim, quotquot dentur, nervofae, (neque probabiie eft, ullam plane nervis efle deftitutain) his morbis fedem praebent, maxime tarnen m irritabiliffima .. et fenfibililmna organa, ventnculum v. g. vifcera abdommaha & in utriusque fexus partes generanoni dicatas, cadunt, ibique fontes quaeras plerumque oportet. IIo. Symptomatum varktas, feu potius aegn quaerelarum, diagnofeos certitudinem adftruit, nulla enim morborum fpecies, ubi tanta iymptomatum diverfitas, ita ut hos chamaeleonti fimiles haud mepte dixeris. UI0. Fides magna querelis agrotantium non danda eft, quum fenfus et motus  de Morbis Nervofis Batavorum. 317 tus acutior , animi irritabilitas au&a , morbi et mortis metus, fpes , quam in Medicina ponunt, firma perfuauo, \\xo& vehementer aegrotent, et, in quibusdam etiam, pharmacomania, fymptomatum vim augeant. IV0. Spasmi et fenfus anomalia admodum variant : ut uno momento , hanc, altero, illam partera pati, crederes ; - caufla efl in corporis univerfi fenfibilitate nimia; - morbi nervofi praeterea per periodos et paroxysmos plerumque agunt: - domantur facile iymptomata, fed et facile revivifcunt. V°. Caufa procathartica, quce tot ac tanta fymptomata in fano corpore produ- eendo efl, plerumque non adeft. Hinc eorum fontem et originem in nerveo fyftemate quaerendam certius liquet. VI0. Sunt tarnen quandoque prcztematurales ftimuli, ipfms nervorum an oma li ce non raro fequelae, muci v. g. defeébus > tenuitas, acritas, cacochylia, cacochymia, fuppreffa perfpirario, aliseque evacuationes probibitae, imminutae; et, qui nervofam anomaiiam et nimiam irritabilitatem faepe producunt, vermes. VII0. Porro omnes res non naturales yel et fanis innocuce, hanc nervorum et fihrartm anomaiiam in aclum deducendo f unt, X 4 ¥  3*8 JANÜS PETER.SBN MICHELL et in hoe cafu cauflam procatharricam frul tra quaeras. VIIK Caujfa horum fymptomatum et "morbi exacerbationum, fepius in ipfa mente, vel rebus ambientibus , quas mutare «iw™,, eft quarenda; veluti in aëris innuxtij cffih temperatura &c. - Sic aufter nervis _mimicus, caput gravat, corpus öiüolvit, &humidum, languidum ethebes tacit, ipf0 Hippocrate (e) tefte. In ïlhs cafibus optimaindicatio eft, nervorum fenfibiiitatem nimiam corrigere. >X°. Frequentijftmus,in fenftlibus, morhorum nervoforum f ons in fupprefld vel immmtaperjpiratione eft: & hujus excretioms mteg-ritatem reftituendo temper muitum proficimus. X°. In foeminis femper adeft fun&ionis genitalis anomalia, five morbi caufla, five fequela dicenda eft. — Hinc ad hanc runchonem maxime attendendum : hujus enim prefens anomalia, quocumque vemat refpeftu, mala nervorum femper au- XI0. Pars fape altera debilior eft, et magis adfe&a, qua; per fympathiam alias afficit, vel afficitur ab aliis. — Hoe m hyftericis, hypochondriacis , epilepti- cis (0 Vid, Sett, 3 aphor. 17,  ée Morbis Nervofis Batavorum. 3 29 cis a vermibus , etc maxime perfpicuum eft. Xil°. In diagnofticis, hareditatem, educationem , fedentariam vitam, luxuriam, otium, animi pathemata , • 3H-3/2- (_q) Stokke , kwynende ziekte der Nederland. Xlt hoofdft. §. 323-366, p. ai8-as6. Cf. Grashuis Uvensw. van /wang. vrouw.  de Morbis Nervofis Batavorum. 33$ ftituti ratio non permittit haec omnia, uti decet, explicare , eo quidem magis, quum iucubrationes clar. virorum, Ballaxserd ("r), Camperi (j), David CO» Bikxeri (u), Stokke (y), Grashuis (ty) Rosen van Rosenstein Cr), Buchani (y~), otium mihi hic feciife, eoründem operum lecioribus fatis fuperque patebit (j*). B. Frugalitas huc maxime confert. —■ Videmus ex parentum exemplo , quantum valeat illa virtus. — Natura, paucis contenta, alimentorum farraginem refpuit. Cibus animalis cum vegetabili jun- ctus, vini purifiimi modica quantitas, aquafrigida, cerevifia, lac, egregiumaliinenti conflituunt: genus, quo , li uteremur, li fames et fitis fola incitarent corpora , neque eoründem fieret abufus, fa- ni- (r) Holt- maatfch. Tom. VII. P. 1. p. 77-356. {/) Md p. 357-464. (t) Ibid p. 21 -46. (li) Verh. over het zog. der vrouwen. Leid. 1763 y«rj. de aangeh. verh. raadgeving &c. p. 373. en volg (y) L. f. tL. c. (x) Over de ziekten der kinderen. I Hotfdftuk. (y) Huislyke gencesk. I. Hoofdjluk. (y*) Conf. egregice diff. de morali infantum edueatione doft Formey, Hulshofp, Chateliin&c. in Tom. IX. P. I en II Atl. Harlem.  33 «^éi-minus Phlo. faruntS nerVCOS frequentioreS obfe° > (gj Vid. cl. Gaubium, p< 205 . 209. §. 423. (h) L. antea cit* *, ^cjjf' Pn^ üoa. vak u, Bosch, /.  de Morbis Nervofis Batavorum. 343 Adfuefcant fenfim libero aëri, ejusque viciliitudinibus, ne a minima aëris mutatione patiantur. b. Alimenta adhibeant euchyma et eupepta, parca dofi, faepius de die. — Sm macho enim laborant fere femper hi imbecilli. — Monuit hos jam Celsus (k). „ Cibumbis de die affumant; non aquam, „ fed ealidum vinum bibemt jejuni: vim „ tenui et auflero utantur, et poft cibum „ frigidis potionibus; hos potus fitis m„ dieet, ne nimia potu nimis attenuentur „ bumores, laudabiles excernantur, etnu„ trimentofuo corpus fraudetur" (Q. Nocent viscida, rancida, pinguia, acida, alcalescentia , aromata, — caro cum vegetabilibus allata, elixa, optimum his eft alimentum. — Cerevifia optimum potulentiiis eft genus. — Nocent inpnmis faccharata, mellita, dulciaria, pifces et prae aliis aquofa alimenta et potulenta, tepide ingefta: ab his enim facile, ipfo ill. GAUBiotefte (in), omne nervoforum morborum genus deducas. De- (k) Lib. t. Cap. 8. p. 38. (0 Ibid. U c. Cm) Vid. cel. Gaubium, l c. §. 456. p, «ff. Y 4.  344 JANUS PETERSEN MICHELL Denique omni alii alimento praeftat caro bovilla, ovilla vel juvenacea elixa et aiiata, dummodo pinguedinem magnam nonhabeant. — Jufcula tenuia, panis biscoólus, pulli gallinacei, et quae plura eupepta et facile digerenda funt, egregie conducunt. Vegetabilia in genere iis non ita proiiciunt, quum flatus, anxie- tatesque inde experiantur. ■ Aliis a- qna frigida, aliis vinum melius cedit- — generatim praeflat cerevilia. - Sed et mhisconfuetudo, oetas, et imbecilli anpetitus confulenda. .* u-Neque his, licet inperfeffior fani tas, ad corporis vires roborandas convenit pharmacorum ufus; tutius, quod in hac parte praftari poteft, „ confentanea yi~ • " taratione, quam medicament is obtineZlZS°y'' ?7öu«ö^i quorum frequentiffimus abufus, inprimis hic vitanda, haec enim corpus debilitant, nervofum fyftema turbant, et ipfos 'hujus anomahae morbos inducunt. _ d. Potentie* etiam, quae virus habent, hts , prae aliis, nocent. Ne nunc de contagnsdicam, ipfa faspe medicamina, quum venena proximis contingant gradi- bus, veneni adinïlar in his agunt, , quod co Vid. Gaubium, l. c. §, 48j,  êt Morbis Nervofis Batavorum, 345 quod de mercurio, cicuta, belladona, aliisque heroicis medicamehtis probare facile foret. — Caveas hinc, nifi urgeat indicatio, ab heroicis. — Lcniora effe&um fcepe infperatum edunt remedia. e. Convenit inprimis imbmllis, corporis motus et exercitium. — Hosc vera nerveorum morborum prophylaxis , hoe optimum roborans; ut enim inertia, et vita defes, otiofa horum morborum causfa eft, fic in motu optimum quaeras remedium. — Hinc equitatio, veétio 111 rheda, navigatio (p) maxime'convemt: nocet inmoderatus, quem nimia corporis fequitur defatigatio et küTitudo. ƒ. Nocet mentis intentio, ut et pleraeque animi affeffiones. —- Haec enim m nervofum fyltema praecipue agunt, illud agitant, convellunt, conquafiant; triltia inprimis pathemata evitanda. ---- Juvat laetitia , juvat moderatum gaudium Mentis exercitatio poll paltum femper nociva , digestionem et nutritionem et cum iis totum corpus labefactafldo, muitos 00 Hancab Anglo quodam, haud incelebri, Au&öre Gilchrist , quafi fpeciüca conoral morbos nerveos polleret virtute, comiucndaum, me legiffe memini. Y 5  346 JANUS PETERSEN MICH.ELI. tos induqit nervorum morbos. , Si vero animum intendere di&et res et officium , vanetas , quae deleétat, admittenda; et animus faepe a laboribus ferietur. g. Neque minus nocent vigiliae ; noxas organis fenibriis et motoriis inferunt, et eoründem robur frangunt. — Fibrofa et nervea ftamina atteruntur , inordinatae vibrationes in iisdem^cientur, a mente non regimdae. — Unde' jeries cogitatiommmale cohaerens, luxurians phantajia, idearum non delenda inprefio, delirium] vcrtigo, cephalaea, agrypnia, ut egregie cl. Gaubius Qq) explieuit. — Quanta itaque et ab his effeétibus morborum nerveorum copia. — Convenit iisdem fom- nus et quidem largior. ■ Reitituuntur enim hoe egregie deJalfttae nimis fibrae; et nervi reitituuntur tonus, et robur. — Somnus vero , quae noctu fit , diurno praellat. .—- Neque enim juvat nimis longus decubitus, quum corpus inde mol- lescat, debilitetur, et fenfilius fiat Somnus pomeridianus vix illis convenire videtur, quum ventriculus in iisdem peccans, lenfilitas, et virium vitalium anomalia motum poll; paftum requirant,. h. Nocivae etiam funt nimiae excretio. nes; CO fyli. path, % 550.  de Morbis Nervofis Batavorum. 347 nes. Sudatio, urinae profufio , feroinis evacuatio, fi nimiae, admodum perniciofaefunt. Sanguinis jaótura per naturales vias, fi modumexcedit, vel etmodica per artificiales vias faéla, et falivae exfputio ipia nervea mala faepe inducunt, quatenus corpus et inprimis nerveum fyftema debilitant, turbant , convellunt. —. Hinc perfpirationis et urm* viae hberae fervandae diaeta et corporis motu modico. — Iisdem etiam medns promovenda fanguinis evacuatio naturalis; ~ artificialis, quum fenfilitatem corpous augeat, cautus fit ufus. s— Rara fit mis, et falutaribus , corporis vires et übrarum tonum incitando , gaudebit effe- ótibus (r). Lactis excretionem 71? facile ferunt imbecillae, quin fpasmos, moleilasque inde contrahant fenfatiOrnes. Ü Veftes quod attinet, praeltant, quas de animali parata funt, quam qua* de yegetabifi materie; haec enim humidum mbibunt, et retinent magis, neque hinc a fudore madidae, fubitum frigus humidumque, corpori fenfili , caiido et ad fupprimendam perfpirationem admodum dis- (r) Vid. Celsum , de medio. lfi 1. Cap. i. di eoncubitu*  S48 janus petersen michell pofito , inducunt. Striccas modice veftes imbeciliis convenire , earundem 'docer^ effectus, folida fluidaque corporis compingendi, et eoründem [aclionem in- citandi. Inter obfervationes, qua- rum utilitatem extollendam puto, mihi non minina eft ilia, qua indufii lanei nudo corpori appliciti elfectus, ad morborum nerveorum prophylaxin , faepius mi- ratus fui. Tale indufium (een fle- nelle hemd vocamus Belga?) aeftate aeque ac hyeme gerendum , permutationes veftium innocuas non folum reddit, fed et fenfiliffimum corpus egregie proecavet a perfpirationis fuppreflione,- cutis nervos leniter ftimuiando, materiem acrem morbum producentem adcutem allicit, et fic fanationis morbi ipfius non raro fit caufla. Obfervationes, quibus haecce proba- rem, adducere vix neceflarium videtur; -Sufficitnotafle, febrimquartanam, a fenfilitate fibrofi et nervei fyftematis, continuo recidivantem, tali indufio fanatam; paralyfm cutis exanthematibus, poft quinque modo dies geftum hoe indufium, terminatam: ■ Adpallianda etiam nervorum mala, ad acris frigoris fenfum, nervis inimicum, Hippocrati jam dictura, moderandum, egregie facit. Neque me- tus eft, ne fudenr. nimis imbeciüi. Na-  }\de Morbis Nervofis Batavorum. 349 Naturae enim et huic ftimulo facile adfuefcit, ita üt perfpiratio aequabilis folum promoveatur, fi per aliquot dies tali indufio ufus fuit imbecillus. k. Sed cavendum praeterea a fuppeda- neis et a foco. Incredibiliter his la- xantur, mollefcunt; et fenlilia fiunt corpora, et partibus topica faepe labes infertur. Frigori quantum fieri poteft adfuescendum , balnea ipfa frigida, li ab incunabulis iis confueta funt corpora, egregia; imbecillis tarnen, haud fiiae discrimine fuadeas. Et haec mihi fufficere videntur dogmata , ad prophylaxin horum morborum generalem; — diflertationis excederem limites, fiparticularium morborum nerveorum conftituerem prophylaóticas regulas: neque difficile elt ex his, qua ad fmgula- res morbos pertinent, depromere. Hinc tandem ad therapiam morborum nervoforum licet accedere. CA-  35<3 JANUS PETERSEN MICHELL CAPUT QUINTUM. De Morborum Nerveorum Therapia. JC)ifficil]ima fane Ii3ec morborum fanatio eft, non Mum ob ipfos morbos cognitu difficiliores, verum et ob incögnitam faepe cauflam, haereditariam labem, inveteratum morbum, aegrorum morofitatem , animi pathemata &c. Prudentia hinc Medici fumma requiritur, ut, quum prodeffe lsepe nequeat, non noeeat faltem. Jatro — enim et Pharmacophili fiunt hi asgri, adfumunt ab omnibus agyrtis et circumforaneis remedia, quae labem nervolam irradicandis radicibus faepe figunt. Neque, quum horum morborum tanta copia fit, quumque eoründem claffificatio vix fieri queat, particulares morborum nerveorum fpecies hic ample proponemus; fufficiant generales regulae: in qua- rum traélatione fingulares et maxime incantatas nervorum aegritudines brevibus perftringam. - Et haec raethodus eo aptior, eo manifeftior mihi vifa eft, quum in omnibus nerveis morbis, eadem peccet caufla, eadem corporis fenfilitas, fic- que  ie Morbis Nervofis Batavorum, 351 que eoründem diverfitas , non nili a partis diverfitate, quam occupant, dependeat; escdem itaque omnibus conveniunt therapeuticae reguire , quas, qui functiones in ftatu fano et morbofo perfcrutatus eft, facile ad omnes nerveos morbos transferre poterit. Neque enim hic, de morbis nervorum integer Commentar*us, verum concinnafolum eoründem, quatenus Noftram Patriam fpectant, requiritur traclatio. Hae itaque in omni morborum nerveorum genere & fpecie funt indicationes therapeuticse , quarum adimpletionem omni animo promoveat Medicus. Ima. Indicatio jubet, fecretioues et excretiones in Jlatum naturalem reducere. llda. Primas vias a fordibusliberandas, roborandas diófcat. ïiltia. Parti adfeclae profpicit. IVta. Senfilitatem corporis morbofam'minuit, fibram et nervum roborat, acre ftimulans removet. Vta. Symptomata mitigat: ejfetlibus profpicit. Vlta. Mentis tranquillitatem prowvet, mimi affetliones regit. Io. Quod primam indicationem, notamus. A. Eyacuantia ntrvtfs generatim no» een;  55* JANUSPETERSEN MICHELL cere: hinc a venae fectione, fudoriferis, dmreticis, emmenagogis , purgantibus abftmendum. Haec enim nervorum in fenfilibus anomaiiam maxime producunt, eosque adipfos morbos nervorum difponunt. B. Cauffam inordinata fecretionis et mremnis in nervofis plerumque [pasmum efie, quem per evacuantia, proprie df- cfa, nonfolves, fedaugebis. i Spas- mum vero a nervis fenfilioribus, et irri tabilioribus fibris facile deducas: huius vero fons hic eft teneritudo fibra? cum muci derafione et quandoque acrita- te; hanc vero evacuantia producunt et prafentem augent: hinc et hoe nomme fecretiones nocent. C. Inter inordinatas fe •— et excrétiones, frequentiffime a ftatu naturali aberrat SanStorianaperfpiratio, etfiuxusmenftruus. - Hos itaque evacuationes fuppres1» morborum nervoforum ftepe fontes. ■ Fluor albus, nimia menftruorum vel lochiorum evacuatio et aberrantes a colis luis naturalibus humores ad aliena translati, m foeminis non infrequentiores cauflae. — Nimia feminis excretio et forte ejusdem nimis longa retentio, in utro-  de Morbis Nervofis Batavorum'* 35^ tttroque fexu etiam horum morborum caus>» fa videtur Qs~). Promovenda? itaque pfudenter et moderandce h:e evacuationes ? ne cauffoe morborum fiant, vel et ne praöféntes adgravent morbos et fanationi obicem fiftant j et hunc in fcopum a. Peffpirationis hit eg fit as conf ervanda; fi fupprefa eft, reftituenda: conducunt hunc in fcopum, (Jpraeter mo« tum, diaetam, velles, quse fuo loco laudavimus) illa diapnoica, quas leni limul antispasmodica vi pöllent, qualia in fambuci et chamomoeli rloribus, herbis rorismarini, meliioti , meliffae , conferva anthos, fpiritu nitri dulcis , liquore anodyno minerali Hofmanni , in antirrronialibus parcisque ipecacuanhaa radicts dofibus, et quandoque in ipfo laudatio* haud fruftra quaeras. — Balnea, fi ftricta cutis, fi fpasmodice tenfa, conducere etiam poffunt. b. Sudores , fi nimii, moderandi: in, te- (s") Conf. quse de materie feminali, in foeminis prsefenti, notavit üepius citatus Michell in disf. cit.quaeque infuum fcopum traniïuikdodlisf. ThemMen in diff. de rpenjlruis a peculiari materie in o>v?riisjecreta, oriundis: Vid. Geneesk Ka'in. III. D, ?. ir. et Conf. Gentesk. Jaarb. No, XXXII. z  354 JANUS PETERS EN michell tenerionbus enim et qui fibi nimis cavent, hominibus, abuiu aquoforum, longiori decubitu, aëre impuro etc. ita faepe augetur haec evacuatie-, ut ipfi humores laudabiies excemantur. — Sicque fudores in cauffis morborum nervorum veniunt. — Ad hanc itaque moderandam excretionem conducunt roborantia, nervina, qualia cortex Peruvianus, alumen, fuccus catechu, lapis haematites, martialia, aquae minerales, vinum rubrum aufterum praebent. c. Diurefis in his raro deficit, nifi cum fpasmi ingruunt. — Sola itaque conveniunt antifpasmodica , qua? vim quamdam in ipfum hoe organon uropoieticum habent. — Huc itaque externum et internum caphurae ufum, fpiritum cornu cervi fuccinatum, liquorem an. min. Hofm. et nitri dulcis fpiritum teducas. d. Frequentiorem ej/e diabetem viditnus: — marasmi hatc faepius primaria caufla (O- in Moderanda igitur, fi nimia eft, Peruviano cortice, cascarillae, caphura, fero aluminofo, tinctura coccionellae, cantharidum, eet. -— Quum enim fibrae teneritudo, congeftio, et fpasmi in caufla fint , haec medicamina , (0 Paderl. lettemf. D. IV. fi. VlU,  de Morbis Nervofis Batavoruml vi fua roboranti, nervina, antispafmodica, et peculiari in renes et organa uropoietica, quo gaudent, ftimulo, profunt. Externe conveniunt balnea, adfbrin-» gentia, roborantia, frigida:—emplaftra nervina, ftimulantia, caphurata cönducunt quandoque, fi laxitas fimulin causfa eft. e. Ahus apert'a feryandalaxanti diata, corporis motu , et quandoque roborantibus. — Nocent mannata; nervis enim inimica funt; — nocent acria, dra- ftica. A parva cafliae dofi, quam neonato ingerercs, animi deliquia et enormes obfervavi dejecliones in fosmina, quae a rheo , et neutris falibus vehementius adhuc movebatur. — Optima tarnen ingenere funt rheum ct aloë, qua? cum roborantibus , nervinis , cortice peruviano , cascarilla? , vel fimilibus mixta tuto ingeri, fi diéiet indicatio, poflunt. Adftringentia et roborantia in nervofis frequentiffime aivum laxant. Diaphoretica idem omnino, fi alvus a fupprefla perfpiratione ftriéla eft, prasftant. — Si vero laxior inde, quam decet, reddita eft alvus, avenacea , farinacea, mucilaginofa, involventia, euro. roborantibus maritata, rad. faleb. v. g, gummi arabicum, tragacanthi, fuccus ca«echu, aluinen, Uchen iflandicum, fimaZ a ^u-  356 janus peter 3en MIÊHELt ruba, cönducunt. — Urgenti indicatione prudens quoque prodeft iaudani ufus. ƒ. Seminis excretio nimia in utroque fexu modtranda — diseta ftri&iori, duriorif, balneis frigidis roborantibus, cortice Peruviano,martialibus, involventibus, farinaceis. Neque nimia conducit retentio; — hanc vero rara Venus toilet. g. Menftruus fluxu's in foeminis liber $* >'.— cönducunt hunc in fcopum lenia illa roborantia et aperientia, quae absque magno ftimulo in uterum agunt. . Gummi ammoniacum, opoponacis, aloëticaparca dofi, caphura, myrrha, cafto- reum; fomenta, emplaftra, bainea. Modica veftium ftricrura, vinum, diaeta roborans , corporis motus et pediiuvia hic merentur, prae aliis, laudes. Nimium fluxum antispasmodicis, temperantibus, adftringentibus, inter quae aquam Rabelii, pulverem antispasmodicum Stahlii, lapides cancrorum, parcas lpecacuanhae dofes et ïpfiïm, Crantzio monente, et probante experientia, opium commendamus. — Anomaiiam proprie ita dicèam, iisdem remediis reftituas. -— Pediiuvia, moderata venus, et ipfa in pede convenit venae feélio, quae tarnen, ut in hoe, fic et in prioribus cafiJbus, non, nifi urgeat indicatio, eft in-  de Morbis Nervofis Bat quorum. 357, ftituenda; cauflam enim tollendo (mnervofis enim numquam vera eft plethora) non eft; e contrario ipfam corporis auget ad fpasmos difpofitionem. h. Fluor albus; fi fupprimitur, in. caufla nerveorum morborum efle poteft; vidi ab hac fupprefla, praeternaturaü licet, evacuatione morbum nerveum pertinaciüimum, fpasmodicorum et doloroforum fymptomatum farragine ftipatum, etnonnifi, hoe reftituto fluxu, fanatum. —— Cönducunt hunc in finem laxantia, aloëtica, balnea, caphurata, — quas quum peculiari ftimulo in uterum et genitalia agant, ad ipfum hunc fluxum nioderandum et fiftendum faciunt egregie. Piures enim fceminas fluore albo debilitatas et in nerveam anomaiiam lapfas, caphura fanavi, quas per annos aflumpta emollientia , adftringentia , uterina nervina fanare non potuerant: conveniunt et herbse roborantes» uterinas, ut falvia, ruta, melilotum, melifla, matricaria et inprimis fabiua. — Cortex Pe* ruvianus, gummata ferulacea, martialia», vinum et inprimis lapis hsematites huc etiam faciunt. i. Cayeas autem, fi pmrpira- lochia, debite non fluant, in his morbis, a calidis, fiimulantibus; - irritatumfyftemafibrofum * Z3 er  35? JANUS PETER3EN MICHELL' et nerveum ftimulos adnofcit validiores , his remediis ulterius excitandos: aperiendae ïünt vios, quum conamina adiïnt: quumque ftimuli vehementiores, hos e* nerves- —- Cönducunt igitur in hunc fcopum emollientia, balnea, fomenta tepida. •—- Cönducunt reveilentia , ipfa ven» feétio, cucurbitae, hirudines: 1 antifpasmodica leniora , refrigerantia, nitrofa, pulvis antifpasmodicus Stahlii, floresZinci, castéra:-- quandoque et conveniunt acida dulcificata. - Immoderatum et anomalum eodem modo, quo men- flxuum fluxum reftituas. Calidiora hic femper nocent. — Cönducunt, qu« fme ftimulo adftringunt, fpasmosque fol- vunfc. Cönducunt ftepe, quse invol- vunt, et fic visceris fenfiliffimt minuunt irritabilitatem et fenfibilitatem. — Opium non ita , quam in mox memorato cafu, conducit. Leniora anodyna , reveilentia magis conveniunt, k. Caeterum, quo ad pratematurales excretiones ei evacuationes, attendendum, quod natura hisce adfuescat, ita ut demum, absque periculo aegri, fifti nequeant. —- Hoe de fonticulis, fetaceis veTülimum probat experientia. — Hoe de narium haemorrhagia quam manifeftifïïtne conftat, «* Hanc in fenfilitïïmo cor- po-  ■de Morbis Nervofis Batavorum. 355 pore, quum fifteretur, fpasmos produxifle , hamoptyli fedatos, vidi. — Neque hic plethora adcusanda eft, venae fectionem enim hanc evacuationem praeternaturalem accelerafle, obfervatio , quam alibi defcripfi, docuit (?*). — Congeftiones in caufla funt, ■ de quarum natura, cauflis , et effeétibus egregie egit. cl. Forsten Verschuir, quum de arteriarum et venarum vi irritabili, pro gradu docioratus, verba fecerit. — Haec etiam circa naturales excretiones tenenda: nimiam non vocabis, quam facile fert natura. Hanc enim fi fiftas, fi natura illi adfueta eft, non proderis, fed nocebis: — inminutam potius vel fuppreflam reftituas. —- Sic in nervofis catarrhum, coryzam , fudores non raro proficua efle naturae conamina , docet experientia: — has itaque naturae vias aperias, non claudas, oportet. l[da Indicatio jubet. A. Primarum viarum purgatronem. B. Earundem roboris rejlitutionem. A. Quoadprimum, tenendum, quod yentrimlus et intejlina in nerveis morbis > fert [(t*) Diff. inaug. clt. Sect. I. Cap. II. §. VUL dP<«' 55-j' Z 4  JANUS PETERSEN MICHELL fere femper, laborent. —h Adeft in iis frequens addum ex mala concoctione. J/axatae praeterea et debilitatae potibus aquofis, acidis, tepidis, quafi maceratae, mucum luum, plaftica vi in fano ftatu inteftinis adhaerentem , amittunt, Hinc ftimuli in denudatos nervos nimium pollent; fpasmos et moleftas fenfationes excitant; cutis in cpnfenfum rapitur, deducitur fupprcfla perfpirabilis materies ad partes minus refiftentes, ad debiliora itaque inteftina : hinc muci et humorum ad concoclionem facientium acritas; hinc prava digeftio; hinc omnium malo- jum nerveorum fons et origo; hanc itaque praecaveas , morborum nervoferum juftam optes prophylaxin ; hanc tóïïas praefentem , fi morbos nerveos fanatos velis. —rr. Conveniunt itaque huic fco|)o emetica antimonialia: haec enim foiv des non folum & itdr» evacuant, verum et concuftu , integro cum corpora communicato, agunt in nerveum fyftema, ejusdem aétionein aequabiliter promovent, Sanélorianam perfpirationem reftituunt, et reficientcm inducunt fomnum. — Conveniunt et, qua; ex emeticorum remediorum clafle deprompta , vi jefolventeetnaufeam ciente agunt, qualia in taataro emetico, yino antimoniali Ct  de Morbis Nervofis Batavorum. $6l et ipecacuanha radicis parcis, fed repetitis , dolibus , propinatae \ non frultra quaeres. •— Conveniunt, evacuatis hisce forditrus, qua; mucum reftituunt, remedia: —rrr eminent inter twee cum adftringentibus maritata muciiaginofa. B. Alumni, preeëunte cl. Grashuis, cum gummi arahico, tragacanthi, vel et raditejaleb in adimplenda altera indicatione mihi fere femper fufficit, ü tonus primarum viarum plane non eft deperditus; —■—i tune enim addenda, quae ftimulo magis pollent , mentha vulgaris & piperitis, fpiritus, aqua et oleum, quae ex hac planta parantur; herba abfmthii, cortex cascarillae, rad. contrajervae; oleadeJlillata caryophyilorum, cinnamomi; piper , hoe fcopo fufficiunt; convenit etiam hoe in cafu cortex Peruvianus et vinum, — conveniunt martialia,. tumadintestina roboranda, tum et ad acidumfubigendum, quod in nervolis frequens, —* Antacida antifpasmodica hinc multo ufo veniunt, fal volatile cornu cervi, magnefia , fpiritus cornu cervi fuccinatus , ca:teris mihi ad hunc fcopum praeferun- tur. Faciunt autem maxime ad hunc fcopum lignum et fiores quasfiae cum magnefia maritata. Egregium fane |n morbis nerveis, ubi ventriculi defiZ 5 d-  36* JANUS PETER3EN MICHELL ciunt vires, medicamentum. - Prseftantisftmum ftomachicum, roborans, alterans, vires ventriculi et totius abdominalis fyltematis , imo univerfi corporis confervat, excitat, auget. Merito hinc fumm Medici laudibus extollitur. In quibusdam cafibus etiam maxime cönducunt flores iUi fahs ammoniaci marnajes, Aroph Paracelfi vocant: mucifpiiGtudinem, confiftentiam, etplafticam reftituunt vim et fmgulari virtute ad irritabilitatem et fenfibilitatem nimiam moderandam gaudent, ita ut m ipfa hypochondriafi nervea egregios produxerint eftectus : probant obfervationes alibi a me datae'fV**). ~- Verum ut optatus finis his adtingatur, a potibus aquofis te. pidis abftinendum; Lac, niü cum aquis Pyrmontanis frigide bibatur, nocet. — Vinum, fi acidum iri ventriculo , vix conducit, vS& expulfa faburra et vel tune aqua martiali quadam dilutum pneftat; aqua frigida, corporis motus, alimento- rum c Jndiffert. de Cortice Per■wtoBo a Societate bervandis Ctwèwdicata, praemioargenceo condecorata, quae nunc etiam in tomo oftavo aftorum hujus iocietatis ex latina inBelgicam linguani verfa, m lucem produt Vid. Handelingen van het Geneesk Gemotfeh. onder de Zinfpreuk Servaniis Civibut Sjh Deel. bl. 245. en velg.} k J  de Morbis Nervofis Batavorum. 36*3 rum roborantium parca quantitas, öptijnura eft raedicamen. — Adjuvant indicationis inpletionem externe admota roborantia, emplaftra, empl. Stomachicum Galeni , v. g. de galbano, de galbano crocato et quas piura hujus generis dantur. Balneum frigidum, fi caute utamur, egregie prodeffe poteft. -- Neque vermes in hac pituita nidulantes nervofis rarae. -— Cönducunt antihelmintica, quae nervina vi fimul pollent. Nocent mercuria- lia, draftica, purgantia, faepius: laudantur merito cortex Peruvianus, Mars, extraéïa amara, aloë, radix filicis, valerianae', afa fostida, caphura, ammali- umbilis, gummata ierulacea. Doly- gon prurientem, quam multi laudant hodie, in nervofis, ubi fenfiliffirria inteftina, mechanicis ftimulis nocuiffe, docuit experientia. — Neque Moschus Helmintochordos, quem et Corficanum dicunt, vi antihelmintica laudatis remediis pr8eftat. mihi faepius irrito fucceifu adhibitus. IIP. Indicatio affecla parii profpicit. — Scilicet in nervofis et imbecillis hominibus pars femper eft reliquis laxior, et prae aliis patiens: haec itaque. ut fanaUQ jufte progrediatur , roboranda , fa- nan-  3^4 JANUS PETERSEN MICHELL nanda et in ftatum naturalem reftituenda. — Hoe autem opus, hiclabor eft. — Quotquot enim dantur partes in noftro corporc, tot horum morborum fedes: — praecipuas autem hic attulisfe -fufficiar. — j Pnmo «aque loco veniat cairat ; quod quum cerebrum contineat, et per peryofum fyftema cum univerfo corpore conlemum alat, in ftatu fano, in morbofp facile afficitur vel et affeólum, alias partes fympathice afficit. - In nervofis itaque femper prae reliquis patitur illud vifcus nobiliflimum. — Teftantur obfervationes celeb. Rega, Rahn, aliorumque: graviffima capitis mala a ftomachi, primarum viarum et vifcerum hvpochon! dnacorumlabe, orta, et ab his notata videbis («). Verum idiopathica fiepe eft in capite caufta, ne de mechanicis ftimulis verba laciamus, (hic enim proprie diétos morbos nerveos non producunt, quum nervoium et fibrofum fyftema cajterum fianum fit) adfertum probat fingularis illa m morbis nervorum lemper praefens cerebn fenfilitas, et ad nimios fui generis motus difpofitio, qucecephalalgiam, vertigmern , fenfuum imernorum et externo- riun («0 L. antta eftatfs.  de Morbis Nervofis Batavorum. 365 rum anomaiiam, ipfasque mentis alienationes frequenter producit. Minima aëris mutatio, Aufter, Hippocraïe ipfo teffe , minimus in diaeta error , corporis motus , leviffima animi commotio in his fufficiunt ad abnormes motus et moleflas fenfationes producendas. — Ut itaque hos morbos fanemus, affeftrc parti profpiciendum : conveniunt itaque in hunc fcopum interna illa remedia, quae corporis irritabilitatem et fenfibilitatem nimiam minuunt , de qui bus mox. — Conveniunt fomenta, etlotiones frigidoe, confortantes cucuphae, vini fpiritus , corporis motus , diaeta roborans. — Nocent tepida aquofa, capitis nimia fotio, mentis exercitatio, Venus. —Capillorum quotidiana peélinatio, libcra aëri capitis expofitio, et aqua frigida, ipfo C. A. Celso monente (V) , remediis praeftant. B. Ventricuïus frequenter etiam afficitur. Hic enim in omnibus fere morbis nervofis, five iympathice , five & idiopatice, afficitur et condolet. — Docent fpasmi hujus' vifceris, anxietatem «auflantes, rüctiis, flatus, borborygmi» nau- 0> Lib. I, c. IV. }. 3rï  .$66 janus petersen mic heli. naufea, vomitus, appetitus anomalus et cardialgia. Memoratas adnofcunt cauflas haec fymptomata, quum nimia aquoforum tepidorum ingurgitatio faepe ad hos ventriculi morbos produccndos fufficiat. — Expulfa itaque fupra defcripto modo pituita, conveniunt, quse laudavimus, abforbentia, adftringentia, roborantia , nervina; a]urnen, cum mucilaginofis, quasfiae lignum cum magnefia, aroph Paracelsi, cum cortice Peruviano, aliisque amaris, etiam huic indicationi egregie refpondent. — Externe eadem conveniunt emplaftra, cui pro vario fcopo cantharidum, caphurae, olei menthoe, laudani, vel . theriacse, quid addi potefl. Motus corporis, frigidum balneum, roborans diaeta, vinum Hifpanicum, Malvaticum egregia funt. — In laxioribus gentiana., et olea flillatitia ftomachicarum herbarum cönducunt. — Nocent vigiliae, animi pathemata, intentio nimia , diaeta mollis relaxans, nimia venus, et prae aliis aquofa tepida. C. Fifcera hypochondriaca. ■— Scilicet difficile determinatu, an horum labes morborum nervoforum caufla, an effeétus'? hoe veroconftat, praefentem hanc labem eosdem morbos exacerbare, acue-  de Morbis Nervofis Batavorum. 367 re, complicare et difficilern omnino eoründem reddere therapiam: juvat itaque et de his agere; — et hic in cenfum veniunt inprimis (praster eoründem ad motum et fenfum nimiam, quam cuin univerfo corpore communem habent, difpofitionem) obftruciiones; —- hae live in hepate, liene, pancreate, five in mefenterio, omento, feu in alia quacunque abdominis parte, fedem figunt, hypochondriafeos veros frequentiffimae comités. Licet enim femper et ubique in hoe morbo adeffe non videantur, neganda tarnen temere non eftearundem frequens prarfentia, et inprimis in noftra Patria, ubi laxitas, er teneritudo fibrae cum principii vitalis anomalia conjunélse , ubi morbi 1 catarrhales frequentiflimi, ubi diaeta dy~ fpepta laxans et emolliens, ad obltruétio- : nes maxime difponunt. — Neque tarnen (hisce utcumque verisiimisj) iliis adfentior, qui in obitmótionibus hypochondriafeos veram ilatuunt Naturam, ut in- • ter alios Bgernavius (w), Junkerus (V), iet Cheyne(Y) fecerunt. — Nerveamenim adefle absque obftruclionibus hypo- choa- (;;•) Aph. 1058 de cogn. et cur. rnerb. (jx) Confo, medic. p, 186» (y) Engl. maiady p, II. ch. Vil,  g68 janus petersen michell chondriafin, tum Wïllisii (V) , Sydkn^ hami (V), Whyttii obfervationes, tum quotidiana experientia, abunde docent. Verum diffkilis eft hujus morbi fpeci* einervoise, ab altera diltinétio: in altera enim vifcerum hypochoiidriacorum obllruétiones, in utraque principii vitalis anomalia , diverfam omnino pofcunt curam. «—'- De hoe itaque morbo paullo amplius agere decrevimus * et in hac traclatione ea, quce ex obftructionibus nollrum fcopum Ipeétant, huc transferre propofuimus. Eft itaque, noftro quidem judicio, H$+ pochondriajts morbus, ubi cum labe viscerum hypochondriacorum, fumma eft fibroet nervi irritabilitas et fenfibilitas, et a- nimalis funcJionis anomalia. ■ Vita fe- dentaria, animi nimia intentio, lautior diceta, vel et nimis ftrifta, mentis affeétiones, potus tum tepidi, aquofi, tum fpirituofi, longiori ufu protracti: — veneris etiam abulus , onanismus, tribadismus, morbi prrcgreffi, et proefertim cutis et vifcerum abdominalium ÊBgritudines hunc (z) L. antea cit. Ca) Epifl. ad D. Cole. . (b) L. c. p. 76. & fm*  ie Morbis Netvofts Batavorum'. gSp hunc morburh in iritabilioribus producunt, quem fores pulfare, dyfpepfue leviora jam in hisce declarant figna. — Ventriculus enim femper prius afficitur, anguntur ab alimentis pauilo durioribus, heet eupeptis ; flatus , ru&us, |borborygmi, cardialgia, pituita? fcreatus, et quandoque febrilis motus , primi ftadii hujus morbi fvmptomata, mentem in confenfum rapiünt» Hasc corporis fui faluti nimis intenta, angitur, tremit et quam cicifiime ad Medicinam confugit, quae folamen faepius adferre, causfam vero morbi tollere raro poteft. —Dyfpepfiam enim haud facile fanabis, fl mens anxia, triftis, admodum intenta ? ...!,n,«nntm«KiK nflfóftionibus fffimsfime VCllUlli^ii>-J-uli'-'"l> "~- A perculfa, morbi cauflam continuo auget» et fonritem, mox in flammam erupturo igni, addit. Accedit eoründem de medieaminibus judicium et perverfa fpes, quam in vena» feétionibus et purgantibus ponunt, quum anxietates et dyfpepfia; fymptomata pro tempore minuant: —- accedit itri&a nimis diaeta. - Quseomnia, nullo artis Apollinete vero antiftite dubitante, morbi radices aldus figunt, et fanatio«em reddunt difficiliorem. Secundum ftadium capitis fibi etiam Aa  37© JANUS PETERSEN MICHELL adfciscit morbofas affectiones. Ob~ nubilantur oculi, cephaJalgia oritur varia ; obtufus enim totum caput oc- cupat dolor, vel clavi adinlfar parti lefe figit. Digeftio et concoóiio de die m diem ulterius labefactatur. — cedunt vertigo, perturbata phantalia, ammus meticulofus, fufpicax et tuta omina trmens. . — Rede itaque Sydenhamus hypochondriafm , morbum anima vocavit. Obfervantur praeterea frequentislime gravedo, coryza, catharrus , adpetitus mordmati, nunc nulli, nunc abnormes: cardialgia, flatuum ingens copia, naufea, vomitus, pulfatio lub ventriculo , finiftri hypochondrii dilïentio: hinc magïius lien Hippocratis , cordis palpita-, tip, anxietas ad prrecordia: — crampi , fpasmi vifcerum hypochondriacorum, quos ftrangulationis fenfu expri- ' 1 munt: frequens acidi eru&atio, — dolor adjugulum et fcapulas, . nlvi fegnis durities. « Terminatut con- Vülfionibus, mania, marasmo, phthifi. Hypothefibus itaque veterum etBoERhavii de atra bile, Ludiwigii, CheyNe, aliorumque de SyiTematis lympbatici glandulofiobitrudionibus, fuo loco re-  'de Morbis Nervoft Batavorum. rèli&is , ftatuimüs» obftructiones viscerum proprie dicfcas nihil facere ad effentiam noftri morbi, verum prcefentes hunc morbum complicare et magnam in therapia differentiain producere. ócilicet, fi fpasmo coarctata et conflricta vafa, pro obilructione, inproprie falutes, equ'dem obftruötionum prasientiam in hoe morbo haud facile negarem. Absque p-secordiorum enim fpasmo milla bypochondriafis ; verum logomacbia? hic nullus da:ur locus. — Veras icaque obftructiones morbi elfectus Itatuimus: earumque praefentiam detegimus i.) ex abdominis duritie , tenfione ad hvpochondria : cave tarnen , ne cum fpasmo rectoriru mufculorum confundas hanc duram abdominis intumescentiam: hic enim et nerven hypochondriafeos proprium fignum Q*y 2-) JEx colore flavo, viridefceDte. — Hepar nempe primo afficitur, et bilis debite haud fecernitur. 3.) Éxfymptomatibus haud pcriodicis, verum continuis: - hypochondria- fis (&*) Ut nvhi ex mult's, ;n ftosocorn'o Helve» fcorum militum, captis obfervationibus patuit] Aa %  tfi JANUS f E ÏEK.8EN öiöHftg - fis pure nervofa, paroxyfmi adinftar invadit, —- periodice decurrit. Cum obftructionibus vero uno tenore conftat. 40 Ex dolore ad jugulum pertinad, continuo; — hic a nervorum fympathia dependere videtur; eftque ex certiffimis fignum. 5.) Ex tuffi clangofa , ficcaë, naufeam et pitufce vomitum faepius dente» 6.) Kx alvi pertinaci duritie Haec enim, fi pUre nervofa eft hypochondnafis, inordinata eft, nunc dura, nunc liquida nimis. 7.) Ex atrophia j et marasmo citius invadentibus; haec ennn labefacl» concoétionis, digeftionis et inpeditas nutritionis comes et fequela. 8.; Neque medicamina, in hvpochondriafi cum obftrudionibus complicata, tamfubito effeétum fortiuntur • — cum m morbo pure nerveo anxietates et moleftse fenfationes pro tempore per anodyna facile fedandae funt. o f praB fens febris, fi obftruétiones adfint, faepius heéhcae naturam fequitur. — Noa rta, fi nerveus morbus , licet er tune inordmatedecurratet periodum non fecuatur. io.) In hypochondriafi cum obftructiombus non adeft fames illa inordinata ; lta ut nunc ml]a ^ flunc canma fit • . verum pica et malacia non raro huic morbo fe adjungunt fym- pto-  3 Morbis Nervofis Batavorütif', %n ptomata, ita ut inabfurda feranmr segri; doceat chlorofis, vera hypochondnaie. , CUni ODlliutuuiuuw „w^^—-— ' OS , CUm üumutuuuii'»>' ■ r loecies. Haec itaque obftructionum figna cum adfunt, cura ita eft dirigenda, ut cum fenfilitate nimia tollantur, viscerumque chvlopoieücorum et cutis integritas reltituaJtur. in hunc fcopum conveni¬ unt refolventia, nervina et antifpasmo- dica: obftructio enim, fpasmifeque- la, haudfolvi, nifi foluto fpasmo^ poteft. Quumque hic fibrae tenerrtudo ab ejusdem maceratione in aqua tepida, ab otio et calido regimine dependeat, convenire maxime patet ea, quae fimul tonica vi gaudent. - Corticis peruviani extradum cum fapone veneto et parca rhei quantitate hic egregios effeótus pro- duxifle vidi. • Si tonus fibrae ulterius deperditus elf, gummata ferulacea, quse absque magno ftimulo refolvunt et nervis amica funt, qualia inter gummi amtnoniacum, opoponacis et myrrha eminent. - Conveniunt, quce perfpirationem fimul adjuvant, qualia in fpiritu MindeüEiu cum laudano liquido Sydenhami, a cl. de Mann in anxietatibus laudato; in pulvere Doveri ex ipecacuanha, et opi« conftante, inconjunao viuo antimoniAa 3 ah  574 JANUSPETERSEN MICHELL alicum opiatis, quceras oportet. ^ Quid enim reftituta lanéforiana perfpiratiom hoe morbo valeat, doemt Clau- %ltVlLTS°> qui fcyPochondria. fm hac methodo c. ratam defcripfit - Saepe pnmum deobftruentia, refolven- WW , folutis obftructiombus, occur- Si pure nervea eft hypochondrialis , conveniunt leniora illa antispasmod ca e anodyna. Sal fedativum Homberg,! anodynus Hofmannt, elixir acidum Hal> .o eum animale Dippeui s fpiri„ tus mtri dalcis &c. P Dein adhibenda, quae Primarum Viarum reilituunt labem, iisque robur reftituunt;_ externe admoveri debent, qua? laudavimus, emplalira. — Cortex Peru vianus et Aioph Paracelfi egregium in hoe cafu conftituunt medicamen , quo moi-bum .huncce in defperato cafu ïknatum ^rVavi > alia occafione defcrip- Gentianae radix, abfinthium, carduus be« KJZ%'f/nen hypochondrie c4: IL: ck-ia M- sk- serv:  èt Morbis Nervofis Batavorum. %7$ benedictus, mars, folia et cortices aurantiorum, fi ftimulus prodeft, egregia. , . Ssepius alumen , fuccus catechu, a- liaque tonica, adftringentia et roborantia cum gummi arabico et mucüaginofis, cönducunt: - motus corporis et inprimis equitatio egregie prodeft : alimenta eupepta, euchyma, facile digeftüia, uarca quantitate adfumenda; — yini maivatici inprinis vel hiipanici modica con- venitquantitas. Abftinendum a vis- cidis, indigeftilibus, raneidis et a potu tepido. Aqua frigida, pttra vel et rnartialis, et cerevifia pro potu ïnlemat. -~ Emetica non raro profunt, eaque, mtes rcfolventia , parvis iisque iteratis donbus, propinata, haud ultimumiocum ob- tinent. cX-a*1 Cönducunt clysmata, quatenus fo.des evacuando, circulationem in abdomine liberiorem faciunt. — Verum Ment s reeimen hic maxime medici eft : üuuciam cegri fibi acquirat et convmcat. — Philofophicifermones, misencordia cum eoründem querelis, fepe conveniunt — SL diverticula, et affediones animos iis contrarias, quas continuo alunt; perègrinationes; rufticationes et itinera ad fontes medicatos miracula m fanando hoe morbo pratount. — AmicüS  %7& janus petersen michell mihi et egregius Medicus obfervationen* mecum commmucavit, qua illuftrem virum fola peregrinatione, et ulü pilularum, quaaexpaneeonftabant, abirradica, ta hypochondnafi fanatum vidit: - Medico fcihcet aegri fiduciam fibi magis magisque convmcente. nre leétiones, draffaca, et quae nimio ftj. n poteft, a medicamentisabftinendum. — His enim faciie adfuelcunt tegri, ita „ dem nullos fortiantur effeéhis. D. P*rr« generathni dicata fepiffi. me morborum nervoiorum primi fontes et origine, funt ita ut, nifi has partes 2 feftas ianes, morborum inde oriuntium numquam felixefte poffit therapia. - jE hos ab hac caufla ortos varii paffim defcnpferunt Auclores ; in caput maxime agunt, emsque varios morbos et *gri£! dines, fympathice producunt. — Col 2cgiteos? diftinxit etfuistfnihsdispefruft fepius citatus Michell in Dtfemtioné fua mauguraft. _ Neque in Jgg corporis partibus effectibus carent affec» tiones genitaiium. - Obfervationes cL Poe-,  it Mortis Nervofis Batavorum. %7f^ DOEVEREN'II (. 133. ^m^LoRRY/, c p. %u tam.1. Seldorf de ftymdtöf tï: Sauvagï N. M. t. 2 p* 252. Remeaume at virginitaii claultrali. Astruc de morb. vencreis. Aa 5  3^8 janus pet ér se n michell tericis de hoe remedio difputatum, quidquid ftatutum, quidquid refutatum fuerit , docüere cl. Auenbrucgeri (jn) obfervata, vim caphurae in genitalia elle fpecificam; et illud remedium in morbis nervofis , ab harum partium anomalia ortis, egregia pofle, docuit, qua nervofam maniam, a labe genitalium ortam, hoe remedio fanavit, obfervatio. . , Docuit e- jusdem in fluore albo medicaminis efficacia, quam fupra fumus teftari. Paucis itaque haec abfolvamus, et, ut horum morborum etiam ïfabilita fit therapia, morbum illumproteiformem, Hyjleriara, brevibus perftringamus. Videtur hic morbus in utroque fexu locum habere. ■ Licet enim plerique Au&ores hunc morbum foli fexui feminino adferipferint; licet alii in capite, alii in ventriculo, alii alibi fedem hujus morbi ftabilierint: argumenta tarnen fuadent; ratio et experientia confirmaf, hujus morbi fedem in fexu foeminino.folum uterum elfe, eundemque in viris obfeiv vatum et a labe genitalium ortum docuerunt jam Galenus , 'Bottonus , et inter recentiores confirmavit celeb. Zimmermannus, et argumentis ex obfervatioriü bus cL virorum ulterius demonftravit Mi- .chell C»0 In Hb. antea cit. de -mama virorum.  de Morbis Nervofis Batavorum. zTf «shell O), fta ut adfertio haec probata fatis fit. — Caicuiu ri adjiciat raira omni. no obiervatio, quam, in diario fuo Qo), reccnlüit doctisf. *'ri tze , ubi gonorrhea benigna, cum proteiiormibus fymptomatibus, hyfterise caraéterem ita quidem confticuebat, ut, fi eadem omnino fymptomata in fequiori fexu fefe monftraflent, nullus omnino, hunc morbum, hylteri- am negaffet Medicus. Sic nuchse fpasmodicae affeétiones, in utroque fexu, hujus morbi eft fymptoma (ƒ>). . et a labe genitalium earumque functionis anomalia morbos, hylteriae fimiles, in viris, obfervarunt Salmuthus, Tissotus, Bonetus , doet. J. Voegen van Engelen , Blumer, Ardesch et alii, ut alibi Qq) videre eft Qq*). Quae quum ita fint, morbum hunc kat' é&x»> dicimus morbum genitalium eumque in utroque fexu locum habere concludimus. - Cauffae in lautiori diaeta, vita («) DIJT. cit. S. I. C. II §. 8. ubi et auftojum laudacorum citata opera vi dere poffis. (o) MidiciniWie annalen, t. I p. 268 Lips. '.781. (t>) Aoud Michell. c. ƒ IL c. 1. §. 1. M ibij. s. 11. §. u /. 1. c //, 5. ma. a xu • [ q*) Conf. obfervationes fupra ame adlatas^ ubi et byfterica fymptomata, fi ita ioqui fas iit, i» firilifcxu, obfervata videre eft.]  380 JANUtPETERSEN MICHELL vita otiofa, voluptuofa, lafcivorum libronim lectione, onanismo, tribadismo, nimia et mmatura venere, et in iis, quae fcbrre tenentudinem , cum tenuitate huroorum acn, in toto corpore producunt, *oftro quidem judicio, quaerendaj. Symptomata proteiformia fyftematico ordine vix defcnbenda In utroque tarnen lexu, maxime m paroxyfmo fparoxyfmi enim ad mftar invaduntj et vel extra eundem, ut ex fupra citatis obfervationibus clucefcere poteft, adeft cephalaigia, frigons ad verticem fenfus, nuchas fpaftica contractio, fpasmus ilie oculorum, quem htpptmmvocant, vertigo, oculorum obnubilatio, ftrangulatio, globus ille hyitencus , pnecordiorum fpasmi, anxietates, ïnteftinorum conglobatio, fpasmocüca mufculorum abdominalium contractio , dolor in dorfo et inter fcapulas, lumborumque, dyfuria , lotiique poft paroxyfmum magnse copias excretio, taciturmtas, melancholia, delirium, mania, convulfiones, imo etipfa non raro fequitur epilepfia: — in viris contracti ad abdominis annuium teftes. — In fomig£.uJ?P t0Picus dolor; »n utroque fexu fhliieidiura xUud mud, quem ,et in vi- rilj  'éi Marlis Ntrvops Batavorum; 381 rili fexu fluorem album haud ablurde di- ceres (f)' Sananthunc morbum, quae fecretiones et excretiones réftituunt , fenlilitatem nimiam tollunt, et genitalium labem curant remedia. Veneris moderamen maxime hic com- mendandum. Animus a lafcivis co- gitationibus avertendus: improbus labor, aqua frigida, corporis motus, diteta ftrifta, ablUnentia a vino, ftragula dura, fomnus brevis, mucilaginofa , roborantia, cortex inprimis Peruvianus et mars cum gummi arabico, reftitutis excretiombus & fecretionibus, omnem abfolvunt paginam. Meretur hic motbus, m utroque fexu frequcntior, quam putes, ulteriorem indagationem ; nocent, quae nimis faepe praefcribuntur, calida illa ftimulantia, antihyfterica dicta , quibus excretionem mcnftruam reftituere conantur Medici. , Irritant ulterius fyftema nerveum et genitalia, ftimuli vehementis ad_ inftar convellunt: nocent faepius aloëtica, ëraftica, purgantia, venaefecliones, quipce qux fenüütatera corporis maxime ar ^ cuunt f» Vid. citatas obferv. et maxime Mam, quara «Soft. Fritzï aefcripfiï, vel recenfutt falwm.  $8* JANUS PETEESEN MICHELL cuunt. Meren turlaudes, in hoe mor-. bo, balnea fngida, aquae martiales cum lacte et leniora antispasmoüica , inprimis caphura faepius lauaata. Rationem, eur morbus hic faepius obfervatus non fit, facile invenies, fi aegri metum, taciturnitatem, cum obfervationibus hypochondriafeos, quacum hunc morbum confuderunt Medici, conferas CO- Diflertationis limites plura de hoe morbo addere vetant , neque, qui haec bene confidenvit, plane in obfeuro progredietur. B, Praeter cardinalia baec corporis organa, affici polTunt o nnes, qua movent et fentmnt,partes: I ae itaque pro varia, qua adhemntur caufla, variam admittuntmedelam, fic primarum viarum fordes, fi m caufla iunr, emerico evacuabis- — adcumulatas in inteftinis frcees eccoproti- co vel clysmate educes. Sic poten- tia ammata debitis adminiculis necanda, abigenda. Acres homores corrigen- di, evacuandi. — Stimuli ex quacumque parte abigendi, — Calculus, fi in veficaadefl, exfeindatur; dens cariofus, con- 0) Vid. egi-epium Lobry l. rit paffim ubi oh. duSn&econf ra°rbj3 °l'asad "^«ch«S ouxit. cc conf. obfervationes mox citatas.  4e Morbis Nervofis Batavoruml 383 convulfionum caufla, evellendus Q). —: Ramus nervi cujusdam, ftimulo irritatus, morbos neveos producens, li peripheriam corporis occupaverit, cultro , a trunco feparandus (V); — Brevi, varia pro variis caufïïs inftitucnda ell medela, et indoli cauflas et affectae partis approprianda funt medicamina. lV'a Inaicaxiofenjilitatem corporis morbofam minuit, fibram et nervum roborat; hasc nempe prima omnium nerveorum morborum caufla et origo: haec tollenda et felix erit harum segritudinum therapia — Inpletis itaque fupra memoratis. indicationibus, fjnifi enim has primum adinpleas, nimiam fénlilitatem numquam tolles) omnis opera movenda eft ad virium vitalium anomaiiam reftituendam: huc itaque faciunt fequentes regulse. A. CauJJa , qua anomaiiam virium vitalium induxerunt, tollenda. — Prophylafticae itaque hic cönducunt regulse , quas fupra propofuimus; his fliperfedebimus , ne, cramben co&am recoquendo molefti fimus. B. Corpus fenfim fenfimque aëris inju- riis ( {) Vid. cgregiumSwiETENiUM Comm. torn J.p. 3C4, (u) Vid, eund. ibid t. 3. p, 45O.  384 JANUS PETERSEN MICHELfc' fits adfuescat. - Sic enim contra ipfas ha* injurias induratur, et nervi contra ftimulos quail obcalescunt, ' C. Aqua frigtda, tum externo, tum mterno corpori appiicata, ad irritabilitatem et fenfibilitatem nimiam minuendam, egregie fuam confertfymbolani: - balnea hinc ab Hofmanno et TissoTo O) laudantur. Gave etiam tarnen, ne heroici medicamenti inprudens fiat ufus. — Adfuefcant fenfim corpora, ita ut balneum tepidum roborantibus, aromaticis, marrialibus particulis fcatêns, JentiiSmo gradu, in frigidum commutetur. — Sic tepido hoe balneo fpasmi primum folvuntur, perfpiratio reftituitur , cutis relaxatur , cauffa morbi nervei occaiionalj's faepe removetur (» quod dein in frigidum mutatum, egregie roborat. . D. Corporis per veftes, indufta, tegumtnta modica ftrictura ; 'fibram et nervum roborando excretiones et fecreriones promovendo , faepius therapiam morborum nervoforum adjuvat: —— exemplo ill. Swietenii fit obfervatio, qua nobilera puellam fyfiemate nervofo fenfilisfi- mam, O) Vide Hofmanwttm de balneorum ex aqua duU tt trapanlij/imo in affeStibus internis u/u. et Tissot. Tom 2 ». 2. § l4u p. 382. (w) Trsjnx l c r>. o*n ot - •* ' r- " Jt-fi»  de Morbis Nervojis Batavorum. 385 mamfafciis, quaecrara, femara, totum« que abdomen firmabant, ita quidem cuXiivk , ut coiivaMion.es et moleitae in ,abi>.riine fenfationes, quas a ininimO' fono, a vividjori luce, aliisque ftimulis paciebacur, intermiferint et ianicas dein per idouea remedia redierit: quum : morbus primura frultra per anrispasmodica,p:obatiffima, gumra.ua ferulacea, calloveüm, cetera, fruftra eflet oppugnatus Qx). E. Vinu n modica quantitate adfumptum: — boe enim teneritudinem fibra- •mm corngit , ■ fanguinem invigorando ; perfpirationem promovet: digeftionis or- gana roborat: partibus atonicis vires ne-i ■ ftituit — et mentem exhilarat. —! Pru-; : dens vini ufus in nervofis egregius ■ EÏigantur , quae a ftornacho facilius fe-" i runtur; qajJ de malvatico et hispanico 1 quandoque, de rubro- Burdungalenfi fae-- pius verum. • F. Sed et egregium medicamen eft in Lacie, maxime, ficumaquis, quse martiali* faiefcatent, connubium ineat, quaerendum.' ■—<- Hoe enim-fibram et nervum demul-' eet fimal et röborat. — Hoe digeftionis or- (s) -Vid. Caram. torn. I. p. 35» Bb • : °  386 JANUS PETERSEN JMICHBLL organa absque ftimulo invigorat. — Hoe humores blandos reddit; perfpirationem promovet, et egregium fimul eft ahirientum; verum fenfim fenfimque etiam adfuefcant ajgri. — Aqua fpadana cum lacte vaccino, caprino, vel etafinino conducit. —Humanum vix convénit; licet enim egregium fit medicamen, fi ex ube-' nbus nutricis lac fugunt a>gri, impèdif tarnen ra nervofis nimius ad véherem-appetitus, quominus falutares producat ef fe&us. — Paucis itaque, nee nifi-marasmo et tabe exfuccis, fuadendum. - Obfervationes morborum nerveorum per dia-' tam la&eam fanatorum, methodumque lac ïllo fcopo adhibendi, fi quis defiderat feire, adeat. TissoTUM (y). - Ubi et quibus ferum, quibusintegrümlac conveniat, ftatuitur. G. Motus corporis praeterea Jaudes Wék retur; hunc Hippocrates, Cexsus, CjeLius Aurelianus et alii in debilitate nervofa jam laudarunt, et egregium hujus effeétum in morbo comitiali ab irritabilitate et fenfibilitate nimia orto , jam expertus eft Julius Caesar (z). Experti funt plurirai et experiuntur quotV die PI Tissotitm Tem. tit p. 34o. et feaa (z) Vid. $jus vitam Tom. I. p. 7u. Jm  de Morbis Nervofis Batavorum. 387 die multi , qui nervorum morbis laborant, adeo ut obfervationibus hoe confirmare foret fupervacaneum. — Equitationem itaque exerceat quotidie aeger: firmantur hoe motu abdominalia vifcera , roboratur fibra et nervus , invigoratur fanguis, refiituuntur fe-et excretiones, augetur perfpiratio & mens laetitia afficitur: hinc rulHcationes et peregrinationes, itinera ad balnea etc. tantos in his morbis fortiuntur efteclus. Sed et navigatio egregia eft; haec debilioribus magis convenit, fi aquis tranquiliis navi committuntur & fic fenfi'm fenfimque vela panduntur, ut motus navis increfcat. Sic enim concutiun- tur inteftina et motu roborantur, mire augentur fecretiones et excretiones, fedantur abnormes motus et moleftae fenfationes. Cl. Gilchrist banc igi- tur merito in nerveis morbis laudibus extulit. H. Animi qui es praeterea, quantum poteft, promovenda. Removendae occafiones , quse ad angorem , moerorem, triftitiam, iram, aliaque animi pathemata anfam dare poflunt. Gaudium incitandum, hoe enim egregie nervorum robur promovet, reftaurat. —— A mentis intencione cavendum. Bb » ï. Mo*  388 JANUS PETERSEN MICHELL I. Moderata venus prodeft: nocet his mmia abftinentia , asque ac veneris abufus. -— Diaeta ex .farinaceis, carne animah, facile digeftili, conftet. — Lac cum aqua fpadana pro potu inferviar, — et fomnus fatis longus concedatur. L. Remedia denique conveniunt, -qua. fibram et neryum roborant, qua etiam fenfilitatem nimiam compefcunt. — Cortex itaque Peruvianus, mars, aimnen , luccus catechu aliaque adftringentia, roborantia, quae absque inagno ftimulo agunt. — Irritantia enim. et ftimulantia, malum augent: Mercaïi, Viridettii, ROBINSONJ, RaVLINI, PoMEI, &ïisso- ti O) docent obfervationes ; ita ut haec remedia in morbi* nerveis npftrae patriae, (nifi laxitas foia peccet) profcribas plane: neque negamus tarnen eafe rundem vim antispasmodicam, eorumque inde redundantem in nervorum morborum paroxysmo ufum. — Verum ufum eoründem ad fibram et nervum roborandum peryerfum efle, contendimus; quum experientia docet, teneritudinem fibraeftimulantia illa et decantata amihyfterica non ferre: — nudi funt in fenfilioribus nervi (a) L. e. p. 3n etfeqq. ubicitatos auflores vfe oere eft. ■ m l -j. * c u  de Morbis Nervofis Batavorum. 389 vi (tegminibüs nempe tenerioribus et per vitte genus abraib muco); hinc acrius fentiunt et a lenioribus ftimulis admodum fortiter afficiuntur; quid itaque quod acriter ftimulantia haec medicamina impuneferrent?— Mirum itaque, quod in irritabilioribus et fenfibilioribus talia a Medicis praifcribuntur remedia, quae inlaxis, phlegmaticis et hydropicis folis conveniunt. — Praeftat itaque therapia, qua tegmina illa nervorum et fibrarum» ab injuriis a ftimulis fortioribus inferendis, deferidimus, eorumque teneritudinem corrigimus , qua muci reftituimus cohoelionem et debitam copiam, qua fibrarum reftituimus tonum, et hoe modo irritabilitati et feniibilitati nimiae occurrimus. Laudata hunc in finem conveniunt remedia, maxime, fi cum involventibus, mudlaginofis, radice v. g. althece, faleb, gummi arabico, tragacanthi, lichene-Ülandico etc. conjungantur. -— Simaruba, ;vifcus quercinus, cortex falicis albae, et caetera hujus generis rerne* dia, laudes merentur: hisce, 11 morbus non cedit, fubjungantur nervina ftimulo fuo non nimis lacescentia; temperantia \ quse'motum ec attrirüm 'fedant; anodyB b -3 na  390 JANUS PETERSEN MrCHÉLL na , quae fpecifica vi in vim motsriam et fenfitivam agunt: folia et cortices aurantiorum, cortex cascariliae , radix contrajervae et inprimis valerianae fylveftris, myrrha et gummi ammoniacum, corticis Peruviani pulvis, extraótum et refma, vinum hispanicum huic fcopo apprime fatisfaciunt;falfedativum Homberg ri, pulvis antifpasmodicus Stahlh, flores zinci, fpiritus nitri dulcis, aqua Rabeliana; in laxioribus mofchus, alk fcetida, calloreum; — liquor anodynus mineralis Hofma nni , fpiritus cornu cervi fuccinatus, congeftiones motusque abnormes egregie fedant: — quum fyrupus papa>seris albi, diacodii , emuifa papaverina, et ipfum Opium caute , fed fi indicatur, audaci dofi preefcriptum , ad nervorum fenfus acutiem domandam ab aevis Iaudata et probata fint (b~). - Sed et faepe fit, ut corporis nimia fenfilitas a ftimulis. praeternaturaiibus in internis latebris praefentibus et nervos vellicantibus ortum ducant. — Sic acidum in infantibus faepius in cauffa eft: vermes non folum in teneris annis , fed et in provectioribus hanc producunt. Hanc (b) Conf. Cl. Tjssotus U c Tom. II. P. II. in remediorum caialogo.  ie Morbis Nervofis Batavorum. api Hanc itaque expellas cauflam et fenfilitati medeberis. Docent autem ob¬ fervationes celeb. practicorum, quas collegit cl. Tissotus CO metallafes nervofas in asgritudinibus hisce frequentes, do-» eet earundem per cutis exanthemata folutio, acrem materiam frepiffime in causfam efle hujus morbofae fenfilitatis. Purgatis itaque primis viis, expulfis et enecatis, fladiint, vermibus, expifcetur medicus , num forte ftimulus in caufla fit aaomaliae vitalis; hic enim vellicans nervos, eosquecontinuo irritans, morbofee fenfilitatis non rara eft caufla. Quum autem ftimulorum tanta copia, tanta diverfitas : omnes hic proponere foret*&yWov; neque requiritur, quum de morbis nervorum noftra? patri», et de cauffis, quse illos adeo auxerunt numero, folis agendum fit. Solum itaque hic in confpeclum venit humorum acritas, quse ex perverfa diaeta , vita fedentaria et recenfitis cauffis da* rivanda, hodie frequentior, quam olim, etiam frequentius morborum nervoforura caus- (c) Vid. Tjssotuw Tom II. L. antea citato et quse fupra aduotavimus. Bb 4.  B92 JANUS PETER3EN MICHELL caufla fit, anomaiiam vitalem incucen- co, BiSSL •., y, ', . ■ ^ Hinc in morbis nerveis fanandis, ad numorum ftarum maxime attendendum: eorumque acritas corrigenda, mucilaei- noiis , corngeni-ibus , antacnbus. . Hinc fudorifera, diuretica, emetica, laxantia, m morbis nervofis quandoque re.quuuntur: hin.c tepida aquola quandoque conveniunt, «filuenti nempe fcopo: ba!nea tepida hinc faepe egregios praefti- terunt effeétus Docent Pomei ob- lervationes. Acvis catarrhaJis materies pneterea in noftra patria frequens caufla hujus fenfilitatis ; haec enfin- in nervorum tunicis quuroderweatur, et ftagnet , abnormes motus et ienfationes moleftas producit: nmc perfpirationis fuppreffio in morbis nervorum adeo metuenda: hinc ejusdem reititutio morbum femper levat, faepe fanat. -— Fmemhaud invenirem, fi obiervationes omnes, quibus adfertum probare poflem , adferrem. « Egregium virum nofco , morbo nerveo pertinaciffimo laborantem, cui omnia remedia incas- fum ingefta funt, metaftases nerve* m ilio frequentes, acris materiae manifeftum fignum. iimplexillud medicamen, rob  de Morbis Nervofis Batavorum. 393 rob fambuci, magnum praebet levamen , ita uc nunc, cum quo.idie o )chlearia aliq-.iOt capiac, reihtuca peripiracione, fatis bene valeat. Cönducunt uaque maxime in his- morbis ad feniilitatem minuendam, quae peripirationem promo vent, laudata remedia. Verum faepe ad°o flxa eft acris materies, ut hisce moveri, nedum expelli queat. — Cönducunt in illo cafu antimonialia, tum ad emefin provocandam, tum ad C parca eoründem doft) diaphorefin promovendam ; utroque enim modo nervos ab acri, catarrhali materie Hberant : hinc eoründem in epiiepila , quem notavi, felix fucceflus. Cönducunt arnicae flores eadem vi laudanda (i); extolli meretur imperatoriae radix, cujus efteclum infebri nervea, per annos jamjam corpus infeftante , nulli omnino remedio cedente , miratus fum, quum hanc cutis exanthemate folverit. Cönducunt aquae minerales, quibus Vareniam, ad omniarebellem, evacuatione viscidi, oleofi, fudoris curavi, quibus et alii miracula in morbis nerveis fanan- dis Cd) Vid. Tissotum 1. c p. 331. Bb 5  304 JANUS PETERSEH MICHELL éis praeftiterunt (e). Spiritus cornu eer* vi fuccinatus eosdem effè&us mihi in convulfionibus a catharrali materie , nervos vellicantibus produxisfe obfervatus eft. — Forte in ilio cafu nervina illa irritantia et iiimulantia calida , antihyfterica, convenirent, quatenus nempe materiem acrem movendo et evacuando funt: praeftant tarnen leniora. In horum remediorum catalogo haud minorem laudem meretur Ele&ricitas : haec enim materiem acrem, quae in minimis vafis flagnans, ftimulo fuo nervis adeoinimica eft, movet etpercutim, perfpirationem augendo, faepiffime evaepat: docent experimenta et obfervationes, quas doel. Deiman congelfit et auxit ("ƒ). Mesmeri etiam magnetismum hec fcopo commendandum elfe, docent obfervationes, quae hinc inde (g) adnotatae funt: his Ce) Vid. eund. ibid. p. 393, (f) Waar neemingen over de elektriciteit. (g) Holla?idfche Hiftorifche Courant dingidag den 18 Maart 1777. Lettre de M. Mksmer, Dr. en Med. aViennea Mr. Unzer Dr..en Med. Sur V u. jdge m/dicinêl de l' Aimant. Gaz. falut. No. 146. a xl7D* JANUS PET E R JEN MICHELL Mcdicórmn itaque eft et hujus medicaminis effeótus in humanum corpus, et maxime in morbis nerveis ultcrius experiri. Sufficiat nunc ad noftrum fcopum , hujus cauflas generalcm influxum in morbos nervorum noftrae patria? demonftrasfe , et quomodo tollenda et fananda, paucis indicasfe. V". Indicatio jubet fymptomatum mittgationem ; et efeëtibus profpiciendum diclat. " . . Spasmos itaque et dolores hic maxime fpeètamus: ab hac enim origine facile omnia Iymptomata in nerveis morbis obfervabilia repetes. Notandum autem, quum nervorum morbi plerumque periodice decurrant, hanc curam aliam efle in paroxyfmo, aliam extra eundem. — In paroxysmofiepe praftat, nulla remedia propinare, hifi de eoründem in illo cafu-efficacia certus fit Medicus. — Vidi in epileptico ab appofito naribus ftimulanti odore paroxyfmi reditum. — Graviorem fecutum oblèrvavi, quum, vix lolutoparoxyfmo, liquoris anodyni mineralis aliquot guttas caperet: in hoe enim juvene - o- cus Amflclodaiueofis feliciflimus, et expertiflimus de üeer, Chirurgus peritiflimus «egra: hujus cu. ram habnerunt, et mecum humaniter hanc obfwvationem communicarunc]  de Morbis Nervofis Batavorum. ^97 omnia in paroxysrao applicita remedia. iymptomata adgravabant. Obfervationes tarnen plurimae exftant, quae, quandoque illo tempore convenire remedia, docent. — Sic maxillce per ipeculum oris diduclionem paroxysmum epiiepiicum praecaviile, alibi me legilTe recordor. —Sic epilepfue iymptomata , per ligaturam, fupra illum locum faétam, unde aura capuc petebat, praecaverunt Medici, ut obfervationibus, inter alios, probavitill. Swietenius (g*~) — Sic aqua frigida paroxysmum hyftericum faepe folvit. — Obfervationem, qua hoe probatur, fupra memoravi. Animi pathemata aegris incufla, quum paroxysmum advenientem fentiant, i effeétumoptatum faepe fortiuntur. — Noi tiffimum eft magni Boerhavii exemplum, i quo incusfo terrore , plerasque exorphanotrophio Harlemenfi puellas epilepti- cas fanavit. Proftant in annalibus Medicis plura talia exempla (7;) , adeo ut eoründem ufum caute experiri fas fit. . Conveniunt in paucis cafibus, quae a multis laudantur ftimulantia , naribus appofita , fomenta irritantia , finapismi , ve- (e*) Comrn Tom. III. p. 450. (//) Vid. doft. Valkenaar, in diff. de animi af.. ftHwnibus. conf. cl. Gaubius de rtgïmine mentis,, 'quod medicerum eji.  S98 JANUS PET E R SEN MICHELL veficantia , vcllicatior.es , quae tarnen, non nifi, morbi natura cognita , et. vel tune, prudenter adhibenda. Verum, fi mens in paroxyfmo conflat, et ingeri poffint medicamina , pofcunt faepe anxietates, fpasmi, dolores et inde ortae congeftiones, medelam. Lenia tune cönducunt antifpasmodica et involventia, quae acrem Primuium enervando funt; -- fcopo antifpasmodico falem fedativum Hombergii , imprimis hic convenire, experientia freii adfirmamus; hic enim tum congestiones et fpasmos, tum et dolores egregie fedat. Liquorem anodynum mi- neralem etiam vi fedanti & antifpasmodica pollere, artis Apollineje cultoribus notiffimum. Imo et quandoque in Jaxioribus tinctura ruta: , afse fcetidae , caftorei, falis volatilis oleofi, olei animalis Dippelii parca dofis, fpiritus cornu cervi fuccinatus egregia funt. — Egregium confiatur ex tinétura fuccini et nitri dulcis ipiritu ad hunc fcopum me- dieamen. Mofchus in quibusdam ca- fibus egregios fortitur effe&us. Spiritus Mindereri cum laudanoliquido etiam meretur laudes. Denique opio nihil praftantius, fi modo indicatur. t . Virum, Varenialaborantem, cortice Peruviano, cui fpiritum Mindereri adjun- xe-  de Morbis Nervofis Batavortmti 399 xeram, tractavi, tuin ad acrem materiem evacuandam, tum ad nervofum fyftema roborandum. De die in diem miti- gabantur dolores , et redibar fan kas. Verum vefperi quadam, quum de die be■ ne habuiflet fe, rediit dolor et quidem. ad teftes, qua? ad abdomen contraófee, 1 turgentes, aegrum in ejulatus et totius : corporis fpafticum tremorem, rapiebant. • Morbi natura bene perfpeóta, lauda- ini dofin audacem indicabat: —* moi mento citius ab ingefto opio, dolores fe ■ 1 dantur — falutaris erumpit fudor, cum. cutis pruritu, et fanatur, absque recidi- va, aeger. Quum itaque morbi. nervorum in m~ !ftra patria maxime a difpolitione fibrerfi ; et .nervei fyftematis anomala oriuntur, iquum caufla. eoründem occalionalis fre-! quentiifime in impedita perfpirationequae» irenda fit, mirum non eft, opium in illis' 1 tantos .producere effoótus, quos in morI bis nervorum, a ftriéfca et tenfa fibra cruis, numquam producendo eft, — Hinc 04 JANUS PETERSEN MICHELL «£rHS2ï, Hxc in nerveis morbis effiotx,, haac falutans Medicina: hanc ad eP^M?^ evehant Medici et m therapia morborum Neque Stoïcorum addiBus fe&a, quam fuadtfaphna Zeno PM0/^„f >C mmharyonatusefi, ^J, Medicorüm opera, in anmos hominum induci pofie aut fpero aufxpetoOO. Sua et habentanfm pathemata commoda, quas in nerveis mo™ bismiraculapraa/literunt. — CanonesTi que quasdam generales dabimus, qui rum adfingulaiiidividua tranflatio pents illos fit, qui nerveorum morborum the. rapiam felicem nobiscum optant et el petant; notamus itaque _A. Quod mens tranquilla, qua recla pttulatur cum et aèiiones fuas, etaL tnbuere debet, ita compoJit ^deZ t«r, ut neque defidia torpeant, i// /* b*re mmo fatiseant orgaL , natZt «ecesfitanbus conyenienter fa)is fiat, qui que officere quayis modo conflat, foSe eyi- ri, Gausium a 8/. 8a.  ét Morbis Ntrvofts Batavorum. 405 evitcntur (O» Quce fi rano contingunt> ex mentis tranquiUitate, commoda, quaenam in morbis, maxime nerveis, aegro non evenient? -- Morbum fuum, nerveum certe, ex luxu ortum, non correxisfet nobilis Hie Venetus Cornaro , et centènario major, humanae vitae ultimos non attigiflet terminos, nifl cum ftri&iffimïe disetas regulis hanc mentis tranquillitatem junxisfet. Blanda itaque fpe erigendi aegri et deliderio mulftandi, ut mentis illa tranquillitas promoveatur. — Vinum quandoque , opium, anodyna, paregorica, mctus corporis et divertimenta femper conveniunt. Sed de his latius. B. Pathemata triftia , deprimtntiay qualia inter, triftiiiam, metum, odium, liy oremet fimilia numeramus, vix aliquid boni eficere, imo contra corporis faluti infeftare. -— Haec tacita potius rofione, quam aperta violentia infeltant, absque tummltu invadunt, et femel fuscepta in venis medullisque diutius infident: mentem ingratiffime afficiunt, corporis i^u»*ex quiete in continuas turbas, angores et inordinatos motus deducunt : et hinc mo- 1 CO VU. eunh ib:d. p. 4«. Cc 3  40$ JANUS PETERSEN MICHELL motuum abnonnium et moleftarum fenfa tionum irequentiffimae cauffae , morb£ nervorum producunt vel pralen™ au gent et infanabiles reddunt daHaf4KT£ Can£ P^angue evitanda asgro: ommsque opera navanda Me- ^"ex^ h0rUm P^hematlln, \eniat,_expiSceturet,;:;fifieripoteft, tol. lat, mitigeLvel fedpf. * '"7cwr */^5 tmquan hfibtnis 'et f.agns gubernare proarbitrio yaZ VA Faciunt etiam ad illum fcopum di-vef timenta corporis motus, obfeéh uonem ïapmnt; confqrtia amoena ar cepta colloquia, librorum, Kim e gaudium mfpirantium, led- o , pe™i temab *W aiiamed' S temab otjecfco, quo ftxa eft, detrahSido C. Moderat um gaudium, rpes, at au, éefiderta m nerveis morbis fel^lresTr tiuntur etfetïus- - nrn^L'* ■ Jor' moveat 4dTcus utT/ro-'aqUam  de Morbis Nervofis Bat'omturn. 40? tlónem augent, grate et leniter fyftema nervofum agitant, nervofam energiam et humores sequabiliter per corpus diftribuunt; et his facultatibus variorum morborum' folutionem attulerunt (n). — Spes Nostalgia laborantes erigit, et fanitatem iis reddit. —- Spes.fororem videndi, D.emocriti, Abderitarum Philofophi, vitara prolongavit. ,— Hac illa eft., tantapere adoptata Medicis,-fiducia, quam fi apudagros fibi comparare norunt, eos, cum ad obediendum habent paratiores, tumfolo etiam alloquio refocillare valent , imo ff® acté remediorum, certioresque reddi fücceffus', experiuntur (0). — Hac eadem 'eft, ''unde agyrta, pharmacopola, circumforanei »j«r*«V»*$e?i&nW^?WiiH**iih a~ viuletorum , virtutum fympatheticarum , prafligiis ludentes, famam fibi, nummosque aucupantur. Et enim audaci yanilo- autntia cumfiua oftentant prodigia, afliktisque magno hiatu falutem confidentrffime promittunt, credulitas in admirattonem rapit , admiratio m fpem adducit , qua chmerigitur, mali dijficilis tadio., auxiliiaueinopia langneus, animus, organorum * _ cor- (u) Vid. doft. Valkenaar l. c. p. 64 § 109. CO'Verba fuat ill. Gaubii t. 0. p. 57 > 58s Cc 4J  '408 Janus petersen michell corpfris tanta nonnumquam fa excitatio, ut excujjo prmcipü vitalis torpor rtfirtuto nervei generis tenor e , motu humorum acccterato , fuis natura viribus morbum aggredtaturfuperetque, longa medicatienefrufra oppugnatmn (p)> Prasfto autem Medico funt inter artis fuoeinflrumenta, quae talem fiduciam, e,t blandamfpem animis aegrorum infigunt; haec itaque nunè confideranda veniunt et primo quidem a. Loco huc referimus Medici circa *grumdiltgentcmobfervationem, ut quorium mchnet, quaenam vehementius ap. petat, expifcetur. Varius enim eft in vario homine appe- titus varia concupifcentia. Ali. os auri facra fames , &hos infanus amor, — ahos mexpJebile gloriae ftudium, - ahos mvidia, - alios denique a- na.animi pathemata detinent. De- teftos itaque animi a&&us leniat, fedet Medicus, et, fi in hunc fcopum, quae lau, davimus, moralia armdota nihil juvent, piafraus, et inftrumenta, quae ex artis penu depromit Medicus, tentari in aegri falutem debent _ Indulgentia malimos fepe hic fortitur effectus. — Se- LEU- 00 Vit» eund. Mi.  de Morbis Nervfifis Batavorum. 409 leucum non fanallet Eraststratus , nifi Stratonice fervidaï erotomis fatisi'e«iffet. b. Morbum ita agro depingat Medicus , ut fanationem facillimam ipfe ager eenfeat. Sic animi accedit cranquil- litas fponte. Morbi picruram talem aegro proponat, utipiequidnocere, quid prodefie poffit, fciat. Remediorum effeéhis dubie proponendi, ka ut, fi forte, ("quod in nerveis morbis haud rarum,) fperatosnon edunt effe&as, Medici tarnen fiducia farta teéta maneat. • In initio, quum accedat Medicus, folam operam, ut mo'rbum nofcat, navet: — et interim iymptomata palliando, oegri fiduciam fibi poteft acquirere: - et hinc egregie conveniunt laudata anodyna et paregorica. Divinum imprimis opium ,^quum in morbis patrise nerveis ad fanatJonem fiepiffime faciat, in periti medici manubus, tutelaris inftar genii, eegri anxietates et dolores palliat, fedat et lceperadicitus tollit. Prognoftica , quas profert, certiilima fint. - Sileat dubia Medicus; -- pauca itaque eaque non nifi conditionaliter, ut ajunt, proponat. c. jEgri appetitibus , fi ullo modo Seri poteft, calculum fuu;n adjiciat Medi- Cc 5 cus  41® JANUS PETER3EN MICHELL cus: — eosdem numquam plane rejiciat; — verum a tempore in tempus, iï noxia fint, qua appetunt, deducat. « Blanda fpe et defiderio fic mulcet. regmm, quf, ut qua? appetit, brevi acquirat, ipfe iuas fanitatis de die in dicm fit fludiofior. d. Infpiret Medicus agro appetitum ad ea , qua fanitatem fuam reftituere, mentemque exhilarare queunt. — Motus corporis , _ ambulationis , equitationis , navigationis, amoeni confortii, colloquii, librorum, ad Jsetitiam fpirantium, amicorum denique lufuum, etrerum, in amcenitatem rapientium, extollat quotidiejucunditatem: ut aegrum curiofum reddat , et mentemab objeéto , quo delija eogitat, detrahat, ut credulum in adnuïationem, loetitiam, fpem et alia falutaria animi pathemata rapiat. e. Oiiibus agrifiduciam non negant, medtcamina extollat , et fanitati proflcua admodum, (nifi contraindicat morbi natura) prredicet. — Imo et non proficua, fi modo non noceant, applicet. —Doctum virum, morbo nerveo laborantem, frigidis balneis et Peruviano cortice curavi, qui adeo vehementer expetebat venae fectionem, ut nulli prorius ratiocimo obfequiofo, parcam fanguinis quan- tita-  de Morbis Netvofis Batavorum. 411 titatem detrahi invims jubere, cogerer (ne ;forte magnam crupris copiam fibi ipfi detrahi curaret); vix fecca vena, neque ' uncia quidem languinis detraéta, aperturam venee claudi, jubebam. —— En anxietas, dolor, fpasmi ad prascordia, et qua? alialibi infeïlantia fingebat fympto1 mata , levabantur et aeger memoratis rei mediis reftituebatur. — Quanta eft imagi: nationis efficacia! f. Mufica faepe egregios , nuJlisque 1 medicaminibus efHciendos, fortitur eifec- itus. Doceant obfervationes , qui- I bus dulci chordarum harmonico fono in■ veterati et. inmedicabiles fere nervei : morbi fanati leguntur. Optimum eft 1 dolorum lenimen., hinc morbi dolorofi 1 et fpasmodici per Mufices efficaciam fbei pe fanati funt, ut obfervationes Cüslu . Aureliani (q), A. Gelui (V), Theo: phrasti (Y), Meaoii (7),Cotunnii 00» Kaauwh (O, Halleri (V)» J. Pro- DEI (q) De morb. chronicis lib. 5. tap. ï. (r) Notï. attic lib. 4. c. 13. (jÓ In operib. alibi, (tj De yenens. (u) De ifchiad. nerv. §. 41. (vj Imp. fac. §. 412. 00 El. phyf. ttm. 5. p. 35.  412 JANUS PETERSEN MICHELL bei (V), L0RRIl(jJ), ünzeri (s) & P, Swietenu Qa) aperte docent. g. Electncitas horum etiim intrat catalogum: licet eiaim ejusdem Ipecincarn vim in quibusdam fpasmodicis et dolorofis morbis lubenter adnofcamus, noftra tarnen fententia, in mentem multum va- let- Sive enim a foJa ipe, qua ae- gros demulcet, five a terrore, quemabejusdem applicatione experiuntur plerique, five ab imaginatione effeéhis, quos in mentem prsftat, deducas, five quod melius, omnidiclo modo fiepe agere hoe remedium credas, certum eft, mentem inde adfici: -hinc et ad hanc indicationem adimplendam, fi prudenter adhibeatur, multum prceftat. Probatur hoe adfertum ex diligenti obfervationum contemplatione, mn'ltae enim inter eas exftant, ubi eleófcricum ignem per corpus mentem adfecifte et fanationem tali modo attulifië, clare patet (b). h. Mesmeri huc etiam referimusMagnetismum: - hic enim licet Ipecifica vi morbos (x) Mifc. Cap 31. OÓ De melanch. Tom. J ». 07e (z) Den Artz. d. UI ft. //. Cd) De Muficei in Med. tnfl. atque utilitatt. L. B, J773- Cf. doft. van Engelen geneesk. Kabin. Tom. 2.P. 2. p. 169. 0) Conf. cl. Deiman waarnemingen svtr de E- letrri-  de Morbis Nervofis Batavorum. 413 bos fanafle, antea conftkerit, in multis cafibus, ad aegri fpem alendam , praecavendam defperationem , et imaginatio- ncm fallendam optime conducit. 1 Conveniunt etiam in hunc fcopum, amu! leta , fympathetici pulveres , artificia 1 quaedam, magica vocant, quae, etfl per lê 1 nullam vim habeant, mentem faepe in ; aegri falutem ita affidunt , ut morbus fa- inetur. Ultimum tarnen remedii ge- mus fuperftitiofos et fanaticos homines ireddit, hinc cautiffimus ejusdem et non miii, quum folam in his fiduciam colloicaverit seger, inftituendus ufus. /. Amor etiam hic fummas laudes ! meretur. f fic enim, fi juftos intra I limites contdnetür, multum in mentem iet corpus valet. — Exhilaratur mens, jfpem blandam alit continuo et defiderio, amato objeéto potiundi, ftagrat, hinc energeia nervofa reftituïtur, fecretiones e: 1 excretiones juxta naturae normam fiunt : digeftio, concoétio, nutritio, felicius progreditur, brevi reftituitur inde cum laeti: §a fanitas. — Haec de morali amore veriffiroa efle, docet amplilf. Tulpii obfer- va- PEtrieittit. ünderwood in phil. trans. vol. LXIX. pari. i.Art.x Henlt. Md. vol. LXVlll. p. i» art. 5. Recueil des divers fcavans fur V eketrmtt «w« r-inalt et:m  414 janus petersen michell vatio, (Y) juvenis nempe , qui, quum objeélo , cujus amore ilagrabat , potiri defperaret, catalepticus, fimul ac ipe potiundi illa virgine mulcebatur, in laniratem fuit reftitutus. — Et haec etiam de Phyfico amore , venere .nempe , valere, docent obfervationes (d). k. Ira et terror non minus heroica funt quorumdam morborum nerveorum medicamina, licet enim ira haemorrhagias (O» apoplexiamCƒ), animi deliquium (g) aliaque mala (A) producat, Hippocrates tarnen ejus vim medicatriccm in quibusdam morbis nerveis jam novit (h*) confirmavit Aè'Tius (>') et docuere ob^ fervationes, quas .Peghlinus , Borrt- * CH1US, SCHENCKIUS , SvLVIUS et FlCKI- us dederunt Qk). -- Eaaem de terrore ve- riffi- (JC) Obf. lib. i ob. 22. (dj Vid. Michell. I. c S. II. c. §. (e) Vid.'Tissot. mal. dei gent du monde k. 23. des nerfs p 353. Tom, II P. /. Hichmordm' Disq. An.p. 172 Pechlinum l. 3. obs. 2j. p. 458 Borei,Löm cent. 2 obs. 56". Libavium de went cadav. (f) Vid. Tissot. I. c. p. 355. Buchan, domefï. med. p. 579 CO Tissot. I. c. Lorry Tom. I. p, 37. (A) Tissot. p. 3j8. Valkeüaar l. c. Gaubius ferm. acad. dr. (h*) Epidem. U 2. ƒ 4. CO Tetr. 1 Serm. 4. c. 31. (k) Vid. Tissot. des nerfs etc. i. c. p. 160 — 371. J v  de Morbis Nervofis Batavorum. 415 riffima funt; — licet enim omne malorum genus et ipikm mortem inde orta videas, fi obfervationes Halleri , Wepferi , KirkpatrikJunckeri, Sennterti, Swie- tenii , DE la MoTTE , LoRRII , ZlMi mermanni, stahlii, HjENII, VaTERI, i Boerhavu , Plateri aliorumque, quos . citarunt Gaubius, Valkewaar, Heemsikepk, et Tissotus(T), perlegas: —conI flat tarnen fimul ex obfervationibus PaIRffil (w), Trallesi (0), Tulpu Cp), IDlEMERBROÉCKIl LlEUTAUDll (V), 1 Verdries (Y), Mklli(7)» Mentzii(«), 1 eundem in mul tis morbis Medicinam at1 tuliffe. Hxc itaque prudenti manu regat Metdicus animi pathemata ; Philofophiam ihanc moralem excolat, ut htec inftnii mentum evadat, quo miferi morbisque iserveis defatigati, tegri fanitatem fuam re» cu- CO Vid. ferm. aead. I. c. diff. cit. & Ti*ot. f. te. p. 494. et feqq. (m) Eph. N. C. dcc. 2. a. 6. p. 570. (n) De u/U opii. (0) Midetif. T> III. p. «178. (p) Objerv. lik. ï. c. 41. (q) Obs. med. (r) Medical Mitfceum. T. II p. 17S (s) JEquilibr. ment. et corp. (t) Ds vi vitali. (u) De animi comm. Lipf. a 1700. Cf. TlJIOT* y. f. p. 412.  4l6 JANUS PETERSEN MIÜHELt, cuperant. — Operam navet, ut qux generalia propofuimus , ad fingulares morborum nerveorum fpecies app licet , & qusecumque ab auétoribus circa morbos nerveos diligenti obfervatione collecla et litteris mandata funt, prudenter confideret; neque omnia ad id genus morborum nervolorum transferat, quod in Noftra Patria, tum a naturalibus cauflis, tum a vitae genere dependens, toto ccelo ab iis differt, qui in Italia , et Gallia aliisque auilraiibus Europas regionibus obfervantur. ^Diftinguendum itaque Medico inter Noftrse. Patria? et dilïitarum Uegionum morbos nerveos , et in praxi feiicimme progredietur : eoründem morberum prophylaxin faciliorem , quam therapians obfervabit, ficque in cauflarum etiam correétione multo cum fruclu opitulabitur. Et htec erant, qua? de hac materie communicanda habebam: - amifpasmodicorum, et anodynorum cataiogum hiitoricum addidiffem, nifi Muhraei O), Spielmanni (»,Geoffroy (xj), Whvt- tii (v) Aptarai. mditam. tum Jimplt etc GoiU I77« 00 Mater. wedic.Arg. 1774. (x) Materie Medica.  de Morbis 'Nervofis Batavorum. 41 f 'Til (jy) < Tissoti (V) aliorurnque (0) la-* bores otium mihi feciflent; nifi concinna tantum enarratio de eaüffis , natura , et therapia morborum nerveorum Patrioe ellen ab Uiuftri Societate requifita 5^ — nifl 1 tandem plagiatorem agere dedecuiflet. Laboribus itaque finem inponamus * 1 et vela coutrahamus , blanda fpe freti, ut» i nifi lauream praemium reportemus , in i nondum fatis elaborato hoe themate, plus i lucis fimus adquiiiturh BIS- (y) L. cit. \i) L- c T. 11 P. 1L (a) Conf. Cl- Gaubius in adviffar. Lambergen 1 diff- cit. Crantzius, BergiusM. M. Stokh.a. 1717» 'Trallks^ Opis, Young tf the Opium. Hart. d$ ifiorilms zinci. Rutty, de mat. medic. I. e* Chaqtie evenement, Uê a celui, qui le fprecede, et a celui, qui le [uit, tl' eft qU* ! un des anneaux de la chaine, qui forme V 1 »rdre & la conftitution des chufiett  4i 8 DiJJirtaticnis Elenchus Analyticus. JZXS8JEM.TJITX O WXS ELENCHUS ANALYTICUS. Jntegrumthema quinquecapitibus difpescimus, quorum ,. lmn. agit de natura et indole morborum nerveorum, ubi J. Veterum proponuntur fententiae p. i9$ ». Neotericorum examinantur. p. J07 3. Vera horum morborum proponitur indoles. 4- & Obfervationibus ftabilitur. p. 198 5. Diftinguumur dein in primarios & fccundarios -— p aoi é. Definiuntur et obièrvationibus uheri- us eiucidantur. —. p. 302 II"*. De cauflïs augmenti eoründem et ad ea indaganda . , . p# 2o6 l. Vitae genus Batavorum, ab jevis, cum noftro comparatur.j — p. ao/ *. Cauifaj difpefcunrur in naturales et qua; ex vitaa genere oriuntur. p. 213 A. Naturales inter referuntur e. Aër. . • \. —# p. 222 *>. Ceiebritas urbium, p. £33 *. Artes et fcientias p. 2a4 4. Mor*  BijfertathnhXEUnchus Analyticus. 41^ d. Morbi quidam. - - p. 228 *. Medicina a quibuscuuique tradata j Medicorum numerus. ——. p. 22j> ƒ. Perverfa fanitatem confervandi et a- miiftm reftiruendi methodus. p. 230 g. Violema remedia. — p. 231 h. Educatio infantum. - - p. 233 i. Corprmimcontlitutio. *—> p. 238 k. Mentis agilitas —— p. 240 B. Quse ex vhaj genere, funt a. Luxus. - - — - p. 241 b. Noxse ex cibo et potu. • — p. 242 c. Vita defes, otiola et voluptuofa. p. 247 d. These , Caffeaï , eic. abufus. p. 248 e. Sanitatis nimium ftudium. p. 250 ƒ. Vestes. - - p. 257 g. Animi pathemata. . p. 262. h. Vigiliaefrequentiorer. p. 263 b. Religionis fenaticus cultiu. p. 264 i. Venus maturior , onanismus etc, p. 265 k. Tabaci abufus. -~— p. 267 /. Lafciva conlbrtia, libri etc. p. 269 rw. Congregationes celebres in aèïephlog.p. 270 n. Siflguiare.quoddam vitas genus, etc. p. uji III"'". Diagntsftica continet, ubi A. De cauffa proxima morborum nerveolum noftra patri» agitur, p. 272 Pd % B. Di*'  '4So DiJJertaiionis Eknchus Analytieutl B. Diagnofis elucefcit a. Ex delicata corporum conflitutione. p. 278 b. Ex fexu, tetate, temperamento etc, p. 284 c. Ex morborum decurfu. p. agg d. Sanatione. — - — p, t e. Metaftafibus nerveis. - p> /. Proteiformi natura. —— p. 202 £. Iuvantibus et nocentibus. D A. ^grimajorifenfibilitate. p. 293 #. Morbi fymptomatibus, et quidem p. „ 1. Ex qualitatibus fenfibilibus aliena- «. Cutis colore. ■ p 0. ariditata. — p. 294 7. Turgore vitali. ~—- p. ». Actionibus kefis, et in fpecie Ex fenütionibus moleftis, quo refer - - - p. 295 * Senfus anomaiiam. p ** Dolorem. . p. 300 **** Pruritum. — p , ***** Anxietatetn. p, 002 ****** Peripheria; corporis tenc- ritudinem. ——. p „ •*♦♦*** Tadus fluporem. p. . .*!*****.! Senfationis «frorem. p. 303 0. Ex<  Difertatsonss Eknchus Analyticus. 4Ü! $ Exercitationibus fenfuum ixfii, et quidem. ■■■■ p. 303 * Ex gultu anomalo. p »♦ Olfactu - p. *** Auditu. - - p. 304 **** Vifu p. ***** Vertigine. p< 305 ***♦♦* üelirio. p. 3°* y. Ex fymptomatibus facultatu rnotricis. — " : •' «* p. * Spasmo. - -* p. • Paralyil. - - P- 308 f. Somni affectionibus: et quidem ix. ty\c p. 3°9 * hyevicn&i —" p. ■ ** Immodica dormitione. p.—— *** Mixtis ex his fymptomatibus. j>. 310 f. Symptomacibus motuum vi- talium, ■ p.—— * Refpirationis. p.-— ** Cordis palpitatione. p. 316" *** Pulfuum varietate. p. 317 *♦** Animi deliquiis etc. p 318 Symptomatibus actionum nam- ralium. p. 319 * Fame aucta. —^ p.-~—. *• Mictionis vitiii. p. 320 Dd 3 !ï Vi*  4« Difertatioftis Eknchus Analyticus. *** Vitiis cutanesa excretio- nis. p< m *i. Symptomatibus functionum fe- xus • Virilis. . , r m Foaminiiü. _ p>' 325 V. Diagnofhca ulterius quibuadarn Corollariis confirmantur 5 er gcneraliora prognoftica proponuntur. p n^ XV. Prophylactica rribus abfolvit indicati- onibus, quorum . _ p 9^ A. Corpora a teneris ad injurias ferendas disponit. M Educatione. , . l" A333 - p. 334 *. Frugalitate. » , _ fZ e. Corporis motu. - „ p. 535 d. Celsi prsecepti imiratione, n... 35. Cauffas removendas juber. p -„o a. Vita laboriola fuadenda. Z' _ i. Aëre puro. , _ ' e. Sobrietate, caftitate. , , p d. Animi tranquillitate. —p ^ e. Diaeta dunori, frugali. p_ ƒ. Veftium vitiis emendandis. p. 34Q C. Debiliora et fenfïliora robora-, cor- • Pora et coatra iajurias defendit, p . a. Par-  Dijfertatisnis Elmchus Analyticus* 423 a. Partium topicarum labem prsca- vendo. - - - p. 341 i. Syftematis nervei er fibrofi debïlita- tem corrigendo. ~ - p.~—— s. Omnes evacuationeslibïrasfervando. p. • 1. Suadetur hinc aër purus. p. 342 s. Alimenta euchyma. p. 343 3. Abftinentia a pharmacis. p. 344 4. Potentis», quce virus habent, evitandce. - - p. ' 5. Corporis motus inftituendus. p. 345 6. Mentis intentio nimia culpatur. p. ■ 7. Vigilice noxise deciarantur. p. 34^ 8. Ut et nimiaj excretiones. p. 9. Veftium emendantur vitia. p. 347 10. Suppedanea et foei removentur. p. 349 yum Caput Therapcutica complectitur et fex preponit indicationes, quarum p. 350 A. Excretiones et fecreuones rellituit, confervat, moderat: etc. — p. 351 e. Noxiam naturam evacuantium de- monftrat. —— ——- p. • i, Spasmum anomalce excretiomsetfecreeïonis in his morbis cauflam probat. > P- 35a $. kfluxum inordinatarum excretionum, perfpirationis inprimis, fluaris albi, Dd 4, men*  424 Pifertatioriis EUnchus Analyticus. men{lruDrum &c. in morbos nerve, os elücidat: et hinc — p> ^ J. Suppre0amperfpiiationemrefiituit.p. 35s a. Nimiam perfpirationem moderat, p. . 3. Diurefin deficientem pxpmoveL p. 354 1 4. Nimiam moderat. ~ «. p 5. Alvum haturalem reddit. p. 6. Seminis excreiiom' profpicit, p. «5$ 7. Menitruorum. T, p > S. Fluoris albi — ,. p- 257 j 9. inmature fuppreffi, ut & p. "1^. so. Lochiorum habet ratiorïem. p. xi. Praternattirales excretiones et e- vacuatioaes confiderar, p 35g, B. Indicatio fecunda abfolvitur o. Primarum viarum purgatione, p, 3^ t. Et earundem roboris reftitutione. p. 3Si C. Jndicario tertia affetfam partem cu- rat. . , p. 303 «. Et primo de capite. ^_ p. 364 b. De ventriculo. _ p' °. De vifceribushypochondriacis, p. g6g d. Paxtibus generationi dicatis et tandem . . . „ , «. de casreris differift, . p> ,.ga p. Senfiiitatem morhofam minnit, fi. * bram et nervuia roborat quaru.' p. 3g3, a. Cau«-  Differtationis EUnchus Andlytkus\ 4*5 0. Cauflas ejusdem prodaclrices tol- lit. P- 385 h. Corpus ad injurias confuescendo. p. —■ f. Aqua fngida. —— p. 384 d. Veftibus, — — p» — t. Vino. — — P 3&5 ƒ. Lafte. — — p. — g Motu corporis. p. 386 b. Animi quiete. p. 387 1. Moderata venere. p. 388 k. Remediis. p. — E. Quinta indicatio abfolvitur p. 396 a. Symptomatibus & - p. — b. effeétibus profpiciendo. - p. — E. Sexta Mentis tranquillitstem promovet, et animi pathemata in falutem aegri regit, hinc p. 403 e. Salutarem demonftrat mentis tran» quillitatem. — - p. 4C4 b. Pathemata tridia, deprimentia culpat. p. 405 c. falutaria, excitantia, probat. p. ao6 d. Inftrumenta, quibus £egri ad hunc fcopum difponuntur, proponit. p. 408 x. Huc refertur Medici cnra. p. — a. Cura Jegri erga fe ipturn. p. 409 3. Appetitus aegris indulgendi p. ■—. 4. et dirigendi in falutarem icopum* p. 4I0 Dd 5 5. Me-  ga6 Difertationis EUnchus Analyticus. 5. Medicamiaa iis accepta, extol- Ienda. - _ _ p. 410 o. Mufica Iaudatur. p# 4II 7- Eletfricitas. p> 4,a 8. Magnetifmus. p> 5- Amor. p' 4I3 10. Ira et terrorin quifausdarn cafi- bus extolluntur. n A1. p. 414  & JL T TT TT JU' E N VERHANDELING over de OORZAKEN, eik AART, in di GENEZING dek ZENUWZIEKTEN, vniat, men irï D£ vueikigde NEDERLANDEN wüKNïtMr: 2ijnde een ANTWOORD op de VRAAG, voorgeiteld door HET PROVINCIAAL GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN Te UTRECHT: Welke zijn de Natuurlijke, of uit de levenswijzt tontjlane oorvvun van de zo aanmerkelijke vermeerde. i rin) De coltuy., Jtrofa £f ft objirv, ■ (c) In zijnen brief aan G. Cole aV variol. (f pasJ. w Jl erica, (d) De morbis nervorum, een werk doorDr. van Eiu« uitgegeven. M8 Bjfe werken F//. 2Ig ea elders Cf/sur r ettucation. (g) Sur les aff&lons vs}cureuses des dtux Jexis {ft. {hj De morbii tuclanchelicis.  êver de Zenuwziekten der Nederlanderen 431 hof? (O» Smitt (j*)9 Hill en boven al« len, Whijtt en Bikker behoort te tellen, hebben dit aangemerkt. Daarenboven hebben verfcheidene Geneeskundigen, niet zonder vrucht, bijzonderlijk hun werk 'gemaakt, om de oorzaken der vermenigvuldiging dezer ziekten na te fporen, waar onder wij den uitmuntenden Cheijne (m), den beroemden Tissot («)» en onze landsgenoten, de Heeren van den Bosch («) en Bikker {p)t vermenen te moeten plaatfen. Dan deze bron is nog niet uitgeput. Getuige zy de dagelij klè ondervinding. —- De oorzaken immers zijn nog niet genoeg opgefpoorr, en (»') De morbis animi ex, cere'jri meiull* infirmt tenore. (i*) Upon the nerves. Ltni. 1768. (k) the cenflruiïion of the nerves tmd the caufes of ner„ wus diforders. Loni. 1758. (/) Over de Zenuv/siekten. (m) English Malady. vergelijk bier mede Stokke twijnende ziekten der Nederlanden. (») In zijn uitmuntend werk, des nerfs et de leurs mahdies, waar Tan, het geen jammer is, tot noch toe iflegts twee deicn in het ücht zijn. (0) Over di ziekten van ons land, in het XVIIIde deel ier Hollandfche msatfehappije. C?) Agter het aangehaalde werk van Whijtt doof lijn E.d. uitgegeven.  432 JAN F-ETEK. SEN MICHELL en de kentekenen dezer kwalen zijn rog duifter; -— Wij misfen dus eene veilige geneeswijze, want hoe kan Jeen Geneesheer, die den Kwakzalver niet uithangt, middelen voorfchrijven tegen een ziekte, wier aart hem niet ten vollen bekend i«? — Geen wonder dierhalven, dat dit aanzienlijk Genootfchap een nader onderzoek dezer ziekten noodzakelijk geoordeeit, en daar toe alle Geneeskundigen in 't openbaar uitgenoodigt heeft. Daar wij dus van het nut, het welk wij ons van een zodanig onderzoek beloofden, zeker overtuigd waren , zo heeft het ons aangeipoord, om onze waarneemingen, van het doorbladeren der befte Schrijvers, van eene nauwkeurige beichouwing der natuurlijke hiftorie onzes Vaderlands, en der levenswijze onzer landgenoten, en eindelijk van bet waarnemen der ziekten zelve aan het ziekbed , oorfpronkelijk, aan het Genootfchap medetedelen, in vertrouwen, dat wijeenig licht aan het duiftere in deze ziekten zullen bijzetten; fchoon met eene gelijke overtuiging, dat de zaak hier door geenzins voldongen is. —. Wij hopen in tegendeel, dat een doordringender verftand in het verklaren der oorzaken, keutekenen en geneeswijze der meergemelde ziekten gelukkiger flagen moge 1 — Dan, daar het nauw- lijkc  Over de Zenuwziekten der Nedèrldnderen 43 $ Jijks één Geneeskundigen voegt, zyne hulp te onttrekken in dit onderzoek, zo zullen wij onze krachten beproeven, en onderzoeken, f. Wetée ziekten men door zenuwziekten ver« (hun moet? II. Welke de natuurlijke of uit. de levenswijze ontftane oorzaken zijn, welke; de Zenuwziekten in ons land zo aanmerkelijk vermeerderd hebben? IJL Welke hare kentekenen zijn? IV. En welke de befte wijze is, om dezelve te voorkomen, en V. Eindelijk te genezen. —— HET EERSTE HOOFDSTUK. ; |[ Over den aart en onderscheiding der Ze. tiuwziekten. "^^/"anneer men nauwkeurig de aantekenin» ; gen van de meefte Schrijvers over den aart en on1 derfcheiding der Zenuwziekten nagaat, zo zal men dra ontdekken, dat zij zich meeft alle baar- ' blijkelijk vergift hebben. Galeis meen- 1 *. ritus Refter, gas, Jrcbaus enz. veranderd, en bi derzelver onregelmatige beweging de oorzaak van de Zenuwziekten gezocht. Willis, en na hem, de grote Sijdenham, be« fchuldigde de ongeregelde loop der geeflen, als da bron der Zenuwkwalen, en dit gevoelen hebben vele Schrijvers naderhand omhelfl. , Immers Waren er die de Zenuwen befchouwden als holle buizen, welke een vocht, dat tot beweging en gevoel diende, voeren moeiten. — Deze bouw. den hun leerftelfel over de Zenuwziekten op die onderfteliing, en leiden dezelve alle van defcherp. te, van de te groote of te kleine hoeveelheid , van de te fterke te flauwe of ongeregelde beweging van dit vocht af. — Andere daarentegen verzekerden dat de Zenuwen koorden waren, zonder enige holigheid, en dat d& re grote {lapheid of gëfpannenheid derzelven de algemene oorzaak van meergemelde ziekten uitmaakte. Ja men is, in onze tijd, zo ver gekomen, met deze befchouwingen over het maakfel der Zenuwen, dat men uit waarnemingen , met het microscoop gemaakt, befloten heeft, dat de Ze- ouwen  Over de Zenuwziekte der Nederlanderen 435- nuwen uk op elkander geftapelds bolletjes belton* den, en dat derzelver werking, in de beweging dier boil-tjes, gelegen was, en dat de Zenuwziekten van de onregelmatige beweging van dezelve alleen afhingen (q). Dan daar de denkbeelden, welke geen beftaan hebben, dan in de hersfenen van den gene, die dezelve verzint, door den tijd, aan de vergetelheid (q) In ïtalien heeft men zich voornamelijk op dit ftuk toegelegd. ■ . De Heer Massimi, Experiente anato. milie intorno di nervi, vcifelt Uns, dat de Zenuwen uit een wonderbaar celachtich wceffel gewrecht zijn. De Heer Mo werktutgehjk geftel der beweging en des gevoel» te CO Immers is het eene aJgemeene waarneming, dat de gju, wc.e tc fter* gepnkkeld worden, in ted rhc d beweeg ukheid en §e,oeJighcid toenemen en dat dejen „ et zeldzaam ontaarden en fcherp .orden; _ Efl difr'nt men voornamelijk in het fc hoJd  Over de Zenuwziekte der Nederlander en 44.1 té gelijk in de volmaakfte ftaat van gezondheid zijn kan. De verdeeling dus, der Zenuwziekten, welke Tissot (ƒ) zehs aangenomen heeft, in eigenlijke en oneigenlijke, fteunt op goede gronden en is van een groot nut. — De eerftgemelde leiden wij van de ziekelijke ongefteldheid des lemensvensbeginzels, de andere van eene feherpe prikkelende ftoö'e af. Onze befchouwingen moeten dus, voornamelijk op deze plaats, over de eigenlijke Zenuwziekten gaan; dit leert ons de reden en de onderviiding bekrachtigd hetzelve. Immers is deze te grote beweeglijkheid en gevoeligheid der vafte deleu de ware oorzaak der vermeerdering van de Zenuwziekten. — Deze maakt, dat de prikkelbaare fpiervezel, en de gevoelige Zenuw zelfs van natuurlijke oorzaken, te hevig worden aangedaan , en tot onregelmatige bewegingen , en pijnlijke gevoelsaandoeningen genoopt. Hetlaaftgemelde foort van Zenuwziekten word dan als het ware in het onderzoek van het eerfte foort begrepen, daar het zeker is, dat alle prikkelingen» zelfs die natuurlijk zijn, met opzigt tot de te gro- (t) Opdt aimgeh-plaats D, I p. 243, 344» 24SEe s  442 Ij AN PETERSEN MlCHiLL grote beweeglijkheid en gevoeligheid der vezelen, als tegennatuurlijke prikkelingen, in zo verre zij namelijk tegennatuurlijke uitwerkielen voortbrengen, befchouwd moeten worden. De Zenuwziekten zijn dus, alle die onregeU matige bewegingen en gevoehaandoeningen, welke van de ongefteldheid van het levensbeginzel, en wel van deszelfs te hevige cf te flauwe gefchiktheid tot beweeging en gevoel afhangen, en van het eene deel tot bet andere, door de wonderbare famenwerkmg en f amen gevoel, het welfde deelen onder eikanderen gemeen hebben, overgaan. Alle onregelmatige beweging zo wel van den (pier als zenuwvezel moet hier dus in aaumerking komen, zo men flegts in het oog houd I. Dat er geen zenuwziekte beftaan kan, zonder dat er onregelmatige bewegingen en gevoehaandoeningen uit vecrijpt uilen. De ziekten zelve, welke uit eene te min beweeglijke en w mingevoelige vezel haareoorfpronk hebben, ver. klaren deze ftelling. In deze immers zijn de ophopingen der vod> ten een gemeenzaam toeval; (het zij men dezelve van de verbrokene evenredigneid der delen, of van de meerdere beweeglijkheid en gevoeligheid welke het eene deel boven het andere heeft, dat minder tot beweging en gevoel gefchikt is, wil  Over Je Zenuwziekte der Nederlander en 443 \vil afleiden) en de oorzaak van deze oahopingen ( die meeftal in de onregelmatige beweging der vafte delen, te vinden is) maakt verwarring in de aandoeningen van het gevoel. ■ Er is immers altijd in het menichehjk lighaam, (hoe flap l en ongevoelig de vezelen ook zijn mogen) een ideel, het welk meer dan de andere aangedaan lword: het moge dan met betrekking tot 1 de overige delen , meer of mm prikkelbaar zijn. II. Dat de Zenuwziekten van de onregelmatiI ge werking van het levensbeginzel afhangen. ■ Deze onregelmatigheid is altijd, in de eigenlijke Zenuwziekten, aanwezig, en in de oneigenlijke zelfs, kan men deze onregelmatige werking van den fpier en zenuwvezel niet ontkennen, fchoon zij daar flegts met btfrekking tot de prikkelingen, | plaits heeft. UI. Dat de .eigerdijy Zenuwziekten van de te grote of te flauwe beweeglijkheid en gevoeligheid der vafte delen afhangen. —— De waarheid van dit leerftslzel word door de verdere befchouvving der. Zenuwziekten , in het helderft dagligt gefteld. immers zijn er in het lighaam altijd eenige deelen welke meer of min beweeglijkheid, meer of min gevoeligheid hebben, dan andere. Befchouwen wij flegrs de noedelkwaal. — De te groote beweeglijkheid en  444 JAN PETER.SEN MICHELL cn gevoeligheid der baarmoeder maakt onregelmatige bewegingen en gevoelsaandoeningen. - Zij ver' corzaakt dikwerf de ijsfelijkfte uitwerkfelen in het gehele lighaam, door het zamengevoel het welk zij met alle delen heeft; — dog de deelen welke de zwakfte zijn lijden het meelt. Hier van de pijnen, ophopingen der vochten, bloedlturlingen, ftuipachtige aandoeningen, en welk aantal toevallen meer, welke in deze in het hoofd, gene op de borft, en een andere weder in de buik vallen. IV. Dat deeze aandoeningen gemakkelijk van het eene deel naar het andere overgaan,, door de wondere famenwerking en het famengevoel, de welke de delen onder elkander gemeen hebben. — Immers dit word noodzakelijk tot het beflaan der Zenuwziekten veieifcht. De beweeglijke en gevoelige baarmoeder b. v. kan, het zij dan haare gefchiktheid of de pjikkehrg de oorzaak zij, onregelmatige bewegingen verwekken, ja zij kan de ziel door een tegennatuurlijke gevoelsaandoening kwellen, zonder dat deze aandoeningen, zo lang zij namelijk haare zetel in het beledigde deel alleen veftigen, en de overige delen van haare uitwerkfelen bevrijd blijven de naam van Zenuwziekten verdienen. ■ (Immers in deeze betrekking zoude buikpijn en het zijdewee ook Zenuwziekten zijn. )-Dan, worden de af- ge-  Over de Zenuwziekte der Neder lanteren 445 gelegene delen, welke door de wetten van het famengevoel met dit ingewand verbonden zijn, de borft b. v. of het hoofd, door deeze oorzaak aangedaan, zo.is er eene moederkwaal, eene waa- re Zenuwziekte aanwezig. Hoe duidelijker» hoe heviger nu de uitwerkfelen van deeze famenwerking , van dit famengevoel der delen, zich in eenig lichaams geitel opdoen, hoe fterker blijken men heeft van de beweeglijkheid der fpier, van de gevoeligheid der zeuuwvezel van een zodanig onderwerp : ■ en dit zullen wij met de naam van aanièenlijitheid beftempelen. • Terwijl de uitwerkfelen van het gemelde famengevoel als tekenen van een aandoenlijk gijl el verdienen befchouwd te worden : hoe flapper doch, hoe minder aandoenlijk het lighaam is, zo veel te minder lijden de overige delen, van het een of ander nabij ot verafgelegen beledigd deel.; Easfèo wij nu deeze onregelmatige werking van het levensbeginzel op alle werktuigen des lignaams, op alle levende vafte delen toe , zo fpruiten er duizenden van ziekten en ongemakken uit deze bron voort, welke naar de verfchillende famenvoeging der ongeregelde werkingen van het levensbeginzel, naar de verfchillende beweeglijkheid en gevoeligheid der werktuigen, naar haren verfchillendeo aait en werking, naar de verfchillen- de  446 jan peter'sen michell de geflrk'heid , gefchiktheid en beweging der grond beginzelen in de vafte delen noodzakelijk verfchillen moeten. Daarom zijn de aanleidende oorzaken der Zenuwziekten dikwerf zo zeer verfchillende ja tegenflrijdig. Daarom veroorzaakt de aan¬ doening, de ziek e van een enkel deel, in een lighaam dat er gelchikt t>e is, in een aandoenlijk geftel, Zenuwziekten; door ophopingen van vechten, ftuipachn^e fpanningen en tegennatuurlijke trillingen in de fpier en zenuwvezel te veroorzaken. Daar van die menigte van verfchillende ziek" ten van de bt lette ukwaasfemrng oorfprot kei j':, na dat d'.e doffe namelijk deze of gene delen in het lighaam aangrijpt, de werkingen van verfchillende werktuigen ongeregeld maakt, éh verfchil. ie'ndë uitwerkf len op deeze of gene vaile deelen, door het famengevoel voortbrengt Daar van moet men afleiden dat alle natuurlijke zo wel als door de ziekte veroorzaakte prikkelingen deze onregelmatige werking vsn net levensbeginzel veroorzaken en of eigenlijke of oneigenlijke Zenuw* ziekten voortbrengen kunnen. Dog eer wij verder met onze befchouwingen over den aart der ziekten, welke uit de ongere' gelde werking van het levensbeginzel voorfprui- een»  Over de Zenuwziekte der Nederlanderen 44^ ten, voortgaan, eer wij den waren en eigenlijken aart der Zenuwziekten van ons vaderland aantonen, zo moeten wij de oorzaken opfporen, welke de zenuwziekten zo aanmerkelijk vermeerderd hebben: Immers word door den aart en werking dier oorzaken ook de aart der zenuwziekten opgehelderd. HET TWEEDE HOOFDSTUK. Over de natuurlijke en uit de levenswijze oor' fpronkelijke oorzaken, welke de Zenuwziekten in ons vadertand zo aanmerkelijk vermeerderd hebben* "^^^anneer wij de veranderingen, welke ons Vaderland van tijd tot tijd te beurt gevallen zijn, aandachtig overwegen, zo wij de onftandvaftigheid en vergankelijkheid van de ondermaanfche dingen nafporen, zo wij de armoede in rijkdom, de werkzaamheid in luiheid , de matigheid in weelde, de onthouding in welluft, kortom het leven onzer voorouderen , dat tot het welzijn van ziel en lighaam gefchikt was, in het tegenwoordige, dat de zaden der ziekten zo flerk aankweekt, veranderd, vergelijken, zo komen de bron-  448 JAN PETERS EN MICHELL' bronnen, waaruit men de vermeerdering der Ze. nuwziekten gemakkelijk kan afleiden, als van zelve te voorfchijn. Schetzen wij dan met een flauw penceel, het land, dat de Batavieren bewoonden af, gaan wij haare.lighaams gefteldheid en levenwijze kortelijk na; zo zal het blijken, welke de natuurlijke en uit de levenswijze ontdane oorzaken zijn, die men, als bronnen der vermeerdering van de Ze. nuwziekten in ons land, in het oog houden moet. *_—- Het eiland, dat de Batavieren bewoonden, was, indien wij Tacitus over dit onderwerp raadplegen, tuslchen moerasfen en poelen f laaj gelegen, en als dnor het water overftroomd: de grond was dikwerf zo week, dat de voetltap- pen er in bleven flaan (u\ De inwoners waren groot, fterk en dapper, gehard tegen de ongemakken des weders geneerden 'zij zich van de jacht en oeffenden zich in den Wapenhandel. -— Dc mannen hadden °.en fluurich en wreedachtig uitzicht, blauwe oogen, en goudgele haken, eu daarom worden zij ook goudhairige Batavieren Verg. dc beroemde Wagenaar Vaderl. Hifforie I. D.bl. 546, J. A. Knoop, tegenw. Staat vm Friejland II. 8.  Over de Zenuivzi&hêns der Nederlanderen 445 ren van Silius Italicus (y~) en Martialis (ty) genaamd. Ds Romeinen zelfs vonden het hoofd van een Batavier zo fchoon $ dat zij het om de fraaijheid", op de handvatzeis van hunne lepels en mesfen lieten afbeelden, gelijk Salmasjus (x) aantekende ■ . . Zy wiren dapper en k-uifch; liefhebbers tan de matigheid en trouwden niet, Voor dat zy tot hunne mannelijke krachten gekomen waren: —. men rekende het eene fchdride, wanneer eene maagd, voor haar twintigfte jaar, trouwde. —< Zij waren vruchtbaar en teelden fherk krooft, dat zij aan geene Minne overgaven, neen, de Moeders zoogden zeiven haare kinderen. Zij hardden hunne lichamen tegensde uiterlijke ongemakken van het weder, en zij liepen, zelfs in de ftrengfte koude, naakt om. Wanneer zij tot de jaren van huwbaarheid kwamen , dekten zig de mannen, zo wel als de vrouwen, met een dierenhuid. ——- Zij waren kundig in de kuuft van zwemmen, cn daar oeffeaden zij zig ook (vj L. 111. w.606. (w) L. XIV, Epig;. if6. Verg: TAcrius, Juuus CM' sa», Fi.utarchuï, in het leven van Makius, en Bex# hey nat. Mliorie van Holland, D, III, bl. 439. 451, (x) De Ccvjarie. & Coma. Ff  '450 JAN PETERSËN MICHELL ook in. ■ Zij woonden in houte huisjes, met flroo bedekt, die op heuveltjes gebouwd waren . - ■ - Zij leefden van vruchten, van boter en kaas. Hun drank bereidden zij uit garft en koren, en bedienden zich van het vleefch, dat de jacht en het land, dat zij bewoonden, hun opgaven GO- Dan zo dra de Roomfch Catholijke Godsdienft hareu zetel in ons land veftigde; zo dra de haat der geeftelijken, en de geweldadige regering der vorften onder de Batavieren poft gevat hadden , ontzonk der Batavieren moed : zij wierden onderdrukt: ——— daar uit ontfproten weelde, welluft en vervloekte geldgierigheid (2). Dan matigheid en dengd waren zo geheel niet uit hunne harten gebannen, of zij munteden noch daar iö boven de meefte volken uit. Veele begonnen zich op wetenfchappen en kunften toe te leggemde meeften echter ceffenden landbouw,huishoudkunde en koophandel; en daarin maakten de Batavieren geen geringe vorderingen; getuigen zijn GO Verg. de aargeh. Schryvers en vooral-WageIaail op de aangek, plaats bl. 5 • 22. Berkhey l. c en den Heer van den Bosch in de aangek, verh' XFIII D. van de Hollandfche maatjehappy p. 13 57. (2) Berkhey l. c. bl. 544,  Over de Zenuwziektens dei Nederlander en 451 zijn de uitvindingen der druk en fchilderkunft, der vergrootglazen, en houtfnee-prenten. * En tvvijfleid iemand; dat hij zijne oogen vefdga op de pottebakkerskunft, op de haringen walvisvangft, op de zout-rafinaderyen, en dat alles te boven gaat, op de fcheepvaart en handel met bijra alle natiën én voiken. * Immers zyn tot dit alles in de tiende en elfde eeuw de eerfte grondSagen gelegd. Dan, daar men zich op deze kunften en wetenfehappen toeleide, won het zittend .leven en het affloven van den Geeft, bij onze natie meer veld. De lichamen verminderden infterk- te en kracht; —— de ziekten daartegen vermeerderden; en dit was genoeg, om hen zorgvuldig te maken, om hunne ligchamen tegen de koude en andere ongemakken des weders te wapenen; ■ en juilt daar door maakten zij zich vatbaar voor aandoeningen , waarmede hunne voorouders', als tegen uie uitwee ! g| uitzaken gewapend, nooit war$sigtëfes?eld geweeft Dan zelfs in dien ; \t Ba- taaffche matigheid S^l5 ^ü ver* wonderingswaar. 'X de manier van leven der gazanten, die f , i-M0' gendea tot de vredens j|)n.^^||p|èi;;f|||de FT 3 Spaan*  JAN PETER SEN MICHELL Spaanfchen wierden gecommitteerd (0): getuige de levenswijze van Jan de Witt , die zelfs den vreemdelingen in het oog liep (b). Vleefch en bier was hun gewoon voedzel, en die drank was bij hen zo algemeen, dat het misbruik, zelfs onder de Geleerden van dien tijd, niet ongemakkelijk uit de fchriften van Baudius en Lipsius, die er elkander over hekelden, optemaken }s. Wijn was, zelfs in die tijd, noch niet algemeen in gebruik. — Het is waar, zij dronken zomwijlen een goede roes aan Rhijnfchewijn. Dan dit gebeurde zeldzaam. Boven ' dien was ds wijn de zuiverfte, de befte, en niét met lood of andere metalen vergiftigd. Zij wierden om hunne voorzichtigheid en geduld zelfs van den vreemdeling, toen ter tijd geroemd; — hunne matigheid wierd als een voorbeeld van andere natiën afgefchetft; — zo dat zij zelfs den Engelfchen Ridder ïemple in zijne aanmerkingen over de vereenigde Provinciën Cc) niet ontflipt is. Danj 00 2ie Voltaire Esfaijjur l' Hifteire Generale Tom. IV. p. 248. Whytt en Bikker , op de aing.pl. bl. 4. 3o. Q>) Zie Voltaire op de aangeh. pl. T. V. p. 10S. Whyit en Bikke* bl. 457' (O Bl. 159, 160, I6r.  Over de Zenuwziektens d$r Nederlander en 452 Dan, waren die driewerf gelukkige Batavieren, toen, om hunne welvaart, en duurzame gezondheid , benijdens waardig; * hoe zeer zijn zij naderhand, wanneer zij door de weelde en pracht der uitlanders verleid, de mode van het Franfche hof, dat ten tijde van Lodewijk den XIVdcn tot den grootften trap van pracht en welluft ftijgerde, volgden, te beklagen geweeft, wanneer zij, zeg ik, die gemelde deugden, met hunne welvaart en gezondheid, ten grootften deele verloren. Dit is het tijdftip, waar van alle onheilen, alle ongelukken, kortom de heilloze vermeerdering van de meefte rampen en kwalen onzer landgenoten afgeleid moet worden. Immers fchoon wij den invloed der lucht, der ligging, en wateren van ons Vaderland, welke na dien tijd aanmerkelijke veranderingen ondergaan hebben, op alle ziektens, en voornaamlijk op de Zenuwziektens (V) van ons land, niet willen of kunnen ontkennen, (dat daar na breder in het onderzoek der oorzaken betoogd zal worden;) ■ zo is het te gelijk ze- (d) Men kan dit bij den Heer» van den Bosch in zijne aangeh. prijsyerh. op verfcheide plaatten, bredet betoogd vinden. Ff 3  45'4 JAN r'L I FASEN MICHELL zeker, dat wij den oorfpronk der vermeerdering van gemelde ziektens, meefial in de verandering van onze zeden en levenswijze, zoeken moeten. Doch, eer wij tot het onderzoek der oorzaken overgaan, zo is liet nodig, omtrent haare gewone verdeling, in voorbejchikkende en aanleidende, aantemerken, dat deze onderfcheiding, hoe zeer zij in het kren van het geneeskundige ftclfel van zeer groot nut is, als de leer van den aart en oorzaken der ziektens niet weinig ophelderende, hier nauwlijks re (lade komen kan, daar zij meer verwarring geven , dan licht verfpreiden zoude. * Immers kon men ze nauwlijks binnen |de vereifchte palen omfchrijven, indien men nagaat i. Dat dezelve oorzaken, iv elke iemand tot deze ziektens gefchikt ?naken,ook aanleidende zijnen dat de aanleidende zuedtr tot de voorbejchikkende beharen. - b. v. de gemoedsaandoeningen roakenhet lichaam gefchikt tot onregelmatige bewegingen, en brengen de gevoels-krachten in wanorde; — Zij veroorzaken daarenboven de ziektens zelve, die uit deze bronnen voortkomen; — en deze ftuipachtige en pijnelijke aandoeningen maken de lichamen wederom gefchikter, om in dezelfde ziektens te Storten, a. Dat  Over'de Zenuwziektens der Nederlanderen. 455 2. Dat bet getal der aanleidende oorzaken onnoemelijk is. De vochten immers zelve, die in ons ligchaam bereid worden; de natuur' Ujke prikkelingen.; om die van buiten aangebracht worden, niet aanteroeren, vermeerderen het aantal dier oorzaken, daar zij zelve in gevoelige en tedere ligchamen zenuwziektens veroorzaken. 3. Dat dezelfde oorzaken, dis onder'deze omftandigheden, de bewegings ■ en gevoelskrachten vermeerderen, onder andere, dezelfde vermogens verminderen , vernietigen. •— Geeft b. v. iemand, die moede en afgemat is, het heulfap, de ziel zo wel als het ligchaam word. als het ware, opgewekt; zij worden vlugger, levendiger. . Dan geef dezelfde hoeveelheid aan een gevoeligen lijder, die aan Zenuwziektens fukkslt, de beweging en het gevoel verminderd, de fhriptrekkingen en pijuelijke aandoeningen worden er door geftild. 4. Dat de zelfde oorzaken, ten opzichte van bet'verfchillende deel $ van het aanbrengen en de duurzaamheid der prikkeling , vermindering of vermeerdering van de bewegings en gevoels krach' ten te weeg brengen. Dus zal b. v. een knoeitgezwel ki de maag benanwheden en braken, ia de hersfenen daarentegen een ilüftand der vermogens voortbrengen. Ff 4 Schee-  45ó J^N PETEItSEN MICHELL Scherpe fcheikunrJige prikkelingen vernietigen de levenskracht, wanneer zij op blote zenuwen werken, ■ daar zij dit zelfde vermogen aanwakkeren, indien de zenuwen als in den natuurlijken (laat gedekt zijn, Be vergiften zelfs, fchoon zij eerft de vaste delen geweldig aandoen, brengen daar na ia dezelven eene meer of mindere vernietiging der bewegingen gevoelsvermogens voort: ., , , de natuur immers gewent zich allengskens, dezefcherpere prikkeling te verdragen. Laten wij ons dan te vreden houden met de verdeèling der oorzaken, zo als dezelve van deze aanzienlijke Maatfchappij is opgegeven , in natuurlijke namelijk en die uit de levenswijze ontftaan, in zo verre deze in ons Vaderland de vermeerdering der Zenuwzieker», door de onregelmatige werking van het levens begirzel algemeen voorttebrengen , veroorzaakt hebben. A. De natuurlijke oorzaken, der ZenuwZiektens verfchillen dan voornamelijk van die uit de levenswijze ontflaan, fchoon zij, zo wel als de laarften, ook onder de aanleidende behoren, dat zij van tijd tot tijd ingekropen, of in den aart der lichamen of in dê gefteldheid van ons Vaderland zelve, zodanig ingeworteld zijn, dat men ze nauwlijks verwijderen kan, www Merj zoude ze dus  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 4^7 dus 't gefchikft, de eerfle zaden dor Zenuwziektens noemen kunnen. ■—— En dan koomt het eerit in aanmerking L De Dampkringslucht. —- Deze vloeijftof, die alle fterveiingen omringr, werkt op verfchillende wijzen op de lichamen. De eigenlijke aart van dezelve is in onze dagen, door den arbeid van beroemde mannen, nader bekend geworden. Hunne waarnemingen leren onder anderen, dat 'ereene vuurllof in de lucht aanwezig zij; en dat dezelve in die vloeiftof in zekere hoeveelheid voor het menfchlijke lichaam vereifcht worde, tonen ons de voorbeelden van menfchen, die op hoge bergen eene moeijehrke ademhaling gekregen hebben. — Daar immers is de hoeveelheid dier yuurfloffe veel kleiner, dan in onze dampkringslucht? — Wij weeten ojk, dat deze vuuritof in "grote hoeveelheid in de lucht aanwezig zijn kan, zonder het dierlijK leven te fchaden, wanneer de lucht Hechts door de winden, ftormen, regens enz. in eene gedurige beweging, gehouden word: — dan dat dezelve fchi, delijkword, wanneer eene met vuurii: »ffe bezwaar gerde lucht ftilllaat: dat daar vua daan de uitwaasfemingen van modderpoelen en floten fchadelijk zijn; — dat de holen, waar in zodanige lucht bsfioten is, juifl hierom zo gevaarlijk zijn. Ef 5 via  458 JAN PETER.SEN MICHELL zodanige phlogiftique lucht heeft men flauwten* ftuipen en de dood zelve zien veroorzaakt worden! Daar het nu zeker is, dat men in onze dagen, veel meer bronnen heeft, die de lucht met phlogiflon bezwangeren; dat de oorzaken, die het flilftaander lucht te weeg brengen, en haare vrije beweging verhinderen, in getal vermeerderd zijn, zo kan men licht nagaan, dat pok de Ze- nuwziektens, op die plaatfen, daar eene zodanige lucht is, en daar het ftilftaan der lucht plaats heeft, meer algemeen zijn. , Zo ziet men b, v. in de Steden die meerdere algemeenheid der Zenuwziektens, — en daar juifl is de oorfpronk van" het phlogifton het fterkft. . . En net is in de Steden niet alleen, dat die vermeerdering van het phlogifton, en het ftijflaan der luchtplaats hebben; Immers is de gefteldheid van ons Vaderland binnen eenigen tijd aanmerkelijk veran- derd. . De loop der rivieren is verleid; , haare monden zijn hier en daar geflopt. en haare beddens verhoogt. . Dit maakt, dat het water zich zo gemakkelijk niet ontlaftèn kan, en daar van moet men weder de (menigvuldige* dijkbreuken afleiden (e). Daar door is het land zelve op vele plaatzen, door fterke watervloeden, van (O 2»ie den Hm van diu Bosch prytr. bl.  Over di Zenuwziektens der Nederlanderen 459 van een gefcheurd, het aantal der meiren en poelen vermeerderd, en de evenredigheid van het water tot het land, onbegrijpelijk toegenomen. De zee daarenboven geeft door het rijzen van het water en het verhogen der rivierbedden, meer moerige en veenachtige gronditotien op, en daar van ziet men weder de poelen en lukken vermeerderen , en hunne fchadelijke uitwerkfelen meer en meer ftand grijpen. — liet uitbaggeren der veengronden, en de droogmakerijen vermeerderd worden ook het aantal dier ftilftaande wateren. — Vandaar de lage landen, die niet zelden door dijken of bomen omringd zijn. ■ Hier door liaan haare uitwaasfemingen dikwerf ftil, en worden door de winden met verfpreid, daar zij egter om hunne zwavelachtige rottekruidsdamp, die zij van zich afgeven altijd fchadelijk zijn (ƒ). Het uitmalen der wateren daarenbooven heeft hier en daar weder land te voorfchijn gebracht. Kortom de lucht word door deze oorzaken met veel vuurftoffen bezwangerd. — De dampen klim- men (/) ZieVoGiLCfem. infi. $. 97- Macht Mem. de chy mie Tom. IV. p. 266. No. IV. Berkhey op de aangek, plaats I. D. bl. 503. ff. D. 2. li. p. 5^3- 550. S9S- ea aldaar de waarnemingen van den geleerden ten Haaff. v. d. Bosch aangeh, pl bl. 276. verg. de Hollands, maat* Jch. X, D. 2. fi. bl. 145 — 147»  460 JAN PETERSEN MICHELL men door de zon op, vervullen den dampkring, verduiftercn den glans der ftralen van dit hemelfch lichaam, ten minften in de Steden, fterk, ea beroven de inwonerea van zijnen heilzamen invloed (g). Deze dampen worden ook in de Steden gevoerd, opgehouden, en wanneer de wind daar geene vrije doortocht heeft, op de eene of andere plaats opgehoopt. - De rottende wateren daarenboven geven in de Steden hare uitwaasfemingen,en deeze ondergaan ook dikwerf ftilftand, en worden dus fcha- delijk. Daar men in volkrijke Steden deze oorzaken, > door de grotere vuiligheid der wateren, — door de dampen en uitwaasfemingen zo wel van het bereiden van het voedzel, als van de levende dieren ; kunften als handwerken en fabricquen , daar de rotting, het vuur, de weking, overhaling, fmelting, koking, brading enz. te ftade komen, oorfprönkelijk — door het aantal doden, dat aldaar begraven word, door de vuiligheid, die meeft in het water en op de ftraat geworpen word, vermeerderd ziet. De plantgewasfchen zelve geven dikwerf fcha- de- Cg-) Zie Miad de hnp.'folis £? huw». Hofman» en RAMjizziJtus bijlv.o. Soïsh 0£ de anngeh. pl.bl. 64.  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen 461 delijke uitwaasfemingen. —-— Immers dit word ons door de waarnemingen van de Heeren Berk- hey (/?), PRINGLE (*'), van den bosch (k), de Man (/), Hales (ra), Keil («), en onder de nieuwe luchtonderzoekers door die der Heeren Priestley (0) en Inoeniioutz (ƒ>), die de uitwaasfeming der vuurfloffe zelfs in de wortels, bloemen, en vrucnten beweezen heeft, beveiligd. De bladen zelfs, wanneer zij afvallen, en in het water op een vochtige grond ratten, vermeerderen deze bronnen van het phlogifton (_q). Immers doen de bomen in dit opzicht in de Steden, daar zij in zwaarte zo wel als in aantal aanmerkelijk vermeerderd zijn, meer kwaad, dan zij goed doen, door de lucht met hare bladeren te (h) Op de aang. pi. D. I. bi, 319. O') Legerziekttn in de inleiding. (fc) Op de aangch. pl. bl. 269. (ï)-Verh. van eene kwaadaart ige rotkoorts, bl. 58 in de met. (ih) Statiqve des vegetaux. Bij van ben Bosch op de aang. pl. (0) On differents kinds »f air. (p) Zie: de verh. van den Gel. van Marum over de lucht in Teylers twede Genootfchap. D. I. (q) Zie van den Bosch, op de aang. pl.bl. 273. £? den aldaar [aangek. Ramazzinus in zyne werken, bl. 364. 3$5«  -4^2 jan pet er.sen michell te zuiveren, temeer daar zij hetftilftaan der lacht bevorderen. . Daar door zijn de Haarlem. mers, volgens de waarneming van Berkhey (r), minder fterk, en van een bleker en geler couleur. —— De aanwas der landbouw behoord mede tot dit vak: * hoe meer immers de ploeg door het land gedreven word , hoe meer fchadelijke dampen zich uit de roering der grond ontwikkelen (j). Hoe meer dan deze oorzaken in getal famenlopen; hoe meer huizen en hoe hooger zij in de Steden gebouwd zijn; hoe nauwer de liraten zijn, hoe gevreesder derzelver ui&werkfelen, en hoe menigvuldiger de oorzaken tot het ftilftaan der lucht zijn zullen, De ftilftand van een diergelijke bezwangerde lucht is zekerlijk een vruchtbare bron voor ziektens. en wel van ziektens , die men uit hare toevallen befluiten mag zenuwziektens te zijn. —— De menfchen immers, die door eene zodanige lucht bevangen worden, leeft men, dat pijn in het hoofd, benaauwdheid, flauwtens gehad hebben, ja zelfs aan ftuipen geftorven zijn Is (r) III. D. bl. Tc.56. Verg. Richaïd over den dampkring Leiden 1782. (s) Zie van den Bosch. hl. 284. (f) Verg. Priestley , ■ Ingenhoutz — vak Marum op de aang. pl. ciiHaller anou adPhyf.tit. aëris.  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen 463 Is het dan wel te verwonderen, dat de huid, de longen, de ingewanden en andere werktuigen des merrfchelijken lichaams van een zodanige lucht aangedaan worden en ongemak lijden; dat de menfchen tot zenuwziektens gefchikter, en meer aan plaatfelijke ongemakken onderworpen worden: ja dat zij zelfs in gefchikte voor¬ werpen meermalen een oorzaak der zenuwziektens zij (**)? — Hier door immers worden de luchtverhevelingen, de ftormen en onweren, dc fchie- lij- (f*) [Immers, fchoon i'< tegcns iemand , wiens vcrdie-nrèeh in de Gcneeskunfl onfchatbaar zijn, op goede gronden heb trachten te verdedigen, dat eene dampkring met een behoorlijk gedeelte vuurfloffe bezwangerd , heilzaam was voor dc gezondheid; fchoon er veele bewijsredenen voor dit gevoelen zijn; fchoon ik zeer veel reden heb, om te ontkennen, dit eene lucht, die ecnigzins meer met die vwirffoffe vervuld is, de bron en oorfpronk der herffb.iekte.ns in ons land zij; - Zo zoude ik egter niet gaarne verdedigen . dit dezelfde dampkring voor alle menfchen, zo wel fterkc, fwakke, als zukkclcndc, altijd even heilzaam was. Daar is geene wijzing der lucht, die voor alle temperamenten , en ieder ziekte even gefchikt is. —— Immers dient genen eene droge, eenen ander weder eene zuivere, [dcphhgijiicqus] lucht: ■ -» het zoude dus belagcheiïjk zijn te ftellen, dat dezelfde lucht, fchoon voor het al-  JAN PETE&.SEN MICHELL lijke veranderingen des weders, en de verwisfehngen van warmte en koude menigvuldiger waarge» algemeen voordelig, aan enkele onderwerpen geen oorzaak tot ziektens geven kon. Dan, djar het uit de waarnemingen klaar blijkt, dat de menfchen in een dampkring, die met eene ma;ige hoe^ Veelheid vuurfloffe bezwangerd is, gezond leven; —— daar de flerf lijden geen blijk van de vergiftige kracht van eene diergelijke lucht , die men zo zeer gevrcefd heeft, tonen: ■ Ja, wat meer is, daar men door dezelfde proefnemingen, waarmede men het vergiftige van zodanig! eene lucht tracht optchelderen , derzelver foui'-gw | er.óc kracht bewijft, zo geloof ik zekor, en ik beveilig het openlijk, dat ik'zodanige bewijzen voor mi ne ftJjing'kan tc berde brengen, dat zij die geene wvlke door de tegenibevers van dit gevoelen, ja zelfs van mijn beroemden tegenpartij voorgcfteld worden , wel kunnen overwegen. Doch het is nodig bij deze gelegenheid aantemerken, dat n.en in 't gemeen, dan lUat des gcfclnli, dat ik met den beroemden'Heer A. Ypky -heb, niet vat. Want fchoon ik geloof, dat eene matige hoeveelheid phlogifton , in den dampkring verfpreul, heilzaam is voor het dierlijk leven, en khoon deze mijne onderitelling op ondervinding en waarneming geveft is, zo erkennen wij cgtcr gaarne, dat dit zelfde phlogifton in grotere hoeveelheid nadelig worden kan. ■ Immers daar hc; uit Waarnemingen blijkt, dat de Zenuwziektens op hoge bergen, daar de lucht om meer dan eene reden minder met phhgijïmi bezwangerd is, alge-  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen' 46$ genomen'en de invloed der hemelfehe ligchaamen en zelve van het gefternte, op ons ligchaam ondergemener zijn, zo is het aan de andere kant, ook zeker uit waarnemingen, dat eene lucht, die met te veelphlf gifion bezwangerd is , ook zenuwziekten vereorzake, _ rjan- is dus voor het welzijn des dierlijken le- vens phlogifton in de luoiit noodzakelijk, dog in eene behoorlijke hoeveelheid; ■ en het kan er te veel en te vreing in zijn , en in beide gevallen worden er ziekten door veroorzaakt. En, indien iemand dit met wij rijpelijk overdenkt, zal hij ras inzien, dat een geleerd man, die onlangs zijn gevoelen over onsgefchil algemeen gemaakt heeft , zich merkelijk vergift heeft, met mij een gevoelen aantewrijven, als ot ik eene zodanige met vuurftof bezwangerde luebt, niet [alleen als onlchadelijk , maar zelfs als heilzaam in dc herfftzickten van ons land aanprees. Zie de Alg. Let' teroeff. V. D. p. 385 £? S&6 Mengtlw. in de noot Immers wanneer ik dc heilzame invloed der vuurfloffe op het dierlijk leven en gezondheid uit waarnemingen tracöte te betogen, zo heb ik nooit van gedachten geweeft te beweren, dat die zeilde lucht, in de herfftzie- ten, heilzaam was. Wij weten te weinig van den aart der phlogijlieque uitwaasfemingen, die uit rottende ligchamen voortkomen; wij weten te weinig van hun aart. wanneer zij met den dampkring vermengd zijn,'wij weten eindelijk te weinig van hnnne werking op het dierlijk ligchaam , dan om h«nne heilzame of  'tfS JAN PETERSEN MïCHELt» ondergaat hier docr aanmerkelijke verandering gen v,»). — Hieï door onflaan niet zelden volk- ziek? fcHdeüjken aart op alle ziekten te bepalen. - Ge* noeg 5w wij uit waarnemingen getoond hebber, dat die aelfd'e dampen in een behoorlijke hoeveelheid in den dampkring verbreid, voor de gezondheid heilzaam zijn en geen oorfprork verfchaffen aan de herfftziektcn; Schoon zij zeker enig deel hebben in de meer- dere algemeenheid der zenuwziekter. Het is daarenboven te bckl-gen, dat die fchi ijver wien wij deze aarmerkJngen ovtr den al of niet fchadelijken aart der rottige water dampen verfchuldigt zijn, de be«fijfiedcnen en waarnemingen van wederzijdfeh bijge. tiacht. niet een Weinig naauwkeuriger heeft overwogen, om zo veel te zekerer en j'uifter over ons gefchij tc hebben kunnen oordelen. — Immers heeft de te oppe vlakkige befchouwing van ons gcfch:l, fchoon het B sfehien een bliik tï van zijn vlug véiMnd, hem de zin miirer woorden geheel verkeerd doen opvatten, en mij fchüldig doen verklaren aan een achteloosheid, waar van ieder aandachtig Lezer mij vrij fpreien moet . Verg. Alg Vader! Letterotff. IV. D. M-ergelw. bl 439. en vetg. 524. e„ velg. V. D. 11. 232 en volg. bl 334. cns. II 382. enz. Eocttoik ever de fterfi jkh. en het getal des Volks tt Awfle'dam. Amfi. 1783] f« Zie Hoffmah defiderum £? ajlrorum in ctrp, hum. irfiuxü Mead de imp. jolis £f Luvm. van dik Boich-, l e. p 76 Bmkhet ,'. c I. D 6 hoefdft. J Baster gel netsk. proeven over de lucht Holt. Maatjch. D. ƒ/ƒ, u. 42. Stok  Over de zenuwziektens der Nederlanderen 467 ziekten , die weder door de levenskrachten te verzwakken, den menfch tot alie foorten van zenuwziekten gefchikt maken (y). Het is dierhalven uit het gene wij voorgefteld hebben, klaarblijkelijk dat de dampkring:, ook het zjine tot die oorzaken, welke de zenuwziekten in ons hnd vermeerderd hebben, toebrenge. De Heer Bikker immers is, gelijk een ieder bekend is van gedachten dat de vermeerdering der zenuwziekten niet van de lucht afhange («f)$ dan dat dit gevoelen niet onbetwiftbaar zeker is blijkt uit het te voren bijgebrachte over dit on* derwerp. Wanneer daarenboven de lucht te ligt (x) en voor- Stokke over de galziekte en kwijnende ziektens der Nederl. Gaubius infi. paPhol. §. 442 445 £f D. J. de Toal- do della yera influenza degli ajlrlfulle ftaggioni 1781. (f) Verg. over deze ziekten »e Mann op de aangeh. fl. met Kloekhot? de febri efrid. Culemb. en van den Bosch hier en daar op de aangek, plaatzen.' (w) In de aangek, aanmerk op 't werkje van Wvhtt yoomamentlijk zijne verh. over de oorzaken der vermeerdering der zenuw*, in ons land. (x) Zie dt Heit Bsrxgat Mem, prefentits Tim. II. p, 45G. Gg B  46% jan ïetersen michell vooral wanneer zij warm en vochtig O), ook wanneer zij onmatig koud is, gelijk Hippocrates reeds beweerd heeft (2), word zij de voedfter van zenuwziekten. Daar en boven zijn de verandering van lucht, en de whTelvalligheden van warmte en koude een vrij algemene oorzaak der Zenuwziekten: de voorbeelden kan men bij Tissot vinden (» als die de uitmuntende waarnemingen van ZmHermann CJ>) Viridet (c) en van hem zelve heeft bijeengebracht. En het is niet zonder voorbeeld, dat de zenuwziekten uit de lucht voortgekomen, algemeen ge-' heerfcht hebben:— immers dit leren wij uit Werlhofs, Willes, Sijdenham's en Tissot ;s (cf) waar- (y) HuxhaM Oper. T Lp. 47. BissetMedïc. confiit, e/Great Brittainp 15, 16, 127, 130. Virides traité des vapeursp, 48. Zimmirmann von der erfahrung Tom. II. Dodart Mem de V ae. de fciene. aangehaald bij Tissot malad. des nerfs 'lom. II. p. F. I p. 29 ettielg. (2) Aph. Lib. V. Aph. 17 20 en op andere plaat- zen. ( Tom, II. p. 2. tp [de aang.  Over de zenuwziektens der Nederlanderen 469 waarnemingen. En eene diergelijke volk- z:ekte is door beroemde mannen ook in ons land waar genomen (e); alwaar men het harte wee, en de mosderkwaalen door dezelfde oorzaak fora- wijlen meer algemeen heerlchen ziet, Om niet te lpreken van de zenuwkoortfen, die naar het rottige hellen, en dikwerf van de lucht oorfpronkelijk , volkziekten • daarftellen , die men nu vrij algemener waarneemt, en die de lijders onbegrijpelijk vatbaar maken, om daar na aam zenuwziekten te fukkelen. Dan van deze ftraks nader. II. De toenemende volkrijkheid in de Jleden. Hier door immers word de dampkring befmet zo sis wij uit het vorige gezien hebben. Dog buiten dien zo is de koophandel haar aanwas 'aan deze vermeerderde volkrijkheid verfchuldigd, en in dit opzicht bekomt zij onder de natuurlijke oorzaken der zenuwziekten, in verfchillende betrekkingen eene aanmerkelijke plaats, Hier van daau is het zittend leven meer algemeen ge- wor- ean:r. pl. verg. Hifi. epid. Mumf a. 1605. alwaar men eene waarneming «an den Heer Stigman vind, die de dolheid uit de baarmoeder voortipruitende, doorgaande gezien heeft. («) Uitgez. vtrK. van 't Jaar 1731. Gg 3  . 4fO JAN PETER3EN MICHELL worden.- , het ligchaam word door deze zit. tende arbeid gekraakt, en de gemoeds aandoeningen vermeerderd. men overwege Hechts de vrees en fchrik van die aan zodanige kwalen frikkelen welke niet zelden ongegrond ziju, en men zal ontelbare bronnen, zo door de reden, als door de ondervinding ontdekken, weke de'meerdere algemeenheid dezer ziekte tor. de vermeerdering der zenuwziekten oplevere De kwijnende borftziekten immers zijn tegen* woordig ook veel algemener , bloedfpu- wing en tering taft de jonge lieden veel meer aan, zo om dat de hoererij en wellufl meer in zwang is, en eindelijk om dat de verkoudheden algemener zijn en meer verwaarlooft worden. —■ Hier van is het, dat zij dikwerf, nauwlijks manbaar, voor (q*) [Zou het coüeq. van Poitou in deze dagen ook niet algemener zyn. • Mij dunkt het misbruik van waterachtige dranken, die hoe langs hoe meer m zwang komen; . ■ — de lode geuten en regenbakken, daar bet water ligt in blijft ftilftaancn dus vergiftigd worf, die dagelijks algemener geworden zijn: — en het meerdere gebruik eindelijk van lood tot huisraad geeft o is v/aarfchijnlijkheid genoeg voor die gedachte. En het is deze ziekte ook, die niet alleen als alle andere, maar daar en boven door een eigenaartigc werking op de Zenuwen, de lighamen vatbaar maakt voor zenuwziekten en dus haar aantal vermeerderd.]  5?6 JAN PETERSEN MICHELL voor hunne voorbarigheid geftraft, en ongelukkige flachtoffers worden van eene ziekte die in die leeftijd zo gevaarijk it hier door is die ziekte in ons vaderland zo algemeen, dat men in een der volkrijkfte fteden, te Rotterdam namelijk van het jaar 1771 tot 1774 een vierde der inwoneren aan de tering heeft zien omkomen f>) In s' Gravenhage fterft er ee» zefde gedeelte der inwoners aan De belette doorzwelging daar en boven , dat lchnklijke ongemak, fteept ook veel meer lijders weg, dan voor heen De rot en zenuwkoortzen zijn ook algemener («): deze dog beledigen het levensbeginzel, en maken den menfeh vatbaar voor zenuwziekten, zo, dewijl zij in hare aart op het zenuwgeftel werken, als wel, om dat zij de ziel hevig- aandoen, —— ongelukkige gevolgen hebben, en de lijders fukkelende doen blijven. , Eu buiten (r) Zie van den Bosch, bl. 28, 29, igcS, in de noot. W Zie bl. 257. bl. 326. tot 329 en 332 tot 3/0. H Grashuis ftdt dat er in noordholland een derde gedcelfe menfchen aan fterft Verg. Bleuland in zijne v.rh. de imp. degl. en de Hoogleeraars van Gbüm Nahuvs, en de Haïn aldaar aangeh. [u] Zie van uw Bosch bi. 475;  Over de zenuwziektens der Nederlander en. 47/ ten deze zijn er noch andere, de Zenuwziekten zelfs b. v. die het hare tot die vermeerdering toebrengen, en welke de Geneeskundigen in onze tijd veel algemener in ons Vaderland waarnemen■ dan laat dit genoeg zijn: want hier over kan men den Heer van den Bosch , die dit onderwerp behandeld heeft, opflaan (y). Zij doen hare uitwerking als de te voren gernel» de, zij verzwakken het ligchaam, — verflappen plaatfeiijke delen, bederven de voeding, —- en maken de vochten fcherp, vermeerderen de beweeglijkheid en gevoeligheid der delen , brengen gemoedsaandoeningen voort en werken zelfs op de voortteling: ——. hier door zijn de kinderen zwak, aandoenlijk, en flap; —• immers kunnen fukkelendc lijders geen (lerke kindereu voorttelen. V. Het aantal geneesbeeren daarenboven is in ons Vaderland merkelijk aangegroeid, en een teder oejfend bijna die kunfi. —■— en dit bekoort waarlijk ook onder de oorzaken der zenuwziektens : (zo) het gaat met de vermeerdering der ziekten en voornamelijk met die der zenuwziekten gepaard: —— immers zijn de akeligfte aan [v] Zie de aangek, prijsvcrh.'op verfcheide plaatzen. [w] Zie Bsrkuïy III. D. bl. 1946. vin djcn Bqjcs, HL 464.  4/8 JAN PETERSEN MICHELL1 aandoeningen in deze ziekten vrij algemeen: deze doen dc ziel aan, doen haar op 't gevaar, dat nakende is denken, cn maken dus de lijders benauwd: zij nemen dan hare toevlucht tot de Geneesheeren — en roepen bij na ieder tot hulp: dan daar deze kunft dikwerf in flegte handen tot merkelijk nadeel der lijders valt, zo is zij niet zelden oorzaak van de vermeerdering der ziekten. Het zoude overtollig zijn het gefielde door het affchetfen van de daden van kwakzalvers, landlopers, Apothecars, en andere lieden die de Ge. neeskunde, ichoon zij dezelve niet verflaan, oeffenen, te willen bewijzen fV). Immers is er niemand die deze bron niet erkend: en niet ziet dat dikwerf de zachtfle geneesmiddelen fchoon met de grootfte voorzichtigheid van de kundigfte geneesheeren voorgefchreven, het ligchaam egter, tot Zenuwzkkten vatbaar maken. VI. De verkeerde manier, die men tot bet behoud der gezondheid en tot het herftel derzelver bezigt. Onze Voorouders waren fter- ker van lighaams gefteldheid en waren dus meer vatbaar voor ontflekene ziekten: ——. daar door moeil (x) Zie Tissot I. D. 2. ft. bl- 166. en volg. en hl, 240, 341.  Over dg zenuwziektens der Nederhnderen 4/9 moeft men algemener aderlaten, de vochten verdunnen, verflappen, en geneesmiddelen geven, diï de te fterke werking der vafte delen verminderden : . dan nu , daar de ligchamen veel tederer en aandoenlijker zijn, zo zijn die geneesmiddelen nadelig, fchoon zij bij vela Geneesheeren in geen minder achting z'jn: — Immers de ophopingen der vochten , de pijnalijke aandoeningen; zo dikwerf in zinking koortfen voorkomende, zijn bij min kundigen redenen genoeg om ader te laten, en veifiappende middelen in het werk te ftellen. En deze middelen zijn het juift dfe ons lig» chaamgellel meer en meer verzwakken , de aandoeningen van het zenuwgeftel meer en meer ongeregeld maken, de fpiervezelen afmatten , en tot onnatuurlijke bewegingen opwekken, de werktuigen hunne natuurlijke kracht benemen, de affeheidirgen en ontiaftingen in de war brengen , de vertering en voeding bederven, en daar door het b'gchaaa tot verfcheideneziekten gefchikt maken (V). En tot deze' oorzaak kan men gevoeglijk het ïnflaan van heikame uitfiag, het misbruik van het (se*) Zie d* Wind. De perverfi ratim fanitatem cm- Jtrvanii,  480 JAN PETERSEN MICHELL het broeijen, het te algemene gebruik van ontladende middelen, het aantal van huismiddeldjes en honderd andere misflagen in het genezen van ziekten ingeflopen, brengen. — Hoe dikwerf is niet de raad van Vtoedvrouwen, Bakers en oude wijven moeder en kind dodelijk geweefl? — en hoe dikwerf verdienen zij niet als oorzaken tot ziekten, en als een vruchtbare oorfpronk der Zenuwziekten befchouwd te worden. VII, Hei gebruik van bevtgwerkende geneesmiddelen dat in onze seuw vrij algemeen word. -— Hoe dikwerf worden er geen hevige braak en ontlaft middelen voorgefchreven , die men uit de waarnemingen bij Tissot (ƒ) onder anderen geboekt, weet, dat voor tedere menfchen allergevaarlijkts zijn : — Bij Tissor immers , die ik zo even noemde , vind men de waarnemingen van Boeriiave, Sydenham , pe Haen, Stahl, Lo'rry, en van vele anderen, die het gevaar dier middelen in gevoelige geitellen beftadigen, zo dat het nutteloos zijn zonde, deze op nieuws hier te willen te berde brengen. — Dus ziet men de cicuta, de belladona, de mereurius Jublimatus, en andere kwik en hevigwerkende middelen, fchoon met de uiteifte voor- zig. (y) Op de aang. $1. bl. 228. en volg. II. D. I. Sttthf  Over ds Zenuwziektens der Nederlanderen, 481 zigtigheid voorgefchreven (z), de Zenuv/cn en fpiervezelen zodanig aandoen, dat de lijders niet zelden hun ganfche leven aan Zenuwziektens fakkelen, en het leven er nauwlijks afbrengen. —-* Om niet te fpreken van gevallen, alwaar zij zonder genoegzame redenen , en zelfs roekeloos wor» den voorgefchreven (0). Uitwendige mid¬ delen zelfs,, Tissot is mijn getuige (b\ brengen dikwerf Zenuwziektens voort. Ik heb «elfs een Zenuwcolicq, op het disgen van een zakje met rottekruid op de maag, dat als een tovermiddel de koorts genezen zou, zien volgen. Hoe veel te meer moet men dus een affchrik hebben van het inwendige gebruik van dit middel, dat fommige egter tot de genezing van koortien aanraden. Daar uit heeft men verfcheide Zenuwziektens haaren oorfpronk zien nemen. En dit is van alle hevige middelen, die inde Zenuwziekte-as gebruikt worden, en die de gefieldheid des Hgclijtains veranderen, even zeer waar. Vllk De opvoeding der kinderen , is met de snode tpS 'fx. TisfOT. ep ch aars». pliats bl. 245* (i) Zie dc &aig. plaats. (by Bh 2:.. Kaauw Boishave bl. 4is- 443- m -:itt fraatj werkje' , dat deH tijtel draagt van Imptiuit 'vitns &c Ha  4^1 JAN PE.TER.SEN MICHELL mode zo zeer veranderd, dat zy de ligchamen ff genwoordig zeer gefchikt maakt tot Zenuwziek* tens. De rijke kinderen, (en die zijn juift aan Zenuwziektens het meel! onderworpen) worden meeft door Minnen opgevoed, om dat de moeders zich fchamen haare kinderen zelfs de borft te geven, (waarlyk een ongeoorloofde verwaarlozing) of om dat zy het Mig rekenen, dit werk op haar te neemen, ; 0f eindelijk om dat de moeders om haare tedere gefteldheid buiten ftaat gefield zijn haar krooft te zuigen; dewijl zy er zich verzwakking van het gezicht, hoofdpijnen, duizeling, flauwte, en de moederziekte zelve, door het famengevoel, dat er tusfehen de baarmoeder en deborften plaats heeft, van op den hals halen. ■ Hier door lijd de moeder en het kind. Immers om niet te fpreken van de ziektens der borften, die haaren oorfpronk daar van hebben, zo houde men Hechts de melk verplaat, zingen, de oorzaken van een aantal ziektens, in het oog; het kind mift ook dat goede en voor zijne ingewanden gefchikte voedzel, dat van het oogenblik der bevalling en zelfs voor dezelve, reeds in de borften bewerkt wordt, en dat het eigenlijke geneesmiddel voor de vrucht uitmaakt: . . een geneesmiddel, dat de kunft •ns niet verfchaft, waar door zijne lagewanrjes, dooi  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 483 door fcherpe drekftoffen uitgezet, gezuiverd worden. * Men geeft het tedere wigt dus melk, die, al is zij zuiver en goed , dikwerf egter te zwaar is, om de meerdere famenhang van deszelfs delen , om door de ingewandtjes van het kind bewerkt te worden; en fomwijlen ook door zijne fcherp-e prikkelt, de Zenuw en fpiér» vezel onaangenaam aandoet, en ftuipan en krimpende pijnen te weeg brengt. ■ Dan ziet men Zuur in de eerfte wegen , wormen , en andere kwalen , haaren oorfpronk nemen , die door de ontlaflmid.leien, waarmede men de vuiligheid uit het ligchaam tracht te breng«n, dagelijks erger worden. • Dus wora ligchaam en ziel, dat, in den be* ginne met edele deugden praalde, door het ingeven van een ongefchtktvoedzel van vreemde melk, be* dorven. Zo als Phavorinus zich bij Gellius (c) fraaij uitdrukt. Zullen wij dan. vervolgt hij, onze kinderen, door dit f'met gif zién omko* men, en toeflaan, dat zij een voedzel, dat lic* haam en ziel fchadelijk is, gebruiken ? dit is waarlijk de reden, daar wij ons zo dikwerf over verwonderen, waarom enige kinderen van kuisfe vrouwen, zodanig van lichaam en geeft van hunne (/\ NtU. Jttii. Lib. XII. Cap. I. Hh a  484 JAN PETER3EN MICHEEt. ne ouders verba/leren. -— Immers is er in vet bejchaven der zeden niets, dat zo veel te weeg brengt, als bet verft and der voed/iermoeders en de de aart der melk, waarmede het teder wigt wordt • opgebracht. Die tedere wichfen worden dan zodanig in luiers gebakerd.dat zij niet in ftaat zijn enig lid te bevv egen; zij worden in warme doeken geftoofd; voor de vuurmanden bloot gemaakt en ademen dus een lucht in, met kolendamp en dierlijke bitwaasfemifigen bezwangerd; veeltijds worden zij met een pap, die zij niet verteren kunnen, gevoed; en het tedere maagje wordt met fpijzen, tot walgens toe, opgevuld. (V) Immers fchoon men hier en daar menfchen vind, die, door het voorbeeld der Indianen geleerd, het bakeren als nadelig voor hunne kinderen verwerpen; getuigt egter de ondervinding, dat deze manier van handelen, in ons Vaderland ten onze tijde, noch zeer algemeen is, zodat ik geen oogenblik tarfele deze oorzaak aJs eene der geene» welke onze natie verbafterd hebben, met den be- roern- (*)! Immers om van de gemoedsaandoeningen niet te fpreken , die zij'zo fterk voedt en vermeerdert, om den rjaarijver, jalouzie, en de daar uit voortkomende fchrik, gram/chap, droefheid, en wanhoop, hier niet toe te brengen, zo is zij in den yolftrekften zin voor het lichaam zelve fchadelijk, door het nsaakfel der vezelen te verllappen, en te verzwakken; door het prikkel, baai e en gevoelige vermogen, door de verfchii" lendheid, langdurigheid en hevigheid der prikkelingen aftematten , en in fterke bewegingen te brengen: waar door zij eene loomheid in den fpiervezel, en eene gevoelloosheid in de zenuwen, te weeg brengen, die naderhand dezelve weder voor onnatuurlijke bewegingen en gevoelsaandoeningen bloot ftelt. Immers is de- («*) Verg, de redenen, van den beroemden Gaübiu» ie regen, mentis, auodmettutrum ejl.  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 495 deze aangroejing der weelde in de voedzelen, zo wel in overvloed als in hoedanigheid fchadelijk, in deligchaamsoefFeningen, in de opvoeding der kinderen , in het bewaaren der gezondheid, en het genezen der ziektens duidlijk op te merken: Zij is de oorzaak van het lui, ledig en wellnflig leven: alle dingen, welke wij reeds, onder hare verdelingen afgehandeld hebben, of zullen afhandelen, en die wij dus op deze plaat» niet behoeven uittebreiden. II. In dc twede plaats komt dierhalven, bet misbruik der voedjeien, de grotere boeveelheid en de Jchadeltjke aart derzelver in aanmerking. - ■ Julius C/esar en Tacitus, die over de zeden der Batavieren gehandelt hebben, roemden derzelver matigheid. Ja zelfs in die tijd, wanneer wij de vrijheid door de wapenen hadden verkreegen, gaven de gezanten , die van de 5taaten van Holland, om de vrede met de Spanjaarden te fluiten, gezonden wierden, een doorflaande blijk dier geroemde matigheid , daar zij hunne maaltijd op het gras met een ftuk brood en kaas en een teug bier deden («). De grote Jan de Wit leide eene zo fobere levenswijze, dat f» Zie Volta iri es/ai fur P hifttirt gemuit Toih IV, f. a48 Biu« op dt )? De maaltijden worden hoe langs hoe meningvuldiger (om nu van het misbruik der vocdfelen en derzelver fchadelijken aart cerit te fpreken) en hoe mehigvui- diger, des te Ichadelijker worden zij. Het befte voedfel, dat ons land teelt, en dat naar onze aart, indien'wij de behoorlijke lichaamsbeweging hadden, gefchikt was, komt niet op de tafel der groten, of het word door de bereiding bedorven. i . Het toemaken der (pijzen, de fpece rijen, en vreemde lekkernijen, die er bij gedaan worden, zijn voor gezonde menfchen altijd lchadelijk. — Bij dit voedzel immers worden de hectflc fpece- rijen • (o) Zie Voltaire tp de. pl, T. V. p- iog. Bikies W. 437- (p) Verg. het 2de ftuk van hel 3(/r dttl, mtt het 3 daar bjj ^ de koffij nog, die men niet zelden oP het eet-n drinkt: — daar bij komen eindelijk de vriendelijke nodigingen van den g^ftheer, waar door de gaften nog meer tot eeten en drinken worden aangezet. — En, wanneer wij dit alles bedaaM overwegen, zo zien wij een bron van oorzaken opwellen , die de verterings werktuigen in der, grond fr) Wat de wijn. tot het veroorzaken van 2ci]UW„ ziektens, ,n gevoelige £eftellen. v«n»e, kanmcn „ Tissot zien op de aangeh, plaats W. 4p. tn vel *  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 4$$> grond bederven. — Te mini; immers word door de veelheid van voedzel w drank bezwaard, de vertering gekrenkt. — De fhiervezel en zenuw word door hare prikkeling aangezet, en afgemat. . . Dan ontdaan er krampachtige bewegingeu in de maag, maagpijnen, benauwdheden, oprifpirgen, winden, en rommelingen in den buik, de chijl word niet behoorlijk bewerkt, de vochten ontaart, er Icoomt kwaadfappigheid, en kwaadbloedigheid bij: — het natuurlijke flijm word als van de ingewanden afgetchraapt, en de wrijving word in de delen, door de fterke beweging hoe langs hoe meerder; de zenuwen verliezen dus hare betdee.keien, welke haar in den natuurlijken ftaat, tegen de te hevige prikkeling dekten, en zie daar de oorfpronk tot de te grote gevoeligheid, en tot de zenu wziektens zelve, dieSiiNECA, (r*) reeds zéér fraaij v^n deze oorzaak heeft: afgeleid. Schoon dan de levanswyze der Groten, de oor» zaak en voedfter zy van de vermeerdering der Zenuwziektens, zo kan men egter niet ontkennen, dat de ichraalheid in dea eetregel ook het hare tot die kwa- (r*) Zie Bikke» bl, 404 en verg. Tistov F, L Tem, 7., ep de fl3?i? pl, u $  SCO jan'petersen MlCHELL kwalen toebrenge Immcrs geeft de ^ ming m den Koophandel, én de veranderde fhaü van ons Vaderland zelve (dewyl de volkrykheid der fteden niet vermindert, en her lui leven hand over hand vermeerdert) voet tot die fchraalheid m de Ievenswyze. — Laten wy flechts nagaan net geen de Heer,van den Bosch f>) over het gebrek der -voedzelen alleen heeft ingetekend en wy -zullen zien, dat de beïmettelyke ziekten* onder het rundvee; de duurte der levensmiddelen^ deoverftrómingen; de uitrceying van vrucfatbomen; de fchaarsheidaan vruchten, daar door véroorzaakt; de hoge prys der groentens; en de; fchaarsheid van verfche vifch en het gebruik vanbedorvene, hier voornïmelyfc in aanmerking komt;,' ■ - het misbruik van aardappelen daarenboven,- vanmeelfpyzen; gezout en gerookt vleefch; onrijpe vruchten; gedroogde vifch'; de vervalfching van wijnen; waterachtige en gegifte dranken; het fpek onmatig gebruikt, en wat al niet oorzaken, die men elders (0 gemeld vind, veroorzaken buik -, rot-en gal • ziektens, en deze brengen weder, in zo verre zij namelyk de landziekten* vermeerdereu, het hare toe, tot de vermeerdering der (0 4*4 'n het aang. werk. (0 Op dezelfde plaats fit bl. 444,  Over de zenuw ziektens der Ncderknderen. 501 der Zenuwziektens. om van den fchadelij- ken aart van fomrmge voedzelen, waar over de Heeren van den Bosch (u) Bikker (V) en Tissot i» overgenoeg gehandeld hebben, niet op te halen. III. Het lui, ledig en wellujtig leven komt in de derde plaats in aanmerking. — De riijverheid namelyk onzer voorouderen , de Rëhaams oeffeningen, en het ademen van vrije lucht , hardden hunne lichaamen, en maakten dezelve, gefchikt, om de ongemakken van het Weder tè verdragen. — dan daar men in onzen tijd in warme kamers een rittend leven leid , de zielsvermogens te veel afmat, zijn tijd in ledigheid doorbrengt, öf zich op kunften toelegt, of eindelijk zich aan de wéHuft opoffert, zo verwaar. looit men de lichaamsoefening. De uitfpaüniisigen zelfs zijn meed ai met zitten verknocht ; — men fpeélt niét, om uitbanning van zijn arbeid te hebben, maar om elkander geid af te winnen: — en daarom word de ziei ook in («) Op de aüngeh. plaats W; 4*11 (v) Opdeaang.pl. bl. 405 en ^10. Whttt, !>!. IJS» Verg. di Haen r. m. Tom. I.p.iBo. vande LeÜfche uit. 'gave. (y,) Op de aangeh. pl. Tam. U. f. I. p. 29 en velg. fi 5  502 JAN petersen MlCHELE. in hetfpel, hetzij danw,kj hevig aangedaan. — Jalouae mmexs, blijdfchap', neerflagtig! heid en hoop vervangen elkander , JA h« lichaam, als op den ftoel gehecht, zonder de nnnfte beweging blijft dils Word de bereiding en vertering der voedfeien, en de voedin* zelve in verwarring gebrachr, de uit. waasieming belet, en grond gelegt tot zenuw. zieKtens. Men brenge hier toe den arbeid der kurfien* ren, het zittend leven .der vrouwen, meiden «eM,,de]etterocffen]ng^ ^ die den naam van geleerd trachten te verkrij! gen, het welk alles zeker veel, tot de vermeerdering der zenuwziektens toebrengt- . de logheid ™« 60 1Ulhdd' ven Hjppocra. tes ^ zefs reeds veroordeeld, is eene van de aanmerkehjkfte oorzaken der zenuwziektens -T De 'J^^ewegjng is de voornaamfte befeherm. «gei der gezondheid van het dierlijk leven- -L Zuverflerkt de vafte delen, bevordert de Lettjke menging der vloeijbare, zij bewaart de prikkeibaarheid der fpiervezel, en de gevoeügU der zenuw, zy bevordert de dierlijkewarmfe en «makt de ontlaftingen, de afkeilnfingen der voch" ten»,  Over ds Zenuwziektens der Nederlander en. $&% ten, de bereiding der chijl en des bloeds natuurlijk, en fterkt het lighaam tegen ongemakken van buiten. ■ De jtegengeltelde uitwerkfelen- moeten dus noodzakelijk uit verwaarlozing der lichaamsbeweging voortvloeijen. Deze maken het lichaamsgeftel gevoelig , verzwakken de fpiervezel en zenuw, doen de vochten ontaartea, en worden dus oorzaken van zenuwziektens (j). IV. Het misbruik van de Thee, Coffy en van andere lauwe waterachtige dranken behoort vooral tot die oorzaken. Geen der fchrijvers, die over de ziektens van ons land gefchreven hebben, is er, rit hij erkent de vermogende uiwerkièlen dezer oorzaak; het zou dus verdrietig zijn, wilde ik mijn tijd, door dc uitwerkfelen dezer oorzaak langdradig uittepluizen, onnut doorbrengen, —■ Laten wij, en dit zal genoegzaam zijn, flechts aantekenen, dat dit misb.-uik meelt bij de vrouwen plaats heeft, en dat deze ook het meelt aan zenuwziektens fakkelen, en dus om dat misbruik geftraft worden. —— Lauw water verilapt immers de vatte delen en ontzenuwt hun maakzeJ, ei (y) Zie van den Bosch 11. 475- vaw Swistin cotnm* Tm. III. p. 539. Tusot P. /. Tan. li. p. 62 en £:*■ icijiop dt ungeh, plaats, li 4  5 buken dat de fpiervezelen en zenuwen week maken en verzwakken, zo verdunnen zij de fcheivochten nemen het flijm van de darmen af, en fieüen de ze- nuwen dus meer bloot voor prikkeling , , Ea de Thee en Coffij Z6lve, die men me£ ^ ^ we ^ W Zie vAV Bosc« matjch. „ iul iL m  Over de zenuwzieklens der Nederbanieren. 505 we water aftrekt, werken ook op da zenuwen. —Gelijk ons de waarnemingen, door Tissot O) verzameld, waaronder die van Virtdüt (b) en Pomme (V) uitmunten, duidelijk leren. V. Tot deze oorzaken verdient ook de g&■ woont e, m onze licbaamen tegen de ongemakken des {Teders te bejcbermen , en em de oorzaken tot- ziektens te ontwijken, gebracht te worden; . deze immers veroorzaakt, daar zij te veel in acht genomen word, zelve zenuwziektens. De lichaamen immers zijn door de opvoeding tederer, weker en verwijfder geworden; en dus is het geen wonder, dat zij van ligtere oorzaken, die een gezond menfeh, bijna of in het geheel, niet aandoen, aangedaan en bewogen worden, en hunne gezondheid verliszen. —■ Men word dus, na dat men de fchadelijkheid dar belette uitwaasfeming ondervonden heeft, voorzichtiger, en mijdt zien van alle oorzaken , die de uitwaasfeming kunnen verminderen, men verbeeldt zich, wanneer de lucht een weinig kouder k, de uitwerken) Op. de a«ng. pt, Tom. 2. P. I. p, 55. «» volg. (i) Traité des v.ipeur: p. 48. (c) Traité des ajjFeït. vapoureufes des deux Jexes. Tmn. I. $■ 157. Ii 5  5°ó* s JAN ÏBTïRIEN MICHELL werkfelen reeds te voelen, men kleedt zich war™er, fluit zich zeiven op in eene kamer, die men door kolen vuur of turf warm ftookt en zo dicht maakt, dat er geen het minffe tochtje' ja zelve de buiten lucht niet inkomen kan . Dus blijven zij in die warme kamers, op hare ftoelen zitten, en ademen een lucht in, die met den kolendamp vervult is: hierdoor wor- den de longen, maag, ingewanden en derzelver zenuwen verfwakt, dewijl deze lucht daar gedurig op werkt en zij worden dus hoe lan-s hoe gefchikter vooi zenuwziektens, die uit de gekrenkte werking van het zenuwgeftel voortkomen: Zij worden door de minfle oorzaak aangedaan, en krijgen verkoudheden, maag en darmpijnen, vliegende jigt en andere toevallen, uit eene te hevige aandoening der fpierv-zelen en zenuwen voorspruitende. - Hoe veel nadeel tóen daarenboven de Hoven, daar men tellen met kolen vuur in zet, bij de vrouwen niet, waar van het gebruik m ons vaderland zo algemeen is? - De vochten immers worden naar de benedenüe delen af. geleid, de ingewanden in het hol van bet bekken verzwakt, — daar komen ophopingen van vochten naar de teeldelen, en derzelver werking word gekrenkt: de ftonden vloeijen te fterk of zij worden'opgcftopt, de witte vloed cn andere kvva-  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 507 kwalen komen uit deze bron voort, diedèhui$hoading des lichaamsin de war brengen, endusoorzaken worden van een aantal van zenuwziektens. —• De ftrikte levensregel daarenboven, die zodanige menfchen houden, die te veel op de bewaring hunner gezondheid denken, vermeerdert ook de te grote prikkelbaarheid en gevoeligheid des lichaams. — Immers worden zij dagelijks door zorgen, om niet ziek te worden, afgemat, en zijn dus gedurig droevig en vreesachtig: — tot dat zij eindelijk in een hypochondrie', die uit de zenuwen haren oorfpronk heeft, vervallen, die, daar zij hun lichaam met geneesmiddelen opvullen , en dan dezen, dan genen Geneesheer tot hul* pe roepen, en allerlei kwakzalvers en lappers geloof geven, allerongenjakkelijkft,zo ooit,genezen word. \ Andere nemen geneesmiddelen in, wanneer zij gezond zijn, om niet ziekte word-n, terwijl zij door eene diergelijke handelwijze zich zeiven eene ziekte op den hals halen. Deze doet zich aderlaten, gene denkt, dat een buik zuiverend, een ander, dat een braakmiddel, een ander, dat een zweet middel of eenig ander geneesmiddebhem dienftig ïs: een ieder neemt, wat hem het befte voorkomt, vooral wanneer deSaizo^nen veranderen, om het lichaam door deze verandering, zo als zij  5C8 jan petersen michell zij redeneren, niet te veel te doen lijden, en de ' fcherpe vochten te ontladen: — dan juilt daar döor ondermijnen zij hunne lighaamskrachten; want door die geneesmiddelen word het lichaam prikkelbarer en gevoeliger, vooral, wanneer zij op eenen tijd, wanneer zij niet te pas komen, ingenomen worden: zij verkrijgen hier door eene vatbaarheid voor zenuwziektens, die daar na, op de sllerligfte aanleidende oorzaak, te voorfchijn komen, gelijk de geleerde df. wind (d) breder betoogd heeft. Dan de groote oplettendheid op de gezondheid is zelfs in de ziektens fchadclijk; wij beleven thans eene eeuw, die zo vruchtbaar is in boeken, dat de waarnemingen van Geneesheeren, de geneeskundige verhandelingen zelve, ten nutte van het algemeen vertaald, en in onze taal, van allen, wien zijne gezondheid ter harte gaat , gelezen worden. Een ieder denkt du» een geneeskundige te zijn , en verbeeldt zich zeker te weten, of men in den beginne der ziekte al of niet ontlaftèn, en wat men ontladen moet? # Hier van daan het groot getal huismiddeltjes, over welkers ontijdig gegevene, fchadelijke werk'~vr; i kin- ' (d) In ?ijnc verband, de perverfa ratkne fantiatiw eer.' ftrvandi fcf amitfam rejlituendi.  Over de zenuwziektens der Nederlanderen 509 kingen, wij ons dagelijks bedroeven (e). Doch daar en boven, daar de lijders zich verbeelden hun" ne kwaal te kennen, zo vrezen zij altijd de erg- fte gevolgen. zij bekommeren zich nacht en dag over het gevaar, en veranderen dikwerf een licht koortsje, door hunne benauwdheid, uit vrees voor de dood oorfpronklijk, in eene dodelijke ziekte. — Hier komt bij, dat zij veel minder vertrouwen op een Geneesheer (lellen, (want du volgt er nootzakelijk uit) en zij verbeelden zich dus, dat de geneesmiddelen, welke zij gebruiken, dikwerf niet op de kwaal werken. — Daar worden de lijders dus benauwd over, verwaarlozen het gebruik der geneesmiddelen, — hebben er een afkeer van, en nemen dikwerf fchadelijke middelen in. En deze laftige gevolgen, uit de gemelde oorzaken oorfpronkelijk, verdienen in flepende, en vooral in zenuwziektens, degreotfte aanmerking, dewijl zij in deze kwalen noch veel algemener voorkomen: — immers is die grote oplettendheid ter bewaring der gezondheid, een van de getrouw- fs (e) £en beklaaglijk voorbeeld'nu kortelings, terwijl ik die op papier flslde, voorgevallen, toont de/«raarheid van mijpe Helling. 1 Een man, die veel met pijp in dea buik gekweld war, die hij vaia winden aflejde, ge-  5IO JAN PETERSEN M ï C H e Z» L fte verfchijnfels, en een der duidelijkfte kenmerken der zenuwziektens. Dan, dat meer is, die oorzaak is nog onmiddeiijker fchadelijk voor de gezondheid des lichaam?: immers worden onze lichamen , hoe meer wij dezelve tegen de ongemakken van buiten trachten te verdedigen, des te gevoeliger en beweeglijker, zo datzij van deminfte oorzaak eindelijk allerhevigft worden aangedaan. — „ Wij „ worden door ae gewootnè", zegt de groote Gaubil:s(/_) „ geburd en in ftaat gefield om „ ontelbare, oorzagen tot ziektens ftraffeloos te „ ver aragen, die voor menfchen, die aaar aan „ met gewoon zijn, Jchadelijke gevolgen heb* „ ben". Een zeker Geneesheer , die de weegkundige regels van Sahctorius te ftrikt opvolgde gebruikte meefl al met verligting, een flok brandewijn waarin fpeceri,en waren afgetrokken: nu weder- om met het zelfde ongemak gekweld, nam bij zijne toe. vlucht rot hetzelfde huiimiddeltje, de pim wierd heviger bij nam een twcdegKt, die hem dc kwaal zo deed aanwakkeren, dat te Geneesheer en Heelineeftcr, die er bij geroepen wierden, fchoon zii dc oorzaak der kwaal, eene beknelde breuk, ontdekten, hem door alle aangewende kunfhmddelen van de dood niot konden icdeen. [ƒ J hifi. pathel. j. «44.  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 5x1 de, door zijne uitwassfeming zo veel mogelijk in den natuurlijke ftand te houden, vatte een tochtje , en ftierf er van (g): — en dit zal iemand, die het vorige aandachtig overwogen heeft, niet vreemd voorkomen. Dan hebben deze en de te voren gemelde oorzaaken ergens fchadelijke gevolgen, zo hebben zij dezelve zeker bij zwangere, barende en kraamvrouwen. Immers bij deze, komen bij de gemelde oorzaken, zo vele andere bij, die het levensbeginzel krenken. Immers hoe vele zwangere vrouwen zijn er niet, die in welluft leven, hfre vrucht verwaarlozen, van alles, wat tot levensonderhoud dient, een misbruik maken, en zich geheel en al aan de weelde opofferen: -—— die. op danspartijen gaan , er. allerhande fpeien bijwoonen: — die het bijhV pen, zelfs in de laatffe maanden der zwangerheid, den ruimen teugel, vieren: daar van daan het aantal miskramen, en de gevolgen, die het levensbeginzel krenkende, zodanige vrouwen bare verdiende ftraf geven ? En hoe vele vindt men er daarentegen niet» die [g] Zie HiLLBR in zijne preleS. in Boebh*vï Tim. fi- p, 3S3- en verg-lijk vak Ziu>x» de vefi. phtfu nexïs.pag. f,<  gTi JAN PETER SÉN MICHELL die in de tegenover-gefielde misflagen vervallen; en door hunne ongeruftheid , knorrigheid en grilligheid maken, dat zij en voor zich efi voor haar krooft geen zorg dragen kunnen? gehele dagen inhaie flaap kamers opgefloteh, ademen zij eene pblogiftuquè lucht in, blijven den gehelen dag op haar ftoel zitten, en doen in den volftrek* fien zin niets! — Hoe vele, die zich door hare grillen laten 'beheerfchen? en daar men vreeft, dat men ze door weigering beledigen mogt, zo vertrouwen zij zeker, dat hare verzoeken niet zullen afgetogen worden, — zij gebruiken ene grote hoeveelheid voedzels, op dat hare kinderen niét van honger zouden fterven. Van de minfie onaangename aandoening worden zij benauwd en vrezen het ergfte: dan nemen zij haar toe viugt tot vroedvrouwen , en deze wederom tot de aderlating, die zij zo dikwerf misbruiken: ~ of men vraagt den Geneesheer om raad eft men gebruikt, den gehelen tijd der zwangerheid door, geneesmiddelen. . Hoe vele, die, om hare krachten, als het ware* te behouden, van geeflrijke hartftetkende middelen een misbruik maken ? — En egter mijden zij zich niet meer voor de waterachtige aftrekzeis van Coffij en Thee als andets; van het minfie hebben zij aandoening, ea als op hare voorrechten vertrouwende, hebben  Over de Zenuw ziektens der Nederlander en. 513 ben zij trek tot de ongerijmdfte dingen en geven hare hartstochten volllrekt alles toe. Hier komt niet zelden dweperij en bijgeloof' bij; en, om niet van de vertelfeltjes van oude wijven , vroedvrouwen , en andere wijvepraarjes, die dikwerf eenen verwonderlijken invloed op den geeft van de zwangere vrouw hebben, te fpreken, zo begrijpt men Ugtelijk, dat deze oorzakea dikwerf fchadelijke gevolgen, zo wel voor de moeder als voor de vrucht, hebben. En deze levenswijze, die bij de mee- fte zwangere vrouwen plaats vindt, (fchoon ef zijn, die met meer verftand voor haar en hare vrucht de behoorlijke zorge dragen,) vermeerdert het aantal der zenuwziektens ontwijffelbaar. - eene levenswijze, die, even fchadelijk voor de moeder als voor. de vrucht, de oorzaak word van aaugeborene zenuwziektens en ongelukkige kraambedden: ——— eene levenswijze, die dikwerf eene ongemakkelijke baring te weeg brengt. Willens ga ik de onkunde der vroedvrouwen % het misbruik, dat zij van Geneesmiddelen en van de aderlating maken, voorbij: —— ik zal hier van de dodelijke gevolgen, die het misbruik der afdrijvende middelen met zich fleept; noch van de ontijdige afhaling der nageboorte , die verfoeijelijke gewoonte niet ophalen j ale welkt Kfc mi»-  5H jan peters en micheli. misbruiken met hunne gevolgen door den be* roemden van Doeveren (b) en Astruc (i) te fraaij zijn afgefchetft, om er iets meer bij te voegen: re meer, daar zij eigenlijk tot ons vak niet behoren. — Laten wij liever de vrouw in hst kraambed, befchouwen en zien 3 welke misflagen aldaar voorvallen. . Immers ziet men daar eene broeijende levensmanier plaats hebben : de wijn en hartfterkende middelen; het misbruikvan waterachtige dranken; befmette lucht; eene gedurige bewegmg en gepraat en de raad van oude wijven ; het ontijdig gebruik van geneesmiddelen en der aderlating, en andere opgetelde misflagen vinden hier dezelfde beicherrning En hier; door is her, dat de kraam dikw«rf, niet behoorlijk, of te fterk, afvloeit; dat er zogverplaat. ilngen en ontelbare andere zenuwkwalen ontdaan en uit deze bronnen voortkomen, welke kwalen, worden zij der vroedvrouw ter genezing toebe' ' trouwd, niet zelden ongeneeflijk, ja dodelijk worden. Doe dan nog bij dezeiijft *an rampen, die, wel ke de kraamvrouwen zich door de weigering van het kind, door het ontijdig bijflapen en het te vroeg verlaten van het kraambed op den hals halen, en men (h) Trim. Lin. de morb, muiter. (») Mtlaiiês desfcmm.  Ö ver de. Zen uw ziek tem der Nederlanderen, 51$ rnén z-.il een rijke bron vhien, waar uit men de zenmvziektens, die men zo dikwerf na het kraambed waarneent, kan afleiden (*). VI. Het misbruik der kleding en deszelfs éntijdige verwisfeling* - Gaan wij de Veranderlijkheid der moie, Welkê de kleding in onzeia leeftijd, ondergaat., Hechts opvlakkig na, zo zal men dra bemerken, dar zij meed tot de vertoning der weelde en ttotfchheü gefchikt zijn. —* Onze voorouders, van hunnen jongen tijd reeds tegen de ongemakken der lucht gehard , hadden nauwlijks klederen van noden i om hun lichaam tegen de ongemakke 1 des weiers te belchermen. Zij matigden egter de ge/olgeri der veranderlijkheid van het weder op hu 1 lich ta n, door dierenhuiden, waarmede zij ziet dekten (7). — Doch nu is het de mode, om in de lente, in den somer, inj da herfft en in den winter andere foort (k) Vers;, van Doeveren en Astruc' op de aang. plantten en die zenuwkwalen, die de krxi uvröuwn door. het famengevoel overkomen* heeft Michi-ll, hier en daar in zijne verhandeling , doch vooral Iissot P. ƒ. Tom. II, p- 130 tn volg. aangetekend. ff) Ziü Schloss, disj'. antiq. imi. de valet. hom. nuii ö* «mperti f. 5 en verg. Bereket Nat. Hiji. Tom III, P» il ** in.  5l6 JAN PETERSEN MlCïTjLL foort van klederen te dragen ; ~ zo cjat het niet meer vrij ftaat, in een koude lente of herfft winterklederen te dragen. — Deze ontijdige verwisfeling van klederen, reeds van SïJdenham(W), BucHAN(«),en den geleerden van den Bosch O) veroordeeld, word de voedfier van en geeft aanleiding tot verfchillende ziektens in ons land, Men ontbloot zich, wanneer men zich fterk verhit heeft, en dus allergefchikft ia om koude te vatten, juifl op cenen tijd, wanneer men de klederen meeft nodig heeft, om de uit- wasfeming te bevorderen. . . Onze vrouwen, daags in het bont begraven, gaan 's avonds in een lo«fe liane of zijde kleding naar het bal, zo dat men zweren zoude, dat die zelfde vrouwtjes, die men bij den dag voor inwoneresfen van Sibe* rien verklaart zou hebben, des avonds inde Ooft. indien waren overgebracht. Hier van daan de meerdere algemeenheid van verkoudheden, en in het algemeen van alle ziektens, die uit de beletteuitwaasfemingvoortkomen, die dikwerf de oorzaken van Zenuwziektens worden (m) Optr. p 257 en 2-g. (fi) Huislijke Geneesk. p, 99. 1 J{u\. (#) Op de aang. plaat. bl. 487. Verg. den geleerden Zïu>« in zijne fralje verh. * Veftim. alufu et noxis,  Over de Zenuiv titfaens der Neder tan deren. 517 den, gelijk wij boven (/>) reeds hebben aangemerkt. — En de ftofTe zelfs, waar van men de klederen maken laat, brengt hrt hare toe tot da algemeenheid der zinkingkoortfen. -— Immers gébruikt men nu veel meer linnen tot de kleding dan te voren ; dan 'jürft dit "linnen, fchoon het op de blote huid de uitwaasfeming bevorderd, word niet zelden de oorzaak der belette uitwaasi'eming, dewijl het, nat zijnde, door het fweet zeer ligt koud word. En de klederen zelfs worden fomtijds nadelig, dewijl zij te los om het lichaam worden valigemaak'. — Immers is het bij de vrouwen de mode, dat de klederen los om het lijf zelfs zitten; en hare rokken zijn van onderen geheel open : — dus worden de ond rite uiteinden* , de buik en de teeldelen niet genoeg tegen de ongemakken des weders beveiligd er. daar van 'komen niet zelden pijnelijke en ftuipaebtige ziektens voort; en voornamelijk, zo men bij deze gewoonte voegt de algemene manier, om die delen door hete ftoven. gedurig te broeijen ; immers hier door worden, zij noch meer en meer tot de belette uitwaasfe- ming Cj>) /. Hmfdjl. No. IV. Kk 3  £i8 jan petersen michielï. JBing gefchikt en vatbaar gemaakt (q . En hierom is de raad van den groten Camper uitmunten, de (O om deze delen wel te dekken. Dan, ta grote knelling der klederen is niet minder ichadelijk. Een der voornaamite Geneesheeren, de beroemde Gaubius, heeft van eene te grote knelling der klederen, .een bloed watering en bloedfpuwing waargenomen (j). De Geleerde DesEs« Sartz heeft eene opzwelling der klieren en ee. Iie vermeei derde ontlading van pis en flij'r» > van het te llerk bakeren der kinderen opgemerkt, (/). En hoe dikwerf zijn de keurslijven, door te grote knelling, niet nadelig, die in onzen leef, tijd in een zeer algemeen gebruik zijn. —- Immers deze beknellen de borfi en buik en bresgen ophopingen der vochten, pijn en ftuipaphtige fpaimingcn voort (V), zij verooi zaken ziektens in de • borften , en ontaarten het beengeflel van (?) Zie Reinhart faUhifche abhanil. vort der krankhel. ten der frauenspetjvnen, welclic enz. Tem. II. peg. pj en volg. (r) Holl. Maatjck. VII. D. 2. (I. p. 3o3„ ff) Zie van Zilder aangeh. (t; Ifichaaml. opvoed der kind, hl 62, 63. («0 Zie van Zei.de* bl. 31. en volg. Zimmermüï w* der erfahrung. T. II. p. 5SOj S5I,  Over de Zenuwziekten: der Nederlanderen. 5 ij? van her bekken en der borftholte zodanig, dat deze ontaarting niet zelden eene oorzaak van ongemakkelijke baring word : en deze zelfde keurslijven worden, in de zwangei^ieid gedragen zijnde, niet zelden oorzaken van de dood des Jcinds: Zodanig eene waarneemh;g meene ik elders Ov) geplaarst te hebben. De fluit- bajiden, waar mede de buik der kraamvrouwen gekneld word, zijn ook allerfchadelijkft, en veroor- ( zaken dikwerf dodelijke gevolgen, gelijk de waarnemingen, van de Heren la Motte fjc), Mauriceau (*), Pku O) en de Gorter, (s) aangehaald, getuigen. En waarom zouden zodanige beknellingen goen zenuwziektens kunnen veroorzaken , daar de beroemde Winslow (a) zelve een ei°enaartig foort van een koorts, daar uit oorfpronkelijk, heeft befchreven. — Ik zelve hels iu (f) [In mijne inwijings verh. Sect. I, Cap. 2. J. 8- bl. 29.] Zie Bojjnbau de gradation des efpeces humaines p*r l' ufage des corps de balaine. Verg. BaluUfekt, en den beroemden Cam?ïk op di atng. pl. (w) Fr: des accouch. Liv. V. ch. 9. p. 645. (k) Malad. des femmts gresfes. Tom. F. liv. 3, ch. s. pi 576 en 'volg. [y) Prutique ieja cctuchem. p. $26en9o1g. [t) Van den jluitband enz bl. 4*. . . Kk 4  52G JAN PETERSEN MICHELL in eene kraamvrouw, van een diergelijke beknelling der buik door den Armband, de kraam opgeftopt en ondragelijke pijnen veroorzaakt gezien , die niet dan met het losmaken van den band ophielden. — Zie daar dns, het geen jk van het misbruik en de fchadelijkheid der kleding, inzoverre zij de oorzaak der vermeerdering van'de zenuwziektens zijn kan, dacht te moeten aanmerken. VII. De oorzaken der gemoedsaandoeningen zijn meer algemeen, en dus zijn de aandoeningen zelfs, meer in getal. — Immers wanneer wij den aanwas des koophandels, der kunften en wetenfchappen, met de tederere en beweeglijkere lichaamsgefteldheid, met de wekere opvoedingen levenswijze vergelijken, zo is het klaarblijkelijk , datdejalouzie, droefheid, fchrik, kortom dat alle gemoedsaandoeningen in getal zijn toegenomen, ; en dat zij naar mate de geeft vlugger, en-het lichaam gevoeliger is, ook heviger gevolgen op de ziel en het lichaam oeffenen. — Dus is deze oorzaak eene van die genen, die voornamelijk veel tot de vermeerdering der zenuwziektens hebben toegebragt, die zeer dikwerf aanleiding tot die kwalen geeft, en die eindelijk allerduidelijkft 00?. (o) Mem. dc l' Acad.R. des fcienees.a, 1740 f. 88,  Over de Zenuivziektens der Nedtrlanderen. 521 onder de uitwerkfelen der zenuwziektens behoort Hier kornt bij, dat men de zielsvermogens te veel vergt: —- het welk men van den aanwas des koophandels, der kunften en wetenfchappen, daar wij ftraks (e) van gehandeld hebben, moet afleiden (d). Deze oorzaak heeft dikwerf zenuwcolicq (e), vallende ziekte (ƒ) en andere toevallen der zenuwen veroorzaakt (g). Dan de fchadelijke uitwerkfelen van deze oorzaak zijn door den groten ziektekenner H. D- Gaubius in twee akademifche redenvoeringen (h~) zodanig afge- fchetst, (è) Men kan hierover nazien, hetgeen Tissot over de gemoedsaandoeningen, van Wijd en zijd heeft hij eengc. bracht. P. /• Tm. II p. 322 420. Verg. Whttt op de aangeh. plaats, bl. 144. Den Gel. Vaueniï» de ani. mi affitlion. Heemskerk de animi pathem, vi in corp. hum, en Tissot op de aangeh, plaats p. 440. Meud op de aangeh. plaats. (c; Cap. 2. No. 2, 3, ro. (d) Zie Bikker op de aang. plaats bl. 456". (e) Zie Viridet tr. du bonchile Tom. II. p. 646, (ƒ) Zo als Tissot van Galenus heeft overgenomen êp de aansr. plaats, bl. 288- (g) Men kan dezelve aangetekend vinden _bi} Tissot, Bikker en Giugius in inft. pathol. 5. 522. (h) De Regimine mentis, quod Meiicerum cfi. Hh 5  522 jan peter.3en michell fchetst, dat men, met dit op nieuws op te halen, even nutteloos doen zou als met den Troyaanichen oorlog, naa Homerus, te befchrijven. VIII. Het waken tot laat in den nacht is ook meer in zwang; de mode immers vordert, dat men zijne gallen niet vroeg laat fouperen: de maaltijd word tot laat in den nacht uitgerekt, terwijl men het lichaam met eene men gelmoes van fpys en drank opvult, en de ziels en lichaams krachten ondermijnt. - . £n t0 dit vak behoort ook het nacht werken der geleerden, dat bovendien, door de vermoeijing der zielvermogens en het infpann'en der zenuwkracht zeer fchadejijk is. . r ïe meer, daar men on-' der die menfchen, die zich den naam van g*leerden trachten te verwerven, fommigen vindt wiens verftandeiijke vermogens zo verwonderlijk dom ztjn, dat zij zich naauwlijks een denkbeeld van eenige zaak maken kunnen Hier van daan komt dus eene flaaploosheid en deze heeft het droomen dikwerf ren gevolge: en de_ wijl dan de kwijnende zfel en het lichaam uoor den natuurlijken flaap niet verkwikt word Zq word het fpier-enzenuwgeflelopeene verbazende wijze verzwakt en in verwarring gebracht • . en de Geneesheeren ondervinden dagelijks, hoe moeij°»  Over de Ztnuviziektem der Nederlanderen. 523 ftoeijelijk de toevallen op het Zcnuwgeftel, van die oorzaak oorfpronkehjk, te genezen zijn. Cheijnü (?) had derha\ven zeer veel recht, met deze oorzaak, als eene der voornaamflen, die he: aantal der zenuwziektens vermeerderd hebben, optegeven: Tissot heeft de afwijkingen van het levensbeginzel, van deze oorzaak oorfpronkelijk, fraai befchreven , zodat wij, dit met de ziektekundige Hellingen van den beroemden Ga.ciüs Q) vergelijkende, voor afgedaan houden kunnen. IX. Diveperij in den Godsdienjl verdient de minfie plaats onder deze oorzaken niet. • Immers, fchoon de ware Godsdienlt veel toabreiigt om êene gezonde ziel in een gezond lichaam :e bewaren , zo is het niet minder zeker, dat d.veperij onder de oorzaken v»n de vermeerdering der zenuwziektens behoort: de Heer Biv^aR. Ori) heeit, dit overtuigend bewezen, en men kan bij den Meer Sauvage (V , die eene eigenaamge lóort van melancholie , welke uit de dweperij voortkomt, geilek heeft, zien, dat zij eene cf) Englifch makdy P. I. ch.6. p, 49. en vuig. ' (fe) Op de aang. plaats Tom. II. P. I. p. 68. Q) Injl phthol. f. 73- (m) Op de aangeh. plaats bl. 459. (») Ntfel. lAsthod, ander den titel Vtfnrae*  5^4 JAN PETERS EN MICHELL eene oorzaak is, die zeer «likwils zenuwziektens voortbrengt. Dc opvoeding brengt de zaden van deze oorzaak reeds mede: dewijl men de allerfimengefteldde denkbeelden van het Opperwezen, en den Godsdienft te vroeg aan de kinderen mededeelt. De ziel immers is dan rtoch niet volmaakt, of ten rainften de werktuigen, waar door zij op het lichaam werkt, zijn noch niet in den ftaat der volmaaktheid. Hier door ziet men dikwerf, dat, fchoon de ziel denkt, en de denkbeelden, die zij zich van de dingen maakt, verzamelt, zij zich met te veel angft vermoeit, in het opfporen en nagaan der zaken , die dikwerf voor den fterveling met een floers bedekt en onopfpeurbaar zijn. Hier uit komt eene ftompheid in het deuken, eene verzwakking van het zenuwgefte!, verwarring der denkbeelden, hijpochondrie, ijling, droefgeeftigheid en dolheid dikwerf voort. • . En waarom zoude deze oorzaak geen vallende ziekte, dewelke de beroemde van Swieten en Tissot (jj) van hettefterk infpanneu van den geeft, in minder bejaarde voorwerpen, waarge» nomen hebben, kunnen veroorzaken ? X. On-, (o) Zie Tissot Tom. II. P, 2. f. 288 of de aangeh flaats.  Over de Zenuwziektens der Nederiunieren. 525 X. Onder die oorzaken , aan welke wij in het vermeerderen der zenuwziektens de meefte kracht toekennen, behoort zekerlijk, de meerdere alge» meenbeii van het te vroeg trouwen, van de hoererij, het te veel bijflapeti, en van de zelfsbefmetting in beide (exen, van de manier van opvoeding oorfpronkelijk. Immers heeft deze oorzaak hare uitwerkfelen zo wel op de vrouw, als op den man: de waarnemingen, die door den meergemelden Michell (p) zijn bij een gebracht, beveiligen dit gevoelen : en de ondervin¬ ding voornaamelijk van eenen Zi.mmer.man (jf) en eenen Tnsox (r) overtuigen ons hier van allerflerkft. De iiehaamen dan zijn door eene weke manier Van opvoeding gevoeliger geworden; het lezen van welluftige boeken gaat meer in zwang; en welk een aantal van oorzaaken, welke wij reeds gemeld hebben, of noch zullen melden, die het hare toebrengen, oru het vonkje van weliuft, in minder volwasfenen, aantefteken, en de eerfte beginzelen van de werking der voortteling in beide fc. (f>) In de aangek, virh. (jij Ven der Erfahrung. T. II. p. 363. (r) Tissot Sur f tnanisme {•ƒ mal. des nerfs op de aang. plaats p. 84. Vergel, ScauAioiys Spsrmatol, Gynaciay. eolog,  $&6 jan peters.en michell fèxen voel te vroeg leggen. Dus word d* beweeglijke fpiervezel, de gevoelige zenuw , door de prikkeling van het teelvocht te fterk aangedaan, in onnatuurlijke bewegingen gebracht, en de ziel zelfs, die in dien leeftijd vlug is» word te ichielijk, te hevig aangedaan; en daar van daan moet men, de te vroege e'n algemeene trek ■tot bijflapen, en te fterke opvolging dier wellus* tige trek, en de zelfsfcefmetting in de beide feXen afleiden. (V) Dan hier door worden de zaden , en aanleidende oorzaken van alle foorten van zenuwziektens oncegrijpelvj'k vermenigvuldigd: — hier doof worden ziels en lichaams krachten verzwakt, gekrenkt, de beweeglijkheid der fpiervezel, de gevoeligheid der zenuw word \erbazende vermeerderd, de vertering en voeding, in verwarring gebracht , en daar koomt wederom kwaadiappigheid tn kwaadbioedigheid uit voort, die wederom op hare wijze, fluipachiige en krampachtige bewegingen, verbijfiermg van het verftand, en een aantal kwalen, op het beweeglijke en gevoe hge dierlijk geflel voortbrengen;— Tissot {», Bik- CO Zie F. van B-skheV D III. bl. 1098. C*j Op de ascgch plaats verg. Tom. II. P. t p3« 38©. *&  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. $ De lucht is boven dien in onze gemeenzame bijeenkomfien niet zuiver, vooral in lieden , waar in men de vrije lucht, zo veel mogelijk, uit de vertrekken tracht te houden. Daar komt dan nog de damp van de tabak bij, die voor gevoelige geitellen ganfch niet onverfchillig is. De rook der fteenkolen en turf werken Ook wel degelijk op ons fpier en zenuwgeftel; -— ja zelfs bij nacht in de flaapvertrekken word de lucht beimét, door nachtlicht, kolen, en diergelijke uitwaasfemingen; hoe kleiner dus de vertrekken zijn en hoe gevoeliger de lichamen, hoe heviger jde uitwerkzelen zijn moeten. Li z  "5j2 jan p etersen michell Dc vochtigheid der huizen verdient ook in aanmerking re komen; deze is meer algemeen, door de menigvuldige overftromingen. Zij ver. meerdett het aantal der oorzaken, welke de uitwaasfeming beletten, en brengt daar door in voorwerpen, die daar vatbaar voor zijn, zenuwziektens voort- 'XIV. Een bijzonder foort van leven, ivelke wij in onzen leeftijd, algemeen waarnemen. Hier toe moet men die kunften brengen, die met een zittend leven verknocht zijn, of waar in de inademing van fchadeiijke dampen onver* mijdelijk is enz. die bij den beroemden Ramazzini (V) befchreven zijn. — Hier dan komen de vrouwen voornamelijk in aanmerking, die zich geheel en al aan een zittend leven, en het opvolgen harer driften hebben overgegeven. *. Ik bedoele de minnen , bakers, ziekebewaarfters, naaifters , en vroedvrouwen , van welke .alle men nu veel meer dan voorheen, wegens de aanwas der. weelde en der volkrijkheid, gebruik maakt. , Deze immers , hebben meeftal, wijl zij de voorrechten, die zij zich door het gebruik heb-' ben aangematigd, niet.zeiden misbruiken, onee- oig* .(0 Dc Morbis Atifmn.  Over de Zenuwziektens der Nederlander en. 533 pigheid met de knechts en meiden: waar door zij dan zich zslve, niet alleen, de zogenaamde moederkwaal, vallende ziektens en fiauvvtens op den hals halen, maar hare meestëresfen, die noch tederer en gevoeliger geitel hebben, en de kinderen die zij de bortt geven of oppasten, merkelijke fchade dom. En die was het, dat ik dacht, omtrent de natuurlijke , en uit de levenswijze ontdane oorzaken, die de zenuwziektens in ons land zo aanmerkelijk vermeerderd hebben , te moeten aanmerken — Zij hebben alle in ons vaderland wel degelijk plaats. Getuige zij onze huishouding. Getuige de natuurlijke hiftorie onzes vaderlands. Ik heb zelfs op kleinigheden gelet, en dus, dunkt mij. zal men gene oorzaak vinden, of men zal ze ligtelijk tot de eene of andere der gemekte brengen kunnen. Allen werken zij min of meer onmiddelijk op ons fpierachtig en zenuw-geitel; ■ alle brengen zij het hare toe om die gevoelige gefteldheid, welke wij in het volgende hoofdftuk nader verklaren zullen, voort- tebrengen: en dikweif geven zij aanleiding tot zenuwziektens zelve, in voorwerpen, welke esne evengemelde gevoelige gefteldheid hebben* LI 3 HET  534 JAN PETERSËN MICHELL HET DERDE HOOFDSTUK. Over de kentekenen der zemnv ziektens. ij hebben in het voorgaande hoofdftuk bei toogd . dat de zenuwziektens van de 'afwijking des levensbeginzels van den natuurlijken ftaat, moeten worden afgeleid., waar door de beweeglijke fpier en gevoelige zenuwvezel, door eene natuurlijke of tegennatuurlijke prikkeling, aangezet, in onnatuurlijke bewegingen en onaangenaaKie gevoeisaandoeuingen vervalt, die door het famengevoel aan andere delen worden medegedeeld: . Wij hebben gezien dat de tegen- Overgeftelde gebreken van het levensbegin, zei dikwerf het gevolg zijn, van de te grote beweeglijkheid van den fpiervezel: . dat die te grote beweeglijkheid van den fpiervezel, of liever vatbaarheid voor ftuipachtige aandoeningen, in het gehele lichaam , en in bijzondere delen , plaats hebben kan, dau dat zij door hare uitwerkzelen , op het gehele lichaam, kenbaar word ? En van deze befchouwingen komen wij nood. zakelijk tot de vraag, welke eigenlijk die gefield, heid der levende vafle delen zij waar van de on. geregelde werking van het levensbeginzel haaren oor-  Over de zenuwziektens der Nederlander en, 535 oorfprong ontkent. Uit de oplosfing immers van dit vraagftuk zoude de eigenlijke oorzaak van de «e grote beweeglijkheid en gevoeligheid worden opgehelderd en eene weg gebaand om den aar« der zenuwziektens van meer nabij optefporen, en op deze grondflag eene op reden (leunende geneeswijze te bouwen. > Doch zo lang ons de gefchiktheid van den zenuw en fpiervezel > waar door alle delen tot beweging en gevoel in den natuurlijken ftaat bekwaam zijn, niet genoegzaam bekend is, zal die oplosfing te vergeefsch verlangd worden. Zommige hebben deze gefchiktheid in het lijm, dat de beftanddelen van het dierlijke lichaam te famen verbindt, anderen hebben dezelve elders, doch allen zonder vrucht gezocht. En waarlijk, wij doen beter in dit geval, onze onkunde openlijk te belijden; Want hoe zullen wij de zitplaats dezer natuurkrachten bepalen, daar haare aart ons noch geheel onbekend is. . Dit alleen weten wij, dat er eene gefchikte en bekwame gefteldheid der vafte delen vereifcht word, zullen zij de uitwerkfelen dezer natuurkrachten behoorlijk voortbrengen: Zij moeten noch te fterk gefpannen noch te flap zijn: ■ de te #erk gefpannen vezel, legt zo wel als de te flap LI 4 pe  $tf JAN PETERSEN MICHELL1 pe den eerften grond, tot de onregelmatige werking van het levensbeginzel (V). ;:' * Ones bedunkens moet men de eerfte grond van de gefchiktheid der vafte deien tot ongeregelde beweging en gevoelsaandoeningen, in de tederheid der vezelen zoeken, die in ons Vaderland van natuurlijke oorzaken oorspronkelijk , door de levenswijze meer bevorderd word. Hier dooi zijn de vliezen, die de zenuwen in den natuur■* lijken ftaat; tegen de prikkelingen beftand maken, dunner; _ de inwendige rokken der vaten en buizen hebben hare behoorlijke vaftheid niet; " — de vochten worden dus minder.bewerkti de flijrn is te dun en niet vaft genoeg aan de werktuigen gehecht; het welk alfes zeer veel toebrengt, om den zenuw en fpiervezel he. viger te prikkelen, den omloop der vochten te vermellen, en de affcheidingen en ontlaftingen te vermeerderen. Wchen wordende Voch¬ ten niet genoeg bewerkt de trek tot voedzelen vermeerdert, en het gevoel en de beweging worden van de ligtfte oorzaak aangedaan, — Daer nu m Kloekhqf, G-BErwB, en anderen, die pEÏX ga rolgd zijn, hebben den aart der zenuwziekte» in d« flapheid det vezelen , Pomms in het tegendeel « 2.jne navolgCrs, in de fterkc fpanning der vezelen,zogt enz. * 3  OverdezenuzvziektensderNederïaniïeren. 537 nu noodzakelijk eene ffèrke vermaejing op dia heviger beweging volgen raoct, zo worden de vafle delen dra afgemat, en, daar zij van de ligtfle oorzaken hevig worden aangedaan, zo ontdaan er zeer dikwils ongeregelde bewegingen, die den aart der vochten bederven, tegennatuurlijke aandoeningen der gevoelige en prikkelbare delen de dierlijke werkingen worden in verwarring gebragt, de voeding , affcheiding der vochten, de vertering en bereiding der voedzelen word gekraakt, en daar uit fpruiten een aantal van zenuwziektens voort. Eu deze gisfing omtrent den aart der zenuwziektens word door de proeven en waarnemingen, die de heren Olieton , in zijne verhandelinge decrasfitie vaforum, en de la sone de arteriarum flruclura(e) over de tederheid der vezelen genomen hebben, bekrachtigd. Niemand immers zal ontkennen dat de vrouwelijke fexe tederer en gevoeliger van aart is, dan de mannelijke, en de proeven, van den lieere de la Sone (ƒ) tonen ook juifl dat de binnen- fte (e] Mem de V acad. R. des fcienc.a 175Ö. verg. Tissot Tem. I. P. II h 276. (ƒ) Men de V acad. R. de fciene. p. 170. en voorn, f . 131. Verg. Tissot op dezelfde plzats. LI 5  £3§ . JAN PETERSEN MICHELL fte der üagaderen bij haar van een tederer fanienftel zij. Waarom zoude men dus bij overeenkomft niet mogen befluiten dat het weeffei der zenuwen en fpiervezelen bij haar ook tederer was ? Die bekleedzelen zijn bij kinderen ook dunner en hebben minder famenhang, en juifl treft men ook bij deze eene wonderbare gefchiktheid tot onregelmatige beweging en gevoelsaandoehingen aan, ^ fchoon de flappe waterachtige vochten de vafle delen nauwlijks genoegzaam kunnen prikkelen. Bij oude lieden zijn deze bekleedfe- len van eene vafleren aart - de'gefteldheid der delen is zo flap niet, de aardachtige delen zijn er in meer overvloed, en de gefchiktheid tot de beweging en gevoel is ook veel minder. Alles daarenboven, 't geen deze bekleedfelen verflapt, de natuurlijke lijm ontbint, en dus.den tegenftand dier bekleedfelen vermindert, word eene grond, tot aankweking, voortbrenging en vermeerdering der zenuwziektens. „ In 't door„ gaan van verfchillende land/Ir eken", zegt de uitmuntende Tissot (g) te regt, „ zal men op „ die plaatfen, daar de lucht de vochtig/le is; „ daar de groenten* de. wateracbtigjle zijn, de „ voed- (g) Op 4e aang. plaats, U. 277,  Over de zenuwziekten; der Nederlander en. 539 „ voedzelen de vetfte en daar mm bet algemeenfte. 35 gebruik van warmivater maakt, de meejleze~ „ nuwziekten aantreffen". Daarom is eene vochtige warmte de voedfler van zenuwziektens; Daarom zijn voorafgegane ziekten, fterke bewegingen wrijving der vochten op dc vaten, misbruik van waterachtige dranken, wekere opvoeding, kortom alles, wat de kracht der vezelen ondermijnt, eigenlijke oorzaken van die ongeregelde werking der fpiervezelen en der zenuwen, Daarom kunnen de zenuwvezelen en fpiervezelen, als niet behoorlijk gedekt zijnde , haare natuurlijke prikkelingen nauwlijks verdragen, of er ontdaan ongeregelde beweging en gevoelsaandoeningen, daarom neemt men van alle onnatuurlijke prikkelingen, ftuipachtige en pijnelijke aandoeningen waar.' Pasien wij dit op de aangehaalde oorzaaken en op de toevallen der zenuwziektens, waar over wij nog handelen moeten, toe: en brengen wij dit op de geneezing dier kwaaien, op eene reeks van waarnemige gevefligd, over, zo zal de waar. heid van ons ftelfel in zo veel te klare; en duidelijker licht gefield worden. Hier uit is het blijkbaar, waarom hevige prikkelingen der zenuwen , geen zenuwziekten, dan in geitellen, die er vatbaar voor zijn, of liever wier-  S\0 JAN PETERSEN MICHELL wier zenuw en fpiervezel zoteder is, voortbren. gen. —- en waarom hevige prikkelingen die tederheid dikwerf veroorzaken, door namelijk de wrijving te venneerderen, tegennatuurlijke en ongeregelde bewegingen voort te brengen, de vochten te doen entaarden, en dus bronnen te doen voortfpruiten, die door haare fcherpte den fpier.' vezel en zenuw hevig aandoen, de voeding in verwarring brengen, en de tederheid zelve veroor. zaken (b). En hier uit kan men ligtelijk opma. ken- (70 Hadden wij.niet voorgenomen om ons zo vee! mogelijk van onderitellingen te onthouden, zo zoude men zeer ligt, op den zelfden grond, betogen kunnen» dat dc gevoelloosheid het gevolg en dc oorzaak der lluipachtige aandoening is: , Want, behalven dat het van eene afmatting van den fpiervezel alleen kan af* geleid worden • zo fchijnt de oyerecnkomft, der werkingen van ons lichaam te vercis'fchcn, dat wij Hellen , dat elk inwendig deel geprikkeld zijnde vochten aanvoert, om die prikkeling tegentegaan, even als de uitwendige delen, dit duidelijk voor hst oog tonen. —. Dus vloeit het fpog en kwijl uit den-mond, wanneer zij geprikkeld werd. Het flijin in den neus or.twik. keld de prikkeling, welke hare zenuwen aandoet; dat hc: oog prikkelJ, word door de traanen verdunt; en dit is van de maag, ingewanden en andere werktui. gen waar; indien dit nu o0k in de rokken var* VU  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 54* ken, dat de opftoppingen der zenuwen eigenlijk gene oorzaak zijn, vai derzeiver ziekten, dan dat zij met meer recht, onder de uitwerkzelen dier kwalen moeten geplaatft worden: dat werktuiglijke noch fcheikundige prikkelingen, het zij zij in het lichaam aanwezig zijn of van buiten worden aangebragt, geen zenuwziektens kunnen voortbrengen, dan in mérifchen, weike eene diergelijke tedere gefteldheid hebben. «- Dat de fcherpheid van de vloeiftoffe, welke door de zenuwen gezegd word om te lopen geen oorzaak van deeze ziekten worden kan : ■ en deeze onderftelling word zo veel te minder waar* ichijniijk, wijl de meelte zenuwziektens van eene tusfehen pozenden aart zijn , welk veï- fchijnzel ik niet geloot" dat de begunftigers van dit imderc vaten, die van aart niet van die van ander* werktuigen vctfchillcn , gebeurt, gelijk waarfchijnehjk, 'ii. zo word de prikkeling door haare werking zelve omwikkel 1 en voor eenen tijd als het ware verilompt. En hier uit kan men reeds opmaken, waaróm de toevallen der zenuwziektens afwisfelende zijn en wslchenpojsingen hebben; —5— en men kan de oorzaken der onverwachte genezingen, weike de natuur dikwerf in deze ziekten alleen te weeg brengt, gemaklijker nafpooien.  5*42 JAN PETERSEN MICHEL& dit fielzel (z) gemakkelijk van eene gedurig werkende oorzaak, van de fcherpte namelijk van het zenuwvocht, zullen kunnen afleiden. De teder, heid dan van den zenuw en fpiervezel, is ons bedunkens de voornaame oorzaak der eigenlijk gezegde zenuwziektens. Zij is het, die da gejleldbeid van het lichaam aandoenlijk maakt. Deze gefteldheid des lichaams iseeneeigenfchap' van die voorwerpen, welke voor zenuwziektens vatbaar zijn: — zij brengt dan niet weinig toe, tot ondetfcheiding dier ziektens, en dus zullen wij in de eerfte plaats. I. Over de tekenen van eene zodanige teders aandoenlijke gefteldheid handelen ; en hier toe ■ brengen wij. a. Een tedere, zachte en blanke huid die op* de konen, lippen en overige tedere plaatsjes als doorfchijnende is, met fijne vaten doorweven^ en rijk van blauwe adertjes. b. Ben ravke lichaams gefteldheid. Zo als men Venus of Narcissus affcbilderr. — dunne ïarjge beenderen, die met flappe banden fiamven eenigd zijn* c. Een blank aangezicht Schitterends: Oö- (ó Zie Sebhïrtüs de vitiis Jjpir. amrn. lib. L, P. l) Cap. ï5.  Over tfc Zenuwziektens der Nederlahieren. 54-g öogen, *en kleine oogappel, en een vrolijk uik zicht; rode konen en lippen; fneeuwwitte tanden , die Camper ook in voorwerpen, die zeer vatbaar voor longtering zijn, heeft waargenomen; misfchien, om dat zodanige tedere aandoe. lijke heden zeer gefchikt zijn voor aandoeningen op de long. d. De hals is gemeenlijk langA de bord niet breed, ineengedrongen. de fchouderen zijn niet breed. —<— dan de heupen liaan meer, dan gemeen van eikander verwijderd , of liever da billen zijn breeder (£). e. Mn kan ds/pieren, door de blanke door- fchijnende huid als het ware zien zverken; -* zij hebben eene min of meer bolronde gedaante: .—- de kuiten zijn fraaij, en puilen flerk uit, terwijl het been aan den enkel zeer teder is: . en dit maakt dat men deze tedere gefield. fceid, van eene kloekere ligt onderfcheiden kan, ƒ. Dun (£) Gai enuj namelijk handelende over de gevoelen* van Hippocrates en Plato, heeft de Phijfiignomie met liet gezag van Chrijsippus gefterkt; deeze oordeelde, dat menfchen , die brecde billen hadden , van eenen blooden aart waren, de reden is misfehien deze, dat de bloheid eene eigenfehap der tedere gefteldheid is Zie Camper. HM. -maatjeh. T, VIL P. II. f'. 575-  *>44 JAN PEtfERSEN AïICHELL f. Dun, blond en zomt ij ds kaftan je bruin haïrx 9*. Fraije doorfchijnende nagelen op de vingers, waar door men de onderliggende huid ziet doorfchijnen, vind men veel in diergelijke onderwerpen. ■gi Zij zijn zeer gefchikt iot debeivegingsVhigi dan zij worden fchieiijk afgemat cn zweeten zeer' ligt. h. Zij hebben een zeer vlugge geeft, zij bef- grijpen en vatten een zaak zeer ligt. — Dan hun geheugen is niet fterk, en zij bewsren de derkbee! 'en3 niet lang, wijl zij dezelve te ligt begrijpen: —- maar tot het uitvoeren van dingen* die vlugheid van geeft vereisfehen, zijn zij allergefchikfh ii De aandoeningen des gemoeds hebben op dit foort van menfchen veel vermogen: de gramfchap egter, hce ligt zij ook in dezelve ontftaat, is,gene hevige woede bij hun: zij gaat zo fehie. lijk als zij komt, en zo dra komen zij niet bij hun zeiven of zij veroordelen hunne handelwijze en toónen berouw: kloekmoedigheid Ont¬ breekt hun: de meed ontzinkt hun dikwerfdroefheid , weemoedigheid en berouw zijn bij hun gemeènznam. ■ Medelijden , vrees *. fchaamte, liefde,' blijdfciup, en vooral die gemoedsbeweging , welke als. het ware tusfehen vretig*  Over de zenuwziektens der Niderlahdèreti. 545 vreugde en droefheid geplaatft, van beide die neigingen, deelr, en die wij in onze taal, a!s het ware bij uitfiek, met den naam van aandoening beftempelen , zijn hunne geliefkoosde gemoedS aandoeningen. En deze laatftgemelde ge¬ moedsbeweging kan men met recht voor een onfeilbaar teken van eene Zodanige gefteldheid hou^ den. « k. Zij voorden van de minfie oorzaak tot deze gemoedsaandoeningen vervoerd: - dé minfie gemoedsbeweging jaegt hun een kleur aan j doet hun bleek worden,- beven; brengt hun geheel zenuwgeftel in beweging en dóet hen in ongeregelde bewegingen en gevoelsaandoeningen vervallen. — Van een zodanig temperament en van eene onbegrijpelijk aandoenelijke gefteldheid was het meisje, dat op het lezen van die berugte hiftorie, van Aeeilard en Heloise in eene verrukking van geeft, flauwte en Stuiptrekkingen verviel, die zij naderhand; van de hgtfte gemoedsaandoening zelve, wederkreeg. /. Met eene toomloze drift jagen zij, immers wanneer zij hunne ongeregelde drift door de reden niet beteugelen, de welluft na en geven hunne geile oogmerken, zonder op de naween te denken, den vrijen teugel èn verblijden zich in ongeoorloofde vermaken. < Hunne ziel wordt M m door;  F 546 JAN PETERSEN MICHELL door geile dromen onbegrijpelijk geflingert, en dewijl zij zich toegeven in hunne welluftige denkbeelden, vervallen zij dikwerf in de verfoeijelijke zonden der zelfsbefmetiing, of in eene onwillige afloop van het zaadvocht in den nacht. —* ja de looziug van het zaad zelve word zomwijlen door de te geile drift in de vermenging geftremd. DeEdemburgiche verhandelingen hebben hier een voorbeeld van (/), en ik heb eene diergelijke zsadfiremming, uit te groote welluft oorfpronkelijk, in een jonggetrouwd man waargenomen en door het gebruik van inwikkelende en zamehtrekkende middelen genezen. —■ m. De belette uitwaasjèming heeft op zodanige-ge/lellen onbegrijpelijk veel vermogen; en alle oorzaken, die deze ontlaiting verhinderen, brengen ongeregelde bewegingen en gevoels aandoeningen in dezelve voort: hier van 'is het dat alle gemoedsaandoeningen, die de levenskracht neerdrukken; dat een tochtje; datzommige voedzelen, fpek b. v vifch; dat natte voeten enz. benauwdheid in de bovenbuiks ingewanden, ver» vvisfelend gevoel van koude en warmte, hoofdpijn, maagpijn, winden, rommelingen, oprifpingen, ct> [/] I. D. bl. 198. art, 35. Verg. Valoiu/Jr p. van de aangeh, veih.  Over de zenuwzieklens der Nederlanderen. 547 colicqpijnen, loomheid en andere toevallen, uit een beledigd fpier en zenuwgeftel voortkomende, veroorzaken. ——• Ja de ziel zelve wordt aangedaan , en bevreesd, gelijk Sanctoiuus reeds heef: opgemerkt (/«). • ■ n. De ziel lijdt in deze ge/lellen, zuanncer zij in eene ziekte vervallen, onbegrijpelijk veel: — benauwdheid, vreesachtigheid, angft, droefheid , ijling, pijn, ftuip-en kramptrekkingen zijn altijd meer of min aanwezig in hunne ziek» tens: Zij vrezen altijd het ergfte, zelfs van de minfie onpasfelijkheid, en daarom moet men in de behandeling der ziektens in deze geitellen, voornamelijk het oog houden op zielsbeliiering, in zo verre dezelve in het vak der Geneeskunde valt («). Zie daar dan de tekenen van de tedere en aandoenlijke gefteldheid, voor zo verre ik dezelve door eene nauwkeurige waarneming heb knnnen ophoren. Vergelijken wij dezel¬ ve met de tekenen van eene fterke vaftere gefteldheid, alwaar men, om de'woorden van den be- roem? [ffi] Med. Jiatica JeB. 7. Aph. 7. [n] Zie den beroemden Gaubius in zijne aang. re. penvoering en Sijdenham de hyp. ö> hyji. pasf. p, 4^3, Verg. VAi-KfiJiA^K de aninu affeü. p* 32. en 53, fMr» a  548 jan petersen MICHELL roemden Gaueius fj>) te gebruiken, eene gefpan* r.e vezel net eene beweeglijke veerkracht verbonden aantreft, zo zal het onderfcheid zich klasrbiijkelijk opdoen. De kentekenen immers dezer gefteldheid is eene harde, vafte, ruige huid; een mager, doch fors uitzicht; fterke en zware fpieren; grote uitpuilende aderen; een, wel vlug, doch meer ftandvaftig, aanzien; — grote zwarte oogen, en veel bruin zwinachtig hair: : de beenderen zijn veel dikker, fterker en van eene veel meer in een gëweeveh zelfftandigheid. —_ Zij zijn zeer gefchikt toe de beweging, en worden niet ligt af. gemat. — Zij moeten eene zaak eerft door en door denken, eer zij dezelve begrijpen of er o- ver oordcelen Gemoedsaandoeningen, die een teder aandoenlijk geftel in beweging brengen, werken nauwlijks iets op deezen uit. Gram- fehap en andere opwekkende gemoedsbewegingen brengen hun zenuwgeftel in beweging, en brengen hen dikwerf aan hef waeden. — Dan worden zij wreed en wraakgierig. —— Wijn, verhittende voedzels en het bijflapen is aan deze geitellen fchadelijk. — Verliappende, laauwe watcrachtige dranken zijn hun daarentegen dienfiig. Hun; W J»£ potbel. $. X94,  Over de zenuwziektens der Nederlan'dtrets. 5^9 Hunne ziel is, in ziek»* ftahdvaftiger, fchoon zij dooi fchrik en wanhoop, welke gemoedsaandoeningen niet zelden in dit foort van menfchen vallen, fpmwijlen vervoerd worden. De Italianen, de Fraufchen en Spanjaarden hebbed eene diergelijke lichaamfgetteldheid, en deeze ira,. vners kan men gemakkelijk van de onze onderscheiden. 11. De kunne, dt ouderdom, bet temperatnent- de verfchillende tijdperken in het leven, bet erflijkc, dat van dc ouders op de kinderen overgaat, ds voorafgegane ziekten, en oorzaken, brengen geen gering licht aar. tot onderfcheiding onzer zenuwziektens. a. Wat de kunne aangaat. De bcmin- Kjke fexe is van een gevoeliger gefteldheid en dus ook meer gefchikt voor zenuwziektens; dit getuigt Hippocrates (ƒ/) zelve: hier bij komt, dat zij het gevoe/ligfte en beweeglijkfte ingewand hebben, dat met het geheele licnasm bij na door het famengevoel verbonden is, de baarmoeder namelijk , die op eene aandoening, van de ligtfte oorzaak voortgebracht, onnatuurlijke bewegings en gevoelsaandoeningen door het (p) 7.ic KirpsciUTK dt morb. muitir. p»g. 5S8. Mm 5  $5° JAN PETERSEN MICMELL gehele lichaam te weeg brengt en dat eindelijk de oorzaken der zenüwziéfctens, weike wij, gemeld hebben, als uit ue levenswijze voortkomende, meeftal op de bemin'ijké kunne moeten worden te huis gebracht. b. De ouderdom, , ln de jeugd immers is de vezel beweeglijker, gevoeliger. Zij is flapper , heeft de behoorlijke vaftigheid niet, noch de gefchikte bekleedfelen , om de hevigheid der prikkelingen te matigen; . — daarom zijn de figtfte prikkelingen dikwerf genoegzaam, om dc onregelmatigfte bewegingen en gevoelsaandoeningen in dezen tederen vezel te weeg te brengen. — In de jongelingfchap wordt die tedere gevoeligheid niet minder, zo om de verzuimde lichaams beweging, fterke infpanning der geeft, aanprikkeling tot dc vermenging, als wel om de dwalingen, in de opvoeding ingeflopen:. —— in die jaren is dus de gefchiktheid tot zenuwziektens vooral niet minder. - Dan in volwasfenep is de beweeglijkheid en gevoeligheid van den vezel zo groot niet : —-de vezel is vafter, meer gewapend door de bekleedfelen, welke de natuur gefchikt heeft tot afwering van de hevigheid der prikkeling, en dus minder fchielijk in beweging te brengen. In de ouderdom daarentegen wordt de vezel ftijf en als het ware ver-  Over de zewr.vziektens der Nederlander en. ^51 verteld en verheft dus van zelve haare gefchiktheid tot gevoel en beweging. c. Het temperament. Menfchen , die een gemengd temperament hebben, zijn de va'tbaarfte voor zenuwziektens. Eu mogen wij van de onderflellingen der ouden omtrent de onderfchciding der temperamenten gebruik maken, zo zouden wij (lellen, dat het uit het bloedrijke en galachtige, waaronder iets van het waterachtige bij* koomt, was famengefteid. Immers in dit temperament-, neemt men die tedere gefteldheid van den vezel, welke wij boven befchreven hebben, het meefl waar. d. De verjdoilkndc tijdperken van ons leven. — De beide fexe immers zijn op de jaren der huwbaarheid het beweeglljkft en gevoelig!!:. — De ziel en het lichaam worden op dien tijd hevig door de prikkelingen aangedaan. Op den tijd, wanneer de kinderen tanden krijgen, lijden zij ook veel. De maanfbnden , awangeiheid, het kraambed, het zuigen, en de tijd, wanneer de Honden ophouden, hebben een wonderbaar vermogen op het vrouwelijk lichaam. — Hier van daan zo vele en zo hevige zenuwziektens, die in deze tijdperken hun begin bij de vrouwen nc- Mw 4 men,  £54 Jan peterseV micheli, men, en daar na dikwerf op generlei wijze ge, pezen kunnen worden (qj. e. Het erfiijke, dat van de ouders op dt liniëren overgaat. L. Iramers zo wel als fterke ouders fterke kinderen voorttelen, zo ziet men pok tedere kinderen van zwakke ouders geboren worden. — De tedere aandoenlijke gefteldheid, welke wij in de ouders waarnemen, gaat eiflijfc over tot de kinderen, die dan niet zelden aan de zelfde ziektens , welke hunne ouders daar door gehad hebben, zukkelen, gelijk uit waarnemingen blijkt (r\ * Immers heeft Horatius met het grootfte regt durven ftelien, „ dat kloeke gezonde ouders fter„ ke kinderen voortteelden: dat men in de run,, deren en paarden de kracht waarnam van die „ hun voortgeteeld hadden, en dat geen arend ooit een duif zoude voortbrengen: Zo is niet minder zeker dat zukkelende lijders geen fterke gezonde kinderen kunnen voortbrengen. f. Voorafgegane ziektens. — Alle ziektens, die van eene belette uitwaasfeming voortkomen; die ff) Zie de bovenaangehaalde Schrijvers, doch voor, •1 TrisoT II. D. i JM p. 130. (r) Zie Tissot II. B. i Jluk p. 5 in de daar aangeh,  Over de Zcnuivxiektens der Negerkinderen. 5^3 die de kracht van het fpijskanaal ondermijnen; die haarcn zitplaats in den zenuw of fpiervezel hebben; die met eene ongeregelde bewegings of gevoelsaandoeniug gepaard gaan of die door eenig fmet worden voortgeplant; en vooral de venerique ziektens maken den menfeh vatbaar voor te grote prikkelbaarheid en gevoeligheid. — Hier toe behoren ook de hevige en ontijdige ontlafüngen; het innemen van hevigwerkende ontlalf, of andere geneesmiddelen , vooral wanneer zij niet noodzakelijk worden aangewezen. Uit dezen bron immers kan men alle zenuwziektens in menfchen van eene tedere gefteldheid afleiden. g. Dc voorfgegaane oorzaken geven in deeze duidernis niet zelden eenig licht. —r Immers wanneer wij van de levenswijze, welke zodanig een lijder te voren gehad heeft, overtuigd zijn; wanneer er eenige der opgenoemde oorzaken voor de ziekte gegaan zijn ; wanneer die tedere aandoenlijke gefteldheid, door ons tevoren befèhreven, daar is; wanneer het temperament gemengd is; wanneer de lijder jong en in een tijdperk is, gefchikt tot de oorfpronk van zenuwziektens; wanneer er eindelijk fluipachtigc bewegingen en pijnlijke aandoeningen zijn voorafgegaan , zo beeft een Geneesheer zeer vele, en zeer.waarMm 5 fchijn-  554 JAN PETERSEN MICHELL fchijnlijke redenen , 'om des lijders kwaal 'voor eene zenuwziekte te.hóuden. . En is dan de oorzaak, welke voor de ziekte gegaan is en haar veroorzaakt heeft, ligt- eene gemoedsaandoening b. v. de reuk van iets; dat prikkelt, en de zenuwen onaangenaam aandoet enz. zo mogen wij deze voor eene zenuwziekte houden. . Tissot (Y) is ons op dezelfde wijze voorgegaan; immers hij befloot uit de gemelde tekenen, dat eene ïijderesfe, welke men dagt door een beroerte overvallen te zijn, door een toeval van moederziekte was aangedaan. V. van Heer (f) cen Geneeskundige, die in de voorgaande, eeuw zich een naam verworf, floeg dien zelfden weg in; hij genas eenen lijder door hartfierkende middelen, wiens dood men door een. aderlating verhaall zoude hebben immers , fchoon hij door een beroerte övèrvallért fcheen; geene volbloedigheid, maar te grote- welluftigheid was de oorzaak zijner ziekte. III. Het beloop dier ziektens, geeft ons ook tekenen aan de hand. Want zij nemen ha¬ ren oorfpronk in een oogenbiik, en meteen grote hevigheid; —— de toevallen verminderen en ver» Is) Zie Tem. II. P. II. p. 187, (0 Zie Schueigids fpermat. p. 262.  Over de zehuwtiektens der 'Nederlanderen, 555 verergeren weder, zij eindigen zonder eene merkbare fcheiding , ■ om daarna van een Ugte oorzaak, die men nauwlijks bemerken kan, we» dercekeren. — Deeze ziektens zijn dus meelt tusfchenpozende, — en zij komen en eindigen op de wijze van koortsaanvallen («)« Oe toevallen zijn daarenboven dikwerf zich zelve niet gelijk; zij worden door dingen, weike wij in het leven niet ontberen kunnen, veranderd, verzacht en verergerd. — Zo dat de lijders zelfs van eene mindere zwaarte der lucht, welke Hechts eenige graden op de barometer tekent, alleriterkft worden aangedaan (V). IV. Die ziektens genezen zeer dikzverf zonder eenige blijkbaar e febeidtng (se£. —— Eene verandering in de tijdperken des levens, eene buiteniandfche reis; eene verandering in de levenswijze; lichaamsbeweging; hebben dikwerf zenuwziektens genezen , waar tegen de uitgele- zendlie geneesmiddelen niets konden doen (w*). Doch [u] Zie Lorry de melanch. £ƒ• morb. mei. Tom. I, pm 1:4. Tissot op de aang. plaats. [y] Zie dc Hr. Bsrryat mem. de math. et de plyf. Tom. II. p. 452. Uiigez. verh. IF.D. p. u9 165. vaiï din Bosch bl. 106. [w] Tissot malad. des nerfs Tom. II. p. II. p, i!9 [w*] Zie Tissot 06 dè aangeh. plaats tn vooral bl, 24.1, Tom, II. P. Lp. 130.  556 JAN PETERSEN MICHELL Doch meefta! eindigen zij in verplaatsingen der ziekteftoffe naar bijzondere deelen, in andere on- gemakken, en vooral in huidziéktens. Dus heeft Piso (x) een moederkwaal in eene verlamming der linkere uiteindens zien eindigen. - Willis ry) heeft eene vallende ziekte in eenen ftuipachtigen hoeft; en de, Hr. Bikker (2) eene moederkwaal in het zelfde ongemak zien overgaan (a). Doch de verplaarfing der ziekteftoffe in de zeuuwziektens gefchied dikwerf naar de huid; getuigen zij een groot aawal waarnemingen, waar van ik Hechts, die ik zelve gedaan heb zal te berde brengen. Een jongetje had reeds twee jaren gezukkeld: hij genas na een braak¬ middel, en na gedurende twee weken kleine giften van den braakverwekkenden wijnfteen gebruikt te hebben, doch hij kreeg hier op een zoort van uitflag op de huid, dat fcherp vocht loosde, en daarna door het gebruik van het zelfde middel verdween. Niet lang daarna genas ik twee zufters van dit lijdertje, waar van de eene 7 en de [*] De morb. « coll. ferqfa. feS. II. P. II. c. 7 p. 156. [y] De anima brutorumP, I. c. 4. p. 39. (*) Philës. Trane. Tom I. p. 449. (<0 Zie Tissot op de aang. pl. p. 168 — igcj.  O ver de Zéttuwziektens der Nederlanderen. 5 7 de andere 8 jaar was; deze loosden een fcherp Hinkend zweet en dus eindigde de ziekte, zonder eenige uitflag op de huid. ik heb eene derdendaagfche koorts, waartegen de belle geneefmiddelen niet vermogten, en die door zijne veranderlijke toevallen, ijling en ftuiptrekkingen; voornamelijk van de aandoenlijkheid of prikkeling der zenuwen fcheen aftehangen, door cenaftreklel van den meefterwortel op brandenwijn in het aankomen van den koorts gebruikt, aiert genezen : . ditl middel veroorzaakte een foort van gierftuitflag, met fterke jeukte op de huid. Vde . De verplaatzingen , welke men in de zenuwziektens waarneemt, zijn ook van eenen bijzonderen aart, en dus verdienen zij ook onder de eigenlijke kentekenen dezer ziekten geplaatft te worden. Tissot (h) heeft dezelve uitmuntend befchreven, en haren waren aart door waarnemingen opgehelderd. De lijders voelen eene aan¬ doening, als van een vecht, dat zich oogenblikke* lijk van het eene deel naar het andere verplaatH. en dus voelen zij de pijn dan eens in dit, dan weder in een ander deel (c). Dus heb ik een fcher- (b) Op de aangeh. pUats p. 153 — 254. (f) Tissot op dt »%^g» ptatltt p. i8o,  558 jan petersen michell fcherpe (lof van den vost naar de zenuwen van het aangezicht, in een groot geneesheer, zien verplaatzen. De pijn verdween oogenblikkehjk; doch er volgde eene verlamming der fpieren van het aangezicht aan de eene zijde op, daar de zieke zelve niets van wilt. Men vind diergelijk: verplaatfingen vrij algemeen en die ziekte, welke fommigen te onrecht onder de rbeumóticqut bren- gen, en de Sauvage Varenia noemt; . en waarvan het beloop e*n de genezing duidelijk toont, dat zij tot de zenuwziektens behoort. BlanKard (d) heeft de eeriie, immers indien men / Tissot (t) gelcof geeven mag, deze verplaatzingen waargenomen. Mij is eene waarneming door een geleerd Geneeskundige medegedeeld, die, het geen wij onder deze en de vorige .verdeling ^bijgebracht heb- ben, uitmuntend ophelderd. £ene vrouvy kreeg na eene anderendaagfê koorts den hik • . dit laftig toeval bleef haar eenige maanden bij, tot dat het in eene verlamming van den eenen arm eindigde. — Zij leefde daar op een half jaar gezond, zij wierd vet, en won in krachten Doch de hik, kwam toen weder, en eindigde niet lang (d) Sepukhr. Tom. J. p, S42. (0 Op de aang, pl. p. 106,  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 559 lang daarna in eene verlamming der onderfte ledematen. Zij leefde daarop minder gezond, dan te voren. — Eindelijk kreeg zij eeu jaar daarna ftüiptrekkingen van allerlei loort, zo wel in het gehele lichaam, als in de bijzondere delen. —■ Zij was geheel buiten zich zeiven; — en het lichaam, waar op alle prikkelingen, van buiten aangebracht, niets vermogten, wierd door inwendige bewegingen zodanig gemarteld, dat alle omftanders ogenblikkelijk de dood te gemoet zagen. —■ Eindelijk verminderden de ftuiptrekkingen, en na dat zij geëindigd waren, zo bevond zich d; lijderesfe, als dooreen wonderwerk, geheel en al van den hik en verlamming bevrijd. Zie daar een uitmuntend voorbeeld van verplaatzingen in eene zenuwziekte; en hare wonderbare inwikkeling met de hcilzaame natuurspogingen! Vi^". De veranderlijke aart der toevallen verfchaft ons ook geen gering licht: dan immers klagen die lijders over dit, morgen over een ander deel. — flraks befpeurde men, dat dit deel koud, droog en zaamgetrokken was, daar het zich nu brandende, zachter en, als het ware, ont- ftoken vertoond. • De vochten hoopen zich dan eens op deze en dan weder op geene delen op en veroorzaken dus, verfchillende zoort van toe-  $6o JAH fSTERSEN MICHELt' toevallen (f). sijdenham (g) heeft door dit zelfde teken ?en mcederkwaal leren kennen. VIIde". De uitwerkfelen van fchadtlijke of voordelige middelen werken ook zamen , om den aart der zenuwziektens te leren kennen. • ■ Dus leren wij, dat eene hypochondrie van deze-, nuwen afhangt, indien de oplosfende middelen gene heilzaame uitwerkfelen te weeg brengen:- Tissot (h) bewees de waarheid dezer' Helling ook ten opzichte van andere zenuwziek* tens. VIII. De wonderbare gevoeligheid dier lijders. Natuurlijke prikkelingen, lichaamlijke of die op den geeft werken, doen hen hevig aan. —•■ Zij zijn geneigd tot alle gemoedsaandoeningen, zij kunnen nauwlijks het licht, of eenig geluid verdragen, zonder op een der omftandersgramftorig te worden. — Zij kwellen zich door droefheid en vrees, en dus vermenigvuldigen zij de oorzaken hunner ziektens gedurig (f) IXdcn. Eindelijk krijgen wij het meefte licht,' uit de toevallen der zenuwziektens zelve; -—« Ieder (ƒ) Zie Tissot Avis auPeupie en op dt aang. plaats p. 1S0. (g) De pasf. hiip. hyft. op de aang. plaats. (/?) Op dezelfde plaats p. 197. (»') Zie Tissot »p de aang. plaats.  Övtr di Zenuwziektens der Nederlander enl géi Ieder ziekte namelijk beeft toevallen, die haar alleen eigen en van haren aart onaffcbeidbaar zijn. deze zijn altijd dezelfde; zij tonen niet alleen de aanwezigheid van zodanig eene ziekte, maarzij onderjcheiden dezelve ook van alle anderen, dewijl zij, uit den aart der ziekte oorfpronkelijk, in verfchillende ziektens noodzakclijk moeten verfchillen. Du.s drukt zich dc beroemde Gaubius (F) uitmuntend uit: men brenge hier dan toe A. De hoedanigheden des menfchelijken lichaams, die zich blijkbaar voor het oog opdoen, van hei natuurlijke afwijkende: en ondsr dezeverdeling behoren a. Eene bleeke kleur der huid, zomtijdsnaar het loodkleurige, me» eenig geel vermengd, hellende, gelijk men in de vrijfterziekte vv*arncemt: _ . dan de vochten fchijnen duidelijker door d8 huid door, en de huid zelve is tederer in lij- ders, die tot zenuwziektens gefchikt zijn. Daar' komen dikwerf purpere en blauwe vlakken bij. de blauwe kleur der nagels tekent het toeval, dat aanftaande is,en is eene trouwe medgezelli'a van de ftuipachtige fpaoiling der huid. & bt D& (*) bijl. B*fol h 4öS- 5-  $62, JAN PETERS EN MICÜELI, tl De huid is droog en ruw, gelijk aan die men doorgaans Ganzenvel noemt Men neemt ze zeer algemeen waar in vrouwen, die met de moederziekte gekweld zijn. Ik heb dit ganzenvel in ee-ne lijderesfe, aan deze ziekte zukkelende, altijd, wanneer het toeval aanllaande was, waargenomen; en dit hebben ook anderen (Ij met mij gezien; dan ik heb de toevallen ook met eene zo- danige droge en ruwe huid zien eindigen. . Het tedere en gevoelige meisje, dat van de licht, fle oorzaak zelve, hare toevallen kreeg, kwam nooit bij haar zelve, voor dat zij eene aandoening van hevige koude, met deze ftuipachtige gefteldheid der huid gepaard, begon te voelen. . En daarom wierd ook het koud water, als deze huids-aandoeningveroorzakende, met eenuitmunttnd gevolg, in dit geval, om het toeval teftuiten, gebruikt; — daar prikkelende middelen daaren' tegen het toeval vervroegden en verergerden. c. Men neemt de zwelling der delen, zvelfo *n een levend, gezond menfcb altijd aanwezig is, niet algemeen waar. . Immers zuh gij deze delen opgezet vinden, terwijl andere verflapt en geflonken zijn , en de verfcheidenheid in die toevallen is wonderlijk; de delen b. v. wel. (0 Wïytt en Bikci* op de aangeh. plaats /. IJ3.  Over de zenuwziektens der Nederlandtren. 563 welke men even te voren zag (linken; zWellen in een oogenblifc weder: en daar zij eene dodelijke bleekheid hadden, worden zij nu weder rood: —— en waarlijk» dit teken heeft zeer veel invloed tot de onderfcheiding der zenuwziektens. B De natmrlijke werkingen -worden in wan ■ orde gebracht: en hier toe brengt men voornamelijk a. De tegennatuurlijke gtvoelsaandoeningen; als ei. Een vcruard gevoel. » < Dus is het gevoel van de warmte b. v. door het gehele lichaam niet gelijk verfpreid; ja zelfs is het op eenen tijd in verfchillende delen verfcheiden: _— dan is een deel koud, dan heet: ik heb in eene lijderesfe, aan moederziekte zukkelende, de eene wang brandende, en de andere koud gezien: —-— een toeval, dat men van de ophopingen der vochten en van de ongelijke verdeling der prikkelingen, doch vooral van de tederheid der delen moet afleiden (m) (3. Ver- (m) Zie Wh*tï ep de atng.plaats 11. 5*. en verg-, den uitmuntenden du Pui in zijne inwijing» verh. de homlnt, dtx-  £64, JAN PETE1L3EN MICHELL 0. Vtrjchilkndt zoort van pijnen. —- Zij verfchieten gemeenlijk van het eene deel naar het andere: . dan hebben zij haare zitplaats in defpieren; dan weder in de vliezen, en zij verplaaizen zich in een oogenblik van het een deel naar het andere; zodanig een zoort van pijn heeft Linnaeus in de varenia voor een der voormamfte toevsllen gehouden; — en het behoord zekerlijk onder de kentekenen der zenuwziekten-, dewijl het meeftal van de tederheid en het onnatuurlijk zamengevoel der delen afhangt, zo dat men ze bijna algemeen, in lijders, die, door aandoeningen der buiksingewanden, aan Zenuwziektens zukkelende zijn, waarneemt (o); - . 'Men neemt ook niet zelden pijnen waar, die zich op eene plaats vaflhechten, en wel voornamelijk het hoofd aandoen. . Zij worden onder verfchillende benamingen bij de Schrijvacs geboekt, na dat zij het eene of andere gedeelte van het hoofd aandoen, lang of kort duren, enz. en dan nemen zij het voorhoofd, dan de kruin van het hoofd, en dan liet agterhoofd in. . Dus zien wij pijn in het voorhoofd en in de kruin, van ee- -ne itxttt et Jini/iro , alwaar men meer voorbeelden vind, *>, en ik zoude hier op nieuws treffende voorbeelden kunnen bijbrengen, zo ik dezelven (p) In zijne guldene verh, de fympathis. (q) In zij*ne verh. de miro caput inter £ƒ wfcera ninalia commercie* Oott. I771- Cr) L. c. Tom II. in cap. de fymp: nerv. [s] Zie Michell op de aang. plaats en verg. over den aart van dezen tusCchenpozenden hoofdpijn van de zesniv/en Wyhtt U. 203 op de aangeh. plaats. [s*] In mijne meermalen aangeh. verlu Nn 3  £66 JAN PEïERSEN MICHELL ven konheids halve, niet gevoeglijker achtede voorbijtegaan (t). De lijder* , dis aan deze ziektens zukkelen zijn ook zeer onderhevig, aan buikpijn en maag* pijn, die hen met groote heevigheid aanvallen. Dan het is zeer onderling ,da; die pijnen, van de te groote beweeglijkheid en gevoeligheid der delen oorfpronkelijk, altijd met tuslchenpozingcn aanvallen: immers zij hebben hunne tijdpersen, waarop zij beginnen en eindigen, ea hier uit kan men hunnen aart niet duifter afleiden ■ Tot deeze pijnelijke aandoeningen moet men ook die ongeregelde werking van het gevoel brengen, waar door de lijden eene aandoening hebben van een vocht, dat zich van bet eene deel naar het andere ver&aatfi, en dat zij gemeenlijk niet de naam van zinking befternpelen; — Wij hebben er boven onze gedachten over geuit. b y. Tot deze afdeling behoort ook het gebrek, dat wij met den naam van gevoeloosbetd befternpelen. Immer* ziet men -in alle lij. dm [5] Zie dc latynfche verh. boven bl. 29$ m veJ in het bijvoegtel na dc bekroning der verhandeling. *' Ik heb die waarneemïngen niet vertaald, dewijl zij d«q taalkundigen alleen van belang zijn kunnen.  Over de Zenuwziektens des Nederlanderen. 56/ ders , die aan zenuwziektens zukkelen, dalen, welkers gevoel en beweging min of meer gekrenkt is, en die door natuurlijke prikkelingen tmuwlijks worden aangedaan; terwijl men in het zelfde lichaam, andere delen aantreft, die van de ligtfte prikkelingen hevige beweging en ge- voelsaandoeningen krijgen: en dit is een gevolg van de te groote beweeglijkheid en gevoeligheid van zoramige delen. Tmmers volgt er eene mindere beweeglijkheid, of, om mij duidelijker uittedrukken, eene vennoeidhsid, op de ftuipachtige bewegingen en op de uitzetting en rekking der delen, welke door de vochten, met die ftuipachtige bewegingen na: die delen toegevoerd, uit hare kracht worden gerekt; en deeze hebben ophopingen en ongeregelde of te hevige ontladingen der vochten, ten gevolge: — Dus brengt het eene deel het andere in eene ongeregelde werking, zo dat men zeer dikwils de oorfpronk van het onnatuurlijke zamengevoel hier in aoekeu moet. Eene jeukte; deze hebben de byflcrifcbe en- hijpochondrijche lijders dikwerf, na de ondervinding van den beroemden Gaubius, binnen in hunne ledematen, zonder da f Mts eenige fcherpe prikkelende [lof gewaard word. ■ Men moet vervolgt hij, dit verfchijnzel aan de groote beN 4 w«g-  5(58 JAN ÏETEIJBN MICKELL weeglijkbeid van den fpiervezel toefchrijven , waar door zij, eenmaal in eene ongeregelde trillende beweging gebracht, de gevoelskracht op eene onaangename wijze aandoen. Zij houd ee- nigen tijd aan, en word eindelijk, even gelijk alle ftuipachtige bewegingen, van zelfs minder: doch komt dikwerf met tusfchenpozwgen , en zomwijlen wel op eenen bepaalde tijd, weder (f*). K De benauwdheid'isin de zenuwziektens een der meelt algemene toevallen. * Zij 1S haren oorfpronk dikwerf aan omftandigheden van weinig belang, of aan eene verwarring van denkbeelden, verfchuldigd, enzijgzat, niet zelden, tot den hoogden graad van wanhoop ever. Dikwerf fchuilt er eene lichaimiljke oorzaak onder, en die moet in de ftuipachtige bewegingen , welke de vafte delen gedurig aandoen, gezocht worden; ^—» het zij die onregelmatige bewegingen dan, door de. ontladingen en affcheidingen in wanorde te brengen; . , het zij zij door ophouden van het geen ontlaft moet worden; het zij zij door de uitwaasfeming te beletten; of door de werktuiglijke beweging van het hart ongeregeld te maken, of door ophopingen van vochten naar de buiksingewanden te veroorzaken, da. [»*] ttiftit. Path. J.  Over de Zenuwziektens ier Nederlander en. 569 deeze benauwdheid daar Hellen; het zij eindelijk de gevolgen van deze ongeregeld* bewegingen, die in eene verminderde werking der levenskrachten moeten gezocht worden, als oorzaken van dit toeval zijn aantemcrken («). De buitenfte oppervlakte des lichaams is zeer teder en aandoenlijk; immers ziet men in fluipacbtige ziektens dikwerf, dat de huid zo gevoelig word, dat een vinger, met welken men zo-, danig een lijder dreigt aantemken, zelfs Jchrik aanjaagt. De grootfte ziektekenner Gau¬ bius drukt zijne waarnemigen over dit ftuk, met de gemelde woorden, ons bedunkens uitmuntend uit \v). n. De zenuwen, die tot het 124.  572 jan peter sen michell ware, van zelfs , dat het fcherpere gevoel cn de te groote beweeglijkheid , even zo wel ais de tegenovergeftelde gebreken, in dit zintuig zeer algemeen zijn en dat de toevallen, daar uit oor■ ipronkelijk, zich meeflal bij de zenuwziektens voegen. — En hiervan is het, dat men de tusfchenpozende hoofpyn, welkers oorfpronk waarlijk uit de zenuwen komt, en die door den Heer W: de Krzqwitz Thrnka O) aangetekend is, moet afleiden. d. Het gezicht wordt in deze ziektens met minder aangedaan. —— Dikwerf immers is dit zintuig te gevoeliger, en word door zijne natuuriijkeprikkeling, doorliet licht zelve, zoda. mg aangedaan, dat het ftuipachtige bewegingen in het lichaam veroorzaake. Daar dooris het gevolg van de te grote fcherpheid des gezichts , de blindheid namelijk, niet zeldzaam: dikwerf heeft zij uit de maag, dikwerf van de teeldelen hare oorfpronk: getuigen zijnde waarnemingen; van Rahn (>),. Turn- ka Qaj en Michell(£) geboekt: « hier van moet (y) In zyn werk de Cophofi. (zj In de aang. Verh. Verg. Whytt op de aang. pl.p. Jo6. ï07. (a) De Jmauroji, (b) Jh de aang. Verh. I. Jfi. 2. Hnfdfi. p, tk  Over de xtnuvosiehins der Nederlanderen. 573 moet men de duifterheid, en de bedriegclijke werkinge en andere gebreken ven dit zintuig, welke Gaübius (c) meefterlijk van elkander onderfcheiden heeft, ook afleiden. ■—— De appel van het oog is dan eens nauw in gekrompen j dan weder verwijderd (c*) , en het vlezige uitwas van de traanklier is meermalen opgezwollen (c**). e. Duizeling is een toeval, dat in deze ziektens gedurig waargenomen wordt; het hangt meeftal af van de zamenwerking en het zamenge voel,' het welk de delen onder elkander hebben, ol daar van neemt men dit toeval ook in de zenuwziektens, welker oorfpronk in de maag; in de eerfte wegen; in de teeldelen plaats heeft, het allermeeft waar, gelijk duidelijk uit de vergelijking der waarnemingen, die Rahn en Michell bij een gebracht hebben, blijken kan(V). f. Onder de kentekenen dezer ziektens kan men met recht, het ijlen , de necrflachtigbeid en een hoog/ie graad van ongeduld tellen. Immers vind men deze toevallen met wenig of geen koorts ft] Injl. Palh. 5. 709 en volg. U*] Zie Tissot p. Ï57, op de aang. plaats. {«**] Zie Cheyne bij- Tissot *p de aang. plaate. [d] Zie de aang. plaats en terg. WHY1T bl, 205. ; !  874 JAN PETERSEN MICHELL koorts in deze lijders, en zij hebben hunnen öófpronk van de verwarring der denkbeelden, uit de ongeregelde werking des algemeenen gevoelszitplaats oorfpronkeiijk, te danken; — of rij komen door het zamengevoel van eenig aangedaan deel voort, zoo dat men kan beluiken, dat het zo wel eene zonderlinge vlugheid van geeft, als wel eene beweeglijkheid of ongeregelde werking der fpier en zenuwvezelen is, die het hare tot die toevallen, fchijnen toetebrengen O). Ik heb eene lijderesfe gezien, die alle maanden de Honden met eene ijling kreeg, die. niet voor het ophouden dier vioeijing vermiBderde; de opium deed daar voortreffeiijken dienft. D. De toevallen , die uit eene ongeregelde werking van de bezvegitsgskrachten voortvloeijem ■ hier toe behooren a. Alle fiuipacbtige bewegingen. ~ en daar toe moet weder het gapen, het uitrekken der leden, het woelen, de gnliingen en beving gebracht worden. Zij zijn zomwijlen algemeen, zomwijlen plaatfelijk ; algemeen komen zij onder de gedaante van vallende ziekte, zinvang, algemene ftijfheid, kramptrekkingen naar voren, naar ach- [«] Verg. de aang. Schrijvers mtt Whytt op de aam $1. bl. 2c8.  Over de Zenuwziektens de* Nederlanderen. $?$ achteren en naar de zijden, van fint vitus dans, of van andere ftuipachtige bewegingen, voort, en volgen ook haar beloop en tusfchenpozingen: . en deeze zoorten van ftuip - en kramptrekkingen worden niet zelden met elkander vermengd, zo dat men in het toeval zelve allerlei zoort van ftuip - en kramptrekking waarneemt (ƒ). . Zijn zijplaatzelyk, zo brengen zij verfchillende toevallen voort, naar het verfchillende deel, waar op zij vallen, en daar van ontlenen zij ook hunne verfchillende namen. Dus noemt mea b. v. de ftuiptrekking der kaakfpieren, die zeer dikwerf op de ontmanning, door de aandoening der zenuwen, volgt, en niet zelden eene kagterwaardfe kramptrekking en eene naderende dood in gefchotene wonden voorfpelt, de klem. « Dan om hier bij niet te lang te blijven ftilftaan, zo achten wij genoeg aangemerkt te hebben, dat die ftuipachtige aandoeningen der bijzondere delen , in de vezelen eene ftuipachtige beweging en in dc zenuwen een verkeerd gevoel te weeg brengen: —-—• en hier van is het, dat zij ophopingen [ƒ] Zie hier van een opmerkelijk voorbeeld bij MiCHill tung. verh. 2. He-efdjt, I. afd. §. 8. hl. 35- el1 verg. den zeer geleerden LxMBarciN in zijne uitmuntende verh, over de ginvang aldaar aangehaald,  $?6 JAN PETERSEN MICHELL gen der vochten , pijnlijke aandoeningen, bensauwdheden, jeukte, ongeregelde bewegingen en aandoeningen des gevoels, ophouding, vermindering of vermeerdering der ontladingen en aficheidingen, kortom de verwarring der gehele dierlijke huishouding ten gevolge hebben. ■ Doch de gefchiktheid tot ftuipachtige bewegingen is zeffs buiten het toeval, in enkele delen, duidelijk op te merken ; ja dat meer is , men vind zelfs zommige delen, ftuipachtigaangedaan; en daar dit teken zeer veel tot de kennis en onderfcheiding dezer ziektens toebrengt, zo verdient het de nauwkewrigfte opmerking van den Geneesheer. Lorry (g) een uitmuntend Geneesheer, nam waar, dat het opfpringen der trekkers, in een ligte graad, dikwerf een teken was van eene moederkwaal; de Heer Aüenbrugger (f) merk* te op, dat de ftuipachtige inkrimping der teeldelen een zeker zoort van dolheid van alle anderen onderfcheide; anderen (O hebben gezien, dat de ongeregelde bewegingen der neklpieren in de de [g] Zie het aar.g. loei I. D. II. 114. verg. Tissot ep de aang. pl bl. Ba. [h] Exper. fia.c. de remedio fpecif. f.b ftgn. fpeci. inmtiia virorum. Vienné 1778. [ij Zie de temen aanh. Schrijvers bij Michïil aang1. Verh. bl. 54,-  öuer dexenuwziektens d«r Nedrdandirin, tff, Vtouwen, een gebrek in de baarmoeder , en bij de mannen eene ongeregelneid in de werking der voortteling te kennen gaven. Zo word de moederkwaal door de ftuipachtige bewegingen der fpieren van het aangezicht onderkent do optrekking der {pieren, aan den hoek van betoog geplaatft, is een teken van zelfsbciinetting (J\ en het trekken van den duim naar het binneiille der hand is een kenteken der dolheid , die uit da baarmoeder haren oorfpronk heeft Een Geneesheer moet dus zijn oog voornamelijk veftigen op deze ftuipachtige aandoeningen van bijzondere delen en zijne krachten infptnnen, om hier naar meer diergelijke tekenen uittevorffchen, waar door de kennis en genezing van deze ziektens tot een groter trap van volmaaktha id kan gebracht worden («). b. Fer* [k] Zie denztlfdcn op dc aangek plaats bl. 55. [i] Op dc getuigenis van den beroemden lU.nn «n de aantekening van Michem. bl 34. [i»J Auenbrugser op de aangehaald» plaats. (n) Dus is de bal, waarover de lijderesfeH in de op1flijgingen klagen, wasrïijk eene ftuipachtige aandoening, die zich in de keel plaatft, en hij is een kenteken de,r gioederkwaal; *—- De heer W«tït heefc eene dode- Oo  57? JAN PETSRSEN MICHELfc b. Verlamming. Dit is een toeval, dat» in de zenuwziektens, in bijzondere delen, zeeralgemeen wordt waargenomen: immers volgt er eene beweegloosheid der fpiervezel op te hevige beweging; — en dus worden de delen ook niet zelden verlamd gevonden, na ftuiptrekkingen, terwijl anderen door eene ophoping van vochten, als het ware, uit hunne kracht gerekt en van hunne veerkracht beroofd worden. Dit toeval dan, uit deze bronnen oorfpronkelijk, geeft wederom oorzaak tot ophoping van vochten en ftuipachtige bewegingen in andere delen: — en, wanneer men bij deeze aandoeningen, de zwakheid en het onvermogen der fpiervezel, het beven der ledematen, dat men zo dikwerf in onze ziektens waarneemt, vorgt; wanneer men eindelijk , het geen wij over dit toeval hebben aangemerkt , op alle werktuigen van ons lichaam toepasfen, dan zullen wij van deszelfs algemeenheid in onze ziektens overtuigd worden (o). E. Slaapsaandoeningen: waar onder behoren ü. Slaapeloosbeid: dit is een zeer gemeenzaam delijke ftuiptrekking in de flrottenfpleet, in een moeder-* kwaal waargenomen. Zie hem op de aangeh. pkats bl^ 157- (o) Zie den Heer Gaubiuj injl.path, 755 *■ f57- p% 405.  Over de Zenuwziekten: der Nederlanderen. $f 9 zaam toeval in de zeruwziektens ; het hangt af van de aandoening des gevoeligen fpier. en zenuwVezels , zelfs door eene natuurlijke prikkeling veroorzaakt: • de tedere zenuwdraden worden hevig aangedaan en, als het ware, ftuipachtig jtaamgetrokken; dus brengen zij hunne gewaarwording aan de ziel over, en daar door word de zen 11 zv kracht van de, haar zo noodzakelijke , ruji ben ofd en de ziel kan zich van hare onderlinge gemtenfchap, welke zij met het lichaam heeft, geen oogehblik onttrekken : gelijk de be* roemde Gaubius (ƒ>) zich zeer fmaij uitdrukt. b. Het onmatig flapen, en de te diepe flaap± word niet zelden in de zenuwziektens waargenomen. De oorzaak fchijnt niet zelden in de werkingskracht der hersfenen, en ook niet zelden in derzelver bloedvaten plaats te hebben: —- ftuipachtige aandoeningen der zenuwen en der vaten ^ vermindering of versnecrdering in derzelver natuurlijke bewegingen, fchijnen ook veel daartoe bijtebrengen. — - Immers blijkt dit uit het gebruik des heulfaps, dat in deze ziektens zo wel voos den Gancesheer als den lijder het eenige hulpmiddel is. ——— Tot dit zoort behoort die beroeren) Zie de» zelfden % 75S. O» 3  #o"Ö jAtf PËÏERSEN AlICHELL roerte, dewelke van opftijgingen uit de baarmoei der voorkomt en die waarlijk ftuipachtig is, als ook die uit ontlediging der vochten haren oorIpronk heeft enz. Men kan deze ziekte onderfcheiden uit bet opfpringen der trekkers, het welk in dit zoort van. beroertens altijd plaats heeft. c. Gemengde toevallen, u-elke uit de vorigen baren oorfpronk hebben ; onder welke men de grdurigc verwisfelmg van flapen en waken en derzelver vermenging, brengen moet; toevallen, welke in de zenuwziektens zeer algemeen plaats hebben Cjj). Hier toe behoort ook het dromen, het fchrikken in den flaap, het nachtwandelcn, en de nachtraerrij; toevallen, welke aan lijders, die aan de hypochondrie, of aan de moederkwaal zukkelen, en aan menfchen van een teder geftel zeer eigen zijn ;/). F. Ongeregelheid in de bewegingen, die tot het leven noodzakelijk vereifcht worden, en wel a. In de ademhaling; de borft word dikwerf gefpannen en als dooreen koord omvangen* ——- de lijders kunnen hunnen adem kwalijk inhouden en zij ademen zeer benauwd. Ik heb eene (q) Zie Gaujius Inji. Path. §, 759 voi^ (?) Zie Whtït ip de ajaig. plaats M. an.  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 5" r eene Da'me^ die door te veel en te ontijdig gebruikte ontladingen een zeer gevoelig fpier en zenuwgeftel gekregen had en aan de witte vloed zukkelde, van zodanig eene Ipanning op de boift genezen: —— daar waren reeds verfcheide middelen zonder vrucnt aangewend ; immers men had de oorzaak te vergeeffch in de borftingewanden gezocht, daar zij in de baarmoeder fchuiide. Eene ophoping der vochten naar de longen, door ftuipachtige bewegingen, is dikwerf de oorzaak van eene ongeregelde ademhaling in de zenuwziektens: en dit verdient vooral aanmerking , op dat men zich in zijne voorzegging op dit teken niet alleen betrouwe. Bij hijjiaicque vrouwen en lijders , die asn hijpochondrie zukkelen , is de ademhaling dikwerf beklemd, tuoeijelijk, benauwd; — en daar deze, iw ziektens, die in korten tijd aflopen en van eene andere oorzaak afhangen, dikwerf eene naderende dood voorfpellen, zo is het ia de zenuwziektens daarentegen een toeval dar dooreen ligt ar.tispasmdicq midddel w^g te nemen is. En tot dit vak behoort ook de hoeft, een toeval , dat in de zenuwziektens veel al plaats heeft en van de aandoeningen der eerfte wegén , der buiks ingewanden, der ballen, der oorklieren, tanden, ooren, hefsfenen, huidzeuuwen of die O 0 3 dar  £82 JAN PETERSEN MïCKELL der andere delen door her zamcngcvoel zi;nen oor* jbronk heeft; ~ het is een def getrouwde tekenen van ongeregelde werking des zcnuwgefteis. ——* Twijffeit iemand, dat hij Whytt (j) flechts opfla, en hij zal de zaak door waarnemingen beveiligd vinden. De aanvallen van den hoeft wierden niet flegts van de koude, maar van de verfchillende ligging en houding des lichaams, van eene prikkeling der huid, van kitteling, kortom van alle oorzaken, voortgebracht of aangewakkerd. — Nauwlijks een week, voor den tijd, wanneer ik dit opftelde, nam ik een diergelijken zenuwhoeft in eene vrouw waar: Zij was aan koortzige en ongeregelde bewegingen van het zenuwgeftel zear onderhevig , en zeer gevoelig; ■ thee en cellij kon zij geheel niet verdra. gen: zij had den hoeft toen van een enkel kopje cofiïj, dat zij niet geheel had uitgedronken, wederkregen, na dat zij zich een jaar lang van dien drank, had afgehouden. ——' De hoeft vermeerderde van dag tot dag , en veroorzaakte ophopingen van vochten naar het hoofd, prikkeling op de zenuwen en aandoeningen op de werktuigen des lichaams; de flaap wierd bc- O) Zie Lier omtrent de fraaije waarnemingen ep de tuut-, gek. plaats p. 173 — i$z.  Ovtrdc Ztnuvjxickiens der Neierlandiren. 583 belet en de lijderesfe kreeg door de hevige vermoeidheid een aantal toevallen, die iemand, wien haar geitel onkundig was, als voortekenen van eene aanftaaude dood moeit aanzien. Een kleine gift. van hst heulfap nam op het oogenbiik alle toevdlen weg, bezorgde onze lijderesfe; eene verkwikkende llaap en genas haren hoeft. In die ziektens, komt er niet zelden, eene aamboriligheid bij, welke men [lijmachtig noemt: —— de gevoelige long word van iedere oorzaak geprikkeld , tot ongeregelde bewegingen aangezet en daar door word er meer fiijm afgefcheiden, die en door zijne zwaarte, en door zijne fcherpte, weike hij door de belette uitwaasfeming niet zelden verkrijgt, fchadelijk geworden, de zenuw en fpiervezelen hevig aandoet en tot ftuipachtige bewegingen aanzet en dus eene aamborftigheid, welkers oorzaak in de longen zelfs huisveft, te weeg brengt. Wanneer de zelfde kwaal door het zamengevoel van andere delen veroorzaakt word, zo heeft zij vrij algemeen hare zitplaats in de maag of de baarmoeder. Niet zelden toont zij, dat de buiksingewanden aangedaan zijn: ik ken een meisje, dat zo dikwerf zij de ftonden of de jwitte vloed heeft, aan dit toeval zukkelt. ——O 0 4 Lij-  go>4 JA» ÏÏTERIEN MICHELÏ, Lijders, die bijpochonarkq zijn, hebben dit toeval meermalen (tj. Men kan deze verfchillende zoorten van hoeft veel al uit het geluid onderfcheiden. . Immers ik heb dikwerf ondervonden, dat het geluid der hoeft verfchilde, naar de verfchillende oorzaak of zitplaats van den hoeft zelve. Dus kan men eene vei koudheid uit het geluid der hoeft ligt van alle andere zoorten onderfcheiden. - Het geluid is in den kinkhoeft een der zekerfte tekenen. . De hoeft, die met aamborftigheid gepaard gaat, of die van de tering oorfpronkelijk is, word van een kundigen gemakkelijk van een hoeft, die van de baarmoeder of van de buiksingewanden voortkomt, onderfcheiden.. - En zelfs kan men den hoeft, die uit eene moederkwaal voortkomt, dikwerf van een maaghoeft uit het geluid:onderkennen: dit heb ik meermalen waargenomen: — onder anderen verdient het verhaal van eene ziekte van eene juffrouw, die lang aan een maaghoeft gezukkeid had, hier omtrent aanmerking: Zij had de beroemffe Geneesheeren geraadpleegd, dan weinig hulp van hunne voorfchriften gehad; zo dat zij hare kwaal aan de hulp der weldadige natuur had moeten over- 0 Verg. Wjiytt sP dt mi£.pltaU hl. «4  Over Je zenuwziekten! der Nederlander en. 585* geven , te meer daar zij door een gefchikte levensregel dragelijk was,ende lijderesfe, buiten dit toeval, gezond leefde. Dan twee japen daar na, reeds gewoon haar ongemak geduldig te dragen , ra een kraambed, aan koorts en aan zweren in de borften zukkelende en daar door veel krachten verloren hebbende, wierd de hoeft zo hevig en met zodanig eene beklemming op de borft verzeld, dat de lijderesfe de geneeskonft te hulp moeft roepen. • Daar nu het geluid der hoeft geheel veranderd was, zo begon ik ge» dachten te krijgen of er niet eene andere oorzaak bij was gekomen en het fcheen mij toe, dat her geluid toonde, dat zij met een hijftericque hoeft verëenigd was: te meer, daar mijne ge¬ dachten waarfchijnlijker wierden , uit den tusfchenpozenden aart der ftuipachtige klemming, uit het gevoel der lijderesfe van een bal, die de ingewanden doorwoelde en de ongeregeldheid der ftonden. ■ Het heilzame gebruik der duivelsdrek met het heulfap verëenigd, nam allen twijffel weg; . immers hier door wierd dit zamengefteld toeval in weinige dagen tot zijne vorige eenvoudigheid gebracht. Daar de lijderesfe nu zo fchielijke verligtrng van dit ongemakkelijk toeval befpeurd' had, liet zij niet na, mij te vragen, wat ik over dien ingevvortelden maagOo 5 hoeft  $u6 JAN PETER SEN MICHELL hoeft dagt en of er noch enige hoop tot genezing overgebleven was. . Mijne voorfpelling waarlijk kon, daar zo veele bekwame Geneesheren te vergeeffch hunne zorg hadden aangewend, niet [gelukkig zijn- —— egter kon ik ook al- le hoop tot genezing niet aifiiijden. Hare jeugd , gezeggelijke aart, de gezonde gefteld^heid van haar lichaam en de goede ftaat, waar in üe vochten waren, deden mij hopen, dat de ipt« cacuanha, wiens voortreffelijke krachten ik meermalen in die ziekte bewonderd had, misfehien haar eenige dienft doen zoude. En mijne hoop wierd niet te leur gefield: _ immers daar zij in hei eerft Hechts om de twee uurtn een half grein nam en de kwaal minderde, zo had ik grond hare genezing te voorfpellen, dewelke ook, kort daarna, met langzaam de gif te te vermeerderen, volgde. Dan weinig tijd na deze genezing, kwam de hoeft met grotere hevigheid weder: . het was geene verkoudheid, geen maag-, geen hijftericque hoed, immers dit deed mij het geluid be« fluiten: mijne ooren waren toen aan een rriazelhoeft gewoon, als welke ziekte te dier tijd heerfchte: , Zij hadden dus weinig moeite dezen hoeft , die waarlijk in onze lijderesfe die ziekte voorfpelde, te onderkennen., r— Op dezen  Over de xenuwxitktem der Nedtrlandertn* 587 zen grond bouwde ik mijne voorfpelling, die door het beloop der ziekte en hst genezen derzelver met den hoeft beveiligd wierd. En hieruit kan blijken, hoe veel de onderfcheiding van het geluid der verfchülenden hoeft, in duifterer gevaren, (immers waren de kentekenen in ons geval duidelijk), tot ondsrfcheiding der ziekte toebrengt. Het niezen koomt ook, gelijk alle andere ftuipachtige bewegingen± voort, van meer algemeene oorzaken, of welke in ver van de neus af gelegene delen bare zitplaats hebben , voornamelijk in menfchen van een beweeglijken fpiervezel; — Gaubius zelve, die voortreffelijke ziektekenner, nam dit reeds waar («)« — Het lagchen, fchreijen, zugten , gapen en uitrekken der leden verdienen hier ook eene plaats: — immers dit zijn verlchijnzelen van een onthuft zenuwgeftel, die bij hijfteticque vrouwen, en bijpocbondricque lijders, als ook bi] menfchen, weike van hun verftand beroofd zijn, zeer dikwils plaats vinden en zich, zonder eenige bhjkbaare oorzaak, zelfs al weten de lijders er niets van, vertonen: veel al hebben zij eene lichaamlijke oorzaak, Ichoon de ziel, van de gezonde ftaat afwijkende, ze niet zei- («) Oaubius lnji. p*th, g. 772.  588 jan petehsen michell zelden voortbrengt Zij gcVen den Genees. heer zeer dikwüs veel licht, in de onderfcheiding der zenuwziektens (v). Dikwerf zijn deze tekenen genoegzaam, om de ziekte van iemand, die over een wonderbaarlijk aantal en menigte ongemakken klaagt, vpor een zenuwziekte te verklaren. *. Hartklopping neemt men in alle zoorten van zenuwziektens nu en.dan wel eens waar; _ het is een toeval, dat veel licht toebrengt , tot onderfchefdmg 'van onze ziektens: - herkan zijnen oorfpronk van alle gebreken der ingewanden hebben; . en fchoon het zomwijlen van ongeneeslijke oorzaken afhangt, zo kan men dit toeval, als een kenteken van onze ziektens, daar aan voor al onderfcheiden, dat het van eenen nisfchecpozendenaanis, en altoos eene trilling en ligtere klopping ten gevolge heeft f». c. Hetvtrjcbil in dt pols {lagen, dat men in onze ziektens waarneemt, moge een ander befchrijven, en daar door tonen, hoe ver hij bo. ven ieder in de kunft ffijge. Dat een So- lanusmLucqüe, Nihell en anderen, Galbnw in zijne fijne verdelingen in de onderfchei- ding O) 2/e SijDEirHiM's werken, IL 401. (»; Vcig. Whijtt ep de aang, plaaM p. 19», 0  Overlïe zenuwziekten:êer Nederlanderen. 589 ding der verfchillende polsflagen volge: ik voor mij ik heb van die leer weinig gedachten omtrent de zenuwziektens, immers in deze heeft zij bij het ziekbed weinig of geen nut. • Ik reken het genoegzaam, aantetekenen, dat den aart der polftagen in onze ziektens ook naar het ftuipachtige helt en dat men tot onderfcheiding van dien aart voornamelijk op de verandering in de polsflagen te letten hebbe. ——. Dit toonde de groote HippocRATEs reeds in zijn tijd, wanneer hij de razende liefdedrift van Perdtccas, voor Philas, zijn vaders egtgenote, uit den pols ontdekte. Erasistratus had de liefde van Seleucus voor zijne Stiefmoeder Stratonice nooit ontdekt, was hij niet zeer kundig geweeft van de verandering der polsflagen in de zenuwziektens: ■ Noch Forestus (Je) had ooit de radheid en vermeerdering der polsflagen in een jonk man, op het horen noemen van zijn beminde voorwerp, voor een liefdensteken opgegeven. In de voorfpelling ia deze ziektens, kan men dus op den pols weinig ftaat msken: ■ dan eens heeft hij tujfchenpozingen, dan eens ongelijke flagen, dan word hij radder of trager en wel van de nain- fte (*) Obs, h X, r 44*.  59© JAN FETE*SEN MICHELL ' fte oorzaak; ■ het bijzijn van den Genees^ heer zelve; hoop, vrees en andere dingen, veranderen de polsflagen van oogenblik tot oogenblik. De raad van Celsus, aan den Ge¬ neesheer, om niet aanftonds bij het inkomen de pols te voelen , is hier van het uiterfte aanbelang (j). — Bij dezelfde voorwerpen ziet men zomtijds eenige flagaderen zonder pokilag, daar men anderen, door den bloedflroom opgezet, in eene fterke werking, en kloppende ziet. Ik ken eene jufvrouw, die, wanneer hare polsflagen tus- fchenpozmgen hebben, zeker zwanger is: — diergelijke waarnemingen vind men bij de Geneeskundige fchrijvers veel geboekt (2). d. Flauwt'tns $ tverv allen, en andere toe* vallen van dit zoort, met wat naam zij ook mogen beftetrpcld worden, zijn in onze ziektens zeer a'gemccn en komen den lijder onveiwagt, zonder eene merkbare oorzaak, aan, Een ligt buikzuiverend middel, de Casfia zelve, heb ik dit zien veroorzaken; — het lezen in een boek en eene daar uit voortgekomene aandoening, verwekte dit toeval ook: —— dit toonde ik te voren (f) lib. III. c*p. vi. £2; Zie den Heer Whytt, pt 191. Valkinaarop i$ aatig. plaats.  Overde Zenuwziektens der■ Nederlanden», ggi rea reeds. —-—« Het behoort onder de ware kentekenen dezer ziektens voornamelijk , wanneer het in menfchen van eene tedere gefteldheid valt, zo de lijder gene ware zwakheid heeft, en zo het van de ligtfte oorzaken zijnen oorfpronk heeft en dikwerf wederkeert (cf). F. Toevallen, uit de ongeregelheid der na* tuurlijke werkingen oorfpronkelijk. a. Virminderde , vermeerderde of bedorve* nen etensluft. Deze toevallen verwisfelen zeer fterk in de lijders aan zenuwziektens; dan eens hebben zij fterken honger, dan weder walgt hun de fpijs, en dan krijgen zij een vuilen, koperachtigen, flijmigen of rottigen finaak in den mond, dewijl zij de voedzelen, om de zwakheid hunner ingewanden, niet goed verteeren kunnen. — Ongeregelden honger en onnatuurlijken trek hebben de voornaamfte Geneesheeren reeds, als toevallen en kentekenen der zenuwziektens befchouwd CV) en er is geen twijfel, of deze toevallen kunnen, in gevoelige geitellen, van elke afwijking der werkingen van het natuurlijke, hare oorfpronk hebben , daar wij ze dagelijks in zwangere vrouwen, van de aandoening des ze- \a\ Zie Whytt, p. 156. [b] Zie Schuuisxus in zijn Chijkhgifi  "g$2, JAN PET2R.8EN MICHELL Euwgeftels zien geboren, — en dus hoe langs hoe meer van het zamengevoel der maag met h&t gehele lichaam overtuigd worden. De flijm is dikwerf oorzaak van den verminder, den of bedorven eetlufl. en (legte fpijsvertering —• De werking van het gevoelige werktuig, de maag, word door onze levenswijze, voedzelen en geneesmiddelen zodanig bedorven , dat deszelfs fpier er. zenuwvezelen, van de minfie oorzaak, geprikkeld en in beweging gebracht worden; dus word er eene te groote hoeveelheid flijm afgefcheiden en, daar die hare behoorlijke vaftbeid mift,.zo blijft zij niet yaft genoeg aan de wanden der maag hangen, word fcherp en zuur en bederft de maag op veleileij wijzen. Daar immers de vertering en voeding niet behoorlijk voortgaat, moeten de ontladingen en afscheidingen ongeregeld worden ; de flijm word niet behoorlijk bereid en moet dus noodzakelijk, zo dra de uitwaasfeming belet word, fcherp worden; daar vandaan komt dan walging, braking, afkeer voor voedzelen, hik, maagpijn en da eerfte oorfpronk der belette doorzwelging (V), die [*] 2ie den beroemden van G2uir:, Nahuiji en anderen , in de verh. van den Heer Bweuund 4e dyspht* gia aangehaald.  Over de zenuw ziektens der Nederlandwen. ^93 die in ons Vaderland zo algemeen is (di). Van deze oorzaak alleen moer men de kwade fpijsvtne^ ring; de benauwdheid zelfs van het gedimde voedzel; zure , ranfè oprispingen ; borrelingen; winder-; fterke afgangen en zomwijlen eene hardnekkige hardlijvigheid, de ftinkende vuiligheid; pijn m den buik en persiingen afleiden, waar op in zenuwzieke lijders niet zelden een doorloop, waar in het voedzel onverteerd geloosd word, volgt Ce). b. Ongeregelde waterhzing. ——— De tusfchcnpozende aanvallen der zenuwziektens hebben, niet zelden, pijnlijkheid; onvermogen enbelette pislozing tengevolge; -—— en, nadat' de ftuipachtige beweging zich op de blaas, pisleiders of op de buisjes van Belunus in de nieren zelve ophoud, zal de opftopping van het' water, waar of valfch zijn : en in verouderde zenuwkwalen is de l'cherptê der pis mede tot de oor-, zaken dier toevallen te brengen. —» Deze ftuipachtige beweging dus, zij mogekdain van de' fcherpte der pis of van de natuurlijke prikkeling •sbn't&tfSfc -°'i^a ^ . (rf) Zie van den Bosch , HoU Maatfck. xviii. itel. (e) Veïgj Whttt ep de aang. plaats bl. 160 <—. 166*1  594 JAH PETERS EK MICHELL haren oorfpronk hebben, heeft eene benauwdheid ten gevolge; deze hoopt de vochten naar de binnenfle delen op en zet de Natuur aan tot ontlasting dier prikkelende ftof. Wanneer dus de ftuipachtige bewegingen ontlaten , zo word de pis in eene grote hoeveelheid ontlaft ; en dat deze ontlafting in de zenuwziektens een zeer gemeenzaam toeval is, heeft Stoenham reeds aangemerkt (ƒ). En de vermeerderde pislozing, die bij de Geneeskundigen onder de naam van Diabetes bekend ftaat, is zo zeldzaam niet in onze ziektens, als men gemeenlijk denkt: zij fchijnt mij zelfs dikwerf de oorzaak te zijn der vermagering en uittering, die op de zenuwziektens volgen; . . de kracht der dikwerf belette uitwaasfeming, de waterachtige dunheid, mindere zamenhang en fcherpte der vochten , de verlorene krachten der gal, de flapheid van de vaten der nieren, het misbruik in het bijflapen, en wat al niet voor oorzaken, die in de zenuwziektens bijna altijd aanwezig zijn, veroorzaken dit toeval. Dikwerf zijn het pogingen der Natuur tot redding, die dit toe. val (/) In 2ijn brief aan Col*. Verg. den Heer Wnrrv' op de aang. plaats bl. 166. Tisjot torn. II. p II » 289. ' '  Over de senuivziektens der Nederlandersn. 5^5 val veroorzaken: de Natuur immers werkt in gevoelige lijders fterk; zij zoekt de prikkelende ftoffe, zo veel mogelijk, [buiten het liehaam te brengen ; hier van moet men het zweeten en de loslijvigheid; hiervan moet men ons toeval, dat niet zelden op het ophouden of verminderen der gemelde ontladingen Volgt, ook afleiden. De Natuur verkieft dit werktuig voor de ontlafting der ftoffe; zij maakt het gefchikt tot gedurige werking en du3 word de ontlafting ook gedurig, daar zij te voren Hechts tusfehenpozende was, tot merkelijk nadeel van' de gezondheid. Daar bij komt, dat de lijders zelve, zo zij menen tot hun beft, deze ontlafting dagelijks aanzetten , door zure ,- waterachtige eu verfiappende dranken: 1 en daar door word de. kwaal van dag tot dag erger, ter. wijl de Geneeskundige omtrent de oorzaak onkundig, in't donker fchermt: de lijders immers klagen bij na nooit over eene vermeerderde waterlozing , dewijl zij dezelve heilzaam achten. Jk ken een Heer, die zeer gevoelig op het zenuwgeftel is en die door een zittend leven, en *s nachts laat te werken, tot hypochondrie vervallen is , die van de zenuwen hare oorfpronk heeft? » de toevallen zijn zo hevig, dat hij zomjp/ijlen, in de benauwdheden, door de ftuipachtiPp 3 ge  5<)6 JAN PETERSEN MICHELL ge bewegingen veroorzaakt, zich zelve het leven zou trachten te benemen. De aanval word door eene ware diabetes geëindigd, die altijd op die benauwdheden en ftuipachtige bewegingen volgt. En daar deze ontlading docr ont- fpannende en ftuipbrekende middelen bevorderd word, zo ziet m?n mijne voorftelling, welke ik hier boven van de pogingen der Natuur tot redding, in het voortbrengen van die ftuipachtige bewegingen in de werktuigen der pislozing, heb opgegeeven, beveiligd. De aanval heeft bij den gemelden lijder, zijnen oorfpronk van ieder oorzaak, die de zenuwen prikkelt: ver- Herkende geneesmiddelen, en eene zeer beperkte levenswijze zijn de befte behoedmiddelen. Het flijmgraveel is ook vrij algemeen bij die lij- dets. De oorzaak van die kwaal beflaat in eene te ligte affcheiding van het fcherpe flijm van de wanden der maag; zij heeft pijn boven de fchaambeenderen en gebreken in de pislozing ten gevolge en word niet dan door zenuwrerfterkendc middelen genezen. c. Gebreken in de huidsentlajiing, zijn in deze lijders vrij algemeen, i . Zij hebben ver- lïgting der toevallen, wanneer zij fmerig ftinkend zweet ontlaftèn: en dus doen zij haar beft om deze ontlafting aantehouden, dog zij maken. I zig  Over de zenuwzieklens der Nederlanderen. 597 zig door dsze voorzorg noch gefchikter tot de belette uitwaasieming : een tochtje, de noordewind, eene gevatte koude brengt hare gehele dierlijke huishouding in wanorde (g\ Zij volgen de weegkundige regelen, door Sanctoriüs, Keil en de Gorter, tot onderkou, ding der uitwaasfeming opgegeven , ftipt rja en daar door worden zij op de ligtfte vermindering dier uitwaasfeming benauwd, nemen hunne toevlucht tot de geneeskonfl en nemen een aantal middelen in, die hun, dan deze, dan gene, aanprijft en deze brengen dikwerf door hunne prikkeling vrij erger toevallen te weeg. Dikwerf word die ontlading herfleld en dra weder door de minfie oorzaak belet. 2ij letten dus te^veel op hunne gezondheid, krijgen benauwdheid op benauwdheid en zijn gedurig in vrees, van de uitwaasleming te beletten. Voorname geneeskundigen hebben reeds lang eene zodanige, naar de weegkundige regelen gefchikte, levenswijze veroordeeld en geraden om de lichaamen van jonks af aan te harden tegen de. ongemakken van het weder; en onder deze verdient de grote Camper en de geleerde Ballexs£rd voornamelijk onze aanprijzing (/ƒ). Im. (g) Zie Tissot. Tm. tl Pi I. p 33- (h) HoiU Maat/oh. op de aang. plaats. PP 3  JAN PETERSEN MICHELL Immers hce weinige\menfchen zijn er, die héc voorbeeld van Cornaro volgende, Cornarö's; Ouderdom bereiken (/). De uitwaasieming daarenboven kan ts fterk zijn; dan worden er de befte vochten uit ons lichaam mede ontlaft, de voeding der delen verminderd en dan word zij eene twede oorzaak, van vermagering en uittering in deze lijders. C. De toevallen 5 die zich in de werking der voortteling opdoen. a. De priapismus en jatijriafts zijn in de mannen dikwerlkentekenen van zenuwziektens;. Michell (£) heeft dit door waarnemingen beveiligd. Eene onwillige zaadlozing 9 zelfs- befmetting en het onmatige bijflapen zijn zeer algemene toevallen in de zenuwziektens: de oorzaaken zal men uit de.te groote beweeglijkheid en gevoeligheid en uit de onvolmaakte bereiding der vochten ligt kunnen opmaken. b. In de vrouwen zijn de ftonden dikwerf ongeregeld : en dit is zo wel een oorzaak, als een toeval der zenuwziektens. Eene 011- (i) Men kan een diergelijk voorbeeld vinden bij Cnude Revillon Lriefe an ciner hijpoehindritten, waarin mea eene hypochondrie, door het itipt waarnemen dezer weegkundige regelen genezen, vind. (*j In dc aang. verh. V. j6. 2. Ajd. Hoofdft. e. f. I.  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 55,9 onmatige trek tot bijflapen en eene te vroege vermenging, kunnen zo wel als het misbruik van de werking der voortteling deze toevallen veroorzaken. Belette uitwaasfeming, kwade fpijsvertering, het gebruik der ftoven en andere meergemelde redenen , maken deze kwalen noch algemeener en hier van moet men veel al den witten vloed en de onvruchtbaarheid, die men in ons Vaderland zo algemeen waarneemt, afleiden. Ontelbare ongemakken gaan met de zwangerheid in de beminnelijke fexe verzeld, zo dat men nauwlijks een deel vind, waarop de zwangere baarmoeder haar vermogen niet oeifent. —— Zij hebben dus zelden een gelukkig kraambed: —■ het miskramen is algemeen: en komen zij al eens gelukkig in de kraam, zo worden zij doch hoe langer hoe gefchikter tot zenuwziektens, dewijl de oorzaken, die de ongeregelde bewegingen in het zenuwgeftel veroorzaken, blijven vo©rtduren. De moeders zijn gemeenlijk niet in ftaat, haar krooft zelfs te zuigen, om de groote gevoeligheid des lichaams: ■ Zij verliezen er het gebruik harer zintuigen min of meer door en krijgen er ftuipachtige bewegingen en ongeregelde gevoels aandoeningen van. En deze opgetelde Pp 4 ken-  ©PO JAN PETER S-EN MICHELL kentekenen rekenen wij genoegzaam, tot ondeffeheiding der zenuwziektens van aüe andere ongemakken: Jsten wij egter noch eenige ge. valgrekkingen uit de ondervinding en de belchouwing van den nart der zenuwziektens getrokken, bij het verhandelde voegen, om de kennis, en de voorfpelling in deze ziektens noch eenigzins optehelderen. I) Raadg. voor dtn gemeenen man Rott. 1780. bl. 33* fc- 37*- (4) Stoxke kwijnende ziektens der Nederl.XII. Hooiffi S 323 - 366 w, 2. A , 256, verg. euiaius le, ptnsw. van zwangere vrouwen.  Óver de Zenuwziektem der Nederlanderen. 6lt het befte voedzel en geneesmiddel voor het teder wicht. Wij veroordelen het vafte bakeren, en het broeijen : ■ wij prijzen eene zuivere lucht voor het kind aan: Geneesmiddelen moeten zoo min mogelijk worden voorgefchreven : matigheid ea ruft zijn bij die tedere fchepfeltjes de befte, de veiligftegeneesmiddelen. . Eene fchrale levenswijze, het wennen van het kind aan de lucht > en de lichaamsbeweging, zijn de voornaamfte behoedmiddelen tegen de ziektens van dien leeftijd. In een meer gevorderden leeftijd moet men vooral waken tegen het vroeg huwlijken: » tegen het te veel bijflapen: —— de zielsvermogens moeten niet te veel gevergd, de gemoedsaandoeningen niet aangezet worden j zelfs in meer volwasfenen. —* De levenswijze dient eenigzins ruw, of ten minften ver van verwijfd te zijn. — De krach» des lichaams moet met goed en ligt verteerbaar voedzel onderhouden worden. —— Ons befteklaat ons niet toe, dit alles, zo het behoorde, voorteftellen; en wij kunnen hier zo veel te veiliger van afftappen, dewijl het aan ieder, die de werken van Ballaxserd (f) Camper Qt) f>) Holl. Maatjch. D. VIL St. I. bl. 77-2515, lf) Op ie-v.zilfdtn plaats bl. 357-. 464,  6ia JAN PETERSEN MlCfïELÊ David (/), Bikker fV), Stokke (v), Grashuis (a), RoiEN van Rosenstein (V) en Buchan O-) leeft, bekend is, dat ik overtollig werk doen zoude (ƒ). B. De matigheid brengt ook zeer veel tot de voorbehoeding toe. Wij hebben geleerd van het voorbeeld onzer voorvaderen, hoe veel die deugd vermag ■ de Natuur is met weinig te vreden, en heefteen walg van een mengelmoes van voedzelen. —— Dierlijk voedzel met dat uit het plantenrijk verëenigd, een matige «hoeveelheid zuiveren wijn, koud water, bier en melk, is het befte voedzel: _ het matige gebruik van het zelve, gelchikt naar den honger en dorft, zou ons lichaam gezond en fterk maft) U. ar- <» Verh. over het zog der vrouwen Leid. 1753. Verg de amg. verh. raadgeving enz. bl. 373 en volg. (v) Op de aang. plaats. O) Op de aang. plaats. O) Over de ziektens der Kinderen I, Hoo/d/f. (y) Huislijke Genee.'k. I. Hoofdjt. iy*) Verg. de uitmuntende verhand, ever de zedelijks opvoeding der kinderen, van de zeer geleerde Hecrca Formet, Hulshof*, Chatulais enz. in het negende deel van van de Heil. Maatjch. het eerfte en tweede ftuk»  Over (h Zenuwziektens der Nekrlankttn. f 13 ' maken, indien wij het zelve Hechts niet misbruik, ten (3). C. Lichaamsbeweging, en oefening heeft 1-Iippocb.ates in zijn tijd reeds, als de befte behoedmiddelen tot bewaring der gezondheid, en verflerking des lichaams aangeprezen. — Boerhaave , iSydenham en andere grote Geneeskundigen , welkers (tellingen te veel bekend zijn, om ze noch meer aanteprijzen , hebben dezen raad van den Vorft der Geneeskunde bekrachtigd. D. Eindelijk , komt hier de raad van A. Cornelius Celsus, met voorzichtigheid in het werk gefield; in aanmerking: die wij om niet genoodzaakt te zijn, breder in deeze Hof uittewijden, hier zullen ter neder Hellen. „ Een ge„ zond menfch, wien niets fcheelt, en die zij ei„ gen mcefter is, moet zich aan geene regels bin„ den, en zich noch met Geneesheeren, noch kwak$ zalvers ophouden: —- Zijne levenswijze moet „ niet altoos dezelfde zijn, dan eens moet hij zig „ in de Stad, dóch meefl op het land ophouden: n hij moet vaten, jagen; -—— zomwij- „ len (z) Verg. het geen van den Boich over dit onderJfCrp heeft, aangetekend, ia dc aangeh. verh. bl, S3S* .Qq 3  6l4 JAN ÏETERSEN MICHELL „ !en ftil, doch meeft in arbeid zijn; nademaal „ de werkloosheid het lichaam loom, doch de „ arbeid hetzelve fterk maakt - • de eerfte „ maakt deu menfch vroeg oud, de katfte houd „ hem lang jeugdig: dan eens zijn de ba. „ den \ dan weder is koud water voordelig; dan „ eens moet men het beide kunnen misfen: ; „ alle fpijzen, die het volk gebruikt, moet men » ook kunnen gebruiken. Nu en dan moet » men maaltijden bijwonen, dan weder'zich van „ dezelven onttrekken. Dan eens wat meers, „ dan minder voedzelen gebruiken : • het „ is beter tweemaal, dan eens, op een dag te „ eeten, en altijd zo veel voedzel te nemen, „ als de maag verdragen kan. Doch zo „ wel als deze regelen omtrent de lichaamsbe„ weging en het gebruik der voedzelen heilzaam „ en noodzakelijk zijn, zo wel kunnen zij, te „ fterk en bovenmaten gevolgd, fchadelijk en o- „ vertollig worden: dan immers doet de „ afgebrokene orde in onze gewone manier van „ leven, wanneer zij door eenige noodzakelijke „ bezigheden, die in eene burgerlijke maatfchap„ pij altoos plaats hebben, min of meer belet „ word, het ligchaam hevig aan; en die „ geitellen, welke zich bovenmaten met voedze?, len opproppen, en het lichaam meer dan be- j, hoor-;  Over de zenuwziektens der Nederlander en. 61% '., hoorlijk vermoeiijen, worden fchielijk oud en „ krijgen ligt zisktens. „ Het bijflapen daarenboven, (dus vervolgt hij,) „ moet men niet te veel, noch te weinig, doen: —■ „ Wanneer men het matig doet, zo word het lic- „ haam er door opgewekt; doch onmatig „ gedaan verteerd het lichaam. — Dan daar „ de onmatigheid niet, dan met opzicht der na„ tuur, ouderdom en lichaams gefteldheid van de „ onderwerpen, te bepalen is, zo dient men op„ temerken, dat het bijflapen voordelig is, zo „ lang het door geen vermoeidheid of onaange„ naam gevoel des lichaams agtervolgd word. „ Het bijflapen is minder voordelig op clen „ dag, dan 's nachts: —— Zo echter, dat men „ noch op het eerfte de maaltijd, noch cp het „ laatfte het waken en arbeiden aanftonds moet „ laten volgen. „ En deze regelen moeten gezonde menfchen „ in het oog houden en zich daar bij wel wach- ten, om in den gezonden ftaat, geneesmidde„ len, die alleen voor ziektens gefchikt zijn, te t, gebruiken (0). En waarlijk volgden onze (a) Zie C21.SUS de Med. Lib. I. §»>'; I. $. zo, 21. ... > ik Qq 4  €i6 JAN PETERSEN MICHELL ze kinderen, wanneer zij wel en niet verwijfd waren opgevoed, deze voorgfchrevene regelen, zo zoude ik vrij zeker durven voorfpellen', dat de zenuwziektens zeldzamer zijn zouden. II. De oorzaken, welke de ongeregelde werking der zenuwen voornamelijk voortbrengen, moeten vermijd worden, en hier kooint ten eer-. flen A. Het werkloos, lui en vcellufüg heven in aanmerking; de flegte uitwerkzelen van dit leven hebben wij r^eds te vooren befchouwd; « „ lichamen derhalven, aan hetzelve gewend, moe- ten het langzamerhand afwennen ; - eene fchielijke verandering immers van levenswijze is fchadelijk: „ Want dat tegen de gewoonte „ ftrijd, het zij het in het verwijfde of in het ru„ we valt, is fchadelijk arbeid, die fchie„ lijk op ledigheid volgt, kan zeer kwade ge„ volgen hebben; wanneer iemand dus in zijne „ levenswijze iets wil veranderen, zo moet hij er „ zich van tijd tot tijd aan trachten te wen* » nen (V). B. Zij Ik h«b de uitgaaf van Almeloveem , «fic tc Amft. ia hot jaar 1713 in't Jicht gegeven ii, gebruikt. (by Zie Celsüs ep de aang. plaats het 3de hiefdji, (f) Zie den zelfden bl. 25.  Over de Zenuwziektens der Nedsrlanderen. 6if Zij moeten eene zuivere lucht inademen. Hier toe kan men die hulpmiddelen in herwerk (teilen , die de geleerde van den Bosch (d tor de zuivering der lucht van ons Vaderland heefc voorgefteld. — Het zuiveren der huizen en der luchten van de vertrekken dient ook tot dit einder' — men moet talrijke vergaderingen in bekrompte plaatzen vermijden: BoEKHAveraad een helderbrandend vuur uit harsachtig hout op den haarE, boven alle andere hulpmiddelen, en met recht, aan. De flraten moeten in de Stad rein en zindelijk gehouden worden; men moet zorg dragen voor het (lildaan der wateren en der lucht, door het vermeerderen van plantzoen, en het plaatzen van molens, m;;t die voorzorg echter', dat zij juifl; en in eene gefchikte orde geftelt worden : de lijken moeten buiten da Steden begraven worden. • Men moet zorgen, dat de lucht niet door bosfehen , in hare beweging, geftremd worde. Kortom men moet alia mogelijke zorg voor de zuiverheid der lucht in het werk (lellen. C. Men moet zieh mijden voor welluftige xomenkomjlen, en voor het lezen van zodanige boe- (d) Zie dt aang. icrk. tl. 573 en volg. Qq 5  6l8 JAN PETERSEN MICHELL boeken: ■ hier door immers word het lichaam en ziel verwijfd; de prikkeling tot bijilapen word vermenigvuldigd; - hier door komen de te vroege huwlijken, het onmatige en ongeoorloorfdè misbruik der welluftige omhelzingen ; zelfsbefmettüag in beide fexen en de daar uit voortvloeijnede bron, welke zo dikwerf aanleiding tot ongeregelde werking van het zenuwgeftel en ontelbare kwalen geeft; D. Men moet ha flerk ivfpannen der zielsvermogens vermijdt: —_ de gemoedsaandoeningen matigen: het denken, na het eeten, is voor al fchadelijk: . . verwisfeiing van let- teroeffeningen is voor al noodzakelijk en nuttig: : hier door immers word het werk aangenaam ; | . het vergenoegen word meer en meer, en daar door de uitwaasfeming bevorderd. -~ Het nachtwerken, vooral zo het op de zielsvermogens aankomt, is altijd fchadelijk , Dat de lichaamsbeweging en.oeffening de zielsarbeid verwisfelen. . . Dweperij is voor- al nadelig. E. Men moet zich wachten voor eene onmatige levenswijze, voor overtollige vueazeten, voor ranze, zoete fpijzen, voor waterachtige lauzve dranken , kortom voor alles, dat de vertering (cbadelijk is. —. De maag en vertering*werk- tui»  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 619 tuigen worden hier door bedorven, en daar uit, immers dit is een zeer beweeglijk en gevoelig werktuig , word de eerfte bron tot o.igeregelda werking van het zenuwgeftel geboren: — waar door dan weder de koking, vertering en voeding bedorven word en ontelbare zenuwziektens haa« ren ooifpronk nemen, F. Klederen, die te veel broei]en, of die het eene deel meer als het andere aan de lucht blootfeilen, die te veel knellen, of op de eene of andere manier fchadelijk zijn, moeten ook vermijd zvorden. —r— Die klederen zijn alleen goed, die naar het climaat en naar de veranderingen van het weder geichikt zijn: —— dikwerf te verwisleien van klederen is ook fchadelijk: egter moet men dit niet geheel nalaaten , ten zij de kracht en fterkte des lichaams het toeliet, en de gewoonte het vorderde. IIL Met deze afdeling komen wij nader tot de eigenlijke voorbehoeding .der zenuwziektens. Sterke lichaamea behoeden zich ligt zelve: —. doch zwakke niet: —— immers daar deze aan te grote gevoeliglvrid reeds vau de wieg af zukkelen, zo kan men ze voor de zenuwziektens pok niet ligt behoeden : het vermijden der oozaken is hier geheel onmogelijk, (want die geitellen worden door de lucht, fpijs en drank, al  6ao JAN PETER S EN MICHELL, al zijn zij nog zo onfchadehjk, in beweging gebracht;) en het verfterken van het zenuwgeftel allermoeijelijkü: men kan de gebreken van het zenuwgeftel beter voorkomen; dan genezen, en men zal de ziektens, daar uit oorfpronkelijk, eer wegnemen, dan de gefchiktheid verbeteren. Het is de plicht egter van een Geneesheer die gefchiktheid te gesezen, en de ziektens, die daar uit voortvloeijen kunnen , voortekomen : -~ dit is de taak en het doelwit. Laten wij zien, af wij hier in eenigzins flagen kuntgen. - A. Vooreerft dan moet men de les van Cel» sus (e) ui het oogbouten, die, zo ergens, hier waarachtig is , dat men namelijk zelden iemand aantreft, of hij heeft eenig deel, dat zwakker, tederer, gevoeliger is, dan de andere delen zijns lichaams . Immers in onze zieKtens word het eene deel van het andere aangedaan: het eene deel brengt het andere in beweging ; . en de aandoening van een deel wekt dikwerf het gehele lichaam tot zamen werking en zamengevoel op, . «, Daarom moet men doch alle voorzorg aanwenden, om die plaatzeiijke ongemakken te vermijden; en daar in zal men het beft fla¬ gen, met de maag en ingewanden te verfterken en (0 Op dezelfde plons p> as.  Over de zenuwziektens dtr Nederlander en. 62Ï en de uitwaasfeming te bevorderen; want zo dis werktuigen geregeld werken, zo is het lichaam gezond. B. Dz zzvakheid van het [pier en zenuwgeftelmoet, zo veel doenlijk, vermijd worden. . die tedere geitellen dienen zich derhal ven van den föhsdelijkeri invloed van alle uitwendige oorzaken te mijden, dewijl zij daar door in ziektens ververvallen, die altijd eene grotere gevoeligheid des lichaams nalaten: zij moeten zich voor al¬ le verflappende fpijzen en dranken , voor vermoeijing van lichaam en geelt wachten, enz, C. Men moet alle de ontladingen trachten te onderhouden. Immers is de belette uitwaasfeming in revoelige lijders eene vruchtbare moeder van zenuwkwalen: — en de opdopping der (tonden en kraamvloeijing brengt, bij de vrouwen, een ontelbaar heir van krankheden te weeg: 1 en dit is omtrent alle andere ontladingen even waar: Dan, om in het voorgedekte wel te flagen, zo moeten wij voornamelijk de levenswijze regelen, en ons oog vedigen op die «üngen, welke den menfch tot onderhouding zijns levens en gezondheid onontbeerlijk zijn. a. De lucht, welke zij inademen, moet matig van warmte zijn, zuiver en voorzien met eene ma*  622 JAN PETER SEN MICHËL.E/ matige hoeveelheid phlogifton (ƒ); , Hitts doet het levensbeginzel in ongeregelde bewegingen uitharden ; en koude is voor tedere geitellen, die een aandoenlijken fpier- en zenuwvezel hebben, ook niet voordeelig (g). Vochtigheid is fchadelijk, dewijl zij in gevoelige geitellen de uitwaasfeming en andere ontladingen be- let: Zwaare lucht is beter dan Jjgte'i , ftiidaande bedorve lucht is allernadeligd: > De zuide wind is , volgens het getuigenis van Hippocrates ;.ƒ;), voor die menfchen ook geen der vooi-tteligden; zij moeten zich voor befmetting (ij voor tocht, voor bedompte kamers, voor kolendamp en dierlijke uitwasfèmingen wachten. Zij dienen zich langzaam, aan de lucht en da verandering van het weder te gewennen, om niet door de minde luchtsveranderingen aangedaan te Worden, b. Zij dienen voedzame en ligt verteerbare (f) Op de booge bergen, daar de lucht minder phlt~ g'Jlicq is, zijn de zenuwziektens vrij algemeen. {gj Zie den Heer Gaubius li. 205-209 §. 4.1$-41% Qh) Op de te voren aang. plaats. (i) De geleerde van den Bosch heeft tot hier totf middelen opgegeven Prijtv. bl. 620.  Over de zenuvoziektens der Nederlanderen. 623 fpijzen, in eene geringe hoeveelheid, doch weermalen, op den dag, te gebruiken. ■ - .. Want die zukkelende lijders hebben gemeenlijk eene zeer zwakke maag. Celsus raadde hun reeds . IV- fi- en verg. Gtneesk Jaarb, No. XXXI.  JAN PETERSEN MICHELL en camilleblcemen, rofmarijn, melilote, melisft, conferf van rofmarijn bloemen, fpiritus niiri duL cis, het'pijflffillendiijaóïm Hoffmann, middéteh,uit het Ipièsglas bereid, kleine giften van de Ipscccuanha, en het heulfap zelve, komen hier in aanmerking. ■ Wanneer de huid vaft van weeffel en ftuipachtig gefpannen is, zo kan het lauwe bad van diend zijn.j k Indiende lijder te fterk zweet, moet men deze ontlading trachten te matigen. — Immers in tedere geitellen en die zich te fterk mijden, word deze ontlading door het misbruik van waterdranken, door het lang flapen en |pe onzuivere lucht enz. dikwerf zodanig vermeerderd dat de voedzaamde vochten door de huid verlóren gaan. £n dus word deze ontlading zelfs eene vermogende oorzaak van zenuwziektens. Üm deze ontlading dus te matigen , komen er verderkende zenuwmiddelen te pas, « de kinab. v. aluin, cachou, bloeddeen, ftaalmid. delen , minerale wattreu i en goede oude rode wijn kunnen in dit geval van dienft zijn. c De waterlozing is zelden te weinig, of het moed bij het opkomen der ftuipachtige Wegingen gebeuren.- — Ontipannende middelen, die zelfs eenige kracht op de werktuigen, diq pj c. bl. 16 en velg.  Overat zenuwziektens der Nederlanderen. 6$$ Wij zullen dus over deze ziekte een weinig breder zijn, en in het nafpeuren der kentekenen, dat geen, het welk, omtrent de verftoppingen dier ingewanden, in ons vak valt, aantekenen. Onzes bedunkens dan, is de Hijpochondrie et*" ne ziekte, waar in eene te hevige gefchiktheid tot bewegingen gevoel, in den fpier~en zenuw vezel, en eene ongeregelde beweging der dierlijke werkingen, met eene ongefteldheid der bovenbuiks ingewanden gepaard gaat. ——■ Een zittend leven, zielsvermoeijing , eene vvelluftige of te veel naar geneeskundige regels bepaalde levenswijze, gemoedsaandoeningen, waterachtige, lauwe, vertrappende , zo wel als geeftrijke dranken op den.duur gebruikt: te veel bijfla- pen, zelfsbefmetting in beide fexen, voorafgegane ziektens en wel voornamelijk ongefteldheden der huid en der buiksingewanden, veroorzaken deze ziekte in aandoenlijke geitellen; immers wanneer men in deze, zelfs ligte tekenen van eene kwade fpijsverteering, na het voorafgaan der gemelde oorzaken, ontdekt, zo dient men reeds voor het begin van die akelige ongefteldheid te waken. De maag word altijd het eerft [aangedaan, de lijders worden benauwd van vaftere , fchoon anders gezonde, fpijzen. Paai komen winden, oprispingen, rommelingen,  6$G JAN PETERSR MICHELL pijn öp de maag, facheling van flijm en een ligt koortsje: —-- Deze zijn de kentekenen van hét eerfte tijdperk dier ziekte, — en daarin word de ziel reeds mede aangedaan: — zij krijgt eené zekere zorg vöor het welzijn van het lichaam,' zij benaauwd zich èn beeft, indien ik mij zb eens mag uitdrukken, op iedere aandoening; X*. dan neemt men ijlings zijne toevlucht tot de Ge. neeskunde, waardoor men, wel is waar, eehigè verligting krijgt, doch zelden van [de oorzaak der kwaal bevrijd word< Men kan immers be flechte fpijsverteering niét genezen, indien de ziel benaauwd , droevig, fterk ingefpannen, en dikwerf door hévige aandoeningen gefolterd , de oorzaak der ziekte gedurig aanwakkert, en Voedzel geeft aan het fmeulende vuur3 om zo veel te fchielijker küttdi men uittebarsten. Daarbij komt het oordeel, dat zij over de geneesmiddelen vellen, en de verkeerde hoop, die zij op aderlatingen en ontlaftende middelen ftellen, dewijl deze de benauwdheden, en de toe. vallen van kwade ipijsvertering voof een tijd ver": minderen .• — daarenboven binden zij zich tb fterk aan Geneeskundige regelen. — Welk alles, (immers dit getuigen alle Geneeskundigen*) dé kwaal  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 65? kwaal hoe langer hoe meer ingeworteld en de genezing moeijelijker maakt. In het tweede tijdperk komen er toevallen iii het hoofd bij: -—- de oogen fchemeren en ef ontdaan verfchillende pijnen in het hoofd; —— dan eens neemt eene dove pijn het gehele hoofd : — dan weder blijft zij op eene vafte plaats in een kleinen omtrek poll: houden. De vertering en fpijsbereiding word van dag tot dag meer en meer bedorven. — Er komen duizelingen bij; de verbeelding word hoe langer hoe verwarder , de ziel vreesachtiger en voor de fchaduw zelve van haar eigen lichaam" beeft zij. ——- Men ziet dus, dat Sydenham de hijpochondrie te regt eene ongefleléheii der ziel genoemd heeft; Men neemt buiten deze toevallen noch gemeenlijk eenezwaarte in het hoofd, lozing van fljjm door de neus en borft, verkoudheid, ongeregel" den trek, dan te weinig, dan weder bovenmatig 9 maagpijn, eene menigte winden, walging, braking» klopping onder de maag, opzetting van de linker bovenbuiks zijde, (die men gemeenlijk, dochten onrechte, aan de milt toefchrijft hartklopping, benauwdheid voor het hart, kramp en ftuipachtige beweging der bovenbuiks ingewanden waar, welke de lijders met het akelig gevoel van woiTt ging  JAN PETE5.SE MICHELL :rgelijken. — Het zuur rispt hen dik- >: Zij hebben pijn boven het borft- i aan de fchouderbladen. De buiks* ig is traag. -—- En de ziekte 'eindigt in ftnipen , dolheid, vermagering of ing. Zonder ons dus met de onderfie'Iüni de ouden en Boerhave over de zwarte oorzaak dezer ziekte, gemaakt hebben, >nsmet de gedachten van Ludwig, Chev. ideren, die de oorzaak in de opftoppinwatervoerende kliertjes gezocht hebben, mden, zo komt het ons voor, dat de : gezegde verftoppingen der ingewanden en tot het beftaan van deze ziekte, dan aanwezig zijnde, de ziekte meer zaamgeken en een groot verfchil in de genezing brengen. indien men de ftuipachtige vernauwing intrekking der vaten, oneigenlijk, voor ing houden wilde, zoude ik het aanarfi^ verftoppingen in deze ziekte niet itkennen: immers ik ken gene hij- rie, of er is eene fluipachtige zamentrekde ingewanden en vaten bij, die in den ik gelegen zijn: . . dan dit zoude eer vitterij, dan waarheidsliefde, zijn. ellen dus, dat de eigenlijke verftoppin^  Over de zentiwziehens der Nederlander en. 6'59 gen als uitwerkzelen dezer ziekte moeten befchouwd v/orden» en wij leren haar aanwezen kennen, t) Uit de hardheid des buiks en de opfpanning der bovenbuikszijden, men moet echter voorzichtig zijn, om deze harde opfpanning van den buik te onderlcheiden van de ftuipachtige fpanning der rechte fpieren , deze immers is een der tekenen van de zenuwhypochondrie (£*). 2) Uit de gele, groenachtige kleur der lijders. In het geval van verftop- I pingen , word de lever meeftal eerft aangedaan 1 en de gal word niet naar behoren afgefcheiden. 3.) Uit de aanhoudenheid der toevallen, — de i hypochondrie, die alleen van de zenuwen voortikomt, taft den lijder met aanvallen aan, dis op 1 een zekeren tijd beginnen en eindigen. — de lij. . der is nu en dan van de aanvallen bevrijd. —— ! Doch, die met verftoppingen verëenigd is, blijft iden lijder aanhoudende bij. 4.) Uit eene ] hardnekkige aanhoudende pijn op den ftror. —— ideze fchynt van het zamengevoel der zenuwen jaftehangen en is een der zekerfte tekenen. (5) Uit (b*) Hier fan ben ik meermalen door de ondervin* . ding in het Hofpitaal der Zwitzcrfchc Soldaten over* 1 $uijd geworden. Tt #  JAN PETERSË MICHELL ie holle drooge hoeft, die dikwerf walging cing ten gevolge heeft. 7.) Uit de fchieïrmageringen uitteering, deze immers zijn éllinnen van en gevolgen op eene bedorva rtsering en verhinderde voeding der delen. geneesmiddelen doen in die bijpochonwelke met verftoppingen verzeld is , zo c geen dienft: — daar men in tegendeel auwdheden en akelige aandoeningen in de njpocbondrie noch al fchielijk door pijnftiliiddelcn kan doen bedaren. t>) De koorts is, r er opftoppingen in de buiksingewanden :eftal van eenen uitteerenden aart Doch, e ziekte van de zenuwen af, zo is zij, zij onregelmatig en zonder vafte bepa* n tijd wederkomt, van geen zo gevaarlijt. 10) Jn de hypochondrie met verft opis de trek tot eeten zo ongeregeld nier, de lijders dan niets, dan weder bovenna. eeten. . Dan in deze ziekte vind men eemde eetensluft, zo dat de lijders trek in dingen, die niet onder de voedzelen — De Vrijfterziekte, een zoort van idrie met veiftoppingen, geeft ons hier ■ denkbeeld van. :r dierhalven tekenen van verltoppinger* ;, zo moet men het in de genezing daar heen  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 66f heen trachten te brengen, dat zij te gelijk met de te grote gevoeligheid des lichaams weggenomen en de ongefteldheid der verteerings - en voedingswerktuigen zowel, als die der huid, herfteld 1 worde. Opioslènde middelen, die te gelijk op de zenuwen werken en de ftuipachtige beweginigen tegengaan, zijn hier de befte; —— Want imen kan gene verftopping, als zij een gevolg : is van eene ftuipachtige vernaauwing der vaten, '.wegnemen, ten zij men die ftuipachtige aandoeining eerft weggenomen hebbe. En daarin ons jg..wal de tederheid der vezel, van het gedurig ■weken in iauw water, van de vadzigheid en het Ibroeijen afhangt, zo begrijpt men, dat die midi delen, die de veerkracht herftellen, hier meeft (r! aanmerking komen. Meermalen heb ik t uitmuntenden dienft, bij het extract van den koortslbaft, met venetiaanfche zeep en een weinig rlia- 1 barbar gemengd, in dit geval bevonden. Is de veerkracht der vezel fterker gekraakt, zo Ikan men uit de harsachtige gommen, die gene, idie, zonder veel prikkeling, oplosfende en zeimiwverfterkende zijn, als de gom ammoniak, de tcpoponax, de mi/rrhe, uitkiezen. Middelen, die te gelijk de uitwaasfeming bevatideren, verdienen hier ook onze aanprijzing. — , geeft van Mindere* b, v. met een weinig Tt j i lw  6frTa JAN PETERSBN MICHELL laudanum llquidum van Sydenham vermengd, err van Dr. de Mann in koortsige benauwdheden aangeprezen , het Dovers poeder, waar in de Ipecacuanba met het heulfap den grondilag uitmaakt, lpiesglaswijn met opium verëenigd, zijn de befte. Claude Revillon (e) toont door eene waarneming van eene hypochondrie, die eenvoudig door het bevorderen der uitwaasfeming is genezen geworden , hoe veel het in ftand houden dozer ontlafting in de genezing van die ziekte vermag. . In zomrcige gevallen moet men eerft oplosfende en verdelende middelen geven, eer men met een goed gevolg de te grote gevoeligheid der delen verminderen kan. Doch is het eene hypochondrie, die alleen van 1 de gevoeligheid der zenuwen afhangt, zo komen ligte pijnftillende en ontfpannende middelen in aanmerking. Het fal fedativum van Hom¬ berg, het pulvis antispasmodicus van Stahl, het zuure elixir van Haller, ook wel de diergelijke olie van Dippel, de verzoete gseft van falps. ter en diergelijke middelen, verdienen aanprijzing. — Na dat men hier door de overmatige bewegingen geftild heeft, zo moet men zijne lijdeisv die middelen toedienen, die de ongefteldheid der eerfte (c) Brief e m einew Byioehmdrifltft,  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 66% 'eerfte wegen verbeteren en hare krachten herftellen. Uitwendig komen de aangeprezene plaasters te pas. De Kina met het aroph van Paracelsus is ook in dit geval een voortreffelijk geneesmiddel, ik heb eens het geluk gehad, door dit middel de hypochondrie te genezen (c*), alwaar het geval hopeloos fcheen. De Gentiaanwortel, aalft, de cariuus benediclus, het ftaal, de orangefchillen en bladen zijn uitmuntend, wanneer et eene prikkeling nodig is. De aluin , cachou en andere diergelijke middelen , die de veerkracht herftellen, zaamtrekken en verfterken, komen vooral met arabifche gom en {lijmachtige middelen vermengd, dikwerf te ftade. Lichaamsbeweging en vooral het paardrijden doetonbegrijpelijken dienft. —,— Ligtverteerbare, verfterkende voedzelen moeten zeer matig gebruikt worden. — Mal la ga of Spaanfche wijn doet zeer vael dienft, wanneer zij fpaarzaam den lijder toegediend word. —— Lijmige , met licht verteerbare én fchielijk bedervende voedzelen en lauw water, begrijpt fnen van zelfs, dat gemyd moeten worden- —> Koud (e*) In mijne «ang. bekroonde verh. z. Handelingen tan het Gentotfck. ferv. civ'tb tem. 8. p. 248- Tt 4 °  JAN PEÏERIEN MICHELL Koud water of eenig «aalwater, of goed dun 6ier is de befte drank voor den dorft. Onder de geneesmiddelen komen de braakmiddelen m aanmerking; —« en zij verdienen zeker, wanneer zij in kleine giften, nu en dan den li;der toegediend worden, onder de oplosslende en ont, fpannende middelen geene geringe plaats Lavementen zijn ook van geen geringen dienft, in zo verre zij de vuiligheid ontlaftèn, en den omloop der vochten in den buik vrijer en minder belemmerd maken. Doch het voornaamfïe, waar op een Geneesheer in deze ziekte te lette hebbe, is de zielsbe- tong: hij moet het vertrouwen des lij- ders zich trachten eigen te maken. — Wijsgerig «anfpraken en medelijden met hunne kkchteiTdoen dikwertop het gemoed des lijders veel af. — Het afleiden van hunne gedachten en {het verwekken van gemoedsaandoeningen, tegenftrijdig aan die zij dagelijks voeden, het reizen, het landleven «net gaan naar gezondbronnen, hebben dikwerf wonderen, ter genezing dier ziektens gedaan. . Een mijner vrienden , een uitmuntend Geneesheer, deelde mij eene waarneming mede, van een voornaam man, die hij door eene reis naar vreemdc landen,, van eene ingewortelde hijpochonierk genezen heeft gezien. Zijn Geneesheer won  Over eis Zenuwziektens der Nederlander en. 66$ won zijn vertrouwen en hij gebruikte, wij hij geneesmiddelen begeerde, pillen uit kruim van brood. Doch men moet zich vooral in deze ziektens van aderlatingen, hevig werkende en fterkprik- kelende middelen onthouden. Ja zelfs van de geneesmiddelen moet men , zo weinig mogelijk, gebruik maken. De lijders immers gewennen zich fchielijk aan dezelven , en dan doen zij , in het geval van noodzaakelijkheid, geen dienft. D. De teeldelen zijn zeer dik wils de eerfte bron en oorfpronk der zenuwziektens, zo dat men, zonder de ongefteldheid dezer delen te genezen, in die ziektens, welke daar uit voortkomen, weinig vordering maken zoude. Verfcheide fchrijvers hebben de ziektens, uit deze bron voortkomende, befchreven; alle komen ze overeen, dat zij meeft al op het hoofd werken en aldaar verfchillende toevallen en ongefteldheden, door het zamengevoel, voortbrengen. Michell heeft deze ziektens verzameld, onderfcheiden en onder hare zoorten gebraeiic, in zijne ingewijings verhandeling; en het is niet alleen op het hoofd, maar ook op d^ overige delen des lichaams, dat die ziektens door Jiare uitwerkzelen kenbaar worden. —— De Tt 5 waar-  €66 jan petersën micmbll waarnemingen van den beroemden van Doeveren (d), Astruc (e) , Hoffmann (ƒ), Tis- S0T Cë)» SCHURIGIUS (J>)t JaCQUES (ij, LlG- nac (li) en anderen (/) bewijzen dit meer dan genoeg. Dikwerf zijn deze delen te gevoelig, door hare tederheid, overbodige werking en gebruik, en fcherpte van het zaad. In dit geval komen verfterkende middelen, met flijmachtige verëenigd, ftaal, Kina, aluin met arabifchegom, tragacanth, faleb, en een koud bad in aanmerking, i Over de opftopping, vermindering of vermeerdering der affcheidingen en ontlaftingen, van deze oorzaak afhangende, hebben wij te voren reeds genoeg gezegd. Dan (/O In zijne prima linece de morb. mul. (e) M&iai. desfetnmes. (f) De morb. ex, vim. venere. Suppl. eper. II. p. I. pajf 494- (g^ De l' enanisme. (/)) Muliebria. Gynoecocol. Spermatel. (ij An ex ncgato veneris u/u inerbi. {h) De L' htmme et de la femme. p.2. c. 3 p. 13J ttt velg. (0 Lob kt j. c.p, 55. torn. I. Seedor? de Hijmatofi. $KV. VAgk Nof. Meth. t. 2. p. *52. Rensaume de virginita* te clavffrjüi, Asteüc de morb, venertis.  OvtrdeZenuvtxstktensderNedtrlanieren. 66? Dan wij dienen hier aantemerken, dat de campher eigenaartig op de teeldelen werkt. Immers, wat er ook van de oude en nieuwere fchrijvers over dit middel getwift, wat er ook gefield, of ontkend zij, dit is zeker en wij hebben het uit de waarneemingen van Auenbrugge (mj ontegenfprekelijk betoogd gevonden , dat de campher eene eigenaarrige kracht op de teeldelen heeft. ——<■ en zijne waarneming, waarin hij eene dolheid, welke haren oorfpronk uit de ongefteldheid der teeldelen, doorliet zamengevoel, had, door de campher genezen heeft, toont, dat dit middel in de zenuwziektens, welke uit de ongeregelde werking dezer delen voortkomen, van eene voortreffelijke uitwerking zij. Het zelf- de toont de kracht van dit middel tegen den witten vloed, waar van wij boven breder gefproken hebben. Wij zullen dus, om hier ook de kortheid, zo veel mogelijk, in acht te nemen, en echter eene genezingswijze, in de ziektens, uit deze bron voort fpruitende, die ons de belle voorkomt, vaft te ftellen, de bij/lerte, die gedaante zo dikwerf ver- wisfelende ziekte, kortelijk nagaan. Zij fchijnt in beide fexen plaats te hebben. Immers im) la het aangeh, boekje de mama Firorum.  66% jan peterse michell - mers, fchoon de meefle fcfrrijvers deze ziekte alleen aan de vrouwen hebben toegekend; fchoon zommigen hare zitplaats in het hoofd, anderen in de maag, anderen weder elders gefield hebben, zo heb ik zeer veele bewijzen, op reden en ondervinding (leunende, die mij doen geloven, dat de baarmoeder alleen, in de beminnelijke kunne, de zitplaats dezer ziekte zij; „ en dat dezelfde ziekte ook in mannen waargenomen is en van de ongefteldheid der teeldelen, ook in deze fexe, haren oorfpronk heeft, hebben ons Ga- lenus en Bottonus reeds geleerd. - De beroemde Zimmerman heeft dit op nieuws beveftigd, en Michell (»; heeft dit door bewijzen, uit de waarneemingen van beroemde mannen, ontleend, geftaafd, zo dat, hier meer aanlehalen tot ftaving dezer ftelling, zoude overbodig zijn. . Ontbreekt er noch iets aan'het bewijs, zo kan men bij den geleerden Fritze in zijn tijdfehrift (o) eene wonderbare waarneming vinden, die hier alles afdoet. In dit gè- (n) Inwijmgt verh. S. I. c. 2. §. 8. Alwaar men de werken der aangeprezen fchrijver, nader aangehaald Ttnd. (») Mtdicinifche Annalen , D. I, v, 26l i78r. ' 4  Over de ttnüwziektens der NederUndèran. 66$ geval was eene ontlading van {lijmachtige ftoffe uit de mannelijke teeldelen, met zo veel veran* derlijke toevallen op de zenuwen gepaard, die zo gelijk waren aan die men in hijflerifchc vrouwen waarneemt, dat ieder Geneesheer, indien zich dezelve toevallen in een vrouw opdeden, de ziekte voor eene hijfterie erkend zoude hebben. Dus zijn b. v. de ftuipachtige zamentrekkingen der nekfpieren in beide ziektens een gewoon toeval (ƒ>), —- Dus hebben .Salmuth, Tissot , Bonetus , Voegen van Engelen, Blumer , Ardesch en anderen, ziektens in mannen waargenomen, die haren oorfpronk van de ongefteldheid der teeldelen en hare ongeregelde werking hadden , en die de hijfterie zeer nabij kwamen , gelijk elders aangetekend gevonden kan worden Qq), En is dit zo, gelijk het waarachtig is, waarom zouden wy dan deze ziekte in beide fexen niet met den naam van ziekte der teeldelen, als by uitftek, mogen beftempelen en des zelfs aanwezen in beide gedachten voor zeker bewezen houden'? De oorzaken zyn, onzes bedunkens, gemakkelijk (f) Bij Michell S, 2. c, u f. r, (j) Bij den «elfden S, 1, §. i, 5, 1, c, t, J, 8 en 1%.  6?Q JAN PjtTERSEN MICHELL lyk in het rykelyke, vadzige, welluflige leven * in het gedurig doorbladeren van geilheid inboe. zemende boeken, in de zelfsbefmetting van beide fexen, in het te veel en te vroeg byflapen, en in alle misflagen onzer levenswyze, die het hare toebrengen, om de tederheid der vezel te vermeerderen en fcherpe vochten in het lichaam te veroorzaken, op tefporen. De gedaantever- wisfèiende toevallen, zyn nauwlyks op orde te befchryven. —— In beidefexenegter, neemt men, voornamelyk ten tyde der aanvallen , en zelfs buiten dezelve, hoofdpyn, gevoel van koude op den kruin, fluipachtige beweging der nekfpieren, onwillige beweging van de hoeken der oogleden „ duizeling, fchemering der oogen, worging, de Hyfterique bal, fpanningen der 'bovenbuiksingewanden, benauwdheid, opfpanning der darmen, zamentrekking der buikfpieren, pijn in den rug en tnsfehen de fchouderbladen en in de lenden, tóin of meer ongemakkelijke waterlozing, eene fterke ontlafting van pis na den aanval, ftilzwijgenheid, melancholie, ijhng, dolheid, ftuipen en zelfs vallende ziekte, in den ergfte graad def ziekte, waar. " In de mannen zijn de ballen naar den ring des buiks opgetrokken, in de vrouwen is eene plaatzelijke pijn op de baarmoeder; —~ in beide  Ovir dexenuwxitktens der Nederlanden». 6fi de fexen dikwerf eene ontlading van flijm door de teeldelen, die men in de mannen zelfs, niet ongerijmd, witte vloed, noemen kan (r\ Alles, dat de affcheidingen en ontladingen herJ fielt, de te groote gevoeligheid vermindert en de ongefteldheid der teeldelen verbeterd, is, in het genezen dezer ziekte, aanteprijzen. Dan men dient in deze ongefteldheid voorna, melijk het oog te houden op het bijflapen. ———» Hier in dient de fpaarzaamheid voor al aangeprezen te worden. —— De gedachten moeten, zo veel mogelijk , van geile denkbeelden afgeleid worden: ——« fterk werken , koud water, lichaamsbeweging , bepaalde levensregel, onthouding van wijn, harde matrasfen, in ftede van een zacht bed, een korte flaap, flijmachtige, verfterkende middelen, de koortsbaft voornamelijk, het ftaal, met de arabifche gom, doen, wanneer men de ontladingen en affcheidingeu geregeld heeft, alles af. En daar deze ziekte, in beide fexen vry algemener is, dan men gemeenlijk denkt, zo verdient zij nader te worden opgefpoord; alle die hete'prikkelende middelen, die zo dikwerf voorgeef) Zie ouder de aangehaalde waarnemingen voorna-' jnelijk, die Fums heeft geboekt,  6/2- jan pétérS'en Michell gefchreven worden, en die men antihijfterica noemt j zijn fchadeliik. —— De Geneesheeren trachten er de maanftonden mede te herftellen^ dan zij prikkelen het zenuwgeftel en de teeldelen noch fterket en zij maken ftuipachtige bewea gingen • < de aloëtica doen ook meer kwaad dan goed , even als de fterkwerkende purgeer» middelen en aderlatingen, door alle deze immers; Word het gevoel noch feherper. —— Koude baden, ftaalwateren met melk* ligte ontfpannende' middelen > en vooral de Gampher verdienen hier aanprijzing* Begeert men de icden te weten, waarom deze ziekte niet meermalen is waargenomen, zij ontdekt zich zelve, zo men Hechts de vreesj de ftilzwijgénheid des lijders, met de waarnemingen van die ziektens, welke men hypochondrie geroemd (j) en met onze onge^ fteldheid verward heeft, vergelijkt. ~ De palen, waar in deze verhandeling dient bé* floten te blijven, verbieden ons meer van deze ziekte te zeggen ^ en indien iemand het gezegde begrepen heelt, zal de aart dezer ziekte hem zo duifter niet zijn. B, Bui-* V) Zie den uitmunrenden Loeby »t> het aangeh. werV^ alwaar men waarnemingen vind van onze ziekte, iis hij tot de melanchilis brengt.  Over dé Zenuwziektens der Nederlanderen. 6?§ B. Buiten deze voorname werktuigen des lichaams , kunnen alle beweeglijke en gevoelige 'delen aange ibn wof len. — Deze worden, naar het verfchil tier oorzaken, op verfchillende wijzen genezen; — Dds moet men de vuiligheid ider 'eerde wegen door een braakmiddel ontladen, indien z;i de oorzaak der ottgeuel lheid zijn. -—Dn; komen zachtonthftende middelen of lavëmemen in aanmerking , wanneer de dof lager in de darmen is opgehoopt. — Dus worden de wormen door hunne tegengiften gedood en ont« lad. De fcherpé Vochten verbeterd en uitgedreven. De prikkelingen van de delen verwijderd. •—;— Is er deen in de blaas, is er een bedorvén tand in den mond (f), die ftuiptrekkingen voortbrengen, zo geeft de Heelkunde ons middelen aan de hand. Is er een tak van de eene of andere zenuw, door eerie fcherpe ftoffe geprikkeld , en brengt zij daar door zenuwziektens voort, zo moet men ze met hëc mes, immers, ir.dien zij digt bij de oppervlakte des lichaams loopt, verdelen (iij. Eindelijk (t) Zie den uitmuntenden van Swieten Comm. Tenp 3. p 3^4. («; Zie van Swüten. Tom. HL p. 45°* Vv  $74 JAN PETERSEN MlCHELLi lijk men moet de genezing naar de verfchillende: oorzaaken fchikken , en de middelen , naar den aart der oorzaken en des aangedanen deels, uit» kiezen. IV. De vierde aanwijzing verminderd de onnatuurlijke gevoeligheid en verjlerkt de /pieren zenuwvezel. Deze te grote gevoeligheid is de eerfte oorzaak en bron van alle zenuwziektens. — Deze moet men dierhalven genezen, zalmen in het helen der zenuwziektens gelukkig Hagen. Na dat men dus de bovengemelde oogmerken bereikt heeft, (want zonder deze bereikt te hebben, kan men de te grote beweeglijkheid en gevoeligheid nooit wegnemen,) zo moet men alles, wat mogelijk is, doen, om de ongeregelde werking der levenskrachten te herftellen; en ten dien einde dient men de volgende 'regelen in acht te nemen. A. De oorzaken, welke de ongeregeldheid der levenskrachten in het lichaam hebben voort* gebracht, moeten eer ft zveggenomen worden. En hiertoe kan men die regelen, welke wij ter voorbehoeding hebben opgegeven, brengen, die wij, om niet door herhalingen laftig te vallen niet weder zullen opkoken. B. Het lichaam moet langzamerhand aan de ongemakken der lucht gewennen. Das word het te-  Óver de Zenuwziektens dei Nederlanderen. 675 kegèqs die pngpmakkeri zelfs, meer en meer gehard, en de zenuwen worden tegen hare prikkelingen, als het ware, veieeld. C. Èoud water zowel uit als inwendig; èen uitmuntend geneesmiddel, om de te grote prikkelbaarheid en gevoeligheid der delen te verminderen; en dus worden de koude baden niet ten onregte door Hoffmann en Tissot (V) aangeprezen. • ■ Dan men dient met dit mid- idel, dat onder de fterkwerkende behoord, voor- : al voorzichtig te zijn. . De lichaamen moe- i ten er langzaam aan gewennen, en men moet eerft 1 een lauw bad, met verfterkende fpecerijachtigé ! kruiden of met ftaaldelen bezwangerd, en daar i ha kouder, konder en eindelijk het ijskille bad ' den lijder laten gebruiken. Dus worden door het lauwe bad de ftuipachttige bewegingen eerft geftild, de uitwaasfeming herfleld, de huid ontspannen, en de aanleidende 1 oorzaken der zenuwziektens dikwerf geheel eri ' al weggenomen (ty); en daar na werkt het kou¬ de (v) Zie Hoftman dl lalneorum ex aqua dulciprae/lantistnó in affeBiirtit internis iiju en Tissoi T. II. I, s. $. 141. f 3*2- \jv) Zts Tissot W.' 369 *n velg. Vv 2  fyo~ jan petersen michell de bad , zo veel te beter, als een verfterkend middel. D. Het lichaam moet, door klederen, behoorlijk gedekt en gefloten worden. , . En deze raad doet veel af tot verfterking der fpier en zenuwvezel, tot bevordering der ontladingen-en aficheidingen en tot de genezing der zenuwziek- tens zelve. . de Baron van Swieten toont ons dit klaarblijkelijk door zijn voorbeeld, hij genas immers eene jonge juffrouw, die allerge. voeb'gft was op het zenuwgeftel, door windzelen om de benen, de dijen en den gehelen buik te leggen; de ftuipen en gevoelige aandoe. ningen in den buik, die zij van het minfte gduió, van het licht en andere prikkelingen kreeg, verminderden niet alleen, doch zij wierd daarna, door het gebruik van gepafte geneesmiddelen, herlteld : daar de ziekte in het eerfte tegen de befte middelen, de harsachtige gommen, de eafloreum en anderen hardnekkig wedeiftand geboben had f». E. Het gebruik van eene matige hoeveelheid wijn. . Hier door word de tederheid der vezelen verbeterd, het bloed verdikt, de uitwaas. feming herfleld, de zwakke en gevoelloze delen ver* [x] Cmm. Tom. I. p. 35,  Over de zenuwziekten*der Nederlanderen. 6?? verfterkt en de ziel vervrolijkt. — Een voorzichtig gebruik van den wijn is in zenuwziektens van een uitmuntend nut. — Men verkieze , die voor de maag het ligtfte te verteren zijn , het geen dikwerf van de Mallaga en Spaanfche wijn, meermalen egter van de rode Bourdeauxfche wijn waar is, F. Dan men vind ook een uitmuntend geneesmiddel in de melk: en wel voornamelijk, wanneer zij, met Spa of Pijrmonts water vermengd, gedronken word. • Dan verzacht en flreeld zij de fpisr en zenuwvezel niet alleen, maar zij verfterkt dezelve. — Zij vermeerderd de werking der verteringswerktuigen, zonder dezelven te prikkelen. ——> Zij verzacht de vochten, bevordert de uitwaasfeming en verftrekt te gelijk tot een uitmuntend voedzel. Doch de lij¬ ders moeten er zich allengskens aan gewennen. . Spawater, met koe, geite of ezelinne melk, is voornamelijk aanteprijzen. ■ De vrouwe- melk verdient hier zo grote aanprijzing niet. —. Want, fchoon het een uitmuntend geneesmiddel is, wanneer zij uit de borft van eene vrouw, door den lijder zelve gezogen word, word het gebruik echter gevaarlijk, om den groten trek tot bijflapen, welke men in Onze lijders vind. . Zij komt dus in weinige gevallen en niet,, dan Vv 3 bij  f?8 jan peterse michell bij lijders, die alle hunne kragten verloren hebben, of die teringachtig zijn, te pas. . Tissot fj>) heeft dc waarnemingen van lijders, door de melkkuur genezen, verzameld, en bij hem kan men ook de belle wijze vinden, om de melk ten dien einde te gebruiken: . hij geeft ook de gevallen op , wanneer de zuivere melk, en wanneer de wei te pas komt: C. De lichaams beweging verdient daarenboven aanprijzing • Hjsppocrates , Celscts, Pakltos Aurelianus , en anderen hebben dit middel in de verzwakking der zenuwen zijnen verdienden lof niet geweigerd, en Juuus Caesar {z . heeft het nut van dit middel reeds ondervonden, wanneer hij aan vallende ziekte, uit te groote beweeglijkheid en gevoeligheid oorspronkelijk, zukkelde. — En hoe vee) zenuwzieke lijders zijn er niet, buiten hem, die dit ondervonden hebben en noch dagelijks ondervinden; zo dat het onnodig zij, dit met waarnemingen te willen beveiligen. . De lijder moet dagelijks te paard njden ; de buiksingewanden worden door die beweging verfterkt, de zenuw en Ipiervezel krijgen hare veerkracht weder, het bloed word (y) Zie Tïssot in het aangeh. Deel. U. S4o en nlg. 00 Zie zijn leven Tom. I. p. ?I5, 0  over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 679 word lijviger, dc affcheidingen en ontladingen worden herfleld, de uitwaasfeming bevorderd en de ziel zelve vervrolijkt. En dit zijn de voorname redenen ook, waarom het landleven, het reizen, en het gaan naar de bronnen, zo veel dienft in deze ziektens doen. Dan het varen "is v3n geen minder nut; dit is voor zwakkere lijders noch beter; men kan dus met ftil weder en het allengskeus vermeerderen der zeilage, de beweging, naar willekeur, vermeerde- ren , Dan worden de ingewandeu min of meer gefchokt en door de beweging verfterkt, de affcheidingen en ontladingen onbegrijpelijk bevorderd en de ongeregelde bewegingen en akelige gevoelsaandoeningen geftild. • De Heer Gil- chp-ist heeft dus het varen , in de zenuwziektens, met recht aangeprezen. H Men moet* daarenboven, zo veel moge¬ lijk, de kalmte des gemoeds zoeken te bevorderen^ , . Alle oorzaken tot benauwdheid, droefheid, kwijning, toorn en andere aandoeningen des gemoeds moeten zorgvuldig gf mijd worden. _ Vrolijkheid verderkt en herfleld de vermogens der zenuwen en dus moeten wij dezelve trachten te bevorderen. Infpanningen der zielsvermogens is altijd fchadelijk. l. Ma lig bijjlapen is voordelig Want Vv 4 $  6oO JAN PETERSE MICHELL te groote onthoudenh:-id is, zo wel als wellwftigheid, voor orze lijders kwaad. — Hunne voedzelen moeten uit roeeHpijzeri , uk vleefeh , dat ligt verteerbaar is, beftaai;. Melk met Spawater zij hunne drank: en hunne flaap dient niet te kort te zijn. L. Eindelijk komen die geneesmiddelen, die de zemiw. en fpiervezel ver jlerken en de te grote gevoeligheid matigen, in aanmerking. De koortsbaft dierhalven, het ftaal, de aluin , cachou en andere zamentrekkende middelen , die de vezel verfterken en niet veel prikkelen, zijnde befte. " Want, die door hevige prikkeling werken, maken de kwaal, erger ; de waarnemingen van mskcatus , VlRIDET , RoBÏNSON , RaULIN , Pomme en Tissot («) geven er ons overtuigende' blijken van: zo dat men deze middelen rn de zenuwziektens van ons Vaderland, (enkel die gevallen uitgefloten, waar in eene verfïapping der vezel de eenige oorzaak is\ voor fchadelijk honden moet. Immers, fchoon wij hunne ontfpannende en ftuipwerende krachten niet ontkennen en gaarne in het gebruik derzelver, in den aanval dezer ziektens, Hemmen, zo geloven wij ech" (V L. c p. 3IT. et j daw mcn de fithrijveri zien kan.  Over de ZemKVziektens der Nederlanderen. 6O i fechrer, dat men van dezelven, met oogmerk ten verfterking der zenuw en fpiervezel, een verkeerd, gebruik maakt, dewijl de ondervinding leert, dat de tederheid der vezel, tegen de prikkeling dien middelen, niet beüand is. De zenuwen hebben in gevoelige lijders fijnere, dunnere bekleed/elen, het natuurlijk flijm is er door het gebruik der lau we waterdranken afgeweekt; dit doet derzelver gevoel fcherper worden, en dus hebben zij hevige aandoeningen, zelfs van ligte prikkelingen; hoe zouden zij dus, tegen deze fcherpe prikkelende geneesmiddelen, beflandl zijn? — Met is dus onbegrijpelijk3 dat diergelijke middelen aan tedere en aandoenlijke lijders worden voorgefchreven, die beter voor fiappe, waterachtige geitellen , en lijders, die reeds aan het water zdkkelen , dienen zoutten. — Wij verkiezen dus eene genezingswijze, waar in men de bekieedzelen der zenuw en fpiervezelen, tegen de hevige prikkelingen , verdedigen, hare tederheid verbeteren, het natuurlijk Qijm en de veer. kiacht der vezelen herftellen en daar door de te grote beweeglijkheid en gevoeligheid der delen i tracht te matigen. En tot dat einde ko¬ men de aangeprezene middelen zeker voornamelijk te ftade, vooral indien zij met inwikkelen* ' ^e, die de natuurlijke flijm hejftellea, met de al- y v 5 tnea  G8a jan petsrss michell thea b. v., de faleb, de arabifche of tragacanth gom, met ijslandfchc mofch of andere diergelijke middelen, verëenigd zijn. . De iimaruba, mofch van eikenbomen, de witte willigebaft en andere diergelijke middelen verdienen aanprijzing; i en wanneer dsze middelen niet genoeg afdoen, zo kan men er bijvoegen, die zonder veel prikkeling op het zenuwgeftel werken • bedarende middelen, die de beweging en wrijving der vloeibare delen op de vaften matigen; pijnftillende, die door eene eigenaartige kracht op de bewegings en gevoelskrachten werken; — orangebiaden, de cascanllebafl, de contraijerve, de wilde valeriaan, de mijrrbem ammvniakgomj het poeder, het extract en de hars van de Kina en fpaanfche wijn, zijn hier uitmuntende genees. middelen: , m falfedolivum Hombergii, pulvis antisjpasmodicus Stahlii, de zinck, de verzoete geeft van Salpeter, Let aqua Rabelii eninflapperegeftelien, temoscbus , a/a foetida en caftereum verdiend ook aanprijzing. - Het ' pijnftillende vocht van Hoffmann, gebarnfteende hartshoorngeeft en diergelijke middelen ftdlen de opnopingen der vochten en de ongeregelde bewegingen uitmuntend, witte papaper fijroop, fy. rupus diacodii en parpavermelken, ja het heul, iap zelve, voorzichtig, doch, daar het te paskomtj in  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 683 in ftoute giften voorgefchreven , zijn ïeeds van eeuwen her, als de befte middelen , om de gevoeligheid der zenuwen te matigen , beschouwd ïb\ Dan niet zelden komt de te grote gevoeligheid des lichaïttis van tegennatuurlijke prikkelingen, in deszelfs diepfte fchuilhoeken verholen, en de gevoelige zenuwen knagende, her. ——— Dus is het zuur in de kinderen meermalen de oorzaak, de wormen zijn niet alleen in de kindsheid, maar zelfs in eene meer gevorderde ouderdom, zomwijlen de eerfte bronnen der te groote gevoeligheid. —Zuil 11 wij dus in dit geval de te groote gevoeligheid genezen, zomoe. ten wij de oorzaaken eerft wegnemen. Dan het is dikwerf eene fcherpe ftof, die de zenuwen knaagt, die deze tegennatuurlijke gevoeligheid te weeg brengt: . de waarneemingen van beroemde Geneeskundigen, door Tissot (0) verzameld , de verplaaczingen der ziekteftoffe, die in deze ziektens zo dikwerf voorvallen, en de manier, waarop de natuur meermalen deze ziektens geneert, dooreen huiduitflag namelijk, tonen dit onwederfprekelijk. l\Ta (i>) Verg. Tissot ep de aang. plaats Tem. II. p. 2. op de lijft der Geneesmiddelen» (c) Zie denzelfden t. 2. op de te voren asrsgsh. plaats, f n verg. dezelve met onze aantekeningen.  Ó84 JAN PËTERSE MICHELL Na dar men dus de eerfte wegen gezuiverd en de wormen, indien zij er zijn, gedood en ontlaft heeft, moet een Geneesheer zien uittevorfchen , of ook de eene of andere prikkeling de oorzaak der ongeregelde bewegingen zij des ïevensbeginzels; immers begrijpt men lichtelijk, dat eene zodanige prikkeling , door geduurige knaging en belediging der zenuwen, niet zelden, de oorzaak word van tegennatuurlijke gefchiktheid tot beweging en gevoel. Dan daar het aantal en het verfchil der prikkelingen, onbegrijpelijk groot is, zo is het bijna onmogelijk, dezelven alle hier te melden , en dit word ook niet tot onze taak vereifcht, als waar in wij flechts over de zenuwziektens van ons vaderland en de oorzaken, welke haar aantal zo aanmerkelijk hebben vermeerderd, kandelen moeten. En hier uit blijkt, dat die fcherpte der vochten hier alleen in aanmerking komt, welke haren oorfpronk aan de verkeerde levensregel, aan het zittend leven en de meermalen opgehaalde oorza- ken verfchuldigd isj ■ deze heeft waarlijk meer algemeen plaats, dan voorheen, om de meerdere algemeenheid der oorzaken , waar uit zij voorkomt, en dus word zij ook eene algemeene voed»  Over de Zenuwziekten! der Nederlandereri. ó8f> voedfter der zenuwziektens, door ongeregelde dewegingea in het levensbeginzel voort te brengen. En deze zijn redenen genoeg, om te doen zien,' dat wij in het genezen der zenuwziektens op den ftaat der vochten voornamelijk letten moeten, dat wij hunne fcherpte door Hij machtige, vochtverbeterende en eigenaattig tegen dezelve werken. de middelen, moeten zoeken tegentegaan. - En dat om deze redenen zweet en pisdrijvende middelen, en die ontlafting naar boven en onderen veroorzaken, in de genezing d?r zenuwziektens zomtijds vereifcht worden, dat zelfs de lauwe waterdranken, hoe fchadelijk anders ook, te pas kunnen komen. > En Pomme's waarnemingen tonen ook de nuttigheid van een lauw bad, in deze gevallen, aan. — Eene fcherpe zinkingftoffe is in ons Vaderland dikwerf eene algemee- ne oorzaak dezer te grote gevoeligheid. i Immers, wanneer deze in de bekleedzelen der ze^ nu wen fchuilt en vafr zit, veroorzaakt zij dikwerf ongeregelde bewegingen en onaangename gevoelsaandoeningen: en dk is de reden, waarom de belette uitwaasfeming in de zenuwziektens zo zeer te vreezen is ; en waarom de herftclling dier ontlafting, de ziekte altijd verminderd en meermalen geneeft. - ■ ■% Ik zou geen  686 JAN PETERSE MïCHELi geen einde vinden , wilde ik waarnemingen, orsè jnijne ftelling te beveiligen, bijbrengen. Ik ken een uitmuntend man, die aan een hard* hekkige zenuwziekte zukkelt en wien men de beste middelen , zonder enig goed gevolg , heeft toegediend: «* onder de toevallen van zijne ziekte, zijn de verplaatfingen der ftoffe op de zetuwen zeer algemeen, eeu klaar bewijs van zinkin gftciïe'. Een eenvoudig geneesmiddel," de coi'lerf van vlier namelijk j geeft hein zeer veel vtrligting, zo dat hij r.u, door de herftelling zijner uitwaasfeming, redelijk wel is. - Wij' gebruiken dieihalven met allergelukkigft gevolg in deze ziéKtens, geneefmiddeiendie de-gevoed ligheid verminderen en de uitwaasfeming herftellen, hoedanige wij reeds te voren hebben aangeprezen ; Dan dikwerf is deZé fcherpe zinkingftoffe zd vaft, dat men dezelve met de aangeprezene middelen niet bewegen, veel min ontladen kan. —=■ In zodanig geval komen fpiesglasmiddelen in aan» merking; zoom braking te verwekken,' als wel, om, in kleine giften, de uitwaasfeming te bevorderen: op deze beide wijzen im¬ mers worden de zenuwen van de fcherpe zinking* ftoffe bevrijd en op deze manier hebben zij ook de  'Over de xenaivziehens der Nederlanderen. 68% de vallende ziekte genezen, gelijk ik boven reeds aangetekend heb. De Arnica bloemen doen ook veel dienft en wel door dezelfde werking (d); de Meefterwortel verdient ook aanprijzing. Ik heb een voortreffelijk uitwerkzel van dit middel in eene koorts gezien, waarin de fcherpe zinkingfloffe, op de zenuwen gevallen, eene derdendaagfche koorts verwekte , die reeds eenige jaaren geduurd had en de bede middelen tegenfland bood: terwijl de koorts, door een uitflag op de huid te verwekken, genas. De minerale wateren doen ook veel dienft; —■ daar mede heb ik een zoort van vliegende jicht, waar tegen de voortreflijkfte middelen te vergeeffchs den lijder waren toegediend, genezen, door eene ontlafting van een lijmig, olijachtig zweet. — Andere Geneeskundigen hebben geen minder dienft van deze wateren ondervonden (e). ——— De geeft van hartshoorn, met barnfteen overgehaald, heeft mij denzeltden dienft in ftuipachtige bewegingen , die van eene fcherpe zinkinglloffe, op de zenuwen gevallen, afhingen, gedaan. Misfchien zouden die prikkelende, hete raidde- (d) Zie Tissot op de aang, pl. p. 331- ' (f) Ue denzelfden op dezelfde plaats bl. 393.  6*8$ JAN PETERSEN michell delen, die mei antihtj/lerica nöemr, in dit gé« val te pas komen, in zo verre zïj nainéiijk dienerij 'om de fcherpe fftof te bewegen en te ontlaftèn* In het algemeen echter vei dienen dé min hevige de voorkeur. Onder de lijft dezer middelen , verdient dë 'Elektriciteit geene der minfte plaarzcn. Eezè immers brengt de fcherpe vochren , die in de kleine vnten opgehoopt, het zenuwgeftel prikkelen, in beweging en ontlaft dezelven diKwerf door de huid, met den omloop der vochten te vrrhaas- ten : ■ . de waarneming.' n en proeven, door den zeer geleerden Heer DèiEÏa"n bij een gebracht en vermeerderd , tonen die gevolgen allerduide» ïijkft f): En dat het Mdgnetismus van Mesmee, ook tot dit einde medewerkt, blijkt uit de waarnemingen , welke men hier en daar (g) geboekt heeft; en waar am men, zonder partijdig tezijn? geen hiftorifch geloof kan weigeren.- B. Gé- (ƒ ) Waarnemingen over de Electriciteii. - (£•) IIolL Hi[iorl,che Courant 18 Maart 177?. Let- tre de M. Mesmer u M. TJnzer, fur /" ujage me dit anale de l' aimard. Gaz. Jalutaire No. 146 a. 775,. Tissot op de aang. pl p. 299 en volg. J. C Ufzeb be. fcrtibung eines rjiz't d$m kunji. magn. Angejl. verfuchs. Hamb . 1775. Dit werkje is in het HoIIandfch vertaald.  Óver de Zen uw ziekt etis der Nederlanderen. t%§ Immers, wat men er ook van denken móge', zo fchijnen de krachten van den magneet op het rnenfchclijk lichaam niet geheel en al zonder groncj. —_ Mij is, van'een kundig Heelmeester, dien ik alie geloof waardig achte, eene waarneming medegedeeld, van eene vrouw, die, gedurende zes jaren, met kramp en fluipachtige bewegingen zodanig gezukkeld had, dat de ballen van de voeten, tegen de billen waren opgetrokken: — men had reeds alie middelen te vergeeffch gebruikt: ——r de magneet wierd op het laatfi aangelegd en deze genas de lijderesfe. Z'\\ voelde pijn van de aangelegde zeihleenen, met eene hette en klopping, waar op een rijkelijk zweet en pislozing volgde: —. deze ontladingen duurden twee dagen en hertheiden de lijderesfe in zb verre, dat zij gaan koncle, zonder dat èr e'én toeval , dan alleen eene ftijvigheid in het been, overbleef: en deze heeft men ook daarna, fchoon er verfchillende geneesmiddelen beproefd zijn ,• uiet kunnen genezen. ^ Ik zou dit geval met veffclieiden getuigen kunnen beveiligen, indien ik het nodig achtede cn d£ Maatfchapij het begeerde t^g*); Hei (g*) De gclecïde Heer Dr. Guiu-bbert. die te üm;  ijrj^O JAN PETER SEN MICHELL Her is de plicht der Geneesheeren dierhalven, ook dit middel, op het menfchlijk lichaam, en wel voornamelijk in de zenuwziektens, te beproeven (g**). Her is tot ons oogmerk genoegzaam, den invloed, die deze algemeene oorzaak op de zenuwziektens van ons Vaderland heeft, aangetekend en de wegneming derzelver, en ook de genezing der uitwerkzelen, kort aangeftipt te hebben. V. Deze aanwijzing werkt voornamelijk op het verzachten der toevallen en het verhoeden der gevolgen. — Hier moeten wij ons oog nauw- keu- ftcrd-m de praktijk der geneeskonft met zeer veel lof oeftent, en de kundige Heer de Beek, een ervaren Heelmeefter, hebben deze lijderesfe bijgcflaan en mij den gelukkigen uftOag medegedeeld. fë**] Onder het vertalen dezer verhandeling is mij een werk onder bet oeg gekomen, dat ik niet kan naJaten, mimen Lezen, ter nadere befchouwing van het dierlijke magnetismus, aanteprijzen. De titel iV- Recueil des memoires fur i' analogie de f eletlricité. & du magnetisme, courennés et .publiés par l'academie ie Baviera traduit* par J H. van S winden Trof. de Philos. dans l' Univerfité de Franequcr. etc. a la Haye 1784, Ecu werk, dat, buitea andere nuttige proeven en waarneaiingen over den magneet in hec algemeen, dit ftuk voldingt en den grooten van Swinden, die er voor hetgrootfte gedeelte Schrijver van is, eer aas doet.  Over deZenuzvziektens der Nederlanderen. 60I keurig veftigen op de ftuipachtige en pijnlijke aandoeningen : immers van dezen oorfpronk kunnen wij alle toevallen, welke men in de zenuwziektens waarneemt, afleiden. Dan men dient in aanmerking te nemen, dat deze genees" wi'ze, dewijl deze ziektens gemeenlijk, bij aanvallen , wederkomen, in of buiten dezelven merkelijk verfchilt. ——• Immers is het zomwijleri beter, in de aanvallen geen geneesmiddelen deri lijder toetedienen , of de Geneesheer moet ten minften omtrent hare krachtdadige werking zeker zijn. Ik heb in een lijder, die de vallende ziekte had, den aanval, op het toedienen van eeri prikkelend middel, om aan te rieken, zien wederkeren. ——- Ik heb in denzelfden lijder eert zwaarder aanval zien volgen, toen men hem eenige druppen van het pijnftillend vocht van Hoffmann, na dat de aanval reeds verminderd was^ ingaf; In dezen lijder wierd de aanval jj door alle toegediende geneesmiddelen, erger. Daar is echter een aantal waarnemingen , waaruit blijkt, dat de-geneesmiddelen zomwijlen, in den aanval zeiven, te pas komen, —— Dus herinner ik mij b. v. gelezen te hebben , dat het opfchroevën der mond, als een behoedmid* del, óm den aanval der epilepfie te verhoeden,' wierd aangeprezen. ——- Andere GeneeskundiXx 2 ges  6^2 JAN PETERSEN MICHEEt' gen hebben, rfiet een uitmuntend gevolg, den aan. val der vallende ziekte gefluit, door een band aan te leggen, boven die plaats , avlwaar de lijders de eerde aandoening kregen, gelijk men onder anderen bij den Baron van Swieten (g**') met waarnemingen geftaafd vind,- dus is koud water in een bijfterhq toeval zomwijlcn van dienft geweeft : dit heb ik te voren reeds door eene waarneming geftaafd. Gemoedsaandoeningen, welken men den lijder, op het eerfte gevoel des aanvals, op den hals jaagt, doen dikwerf een gewenfcht uitwerkzel. Het voorbeeld van onzen grooten Boerhave , die door eene aangejaagde fchrik,de meefte kinderen uit het Haarlemfche' weeshuis, van ftuipachtige aandoeningen genas, is te bekend, om het in zijne omftandigheden te verhalen. Wij vinden in de Geneeskundige Jaarboeken meer diergelijke voorbeelden (bj, zo dat wij ook van dezen een voorzichtig gebruik moeten trachten te maken. . Prikkelende middelen onder de neus te houden, het omflaan van icherpe medica- men- (£***) Cmm. Tom. III. pag. 430. (k) Zie Dr. Valkenaar de animi afeet, en verg. de» beroemden Gaubius de regimine mentis, tued me.tien urn 0.  Over ie Zenuwziektens der Nederlanderen. 693 meuten , het aanleggen van moftaartpappen , fpaanfche vliegen en wat dies meer is, komt in weinig gevallen, hoe zeer, veelen deze middelen ook aanprijzen, te pas: men moet van de- zeiven geen, in gevalle de aart der ziekte niet duidelijk bekend is, en dan noch nier, dan een zeer voorzichtig, gebruikmaken. — Dan, wanneer de lijder in het toeval bij zijne zinnen blijft en men in &m is, hem geneesmiddelen toedienen > zo vereisfchen dc benauwdheden, ftuipachtige bewegingen, pijnen en de daar uit voortspruitende ophopingen der vochten , dikwerf fpoedige hulp. ' 'in dit geval komen ligte ontfpannende middelen en inwikkelende, die eene fcherpe prikkeling kunnen verftompcn, in aanmerking. Wij hebben door de ondervinding geleerd, dat het ftillend zout van Homberg, tot dat einde, om namelijk die ftuipachtige bewegingen tegentegaan, de meefte aanprijzing verdiend; hier door immers worden zo wei de ophopingen der vochten, de ftuipachtige bewegingen, als de pijnen, uitmuntend tegengegaan. En het is ieder Geneeskundigen bekend. dat het pijnftillend vocht van Hoffmann, ook om deze voortreffelijke kragten, zeer veel aanprijzing verdient. — De tinctuur van wijnruit, van a/a fucttda, van caftoreum, het JalvolatikoleojMin, het oleum animale Dttïfr Xs 3 LU*  6p4 TAN PETERSEN MICHELI. xn, in kleine giften, en de geeft van hartshoora met barnfteen , is in flappere en wekere geitellen, dikwerf een goed geneesmiddel. ■ De tinctuur van barnfteen met den verzoeten falpetergeeft, wérkt uitmuntend, om deze toevallen te flillen. * . De muskus werkt in zommige gevallen ook uitmuntend. De fpiritus Mindereri met een weinig laudanum liquidum doet ook voortreffelijken dienft. Eindelijk is er geen beter middel, dan de opium,, in gevallen, waar in de toevallen eene verdoving der gevoelskracht yereisfehen. . Ik heb een lijder, die can eene zogenaamde vliegende jicht zukkelde , met de-Kina en de fpiritus Mindereri, zo om de fcherpe ftoffe te ontlaftèn, als om de zenuwen te verfterken, met een gewenfcht fucces, behandeld, de pijn wierd van dag tot dag minder en de lijder gezonder. . Doch op een avond, terwijl hij zich op den dag zeer wel bevonden had, kwam de pijn weder, en wel in de ballen, met zo grote hevigheid, 'dat de lijder het uitfehreeuwde, en zijn gehele lichaam van aandoening beefde. — Ik fchraef, hem wijl ik den aart der ziekte kende, eene grote gifte opium, voor. . Nauwlijks had hij dit middel gebruikt, of de pijn wierd geftild, er kwam een heilzaam zweet, dat zelfs jeukte op de huid ver- wekte a  Over de Zenuwziektens der Nederlanderen. 6%' wekte en den lijder genas, zonder dat het toeval wederkwam. Daar dan de zenuwziektens in ons Vaderlaud voornamelijk van de ongeregelde werking van het fpier en zenuwgeftel voortkomen , daar hare aanleidende oorzaak zo dikwerf in eene belette uitwaasfeming moet gezocht worden, zo is het geen wonder, dat de opium in deze ziektens zo dikwerf wonderen doet: daar zij in zenuwziektens, welke van eene gefpanne en fterke vezel voortkomen, gene goede uitwerkzelen kan voortbrengen. En dit fterk* werkende , uitmuntende geneesmiddel , doet ? wanneer het bij de ipecacuanha, braakwijnfteen of fpiesglaswijn gemengd word , onbegrijpelijk veel af. De braakwortel en de braakwijnfteen zelve, doen, in kleine giften, om de toevallen te ftillen , uitmuntenden dienft. Immers, zonder in aanmerking te nemen, dat zij alle affcheidmgen en ontladingen vermeerderen, dat zij de ftoffe, die door hare prikkeling de zenuwen knaagt, losmaken, bewegen en ontlaftèn, zo brengen zij de ongeregelde bewegingen van het zenuw en fpiergedel, door hunne ontfpanrende kracht in orde en herftellen hunne natuurlijke werking - Onder andere waarnemingen, bli.kt ciit ui| de reeds voorgeftelde van eene cpilepfie, door $jt middel genezen. , Zij verdienen dus Xx 4 aieer  h6 JAN PETERSEN MICHELL meer en meer aanprijzing m de zenuwziektens.' De aangeprezene zaamtrekkende en inwik- , kelende middelen, doen ook veel dienft, om de pijnen, in het toeval.ze]&, te fliHcn: — dit blijkt W de genezingen van het ftuiocolicq door dit middel, welken Grashuis, Hahn en anderen hebben waargenomen. _ ]k heb ze]ve van dit middfli in diergelijke gevallen met nut bruik gemaakt. Ka het toeval blijft er dikwerf eene ongevoeligheid, die weder aanleiding geeft tot ftuipachtige bewegingen : fklS komen die middelen inaanmerking, die door eene ft^ke ontfpannende kracht, de ftuipachtige bewegingen voorkomen. Deze hebben wij op hare plaats aangeprezen. Genoeg derhalven , indien Wy aanmerken, datdezinkbioemen, de valeriaan^ de barnfteens tinctuur mtl fpirim nitri dulcis, h£t0kim mimah Dippciü, de fpiritus cornu cervzfuccznatus, de opium, en vooral de Kma met ftaai, de minerale wateren met melk, del ekfiriatcit en misfchien het magrtetismus, onder dezelven, geen geringe aanprijzing verdienen. -L>e verfchillende gevolgen van de ftuipachtige en pijnlijke aandoeningen, kan men niet beter, dan door het ftiflen en wegnemen dier toevallen zei- ven, verhoeden. , , Dikwerf nemen bloedftor- tin«:  Over de zenuwziekten! der Nederlanderen. 69/ tingen haren oorfpronk uit die toevallen; ——' immers, wanneer het bloed naar eene zwakke plaats word opgehoopt, zo bard het dikwerf uic tegennatuurlijke wegen; in jonge voorwerpen gaat het naar het hoofd, in volwasfene naar de borft en in oude lieden naar den buik. Dit hebben de voornaamfle Geneeskundigen reeds van ouds hec waargenomen, en de ondervinding heeft het van tijd tot tijd bevedigd, Hier van de reden^ waarom men in jongelingen neusbloedingen eiï in eene gevorderde ouderdom bloedfpuwingen waarneemt, die niet zelden in longteering overgaan. — Hier van de reden, waarom oude lieden zo zeer met aambeijen gekweld zijn. '4 Hier van, dar de natuur zich dikwerf door deze wegen ontlafl, en dat men deze bewegingen niee fchadeloos kan tegengaan. En de lamheid zelve is niet zelden een gevolg dezer ziektens; . zij moet van de mindere beweeglijkheid der fpiervezel en gevoelloosheid der zenuw afgeleid worden; deze hebben wederom haren oorfpronk van de te ff erke werking der prikkeling of wan de verplaatzing eener' fcherpe dof, die de beweging en het gevoel hin-J derlij k is. Vermagering en uttteering vol¬ gen niet zelden van de verhinderde voeding en Vermindering der levenskrachten. •— — Deze üitTt 5 werk^  698 JAN PETERSÏN MICHELÏ, werkzelen kan men beft 'door de aangeprezen* middelen verhoeden. Dikwerf komen er fe. tons en fontenellen te ftade, waar door de natuur zich van de fcherpe ftoffe ontlaftèn kan. — Deze worden zelfs van beroemde mannen in de kunft, in de teering en verlamming voorgefteld (7>*). Wanneer men in het toeval zelfs voor bloedftortingen bevreesd is, zo moet men op de edele delen, die het zwakfte zijn, voorzichtig, doch te gelijk ftout, omflagen met koud water laten leggen; het heulfap en pijnftillende middelen komen meermalen in aanmerking. Zo ooit, kan irf dit geval, eene aderlating van dienft zijn. Het aqua Rabelii, de campher, de fpiritus nitri du/cis, het liquor anodynus minera, lis , het pulvis antispasmodicus Staulii , het falpeter en diergelijke ontfpannende middelen, welke wij reeds hebben aangeprezen, ftiiien ook de bloedftortingen en verdienen den voorrang boven de zaamtrekkende. . De verlamming moet men in dit geval door prikkelende middelen trachtende genezen en door het voorkomen en ftillen der ftuipachtige bewegingen zoeken te verhoeden, (h?) Zie den Hr. Chamer de paralyfi bij den Hoogle;% raar Sahdijbrx in zijne thefaur. disf. nl. I,  Over de Zenuwziektens der Nederlanden». 609, Buiten de reeds amgeprezene middelen zo komen in den tijd, wanneer de fluipachtige bewegingen aanwezig zijn, wrijvingen met geeft van ammoniakzout, met zeep , met tiucluur van Spaanfche vliegen, met campherbrandewijn en met olijachtige vlugge zouten in aanmerking. —• Straks hebben wij reeds aangemerkt, dat men de ópaaniche vliegen, fontenellen en fctons, ook in dit geval, met nut gebruiken kan. Te recht word hier de electricitett en mislchien ook het magnetismus geroemd. De vermagering en teeiing kan 'men ,beter voorkomen, dan genezen. , De Kina met pijnftillende en ontbindende middelen komen in deze gevalien te ftade. —Het zuigen van vrouwemelk is het befte middel, immers wanneer er gene te grote trek rot bijflapen is. - Eene voedende lichtverterende eetregel, melk, minerale wateren, wijn en lichaamsbeweging, maken het leven, zelfs in dit naare uiteinde der zenuwziektens, dragelijk. Vi. Deze aanwijzing tracht de kalmte de: gemoeds te bevorderen en de driften te regelen. Want in deze ziektens is er eene verwonderlijke beweeglijkheid, zo dat de lijders van de minfte oorzaken benauwd en verfchrikt worden ; „ .'. - zij zijn zeer gefchikt tot aandoeningen, die hen dikwerf fchadelijk, dikwerf ook voorde-  /©O JAN PETERS EN MICHELL lig zijn. „ En hier uit kan een ieder afne- „ men, dat de plicht vau den Geneesheer, in de „ zielsbeftiering tot heil van den lijder, hier op „ voornamelijk nederkomt, dat hij in de eer/ie „ plaats de oorzaken van ziektens, welke dc ziel „ door hare ongeregelde werking op het lichaam 9, voortbrengt, wegneemt en verbeterd, en in de „ andere plaats, de heilzame zielswerkingen, „ tot verligting des lijders, op eene voorzichti- „ ge en verliandige wijze bezigr. i En is »» er iemand, die deze twee inzichten wijs weet „ te vervullen, en zo voorzichtig als verftandig „ van deze middelen weet gebruik te maken , die „ dezelven naar den verfchillenden aart van ieder „ onderwerp , zo in den gezonden als zieken „ ftaat, naar den verfchillenden inborft des lij55 ders, kan bezigen, zo moge hij zich beroe„ men, van den hoogften graad van wijsheid en „ veiftand, in de geneeskunde bereikt te heb„ ben (jy. Deze is de voortrcffeiijkfte , de heilzaamfte geneeswijze in de zenuwziektens: deze moet ieder Geneesheer, in zo verre het eenen fterveïing mogelijk zij, zoeken te volmaken en dan C«') Het zijn de woorden van den beroemden Ga* «lus in ztjne tweede leerreden de rt£. mentis, quod mtt dicorum efl, fi. 74,  Over dé ïtnüwxitkwts der Nederlandereri. 7<5i' dan zouden wij, ten nunlten naar mijn inzieni gelukkiger in de genezing dier ziektens flagen. ., Niet, dat ik de fefle der Stoïsche wu> „ geeren toegedaan, die Zeno te vergeeffch door zijne leer heeft zoeken algemeen te maken, ee„ ne ongevoeligheid der ziel, door de Genees,, heeren, hunnen lijders wileigen gemaakt heb- 5} ben: ■ immets dit wenfch ik zo min , als „ ik aan de mogelijkheid van de uitvoering ge. „ loof geve'fjC De gemoedsaandoeningen hebben ook hare voordelen, welke dikwerf wonderen in de genezing der zenuwziektens verricht hebben. Wij zullen dus eenige algemene regelen voordellen en derzelver toepasfing op bijzondere voorwerpen aan diegenen overlaten, die met ons de genezing der zenuwziektens eens op eenen vallen voet, ten nutte der lijders, trachten gebracht te zien; wij tekenen dus aan A. „ Dat eene gerufte ziel, die het volle ge'„ bruik harer zintuigen heeft, op zeer veele zvi;„ zen de gezondheid bevordert, daar zij hare „ werkingen en alles, wat zij tot welzijn des lio „ naams toebrengt, zodanig oeffent en matigt, „ dat de werktuigen, noch door vadzigheid on« » be- (;■) Zie Gaubius is aangeh. plaats f- Jr.$s«  fOZ JAN PÈTERSEN MICHELL „ bekwaam, noch door te fterken arbeid vermoeid „ worden, dat de noodzakelijkheden der natuur ;, voldaan en het khadehjke oplettend vermijd j, worde (/). En trekt de menfch zelfs in den gezonden (laat zodanige voordelen uit de kalmte der ziel, welke moeten er dan niet in deri zieken ftaat en, voornamelijk in de zenuwziektens, uit voortvloeijen. i . Waarlijk de bekende ve- netiaanfche Edelman Cornaro zoude' zijnen zie* kelijken ftaat, uit den welluftoorfprotikelijk, nooit zo dragelijk voor zig gemaakt hebben; hij zou - nooit de uuerfte eindens van het menfchelijk leven, eene honderdjarige ouderdom, bereikt hebben, had hij deze gemoedsgeiuflheid, niet bij zijne bepaalde levensregel gevoegd. Men moet de lijders dierhalven, door eene zoete hoop vleijen, om.deze kalmte des gemoeds' te bevorderen. Hier toekomt zomtijds de wijn, het heulfap, pijnftillende en flaapverwekkende mid* delen en meeft altijd de beweging en aangename afleidingen der ziel van droevige voorwerpan, in aanmerking. .■■ -- Doch hier van nader. B. „ Dat de droevige gemoedsaandoeningen „ welke de ziel neerdrukken, en waar onder de „ droefheid , vrees , haat en afgunft. behoren} nauwi (0 Zit denxelfden tp dezelfde plaats. U. 42.  Over de zenuwziektens der Nederlanderen. 703 „ nauwlijks iets goeds vermogen", doch in tegen- deel het welzijn des lichaams ondermijnen. - Zij belagen het levensbeginzel door eene ftille knagingen niet zozeer door uiterlijk geweld, Zij doen zich, zonder fterke bewegingen, voor; dan, wanneer zij eens poft gevat hebben, zo drin* gen zij d/iep in het merg cn de aderen in > zij veroorzaken akelige aandoeningen voor de ziel, zij brengen het levensbeginzel uit zijne ruft in gedurige ongeregelde bewegingen en veroorzaken banauwdheden en ftuipachtige aandoeningen; hisr van daan die weeldrige bronnen van verwar, de bewcgings en gevoelsaandoeningen , die zo dikwerf de oorzaken worden van zenuwziektens, dezelven , aanwezig zijnde , verergeren en. nier, zelden ongeneeslijk maken. Een lijder moet zich dus voor deze gemoedsaandoeningen, als voordepeft, wachten en zijn Geneesheer dient zich voornamentlijk daar op toeteleggcn, om de oorzaken dezer gemoedsaandoeningen uittevorlchen, om dezelven daarna zo veel te beter te kunnen wegnemen en tegengaan. „ Immers is er in eene vleijende aanfpraak en „ een vrolijken trek, in eene ernftige redeneering, „ in eene wel aangedrongene aanmaning, in eene „ verzekerende belofte, ja zelfs in een dreige»! ,5, ment, geen geringe kracht, van dewelke ie- » rnsni  'fQSt JAN PETE& SEN MICHELL' }, mand een recht gebruik makende, de gemoeds^ $, aandoeningen, als met gebit en teugels, naar „ zijnen wil, regelen kan (m): En, tot dat einde, komen ook afleidingen des gemoeds, lichaamsbeweging, voorwerpen, dié het gemoed des lijders in verwondering kunnen aftrekken ^ vrolijke gezelfchappen, boertende gefprekken, het lezen van aangename en vermakelijke boeken, het landleven; het reizen naar vreemde plaatzen en diergelijke hulpmiddelen, welke de ziel van het voorwerp, waarop zij ftaaroogd; kunnen aftrekken, te ftade. C. Eene gematigde vreugd» hoop en verlangen hebben beter uitwerkzelen op de zenuwzieke lijders. — Dat dus de Geneesheer zich toelegge, om zijne lijders tot deze aandoeningen overtebrengeri; hier door immers word de doorwaasfeming bevorderd , het zenuwgeftel aangenaam , als met iigte fehokjes, bewogen, de vochten en de zenuwkracht door het geheele lichaam gelijkelijk verdeeld, en hier door worden weder verfchillende ziektens genezen (»). De hoop beurt de zwitzers, die aan het heimwee teeren, op. —- De hoop, om zijne Zufter te omhelzen, ver-' . Cm) Zie Gaubius eg de aangi pl. bl. 8i. (») Zie Valjeenaar op de aang. pU p. (Ja. §, I09«'  'Over dt Zenuwziektens der Nederianderen. 70$ verlangde het leven van den wijsgeer Democrjtüs van Abdera. -—m „ Deze is het, die het „ vertrouwen, waar naa de Geneesheeren- zo vu„ rig baken, der zieken op hen uitmaakt5 —— ,, kan een "eneesheerdit vertrouwen van den lijder „ voor zich winnen, zo zal hij hem niet alleen' ;, gereder vinden, om zijnen raad óp te vólgen, „ maar ze'fs in ftaat zijn, den lijder door zijne $ enkele tóefpraa.k, optebeuren en te verkwikken: „ ja dat meer is, hij zal ondervinden,- dat zijne s, middelen beter en zekerer uitwerkzelen heb- u ben ( Erasitratus zoude Seleucus nooit genezen hebben , [had Stratonicb gene toegevenheid voor zijne brandende iiefdensdrift getoond. b. De Geneesheer moet zijnen lijder eenligt denkbeeld der ziekte fcbétzeh en hem zijne genezing, als zeer gemakkelijk, afmalen. —— Dan word de ziel, van zelfs, als het ware, ge- ruftér. Hij moet den lijder zodanig een denkbeeld geven van zijne ziekte, dat hij zelvè Yy s Mi  ^o3 jan RETERSEN MICHeLl nagaan kan,, wat hem voor of nadeel doet. - $ Hij moet zich over de uitwerking der geneesmiddelen niette fterk uitlaten; op dat zijn vertrouwen bij den lijder, ingeval de geneesmiddelen de gehoopte werking niet hebben , het welk in de zenuwziektens niet zelden gebeurt, geen fchipbreuk lijde. ■ In den beginnne, wanneer de Geneesheer zijnen lijder eerfl leert kennen , moet hij zich alleen op de onderfcheiding van den aart der ziekte toeleggen; - . en on. derwijl kan hij zich , door het verzachten der toevallen, van het vertrouwen des lijders meefler maken; ~— en tot dit einde komen de aangeprezen kramp en pijnftillende middelen voornamelijk in aanmerking. Onder allen verdient het heulfap, dit voortreffelijk gefchenk der Goddelijke voorzienigheid, de grootfle aanprijzing . Dit. heerlijk middel is dikwerf het gefchiktfte, omde.zenuwziektens, welke men in ons Vaderland waarneemt. met haren wortel uitteroeijen; .het is in de handen van een kundig Ge, ueesheer, als een befcherm-engel, waardoor hij de benauwdheden en pijnen des lijders verminderf, ftilt en meermalen geheel en al geneeft. In de voorfpelling moet een Geneesheer zees voorzichtig zijn. Dat hij voorfpelt, ;moet zeker volgen. —& Van .twijffelachtige uitkom- ftea  Over de genmviiektens der Nederlander en. ?c$ ften dient hij liever te zwijgen, en omtrent dit ftuk kan hij niet te weinig, en dat weinige, noch altijd, onder voorwaarde, zc^als men zegt, verlichten. r c. Ben Geneesheer dient, zo veel mogelijk, aan de begeerten van zijn 'lijder te voldoen: — nooit moet hij zijne verzoeken geheel stilaan, liever dezelven, indien zij den lijder fchadelijk zijn zouden, van tijd tot tijd uitftellen. Dus vleijt hij zijnen lijder met eene zoete hoop en verlangen: i en de lijder zelve word, van dag tot dag, om het geene, waarna hij haakt, dra te verkrijgen, meer oplettende op zijn eigen welzijn. d. Een Geneesheer moet zijnen lijder trek inboezemen tot het geen vermogende is ter her /telling zijner gezondheid en vervrolijking van zijntn geej>. . De lichaamsbeweging, bet wandelen, het paardrijden , het varen , een aangenaam gezeifchap, een vroli k gefprek, vermakelijke boeken, vriendefpellen en andere dingen, welke deÜ lijder kunnen opbeuren, moet hij hem trachten fmukciijk te maken. ! op dat de lijder nieuwsgierig, en zijne ziel van het voorwerp, waarop zij gedurig, als van zich zelve vervoerd, flaaroogd, afgetrokken worde; en op dat «jaarna zijne nieuwsgierigheid in verwondering Yy 3 ver-  JAN PETERSEN MÏCHELL verkere en hem tot hoop en andere heilzame ge» moedsaandoeningen aanleiding geve. e. Hij moet ne kracht van die geneesmiddelen, waar of de lijders zelve eenig vertrouwen Jlcdlen, opvijzelen en derzelver heilzaamheid, indien zij. Jlechts met den aart der ziekte niet firijdende zijn, hemelhoog verhef en. Ja men mag zelfs, in deze gevallen, middelen, welke men te voren weet, dat geen hulp kunnen toebrengen, indien zij flechts niet fchadelijk zijn, den lijder toedienen. Ik heb een geleerd man, die aan eene zenuwziekte zukkelde, door koude baden en de Kina genezen , die zo zeer gefield was op eene aderlating, in vertrouwen, dat deze hem nut zoude teebrengan, dat ik eindelijk genoodzaakt was, hem een klein gedeelte bloed te laten aftappen, uit vreze, dathij zichzeifs anders ligtclijk eene ruime aderlating zoude laten doen. De ader was nauwlijks geopend en men had hem gc-cne once bloed afgetapt, cf ik liet de wond digt ma- ken. Op het ogenblik beterden alle zijne benauwdheden, zijn pijn, fpanuing op de boril, en welke toevallen zijne verhitte verbeelding meer gevoeld had: —- ik genas hem voorts met dc gemelde geneesmiddelen: welk eene kracht heeft de verbeelding niet op onze geitellen! ' /, De  Over de zenuwziektens der Nederlander en. 71 i f. De Muzkq doet dikwerf uitmuntenden dienft in deze ziektens; zij brengt meer. malen de heilzaamfte uitwerking, die men te vergeeffch. van geneesmiddelen verwachten zoude, yoptt - Dit leren ons de waarnemingen, waarin wij lezen, dat verouderde en voor ongeneeslijk geachte zenuwziektens door het eenftemmig geluid van het fnarenfpel genezen zijn — Het is een voortreffelijk middel tot, verzachting der pijnlijke aandoeningen; — cn da!ar uit kan men de reden opmaken ,-waarom krampachtige en pijnlijke kwalen zo dikwerf door de kracht de» Muficq genezen zijn , gelijk wij uit de waarnemingen van Caelius Aureuanus (%% A. GÉLuus CO> Theophrasïus (>;, Meao CO» Co* tunnius (u)l Kaauw (ü), Haller (w), j. P&odeus f>-}, Lorry fj), Unzer (Vi en P. van (j) De morb. Cktimicis lib. 5. c. I. (r) NoB. An. l. t. c. ij. [s] In zijne wirken op meer dan eene plaats. [r] De- venenis [n] ijéhiade nerv. § 4.1. ïy] Imp- fac. 5. 412. [w] El. plijs. Tom. V. p. 35. [x] Mifc. cap. 3:. f;;] De melanch ?W L P' 37S» ïa] Den arts. 3. d. z- fiuk. Yy 4,  jan petersen michell van iSwieten O), klaarblijkelijk afnemen kunnen. g. De Elettricïtei% verdient onder deze middelen geene der geringde plaatzen. Immers, fchoon wij gaarne bekennen, dac de eieo tricque vloeiflof eene' eigenaartige kracht tegen verfcheide kramp en pijnlijke aandoeningen heeft, zo is haar vermogen,ons bedunkens, op de ziel niet minder duidelijk. Want, hetzij men de uitwerkzelen , welke de elécfrïcque' vloeiftof op den geelt des lijders heeft, van de hoop, om door dit middel eindelijk eens genezen te worden, of van de fchrik, waarmede iemand, veel al, op het toedienen van dit middel, bevangen word;, of van de verbeeldingskracht wil afleiden; het zij men gelove, 'en dit fchijnt het waarfchijnlijkfte, dat de eleciriciith, in veele gevallen,op alle deze manieren werkt, dit is ten minften ze. kcr, dat de ziel er door aangedaan word; - . en dus doet ook de elecfncque.vloeiflof zeer veel af, tot vervulling van deze aanwijzing, wanneer zij voorzichtig word in het werk gefield. Eene oplettende befchouwing der waarnemingen bewijft de. W Di -Mufices in Med. irjl. at que ntilitate L. &i 1773- Zie Dr. van Ewcelen Gen. Kabinet z d. 2. fa II. 163.  Over de zenuwziekten* der Nederlander en. ftj* deze ftelling zonneklaar; — daar men er ondet dezelven veelen geboekt vind, waaruit klaar blijkt, dat de eleetricque yioeiftof door het lichaam op de ziel gewerkt en daar door de genezing yaa; zommige ziektens te wege gebracht heeft (*•> 'b. Tot dit vak behoort ook het dierlijke Magnetlsmus van Mesmrr. — Immers, fchoon wij uit te voren aangehaalde waarnemingen fchijnen te mogen befluiten, dat de zeikteen waarlijk door hare eigenaartige kracht ziektens genezen heefc, zo geloven wij, dat het \magnetismus in meer gevallen , om de hoop der lijders te voeden, de miftrooftigheid voortekomen en de verbeeldingskracht, als het ware, te betoveren,, aanprijzing verdient.' Tot dit zelfde einde komen ook eenige dingen , die men tot voorkoming- van een 'of ander toeval of tot genezing eener ziekte bij zich draagt, fijmpathetifche poeders eu toverweiAin- gen, zo als men ze noemt, te pas: immers, fchoon zij van baar zeiven gean de minde kracht qeife-, [&] Verg. den beroemden Detman vdirn' over de Eiecirieiteit, Umderwooo, phïl. tram, v. 62. P. !• a. I. Üe.nly in hetzelfde werk. v. 62. P. 1. a. 5. Recueil dss divers fuvans fur l' elettricüè medicinale enz, Yy »  '7lj- JAN PETERSEN MICHELL oefienen, zo doen zij zomwijlen eene heilzame uitwerking op den geeft des lijders , tot genezing der ziekte. Dan het laaftgemelde zoort van middelen, geeft niet zelden bij onze lijders aanleiding tot dweperij; en dus moeten wij daar van geen, dan een zeer omzichtig, gebruik, en dan noch niet, dan in gevallen, waarin de lijder op deze middelen alleen vertrouwen heeft, maken. U De liefde verdient tot dit zelfde einde zeer veel aanprijzing. Deze immers ver¬ mag, wanneer zij* binnen hare rechte palen befioten blijft, onbegrijpelijk veel, zo op het lichaam, als op den geeft. — De ziel word vervrolijkt, zij voed eene vleijende hoop en brand van verlangen, om het beminde voorwerp te verkrijgen. . Dus word de kracht der zenuwen herlteld, deaftcheidingen en ontlaftingeu geregeld, de kooking, de verteering der fpijzen, de voeding, kortom de gezondheid [en vrolijkheid, meer en meer volmaakt. En dat dit van de zedelijke lief¬ de waar is, leert ons onder anderen eene waarneeming van den Burgemeefter Tulp (c), van een Jongeling, die, uit wanhoop, van een meisje daar hij liefde voor had, niet te zullen bezitten* een zmvang kreeg, en door geen middel, dan aoor de* ic] Obs. lib. I. obf. si, .  over de Zenuwziektens der Nederlander en. 7 ï $ de hoop, welke rn°n hem gaf, om zijn verlangen eenmaal voldaan te zien, herfleld kon worden. En dat dit van de natuurlijke liefde, de vieeiche. lijke vermenging namelijk, niet minder waarachlig is, kan men uit waarnemingen opmaken Cd). k. Gramfchap en fchrik , zijn geen min krachtige middelen tot genezing der Zenuwziektens ; —— immers fchoon men weet, dat de gramfchap bloedftortingen (e), beroertens (ƒ), fiauwtens (g) en andere kwaaien (b~) veroorzaakt heeft, was egter Hippocrates (b*^ reeds in zijn tijd van derzelver heilzame kracht in zommige zenuwziektens overtuigd: ■ Aërius (J) beveiligde deze waarneming; en Pechlinus, BokRicmus, iSchenpk, S.yeviüs en Fickius helderden [d] Zie MicHïxr.s aang. Verh. S. 2. c. 1. % 5. [e] Zie Tissot malad. des gens du mende §. 23. des nerfs p. 353, Tom ÏL P. I. Higmorus disq. Anat. pag. 172. Pechlinus /. 3 0bs.2s-p.45S. Borellus cent. 2. obs. .56. Libaviüs de cruent. cadav. [/] Zie Tissot /. &, p. 356. Buchan domejl. med. p. 579- [g] Tissot, /. c. JLorry Tom. I. p. 37. J7;] Tissot p. 358. Valkenaar & Gauiiüs op de aang. plutzen. [A*] Epid. I 2. ƒ. 4. [»3 Tstr. I. &:rm. 4. c. 3r,  jan petersen michell den dezelve door hunne waarnemingen op —; Dit alles is omtrent de fchrik even waar. . Want, fchoon wij door het lezen der waarnemingen van Haller , Wepfer , Kirkpatrik , Jun- cxer, SENNERTÜS, VAN SwiETEN, de LA motte, LöRRY, ZlMMËRMANN, STAHL, de HaEN, Va- ter, Boerhave, Platerus en anderen, door Gaubius, Valkenaar, Heemskerk en Tissot (7) aangehaald, overtuigd worden, dat er een ontelbaar heirleger krankheden en eene plotfelijke dood zelve, van de fchrik haren oorfprong genomen heeft, zo blijkt het egter daarentegen weder uit de waarnemingen van Pare (»;), Smellie («), Tralles (V), Tulp 'Kp), Die- mereroek LlEUTAUD (rj>, VERDRIES {s\ Mel> [i] Zie Tissot des nerfs etc- op de aang. pl. ■ p. 369 37i- [7] In zijne Serm. Acad.' in de aangeh. verh. en wjf Tissot bl. 494 en volg. in hst aangeh. werk. [m] Verg. de Eph. N. C. dec 2. a. 6 p. 576. [f?] Midwif. T. III. p. 478. [0] De vfu opii. [p\ Obs. Lib. I. c. lu [q] Obs, Med. [r] Med. Mufaeum. T. II. p. [s] Aeauilibr. Mentis & Corp. '  Over de zenuwziektens der Nederïanèteren. 7lf Mellius (t) en Mentz («), dat zij in vele ziektens, als eene" geneesmiddel gewerkt heeft, tot heil der lijderen. Deze; gemoedsaandoeningen nu moeten door de voorzichtige hand des Geneesheers , als door een breidel, geregeerd worden: deze zedelijke wijsgeerte moet elk Geneeskundige trachten te volmaken, op dat zij noch eens het werktuig worde, tot redding van een aantal zenuwzieke lijders, in welker genezing de kunft tot noch toe te kort fchiet. Dat ieder Geneesheer zich dus daarop toelegge, om de algemecne regelen, welke wij opgegeven hebben, op de bijzondere zoorten van zenuwziektens ovcrtebren- gen; — dat men alles,het welk bij de fchrij- vers ovtr onze ziektens aangetekend is , alle waarnemingen, die getrouw en nauwkeurig ge boekt zijn, met eikander vergelijke; en das men zich wachte, van dit alles niet onbefchaafd op dit zoort van zenuwziektens, het welk in ons Vaderland waargenomen wordt, en zijnen oorfpronk zo aan natuurlijke als uit de levenswijze ©ntflaue oorzaken, aan ons land alleen eigen, te dan- £f] De vi vitali. f [m] Ds animi Comm. Ups. 173a TtJSQT h''htt iang'\ |f,p«r& 11. 412.  ?I& JAN PETERSEN MICHELL danken heeft, over te brengen. — Jmrners onze -ziektens zijn van een geheel en al verfchillenden aart van die welken men in Frankrijk, Italien, en elders waarneemt. Zullen wij dus ooit eenige vorderingen in de genezing der zenuwziektens maken, zo moeten wij vooral tusfehen de ziektens van Óns Vaderland en die van afgelegene landftreken, weren te onderfcheiden; zo zullen wij door waarnemingen ondervinden, dat het ons gemak* kehjker valt, die ziektens voortekomen,dan te genezen, dus zullen wij ook in het verhoeden der oorzaken mèt vrucht arbeiden, Dit was het geen ik Over deze ftoffe had medetedelen. < Ik had er eene hiftorilcbe lijft' der kramp en pijnftillende middelen, als niet geheel en al van ons plan afwijkende, bijgevoegd, indien niet de arbeid van een Murray (v )9 «Spielmann (w), Geoffroy (V*, Whytt (y), .Tissot 00 en anderen (*) mij die moeite hadden [v] App. tr.sdlc Gott. [w] Mat. med Arg. 1774[k] Tn zijn werk over de Mat. Med. (y, In het aang. werk. (2) Op de aing. pl. Tom. II P. II. Ca) Verg. Gaubius in zijne Adv. Lambergen in zijns 'inwijingsverh. Crantz. Bisrgius Mat, med. Sttkh. 1717.  Over de Zenuwziektens der Nedêrlanderen; ?i§ gefpaard; —— indien het voortreffelijke Genootlchap, niet voornamelijk had aangedrongenop eene bondige verhandeling, over de oorzaken, aart en genezing der zenuwziektens van ons Vaderland .alleen, en indien ik eindelijk het mij zelve tot eer gerekend had, voor copiift aangemerkt te worden. Wij eindigen dus onzen arbeid en leggen de pen neder, ons met die zoete hoop vleijende, dat wij, in gevalle wij de eerlaurieren niet plukken mogen, in dit noch niet genoeg bewerkt vak, door eene betere verhandeling, meer lichts verkrijgen zullen. Trallks de opio. Youko cf the opium. Hart deftorilt. Zinci, Rutty Mat. med. enz. Chaque événement, liê a celui, qui le prece* de, et a celui, qui le Juit, «' eft qu'undes anneaux de la chaine, qui forme l' ordre & la con* (litution des ckofes*  72o Korte Schets vnn der. Inhoud K .0 R T E SCHETS van t) e n 1 " J£ . H O.. IJ B der VERHANDELING; ÏÏet ganfche beftek beftaat uit vijf hoofddW ïen, waar van het ïfte Over dan aart en onderfcheiding der zenuwziektens .handelt, en daarin word ï. het gevoelen der ouden ontleed bl. &\i •2. en der nieuweren ondeizocht ' 434 3. de waren aart dezer ziektens verklaard, en 4. door, waarnemingen geftaafd'. 436 5. daarop worden die ziektens in eigenlijke en oneigenlijke onderfchei- de". ..... 441 6. Nader bepaald, en door waarnemingen opgehelderd, . . , 442 Ilde Hoofddeel handelt over de oorzaken der vermeerdering dezer ziektens, en daar toe brengt men 44^ *. da  'tfïr Verhandeling, fi% i. De vergelijkinc der Levenswijze van de oude Batavieren met de onze bl. 448 s. De Natuurlijke oorzaken en die ui-de Levenswijze ontftaari 456 A. '' ndefr cie Natuurlijke Oorzaken be« horen a. De Dampkringslucht "V. . 45^ b. De toenemende Volkrijkheid in de Steden. . 469 e. De aanwas van Kunften en Wetenfchappen. . . . . 47$ d. Eeüige Ziektens, die het lichaam voor zenuwziektens zeer vatbaar maken en die men nu algemener' » waarneemt ; 4^2; i. Het vermeerderde aantal der GeneesJ . heeren . i . . 47^ ƒ. De Verkeerde manier, die men tot het behoud der gezondheid en tot het herftel derzelver bezigd 478 g. Het gebruik van hevigwerkende Geneesmiddelen i . . 480 è. De Opvoeding . . . 481. i. De zwakkere en tedere Lichaams ge« fteldheid . . . „ 490 f. De grotere vlugheid van Geeft 492 Zz B, On-«  ggfffi Korte Schets van den Inhoud" B. Onder de oorzaken , die uit de Levenswijze ontdaan, telt men a. De dageüjksche aanwas der Weelde .493' b. Het misbruik der Voedzelen 4^ c. Het lui, ledig en wellullig Leven 501 d. Het misbruik van Thee, Coffij en andere lauwe waterachtige dranken £03 e. De gewoonte, om onze lichamen regens de ongemakken des weders te belchermen en om de oorzaken tot ziektens te ontwijken . . £0g ƒ. Het misbruik der Kleding, en derzelver ontijdige verwisfeling g. De meer algemeene oorzaken dey Gemoedsaandoeningen £2o 'h. Het meer in zwang zijnde Waken. 52a . i. Dweperij in den Godsdienft £2g i. Het vroeg Trouwen',, de Zelfsbe- finetting enz. . . . ^ ï. Het misbruik van de Snuif en Rooktabak. . . ... 9 ra. WeHuftige Bijeenkomften, Schouwipelen enz. . . . n. Talrijke Vergaderingen in nauwe bedompte plaatzen ... 0. Een meer algemeen, bijzonder zoort van Leven , t t B 533 WA  der Verhandeling. f'd^ lilde Hoofddeel handelt over de Kentekenen der zenuwziektens en daar A. Word eerfl over de naaffe oorzaak der zenuwziektens van ons land gefproken .... bi. 534 B. Derzelver Kenmerken Opgeteld, welke men afleidt uit p. de tedere aandoenlijke Gefteldheid 542 h. de Kunne, Ouderdom, het Tempé* rament enz. . 549 c. het Beloop dier ziektens 554 d. de Genezing . - i 555 e. de Verplaatzingen , we ke men in dezelven waarneemt . . 55? f. den veranderlijken aart der Toevallen . .. - ... 55$ g. de Uitwerkzelen van fchadehjke of voordeelige middelen. 560 h. de wonderbare Gevoeligheid der lijders i . - . . r-* f. De Toevallen dezer ziektens, en wel uit „ . . . * j. de Veranderingen in da bhjkbaa* re hoedanigheden des liehaams, als g6i ». de Kleur der Huid —> fi. derzelver Droogte 562 y. de Zwelling der deelei? —« Zz 3 s. d©  f24, Korte Schets van oen Inhoui 3. de Wanorde der natuurlijke werkingen en in 't bijzonder a. De tegennatuurlijke Gevoelsaan- doeningen, als . . bl. 56$ * Een verward Gevoel „ ** Verfchillende Pijnen ; 564 *** Gevoelloosheid ; . $66 **** Jeukte , 567 ***** Benauwdheid . . $68 ****** De Aandoenlijkheid van de oppervlakte des lichaams 565? ******* Vf»rftomping der Zenuwen, die tot het gevoel gefchikt ******** De Wanorde der Gevoel*, werking . . . (S. De Krenking van de werkingder Zintuigen, en wel . . 570 * De Wanorde in den Smaak ■■ r - ** . — Reuk i *** - ... — het Gehoor _ 371 **** _ 1 Gezicht 573 ***** Duizeling . ; 573 ****** Ylhoofdigheid . . y. De Toevallen, die uit eene ongeregelde werking van de Bewegingskiachten voortvloeijen, 574 * StuigJ  . der Verh an kling'. ?&g * Stuipachtige bewegingen b!. 574 ** Verlammingen . . 578 $. De Slaapsaandoeningen, waaronder behoren . . . ———, * iSlaaploosheid . . <—** Onmatig Slapen , . 579 . *** Toevallen, welks uit deze beiden ontdaan . . 580 e. Ongeregeldheden in de Bewegingen, die tor het leven noodzaakiijk vereifcht worden, ais —— * De Ademhaling , l • ** Hartklopping . 588 *** Verfchil der Polsflagen **** Flauwtens enz. . ; 590 De Toevallen, uit de Ongeregelheid der natuurlijke werkingen oorfpronkelijk . . 591 * Bedorven Eetenslufl . . ■ . ** Ongeregelde Waterlozing. 593 *** Gebreken in de Huidsonths-- ting .... 596 t. Toevallen in de werking der Voortteeling, bij . . 598 * Mannen .. . . <—— ** Vrouwen . . . - 1 ■« '■Q. Eenige nadere gevolgtrekkingen ter 2z 3 meer-  726 Korte Schets van den Inhoud meerdere opheldering van de kennis en voorfpelling in deze ziektens bl. cToö IV. Hoofddeel handelt over de Voorbehoeding dezer ziektens, waar toe \ drie regelen moeten in acht genomen worden, ..... 61© A. Het bewaaren der natuurlijke Kroos. ten, door .... r . a. De Opvoeding , , . . h. Matigheid .... 6ia c. Lichaamsoeffening. . , 613 d. Den Raad van Celsus. — B. Het vermijden der Oorzaakcn, door 616 a. Een arbeidzaam Leven . „., — b. Eene zuivere Lucht . « 617 c. IMatigheid en Kuifchheid. . d. Het niet te fterk infpannen der Zielsvermogens , 618 e Eene fpaarzaame Levenswijze ƒ. Behoorlijke Kleeding , . 619 C. Het Verfterken cn Harden der zwakke en gevoelige lichanmeti. * . 9. Het Magnetismus 7*3 10. De Liefde; ja zelfs 714 11. De Gramlchap en Schrik in zommige gevallen in aanmerking. > l 7l5 5PHALMATA GRAVIORA. ?ag. L legitur le"e, J96 4 orientes a99 ïó fenüatut aio 2 ftrl&s fsnt}es 3J9 1$ ir.noxiam ™xim ^  ^aSr J. legitur jc„e 222 10 er et" 289 18 tusfium tuffim lil **■ ?AU US G"'iüE,us 29ö 22 Jymptomata jymptom» 10 *»««'* waais/si» 33o in iine /anatar /antóSr 13 (rebus - refïftendo) rebus lefirtendo -40 i ptrturbar.ti perturhantia, 3*4 2 jtóVeftWea /tom 350 15 irradccmais radkiius radkibus haud eradi- ^32 . J7 Jecretkncs dele caniif 355 in fine Islandicum Iskndiau 363 *2 halmntochu,dot helmimochortos 307 16 er f£ 372 j+ labefattai labefacLatcs 3i>3 3 rievc6S nmeos 4«4 14 juaMrin Jftw^m 4C4 24 quorum qumm 4C5 ir mulctandi mukendi 411 in notis venen* vwï«;rj 43 S 4 (ft) f0j 415 5 Bot. o deieatur 419 20 Venus maturior Venus inmaturitr. DRUKFEILEN. BlacTz. Rcg. StaM Ices 437 13 «et ? 11 ««7? geef -1,5 inde.aant. gmen ö 494 regem ?e im 5°* VfCtBf 55Ó Pest p:so 558 7 e;j ~7 9 d' die U r ,1 v?n de tiaanklier bij de trasnkiien■ buisjihr 0*1 11 mtddcieh, verhelende verkmeni^middeltrt ^3 21 •»«■ «i'es \    VERHANDELINGEN van het PB OF INC IA AL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP van KUNSTEN er, WETENSCHAPPEN. UI. Deel. i. Stuk. VERHANDELINGEN van het PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP van KUNSTEN en WETENSCHAPPEN, III. Deel. 2. Stuk. VERHANDELINGEN van het PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP van KUNSTEN en WETENSCHAPPEN. lil. Deel. i. Stuk. VERHANDELINGEN van het PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP van, KUNilES en WETENSCHAPPEN- III. Deel. a. Stuk*