V BOEK II Hoofdf na C. i Jaar 107 tot 151 !*TATTHE vs van Parys. 136 KERKELIJKE de Engelfche Schrijvers met min of meer lof genoemd odericus (of oldericus of odelrious ) ;. vitalis, Schrijver van eene Hiftoria Ecclefiaflica, 5- ook naar zijn Klooster St. Evroul (monafterium üti^ cenfe) Uticenfis hiftoria, welke Gelchiedenis met het jaar 114a eindigt. — henrik van huntington, Scijrijver eener Engelfche Gefchiedenis in XII Boeken, welke eindigen met den dood van Koning steven in het jaar 1153. — roger van hoveden fchreef Jaarboeken der Engelfche Gefchiedenis van 731 tot 1204. — gervasjus van Tilbury (Tilberienfts) fchreef voor Keizer otto IV. in het jaar 12 ti een gefchiedkundig werk van gemengden inhoud, hetwelk hij Otia Imperialia noemde, omdat het tot eene uitfpanning voor den Keizer dienen zou. Het werk is een foort van verzameling van Anecdo* ten of Bijzonderheden. Maar alle deze Engelfche Schrijvers werden overtroffen door mattheus paris of F'arifieti'fis, een Benediküjner Monnik in het Klooster te St. Albans, een' man van geen gemeene wetenfchap en een' vrijmoedig en onpartijdig Gefchiedfchrijver. Hij heeft twee merkwaardige gefchiedkundige Werken gefchreven: eene Wtreldgefchiedcnis, welke tot het jaar 1066 loopt; eene kortere Engelfche Gefchiedenis van het jaar 1066 tot 1250, en een grooter Werk, waar het evengemelde een Uittrekfel uit is (Hiftoria ma* jor) van het jaar 1066 tot 1259, in welk j.iar hij overleden is. Onder al de Gefchiedfchrijvers der middeleeuwen is niemand zoo openhartig in het voorttelen van de overheerfching der Paufen over Europa, over  v BOF.K H Hoonm. na C. G Jaano-3 tot 151/ Franfche Dichters. JeuxFhrattx. 220 KERKELIJKE Dichter dante onder de getuigen der waarheid geplaatst, maar bellarmin met andere Roomschgezinden hebben hem daarmede zoeken te verichoonen, dat men hem, als zijnde een' GibeUin en Dichter het dd.i en ander niet te hoog moest toerekenen. petrarca , dien wij als een' der eerfte herllellers der letterkundige geleerdheid reeds hebben leeren kennen, is ook een geliefde Dichter van zijne natie, wiens gedichten, onder den naam van Rime, Canzoni e Sonnetti voornamelijk zijne laura beroemd gemaakt hebben. Terwijl de Italiaanfche Dichtkunst dus bloeide, begon de Provencaalfche, haar oude voorbeeld, te verwelken. Te Touloufe was zij, onder de befcherming der Graven aldaar voornamelijk beoefend. Tiians, onder de regering des Konings, vereenigden zich zeven aanzienclijke Burgers aldaar tot een genootfehap, hetwelk zij het vrolijk genootfchap der zeven Dichters (la gaie Société des fept Troubadours ) noemden, en hetwelk een gouden violiertje tot eenen prijs aanbood, aan den maker van het beste vers ter cere van God, de Heilige Maagd, of van eenen anderen Heiligen. Deze prijs werd in het jaar 1324 dadelijk toegekend aan arnaud vidal van Castelnaudari, die men te gelijk tot Doctor der Poëzy (eigenlijk der vrolijke wetenfehap, en la gaie fciencc ) benoemde. Kort daarna beval de ftadsoverheid, dat zulk een prijs jaarlijks op kosten der ftad aou uitgedeeld worden. Ook kreeg het Genootfchap zijne wetten, Wetten der liefde genoemd, gelijk het Genootfchap zelve den naam kreeg van Liefdcfpel  V BOEK il Hoofdlt na C. C Jaano7j toe 1517 314 KERKELIJKE ook op deze zijde; en vertaalde den bovengemelde» Roman de U Rofe9 waarin de Monniken niet verfchoond werden. In zijn Verhaal van den Akker* ■ man* in zijnen jan upland, en in andere gedichten, tuchtigde hij de luije Ordesleden, de onwetende Priesters, en de trotfche Geestelijke Rigters, met bijtende fcherpte; alhoewel hij anders het waardiger deel der Geestelijkheid allen eerbied bewees; en ook in geen één geloofsltuk van de Roomfche K.rk afweek'. In het jaar 1377 kwam de minderjarige Koning richard II op den troon, en de Hertog van Lankaster had eenmaal de regering in handen. Evenwel zag chaucer, vvien de Hertog voortging te begunftigen, zich genoodzaakt, wegens zijne fchuldeifchers, zich in de befcherming des Konings te begeven; en niet lang daarna trof hem nog grooter gevaar. De Hertog werd bij den Koning verdacht en bij de Natie gehaat, omdat hij en zijne vrienden onder de Grooten, door het onderfteunen van wiclef, woedende onrusten onder het gemeen veroorzaakten. chaucer, hoe zeer van eenen zoo magtigen begunftiger beroofd, zocht nogtans in het jaar 1382 met veel vuur de onderneming van den Lord Major van Londen, joan camberton, die deze ftad naar wiclefs grondbeginfeleu wilde hervormen, te bevorderen. De Koning gaf daarom bevel, om hem ge.vangen te nemen, maar hij ontvlugtte nog bij tijds in vreemde landen. Gebrek aan beftaan dwong hem, heimelijk in zijn vaderland terug te keeren; waar hij echter ontdekt, in de gevangenis geworpen, maar op zekere ontdekkingen, die men van hem gevorderd had,  V BOEK II Hoofdft. naC. G. Jaario73, tot J517. nO KERKELIJKE drinkgelagen, dan van gedichten en gezangen, en de Geestelijkheid zich enkel vermaakte met Latijn lchrij. ven en disputeren, hield zich de Dichtkunst alleen in den burgerftand ftaande. Men had van ouds af in Duitschland veel op met volksliedjes, zoo vervingen de Meesterzangers insgelijks eenigermate de plaats der oude Barden, en gaven ook hunne liederen den naam Bar, in welke zij God en de Heiligen, bijbelfche gefchiedenisfen en leeringen bezongen, maar ook tooneelen uit het dagelijkfche leven, fabelen, grappige invallen enz. Deze Zangers waren meest ambachtslieden in de Heden Ments, Neu* renburg en Straatsburg, hendrik fraugnlob, Doktor der Godgeleerdheid te Ments, één der eerften onder de twaalf Meesterzangers, overleed eerst in het jaar 1317. Hij heeft zijnen naam naar de ontallijke Lofdichten welke hij op de fchoone kunne gemaakt heeft, waarom hem ook de vrouwen te Ments in de Domkerk onder luide rouvvklagten ten grave gedragen en zoo veel wijn over zijn graf geftort hebben, dat 'er de Kerk van ftroomde (*). De beroemdfte onder deze Meesterzangers is de fchoenmaker van Neurenberg hans sachs , die in het jaar 1494 ter wereld kwam, en in het jaar 1576 geftorven is, meer dan 6,000 groote en kleine Gedichten nalatende. Van zijnen dichterlijken aanleg getuigt zijn Lied: JVarum betrubst du dien, mijn herz, hetwelk nog in Duitschland gezongen wordt. Ook heeft deze man door zijne liederen bij de minde- (*) AI.B. van straatsburg ChlOII. ad h. a.  &2« KERK EL IJ KE V BOEK II Hoofdrt. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Vervolg van de SchoolfcheWijsgeeren. HERVJEU NATALIS, zijne affchildering der zeden valt niet te twijfelen. De Scholastieke Wijsgeerte, die zich in de duisternis der haarkloverijen hulde, en ten koste van wezenlijke wetenfchap in befpiegelingen verloor, was op den duur niet beftand tegen het licht, hetwelk de beoefening van wetenfchappen en geleerdheid op nieuw beftraalde. In het begin der XlVde eeuw leefde nog één der voomaamfte Scholastieken, een hoofd van eene bijzondere gezindte, en de hoogde meester in donkerheid , joannes duns scotus ; één zijner voomaamfte leerlingen was frans mairon , (de Maijronis en Digna, naar zijne vaderftad Digne in Provence) een Franciskaner te Parys, die daar in het jaar 1323 op bevel van Paus joannes XXII de waardigheid van Doctor in de Godgeleerdheid ontving; zijn roem was zoo groot, dat men hem den eernaam gaf van Doctor illuminatus et acutus , als ook Magister ab~ ftractiomim. Hij heeft, behalve Commentarien over aristoteles en andere Werken ook gefchreven: de Formalitatibus, de primo Principio, en de Univocatione entis. Hij verwerpt in zijne Schriften het bewijs van anselmus voor het beftaan van God, en ontkent zelfs de mogelijkheid van een bewijs a priori voor dat bellaan enz. ; Ten zelfden tijde verkreeg herweus natalis (waarfchijnlijk herve NoëL) een Dominikaan en Leeraar der Godgeleerdheid te Parys, en eindelijk Generaal van ziine Orde, die in het jaar 1323 overleed, geen' geiingen roem. Onder zijne Schriften zijn: Qiwdlibeta minora XXIV, Quodlibeta ma*  V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 030 KERKELIJKE den Schoonen met Paus bonifacius VIII, verdedigde hij 'sKonings zaak in een bijzonder gefchrift. Vervolgens Provinciaal van zijne orde in Engeland • geworden, bragt hij niet weinig toe, dat op eene ' vergadering zijner Orde te Perugia in het jaar 1322 tegen het gevoelen van Paus joannes XXII eenparig werd vastgefteld, dat het geene Ketterij was, te beweeren, dat Christus en de Apostelen niets eigens bezeten hadden. Deze leer droeg hij overal voor, tot dat de Paus hem, op ftraffe van den Ban, het itilzwijgen opleide. Na het jaar 1328 ftreed hij weder moedig voor den Keizer lodewyk van Beijereu in gefchriften tegen den Paus. Deswegens in den Paufelijken Ban gedaan, begaf hij zich naar den gemelden Keizer, die insgelijks in den Ban was, tegen wien hij gezegd zal hebben: „ Verdedig gij mij met het zwaard, en ik zal u met het woord verdedigen." Hij overleed, vol; ,reus het gemeen gevoelen in het jaar 1343 of 1347, doch volgens anderen in het jaar 1350 te Kapua, nadat hij, zoo als men zegt, doch zonder genoegzame zekerheid, op betuiging van berouw en leedwezen, van den Ban ontheven was. occabi heeft veel gefchreven over Wijsgeerige en Godgeleerde onderwerpen, maar ook veel over het gezag der Paulen in wereldliike zaken , waar omtrent hij zeer vrijmoedig fchrijft, en die gewaande magt rondborstig ontkent; terwijl de ijverige aanhangers der Paufen weinig tot zijne ontfchuldiging weten te zeggen; maar zijne vereer* ders noemden hem den eenigen Leeraar in zijne foort, (Doctor Jingularis) en den eerwaard/gen Sticli-  236 KERKELIJKE V boek II Hoofdiï. na C. G Jaario;3, tot 1517, Tvvist over pla to en auistoïe- les. aristoteles , ook gaf hij proeven van zedelijke verhandelingen. Op dezelfde wijze waren poggius, franciscus philelphus , OOk franciscus en hermolaus barbarus , voornamelijk politianus, laurentius valla en rudolphus agricola, waarbij men ook den Kardinaal nicolaus de c ijsa, dus genoemd naar zijne geboorteplaats, een vlek aan den Moezel in het Aartsbisdom Trier, en die in het jaar 1464 overleden is, voegen mag. Verontwaardigd over de ongeleerde ftoutheid der Scholastieken, om alles te beflisfen, ftelde hij aan het menfchelijk verftand zijne perken in een Boek: de docta ignorant ia praci/ionis veritatis inattingihilis, hetwelk hij in een ander werk verdedigde: Apologia docta ignorantie. Alleen neigt hij al te merkelijk tot de twijfelzucht, en brengt zelfs in een ander Boek de Conjecturis alle meeningen tot bloote gistingen. In plaats, dat de vrijere en edeler behandeling der Wijsgeerte, een gebruik maken van het goede, hetwelk de oude Wijsgeeren mogten hebben, had behooren voort te brengen, raakte wel aristoteles dien overheerfchenden invloed kwijt, welken hij tot hier toe onder de Schoolfche Wijsgeeren bezeten had, maar daartegen wilden nu anderen aan plato, en wel volgens het ftelfel der later Platonisten of Alexandrijnfche Wijsgeeren, de cerfte plaats hebben ingeruimd. Van daar ontftond in Italië een levendige twist tusfehen de twee Wijsgeerige Scholen der Ariflotelifchen cn Platonisten. joannes argvropulus vertaalde en verklaarde eenige fchriften van ar{-      VOOR DEN BINDER. Plaat I. te plaatzen tegen over . » Bladz. 74. Plaat II. te plaatzen tegen over . . . 198.   A LG E M EE NE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER CHRISTENEN.   ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER CHRISTENEN, DOOR IJSBRAND van HAMELSVELD. VIJFTIENDE DEEL. MET PLAATEN. TE HAARLEM BIJ FRANCOIS BOHN, MDCCCVII.   INHOUD van het VIJFTIENDE DEEL. VIJFDE BOEK. Bevattende het vijfde tijdperk; van den tijd der kruistogten , of het Pausfchap van gregorius Vïï, in de elfde eeuw, tot de Kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. eerste hoofdstuk. Korte Schets der Wereldgebeurtenisfen in dit Tijdvak. Bladz. i. tweede hoofdstuk. Toeftand der zeden. Staat der geleerdheid, kunsten en wetenfchappen. . . 41. \ der-  INHOUD. DERDE HOOFDSTUK. Uitbreiding van het Christendom. Onder de Muhammedanen. Kruisvaarten. Ridderordens. Bekeering van Heidenfche Volken. Pogingen, om de Jooden te bekeeren. Bladz. 257. KER-  KERKELIJKE GESCHIEDENIS. VIJFDE BOEK. bevattende het vijfde tydperk j van DEN tijd der kruistogten, of het pausschap van gregorius VII, in de elfde eeuw, tot de kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. EERSTE HOOFDSTUK. Korte Schets der Wereldgebeurtenis/en in dit Tijdvak. Het Duitfche Keizerrijk had in het begin van dil Tijdperk, aan het hoofd den Keizer hendrik IV, uit den Frankifchen Stam, die in het jaar 105É nog een kind, niet meer dan zes jaren oud, zijn' Vader hendrik UI was opgevolgd (*). De regering van hendrik was van langen duur, tot ir het jaar 1106, maar vol onrust, door zijne twister met den Paus gregorius VII, welke twisten tei naauwernood in het jaar iisa onder hendrik V een einde namen. Nt (*) Zie Deel XIII. Bladz. 4. XV. Deel. A V boek I Hoofdft. naC. G. Jaario73. tot 1517. Staat van Duitsch' land onder hendrik IV  V BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaar 107 "\ tot 1517. en V.Kjïzers uit den FrankifchenStam. Keizers tiir den ZwabifehenStam. koenRaad III. FREDERIK I. i "l ( 2 KERKELIJKE Na hendrik V, in wien het Frankifche Stamhuis eindigde, beklom een Hertog van Saxen, lotharius, de Tweede van dien naam, den Keizerlijken troon, op welken hij zich echter met geweld van wapenen moest handhaven. Naardien hij zonder kinderen overleed, verkozen de Duitfchers in het jaar U36 koe !\ raad III, uit het Adelijk Zwabisch gedacht van Hohenflaujfen , tot Keizer, in wiens tijd de verdeeldheden tusfchen de Gibellinen, genjk de aanhangers des Keizers, en de Wel/en, of de Sakfen en Beyerfchen, gelijk 's Keizers tegenfrrevers genoemd werden, een begin namen. Deze Keizer deed in perfoon eenen kruistogt- naar het Oosten, van waar hij, zonder iet wezenlijks verrigt te hebben, terug keerde, en in het jaar 1152 overleed. Zijn opvolger was frederik I, met den bijnaam /Enobareus , of barbarossa , Roodbaard, een dapper en ondernemend Vorst, en een voor[tander der wetenfchappen en kunften. Om een sinde, indien mogelijk, van de binnenlandfche onlusten in Duitschland te maken, herftelde hij hendrik , den Leeuw bijgenaamd , in zijn Vaderlijk Hertogdom Beyeren, en fchonk aan hendrik van Dostenryk, het landfchap van dien naam met den itel van Hertogdom, in het jaar 1156. Hij was :ot vijfmalen toe genoodzaakt, krijgstogten naar Ita'i'ê te doen, om daar zijn gezag tegen de Panfen :n hunnen aanhang te handhaven, zonder zijn oognerk ten vollen te kunnen bereiken. In den hooien ouderdom van bijna 70 jaren, trok hij naar het )osten op eene kruisvaart, en ftierf op dezelve in het  GESCHIEDENIS. 5 het jaar 1190 , aan eene verkoudheid, welke hij zich, door het baden in eene rivier, op den hals gehaald had. Zijn Zoon hendrik VI volgde den Vader op, deze bragt, door zijn huwelijk met konstantia, Dochter van rogier, Koning van Sicilië, dat Eiland aan zijn huis, maar als hij in het jaar 1197, niet zonder vermoeden van vergif, overleed, enkel eenen Zoon, frederik, een kind van vier jaren, nalatende, gingen Rome en verfcheidene landfchappen, door de ftaatkunde der Paufen, voor altijd voor het Duitfche Keizerrijk verloren. Zelfs was Duitschland inwendig verdeeld, alzoo de meeste Vorsten filips, Broeder van hendrik VI, verkoren , terwijl anderen, voornamelijk de Bisfchoppen en Abten, otto IV, Zoon van hendrik den Leeuw, als Keizer erkenden, waar uit een burgerkrijg ontftond, die volkomen tien jaren, met ver-i woesiing van landen en fteden, duurde; toen filips in het jaar 1208 vermoord werd, waar na otto IV alleen regeerde; maar als deze ondernam, de regten des Keizers op de Itdliaanfche landen te doen gelden, werd hij door den Paus in den ban gedaan, en door deszelfs bewerking, frederik II, Zoon van hendrik VI, tegen hem verkoren, die hem ook, bij zijne dood, in het jaar 1218 opvolgde. Deze frederik II was een Vorst, die met moed en beleid regeerde, en vele begaafdheden bezat, een bevorderaar der geleerdheid, en een voorftander van verdraagzaamheid in het godidientlige; maar die A a oa- V BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 45.7. hendrik VI. filips en otto IV. fredebjk II.  4 KERKELIJKE V BOEK I Hoofdft. naC. G. Jaano73. tot 1517. Hanfeverbond, koen» raad IV. onophoudelijk te worftelen had met de heerschzucht der Paufen, welke hem door menigvuldige oorloges het leven verdrietig maakten, en zelfs zijnen Zoon hendrik tegen den Vader ophitften. frederik verdedigde zich moedig, niet alleen met de wapenen, maar ook in gefchriften, waar toe hij bijzonder zich van de geleerdheid van petrus de Vineis, eenen zijner Staatsdienaren, bediende; in zijnen tijd begon men in Duitschland van de Duitfche taal in ftaatsftukken gebruik te maken. Dewijl, door de menigvuldige oorlogen, de euvelmoed der edelen in Duitschland zoo hoog gerezen , en de verwarringen , in weerwil van frederiks pogingen, om de rust en veiligheid door het oprigten van een Hofgerigt te verzekeren, zoo zeer toegenomen waren, dat bijzondere Edellieden uit hunne Sloten en Kasteelen, als openbare Roovers, alles onveilig maakten, floten onder frederiks regering in het jaar 1241 de lieden Luhek en Hamburg een verbond, tot befcherming van hunnen koophandel, hetwelk de grondflag was der Duitfche Hanfe, of het verbond van koophandel, hetwelk, door de toetreding van meer kooplieden in en buiten Duitschland, eerlang zelfs voor Koningen ontzagbaar werd. Met de regering van koenraad IV, Zoon van frederik II, die in het jaar 1254 eindigde, nam de Zwabifche Stam der Keizeren tevens een einde; en werd gevolgd door eene regeringloosheid of Tusfchenrijk van meer dan 20 jaren, vol wanorden en aanhoudende burgeroorlogen; gedurende dezen tijd werd wel de een en ander, willem, Graaf van Hol-  GESCHIEDENIS. 5 Holland,'kichakd , Graaf van Cornwallis, alfonsus, Koning van Kastilië, tot Keizer verkoren, maar zij waren, of te zwak, of afwezig, en dus j buiten Haat, om de onrusten te beteugelen en de' rust te herftellen. • ] Eindelijk verkozen de Keurvorsten rudolf, den, eerften van dien naam, Graaf van Habsburg, gelegen in het Canton Bern, in het toenmalige Burgon. difche Rijk, tot Keizer, in het jaar 1273. Deze Vorst, bij wijsheid en dapperheid, waar door hij beroemd was, eerlijkheid en regtvaardigheid voegende, had het geluk, gedurende zijne regering van 18 jaren , de rust, orde en veiligheid, in Duitschland te herftellen. Door het fchenken van Oostenryk en de Zwabifche Landen aan zijne Zonen albert en rudolf, leide hij den grond tot de grootheid van het Huis van Oestenryk, hetwelk van hem afllamt. Doch, geen' lust hebbende, om zich aan het herwinnen van Italië te wagen, ging het gezag der Keizeren in dat land genoegzaam te grond. Na zijn overlijden in het jaar 1291, ontftond op Kieuw een Tusfchenrijk voor negen maanden, tot dat de Keurvorsten adolf, Graaf van Nasfau, verkoren, wien zij echter, misnoegd over zijne ondernemingen, om.zich zeiven te verrijken, weder afzetteden, en albert, Hertog van Oostenryk, Zoon van rudolf I , in zijne plaats fielden. Dewijl adolf zich met het zwaard op den troon handhaafde, ontftond 'er een felle burgerkrijg, welke in het jaar 1298 een einde nam, toen adolf in eenen veldflag üieuvelde. A 3 ai" V boek i ïoofdfr. a C. G. aarlo73. ot 1517* Ï.UDOLF fsa Habsaurg. ADOLF van Nasfau.  6 KERKELIJKE V BOEK I Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 AT.BERT van Oostenryk. HENDRIK VII van Luxemburg. LODEWVK vsn Beyeren. albert bleef dus alleen meesrer van hef bewind, maar maakte zich door zijne heersen- en hebzucht vele vijanden ; hij verloor Zwitzerland, hetwelk zich, . de dwingelandij zijner Stadhouderen moede, in vrijheid ftelde, en een gemeenebest werd; na tien jaren geregeerd te hebben, werd hij in het jaar 1308 door zijn Broeders Zoon, joannes, Hertog van Zwaben, vermoord. hendrik VII, een Graaf van Luxemburg , die hem opvolgde, was een Vorst van loffelijke hoedanigheden ; het gelukte hem, zijnen Zoon joannes tot Koning van Bohemen te maken. In het tweede jaar zijner regering ondernam hij eenen Romertogt, of togt naar Italië, naar welk land in 50 jaren geen Duitsch Keizer had omgezien; ook bragt hij Lombardyë onder zijn gebied, en liet zich te Rome kronen, wanneer hem de dood onverziens in het jaar 3313 wegrukte. Zijn dood werd, volgens een vrij algemeen gerucht, aan eenen Dominikaner Monnik te last gelegd, die den Keizer , bij het genieten van het Heilig Avondmaal, eene vergiftigde Hostie zal hebben toegediend, hoewel de Orde der Dominikanen, 33 jaren daar na, door 's Keizers Zoon van deze befchuldiging is vrijgefproken. Hoe het zij, de dood van dezen Keizer gaf weder aanleiding tot eenen burgerkrijg; alzoo een deel der Keurvorsten, lodewyk , Hertog van Beyeren, en een ander deel frederik, Hertog van Oostenryk verkoos. Deze oorlog eindigde wel in het jaar 1322, door het gevangen nemen van frederik, en de edelmoedigheid van lodewyk, maar de Paufen voe-  GESCHIEDENIS. 7 voeren voort meer dan dertig jaren lang den vrede van Duitschland te ftooren, en lodewyk aanhoudend mededingers naar het Rijk te verwekken, en , onder dezen in het jaar 1346 karel , Zoon van 1 den Koning van Bohemen. lodewyk handhaafde zich ftandvastig en moedig tegen alle deze ondernemingen, tot aan zijne dood in het jaar 1347. Onder zijne regering floten de Duitfche Keurvorsten, de Koning van Bohemen uitgezonderd, in het jaar 1338 hunne eerfte Keurvereeniging, waar bij z'rj zich verbonden, de waardigheid en regten van het Keizerrijk tegen ieder een , wie hij ook ware, te verdedigen, en tevens verklaarden, dat de Keizerlijke hoogheid ea magt alleen van God afhankelijk zij, en dat een door hen verkoren Keizer van ieder een erkend moest worden , zonder dat de goedkeuring of toeftemming van den Paus daar toe vereischt werd. Doch karel IV, die lodewyk opvolgde, was te zeer aan den Paus verpligt, dan dat men van hem eene rondborftige handhaving van zoodanige befluiten verwachten kon. Hij werd wel in het jaat 1354 te Rome gekroond, doch niet dan onder de voorwaarde, dat hij denzelfden dag deze ftad verlaten moest. Het belangrijkfte, hetwelk hij vooi Duitschland verrigtte, was, het tot ftand brenger eener gewigtige grondwet voor het Rijk, gemeenelijk de Gouden Bulk genoemd, naar het nederhan. gend gouden zegel, waar mede zij voorzien was, In dezelve werden 'de regten der Keurvorsten, toen. maals de Aartsbisfchoppen van Mentz, Trier ei A 4 Keu V BOEK I loofdft. laC. G. aai 1073. ot 1517. KARELIV l  V BOEK 1 Hoofdft. na C. G, Jaar r 073, tot 1517. WENZEL Of WENCES LALS. 8 KERKELIJKE Keulen, de Koning van Bohemen, de Palts -Graaf aan den Rhyn, de Hertog van Sakfen en de Markgraaf van Brandenburg, bevestigd, 'er werden ook eenige fchikkingen gemaakt , om aan de vijandelijkheden tusfchen bijzondere Edellieden palen te frellen; doch van de onafhankelijkheid des Duitfchen Rijks werd te minder gefproken, omdat de Keizer zelve 'sPaufen gunst zocht, ten einde zi'n Zoon wenzel of wenceslaus tot zijn' opvolger te doen verkiezen. Door dezen Keizer werd de eerfte Duitfche Univerpteit of Hoogefchool geflicht in Praag, de hoofdftad van zijn Koningrijk Bohemen, welk Rijk hij fteeds boven Duitschland bevoorregtte. Uit dezen hoofde noemde Keizer maximiliaan naderhand hem den Stiefvader van Duitsch* land. Hij overleed in het jaar 1378. Zijn bovengemelde Zoon wenzel of wenceslaus bezat het Rijk 22 jaren. De gefchiedenis fpreekt zeer ongunftig van hem. De waarheid is, dat hem eene mengeling van goede en kwade hoedanigheden eigen was, en dat hij , tot den wijn genegen, vele dwaze daden verrigtte. Voornamelijk echter geraakte hij bij de Duitfchers in haat, omdat hij, even als zijn Vader , zijn Erf koningrijk Bohemen boven Duitschland ftelde; ook joeg hij den Paus tegen zicli in het harnas, toen hij met den Koning van Frankryk in onderhandeling trad, om de beide Paufen, welke thans de Kerk verdeelden, af te zetten. Het gevolg van het een en ander was, dat de Rijksvorsten hem in het jaar 1400 de Keizerlijke waardigheid onwaardig verklaarden , en  GESCHIEDENIS. 9 en robert of rupert, ook ruprecht, Keurvorst van den Paltz, in zijne 'plaats verkoren. Deze deed wel in het volgende jaar eenen togt naar Italië, maar keerde, zonder het Keizerlijk gezag aldaar te hebben kunnen herftellen , naar Duitschland terug. Ook ontftonden 'er nieuwe onlusten in Duitschland, welke rupert, die in het jaar 1410 overleed, niet in ftaat was, bij te leggen. Zijn opvolger was sigismund, Koning van Hongaryen, en Keurvorst van Brandenburg, jonger Broeder van den afgezetten wenceslaus. Deze een arbeidzaam Vorst, en met ijver voor het algemeen welzijn bezield, beriep eene Kerkvergadering te Conftans, op welke de fcheuring in de Kerk, door het afzetten van drie Tegenpaufen, en het verkiezen van eenen nieuwen Paus, geheeld, maar te gelijk tegen het woord van eer en gegeven vrijgeleide, joannes hus en deszelfs leerling tnëROnymos van Praag, ten vure veroordeeld, en als Ketters, voor 'sKeizers oogen, verbrand'werden; waar van het gevolg was, de oorlog met de Husfiren, aanhangers van hus, in Bohemen, welke met veel bloedftorting en verwoestingen gepaard ging , zoodat sigismund naauwelijks een j;;ar voor zijn overlijden, in het jaar 1437, weder in het gerust bezit van dat Koningrijk geraakte. sigismund had tot zijnen opvolger albert II, Hertog van Oostenryk, die met zijne eenigfte Dochter elizabeth getrouwd was; met hem kwam het Huis van Habsburg-Oostenryk weder op den troon des Keizerrijks, welken het onafgebroken 300 jaren A 5 be- V BOEK 1 Hoofdft. na C. G. [aar 1073tot 1517. HOCERT of RUPERT.SIGISMUND. ALBERTII  V BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. FREDERIK III. 10 KERKELIJKE bezeten heeft, tot het met karel VI in de laatstverlopene XVIIfde eeuw, wat de mannelijke linie betreft, is uitgeftorven. Deze albert was een Vorst van uitmuntende begaafdheden , van wien men de herftelling der rutt en het welzijn van Duitschland mogt verwachten, indien niet een ontijdige dood hem, reeds in het tweede jaar zijner regering, in het jaar 1439 had weggerukt. Daartegen bezat frederik III, zijn Neef, die hem opvolgde , naauwelijks eenige bekwaamheid, om een land, zoo als Duitschland toen was, te regeren, gelijk hij dan ook in den langen tijd van 54 jaren, die hij geregeerd heeft, niets belangrijks heeft tot ftand gebragt. In zijn tijd werd het Griekfche Keizerrijk vernietigd, en Konftantinopolen, in het jaar 1453, door de Turken bemagtigd; ook begonnen zij toen invallen in Duitschland te doen, zonder dat daartegen behoorlijke middelen van verdediging ter hand werden genomen. Ook ftegen de buitenfporigheden van het vuistregt den hoogften trap; hetwelk aanleiding gaf tot het oprigten van het Zwabifche Verbond, in het jaar 1488, waar bij de Vorsten, Rtjkslteden en Edelen zich verbonden, om alle roofkasteelen te verwoesten, en alle gefchillen voortaan niet door de wapenen, maar door een ten dien einde benoemd Geregtshof te laten be« flisfen. Maar in één opzigt was frederuv III gelukkig, in het vergrooten van zijn Huis. Door het huwelijk van zijnen Zoon maximiliaan, met maria , eenige Erfdochter van karel den Stouten , Hertog van Burgondien, kwamen de Nederlanden aan  GESCHIEDENIS. aan Oostenryk, alhoewel daar uit die geweldige oorlogen met Frankryk aanleiding namen, welke tot in onze tijden zijn voortgezet. frederik III overleed in het jaar 1493, en werd door zijnen Zoon maximiliaan I, die reeds voor zeven jaren tot Roomsch Koning benoemd was, opgevolgd, eenen Vorst van goede en edele gezindheid, die veel heeft toegebragt, om de ruwe zeden der Duitfchers te verzachten en te verbeteren. Eéne zijner eerfte verrigtingen was de geheele af fchaffing van het oude vuistregt, en de afkondiging van eenen algemeenen Landsvrede. Hij ftichtte hel Rijkskamergerigt, door hetwelk alle bijzondere verfchillen tusfehen Vorsten, Stenden en fteden de; Rijks beoordeeld en beflist moesten worden; he Rijk werd in tien Kreitfen verdeeld, en daar bi bepaald, hoe veel elk der Vorsten tot een Rijksleger in geval van oorlog zou opbrengen, ook werc het Postwezen in het Rijk ingevoerd. Zelve eer vriend der geleerdheid en wetenfehappen, zag hi die, onder zijne regering , herleven; ook beleefdi hij den aanvang der Kerkhervorming, naar welkt hij zelve verlangde, waar door hij eens op den in val kwam, om de Keizerlijke waardigheid neder ti lesrgen, en zich zeiven tot Paus te doen verkiezen, ten einde de gewenschte verbetering tot ftand tf kunnen brengen. Italië, in hetwelk Rome, de eigenlijke Hoofdftac van den Roomsch - Duitfchen Keizer, reeds vroege aan de magt der Paufen onderworpen was, vat welke de Romeinen zelve zich fomtijds zochten ti b* v BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. MAXIMILIAAN I. i i . Toeftand , van Italië. 1  V BOEK I Hoofdrt. na C. G. Jaar1073. tot 1517. 12 - K,E R K E L IJ K E bevrijden, maar vergeefs, Italië werd, gedurende dit Tijdperk, meer en meer aan de Keizers onttrokken, en ai het gezag dezer Vorsten beftond, federt de XlIIde eeuw, in dit land alleen daar in, dat zij zich te Rome door den Paus lieten kronen; hoe veel oorlogen ook fommige Keizers voerden , om Italië weder in hunne magt te krijgen, zij konden 'er geenen vasten voet in vestigen. De in Duitschland in de Xüde eeuw ontftane partijen van Gibellinen en Welfen, of Keizerlijken en Pausen, gezinden, vervulden dit fchoone land, inzonderheid Lombardyen, met krijg en verwoesting; in OpperItalië ontflonden , behalve andere, inzonderheid twee vermaarde Gemeenebesten , die allengs zeer magrige zeemogendheden werden, dat van Fenetien en dat van Genua; en een afflammeling der Xormannifche Vorsten, rogier, vereenigde het geheele Beneden-halië met het Eiland Sicilië, en dwong den Paus hem als Koning der beide Sicilien te erkennen, fchoon hij vervolgens als Leenman aan denzelven den eed deed, en zijne zijde tegen het gezag der Keizeren ftijfde. Zijn Rijk: kwam wel naderhand aan het Zwahisch-Keizerlijke Stamhuis; maar door de Staatkunde der Paufen maakte een Fransch Vorst, karel van Anjou, zich van dit Rijk meester, in welks bezitting hij zich, door den dood der beide jonge Prinfen, konradyn en frederik van Oostenryk, zocht te bevestigen; doch in het jaar 1283 verloor hij het Eiland Sicilië weder door den moord Ier Fran fchen , bekend onder den naam van d« Siciliaan/che Fesper. la  GESCHIEDENIS. 13 In het jaar 1395 werd joan galeazzo, uit den Huize Visconti, tot Hertog van Milaan gemaakt; en nadat het Huis van Visconti was uitgeftorven, werd het door het Huis Sforza opgevolgd, tot v BOEK I loofdft. ia C. G. aario73. ot 1517  f BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaario^s. tot 1517. Grieksch Keizerrijk van Konftantinopolen 34 KERKELIJKE Moravië, Sileziê, en zelfs Weenen in Oostenryk bemagtigde. Dewijl hij gedurige oorlogen voerde, verloren de wetten alle gezag, maar hij voerde een nieuw wetboek in, hetwelk met alle ftiptheid werd gehandhaafd. Hij bezat zelve groote liefde voor de kunsten en wetenfchappen, en moedigde derzelver beoefening aan; ten dien einde herftelde hij de vervallene Hoogefchool te Offen , alwaar hij de voortreffelijkfte Boekerij van Europa verzamelde, inzonderheid vermaard door de menigte van Handfchriften; ook leide hij de eerfte Boekdrukkerij en een ftarrenwaarnemingsplaats in zijn Rijk aan; maar zijn opvolger uladislaus II, die na zijne dood in 1490 op den troon kwam, fchoon onder zijne regering in het jaar 1516 het eerfte volledig wetboek bij de Hongaren tot ftand kwam, verzwakte het Rijk door eenen ongelukkigen oorlog met de Turken. Gedurende dit Tijdperk ging het oudfte der Christelijke Rijken, het Griekfche Keizerrijk van Konftantinopolen, te grond, nadat het zich, onder verbazende ftaatsftormen en verwarringen, nog eenigen tijd had flaande gehouden, alexius comnenus, die in het jaar 1081 begon te regeren, had veel moeite met de kruisvaarders, welke bij hem verdacht waren; gelijk dan ook eindelijk Konjiantinopolen onder het voorwendfel van eenen verdrevenen Keizer te herftellen, door een vloot kruisvaarders in het jaar 1204 veroverd, en daar een Latijnsch Keizerrijk gefticht werd, zijnde boudewyn, Graaf van Vlaanderen , tot Keizer verkoren. Bij deze gelegenheid vestigden de Grieken onder theodorus lascaris te Ni-  m GESCHIEDENIS. 35 Nicea de hofplaats en zetel van een nieuw Keizerrijk, gelijk ook twee Vorsten uit het gedacht der Comncnen te Trapezus in Potitus een Vorstendom oprigten, welks Vorsten naderhand ook den Keizerlijken titel aannamen. De heerfchappij der Latijnen te Konftantinopolen duurde echter niet langer dan tot het jaar 1261, wanneer de Griekfche Keizer van Nicea van Konftantinopolen weder meester werd, fchoon het Griekfche Rijk van tijd tot tijd verzwakte, voornamelijk nadat de Turken een nieuw Rijk, het Ottominnifche, in Azië' gedicht hadden. Sommige Griekfche Keizers gedroegen zich wel moedig , maar inwendige verdeeldheden , twisten over den Godsdienst, oproeren enz. deden het Rijk meer en meer tot zijn' ondergang hellen; de nederlaag van den Turkfchen Sultan bajazeth , die door tamerlan of timurbeg overwonnen werd, en de oorlogen van deszelfs Zonen onder malkander, gaven wel aan den Keizer manuel , die in het jaar 1391 aan de regering gekomen was, gelegenheid, om het een en ander van zijn verloren gebied te heroveren, maar ook deze verademing duurde niet lang; vergeefs zocht men het Rijk te redden, doof eene vereeniging van de Griekfche met de Roomfche Kerk, waar toe de Keizer joannes in het jaar 1439 in perfoon eene overeenkomst te Florence floot. Deze vereeniging kwam niet tot ftand, en deed geenen dienst; en eindelijk werd Keizer konstan» tyn XI in het jaar 1453 in Konftantinopolen belegerd, en de ftad na eene dappere verdediging door ftorm, in welken de Keizer zelve het leven verloor, C 2 in- V BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517.  S5 KERKELIJKE V BOEK Hoofdft. naC. G. Jaario73. lot 1517. Turksch Othoman- oischRijk ingenomen, waar mede het Griekfche Keizerrijk ees einde nam. Onder de Muhammedaatifche Natiën nam een Rijk, dat der Chalifen te Bagdad, in dit Tijdperk, een einde,, terwijl een ander het Turksch-Othoman* nifche gedicht werd. Reeds federt de Xde eeuw regeerden de Chalifen van Bagdad, van alle wereldlijke magt beroofd, alleenlijk als opperhoofden van dien Godsdienst in deze groote en volkrijke ftad. De laatfte dezer Vorsten, al mostasem, werd in het jaar 1258 in deze Hoofdftad door de Mogollen belegerd, en daar hij van zijne eerfte Staatsdienaren bedrogen en verraden werd, werd de ftad veroverd, de Chalif verloor zijn leven, en het Rijk, hetwelk voor de Christenen zoo nadeelig was geweest, ging te niet. Tot dit ongeval hadden de Turken federt verfcheidene eeuwen veel toegebragt. Hunne Vorsten uit den Stam der Seljukken hadden zich van het midden der elfde eeuw af in Klein-Azië gevestigd, alwaar Nicea de Hoofdftad van hun gebied geworden was ; naderhand was Iconium, in later tijden Conia, in Lykaonië de zetel van dit Rijk. Onder de Sultans van Iconium bragt Sultan kaikobad de magt van dit Rijk ten hoogften top, maar na deszelfs dood begon het te vervallen, en in het jaar 1294 ging het door de overmagt der Mogollen geheel te grond. Ook handhaafden de elf kleine Koningrijken, die thans van eenige Turkfche Vorsten of Emirs in Klein - Azië opgerigt werden, zich niet lang. Maar de Vorsten van Thaman of Aiha* man ,  GESCHIEDENIS. 37 man, die Bithynien bezaten, overweldigden ze allen, en othman ftichtte omtrent het jaar 1300 het Rijk der Othomannen, hetwelk nog beftaat; Prufa, de Hoofdftad van Bitkynien veroverd hebbende, nam hij die tot zijnen Rijkszetel. Zijn Zoon orcHAN,die hem in het jaar 1316 opvolgde, alhoewel de dochter van den Griekfchen Keizer cantacuzenus ter vrouwe hebbende, ontnam den Grieken Callipolis in Thracien, en zijn opvolger marad of amurath, die in het jaar 1360 aan de regering kwam, Adrianopolen, Hechts weinige mijlen van Konftantinopolen } deze gaf den oorfprong aan de Iengidfchen of Ianitfaren, de kern van het Turkfche voet volk. Vooral behaalde bajazeth of bajesid federi het jaar 1389 groote overwinningen, tot hij in hei jaar 1402 door tamerlan of timur-beg geftagei en gevangen werd. Zijne Zonen eenigen tijd ove de opvolging geftreden hebbende, behield de jongft muhammed de overhand, die in goede verftand houding leefde met den Griekfchen Keizer manuel Maar zijn opvolger murad of amuratit II zett de veroveringen op de Grieken weder voort , e oorloogde ook met de Hongaren, met welke hij i het jaar 1440 eenen vrede of beftand voor tien jare floot, en toen de regering afftond aan zijnen Zoo muhammed , die zestien jaren oud was. Maar, toe de Hongaarfche Koning den bezworen' vrede vei brak, nam hij op verzoek der Grooten van zijn Rij de regering weder op zich; en als het nu in het jas 1444 bij Varna in Bulgarië tot een' veldflag kwam liet amuruth het oorfpronkelijk verdrag op de fpii C 3 eeni V BOEK I Hoofdft. na C. G. Jaario73» tot 1517. L 1 1 1 1 1 k r » s :r  V BOEK 1 Hoofdft. na C G, Jaar1073 tot 1517 Rijk der Mogollen 1 1 33 KERKELIJKS eener lans ronddragen, en riep God openlijk als wreeker aan vaii den mijneed. Ook behaalde hij eene volkomene overwinning, waar na hij nogmaal de regering nederleide, die hij echter, om het voordeel des Rijks, nogmaal op zich nam, en tot zijn dood toe in het jaar 1451 behield. Zijne wapenen vonden echter eenen onverwachten tegenftand in de dapperheid van georg castriota, VofSt v3i1 EpirUS y die zoo lang hij leefde, zijn land tegen de Turken. befchermde. Eindelijk maakte zijn Zoon muhammed II, ook de Grocte bijgenaamd , zich in het jaar 1453 meester van Konftantinopolen, werwaards hij den zetel van zijn Rijk ovcrbragt. Deze bragt het eerst van al de Turkfche Keizers eene zeemagt tot Rand, waar door het Turkfche Rijk fteeds magtiger werd. selim I, die van het jaar 1512 tot -5l9 op den troon zat, vemeerdcrJe hetzelve grootelijks, door het Rijk cicr Mamiukken of Mamleks, hetwelk Egypte, Syrië cn Palestina bevatte, in het jaar 1516 te vernietigen. In de XUIdc eeuw rijteen do Mcgollen, van wier invallen wij reeds meermalen gelproken hebben, een zeer geducht Rijk op, hetwelk echter kort van duur was. Deze Mogols, een omzwervende Tartaarfche Horde, in Groot-Ttrtaryen wonende, hadden zich reeds omtrent het jaar 1135 onder hunne Chans Df Vorsten door hunne dapperheid geducht genaakt ; maar zij werden zulks voornamelijk nadat le Chan temudschen, die federt het jaar 1176 •egeerde, de meeste Horden der Tartaren aan zich mderworpen had. Deze in het jaar 1206 den naam  GESCHIEDENIS. 39 naam dengis-chan, grootfle en verhevenfte Forst, aangenomen hebbende, werd Heer van geheel Tartaryen; bij veroverde een groot deel van Chtna,ta. andere Oosteri'che Rijken, doch, hoewel krijgskundig en fchrander,was hij niet anders dan een roover en een verwoester van landen en volken. Zijn Zoon oktai , die hem in het jaar ft*7 opvolgde, veroverde Rusland. Onder mango-chan vernietigden de Mogollen het Chalifaat. Eindelijk was kublaichan, die van het jaar 1260 tot 1294 regeerde, de grootfte Vorst der Mogollen, die van de Chinezen befchaafde zeden en liefde tot de kunsten des vredes aannam, en ook de wetenfchappen onder zijne on befchaafde Mogollen opwekte. Zijn gebied ftrekti z«ch uit van Tong-hing, (of Tun-kin,~) en Co chin-China, tot diep in Siberië, en aan de IJszee en de Mogolfche Vorsten in Perfië en aan de Wol ga waren zijne Leenmannen. Doch dit uitgeftrek gebied der Mogollen bleef Hechts tot het jaar 133 in het Huis van gengis-chan , en werd toe onder verfcheidene Vorsten , die zich elk in zijn g< west de heerfchappij aanmatigde, verdeeld, tot d: timur-beg, dien de Europeërs gemeenelijk Tamei lan noemen, uit denzelfden Mogolfchen Stam a gengis-chan, het door dapperheid en beleid zc ver bragt, dat hij in het jaar 1369 tot Keizer va Groot- en Klein-Bukharien verklaard werd. De; Vorst breidde zijne overwinningen genoegzaam ov geheel Azië uit, overwon den Turkfchen Sult; bajezid, en was nu voornemens, om ook Chh aan te tasten, toen hij in het jaar 1405 door C 4 do' V BOEK I Hoofdft. na C. G. ]aario73> tot I5!7- > ï 1 it s O :e :r 111 ia ie )d  V BOEK I Hoofdft. na C. G, Jaar 1073. tot 1517. Rijkvan den grootenMogol J t China. ( e t E l Perliè'. 0 A n a li ei TVVEE- 4° KERKELIJKE dood verrast werd. Zijn Rijk werd door de tweefpalt zijner Zonen en door deszelfs te groote gevaarte kort na zijne dood in verfcheidene deelen gefcheurd. Door eenen zijner nakomelingen, Sultan baber , die in het jaar 1499 door de Usbekfche Tartaren uit Groot - Bukharien verdreven zijnde, zich naar Tndië wendde, werd in het jaar 1526 het Rijk van len groeten Moge/ aldaar gedicht, hetwelk tot in iet midden der onlangs afgelopene eeuw zeer magig was. In China handhaafde zich de nakomelingfchap van !ENgis-chan tot omtrent het midden der XlVde euw, wanneer tschu in het jaar 1368 zich mees;r van het bewind maakte , wiens gedacht Ming enaamd, zich omtrent 2oo jaren op den troon andhaafde. In het jaar 1500 werd in Perfê een nieuw Rijk pgerigt door ismael sofi, die geloofd werd van li, den Schoonzoon van mohammed , af te Ramen ; hij nam den naam van Schach of Koning in, en regeerde tot het jaar 1533, zijne nakomeigen hebben dit Rijk tot in de voorgaande XVIIIde uw bezeten.  GESCHIEDENIS. 4i TWEEDE HOOFDSTUK. Toefland der zeden. Slaat der geleerdheid, kunsten en wetenfchappen. Hadden in het voorgaande Tijdvak de Arabieren, door eenigen van hunne Vorsten aangemoedigd , vorderingen gemaakt in befchaving en geleerdheid (*), in dit Tijdvak werden zij, gelijk bijna geheel Azië, in den voortgang der befchaving verhinderd en geheel achteruit gezet, door de verwarringen en het verval van hun gebied , hetwelk eerst door de Turken, vervolgens door de Mogollen, geteisterd en eindelijk geheel gedoopt werd. De veroveringszucht en aanhoudende oorlogen, een willekeurig Des potisme,ende dweeperij van den Mohammedaanfchen Godsdienst, terwijl in het Megolfche Rijk in Indië, nevens denzei ven, het Heidendom in wezen bleef, Ronden de befchaving, de zedelijkheid en geleerdheid te zeer in den weg, dan dat eenige weinige voorbijgaande pogingen van den eenen of anderen der Oosterfche Vorsten, om den geest hunner onderdanen op te wekken, iet duurzaams zouden hebben kunnen daarftellen. Het Christendom , weleer in het Oosten zoo bloeijende, en hetwelk tot in China was doorgedrongen, reeds ontzenuwd en verbasterd door zoo vele inwendige verfchillen , verbas- (*) Zie Deel XIII. Bladz. 83. C 5 V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Staat der zedelijkheid inhet Oosten.  V boek II Hoofdft. na C. G. Jaar1073. tot 1517. In het Westen. 1 ( I i 1 < 3 1 \ l 1 1 j 42 KERKELIJKE basterde geheel tot onkunde en bijgeloof, onder het juk der overheerfching, en werd verdrongen door het Mohammedanendom, en in China door de leer van confucius, welke ook het Heidendom nevens zich duldde. De overblijffelen van befchaafdheid en geleerdheid der Oosterfche Kerk namen, federt de verovering van Konftantinopolen door de Turken , de toevlugt naar Europa, alwaar zij, gelukkig, op het einde van dit Tijdvak, dienden, om een nieuw licht van wetenfchap en kundigheden te ontfteken. In het Westen had het Christendom de overhand blijven behouden, maar het was niet langer het eenvoudig Christendom van het Euangelie, uit zijnen tard gefchikt, om de menfchen te verlichten , en ieugd en goede zeden te vestigen en te doen bloeien; het was geheel van zijnen oorfprong ontaard; le Geestelijken hadden, in plaats van als leeraars :n onderwijzers der menfchen zich te gedragen, :ich toegelegd , om beheerfchers der volken en /orsten te wezen, en die aan hunne voorfchriften e onderwerpen; in de Christelijke Kerk had zich indeliik eene Geestelijke Monarchie gevestigd, ii velke een Geestelijk Opperhoofd zich de uitfpraak :n beflisfinï over leere en zeden beide aanmatigde.— Cvenwel openbaarde de Godsdienst niet zelden zijne :racht, in het beperken van vele buitenfporigheden, vaar toe de ruwheid der tijden aanleiding gaf. )eze ruwheid toch, bij krijgszuchtige volken, het eenftelfel, eene zucht tot vrijheid, dikwijls tot los>andigheid en regeringloosheid overflaande, het vuistegt, de worfteling tusfchen de Vorsten en de Gees- te-  GESCHIEDENIS. 43 Mijten, dit alles was gefchikt, om alle befchaving te verdrukken, en de volken geheel te verwilderen. Gelukkig, dat zich, terwijl de Geestelijkheid en ] Adel onderling over de heerfchappij ftreden, de» burgerftand allengs uit hare laagte verhief, dat hier \ en daar gemeenebesten, en rijksfteden ontftonden, ■ en elders de burgerftand mede in de ftaatsvergade-' ringen werd toegelaten, waar door de Overheden, met het Volk in nadere betrekking kwamen , en l eene oefenplaats voor burgerlijke deugden geopend werd. De Duitfche Hanfe was eene edele poging, door welke vele wanordens werden beteugeld, terwijl de koophandel meer werd uitgebreid, en zijnen invloed oefende om de zeden te verzachten. De kruistogten, hoe zeer op zich zelve eene onderneming, de ruwheid dier tijden waardig, maakten echter dé Europeanen bekend met de zeden, kunsten en pracht der Grieken, bevorderden den koophandel en zeevaart, en verhieven allengs den geest der volken tot nuttiger en gewigtiger ondernemingen. Tenzelfden tijde, toen de kruistogten eenen aanvang namen, was de Ridderfchap, (Ja chevallerie,) in haren grootften bloei. Wij weten derzelver oorfprong niet met zekerheidmaar zoo veel is in het gemeen gewis, dat, in de elfde eeuw, wanneer door het geweld van den roofzuchngen en zich alles veroorlovenden Adel, onderdrukking, roof, mishandelingen enz. alom plaats hadden, eenige grootmoedige mannen zich voordeden, om zich tegen deze kleine dwingelanden te verzetten, en de Hechte geVolgen van het vuistregt, hetwelk de Adel onder zich oe- V BOEK 11 loofdft. a C. G. aario73. ot 1517. Vorming ■an den mrgertnnd. De kruistogten. Ridde& fchap.  V Boe» II Hoofdft. naC. G. Jaarro73. tot 1517. Staat der geleerd- 44 KERKELIJKE oefende, voor te komen en te beletten, door de befcherming der onfehuld, inzonderheid van weduwen en wezen, op zich te nemen, en door dapperheid regt en geregtigheid te handhaven. Spoedig werden 'er zekere plegtigheden, ook van Godsdienftigen aard, uitgevonden, om aan deze Ridderfchap eerwaardigheid cn aanzien te geven, waar bij de Geestelijkheid niet verzuimde, deze Ridders inzonderheid tot verdedigers en befchermers der Kerkelijke regten en goederen te maken, terwijl de Ridders van hunnen kant als Geestelijke krijgslieden verlangden aangezien te worden, die in Gods naam dwingelanden en onderdrukkers ftraften. Zekerlijk deed deze Ridderfchap in het eerst veel goed; liefde tot eer, achting voor de eerbaarheid en kuischheid der vrouwen, zucht, om door de Dichters geprezen te worden, dit één en ander moest noodwendig op de befchaving der zeden werken, maar het onderhouden van den krijgszuchtige!) woesten geest, en dat zich deze Rand en derzei ver verrigtingen meest bepaalde tot de omltandigheden van den Adel en Geestelijkheid, zie daar de oorzaken, welke dezen edelen ftand beletten, zoo veel goeds te verrigten, als men misfehien, naar de toenmalige smftandigheden, daar van had mopen verwachten. Ook ontaarde weldra de geest van dezen ftand tot juitenfporige romanachtige ondernemingen , en tot iet pralen met kracht en manhaftigheid, bijzonder n de Ridderfpelen of zoogenoemde Tournooifpelen. Meest echter kon de aanmoediging der geleerdleid, kunsten en wetenfehappen, invloed hebben op de  GESCHIEDENIS. 45 de befchaafdheid. Ook hebben na menigvuldige kwalijk aangelegde en niet gedaagde pogingen , in der daad, op het einde van dit Tijdvak, de geleerdheid, kunsten en wetenfchappen het hoofd in Europa opgebeurd, en niet weinig den weg gebaand tot den gelukkigen uitflag der Kerkhervorming. . Onder de Vorsten hebben de Keizers uit het Huis van Hohenftaufen van den Zwabifchen Stam inzonderheid uitgemunt, als voorftanders der geleerdheid. frederik I, de eerfte Keizer uit dit Huis, was zelve wel geen geleerd Vorst , maar maakte zich echter bij de geleerdheid verdiend, niet alleen door voor de veiligheid der geleerden met eene bijzondere wet te zorgen, in het jaar 1158, maar ook door te bewerken, dat de Roomfche regtsgeleerdheid ijveriger beoefend werd; ook had hij fmaak in de Dichtkunde. Ook zijn Zoon hendrik VI, benevens andere Vorsten van zijn Huis, en in Duitschland, vonden niet alleen fmaak in de Duitfche Dichtkunst, maar oefenden 'er zich zeiven in. Alle deze Vorsten echter werden overtroffen dooi frederik II,Kleinzoon van frederik Ifdie zelve een geleerd Vorst was, van wien nog eenige brokftukken van een Latijnsch gedicht over de valkenjagt overig zijn. Hij verltond en fprak behalverj het Italiaansch en Latijn, ook het Hoogduitsch . Fransch, Nieuw Grieksch en Arabisch. Onder de wiskundige wetenfchappen was hij inzonderheid eer liefhebber van de werktuigkunde en ftarrekunde. ' waar hij, naar de gewoonte dier tijden , ook dt ftai V BOEK II hoofdft. ia C. G. [aario73. :ot 1517. heid in't gemeen. Vorsten voorftanders der geleerdheid. De Keizers FREDERIK I. HENDRIK VI. FREDERIK II.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517 karelIV. Koningen vanFrank . TVkKAUEL IV. • c r c 45 KERKELIJKE ftarrenwigchelarij bijvoegde. Ook kweekte hij de N&tuurlijke Gefchiedenis aan, waar toe hij de zeldzaatnfte dieren en andere vcortbrengfelen van Jziê in zijn Paleis bijeenverzamelde. Hij (lichtte in het jaar 1224 de Hoogefchool te Napels, uit welke hij zich inzonderheid van uitmuntende Regtsgelee*:den voorzag, die hem, in zijne twisten met den Paus, voortreffelijke dien Hen bewezen (*). Onder de Keizers heeft ook vervolgens als een geleerd Vorst uitgemunt karel IV, (lichter van de Hoogefchool te Praag; ook deze Vorst verftond veifcheidene talen, wordt geroemd als zeer ervaren geweest te zijn in de Godgeleerdheid en Uitlegkunde ran den Bijbel. Men heeft van hem nog zijne Le,'ensbefchrijving, door hem zeiven befchreven, tot ka tijd, dat hij Keizer is geworden, hoewel het mzeker is, of hij die in de Boheemfche of in de latijnfche taal heeft opgefteld. Onder de Franfche Koningen fchonken lodewyk fe Jongere, en zijn Zoon filips augustus, die ot het jaar 1223 regeerde, aan de genen, die te °arys ftudeerden, vele voorregten. — lodewyk de Oikke, Vader van den eerstgemelden, had eenige undigheden vaii geleerdheid opgedaan in de Abdij an St. Denys; zijn Levensbefchrijver de Abt suer (f), verhaak van hem, dat hij op zijn fierf- bed (*) j. gotfr. scHMnrzERi THsf. de Frecleiïci II. in m litterariam meritis. Lipf. 1740. 4/9. Ct) Liber de Vita Ludovici Grosfi Regis ap. zvieske.  GESCHIEDENIS. 47 fced zijn Geloofsbelijdenis heeft afgelegd, tanquam ïitteratisjimus theologus. karel V, die in het jaar 1364 op den troon Van Frankryk kwam, en dus een tijdgenoot was van Keizer karel IV bovengemeld, was insgelijks een Vorst, die vele geleerde kundigheden bezat; hij was de eerfte aanlegger der naderhand zoo vermaarde Koninklijke Bibliotheek te Parys (*). In het begin van dit Tijdvak, in de XHde eeuw, waren deKeizer alexius comnenus , zijne Gemalin trene , zijne Dochter anna , en derzelver Echtgenoot bryennius , te gelijk Geleerden en ook Schrijvers. zonaras (f) zegt wel van den gemelden Keizer, dat zijne geleerdheid Hechts middelmatig \vas, evenwel heeft hij in zoogenoemde politifche Grieksch-barbaarfche Verzen Vermaningen aan zijnen Kleinzoon spaneas gefchreven, die te Venetië in het licht zijn gegeven CS)- Bovendien heeft men van hem nog een register van de belastingen in het Griekfche Keizerrijk (**). irene heeft eenen Regel voor de Nonnen van een Klooster, hetwelk zij, ter eere der Maagd maria , gefticht had, na- ge- ,(*} Extrait du Catalogae des Livres de la Bihliotheque des Rois Charles V, Charles FI et Charles VII dam FHistoire de ï1 Academie Royale des Infcriptions et Belles Lettres T. I. p. 421. a Amjlerdam \J%i. izmo. (j) Annal. Libr. XVIII. T. II. p. 309. ( 5 ) p kg. Critic. in dhn. b moN. ad a. 1118. (**) Novum Rationarium alexii comneni in Annall. Gr.ee. T. I. p. 36 7- V boek II Soofdft. ia C. G. [aan 073. tot 1517. karel V, Griekfche Vorsten uit het Huis van comnenus. Keizer alexius, zijne Dochter anna en haar echtgenoot bryennius.  V boek 11 Hoofdft. m C. G. Jaario73. jot 1517, 48 KERKELIJKE gelaten (*). Maar hunne Dochter anna overtrof hen beiden. Zij bezat niet alleen menigvuldige ge* leerdheid, en had kennis aan de fchriften van plato en aristoteles , maar ook een fcherpzinnig vernuft; tevens was zij eene vrouw van mannelijken moed, maar heerschzuchtig. Zij was getrouwd met niceforus brvennius, die den titel van Ge/ar voerde, en verloor hem in het jaar 1137, haar Vader was reeds in het jaar 1118 overleden. Haar man had, onder de regering van haren Broeder, den troon kunnen beklimmen door eene zamenzweering, waar aan zij en hare Moeder deel hadden, maar hij weigerde volftrekt daar van gebruik te maken, tot groot verdriet der Vorstin, die de natuur van onregtvaardigheid befchuldigde , dat zij haar niet tot een' man, en haren man tot eene vrouw gemaakt had. Haar Gemaal had ondernomen de gefchiedenis van alexiüs comnenus te befchrijven, maar zijn werk , hetwelk in vier boeken verdeeld is, niet verder gebragt dan tot de regering van niceforus botoniates, of van het jaar 1057 tot ipffï. anna vervolgde en voltooide den arbeid van haren Gemaal volkomen, en befchreef de gefchiedenis der geheele regering van haren Vader in XV Boeken , onder den titel Alexias; een gewigtig werk, waar uit wij, met genoegzame zekerheid van waarheid, over het algemeen vele opheldering ontvangen nopens den toeftand van zaken ten dien tijde, en voornamelijk vele bijzonderheden omtrent de kruis* CO Typicum irenes Augustce ib. p. 136-307.  GESCHIEDENIS. 49 kruisvaarten, hoe zeer het tevens blijkt, dat het werk niet geheel vrij is van misflagen, doch geene zoodanige, welke deszelfs wezenlijke verdienften be- \ nadeden kunnen. ' Grooten roem van geleerdheid behaalde in de; Xlüde eeuw alfonsus X, de Wijze bijgenaamd, Koning van Kastilien. Men heeft van hem gedichten in de Gallicifche en Kastiliaanfche taal, in welke laatfte taal hij wilde, dat alle openbare fchriften zouden opgefteld worden. Ook liet hij eene algemeene Chroniek van Spanje opftellen, welke insgelijks nog gedeeltelijk voorhanden is. Opzijn bevel en kosten werden ook Starrenkundige Tafelen vervaardigd, die daarom ook den naam hebben van Tabulae Alphonftnae. Hij was een kenner van de Muzijk, voor welke, gelijk ook voor de Natuurkunde, hij een Leeraarsplaats op de Univerfiteit van Sala* tnanka verordende. Napels had, in de XIV en XVde eeuw, twee Koningen, die zich op de geleerdheid toeleiden, en dezelve uitnemend begunftigden. robert, uit het Huis van Anjou, die in het jaar 1343 overleed, na vele voorregten aan de Univerfiteit van Napels gefchonken te hebben. Maar inzonderheid muntte in geleerdheid uit Koning alfonsus I van Napels, die tot het jaar 1458 regeerde, antonius van Paler* mo, Geheimfchrijver, Raad en Gunfteling van dezen Vorst, die door den Koning in gezantfchap gezonden werd aan de Venetianen, in het jaar 1451, om van hen eenige beenderen van een' arm van titus livius, die in het jaar 1413 te Padua ontdekt XV. Deel. D wa- V boek II loofdft. aC. G. aario73. ot 1517. M FONJUS de Wijze Koning van Kastilien. alfonsus* Koning van Napels.  V boek II Hoofdft. na C. G. Jaari073, tot 1517, "Verdienften van het Huis van medicus om- 50 KERKELIJKE waren, te verzoeken, heeft de daden van dezeiï Vorst in een afzonderlijk werk befchreven, hetwelk hij aan ^eneas sylvius, toen Bisfchop van Siena, naderhand Paus pius II, zond, die 'er verfcheidene bijvoegfelen bijvoegde (*). Onder anderen wordt in dit werk (f) gewaagd van een' Dominicaner. die zich op eene flechte Predikatie, door hem gedaan, veel latende voorftaan, zich voor den Koning vertoonde, en dien allerhande vragen over het Avondmaal voorftelde; maar de Koning bragt hem tot ftilzwijgen, door de vraag, hoe het gekomen was, dat men in eene gouden welgeflotene doos, waar in men eene gewijde Hostie bewaard had, na verloop van eene maand niet anders gevonden had dan een' worm ? of dezelve misfchien uit het ligchaam van Christus en gevolgelijk uit de Goddelijke zelfstandigheid ontdaan was? Voorts weet men, dat deze Koning eens zijne herltelling uit eene ziekte heeft toegefchreven aan het lezen van curtius; als ook dat hij bij het voorlezen der oude Schrijvers alle geleerden, ook leerlingen, toeliet, Bibliotheeken aanleide, en het Schoolonderwijs verbeterde, enz. Ten tijde van dezen Vorst begon ook het Huis van Medicis te Florence zich vermaard te maken door het voorftaan en bevorderen der wetenfchappen. cosmus van Medici of Medicis, omtrent het jaar (*) In Libros Antonii Panormita, poeta, de dictis et factis Alphonfi Regis mèmorabilibus Commentatio, Helmftad 1700. in c,to. (t) Libr. 1. Cap. 39.  GESCHIEDENIS. 51 jaar 1433, was de begunftiger der Geleerden, die de Griekfche Geleerden, welke al meer en meer de toevlugt naar Italië namen, onthaalde en onderfleunde. Hij was de eerfte aanlegger van de naderhand zoo vermaarde Mediceïfche Bibliotheek te Florence ; gelijk op zijn voorbeeld en aanmoediging kiccolo niccoli, insgelijks burger te Florence, eene verzameling bijeen bragt van 800 Banden Griekfche, Romeinfche en Oosterfche Schrijvers, cosmus was tevens de voorftander der Platonifche Wijsgeerte, welke onder hem, met behulp van den Griek georgius gemistus pletho , en den geleerden marsilius ficinus , die de werken van plato in het Latijn vertaalde, weder herleefde. thomas calandrino, naderhand Paus nicolaus V, die de Vatikaanfche Boekerij heeft begonnen aan te leggen, had aan hem zijne opkomst en bevordering te danken; cosmus verkeerde met geleerden en kunftenaars, als zijne vrienden, tot zijne dood toe, in het jaar 1464. Zijn Kleinzoon laurens van Medici overtrof zelfs nog zijnen Grootvader in zijne verdienden omtrent de geleerdheid, van hem zijn gedichten overig in de Italiaanfche taal, op welker herftelling en verbetering hij zich inzonderheid toeleide. Met zijne dood verviel wel de luifter van het Mediceïfche Huis, maar de zucht voor kunften en wetenfchappen bleef in hetzelve zoo erfelijk, dat ook zijn jonger Zoon, de Kardinaal joan de Medici, die in het jaar 1513, onder den naam van leo X, tot Paus verkoren werd, zich door de begunftiging der D a ge- V BOEK II loofdft. ia C. G. [aario73. :ot 1517. :rent de o;eleerdleid.  V BOEK II Hoofdlt. na C. G Jaar 1073. tot 1517. MATTHl \S CORV1KUS Koning vsn Hongaryen. MAXIMILIAAN I. 5» KERKELIJKE geleerdheid meer roem verworven heeft, dan doof iet anders. Onder alle de Vorsten , beminnaars en befchermers der geleerdheid en wetenfchappen, muntte nog uit matthias coRviNus, Koning van Hongaryen r die in het jaar 1458 in den ouderdom van nog geen vijftien jaren aan de regering kwam. In een' tijd, en onder een volk, zoo onkundig, dat deWaivvode van Zevenbergen en andere aanzienlijke Grooten bekenden, dat zij niet fchrijven konden, verftond en fprak hij behalve de Hongaarfche , ook de Latijnfche, Hoogduitfche, en andere talen. Hij ftichtte of vernieuwde de Hoogefchool te Of en of Buda , misfchien ook te Presburg, in de eerstgemelde plaats ieide hij eene prachtige Boekerij aan, waar toe hij vele Handfchriften, in deOosterfche talen bijzonder, verzamelde. Zijn voorbeeld werkte op zijne onderdanen, doch enkel zoo lang hij leefde, alzoo door de flechte regering van zijnen opvolger deze ijver genoegzaam geheel werd uitgedoofd. Het einde van dit Tijdperk was in Duitschland merkwaardig door twee geleerde Vorsten, Keizer maximiliaan I en frederik. den Wijzen, Keurvorst van Sakfen. De eerfte, die van het jaar 1493 tot 1519 regeerde, alhoewel hij tot in zijn twaalfde jaar bijna ftom was, en vervolgens door de ftrengheid van zijnen Leermeester een wederzin kreeg in alle onderwijs, verbeterde echter naderhand het verzuim zijner jeugd door eene verbazende infpanning van zijne geestvermogens. Zijne menigvuldige reizen en verkeering met vreemdelingen gaven eene zack-  GESCHIEDENIS. 53 feachte wending aan zijne zeden , en door vlijtig lezen en onderzoeken verzamelde hij eene menigte kundigheden. In zijne jeugd was hij in de vrije Kunften, in de Godgeleerdheid, Geneeskunde en Staatkunde onderwezen. Hier voegde hij vervolgens bij eene beoefening der Gefchiedkunde , en Aardrijksbefchrijving, ook was hij niet vreemd in de Schilder- en Bouwkunst, en in de Muzijk, ook kreeg hij kennis van de bergwerken, artillerijkund< enz., zelfs van de kookkunde, en verltond ver fcheidene Europifche talen. Alleen de Regtsgeleer den mishaagden hem, en niet zonder reden, omda zij toen enkel de uitfpraken van hunne Glosfa-Schn] vers volgden. Bovenal beminde hij de Dichtkunst die hem, toen hij reeds Keizer was, nog dikwijl bezig hield, als mede de Gefchiedkunde. Hij ftel de het eerst eenen Hoogleeraar in dezelve op de Uni verfiteit te Weenen aan, welke aan hem haren wel vaart te danken heeft. Hij was de eerfte Vorst i Duitschland, die de gefchiedkunde aanmoedigde, e Geleerden reizen liet ondernemen in Duitschland Frankryk en Italië, die alle Kloosters, Vorstelijk Archiven en Boekerijen moesten doorzoeken, 01 de gellachtsboomen der Voisten naar te fporen. O zoodanige reize ontdekte koenraad celtes de zo vermaard gewordene Peutingerifche Landkaart. Oo erkende deze Keizer de noodzakelijkheid der He vorming van het Paufelijke Hof, fchoon het onzi ker is, of het boert of ernst bij hem geweest zij dat hij zelve met dat oogmerk gedacht zou hel ben, om Paus te worden. Van dezen Vorst zi D3 V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. » 1 1 » e ft P o k » »n-t  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. FREDERIK de Wijze. 54 KERKELIJKE 'er in de Keizerlijke Bibliotheek te Weenen nog vele Gedichten te vinden, bijzonder is 'er in Hoogduitfche Verzen eene befchrijving van de heldendaden en gevallen van hem zeiven, door hem zeiven gefchreven, en door melchior pfinzing, Proost van St. Sebald te Neurenberg, in het jaar 1517 in het licht gegeven, behalve andere werken. Eindelijk is door zijne geleerdheid, en niet minder door zijne werkzaamheid in het onderfteunen van de Hervorming der Kerk in Duitschland beroemd frederik , Hertog van Sakfen, die van het jaar 1486 geregeerd heeft, en wien reeds zijne tijdgenooten eenparig met den titel van de Wijze vereerd hebben. Hij ondernam in het jaar 1493 eene reize naar Palestina, wel uit Godsdienltigheid, maar te gelijk om oudheden, kunstwerken en natuurlijke zeldzaamheden te leeren kennen en te verzamelen. Met raad en behulp van zijnen Geneesheer pollich ftichtte hij de Hoogefchool te Wittenberg, welke den i8den October des jaars 1502 werd ingewijd. Deze Hoogefchool had van eerflen af eenen verbazenden opgang. In de eerfte vijftien jaren telde zij reeds meer dan 2,000 leden uit alle oorden van Duitschland, en zelfs uit Denemarken, Italië , Zwitzerland, waar toe fommigen van hare eerfte Leeraren, staupitz, karelstad, (carolostadius,) en amsdorf, onder de Godgeleerden, onder de Regtsgeleerden henning goden, en hieronymus schurf, en m. pollich als Geneeskundige, maar die tevens Hoogleeraar in de Godgeleerdheid was , veel hebben toegebragt. Op aanprijzing  GESCHIEDENIS. 55 ïing van staupitz , kwam, in bet jaar 1508, de Augustyner Monnik marten luther , uit zijn Klooster te Erfurt , in de waardigheid van Hoogleeraar in de Wijsgeerte op deze Hoogefchool , op welker openbare lijst hij onder den naam van Fr. ( Frater, ) martinus lijder de • mansfelt , Augustinianus met zes anderen van zijne Orde ingefchreven is. Zijne hoofdbeftemming echter was de Godgeleerdheid, in welke hij in het volgende jaar Baccalaureus, en in het jaar 1512 Doctor werd ; alleen onderfcheidde hij zich daar door van anderen, dat hij Baccalaureus et Doctor ad Biblia of Biblicus, en niet Sententiarius werd, waar door hij zich verbond, om in plaats van lambards Sententie of Hellingen, den Bijbel te verklaren. Dit berigt van de Hoogefchool te Wittenberg brengt ons tot het melden van den toeftand dei Scholen in dit Tijdvak. De Bisschoppelijke en Kloosterfcholen, van welke in het voorgaand Tijdperk gefproken is, en welke nog in een genoegzaam aantal ia wezen waren, verloren allengs haar gezag, door de oprigting der Hoogefcholen of Univerfiteiten, gelijk zij vervolgens genoemd werden. Univerfttas beteekende eerst het geheele ligchaam der Leeraren , en hetzelfde als Coetus , Collegium enz., maar vervolgens werden de Hoogefcholen genoemd, Studium en Studium generale, of univerfale, waai voor Univerfitas in gebruik geraakt is, omdat or. deze Hoogefcholen aïle deelen der geleerdheid beoe fend werden. Sedert de Xlde eeuw had zich eer jj 4 nieuw V boek II rloofdft. aa C. G. Jaario73. tot 1517. Scholen en Hoogefcholen  56 KERKELIJKE v BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar1073. tot 1517. Hoogefchool te Parys. nieuw foort van Scholen gevestigd, onafhankelijk van de Dom- en Kloosterfcholen, en voornamelijk voor het onderwijs in ééne wetenfchap beftemd. Zoo was de School te Bologna vermaard in de Regtsgeleerdheid, die te Salerno in de Geneeskunde. Maar te Parys kregen de Wijsgeerte en Godgeleerdheid van tijd tot tijd insgelijks eigene Scholen, die van de Bisfchoppelijke en Kloosterfcholen onderleiden waren. Onder de Leeraren der Bisfchoppelijke School aldaar was willem van champeaux met het begin der Xllde eeuw inzonderheid beroemd. Onder deszelfs leerlingen was petrus abelard of abaillard, van wien wij in het vervolg nader gelegenheid zullen vinden , om te fpreken ; deze rigtte vervolgens eene afzonderlijke School op, gelijk ook vele andere Geleerden deden, die Spraakkundige , Rederijkkundige , Wijsgeerige Scholen hielden, welke laatfte echter zich bijkans geheel en alleen tot de Dialectica of Redeneerkunde bepaalden. Men las in andere Scholen over het Roomfche en Paufelij'ke regt; in de Geneeskunde fchijnt tot in de Xllde eeuw weinig gedaan te zijn, ook werd de Hebreeuwfche en Griekfche Taalkennis veelal verwaarloosd. Zoo groot was de roem dezer Paryfche Scholen, dat reeds omftreeks het midden der Xllde eeuw het getal der Studenten grooter gerekend werd dan dat van de ingezetenen der ftad. Op deze wijze vormde zich te Parys reeds in de gemelde eeuw een der aanzienelijkfte Genootfchappen van Leeraars en Studenten, die beiden den naam van Scholares voerden. Ook had men 'er al fpoedig eene  GESCHIEDENIS. 5t eenige Kollegien voor behoeftige Studenten, gemeeuclijk Burfaires of Burfarii naar Burfa, eene geldbeurs, genoemd. Over den oorfprong echter der Akademifche waardigheden, heeft men geene volkomene zekerheid, alleen weet men, dat Doctor en Magister eerst namen van gelijke beteekenis waren, en dat men eerst naderhand den eerstgemelden titel boven den anderen gefield heeft; zoo gaf het woord licentia de vrijheid te kennen, om in bijzondere Scholen te leeren, naderhand was Licentiatus de tijtel eener Akademifche waardigheid. In de Xülde eeuw verkreeg de inrigting van dit geleerd genootfchap haar volle beflag , door vrijheidsbrieven er voorregten, welke Koningen aan hetzelve fchonken, maar bijzonder de Paufen, welke oplettend, genoeg waren, om deze School van zich afhankelijk te ma ken, door voor te fchrijven, welke Boeken al er welke niet gelezen mogten worden. Onder de eer (ten behoorden de Dialectica van aristoteles er priscianus; onder de laatfte de Metapkyfïca er Phyftca van den eerstgemelden, en eenige KetterfchE fchriften van dien ,tijd. Het verbod der fchriftei van aristoteles werd gegrond op de bekommering, dat dezelve ligtelijk Ketterijen konden voortbrengen. In het jaar 1201 was men daaromtrem oplettend geworden op simon van churnav 0; Tournay, wiens wijsgeerig brein gevaarlijk dreigdt te worden voor de Godgeleerdheid. Na tien jarer lang de vrije kunften naar de toenmalige gewoonte geleerd te hebben, gaf hij zich over aan de beoefening der Godgeleerdheid, en ontvouwde de leer dei D 5 Drie V boek II Hoofdit. na C G. Jaano73, tot 1517.  58 KERK EL IJ KE V BOEK II Hoofdft na C. G Jaar 10 73 tot 1517 Kollegie der Sorbonne. Drieëenheid met zoo veel Scherpzinnigheid en regtzinnigheid, dat men bij hem aanhield, om zijne verklaring fchriftelijk aan de wereld mede te deelen. Zoo bedwelmd was de Leeraar door deze goedkeuring , dat hij met een luid gelach uitriep: ,, Lieve jezus ! hoe zeer heb ik door deze vraag uwe wet bevestigd en verhoogd! Maar zeker, als ik mij daar kwaadaardig tegen wilde verzetten; zou ik ze met nog fterker gronden kunnen verzwakken en drukken." Het verhaal voegt 'er bij, dat hij, terftond na het uitfpreken dezer woorden , ftom, en vervolgens zoo onnoozel is geworden, dat hij niet eens meer lezen , en naauwelijks van één zijner kinderen leeren kon, om het Onze Vader en het Geloof dotterend op te zeggen (*). De Bedelmunni* ken, en bijzonder de Dominicanen, welke om dezen tijd opkwamen, drongen zich al fpoedig op deze Hoogefchool in, en waren inzonderheid bedacht, om de hoogheid van deo Paus voor te ftaan, fpoedig evenwel ontftonden twisten met dezelven , welke tot het jaar 1255 geduurd hebben. Onder de veifcheidene dichtingen, gebouwen en inkomden, met welke de Hoogefchool in de eerde helft der XlIIde eeuw vereerd werd, is het Kollegie der Sorbonne het beroemdde geworden. Hetzelve heeft den naam naar zijnen dichter, robert van Sorbonne, een vlek in Champagne. Hij was Doctor der Godgeleerdheid, Kanunnik te -Parys, en één der (*) matth. Paris. Hist. Major p. 106. Büi.ffius Hist. Univerf. Paris. T. III. ƒ>. 8.  GESCHIEDENIS. 59 der Hofgeestelijken van lodewyk IX. Van hem zijn nog drie kleine fchriften voorhanden, de confcientia, de confesfione, iter Paradifi (*). Hij ftichtte zijn Kollegie in het jaar- 1250, ten behoeve van zestien arme Studenten, die daar in onderhouden moesten worden. Ook werd uit zijne giften het Kollegie van Calvi gedicht, hetwelk men de kleine Sorhonne genoemd heeft, in hetwelk alleen kinderen onderwezen werden. Zijn Kollegie , naderhand eenvoudig de Sorhonne genoemd, werd zoo bloeijend, dat allengs de Theologifche Faculteit dennaam Sorhonne kreeg , en tot de jongfte tijden behouden heeft (f). Behalven de Hoogefchool te Parys werden ook andere in Frankryk , gedurende dit Tijdsverloop , gefticht, welke wij alleen noemen zullen , omdat deze vermelding niet dan van ter zijde tot ons oogmerk behoort. Dus vinden wij eene Hoogefchool te Orleans, te Touloufe, te Caen in Normandië, te Bourges, te Mompellier enz. In Engeland hadden de Hoogefcholen van Oxford en Cambridge haren oorfprong in de XII of XlIIde eeuw, fchoon Engelfche Gefchiedfchrijvers moeite gedaan hebben, om derzelver eerften aanleg tot de IXde eeuw en de regering van alfred den Groeten terug te fchuiven (§). Onder de Italiaanfche Hoogefcholen was die van Bo- (*) BibL Max. PP. Lugd. P. XXV. p. 346. fqq. (f) bul. Hist. Univerf. Par. T. III. p. 223-236, 3R3. (§) ant. a. woöd Hist. et Antiquit. Univerfitatis Oxê. V DOEK II hoofdft. ia C. G. [?ano73. :ot 1517. \ndere Hoogefcholen in Frankryk Engelfche HoofjefehoienOxford en Cambridge. In Italië Bologna.  V BOEK II Hoofdft. na C. G, Jaar 1073 tot 1517 1 60 KERKELIJKE Bologna eene der oudfte, en omtrent van gelijken ouderdom met die van Parys, fchoon de Rechtsgeleerdheid, gelijk wij gezien hebben , al vroeger met roem te Bologna geleerd werd (*). Deze Hoogefchool had in de XlVde eeuw afwisfelende lotgevallen. In het jaar 1321 werd een Spaansch Student aldaar met de dood geftraft, omdat hij een meisje gefchaakt had. Hier op vertrokken al de andere met de meeste Hoogleeraren naar Siena, welke ftad de voordeeligfte aanbiedingen deed , om de Hoogefchool tot zich over te brengen, maar dewijl de Paus aan Siena het regt weigerde, om Doctoren te benoemen, keerden de Studenten naar Bologna terug, alwaar de Burgers, om hun te believen, hunnen Podesta, de voornaamfte Overheidsperfoon, noodzaakten , openlijke fchuldbekentenis te doen , en bovendien de voorregten der Hoogefchool merkelijk vermeerderden. In het jaar 1367 was zij echter weder in zoo diep verval, dat petrarcha niet dan onkundige Leeraren vond, eu de ftad zelve in den treurigften toeftand afmaalde. In de eerfte 28 jaren der XVde eeuw was haar toeftand zeer bloeijende, maar bij een oproer in de ftad voorgevallen, weken de meeste Leeraren van daar, en alhoewel zij zich in het jaar 1431 weder aan den Paus on- der- Oxonuns. Libri duo. Oxon. 1674. fol. The History and Antiquities of the Univerfity of Cambridge, 2 Parts, bi) Nicu. cantai.upe and rich. parker Lond. 172 r. %vo. (*) mauro sarti de claris Arehigymnafi Bononienfis Profesfoiibus a Seculo IX usque ad Seculum XIV,  GESCHIEDENIS. 52 Öerwïerp, kon zij thans echter niet meer dan 50© Studenten tellen, daar zij 'er in voorgaande tijden wel 10,000 had gehad. In het jaar 1450 bragt de geleerde Kardinaal bessarion haar weder in aanzien, zoodat zij op het einde dezer eeuw veel van haren roem wedergekregen had. Behalve Bologna waren de Hoogefcholen van Padua en Napels iri dit Tijdperk vermaard. Tot de oprigting der eerfte gaf in het jaar 1222 aanleiding eene verhuizing van misnoegde Studenten van Bologna, die zich naar Padua begaven (*). Paus urbaan V fchonk haar in het jaar 1363 het voorlegt, om ook Doctores Theologie te benoemen. Nadat de ftad in het jaar 1406 onder de heerfchappi der Venetianen gekomen was, zorgde dit gemeenebest nadrukkelijk voor den welvaart dezer Hooge fchool, zelfs om harentwil de Hoogefchool te Trevigo vernietigende. Te Napels waren van oude tijden af Griekfck Scholen geweest, maar Keizer frederik II (tichtt* aldaar in het jaar 1224 een algemeen Leerfchool (in qualibet Facultate,} na zijn dood, in het jaa 1250, ging dezelve genoegzaam geheel te grond maar zij werd door manfred, zijn' natuurlijkei Zoon, weder herfteld, en door volgende Koningei onderfteund; voornamelijk door Koning alfonsus in de XVde eeuw. Te Ferrara werden in het jaar 1264 reeds d< mees (*) nicgl. comneni patavini Histor. Gymnas. Pa tavini Fenet. 1726. fol. V BOEIC II Hoofdft.' na C. G. Jaar 1073, tot 1517, Padua. ' Napelfc 1 l : Andere  V BOEK II Hoofdft na C. G Jaar 1073 tot 151/ Hoogefcholen ii Italien. Hooge* fenolen i: Spanje e Portugal <5a KERKELIJKE meeste wetenfchappen en kunften, de Godgeleerdheid uitgezonderd , openlijk geleerd, en allengs vormde zich daar eene Hoogefchool. — In Pifa ■ werd in het jaar 1339 eene Hoogefchool aangelegd; ' maar bij het verval des geméenebests van Pifa verviel dezelve in het jaar 1359 bijna geheel, en voornamelijk toen Pifa in het jaar 1406 onder de magt van die van Florence kwam, die echter in het jaar 147a hunne Hoogefchool van Florence grootendeels naar Pifa verplaatften. — Siena verkreeg van Keizer karel IV in het jaar 1357 ook het regt van eene Univerfiteit; doch eerst in het jaar 1408 van Paus gregorius VII de vergunning, om Doctoren in de Godgeleerdheid te benoemen. Van denzelfden Keizer kreeg galeazzo visconte , Heer van Milaan, om dezen tijd ook verlof, om te Pavia eene Univerfiteit te dichten, welke echter bijna door die, welke te Piacenfa beftond, verdrongen werd. In het Paufelijk gebied ftichtte bonifacius VIII in het jaar 1303 de Hoogefchool te Fermo, en verhief de School der Regtsgeleerdheid te Rome tot denzelfden rang; ook ftichtte clemens V in het jaar 1308 de Univerfiteit te Perugia. In de XVde eeuw kwamen hier nog bij de Hoogefcholen te Turin en te Panna, welke laatfte echter geheel onvermaard gebleven is. Terwijl men twijfelt, of te Aberdeen in Schotland, reeds in het jaar 1240, en tenzelfden tijde te Salamanca in Spanje, eene Hoogefchool gedicht is, is het zeker, dat in het jaar 1290 dionysius de Regtvaardige, Koning van Portugal, eene Hoogefchool  GESCHIEDENIS. 63 fchool te Lisfabon heeft aangelegd, welke hij echter, om eenige onrusten door de Studenten verwekt , in het jaar 1308 naar Coimbra verplaat- ] fte (*). ' Terwijl Frankryk , Engeland, Italië, Spanje en Portugal dus reeds in de XMde eeuw en vervolgens verfcheidene Hoogefcholen aanleiden, had Duitschland 'er nog geene eene. Dat krijgszuchtig volk hield (leeds meer van de kunften des oorlogs dan des vredes. Keizer karel IV was de eerfte, die, in zijn Erf koningrijk Bohemen, in het jaar 1348- eene Hoogefchool ftichtte in de Hoofdftad Praag, waar bij hij zich die van Parys ten voorbeeld (lelde. Zij werd door dezen Vorst zoo begunftigd, dat zij fpoedig in bloei geraakte, en eerlang meer dan 5,000 Studenten bevatte; niet minder werd zij begunftigd door wenzel of wenceslaus , zijn' Zoon en opvolger. Zekere Hoveling van dezen Vorst (lichtte in het jaar 1391 voor dezelve eene Kapel, onder den naam Bethlehem, in welke op zekere dagen in het Boheemsch voor het volk aepredikt moest worden. Deze (lichting werd door den Paus en den Koning bevestigd, en uit dezelve trad niet langen tijd daar na joan hus te vooi-fchijn Deze Univerfiteit was in vier Natiën verdeeld, de Boheemfche , Beyerfche, Poolfche en Sakjifche, tusfchen welke van tijd tot tijd verfchillen ontftonden, dewijl de Bohemers klaagden, dat de (*) heuman Bibliotk. Hist. Academica pag. 43. post CONRingii Antt. Academ. V coeï II loofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517- In Duitschr and.  04 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. naC. G. Jaario73. tot 1517. Weenin. de Duit/chefs zich de voordeeligfte posten en pre-* benden wisten te bezorgen; deze verfchillen namen meer en meer toe door het bijkomen van verfchillen over den Godsdienst; aan het hoofd der Bohemers Honden nu joan hus en hieronymus van praaG , de eerfte Biechtvader der Koningin, deze laatfte gezelfchap des Konings, als Ridder. In het jaar 1408, als de Univerfiteit vergaderd was, om eenen nieuwen Rector te verkiezen, ftelde hus voor, dat de Bohemers in het vervolg drie ftemmen zouden hebben, en de drie andere Natiën flechts eene zouden behouden, omdat 'er thans meer Boheemfche Leeraars waren, dan onder de regering van kauel IV. Koning wenzel gaf hier toe in het jaar 140S zijne toeftemming door een Koninglijk bevel, hetwelk ten gevolge had, dat de vreemde Leeraars en Studenten gezamenlijk de ftad en Hoogefchool verlieten, wel ten getale, gelijk fommige zeggen, van 40,000, doch welk getal door ^eneas sylvius , een tijdgenoot, verminderd wordt op 5,000, zijnde 'er nog omtrent 2,000 Boheemfche en Moravifche Studenten op de Hoogefchool gebleven. Veel leed hier door de Burgerij van Praag, die aan hus de fchuld gaf, en bijkans tot een oproer overfloeg; ook heeft de Hoogefchool zich naderhand niet kunnen herhalen. De tweede Univerfiteit in Duitschland werd te Weenen opgerigt in het jaar 1365, en kwam in het jaar 1384 tot vollen ftand. Merkwaardig is het tafereel, hetwelk de vermaarde ^eneas sylvius omtrent het midden der XVde eeuw van derzei ver toeftand;  GESCHIEDENIS. 65 ftand fchildert ( * ), hoewel niet zeer gunftig. „ Zij heeft," fchrijft bij, „ een' grooten toeloop van Studenten uit Hongaryen en Opper - Duitschland. Ik heb verftaan, dat 'er op dezelve twee voortreffelijke Godgeleerden geweest zijn, hendrik van hessen — en nicolaus van dinkelspul , een Zwaab. — Ook is thans aldaar thomas haselbach, een niet onvermaard Godgeleerde, die nuttige gefchiedenisfen fchrijft, zoo men zegt, en wiens geleerdheid ik prijzen zou, indien hij niet reeds twee en twintig jaren over het eerfte Hoofdftuk van jesaias gelezen had, zonder het tot hier toe ten einde gebragt te hebben. Doch het grootfte gebrek dezer Hoogefchool beftaat daar in, dat men te veel werks maakt van de Dialectica, en dus te veel tijd aan eene niet heel nuttige zaak befteedt. — In deze kunst worden voornamelijk, die genen onderzocht, die met den titel van Meester der kunften vereerd worden. Voorts zijn zij noch op de Toonkunst, noch op de Redekunst of Rekenkunde bedacht; alhoewel zij eenige door anderen opgeftelde Gedichten en Brieven door den Candidaat naar het meesterfchap zonder kunde laten opzeggen , (imperia Magistrandum compellant.') Redekunde en Dicht kunde zijn bij hen geheel onbekend, terwijl al hun ne vlijt in Disputeren en ijdele Sofisterijen beftaat: grondige kennis vindt men niet veel; zeer weiniger bezitten de Boeken van aristoteles , en andere Wijsgeeren ; meestendeels bedienen zij zich var Cora- (*) Epist. CLXV. XV. Deel. E V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaar 1073 cot 1517  V boek II Hoofdft. naC. G. Jaari073. tot 1577. Heidelberg,Keulen. Erfurt. 66 KERKELIJKE Commentarien. De Studenten zelve leven dartel; en zijn ongemeen gezet op wijn en eten. Weinigen worden geleerd; ook worden zij niet in tucht gehouden; zij loopen dag en nacht rond, en doen den burgers veel verdriet aan; bovendien worden zij nog door de zedeloosheid der vrouwen verleid." De Hoogefchool te Weenen had echter om dezen tijd den beroemden george van peurbach, den Herftelder der Starrenkunde; en de bovengemelde thomas haselbach , eigenlijk ebendorfer, is, behalve meer, Schrijver van eene vrij goede Chroinek van Oostenryk, die ook in het licht gegeven is; en op het einde van dit Tijdvak zal deze Hoogefchool meer dan 7,000 Studenten gehad hebben; tot welken bloeiftand Keizer maximiliaan I, de vriend der geleerdheid, veel toebragt. Te Heidelberg werd de Hoogefchool op den voet der Paryfche in het jaar 13S5 of 1386 opgerigt door den Paltsgraaf ruprecht. Te Keulen ftichtte de Raad dezer vrije Rijksftad in het jaar 1388 eene Hoogefchool, met verlof van Paus urbaan VI. Vier jaren daar na werd de eerfte Hoogefchool in de Sakfifche Landen te Erfurt aangelegd, doch zij kwam eerst in het jaar 1392 volkomen tot ftand. Alhoewel zij zich weinig roem in dezen tijd verwierf, had zij echter in het jaar 1516 den voortreffelijken Latijnfchen Dichter e. hessus tot Leeraar in de Welfprekendheid en Dichtkunde. Van het jaar 1501 af verkeerde marten luther op deze Hoogefchool als Student, en van het jaar 1506 als Magister Philofophia. —• De Univerfiteit te Wurts- burg  GESCHIEDENIS. G7 burg is waarfchijnlijk eerst in het jaar 1403 opgerigt door den Bisfchop joan I. Het verftrooijen van de Hoogefchool te Praag, boven vermeld, gaf gelegenheid tot het ftichten van de Hoogefchool te Leipzig, toen nog met zijnen ouden Wendifchen naam Lipczk genoemd, frederik de Strijdbare, Landgraaf van Thuringen, naderhand Hertog en Keurvorst van Sakfen, ftichtte dezelve , met goedkeuring van den Paus, in het jaar 1409. De Hoogefchool te Rostok werd in het jaar 1419 gefticht; die te Leuven, op verzoek van joan IV, Hertog van Braband, door Paus martvn V, in het jaar 1426. Te Grypswalde in het jaar 1456. Te Bazel in het jaar 1460, te Freyburg in Brlsgau in datzelfde jaar. Te Ingoljlad in het jaar 1472. Te Tubingen vijf jaren daar na; tenzelfden tijde de Hoogefchool te Mentz. Bij alle deze Hoogefchoolen in Duitschland, de jongde van welke die te Wittenberg was, van welke wij reeds gefproken hebben , kwamen in de XVde eeuw nog twee buitenlandfche; eene te Koppenhagen, gefticht in het jaar 1479, door Koning christiaan den Eerflen; eh eene in Zweden te Upfal, in het jaar 1477. Het vermeerderend aantal van Studenten, maakte 1 de behoefte van Boeken reeds in het begin van dit1 Tijdvak grooter, waarom men meer en meer bedacht werd , om Boekverzamelingen of Bibliotheken aan te leggen. Hier dient men echter in het oog te houden, dat men in de Xde en volgende eeuwen het woord Bibliotheca fomtijds gebruikte van E 2. een V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Leipzig en andere. Siblioreken.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar! 073 tot 1517. 53 KERKELIJKE een enkel Handfchrift der Latijnfche Bijbelvertaling. Dus maakte een inwoner van Bologna in het jaar 1199 aan twee Kerken dier ftad bij uiterften wil twee Bibliotheken in deze beteekenis. In de Kloosters vooral maakte men zijn werk, om door het affchrijven van Boeken Boekverzamelingen te maken, waar bij de Monniken, die veel ledigen tijd hadden, ijverig werkzaam waren; ook werden de Nonnen tot het affchrijven van Boeken gebruikt, doch gewonelijk flechts van Latijnfche Bijbels en fommige werken van Kerkvaderen. Geen Klooster derhalve, of het had zijne Boekerij, van waar het gezegde: Clauftrum fine armario, quafi castrum fine armamentario. Een Klooster zonder Boekerij, een leger zonder wapenhuis. Het fpreekt van zelve , dat zoodanige Boekerijen niet zeer talrijk waren in handfchriften, fchoon die van eenen Geestelijken te Verdun in het begin der Xllde eeuw bij de oude Alexandrynfche vergeleken wordt (*). De Boeken trouwens, waren te kostbaar, om het pergament, den tijd en de moeite, welke daar aan befteed moesten worden , en nog meer door de fieraden van gouden, met kleuren afgezette, gefchilderde letters en prentverbeeldingen. Een affchrift van dat Deel der Pandekten, hetwelk men Infortiatum noemde, kostte te Bologna XXII Uren, drie van welke Liren op twee gouden Dukaten gerekend worden, en een volkomen Latijnfche Bijbel LXXX zulke Liren. Uit een oud ftuk der Camaldulenfer Mon» (♦) Hist. Lifter, de la Franee T. IX. p. f39 -4*«  GESCHIEDENIS. 69 Monniken in het jaar 1240 ziet men, dat zij meer dan 200 Goudguldens befteed hebben voor een Misboek met. gouden en gefchilderde letters. Liefde ; voor prachtige Boeken en onwetendheid gingen niet j zelden gepaard. Zoo verhaalt daniel merlac ,; een Engelschman, die ten einde de wiskundige wetenfchappen te leeren, in het jaar 1189 naar Parys reisde, maar in zijn oogmerk niet kon flagen f*), dat hij onder de Leeraren aldaar eenige Beesten , (quosdam Bestiales, ) ontmoet had, die, op de openbare leerplaatfen zittende, zich een verbazend voorkomen gaven; en op twee of drie banken ontzaggelijk groote Boeken hadden liggen, in welken de lesfen van ulpianus met gouden letters waren opgeteekend; (misfchien een deel der Pandecten,) zij hadden looden griffels in de hand, met welke zij op eene heel deftige wijze allerhande kritifche teekenen, (asterhei et obeli,") in deze Boeken teekenden , terwijl zij alleen door hun zwijgen voor wijzen geacht werden, maar hunne domheid verraadden, zoo dra zij begonnen te fpreken. Dewijl dienvolgens Boeken , wegens derzelver kostbaarheid , zelfs voor Studeerenden doorgaans eene groote zeldzaamheid waren, ondernamen van tijd tot tijd Vorsten, die voorflanders der geleerdheid waren, openbare Boekerijen ten dienlte der ftudeerenden , doch voornamelijk der Geestelijken op te rigten, zoo als wij reeds iet dergelijks vinden aan- ge- (*) In ant. a. wood. Hist. et Antt. Univ. Oxon. Libr. I. pag. 57. E3 V liOEK lf ioofdft. ;a C. G. aan 073. ot 15:7- Openlijke Boekerijen.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaarr.073, tot 1517, Boekverkoopers. WetenfchappenWijsgeerte. UKFRANK. 70 KERKELIJKE geteekend van Keizer frederik II, van lodewyk IX, Koning van Frankryk, en later van matthias corvinus, Koning van Hongaryen, en anderen. In het jaar 1275 ontmoet men gewag van Boekhandelaars te Parys , Stationarii genoemd , die Boeken 'verkochten, welke hun van bijzondere perfonen bezorgd werden, waarom ook de Univerfiteit hen liet zweeren, dat zij daar bij eerlijk te werk zouden gaan (* ). Inmiddels vermeerderde het getal der Boeken , door de fchriften, welke in het licht verfchenen , met betrekking tot de wetenfchappen, welke toenmaals met ijver beoefend werden, tot dat eindelijk dezelve in het laatst van dit Tijdvak weder herleefden. Inzonderheid leide men zich toe op de JVïjsgeerte, welke federt het midden der Xlde eeuw eene geheel nieuwe gedaante begon aan te nemen, en met eenen meer vrijen geest ook in Godgeleerde onderzoekingen fchcen te willen in dringen, berengarius en lanfrank gaven daar toe vervolgens niet weinig aanleiding door den twist over het Avondmaal, dewijl de eerfte daar bij de Redekunst en Wijsgeerte gebruikte, welke de laatfte in Godsdienftige onderwerpen wraakte, hoewel met den laatften de reeks van Leeraren aanvangt, die zich op de Wijsgeerte, voornamelijk de Rede- en Bovennatuurkunde hebben toegelegd, en dezelve zoo zij waanden ten diende van de Godsdienstleere toegepast hebben. lanfrank werd in het jaar 1005 te Paria geboft) bul2eus Hist. Univ. Paris. Tom. III. p. 419.  GESCHIEDENIS. n boren; in zijne jeugd Ieide hij zich te Bologna toe op de beoefening der Regt^geleerdheid , en zette eene School op te Avranches in Normandie. Bij toeval kwam hij, in het jaar 104a, op eene reize naar Rouen door Roovers nkgeptaadeid zijnde, in het Klooster te Bec, waar hij Monnik , en vervolgens Prior geworden zijnde, op bevel van den Abt eene School oprigtte, welke weldra van alle kanten grooten toeloop kreeg, en in welke ook de Latijnfche taal in zoo verre werd geleerd, dat de Fran~ fche Schrijvers zich federt in die taal dragelijker uitdrukten, en in hunne fchriften gefchikter leer. wijze bragten. In het jaar 1050 werd lanfrank in den twist met bere.ngar.ius ingewikkeld, ovei het Avondmaal, waar in hij bij zijne Tijdgenooter minder roem behaalde dan bij de Nakomelingfchac bevestigd is geworden. Hij bezat het vertrouwer van zijnen Vorst willem, Hertog van Normandie. naderhand Koning van Engeland, bekend onder der naam van willem den Veroveraar, die hem, ir het jaar 1070, tot het Aartsbisdom van Canterbw ry, hoewel niet zonder veel tegenftreven van lanfrank, verhief. Zich thans met ijver toeleggende om de Kerketucht te herftellen, vond hij zoo vee' bezwaren, dat hij den Paus verlof vraagde, om ir zijn Klooster weder te keeren, maar deze fchonk hem het Pallium , en benoemde hem tot zijnen Legaat in Engeland. — Koning willem verzocfn hem kort voor.ztjn' dood in het jaar 1087, om zijnen jongften Zoon willem , die dertien jarer oud was, te kronen en op den troon te bevestr E 4 gen, V BOEK II Hoofdft. aa C. G. jaar 1073. tot 1517. 1 1  V BOEK II Hoofdft. naC. G Jaar 1073 tot 1517 72 KERKELIJKE gen. Dit deed lanfrank , en hielp tevens een oproer dempen, ontftaan ten voordeeie van den oudften Zoon Prins robert , die door den Vader was uitgefloten; lanfrank overleed in het jaar 1089 (*). ' lanfrank wordt zeer geprezen wegens zijne vroomheid en Godzaligheid, en was bij zijne Tijdgenooten in de hoogfte achting van geleerdheid ; doch uit zijne fchriften blijkt Hechts eene vrij goede kennis in de vrije kunsten, naar de toenmalige leerwijze, en eene geoefendheid in de fchriften der Kerkvaderen en Kerkelijke Godgeleerdheid; en bijzondere ervarenheid in de kunst van disputeren ; zijn ftijl is ver van zuiver Latijn of welfprekend te zijn; ten zij iemand voor welfprekend en vernuftig wilde houden, dat hij den Paus alexander II, in eenen Brief noemt, humiliter excellens excellenterque humilis Beatitudo vestra, en hem dezen wensch doet: Omnipotens Deus vltam vestram ad honorem fancte EccleficS vestris dispofitionibus divinitus commisfce in tempor e prolixam faciat; quatenus post tempus, qu (*) eadmerus in vita S. Anfelmi, Cantuar. Archief, L. I. post opera Anfelmi. E5 V BOEK II Hoofdft. 11a C. G. Jaario73. tot 1517. ANSELMUS van Canterbury.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaano73tot 1517. I 74 KERKELIJKE kennis van den Godsdienst volmaakt man werd aangezien. Zijn Levensbefchrijver fchrijft hem zelfs wonderbare genezingen toe, als ook dat hij in ftaat was door dikke muren te zien, wat zijne Kloosterlingen deden. Dertien jaren daar na, in het jaar 1093, werd hij van verfcheidene Engelfche Grooten weder genodigd, om in Engeland over te komen, hetwelk hij fchoorvoetende inwilligde, omdat zich een gerucht verfpreid had, dat hij Aartsbisfchop van Canterburj zou worden. Dit Aartsbisdom had de Koning reeds drie jaren opengehouden. De Koning ontving hem met allen eerbied, maar zeide fpottend tegen zijne Hovelingen, die hem de onverfchilligheid van anselmus jegens aardlche goederen en eer roemden : hij zou evenwel met handen en voeten toetasten , als hij geloofde, dat hij dit Aartsbisdom zou kunnen krijgen; maar zwoer de Koning, niemand zal hetzelve hebben, dan ik alleen. Kort daar na werd de Koning door eene ziekte overvallen , en begon te denken aan het behoud van zijne ziel, zoodat anselmus gehaald werd, op wiens raad hij eene algemcene biecht afleide, met belofte van beterfchap, en° inzonderheid, dat hij de ledigflaande Kerken van Bisfchoppen zou voorzien. Maar als nu de Koning anselmus tot Aartsbisfchop van Canterbury be« noemde, ontftelde deze, en verzette zich daartegen met alle krachten. Alle verzoeken van den Koning waren vergeefs, "cn men moest hem den Bisfchoppelijken Staf met geweld in de hand geven, waar na men hem naar de Kerk meer droeg dan geleide, en  En meuLmajest L.eïm tden !BislcliojppeIi]keii Slat met ^evrelsl in de hand gêven.-waar na men tumi maar' de KerTk meer droeg Jan g>lei«le . XV.D .Bi&iz.j^.   GESCHIEDENIS. 75 en aldaar inhuldigde in het jaar 1093. anselmus gaf tot reden van zijne weigering te kennen , dat hij voorzag, dat op deze wijze een zwak fchaap naast eenen bandeloozen ftier in de regering van Engeland werd ingefpannen, en dat door'sKonings onstuimigheid de Kerk nog bij zijn leven in eenen treurigen weduweftaat vervallen zou. Het gene hij voorzag, gebeurde fchielijk. De Koning hield zijne beloften niet, en de lediglïaande Bisdommen werden niet vervuld, anselmus had het Aartsbisdom van Canterbury alleen onder die voorwaarde aangenomen, dat aan de Kerk van Canterbury de goederen zouden worden wedergegeven, welke zij ten tijde van lanfrank bezeten had, daat en boven begeerde hij, dat, gelijk de Koning zijn wereldlijke Heer was , deze ook wederkeerig hem als zijnen Geestelijken Vader en zielzorger eerbied! gen zou. De Koning was tot het een en andei lang na zoo gereed niet, als de Aartsbisfchop ver langde. Als de Koning in het jaar 1094 tot der oorlog met zijnen Broeder robert, Hertog var Normandië , geld' noodig had , bood anselmu; hem 500 ponden, welke de Koning weigerde aai te nemen, omdat hij ten minften 1000 ponden ver wacht had, en anselmus dankte God, dat dezi hem voor de opfpraak beveiligd had, als of hi zijn Aartsbisdom voor dit geld gekocht had. On dertusfchen handhaafde hij zijn geestelijk gezag, ei weigerde in de vastentijd de heilige asfche en di abfoluiie aan alle Hovelingen, die hun haar, evei els de jonge dochters, lang lieten groeijen, en dei vrou V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  76 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. naC. G Jaar 107 3 tot 1517 vrouwelijken opfchik in kleeding enz. navolgden. Ook drong hij bij den Koning aan, om de gebreken in het Kerkelijke te verhelpen, en ten dien einde algemeene Kelkvergaderingen te laten houden. De Koning antwoordde eenvoudig, dat de Kerkvergaderingen gehouden zouden worden, als het hem beliefde, en ten aanzien van de ledigflaande Abdijen, dat de Abdijen hem toebehoorden, en dat hij met dezelven kon handelen, zoo als hij wilde, waar tegen de Aartsbisfchop vergeefs inbragt, dat de Abdijen aan God toebehoorden, en dat de Koning Hechts derzelver befchermheer, Qadvocatus,) was; evenwel zocht de Aartsbisfchop in 'sKonings gunst herfteld te worden; maar als zijne vrienden hem ten dien einde raadden, de aangebodene fom te verdubbelen, verklaarde hij zelfs de 500 ponden nu niet te willen geven, weike hij reeds aangeboden had, omdat de Koning hem telkens op nieuw geld zou willen afpersfen; waar tegen de Koning hem liet aanzeggen, dat hij hem niet langer als Aartsbisfchop van Canterbury erkennen zou. Ook wilde de Koning hem niet vergunnen naar Rome te reizen, om het Pallium van den Paus te ontvangen, hetwelk hem toen in het jaar 1095 door eenen Paufelijken Legaat werd overgebragt, die hem ook ten minfte fchijnbaar met den Koning verzoende, wien hij in het volgende jaar met 200 marken zilver uit den Kerkelijken fchat van Canterbury tegen zijnen Broeder robert onderfteunde, maar als de Koning hem vervolgens voor zijn Hofgerigt liet dagen, onder voorwendfel, dat hy hem Hechte foldaten tot eenen veld-  GESCHIEDENIS. 7? veldtogt geleverd had, vond anselmus in het jaar 1097 geraden naar Rome te reizen, hebbende den Monnik eadmer , zijnen Levensbefchrijver in zijn gezelfchap. Hij onthield zich in Italië eenigen tijd in een Klooster in het Napelfche, en woonde in het jaar 1098 eene Kerkvergadering te Bart bi), op welke hij in den twist met de Grieken uitmuntte. Koning willem , in het jaar 1100 overleden zijnde, fpoedde anselmus, daar toe door den nieuwen Koning hendrik I genodigd zijnde, zich weder naar Engeland, maar als hij de leenhulde , ( hominium,) aan den Vorst zou afleggen, en van zijne hand het Aartsbisdom door het overreiken var den Herdersftaf en Ring ontvangen , weigerde ht zulks, omdat dergelijke beleeningen der Geestelijk' heid door Leeken te Rome verboden waren , ei dreigde tevens naar Rome weder te keeren. hen drik vreezende, dat de Aartsbisfchop met den Pau mogt zamenfpannen, ten voordeele van zijnen Broe der robert , die op den troon aanfpraak maakte ftond hem toe, Afgevaardigden naar Rome te zen den, tot een vergelijk, waar aan verfcheidene jare gearbeid werd. Ondertusfchen betoonde anselmu zich getrouw aan zijnen Koning, toen robert i het jaar 1101 werkelijk eenen inval in Engelan deed; ook hield hij eene Kerkvergadering in h< jaar 1105, doch als Paus paschalis II voortgin de Investituur der Geestelijken door Leeken te vei werpen, reisde anselmus in het jaar 1107 wedi naar Rome, verzeld van eenen Gezant des Konings maar de Paus bleef ftandvastig bij zijn verbod, ai SEl V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaano73tot 1517- t I 1 s 1 i. t r » t-  73 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Zijne fchriften. selmtjs bleef nu te Lions, tot eindelijk de P.ius zoo veel toegaf, dat de Bisfchoppen den eed van trouw aan den Koning doen zouden, waar op anselmus naar Engeland terug keerde, alwaar hij in het jaar 1109 overleed. Te midden van een zoo werkzaam leven, vond anselmus echter tijd om een aanmerkelijk aantal fchriften in het licht te geven , en zich als den voornaamften Bovennatuurkundigen van zijnen tijd bekend te maken. Van eenige Monniken in het Klooster Bec verzocht zijnde om het gene hij over het beftaan van God hun mondelijk had voorgedragen, in gefchrift te brengen, Helde hij zijn Monologium of Alleenfpraak op, welk Boek eene Wijsgeerige proeve in zich bevat over het beftaan en de sigenfchappen van God, en over de Goddelijke Drieëenheid. Dit ftuk is vol Wijsgeerige fcherpzinriigheid gefchreven; maar na het voltooijen van hetzelve overwegende, dat daar in eene aaneenfchakeüng van bewijzen ftond, zag anselmus naar eenen enkelen grond van bewijs voor Gods beftaan om , welke al de overigen niet zou behoeven; en nu meenende denzelven gevonden te hebben, droeg hij iien in een ander gefchrift voor, hetwelk hij Proshgion of Alloquiun noemde. Dit bewijs werd dus toor hem ingerigt: Zelfs de dwaas, die in zijn rart zegt: daar is geen God! moet toch erkennen, lat 'er in het verftand iet is, boven hetwelk men ïiets grooters denken kan: want zoo dra hij van iet grootfte aller wezens hoort, verftaat hij het. rletzelve kan derhalve ook niet blootelijk in het verftand  GESCHIEDENIS. 79 ftand zijn; maar men kan het ook als in der daad en werkelijk beftaande denken. Was het enkel in het verftand; dan moest 'er onder de wezens, welke werkelijk beftaan, een nog grooter wezen; doch hetwelk ongerijmd is. Dit is zoo waar, voegt anselmus 'er bij, dat men het niet beftaan van God zelfs niet denken kan, dewijl anders het grootst denkbare zulks niet zijn zoude, dewijl het beftaan daar aan ontbreken zoude. Op dezelfde wijze leidt hij uit de grootfte volmaaktheid van God alle deszelfs eigenfchappen af; en toont, dat God alleen zelfftandig is. Zelfs leert hij, dat God nog grooter is, dan al het denkbare. Dit is het bewijs voor Gods beftaan, ontleend «uit het denkbeeld van God in het verftand van alle menfchen, hetwelk cartesius in de XVIIde eeuw op nieuw voor den dag gebragt, en gezocht heeft te ftaven, waarom ook fommigen gemeend hebben, dat hij het uit de fchriften van anselmus ontleend had. Ondertusfchen werd dit bewijs beflreden dooi eenen Monnik in het Klooster Marmontier, gaunilo genoemd, in eene korte verhandeling; Libet pro infipiente adverfus f. Anfelmi in Proslogio ratiocinationem (*) , beweerende , dat het befluii valsch was, dat het denkbeeld van het hooglte Wezen in het verftand ook noodwendig het beitaar van dat wezen buiten het verftand met zich bragt, terwijl het in het verftand enkel op dezelfde wijze zijn kon, als zoo vele andere ingebeelde of twijfel- ach- (*) In ANSELMI Opp. p. 35, 36. V BOEK II Hoofdft. na C. G. ]aano73tot 1517.  8o KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 ROSCELIJi achtige dingen; waar tegen anselmus eene verdediging van zijn bewijs opftelde, Liber Apohgeticus contra Gaunilonem, respondentem pro infipiente (*). anselmus ftelde verders tot eenen grondregel, dat hij eerst gelooven en daar na verft aan wilde, te weten, voor alle dingen geloofde hij, wat de Kerk eischte te gelooven, zonder daartegen de geringfie twijfeling bij zich te laten opkomen. Deze grondregel kon waarlijk weinig dienen tot uitbreiding van echte en gegronde "Wijsgeerte of Godgeleerdheid, ook vindt men meermalen in anselmus fchriften, dat hij meer fpitsvinnigheden heeft bijgebragt dan behoorlijke onderzoekingen of bewijsredenen (f). Naast berengarius, lanfrank en anselmus , moet op het einde der Xlde eeuw als een Wijsgeerig brein ook geplaatst worden roscelin of ruselin of rucelin , een Kanunnik te Compiegne , waar hij als Scholasticus, dat is als Opziener der Bisfchoppelijke School , eigener beweging openlijke voorlezingen hield. Hij was één der eerfte Nominalisten van dezen tijd, en haalde zich als aanvoerder en hoofd van dezelven ook voornamelijk de befchuldigingen van Ketterij op 'den hals. De vraag namelijk was, of de algemeenheden in de Di- alec- (*) au. pag. 37-40. (t) De werken van anselmus zijn door den Benedictyner gaer. gërberon te Parys uitgegeven in Folio 1675, en daar, met eene vermeerdering van XIV Brieven, herdrukt 1721.  GESCHIEDENIS. SJ afcctica, (genus, fpecies, diferentia, proprium , accidens,) enkel verftandsdenkbeelden waren of buiten het verftand wezenlijk beftonden. plato had derxelver wezenlijk beftaan in het verftand Van God beweerd; aristotêles liet hare wezenlijkheid alteen in de bijzondere dingen zelve toe; de Stoïcynen eindelijk hielden ze voor niets dan afgetrokkenheden * en waren dus in een' ftrenger zin de eerfte Nominales of Nominalisten; terwijl men daartegen aan de anderen, inzonderheid aan de Platonisten, den naam van Reales gaf. In die middel • eeuwen, in welke deze namen opkwamen, was men ook gewoon het eerfte der gemelde gevoelens, Univerfalia ante rem4 het tweede Univerfalia in re; en het derde, Univerfalia post rem te noemen. De jongere Platonisten hadden, naar hunne gewoonte, alle deze gevoelens met .eikanderen zoeken te vereenigen; maar daar door alleen een nieuw fpinneweb geweven. De achting voor de Wijsgeerte van plato had het eerfte gevoelen, ook door augustinus begunftigd, bij de Christenen geliefd gemaakt; toen derhalve roscelin de wijze van voorftelling der Stoïcynen, zoö veel men oordeelen kan, want wij hebben geené fchriften van hem, verdedigde, tastte men hem niet alleen daar over aan, maar leide hem Ook de fchroomelijkfte gevolgen te last. Men meende te ontdekken, dat de Nominalisten alle mënfchelijke kennis alleen tot namen bepaald wilden hebben ^ en dat zij het werkelijk beftaan der dingen loochenden; Iri het eerst echter vond dit gevoelen bijval, maar koii zich niet lang handhaven tegen de aanvallen vari XVi Deel. F &üi V boek II Hoofdfti na C Gi ]aari073i tot 1517*  82 KERKELIJKE V boek II Hoofdft. na C. G Jaar 107 3 tot 1517 hildeeert vs! Mans. anselmus van Canterbury, odo van Clugny, naderhand Bisfchop van Kamerik, alberich van Rheims, bernhard van Chartres, en andere ver■ maarde Dialectici of Redeneerkundigen. Zelfs ver' zekert joannes van Salisbury (*), dat dit gevoelen met roscelin weder verdwenen is. Zoo veel is ten minden zeker, dat de Reales, hoewel in eene eenigzins meer in den Ariftotellfchen vorm veranderde gedaante, ten dezen tijde de overhand hebben behouden. Een ander tijdgenoot van anselmus was hilde1 bert van Mans, geboren in het jaar 1055 te Lavardin, in het Kerspel van Mans; hij fchïjnr te Tours het onderwijs genoten te hebben van berexger of berengarius, wien hij ook met een graffchrift in eene Latijnfche Elegie vereerd heeft. In het jaar IC92 werd hij Archidiaconus, en vijf jaren daar na Bisfchop te Mans. Kort na deze verkiezing fchreef de beroemde ivo of ives, Bisfchop van Chartres, hem eenen Brief (f) , in welken deze hem voorhield, hoe hij van fommige aanzienelijke leden zijner Kerk befchuldigd werd, verfcheidene onechte kinderen verwekt te hebben, met bijgevoegde vermaning, om deze verkiezing niet op te volgen, ingevalle hij zich fchuldig bevond, dildebert nam de verkiezing aan, of zich onfchuldig vindende, of de befchuldiging niet bewezen of aangedrongen wordende. De oorlog tusfchen de Ko- nin- (*) jo. sarisrer. Metalog. L. II. C. 17. p. 814. (f) Epist. 277. Opp. pag. 112.  GESCHIEDENIS. 83 ïilngen van Engeland en de Graven van Mans veroorzaakten hem vele onaangenaamheden; hij werd zelfs in het jaar 1099 naar Engeland overgevoerd, alwaar Koning willem van hem eischte, dat hij zijne onfchuld door de vuurproef zou bewijzen , hetwelk hij echter op raad van den bovengemelden ivo weigerde, zich op de Kerkelijke wetten beroepende, en aanbiedende, om volgens dezelve zijne onfchuld aan te toonen. In het jaar 1125 tot het Aartsbisdom van Tours verheven , werd hij van deze lastige omftandigheden bevrijd, hoewel daartegen in nieuwe moeite met den Koning van Frankryk, lodewyk den Dikken , ingewikkeld. Hij overleed waarfchijnlijk in het jaar n 34. Zijn gefchriften Wijsgeerige , Godgeleerde, Gefchiedkundige, Kerkredenen en Brieven, zijn te gelijk met die van marbod , Bisfchop van Ren» nes, zijnen tijdgenoot, te Parys in 1718 in Folio uitgegeven, door den Benedictijner antonius beaugendre , en vertoonen hem als eenen man, die wat meer dan de gemeene geleerdheid van zijne eeuw bezat. Onder zijne fchriften is eene Zedelijke Wijsgeerte, ( moralis philofophia de honesto et tttili,) zijnde eene verzameling van zeer vele plaatfen uit de Ouden, over het eerlijke en nuttige, uit cicero, seneca, horatius, juvenalis en anderen. Den inhoud van dit gefchrift heeft hij in Latijnfche Eligien gebragt in zijn Libellus de quatuor virtutibut vitce honestee. In de eerfte twintig jaren der Xllde eeuw maakte zich honorius van Augustodunum, waarfchijnlijk F a Au* V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. HONORWI van Au-  V boek I Hoofdft. na C. G Jnario73 "toe 1517 gustodunum. 84 KERKELIJKE Autun in Bourgondïè , fchoon anderen daar door Augsburg, of ook wei Augt of Augst, eene Bisfchoppelijke ftad bij Bazel, hebben willen verltaan, ook eenigen naam door zijne Wijsgeerige fchriften, uit welke men den toeftand der Geleerdheid in het gemeen, en der Wijsbegeerte in het bijzonder, in de gewone Bi.sfchoppelijke Scholen van zijnen tijd kan leeren kennen, inzonderheid uit zijn klein gefchrift: de anima exfilio et patria, alias de artibus (*). De onwetendheid is het land der ballingfchap voor de ziel , uit welke zij door tien kunsten, als door zoo vele fteden en vlekken, reizen moet, om tot haar vaderland weder te keeren. De eerfte dezer fteden is de Grammatica; alwaar de letters leiden naar de woningen der Hellingen; de lange en korte lettergrepen zh'n als het ware de deuren der huizen ; en de geheele ftad wordt in acht wijken verdeeld, in welke het Nomen en V'.rlum als twee Confuls regeren; het Pronomen het ambt van Proconful bedient enz. De overige ftedes welke hij op gelijke wijze befchrijft, zijn de Rhetorica en Dialectica , welke vijf poorten heeft, de Univerfalia, haar kasteel is de Sub/lantia, en de daar om ftaande torens de negen Accidentia; voons de Arithmetica , de Muftca , Geometria, Astronomia, Phyfica en Oeconomica, door welke zij eindelijk aanlandt aan de Heilige Schrift, als haar ware vaderland , waar menigvuldige wijsheid heerscht. In (* ) In bern. pezii Thes. Anccdd. Novisf. Tom. Upag. 228-5234.  GESCHIEDENIS. 85 fn twee andere fchriften: fcala coe/i major of fcala cotli minor, komt eigenlijke Filofofie voor. Door deze hemel-ladder verftaat honorius de liefde, wier trappen zijn wetenfchap en wijsheid. Dewijl zij zich tot den derden hemel verheft, zoo klimt men langs drie rijen van trappen op, waar uit even zoo vele foorten van zien ontdaan, het ligchamelijke, geestelijke en verdandelijke, waar van de derde zich met het wezen van God, ook met de natuur der Engelen en zielen bezig houdt. (Intelhc* tualis vifio.) enz. Wanneer men federt de Xlide eeuw begon eigene Scholen aan te leggen, afgezonderd van de Bisfchoppelijke en Kloosterfcholen, kreeg de Wijsbegeerte eene vriiere ruimte. Zulk een School, gelijl wij gezien hebben, werd te Parys aangelegd doOJ willem van Champeaux. Deze had tot zijnet leerling petrus abelard of abeillard , die fpoe dig zijnen meester in vermaardheid te boven ging, met wien hij hevige verfchillen over de Wijsbegeerte gehad heeft, petrus abelard of abeillard , wiens naam, niet alleen wegens zijne geleerdheid, maar inzonderheid uit hoofde van zijnen minnehan del met heloisa, zelfs in Romans en Dichtllufc ken, vermaard is geworden, was in het jaar 1075 te Palets, (of Palais,) in het Graaffchap Nantet in Bretagne geboren, en de Zoon van eenen Poelman. Door eene bijzondere neiging tot de DialectU ca gedreven, kwam hij te Parys in het School van willem van Champeaux, den beroemdften Leeraai ja de kunst van disputeren, doch met zijnen meestei F 3 in V bobs II Hoofdft. na C. G. jaario73. tot 1517. PETRUS ABELARD of ABAILLARD. I  V BOEK II Hoofdft. naC. G. Jaano73. tot 151 7. 66 KERKELIJKE in verfchil geraakt zijnde, rigtte hij een eigen School op te Melun, in de nabuurfchap van Parys, omtrent dertig jaren oud zijnde, verzoende hij zich met zijnen Leermeester, en werd zelfs andermaal zijn leerling, maar verfchil van gevoelens verdeelde hen op nieuw, willem leerde, het geen de Scholastieken Univerfale a parte rei genoemd hebben ; dat is, dat dezelfde zaak wezenlijk en geheel in alle daar toe behoorende ondeelige dingen , ( individua,) is, welke dus niet in wezen, maar alleen in de menigte van hare toevallige eigenfchappen, (accident ia,) van eikanderen onderfcheiden zijn. abelard daartegen' beweerde, dat de algemeene dingen der Dialectica zelfftandige denkbeelden in God zijn; met één woord, de eerfte volgde aristoteles, de ander plato's meening. Het berigt van otto van .Fryfingen (*), dat abelard een leerling van roscelin geweest zij, en dus tot de Numinales behoord hebbe, wordt niet van allen aangenomen. Hoe het zij, willem werd door abelard genoodzaakt, zijn gevoelen te laten varen , en abelard kreeg zelfs den leerftoel van willems opvolger, die ook zijn leerling werd, maar willem wist een' ander opvolger te laten aanftellen, waar op abelard weder te Melun begon te leeren, terwijl willem zich met zijne Kanunniken op het land begaf. Nu begaf zich abelard met ziine leerlingen weder naar Parys, alwaar de leerlingen van willems nieuwen opvolger in grooten getale tot hem overgingen, willem kwam (*) De Gestis Frider. I, Cap. 47.  GESCHIEDENIS. 87 kwam zijn' opvolger wel te hulp, maar kon niet beletten, dat deze, van zijne leerlingen verlaten, zich in een Klooster begaf. Nu bleven de beide hoofden met malkander twisten, met dien uitflag, fchrijft abelard zelve, dat hij ten minften niet overwonnen werd. De ftrijd nam een einde, toen willem in het jaar 1113 Bisfchop te Chalons aan de Marv.e geworden was. Thans reisde abelard naar Laon, om zich onder anselmus, die daar Scholasticus was, in de Godgeleerdheid te oefenen, maar vond bij dezen, zoo als hij zich uitdrukt, meer rook dan licht, meer bladeren dan vruchten; waarom hij zich toeleide, om door. behulp van goede verklaringen zich tot een' goeden Uitlegkundigen te vormen; en tot eene proeve zijner vorderingen,verklaarde hij, in openlijke voorlezingen, het eerfte Hoofdftuk van ezechiel, toen anselmus hem het leeren der Godgeleerdheid verbood, omdat hij zich dit regt enkel nad aangematigd, abelard begaf zich naar Parys, en verkreeg daar het eerfte Leeraarambt in de Wijsgeerte en Godgeleerdheid, en tevens eene Kanunniksplaats, waar na hij zijne gemelde voorlezingen met grooten toeloop van leerlingen vervolgde. Ondertusfchen gebeurde het, dat fulbert, een Kanunnik te Parys, een Nichtje van XVHI jaren, heloisa genoemd , in zijn huis had, fchoon en geestrijk , waarom hij haar geleerde kundigheden zocht te bezorgen; hier toe bood abelard zich aan, om haar voor niet te onderwijzen, indien de Kanunnik hem in zijn huis wilde aannemen. WelF 4 dra V BOEK II doofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517-  .. I V boek II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517 8f? KERKELIJKE dra ontftond 'er eene liefde tusfchen dit paar, welke eene zwangerheid van heloisa ten gevolge had. Deze minnehandel had een' grooten invloed op abe» lards karakter, zijn onderwijs werd onachtzaam en laf, en zijn geest bragt weinig nieuws voort, dan minnedichten, fulbert was de laatfte, die van deze verkeering van zijne Nicht met abelard iet vernam, en toen het te laat was, abelard ten huize uitftiet, maar deze ontvoerde hem zijne heloisa , in het gewaad van eene J^ïon, naar zijn vaderland, alwaar zij van eenen Zoon beviel, dien hij astrolabium noemde. Ook verklaarde hij zich gereed om zijne beminde te trouwen , mits dat het huwelijk geheim gehouden werd, opdat hij zijn ambt niet verloor, waar in ook fulbert bewilligde , maar waar tegen heloisa , met een zeldzaam voorbeeld, uit liefde jegens hem, zich verzette, vreezende, dat hij door een huwelijk zijn ambt als Leeraar, en zi'n' roem en geluk verliezen mogt, hoewel haar in den grond ook eene geheime liefde meer behaagde. Evenwel werd het huwelijk voltrokken , maar als haar Oom dit tegen zijne belofte bekend maakte, loochende zij het zelfs met eede. Toen zij even daarom van haren Oom mishandeld werd, bragt abelard haar in een Nonnenklooster te A~rgenteu.il, alwaar hij zijne verkeering met haar voortzette. De Oom fulbert en hare overige bloedverwanten hielden echter abelard verdacht, dat hij voornemens was, haar te noodzaken, het Geestelijke kleed aan te nemen, en zijn huwelijk met haar te vernietigen, waarom zij, ter voldoening van  GESCHIEDENIS. van hunne wraakzucht, hem door zekere daar toe omgekochte lieden lieten overvallen, en ontmannen. De Overheid liet twee van de daders vatten, en die niet alleen dezelfde ftraffe aandoen, maar hun ook de oogen uitfteken. Algemeen was het medelijden met abelard. Eén zijner vrienden, fulco, of foulques, Prior te Deuil, digt bij Parys , fchreef hem een' merkwaardigen troostbrief, maai fchaamte en verwarring, na bij wanhoop komende. noodzaakten hem, zijne toevlugt te nemen in hel Klooster St. Denys, alwaar hij in het jaar 1119 de gelofte als Monnik afleide, na vooraf zijne vrouw overreed te hebben, om het Nonnenkleed te Argenteuil aan te nemen. Hij vond echter in St. Deny: de gewenschte rust niet. Daar hij zich onder d< losbandige Monniken tot zedenmeester wilde opwer pen, maakte hij zich gehaat, en toen hij op eei Prioraat digt bij het gebied van den Graaf vai Champagne zijne vorige lesfen met grooten toeloo] hervatte, werd de nijd gaande. Men befchuldigd hem van onregtzinnigheden,, en hij werd in het jaa nai veroordeeld. Dit deed hem naar St. Deny terug keeren. Maar in beda gelezen hebbende, da de Heilige dionysius de Areopagiet, Bisfchop ti Korinthe, en niet te Athene geweest was, befloo hij daar uit, dat dezelve niet, zoo als men geloof de, de ftichter van het Christendom in Gal/ië koi geweest zijn. Deze waarheid konden de Monnikei niet dulden, maar klaagden hem deswegens aan bi den Abt, waar op hij de vlugt nam in een Kloos F 5 ter V BOEK II Hoofdft. na C. G. }aprio73. tot 1517. t t I f É > I I I i  V BOEK II Hoofdfi. na C. G. Jaano7;, tot 1517, 90 KERKELIJKE ter, onder het gebied van den Graaf van Champagne; doch de Abt kort daar na overleden, en door den vermaarden suger opgevolgd zijnde, vergunde deze hem, te gaan waar hij wilde, als hij maar in geen Klooster van zijne Orde beftendig verblijf nam. abelard verkoos daar op eene woeste plaats aan rivier Ardusfon, digt bij de ftad Nogent, aan de Seine, tot zijne woonplaats, alwaar velen van zijne leerlingen bij hem kwamen, en eene Ketk en voor zich hutten ftichtten. Maar als hij, ter gedachtenis van den troost, dien hij in deze eenzaamheid genoten had, deze plaats aan den paracletus, (denTrooster, of onder dezen Bijbelfchen naam aan den H. Geest wijdde,) werd dit als eene nieuwigheid afgekeurd; ook mishaagde het, dat hij daar een beeld had gefield van de Drieëenheid, met drie volmaakt gelijke, rugwaards tegen elkander leunende aange» zigten; als hij deswegens de vervolgingen vreesde van twee heilige mannen van die eeuw, bernhard en norbert, werd hij onverziens tot Abt verkozen van het Klooster van den Heiligen gildas te Ruits in Neder - Bretagne, waar hij zich heen begaf in het jaar 1126, maar weder tot zijn ongeluk; want te ftreng zijnde voor de Monniken, flonden dezen hem naar het leven. Ondertusfchen vernemende, dat de Nonnen van Argenteuil, met derzelver Prioresfe, zijne heloisa, door de Monniken van St. Denys verdreven waren, ftond hij zijn verblijf paracletus , hetwelk intusfchen tot eene Abdij verheven was , aan deze zijne vrouw en haar ge-  GESCHIEDENIS. 9- gezelfchap af, alwaar hij haar verfcheidenc bezoeken gaf, maar toen dit verkeerd werd uitgelegd, befloot hij, nooit weder bij haar te komen. Ook verliet hij in het jaar 1136 zijne Abdij van Rmts geheel. Van dit jaar af leerde hij weder met den jrcwonen toeloop op den Bcr; der Heü. gen-wei a te Parys; maar verliet deze ftad in het volgende jaar, zonder dat men weet, waar heen hij zich begaf. Weldra bragten echter nieuwe befchutdigingcu tegen zijne regtzinnigheid hem weder te voorlchijn, tegen welke hij zich door een beroep op den Paus in liet jaar 1140 vergeefs zocht te redden. Doch midden in het onweder, dat hem dreigde, kreeg hij eene fchuilplaats in de Abdij van Clugny, bij deszelfs Abt petrus den Eerwaardigen; maar om zijne gezondheid van daar gezonden naar 'het Prioraat St, Marcel, te Chalons aan de Saone, overleed hij te dezer plaatfe, in het jaar 1142. heloisa verzocht, gelijk dit ook zijn wil geweest was, om zijn lijk, hetwelk zij van petrus van Clugny verkreeg, om het in haren Paracletus te begraven; ook verwierf zij eene abfolutie of vrijfpraak voor den overledenen, welke behelsde; dat petrus hem onder bet gezag van den almagtigen God en alle zijne Heiligen , uit kracht van zijn ambt , van alle zonden abfolveerde, welke vrijfpraak dus, naar de gewoonte dier tijden, op abelards graf gefield werd. petrus van Clugny was zeer met abelard ingenomen , wien hij ook met een graffchrift ver» eerd V BOEK II loofdft. is C. G. jaario73. tot 1517"  ft KERKELIJKE V ( BOEK . II Hoofdft. na C. G. Jaario;3. tot 1517, erd heeft , waar in hij onder anderen zich dus litdrukte: Gaüorum Sücrates, Plato Maximus Hespeiiarum, No^ter Anftot> les , Logicis, qukunque fiienint, Aut par aut melior, ftutliorum cognitus oibi Princcps, ingenio varius, fulnilis et acer, Omnia vi fiiperans rationis et arte loquen.li, Abaslardus erat. — Voor het overige was het oordeel zijner eeuw ver hem zeer verdeeld, zoodat hij in eene Cbroiek van Clugny, een zwarte Kunftenaar en een ertrouvvde des Duivels heet, en dat bernharü an Clariveaux hem al de dwalingen der beruchtfte [etters te last legt, terwijl petrus van Clugny iem een eerlijk en godvruchtig man noemt, die leeds Goddelijke, Wijsgeerige en Geleerde voorwerpen betrachtte en leerde. Ook heeft petrus erenger , een van abelards laatfte Leeraren, ene verdediging voor hem gefchreven, welke ook i zijne werken gedrukt is. Hij was in der daad een man van groote gaven oor de Wijsgeerte, en vatbaar voor alle geleerd, icid in het gemeen, maar zijne zucht, om de voorlaamlle Dialecticus en disputeerder van zijn' tijd s zijn, ftremde hem in het beoefenen der Wijseerte op die wijze, dat hij een hervormer derzeier, of der wetenfchappen in het gemeen, zijn kon, n toch wekte hij velen van zijne tijdgenooten op ot eene vrijere Wijsbegeerte, daar hij dezelve problematisch durfde behandelen; ook had hij velen der mde Romeinen gelezen, ook aristoteles , en vee}  Geschiedenis. veel van plato , maar beiden in vertalingen. Hij bad eenige kermis van het Grieksch, maar van het Hebreeuwsch Hechts zoo veel, als hij uit plaatfen van Kerkvaderen opdoen kon. Het Latijn fchrijft hij vrij gemakkelijk, zuiver en bevallig , inzonderheid kan men dit van zijne Latijnfche gedichten zeggen. Zijne werken zijn in het jaar \6\6 te Parys in 4to verfchenen, alhoewel fommige Exemplaren 1606 en andere 1626 op den titel hebben; ook wordt op een aantal afdrukken fr. van amboise, op andere andreas duchesne , als uitgever genoemd, omdat zi namelijk eerst te zamen de uitgave ondernamen , welks eindelijk aan duchesne fchijnt overgelaten te zijn Deze uitgave is de eenigfte en zeer zeldzaam, ooi ontbreken 'er nog verfcheidene gefchriften van abe lard in, die alleen nog in Handfchriften voorhan den zijn. heloisa overleed, gelijk men gewonelijk gelooft hi het jaar 1163, als eerfte Ahdisfe van den para kletus, zij was even zoo buitengewoon onder han kunne, als abelard onder de zijne. Zij had eene! hoogen geest, eene vurige verbeeldingskracht, nie weinig vernuft, en velerhande geleerdheid; of tel minlten belezenheid in Romeinfche en Kerkelijk Schrijvers; zij drukte zich in het Latijn met beval ligheid en fterkte uit, en was zelfs in het Griekscl en Hebreeuwsch niet onervaren. Hare driftige liefde voor abelard is ten laattten in vrome ftille gezind heden ove»ge^aan. Het voorbeeld van abelard leerde de Wijsgeere vooi V BOEK II Hoofdft. na C. Gé ]sari073* tot 1517. 1 t I 1 1 Scholas*  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. tieke Filofofie. 94 KERKELIJKE voorzigtigheid , zoodat niet ligt een fcherpzinnig brein het durfde ondernemen, om van de vastgeftelde begrippen in de Godgeleerdheid af te gaan. gilbert de la porree, Bisfchop van Poitiers, nog een tijdgenoot van abelard , deed dit kort na abelards dood, maar werd terftond verketterd en kwam ter naauwernood met eene herroeping vrij. Maar petrus lombardus, Bisfchop van Parys, verftond het ten zelfden tijde beter, hoe men ten dicnfte der Godgeleerdheid mogt filofoferen, en zijn leerboek in de Godgeleerdheid in zijnen filofofifchen leerftand opgefteld , verwierf zoo veel gezag, dat het omtrent honderd jaren lang het algemeen aangenomen leerboek en een voorfchrift van eenen regtzinnigen Wijsgeer bleef. Zelden ondernnm men voorts ' wijsgeerige onderzoekingen , zonder betrekking tot de Godgeleerdheid, maar de Wijsgeeren waren tevens Godgeleerden, die zich verpligt rekenden , hunne Wijsgeerte aan de Godgeleerdheid dienstbaar te maken, hoewel 'er onder hen ook fchrandere geesten waren; doch met dit al was het licht, hetwelk zij meenden te ontfteken, niet meer dan een fchemerlicht. Men noemt deze IVijsgeerte, welke thans de heerfchencle werd , doorgaans de Scholastieke, doch is nog niet eens omtrent de reden dezer benaming, of den tijd van derzei ver oorfprong. Al in vroeger eeuwen beteekende Scholasticus eenen Leeraar in een Klooster — of in een Bisfchoppelijke School, en ook eenen Geleerden in het gemeen ; misfehien echter is het bijzonder gebruik van dezen naam af te leiden van die Leeraars,  GESCHIEDENIS. 95 aars, die federt de Xide eeuw eigene Scholen begonnen op te rigten; van daar kan ook de oorfprong der Scholastieke Wijsbegeerte begonnen worden , terwijl anderen ze reeds van augustinus afleiden, en weder anderen ze eerst laten aanvangen met de XUIde eeuw, toen de Wijsgeerte van auistoteles die der Nieuwe Platonisten verdrong. Doch, hoe zeer de Scholastieken der Xllde eeuw na abelard doorgaans meer Godgeleerden waren, of zijn wilden, dan Wijsgeeren, evenwel vindt men 'er, die, gelijk hun voorganger anselmus , Wijsgeerige naarfporingen ondernamen, of die nu en dan nieuwe verklaringen van Godgeleerde Hellingen in Wiisgeerige fchriften waagden. Tot deze laatfte klasfe behoort willem van Con ches, een vermaard Leeraar in de Spraakkunde en Wijsbegeerte te Parys, in de eerfte helft der Xllde eeuw. Zijn vermaarde leerling joan van Salesbu* ry (*), verhaalt van hem, dat hij zich inzonderheid verzet heeft tegen de genen, die door de redeneerkunde geene zekerheid zochten , maar alleen hunne disputeerzucht poogden te voldoen. In één zijner werken: Philofophia Minor, jive quatuor libri de elementis Philofophia, draagt hij een kort begrip der Wijsbegeerte voor, welke hij de kennis der ligchameliike en onligchamelijke dingen noemt. In hetzelve merkt hij onder anderen aan, dat fommigen den loop der Planeten r.fleidden van de aantrekkende kracht der zon; welke dus misfcl ien voor- (*) Mstaltg. L. III. C. 10. V BOEK II Hoofdft; na C. G. jaario73. tot 1517. WILLEST van Con* ches. »  0 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G jaar 1073, tot 1517, HUGÓ van St. Victor. voorloopers waren van de leere van newton, aan-* gaande de aantrekkingskracht; bovendien erkent hij uitdrukkelijk Antipoden of Tegenvoeters. Dus heeft hij meer merkwaardigheden; maar een ijverig regtzinnige vond in zijne fchriften aanflootelijke plaatfen, welke hij aan den Heiligen bernhard aanwees, hetwelk fpoedig ten gevolge had, dat willem deze hem tegengeworpene dwalingen in een ander gefchrift herriep. Voorzigtiger, doch niet onwaardig, om onder de Wijsgeeren gerekend te worden, was een ander tijdgenoot Van abelard, hugo van st. victor j over wiens eigenlijk vaderland getwist is, daar hij wegens het opfchrift op zijn graf voor een Sak/er gehouden wordt. Hugo fub hoe faxo j'acet hic vir origine Saxo. Hoewel anderen beweerd hebben, dat hij te Iperen in Vlaanderen geboren was, maar dat hij zijne vaderltad als kind reeds verlaten, en in Sak/en zijne vroege jeugd doorgebragt hebbe. Hij leerde te Pa* rys met grooten toeloop, inzonderheid de Godgeleerdheid, en werd de Tweede augustinus genoemd. Mij overleed in het jaar 1141. Zijne fchriften zijn grootendeels te Rouen in het jaar 1648 in 1H Deelen in Folio gedrukt. — Ook leefde 'er om dezen tijd een andere hugo, die in het jaar 1164 als Aartsbisfchop van Rouen geftorven is, en over de alomtegenwoordigheid van God enz, gefchreven heeft. — Ook richard van St. Victor, die in het jaar 1170 een zeer voornaam Mijftiek Schrijver „• jnaaf  GESCHIEDENIS. oj maar die ook wijsgeerige verhandelingen gefchreven heeft over het beftaan van God, zijne eenheid en eigenfchappen enz. — Nog beflaat robert pullein, pullus, of pullinus, een Engeïschman, die omtrent het jaar 1147 Kardinaal en Kanfeliei der Roomfche Kerk geweest is , eene plaats ondei de Scholastieke Wijsgeeren van dezen tijd. Maar niemand muntte onder deze Wijsgeeren van dezen tijd na abelard zoo zeer uit, als alanus van Rysfel, (Alanus ab infulis,) zoo als hij naai zijne vaderftad in Vlaanderen genoemd wordt. Hij werd om het jaar 1114 geboren, en werd te Clariveaux in het Klooster van den Heiligen bernhardus Monnik, en in het jaar 1140 eerst Abt van La Rivour. Elf jaren daar na kreeg hij het Bisdom Auxerre; hetwelk hij in het jaar 1167 vrijwillig afftond, om weder als Monnik te Clariveaux te Ieven. Zijn Abt nam hem mede in het jaar 1180, op de Kerkvergadering van Lateranen, te Rome; en hij overleed eerst in het jaar 1203. Door zijne tijdgenooten bewonderd, werd hij de groote en de algemeene Leeraar genoemd. De meesten van zijne fchriften zijn door den Ciftercienfer Abt karel de visch te Antwerpen in het jaar 1654 in Folio uitgegeven. Hij was een vrij goed Latijnsch Dichter, gelijk blijkt uit eenige dichtftukken: Anti -Claudianus; carmina ex planctu naturce; Parabolte, feu Doctrinale altum , feu Compilatio proverbiorum; Rhythmi contra amorem Veneris (*). Als Wijsgeer (*) In polycarp, LYser. HA^oett, mti, avip. 1022. XV. Deel. G V boek II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. alanus van Rys» fel.  V boek 11 Hoofdft na C. G. Jaar 107 3 tot 151 /. Tegenftandersder ScholastiekeWijsgeerte. gauTiERPrioivan St. Victor. JOANNES Sarisbciienfis. pS KERKE L IJ K E geer heeft al anus zich inzonderheid bekend gemaakt, in een werk: Libri quinque de arte, Jive Articulh catholica fidei ( * ), in hetwelk hij de Geloofsleere met Wijsgeerige gronden betoogt, en bewijzen geeft, dat hij boven zijne tijdgenoöten in regelmatig denken en klaarheid van uitdrukken uitmuntte. Met reden trouwens klaagde men over het misbruik , hetwelk de meeste Leeraars en Schrijvers der Xllde eeuw van de Dialectica of Redeneerkunde maakten, en over de duiftere muggen en woordenzifierij, aan welke zij zich overgaven; hoewel ook fommigen deze klagten te ver dreven, en zich volftrekt tegen alle Wijsbegeerte verklaarden, gelijk gautii:r , (ook walther, gualterus,) Prior der Kanunniken van St. Victor te Parys, die kort na het jaar 1174 een Boek tegen de voornaamfte Wijsgeerige Schrijvers van dezen tijd in het licht gaf, in hetwelk hij volftrekt alle gebruik der Wijsbegeerte in de Godgeleerdheid afkeurde (f). Doch met meer geleerdheid, en zonder het goed gebruik der Wijsgeerte te betwisten, ontdekte joannes van Salisbury de gebreken der Scholastieke Wijsbegeerte. Hij voerde dezen naam naar zijne geboorteplaats in het Engelsch Landfchap Salisbury, van daar in het Latijn Sarisberienjis, ook wel Se- ve- (*) Uitgegeven door tez, een Benedictyner Tkef. Anecdott. Novisjitn. T. I. P. II. p. 475-504. (f) Üiurekfels uit hetzelve heeft du boula? Hist. Univerfit. Paris. T. II. p, 200. enz.  GESCHIEDENIS. n fgrianusy naar den ouden Romeinfchen naam van deze ftad; ook had hij den bijnaam van de Kleine, (Parvüs, Petit.) Korten tijd genoot hij de lesfen van abelard , en vervolgens die van alberich van Rheims en robert van Melun , den eerden een fpitsvinnig Redeneerkundige, (Opindtisfimus Dialecticus,) en een hevig vijand der Nominalisten, beide groote mannen, zoo zij liever, dan zich in hunne eigene haarkloverijen te ver* liezen, in de voetftappen der ouden getreden waren\ behalve dezen hoorde hij nog andere leermeesters , terwijl hij zelve, om te beftaan, aan kinderen van voorname lieden onderwijs gaf. Dus elf jaren doorgebragt hebbende , keerde bij naar Engeland, alwaar hij onder den Clerus van Kanterbuty werd aangenomen, zijnde onder anderen een lieveling van Thomas beket, welke Aartsbisfchop op last van Koning hendrik II vermoord werd, waar op joannes naar Frankryk vertrok, en in het jaar 117a Risfchop van Chartres werd, in welke waardigheid bij in het jaar 118a overleed. Hij was een groot voorltander van den gemelden Aartsbisfchop , en heeft deszelfs leven befchreven, ook genoot hij de gunst der Paufen, bijzonder van adrianus IV. Met dit alles is deze geleerde en vernuftige man vrijmoedig genoeg, om de gebreken van zijnen tijd door te ftrijken en te ontdekken, inzonderheid in twee van z'ijne voornaamfte werken, het eene Poli* eraticus, Jive de nugis Curialium, et vestigiis Phi* lofophorum, Libri octo, o;ider anderen te Leydeti in de jaren 1505 en 1639 in 8vo gedrukt, hetwelk G 2 eene V boek II üoofdft. ia C. G. [aario73. üt 1517.  100 KERKELIJKE V BOER II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. eene verzameling is van velerhande aanmerkingen y welke zijne uitgeftrekte belezenheid hem aanbood, en welke voornamelijk de zedeleer en ftaatkunde betreffen; zeer prijst hij de Wijsgeerte aan, die tot deugd en betrachting opleidt, en onderzoekt, waarom hij ook de Academici wel berispt, om hunne te groote zucht tot twijfelen, maar tevens erkent, dat 'er vele onderwerpen zijn, omtrent welke een wijs man twijfelen mag; doch weinige Wijsgeeren van zijnen tijd, zegt hij, willen de Academici navolgen; elk kiest willekeurig gevoelens, aan welke hij gehecht blijft, het zij zijne eigene, of die van anderen, of de denkwijze van den grooten hoop. Evenwel verfpillen de geliefdfte Leeraren der Wijsbegeerte van onzen tijd hun leven aan eenige weinige onderwerpen en vragen, die regt voor twisten en twistredenen voegen; neemt men hunne woorden weg, dan zijn zij waarlijk arm. — Het is, zegt hij verders, eene onbefchaamde dwaling, dat men de Wijsbegeerte enkel in woorden fielt, en dus ook de deugd in woorden befluit. Die zoo gezind zijn, willen Hechts wijs fchtjnen, zwerven langs de ftraten om, bezoeken de geleerden vlijtig, werpen nietsbeduidende vragen op, vlechten woorden in malkander, om hunne eigene gedachten en die van anderen te verduifleren, en zijn meer genegen om te ftrijden, dan om de zwarigheden te onderzoeken en te toetfen ; ten einde hunne onwetendheid te verbergen, fpreken zij fchielijk over elke ftoffe; beoordeelen allen; berispen anderen, en roemen zichzelven als uitvinders, enz. Zijn  GESCHIEDENIS. lot Zijn ander voornaamfte werk, dat te gelijk met het eerstgemelde uitgegeven is, (Metalogicus .Libri IV. ) is eene verantwoording voor de Redeneerkunde , Spraakkunde, en vooral voor de Logica of Redekunde. Zeker Leeraar in Frankryk, dien hij joannes cornificius noemt, en dien hij als zeer befpottelijk affchildert, verachtte deze kundigheden, en zijne partij vond onderfteuning, inzonderheid hij Monniken, joannes verdedigt ze, doch erkent, dat hare tegenwoordige Leermeesters niet doorzien, hoe vruchtbaar dezelve zij in veel goeds en nuttigs; zij zelve onderzoeken Hechts hun leven lang, enkel lettergrepen en letters van anderen; zij verzamelen de nietswaardigde gevoelens; twijfelen en vragen over alles; maar verkrijgen nooit eenige wetenfchap, en blijven enkel zwetzers en praters. Hunne leerwijze verfchaft hun wel volheid van woorden, buigzaamheid der tong, en een veel bevattend geheugen; maar naardien zij zich niet weten te matigen, heeft dit alles geene nuttigheid, en men moet met seneka zeggen, dat niets hatelijker is, dan woordenzifterij, als zij niets meer is dan woordenzifterij. Ook cicero en aristoteles zelve berispen het, wanneer men eene onbezonnene praatzucht voor eene oefening der Dialectica houdt. Gelijk de welfprekendheid zonder wijsheid nutteloos is, zoo baat ook de Dialectica elk flechts naar mate van zijne wetenfchap, en hem het minfte, die weinig weet. Op zijn meest, dient zij daar toe, om over alles te redetwisten; hoewel dit zeker niets groots is, zich ftgeds in zichzelven rond te draaijen, en zijne geG 3 hei- V boex II Hoofdft. ia C. G Jaar 1073 cot 1517  V boek If Hoofdft. nn C. G. Jaari073. tot 1517. Ds Wijsgeerte vat: AR1STOTE les maaki opgang bij de Scholas* tieken. io2 KERKELIJKE heiraen door te fnuffelen; enkel aan zulke dingen zijnen tijd te verfpillen, welke noch te huis, noch in den krijg, noch ter plaatfe des gerigts , noch in het Klooster, noch op het Raadhuis, noch in de Kerk, ja nergens dan in het School, eenige nuttigheid hebben. Gelijk de Dialectica andere wetenfchappen voorlleit, zoo ligt 'zij, alleen blijvende, droog en onvruchtbaar neder. Weshalve onze Wijsgeer hare wezenlijke nuttigheid ontvouwt, overeenkomftig zijn hoofdoogmerk, om eene algemeen nuttige leerwijze, de Dialectica, in verband met de Spraakkunde, en beftendige toepasfing op de wetenfchappen , aan te prijzen; en tevens ook voor de tegenovergeftelde misbruiken zijner tijdgenooten te waarfchuwen. Daar zijn van dezen man nog 301 Brieven, door jo. masson uitgegeven te gelijk met de Brieven van gerbert en steven, Bisfchoppen van Tournay, te Parys in 1611 in 4to. Nog 63 zijn in eene andere verzameling geplaatst onder de Brieven van thomas , Aartsbisfchop van Kauterhtiry, door christ. lupus, Brusfel 16E2 in 4to., en zeven derzelven heeft duchesne ais echte Hukken voor de Franfche Gefchiedenis geplaatst, in zijne Scriptt. H st. Franc. T. IV. ƒ. 453. fqq. Wij vinden dus in joannes van Saleshury eenen hoewel niet partijdiger! vereerder van aristoteles. Reeds in de Xllde eeuw werden de fchriften en leerltellingen van dezen Griek fchen Wijsgeer onder de Scholastieken meer bekend en bemind, hoewel enkel uit oude Latijnfche Overzettingen. Reeds omtrent  GESCHIEDENIS. 103 trent het midden der Xlde eeuw had in Duitschland, hermannus Contractus, of de Gebrekkelijke, fchriften van denzelven uit het Grieksch, zoo niet uit Arabifche Vertalingen, in het Latijn overgebragt (*> otto, Bisfchop van Freyfingen, die in de eerfte tijden der Xllde eeuw zich te Parys, onder abelard en anderen in de Dialectica geoefend had, kwam van daar, met deze Wijsgeerte zeer ingenomen, in zijn vaderland terug, en leerde de Beyerfchen naar de leerwijze van aristoteles disputeren en zijne Logifche Boeken verdaan (f). Doch allengs bragt de partij der Nominalisten, en voornamelijk de beoefening en het gebruik der Diaiec* tica of Redeneerkunde veel toe, om de Wijsgeerte van aristoteles opgang te doen krijgen; en zij vond nieuwe onderlleuning , toen tegen het einde der Xllde eeuw zijne fchriften uit Konftantinopolen naar Frankryk overgebragt en in het Latijn vertaald werden. Daar door werden reeds voor hel jaar 1209 te Parys openbare lesfen over zijne Na tuur- en Bovennatuurkundige werken gehouden Maar dewijl toen een Leeraar aldaar, amalrich 0! amauri van Benevento, dwalingen voordroeg. welke de Bisfchoppen uit deze Wijsbegeerte afleid den, en men andere Ketterijen wilde voorkomen, welke daar uit ontfpringen mogten, beval eene Sy node te Parys, in het jaar 1209, dat al de fchrif ten van aristoteles verbrand zouden worden ei (*) TRiTHSMius de SS. Eccles. C. 321. (j) radevicus de Gest. Tred. 1. ïmper. L. II. C. 11 G 4 V BOER II Hoofdft. na C. G. Jaarioj'. tot 1517. Tweede tijdftip der Scholastieken. I  V boek II Hoofdft na C. G Jaar 1073. toe 1517. 104 KERKELIJKE en verbood, op firaffe van den ban, dat niemand dezelve affchrijven , lezen of bezitten zou. Het lijk van amalrich, die ondertusfehen overleden was, lieten deze Bisfchoppen opgraven, en wegwerpen; zij veroordeelden tien van zijne aanhangers ten vure, en vier anderen, om binnen vier muren gemetfeld te worden (*). Doch mosheim (f) houdt dezen zoogenoemden Ketter en zijne aanhangers enkel voor Myflieken of Dweepers, misfehien niet ten onregt; maar vergeefs maken anderen hem tot den voorlooper of Patriarch der Albigenzen. Zijne Wijsgeerige dwalingen waren: Alles is God, en God is alles; alles zal in God terugkeeren, om in God onveranderlijk te rusten, en met hem één wezen uit te maken (§). Zijn voornaamfte Leerling, petrus van Dinant, een ander Parijsch Leeraar , die te gelijk met hem veroordeeld werd, maar die zich met de vlugt redde, drukte hetzelfde met verandering van woorden uit: God is de eerfte ftoffe van alle dingen , naardien deze zich alle tot drie klasfen laten brengen, tot eeuwige onligchamelijke zelfftandigheden, zielen en ligchamen , elke van welke hare eigene ondeelbare grondoorzaak heeft, namelijk God, het (*) rigord. in Fit. Pkil. Ang. et hugo in Contitlttat. Ckren. Roberti ad a. 1210. ap. launoium de varia Ariflbt. in Acad. Paris, fortuna Cap. 1. Opp. Tom. IV. P. I. pag. 174. (t) Kerk-Gcfch. V Deel, Bladz. 227. volgg. (§) Harefis, pro quibus facerdotes Parijiis igne confumti funt, in MARTINI Tkef. anecdott. 2'. IV. p. 163.  GESCHIEDENIS. 105 het verftand, en de ftoffe, maar die wezenlijk één zijn. Evenwel was dit verbod, fchoon door gregorius IX in het jaar 1231 bevestigd, niet lang van kracht. Eene nieuwe overzetting van aristoteles uit het Grieksch en Arabisch, op last van Keizer frederik II, bevorderde in Italië de kennis en opgang van zijne Wijsbegeerte; en voornamelijk rees de achting derzelve, toen twee groote mannen, in de XIHde eeuw, albert de Groote, en deszelfs leerling thomas van Aquino, kort na het verbod van gregorius IX, Uitleggingen over deze Wijsbegeerte fchreven. Waarfchijnlijk oordeelden zij hier mede niet te misdoen tegen het Paufelijk verbod, hetwelk eigenlijk deze Wijsbegeerte zoo lang verboden had, tot zij getoetst zou zijn, hetwelk nu deze twee Wijsgeeren voorgaven te ondernemen. Ook was reeds in het jaar 1265 dit verbod eenigzins verzacht , de Kardinaal simon , Legaat van den Apostolifchen Stoel in Frankryk, verbood wel op nieuw de fchriften van aristoteles, over de Bovennatuurkunde en Natuurleer ; maar verordende uitdrukkelijk , dat zijne Dialectica te Parys verklaard zou worden. Hoe het zij, toen mannen van naam niet alleen deze Wijsbegeerte verklaarden, maar ook met groote toejuiching in het binnenfte der Godgeleerdheid indrongen, raakte dit verbod eerlang geheel in vergetelheid. Thans werd de Wijsbegeerte geheel Ariftotelisch ; en daar mede nam het tweede Tijdperk der Scholastieke Wijsbegeerte eenen aanvang. G 5 Had- V BOEK II Hoofdft. naC. G. Jaario73. tot 1517. De werken van ARISTOTELES verboden  V boek II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. albxax- der van Hales en willem VanParys. albertus magnus of de Groote. 106 KERKELIJKE Hadden de Scholastieke Wijsgeeren aristoteles genoegzaam kunnen verftaan, en zich met eene goede kennis van talen en wetenfchappen toegerust, zij zouden hoogstwaarfchijnlijk der Wijsbegeerte goede dienden hebben kunnen bewijzen, door de kennis welke zij aan de leerwijze van aristoteles kregen, maar, thans waren zij daar toe te meer buiten ftaat, omdat zij zich aan eene zucht om te redetwisten volkomen overgaven, en van de leerwijze van aristoteles- voornamelijk gebruik maakten, om in deze kunst van redetwisten uit te munten, waar door in der daad, nietteienltaande vele fcherpzinnige vernuften onder hen gevonden werden, de Wijsgeerte geene vorderingen maakte. alexander van Hales, een vermaard Engelfche Franciscaner, Leeraar der Wijsgeerte en Godgeleerdheid te Parys, die in het jaar 1245 geftorven is, was de eerfte, die van de leerwijze van aristoteles gebruik maakte; ook was willem, Bisfchop van Parys, van het jaar 1228 tot 1249, een voornaam Wijsgeerig Schrijver van dezen tijd, wiens werken te Orleans in het jaar 1674 in twee Foliobanden zijn uitgegeven. Maar met meer regt wordt aan het hoofd der Scholastieke Wijsgeeren van dit tweede Tijdperk gefield albertus magnus, of de Groote bijgenoemd, om zijne uitnemende geleerdheid, hoewel heuman gegist heeft, dat de Groot zijn geflachtnaam geweest zij. Hij was Provinciaal der Dominikaner Orde in Duitschland, en in het jaar 1260 Bisfchop van Regensburg, maar deze waardigheid nederge- legd  GESCHIEDENIS. 107 legd hebbende, leefde hij onder zijne Dominikanen te Keulen, alwaar bij in het jaar 1280 in eenen hoogen ouderdom van meer dan 80 jaren overleden is. Men heeft hem aan den eenen kant verheven als een bijzonder Godzalig man, van wien men verhaalt, dat hij in het eerst zonder eenige begaafdheid zijnde voor de wetenfchappen, deze begaafd, heid bij uitnemendheid ontvangen hebbe van de Maagd maria , maar ook op zijn gebed, alle zijne wetcnfcl.ap vijf jaren voor zijn' dood vergeten heeft, om toch enkel als een Christen te kunnen fterven; aan den anderen kant heeft men hem, uit hoofde van zijne kennis in de Natuurkunde, voor eenen Tooveraar gehouden (*); terwijl men van hem verhaalt, dat hij eens in het jaar 1254 op een gastmaal aan Keizer willem te Keulen gegeven, midden in den winter dien geheelen oord in eenen warmen zomer veranderde, zoodat de boomen en wijnftokken rijpe vruchten hadden ; ook zal hij, na eenen arbeid van dertig jaren, een fprekend hoofd gemaakt hebben, hetwelk door zijnen leerling thomas van Aquino, met eenen ftok, verbrijzeld zal zijn, omdat hij ontftelde, toen hij het hoorde fpreken enz. Zijne Natuurkennis namelijk, ftelde hem in ftaat, om onkundigen te verbazen, door natuurlijke kunstbewerkingen, welke ligtelijk door de verbazing vergroot , en als wonderen aangezien werden. Hij was een Veelfchrijver, en zijne werken, te (*) trithem Chrtm. Hirfaug. T. l.p. 502. die hem echter tegen deze befchutdiging verdedigt. V BOEK II Hoofdlij ia C. G. [aar 107 3. :ot is'Tf*  V BOEK II Hoofdft. naC. G Jaano-3. tot 1517, THOMAS van Aquino of Aquinas. 10S KERKELIJKE te Lion in het jaar 1651 uitgegeven, befiaan XXI Deelen in Folio, behalve dezen zijn 'er nog gefchriften van hem afzonderlijk gedrukt, en andere liggen nog in Handfchriften. In alle deze fchriften heerscht groote belezenheid, maar meest van Kerkvaders , nieuwe Platonisten, Rabbijnen en Arabiers. Behalve aristoteles , die bij hem alles is, kent hij geenen ouden Griekfchen, en buiten cicero geen' ouden Latijnfchen Schrijver. In de Godgeleerdheid is hij beneden het middelmatige, maar in de Wijsgeerte vertoont hij zekere grootheid van geest. Zijn Leeraar, thomas aquinas, of van Aquino, die echter reeds voor hem overleden is, overtrof zijnen meester nog in geest en in vermaardheid. Uit een Graaflijk Huis in het jaar 1224 geboren, werd hij, van zijn vijfde jaar af, naar de gewoonte van die tijden, in het Klooster te Monte Casfino opgevoed, vervolgens zette hij zijne Letteroefeningen te Napels voort, maar zijne neiging tot het Monniksleven deed hem in het jaar 1243 de Orde der Dominikanen aannemen; en nu werd albert de Groote zijn voomaamfte Leermeester. Zijne medeleerlingen noemden hem een' ftommen os, omdat hij, ingenomen met de menigvuldige kundigheden , welke hij hier hoorde , dezelve ftilzwijgend bepeinsde, maar albert zeide: Deze os zal eens met zijn gebulk de gehcele wereld vervullen. Ook leerde thomas te Parys eenigen tijd daar na met grooten toeloop, en de Univerfiteit kreeg in het jaar 1255 van den Paus bevel, hem als Doctor of Leeraar in de  GESCHIEDENIS. loo de Godgeleerdheid aan te nemen, waar toe zij echter node befloot, omdat zij geene Bedelmunniken onder hare gewone Leeraren wilde hebben. Eenige jaren daar na keerde hij naar Italië terug, en leerde te Rome, Bologna en Pifa, ook droeg Paus uu.» banus IV hem het opftellen van verfcheidene fchriften bijzonder tegen de Grieken op, eindelijk bekleedde hij met roem het Leeraarambt te Napels, maar weigerde het Bisdom van die ftad aan te nemen, gregorius X zond hem in het jaar 1274 naar de Kerkvergadering te Lions, om aan dezelve zijn gefchrift tegen, de Grieken ter hand te ftellen, maar hij overleed onder weg, op de reize derwaarts. Na zijn dood heeft joannes de XXIIfte hem in' het jaar 1323 onder de Heiligen geplaatst. Men gal hem, wegens de voortreffelijkheid zijner Godgeleerde fchriften, den titel van Doctor Angelicus, (Engel achtigen Leeraar,) en Engel der Kerk; ja men geloofde in goeden ernst, dat eens een Crucifiks hen zal toegeroepen hebben: ,, Gij hebt regt van mij gefchreven, thomas!" (*) Deze thomas heeft ook, niettegenftaande de kortheid van zijn leven, veel gefchreven. Zijne werken zijn op kosten van Paus pius V in het jaar 1570 en 1571 te Rome gedrukt, in XVIII Deelen in Folio, en naderhand door de Dominikanen te Parys, in de jaren 1636 tot 1641, in XXIII zulke Deelen; evenwel wordl 'er over de echtheid van vele zijner fchriften zelfs in (*) Fit. S. Thomte Aquinates in Act. SS. Antverp, tdartii T. I. p. 655. etc. V boek tl Hoofdir. na C G. }aano73, tot 1517.  iio KERKELIJKE V BOCK II Hoofdit. ra C. G Jaari073 tot 1517 JOANNES Dur> s ÏCOTUS. in de Roomfche Kerk hevig geftreden. Nog zijn 'er verfcheidene van zijne kleinere opftellen afzonderlijk uitgegeven, en onder dezen velen van wijs■ geerigen inhoud: de unit at e intellect us contra Aver'roistas; de aternitate mundi; de fato; de principio individuationis; de ente et esfentia; de principiis natura; de natura materice, et dimenfionibus intern minatis; de occultis opcribus natura; de demonftra* tione; de fallaciis; de propofttionibus modalibus; de natura accidentis; de natura generis; de potentiis anima; de natura fijllogismorum; de intellectu et intelligibili; de quo est, et quod est; de univerfalibus etc. Schoon zijn ftijl zuiverder en gemakkelijk is, dan gewoonlijk die der Scholastieken, heeft hij echter door al te groote fpitsvinnigheid veel drifters, de woorden Entitas en Quidditas komen ook het eerst in zijne fchriften voor. Aan aristoteles verflaafd, wil hij de eeuwigheid der wereld niet volftrekt ontkennen, maar beweert, dat de bewijzen uit de Wijsbegeerte voor noch tegen dezelve beflisfend zijn; met een woord, men kan hem den roem niet weigeren, van eenen naarfporenden Wijsgeerigen geest, maar dezen had hij te veel gekluifterd door zijne verkleefdheid aan het gezag van aristoteles en aan de uitfpraken der Kerkvaderen, waar door hij die dienften niet aan de Wijsbegeerte heeft bewezen, welke men anders van hem had mogen verwachten. thomas kreeg eenen vermaarden Tegenfchrijver in joannes duns scotus, die aan zijnen duifteren ftijl en leerwijze te danken heeft, dat de nakomen ling-  GESCHIEDENIS. in lingfchap verachtelijker van hem , gelijk doorgaans van de Scholastieken, geoordeeld heeft, dan hij misfchien verdiende. Waarfchijnlijk is hij te Dunflon in Northumberland geboren, en heeft te Oxford geftudeerd, zijnde een Franciscaner Monnik; -omtrent het jaar 1301 werd hij te Oxford Leeraar in de Wijsbegeerte; in het jaar 1304 verkreeg hij te 'Parys de waardigheid van Doctor in de Godgeleerdhei l, en leerde daar tot het jaar 1308, hier leide hij den grond tot de naderhand zoo vermaarde partijen der Thomisten en Scotisten, welke door den naarijver der Dominicanen en Franciscanen tot iri de latere eeuwen is voortgeplant. Eindelijk op bevel van' den Generaal der Franciscanen naar Keuier, gekomen, om daar onderwijs te geven, overleed hr in die ftad, kort na zijne aankomst. Hij heeft ever 'als albertus en thomas, uitleggingen gefchrever over de Natuur - en Bovennatuurkundige werker van aristoteles, en eenige Wijsgeerige fchriften, bii voorbeeld: Grammatica fpeculativa, Jive Trac tatus de modo fignificandi; Tractatus de rerun principio ; de primo principio , et Tractatus thcore tn turn XIII. Qjiastiones miscellanece de formalitati bus etc. Zijne werken zijn te Lions in 1639 in XI Deelen in Folio uitgegeven. Hij munt boven al d 'Scholastieken uit, in duifterheid en eenen flechtei ftijl , die de fcherpzinnigfte lezers zijner fchriftei meestal te leur ftelt. Nergens vindt men zoo vel barbaarfche, gedeeltelijk nieuw uitgevonden, kunst woorden , als bij hem. De volgende mogen to eene.proeve dienen: Hacceitas, fuppofitalitas, Po ten V BOEK II Hoofdft. na C. G. jaar! 073. tot 1517* 1 [ I 1 t  ÏIl KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario;3. tot 1517. BONAVENTURA. tentia actuabilis, est de ratione Equinitatis, Recti* ficativa potentie practicantis aliunde, quam a fe rectificabilis, Refpectus aptitudinalis ad praxin , ft ratitudo entis fundatur in aliquitate eet. Men heeft des te regt geoordeeld, dat de Griekfche beteekenis van zijnen naam Scotus,- duifernis, of c-mtwqs , de duif ere, volmaakt op hem past; ondertusfehen heeft men hem in zijnen tijd, uit verwondering over zijne fpitsvinnigheid, den titel van Doctor fubtilis gegeven. Naast deze Helden onder de Wijsgeeren van dezen tijd verdient geplaatst te worden bonaventura , die onder den naam van Serafynfchen Leeraar, (Doctor Seraphicus ,) vereerd, door sixtus IV in het jaar 1482 voor Heilig verklaard, en van sixtus V de zesde plaats onder de grootlTe Leeraren der Kerk bekomen heeft, naast ambrosius , augustinus , hieronymus , gregorius den Grooten , en thomas van Aquino. bonaventura kwam in het jaar 12.11 te Bagnarea in het Florentynfche ter wereld. In het jaar 1243 trac^ mJ m de Orde der Franciskanen , aan welke zijne moeder hem, toen hij ziek was, met eene gelofte gewijd had, wanneer hij den naam bonaventura aannam, in plaats van zijn geflachtnaam joannes van fidanza. Hij werd te gelijk met thomas van Aquino in het jaar 1257 te Parys Doctor en Profesfor in de Godgeleerdheid, nadat hij reeds in den ouderdom van naauwelijks 34 jaren de waardigheid van Generaal zijner Orde bekomen had. gregorius X benoemde hem tot Kardinaal, en vaardigde hem af tot de alge-  GESCHIEDENIS. 113 gemeene Kerkvergadering te Lyons, in het jaar 1274, alwaar bonaventura in datzelfde jaar overleed; de Paus, de Koning van Arragon, Patriarchen en Kardinalen, meer dan 400 Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen, 60 Abten, en meer dan 1000 Geestelijken , behalve eene menigte Heeren van wereldlijken ftand, geleidden zijn ligchaam ten grave. bonaventura ondernam eene moeijelijke taak, te weten, de Mijfiikerij en Ariftotelisch - Scholastieke Wijsgeerte met malkander te vereenigen. Hoe. weinig Mijfiikerij met Wijsgeerte fchijnt te ftrooken, had bonaventura echter reeds zijne voorloopers, niet alleen in richard van St. Fictor, maar ook al onder joan scot of scotus, die de Alexandrijnfche Wijsbegeerte met het Mijftieke van den Areopagiet dionysius, had zoeken te. rijmen; ook heeft bonaventura, wiens werken te Rome in 1588 en 1596 in VUI Deelen in Folio gedrukt zijn, vele goede Wijsgeerige ophelderingen; hij Jbeftrijdt de eeuwigheid der wereld, met vrij goede gronden, maar erkent te gelijk, dat men ze kan verdedigen, wanneer men de eeuwigheid der ftoffe onderftelt. Hij bewijst , dat de zielen niet uit de zelfftandigheid van God beftaan; en voor de onfterfelijkheid der zielen gebruikt hij de volgende bewijzen: hier blijft veel goeds onbeloond, veel kwaad ongeftraft, gevolgelijk moet een ander leven deze wanorde verbeteren — geene natuurlijke begeerte blijft onvoldaan; dus ook niet de begeerte naar eene volkomene gelukzaligheid, welke evenwel in deze tegenwoordige wereld niet voldaan wordt — eindelijk, XV. Deel. H de- V BOEK II rloofdfr. na C. G. Jaario73< tot 1517.  V BOEK il Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. HENDRIK vanGend. RICHARD van Midleton. /EGIDIUS deColumna. 114 KERKELIJKE dewijl het vermogen der ziel met den ouderdom Iterker wordt, zoo moet de ziel onvergankelijk zijn enz. Nog is 'er een en ander Wijsgeer, in de latere jaren der Xlllde eeuw, die van den grooten hoop der Scholastieken verdient onderfcheiden te worden. De eerfte onder dezen is hendrik van Gend, QdeGandavo,) in de nabuurfchap dier ftad, in de Nederlanden geboren. Hij leerde de Godgeleerdheid en Wijsbegeerte in de Sorhonne te Parys met zoo veel roem, dat men hem den tijtel gaf van Doctor Solennis, en is te Tournay als Aartsdiaken in het jaar 1293 overleden. Een Engelfche Franciscaner, richard van Middleton, ook de Mediavilla genoemd, verkreeg insgelijks geen' geringen naam, en heette Doctor folidus, copiofus, fundatisfimus, autoratus. Te Oxford had hij zijne wetenfchap verkregen , die hij eerst te Parys, en naderhand te Oxford onderwees, alwaar hij in het jaar 1300 overleden is. Nog beroemder was /egidius , uit het aanzienlijk Rotneinsch gedacht der Colonnd's, (^egidius de Columna, vel Romanus,) een Augustyner Monnik. Hij onderwees te Rome, met den eernaam van den gegrondflen Leeraar, (Doctor fundatisfimus,') en overleed aldaar in het jaar 1316. Hij poogde te bewijzen, dat de dwaling in het verftand niet altijd de boosheid in den wil voorgaan, of die veroorzaken moet. Ook wijst hij aan, in hoe verre God betere dingen had kunnen voortbrengen; God kon, intenfive, de wereld volkomener maken; d^els door de  GESCHIEDENIS. it$ de vermeerdering der toevallige volkomenheden ; deels ook daar door, als hij, in plaats der tegenwoordige deelen, wezenlijk volkomener daarftelde; maar ten aanzien van het oogmerk kon de wereld en derzelver orde niet beter zijn, dewijl zij geen beter oogmerk kan hebben dan God zeiven, en niet beter tot dit oogmerk geordend kan zijn. In zeker opzigt mag ook vincent van Beauvais, ( Bellovacenfis, ) Onderprioor in het Dominikaner Klooster dier ftad, hier ook gemeld worden. De Heilige lodewyk, of lodewyk IX, Koning van Frankryk, gebruikte hem als zijnen Foor lezer, en liet ook zijne Zonen door hem onderwijzen, vincent ftierf waarfchijnlijk in het jaar 1264. Hij fchreef, op kosten van dezen Koning, het eerst eene foort van Encyclopedie, in een wijdloopig werk van drie Deelen: fpeculum naturale, doctrinale et hiftoriale, in het eerfte Deel behandelt hij de Na» tuurlijke Gefchiedenis , Aardrijksbefchrijving en Tijdrekening; in het tweede: de Godgeleerdheid, Wijsbegeerte, en alle overige Wetenfchappen; het derde Deel behelst de Wereldlijke Gefchiedenis. Naderhand is hier nog een Deel bijgekomen: fpeculum morale, bevattende de Zedeleer. Deze vier Deelen zijn te Douay in 1624 in Folio gedrukt. Men is het, federt de herftelling der Geleerdheid en de Hervorming der Kerk, onder de Geleerden 1 genoegzaam ééns geweest, om de Scholastieke Wijs- \ begeerte , en derzelver leerwijze, te befchouwen, als eene bron van verderf voor alle Geleerdheid en ! nuttige Wetenfchappen; en de Hervormers befchulH a (hg. V BOEK II Hoofdft. na C. G„ Jaar 1073. tot 1517. VINCENT van Beauvais. Beoorde- ingder ïcholas- ieke iVijsbe- jeerte.  V BOEIl u Hoofdft. na C. G Jaar 1073. tot 1517. 116 KERKELIJKE digden deze Wijsbegeerte, als hebbende de leere var* den Godsdienst geheel verminkt, en de verbetering derzelve verhinderende en belettende. Evenwel heeft leibnitz, de vermaarde Wijsgeer der vorige eeuw, beweerd, dat 'er in den modder der Sholastieken nog goud verborgen is, en aangemerkt, dat grotius dit wel geweten hebbe (*), en later heeft tiedemann in zijn werk : Geest der fpeculative Philofophie , gunftig over de Scholastieke Wijsbegeerte geoordeeld, maar hoe het zij, dit is onloochenbaar zeker, dat deze Wijsgeeren wezenlijke Wetenfchappen, Wiskunde, Gefchiedkunde, beoefening der Ouden, verachtende, en zich geheel overgevende aan befpiegelingen en bovennatuurkundige fcherpzinnigheden, in eene drooge leerwijze, alles in den vorm van fluitredenen , misfchien wel op deze of gene waarheid konden komen, nooit echter ware geleerdheid hebben kunnen bevorderen, maar die veeleer geheel met hunne haarklooverijen verdonkeren moesten. » Trouwens , volgens een getuigenis van mattheus van Parys, een' Engelfchen Monnik uit het midden der Xlllde eeuw, een Schrijver, die veel gezond verftand in zijne fchriften betoont, had 'er een geheel verval der wetenfchappen plaats (f) , nkttegen(taande den ijver en pogingen van zoo vele voorname mannen, als wij tot hier toe uit dit Tijdperk genoemd hebben : Daar , zegt hij , de (*) Epistt. Vol. IV. Ep. I. pag. 8. (f) Hist. Major ad a 1254. P- 883-  GESCHIEDENIS. «7 de vrije kunften genoegzaam in kostwinningen, om winst en een beftaan te hebben, veranderd waren, en men van de Wijsbegeerte , als van eene openbare hoer, de plaats van den Dichter kon gebruiken: Proltat, et in pretio pro merctrice fedet. Bijna alle, die ftuderen, vervolgt hij, laten de eerfte beginfelen der Spraakkunde onaangeroerd, als ook de oude Schrijvers en Wijsgeeren; zij haasten zich veel meer, om de wetten te hooren, die toch niet behooren tot de vrije kunften, alzoo men deze om hare eigene waarde beoefent, maar de wetten, om 'er bezoldingen door te bekomen. Ja, gelijk bekend is, jongelingen, die in ouderdom en wetenfchap vrij eenvoudig zijn , beklimmen , zoodra zij eenige weinige Sofisterijen met veel gedruis hebben leeren babbelen, de leerdoelen, (cathedra magistra/es,) om onder den aangematigden naam van Leeraar, zich trots te kunnen verheffen, en, als zij daar door eerwaardiger zijn geworden, tot verhevener posten op te klimmen, en na het bezoeken van deze of gene School van het Burgerlijk of Geestelijk regt, Bisfchoppelijke ambten tot zich te ileepen; fchoon het toch beter en nuttiger zou zijn, om zich eerst de oefening van andere Scholen te bezorgen , en dus naar het oordeel van anderen waardig , eerst tot hooger posten over te gaan. Hij meldt voorts, dat Paus innocentius IV, ten einde dit misbruik tegen te gaan, eenen Brief heeft afgezonden aan alle Prelaten in Frankryk, Engeland, Schotland, Walles, Spanje, en Hongaryen, H 3 wel- V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517  ït8 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G, Jaar 1073 tot 1517. welke Brief ook in de Bijvoegfelen van 'smans Gefchiedenis geplaatst is ( *). De Paus beklaagt zich in denzelven, dat de Geestelijkheid van hare heilige hoogte in de diepfte buitenfporigheden verzonken is, nademaal hij meermalen het berigt gehoord heeft, dat die Hand , om niet van de Godgeleerdheid te fpreken, de Wijsbegeerte en de Wetenfchappen daar toe betrekkelijk, verre van zich verwerpt; en hetwelk nog ftrafvvaardiger voor Gods gerigte is, in de meeste landen worden tot Kerkelijke Ambten en Prebenden van de Prelaten geene anderen aangenomen, dan die openlijke Leeraars eener wereldlijke wetenfchap of advokaten zijn. Evenwel behoorden de zoodanigen van hen veel meer afgewezen te worden; inzonderheid, dewijl de leerlingen der Wijsbegeerte, die in haren fchoot zoo teeder opgevoed, zoo vlijtig onderwezen, en zoo uitnemend vaardig en geleerd geworden zijn , van gebrek aan onderhoud en kleeding zich voor de menfchen verbergen , en als de nachtuilen, zith hier en daar verfteken moeten; terwijl integendeel onze, of liever des Duivels advokaten, in den prachtigften opfchik omwandelen; zich niet als plaatsbekleders van den gekruifigden, maar als erfgenamen van Lucifer, vertoonen; zich overal ten fchouwfpel maken, en het ongenoegen en den haat der Leeken tegen zich, ja zelfs tegen de geheele Kerk van God, verwekken, De Paus beveelt daarom, opdat de Godgeleerdheid, welke den regten weg ter zaligheid aanwijst, volle- di- (*) Additamentci pag. ipo.  GESCHIEDENIS. 119 diger geleerd, of ten minften de Wijsbegeerte beftudeerd worde, welke wel zonder Godzaligheid is, maar toch tot kennis leidt, en van hebzucht bevrijdt , dat geene zoodanige Regtsgeleerden tot Geestelijke ambten bevorderd zullen worden, indien zij niet ook in de vrije kunften ervaren, en in zeden aanprijzenswaardig zijn. — Te weten, de Bisfchoppen fchonken aan de genen, die wel in de Wijsbegeerte, maar niet in de Regten geftudeerd hadden-, geene aanzienelijke Geestelijke ambten en K.munniksplaatfen, omdat zij hunne enkel befpiegelende Schoolwijsheid en Disputeerkunst in Kerkelijke belangen en twisten over regten en goederen der Geestelijkheid volftrekt niet gebruiken konden. Daarom leiden zij zich ,meer op de Regtsgeleerdheid , inzonderheid op de Geestelijke en Paufelijke, toe, wier geoefende kennis hen tot de gewigtigfte ambten in de Kerk, en fomtijds zelfs tot de Paufelijke waardigheid, leidden. In de Oosterfche of Griekfche Kerk , bepaalde zich de beoefening der Wijsgeerte gedurende dit Tijdperk blootelijk tot de uitlegging der fcbnften , van aristoteles. Daar door hebben zich eenigen naam gemaakt, eustratius , Metropolitaan van Nicea, in het begin der Xllde eeuw; en tegen het einde dier eeuw, de Patriarch van Konftantinopolen, michael anchialus; in de Xlllde eeuw nicolaus blemmyda, een Priester en Monnik in, Griekenland, die de Patriarchale waardigheid, hem in het jaar 1255 aangeboden, weigerde aan te nemen; georgius pachymeres , die verfcheidene aanzieneH 4 Uj. V BOEK II Hoofdft. na C. G. Iaario73. tot 1517. Wijsbejeeue bij te Grieken.  V boek II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 1517. michael psellus 120 KERKELIJKE lijke ambten aan het Hof en in de Kerk te Konjlantinopolen bekleed, en tot na het jaar 1310 geleefd heeft; theodorus Metocheta , die na zijn ambt als algemeen Rekenmeester, ( Logotheta, ) verloren te hebben, als Monnik te Konftantinopolen geleefd heeft, tot het jaar 1332 enz. Alleen heeft boven alle Grieken van dit Tijdvak in Geleerdheid en als Wijsgeer uitgemunt michael psellus , te onderfcheiden van den ouderen michael psellus, in de IXde eeuw (*). Deze jongere michael psellus, geboren kort na het jaar 1,000, toonde reeds van zijn vijfde jaar af, eene zucht en vatbaarheid om te leeren, terwijl, gelijk hij zelve naderhand beweerd heeft, joannes chrysostomus, en de Maagd maria, aan zijne Moeder in eenen droom verfchenen, bijzonder de wetenfchappen bepaalden, welke hij moest beoefenen. Hoe het zij, hij maakte zich met allerlei weten • fchappen en befchaafde kunften bekend, zelfs naar zijne eigene bekentenis, met flechte, ten einde die genen te kunnen tegenftaan, die zich van zoodanige bedienden. Hij werd fpoedig de voornaamfte Leeraar onder de Grieken, en werd ook in fiaatszaken gebruikt, in welke hij evenwel weinig lof behaald heeft. Hij bekent dus zelve, fchoon niet tot zijne eer, dat hij den raad gegeven heeft, om den waardigen maar ongelukkigen Keizer romanus di- (*) Zie Deel XIII. Bladz. 49.. Vergelijk leo allaTius de Pfellis et eorum fcriptis Diatriba in fadfic. Bibl. Cr. Vol. V. pag. 165.  GESCHIEDENIS. 121 Diocenes, toen hij uit zijn gevangenis bij de Turken terug keerde, niet te ontvangen of te erkennen, maar liever ter dood te brengen, michael dukas, die thans federt het jaar 1071 Keizer was, genoot het onderwijs van psellus, en wordt van dezen geroemd als een geleerd en prijswaardig Vorst, hoewel hij bij de Bijzantijnfche Schrijvers in een geheel ander licht verfchijnt. Nadat'michael in het jaar 1078 genoodzaakt was, den troon te verlaten, verloor ook psellus al zijn aanzien ten Hove, en begaf zich kort daar na in den Monnikendand ; ook kreeg hij eenen Wijsgeer, joannes italus, voorheen zijn' leerling, tot zijne partij, die door zijne vaardigheid in het redetwisten zijnen roem verdoofde, en nadat psellus de Hoofdftad verlaten had, den eerden Leeraarspost met den titel van \nroC[ot reav QiAotrotpm , ( Opperde der Wijsgeeren, ) verkreeg (*). psellus zal nog tot het jaar 1105 geleefd hebben; hoewel dit twijfelachtig is. Hij heeft zeer veel gefchreven, waar van veel gedrukt en uitgegeven is, doch ook nog veel ongedrukt in Handfchriften ligt ; ook twijfelt men over verfcheidene {lukken, of dezelve niet aan den ouderen psellus toebehooren. psellus heeft zich als Gefchiedfchrijver ook bij zijn vaderland verdiendelijk gemaakt; gelijk behalve hem meer andere Gefchiedfchrijvers onder At Bijzantijnfche Schrijvers voorkomen, die tot dit Tijdvak behooren, van welken niceforus bryennius en des- (*) an%7a comnena Alex.. L. V. p. 144. H5 V BOEK 11 Hoofdft. ia C. G. Jaar 1073. tot 1517. Griekfche Gefchiedfchrijvers  V BOEK II Hoofdfl. na C, G Jaar 1073. tot 1517 122 KERKELIJKE deszelfs Gemalin de Prinfes anna comnena reeds door ons genoemd zijn. Omtrent dienzelfden tijd van het jaar 1140 tot 1180 fchreef zonaras zijne Jaarboeken der Wereldgefchiedenis. Hij was bij den Keizer alexius comnenus, die in het jaar m8 ftierf, Opperfte over de Wachts, (Meyar Agnyyot* giot me /Sij/a)??,) en eerfte Geheimfchrijver, Of&>Tooto-wfVTis-,) maar huisfelijke ongevallen bewogen hem, zijne ambten te verlaten, en een Mom ik te worden (*). — joannes cinnamus leefde ten tijde van manuel comnenus, wiens Gefchiedenis , en die van deszelfs Vader hij befchreven heeft van het jaar 1118 tot 1176. Hij was des Keizers Grammaticus , dat is, naar den toenmaligen ftijl, Geheimfchrijver. — Zijn tijdgenoot was om;rent het jaar 1150 koivstantinus manasses, Schrijver van een Uittrekfel der Gefchiedenis van het begin der Wereld, tot het jaar 1081, in zoogenoemde verfus politici, een werk van weinig aanbelang. — Van meer gewigt is het Gefchiedboek van nicetas ücominates, Choniates bijgenoemd, naar zijne gebooneftnd Ckon. 241./ff.  GESCHIEDENIS. 123 verwijten hem, gelijk doorgaans aan de Bijzantijnfche Schrijvers zijne partijdigheid tegen hunne Kerk, en tegen de Latijnen in het algemeen, maar fchoon men hem daar van niet geheel kan vrijfpreken , is het aan den anderen kant niet minder zeker, dat de Latijnfche Schrijvers hun ten dezen niets toegeven, en in den grond tegen de Grieken even partijdig zjjn. _ Op hem volgt, als zijn vervolger, georcius akropolita, in het jaar 1220 te Konflantitiopolen geboren; in het jaar 1260 beleefde hij het genoegen, dat deze Hoofdftad weder door de Grieken veroverd werd, en ftelde op hoogen last het dankgebed op, hetwelk wegens deze gebeurtenis openlijk in de Kerk werd voorgelezen; hij wordt voor een' der geleerdfte mannen van zijnen tijd gehouden. Niemand heeft de Gefchiedenis van het zoogenoemde Latijnfche Keizerrijk van Konftantinopolen en het te gelijk in Aft'è voortdurende Griekfche Keizerrijk, van het jaar 1203 tot 1261, zoo goed befchreven, als hij in zijne Tijdbefchrijving, (w-ww truyyfxq»).) Eindelijk befluit gregorius pachymeres de reeks der Bijzantijn fche Gefchiedfchrijvers in dit Tijdvak. Hij leefde tot in het begin der XlVde eeuw. Hij verhaalt in dertien Boeken de Griekfche Gefchiedenis van het jaar 1258 tot 1308, en dus de gebeurtenisfen van zijnen tijd. Bij deze Griekfche Gefchiedfchrijvers mogen wij twee Oosterfche voegen. De ééne gregorius abulpharagius , eigenlijk abulfaradsch , ook Bar Hebreus, (de Zoon van een' Hebre'èr,) genoemd , V BOES II Hoofdft. na C. G. }aario73« tot 1517. Oosterfche Gefchiedfchrijverabulfaradsch.  V bcek II Hoofdft. na C. G, ]a no73. tot 1517, GEORGIUS KUIACIN. Gefchiedfchrijvers 124 KERK EL IJ KE noemd, omdat zijn Vader een Joodsch Geneesheer was, die zich had laten doopen, was in het jaar 1226 te Melitina in Armenië geboren. Wegens den inval der Mogollen zijn vaderland in het jaar 1243 verlaten hebbende, werd hij door den Patriarch der Jakobiten, ignatius , in zijn twintigfte jaar tot Bisfchop van Guba benoemd, welken post hij vervolgens met het Bisdom van Lacabena en toen van Aleppo verwisfelde. In het jaar 1264 werd bij door den Patriarch ignatius of jozua tot M'ifrian der Oosterfche Gemeenten, of Primas Orieniis benoemd , welke waardigheid hij tot zijnen dood toe in het jaar 1286 bekleedde. Hij heeft veifcheidene fchriften nagelaten (*), en onder deze eene Syrifche Chroniek, het geleerdde en nuttigde van alle zijne werken, eene foort van Wereldgeschiedenis in drie Deelen. De ander dezer Geleerden is georgius elmakin of elmaoinus , een Christen Arabier , die in de eerde jaren der XIHde eeuw geboren was, en bij Muhammedaanfche Vorsten als Geheimfchrijver gediend heeft. Hij fchreef eene Gefchiedenis der Arabieren , beginnende met muhammed , en eindigende met den Chalif mostader billah , die in het jaar 1118 overleed. In het Westen ontmoeten wij in dit Tijdperk een aantal Gefchiedfchrijvers, onder genoegzaam alle vol- (*) assemani Biblioth. Oriënt. Tom. II. Cap. 42. pag. 244. fqq.  GESCHIEDENIS. 125 volken van Europa, maar hun ontbreekt meestal de behoorlijke gefchiedkundige fchrijfftijl , en een vrijmoedigheid om de gebeurtenisfen te onderzoe- ken, hoe zeer Ibmmigen blijken geven, dat zij daar 1 toe aanleg hadden, - maar door de omftandigheden van hunne tijden te zeer belemmerd werden ; te meer, omdat de meesten Monniken en Geestelijken waren. Onder de Duitfchers, hoewel hij niet gewaagd heeft in het Duitsch te fchrijven, maar in het Latijn, munt in de Xlde eeuw uit lambert van Afchafenburg, (Schafnaburgenfts,) naar zijne vaderftad, gelegen in het Aartsbisdom Mentz aan den Main; van hem hebben wij eene Gefchiedenis der Duitfchers ^J^de rebus gestis Germanorum,) welke na eene korte fchets der merkwaardigfte gebeurtenisfen van de Schepping der Wereld, tot in het midden der Xlde eeuw, vervolgens de Kerkelijke en Wereldlijke veranderingen in Duitschland tot het jaar 1077 uitvoerig vermeldt. — Zijn tijdgenoot adam van Bremen is insgelijks geen verachtelijk Gefchiedfchrijver; hij was in het jaar 1067 Kanunnik te Bremen, alwaar hij ook het opzigt had over de Bisfchoppelijke School. Hij fchreef eene Kerkelijke Gefchiedenis , ( Hiftor'ue Eccleftastica. Libri 14. ) bijzonder van de uitbreiding van hel Christendom in de Noordfche Landen, en een aan hangfel op dezelve over de Aardrijkskunde, Gefchiedenis en. Zeden der Noordfche Volken, (de fitu Dania, vel reliquarum, quce trans Daniam funt. re V BOEK II loofdfl. ia C. G. jaario73. :ot 15 il. in het Westen. Duitfche.  V BOEK II Hoofd!!. naC. G. Jaar 107 3. tot 1517. j j ] ] i < I i 1 c i 126 KERKELIJKE regionum natura.) — marianus scotus, in het jaar 1028 in Ierland geboren, maar in het jaar 1056 in Duitschland gekomen, en in het jaar 1086 te Mentz overleden; hij was een Monnik, en wel één, die niet met de andere Monniken in zijn Kloos. ter gemeenfchappelijk, maar in zijne Cel afgezonderd , als een zoogenoemde Reclufus , zijne dagen loorgebragt heeft. Hij heeft eene Chroniek nagela:en van het begin der wereld tot het jaar 1083. Van zijn verhaal aangaande de Paufin joanna hebaen wij op zijne plaats gefproken. — Nog een tijdgenoot van dezen Schrijver is de Monnik bruno, vij hebben van hem eene Gefchiedenis van den Sak. ïfchen Oorlog, van het jaar 1073 tot 1082, die seer partijdig is tegen Keizer hendrik IV, wien lij als een monfter van wellust, valschheid en wreedïeid befchrijft. — Twijfelachtiger is de onpartijdigïeid van sigebert van Gemblours, Monnik in het Clooster van Gemblours of Gemblacum, in Bra KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073, tot 1517, Italiaanfche. niet veel, maar heeft veel bijzonders in de gefchiedenis der Duitfche Keizeren. koenraad vleijc de Paufen zoo weinig, dat men hem de nadeelige afteekeningen van derzelver karakters verweten heeft. Ondertusfchen is dit zonderling, dat hij van gebeurtenisfen, die honderd jaren voor hem gefchied zijn, in de eerfte perfoon, en als ooggetuige fpreekt, doch men heeft in later tijd ontdekt, dat het eerfte en grootfte deel van dit werk de arbeid van een' ander is, welken koenraad Hechts van het jaar 1126 af vervolgd heeft. — koenraads tijdgenoot, albert van Stade mag hier ook niet vergeten worden. Nadat deze federt het jaar 1232 Abt van een Benedictijner Klooster in de gemelde Stad onder het Aartsbisdom Bremen was, en in het jaar 1236 bij zijn verblijf te Rome eene Pausfelijke Bulle verkregen had, door Welke de Cistercienfer hervorming in zijn Klooster aanbevolen werd, welker uitvoering hij echter niet kon doorzetten, trad hij in het jaar 1240 in de orde der Franciskanen, onder welken hii ten minden tot het jaar 1260 geleefd heeft. Hij heeft eene Chroniek nagelaten van de Schepping der wereld tot het jaar 1256. — Eindelijk kan hier nog gemeld worden alberich, een Monnik, deze heeft insgelijks een Chroniek gefchreven van de Schepping af tot het jaar 1241. In Italië deden zich in de Xllde en XlIIde eeuwen insgelijks verfcheidene Gefchiedfchrijvers voor. leo marsicanus , naar zijne geboortedad Mar fa , een Benedictijner in het Klooster Monte Casfino, naderhand Bisfchop van Ostia en Kardinaal, waarom hij ook leo van  GESCHIEDENIS. r^t vsn Ostia genoemd wordt, leefde ten minfte tot het jaar U15 en heeft eene Chroniek van dat Klooster gefchreven; het vierde Boek van deze Chroniek is een vervolg van petrus den Diaken, insgelijks een tijd lang Monnik te Mtmte Ca fino, naderhand Diaken, die hetzelve wel in het jaar u28 verliet, maar 'er naderhand in terugkeerde. Deze petrus heeft, behalve eenige gefchiedenisfen van Heiligen ook nog een Boek nagelaten van de beroemde Mannen van dit Klooster (de viris illu tribus Cafinenfibus Capp. 47.) — gottfried van Viterbo wordt gemeenlijk ook onder de Italiaanfche gefchiedfchrijvers geteld, omdat hij in deze ftad als Priester tot na het jaar 1186geleefd heeft; oorfpronkelijk echter fchijnt hij een. Duitfcher geweest te zijn. Hij ftelde eene foort v^n wereldgefchiedenis zamen, onder den naam van Pantheon , omdat hij daarin de gefchiedenis van zoo vele Vorften of Goden der aarde befchrijft. In XX Afdee'ingen brengt hij deze gefchiedenis van de Schepping tot het jaar 1186 dikwijls m<;t tusfchen ingeVlochtene historifche gedichten of verzen, in welke de regels of halve regels meestal op malkander rijmen. In zijn werk, hoewel hij als geesteliike den Paufen doorgaans gunftig is, komt echter eene ett andere merkwaardige plaats voor, zoo als deze(*) Terrus est Papa Boniftcius ille benignus, Qui petit a Phoca munus per fucula dignum, Ut Sedes Petri primtt fit, ille dedit. Prima prius fueriit Omfl intinopnlitana; Est modo Romana, nieliori dogmate clara. Met C*) Part. XVI. pag. 289. I a v BOEK II Hoofd fh ia C. G. [aar 1073. tot ijl?.  V BOEK II Hoofdfl. na C. G Jaar 1073 tot 1517 Franfche Gefchied fchrijvers 131 KERKELIJKE Met voorbijgaan van andere min merkwaardige' Italiaanfche Schrijvers, mogen wij den vermaarden Reisbefchrijver marco polo of marcus paulus niet verzwijgen. Deze Fenetiaan reisde in het jaar 1272 met zijn' Vader en Vaders Broeder, die reeds eene negentienjarige reize naar den Chan der Mogollen, koblai, gedaan hadden, in den ouderdom van negentien jaren weder derwaarts, en kwam, na een goed onthaal genoten te hebben, zeventien jaren daarna met hen beiden in het jaar 1295 in zijne Vaderftad terug. Hij heeft de Befchrijving van deze reis in het Italiaansch uitgegeven, welke naderhand in het Latyn een en andermaal en ook in het Portugeesck, Hoog- en Nederduïtsch vertaald is geworden, Frankryk was in deze eeuwen nog even vruchtbaar in Gefchiedfchrijvers, maar meestal zeer middelmatige, ' die de levens van Heiligen, de gefchiedenisfen van Kloosters, ook eenige de Wereldgefchiedenis en de Franfche Gefchiedenis befchreven hebben. Onder die weinigen, die eenige aanmerking verdienen, is hugode Sancta Maria, Monnik te Fleury, omtrent het midden der Xllde eeuw, Schrijver van eene Chroniek, welke in de Handfchriften zeer ongelijk voorkomt, dan in vier, dan in zes Boeken, beginnende in het eene met ninus, in het ander veel later; en eindigende dan met het jaar 855, maar in andere Handfchriften zich uitftrekkende tot het jaar 1034. Ook heeft hij nog een Werk nagelaten over de Gefchiedenis der Franfche Koningen van zijnen tijd. :(Liber de gestis modemorum Regum Francia). — petrus, met den bijnaam de Eter (le Mangeur), of  GESCHIEDENIS. 133 of Comeflor, of Manducator) was vooral een geliefd Schrijver van dien tijd. trittenheim (*) geeft de volgende ver genoeg gezochte reden van dezen bij - ] naam op: quod fcripturarum auctoritates in fuis Ser- 1 monibus et Opmculis crebrius allegando, quafi in j ventrum memorie manducarit. Waarfchijnlijk was dezelve in het Fransch zijn geflachtnaam. Hij was eerst Priester en Deken bij eene Kerk in zijne Vaderftad Troyes; naderhand Leeraar der Godgeleerdheid bij de Bisfchoppelijke School te Parys, en Kanfelier der Kerk aldaar. Eindelijk verkoos hij de eenzaamheid van het Klooster St. Fictor, in hetwelk hij in het jaar 1178 overleed. Hij had zich zeiven een Graffchrift gefchreven, hetwelk men nog lang op zijn graf in gemelde Klooster gelezen heeft; Petrus eram, quam Petra tegit, dictusque Comestor, Nunc comedor: Vivus docui, nee cesfo docere Mortuus, ut dicat, qui me videt incineracum: Quod fumus, ille fuit; erimus quandoque, quod hic est. Hij fchreef een uittrekfel der Bijbelfche Gefchiedenis tot gebruik der Scholen, hetwelk hij daarom Historia Scholastica noemde, en hetwelk, fchoon maar middelmatig, evenwel in de middeleeuwen voor het voortreffelijkst in zijne foort gefchat is geworden. Vermaard is onder de Franfche Schrijvers, niet alleen als Schrijver, maar voornamelijk als Staatsman, de Abt suger. Hij was in het jaar 1081 , waarfchijnlijk te Saint Omer, geboren, en werd reeds (*) De SS. Ecelef. c. 380. I 3 V BOEK II loofdft. ia C. G. aan 073. ot 1517.  V BOEB II Hoofdft. naC. G, Jaari073 'tot 1517 134 KERKELIJKE reeds in zijn teedere kindsheid aan het Klooster St. Denys gewnd; en daar opgevoed met den jongen Prins lodewyk, zoon van Koning filippus I. hetwe k gelegenheid tot eene duurzame vriendfchap tusfchen hem en lodewyk gegeven heeft, die onder den naam van den Dikken regeerde: en aan wiens Hof suger van zijn XXIÜfte jaar af geleefd heeft. Hij werd vervolgens tot Abt van zijn Klooster verkozen, en werd van lodewyk in verfcheidene ffaatszaken gebruikt; na de dood van lodewyk den Dikken in het jaar 1137 bleef suger bij des Konings Zoon en Opvolger, Lf dewyk den Jongeren in hetzelf (e aan. zien. Deze Koning had, wegens het verwnesten der Stad Fitry te vuur en te zwaard, de gel >fre van eene Kruisvaart gedain, waarvan suger hem te ver» geefs zocht af te houden, integendeel t^en de Koning in het jaar 1147 dadelijk den togl aanvaardde, werd suger tot eerden Staatsdienaar en Bilfuurder des Rijks aangefteld, welken pust hij roemrijk en gelukkig waarnam, terw'fl de Koning met veel verlies en moeite in Syrië niets uitvoerde. Rirdelijk kwam de Koning terug, maar was terltond op eenen nieuwen togt bedacht, waarom suger befloot, ten einde den Koning daarvan te ontflaan, op zijne eigene kosten zoodanigen tngt te doen, maar hij overleed, gedurende de toerustingen tot denzelven in het jaar 31 Ti. s pger verdiende inderdaad den titel van Fader des Vaderlands, met welken de Koning bem befchonk — Hij had onder ziine veelvuldige bezigheden nog tiid gevonden, om het leven van lodewyk den Dikken te befchrijven, ook befchreef hij in  GES C*H I E D E N I S. 135 in een ander Werk zijne eigene verrigtingen, inzonderheid ten beste van zijn Klooster. Een ander Franfche Geestelijke in de eerfte tijden der XlIIde eeuw, willem brito, ook Armoricus, of uit Bretagne, Onderwijzer van peter charlot, onechten Zoon van filippus augustus, befchreef het leven van dezen Koning, die in het jaar 1223 overleed, in twee Werken; het eene in Proza, hetwelk enkel loopt tot het jaar 1219, het ander is in Dichtmaat, en eindigt met den dood des Konings. Men prijst de vloeibaarheid van zijne verzen, en de getrouwheid van zijne verhalen, welke veel bevatten, wat willem zelve gezien en bijgewoond had; doch in het grootfte gedeelte volgt hij rigoro , een geboren Goth, of uit het zuidelijke van Frankryk. die ook eene Gefchiedenis gefchreven heeft. Onder verfcheidene Engelfche Gefchiedfchrijvers van dezen tijd komt de eerfte plaats toe aan willem van Somerfet, gemeenlijk genoemd van Malmesbury, Monnik, Boekbewaarder en Voorzanger van dit Benediktijner Klooster; men noemt hem met regt den Vader der Engelfche Gefchiedenis; omdat federt beda den Eerwaardigen de Gefchiedkunde in Engeland genoegzaam geheel verwaarloosd was. Hij leefde ten minften tot het jaar 1143. Züne drie hoofdwerken zijn; de oude Engelfche Gefchiedenis ( Regalia jive de rebus gestis Regum Angloram Libri U. ab a. 449—1127.) de nieuwere (Historia novella Libri duo ab a. 1127—1:43.) en de Gefchiedenis der Engelfche Bisfchoppen (Libri IV. de gestis Pontificum Anglorum), Nog worden onder I 4 de V BOEK II hoofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot»isi7. Engelfche.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 1517. MATTHE- us van Parys. ] ] J ( 3 1 136 KERKELIJKE de Engelfche Schrijvers met min of meer lof genoemd odericus (of oldericus of odelricus) vitalis, Schrijver van eene Hiftoria Ecclefiaftica, ook naar zijn Klooster St. Evroul (monafterium Uticenfe) Uticenfis hiftoria, welke Gelchiedenis met het jaar j 142 eindigt. — henrik van huntington, Scijrijver eener Engelfche Gefchiedenis in xii Boeken, welke eindigen met den dood van Koning steven in het jaar 1153. — roger van hoveden fchreef Jaarboeken der Engelfche Gefchiedenis van 731 tot 1204. — gervasjus van Tilbury (Tilbe. rienfts) fchreef voor Keizer otto iv. in het jaar 1211 een gefchiedkundig werk van gemengden inhoud, hetwelk hij Otia Imperialia noemde, omdat het tot eene uitfpanning voor den Keizer dienen zou. Het werk is een foort van verzameling van Anecdo*. ten of Bijzonderheden. Maar alle deze Engelfche Schrijvers werden overroffen door mattheus paris of Parifienfts, een Benediküjner Monnik in het Klooster te St. Albans, :en' man van geen gemeene wetenfchap en een' vrijnoedig en onpartijdig Gefchiedfchrijver. Hij heeft :wee merkwaardige gefchiedkundige Werken gefchre/en: eene Wtreldgefchiedcnis, welke tot het jaar 1066 loopt; eene kortere Engelfche Gefchiedenis van iet jaar 1066 tot 1250, en een grooter Werk, waar iet evengemelde een Uittrekfel uit is (Hiftoria ma* 'or) van het jaar 1066 tot 1259, in welk j.iar hij iverleden is. Onder al de Gefchiedfchrijvers der niddeleeuwen is niemand zoo openhartig in het voortellen van de overheerfching der Paufen over Europa, over  GESCHIEDENIS. i37 over derzelver hebzucht, trotsheid en de buitenfporigheden van hunne Legaten, niet met fchimpen of fpotten, maar bewezen met eene menigte daadzaken uit de gefchiedenis van zijne tijden, en bijzonder van ziin Vaderland. Het was om deze reden dat baronius, bellarminus en andere Voorvechters van het Room fche Hof gaarn de Protestanten, die dezen Schrijver het eerst in druk hadden gegeven, hebben willen in verdenking brengen, dat zij verfcheidene plaatfen verdicht en ingelascht hadden, welk vermoeden echter volftrekt geenen grond heeft. In Spanje hebben flechts enkele als Gefchiedfchrijvers in dit Tijdperk de pen gevoerd. Onder dezen roderich simonis of ximenes , Aartsbisfchop van Totedo, in het jaar 1208, op wiens raad Koning alfonsus van Kastiïïèn eene Leerfchool oprigtte te Palentia , tot welke Onderwijzers uit Italië en Frankryk ontboden werden; en uit welke in het jaar 1239 de vermaarde Hoogefchool van Salamanca ontftaan is. Zijne Gefchiedenis van Spanje in negen Boeken, welke hij ook Hiftoria Gothica noemde, gaat tot het jaar 1243. In een Bijvoegfel tot dezelve heeft hij de Gefchiedenis gegeven van de Oostgothen, Hunnen, Wandalen, Sneven, Arabieren en Romeitien. — Ten zelfden tijde fchreef lucas tudensis, Bisfchop van Tuy in Gallicien, eene Chroniek van de Schepping tot het jaar 1236. In de Xllde eeuw begon men in Denemarken voor het eerst de inlandfche Gefchiedenisfen te befchrijven, maar op het einde dier eeuw gaf aesalon, Aartsbisfchop van Lund, last aan twee van zijne I 5 Ge- V BOEK Jl hoofdft. ia C. G. [aar 107 3» ;ot 1517. Spaanfche Gefchiedfchrijvers. Deenfche. SAXO Grammaticus.  138 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. SNORRO STURLËIOH Schrijver der YslandfcheGefchiedenis. Gebeimfchrijvers sveno aageson, om eene korte, en aan saxo om eene uitvoerige Deenfche Gefchie. denis op te (lellen. De eerfte ftelde dan eene zeer beknopte Gefchiedenis op, welke in het jaar 1642 onder het opfchrift: Suenonis Agonis Opuscula is uitgegeven; saxo, die wegens zijnen fierlijken Latijnfchen ftijl den naam Grammaticus heeft gekregen, had meer ten oogmerk, om de eer van zijne Natie te verheffen, dan wel om zijne verhalen op behoorlijk onderzoek te vestigen. Hij leidt' daarom de Deenfche Koningen af van eenen verdichten dan, en fchrijft in der daad de Gefchiedenis tot omtrent het einde der Xlde eeuw enkel als een Dichter, zor. der Tijdrekening, en vol vertellingen, fabelen enz. maar in de Gefchiedenis van zijne eeuw vergoedt hij deze gebreken door uitvoerige en met geleerdheid en oordeel gefcnrevene berigten, geftaafd door echte ftaatsfch;iften. Zweden en Noorwegen bragten geen' Gefchiedfchrijvers in dit tijdvak voort, die eenige aanmerking verdienden. Maar des te meer trekt snorro sturleson, Lagman van Tsland, of Opziener der wetten, de verwondering der nakomelingfchap tot zich. Onder de gemelde benaming was hij Beftuurder van dat ten dien tijde nog vrij en onafhankelijk Eiland. Hij kwam in het jaar 1216 in Noorwegen, derwaarts door rijke gefchenken genoodigd zijnde van den Jarl (Graaf) hakon en deszelfs echtgenoote, die zijne geleerdheid en dichterlijke begaafdheden hoogfchatten. Hier befloot hij tot het fchrijven der Noorweegfche Gefchiedenis, hetwelk hij ook volvoerde  GESCHIEDENIS. '39 de in een Werk , in zijne moedertaal genoemd Heimskringla, dat is, de aard-kring, naar de eerde woorden, met welke het begint; in dit werk verhaalt hij de Gebeurtenisfen der Beheerfchers van Noorwegen zoo geloofwaardig en aangenaam, dat hij den naam van eerden Noorweegfchen Gefchiedfchrijver verdient. Meer dan honderd jaren voor dezen merkwaardi gen Gefchiedfchrijver, leefde nestor, ds Vader der Rusftfche Gefchiedenis. Hij was van zijn zeventiende jaar, of federt het jaar 1073, Monnik in het Sr0°te Piczerfche of Petsfcherfche Klooster te Kiew in de Ukraine; waar hij ten minden veertig jaren geleefd heeft. In dit Klooster fchreef hij in den Slavifchen Tongval van zijne Natie eene Chroniek, welke de achting alzins waardig is , die de Rus/en 'ei altijd voor gehad hebben, nestor is naderhand eer Heilige van zijne Kerk geworden; en zijn ligchaarr rust nog onvergaan in het beroemde Hol van Kiew. Zijne Chroniek is van tijd tot tiid vervolgd, zoc dat de Rusfen een' zoo uitmuntenden voorraad var verzamelingen tot hunne Gefchiedenisfen hebben, ali eenige andere Natie. Andere Slavifche Natiën konden naauwelijks eener of anderen Latijnfchen Chroniekfchriiver aanwijzen, radlubek en boguphal, twee Poolfche Bisfchoppen der XlIIde eeuw, zijn de eerde Schrijvers var die foort voor de Poolfche Natie. Meer bekend i« MARtyn de Pool (martinus polonus) te Troppau in Silezië geboren, omdat Silezië toen een landfchap van Polen was. Hij leefde als Dominicaner Monnik V BOEK II Hoofdft. na C. G. jaar 1073. tot 1517, NESTOR, Vader der Rusfifche Gefchiedenis. Poolfche Schrijvers. MARTINUS POLONUS.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517, Boheemfche Gefchiedfchrijver COS MAS van Praag. RegtJge- 140 KERKELIJKE nik eerst in een Klooster te Troppau; naderhand tot het Jaar 1277 te Rome als Major Poenitentiarius, of Opperopziener der Boetelingen, die onder de Kerkelijke Boete vervallen waren. Hij was tot Bisfchop van Gnefen en Primaat van Polen beftemd, toen hij op de reize derwaarts, in het jaar 1278 te Bologna ftierf. Hij heeft eene Chroniek der Paufen en der Roomfche Keizers nagelaten, van de geboorte van ciiristus tot het jaar 1277; als een onderdanig dienaar der Paufen, fpreekt hij doorgaans hoonend van de Keizers, die hem mishaagden; van zijn verhaal aangaande Paufin joanna , hebben wij te zijner plaatfe gewaagd. De Bohemers hadden reeds op het einde der Xde eeuw eenen Gefchiedfchrijver, den Monnik christiaan of christianus ; maar deze werd in de Xlde eeuw ver overtroffen door cosmas, die in het jaar i°45 geboren, in het jaar 1099 tot Priester gewijd, m naderhand in het Domflift van St. vitus te Praag geweest en daar in het jaar 1125 overleden is. Evenwel is hij getrouwd geweest, en heeft eenen Zoon gehad , gelijk hij zelve verhaalt. Hij fchreef eene Gefchiedenis, onder den tijtel: Chronica Bohemorum, van dit Volk, beginnende met den oorfprong van hetzelve en loopende tot zijnen leeftijd toe. Wij gaan hier voorts de Levensbefchrijvers der Heiligen, of van bijzondere Keizers, Koningen of Paufen, der Kruisvaarten, en de Opfiellers van Rijmchronieken voorbij, die in het vervolg ons nog bij gelegenheid zullen voorkomen. Hoe zeer men, federt het invoeren der Paufelijke De-  GESCHIEDENIS. 141 Decreten, onder welke zoo veele verdichte waren, het beoefenen van het zoogenaamd Kanonyk of Kerkelijk, maar in der daad Pausfelijk Regt, verhief, en daardoor de oude regtsgeleerdheid verdrukte, evenwel had het Romeinfche Regt in Italië nog fteeds gezag behouden, naast de Frankifche en Lombardifche wetten; zoo zegt in het jaar 1061 zekere aldovrandi van zich zeiven: qui profesfus [urn lege vivere Romana, en 'er waren in Italië Scholen, in welke dit Regt nog aanhoudend onderwezen werd; maar in de Xllde eeuw herleefde de beoefening van het oude Romeinfche Regt met nieuwen glans. Men verhaalt daaromtrent, dat, wanneer de ftad Amalfi in het Napel fche in het jaar 1137 dooi Keizer lotharius II veroverd werd, men daar eer fchoon en oud affchrift der Pandekten gevondei hebbe, hetwelk door dien Keizer aan zijne bondge nooten de Pifaners zal gefchonken zijn, en da dit aan irnerius te Bologna aanleiding gegeven heb be, om over de Pandekten voorlezingen te houden Dit geheele verhaal echter is onzeker, en zelfs on waarfchijnlijk, zoo veel alleen is zeker, dat de Flo rentijnen, bij het bemagtigen van Pifa, dit kostba re Handfcbrift naar hunne Stad hebben overgebragt en dat hetzelve daarnaar den naam draagt van d Florentijnfche Pandekten ( * ). De gemelde irnerius, uit Bologna oorfpronke lijk, en geen Duitfcher, wiens naam eigenlijk wer ner zou geweest zijn, onderwees de Regtsgeleerd hei (*) bach. Hist. Jur. Rom. L. IV. C. 3. §  V BOEK II Hoofdiï. na C. G. Jsarlo73. tot 1517. ] 1 ] 1 ] ( ( i 158 KERKELIJKE houden. Hij leerde te Florence de Spraakkunde maar zijn Vader fchikte hem voor den Koophandel* op zijne reizen wegens denzelven in het jaar 1341 geraakte hij te Napels bij het gewaande graf van virgilius in zulke geestvervoering, dat hij zich geheel aan de Dichtkunst wilde overgeven. Zijn Vader vergunde hem dus, om zijne letteroefeningen voort te zetten, en hij oefende zich zes jaren in het Kerkelijk of Kanonieke Regt, ook nam hij onderwijs in de Starrekunde. Maar allengs leide hij zich toe op de Griekfche Spraakkunde eii Geleerdheid, geholpen door leontius pilatus. boccaccio bekleedde federt het jaar 1373 te Florence den nieuw opgerigten leerdoel tot verklaring van het beroemde Dichtftuk van dante. Maar zijne eigene Dichtwerken mishaagden hem zeiven zoo zeer, toen hij de Italiaanfche Gedichten van petrarca te zien kreeg, lat hij ze in het vuur wierp. In het jaar 13Ó1 liet ïen dervende Carthuizer Monnik hem in Gods naam rermanen, om zijne dartele zeden te verbeteren, en laar hij door zijne wellustademende Verhalen een ;oo verleidelijk Schrijver geworden was, van de Dichtkunst geheel afftand te doen, waartoe boccaccio ook werkelijk befloot, maar petrarca wist ïem te overreden, dat hij vroom leven kon, zonder lie kunst en het lezen der Heidenfche Schrijvers te aten varen, boccaccio befteedde zijne kennis in de 3udheid aan het opftellen van het eerfte zamenftel Ier Griekfche en Romeinfche Fabelkunde (Geneah'ia Deorum Libri XV) andere van zijne Schriften tijn gefchiedkundig: de claris mulieribus; de caftbus vim  GE SCHIEDENIS. 159 virorum et foeminarum illuftrium Libri X; Historie Romana Compendium.^ In het eerfte van deze Werken heeft hij ook de Paufin joanna niet vergeten. Zijne Italiaanfche Werken hebben nog beftendiger toejuiching verworven, inzonderheid zijn Decamerone, eene verzameling van honderd gezelfc happelijke Vertellingen, die in tien dagen verhaald zijn. Dit Werk heeft bij de Italianen nog eene klasfifche ivaarde, en is in verfcheidene andere talen, ook in het Neder duit sch vertaald. Schoon men voor lang heeft aangewezen, dat deze Vertellingen in ware gebeurtenisfen haren grond hebben, en dat den Monniken, die door hem in dezelve zoo zeer worden ten toon gefield, geen ongelijk wordt aangedaan, zij zijn echter al te dartel, en hebben, door al te naakte affchildering dezer ongebondenheden, voor de zeden meer dan te veel nadeel gefticht. Deze voortreffelijke vernuften zouden echter bezwaarlijk gedaagd zijn, om de Wetenfchappen en Geleerdheid te herdellen, indien niet, ten zelfden tijde, een vrij aanzienlijk getal Griekfche Geleerden, gedrongen door het verval en kort daarna gevolgden ondergang van hun Vaderland, zich naar het Westen, en bijzonder naar Italië begeven hadden, alwaar zij, gedeeltelnk om hun bedaan te vinden, de Griekfche taal onderwezen, en tevens hunne leerlingen eenen lust inboezemden, tot het naarfporen en beoefenen der oude Griekfche en Latijnfche Schrijvers ; zelve waren z'u' goede vernuften , evenwel beftond hunne voornaamde verdiende daar in, dat zij den weg baanden en anderen opleiden om denzelven te bewandelen. ma- V ROEK II Hoofdig na C. G. Jaario73. tot 1517. Verdiens* ten der Grieken bij het herleven der geleerdheid.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. too KERKELIJKE V manuel chrysoloras was de eerfte dezer Grieken , die een vruchtbaar zaad in Italië ftrooide, waar hij als Afgevaardigde van den Griekfchen Keizer manuel paleologus in het jaar 1393 aankwam, en in het jaar 1396 voor de tweede keer deze reis doende, door die van Florence op een jaargeld van 100 gulden aangefteld werd, om onderwijs te geven in de Griekfche taal, hetwelk hij ook naderhand te Pavia gedaan heeft. Hij woonde de Kerkvergadering van Conftans bij, alwaar hij in het jaar 1415 overleed. Zijne Erotemata Grceca was de eerfte goede Griekfche Spraakkunde, van welke zich ook reuchlin en erasmus als een Leerboek bediend hebben. joannes argyrop ulus , uit Konftantinopolen, kwam in 't begin der XVde eeuw in Italië, en leerde te Padua, Florence en Rome, alwaar hij omtrent het jaar 1486 overleden is. Hier was het, dat rè^tchlin zijne voorlezingen over thi^Tydiöes bijwooride. Als argyropulus tot zijne verwondèNyng zajj, dat deze Duitfcher het Grieksch Wl verftond y-ïiep hij uit: Nu is Griekenland over de lUpen gf^ogen! Een ander dezer Grieken, georgius gemistus pletho had wel geen beftendig verblijf in Italië, maar is vermaard geworden door ziinen leerling bessarion, met wien en andere Griekfche Godgeleerden hij de Kerkvergadering van Florence in het jaar 1438 bijwoonde, op welke hij de leer zijner Kerk ftandvastiger dan de overigen verdedigde. Het merkwaardigfte van zijne Gefchriften is zijn Boek over het onderfcheid tusfchen de Wijsbegeerte van aristoteles en plato, waardoor hij, voornamelijk we-  GESCHIEDENIS. 161 'wegens zijn hevig uitvaren en fchelden tegen den eerstgemelden, het fein gaf tot den twist, welken de Grieken vervolgens over deze beide Wijsgeeren gevoerd hebben. Zijn leerling bessarion, uit Trapezus, was in j meer dan één opzigt van hem verfchillende. Hij - was een Monnik naar den Regel van den Heil. ba* j silius en Aartsbisfchop van Nicea. Op de Flo\ rentynfche Kerkvergadering in het jaar 1438 verde1 digde hij eerst het leerftelfel der Griekfche Kerk, maai! : ging vervolgens geheel over tot de zijde der Paufen, I die hem daarvoor ook hunne dankbaarheid bewezen. : eugenius IV benoemde hem, den eerften van alle Grieken, tot Kardinaal. Ja men zegt, dat hij bijna tot Paus zou verkoren zijn, indien niet zijn Concla1 vist, nicolaus perottus, met onftuimigheid de Kardinalen had afgewezen, die hem deze waardigi heid wilden opdragen, bessarion was zelve een > Geleerde en een bevorderaar der Geleerden, zijne 1 denkwijze was gematigd, welke gematigdheid hij bijI zonder vertoonde in zijne wederlegging van zijnen ! vriend georgius trapezuntius, die plato even , bitter had aangevallen , als pletho aristoteles gedaan had. georgius trapezuntius, of van Trapezus, van 1 waar zijn geflacht afkomftig was, kwam omtrent ' het jaar 1420 te Venetië, alwaar hij naderhand oni derwijs gaf in de Griekfche Spraakkunde; maar zijn driftige en woelige aard berokkende hem vele moe'ue" lijkheden. In het laatst van zijn leven verloor hij zijn I geheugen, en overleed omtrent het jaar 1489. XV. Deel. L the- V BOEK II Hoofdft. na C. G. [aario73. tot 1517.  V BOEK II Hoofdfl. na C, G, Jaar 1073 tot 1517, Handfchriften. i6a KERKELIJKE theodorus gaza, geboortig van Thesfalonha, vlugtte van daar in het jaar 1439 naar (talie, en had federt het jaar 1450 zijn verblijf te Rome in het huis van den Kardinaal bessarion. Op verlangen van Paus nicolaus V vertaalde hij de gefchiedenis der dieren van aristoteles, die hij zorgvuldig op Pergament fchreef; maar intusfchen was nicolaus V overleden, en deszelfs Opvolger sixtus IV, die omtrent de Wetenfchappen zeer onverfchillig was, fchonk aan gaza , toen deze hem zijne Overzetting overhandigde, flechts 50 Dukaten, welke deze, misnoegd en verdrietig, in den Tiber wierp, en weder Onderwijzer werd te Ferrara, alwaar rudolf agricola in het jaar 1476 één zijner Toehoorderen was; hij overleed, gelijk men meent, in het jaar 1478 in Kalabrie. Zijne Griekfche Spraakkunde (Libri IV introductionis Grammatica) die meermalen in het Grieksch en Latyn gedrukt is, behoort ook onder de beste. Nog zijn 'er eenige Grieken, wier namen het genoeg zal zijn hier te plaatfen, die hier insgelijks toe behooren. konstantinus lascaris, wiens Spraakkunde bet eerfte Boek is, hetwelk in het Grieksch gedrukt is geworden te Milaan in het jaar 1476, en joannes lascaris; demetrius chalcondylas, aan wien men de eerfte uitgave der Werken van homerus verfchuldigd is te Florence 1488 in twee Deelen in Folio; michael apostolius; marcus musurus enz. De nieuw opgewekte lust tot echte Geleerdheid wekte ook den ijver aan tot het opzoeken en ver- krij-  GESCHIEDENIS. t6$ krijgen van Handfchriften der oude Schrijveren, waar toe geleerdheidlievende Vorsten, als die uit het huis de Medici en Koning matthias van Hongaryen j rnildelijk de hand boden; verfcheidene Italiaanfche i Geleerden deden ten dien einde opzettelijke reizen, j gelijk guarini van Verona, joannes aurispa en , franciscus philelphus; van den eerstgenoemden guarini verhaalt men, dat van fchrik en fpijt, dat eene kist met Handfchriften, die hem toebehoorden , op zee verongelukte, zijn haar in éénen nacht grijs is geworden. In de Westerfche Kloosters lagen ook nog vele Handfchriften van oude Schrijvers in een' hoek of winkel onder het ftof bedolven; dus ontdekte poggius, toen hij in het jaar 1414 de Kerkvergadering van Konflans bijwoonde, in eenen donkeren toren van het Klooster St. Gallen, de werken van quintilianus , het een en ander van valerius flaccus, tertullianus en lactantius , lucre- tius, vitruvius, silius iTAi.icus enz. Ondertusfchen bleven deze en foortgelijke Werken, van welke dikwijls maar één Handfchrift te vinden was, zeldzaam, gelijk de Handfchriften in het gemeen duur en bijkans onverkrijgbaar. In het midden der XlVde eeuw werd een Handfchrift van plutarchus Levensbeschrijvingen in Italiëwoot tachtig Dukaten, en een van de Brieven van seneca voor vijftien of zestien te koop aangeboden. Te Parys werd eene Concordantie voor 100 Dukaten verkocht, poggius kon zich voor eenen livius , dien hij zelve heel fier* lijk afgefchreven had, een Landgoed koopeii, hetwelk het omgekeerd geval was van antonIus vatt L a Pa* V BOEK II loofdfh a C. Gi aan 073. ot 1517.  V BOEK. II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Uitvinding der Boekdrukkunst. ï64 KERKELIJKE Palermo, die een landgoed verkocht, om daar voof een affchrift van livius te koopen (*). Eene adelijke Juffer in Frankryk kreeg tot een gedeelte van haar huw» lijksgoed een prachtig afgezet pergamenten handfchrift van het Corpus Juris. Nog in het jaar 147T, toen de Boekdrukkunst te Parys naauwelijks begon bekend teworden, moest Koning lodewyk XI, dewijl hij zijne Bibliotheek met een affchrift van het hoofdwerk van den Arabifchen Geneesheer rhases wilde verrijken, aan de Medicijnfche Faculteit aldaar, van welke hij hetzelve leenen liet, daar voor 12 Mark zilvergoed en 100 goudgulden in pand geven; waarbij de Faculteit nog rekende, hem eenen bijzonderen dienst te doen. Eindelijk werd omtrent het midden der XVde eeuw de Boekdrukkunst uitgevonden, dat heerlijk middel, om den fchat der Geleerdheid voor allen verkrijgbaar te maken, en de beoefening der Wetenfchappen te verligten. Zeldzaam is het, dat eene zoo nuttige kunst eerst zoo laat is uitgevonden geworden, daar men reeds van ouds zoo vele aanleiding had, om tot deze uitvinding te worden opgeleid; en niet min zeldzaam, dat men daar over heeft kunnen twisten, aan wien de eer der uitvinding moet worden toegefchreven, of aan de Duitfchers joan guttenbergs en joan faust te Ments, dan wel, hetgene onze Nederlandfche Geleerden met zeer vele redenen beweerd hebben, aan den Haarlemfchen Burger laurens koster , geen' onaanzienlijk man in zijne Vaderftad. Spoe' (*) Zie van hem boven ladz. 40.  GESCHIEDENIS. • 165 Spoedig werd deze kunst tot meer volkomenheid gebragt, en door alle landen van Europa verfpreid, en daardoor niet alleen aan de Geleerdheid maar ook aan den Godsdienst uitmuntende dienden bewezen. Thans werd de Griekfche en Latynfche Letterkunde met ongewone drift beoefend; inzonderheid was men zoo ijverig omtrent het Grieksch, dat het in Italië een algemeen gezegde werd, dat, wie het Grieksch en de oude Griekfche Schrijvers niet verftond, onwetender was, dan die geen Latyn verftond. Een aantal Geleerde Mannen in dit vak zouden hier kunnen opgenoemd worden, welke door deze Letteroefeningen hunnen naam tot de nakomelingfchap hebben overgebragt. Een der eerden was joannes malpaghino of joannes van Ravenna, geboren te Ravenna 1352, overleden omtrent het jaar 1420, hij was een leerling van petrarca, tot wien hij in zijne jeugd door donatus , die de Latynfche Spraakkunde te Venetië met toejuiching leerde, gezonden werd; hij werd zelve vervolgens een geleerd en verdienftelijk Onderwijzer , uit wiens School vele Geleerden zijn voortgekomen, onder welken één der vermaardften geweest is poggius, eigenlijk poggio bracciolini, geboren in het jaai 1380. Wij hebben reeds gezegd, dat hij in het jaai 1414, ten tijde der Kerkvergadering van Konftam het geluk had, van vele oude Handfchriften van tynfche Schrijvers te ontdekken, en van den ondergang te bewaren; merkwaardig is een Brief van hen aan leonardus van Arezzo of aretinus, behel gende een verhaal van den dood van hieronymuj L 3 vai V BOEK II Hoofcft. na C. Q. Jaano73. tot 1517. Griekfche en Latijnfche Letterkunde. I  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. 16Ó KERKELIJKE van Praag, wien bij, hoe zeer in gevoelens van hem verfchillende, veel regt doét. Hij overleed te Florence in het jaar 1459. — leonardo bruno van Arezzo, of leonardus aretinus, te Arezzo in het jaar 1369 geboren, was insgelijks een leerling van joannes van Ravenna en van linnus colluTius salutatus , welke laatfte meer dan dertig jaren Kanfelier was te Florence, en zoo geacht om zijne geleerdheid, dat de Florentyners hem, toen hij in het jaar 1406 overleden was, nog in de doodkist den lauerkrans hebben opgezet; aretinus leefde tot het jaar 1444. — franciscus philelphus zag het levenslicht in het jaar 1398 te Tolentino in de Mark Ancona. nicolaus V, Koning alfonsus van Napels, die hem tot Ridder floeg, en hem met den Dichterlijken krans vereerde, en de Hertog van Milaan waren zijne voornaamfte begunftigers ; maar zijn onrustige aard, zijne bijtende Heke'.fchriften, en fchimpende aanvallen op Vorften, Paufen en Geleerden verhinderden veelal den voortgang van zijn geluk, hoewel de zwarte teekening, welke zijn verklaard? vijand poggius van hem gegeven heeft, al te zeer in gal gedoopt is. Hij ftierf te Florence in het jaar 1481. — guarinus van Verona, daar hij in het jaar 1370 geboren werd, was insgelijks een vermaard Letterkundige, en werd door zijnen Zoon baptista guarini daar in nagevolgd, die te Ferrara, even als zijn Vader, tot het jaar 1513 openlijk Leeraar geweest is. — Een ander ijverig bevorderaar Ier oude Spraak- en Letterkunde was ambrosius fRAversari, die in het veertiende jaar van zijnen ou-  GESCHIEDENIS. 167 ouderdom, in het jaar 1400, in het Camaldulenfer Klooster te Florence ging; alwaar zich eenige kenners van alle foort van Geleerdheid, en zelfs geborene Grieken bevonden; van hun onderwijs maakte hij gebruik, en leerde in later tijd ook wat HeIreeuwsch. Maar toen hij in het jaar 1431 tot Generaal van zijne Orde verkoren werd, en hij dezelve wilde hervormen, kostte hem dit veel kommer en verdriet. Hij had wel eenen vriend aan Paus eugenius IV, die hem te Rome liet komen, maar ambrosius kreeg, wegens de buitenfporige zeden der inwoners en der Paufelijke Hovelingen, fpoedig eenen tegenzin tegen deze ftad, welke hij het Westerfche Babel noemde. Hij werd in het jaar 1435 door den Paus naar de Kerkvergadering van Bazel gezonden, om daar 's Paufen belangen voor te ftaan; ook bevorderde hij zoo veel mogelijk op de Kerkvergaderingen te Ferrara en Florence, in het jaar 1439 de vereeniging der Latijnfche en Griekfche Kerken. Hij leide zich bijzonder toe op de beoefening der Kerkvaderen , ja het kostte den aanzienlijkften lieden vele moeite, om hem tot het overzetten van diogenes LAëRTius te bewegen, omdat hij geloofde, dat deze werkzaamheid niet voegde voor e;nen Monnik en Priester, ook toonde hij 'er zijne ganfche leven vervolgens berouw over, dat hij dit werk op zich had genomen. —- Ten zelfden tijde begon de Venetiaanfche familie der barbari in dit vak uit te munten, FRANCiscus barbarus, leerling van joannes var Ravenna en guarini van Verona overleed als Pro curator van St. Marco in het jaar 1454. Van zijn< L 4 twei v BOEK II -loofdft. ia C. G. [aano73. :ot 1517-  V BOEK li Hoofdft. naC. G. Jaar1073. tot 1517. .] 168 KERKELIJKE twee Neeven, beide hermolaus genoemd, is de jongde de vermaardfte geleerde van zijn huis geworden, maar reeds in zijn negenendertigfte jaar overleden. — joannes ANTONius campanus werd in het jaar 1427 op een Dorp in Terra di Lavoro, het oude Campanie, geboren, en door een Dorpspriester van achter de kudde, die hij weidde, genomen en zorgvuldig onderwezen, waarna hij te Napels het onderwijs van laurentius valla genoot. De Paus pius II verhief hem tot Bisfchop van Teramo, en paulus II zond hem in het jaar 1471 op den Rijksdag te Regensburg, maar campanus kon zich geheel niet naar Duitschland fchikken, en fchreef zelfs een vermaard Hekeldicht op dat land, hetwelk in zijne Werken gevonden wordt (*). nicolaus perottus werd in het jaar 1430 geboren te Sastoferrato in het Hertogdom Urbino, en genoot het onderwijs en de irricndfchap van den Kardinaal bessarion. pius II benoemde hem, in het jaar 1458 tot Bisfchop van Siponto of Manfredonia in het Napelfche. Keizer frederik III vereerde hem in het jaar 1452 den Lauerkrans. — joannes jovianus pontanus uit iet Hertogdom Spoleto, die in het jaar 1503 ge/lorren is, was een der vruchtbaarfte Latijnfche Dich:ers. - philippus beroaldus , die zijne dagen in het aar 1505 in zijne Vaderftad Bologna eindigde, heeft :ich door de oordeelkundige behandeling der oude khrijveren zeer vermaard gemaakt. — marsilius 'Icinus, Kanunnik te Florence, waar hij in het jaar H99 (*) Cara. L. VIII. Carm. I.  GESCHIEDENIS. 169 1499 gedorven is, beroemd door zijne hoogachting voor plato en de vertaling van deszelfs Werken. petrus crinitus, eigenlijk pietro ricci; — ambrosius calepinus , een Augustinianer te Bergamo, waar hij in het jaar 1510 geftorven is, bekend door zijn Latijnsch Woordenboek. — angelus politianus, naar Monte Pulciano, (of Mons Politianus) eene ftad in het Flor entijnfche, daar hij in het jaar 1454 geboren was, eigenlijk angelo ambrogini; hij was een gunfteling van laurentius van Medicis, en werd de opvoeder van deszelfs zoonen, de jongde van welken Paus leo X geworden is. Zijne vriendfchap met den beroemden Graaf joannes picus van Mirandola, gaf aanleiding, dat hij zich ook op de Wijsbegeerte toeleide. — Doch boven alle deze Geleerden muntte laurentius valla eenigermate uit. Deze kwam waarfchijnlijk in het jaar 1428 te Rome ter wereld. Koning alfonsus van Napels was zijn begundiger, onder deszelfs befcherming had hij gelegenheid, om met vrijmoedigheid tegen de Paufen uit te varen, evenwel kon 'sKonings befcherming hem niet in veiligheid dellen tegen de vervolging der Inquifiteurs, voor wier regrbank hij befchuldigd werd, en gevaar liep, naar den branddapel gevoerd te worden. De vrees hier voor noodzaakte hem, zich aan het oordeel der Kerk te onderwerpen, en Koning alfonsus redde hem vervolgens uit de klaauwen dezer geloofsonderzoekeren. valla is naderhand Kanunnik bij de Lateraan-kerk te Rome, en Pausfelijk Geheimfchrijver geweest, en in het jaar 1457 overleden. Onder zijne Werken L 5 mun- V iiOEK ii Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  170 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 munten uit zijne Elegantiarum Linguce Lat. Libri fex; in welk werk hij de ware fchoonheden der Latijnfche taal ainwijst, en uitvaart tegen de onwetendheid der Godgeleerden van zijnen tijd. In een ander werk: Dialectice Libri III zocht hij de gebreken van de Redeneerkunde der Scholastieken te ontdekken, en zelfs die van aristoteles te verbeteren. Onder hetgene hij in dezen Wijsgeer berispie, waren deszelfs tien Prcedicamenten, welke hij tot drie verminderde. Men verzekert, dat de Godgeleerden hem dit ook als eene Ketterij toegerekend hebben, omdat de tien Prcedicamenten met groot voordeel in de Godgeleerdheid gebruikt werden. Nog grooter vertoont zich laurentius valla in een BijbelschuitJegkundig werk, Annotationes in Novum Testa* mentum, als den eerften Godgeleerden in de Westerfche Kerk, die na veele eeuwen de gegronde Uitlegging des Nieuwen Testaments met behulp der Griekfche Spraak- en Taalkunde wist te herftellen. Nog meer te verwonderen is zijne kunde en vrijmoedigheid, met welke hij de Kerkelijke Gefchiedenis van Fabelen trachtte te zuiveren, valla hoorde eens eenen Franciskaner Monnik te Napels prediken , dat de Apostolifche Geloofsbelijdenis ontftaan was in eene zamenkomst der Apostelen, wanneer petrus zeide: Ik geloof in God den almagtigen Vader; waarop andreas liet volgen: Schepper des hemels en der aarde en zoo vervolgens de overige Apostelen elk een artikel, valla vraagde vervolgens den Monnik, welk bewijs hij voor deze vertelling had; deze, die niets kon antwoorden, noemde val-  GESCHIEDENIS. 171 valla een' vijand van den Godsdienst, en fchold hem openlijk van den Predikftoel, tot dat de Koning hem daarin belette, valla bood aan, met den Monnik daarover een' redetwist te willen houden, maar hij werd voor het geestelijk gerigt gedaagd, en genoodzaakt om te belijden, dat hij ook ten aanzien van deze geloofsleuze alles geloofde, wat de Kerk geloofde. Nog merkwaardiger is een ander gefchrift van valla,waar in hij de onechtheid der gewaarde gifte en! giftbref van Keizer konstantyn den Grooten aan den Roomfchen Bisfchop sylvester aantoont. In Duitschland, waar eerlang een helderder en van de Italianen nooit gekend licht in den Godsdienst zou doorbreken, verwierf rudolf agricola het eerst de verdiende, dat hij de Griekfche en Ro meinfche Letterkunde over de Alpen in Duitschlana bragt. Zijn eigenlijke naam was rudolf of roe> lof hausman of huisman, welken hij in den La> tijnfchen naam agricola overzette; en het Dorp Bafflon bij Groningen, in welke Stad zijn vader een welgezeten burger was, omtrent het jaar 1442 zijn geboorteplaats, thomas van kempen , gemeenlijk a Kempis genoemd, naar Kempen, een ftadje in hef Keulfche, leefde en leerde ten tijde, dat agricola zich in de eerfte beginfelen der wetenfchappen begon te oefenen, als reguliere Kanunnik van den Heil. augustinus , in een Klooster bij Zwol in Overysfel. Zijne voornaamfte leerlingen waren, behalve agricola, de Graaf maurits van spiegelberg, rudolf van lange, antonius liber , lodewyk dringenberg en alexander hegius, alle gebo- re- V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaa-1073. tot 1517. Duitfche Letterkundigen.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar1073. tot 1517. 172 KERKELIJKE rene Westfalingtrs. Na verloop van hunnen leertijd vermaande de Leermeester de rijken onder hen, om naar Italië re reizen, en daar zich in de Griekfche en Romeinfche Spraakkunde te oefenen, maar de min vermogenden om zich van Schriften te bedienen , uit welke men de Geleerdheid der Ouden fcheppen kon. agricola was één der genen, die de reize naar Italië deden, alwaar hij met de Geleerden aldaar kennis en vriendfehap maakte, en rijk beladen van kundigheden, naar Duitschland keerde. Onder de jonge Duitfchers, welke uit het onderwijs van agricola voordeel trokken, waren alexander hegius , naderhand Onderwijzer te Deventer, lodewyk dringenberg, naderhand Onderwijzer te Schletftad, en de West faal fche Edelman herman van den busche , een merkwaardig voorbeeld van geestdrift voor de beoefening der Ouden. Hy was in het jaar 1468 geboren, en deed, na het onderwijs ook van agricola genoten te hebben, verfcheidene reizen naar Italië en Frankryk; hij werd door den Graaf van nieuwe naar te Keulen geroepen, om zich tegen de barbaarschheid der Godgeleerden aldaar te verzetten, maar zij waren zoo magtig, dat hij de ftad verlaten moest. Op gelijke wijze werd hij te Leipzig op aanftoken der vijanden van de nieuwe Geleerdheid gebannen. Zijn vriend de Graaf van kieuwenaar liet hem in het jaar 1517 andermaal te Keulen komen, maar hij kon noch door zijne Voorlezingen, noch door gefchriften iet uitregten; de Godgeleerden aldaar verdreven hem op nieuw. nieuwe naar bezorgde hem kort daarna het Rectoraat  GESCHIEDENIS. 173 raat der School te Wezel, het eerfte voorbeeld, hetwelk een Duitsch Edelman op deze wijze gaf. Hier fchreef hij zijn vermaarde Valium humanitatis; eene verantwoording voor de oude Letterkunde. Te Keulen predikten de Dominikanen vooral hevig daar tegen; zij noemden de Dichters fchelmen, de redenaars zwijnen ,en derzelver werken kaf van den Duivel; de beoefening der oude Talen en Schrijvers fcholden zij voor eene averregtfche en bedriegelijke poging, welke voor vrome menfchen niet paste; waar tegen busche zich met nadruk en befcheidenheid verzette. Uit genegenheid tot de Kerkhervorming leide hij in het jaar 1522 zijn ambt neder; en oefende zich te Wittenberg onder aanleiding van luther. en melanchthon in de Uitlegkunde des Bijbels. Naderhand werd hij Leeraar der Gefchiedkunde te Marburg, en overleed in het jaar 1534 in het Bisdom Munfler. — koenraad celtes. die zich zeiven ook den naam potucius gegeven en eigenlijk meissel geheten heeft, was insgelijks een leerling van agricola. Hij was in het jaai 1459 te Wupfeld, een Dorp in het Wurtsburgfche. geboren. Hij ontliep zijnen Vader, die een' Wijn gaardenier van hem wilde maken, zoo als hij zelv< was, en begaf zich naar Keulen, en van daar naai Heidelberg, waar hij door agricola in de Hebreeuwfche en Griekfche talen, als ook in de La tijnfche Welfprekendheid en Dichtkunst onderwezer werd. Hij reisde vervolgens naar Italië, en weder gekeerd vond hij in den Keurvorst van Sakfen. frederik den Wijzen, eenen begunftiger, die hen a..i V BOEK II Hoofdft. na C< G. Jaar 1073. cot 1517. 1 i  V BOEK II Hoofdft. m C. G. Jaar 1073. tot 1517. JOANNES reuchLIN. 174 KERKELIJKE aan Keizer frederik III aanprees, welke Vorst hem, den eerften van alle Duitfchers, in het jaar 1487 den Dichterlijken Lauerkrans vereerde. Hij werd door Keizer maximiliaan I in het jaar 1501 te Weenen beroepen als Leeraar in de Dichtkunde en Welfprekendheid, en overleed in het jaar 1508. — koenraad peutinger uit een adelijk gedacht te Augsburg in het jaar 1465 geboren en onder anderen bekend door de oude Romeinfche Reiskaart, welke hij bezat, en welke daarom de Tabula Peutingerianet genoemd wordt. — bjlibald perkhaimer, Keizerlijk Raad en Raadsheer te Neurenberg, waar hij in het jaar 1470 geboren was, «ras een vriend van reuchlin, en heeft zich als krijgman, als [taatsman, als geleerde, en vriend der Hervorming mderfcheiden; en overleed in het jaar 1530. — In Bohemen leefde om dezen tijd bohuslaw hassenstein, Vrijheer van Lobkowits, overleden in het laar 1510, bekend door zijne Latijnfche Brieven, [ledevoeringen, en inzonderheid door zijne Gedichten. — petrus mosellanus, welken bijnaam hij voerde, naar een Dorp aan de Moezel, zijne geboorteplaats, in bet Aartsbisdom van Trier, eigenlijk pieter schade, onderwees van het jaar 1515 de Griekfche Letterkunde te Leipzig, maar overleed reeds vroeg in den ouderdom van 31 jaren. Doch onder alle Duitfchers hebben reuchlin en erasmus, in het laatfte der XVde en het begin der XVIde eeuw zich bijzonder verdienftelijk gemaakt. De eerfte, joannes reuchlin, ook capnio genoemd, welken Griekfchen naam eene vertaling van zij-  GESCHIEDENIS. -75 aijnen Duitfchen reuchlin, hermolaus barbarus hern in Italië gegeven had, zag in het jaar 1455 het eerfte levenslicht te Pforzheim in het Markgraaffchap Baden; wegens zijne bevallige ftem in het zingen, kreeg hij, zeventien jaren oud zijnde, een ambt als Hofzanger aan het Hof van den Markgraaf. Hij ging vervolgens naar Parys, waar hij zich in het Grieksch en in de Godgeleerdheid oefende, te Bazel ontving hij in het jaar 1474 de waardigheid van Magister, en fchreef hier het eerfte Latijnfche Woordenboek in Duitschland, onder den tijtel: Breviloquus. Na het jaar 1479 oefende hij zich te Orkans en te Poitiers in de Regtsgeleerdheid, in welke hij Licentiaat werd; vervolgens te Tubingen Doctor in de Regten, waar na hij eer bezig leven aanvaardde en Zaakwaarnemer (Procureur) werd. Met den Graaf, naderhand eerfter Hertog van Wurtenherg, eberhard met den Baard, kwam hij te Rome, waarna hij door dien Vorst ge zonden werd aan Keizer maximiliaan I; andermaal in Italië gekomen, kwam hij in kennis met de ItaHaan fche Geleerden. In het jaar 1492 reisde hl met Graaf eberhard naar Keizer frederik IIJ naar Lintz; deze Keizer verhief hem in den Adel ftand, en benoemde hem tot zijnen Raad. Te Lintz werd hij door den Keizerlijken Lijfarts en Ridder, den Jood jacob jechiel loans verder in de Hebreeuwfche Taal onderwezen. Na den dood var zijnen begunftiger Graaf eberhard , zag hij zich genoodzar.kt het Wurtenbergfche te verlaten en zich naar Heidelberg te begeven, alwaar hij van der Keur V boek II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517»  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. «k 1517. 1 i 175 KERKELIJKE Keurvorst van den Paltz gunftig ontvangen, en als zijn gevolmagtigde naar Rome gezonden werd, waar hij zijne kundigheden in het Grieksch door het onderwijs van argyropulus en in het Hebreeuwsch door den Jood abcias vermeerderde. In het jaar 1502 werd hij tot een der drie Regters van het Zwabifche Verbond verkoren, welke de twisten tusfchen de Vorften en Leden van dit Verbond naar de Wetten beflisten; maar als Hertog ulrich van Wurtenberg door dit Verbond in het jaar 1519 uit zijn land verdreven werd, week reuchlin naar Ingolftad, alwaar hij door Hertog willem van Beyeren in het jaar 1520 aangefteld werd tot openbaar Leeraar in de Griekfche en Hebreeuwfche talen; maar tot denzelfden post naar Tubingen beroepen zijnde, nam hij dit beroep aan, doch overleed in het jaar 1521 te Stut gard. Onder de Leerlingen van reuchlin, was zijn neef melanchthon, welken Griekfchen naam hij aan dezen gegeven had voor zijnen Hoogduitfchen schwartzerd — Het gewigtigfte Werk van reuchlin is eene Hebreeuwfche Spraakkunde en Woor» lenboek, met het opfchrift: de rudimentis Hebrai:is Libri tres. In een ander Werk: de accentibus ',t orthographia Linguce Hebraicce heeft hij de Hejreeuwfche accentuatie het eerst op eene regelmatige vijze voorgedragen. Jammer was het, dat, dewijl nj het Hebreeuwsch van Joden leerde, hij verfcheilene vooroordeelen van deze Natie overnam, bij voorbeeld van de bijzondere heiligheid der Hebreeuw'che Taal; ook was hij zeer ingenomen met de Jood- fche  GESCHIEDENIS. K7 fche Kabbala of Sijmbolifche en geheime Wijsbegeerte der Joden , welke hij met de Griekfche Wijsbegeerte en zelfs met den Christelijken Godsdienst zocht te vercenigen; doch welke hem tevens te veel deed ophebben met de natuurlijke Tooverkunde en Starrenwigchelarij. Doch daartegen heeft reuchlin met regt den lof van geleerdheid en van den herfteller der Hebreeuwfche Spraakkunde, enz. welke zijne Tijdgenooten hem gegeven hebben. Inzonderheid is hij vermaard geworden door zijne verdediging der Joden, tegen de woelingen van joan pfefferkorn, eenen gedoopten Jood, en der Keulfche Godgeleerden , de Dominikanen, die een gebod hadden weten te bewerken van den Keizer, om den Talmud en andere Boeken der Joden te verbranden, waartegen reuchlin deze Boeken in zijne befcherming nam, in eene verhandeling: Of men den Joden hunne boeken ontnemen en die verbranden zou? waartegen pfefferkorn in het jaar 1511 een Werk uitgaf vol fcheldwoorden, hetwelk hij zijnen Handfpiegel noemde, maar hetwelk reuchlin in zijnen Oogenfpiegel beantwoordde, waarin hij pfefferkorn van vier en dertig onwaarheden overtuigde. Nu werd de ftrijd heviger. De Godgeleerden te Keulen droegen aan eenen onder hen, arnold van tongeren , op, om te onderzoeken, of men hem niet als een' Ketter behandelen moest. Nu verloor reuchlin uit vrees voor de Inquifitie zijnen moed, en fchreef eenen vleijenden Brief aan arnold , verklarende alles te gelooven, wat de Kerk geloofde, en ook zijne Uitleggingen over den Bijbel aan de uitfpraken der XV. Deel. M Kerk V boek II Hoofdft. na C G. Jiano73. tot 1517.  V BOEK 11 Hoofdft. na C. G. ]aano73. tot 15\7. 1 1 I 1 ] 1 1 x?S KERKELIJKE Kerk te onderwerpen. Maar de Godgeleerden eisd> ten, met bedreigingen, dat hij zijnen Oogenfpiegel herroepen zou. Nu vatte reuchlin weder moed, en gaf eene verklaring uit, in welke hij wel het een en ander verzachtte, maar zijne tegenftreevers te gelijk duchtig wederlcide; deze daartegen gaven in het jaar 1512 drie en veertig (tellingen uit zijne fchriften in druk, welke zij als ergerlijk en aanftootelijk teekenden ; zij werden door reuchlin wederlegd in eene fcherpe verdediging in het jaar 1513 aan Keizer maximiliaan gerigt, in welke hij hen op eene hevige wijze doorftreek, noemende pfefferkorn een vergiftig beest, een aartsfehurk ( Trifurcifer,) voor wien geene ftraffe te hard was. De Godgeleerden te Keulen vergeleek bij met paarden en muilezels, die naar één voeder aten, haver en ftroo, en zich dus net één leerftuk vergenoegden, dat zij in haast van juiten hadden geleerd. Hij vergeleek hen met zwijlen , die zich in hunnen eigenen drek wentelen, en le parelen van anderen met voeten treden; of liever net looze vosfen, die zich van drogredenen bedienten; met verfcheurende wolven, en erger dan Aralifche leeuwen. Hij wil hen niet meer Theologie nüar Theologista, Theofophi sta, en wegens hunne asterzucht Diabologi genoemd hebben, reuchlins menden zelve, en onder die erasmus, hoe zeer rij zijne zaak billijkten, keurden echter deze hevigïeid van fchelden af, maar hij verdedigde zich daar nede, dat zijne eer beledigd, en dat de befchuldi;Ing van Ketterij ook voor een bedaard man onverIragelijk ware. Thans  GESCHIEDENIS. i?t> Thans vereenigden zich alle Geleerden, en allen, die de Geleerdheid beminden, ten voordeele van reuchlin, en men twistte niet langer over de Boeken der Joden, maar of domheid en barbaarschheid nog langer de plaats van echte Geleerdheid bekleden zouden? En deze ftrijd werd zoo algemeen en met zoo veel nadruk gevoerd, dat zij niet weinig heeft toegebragt, om de Kerkhervorming ingang te doen krijgen, en overal te doen aannemen. Voor de Godgeleerden te Keulen was niets meer overig, dan de weg van geweld, jakob van hoogstraten , openbaar Leeraar der Godgeleerdheid, Prior der Dominikanen en Kettermeester (Inguifitor htereticce pravitatis,) verzeld van velen van zijne orde, begaf'zich naar Ments, en fpande daar eene regtbank, voor welke reuchlin wegens zijnen Oogenfpiegel gedaagd werd. reuchlin zond eenen Zaakgelastigden, die zijnentwege hoogstraten , als een partijdig Regter verklaarde, en zich vervolgens op den Paus beriep, hoogstraten leide nu wel zijn' post als Regter neder, maar gaf denzelven over aan twee Geestelijke Raden, die op zijne zijde waren, met welke reuchlin even min te doen wilde hebben. Dezen gingen echter voort, en vonnisden, dat zijn Oogenfpiegel openlijk verbrand zou worden; doch het Domkapittel te Mentz bragt een uitftel van de voltrekking van dit vonnis te weeg, tot dat reuchlin in perfoon zou komen; hij kwam, maar beriep zich van dit vonnis op den Paus; en als de Regters echter wilden voortvaren, en den 12 October van het jaar 1513 bepaald hadden, om het vonM 2 nii V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517.  V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaari073 tot 1517 180 KERKELIJKE nis te voltrekken, verfcheen 'er een bevel van derJ Keurvorst van Mentz, om daarmede eene maand lang te wachten. leo X, een Paus, die de Geleerden beminde, ' nam het beroep van reuchlin aan, en gaf last aan den Bisfchop van Spiert, om deze zaak op nieuw te laten onderzoeken; intusfchen gingen de Inquifiteurs te Keulen voort, en lieten in het jaar 1514 den Oogenfpiegel openlijk verbranden, en zelfs hun vonnis door pfefferkorn te Mentz aan het Bisfchoppelijk Geregtshof aanplakken. Doch de Regters door den Bisfchop van Spiers gevolmagtigd , veroordeelden hoogstraten , en leiden hem een eeuwig ftilzwijgen over deze zaak op, fpraken reuchlins Boek van onregtzinnigheid vrij, en'verwezen hoogstraten om voor de kosten van dit geding honderd en elf Rhijnfche goudguldens te betalen, doch aan deze uitfpraak bekreunden zich de Inquifiteurs niet, waarom reuchlin zich op nieuw aan den Paus wendde, met verzoek, om deze zaak eens voor al beflisfend af te doen. Dit verzoek werd door den Keizer en andere Vorften, en drie en Vijftig Zwabifche Steden onderfteund; maar de Godgeleerden, die alom van dit verfchil zich eene gemeene zaak maakten, wisten de behandeling dezer zaak te Rome te rekken, en zouden ze nog langer gerekt hebben, indien niet de vermaarde en krijgshaftige Edelman frans van sikkingen, een vriend van reuchlin , de Godgeleerden van Keulen door bedreigingen in het jaar 1520 genoodzaakt had, de bovengemelde fooi aan reuchlin te betalen, en te beloven, dat zy  GESCHIEDENIS. iSi ïii bij den Paus, op hunne kosten, en zonder reuchlins eer te krenken, bewerken zouden, dat deze geheele twistzaak te niet gedaan en onderdrukt werd. Veel deed deze twist , en de gelukkige uitflag derzeive, om de gemoederen in Duitschland te bereiden tot het gunftig beoordeelen der Kerkhervorming door luther ten zelfden tijde ondernomen, welke juist van de zijde van diezelfde Dominika. tien den hevigften tegenftand ondervond, die door reuchlin en zijne vrienden in hunne naaktheid en fchande zoo zeer waren ten toon gefteld, hoewel de zaak der Hervorming in der daad van dezen handel met reuchlin zeer onderfcheiden was. luther zelve wenschte in het jaar 1518 reuchlin in eenen Brief geluk, dat God hem gebruikt had to herftel der zuivere Godgeleerdheid, en tot vernedering der Sofistifche Dwingelandij; het had hem, voegde hij 'er bij, flechts aan gelegenheid ontbroken , om zich voor hem te verklaren; maar met zijne gebeden en wenfchen had hij hem altijd bijgeftaan; thans vielen hem, zijnen navolger, de tanden van denzelfden Behemoth aan, die van hem zoo fchandelijk ten toon gefteld waren; hij verdedigde zich daartegen wel met veel minder begaafdheden en geleerdheid; maar toch met even zoo veel vertrouwen, als reuchlin. Onder de menigvuldige Schriften, die, bij gelegenheid van deze zaak van reuchlin het licht gezien hebben, deed geen een aan zijne partijen zoo groot nadeel als de Epistolee Obfcurorum virorum, (Brieven van duistere of onvermaarde mannen,) die M 3 het V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaano73 tot 1517 Epistol* Obfcurororum virorum. ULRICH VAN HUTTEN.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 15I7. ïSa KERKELIJKE het eerst omtrent het jaar 1517 gedrukt werden. In deze Brieven, die meest allen aan den Magister ortuinus gratius gefchreven zijn, eenen openbaren Leeraar te Keulen, worden de tegenpartijen van reuchlin door verdichte Brieffchrijvers in het Klooster- en Monniken - Latijn, aan de Monniken en Geestelijken van die tijden eigen, hoewel wat overdreven, befpot, door gewaande klagten over de wereldfche Dichters en Juristen, door het opwerpen van onnozele en nuttelonze vragen, door voorbeelden van hunne onwetendheid, ligtgeloovigheid en bijgeloof, en door ergerlijke tooneelen uit het leven van hoogstraten, pfi fferkorn enz., waarbij ortuinus gratius zelve niet verfchoond wordt. De ware opftellers dezer Brieven hadden alles zoo gelukkig uitgevoerd, dat erasmus ons verhaalt (*), dat in het eerst de Dominikanen en Franciscanen in Engeland geloofden, dat deze Brieven wezenlijk tot hun voordeel en tot befchimping van reuchlin aan den Magister ortuinus gefchreven waren; zelfs had een Prior der Dominikanen en Leeraar der Godgeleerdheid in Braband, in zijne eenvoudigheid, ten einde zijnen ijver te toonen, eene menigte afdrukfels van deze Brieven gekocht, en aan de voornaamften van zijne orde ten gefchenk gezonden. Maar de Duitfche Bedelmonniken waren zoo dom niet, en bragten het fpoedig zoo ver, dat leo X in een bijzonder Breve gebood, dat wie deze Brieven langer dan een' dag, nadat hem dit bevel bekend was ge* (*) Epist. Libr. XXII. Ep. 31. p. 1195,  GESCHIEDENIS. 183 geworden, zou houden, zonder ze te verbranden, in den ban zou zijn, van welken alleen de Paus hem, in het uur des doods, zou kunnen ontbinden. Maar dit gebod was vergeefsch en kon de verbreiding dezer Brieven en den indruk, welken zij maakten , niet beletten; de Bedelmonniken en allerlei foort van Godgeleerden werden aan de befpottïng van allen blootgefteld, en de Schoolgeleerden kregen daardoor den laaiften ftoot, terwijl nadenkende, moedige en vernuftige lieden de Hervorming des te eereeder aannamen. In de eeuw, toen deze Brieven te voorfchijn kwamen , en nog lang daarna, werden zij aan reuchlin en fomtijds ook aan eenigen van zijne vrienden toegefchreven. Zoo veel is zeker, dat meer dan een Geleerde van dezen tijd 'er aan gewerkt hebben; doch de voornaamfte Opftellers dezer Brieven waren crotus rubianus en ulr1ch van hutten. erasmus gewaagt nog van eenen derden, maar zonder hem te noemen, omtrent wien men gegist heeft op herman van den eusche. crotus rubianus heette eigenlijk jan jager, maar had, naar de gewoonte dier tijden zijnen naam dus overgebragt, omdat hij te Dornheim in Thuringen geboren was. Hij was federt het jaar 1515 Profesfor te Erfurt, en één der eerfte aanhangers van luther; maar die zich door de voordeelige geestelijke ambten, welke de Keurvorst van Mentz hem aanbood, liet bekooren, om tot de P^oomfche Kerk terug te keeren; deze een goed kenner der Ouden, en vol verachting tegen de Godgeleerden en MonniM 4 ken V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  V ECEK 11 Hoofdft. na C. G. Jaarro73. t°t 1517. < ( t I r i] z li z z 1) £ ft K m 1; 184 KERKELIJKE ken van zijnen tijd, vereenigde zich met zijnen vriend hutten, om hen te befpotten en te hekelen, hetwelk zij in deze EpistoU Obfcurorum virorum, en in andere Schimpfchriften deden. ulrich van hutten ftamde uit een oud adelijk genacht in Frankenland af, en kwam in het jaar 1488 op den burg Steckelberg aan den Mein, eenige mijlen van Fulda, ter werehï In zijn elfde jaar zond men hem naar het Klooster Fulda, om daar eens als Monnik te leven. Doch in het jaar 1504 verliet hij iet Klooster heimelijk, en begaf zich naar Keulen, vaar hij kennis kreeg aan de oude talen en Schrijvers, maar als zijn Leermeester joannes riiugius esticampianus van de Keulfche Godgeleerden verIreven wad, verzelde hij dien in het jaar 1506 naar Ie nieuwelings geftichte Hoogefchool te Frankfort an den Oder, alwaar hij de waardigheid van Meesir ontving, en fpoedig uitmuntte als een bekwaam ,atijnsch Dichter. Vervolgens zworf hij in het loorden van Duitschland om; in het jaar 1512 was ij te Pavia, arm en behoeftig gekleed, en met eene iekte beladen, die men toen onbefchroomd en openik noemde, maar thans des te meer zoekt te verwijgen, evenwel was hij de lieveling van velen om jne La-ijnfche Gedichten. In het jaar 1513 werd j, uit armoede, foldaat, en leed ook in het vol:nde jaar veel ellende, eitelwolf van Stein, eer: Staatsdienaar van albert van Brandenburg. eurvorst van Mentz, prees hem bij zijnen Heer aan, aar deze zijn begunftiger ftierf reeds in het jaar ;i3. hutten in zijn vaderland terug gekeerd, had  GESCHIEDENIS. 18$ had in dit zelfde jaar moeds genoeg, om Hertog ulrich van Wurtenberg, die eenen zijner nabeflaanden met eigene handen vermoord had, in verfcheidene Reden en Gedichten als een laaghartigen dwingeland af te fchilderen. Omtrent dezen tijd nam hij ook deel in de twisten van reuchlin met de Dominikanen van Keulen, en fchreef in het jaar 1515 een dichtftuk: ' Triumphus Capnionis, in hetwelk hij den Inquifiteur i hoogstraten dus eigenaardig afbeeldt: „ Men ; mag fpreken van den godsdienst; van waarheid of | valschheid, van regt of onregt, hij zal altijd fchreeuf wen: ten vure ! ten vure! Hij is geheel vuur, vreet vuur, zijn hart is uit gloeijende kolen zamengefteld; maar offchoon hij enkel vuur fpuwt, de eenige capnio heeft hem gekluisterd." In het jaar 1516 reisI de hij met eenige jonge Edellieden naar Rome, om - daar zich in de Regten te oefenen. Een gelukkig I gevecht met vijf Franfchen, die op den Keizer gei fchimpt hadden, noodzaakte hem, naar Bologna te igaan, van waar hij reuchlin, die in zijn' ftrijd i met de Monniken begon te verflaauwen, nieuwen moed inboezemde. In het jaar 1517 in Duitschland (teruggekeerd, werd hij aan den Keizer aangeprejzen, die hem in tegenwoordigheid van zijn geheele IHof den Dichterlijken Lauerkrans opzette. In dat zelfde jaar 1517 begon hutten den Paus zeiven aan te tasten. Hij liet de verhandeling van 'Laurentius valla over de gifte van konstantyn \den Groeten drukken, waar hij eene opdragt voor plaatfte aan Paus leo X in eerbiedige en vleijende M 5 be- V boek II Hoofdft. naC. G. Jaano73. tot 1517.  186 KERKELIJKE V boek ji Hoofda. na C. G. Jaano72. tot 1517. bewoordingen, maar in welke hij tevens al de voor* gaande Paufen met de zwartfte kleuren affchilderde; door welke vleijende opdragt hij dit Boek zelfs de ijverigfte vereerders van het Room fche Hof in handen fpeelde, en tevens zijn oogmerk volkomen bereikte om de Paufen ten toon te fteHen. Van dien tijd af behandelde hutten het RoomCèhe Hof zonder eenige verfchooning in zijne Punten Hekeldichten en andere Gefchriften, de meesten van welke ook gevonden worden in eene verzameling van Hekeldichten op de Paufen, derzelver Hof, Geestelijkheid en Kerk, door coelius secundus curio bezorgd in het jaar 1544 in twee Deelen in Octavo (fPasquillorum Tornt duo.) In het jaar 1520 gaf hutten onder anderen uit zijne Trias Romana. een gefprek tusfchen hem, zijnen vriend ehrenhold, en eenen Reiziger, vadiscus, in hetwelk deze laatfte, van Rome terug gekomen, telkens drie gelijkvormige onderwerpen in zijne gedane waarnemingen zamenvoegt, bij voorbeeld: Drie dingen houden Rome in zijne waardigheid: de overblijffels der Heiligen, de Paus en de Aflaten; drie dingen brengt men gemeenlijk van Rome mede: een kwaad geweten, een bedorven maag, en een' ledige beurs; drie dingen gelooft Rome niet: de onfterfelijkheid der ziele, de opftahding der dooden, en de Hel met de Duivelen; Rome drijft handel met driederlei waren: met christus , met geestelijke waardigheden en met vrouwen ; en dergelijke meer. Het was zonderling, dat hutten foortgelijke Schriften te Mentz durfde laten drukken, onder het oog  GESCHIEDENIS. 1*7 oog van den eerften Geestelijken Keurvorst, albert van Brandenburg, die omtrent even dartel leelde als leo X; en die onlangs van den Paus de volmagt gekregen had, tot het beduren van het Pausfelijk Aflaatprediken in Duitschland. Maar hutten was in het jaar 1518 in deszelfs Hofdienst getreden, en werd van den Keurvorst geacht, doch heel fpoedig had hutten een' tegenzin tegen het Hof, en verkreeg daarom in 1519 zijn ontdag. Ook beklaagde de Paus zich in 1520 bij albert over zijne Schriften. Nu verbond zich hutten met luther; de Paus begeerde van de Duitfche Vorden, dat zij hem naar Rome zouden zenden, maar hoewel hutten zich eene poos op een Slot van zijnen vriend frans van sikkingen verborgen hield, kondigde hij den Paus en het Roomfche Hof volkomen den oorlog aan, den Keizer en andere Vorden aanfporende, om, ter handhaving der Duitfche Vrijheid, de wapenen op te vatten. Ja op het einde van het jaar 1520 had hij zelfs befloten, om aan het hoofd eener krijgsbende op het Roomfche Hof los te gaan, en in het volgende jaar doot hij tegen de Bisfchoppen en Monniken een verbond met een groot gedeelte der Rijks* ridderfchap; maar de dood overviel hem, in het jaar 1523 in den bloei zijns levens op het eiland Ufnau in het Zuriger meer. Hoe koen ook deze man het Roomfche Hof aangetast, en door zijne Hekelingen ook den invloed der Monniken en Geestelijken hebbe befuoeid, men gaat echter te ver, wanneer men, gelijk fommigen, beweeren wil, dat hij luther het eerst de gedachte tot V BOEK II :loofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517.  V BOF.K II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 151 7. desk eRlllS ERASMI'S. 188 KERKELIJKE rot eene Kerkhervorming hebbe ingeboezemd, of dat iet van de eigenlijke Geloofshervorming van luther aan dezen Frankifchen Ridder zij toe te fchriiven. Doch dit behoort tot de Gefchiedenis der Kerkhervorming erasmus, het groote licht onder de Geleerden van deze eeuw, verdient, dat wij ook eene korte levensfchets van hem hier plaatfen. gerrit of gerhard , een jong Hollander uit Gouda, in later jaren een Priester, en margaretha, de dochter van eenen Geneesheer, waren, zonder wettig met malkander getrouwd te zijn, de ouders van erasmus , die waarfchijnlijk in het jaar 1467 te Rotterdam geboren is. Hij heette naar zijn' Vader gerrit gerritszoon ; maar naderhand noemde hij zich uit het Latijn desiderius, en uit het Grieksch erasmus. Tot in zijn negende jaar Koorleerling van de Kathedrale Kerk te Utrecht geweest zijnde, werd hij naar de School te Deventer gezonden , welke alexander hegius thans in den grootften bloei gebragt had. Aan dezen, die nog in zijn veertigfte jaar een leerling geweest was van rudolf agricola in de oude Letterkunde, had erasmus de gronden van zijne kennis derzelve te danken. Toen hij in zijn dertiende jaar, uit hoofde van de pest, Deventer verlaten moest, zond men hem in een Leerfchool van Geestelijken in 's Hertogenbosch; die hem tot het Kloosterleven zochten te bewegen, maar wegens zijnen afkeer van hetzelve deden zij, gelijk ook zijne voogden, daartoe vergeeffche moeite, tot eindelijk dén zijner Schoolvrienden hem overhaal-  GESCHIEDENIS. 189 haalde, dat hij, in het jaar 1486 in het Klooster der reguliere Kanunniken te Emaus of Stein bij Gou ■ da ging. Hier onderwees hij zijnen vriend in de geleerdheid der Ouden, die hij met hem nog meer beoefende; maar ook hier mishaagde hem eene levenswijze, die niet voor zijne ligchaams zwakheid, noch voor zijnen vrijen en weetgierigen inborst gefchikt was. Uit dezen dwang bevrijdde hem in het jaar 1490 de Bisfchop van Kameryk, die naar Rome ftond te reizen, en iemand in zijn gevolg begeerde, die goed Latijn fprak en fchreef. Deze reis bleef wel achterwege, maar de Bisfchop hield erasmus in zijn huis, waar hij zijne Letteroefeningen ' voortzette, en in het jaar 1492 tot Priester gewijd werd. Op zijn verzoek liet de Bisfchop hem in het jaar 1496 eene reize naar Parys doen, ook verzekerde hij hem van een jaargeld, maar hetwelk niet betaald werd. Alhoewel erasmus te Parys eene vrije woning had in het Kollegie van Montaigu, echter werd hij hier zoo ftreng gehouden, dat zijne gezondheid voor zijn geheel e overige leven leed, ook noodzaakte hem zijn geldgebrek, jonge lieden te onderwijzen. Onder dezen waren ook eenige rijke Engelfchen , en bijzonder Lord mountjoye , die hem naderhand, zoo lang hij leefde, jaarlijks honderd kronen betaalde. Op eene reize door de Nederlanden in het jaar 1497 werd hij bekend met de Markgravin van Vere, die hem insgelijks, uit hoogachting voor zijne geleerdheid , een dergelijk jaargeld fehonk.' In het gemelde jaar deed hij, op aanzoek van mountjoye, eene reize naar Engeland, alwaar bij, lilwt V BOEK II Hoofdft. na C. G. ]aario73. tot 1517.  ic-o KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario/3. tot 1517. met aangename verwondering zag, hoe zeer de Klasfieke Letterkennis daar reeds verfpreid was. In het jaar 1498 was hij weder te Parys, alwaar hij geloofde, op de voorbede van den Heil. genovefa, (of GENsvtEVE ) befchermheilige van Frankryk, van de koorts genezen te zijn. Gaarne had hij eene reize naar Italië ondernomen, maar het ontbrak hem aan geld, zijnde de Markgravin van Fere, door omHandigheden verhinderd, om hem het beloofde jaargeld te voldoen. Omtrent het jaar 1487 gaf erasmus zijn eerfte werkje uit, de contemtu mundi, waarin hij nog aandringt, om de wereld te verlaten, door het aanvaarden van het Kloosterleven , evenwel erkende hij reeds de verbastering der Kloosters, en Hond toe, dat men ook in eene maatfchappij van deugdzame Christenen godzalig leven kon; in een aanhangfel op dit werk noemde hij de Kloosters fcholen der goddeloosheid, in welke lediggang en weelde heerschten; waar in velen gebragt werden bij geval, andere door eenen mislukten minnehandel, andere door vrees voor onweders, door eene ziekte of levensgevaar, door bijge'oof of onkunde aan het eigenlijk Christendom. Spoedig nam het inzien in den verdorvenen toeftand der Kerk bij erasmus zoodanig toe, dat hij reeds in het begin der XVIde eeuw de dringende noodzakelijkheid eener Hervorming erkende. Onder zijne Brieven leest men 'er eenen , in het jaar 1499 uit Parys aan thomas grey gefchreven (*), waarin hij (*) Epist. L. VI. Ep. 39.  GESCHIEDENIS. 191 hij de Theologastri van zijnen tijd dus affchildert: quorum cerebellis nihil putidius, lingua nihil harbarius, ingenio nihil ftupidius, doctrina nihil fpinofius, moribus nihil asperius, vita nihil fucatius, oratione nihil virulent ius , peet ore nihil nigrius. In het jaar 1500 gaf hij zijne Adagia, of verzameling en verklaring van Griekfche en Romeinfche fpreekwoorden uit, welke menigvuldigmalen gedrukt zijn. Ondertusfchen deed hij weder verfcheidene geleerde reizen. Te Leuven oefende hij zich in de Godgeleerdheid onder adriaan, naderhand Paus adrianus VI. In Engeland onderwees hij te Cambridge de Griekfche taal als Profesfor, in het jaar 1506, en werd daar tot Baccalaureus der Godgeleerdheid benoemd. In dat jaar ging hij naar Italië, en werd te Turin Doctor in de Godgeleerdheid. Te Bologna ergerde hij zich aan de prachtige intrede van Paus julius II, omdat hij die met de eenvoudigheid der Apostelen vergeleek. Hij vond in Italië, hoewel hij 'er aan vele Geleerden kennis kreeg, en het gebruik van zeldzame Handfchriften bekwam, den toeftand der wetenfchappen en kunften niet zoo bloeijende, als hij verwacht had. Integendeel ontmoette hij Geleerden, die de onfterfelijkheid der ziel bedreden, en anderen te Rome zelve, die het Christendom openlijk lasterden. Men bood hem in deze hoofdftad den aanzienelijken post van Pcenitentiarius aan; maar hij haastte zich naar Engeland terug. Hier, waar hendrik VIII in 1509 den troon beklommen had, die de Geleerden achtte, en geloofde zelve de geleerdheid te kennen, met wien ook erasmus brief- wis- V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  V BOEK. II Hoofdft. na C. G Jaano/3 tót 1517, 192 KERKELIJKE wisfeling had, beloofden zijne vrienden hem een uitftekend geluk, maar evenwel had hij berouw, dat hij niet te Rome gebleven was; hij bleef echter verfcheidene jaren in Engeland. In het jaar 1501 gaf hij zijn Enchiridium militit Christiani in het licht, met welk boekje hij ten hoofdoogmerk had, de dwalingen van den grooten hoop te beftrijden, die den Godsdienst in kerkplegtigheden en meer dan Joodfche naauwgezetheid omtrent uitwendigheden Helden, en de eigenlijke Godzaligheid verwaarloosden. Niet duister verwerpt hij in hetzelve de aanroeping der Heiligen: „ Daar zijn lieden , fchrijft hij, die zekere Heiligen met zekere plegtigheden vereeren. De één begroet den heiligen christoffel; maaralleen wanneer hij gezien heeft, waar het beeld van denzelven zich heen wendt; daar heen namelijk, dat hij zich verbeeldt, dar hij dien dag voor een' kwaden dood beveiligd zal zijn; een ander aanbidt zekeren rochus , en waarom ? omdat hij gelooft, dat deze het ligchaam van de pest bevrijdt. Een ander murmelt de Heil. barbara of st. Joris zekere gebeden voor, opdat hij niet in de magt van zijne vijanden valJe. Deze vast ter eere van de Heil. apollonia; opdat hij geene tandpijn hebbe; die ftaart op een beeld van job, omdat hij daardoor de fchurfc hoopt te ontgaan; velen beftemmen een deel van hunnen winst voor de armen, op» dat hunne fchepen en goederen op zee niet verongelukken ; anderen ontbreken voor den Heil. hiero een waschkaarsje, om het gene zij verloren hebben, weder te vinden. Met één woord, wij houden de Hei-  GESCHIEDENIS. Heiligen bezig, naar het géne wij vreezen of wenfchen; de Heil. paulus wordt in Frankryk aangeroepen, om te doen, het gene hiero bij ons doet; en wat de Heil. jacobus of joannes in het ééne j land vermogen , dat kunnen zij in het andere niet verrigten." erasmus oordeelt heel vrij, dat zulke gebeden, die niet tot Christus gerigt zijn, het Bijgeloof der Heidenen nabij komen, die het tiende gedeelte hunner goederen aan hercules wijdden, om rijk te worden; of aan ^esculapius eenen haan, om gezond te worden; of aan neptunus eenen ftier, om gelukkig de zee te kunnen bevaren. In het jaar 1505 gaf erasmus de aanmerkingen van laurentius valla in het licht; eene ftoute 1 onderneming, welke hij ook noodig achtte in de opdragt aan den Pausfelijken Protonotarius christoffel fischer te verdedigen, om den haat der God, geleerden af te weeren. Kort daarna fchreef hij zijn Hekelfchrift op de dwaasheden van alle Handen, I (M«o«i«? EyncajAKiv, feu lam ftultitice, lof der zot1 heid,) wel eigenlijk tot tijdverdrijf op eene reize | naar Engeland, maar door zijne vrienden aange' J fpoord, gaf hij het werkje in het jaar 1508 in druil ■ uit. Het werd van allen, die eenen edelen geest had\ den, met goedkeuring ontvangen, zelfs van Paus 1 leo X. Maar wanneer 'er in het jaar 1517 eent I kwalijk gedaagde en met willekeurige bijvoegfelen < vermeerderde Franfche vertaling van verfcheen, waar: door het ook in handen van ongeleerden kwam , verhieven de Godgeleerden hunne dem tegen hetzelve, als tegen een werk, gevaarlijk voor den Godsdienst, XV. Deel. N en V BOEK II Hool'dft. na C. G, jaario73 tot 1517  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 194 KERKELIJKE en erasmus werd 'er in gefchriften over aangevallen. Hij verdedigde zich meesterlijk, ook fchreef zijn vriend thomas morus eene verdediging ten voordeele van dit werkje; maar de partij, die zich beledigd voelde, was daardoor niet te verzachten. Nog na den dood van erasmus , velde de Sorhonne, die al bij zijn leven zijne Zamenfpraken, en zijne Paraphrafis van het Nieuwe Testament veroordeeld had, ook in het jaar 1546 over den Lof der Zotheid en deszelfs Schrijver een vonnis van veroordeeling. Zij verklaarde hem voor eenen onzinnigen, die God, christus, de Maagd maria, de wetten en gebruiken der Kerke, de Godgeleerden en Monniken , gelasterd en befpot had; volgens hunnen wil, behoorde dit Boek van geen' Christen gelezen, maar onderdrukt te worden, opdat 'er niet nog meer door hetzelve tot zotten en ketters mogten gemaakt worden, erasmus bekende zelve in het jaar 1518 in eenen Brief aan eenen Kardinaal (*) openhartig, dat hij misfchien wat te vrij gefchertst had. erasmus bleef in Engeland tot het jaar 1514. Maar toen volgde eene beroeping van den Aartshertog karel van Oostenryk in de Nederlanden, waarbij hij met een inkomen van 400 gulden tot Raad benoemd werd. p. servatius , die ten dezen tijd Prior was van het Klooster der reguliere Kanunniken te Stein, zocht hem tot zijn voorig verbljf terug te trekken, maar erasmus floeg dit vollhekt af, en hield veel eer bij den Paus om een ge- (*; Lib. XI. Ep. 1.  GESCHIEDENIS. r95 geheel ontflag van zijne Kloosterverbindtenis aan, die hem hetzelve ook om niet verleende. Thans begaf zich erasmus , van alle andere betrekkingen en verbindtenisfen ontflagen, naar Bazel, om daar in eene ftille rust zijnen geleerden arbeid voort te zetten, en door den bekwamen Boekdrukker joannes frobenius zijne Schriften te laten drukken; en nu verfchenen federt het jaar 1516 die menigvuldige Werken van dezen geleerden man, welke voor de uitleg- en oordeelkunde des Bijbels, bijzonder van het Nieuwe Testament, voor de Godgeleerdheid, voor de oude Letterkunde, en de werken der Kerkvaderen zoo voordeelig waren, en zoo Veel licht ontftoken hebben. Zijne uitgave van den Griekfchen Tekst des Nieuwen Testaments in het jaar 1516 was de eerfte van allen, want de Complutenjifche uitgave was nog niet in openbaren druk verfchenen; kort daarna volgde zijne Paraphrafis Novi Testamenti; zijne Methodus compendia pervetiiendi ad veram Theologiam, ook genoemd: Ratio veree Theologice; zijn Ecclefiastes, Jive de ratione Concionandi. — Zijne Colloquia familiaria waren bovenal zeer gefchikt, om de denkwijze en zeden van zijnen tijd te verbeteren, maar werden ook van de Geestelijkheid en van de Sorhonne rijkelijk verketterd. Over het algemeen was erasmus bij de Geestelijkheid en Monniken zoo zeer gehaat, dat hij al zijn aanzien, hetwelk hij bij Vorften en zelfs bij Paufen bezat, en al het licht, hetwelk toen Europa op nieuw begon te beftralen, noodig had, om de euvele N a ge- V BOEK II Hoofdft. na C G, Jaari.073 tot 1517  ■ V BOEK II Hoofdft, na C. G, Jaar 1073, tot 1517, Franfche Letterkundigen. ioS KERKELIJKE gevolgen van dezen haat te verhinderen. Zijne om* ftandigheden waren te zorgelijker, omdat, terwijl de driftige aanhangers der oude Kerk hem aanmerkten als een' verrader van het geloof en een' vijand der Geestelijkheid, de vrienden der Hervorming hem in* tegendeel als eenen vreesachtigen huichelaar behandelden. Maar dit behoort meer tot de tijden, in welken de Hervorming reeds meer was doorgedrongen, waarom wij hier befluiten, met 'er alleen bij te voegen, dat erasmus zijn verblijf te Bazel gehouden heeft tot het jaar 1529, maar wanneer in dat jaar de Hervorming in die ftad werd ingevoerd, begaf hij zich naar Frybttrg in het Brhgaufche; hoewel hij op eene reize naar Bazel in het jaar 1536 toch in die ftad overleden is. In Frankryk was de oude Letterkunde reeds in het midden der XVde eeuw begonnen te ontluiken, maar de eerfte groote kenner derzelve willem bude of bud^eus werd eerst in de eerfte jaren der XVIde eeuw vermaard, hoewel hij reeds in het jaar 1467 te Parys geboren was. Hij was opziener der Koninklijke ' Bibliotheek, Maitre des Requêtes en Provoost der Kooplieden, en is in het jaar 1540 te Parys overleden. Hij is inzonderheid bekend door zijn werk de asfe et partibus ejus Libri V. Paris. 1516/0/. waarin hij het eerst het oude Muntwezen heeft opgehelderd. — jakob le fevre, naar zijne geboorteftad Estaples tacobus faber stapulensis, was Leeraar der Sorhonne, en de eerfte in Frankryk, die ondernam den beerfchenden wanfmaak in de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid te zuiveren. Dit haal*  GESCHIEDENIS. 197 haalde hem fpoedig eene vervolging op den hals, waartegen de Koning francois I hem wel befchermde, maar hij verliet Parys gewillig, en begaf zich naar Nerac in het Koningrijk Navarre, waar de Koningin margaretha, zuster van francois, hem zeer genegen was. Hier overleed hij in eenen hoogen ouderdom in het jaar 1537. Ook in Spanje drong, federt het einde der XVde eeuw, de betere geleerdheid door. Voornamelijk bloeide in dezelve helius antonius nebrissensis , gelijk hij zich naar zijne vaderftad Lebrixa of Lebrifa in Andaluzie noemde, een medearbeider aan den veeltaligen Bijbel van den beroemden Kardinaal ximenes ; hij overleed als Leeraar in de Spraakkunst (Grammatica') te Alcala in het jaar 1522. Engeland had tenzelfden tijde vele zulke Geleerden, die alle als vrienden van erasmus bekend zijn. De voomaamfte was thomas more of morus ; geboren in het jaar 1480 te Londen werd hij, in het jaar i5i9,Grootkanfelier van Engeland. Doch deze waardigheid leide hij in het jaar 1532 vrijwillig neder, omdat hij de fchikkingen van .hendrik VIII omtrent den Godsdienst niet kon goedkeuren, hoewel bij niet verhoeden kon, dat hij in het jaar 15-35 wegens zijn ftandvastig fpreken tegen dezelve, op 's Konings bevel, onthoofd is geworden. Onder zijne werken is zijne Utopia, of volledig: de optima reipublicce Jiatu, deque infula Utopia door menigvuldige drukken en overzettingen in andere talen bekend geworden. Een werk in den fmaak der Republiek van plato, en der Atlantica nova van den N 3 Kan- V BOEI II Hoofdft. ia C. G. jaano73, -ot 1517- InSpanje. In Engfr land.  V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517, In Hongaryen. 198 KERKELIJKE Kanfelier verulamius gefchreven, maar in eenen be» valliger en vermakelijker ftijl, hetwelk men, naar den raad van erasjmus (*) lezen moet, als men eens lagchen, en te gelijk de bronnen befchouwen wil, uit welke alle ftaatsgebreken voortvloeijen. Een der leermeesters van thomas morus, thomas linacer, eerst Doctor en Profesfor in de Geneeskunde te Oxfort, en Koninklijk Lijfarts, eindelijk Priester en bezitter van eene Prebende , die in het jaar 1524 overleden is, kreeg het Nieuwe Testament niet lang vóór zijnen dood eerst in handen , en las 'er eenige Hoofdftukken in uit mattheus , maar aan het einde van de bergleerrede Matth. V-VII gekomen, wierp hij het boek weg, en riep tevens met een' vloek uit: „ Of dit is het Euangeiie niet, of wij zijn geene Christenen!" joan colet, de derde onder erasmus voomaamfte vrienden in Engeland, Doctor der Theologie, en Deken van St. Paul te Londen, waar hij in het jaar 1519 geftorven is, was ijverig bedacht, op het onderwijs der jeugd, en ftichtte ten dien einde bij de St. Pauls Kerk in het jaar 1510 het zoogenoemd Kollegie van het kind jezus, of eene rijkelijk voorziene School, in welke 353\kinderen van arme lieden om niet moesten onderwezen worden. Zelfs in Hongaryen was de nieuwe verlichting in het midden der XVde eeuw zigtbaar geworden, joannes vitez was de eerfte, die in zijn vaderland de liefde voor de geleerdheid der oude Grieken en Ro- mei- (*) Epiu. L. I. Ep. 18.  i .. -t.^ -i i . „„ - jl™,r«-ni, «-nimipt" een vloei: wierp iuj dit boeBweg.en nep tnei«.iwi ^ ^ iitisliet KMantfelieiiiet.ot wij zijn geeixe Uuristenen. ° XV.». BiadLz. ijl» •  I  GESCHIEDEN. IS. wiemen opwekte. Hij was de opvoeder van den beroemden en geleerden Koning matthias corvinus , zoon des vermaarden joannes van hunijad , en verkreeg van denzelven het Aartsbisdom Gran, de j hoogde geestelijke waardigheid in zijn vaderland. — j Zijn zusters zoon, joan cesinge; ook genoemd joan vitez de Jonge, en in 't Latijn janus pannonius, was een groot Latijnsch Dichter, hij is als Bisfchop van Vyfkerken in het jaar 1472 overleden. De Grieken hadden ten dezen tijde eenige Spraakkundigen, die hun werk maakten, om de zuiverheid en fierlijkheid der Griekfche taal te beoefenen. Dus bragt één van dezelven thomas magister, omtrent het jaar 1327, die waarfchijnlijk aan het Hof van Keizer andronikus pal/eologus den Ouden een foort van Hofmaarfchalk, (Magister ojfciorum') en Archivarius (Chartophylax) was, maar naderhand in een Klooster ging, en den naam theodulus aannam, uit de voortreffelijkfte Dichters en Redenaars, Gefchiedfchrijvers en "Wijsgeeren zijner Natie de echt Attifche woorden en zegswijzen bij een (x»r« 'AA<£>#/3»ï7s» Övo/axt'jiv ArrtKcav izAoyai.) — manuel of emanuel moschopulus, die om het midden der XVde eeuw naar Italië eene reis heeft gedaan, heeft een dergelijk nuttig Boek gefchreven (ffuKAoyn QvofAotTw 'Atukoiv.) — maximus planudes was een dergelijk Spraakkundige, niet zonder godgeleerde kennis. Hij werd van den bovengemelden Griekfchen Keizer in het jaar 1327 als Gezant naar Venetië gezonden, maar hij had niet weinig te N 4 lij- V BOEK II loofdlf. laC. G. aar 1073. ot 1517. Spraakkundiger!.  2Ö0 KERKELIJKE V boek II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 1517. Griekfche Ge fchiedicbrijvers, lijden, zelfs de ftraf der gevangenis, om zijne neiging tot de Roomfche Kerk, tot dat hij zich volftrekt tegen dezelve verklaarde. Hij fchijnt kort na het jaar 1353 geftorven te zijn. Hij heeft zich bijzonder verdiend gemaakt, door zijne Anthologie of verzameling van kleine Griekfche Dichtftukjes. Hadden de Grieken van eeuw tot eeuw zich ijverig getoond in het befchrijven der lotgevallen van hun rijk,. dit vervolgden zij ook tot den ondergang van hetzelve. De eerfte onder dezen was niceforus gregoras, geboren omtrent het jaar 1295 te Heraclca in Pontin, dien men bij uitftek den naam van den Wijsgeer gaf. Zijne Byzantynfche Gefchiedenis (^uijADtïKi] lyofi») is in 38 Boeken vervat, en begint met de verovering van Konftantinopolen door de Franfchen in het jaar 1204 en eindigt met het jaar 1359. Zijn tijdgenoot joannes cantacuzenus heeft hem afgefchilderd als een oproerig mensch, een' leugenaar en lasteraar. Maar de overweging van de partijzucht dezer tijden leert ons deze harde befchuldigingen merkelijk te verzachten ■— Diezelfde joannes cantacuzenus , voogd en vervolgens mederegent van eenen jongen Keizer, doch die in 1355 van de regering, het zij vrijwillig,gelijk hij zelve zegt, of genoodzaakt volgens anderen, afftond, waarna hij Monnik werd, en den naam joasaf aannam, was ook nfet vrij te pleiten van alle partijdigheid in zijne Byzantynfche Gefchiedenis, loopende van het jaar 1320 tot 1354. Schoon hij anders dén der kundigfte en geloofwaardigfte Gefchiedfchrijvers van dien tijd is. — Min aanmerkelijk zijn de gefchriften tot de ge-  GESCHIEDENIS. 20 ï gefchiedkunde behoorende van manuel chrysoloras codinus, die de verovering van Konftantinopolen duor de Turken in het jaar 1453 overleefd heeft. — Te gelijker tijd met dezen fchreef joannes dukas , uit het Keizerlijk genacht van dezen naam, eene Byzantynfche Gefchiedenis van het jaar 1341 tot 1462, waar hij eene korte Chronologifche Wereldgefchiedenis voorzette. In zijne Gefchiedenis verwijt hij zelve zijnen Griekfchen Landgenooten, dat zij de vereeniging met de Latijnen alleen daarom zochten, opdat zij van dezelven hulp zouden bekomen tegen de Turken. — Tot dienzelfden tijd behoort OOk laonicus Of nicolaus chalcocondy- Las of verkort Chalcondylas, die omtrent het jaar 1470 bekend geweest is, en eene Gefchiedenis in X Boeken beeft opgefteld van het jaar 129S tot 1462.— michael glykas, die gemeenelijk in het jaar 1120 plag gefteld te worden, maar die waarfchijnlijk in het midden der XVde eeuw geleefd heeft. — Eindelijk befluit georgius phranza of piiranzes de lange reeks der Byzantynfche Gefchiedfchrijvers. Hij heeft eene Chroniek der Byzantynfche Gefchiedenis van het jaar 1401 tot 1477 in vier Boeken, welk Werk in het oorfpronkelijk Grieksch nog niet gedrukt is, maar waarvan de Jefuiet jakob pontanus eene verkorte Latijnfche vertaling in drie Boeken gegeven heeft, die van deze verkorting verfcheidene redenen geeft, welke echter zijne behandeling niet regt' vaardigen; onder deze redenen zijn bij voorbeeld, deze, dat phranza in zijn werk eene Geloofsbelijdenis had ingevlochten, welke hij als Monnik had N 5 af V BOEK 11 rloofdft.' ia C. G, |aario73. :ot 1517.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Westerfche Ge fchiedfchrijvers, 202 KERKELIJKE afgelegd, maar waarin, volgens pontanus, liet een en ander voorkomt , hetwelk ftrijdig is met het Roomsch - Catholijk geloof; en voornamelijk, dat de Griekfche Schrijver de reden van den ondergang van het Griekfche Rijk niet afleidt van de fcheuring en den afval der Griekfche Kerk van de Roomfche, zoo als men dit in het Westen geloofde, maar van de zonden der Grieken en van de voorzeggingen omtrent het Rijk, waar uit de Turken zijn voortgekomen, en dat de Griekfche Schiijver beweert, dat de Latijnen van de Griel, fche Kerk waren afgevallen. Nog is 'er een Grieksch Schrijver der Kerkelijke Gefchiedenis uit de Xl\rde eeuw, niceforus kallistus, van wien wij reeds in onze Inleiding (*) gefproken hebben. In het Westen had men een aantal Gefchiedfchrijvers, maar in deXVde eeuw eerst zulken,die de oude Romeinen gelukkig navolgden, ptolemeus (eigenlijk bartholomsus) van Lucca, Bisfchop van Torcell't in het Venetiaanfche, waar hij in het jaar 1327 in zijn XCIfte jaar geftorven is, heeft Jaarboeken gefchreven van het jaar 1060 tot het jaar 1303, en eene Kerkelijke Gefchiedenis van christus geboorte tot het jaar 1312. — Hij werd echter ver overtroffen door albertinus mussatus , geboren te Padua in het jaar 1261, in welke ftad hij ook burger- en krügsambten bekleed, en met vele tegenfpoeden geworsteld heeft. Hij heeft het leven van Keizer hendrik VII b.fchreven; (Wftoria Augufa Hen' (*) Zie I Deel bladz. LVII.  GESCHIEDENIS. =03 I Henriet VII. Ccefaris LL. XVI.) eene Italiaanfche | Gefchiedenis na den dood van dezen Vorst in het ij jaar 1313 tot 1317 en een gedeelte der Levens geltfchiedenis van Keizer lodewyk van Beyeren. — 1 albrecht van Straatsburg (Albertus Argentinenfis) een Priester omtrent het einde der XlVde eeuw, fchreef eene Chroniek van het jaar 1273 tot 1378. Deze albrecht is één van die Schrijvers, die het vergiftigen van Keizer hendrik Vil in het Avondmaal in het jaar 1313 door een' Italiaanfchen Dominikaner, verhalen, nadat 'sKeizers zoon, jan, Koning van Bohemen, de Dominikaner orde reeds plegtig van deze befchuldiging had vrijgefproken , gel'ijli ook de zoo evengemelde mussatus , die in Italh leefde ten tijde van hendriks dood, dezen dood aan meer dan ééne ziekelijke omftandigheid van des' zelfs ligchaam heeft toegefchreven. Op eene andere plaats meldt albrecht , dat de Paus en eenige Kar dinalen verdacht geweest zijn, van aan den moort van andreas , Koning van Hongaryen, te Napel in het jaar 1345, deel gehad te hebben. De Duitfche Gefchiedfchrijvers, zoo zij dien naan verdienen, waren Chroniekfchrijvers en verzamelaars . die men gebruiken moet, omdat men niets beters vai deze tijden heeft. Zoo fchreef siffrid , die een Do minikaner te Mei s/en was, eene Chroniek der We reldgefchiedenis. — hendrik van Rebdorf, een Au gustiner Monnik eene Chroniek van het jaar 129; tot 1303. gobelinus persona , onder den tite van Cosmodromium, eene algemeene Wereldgefchiede nis tot het jaar 1418. In de Hoogduitfche Taal het V BOEK II Hoofdft. naC. G. Jaano73. tot 1517. [ 1 Duitfche. i l >  V BOEK II Hoofdft. Jia C. G. jaar 1073. tot 1517. Italiaanfche. 1 1 ] 1 i » Franfche. JOAN ] eo4 KERK EL IJ KE hetwelk zeldzaam was, fchreef eberhard windek, Raad van den Koning, naderhand Keizer, sigismund , de gefchiedenis van dezen Vorst tot het jaar 1440, met trouwhartige waarheidsliefde en vrijmoedigheid. Onder de menigvuldige Italiaanfche Gefchiedfchrijvers wordt genoemd willem van Pa-tringo, bekend als een vriend van petrarca , deze fchreef het eerst eene algemeene Bibliotheek van Schrijvers, onderden tijtel De viris illuftribus, zijnde eene Alphabetifche lijst van alle Schrijvers en Boeken uit alle volken, ïoo ver hij ze had kunnen nafporen; ook nog zes andere Lijsten van de eerfte uitvinders van zekere dingen en kunften, de ftichters van fteden; van lieden, die zekere waardigheden het eerst bekleed, of iets groots of ongemeens verrigt hebben enz. Dit Werk :s, doch vol gebreken, gedrukt te Venetien 1574, selfs onder een verkeerd opfchrift: de originibus remm. — Beroemder is de Italiaanfche Gefchiedfchrij/er joan villani van Florence, waar hij in de redering was, en in het jaar 1348 aan de Pest overeden is. Hij fchreef in het Italiaansch eene Chraliek van Florence in XII Boeken. — Nog vermaarIer is antoninus , insgelijks van Florence, die in iet jaar 1459 in zulken roem van heiligheid overeed, dat hij in het jaar 1523 plegtig onder het ge-, al der Heiligen van zijne Kerk is geplaatst. Hij 'chreef, behaVe vele Godgeleerde Werken, eene "hroniek der Wereldgefehiedenis, onder den tijtel: \umma hiftorialis. Doch van een' geheel anderen aanleg waren twee franfche Gefchiedfchrijvers in de XlVde en XVde eeu w.  GESCHIEDENIS. qó$ eeuw. In de eerstgemelde eeuw joan froissard geboren te Valenciennes in de Nederlanden, die reeds van het jaar 1354, toen hij naauwelijks twintig jaren oud was, de Gefchiedenis van zijnen tijd begon te befchrijven, en menigvuldige reizen deed, om zich van de gebeurtenisfen ook in andere landen te laten onderrigten. Zijne in het Fransen opgeftelde Gefchiedenis, loopende van het jaar 1326 tot 1400 befchrijft voornamelijk de oorlogen, welke de Franfchen met de Engelfchen gevoerd hebben; maar {trekt zich ook uit tot andere Europifche gebeurtenisfen en belangrijke voorvallen. De andere Gefchiedfchrijver uit de XVde eeuw is filtp van commines, Heer van Argenton, een geboren Nederlander, in de Vlaamfche ftad Commines in het jaar 1445. Hij was CL'"st 1!-a£ul van ^en ^er" tog van Burgondiè, filips den Goeden, en na deszelfs dood, van zijnen zoon karel den Stouten, maar in het jaar 1472 ging hij in den dienst ovet van lodewyk XI Koning van Frankryk, karels onverzoenelijken vijand, en hield zich bij denzelven ftaande tot'sKonings dood in het jaar 1483. Maai toen bragten het zijne vijanden zoo ver, dat hij drie jaren lang gevangen gezet, en daar onder acht maanden achtereen in een van die ijzeren kooijen werd opgelloten, welke lodewyk voor ftaatsgevangener had laten maken, van acht voeten breedte en iel meer dan manshoogte; maar toen het hem vergund werd, zich te verantwoorden, kreeg hij zijne vrij' heid weder. Hij overleed in het jaar 1509. De Ge fchiedenis, door hem in het Fransch gefchreven. gaa: V BOEK II Hoofdft. aa C. G. Jaar 1073. tot 1517. FROISSARD en FILIP VAN COMMINES.  V SOEK II Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 Spaanfc!ie. Engelfche. Nederlaudfche. aoö KERKELIJKE gaat in acht Boeken van het jaar 1464 tot 1498. rodrigo (of rodericus) sanchez , gemeenlijk van Zamora bijgenaamd, een Spanjaard, die te Ro■ me in het jaar 1470 overleden is, heeft eene Spaanfche Gefchiedenis' nagelaten van het begin der wereld tot zijne tijden, met meer vlijt dan naauwkeurigheid. In Engeland Helde een Benediktijner Monnik, in het Klooster Westjnunfier, mattheus westmonasteriensis eene Chroniek op van den oorfprong van het menfchelijk geflacht tot het jaar 1307, onder den tijtel Flor es hiftoriarum. Ook is 'er nog eene Chroniek van den Monnik florentius van Worchcster, die met het jaar 1118 fluit. Een Domheer te Krakau, joan dtjgloss, die in het jaar 1480 als benoemde Bisfchop te Lemherg ftierf, liet eene Poolfche Gefchiedenis na, van de oudfle tijden der Natie, tot aan het gemelde jaar. Dit was het eerfte Poolfche Gefchiedboek, hetwelk eenigzins bruikbaar was, maar niet voor de oude Gefchiedenis. In Nederland vond men ook in de Xllde, XlIIde en XlVde eeuw lust, om Gefchiedenisfen op te ftellen, zelfs in de landstaal, en in rijm en dichtmaat. In de Xllde eeuw omtrent het jaar 1170 zou nicolaus colinius of klaas kolyn , Monnik van de Benediktijner Abdij te Egmond, behooren, van wien eene Rijm - Chroniek gelezen wordt, welke eindigt in het jaar 1156 met Graaf dirk VI van Holland, hoewel velen meenen, dat hij een tijdgenoot is geweest van Graaf floris III, die van het jaar 1157 tot 1190 geregeerd heeft. Maar men heeft in onzen tijd  GESCHIEDENIS. ao? tijd begonnen te twijfelen, en zelfs genoegzaam bewezen, dat deze Rijm-Chroniek een verdicht ftuk, en uit die van melis stoke is zamengefteld, door eenen onbekenden, die den naam van klaas kolyn heeft aangenomen ( * ). In het begin der XlIIde eeuw, omtrent het jaar I205 meent men de Egmonder Chroniek te moeten plaatfen, welke gemeenlijk, hoewel ten onregte, aan willem , Monnik in gemelde Klooster , en Procurator van hetzelve, wordt toegefchreven. Men noemt het ook de Chroniek van petrus meerhout, naar deszelfs eerften bezitter (j-). De bovengemelde .emilius stokius, of melis stoke of van der stok, Monnik te Egmond, volgens anderen Priester te Utrecht, fchreef in Nederduitfche verzen of gezangen eene Chroniek der Hollandfche Gefchiedenisfen, welke hij eindigt met willem III den Goeden, zoon van Graaf jan II, en behoort dus tot het einde der XlIIde of begin der XlVde eeuw (§). Op het einde der XVde eeuw, fchreef jan veldenaar , geboren te Utrecht, eene Chroniek in de Nederlandfche taal, welke met het jaar 1480 eindigt (**). Met de herleving der Wetenfchappen, won inzonderheid de Gefchiedkunde veel; niet alleen dat men in eenen netten zuiveren ftijl de gebeurtenisfen begon voor (*) christ. saxe Onomast. Liter. Part. II. p. 260 561. (t) Ibid. p. 283, 597. (§) Bid. p. 342. (**) Ibid. p. 483. V BOES II Hoofdft. ja C. G. Jaario73. tot 1517. Verbetering der Gefchied* kunde.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. /ENEAS SYLVIUS. 2o3 KERKELIJKE voor te dragen, maar men volgde ook de Ouden, ir* het naarfporen, voordragen en beoordeelen, en in het aanwijzen van de oorzaken en gevolgen der gebeurtenisfen. Ook hier brak petrarca het ijs, en werd van anderen gevolgd, gelijk wij reeds gezien hebben; hier moeten wij alleen nog den eenen en anderen melden, die met de Ouden in dit vak gewedijverd hebben. Onder dezen is ^eneas sylvius, naderhand Paus, onder den naam van pius II. Hij zal ons naderhand als Paus voorkomen, hier moeten wij van hem als Geleerde en Schrijver gewagen. Zijn geflachtnaam was piccolomini, naar een beroemd adelijk genacht; hij kwam in het jaar 1405 in het gebied van Siena ter wereld; werd naderhand Geheimfchrijver van twee Kardinalen; kort daarna Geheimfchrijver en Ceremoniemeester der Kerkvergadering te Bazel in het jaar 1431, welker regten en die der Kerk in het gemeen hij tien jaren met ijver tegen de Paufen verdedigd heeft. Vervolgens trad hij in dienst bij Keizer frederik III als deszelfs Geheimfchrijver, maar in den grond als eerfte Staatsdienaar, die dezen Vorst allengs geheel wist te leiden. Eindelijk gaf hij zich aan den Paus over, tegen wien hij zich zoo lang verklaard had, en hielp denzelven, Heer en Meester over de Duitfche Kerk te worden. Hier voor ontving hij het Bisdom Trieste, en naderhand dat van Siena; hij werd tot Kardinaal, en in het iaar 1458 op den Pausfelijken troon verheven, welken hij in het jaar 1464 door den dood ontruimde. Hij heeft zelve zijn leven befchreven in het eerfte Boek van  GESCHIEDENIS. floj» var) het Werk, getiteld: Pit II. Pontif. Max. Commentarii rerum memorabilium, quae temporibus ju'ts contigerunt a Jo. Góbellino compofiti. Francof. 1Ó14 fol. alzoo het meer dan waarfchijnlijk is, dat pius II. dit gedeelte des werks aan dien gobellinuS, die zijn Geheimfchrijver was, in de pen heeft opgegeven, ^eneas sylvius was een man van groote begaafdheden, en eenen fcherpzinnigen ondernemenden geest; hij was ook Dichter, en als zoodanig door den Keizer gekroond; zijne redevoeringen zijn flerk en vol vuur; zijne Brieven onderhoudend en in vele opzigten belangrijk. In den XXVften Brief zegt hij, als Keizerlijke Secretaris aan eenen Pausfelijken Nuntius vele fchcrpe waarheden tegen deh Paus; onder anderen dat het thans niet te doen was om het weiden der fchapen, maar om derzelver wol. Iu den LVften fchrijft hij uit Bazel aan eenen Bisfchop, dat de Keizer en de overige Vorften, zonder zich aan den Paus of eene Kerkvergadering te iïooren, enkel hunne gezanten bij een behoorden te laten komen, om de. fcheuring in de Kerk weg te nemen. Hij erkent in den LXVIften Brief, dat het Roomfche Hof niets zonder geld levert; zelfs de oplegginge der handen en de gaven van den Heil. Geest worden daar verkocht; rijken alleen kunnen daar vergeving van zonden bekomen. Maar in den CCCLIIften verdedigt hij in het jaar 1457 den Paus tegen de bezwaren der Duitfche Natie, en uit den CCCLXXften ziet men, dat hij in dat jaar nog 2,000 Dukaten jaarlijkfche inkomften aan Prebenden uit Duitschland getrokken heeft, en tevens geloof. XV. Deel. O de. V BOEK II Hoofdfl. na C. G. Jaario73. tot 1517'  V boek II Hoofdft. na C. G, Jaario73. tot 1517. 210 KERKELIJKE de, zich bij de Duitfchers verdienftelijk gemaakt te hebben. Zijne Gefchiedkundige Schriften hebben nog heden hunne waarde. Zijne in het jaar 1444 gefchrevene Gefchiedenis der Bazelfche Kerkvergadering is een belangrijk Werk, en ten aanzien der Paufen met vrijmoedigheid gefchreven. In zijne Hiftoria Bohemica, de Gefchiedenis der Bohemers van de oudfte tijden tot den Koning podieerad , of het jaar 145& bevat ook de gebeurtenis der Husften, als een ooggetuige, maar te gelijk als een vijand van dezelven. — Meer algemeen is zijne Cosmographia feu retum uhique gestarum hiftoria , locorumque defcriptio. — Ook heeft hij een gedeelte van de gefchiededenis der regering van Keizer frederik IK befchreven. (Hiftoria rerum Frederici III. Imperator!s.) Bij het opftellen derzelve dacht hij omtrent den Paus vrijer dan frederik zelve. — Zijne Oostenrykfche Gefchiedenis is nog ongedrukt; ook is 'er van hem eene Gothifche Gefchiedenis. — Onder zijne merkwaardige Schriften behoort ook zijn Pentalogus de rebus Ecclefice et Imperii' een gefprek tusfchen hem en vier andere perfonen, in hetwelk hij onder anderen den raad geeft, om altijd eene Kerkvergadering gereed te houden; en wanneer 'er eene fcheidde, terftond eene andere binnen vijf of tien jaren aan te kondigen; dan zouden de Paufen, uit vrees voor een Concilie, zich zeiven beter in acht nemen, voornamelijk, naardien zulke Vergaderingen, om der vrijheid wil, grootendeels in Duitschland zouden moeten gehouden worden. sa-  GESCHIEDENIS. sn sabellicus was insgelijks een uitmuntend Gefchiedfchrijver. Zijn eigenlijke naam was marcantonio coccio, maar dewijl hij, in het jaar 1486 te Vicovaro in de Campagna Romana, op de grenzen van het oude land der Sabinen, die ook bij de Romeinen Sabellici heetten , geboren was, had hij den naam sabellicus aangenomen. Hij fchreef eene Venetiaanfche Gefchiedenis tot het jaar 1487, zoo deftig, fierlijk en bevallig, dat de Raad van Venetië hem daar voor een jaargeld van aoo Dukaten toeleide. In later jaren ondernam hij nog eene algemeene Wereldgefchiedenis te fchrijven, welke te Venetië gedrukt is onder den tijtel: Rhapfodice hiftoriarum ab orbe condito, Enneades X et XI Libri II. Nog fchreef hij andere Gefchied- Aardrijks- en Staatkundige Schriften: Exempïorum Libri X. De Venetia urbis fttu Libri III. De Venetis magiftratibus etc. Behalve een Boek de Lmgtict Latince reparatione, Latijnfche Brieven. Redevoeringen en Gedichten. Thans fchreef ook antonius bonfinius (eigenlijk de bonfinis,) uit AscoU in de Mark van Ancona maar die zich in 1485 in dienst van den Hongaarfchen Kening matthias corvinus begeven had, op deszelfs last eene Gefchiedenis der Hongaren loopende tot het jaar 1495, zoo juist in den fmaak van titus livius , dat men hem den Hongaarfchen LU vius genoemd heeft. Ook buiten Italië en in Duitschland fchreef men thans Gefchiedenisfen in eenen beteren fmaak. In plaats van zoo vele drooge Chronieken, door welke de Gefchiedkunde als overftroomd was, fchreef joanO a nëj V boek II Hoafdfl, na C. G. Jaario73. tot 1517. sabellicus. \ntoniui 30NFISIUS. fOANNËS rRlTHE» M1US.  Ui KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. nes nauclerus , (eigenlijk verge of vergenhans, dat is, stuurman,) een Jaarboek der Wereldgefchiedenis tot het jaar 1500 van veel beter gehalte, Deze Chroniek werd, voor dat zij gedrukt werd, door melanchthon, toen eerst achttien jaren oud, verbeterd en vermeerderd, en te Tubingen in het jaar 1515 gedrukt in Folio, met eene voorrede van reuchlin. — De eerfte Duitfcher echter, die de bronnen der burgerlijke, kerkelijke en letterkundige Gefchiedenis met ijver opzocht en gebruikte, was joan van trittenheim, gemeenelijk tritiiemius. Hij had dezen bijnaam van een vlek digt bij Trier, waar hij in het jaar 1462 ter wereld kwam. In het jaar 1506 werd hij Abt van de Abdij van St. Jacob in de voprftad van Wurtsburg, alwaar hij in het jaar 1516 overleden is. Zijn hoofdwerk is het Bock Catalogus fcriptorum Ecclejiasticorum, en nog twee dergelijke: Catalogus illuftrium virorum Germanice, en de viris illuftribus Ordinis Benedictini LL. IV. Maar van zijne gefchiedkundige Werken, is de Chroniek van het Klooster Hirfcbau (Annales Hirfau. gienfes) het gewigtigfte. In twee andere Boeken beproefde hij te leeren, hoe men zoo geheim en veelvuldig fchrijven kan, dat niemand het lezen kan, dan die 'er den fleutel toe heeft. Het eerfte, Polygraphia Libri VI was 'er eene proeve van, welke hij aan maximiliaan I aanbood; maar in het tweede, Steganographia, Libri VIII voerde hij zijne kunst verder uit. Dewijl hij in dit laatfte Boek vele figuren van geesten en duivelen als fchrijfteekens ingevoegd had , befchuldigde een Paryfche Godge-  GESCHIEDENIS. si3 geleerden hem openlijk, dat hij een zwartekunftenaar was, waar tegen hij zich zeiven en ook anderen heriJ verdedigd hebben. Hij heeft ook verfcheidene Godgeleerde Schriften , Levensbefchrijvingen van Heiligen, en verhandelingen over het Monniken-leven nagelaten, doch die weinig gelezen worden. Nog ftaat ons een verdienftelijk Gefchiedfchrijver te melden, namelijk albert of albrecht kranz, geboren te Hamburg, die in het jaar 1490 der bei' den Regten Doctor werd, en in zijne vaderftad ir het Kathedraal-Kollegie Lector der Theologie, en Deken van het Domkapittel geweest is. Deze erkent in verfcheidene plaatfen van zijne Schriften de geweldige verbastering der Bisfchoppen van derzelvei eerfte beftemming; hij berispt de levenswijze der we reldlijke Kanunniken met nadruk; hij geeft te kennen, dat de buitenfporige magt der Paufen , ook in we reldlijke zaken, van later oorfprong is, en is ooi niet in zijn fchik met de bijgeloovige kerkgebaret van zijnen tijd. Doch tevens geloofde hij niet, da zijne kundigheden en krachten genoegzaam waren om hier in verbetering te maken; ook niet, dat d tijd daartoe reeds gekomen was. Zoo oordeeld hij, toen kort voor zijn dood in 't jaar 1517 d eerfte fchok tot.de Kerkhervorming reeds werkelijl plaats had. Met zeer veel vlijt en oordeel heeft kranz d Kerkelijke Gefchiedenis der Hoofdkerken of Aarts bisdommen van het Noorden van Duitschland be fchreven in zijn Werk, genaamd Metropolis, vaj het jaar 780 tot 1504. Maar ook de Burgerlijke e: O 3 Staal V bof.k II Hoofdft. na C. G. Jaano73cot 1517. ALBERT KRANZ. i l 1  V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 J. ANNIUS V1TER- B1KNSIS." ai4 KERKELIJKE Staatkundige Gefchiedenis van Sakfenland, bijzonder van Neder-Sakfen in een bijzonder Werk, Saxonia, van de eerfte melding der Sakfen tot het jaar 1500. Nog eene Gefchiedenis der Wenden, welke hij, den naam der Wenden en Vandalen verwarrende, Vandalia genoemd heeft. Eindelijk is 'er van hem een Jaarboek der Noordfche Gefchiedenis (Chronicon Regnorum Aquilonarium, Danitz, Suecice et Norwagice.) Alle deze Werken zijn in eenen vrij goeden ftijl opgefteld. Deze ijver om de oudfte bronnen der Gefchiedenisfen naar te fporen, gaf ondertusfchen ten dezen tijde aanleiding tot het plegen van een geleerd bedrog, om namelijk (tukken te verdichten op naam van aloude Schrijvers, door welke de Tijdrekening en Gefchiedkunde opgehelderd zouden worden, van hoedanig bedrog nog geen voorbeeld was, hoe veel valfche oorkonden ook van tijd tot tijd verdicht geworden waren, joannes annius (eigenlijk heette hij nanni) van Viterbo, waar hij in het jaar 1432 geboren was, was, gelijk men gemeenelijk geloofd, de fmeder van dit bedrog. Hij was een Dominikaan, en bekleedde in het jaar 1499 eenen aanzienlijken post aan het Pausfelijke Hof, Magister facrï Pallatii, en was een veelfchrijver. Behalve aanteekeningen over eenige Latijnfche Dichters, is onder anderen zijn Boek de futuris Christianorum triumphis in Turcas et Saracenos te Genua 1480. 4to gedrukt, merkwaardig, in hetwelk hij een aantal plaatfen uit de Openbaring van joannes op muhammed en het Turkfche Ryk toepast, Maar  GESCHIEDENIS. si5 Maar in het jaar 1498 gaf hij te Rome zijn berucht Werk uit: Antiquitatum variarum Volumina XVII in Folio, in hetwelk hij den Geleerden eene : menigte brokftukken mededeelt van berosus , wiens ' Gefchiedenis voor den zondvloed begint, en tot omtrent 1500 jaren vóór Christus geboorte gaat, van manetho, metasthenes, myrsilus , arciiilo- chus, zekeren xenofon, fabius pictor, marcus cato en meer anderen, doch reeds in het begin der XVIde eeuw werd de echtheid dezer ftukken in twijfel getrokken, en in het jaar 1557 verklaarde een Portugees, caspar varrera, ze in een bijzonder Boek voor verdicht en openbaar bedrog, waar in hij door volgende Geleerden algemeen is toegeftemd, hoewel fommigen, doch met eenen flechten uitflag, deze echtheid hebben zoeken te verdedigen; met meer fchijnbaarheid hebben anderen annius verfchoond, dat hij deze ftukken, reeds te voren door anderen verdicht, zal gevonden, en al te ligtgeloovig voor echt gehouden, en dus overgenomen zal hebben. Onder de Muhammedanen ontmoet men in de XlVde en XVde eeuwen ook een en ander Gefchied fchrijver. De Mogolfche Grootvizier fadlallah , ook rhoja raschid en rachidoddin genoemd, die in het jaar 1318 afgezet en kort daarna vermoord is geworden, fchreef het eerst in de Perfifche taal eene Gefchiedenis der Mogollen en Turken, uit welke de Khan abulgazi in de XVilde eeuw zijne belangrijke Genealogifche Gefchiedenis der Tartaren hoofdzakelijk ontleend heeft. — arabschaii, of ahmed ebn arabschah, uit Damaskus, die tot O 4 bet V BOEK II hoofdft. ia C. G. |aano73. :ot 1517- Muhamraedasniche Gefchiedfchrijvers.  V boek II Hoofd!!, na C. G. Jaario73. tot 1517. Latijnfche R.edenaarsen Dichters. . 1 1 I I 2 i I b aiö KERKELIJKE het jaar 1431 geleefd heeft, hefchreef het leven van den vermaarden timurbek, (of tamerlan ,) 35 j», ren na deszelfs dood, heel fierlijk in het Arabisch, alhoewel niet met volkomene naauwkeurigheid. Hij wordt overtroffen door scherefeddin ali, die te Tezd in Perpe geboren was, en in het jaar 1446" overleden is. Deze heeft, op bevel van eenen Kleinzoon van timur, het leven van dezen veroveraar volledig befchreven. — Men kan bier nog den vermaarden Perfifchen Gefchiedfchrijver mirkhond (of mirkiiavend) bijvoegen, Schrijver van eene Algeweent Wcreldgefchiedenis, van het begin der wereld tot het jaar 1471 , doch uit welke tot hiertoe enkel uittrekfels voor de Perfiaanfche Gefchiedenis in het licht verfchenen zijn. Deze en reeds voorgaande Oosterfche Schrijvers, n hunne moedertaal fchrijvende, befchaafden tevens iezelve. Zoo was het niet in het Westen over het tlgemeen; de herleving der geleerdheid deed het eerst Ie zuiverheid der Latijnfche taal herleven, welke van 'etrarca af tot erasmus toe vele beoefenaars rond, en onder dezen verfcheidenen, die zich naar ;icero vormden, en als Ciceronianen bekend zija ;eworden, wier voornaamlle aanvoerder was bemto, federt 1513 Geheimfchrijver van Paus leo X, laderhand Kardinaal, voornamelijk beroemd door ijne Gefchiedenis van Venetië en door zijne Brieven. Voor de Latynfche Dichtkunst was men zoodanig igenomen, dat petrarca, die deze geestvervoeing, voornamelijk in Italië, gaande maakte, omtrent et midden der XlVde eeuw fchreef, dat thans plaats had.  GESCHIEDENIS. 117 had, hetgene de Dichter zeide: „Wij maken allen verzen, geleerden en ongeleerden." De meeste Letterkundigen, van welken wij in het voorgaande gefproken hebben, waren tevens Latijnfche Dichters, bij welke nog gevoegd mag worden joannes baptista spagnoli , naar zijne vaderftad ook genöemd baptista mantuanus, in het jaar 1513 Generaal ( Prior Generalis ) der Karmeliter - orde, overleden te Mantua in het jaar 1516, doch welke echter ver overtroffen werd door den reeds gemelden Kardinaal bembus of bembo en door sannazarius. Deze laatfte heette eigenlijk jakob van san nazario, en zag het levenslicht te Napels in het jaar 1458, en is overleden in het jaar 1530. Zijn Leermeester pontanus raadde hem den naam van actius sincerus aan te nemen. Na den Koning ferdinand van Napels in eenige veldtogten gediend te hebben, heeft hij zijne overige jaren grootendeels gefleten op een Landgoed, hetwelk hem diens Konings zoon en opvolger, frederik, gefchonken had. Zijn vermaardfte gedicht is de partu virginis Libri III of over de geboorte van Christus , in hetwelk echter de vermenging der Heidenfche Fabelkunde met de Christelijke Godsdienstbegrippen eene ftootende werking doet. Zijne Eclogce en Elegien bevatten fchoone plaatfen. Zijne drie Boeken van Puntdichten bevatten onder anderen ziin Lofdicht op de ftad Venetië, hetwelk zoo rijkelijk beloond werd, en verfcheidene bijtende Puntdichten op de Paufen van zijBen tijd en derzelver Neeven. De Italiaanfche Geleerden waren de eerfte, die O 5 zich V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73, tot 1517. Italiaan-  V BOEK II Hoofdfl. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. fche Dichters.' DANTE. 218 KERKELIJKE zich toeleiden op de verbetering hunner moedertaal en het gebruik derzelve in de Dichtkunst; de voor* naamften onder hen, aan welke die taal hare verbetering verfchuldigd is, waren dante en de reeds meermalen gewaagde petrarca. dante (eigenlijk durante) alighieri was in het jaar 1265 te Florence geboren. Hij was lid van den Raad, of een der Priori in zijne vaderftad, maar bij de burgerverdeeldheden in dezelve, had de tegenpartij de overhand, zoodat dante met alle zijne aanhangers uit dezelve verbannen werd. Sedert zworf hij elders rond, en zal zich in het jaar 1308 in Mehfen bevonden, en het graffchrift gemaakt hebben op den vermoorden Markgraaf diezman, hetwelk nog te Leipzig in de Pauliner- of Univerfiteits - kerk te zien is. Zekerder is het, dat hij om dezen tijd aan het Hof van hendrik VII geweest is, en niet zonder hoop, om door denzelven in zijne vaderftad teruggebragt te worden, doch welke hoop door 's Keizers dood in het jaar 1313 verijdeld werd. Zijne laatfte verblijfplaats was Verona, alwaar hij in het jaar 1321 overleden is. dante wordt aangemerkt als de Vader der Italiaanfche Dichtkunst, waartoe voornamelijk zijn zoo beroemd als zonderling gedicht aanleiding heeft gegeven, hetwelk hij Het Goddelijk Toneelfpel (la divina Commedia) genoemd heeft, gelijk men hem zeiven den eernaam van Goddelijk heeft toegekend. Dit gedicht behoort tot geene van de gewone foorten van Dichtftukken, hij verhief zich in hetzelve boven aHe, bovendien toen nog te weinig bekende the*  GESCHIEDENIS. 219 theorien en regelen van Dichtkunst, en vierde aar zijn vernuft den ruimen teugel tot in het wonderba re, doch zoo dat hij zijne menigvuldige gebreker met nog grooter fchoonheden bedekte, waarom ool< fommigen niet ten onregte eene vergelijking gemaak hebben tusfchen hem en den vermaarden Engelfchei Dichter shakespeare. Hij verdichtte dus een ge zigt, hetwelk hij zou gehad hebben van de hel van het vagevuur en van den hemel. Merkwaardig is het, dat hij in de hel verfcheidene Paufen aan treft, coelestinus V, nicolaus III, klemen V, en voornamelijk bonifacius VIII, dien hij, al den Vorst der nieuwe Parizeen , zwart genoeg affchil dert. Zoo gunftig werd dit gedicht bij de Italu sten ontvangen, dat hunne eerfte geleerden 'er i fpoedig Commentarien over fchreven, zelfs werd 't in het jaar 1373 te Florence, en twee jaren daarn te Bologna een openbaar Leeraars ambt in gefteld, 01 dit gedicht van dante te verklaren en uit te leggen Zeldzaam mag het geacht worden, dat de Paufen e Kettermeesters zoo zachtzinnig over dit Dichtftu gedacht hebben, maar naderhand heeft men 'er Ke! terij genoeg in gevonden, te meer toen dante i een ander gefchrift: de Monarchia, zijn gevoele ten aanzien der Paufen als Leeraar van het geesti lijk regt gezegd had. De vermaarde Regtsgeleerc bartolus verklaarde het reeds in dantes eeui voor Ketterij, dat hij in dit gefchrift beweerd had dat het Rijk niet afhing van de Kerk, en dat c Paus den Keizer niet te bevelen had. Om deze n denen hebben mornay en andere Proteftanten de Dicl V BOEK II Hoofdft. na.C. G Jaar 1073 : tot 1517 1 t 3 1 r 1 1 1 k n ti e v » e n  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaar 10-3 tot 1517. Franfche Dichters. feuxFJoraux. aio KERK EL IJ KE Dichter dante onder de getuigen der waarheid geplaatst, maar bellarmin met andere Roomschgezinden hebben hem daarmede zoeken te verfchoonen, dat men hem, als zijnde een' Gibelün en Dichter het éér, en ander niet te hoog moest toerekenen. petrarca , dien wij als een' der eerfte hcrltellers der letterkundige geleerdheid reeds hebben Ieeren kennen, is ook een geliefde Dichter van zijne natie, wiens gedichten, onder den naam van Rime, Canzoni e Sonnetti voornamelijk zijne laura beroemd gemaakt hebben. Terwijl de Italiaanfche Dichtkunst dus bloeide, begon de Provencaalfche, haar oude voorbeeld, te verwelken. Te Touloufe was zij, onder de befcherming der Graven aldaar voornamelijk beoefend. Tiians, onder de regering des Konings, vereenigden zich zeven aanzienelijke Burgers aldaar tot een genootfehap, hetwelk zij het vrolijk genootfehap der zeven Dichters (la gaie Sociétê des fept Troubadours ) noemden, en hetwelk een gouden violiertje tot eenen prijs aanbood, aan den maker van het beste vers ter eere van God, de Heilige Maagd, of van eenen anderen Heiligen. Deze prijs werd in het jaar 1324 dadelijk toegekend aan arnaud vidal van Castclnaudari, die men te gelijk tot Doctor der Poëzy (eigenlijk der vrolijke wetenfchap, en la gaie fcience) benoemde. Kort daarna beval de ftadsoverheid, dat zulk een prijs jaarlijks op kosten der ftad zou uitgedeeld worden. Ook kreeg het Genootfehap zijne wetten, Wetten der liefde genoemd, gelijk het Genootfehap zelve den naam kreeg van Lrefdefpel  GESCHIEDENIS. ili (le Jeu cfamour.') In het jaar 1356 vermeerderde men gemelden prijs nog met eene veldroos en goudsbloem van zilver. Eene Juffer te Touloufe, clemence van isaure , maakte tegen het einde der XVde eeuw, in haren uiterften wil, eene fomme gelds, uit welke de kosten dezer drie prijzen goedgemaakt konden worden. Uit dankbaarheid liet de Overheid voor haar een ftandbeeld van wit marmer maken, hetwelk in de vergaderplaats van het genoot-* fchap geplaatst, en op den dag der prijsuitdeeling met bloemen gekroond werd. Het genootfehap noemde zich een' tijd lang le College de Rhetorique, zoo dat het ook deze kunst in zijne beoefening infloot. Maar naderhand is het onder den naam Jeux FJoraux veel beroemder geworden, cn tot op onze tijden, als het oudfte geleerde genootfehap van dezen aard, gebleven. Doch eerst in het jaar 1694 werd het door den Koning plegtig bekrachtigd; en de drie Bloemen werden nog met een' gouden Amaranth vermeerderd; terwijl het getal der leden, (Acadèmkiens) op 36, en eindelijk op 40 werd vastgefteld. Maar deze fchikkingen konden het verval der oude Provencaalfche Dichtkunst niet beletten. Doordien het zuiden van Frankryk geheel onder de heerfchappij der Koningen van Frankryk kwam, werd de Taal der Provencalen of Troubadours door den Noordelijken Franfchen tongval verdrongen; en door de opgevolgde oorlogen verviel de natie in eene foort van verwildering. Men vond rijmelaars en verzenmakers genoeg onder de Franfchen, maar de ware Dichtgeest openbaarde zich niet of naauwelijks. Dé Ge- V BOEK il rlooR'fr. ia C. G. jaario73. tot 1517.  V boek II Hoofdft. na C. G. Jasrio73, tot 1517. 212 KERKELIJKE GefchiedfchrijverfrqmSam», die zelve, alhoewel hl) een geestelijke was, verfcheiden gedichten ter eere der jufFerfchap en der liefde gedicht heeft, verzamelde ook andere, welk wenceslaw van Luxemburg, Hertog van Braband, wiens Geheimfchrijver hij was, gedicht heeft. De Roman de la Rofe, die eenige eeuwen lang zoo geliefd was, bragt dit foort van fchriften in opgang. Maar dewijl deze zoogenoemde Dichters zich meermalen met de Geestelijkheid vermaakten, verwekten zij eene vervolging der Kettermeesters tegen zich. Waarfchijnlijk om zich aan dezen te wreeken, vermaakte joannes van meeuw (gemeenlijk clopinel genoemd) één van de opftelIers van dezen Roman, aan de Kerk der Dominika. tien te Parys, waar hij begraven wilde worden, in zijn Testament een zwaar koffer; doch hetwelk hun niet ter hand gefteld moest worden, voor dat deze Monniken de zielmisfen voor hem gedaan hadden. Zij hielden ook werkelijk plegtige lijkdienften voor hem, en begroeven hem onder een prachtig grafteeken. Maar toen zij den gewaanden fchat openden, vonden zij niets dan leijen, op welke wis- en rekenkundige figuren geteekend waren. De Dominikanen, zich dus bedrogen ziende, groeven den Dichter weder op; en zouden hem onbegraven gelaten hebben, ils het Parlement niet bevolen had, dat hij in hun Klooster een graf hebben moest (*). Ten zelfden Eijde, in de tweede helft der XlVde eeuw, muntte 012- (*) Ilifisire de Pr mee, por velly, continuée par villaret T. XI. p. 130, 137.  GESCHIEDENIS. 223 ender de Franfchen uit in gedichten en in befchrijving der gefchiedenis, eene Italiaanfche Juffer, christiana de pizzano; maar die de Franfchen tot hunne 1 natie rekenen, onder den naam de pisan, omdat: haar vader haar al vroeg naar Frankryk had gebragt, ; waar zij kort na het jaar 1411 fchijnt geftorven te zijn. Zij bezat ook Griekfche en Latijnfche Taalkunde. Ook de XVde eeuw kon onder eene menigte rijmende Franfchen, naauwelijks twee of drie Dichters tellen, die zich iets boven het middelmatige verhieven. Dus (tonden de Franfchen niet alleen achter bij de Italianen , maar ook bij de Engelfchen, die ten minften in galfried , (of gotfried) chaucer , den vader van alle hunne Dichters en den eerften grooten verbeteraar van hunne taal hadden. Hij was in het jaar 1328, waarfchijnlijk te Londen geboren. Reeds in zijn agttiende jaar fchreef hij als ftudent op de Univerfiteit te Cambridge het Geregtshof 'der Liefde, (the Court ofLove.~) Hij was in dienst entevens in gunst bij den Hertog van Lankaster. In dezen tijd fchreef hij zijn Huis des Roems, (the Houfe of Fatne,') tot lof van hetwelk niets grooters gezegd kan worden, dan dat pope daaraan het voorbeeld van zijnen Tempel der Eere genomen heefr. Hier toe behoort ook het uitgebreidfte van zijne werken troilus en chryseis, een Heldendicht. Toen naderhand wiclef door de Geestelijkheid verketterd werd, en de Hertog van Lankaster denzelven zocht te befchermen, wendde zich chaucer ook V BOEK II loofdft. ia C. G. 'aririojw ot 1517» Engelfche Dichters. CHAUCER.  v BOEK il Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 314 K. E R K E L IJ K E ook op deze zijde; en vertaalde den bovengemeldeiï Roman de la Rofe, waarin de Monniken niet verfchoond werden. In zijn Verhaal van den Akker-, man, in zijnen jan upland, en in andere gedichten, tuchtigde hij de luije Ordesleden, de onwetende Priesters, en de trotfche Geestelijke Rigters, met bijtende fcherpte; alhoewel hij anders het waardiger deel der Geestelijkheid allen eerbied bewees; en ook in geen één geloofsltuk van de Roomfche K.rk afweek. In het jaar 1377 kwam de minderjarige Koning richard II op den troon, en de Hertog van Lankaster had eenmaal de regering in handen. Evenwel zag chaucer, vvien de Hertog voortging te begunftigen, zich genoodzaakt, wegens zijne fchuldeifchers, zich in de befcherming des Konings te begeven ; en niet lang daarna trof hem nog grooter gevaar. De Hertog werd bij den Koning verdacht en bij de Natie gehaat, omdat hij en zijne vrienden onder de Grooten, door het onderfteunen van wiclef, woedende onrusten onder het gemeen veroorzaakten. chaucer, hoe zeer van eenen zoo magtigen begunftiger beroofd, zocht nogtans in het jaar 1382 met veel vuur de onderneming van den Lord Major van Londen, joan camberton, die deze ftad naar wiclefs grondbeginfelen wilde hervormen, te bevorderen. De Koning gaf daarom bevel, om hem gevangen te nemen, maar hij ontvlugtte nog bij tijds in vreemde landen. Gebrek aan beftaan dwong hem, heimelijk in zijn vaderland terug te keeren; waar hij echter ontdekt, in de gevangenis geworpen, maar op zekere ontdekkingen, die men van hem gevorderd had,  GESCHIEDENIS. had", weder ontflagen werd. Deze rampen bragten hem tot het befluit, om zich in eenzaamheid te Woodflock te begeven. De Hertog kwam wel weder in algemeen aanzien en werd zelfs door zijn tweede huwelijk, een zwager van chaucer; en zijn zoon beklom den troon, onder den naam van hendrik IV, maar chaucer mengde zich niet meer in bezigheden, en overleed in het jaar 1400. Hoe voortreflijk een vernuft en Dichtgeest hem eigen zij in zijne werken, mag daar uit blijken, dat drie der voornaamfte Dichters, spencer, dryden en pope in de laatfte tijden zijne Dichtwerken navolging en herhaling waardig geoordeeld hebben. In de Xllde en XUIde eeuw was de Dichtkunst in Duitschland door de zoogenoemde Minnezangers, onder begunftiging van fommige Grooten, niet zonder goed gevolg, beoefend, maar in de XlVde en XVde ging zij bijna geheel tot niet; een nieuw foort van Dichters, hetwelk in de XlIIde eeuw opkwam, en met den naam van Meesterzangers bekend werd, deed echter nog eenige hoewel zwakke pogingen ten voordeele der Dichtkunst. In het eerst noemde men alleen diegenen Meesterzangers , die in eenen Poetifchen Kamp de overwinning behaald hadden. Zulk een Kamp werd in het jaar 1206 aan het Hof des Landgraven van Thurin* gen gehouden op het Slot Wart burg. tusfchen vier Edellieden en twee Burgers uit Eifenach, bekend met den naam van de Krijg van Wartburg. In het vervolg, als de Duitfche Vorsten en Edellieden meer werks maakten van krijg- jagt- en tournoifpelen, en XV. Deel. P drink- V BOEK II Hoofdn. ia C. Ct |aario73, ot 1517. Duitfche Meestervangers!  aa6 KERKELIJKE V boek II Hoofdft. naC. G. Jaario73, tot 1517. ! Irinkgelagen, dan van gedichten en gezangen, eri de Geestelijkheid zich enkel vermaakte met Latijn fchrijven en disputeren, hield zich de Dichtkunst alleen in den burgerftand ftaande. Men had van ouds af in Duitschland veel op met volksliedjes, zoo verringen de Meesterzangers insgelijks eenigermate de slaats der oude Barden, en gaven ook hunne beleren den naam Bar, in welke zij God en de Heiigen, bijbelfche gefchiedenisfen en leeringen bezongen, maar ook tooneelen uit het dagelijkfche leven, "abelen, grappige invallen enz. Deze Zangers wa•en meest ambachtslieden in de fteden Ments, Neurenburg en Straatsburg, hendrik fraüenlob, Doktor der Godgeleerdheid te Ments, één der eerien onder de twaalf Meesterzangers, overleed eerst n het jaar 1317. Hij heeft zijnen naam naar de on:allijke Lofdichten welke hij op de fchoone kunne gemaakt heeft, waarom hem ook de vrouwen te Ments in de Domkerk onder luide rouwklagten ten grave gedragen en zoo veel wijn over zijn graf geftort hebben, dat 'er de Kerk van ftroomde (*). De beroemdfte onder deze Meesterzangers is de fchoenmaker van Neurenberg hans sachs , die in het jaar 1494 ter wereld kwam, en in het jaar 1576 geftorven is, meer dan 6,000 groote en kleine Gedichten nalatende. Van zijnen dichterlijken aanleg getuigt zijn Lied: Warum hetrubst du dich, mijn herz, hetwelk nog in Duitschland gezongen wordt. Ook heeft deze man door zijne liederen bij de min- de- (*) alb. van straatsburg Chron. ad h. a.  GESCHIEDENIS. dere Volksklasfe niet weinig tot de Hervorming toegebragt, Tegen het einde der XVde eeuw wakkerde ook \ de ijver aan, om de Duitfche landstaal te befcha-r ven; men vertaalde verfcheidene Werken der oude ] Grieken en Romeinen In dezelve. Ook kwamen 'er Bijbelvertalingen te voorfchijri. Maar ook onderna- ^ men koene vernuften zedenrigters van hunne eeuw j te worden. Het beruchte Gedicht Reijnke de Vos,1 hetwelk te Lubek uitgekomen is in het jaar 1498 4to, en hetwelk uit het Italiaansch en Fransch vertaald of nagevolgd is door hendrik van alkmaar , Hofmeester aan het Hof van den Hertog van Lotharingen , behoort hier toe, als een ongemeen vrijmoedig Hekelfchrift op de buitenfporigheden dier eeuw, onder welke die der Geestelijkheid niet verfchoond worden. Een echt Duitsch oorfpronkelijk Werk is sebastiaans brands , een Regtsgeleerden, en Kanfelier te Straatsburg, waar hij in het jaar 1520 overleed , Narrenfchip; of het nieuwe fchip van Narragonia, waar in hij op eene befcheidene wijze, en met veel menfchenkennis, in CXIII Hoofdftukken boert met de menigvuldige dwaasheden van zijnen tijd. Over dit gedicht hield jan galler van keizersburg, uit Schaf 'haufen, Doktor der Godgeleerdheid en Prediker te Straatsburg in het jaar 1498 Predikatiën, die in het jaar 1574 te Bazel met den tijtel van Wereldfpiegel gedrukt zijn. In dezelve verfchoont galler geenen ftand, en toont zich inzonderheid eenen vijand der Monniken; zijne voorbeelden zijn dikwijls grappig, maar aan de trouw van P 2 zij- V boek ii [oofdfl. a C. G. aar 1073. 3t I5I7- icoefe-' ing der )uitfche ia!.  KERKELIJKE V boek II Hoofdft. na C. G, Jaario73. tot 1517. Vervolg van de Schoolfche Wijsgeeren. HEKV^Ui NATALIS. zijne affchildering der zeden valt niet te twijfelen. De Scholastieke Wijsgeerte, die zich in de duisternis der haarkloverijen hulde, en ten koste van we. zenlijke wetenfchap in befpjegelingen verloor, was> op den duur niet beftand tegen het licht, hetwelk de beoefening van wetenfchappen en geleerdheid op nieuw beftraalde. In het begin der XlVde eeuw leefde nog één der voornaamfte Scholastieken, een hoofd van eene bijzondere gezindte, en de hoogfte meester in donkerheid , joannes duns scotus ; één zijner voornaamfte leerlingen was frans mairon , (de Maijronis en Digna, naar zijne vaderftad Digne in Provence) een Franciskaner te Parys , die daar in het jaar 1323 op bevel van Paus joannes XXII de waardigheid van Doctor in de Godgeleerdheid ontving; zijn roem was zoo groot, dat men hem den eernaam gaf van Doctor illuminatus et acutus , als ook Magister abftractionum. Hij heeft, behalve Commentarien over aristoteles en andere Werken ook gefchreven: dc Formalitatibus, de primo Principio, en de Univocatione entis. Hij verwerpt in zijne Schriften het bewijs van anselmus voor het beftaan van God, en ontkent zelfs de mogelijkheid van een bewijs a priori voor dat beftaan enz. Ten zelfden tijde verkreeg herv/eus natalis (waarfchijnlijk herve noël) een Dominikaan en Leeraar der Godgeleerdheid re Parys, en eindelijk Generaal van ziine Orde, die in het jaar 1323 overleed, geen' geringen roem. Onder zijne Schriften zijn: Qtwdlibeta minora XXIV, Qtiodliheta ma-  GESCHIEDENIS. 2:9 majora IV, Tractatus VIII, de beatitudine, de verbo, de ceternitate mundi, de mat er ia coeli, de .relationihus, de pluralitate formarum, de virtutibus, de mom Angeli, en een onderzoek der vraag: Utrum Deum esfe, posjtt demonftrative probari via caufalitatis efficientice? en meer andere. Hij verdedigde met den Heil. thomas de mogelijkheid van eene eeuwige wereld. Met willem de st. pourcain, Of durandus de sancto porciano, vangt het derde tijdperk der Schoolfche Godgeleerdheid — niet der Wijsbegeerte — aan. Hij was een Dominikaner Monnik, in het jaar 1326 werd hij Bisfchop te Meaux, alwaar hij in 1333 geftorven is. Wegens zijne vaardigheid in het oplosfen van vragen en tegenwerpingen , noemde men hem Doctor refolutisfimus. Hij behandelt even zoo fpitsvinnige vragen, als zijne voorgangers, maar zijne wijze van behandeling is toch meer duidelijk. willem occam (of ocham) naar het dorp Occam in hetEngelsch Landfchap Surreij dus genoemd, was een leerling van den vermaarden duns scotus, maar week van denzelven zoo ver af, dat hij de bijna te ondergegane partij der Nominalisten weder herftelde, die daarom ook naar hem Occamisten genoemd worden. De haat van dezen met de Scotisten en Realisten ging fomtijds zoo ver, dat die wel eens tot bloedige twisten uitbrak, occam trad in de orde der Franciskanen, en leerde in het begin der XlVde eeuw de Wijsgeerte en Godgeleerdheid te Parys. In de toenmalige twisten van Koning filip p 3 den V BOEK II Floofdih na C. G. [aano73. tot 1517. ST. POURCAIN of DURANDUS DE SANCTO PORCIANO. WILLEM OCCAM Of OCHAM.  V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaarj.073. tot 1517. 1 030 KERKELIJKE den Schoonen met Paus bonifacius VIII, verdedigde hij 'sKonings zaak in een bijzonder gefchrift, Vervolgens Provinciaal van zijne orde in Engeland geworden, bragt hij niet weinig toe, dat op eene vergadering zijner Orde te Perugia in het jaar 1322 tegen het gevoelen van Paus joannes XXII eenparig werd vastgefteld, dat het geene Ketterij was, te beweeren, dat Christus en de Apostelen niets eigens bezeten hadden. Deze leer droeg hij overal voor, tot dat de Paus hem, op ftraffe van den Ban, het ftilzwijgen opleide. Na het jaar 1328 ftreed hij weder moedig voor den Keizer lodewyk van Beijeren in gefchriften tegen den Paus. Deswegens in den Paufeljjken Ban gedaan, begaf hij zich naar den gemelden Keizer, die insgelijks in den Ban was, tegen wien hij gezegd zal hebben: „ Verdedig gij mij met het zwaard, en ik zal u met het woord verdedigen." Hij overleed, volg ens het gemeen gevoelen in het jaar 1343 of 1347, doch volgens anderen in het jaar 1350 te Kapua, nadat hij, zoo als men zegt, doch zonder genoegzame zekerheid, op betuiging van berouw en leedwezen, van den Ban ontheven was. occam heeft veel gefchreven over Wijsgeerige en Godgeleerde onderwerpen, maar ook veel over het gezag der Paufen in wereldlijke zaken, waar omtrent hij zeer vrijmoedig fchrijft, en die gewaande magt rondborstig ontkent; terwijl 3e ijverige aanhangers der Paufen weinig tot zijne Mitfchuldiging weten te zeggen; maar zijne vereei* lers noemden hem den eenigen Leeraar in zijne 'oort, (Doctor fingularis} en den eerwaardigen Stick.  GESCHIEDENIS. 231 Stichter (Venerabilis inceptor.') Onder zijne Wijsgeerige leerftellingen zijn ook de volgende: Hij ontkent , dat Gods eenheid uit de bloote Rede kan bewezen worden, even min gelooft hij, dat men Gods aanwezen daaruit bewijzen kan, ten minften niet volgens de gronden van aristoteles enz. Na occam vindt men onder de Schoolfche Leeraren niemand van gelijken geest, die het hoofd en de aanvoerder van eene gezindte geworden is, maar Hechts een en ander, die in deze of gene bijzondere ftukken zijne eigene meening volgde. Onder deze behoort walther burleigh of burley, een Engelschman, geboren in het jaar 1275. Hij had insgelijks duns scotus tot zijn' leermeester gehad, maar verliet deszelfs zamenftel en verdedigde me) occam de Nominalisten. Men geeft hem, zekei vreemd voor eenen Schoolfchen Leeraar, den tijtel; van den duidelijken en klaren Leeraar (Doctor pla. fius et perfpicuus.') johan buridan is echter meer beroemd; deze was een leerling van occam , geboortig uit Bethune ir Artois; hij was in het jaar 1327 Rector der Hoogt School te Parys. T.URiDANS-Ezel is toteenfpreekwoorc in de Wijsgeerige Gefchiedenis geworden; zondei dat men bepaaldelijk zeggen kan, in welke gedaantf of met welk oogmerk hij dit voorbeeld voorgefteld zal hebben. Een hongerige ezel, zal bij gezegd hebben, tusfchen twee fchepels haver van volmaakt gelijk voorkomen, zou van honger moeten flerven, omdat hij, geene de minfte beweegredenen hebben de, om het ééne boven het andere te kiezen, onbe P 4 we' V BOEK II Hoofdft. naC. G. Jaario73. tot 1517. WALTHER BI RLEIGH of BURLEY. JOHAN BURIDAN»  V BOEK II Hoofdft. na C. G J>r 1073. tot 1517, marsiliijs van 1nghen. PETRUS d'ailly. 232 KERKELIJKE wegelijk en befluiteloos zou blijven. Dit zou eene fpottende toefpeling zijn op het gevoelen der genen, die wel aan de menfchen, maar niet aan de dieren' • de vrijheid toekenden, om bij volkomene gelijke beweegredenen tusfchen twee voorwerpen willekeurig eene keuze te doen. Zeker is het, dat hij over de vrijheid van den wil fcherpzinnig in zijne Schriften gehandeld heeft. Even gelijk marsilius van inghen, dien men ook voor eenen leerling van occam houdt, en die in het jaar 1386 eerfte Rector der Univerfiteit te Heiddberg is geweest,waar hij in het jaar 1396 geftorven is. In de volgende XVde eeuw komen nog onder de Schoolfche Leeraren voor pieter d'ailly, geboren in het jaar 1350, door Paus joannes XXII in het jaar 1411 Kardinaal gemaakr, en door denzelven als zijn Legaat in Duitschland gezonden, alwaar hij in het volgende jaar de Kerkvergadering van Konftans bijwoonde. Men heeft hem, wegens zijne menigvuldige werkzaamheid en gefchriften, Fiankryks adelaar, en den onvermoeide» hamer der Katers genoemd. Hij was een man van levendigen naarjporingsgeest, van matige geleerdheid, veel ijver voor den godsdienst; wel geheel verkleefd aan het ftelfel van zijne Kerk, maar tevens rondborstig in zijne wenfchen en voorflagen tot verbetering van het Paufelijke Hof, de Geestelijkheid en de gefteldheid der Kerk. Met de Schoolfche Wijsbegeerte verbond hij ook de Mijstikerij. Eene zijner hoofdzwakbeden, doch tevens een algemeen gebrek van zijne eeuw, was  GESCHIEDENIS. 233 was zijne liefde tot de Starrenwigchelarij. Men zegt, dat hij beweerd heeft, dat men zoo wel den zondvloed, als den geboortedag van Christus, en j deszelfs wonderwerken uit de ftarren had kunnen ' voorzeggen. — Als Wijsgeer was hij één der eer- j ften, die de Godgeleerdheid van de Wijsbegeerte afzonderde. Onder zijne gevoelens is, dat Gods wil geene oorzaak heeft, omdat in God willen en denken één is. De bewijzen uit de Rede voor het beftaan van God hield hij enkel voor waarfchijnliik. Het bewijs van aristoteles uit de beweging is, naar zijne meening, onvoldoende, omdat het niet uitgemaakt is, dat 'er geen oneindige voortgang van oorzaken mogelijk is, en dewijl ook de oorzaken in den cirkel voortgaan kunnen; het bewijs uit een eerfte begin van alle dingen verwerpt hij, omdat men zulk een begin niet zou kunnen bewijzen, en omdat het gevolg: wat ontftaan is, is ontftaan door iet anders, niet klaar genoeg zal zijn. raymund van sabunde, OOk sebeide-, sant- sebeide en sebin genoemd, een Spanjaard, die omtrent het jaar 1436 als Doctor der Wijsbegeerte de Geneeskunde en de Godgeleerdheid te Touloufe geleerd heeft, fchreef een Boek: Liber creaturarum, Jive natura, hetwelk men gemeenelijk, zijne natuurlijke Godgeleerdheid noemt, waarin hij beweert, dat al de leerftukken van het Christendom uit de Rede bewijsbaar zijn, hetwelk hij ook van alle, op zijne wijze aantoont, even zoo gemakkelijk, als fommige Wijsgeeren in onzen tijd het gemakkelijk gevonden hebben, te bewijzen, dat de onderfcheidende P 5 " leer- V BOEK II loofdft. ia C. G. anno/3, ot 1517. RAYMUND VAN^SA- bund'e.  KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaar 1073. tot 1517, EICHARD SUISSET. DOMINICUS uit Vlaanderen. GABRIEL BIEL. Verbcte- leerfiukkeu van het Christendom finjdig zouden zijn met de Rede. Zoo heeft een Engelfche Chtercienfer Monnik, richard suisset de wis- en natuurkundige waarheden gebruikt tot opheldering en uitbreiding der toenmalige Wijsbegeerte, in zijn Boek, Calculator genoemd, naar welken tijtel men aan hem zeiven den naam Calculator gegeven heeft. dominicus uit Vlaanderen, een Dominikaan, die in het jaar 1500 als Leeraar in de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid te Bologna geftorven is, heeft in zijnen Commentarius over de Bovennatuurkunde van aristoteles, wel fcherpzinnighcid genoeg getoond, maar was tevens een blind vereerder van den Heil, thomas. gabriel biel , met wien men doorgaans het derde Tijdperk der Scholastieken befluit, was te Spiers geboren, en onderwees van het jaar 1484 af op de Univerfiteit te Tubingen de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid, en begaf zich eindelijk onder de broederen des gezelligen levens, of Caputiani, en ftierf in het jaar 1495. Hij bewandelde over het geheel den weg der Scholastieken, en heeft als Nominalist, een uittrekfel uit occams verklaring van het Handboek van lombard , onder den titel van Collectorium nagelaten, evenwel heeft hij meer gematigdheid en befcheidenheid in vragen en haarkloverijen in acht genomen, dan anderen van zijne tijdgenooten. Ook heeft hij vele vrijmoedige oordeelen over de gebreken dier Kerk gevoeld, tot welke hij behoorde. Maar reeds eenigen tijd vóór hem had zich eene ge-  GESCHIEDENIS. gewigtige verandering in de beoefening der Wijsbegeerte beginnen te openbaren, welke aan de Schoolfche Wijsbegeerte den ondergang dreigde. Tot hier toe had aristoteles bij de Schoolfche Wijsgeeren de heerfchappij gevoerd, zonder dat zij hem regt kenden of verftonden. Door de beoefening der Griekfche taal was men thans in ftaat, de fchriften van dezen Wijsgeer in het oorfpronkelijke te lezen, men gaf van hem betere Latijnfche vertalingen, en daar men zich verbeeld had, dat zijn Wijsbegeerte alleen in eene Disputeerkunst beftond, kreeg men thans hooger denkbeeld van dezelve en van derzelver toepasfing op kunften en wetenfchappen. De alleenheerfching van aristoteles kreeg een geweldigen ftoot, toen men de Schriften en Wijsbegeerte van plato weder opwekte, en ijverig begon te verbreiden , ja zelfs tegen die van aristoteles te zetten. Hierbij kwam, dat de vrienden van eene verbeterde wijze van filofoferen meest al van andere gaven voorzien, en lieden van grondige geleerdheid waren, welfprekender en in treffende fpotternijen meer geoefend , dan de Scholastieken. Grieken en Italianen ondernamen deze verbetering om ftrijd. petrarca was ook hier de eerfte, die de Dialectici aantastte, en aantoonde, dat de Dialectica niet het doel der Wijsgeerte, maar flechts een deel derzelve was, en een middel om tot het doel te komen; in zijne Brieven behandelde hij verfcheidene zedekundige onderwerpen, als ook in andere fchriften. leonardo bruno of leonhardus aretinus gaf fraaije overzettingen van plato en ari- V BOEK II Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 ring der Wijsbegeerte.  a36 KERKELIJKE V boek II Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 151 7. Twist over plato en aristoteles. aristoteles , ook gaf hij proeven van zedelijke verhandelingen. Op dezelfde wijze waren poggius, franciscus philelphus , Ook franciscus en hermolaus barbarus , VOOmamelljk politianus, laurentius valla en rudolphus agricola, waarbij men ook den Kardinaal nicolaus de cusa, dus genoemd naar zijne geboorteplaats, een vlek aan den Moezel in het Aartsbisdom Tri er, en die in het jaar 1464 overleden is, voegen mag. Verontwaardigd over de ongeleerde ftoutheid der Scholastieken, om alles te beflisfen, {lelde hij aan het menfchelijk verftand zijne perken in een Boek: de docta ignorant ia prcecifionis veritatis inattingibilis, hetwelk hij in een ander werk verdedigde: Apologia doctce ignorantie. Alleen neigt hij al te merkelijk tot de twijfelzucht, en brengt zelfs in een ander Boek de Conjecturis alle meeningen tot bloote gisfingen. In plaats, dat de vrijere en edeler behandeling der Wijsgeerte, een gebruik maken van het goede, hetwelk de oude Wijsgeeren mogten hebben, had behooren voort te brengen, raakte wel aristoteles dien overheerfchenden invloed kwijt, welken hij tot hier toe onder de Schoolfche Wijsgeeren bezeten had, maar daartegen wilden nu, anderen aan plato, en wel volgens het ftelfel der later Platonisten of Aler.andrijnfche Wijsgeeren, de eerfte plaats hebben ingeruimd. Van daar ontftond in Italië een levendige twist tusfchen de twee Wijsgeerige Scholen der Arijlotelifchen cn Platonisten. joannes argyropulus vertaalde en verklaarde eenige fchriften van ar{-  GESCHIEDENIS. 237* aristoteles , hetzelfde deed bessarion , doch die tevens de eer van plato verdedigde. Niet zoo gematigd handelde georgius gemistus pletho om-1 trent het midden der XVde eeuw , maar verlaagde 1 in een opzettelijk werk de Ariflotelifche Wijsgeerte even zeer, als hij de Platonifche van plotinus verhief en voor de eenige bruikbare verklaarde. Tegen hem fchreef georgius scholarius , die naderhand als Patriarch van Konftantinopolen , onder den naam van gennadius meer bekend is geweest; deze deed alle moeite, om te bewijzen, dat aristoteles meer met het Christendom overeenftemde, dan plato. pletho antwoordde hem in een Boek, dat nog in Handfchriften ligt, en behandelde hem als een Schooljongen en met veel bitterheid. Maar gennadius vond naderhand gelegenheid, om zich hier over te wreeken. Als pletho in een ander Werk over de wetten en de beste burgerlijke ftaatsinrigting, eenen geheel nieuwen Godsdienst en enkel Heidenfche Wijsbegeerte fcheen vast te {tellen, befchuldigde gennadius hem, dat hij willens was, het Heidendom in plaats van het Christendom in te voeren, pletho durfde het daarom niet wagen, dit Boek in het licht te geven, maar toen het naderhand evenwel gennadius in handen kwam, liet deze het verbranden, theodorus gaza en georgius van Trapezus vatten insgelijks de pen op ter verdediging van aristoteles. De eerstgemelde verdedigde biizonder de ftelling van aristoteles : dat de Natuur alles, wat zij werkt, tot zeker doeleinde werkt, doch zonder weten en wil; waarvan pla¬ to V boek II loofdrt. ia C. G. aar 1073. ot 1517.  238 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517. De PlatonifcheWijsbegeerte in de Scholen ingevoerd. to juist het tegendeel geleerd had. Hij verzocht hier omtrent het goeddunken van den Kardinaal bessarion, die hem verklaarde, dat hij deze oude groote Wijsgeeren in dit ftuk minder van eikander verfchillende vond, dan men bij den eerften opflag gelooven zou. Toen vervolgens twee nieuwe ftrijders zich in dezen twist mengden, michael apostolius , die zeer hevig tegen gaza en aristoteles uitvoer; en andronicus callisti, die aristoteles op eene befcheidene wijze tegen hem verdedigde, onderrigtte bessarion den eerften in eenen Brief in het jaar 1462, hoe men zich op eene waardige wijze in dezen twist behoorde te gedragen; doch als georgius van Trapezus in zijn werk tegen plato hevig uitvoer, en daarin bessarion niet fpaarde, hoewe! deze zijn vriend was, fchreef bessarion een opzettelijk Werk tegen hem, waarin hij hem wederleide, en door zijne billijke beoordeeling der oude Wijsgeeren eenen ftilftand in dezen twist te wege bragt (*). Ondertusfchen werd de Platonifche Wijsbegeerte in vele Scholen weder ingevoerd, kosmus van Medicis door pletho in de Wijsbegeerte onderwezen, ftichtte in het jaar 1440 de Platonifche Akademie, een genootfehap van geleerde mannen, in eene Villa bij Florence. Het eerfte geleerde genootfehap in Europa, uitgezonderd dat men aan het Hof van karel den Grooten iet dergelijks aantreft. Tot den Voor- (*) brucker Hist. Grit. Phil. T. IV. P. Lp. 41.71.  GESCHIEDENIS. &39 Voorzitter van dit bij Florence beftemde kosmus den zoon van zijnen Geneesheer, marsilius nel* nös , die in het jaar 1433 te Florence geboren was tu voor wiens opvoeding kosmus met vaderlijke milddadigheid gezorgd had. Deze gaf zich geheel over aan het ftelfel van plato, en had vele uitmuntende leerlingen. Hij heeft zich bijzonder door zijne vertalingen van plato en andere Platonifche Schrijvers beroemd gemaakt. Het was echter eene zwakheid in hem, dat hij tot uitfporigheid toe met de Platonifche Wijsbegeerte was ingenomen én dezelve bij den Godsdienst openlijk wilde voorgelezen hebben, 'en zelfs in derzelver herftelling een werk der Voorzienigheid vond, zoo dat God wilde, dat zij overal leven en heerfchen zou. Ook was hij aan de ftarrenwigchelarij en bijgeloovige voorfpellingen zeer overgegeven. Dit alles kan aanleiding gegeven hebben, dat hij bij innocentius VIII van ketterij en zelfs van tooverij befchuldigd is geworden, waartegen hem zijne vrienden bij den Paus verdedigd hebben. Hij was van een zwak ziekelijk ligchaamsgcItel, maar ongemeen werkzaam, ingetogen, zacht en verdragelijk in den omgang, en een ftandvastig vriend, maar jegens het Huis Medicis en de Paufen te kruipend vleijende. Ook verhaalt men, dat hij in vroeger jaren meer Wijsgeer dan vereerder van het Christendom geweest, maar door de welfprekende Kerkredenen van den beroemden Dominicaner savonarola, tot het vereeren van het Christendom gebragt is. Hij overleed in het jaar 1499 op een landgoed nabij Florence. Zijn V BOEK II Hoofdft. aa C. G. Jaari073. tot 1517.  940 KERKELIJKE V BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaario73tot 1517. Zijn vriend en medelid in de Platonifche Akade* mie, joannes picus (of pico) Heer van Mirandala, Graaf en Vorst van Concordia, werd als het wonder van zijnen tijd aangezien. Hij was in het jaar 1463 geboren, en muntte al vroeg uit in de Dichtkunde en Welfprekendheid. Drie jaren lang was hij een Peripateticus, maar werd toen door zijnen vriend ficinus tot de zijde van plato overgehaald, wien hij in het vervolg met aristoteles zocht te vereenigen. Van een' Jood leerde hij de Hebreeuwfche, Chaldeeuwfche en Arabifche taal; en geloofde, dat hij van denzelven de oorfpronkelijke Schriften van zoroaster en andere Oosterfche Wij« zen bekomen zou; hij ontving van hem ook onderwijs in de Kabbala, of geheime Wijsbegeerte der Joden. Eindelijk oefende hij zich ook met voordeel in het Grieksch. Om zijne vorderingen aan de wereld openbaar te maken, reisde hij, een jongeling van 22 jaren, in het jaar 1486 naar Rome, alwaar hij 900 Twistftellingen liet aanplakken, om die tegen elk openlijk te verdedigen; op het einde derzelve verklaarde hij echter, in deze Hellingen niets met zekerheid of waarfchijnlijkheid te willen beweeren, dan in zoo verre het de heilige Roomfche Kerk, of derzelver wel verdiend Opperhoofd, Paus innocentius VIII, het voor waar of waarfchijnlijk verklaarde ; naardien die gene geen verftand bezit, die aan het oordeel van deszelfs verftand het zijne niet onderwerpt. Daar kwam niemand openlijk op tegen de aangeflagene Hellingen, maar 'er waren echter Kettermakers, die eenige van dezelve voor kettersch ver-  GESCHIEDENIS. 241 verklaarden, zoodat innocentius zelve in het jaar 1487 het lezen dezer Hellingen verbood, omdat zij ligtelijk tot dwalingen vervoeren konden; en eerst in het jaar 1493 verklaarde alexander VI ze voor dragelijk. Ondertusfchen deed het eerstgemelde oordeel bij den Graaf van mirandola die uitwerking, dat hij de Wijsbegeerte grootendeels verzaakte, zich meer aan de Godsdienstwetenfehap overgaf en ook zijne wulpfche levenswijze verbeterde. In het jaar 1491 ontdeed hij zich van de regering van zijn Vorstendom; verkocht het derde gedeelte zijner goederen, en verdeelde het geld onder de armen, ook was hij voornemens, na het voltooijen van nog eenige Schriften, in de orde der Dominikanen te treden, ert vervolgens met een Crucifix in de hand, blootvoets de wereld door te reizen en alom Christus te pre* diken; maar de dood nam hem weg, in het jaat 1494, en verhinderde hem dit zonderling voornemen te volvoeren. Zijn broeders zoon, joannes fraN' ciscus picus, die in zijne voetftappen trad, doch met meer bedachtzaamheid, en insgelijks verfcheidene Wijsgeerige en Godgeleerde Schriften heeft nagelaten, maar in het jaar 1533 vermoord is geworden, heeft zijn Ooms leven befchreve:-:. ■ Doch hoe groot ook de achting van ficinus en picus ware, onderfteund door het Mediceifche Huis, de Paufen echter hielden de Wijsbegeerte van aristoteles de hand boven het hoofd. Inzonderheid werd de twijfelzucht tot eene tegenwerping tegen de School der Platonisten gebruikt. Toen Paus paulus II, die tot het jaar 1471 regeerde, den XV. Deel. Q ge. V BOEK 11 Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517» De Ariftotelifche Wijsbegeertedoor de Paufen gehandhaafd.  «42 KERKELIJKE V boek il Hoofdft. na C. G. Jaar1073. tot 1517. Wijs^eeritre en G dgeleerdewaarheid. gefchiedfchrijver platina zoo hevig vervolgde, was eene der bcfchuldigitigen, dat platina en zijne vrienden het beftaan van God door hun redetwisten in twijfel trokken; als of niet, fchrijft platina zelve, thans alle Wijsgeeren en Godgeleerden, om te redetwisten en de waarheid te zoeken, het be* ftaan der zielen, van God, en de afzonderlijke verftandelijke zelfstandigheden in twijfel trokken. Ja de Paus verklaarde die genen voor Ketters, die in het vervolg den naam Academia in ernst of boert zouden gebruiken ( *). Het was 'er ondertusfchen ver af, dat het zamenftel van aristoteles in alles ftrookte met de leer van het Christendom. Maar onder zijne voorftanders had men onderfcheidene gezindten; zoo was de beroemde Arabifche Wijsgeer der Xllde eeuw, ebn rosh, gemeenlijk AVERROës, federt de XlVde eeuw bij de Christenen het hoofd van eene gezindte, die daarin zich van de echte Peripatetifche School onderfcheidde, dat zij de onfterfelijkheid der ziel niet ontkende. Eene andere partij, getrouwer aan aristoteles , erkende alexander van Aphrodiftas, een' vermaard uitlegger van dezen Wijsgeer in het begin der XlUde eeuw, voor haren leidsman, en betwistte de onlterfelijkheid der ziel. Maar deze wisten zich met eene onderfcheiding te behelpen, dat namelijk hetzelfde leerftuk naar de Theologie waar, en naar de Fiiofofie onwaar kon wezen. Deze onderfcheiding was in het begin der XVIde eeuw zoo algemeen ver- (*) platina de Fit. Poutif. in Pauk II.  GESCHIEDENIS. a43 Verbreid j dat leo X noodig vond, daartegen een befluit te nemen in de Lateraanfche Kerkvergadering van het jaar 1513 (*). „ Nademaal in onze dagen," zegt de Paus, „ de zaaijer van het onkruid, die oude vijand van het menschdom, zich vermeten heeft, eenige hoogstfchadelijke dwalingen op den akker des Heeren te zaijen; bijzonder omtrent de natuur der redelijke ziel, dat zij namelijk fterfelijk, of ééne eenige in alle menfchen is; en nademaal eenige roekelooze Wijsgeeren beweeren, dat dit ten minften naar de Filofofie waar is: zoo veroordeelen en verwerpen wij, met goedkeuring dezer heilige Kerkvergadering, alle de genen, welke de gemelde leerftukken beweeren." Drie jaren daarna was evenwel petrus pomponatius , een Italiaan, ftout genoeg om tegen deze uitfpraak van den Paus te handelen. Hij onderwees de Wijsbegeerte eerst te Padua, daarna te Bologna, alwaar hij in het jaar 1525 geftorven is. Hij gai de vraag over de onfterfelijkheid der ziel als een Prohierna (betwistbaar vraagftuk) op, over hetwelk men alleen van God uitfpraak kon verwachten; anders wilde hij deze onfterfelijkheid niet ontkennen, maai verklaarde derzelver bekendmaking in den Bijbel voor overtuigend. Doch pomponatius had buitendien meer gevoelens, die fommigen bewogen hebben, om hem onder de vijanden van het Christendom te ftellen. Had de Wijsgeerte over het geheel verbetering noodig, dit was bijzonder waar van de Natuurkunde, in (*) Concil. Lat er.V. in hard. Act. Concil. T. IX./. 17 lp, Q- v BOEK II Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. petrus POMPOnatiuj, Natuurkunde.  844 KERKELIJKE V BOEK 11 Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517, MathematifcheWetenfchappenStarrekuiide. in welke bijgeloof en ligtgeloovigheid eene menigt* verdichtfelen hadden ingevoerd. Hoe zij verklaard werd, kan men onder anderen zien uit een Boek van den Kardinaal petrus d'ailly Super libros ' Metheororum, de impresponibus a'êris, ac de kis, qu bij nacht, en verftandhouding met eenen firuz , eenen Bevelhebber in de ftad, die te voren van het Christendom was afgevallen. Het zoogenoemde heilige leger vermoordde alle Muhammedanen , die hun voorkwamen, zonder ouderdom of kunne te ontzien, en nog wendde men hemelfche verfchijningen en wonderen voor, door welke ook de bovengemelde firuz tot zijne verraderij zou bewogen zijn geweest, hoewel hij, in der daad, door groote beloften was omgekocht. — Met de verovering der ftad was echter het leger niet uit den nood gered; de vesting of het kasteel was nog in handen der Turken, en de Turkfche Vorst korbuga, Heer van Al-Maufel, (of Moful,~) rukte tot ontzet met eene groote krijgsmagt aan. Nu woedde de honger vreesfelijk in het Christen leger, en men had weder wonderen en verfchijningen noodig, om het geheele verloop van hetzelve voor te komen. Deze ontbraken dan ook niet. Een Geestelijke uit Lombardyë verhaalde openlijk een gefprek van eenen Italiaanfchen Priester met eenen onbekenden Pelgrim, die aan den Priester vraagde: wat men zoo in het algemeen van deze kruistogten oordeelde? De Priester antwoordde , dat velen ze hielden voor een gevolg eener Goddelijke aandrift, maar ook anderen voor een uitwerkfel van Franfche ligtzinnigheid; waar op de Pelgrim hem verzekerde, dat zij een Goddelijk werk, en dat allen, die daar in deel namen, de kroon van het Martelaarfchap waardig waren. Ter bevestiging van zijne gezegden hier bij voegende, dat hij ambrosius was, weleer Bisfchop S 4 van V boek lil Hoofdft. ia C. G. [aar 1073. ;ot 1517.  c8o KERKELIJKE V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaario;3. tot 1517. van Milaan, en dat de Christen na drie jaren de heilige Itad Jeruzalem dadelijk veroveren zouden. Een ander Priester verhaalde, dat christus zelve hem verfchenen was, en op voorbede der Heilige Maagd en van den Apostel petrus aan het leger vergeving van zonden en zijne hulpe toegezegd had. Waar op alle kruisvaarders eene openbare boete deden , en met asfche op het hoofd en barrevoets de Kerken bezochten, en zich op nieuw bij eede verpligtten, dat niemand het leger zou verlaten, voor dat hij het graf des Heeren zou gekust hebben. Ook zou de Apostel andreas aan zekeren petrus bartiielemy verfchenen zijn, en dien geopenbaard hebben, dat in de Kerk van zijnen Broeder den Apostel petrus de lans of fpeer verborgen was, met welke de zijde van jezus aan het kruis doorftoken was. Men ging terftond aan het graven en vond, na eenen ganfchen dag gegraven te hebben, de gemelde lans of fpeer. Toen evenwel de gezegde petrus barthelemy zijn gezigt aan den Bisfchop van Puy, en aan den Graaf raymond van Touloufe ontdekte, twijfelde de eerfte aan de waarheid, maar de Graaf geloofde ze des te vaster. Honderd dagen lang vereerde men deze lans, wanneer de Bisfchop en vele anderen nieuwe bedenkingen tegen de echtheid van dezelve maakten, waarom 'er een vasten van drie dagen verordend, en toen een brandftapel opgerigt werd , over welken de Bisfchop eenen zegen fprak, en toen moest de vinder van de lans door dit vuur gaan. Ongelukkig kwam hij 'er half verbrand uit, en ftierf op den twaalf-  GESCHIEDENIS. *81 twaalfden dag daar na. De vereerders van de heilige lans waren hier over zeer bedroefd, evenwel bewaarde raimund ze nog, tot hij ze door een toeval verloor; volgens willem van Tjrus (*), had arnold , Kapellaan des Hertogs van Normandië, reeds gezegd, dat deze heilige lans eene verdichting van den Graaf van Touloufe was. Na eene vruchtelooze onderhandeling met den korbuga , kwam het op den aSften Julij des jaars 1098 tot een hevig gevecht, in hetwelk de Turken, niet zonder hulp, gelijk de Christenen zich verbeeldden, van hemellingen, geheel geflagen werden. Het gevolg dezer overwinning was de overgave der vesting of des kasteels van Antiochië. Nu was de eerfte zorg der kruisvaarders, den Christelijken Godsdienst en den Griekfchen Patriarch in deze ftad te herftellen. Maar de laatstgemelde vond een paar jaren daar na goed, zich naar Konftantinopolen te begeven, terwijl zijn post door eenen Franfchen Geestelijken vervuld werd. Het leger bleef eenigen tijd te Antiochië itil liggen, wachtende te vergeefs op hulpbenden van den Griekfchen Keizer, en veel lijdende door befmettelijke ziekten, door welke ook 'sPaufen Legaat werd weggerukt, ©e Bevelhebbers noodigden toen Paus urbaan II, om in perfoon bij het leger te komen , en zijnen Stoel te Antiochië te vestigen, waar i>e . trus eerst Bisfchop geweest was. Maar hun voorflel vond geen' ingang bij den Paus. Middelerwijl ftre- ■ (*) Libr. VII. pag. 739. S5 V BOEK III Hoofdft. naC. G. Jaano73. tot 1517. De Turken geflagen , en hetkasreel vanAntiochië veroverd. BOeMUND wordt Vorst van Antiochië  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517 Het leger komtvoor Jeruzalem Toeftand van Jeruzalem. 2S2 KERKELIJKE ftreden bccmund en raimund, met hevigheid, 0ra het bezit van Antiochië, tot dat deze ftad eindelijk aan den eerstgemelden werd overgelaten, die hier een nieuw Vorstendom ftichtte. Reeds begon het volk over dit lang ftil liggen, en het gebrek, hetwelk zij leden, te morren, en moest door herhaalde wonderen en verfchijningen bemoedigd worden, toen men eindelijk opbrak en denöden Junij des jaars 1099 voor Jeruzalem kwam. Op het gezigt der heilige ftad berstten velen de tranen van blijdfchap uit de oogen; men wierp zich neder en kuste de heilige aarde; ja men zou barrevoets de ftad zijn ingetrokken, als men niet begrepen had, dat het noodzakelijk ware, gewapend te zijn. Ras wees men malkanderen alle de plaatfen, die tooneelen geweest waren van Euangeliegebeurtenisfen. Een Kluizenaar toonde aan tankred, den Normannifchen Vorst, van den Olijfberg de plaats, waar kajafas gewoond , waar judas zich verhangen, waar petrus eenen kreupelen genezen had; en ' waar de eerfte bloedgetuige stefanus gefteenigd kvas, alle welke plaatfen tankred met eene vrome buiging vereerde. Jeruzalem had evenwel thans haren ouden omtrek niet; de berg Sion was buiten hare muren geloten, de heuvel Moria geflecht, en verfcheidene ialen aangevuld. Echter was de ftad ook bij de Muhammedanen vereerd, die haar Beith-el~Kods, )f het Heilige Huis noemden, en ten dezen tijde mij fterk bevestigd hadden. De Emir iftikharsü-dulet, Bevelhebber der plaats in naam van den  GESCHIEDENIS. 283 den Egyptifchen Chalif mostali , bad al de Christenen, uitgezonderd eenige grijsaards, vrouwen en kinderen, ter ftad uit doen vertrekken, en alle regenbakken en bronnen in den omtrek vernield, zoodat het Christen leger gevaar liep, van dorst om te komen. — Dit leger, aangemoedigd door de verzekering van den bovengemelden Kluizenaar, ondernam de ftad met ftorm in te nemen, maar werd met verlies terug geflagen. Nu moest eene nieuwe verfchijning van den overledenen Paufelijken Legaat, den Bislchop van Puy, tusfchen beide komen, op wiens verordening men barrevoets eenen plegtigen omgang om de ftad deed, niet zonder befpotting der Muhammedanen. Eindelijk werden de kruisvaarders op den isden Julij des jaars 1099 na herhaalde ftormen meesters van Jeruzalem, het gewenschte voorwerp van hunnen togt. Nu werden alle Arabieren en Turken, die in' de wapens waren, maar ook alle ongewapende inwoners der ftad, met vrouwen en kinderen, met eene ontmenschte woede omgebragt. Hertog godefroi alleen nam geen deel in dezen moord, maar begaf zich, van drie vertrouwelingen verzeld, in een linnen kleed naar het heilige graf, om God met tranen van blijdfchap te danken. Zijn voorbeeld werd nu door de kruisvaarders gevolgd, terwijl velen petrus den Kluizenaar op de knieën bedankten, dat hij tot deze onderneming geraden had. Na het gebed volvoerden deze zoogenoemde krijgslieden van Christus , vlak tegen het bevel van hunnen Meester, bloedige wraak te nemen van de nog V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaario7> tot 1517. feruzalem wordt veroverd.  V BOER III Hoofdft. na C. G Jaar 1073. tot 1517 gode- fried van Eouillo.r tot Ko ning van Jeruzalem verkoren. Een Pa- triarch verkoren. 284 KERKELIJKE nog overgeblevene Muhammedanen, wegens het zoo lang ontheiligen der heilige plaatfen, en de voorgaande onderdrukkingen van hunne geloofsgenooten. Eenige dagen daar na werd Hertog godefroi, met algemeene Hemmen, als de vvaardigfte van allen, tot Koning van de nu veroverde Had verkoren, hoewel in der daad het Koningrijk nog geheel moest veroverd worden , en Palestina zich nog grootendeels in de magt der Muhammedanen bevond. Bij de kroning wilde de godvruchtige Koning zich niet met eene gouden kroon laten kronen, in de Had, in welke christus eene dorenen kroon gedragen had. De Geestelijkheid, die zich niet weinig van de eer van dezen togt aanmatigde, en koen was op de verfchijningen en gezigten, welke nog niet ophielden, en die op nieuw verrijkt werd door het vinden van een Huk van het heilige kruis, hetwelk in de Kerk van het heilige graf gelegd werd, had beweerd, dat men eerst eenen Patriarch behoorde te verkiezen, eer men aan de verkiezing van eenen Koning dacht; maar dit haar mislukt zijnde, drong arnold , Kapellaan des Hertogs van NormandVè, terflond na de verkiezing van den Koning, met zijne partij door, dat hij zelve, tegen den zin der braafften onder de kruisvaarders , tot Patriarch werd aangefleld, te meer, omdat de Griekfche Patriarch naar het eiland Cyprus ge vlugt, en daar overleden was. Deze arnold of arnulf was de heerschzuchtigHe en onrustigfte onder de Geestelijken ,  GESCHIEDENIS. aS$ ken, hij dacht wel vrij, hebbende hij een der eerften ook de echtheid der heilige lans verworpen, maar zijne zeden waren inderdaad te vrij, zoodat zijne verkecring met vrouwvolk tot fpot- en fchimpliedjes in het leger aanleiding gaf; maar zijn ijver was zoo groot voor de regten, dat is, voor de magt en inkomften der geestelijkheid, dat dezelve zijne verkiezing, als met geweld, doordrong. Middelerwijl liep godfried gevaar, van zijnen nog niet gevestigden troon fpoedig te verliezen, dewijl de Chalif van Egypte, mostali , een verbazend leger van Turken, Arabieren, Egyptenaars en andere volken, onder zijnen Wazir afdal, eeneti afgevallenen rijken Armenifchen Christen, tegen hem deed optrekken, godfried trok dit leger te gemoef met naauwelijks 50,000 man, of volgens anderer flechts met de helft -van dit getal, hij had echter hei geluk, den vijanden in Augustus dezes jaars 109c eene volkomene nederlaag toe te brengen, van welk< overwinning hij nogtans geene verdere vruchten trok. door de trotfche heerscbzucht en oiiftuimigheid var raimund, Graaf van Touloufe, die den Koning ver hinderde, Askalon en Arfur in te remen, welke fte den hij voor zich begeerde, zoodat het bijna tus fchen den Koning en hem tot eenen oorlog zou ge komen zijn. Kort daarna trokken de meeste GroO' ten van het kruisleger, met een gevolg van ao,coc menfchen , naar Europa terug, na zich in de Jordaan gebaad, en palmtakken van Jericho medegenomen te hebben, geloovende, dat zij nu hunne gelofte volbragt hadden. Zi. V BOEK Ilf Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. cot 1517-. Overwinning door GODFRIED behaald. 1  206 KERKELIJKE V BOEK III Hoofdfl. na C. G Jaario/3 tot 1517, Veroveringen der Christen Vore n. De nien we PausfelijueLegaat wordt Patriarch. : 1 Zij lieten echter de belangen der Christenen in Pa* lestina niet in den besten toeftand. Het rijk van Koning godfried had 'sKonings ganfchen moed en de geheele werkzaamheid van den dapperen tankred noodig, om zich te handhaven. Deze veroverde, behalve andere fteden, Tiberias, hetwelk hij leenroerig van den Koning behield, die hem tevens met het ganfche Vorstendom van Galilea befchonk. De Koning zelve noodzaakte de Emirs van Cefarea, Ptolemais en Askalon, om hem fchatting fchuldig te worden. Aan den anderen kant zorgde boemund meer voor zijne eigene dan voor 's Konings belangen. Zelfs üoeg deze Vorst van Antiochië het beleg voor Laodicea in Syrië, hoewel deze ftad aan den Griekfchen Keizer toebehoorde. De nieuwe Pausfelijke Legaat noodzaakte hem echter, de belegering op te breken; maar in plaats van hem, nam toen raimund, Graaf van Touloufe, dezelve in, en maakte 'er een nieuw Vorstendom van. De gemelde nieuwe Pausfelijke Legaat daimbert >f dagobert , Aartsbisfchop van Pifa, baarde den Koning van Jeruzalem vele moeijelijkheden. Hij was toor paschalis II naar Palestina gezonden, verzeld /an eene vloot van meer dan 100 zeilen tot onderteuning der kruisvaarders. Te Jeruzalem gekomen , 3ragt hij door kuiperijen en gefchenken te weeg, dat ie Patriarch arnold voor hem moest wijken, en rij in deszelfs plaats tot Patriarch benoemd werd, ;n als zoodanig nam hij in naam van den Paus de eenhulde van den Koning en andere Grooten aan; >ok dwong hij den Koning het vierdedeel vunjoffe,  geschiedenis. üSj jt ook Jeruzalem met den toren en het flot van david af, alleen onder voorwaarde, dat de Koning deze fteden zoo lang bezitten zou, tot hij de eene of andere ftad veroverd zou hebben. Het was het zwak van den anders uitmuntenden godfried, dat hij, door eene kwalijk geplaatfte godsvrucht, te veel aan de geestelijkheid onderworpen was. Hij ftichtte in de Kerk van het Heilige graf en in de Kerk van den Tempel, te voren de Moskee van omar , maar met den naam van den Tempel genoemd, omdat zij op de voormalige plaats van saiomo's Tempel ftond, genootfchappen van Kanunniken, en in het dal Jofafat een Klooster voor Monniken , die hij medegebragt had (*). Deze wakkere Vorst ftierf, te vroeg voor zijn nieuw Koningrijk, nadat hij nog niet volkomen een jaar geregeerd had, in Julij des jaars noo. Hij prees voor zijn overlijden zijnen broeder balduin, Graaf of Vorst \mEclesfa, tot zijnen opvolger aan, die ook terftond daar voor te Jeruzalem erkend werd. Deze, die zijnen broeder zich ten voorbeeld ftelde, ondervond dra de zwakheid van het Koningrijk. Ter naauwernood met veel gevaar uit hoofde van de menigvuldige in het land omzwervende Turken in Jeruzalem aangekomen, vond hij, den Patriarch daimbert tegen hem verbonden met tankred , en voornemens, om boemund , Vorst van Antiochië, op den troon te zetten. Doch deze was tenzelfden tijde bij de Turken gevangen geraakt. daim- (*) will. Tyrius L. IX. p. 767. v boek lil hoofdft. ra c. g. [aan 073. ■ot 1517* Dood van SODFRIEn van Bouillon. balduin zijn opvolger.  2m onderftand te bekomen. bal-  GESCHIEDENIS. 303 balduin IV, die zijnen Vader amalrich in den ouderdom van 13 jaren opvolgde, was door willem van Tyrus , toen Aartsdiaken te Jeruzalem , onderwezen; in zijne rijper jaren werd deze 1 Vorst door eene foort van melaatsheid, (morbus eïephantiofus,) zoo mismaakt, dat men hem zonder medelijden niet kon befchouwen. Zijn Neef1 raymund , Graaf van Tripoli, nam , gedurende zij-' ne minderjarigheid, bet Staatsbewind op zich; maar in plaats van zich tegen de aanwasfende magt van saladin te verzetten, floot hij, tegen eenige geringe voordeelen, een verdras:, hetwelk hoogst fchadelijk voor de Christenen werd. Eindelijk was de Koning van Jeruzalem, door zijne ligchaamskwaal, genoodzaakt, de regering van zijn Rijk aan den Gemaal zijner Zuster, guido van Lufignan, Graaf van Joppe, over te laten. Doch, alzoo het dezen aan fchranderheid en bekwaamheid haperde, om het Rijk te verdedigen, werd in het jaar 1183 zijn Stiefzoon , ook balduin genoemd, die eerst vijf jaren oud was, tot Koning gekroond. Kort daar na Ilierven de beide Koningen, en lusignans Gemalin wist het in het jaar 1186, door den Patriarch van Jeruzalem, en de Grootmeesters der Hospitaliers en Tempeliers, maar tegen den zin der eigenlijke Grooten des Rijks, daar toe te brengen, dat hem de kroon werd opgezet. Van nu af aan nam de oneenigheid en verwar- c ring in het Rijk meer en meer toe. raymund , die * naar de kroon fiond, en dezelve meest van allen \ waardig fcheen, verbrak alle verbindtenis met den 1< Ko- V BOEK lil loofdft. ia C. G. 'anric.73. :ot 1517. lALDülN V. uroovan .uf'gnan ioning. ?ruzam door  V BOEK III Hoofd 11. na C G. Jaar 1073. tot 1517. SALADIN veroverd. 304 KERKELIJKE Koning, en floot eenen dildand met saladin. Eindelijk, toen deze Vorst in Palestina inbrak, waar hij Tiberias veroverde, vereenigde raymund, dien men overluid een' verrader noemde, zich met het Christen leger, waar op het in het jaar 11S7 digt bij de gemelde ftad tot eenen befiisfenden veldflag kwam; in welken de Christenen, met een verlies van 21,000 man, geheel verflagen werden; hun Koning zelve, raynauld van Chatillon, één der voornaamfte Helden der Christenen, de Grootmeester der Tempelheeren, en andere Grooten, waren onder de gevangenen, saladin liet meer dan 2co Hospitaal broeders en Tempelheeren, die hij moordenaren noemde, gelijk zij ten minden niet ligt aan eenen Mohammedaan het leven fchonken, voor zijne tent nederfabelen. Den Koning echter bood hij eenen drank aan ter verkwikking; maar als deze denzei ven ook aan raynauld wilde overgeven, belette de Sultan dit, dewijl hij hem anders door dit gemeenfchappelijk drinken bet leven verzekerd zou hebben. Veel meer deed de Sultan aan hem de bevigde verwijtingen, dat hij de bedevaarugangers naar Mekka tegen zijn gegeven woord omgebragt, een' krijgstogt tegen deze heilige plaats ondernomen, en mij. [iammed gelasterd had; evenwel bood hij hem het leven aan, indien hij zijn geloof wilde aannemen; ;n toen raymund zulks weigerde, gaf hij hem selve den doodelijken flag. Ja fa of Joppe, Akko )f Ptolcmais, Nazareth, Cafarea, Berytus, As'calon, en andere deden, vielen kort daar na in ïaladins geweid, die daartegen aan den Koning zij-  GESCHIEDENIS, 505 fcijne vrijheid fchonk. Eindelijk moest ook Jeruzalem zich aan hem overgeven. Men befchuldigt de Melchiten, of Griekfche Christenen, in de ftad, dat zij in getal fterker dan de Franken, (zoo als men federt de kruistogten de Westerfche Christenen in het Oosten noemt, omdat de eerfte kruistogten door de Franfchen ondernomen waren,) deze!ven aan saladin verraden zouden hebben, maar abülfeda verzekert, dat de gunftige voorwaarden, welke saladin aanbood, veel hebben toegebragt, om de overgave te verhaasten. Hij vergunde alle de Franken weg te trekken, mids dat elk man voor zijn losgeld tien, elke vrouw vijf, en elk kind tweö goudftukken, betaalde, wie daar niet in ftaat toe Was , zou gevangen achterblijven. Dezen bedroegen een getal van 14,000. Evenwel verhalen Christen Schrijvers zelve, dat hij eenige duizenden zonder losgeld ontflagen hebbe. Den Patriarch vergunde hij, de kostbare gereedfchappen der Kerk van het heilige graf mede te nemen. Ook vergunde hij den Christenen, om voor eenig geld dit graf ook in het vervolg te bezoeken, maar voor het overige herftelde hij den Muhammedaanfchen Godsdienst in de voormalige Moskeeën. Het gewaande kruishout van christus was met het vaandel, in hetwelk een Bisfchop het bij het leger droeg, insgelijks sa* ladin in handen gevallen. Sedert dit gewigtig verlies , zegt een anders verftandig Schrijver dezer tijden, kregen alle kinderen niet meer dan 20 of 22 tanden, in plaats dat zij 'er anders gewonelijk 30 of 32 hadden. XV. Deel. V Thans V BOEK III Hóofdfh na C. G. Jnano73» tot 1517»  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar1073 tot 1517. Toerustingentoteenen nieuwen kruistogt. ] 1 ( i 1 1 1 ■ ^ 1 3o5 KERKELIJKE Thans was, behalve Antiochië, Tyrus, Tripoli, en eenige vaste floten , de geheele vrucht der zoo kostbare en bloedige kruistogten volftrekt verloren. Doch des te ijveriger arbeidde men in het Westen om fpoedige en magtige hulp naar Palestina te zenden, ten welken einde willem van Tyrus zelve in perfoon naar Europa overgekomen was ; ook zond Paus gregorius VIII in het jaar 1/87 herhaalde rondgaande Brieven aan alle Christenen van zijne Kerk. Ook deed hij zelfs eene reize naar Pifa, om de Pifanen en Genuezen zamen te bevredigen, opdat deze beide toenmalige zeemogendheden eenen gemeenfchappelijken bijftand bewijzen zouden. Heel onverwacht Melden de beide Koningen van Frankryk en Engeland, in het jaar n88 minne verfchillen ter zijde, en lieten zich door de Bisfchoppen het kruis geven ; ook werd, om de /olkeren te onderfcheiden, bepaald, dat de Franrchen een rood, de Engelfchen een wit, en de Vlamingen een groen kruis dragen zouden. Men ïield vergaderingen, en ftelde vast, dat elk het lende deel van zijne bezittingen en inkomften tot ien togt zou opbrengen, welke men de tienden van ialadin noemde , omdat men voornamelijk tegen lezen Vorst de wapens opvatte. De Geestelijkheid n Frankryk wilde van deze tienden bevrijd blijven , naar werd fpoedig door den Koning tot het opirengen derzelven genoodzaakt. Ook liet Paus kleien s III in Polen de tienden ten dezen einde in'orderen; maar zijne Legaten in Frankryk konden iet beletten, dat de twisten tusfchen de beide Rijken  GESCHIEDENIS. 307 ken weder uitborften, zoodat, zoo lang hendrik: leefde , deze ontworpene kruistogt niet tot ftand kwam. Spoediger werd in Duitschland een kruistogt dadelijk ondernomen, door den Keizer frederik I, die reeds omtrent 70 jaren oud was, en die zoodanigen rampvollen kruistogt met zijnen Oom koenraad III had ondervonden. Op eenen Rijksdag te Mentz, in het jaar n83, waar de Pausfelijke Legaten het kruis predikten , nam hij hetzelve aan met zijnen Zoon, den Hertog frederik van Zwaben. In het jaar 1189 trok de krijgshaftige Keizer met een weltoegerust leger van 160,000 man over Konftantinopolen naar Azië; doch moest in het gebied van den Griekfchen Keizer nog een gedeelte van het volgende jaar vertoeven, eer hij de hinderpalen kon te boven komen, welke deze hem in den weg leïde; fchoon de Turkfche Sultan van Cogni of Iconium, hem een verbond voorfloeg, moest hij zich echter door Klein-Azië den weg met het zwaard ^hanen. Maar naauwelijks was hij daar in gelukkig gedaagd, toen hij op zijnen verderen togt door Armenië in het jaar 1191 het leven verloor. Zijn Zoon volgde den Vader fpoedig, en eene befmettelijke ziekte rukte de helft van zijn leger weg. Ondertusfchen waren richard , Koning van En geland, en filips augustus, Koning van Frankryk , overeengekomen, om gezamenlijk eenen kruistogt te ondernemen. In het jaar 1190 gingen zij, met hunne krijgsvolken te Marfeille en Genua onder zeil; maar kregen reeds in Sicilië verfchil met malV 2 kan- V BOEK III Hoofd ff. na C. G. Jaano73. tot 1517. Kruistogt van Keizer frederik I. Kruistogt van ri- ühard , ivoning ran Engeand, en •■ilips augustus ,  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Koning van Frankryk. j 1 ] ] 1 ( 1 I 1 c \ 308 KERKELIJKE kanderen; maar verfchenen weder als vrienden voor Akko of Ptolemah, eene gewigtige zeeftad, welke reeds federt twee jaren door ouido van Lufignan , den verdrevenen Koning van Jeruzalem, belegerd was. Onder weg had richard het eiland Cyprus aan eenen Prjns uit het Grieksch - Keizerlijk Huis der Comnenen ontnomen , omdat deze zijne foldaten en matroozen mishandeld had. Eindelijk werd ook Ptolemah in het jaar 1191 veroverd, maar.saladin weigerde de voorwaarde der overgave te bekrachtigen, bijzonder het teruggeven van het heilige kruis, en het ontdaan van alle gevangene Christenen, en het betalen van eene groote geldfomme, waar door hij oorzaak was, dat richard 5 of 6,000 gevangenen liet nedeifabelen. Inmiddels had het misnoegen der beide Koningen, die even trotsch en fier waren , den hoogden trap bereikt, zoodat de Koning van Frankryk naar huis keerde, na plegtig gezworen te rebben, dat hij richards gebied, gedurende destelfs afwezcnheid, niet zou ontrusten, richard, iu van de meeste vreemde fbldaten verlaten, floot net saladin een' wapenfülftand voor drie jaren, iet Koningrijk Cyprus, hetwelk hij aan de Tempelleeren verkocht had, maar die hetzelve niet hadden :unnen behouden, verkocht hij nu andermaal aan ;uido van Lufignan, die daar voor zijn regt op iet Koningrijk Jeruzalem moest affiaan aan henirik, Graaf van Champagne, die de Zuster van al duin V in huwelijk had. richard zelve keerIe in het jaar 1192 naar Engeland terug, maar i?erd onder weg gevangen gehouden door den Hertog  GESCHIEDENIS. tog van Oostenryk, die hem aan den Keizer hendrik VI verkocht, welke laatfte hem eerst twee jaren daar na niet zonder een groot rantzoen zijne vrijheid weder gaf. Gedurende zijne gevangenis had filips augustus hem den oorlog verklaard. Dus eindigde deze kruistogt met hoon en onheil voor deszelfs aanleggers; maar saladin ftierf in het jaar 1193 , in het gerust bezit van het grootfte deel van Palestina. Deze kruistogt bragt ondertusfchen eene derde Ridderorde voort , de Duitfche Ridderorde genoemd, van welke de eerfte grond reeds in het jaar 1130 te Jeruzalem gelegd werd. Een Godvruchtig Duitfcher, die met zijne vrouw te Jeruzalem woonde, leide daar een Gasthuis, (Xenodochium,) aan, voor arme en zieke Pelgrims van zijne natie. Toen dit getal vermeerderde, voegde hij 'er nog een Bedehuis bij, en onderhield de vreemdelingen, door aalmoezen, die hij verzamelde. Vervolgens vereenigden zich andere Diii'fchers, onder welken ook Edellieden waren, met hem, die weldra befloten , om ter. verdediging yan het Heilige Land de wapens aan te nemen, gelijk de Tempelhoeren, terwijl zij, ter onderfcheiding van dezen, zwarte kruifen op hunne witte mantels droegen. Bij de belegering van Akko of Ptolemais, zoo verhaalt een ander Schrijver den oorfprong dezer Orde, in het jaar 1190 ristten eenige godvruchtige mannen uit Bremen en Lubek, voor de zieken in bet leger, een hospitaal op in hunne tent; hetwelk op verzoek der Christen Grooten door Paus celestinus III bevestigd V 3 weid. V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Orde der Duitfche Ridders.  V BOEK III Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 15^ Vervolg der kruistogten. » 310 KERKELIJKE werd. Naar het kruis, hetwelk zij op hunne mantels droegen, werden zij Kruhheeren, en naar hunnen oorfprong Duitfche Heeren genoemd, hendrik van walpot was hun eerfte Grootmeester, echter bleef de Orde langen tijd zeer klein in getal; zoodat de vierde Grootmeester, herman van Salza, federt het jaar 1210 wenschte, al zou hij 'er ook een oog om verliezen, dezelve tot tien ten oorlog toegeruste broeders te zien aanwasfen. Maar kort na zijn dood waren 'er reeds 2,000 Edellieden in; ook ontving de Orde groote gefchenken en gunstbewijzen van de Keizers, Pausfen en andere Grooten. De werkzaamheid en fchranderheid van den Grootmeester herman bragt niet weinig tot het aanzien dezer Orde toe, inzonderheid hielp de dapperheid dezer Ridderen in het jaar 1219 de ftad Damiate, den Sleutel van Egypte, veroveren. Ook ftondeo zij Keizer frederik II op zijnen kruistogt in Palestina getrouw bij, en herman bemiddelde meer dan eens den vrede tusfchen dezen Keizer en den Paus. Doch, bovenal maakten deze Ridders federt het jaar 1226 gebruik van eene gelegenheid, .die hun werd aangeboden, waar door zij op het einde dier eeuw meesters werden van eenen grooten en bloeijenden Staat aan de Kusten der Oostzee; waar van wij de omftandigheden in het vervolg zullen moeten verbalen. Na het vertrek van richard uit Palestina, m iet jaar 1192, duurde de wapenftilftand tusfchen de Christenen en Muhammedanen aldaar voort, terwijl ie eerden nog eenige gewigtige zeefteden bezaten. Maar  GESCHIEDENIS. 311 Maar Paus celestinus III vermaande de Christen Vorsten in Europa tot eenen nieuwen krijgstogt , waar toe hij in het jaar 1195 den Keizer hendrik VI overhaalde; welke Vorst echter, door zijne oorlogen in Sicilië verhinderd, den togt niet dadelijk ondernam; en zelfs verdacht werd gehouden, den kruistogt tot een voorwendfel gebruikt te hebben, om zijne krijgstoerustingen tegen Sicilië te kunnen verbergen. Ondertusfchen zeilde in het jaar 119c eene fterke krijgsmagt naar Palestina, nadat veler in Beneden - Italië deze kruisfoldaten in het aangezigt gezegd hadden: dat zij eenen bijgeloovigen er bij God gehaaten weg gingen, in den fchijn ah Godvruchtige Bedevaartgangers, maar inwendig ah verfcheurende wolven, die Apulië en Sicilië plunde ren en verwoesten wilden. Dus werd de ftilftanc verbroken, en Berytus veroverd, maar daartegei verwoestten de Turken Joppe; en de voortgang vai het Christen leger werd door onftuimighcid zonde beleid en door tweedragt gefruit, en toen men in he jaar 1198 den dood des Keizers vernam, keerde he grootfte deel der Vorsten naar Europa terug. Een andere kruistogt, die kort daar na m Frank ryk ondernomen werd, had gewigtiger gevolgen fulco of foulques, prediker te Neuilly, beroem' door zijne welfprekendheid, en zelfs geacht als won derdoener, predikte, onderfleund door eenen Kar dinaal, en het gezag van Paus innocentius III, be kruis,en in het jaar 1199 lieten zich in groote menigi voorname Heeren, Edellieden en anderen, met h< kruis teekenen. Men floot een verdrag met de V, V 4 '.., . » V BOEK 111 Hoofdft. na C. G. Jasri.073. tot 517. 1 l l Nieuwe kruistogt der Frart i fchenea . Venetianen. t e Jt  V boek jII Hoofdft. na C. G Jaar1073 «ot 1517 ( c \ t Latijnsch Keizer- A rijk te Konftan- v tinopo- vi tab ti m te 312 KERKELIJKE netianen, dat zij fchepen zouden leveren tot het overvoeren van meer dan 3o.,goo man, en de vloot, vereenigd met eene eigene Venetlaanfche magt onder • hunnen Doge dandulo liep in het jaar 1202 in zeer Eerst werd Zara door de Venetianen veroverd, alhoewel een Kapucijner abt, in naam van den Paus, verbood eene ftad, die door Christenen bezet was, aan te tasten. Maar het geheele doel dezer kruisvaarders was veranderd. De Griekfche Keizer isaacius angelus was afgezet en van zijn gezigt beroofd door zijnen Broeder alexius angelus; zijn Zoon alexius vervoegde zich bij de kruisvaarders, om zijnen Vader te herftellen, met belofte, dat hij zijn rijk tot de gehoorzaamheid der Roomfche Kerk terugbrengen, en vervolgens eene aanzienelijke hulp tot verovering van het Heilige Land leveren zon. Terwijl eenige krijgshoopen regelregt naar Azië voortrokken, namen de Venetianen de voorftellingen van vlexius aan, en het hoofdleger kwam in het jaar [203 te Konftantinopolen aan, en zonder zich aan len Paus te kreunen, die deze onderneming afkeurIe', werd Konftantinopolen, ftormenderhand, vereerd, en isaacius angelus" met zijnen Zoon op den roon herfteld. Kort daarna ftierven deze beide Keizers; de jonge lexius werd door murzuflus vermoord, die zel: de Keizerlijke waardigheid aannam. Hierop overelen de kruisvaarders den 12 April i2o4 Konftannopolen; maakten zich ftormenderhand van de ftad eester, plunderden die, en volvoerden alle de bui[jiporigheden van euvelmoed, hebzucht, wellust en  GESCHIEDENIS. 313 en wreedheid. In de volgende maand verkoren zij uit hun midden balduin , Graaf van Vlaanderen, tot Keizer van Konftantinopolen , die terftond aan den Paus fchreef, en deszelfs goedkeuring en bevestiging verzocht;, de Paus, hoezeer zich ongenoegd toonende op de kruisvaarders, erkende echter den nieuwen Keizer, maar deed hem tevens zijne hoogheid gevoelen. De Franfchen en Venetianen waren overeengekomen, dat thomas morosini, een Venetiaan , fubdiaken der Roomfche Kerk, Patriarch van Konftantinopolen zou zijn, en de Paus weigerde de aanftelling van denzelven te bevestigen, omdat een wereldsch Vorst die gedaan had, hoewel hij vervolgens, uit eigene magt, deze waardigheid aan denzelven morosini fchonk. Ondertusfchen leden de belangen der Christenen in Paleftina door deze overwinning, deels, omdat eene verbazende menigte menfchen zich thans uit dit land naar Konftantinopolen begaf; vooral, dewijl de zoogenoemde Koning van Jeruzalem, emery of amalrich van Lufignan, in het jaar 1206 overleden was, en de Koning van Armenië met den Graaf van Tripoli over het Vorftendom van Antiochië in hevigen twist raakten. Daarenboven kon het nieuwe Keizerrijk zich niet handhaven; geheele gewesten en eilanden werden van hetzelve afgefcheurd, en onder de medehelpers der overwinning verdeeld; in Azië bezat het volstrekt niets; de ingeborene onderdanen van hetzelve, de Grieken, werden, wegens de mishandelingen, welke zij dulden moesten, deszelfs gevaarJjjkfte vijanden; anderen, de Griekfche Keizers in V 5 Klein- V BOEK 1(1 Hoofdft na G. G. [aan 073. tot 1517.  V BOEK III Hoofdfï. na C. G, Jaar 1073. tot 1517. Ongeloofelijke«kift tot eten Kruistogt. ] j 1 1 I I Kruistogt van an- j DREAS Koning £ van Hou- j garijen. . I 314 KERKELIJKE Klein. Azië en de Bulgaren, benaauwden het van buiten; balduin werd reeds in het jaar 1205 door de laatstgemclden gevangen genomen; zijne opvol, gers voelden meer en meer hunne zwakheden; en eindelijk verdelgde de Keizer michacl paleolo'gus in het jaar 12G1, door het innemen van Konftantinopolen, dit fchaduwkeizerrijk tot den naam toe. Hoe gering en onbeftendig ook de voordeden waren , welke de Kruistogten tot hier toe hadden aangebragt, evenwel bleef de dorst, om het kruis aantenemen, gefhdig levendig onder alle ftanden en rangen van menfchen, waartoe de geestelijkheid niet weinig het hare deed. Zelfs verhaalt een gefchiedthrijver van dezen tijd (*), dat in het jaar 1212 /ele jongens, zonder leidsman, uit alle lieden en iorpen in alle Europifche landen wegliepen, en als men ïen vraagde: waarheen ? ten antwoord gaven: naar Jeruzalem; dat zij het Heilige Land zochten. Vergeefs werden zij door hunne ouders opgefloten, zij >raken overal uit. Van velen heeft men nooit'verlomen, waar zij beland waren, velen, die weder huis kwamen, wisten van hun wegloopen geene reien te geven. Paus innocentius III. het geval dezer kinderen loorende, zuchtte, dat deze jongens hem voor uiteloopen waren, terwijl de menfchen fliepen, en ond reeds in het volgende jaar 1213 rondgaande irieven aan de Christen volken, om eenen nieuwen ruistogt te ondernemen, welke ook in de kerkver- ga- (*) albert Stad. Chron. ad a. 1212.  GESCHIEDENIS. 3'5 ga dering van Lateranen in het jaar 1215 werd vastgefteld, ook fchreef de Paus aan den Sultan van Babylon en Damaskus saladins broeder, hem vermanende, om, ten einde verder bloedvergieten voor te komen, Jeruzalem aan de Christenen over te leveren, opdat deze, na het ontfiaan der gevangenen van weêrskanten, met de Muhammedanen gerust leven mogten. Ondertusfchen ftierf innocentius in het jaar 1216 , maar zijn opvolger honorius III volgde zijne maatregelen, zoodat de togt werkelijk ondernomen werd, onder de aanvoering van andreas, Koning van Hongaryen, wiens drift door de volgende omftandigheid nog meer was aangevuurd: De Latynfche' Keizer van Konftantinopolen, hendrik, was in het jaar 1216 overleden, en de grooten des Rijks waren geneigd, om de kroon aan dezen Koning andreas , of aan deszelfs fchoonvader petrus van Courtenay, Graaf van Auxerre, optedragen, andreas raadpleegde hier over den Paus, die hem antwoordde: dat hij zich wel daar over verheugde, maar dat het toch noodiger was, dat de Koning zich aan de fpits der kruisvaarders Helde; ook kroonde de Paus kort daarna den gemelden petrus, die ook te Rome gekomen was, tot Keizer. In het jaar 1217 zeilde Koning andreas naar Pa. leftina, waar bij zich met de Koningen van Jeruzalem en Cyprus vereenigde; maar zich ook eerlang weder van hen affcheidde, alzoo de eerlte hem, bij eene gewigtige onderneming, niet onderfteunde; vervolgens keerde andreas in het jaar 1218 naar Hongaryen terug. Intusfchen was er eene verbazende me- V boek ju Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517-  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Kruistogt van Kei zer fre- eerik II. die meester wordt te Jeruzalem. ] ] 1 ] i | e c | 2 v z b S'tf KERKELIJKE menigte kruisvaarders in Palestina aangekomen, met wter bijftand de Koning van Jeruzalem, joannes van Brienne in het jaar iai8 de ftad Damiate belegerde, en veroverde, welke hij echter in het jaar J2Qi weder verloor door eene onvoorzigtigheid, tot welke hij door anderen genoodzaakt werd. Oudertusfchen drong de Paus ten fterkften aan bij Keizer frederik II, dat hij de Oosterfche Christenen te hulpe zou fpoeden. Deze Vorst had reeds in het jaar 1215, bij zijne kroning te Aken, nog naauwelijks twintig jaren oud zijnde, het kruis aangenomen , maar had naderhand berouw van zijne jverhaasting, toen hij meer en meer inzag, dat de ^aus, die hem afhankelijk van zich wilde houden, )m die reden hem eenigen tijd van de hand wilde :enden. Zoodra 's Keizers mededinger otto IV in iet jaar 1218 overleden was, drong de Paus ernftig ian op de vervulling der gelofte , evenwel gaf hos jorius hem in het jaar 1219 tot driemaal toe uittel, maar dreigde hem voor de derde keer met den Jan. frederik, die Hechts tijd zocht te winnen, lam wel in het jaar 1220 bij zijne kroning te Rol te andermaal het kruis aan, maar verkreeg tevens en nieuw uitftel tot het volgende jaar. Ook zond e Keizer in het jaar 1221 veertig galeijen naar Da. nate, doch welke magt alleen daar gekomen :heen, om van het verlies der ftad getuigen te ween. De Paus gaf den Keizer de fchuld van dit srlies, en herhaalde de bedreiging van den Ban, ao hij niet in perfoon den'togt aanvaardde, ook emiddelde hij een huwelijk tusfchen den Keizer en de  GESCHIEDENIS. 3*7 de erfdochter van den Koning van Jeruzalem; echter wist frederik weder uitftel te verkrijgen tot in Augustus van het jaar 1227. Inmiddels ftierf Paus honorius , doch zijn opvolger gregorius IX drong zoo fterk aan, dat eindelijk de krijgsmagt zich te Brindifi verzamelde, aangemoedigd door verhalen van hemelfche verfchijningen; frederik zelve was reeds fcheep gegaan; toen eene befmettelijke ziekte, die hem zeiven trof, hem noodzaakte, weder aan land te gaan, waar op de Paus den ban openlijk tegen hem uitfprak, en niettegenftaande de verontfchuldigingen van den Keizer in het jaar 1228 weder vernieuwde. De Keizer ging dan voort met zijne krijgstoerustingen, en eenig krijgsvolk voor uitgezonden hebbende, ging hij ten laatften in het jaar 1228 onder zeil met eene matige magt, voornemens zijnde, zoo fpoedig mogelijk een einde van den krijg te maken. Maar de Paus hem dit euvel duidende, verbood de Italiaanfche kruisvaarders, den Keizer te volgen, ook waarfchuwde hij den Patriarch van Jeruzalem en de Grootmeesters der drie Ridderordens geene kerkelijke gemeenfchap met hem te houden; aan welke bevelen de geestelijkheid in Paleftina gehoorzaamde, zelfs zullen de Tempelheeren en Kruisbroeders den Keizer bij den Sultan van Babyion (Egypte) verraden hebben. De Keizer bediende zich wel van een hem voorgedagen middel, om namelijk de bevelen aan het leger aftekondigen, niet in zijnen naam, maar in den naam van God en der Christenheid, waardoor velen aan hem getrouw bleven; maar toen hij vernam, dat de Paus eenen V BOES III Hoofdft. na C. Gj Jaar 1073. cot 1317.  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. : ] j ] 1 i 1 \ 2 x c i 0 t: r h n h c 318 KERKELIJKE eenen gevvapenden inval in zijn Rijk van KfapeU had laten doen, fpoedde hij zich, om naar Europa te keeren, en floot op vrij aannemelijke voorwaarden eenen wapenftilftand van tien jaren, in het jaar 1229, met den Sultan van Egypte, die door de oneenigheden met zijnen Neef, den Sultan van Syrië en Paleftina, te ligter daartoe bewogen werd. De voorwaarden des verdrags waren: Jeruzalem, Beth1ehem, Nazareth , Sïdon en het gebied van deze lad tot Ptolemah, zou aan de Christenen worden oergegeven ; doch de Arabieren zouden vrijheid lebben, om, ongewapend, hun gebed in den zoobenoemden Tempel te Jeruzalem te verrigten; de Ceizer kon Jeruzalem en eenige kasteden verfter:en, maar hij zou niemand in Paleftina of Syrië telen den Sultan bijftaan enz. frederik meldde met eel betoon van blijdfchap deze gelukkige uitkomst aar Europa en aan den Paus; en inderdaad, hoe reinig veiligheid de Christenen voor het toekomende ich met dit verdrag belooven konden, frederik /as te wijs en te groote Staatkundige, dan dat hij e nutteloosheid en het verderfelijke van deze zooenoemde oorlogen niet zou doorzien hebben, hij, ie in zijne denkwijze zoo veel verfchilde van zijne jdgenooten en de heerschzuchtige oogmerken der ausfen fteeds tegenwerkte. De Patriarch van Jeruzlem befchuldigde hem wel bij den Paus, dat de dzer de laagfte bejegeningen van den Sultan en de lishandelingen der Christenen door de Arabieren ad laten welgevallen , ten einde dit verdrag van en Sultan te bekomen, maar wij kunnen zijn berigt niet  GESCHIEDENIS. 3T0 niet als onzijdig befchouvven, en de ridders van de Duitfche Orde waren met dit verdrag zoo te vrede, dat hun grootmeester in eene openlijke redevoering te Jeruzalem aan den Paus en de Geestelijkheid hevige verwijtingen deed. En hoewel de Patriarch, naar het voorfchrift van den Paus, allen openlijken godsdienst in die ftad verbood, zoo lang de Keizer zich daar bevond, echter deed deze Vorst daar eene Hatelijke intrede , en bezocht plegtig het Heilige graf, waarna hij, dewijl geen Prelaat zulks doen wilde, zich zeiven de kroon van Jeruzalem opzette. Vervolgens walther van Brienne tot zijnen Stedehouder hebbende aangefteld, zeilde de Keizer in Meij 1229 naar Europa, waar hij fpoedig het deel van zijn Rijk heroverde, hetwelk de Paus gedurende zijn afzijn had ingenomen. De verbittering van den Paus tegen frederik was, wegens deszelfs gedrag in het Oosten, zoo hoog geftegen, dal hij geheel Europa tegen hem in het harnas zocht te jagen, evenwel werd er bij den zoen, die in het jaar 1230 getroffen werd, geen woord van gerept. Doch gregorius IX. wilde den kruistogt vernieuwd hebben, zoo dra de ftilftand van tien jaren geëindigd zou zijn, en zond daartoe reeds in het jaar 1234 eenen rondgaanden Brief in Europa af. Ook lieten zich weder velen met het kruis teekenen, maar de Bedelmonniken ontfloegen ook weder velen voor geld van hunne belofte , zonder dat men Wist, zegt een Gefchiedfchrijver van dezen tijd, in welken afgrond het geld verzonk, hetwelk de Pausfelijke gevohnagtigden verzamelden, waardoor de ijver V BOES III HoofdfL na C. G. Jaano73. tot 1517. Inval der Mogollen.  V boek 111 Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517. 320 KERKELIJKE ijver voor deze onderneming merkelijk verkoelde. Echter herhaalde de Paus zijn fchrijven in het jaar 1235, Hellende tevens overal Predikers aan van het kruis, wier voordragt ieder op ftraffe van den ban hooren moest. Uit vrees voor dezen ban liet zich eene vrouw, die voor lang het gebruik harer leden verloren had, ook in zulk eene Predikatie brengen, en nu ftrooide men uit, dat zij terftond daar op hare volkomene gezondheid weder gekregen had (*). Onclertusfchen drongen de Mogollen uit het Noorden van Azië, waar zij onder gengiskan een magtig Kijk gefticht hadden, met zoodanige overmagc in de Landen der Arabieren en Turken, dat de Vorsten dezer Natiën zelfs bij de Christenen hulp zochten. Ten dien einde kwam 'er in het jaar 1238 een Saraceensch Gezant in Frankryk, en een ander in Engeland; maar hier gaf de Bisfchop van Winchester dit antwoord: „ Wij willen deze hon„ den malkander laten opvreten, tot wij de over„ geblevenen doodflaan, en de wereld geheel van vijanden van Christus zuiveren kunnen." Maar in Frankryk maakte het voorftel meer indruk. Vele Grooten van dit Rijk, 500 Ridders en 40,000 Ruiters floegen in het jaar 1240 op weg naar PalestU tia, maar in plaats van zich met de Turken tegen de Mogollen te vereenigen, (treden zij met de eerften met zoo veel wanorde en verwarring, dat zij, na aanmerkelijk verlies geleden te hebben, naar huis moesten keeren. Twee jaren daar na vielen de CJlQ. (*) matth. Paris, p, 410-412.  GESCHIEDENIS. 3aï Chowaresmiers of Kharismianen, naar hun Koningrijk Kharhmi of Kharisfem, aan de Kaspifche zee, die mattheüs van fWjr Chorosminers noemt, in Palestina, en plundeiden Jeruzalem en de naburige oorden, en mishandelden zelfs de Kerk van het Heilige Graf, welke de Muhammedanen zelve eerbied bewezen hadden; in het jaar 1244 wonnen zij bij Gaza een' grooten velddag op de Christenen, met welken de Sultan van Damaskus zich vereenigd had. Een beklagelijke Brief van den Patriarch van Jeruzalem hier over gefchreven, verwekte in Europa, hetwelk tenzelven tijde door de Mogollen verwoest werd, groote ontfteltenis. Ongetwijfeld had deze nieuwe ramp veel invloed op lodewyk IX, Koning van Frankryk, om hem tot eenen kruistogt te bewegen. Na eene doodelijke ziekte had hij zich, uit dankbaarheid, verpligt gerekend, in het jaar 1244 het kruis aan te nemen.] Vergeefs raadde zijne Moeder blanche, eene zeer verftandige Vorstin, en vele Rijksgrooten hem dezen togt af, onder andere beweegredenen aanvoerende, dat hij zijne gelofte gedaan had op een' tijd, dat hij niet volkomen zijn verftand magtig was, maaide Koning gaf hun ten antwoord: dewijl zij geloofden , dat hij het kruis in eene bedwelming van zinnen had aangenomen , wilde hij hetzelve terug geven, maar daar hij thans volkomen bij vzijn verftand was, eischte bij het weder ; en men moest hem gehoorzamen. De Paus zond ook in het jaar 1245 eenen Kardinaal Legaat in Frankryk, die met zoo veel nadruk het kruis predikte, dat velen hun- XV. Deel. X « V BOEK III rloofd.1. ia C. G. [aar 107 3. ot 1517- xruistogc rain den I LODEJEWYK , Coning 'an "rankryk.  V boek 111 Hoofdft. na C. G. Jaar f073. tot 1517. i < : 322 Kerkelijke ne goederen verkochten of verpandden, om de kos-t ten tot den togt goed te maken; zelfs gebruikte de Koning de volgende list, om het getal der kruis, vaarders te vermeerderen. Het was in Frankryk de gewoonte, dat de Grooten aan hunne bedienden op kersmis nieuwe kleederen vereerden. De Koning liet dan meer kleederen dan gewonelijk maken van best laken met bont, voor zijne Hovelingen, maar 'er des nachts heimelijk gouden kraifen op naaijen. Nu moesten de Hovelingen op gemelde Feest reeds voor den dageraad met deze kleederen in de Kerk komen, om de Misfe te hooren. Elk zag thans het kruis op des anderen fchouder, en niemand zoo koen, die het kruis dorst wegnemen; men lachte, m noemde malkander rekruten, en den Koning een' jager van Pelgrims , en een' visfcher van menfchen (*). In het jaar 1248 ftak Koning lodewyk , vergezeld ran zijne Gemalin en drie Zonen, vele Rijksgrooten :n Bisfchoppen, en meer dan 50,000 Soldaten, uit Frankryk in zee. Op het eiland Cyprus de verfchillen bevredigd hebbende tusfchen de Oosterfche Christeïen onderling, wendde hij den lieven naar Egyp. 'e, na welks verovering Palestina hem gemakkelijk n handen zou vallen. De Arabieren werden ter zee :n te land geflagen, en Damiate, de fleutel des ands, ingenomen, doch in plaats van naar Kaira )f Kahira voort te rukken, en de zege te achterralgen , gaf het leger zich aan wulpsheid en onge- bon- (*) mat th. Paris. pag. 690.  GESCHIEDENIS. 323 bondenheid over, zonder dat de Koning gezag genoeg had, om dit te weeren. Ook werd 's Konings Broeder, robert, Graaf van Artoh, zich te diep onder de vijanden gewaagd hebbende, door dezelven afgefneden, en verloor met al de zijnen het leven. In het leger ontftond vervolgens eene befmettelijke ziekte, waarom de Koning in het jaar 1250 naarZ)«miate terug trok, maar van de Arabieren omlingeld, moest hij zich met een groot gedeelte van zijn leger gevangen geven. Het gevolg hier van was, dat hij voor zijne vrijheid aan den Sultan moadem turanschah een groot losgeld betalen, en Damiate weder overgeven moest. Maar eer lodewyk ontflagen was, werd de Sultan door zijne oproerig gewordene Lijfwacht, de Mamliks of Mamelukken vermoord , en lodewyk zag zich genoodzaakt , zich aan nog harder voorwaarden te onderwerpen. Eindelijk verliet hij Egypte met het kleine overfchot van zijn leger, latende nog meer dan 12,000 gevangenen in handen der vijanden. Na zich nog eenigen tijd te Ptolemah opgehouden te hebben, keerde hij ten laatften in het jaar 1254 naar Frankryk terug, met den roem van dapperheid en ijver voor den Godsdienst, en van ftrenge zeden, terwijl de Franfche Gefchiedfchrijvers echter eenen fluijer fpreiden over zijne gebreken als Veldheer en over zijn Bijgeloof, de onzuivere bron van deze onderneming. Niettegenftaande dezen rampfpoedigen uitflag,' hield lodewyk zich nog iteeds verpligt, om den 1 togt te hervatten, te meer, toen 'er tijdingen kwa- 3 X a / men. V BOEK UI Hoofdft. ia C. G. [aario73. :ot 1517. ÏVeede ruistogc an denelven.  V BOEK in Hoofdft. na C. G. Ja""073. tot 1517, Noodlottig einde van de 524 KERKELIJKE men , dat de Sultan van . Egypte, getergd door ds ftrooperijen der Hospitallers en Tempeliers, de eene ftad na de andere, en eindelijk in het jaar 1268 zelfs Antiochië ingenomen had. lodewyk ondernam dadelijk dezen togt in het jaar 1270, verzeld door zijnen Broeder karel, Koning van Sicilië; en zette onverwachts den koers naar Tunis in Afrika. De Vorst van dit land had hem een' Gezant gezonden , en eenige hoop gegeven, dat hij een Christen zou worden, als hij zulks zonder gevaar doen kon , hetwelk den vromen lode wyk zoo behaagde, dat hij menigmalen uitriep: ó! kon ik eens de Doopheffer zijn van eenen Muhammedaanfchen Koning! Men had hem ook verzekerd, dat hij eens meester van Tunis zijnde, te gemakkelijker Egypte zou kunnen veroveren; ondertusfehen was de ftaatkunde van zijnen Broeder karel , die eenen vasten voet in het voor hem zoo nabijgelegene Afrika wenschte te hebben, de geheime beweegreden van deze onderneming. Hoe het zij, dezelve liep nog Hechter af, dan de voorgaande. Het leger landde in Afrika, maar eene befmettelijke ziekte, door de brandende hitte en door gebrek aan water en levensmiddelen ontdaan, nam fpoedig de helft van hetzelve weg; en Koning lodewyk zelve overleed aan deze ziekte den 25den Augustus van het jaar 1270. Men heeft dezen Vorst naderhand onder de Heiligen van zijne Kerk geplaatst, en viert jaarlijks zijn feest op zijnen derfdag. lodewyks ongelukkige kruistogten deden den ijver voor dezelve in Europa merkelijk verkoelen; en  GESCHIEDENIS. 325 «1 de Christenen verloren in Palestina, door hunne aanhoudende oneenigheden en krakeelen, door hunne flechte zeden en door hunne woestheid jegens de Muhammedanen, behalve veelvuldige gebreken van allerhande natuur , fpoedig alle hunne bezittingen. In het jaar 1288 was Tripoli den Sultan van Babyion in handen gevallen , en verwoest ; waar op de zoogenoemde Koning van Jeruzalem, hendrik, thans Koning van Cyprus, een' wapenftilftand met den Sultan floot, welke door de beide partijen bezworen werd. Ondertusfchen liet men, in fpijt van ' dezen ftilltand, te Ptolemais dertien Arabifche kooplieden onthoofden, en weigerde aan den Sultan de voldoening, welke hij daar voor eischte. In toorn ontdoken, floeg hij in het jaar 1291 het beleg voor die dad met 200,000 man, en bemagtigde dezelve, de laatde vaste plaats, welke de Christenen in dit land nog bezaten; de overige , Tyrus, Sidon en Berytus , werden verlaten; en dus was 'er weldra geene fpoor meer voorbanden van al de veroveringen, • die federt omtrent twee eeuwen gemaakt waren. De Pausfen bleven, met dit al, ook nog gedu. rende de XlVde eeuw, op een hernieuwen van deze zoogenoemde Heilige Oorlogen aandringen. In hel jaar 1308 vermaande klemens V de Christen Vor den tot zulken togt, en gebood in het jaar 131: op de Kerkvergadering te Fienne, dat 'er een alge meene kruistogt, (generale pasfagium,) tot ver iosfing van het Heilige Land zou plaats hebben waar toe het innemen van het eiland Rhodus dóo de Hospitaal-Ridders hoop van eenén goeden uit X 3 "a V boek III Hoofdft. na C. G. )aario73. :ot 1517. kruisvaarten. Laatfte pogingen tot nieuwe kruis: togteu. I l  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. toe 1517. 1 { I t 2 C i k f n v V d b ZI VI Si 326 KERKELIJKE flag fcheen aan te bieden. Doch, alhoewel de Roningen van Frankryk. Engeland en Navarre het kruis aannamen, kwam nogtans deze onderneming niet tot ftand. Het grootfte deel des Adels vond meer fmaak in de Tournooifptlen, welke daarom door den Paus op zware ftraffen verboden werden. Pan XXil rustte in het jaar 1319 tien fchepenuit, welke bij eenen kruistogt dienst zouden doen, maar rennaande te gelijk den Koning van Frankryk, om zoodanigen togt niet dan met rijp beraad en overeg te ondernemen. Als eduard II, Koning van Engeland, genegenheid tot eenen kruistogt liet blijten, en den Paus raadpleegde, of hij zich ook, [dijk hem eenige Monniken geraden hadden , met ;ekeren balfem kon laten balfemen, welke de Heil. daagd aan den Heil. thomas becket vereerd had , m einde van eenen goeden uitflag verzekerd te ijn, vergunde de Paus hem dit verzoek wel, doch nder voorwaarde, om dit heimelijk te doen, opdat :r geen aanftoot en ergernis ontftond. Met het lar 1331 fcheen een kruistogt tot ftand te zullen omen, wanneer de Koning van Armenië om bijand verzocht tegen de Muhammedanen, en de Ko. ing van Frankryk, filips van Valois, den Paus ïrzocht, om deswegens eene algemeene uitfehrijng uit te vaardigen; doch het bleek dra, dat het :zen Vorst niet regt ernst was. benedictus XII •agt ook in het jaar 1335 geheel Europa ten de. in einde in beweging, doch met geen ander ge>lg, dan dat de Koning van Armenië door den titan van Babyion, die hier van gehoord had, over-  GESCHIEDENIS. 327 overvallen werd. In het jaar 1343 maakte klemens VI een nieuw ontwerp, waar op een Christen vloot in het jaar 1344 de ftad Smirna veroverde. Nog benoemde urbanus V in het jaar 1363 Koning jan van Frankryk , op deszelfs verzoek tot Bevelhebber van eenen kruistogt tegen de Turken, zullende de Kardinaal talleyrand , Bisfchop van Albano, onder den Koning het gebied voeren; het gerucht hier van was noodlottig voor vele Christenen in Egypte en Syrië, zonder dat de voorgenomene togt volgde, dewijl Koning jan in het volgende jaar kwam te overlijden. pius II, te voren .eneas sylvius , waagde in dit Tijdvak de laatfte poging tot eenen kruistogt, in het jaar 1459» daar toe aangefpoord door het bemagtigen van Konftantinopolen door de Turken, waar door echter de goede uitflag der herovering van Palestina zoo veel onwaarfchijnelijker was geworden. Men bepaalde Ancona tot de verzamelplaats der gemeenfchappelijke Vlooten , willende de Paus zelve den togt bijwonen, ten welken einde hij zich in het jaar 1464 dadelijk naar Ancona begaf, waar hij overleed, waar na de reeds aangekomenen zich weder verftrooiden. Ondertusfchen hebben deze onberadene oorlogen gewigtige gevolgen gehad; niet zoo zeer ten aanzien var den Godsdienst, dewijl de menfchen door de ongelukkige uitkomst van dezelve niet genezen werden var de vooroordeelen aangaande de verdienftelijkheid var deze oorlogen, welke hun als heilige oorlogen wer den voorgepredikt; integendeel werd het Bijgeloo, X 4 vee V boek III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Gevolgen der kruistogten. 1 F 1  V boek III Hoofdft. na C. G Jaari073 tot 1517 328 KERKELIJKE veel meer gevoed, door de menigvuldige Heilige r& liquien of overblijffelen van christus zeiven, van zijne Moeder en Apostelen, welke Palestina overvloedig opleverde, uit welken overvloed het bedrog winst en voordeel wist te trekken; ook werd de ware Kerketucht van alle kracht en nadruk beroofd, door de Aflaten, welke voor alle zonden konden verkregen worden, door het kruis aan te nemen, en naar het Heilig Land te trekken ; maar voor de Pausfen waren deze oorlogen voordeeliger, wier invloed en gezag over Vorsten en Grooten daar door meer en meer gevestigd werd en toenam, gelijk zij door hunne Legaten bij alle deze ondernemingen werkzaam waren, om die ten hunnen meesten voordeele te befturen; ook matigden de Pausfen zich aan, om dergelijke kruistogten tegen Christenen, die bij bun voor Ketters gehouden werden , te laten prediken, ter (laving van hunne magt ; waar van ons de voorbeelden in het vervolg zullen voorkomen. Eindelijk vond de Geestelijkheid haar , voordeel bij deze togten; hoewel haar uitzigt op Patriarchaten, Aartsbisdommen en andere Kerkelijke waardigheden in de Oosterfche Landen mislukte; evenwel behielden de Pausfen aanfpraak op dezelve, en fchonken 'er de tijtels van aan een bijzonder foort van Geestelijken, (Episcopi in partibus infldelitim.) Met betrekking tot het vereenigen der Christenen, die behalve meer in twee Hoofdkerken, ie Griek fche en Latijnfche, verdeeld waren, waren deze togten meer nadeelig dan voordeelig; de gemoederen der Grieken en Latijnen werden door vele omltandighe- den.  GESCHIEDENIS. 329 den, inzonderheid toen de Latijnen zich meester maakten van Konftantinopolen, verwijderd en tegen malkanderen verbitterd. — Om Joden of Muhammedanen te bekeeren, waren deze oorlogen geheel niet gefchikt, door de wreedheden welke gedurende dezelve tegen deze beiden geoefend werden; terwijl menfchen of volken door eenen oorlog te willen bekeeren, reeds op zich zelve eene ongerijmdheid is, voornamelijk door eenen zoo onverftandig aan gevangenen en met zoo veel trouwloosheid en woede gevoerden- oorlog, als deze kruistogten waren. Bij toeval echter, of liever , door het beltuur der Voorzienigheid, die uit duisternis licht weet voort te brengen, hadden deze kruistogten, in bet vervolg, eenen voordeeligen invloed, ten aanzien van die bijzondere oorlogen, welke volgens het oude vuistregt gevoerd, maar gedurende deze oorlogen gefchorsl werden. Ook ter uitbreiding van de Aardrijkskunde Zeevaart en Koophandel, ter befchaving van der fmaak in fraaije kunften en wetenfchappen, ook ter aanzien van de regeringswijze en meerdere vrijheic van den burgerftand in de Europifche landen enz. Verfcheidene Schrijvers hebben opzettelijk de gefchiedenis van deze oorlogen befchreven, van welkf jakob bongars de voornaamfteti uitgegeven heeft ir zijn Werk te Hanau 1611 in twee Deelen in Folie gedrukt, onder den titel: Gesta Dei per Francos, five Orientalium expeditionum et regni Francorun. historia; ook vindt men eene lijst van dezelve bi joh. alb. fabricius Salutaris Lux Euangelii, tot orbi per divinam gratiam exoriens p. 522-526. Ii X 5 la V BOEK ill Hoofdft. naC. G }aario7? tot 1517 l i 1  V boek III Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Bekeeringen in Afie. Priester j joannes. 1 J ( l I ( i 1 e I v d n P z I M 330 KERKELIJKE later tijden hebben ook onderfcheidene Geleerden on» de gefchiedenis van deze oorlogen met meer of min naauwkeurigheid en onpartijdigheid befchreven. Eén der voordeelen van de kruistogten was eene meerdere bekendfchap voor de Westerfche Christenen met het Oosten , waar door zij den arbeid der Nestorianen in vroegere eeuwen ten dezen onderïomen, konden onderlleunen en voortzetten, met lachter middelen , dan door bloedige oorlogen. Men vertelde, ten dezen tijde, veel van eenen magtigen forst in het Oosten van Azië, dien men Priester 0annes of Paap jan noemde, en die met alle zijne •nderdanen het Christendom beleed in de kerkgemeen:hap der Nestorianen. Deze vertellingen werden net zeer vele bijzonderheden van de groote magt n luister van dezen Vorst opgefierd, zoo dat men 1 Europa verlangde, meer en zekerder berigten van em te weten. Toen de Portugezen in de XVde euw kennis kregen aan den Keizer van Habesch of Ibys/tnie, geloofden zij, in hem den Priester jan evonden te hebben; welken echter de oude Schrijers, die van hem gewagen, als ook de berigten er Oosterlingen, in Azie plaatfen (*). Reeds in het begin der Xfde eeuw was een Ko-. ing der Tartaren of Turken van Cherith in het loord-oosten van Azie, met meer dan 200,000 van ijne onderdanen tot het Christelijk geloof overgeaan, volgens ebedjesu ,| Metropolitaan van Maru in (*) assemani Bibl, Oriënt. T. III. ƒ>. II. p. 487. üsheim Hist. Tartar. Ecclef. p. 18 fq.  GESCHIEDENIS. 331 in Chorafan, in zijn berigt aan den Nestoriaanfchen Patriarch (f). Deze Koning fchijnt, bij den Doop, den naam van joannes of jan bekomen te hebben; maar onzeker is het, van waar zijn titel als Priester oorspronkelijk zij. Misfchien hebben de Nestorianen hem tot Priester gewijd, waarmede zij, zelfs omtrent kinderen, heel mild waren. Zijne opvolgers behielden dezen naam en tijtel bij hunnen eigenen naam, en hadden hun verblijf te Karakorum, bij de noordelijke grenzen van China. Een Armenisch Bisfchop, die in het jaar 1145 als een afgevaardigde van zijne Kerk bij Paus eugenius III aankwam, verhaalde van éénen dezer opvolgeren van Priester jan , dat hij voornemens was geweest, om naar Jeruzalem te komen, om die ftad bijftand te bieden, maar dat hij, niet over den Tigris hebbende kunnen komen, naar zijn rijk terug gekeerd was. Men heeft ook van dezen Vorst eenen Brief aan den Griekfchen Keizer, in een Latijnsch Handfchrift (*), vol pocherijen, doch welke Brief met regt voor een verdicht ituk gehouden wordt. Doch, wat 'er zij van de grootheid van dezen Priester joannes , zijn rijk nam reeds met de Xllde eeuw een einde. De vierde van deze Vorsten, eigenlijk ung-chan of onk-khan genoemd, of ook aunck-chan, (welke namen den grooten Chanbeteekenen ,) bij Christen ■ fchrijvers ook david geheten, verloor tegen den grooten Mogolfchen veroveraar (*) Apud assem. L. C. p. 487. (t) assem. L. C. p. 492. V boek III aoofdft. ia C. G. [aar 1073, tot 1517.  V BOF.H m Hoofd ft. na C. G Jaar r 073 tot 1517. ] ] / 1 1 332 KERKELIJKE raar gengis-chan, die toen nog temudschim heette, in het jaar 1202 eenen grooten veldflag en kort daarna het Jeven. Evenwel bleven 'er nakomelingen van hem overig, gengis-chan zelve nam zijne dochter ten gemalin; bij welke een Nestoriaanfche Monnik, iiabbanta, als haar Biechtvader en Raad, in groote gunst ftond, die ook, zoo lang hij leefde, van de Mogollen voor eenen Profeet en Heiligen gehouden werd. De zoons van dezen Priester jan en hunne nakomelingen hebben nog tot in het jaar 1300 over hunne vaderlijke landen, en naar het fchijnt ook verder geregeerd, in de Provintie Tendhch, in Indie, en in Kataja, (of het noordelijk China;') evenwel waren zij aan den grooten Chan der Tartaren of Mogollen onderworpen. Dus bleef bet Christendom volgens de Nestoriaanfche begrippen en kerkgebruiken daar in ftand, tot het federt le veroveringen van timurbek weder te niet gegaan s. Verfcheidene geleerden van later tijden hebben gemeend, dat de beroemde Geestelijke Vorst in het Koningrijk Tibet, dalai laiua , geen ander is, dan :en nakomeling van- Priester jan , en dat de Godslienst van zijne Lamas met den Christelijken, uit velks verbastering deze ontftaan zal zijn, eene mertelijke gelijkvormigheid heeft. Men heeft zelfs overeenkomst in den naam gevonden. De eigenlijke mam van Priester jan zal geweest zijn Prete Geurn, en Lama zal in het Mogohch een Priester beeekenen; en Dalai, even als Gehan in de taal van iet Noordelijk Indie, eenen wijden omvang; zoodat Dalai Lama en Prete Gehan eenen algemeenen Priester  GESCHIEDENIS. ?33 ter zal aanduiden. Maar gefteld ook, dat men geenzins alle fporen van een vervalscht Christendom bij de Lamas kon ontkennen, evenwel zijn 'er gewigtige bedenkingen tegen de bovengemelde meening in te brengen, mosheim heeft in zijn later gefchrevene Kerkgefchiedenis (*) onderfteld, dat wezenlijk een Priester den troon van den Aziatifchen Vorst kenchan na deszelfs dood beklommen, en daar door tot den meer gemelden naam aanleiding gegeven heeft. Maar de verhalen van eenige Westerfche Geestelijken, die ten dezen tijde in het Oosten gereisd hebben, kunnen kwalijk opwegen tegen de berigten van Oosterfche Schrijvers. Met den laatften der bovengenoemde Vorsten was de Paus alexander III in kennis geraakt. Een Geneesheer van den Paus (Magister philippus) had hem, bij zijne wederkomst van eene reize in Tartarye, gemeld, dat de Christelijke Koning aldaai met de B.oomfche Kerk in verbindtenis wenschte te komen, en haar onderwijs te ontvangen. Dit be rigt, gegrond of ongegrond, gaf den Paus aanleiding, om in het jaar 1177 eenen Brief aan dezer Koning te zenden, waar op evenwel niets verdei gevolgd is. Doch die zelfde Mogollen, die den Priester joannes onder hunne wapenen deden vallen, gaven kon daarna aanleiding tot zekere fchikkingen, om hunne bekeering te beproeven. Na het overlijden van gen gis-chan in het jaar 1227, werden de veroveringen. (*) IV Deel Bladz. 233. V BOEK Ui Hoofdn. na C. G. Jaar 107 3. tot !5I7- Bekeering' beproefdonder de Mogollen.  V BOEK III Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517, I ] 334 KERKELIJKE gen, of liever verwoestingen van vele landen onde? de bevelen van zijnen zoon oktai tot diep in Europa voortgezet. Rusland, Polen met het daar toe behoorende Silezië, benevens Hongarye, leden van het jaar 1236 tot 1241 onbefchrijfelijk veel van deze volken. Vergeefs deed Keizer frederik II zijn best, om de Europifche Vorsten tot vereeniging tegen deze geduchte vijanden te bewegen, hij zelve werd veel meer door den Paus als een Mogol of Turk behandeld; waar over hij zich in Brieven aan den Koning van Engeland en andere Vorsten vergeefs beklaagde. Zelfs was gregorius IX voornemens, den Keizer op eene Kerkvergadering in den Ban te doen of af te zetten. Evenwel werden 'er Vastendagen en Biduren verordend, om 's hemels hulp tegen de Mogollen te verwerven, lodewyk IX, Koning van Frankryk, zeide tegen zijne moeder, als zij hem hare vrees voor het naderend gevaar te kennen gaf: Als de Tartaren ons naderen, (loten wij hen weder in de Hel, of wij komen allen als martelaars bij God (*). innocentius IV, die in het jaar 1241 Paus geworden was, vervolgde den gemelden Keizer fre3erik II zoo hevig als zijn voorzaat, en kondigde lus geenen kruistogt af tegen de Mogollen, hoewel hans gevaarlijker vijanden dan de Arabieren en Tur'ien, maar hij zond in het jaar 1243 twee Brieven lan de Mogol fche Vorsten, in welke hij hen vernaande, hunne verwoestingen en wreedheden na te la- (*) mattii. par. ad a. 1241. p. 557,  GESCHIEDENIS. 335 laten, en zich in het Christendom te laten onderwijzen; met deze Brieven zond hij eenige Monniken af uit de twee onlangs geftichte Orden der Bedelmunniken , de Dominikanen en Franciskanen , Tan deze heeft simon van St. Qiiintin, uit de Dominikanen, en een ander, joannes de plano carpini , uit de Franciskanen, eene befchrijving van hunne reize opgefteld, welke nog voorhanden zijn. De Dominikanen gingen in het jaar 1245 tefcheep naar Armenië en Perfië, en kwamen in het jaai 1257 in het leger van den Veldheer der Mogollen bagothnoi , of eigenlijk bayu novian aan. Dooi hem gevraagd , wie zij waren ? gaf ascelino , een dezer Monniken, ten antwoord: Ik ben een afgezant van den Heer Paus, die bij de Christenen eene hooger waarde heeft, dan eenig ander mensch; en wien zij als hunnen Vader en Heer vereeren. Ook weigerden deze Monniken de kniebuiging voor den Veldheer te verrigten, en vertoornden de Mogols door hunne trotsheid zoodanig, dat de Veldheer hen ter dood wilde laten brengen, en met moeite bewogen werd, om hen heen te zenden; met een antwoord op 's Paufen Brief, waar in hij fchreef: dat, als de Paus op zijn aardrijk, water of erfdeel wilde blijven zitten, hij zelve bij hem moest komen. Meer fchijn van gunftige hoop bragten de Franciskanen terug, die, onmiddelijk aan den Grooten Khan zeiven gezonden waren. Zij kwamen dadelijk in het jaar 1246 bij den Khan gaiuk, die onlangs zijnen Vader oktai was opgevolgd. Aan deszelfs Hof, V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517.  V BOEK III Hoofdft. na C. G, Jaai 1073, toe 1517. 33ö~ KERKELIJKE Hof, dat is in zijn leger, waren vele Christenen, die op de Grieksch-Nestoriaanfche wijze hunnen Godsdienst vrij oefenden. Men ftrooide zelfs uit, dat de Khan het Christendom was toegedaan ; waarfchijnelijk is het, dat 'sVorsten Moeder turachina , eene Nestoriaanfche Christinne, haren geloofsgenooten zoo veel befcherming bezorgd had. De Afgevaardigden bragten een antwoord van den Vorst aan den Paus mede, wien deze Monniken te gelijk verhaalden , dat dezelve door hen in het Christendom onderwezen was, en hetzelve eerlang aannemen zou. Men zegt verders, dat dit werkelijk gebeurd zij, en dat de Paus daarom joanne3 de plano carpini tot Bisfchop benoemd hebbe. Maar van deze bekeering is niets met zekerheid bekend. Omtrent dezen tijd had Koning lodewyk IX van Frankryk zijnen eerften kruistogt ondernomen. Toen hij zich in het jaar 1248 op het Eiland Cyprus bevond, bragten twee Gezanten van den Tartaarfchen (of Mogolfchen) Veldheer erchaltay, (eigenlijk iloschiktai, ) hem eenen Brief van denzelven over , in welken hij groote genegenheid voor de Christenen vertoonde. Ook verhaalden deze Gezanten, dat deze Veldheer en zelfs de Groote Khan, met eene menigte van zijne onderdanen , reeds gedoipt waren. Men houdt echter deze Gezanten voor bedriegers, die den Koning zulke fprookjes verhaalden, om hem wat geld af te lokken, omdat ~oortgelüke berigten bij dezen eenvoudig vromen forst altijd welkom waren, lodewyk zond daar op  GESCHIEDENIS. 337 op eenige Gezanten met kostbare gefchenken aan den Grooten Khan en aan iltschiktai. Maar dé Gezanten waren zoo gelukkig niet, om den gewaan den iltschiktai te kunnen vinden, of ook van de bekeering van den Grooten Khan iet te vernemen, mangu, Kleinzoon van gengiskhan, was deszelfs opvolger ; en dezen zal men voor een' Christen moeten houden, als het berigt van eenen ooggetuigen, haitho den Armeniër, iet gelden zal (*). Volgens hem begaf zich de Koning van Armenië, aito, in het jaar 1253, naar het leger van den Grooten Khan, van Wien hij vriendelijk ontvangen werd, en op 's Konings voorftel, liet mangu zich door eenen Bisfchop, Kanfelier van den Koning, doopen, met een aantal van zijne Grooten. Men kan wel dit getuigenis niet geheel verwerpen ] doch men kan echter van deze bekeering zich geene proote verbeelding maken. Dewijl de Moeder van den Khan eene Christinne was, kan de Vorst wel groote achting voor haren Godsdienst 'betoond, eri een gedeelte van deszelfs plegtigheden waargenomen hebben, maar het blijkt in het vervolg, dat Nestoriaanfche Priesters, Muhammedaanfche Imans, er Heidenfche Bonzen aan dit Hof beurtelings hunner Godsdienst oefenden , en dat de Vorstinnen uit hel geflacht van den Khan niet alleen aan het kriiii eerbied bewezen, maar ook dezelfde aandacht bij Godsdienstplegtigheden betoonden, die niet Christelijk waren. Ook bevestigde het berigt der Ge- zan- (*) Hist. Oriënt, feu de Tartaris C. 23. /. 37» XV, Deel. Y V BOEKUI Hoofdft. na C. G* Jaario73i tot 1517*  V BOEK III Hoofdft. na C. G Jaario73. tot 1517. 1 I < 1 \ 1 \ £ \ t I 1 C < V t e 0 E 33» KERKELIJKE zanten van lodewyk IX bij hunne wederkomst ver of na niet alles, wat haito van de bekeering van den Khan verhaalt, hoewel zij breed opgaven van de menigte Christenen, die zij aangetroffen hadden. Ondertusfchen verwekte een Gezant van eenen Mo%olfchen Vorst, sart ach, die een Christen gewor3en was, in het jaar 1254 nog grooter vreugde aan Jen Paus, die ook ten dezen tijde Dominikanen jond aan den Sultan van Turkyen, zonder dat 'er lader bepaald wordt, waar men dezen Sultan te soeken hebbe. Aan den anderen kant zond lodevyk den Franciskaner, willem rubruquis, met wee anderen van zijne Orde, aan sartach , die >mftreeks de JVolga en de Don regeerde. Wij heb»en de Reisbefchrijving van dezen Monnik nog, velke ons van de Mogollen en hun land een vrij ïerzaam denkbeeld geeft; maar die ronduit zegt, lat de Khan mangu, dien hij zelve gefproken heeft, een Christen geweest is; ook twijfelt hij aan de iekeering vaf sartach , omdat dezelve geen Chrisva. genoemd wilde zijn; maar geeft duidelijk te kenien, dat de Godsdienst van dit Hof beflond in een lengelmoes van plegtigheden uit allerhande Gods. ienflen; ook bragt hij eenen Brief mede van man, ■u - khan aan lodewyk, in welken geene fpoor an Christendom voorkomt. Veel meer ontvouwt hij en Koning de bevelen van den eeuwigen God op :ne dreigende wijze, en eischt van hem Gezanten, m te zien, of hij vrede of oorlog hebben wil. Niet lang daar na, in het jaar 1258, veroverde ulagu, (of iiulaku,) Broeder van den grooten Khan,  GESCHIEDENIS. 339 Khan, Bagdad, waar door het klein overfchot van het Arabifche Chalifaat vernietigd werd. De Catholkus en Patriarch der Nestorianen dezer ftad bergde zich, toen zij aangetast werd, met hen in eene Kerk; ook genoten zij, onder de heerfchappij der Mogollen, aldaar meer vrijheid. Doch bij de Mogollen werd minder van den Godsdienst, dan van landverwoesten, plunderen en heerfchen, gefproken. batu, een Vorst uit het Huis van gengis-kiian , die ook een Christen zou geworden zijn, bood in het jaar 1259 den Hongaarfchen Koning bela de keuze aan, om een huwelijk te fluiten tusfchen hunne kinderen, en zich met de Mogollen tot het aanvallen van andere Christen Volken te vereenigen, of zich tot eenen geduchten oorlog te bereiden. Doch in hetzelfde jaar volgde koblai, (of kü> blai,) zijnen overledenen Broeder mangü, als opperfte Khan der Mogollen op. Deze befchaafde dit volk. Meester geworden van Kataja, of het noordelijk China , nam hij de zeden en kundigheden der Chinezen aan, kunften en wetenfchappen, landbouw en koophandel, werden door hem bij de Mogollen ingevoerd, en op allerhande wijze befchermd; ook werd voor hun een letterfchrift uitgevonden. 'Er waren geftadig niet weinig Christenen aan zijn Hof; en de verwoestende togten tegen de Christen landen namen geheel een einde. Zijn Broeder hulaku, die over Perfi'è regeerde, betoonde zich nog gunftiger jegens de Christenen, waar aan zijne Moeder, en nog meer, ééne zijner Vrouwen, die Christenen waren, veel toebragten. Y 2 Hij V doek Itl Hoofdrt. la C G. [aario73. :ot 1517. De Mo- golfche Khan iiuLAKuroeitde Asfaninen uit.  V boek lil Hoofdft. na C. G Jaar1073 tot 1517 540 KERKELIJKE Hij zelve fchijnt echter nooit tot het Christendom te zijn overgegaan. Deze hulaku roeide in het jaar 1262 den zoo beruchten Muhammedaanfchen ■ aanhang der Asfafmen geheel uit. Deze worden ' ons door de Schrijvers der Gefchiedenis van de kruistogten befchreven als eene zeer geduchte Natie van omtrent 70,000 ftrijdbare mannen in de vestingen van Fenicië, niet alleen door hunne dapperheid, maar ook door hunne moorden, waar toe hun Vorst, dien zij den Ouden van den Berg, (fenex de montasiis, vetulus de monte,) noemen, hen gebruikt zal hebben. In den grond was dit eene dweepachtige Godsdienstpartij onder de Muhammedanen, die haren naam had van het woord Gas/as, (een verfpieder, of /pion,') wier (lichter of hoofd fcheich ol gehal, of Heer van den berg heette. Deze partij had zich omtrent 170 jaren (taande gehouden» Nog is de benaming Asfasfïn en Asfafino in de beteekenis van moordenaar in twee talen naar den naam van deze partij overig. koblai, de groote Khan der Mogollen, overleed in het jaar 1294; zijn Broeder hulaku was reeds in het jaar 1264 overleden, en door zijn' Zoon abaka . of vollediger abaka - il-khan , opgevolgd. Deze Vorst was getrouwd met eene natuurlijke Dochter van den Griekfchen Keizer, die voor de gods ii nftipe vrijheid der Christenen in het gebied van haren Gemaal zorgde. Hij zelve zond in het jaar 1267 eenen Gezant aan de 1'aus, evenwel niet met oogmerk, om bet Christendom te willen aannemen, maar om een verbond voor te (laan met de  GESCHIEDENIS. 84* de Christen Vorsten tegen den Sultan van Egypte. die met den Mogolfchen Khan van Kaptfchak zich tegen hem verbonden had. Ten dienzelfden einde verfcheenen 'er ook Gezanten van abaka, op de Kerkvergadering van Lions, in het jaar 1274. joannes XXI ontving ook in het jaar 1277 nog een gezantfchap van den Khan, en nicolaus IV7 zond in het jaar 1278 vijf Franciskanen, om onder de Mogollen het Christendom voort te planten, maar derzelver voortgang blijkt niet heel groot geweest te zijn. abaka ftierf in het jaar 1282 , zonder dat zijne voorgeflagene verbindtenisfen met de Christenen tot ftand waren gekomen. Tot hier toe hadden de Christenen onder de Mogollen vrijheid van Godsdienstoefening genoten, maar de Broeder van abaka , niekudar , door haito tongodor genoemd , hoewel, gelijk men verhaalt, in zijne vroege jeugd met den naam nicolaus gedoopt, omhelsde het Muhammedaansch geloof, en nam den naam achmet aan; nu werd hij een vijand en vervolger der Christenen, wiei Kerken hij liet omverwerpen, zij zeiven werden gebannen, gedeeltelijk ook ter dood gebragt. Doch zijn Broeders Zoon, argon of ar gun, ftiet hem in het jaar 1284 van den troon, en liet hem om het leven brengen. Nu kwamen 'er weder gelukkiger tijden voor de Christenen ; alzoo ar gun hun zeer guuftig was , en hunne Kerken weder op liet boi.wen. In het jaar 1285 kwamen 'er Gezanten van hem bij den Paus aan, en andermaal in het jaar 1288, roet eeij Y 3 voor- V BOEK lil Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Vervolging der Christenen door de Mogollen. Verdere berigten van het Christendom onder de Mogolien  V BOEK III Hoofdft, na C. G Jaano7! tot 15 IJ 342 KERKELIJKE voorltel , om in verbindtenis met de Christenen Palestim te veroveren, ook zeide men , dat hij zeive geneigd was, een Christen te worden, zoodra • hij Jeruzalem zou veroverd hebben. Hier bij kwa' men de gelukkige pogingen van eenige Francisca. mm, onder welke joannes de monte corvino bijzonder uitmuntte; waar op de Paus aan dezen Khan argun en andere Mogolfche Vorsten Brieven afzond, maar deze en andere Brieven deden de gewenschte uitwerking niet. Sedert waren de lotgevallen der Christenen afwislèlend onder de Mogollen in Perfië. randgiatu, of gelijk een ander hem noemt, kazietu, ook een Zoon van abaka, die van 1291 tot 1295 regeerde, fchijnt jegens de Christenen zeer onverfchillig geweest te zijn. baidu, een Kleinzoon van hulaku, die hem opvolgde, wordt van haitho een goed en geloovig Christen genoemd, maar reeds in de acbtfte maand van zijne regering werd hij door arguns Zoon, cazan , wien de Muhammedanen onderfreunden, in eenen veldflag van het leven beroofd. Deze was eerst een openbaar vervolger der Christenen, maar hij fchonk hun, op voorbede van den Koning van Armenië, haitho genoemd, van wien de gemelde Gefchiedfchrijver een nabeftaande was, weder rust, en verbond zich zelfs met dezen Koning tegen den Sultan van Egypte. De Gefchiedfchrijver haitho heeft dezen oorlog in perfoon bijgewoond, maar is in het jaar 1305 op het Eiland Cyprus een Kanunnik van de Premonftratenfer-Orde geworden. Het jaar te voren was cazan overleden,  GESCHIEDENIS. 343 den, zonder ooit het gezag van den grooten Khan erkend te hebben. Middelerwijl hadden de Paufen nog (leeds voortgevaren , Dominikanen en Franciskanen tot voortplanting van het Christendom onder de Mogollen te zenden. De laatfte keer gefcliiedde dit nog in de jaren 1296 en 1299, zijnde zij daar toe opgewekl door de genegenheid van den grooten Khan koblai jegens de Christenen. Deze had den beroemder Venetiaan marco polo , en te voren deszelfs Vader en Oom , gunftig ontvangen. Ondertusfchen geef smarco polo noch haitho ons een naauwkeuris berigt van den Godsdienst der Mogollen ; de eerfti zegt, dat zij Afgodendienaars waren, en bijzondei eenen God, natigai genoemd, aanbaden, dien zi voor den God der aarde hielden; maar haithc fpreekt hen vrij' van Afgoderij, zeggende, dat' zi eenen onfterfelijken God beleden, en aanbaden maar voorts weinig uit eerbied voor hem doen o laten wilden. In den grond echter fchijnen zij Afgo dendienaars geweest te zijn. Hoe genegen ondertus fchen de groote Chan koblai den Christenen was zoodat hij den Joden en Muhammedanen verbood den Gód der Christenen en het kruis te lasteren evenwel bleef hij omtrent den Godsdienst, die hi te voren was. Zijn Zoon timurchan, zijn op volger, die tot het jaar 1307 leefde, fchijnt dei Christenen niet minder gunftig geweest te zijn dan zijt Vader. Ten minfte de voorheen gemelde joannes di mont'e corvino meldde in de jaren 1305 en 1301 in twee Brieven uit Cambalu, Hoofdftad van Kata'ta^ y 4 than V boek III Hoofdrf. na C. G. Jaario73, tot 1517. i i f > i r r »  V boek III Hoofdft. «a C. G. Jaano73. tot 1517 j \ I i 1 f ii v C K ht O ft; le Vf 0( D 344 KERKELIJKE thans Peking. Hoofdftad van China, dat hij, niet. tegenftaande den tegenftand der Nestorianen , die hem bij den Chan befchuldigden als een' verfpieder, te Cambalu eene Kerk met klokken gebouwd , en omtrent 6,000 menfchen gedoopt had. Ook had hij 150 Heidenfche jongens gekocht en onderwezen, die hij nu bij den eeredienst gebruikte. Bovendien was een Koning in die Landen van het gedacht van den Priester joannes door hem van de Nestorïanerij tot het Roomsch geloof bekeerd, die de lagere Kerkdienften waarnam, en den Franciskaan bij het AI:aar in Koninklijke kleederen diende, en eene Kerk lichtte ter eere van God, van de Heilige Drieëenïeid en van den Heere Paus, welke hij daarom de Roomfche Kerk noemde. Maar na zijnen dood wis, en zijne Broeders al deze nieuwbekeerden tot de Vestorianerij terug te brengen. monte corvino ad de Tartaarfche taal en fchrift zoo ver geleerd at hij het geheele Nieuwe Testament en de Pfalmen 1 dezelve kon vertalen, en zeer fraai laten affchrijen. In het jaar 1305 had hij nog eene Kerk te 'amhalu beginnen te bouwen. Voor dezen ijver erd deze man in het jaar 1307 door den Paus lemens V beloond met het Aartsbisdom van Camüu; ook werd hij tot Pausfelijken Legaat in het osten benoemd, onder wien zeven Bisfchoppen tan zouden. Wat hij eigenlijk als Christendom ge:rd hebbe, zegt hij niet, doch zijne Overzetting n het Nieuwe Testament wekt een gunftig voordeel voor hem op. Hij leefde tot het jaar 1333. it hij in het jaar 1310 den grooten Chan zeiven mei  GESCHIEDENIS. 345 met zijne Moeder gedoopt, en hem den naam joannes gegeven hebbe, is niet gegrond; het fchijnt eer een Koning der Christelijke Tartaren in Ten~ \ disch, een Zoon van eenen Koning georgius ge- J weest te zijn, die van een Nestoriaan een Roomsch- ■ katholijke geworden is (*). In het jaar 1314 reisde een Franciskaan, odoricus de Portu Naonis, naar China, om daar de volken te bekeeren. Hij kwam in het jaar 1330 terug, en zijne Reisbefchrijving is in later tijden bekend geworden. Volgens zijn verhaal heeft hij zich te Camhalu drie jaren opgehouden, vervolgens reisde hij naar het land Pretefoan, (eene verminking van het Rijk van den Priester jan,) verder naar het Koningrijk Thibet, en zelfs naar den Grooten Lama, die toen in de taal van dat land Abbasfi, dat is, Papa, (Vader,) heette; hier had hij ook Franciskanen gevonden, die de booze geesten door wonderwerken beftreden, en daarom ook vele inwoners doopten. Vertellingen , die even geloofwaardig zijn, als de wonderwerken , welke men aan odoricus zeiven toefchrijft, en om welken hij tot een' Heiligen gecanonifeerd is. Ondertusfchen zal olgetu chan , ( eigenlijk khodabenda , ) een Vorst der Westerfche Tartaren, of Mogollen, eenen Gezant aan klemens V gezonden hebben, om aan de Christen Vorsten zijnen bijftand aan te bieden tegen de Saracenen, waar op de Paus hem in het jaar 1308 een antwoord zond. Doch, zoo de Paus den Vorst niet kwalijk be- (*) ASSEMAN. Bibl. Oriënt. T. III. P. II. p. CXXXIII. Y5 V BOEK III loofdft. ïaC. G. 'aano73, ot 1517.  V BOEK III Hoofdft, na C. G. tot 1517. j Christenen in ] China vervolgd. 1 ( 1 j 34S KERKELIJKE begrepen heeft, is 'er alle vermoeden van onechtheid in deze aanbieding, alzoo het Rijk der Sara. eenen, of het Chalifaat der Arabieren, reeds lang verftoord was. — Een ander Mogolfche Vorst en nakomeling van gengiskan, usbek, regeerde kort daar na in de groote landftreek tusfchen de drie rivieren Don, Atel en Jaik, door de Mogollen de Velden van Kipzak genoemd, misfchien het Vaderland der Kofakken. Deze was een ijverig Muhammedaan, die dezen Godsdienst in de landen van zijn gebied invoerde, en van zijne onderdanen zoo bemind werd, dat zij zich naar hem Usbeks noem3en, een naam, dien zij nog in het Groot Bukha* në en in Charasm, (of Chowaresmië,) dragen. Op Irun bezwaar, dat de klokken, waar van zich de Christenen, die aan hem onderworpen waren, in mnne Kerken bedienden, van eene booze voorbe* iuiding waren , verbood usbek hun het gebruik krzelven. Evenwel liet Paus joannes XXII zich .vijs maken, gelijk dit meermalen het geval bij de 3aufen was, dat deze Vorst het Christendom zeer runftig was, waarom hij ook in het jaar 13x8 aan ïem fchreef, om dit verbod op te heffen, en met :ijn volk het Christen geloof aan te nemen. Na de dood van joannes de monte corvino,. «enoemde joan XXII in het jaar 1333 den Franiskaner nicolaus tot deszelfs opvolger , welke chter nooit ter plaatfe van zijne beftemming fchijnt ;ekomen te zijn. Evenwel bleef de toeftand des ^hristendoms in China zoo bloeijend, dat 'er in het aar 1338 Gezanten van den grooten Chan te Avig- non  GESCHIEDENIS. 34? non bij den Paus kwamen met eenen Brief, in welken hij den Paus om zijnen zegen verzocht. Ook werden weder Franciskanen naar China gezonden, die in het jaar 1353 terug gekeerd berigtten, dat de Groote Chan zich met alle zijne onderdanen aan den Paus onderworpen had. Maar, behalve de vernietiging van eenige Christelijke Gemeenten, ondei de Mogollen, werden ook federt het jaar 1369 bijkans alle Christenen, die zich in China bevonden, door de groote Staatsverandering daar voorgevallen, uitgeroeid. De Chinezen verdreven onder hunner Veldheer tschu, de Mogollen en te geljjk alk Christenen uit hun laiid; ook verbood de Chineefche familie Mim, welke toen op den troon kwam, aan alle uitlanders, om in het Rijk te komen. Slecht! eenige weinige Christenen bleven in het Rijk overig en alhoewel urbancjs V, die van dit alles niet! vernomen had, in de jaren 1370 en 1372 nog we der nieuwe Zendelingen naar China zond, zijn dezi waarfchijnlijk niet in dat Rijk aangeland. Kort daarna herftelde de Mogolfche Vorst timur of timurbek , die bij de Europeanen meer met dei naam van tamerlan bekend is, het Rijk van gen giskan weder in vollen luister, doordien hij vai het jaar 1370 tot aan zijnen dood 1405, als Hee van geheel Bukharie ook het grootfte gedeelte vai Azie, daar onder ook lndie, benevens vele Rus ft fche landen veroverde, geenzins ten voordeele de Christenen, fchoon zijn levensbefchrijver achmei ben arabschah in het Latijn arabsiades genoemd door reiske uitgegeven, berigt, dat hij eene bijzon den V boek III Hoofdft. na C. G» Jaar 1073. tot 1517.. i Gods- i dienstvan tjmur of ' TIMUEt1 BEK.  V BOEK III Hoofdft. ca C. G Jaario73 tot 1517, Bekeeringen in het Westen. 343 KERKELIJKE dere neiging tot het Christendom gehad zal hebben. Maar een ander levensbefchrijver van hem scherefeddin ali , in het Fransch vertaald door de la croix, verzekert, dat timur een ijverig Muhammedaan geweest is van de gezindte der Snnnhcn, en een hevig vijand der Christenen en Heidenen. Hij beoorloogde Georgië, en deed den Christen Vorst van Tiflet, hippokrates, door velerhande beweegredenen, het Muhammedaansch geloof aannemen, welk voorbeeld van de meeste inwoners gevolgd werd, terwijl de ftandvastig blijvende Christenen nedergefabeld, hunne huizen verbrand, en hunne Kerken ten gronde gedoopt werden. Op een' anderen tijd liet hij de Christenen, die te Sebaste gevangen werden, voor Haven verkopen. Voorts heeft deze wereld verwoester, (want dat was hij in den eigenlijken zin, ongeacht veelvuldige uitmuntende gaven en hoedanigheden) het Christendom in noord- en mW-Azie niet zoo volkomen uitgeroeid, of 'er zijn Nestoriaanfche en andere Christelijke Gemeenten hier en daar overgebleven. Doch keeren wij terug naar Europa; in dit werelddeel waren in het begin van dit Tijdperk nog rele ongeloovige volken. De Arabieren en Muhammedanen bezaten nog een groot deel van Spanje en iet tegenwoordig Portugal. De Slavifche Natiën, 100 wel langs de Oostzee, als in het binnenfte van Duitschland, tusfchen den Oder en de Elbe; Pruisren, Lijjlanders, Litthauwers, Finnen , en anderen :en Oosten; maar ook verfcheidene Volken in het Moorden van Europa, waren in het begin van dit Tijd-  GESCHIEDENIS. 349 Tijdperk alle nog Heidensch, maar zij werden gedurende hetzelve, meer echter door geweld van wapenen en kruisvaarten, dan door overreding, tot het Christendom bekeerd. De Pommeranen of Pommerfchen, eene Slavifche Natie, die buiten hun land Wenden heetten, bleven tot in het begin der XII le eeuw Heidenen, maar werden het eerst gedeeltelijk door geweld, gedeeltelijk door onderwijs, tot het Christendom bekeerd. Reeds in de Xde eeuw was een gedeelte van hur land cijnsbaar aan den Poolfchen Hertog boleslav. die in het jaar 997 adelberg, Bisfchop van Praag van daar onder de naburige Pruisfen zond, die hem ter dood bragten. boleslav , alle zijne onderdanen van het Heidendom willende bekeeren, ftichtte hei Bisdom van Co/berg, hetwelk echter met den dooc van den eerften Bisfchop reinbert in het jaar 1055 weder te niet ging. Sedert oorloogde hij en zijn* navolgers aanhoudend met de Pommeranen, die nog onafhankelijk waren. In het jaar 1103 dwong bo' leslav III eenen Vorst der Pommeranen wartis law of wratislaw , om hem hulde te doen, ei bragt hem in het jaar 1121 tot volkomene onder werping. Nu reisden eenige Poolfche Bisfchoppen derwaards om het Euangelie te prediken, maar deze werdel door hen ter dood gebragt. Een zelfde lot zot eenen Spaanfchen Monnik ten deel gevallen zijn, in dien niet de Afgodspriester hem het leven behouder en met zijnen Kapellaan en volk op een fchip gebor gen had, zeggende , dat hij den visfchen zijn' Gods diens \ V boek III Hoofdil.' na C. G. jaar 1073. tot I5T7. Van de Porame* ranen. c  V BOEK , III Hoofdft. liaC. G. Jaario73, tot 1517, t t | 1 < ( i t | i \ 35o KERKELIJKE dienst prediken mogt. Dewijl de rijke Pommerfchen zich aan het armelijk voorkomen van den Monnik geërgerd hadden, befloot otto, Bisfchop van Buut berg, zelve tot hen te reizen, met eenen aanzienlijken toeftel en rijke gefchenken, en eene aanbeveling van den Hertog boleslav. Hij werd met alle bereidvaardigheid ontvangen, bekeerde en doopte een aantal Heidenen, en liet eene Kerk bouwen, in welke een Priester de Mis lezen moest; ook werd de Hertog wratislaw zelve gedoopt, die daarbij, onder eenen eed op de overblijffelen der Heiligen, zwoer, dat hij zijne 24 bijwijven zou wegzenden, ;n zich bij zijne ééne echte vrouw zou houden, welk voorbeeld velen van zijne onderdanen volgden. Maar in de ftad Julin liep de Bisfchop gevaar van iet leven, evenwel als hij de inwoners dreigde met iet ongenoegen van den Hertog boleslav , verklaarJen zij, dat zij zich zouden gedragen als die van Stettin , hetwelk de oudfte en aanzienelijkfte ftad van °ommereu was; die van Stettin befloten gezanten an den Hertog te zenden, met belofte van het Chrisendom te zullen aannemen, indien hij hun eenen [uurzamen vrede en vermindering van fchatting toetond. De Hertog bewilligde in hun voorftel, waar ►p zij het Christendom omhelsden. Hunne Tempels 11 Afgodsbeelden werden vernield, en de Bisfchop n het jaar 1125 een' zijner Geestelijken, adelbert, i* Bisfchop van Julin hebbende aangebreid, keerde aar Bamberg terug. Na verloop van vier jaren beocht de Bisfchop zijne Gemeenten in Pommeren op lieuw, verzeld van een aanzienlijk gevolg, en wel 5o  GESCHIEDENIS. 351 50 wagens met gefchenken en graan; Hij vond, in de meeste fteden en ook te Stettin, de inwoners grootendeels weder tot het Heidendom vervallen, echter gelukte het hem, hoewel niet zonder het doorftaan van vele gevaren, door redenen, door gezag, maar ook door hulp van Hertog boleslav en van albert den Beer, eerften Markgraaf van Brandenburg , ja, gelijk men verhaalt , ook door verfcheidene wonderwerken, de afgevallenen weder tot het Christendom terug te brengen. De volkomene bekeering van Stettin haalde hun de vijandfchap der inwoners van het Eiland Rugen (Rkuteni) op den hals; aan dezen was het Euangelie reeds meermalen verkondigd, maar zonder gevolg, otto befioot dan dit werk op zich te nemen, maar als hij op het punt ftond, om derwaarts te reizen, werd hij door eenen dringenden Brief van Keizer lotharius opontboden, om naar B amberg te keeren, en den Keizer tegen zijne vijanden bij te ftaan; hij ftierf te Bamberg , in het jaar 1139, en is naderhand onder de Heiligen geplaatst (*). Het duurde ondertusfchen nog lang, eer de Rugiers het Christendom aannamen. Eindelijk noodzaakte erik emun, Koning van Deenmarken hen, in het jaar 1136, om hem hulde te bewijzen; zij moesten tevens beloven, dat zij zich zouden laten doo- (*) andreae Abb. S. Michael, propc Hamberg, Vila S, Ottonis in ludewig SS. rer. Episcop. Bamberg T. I. p. 460. Anonymi Vita Ottonis in canis. Lectt, Ant. T. Ut P. II. p. 56. V boek III Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. Bekëering der Rugiers.  $53 KERKELIJKE V BOEK III Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517, Bekeering der Wendifche volken. doopen, en Christen Priesters zouden dulden, alleen bedongen zij, dat zij hunnen Afgod svantewith zouden behouden. Zij vielen echter dra weder af, en Paus eugenius III liet in het jaar 1147 vergeefs het kruis tegen hen prediken. Maar in het jaar 1163 veroverde Koning waldemar van Deenmarken, geholpen door absalon, Bisfchop van Rofchild, een werkzaam ijverig man, de hoofdvesting der Rugiers, die zich thans onderwierpen, en hunnen Afgod svantewith overleverden. De krijgszuchtige Bisfchop floot vervolgens met den Koning der Rugiers, terislav, deszelfs broeder jaromar en de voornaamftendes volks het verdrag van onderwerping, en liet hunnen Afgod rugiawith, wiens beeld zeven menfchelijke aanzigten had, en acht zwaarden voerde, en hetwelk zoo verbazend groot was, dat de Bisfchop op deszelfs voet ftaande, met zijne heirbijl naauwelijks de kin kon raken, en nog twee andere Afgoden, porewith en porenut verbranden, en alle gedenkteekenen van Afgoderij uitroeijen. Onder de regering van jaromar in het jaar 1170 werd het Christendom, door deszelfs ijver, volkomen onder de Rugiers gevestigd. hendrik de Leeuw, Hertog van Sakfen en Bei jeren, maakte groote veroveringen in de Wendifche landen der Wagriers, Polakers, Ohotriten en RysJiners, die het hedendaagfche Holftein, Lauwenburg, Mekkelenburg en een deel van Pommeren bewoonden. Door deze veroveringen werd het Christendom in deze oorden weder herlteld, of gevestigd. Reeds voor twee eeuwen was hetzelve daar ingevoerd 5  GESCHIEDENIS. 353 Vöerd, maar door den moord van den Wendifchen Koning godschalk, in het jaar 106G en de uittorting van zijn magtig Rijk, weder te niet gegaan. Ook floten de Wenden zijne beide zonen van de opvolging uit, en verkoren tot hun Opperhoofd den zoon van eenen Rugifchen Prins kruko, die een vijand was van den Christelijken naam. Doch in het jaar 1105 gelukte het den Prins hendrik, zoon van godschalk, zijn vaders Rijk te herftellen, ook begon hij het Christendom weder in te voeren. Kort voor zijn dood, omtrent het jaar nai vergunde bij aan den Premonflratenfer vicelin , deszelfs verzoek, om in zijn gebied Gods woord te mogen prediken. In het jaar n 31 bij den moord van den Koning knut, werd het Wendifche Rijk verdeeld. Onder de Vorsten, die het beheerschten, regeerde witekind te Havelberg, alwaar reeds in de Xde Eeuw een Bisdom was opgerigt; maar als norbert, de Heilige, in het jaar 1127 Aartsbisfchop van Maagdenburg geworden, de Havellers en Leutiniers, duin het Bisdom Havelberg woonden, door knevela rijen drukte, maakten zij eenen opftand, verjoeger of doodden de Christenen en vernielden derzelve Kerken, en rigtten het beeld van hunnen afgod ge rovit weder op. witekind kon hier niets tege. doen, maar moest dit aanzien en dulden. Van hen leest men in de gefchiedenisfen, na het jaar 1131 niet meer; maar in 1133 »*onk Keizer lothariu; de Mark Nederfakfen, aan albert, Graaf vai Ballenftad, die onder den naam van albert de, Beer, en als eerfte Markgraaf van Brandenbuq XV. Deel. Z z0{ V BOE* III Hoofdft. ia C. G f aan 07 3 lot 1517 1 • 1 l l i j> I  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Christendom in Brandenburg. ] 1 1 i ] J < I 354 KERKELIJKE zoo beroemd is geworden. Hij vestigde zich dus ook in het Bisdom Havelberg, hoewel de Bisfchop daar nog geene volkomene veiligheid vond. In Brandenburg of Brennabon, alwaar Keizer otto de Groote ook een Bisdom gefticht had, regeerde om dezen tijd een Heidensch Vorst przebislar of pribislav die den geheelen ondergang der HavelIers beleefde. Te weten, toen in het jaar 1147 de groote Kruistogt door bernhard gepredikt werd, trok een leger Kruisvaarders op tegen de Obotriten en Leutinlers, maar deze volken boden fterken wederftand, en lieten zich eindelijk wel in fchijn doopen, doch als de Kruisvaarders onderling oneens geworden , elk naar huis keerden, vielen zij weder af tot heidendom. Alleen de Havellers namen niet alleen bet Christendom maar ook het Kruis aan en hun Vorst liet zich doopen met den naam hendrik, !h ftelde, toen hij overleed, tot zijnen opvolger in iet Rijk Markgraaf albert aan, opdat zijne onderlanen na zijn dood niet weder tot het Heidendom :erug zouden keeren. Toen deze Vorst in het jaar 1157 overleden was, ïam albert dadelijk bezit van Brandenburg en :ijne overige landen, en dewijl door den oorlog de levolking zeer verminderd was, deed hij volkplaningen van den Rhyn, als ook van Holland, Zeeand en Vlaanderen overkomen, waar van de nanen van eene Landftreek Flaming in het Anhaltche en van de fteden Bruck, Niemek en Kamberg, luidelijk gevormd uit Brugge, Nymegen en Kameik, getuigenis dragen. Het gevolg hier van was, dat  GESCHIEDENIS. 355 dat nu wel de Christelijke Godsdienst de heerfchende werd, maar de oude inwoners door deze nieuwe volkplantelingen onderdrukt, bleven heimelijk hunne oude bijgelovigheden aankleven, te meer daar de dartelheid en wulpsheid der Geestelijken veelvuldige ergernis gaf, daar men Bisfchoppen tegen de Vorsten zag oorlogen, gelijk de Bisfchop gunther van Maagdenburg tegen den Markgraaf otto , dien hij in het jaar 1278 gevangen nam; en ook Bisfchoppen tegen Bisfchoppen, gelijk in het jaar 1239, een Bisfchop van Brandenburg door eenen Bisfchop van Havelberg gevangen werd weggevoerd. Het noordelijk gedeelte der Wendifche landen, door de Obotriten bewoond, werd met meer moeite en later tot het Christendom bekeerd. Na den dood van den Koning knut in het jaar 1131 regeerden in deze landen, die het Mekkelenburgfche, Lauwen-1 lurgfche en een gedeelte van het Holfteinfche bevatten, twee Vorsten prebislav en niklot, die in haat tegen de Christenen eikanderen zochten te overtreffen , en dezelven zeer wreed behandelden. Evenwel waagde het de bovengemelde vicelin aan de bekeering dezer volken te arbeiden. Deze vervolgens beroemd geworden man was te Quernhamale aan de JVezer in het Bisdom Minden geboren, en had op de fchool te Paderborn zich met ijver op de wetenfchappen toegelegd, en muntte tevens uit in Godvruchtigheid, naar de wijze dier tijden, door gebeden aan de Heiligen, onder welken de Heilige nicolaus bijzonder door hem geëerd werd, en door de kastijdingen van zijn ligchaam. Te Parys voltooide hij Z 2 2ij, V BOEK III rloofdrt. ia C. G. 'aario73. ot 1517, WCELIN Dredikt mder de Slaven iet Chrisendom.  V boek lil Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot ,517, 356 KERKELIJKE zijne letteroefeningen. Geloovende, eene roeping re hebben, om de Heidenen te bekeeren, gaf hij zulkS' aan den Aartsbisfchop adelbeut van Hamburg tekennen , die hem met twee andere Geestelijken naar de Slaven zond. Hier betoonde hij zich zeer ijverig, maar met weinig goeden uitflag, hoewel hij onderfteund werd doorliet gezag van Keizer lotharius , door eene Kruisvaart in het jaar 1148, en door hendrik den Leeuw, Hertog van Sakfen, eindelijk echter werd hij Bisfchop van Oldenburg en ftierf itï het jaar 1154. In dat jaar werd door Hertog hendrik ook het Bisdom Ratzebutg gefticht, waar everm'.'d of eberhard, Proost van Maagdenburg Bisfchop werd; het Bisdom van Mekelenburg werd naar Schwerin yerplaatst, terwijl de Wenden nog fteeds van het Christendom afkeerig bleven, en voornamelijk weigerden zich aan het opbrengen der Tienden te onderwerpen. Evenwel werden door den invloed van Hertog hendrik in hun land verfcheidene Kerken gefticht, in Wagrië en in Polaberland» Als in het jaar 1156 de ftad Lubek door een zwaren brand geheel verwoest werd, gaf dit aan Hertog hendrik gelegenheid, om dezelve over te brengen ter plaatfe, waar zij nog ligt, en het Bisdom Aldenburg of Oldenburg derwaarts te verplaatfen, hetwelk dus federt den naam van Lubek kreeg. Nog volharden de Slaven, onder hunnen Vorst niklot in hun Heidensch Bijgeloof, en waren geducht door hunne zeeroverijen, tot dat Hertog hendrik in het jaar 1162 het land geheel overmeesterde, en derwaarts Vlamingen en Duitfchers ter bevolking  GESCHIEDENIS. 357 Icing overbragt; en op deze wijze kreeg eerst het Christendom eenen vasten voet in deze landen, evenwel niet zonder dat 'er nog van tijd tot tijd onrusten en oproeren ontftonden, mettegenftaande fommigen der Predikers van het Christendom door wonderen zullen uitgemunt hebben; doch van hoedanigen aard dezelve veelal waren, daar van moge het volgende wonder getuigen, evermod, Bisfchop van Radze~ burg, die in het jaar 1178 overleed, in eene Kerkrede den Bloedverwant van eenen vermoorden vergeefs gebeden en vermaand hebbende om den Moordenaar vergiffenis te fchenken, trad van den Predikftoel af, en viel hem met Heilige Reliquien in de hand te voet; maar als de man onder de ijsfelijkfte vloeken bleef verklaren, dat hij het hem nooit vergeven zoude, gaf hem de Bisfchop eenige duchtige oorvijgen, waar mede hij den Duivel uit hem verdreef, zoo dat de man op (taande voet beloofde, het den moordenaar te zullen vergeven (*). Toen hendrik. de Leeuw in het jaar 1180 in den oorlog tegen den Keizer zijne Hertogdommen Sakfen en Beyeren verloor, ontnam de Keizer deze Slavifihe landen aan bet gebied der Hertogen van Sakfen, en maakte in het jaar 1182 Lubek tot eene vrije Rijksltad. Zij kwamen vervolgens onder de magt der Koningen van Deenmarken, maar werden in het jaar 1223 weder aan Duitschland gebragt, wan- (*) Dit verhaalt arnold, een Abt te Lubek in zijn vervolg op helmold Chron. Slavor. Libr. II. Cap. 21, pag. 271. Z 3 V boek Hl cloofdft. ia C. G. |aario73. :ot 1517.  V BOEK Hf Hoofdft. na C. G. Jaario73, tot 1517. Toeftand van het Christendom in Zweden, j 1 ] < 2 1 1 c s t£ ii ei C n di M V£ re dc de re; do 35S KERKELIJKE wanneer het Wendifche Rijk geheel te gronde ging. Reeds in Xlde Eeuw was het Christendom in Denemarken en Zweden ingevoerd. Maar het nieuwe Christendom onder hen was zoo gebrekkelijk, dat Heidenfche en Christelijke Bijgeloovigheden onderling vermengd, en de zeden ruw en onbefchaafd waren; zelfs bleef het lang onzeker, welke van de beide' Godsdiensten de overhand zou behouden, hakan, forst van Westergothland en Wermeland, die in iet begin van dit Tijdvak regeerde, kon eene ver-olging der Christenen door de Heidenen niet geleel voorkomen, maar inge, die in het jaar 1075 P den troon kwam te Upfala, gebood, dat alle ijne onderdanen zich zouden laaten doopen, en et den Offertempel te Upfala omverhalen. Doch ter door vertoornde hij zijne onderdanen zoo zeer, at zij hem verdreven, en het Rijk aan zijnen Zwager ven opdroegen, waar uit eene harde vervolging gen de Christenen ontftond; echter gelukte het aan ige , om in het jaar 1079 zijnen Zwager het Rijk 1 te gelijk het leven te ontnemen, en nu werd het hristendom op nieuw gevestigd. Een andere Kong inge, die tot het jaar 1133 regeerde, kreeg » bijnaam van Godvruchtige, omdat hij vlijtig ter Wé ging, Kerken ftichtte en de Geestelijkheid rrijktte; voor zulke milddadigheid, eene Bedevaardze naar Rome of Jeruzalem, en dergelijke boetemngen, werden de fchandelijkfte misdaden door vingeren gezien. Trouwens enkel tusfchen de ja1 "33 tot 1155 zijn drie Koningen van Zweden or hunne eigene onderdanen, aangehitst door Me.  GESCHIEDENIS. 359 Mededingers naar de Kroon, vermoord geworden. sverkir, de derde van dezen, had in bet jaar 1156 den Koning erich of erik, tot zijnen opvolger, die vijf jaren daarna in eenen inval der Deenett het leven verloor, en door de Geestelijkheid terftond voor eenen Heiligen, en eerlang ook voor een' wonderdoener verklaard werd. Hij was over het geheel een goed en dapper Vorst, die de Misfe nog kort voor zijn' dood had bijgewoond, en zich verdienftelijk gemaakt door de uitbreiding van het Christendom, hoewel naar den aard dezer tijden. Hij voerde in zijn Rijk, bijzonder onder de Daliers, die nog meestal Heidenen waren , algemeen de belijdenis van het Christelijk geloof in. Hij dacht, met hetzelfde oogmerk, aan de Lappen en Finnen, die in het uiterfte Noorden woonden. Deze laatften, die nog ontallijke Afgoden aanbaden, befloot erich, door de geestelijkheid aangemoedigd, in het jaar 1157 den oorlog aan te doen, waarin hij door hendrik, Bisfchop van Upfala, een' Engelschan, die zelve de wapenen opvatte, onderfteund werd. Hij overwon hen in eenen bloedigen Veldflag, en dwong de overigen, zich door den Bisfchop hendrik te laten doopen. Ook werd 'er voor hun eene Kerk en een Bisdom gefticht te Rendamecki, welk in het jaar 1300 naar Abo overgebragt werd. Bisfchop hendrik gedroeg zich onder de overwonnenen zoo heerschzuchtig, dat hij met geweld zich meester gemaakt hebbende, van eenen voorraad van fpijze van eenen aanzienlijken man onder de Finnen, door denzelven in het jaar 115S gedood werd. TerZ 4 ftond V boek 111 Hoofdft. naC. G. Jaano73» tot 1517. De Finnen tot het Christendomgebragt.  V BOEK III Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 Vergeeffche poging tot bekeering der Esthen. Bekeering der Lij Sanders. 360 KERKELIJKE ftond werd deze Bisfchop, als een gewaande Martelaar en wonderman geprezen, en door Paus adriaan IV onder de Heiligen geplaatst, en is lang de Befchermheilig der Zweden en Finnen geweest. Ondertusfchen geloofde alexander III in het jaar 1169, dat het noodig ware, dat de Finnen borg fielden en gijzelaars gaven voor hunne getrouwheid in het Christendom. Met de Finnen waren de Esthen naauw verbonden, die het land, nog heden Esthland genoemd, bewoonden. Tegen dezen werd in het jaar 1166 een krijgstogt ondernomen, doch met weinig voordeel, terwijl de Est/anders, vereenigd met Ingermanlanders , Karelïèrs, Kourlanders en Rusfen zich hier over nog in het jaar 1188, wreekten, door eene landing te doen digt bij Stokhohn, en Sigtuna, de grootfte ftad van Zweden, met een Koninklijk flot en vele Kerken, in eenen iteenhoop te veranderen. Gelukkiger flaagde'n in de Xllde Eeuw de pogingen om de Lijflanders te bekeeren. In het midden dier eeuw hadden eenige kooplieden van Bremen daar eenen Koophandel begonnen. Deze gelegenheid zocht meinhard, een oud Augustijnfche Kanunnik van het Klooster Segeberg in Wagrië waar te nemen, om de Li ven of Lijflanders te bekeeren, hoewel zij ijverige Heidenen en Zeeroovers waren, en eene voor hem geheel vreemde taal fpraken. In het jaar 1186 kwam hij te fcheep in Lyfland, en ftichtte fpoedig met goedkeuring van den Rusfifchen Vorst woldemar , of wladimir , aan wien de Liven cijnsbaar waren, eene Kerk, alwaar hij twee hoofden  GESCHIEDENIS. 361 den van huisgezinnen doopte, en als de Littonen of Litthauwers eenen verwoestenden inval in Lyfland deden, iloeg meinhard hem met zijne Liven terug; waarna hij een flot bouwde tot befcherming van het land, zonder zich daar in te laaten ftooren, door den afval van de reeds gedoopte Lijflanders. Ook misleidden hem de inwoners van Holm met eene belofte van het Christendom te zullen aannemen, hoewel fommigen van hen den Doop ontvangen hadden. hartwich, Aartsbisfchop van Hamburg of Breinen, den voortgang van meinhards prediking vernemende, benoemde hem tot Bisfchop in Lyfland', en verkreeg van Paus klemens III. in het jaai nR8, dat dit Bisdom ook aan zijn Aartsbisdom onderworpen werd. Maar de voortgang der bekeerino werd geheel geftremd, daar de Liven de huisgenooten des nieuwen Bisfchops mishandelden, en hem zeiven terug zonden, doch als hij te fcheep zou gaan, vreesden de Liven, dat hij misfchien met eene krijgsmagt terug zou komen, en baden hem te blijven, maar weldra ontdekten zij hunnen onwil tegen hem, waarop door toedoen van den Paus tot eener kruistogt befloten werd; doch ondertusfchen ftieil de Bisfchop meinhard in het jaar 1106. Hem werd bertold , Abt van het Cisftercienfei Klooster Loccum in Nederfakfen ten opvolger gegeven. Deze te Tkeskola, thans Trkul, eene kleine plaats aan de Duna boven Riga en Holm, waai meinhard zijne Kerk gefticht had, gekomen, zochi de besten onder de Heidenen en Christenen aldaar, door eten en drinken en gefchenken te winnen, Z 5 Even V 'lOEI III Hoofdft. na C. G Jaano73 tot 1517  V BOEK III Hoofdft na C. G. Jaar 1073. tot 1517. 1 ( < < < i I 3*52 KERKELIJKE Evenwel wanneer hij een Kerkhof wilde inwijden, wilden zij hem ter dood brengen, maar hij ontvlugtte, en klaagde zijnen toeftand aan den Paus celestinus III, die terftond gereed was, om eene Kruisvaart uit te fchrijven, welke ook onder aanvoering van berthqld tot ftand kwam. Na eenige onderhandelingen kwam het in het jaar 1198 tot eenen algemeenen veldflsg, in welken de Liven geflagen werden; maar berthold werd door zijn paard midden onder de vlugtelingen gevoerd, die hem van het leven beroofden. Evenwel fmeekten 3e overwonnenen om vrede en omtrent 150 lieten zich doopen. Maar terftond na het vertrek van het leger, waschten deze doopelingen, gelijk zij zich rerbeeldden, den Doop en het Christendom in de Duna af, ook verbeeldden zij zich, met een menchengedaante, hetwelk de Kruisvaarders in eenen noom gefneden hadden, den God der Christenen in jee geworpen te hebben; tevens mishandelden zij de >verig gebleven Christenen zoodanig, dat die meer lan 200 Martelaren telden, ook verdreven zij in iet jaar 1199 alle Geestelijken met bedreiging van ie dood. Niettegenftaande zoo veel onheils benoemle de Aartsbisfchop van Bremen nog in het jaar 198 den Domheer van zijne Kerk, albrecht rAN apeldern tot nieuwen Bisfchop van Lyfland, lie in het jaar 1200 met 22 fchepen vol kruisvaarlers naar Lyfland overftak, en, hoewel niet zonder erlies geleden te hebben, eene nieuwe ftad Riga tichtte, om welke met inwoners uit Duitschland te ievolken, hij zelve in het jaar 1201 naar Dultsch. land  GESCHIEDENIS. 363 land keerde, terwijl zijn broeder engelbert, Kanunnik uit het Klooster Nieuwmunster te Riga kwam, en het Christendom in Lyfland verder uitbreidde. In het jaar 1202 ftichtte albrecht eene geestelijke Ridderorde ( Fratres milities Christi, ) die geftadig gereed zouden zijn tot befcherming der Christenen in Lyfland. De Paus bevestigde dezelve en fchonk hun den regel der Tempelheer en; de Ridders zouden op hunnen witten mantel een Kruis en Zwaard dragen en aan den Bisfchop van Lyfland gehoorzamen, Daarom worden zij Zwaardbroeders en hunne Orde de Zwaardorde genoemd, wier eerfte Ordensmeester geweest is vinno, of vino (misfehien winhold,) die ten minste als de eerfte in deze Waardigheid voorkomt. Ondertusfchen was albrecht in het jaar 1202 uit Duitschland met eene vloot vol Kruisvaarders weder in Lyfland terug gekomen, na onderweg eene vloot van Heidenfche Esthen vernield, te hebben. Na zijne komst, te Riga, reisde de Abt dietrich met caupo, een' Koning der Lijflanders naar Ro. me, van waar de Paus aan den Bisfchop eenen La. tijnfehen Bijbel (Bibliotheca') ten gefchenk zond. In het jaar 1203 vond de Bisfchop echter noodig, nieuwe verfterkingen van Kruisvaarders uit Duitschland te halen. Nu werd de oorlog feller voortgezet, tot eindelijk de Liven aan de Duna eenen zoen met den Bisfchop floten. Om hun nu de eerfte gronden van den Christelijken Godsdienst regt zinnelijk te vertoonen, liet de Bisfchop een Profetenljpel (ludus Pro- V DOEK Ut Hoofdft. na C. G. Jaar 107 3, tot 1517- Orde der Zwaardbroeders.  V BOEK lil Hoofdft. na C. G. Jaario73. toe 1517. 364 KERKELIJKE Prophetarum ordinatis/ïmus) of een Bijbelsch Tooneelfpel voor hen houden, en zoo wel aan de nieuw gedoopten als aan de Heidenen door eenen Tolk alles zorgvuldig verklaren. Op deze wijze maakte men hun de gefchiedenisfen van david, gideon en herodes kenbaar. Als gideon met de zijne de vijanden aanvielen, liepen de Heidenfche toekijkers weg, uit vrees van vermoord te zullen worden , zoo dat men hen naauwelijks wist te bedaren. Nog was echter het Christendom in die oorden niet veilig ; de naburige Rusfifche Vorst van Polozk kwam den Heidenfchen Liven te hulp, waar op de vijandelijkheden weder eenen aanvang namen. Ten laatften behielden de Duitfchers de overhand, en de geheele westelijke helft van Lyfland werd Christen 211 gedoopt. Evenwel ging de Bisfchop weder naar Duitschland om nieuwe hulp, welke hij van Keizer filips ontving. Inmiddels was de Orde der Zwaardbroederen in »etal merkelijk toegenomen, en had in deze Lijf'.andfche oorlogen uitgemunt. In het jaar 1206 gaf daarom de Bisfchop op haar verzoek aan de Orde het derde deel van Lyfland, in dit deel bouwden Je Ridders het flot Wenden, het welk hun voorlaamfte zetel werd. In het jaar 1207 bewezen zij Dok dappere diensten bij gelegenheid van eenen in/al der Litthauwers. — Doch, even als in PalesHna gebeurde, toen de Ridders rijker en magtiger werden, ontftond 'er dra vijandfehap tusfchen hen ai de Bisfchoppen van Riga. Evenwel beftreden lij met den Bisfchop in het jaar 1208 de Rusfen, de  GESCHIEDENIS. 365 de Esthen, de Kourlanders en Litthauwers, maar ook de Lyflanders, die gedurig tot het Heidendom wederkeerden , zoo dra de kruisvaarders, gelijk doorgaans jaarlijks gebeurde, hun land verlieten, welke de Bisfchop dan verzelde, om weder nieuwe hulpbenden aan te voeren. In het jaar 1209 deed hij eene reize naar Rome, alwaar de Paus hem met den Grootmeester der Ridderorde verzoende. In hetzelf de jaar trof hij met den Rusftfchen Vorst van Po lozk een verdrag, zoodat de Rusfen hem in het jaai 1210 Lyfland overlieten, en met den Bisfchop vereenigd in het jaar 1211 de Esthen aantastten; mer overwon dezelve, en de Bisfchop benoemde dei Abt dietrich van Dunamunde tot Bisfchop de Esthen. In het jaar 1212 verwekte de Rusflfch Vorst van Polozk nieuwe onlusten, maar werd doo de koenheid van Bisfchop albrecht overreed, on zich met den Bisfchop te verzoenen, en hem zelf geheel Lyfland over te laten. Doch de hebzuch der Zwaardbroeders tergde de Lijflanders tot eenei algemeenen oplland, die echter door den Bisfcho; fpoedig beteugeld werd , maar zijne geestelijk heerschzucht mishaagde aan den Paus, die daaroi duidelijke blijken van genegenheid voor de Zwaarc broeders deed blijken, hetwelk de vijandfchap tus fchen hen en den Bisfchop meer aanvuurde. Ondertusfchen ontbrak 'er nog veel, dat in Esth land eene duurzame Christelijke gemeente geftid zou zijn. In de jaren 1213 en 1214 plunderden e moordden de Zwaardbroeders, de burgers van Riga de Liven en Letten beurtlings in dat land; en i E: V BOER III Hoofdfï. na C. G Jaano73 tot 1517 [ l c l ) 8 1 t 1 9 e  V BOEK II! Hoofdft. na C. G. Jaar f073. «* 'S'7- j ] j i j \ < r i n v v d 8 hi \v d: 366 Kerk el ij ke Esthen weder op hunne beurt in Lyfland. — Ten laatften wendden zich de Bisfchoppen tot waldemar II, Koning van Denemarken om hulp, die in bet jaar tii8 de Esthen dwong om hem fchatting te betalen en zich te laten doopen, waar over echter geen klein verfchil tusfchen de Deenfche en Duit. fche Geestelijken ontftond, die beiden bedoelden, de nieuwbekeerden aan hun regtsgebied te onderwerpen, welk verfchil de Paus honorius III met moei:e befliste, en welke bleef voortduren, tot dat Koïing waldemar door den Graaf van Schverin overvallen en gevangen genomen zijnde, aan de Bisfchop. »en Estland afftond, hetwelk de Bisfchop van Esth. and, die van Riga, en de Zwaard-orde onder zich ir drie gelijke deelen verdeelden. Nadat de Duitfchers in het jaar 1223 Dorpt of Oorpat, eene gewigtige vesting der Esthen hadden eroverd, geraakte dit land allengs in rust, en het :hristendom behield in hetzelve en in eenige nabuige oorden de overhand; ook onderwierpen zich de Zuren of Kourianders tusfchen 1230 en 1233 aan et Christendom gelijk de Semgallers of Semigalliers :eds bevorens gedaan hadden. Ondertusfchen was de toeftand der nieuvvbekeerde )lken aan de Oostzee, die meestal, door geweld in wapenen, rooven en moorden, tot het Christenm gedwongen waren, weinig door het Christen>m verbeterd, alzoo men deze volken, ook na mnen Doop als Lijfeigenen behandelde. Nu werd el een bevel van Keizer frederik II afgevaardigd, it deze nieuwbekeerden van dienstbaarheid omfla- gen,  GESCHIEDENIS. 367 gen, de voorregten der vrije onderdanen van het Roomfche Rijk en den Apostolifchen Stoel zouden genieten; maar hetzelve werd van de Zwaardridders weinig geëerbiedigd, zoodat de Esthen en Letten nog tot in later tijden onder deze dienstbaarheid hebben blijven zuchten. Men had, nog bij het leven van den werkzamen Bisfchop albrecht, die in het jaar 1229 overleed, gewerkt aan eene vereeniging der Zwaardridderen met de Duitfche Ridderorde, waar toe de eerstgemelden te ligter kwamen, nadat in het jaar 1236 hun Grootmeester volquin met 50 Ridders en eenige duizenden kruisvaarders in eenen veldflag tegen de Litthauwers gefneuveld was. De vereeniging kwam in het jaar 1237 tot ftand en werd door den Paus bevestigd. De Duitfche Ridderorde dus verfterkt, leide zich uu toe, om de nog Heidenfche Pruisfen door de ! wapenen tot het Christelijk geloof te bekeeren. De \ onderneming om aan hun het Euangelie te prediken had in de Xde eeuw aan albert , Bisfchop van Praag, het leven gekost, welk lot ook den Monnik bruno in het jaar 1008 te beurt viel. In de Xlde en Xllde eeuw had meer dan eene Koning van Polen insgelijks pogingen aangewend, om de Pruisfen onder te brengen en hun het Christendom tevens op te dringen; doch allen zonder bevestigd gevolg. Gelukkiger fcheen in het jaar 1207 een Poolfche Abt godfried met eenen Monnik filip te zullen Hagen, die over den Weichfel, welke de Heidenfche Pruisfen van de Poolfche Christenen feheidde, V BOEK III Hoofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517. Zwaard- ïdders /ereenigd net de Duitfche Elidders. 3ekeeing der 'ruisfen !oor de Duitfche lidders.  V BOEK III Hoofdft. na C. G Jaar 1073 xot 1517. 368 K E R K E L IJ K E gegaan zijnde, het Euangelie onder hen predikte, waar bij zich nog andere Monniken, alle van de Cistercienfer orde voegden, onder welken zekere christiaan uitmuntte, die ook door den Paus innocentius III tot Bisfchop der Pruisfen werd aangefteld. Dus ging het bekeeringswerk eenigen tijd voorfpoedig, maar als de naburige Hertogen van Polen en Pommeren de nieuwbekeerden tot hunne onderdanen wilden maken, Honden de Pruisfen op, en vermoordden de Christenen onder hen of maakten die tot Slaven, en verwoestten de Provintien Culm en Mafovie op de wreedfte wijze. In dezen nood werd de Hertog door den Bisfchop geraden even zulke Ridderorde op te rigten, als die der Zwaardbroeders in Lyfland, welke men meent, dat ook tot ftand kwam, terwijl een leger kruisvaarders in het jaar 1220 de landftreek van Culm veroverde, welke echter bij het vertrek van het leger den Pruisfen weder in handen viel. Thans befloot koenraad, Hertog van Mafovie, op raad van hendrik, Hertog van Breslau, de Duitfche Ridders, wier Grootmeester thans was herman van Salza, te hulp te roepen, aan welke hij in het jaar 1228 alles afHond wat hij in het Culm fche bezat, benevens andere voordeden, al hetwelk door den Paus in het jaar 1231 werd goedgekeurd. De Ridders oorloogden voorfpoedig, en leiden verfcheidene vestingen in de landen der Pruisfen aan; evenwel weerden zich de Pruisfen zoo hardnekkig, dat de oorlog reeds tien jaren geduurd had, eer de Ridders het Christendom onder hen hadden kunnen vestigen; maar nu kre-  GESCHIEDENIS. 3f'9 kregen de Ridders verfchil met christiaan en svantepolk, Hertog van Pommeren, tegen wien zelfs het kruis gepredikt werd, waar uit een felle krijg ontftond, die eerst in het jaar 1248 eindigde, en in het volgende jaar floten de Ridders ook eenen voordeeligen vrede met de Pruisfen; welk land, fchoon nog niet geheel veroverd , door Paus innocentius IV in vier Bisdommen verdeeld werd. Om de nog overige Pruisfen te bedwingen, rukte een leger kruisvaarders, van meer dan 60,000 man, onder anderen aangevoerd door ottokar, Koning van Bohemen, in hun land, die hetzelve zoo deerlijk liet verwoesten, dat de inwoners zich genoodzaakt zagen te bukken, en het geloof, dat hun dus nadrukkelijk met wapenen gepredikt werd, aan te nemen. Op raad van dezen Koning werd wedei eene vesting gebouwd op eenen berg van het nieuw veroverde land, aan welke vesting, die in het jaai 1255 voltooid werd, ter eere des Konings de naam Kunningsherg, het hedendaagfche Koningsbergen ge geven werd. Nog boden eenige Pruis/ifche Stammen tegenftand, en als de Duitfche Ridders in het jaar 126c eene groote nederlaag van de Litthauwers geleder hadden, werden de nieuwbekeerde Pruisfen genoegzaam eenparig oproerig, zoodat de Orde volle 25 jaren alle hare krachten moest infpannen, om hen weder tot onderdanigheid te brengen, welk oogmerk zij eindelijk in het jaar 1283, na eenen oorlog van 53 jaren, bereikte. De Sudauers, wier land aan Litthauwen grensde, boden het langst wederftand, ja velen van hen vlugtten liever het land uil XV. Deel. Aa toi V boer lil Hoofdlt. na C. G. Jaano73. tot 1517. Geheele bekering der Pruisfen.  V BOEK iH Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517 Bekering der Lithauwers. ] 1 < 1 j < ( ( ( c l 1 c X ii e ó 370 KERKELIJKE tot de Lltthauwcrs, dan dat zij zich wilden over. geven. Litthauwen, eigenlijk Littuwa, of Littuba, was tot hier toe nog bij het Heidendom gebleven ; allengs was deze ftaat van zeer middelmatig tot eene aanzienlijke magt toegenomen; federt het jaar 1381 was jajiel of jagello , Grootvorst van Litthauwen. Als na den dood van lodewyk, Koning van Polen en Hongaryen, deszelfs Dochter hedvvig Koiingin van Polen was geworden, bood jagello aan, ndien hij baar ter Gemalin mogt bekomen en Kolirig van Polen kon worden, met zijn geheele Volk let Christendom te zullen omhelzen, en den Polen 'ele voorregten te zullen fchenken. De vooiflag verd aangenomen, en in het jaar 1386 voltrokken, n jagello, wiens Moeder reeds Christen was, verd met den naam wladislav II gedoopt. Moeilijker viel het den Koning, om zijne Litthauwers ijn voorbeeld te doen volgen, waar toe hij hun op men Rijksdag te Pitna een voorftel deed, hetwelk Ie Adel aannam, terwijl de Poolfche Aartsbisfchop !en Afgodstempel op her (lot, in welken ter eere an den Afgod perkun een altijddurend vuur brande, tot eene Kerk aan den Heil. stanislav inwijde. Doch het grootfte deel der Natie bleef aan den dgodsdienst gehecht, zij duldde het echter, dat unne Tempels en Altaren gefloopt, hunne bosfehen mgehöuwen , de (langen , die zij als Huisgoden ereerden, gedood werden, en toen zij zagen, dat unne Goden zich niet verdedigden, verklaarden zij indelijk gewillig, dat zij Christenen wilden woren. Vermits de Poolfche Geestelijken de taal des lands  GESCHIEDENIS. 371 lands weinig kundig waren, reisde de Koning zelve rond, en leerde zijne Boeren het Onze Vader en de Apostolifche Geloofsbelijdenis; eene belofte, dat elk, die zich zou laten doopen, een' witten wollen rok zou ontvangen, bragt zulk een toeloop te wege, dat 'er in heel korten tijd 30,000 gedoopt werden. De Samogiten, niet te verwarren met de Samofeden, eene tot heden toe nog onbefchaafde Natie, in het Noorden van Rus/and, maar de inwoners van Samogitia, volgden het voorbeeld vai> hunnen Grootvorst en van de Litthauwers; hoewel 'er nog tot in het midden der XVde eeuw overblijffelen van het Heidensch Bijgeloof bij de eenen en anderen gevonden werden. Dus was het geheel Noordelijk deel van Europa Christen geworden, uitgezonderd eenige weinige onbefchaafde ftammen in het diepe Noorden , onder welken ook de Lappen of Laplanders waren, welke de Zweden reeds in de Xllde eeuw vergeefs onder hun gebied hadden zoeken te brengen, dit gebeurde eerst in het jaar 1279, wanneer de Birke-kerl, óf kooplieden, die zich bij de Havens van WestBothnien hadden gevestigd, de Lappen overreedden , om de oppermagt der Zweden te erkennen. Omtrent het jaar 1335 gelukte het den Aartsbisfchop van Upfala tot aan Torne in Lapland te komen, alwaar hij een aantal Lappen en Finnen doopte, doch meer kon hij niet verrigten. Tot in de XVIde eeuw beltond hun geheele Christendom in den Kinderdoop, en de inzegening der Geestelijkheid op Feestdagen. Nog was 'er in de XlIIde en het begin der XlVde eeuw eene Heidenfche Natie, de Aa 2 Ku- V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Christenlom onder de Lappen DfLaplandersenz.  V BOEK lil Hoofdft, na C. C Jaar 107; tot 151; Uitbrei- ding van het Chrii ter.dom door de krolsvaa der* in Spanje e Portugal 373 KERKELIJKE Kumanen, die met de Hongaren een' zelfden oorfprong had, doch die, welke zich in Hongaryen nederfloegen, werden allen befebaafd en Christenen ; • en als de overigen, die in Moldavië woonden, in !* het jaar 1340 de Zendelingen van de Orde der Franciskanen onder hen hadden omgebragt, trok lodewyk, Koning van Hongaryen, met eene krijgsmagt tegen hen op, en noodzaakte 200,000 van hen, om zich te laten doopen en onderdanen der Roomfche. Kerk te worden, welke echter naderhand grootendeels tot de Griekfche Kerk overgingen. Niet alleen werden in deze eeuwen kruistogten naar Palestina en andere naar het Noorden van Europa ondernomen, maar ook meer dan eene tegen de Arabieren in Spanje en Portugal, tegen welke " gedurige oorlogen gevoerd werden, en wier magt n zigtbaar verminderde. Als in het jaar 1147 eene ' ontallijke menigte menfchen den tweeden grooten kruistogt ondernamen , zeilde een deel Duitfche kruisvaarders van Keulen en andere aan den Rhyn gelegene fteden, den Wezer af naar Engeland, waar zij zich met de Engelfchen en Vlamingen vereenigden en verder zeilden; door tegenwind verhinderd, liepen zij de Haven van Lisfabon in, welke ftad toen juist door alfonsus, Koning van Portugal, belegerd was. Aan land geftapt, deden zij eerst eene bedevaart naar St. Jago van Compoftella; vervolgens lieten zij zich door alfonsus overreden, om hem bij te ftaan tegen diezelfde ongeloovigen; die zij in Palestina vinden zouden; op deze wijze werd Lisfabon nog in datzelfde jaar veroverd. Omtrent op dezelfde wijze kwam eene vloot kruisvaarders,  GESCHIEDENIS. 37? Cl h< m fc ve in 375 KERKELIJKE en onmenfchelijk jegens de weerelooze Indianen, dat daar van geene voorbeelden in eenige gefchiedenis voorkomen, zij maakten hen niet alleen tot hunne onderdanen en flaven, maar gebruikten hen als lastbeesten; en persten hun door mishandelingen en pijnigingen goud en andere kostbaarheden des lands af, terwijl zij de genen, die wederftand boden, of hunne vrijheid en menfchenregten zochten te befchermen, als oproermakers ter dood bragten, door alle welke mishandelingen binnen weinige jaren millioenen van deze onnoozele lieden de flachtoffers dezer onmenfchelijke barbaarsheden werden. Geen wonter, dat een Cazike, of Vorst op het eiland Kuha, dien de Spanjaarden in het jaar 1511 veroorieelden om levende verbrand te worden, omdat hij roor zijne vrijheid geftreden had, als hem een Fran■iskaan, daar hij reeds op den brandftapel ftond, -ermaande een Christen te worden, opdat hij de ■reugde des hemels mogt genieten, en de pijnigingen er helle ontgaan, na aan den Monnik gevraagd te ebben: Of de Spanjaarden dan ook in den hemel vvamen? op deszelfs verzekering, dat deze, bijzoner de godvruchtigen onder hen, gewis in den hemel wamen , hernam: „ Nu . dan wil ik liever ter helle tren, dan op eene plaats zijn, waar ik zulke reedaards zou moeten aantreffen." Men leest dit 1 andere bijzonderheden van de ontmenschte wreedid der Spanjaarden in het werk van bartholoeus de las casas: Omftandige en waarachtige beïrijving der Indien, hoe die van de Spanjaarden roverd en verwoest zijn geworden; welk werk eerst xiSpaamch inAto is uitgegeven door dezen Spaan- fchen  GESCHIEDENIS. 377 fchen Bisfchop in het jaar 1552, en vervolgens in het Latyn en in verfcheidene hedendaagfche talen is overgezet, ook in het Nederduitsch. Een werk, hetwelk alle blijken van echtheid met zich voert, en over het geheel door andere Spaanfche Gefchiedfchrijvers bevestigd wordt. Ondertusfchen moet men tot lof van fommige Geestelijken en Zendelingen, bijzonder onder de Dominikanen, erkennen, dat zij niet alleen deze barbaarfche handelwijze afgekeurd, maar er zich ook ten fterkften tegen verzet hebben. Voornamelijk predikte in het jaar 1511 de Pater montesino in de hoofdkerk te San Domingo tegen dezelve met vuuren welfprekendheid, hij werd deswegens bij zijne Orde aangeklaagd, maar deze hielden hem de hand boven het hoofd tegen de Franciskanen; doch hunne menschüevende pogingen waren niet in ftaat, om de ongelukkige Indianen van Slavernij te bevrijden, zelfs verklaarde Koning ferdinand in het jaar 1513, dat hij, na behoorlijke overweging, gevonden had, dat deze Slavernij naar Goddelijke en menfchelijke regten kon geregtvaardigd worden, alzoo zij anders onmogelijk tot het Christendom gebragt konden worden; hij de Koning en zijn Raad namen derhalven dezelve op hun geweten, en alle geestelijken hadden zich te wachten, van daar tegen te prediken. Evenwel gebood de Koning, dat men de Indianen zachter behandelen zoude. De Dominikanen verlieten hier op grootendeels het eiland San Domingo, terwijl de genen, die bleven, voortgingen, tegen deze Slavernij te prediken. isartholomeus de las casas, een Spaanfche Aa 5 gees- V BOEK lil Hoofdft. tiaC. G. f aan 073. tot 1517. Pogingen van de lascasas ten voordeele der Indianen.  V BOEK III Hoofdft. na C. G jaar 1073. tot 1517. j 1 1 1 ] \ ] .< ] | t 37S KERKELIJKE geestelijke, die mee kolumbus, op deszelfs tweefe reize, te Hispaniola of San Domingo gekomen was, trok zich inzonderheid het lot der Indianen aan, en reisde zelfs in het jaar 1516 weder naar Spanje, om aan het Hof van ferdinand tot hunne bevrijding te arbeiden; maar deze Vorst in dat zelfde jaar overleden zijnde, nam de Regent van Spanje ximenes, zijne klagten aan en zond las casas terug naar Amerika, om menschlievender fchikkingen te maken. Doch de eigenaars der Slaven boden hem zoo hevigen tegenftand, dat hij gevaar van het leven liep, en in een Klooster moest vlugten. Hij jeerde in het jaar 1517 weder naar Europa, alwaar le nieuwe Koning van Spanje, karel, de regering ïanvaard had. Bij deszelfs Nederlandfche Staatslienaren vond de las casas zoo veel ingang, dat ie vrijheid der Indianen dadelijk befloten werd, naar daartegen werd vastgefteld, Slaven in de Porugeefche bezittingen in Afrika te koopen, en die laar Amerika over te voeren, welke fterker bevonlen werden van ligchaamsgeftel tot den arbeid, voor.1 in de mijnen, dan de zwakkere Amerikanen. Hier üt ontftond de Slavenhandel, die, tot fchande van iet menschdom, nog tot in onze tijden gedreven vordt, en welke aan Millioenen Afrikanen de vrijleid en het leven gekost heeft, de las casas onlernam, ver van de Spanjaarden, op het vaste and van Amerika eene Volkplanting van Indianen an te leggen, maar deze onderneming mislukte zoo ;eheellijk, dat hij allen moed verloor en zich in een Oomiuikaner Klooster te Domingo begaf. Onderusfehen moesten alle Indianen, onder de Spaanfche ge-  GESCHIEDENIS. 3?9 gehoorzaamheid, Christenen worden, terwijl 'er door ftrenge dwangmiddelen gezorgd werd, dat zij daarbij blijven moesten. Nog werd 'er onder de regering van ferdinand en izabella, eene Bekeering tot ftand gebragt, door oorlog en geweldige middelen, de bekeering namelijk der Moren of Arabieren in Spanje. Deze hadden, van alle hunne voorgaande veroveringen in dat land, alleen nog de ftad Gonada overig; deze werd in het jaar 1492, het jaar der ontdekking van Amerika, door ferdinand, bij verdrag ingenomen, onder beding, dat de Moren hunne vrije Godsdienstoefeningen en regten zouden behouden. Deze ftad was de laatfte toevlugt der Moren geweest, van welken men rekende, dat 'er zich nog ten minsten twee Millioenen in Spanje bevonden, ook hadden afgevallene Christenen derwaarts de wijk genomen, van welken men in de ftad Granada alleen wel 50,000 telde, en door geheel Spanje omtrent 500,000 Moren van Christelijke afkomst. Na de verovering der ftad werd het werk der bekeering var deze en genen ondernomen, en door den Koning er Koningin opgedragen aan franciscus ximenes de cisneros, Aartsbisfchop van Toledo, en men be floot, dat de Muhammedanen in het Koningriji Granada het Christendom aannemen of het land zou den moeten ruimen. ximenes ovcleide met dei Aartsbisfchop van Granada, om eerst de Priester; door zachtheid en gefchenken te bewegen tot he Christendom; dit gelukte vrij wel, zoodat eenipi duizenden zich lieten doopen. Maar vele anderei bleven ongezind, en merkten dit gedrag veeleer aai aL v BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Bekeering der Mooren in Spanje. : t  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1s1 7. 380 KERKELIJKE als een verbreken van de voorwar.rde der overgave, de vrijheid van Godsdienst. Doch dezen werden als Oproermakers behandeld. Onder hen was een aanzienlijk man zegri genoemd, welken ximenes aan zijnen Kapellaan pieter van Leon in bewaring gaf, om hem, op welke wijze ook, te bekeeren, die hem ook, na vergeefs den weg van vleijen en gefchenken beproefd te hebben, zoo ftreng behandelde, dat zegri bezweek en het Christendom aannam. Zoo ijverig was de bekeeringszucht van ximenes, dat hij, die anders een beminnaar en voorftander der wetenfchappen was, 1 thans alle affchriften van den Koran en andere boeken der Arabieren van Godsdienftigen inhoud, wel ten getale van 5,000, openlijk liet verbranden. Alleen behield hij de werken over de geneeskunde, welke hij naderhand aan de Hooge School te Alkala de Henares, Complutum, door hem in het jaar 1509 gefticht, vereerde. Zijne ftrengheid bragt dra een Oproer te weeg, waarbij in de groote voorftad van Granada, Albaizen, twee Christenen uit het gevolg van den Aartsbisfchop bet leven verloren; maar nu werd den in. gezetenen dier voorftad flechts de keuze gelaten van den dood of den doop; welken laatften de meesten verkozen. Nu gebood de Aartsbisfchop talavera, dat men deze nieuwgedoopten in den Christelijken Godsdienst zou onderwijzen, en ten dien einde fommige afdeelingen der H. Schrift, en andere in het Arabisch zou vertalen; maar ximenes beweerde, dat men de H. Schrift niet aan de verachting der nieuwbekeerden moest blootftellen, dat men hun eerst het Christendom geliefd moest maken ,  GESCHIEDENIS. 3S1 ken, en dan eerst hen in hetzelve onderwijzen moest. Zeker eene zeldzame handelwijze! Ook konden wel katechismen, gebeden, bevattelijke verklaringen van het geloof enz. in de Arabifche taal overgebragt worden, maar den Bijbel moest men in die drie talen laten, in welken het opfcbrift boven jezus kruis bevat was. En dit gevoelen kreeg ook de overhand. Naderhand hebben de Moren van tijd tot tijd opftand verwekt, waar van het gevolg telkens was, dat de overwonnenen tot het Christen dom gedwongen werden, tot dat eindelijk ondei de regering van filips II al de Moren uit Span}. verdreven werden. Den toeftand der Joden, van welken wij than nog kortelijk moeten fpreken, leeren wij, ten aan zien van de Oosterfche Joden in het begin vai dit Tijdvak, best kennen uit de Reisbefchrijvin van den vermaarden Jood benjamin van Tude/a in het jaar 1160 en volgende, in welke befchrr ving wel vele vergrootingen en beuzelingen voorkc men, maar welke over het geheel echt en nat waarheid is; als ook uit de Reisbefchrijving va zijnen tijdgenoot petachias. — In het Weste was in het begin van dit Tijdvak hun toeftand dr; gelijk , voornamelijk in Duitschland , alwaar z zelfs in grooten aantal waren, en in de voornaamf fteden aanzienelijke Sijnagogen en Scholen haddei Maar op het einde der Xlde en in de volgent eeuw was de bijgeloovige ijver der kruisvaarders hi bijna doodelijk. De ongeregelde hoopen volks, d naar Palestina trokken, vermoordden duizenden v: Joelen in het doortrekken, en plunderden en beroc di V BOEK III Hoofdft. na C. G' Jaari.073. tot 1517. ; Toeftand _ der[oden ' in het 1 Oosten. r » t n i n l« ij :e 1. !e n ie n fn  V BOEK III Hoofdft. nsC. G, Jaar 1073. 1517. 1 < 1 i * 1 1 I v v t< d h f( E v 3S2 KERKELIJKE den hen. Evenwel verleenden verfcheidene Vorsten hun brieven van vrijwaring, en namen hen in hunne befcherming, onder anderen de Keizer frederik H en anderen; ook fchreef de vermaarde bernhard, Abt van Clarivaux, ten hunnen behoeve, aan de Geestelijkheid van Duitschland. Niet min' der vonden de Joden voorfpraak en befcherming bij verfcheidene Pausfen. De wreedheden tegen de Joden geoefend, wer« den veelal bewimpeld en verfchoond, door de berchuldigingen, welke men tegen hen inbragt, dat zij liet alleen den Christen Godsdienst fmaadden, maar ïich ook aan moorden, bijzonder van Christen kinleren fchuWig maakten, die zij op hun Paaschfeest Rillen gekruist hebben, waar van verfcheidene voorbelden bij de Schrijvers van dien tijd voorkomen, ioch welke g.ene genoegzame zekerheid hebben, en egen welke tot ontfchuldiging der Joden veel'kan ngebragt worden. In het jaar 117a verdreef de Koning van Frank* yk filips augustus de Joden uit Frankryk, /aar zij, door hunnen woeker groote rijkdommen erzameld hadden; een zelfde bevel gaf lodewyk £ toen hij zich in het jaar 1252 in Palestina be□nd; ook maakten Pausfen en Kerkvergaderingen :rfcheidene bepalingen, welke de Joden of drukn of befchimpten, onder anderen werd bevolen, it de Joden zich door een uiterlijk teeken aan unne kleederen van de Christenen zouden onderbeiden. In de XHIde eeuw werden hun hunne oeken, inzonderheid de Talmud, ontnomen; geen onder, dat men in deze tijden weinige voorbeelden  GESCHIEDENIS. 3S3 den vindt van Joden, die zich tot het Christendom bekeerden, daar hun haat en afkeer van hetzelve veeleer moest toenemen. 'Er werden wel boeken gefchreven door Christenen, om de Joden te wederleggen en te overtuigen, voornamelijk verdient hier gemeld te worden het Boek van raymund martini in de XlIIde eeuw, hetwelk hij den naam gaf van Pugio fidei, en in hetwelk hij de Muhammedanen en Joden tevens wederlegt; maar zij deden weinig werking, even min als de gefprekken, welke hier endaar tusfchen Joodfche en Christen Leeraars gehouden werden. Dus waren eigenlijke bekeeringen der Joden, ten dezen tijde, eene zeldzaamheid, want dat velen derzelven, om het doodsgevaar te ontkomen, zich lieten doopen, of dat, gelijk men verhaalt, in het jaar 1295 in Kastilie gebeurd te zijn, vele Joden het Christendom hebben aangenomen , omdat hunne mantels op eenmaal met een verbazend getal witte kruifen bedekt waren, of dat 'ef in Londen in de XlIIde eeuw een door den Koning gefticht huis geweest zij, waar in bekeerde Joden woonden, kan enkel dienen, om aan te wijzen, wat men, in deze tijden, door hekeeren verftond. Wij hebben echter ebn verhaal van eenen bekeerden Jood , judas genoemd, en te Keulen geboren, die bij den Doop den naam van herman ontving, en zelve een verhaal van zijne bekeering gefchreven heeft, welk verhaal vol biigeloovigheid en dweeperij, gedrukt is achter de Pugio fidei van martini , door carpzovius uitgegeven. Des te minder was 'er reden, om eene ware rede- V BOEK III hoofdft. ia C. G. aar 1073. ot 1517. schriften jra de Joden te bekeeren.  V BOEK III Hoofdft. na C. G. Jaarj.073 tot 1517. 1 1 t 1 1 : 3^4 KERKELIJKE dslijke bekeering der Joden ten dezen tijde te verwachten, daar zij aanzienelijke geleerden onder hunne Natie hadden, die tegen de Leeraren van het Christendom van dezen tijd opwogen. Trouwens hoe zeer deze Natie verftrooid en verdrukt was, en hunne voormalige vermaarde Scholen te Sora, Pum* bedhha en elders te niet waren gegaan, zij hadden weder op andere plaatfen nieuwe gefticht, onder welke de School te Lunel in Frankryk, niet ver van Eourdeaux in de Xllde eeuw zeer vermaard was, gelijk ook die te Kahira of Kairo, gefticht door maimonides. Onder hunne geleerden zijn voornamelijk beroemd geworden, Rabbi aben ezra, tie in de Xllde eeuw geleefd en tot een tijdgenoot gehad heeft R. david kimchi, die tot in de XlIIde :euw leefde, R. salomo izaak, gemeenelijk raschi genoemd; maar de grootfte van hunne Leeraren en Geleerden was R. mozes ben maimon, bekender net den naam maimonides , of bij de Joden bij vertoning rambam, die in het jaar 1131 te Kordua ter vcreld kwam, en in de H. Schriften, en in de Godgeleerdheid onder de Joden niet ligtelijk iemand boren hem gehad heeft. In de XVde eeuw maakte dch R. izaak abarbanel , te Lisfabon in het jaar [437 geboren, vermaard door zijne Schriften. Zoo Ira de Drukkunst in de XVde eeuw was uitgevonlen, beijverden ook de Joden zich, om den He>reeuwfchen Bijbel, hunnen Talmud en andere Boeien in druk uit te geven; hun Boekdrukker abraham ben chajim leverde te Soncino in het jaar 1488 iet eerst eenen druk van het geheele Oude Testanent in Folio. Ook fchreven reeds in de XlVde eeuw  GESCHIEDENIS. 38; eeuw hunne Geleerden opzettelijke itrijdfchriften tegen de Christenen, bijzonder jom tob lipman , Schrijver in het jaar 1399 van een boek tegen de Christenen, het welk hij het Boek der overwinning noemde, en hetwelk bij de Joden in groote achting is. — Ook in deze eeuwen heeft men de Joden zware befchuldigingen van moord en mishandeling der Christenen te last gelegd, doch hetgene zij van de Christenen dulden moesten, was ook van dien aard, dat Egtehjk bij hen de haat en wraak tot buitenfporigheden konden overflaan; uit Frankryk werden zij verfcheidene malen verjaagd, en hunne goederen verbeurd verklaard; in Duitschland werden zij in de XlVde eeuw in menigte vermoord. Een vreesfelijke pest, welke in het jaar 1348 in Duitschland en andere landen van Europa woedde, werd aan de Joden toegefchreven, die dezelve door het vergiftigen der bronnen en rivieren zouden veroorzaakt hebben ; en zulk een ongerijmd verdichtfel vond bij het ligtgeloovig volk ingang genoeg, om de Joden allerwegen te vervolgen en te vermoorden. Zelfs nog in de XVde eeuw werden de oude befchuldigingen vernieuwd, dat de Joden Christen kinderen, inzonderheid op hun Paaschfeest, kruifigden en ter dood bragten. Doch de hardde flag trof hen in Spanje, in welk land zij, eeuwen lang, onder de Arabifche Heerfchappij voornamelijk, talrijk en vermogend geweest waren. Niet alleen dat 'er in de XlIIde en het begin der XtVde eeuw verfcheidene oproeren tegen de Joden verwekt werden, maar in het jaar 1492 gaven de Koningen ferdinand en izabella , kort na de bemagtiging van Granada, een bevel, XV. Deel, Bb dat V BOEK lu. Eloofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517.  V BOER III Hoofdft. na C. G. Jaar 1073, tot 1517. 386 K E R K E L IJ K E dat alle Joden binnen den' tijd van vier maanden Spanje moesten verlaten; op welk bevel de Joden, meer dan 170,000 in getal, naar Portugal, Frankryk, Italië en Afrika weken; aan 83,000 van hen gaf de Koning van Portugal, jan II verlof, om in zijn rijk te komen, onder voorwaarden, van voor elk hoofd acht dukaten te betalen, en binnen een' bepaalden tijd het rijk weder te verlaten, of anders ilaveq te zullen zijn; hij had hun beloofd, tot hun vertrek behulpzaam te zullen wezen, maar de Joden werden van de Portugeefche kooplieden en (chippers zoo mishandeld, dat een groot deel in het rijk blijven moest, die toen tot lijfeigenen gemaakt werden. 'sKonings opvolger emanuel ftelde dezen echter in het jaar 1495 weder in vrijheid; maar veranderde in het jaar 1496, op aanfporing van ferdinand en izabella, weder geheel van gezindheid jegens dit ongelukkig volk: en beval toen, dat alle Joden, mannen en vrouwen, die zich niet wilden laten doopen, binnen eenen bepaalden tijd, het rijk zouden moeten verlaten, of lijfeigenen worden. Zelfs handelde de Koning nog verraderlijk met hen, door te bevelen, dat hunne zonen, die niet boven de 14 jaren oud waren, hun ontnomen en gedoopt zouden worden, hetwelk de Joden in de uiterfte wanhoop ftortte; voorts werd het verlof, hun tot hun vertrek gegeven, van tijd tot tijd uitgefteld, en eindelijk, in plaats van drie havens, alleen Lisfabon aangewezen, om fcheep te mogen gaan; welk een en ander oorzaak was, dat velen, te laat komende, binnen den bepaalden tijd niet' vertrekken konden, en dus genoodzaakt waren, wilden zij geene ilaven we-  GESCHIEDENIS. ■ 387 wezen, den doop aan te nemen, waar op zij hunne kinderen wederkregen, en zelfs van den Koning rijkelijke gefcbenken ontvingen. Men kan ondertusfchen ligt denken, wat 'er van de echtheid hunner bekeering ware; ook bleven de nakomelingen van deze bekeerde Joden bij de Portugeezen (leeds in verachting, en werden van de oorfpronkelijke Portugeezen met den naam van nieuwe Christenen fteeds onderfcheiden, tot dat Koning jozef I in het jaai 1773 dit onderfcheid afgefchaft en verboden heeft. Men verhaalt nog wel andere bekeeringen der Joden , die niet door geweld zouden te wege gebragi zijn, maar welke evenwel weinig geloofbaar zijn. omdat zij .aan wonderwerken worden toegefchreven. welke alles behalve de kenmerken van echte wonder werken hebben. Zoo zullen in het jaar 1515, 12c Joden te Guadalajara in Spanje op ééns Christener .zijn geworden, nadat zij, als ook de Christenen diei ftad, een fneeuw-wït kruïo nan den hemel gezien had' den, hetwelk na eene predikatie van een' Franciska ner Monnik over het Avondmaal verfchenen was De beroemde Heilige en wonderdoener de Dominika ner vincentius ferrier , bekeerde, met hulpe vai den Heiligen Reus, den grooten christoffel, we 35,000 Joden tot het Christendom; een Franciska ner Monnik zal te Brescia een Christen jongen, dii van een' Jood vermoord was, weder levend hebber gemaakt, waar door deze moordenaar met zijn' zooi tot het Christendom bekeerd werd. Van meer belang was het, dat men nu en dar eenige godsdienftige gefprekken met de Joden hield. om hen van de waarheid van het Christendom t< B b 2 over V BOEK III Hoofdft. na C. G, jaario73. tot 1517. 1 i :  V BOEK iii Haofdlt. na C. G, Jaar 1073. tot 1517. I i < ( < ! ( 1 Einde van het Vijftiende Deel. 3S8 KERKELIJKE GESCHIEDENIS. ' overtuigen, fchoon dezelve doorgaans zonder uitwerking bleven. Dus werd in het jaar 1413 een gefprek gehouden, in tegenwoordigheid van den Paus benedictus XII te Gironna in Katalonie, tusfchen hieronyxMüs a sancta fide, en bertrand, beide gedoopte Joden, met eenige voorname Joodfche Leeraren, waarvan de gemelde hieronymus een berigt gegeven heeft in een werk door hem Hebneomastix genoemd, hetwelk te Frankfort aan den Main in het jaar 1602 gedrukt is, maar waar tegen de Joden twee andere Boeken gefchreven hebben. Voorts zijn 'er in het laatfte der XVde eeuw nog eenige Schriften tegen de Joden in druk verfchenen, bij voorbeeld, van petrus niger of schwartz, eenen Dominikaner in Duitschland, van eenen Spanjaard, alphonsus de spina , victor de carbin, 2ti anderen. Het behoeft ons intusfchen geheel niet te verwónteren, dat de Joden, nicrase««aaride alle deze poringen, ongeneigd bleven, om zich met de Chrisenen te vereenigen; de vervolgingen en het geweld tonden niet dan haat en afkeer in de gemoederen lezer verdrukte Natie verwekken; en het Christenlom, hetwelk men hun, in deze eeuwen, gedtirenle dit Tijdperk, zocht te doen aannemen, was geleel verbasterd van zijne oorfpronkelijke zuiverheid n eenvoudigheid, en een ftelfel van Bijgeloof of 'riesterheerschzucht geworden.