Wand* Wed. 3d**,   GESCHIEDENIS. 325 insgelijks bepalen, dewijl de Rooralche Paus zelve, die toch de volheid der magt bezat, zoodanige matiging in dergelijke gevallen plag waar te nemen." Ondertusfchen waren het eigenlijk de Pausfelijke aflaten, die in dezen tijd alle Kerketucht vernietigden, door derzelver toepasfmg en uitgeftrektheid. Reeds verklaarde Paus joannes VIII, dat al de genen, die in den oorlog met de Saracemn in het jaar 878 waren omgekomen, aflaat zouden genieten, hetwelk men aanmerkt het eerde voorbeeld te zijn van aflaat voor de doodeji. Op het einde van deze eeuw verzochten de Beyrfche Bisfchoppen den P.ius om aflaat voor de ziel van den overledenen Keizer arnulf. En van nog meer betcekenis waren de Pausfelijke Efl.iten bij gelegenheid der kruistogten. gregorius VII gaf in 1084 door zijnen Legaat, anselmus, Bisfchop van Lucca, aan alle aanhangers van Keizer iiendrik IV aflaat, als zij dezen ver« laten en tegen hem de wapens wilden opvatten. Maar voornamelijk kondigde urbanus II op de Kerkvergadering van Ckrmont in het jaar 1096 af, dat allen, die aan de eerite door hem voorgemelde kruisvaart deel zoutten nemen, van alle boetdoeningen voor de zonden oniflagen zouden zijn. Ja, fpoedig was het nicc meer noodig, deze kruisvaarten zelve bij te wonen. Men behoefde flechts eenen foldaat te leveren, of daar geld toe te geven, of anders deze heilige oorlogen met geld te ondertteunen. De aflaten voor deze kruistogten beftemd, werden vervolgens uitgebreid tot de oorlogen tegen de zoogenoeaide Ketters. Op deze wijze werden deze PausX 3 fe- V BOF.K VII aoofdft. ia C. G. |aari073. tot 1517. Pausfelijke aflaten  GESCHIEDENIS. 389 den in kroegen, met danfen en andere dartelheden, welke de ledigheid leert, bedreven werden; als dewijl de werkdagen voor de arme lieden naauwelijks genoegzaam zijn, om zich de behoeften des levens te verwerven. Zijn leerling joan gerson Helde wel op diezelfde Kerkvergadering voor, te overwegen, of 'er niet een Feestdag behoorde verordend te worden ter cerc van jozef, den Maagdelijken Bruidegom der Maagd maria, alzoo dit toch ter harer eer en ter eere van Christus zeiven ftrekken zou: „ niet, dus gaat hij echter voort, als of wij de vermenigvuldiging der Feesten voor den gemeenen man, die van zünen handenarbeid leeft, wilden aanraden; het zou veel meer te wenfehen zijn, dat voor dezen het getal der Heilige dagen minder was, zoo als reeds bij de voorllagen ter Hervorming aangemerkt is; maar wij fpreken dit voor den Geestelijken ftand en van denzelven (*). Maar boven anderen muntte door nadrukkelijke voordellen over dit onderwerp uit clemangis , in een bijzonder gefchrift (f): Met oorlof van wijze mannen, zegt hij, geloof ik, dat thans zonder noodzake nieuwe Feestdagen in de Kerk ingefteld worden. Want (*) Sermo de nativitate gkriofa Vtrginh Maria, et de Commentatione virginei fponfi ejus Jofeph. Opp. Tom. III. P. III. pag. 1358. (t) De novis celebritatibus non inftituendis. Opp. p. 243-160. Bb 3 V BOEK VII Hoofdft. aa C. G. [aar 1073. tot 1517.     ALGEMEENE KERK EL IJ KE GESCHIEDENIS, DEI CHRISTENEN.   ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER CHRISTENEN, DOOR. IJSBRAND van HAMELSVELD. achttiende deel. MET PLAATEN. TE HAARLEM BIJ francois bohn, MDCCCIX,     INHOUD van het ACHTTIENDE DEEL. VIJFDE BOEK. Bevattende het vijfde tijdperk; van den tijd der kruistogten , of het Pausfchap van gregorius VII, in de elfde eeuw, tot de Kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. zesde hoofdstuk. Toeftand der Monniken. Nieuwe Monnikenorden Bladz. i. zevende hoofdstuk. Algemeene Gefchiedenis van den Godsdienst. Nieuwe plegtigheden. Heiligen. Reliquien. enz - 234. KER.   KERKELIJKE GESCHIEDENIS, VIJFDE BOEK. BEVATTENDE HET VIJFDE TYDPERK; VAN DEN TIJD DER KRUTSTOGTEN, OF HET PAUSSCHAP VAN GREGORIUS vii, IN DE ELFDE EEUW, TOT DE KERKHERVORMING IN HET BEGIN DÈR ZESTIENDE EEUW. ZESDE HOOFDSTUK. Toeftand dér Monniken. Nieuwe Monntken-ordenst De Monnikenftand bereikte in dit Tijdvak, waar van wij de Gefchiedenis befchrijven, den hoogden trap van aanzien en gezag, Welken hij tót hier toe had kunnen bereiken. Men hield dezen ftand voör zoo heilig en godzalig, dat de haam ÏLeligio öf Godsdienst, bij uitfluiting, den Monnikenftand bëteekende. Zij hadden invloed op alle lotgevallen van de Kerk , en werden de fteunpilarën van het Pausfelijk gezag, zij ijverden om het heerfchend géloof uit tev breiden , en allen, die zich daar tegen durfden verzetten, te onderdrukken. De Hervorming van de Orde der Benedictijnen, xvih. Deel» a" ds v DOEK VI Hoofdfh na C. G. faario734 tot 1517. roeftand ier Mon. liken. Bloei de?  V boek VI Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517. Congregatie van Clugny. R^ligio quadrata. ft KERKELIJKE de eenige, die men in het begin van dit Ti'dvak in het Westen kende, te Clugny in Frankryk aangerigt, overtrof fchielijk alie verwachtingen der Tijdgenooten, bijzonder onder den zesden Abt der zoogenoemde Congregatie van Clugny, hugo , die tot het jaar 1109 geleefd heeft, en die fpoedig als een Heilige werd aangemerkt, van hem alken waren meer dan 10,000 Monniken in dit verbeterd genootfchap aangenomen. Het bevatte reeds in de Xllde eeuw omtrent a,ooo Kloosters in Frankryk, Duitschland, Engeland, Italië en Spanje onder zich; en deszelfs achting nam zoodanig toe, dat men heel fpoedig alleen die genen voor ware Benedictijnen hield, die tot hetzelve behoorden. Ook waren de beide andere Congregatiën der Hervormde Benedictijner Kloosters van Camaldoli en van Vallombrofa , waar van wij den oorfprong op zijne plaats gezien hebben, in bloeijenden lhat. gregorius VII, die misfchien zelve Prior te Clugny geweest was, en waarfchijnlijk in zijne vroeger jaren onder de Monniken behoord had, wordt door zijnen Levensbefchrijver paulus bernried geroemd , dat hij eene bijzondere regeling voor de Monniken, welke hij Religio Quadrata noemt, door zijnen zegen in Duitschland gegrond en uitgebreid hebbe. Deze beftond uit eigenlijke Monniken; (attonfi Christtfervi;") uit zoogenoemde Leekebroeders, (fratres barbati, ) die men gemeenlijk Converji noemde, en die door hunnen handenarbeid voor de behoeften der Monniken zorgden; uit eigenlijke, in Kloosters opgeflotene Nonnen, en zulke Maagden ,  GESCHIEDENIS. 3 den, die iri hare zeden de Klooster - inrigting navolgden. De vier voornaamfte Opzieners van deze inrigting, {Quddraturd of Qiiadriga genoemd,) ( waren altman , Bisfchop van Pas/au, dien wij t ook als herfteller van het gemeenfchappelijk leven] der Kanunniken kennen; ulricH , Prior van Clugny; wilt,em, Abt van Hirfau; en siegfried, Abt van St. Salvator. Doch onder den opvolger van hugö, Abt van Clugny, pontius, (of ponce,) verloor het vermaarde Clugny veel van zijne achting, ponce maakte zich, door zijne verkwistingen, gehaat bij de Monniken, tot hij na 10 jaren vol onrust zijne waardigheid nederleide in handen van Paus Calixtus II, welke Paus hem en zijne opvolgers het voorregt gefchonken had, dat zij geborene Kardinalen der Roomfche Kerk zijn zouden. De Monniken verkozen toen hugo II tot hunnen Abt , en toen deze na drie maanden overleed, in het jaar 1122, petrus mauritius , die naderhand onder den naam van petrus den Eerwaardigen veel roem behaald heeft, pontius was ondertusfchen naar 'Jeruzalem gereisd, maar in Frankryk wedergekeerd , bragt hij eene bende ftruikroovers bijeen, met welke hij in het jaar 112.5 Clugny overviel, de Monniken wegjoeg , die aan hem den eed weigerden , het Klooster plunderde, en de Kerkelijke gerecdfchappen wegvoerde; waar over de Paus hem in den bari deed, doch zijn kort daar op gevolgde dood maakte een einde van deze verwarringen. Evenwel, het geen zeldzaam is, ftaat hij in fommige lijsten van A a Mar- V boek VI loofdfl. a C. G. aan 073. ot 1517* meter de Eerwaardige , !\bt van Clugny.  V BOEK VI Hool'dit. na G. G. Jaario73tot 1517. ! 1 1 l 1 1 ( ! ! 1 ] 1 1 « 4 KERKELIJKE Martelaren der Benedictijnen Orden onder de Heiligen. Onder den Abt pieter herhaalde zich het Kloos* ter van Clugny. Deze petrus Mauritius , de Zoon van eenen Edelman in Auvergne, door zijne Moeder reeds vóór zijne geboorte aan het Kloosterleven toegewijd , was al vroeg zoo vermaard door godsvrucht en geleerdheid, dat hij in den ouderdom van 30 jaren Abt van Clugny werd. Zijn ijver voor de uitbreiding van het gezag van zijn Klooster, maar ook tegen de Ketters van zijn' tijd was-zeef groot, en zal ons in het vervolg nog ïader bekend worden. Hij overleed in het jaar 1*56 in Kersnacht. Een zijner Leerlingen, de Monlik rudolp, die zijn leven befchreven heeft, ge* vaagt ook van verfcheidene wonderen, die hij verigt zal hebben, evenwel is hij niet onder de Heiigen geplaatst, hoewel hij door den naam Veneradlis, de Eerwaardige, onderfcheiden wordt. Hij leeft zich ook door fchriften bekend gemaakt. Hij leeft een Boek gefchreven tegen de Joden, en eene Overzetting van den Koran, als ook eene wederegging van den aanhang der Saracenen; doch zijn verk de miraculis fui temporis Libri duo-, doet ïem weinig eer aan, gelijk ook zijne Predikatiën en „atijnfche Gedichten. Zijne Brieven zijn belangijk, door verfcheidene gefchiedkundige berigten van ;ebeurtenisfen van zijnen tijd. Behalve dit allesleeft hij ook nieuwe grondregelen aan zijne Ore voorgefchreven ; nog is 'er van hem overig: en voorfchrift , hoe men levensmiddelen ,. wijn » klee»  GESCHIEDENIS. 5 kleederen voor zijn Klooster had te bezorgen. (Dispofttio rei familiaris Cluniacenfts.') Behalve de Reformatie der Benedictijnen, werd ©ok die der Orde van Citeaux, of Cistercium, in de XUde eeuw, vermaard, voornamelijk federt zij bern har dus , den Tijdgenoot van pieter den Eerwaardigen, tot haren voorftander had. De ftichter dezer Orde was robert of rotbert, Zoon van een' Edelman in Champagne. Alzoo zijne moeder van hem zwanger zijnde, gedroomd had, dat de Maagd maria , hebbende een' gouden ring in de hand, haar beloofd had , dat zij met den zoon zou trouwen, dien zij ter wereld zou brengen , werd robert , reeds in zijn 15de jaar , Monnik in het Benedictijner Klooster Moutier la Celle. Eenige jaren daar na werd hij Prior van dit Klooster en vervolgens Abt van St. Michel de Tonnerre, waar hij vergeefs de ftrenge regelen der Orde weder onder de Monniken zocht in te voeren. Eenige Kluizenaars in een naburig woud, die zich in de woestijn Colan verzameld hadden, verzochten hem toen, dat hij hun leidsman wilde worden, en wendden zich tot den Paus, op wiens bevel robert zich aan hun verbond. Alleen verplaatfte hij hen uit het ongezonde Colan, in het woud van Mo/esme, waar z"ij Kluizen van boomtakken en een klein Bedehuis bouwden. In het eerst waren zij zeer behoeftig, gingen bijkans naakt, en leefden enkel van peulvruchten. Maar eenige voorname Heeren in de nabuurfchap verzorgden hen zoo overvloedig, dat Zij weldra dartel en weelderig werden, robert , A 3 die V DOEK VI Soofdft laC. G. [aano73, :ot 1517. CistercienferMonni. ken.  V boes V[ Hoofdft. Ma C. G Jaano73, tot 1517. 6 KERKELIJKE die hen nief zag te verbeteren, verliet hen, en vervoegde zich bij andere Monniken in de woestijn Hauz of Auz, die ftrenger leefden, en die hem tot hunnen Abt verkozen. Ondertusfchen hadden de Monniken van Molesme berouw van hun gedrag j en door den Paus onderfteund , bragten zij het zoq ver , dat robert hunne befturing weder op zich nam. Doch fpoedig bleek het, dat hun berouw geene andere reden had, dan omdat door zijne afwezigheid hunne inkomften verminderd waren. Eindelijk befloot een groot deel van hen de regelen van den Heiligen benedictus weder gemoedelijk te gehoorzamen , en met bewilliging van hunnen Abt zich naar eene eenzame plaats te begeven, robert wilde hen zelf geleiden , en zijne waardigheid te Molesme nedergelegd hebbende, begaf hij zich met twintig der ijverigfte Monniken naar Citeaux, eertijds Cislercium, vijf Franfche mijlen van Dijon , in het Bisdom Chalons, alwaar zij in het jaar 1098 eenige houten kluisjes oprigtten; kort daar na bouwr de de Hertog van Burgondië daar voor hun een Klooster, hetwelk de Bisfchop van Chalons tot eene Abdij maakte, waar robert Opziener was. Maar jn het jaar 1099 keerde hij, op bevel van den Paus, weder als Abt na Molesme, alwaar hij in het jaar 11 co dezer wereld overleed. Hij werd door Paus honorius III onder de Heiligen geplaatst (*). robert had tot zijnen opvolger als Abt te Citeaux , en beftuurder der Cistercienfer Orde, al- (*) mabillon. Ann. Ord. S. Bened. T. V. p. 394-  GESCHIEDENIS. ? 8erich, die in het jaar noo den Paus paschalis II om zijne befcherming voor het Nieuwe Klooster verzocht , welke hij ook van den Paus verkreeg. Ai-BERiCH ftierf in het jaar 1109. Hij zal de bruine of zwartachtige kleederen, zoo als de \ Chtercienfen in het eerst droegen, met witte veranderd hebben, welke hun eigen gebleven zijn, uitgezonderd dat zij in den fcapulier of het fchouderkleed en den reismantel de oude kleur behouden hebben, waarom zij ook wel Graauw- Monniken, (Gn/?/,) genoemd worden. Deze verandering beviel echter den ouden Monniken niet, en misfchien is, om dit misnoegen weg te nemen, het verhaal vervolgens uitgedacht, dat de Heilige Maagd verfchenen zij, en hem een wit kleed voor zijne Monniken gefchonken heeft. Ten minften ter gedachtenis van deze verfchijiling is 'er bij de Cistercienfer Orde een Feest ingefteld: Descenfio B. Maria Virginis in Cistercium, en de Orde heeft zich in het vervolg onder de befcherming der Heilige Maagd begeven, aan welke alberich reeds zijn Klooster gewijd had. steven harding , een geboren Engelsman, werd in het jaar 1109 derde Abt van Citeaux. Deze fchreef eene nog fcherper tucht en armoede voor, en alle pracht van goud en zilver tot den Godsdienst werd uit het Klooster verbannen. Dit gaf naarijver onder de andere Monniken, die de Cistercienzen als uitvinders van nieuwigheden befchuldigden, waar uit naderhand verfchillen tusfchen hen en de Monniken van Clugny ontftaan zijn. Het A 4 Kloos- V DO"-K VI Eloofdfr. ia C. G. iaario73ot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. ef.rn- hard van PJairyaux i ] t ] 1 8 KERKELIJKE Klooster was thans nog zoo arm, dat men bijna wonderdadige hulpmiddelen behoefde, om het te onderhouden , echter kreeg het onder dezen Abt steven het eerst vaste goederen en landerijen ten gefchenk. De Orde kwam volkomen in bloei, toen bernhard, de vermaarde Abt, Schrijver en Heilige, in dezelve trad, in het jaar 1113. Hij was de Zoon van eenen Edelman in Burgondië, en kwam in het jaar 1001 ter wereld. Zijne Moeder aleth wijdde alle hare kinderen , zes Zonen en eene Dochter , terltund na hunne geboorte, aan het Kloosterleven, ta voedde ze volkomen naar deze beftemming op. Toen zij van bernhard , den derden van hare Zonen, zwanger was, droomde zij, dat zij een klein, pierwit, blaffend hondje droeg, Een Monnik, dien jij over dezen droom raadpleegde, vooifpelde haar, lat zij de moeder zou worden van eenen getrouwen befchermer der Kerk, die voor dezelve tegen ie vijanden des geloofs zijne Item fterk zou laten ïooren, Zij liet dezen Zoon in het School te Zhatillon aan de Seine door Geestelijken onderwijlen, alwaar hij buitengewone vorderingen maakte. :n zijn ftil en ingetogen leven geloofde hij als kind n den flaap de geboorte van jezüs gezien te heb>en. Als jongeling weerde hij alle aanvechtingen ot onkuischheid af, en als hij eens een vrouwslerfoon te lang befchouwd had, fprong hij tot den lals toe in een' vijver koud water, waar in hij 00 lang bleef, dat hij bijna het leven verloor, toen hij befloten had, in het Klooster Citeaux te. gaan,  GESCHIEDENIS. 9 gaan, overreedde hij alle zijne broederen, behalve den jongden, om hem te verzeilen , zelfs zijnen oudften broeder, die reeds getrouwd was, maar zich, na lang tegenftreven, eindelijk met hare bewilliging van zijne vrouw fcheidde, bovendien zijnen Oom en andere bloedverwanten, zoodat hij met een gevolg van meer dan 30 perfonen in het Klooster kwam, tevens voor de vrouwen der getrouwden den opbouw van een Klooster te jfuilly bezorgende (*). Het Klooster te Citeaux was voor dezen aanwas te klein en te arm. De Abt steven, onderfteund door den Bisfchop van Chalon, bezorgde de (lichting van een nieuw Klooster La Ferte. In het volgende jaar 1114 werd een tweede Klooster Pontigny jn het Kerspel van Auxerre gebouwd,maar het derde in het jaar 1115 teClairvaux werd het vermaardfte van alle , doordien het bernhard tot eerften Abt kreeg, die onder den naam van Abbas Clansvallenfis zoo vermaard is. De Abt steven ontwierp vervolgens eenen grondregel voor de thans ontftaande Orde van Citeaux, welken hij de Oorkonde der Liefde noemde, hoofdzakelijk overeenko* mende met den regel van den Heiligen benedictus. Deze regel werd door de Bisfchoppen , in wier Kerspel Kloosters van deze Orde lagen , goedge-, keurd, met afftand van hunne regten op dezelve, en (*) De Abt willem van St. Thierry bij Rheims, in fit. S. Bernhardi Opp. Bemh. T. VI. p. 1172. fqq. v boek VI Hoofdft. na C. G. [aario73. tot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaari073, cot 1517. # ïo KERKELIJKE en ook door calixtus II in het jaar 1119 en door andere Paufen bekrachtigd. De aanwas van deze Orde was groot en fnel. Vijftig jaren na derzelver ftichting telde zij reeds 500 Abdijen, welk getal eene eeuw daar na zelfs tot 1800 was aangegroeid. Zoo groot was de roem der Godzaligheid van deze Orde , dat ieder land Kloosters van dezelve begeerde te bezitten. Het was echter voornamelijk de roem der Heiligheid van bernhardüs, die haar zoo veel aanziens gaf. Deze had zich, toen hij nog Monnik te Citeaux was, fchoon zwakkelijk van ligchaam, reeds op de hardfte zelfsverloochening en boete toegelegd. Hij zag en hoorde buiten zich bijkans niets; hij beklaagde niets zoo zeer, dan den korten tijd, welken hij aan den flaap befteedde ; ook gebruikte hij enkel met tegenzin, en als het ware tot kwelling, eenige fpij. ze; hebbende ook door menigvuldig vasten, waken en arbeid zijne maag volftrekt bedorven. Onder het arbeiden liet hij niet na te bidden; in wouden gaf hij zich over aan geestelijke overdenkingen, zoodat hij plag te zeggen , dat eiken en beuken zijne leermeesters in de uitlegging der Heilige Schrift geweest waren. Nadat hij Abt te Clairvaux was geworden, verdubbelde hij deze ftrengheid van levenswijze. Half naakt, onder koude en lang waken, gebruikte hij meermalen met zijne Monniken enkel een moes van de bladeren van een' beukenboom, en hun brood, uit gerst, haver en boonen gemengd , was zoo ellendig, dat een Monnik, wien het eens voor»  GESCHIEDENIS. XI gezet werd, het onder vele tranen heimelijk wegnam, om het aan anderen, als een wonder, te vertoonen, dat menfchen, en zulke uitgemergelde men- | fchen, daar van leven konden. Dan verklaarde hij | zich voor onwaardig, dat 'er iets goeds door hem ■ zou kunnen gefchieden ; dan brandde hij van begeerte, en zag het als zijn' eenigen troost aan, dat hij het heil van velen mogt bevorderen. Hier voor gebeurden hem ook , zegt zijn vriend en Levensbefchrijver willem, die nog voor hem overleed. Goddelijke verfchijningen , en bijzonder de gave der wonderwerken. Hij genas zieken op eene wonderdadige wijze; liet midden in den regen eenen Brief fchrijven, zonder dat dezelve nat werd; bande eene verbazende menigte vliegen, die een Bedehuis vervuld hadden, zoo nadrukkelijk , dat zij alle dood nedervielen; hij liet eenige jonge Edellieden, die in de vasten zijn Klooster bezochten, en zelfs toen zich niet van de wapenen wilden onthouden, bier te drinken geven, waar op zij onwederftaanbaar genegen werden, om den Monnikenftand te aanvaarden; hij behield in eenen twist met den Duivel voor Gods Rigterftoel de overhand; hij verdreef zeven Duivelen uit het ligchaam eener Hertogin van Lotharingen, en wat dies meer is, waar van de Levensbefchrijver zegt ooggetuige geweest te zijn, en ze aan zich zeiven ondervonden te hebben. Door dit alles verbreidde zich de roem van heiligheid van Clairvaux door geheel Europa, zoo dat men allerwege Monniken van daar begeerde, terwijl 'er ook telkens nieuwe Kloosterbroeders in hetzelve aankwamen. De V BOEK VI loofdft. ia C. G. aario73, ot1517-  V BOEK VI Hoofdft. Ea C. G Jaar 70-3 tac 1517 M KERKELIJKE De berigten van dezen willem zijn vervolgd door den Abt ernald van Bonneval, gelijk niet ligt een Heilige van de Middeleeuwen zoo veel Levensbefchrijvers gehad heeft, als bernhard. Ijverig wa-s bernhard volgens dezen, in het voorftaan van de belangen der Paufen. Ten dien einde te Milaan en Pavia gekomen , verrigtte hij vele wonderen. Naar Clairvaux terug gekeerd, had hij het genoegen, van verfcheidenen van zijne Monniken tot Bisfchoppen te zien verkiezen , ja zelfs eenen tot Paus, onder den naam van eugenius Ifl, gelijk wij in de Gefchiedenis der Paufen gezien hebben, als ook hoe veel invloed bernhard op dezen geoefend heeft. Nu vervolgt een derde Levensbefchrijver, gaufried, die zijn Geheimfchrijver, en naderhand Abt van zijne Orde geweest is, de Gefchiedenis van bernhard. Deze befchrijft ons zijne hoedanigheden , en onder dezen, zijne nederigheid, waar door hij fteeds poogde alle verwondering en toejuiching te ontgaan, en zich als een gewoon mensch te gedragen. Onder zijne zeldzaamheden meldt hij, dat hij, door zijne onthouding, allengs alle onderfcheid van fmaak in het eten verloren had. Nog zeldzamer was de kracht zijner welfprekendheid , waar door zelfs de Duitfchers, die zijne taal niet verftonden, nogtans door zijn prediken zoo aangedaan werden, dat zij op hunne borst floegen, en tranen ftortten. Hij meldt vervolgens den ongelukkigen uitflag van den kruistogt, welken bernhard in het iaar 1147 bewerkt had, en welken hij poogt te ont- fchul.  GESCHIEDENIS. 13 fchuldigen, met een aantal wondergeuezingen, welke bernhard ten zelfden tijde verrigt zal hebben; vervolgens verhaalt hij de dienften , welke bernhard aan de Kerk gedaan zal hebben , door het onderdrukken van de Ketterijen van abailard, gileert van porrei , en den Monnik hendrik , waar van wij op zijne plaats meer zullen moeten zeggen. ' Ten aanzien van de onophoudelijke wonderwerken van bernhard , meldt ons gaufried dit bij* zondere: dat deze heilige man het met zich zelve niet eens was, hoe hij zijne wonderwerken behoorde te befchouwen. Eindelijk zeide hij, uit de volheid van zijn hart, tegen zijne Monniken: ,, Ifc „ verwonder mij zeer, wat deze wonderwerken be„ duiden moeten; of waarom het God behaagd „ heeft, dezelve door zulken man te volbrengen, j, Mij dunkt, dat ik van deze foort van wonderen niets in de Schrift gelezen heb. Want fomt'rjds „ zijn wonderwerken door heilige en volmaakte }, menfchen; maar ook door gewaande Heiligen ge* j5 fchied. Ik ben mij zeiven noch van volmaaktt, heid noch van geveinsdheid bewust. Want ik „ weet, dat ik zulke verdienften der Heiligen niet heb, die door wonderen in het licht moeten ge„ plaatst worden; doch ik hoop ook, niet in de ,, klasfe van die lieden te behooren, die vele won„ deren in den naam des Heeren zouden werken, ., maar van den Heere niet zullen gekend worden."' Naderhand echter had hij 'er iets op uitgevonden ; „ k weet, zeide hij, dat zulke wonderen niet op « de V BOEK VI Hoofdft. aa C. G. Ja:r!=-3. tot 15 IJ.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73, tot 1517. ] 1 i ] ! 14 KERKELIJKE „ de heiligheid van eeaen enkelen , maar op hef » heil van velen doelen J en dat God in den menscb, j, door wien hij dezelve werkt, niet zoo zeer op „ de volmaaktheid, als wel op dat gevoelen ziet, „ om den menfchen de deugd aan te prijzen, wel„ ke zij gelooven , dat in hem gevonden wordt. „ Want deze wonderen gefchieden niet voor die „ genen, door welken zij gefchieden, maar veel ,, meer voor die, welke ze zien of weten. " Met dit al fchijnt het toch, dat bernhard in der daad geloofde, dat hij wonderen deed; dit geloofden duizenden Van zijne ïijdgenooten; tijdgenooten verhalen 'er eene menigte van met al derzelver omftandigheden. En nogtans zou men te voorbarig zijn, indien men daar uit wilde bewijzen de echtheid van deze wonderen. Trouwens , dit is vooreerst opmerkelijk, dat wij in de fchriften van bernhard selven geen gewag van zijne wonderen vinden. Eene enkele plaats flechts uit zijne Brieven (*) is teil dezen einde door mabillon biigebragt, en deze zelfs fpreekt daar van niet min dan duidelijk. Mies komt dus op het gezag van anderen aan. 3aar en boven waren die tijden gekenmerkt door igtgeloovigheid en onwetendheid, welke overal wonleren ontdekten, zonder te onderzoeken, zonder dat emand ftout genoeg ware, hen te durven tegenfprecen. Ook ontdekt zich in de meesten dezer wonleren het bijzonder oogmerk, om aan den Monnitenftand eer en aanzien te verfchaffen, en andere wa- (*) Ep. CCXLII. T. I. opp. p. 240.  GESCHIEDENIS. 15 waren zelfs ongerijmd, bij voorbeeld, het bannen van vliegen uit de Kerk, en de gevolgen van deze wonderen waren niet een zuiver, rein geloof en ver-1 betering van zeden, maar eene vereering van den 1 Heiligen bernhardus, tot aanbidding toe, een ijver om ter kruisvaart te trekken, of Monnik te worden, of de Ketters te beltrijden enz. bernhard zelf was met wonderen ingenomen, zijn gebed was meermalen, dat God wonderen mogt doen, dewijl de Predikers anders door hunne woorden niets konden uitregten, zoo dezelve niet door wonderteekenen bekrachtigd werden.". De genen, die hem verzelden, hadden het hoofd zoo vol van wonderen , dat men menigwerf in het gedrang der menigte, wonder! hoorde roepen, zonder dat zelfs zijne vrienden door het gewoel zien konden, wat 'er eigenlijk voorgevallen was. Zijn Levensbefchrijver gunfrid roemt bijzonder zijne zachtheid en nederigheid. Zijne zachtheid ftrekte zich zelfs tot de dieren uit, zoo dat hij menigen haas, door het teeken des kruis, van het geweld der honden, en menigen vogel uit de klauwen van havik of geit verloste; men kan uit zulke ftaaltjes opmaken, van hoedanigen aard vele der wonderen waren, die hem worden toegefchreven. Ook zal hij bij zijn leven afwezend in den geest aan anderen verfchenen zijn, onder anderen , aan eenen Monnik, om aan denzelven het uur van zijnen dood aan te zeggen. Kort voor zijn' dood verzoende hij nog de ftad Metz met de naburige Vorsten. Hij overleed den aoften V BOES VI loofdfl. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073, tot 1517. 16 KERKELIJKE fioften Augustus 1153. Volgens zijn bevel, werd een kistje met de overblijfzelen van den Apostel thaddeus in het graf op zijne borst gelegd. Kort na zijn dood verfcheen hij aan meer dan éénen Monnik, ook aan amalrich, Koning van Jeruzalem, wien hij de overwinning op de Saracenen beloofde, maar te gelijk een (tukje van het kruis van chrïstus , hetwelk de Vorst om den hals droeg, aan denzei ven ontnam, en het naar Clairvaux bezorgde. In het jaar 1274 heeft alexander III hem onder de Heiligen van zijne Kerk geplaatst wien een bijzondere Feestdag gewijd werd, en in het jaar 1301 fchreef innocentius III een Kerkdienst voor, (officium,') welke op dien dag gebruikt moest worden. Wij hebben reeds in het voorgaande gelegenheid gehad, om van verfcheidene van zijne verrigtingen te fpreken , en hij zal, bij gelegenheid , ons in het vervolg nog voorkomen; wanneer wij ook van zijne fchrifcen zullen fpreken. Men noemde hem wegens de zachtheid van zijnen ftijl den honigvloetjenden Leeraar, (Doctor mtllifluus,) en heeft hem met de oude Kerkvaders gelijk , ja boven hen gefield; luther zelf achtte hem meer dan de oude Kerkvaderen, alleen vond hij hem niet regtzinnig in de leer van den vrijen wil; ook hebben hem andere Proteftamfche Godgeleerden als een godvruchtig en heilig man geprezen; waar uit blijkt, welke roemrijke nagedachtenis hij bij de Nakomelingfehap heeft nagelaten. Behalve zijne drie Tijdgenooten, van Welke wij  GESCHIEDENIS. 17 gefproken hebben, is zijn leven in de naastvolgende tijden nog van meer anderen befchreven geworden, wier werken bij de uitgave van zijne fchriften gevoegd zijn. Een onder dezelven (*) vermeerdert de wonderverhalen hem aangaande met vele voorbeelden. Zoo verloste hij eens eenen overledenen Monnik , door gebeden en Misfen, uit het Vagevuur, waar hem de Duivelen, naar zijn eigen verhaal, in eene verbazend diepe bron nedergelaten hadden. Als zijne Monniken eens hunnen nachtgodsdienst hielden, zag hij bij elk' derzelven een' Engel (laan, die elks gezang, naarmate hij meer of min aandachtig was, met goud of zilver, of inkt of water, of in het geheel niet opfchreef. Als hij eens in de Kerk alleen bad, en onder het gebed een Crucifiks kuste, merkte een Monnik op, dat hetzelve hem met uitgebreide armen omhelsde. Aan (lervenden gebood hij dikwijls, met goed gevolg, in den naam van christus , hunnen dood voor een' bepaalden tijd uit te (lellen. Te Freyburg in Brisgau, wekte hij eenen overledenen goddeloozen lasteraar, die op het punt ftond, om in de hel gefleept te worden, weder op, en gaf hem het kruis, om naar jFerufakm te trekken. Doch onder alles, wat dit gefchiift van dezen Heiligen verhaalt, is dit het zonderling, fte, hoewel wij in het voorgaande bij wondergefchiedenisfen reeds iets dergelijks ontmoet hebben. Als zijn (*) De Vita S. Bernh. Abb. Liber VII. excerptus ex Libro, Cui tituhis: Exordium magnum Qistertienfi Diftinct. II. XVIII. Deel. B V boe* VI HoofdfT. naC. G. Jaar 1073. tot 1517*  V boek VI Hoofdft. na C. G jaar 1072 tot 1517 18 KERKELIJKE zijn lijk onder -godsdienftige ftatelijkheden openlijk ten toon lag, en zijne wonderkracht niet ophield, zich aan allen te openbaren, die hulp bij hem zochten, was het gedrang der aanfchouwers zoo groot, ' dat den Bisfchoppen en Abten, die daar tot de uitvaart zamengekomen waren, bijna geen eerbied meer bewezen werd. De Abt goswin van Ciieaux vreesde, dat, indien dit mogt aanhouden, de geheele Kloostertucht te Clairvaux te niet zou loopen. Na eenige raadplegingen trad hij eerbiedig tot het lijk van den Heiligen, en verbood hem , uit kracht van de fchuldige Monnikengehoorzaamheid , voortaan eenige wonderwerken meer te verrigten. Sedert hielden ook de openbare wonderwerken op; hoewel hij, in het geheim, nog voortging, aan fommigen, bijzonder aan zijne Ordensbroederen, de verzochte hulp te bewijzen. Zijne Brieven zijn voor ons belangrijker, dan deze zijne wonderdaden. In het eerfte Deel van zijne werken komen 'er 419 voor, behalve zulke , die door anderen aan hem gefchreven zijn. Deze Brieven zijn grootendeels aan Koningen, groote Heeren, Paufen, Kardinalen, Bisfchoppen, Abten en Monniken gerigt, en betreffen alle foorten van Kerkelijke gevallen van zijnen tijd, in welken hij groot aandeel nam gedurende zijn leven. De ftijl dezer Brieven is wel de zuiverfte niet, maar toch vloeijend en levendig, fomtijds zelfs geestig, niet zonder zinrijke gedachten, kort en puntig. In verfcheidene derzelven zegt hij aan de Paufen ftoute waarheden. Dus fchrijft hij in den i78ften Brief aan innocen- ïi-  GESCHIEDENIS. *9 tius II in het jaar 1139, dat hij uit liefde tot hem de algemeene klagten tegen den Pausfelijken Stoel wilde voordragen; dat alle geregtigheid in de Kerk te grond ging; de neutels der Kerk vernietigd werden ; en het gezag der Bisfchoppen in verachting geraakte, terwijl de Paus en het Roomfche Hof ondeugende Leeken, Kerkdijken en Monniken befchermden en begunffigden. Hij was geftadig de groote voorftander van het Monnikenleven, hetwelk hij zelf in de uiterfte ftrengheid oefende; voorts was hij genoegzaam de aanzienlijkfte Kerkleeraar van zijn' tijd, die zulk een gezag door den roem van zijne godsvrucht en heiligheid verworven had, dat zijne ftem op de Kerkvergaderingen, bij welke hij tegenwoordig was, het meeste gold. Zijne gevoelens omtrent de pligteti van het Monnikenleven vertoonen zich allerduidelijkst in een bijzonder gefchrift: Libér de precepu et Dispenfatione (*). In dit gefchrift fioeg hij een zijdelingsch oog van minachting op de levenswijze der Monniken van Clugny. Maar omtrent het jaar 1125 fchreef hij een bijzonder fcherp gefchrift tegen dezelven: (Apologia ad Gulielmum S. Theoderici abbatem) (f). Ir deszelfs eerfte afdeeling verdedigt bernhard zich. tegen het verwijt, als of hij de Orde van Clugm wilde hoonen, en erkent, dat ook velen van ziju< Cistercienfer Monniken niet naar den regel leven, dii (*) Opp. Tom II. p. 505-533. (t) Opp. Tom. II. p. 53<-547- I t 1  V boek VI Hoofdft. na C. G J8«"Q?3 tot i5I7 1 < I j 1 I I l \ 4 24 KERKELIJKE der! zal overgaan, met het kleed uwer liefde bekleeden, en met alle uwe Heiligen in uw Rijk inbrengen wilt enz." Ook voegde hij 'er nog bij: „ Heilige maria.' Moeder van onzen Heere jezus Christus ! aan uwen Zoon en aan U bevele ik mijne ziel, mijn ligchaam en zin aan (*)." Sedert leide steven eene heel geftrenge levenswijze. Eerst maakten kruiden en wortelen, die nevens hem groeiden, zijn voedfel uit, tot dat eenige Herders, zijn verblijf ontdekt hebbende, hem nu en dan wat brood bragten, hetwelk hij met water gebruikte; fomtijds at hij meelpap, zoo laf als mogelijk was. VJeesch at hij nooit. Tegen de bekooringen des vleefches en wellust ging hij (leeds met een ijzeren panfier op het bloote lijf bekleed ; maar ten laatflen, zegt zijn Levensbefchrijver, had lij, in een geheel uitgedroogd ligchaam, eene voltomene overwinning over zich zeiven bevochten. Over Ut panfier droeg hij 's winters en 's zomers eenerei ligte kleeding. Zijn bed , hetwelk uit twee planen , in eene zekere diepte van aarde gelegd, beftond, ;eleek meer naar een graf. Alle zi:ne gebeden , die iij menigvuldig deed, deed hij knielend, zoodat hij iet alleen aan Jianden en knieën eelt had, als een ameel; maar dat hij zelfs zijn' neus krom gebogen ad. Een jaar lang bragt hij in deze levenswijze door; ervolgens vervoegden zich nog twee anderen bij hem, (*) gerardi Fita S. Stephani in Marien, et DnraaJ. mpL Coliect. FF. SS. T. VI. p. 1055.  GESCHIEDENIS. 55 hem. Allengs kreeg hij meer nabootfers, terwijl nog anderen hem bezochten , aan welken hij onderwijs en vermaningen, maar ook aalmoezen uitdeelde. Die bij hem bleven, mogten hem niet Abt of Leermeester , maar Verbeteraar, ( Correcteur,) noemen. Dat zulk een man in die tijden fpoedig den naam van wonderdoener kreeg , behoeft ons niet te verwonderen; gelijk 'er dan ook wonderen van hem verteld werden. Hij ftierf den 8ften Februarij 1124. Men hield de plaats in de Kerk te Muret verborgen, waar hij begraven lag, opdat de rust van het Klooster, door den aandrang van het volk, om hem te vereeren, niet geftoord mogt worden, en toch gebeurden 'er, zoo men zegt, vele won' deren. Naauwelijks had pieter van Limoges, die aan steven was opgevolgd, vier maanden lang het opzigt over het Klooster te Muret gehad, of zekere reguliere Kanunniken van de Orde van den Heil. augustinus , of volgens anderen zekere Benedictijnen in de nabuurfchap, maakten aanfpraak op Muret. stevens leerlingen wilden voor dezen onbillijken eisch liever wijken, dan te twisten; zij zochten des eene andere verblijfplaats, en befloten , in de onzekerheid der keuze, dat hun Prior eene Misfe zou houden, en God met hen bidden, om hun zulke plaats aan te wijzen. En nu hoorden de Prior en eenige Monniken, onder het bidden, eene hemelfche ftem, welke tot driemalen toe zeide: naar Grandmont ! Daar op gingen zij , vol vreugde, naar deze plaats, Hechts ééue mijl van Muret ge« B 5 te- V BOEK VI Hoofdft. naC. G. [nari 073. tot 1517,  V BOEK VI Hoofdft. na C. G, Jaano/3, tot 1517, a<5 KERKELIJKE legen, alwaar zij zich Kluizen bouwden , en eenè kleine Kapel, in welke zij het ligchaam van hunnen ftichter overbragten. Zij hielden hier weder de plaats van zijn graf verborgen, om den toeloop van volk te verhinderen, doch het werd fpoedig ontdekt, door de wonderen , welke daar bij gebeurden; weshalve de Prior zich genoodzaakt zag, uit vrees voor den toeloop van menfchen , naar het graf te treden, en den Heiligen te bedraffen, dat hij het van hem gedichte gezelfchap van den engen weg, welken hij hen geleerd had, af-, en door zijne wonderen, den breeden weg, die tot het verderf brengt, opleiden wilde, dewijl hij in hunne nabuurfchap eene jaarmarkt aanleide. „ Wij zijn zoo nieuwsgierig niet, zeide hij, dat wij uwe wonderwerken zien willen; wij gelooven die van uwe Heiligheid genoeg. Wacht u dus, in het vervolg zulke wonderen te doen, welke uwe Heiligheid prijzen , maar onzen ootmoed vernietigen! Zorg niet zoo zeer voor uwen lof, dat gij ons heil zoudt vergeren! Wij bevelen u dit; wij eifchen het van uwe liefde. Maar indien gij anders handelt, zoo zeggen en verzekeren wij u dandvastig bij de gehoorzaamheid, welke wij u beloofd hebben , dat wij uw gebeente hier uithalen en in de rivier zullen werpen." Volgens het oud verhaal, bij zijn' Levensbefchrijver, zijn 'er nog lang daar na wonderwerken door stevens hulp gefchied, doch niet bij zijn graf, ten minde niet, dat 'er een toevloed van menfchen door veroorzaakt werd. Genoeg, deze wonderen bewogen Paus klemens III in het jaar n8p,  GESCHIEDENIS. 27 ÏI89, op aanzoek der Monniken van Grandmonl, zoo als zij thans genoemd werden, hunnen Stichter onder het getal der Kerkheiligen aan te nemen. Meer dan vijftig jaren lang werd de Regel van steven in acht genomen, zonder befchreven te zijn. De vierde Prior, steven van Liftac, ftelde ze omtrent het jaar 1141 in gefchrift, en door den zevenden Prior gerard, den Levensbefchrijver van den Stichter, werd deze Regel in dien vorm gebragt, waar in wij dien nog lezen. Dezelve fcherpt voor alle dingen armoede en gehoorzaamheid in. Alleen wanneer de Monniken twee dagen zonder eenige onderfteuning te genieten, gebrek aan het noodige geleden hebben, is het geoorloofd, dat twee Monniken van huis tot huis aalmoezen verzamelen. Naderhand hebben de Paufen veel in dezen Regel verzacht, voornamelijk innocentius IV, in het jaai 1245, die verfcheidene afdeelingen verwierp. Onder het Priorfchap van steven van Lifiac be gon de Orde fneller toe te nemen. In minder dat 3o jaren kreeg zij meer dan 60 Kloosters. Deze die men Cellen of Kluizen noemde, waren aan he Klooster Grandmont onderworpen. Men gaf in d Giftbrieven aan deze Monniken ook den naam Bons Hommes. Tusfchen de eigenlijke Monniken , Priesters e Geestelijken, en tusfchen de Leekebroeders, (Con verft,~) welke zich alleen met de tijdelijke zaken de Orde moesten bezig houden, ontftonden dikwijls h( vige twisten, met welke Pausfen en Koningen gf Bioeid waren, door welke de Orde in verval geraal te V boek VI floofdfr. ia C. G.> [aario73. :ot 1517* l 1 t 1 r »  V BOEK VI Hoofdfl. na C. G. Jaar 1073. lot 1517. Orde der Karthui- zers ge- fficht door BfcUNO. i i < 1 ] ( i 1 i M Z d a B fa le d »« KERKELIJKE te, tot dat Paus joannes XXII de Orde hervormde in het jaar 1317 , en tevens het Priorfchap van Grandmont tot eene Abdij verhief, welker eerflen Abt hij zelf benoemde. Gelukkiger behield eene andere Orde der Kernhuizen, die kort na die van Grandmont gedicht werd, haren roem van ftrenge levenswijze. Zij werd gel rticht door bruno, omtrent het jaar 1040, te Keulen geboren. Daar in de Stiftsfchool van St. cunibert onderwezen, begaf hij zich naar Rheims, om iaar in de Domfchool zijne kundigheden uit te breifen. Hier maakte hij zoo groote vorderingen, dat lij Kanunnik en Scholasticus, (Opziener der Domchole,) werd, alwaar hij vele Leerlingen had, on!er anderen otto , naderhand Paus onder den naam 'an urbanus II. Ook deed hij als Kanfelier der Cerk te Rheims omtrent het jaar 1073 gewigtige lienflen. manasses I was toenmaals Aartsbisfchop van Iheims, een trotsch, hebzuchtig en geweldig Pretat, die Kerken, Abdijen en huizen der Kanunnien uitplunderde. Hij werd daarom in eene Kerkergadering te Lions in het jaar 1080, onder voortuing van eenen Pausfelijken Legaat, afgezet; en it vonnis door gregorxus VII bekrachtigd. Doch, s de Aartsbisfchop zich hier tegen met de wapeen zocht te handhaven, deed de Paus hem in den an, en federt doolde hij, onder zeldzame lotgeval, n, in verfcheidene landen rond. bruno en eenige andere Kanunniken te Rheims, )or deze buitenfporigheden van hunnen Aartsbisfchop  GESCHIEDENIS. 29 fchop geërgerd en bedroefd, befloten in het jaar 1080, de wereld geheel te verlaten. Dus verhaalt een tijdgenoot guibert, Abt van Nogent. Maar tegen het einde der Xlllde eeuw vindt men eerst fporen van een verhaal, hetwelk eene geheel andere beweegreden opgeeft , waarom bruno zich in de eenzaamheid begeven heeft. Dit verhaal komt hier op neder. In het jaar 1084 ftierf te Parys een algemeen vereerd Leeraar aldaar, die, als zijn lijk nu uitgedragen zou worden, op eens riep : ,, Ik fta voor het oordeel!" Men ftelde zijne begrafenis uit tot den volgenden dag; toen riep hij andermaal: „ Ik ben geoordeeld!" En als men nog eenen dag wachtte, liet hij deze woorden hooren: „ Ik ben door Gods regtvaardig oordeel verdoemd!" eruno, ontfteld, dat een zoo eerwaardig man verdoemd zou zijn, verloor allen lust, om langer onder de menfchen te blijven. Hij vermaande zijne leerlingen , zes andere aanzienlijke Leeraars te Parys, hem daar in na te volgen, hun zijne gezindheid met het volgende versje inboezemende : Linquo coax ranis, cras corvis, vanaque vani's, Ad Logicam pergo, quae mortis non timet ergo. Vervolgens begaf hij zich met hen naar den Bisfchop hugo van Grenoble, die, reeds vooraf door eene Goddelijke openbaring verwittigd, hun eene verblijfplaats in zijn Bisdom aanwees. Deze vertelling werd in het Roomfche Breviarium of Gebedeboek, op den 6Jen October, den Feestdag van den Heil. bruno , ingevoegd, en verkreeg du* V boes VI loofdfi* ia C. G. [aari073. ot 1517.  3° KERKELIJKE V boek VI Hoofdft. na C. G. Jaario73, tot 1517. > dus des te meer geloofwaardigheid in die Kerlc. Doch in het midden der XVIIde eeuw heeft Pau3 urbanus VIII ze daar uit laten ligten ; evenwel werd ze nog door den Jezuit theophile raynaud en den Paryfchen Godgeleerden andreas du saussay verdedigd, maar door joan launoi wederlegd, hoe zeer naderhand de Karthuizers nog gepoogd hebben, de geloofwaardigheid van dezelve te handhaven. Nadat bruno met eenige vrienden, waarfchijnlijk in het jaar icSo, Rheims verlaten hadden, leefden zij eenigen tijd te Saisfe- Fontaine, in het Bisdom Langres, op de wijze van Kluizenaars, bij malkander. Doch naar grooter volmaaktheid ftrevende, begaf bruno zich op raad van robert, Abt van Molesme, met zes zijner medgezellen, onder de leiding van den Bisfchop hugo van Grenoble. Deze wees hun de woestijn van Chartreufe ter woning aan , een' bijna ontoegankelljken oord, tusfchen vreesfelijk hooge rotfen, die bijna altijd met fneeuw en nevel bedekt waren, twee of drie Franfche mijlen van Grenoble. Hier bouwden zij kleine Cellen of Kluisjes op eenigen afftand van malkander, in welken altijd twee bij eikanderen woonden. Deze plaats heeft aan de Orde den naam Chartreux gegeven, waar van de naam Karthuizers met den tijd ontftaan is. Het begin der Orde zal in het jaar 1086, doch waarfchijnlijker in 1084 5 te plaatfen zijn. bruno leide bij de ffichting van zijn nieuw gezelfchap den Regel van den Heiligen benedictus ten  GESCHIEDENIS. 31 ten grondflag. In de eerfte tijden der Xllde eeuw leefden deze Kluizenaars heel ftreng. Op Zondag deelde hun de huisbezorger brood en peulvruchten uit, welke ieder voor zich zeiven kookte. Eene beek, door hunne Kluizen rondloopende , verfchafte hun water. Op Zondag en hooge Feestdagen kregen zij kaas en visch , als hun die van iemand gefchonken werd. Als zij al wijn dronken, was dezelve zoo verfchaald, dat hij niet beter was dan water. Een geitenharen deken bedekte hun bloote lijf, ook waren zij voorts zeer flecht gekleed. Zij fpraken bijna geheel niet, en vraagden alles door teekenen. In hunne Kerk was, behalve een zilveren kelk, geen de minfte fieraad. Zekere Graaf van Nivernois zond hun veel zilvergereedfchap ten gefchenk, maar zij zonden het hem terug, en verzochten daar vooi osfenhuiden en pergament, hetwelk zij noodiger hadden, omdat zij zich ijverig bezig hielden met het affchrijven van Boeken, waar van zij eenen aanzienlijken fchat verzamelden. Zij ftonden onder eenen Prior, en de Aartsbisfchop van Grenoble bekleedde de plaats van hunnen Abt. bruno was naauwelijks zes jaren lang hun Opziener geweest, toen hij in het jaar 1090 door urbanus II, weleer zijn' leerling, naar Rome ontboden werd , om hem in de regering der Kerk mei zijnen raad bij te ftaan. Hij gehoorzaamde , maai nu verlieten zijne leerlingen ook fpoedig Chartreufe^ evenwel overreedde hij hen dra , om deze woonplaats op nieuw te betrekken. Ondertusfchen kor hij het Hofleven te Rome niet lang verduren. Ool< vind V BOEK VI loofdft. ia C. G. [aan 073. :ot 1517-  V BOEK VI Hoofdrt. na C. G. Jaar 1073. tot 151 7. : j ] i 1 1 1 1 ] 3* KERKELIJKE vindt men hem reeds in het jaar 1092 in de woestijn te lorre in Kalabrië, alwaar hij eene nieuwe C&artreu/iMVteüe. roger, Graaf van Sicilië en Kalabrië, hem op de jagt ontdekt hebbende, liet hier een Klooster voor zijne leerlingen {lichten, die het harde Kluizenaarsleven niet verdragen konden, en hier ftierf bruno den 6den October 1101. In zijne laatfte oogenblikken leide hij zijne Geloofsbelijdenis af, inzonderheid belijdende, dat brood en wijn na de wijding op het altaar het ware ligchaam sn bloed van ciiristus zij. Kort na zijn' dood werden, zoo als gewonelijk, eene menigte wonderen van hem verhaald, welke van zijne heiligheid moes:en getuigen. Evenwel duurde het meer dan 400 iaren, eer hem de eere der Heiligverklaring in zijne Kerk te bcurte viel. Eindelijk vergunde leo X ia iet jaar 1514 aan de Karthuizers, dat zij zijn Feest aarlijks op den 6den October zouden vieren. En iu befloten de Monniken van zijn Klooster in Ka~ 'abrië zijn ligchaam uit het graf te nemen, en het net alle Hatelijkheid onder het hoog altaar van hunïe Kerk te plaatfen; ja opdat de godsvrucht van :ijne vereerders te beter voldaan mogt worden , cheidde men het hoofd van het ligchaam; en zond en gedeelte van het onderfte kinnebakken met twee anden naar de groote Chartreufe; terwijl andere tukjes van het hoofd onder de Kartkuizen aan den Vtyn en te Parys medegedeeld werden. Eindelijk leeft gregorius VII zijnen Feestdag in zijne Kerk Igemeen ingevoerd. bruno heeft ook het één en ander gefchreven, hoe-  GESCHIEDENIS. 33 hoewel verfcheidene fchriften, die op zijnen naam gaan, aan den Bisfchop bruno van Segrii behcoren. In eene verklaring van de Brieven van paulus, Expofitio in omnes Epistolas D. Pauli, is dit merkwaardig, dat hij de leere van augustinus aangaande de eeuwige voorverordinering in derzelver uitgertrektheid heeft aangenomen. Toen bruno ftièrf, waren 'er, behalve de twee Karthuizen, in Daufineè en Kalabrië, geene andere. In het jaar 1137, toen hun Prior guigués uverleed, waren 'er Hechts drie nieuwe in Frankryk bijgekomen. Deze, die het vijfde opperhoofd der Orde was, fchreef haar het eerst hare verordeningen op, (Cartufice Confuetudines,) welke Vrij ftreng waren. In 1258 vond de Prior ruffer, die eigenlijk bernhard de la tour heette, zich genoodzaakt , deze verordeningen te vernieuwen , welke vernieuwing in een algemeen Kapittel der Orde in het jaar 1259 bevestigd werd , en doorgaans de oude Statuten der Orde heet, te weten, de Orde was ver afgeweken van hare oude voorfchriften , waar van de Monniken zich Dispenfatien hadden weten te bezorgen, waar door de Orde bij de Leeken verachtelijk was geworden. Zij droegen fraaije kleederen, en reden op paarden met kostbare tuigen enz., waar tegen nu nieuwe voorfchriften gemaakt werden. Sedert is de Orde merkelijk toegenomen, ook in rijkdom en vermogen, evenwel hebben de Karthuizers hunne oorfpronkelijke ftrengheid tot in de laatstverloopene tijden zoeken te bewaren, zoodat van deze Orde getuigd wordt, dat zij de eenige gebleven XVIII. Deel. C is, V BOEK VI Hoofdrt. na C. G. [aan 073. :ot 1517. Uitbreidingvande Orde der Karthuizers.  V boek VI Hoofdrt. na C. G Jaar 1073 tot 1517 Orde van den H. AXVTONIUi 34 KERKELIJKE is, die in het vervolg geene hervorming noodig gehad heeft. Eenigermate echter mag men zeggen, dat eene andere Orde, die namelijk van den Heiligen antonius, eene meer algemeen nuttige bedoeling ter hulpe van kranken had. De Heilige antonius is uit de Gefchiedenis der IVde eeuw, als het eerfte voorbeeld van alle Monniken bekend. Naar hem noemde het gemeen in Frankryk in de XI en Xllde eeuw eene vreesfelijke ziekte , van welke men ons geen naauwkeurig denkbeeld gegeven heeft, het St. Antonfs Vuur, hetwelk ook het Heilige Vuur, en in eene oorkonde van het jaar 1254 zelfs het Helfche Vuur genoemd wordt. Het lid van het ligchaam , hetwelk daar door aangetast werd , verdroogde zoo zwart, als of het verbrand was: en men vertoonde nog in onzen tijd zulke ledematen in het Hospitaal van het vlek St. Antoine in Daufinèe; fomtijds rotte zulk een lid zelfs wel geheel af. antonius , die onder andere wonderen ook vele ziekten genezen zal hebben, werd bijzonder als helper in deze ziekte aangemerkt. gaston, een rijk Edelman inDaufinèe, tegen het einde der Xlde eeuw, was de Itichter dezer Orde, hij geloofde zijne gezondheid wedergekregen te hebben, door den bijftand van den H. antonius, wiens ligchaam, zoo men voorgaf,in 1050 door jocELiN,een voornaam Heer in dit gewest, van Konflantinopolen in een vlek van Daufinèe, St. Didier la Mothe gebragt en daar in eene Kapel der H. Maagd geplaatst was. gaston's eenige Zoon, girinde of guerin, van de-  GESCHIEDENIS. 35 deze ziekte aangetast wordende, begaf gaston zich naar deze Kapel, en bad om de herftelling zijns Zoons, met eene gelofte, dat zij beiden zich in het vervolg aan het oppasfen en verzorgen van kranken zouden toewijden, waar op de Heilige antonius , zoo luidt het verhaal, hun verfcheen, zijne gelofte aannam, en te gelijk beval, dat hij en allen, die zich aan zijnen dienst zouden overgeven, zich met de letter T van hemelsblauwe kleur zouden teekenen , welke hij aan gaston op de punt van zijnen ftaf vertoonde, uit welken takken voortfproten , welke de geheele aarde bedekten, gaston vond zijnen Zoon gezond, en ook gereed, om het beloofde te volbrengen. Zij begaven zich dan terftond naar St. Didier Ia Mothe ; gaven zich en hunne goederen over ten dienfte der armen, en bouwden een Hospitaal naast de nog onvoltooide Kerk , in welker Kapel het ligchaam van den Heiligen lag. Nu leiden Vader en Zoon den aSften Jun'ij 1095 hunne wereldlijke kleeding af, en trokken zwarte kleederen aan, met een blaauwe T geteekend. Spoedig verbonden zich nog zes andere perfonen met hen. urbanus II, die de Karthuizer Orde bevestigd had, bevestigde ook deze, toen hij in het jaar 1096 de Kerkvergadering te Clermont hield. gaston was de eerfte Grootmeester zijner Orde, en bleef zulks tot zijnen dood in het jaar 1120. Paus honorius III vergunde aan deze Orde in het jaar 1218, daar zij tot hier toe Hechts Leeken geweest waren , om de drie Monnikengeloften af te leggen. Zij hadden al vroeg verfcheidene verfchillen C » met v BOEK VI Hoofdrt. B C. Q. [aar 1073. tot 1517.  V BOEK Vi tfoofdff. na C. G, Jaar 1073. tot 1517. Orde van Fonte- vraud. 3fi KERKELIJKE met de Benedictijnen, doch werden door de Pausfen gehandhaafd, bonipacius VIII verhief hun Opperhoofd tot de waardigheid van Abt, en verordende, dat zij naar den regel van den Heiligen augustus us leven, en zich reguliere Kanunniken zouden noemen. Deze Kanunniken maakten fpoedigen opgang, voornamelijk door de wonderen, welke bij het graf van den H. antonius gezegd werden te gebeuren , hetwelk eene menigte Bedevaartgangers tot zich lokte. — Dat de Heilige antonius gewonelijk met een klein verken, hetwelk een klokje aan den hals draagt, gefchilderd wordt; en dat zijne Kanunniken met een klokje of fchelletje hunne komst tot het inzamelen van aalmoezen aankondigen , en ook van het gemeen daarom jaarlijks een gemest zwijn ontvangen, opdat hun vee niet van het Antoni's Fuur aangetast mogt worden; deze omflandigheden mogen op het getuigenis van eenen Proteftanlfchen Schrijver berusten. Eindelijk had deze Orde eene Hervorming noodig, welke in de eerlte jaren der XVilde eeuw tot (tand kwam, doch alleen door de Franfche Kloosters, vier Italiaanfche en vier Duit fche, werd aangenomen. Doch zeldzamer in hare inrigting, dan alle overige Geestelijke gezelfchappen, die in deze eeuwen ontftaan zijn, was de. Orde van Fontevraud. Derzelver ftichter was robert of roteert , hij voert den bijnaam van Arbriszel, naar een dorp in Bretagne, hetwelk thans Albrefec heet, in het Kerspel van Rennes, in hetwelk hij omtrent het jaar 1045 of 1047 geboren werd. Nadat deze in eenige  GESCHIEDENIS. 37 ge fteden van Frankryk onderhoud en onderwijs verkregen had; ging hij naar Parys, alwaar hij openlijk onderwijs gaf in de Godgeleerdheid. De Bisfchop van Rheims, die geheel ongeleerd was, verkoos hem tot zijnen Fikarts, om de wanorden in zijn Bisdom weg te nemen, waar in hij vier jaren ijverig werkzaam was; doch na den dood des Bisfchops, beducht voor den haat der Kanunniken, die hij had zoeken te hervormen, begaf hij zich naar Angers, waar hij andermaal Leeraar der Godgeleerdheid werd. Maar ook hier vond hij het zedenbederf zoo groot, dat hij bcfloot, der wereld geheel vaarwel te zeggen. Zijn eerfte weg bragt hem in de groote en woeste wildernis van Craon, waar hij in gezelfchap van eenen Priester een ten uiterfte ftreng leven aanving. Zijn voedfel beftond uit wortelen en kruiden ; de aarde diende hem tot een bedde, als hij den flaap volftrekt niet langer weeren kon, en in plaats dat andere Kluizenaars met vellen van geiten of lammeren gekleed waren, droeg hij eene borftelige zwijnenhuid, om zijn ligchaam te meer te kwellen. Tegen zijne bedoeling werd dit voorbeeld der boete fpoedig bekend; men fnelde van alle zijden heen, om hetzelve te bewonderen, en velen begonnen, onder zijn opzigt, hem na te volgen. Derzelver getal vermeerderde zoo fpoedig, dat zij drie gezelfchappen aanleiden, een van welken hij zelvebefluurde,terwijl hij het opzigt over de beide anderen aan twee zijner leerlingen opdroeg, die hij voor de volmaaktften hield; In het jaar 1094 bouwde hij voor hun een Klooster en fchreef hun den zoogenoemden regel van C 3 den V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaarj.073. tot 1517.  V BOEK VI Hooi dit. na C. G. Jaai-1073. tot 15 17. 38 KERKELIJKE den Heiligen augustinus voor. Zij verwisrelden na eenigen tijd hun armhartig leven met de inrigting van reguliere Kanunniken, robert zelve kreeg in het jaar 1096 van urbanus II bevel , om het kruis te prediken , hetwelk hij met veel ijver deed, waar door hij tevens eene menigte aanhangers voor zich verkreeg, voor welke hij eene verblijfplaats zocht en vond in de Provintie Poitou, niet ver van de dad Candes, in een wijd veld, met kreupelbosch en doornen begroeid, hetwelk men Fontevraud noemde. Hier bouwde hij in het jaar 1100 eene menigte Kluizen, en dewijl hij aanhangers van beide kunnen had, leide hij ook twee onderfcheidene Kloosters en Bedehuizen voor hun aan. Vervolgens hield hij zich bezig, om ontuchtige vrouwen te bekeeren. Te Rouen ging hij in een hoerhuis, en wist al deszelfs bewoonfters te bewegen, dat zij hare levenswijze veranderden. De toeloop tot zijn gezelfchap was zoo groot, dat hij alleen voor de vrouwen drie Kloosters oprigten moest. Het ééne (le Grand Moutier, een woord, dat uit Monaste* rium ontftaan is,) bevatte 300 maagden en weduwen; in het tweede, (de St. Lazare,^) waren iao melaatfche en kranke; maar in het derde, (de la Magdelaine,) de gevallene. Voor de mannen werd een groot Klooster, en voor de beide gedachten eene gemeenfchappelijke Kerk gebouwd, robert zworf oridertusfchen, als Apostolifche, (of Pausfelijke,) Prediker, geheel Frankryk rond, terwijl Paus paschalis II in 1106 zijne Orde bevestigde, die hij ook vervolgens onmiddelijk aan den Paus onderwierp, Oa.  GESCHIEDENIS. $9 Ondertusfchen had robert of rotbert aan zijne Orde eene zeldzame en in hare foort eenige inrigting gegeven. Dewijl hij dezelve aan de Maagd maria en aan den Apostel joannes gewijd had, geloofde hij, ingevolge de woorden van den Zaligmaker, die aan dezen Apostel zijne Moeder, als aan eenen Zoon, had aanbevolen, (Joann. XIX. 26.) dat zijne Orde onder het beftuur eener vrouw, die de plaats van maria vervangen zou, ftaan moest, en dat aan de Abdisfe van Fontevraud niet alleen de vrouwen, maar ook de tot zijne Orde behoorende Monniken, met derzelver Abten ondergefchikt behoorden te zijn , als plaatsvervangers van den Apostel joannes. Deze zeldzame inrigting is op nog zeldzamer wijze vervolgens verdedigd. Men heeft, bij voorbeeld, gefchreven, dat de H. Maagd God zeiven beftuurd hebbe, nademaal de H. Schrift zegt, dat jezus zijne moeder onderdanig geweest is (*). mabillon (f) merkt aan, dat robert echter, gedurende zijn leven, het hoofd der Orde is gebleven, die hem haren Prtelatus en Magister noemde, doch heeft echter niet kunnen bewijzen, dat bij eenige andere Orde foortgelijke inrigting hebbe plaats gedad, als robert in de zijne invoerde. Misfchien had deze zeldzame inrigting zoo veel of meer invloed tot uitbreiding der Orde, dan de boetprediking van robert zelve. Bij zijn leven waren 'er reeds 3,000, en kort na zijn dood 4 of 5,000 (*) bayle Biet. Art. Fontevraud. Q) Annal. Ord. S. Bened. T. V. p. &5: C 4 V boek VI Hooim na C. G. Jaanc.73. tot 1517. Dez? Orde heeft ee^e vt v t c !'C- ui..fter.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. j j 1 i 1 *e KERKELIJKE 5,000 Nonnen enkel in het Klooster Fontevraud. De Regel van den Heiligen benedictus was het voorfchrift voor al de leden der Orde. Aan allen was het vleescheten verboden, zelfs aan de zieken. De Nonnen moesten beftendig zwijgen; alle gemeenfchappelijk ter Kerke gaan, en met het flechtfle laken gekleed zijn; de dervende mogten de Sacramenten alleenlijk in de Kerk ontvangen. De Monniken, die niets in eigendom mogten bezitten, waren verpligt te zingen en de Mis te hooren, en de Leekebroeders tot handenarbeid. De eerde mogten geene Parochiekerken noch Tienden aannemen; eedzweeren en de vuurproeve waren hun verboden; zij hadden dechts op zekere tijden verlof om te fpreken. Evenwel gaf robert in vele opzigten ontflag aan zijne Broeders en Zusters , maar hij zelf overtrof allen in waken, vasten en flecht voedfel, en ging altijd barrevoets. Hij kon echter, met al zijne vroomheid, kwade vermoedens en achterklap niet ontgaan; ook werd hij door verdandige lieden tot meer voorzigtigheid rermaand. De beroemde. Abt goffried of got?riëd van Vendome, naderhand Kardinaal gemaakt Joor urbanus If, fchreef hem (*): dat hij van ïem gehoord had, dat hij met eenige vrouwen , vier opzigt hij aanvaard had, in eene te gemeenzame verkeering zamenwoonde, met haar dikwijls n het bijzonder fprak, ja zich niet fchaamde, meer- ma- (*) goffred Vmdocin. Libr. IV. Ep. 47. in sirmon11 Opp. T. III. p. 549.  GESCHIEDENIS. 4* malen bij en met haar te flapen. „Daar door fchijnt „ gij u zeiven," dus vervolgt hij, „ gelijk gij „ voorgeeft, het kruis des Heeren Verlosfers waar„ dig te gedragen, naardien gij de verkeerd ontfto„ kene drift des vleefches poogt uit te blusfchen. „ Indien gij dit thans doet, of eens vooral gedaan „ hebt, dan hebt gij u een nieuw ongehoord, maar „ onvruchtbaar foort van Martelaarfchap, (Martij? „rium,) uitgevonden." Verders onderhoudt de Abt den goeden robert over het onvoegzame, onvoorzigtige en gevaarlijke in dit zijn gedrag. Men heeft aan de echtheid van dezen Brief wel willen twijfelen, maar vergeefs, en mabillon erkent zelve, dezen Brief in een Handfchrift te Florence gezien te hebben, hoewel hij uit het Handfchrift,dooi sirmond gebruikt, was uitgefcheurd. Ook is 'ei nog een andere Brief van foortgelijken inhoud, wel ke aan robert gefchreven zal zijn door marbod. Bisfchop van Rennes; eayle is breedvoerig ovei dit een en ander in zijn Woordenboek, hoewel hl in de herhaalde uitgave van dat werk erkent , dai 'er geen ergerlijk gedrag bewezen is. robert vanJrbrisfelles overleed in het jaar 1117, in het Klooster Orfan in Berry. In het vervoh verminderde het getal der bewoneresfen van Foute vraud zoodanig, dat het in het jaar 1248 flechts 70c bedroeg, ja 40 jaren daar na tot 360 gedaald was: maar daartegen had de Orde ook in Spanje en En geland Kloosters aangewonnen. Naderhand geraakti zij in Frankryk zoo in verval, dat de Paufen feder het midien der XVde eeuw meer dan eens op een C 5 Her V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  V boek VI Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517. Twisten tusfchen de Monniken en Kanunniken. i \ 1 j 1 1 1 < 1 1 4* KERKELIJKE Hervorming derzelve bedacht zijn geweest, welke niet zonder tegenftand aangenomen werd (*). Hoe veel gelijkvormigheid 'er ook ware tusfchen de zoogenoemde reguliere Kanunniken en de Monniken, zoodat men zelfs van den éénen ftand ligtelijk overging in den anderen, greep 'er nogtans bij aanhoudendheid een naarijver plaats tusfchen de eene en anderen; te meer, omdat het niet zelden gebeurde, dat aan de Monniken de plaatfen en goederen der Kanunniken gegeven, of deze in het bezit van de eigendommen der Monniken gefield werden. Ook betwistten de Kanunniken aan de Monniken het •egt, om Kerkelijke ambten te bekleeden. — Een ter voornaamflen, die de voorregten der Kanunniken boven de Monniken ten hoogden top verhief, vas lambert, Abt van St. Rufus, in eenen Brief, ;efchreven, omtrent het jaar nio (f). Maar aan len anderen kant hebben de Monniken eenen uitnuntenden voordander gevonden in den bekenden ibelard, die insgelijks in eenen Brief hunne waarligheid nadrukkelijkst verdedigde, gelijk ook zijn r/ijdgenoot rupert, Abt van Duits; en inderdaad leigde ook de menigte tot hooger vereering van den donnikendand, gelijk ook de Monniken thans niet ens altijd de Priesterwijding noodig hadden, om Is openlijke Leeraars te kunnen optreden. Desnietemin bezat de zoogenoemde Wereldlijke Geestelijkheid (*) iielyot Hiftoirc des Ordres Monajliques Torn. VI. ag. 86. fqq. (f) In maiu'ENE Thcs. Anecdot. T. I. ƒ>. 329-332.  GESCHIEDENIS. 43 heid toch het gewone Leeraarambt; de Kanunniken handhaafden zich door hunne rijke ftichtingen, en doordien zij de naasten waren, om den Bisfchoppelijken Stoel te bezitten, in fpijt van de buitenfporigheden, waar mede zij befchuldigd werden, en die zij zochten te ontgaan, door herhaalde Hervormingen van hunnen ftand. Van daar in dit Tijdperk verfcheidene Congregatiën of verzamelingen van reguliere Kanunniken. Zoo ontftonden in het jaar 1114 te Jeruzalem de reguliere Kanunniken van het Heilige Graf, die door den Patriarch arnulf bewogen werden, om zonder eenïg bijzonder eigendom zamen te wonen, en die door Paus calixtus II in 1122 bevestigd zijnde, zich ook in Europa voortplantten. Nog vermaarder werd de Congregatie der Kanunniken van den Heiligen victor te Parys. lodewyk. de Dikke liet deze Abdij omtrent het jaar 1113 voor hun bouwen, toen willem van Champeaux, Aartsdiaken in die Hoofdftad, zich federt het jaar 1108 met zijne talrijke leerlingen in de Kapel van St. Victor begeven had, om daar zijn onderwijs te vervolgen. Kort daar na hebben dc beide Kanunniken, hugo en richard van St. Victor, den roem van het Klooster bijzonder vermeer' derd. De ftrenge orde, welke in hetzelve werd waargenomen, wekte verfcheidene Collegiaatkerken en Kloosters van deze foort op, om zich met dit Klooster in eene Congregatie te vereenigen; doch welke naderhand weder gefcheiden is. Onder al de Hervormingen der Kanunniken heeft zich echter geene zoo uitgebreid, en zoo v.el aanzien BOEK VI rloofdft, na C. G. Jrario73. tot 15.7. Orde der Pre m 011ftratenfen  V BOEK Vi Hoofdft na C. G. Jaario73. tot 151/. en derzclver (lichter NORSERT. 44 KERKELIJKE zien en rijkdom verworven, als de Orde der Premonflratenfen. bartholomeus , Bisfchop van Laon, wilde omtrent het jaar n 19 onder de Kanunniken dezer ftad, die reguliere heetten, hoewel zij even zoo ongeregeld leefden, als de meeste anderen, eene hoofdverbetering invoeren. Hij verzocht daarom den Paus calixtus II, die zich toen in Frankryk onthield, om zich daar toe van den Apostolifchen Boetprediker norbert te mogen bedienen. Deze norbert was in het jaar 1082 te X-rnten, eene ftad in het Hertogdom Kleef, uit het genacht der Heeren van Gennip , geboren. Na eenig onderwijs genoten te hebben , werd hij door den Aartsbisfchop frederik van Keulen tot Onderdiaken gewijd, en kreeg eene Kanunniksplaats in zijne vaderftad; vervolgens kwam hij aan het Hof van den Aartsbisfchop, alwaar hij te Keulen nog eene Kanunniksplaats kreeg. Na eenigen tijd begaf hij zich aan het Hof van den Keizer Hendrik V, die hem tot zijn' Hofkapellaan benoemde, en hem meermalen raadpleegde. Met dezen Vorst reisde hij ook in het [aar mo naar Italië, en was tegenwoordig, toén Paus paschalis K met zijne Kardinalen op bevel des Keuers gevangen werd genomen. Doch norbert had daar van zoo groote droefheid, dat hij zich bij den gevangenen Paus vervoegde, en hem e voet viel, om vergeving biddende, dat hij door ïijne tegenwoordigh(.il daar aan deel fcheen genomen te hebben, hendrik in Duitschland terug geteerd , dn.ejr aan norbert het Aartsbisdom Kame-yk op, maar norbert bedankte, omdat hij de  GESCHIEDENIS. 45 Investituur des Keizers niet ontvangen wilde. Onder groote ontwerpen, om in de Kerk tot hooger ftaat te komen, reed norbert eens in het jaar 1114 een toertje, van eenen bedienden verzeld, naar het ftadje Freden, niet ver van Xanten. Onder weg overviel hem een onweder; zijn bediende vermaande hem terug te keeren. Vergeefs. Onverziens — zoo verhaalt eene oude Levensbefchrijver van norbert, riep hem een ftem van deri Hemel toe: - Waarom hii jezus vervolgde en zich kantte tegen zijne beftemming, waar toe hij verordend was? Op deze ftem volgde een blikfemftraal, die norbert van het paard en diep in den modder floeg. Hier lag hij, een uur lang, voor dood; toen hij weder bijkwam, geloofde hij van God tot bekeering geroepen te zijn en voelde berouw van zijne vorige zonden. Sedert deze gebeurtenis , die vrij duidelijk eene nabootfing is van de bekeering van paulus, befloot norbert tot eene geheele verbetering van zijn Ieven. Hij maakte daar van een begin met vasten, en trok, onder zijne prachtige kleederen , een haren hemd aan. Vervolgens begaf hij zich onder het opzigt van den Abt conon , (chuno ,) van Siegberg; en onderging al de godvruchtige oefeningen van eenen boeteling, ook (lichtte hij het Klooster Furjfenberg bij Xanten. In het jaar 1115 werd hij, op zijn ernftig aanhouden, door den Aartsbisfchop van Keulen tot Diaken en Priester ingewijd. Zich vervolgens 40 dagen lang in het Klooster Furfienberg voorbereid hebbende, hield hij zijne eerfte Misfe te Xanten, welke hij afbrak door eene kleine rede over ■ da V RORK VI Hoofdfi. ia C. G. | aar 1073. :ot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. 46 KERKELIJKE de ijdelheid en het gevaar van de wereldfche grootheid en vermaken, vermanende zijne Kanunniken tot verandering van levenswijze. Als hij deze vermaningen den volgenden dag in het Kapittel der Domheeren herhaalde, voer een Geestelijke hevig tegen hem uit met fcheldwoorden, en fpoog hem in het gezigt. norberg verdroeg dit met geduld , en dankte God, dat hij hem een zoo roemrijk lijden toezond. Zijn ijver in de werken van Godzaligheid werd verfterkt door een geval, hetwelk hem gebeurde, als hij de Mis las. Eene groote fpin viel in den gewijden wijn, norbert had ze, volgens Kerkelijk gebruik, 'er kunnen uithalen, omfpoelen en verbranden, en de asch in het water werpen, of in de Sacristie verbranden, maar zijn geloof, dat zij hem in het bloed van Christus niet fchaden kon, was zoo groot, dat hij ze doorflokte, en zijn vertrouwen werd vervuld. Zijn buitengewoon gedrag verwekte hem meer vijanden behalve de Geestelijkheid. Als de Pausfelijke Legaat conon in het jaar 111S eene Kerkvergadering te Frizlar hield, werd hij door de Aartsbis. fcboppen, Bisfchoppen en Abten bij den Legaat befchuldigd , als een onrustig en hoogmoedig man. norbert verdedigde zich, maar vond weinig heul bij den Legaat. Eindelijk befloot hij, in Apostolïfche armoede, in vreemde landen te prediken; hij leide dan al zijne Kerkelijke waardigheden neder, verkocht zijne aanzienlijke goederen, en deelde het geld onder de armen; vervolgens fioeg hij op weg, als een rondzwervend Prediker, alleen verzeld van twee  GESCHIEDENI S. 47 twee bedienden, ziine reisgenooten. Dus kwam hij, gekleed in eene grove pij en barrevoets, te St. Galles in Provence, alwaar de Paus gelasius II zich toen bevond, van wien hij, in het jaar. 1118 , de vrijheid verwierf, om als Boetprediker rond te reizen. Op deze wijze, trok hij, als een landlooper, half naakt met een bedelaarsrok, en als een boeteling, verfcheidene Provinciën van Frankryk door. Te Orleans bekeerde hij eenen Onderdiaken, die hem voorts verzelde. Te Valencien ondervond hij, dat de inwoners geen Hoogduitsch verftonden, zoo min als hij Fransch fprak. — Dit moet zeker bevreemden, dat hij dit niet reeds eer ondervonden had. — Hoe het zij, hij bad God, dat hij wilde geven, dat hij voor zijne Toehoorders in eene vreemde Taal verftaanbaar werd: Dit gebeurde ook, zegt zijn Levensbefchrijver, en dit wonder bragt in elke ftad wonderbare bekeeringen voort, hugo des fossees , Kapellaan van bcjrkard, Bisfchop van Kameryk, werd zijn aanhanger, en is naderhand zijn opvolgei geweest. Van dezen verzeld, voer hij voort, al reizende te prediken , en overal goed te nichten. Als hij in de nabuurfchap van Gemblours twee vijanden wilde verzoenen, en de één zich niet wilde laten verzoenen, wilde deszeifs paard niet van d< plaats, voordat hij naar norbert geluisterd had. calixtus II, die ten dezen tijde Paus was, hield in het jaar 1119 de vermaarde Kerkvergadering te Rheims. Op dezelve verfchenen ook norbert en hugo, en verwierven van den Paus bevestiging vat V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. Jaario?.?. tot 1517.  V BOEK Vf Hoofdft. na C. G Jaano73. tot 1517. 45 KERKELIJKE van het verlof, om te prediken, door voorfpraak van bartholomeus, Bisfchop van Laon, die ook bedoor, norbert te gebruiken tot Hervorming van zijne Kanunniken te Laon, waar toe de Paus hem tegen zijnen zin noodzaakte, norbert deed echter vergeeffche moeite, waarom hij van deze onderneming afzag, hoewel hij den Bisfchop niet kon weigeren, om in deszelfs Kerspel eene verblijfplaats te zoeken. Bij verfcheidene plaatfen, die hem in het jaar 1120 gewezen werden, vond hij in het gebed, dat het Gods wil niet was, dat hij zich daar nederzette. Eindelijk bragt hem de Bisfchop op een der ruwfte en afgelegenfte oorden, in een Dal in het woud van Coucy, waar het water, hetwelk van de naaste bergen afdaalde , een moeras maakte. Dit donker ongezonde Dal Premontre , ( Prémonttè , Pramonftratum, Pratum monjïratum,) genoemd, had eene vervallene Kapel, in welke norbert biddende, een' geheelen nacht in verrukking doorbragt. Den volgenden morgen riep hij vol vreugde uit, dit was de plaats zijner ruste, en de haven zijner zaligheid, waar hij met andere dienaren des Heeren deszelfs lof zingen wilde; evenwel zou deze Kapel de Hoofdkerk van het Klooster niet zijn , naardien God hem in een gezigt daar eene andere plaats toe aangewezen had. Toen norbert en hugo, benevens een Engelfche Geestelijke, in het jaar n20 bezit van Prémontrè genomen hadden, gaf de Bisfchop bartholomeus hun in plaats van de kleeding van boetelingen eene witte kleeding , welke de Maagd marta zeU  GESCHIEDENIS. 49 zelve aan norbert aangewezen zal hebben. Het duurde niet lang, of zij kregen meer aanhangers, onder anderen bragt norbert uit eene bloeijende Leerfchool te Laon zeven jonge Lotharingen, en i met hen veel geld, naar Prémontrè, maar de En~ gelfche Geestelijke, aan wien hetzelve aanbevolen was, ging met dit geld bij nacht door. Des te meer prentte norbert zijnen leerlingen armoede en boetdoeningen in. Tot hier toe had norbert zijne leerlingen, zonder gelofte te doen, de zoogenoemde Apostolifche levenswijze leeren onderhouden, maar thans fchreef hij hun den regel van augustinus voor, en zij leefden als reguliere Kanunniken, doch tevens paarde hij met die levenswijze het een en ander, heN welk den Monniken anders eigen was, aanhoudende gebeden, eenzaamheid, onthouding van vleesch enz. In het jaar 11 aa ftichtte hij eene prachtige Kerk, vervolgens een Klooster, waar in aanzienlijke jonge Dochters denzelfden Regel waarnamen. Men verlangde zijne tegenwoordigheid in Westfalen, alwaar gottfried, Graaf van Cappenherg, hem zijn flot en zijn gebied fchonk, waar uit in het jaar 1113 de nog bloeijende Proostdij der Premonfïratenzen te Cappenherg in het Bisdom Munfter ontdaan is, en de Graaf werd naderhand zelve een Heilige van de* Ze Orde. De magtige Graaf van Champagne thjebault wilde ook te Prémontrè aangenomen worden, maar norbert verklaarde hem, dat het Gods wil was, dat hij zou trouwen, en dat zijne nakomelingfchap talrijk zou zijn , waar aan de Graaf XVIII. Deel. D zich V boek VI loofdlt* ia C. d [aario73J :ot 1517*  9» KERKELIJKE V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaano73 tot 1517, zich onderwierp. De overwinning, welke norbert in het jaar 1124 op den zoogenoemden Ketterfchen aanhang van tanchelin behaalde, welke in het vervolg befchreven zal worden , vergrootte zijnen roem , en bragt veel toe tot den bloei van zijne Orde. In het jaar 1124 verkreeg hij de Pausfelijke bevestiging van dezelve, die in het jaar n26 bekrachtigd werd. Hier tegen had hij, volgens zijnen Levensbefchrijver, veel te dulden van den Duivel en deszelfs vervolgingen, die eens in de gedaante van een Beer met uitgefperde kaken en uitgeflrekte klaauwen op hem losging, maar dien hij door het teeken des kruis verdreef. Op zijn gebed werden de wolven zoo tam, dat zij zijne kudden bewaarden , en een derzelven ftond te Prémontrè als een fchildwacht tegen andere wolven enz. In het jaar 1126 predikte hij te Spiers voor den Keizer lotharius, met zoo veel toejuiching, dat hij als met eene algemeene geestdrift tot Aartsbisfchop van Maagdenburg, niettegenftaande zijne tegenkanting, verkoren werd. En nu zag men eenen Aartsbisfchop van Maagdenburg uit Spiers op reis gaan, in een flecht kleed, barrevoets , op eenen ezel. Hij werd te Maagdenburg prachtig ingehaald, maar zonder iets in zijnen uiterlijken toeftel te veranderen , volgde hij enkel den Koet, zoodat, toen hij in het Paleis meende te ^aan, de poortier hem als een bedelaar afwees, roen men dezen zijnen misdag bekend maakte, wilde hij vlugten, maar norbert zeide al lagchend :egen hem: „ Vrees niet, lieve Broeder! gij kent mij  GESCHIEDENIS. 51 mij en mijne onbekwaamheid tot deze waardigheid beter, dan allen, die mij noodzaken in dit Paleis binnen te gaan." Terftond bezuinigde de nieuwe Aartsbisfchop de uitgaven, die zijne voorzaten gedaan hadden, en fchreef zijnen huisgenooten zoo ftrenge zeden voor, dat zijn Paleis naar een Klooster geleek. Hij vond de meeste goederen van zijn Aartsbisdom in handen van naburige Heeren, maar eischte ze terftond van hen terug, op ftraffe van den ban. Hij noodzaakte zijne Geestelijken kuisch te leven, het zij dat zij echte vrouwen of bijzitten hadden. In het jaar 1127 deed hij koenraad , Hertog van Frankenland, in den ban, omdat hij zich tegen Keizer lotharius verzette, en in het volgende jaar leide hij de waardigheid neder van Generaal en Hoofd zijner Orde, in welke hij door hugo werd opgevolgd, die de vervallene Kloostertucht in dezelve thans weder herftelde. Te Maagdenburg, waar de Kollegiaatkerk van St. Maria hare meeste inkomften verloren had, zoodat de Kanunniken even zoo onordenltjk als behoeftig leefden, ftelde hij in het jaar 1129 in derzei ver plaats een aantal van zijne Premonftratenzen. Ondertusfchen had norbert , door ijverige verbeteringszucht, zich den haat van een groot deel zijner Geestelijkheid berokkend, zoodat men zamenzweeringen tegen zijn leven maakte, en zelfs in het jaar 1129 een opftand tegen hem in Maagdenburg ontftond. Het volk plunderde de Marickerk , en viel het Paleis van den Aartsbisfchop aan, die dnor zijne huisgenooten echter ter naauwernood bewogen D 2 kon V boek VI [-loofdfl. ia C. G. [aario73. :ot 1517'  V BOEK VI Hoofdfl. na C. G Jaar 1073 tot 1517. 52 KERKELIJKE kon worden, den ftorm met de vlugt te ontwijken, Hij begaf zich in het nabijgelegen Klooster op den Petersberg. Eindelijk vereenigde zich alles in Maagdenburg weder, om hem eerbiedig terug te roepen. Terftond daar op volgde in het jaar 1130 de Paufelijke fcheuring tusfchen innocentius II en anacletus II, welke norbert reeds twee jaren te voren voorzien wilde hebben, gelijk hij thans aankondigde, dat binnen kort het Rijk van den Antichrist een begin zou nemen. De Heilige bernhard, wien hij dit insgelijks zeide, wilde dit niet gelooven (*), evenwel erkende hij vervolgens in anacletus, omtrent zoo als norbert, een' Antichrist, of een algemeen vervolger der Kerk (f). Ook bragt noreert veel toe, dat de Keizer lotharius zich voor innocentius verklaarde. Ook onderfteunde hij deszelfs gezag op de Kerkvergadering te Rheims in het jaar 1131, en bezocht met hem zijn Prémontrè, alwaar toen bijkans 500 van zijne leerlingen zoo getrouw naar zijne voorfchriften leefden , dat de Paus dezelve door eene eigene Bulle bevestigde. Na het overlijden van den Bisfchop van Keulen, droeg de Keizer aan norbert de waardigheid van Aartskanfelier voor het Rijk van Italië op. Hij verzelde daarom dezen Vorst op den krijgstogt, dien hij in het jaar 1132 ten behoeve van Paus innocentius naar Italië ondernam. Maar op de terugreize overviel hem eene ziekte, aan weika (*) Epist. LVI. (t) Epist. CXXIV. CXXXVI.  GESCHIEDENIS. 53 ke hij op den 6den Junij 1134 te Maagdenburg zijn leven eindigde. Was hij reeds voor eenen wonderdoener gehouden bij zijn leven, geen wonder, dat het na zijn dood niet aan openbaringen, verfchijningen en wonderwerken van hem ontbrak, ook werd zijne heiligheid , zegt men, aangeduid door het niet vergaan van zijn lijk, en den liefelijken reuk, dien het uitgaf. De Kanunniken der Kathedrale Kerk twistten met de Premonflratenzen van de Mariekerk, over de eere van zijne begraafplaats, tot dat de Keizer voor de laatften uitfpraak deed. Sedert hielden de bedevaarten naar zijn graf en de wonderen bij hetzelve niet op, hoewel abelard met het laatfte wonder, hetwelk norbert, kort voor zijn dood, zal verrigt hebben, door het opwekken van drie dooden, den fpot drijft. De Kanunniken der Mariekerk gaven in het begin der XHIde eeuw aan innocentius III eene lijst over van de wonderen van hunnen Stichter, en volgens eene oude overlevering in zijne Orde, zal deze Paus hem reeds Heilig verklaard hebben. Ten minfte had men al vroeg in vele Kerken begonnen, hem als eenen Heiligen te vereeren, tot eindelijk gregorius XIII in het jaar 158a verordende, dat norberts Feestdag, in alle Kloosters en Kerken der Premonflratenzer Orde op den 6den Junij gevierd zou worden. Doch naderhand heeft urbanus VIII in het jaar 1625 dezen Feestdag op den elfden Julij verplaatst. Bij de Hervorming bezat de ftad Maagdenburg nog het ligchaam van dezen Heiligen, doch, na veD 3 le v" BOEK VI rloofdff. ia C. G. [aar 107 3. :ot 1517.  V isoek VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Orde der Karmeliten. 54. KERKELIJKE le pogingen, werd hetzelve in het jaar 1629 naar Praag overgebragt, in de Abdij Strahow, van deze Orde, en norbert onder At Patronen of Befchermheiligen van Bohemen aangenomen; doch naderhand heeft filip muller in een afzonderlijk gefchrift beweerd, dat niet het ligchaam van norbert , maar van eenen anderen ouden Aartsbisfchop ten dien tijde naar Praag gebragt is. Van de vruchten van norberts geest is niets anders gedrukt dan eene Vermaningspredikatie aan zijne Leerlingen (*). Zijne Commentarien over Bijbelboeken worden in het Klooster te Cappenherg bewaard. Bovendien heeft hii nog verfcheidene Predikatiën, Zedekundige Verhandelingen en een Boek van de gezigten en openbaringen, die hij gehad zal hebben, nagelaten (f). Dertig jaren na de (lichting zijner Orde had dezelve bijna 700 Abten. In het jaar 1344 waren 'er 1332 Abdijen, 350 Proostdijen, en 500 VrouwenKloosrers. Een groot deel van dezelve is door de Kerkhervorming te niet gegaan, ja zelfs in Italië was 'er in het begin der XVIHde eeuw van de 65 Abdijen geen déne overgebleven. Insgelijks omtrent het midden der Xllde eeuw, toen de Orde der Premonflratenzen zich begon uit te breiden, nam ook de Orde der Karmeliten, dus genoemd naar den btxgKarmel, in het Heil. Land, haren oorfprong; hoewel de Orde zich beroemt, en door verfcheidene gefchriften heeft pogen te bewijzen, (*) In de Biblioth. PP. Lugd. T. XXI. p. 118. (f) fabr. Bibl. Lat.Med. et inf. . 358-658.  GESCHIEDENIS. 61 Nacht efi dag bleef hij, vlijtig biddende, in de Kerk, en vergoot tranen voor zondaren en ellendelingen. Ook bad hij God voornamelijk, dat die hem de ware liefde en beste middelen wilde fchenken, om het heil der menfchen te bevorderen, zoo als weleer de Zaligmaker. Zijn wensch werd fpoedig vervuld. Zijn Bisfchop nam hem mede naar het Zuiden van Frankryk, onderweg bekeerde hij , na lang redetwisten, eenen Ketter. Te Rome gekomen, kregen de Bisfchop en hij de vergunning van den Paus, om aan de bekeering der Albigenzen te arbeiden, dominicus kweet zich hier ijverig, en bleef weldra in dit werk alleen; en niet zonder gevaar, voornamelijk toen de Paus in het jaar 1208 eenen kruistogt tegen hen liet prediken , evenwel volhardde dominicus , en verklaarde , als men hem dreigde, dat hij niet vreesde, want dat hij niet waardig was , een Martelaar te zijn. Allengs verzamelde hij een gezelfchap van lieden om zich , die insgelijks aan de bekeering der Ketters arbeidden: nu voornemens om eene nieuwe Orde te ftichten, reisde hij in het jaar 1215 met hen naar Rome, alwaar de Paus hem zijne begeerte inwilligde, omdat hij zich grooten dienst van hem beloofde tegen de Albigenzen, die wel bij duizenden door den kruistogt omgekomen, maar niet uitgeroeid waren. Evenwel ftreed dit verlof met een befluit van de vierde algemeene Kerkvergadering van Lateranen, die het uitvinden van nieuwe Orden onlangs verboden had, (_ne quis de ccetero novam reKgionem inveniat, fed quicunque voluerit ad reli- gi- V boek VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517-  V BOEK VI Hoofdft. na C. G, Jaar 1073, tot 1517. 62 KERKELIJKE gionem converti, unam de approbatis fumat.~) Doch het belang zijner zaak deed den Paus tegen dit befluit handelen, dominicus nam den Regel van augustinus aan voor zijne Orde, met eenige bijvoegfelen ten aanzien van het eten, vasten en andere ftrengheden. In het jaar 1216 verkreeg hij van honorius III eene vernieuwde bevestiging van zijne Orde, in drie handvesten, in welker laatfte van het jaar 1217, de Paus hen naar hunne hoofdbedoeling, het Prediken noemt, Fratres Prcedicatores, gelijk zij naderhand Frêres Prècheurs , Predikmonniken en Predikheeren genoemd zijn. In het jaar 1206 (lichtte dominicus ook een Klooster voor Nonnen , in welk hij elf vrouwen bragt, onder welke negen door hem bekeerde Albi» genzen waren. Vervolgens nam hij voor naar Afrika over te fteeken, om aan de ongeloovigen het Christendom te verkondigen; terwijl hij matthias van Parys intusfchen tot Opperhoofd der Orde aanftelde. Deze (lichtte in het jaar 1218 het eerfte Klooster der Orde te Parys. Dit Klooster, aangelegd in de ftraat van St. Jakob, werd naar dezen Heiligen genoemd , en de bewoners van hetzelve heeten Jacobins of Jakobijnen , welke naam aan deze Dominikanen tot in onze tijden eigen gebleven is, toen een geheel ander gezelfchap in dat zelfde Klooster zijne vergaderingen hield, en daar van den naam Jakobijnen ontleende. In het jaar 1218 kwam renaud of reginald, Deken der Kanunniken, te Orleans, een geleerd man , te Rome, alwaar hij ziek geworden, op de aan-  GESCHIEDENIS. €3 aanfpraak van dominicus een gelofte deed, en volgens dezelve, herfteld zijnde, lid der Orde werd. Dit wordt toegefchreven aan eene verfchijning van de Maagd maria , aan hem, die hem in het midden der heete koorts met eenen heiligen olie zalfde, en tevens ook aan dominicus zal verfchenen zijn, en dien een ordensgewaad voor zijne Monniken zal vertoond hebben , hetwelk dominicus naderhand zijnen Monniken heeft voorgefchreven. Ondertusfchen is het bewezen, dat dominicus zijne eigenlijke ordenskleeding reeds vroeger gedragen heeft, zoodat deze geheele vertelling vervalt. Nogtans heeft men daar voor ten diende van hen, die dit gewaad vereeren , (gui aliquam in veste e coelt allata pietatis partem ponunt,) uitgevonden , dat reeds innocentius III dezen Heiligen in een gezigt gezien zou hebben, hoe dezelve in dat gewaad de Kerk van Lateranen onderfteunde; en dat de Maagd maria in het jaar 1216 hem en den H. franciscus in hetzelfde gewaad aan haren Zoon vertoond zal hebben, om zijnen toorn tegen de wereld te verzachten. Ook wederleggen Dominikaner Schrijvers het voorgeven der Franciskanen, als of dominicus van franciscus een touw met knoopen gevraagd zouden hebben, om zijn ligchaam daar mede te omgorden , dewijl dominicus altijd een ijzeren keten om het bloote lijf gedragen hebbe. In de jaren 1220 en 1221 hield dominicus twee Kapittels van zijne Orde, in welker eerfte hij alle bijzonder eigendom en vaste inkomften aan zijne Monniken verbood, waar over naderhand de Domi- ti'f V BOEX V£ HoofdlL na C. G. jaar 1073. tot 1517.  v BOEX VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 6a kerkelijke nikantn en Franciskanen vrij hevig geftreden hebben , willende de laatstgemelden beweeren, dat dominicus dit voorfchrift van armoede van franciscus zal hebben overgenomen, alhoewel de eerfte moeten erkennen , dat dominicus dit gebod later heeft gegeven dan franciscus. Voorts breidde zieh de Orde nog bij het leven van dominicus in verfcheidene landen van Europa uit. Hij zelve overleed te Sologna, den 6den Augustus 1221. Terwijl hij leefde, wist men reeds veel van zijne wonderwerken te vertellen. Te Roms zal hij in het jaar 1220 eenen dooden opgewekt hebben; eens op reize zijnde met een' van zijne Monniken, overviel hen eene zware regenbui, maar door het teeken des kruis maakte hij, dat geen enkele droppel hen trof enz. In het uur van zijnen dood zag een Prior van zijne Orde in den flaap uit den geopenden hemel twee witte ladders dalen, een van welken Christus , en de andere maria vasthield; op beiden klommen de Engelen op en neder; eindelijk werd tusfchen beiden een ftoel gezet; op welken een Broeder der Orde zat, met het aangezigt bedekt; waar op Christus en zijne Moeder de ladders ophaalden, en dus werd de doode onder het gejuich der Engelen in den Hemel opgenomen. Na zijn dood vermenigvuldigden de wonderen, zoodat de nieuwe Generaal der Orde, jordan, die ook het leven van dominicus befchreven heeft, van den Paus gregorius VII de Canonlzatie van benedictus in het jaar 1233 verwierf, nadat zijne ftrenge deugd bewezen, en zijne wonderen door eene menigte getuigen bevestigd waren. Hoe  ■ GESCHIEDENIS. 65 Hoe het eigenlijk gefield ware, met het karakter van dominicus , met zijne kundigheden, en bijzonder met zijne predikatiën, wordt ons niet gemeld. Zijne Levensbefchrijvers verheffen hem flechts met uitbundige algemeene loffpraken, of fchilderen zijne Monnikentlrengheid. Over dag was hij de aangenaamde man, zeggen zij, in de verkeering , en werkzaam in het leeren en onderwijzen; de nachten bragt hij zeer dikwijls door in de Kerken, onder gebeden en tranen. Ook kastijdde hij zich elken nacht driemaal met eene ijzeren ketting; eens voor zich zeiven; de tweede keer voor de zondaren in de wereld; en ten laatften voor de genen, die in het vagevuur gepijnigd werden. Men heeft voordezen doorgaans als zeker aangenomen, dat dominicus de Inquifitie of het Kettetgerigt in zijne Kerk heeft gedicht, en dat hij zelve de eerde Inquifiteur of Geloofsonderzoeker zal geweest zijn; hier van is echter geene blijk, doch het zou eene andere vraag zijn, of hij door zijn prediken onder de Ketters aanleiding gegeven hebbe tot zulk een gerigtshof; meer hier van in het vervolg. dominicus heeft ook het een en ander gcfchreven, doch alles fchijnt van weinig belang geweest te zijn, en is grootendeels niet meer voorhanden. Men vindt daar onder eene verdediging van het toenmalige Kerkelijk geloof tegen de Ketters, en uitleggingen van eenige Bijbelboeken. Hij moge een ijverig en welmeenend godsdiendig man geweest zijn, en een bevorderaar van het prediken , hetwelk te dien tijde zoo verwaarloosd werd, maar hij was een gezworen XVIII. Deel. E vij- V boek VI floofdft. ia C. G. [aan 073. ;ot 1517.  66 KERKELIJKE V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 107 3 tot 1517. irijand van al wat Ketter heette, en een bijgeloovig hoogachter van eigenwillige Monnikenvroomheid. De opvolger van dominicus in het beftuur der Orde was jordan, die ook het leven van dominicus befchreven heeft, en berigten van zich zeiven , bevattende verfcheidene gezigten , openbaringen enz. In zijn' tijd kregen de Domlnikanen het eerst vrijheid, op de Univerfiteit te Parys, om openlijk te Ieeren. jordan was zeer werkzaam, om de Orde verder in aanzien te brengen. Eindelijk reisde hij naar het Heilig Land, om de Broederen aldaar te bezoeken, en overleed op' de terugreize in het jaar 1237. Zijn opvolger was in het jaar 1238 raymundus de pennaforte , een bekend verzamelaar van Dedretalen, dien wij als zoodanig reeds hier voor hebben keren kennen. Reeds in het jaar 1240 leidde hij zijne waardigheid neder, en leefde tot het jaar 1275 in zijn Klooster te Barcellona, wanneer hij dezer wereld overleed. Behalve zijne verzameling der Decretalen van gregorius IX, heeft hij zich voornamelijk toejuiching verworven door een handboek voor de Biechtvaders van zijne Orde en voor de Geestelijken in het gemeen, (Summa de Poeniteniia et Matrimonio,) hetwelk het eerfte werk van die natuur was. De Orde maakte voorts fnelle voortgangen. Zij bragt ten dezen tijde de beide groote lichten in de Schooifche Wijsbegeerte en Godgeleerdheid, voort albert den Grooten en thomas van Aquino. Andere geleerde mannen op Univerfiteiten, en Schrijvers uit de-  GESCHIEDENIS. 67 deze Orde voortgekomen, de roem van heiligheid, van wonderwerken, en godzalige ftrengheid , haar aanzien aan het Paufelijk Hof, hare vlijt in het prediken en beftrijden der Ketteren; ook de Inquifitie, welke gregorius IX in het jaar 1233 aan haar aanbeval, dit alles vereenigde zich, om haren luister te vergrooten, en haar ongemeen te doen toenemen. Zij heeft zich door geheel Europa uitgebreid, en ook in Azië, ja zelfs in Abysjïnië. Door de Reformatie heeft zij vele Kloosters en inkom (ren verloren, en niet min door de Jefuiten, en evenwel bezat zij in het begin der voorgaande eeuw nog 45 Provinciën, behalve twaalf Congregatiën of bijzondere Reformatien enz. Voor dezen hebben de Dominikanen wel beweerd, dat hun (lichter, behalve zijne Monniken en Nonnen, nog eene derde Orde, (Tertiarii, le Tien Ordre, vollediger Fratres et forores de militia Jefu Christi, de Poenitentia B. Dominici,) gedicht hebbe. Doch hun XXIIfte Generaal, raymund van Kapua, die in het jaar 1399 geflorven is, erkent, dat dezelve eerst na den dood van den Heil. dominicus ontdaan is. Volgens hem had dominicus eenige vrome lieden verzameld, die zich bij eede verbonden, om de Ketters met de wapenen te be dwingen en uit te roeijen. Deze noemde hij der krijgsdienst, (militia,) van christus, en fchreei hun eene gemengde zwarte en witte kleeding voor, Doch na zijne Heiligfpreking in het jaar 1234, toet de zoogenoemde Ketterijen bijna vernietigd waren veranderden deze lieden in eene foort van Boete/in E a gen V BOEK VI ïoofdft. ia C. G. [aan 073. tot 151?. I 1  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaario73. tot 1517. Franciskanen. FRANCIS- cus van Asfifi. j 1 \ 1 I I 68 KERKELIJKE gen, aan welke in het jaar 1300 de regel van aügustinus werd voorgefchreven. Men heefc ook dsminicus voor den uitvinder van den Rozenkrans willen houden, doch wij hebben al vóór zijn' tijd fporen van het gebruik van denzelven; fchoon men niet kan ontkennen , dat dominicus dit gebruik zeer bevorderd heeft, en dat daar door in zijne Orde de Broeclerfchap van den Rozenkrane ontftaan is. Hoe aanzienlijk ook de Orde van den Heil. dominicus zich verheven had, echter ontftond 'er genoegzaam ten zelfden tijde eene andere, die haar 3en voorrang betwistte, en die zich voornamelijk 3aar op grondde, dat zij de eerfte Orde van Bedek monniken geweest is. Derzelver ftichtcr verbeeldde ïich de volmaaktheid van het Monnikenleven daar ioor te zullen bereiken, als hij aan zijne Monniken illen bijzonderen eigendom verbood, om alleen van iet bedelen te befhian , hoewel hij zijn oogmerk liet bereikt heeft, alzoo zijne Monniken van het jedelen rijk zijn geworden, en langen tijd hevig Dnder malkanderen getwist hebben, waar in deze /olkoracne armoede eigenlijk befiaan zal. De (lichter van deze Orde, franciscus van AsIfi, naar de plaats zijner geboorte, een klein (ladja fan het oude Umbrïè, in de middeleeuwen het Herogdom Spoleto, kwam daar in het jaar 1182 ter vereld. Zijne Levensgefchiedenis, befchreven door (onaventura , die zelve een Heilige in deze Orde ;eweest is, vervolgens door eenen anderen Franciscaner lukas wadding, door helyot en anderen is  GESCHIEDENIS. ö9 is voi zonderlingheden , wonderen en hemclfche verièhijningen , welke niet waardig zouden zijn , genoemd te worden, indien het niet ware, om ons den geest dier eeuwen te leeren kennen. De ftichter dezer Orde zal van de Erythreïfche Sibylle reeds te voren verkondigd zijn, ook zal de Profeet zacharia (XI. 7.) van hem voorzegd hebben, en één der Engelen Openb. VII. 2. is niemand anders dan franciscus. Zijn Vader pieter bernardoni was een rijk koopman. Zijne Moeder kon niet anders van hem verlosten, dan in eenen ftal op wat hooi, en dus had hij reeds in zijne geboorte gelijkvormigheid met den Zaligmaker. Bij den doop kreeg hij den naam joannes , maar dewijl hij al vroeg vlug Fransch leerde' fpreken met de Franfchen, met welken zijn vader handelde, gaf zijn vader hem daarom den naam frans of franciscus. De Zoon zou insgelijks koopman worden , maar was genegen tot verkwisting, en een liefhebber van alle vermaken. In het jaar 1201 werd hij in eenen kleinen oorlog tusfchen de fteden Aspjl en Perugia gevangen weggevoerd , maar voorfpelde aan zijne medegevangen toen reeds, dat zij hem een van de geheele wereld vereerd zouden zien. Na zijne bevrijding eenen foldaat ziende , die flecht gekleed was, trok hij zijn' rok uit en gaf hem denzei ven. Den daar op volgenden nacht zag hij in den flaap een groot paleis met wapenen, die met het kruis geteekend waren: op zijne vraag, wien dezelve toebehoorden, ontving hij ten antwoord, hem en zijne E 3 fol- V BOEK V[ Hoofdfh na C. Gi [aario73. tot 1517.  V BOEK VI Hoofdft, na C. G Jaari073 tot 1517 7c KERKELIJKE foldaten. Daar op wilde hij eenen veldtogt bijwo» nen, die in Beneden - Italië ondernomen zou worden , maar onderweg verfcheen God hem bij nacht, en gebood hem naar zijne vaderftad terug te keeren, alzoo het voorgaande gezigt eene geestelijke beteekenis had. Van toen af onttrok franciscus zich meer en meer aan het gewoel der gezelfchappen, en hield zich bezig met geestelijke oefeningen. Eens ontmoette hij buiten Asfifi eenen melaarfchen, en begrijpende , dat hij zich zeiven overwinnen moest, als hij een foldaat van Christus wilde zijn, ftapte hij van het paard, kuste den melaatfchen, en gaf hem een aalmoes. Voortrijdende, zag hij denzei ven niet meer, en dit nu voor een wonder houdende, befloot hij tot grooter dingen voort te gaan. Eens verfcheen hem Christus aan het kruis, terwijl hij zijn gebed deed, en hij geloofde, zich te hebben hooren opwekken, dat hij zich zclven verloochenen , zijn kruis op zich nemen en hem volgen zou. En van dien dag af, leide hij zich met ijver toe op armoede en nederigheid. Eens zich onder eenen hoop Bedelaars aan de deur der St. Pieters Kerk te Rome vervoegd hebbende, wisfelde hij met een' van dezelven van kleederen, en flond dus in bedelaarsgewaad den geheelen dag onder de Bedelaars , zich verbeeldende , op deze wijze nader te zijn aan de Euangelifche volmaaktheid. Naar zijne vaderftad terug gekeerd, zocht de Duivel hem van zijne godsvrucht af te fchrikken, door hem te dreigen, dat hij den verfchrikkelijken bogchel van zekere oude vrouw , waar van franciscus altijd een af-  GESCHIEDENIS. ?i afkeer gevoeld had, hem op den rug zou planten, waarom hij den Duivel, met in holen en kuilen buiten de ftad z'ijn gebed te doen, ontweek. Op zekeren dag in eene bouwvallige Kerk buiten Jsfifi zijn gebed doende, voor een Crucifix, hoor- j de hij hetzelve driemaal zeggen : „ franciscus , „ ga en verbeter mijn huis, hetwelk, zoo als gij „ ziet, geheel vervallen is! " franciscus , dit van het Kerkgebouw verftaande, verkocht eene partij lakenen van zijnen vader, en gaf het geld aan den Priester, om de Kerk te doen herltellen. Zijn vader, dit ontdekt hebbende, kwam woedend toefchieten met eenige nabeftaanden. franciscus, die niet ontvlugten kon, drong zich beangst tegen eenen muur, die zich opende, en hem voor het gezigt van zijnen vader verbergde. Na eenige maanden zich in een kuil verborgen te hebben gehouden , verfcheen hij weder in zijne vaderftad, alwaar zijne burgers hem voor krankzinnig aanzagen, hem befpotten en met drek en fteenen wierpen; waar op zijn vader hem in boeijen floot. Zijne moeder bevrijdde hem uit dezelve, maar de vader beklaagde zich bij de overheid, doch deze wees den vader tot de rcgtbank des Bisfchops. Voor dezen verfcheen franciscus waarfchijnlijk in 1206. Op den eisch zijns vaders , dat hij van zijn vaderlijk erfgoed afftand zou doen , gaf hij alles wat hij had , tot zijne kleederen toe, over, waar bij men ontdekte, dat hij een grof haren vel over zijn naakte lijf droeg. Nu gansch naakt, zeide hij tegen zijnen vader: „Tot „ hier toe heb ik u mijn' aardfchen vader genoemd; E 4 » maai V boek VI tfoofdlt. ia C G. 'aan 073. ot 1517*  V boek VI Hoofdft. na C. G, Jaano73, tot 1517. 7a KERKELIJKE „ maar van nu af kan ik veilig zeggen: Mijn va„ der, die in de hemelen zijt; bij wien ik al m'ijn' „ fchat beware, en op wien ik mijn vertrouwen en „ mijne hoop gezet heb." De Bisfchop rees op, omhelsde hem, en gebood, dat men hem andere kleederen zou brengen enz. Vervolgens ging hij als een bedelaar in de wereld rond, en zijne geliefde bezigheid was weder het bezoeken en oppasfen van melaatfchen , waar voor God hem ook de gave der gezondmaking fchonk. Nu dacht hij weder aan het herftellen der bovengemelde bouwvallige Kerk, waar toe hij al bedelende zoo veel bijeenbragt, dat hij zijnen wensch voldoen kon, terwijl velen van zijne medeburgeren hem voor een' Heiligen hielden. Men begon hem te vereeren, waar door hij in (laat geraakte, om nog twee andere Kerken te verbeteren, eene van welke op de plaats Porticella of Portiuncula ftond, welke plaats aan de Benedictijnen behoorde; deze Kerk, aan de Maagd maria en de Engelen gewijd, behaagde hem meer, dan eenige andere plaats der wereld ; hier leefde hij twee jaren lang, en leide den grond tot zijne Orde. De (richting der Orde wordt gemeenlijk gefield in het jaar 1208. In dit jaar hoorde franciscus eens, ils de Priester in zijne geliefde Kerk de Mis las , 3eze woorden van den Zaligmaker voorlezen , met Welke hij aan zijne leerlingen verbood, goud of zilrer in hunne gordels mede te nemen, geen buidel, rwee rokken, fchoenen of ftaven te hebben, en nu ■iep hij met vreugde uit, dat dit het juist was , waar  GESCHIEDENIS. 73 waar hij naar verlangde. Terftond fchikte hij zich, om deze levenswijze aan te nemen, welke hij als de hoogde Euangeiifche volkomenheid befchouwde. Hij , wierp alles, wat hij om en aan had, weg, behalve i eenen rok, welken hij den vorm gaf van een Monnikenkleed , aan hetwelk een kap of kapot, (papuccio capitium,) vastgenaaid was, van een fpits of pijramiedaal fatfoen, omtrent zoo als de Herders in Ita* lil gebruikten, om bij decht weder over het hoofd te halen. In deze kleeding gedroeg hij zich in de omgelegene oorden als een Boetprediker, en vond nu fpoedig navolgers. De eerde was in het jaar 1209 bernardo de quintavalla , een der aanzienlijkde lieden te Asfifi; een Kanunnik van dezelfde dad, pieter cataneo was zijn tweede leerling, waar bij zich in het jaar 1209 nog een derde voegde, jegidius, insgelijks een burger dier dad. Met deze leerlingen woonde hij eerst in eene ellendige hut aan een riviertje bij Asfifi. Vervolgens gingen zij uit om te prediken, en werden hier en daar als landloopers behandeld,hetwelk zij alles, als eene eer om Christus wil, met blijdfchap verdroegen. Toen in het jaar 1210 het gezelfchap tot een elftal was aangegroeid, oordeelde franciscus, dat het tijd was , hetzelve eenen gemeenfchappelijken regel voor te fchrijven, en die door den Paus te laten bevestigen. In dezen regel liggen blinde gehoorzaamheid, de drengde kuischheid en verzaking van allen eigendom ten grondflag. Geen lid der nieuwe Orde zou Prior, maar alle dechts minder broeders, (Jratres minores,) heeten, waar uit de E 5 naam V BOEK VI loofdft. ia C. G. [aar 1073. ot 1517.  V boek VI Hoofdrt. uaC. G. Jaar 1073. tot 1517 74 KERKELIJKE naam Minoriteit ontftaan is. Hunne Opzieners moeten ook Dienaars, (Ministri,~) genoemd worden. Zij moeten gezamenlijk arbeiden; doch min in zulke zaken, welke voor hun zielsheil nadeelig kunnen wezen. Zij zullen, onder geen voorwendfel hoegenaamd , behalve alleen voor zieke medebroeders, geld aannemen, dewijl de Duivel die genen begoochelen wil, die geld voor beter dan fteenen houden. Als navolgers der nederigheid en armoede van Christus, zullen zij liefst onder verachte perfonen, armen , kranken, melaatfchcn, en bedelaars wezen. Wanneer de nood het vordert, zullen zij zich des te minder fchamen, aalmoezen in te zamelen, dewijl ook de Verlosfer, de Heilige Maagd en zijne Leerlingen van aalmoezen geleefd hebben. Als iemand hun eene aalmoes mogt weigeren, zullen zij God daar voor danken, dewijl hun voor deze befchimping eens groote eer voor den Rigterftoel van Christus gebeuren zal. Bijzonder zullen zij zich wachten voor verkeering met vrouwsperfonen. Als zij rondreizen, mogen zij niet het geringde bij zich dragen; en als zij in een huis komen, eerst zeggen: Vrede zij dezen huize! maar dan daar in blijven, en eten en drinken, wat men hun geeft. Als iemand hen op de wang flaat, zullen zij hem ook de andere toekeeren; en als men hun den rok ontneemt, zullen zij dien niet weder eifchen. Zij zullen geene beesten houden, en niet rijden, ten ware ziekte of dringende nood hen daar toe dwong. Hun zal ook van hunne Overften veroorloofd worden, onder de Saracenen en andere Ongeloovigen te  GESCHIEDENIS. 7$ te gaan, en hun , wanneer zij zien, dat dit God behaagt, deszelfs woord te verkondigen. Niemand van hen mag tegen de Kerkelijke inrigting en zonder verlof van zijnen Opperde prediken enz. Nu fpoedde franciscus zich naar Rome, om de bevestiging van den Paus te verkrijgen, innocentius III wees hem in het eerst met verachting af, maar door eene Openbaring den volgenden nacht vermaand zijnde, liet hij hem terug roepen, en bevestigde dadelijk de nieuwe Orde, op voorwaarde, dat zij alleen aan hunnen Opperde en deze aan den Paus gehoorzaamheid zouden bewijzen. Van hier begaf franciscus zich met zijn gezelfchap naar eene verlatene Kerk bij Horta, eene Paufelijke dad op de grenzen van Toskanen, maar als de toeloop des volks hier voor hem te groot werd. floot hij zich met zijne leerlingen weder op in de kleine hut bij Asfifi., De Benedictijnen gaven hem de bovengemelde Kerk van St. Maria in Portiun* cula over, mids dat zijne Orde daar naar genoemd zou worden. Hier had franciscus den eerder nacht reeds eene verfchijning van christus , verzelc van deszelfs Moeder, hem verzekerende, gekomer te zijn, om deze van hem en zijne Moeder geliefd Kerk met hem te verloven. Zij is ook met d< daar tegendaande hut de grond en zetel der Ord< geworden, uit welke dezelve zich verder verfpreid heeft. Naderhand is om deze Kerk of Kapel, ever als om het heilige huisje te Loretto, eene prachtige Kerk gebouwd. De Pausfelijke bevestiging was oorzaak, dat de Or- V BOF.lt VI Hoofdft na C. G. Jaar 107 3. tot 1517-  V boek VI Hoofdft. na C. G, Jaario;3. tot 1517. 76 KERKELIJKE Orde fpoedig in getal van leden aanwies, velen van welken nog ftrenger leefden dan franciscus, die echter hun voorganger en voorbeeld bleef; hoewel hij niet wilde, dat zij aan die geftrengheid hunne gezondheid en leven zouden opofferen; terwijl hij hen tegen alle lediggang en luiheid vermaande , opdat het oproerig vleesea door arbeid bedwongen mogt worden. Om die reden noemde hij zijn ligchaam Broeder Ezel, en een lediglooper Broeder Vlieg. Opdat hij de booze lusten des vleeschs in zich geheel mogt te niete doen, wierp hij zich dikwijls in een' kuil vol ijs. Hij at kwalijk zoo veel, als de hoogfte nooddruft der natuur vorderde; gekookte fpijzen maakte hij onfmakelijk, en dronk niet ééns water genoeg. In het jaar 1211 zond hij zijne Broederen wederom uit door alle oorden van Italië, om te prediken, en de Orde werd bijna overal met nieuwe Monniken en Kloosters vermeerderd. Als hij eens in het jaar 121a in eene Kluis bij Siena fliep, werd hij door eene flem wakker gemaakt, welke hem toeriep : ,, Daar is geen zondaar in de wereld, wien God niet vergeven zou, indien hij zich bekeert ; maar wie zich zeiven door eene te harde boete ombrengt, die zal in eeuwigheid geene barmhartigheid vinden." franciscus herkende terftond, door eene Goddelijke Openbaring, dat dit eene verzoeking des Duivels was, die hem nalatig in de boete maken wilde. Hij ondervond namelijk fpoedig ontuchtige bewegingen in geene geringe mate. Maar nu ftond hij op; geesfelde zich zeiven met het koord hevig op het bloo-  GESCHIEDENIS. 77 bloote lijf, en zeide: „ Zoo, broeder ezel, moet gij geklopt worden; weet gij niet, dat'deze rok den Monnikenftand, (alk Religiom,) dient, en dat hij een teeken van kuischheid en heiligheid is? dat een onkuifche een zoo heilig kleed niet fteelen mag." Vervolgens ging hij naar buiten in den tuin; wierp zich gansch naakt in den diepen fneeuw, van welken hij zeven figuren maakte. Deze voor zich plaatfende, zeide hij tegen zijnen uitwendigen mensch: „ Zie, deze grootfte figuur is uwe vrouw ; deze vier zijn twee zoons tn twee dochters; de twee overige zijn een knecht en eene meid. Haast u dus, hen te kleeden, want zij zijn genoegzaam bevrozen. Maar valt u dit lastig, om voor zoo velen te zorgen: zoo dien éénen Heer des te ijveriger! " Daar door noodzaakte hij den verzoeker, om hem te verlaten. In het jaar 1212 naar Asfifi terug keerende, ontving hij de uitbondigfte eerbewijzingen; men achtte zich gelukkig, als zij zijne kleederen mogten aanraken, en zijne handen of voeten kusfen; de Geestelijkheid ging hem te gemoet, de klokken werden bi; zijne intrede geluid ; men fneed ftukken uit zijne kleederen, zoodat hij op den rug half naakt was; en nog was hij zoo nederig, dat hem dacht, dal deze eerbewijzen te gering waren, want dat dezelve, even als bij een beeld, niet hem, maar God be doelden. Geen wonder, dat hij eene menigte Monniken aanwierf, en dat ook vrouwen tot een ongehuwd leven befloten. Onder deze laatfte is de Heil. kla- ka V boes VI Hoofdft. naC. G. [aar 1073. tot 1517- Orde dei Klarisfen.'  V BOEK VI Hoofdrt. na C. G ]aario73 tot 1517 78 KERKELIJKE ra naderhand de vermaardfte geworden. Deze klara was de dochter van een voornaam man te Asfifi, die zich reeds in hare vroegfte jeugd aan een ftreng leven gewende, en onder anderen dagelijks driehonderd gebeden opzeide, welke zij met (teentjes aftelde. Op raad van franciscus ontvlugtte zij, in den ouderdom van 18 jaren, haar vaders huis, in de Portiuncula - Kerk, alwaar haar fchielijk het haar door de broederen werd afgefneden ; vele maagden en vrouwen volgden haar voorbeeld, en zij werd in het jaar 1212 de Stichteresfe van de tweede Orde van den Heiligen franciscus, de Orde der Klarisfen, ook de Orde der arme vrouwen genoemd. Deze ontvingen, van den Paus den regel van den Heiligen eenédictus , en werden Damianiftinnen genoemd. In het jaar 1224 gaf franciscus haar nog een bijzonder voorfchrift, hetwelk in het jaar 1253 door den Paus voor haar tot een' algemeenen regel gemaakt werd. klara flierf in het eerstgemelde jaar, en is kort daar na door alexander IV onder de Kerkheiligen geplaatst. Hare Orde is zoo talrijk geworden, dat zij in het begin dér XVIlIde eeuw' nog bijna 900 Kloosters bezat, in welke zich meer dan 25000 Nonnen zullen bevonden hebben. Terwijl franciscus nog voor het beftuur dezer Heilige bezorgd was, ftond hij in twijfel, of hij zijnen tijd te huis in heilige oefeningen zou doorbrengen , dan of hij voort zou gaan, met openlijk te prediken. Hij raadpleegde hier over de Heil. klara, die hem verzekerde, dat het Gods wil was, dat bij tot    GESCHIEDENIS. tot heil van anderen zou prediken. Zich daar op fpoedende, om aan deze beftemming te voldoen , kwam hij op eene plaats, waar eene menigte vogelen waren, die hij groette, en ziende, dat zij met gebogene hoofden hem aanftaarden, dus aanfprak: „ Gij vogelen! mijne broeders! moet uwen Schep„ per prijzen en loven, die u met vederen bekleed, „ u vleugelen gefchonken heeft om te vliegen, en „ eene zuivere lucht, die u ook zonder uwe zor„ gen onderhoudt en beftuurt!" Over deze woorden toonden zij, door het uitfteken der halzen, het openen der fnebben, en andere gebaarden, hunne vreugde. Eens wilde hij prediken, maar men kon hem niet verftaan , door het geweldig gepiep en geraas van eenige zwaluwen. Hij fprak ze aan, en zeide: „ Zwaluwtjes! mijne zustertjes! het is nu „ tijd, dat ik ook fpreek, nadat gij genoeg gefpro„ ken hebt, zwijgt, tot dat het woord Gods voor- gedragen is!" en — zij zwegen. Men verhaalt nog meer dergelijke voorbeelden van zijne magt ovei de beesten; bij voorbeeld van eene krekel, die hij ook met den naam van zuster vermaande, om Gods lof te zingen; waar mede dezelve zoo lang aanhield, tot dat franciscus haar veroorloofde, uit te fcheïden; als ook van een visch, die zonder zijnen zeger niet heen wilde gaan. In het jaar 121a befloot onze Heilige, onder Ma hammedaanfcheVolken te gaan prediken; maar werc eerst door tegenwinden, vervolgens door eene ziektt belet. In het jaar 1214 doorreisde hij Spanje, mei voornemen, om naar Marokko over te gaan, maai werc V boek VI Hoofdft. na C. G. }aario73. tot 1517. / 1  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 80 KERKELIJKE werd op nieuw door eene ziekte belet. In het jaar 1215 woonde hij de groote Kerkvergadering van Lateranen bij, op welke innocentius III openlijk ■ en plegtig verklaarde, dat hij deze Orde volkomen ' goedkeurde. Aangemoedigd door zoo veel geluk, hield franciscus in het jaar 1216 het eerfte algemeen Kapittel zijner Orde te Asfifi, alwaar befloten werd, tot uitbreiding der Orde allerwege broeders te zenden. De afgezondenen werden overal wel ontvangen, behalve in Duitschland, alzoo zij de taal niet verftonden, en alle vragen, onder anderen: of zij Ketters waren? met ja beantwoordden, waarom zij gevangen gezet, befpot en mishandeld werden. Maar daartegen verzocht franciscus in het jaar 1217 den Kardinaal ugolino tot Befchermheer van zijne Orde, hem tevens voorfpellende , dat hij eens Paus zou worden. In het jaar 1218 hield hij het groot Kapittel zijner Orde, waar bij men zegt, dat meer dan 5,000 Franciskanen tegenwoordig zullen geweest zijn. Nu zond hij weder Predikers in alle gewesten der wereld, terwijl hij zelve met XII broederen, gelijk jezus van XII Apostelen verzeld was, in het jaar 1219 naar Egypte reisde. Hier voorzeide hij aan de Christenen, die toen Damiate veroverd hadden, de ongelukkige uitkomst van hunne onderneming , en begaf zich in perfoon, met het uiterfte gevaar, naar den Sultan, wien hij vermaande, het Christendom aan te nemen, maar van wien hij veracht werd, waar op hij, door eene Goddelijke Openbaring vermaand zijnde, naar Europa te- rug  GESCHIEDENIS. 8t rug keerde, evenwel, als men de Schrijvers dezer Orde gelooven wil, zal hij vervolgens dezen Vorst, door middel van Franciskanen , bekeerd hebben. Gedurende het afzijn van franciscus, matigde : Broeder elias, dien hij tot algemeenen Fikaris zijner Orde had aangefteld, zich aan, om verfcheidene veranderingen in dezelve te maken. Meermalen zeide hij in zijne vermaningsuren aan zijne Broederen: dat de zuiverheid en heiligheid van hunnen Stichter niet aan allen verleend was; dat men zijn leven beter kon prijzen dan navolgen; dat hij waarlijk het een en ander had voorgefchreven , hetwelk de menfchelijke krachten te boven ging; daarom moest veel wegens de gebrekkelijkheid der menfchen en wegens het verderf des tijds geduld, en veel gematigd of afgefchaft worden, elias haalde niet weinige leden der Orde aan zijne zijde over, maar de ijveraars, met hem te onvrede, ontboden hunnen meester terug. Deze in het jaar 1220 teruggekeerd, verfoeide de kostbare gebouwen, die ondertusfchen voor de Monniken gebouwd waren; hij fprak den vloek uit over eenen Overfte, die zonder zijne voorkennis een fraai Klooster met een Gebouw tot onderwijs in de wetenfchappen, (fïudium,') gefticht had; op deze wijze, zeide hij, zouden zijne Monniken meer geleerd, dan godzalig worden ; hij wilde liever, dat zij wisten te bidden, dan te lezen, en dus vernietigde hij deze School. Aan eenen anderen Overfte der Orde verbood hij zijne boeken te behouden, en aan eenen Novitius ontnam hij zelfs zijn Pfalmbock , onder voorwendfel , dat men XVIII. Deel. F gee« ▼ BOEK VI hoofdft, ia C. G. [aanc.73. ot 1517.  Si KERKELIJK E V BOEK VI Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517. geene boeken mogt bezitten, dewijl men -van alle eh gendom afftand gedaan had. Hij zelve, zeide hij, had voorheen ook begeerte naar- boeken gehad ^ maar toen hij om Gods wil daaromtrent te verftaan, onder gebeden het Euangelie had opengeslagen , wa« ren hem deze woorden in het oog gevallen: ., Olieden is het gegeven, de verborgenheden van het Koningrijk der Hemelen te weten, maar den anderen is het niet gegeven;" daar waren 'er zoo velen , die angstvallig naar wetenfehappen trachtten, dat" die geen zalig was, die zich daar van onthield, om alleen den gekruisten christus te weten. Onbefchrijfelijk was in het jaar 1220 de vreugde van franciscus , op het vernemen, dat vijf van zijne Ordensbroederen te Marokko den marteldoodondergaan hadden. Trouwens , de Reliquien of Overblijffelen dezer Martelaren, die fpoedig wonderen deden, bezorgden aan de Orde Kloosters, Kerken, Kapellen en-gefchenken. Aan den anderen kant had echter franciscus ten dezen tijde minder reden, om te vrede te zijn. Hij had in het jaar 1221 den door hem afgezetten Broeder elias weder tot Generaal-Vicaris van de Orde benoemd; maar deze maakte een merkelijk onderfcheid tusfchen derzelver leden, zoodat hij bijzondere achting betoonde voor zulkcn, die in gaven, wetenfehap en verdiensten uitmuntten. Om hem deze partijdigheid onder het oog te brengen, liet franciscus eens twee Broeders, die voor de eenvoudigften gehouden werden, naast zich aan tafel zitten, elias dacht bij zich zei ven : „ Ach, Broeder franciscus! uwe  GESCHIEDENIS. S3 uwe eenvoudigheid zal zeker der Orde fchaden; gij laat onwetenden naast u zitten, en .acht geleerde mannen geheel niet! " De Schrijvers dezer Orde verzekeren, dat deze gedachten terftond aan franciscus geopenbaard werden. Hij antwoordde ook op dezelve, dat elia's hoogmoed en zijne menfchelijke fchranderheid veel meer de Orde zouden benadeelen; ja hij voorzeide hem, dat hij, alhoewel naar den Goddelijken wil tot hoofd der Orde verklaard, evenwel een afvallige worden zou. In het volgende jaar 1223 fchonk Paus honorius aan de Orde het voorregt van den zoo vermaard geworden Portiuncula - aflaat, voor allen, die op den tweeden Augustus, als den inwijdingsdag der Kerk van dezen naam, in die Kerk hunne aandacht zouden verrigten. De Franciskanen verhalen, dat de Stichter hunner Orde dit voorregt van jezus zeiven, op voorfpraak van deszelfs Moeder, ontvangen hebbe. Zoo vermaard is deze aflaat geworden , dat nog zelfs in de laatfte tijden menigmaal de toeloop naar deze Kerk van alle oorden meer dan 100,000 menfchen bedroeg. In der daad 'er behoort geduld toe, om zoo vele zonderlingheden , welke eenen Dweeper zullen gebeurd zijn, wiens hoofdoogmerk was , de wereld met godvruchtig fchijnende Bedelaars te vervullen , na te fchr'ijven, maar dit geduld wordt genoegzaam beloond, doordien de bloote opgave dezer wondergevallen den Lezer zonder verdere aanmerkingen geno.-g in ftaat fielt, om over derzelver geloofwaardigheid en ware gefchapenheid te oordeelen. F 2 Al- V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517-  V boer VI Hoofdft. na C. G. Jaar 107 3. tot 1517. 84 KERKELIJKE Alleen moeten wij hier nog bijvoegen het verhad van de lidteekenen van Christus, welke franciscus van den Zaligmaker in zijn ligchaam zal hekomen hebben, opdat hij toch aan denzelven volkomen gelijk mogte zijn, zelfs in het lijden voor het menschdom. franciscus, zoo luidt het verhaal, had zich in het jaar 1224 op den berg Alverna begeven, om ter eere van den Aartsengel michacl veertig dagen te vasten, tevens bad hij God, dat die hem zijnen wil zou bekend maken, ten einde zich geheel daar naar te gedragen; onverziens ontftond de gedachte bij hem, dat God hem denzelven zou openbaren, als hij het Euangelieboek oplloeg. Hij liet zulks door zijnen reisgenoot doen, en driemaal vielen hem plaatfen van het lijden van Christus in het oog. Hier uit befloot de Heilige, dat, gelijk hij Christus in zijn leven had nagevolgd , hij hem dus ook in zijn lijden gelijkvormig moest worden. Op het Feest der kruis vei hooging dan kwam, als hij ijverig in het gebed en geheel van de fmarten des Gekruisten doordrongen was , een Seraf van den hemel naar hem toevliegen. Deze verzocht hem driemaal, dat hij hem iets geven zoude; en even zoo dikwijls vond franciscus een ftuk gouds, hetwelk hij hem aan kon bieden, daar door moesten zijne drie Ordens aangeduid worden. Vervolgens drukte jezus —* want deze zelve was de Seraf — hem zijne lidteekenen aan handen , voeten en zijde in, niet zonder groote pijn en luid gefchreeuw van onzen Heiligen ; tevens zeide hij hem eenige woorden, maar welke deze aan niemand ge-  GESCHIEDENIS. *5 geopenbaard heeft. Sedert zag men aan de handen en voeten nagels of fpijkers van vleesch, doch welke zich met het overige vleesch niet vereenigden ; zij bleven fteeds opene wonden, gelijk ook de zijde, en uit deze wonden liep fomtijds veel bloed: en het gaan werd hem vooral moeijelijk. Men heeft deze omftandigheden, zegt men, uit den mond van, franciscus zeiven vernomen , en van den Broeder leo, die bij deze gebeurtenis tegenwoordig was, en naderhand deze lidteekenen gewoon was te verbinden. Vele anderen van zijne Ordensbroederen , ook de Heilige klara , hebben ze gezien, zelfs Paus alexander IV. Zij zijn na 'smans dood van vele inwoners van Asfifi vereerd en gekust; ook zijn 'er vele wonderwerken door verrigr. De Maagd maria , Engelen en zelfs Duivelen hebben 'er getuigenis van gegeven enz. Paus benedictus XII heeft naderhand aan de Orden een Feestdag van de lidteekenen van den Heiligen franciscus , (Festum Stigmatum S. Francisci,) toegellaan, welke verwaarloosd zijnde, door paulus V, op verzoek van filips III, Koning van Spanje, op nieuw bevolen is geworden. Behoeven wij wel eenige beoordeeling van deze gebeurtenis hier bij te voegen, welker omftandigheden eerst na den dood van franciscus verhaald zijn ? Van het onderzoek, op welke wijze hij deze lidteekenen ontvangen heeft, zal elk Lezer ons ligtelijk ontflaan, of franciscus zelve met behulp van zijnen reisgenoot zich die wonden veroorzaakt heeft, ten einde toch volmaakt F 3 aan V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. Jaar 1073. tot 1517-  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaar 107 3 tot 1517 Liber Confor- niintum. £6 KERKELIJKE aan christus gelijkvormig te zijn, dan of anderen hem hebben weten te bedriegen ? Wij mogen bij deze gelegenheid niet met ftilzwij■ gen voorbijgaan het boek, hetwelk in het jaar 1510 te Milaan in Folio gedrukt is, welke druk zeer zeldzaam is. Het voert ten opfchrift: Liber Conformstatnm. Het is gefcbreven in het jaar 1385, en nagelaten door bartholomeus de pisis , met den geflachtnaam albizi, een' Italiaanfchen Monnik van deze Orde, die in het jaar 1411 overleden is. Naderhand zijn 'er verfcheidene uitgaven van in het licht verfchenen, doch meer of min verminkt. Het oogmerk van den Schrijver was, zoo als hij in eenen Brief aan het generaal Kapittel van zijne Orde te Asfifi in het jaar 1399, door hetwelk zijn Boek plegtig bekrachtigd werd, zegt, om aan te tooneiï', dat christus den Heiligen franciscus zich in alles gelijk gemaakt heeft, ten welken einde 40 Conformitaten of gelijkvormigheden tusfchen hen worden opgegeven, ja meer dan ééns wordt franciscus boven christus gefield. Men kan met regt dit Boek den volmaaktften onzin des Bijgeloofs noemen, boven welken men niets ongerijmders en ergerlijkers denken kan. Het is daarom niet te verwonderen , dat de Proteflanten, in de eerfte tijden der Hervorming, 'er gebruik van gemaakt, en het der Roomfche Kerk bitter genoeg voorgeworpen hebben, erasmus alber, een Predikant der Euangelifche Kerk, gaf in het jaar 1531 , zonder zich te noemen, met eene voorrede van luther, 'er een uit-  GESCHIEDENIS. 8? uittrekfel van in het licht , onder den titel: der Barrevoeter - Monniken Uilenfpiegel en Alkoran. Daar uit nam een Boekdrukker te Geneve , koenraad badius , gelegenheid , om een Fransch en Latijnsch uittrekfel van dit Boek, met bijtende aanmerkingen , onder den titel: F Alkoran des Cordeliers, in het jaar 1556 uit te geven, waar van een fraaije nadruk te Amfterdam in 1734 met kunstplaten van picard is uitgekomen in II Deelen in Octavo. In de Roomfche Kerk zelve is dit aanftootelijk werk allengs met andere oogen befchouwd, dan in het eerst, toen het veel goedkeuring vond. Verftandige Schrijvers befchouwden het met afkeer en verachting; zelfs is het op de Roomfche Lijst der verbodene Boeken geplaatst. In het jaar 1607 heeft nogtans de Franciskaner Provinciaal hendrik sedulius eene Apologie van dit werk uitgegeven, welke hem echter geeue eere heeft aangedaan. Na den tijd, dat franciscus de eere der lidteeckenen van christus ontvangen zon hebben, leefde hij nog twee jaren , volgens berigt der Schrijvers van zijne Orden, in eenen ziekelijken, kwijnenden toeftand. 'Er was naauwelijks een lid aan zijn ligchaam , hetwelk hem niet pijn veroorzaakte , zoo dat men hem van de ééne plaats naar de andere moest dragen. Eindelijk, toen hij de aannadering van zijnen dood befpeurde, liet hij zich in de Por* tiuncula - Kerk brengen, waar hij zijne Orde gegrond had. Hier wierp hij zich naakt op den blooten grond neder , om ook in den ftand der volmaaktfte armoede te kampen en te fterven. Een der F 4 om- V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. faario73. :ot 1517* Dood van FRANCISCUS.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. cot 1517. 8S KERKELIJKE omftaande Ordensbroederen, dien hij zijnen Guar» diaan noemde, zijnen wensch bemerkende, gaf hem een' rok, een koord en een kapot, met bijvoeging, dat hij hem dit gaf, als eenen armen, die om Gods wil arm was, en dat hij hem, uit kracht der heilige gehoorzaamheid, vermaande, dit aan te nemen. De Heilige man deed dit ook met groote blijdfcbap, zeggende: dat hij christus daar voor dankte, dat hij, van alle dingen vrij, en zonder zelfs een eigen kleed te hebben, tot hem gaan kon, zoo als hij zelve aan het kruis had gehangen. Daarom gebood hij ook aan zijne Ordensbroederen, hem eenigen tijd na zijn' dood geheel naakt te laten liggen. In zijne laatfte oogenblkken beval bij hun voor alle dingen geduld, armoede en gehechtheid aan het geloof der Roomfche Kerk aan , en flierf den 4den October 1726. Zijne Ordensbroeders weten nog veel meer omftandigheden van zijn overlijden te verhalen, bijzonder de Schrijver van het Bock over zijne Gelijkformigheden met christus. Toen hij zou fterven, waren 'er vele Duivelen bij de hand, om hem meester te worden, maar zij konden, wegens de menigte der tegenwoordig zijnde Engelen , inzonderheid van den Serafijn/eken rang, niet doordringen, welke laatften zijne ziele in den Hemel voerden. Eerst evenwel ging zij in het Vagevuur, alwaar zij vele zielen uit hetzelve verloste, roet welke verzeld franciscus in den Hemel zijne intrede deed, en daar den voormaligen Stoel van lucifer bezette, op welken hij van toen af vergood, (Franciscus deificatus,) zit. Mei  GESCHIEDENIS. 89 Men had, uit hoofde van zoo vele wonderen , als verhaald worden, door hem verrigt te zijn, mogen verwachten, dat hij reeds bij zijn leven zou gecanonizeerd geweest zijn. Dit gefchiedde ook reeds twee jaren na zijnen dood door gregorius IX, die ook in het jaar 1230 zijn' derfdag tot eenen algemeenen Feestdag verordende. Het kan ons niet verwonderen, dat eene Orde, die zulken beroemden Heiligen tot Stichter had, die door bedelarmoede tegen eene rijke en luije Geestelijkheid afdak, en op eenen aflaat roemde, baar van den Hemel zeiven gefchonken, eenen grooten opgang maakte. Zij kreeg ook van de Paufen het voorregt, om, zonder bewilliging der Bisfchoppen en Parochiepriesters, overal te prediken, ten minde in hunne Kloosters en openbare plaatfen, ook mogten zij biecht hooren van elk, die bij hen kwam, en hem abfolutie geven. Nog kregen zij van de Paufen verfcheidene aflaten. De Zendelingfchappen gaven ook aanzien aan de Orde, welke zij onder de Ongeloovigen ondernamen. De Paufen, aan welken zij de onbepaaldde gehoorzaamheid bewezen , hadden alle reden, om haar te begundigen. Zij verkreeg verders roem, door, tegen de oogmerken van haren Stichter, ook geleerde leden onder zich te hebben, al vroeg telde zij onder dezelve de beroemde Schoolfche Wijsgeeren en Godgeleerden alexander hales en bonavantura, zelfs tegen het einde der Xlllde eeuw den vernuftigen en fchranderen roger bacon, en den fcherp/.innigen Wijsgeer joannes duns scotus. franciscus zelve heft F 5 wel V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot is 17. Voorredten aan de Orde verleend.  V BOF.K VI Hoofdft. na C. G jaar 1073 10c 1517 Karakter van fran ascus. antoniu vanPada 9b K E R K E L IJ K E wel eenige fchriften nagelaten, die ook gedrukt 2170, maar het zijn enkel middelmatige, Askeetisch-morele opftellen, gebeden, regelen voor de van hem gedichte Geestelijke Ordens en dergelijke , waar van fabricius verflag geeft (*). Wat zal men nu na dit alles van het karakter van franciscus zeggen, die van tijdgenooten en nakomelingen zoo geheel ftrijdig is befchouvvd geworden, immers, terwijl velen hem voor eenen uitfïekenden Heiligen hebben gehouden, hebben anderen hem aangezien voor eenen krankzinnigen van de eerfte foort! Het boven van hem verhaalde zal, bij overweging , den Lezer zeiven het best van hem eene beoordeeling doen opmaken, en hij zal bij flot gewis erkennen, dat het 'er met het echte en ware Christendom flecht uit zou zien , indien zulk een zonderling mensch een voorbeeld en fteunpilaar van hetzelve zou moeten uitmaken. ; Reeds bij het leven van franciscus ontbrak het 1 hem in zijne Orde niet aan wonderdadige navolgers; onder dezen is een der voornaamfte antonius van Padua, de Befcbermheilig der Portugezen, naar de ftad Pcdua dus genoemd, waar hij meest geleefd heeft, en ook geltorven is. Hij was in het jaar 1106 te Lisfabon geboren, en trad in het jaar 1220 in de Orde der Franchkanen. Nu kwam hij in Italië, werd tot Priester gewijd, en te Vercelli door den Abt thomas in den Godsdienst onderwezen. Hij heeft ook het een en ander, maar naauwelijks mid- (*) Bibl. med. et inf. Latin. T. tl. p. jSp.  GESCHIEDENIS. ot middelmatig, gefchreven , waar onder vele Predikatiën. Hij overleed in het jaar 1231, en werd reeds in het volgende jaar door gregorius IX. gecanoniseerd , wegens de menigvuldige wonderen, welke hij zal verrigt hebben. Onder andere predikte hij, in navolging van den Stichter zijner Orde , eens voor de visfchen, aan welken hij na het eindigen der preek, den zegen mededeelde; waar op zij vol vreugde met huune vinnen en ftaarten floegen, hunne hoofden eerbiedig bogen, en zich toen in een' oogenblik in het water dompelden; nu wendde de Heilige zijne rede tot de Ongeloovigen, welken hij, door dit wonder , de waarheid van het Katholijk Geloof bewees, en daar door velen der verltoktlïe Ketters bekeerde. De Orde heeft zich federt zoo zeer door Europa uitgebreid, dat, niettegenftaande zij in de XVlde eeuw vele Kloosters verloor, men in het begin der vorige eeuw nog meer dan 7,000 Kloosters van die Orde tellen kon, in welke meer dan 115,000 Monniken leefden; behalve nog meer dan 900 Vrouwenkloosters, welke over de 28,300 Nonnen bevatten. Eigenlijk waren het drie Ordens, alzoo ook de Tertierzen of Leekenbroeders 'er bijgekomen waren, ook waren de beide ecrften weder in verfcheidene foorten verdeeld. De uitbreiding en voorregten der beide Hoofdordens der Bedelmonniken, en het gevoel van nadeel, hetwelk de voorige Ordens en de Geestelijkheid in het gemeen daar door ondervonden, maakten derzelver afgunst fpoedig gaande. Overal verhieven zich klag- ten V BOSX vt HoofdiL 1» C. G. [aan 073. tot 1517. Talrijkbeid der Orde. Haat det andere Geestelijken tegen de Dominikanen  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 107 3. tot 1517. en Franciskanen. 92 KERKELIJKE ten over hen, waar van de blijken nergens fterker te vinden zijn dan in de Gefchiedenis van den Engelfchen Gefchiedfchtijver, mattheus paris, een* Benedictyner, die ten dezen tijde leefde. Deze befcbrijft de dichting van de Orde der Franciskanen uitvoerig, en fchildert derzelver Stichter met hem eigene trekken. Onder anderen verhaalt hij , dat , toen franciscus te Rome den Paus innocentius III. om de bevestiging zijner Orde verzocht, deze, het armhartige voorkomen befchouwende, waar mede franciscus voor hem verfcheen, tegen hem gezegd hebbe : ,, Ga, Broeder, en zoek verkens op, met welke gij meer dan met menfchen vergeleken kunt worden; wentel u zeiven met hen in eene modderfloot rond, en hun uwen regel overgevende, bedeed uwen pligt als prediker aan hun." franciscus boog zich op dit bevel, en eenige verkens ontmoetende , wentelde hij zich met dezelve zoo lang in den modder rond, tot hij van het hoofd tot de voeten bezoedeld was. Toen weder bn den Paus gekomen, zeide hij: Heer, ik heb gedaan, het gene gij bevolen hebt; verhoor nu mijn verzoek! Toen de Paus hem in dezen toedand zag, berouwde het hem, hem dus bejegend te hebben , gebood hem zich te wasfchen, en vervulde zijne begeerte. Evenwel wilden de Romeinen zijne predikatiën niet hooren. Daarom zeide hij, na verfcheidene dagen vergeeffche proeven genomen te hebben , om hen te bewegen , tegen hen: Hij wilde thans, om hen te befchamen, christus aan de dieren en vogelen verkondigen. Zoo gezegd , zoo  GESCHIEDENIS. 93 too gedaan, ter ftad uitgegaan , gebood hij eene menigte raven, gieren, eklters en andere vogelen, in den naam van christus, het woord Gods aan te hooren. Dit deden zij, hem ftil en onbewegelijk aanziende, een' halven dag lang; hij herhaalde dit nog twee volgende dagen, wanneer eindelijk de Romeinen met hunne Geestelijkheid hem eerbiedig inhaalden. Ook weet paris nog deze bijzonderheid van onzen Heiligen, dat zich, veertien dagen vóór zijnen dood, wonden aan z'ijne handen en voeten vertoond hebben, uit welke veel bloed vloeide, en eene heel diepe wonde in zijne zijde. Op de vraag der Kardinalen, wat dit verfchijnfel beteekende, antwoordde hij, opdat zijne Toehoorders des te vaster in den gekruisten gelooven mogten; tot hunne verzekering zou ook van deze wonden na zijn' dood geene fpoor meer zigtbaar zijn: en dit was ook volkomen zoo gebeurd. Maar des te meer klaagt deze Schrijver in zijne Gefchiedenis op het jaar 1243 over de Dominicanen en Franciskanen. „ Het is vetfchrikkelijk , zegt hij, en van eene treurige voorbeduiding, dat de Monniksftand fedett drie, vier en meer honderd jaren geene zoo fchielijke omkeering geleden heeft, dan van die Ordens, welker Broeders naauwelijks 24 jaren geleden hunne eerfte woningen in Engeland gebouwd hebben, die thans tot eene Koninklijke hoogte opklimmen. Dezen zijn het, die in kostbare en dagelijks meer uitgebreide gebouwen en hooge muren onfchatbare rijkdommen ten toon fpreiden, terwijl zij de grenzen der armoede en de gronden V boek VI Hoofdft. tia C. G. }aario73. tot 1517.  V BOEK VI Hoofd!!, na C. G Jaar 1073 tot 15 i 7 Twis:en 54 KERKELIJKE den van hunne gelofte fchaamteloos. overfchreden. Zij dringen zich heel vlijtig in bij ftervende Grooten en Kijken, niet zonder nadeel en verlies der gewone Pfirheeren; zijn gretig op voordeden, persfen daar'om biechten en geheime testamenten af, waar bij zij zich zelve en hunne Orde alleen aanprijzen, en boven alle andere Hellen. Reeds gelooft geen Geloovige zalig te kunnen worden, als hij niet door den raad van een Prediker-monnik of ISIinderhroeder beftuurd wordt. In het verkrijgen van Privilegiën zijn zij heel zorgvuldig; aan de Hoven van Koningen en Vorsten zijn zij Raden, Kamerheeren , Schatmeesters , Bruidsleiders en Bruiloftsredenaars, en Uitvoerders der Pausfelijke Geldafpersfingen ; maar in hunne Predikatiën vleijers, of zeer bijtende berispers, of ontdekkers van biechten, of onvoorzigtige beftrafTers. De echte van heilige Vaderen, zoo als van den Heiligen benedictus en augüstinus , gedichte Orden en derzelver leden worden van hen veracht; de hunne fteilen zij boven aHé. Zij houden de Cistercienzen voor ruwe, eenvoudige, halve Leeken, of liever Bieren; maar de Zwarten, (zoo r;oemde men de Benedictijnen,) voor r r I 1 j r e »  V BOEK VI Hoofdft. naC. G Jaar 1073 tot 1517, : KERKE L IJ K E bevestigd werd; evenwel wilden de ijveraars memand anders als Generaal erkennen, dan parent. elias wist zich ook te handhaven, zelfs met ge'. weid; fommigen van zijne tegenftrevers, die, naar; p. c/esarius van Spiers, welken zij aan hun hoofd, hadden, Cafarinen genoemd werden, verzond hij in ballingfchap, andere werden in gevangenis opgefloten en hard behandeld, antonius van Padua moest ketenen en flokflagen verdragen. Ook lag c^esarius zelve twee jaren lang gekluisterd in eenen Kerker; en als hij ih het jaar 1239 buiten denzelven gegaan was , terwijl hij door verzuim opengelaten was, om zich in de zon wat te verwarmen, gaf de Opziener van zijne gevangenis , een ander Franciskaan, hem een' doodelijken flag. Eindelijk zette gregorius IX elias in het jaar 1239 nogmaal af; en albert van Pi/a kwam in zijne plaats. Doch bij eene nieuwe verkiezing in het jaar 1244 als crescenzi van Jefi verkozen werd , poogde elias zich bij den Paus innocentius IV weder in aanzien te brengen, door in deszelfs twisten met Keizer frederik II voor middelaar te fpelen; doch de Paus, bemerkende, dat hij in naam des Keizers veel beloofde, zonder volmagt daar toe te hebben wees hem , in plaats van een naar willekeur omzwervend leven , een Klooster tot zijn verblijf en gehoorzaamheid aan zijnen Generaal aan. Dit kon ïlias niet dulden, waarom hij de Orde geheel veriet , en zich bij den Keizer begaf, bij wien hij den Paus en de Roomfche Kerk in het gemeen aller"chandelijkst affchilderde. Zij-  GESCHIEDENIS. "3 Zijne partij bleef echter ftand houden; en innocentius zelve kwam haar door eene zachtere uitlegging van den Ordensregel te hulp, vastftellende, dat zij wel vaste goederen, huizen, huisraad en boeken konden hebben en gebruiken, maar het regt, de eigendom en beheerfching derzelve zouden aan den Heiligen petrus of aan de Roomfche Kerk behooren; en hier toe neigde ook de Generaal crescenzi, waar over de ijveraars, die zich ook Geestelijk ken, (Zelatores, Spirhuales,) noemden, zich vergeefs bij den Paus beklaagden. Eindelijk evenwel oordeelde de Paus het noodig in het jaar 1247, om hem af te zetten, joannes van Parma, zijn opvolger, hield zich nader aan het voorbeeld van franciscus, doch in het jaar 1256 bij alexander IV befchuldigd zijnde, leide hij, op deszelfs raad, zijn ambt neder, en benoemde den vermaarden bonaventura tot zijnen opvolger, die de waarneming der oorfpronkelijke regelen bevorderde, waar door de naam van Cxfarinen nu geheel ophield, ook volgden drie van zijne opvolgers tot het jaar 1278 denzelfden weg. In het volgende jaar gaf nicolaus III eene nieuwe verklaring van den gemelden regel, in eene vermaarde Bulle naar het eerfte woord Exiit genoemd, die ook in het Paufelijk Wetboek ftaat (*). Behalve andere voorfchriften, werd daar in de vastflelling van innocentius IV vernieuwd, de Monniken (*) Sext. Decrett. L. V. Tit. VI. de Verb. Signif. & 3- Pa§. 1028-1037. XVIII. Deel. H V BOEK VI Hoofdft. ia C. G* [aario73. :ot 1517»  U4 KERKELIJKE V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 P. J. VAN OirlVA. ken zouden geene bezittingen, eigendom noch beheering hebben, maar alleen het eenvoudig vruchtgebruik der noodige zaken met der daad , zonder ■ eenig regt, (fimplex ufus, non juris fed facti;) het eigendom zou aan den Roomfchen Stoel voorbehouden zijn. Hier mede echter waren de verfchillen in de Orde nog niet geheel weggenomen. De ftrengere ijveraars waren met deze Bulle niet te vrede ; hoewel niemand onder hen, in het voordragen van ongewone gevoelens, verder ging dan pieter joan van oliva. Deze was te Serignan in Languedok in het jaar 1259 geboren, en reeds in zijn twaalfde jaar door zijne ouders in het Klooster van St, franciscus te Bezien gebragt. Te Parys werd hij Baccalaureus der Godgeleerdheid, en verwierf den roem van een geleerd en heilig man te zijn. Hij was een ijverig vereerder van den Stichter zijner Orde, en een ijveraar voor de ftrenge waarneming van deszelfs Regelen, waar door hij vele vijanden maakte, fchoon hij te gelijk vele aanhangers had. oliva heeft veel gefchreven, maar dewijl hij onder de befchuldiging van Ketterij geftorven is, zijn zijne fchriften gedeeltelijk vernietigd, gedeeltelijk in de Handfchriften in openbare Bibliotheken blijven liggen. Uit zijn Boek over de Maagd maria werden hem reeds in het jaar 1278 aanftootelijke gevoelens tegengeworpen, en hij door den Generaal der Orde, mëRONYMus van Ascoli, genoodzaakt, het Boek zelve te verbranden. Toen de Generaal der Orde matthias van Aquas Spartas, die in het jaar 1288 Kardinaal werd, niet alleen  GESCHIEDENIS. 115 leen zich zeiven alle gemakken vergunde, maar ook toeliet, dat zijne Ordensbroeders in hunne Kerken en bij hun bedelen geld verzamelden, hetwelk kin- | deren , die hen verzelden, voor hen ontvangen 1 moesten, verzette zich, behalve anderen, ook oli-J va hier hevig tegen. Hij was reeds in een algemeen Kapittel te Straatsburg in iü32 als een on« rustige Geest en Ketter befchuldigd, maar had herroeping gedaan; doch in het jaar 1290 werd hij op nieuw aangevallen. Toen hadden verfcheidene Franciskaner ijveraars met hem een gezelfchap gevormd, hetwelk de Congregatie van Narbonne genoemd werd. nicolaus IV gebood den Generaal der Orde raimund gaufredy , deze als rustverftoorders te ftraffen. oliva zelve werd ter verantwoording geroepen, doch ftierf te midden van deze verwarringen in het jaar 1297 in een Klooster te Narbonne. Zijne vrienden hebben van wonderen gefproken , door welke zijne heiligheid zou bevestigd zijn. Maar zijne vijanden bragten het bij den Generaal joan de muro zoo ver, dat aan de Ordensbroederen verboden werd, zijne fchriften te lezen, welk verbod in het jaar 1302 met zulke ftrengheid werd uitgefproken, dat Paus sixtus IV hetzelve eerst tegen het einde der XVde eeuw vernietigd heeft, verklarende, dat in de gemelde fchriften niets te vinden was, ftrijdig met het geloof en de goede zeden. De Spiritualen, getrouwe aanhangers van oliva , konden niet verhinderen, dat klemens V op de Kerkvergadering te Vienne in het jaar 1312 de volgende Hellingen van oliva verwierp: dat het wezen H 2 van V boek VI loofdlï. ia C. G. aarl073. ot is i7'  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaanc.73. tot 1517. 116 KERKELIJKE van God genereert en gegenereerd wordt; dat de ziel des menfchen, als iets redelijks, niet de wezen*lijke vorm van zijn ligchaam is; dat christus de fleek met de lancie nog vóór zijn dood ontvangen heeft; en dat de kinderen door den Doop wel de vergeving der Erfzonde bekomen, maar niet de genade en deugden, joannes XXII liet zijne fchriften nogmaals door eenige Doctoren in de Godgeleerdheid enz. onderzoeken, die omtrent 42 Artikelen, voornamelijk uit de verklaring van oliva, over de Openbaring van joannes getrokken, hun oordeel velden. In het eerlle Artikel had oliva een' zevenvoudigen flaat der Kerk opgegeven, als door even zoo veel gezegden van den Apostel aangeduid, dezen Artikel verklaarden zij voor Kettersch, omdat de zesde en zevende Tijdkring boven de andere gefield was. De zesde, had oliva gefchreven, begon eenigermate van den tijd van den heiligen man, onzen Vader franciscus; maar volkomener na het oordeel van Babyion , die groote hoere. Hier mede hangt het derde Artikel zamen van het oordeel der hoere, en van het beest met zeven hoofden, als ook van de nieuwe bruiloft des Lams met zijne bruid, al hetwelk toegepast wordt op de verwerping van de Babylonifche Oudheid, en de vernieuwing der geftalte van christus. Dit wordt voor Kettersch verklaard , omdat oliva door de hoere de Roomfche Kerk en ook de algemeene Kerk, voor zoo ver zij haar als hoofd erkent, verilaat enz. Over het algemeen ftrookten deze Artikelen vrij wel met den inhoud van het Eeuwig Euangelie, hetwelk men aan den Abt  GESCHIEDENIS. 117 Abt joachim toefchreef, maar zoo Mout waren de Paufen nog door geen' Monnik aangevallen. Ook werden werkelijk vier Franciskanen, die deze Artikelen hardnekkig verdedigden, in het jaar 1318 te Marfeiïïe als Ketters verbrand. De Paus veroordeelde het Boek zelve, waar zij in voorkwamen, in het jaar 1326. Ook moesten de beenderen des Schrijvers opgegraven en verbrand worden. Deze had wel in tjbkrtino van Cafale, eenen zijner leerlingen , eenen ijverigen verdediger, die hem zocht te verfchoonen , maar hij kon zijne tegenpartijders niet voldoen. Deze twisten onder de Franciskanen over de ware gefteldheid der hun voorgefcbrevene armoede, hadden nog verdere merkwaardige gevolgen. De Speritualen bleven klagen over de verflapping van den regel hunner Orde. Hun Generaal matthias van Aquas Spartas liet eenigen daarom gevangen zetten, die eerst na zijne afdanking in het jaar 1290 in vrijheid kwamen. Vier jaren daar na kwam celestinus V op den Pausfelijken troon. Dewijl deze zich zoo moeijelijk van zijn Kluizenaarsleven had laten aftrekken , verzochten hem eenige Spiritualen, dat zij, als een bijzonder gezelfchap, een Kluïze< naarsleven zoo arm mogten leiden, als hun Stichter gewild had. De Paus bewilligde dit, ondei voorwaarde, dat zij, in plaats van Minderbroeders, voortaan Celestiner-Eremiten zouden heeten, en gaf hun p. liberatus tot opperfte. De Paus had zelve eene nieuwe Orde gefticht, die onder den naam van Cekstinen en eenen heel fcherpen rege! H 3 no£ V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. Celestiner Eremiten.  V BOEK VI Hoofdft. naC. G, Jaario73, tot 1517. Fratricelli Augustij. ner Ere- mm of 118 KERKELIJKE . nog beftaat. De Celestiner Eremiten moesten ecb> ter , onder zijnen opvolger bonifacius VIII, uit hoofde van vervolgingen , op een Grieksch eiland vlugten. Maar ook hier werden zij verdreven, en de Latijnfche Patriarch van Konftantinopolen deed hen in den ban. Zij werden als Ketters te regt gefield, eenigen ftierven onder mishandelingen in de gevangenis; anderen werden naakt door de flraten van Napels gegeefeld, en uit het Rijk gebannen. Doch door de vervolging nam hunne geestdrift toe. Even voor de laatfte jaren der XlIIde eeuw plantten zij zich voort, onder den Italiaanfchen naam Fratricelli, of kleine Broedertjes, en fcheidden zich geheel van de overige Franciskanen af (*). Deze Fratricelli hadden even zoo wel hunne Leekenbroeders, of hunne derde Orde, ( Tertiarii, ) als franciscus zelve reeds deze inrigting gemaakt had. Bij wijlen heetten zij Bizochi of Bocafoti ; waar van de eerfte naam uit het Italiaanfche Bizocho, in het Fransch Beface, een bedelzak, ontdaan is, en het tweede waarfchijnlijk oorfpronkelijk eene gelijke beteekenis heeft. In Duitschland werden zij van het woord Beggen of Beggeren, (dat is, fterk of herhaald bidden of bedelen,) Begharden, en in Frankryk Beguinen genoemd, alhoewel deze benamingen ook van andere gezelfchappen gebruikt zijn. Doch van deze partijen in het vervolg meer. Behalve de Dominikanen en Franciskanen, ontftonden 'er nog andere Bedelordens, maar welke nooit (*) Men leze mosheim Kerk. Cefch. Deel V. BI. 136.  GESCHIEDENIS. uo nooit dien trap van aanzien en vermaardheid bereikt hebben. Eene derzelve, de Orde der Augustijner Eremiten, of Kluizenaars van den Heiligen augustinus, is, alhoewel de geringde van allen, bij de nakomelingfchap vermaard geworden, doordien uit dezelve in de XVIde eeuw de man is te voorfchijti getreden, die de gevaarlijkde vijand der Paufen en van derzelver Heerfchappij geweest is. Wij hebben al vroeg opgemerkt, dat augustinus geen Kluizenaar, noch Monnik, ook niet Stichter der nieuwe Kanunniken geweest is, en dat evenwel niet alleen de Reguliere Kanunniken, maar ook de Augustijner Eremiten hunnen Regel van hem willen ontvangen hebben. Hier over is hevig getwist, doch van welken twist wij hier niet breedvoeriger willen fpreken, alleen zij het genoeg aan te merken, dat 'er voor de Orde der Augustijner Eremiten , Congregatiën van Kluizenaars in Italië geweest zijn, die in het eerst geenen bijzonderen Regel hadden; en eerst van innocentius IV, in de jaren 1244 en 1252 , eenen Regel, die naar augustinus den naam heeft, ontvangen hebben. Soortgelijke waren de Kluizenaars van Toskane, en die, welke door zekeren joan bön in Normandië gedicht waren. gregorius IX deed hetzelve ten aanzien der Bristinifche Kluizenaars, dus genoemd naar1 eene eenzame plaats Bristini in de Mark Ancona. Eindelijk vereenigde alexander IV alle deze er nog meer Kluizenaarsgenootfchappen door eene bij' zöndere Bulle in het jaar 1265, onder den zooge noemden Regel van den Heiligen augustinus, et H 4- ga V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. [aan 073. tot 1517. Kluizenaars. ! I  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 120 KERKELIJKE gaf daar aan den naam van Ordo Eremitarum S. Augustini. Deze kreeg tot Generaal den Broeder lanfrank, zij werd in de bijzondere befcherming van den Apostolifchen Stoel genomen, en de Paus gaf hun zwarte kappen. Deze Orde werd toen reeds in vier Provinciën Frankryk, Duitschland , Spanje en Italië verdeeld, en is federt zeer aanmerkelijk in getal toegenomen. Ondertusfchen zijn het geene eigenlijke Eremiten of Kluizenaars, maar niet anders dan Kloosterbroeders; de inrigting van hunne Orde is eerst in de XVIde eeuw volkomen tot Hand gekomen , en eenige bijzonderheden uitgezonderd , ziet men aan hen alleen gewone Monniken, welke nus V in het jaar 1567 eerst onder de Bedelmonniken aangenomen, en na de Dominikanen, Franciskanen en Karmeliten, de vierde plaats heeft aangewezen. Het verval der Kloostertucht heeft reeds federt de XlVde eeuw ook hier tot Hervormingen en nieuwe Congregatiën aanleiding gegeven, onder welke de ongefchoeide of barrevoeter Augustijnen, die eerst in de XVIde eeuw ontftonden, de vermaardfte en ftrengfte uitmaken. Allengs werd echter de menigte der Monniken lastig zelfs voor den Paus, hoe zeer zij als Geestelijke krijgsbenden mogten aangemerkt worden, om het Pausfelijk gezag te fchragen, waar aan zij ook geheel onmiddelijk onderworpen waren; maar hunne gedurige twisten, zoo onder malkanderen, als met de overige Geestelijkheid , maakten het voor de Pausfen ten uiterfte moeijelijk, om hen in toom te houden. Het was dus geen wonder, dat reeds in- no»  GESCHIEDENIS. m nocentius III op de Kerkvergadering van Lateratien in het jaar 1215 verbood, meer nieuwe Ordens van Monniken te ftichten, opdat derzelver te groote verfcheidenheid geene verwarringen ïn de Kerk zou aanrigten, welk verbod ook door volgende Pausfen vernieuwd is geworden. In de XHIde eeuw ontftonden echter, behalve de reeds gemelde, nog twee Ordens, welke hier verdienen gewaagd te worden. De ééne derzelve is de Orde der Serviten; van deze waren zeven Kooplieden en Raadsheeren te Florence de ftichters, bijkans allen van de aanzienlijkfte huizen in Toskane. Deze allen leden zijnde van eene Geestelijke Broederfchap, wier voornaamfte pligt was, Lofliederen ter eere van de Heilige Maagd te zingen, bevonden zich op haren Hemelvaartsdag in het jaar 1233, in haar Bedehuis , alwaar zij geloofden door hemelfche gezigten geroepen te worden, om de wereld te verzaken. Zij maakten daar mede terftond een begin, met het verkoopen hunner goederen, en het geld aan de armen uit te deelen. De Bisfchop van Florence, door hen geraadpleegd, vergunde hun een Bedehuis met eenen Altaar, om daar Misfe in te lezen, en dewijl zij enkel van aalmoezen wilden leven, veroorloofde hij hun, om openlijk te bedelen. Zij begaven zich dus in een armoedig huis buiten de ftad; trokken flechte kleederen aan ; bedekten hun ligchaam met haren hemden en ijzeren kettingen; leefden in eene volkomene gemeenfchappelijke armoede, en verfchenen nu in deze toerusting in de ftad. Hier , zegt men, wezen de kinderen, die nog aan de borst lagen, H 5 met V BOEK VI Ioofdft. ia C. G. faario73. :ot 1517. Orde der Serviten.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G, Jaano73. tot 1517. ias KERKELIJKE met den vinger op hen, roepende: zie de dienaren der Heilige Maagd. De Bisfchop raadde hen, dezen hun zoo wonderbaar gegevenen naam te behou* den, van daar Werden zij Serviten, of vollediger Servi S. Mariae, genoemd. Maar een jaar daar na verwijderden zij zich op eenen tamelijken afftand van Florence op den Berg Monte Senario, alwaar zij van een vervallen Kasteel eene Kerk, en verfcheidene Kluisjes bouwden, en onder gedurige Lofzangen ter eere van maria in het eerst alleen van wortelen en kruiden leefden, en naderhand hunne aalmoezen door twee hunner te Florence lieten ophalen. Op raad van 's Paufen Kardinaal - Legaat verzochten zij den bovengemelden Bisfchop, om hun eenen Regel voor te fchrijven; maar, volgens het verhaal der Schrijvers van deze Orde, befpaarde de Heilige Maagd hem deze moeite, dewijl zij in het jaar 1239 dezen Monniken beval, ter gedachtenis van het lijden van haren Zoon, een zwart kleed, lederen gordel, een fcapulier en kap te dragen, en hun tevens den Regel van den Heiligen augustinus voorfchreef. Hunne Orde werd bevestigd door alexander IV, in het jaar 1255, doch innocentius V, die in het jaar 1265 Paus werd , verbood hunnen Generaal, Novitien aan te nemen, en was bedacht op de vernietiging der Orde; volgende Pausfen echter waren hun weder genegen, en honorius IV bevestigde in het jaar 1285 hunne Orde op nieuw, die in de XVde eeuw van martinus V al de voorregten der Bedelmonniken ontving. Men heeft deze Monniken . ook  GESCHIEDENIS. las ook genoemd: Broeders van het lijden van onzen Heere jezus christus , als ook , omdat zij alle hunne gefprekken met de groetenis des Engels be- | gonnen: de Broeders van het Ave Maria. Deze '■ Orde is wel talrijk geworden, maar heeft nooit flerk j uitgemunt , alleen heeft in het begin der XVIIde eeuw een enkel man haar grooten roem verworven, te weten, p. paulus sarpi, die van de Italianen fr.a paolo, de Broeder Paulus, genoemd wordt, en die in geest en verdienste grooter was, dan eene menigte der vermaardfte Monniksheiligen te zamen. Van eene andere Orde, met deze der Serviten naauw verwandt, in Frankryk weleer naar hunne blauwe kleederen en mantels, Blanc-Manteaux genoemd, die in het jaar 1257 te Marfeille ontdaan is, is het onnoodig, breeder te fpreken. Van de tweede der bovengemelde Ordens , die nog eenige aanmerking verdienen, kan men iets zeggen , hetwelk van de beste der overigen niet gezegd kan worden; dat zij namelijk ten behoeve des menschdoms is opgerigt, en daar toe ook tot onze tijden toe nuttig is geweest. Zij is de Orde der Trinitarier Geestelijken of van de loskooping van gevangenen. Haar oorfprong wordt weder verhaald niet zonder hemelfche verfchijningen gebeurd te zijn. Hare Stichters waren joan van matta, de Zoon van eenen Edelman in Provence, geboren in het jaar 1160, en felix van valois , een Kluizenaar; door eenen Engel, zoo men zegt, geboden om naar Rome te gaan, en daar hunne beftemming te vernemen, droegen zij aan Paus innocentius IV in het jaar V boek VI loofdft. aC. G. aario73. ot 1517- Orde der Trinitarien.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Orde van onzelieve vrouvvder vrijkoo- ping. 124 KERKELIJKE jaar 1198 deze verfchijning voor, die hun vergunde eene nieuwe Orde op te rigten, welker hoofdwerkzaamheid zou zijn, de gevangene Christenen bij de Ongeloovigen te rantzoeneren of vrij te koopen. De Paus noemde ze de Orde der Heilige Drieëenheid; maar zij draagt ook den naam: de redemtione captivorum. Tot kleeding gaf hij aan de Monniken van deze Orde, die anderen ook Kanunniken noemen, een wit kleed met een rood en blaauw kruis op de borst, in welke kleeding de Engel verfchenen was. In Frankryk wedergekeerd , werden zij door den Koning filips augustus en andere Grooten zoo rijkelijk begiftigd, dat zij fpoedig verfcheidene Kloosters aanleiden. Eenige jaren daar na werd voor hen te Parys het eerfte Klooster gefticht, op eene plaats, waar eene Kapel ftond, die aan den Heil. mathurin gewijd was, waar naar men hen in Frankryk les Mathurins noemde, matta overleed te Rome in het jaar 1213 of 1214. felix de valois was ongevaar een jaar vroeger overleden. Hun Regel vergunde hun vleesch noch visch. Ook mogten zij niet op paarden, maar op ezels rijden, waar van hunne Orde ook Ordo Aftnorum, en zij zelve de Broeders op ezelen, (les Fr er es aux Anes,) heetten. Nog in de jongfte tijden, hadden de Trinitarien tot hunne hoofdbedoeling de vrijkooping van Christen flaven, waar toe zij aalmoezen, zelfs in Proteflantfche Landen, inzamelden. Eerlang begeerde ook de Heilige Moedermaagd, zoo als men verbaalt, eene dergelijke Orde; ten dien einde zal zij in het jaar iai8 aan eenen Edelman uit  GESCHIEDENIS. 125 uit tanguedok, pieter nolasque , verfchenen zijn, die reeds daar op bedacht was, om Christen (laven te losfen, hem gebiedende, tot dit oogmerk eene bijzondere Orde te (lichten. Toen hij dit aan zijnen Biechtvader, den vermaarden raymund van pennafort, toen Kanunnik te Barcellona, ontdek. te, gaf deze hem te kennen, dat hij dezelfde verfchijning had gehad. Om dit te volbrengen wendden zij zich tot den Koning van Arragon, alfonzus V, die uit kracht eener volmagt, hem van den Paus vergund, hier in bewilligde. Reeds in het jaar 119a hadden eenige Edellieden in Katalonïè een genootfchap opgerigt, hetwelk voor de oppasfing van armen en gevangenen zorgde, Christen (laven vrijkocht, en de kusten der Middellandfche Zee tegen de aanvallen der Mooren befchermde. Deze voegden zich bij de nieuwe Orde, waar bij ook eenige Priesters kwamen, en men maakte fpoedig een gelukkig begin met het losfen van (laven, bij de Aralieren in het Spaanfche gebied, gregoritjs IX bevestigde deze Orde in het jaar 1234, en gaf haar den zoogenoemden Regel van den Heiligen augustinus. De Orde voert den naam: Onze lieve vrouw der losfing; in het Spaansch: Nostra Senora de la Merced; in het Fransen : Nostre Dame de la Merci. Met voorbijgaan van eenige Ordens, die in deze eeuwen ontflonden, maar fpoedig te niet liepen (*), ver- (*) Men zie eene lijst van dezelve bij mosheim Kerk. Cefchied. V Deel;Bladz. 323. V BOEK VI Hoofdft. aa C. G. faario73. tot 1517. flumiliaen.  I2Ö KERKELIJKE V BOF.K VI Hoofdft. m C. G. Jaar 1073. tot 1517. Kerkelijke wetten omtrent deMonmken. verdienen de Humiliaten nog eenige melding, een gezelfchap van eenige , waarfchijnlijk onder Hendrik II, verdrevene Milanezen, die zich in Duitsch» land vereenigden, maar fpoedig weder naar hun vaderland terug keerden. In het eerst waren zij flechts Leeken, die zich tot handenarbeid, en bijzonder het vervaardigen van lakenen, tot eene geringe kleeding, vele goede werken, en godsdienftige oefeningen verbonden. In het vervolg ontftonden daar uit twee Ordens: eene van Monniken en Nonnen; maar die bijeen woonden, om hun handwerk te oefenen; de andere van Priesters; doch deze bleven ook Leekenbroeders. innocentius III bevestigde ze in het jaar 1201. Lang bleef deze Orde bij haren handenarbeid, maar eindelijk werd zij, naar het gemeene lot der Monniken, rijk en dartel, en hare zeden zoo geheel bedorven, dat pius V in het jaar 1571 de geheele Orde vernietigde. Hoe zeer fpoedig en vrij algemeen de Monniken van hunnen Regel afweken , en tot zedeloosheid overhelden, blijkt uit menigvuldige befluiten van verfcheidene Kerkvergaderingen, alhoewel met weinig vrucht omtrent hen genomen. De Bisfchoppen onder voorzitting van eenen Pausfelijken Legaat in het jaar 1267 te Weenen vergaderd, geboden , dat, dewijl de Benedictijner Abten en Monniken in de meeste Kloosters een uitfporig en aanftotelijk leven leidden, de Bisfchoppen alle half jaren, verzeld van twee Cisterfienzer Abten , de Kloosters der Zwarte Monniken in hunne Bisdommen bezoeken , en de misbruiken herftellen zouden.  GESCHIEDENIS. 127 den. (*) De vergadering te Saumur in het jaar 1276 wilde niet, dat de Monniken-zijden gordels en beurzen, mesfen met goud en zilver beflag, kostbare pelfen en Hevels , gelijk de Leeken , dragen zouden (f). Die te Rada of Ofen in Hongaryen in het jaar 1279 gebood, dat de Monniken hunne Kloosters niet willekeurig verlaten, zonder verlof der Bisfchoppen geene Kapellanen bij Kerken worden, noch met honden en valken ter jagt zouden gaan (§) en meer andere, die echter doorgaans weinig nut deden. Wanneer wij onze oogen vestigen op de Nonnen van dezen tijd , dan vindt men een aantal nieuwe gezelfchappen van dezelve, van welke reeds gefproken is. Zij evenaarden, ja overtroffen zelfs, in haren eerften aanvang, de Monniken in ftrenge levenswijze , en dienden dus , om het Monniken- en Kloosterleven te meer aan te prijzen en uit te breiden. Maar weldra eischte de Natuur hare regten weder, en de Nonnen verbasterden even zeer als de Monniken, en vervielen van de ftriktfte kuischheid en onthouding tot het tegenovergeftelde uiterfte. ivo, Bisfchop van Chartres, verzocht den Bisfchor. van Meaux, dat hij toch zeker Nonnenklooster. hetwelk volkomen een Hoerhuis geworden was, 0{ de ééne of andere wijze wilde hervormen (**). Zoc vindt men zelfs wetten van Kerkvergaderingen it Engeland, tegen de ontucht der Nonnen, en an- de- (*) Ap. hard. T. VII. p. 584. (t) /. c. p. 737. ($) /• c. C*) EP»*- "7. V boek VI Hoofdft. na C. G.. Jaar 1073. tot 1517- Nonnen.  V BOEK VI Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517. 138 KERKELIJKE dere tegen haar omloopen buiten haar Klooster , enz. Merkwaardig is de Regel van den vermaarden abelard, welken hij voor zijne Nonnen in Paracletus, op verzoek van hare Opzienfter, zijne geliefde heloiza, ontworpen heeft (*). In eenen bijzonderen Brief (f) vermaande hij haar, om, tot gemakkelijker verftand der Heilige Schrift, behalve de Latijnfche, ook de Hebreeuwfche en Griekfche Taal te leeren. Op verzoek van heloiza befchreef hij haar in eenen bijzonderen Brief den oorfprong der Nonnen, welke hij van de vrouwen afleidt, die christus in zijn leven verzeld hebben (§). Duizend jaren waren nu verloopen federt den oorfprong van het Monnikenleven onder de Christenen in de III en IVde eeuwen, en hetzelve overtrof thans die vorige tijden, niet in de volmaaktheid, welke de oude Monniken zich hadden voorgefleld, maar in zonderlingheid, in het onnatuurlijke en bovenmenfchelijke, en te gelijk niet zelden in het ongerijmde en kluchtige. Reeds werd dit omtrent het jaar 1400 aangewezen door eenen Monnik in een Hekelfchrift, hetwelk hij Brunellus , feu Speculum Stultorum noemde, en hetwelk te Keulen in het jaar 1471 in Folio, en federt meermalen, en het laatst te Wol~ fenbuttel in 1662 in Octavo gedrukt is. De (*) Epist. VIII. Inftitutio in regula fanctimonialium Opp. pag. 130-197- (t) Epist. VI. de Studio Litterarum p. 251-263. (§) E-P' VII. de origine fanctimonialium p. 129,  GESCHIEDENIS. 129 De onderlinge twisten der Franciskanen over het Itrenger of gematigder waarnemen van de voorfchriften van hunnen Stichter bleven nog fleeds aanhouden. Hun Generaal gonsalvo, begeerig, om dezelve, al ware het met geweld, geheel te bedwingen, verzocht in het jaar 1307 Koning karel van Napels, dat hij de Scheurmakers en Ketters, waar door hij de Franciskanen van de flrenge gehoorzaamheid verHond , uit zijn Rijk mogt verdrijven. De Koning beval deze zaak aan den Inquifiteur van zijn Rijk aan, die hen gevangen zetten en pijnigen liet, en eindelijk te Napels openlijk met roeden deed geefelen, en uit het land jagen. Sommigen verloren hun leven, de overigen vlugtten naar den Paus te Avignon. Hier ontbood de Paus in het jaar 1310 de voornaamfte Spiritualen en derzelver partijen, die zich Fratres de Communitate noemden , maar kon hen niet vereenigen. Even min hielp het, dat de Generaal gonsalvo op een algemeen Kapittel in datzelfde jaar verfcheidene flrenge geboden gaf; de Spiritualen hier mede niet voldaan, en der vervolgingen moede, verkoren zich eenen eigenen Generaal, waar door zij hunne zaak Hechts erger maakten. Eindelijk deed klemens V in het jaar 1312 uitfpraak ten nadeele der Spiritualen, en veroordeelde te gelijk eenige Hellingen van oliva , die bij hen zoo geacht was. Sommigen van hen keerden toen wel tot de gemeenfchap der Orde weder, maar anderen, bijzonder van de Italianen, verHrooiden zich in verfcheidene landen, voornamelijk naar Sicilië, waar zij de befcherming van den Koning frederik genoten. XVIII. Deel. I Na V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. Verder berigtvan detwisten der Franciskanenonderling  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 130 KERKELIJKE Na dsn dood van klemens V in het jaar 1314, grepen de ftrengere Franciskanen weder moed, en maakten zich in Provence en Languedok met geweld van eenige Kloosters meester , waar op de toenmalige Generaal der Orde in het jaar 1316 de hulp inriep van Paus joannes XXII, welke hen voor zich daagde , gelijk 'er ook 66 te Avignm verfchenen in het jaar 1317. Als zij weigerden aan 'sPaufen bevelen te gehoorzamen, liet deze hen in bewaring brengen, en beval de zaak aan den Inquifiteur hunner Orde aan. Vijf en twintig nogtans bleven wederflreven, en dezen liet de Paus nu, als eigenlijke Ketters, behandelen. Vier van hen werden in het jaar 1418 te Marfeille, op bevel van den Znqui/ïieur, verbrand, de overigen moesten hunne dwalingen afzweren ; een werd tusfchen vier muren gemetfeld. De Paus geloofde tegen deze ellendige Dweepers , wier hoofdmisdaad was, dat zij zich tegen zijn gezag verzetten, en hetzelve in twijfel trokken, dus hard te moeten handelen; dewijl zij talrijke navolgers van een nieuw foort gekregen hadden. Wij hebben in het voorgaande gezien, dat 'er onder de Fratricelli, of ftrengere Franciskanen , even zoo wel eene derde Orde, (of Tertiarii,) was, eigenlijke Lekenbroeders, als de Heil. franciscus reeds deze inrigting gemaakt had ; en daar door werden da eerstgemelden nog meer gehaar. Dezen zocht de Paus in het jaar 1317 door een bijzonder Decretale uit te roeijen. Hij zegt daar in, dat tegen het Pausfelijk verbod eenigen van den onheiligen hoop, die Fra-  GESCHIEDENIS. 13* Fratricelli, of Fratres de pauper e vita, ook Bizochi, Beguini, en nog andere namen dragen, met verdoemelijke ftoutheid onderdaan hadden, eene nieuwe Orde aan te nemen; zij verdichten, dat zij den Regel van den Heiligen franciscus letterlijk waarnemen, en onttrekken zich nogtans aan de gehoorzaamheid van den Opperden van deszelfs Orde; en bij andere befchuldigingen voegt de Paus deze, dat zij de Kerkelijke Sacramenten verachten , en andere dwalingen menigvuldig uitdrooijen. Maar in een ander Decretale in het jaar 1321 geeft de Paus zich alle moeite, om den twist der Spiritualen met de zachter Broederen over de flechte ordenskleeding en over voorraad van levensmiddelen, bij te leggen, doch hij weet 'er bij dot geen ander middel op, dan dat de Generaal de Provincialen en andere Opperden der Orde zullen bepalen, van welke lengte en breedte j grofte en fijnte en van welke gedaante het kleed zijr moet; insgelijks of de Broeders zonder aanzienlijker voorraad hun levensonderhoud niet vinden kunnen Ondertusfchen gebood hij den Spiritualen , ondei draffe van den ban , hunnen Generaal in alles ti gehoorzamen , alzoo gehoorzaamheid de grootlh deugd was. Hoe glimpig ook de beide Pausfelijke bevelen zijl mogten, echter was daar door ééns voor al het feil tot vervolging gegeven. De Spiritualen, Fratricei kn, en zoo als zij meer heeten mogten, werden ni van de Inquifttie zoo min als andere Ketters vei fchoond. Uit een met de hand gefchreven Marte laarshoek van deze partij, (Martyrologium Spiri 1 2 tua V BOEK VI rloofdfl. ia C. G. |aario73. :ot 1517- ! ! I DeFratri, celli worden ver■ brand. I  V BOEK Vt Hoofdft. na C. G, Jaario73. tot 1517. 132 KERKELIJKE tualittm et Fratricellorum,) bij moshbim (*), hetwelk zij in het jaar 1454 aan de Inquifitie te Carcasfone in Languedok overgaven, blijkt, dat van het jaar 1318 af tot op innocentius VI, die in het jaar 1352 den Pausfelijken troon beklom, 113 perfonen van beide kunne verbrand zijn, en hij gelooft, dat 'er in de XIV en XVde eeuw wel aooo om hunne gekantheid tegen de Pausfen, en dweepzuchtige liefde tot armoede, een gelijk lot gehad hebben. Een voorbeeld, in eene oude oorkonde bij limborch (f), leert ons, hoe deze menfchen echter hunne leerftellingen verfchoonden. Zekere raimond van Bux, (de Buxo,) een Tertiarier van den Heiligen franciscus, werd in de jaren 1321 en 1322 voor het Kettergerigt te Touloufe ter verantwoording geroepen. Hij bekende, dat hij uit de Postille of de verklaring van Broeder oliva over de Openbaring van joannes had hooren lezen, dat de daar in voorkomende Hoere met den gouden drinkbeker , zittende op het beest met zeven hoofden en tien horenen, de Roomfche Kerk was; niet ten aanzien der geloovigen en uitverkorenen, maar met betrekking tot de verworpenen; en dat, gelijkerwijze op het einde der eerfte Kerkinrigting de Sijnagoge, welke christus gekruist had, deswegens verwoest was geworden , dus ook bij het einde van den tweeden ftaat der Kerk, die tot den Antichrist duurde , over de vleefchelijke Kerk, welke het leven van (*)' Kerk. Gefch. Deel V. Bladz. 306. (tj) Achter deszelfs Hifi. Inquifit. p, 298.  GESCHIEDENIS. i33 van christus vervolgde in die geestelijke mannen, die deszelfs armoede naar de regelen van den Heil. franciscus wilden in acht nemen, gerigte zou gehouden worden; en als deze na den dood van den Antichrist zou verwoest zijn, zou in de Spiritualen de derde ftaat der Kerk opgerigt worden. Verders geloofde hij, dat christus en zijne Apostelen niets eigendommelijks of gemeenfchappelijks, ten minde niet in groote menigte, gehad hadden;en het tegendeel te zeggen, hield hij voor Ketterij. Aan den Paus ontzeide hij het regt, om iemand van de gelofte van armoede of kuischhcid te ontheffen. Hij geloofde zelfs , dat de Paus, die Spiritualen had laten ter dood brengen, een Ketter was; hoewel niet, als Paus, dewijl hij zich van zijne Pausfelijke magt niet ten kwade bedienen kon; maar als mensch, naar de boosheid van zijnen wil enz. Voorts bewijzen gelijktijdige Schrijvers genoeg, hoe velen van deze Ongelukkigen door de Inquifiteurs het leven verloren hebben. Van het jaar 1319 af werd een groot getal Beguinen van de beiderlei kunne aan de Wereldlijke Overheid, bijzonder in Languedok, ter flxaffe overgeleverd. De genen, die hier levende verbrand werden, (lieten fcheldwoorden en vloeken uit tegen de Bisfchoppen en Inquifiteuren; op andere plaatfen wierpen zij zich zeiven in de vlammen, dewijl zij dit voor hunnen marteldood hielden. Te Narbonne gebeurde in het jaai 1311 het volgende geval, hetwelk veel opziens baarde. De Aartsbisfchop aldaar en de Inquisiteur joan van beaune wilden eenen Beguin of Bizot, zoo I 3 als V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. [aario73. tot 1517-  V boek VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. 134 KERKELIJ KE als zij ook genoemd werden, geregtelijk verhoorert, waar toe zij ook de Opzieners der Kloosters en verfcheidene Doctoren zamenriepen. Het maakte al een groot opzien, dat de gevangene (taande hield, dat christus en de Apostelen niets eigens hadden gehad , noch voor zich , noch in gemeenfchap ; maar het maakte een veel grooter opzien, toen de Lector der Theologie in het Franciskaner Klooster berenger talon verzekerde , dat dit eene heel regtzinnige leer was. De Inquifiteur gebood hem dit te herroepen; maar hij beriep zich op den Paus. talon werd voor een geleerd man gehouden, en beriep zich op eene Bulle van Paus nicolaus III , in welke van christus hetzelfde gezegd was. Hij vervoegde zich te Avignon bij den Paus, maar deze reeds door den Inquifiteur vooringenomen , hield hem in een Klooster der Franciskanen opgefloten. Deze trokken zijne partij, terwijl de Dominikanen zich tegen hen verzetten, en beiden leiden zij malkanderen Ketterij te last. De Paus beval daar op in het jaar 1322 den beroemden Franciskaan ubertino de casali, zijn gevoelen te zeggen. Deze behoorde wel tot de (trenge partij zijner Orde en tot de ijverige verdedigers van oliva, ook had hij den Paus al verzocht, om in de Orde der Benedictijnen over te treden , ten einde alle vervolging te ontgaan; doch dit fchijnt hem geweigerd te zijn. Ondertusfehen had men groot vertrouwen op zijne fchranderheid, en deze deed hij in dit geval ook uitnemend blijken, door eene heel fijne onderfcheiding te maken, jezus en zijne Apostelen konden aan-  GESCHIEDENIS. 135 aangemerkt worden, als de algemeene Prelaten der Kerk des Nieuwen Testaments, en in dit opzigt hadden zij gemeenfchappelijke goederen, om aan de armen en de Dienaren der Kerk mede te deelen; maar zij kunnen ook als bijzondere perfonen aange merkt worden, die de raadgevingen van christus over den hoogften trap van volmaaktheid , (de fupererogatione perfectie-nis,) in acht namen; maar dan moest men weder onderfcheiden, tusfchen eene burgerlijke bezitting, waar omtrent de Keizerlijke wetten golden, en die men tegen alle geweldige ondernemingen kan en mag verdedigen, zoodanige hadden jezus en de Apostelen niet, en de Franciskanen hadden in dit opzigt gelijk, dat zij het tegengeftelde voor Ketterij verklaarden. Maar men kan ook iets enkel naar een natuurlijk regt bezitten, hetwelk fommigen het jus poli noemen, en naar dit regt hadden jezus en de Apostelen zoo veel bezit, ting, als hunne noodige behoefte vereischte; en hier hadden de Dominikanen gelijk, dat zij het tegengeftelde voor Ketterij hielden. Dit oordeel behaagde aan beide de partijen, omdat elke haar meening k voor regtzinnig hield, en de Paus insgelijks daar fa berustende, wilde van dezen twist niet langer hoO' ren. Da twist brak echter in het volgende jaar 1321 op nieuw uit. De Paus ftelde daarom aan alle Pre laten en Doctoren in de Theologie, die zich aai zijn Hof bevonden, de vraag fchriftelijk voor: Q het Ketterij was, hardnekkig jlaande te houden dat christus en de Apostelen noch elk voor zich I 4 mc V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. faario73' :ot 1517' Twist der Franciskanen met den Paus rJOANNRi ( XXII. \ i  V boek VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 lot 1517 i 1 ( I „ t 136 KERKELIJKE noch in gemeenfchap , goederen bezeten hebben ? Bijzonder begeerde hij, dat de ware zin van de bovengenoemde Decretale van eenen zijner voorzaten zou onderzocht worden. De Franciskanen gaven daar op twee gefchriften uit, in welke zij beweerden, dat de vraag met ja te beantwoorden geene Ketterij was. Ook zonden zij hunnen Medebroeder boncortese of bonagratia naar Avignon , om hunne zaak te bepleiten, en voeren te gelijk hevig uit op hunne predik doelen. De Paus hier door verbitterd, verklaarde in November 1322 bij een nieuw Decretale: dat het alleszins Kettersch zij, hardnekkig te keren, dat christus en de Apostelen voor zich en in het gemeen geen eigendom, en geen regt gehad hebben, om het geen zij hadden, willekeurig te gebruiken, te verkoopen, weg te geven, of iet anders daar voor te verkrijgen. Hij ftond te gelijk af van het eigendom der goederen van de Franciskaner Orde, hetwelk de Paufen zich voor de Roomfche Kerk hadden voorbehouden, en verbood haar verder ambtenaren, (Sijndici, Procuratores,) in naam van den Apostolifchen Stoel aan te nemen, Dm die bezittingen te beduren of derzelver inkomïen te ontvangen. Niet alleen vonden de Franciskanen dezen dap ran den Paus zoo aandootelijk als ongehoord, maar >ok één der aanzienlijkde Gefchiedfchrijvers van de:en tijd, joan villani (*), wiens Broeder bij het Paus- (*) Historia Fiorentine L. IX. C. 155. murator. S. Rer. Ital. T. XIII. p. 518.  GESCHIEDENIS. i37 Pausfelijke Hof in dienst was, fchrijft, dat men dit voor eene groote nieuwigheid in de Roomfche Kerk gehouden hebbe. Men geloofde , dat behalve de vijanden der Orde, bijzonder ook willem occam, die als Engelfche Provinciaal op een algemeen Kapittel der Orde te Perugia zeer ijverig geweest was, den Paus getergd hebbe, om deze overhaasting te begaan. De Zaakgelastigde der Orde bij den Paus, bonagratia, appelleerde in het volle Confiftorie in Januarij 1323 van dit Dekreet van den Paus, en leverde hem een gefchrift over, om de hardheid en het wederregtelijke als ook het ftrijdige van hetzelve mei de befluiten van vorige Paufen aan te toonen. Daai voor werd h'tj in een' ellendigen Kerker geworpen, in welken hij een jaar lang blijven moest. De Paus zocht door een nieuw Dekreet in November 13a; zijn voorgaande te regtvaardigen, en twee jaren daai na verbood hij iedereen het lezen der Postille var den beroemden oliva , hetwelk echter naderhanc door sixtus IV, toen deze onrusten geheel ge dempt waren, weder toegelaten is. Alhoewel d< Paus de Orde zelve niet ongenegen was, zoodat hi aan Inquifiteuren uit dezelve, welk ambt zij than; nog, bijzonder in Italië, met de Dominikanen deel den, vele zaken opdroeg, echter daagde hij in he jaar 1327 den Generaal der Orde, michael vai> cesena voor zich, omdat hij tegen de gemeldi Decretalen was uitgevaren , en den Keizer lode wyk. van Beyeren, die zonder zijne fchuld van dei Paus gehaat werd, met zijnen raad zou hebben bij geftaan; maar deze appelleerde van den Paus, waa I 5 °1 V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaano73« tot 1517. I :  V BOER VI Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517, 138 KERKELIJKE op de Paus hem in het jaar 1328 zocht af te zetten, maar het algemeen Kapittel der Orde bevestigde hem veel meer in zijne waardigheid. Eindelijk ontvlugtte hij, in het jaar 1328 , met occam en bonagratia van Avignon naar Pi fa. De Paus zette hem toen eigenmagtig af, verklaarde hem onbekwaam tot eenige waardigheid, en benoemde den Kardinaal bertrand de turre tot zijnen plaatsvervanger. Zoo dra michael dit te Pi fa hoorde, appelleerde hij in 1328 voor de derdemaal van den Paus aan de Katholijke Kerk en aan een toekomend Concilie. Ook waren hem verfcheidene geleerde mannen toegedaan in en buiten zijne Orde, buiten zijne Orde marsilius van Menandrino of van Padua, maar onder de Franciskanen de beroemde occam, beringarius bochusis , een Leeraar der Theologie, dien hij tot zijnen Generaal-Vikaris in Italië aanfielde; franciscus de esculo of asculanus enz. Ook bleef hij tot aan zijnen dood in het jaar 1343 in zijne gevoelens, noemde zich (leeds het hoofd, (Minister Generalis,) van zijne Orde, appelleerde te Munchen in het jaar 1329 voor de vier3e keer van den Paus, en gebood zelfs, dat de Pausfelijke Legaat en Stadhouder gevangen zouden genomen worden. Wederzijds bedreden ook de Paus ;n michael van Cefena malkanderen in gefchrifren, in de zijne befchuldigde michael den Paus van irerfcheidene dwalingen en zelfs van ketterijen. De hevige twisten tusfchen den Keizer en den paus verderkten de Franciskanen in hunnen tegenland tegen den Paus , waar in bijzonder occam zich  GESCHIEDENIS. 139 zich onderfcheidde, die den Paus in een bijzonder gefchrift aantastte, hetwelk hij Compendium errorum Joa. XXII noemde , en hetwelk met veel hevigheid is opgefteld, befchuldigende den Paus joannes XXII van verfcheidene Ketterijen, waar onder het merkwaardigfte is, dat hij den Paus verwijt, dat deze in een Leerrede in het jaar 1331 geleerd hebbe, dat de zielen der zaligen in den Hemel Gods aangezigt niet zien, en ook het Goddelijk wezen niet zien zullen voor den jongflen dag. Keizer lodewyk verzuimde niet al vroeg van deze ergerlijke verfchillen tusfchen den Paus en een groot gedeelte van de Orde der Franciskanen ge* bruik te maken, en leide den Paus in meer dan een openbaar gefchrift dwalingen en ketterijen te last, terwijl niet alleen die beroemde Franciskanen, Au 's Keizers en hunne eigene zaak tegen den Paus mei de pen verdedigden , maar ook alle Spiritualen 1 Fratricellen, Begkarden, en zoo als zij meer ge noemd werden, in Duitschland befcherming en toe vlugt vonden. Van daar de menigte van dweepen de ledigloopers en bedelaars, die dit land feder overftroomd hebben. De Dominikanen integendeel die de zijde van den Paus waren toegedaan, haal den zich 'sKeizers haat op den hals, en velen vai hen werden ten lande uitgebannen. Deze twistei duurden dus genoegzaam de geheele regering vai joannes XXII, die met het jaar 1347 eindigde voort. Wel werd in het jaar 1329 ten minde een aan merkelijk deel der oneenigheid tusfchen den Paus ei d V BOF.K VI loofdit. ia C G. [aar 1073. rot 1517- 1 1 i 1 I ■ Gevoelen j van Paus JOANNES  V BOEK VI Hoofdrt. na C. G. Jaari073. tot 1517. XXfl. omtrent den ftaat dergelukzaligen. ] I 1 I 1 » i f 1 e v V ec D J'a v; er be G tei de 140 KERKELIJKE de Orde der Franciskanen bijgelegd. Op een algemeen Kapittel der Orde werd befloten, dat michael van Cefena niet meer als opperhoofd derzelve zou erkend worden , wordende in zijne plaats de bij den Paus geliefde Broeder gerhard oddonis verkoren. Ook nam de twist over de armoede van christus een einde, door dat men de Decretakn vm nicolaus III en de beflisfing van de Kapittelvergadering te Perufia met de verordeningen van Jen tegenwoordigen Paus zoo veel mogelijk plooide, vlaar nieuwe, en voor het gezag van den Paus nog [evaarlijker twisten, konden echter bij zijn leven liet beflist worden, occam had hem, gelijk wij ;ezien hebben, onder anderen, als eene Ketterij, te tst gelegd: dat de Paus ontkende, dat de zaligen oor den jongften dag tot het aanfchouwen van God elven geraakten, niettegenflaande zij door het Vage. uur genoegzaam gereinigd waren. Een Engelfche hminikaan, joannls vallensis , beffend het :rst in het jaar 1331, deze leere openlijk te ver-erpen; maar werd, wegens gebrek aan eerbied )or den Paus, op bevel van eenen Inquifiteur, die n Minder broeder was, in de gevangenis geworpen, e Paus handhaafde zijn gevoelen in het volgende ir nog ftouter, en zocht hetzelve uit oude Kerk-' ders te bewijzen. Doch zoo dra een Dominikaan Franciskaan , door hem uitgezonden, hetzelve gonnen te prediken , werd het door verfcheidene sdgeleerden der Univerfiteit te Parys als eene Ketfche nieuwigheid verworpen. Onder dezen was Franciskaan nicolaus de lyra , en de Bisfchop  GESCHIEDENIS. 141 fchop durand de st. pourcain , uit de Orde der Dominikanen, die 'er ook eene Verhandeling tegen fchreef. De Koning van Frankryk liet daar op in het jaar 1332 in zijn Paleis te Vincennes een aantal Prelaten en Godgeleerden bijeenkomen, dertig van dezelven gaven een befluit uit, bij wijze van eenen Brief aati den Koning, waar in zij zeiden, dat de Paus, wiens onderdaniglie Dienaars en Zonen zij waren, deze Helling niet als een leerfluk behandeld, ef als zijn gevoelen voorgedragen, maar 'er alleen van gewaagd had, (non asferendo feu opinando protulerit ; fed foiummodo recitando;) maar voorts dat dit gevoelen eene dwaling was. De Koning filips van Faloh werd door deze uitfpraak zoo vertoornd tegen den Paus, dat hij hem, bij het overzenden van hetzelve, in eenen bijgevoegden Brief dreigde, dat hij hem levende wilde laten verbranden, (qu'il le feroit ardre,) als hij zijn gevoelen niet herriep. De Paus hier door ontfteld, antwoordde den Koning, dat hij de gezegde Helling niet als een leerftuk beweerd, maar flechts als eene vraag aan de Godgeleerden voorgelegd had, en dat hij geene van beide de partijen volkomen had toegeftemd. Toen hij eindelijk in het jaar 1333 den dood voelde naderen , en befpeurde, dat hem wegens dit gevoelen nog zekere vlek aankleefde, verklaarde hij, in eene bijzondere Bulle, dat hij met de Katholijke Kerk geloofde, dat de gezuiverde en van hare ligchamen gefcheidene zielen in het Paradijs zijn, en God en het Goddelijk wezen van aangezigt tot aangezigt zien , zoo ver haar toeftand zulks toelaat j maar zoo hij anders iets V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  V BOEK Vl Hoofdft. na C. G &HP73 tot 1517 Vervolging der B eg harden. 142 KERKELIJKE iets mogt geleerd hebben, het geen met het Katholijk Geloof, de bepalingen der Kerk , de Heilige Schrift en de goede zeden niet overeenkwam , dan • wilde hij het hier mede herroepen hebben. Dewijl " ondertusfchen het gemelde vraagftuk nog fteeds onbeflist bleef, onderzocht de volgende Paus benedicïus XII het in het jaar 1336 met de Kardinalen, Bisfchoppen en Doctoren in de Theologie, en 'er eene Verhandeling over gefchreven hebbende, gaf hij een bijzonder Decretale uit, waar in vastgefteld werd, dat de zielen, die geene verdere zuivering behoeven, allezins tot het aanfchouweii van God terftond geraken; verbiedende tevens, op ftraffe van den ban, het tegendeel te leeren. Allengs bedaarde nu de fcheuring bij de eigenlijke Minderbroeders grootendeels, terwijl de partijen zich zamen vereenigden tegen de bij hen gehaatte Fratricellen en Begharden. De Franciscaner - Inquifiteurs vielen , op bevel der Paufen, op hen aan, verjaagden hen of leverden hen ter ftraffe over. De veertien zoogenoemde Luciferianen, mannen en vrouwen, welke een Guardiaan der Franciskanen in het jaar 1336 te Tangermunde in de Mark Brandenburg, door den Voogd van den Markgraaf liet verbranden, behoorden misfchien ook tot deze partij. Maar hun lot verergerde voornamelijk in Duitsch* land, toen karel IV, die Keizer, die zoo aan de Paufen onderworpen was , in het jaar 1347 den troon beklommen had. Hij fchilderde hen in eene zijner tegen hen gegevene wetten dus af: „ Uit„ wendig nemen zij eene groote armoede aan, en „ doen  GESCHIEDENIS. 143 „ doen voor dezelve eene uitdrukkelijke gelofte, dat „ zij namelijk niets eigens in het bijzonder of ge„ meenfchappelijk hebben zullen. Zij vertoonen j „ ook deze armoede met bedriegelijke boosheid ui-1 „ terlijk in hunne flechte kleeding; maar inwendig ■ „ zoeken zij, als de kleine vosfen, den Wijnberg „ des Heeren Zebaoth te verderven; alzoo toch de„ ze fekte, gelijk bekend is, voor lang door de „ Kerk veroordeeld , en zoodanige armoede voor „ Kettersch verklaard is." Hier uit kan men genoeg opmaken, hoe veel overeenkomst zij hadden met de Spiritualen. Zij werden in Duitschland genoegzaam onderdrukt, en vlugtten omtrent het jaar 1372 naar de Nederlanden en Braband; ook zag men nog overblijffelen 'er van in Stettyn. Doch met al de pogingen, om de eensgezindheid in de Orde der Franciskanen te herftellen, kon men niet verhinderen, dat zij in twee Hoofdpartijen verdeeld werd. Reeds vroeger hadden zich meer kleine hoopjes in dezelve gevormd. Van de Coelestiner» Eremiten is reeds gefproken. De Congregatie der Clarentinen, welke angelo van Cordone in het jaar 1302 in de Mark Ancona dichtte , bij de Rivier Clarena, eene foort van Kluizenaars , die in eene grot of fpelonk leefden , duurde tot het jaar 1580 , wanneer zij vernietigd is geworden. Andere zoogenoemde Hervormingen der Orde hadden nog minder geluk, gelijk die, welke filip van Majorka ontwierp in het jaar 1228, maar wiens verzoek om bevestiging van zijn gezelfchap door Paus joannes XXII werd afgewezen, onder voor- V BOEK VI ioofdft. ta C. G. 'aar 1073. ot 1517. Hervormingenvan de Odre der Franciskanen.  V BOER VI Hoofdft. naC. G. Jaar 1073 tot 1517. Obfervanten en Conventualen. ï44 kerkelijke voorwendfel, dat hij een Begharde was. joan des vallees vond eenigen ingang in het jaar 1336 bij benedictus XII. Zijn gezelfchap woonde op eene eenzame plaats in eene ellendige hut te Bruüano, tusfchen Camerino en Foligni, tot het overlijden van des vallees in het jaar 1351. gentili van Spohto volgde hem op, maar alzoo hij het regtsgebied van den Generaal der Orde volftrekt niet wilde erkennen, en befchuldigd werd, dat hij ook Ketters aannam, werd hij in het jaar 1355 gevangen gezet en zijn gezelfchap verftrooid. Doch nu kwam 'er eene nieuwe Reformatie op, welke de Orde niet aannam , maar ook niet heeft kunnen onderdrukken, paolucci, (of de Kleine paultjs,) van Foligni, een leerling van des vallees en gentili, was derzelver dichter. Deze kwam in het jaar 1313, naauwelijks veertien jaren oud, in de Orde der Franciskanen; maar wilde enkel een Leekebroeder zijn, om nederigheid te oefenen. Men moest hem eene afgezonderd kluisje geven, omdat hij zoo luid fteende en zuchtte, dat niemand het digt bij hem harden kon. Na het vernietigen der Congregatie, begaf hij zich alleen, op den Berg Cefi, in eene hutte van boomtakken, in welke de Heilige franciscus zich meermalen begeven had. Hier bouwde hij een klein Klooster met een Kerkje; maar de Franciskanen van de zachter foort noodzaakten hem, die plaats te verlaten. Hier op floot hij zich op in een toren te Foligni, voorheen eene gevangenis, welke de Heer dier ftad , ugolino de trinci, zijn nabeftaande, aan hem over-  GESCHIEDENIS. 145 overgelaten had; alwaar andere Ordensgenooten zich bij hem voegden, die zich met hem tot de volkomenfte armoede en aanhoudende geestelijke oefeningen verbonden. Eindelijk verkreeg ugolino voor hun, dat de Generaal der Orde hun vergunde zich in het bovengemelde Kluizenaars - verblijf van Bruliano neder te zetten. Het begin daar van werd gemaakt in het jaar 1368, hoewel fommigen het gezelfchap fpoedig verlieten, alzoo men niets ellendiger dan dezen oord kon uitdenken. Behalve de nabijheid van een meer, waar de kikvorfchen eindeloos kwakten, was dezelve met een moeras omringd, hetwelk een boosaardige lucht uitdampte. 'Er was eene zoo groote menigte Hangen , dat zij de Monniken in den flaap aanvielen, en de geheele omtrek was zoo onvruchtbaar als onbewoond. Van fommige boeren, op de naburige bergen, die eene foort van houten fchoenen, (focco, ) droegen, nam paolucci met zijne Broederen deze dragt over, waarom zij Socco* lanti of Soccodragers genoemd werden. Zij breidden zich fpoedig uit, voornamelijk toen paolucci in het jaar 1374 de Fratricellen en Begharden te Perugia in een openbaar gefprek overtuigde, met die enkelde aanmerking, dat de Heilige franciscus de gehoorzaamheid aan den Heiligen Stoel voornamelijk had aanbevolen, welke zij hardnekkig weigerden. Het gevolg hier van was, dat de Fratricelli de ftad uitgejaagd, en hun Klooster aan paolucci overgegeven werd. Allengs kwamen 'er onder de Franciskanen viei bijzondere benamingen op. Cenventualen , of Con- XVIII. Deel. K ven- V BOES VI rloofdrt. ia C. G. [aar 1073. tot 1517.  V boek VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 1 146 KERKELIJKE ventuale Minderbroeders, noemde men reeds federt het jaar 1250, al die leden der Orde, die gemeenfchappelijk leefden ; Woudbroeders of Kluizenaars heetten zulken, die zich in kleine Kloosters en eenzame plaatfen onthielden; allen, die eene nieuwe levenswijze voor den dag bragten, en als het ware eene nieuwe Familie ftichtten, werden Familiebroeders genoemd. Eindelijk ontfiond ook de naam van Obfervanten, (Obfervantes, Fratres de Obfervantia, of Regularis Obfervanlia,) of flipte waarnemers van den Ordensregel; welke echter eerst van de Kerkvergadering van Kon/lans werd bevestigd. Sedert verdeelde zich de geheele Orde in twee hoofdtakken . Conventualen, die voor de verzachting van den Ordensregel waren, en Obfervanten, die denzelven ftrenger in acht namen. Toen de groote fcheuring tusfchen de Paufen tegen het einde der XlVde eeuw uitberstte, werd 'et telkens van den Tegenpaus een andere Generaal der Orde benoemd. In Frankryk werden aan de Congregatie van paolucci , die in het jaar 1389 geil, jrven was, vele Kloosters en voorregten door de Provintialen ontnomen. Maar de Kerkvergadering van Kon/lans deed in het jaar 1415 eene uitfpraak ten voordeele der Obfervanten. Vergeefs wendden sich de Conventualen aan den Paus martinus V, lie in het jaar 1420 het befluit der Kerkvergadering sekrachtigde. Ondertusfchen liet hij , op begeerte /an den beroemden Heiligen joan van capistravo, in het jaar 1430 te Asfifi een algemeen Kapit;el der Orde houden, op hetwelk ook een vergelijk ge-  GESCHIEDENIS. jtf getroffen werd, doch van hetwelk de Conventualen nog ftaande deze vergadering terug traden, en de Obfervanten op nieuw begonnen te vervolgen; eindelijk werden de twisten onder leo X geëindigd in eene algemeene vergadering der Orde in het jaar Ï517, in welke de verkiezing van eenen Generaal der Orde werd opgedragen aan de Obfervanten en Hervormde Congregatiën, die 'er verfcheidene waren : Clareninen , Amadeisten, Colletanen, Kapucijnen, of van het Heilige Euangelie, en Barrevoeters of Ongefchoeiden , ( Discalceati, ) maar die zich voortaan allen Minderbroeders van de Reguliere Obfervantie noemen moesten. Zij verkozen dus christoffel van Forli tot opperhoofd der Orde, ( Minister Generalis. ) De Conventualen verkozen een ander, aan wien de Paus alleen vergunde den naam van Magister Generalis te voeren; ook zouden de Obfervanten in alle oorkonden den voorrang hebben. Hoe zeer deze tijden de Gouden Eeuw der Monniken mogten genoemd worden , hunne trotschheid, dartelheid en heerschzucht flond der Wereldlijke Geestelijkheid zeer tegen de borst,en bijzonder hadden de Bedelmonniken vele vijanden onder dezelve, maar ook op de Unt'verft'feiten of Hooge Scholen en onder de overige Monniken. Van eerden af waren zij voor de Univerfiteit van Parys onverdragelijk geweest, die zich van tijd tor tijd tegen hen, ja zelfs tegen de Paufen, die hun begunftigden, verzette. Omtrent het jaar 1320 beweerde een van de Godgeleerden der Univerfiteit, joan van poil^ V boek VI üoofduv laC. G. [aario73. :ot 1517* VerfcMIIpn der Bedelmonniken met de UniverfiteitvanParys.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. i I ] 1 i I / ] 1 1 I 1 I ] ( 148 KERKELIJKE li , openlijk, dat de genen, die hunne zonden aaU eenen Monnik, bijzonder eenen Bedelmonnik, gebiecht hadden, verpligt waren, die nog eens aart hunnen eigen' Parochiepriester te biechten, ja dat noch de Paus, noch God zelve, de geloovigen Van deze verpligting ontdaan kon, zoo lang de regel van Lateraan: Omnis utriusque Sexus gelden zou. poilli door joannes XXII deswegens te regt gefield , verdedigde zich wel in het Pausfelijk Confillorie te Avignon, maar onderwierp zich echter aan Je beflisfïng van den Pausfelijken Stoel, en de Paus veroordeelde zijn gevoelen door eene bijzondere Bule in 1321, met bevel aan hem, om het openlijk te lerroepen. Doch in de volgende eeuw nam de Jniverfiteit zelve hier deel aan. Wanneer een Fran■iskaner, joan gorel, op het einde des jaars 1408 n een openbaar Dispuut aan de Monniken veel grooer regten dan aan de Parochiepriesters toegekend had , ïoodzaakte de Univerfiteit hem terftond, om dit te lerroepen. Daartegen moest hij de volgende ftellin;en openlijk belijden : De Parochiepriesters zijn, mar de inftelling van christus , de geringere Preat en en Hierarchen in de Kerk, aan welken, uit :racht van hunnen ftand, het regt om te prediken , )iecht te hooren, de Sacramenten te bedienen, be^•afenis te verleenen, en daar voor hunne inkomften e genieten, toekomt; maar den Bedelmonniken komt iet regt, om te prediken en biecht te hooren, lechts toevalligerwijze toe , en uit een Privilegie, letwelk de Prelaten hun gefchonken hebben. Onlertusfchen vond deze gorel middel om bij alex- an-  GESCHIEDENIS. 149 ander V eene Bul te verwerven, in het jaar 1409, welke geheel ten voordeele der Bedelmonniken luidde. Zoodra deze Bulle te Parys bekend was, gaf de Univerfiteit zoo luid haar ongenoegen over dezelve te kennen , dat de Dominikanen, ziende, dat de Univerfiteit op het punt Hond, hen volftrekt van haar genootfchap uit te fluiten , verzekerden , dat zij zich aan deze Bulle niet begeerden te houden; op dezelfde wijze verklaarden zich de Karmeliten. Maar de Franciskanen liepen, als onzinnig, bij hoopen in de flad rond, als of zij eene volkomene zege behaald hadden. De Univerfiteit verwierf daar op een Koninklijk gebod, waar bij aan de Franciskanen en Augustijnen verboden werd, in hunne Kerken te prediken of biecht te hooren. Ook hield haar vermaarde Kanfelier joan gerson, in bet jaar 1409 eene Predikatie over Luk. XI. 18, waar in deze Bulle niet verfchoond werd (*). Nadat de Univerfiteit door Gevolmagtigden de Bulle had laten onderzoeken, gaf de Theologifche Faculteit haar advijs uit, waar bij zij dezelve voor onverdragelijk verklaarde; tevens deed zij eenige voorflagen, onder anderen, dat in al de Provinciën van het Koningrijk kleine opflellen in de Franfche taal over de noodzakelijkfte leerflukken en pligten van het Christendom zouden bezorgd worden, op dat (*) Sermo factus ad populum Parijienfem ex parte Univerjitatis fuper facts Bullce Mendicantium ex GafJico Latine verfus. in gerson. Opp. Tom. I. P. III. p. 431-442. K3 V boek VI hoofdft. ia C, G. [aario73. :ot 1517-  V boer Vi Hoofdft «a C. G Jaario?^ tot 1517 150 n KERKELIJKE dat ook de eenvoudigfle Parochiepriesters volgens dezelve op Zon - en Feestdagen hunne, gemeenten zouden kunnen onderrigten. Paus joannes XXIII, een van de drie Scheur-Pausfen van dezen tijd, die de gunst der Univerfiteit behoefde , verzachtte in het jaar 1410 deze Bulle, maar ook hier mede was de Univerfiteit niet voldaan. Van tijd tot tijd volgden nog andere bezwaren van de Univerfiteit over de Bedelmonniken. Deze hadden van eugenius IV eene Bulle bekomen , welke hen in zekere gevallen ontfloeg van de flipte waarneming der grondwetten van de Univerfiteit, en hen tevens toeliet tot derzelver Theologifche waardigheden. De Theologifche Faculteit floot hen daarom in het jaar 1445 van haar genootfchap uit, geliik ook op haar verzoek de geheele Univerfiteit deed, tot zij eene Bulle zouden bezorgd hebben , van woord tot woord, tegen deze overgefteld. Dewijl eugenius thans de handen volhad met het Concilie van Bafel, moesten de Doctoren en Baccalaureën uit de Monnikenorden beloven, dezelve te zullen bezorgen, hetwelk zij in het jaar 1443 deden. In het jaar 1456 werd de oude twist tusfchen de beide partijen weder vernieuwd , en nu bijzonder over de regten der Wereldlijke Geestelijkheid, nicolaus V had in eene Bulle voor de Monniken het regt om biecht te hooren op nieuw bevestigd, maar de Univerfiteit verzette zich ook weder zoo fterk tegen dezelve, dat 'er in het volgende jaar een vergelijk getroffen werd, hetwelk niet voordeelig was voor de Bedelmonniken, en waar tegen de Domi-  GESCHIEDENIS. 151 minikanen zich, hoewel vergeefs, nog een jaar lang aankantten. Evenwel gingen de Pausfen nog fteeds voort, om de Bedelmonniken tegen de Univerfiteit «, en ook tegen de overige Geestelijkheid te befcher- ja men. to De Univerfiteit van Oxford had insgelijks niet zei- den met de Bedelmonniken, bijzonder met de Do- ^ minikanen, te ftrijden. Deze begonnen in het jaar te 1313 de Akademifche wetten aan te vallen, als voor c hen nadeelig, en op zich zelve onvoegzaam. Ook maakten deze Zwarte Monniken, zoo als men de Dominikanen noemde, zich omtrent het jaar 1390 gehaat, doordien zij, om het onderzoek in hun vaderland te ontgaan, zich de Akademifche waardigheden in vreemde landen lieten opdragen. Hier over beklaagden zich de beide Hooge Scholen van Oxford en Cambridge bij den Koning, die nu den Dominikanen gebood, de wettige orde niet te buiten te gaan. Deze onrusten duurden tot het jaar 1460, dewijl de Pausfen zich dan voor de ééne, dan voor de andere partij verklaarden. In dat jaar ftierf te Avignon richard, Aartsbisfchop van Armagh in Ierland, die te voren Kanfelier der Univerfiteit te Oxford en een groot vijand der Monniken geweest was; ook heeft hij een Boek tegen hen gefchreven: De Audientia Confesfionum. Menigvuldig waren ook de twisten tusfchen de Bedelmunniken en de Wereldlijke Geestelijkheid, die door de Monniken in hare regten en voordeelen be nadeeld werd. bonifacius VIII had wel door een bijzonder Decretale in het jaar 1300 alle twisten K 4 tus- V 30ek VI )ofdft. C. G. ■0*1073. t I5ï7' et de niverfiitvanxford. Wet de iVereld- ijke Seeste- .ijkheid.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. i I ] 1 I \ 15& KERKELIJKE tusfchen hen zoeken bij te leggen, door de bepaling van de grenzen der voorregten van de Monniken, en klemens V had deze Bulle bevestigd in het jaar 1311. Maar echter was de oorzaak der twisten niet weggenomen. De Monniken, die bij het volk in den roem van bijzondere heiligheid Honden, en zoo vele Aflaten en Heilige Reliquien bezaten, onttrokken het volk aan de gewone Geestelijkheid en bleven niet binnen de palen, hun door de Pausfen gefield. Ook hadden de Monniken menigvuldige Exemtien of bevrijdingen van het Regtsgebied der Bisfchoppen van tijd tot tijd weten te verkrijgen, waar over vele Bisfchoppen zich bezwaarden, terwijl de Monniken met woorden en gefchriften hunne zaak voorflonden. In het jaar 1384 fcheen het echter, dat de Monniken weder onder het opzigt van hunne wettige Kerkelijke Opzieners, de Bisfchoppen , zouden hebben moeten keeren, toen Paus urbanus VI, één van de Scheur-Pausfen van dien :ijd, wien zij in hunne Kerkredenen en op andere vijzen hadden mishandeld, hun het voorregt ontïam om willekeurig te prediken en biecht te hooren :nz., maar het gezag van dezen Paus werd niet algemeen erkend, en zijne befchikking werd door volheide Pausfen weder vernietigd. Trouwens, de Belelmonniken hadden doorgaans eenen witten voet tan het Pausfelijke Hof. Eindelijk flichtte sixtus V in het jaar 1478 een foort van vergelijk, volgens letzelve zouden de Parochiepriesters niet meer zeg;en, dat 'er van de Bedelmonniken Ketterijen voortkomen waren , maar integendeel dat door hen, bij-  GESCHIEDENIS. *53 bijzonder door de Dominikanen en Franciskanen, het Geloof en de Kerk veel gewonnen hadden. Daar tegen zouden ook de Bedelmonniken niet leeren , dat de Gemeente van eenen Parochiaan' niet verpligt was , op Feest - en Zondagen de Misfe in zijne Parochiekerk te hooren; hetwelk zij zonder gewigtige reden niet verzuimen moest. Geene der heide partijen zou de Leeken op door de Kerk gedreigde ftraffe overreden, om hunne begrafenis bij haar te verkiezen, dewijl dit volkomen vrijdond. De Bedelmonniken zouden verders niet prediken, dat de Parochiekinderen niet verbonden waren , om ten minfte op Pafchen bij hunnen eigenen Priester te biechten; evenwel zouden zij zelve daar door van het voorregt niet uitgefloten zijn, hetwelk hun volgens zekere fchikking toegedaan was. In hunne Predikatiën zouden zij niet nadeelig van de Prelaten en Parochiepriesters fpreken ; ook aan dezen derzelver Toehoorders niet zoeken te onttrekken; en dezen zouden ook hen insgelijks minzaam bejegenen. In het voorgaande hebben wij reeds gezien, hoe vele misbruiken en gebreken, in de vorige eeuwen, bij de Monniken hadden dand gegrepen, en hoe vaak zij Hervormingen noodig hadden. De oude, rijke, en reeds voor lang meer tot levensgenot dan tot infpanning van den geest geneigde Orde der Benedictijnen openbaarde inzonderheid deze behoefte. klemens V verordende daarom op de Kerkvergadering te Vienne federt het jaar 1311 ten aanzien K 5 de- V BOER VI Hoofdft. aa C. G. Jaario73. tot 1517. Gebreken en Hervormingen der Monniken.  V boer VI Hoofdft. na C. G. Jaario(73. lot 1517. 154 KERKELIJKE dezer Monniken het volgende (*): Zij zouden de voor hunne Orde pasfende befcheidene kleederen dragen ; maar zich van allerhande kundige dingen, ook van gordels, groote mesfen en fporen onthouden. Alle maanden zouden zij ten minde eens ter biechte, en op eiken eerden Zondag van iedere maand ten Avondmaal gaan. Hun Regel zou, als die in het Kapittel voorgelezen werd, om der jongeren wil, in de landtaal voorgelezen worden. (P~ulgariter exponatur. ) Zij zouden zich van jagen en vogelen voldrekt onthouden, gevolgelijk ook geene kleine honden en valken hebben. Ook verbood de Paus hun voldrekt, hun Klooster zonder verlof van den Prelaat te verlaten, of in hetzelve wapens te dragen enz. De Pausfelijke verordeningen waren echter in het jaar 1322 reeds weder vergeten, zoodat zij op de Kerkvergadering te Falencia vernieuwd moesten worden (f). In een Provinciaal Kapittel dezer Orde der zoogenoemde Zwarte Monniken te Westmunfter in het jaar 1422 bekende men ronduit, dat in dezelve vele grove buitenfporigheden waren ingeflopen, en men verbood aan de Abten hunne kostbare en ergerlijke Equipagien, (equitatura fcanüalofa,) als ook hunne verkwistingen; en aan de Monniken hunne geheele afwijking van den Ordensregel, in fpijs, kleeding, bezitten van geld, rond- zwer- (*) Clementinar. L. III. t. 10. de Statu Monackor. vel Canonicorum Regulariutn C. t. p. 1072. (f) hard. Act. Concill. T. VII. p. 1471. C. 12.  GESCHIEDENIS. 155 zwerven in (leden en dorpen, e. d. m. (*) Men heeft meer dergelijke verordeningen. Onder anderen heeft de Kerkvergadering van Konftans werk gemaakt van het Hervormen der Monnikenordens , door het affchaffen van verfcheidene Exemtien, en het bevelen, dat de drie wezenlijke geloften van elke Orde, ( tria Subftantialia cujuscunque Reltgionis, ) van gehoorzaamheid , onthouding en armoede, door alle Monniken ftreng waargenomen, en de overtreders, behalve door Excommunicatie ■en Schorftngy met gevangenis zouden geftraft worden. Hoe hoog ook de eerbied voor den Monnikenftand in deze eeuwen geftegen was, nogtans klaagde men fpoedig vrij algemeen over de groote menigte derzelven, gelijk wij dan ook boven gezien hebben, dat de Pausfen het (lichten van nieuwe Ordens verboden, pius II. vernietigde verfcheidene kleine Momiikengenootfchappen, maar daartegen rigtte hi twee nieuwe Geestelijke Ridderordens op, gedeelte lijk ook op kosten van de vernietigde. Ook ontftonden 'er nog in de XlVde eeuw nieuwe Ordens, wel niet juist door Pausfen, maar dooi godvruchtige lieden, die van het Bijgeloof dier tij den befmet waren, dat men alleen in zulke Orden! een volkomen regt op den Hemel verkreeg. Du; ontftond in het begin der XlVde eeuw de Orde vai Monte Oliveto, als eene Hervorming der Benedic tijnen, waar van joan tolomei , een Edelman ui Sie (*) kard. T. VIII. p- (597. V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 15'7> Orde der Olivita- nen. !  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 156 KERKELIJKE Siena, de ftichter was. Eerst ftond hij naar den roem van een geleerd man te worden, en beoefende de Wijsbegeerte. Maar eens een moeijelijk vraag, fiuk willende oplosfen, verloor hij zijn gezigt, hetwelk hij op voorbede der Heilige Maagd, zoo als hij verzekerde, fpoedig wederkreeg. Daar op befloten hebbende, zich aan haren dienst te wijden, hield hij in het volgende uur voor zijne Hoorderen eene voorlezing over de verachting der Wereld , waar door verfcheidenen aangezet werden, om zich daar naar te voegen. Hij zelve verliet zijne familie in het jaar 1313, en begaf zich met twee Senatoren van Siena, zijne Toehoorders, eenige mijlen ver van die ftad, in eenen eenzamen oord tusfchen rotfen en boomen, welke hem toekwam, alwaar hij zich met zijne medgezellen in alle foorten van ligchaamskwellingen oefende. Binnen kort vereenigden zich meer anderen met hen. Zij werden in het jaar i3I9 bij joannes XXII als Ketters opgegeven, maar onfchuldig bevonden. Nu tot den Regel van benedictus gewezen , ontvingen zij den naam van Congregatie van onze Lieve Vrouw van den Olijfberg; of Kluizenaars van den Olijfberg; en tolomei verwisfelde zijnen naam joannes met dien van bernhard. In het eerst leefden zij veel Itrenger, dan hun Regel verordende, maar verzachtten allengs hunne levenswijze. De pest rukte den Stichter in het jaar 1348 weg. De Orde plantte zich vervolgens vrij gelukkig voort. In fommige van hare Kloosters leide men zich op de Wijsgeerige en Godgeleerde Wetenfchappen toe; doch, hoewel zij Tho*  GESCHIEDENIS. 157 Thomisten zijn, echter wijken zij in vele ftukken van het ftelfel van deze School af. Daar is ook een Nonnenklooster van deze Orde te Biponto in het Napelfche gefticht. Kort na het midden der XlVde eeuw vormde zich ook de Orde der Jezuaten, insgelijks in Toskanen. Derzelver Stichter, joan colombino, was ook één der rijkfte en voornaamfte Edellieden te Siena, waar hij de waardigheid van Gonfaloniere bekleedde. Hij leefde in het huwelijk; en geldzucht en drift maakten hem niet beminnelijk. Onverziens veranderde dit alles, nadat hij het leven der beroemde Heilige, de Egyptifche maria, gelezen had. Thans was hij ongemeen milddadig jegens de armen; matte zijn ligchaam af door kastijdingen , en bewoog zijne Gemalin ligtelijk, dat zij voortaan als Broeder en Zuster leefden. Hij veranderde zijn huis in een Gasthuis, waar hij armen, vreemdelingen en zieken ontving, onderhield, oppaste en bediende. Een ander Edelman van Siena, franciscus de mino vincenti, zijn vriend, ftond hem in deze liefdediensten bij. Ziek geworden zijnde en vindende , dat zijne vrouw en zijn vriend hem al te zorgvuldig oppasten, (loop hij heimelijk naar het armfte Gasthuis van de ftad. Zij konden hem ook flechts onder deze voorwaarde naar zijn huis terugbrengen, dat zij hem enkel grove fpijzen geven zouden. Eens zag hij bij de Kerkedeur eenen Melaatfchen liggen; dezen droeg hij op zijne fchouders naar huis, wiesch zijne zweeren, en dronk zelfs van het water, daar hij hem mede gewasfchen had. Zijne vrouw had des te meer af- V boek VI Hoofdft, na C. G. Jaar 107 3» tot 1517. Orde der Jezuaten.  V BOER VI Hoofdft. na C. G, Jaar 1073. tot 1517 158 KERKELIJKE affchuw van dezen kranken, en toen zij hem eindelijk , op zijn aanhouden , wilde bezoeken, kwam haar, zoo als zij vertelde, aan zijne kamerdeur een zoo heerlijke reuk in plaats van den gewonen flank tegen, dat zij uit eerbied niet durfde binnentreden. joan en zijn vriend werden dezen reuk insgelijks gewaar, gingen bij den kranken; maar vonden nie^ mand, waar uit zij befloten, dat het christus zelr ve geweest was. Des te meer befloten zij, hem in de volkomenfle armoede na te volgen; zij fcbonken hun geheele vermogen aan de Kerken en Hospitalen, en bedelden hun brood in de armhartigfle kleeding bij de huizen. Behalve haren hemden en geefelen, vonden zij dagelijks nieuwe martelingen voor hun ligchaam uit. Ten einde, naar hunne verbeelding, den Zaligmaker geheel gelijk te worden, zochten zij op de plaats zelve, waar zij als regeringsleden vereerd waren geweest , de algemeene verachting op zich te laden. Zij droegen water en hout in bet Paleis, waar de Regering bijeenkwam, en veegden het vuilnis weg. Dewijl het Bijgeloof zulke levenswijze tot heiligheid gemaakt had, kregen zij fchielijk navolgers; voornamelijk federt het jaar 1365, toen dit gezelfchap meermalen door de ftraten van Siena rondging, onder het zingen van liederen. Den nieuwen leden werden harde proeven opgelegd. Niet zelden voerden zij hen op een' ezel zittende, met eene kroon van olijftakken op het hoofd, door de llraten rond , terwijl de geleiders , die foortgelijke kronen en takken in de handen droegen, zonder ophouden riepen : Leve jezus christus ! Hij zij ge-  GESCHIEDENIS. 159 geloofd in eeuwigheid! Menigmalen voerden zij dezelven half naakt rond, met de handen op den rug gebonden, hen befpottende en het volk vermanende, om voor dezen zondaar te bidden. Maar het gewonelijkfte was , dat zij zulk eenen voor het beeld der Maagd maria op de openbare markt plaatften, hem in plaats van zijne kleederen, ellendige lom* pen omhingen, terwijl zij allen met kronen en takken behangen Geestelijke Liederen aanhieven. In minder dan twee jaren had columbino meer dan 70 aanhangers , terwijl hij zelve rondging , en de zondaars vermaande , boete te doen. urbanus V kwam om dezen tijd in het jaar 1367 van Avignon naar Rome weder. Om van hem de goedkeuring der Orde te bekomen, ging colombiko met velen zijner aanhangers, met hunne gewone kronen en olijftakken hem te gemoet, tot aan Croneto, daar hij aan land trad, en riepen hem toe: Geloofd zij jezus christus! Leve de Heilige Vader! Deze ontving hen wel, maar beloofde hun, voor hunne lappen, eene andere kleeding te zullen geven. Hij gaf hun ook kort daar na een' witten rok, eene dergelijke muts en houten muilen aan de bloote voeten ter onderfcheiding; waar bij des Paufen Broeder nog een' valen mantel voegde. De Orde, die zich in het eerst de Apostolifche Klerken, (Clerici,) noemde, heette in het vervolg: de Congregatie der Jezuaten, (naar het onophoudelijk gebruik van den naam jezus ,) van den Heiligen hieronymus , dien zij tot Patroon verkozen had, naar den Regel van den Heiligen augustinus. columbino ftierf omtrent V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517.  V BOER Vl Hoofdft. na C. G, Jaar 107 3 tot 1517, Eremiter van den H. H1ER0 WYJ1US. 160 KERKELIJKE trent het jaar 1367. De Paufen hebben hem nader, hand in het Roomfche Martelaarsboek, ( Martij» rologium , ) geplaatst, en aan die genen aflaat beloofd , die op zijn Feestdag zijne Ordenskerk te Siena zouden bezoeken. Meer dan 200 jaren lang waren de leden dezer Orde flechts Leekebroeders , en enkel verpligt, om dagelijks 150 Paternosterden even zoo veel Ave Maria's te bidden. Eerst met den aanvang der XVIIde eeuw werd hun geoorloofd zich tot Priesters te laten wijden. In de meeste van hunne Kloosters hadden zij Apotheeken, en deelden de geneesmiddelen om niet onder de armen uit. In andere distilleerden en verkochten zij brandewijn, waarom zij op fommige plaatfen Gii Padre delf aqua vita genoemd werden. Eindelijk toen zij in het Venetiaanfche Rijk meester waren geworden, en de Republiek tot den Turkfchen oorlog geld noodig had, vernietigde klemens IX op derzelver verzoek in het jaar 1668 de Orde aldaar en over het algemeen. Buiten balie had zij zich alleen te Touloufe gevestigd. Eene Nicht van den Stichter, kathakina colombina , had ook een gezelfchap van Nonnen van denzelfden naam en ftrenge levenswijze opgerigt. De Eremiten van den Heiligen hieronymus volgden de Jeznaten op den voet, en maakten vier onderfcheidcne Ordens uit in Spanje en Italië. De eerfte , die eigenlijk den naam van Hieronijmiten voert, vormde zich door eenige Italiaanfche Monniken van de derde Orde van den Heiligen franciscus , die zich naar Spanje begaven , en daar Klui-  GESCHIEDENIS. 161 Kluizenaarsverblijven aanleiden. Heel fchielijk vonden zij navolgers, van welke de merkwaardigde was pieter ferdinand pecha , Kamerheer van den Koning van Kastili'é, pieter den Wreeden. Deze verkreeg voor hun in het jaar 1373 de bevestiging van Paus gregorius XI,doch met die verandering, dat zij nu Kloosterbroeders werden, pecha nam nu ook den naam aan van zijne vaderdad, en noemde zich ferdinand van Guadalajara* In Estremadura kreeg deze Orde in het jaar 1380 het vermaarde Klooster van Onze Lieve Vrouw van Guadaloupe. Het prachtigde van alle hare Kloosters, ja van de Roomfche Kerk in het gemeen, is dat, hetwelk filips II , Koning van Spanje, ter eere van den Heiligen laurentius , gedicht heeft, bg Escorial, niet ver van Madrid, federt het jaar 1557, waar aan zijne opvolgers ter verdere voltooijing millioenen dukaten bedeed, en in hetzelve te gelijk het zoogenoemde Pantheon tot eene begraafplaats der Koningen van Spanje bedemd hebben. pieter gambacorti , gemeenlijk pieter van Pifa genoemd, dichtte een tweede dergelijke Congregatie van Kluizenaars van den Heiligen hieronymus ; hij was een Zoon van den toenmaligen Heer van Pifa en Lucca, en begaf zich omtrent het jaar 1377, in den ouderdom van 25 jaren, met verzaking van al de groote uitzig'en van zijn Huis, op den Berg Montebello in Umbriê, niet ver van Casfana, van welken hij dagelijks afkwam , om zijn onderhoud in de naaste dorpen te bedelen. Daar door kreeg hij zoo veel geld, dat hij eene kleine XVIII. Deel. L Kérk V BOEK VI Hoofdfr, ia C. O. |aano73. :ot 1517.  V boek VI Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 LoIIards, Celliten of Cellebroeders,Alexianer 162 KERKELIJKE Kerk en woonplaatfen voor andere Kluizenaars, die allengs tot twaalf in getal bij hem verzamelden, kon bouwen. Zij namen den Heiligen hieronymus tot hunnen Befchermheilig en voorbeeld, alhoewel hij nooit een Kluizenaar geweest was. Eerst heetten zij de arme Kluizenaars van Broeder pieter van Pifa, en fchreven zich volkomene armoede, menigvuldig bidden, vasten, geefelen, zuinig eten enz., tot eene wet voor, welke echter in de XVIIde eeuw merkelijk verzacht werd. Eerst in het jaar 1563 begonnen zij, op bevel van Paus pius V, de Monnikengelofte af te leggen. Behalve deze zijn 'er nog twee bijzondere Ordens van Eremiten van den Heil. hieronymus in dezen tijd in Spanje en Italië gedicht, welke tot onze tijden zijn ftaande gebleven; de éénen door eenen Spanjaard, lupo d'oLMEDO, die in het jaar 1433 geftorven is; de andere door den Italiaan, karei. van Montegraneli, die in het jaar 1417 overleed, en de Congregatie van Fiefoli bij Florence oprigtte. Een veel nuttiger, en voor de menschheid waardiger gezelfchap van lieden, dan zoo vele ledigloopende, bijgeloovige Monniken, Kluizenaars en Bedelaars, ontftond in de XlVde eeuw; namelijk de Lolharden of Lollarden, welke men weleer doorgaans onder dweepachtige, ketterfche of zelfs ondeugende aanhangen heeft gerekend , maar welke men thans geregtigheid laat gefchieden (*). Men meen- (*) mosheim Kerkgefch. V. Deel, Bladz. 324. volgg.  GESCHIEDENIS. 163 meende, dat hun ftichter geweest was zekere wal- ther lollard , die trittenheim (*) als het Op- perhoofd der Fratricelkn, en eenen der ergfte Ketters befchrijfï, gelijk hij ook daarom te Keulen verbrand is geworden. Doch hij noemt hem niet lolhard , maar lohareus , en uit zijn verhaal volgt niet, dat deze man, hoe hij ook geheeten mag hebben, ftichter der Lolharden zou geweest zijn. Derzelver oorfprong is, volgens geloofwaardige berigten, deze: Kort na het jaar 1300 ondernamen eenige godvruchtige lieden te Antwerpen , onder den naam van Alexianen, of Broeders en Zusters van den Heiligen alexius , dien zij tot hunnen Befchermheiligen verkoren hadden , zich aan werker van barmhartigheid toe te wijden, door het oppasfen van zieken en kranken , inzonderheid bij dt toenmaals heerfchende pest en befmettelijke ziekte, en door het zorgen voor de begrafenisfen en het be< ftellen der lijken. Wegens hun matig en gefchik leven , noemde men hen Matemans, naar hunns Cellen, of geringe woningen, Celliten of Ce/lebroeders; en omdat zij, bij het bezorgen en begraver der dooden, op eenen weenenden , treurigen toot liederen zongen , Lolhards of Lollards, naar he oude woord lollen, lullen, lallen, van waar nojeene ftraat binnen Utrecht de Lolleftraat genoemc wordt, in welke velen van deze lieden woonden: ook werden zij, met een woord van gelijke betee kenis , Nolbroeders genoemd. Dewijl deze goedi men (*) Chron. Hirfaug. T. II. p. 155. L a V BOEK VI Hoofdft. na C. G» Jaar 1073. tot 1517. [ 1 i I  V BOEK iVI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 £ot 1517. Broeders van het gemeenfehappelijk leven j geftlcht doorGERHAR'0 of : GES RIT ( GROOT. t«fi| KERKELIJKE menfchen dus liefdedaden verrigtten , en de plaatsder Geestelijken, die dezelve verzuimden, en geheel verwaarloosden, vervingen, kan men ligt begrijpen, hoe het gekomen zij, dat zij van dezelve gehaat, en met de Begharden vermengd, en veelal hevig vervolgd zijn geworden. Misfchien vervoegden zich eenige dweepers en zonderlingen met hen, maar zeker {tonden zij den Bedelmonniken meest in den weg, omdat zij de giften der burgeren ontvingen, ter onderfteuning in hunnen liefdearbeid, welke deze Monniken gewoon waren te genieten. Hunne weldadige pogingen maakten hen bij het volk geëerd :n geliefd, zelfs werden zij door Vorsten en Overreden befchermd, die te wege bragten , dat de Pauèn hen aan de magt der Inquiftteuren onttrokken, :n aan het regtsgebied der Bisfchoppen onderwier3en, ja op verzoek van karel den Stouten, Hertog rzn Burgundïè, nam sjxtus IV hen in 1472 snder de Geestelijke genootfchappen aan, die onaiddelijk onder den Paus ftaan, en julius II gaf mn in het jaar 1506 nog grooter voorregten. De atere van hen afkomfh'ge genootfchappen in de Ne* krlanden en in Keulen zijn van hunne eerfte betemming geheel afgeweken. Nog algemeen nuttiger was het genootfehap van Geestelijken en Broeders van het gemeenfchappelijk leven , hetwelk gerhard of gerrit groot ook n de XlVde eeuw ftigtte. Zijn leven is door Thomas a kempis of van kempen befchreven. gerut groot kwam in het jaar 1340 te Deventer in Dverysfel ter wereld. Zijn Vader , een voornaam bur-  ■ GESCHIEDENIS. 165 burger dier ftad, aond hem op de Univerfiteit te Parys, alwaar hij in zijn XVIIde jaar de waardigheid van Magister verkreeg, en zich vervolgens in ■ de Godgeleerdheid oefende. Wedergekeerd bekwam I hij eenige Prebenden , en gaf zich aan allerhande , vermaken over. De Prior van het Karthuizer Klooster te. Monnikhuizen bij Arnhem, die zijne medeleerling geweest was,. wenschte zulk een geleerd man op eenen edeler weg te brengen, en hem te Utrecht ontmoetende, gelukte het hem ook, door ernthge voorftellingen hem te bewegen, om de wereld te verloochenen, gerrit ftond van alle zijne Prebenden af , en trok in plaats van zijne kostbare kleederen heel flechte aan , en ging voorts tot eene armoedige levenswijze over. Vervolgens begaf bij zich in het bovengemelde Karthuizer - Klooster, alwaar hij een ftreng leven leidde. Drie jaren dus doorgebragt hebbende, trad hij, op raad zijner Monniken , als Prediker te voorfchijn, waar bij hij eene algemeene toejuiching verkreeg en de bekeering van velen zijner Toehoorderen bewerkte. Schielijk volgde hem de nijd van Prelaten, Priesters en Monniken, die hem door laster zochten te benadeelen en zelfs het prediken te verbieden, gerrit ontweek hun een' tijd lang; zij zijn toch onze Prelaten, zeide hij, en wij zijn fchuldig, hun te gehoorzamen. Men heeft nog eenen Brief voor hem , of misfchien van hem, aan den Bisfchop van Utrecht, in wiens Kerspel hij Diaken was geworden , waar in om opening verzocht wordt der redenen, om welke het L 3 pre- V boek VI loofdrt. aC. G. aario73« ot 1517-  V BOEK VI Hoofdft, na C. G, Jaarj.073 tot 1517, ■166 KERKELIJKE prediken hem verboden werd. Dit verbod fchijnt evenwel niet lang geduurd te hebben. gerrit had van zijn' Vader te Deventer een huis en een aanzienlijk vermogen geërfd , dit alles befteedde hij tot nut van het algemeen. Hij vergaderde welgezinde jongens en arme Geestelijken bij zich in groot aantal, die hij onderwees en vermaande, zorgende tevens voor het onderhoud der genen, die met hem een godzalig leven wilden leiden. In een ander naburig huis rigtte hij een dergelijk gezelfchap op van vrome vrijsters, die zich in naaijen, breijen en andere vrouwelijke handwerken, maar voornamelijk in eene Christelijke ingetogene levenswijze zoo lang oefenden, tot zij vrijwillig tot het Kloosterleven befloten. Hij wilde zelve aan alle zijne leerlingen een voorbeeld van volkomenheid zijn , maar Ireef zijne zelfsverloochening en Itrengheid tot uiterilen. Met dit alles worden zijne vlijt in het lezen der Heilige Schrift, zijn ijver, om eene nuttige boekerij te verzamelen, en zijne Itichtelijke opftellen zoo in brieven als andere fchriften, bij uitnemendheid geroemd, voornamelijk zijne gelukkige gave van prediken, welke hij te Deventer en in vele andere Heden , Zwol, Kampen, Leyden, Delft, Gouda, Amflerdam en andere aan den dag leide. Trouwens, hoewel geheel overgegeven aan den Paus, de Leerftellingen en het Kerkplegtige van zijne Kerk, en vol Mijftieke en Monniken grondbeginfelen, bezat hij tevens het goede en nuttige der betere Mijftieken. Hij bragt den Godsdienst, zoo veel hem mogelijk was,  GESCHIEDENIS. 167 was, tot deszelfs Bijbelfche bron terug, en het is blijkbaar, dat zijne praktikale manier van prediken hem zoo veel toejuiching verfchafte. Hij vermaande ook , dat men de Zedekunde zelfs van sokrates, plato en seneka behoorde te leeren. Het Kanonieke Regt wilde hij alleen doorgeloopen hebben, ten einde in de Kerkelijke wetten niet geheel vreemd te zijn. Van Scholastieke Wijsbegeerte of Theologie te fpreken, kwam bij hem niet in aanmerking. Hij ftierf al vroeg in het jaar 1384, voordat hij zijn geliefd ontwerp volkomen ten uitvoer kon brengen. Kort na zijnen dood werden naar zijn ontwerp Kloosters aangelegd in den omtrek van Zwol. in welke men een gemeenfchappelijk leven leide, en met handwerken de kost verdiende. Onder alle zijne leerlingen was florentius radewin , van den Leydfchen Dam in Holland , van aanzienlijke afkomst , een tijd lang Kanunnik te Utrecht, de voornaamfte. Deze leide zijne Prebende neder, en vergenoegde zich met een enkel Vikariaat bij eene Kerk te Deventer, ook had gerhard hem beftemd, om zijn opvolger te zijn, en floris nam dezen post met allen ijver waar; door alle de leden van het genootfchap in eensgezindheid , arbeidzaamheid en Christelijke zedelijkheid te houden. Niemand derzeiven noemde iets zijn eigendom ; allen leefden kuisch en fober met malkanderen. Om niet ledig en geheel behoeftig te zijn , moest elk boeken af fchrijven; of kinderen onderwijzen; en al wat zi met hunnen arbeid verdienden, bragten zij aan d< L 4 voe V DOEK VI Hoofdrt. na C G. [aan 073. :ot I5i7«  V BOEK VI Hoofdft, na C. G Jaar 1073 tot 1517 Drde der Mini- j men, minfteofge- i ring-fte j brceders, „ c z z n g' Fl ï6S KERKELIJKE voeten van hunnen Opziener. De ongeleerde leden waren ijverig bezig in handwerken, floris zelve, die geene groote vaardigheid in het fchrijven bezat* . bereidde ten minde het Pergament voor de Handfchriften; die hij naauwkeurig doorlas en verbeterde, terwijl hij heilzame voorfchriften uit de beste boeken verzamelde. Hij dierf in het jaar 1400, maar het genootfchap breidde zich deeds verder uit. eugenius IV en pius II fchonken ook aan hetzelve aanzienlijke voorregten. Inzonderheid maakte het genootfchap zich verdienftelijk door zijne Scholen, in welke velen der bekwaamde lieden in Duitschland en in de Nederlanden hunne eerde vorming ontvangen hebben. Desniettemin werden zij meermalen door de nijdige Priesters en Monniken met den gehaatten naam van Eegharden en Lolhards gelasterd. Eindelijk, 'er waren ook vrouweliike gezelfchappen van deze foort, die haren tijd tusfchen bidden, lezen, handwerken en onderwijs van meisjes verdeelien. Eene Orde, die in het laatde gedeelte der XVde :euw opkwam, mogt meer bewondering van den rrooten hoop wegdragen, maar zij dond ver achter n wezenlijk nut. Deze is de Orde der Minimen, nnfien of geringften, die al de drengheid der Fran. iskaner Orde nog meenden voorbij te dreven. Derelver dichter, franciscus van Paula, dus naar ijne geboortedad in het Koningrijk Napels geDemd, werd geboren in het jaar 1416, op eene ■lofte zijner ouderen, dat zij hun kind aan den H. ianciscus van Asfifi zouden wijden. Ingevolge daar  GESCHIEDENIS. 169 daar van zonden zij hem, een' jongen van 13 jaren , naar het Franciskaner Klooster te San Marco in Kalabrië; alwaar hij fpoedig de ftrengfte en ijverigfte Monniken in de waarneming van den Ordensregel overtrof, onthoudende zich van alle linnen goed en van vleesch te eten. Na in pelgrimfchap al de voorname plaatfen en Kloosters der Orde bezocht te hebben, floot hij zich op eenen genoegzamen aflïand van hen in het hol eener rots, waar een fteen zijn bed, kruiden en wortels uit een naburig woud zijn voedfel waren. Zijne Ordensgenooten, die hem aan christus gelijkvormig willen maken, verzekeren, dat Engelen zijne geboorte bezongen hebben, dat hij in zijn veertiende jaar van den Geest in de woestijn geleid, en van den Duivel verzocht, en door de Engelen gediend is geworden, een van welken hem een kapot opzette. Hoe het zij , onze jonge Kluizenaar verkreeg fpoedig den roem van heiligheid in geheel Kalabrië. — Reeds in het jaar 1435 kreeg hij leerlingen, met welken hij in de nabijheid van Paula Kluizen benevens eene Kapel bouwde, in welke zij te zamen zongen. Men noemde hen de Kluizenaars van den Heiligen franciscus. De Sicilianen, van zijne deugden en wonderen gehoord hebbende, noodigden hem in hun eiland. Toen hij nu in het jaar T464 met twee van zijne reisgenooten derwaards wilde overvaren, weigerden de fchippers hem mede te nemen, omdat hij de vracht niet betalen kon. Maar knap wierp de Heilige man zijnen mantel in zee en wandelde, met jïijne reisgenooten, zoo als men vertelt, op denzelL 5 ven, V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517.  V ÏOEH Vf Hoofdft. na C. G Jaano;3 lot 1517, 170 KERKELIJKE ven, zonder omflag naar Sicilië over. Vier jarea daar na keerde hij naar Kalabrië terug, alwaar hij de armen in een' grooten hongersnood hielp. Ondertusfchen had pius II van zijne wonderdaden gehoord , waarom hij eenen van zijne Kamerheeren zond, om 'er onderzoek naar te doen. Deze beflrafte 'smans overmatige geflrengheid en nadeelige zonderlingheid, maar franciscus nam , zonder hem te antwoorden, gloeijende kolen in de hand, zonder zich te branden, en zeide tegen den Kamerheer, dat God hem zulke kracht gegeven had: dus kon men daar ligtelijk uit befluiten, dat hij ook in Haat moest zijn, om de allerllrengfte boete te verdragen. De Kamerheer wilde zich hier op voor zijne voeten werpen, en om zijnen zegen verzoeken, maar de Heilige man verzocht veel meer om den zijnen. Dit alles baande allengs den weg tot de bevestiging van dit nieuw genootfchap, welke six*rus IV in het jaar 1474 onder den bovengemelden naam haar ter hand liet Hellen. Hij ftelde den ftichter der Orde tot haren algemeenen OpperHe aan, en onttrok haar aan het regtsgebied der Bisfchoppen. Men moet verbaasd Haan over de menigte en gefteldheid der wonderen, welke de Gefchiedfchrijvers dezer Orde van haren Stichter verhalen, en welke duidelijk eene ongelukkige naarbootfing van de wonderen van jezus aanwijzen. Hij werd als jezus op eenen Berg verheerlijkt , en de Aartsengel michael bragt hem eenen Brief, in welken het woord Caritas , (Liefde,) met gouden letters in een hemelsblaauw veld ftond, hetwelk naderhand ook het wa-  GESCHIEDENIS. 171 wapen der Orde geworden is; hij genas kreupelen en lammen, fpijsde 300 menfchen met één brood en eene flesch wijn, veel werd hij bedreden van booze geesten , maar overwon hen deeds. Doch een' gevaarlijker vijand had de Heilige man aan zijnen Landsheer, den Koning van Napels, ferdinand den eerflen zeiven; misfchien omdat hij dien eenige bedraffingen en vermaningen gegeven had. De Koning zond eenen Hopman met Soldaten in het Klooster te Paterno, om den Heiligen naar Napels te brengen. Doch, niet alleen de groote beweging , welke daardoor onder de inwoners var Paterna ontdond, maar voornamelijk het bewonde renswaardig gedrag van den nederigen Heiligen, deed zulk eene werking op den Hoofdman, dat hij in plaats van zijnen last te volbrengen, den Konim deed begrijpen , welke gevaren daar mede gepaan gingen , en hem daar door tot andere gevoelen bragt. lodewyk. XI , Koning van Frankryk , naderd ten dezen tijde zijn levenseinde; geen Vorst wa ooit zoo bevreesd voor den dood, als deze. De wijl de kunst der Geneesheeren was uitgeput , e Godsdiendige middelen, als geloften, bedevaarten heilige Reliquien , geene werking deden , geloo: de de Koning, dat de groote Wonderman, frArs van paula, de eenige was, die hem zijne gezonc heid zou kunnen wederbezorgen. Hij liet hem du bij zich noodigen, maar de Heilige man, misfchie niet vertrouwende op zijn wondervermogen , we gerde te komen, lodewyk. wendde zich tot de Paus V BOEK VI Hoofdft. na C. G, jaar 1073 tot 1517 ; 3 1 » S s 1 n >  V BOEK V[ Hoofdft. na C. G Jaario/-; tot 1517 i 1 i »7» KERKELIJKE Paus, en op deszelfs bevel ging de Heilige man in bet jaar 1482 op reize. In Napels ging de Koning met de geheele Hofitoet hem te gemoet; de Paus ■ bewees hem grooter eere, dan aan regerende Vorsten; bood hem vergeefs Kerkelijke waardigheden aan ; maar fchonk hem daar voor het regt, om waschkaarfen en roozenkranfen in te zegenen, welke hij als gefchenken uitdeelde en door welke hij vele wonderen verrigt zal hebben. Bij zijne aankomst m het Rijk, zond lodewyk hem den Daufijn te gemoet, en ontving hem vervolgens zelve met zijne Hovelingen, op eenigen afftand van zijn Kasteel Tours; hier wierp de Koning zich voor hem neder, met verzoek, dat hij bij God verlenging van zijn leven wilde uitwerken. De Heilige man antwoordde vrij verftandig, dat de Koning dit alleen van God moest bidden en verwachten. Evenwel zegt men, dat hij den Koning gewilliger tot fterven gemaakt zal hebben, hetwelk in Augustus 1433 volgde, karel VIII, zijn Zoon, raadpleegde onzen Heiligen niet alleen in gewetenszaken, maar ook in ftaatslangelegenheden, maakte hem tot Dooppeet van zijnen Zoon, en liet hem toe in Frankryk tweeKloos:ers te bouwen, en ftichtte een derde te Rome, letwelk alleenlijk van geborene Pranfchen bewoond' -ou worden, franciscus van paula ftierf in Frankryk in het jaar 1507, en leo X plaatfte hem n het jaar 15:9 onder de Heiligen van zijne Kerk. De door hem geftichte Orde heeft haren eerften laam, Kluizenaars van den Heiligen franciscus, iiet behouden. Toen deze f Monniken het eerfte Kloos-  GESCHIEDENIS. 173 Klooster te Mallaga in Spanje van ferdinand den Katholijken en izabella kregen, noemde men hen de Broeders der Overwinning, omdat men eene op de Mooren behaalde overwinning aan het gebed van hunnen Stichter had toegefchreven. alexander VI, die in de jaren 1493 en 1501 hunnenRegel bekrachtigde, gaf hun den naam, Minimi Fratres Eremitae francisci de paula , federt heetten zij Fratres Minimi en Minimi, de Minjle of Geringfte Broeders. Te Parys kregen zij nog eenen bijzonderen naam, welken zij nog in de jongde tijden gevoerd hebben. Te weten, dewijl men hunnen Stichter, toen hij aan het Hof van lodewyk XI kwam, den goeden man, (Je bon homme,) noemde: (in den grond een fpotnaam, welken de Hovelingen hem gaven,) zoo heette ook hun eerfte Klooster te Parys, le Convent des Bons Hommes. Langen tijd had deze Orde geenen bijzonderen Regel, maar hield flechts het voorbeeld van haren Stichter voor oogen. Eindelijk gaf deze hun een voorfchrift van volkomenheid , hetwelk hem dooi den Heiligen Geest, zoo men zegt, was ingegeven. Deze Monniken, zoo wel Geestelijke als de Leekebroeders, moesten een kleed, tot op de hielen hangende , dragen , van natuurlijk zwarte wol, benevens eene kap van dezelfde kleur, tot op de hetv pen hangende; als ook zulken gordel met vijf knoopen; al hetwelk zij bij nacht noch dag mogten af leggen. Het zoogenoemde vastenleven, (vita quadrageftmalis ,) moesten zij zoo ftreng waarnemen, dat zij nooit vleesch, nooit iets, dat van vleesch komt, V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaar1073 tot 1517. De Adel maakt zichmeester van de Domkapittels. Nonnen. 174 KERKELIJKE komt, ook geene eijeren , boter, kaas of eenige melkfpijze aten, uitgezonderd in zware ziekten; alleen was hun brood , olie en water geoorloofd. Ook was hun een aanhoudend zwijgen opgelegd. Behalve de Minimen - Nonnen, wier Abdisfen Correctrices heeten, bevonden zich ook vele Tertiariett bij deze Orde , of Wereldlijken , die, zonder de Orde aan te nemen, echter door het waarnemen van eenige voorfchriften, en het dragen van een klein koordje, aan de verdienffen der Orde deel namen. Wij hebben op zijne plaats aangeteekend, hoe de Adel zich lieverlede hebbe ingedrongen in het bezit der vaste Prebenden en Kanunnikdijen , niettegenftaande gregorius IX zich in het jaar 1232 nog door een bijzonder Decretale daar tegen verzette ; thans met de XlVde eeuw ging dit zoo ver, vooral in Duitschland, dat zulken, die niet van Adel waren , daar geheel van uitgefloten werden. Vergeefs poogde de Kerkvergadering van Konftans dit misbruik afgefchaft te krijgen, ook verbood zij, het toelaten van jonge knapen , onder den naam van Canonici Parvi, voor dat zij ten minfle den ouderdom van achttien jaren zouden bereikt hebben. Ten aanzien der Nonnen vindt men in dit Tijdvak weinig verandering, alleen dat de meeste nieuwe Monniken-Orden ook hunne Nonnenkloosters hadden. Voor het overige, gelijk deze Kloosters in de XII en XlIIde eeuw niet zelden verblijven van ontucht waren , zoo verklaarde clemangis thans dezelve over het algemeen, ten minfle in Frank» ryk , voor hoerhuizen. Ook verzekert d'ailly, dat  GESCHIEDENIS. i75 dat deze Kloosters erger verbasterd waren, dan hij zich verftoutte te zeggen. Wij vinden ook verfcheidene befluiten en vastffellingen van Kerkvergaderingen en Bisfchoppen, omtrent de buitenfporigheden der Nonnen. Doch merkwaardiger dan dit alles, is de nieuwe Orde van de Heilige birgitta, of, zoo als men haar gewoonlijk noemt, brigitta, in Zweden gedicht, voor Nonnen en tevens voor Monniken, die met haar zamenwonen zouden. Zij was de dochter van birger petersons, een' Ridder, Koninklijke Raad, en Laghman, (of fpreker van het volk op den algemeenen Rijksdag,) te Upfaia, en zal omtrent het jaar 1302 ter wereld gekomen zijn. Hare ouders waren naar de bijgeloovigheid der tijden vrome lieden, en plantten hunne gevoelens op de dochter al vroeg over, die reeds met haar zevende jaai gezigten begon te zien. De Maagd maria bood haar eene kroon aan, en christus zelve fprak met haar over zijn lijden. Toen zij dertien jaren oud was, werd zij uitgetrouwd aan ulf gudmarson. Rijksraad en Laghman in Narike, uit welk huwelijk vier Zoons en vier Dochters geboren zijn. Evenwel waren deze echtelingen Tertiarien van de Ordt van den Heiligen franciscus , wier ftrengheid zi zoo veel mogelijk in hun huis zochten, na te volgen, birgitta inzonderheid fliep van tijd tot tijd gehee gekleed op den blooten grond, of op eene plank, bragt een groot deel van den nacht in het gebec door; kleedde zich met een haren hembd; bezochi de Hospitalen , waar zij de zieken bediende, er deel V BOEK V£ Hoofdft. aaC. G. [aar 1073. tot ISI7- Orde der H. birgitta of brigitta.  V boek VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073. tot 1517. 176 KERKELIJKE deelde vlijtig aalmoezen uit. Eindelijk begaven zij zich beiden, haar Gemaal en zij, in een Klooster; haar Gemaal ftierf kort daar na. Nu weduwe zijnde , verloochende birgitta de wereld geheellijk, en begon fpoedig den naam van eenen Heiligen te krijgen, magnüs erikson regeerde toen in Zweden , een zorgeloos en wellustig Vorst, wien birgitta in bloedverwantfchap belfond. Zij beftrafte dezen Koning meermalen, en zeide hem in het aangezigt aan, dat hij flecht regeerde. Maar dewijl zij hier bij zich op de verfchijningen aan haar gebeurd beriep, noemde de Koning hare vermaningen , Karing. Sagor, oudewijvenpraat; en vraagde gemeenlijk haren Zoon, birger uleson , die meermalen aan het Hof kwam: Wat zal onze Nicht, uwe Moeder, dezen nacht wel van ons gedroomd hebben? ToeH hij naderhand de liefde van zijn volk verloor , en van zijne eigene Bisfchoppen in den ban gedaan werd; fchonk hij haar in het jaar 1348 eene Hoeve te Wadftena, alwaar zij terftond een Klooster liet bouwen, hetwelk naderhand zeer vermaard is geworden, en voor hetwelk, van het jaar 1382 af, een Ome Lieve Vrouwen-Penning van elk perfoon in het geheele Koningrijk, die 16 jaren oud was, opgebragt moest worden. De droevige verwarringen in haar vaderland, als ook de pest, welke hetzelve, gelijk geheel Europa, federt het jaar 1349 verwoestte , bevorderde in het volgende jaar birgitta's belluit, om naar Avignon en Rome te reizen, en daar het Jubeljaar te vieren. Vergeefs raadde zij klemens VI, om zijnen Zetel weder naar  GESCHIEDENIS. 17? naar Rome over te brengen. In deze hoofdflad leefde zij zelve nog vele jaren, tot zij in het jaar 1370 van urbanus V de bevestiging van hare Orde verkreeg. Thans geboden haar gewaande Goddelijke Openbaringen, om eene bedevaart naar Jeruzalem te doen, op welke zij van twee Zonen, eene Dochter , en nog twee Zweedfche Geestelijken verzeld werd. Niet lang na hare wederkomst ftierf zij te Rome in het jaar 1373. Hare Dochter katharina voerde haar lijk naar Zweden in het Klooster Wad* ftena, waar zij de eerfte Kloostervoogdes werd, en even als haar Moeder, in den roep van wonderdadige heiligheid geftorven is. birgitta is in het jaar 1391 door bonifacius IX, op verzoek van margareet , Koningin van het Noorden, plegtig gecanonizeerd. Haar Feestdag werd bepaald op den 23flen van Augustus. Zelfs was hare oudfle Dochter insgelijks bijkans gecanonizeerd, doch innocentius VIII heeft dit in het jaar 1485 tot eenen meer gelegenen tijd verfchoven. De bedenking, dat birgitta van eenen Schisma* tiken Paus gecanonizeerd was, en misfchien ook eenige twijfeling aan de waarheid der verfchijningen en openbaringen van deze Heilige waren waarfchijnlijk oorzaak, waarom de Zweedfche, Deenfche en Noorweegfcke Geestelijkheid het Concilie van Kon/lans en den Paus joannes XXIII om eene ftatelijke heiligspreking van birgitta verzocht. Deze is ook werkelijk gevolgd op den iften Februarij 1415, nadat eenige Doctoren en Licentiaten gezworen hadden, dat birgitta vele wonderen gedaan had en XVIII. Deel. M nog V BOEK vr Soofdrt. ia C. G. [aano73« :ot 1517.  V BOEK VI .Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. 178 K E R K E L IJ K E nog bij haar graf deed. Doch dewijl de gemelde Paus kort daar na werd afgezet, befchikte men eene derde Canonifatie ter bevestiging der voorgaande , door den nieuwverkozenen Paus martinus V. Bij deze gelegenheid toonde gerson zich geheel niet gunftig voor de Heilige birgitta, in zijn Boek, hetwelk hij ten dien tijde fchreef over de beproeving der geesten , ( Tractatus de probatione fpirituuni) (*). Hij wil, dat men bij dit onderzoek vooral den perfoon moet befchouwen, die voorgeeft Goddelijke gezigten te hebben, en dan de gefteldheid dezer gezigten zelve; verders moet men onderzoeken, waarom deze gezigten zouden plaats gehad hebben, en waar toe zij zouden hebben moeten dienen. Van gelijken inhoud is eene andere verhandeling van gerson, die niet lang daar na opgefleld is: Tractatus de diftinetione verarum viponum a falfts (f). Wat nu de gezigten en openbaring van birgitta zelve betreft. Haar Biechtvader, matthias, Doctor der Theologie, en Kanunnik te Linköping, had haar het eerst tot een befchouwelijk leven opgeleid, en op hemelfche openbaringen opmerkzaam gemaakt. Maar de Prior van het Cistercienfer Klooster Alvasta, pieter , heeft ze grootendeels uit het Zweedsch in het Latijn vertaald, alfonsus , Bisfchop van Gyënne, heeft ze in VIII Boeken verdeeld, voor welke de bovengemelde matthias eene voor- (*) Opp. Tom. I. P. I. p. 37. (t) /. c. pag. 43-59.  GESCHIEDENIS. •79 voorrede heeft geplaatst. De aanmerkingen van gerson fchijnen ondertusfchen aanleiding gegeven te hebben, dat de Kerkvergadering van Bafel een nieuw onderzoek van dezelve in het jaar 1435 aan den beroemden Spaanfchen Dominikaan, Theologant en Canonist, joan van torquemada ,■ (de Turre Cremata,) aanbeval; welk onderzoek gunftig voor deze gezigten uitviel. Zij zijn federt verfcheidenemalen in druk uitgegeven. In deze gezigten is het dan de Zoon van God , die aan deze Heil. Vrouw verfchijnt, en met haar, als zijne Bruid, fpreekt; dan zijn het de beide andere perfonen der Godheid , de Maagd maria , goede en kwade Engelen, ook verftorvene Heiligen, die met haar, of onderling met malkanderen, fpreken. In fommige plaatfen verklaart zij zelve zich omtrent den toeftand, in welken zij zich bij deze openbaringen bevond. Zoo verzekert zij, dat zij eens te Rome in de Kerk Maria Maggiore biddende, in een hemelsch gezigt verrukt was geworden, terwijl haar ligchaam door zekere bedwelming, (gravedo,) maar toch geen' volkomenen flaap bevangen was. Over het algemeen geeft zij te verftaan, dat zij wakende onder het bidden , maar in eene foort van verrukking , (in raptu mentis contemplatione fuspenfaf) hare openbaringen ontvangen hebbe. Dit verdient aangemerkt te worden, dat zij zelve fomtijds eenig wantrouwen aan de echtheid van hare gezigten en openbaringen te kennen geeft. Menigmaal ontbreekt aan hare gezigten het Godewaardige en de overeenftemming met de Christelijke M 2 Open- V BOEK VI Hoofdft. aa C. G. [aan 073. tot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaario/3 tot 1517 180 KERKELIJKE Openbaring. Eens leerde haar joannes de Dooper j dat 'er een vogel is, dien men den Exter noemt, welke zijne jongen lief heeft, omdat de eijeren, uit , welke zij voortgekomen zijn, jongen in zijn buik waren; dat deze vogel zich een nest maakt van oude en verfletene dingen: zoo wel om te rusten, als om zich voor den regen en te groote droogte te bedekken; en eindelijk ook, om zijne jongen op te voeden; deze gewent hij op driederlei wijze te vliegen , door fpuwen , toeroepen en zijn voorbeeld. Deze vogel zal God zijn, uit wiens baarmoeder der Godheid alle redelijke zielen voortkomen; voor elke van dezen bereidt hij een ligchaam van aarde; en ftelt haar in veiligheid tegen den regen van booze daden; en wat dergelijke kinderlijke vergelijkingen meer zijn. De Maagd maria onderrigt haar, dat Vader, Zoon en Heilige Geest te gelijk in haar geweest zijn. Op een' anderen tijd verzekert zij haar, dat zij voor hare gehoorzaamheid eene zoo groote magt ontvangen had, dat zelfs de onreinfte zondaar vergeving kreeg, wanneer hij zich met voornemen van zich te zullen beteren en met een verbrijzeld hart tot haar wendde; ja wie haar zag, befehouwde de Godheid en menschheid te gelijk, als in eenen fpiégel. Zij noemt het waarheid, dat zij zonder erfzonde ontvangen is geworden; zij verhaalt haar, dat zij, na de befnijdenis van haren Zoon , deszelfs voorhuid altijd bij zich gedragen, dezelve bij haar overlijden, benevens het van hem bij het afnemen van het kruis, afgevloeide bloed aan den Apostel joannes overgegeven hebbe; dat deszelfs opvolgers, we-  GESCHIEDENIS. 181 wegens de toenemende boosheid der wereid, het één en ander op eene reine plaats onder den grond begraven hebben , tot dat een Engel dit aan de vrienden van God ontdekt had , en zij voegt 'er bij: Rome zon zich verheugen, ja van vreugde weenen, als het wist, welken lieven fchat het daar aan bezit , zonder dien te eeren. Doch deze weinige voorbeelden zijn genoeg, om den geest dezer gewaande openbaringen te Ieeren kennen. Het geheel is, eenige bekende zedelijke aanmerkingen en voorfchriften uitgezonderd, een dweepachtig en verward gefnap van eene welmeenende vrouw vol bijgeloof, die zich waarfchijnlijk door hare inbeelding heeft bedrogen; of ook door hare biechtvaders en gewetensbeftuurders misleid is geworden; zoo niet ove rigens een groot gedeelte dezer gezigten van dezer zelfs afkomltig is. Aan vele Grooten zeide zij ftou te en bittere waarheden. Aan de Paufen ttAvignon kondigde zij, niet zonder bedreigingen en verachtelijke affchilderingen van dezelven , den wil van God aan, dat zij naar Rome terug moesten keeren. Zij zag de ziel van eenen overledenen Paus wegens verfcheidene misdaden in het Vagevuur. Maar bijzonder laat zij christus , éénen der Paufen var haren tijd, zeer flecht afbeelden. „ Ik bezwaar mij over u, zegt hij, gij Hoofd mijner Kerk, die op mijnen Stoel zit, welken ik aan petrus en zijne opvolgers met. driedubbelde waardigheid en gezaa ten Zetel overgegeven heb. Voor eerst, opdat zij magt zouden hebben, om de zielen te binden, er van de zonde vrij te fpreken; ten tweede, opdal M 3 zi V BOEK VI Hoofdft. naC. G. Jaano73. tot 1517-  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 Orde der 18* KERKELIJKE zij voor boetvaardiger- den hemel openen, en ten derde, opdat zij dien voor verdoemelingen en verachters fluiten zouden. Maar gij , die zielen behoort te ontbinden en mij te vertegenwoordigen , zijt voorwaar een moordenaar der zielen, (anima* rum interfector. ) Ik heb petrus tot eenen Herder en Hoeder mijner Schapen gefield; maar gij zijt derzelver verftïooijer en verderver. Gij zijt erger d.ui lucifer : want deze benijdde mij, en wilde mij flechts ombrengen, om in mijne plaats te heerfchen. Maar gij zijt des te boozer, dewijl gij niet alleen mij ombrengt, naardien gij mij door uwe booze werken van u vervreemdt; maar ook de zielen door uw boos voorbeeld. Ik heb haar door mijn bloed verlost, en ze aan u als eenen getrouwen vriend toevertrouwd ; maar gij geeft ze op nieuw den vijand over, van wien ik ze verlost heb. Gij zijt onregtvaardiger dan pilatus, die mij ter dood veroordeeld heeft. Doch gij oordeelt niet alleen mij, als of ik over niemand heerschte, en niets goeds verdiende; maar gij verdoemt ook onfchuldige zie. len, en laat de fchuldigen los. Gij zijt harder dan judas, die mij alleen verkocht heeft; doch gij verkoopt niet alleen mij, maar ook de zielen mijner uitverkorenen, om een' kleinen winst en ijdelen naam. Gij zijt affchuwelijker dan de Joden; want die hebben flechts mijn ligchaam gekruist; maar gij kruist en ftraft de zielen mijner uitverkorenen, voor welke uwe boosheid en overtreding bitterder is, dan eenig zwaard." Volgens zekere gewaande openbaring ftichtre zij eene  GESCHIEDENIS. 183 eene Orde, waar van zij den grondilag leide in het omfireeks het jaar 1344 gebouwde Klooster Wadftena, in het Kerspel van Linköping, mOostgothland. Behalve de hier voor gemelde acht Boeken van hare Openbaringen, gaf eenigen tijd na haren dood pieter , Prior van het Klooster Alvasta , aan de Monniken van Wadftena, nog eene verzameling over van andere Openbaringen , welke in zijn Klooster bewaard werden, en voor welker echtheid ook het getuigenis van hare Dochter katharina inftond. Dewijl deze in die eerfte verzameling niet zijn ingelijfd, heeft men ze Reveïationes Extravaganten genoemd. In dezelve is de bovenmenfchelijke oorfprong van den Ordensregel en het Klooster, waai dezelve het eerst zou waargenomen worden, gegrond. De Heilige zag de Maagd maria, die haren Zoon om Wadftena verzocht. Nu verfcheen wel de Duivel, en beweerde om verfchillende redenen zijn regt op deze plaats ; maar maria ftelde hem andere redenen tegen, en christus wees haar eindelijk in dit pleidooi Wadftena toe. Zelfs gai christus zelve aan birgitta de ligging, de maat, en de geheele inwendige inrigting van de Kerk in gemelde Klooster op , en op dezelfde wijze keurt hij den Regel van hare Orde goed, heldert denzelven op en breidt hem uit. Ook geeft de Maagd maria daaromtrent eenige voorfchriften. Inderdaad men zou zich zeer moeten bedriegen, of in alle deze gezigten en openbaringen vertoonen zich de Abdis, de Nonnen en Monniken van Wadftena al te fterk, die de Heilige na haren dood alles konden M 4 la- V BOEK VI hoofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517. Heil. BIRGITTA.  iS4 K E R K E L IJ K E V BOEK VI Hoofdft. !.naC. G. aari.073. ot 1517. laten zien, hooren en zeggen, wat zij wilden; zoo als zij dan christus onder anderen ook eene algemeene geldbelasting in geheel Zweeden tot het volbouwen van meergemelde Klooster lieten uitfchrijven. birgitta wijdde hare Orde aan de vereering der Maagd maria; maar zij werd de Orde van den Zaligmaker, ( 5. Salvatoris,) genoemd , omdat zij haren Regel van hem zeiven ontvangen zou hebben; of de Orde van birgitta , naar den Regel van den Heiligen augustinus. Eigenlijk zou het eene Nonnen-Orde zijn; met welke echter een gezelfchap van Monniken verbonden werd, die aan de Nonnen de Sacramenten bedienen, en haar anderen Geestelijken bijftand bieden zouden. Over beiden werd eene Abdis gefteld: eene in het oogloopende gelijkvormigheid met de Orde van Fontevraud, waar van in de Gefchiedenis op hare plaats verhaald is. Elk Klooster zou dus 60 Nonnen en 13 Priesters hebben, die de Apostelen, p,\ulus medegerekend, verbeelden; vier Diakenen, door welken de vier hoofdleeraren der Kerk zouden afgebeeld worden; en acht Leekenbroeders, (Converfi;) zoodat 'er, behalve de Apostelen, het getal der 72 Leerlingen van christus uitkomt. Geene Non zou vóór haar itfde, geen Monnik voor zijn 25de jaar aangenomen worden. De kleeding van beiden werd ook, zegt men, door christus zeiven naauwkeurig bepaald. De voorgefchrevene vasten en ftilzwijgen was vrij gematigd, maar zeer Kreng het gebod, dat de Monniken en Nonnen gefcheiden zouden blijven. De Ab-  GESCHIEDENIS. 185 Abdis van Wadftena had het algemeen beftuur der Orde, welke echter tevens aan het regtsgebied en toeverzigt der Bisfchoppen onderworpen bleef. Spoedig breidde de Orde zich allerwege uit, en al zoo ' 'er ten aanzien van het waarnemen des Regels eene groote verfcheidenheid in de verfchillende Kloosters met den tijd was ingeflopen, liet innocentius Vill in het jaar 1487 eene algemeene vergadering der Orde houden, in welke eenige veranderingen en bijvoegfelen bij den Regel bepaald werden, en onder anderen het vereischte getal Nonnen tot het aanleggen van een nieuw Klooster op 20 bepaald werd. Eenige Geleerden van later tijd hebben beweerd , dat birgitta ook eene Geestelijke Ridderorde hebbe ingelteld, omdat 'er in hare openbaringen breedvoerig van gefproken wordt, doch bij nader inzien van dezelve is het blijkbaar, dat zij in het gemeen van de Ridderfchap fpreekt, en ten doel heeft, om de verbastering der toenmalige Ridderordens af te keuren en te beitraffen. Bij het begin der XlVde eeuw bevonden de drie vermaarde Ridderordens, nadat de Kruisvaarten hadden opgehouden, zich wel buiten ftaat, om hunne dapperheid in het Heilig Land te vertoonen , maar zij waren nog vermogend genoeg, om elders de Ongeloovigen te beoorlogen. De oudfte derzelve, de Orde der Hospitaalbroeders van den Heil. joannes te Jeruzalem had zich, na het verlies van Ptolemais, de laatfte bezitting der Christenen in Palestina , in het jaar 1291 naar het eiland Cyprus begeven, alwaar de Koning hendrik. van Lufignan hmi M 5 de V boek VI lóofdft. ia C. G. [aar 1073. ot 1517. Of BIRGITTA ook eene Ridderorde hebbe in gefield. Joanniter Ridders, ofRidders van Rhodus en Maltha  V EOEK VI Hoofdft. naC. G Jaar 1073. tot 1517 Dufcfcbe Ridders. 186 KERKELIJKE de ftad Limisfon in eigendom fchonk. In het jaar 1308 kreeg zij tot haren Grootmeester foulques van Villaret, deze veroverde bet eiland Rhodus , alwaar toen de Ridders hun vast verblijf namen, en daarom Ridders van Rhodus genoemd werden. Kort daar na fchonk de Paus hun een gedeelte van de goederen van de Orde der Tempelheeren, maar meer voordeel had zij uit de vereeniging met de Orde van den Heiligen simson van Konftantinopolen en Corinthe en derzelver goederen, ook met eene foort van Hospitaalbroederen, die in de eerfte tijden der XIHde eeuw ontdaan waren. De Ridders behielden het eiland Rhodus tot het jaar 152a, toen het door de Turken veroverd werd, maar zij kregen daar voor in het jaar 1530 van Keizer karel V, als Koning van Napels, het eiland Maltha in de plaats, naar hetwelk zij tot in onzen tijd Ridders van Maltha geheeten hebben. De Orde der Duitfche Ridders was met het begin der XlVde eeuw zeer rijk en vermogend, maar ook geheel vervreemd van hare eerfte beftemming. Zij waren onlangs Heeren van geheel Pruis/en geworden, na eenen oorlog van 53 jaren met deszelfs oude inwoners; ook was Lyfland aan hun onderworpen, hetwelk de Zwaardbroeders veroverd hadden, die nu in de Duitfche Orde werden ingelijfd. Zij bezaten bovendien vele goederen in Duitschland, maar nu namen weelde en dartelheid onder hen de overhand. Toen in het jaar 1290 Ptolemais, de laatfte ftad, welke de Christenen in Palestina bezaten, gevaar liep, van verloren te gaan, en zij van Paus  GESCHIEDENIS. 187 Paus urbanus VI vermaand werden, tot ontzet der ftad op te trekken, dreven zij openlijk daar den fpot mede. Hun toenmalige Grootmeester alleen burkard van Schwenden, doch die in de JohanniterOrde was overgegaan, verloor in de verdediging dezer ftad het leven. Uit dezelve werd het hoofdverblijf dezer Ridders naar Venetië overgebragt. Eén der volgende Grootmeesters, gottfried , Graaf van Hohenlohe, befpeurende, dat de Paufen der Orde niet meer genegen waren, en dat de naarijver der Vorsten tegen dezelve toenam, hield in het jaar 1302. een Kapittel der Orde te Elburg, maar beproefde vergeefs de oude zedeutucht te herftellen, waarom hij zijne waardigheid nederleide en naar Duitschland keerde. Zijn opvolger, siegfried van Feuchtwangen, maakte Marienburg tot het hoofdverblijf der Orde, en daar hij geene kans zag, om de Orde zelve te hervormen, fchreef hij ten minfie aan de overige inwoners van Pruis/en ftrenge wetten voor. Hij ontnam in het jaar 1310 geheel Pomerellen en dus ook Dantzig, met eene omliggende groote landftreek aan de Polen, die vergeefs daar over hunne klagten bij Paus klemens V inbragten, alzoo de Orde hem door aanzienlijke geldfommen op hare zijde wist over te halen. En aan de uitfpraak van den Aartsbisfchop van Gnefen, als Gevolmagtigden van joannes XXII, in het jaar 1321, dat zij Pomerellen aan de Polen terug geven of eene fchavergoeding in geld opbrengen zouden, weigerden zij te voldoen; maar als de Paus hun gebood in het jaar 1326, om zich niet te verzetten tegen den door- togt V BOEK VI t-Ioofdfl. ra C. G, Jaar 1073 tot 1517  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 188 KERKELIJKE togt en inval der Heidenfche Lithauwers, verbonden met Christelijke Polen en Hungaren , in de Mark Brantleburg, alwaar zij gruwelijke wreedheden oefenden, gehoorzaamden zij daar aan, hoewel onwillig, werner van Orfeln was toen Grootmeester der Orde. Aan hem heeft pieter van Dus» burg , een Ordens-Priester, zijne Pruisfifche Gefchiedenis van 1220 tot 1326 toe, opgedragen, welke, hoe zeer vervuld met blijken van ligt- en bijgeloovigheid, evenwel over de oudfie Gefchiedenis van Pruisfen en der Duitfche Orde veel licht verfpreidt, hetwelk men elders vergeefs zoeken zou. Nooit heeft deze Orde meer gebloeid dan onder den roemwaardigen Grootmeester winrich van Kniprode van het jaar 1351 tot 1382. Hij verftond de kunst, om zijnen Ridderen een gevoel van hunne Geestelijke en Zedelijke waardigheid in te boezemen, en deed alle Standen, tot den Landman toe, gelijke regten wedervaren. Behalve, dat hij nieuwe Scholen oprigtte, vervulde hij ook de reeds betraande met bekwame mannen. Uit Duitschland en Italië ontbood hij geleerde mannen naar Marienburg. De Ordensbroeders begonnen nu zelve fmaak in de geleerdheid te krijgen. Noch de Geestelijkheid , noch de Paus konden iets tegen hem uitrigten, zoodra het op zijn aanzien als Vorst aankwam. Hij noodzaakte den Bisfchop van Ermeland, hem drie (leden af te (laan; en drie Pausfelijke bevelen, om dezelve terug te geven, maakten geenen indruk op hem. De Paus begeerde door zijnen Legaat een jaarlijkfche tiende van de goederen der Geestelijkheid in  GESCHIEDENIS. 189 in Pruisfen. Deze had dezelve reeds toegedaan , maar de Grootmeester verbood hun te betalen, en de Geestelijkheid gehoorzaamde, winrichs opvolgers handhaafden lang of na zoo veel gezags niet bij de Ridders als hij. Deze , trotsch op hunne magt , noemden zich thans Duitfche Heeren en Kruisheeren; maar hunne onderdanen en naburen, die nieuwe oorzaken hadden om zich over hen te bezwaren, veranderden dezen laatften naam in Kruifigers. Ondertusfchen werd hun gebied in het jaar 1402 nog met de Nieuw-Mark vergroot, doch zij konden, als het ware, hun geluk niet dragen. Zonder noodzakelijkheid Hortten zij zich in eenen ongelukkigen oorlog met Polen, op welks einde in het jaar 1411 zij echter hun reeds verloren land weder heroverden. Doch, alzoo zij voortgingen, hunne onderdanen als dwingelanden te drukken, floten eindelijk de Stenden van Pruisfen in het jaar 1440 een verbond tot handhaving van hunne regten en vrijheden. De Orde, die dit een oproer noemde , weigerde hun regt te doen; waarom de Stenden zich in het jaar 1454 aan den Koning van Polen, Kasjmir. IV, overgaven. Hier uit ontftond een dertienjarige oorlog, die met den vrede te Thorn, in het jaar 1466 eindigde, in welken de Orde geheel VoorPruisfen, of het thans West - Pruisfen, aan den Koning moest overlaten, en voor Achter-Pruisfen, of Oost-Pruisfen hem hulde doen en hem voor Leenheer erkennen moest. Te voren had de Orde reeds de Nieuw-Mark verkocht aan den Keurvorst van Brandenburg. Vergeefs deed zij naderhand po- gin- V boek vr Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. naC. G, Jaar 1073. tot 1517. Vernietiging van de Orde der Tempelheerenof Tempelieren. WO KERKELIJKE gingen, om zich van de leenroerigheid aan Poleti te oniflaan. In het jaar 1511 verkoos zij den Markgraaf albert van Brandenburg tot Grootmeester, en noodzaakte hem, om de Polen te beoorlogen , ten einde hare onafhankelijkheid weder te krijgen , maar hier door verloor zij nog het overige deel van Pruisfen, hetwelk in het jaar 1525 in een Wereldlijk Hertogdom veranderd werd. Doch de Ridders, Tempelheeren, of Tempeliers , trof in het begin der XlVde eeuw een treurig lot. Op befchuldigingen van verfoeijelijke misdaden werden zij met gruwzame doodftraffen der meesten geheel uitgeroeid. Zij bezaten verbazende rijkdommen, op welke zij trotsch, dartel, wellustig en weelderig waren geworden, zoodat het een algemeen fpreekwoord was: zuipen als de Tempeliers, (boire comme les Templiers.) De Bisfchoppen haatten hen, omdat zij derzelver regtsgebied volftrekt niet erkenden; de Vorsten waren over hen naarijverig en wantrouwend , en men befchuldigde hen van trouweloosheid en verraad; fomtijds zochten zij zelfs zich van de Pausfen onafhankelijk te maken; waarom klemens IV hun herinnerde, dat zij zonder de befcherming der Kerk te grond zouden moeten gaan. Eindelijk berstte het onweder los tegen deze Orde, eene merkwaardige gebeurtenis , welke nog fteeds met duisterheden omzwachteld blijft, hoe veel ook in de laatfte tiiden daaromtrent in het licht gebragt is. Men heeft een tweederlei berigt nopens de wijze, hoe de geheime misdaden, welke men aan de Orde te last gelegd heeft, aan den dag gekomen zijn. Volgens vil-  GESCHIEDENIS. 191 Villani, een vermaard Gefchiedfchrijver, omtrent bet midden der XlVde eeuw (*), bevonden zich in eene gevangenis te Parys een Tempelier, te voren Prior te Montfaucon, in het gebied van Touloufe , en een ander booswicht, noffodei, een Florentijner. Deze, wanhopende , om ooit hunne vrijheid te zullen bekomen, maakten zamen eene affpraak, om de Tempelieren valfchelijk te befchuldigen, welke Zij aan den Koning lieten bekend maken, die dezelve , ter voldoening van zijne geldzucht, gretig omhelsde; hoewel de beide befchuldigers evenwel een' geweldigen dood moesten fterven. Ondertusfchen is reeds aangemerkt, dat 'er geen Prioraat van dien naam in den omtrek van Touloufe beflaat,waar door dit verhaal niet weinig verdacht wordt. Een ander verhaal is genoegzaam op denzelfden tijd door amaury angier van Beziers, Prior van Aspiran in Rousflllon, in zijne Levensbefchrijving van klemens V opgeteekend (f). Deze verzekert, dat een Burger van Beziers, squin van Florian, en een afgevallene Tempelier, die op een Konings Slot in het gebied van Touloufe gevangen zaten , elkander hunne zonden gebiecht hebben , zoo als meermalen ten dien tijde gebeurde, omdat men aan misdadigers eenen Biechtvader weigerde, squin vernam toen zoo fchandelijke geheimen, dat hij die aan den (*) Hiftorie Fiorentine L. VIII. C. 92. in murator» SS. rer. hal. T. XIII. p. 429. (f) Sexta Vita Clementis V. in baluzii Vit. Papar. Avenion. T. I. p, 99. fqq. V boek VI Hoofdff. ia C. G. f aan 073. tot 1517.  V BOEK Vi Hoofdft. na C. G Jaar 107 3 tot 1517. 192 KERKELIJKE den Koning meende te moeten openbaren, gelijk hij in een geheim verhoor deed, door welk berigt de Koning zich geregtigd oordeelde, om nader onderzoek te laten doen. Men ziet, dat de beide verhalen in een derde overeenkomen, en men maakt ligt het befluit op, dat befchuldigingen van misdadigers, die daar door op genade hopen, inderdaad weinig gewigt hebben. Hoe het zij, filips de Schone fprak over hen federt 1306 meermalen te Lions en Pottier5 met klemens V, en liet hem ook door anderen de verfoeijelijke ontdekkingen omtrent de Tempelheeren mededeelen. Maar de Paus fchreef aan den Koning in het jaar 1307, dat hij deze berigten voor ongelooflijk en onmogelijk hield. Evenwel, voegde hij 'er bij, befloten te hebben, deze zaak te laten onderzoeken , waar van hij den Koning de uitkomst melden zou. Deze Brief fchijnt het gevoelen genoegzaam te wederleggen, dat onder de zes diensten, welke klemens, eer hij nog Paus was, aan den Koning beloofd had, de zesde, die toen nog niet genoemd werd, op de uitroeijing der Tempelheeren zou gezien hebben; gelijk wij reeds in zijne Gefchiedenis hebben aangemerkt. jakob van Molay, een Burgundisch Edelman, was toen Grootmeester der Orde, en had zijn verblijf op het eiland Cyprus. De Paus had hem bevolen , voor hem te verfchijnen, waar aan hij ook gehoorzaamde. Dit zal in het jaar 1307 gefchied zijn. Men heeft van hem nog twee advijzen, welke de Paus hem afgevraagd had; het eerfte betreffende eenen  GESCHIEDENIS. eenen kruistogt naar het beloofde land, en het andere over eene voorgeflagene vereeniging van zijne Orde met die der Ridders van St. Jan. In het ■ eerfte raadde hij alle kleine ondernemingen af, maar i deed verfcheidene voordellen tot het ondernemen ■ van eenen grooten kruistogt; het andere, de vereeniging, raadde hij volftrekt af. Deze beide advijzen zijn waarfchijnlijk reeds in bet jaar 1306 opgefteld, eer het onweder over de Tempeliers nog losbrak. Ondertusfchen was Koning filips het onderzoek, hetwelk de Paus beloofd had, reeds voorgekomen. Op zijne heimelijke bevelen werden op eenen dag, den i3den October 1307, de Grootmeester en al de Tempelieren in geheel Frankryk gevangen genomen. Terftond daar op maakte de Koning zich meester van de woning van den Grootmeester te Parys, de Tempel, (le Tempte,) genoemd, eer groot gebouw, hetwelk nog overig is, zijnde mei verfcheidene muren omringd, die met torens bezel zijn; en in hetwelk in onzen tijd de ongelukkige lodewyk XVI zijne laatfte dagen met zijne Familie heeft doorgebragt. filips bragt zijne eigene wo ning, zijne fchatten en de Koninklijke Archievet daar in over; ook verklaarde hij al de goederen de Orde verbeurd. Vervolgens moest nogaret , di bekende Staatsdienaar des Konings , in de Gefchie denis van bonifacius VIII, het Domkapittel de Hoofdkerk en de Leeraren der Univerfiteit de redei melden, welke den Koning tot dezen ftap bewoge; hadden; en twee dagen daar na werden de Geeste lijkheid en een gedeelte der Burgeren in denKoninkli; XVIII. Deel. N ke V BOEK VI Ioofdll. ia C G. aan 073. ot 1517- 1 r 1 i  194 KERKELIJKE V. ken tuin opgeroepen en hun de misdaden der Tem* boek pe/iers voorgelezen. Gaarn zou de Koning bun Hoofdft. regtsgeding terftond door zijne ambtenaren hebben na C. G. laten aanvangen, maar de Theologifche Faculteit, toc"5i7. ^iat over geraadpleegd zijnde, gaf te kennen, dat r geen Wereldlijk Rigter over befchuldigingen van Ket¬ terij oordeelen mogt, waarom de Koning aan zijnen Biechtvader, den Dominikaan en Inquifiteur, willem van Parys, last gaf, om de gevangenen, in tegenwoordigheid van getuigen uit den Adel, te verhooren. Het lpeet den Paus zeer, dat de Koning zich de regten van een' Geestelijk Rigter aangematigd had, waarom hij begeerde, dat de gevangenen en derzelver goederen aan twee Kardinalen, die hij ten dien einde gezonden had, zouden overgeleverd worden. De Koning beantwoordde hem nadrukkelijk, fprak met verfoeijing van de misdaden der Orde, en verklaarde, dat hij als befchermer van het Katholijk Geloof en der Kerk tegen haar was opgetreden. Evenwel gaf hij den Paus zoo veel toe, dat hij de gevangene Tempeliers aan de beide Kardinalen overgaf, doch wat derzelver goederen betrof, beloofde hij, die getrouwelijk, ten behoeve van het beloofde land, waar toe zij oorfpronkelijk beftemd waren, te zullen laten beduren. De beide Vorsten fpraken malkanderen thans te Poitiers in het jaar 1308, nadat de Koning op eenen Rijksdag aan zijne Stenden opening gegeven bad , waarom hij de Tempelheeren had laten gevangen zetten. En nu kwamen zij over eenige geheime ar- ti-  GESCHIEDENIS. 195 tikelen overeen, omtrent het beoordeelen der gevangenen, en de beheering van derzelver goederen, ingevalle de Orde zou vernietigd worden. In het jaar 1308 in Augustus gaf de Paus last aan den Aartsbisfchop van Norbonne en verfcheidene Bisfchoppen en Aartsdiakenen, om in zijnen naam het noodige te doen. Hij meldde hun, dat hij van den Koning en anderen de fchandelijke euveldaden der Tempel' heeren vernomen, en zelve 72 van hen verhoord, en aan drie Kardinalen volmagt gegeven had, om den Grootmeester en andere leden der Orde vergiffenis te geven, indien zij 'er om zouden verzoeken; hetwelk ook werkelijk gefchied was; maar dat dit kwaad door geheel Frankryk verfpreid was, waarom zij hun onderzoek door al de Provinciën des Rijks moesten voortzetten. De Koning was ovei fommige van deze Pausfelijke fchikkingen onverge noegd, maar werd fpoedig weder door den Paus t( vrede gefield. Thans namen dus de geregtelijke verhooren eenei aanvang. 'Er zijn verfcheidene lijsten van bcfchul digingen, welke tegen hen waren ingebragt. In een< Bulle, Faciens Mifericordiam, welke klemens ir Augustus 1308 te Poitiers liet uitvaardigen, wen last gegeven aan alle Aartsbisfchoppen enz. om di gevangenen over 123 vraagpunten te hooren, welk hem, zeide hij, het eerst door den Koning warei aangewezen, die echter geenszins uit geldgierighek tegen hen was ingenomen, maar alleen handelde ui ijver voor het ware geloof; dat hem zei ven nader hand een aanzienlijk Ridder der Orde, en behalv Na he V BOEK VI Hoofdft. na C. G, Jaarlo73 tot 1517 1 l 1 l [ t  KERKELIJKE V boek vr Hoofdft, na C. G Jaar 1073 tot 1517 hèt algemeen verhaal van alle Standen in Frankryk, zelfs de belijdenis van leden van dit genootfchap hetzelfde bevestigd hadden. Eene gelijktijdige Bulle Regnans in Coelis, door welke de Paus eene algemeene Kerkvergadering aankondigde tegen het jaar 1310 te Vienne, voegde hier nog 14 vraagpunten bij; ook zond de Paus aan zijne Kommisfarisfen nog 31 artikelen ten gelijken einde. De voornaamfte punten van befcbuldiging waren, dat de Tempelheeren, bij hunne aanneming in de O de, christus, of God, fomtijds ook de Maagd maria , of ook alle Heiligen , moesten verloochenen — dat de nieuw aan te nemen het kruis of beeld van christus befpuwen, het met voeten treden, en op allerlei wijze mishandelen moest; — dat dezelve, fomtijds ook degeen , die hem aannam , sikander op den mond , den navel, den naakten buik, ook op andere deelen en leden des ligchaams kusten, welke de eerbaarheid verbiedt te noemen; — dat men eiken nieuwen Ordensbroeder aanzeide, dat hij met de anderen ontucht kon, ja zelfs moest bedrijven; — dat zij in elke Provincie Afgodsbeelden hadden: te weten, hoofden met drie aangezigten, of met één, verfcheidenen ook met een menfchenherfenpan gedekt, welke zij, bijzonder in hunne groote vergaderingen of Kapittels, aanbaden , en van welke zij rijkdommen verwachtten; — dat het in hunne Orde voor geoorloofd gehouden werd, iets op eene onregtvaardige wijze van anderen te bekomen , ën dat elk van hen zweeren moest, dit te willen doen; — dat zij geloofden, dat de Grootmees-  GESCHIEDENIS. 197 meester de Broeders van zonden vrij kon fpreken, alfchoon zij die niet gebiecht hadden, omdat zij zich over dezelve fchaamden, of voor de ftraf boete bang waren. Nog werden zij befchuldigd: dat zij eene kat aanbaden en bij de Misfe de woorden der inw'rj ding weglieten. Eindelijk ook nog: dat zij in de kruisvaarten de Christenen aan de Ongeloovigen verraden hadden, en zelfs voor het toekomltige mei den Sultan van Babyion zulke verraderlijke overeen komften hadden aangegaan. Wanneer één van her ftierf, zullen zij zijn ligchaam verbrand en de asfch* aan de nieuwe Ordensbroederen ingegeven hebben: waar door zij in hunne afgoderij verfterkt werden Zij lieten geen kind doopen; maar als zij 'er een bi een meisje gekregen hadden, waren zij gewoon, he aan het vuur te braden, en met het vet hun afgods beeld te fmeeren. Over deze befchuldigingen werd in November 1301 de Grootmeester der Orde , jakob van molay zelve te Parys door de Pausfelijke Kommisfarisfe verhoord. Op de vraag: of hij de Orde verdedige wilde? antwoordde hij: dat dezelve van den Apos tolifchen Stoel bevestigd en met voorregten begun ftigd was; en dat hij zich verwonderde, dat dezelv onverziens van de Roomfche Kerk onderdrukt zo worden; hij was niet verftandig genoeg, tot dez verdediging, alhoewel hij ze aan de Orde verfchu digd was; ook had hij thans, als gevangene va den Paus en den Koning, geen penning, welken h daar aan belleden kon; dus verzocht hij, om bi (land, opdat de waarheid van de Orde aan de g< N 3 he V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 i t > i i e 1 e 1 3  V boek VI Hoofdft. na C. G. Jaar 10 73 tot 1517. 198 KERKELIJKE heele wereld bekend werd. De Kommisfarisfen verklaarden bereid te zijn, zijne verdediging te hooren; maar dat in zaken van Ketterij en van het Geloof geene Zaakwaarnemers en geregtelijke wijdloopigheid geoorloofd waren. Ondertusfchen lieten zij hem de Pausfelijke Bullen en Volmagten voorlezen, waar in ook vervat was, het geen hij reeds voor drie Kardinalen bekend zou hebben, dat zij namelijk, bij het aannemen in de Orde, christus verloochend en het kruis befpot hadden, ja dat fommigen van hen nog meer verfoeijelijke dingen bedreven hadden. Ook zouden hij en andere Grooten zijner Orde voor tien Inquifiteur paris, die hen volgens Pausfelijke volmagt verhoorde, alle befchuldigingen bekend hebben. Toen dit den Grootmeester voorgelezen werd, maakte hij twee kruisfen voor zijn aangezigt, en gaf ook anderzins zijne uiterfte verbazing te kennen over het gene men van zijne bekentenis opgefchreven had. Indien de Kommisfarisfen andere mannen wa* ren, zeide hij onder an.ieren: zou hij geheel anders tegen hem fpreken. Zij herinnerden hem , dat zij niet hier waren, om eene uitdaging tot een kampgevecht aan te nemen. ,, Dat wilde ik ook niet zeggen," hernam molay, „ maar wilde God, dat het geen van de Saracmen en Tataren in acht genomen wordt, dar zij lasteraars het hoofd afflaani of hen midden doorhouwen, ook in dit geval tegen zulke booswichten uitgeoefend werd. " Men gaf hem kort en goed te kennen, dat de Kerk die genen , welke zij als Ketters vond, ook als zoodanigen pordeelde, en indien zij hardnekkig waren, aan de We-  GESCHIEDENIS. 199 Wereldlijke Overheid overgaf. In een tweede ver- V hoor eenige dagen daar na, verklaarde de Groot- B°EK meester, dat hij voor den Paus ftaan wilde , en Huofdft. hem alles ter eere van christus en de Kerk open- naC G. baren. Doch, om zijn geweten te ontlasten, zeide »Q. 1J1/# hij den Kommisfarisfen drie dingen van zijne Orde: — vooreerst, dat hij geene andere Orde kende , bij welke de Kapellen en Kerken fraaijer verfierd waren, die meer Reliquien hadden, en waar de Godsdienst door de Priesters deftiger werd waargenomen; ten tweede, dat ook in geene Orde zoo menigvuldig aalmoezen werden uitgedeeld, als in de zijne; eindelijk: dat ook geene Orde en geene Natie zich ter verdediging van het Christendom, tegen deszelfs vijanden, gewilliger in den dood geftort had, dan deze; dat deze vijanden ook het meest voor hen vreesden; en dat het ongeluk van den Heiligen lodewyk. in Egypte voorgekomen zou zijn, indien men den raad der Grootmeesters van de Orde gehoor gegeven had. Men antwoordde daar op: dat dit alles niets baatte tot heil der zielen, indien het aan den grond van het Katholijk Geloof haperde; maar hij hernam terftond, dat dit waar zij, en dat hij ook ten vollen met dit Geloof overeenftemde. Onder dit verhoor kwam de vermaarde nogaret, Kanfelier van Frankryk, die deze zaak zeer ernftig aandreef, binnen, en verweet den Grootmeester , dat de Grooten der Orde wel in dienst van den Sultan saladin geftaan hadden: maar molay verdedigde hen daaromtrent niet kwaad. Het is hier ook opmerkelijk, dat men ons geene reden geeft, N 4 hoe  V boek VI Hoofdft. na C. G. Jaflno73. tot 1517. 1 ( < i i i l \ i I j | r c B f< $ 4 100 KERKELIJKE hoe de Grootmeester, die reeds tweemaal de misdaden, die men aanvoerde, en het plegen van onnatuurlijken wellust bekend zou hebben , zich daar over zoo verbaasde, en dit ronduit eene lastering noemde. Met hem waren tevens 139 Tempeliers reeds in het jaar 1307 te Parys door den Inquifiteur paris verhoord geworden. Vier derzelven wilden voldrekt van geene wanvoegelijkheid weten, welke in de Orde begaan zou wezen. 133 bekenden, dat zij chrisrus verloochend hadden, en fommigen verzekerden, lat zij 'er toe gedwongen waren. Slechts 68 beeden, dat zij het kruis befpogen hadden; even zoo reien hadden het afgodifche hoofd vereerd, gedeelelijk flechts gezien, en 9S bekenden wel, dat 'er mnatuurlijke zonden in de Orde begaan werden , loch niet meer dan drie erkenden zich zeiven daar chuldig aan. De vervolger der Chroniek van Nan* 'is, die kort na dezen tijd gefchreven heeft, verzegt , dat de Grootmeester geenszins van zich zelen twee der groffte van deze buitenfporigheden, laar wel van zijne Ordensbroederen erkend hebbe. lij voegt 'er bij: ,, dat fommigen der gevangene "empelieren het een of ander of ook alles vrijwillig ekend hebben: eenigen, naar het fcheen, uit bejuw; anderen door vele folteringen gepijnigd; of oor bedreigingen en het gezigt derzelve verfchrikt; og anderen door vleijende beloften verlokt ; ook immigen door den honger geplaagd, dien zij in de ■vangenis leden, en voords op velerlei wijze gewongen. Velen ontkenden echter alles , en nog meer,  GESCHIEDENIS. 201 meer, die eerst bekend hadden, ontkenden weder, en bleven bij het ontkennen ren einde toe; velen van dezelven ftierven door levensttraffen. " Ten zelfden tijde werden zulke verhooren in verfcheidene andere Provinciën en Steden van Frankryk met de gevangene Tempelheeren gehouden , met gelijken uiiflag. Een van hen te Caen wilde niets bekennen; men bragt hem op de pijnbank ; en nu bekende hij alles, nadat men hem ontflag van tijdelijke ftraffen beloofd had. Van Augustus 1309 tot Mei 1311 verhoorden de Pausfelijke Gevolmagtigden te Parys 231 getuigen, zoo wel Tempeliers als anderen, wier verklaringen, eenige weinigen uitgezonderd, alle tot last der Orde vielen. Een Tempelier, aimeri van villars , verklaarde, dat hij, door pünigingen geperst, valfche verklaring had gegeven. Als hij vervolgens 54 Or densbroeders op karren voorbij zag voeren, om ver brand te worden, omdat zij niets hadden willen be kennen, verleidde de vrees hem, om onwaarheden ti belijden. Evenwel hadden 75 Tempeliers , die te Pa rys gevangen zaten, in het jaar 1310 moeds genoeg om uit hun midden pieter van Boulogne, eenei van hunne Priesteren, tot hunnen algemeenen Zaak waarnemer aan het Pausfelijke Hof te benoemen, ei door hem , benevens acht anderen, eene verdetiigin der Orde in het gemeen en in bijzondere ftukkei ook op eene algemeene Kerkvergadering aan te bie den. Zij verklaarden al de door den Paus overge zondene en hun voorgelezene artikelen voor hoogst fehandelijk , ongerijmd , verfoeijelijk , leugenachtij N 5 ei V boek VI Hoofdft. na C. G. faano73tot 1517. I 1 I 1  V BOER VI Hoor'dtt. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. | i i ] ( 1 « 1 \ 1 i i < 20a KERKELIJKE en volftrekt valsch. Tot eigenlijke verdediging der Orde zeiden zij, dat dezelve op Broederliefde gegrond, en ter eere der Maagd maria en ter befcherming van het Christelijk Geloof gelucht was; dat dezelve altijd eene heilige, onbevlekte, aan zijne inflelling getrouwe Orde gebleven was. Elk, die in dezelve aangenomen werd , had armoede, gehoorzaamheid, kuischheid en volkomene overgeving aan den dienst van het Heilige Land beloofd; bij de aanneming had hij eenen eerbaren liefdekus , en een kleed met het teeken van het kruis ontvangen, hetwelk zij fteeds op de borst droegen, tot sene eerbiedige gedachtenis van den gekruisten. Alle andere vertellingen verklaarden zij voor leugenichtig. Ook Helden zij voor, hoe onwaarfchijnlijk iet was , dat zoo vele voorname en deugdzame nannen uit verfchillende Natiën, die in de Orde gereden waren, zich niet openlijk tegen dezelve zoulen hebben opgedaan , indien zij 'er zoo vele chandelijke dingen in ontdekt hadden. Doch de Commisfarisfen vaardigden hen af met te antwoorden, lat zij gevangenen waren van den Paus, in wiens aagt ook hunne goederen waren; dat dus het onlerzoek voortgang moest hebben, en dat aan de /»wifiteureh buitendien het regt toekwam, om over ketterijen te oordeelen. Uit kracht van dergelijke volmagt van den Paus lield de Aartsbisfchop van Sens in Mei 1310 te °arys, hetwelk ook tot zijn Kerspel behoorde, ene Kerkvergadering over de zaak der Tempelieren. )p dezelve werd befloten, fommigen derzelven vol- ftrekt  GESCHIEDENIS. 203 Rrekt vrij te fpreken; anderen, na het volbrengen der opgelegde boete, in vrijheid te Hellen; nog anderen in eene enge gevangenis te bewaren; velen voor altijd tusfchen vier muren in te fluiten; en eindelijk zulken, die in de Ketterijen teruggevallen waren, aan de Wereldlijke Overheid ter ttraffe over te geven. Allen ontkenden nogtans tot het einde toe de hun te last gelegde misdaden, en verzekerden, dat zij tegen regt en reden ter dood veroordeeld waren, welke ftandvastigheid bij het omfhande volk veel opziens verwekte. Vier Tempeliers hadden van den Aartsbisfchop op den Paus geappelleerd; maar de Pausfelijke Kommisfarisfen weigerden hun appèl aan te nemen, omdat die Prelaat niet onder hen ftond. Tenzelfden tijde werd ook te Senlis in het Kerspel van RJieims eene Sijnode gehouden, welke 9 Tempeliers tot den brandftapel veroordeelde. Zelfs groef men de beenderen van eenen lang overledenen Or« densbroeder te Parys op, om die, dewijl hij een Ketter zou geweest zijn, te verbranden. De Paus en de Koning waren ook buiten Frankrik niet min werkzaam, om de Tempelieren te doen veroordeelen. De eerfte zond onder anderen in het jaar 1307 eene Bulle aan eduard II, Koning van Engeland, met vermaning, om hen in zijn land gevangen te laten nemen, waar aan de Koning voldeed, nietregenftaande h'tj te voren ten hunnen behoeve gefchreven had , dat 'er geene reden was, om de fnoode uitftrooifelen ten hunnen opzigte te gelooven. Zij werden ook in het jaar 1309 ten getale van 47 door den Bisfchop van Londen en twee V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. [aario73. tot 1517. Lot der Tempelieren in Engeland  V BOER VI Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 1517. InSpanje. j 1 I t I Y I I \ % d fa g a n g S ii a: p 204 KERKELIJKE twee Franfche Geestelijken, welke de Paus daar toe jonden had, verhoord; maar allen ontkenden zij it aan de Orde toegefchrevene euveldaden, gelijk iit het echte ftuk van dit verhoor blijkt. Maar /reemde getuigen, Franfche Tempeliers, 'die in Engeland aangenomen waren, beleden het verloochenen fan christus en het befpuwen van het kruis. In de Spaanfche Koningrijken hadden de Tempelen niet dezelfde lotgevallen. Op eenen Brief, in velken de Koning van Frankryk in het jaar 1309 an jakob II, Koning van Arragon, de befchuldijngen tegen hen gemeld had, belastte deze aan wee Bisfchoppen en den Groot-Inquifiteur, om een treng onderzoek in het werk te nellen. Maar de :empeliers namen de toevlugt ten grooten deele in unne Sloten en Kasteelen, en fchreven aan den aus, met betuiging van hunne onfchuld, dat hune goede zeden algemeen bekend waren; dat zeer elen van hen zich nog bii de Ongeloovigen in flaernij bevonden , die immers van hunne ellende oor het verzaken van het Christendom een einde adden kunnen maken, dat men in allen gevalle de :heele Orde niet behoorde te vervolgen, indien 'er eenige deugnieten onder gevonden werden. Iniddels maakte de Koning, doch niet zonder hevi:n tegenftand, zich meester van eenige van hunne loten , en liet de Ordensbroederen, die zich daar 1 bevonden , gevangen zetten, waar na de Paus m den Bisfchop van Valentia last gaf, om hun roces op te maken. In Kastiïïè liet ferdinand IV hen allen gevangen  GESCHIEDENIS. 205 gen nemen, en hunne goederen verbeurd verklaren. Maar op eene Kerkvergadering te Salamcmca in het jaar 1310, werden zij na een naauwkeurig onderzoek onfchuldig verklaard; hoewel men aan den Paus het beflisfend oordeel overliet. In Italië werden de Tempeliers door den Aartsbisfchop van Ravenna voor eene Kerkvergadering aldaar, ten dien einde in het jaar 1310 gehouden, ingedaagd. Zij ontkenden al de befchuldigingen , welke de Paus tegen hen overgezonden had. De Inquifiteurs drongen 'er op, dat zij op de pijnbank gelegd zouden worden, maar zulks wilden de Prelaten niet gedoogen, en de Sijnode befloot eindelijk, dat de onfchuldigen onder hen vrijgefproken, maar de fchuldigen volgens de wetten geftraft zouden worden. Te Bologna regtvaardigden zich insgelijks fommigen , dat zij nooit eene van de ingebragte fchendaden begaan hadden. Maar de Aartsbisfchop van Pifa, de Bisfchop van Florence en anderen, die van den Paus last gekregen hadden, om in Toskanen en Lombardyen onderzoek naar de Tempelheeren aan te ftellen, verhoorden getuigen, die dan voorgaven iets gezien, dan alleen gehoord te hebben, en geloofden volkomen overtuigd te zijn , dat de Tempelheeren aan alles fchuldig waren. Nadrukkelijker verdedigden zich de Tempeliers in Duitschland. Hier had pieter van Aichfpalter, Aartsbisfchop van Mentz, insgelijks in het jaar 1310 eene Kerkvergadering bijeengeroepen. Maar onverziens kwam de Wild- en Rhijngraaf, QComes Silvestris et Rheni,) hugo, die Comthur der Or- den V BOEK VI Hoofdft. ia C. G. faari073. tot 1517. In Italië. In Duitscb' land.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaari073. , tot 1517. < i i c c c F i a e ( v d tt o o g fa In de Nederlanden 11 w 1 te ta- 206 KERKELIJKE den was, en zich te Grumbach bij Meifenheim ophield, met twintig Ordensbroeders, in hunne Orlenskleeding en alle wel gewapend, tot groote ontreltenis der Prelaten, onverziens in de vergadering )innentreden. Toen de Bisfchop hem verzocht had e gaan zitten en vraagde, wat zijne begeerte was? ieide hij: dat zij gehoord hadden, dat deze Siinode »p Pausfeüjken last bijeengekomen was tot vernieti;ing van hunne Orde, die men van meer dan Heienfche ondeugden befchuldigd had; dit was hun es te onverdragelijker, omdat zij onverhoord zouen veroordeeld worden; hij appelleerde daarom aan en Paus en deszelfs geheele Geestelijkheid; ook rotesteerde hij openlijk, dat de Ordensbroeders, ie elders wegens zulke misdaden verbrand waren, lies ftandvastig ontkend, en op deze belijdenis pijn 1 dood ondergaan hadden. Ja, voegde hij 'er bij, !od zelve had hunne onfchuld door een wonderkerk bevestigd, alzoo hunne witte mantels en rooi kruifen door het vuur niet hadden kunnen vererd worden. De Aartsbisfchop, die bang was voor ïrusten, nam dit Protest aan, en beloofde, daar rer met den Paus te zullen handelen, opdat zij :rust konden zijn. Ook verkreeg hij wezenlijk in :t volgende jaar volmagt, om hen vrij te fpreken. Hoe het hier te lande, alwaar thans Graaf wiltBf III over Holland en Zeeland regeerde, met het troeijen der Tempelieren toegegaan zij, is, onzes etens, nergens naauwkeurig genoeg aangeteekend. br in het midden der XVIde eeuw leefde iemand Zierikzee, Mr. francois van sandyck, Secre-  GESCHIEDENIS. 207 taris der ftad, federt den jare 1512 (*), die dikwijls plag te verhalen, dat zijn Vader den Brief gezien en gelezen had, op welks Opfchrift aan Baljuw, Burgemeesteren, Schepenen en Raden der ftad bevolen werd, op zekeren beftemden nacht, om twaalf uren, bijeen te komen, om dan eerst den Brief te openen, en de bevelen, die zij 'er in vinden zouden , op lijfftraffe, terftond ter uitvoeringe te doen brengen: waar toe zij zich van de hulp der ingezetenen, onder het doen van gelijke bedreiging, zouden mogen bedienen. Den Brief, ten beftemden tijde, in den vollen Raad, geopend zijnde, vond men 'er een bevel in , om de Tempeliers, zonder uitftel, van kant te helpen. De Raad bragt hier op de ftads- en andere arbeiders in de wapenen, begaf zich, met dezelven, naar het huis der Tempelieren: alwaar, de deuren met geweld opgeloopen zijnde, al wat men 'er vond doodgeilagen werd. Twee Tempeliers, die zich toen juist in een oneerlijk huis in de ftad ophielden, waren de eenigen, die dezen ramp ontkwamen. De goederen der Tempelieren werden, federt, zoo te Zierikzee, als in andere fteden dezer landen, gefchonken aan de Orde der Hospitalieren van iSf. Jan van Jeruzalem, of de Ridders van Maltha, die hier te lande gemeenelijk St. Jam Heer en genoemd werden. Dus wagenaar (f), die echter tegen dit verhaal eenige bedenkingen maakt, en het met regt voor min naauw- keu- (*) boxhoen Nederl. Hist. Bladz. 185. O) Vadert. Hist. III Deel, Bladz. ipi, 192. V boez VI Hoofdft. ia C. G. }aario73 tot is 17  V BOEK VI Hoofdft. : na C. G. Jaar 1073, tot 1517 ' , 1 Kerk ver- | gndering teVienne. 1 1 ( ] 108 KERKELIJKE teurig houdt, omdat 'er geheel geen gewag gemaakt wordt, van wien deze Brief gefchreven en dit bevel sou gegeven zijn. Dus was in vele landen reeds alles bereid voor le algemeene Kerkvergadering, op welke de zaak Ier Tempelieren beflist werd. Alhoewel het oognerk van den Koning van Frankryk en den Paus liet overal naar wensch bereikt was, evenwel was iet algemeen gevoelen door verfcheidene verhooren in flrafoefeningen vrij wat naar die zijde overhellenle, naar welke deze beide Vorsten wenschten. kaiel II, Koning van Sicilië, en Graaf van Proven:e, had zelfs niet alleen naar den wil van den Paus il de Tempelieren in Provence laten gevangen nemen, maar ze terftond ter dood doen veroordeelen; lunne fchatten met den Paus gedeeld, en hunne raste goederen voor de Orde van St. Jan aangefla*en. De Kerkvergadering kwam daar op bijeen en >verd den löden October 1311 door den Paus geopend met eene plegtige redevoering. Eerst werd in lezelve gehandeld over de Exemtien of vrijdom der Monniken van het regtsgebied der Bisfchoppen j ïetwelk ten voordeele der Monniken uitviel, gelijk wij boven reeds gezien hebben. Deze twist ftond in veiband met de groote zaak der Tempelheeren, welke nu in de tweede plaats de vergadering lang bezig hield; na het voorlezen van het geen reeds ten dezen verrigtwas, begeerde de Paus het gevoelen der Prelaten te weten. Al de Italiaanfche, Spaanfche, Duit» fche, Deen fche, Engel/ene, Schotfche en Ierfche, ook de Franfche Prelaten, alleen de Aartsbisfchoppen van  GESCHIEDENIS. 203 van Rheims, Sens, en Rouan uitgezonderd, waren 'er voor, dat men de Tempelheeren met hunne verdediging hooren zou. Waarfchijiilijk was het één dezer Aartsbisfchoppen, die als zijn gevoelen verklaarde : „ Het zou voor de Kerk van God en het ganfche Christelijk Geloof ongemeen nuttig zijn, indien de Paus , of naar ftrengheid van regt, of uit de volheid zijner magt, deze zeer kwalijk beruchts Orde, die, om zoo te zeggen, den Christelijker naam bij de ongeloovigen Hinkende gemaakt, er menige geloovigen in de vastigheid des geloofs hae doen wankelen, zonder vertoef, met verwerping var alle nietswaardige en lasterende aantijgingen van ge weigerde verdediging, ambtshalve voldrekt vernietigde, en derzelver goederen aan de befchikking vat den Apostolifchen Stoel overliet." In de daad vernietigde de Paus ook in Maart 131! in een geheim Confidorie de Orde der Tempelheeren alhoewel meer uit voorzigtigheid, dan door eene ei genlijke veroordeeling, (per provifionis potius quan condemnationis viam,) geheellijk , behoudende voo zich en de Kerk voor, de bepaling, hoe 'er me derzelver perfonen en goederen gehandeld zou wor deri. Daar op volgde, in April van dat jaar, d tweede zitting van het Concilie, in welke de ver nietiging der Orde, in tegenwoordigheid des Ko nings, wien deze zaak zeer aan het hart lag, vai zijnen Broeder en zijne drie Zonen, openlijk bekent werd gemaakt. Over de goederen der Orde wert nu befchikt, en dezelve grootendeels aan de St.Jan. Ridders toegewezen. Ten aanzien der perfonen de XVIII. Deel. O Tem V BOEK VI Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517- t 1 De Paria vernietigt ' de Orde. I r 1 i l  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517. aio KERKELIJKE Tempeliers werd bepaald: Eenige weinigen bij name uitgezonderd, over welke de Paus het oordeel voor zich behield, werden al de overigen aan de bijzondere Provinciale Sijnoden overgelaten. Deze zouden aan de genen, die wegens hunne dwalingen wettelijke vrijfpraak ontvangen hadden, van de goederen der Orde een behoorlijk onderhoud toewijzen. Tegen zulken , die hunne dwalingen bekend hadden, zou naar hunnen ftaat en den aard hunner bekentenis, de gedrengheid der geregtigheid door veel medelijden verzacht worden. Maar onboetvaardigen, en die in hunne dwalingen terugvielen , zou de Kerkelijke regtvaardigheid en ftraffen treffen enz. Hoe echt deze berigten ook zijn, kan men 'er zich niet geheel op verlaten , dewijl zij deze zaak alleen van de zijde, die de magt in handen had en befliste, voordragen. De handelingen dezer Kerkvergadering zijn nooit volledig gedrukt, maar zullen zich nog in de gewezene Fatikaanfche Bibliotheek bevinden ; misfchien zou men daar uit te weten kunnen komen, waarom de Paus de Orde alleen uit voorzigtigheid of voorziening , en niet naar ftrengheid van regten, vernietigde. De vergadering nam een einde met de derde zitting, den 6den Mei 131a, nadat 'er nog gefprcken was van eene Hervorming der Kerk, om welke men den Paus verzocht, ook werden tot eene Kruisvaart naar Syrië op het Concilie de tienden van de Kerkelijke goederen voor zes jaren toegedaan. Wat 'er tegen zekere Ketters en omtrent de Sacramentsdag bepaald is jeworden, za) in het vervolg moeten voorkomen. Van  GESCHIEDENIS. 211 Van tijd tot tijd werden de befluiten nopens de Tempelieren ten uitvoer gebragt. In het jaar 1312, of in het volgende, fielden drie Kardinalen te Parys, na geraadpleegd te hebben met den Aartsbis- ' fchop van Sens, en eenige andere Prelaten en Doctoren in de Regten, den Grootmeester jakob van molay; guy, Broeder van den Daufin van Vienne, en Comthur van Normandië; hugo van peraldo, Groot - Vifitator van Frankryk, en nog een' vierden, Grootprior van Aquitanië, op een fchavot in den ingang der Hoofdkerk, en fpraken over hen, dewijl zij de ingebragte befchuldigingen openlijk beleden hadden, het vonnis uit, dat zij voor al hun leven in eene gevangenis zouden opgelloten worden. Doch heel onverwachts wederfpraken op ééns de Grootmeester en de Comthur van Normandië den Kardinaal, die gefproken had, en herriepen tot algemeene verbazing hunne bekentenis. De Kardinalen gaven deze twee dus in bewaring over aan den crimineelen Rigter van Parys, ten einde een nieuw befluit omtrent hen te kunnen nemen. Maar zoodra de Koning van dit geval hoorde, raadpleegde hij met zijne Hovelingen , zonder medekennis der Geestelijkheid, en liet hen beiden op een klein eilandje der Seine verbranden. Zij bleven tot hun einde bij de ontkenning, en leden den dood met zoo veel ftandvastigheid , dat al de aanfchouwerS zich ten fterkfte verwonderden (*). ,, Terwijl zij door een langzaam vuur verteerd werden, zegt villa- (*) Continuat. Chron. Nangii pag. 92. O 2 V BOEK VI hoofdft. ia C. G. faario73. ot 1517. DeGroot- neester [AKOB van MOLAYWOrdt Dp la-t van Koning filips verbrand.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 Uiteinde van deOi de der Tempelieren. 21a KERKELIJKE lani (*),, beweerden zij fteeds de regtzinnigheid err onfchuld van hunne Orde, en bevalen zich aan God en de Heilige Maagd aan. In den nacht, welke op hunnen marteldood volgde, werden hunne beenderen, als Heilige Reliquien, verzameld en op heilige plaatfen gebragt." Naderhand heeft men verteld , dat de Grootmeester in zijne laatfte oogenblikken nog overluid geroepen zal hebben: klemens, onregtvaardig Rigter, en wreede Beul! ik dage u, om binnen veertig dagen voor den Rigterftoel des hoogIten Rigters te verfchijnen! Men voegde 'er bij , dat hij den Koning op dezelfde wijze gedaagd had, om binnen een jaar rekenfchap te geven. Zeker is het, dat deze beide Vorsten wezenlijk op den gemelden tijd geftorven zijn; en misfchien is deze vertelling daar uit ontdaan, ten minden het was de Paus niet, die hem heeft laten verbranden. Nu nam de Orde der Tempelieren in alle Chris- tenlanden fpoedig een einde, doch onder verfchillende omftandigheden. In Duitschland werden zij meestal verfchoor.end behandeld. De Aartsbisfchop pieter. van Mentz was hun fteeds genegen, en bleef nog al verandering in de gevoelens van den Paus verwachten, waarom hij niet dan tragelijk daar toe kwam, om hunne goederen aan de Hospitaliers over te leveren. De Markgraaf van Brandenburg vergunde eerst in het jaar 1318 het overgeven van hunne goederen aan de Hospitaliers. Zelfs begaven zich vele Tempeliers in deze Orde. Te Corlitz, het- (*) Eist. Fiorent. L. VIII. C. 92.  GESCHIEDENIS. 213 hetwelk met de Lausnitz aan het Huis van Brandenburg behoorde, hielden zij eerst in het jaar 1319 op , wanneer hun Tempelhof aldaar in Burgergebouwen veranderd werd, waar van nog fporen overig zijn. In Bohemen bezaten zij dertien vaste plaatfen, en in Praag een Hof, met name Jeruzalem, hetwelk thans St. Laurens genoemd wordt. Zoodra zij hun beflisfend lot vernamen, leiden zij hunne Ordenskleederen af, en gaven hunne Sloten aan den Koning jan over, waar door zij hun leven behielden; uitgezonderd weinigen te Praag, die hunne woningen niet willende verlaten, vermoord werden. In Hildeshetm werden zij verjaagd of doodgeflagen; men doopte hunne woningen, behalve hunnen Tempel, die nog onder den naam van St. Joris aan de Euangelisch - Lutherfchen behoort. In Arragon zou de Orde bijna geheel gered geweest z'tjn. Hier werd in het jaar 1312 te Tarra, gona, door den Aartsbisfchop willem van Roccaberti, eene Kerkvergadering gehouden, om de zaak der Tempelieren naauwkeurig te onderzoeken. Zij werden op dezelve befcheiden, en alle klagten tegen hen overwogen. Het befluit was, dat deze Kerkvergadering de uitfpraak deed., dat, dewijl zij aan geene misdaad of Ketterij fchuldig waren bevonden, niemand bedaan zou, kwaad van hen te fpreken, Evenwel, naardien het harde vonnis van den Paus nu eens vooral plaats had, bleef de vergadering eene poos twijfelachtig , wat zij ten aanzien der Ord< beduiten zou. Eindelijk werd vastgedeld, dat d< Tempeliers in de Bisdommen, waar zij goederen be O 3 za V BOEK VI Hoofdft. na C. G ]aano73tot 1517.  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73tot 1517. Aanmerkingenover de waarheid 214 KERKELIJKE zaten, woning en onderhoud uit dezelve zouden ontvangen; maar voor het overige aan de Bisfchoppen onderworpen zouden zijn, en een onberispelijk leven leiden, tot 'er eene nadere beflisfing van den Paus over hen zou volgen. Welk befluit ook uitgevoerd werd. Maar deze zaak kreeg vijf jaren daarna eene nieuwe wending, toen de Paus, op verzoek van jakob II, Koning van Arragon, toedond, dat de goederen der Orde zouden bedeed worden tot het oprigten eener nieuwe Orde, welke onder den naam van Monteza tot dand kwamen. Even dus werd in Portugal van de gemelde goederen, met bewilliging van den Paus, door den Koning dionysitjs , de Christus -Orde gedicht, waar van zoo aandonds nog iet volgen zal. — In Kastilië integendeel kreunde ferdinand IV zidi niet aan het Pausfelijk bevel, om de goederen aan de Hospitaal-Ridders in te ruimen, maar vereenigde ze met zijne overige bezittingen, eduard II van Engeland nam dit bevel ftipter in acht, doch onder betuiging in het jaar 1312, dat door het overdragen van deze goederen aan de Ridders van St, Jan geen nadeel mogt gedaan worden aan de regten van zijne kroon, noch aan zijne onderdanen. De nog overige Tempeliers in zijn Rijk wilden voor een gedeelte trouwen, maar de Bisfchoppen donden dit niet toe, omdat zij geloofden, dat hunne gelofte nog deeds van kracht bleef. Na deze eenvoudige opgave der berigten aangaande deze zaak, blijft het nog moeijelijk te beoordeelen, wat 'er zij van de waarheid der befchuldigin- gen,  GESCHIEDENIS. 215 gen, welke tegen de Tempeliers zijn ingebragt, te moeijelijker, omdat de gelijktijdige Schrijvers zelve zoo zeer daaromtrent verfchilien. villani merkt aan, en hij zelve helt tot die zijde over, dat velen zeiden, dat de Tempeliers met onregt onderdrukt waren , en alleen, opdat men zich van hunne goederen meester mogt maken. Nog bepankler fchreef omtrent het midden der XlVde eeuw boccatius (*). filips de Schoone had zoo wel de Joden uit zijn Rijk verdreven, als de Tempelheeren van affchuwelijke misdaden befchuldigd, om dezelfde reden, namelijk om een voorwendfel voor zijne geldgierigheid te hebben, die hij met hunne rijkdommen bevredigde. In de volgende eeuw meldt ons de vermaarde Heilige en Aartsbisfchop van Florence, antoninus (f), dat men algemeen dacht, dat de befchul digingen tegen de Tempelieren alleen daarom uitgedacht waren, opdat men hunne goederen zou kunnen plunderen, hetwelk ook gefchied was. Met veel gematigdheid laat zich de Abt trittenheim hier over uit: De Tempel - Orde, fchrijft hij, was de rijkfte van alle Ordens, en hare groote rijkdommen zullen ook de oorzaak van haren ondergang geweest zijn. De gelijktijdige Monnik hugbert berigt, dat, toen hun Grootmeester, met 60 andere Ridders, te Parys gevangen waren, de overigen, uil (*) De Cafibus Viror. Illnftr. in bulaei Hist. Univerfit. Paris. T. IV. p. 110. (f) /lp. raynald. ad a. 1307. n. 12. p. i3. (£) Chron. Hirfaug ad a. 1307. 04 V boek VI Hoofdft. na C. G. }aario73. tot 1517. der befchuldigingentegen de Tempeliers.  V boek vi Hoofdft. na C. G, Jaario73. tot 1517. 1 41$ K E R K E L IJ K E uit bekommering van een treurig lot, en om aan hunne vijanden den gezochten buit te onttrekken, al het onmetelijke goud en zilver der Orde in Kloosters , Sloten, bosfchen en velden, maar inzonderheid , gelijk men naderhand door de pijnbank ontwaar is geworden, in oude putten en bronnen zeer geheim verborgen hebben; waar van naderhand veel ontdekt is geworden. Vervolgens begint trittenheim het verhaal van hunnen ramp met de betuiging , dat hij geenszins voornemens was , daar door den Heiligen Roomfchen Stoel of den Paus te beleedigen, wanneer hij aantoont, dat dit met toeftemming van Paus klemens is uitgewerkt. Hij neemt, vervolgt hij, zijne Gefchiedenis flechts getrouw uit oudere vooi gangeren , en laat aan het Goddelijk oordeel de uitlpraak over, of de Tempelheeren met regt of onregt zijn veroordeeld geworden. Daar op brengt hij het boven aangehaalde berigt bij van den voormaligen Prior der Orde, en zijnen medegevangenen noffodei, die beiden van hunnen Grootmeester in de gevangenis geworpen waren; beide vol van eenen boozen geest, om zich de vrijheid te bezorgen, verfchrikkelijke misdaden tegen de Orde, valfchelijk, gelijk velen meenden, verdicht hadden; omdat zij wisten, hoe rijk dezelve was , en hoe geldgierig Koning filips, die daarom ligt aangefpoord zou kunnen worden, om haar te vervolgen. Onder de tien befchuldigingen tegen de Orde, welke zij aan den Koning zouden medegedeeld hebben, Haan ook deze, dat al de 7'empelïeeren met de dwalingen der Fratricellen befmet waren ;  GESCHIEDENIS. a>7 ren; dat zij den Paus, het gezag der Kerk en de Sacramenten verachtten , met Kerkelijke boeten en de Sacramenten fpotten; en ook de Novitien, die de Orde weder verlaten wilden, heimelijk ombragten. De Schrijver voegt 'er bij, dat de Koning van deze opening te fpoediger gebruik maakte, hoe meer bij buitendien der Orde ongenegen was, dewijl dezelve zoo vele goederen in zijn Rijk bezat, en geweigerd had, hem de tienden te betalen, welke de Paus hem voor vijf jaren toegedaan had. Ook had hij de toedemming van den Paus tot het gevangennemen der Ridderen afgeperst, en' hen op het wreedIle laten pijnigen, om hun eene belijdenis af te dwingen , zoo als hij wenschte; maar zij hadden onder al de folteringen hunne onfchuld betuigd , en waren gedeeltelijk onder dezelve omgekomen. Wel hadden de Grootmeester en eenigen der voornaamden, toen zij voor den Paus gebragt waren , door de goede beloften van dezen, van den Koning en andere Grooten bewogen, ten einde hun leven te redden, en dewijl hun vergiffenis beloofd was, indien zij de befchuldigingen wilden bekennen, zulks werkelijk gedaan. Maar toen zij evenwel in de gevangenis teruggevoerd , en te Parys openlijk als boetelingen ten toon gedeld waren, had dz Groormeester zijne bekentenis herroepen, en zich des doods waardig verklaard , omdat hij die zoo ligtvaardig afgelegd had. De Koning had ook de goederen der Orde in Frankryk alle aan zich getrokken; andere Vorsten hadden in hunne landen insgelijks gedaan , behalve eenigen, die dezelve aan de Geestelijken of aan de armen geO 5 fchon- V BOEK VI rloofdrt. ia C. G. [aan 073, tot 1517.  V boek VI Hoofdft. na C. G, Jaano.73. tot 1517. 1 v ] ] i t i i ] 1 1 I t 1 c li i £ c 918 KERKELIJKE fchonken hadden. - Aan den anderen kant hebben de Franfche Schrijvers der XIV en XVde eeuw, ook andere voorname Schrijvers, zoo als platina , volaterp.anus , blondus , albert kranz m meer andere, het geheel niet in twijfel getrokken , lat het een verdiend lot geweest is, hetwelk de lempeliers getroffen heeft. Ondertusfchen waren 'er geene echte (hikken of ïandelingen bij eenigen Schrijver aangehaald, welke ■chter alleen de zaak beflisfen konden, pieter du >üy, (of puteanus,) was de eerfte, die dit met bemlp der Koninklijke Franfche Archiven gedaan heeft, n zijn Boek : Histoire de la Comdemnation des Vemplicrs, hetwelk kort voor zijnen dood te Parys n 1Ö50 in 4to gedrukt is, bragt hij verfcheidene uitrekfels en zelfs geheele Hukken van Gerigtshandelin;en met de Tempeliers bij, welke veel licht geven, choon hij anders zijn werk over het geheel zoo leeft ingerigt, dat niet duister blijkt, dat zijn oognerk geweest is, om filips den Schoonen te verdeügen. Doch na de laatfte jaren der XVIIde eeuw begonen verfcheidene Schrijvers, inzonderheid Proteftanen, te beweeren, dat de Tempeliers onregtvaardig ehandeld zijn geworden , of ten minfte, dat men :r geen beflisfend vonnis over ftrijken kan. Zoo ordeelde nicol. gurtler , een Hervormd Godge:erde, in zijne Hiftoria Templariorum , Amfterdam 691 in Octavo, en herdrukt en vermeerderd 1703, at het wel moeijelijk is, vooraf tegen deze Orde ordeel te vellen; maar dat zich allezins ter verminde-  GESCHIEDENIS. 219 dering der tegen haar ingebragte befchuldigingen. en voornamelijk van de algemeenheid derzelve, veel met waarheid gezegd kan worden. — chr. thomasius zocht in eene Verhandeling: de Templariorum Equitum Ordine Sublato, Halae 5705 in Ato. opzettelijk te bewijzen, dat de veroordeeling van de Orde der Tempelieren volftrekt onregtvaardig is geweest. Hij beriep zich hoofdzakelijk daar op, dat in zoo ongeloofelijke befchuldigingen, als tegen hen werden ingebragt, zelfs vrijwillige bekentenïsfen geene bewijskracht hebben, maar dat velen door de pijnbank tot deze bekentenisfen gebragt zijn; dat zij dezelve naderhand herroepen , en tot hunnen dood toe alles ontkend hebben; eindelijk, dat velen van hen nooit iets bekend hebben. — Met veel rijker hulpmiddeler voorzien, fchreef karel gottlob anton in hei jaar 1779 eene Proeve der Gefchiedenis van de Ordt der Tempelieren, bij welker tweede uitgave in 1781 in 8vo. hij zich als Schrijver genoemd heeft. Dez< vindt de Tempeliers volftrekt onfchuldig, doch gaa zekerlijk te ver, wanneer hij beweert, dat hunm ftrenge levenswijze hunnen val bevorderd hebbe. — Dit gaf aanleiding aan fr. nicolai, om zijne Proe ve over de befchuldigingen, welke tegen de Orde dei Tempelieren ingcbragt zijn, en over het geheim vai deze Orde, Berlin 1782in 8vo, uit te geven, waar bi nog in hetzelfde jaar een tweede Deel gekomen is. Dezi Schrijver poog le aan te toonen, dat de gemelde be fchuldigingen geenszins zoo ongeloofelijk zijn, al: men gemeenlijk onderfteld heeft; maar dat de gees der toenmalige tijden ze veel meer waarfchijnlijl maakt V BOER VI Hoot'dft. na C. (ï. [aario73. cot 1517. i : }  V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 220 KERKELIJKE maakt; en dat zij bij velen der befchuldigden door hunne bekentenis en door andere getuigenisfen tot zekerheid gebragt zijn. Ook geloofde hij in de Orde verfcheidene graden ontdekt te hebben; hij verklaarde het beruchte Afgodsbeeld , Baffometus, door Wijsheidsdoep; en vond in hetzelve het Kabbalistisch-Sijmboüsch Beeld des Scheppenden Gods; gelijk hij ook daar door tot fporen van Gnostieke gevoelens onder de Tempeliers geleid werd. — De rleer anton heeft daartegen in zijn onderzoek over 'iet geheim en de gebruiken der Tempelieren, Des/au [782 in 8vo. eenige aanmerkingen voorgedragen , Joor welke over het wezenlijke der vraag veel licht rerfpreid wordt. Eindelijk hebben twee Duitfche Geleerden gewig:ige ontdekkingen gedaan van echte en ooifpronkelijke Hukken, moldenhauer , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Koppenhagen, vond in de Abdij :e St. Germain des Pres juist het handfchrift der dkten tegen de Orde, waar uit du poï een uittrekèl medegedeeld had, volledig, op 120 bladen in Folio, in het Latijn, maar op vele plaatfen in de Dudfranfche, Limoftjnfche , en Katalonifche taal ;efchreven. Dit gaf hij vertaald te Hamburg 1792 n 8vo. in het licht, onder den titel: Proces tegen le Orde der Tempelieren, uit de origineele Akten -Ier Pausfelijke Gommisfie in Frankryk. Het lezen lezer oorkonde geeft voor eiken nadenkenden Lezer /oldoening genoeg , om den loop van dit Proces net zekerheid te beoordeelen, „ hetwelk, gelijk de rieer moldenhauer met regt zegt, door de zwart- fte,  GESCHIEDENIS. aai fte, met ongehoorde arglistigheid gepaarde, vernietiging, geheel van zijne voorgewende bedemming afdwaalt." Het is uit hetzelve zoo oogenfchijnlijk klaar, als men verlangen kan, dat filips de Schootje , vol vijandelijke gezindheden jegens de Orde , derzelver veroordeeling en vernietiging reeds vooraf befloten had, eer 'er nog eenig onderzoek omtrent dezelve gefchied was; dat men de Ordensbroeders gedwongen had, om van hunne verdediging af te zien, en daartegen velen door de pijnbank bekentenisfen 'afgeperst heeft, zoo als men ze verlangde en voorfchreef; dat de Paus alleenlijk lieverlede, en uit vrees voor den heel driftigen Vorst, bewilligd heeft, om de uitvoering van zijn ontwerp te bevorderen; a-"- 'er geheel geene Ketterij in de Orde gevonden is; dat wel bij het aannemen van nieuwe leden fomtijds onzedige tooneelen, ook wel eene afgedwongene verloochening van den Verlosfer, zijn voorgevallen; maar dat dit voldrekt geene algemeene gewoonte der Orde geweest is. Onder veel andere dingen leert men 'er ook uit', dat de geduchte Kop, baffometus genoemd, niets anders geweest is, dan eene Reliquie, die in eene Vaas op het Outer der Kapel, in welke het Kapittel gehouden werd, bewaard werd. Met dit echte duk daat een ander in verband, hetwelk de Heer munter , insgelijks Hoogleeraar der Godgeleerdheid te Koppenhagen, in een Handfchrift der Bibliotheek Corfini te Rome ontdekt heeft, hetwelk in het Fransch in de tweede helft der XHde eeuw opgedeld is. Het is het Boek der Statuten van de Orde der Tempelieren, waar van munter eene V BOEK VI hoofdft. ïaC. G [aar 107 3 :ot 1517  222 KERKELIJKE V boek VI Hoofdft. ns C G. Jaar 1073. tor j s17 eene Hoogduitfche Vertaling gegeven heeft met ophelderende aanmerkingen te Berlin 179/^ in 8vo Ook deze kon zonder bedenken in de Voorrede fchrijven: ,, Het is thans volkomen uitgemaakt, dat al de be„ li-huldigingen, op welke de affchaffing dezer Orde, „ die met geheel andere oogmerken voltrokken werd, „ naar den fchijn gegrond was, door onkunde en „ zwarte noosheid voortgebragt zijn, dat de geheele ,, inrigting der Tempelieren, naar den geest hunner „ eeuw beoordeeld, onfchuldig en onberispelijk was; ,, en dat zij alleen gevallen zijn, omdat een hebzuch„ tig en trouweloos Koning zich niet ontzag, alle „ middelen ter hand te nemen, welke gewetenloos,, luid en dwingelandij hem aanboden, om zijne , onverzadeliike gierigheid en bloeddorftige wraak,, zucht te bevredigen." Ook geeft de Gefchiedenis nderdaad getuigenis, dat filips , behalve de fchat:en, welke hij terftond van eerlten af, bij het algeneen gevangennemen der Tempelieren, naar zich rok, nog ongevaar twee derde van hunne roerende goederen zich toegeëigend heeft; dat de Tlospitaliers )f St. "Jans Ridders hem, om een gedeelte derzelve e bekomen, 200 000 Livres, eene verbazende fom n dien tijd, voor de Proceskosten moesten betalen; lat desniettemin de Hovelingen hun veel daar van ontnomen hebben, zoodat zij door het handhaven van hun regt, uit hoofde van de zware onkosten, irm zijn geworden, dat de Paus aan den Koning ieswegens wel voorftcllen gedaan, maar van hem en antwoord gekregen heeft, dat de Paus zijne beofte , om de Hospitaal - Orde te hervormen, nog niet  GESCHIEDENIS. 223 niet vervuld had, eindelijk dat deze Orde aan volgende Koningen ook nog andere bewilligingen voor de aan haar overgelatene goederen heeft moeten toenaam In plaats van de vernietigde Orde der Tempelieren , ontftonden in Spanje en Portugal nieuwe Ridderordens. Voor deze beide Rijken fcheen de behoefte van zulke krijgsgenootfchappen grooter dan elders te zijn, uit hoofde van de nabuurfchap der Arabieren, en de aanhoudende oorlogen der Christenen met dezelve. Ook waren reeds in vroeger jaren dergelijke Ridderordens aldaar opgerigt. Van San Jago, (of den Heil. tacobus,) de ComposteU la , Calatrava en Alcantara , in de Koningrijken Kastilien en Leon, beroemd door hunne dapperheid tegen de Mooren, en daar voor met zeer rijke inkomften beloond. Thans kwam 'er de Orde bij van onze Lieve Vrouw van Monteza, gedicht door jakob II, Koning van Arragon, in de ftad van denzelfden naam, in het Koningrijk Valencia, in 1307. jan XXII ftond toe, dat de goederen der Tempelheeren aldaar tot dezelve befteed werden; gelijk in het algemeen de Pausfelijke bekrachtiging tot alle deze Ordens vereischt werd. Even dus ftichtte in 1319 de Koning dionysius van Portugal, alwaar de Ridderorde van Avis reeds beftond, en waar zich ook de Orde van San Jago had uitgebreid, uit de meermaals gemelde goederen, de Christus-Orde, die aanzienlijker en rijker is dan de overigen. Aan de Christus-Orde gelijk aan de Ridders van Avis is ook door alexander. VI ontflag verleend van de gelofte van kuischheid, en de vrijheid gegeven, om te trouwen. ZE- V BOEK VI Hoofdft. na C. G. Jaario73. cot 1517. Nieuwe Ridderordens in Spanje en Portugal.  224 KERKELIJKE V BOEK vii Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Gebruik van de H. Schrift. Aanprijzing der- ZEVENDE HOOFDSTUK. Algemeene Gefchiedenis van den Godsdienst. Nieuwe plegtigheden. Heiligen. Reliquien. enz. W^ie tot dus ver de Kerkelijke Gefchiedenis van dit Tijdvak met oplettendheid heeft gelezen, zal gezien hebben, hoe de bron, uit welke de Godsdienst en deszelfs leerftukken door de Christenen werden afgeleid, inderdaad voortvloeide van onder den troon der Roomfche Kerkhoofden. Hoe zeer men den fchijn maakte, van de Heilige Schrift, de Overleveringen, en thans zelfs de Wijsbegeerte, maar ook nieuwe Openbaringen te erkennen, als de bronnen en gronden van het Geloof aan de leerftukken van den Godsdienst, was zulks inderdaad enkel goochelfpel, dewijl reeds eeuwen lang omtrent de H Schrift was voorgefchreven, hoe men dezelve verklaren en uitleggen moest. De Overleveringen moesten door het Opperhoofd der Kerk ten aanzien van derzelver echtheid en noodzakelijkheid beoordeeld worden; de Wijsbegeerte had reeds lang geleerd, het gezag der Kerk te eerbiedigen en naar de oogen te zien; en zelfs de nieuwe Openbaringen, op welke fommige Heiligen van dezen tijd roemden, moesten zich insgelijks aan het oordeel der Roomfche Bisfchoppen onderwerpen. Het is waar, de Heilige Schrift werd nadrukkelijk aangeprezen en veelvuldig gebruikt en aangehaald, dooi  GESCHIEDENIS. 22$ door de Mystieken van dezen tijd. De H. bernhard, de voornaamde onder hen, was een groot Vereerer der Heilige Schrift, zonder welke hij zeldzaam predikte en fchreef, maar dit alles was voor ieder, behalve de Geestelijkheid, verloren , alzoo hij de Latijnfche taal gebruikte. Maar ook voor de Geestelijkheid konden de loffpraken door dezen Heiligen aan de Heilige Schrift gegeven, weinig baten; alzoo hij het regt van derzelver uitleggingen aan de Kerk, dat is, aan de Kerkvaderen, Kerkvergaderingen en aan de Paufen in der tijd toekent. In eene Kerkrede over Exod. XVI. 7. (*) zegt hij: ,, Deze woorden zijn wel in de Schrift voor derzelver plaats en tijd gefield; maar de Moeder, de Kerk, heeft ze niet onvoegelljk op den dag vóór de geboorte des Heeren toegepast; die Kerk, zeg ik, welke den raad en geest van haren Bruidegom en God bij zich heeft, wier beminde tusfchen hare borsten verblijft; terwijl hij voornamelijk de woning van haar hart zelve bezit en voor zich behoudt. Zij is.het namelijk, die zijn hart wondt, en het oog harer befchouwing zelfs in den afgrond der verborgenheid Gods heeft ingedoopt; zoodat voor hem in haar hart en voor haar in het zijne een eeuwigdurende gedachte, nis overblijft. Wanneer zij derhalve in de Heilige Schrift eenige woorden verandert of verwisfeit t (alterat vel alternat,) dan is deze zamenftelling fterker , dan de eerde plaatfing der woorden , en mis- (*) Sermo III. in Ftgilia Nativitatis Domini Vol. II. Opp.png. 45. XVIII. Deel. P V BOES VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. zelve door den H. 1SERNHARDUS.  220- KERKELIJKE V misfchien zoo veel te fterker, hoe grooter het ofaBVii derfcheid tusfchen beeld en waarheid, licht en fcha:Hoofdft. duw, vrouw en dienstmaagd is." Het zal daarom niet na C. G. noodig zijn, meer plaatfen aan te halen, uit Schrijvers toTisi 7 van ('ezen m we^en zij den Bijbel aanprijzen - als noodzakelijk te kennen, zoo dat,met de Heilige Schrift onbekend te zijn, even hetzelfde zij, als christus niet te kennen, dat men zonder haar van eiken wind van' leering rondgedreven wordt enz., want het geen hier uit nadrukkelijk had moeten volgen, de menfchen op te fporen, om den Bijbel vlijtig te lezen, verzuimden zij. Zij lazen hem voor de Leeken in de Latijnfche Vertaling, en de Kerk had hem voor hen gelezen. Het ver- Veel meer droegen de Paufen en Kerkvergaderintalen en _en zorg fat n;et net iezen van jen Bijbel voor lCZCIl V3H ■ denBijbel de Leeken gemakkelijker mogt gemaakt worden door verboden Vertalingen in de taal der bijzondere landen. De Kerkvergadering in het jaar 1129 te Touloufe gehouden, verbood (*) , dat de Leeken het Oude of Nieuwe Testament zouden hebben, ten ware zij uit bijzondere godsvrucht een Pfalmboek of een uittrekfel van den openbaren Kerkedienst, ( breviarium pro divinis officiis,') of de gebeden en gezangen aan de Heilige Maagd , ( horas B. Maria,) wilden bezitten; doch tevens verbood zij ten feherpfte, dat zelfs deze Boeken aan niemand, in de moedertaal overgezet, veroorloofd zouden wezen. Nog merkwaardiger zijn hier twee Brieven van Paus (*j) harduin T. VI. P. II. pag. 1152. Can. 12.  GESCHIEDENIS. 227 Paus innocentius III, in het jaar 1199, wegens dit onderwerp naar Metz gezonden (*). In de eerfte, gefchreven aan al de inwoners der gemelde ftad en het daar toe behoorende Kerspel, zegt hij: dat hij van den Bisfchop verftaan had, dat onder hen vele Leeken en vrouwen, uit fterke begeerte naar de Heilige Schrift, zich de Euangelien, de Brieven van paulus, de Pfalmen, de Zedeleere van hiob, (dit. is de zoogenoemde Uitlegging van gregorius den Grooten over dit Boek,) en meer andere in het Fransch hadden laten overzetten, en zich onderftonden , in hunne geheime vergadering volgens deze Overzettingen te leeren; en ook ftout genoeg waren, om aan hunne Pfarheeren, die hen deswegens beltraften, te antwoorden, dat hun uit de Schrif bekend was, dat hun dit niet verboden mogt worden. Sommigen, zoo vervolgt de Paus, verachttei ook de eenvoudigheid van hunne Priesters, en mor den heimelijk, wanneer dezen hun het woord de: heils voordroegen, dat zij hetzelve beter in hunni boeken hadden, en het ook verftandiger konden uit drukken. Vervolgens onderneemt de Paus hun t< bewijzen , hoe verkeerd hun gedrag was. Hunn geheime fluipvergaderingen ftreden tegen den wil vai God, die bevolen had, dat het Euangelie openlijl zou gepredikt worden, maar zulke werken der duis ternis waren aan de Ketters eigen. *Ook mogten d< verborgenheden des geloofs niet aan allen zonde onderfcheid, maar alleen aan zulken bekend gemaak wof (*) Innocent. III. Epistt. L. II. Epist. 14.1, 14^. P 2 V BOEK vil Hoofdft. na C. G. ]aarlo73« tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 1517. 1 223 KERKELIJKE worden , die ze met een geloovig verfknd vatten konden , dewijl de Heilige Schrift zulke diepteil heeft, dat de geleerde en verftandige mannen naauwelijks in ftaat zijn, om in dezelve in te dringen. Daarom was oudtijds bevolen, elk beest, dat op dén heiligen berg zou komen, te fteenigen , opdat geen eenvoudige en ongeleerde het wagen mogt, het verhevene der Schrift te beklimmen, of anderen daar Dmtrent te onderwijzen. Dit was een inbreuk in de regten van het Lcersarsambt; en indien iemand eene ïoogere roeping tot leeren wilde voorgeven, moest iij die door wonderwerken of getnigenisfen det khrift bewijzen. Het is waar, den Pricsteren was 3e wetenfchnp om te leeren zeer noodig; doch de :envoudig(len onder hen mogten zelfs van de Geeerden , (Scholasticis, ) niet gering geacht; maar lun ambt moest geëerd worden , nademaal zij in ;ene bijbelplaats , ( Diis non detrahes,) zelfs Goden genoemd worden. Hen te beftmTen komt den Bisfchop en niet het volk toe. Ook mogt niemand, zoodanige floutheid daar mede ontfchuldigen , dat zelfs de Ezelin den Profeet beftraft had, naardien daar alleen mede te kennen gegeven wordt, dat een ieder zijnen Broeder in bet verborgene moet vermanen, maar niet, dat men dit openlijk zijnen Vader en Priester zou mogen doen. Ten flotte vermaant de Pausfen beveelt hun, ter vergeving hunner zonden, hun gedrag te veranderen, en aan het Katholijk Geloof getrouw te blijven, dewijl hij hen anders tot gehoorzaamheid zou dwingen. Op denzelfden zin Lopt de aaaere Brief, die aan den Bisfchop  GESCHIEDENIS. 229 fchop van Mets gefchreven is. Dit waren zeker aanhangers der WaUenzen, die eenigen tijd te voren verfcheidene Boeken der Heil. Schrift in het Fransch hadden laten vertalen. Hoe het zij, als velen van 1 deze inwoners van Mets niet wilden gehoorzamen, j zond de Paus in het jaar 1200 eenige Abten derwaarts , die de affchriften dezer Overzetting verbrandden, en deze geheele partij uitroeiden. Voorts waren 'er vóór deze beide Franfche Vertalingen andere, zoo in de Xllde als tegen het einde der XUIde eeuw voorafgegaan, die voornamelijk in het verbasterd Latijn, den grond der Franfche taal, (en Roman, en Langue Romance,) waren opgedeld. Wij vinden (*) onder anderen gewag van eene Franfche Overzetting van het Hoogelied, welke aan de Cistercienfen zoo zeer mishaagde, dat zij op een algemeen Kapittel in het jaar 1200 geboden , dat dezelve in alle hunne Kloosters verbrand zou worden. In Italië zal de Dominikaner giacomo di viraggio, gemeenlijk jacobus de voragine geheten, die omtrent het jaar 1298 als Aartsbisfchop van Genua gedorven is, de eerde Overzetting van den Bijbel in de landstaal geleverd hebben, hoewel men 'er nooit een affchrift van gevonden heeft, waarom men aan dit berigt twijfelt (f). Waarfchijnlijk is het berigt van den Jefuiet mariana (§) geloofwaardiger, dat alfonsus, Koning van Kasti- lië, (*) Hist. Lifter, de France T. IX. p. 149. (|) FABRic. Bibl. Med. et inf. Latin. T. IV. p, 21, £§) De reb. Hispan. L. XIII. C. 7. P 3 V BOEK VII loofdft. laC. G. 'aario73. ot 1517- Vndere averzet:ingen.  v bomi , VII Hoofdft. na C. G Ja ar 1073. tot 1517. a3b KERKELIJKE liè', in de later tijden der Xlllde eeuw de Heilige Schrift in de gebruikelijke taal van zijn Rijk heeft laten overzetten. Omtrent het midden van die eeuw bragt rudolf van hohenembs, op begeerte van Keizer koenraad IV, het Oude Testament in Duitfche Verzen, die weleer in een Handfchrift van het Klooster St. Gallen bewaard zijn geworden (*). Doch het blijkt genoegzaam, dat doorgaans Geestelijken en Monniken voor hun vermaak, of op begeerte van eenige Grooten, Overzettingen of omfehrijvingen, woordelijk uit de oude Latijnfche Overzetting getrokken en vervaardigd hebben, welke weinig waarde hadden en onder de Handfchriften der Kloosters of andere verzamelingen begraven lagen, zoodat 'er de Leeken niets aan hadden. Een gefchrift van den beroemden Franchkaner bonaventura , Biblla Pauperum , is niet, zoo als men volgens den titel denken zou, een uittrekfel uit den Bijbel voor arme Leeken, maar eene aanwijzing voor Predikers , om hunne Toehoorders van den laagften (land, de noodigfte voorfchriften omtrent deugden en ondeugden en andere onderwerpen van het geloof der Kerk uit Bijbelfche perfonen en gefchiédenisfen te verklaren, alle in eene Alphabetifche orde vervat. Over het geheel blijkt uit hetzelve , dat bonaventura weinig geweten hebbe, hoe men de Bijbelfche Gefchiedenisfen op eene nuttige wijze behoore te gebruiken. In (*) usher. Hist. Dogmat, controverfa inter Orthodoxos et Pontificios de Scripturis et Sacris Vernaculis. pag. 152.  GESCHIEDENIS. 234 In de volgende XIII en XlVde eeuwen bleven deze zelfde begrippen lïand houden; even eens begonnen fommigen wel door te zien, dat het oorfpronkelijk Christendom niet wel zuiver kon afgeleid worden uit overlevering, Kerkvaders, befluiten der Conciliën, meeningen der Scholastieken, Decretalen der Paufen enz., maar dat men hetzelve van christus en zijne Apostelen leeren moest; maar even eens bleven zij voortgaan, de Schrift aan het gezag der Kerk te onderwerpen. pieter d'ailly fchijnt hier van iets gevoeld te hebben, toen hij tegen het begin der XVde eeuw zijne aanprijzing der Heilige Schrift opftelde, in den vorm eener Kerkrede, (Recommendatio facrae fcripturae; fuper hanc petram aedificabo Ecclefiam meam Matth. C. XVI. 18.) (*) HÜ zegt: de Kerk is op eene rots gebouwd. Maar wat deze rots is? is eene vraag, welke door de gevoelens der Heiliger zeer wijdloopig is geworden, augustinus verfhal daar door in eene plaats zijner fchriften petrus : maar op vele andere plaatfen verklaart hij dezen rotsfteen van christus , en deze verklaring is wel de beste, paulus zelve noemt christus den rotsfteen, 1 Cor. X. 4. en wie zou toch de vastigheic der Kerk gronden op de zwakheid van petrus ' Daar nu petrus gewankeld heeft en ook ziji plaatsvervanger niet vast gegrond is , waar over noj meer verfchillen ontdaan zijn: (cum jam discre pent de fummo Petri facerdotio Pontifices, et liti gem (*) In jo. gerson. Opp. T. I. Append. p. 603-610. P 4 V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 PIETER. d'ailly. [ l  132 KERKELIJKE V gent de fummo Pontificio facerdotes,) wie zou dan boek toch onderdaan te beweeren, dat iemand, wie ook , Hoofdft. mj rao§e n°g zoo zeer in heiligheid en waardigheid na c. G. fchitteren, hij mag een Priester, een Bisfchop, of tot"1517, petrus5 °f plaatsvervanger van petrus, of iemand 4 anders buiten christus zijn, de grond, het funda¬ ment der Christelijke Kerk zou zijn? De Apostel zegt ronduit het tegendeel: Niemand kan een ander fundament leggen, dan hetwelk gelegd is, na» melijk, christus jezus. Doch hoe het zij, wij kunnen, naar den Geestelijken zin, door dezen rotsdeen de Goddelijke Schrift en de Heilige leere van christus verdaan, welke van eene zoo derke en duurzame vastigheid is, dat de Kerk van christus met regt op dezelve gegrond is enz. joan ^ De waardige leerling van d'ailly, nog kundiger en vrijer onderzoeker dan zijn leermeester, joan gerson, fchreef insgelijks aan de Heilige Schrift het hoogde gezag in geloofszaken toe, en evenwel bepaalt hij dit weder naauwer van eenen anderen kant. „ Zij is, fchrijft hij in ééne zijner Verhandelingen (*), de regel des geloofs, tegen welke , wanneer zij regt verdaan wordt, geen gezag en geene menfchelijke rede toegelaten mag worden; noch eenige gewoonte, indelling of gebruik geldt, zoodra men bewijzen kan., dat z'tj met de Schrift drijdig is. Deze regel is een gemeene grond voor ons en de Ketters, welke wij zoeken te bedrijden." Maar ter- (*) Tractat. contra haereftn de communionc haicorttm fub utraque fpecie Opp. T. I. pag. 457.  GESCHIEDENIS. 233 terftond daar op beweert hij, dat de Schrift zich bij flot, ten aanzien van hare aanneming en zekere verklaring, in het gezag, de aanneming en goedkeuring der algemeene Kerk, bijzonder der allereerlte, ontbindt, welke haar en haar verftand onmiddelijk van christus, door openbaring van den Heil. Geest op het Pinklterfeest, en anders meermalen , ontvangen heeft. In een ander gefchrift (*) verzekert hij; de letterlijke zin der Schrift moet zoo beoordeeld worden, als de door den Geest ingegeveue en geleide Kerk dien bepaald heeft; maar niet naar ieders willekeur en verklaring. „ Deze woordelijke zin , voegt hij 'er bij, is eerst door christus en de Apostelen geopenbaard, en door wonderwerken opgehelderd; vervolgens door het bloed der Martelaren bevestigd; verders van de Leeraren door hunne bewijzen en gevolgtrekkingen tegen de Ketters ontvouwd; en daar op door de heilige Kerkvergaderingen bedisfend bepaald geworden. Eindelijk hebben Kerkelijke en Wereldlijke Rigters tegen die genen ItrafFen verordend, die ftout genoeg zijn, om zich aan deze bepaling niet te willen onderwerpen, dewijl 'er anders aan het kibbelen en twisten tegen de waarheid geen einde zou zijn." Zoo geloofden deze mannen, den Bijbel allen fchuldigen eerbied te bewijzen , terwijl zij tevens ieder wilden noodzaken , denzelvén niet anders te verklaren, dan zoo als dg Kerkvergaderingen, die het geloof hunner eeuw in den* (*) Propojitiones de fenfu litterali S, S. et de caufis firrantium ib pag. 3. P 5 V boek VII rloofdlr. na C G. }aano73» tot 1517-  «34 KERKELIJKE V denzelven inbragten, onveranderlijk hadden voorgebork fchreven. gerson had zich, gelijk wij hier voor Hoofdft Sez'en hebben, niet zeer gunftig uitgelaten over de na C. G gezigten en openbaringen der H. birgitta , maar Jaar 1073 bij eene andere gelegenheid moest hij, volgens het , heerfchend leerftelfel, des te meer toegeven. Dus zegt hij in eene zijner Predikatiën (*), dat de Heil. 'Geest fomtijds in later tijden aan de Kerk uitleggingen der Heilige Schrift openbaart, onder zoodanige leerftukken telt hij de leer: dat de Maagd maria. niet in de erfzonde ontvangen is, ook: dat zij met ziel en ligchaam in het Paradijs is. Op dezelfde wijze is na de invoering van het Feest der geboorte van den Heil. joannes , de geboorte van onze Lieve Vrouw, ( Dominae nostrae,) door de openbaring van eene eenige vrouw vastgefteld en meer foortgelijke. Voorts is, volgens gersons gevoelen, eene algemeene Kerkvergadering de laatfte beflisfende Rigter in alle geloofszaken, en aan dezelve is de Paus 'ondergefchikt. Sic. van Hoe zeer ook andere verftandige Leeraars van decusa's zen tijd de Heilige Schrift aan de willekeurige uitoverde* ^eS^wS ^er Kerk» °^ never van nare aanzienlijke letter der Godgeleerden onderworpen hebben, blijkt uit eene H.Schrift merKWaardige plaats van den Kardinaal nic. van cusa (f). ,, De geheele Katholijke Kerk kan,naar zijne verzekering, niet tot de letter der Schrift, maar wel (*) Sermo de Conceptione B. Mariae Virginis Opp. f. fti. p. in. p. 1330. (*) Ep. VII. ad Cler. et Litteratos Bohemiae p. 857»  GESCHIEDENIS. 235 wel tot haren geest verpligt worden; en wanneer de letter niet dienftig is tot ftichting en voor den geest, dan neemt zij aan , het geen meer daar toe dient. Dus dwalen die genen, die de Kerk met menfchelijke gronden uit de letter beltrijden willen. Want de Kerk is een tijd lang zonder letter geweest; christus heeft de Kerk zonder letter gedicht, dewijl hij niets gefchreven heeft. De Schrift volgt de Kerk, welke eer is dan de Schrift, en om welke de Schrift is, en niet omgekeerd." 'Op deze wijs kwam het geloof der Christenen altijd neder op het gezag der Bisfchoppen of eigenlijk van den Paus; evenwel begonnen 'er mannen op te ftaan , hoewel flechts enkelde , die op het fpooi kwamen der waarheid , en aantoonden , hoe vel< vreemde leeringen op deze wijze waren ingeflopen: doch hunne ftem werd niet gehoord, en zij zelve, deze beminnaars der waarheid en vrijheid, met ver kettering en vervolging beloond. De voornaamfh onder hen was wel joan wessel, hoewel hij ooi basilius genoemd wordt, misfehien uit vervorming van zijn' naam; ook heet hij naar zijn Vader en eer Dorp in Westfalen, waar misfehien zijne voorvader: geleefd hebben, hermans gesvort of gansfort Hij werd omtrent het jaar 1419 te Groningen ge boren , en genoot een' tijd lang onderwijs in he Klooster der Geestelijken des gemeenfchappelijket levens bij Zwol. Vervolgens ftudeerde hij te Keu Jen, waar hij een tegenzin kreeg in de Wijsgeer te der Scholastieken, en zich voornamelijk aan die yan plato overgaf, en ook andere oude Griek fck V BOEK VII Hoofdft. na C. G. jaar 1073. tot 1517. J01NWES- sELeen Hervormer uit de . Schrift. 1  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. 1 i ] < ^ 1 J i l i s ( 236 KERKELIJKE fche Wijsgeeren las. Eenige Griekfche Monniken zullen hem in hunne taal onderwezen hebben. Van waar hij kennis in het Hebreeuwsch gekregen hebbe, is onzeker, misfehien van eenige Joden. Hij reisde' vervolgens naar Heidelberg, om daar de Godgeleerdheid te onderwijzen , doch men liet hem dit niet toe, omdat hij geen Doctor was in deze wetenfehap, en de waardigheid van Doctor wilde men hem niet geven, omdat hij niet tot de Geestelijkheid behoorde. Hij keerde derhalve naar Keulen weder, kwam vervolgens te Leuven, en eindelijk te Parys, waar hij 16 jaren heeft doorgebragt, en de Wijsgerige partijen zocht te vereenigen, maar zelve een Nominalist werd. Men verhaalt, dat hij daar of te Bazel van nabij bekend is geworden met den Karhnaal franciscus de la rovere,en dat hij zich, oen deze in het jaar 1474 onder den naam van sixrus IV tot Paus verkoren was, te Rome bevonden leeft; de nieuwe Paus had hem vrijheid gegeven, >m eene gunst van hem te verzoeken, en wessel erzocht eeniglijk om een handfchrift van den Heireeuwfehen en Griekfchen Bijbel uit de Vatikaan'che Bibliotheek; en als de Paus hem uitlachte, omat hij niet om een Bisdom of eene rijke Prebende erzocht had, had wessel geantwoord: dat hij iets meer noodig had (*); fommigen echter twijgen aan de waarheid van dit verhaal. Toen wesels vriend, jan van wezel, van de Inquifiteurs ver- (*) ubbo emmius Effigies et Vitae Profesforum Acai. 'roningae et Omlandiae p. 18.  GESCHIEDENIS. *37 vervolgd werd, was wessel ook bekommerd, maar de ongemeene genegenheid der Bisfchoppen van Utrecht en Munfter jegens hem, fchijnen hem daartegen beveiligd te hebben. Hij overleed in het jaar 1489 (*> wessel werd wegens zijne groote en uitgebreide geleerdheid, gepaard met ongemeene godvruchtigheid, genoemd het licht der wereld, (lux mundi;~) maar zijne partijen, wier duisternis hij zocht te verdrijven, noemden hem leermeester van tegenfirijdigheden, (Magister Contradictionum.) De Akademifche Leeraars , en inzonderheid de Monniken , namen het euvel, dat hij den Heiligen thomas en andere helden der School, als ongeleerde lieden, verachtte, aiustoteles zonder verfchooning aantastte, en over het geheel van de geheele WljsgeerigGodgeleerde kraam van zijne eeuw, en zelfs van het Kerkelijk leerftelfel merkelijk afweek. Ook voorzeide hij aan eenen van zijne vrienden, dat de tijd naderde, dat al die bewonderde Schoolfche Leeraars op derzelver eigenlijke waarde zouden vernederd worden. En wijzen zijne fchriften genoeg uit, dat hij de kennis van den Godsdienst uit den Bijbel poogde af te leiden, zonder zich aan de toenmalige voorgangers te kreunen; bijzonder zijne verhandelingen: de dignitate et potestate ecclefiastica; de Sacramento Poenitentiae, et quae fint claves Ecclefiae; quae fit vera Communie- Sanctorum , de thefauro Ecclefiae &c. de Purgatorio, in zijne verzameling van (*) g. h. cötze Qomment. deJo.Wesfelo Lubecae 1719. V BOEK VII Hoofdft. ria C. G. faario73. :ot 1517.  y BOEK vn Hoofdft. na C. G. Jaar 1073 tot 1517. JAN VAN WESEL. a38 KERKELIJKE van Verhandelingen, gedrukt onder den titel: Farrago rerum theologicarum. jan van wesel, (gemeenlijk joannes de ve» salia genoemd,) een vriend van jan wessel , verdient naast dezen geplaatst te worden, omdat hij insgelijks den Godsdienst der Christenen alleen uit de Heilige Schrift afgeleid wilde hebben. Eigenlijk heette hij jan burchard; maar was te Wezel geboren. Hij onderwees een' tijd lang de Theologie op de Hooge School te Erfurt; waar hij in het jaar 1456 Doctor in deze wetenfchap geworden was ; en luther verzekert , dat hij uit deszelfs Boeken, met welke hij deze Univerfiteit beftuurd had, Magister is geworden. Naderhand werd hij Prediker te Worms; maar hier fcheen hij van de bevelen van den Paus, van het Vasten en van den Aflaat, dwalingen te leeren. De Thomisten hadden deze gevoelens uit zijne Predikatiën verzameld , en eenige aanhangers van den Pausfelijken Stoel bragten het zoo ver, dat hij in het jaar 1479 te Mentz ter onderzoek van zijne dwalingen verfchijnen moest, hebbende de Aartsbisfchop diether , uit vrees voor den Paus, aan de Univerfiteiten van Heidelherg en Keulen gefchreven , dat zij ten dien einde eenige Godgeleerden derwaarts zouden zenden. Ook kwamen 'er verfcheidenen, en onder dezen twee DomU nikanen en Inquifiteurs van Keulen. Volgens eene lijst van de leerftellingen, over welke men hem te regt ftelde, gevoegd achter de Chroniek van Auersberg, (Ckronicon Abbatis Urspergenfis,) zal jan van wezel aan de Prelaten het regt ontzegd hebben,  GESCHIEDENIS. 339 ben , om wetten te geven, dewijl christus den Apostelen enkel bevolen heeft, om het Euangelie te verkondigen. Ook geleerde en wijze Christenen zouden , naar zijne meening , niet geregtigd zijn, um de woorden van christus te verklaren , hetwelk christus alleen doen kan. De Aflaat was voldrekt niets bij hem; aan de Glosfe gaf hij geen geloof; even zoo min aan de fchriften der Doctoren , zelfs der Heiligen. Van de Kerkelijke geboden oordeelde hij, dat zij niet zoo Iterk verpligten, dat men zou zondigen met ze niet te houden. Hij ontkende, dat in de woorden: Uw Koningrijk kotne ! om het Hemelrijk gebeden wordt, dewijl dit niet tot ons komt. Hij erkende, dat zelden twee geleerden, zelfs in het geloof, met malkander eens zijn; niemand houdt het met mij, zegt hij, behalve het Euangelie , waar wij allen eens zijn. God heeft, naai zijn voorgeven, van Eeuwigheid een Boek gemaakt, in hetwelk hij alle zijne uitverkorenen heeft opgefchreven; niemand hunner wordt daar in uitgewischt. Dezen worden alleen door Gods genadt zalig; en al wilden alle Priesters hen verdoemen oi in den ban doen, zij worden evenwel zalig; zo< als die geen, wien God verdoemt, door alle Pries ters en door den Paus zeiven niet zalig kan wor den. Hij vreesde, dat de toenmalige Doctoren di Heilige Schrift verkeerd en Hecht verklaarden. Al leen eendragt en vrede, zegt hij, maar niet de Paui en de Geestelijkheid, konden iets tot zaligheid toe brengen. Wie de wereldlijke magt of overheid we derftaat, verzet zich tegen de ordening van God Al V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73« tot 1517. 1 f I  V BOEK Vil llbofdfh na C. G. Jaano73tot 1517. 240 KERKELIJKE Als petrus het vasten zou ingefield hebben, dan zou hij zulks misfehien gedaan hebben, opdat hij zijn' visch des te beter zou kunnen verkoopen. christus heeft geen vasten voorgefchreven, noch eenige foort van fpijzen verboden. Het heilig olijfel is niet beter dan gemeene olie, welke men eet. christus heeft ook geen Feestdag bevolen te vieren ; hij heeft geen gebed geleerd , dan het Onze Vader; hij heeft geenszins aan de Priesters geboden, de zeven Canonieke uren te zingen of te lezen. In de Mis heeft petrus de teekenen alleen door het Onze Vader gewijd, en gebruikte ze terftond daar op met anderen; maar thans moet de Mispriester een uur lang en meer in de koude ftaan, tot nadeel van zijne gezondheid. De Heilige Kerk heeft geen vasten ingefteld, noch in de vastentijd de bruiloften verboden. Thans legt men aan hun, die biechten, tot eene boete op, dat zij naar Rome, of eene andere afgelegene plaats, in bedevaart gaan, ten ftreng vasten waarnemen, en vele gebeden opzeggen zullen; maar christus heeft alleen gezegd: ga heen en zqndig niet meer! Zoo is de Christenheid door menfchelijke wetten bezwaard geworden. De Heil. Schrift zegt niet, dat de Heil. Geest van den Zoon van God uitgaat. Die naar Rome te bedevaart gaan, zijn dwazen, zij konden t'huis vinden en hebben, wat zij elders zoeken. Eindelijk wilde hij in de Jlpostolifche Geloofsbelijdenis , bij de plaats: eene Heilige Kerk, het woord: algemeene niet bijgevoegd hebben, gelijk ook hieronymus niet gedaan had; omdat de algemeene Kerk, of de algemeene vergadering  GESCHIEDENIS. a41 ring van alle gedoopten geenszins heilig is ; maar veel meer het grootfte getal daar van onder de verworpenen behoort. Nadat de buitenlandfche Godgeleerden te Mentz bijeen waren gekomen, nam het Kettergerigt over jan van wesel, die ondertusfchen in het Francis* kaner Klooster gevangen zat, eenen aanvang. Vooraf had hij onder eede moeten beloven, dat hij alle zijne fchriften zou overgeven, opdat hij uit dezelve overtuigd zou kunnen worden. Eene langdurige zware ziekte had hem verzwakt, evenwel behandelde men hem met den driftigften Ketterijver. Hij ontkende fommige dingen gezegd te hebben, andere zocht hij goed te verklaren, terwijl hij zich vergeefs op zijn' ligchaams-toeftand beriep. De ooggetuige, die dit verhaalt, merkt aan, dat hij, de eenige Helling van den uitgang des Heiligen Geestes uitgezonderd, ten aanzien der overige geene zoo ftrenge beoordeeling verdiend had; men had flechts een langer uitftel moeten bewilligen, en hem een' raadgever toeflaan; ook hadden al zijne partijen niet van den tegengeflelden wijsgeerigen aanhang , ( de via Realium,) moeten zijn. Zoo de Monniken niet van de begeerte gedreven waren geweest, om over eenen Wereldlijken Geestelijken , bijzonder zulk eenen, die hunnen thomas niet vereeren wilde, te zegepralen, dan .zou men zachter en genadiger met hem hebben kunnen handelen. 'Er waren zelfs onder de aanwezende Godgeleerden fommigen, die hun misnoegen over de hem afgedrongene herroeping en het verbranden van zijne fchriften betoonden , en XVIII. Deel. q een V boek Vil rloofdrt. ia C. G. [aario73. tót 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. è4t KERKELIJKE een van hen verzekerde, dat de meeste hem tegengeworpene Artikelen zich heel wel lieten verdedigen, luther, die 'smans fchriften zoo vlijtig gelezen had, voegt 'er bij: dat men ook dit onder zijne dwalingen gefield had, dat hij niet wilde zeggen: Ik geloof, dat 'er een God is; maar: Ik weet, dat 'er een God is. Hoe het zij, hij werd voor een' Ketter verklaard, en in het Augustiner Klooster te Mentz opgefloten, alwaar hij kort daar na geflorven is. Zoo ging het meer anderen, die reeds in de XlVde maar menigvuldiger in de XVde eeuw denzelfden weg betraden, joannes tauler, joannes wik- lef, joannes hus , thomas van kempen, hieronymus savanarola enz. , welke ons op eene andere plaats zullert voorkomen. Maar jan van göch, dus naar zijnë vaderflad in het Hertogdom Kleef genoemd, dié eigenlijk pupper heette, mag hier niet met flilzwijgen voorbijgegaan worden. Hij was een Priester te Mechelen, waar hij ook een Nonnenklooster naar den regel van augustinus geIticht had, wiens Prior hij was, en is in het jaar Ï475 daar overleden. Men noemt onder zijne fchriften bijzonder de volgende: van de vrijheid van den Christelijken Godsdienst; van de waarde der Heil. Schrift; van de fchriften der Scholastieken; van den jlaat der zielen na dit leven; van de wederherfteU ling des wenschdoms door christus en van de Monniksgeloften, walch (*) heeft de beste be- rig- (*) Fatcïc. IV. Momtmentor. medii aevi. Pr>ef. P. XIII. et p. 73-239-  GESCHIEDENIS. 243 rigten van hem verzameld, en onder anderen eene Zamenfpraak, van hem opgeteld, in het licht gebragt : De quatuor erroribus circa legem euange- \ licam exortis , et de votis et religionibus fictitiis ' Dialogus. In welke hij vooraf belooft, alles enkel ^ en alleen uit de bron der Kanonieke fchriften te zullen afleiden, terwijl derzelver gezag alleen onwederfprekelijk is. De dwalingen, welke in deze zamenfpraak opgegeven en wederlegd worden , zijn: De eerfle, wanneer met de Euangelifche Wet de waarneming der Moza'ifche verbonden wordt. De tweede was de dwaling der genen, die de volmaaktheid van het Christelijk leven alleen in het geloof ftellen, en de geloofswerken voor noodeloos hou* den. De derde dwaling vindt hij in de Pelagiaanfche Ketterij, eene Ketterij, zegt de Schrijver, welke wel van de Kerk veroordeeld, en met vele getuigenisfen der Heilige Schrift verworpen is geworden, maar welke nog in veler harten te vinden is. De vierde dwaling heeft bijzondere betrekking op de Monniken en derzelver geloften. Velen, zegt hij, zijn zoo dwaas, van te gelooven, dat tot de volmaking der werken van de Euangeliewet de verbindtenis van eene gelofte noodig is; maar waar door zij de Euangelifche wijsheid in eene verbin. den de dienstbaarheid veranderen; niet ver van het Farizeefche Bijgeloof verwijderd zijn, en met de Ketterij van pelagius grootendeels overeenfiemmen, vervolgens wordt dit onderwerp geftaafd tegen de gezegden van den Heiligen thomas en de uitzonderingen der Thomisten. Q 2 Soort- V BOEK VII lool'dft. a C. G. aar 1073. ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. OverzettingenvandenBijbel 244 KERKELIJKE Soortgelijke meer doorzigtige mannen konden int-usfchen weinig nut ter wezenlijke verlichting des volks ftichten door hunne fchriften, omdat dezelve doorgaans in het Latijn waren opgefteld; meer vrucht konden gedrukte Overzettingen des Bijbels in de gewone moedertaal te wege brengen. En nogtans ontrieden zelfs lieden van geest en vrijmoedigheid dezelve. Men moet , zegt gerson , de Overzetting van den Bijbel in onze taal verbieden (*). Hij vreesde, dat door het onbepaald vrij Jezen der Heilige Schrift eene ijdele nieuwsgierigheid en neiging tot zonderlinge gevoelens al te veel voedfel zou ontvangen. Ook toont hij niet duister zijne bekommering, dat het heerfchend leerflelfel der toenmalige Kerk daar door te veel gevaar zou loo- Geheel anders dachten twee Engelfche Geestelijken en Tijdgenooten: jan wiklef en jan trevisa , die beide den Bijbel in de taal van hun vaderland hebben overgezet. Van den eerften zullen wij in het vervolg fpreken; trevisa, een Priester uit Conrsaiï, omtrent het jaar 13S7, is minder bekend dan hij, maar geeft hem in edele wijze van denken niets toe. hendrik. wharton geeft van hem berigten, en houdt zijne Bijbelvertaling voor dezelfde, welke te Londen in het jaar 1550 in 12vo onder (*) Lectio altera centra vanam curiofitatem Opp. Tom. 1. P. I. P- i°5- (|) Dccem Confiderationes Priucipibus et Dominis uti- lisfimae ConfiJ. V. Opp. Tom. IV, P. II. P- 623.  GESCHIEDENIS. 245 der den naam van wiklef gedrukt is (*). — Men heeft ook nog meer fporen van Bijbelvertalingen in levende fpraken uit deze eeuw ontdekt. usher (f) gewaagt uit een oud handfchrift, dat jakob meerland den geheekn Bijbel in het Netlerduitsch heeft overgezet , dat hij deswegens bij den Paus is befchuldigd geworden, maar dat die, na zijn werk onderzocht te hebben, hetzelve heeft goedgekeurd. Men heeft naauwkeuriger berigten van Franfche Overzettingen. De oudfte van alk heeft guiars des moulins , van het jaar 1291 ai tot het jaar 1204, doch eigenlijk alleen van de Historifche Boeken des Ouden en Nieuwen Testament' vervaardigd, waar bij naderhand de meeste overige Boeken gekomen zijn. — karel V, die federt het jaar 1364 regeerde, liet door den Superior van het Concilie van Navarre, en Doctor der Godgeleerdheid, nicolaus oresme , eene andere zoodanige Overzetting bearbeiden, doch welke meestal de voorgenoemde volgde. Sedert hebben meer anderen daar aan verbeterd; eene nieuwe Bijbeloverzetting, of liever omfchrijving , bragt jakob le grand, een Paryfche Godgeleerde, in het jaar 1462 tot ftand. De eerfte gedrukte uitgave der Overzetting van guiars des moulins kwam, op bevel van karel VIII, nog voor het jaar 1498 in het licht. Van Italiaanfche Overzettingen is de oudfte, die nog (*) Auctar. Bht. Dogmat. Jac. UsferU de faïptuth st facris vernaculis p. 424-433. eet. (10 t- pag. 165. Q3 V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517  V SOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. ren (*) Bïbl. Cafar. Wndobtn. L. II. p. 7^9- k- l46 KERKELIJKE nog voorhanden is, van nicolaus malermi , een' Venetiaanfchen Benediktijner Monnik, in de tweede helft der XlVde eeuw gemaakt, en het eerst in het jaar 1471, en weder in het jaar 1477 gedrukt. Ook waren 'er Spaanfche Overzettingen in den Kastiliaanfchen en andere tongvallen, federt de gemelde eeuw, doch welke men minder kent. Bekend en merkwaardig zijn verfcheidene Hoogduitfche Bijbelvertalingen van deze eeuw. De Keizer en Koning van Bohemen, wenzel, die federt het jaar 1378 op den troon zat, liet 'er eene van het Oude Testament vervaardigen, en dezelve in een Handfchrift op Pergament in drie Deelen in groot Folio, met wonderbare pracht van prenten en verguldfel verfierd, bewaren , welke door lambecius befchreven is (*). In de XVde eeuw kwam 'er eene Overzetting in het licht van eenen Onbekenden, welke meermalen is gedrukt geworden. Ook zijn 'er in deze eeuw Nederduitfche Bijbeloverzettingen eenigemalen gedrukt, welke gelijk ook de voorgaande merkwaardig zijn, voornamelijk om verfcheidene daar in voorkomende plaatfen, uit welke blijkt, dat men thans reeds met meer vrijmoedigheid omtrent den Paus en de leer der toenmalige Kerk begon te denken en te fpteken. Men zou echter te overhaast befluiten , indien men uit deze arbeidzaamheid omtrent den Bijbel wilde afleiden , gelijk fommige Roomschgezinde Schrijvers na de XVIde eeuw hebben willen bewee-  GESCHIEDENIS. 24? ren, dat het lezen en het beoefenen der H. Schrift door deze Bijbelvertalingen ook voor den gemeenen man gemakkelijk gemaakt zij geworden. Immers, dezelve waren meest een arbeid van lediggaande Monniken, en op verzoek en last van Vorsten, Bisfchoppen enz. vervaardigd, en prachtig verfierd, en werden in de Boekerijen der Bisfchoppen, Kanunniken enz. als zeldzaamheden geplaatst, ook waren zij naar de gebrekkelijke Latijnfche Vertaling en in eene ftootende dikwijls onverftaanbare taal vervat. De Leeken mogten den Bijbel niet lezen, gelijk zij 'er. nooit toe werden opgefpoord, zij moesten zich vergenoegen met de geboden der Kerk; en zelfs de Geestelijken konden van het lezen des Bijbels geen voordeel trekken, dewijl zij zich moesten houden aan den zin, die door de Kerk bepaald was. Behalve ja boven de Heilige Schrift werden Openbaringen, welke men voor Goddelijk hield, aangemerkt en gebruikt als een bron van kennis van den: Godsdienst. Deze Openbaringen, welke men in de gefchiedenis van deze eeuw (lap voor Hap ontmoet, bepaalden zich wel meest tot voorfchriften voor de Ordens van Monniken , de bevestiging van hunne heiligheid en wonderwerken, kleeding en andere omftandigheden , evenwel dewijl men niet twijfelde, of zij waren Goddelijke Openbaringen, werd ook alles aangenomen , wat zij behelsden, en wanneer bij voorbeeld, de Maagd maria, aan eenen Generaal der Karmeliten verzekerde, dat elk, die in een fcapulier van die Orde ftierf, zekerlijk zalig was, werden velen van de moeite, gelijk zij geloofden, ontQ 4 fla- v boek VII Hoofdft. iaC. G. faario73. :ot 1517. De openbaringen?an deH. 11LDR3ARDIS.  a43 KERKELIJKE V BOEK VII Hoofdfl. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Hagen , om aan hunne bekeering te arbeiden. —■ Onder anderen zijn wegens zoodanige Openbaringen in het midden der Xllde eeuw vermaard geworden twee Duitfche Nonnen , de beroemdfte Van welke de Heilige hildegardis was. Deze kwam in het jaar 1099 te Bockelheim in het Graaffchap Spqnheim ter wereld. Haar Vader hildebert , een Edelman aan het Hof van gemelden Graaf, bragt haar in den ouderdom van vijf jaren in het Klooster Diftbodenberg, in het voormalig Vorstendom Tweebruggen. Hier een tijd lang Non en vervolgens Abdis geweest zijnde, flichtte zij met 18 van hare Zusters op eenen Berg aan de Rivier Nahe, tegen over de ftad Bingen, in het Aartsbisdom Mentz, een nieuw Klooster, waar zij naar den Regel van den Heiligen benedicttjs leefde. Men noemde dit het Klooster van den H. robert , of ruprecht , bij Bingen, (in Monte S. Roberti de Pinguia, of in Pingis,) omdat aldaar het graf zijn zal van den Heiligen ruprecht , Vorst der Bingionen, ten tijde van den Frankifchen Koning pipin. hildegardis kreeg niet alleen den naam, dat zij vele wonderen verrigtte,- maar zij beroemde zich ook, dat zij reeds in hare vroegfte jeugd openbaringen van God ontvangen had. Bijzonder in het jaar 1141, zoo als zij zelve in de Voorrede voor de Verzameling van hare Openbaringen verhaalt , kwam over haar uit den geopenden hemel een vurig licht van grooten glans, welk haar geheele brein, hart en borst doordrong, gelijk aan eene niet brandende, maar alleen verwarmende vlam. Nu verftond zij  GESCHIEDENIS. 249 Eij op ééns de geheele Heilige Schrift, zonder dat zij dezelve uit de Spraakkunde zou hebben kunnen verklaren; ook had zij flechts, zoo als andere voorname jonge Dochters in de Kloosters, van eene Non de Pfalmen leeren lezen, (namelijk in het Latijn.) trittenhf.im voegt 'er nog bij, dat zij, alhoewel ia de gemelde taal geheel vreemd, evenwel federt in deze taal hare fchriften opgelleld heeft. Hare gezigten, zoo vervolgt zij zelve, werden haar niet in droomen, of in den flaap, of in eene geestbedwelming, of met ligchamelijke oogen, noch met de ooren van den uitwendigen mensch, gegeven ; maar zij ontving ze wakende en verfiandig in een rein gemoed, met de oogen en ooren van den inwendigen mensch, op openbare plaatfen, naar den wil van God. Hoe het daar mede toegegaan zij, was voor den vleefchelijken mensch heel zwaar, om te onderzoeken. Terwijl hildegardis van het jaar 1141 af, de haar gefchonkene Openbaringen tien jaren achter elkander bijeenverzamelde, welke verzameling zij Scipias noemde, welk woord men verklaard heeft, door fciens vias, kwam de Heilige bernhard, in het jaar 1147, in Duitschland, om het kruis aldaar te prediken. Te Bingen gekomen, liet hij zich dit gefchrift der Abdis vertoonen, las het vlijtig door, en zeide vol verwondering tegen zijne reisgenooten: „ Dit gefchrift is niet van menfchen uitge„ vonden; ook kan geen flerfelijk mensch het be„ grijpen, ten zij hij inwendig en in zijne ziel door „ de liefde tot gelijkvormigheid met God vernieuwd Q 5 „is." V BOEK VI [ Hoofdft.ïaC. G f aan 073 ;ot is 17,  V BOEK VII Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517, ,50 KERKELIJKE „ is." De Proost van het Klooster antwoordde hem, dat, het gene hij zeide, waar was; alleen vele Geleerden en Ongeleerden, Monniken en Wereldlijken plaagden de ziel van deze dienaresfe van christus door dagelijkfche tegenwerpingen; zij praatten van herfenfchimmen; (cerebri phantasmata,) of van bedriegelijke verbeeldingen, welke booze geesten deze ongeleerde vrouw toezonden. Maar bernhard fprak de magtfpreuk: dat hij zich niet verwonderde, dat de genen, die in de zonde flapen, Goddelijke Openbaringen voor droomen hielden; de Apostel had toch reeds geleerd: dat de natuurlijke mensch niet kan begrijpen de dingen, die des Geestes Gods zijn enz. De goedkeuring van bernhard gold bijna zoo veel als de goedkeuring van den Paus, en ook deze volgde kort daar na. eugenius III, die zich doorgaans door den Abt bernhard liet leiden , van de Openbaringen van hildegardis gehoord hebbende, liet onderzoek naar dezelve doen en fchreef aan de Heilige Abdis, met eene volkomene toeftemming, dat hij hare Openbaringen voor Goddelijk hield , alleen met eene vermaning , om daar onder nederig te blijven. Hij niet alleen, maar ook verfcheidenen van zijne opvolgers, de Keizers koenraad I en frederik I, en andere aanzienelijke perfonen , bevalen zich in hare voorbidding aan, en verwachtten goddelijk onderwijs uit haren mond. bernhard had alle reden, om dankbaar aan haar te zijn, alzoo zij eenigen tijd te voren aan hem gefchreven had , zijnen ijver ter bevordering van de kruisvaart prijzende, en hem verzekerende, dat  GESCHIEDENIS. «51 dat zij hem twee jaren geleden als eer? man in de ■zon flaande gezien had. Dus leefde hildegardis tot het jaar nïJo, ook zich bezig houdende met het opftellen van andere fchriften in de Latijnfche en Duitfche Taal. gregorius IX en innocentius IV lieten in de volgende eeuw hare wonderen onderzoeken, waar over men zich niet zeer behoeft te verwonderen , want fchoon de Paufen zelve geene wonderen deden en niet ligt onder de Heiligen gerekend werden, zij beoordeelden nogtans de wonderdoeners en heiligen alleen dan gunftig, wanneer dezen niet van het Geloof der Kerk afweken. Alhoewel het niet blijkt, dat hildegardis gecanonizeerd is geworden, evenwel heeft zij eene plaats verkregen onder de Heiligen van hare Kerk , en ook in het Roomfche Martelaarsboek op den I7den September. Wanneer men de verzameling der Openbaringen, welke zij zelve heeft nagelaten, en welke met die van de Heilige elizabeth zamen in druk gegeven ziin: (Revelationes SS. Vtrginum, Hildegardis et Elifabetfue Schoenaugienfts, Ord. S. Benedict. Col. Agripp. 1628 in ƒ»/.) inziet, dan moet men zich verwonderen en medelijden hebben met zoo vele Godsdienstleeraren van dien tijd, die zulk een mengelmoes voor Goddelijke Openbaringen hebben kunnen houden. In eene wijdloopige verfchijning bij voorbeeld, en verklaring van dezelve, werd haar de leere van het H. Avondmaal ontvouwd (*). Zij zag (*) Libr. II. Vifto Sexta p. 58-80. V BOEK VII Hoofdft. ia C. G. [aan 073. pt 1517.  ■ V boek VII Hoofdrt. na C. G Jaano73 tot 1517. 154 KERKELIJKE zag de Kerk in de gedaante eener vrouw ondertrouwd worden met den aan het kruis hangenden Verlosfer; bij het vieren van het Avondmaal Engelen tegenwoordig zijn; en tot het gebruik van hetzelve vijfderlei foort van menfchen toetreden. Sommigen helfchitterend naar het ligchaam , en vurig naar de ziel; anderen naar het ligchaam bleek, en donker naar de ziel; nog anderen harig naar het ligchaam en naar de ziel van vuiligheid Hinkende; verders anderen het ligchaam omgeven met heel puntige dorenen, en melaatsch naar de ziel; eindelijk ook zulken, die bloedig waren naar het ligchaam, en die naar de ziel aan een rottend dood aas geleken. Ook leerde zij door deze Openbaring, dat het Sacrament des Avondmaals, ter eere der Drie'éenheid gevierd moet worden, met brood, wijn en water, dewijl elk van deze eenen perfoon der Godheid aanwijst ; ook dat men in hetzelve zoo wel het ligchaam als ook het bloed van christus moet ontvangen: maar dat het eerfie, indien de Priester voor het Horten van het bloed bevreesd is, even zoo wel genoegzaam is, als dat men aan kinderen brood geeft en wijn onthoudt; voornamelijk, dewijl buitendien met het vleesch des Zaligmakers zijn bloed onaffcheidbaar verbonden is. Wil men eene Proeve van Taal en Stijl van deze Openbaringen, dan zij dit volgende genoeg, waar in de verfchillende kleuren verklaard worden van de vrouwelijke gedaante, door welke de Kerk afgebeeld wordt: Quod autun vides, quoniam a gutture, usque ad umbilicum ipfius imaginis quidam alius fplen-  GESCHIEDENIS. 253 fplendor ruhei coloris eam circumdat; hoe est, quia post doctrinam Apostolorum cum Ecclefia ita roborata est, quod falutarem cibum veraciter valuit discernere, et eum ad interiora fortitudinis fuae transmittere, furrexit nobUisfima perfectio Ecclejiasticae Religionis, quae fupernam dulcedinem flagranti ardore degustavit , et fe asperrime conflringens ad coctionem fecretioris fortitudinis fe tetendit; non tamen ad divijionem carnalis amaritudinis perveniens, quoniam copulam humanae conjunctionis abiecit, etc. (*) hildegardis begon in haar 65de jaar, of in het jaar 1163, nog een ander dergelijk werk, (Liber divinorum operum fimplicis hominis,) te fchrijven, hetwelk insgelijks Openbaringen bevatte, welke zij gehad zou hebben. Buitendien heeft zij nog het een en ander gefchreven. Hare Tijdgenoote, de Heilige elisabeth, Abdis van het Klooster Schonau in het Aartsbisdom Trier, niet ver van den Rhyn gelegen, is op dezelfde wijze beroemd geworden. Van haar 23fl:e jaar af, of federt het jaar 1152, viel zij, gelijk haar Broeder eckbert, Abt van het naburig Benedictijner Klooster Schonau, verhaalt (f), inzonderheid op Zonen Feestdagen, in verrukkingen, onder welke God haar buitengewone dingen zien liet. Weder bijgekomen zijnde, bragt zij eenige gewaande Goddelijke woorden voort in de Latijnfche taal, alhoewel zij van (*) L. II. Vifio quinta p. 45. (f) Prologus in Librum Viftonum Elifabeth, Fiiginis eet. V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Openbaringenran de H. elisabeth.  V BOEK Vil Hoofdft. na C. G. Jaai-1073. tot 1517. a5+ KERKELIJKE van die taal weinig geleerd had, en over het geheel ongeleerd was; doch alzoo zij fchroomvallig en demoedig was, wilde zij flechts weinig van dezelve bekend maken; evenwel verhaalde zij ze, op bevel van eenen Abt, aan haren Broeder. De verzameling van hare gezigten is in vijf Boeken afgedeeld, van welke de twee eerjlen bijzonder rijk zijn in afwisfelende tooneelen van deze natuur. Dan verfchrikt of verzoekt haar de booze geest in velerlei gedaanten, dan, en wel dikwijls, verfchijnt haar de Heilige Maagd in ongemeenen glans, ook wel verzeld van andere Heiligen. Zij ziet den Heiligen Geest, als eene duive, gebeeld, Engelen, eene menigte verftorvene Heiligen, velen van de elfduizend Maagden enz. In het vierde Boek is het volgende aaiimerkenswaardig. Op het Feest van maria's Hemelvaart had zij aan de Heilige Maagd, op aanfporen van eenen Monnik, gevraagd : of dezelve met de ziel alleen, of ook met het ligchaam ten Hemel gevaren was. Dit kon zij van haar niet te weten komén; maar in het volgende jaar, op denzelfden dag, werd zij door een gezigt, hetwelk een Engel haar verklaarde , onderrigt, dat maria op den veertigften dag na haren dood opgefhan, en dus naar ziel en ligchaam in den Hemel was ingegaan, wordende van den Zaligmaker met vele duizenden Engelen ingehaald. Doch de Heil. Maagd, die zich kort daar op zelve aan haar vertoonde, liet haar niet toe, om dit aan anderen, dan aan hare vereerderen, bekend te maken. Men leest wel niet, dat de Openbaringen van eli-  GESCHIEDENIS. 255 elisabeth van eenen Paus of Heiligen van dezen tijd, voor echt verklaard zijn geworden, maar hare verbindtenis met aanzienelijke geestelijken, voornamelijk met de Heilige hildegardis, benevens de heerfchende fmaak dier tijden, fchijnen op hare gezigten den ftempel van geloofwaardigheid gezet te hebben. De Abdis ondertusfchen, die in het jaar 1165 overleden is, fchijnt een ziekelijk en angstvallig mensch geweest te zijn, wier verbeelding ongemeen verhit is geweest , en zelfs heeft het het voorkomen, dat eenige Monniken en haar Broeder zelve , op hare verfchijningen op menigerlei wijzen gewerkt hebben. Deze zoogenoemde openbaringen hadden alle ltrekking om de heerfchende denkbeelden en Godsdienstoefeningen te {lijven, wier hoofdfteunfel evenwel de Pausfelijke Wetten en de daarvan afhankelijke befluiten der Kerkvergaderingen waren. Sedert eeuwen was men reeds in de verbeelding, dat de regtzinnigheid van het Geloof aankwam op de leer van de Goddelijke Drieëenheid, zoo als die bepaald was door de Kefkvergaderingen, en dat de Regtzinnigheid volmaakt was, wanneer het voorgefchreven gebruik der Kerkelijke Sacramenten hier méde gepaard ging. Alles derhalve, wat bang was voor Ketterij, hield zich aan de Geloofsbelijdenis der Apostelen en de overige Geloofsbelijdenisfen; terwijl de Geestelijkheid de Kerkelijke gebruiken dagelijks alom leeraarde, innocentius III heeft een gedenkfluk van zulk eene onveranderlijke Kerkelijke Regtzinnigheid aan zijne geloovige onderdanen nagelaten op de alge- V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Kerkelijke Geloofsleer.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. a56 KERKELIJKE gemeene Kerkvergadering van Lateraan in het jaaï 1215 van dezen inhoud: ,, Wij gelooven vastelijk," zoo luidt de eerfie Canon van deze Kerkvergadering , „ en belijden eenvoudiglijk, dat 'er een eenig waarachtig God is, eeuwig , oneindig , onveranderlijk , onbegrijpelijk , almagtig en onuitfprekelijk, Vader, Zoon en Heil. Geest; wel drie Perfonen; maar één Wezen, ééne Zelfflandigheid, of allezins ééne eenvoudige Natuur. De Vader is van niemand, de Zoon van den Vader alleen , en de Heilige Geest van beiden tevens , altijd zonder begin en einde. De Vader is de teelende, de Zoon de geborene, en de Heilige Geest de uitgaande; zij zijn allen van ééne ZelfHandigheid, en malkanderen gelijk, even almagtig, en even eeuwig. Eene grondoorzaak van alle dingen, de Schepper van al het onzigtbare en zigtbare, geestelijke en ligchamelijke, die door zijne almagtige kracht terHond van den aanvang des tijds tweederlei fcbepfelen uit niet gefchapen heeft, de geestelijke en ligchamelijke, te weten, de hemelfche en aardfche, en dus ook de menfchelijke, gemeenfchappelijk uit geest en ligchaam befiaande. Want de Duivel en andere booze Geesten zijn wel van God in hunne natuur goed gefchapen; maar door zich zei ven boos geworden; de mensch integendeel heeft door aanHoken des Duivels gezondigd. Deze Heil. Drieëenheid , welke naar het gemeene Wezen ondeelbaar, en naar de Perfonelijke Eigenfchappen onderfcheiden is , heeft door mozes en de Heilige Pro-  GESCHIEDENIS. a57 Profeten , en andere van hare Dienaren, aan het menfchelijk gedacht, naar eene zeer gepaste inrigting der tijden, eene zaligmakende Leere medegedeeld. En eindelijk heeft de eeniggeborene Zoon van God, jezus christus , nadat hij van de geheele Drieëenheid gemeenfchappelijk met de menschheid bekleed, (incarnatus,) van maria, die altijd Maagd gebleven is, ontvangen, een waar mensch . uit eene redelijke ziel en menfchelijk vleesch bedaande, één perfoon in twee Naturen, geworden is, den weg des levens nog duidelijker geopenbaard, Alhoewel hij, naar de Godheid, onderfelijk en vooi lijden niet vatbaar is; echter is hij, naar de mensch heid, voor lijden vatbaar en fterfelijk geworden; j; hij heeft, voor de zaligheid van het menfchelijk ge (lacht, ook aan het kruis geleden, is gedorven* tei helle nedergedaald, van de dooden opgedaan , er ten hemel gevaren. Maar hij is met de ziel nedergedaald, in het vleesch opgedaan, en met beide teil hemel gevaren. Op het einde der wereld zal hij komen, om de levenden en dooden te oordeelen, en eenen iegelijken te vergelden naar zijne werken, zoo wel den verworpenen als den uitverkorenen. Deze allen zullen met hunne eigene ligchamen, welke zij thans dragen, opdaan, om naar hunne verdienden te ontvangen, het zij zij goed of kwaad geweest zijn, de eerden met den Duivel eeuwigdurende draffe, deze met christus eeuwige heerlijkheid. Voons daar is ééne algemeene Kerk der geloovigen, buiten welke niemand zalig wordt. In dezelve is jezus christus te gelijk Priester en ook offerande, wiens XVIII. Deel. R Hg. V BOEK VII Hoofdft. na C. G, Jaano73 tot 1517  V boek VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073, tot 1517. I58 KERKELIJKE ligchaam en bloed in het Sacrament des Altaars, onder de gedaanten van brood en wijn, waarachtiglijk bevat zijn; terwijl het brood in het ligchaam, en de wijn in het bloed, door de Goddelijke magt veranderd worden, opdat wij, ten einde de verbor» genheid der eeuwigheid te volmaken, dat gene van het zijne nemen , wat hij van het onze genomen heeft. En dit Sacrament kan inderdaad niemand ver* rigten, (conficere,) dan de Priester , die wettig naar de fleutelen gewijd is, welke jezus christus zelve aan de Apostelen en hunne Opvolgeren gegeven heeft. Maar het Sacrament des Doops, hetwelk , onder de aanroeping der ondeelbare Drieëenheid, namelijk des Vaders, des Zoons, en des H. Geestes, in het water gewijd wordt, {trekt zoo wel aan kinderen, als aan volwasfenen, wanneer het van iemand naar het Kerkelijk voorfchrift bedeeld wordt, tot zaligheid. En wanneer iemand, na het ontvangen des Doops, in zonde gevallen is, zoo kan hij door ware boete altijd herfteld worden. Doch niet alleen maagden en ongehuwden, maar ook gehuwden, die God door een regt geloof en goed gedrag behagen, verdienen, tot de eeuwige zaligheid te komen." Door zoodanig een geloofsvoorfchrift hield men zich genoeg beveiligd voor alle Ketterfche nieuwigheden in het geloof, doch behalve dat hetzelve reeds verfcheidene bijvoegfelen bij de oude Geloofsbelijdenis in zich bevat , hebben wij in de Gefchiedenis reeds vele voorbeelden aangetroffen , hoe het Christendom in geloof en zeden beide van tijd  GESCHIEDENIS. 250 tijd tot tijd op eene grove wijze verbasterd is geworden , en uit dit tegenwoordig Tijdvak kunnen deze voorbeelden merkelijk vermeerderd worden. De magt van den Paus was wel reeds federt de vijfde eeuw toe genomen en eenigermate gevestigd, maar had dat toppunt van uitgeftrektheid en grootte ook in de Westerfche Kerk niet bereikt, waar toe zij gebragt was , federt bonifacius VIII in de vermaarde Bulle Unigenitus uitdrukkelijk had beweerd, dat het tot zaligheid volftrekt noodzakelijk zij te gelooven, (omnino esfe de necesfttate falutis ,) dat de Paus over alle menfchen te bevelen heeft. Inderdaad, federt de Paufen zich op deze magt en de onfeilbaarheid in het leeren beroemden, welke zij in naam van de Kerk, aan welke dezelve zal gefchonken zijn, uitoefenden, was het eigenaardige van het Christendom verloren, hetwelk zich alleen op Goddelijk gezag grondt, terwijl de Paufen en derzelver vereerers vergeefs gepoogd hebben, deze onredelijke aanmatiging van onfeilbaarheid te verzachten, door de verklaring, dat zij de overlevering, dat is, de oudfte, maar flechts mondeling van aanzienelijke Leeraren voortgeplante godsdienstwaarheden bewaard, verzameld, beproefd en plegtig geftaafd hebben. Onder de nieuwe leer/lukken, welke in dezen tijd opkwamen, is de Schat der Kerke ééne. der voornaamften, welke fchat ontftaan zal zijn uit de verdienden van christus en van de Heiligen. Toen namelijk de Paufen federt het einde der Xlde eeaw* aan allen, die deel zouden nemen in de kruisvaarten, volkomen aflaat, dat is, eene geheele kwijtR 3 fchel- V BOEK VII Hoofdft. ia C. G. [aano73:ot 1517. Schat de Kerk.  26o KERKELIJKE V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario/3. tot 1517. fchelding van alle door hen verdiende Kerkelijke ftrafFen der zonden, beloofden, zagen de Canonis' ten en Scholastieken om naar gronden, met welke zij dezelve konden verdedigen. De Franciskaner alexander van iiALES, den der aanzienelijkfïe Leeraren in de Godgeleerdheid te Parys , in liet midden der XlIIde eeuw, ftelde daaromtrent de vraag voor: of de Paus werkelijk van de volkomene Kerkelijke jlraf ontflag , of aflaat, kan geven ? En antwoordt op dezelve. Allezins, wanneer 'er sen behoorlijk en genoegzaam berouw vooraf is gedaan , doch hij mag het alleen om gewigtige redenen doen. Vervolgens komt hij op de toen gewone tegenwerping : „ Of God ftraft, of de menfchen [haffen : outflaan de menfchen van alle ftrafFen , zoo volgt, dat God ftraft, en dat gevolgelijk de volkomene aflaat bij hem niets geldt." Deze tegenwerping lost hij op driederlei wijze op. Of men kan zeggen, fchrijft hij, dat de Paus, bij het uitdeden van zijne volle aflaat, evenwel te gelijk ftraft, nademaal hij de Kerk, of een lid derzelve , tot voldoening verpligt. Of men kan ook zeggen, dat de Schat der Kerk, dia- tot voldoening der Kerk geopend wordt, voornamelijk uit de verdienften van christus beltaat. Daarom kan men ook zeggen, dat God het kwaad, hetwelk vergeven wordt, als mensch en als God ltraft, door lijden en genoegdoening voor ons, en zoo ftraft, of heeft christus, als God en mensch, geftrafc." Deze Kerkelijke Schat leidt hij wel hoofdzakelijk af van de overtollige, ( Supererogationihus, ) verdienften van chris'  GESCHIEDENIS. s.61 christus , maar niet minder ook van dergelijke verdienften of goede werken der Heiligen, die veel meer gedaan hebben, dan zij naar de Goddelijke Wee fchuldig waren (*). Of hij de eerfte is, die dezen Schat heeft uitgevonden, dan of men deze eer moet toekennen aan zijnen tijdgenoot, den niet min vermaarden albert den Groeten, is onzeker. Deze geeft nopens de aflaten zijne bepaling op (f), welke hij voor de beste houdt, volgens welke de aflaat genoemd kan worden : eene vrijlating eener opgevolgde flrajje, voortvloeiende uit den Schat der overtollige goede werken der volmaakten, (thefauro fupererogationis perfectorun. ) — Want, vervolgt hij, „ in dezen Schat heeft de Kerk de rijkdom,, men der verdienften en des lijdens van christus, „ der roemwaardige Maagd maria, van al de Apos„ telen , Martelaren en Heiligen van God, zoo wel „ levenden als overledenen." Ondertusfchen blijkt uit het ftilzwijgen van anderen van dien tijd, dat men dit gevoelen toen nog niet voor eene algemeen erkende waarheid gehouden hebbe. Maar alberts groote leerling , thomas van Aquino, heeft 'er meer toe gedaan, dat deze foort van bewijs opgang heeft gemaakt, daar hij verzekert (§), dat deze Schat aan het geheele verborgene ligchaam der Kerke toebehoort , als waar in de Hei- (*) alex» hales Summa P. IV. Ouast 23. membr.3.6. (f) In L. IV. Sentent. Dijl. XX. art. 16. (5) Super quartum Librum Magistri Sentent. Dijl, XX. p. 131. fqq. n3 v boek VII Hoofdft. aa C. G. faano73. tot 1517.  V BOEK Vil Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 162 KERKELIJKE Heiligen veel meer werken van boete verrigt hebben , dan zij behoefden te doen, (multum operibas poenitentiae fupererogaverunt ad menfuram debitarum fuorum ) En van dezen tijd af werd de Kerkelijke Schat door de Godgeleerden aangenomen, en de aflaten als eene toepasfing of gebruik van denselven befchouwd; alhoewel fommigen, gelijk franciscus de mayronis nog in de XlVde eeuw de verdienften der Heiligen in dezen Schat niet naast de verdienften van christus geplaatst wilden nebjen. — Tot dus verre was de Kerkelijke Schat flechts pi gevoelen der Godgeleerden, maar eindelijk maake klemens VI, in het jaar 1349, van dit gevoelen een Leerftuk van het Geloof, door zijne vermaarde Bulle Unigenitus (*). Toen hij in dezelve het op handen zijnde Jubeljaar aankondigde, verklaarde hij, dat christus voor zijne ftrijdende Kerk eenen oneindigen Schat verworven, en dien aan den Apostel petrus, en deszelfs opvolgeren, had toevertrouwd, om hem aan de Geloovigen uit te deelen. — ,,Tot vermeerdering van dezen Schat," gaat hij voort, ,, dragen de verdien/ren der Zalige Moeder Gods, en van alle Uitverkorenen, van den eerften regtvaardigen tot den laatften het hunne bij; en men behoeft voor deszelfs verteering noch vermindering te vreezen; zoo wel wegens de oneindige ver- (*) In Extravagant. Communibus Libr. V. /. 8. de pocr.ï:. Gap. 1. in Cerp. Jur. Canon. Ed. Boehm. Tom. 11. pag. i -94-  GESCHIEDENIS. a63 verdienften van christus, als omdat, hoe meer 'er door deszelfs toeëigening tot geregtigheid gebragt worden, des te meer de hoop van hunne verdienften aangroeit." Na zulke bekrachtiging van dezen Kerkelijken Schat in de algemeene Kerkewet van eenen Paus, mogt aan denzelven niet meer getwijfeld worden. Ook hebben de Paufen deszelfs waarheid federt altijd onderfteld; en 400 jaren na klemens, heeft benedictus XIV in zijne Jubel-Bulle van het jaar 1749 zich insgelijks op dezen Kerkelijken Schat, welks verdeeling hem toebetrouwd was, omtrent in gelijke bewoordingen als klemens , beroepen. Vergeefs verzette jan van wesel , van wien wij even te voren gefproken hebben, zich tegen deze uitvinding van dien Kerkelijken Schat, men was daar mede ten behoeve der aflaten te zeei in zijn fchik , dan dat men naar de gegrondheid van deze meening onderzoek wilde gedaan hebben. Eene andere Geloofsleere, welke in dit Tijdvak haren oorfprong nam, waren de zeven Sacramenten. Het uitgeftrekt gebruik en beteekenis van het woord Sacramentum in de oudfte Kerk , en de onkunde met de oude Kerkfpraak, waren oorzaak, dat men de algemeene beteekenis des woords van alles, wal godsdienftig en heilig was, in den engeren en bepaalden zin nemende , voor heilige teekenen van Goddelijke genadebewijzen, al ligt Sacramenten ir dezen bepaalden zin meende te vinden , waar df Kerkleeraars het woord meer onbepaald gebruik! hadden. Zoo was de Latijnfche Vertaling, welk< het woord Muwgtov, Efez. V. 32. van het huwelijk Pv 4 ge V BOEK VII Hoofdft. na C. G JaariC73 tot 1517 Zeven Sacramenten.  2Ö4 KERKELIJKE V gebruikt, door Sacramentum vertaalde , oorzaak , B°~* dat ook het huwelijk onder de Sacramenten eene Hoofdft. Plaats gekregen heeft; van hier is het ook, dat men m C. G üan meer dan minder Sacramenten door Kerkleeraars tot isif. «kend vindt. De vermaarde Aartsbisfchop rabauw - nös maurus in de IXde eeuw telt vier Sacramenten, den Doop, de Gewijde Olie, het Ligchaam cn Bloed van christus, hetwelk in de volgende eeuw door paschasius radbertus herhaald is , zonder dat wij met zekerheid zeggen kunnen, waarom zij het Avondmaal in twee Sacramenten gedeeld hebben, en of paschasius niet minder Sacramenten geteld heeft, dan rabanus. Daartegen leerde Bisfchop otto van Bamberg, in het jaar 1124, de door hem nieuwbekeerde Pommeranen, dat de Kerk zeven Sacramenten heeft: den Doop, het Formfel, de Zalving der Kranken met Olie, het Avondmaal, de Boete, het Huwelijk, en de Inwijding der Geestelijken. In de Oosterfche Kerk ging het even eens met het woord Mus^w, (verborgenheid.') De oudfte Leeraars duidden met dit woord, behalve het Christelijk Geloof en de Menschwording van christus , alleen den Doop en het Avondmaal aan. Maar van de Vide eeuw af vindt men in de fchriften van den onechten dionysius den Areopagiet zes zulke geheimvolle inftellingen en gebruiken, (of Sacramenten,) genoemd: den Doop, het Avondmaal, de IVfding van den Heiligen Olie, de Wijding tot Kerkelijke Ambten, den Monnikenftand, en de gebruiken bij de Overledenen; een getal, hetwelk theo"  GESCHIEDENIS. 265 theodorus studites in de IXde eeuw nog bepaalder vastgefteld heeft. Gemeenlijk wordt petrus lombardus, de zoo vermaarde Leeraar der Theologie te Parys, en federt het jaar 1159 Bisfchop dier Hoofdftad, voor den eerften gehouden, die de leer van de zeven Sacramenten openlijk heeft voorgedragen. Ondertusfchen blijkt uit.het bovenftaande voorbeeld van Bisfchop otto van Bamberg, dat deze leer reeds vroeger bekend moet geweest zijn bij de Godgeleerden; fchoon men niet gefchiedkuiidig kan aanwijzen, hoe het met de uitvinding en opfiering dezer leere zich hebbe toegedragen. Hoe het zij, petrus lombardus behandelde deze leere wijdloopig in zijn Boek, hetwelk vervolgens het algemeene Leerboek der Kerk geworden is (*); alwaar hij de bepaling opgeeft, wat een Sacrament is. Het is, zegt hij, een teeken eener heilige znak; maar men noemt ook eene heilige verborgenheid dus , gelijk het Sacrament der Godheid. Nader noemt hij het met zijnen augustinus: De zigtbare gedaante eener onzigtbare genade , welker beeld zij vertoont, en de oorzaak daar van opgeeft; en vervolgens leert hij, en zoekt het te bewijzen, dat 'er zeven Sacramenten zijn. Men is in later tijden opmerkzaam geworden op eenen Scholastieken Godgeleerden dezer eeuw, bandin of bandinus, (misfehien was hij een Italiaan, banpini,) en op deszelfs leerboek, Sententiarum Lifri IV, uit welk werk fommigen gemeend hebben, dat (*) L. IV. Sententiar. Dijl. I-XLII. ƒ>. 292-383. Rs V BOEK VII Hoofdir. ia C G. [aan 073. tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. £0£ 1517. 26G- KERKELIJKE dat lombardus zijn leerboek ontleend hebbe; deze zal, meent men, flechts twee Sacramenten geleerd hebben; doch, fchoon hij 'er niet uitdrukkelijk zeven noemt, volgen zij toch bij hem , in dezelfde orde, als bij lombardus , ook komt het zeer waarrchijnlijk voor, dat zijn werk later is dan dat van lombardus , en dat het een kort uittrekfel van het breedvoeriger werk van dezen bevat.. Van lombardus tijd af werd dus de leer van zeven Sacramenten meer en meer bevestigd, hugo >an St. Victor, de vermaarde Kanunnik te Parys, leeft in zijn Boek over de Sacramenten, doch hetvelk eigenlijk een volledig Christelijk Leerboek is, ' de Sacramentis doctrinae fidei Lihri duo, ) bij leze Sacramenten nog geteld het wijwater, de be* hooijing met asfche, de wijding der palmtakken , Je mei jen, de waschkaarfen, de klokken, en meer ndere gebruiken, omdat zij teekenen van heilige iingen zijn, en met het woord van God daar toe ;eheiligd zullen zijn. hugo noemde een Sacrament orporale vel materiale elementum, foris fenfibiliter ropojitum, ex pmilitudine repraejentans, ex inflitu* ione fignificans, ex fanctificatione continens , ali» uam invifibilem et Jpiritualem gratiam. scot en ccam gaven weder andere befchrijvingen , doch /aren het ook niet met malkanderen eens. Maar ïratianus bragt voornamelijk veel toe, dat deze :er algemeen werd aangenomen, doordien hij in zijne Decreten zoo breedvoerig van dezelven handelde, n dewijl zijne verzameling van de Pausfen goedge;eurd werd, was dit zoo veel, als of zij de zeven Sa*  GESCHIEDENIS. 267 Sacramenten ook voor eene leere van hunne Kerk erkenden. Tot dat eindelijk eugenius IV, op de Kerkvergadering te Florence in het jaar 1439, het vermaak genietende, dat hij de Armeniërs met zijne Kerk vereenigde , hen onderwees, wat zij als leden van zijne Kerk gelooven moesten, en daar onder was dan ook de leer van zeven Sacramenten begrepen. De Scholastieken bragten bij de Sacramenten vele gevoelens te berde, en onder deze was het gevoelen der Tranfubflantiatie, hetwelk eindelijk in dit Tijdvak eene leer der Kerk werd. Wij hebben van tijd tot tijd in de Gefchiedenis der Kerk verhaald, welke veranderingen de Leer van het Avondmaal al ondergaan hebbe , en bij gelegenheid van de twisten over hetzelve in de IXde eeuw ook aangeteekend, welke tegenfpraak de leer van de verandering van het brood in het Avondmaal ondervonden hebbe, hoe onzeker die leer nog in de Xlde eeuw gebleven zij, totdat eindelijk berengarius met al zijne fcherpzinnigheid en vrijmoedigheid daar vooi heeft moeten bezwijken. Evenwel was deze leer in de Xllde eeuw in de Westerfche Kerk nog niet volkomen heerfchende; maar de Grieken hadden 'er zich reeds door het zamenfiel van damascenus aan gewend. De rederijkkundige bloempjes, waar.mede de H. bernhard gewoon is, zijnen ftijl te verfieren, maken dat hij zich omtrent deze leere niet duidelijk uitdrukt. Ondertusfchen fpreekt hij duidelijk genoeg van het Avond- V boek VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. Tranfubflantiatie.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 568 KERKELIJKE Avondmaal (*): Ook tot heden toe wordt ons datzelfde vleesch gegeven, maar geestelijk, (fed fpiritualiter utique,) als hij 'er derhalve kort daar na op laat volgen: „ Ook hebben wij thans nog de ,, ware zelfftandigheid, (fubftantie, ) van dit ;, vleesch; zonder twijfel niet anders dan in een „ Sacrament;" zoo kan dit bijvoegfel: hand duhium fane quin in facramento niet wel iets anders beteekenen, dan: fed fpiritualiter utique. Op eene andere plaats, waar hij opzettelijk dit onderwerp behandelt (f) , vergelijkt hij de Sacramenten met een' ring, die ten teeken eener te deelen erfenis gegeven wordt. De ring , zegt hij , geldt op zich zeiven niets; maar het gene ik zoek, is de erfenis. Op deze wijze heeft de Heere , toen hij zijn lijden naderde, zijne leerlingen met zijne genade laten beloonen, opdat de onzigtbare genade door eenig ■eigtbaar teeken medegedeeld werd." Eene vergelijking, welke alle verandering uitfluit. Ook zijn tijdgenoot, de Abt van Duits, rupert, draagt eene leere voor, welke niet beftaanbaar is met de verandering van het brood. Van deze beide Mijftieke, en dus meer Bijbelfche Godgeleerden, onderfcheidt zich in de verklaring dezer leere, de aanvoerder der Scholastieken, petrus lombard, hoewel hij zelve niet regt weet, wat hij 'er van maken moet. Na zoo wel die genen (*) Sermo in Festo S. Martini T. III. Opp. p. 336. (t) Sermo de Coena Domini l. c. p. 175.  GESCHIEDENIS. 269 tien wederlege! te hebben, die zeggen, dat de goddeloozen, zoo wel als de godvruchtigen, het ligchaam en bloed van christus in het Avondmaal ontvangen; als die genen, die daar in enkel teeltenen vinden , wil hij bewijzen, dat het ware ligchaam en het ware bloed van christus op den altaar zijn, ja dat de geheele christus zelve onder elke van de beide gedaanten tegenwoordig is; en dat de zelfftandigheid van het brood in het ligchaam , gelijk de zelfftandigheid des wijns in het bloed veranderd worden. „Maar, zegt hij, wanneer 'er gevraagd wordt: wat voor eene verandering dit zij: eene formeele of fubftantieele? of van eene andere foort? Dit ben ik niet in ftaat te bepalen. Doch dit zie ik wel, dat het geene formeele is, dewijl de voormalige gedaanten dezer zaken, gelijk ook de fmaak en het gewigt, overblijven enz. Ondertusfchen, terwijl men nog twistte, hoe de verandering van het brood in het Avondmaal verftaan moest worden, werd het plegtige kunstwoord Tranfubftantiatie federt de Xllde eeuw meer en meer gewoon. Dit woord komt het eerst voor in eene Predikatie van hildebert , Bisfchop van Mans, en eindelijk Aartsbisfchop van Tours , die omftreeks het jaar 1134. geftorven is. Men hééft voorheen gedacht, dat steven, Bisfchop van Autun, het eerst dit woord gebruikt hebbe, doch men plaatfle zijnen leeftijd veel te vroeg in de Xde eeuw, terwijl men thans overtuigd is, dat hij in de Xllde eeuw thuis hoort. Een ander vermaard Leeraar in Frankryk , pieter van blois , fchrijft ook: „ Ter- V BOEK VIÏ Hoofdfl. na C. G. Jaario73. tot 1517.  i70 KERKELIJKE V BOEK VII Hoofdft. naC. G. Jaario73. tot 1517. ,, Terwijl brood en wijn door de kracht des hemelfchen woords in het ligchaam en bloed van Christus veranderen, (tranfubftantiatis,) blijven de Accidentten, welke daar te voren waren, zonder fubject en zonder onderwerp." ernesti (*) heeft niet onwaarfchijnlijk gegist , dat Tranfubftantiatia eene plompe woordelijke vertaling is van het woord Metamorphofts van ovidius. Eindelijk gaf innocentius III aan deze leer op de algemeene Kerkvergadering van Lateraan in het jaar 1215 haar leerftellig gewigt en kracht in zijne geheele Kerk, en verklaarde de verandering van het brood voor een werk der Goddelijke almagt. (tranfubftantiatis pane in corpus, et vino in fanguinem, potestate divina.~) Evenwel hielden hier mede de vragen en gevoelens der Scholastieken over de verandering van het brood niet op, maar vermeerderden veel meer, ten aanzien van de wijze en omftandigheden dezer verandering; maar ook zagen zij zich genoodzaakt, nog andere vragen te ontwikkelen, welke bij gevolg uit deze leer voortvloeiden; bij voorbeeld: wanneer een muis of hond het gewijde teeken opat , wat dezelve eigenlijk ontving of at? enz. Hoe het zij, men had vastelijk befloten, dit leerftuk te handhaven , tot welke zeldzame en ongerijmde vragen en oplosfmgen het dan ook aanleiding mogt geven, en geen wonder, daar het aanzien van den Mispriester door dit leerftuk zoo zeer rij- (*) In Anti - Muratorio p. 48.  GESCHIEDENIS. 271 rijzen moest, gelijk men dan ook meermalen gezegd heeft, dat zijne waardigheid en magt alle andere in de wereld te boven ging. Het ontbrak ook niet aan verhalen van wonderen , welke deze leer moesten bevestigen; en welke zóo menigvuldig waren, dat alexander van hales 'er een bijzonder vraagftuk van maakte (*); of men, wanneer na de zegening het vleesch van christus in zijne natuurlijke gedaante , als een kind, of als bloedig vleesch, verfchijnen mogt, dat ook zou mogen gebruiken ? Neen; antwoordt hij; maar men moet het in een heel rein kastje als eene Reliquie bewaren; en in zoodanig geval is het geestelijk gebruik voldoende. Wij zullen de moeite niet nemen, om den Lezer lastig te vallen met eene lijst van zoodanige wonderen, anders zouden wij ook gewagen kunnen van het Mirakel met eene Hostie, welk te Amfterdam zal gebeurd zijn, en waar naar nog eene ftraat den naam draagt van de heilige Weg. Ondertusfchen waren 'er nog in de XJJIde eeuw niet weinige Godgeleerden van Parys, die, zoo zij al deze leer niet regelregt tegenfpraken, echter ook tevens andere meeningen daaromtrent voordroegen. Aan een van hen werd te last gelegd, dat, als hij zich in het jaar 1264 te Rome bevond, hij tegen eenen Kardinaal gezegd zou hebben, dat te Parys het gevoelen, dat christus ligchaam niet wezenlijk in het Avondmaal tegenwoordig zij , vrij algemeen was; maar dat (*) In L. IV. Sentent. Qiiaest. LUI. Membr. IV. 'Artic. I. fel. CCXVI. b. V BOEK Vil Hoofdft. ia C. G» f aar 1073. tot 1517.  a7» KERKELIJKE V boek VII Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517. dat hetzelve alleen door de teekenen beteekend werd, en dat dit ook zijne meening was; maar hij verdedigde zieh tegen dit verwijt in eenen Brief aan den Paus (*). Zelfs nog in het begin der XlVde eeuw heeft jan van Parys, een Dominikaner Monnik, een fcherpzinnig redetwister, zoodat men hem den bijnaam gaf Picque Tastte of Point asne, (vertaald Joannes Pungensafinum, ) omtrent deze leer zijn gevoelen voorgedragen in een gefchrift, door j. allix uit een handfchrift van het Klooster St. Victor te Paiys in het licht gegeven: Determinatio de modo exifiendi corpus Christi in Sacramento Altaris alio, quam tenet Ecclefia. In dit gefchrift betuigt hij de plegtige meening van de broodverandering goed te keuren; maar, voegt hij 'er bij, hij verftoutte zich niet om te zeggen, dat dit volftrekt tot zijn geloof noodzakelijk was; (quod hoe cadat fub fide mea;~) doch de ware en wezenlijke tegenwoordigheid van christus in het Sacrament des Altaars kon nog op eene andere wijze verdedigd worden. Te weten, men kon leeren, dat de fub' flantie des broods onder hare accidentien bleef, doch met zekere bepalingen : ( non in proprio fuppoftto; fed tracta ad esfe et fuppofttum Christi ; ita ut hac ratipne fit unutn fuppofttum in duabus naturis;) en dit gefchiedde door middel der ligchamelijkheid, (corporeitas,) welke met de broodheid, (paneitas,) gemeenfchappelijke eigenfehappen heeft; zoodat het brood christus ligchaam, en dit het brood (*) bulaeus Hist. Univerf. Paris. T. III. p. 373-  GESCHIEDENIS. 473 brood zij. Deze wijze van verklaring draagt eenen bijzonderen naam, Impanatio. Dat deze broodverandering ten dezen tijde ook in de Griekfche Kerk reeds vrij algemeene toeftemming gehad hebbe, bewijzen twee plaatfert uit den vermaarden Uitlegger theofylactus (*> Op beide deze plaatfen zegt hij: In het Avondmaal is niet blootelijk een voorbeeld, («wh-ww»,) maar het ligchaam des Heeren zelve, terwijl het brood, zoo als hij zich op de eerfte plaats uitdrukt, door eene onuitfprekelijke kracht veranderd wordt; (ia^xtsohHxi,) alhoewel het brood fchijnt te zijn. In de tweede plaats gebruikt hij het woord iAiT*^»\\irett; en in beide voert hij deze reden aan: aan brood en wijn zijn wij gewoon; maar van bloed en vleesch, voornamelijk menfchenvleesch, hebben wij eenen afkeerJ daarom heeft zich de goddelijke barmhartigheid naar onze zwakheid gefchiktè Welke zeldzame begrippen men zich voorts van deze verandering in het Avondmaal gemaakt heeft, leert de twist, welke omtrent het jaar 1382 in het Koningrijk Valentia ontftaan is (f). De Parochiepriesters aldaar leiden den kranken, welken zij het Avondmaal toedienden , onder anderen de vraag Voor: Gelooft gij, dat dit, (de Hostie, welke de Priester in de hand had,) de Vader, Zoon en Hei. lige Geest is? als de kranke ja zeide; dan ontving hij (*) Comment. in Matth. XXVI. in Mare. XIV. (t) baluz. Notae ad Vitt. Papar. Avenienensf. Tonti I. pag. 1368. XVIII. Deel. % V boer VII Hoofdft. na C. G. Jaano/3. tot 1517,  V BOEK Vil Hoofdll. na C. G Jaar 107 3 tot 1517 C74 KERKELIJKE hij de Hostie. Een zieke Doctor of Leeraar, wien de Priester hetzelfde vraagde, zeide: Neen; het is flechts het ligchaam van christus, den Zone Gods; maar niet de Vader, noch de Heilige Geest. Toen dit antwoord bekend werd, was men het niet ééns, welk het ware gevoelen was. De Inquifiteur raadpleegde deswegens met de Godgeleerden, en verklaarde vervolgens de Helling van den Priester voor kettersch. Doch één van de Parochiepriesters drong zich tegen de orde m, os» in de hoofd ftad te prediken , en riep, midden onder de Preek, eenen daar tegenwoordigen Notaris op, opdat hij den inhoud van een papier, hetwelk hij vertoonde, bevestigen zou. De Priester had 'er het volgende op gefchreven: „ Nademaal in jezus christus drie naturen zijn, eene menfchelijke, geestelijke en goddelijke, gelooft gij dan, 6 Christen, dat, wanneer een Priester u het dierbaar ligchaam van christus overgeeft, en u naar zijne menschheid vraagt, of door de woorden, welke christus op Witten Donderdag gefproken heeft, het Hoffelijke brood in het ware vleesch van christus veranderd is geworden? Gij moet allezins ja ! zeggen. Wanneer hij u verder naar zijne geestelijke natuur vraagt, of gij namelijk gelooft, >lat aldaar de heilige ziel van christus is: zoo zeg ook: ja. Vraagt hij u eindelijk, over de Goddelijke Natuur, of deze Vader, Zoon en Heil. Geest zij; zoo zeg ook: ja, dewijl alle drie de perfonen daar wezenlijk zijn." Doch ,'terwijl de Priester dit wijdloopig verklaarde, riep hem een koopman toe: „ Zeg veel meer, ó Christen! neen! neen!" Ook  GESCHIEDENIS. a.75 Ook wederfpraken nog anderen den Priester, toen hij van den Kanfel kwam. Het volk koos over het geheel partij tegen de Priesters; ook traden de Bedelmonniken op deze zijde, en 'er verliepen twee jaren, eer deze twist door den Heil. vincentius kon worden bijgelegd. Dat voorts in de laatfte eeuwen van dit Tijdvak allen, die de verandering van het brood in het Avondmaal ontkenden, als Ketters aangezien en behandeld zijn, zal ons uit het verder beloop der Gefchiedenis blijken. Aan den bovengemelden jan van Parys werd reeds het waarnemen van zijn leeraarambt, om zijne leere van het Avondmaal, door fommige Prelaten verboden. Een natuurlijk gevolg der Transfubflantiatie, de aanbidding der gewijde Hostie, als in welke christus zelve tegenwoordig zou zijn, werd nu ook een hoofdfteun voor deze leer. Men heeft wel over de oudheid van dit gebruik getwist, tusfchen de Roomschgezinden en Protettanten, doch fchoon men reeds in de Vide eeuw bij de Grieken de gewoonte vindt, om het gewijde brood voor het oog der Gemeente op te heffen, zoo gefchiedde zulks alleen , om de aanwezenden te noodigen tot het gebruik des Avondmaals; dit gebruik vindt men ook vervolgens in de Westerfche Kerk, maar van de aanbidding nog in de Xllde eeuw geene fporen, doch in de Xlllde eeuw vindt men het in de Westerfche Kerk als een pligt voorgefchreven. In 1217 gebood honorius III (*), dat (*) In Drcretall. Gregor. IX. L. Ui. tit. 41. de Celebrat. Misfae C. 10. S 2 V BOEK Vil Hoofdft. na C. G. Jaar 107 3. tot 1517. Het aan. bidden der ge wijde Hostie  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaario;3 tot 1517. Sacramentsdag 275 KERKELIJKE dat elk Priester zijne Gemeente zorgvuldig zal 0n> derrigten, dat, wanneer bij het vieren der Mis de heilzame Hostie opgeheven wordt, zich ieder een eerbiedig buigen moet , als ook , wanneer dezelve naar eenen zieken gedragen wordt. Deze buiging werd om dezen tijd ook door eene Kerkvergadering te Saintes bij het voorbijdragen der Hostie geboden, en daar voor tien dagen aflaat beloofd (*). Vervolgens werd de leer van de Transfubflantiatie en van de aanbidding der gewijde Hostie, voor de Westerfche Kerk, als het ware, geheiligd door een bijzonder Feest , hetwelk als allerhoogstwaardigst gevierd wordt. De oorfprong van hetzelve is zonder eenige bedenking bekend, maar ftrekt niet zeer om hetzelve eerwaardigheid bij te zetten, juliana, eene Non in een Hospitaal buiten de poort van Luik, en federt het jaar 1230 aldaar Prioresfe , — zoo verhaalt het de Dominikaan bzovius uit eenen ouden Schrijver (f), en veel korter de Paus benedictus XIV, in een werk, hetwelk hij nog als pr.osper. lambertini gefchreven heeft (§) — ftond in zoo hoogen roem van heiligheid, dat zij meermalen in den hemel verrukt werd, en in den Profetifchen geest zelfs de gedachten der menfchen bekend maakte. Zoo dikwijls bijna als zij bad , zweefde haar een wonderbaar gezigt voor oogen : da (*) HARDuiN. Concill. T. VII. C 7. P- H7(t) In annal. Eccles. ad a. 1230. n. 16. (§) Commcnt. de D. N. J. C. ejusque Matris festis p, 1. §. DXXXII. fq. p.  GESCHIEDENIS. 277 .de Maan, wel in haren vollen glans, maar aan een deel van hare rondheid gebroken. Zij verftond door een •Goddelijk onderwijs, dat de Maan de Kerk, en de breuk van dezelve het ontbreken van een enkel Feest te kennen gaf, hetwelk God tot den wasdom van het ware geloof wilde ingefteld hebben; ook kreeg zij bevel, om met het vieren van hetzelve een begin te maken, en het aan de wereld aan te kondigen. Twintig jaren lang verhinderde hare nederigheid haar, om dit bevel uit te voeren; terwijl zij bad, dat zulks aan een' waardiger perfoon mogt opgedragen worden; eindelijk ontdekte zij het aan eenen Kanunnik te Luik, die het weder aan andere aanzienelijke Geestelijken mededeelde, onder anderen aan den Aartsdiaken jakob , die naderhand den Pausfelijken Troon beklommen heeft, onder den naam van urbanus IV. Deze allen waren eenparig van gevoelen, dat het ter eere van God en opwekking van godvruchtige Christenen (trekken zou , wanneer 'er een bijzonder Feest ter gedachtenis der inzegening van het Heilig Avondmaal ingefteld werd. Doch eene andere godzalige Maagd, isabella , eene vriendin van juliana , kreeg insgelijks om dezen tijd, als zij in eene Kerk te Luik voor een krucifix knielend bad, eene Goddelijke Openbaring, van dezen inhoud, dat zoodanig een Feest fteeds eene verborgenheid der Heilige Drieëenheid geweest was, maar nu was, in deze laatfte dagen, de tijd gekomen, dat dezelve aan de menfchen verkondigd moest worden. De beide vriendinnen befloten derhalve, om alles in het werk te ftellen, ten einde s 3 dit V BOEK VH Hoofdft. na C. Gt Jaario73. tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517 a78 KERKELIJKE dit oogmerk te bereiken, juliana liet door eenen jongen, juist niet geleerden , Geestelijken, eene Liturgie of Eeredienst voor dit Feest opflellen; en als deze aan de Godgeleerden ter beproeving overgegeven was, oordeelden zij eenparig, dat dit werk niet van menfchen kwam, maar van den Vader des lichts zeiven. Verfcheidene Geestelijken in het Bisdom Luik verzetten zich wel hier tegen, maar hun Bisfchop hugo voerde het Feest in op eene Sijnode in het jaar 1246. Zijn dood echter maakte 'er weder een einde aan ; en alhoewel de Kardinaal - Legaat hugo hetzelve ijverig aanprees, evenwel werd het Hechts zoo lang gevierd, als hij zich in dezen oord onthield, juliana ftierf dus in het jaar 1257, zonder haren wensch vervuld te zien; doch hare leerlinge en'vriendin eva, eene andere Non te Luik, bragt het zoo ver, dat ten minfle de Kanunniken van St. Martin dit Feest zonder vertoef vierden. Thans kwam het op de uitfpraak van den Paus aan, voor wien de zaak gebragt was , welk lot dit nieuwe Feest hebben zou. urbanus IV oordeelde de zaak zoo gewigtig, dat hij 'er niet overhaast in te werk wille gaan. Maar een ander wonderwerk, hetwelk te Bolfena, niet ver van Civita Vecchia , waar hij zich met zijn Hof bevond, in het jaar 1264 gebeurde, bragt hem fpoedig tot andere gedachten. Wanneer een Priester aldaar de teekenen van het Avondmaal inzegende, en aan de waarheid der verandering van het brood twijfelde: vielen 'er bloeddruppels op zijn' linnen Koorkleed. Hij wilde die verbergen, door het kleed in plooijen te flaan , doch  GESCHIEDENIS. doch daar door kwamen meer bloedige gedaanten eener Hostie te voorfchijn; en dit kleed is tot in de jongde ti)den te Civita Vecchia als eene Reliquie f bewaard. Hier op verordende urbanus nog in dat- " zelfde jaar 1264, door eene Bulle, dit Feest voor { zijne geheele Kerk, op den donderdag na de Pinkfterweek (*), belovende aan allen, die hetzelve zouden viereu, eenen aflaat van 40 tot 100 dagen. Men heeft echter naderhand pogen te ontkennen, dat de droomerijen van eenige vrouwen tot dit Feest aanleiding gegeven hebben. Dewijl urbanus twee maanden flechts na het uitvaardigen van zijne Bulle ftierf, zoo bleef het vieren van het Feest overal achter, alhoewel hij zelve het gevierd had. Maar klemens V herftelde het in het jaar 1311 weder op eene Kerkvergadering te Vtenne, door eene verordening, welke eene herhaling was van de Bulle van urbanus (f). Sedert is dit Feest, inde Kerkefpraak Festum Corporis Domini, gemeenlijk Sacramentsdag genoemd, in algemeen gebruik gekomen, en werd eenigermate het voornaamfte , en in der daad het prachtigfte in de Roomfche Kerk. Dat urbanus IV ook het plegtig omdragen der gewijde Hostie op dit Feest, zoo als het nog gewoon is, te gelijk bevolen hebbe, vindt benedictus XIV waarfchijnlijk. Ook is het te gelooven, dat federt de vernieuwing van dit Feest, het bewaren en aanbidden der Hostie, (*) In Magno Bullario Romano T. I. p. 146. (f) Clementinar. L. III. Ti:. 16. de reliquiis et veneratione SS- Cap. unie. ƒ>. ro8o. s4 V BOEK Vil loofdft. a C. G. aar 1073. 3t I5I7.  *8o KERKELIJKE V boer VII Hoofdft. na C. G jaario73, tot 1517 De Leeft en van het gebruik van den beker in het Avondmaal uitgefloten. tie, in een kostbaar kasje ook buiten de bediening van het Sacrament allengs meer de overhand gekre? gen heeft. Men heeft ook als een gevolg van de leere der Transfubflantiatie aangezien die voorname verandering in het bedienen van het Avondmaal , dat men de Leeken heeft uitgefloten van het gebruik van den drinkbeker in hetzelve, hoewel deze verandering niet onmiddelijk en noodzakelijk, noch alleen uit die leere js voortgevloeid. Tot in de Xllde eeuw toe werd aan alle Christenen, zonder onderfcheid, het Avondmaal volledig, onder beide gedaanten van brood en wijn, toegediend; gelijk de eerlijke Kardinaal bona zelve erkend heeft (*), en gelijk duidelijk blijkt uit den Regel van Paus gelasius I, die de fcheiding van het brood en den beker uitdrukkelijk onder ftraffe van den ban verbiedt, dewijl zulke fcheiding van een en hetzelfde Sacrament niet zonder Herken Kerkroof en Heiligfchennis gepleegd kan worden. Toen in de laatfte dertig jaren der Xlde eeuw de twist met berengarius over het Avondmaal op het hevigst gevoerd werd, verdedigde deszelfs partij lanfrank wel deTransfub/iantiatie met allen ijver, maar hij onderftelde evenwel het gebruiken van het Avondmaal onder beiderlei gedaante als algemeen gewoonlijk. In een Liturgisch gefchrift van eenen ongenoemden uit dienzelfden tijd worden die genen beft!aft, die het ligchaam van christus in den Wijn doopten, en dus geloofden , het Avondmaal vol- (*) Rer. Liturg. L. II. C. 18. Opp. p. 594. fq.  GESCHIEDENIS. aSi volledig bediend te hebben; welk misbruik Paus urbanus II op de Kerkvergadering te Clermont in het jaar 1095 insgelijks uitdrukkelijk verbood, wil-| lende, dat niemand bij den Altaar het ligchaam en t bloed anders, dan elk bijzonder, nemen zal. j Doch, omtrent dien tijd, werd het eerst van eenige Prelaten het voorftel gedaan, dat men aan de Leeken den drinkbeker in het Avondmaal niet behoefde te geven, rodulf, federt het jaar no8 Abt van het Klooster van den Heiligen Trom, (S. Trudoms,) in het Bisdom Luik, en in het jaar 1121 Abt van St. Pantaleon in het Keulfche, geeft in zijn ongedrukt gedicht, bij bona aangehaald, de redenen daar voor op: „ Hier en daar, zegt hij, mag men de voorzigtigheid gebruiken, dat de Priester aan zieke of gezonde Leeken niets van het bloed van christus geve; alzoo 'er gemakkelijk iets van geftort kon worden, en de eenvoudige zou kunnen denken: dat de geheele jezus niet onder beiderlei gedaante zij. Hic et ibi cautela flat, ne Presbi/ter eegris Aut fanis tribuat Laicis de fanpuine Christi • Nam fundi posfet leviter, flmplexque putaret, Qiiod non fub fpecie fit mus Jefus utraque. Evenwel hadden deze voorftellingen in het eerst weinig ingang. De overeenftemming der voornaamfl:e Myftieken en Scholastieken van deze eeuw behield het oud gebruik beide van brood en wijn, bij voorbeeld , bernhard van Clairvaux, hugo van St. Victor enz. petrus lombardus, wiens gevoelens en uitfpraken zoo veel invloed hadden, zegt s 5 uit- V BOEK Vil loofdft. a C. G. aario73. ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaari.073. tot 1517. a8a KERKELIJKE uitdrukkelijk : „ Waarom wordt het Avondmaal onder eene tweeledige gedaante gebruikt , fchoon toch de geheele christus onder elke van beiden is? Om te toonen, dat hij de geheele menfchelijke natuur aangenomen heeft, om die geheel te verlosfen. Want het brood ziet op het vleesch, en de wijn daartegen op het bloed , omdat de wijn het bloed werkt, in hetwelk, gelijk de Natuurkundigen zeggen, de zitplaats der ziel is. Het wordt daarom onder twee gedaanten gevierd , opdat de aanneming der ziel en des vleefches in christus , en de verlosfing van beiden in ons aangeduid wordt (*)." In de XIHde eeuw integendeel nam de meening, dat men de kelk aan de Leeken mogt en kon onthouden, merkelijk de overhand. In het jaar 1313 werd de Transfubftantiatie als een Kerkelijk Leerftuk door innocentius III vastgefteld, welke Paus evenwel zelve in zijne fchriften blijken geeft, dat ook de vrouwen den beker nog ontvangen hebben. Misfehien heeft evenwel deze leer nu eene leer der Kerk geworden, aanleiding gegeven , dat men meer bezorgd geworden is, dat de Leeken het bloed van christus ftorten mogten. Hoe het zij, alexander van hales, de Engelfche Franciskaner, die de Godgeleerdheid met zoo veel roem tot aan zijnen dood in het jaar 1245 toe te Parys. gelijk te voren te Oxford, geleerd heeft, is reeds een getuige, hoe zeer de nieuwe gewoonte zich had uitgebreid. Onder eene menigte vragen over het Avondmaal fielt hij (*) L. IV. Diflinci. XI. p. 313-  GESCHIEDENIS. 283 hij ook deze voor: Is het wel geoorloofd, het ligchaam van christus enkel onder de gedaante des broods te nemen, zonder hem te gelijk ohder de gedaante des wijns te ontvangen? Na de gronden voor en tegen aangehaald te hebben, befluit hij, dat, dewijl christus onder de beide gedaanten geheel ontvangen wordt, men heel wel zijn ligchaam enkel onder de gedaante des broods ontvangen kan; zoo als bijkans overal van de Leeken in de Kerk gefchiedt. Evenwel was dit gebruik nog ver van algemeen te zijn , alzoo eene Kerkvergadering te Durham van het jaar 1220, de Priesters vermaande, om de Leeken, zoo dikwijls zij ten Avondmaal gingen, te onderwijzen, dat zij toch niet aan de waarheid van het ligchaam en bloed van christus twijfelen, dewijl zij zeker dat gene onder de gedaante des broods ontvangen, het gene voor ons aan het kruis gehangen heeft, en in den drinkbeker, het geen uit de zijde van christus geftort is. Nog gevvigtiger zijn hier plaatfen uit de fchriften van albert den Grooten. Deze weet zoo weinig daar van, dat men den beker toen aan de Leeken zou onthouden hebben, dat hij veel meer (*) die genen wederlegt, die het gebruik des wijns voor overtollig verklaren, omdat de geheele christus onder de gedaante van het brood tegenwoordig is; maar zijn leerling, de Heil. thomas , fchijnt het eerst deze leere van den beker aan de Leeken te onthouden, met kracht voorgedaan (*) hibr. de ccrpore Christi et facramento altaris. V BOEK VII Hoofdft. ia C. G. [aan 073. :ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 284 K'ERKELrjKE [laan te hebben. Hij fielt de vraag voor: Is het wel geoorloofd, het ligchaam van christus te gebruiken , zonder het bloed ? En hij antwoordt : Zulks fchijnt ongeoorloofd te zijn, dewiil Paus gelasius in zijn bekend voorfchrift zulks verbiedt; dewijl het drinken des bloeds tot de volkomenheid van dit Sacrament behoort, en dewijl dit tot gedachtenis van het lijden van christus ontvangen wordt, welk lijden meer door het bloed, dan door het ligchaam wordt uitgedrukt , zoodat men zich eer van het gebruik des ligchaams dan des bloeds zou dienen te onthouden. Maar daar tegen, zoo vervolgt hij, ftrijdt de gewoonte van vele Kerken, in welke het volk wel het ligchaam van christus , maar niet zijn bloed ontvangt. Hier uit leidt hij dit gevolg af: „ Naardien het den Priester toekomt, dit Sacrament te wijden en tot fland te brengen , welks volkomenheid in beide beflaat: zoo mag hij geenszins het ligchaam van christus zonder het bloed nemen; maar omtrent anderen gebruiken eenige Kerken de voorzigtige gewoonte, uit hoofde van het gevaar van een oneerbiedig gedrag, enkel het ligchaam van christus te geven." Deze groote Godgeleerde van zijnen leeftijd uit de Orde der Dominikanen zal velen aan zijne zijde overgehaald hebben, en dewijl ten zelfden tijde het Opperhoofd der Franciskanen bonaventura zich voor dit gevoelen verklaarde, is het niet vreemd, dat deze nieuwe gewoonte, om de Leeken van den Avondmaalskelk uit te fluiten, fpoedig van de aanzienelijkfte Kerken in het Westen is aangenomen ge- wor-  GESCHIEDENIS. 485 worden. In de latere tijden der XlIIde eeuw ziet men in vele Kerken , in plaats van den gewijden wijn, voor de Leeken de naderhand zoogenoemde fpoelbeker te voorfchijn komen. Men goot bij den overgeblevenen gewijden wijn meermalen gewonen wijn, en een Aartsbisfchop van Canterbury, joan pekham, gaf in het jaar 1281 aan zijne Priesteren in last, om het volk te onderwijzen, dat, het geen hun in dezen beker gegeven werd, geen Sacrament was, maar enkel wijn, met welks hulp zij het ontvangene heilige ligchaam gemakkelijker konden doorflikken. Ondertusfchen vindt men nog diep in de XlVde eeuw voorbeelden, dat men den beker ook aan de Leeken gegeven heeft; trouwens blijkt uit het geval van Keizer hendiuk in het jaar 1313, die door den wijn in het Avondmaal vergeven zal zijn, dat de Leeken zeker den beker ontvangen hebben. Evenwel werd reeds omtrent het midden der XlVde eeuw de tegengeftelde gewoonte door de Paufen zoo zeer als wettig en regtmatig aangezien, dat klemens VII, in het jaar 1344, aan den Hertog jan van Normandië, oudften Zoon van Koning filips VI, op deszelfs verzoek, als een bijzonder voorregt, bij Dispenfatie bewilligde, dat hij, zoo lang hij leefde, den beker zou mogen ontvangen , hetzelve vergunde hij ook aan de Ouders en de Gemalin van dezen Prins, en in het volgende jaar aan den Hertog otto van Burgondië, doch onder voorwaarde, dat de Priester zich daar bij zoo geheim en voorzigtig zou gedragen, dat 'er toch niets van het bloed geftort, noch eenige ergernis gegeven mogt V boek VII Hoofdfr. na G. G. Jaar 1073. tot 1517. \  286 KERKELIJKE V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517. mogt worden. Op het einde dezer eeuw was het zelfs gevaarlijk, op het algemeen gebruik van den drinkbeker aan te dringen. Een Parochiepriester te Praag, Meester matthias van Janow, onderwees het volk en noodigde hen uit, om den beker te ontvangen , welken hij ook ronddeelde. Maar de hooge Geestelijkheid noodzaakte hem fpoedig, om te herroepen; hij ftierf in het jaar 1394, en zijne fchriften werden in het jaar 1410, met andere zoogenoemde Ketterfche fchriften, door den Aartsbisfchop van Praag veroordeeld. Bohemen was over het geheel het land, waar men het langst het gebruik van den Avondmaalskelk behouden had. Dit land was door Griekfche Monniken tot het Christendom bekeerd, en bleef fteeds genegenheid behouden voor de oude gebruiken, de Priesters leefden in den echt, de gewone landtaal werd bij den Godsdienst gebruikt, en dus ook het Avondmaal lang onder de beide gedaanten van brood en wijn bediend; maar toen karel IV omtrent het midden dezer eeuw de Univerfiteit te Praag ftichtte, en op dezelve vele Duitfche, Franfche en Italiaanfche Leetaren beriep, werden de vorige gebruiken , ook door uitdrukkelijke Plakaten van dezen Vorst, onder ftrafie des vuurs, afgefchaft, en daar onder het gebruik van den drinkbeker voor de Leeken. — Nog was 'er eene reden, waarom men in Bohemen reeds in de XlVde eeuw vele koene Leeraars van Hervorming vond, die onder andere verbasteringen van den Godsdienst en der Kerk, ook bet Avond-  ■ 1 GESCHIEDENIS. 287 Avondmaal onder eene gedaante bedreden. De Waldenzen , die overal vervolgd werden, namen gedeeltelijk hunne toevlugt ook naar Bohemen, alwaar de j gefchiktheid tot eene vrijere denkwijze, voornamelijk 1 onder de heimelijke Grieken, grooter was dan in j de meeste an :ere landen. In het naburig Meisfen leefde in het begin der XVde eeuw pieter van Dresden, zoo als hij naar zijne vaderftad genoemd werd , ook een aanhanger der Waldenzem. Deze had, na eenig verblijf te Praag, deze hoofdftad met vele andere Duitfchers verlaten in het jaar 1409, en federt in zijn vaderland Schoolonderwijs gegeven. Doch toen men hem als een' Ketter herkende, vlugtte hij weder naar Praag, alwaar thans federt het jaar 1400 als lid der Filozofifche Faculteit dezer Hooge School jakob van Mi fa leerde, gemeenelijk, om zijne kleine ligchaamsgeftalte, jacobellus , (de Kleine jakob,) in her Boheemsch jakaubez genoemd. Tegen dezen, die toen bij de Kerk van St. Michael te Praag Parochiepriester was, zeide pieter van Dresden: dat hij zich verwonderde, dat een zoo geleerd en heilig man de dwaling in de leere van het Avondmaal niet opgemerkt had, die reeds lang voor de Kerk zeer nadeelig was geworden, dat men het volk enkel het ligchaam des Heeren onder ééne gedaante gaf. jacobellus, hier door opgewekt, raadpleegde de Kerkvaders , en vond, dat zij het algemeen gebruik des bekers aangeprezen hadden, hetwelk hij ook aan het volk predikte, en het vermaande, om in het vervolg het Avond- V boek VII loofdft. a C. G. aan 073. ot 1517.  V boek VII Hoofdft. na C. G, Jaano73, tot 1517, 488 KERKELIJKE Avondmaal volledig te gebruiken (*). De twisten" met hus over den Godsdienst, welke toen reeds plaats hadden, kregen daar door een' grooten fteun, voornamelijk, dewijl ook zijn ambtgenoot sigmund rzepansci hem bijdond. De Aartsbisfchop van Praag deed hem wel in den ban , maar hij ging voort, met toejuiching over dit ftuk te prediken, en de twist hield weldra de vergadering van Conftans bezig, ook werden 'er hevige fchrifren over gewisfeld. Terftond toen jakob de misa in het jaar 1415 zijn gevoelen openlijk begon voor te dragen, wederfpraken hem de Leeraars der Hooge School, maar hij verdedigde zijn gevoelen in een afzonderlijk gefchrift, waar tegen een Ongenoemde eenen langen Brief uitgaf, en poogde te bewijzen, dat het tegen het oogmerk van christus was, dat men de Leeken heide de deelen van het Avondmaal toediende. Kort daar na volgde 'er een ander gefchrift van andreas broda , Doctor en Profesfor der Godgeleerdheid te Praag; tegen welken aanval jakob van Mi/a zich fpoedig in eene wijdloopige verantwoording verdedigde; een ander Ongenoemde poogde hem op nieuw te wederleggen, en deze maakte een onderfcheid tusfchen de oude Kerk en de nieuwe , welke volgens hem met den Roomfchen Bisfchop silvester haren aanvang genomen heeft; ja men kan, zegt hij, den oorfprong der nieuwe Kerk eerst federt honderd of twee honderd jaren berekenen. In de (*) aekeas sylvius Hist. Bohem, C. 35.  GESCHIEDENIS. 289 de eerfte Kerk gefchiedde alles eenvoudiger en grover , (fimpliciori modo et grosfiori,) dan in de nieuwe, waar alles op eene waardiger wijze befchouwd en behandeld wordt. Deze Schrijver vervalt zelfs tot ongerijmde flellingen, bij voorbeeld: De Paus kan voor de menfchen zonden maken, waar 'er geene zijn, of waren: want naardien het reeds zonde is, loffelijke gewoonten der Kerk te overtreden, zoo is het zelfs doodzonde, aan Pausfelijke verordeningen ongehoorzaam te zijn. Ondertusfchen was te Konftans de Kerkvergadering opmerkzamer geworden op dezen twist. De groote goedkeuring, welke jakob van Mi fa in zijn vaderland vond, ontrustte haar; hij werd deswegens van den Bisfchop van Leitomifchel bij haar befchuldigd, die de vergadering bad, om deze toenemende Ketterij paal en perk te Hellen, huss zelve verklaarde zich ftog te Konftans, eer hij gevangen gezet werd, in een bijzonder gefchrift voor den kelk der Leeken. De daar tegenwoordig zijnde Godgeleerden oordeelden het derhalve noodig, met hunne uitfpraak tusfchen beiden te komen. In Junij 1415 maakten zij hun gevoelen in zes artikelen bekend , waar bij zij ook hunne bewijzen voegden. L christus heeft na zijn Avondmaal het Sacrament van zijn allerheiligst ligchaam onder de beide geftalten van brood en wijn ingefteld. II. Niettegenftaande deze inftelling en uitdeeling is het, naar eene loffelijke en goedgekeurde gewoonte der Kerk, gebruikelijk geworden, dat dit Sacrament niet na het avondeten vervaardigd, noch van XVIII. Deel. T de V BOEK VII Hoofdft. na C. G. faario73. tot 1517.  V boek VII Hoofdft. naC. G. Jaano73 tot 1517. *oo K E R K E L IJ K E de Geloovigen ontvangen moet worden, uitgezonderd bij eene ziekte, of in een ander doodsgevaar. III. Alhoewel in de eerfte Kerk dit Sacrament van de Geloovigen onder beiderleie gedaante ontvangen is geworden; zoo kon nogtans, ter vermijding van eenige gevaren, met gelijke of nog grooter reden, de gewoonte worden ingevoerd, gelijk zij werkelijk ingevoerd is, dat de Priesters, die het Avondmaal inzegenen , hetzelve onder twee gedaanten , maar de Leeken Hechts onder ééne gedaante van brood nemen. IV. Deze van de Kerk ingevoerde en reeds zeer lang uit redelijke gronden waargenomene gewoonte, moet voor eene wet gehouden worden, welke men niet afkeuren, uoch zonder het gezag der Kerk willekeurig veranderen mag. V. Wie zegt, dat het Kerkeroof is, of iets ongeoorloofds, deze gewoonte als eene wet waar te nemen, dien moet men onder de dwalenden tellen. VI. Die genen, die het tegendeel van deze befluiten hardnekkig drijven, moeten als Ketters aangemerkt, en als zoodanige, verwijderd en geftraft worden. Zoo onbedachte befluiten had men van enkelde Godgeleerden in den drift van verfchillende gevoelens mogen verwachten, maar dat zich een geheel talrijk genootfchap, aan welks hoofd zich een gerson bevond, regelregt tegen christus, de Apostelen en 3e oude Kerk verklaarde, kon uit geene andere drijfveer afgeleid worden, dan uit de vrees voor het gezag der nieuwe Kerk en derzelver voornaamfte Leer-  GESCHIEDENIS. 291 Leeraren. Bovendien was de oude gewoonte thans vernieuwd geworden in een land, hetwelk onder den blaam van Ketterij lag, zoodat men geloofde, daar- ] om te minder te moeten toegeven. Het is dus geen 1 wonder, dat de Kerkvergadering zich naar dit goed- j vinden der Godgeleerden voegde en in hare Xlilde zitting den i5den Junij 1415 haar befluit in de volgende bewoordingen liet voorlezen : „ Nademaal fommigen in eenige landen der wereld zich onderftaan, om roekeloos te beweren, dat het Christenvolk het Heilige Sacrament des Avondmaals onder de beide gedaanten van brood en wijn moet ontvangen, en werkelijk ook hier en daar de Leeken onder de gedaante van wijn laten communiceren; en hardnekkig leeren, dat men zelfs na het avondeten, of anders niet nuchteren, communiceren kan; en dit tegen de loffelijke door redelijke gronden geftaafde gewoonte der Kerk aanloopt, welke zij, op eene verdoemelijke wijze, als kerkroovend en heiligfchendig zoeken te verwerpen, terwijl zij van het hoofd beginnen: Zoo verklaart, verordent en bepaalt het tegenwoordige heilige, algemeene Concilie te Konftans, hetwelk in den Heiligen Geest wettig vergaderd is, dat, alhoewel christus dit eerwaardig Sacrament na het avondeten onder beiderlei gedaanten van brood en wijn ingefteld en aan zijne Apostelen uitgedeeld heeft; nogtans, desniettegenftaande, het loffelijk gezag der Heilige Kerkewet, en de geprezene gewoonte der Kerk in aclit genomen heeft, en nog in acht neemt, dat dit Sacrament niet na het avondeten bediend, maar van de Geloovigen nuchteT 2 ren V I50EK VII ioofdft. ia C. G. aar 1073, ot 1517*  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517. 292 KERKELIJKE ren gebruikt moet worden; uitgezonderd wanneer zij ziek zijn, of een ander geval van nood voorkomt, hetwelk naar het regt of van de Kerk veroorloofd is. En gelijk deze gewoonte, om eenige gevaren en ergernis te vermijden , verftandig ingevoerd is: Zoo heeft ook uit gelijke en nog grooter oorzaken kunnen ingevoerd en in acht genomen worden, dat, alhoewel dit Sacrament in de eer/ie Kerk van deGeloovigen onder beiderlei gedaante ontvangen is, het evenwel in het vervolg van de inzegenenden, (a confkientibus,) onder beiderlei gedaante, maar van de Leeken alleen onder de gedaante des broods entvangen worde. Want, men moet vast gelooven , zonder eenigzins te twijfelen, dat het geheele ligchaam en het geheele bloed van christus zoo wel onder de gedaante des broods als des wijns waaraehtigRjk begrepen is. Dewijl derhalve deze gewoonte van de Kerk en de Heilige Vaderen om verftandige redenen ingevoerd, en federt langen tijd in acht genomen is: zoo moet zij voor eene wet gehouden worden, welke men niet veranderen, noch zonder het gezag der Kerk willekeurig verwerpen mag. Gevolgelijk moet het voor dwalend verklaard worden, te zeggen, dat het heiligfchendig of ongeoorloofd zij, deze gewoonte of deze wet in acht te nemen. En die genen, welke het tegendeel hier van hardnekkig beweeren, moeten als Ketters uitgeworpen, en door de Bisfchoppen of hunne ambtenaren, of door de Inquilheuren der Ketterfche fnoodheid, in de landen en gewesten, waar tegen dit befluit iets beproefd of ondernomen is, volgens Kerkelijke en  GESCHIEDENIS. 393 en Wettelijke verordeningen, welke ten beste van het Katholijke Geloof tegen de Ketters en hunne begunfligers heilzaam uitgedacht zijn, fcherpelijk gefiraft worden (*)•" Deze befluiten der Kerkvergadering van Konftans voldeden jakob van Mi fa niet, en hare uitfpraak jaagde hem geene vrees aan. Integendeel, hij fchreef kort daar na eene verantwoording tegen de eene en andere; ook Hoorde men zich in Bohemen zoo weinig aan deze befluiten, dat veel meer het Avondmaal allengs in de meeste Kerken onder de beide gedaanten werd uitgedeeld. Waar toe ook de uitdrukkelijke verklaring der Univerfiteit van Praag in het jaar 1417 niet weinig toebragt. Om deze redenen poogde de Kerkvergadering haar befluit te Haven , door een verbod, dat geen PriesteF, op flraffe van den ban, aan eenen Leek het Avondmaal onder de beide gedaante zou uitdeelen. Ook fchreef gerson, op haren last, in het jaar 1417, eene verhandeling tegen de Ketterij van het bedienen desAvondmaals aan de Leeken onder beide gedaanten, welke in de vergadering werd voorgelezen. In dezelve beweerde bij, dat men hen, die anders leerden, en daar toe de Heilige Schrift misbruikten, niet met mondelijke of fchriftelijke fpitsvinnigheden , maar door geregtelijke ftrengheid en ftrafen behoorde te wederleggen. Alhoewel dit befluit niet duister genoemd kan worden, fchijnt het echter bijkans onzeker te zijn, of (*) harduin. Act. Concil. T. VIII. p. 58*. %'3 V boek VII Hoofdft. ia C. G. faario73. :ot 1517.  ■ V BOEK Vil Hoofdft. na C. G. Jaario73 ?P£ 1517. i ] 1 294 KERKELIJKE of deszelfs oogmerk een algemeen verbod geweest zal zijn. thomas van Walden, m\Engelfche Karmeliter Monnik en Doctor der Theologie, die zelve de vergadering te Konftans had bijgewoond, en die in 1431 geflorven is, verzekert, „dat den Leeken niet algemeen verboden is, het bloed van christus onder de gedaante van wijn te drinken; maar dat het ook niet algemeen en zonder voorzigtigheid aan allen vergund is; naar de gewoonte der Kerk was het aan de voorzigtigheid der groote Prelaten overgelaten , om eenigen van de Bedienaars van den Altaar, die door geloof, eerbied en godsvrucht uitmuntten, tot het gebruik onder beide gedaanten toe te laten; zoo plagten de Paus, eenige Bisfchoppen en Abten te handelen." Het fchijnt, dat men fomtijds eenige toegeeflijkheid wilde gebruiken om niet dergelijke onlusten te veroorzaken in andere landen, als 'er in Bohemen ontdaan waren; het was ook eerst in het [aar 1437, toen de Cistercienfen op een algemeen Kapittel befloten, de Roomfche Kerk te volgen, die thans, om alle gelegenheid tot dwalingen af te fnijrden, het Sacrament alleen onder de gedaante van rirood aan de Leeken uitdeelde, die zich daarmede schoorden te vergenoegen. In het jaar 1436 had de Kerkvergadering van Bazel in dit (tuk aan de Bohemers toegegeven ; gelijk wij zien zullen in de Gefchiedenis der Husfiten ; )ndertnsfchen was zij verlegen, hoe de eer der vergadering van Konftans te redden. Te Konftans was iet voor Ketterij verklaard, wanneer men het ge>ruik van het Avondmaal onder ééne gedaante voor iets  GESCHIEDENIS. 293 iets ongeoorloofds hield. Op de vergadering te Bazel wederfprak men dat befluit wel niet regelregt; evenwel nam men een ander, volgens hetwelk deze (telling niet wel meer eene Ketterij heeten kon. In hare XXXlte zitting, in December 1437, liet zij het volgende Decreet voorlezen (*): „ Opdat men ter verklaring der Katholijke waarheid duidelijker wete, wat men ten nutte en zaligheid van het Christenvolk, ten aanzien van het Heilig Avondmaal, gelooven en doen moet: zoo (lelt deze heilige vergadering, na een vlijtig en lang onderzoek der Schrift, der Heilige Kerkwetten, en der van de Heilige Vaderen en Doctoren voorgedragene Leeringen, ook na behartiging van al het overige, wat hier toe behoort, vast, dat wel de Geloovige Leeken, of communicerende Geestelijken , die dit Sacrament niel inzegenen, volgens het bevel des Heeren, niet verbonden zijn, hetzelve onder beiderlei gedaante t< ontvangen. Evenwel heeft de Kerk, welke dooi den Geest der Waarheid geregeerd wordt, die ir eeuwigheid bij haar blijft, en met welke ook chris tus volgens de Schrift, tot het einde der wereh blijft, het regt, om voor te fchrijven, hoe dit Sa crament aan de genen, die het niet inzegenen, (nm Conficientibus,) uitgedeeld behoort te worden; zoi als zij namelijk vindt, dat ter vereering van het zelve en tot zaligheid der Geloovigen dienftig is Het zij nu iemand, onder ééne gedaante, of onde heide, naar de verordening of gewoonte der Kerk com (*) HARDUIN. T. VIII. p. 1244- T 4 V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. t l ( ) *■ 5  V boek VII Hoofdft, na C. G Jaar 1073 tot 1517 j J 1 a 1 Gebruik des t Avondmaals " door kin. 0 deren af- , gefchaft. ir W 296 KERKELIJKE communiceert: het flrekt echter den waardigen communicant tot zaligheid. Mm mag ook geheel niet twijfelen, dat het vleesch niet alleen onder de ge. daante des broods, en het bloed niet enkel onder de • gedaante des wijns; maar veel meer dat onder elke gedaante de geheele christus te vinden is. Ook moet de loffelijke gewoonte, om den Leeken onder ééne gedaante het Avondmaal te bedienen , welke van de Kerk en de Heilige Vaderen, om goede redenen, ingevoerd, tot hier toe zeer langen tijd in acht genomen, en van Doctoren, die in de Heilige Schrift en in de Kerkelijke wetten zeer geoefend waren, reeds lang aangeprezen is, voor eene wet gehouden worden; zoo dat het niemand geoorloofd is, dezelve te verwerpen." Dus het geen zij in het ;aar 1436 aan de Bohemers en Moraviërs met de :ene hand hadden toegedaan, namen zij door dit jefluit, met de andere hand weder terug. Ook Jleef gedurende dit geheele Tijdperk niet alleen eene :eer groote menigte Bohemers en Moraviërs bij het gebruik van het Avondmaal onder de beide gedaanen; maar dit werd ook nog van tijd tot tijd door anzienlijke Godsdienstleeraren der Roomfche Kerk oedanig savonarola was, verdedigd. Onder de gevolgen van de leere der Transfitbftan'atie hebben fommigen ook gerekend de affchaffing er gewoonte, welke men in de oude Kerk had, n ook aan kinderen het Avondmaal te geven , )ch de Transfubftantiatie was al een geruimen tijd de Kerk ingevoerd, zonder dat men het Avondaal der kinderen afgefchaft had , hetwelk federt bet  GESCHIEDENIS. 497 het begin der Xllde eeuw allengs gefchiedde. odo, Bisfchop van Parys, omtrent het jaar 1175, verbood aan zijne Priesters voldrekt, om aan kinderen niet eens ongewijde Hostiën te geven. In de XIHde eeuw kwam hier het aanzien van thomas bij, die wel de kinder - communie als afgefchaft aanziet , maar ook de reden 'er bijvoegt, dat de kinderen , volgens den Heiligen augustinus, door het ontbeeren van dezelve, geen gevaar van hunne zaligheid lijden. Ook verboden om dezen tijd eenige Franfche Kerkvergaderingen, dat aan kinderen geene gewijde Hostiën gegeven zouden worden, alleen van het zevende jaar af zou het geoorloofd zijn. In andere Westerfche Gemeenten is deze gewoonte, naar allen fchijn, al vroeger afgefchafc, misfehien is zij ook bij dezelve niet zoo algemeen geweest. Behalve de verbasteringen van de leere van het Avondmaal overlaadde men dezelve ook met eene menigte van fpitsvinnige vragen en beflïsfmgen , waar in de Scholastieke Leeraars bijzonder hebben uitgemunt, welke tot niet anders dienden, dan om deze leere te verdonkeren, en toch bleven de harten koud omtrent het gebruik van het Avondmaal. Vergeefs was het door de Transfuhftantiatie tot een dagelijksch wonderwerk verheven; vergeefs werd het aangeprezen als het heilzaamfte offer voor levenden en dooden; de verzekering zelve, dat de bloote tegenwoordigheid bij hetzelve, en de fchikking, om het door eenen Priester te laten vieren, genoegzaam gelijke uitwerking had, als het dadelijk gebruik , moest dit gebruik onverfchilliger en zeldzamer maT 5 ken. V boek VH Hoofdft. na C. G jaar 1073 tot 1517  V BOM Vfi Roofdfl. bC. G. Jaar 1073. ■M 151•■/. Handel EKt Mis- 293 KERKELIJKE ken. innocentius III zag zich daarom genoodzaakt, om in 1275 te bevelen (*), dat elk waar Christen in zijne Kerk ten minften eenmaal 'sjaars op Pafchen het Avondmaal zou ontvangen. Het is dus niet te verwonderen, dat de Leeken zich zoo gemakkelijk den beker lieten ontnemen. Zij hadden federt lang geene inzage in zaken van Godsdienst, en de Geestelijkheid overreedde hen zonder moeite, dat zij 'er niets bij verloren ; en zij ondervonden hetzelve, reeds door de gemakkelijkheid, met welke 2ij zich het zoogenoemde Misoffer, of als aandachtige aanfchouwers, of voor hun geld te nutte konden maken. Wij hebben reeds voorheen gezien, tot hoe vele einden reeds van de Vilde eeuw af het Avondmaal, of liever de flille Misfen, bij welke de Priester alleen de genietende was, misbruikt werden. Goed weder en zielerust voor overledenen, konden even goed door dezelve bezorgd worden. Deze uitvinding was te gemakkelijk voor alle foorten van Christenen , bijzonder voor de Rijken , die, gezond en Kervende , zich, zonder moeite, alleen voor hun ;eld allerhande weldaden verkrijgen konden, en te iroordeelig voor de Priesters, dan dat zij niet fteeds voortgezet en tot het oneindige vermenigvuldigd zou rijn. De verordeningen der Kerkvergaderingen van lezen tijd, dat geene uiterfte willen gemaakt konden nrorden, dan in tegenwoordigheid van den Parochie- Gees- (*) Contil. Lateran. IV. Can. 21. ap. harduin. Tem, Vil. pag. 35.  GESCHIEDENIS. 299 Geestelijken, hadden ongetwijfeld onder anderen ook dit eigenbelang ten doel, dat de dervende toch de zielmisfen niet vergeten mogt. Thans was 'er reeds j eene foort van koophandel met de Mis/en ontdaan, t die federt niet weder heeft kunnen uitgeroeid wor- ] den. Men ziet wel, dat de Engelfche Bisfchoppen dit voldrekt niet wilden dulden. De Bisfchop van Sarum bijzonder verbood het opveilen der Mis/en; noch voor jaarlijkfche noch voor dertigjarige aflaat, zou een Leek of iemand anders iets genoodzaakt worden te geven, of in zijn testament te vermaken ; ook zou des wegens geen waar noch fchijnbaar contract van Priesters en anderen gefloten worden; even min zouden de Priesters, op tlraffe van fchorsfing in hunne bediening, zich met eene overtollige menigte jaarlijkfche Misfen laten bezwaren, welke zij niet op eene welvoegelljke wijze konden lezen, en 'er daarom andere Priesters toe huurden; of ze aan anderen verkoopen moesten; doch zoo lang de Christenen zich verbeeldden, dat zij voor zich en hunne overledene vrienden door zielmisfen groote weldaden konden verwerven, kon het niet misfen , of zij beitelden 'er eene groote menigte, en 'er was zulk eene verbazende menigte Priesters , dat deze , om hun beftaan te vinden, het lezen der Mis op zich moesten nemen. Nu oordeele elk, die lust tot onderzoek of vergelijking heeft, of men dit een en ander ware Christelijke Godzaligheid, of wel Bijgeloof noemen moet; ook ftonden deze zaken met eikanderen in verband, zoo als het Sacrament der boete, de Kerkelijke Schat van V BOEK VII loofdft. a C. G. aan 073. ot 1517- Boetdoe* ningen en Biecht.  V boek VII Hoofdfl. na C. G Jaano73 tot 1517 1 1 1 < 3°o KERKELIJKE van de verdienften der Heiligen, de Aflaat, het Pausfelijke Jubeljaar, de Bedevaarten, het Vagevuur en de Oorbiecht. Kerkelijke Boetdoeningen waren • zeker zeer oud, maar thans weken zij geheel af van hare eerfte beftemming, en veranderden geheel van aard. Eigenlijk beftonden zij in opgelegde of vrijwillige ligchamelijke oefeningen en lijden, waarmede zekere godvruchtige handelingen verbonden moesten worden. Een half naakt ligchaam, lastige kleeding, geesfelingen , vasten, bedevaarten en kruistogren, maakten de eerfte foort uit; menigvuldig bezoeken van Kerken, het hooren der Mis, opzeggen van gebeden en aalmoezen de tweede. Door dit alles werd eene foort van genoegdoening daargefteld, welke dan de Priester in de Biechtftoel, dan de Bisfchop, dan m zekere gevallen de Paus voorfchreven. Men geloofde zich daar door niet flechts bij de Kerk , maar ook bij God zelveti de vergeving van bedrevene zonden en ontheffing van verdiende ftraffen waardig te maken. Ook was het reeds lang eene gewoonte geworden, om zonder bewustheid van zonden velerhande boetdoeningen op zich te nemen, waar van de voorbeelden in het Monnikenleven, in 3e Gefchiedenis der Kruistogten en der Heiligen'van ieze tijden, ons zijn voorgekomen. Omtrent de boee was 'er voor de Bisfchoppen en Biechtvaders ioor verzamelingen van Kerkelijke wetten en Boeken )ver de boete gezorgd; ook gratianus had van le boete gehandeld in zijn groot werk; maar thans ;wam 'er een bizonder Boek uit van den beroemlen ravmu.nd van peniafort , door hem waar- fchijn-  GESCHIEDENIS. 301 fchijnüjk omtrent het jaar 1230 op bevel van den Provinciaal zijner Dominikaner Orde in Spanje opgefield. Het voert den titel Summa de Poenitentia f et Matrimonio, en kwam fpoedig onder den naam 1 van Summa Raymundiana in algemeen gebruik. En | thans beflaat de boete en oorbiecht als een Sacrament . eene voorname plaats in de fchriften van deze eeuw; wijdloopig handelden daar over petrus lombard en thomas van aquino. Doch aan de voorfchriften, door deze Schrijvers gegeven, hield men zich niet naauwkeurig, immers in bijzondere gevallen en ongemeen zware zonden, werden willekeurig de zonderlingfie boetdoeningen opgelegd. Keizer otto IV, die in het jaar 1218 overleed, liet zich in zijne laatfte ziekte dagelijks van Priesters geefelen, en van zijnen Kok op den hals treden. Een Bisfchop van Hildesheim zeide daarom, het ware onmogelijk, dat een zoo boetvaardig Vorst zelfs flechts één uur in het Vagevuur zou kunnen verblijven. Evenwel verfcheen hij, na zijnen dood, aan eene Abdis, zijne nabeftaande , welke hij klaagde: dat hij in het Vagevuur gepijnigd werd, en bad, dat zij, in verfcheidene Kloosters, tien duizend Pfalmen voor hem zou laten bidden, en wel op die wijze, dat de tegenwoordig zijnde bij eiken Pfalm tien geefelflagen ontvingen; en dat bij elk vers een Ave Maria en Pater Noster gefproken, en terwijl de geefeling gebeurde, de Pfalm De profundh opgezegd zou worden. Nadat dit volbragt was, meldde hij aan zijne bloedverwante in eene nieuwe ongemeen glansrijke verfchijning, dat hij V BOEK VII loofdih a C G. aar 1073. H IS 17.  V boek VII Hoofdft. na C. G. jaano73. tot 1517. Geefelaars. 30a KERKELIJKE hij thans tot de eeuwige heerlijkheid was overgegaan (*). Een Graaf van Namen , die te zelfden tijde ftierf, biechtte aan vier Abten te gelijk, en liet zich, in zijne laatfte dagen, van zijne Biechtvaders, met een ftrop om den hals, op ftraat rondvoeren, zeggende, dat hij als een hond geleefd hebbende , ook als een hond wilde fterven (f). Ook vertelde men niet zelden wonderen , welke gebeurd zouden zijn , om te bewijzen , hoe welbehagelijk de belijdenis van zonden en de boete aan God waren. Een jong mensch te Parys, die in het jaar 1199 niet in ftaat was, door zijne tranen en fnikken zijne verfoeijelijke buitenfporigheden mondeling te biechten, fchreef ze op; maar toen het fchrift geopend werd, vond men, dat alles was uitgewischt (§). Een reeds geltorven Duitfcher in het jaar 1212, werd, nadat hij reeds de ftraffen des toekomenden levens had leeren kennen, alleen daarom van God opgewekt, opdat hij nog eene heel ftrenge boete van zeven jaren zou kunnen oefenen (**). De vrijwillige boetdoeningen, zoo wel om daar door, als het ware, God tot medelijden en vergeving van begane zonden te bewegen, als ten behoeve van anderen en om de zielen uit het Vagevuur te verlosfen, gelijk zich de Monniken en Heiligen met dat oogmerk zeiven kastijdden, verbasterden in dit Tijdvak zelfs in eene fecte van dwee- (*) raynald- ad a. 1218. n. 37. 38. (t) ld. n. 39. (§) ld. ad a. 1199. «. 45, C**) ld. ad a. 12:2. n, 45.  GESCHIEDENIS. 303 dweepers en geestdrijvers, welke men ten laatfte voor ketterij verklaarde. Men had reeds in het voorgaande Tijdperk veel werk gemaakt van het geesfelen van zich zeiven, en dit gevoelen van de hooge waarde van deze Apostolifche tucht, dit zuiveringsmiddel, zoo als men het noemde, waar door men geloofde, voor vele jaren vooruit boete gedaan te hebben, plantte zich in de tegenwoordige tijden voort, robert pulleyn, (of pullus,) de beroemde Leeraar in de Godgeleerdheid te Parys en Oxford, omtrent het midden der Xllde eeuw, prees dezelve aan in zijn Godgeleerd Zamenftel (*): „ Daar is," fchrijft hij, ,, eene genoegdoening, welke de natuur van elk in ftaat is te dragen; evenwel eene ruwe, maar Gode des te aangenamer, hoe vernederender zij is; wanneer namelijk een ieder zich naakt voor de voeten van den Priester nederwerpt, en van denzelven met roeden laat kastijden." Vorsten zelfs gebruikten dit verfterkmiddel van hunne godsvrucht zoo wel, als lieden van alle andere ftanden. lodewyk IX, of de Heilige, Koning van Frankryk, liet zich telkens, na het doen der biecht, van zijnen-Biechtvader met vijf kleine ijzeren zaamverbondene kettingjes, die hij in een ijvoren doosje bij zich droeg, geefelen; ( disciplinam recipiebat,) ook plag hij aan zijne kinderen en vertrouwde vrienden zulke kettingdoosjes te gelijken einde te vereeren. Als zijn Biechtvader de flagen te zacht deed, gaf hij hem een teeken, dat hij beter toellaan moesr. Doch (*) L. VII. Sentent. C. 3. V Borat VII HoofdJt ra C. GL [aan 073. tot 1517.  V BOEK Vil Hoofdft. na C. G Jaano73 tot 1517, 304 KERKELIJKE Doch een derzei ven had dit van zelve en zoo hard gedaan, dat de Koning 'er vrij wat door lijden moest. Evenwel liet deze hem daar niets van merken , maar zeide het eerst na deszelfs dood , en flechts boenende, aan zijn' nieuwen Biechtvader. Van die genen integendeel, die zich aan deze geefeling niet onderwierpen, werden vreesfelijke gefchiedenisfen uit de andere wereld verhaald, hugo, de zoo aanzienlijke Kanunnik van St. Victor te Parys, in de Xllde eeuw, had eene zoo teedere huid, dat hij zich deze tuchtiging noch in het geheim, noch in het Kapittel zijner medebroederen ooit liet geven. Een van dezen, zijn vriend zijnde, verzocht hem, kort voor zijn flerven, om hem na zijn' dood te verfchijnen. Hij deed dit werkelijk, en verzekerde, dat hij het wel had; maar, voegde hij 'er bij: „ Omdat ik mij in mijn leven niet heb laten geefelen, zoo bleef 'er bijna geen ééne Duivel in de hel, toen ik naar het Vagevuur ging, die mij niet een' geduchten flag gaf." Onverwacht was het dus niet, dat eindelijk een verbazende hoop menfchen zich vereenigde, die hunne geefelingen openlijk verrigtten, zonder dat men de naaste reden van deze zeldzame tooneelen weet: De redenen, welke schoetgen gaf (*) , vallen te veel in het algemeene of theologifche ; eene uitgezonderd, welke hij uit den Dominikaan bzovius aanhaalt, dat de binnenlandfche oorlogen, door wel- ke (*) De Secta Flagellant htm Commer.latio C. 2. p. 10. fq. Lipfiae 1711. in Si'o.  GESCHIEDENIS. 3©J ke Italië heel langen tijd veel geleden had, de Italianen hebben kunnen bewegen, om op eene buitengewone godsdienftigheid te denken, ten einde deze rampen te doen ophouden. Misfehien hebben toen ook Monniken of Geestelijken in de Biechtftoelen op de geefeling van zich zeiven aangedrongen, als het zekerfte middel, om zich voor alle zonden met God te verzoenen, sigonius (*) verzekert ook wezenlijk, dat een Kluizenaar, die een' grooten naam van heiligheid had, op Goddelijke aandrift die van Perugia vermaand had, om zich door boetdoeningen de Goddelijke genade te verwerven, naardien zij anders binnen kort door eene fchandelijke ziekte zouden omkomen. Hoe het zij, een Monnik te Padua tegen het einde der XlIIde eeuw, geeft daar van een berigt, hetwelk met deze gisfing vrij wel overeenkomt (f). ,, Om dezen tijd," fchrijft hij op het jaar 1260, ,, als geheel Italië met vele ondeugden en euveldaden befmet was, greep eene fchielijke en nooitgehoorde aandoening , ( compofitio, ) eerst de inwoners van Perugia , vervolgens de Romeinen, eindelijk bijkans alle Volken van Italië, aan. De vreeze van christus viel zoo zeer op hen , dat edelen en onedelen, ouden en jongen, kinderen zelfs van vijf jaren, naakt behalve de fchamelheid, zonder eenige fchaamte de ftraten der ftad in Procesfie paar aan paar rondgingen. Elk van hen had een' geefel van riemen in de hand, waar mede zij zich, onder zuch- (*) De Regno Italiae L. XIX. (j) Monachi Paduani Chronic. L. III. ad a. !25o. XVIII. Deel. V V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. i 1 i I ) 1 < 1 1 i i 1 1 i < i I 1 I I gó5 KERKELIJKE zuchten en huilen, over de fchouders hevig geefefden, dat 'er het bloed uitgutfle; en terwijl zij heele beken van tranen vergoten, als of zij met ligchamelijke oogen het lijden van den Zaligmaker zelve zagen, riepen zij de barmhartigheid Gods en de hulp van zijne Moeder aan; zij baden demoedig, dat hij , die zich reeds met ontalüjke boetelingen had laten verzoenen, ook hen, die hunne misdaden beleden hadden, wilde verfchoonen. Dus liepen zij niet alleen bij dag, maar ook 'snachts, inden hardïen winter, met brandende waschkaarfen, bij honlerden, duizenden, ja tienduizenden, door lieden :n Kerken; en wierpen zich ootmoedig voor de alaren neder , terwijl de Priesters met kruifen en raandels vooruitgingen. Hetzelfde deden zij in dor>en en vlekken; zoodat velden en bergen fchenen e weergalmen van de Hemmen van het geroep tot Jod. Ten dezen tijde hielden alle Muzijkinftrumenen en Minneliederen op. Overal hoorde men in leden en dorpen het klaaggezang der Boetelingen; leenen harten werden door deze treurige tonen geoerd, en zelfs de oogen der verharden konden zich liet van tranen onthouden. Ook de vrouwen bleen niet zonder deelneming aan deze Godsvrucht; iet alleen geringe, maar ook aanzienlijke Matronen, n teedere Jonkvrouwen, deden dit in hare wonin;en, met alle eerbaarheid. Thans verzoenden bij;ans allen, die tweedragtig waren, met malkander; roekeraars en roovers haastten zich, om het kwajk verkregene goed weder te geven; en anderen, ie in menigerlei misdaden gewikkeld waren, beleden  GESCHIEDENIS. 30? den hunne zonden ootmoedig, en verbeterden hun jydel gedrag. Men opende de gevangenisfen; de gevangenen werden losgelaten, en aan de ballingen j vergund, om in hun vaderland terug te keeren. In j der daad, mannen en vrouwen verrigtten zulke wer-; ken van heiligheid en barmhartigheid, als of zij vreesden, dat de Goddelijke Almagt hen door vuur tiit den hemel zou verteeren; of de hevigfte aardbeving hen onverziens verflinden; of andere plagen hen treffen zouden, door welke de Goddelijke geregtigheid gewoon is, de zondaren te ftraffen. Over deze onverziene bekeering, die zich over geheel Italië door verfcheidene landen uitbreidde, waren met regt niet alleen middelmatige verftanden, maar ook wijze mannen verwonderd, terwijl zij overwogen, van waar deze zoo onftuimige drift vportkwam: bijzonder daar deze ongehoorde foort van boete niet van den Paus ingezet was, die toen te Anagni zijnen Zetel had; en ook geen Prediker of eenig ander perfoon van aanzien hen door invloed of welfprekendheid bewogen had; maar het begin daar toe door eenvoudige lieden gemaakt was, wier voetftappen Geleerden en ongeleerden terftond gevolgd waren. Doch werkelijk was het de genade van den Heiligen Geest, die geene langzame maatregelen van ondernemen kent; maar haastelijk waait, waar zij wil; deze ontftak het hart van éénen mensch met het vuur van hare liefde, en ontvlamde door deszelfs voorbeeld ook de overigen." Duitfche Chroniekfchrijvers der naastvolgende eeuwen befchrijven deze omgangen van geefelaars omtrent op gelijke wijze; alleen voegen zij 'er nog bij, V a dat V BOES VII loofdft. laC. G. aan 073. ot 1517.  V boek VII Hoofdft. na C. G Jaano73 tot 1517 308 KERKELIJKE dat dezelve, om niet gekend te worden, het hoofd bedekt hadden, en dat zij drie en dertig jaren lang ter gedachtenis van jezus levensjaren op deze we» • reld, zich tweemaal op eiken dag gegeefeld hebben. Wij kunnen het den bovengemelden Monnik niet kwalijk nemen, dat hij in zijnen tijd met velen van de tijdgenooten dit voor een onmiddelijk werk vati de Goddelijke genade aanzag; maar elke onpartijdige waarnemer zal 'er geheel anders over oordeelen > omdat zoodanige eigenwillige godsdienst en kastijding van het ligchaam geheel ftrijdig is met dea echten Geest van het Christendom. Dat eenige goede handelingen en zachter zeden 'er de onmiddelijke gevolgen van zullen geweest zijn, bewijst niets meer, dan dat zinnelijke aandoeningen van eene ongewone levendige natuur op de verbeelding en het hart van deu grooten hoop een tijd lang gewerkt kunnen hebben; ten militie de duurzaamheid van deze verbetering van zeden was zeer kort, alzoo men dezelfde oude wanordens in Italië fpoedig weder aantreft. Ondertusfchen nam deze drift fcbielijk een einde, alzoo zij geene onderfteuning of goedkeuring vond bij de Paufen of Geestelijkheid; ook verboden verfcheidene Vorsten deze dweepers uitdrukkelijk, om in hun land te komen; zoo als manfred, toen Koning van Sicilië, die in fpijt van den Paus dat Koningrijk bezat, en vreesde, dat onder dit voorwendlel een leger Pausfelijke aanhangers in zijn land mogt vallen; ook verbood de Marchefe pallavicini hen onder zware bedreigingen in ziine landen rond te loopen. Een aantal van deze Boetelingen was  GESCHIEDENIS. 309 was reeds in het jaar 1261 over de Alpen gegaan, en in Beyeren gekomen , maar de Hertogen van Beyeren wilden hen in hun land niet dulden. In hetzelfde jaar bevonden zij zich ook in Bohemen, waar zij van den Koning ottokar verjaagd werden ; op dezelfde wijze was het in Polen, Mets/en enz. Evenwel vertoonden zij zich in Duitschland. In het jaar 1261 waren 'er 1200 in Straatsburg gekomen, waar bij zich vervolgens nog 500 anderen voegden. In het jaar 1296 kwamen 'er in die ftad 28 anderen in witte kleederen, met zakdoeken om het hoofd, die zichzelven de ftad rond voor alle Kerken geefelden. Deze lieden worden in de volgende eeuwen ook nog in de Gefchiedenis gevonden. Men noemt ze in het Itallaansch Flagellatori; in de Latijnfche Chronieken heeten zij Flagellantes, Flagellatores, en Flagellarii, bij de Duitfchers: Geefelbroeders, Flaglers en Ben gelers, de eerfte namen van geefelen en het Latijnfche Flagellum, de laatfte naar den bengel of knuppel,welken zij ter hunner verdediging droegen. Met de XlIIde eeuw ging deze dweeperij zoo ver en maakte zoo groote opfchuddingen, dat men de geheele fecte der geefelaren heel fpoedig algemeen zocht te onderdrukken. In het jaar 1303 komen 'er fporen van deze dweeperij voor; maar de vreefelijke Pest, welke van het jaar 1347 af een groot deel van Europa zes of zeven jaren verwoestte, gaf op nieuw aanleiding, tot eene vernieuwing van deze boete , opdat door dezelve, gelijk men meende, V 3 Gods V BOEK VII loofdft. ia C. G. [aan 073. :ot 1517.  V BOER VII Hoofdft. na C. G Jaar1073 tot 1517 31b KERKELIJKE Gods toorn mogt afgewend worden. In het jaar 1349 Honden de geefelaars in groote menigte op; meermalen gingen 'er 70 of 80 met zweepen met • knoopen voorzien te gelijk door de ftraten; die zich in troepen verdeelden, en velen tot godvruchtige navolging opriepen. Zelfs vrouwen geefelden zich op de ontblootte borst. Over het algemeen namen zij vele nieuwe Godsdienstoefeningen waar; abfolveerden malkanderen van de zonden; predikten Apokrijfe Leeringen, waar door zij merkelijken haat verwekten tusfchen de Geestelijkheid en de Leeken. Op hunne togten door Italië' en Duitschland kwamen 'er 200 onder eenen aanvoerder en twee Leeraren te Spiers, waar zij zulken fchijn van heiligheid vertoonden, dat men hen op 'slands kosten onthaalde. Te Straatsburg en Aken waren 'er ontallijke. ka rel IV zou in de laatstgenoemde ftad gekroond worden, maar moest uit hoofde van de menigte dezer lieden en van andere vreemdelingen de plegtigheid naar Bon verleggen. Dewijl de Joden ten dezen tijde befchuldigd werden, dat zij de pest veroorzaakt hadden, hielpen de geefelaars velen van dezelve verbranden, maar verloren ook daarom fomtijds door de Joden het leven. In Polen, waar insgelijks een zwerm van dezelven gekomen was , verbood de Aartsbisfchop van Gnefen, hen aan te nemen. In de XlVde eeuw verbreidde zich deze aanhang in vele Duitfche fteden, in Zwitferland, de Nederlanden, Engeland, tot zelfs te Avignon, den toenmaligen Zetel der Pausfen. klemens VI, aan wien karel IV gefchreven had,  GESCHIEDENIS. 3»» "had, dat hij eene fecte behoorde te beperken, welke anders ligtelijk de geheele wereld zou kunnen verleiden , liet deswegens in het jaar 1346 aan den Aartsbisfchop van Maagdeburg een fcherp Breve tegen hen uitgaan; waar in hij hen eene van den duivel verleide menigte eenvoudige menfchen noemt, die beweerden , dat christus te Jeruzalem aan den Patriarch aldaar verfchenen was, en hem dingen gezegd had, die Itrijdig waren met de H. Schrift, Bijzonder befchuldigt hij hen; dat zij met verwaandheid de neutels der Kerke gering achtten, en tot verachting van de Kerketucht , voor zich uit het kruis des Heeren, en aan weerskanten van hetzelve een zwart kleed droegen, dat zij onder den naam van boete eene ongewone levenswijze voerden, vaste, maar naar de regten verbodene bijeenkomfien hielden ; ook tot andere van de gewone zeden der Geloovigen afwijkende handelingen vervielen; en eindelijk roekeloos genoeg waren, om voorfchriften voor zich te ontwerpen, welke dwalend, ongerijmd en bij God en menfchen gehaat waren. Naardien ook, zegt hij, de meesten van hen, of hunne aanhangers, onder een vroom voorwendfel wreed handelden ; Joden en vaak zelfs Christenen ombragten; de goederen van Geestelijken en Leeken plunderden; zich het regtsgebied hunner Overheden aanmatigden, en voorts veel bedreven, dat ongeoorloofd was: zoo verbiedt hij dezen aanhang voor altijd, en begeert, dat de Prelaten derzelver leden door Kerkelijke en Wereldlijke ftraffen kastijden, en allen, met hulp der Overigheid, tot zijn nader bevel gevangen V 4 zou« V boek VII Hoofdft. na C. G< Jaar 1073. tot 1517.  312 KERKELIJKE V boer VII Hoofdft. na C. G Jaario73, Wt 1517. zouden laten zetten. Evenwel wil hij hier mede geenszins verbieden, dat de Christenen de hun Kerkelijk opgelegde, of vrijwillig met een goed oogmerk en zuivere Godsvrucht opgenomene boete, in hunne 1 woningen of elders, doch zonder bijgeloovige gebruiken, en genootfchappelijke verbindtenisfen van verbodene natuur, voltrekken, en op deze wijze door hunne oefening in goede werken God dienen konden. Het zijn dus geen Ketterijen welke de Paus dezen aanhang te laste legt. Hunne hoofdmisdaad was eigenlijk, dat zij willekeurig eene plegtigheid invoerden en procesfien hielden zonder voorkennis en goedkeuring der Geestelijkheid. Ook heeft men gedacht, dat klemens, om deze eigenwillige boete te keer te gaan, zijn Jubeljaar op het jaar 1350 uitgefchreven zal hebben. Ondertusfchen kon het niet anders, of deze Geefelaars, voornamelijk toen zij zich aan den Paus en de Geestelijkheid niet wilden onderwerpen, moesten fpoedig voor Ketters uitgemaakt worden , en wezenlijk gebood ook gregorius XI, in het jaar 1372, aan de Kettermeesters in Duitschland, dat zij hen als Ketters zouden behandelen , omdat zij de Kerkelijke Sacramenten loochenden, waar van de zin waarfchijnlijk is, dat zij zich in de Godsdienftige plegtigheden niet wilden voegen naar den wil der Geestelijkheid. In de eerfte tijden der XVde eeuw werden hun ook velerlei dwalingen in het geloof te laste gelegd. Zij hadden zich , niettegenftaande de vervolgingen der Paufen en der Inquifiteuren, ftaande gehouden, en  GESCHIEDENIS. 313 en verfchenen thans op eens in Thuringen. Evenwel fchijnt het Genootfchap der Fleglers, (Tritarum Societas,) waar van een oud Schrijver gewaagt, in de jaren 1411 en 1412 niet tot deze Geefelaars behoort te hebben, maar een Genootfchap van onrustige Edellieden geweest te zijn. Maar in het jaar 1414 traden de Geefelaars weder in het Thuringfche gewest Sangerhaufen te vooifchijn. De beide Broeders frederik de Strijdbare en willem, Landgraven van Thuringen en Meisfen, lieten het aan den Doctor der Theologie, Dominikaan en Inquifiteur, hendrik schönefeld over, om hun vonnis uit te fpreken. Deze liet 34 van dezelve in de gemelde ftad voor zich komen, en hield hun hunne dwalingen voor; de meesten van hen herriepen dezelve, drie uitgezonderd, die hij liet verbranden. Op een' ander tijd bragt hij 'er nog 91 op den brandflapel, onder welken ook hun Leeraar koenraad schmid was, die zich veel aanhangers verkregen had, en zulke ftrafoefeningen woonden de beide Vorsten meermalen bij. Van hunne dwalingen hebben twee van hunne Tijdgenooten , gobelinus peiisona , Deken te Biclefeid en Officiaal van den Bisfchop van Paderborn,en nog vollediger dzSakfifche Augustiner Monnik diederik vrie gefchreven. vrie geeft'er vijftig op, van welke de volgende de voornaamste zijn: De fecte der Kruisbroederen, (Crucifratres,) gelijk hij hen noemt, die omtrent federt 60 jaren de wereld, al geefelende, rondtrekt, beweert, haren oorfprong uit eenen Brief van den hemel genomen te hebben, welken een Engel te Rome op het Altaar V 5 van V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517.  V BOEK VU Hoofdft. na C. G Jaar1073 tot 1517. 314 KERKELIJKE /an den Heiligen petrus gelegd had. Sedert had 3od den Paus en der geheele Geestelijkheid hun geestelijk ambt en gezag ontnomen ; dewijl deze [tand zulks zoo wel verdiend had, als die kooplieden iiunne verdrijving uit den Tempel door christus. Sedert dien tijd hadden geene Kerken of Kerkhoven, tvater, zout, asch en olie door eenen Priester gewijd kunnen worden; de zoogenoemde Kerken waen flechts rooversholen; en de Priesters , die de sacramenten bediencen, geestelijke moordenaars; het jpzingen der Kerkelijke Liturgie was een hondentchuil; in plaats van den waterdoop was van God ie doop met eigen bloed ingefteld, zoo als zij dien jefenden; zoo hadden ook alle andere Sacramenten nunne kracht verloren; ja, als christus in het Avondmaal tegenwoordig zou wezen, dan moest hij il lang opgegeten zijn, al was hij zoo groot als een aerg; dan zouden ook de Priesters erger zijn, dan 3e verrader judas, omdat zij christus voor een' enkelen penning verkoopen; en dit Sacrament was blootelijk een koekoek, een goochelfpel der Priesteres. Zij ontkenden, dat de biecht aan eenen Priester noodzakelijk was, om vergeving der zonden te verkrijgen; men wreef zich door dezelve enkel aan een morsfig zwijn; maar het vrijwillig geefelen nam de groffte zonden weg, en hielp in den dood meer, dan een geheel pond olie in het laatfte oliefel uitgc [tort. Insgelijks verwierpen zij alle aflaten. Zij geloofden , dat de Antichrist al lang geregeerd had, nademaal hij uit de Prelaten en Priesters beflond; hunnen kdenraad schmid hielden zij voor he- noch,  GESCHIEDENIS. 3-1en beftemd, werden vervol- §5Cns uitgebreid tut de oorlogen tegen de zoogelioenide Ketters. Op deze wijze werden deze PausX 3 fe- V BOER VII Hoofdft. aa C. G. Jaario73. tot 1517. Pausfelijke aflaten  326 KERKELIJKE V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. felijke aflaten, die men volkomenen noemde, (ƒ#. dulgentiae plenariae,) zoo algemeen, dat millioenen menfchen zonder eenige moeite derzelve deelachtig konden worden. — Honderd jaren lang waren dezelve in volle gebruik, toen de Scholastieken hunne onderzoekingen daar over begonnen op te ftellen, en wel naar hunne gewoonte, niet om dezelve naar waarheid te beoordeelen, maar om door alle fpitsvinnigheden dezelve te ontfchuldigen, te vergoelijken en te verdedigen; en daar bij was wel hun fterkfle grond de Schat der Kerk, waar wij hier voor van gefproken hebben. De Bisfchoppen deden veelal hun best, om de Kerkelijke boetdoeningen te verlagen, en aan de aflaten aanzien te geven, gelijk willem,Bisfchop van Parys, omtrent het midden der XlIIde eeuw , beweerde: dat het nuttiger en Gode aangenamer was, eenen Denier, (eene kleine Franfche munt, een penning,) of drie eijeren tot den opbouw eener Kerk te geven, dan zich als een beul te pijnigen, (tormentorum poenitentialium carnificina.) Evenwel moesten zij voor den Paus onderdoen , die hier in ook de volle magt had en oefende, en zoodanige aflaten niet alleen op verzoek verleende, maar aan ontallijke Christenen vrijwillig aanbood. Men verzocht dezelve menigmaal van den Paus. En eene Monnikenorde, Kerk of Klooster was geholpen, wanneer zij een' voortdurenden Pausfelijken aflaat bezat. De Bedelmonniken waren te meer gezet op zulke rijke bronnen van inkomften, omdat zij van aalmoezen leven moesten. Dus hebben wij, in de Ge-  GESCHIEDENIS. 327 Gefchiedenis der Franciskanen , reeds gefproken van den zoo vermaarden Portiuncula - aflaat, welken christus zelve, op voorbede van zijne Moeder, j aan hunnen Stichter zal gegeven hebben, maar wel-1 ke de Heilige franciscus evenwel van den Paus j verzocht, omdat misfehien het berigt uit den Hemel . niet ieder een geloofwaardig genoeg mogt voorkomen. Ook maakte de Paus in het eerst zwarigheid, en bepaalde eindelijk den aflaat, welken men in die Kerk verkrijgen kon, tot eenen dag, dien namelijk na den Feestdag van St. Pieters -ketenen, of den tweeden Augustus; de Franciskanen hebben naderhand beweerd, dat paulus III hem tot alle dagen zal hebben uitgedrekt. Meer andere aflaten, zelfs gedeeltelijk voor meer dan 1000 jaren, zijn aan deze Orde verleend geworden. De Dominikanen hebben zich bijzonder den Rozenkrans eigen gemaakt. Wij hebben elders reeds gezegd, dat het ten minden heel onzeker is, dat de Rozenkrans , ook de Pfalter en de Kroon van Maria, en federt de XlIIde eeuw gemeenlijk een Pater Noster genoemd, den Heiligen dominicus tot uitvinder zou hebben , gelijk ook het woord Rofarium in de fchriften der oudfte Dominikanen niet voorkomt. Hoe het zij, de Benedictijnen fchrijven dit doorgaans aan hem toe, als ook de, aanleiding tot de Broederfchap van de Rozenkrans. Het zekerde is, dat alexander IV in het jaar 1294 aan die Broederfchap volkomenen aflaat gefchonken heeft. Eigenlijk is de Rozenkrans ontdaan uit de X 4 ge- V BOEK VII loofdft. a C. G. aario73. ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft na C. G Jaario73. tot 1517, 1 1 1 1 ( I j < 1 ( t I 1 r p 338 KERKELIJKE gewoonte der oude Kluizenaren en Monniken, orn God hunne gebeden toe te tellen, waar toe zij zich van balletjes of kogeltjes bedienden , welke zij bij honderden bij zich droegen. Tot de Xlde eeuw toe waren dit voornamelijk het Onze Vader en PfaU tnen, die zoo menigmalen herhaald werden. Van tijd tot tijd kwam hier bij het zoogenoemde Ave Maria} dat is, de groetenis van den Engel aan de Heilige Maagd; en vervolgens nog de woorden van elizabeth : gezegend zijt gij onder de vrouwen mz., en eindelijk het gebed : „ Heilige maria , Moeder Gods, bid voor ons nu en in het uur des loods! Amen." Alle deze gebeden werden gemaksïalve zoo geordend, dat 130 balletjes aaneen koord ;eregen zoo vele Ave Maria's beteekenen , welke -veder in 15 verdeelingen verdeeld zijn, waar telkens :en Pater Noster ingelascht en eene verborgenheid fan het Christendom ter overdenking ingevuld wordt; loch het begin van dit alles wordt met het Credo, >f zoogenoemd Apostolisch Geloof, gemaakt. In het lar 1256 maakte alexander IV alle Dominikanen, [ie als Predikmonniken het woord Gods aan de heiige plaatfen leerden, den aflaat der kruisvaarderen leelachtig. Ook hadden de Bedevaarten mar Rome, laar het Heilige Land en naar Compoftella, hare iijzondere aflaten. Bij Heiligverklaringen fchonen de Pausfen insgelijks aflaten voor eenige daen, of voor een geheel jaar. Van eene zeldzame atuur was de aflaat, welke naar den wil van iniocentius III die genen genieten zouden, die uit Chris-  GESCHIEDENIS. 329 Christelijke Godsvrucht eene hoer zouden trouwen, om ze tot eene eerbare vrouw te maken (*). Daar deze menigte van aflaten alle oude Kerkeboeten in der daad overtollig maakte, zoo moet de vraag zelfs bij iemand opkomen, waarom deze afla ten zelve, nu 'er geene zonden meer te boeten waren, niet hebben opgehouden? Doch daar op zal het antwoord ligt te vinden zijn in de onbepaalde magt der Paufen en de gewigtige voordeden, welke de Bisfchoppen en Geestelijken van de aflaten trokken. Overigens ziet men uit eene plaats van den Heiligen thomas , dat de Godgeleerden van zijn' tijd niet eens waren omtrent de kracht der aflaten. Sommigen zeiden, de aflaat gold alleen zoo veel, als elks geloof en godsvrucht toelaten ; de Kerk fprak dezelven uit, opdat zij de menfchen door eene foort van vroom bedrog tot goede werken zou aanfporen; zoo als eene moeder haar kind beweegt om te gaan , wanneer zij hetzelve een appel belooft. En kort voor thomas had willem van Segnelay, Bisfchop van Auxerre, in denzelfden zin gezegd, dat de Kerk door de aflaten veel beloofde, hetwelk God niet vervulde." Nooit echter vertoonde zich deze magt der Paufen grooter dan door de inftelling van het Aflaat en Jubeljaar, in het jaar 1300, door bonifacius VIII. De Kardinaal kajetanus , Neef en vertrouwde Vriend van dezen Paus , heeft daar van eene dichterlijke befchrijving en een uitvoerig verhaal na- ge, (*) raynald. ad ann. 1198. ». 38, X 5 V boek VII hoofdft. ia C. Gi f aan 073. :ot 1517. Jubeljaar.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 1 1 I l ) ] 1 1 330 KERKELIJKE gelaten. Volgens dit verhaal verfpreidde zich in bet jaar 1299 een dubbelzinnig en naauwelijks geloofbaar gerucht, hetwelk ook voor den Paus kwam, dat al die genen, die in het volgende jaar de Pieterskerk godvruchtig bezoeken zouden , daar door volkomenen aflaat zouden verkrijgen. De Paus liet in alle oude fchriften zoeken naar den grond van dit gerucht, doch vergeefs. Evenwel vergaderde 'er den iften Januarij 1300 tegen den avond en tot middernacht toe eene geweldige menigte volks in de gemelde Kerk, om deze weldaad te genieten; een en ander grijsaard fprak ook van dezen aflaat, voor honderd jaren insgelijks gezocht en verkregen. De Paus befloot daar op, met raad der Kardinalen, liier van gebruik te maken, en vaardigde eene Bulle if, waar in hij zeide: dat hij uit geloofwaardige rerhalen van oude lieden wist, dat de genen, die Je Pieterskerk bezochten , een groote aflaat geèhonken was. Dewijl hij nu, overeenkomflig zijJeu pligt, het heil van allen zocht te bevorderen, :oo bevestigde hij alle zoodanige aflaten, door zijn \postolisch gezag. Doch, opdat de Apostelen perRus en paulus des te meer vereerd mogten worlen, hoe vlijtiger hunne Kerken van de Geloovigen >ezocht werden, en dezen daar uit vele geestelijke ;aven fcheppen konden: zoo verleende hij aan allen, lie in het jaar 1300, hetwelk met het voorgaande Cersfeest zijnen aanvang genomen had, in derzelver ierken boetvaardig komen, of zulks in het volgenle honderdfte jaar doen zouden , niet alleen eenen rolkomenen, maar allervolkomenften, (jlenisfima,) af.  GESCHIEDENIS. 33i aflaat en vergeving van zonden. Wie dezen aflaat deelachtig wilde zijn , moest, als hij een Romein was, 30 dagen achter malkander, maar een vreemdeling 15 dagen lang, de gemelde Kerken bezoeken; 1 doch een ieder zou een' des te krachtiger aflaat bekomen, hoe menigvuldiger en aandachtiger hij zich daar zou laten vinden." Anderen hebben echter bedenkingen tegen dit verhaal gemaakt, en gewild, dat de Paus dus zinnelijk hebbe willen maken, dat de Christenheid maar één huisgezin uitmaakte, hetwelk den Paus voor den gemeenfchappelijken Vader erkende. Anderen weder hebben de reden gezocht in de geldgierigheid en hebzucht van den Paus; anderen in de navolging van de Eeuwfpelen, (Ludi Seculares,) der oude Romeinen; anderen daar in, dat de gemeene man van eenen honderdjarigen aflaat, zoo als men meermalen gaf, eenen aflaat om de 100 jaren zal gemaakt hebben. Hoe het zij, de uitkomst van dit Jubelfeest overtrof waarfch'n'nlijk verreweg des Paufen verwachting. Niet alleen fpoedden alle volwasfene Romeinen zich naar de Kerken van hunne Befchermheiligen, gedurende het bepaald getal dagen; maar ook kwamen 'er uit alle landen van Europa ongeloofelijke menigten van menfchen in deze Hoofdltad. De vermaarde Florentijnfche Gefchiedfchrijver joannes villani, die daar ook onder behoorde, heeft de vreemdelingen op 200,000 berekend. De Kardinaal baronius noemt het een wonder, dat het dit groot getal menfchen nooit aan levensmiddelen ontbroken heeft; maar dat dezelve fteeds beterkoop werden. Ook V BOEK VII hoofdft. ia C. G. [aano73. :ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft na C. G. Jaario73 tot 151;. I i I 1 ] 2 I ii v b d j: P 332 KERKELIJKE Ook gewaagt hij van dadelijke wonderen, die bij deze gelegenheid zouden gebeurd zijn. Vele zieken werden in de gemelde Kerken genezen; uit vele bezetenen liepen de Duivelen weg, fchreeuwende, dat met alleen zij door de Apostelen petrus en paulus daar toe genoodzaakt werden; maar dat ook eene menigte zielen, die door hunne zonden in des Duivels magt geraakt waren, thans door christus daar uit verlost waren; en dat door de verdienden der Apostelen al de zielen, die zich in het Vagevuur bevonden, tot de eeuwige heerlijkheid geraakïen. Zelfs verhaalt de Kardinaal kajetanus eene rerfchijning der Heilige Maagd, die aan eenen Geestlijken van zijne Kerk gebeurd zal zijn, waar bij rem letterlijk verzekerd werd, dat God hem, gelijk tan alle levenden en dooden, vergeving van zonden chonk. Doch, het geen men ligter gelooven zal, s, dat de altaren der beide Apostelen uit de kleine Eiften der Pelgrims meer dan 50,000 Goudguldens •ekomen hebben. Zonder te fpreken van de rijkere ;iften der vermogenden. Om deze reden breidde de 'aus zijn gunstbewijs zoo ver uit, dat hij aan alle reemdelingen, welke de bepaalde dagen van het beoeken der Kerken niet konden vervullen, ook aan Hen, die door den dood of andere verhinderingen 1 het volbrengen derzelve belet waren geworden, olkomenen aflaat fchonk; en voor anderen, die de iecht en godsdienftige aandacht tot het bekomen ïzer weldaad noodig, op het einde van dit Jubelar nog niet verrigt hadden , uitftel verleende tot afchen. Zoo wel de Pausfen als de Geloovigen van  GESCHIEDENIS. 333 van hunne Kerk bevonden zich zoo wel bij dit Jubeljaar, dat het nog in de XlVde eeuw tot 50, en weder tot 33, en in de volgende eeuw tot 25 jaren verminderd werd; tot het eerfte verzochten de Romeinen den Paus klemens VI, die te'Avignon zijnen Zetel had, en hij ftond in het jaar 1343 hun verzoek toe, door de vermaarde Bulle Unigenitus, in welke hij, niettegenftaande alle verandering in dezen, op ftraffe van den ban, verboden was, het Jubeljaar op 50 jaren bepaalde, omdat het menfchelijk leven flechts zelden tot 100 jaren reikte, en omdat het Jubeljaar des Ouden Testaments op 50 jaren bepaald was enz. Daar is nog eene tweede Bulle van klemens VI voorhanden, in welke onder anderen gezegd wordt: ,, Wij bevelen bovendien de Engelen van het Paradijs, dat zij de ziel van zoo-1 danigen bedevaartganger, geheel vrij van het Vagevuur, terftond in de heerlijkheid van het Paradijs zullen inbrengen;" doch 'er zijn Verfcheidene blijken, waarom men deze Bulle voor een ondergefchoven Huk behoort te verklaren. Verbazend fterk was in dit Jubeljaar Ï350 weder de toevloed uit het grootfte deel van Europa, villani, die toen leefde, rekent het getal der Pelgrims op 10, of 1200,000, die van Kersnacht 1349 tot Pafchen des volgenden jaars te Rome kwamen, onder welke ook Vorsten en Vorstinnen waren. Andere Vorsten verkregen op hun verzoek, fchoon thuis blijvende, dezen aflaat, indien zij flechts zoo veel tot een godzalig oogmerk betaalden, als hunne reize naar Rome gekost zou hebben. De gefchen- ken, V BOEK vir Hoofdft, naC. G. faario73„ ;ot 1517.  V BOER VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. i t ] » 1 van 33+ KERKELIJKE ken, welke de Kerken te Rome bij deze gelegenheid ontvingen, waren onmetelijk groot; een aanmerkelijk deel daar van werd onder de Geestelijkheid verdeeld, maar het aanzienlijkfte kwam aan de Pausfeijke Kamer. De Romeinen zelve verrijkten zich )ngemeen, zoodat zij oproerig en trotsch werden. Zij noodzaakten den Pausfelijken Legaat, den Kariinaal annibaldo , naar het Napelfche te vlugten, )mdat hij goedgevonden had voor de vreemdelingen le dagen tot het bezoeken der Kerken te verkorten, )m hun de onkosten van een langer verblijf te bebaren. Bij het vertoonen van den Heiligen Zweetlock van christus , ( Veronica, ) werden vele nenfchen doodgedrongen, en op de terugreize werd :en groot getal dezer bedevaartgangers door de pest, he toen in Italië woedde, weggerukt. Men heeft onder de Openbaringen van de Heilige iiRGiTTA eene ingevoegd, waar bij haar bevolen werd, om aan klemens VI te kennen te geven, dat hij te Rome komen, en een Jubeljaar uitfchrijren zou, maar zonder zoodanige Openbaring vond jrbanus VI redenen genoeg, om in het jaar 1389 iet Jubeljaar op 33 jaren te bepalen. Hij beleefde hetzelve niet, maar zijn opvolger bonifacius IX irierde hetzelve in het jaar 1390 met eene groote menigte Pelgrims, hoewel 'er uit die landen geene tegenwoordig waren, welke den Tegenpaus klemens VII waren toegedaan. De Kerken kregen nu ook gewigtige gefchenken , van welke, zegt diederik van niem, eenigen ter verbetering der Kerken gebruikt werden; maar de meesten vielen in handen  GESCHIEDENIS. 335 van den Paus en eenige anderen. Met alle deze groote geldfommen niet voldaan, want hij was een onverzadelijke flokop, wien niemand in hebzucht gelijk was, zond hij nog in verfcheidene Koningrijken zijne Makelaars, die zijne aflaten verkochten aan de genen, die zoo veel boden, als hun de reize naar Rome gekost zou hebben. Deze kramers wisten van eenvoudige of onbefchaafde lieden de grootfte fommen af te perfen, zoodat zij uit een Rijk meer dan 100,000 Gulden bijeenbragten, waar mede zij vol en zoet naar Rome keerden, en den Paus rekenfchap van hunne verrigtingen deden. Doch deze liet fommigen , overtuigd van ontrouw, in de gevangenis werpen; velen flierven een kwaden dood; eenigen benamen zich zeiven het leven, en nog anderen werden door de woede van het gemeen in (tukken gehouwen ; terwijl nog anderen in Ketterijen gewikkeld, ellendig omkwamen. Een ongenoemde Kanunnik fchrijft in het Magnum Chronicon Belgicum, omtrent het midden der XVde eeuw, dat bonifacius, ook na het eindigen van het Jubeljaar, aan verfcheidene Heden van Duitschland voor een jaar aflaat verleend heeft, welke die genen zouden genieten , die de Kerken aldaar bezoeken, en te gelijk zekere fomme gelds zouden opbrengen, maar tevens zegt hij, dat deze gunden van velen weinig geacht werden, omdat zij dezelve meer van de hebzucht dan van den ijver van den Paus sfleidden. Hetzelfde verzekert ook paulus lange, Monnik te Bofau, in de eerde tijden der XVIde eeuw, in zijne Chroniek, 'er bijvoegende, dat de Paus 'er zoo V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. ] 336 KERKELIJKE zoo veel geld mede gewonnen hebbe, dat men 'er een' kruistogt tegen de Saracenen mede had kunnen goedmaken. „ Maar, ó God!" zegt hij: „Waar is het gebleven? daar fpreekt men niet van." Tien jaren daar na vierde bonifaciüs reeds weder een nieuw Jubeljaar, waar toe het jaar 1400 van zelve gelegenheid gaf. Ondertusfchen melden diederiic van niem , die toen zelve te Rome leefde , en gobelinus persona , dat het eigenlijk de Franfchen waren, die dit Jubelfeest hielden; omdat zij dat van het jaar 135)0 niet bezocht hadden, dewijl zij urbanus VI niet voor Paus erkenden. Het baatte niet, dat Koning karel VI deze bedevaart uitdrukkelijk verbood, omdat hij zijn Rijk, hetwelk thans genoeg verarmd was, niet geheel van geld ontbloot wilde hebben. Zij bragten evenwel rijkelijk gefchenken mede, maar de meesten werden in hel Romeinfche Gebied, zelfs digt bij Rome, door ftropende foldaten, welke de colonna's onderhielden, mishandeld, geplunderd, en fommigen zelfs van het leven beroofd. Daarom kwamen 'er minder andere vreemdelingen tot dit Jubeljaar, voornamelijk dewijl le pest in Rome was uitgebroken, martinus V condigde wel een nieuw Jubeljaar aan voor het jaar [423, omdat volgens de verordening van urbanus VI werkelijk eerst 33 jaren federt het zijne verlopen ,varen, maar de oorlogsonrusten, die nog voortduurden, veroorzaakten, dat 'er zich flechts weinige Bedevaartgangers te Rome lieten vinden. Aan deze fchikkingen evenwel kreunde zich nicolaus V niet, en in plaats van het Jubeljaar in het  GESCHIEDENIS. 33? het jaar 1456 te vieren, fchreef hij het, volgens de fchikking van klemens V, tegen 1450 uit. Op dit Feest verloren, volgens aventinus , 560 menfchen tsRome het leven, door het inftorten van de brug over A&nTiber. /eneas sylvius , die daar zelve tegenwoordig was, zegt 200, die tot de uitdeeling van den zegen naar de Pieterskerk gegaan,of van daar terug gekomen waren. Deze gewaagt ook van den Graaf frederik vanCillen, die in eenen ouderdom van 90 jaren nog onder de Pelgrims te Rome kwam, wiens wellusten buitenfporig leven hem eenen Hechten naam had verworven. Na zijne terugkomst leefde hij weder zoo als hij altijd geleefd had, en als men hem vraagde, wat voordeel hij van zijne bedevaart getrokken had , zeide hij: „ Mijn Schoenmaker is ook te Rome geweest, en maakt toch weder fchoenen." De Paus verlengde insgelijks de voordeden van het Jubeljaar, en fchonk die op verzoek van Hertog filips van Burgondië in het jaar 1450 aan de ftad Mechelen, waar men de aflaten kon bekomen door het bezoeken der Kerken, doeh niet zonder gefchenken. In hetzelfde jaar kwam zijn Legaat, de beroemde Kardinaal nicolaus van Cu/a, mar Duitschland en de Nederlanden, rijdende op eenen muilezel met een klein gevolg; maar wien overal Vorsten en Prelaten, Overheden, Geestelijken en eene ontelbare menigte volks met vanen en kruifen te gemoet ging, en hem met gezangen ontving, (zoo als bij voorbeeld: Venisti defiderabilis, quem exfpectabamus in tenebris,) hem in de Kerken leidde, en ter zijne? eere den plegtigen Lofzang aanhief. Deze fchonk XVIIJ. Deel. Y «« V BOEK VII Hoofdft.tiaC. G. Jaario-3. tót 1517.  538 KERKELIJKE V BOER vn Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. ? I i 1 .< ( | | 1 1 I < 1 aan allen, die als berouwhebbende biechtelingen, in de kisten, die op zijn' raad geplaatst waren, vrijwillig eenig geld ten beste des vaderlands geven zouden, eene volkomene vergeving van alle hunne zonden; maar geene abfolutie van fchuld en ftrafle. Deze laatfte, zeide hij, fchenkt de Apostolifche Stoel nooit. Wanneer iemand, voegde hij 'er bij, voor eene doodzonde zevenjarige boete doet naar de Kerkelijke Wetten, of voor twee derzelve eene veertienjarige boete op zich zou nemen, dan zou hij na dit leven geheel geene ftraffe lijden; maar in het tegengeftelde geval moest hij in het Vagevuur tot den laatften penning betalen. Doch dewijl het onmogelijk was, voor vele doodzonden de behoorlijke boete te ondergaan , zoo werd de aflaat gegeven, welke uit den Schat der Kerke vervulde , het geen jan de volkomene genoegdoening ontbrak; dus kon le gezuiverde ziel na den dood zonder vlek in de leerlijkheid Gods ingaan. Om iedereen gefchikt te naken, om den aflaat te verdienen, ftelde hij in de leden Biechtvaders aan, die de Biechtelingen, zonler geld, ook in gereferveerde gevallen, abfolveerlen; maar uit de gemelde kisten hunne belooning mtvingen. Hij zelve nam niets aan, dan eten en hinken, alhoewel hij in der daad meester van deze ;isten was; ook hervormde hij vele misbruiken , lijzonder in de Kloosters. Het beste, dat deze Le;aat zeide, was het antwoord, hetwelk hij uit eene □ondelijke verklaring van den Paus, op de vraag: if een Monnik zonder verlof van zijnen Overfte ot het Pausfelijk Jubeljaar reizen mogt ? gaf.' „ Ge-  GESCHIEDENIS. 33* Gehoorzaamheid is beter, dan aflaat (*)." — Tot hier toe bleef het nog al onzeker, wanneer eigenlijk het Jubeljaar gevierd moest worden, tot dat eindelijk Paus paulus II in het jaar 1470 onveranderlijk bepaalde, dat het elk 25de jaar gevierd zou worden, en volgens dit voorfchrift vierde zijn opvolger sixtus IV hetzelve in het jaar 1475. Deze zal ook de eerfte geweest zijn, die dit jaar een Jubeljaar genoemd heeft. Buitendien liet hij ook in andere jaren, naar de gewoonte zijner voorzaten , hier en daar zijnen aflaat verkondigen. Dus kwam in het jaar 1484 een zijner Legaten in Zwaben, met zoodanige volmagt voorzien; waar hij, bij gelegenheid van eene onlangs gewoed hebbende pest, de arme lieden , zoo als paul lange zich in zijne Chroniek uitdrukt, met onverzadelijke begeerte de veêren uitplukte. De Schrijver eener Slavifche Chroniek , uit wien deze Monnik zijn berigt ontleend heeft, roept daar over uit: „ó petrus! petrus! christus heeft tot u niet gezegd: Melk of fcheer mijne fchapen! maar weid haar!" Volgens de nieuwe fchikking werd dus het Jubeljaar in het jaar 1500 door alexander VI gevierd. Deze Paus, de flechtfte onder allen, die deze waardigheid ooit bekleed hebben, en die de vergiffenis van allen, aan welken hij het ontflag hunner zonden aanbood, meer noodig had dan zij zeiven, maakte hun den aflaat op eene tot hier toe ongewone wijze gemakkelijk. In zijne Bulle van aankondiging ver- klaar- (*) Magnum Chron Belg. Y a V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaario73, tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. j aan 073. •tot 1517. 340 KERKELIJKE klaarde hij, dat niet alleen te Rome de volkomenfie aflaat op alle die genen wachtte, welke boetvaardig biechtende de Kerken van petrus en paulus, van Lateranen en van Maria Maggiore gedurende de bepaalde dagen zouden bezoeken; insgelijks dat hij in de Pieterskerk Opzieners der Boetelingen, (poe» nitentiarii,) met volle magt benoemd had, om in alle voor den Apostolifchen Stoel voorbehoudene gevallen te abfolveren ; maar , „ dat hij ook te gelijk met Apostolisch gezag door den Schat der Heilige Roomfche Kerk, uit Vaderlijke toegenegenleid, zoo veel hij met God vermogt, hulp wilde sewijzen aan de zielen in het Vagevuur, die den jijftand van anderen des te meer noodig hadden , tioe minder zij zich zeiven konden helpen; aan zielen, die door de liefde met christus vereenigd, uit de wereld gegaan zijn, en daarom verdiend hebben, dat hun de aflaat te ftade kome." Hij vergunde dus, ingevolge der Goddelijke barmhartigheid, en uit de volheid zijner Apostolifche magt, dat, wanneer bloedverwanten , vrienden of andere geloovige Christenen, met godzalige oogmerken voor iie zielen, die zich, tot boete der ftraffe, welke zij naar de Goddelijke regtvaardigheid verdienen, in het Vagevuur bevinden, gedurende het Jubeljaar, tot Jen bouw der Pieterskerk, eenige aalmoes, volgens het voorfchrift van die Opzieners der Boetelingen , °n onder een aandachtig bezoeken der gemelde Kerken, in de kist bij de Pieterskerk leggen zouden, de volkomene aflaat voor de zielen in het Vagevuur, voor welke zij deze aalmoezen gegeven hebben, als het  GESCHIEDENIS. het ware als eene voorbidding, (per modum fufragit,) tot een vol ontflag van hunne ftrafFen dienen zou." Zoodanig een aflaat voor de zielen in het Vagevuur, waar van de Heilige thomas reeds gewaagd had, maar die nu door deze Bulle bevestigd werd, maakte, dat 'er een ongemeen groot aantal koopers op deze geestelijke marktplaats was. In het flot zijner Bulle vermaande alexander wel alle Christenen, om zich door ootmoedig berouw, verbetering van zeden en aalmoezen tot het verkrijgen van dezen aflaat voor te bereiden; maar zijn voorbeeld en dat van zijn Hof fpoorde daar niet zeer toe aan. Misfehien heerschte te Rome nooit grooter verderf van zeden, dan toenmaals, voornamelijk onder de Geestelijken. Voorts was alexander VI de eerfte, die eene bijzondere deur, de gouden deur genoemd, in de vier gemelde Kerken liet maken, welke hij in de Pieterskerk, en Kardinalen in de drie andere Kerken, tot een plegtig begin van het Jubeljaar, met Kerkelijke plegtigheden openden, en op het einde van hetzelve op gelijke wijze floten ; eene gewoonte, welke federt alle Paufen behouden hebben. Nu konden in het overige van dit Tijdvak wel geene Jubeljaren meer voorkomen, maar de Pausfelijke aflaat werd desniettemin meer dan eens, in deszelfs volle kracht, in verfcheidene landen geveild en aangeboden. De Duitfche Rijksftanden hadden reeds in het jaar 1466 befloten , dat de Paus zulken aflaat in hun vaderland zou uitfehrijven , ten einde daar uit de kosten tot den Turkfchen oorlog te vinY 3 den, V BOEK VII Hoofdft. na C. G jaar 1073 tot 1517,  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 342 KERKELIJKE den. Dit verzoek herhaalden zij in het jaar 1500, maar de Paus vervulde alleen het eerfte gedeelte des verzoeks, omdat het voor hem voordeelig was. Hy zond den Kardinaal raymund als zijnen Legaat, die echter door den Keizer maximiliaan en de Keurvorsten alleen onder bepalingen werd toegelaten, omdat men vreesde, dat hij onder het voorwendfel van den Turkfchen oorlog geld bijeen zou fchrapen; zoo kwam ook joan albert , Koning van Polen, met den Paufelijken Nuncius overeen, zoodat hij van het geld in Polen voor de aflaten opgebragt, 30,000 Dukaten bekwam. Zelfs floot men in Duitschland met den Legaat een vergelijk in het jaar 1501. Het Jubeljaar zou in Duitschland afgekondigd worden, en een maand cf iets langer duren. In de voornaamfte Kerken zouden kisten ge* plaatst worden , met vier fleutels voorzien, welke de Legaat, de Gevolmagtigden der Rijksftenden, de voornaamfie perfoon in elke Kerk, en de Stadsoverheid bewaren zouden. Dit geld zou op bevel des Keizers op eene door hem te bepalen plaats gebragt en eeniglijk tot den Turkfchen oorlog gebruikt worden; alleen zou de Legaat een derde gedeelte tot zijne Hofhouding en noodige uitgaven bekomen. Maar dit laatfte mishaagde den Keizer, en hij verklaarde openlijk in het jaar 1503, dat die dit door onbetamelijke listigheid van de Rijksregeering verkregen had, en gebood, dat men het geld, hetwelk van de Kruisvaart en het Jubeljaar zou inkomen, in bewaring zou leggen bij de voorname en rijke Kooplieden, fuggers en walser te Augsburg. Maar de  GESCHIEDENIS. 343 de Legaat had zijn aandeel reeds weg, en de Paus won insgelijks eene groote fom, en een Turkfche oorlog kwam niet tot ftand. • julius II liet zijn' aflaat meer dan eens prediken. Zoo bewilligde hij denzelven in het jaar 1505, op verzoek van emanuel, Koning van Portugal, tot verligting van den veldtogt tegen de Mooren in Afrika. Reeds federt het jaar 1504 had deze Paus, zoo wel in de Noordfche Koningrijken , als in Duitschland en Zwitferland, eenen aflaat uitgefchreven voor die genen, die den Grootmeester der Duitfche Ridderorde tot den oorlog tegen de Rusfen, die Lyfland verwoestten, met geld zouden bijHaan, welke men vindt dat in Zwitferland nog tot het jaar 1570 geduurd heeft. Men heeft nog eenen Aflaatbrief, opgefield door christiaan boomhouwer , Doctor van het Kanonieke Regt, Pfarheer in Lyfland, Pausfelijke Kapellaan, ook Nuncius in de Kerspels Mentz, Trier, Keulen en Meisfen, in het jaar 1508 te Dresden. Daar in wordt aan de beide Echtelieden, die hem gekocht hadden, niet alleen de volkomen aflaat van het Jubeljaar; maar ook voor hen, hunne ouders en weldoeners, die met liefde uit de wereld gegaan zijn, eenig deel aan alle gebeden , voorbiddingen , aalmoezen , vasten, misfen , kerkelijke uren , geefelingen, bedevaarten, en andere geestelijke oefeningen toegedaan, welke in de geheele heilige ftrijdende Kerk gefchieden. De medehelper van dezen Aflaatprediker in Duitschland was joan tezel, een Dominikaner Monnik Y 4 in V BOEK VII Hoofdft. aaC. G. Jaar 1073. tot 1517.  V ■OER Vil Hoofdft. na C. G Jaario-3 rot 1517, ] J ? f 344 KERKELIJKE in het Klooster te Pirna, geboortig van Leipzig, die in het jaar 1507 te Dresden, Freyberg enLeip. zig; in het jaar 1508 te Naumburg, Erfurt, Annaberg en in de Opperlaufits, zijnen last met eenen gelukkigen winst aan geld volbragt heeft. Nader betrof dezen Paus de derde aflaat, welken hij reeds in het jaar 1506, toen hij den grond tot den nieuwen heerlijken bouw der Pieterskerk leide, bijna geheel door Franciskaner Monniken fchijnt verkondigd te hebben, om de daar toe noodige verbazende kosten te bekomen. Dit gelukte hem wel, maar het werd in het vervolg voor de Pausfen de ongelukkigfte van alle aflaten, welke zij uitgefchreven hebben ; zoo als onder andere Schrijvers van zijne Kerk ook de Kardinaal pallavicini klaagt. Te weten, toen zijn opvolger leo X in de jaren *5'4• x5i5 en 1516 denzelfden aflaat vernieuwde, onder het voorwendfel van den oorlog met de Turken, brak hier een vuur uit, hetwelk de helft van zijn Rijk verteerd heeft. De zoo fchielijke herhaling van deze afiaatskramerij moest reeds velen tegen de borst fpringen. De verkwistende pracht van den Paus deed ieder opmerken, dat hij den aflaat noolig had, om zijne geldverfpillingen goed te maken. Men wist, dat hij een deel der inkomften van den:elven aan zijne Zuster magdalena gefchonken ïad, die weder den Pausfelijken Protonotarius, Doctor der Regten en Proost joan angelo arcimioldi volmagtigde, om ten dezen voor hare vooreelen in Duitschland te zorgen, wiens Onderkom-. mi  GESCHIEDENIS. 34$ misfaris joan tezel was. Dit verhaal van eenen Tijdgenoot (*) wordt wel door pallavicini tegengefproken, doch enkel omdat men 'er geene aanteekening van vindt in de Pausfelijke Kanfelarijboeken ; waar men ze trouwens ook niet wachten kan. Maar daartegen beklaagt de Kardinaal zich, dat voor de Christen Natiën aan dezen aflaat eene andere ergernis zoo niet gegeven ten minfle genomen is, te weten , om het verkoopen of verpachten van denzelven , doch tevens geeft hij deze ontfchuldiging op, dat immers elk Vorst dus handelt met de belastingen, welke hij ingevoerd heeft, en welke hij doorgaans aan den meestbiedende verpacht, dus inderdaad belijdende, dat deze aflaat niet anders dan een koophandel geweest is van de Pausfelijke Kamer !1 Nog merkt guicciardini aan, dat, dewijl het bekend was , dat eene geldverzameling hier de hoofdzaak was, en dewijl de Aflaatpredikers hunnen last vrij onbefchaamd ten uitvoer bragten, alzoo zij de vergeving der zonden voor overledenen goedkoop verkochten, en zich in de herbergen en kroegen met het fpel vermaakten, daar door op vele plaatfen ergernis en ongenoegen ontftaan is. Men weet ook, dat de Duitfche Rijksftanden zich reeds meermalen beklaagd hebben over de Pausfelijke aflaten, en nog in het jaar 1510 die klagten luidkeels herhaalden. Het fcheen dus, dat het geduld der Natie ten einde moest loopen. Evenwel kon leo X, die meer bemind was,dan zijn twee voorzaten , deze klagten, dit fpre- (<*) CUICCIARD. la Hijioria d'Italia L. XIII. ƒ>. 379. Y 5 V BOEK VII Hoofdft. aa C. G. f aar 1073. tot 1517.  V BORH VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. KanonizeringofHeiligfpreking 346 KERKELIJKE fpreken en fchrijven, die reeds meer dan 100 jaren vruchteloos herhaald waren, gerust aanzien; trouwens, men had reeds op vele plaatfen eene verachting voor de Pausfelijke aflaten betoond, men dreef 'er den fpot mede, en — men betaalde, platina, zelfs een Pausfelijke Hofbediende , zegt reeds van de tijden van bonifacius IX: de volkomene aflaat was op zulke wijze verkocht geworden, dat het gezag der Apostolifche Sleutels en Brieven begon te dalen. Het is bekend, dat erasmus reeds voorliet jaar 1.516 zich vermaakte met over deze aflaten te fpotten, anderen wederleiden hem , en de aflaat bleef in zijne vastheid Baande. Het was nog geheel niet te voorzien , en zelfs niet te gelooven, dat binnen korten tijd een wel ernftïge, maar toch met onderzoekende befcheidenheid ingerigte, en aan het oordeel der Kerk onderworpene aanval, niet juist op den Pausfelijken aflaat in het gemeen, als* wel op deszelfs te groote uitgeftrektheid en op de misbruiken, welke bij de aanprijzing en toediening van denzelven begaan werden, niettegenftaande alle [temming van vele tijdgenooten tot vrijer onderzoek, en al de bekwaamheid van den ondernemer van dezen aanval, om de leere der aflaten met de echt Christelijke leere van de vergeving der zonden te vergelijken, op eene voor elk een bevatbare wijze, zoo groote uitwerking hebben, en het zoo ongemeen ver brengen zou, als met der daad gebeurd is. Hoe menigvuldig en uitgeftrekt de aflaten waren, welke, de Paufen, inzonderheid na de Xlllde eeuw, uitdeelden, evenwel bleef de Schat der Kerk, uit wel-  GESCHIEDENIS. 347 welken zij dezelve namen, zoo als men toen begon te gelooven, dat is, de verdienften van christus , der Maagd maria , en zoo vele duizend Heiligen zamengenomen, onuitputtelijk; ja dezelve werd door de over verdien ftelijke goede werken, (opera fupererogatoriaf) van ontallijke nieuwe Heiligen nog dagelijks vermeerderd. De Asketifche vroomheid en de roem van wonderwerken gaven wel regt op dezen verhevenen rang in den hemel, doch tevens was 'er eene plegtige verklaring, Kanonizering, noodig, eer zulk een nieuwe Heilig door de Kerk vereerd en als voorfpraak bij God aangemerkt kon worden. Elk Bisfchop had tot zoodanige Heiligverklaring voorheen in zijn Kerspel regt, doch reeds in het jaar 993 begonnen de Pausfen zich dit regt aan te matigen; nogtans vinden wij nog in het jaar 1099 een voorbeeld , dat de Aartsbisfchop van Keulen van zijn regt gebruik maakte; het laatfte voorbeeld is de Heiligfpreking van den Abt gualtherius, (waarfchijnlijk gauthier,) in het jaar 1153 door den Aartsbisfchop van Rheims en andere Franfche Bisfchoppen. Men houdt gemeenelijk Paus alexander. III voor den eerften, die in het jaar 1170 dit regt van Zaligfpreking aan zijnen Stoel bij uitfluiting heeft toegewezen , in eenen Brief aan de Monniken van een Fransch Klooster, welke hij beftraft, dat fommigen van hen, door een duivelsch bedrog misleid, een mensch, die in dronkenfchap vermoord was, als eenen Heiligen vereerden, daar de Kerk ter naauwernood toelaat, dat 'er voor zulk genen gebeden worde. Hij verbiedt hen dus, zulks ver- V BOEK VII rloofdft. ia C. G. [aar 1073. :ot 1517. van nieuwe Heiligen.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaario73. tot 1517, 348 KERKELIJKE verders te doen, nademaal zij hem, zonder bewilliging der Roomfche Kerk, ook alsdan niet als eenen Heiligen vereeren mogten, wanneer 'er zelfs wonderen door hem gedaan waren. Door dezen Paus is in het jaar 1161 eduard, Koning van Engeland, en theobald , een Kluizenaar bij Vicenza; in het jaar 1164 eene weduwe in Zweden, helena, als ook knut de Jongere, Koning van Denemarken; in het jaar 1173 thomas becket, Aartsbisfchop van Canterbury; en in het volgende jaar bernhard, Abt van Clairvaux, onder de Heiligen geplaatst. paschalis III, Tegenpaus van alexander, fchonk in het jaar 1165, op verzoek van Keizer frederik I, aan karel den Groeten insgelijks den rang van Heiligen. Doch, alzoo hij in het vervolg als een fcheurings Paus befchouwd is geworden, zoo is deze Kanonizering meer ftilzwijgend geduld, en karels godsdienftige vereering hier en daar toegelaten, dan in de geheele Roomfche Kerk aangenomen. Met een meer algemeen gezag benoemde klemens III in het jaar 1189 den voormaligen Apostel der Pommeranen , otto , Bisfchop van Ramberg, tot eenen Heiligen van zijne Kerk. bernward , Bisfchop van Hildesheim, verkreeg dit voorregt in het jaar 119a van coelestinus III. In het jaar 1193 werd deze eer door denzelfden Paus bewezen aan gualbert, ftichter der Congregatie van Valombrofe. De Keizerin kunigunda , Gemalin van Keizer henrik II, welke Keizer reeds in het jaar 1152 door eugenius III voor Heilig verklaard was, werd  GESCHIEDENIS. 34? Werd in het jaar 1202 van innocentius III verheven tot dezelfde eer, omdat beide gedurende hun huwelijk eene aanhoudehde kuischheid zouden betracht hebben , hetwelk echter van leibnitz (*) en anderen met recht voor een vertelfeltje gehouden wordt. De XIHde eeuw was boven andere vruchtbaar in Heiligfprekingen. Behalve de beroemde Ordensflich» ters dominicus en franciscus , als ook hunne voorname Leerlingen , antonius van Padua en klara , hebben niet weinige Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen daar deel aan gehad. Onder de Grooten is bijzonder lodewyk IX, Koning van Frankryk, die in het jaar 1297 Heilig verklaard is, door Paus bonifacius VIII, nadat men federt het jaar 1252 over zijne verdienden gefchreven en gewreven had, zoodat een ezel al de papieren niet zou hebben kunnen dragen, zoo als bonifacius zich uitdrukte in eene zijner Predikatiën. Zijn Feestdag is gefield op den 25flen Augustus, en aan allen, die op dien dag zich bij zijn graf aan zijne voorbidding zouden aanbevelen, is een jaar en 40 dagen aflaat toegezegd. — elizabeth, Landgravin van Thuringen, een voorbeeld van wonderbare mengeling van goedheid van hart en zwakheid van geest, werd door gregorius IX Heilig verklaard in het jaar 1235. De Bedevaarten naar haar Graf waren tot in de XVIde eeuw ongemeen talrijk, voornamelijk dewijl, gelijk men zeide, uit hare herfenpan een wel- rie- (*) SS. Brumvictns. T. IL p. 156. V BOEK VII Hoofdft. na C. G, Jaano73 tot 1517.  356 KERKELIJKE V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot is 17 riekende olie gevloeid zou zijn, welke de Duitfchtf Ordensbroeders te Marburg verkochten. Eindelijk liet de Landgraaf filips de Grootmoedige in 1539 . het gebeente dezer Heilige, om het Bijgeloof te Buiten, wegnemen, en elders plaatfen, deze beenderen zijn naderhand op dringend verlangen der Roomschgezinden aan den Landkomthur der Duitfche Orde toegezonden, zonder dat men weet, waar zij thans beland zijn. Haar Feestdag is bepaald op haren fterfdag den i9den November. Zoo vele nieuwe Heiligen veroorzaakten van tijd tot tijd bij verftandige mannen bedenkingen en zwa. righeden, gelijk wij ten aanzien van de Heil. birgitta gezien hebben, dat de vermaarde gerson daar niet zeer mede in zijn fchik was. Evenwel bleef de geest der tijden heerfchen, en de nieuwe Heiligen bleven nog vermenigvuldigen. Eene der vermaardften was catharina van Siena, wier leven uitvoerig befchreven is door haren Biechtvader raymund van Capua, Generaal der Dominikaner Orde; zij was de dochter van eenen verwer te Siena, en werd geboren in het jaar 1347. Toen zij vijf jaren oud was begon zij de groetenis van den Engel te bidden, en werd daar voor in haar zesde jaar met eene hemelfche verfchijning beloond, die voor haar geheele leven beflisfend was. Wij zullen van de menigvuldige Openbaringen, in welke zij gemeenzaam met christus verkeerde, niet gewagen; dit ging zoo ver, dat jezus zich met haar eens ondertrouwde, haar eenen kostbaren ring aan den vinger Bekende, met deze woorden: „ Hier me-  GESCHIEDENIS. 3Si mede verlove ik u met mij, uwen Schepper en Verlosfer , in het geloof, hetwelk fteedsdurend in u onderhouden zal worden, tot dat gij in den hemel uwe eeuwige bruiloft met mij vieren zult." Nu ! verdween de verfchijning, maar de ring bleef, doch ; zoo dat niemand denzelven zag, behalve zij alleen, gelijk ook deze en andere verfchijningen alleen op hare eigene verhalen fteunen. Hare geheele levenswijze was voorts zonderling door onthouding en kastijding. Haar Biechtvader raymund vertelt verders, dat jezus haar eens de linkerzijde geopend, en het hart daar uit genomen hebbe, maar eenigen tijd daar na had hij haar zijn eigen hart gefchonken. In het eerst kwam het raymund ongeloofelijk voor, dat iemand eenige dagen zonder hart zou kunnen leven, maar eindelijk moest hij het gelooven, dewijl bij God geen ding onmogelijk is. Hooger, zou men zeggen, kon hare voortreffelijkheid niet gaan, maar nu ontving zij ook van jezus, misfehien in nabootzing van den Heil. franciscus, de teekenen zijner wonden in haar ligchaam, onder het gevoel van zoo groote pijn, dat zij nabij den dood kwam. Ja, eens ftierf zij waarlijk voor een korten tijd,, dewijl haar hart door hevige liefde voor jezus verfcheurd werd; en terwijl hare ziel van het ligchaam gefcheiden was, zag zij de heerlijkheid der zaligen, en de ftraffen der hel. In hare laatfte jaren moeide zij zich met de Kerkelijke en Wereldlijke zaken van dezen tijd, en gaf dikwijls aan de Pausfen duchtige vermaningen; zij bragt hen van Avignon. daar zij zelve heen gereisd was, V B0F.5C VII loofdft. ia C. G. ïaario73. ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G, Jaari073. tot 1517. 352 KERKELIJKE was, naar Rome terug, en wierp zich in het jaar 1376, hoewel vergeefs, op tot bemiddelaarfter tusfchen gregorius XI en de Florentijnen. Zij kwam, op begeerte van urbanus VI, te Rome, alwaar zij in het jaar 1380 overleden is. Bij haar lijk gebeurden, gelijk men verwachten kan, voor en na hare begravenis, menigvuldige wonderen. Voordat echter hare dadelijke Heiligfpreking plaats had, ontbonden daar over verfcheidene twisten, waar toe de Bukken behooren, welke martini bekend gemaakt heeft (*_). pius II vervulde eerst in het jaar 1461 den wensch der Dominikanen daaromtrent. Doch in het jaar 14.75 verbood Paus sixtus IV, op de klagt der Franciskanen, dat men van de Heilige katharina geene afbeeldingen zou maken met de lidteekenen der vijf wonden van jezus, alzoo franciscus de eenige was, wien jezus met die eere verwaardigd had. klemens VIII leide in het jaar 1599 de beide Ordens een ftilzwijgen op, doch urbanus VIII begunfh'gde in het midden der volgende eeuw weder de Dominikanen in zoo verre, dat hij in hetRomeinfche Breviarium of Gebedeboek deze woorden liet invoegen : idque ut oculis repraefentaretur, radios in imaginibus ad dicta quinque loca pertingentes pia fidelium cura pictis coloribus exprespt (f). Daar zijn verfcheidene fchriften , bijzonder 364 Brie- (*) Procesfus Contestationum fuper fanctitate et doe trina B. Catharime Senenfts in Collectt. FF. SS. et Metnum. amplisf. T. VI. p. 1237. (t) papebroch. in Actis 55.  GESCHIEDENIS. 353 Brieven van deze Heilige katharina in het licht gegeven, in de jaren 1707 en 1713 te Siena in vijf Deelen in Quarto in het Italiaansch. Het gezelfchap van de Heilige birgitta en katharina, wordt volmaakter door eene derde, dorothea van Pruisfen, eene Boerendochter, die tot haar 44ue jaar in huwelijk geleefd heeft met een Dantziger Ambachtsman, wien zij negen kinderen heeft gebaard. Doch daarna deed zij gelofte van kuischheid met zijne bewilliging, en ondernam verfcheidene Bedevaarten, in het jaar 1394 liet zij zich in den Dom te Marienwerder eene Kluis maken , waar zij, van alle menfchelijke zamenleving afgezonderd , leven wilde naar eenen regel, welken christus zelve haar zou gegeven hebben, maar zij overleed in hetzelfde jaar met den roem van wonderwerken. De Grootmeester der Duitfche Orde en de Bisfchoppen van derzelver gebied verzochten bonifacius IX om hare Heiligverklaring, ook liet hij een onderzoek over hare wonderwerken aanfiellen in het jaar 1404. Maar dorothea had in eene van hare verrukkingen eenen Grootmeester der Orde in de Hel gezien. Toen zij dit vertelde, had mén haar het zwijgen opgelegd , ook had zij aan de Orde meermalen derzelver hoogmoed verweten. Men oordeelde het dus niet gevoegelijk, verder op hare Heiligfpreking aan te dringen. Evenwel werd zij als de Patronesfe van Pruisfen aangemerkt; men deed Bedevaarten naar haar graf, en beval zich aau hare voorbede bij God aan. Wij zullen ons met andere nieuwe Heiligen niet XVIII. Deel. Z ver- V BOEK VII Hoofdft\ ia C. G. [aar 107 3, tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517. 1 354 KERKELIJKE verder ophouden, dan dat wij de voornaamften derzelver naar de tijdorde opnoemen. In het jaar 1313 bewees klemens V deze eer aan zijnen naasten voorzaat coelestinus V, die te voren pieter van Murrone heette, en dien deze Paus wilde, dat onder den naam van den H. pieter den Belijder zou vereerd worden. - Vier jaren lat et kanonizeerdePaus joannes XXII den onlangs overledenen ludwig of lodewyk, Bisfchop van Touloufe, Broeder van robert , Koning van Sicilië. — thomas van Cantilupo, Bisfchop van Hereford in Engeland, die in het jaar 1282 overleden was, werd in het jaar 1320 Heilig verklaard. — Een andere veel vermaarder thomas van Aquino, verkreeg dezelfde eer in het jaar 1323. — Brttagne bezorgde ook eenen Heiligen in ivo hallory, een' Priester en Tertiarius van de Orde van franciscus. Hij was kundig in de Regtsgeleerdbeid, en men noemde hem den Advokaat der wezen, weduwen en armen. Hij ftierf in het jaar 1303. Het volk riep vrij algemeen in zijn vaderland : Hij moet gekanonizeerd worden! Dit gebeurde ook in het jaar 1347. De XVde eeuw leverde ook eenige vermaarde Heiligen op, als: bernardinus van Siena, door nicolaus V in het jaar 1450. Hij was in het jaar 1444 te Aquila in het Napelfche overleden. Een zijner leerlingen, joannes capistranus, ^eigenlijk e Capiftrano, of de Capiftro ,) ook een Franchkaner uit het gemelde Rijk van geboorte, leeft veel bewondering verwekt. Als Pausfelijke Legaat en Geloofsiiiquifueur doortrok hij federt het jaar  GESCHIEDENIS. S55 jaar 1426 een deel van Italië, waar hij de Fratricellen vervolgde; maar ook den ftrengen regel van zijne Orde gedeeltelijk weder herftelde. In het jaar 1450 zond nicolaus V hem, op raad van aeneas sylvius naar Duitschland, om de zoogenoemde Ketters in Bohemen te bekeeren, en eenen kruistogt tot ftand te brengen. Hij werd in het Oostenrykfche met den grootften eerbied ontvangen, zoodat men elkander verdrong, om flechts den zoom van zijn kleed aan te raken. Te Wenen predikte bij meermalen voor 20, of 30,000 Toehoorders in het Latijn, hetwelk zij niet verftonden, evenwel luisterden zij opmerkzaam naar hem, meer dan naai den Tolk, die zijne woorden in het Hoogduitse^ vertaalde. Velen, zegt aeneas sylvius, noemder hem eenen ijdelen fnorker en pogcher, die zijnet loon liever in de praatjes van het gemeene volkje dan bij God zocht; maar hij verdedigde zich daar tegen met grooten nadruk. Eindelijk reisde capis tranus in het jaar 1455 naar Hongaryen, gelijk hi voorgaf, door hemelfche Hemmen derwaarts geroe pen. Op dezen tijd hadden de Turken Belgrad belegerd, en de groote krijgsheld joan van huny ad durfde het ontzet niet te ondernemen. Maa capistranus eene kruisvaart gepredikt en eene me nigte volks dus bijeengebragt hebbende, viel mc hetzelve, daar hij met het kruis in de hand vooi ging, onder het uitroepen van den naam jezus, o de Turken aan, die hij verfloeg en Belgrado on zette. Kort daar na overleed hij iii het jaar 145c In het jaar 1515 vergunde leo X, dat men hei Z 2 a V boek VII Hoofdft. na C. G Jaario73 tot 1517 i i t r t P a is  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaar 1073 tot 1517 : 1 i t t r 356" KERKELIJKE als eenen Zaligen in zijne vaderftad vereeren mogt ,, hetwelk gregorius XV in het jaar 1622 tot alle Kerken der Franciskanen uitftrekte. Op dezen eer■ften trap der Kanonizatie, de Zaligfpreking, (Bea. tifïcatio,) volgde eindelijk in het jaar 1600 door alexander VIII de dadelijke Heiligfpreking. capistranus heeft eene menigte fchriften nagelaten, doch men heeft op dezelve in zijne eigene Kerk weinig prijs gefield. In het jaar 1455 werd ook de Spaanfche D etnintkaner, vincentius ferreri, die reed3 in het jaar 1419 gettorven was, door kalixtus UI Heilig gefproken. Hij was bijzonder in het Koningrijk Arrage-n in groot aanzien, en werd als wonderdoener geacht, maar hij begunftigde de dweepende Geefelaren, gelijk wij gezien hebben. Hij heeft een Boek van het geestelijk leven, of van den inwendigeit mensch enz. nagelaten. bonaventura, de vermaarde Schoolfche Leeraar :n My/liek, Kardinaal en Generaal der Franciska■ier Orde, van wien wij reeds meermalen gefproken tebben, ontving in het jaar 14S2 van sixtus V de vaardigheid van Heiligen. — Drie jaren daar na verd leopold, Markgraaf van Oostenryk, door nnocentiös VIII gecanonizeerd. Hij had dit vlarkgraaffchap van het jaar 1096 tot 1136 bezeten, :n zelfs in den oorlog uitgemunt, maar hij had ook, egen zijnen pligt, den Keizer henrik IV, zijnen Schoonvader, in het jaar noj met zijn volk veriaen, toen deze Keizer op het punt was, om zij. en oproerigen Zoon te bedwingen. Hij was een groot  GESCHIEDENIS. 357 groot begunfliger der Geestelijkheid, hij (lichtte Kloosters en Abdijen, en hij leidde een godzalig leven, naar de denkbeelden van die tijden. En de Geestelijkheid vergold dit, door hem als een heilig man en wonderwerker te roemen, tot dat eindelijk de bovengemelde Paus door den Keizer, den Hongaarfchen Koning matthias enz. bewogen werd, hem dadelijk onder de Heiligen te plaatfen. Zoo vele Heiligfprekingen waren voor de zinnelijke godsvrucht dier tijden een behoefte, elke nieuwe Heilig gaf voordeel aan het gezag der Paufen en aan de inkomlten der Geestelijkheid. Bij deze gelegenheid moet de aanmerking niet verzuimd worden, dat landen, Beden, bijzondere klasfen en (landen van menfchen, zich uit deze menigte Heiligen hunnen bijzonderen Schutsheer en Belchermheiligen verkozen , gelijk 'er ook eene beftelling plaats heeft omtrent de voorwerpen , ziekten, ongemakken, over welke elk dezer Heiligen een bijzondere zorg zal hebben, volgens de Roomfche Schrijvers. De Godgeleerden hebben dus tot hunnen Patroon den Euangelist joannes , den Heiligen thomas en augustinus ; de Regtsgeleerden den Heiligen ivo; de Geneesheeren en Apothekars den Heiligen cosmus en damianus ; de Wijsgeeren, Redenaars en Dichters de Heilige katharina, (eene gewaande Martelaresfe uit de eerde tijden der IVde eeuw, maat die ook onder de XIV Noodhulpen gerekend wordt, dat is, algemeene Befchermheiligen in alle nooden;) de Studenten en Leerlingen den Heiligen gregorius; de Schilders den Heiligen lukas, ondei Z 3 wiens V boek VII Eloofdft. na C. G. |aario73. tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Levens, befchryvingeneer Heiligen, simeonMcfaphrastes1 35S KERKELIJKE wiens naam nog vele Hechte fchilderijen vertoond worden; de Kooplieden den Heiligen frumentius en güido; de Toonkunftenaars den Heiligen Roomfchen leo en de Heilige cecilia; deSmids den H. eligitjs of eloi , dus ook andere Handen, kunftenaars en ambachtslieden andere Heiligen. Tegen de Pest worden de H. antonius, rochus, sebastianus, adrianus en ciiristopiiorus; tegen de Pallende Ziekte de Heilige valentinus; tegen de Steen de Heilige liberius; tegen de Koorts de Heilige petronella; tegen de Tandpijn de Heilige apollonia; en zoo tegen andere krankheden of volksraoi" pen andere Heiligen aangeroepen (*), In tijden zoo vruchtbaar aan nieuwe Heiligen kon iet aan Befchrijvers van derzelver Leven niet ontweken. Elk had genoegzaam zijnen eigenen Le/ensbefchrijver, van meer of minder naam en kante, maar genoegzaam allen daar in overeenkomende, lat zij zich vooral ophouden met de verhalen van le wondere-:, door hunnen Heiligen verrigt; alleen :en siegeert van Gemblours, die het leven van len Heiligen guibert, Stichter van zijn Klooster, >efchrevcn heeft, en die als Monnik den fmaak van :ijne tijden fchijnt te hebben moeten voldoen, heefr, 10e zeer hij ook zijnen Heiligen vereert, van won-, lerwerken geen gewag gemaakt. Wij zullen geenszins met het optellen van deze Levensbefckrijveren !en Lezer lastig vallen, doch twee van de flechtfte ah dezelven mogen wij niet voorbijgaan, omdat zij ZOG (*) fabïuc. Bibliograph. Antiquar. p. 359.  GESCHIEDENIS. 359 zoo grooten naam gemaakt hadden. De ééne is simeon, met den bijnaam Metaphrastes. Deze bragt eene groote verzameling bijeen van zoodanige Levensbefchrijvingen voor de Griekfche Kerk, maar die ook in het Westen veel toejuiching heeft gehad. Hij bragt dezelve in zijnen ftijl over, en omkleedde ze, gc-lijk hij zich verbeeldde, in een bevalliger gewaad, van waar hij Mer« KERKELIJKE De Westerfche Kerk beeft niet min dan óeOosterfcbe ■ eenen Levensbefchrijver aan te wijzen, die, hoewel . nog Hechter dan gene, nogtans een' geruimen tijd • een' grooten naam gemaakt heeft. Men noemt hem ' aemeenelijk jacobus de voragine , maar in het -Italiaansch heet hij , giacomo di viraggio, of varaze, naar zijne geboorteplaats in het Genueefche. Hij was omtrent het jaar 1220 geboren, trad in het jaar 1244 te Genua in de Orde der Dominikanen; en klom in dezelve in het jaar 1267 tot de waardigheid van Vikaris - Generaal der Provincie Lombardfè. In het jaar 1286 werd hem dit ambt ontnomen , evenwel behield hij een groot gezag. Hij onderwees in verfcheidene Kloosters en Scholen der Orde de Godgeleerdheid , en zijne Predikatiën werden gaarn gehoord, nicolaus IV fchonk hem in het jaar 1592 het Aartsbisdom Genua, alwaar hij in het jaar 1298 overleden is. Men verhaalt van hem, dat bonifacius VIII hem eens op Aschdag, in plaats van de asch op zijn hoofd te ftrooijen, die in het aangezigt heeft geworpen, en in plaats der piegtige woorden: Memento quod cinis es, et in cinerem reverteris , deze zal gebruikt hebben : Memento, quod GibeUinus es, et cum GibeUwis tuis in nihilum reverteris'. Maar anderen hebben genoeg bewezen, dat dit verteltfelrje geenen grond heeft, te min, dewijl men niets van eenig misver[tand tusfchen hem en den Paus weet. Doch zoo ets kon met zijnen opvolger in het Aartsbisdom gebeurd zijn. Hij heeft verfcheidene fchriften nagelaten; onder de-    GESCHIEDENIS. S"6i dezelve komen hier in aanmerking zijne Legendae Sanctornm, of Levensbefchrijvingen der Heiligen. Men gaf dezen naam Legendae aan foortgelijke verzamelingen, omdat uit dezelve op de Feestdagen der Heiligen in de Kerk voorgelezen werd; ook hadden zij den naam Legendarius. Deze nieuwe verzameling werd met zoo veel toejuiching ontvangen, dat men ze de gulden Legende, (Legenda aurea,) noemde. Ook heet zij de Lombardifche Hiftorie of Legende, omdat op de laatfte Levensbefchrijving van den Heiligen pelagius eene Korte Langobardifche Gefchiedenis volgt. Zij is zeer dikwijls gedrukt, en in verfcheidene hedendaagfche talen overgezet. Maar met de XVIde eeuw verviel haar roem. melchior canus onder anderen, de vermaarde Spaanfche Dominikaner, oordeelde van den Schrijver dus verachtelijk : Hanc homo fcripjtt , ferrei oris, plumbei cordis, animi certe parum feveri. et prudentis, en zoo meer andere Schrijvers uit de Roomfche Kerk, en met regt, wegens de menigvuldige laffe verdichtfelen, in dezelve vervat. Niemand zal zich, na al het bovenftaande, verwonderen , dat de vereering der Heiligen in deze eeuwen van Bijgeloof ten hoogften top geftegen is. Daar toe gaven de Predikatiën op de Feestdagen der Heiligen ongemeen veel voedfel, alzoo de Predikers op dezelve gelegenheid namen om den lof én verdienfte van den Heiligen te vermelden. Men heeft nog vele verzamelingen van zulke Feest-Kerkredenen, bij voorbeeld, van hildebert, Aartsbisfchop Van Tours, bernhard van Clairvaux, rupert, Z 5 Abt V BOEK VII Hoofdft. naC. G. Jaar 1073. tot 1517. Vereering der Heiligen.  V boek VII Hoofdft. na C. G. Jaan 073 tot 1517. $62 KERKELIJKE Abt van Duits, de Kardinaal bonaventura , tacobus de voragine; welken hoogen priis bernhard bij voorbeeld (lelde op de voorbidding der Heiligen, blijkt onder anderen uit zijne Feestrede op malachias, zijnen voormaligen vriend, wiens Canonifatie eerst naderhand gevolgd is : „ Laten wij ons verheugen en juichen," zegt hij, „ dat het Hemelhof, (Coelsstis iïïa Curia,) thans éénen uit ons heeft, die voor ons zorgt, en ons door zijne verdienften befchut!" Hij (preekt vervolgens den Heiii gen zeiven aan : „ ó Heilige malachias! behoud dit huis in heiligheid en geregtigheid, terwij! gij u over ons ontfermt, die wij, onder zoo irele en zoo groote ellende, de gedachtenis aan uwe jvervloeijende liefelijkheid levendig uitdrukken! (Me* voriam abundantiae fuavitatis Tuae eructamus.) Wees ons, bidden wij u, Heilige malachias! een isdere mozes ! of een andere elias ! deel ons ook ets van uwen geest mede! want gij zijt in hunnen *eest en in hunne kracht gekomen. O gij vruchtbare olijfboom in het Huis des Heeren! ö gij zalvende en lichtende vreugdeolie! door weldaden beëindigende ! door wonderen fchitterende! maak ons les lichts en des geestes deelachtig, welke gij ge» liet! O gij welriekende lelie, in eeuwigheid voor len Heere voortfpruitende , bloeijende, en overal evendmakenden , aangenamen geur verfpreidende! ïviens gedachtenis bij ons in zegening, wiens tegenwoordigheid in den hemel vereerd is; geef, dat de *enen, die uwen lof zingen, hun deel aan eene zoo groote volmaaktheid niet verliezen!" Tot  GESCHIEDENIS. 363 Tot de vereering der Heiligen behoort ook het bewaren en vereeren van derzelver Overblijffelen of Reliquien, van welke men in deze eeuwen zoo veel werks maakte, gelijk wij daar reeds vele voorbeel-1 den van ontmoet hebben, als ook dat men reeds in de Vide eeuw bedriegerijen met dezelve begon aan te rigten. Deze vermeerderden met nieuwe Reliquien en nieuwe Heiligen in dit Tijdvak van dag tot dag. Voornamelijk hielden zich de Grieken daarmede op, in de tijden der kruisvaarten, om Reliquien te koop te veilen, gelijk ook in het Westen zoodanige handel in Reliquien gedreven werd, dat verfcheidene Franfche Kerkvergaderingen daar tegen befluiten hebben genomen, en ook de Pausfen dezelve verbieden moesten. Men behoeft fommige Reliquien flechts te hooren noemen, om derzelver onechtheid te voelen. Reeds ' in de voorgaande eeuwen wendde men voor, zweet-' doeken te bezitten van christus , met de afbeelding van zijn wezen, op dezelve gedrukt; geen van dezelve was echter zoo geëerd, als het zoogenoemde Heilige aangezigt, {\Sancta Facies,) of Veronica , in de St. Pieterskerk te Rome. Men vertelde, dat, toen de Zaligmaker zijn kruis uitdroeg ter kruifiging , eene vrouw, veronjca , hem haren linnen fldije» aangeboden zal hebben, om daarmede zijn bloed en zweet af te veegen ; dat jezus te gelijk zijn aangezigt daar in gedrukt en haar dit ter gedachtenis zijner liefde terug gegeven hebbe. Dit zal bewaard gebleven zijn, en fchijnt te Rome reeds federt het jaar ion vertoond te zijn. tille- monT V BOEK VII -Ioofdrt. ia C. G. [aarj.073. :ot 1517. Heliqui:n van :hr[stüs ;n de Heiligen, rzRomza een ileliquie.  V BOEK VII Hoofdft, DaC. G. Jaario73. tot 1517. Bloed van CHRISTUS 3G4 KERKELIJKE mont (*) heeft dit reeds voor eene Fabel verklaard, en de zeer waarfchijnlijke gisfing geopperd, dat veronica , in plaats van een vrouwenaam te zijn, liever uit misverftand en zamenknooping van twee woorden, Fera icon, (de ware afbeelding van christus op die Zweetdoek,) ontftaan is. Hoe het zij, in het tegenwoordig Tijdvak was deze Reliquie wezenlijk eene der allerheiligften. Paus honorius III gebood in het jaar 1223, dat deze beeldtenis jaarlijks op zekeren Zondag in een' kistje van goud, zilver en juweelen, in Hatelijke Procesfie uit de Pieterskerk naar het Hospitaal van den H. Geest gedragen moest worden door de Kanunniken der Pieterskerk, en dat men bij die gelegenheid onder de armen geld zou uitdeelen, en door den Paus de Mis bediend en eene Kerkrede gehouden zou worden. Van deze foort van godsvrucht is ook boven bij den oorfprong van het Jubeljaar eene fpoor voorgekomen. Sedert de Xde eeuw wilde men ook op meer dan ééne plaats iets van het bloed van christus bezitten. Doch zoodanige Reliquien vermenigvuldigden fteeds. In het jaar 1247 ontving henrik III, Koning van Engeland, van de Hoofden der Tempeliers en Hospitaliers van Jeruzalem een krijftallen kruikje met bloed van christus, hetwelk hij zelve in eenen plegtigen omgang in de Westmunfterkerk bragt , hetwelk mattheus paris wijdloopig befchrijft, doch tevens meldt, dat velen niet gelooven wil- (*) Mem. pour fervir a CHht. Eccles. T. L p. 471.  GESCHIEDENIS. 395 wilden, dat het waarlijk bloed van den Zaligmaker was , en het tegenfpraken ; Obgunnire is het woord, hetwelk deze Gefchiedfchrijver hier gebruikt, i Ook werd, toen de Franfchen en Venetianen Kon- ' ftantinopohn veroverden , in het jaar 1404 , door den Abt martin in het Bisdom Bazel wat van het bloed van christus medegebragt. Wij zullen verder geene lijst opgeven van dergelijke Reliquien, als bij voorbeeld, hoofden der Apostelen, de voorhuid des Heilands, en haar van de Maagd maria , hetwelk in het jaar 1280 alles te Rome in de Kerk van Lateraan te vinden was , alzoo dit genoeg is, om te bewijzen, dat deze eeuwen tijden waren, waar in men alles geloofde. Nuttiger is het aan te merken, dat te midden van deze duisternisfen, hier en daar een enkel helderder brein de waarheid zag, en de bedriegerijen durfde ten toon dellen, hoewel altijd met huiverigheid, en met inmengfelen van de toen algemeene ligtgeloovigheid. Zoodanig een was guibert , Abt van Nogent fous Concy, die behalve andere fchriften eene Levensbefchrijving van zich zeiven, (de vita fua Jive Monodiarum Libri tres,) en een werk over de Reliquien, of gelijk hij het noemt, over de onderpanden der Heiligen, heeft nagelaten, (Libri quatuor de Pignoribus Sanctorum. ) Uit het eerde weten wij, dat hij geboren is, in het jaar 1053, uit een adelijk gedacht, en dat hij Abt van het bovengemelde Klooster geworden is in het jaar 1104, en overleden in het jaar 1124. Ten aanzien van het laatde zegt hij ons, dat vele vragen over eenen tand V boek VII loofdft. ia C. G.' aario73. ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaar 1073. tot 1517. 366 KERKELIJKE tand van christus , welken de naburige Monniken van het Klooster van den Heiligen medardus voorgaven te bezitten, hem aanleiding hadden gegeven tot het opftellen van dit Boek. In het eerfte ƒ oek toont hij aan de geoorloofdheid ja noodzakelijkheid van dit onderzoek, en bewijst, dat 'er omtrent zoogenoemde Heiligen menigvuldige fprookjes en fabelen verdicht zijn, dat de Kerk om die reden daaromtrent behoedzaamheid wil gebruikt hebben. Zij gaat, zegt hij, in hare behoedzaamheid zoo ver, dat zij zich niet verftout te zeggen, dat het ligchaam der Bloeder Gods tot heerlijkheid opgewekt is geworden, dewijl het baar aan bewijzen daar toe ontbreekt; vervolgens komt hij tot de Reliquien, en meldt verfcheidene voorbeelden van bedrog, met dezelve gepleegd. Hem zeiven was het gebeurd, dat een Geestelijke in eene Kerk, waar hij tegenwoordig was, een kistje vertoonde, waar in iets van het brood zou zijn, daar de Zaligmaker van gegeten had, en daar bij de Bontheid had, om zich op het getuigenis van guibert te beroepen, zonder dat deze, gelijk hij bekent, het durfde wagen, om den Geestelijken voor eenen Bedrieger te verklaren, gelijk hij inderdaad was. In het tweede Boek komt hij weder op den tand, welke aanleiding tot zijn gefchrift g:geven had. In het derde Boek handelt hij bepaalder van de gewaande Reliquien van christus, welke hij Godslasteringen noemr. Op het derde Boek volgt een vierde, (de interiori mundo,) hetwelk echter vroeger dan de overige gefchreven is, en een bijzonder werk op zich zelve uitmaakt. Het ban-  GESCHIEDENIS. S<$7 handelt over gezigten en verfckijningen, en hoe zij naar de gefteldheid der inwendige wereld verklaard mo ten worden. Dit werk van guibert, hoewel hij meestal halverwege ftaan bleef, kon echter zeer gevvigtig geweest zijn, om het Bijgeloof tegen te gaan, maar de tijden lieten niet toe, dat het veel afgefchreven werd, dus bleef het Hechts in eenige Kloosterboekerijen bewaart, en werkte weinig uit. De Benedictijner lukas d'achery heeft het met •andere werken van guibert in druk uitgegeven te Parys in 1651 in Folio. * Veeleer ging het Bijgeloof in de volgende eeuwen nog voort, met Reliquien te vereeren, zelfs zoo, dat men daar mede volhardde, niettegenftaande het bedrog openlijk aangetoond werd; hetwelk de gefchiedenis van het Heilige Bloed te Wilsnack Voornamelijk bewijst. Dit dorp in de Priegnitzer Mark Brandenburg was in het jaar 1383 door een roofzuchtig Edelman met de Kerk verbrand. Toen de Priester van hetzelve vervolgens ging zoeken, of 'er ook iets van de Kerkegoederen gered was, vond hij in een gat van den fteenen Altaar drie Hostiën, van welke hij terftond uitftrooide, dat zij gewijd en met het bloed van christus geverfd waren. Spoedig kwamen hem de wonderen te hulp, welke door deze Hostiën verrigt werden, en zijn Bisfchop te Havelsberg bevestigde de waarheid van dit alles. Thans was de toeloop van Bedevaartgangers derwaarts zoo groot, dat niet alleen het Dorp maar ook de Kerk prachtig weder opgebouwd konden worden. Paus urbanus VI zelve fchonk aan V BOEK VII doofdft. na C. G. }aano73» tot 1517.  V BOER vn Hoofdft. na C. G Jaar 107 3. tot 1517. 368 KERKELIJKE aan de Pelgrims eenen aflaat. Het Dorp kreeg ftads> regten, en werd met muren en poorten omringd. Eindelijk begonnen verftandige mannen dit bedrog in te zien, onder welken joannes «us,die vermaarde Hervormer , in het begin der XVde eeuw de de eerlte was , die zich openlijk in gefchrift daar over verklaarde , en voorbeelden bijbragt van gepleegde bedriegerijen. Onder anderen: Een Burger van Praag, die eene lamme hand had, bragt aan het Heilige Bloed eene zilveren hand ten offer, en wachtte tot op den derden dag, wat de Geestelijken daar van openlijk zeggen zouden. Ook trad werkelijk één van hen voor de Gemeente op, en roemde het wonder, hetwelk aan de hand gewrocht was; maar de burger logenftraftc hem voor elks gezigt, door het vertoonen van zijne hand, die lam was als te voren enz. Vervolgens werden verfcheidene onderzoekingen in het werk gefield, en het bedrog bleek bij elke derzelve, ook verklaarden zich vele aanzienlijke mannen daaromtrent allerduidelijkst; doch alles vruchteloos, dewijl de ftad te veel voordeel van de Bedevaarten trok, en zelfs nog in het jaar 1500 aflaten van Rome wist te verkrijgen voor de Bedevaartgangers. Dit duurde tot 1550, wanneer de Euangelifche Predikant te Wihnack, joannes ellefeld deze Hostiën verbrandde, maar hij geraakte daar over eenigen tijd in gevangenis , en verloor zijn ambt, omdat hij het zonder weten van den Keurvorst gedaan had, en omdat het Domkapittel te Ilavelherg nog Roomsch - katholijk en heel vermogend was. Kei-  GESCHIEDENIS. 369 Keizer karel IV, een geleerd Vorst, was echter zoo bijgeloovig ingenomen met Reliquien, dat hij een groot aantal van dezelve bijeenbragt. Dus geloofde hij de fpeer of lanfie te bezitten, waar mede de zijde van jezus doorftoken was, als ook nagels van zijn kruis. Van Koning lodewyk van Hongaryë kreeg hij in het jaar 1359 het tafellaken, daar de tafel mede gedekt zou geweest zijn, bij het laatfte Paaschmaal van jezus. Nog bezat hij een ftuk van het kruis, een ftuk van de koorde, waar mede jezus aan de geefelpaal gebonden was; van de fpongie, waar mede hij aan het kruis gedrenkt werd en meer dergelijke, en daar aan fchreef deze Vorst toe, dat het hem gelukt was, zijn Koningrijk Bohemen zoo zeer uit te breiden. Over den trouwring , welken jozef aan maria gefchonken had, onr> ftond een twist tusfchen de fteden Siena en Perugia, welke in het jaar 1484 door innocentius VIII ten voordeele van Perugia werd uitgewezen. Groot was ondertusfchen de verlegenheid, wanneer een dubbel of meer van fommige Reliquien op1 onderfcheidene plaatfen vertoond werden, waar van vele voorbeelden voorkomen, gerson werd dus in 1408 in een verfchil betrokken over het ligchaam ten minfte over het hoofd van den Heiligen dïonysius, hetwelk de Abdij van St. Denys, maar ook eene Kerk te Parys beweerde te bezitten. Wij hebben van hem over dit onderwerp in zijne werken eenen Brief, waar in hij ftout weg fchreef: „ Het zou 'er met de vereering der Reliquien bij vele Kerken Hecht uitzien, indien men elke verfcheidenheid XVIII. Deel. Aa om- V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaano73« tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. Ha C. G. Jaario73. tot 1517. Vereeriug derMaagd SI ARIA. 37o KERKELIJKE omtrent dezelve eene onverdragelijke dwaling wilde noemen; men moet bovendien het dekfel des harte met eene goddelijke uitlegging wegnemen, wanneer twee Kerken of Ordens van Monniken mogten voorgeven , dezelfde Reliquie te bezitten , waar van ontallijke voorbeelden zijn. Niets verhindert dus, dat de beide ftrijdige verhalen naast elkander ftaan kunnen; fchoon al niet in waarheid, evenwel in zulke waarfchijnlijkheid van gronden, welke genoegzaam is, om de beide voorgevens prijfelijk te maken, en ze tegen de befchuldiging van leugen of dwaling te befchermen; nademaal eene dwaling in godsdienstzaken en een leugen uitdrukkelijk fchuld te kennen geven." De geleerde man dacht niet aan de uitvlugt, welke men reeds in de IVde eeuw hier op gevonden bad, dat de Reliquien fomtijds wonderdadig vermenigvuldigden. Honderd jaren , nadat gerson, ter eére van den Heiligen dionysius,deze zeldzame Logica had gebruikt, ( mhii prohibet , utrumque contradictoriorum ftare fimul cum altero,) hebben verflandige lieden deze hooggefchatte Reliquien openlijk befpot. Onder al de Heiligen beklom de Maagd maria den hoogden trap van vereering; zij was reeds in het vorig Tijdvak met den hoogden eerbied vereerd, maar in het tegenwoordige ging dit zoo ver, dat 'er weinig aan fcheelde, of zij werd als eene Perfoon der Godheid befchouwd. Zij heette doorgaans de Koningin des Hemels; door haar moest men bij christus alle genade zoeken, die haar even min iets kon of mogt weigeren, als een Zoon aan zg-  GESCHIEDENIS. 37i zijne Moeder; de Roozenkrans was bijzonder aan haar gewijd. Zij gaf aan de Karmeliten hun Scapulier en aan de Dominikanen hun Ordenskleed. In hare Kerken, op hare Feesten en Altaren was de Godsvrucht der Christenen veel vuriger dan in en op die, welke tot den dienst van God en christus beftemd waren. Aan het Hof des hemels was zij als de Moeder Gods de eigenlijke be. gunftigde van God en christus , allengs zelfs mengde zich galanterij in hare vereering. De Schrijvers van dien tijd verliezen zich in haren lof, bijzonder de Heilige bernhard en rupert , Abt van Duits, die haar de bruid van God den Vader noemt; maar ook de meer verlichte Abt guibert fchreef een bijzonder werk over haren lof, (de Lande S. Mariae Liber,) alwaar onder anderen een gebed aan haar, grootendeels op rijm, voorkomt, in hetwelk deze regels gevonden worden: O Maria! quamvis ore te polluto nominem, Audi tarnen, et a culpis interim da requiem, Jugem quoque hac in vita da Tui memoriam, Da, Maria, dulcis tota, in futura gloriam , Da, Maria, Tuis fervis animae munditiam, Da, Johannes, adverforum vincere molestiam; Nosmet ambo ad virtutis lineam reducite, Ut conjungi mereamur claritati coelicolae. Men behoeft zich niet te verwonderen, dat, bij ( zoodanigen hoogen eerbied voor de Moedermaagd,f de Kanunniken te Lions tot de Helling kwamen,,' dat zij alleen onder alle menfchen zonder erfzonde s ontvangen was. guibert in het zoo even aangehaalde gefchrift zeide , dat zij door den H. Geest Aa 2 van V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. )nbenettentvange» is van :aria.  V boek Vil Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. 372 KERKELIJKE van de erfzonde , gelijk van de dadelijke zonder», volkomen bevrijd was; maar paschasius radbert had reeds 200 jaren vroeger beweerd , dat maria noodzakelijk van alle erfzonde vrij geweest moet zijn, dewijl zij reeds in moeders lijf geheiligd was, waarom ook de geheele Kerk hare geboorte vierde. Van waar de Domheeren van Lions hunne meening ook ontleend mogen hebben, zij voerden in het jaar 1140 in hunne Kerk het Feest der onbevlekte ontvangenis der Maagd maria, QFestum immaculata-e conceptionis B. M, Virg.) in. Men beeft wel een' ouder oorfprong van dit Feest willen zoeken, maar zonder grond, trouwens, de Franfche Geleerde mabillon heeft te regt opgemerkt, dat men in fommige oude Kalenders de bewoording: Conceptio B. Mariae, welke de ontvangenis van jezus door maria beduidde, kwalijk verdaan hebbe van de ontvangenis van maria zelve. Hoe het zij, naauwelijks had de Heilige bernhard de inflelling van bet Feest door deze Kanunniken vernomen, of hij fchreef hun eenen langen Brief, om hen te beftraffen en te wederleggen , met welken Brief later Roomschgezinde Schrijvers zeer verlegen zijn geweest, omdat bernhard zich daar in vrij duidelijk verklaart, dat maria even gelijk andere menfchen erfzonde gehad hebbe, waarom fommigen zich beholpen hebben met eene fijne onderfcheiding tusfchen Conceptio activa en pasfiva. Beha'.ven bernhard waren 'er meer anderen, die van deze onbevlekte ontvangenis van maria niet wilden hooren; maar als de Dominikanen in de XIHde eeuw de leer van dea  GESCHIEDENIS. 373 den Heiligen bernhard begonnen te verdedigen, en daar tegen de Hooge School te Parys de Kerk van Lions voorftond, werden de twisten heviger, zonder dat de Paufen dit in langen tijd durfden be* Uisfen; ook de Franciskanen voerden dit Feest federt het jaar 1262 in hunne Kerken in. Niettegenltaande deze twisten, ging men voort, met maria hoogelijk te vereeren; bijzonder was albert de Groote in de Xlilde eeuw werkzaam in fchriften tot haren lof, onder anderen in een, hetwelk den titel heeft: Super Euangelium: Misfus est , fuUiliter et eleganter oflendens inefabiles gloriofae Virginis Mariae Laudes, in hetwelk hij niet minder dan 230 vragen aangaande maria behandelt; op gelijke wijze heeft thomas van Aquino heel breedvoerig de leere van de Maagd maria in zijn godgeleerd zamenflrel met vele fpitsvinnigheden en muggezifterijen voorgedragen. Inzonderheid heeft de beroemde Franciskaner bonaventura hier in uitgemunt, in wiens werken eene geheele reeks van fchriften tot lof van maria gevonden wordt, fchoon omtrent de echtheid van eenigen derzelve getwijfeld wordt. — Dus heeft men hem, bij voorbeeld, ook toegefchreven het Pfalmhek, de P/alter van maria, hetwelk, fchoon niet van hem, evenwel een ftuk uit deze eeuw is, waar in veel op maria wordt toegepast, hetwelk in de oorfpronkelijke Pfalmen van God en christus gemeld wordt. Wij zullen alleen, tot eene proeve, den CXden Pfalm geven: „ De Heere heeft tot mijne Lieve Vrouw „ gezegd: Zit, mijne Moeder, aan mijne regterAa 3 „hand! V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517. DePfalter vanMARiA  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. Het heilige huisje van Loretto. 374 KERKELIJKE „ hand! Gij hebt lust in goedheid en heiligheid; „ daarom zult gij met mij regeren. Op uw heilig ,, hoofd (Iaat de kroon der onfterfelijkheid , wier „ fchittering en glans niet uitgebluscht worden. ,, Vrouwe, ontferm u mijner! Moeder van licht „ en glans! ftort ons uit uwe fchatten wijsheid ,, Gods in, kennis van fchranderheid en een voor„ beeld van tucht! " Behalve menigvuldige verhalen van verfchijningen en wonderen van de Heilige Maagd, is bijzonder berucht de gefchiedenis van haar huis en deszelfs overvoering uit Nazareth naar Europa. Namelijk, dus luidt hoofdzakelijk de vertelling: De Apostelen hadden de kamer of het vertrek, waar in maria te Nazareth woonde, in eene Kerk veranderd, aan haar toegewijd. De Euangelist lukas maakte daar in een houten beeld der Maagd, met haar Kind op den arm , in deze Kerk werd lang de godsdienst geoefend; maar toen nu alles in het Heilig Land Muhammedaamch was geworden, droegen de Engelen dit huis of Kerk in het jaar 1291 uit Nazareth door de lucht over naar Terfeto in Dalmatië, aan de Kust der Adriatifche Zee. Hier ftond het eenigen tijd, doch, alzoo het niet behoorlijk vereerd werd, namen de Engelen het Heilige huis in het jaar 1294 weder op, en voerden het over Zee in Italië, digt bij Recanati, in een woud, hetwelk aan zekere vrouw laureta toebehoorde, van waar dit huis of Kerk den naam gekregen heeft der H. maria van Loretto. Doch nu ftond de Kerk te eenzaam en te digt aan zee, en was dus niet veilig voor  GESCHIEDENIS. 375 voor de zeeroovers, die de Pelgrims kwamen plunderen; de Engelen verplaatften ze nogmaals in het jaar 1295, duizend fchreden digter bij Recanati,; op een' heuvel, welke aan twee broeders toekwam. 1 Wegens de rijkelijke gefchenken, welke "het Heilige j huis ontving, kregen deze Broeders twist, en vatten de wapenen tegen malkanderen op; om derhalve verdere onheilen voor te komen, verplaatften de hemellingen , na eenige maanden, het gebouw voor het laatst in het jaar 1295, een boogfchoot verder op eenen nabijgelegen heuvel, alwaar het nog ftaat, doch zoo dat het Heilige Huis, (la aafa fanta van de Italianen genoemd,) in eene groote Kerk geplaatst is , welke men 'er over gebouwd heeft, en welke eenen rijken fchat van kostbaarheden in zich bevatte , doch al hetwelk in de laatfte omwentelingen van onzen tijd verftrooid is geraakt, zoodat van het H. Huis alleen de muren overgebleven zijn. Doch laat ons wederkeeren tot de twisten, welke 1 gevoerd zijn geworden over de leere van de onbe- J vlekte ontvangenis van maria. Dezelve werd meer t en meer voortgeplant. De beroemde Schoolgeleerde r uit de Orde der Franciskanen, joannes duns sco-r tus, die in het jaar 1308 dezer wereld overleed, verdedigde dit leerftuk met zoo veel fcherpzinnigheid, dat hij daar door den titel van Doctor Subtilis verkreeg. Maar de Dominikanen of Thomisten bleven echter ook bijzonder in dit ftuk verfchillen van de Scotisten. Doch in het jaar 1387 beftreed zekere joannes van Montefono, of Monpon, een geboren Arragonier, een Dominikaner Monnik en Aa 4 Leer- V boek VII loofdll. ia C G. aario73. ot 1517. Vervolg andeonevlektentvange» is van aria.  V BOEK VII Hoofdft na C. C Jaario/; tot 151J 376 KERKELIJKE Leeraar der Godgeleerdheid te Parys, deze leer in eene openlijke Disputatie, waar in hij XIV ftellin( gen, (Thefes,) voordroeg, onder welke ook deze <■ was: „ Het is uitdrukkelijk tegen het geloof, te beweeren, dat niet ieder mensch, behalve Christus, de erfzonde van adam ontvangen hebbe." Deze en eenige andere der gemelde (tellingen werden door de Univerfiteit te Parys veroordeeld, en zij verwees den (teller ter ftraffe. Maar montesono beriep zich op den Paus, en vlugtte naar Avignon, wenvaarts de Univerfiteit vier afgevaardigden zond, en onder dezen pietfr d'ailly, die hare zaak met grooten iiver bepleitte, zoodat montesono bemerkende, welken keer de dingen namen, naar zijn vaderland Arragon terug keerde, en daar de partij van den Tegenpaus urbanus VI omhelsde. Door deze overwinning der Hooge School verloren de Dominikanen veel van hun aanzien in Frankryk, waar het bijna algemeen tot eenen opfiand tegen hen kwam. Ook kwamen op vele plaatfen wonderen de leer der onbevlekte ontvangenis van maria te hulp, zoodat dezelve hoe langer hoe meer ingang vond. Dewijl 'er evenwel tot nog toe geene beflisfende uitfpraak over dezen twist voorhanden was, noch van de Kerk, noch van den Paus, geloofden de Vaders der Kerkvergadering van Bazel, dat zij zich deze zaak behoorden aan te trekken, ook nam deze vergadering in hare 36fie Zitting in September 1439 een befluit, dat de leere, volgens welke de Heilige Maagd door eene voorkomende en werkende bijzonde-  GESCHIEDENIS. 377 dere genade Gods fteeds van de erfelijke en dadelijke fchuld onbevlekt gebleven is, als eene godvruchtige, met den Godsdienst, het Katholijk Geloof, de gezonde Rede en de Heilige Schrift overeenkomende leere van alle Katholijken moet goedgekeurd en aangenomen worden, en dat het in het vervolg aan niemand geoorloofd zou zijn, het tegendeel daar van voor te dragen. Te gelijk vernieuwde zij het vieren van het Feest der ontvangenis van maria op den 8ften December. Paus sixtus IV, zonder echter eenig gewag te maken van dit befluit, omdat hetzelve door de Kerkvergadering genomen was na hare fcheuring van den Paus, bevestigde het een ander in twee Bullen, eene van het jaar 1477, en de andere vau het jaar 1488. Toenmaals en nog wat na het jaar 1500 leefde in het Milaneefche de Franciskaner bernardinus de busti, de grootfte Lofredenaar van de Heilige Maagd boven alle anderen. Deze liet eene verzameling van 60 Predikatiën drukken, ter harer eere gehouden , onder den titel: Mariale eximii viri Bernardini de Busti, Ordinis Seraphici Francisci, de fingulis festivitatibus beatce Virginis per modum ÓVrmonum tractans, omni Theologia copiofum; denique utriusque juris auctoritatibus applicatis, et arte humanitatis refertum, in omnibus allegationibus promtisftmum. Uit den titel reeds kan men oordeelen, van welke waarde dit werk zij, en welk een bijgeloovige dweeper deze man zich betoont te wezen. Zeer merkwaardig ondertusfchen is het, dat ten aanzien van de leer der onbevlekte ontvangenis van Aa 5 ma- V boek VII Hoofdft. na C. G. Jaano73. tot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. lot 1517. 373 KERKELIJKE maria de gewaande Hemelfche Openbaringen van twee voorname Heiligen van dezen tijd zoo regelregt verfchilden. Aan de Heilige birgitta van Zweden was door maria zelve de onbevlekte ontvangenis geopenbaard geworden, maar de Heil. katharina van Siena, welke 7 jaren na birgitta ftierf, daarentegen had eene verfchijning van God den Vader, in welke weder maria zelve haar zeide, dat zij als alle andere menfchen in erfzonde ontvangen was. trittenheim, die dit verhaalt (*), voegt 'er bij: ,, Geen godvruchtig en aandachtig vereerder der onbevlekte Maagd mag zich daar door tot een ander gevoelen laten brengen; want perfonen, die God in waarheid vreezen, zien de waarheid en niets valsch; die genen, die hun eigene ingevingen ftoutelijk boven de waarheid Hellen, worden met regt bedrogen. Doch ik ga dit voorbij, opdat het niet fchijne, dat ik Godgeleerdheid in de Gefchiedenis wille mengen." Nog ging men voort, over dit Leerftuk te twisten, over hetwelk verfcheidene twistfchriften voor en tegen het licht zagen, tot dat eene voor de Dominikanen fchandelijke gebeurtenis deze drift eenigen tijd ftremde. Eenige Opperften dezer Orde befloten in een Generaal-Kapittel in het jaar 1506, om het gezag van hunne Orde, even gelijk de Franciskanen, door wonderwerken en verfchijningen, te verheffen. Zij verkozen tot het tooneel van hunne bedriegerijen de ftad (*) Chron. Hirfaug. ad a. 1368.  GESCHIEDENIS. 379 ïtad Bern, en tot hun voorwerp zekeren jan jetzer, een fnijders - gezel, dien zij in hun Klooster aldaar aannamen, een' eenvoudigen, ligtgeloovigen bloed. Vier der Monniken, de Prior, Lector, Subprior en de Procurator of Schafmeester van het Klooster, fpeelden met dezen hun fpel. Na eenige voorbereidingen verfcheen aan jetzer de Heilige Maagd, die hem verklaarde, dat haar Zoon niet langer wilde dulden, dat haar tot hare eere een voorregt werd toegefchreven , hetwelk hem alleen toekwam , namelijk zonder erfzonde ontvangen en geboren te zijn. Zij drukte hem ook de lidteekenen van jezus wonden in. Maar ongelukkig begon jetzer bedrog te vermoeden, zoo dat hij zich tegen hunne bedoelingen kantte , waarom zij hem meenden te vergeven. De zaak hier door ruchtbaar geworden, werd onderzocht, en de Paus zelve benoemde in het jaar 1508 twee Bisfchoppen en eenen Provinciaal der Dominikanen tot Rigters, die de vier Monniken veroordeelden, om ontwijd en aan den Wereldlijken Rigter ter ftrafFe overgegeven te worden. Ook werden zij den 31 (ten Mei des gemelden jaars buiten de poort van Bern verbrand, en jetzer ten lande uitgebaunen. Men zou menigmalen gelegenheid gehad hebben, om dergelijke ontdekkingen van de valschheid van voorgewende verfchijningen en wonderwerken te doen, indien de ligtgeloovigheid dier tijden en het belang der Geestelijken niet hadden medegewerkt, om het bedrog eer aan te moedigen. Een Itervende Paus, GREGORius XI, in het jaar 1378, waarfchuw- de, V boek VII Hoofdft.' naC. G. Jaario73. tot 1517.  V boek VII Hoofdft. na C. G. Jaario;3. tot 1517. 380 KERKELIJKE de, terwijl hij de gewijde Hostie in de hand hield, de omftanders , voor mannen en vrouwen, die hunne eigene herfenfchimmen voor goddelijke gezigten en openbaringen uitgaven, door welke hij klaagde, zelve om den tuin geleid te zijn (*); bedoelende daar mede , gelijk Roomsch - Katholijke Schrijvers zelve erkennen, de Heiligen van zijnen tijd, pieter van Arragon, birgitta van Zweden en catharina van Siena. De geest van ligtgeloovigheid fcheen wel door den onderzoekenden ernst en de gispende heekeling van valla, erasmus, hutten en anderen op het laatfte van dit Tijdvak te verminderen, maar de vruchten hier van waren eerst onder gunfliger omftandigheden te wachten. Men bleef derhalve voortgaan, met eene menigte wonderen en verfchijningen bijzonder van de Maagd maria te verhalen; bijzonder werd daardoor een Beeld van de Lieve Vrouw te Halle in de Nederlanden vermaard , aan wier lof de geleerde, maar in den Godsdienst onvaste en eindelijk dweepzieke justus lipsius zijne pen , gelijk bekend is, in loffchriften gewijd heeft. De vereering der Moedermaagd kon niet wel vermeerderd worden, en evenwel wist het Bijgeloof nog iets uit te denken. De groetenis des Engels aan maria, gemeenelijk het Ave Maria, was reeds in een gebed veranderd, en befloeg in denRoozenkrans of het zoogenoemd Pater Noster eene aanzienlijke plaats, zoodat het tienmaal het getal der Onze Vaders (*) gerson de Examinat. Doctr. T. I. Opp. p. 16.  GESCHIEDENIS. 3g£ ders overtrof; maar de ingezetenen van Xanten in het Kleeffche vonden hier bij nog dit uit, op voorgang van hunne Geestelijkheid, dat 'er bij het invallen van den nacht door klokkengelui een teeken gegeven werd, om dit Ave Maria op te zeggen; joannes XXII fchonk in het jaar 1318 aan de genen , die hetzelve driemaal knielende onder ernftig berouw hunner zonden bidden zouden, een' aflaat van tien dagen. In de volgende eeuw beval calixtus III, gelijk men gewonelijk gelooft, ook op den middag de klok te luiden, opdat ieder een de Maagd maria op deze wijze mogt begroeten. Eenigen tijd te voren had de beroemde Heilige vincentius ferreri deze groetenis des Engels door zijn voorbeeld tot een gewoon begin der Kerkredenen gemaakt. Eindelijk werd, door het invoeren van nog twee nieuwe Feesten, dat van maria's bezoek, (vi/itationis,) op den aden Julij, ter gedachtenis van haar bezoek bij hare Nicht elizabeth, en van maria's voorftelling, Qpraefentationis,) ter gedachtenis dat maria door hare ouderen in den Tempel aan God was voorgelteld, het getal van zeven Feesten ter eere van maria voltooid; welke zijn conceptionis, nativitatis, praefentationis, annunciationis, vifitationis, purificationis et asfumtionis. Over het geheel vermenigvuldigden in dit Tijdvak : de Feesten en Heilige dagen; gelijk men daar van de fprekendfte bewijzen heeft, in den Sacraments- \ dag; de Feesten ter eere van maria, maar ook van alken nieuwen Heiligen, en die van bijzondere Be- fcherm- V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73tot 1517. Mieuwe ?eesten )fHeilige lagen.  38a KERKELIJKE V BOER VII Hoofdft. na C. G. Jaari073. tot 1517. Het Feest der Gekken. fchermheiligen van enkele Kerken en Kloosters, en* andere lieten naauwelijks eenen dag in het jaar open, die niet aan de vereering van den eenen of anderen Heiligen gewijd was. Wij mogen ook niet geheel met ftilzwijgen voorbijgaan een zeer ergerlijk Feest, hetwelk wel niet onder de Godsdienfiige Feesten behoort, maar evenwel van de Geestelijkheid midden in de Kerken gevierd werd, het Feest der Gekken, ook onder den naam Festum fatuorum, vel Foliorum, of la Fête des Foux bekend. Het vond ongetwijfeld zijnen oorfprong van de Saturnaliën der Oude Romeinen, welke met buitenfporige dartel - en wulpsheid gevierd werden. Het was hunnen Christelijken Nakomelingen niet mogelijk, de vreugde van zulk een Volksfeest, hetwelk in December viel, vaarwel te zeggen. Hoe zeer ook , federt augustinus, de Kerkvaders daar tegen geijverd, en Kerkvergaderingen ze verboden hadden, men ging voort dit Feest te vieren, met zich op hetzelve als beesten te vermommen , en allerhande dartelheden te bedrijven; en deze gewoonte, die eerst in den Kersnacht, vervolgens op den eerften Januarij gevierd werd, en ten laatfte in openlijk zingen, danfen en brasfen veranderde, bleef vele eeuwen lang zelfs te Rome in zwang. De zoo flecht beruchte Patriarch vsn Konftantinopolen, in de Xde eeuw, theofylactus, verordende zelfs , dat op de aanzienlijkfte Feesten vermakelijke en dartele liedjes onder de Geestelijken in de Kerken gezongen werden, die met  GESCHIEDENIS. 583 met danfen verzeld gingen (*). Maar in de Westerfche Landen was het eigenlijk, waar de potfen der Saturnaliën in een Kerkelijk Feest van de Geestelijkheid zelve veranderden; van dit fchouwfpel was Frankryk het hoofdtooneel, hetwelk op den eerden Januarij, en in fomrnige Kerken op het Feest van jezus Verfchijning of op drie Koningen dag gehouden werd van de lagere Geestelijkheid, en het welk daar van den naam kreeg van Festum Hypodiaconorum, ook Festum Calendarum. Deze Ondergeestelijken verkoren in de Kathedraalkerken eenen Bisfchop of Aartsbisfchop der Gekken, dien zij met belagchelijke plegtigheden inwijdden, den dienst in zijne Kerkelijke kleeding verrigten en ten laatfte den zegen lieten uitfpreken, waar bij men het Aartsbisfchoppelijke kruis, de Bisfchopsmuts en Bisfchopsftaf voor hem uitdroeg. In geëximeerde Kerken y die dus onmiddelijk van den Paus afhingen, verkozen zij zelfs eenen Paus der Gekken, dien zij even zoo grappig de Pausfelijke kleeding aantrokken, en hem als Paus in de Kerk handelen lieten. Zij zelve, en met hen ook de Priesters, bedreven, gedurende dezen Godsdienst, eene menigte zotheden, welke den Godsdienst onteerden. Vermomd of als Tooneelfpelers gekleed, met befmeerde aangezigten, of in vrouwenkleêren, dansten zij op het Koor, en zongen ontuchtige liedjes; voornamelijk aten de Diakenen en Onderdiakenen, of de Koorjongens, worst voor het oog van den Priester, die de mis deed; (*j cedreni Compend. Hist, p. 638. V boex Vil Eioofdli. ia C. G. [aan 073. :ot 1517.  V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. toti5i7. 1 i ( ( Ezelsfeest. , l nen- 384 KERKELIJKE deed; zij fpeelden met dobbelfleenen ; en wierpen allerhande ontuig in derzelver wierookvat. Als de Mis gedaan was, fleeg de onbefchaamdheid in woorden, gebaarden en daden nog hooger; tot eindelijk deze buitenfporigheden zich ook op ftraat verfpreidden en 'er de Leeken insgelijks deel aan namen. Naardien deze moedwil in de Xllde eeuw reeds in vele Kerken in Frankryk ingevoerd was, gaf de Pausfelijke Legaat aldaar, de Kardinaal pieter, in het jaar 1198 aan odo, Bisfchop van Parys. en eenigen van deszelfs Kanunniken, last, om dit Feest der Gekken in het Kerspel aldaar af te fchaffen; gelijk zij het ook wezenlijk in het jaar 1199 verboden. Ook verbood de Parijfche Sijnode van het jaar 1212 dezelfde klugten,waar bij de Bisfchop der Gekken zijn'. Bisfchoppelijken Staf ontving, (uM baculus accipitur;) en nog nadrukkelijker aan de Monniken en Nonnen; want ook deze en de Kanunniken van zekere Kathedrale Kerken verkozen [bmtijds eenen zoogenoemden Abt der Gekken , [abbas ftultorum.) Evenwel hebben deze gewoon. :en zich nog eenige eeuwen Baande gehouden. In Engeland was nog in het jaar 1530 zulk een Spotnsfchop, (Episcopus puerorum genoemd; ) en in le Franfche Kerken vond men nog in de XVIIde :euw vele overblijffeien van deze kluchten, niette;enftaande vele Kerkvergaderingen gepoogd hadden, He te vernietigen. Daar toe behoort ook het Ezels-feest, (Festum ifinorum,) hetwelk gevierd werd ter eere van den :zel, op welken christus in Jeruzalem was bin-  GESCHIEDENIS. 385 nengereden. Men voerde in Kersnacht in vele Kerken van Frrnkryk een Ezel met een Koorhemd of Koorkap op den rug bedekt de Kerk in, onder het zingen van een grappig Latijnsch Lied, waar van elke ftrofe eindigde met de woorden Hel Sire Anel hè! hè! en hetwelk verder dus luidde: Orientis partibus Adventavit Afinus Pukher et foitisfimus, Sarcinis aptisfimus. Hè, Sire Ane, bè! Hic in collibus Sichen Enutritus fub Ruben, Tranfiit per Jordanera Subiit in Bethleem. Hè, Sire Ane, bè 1 Saltu vincit hinnulos Danias et capreolos, Super droniedarios Velox Madianeos. Hè, Sire Ane, hèl Aurum de Arabia Thus et Myrrham de Saba Tulit in ecclefia Virius Afinaria. Hè, Sire Ane, hèl XVIII. Deel. Bb Dan V BOEK VII Hoofdft. na C. G. Jaario73. tot 1517»  38« KERKELIJKE v BOEK VII Hoofdft. na C. G. J*ario73. tot 1517. Feest der Lidteeke-1 nen van den Heil. 1 FItANCIS- t cvs. < i 'ï' l V h r< v d Dum trahit vehicula Multa cum Sarcinula, Hlius mandibula Dura terit pabula. Hè, Sire Ane, hè! Cum aristis hordeum Coinedit et carduum, Triticam a palea Segregat in area. Hè, Sire Ane, hè! Amen dicas, AGne, Jam fatur ex gramine, Amen, Amen itera, Afpcinare vetera. Hè, Sire Ane, hè! In de XIV en de XVde eeuwen werden de Heiige dagen of Feesttijden nog vermenigvuldigd; dus verd in het jaar 1304 een Heilige dag ingefteld ter ere der Lidteekenen van den Heiligen francisiüs. Zijne Orde vond dit te noodiger, omdat de dominikanen jegens dien Heiligen om dit voorregt loersch waren, en herhaalde keeren poogden, ook leiligen uit hunne Orde met gelijke eereteekenen te ürfieren. Zoo vond zich in het jaar 1500 onder ïn te Ferrara eene Non, ltjcta, die ook daar op lemde. Maar de Franciskanen vonden doorgaans )or hunnen Heilig onderfteuning bij den Paus. On:r anderen als in het jaar 1201 een Dominikaner Moa-  GESCHIEDENIS. 3S7 Monnik thomas in eene Predikatie gezegd had, dat zeker Martelaar de teekenen van den levenden God gedragen had, maar franciscus alleen van den dooden, verbood nicolaus IV hem het prediken ge> durende 7 jaren en bevestigde openlijk dit wonder der genade, hetwelk aan den Heiligen der Franciskanen gefchied zou zijn. Onder zoo menigvuldige nieuwe Feesten en Heilige dagen, wijdde men 'er flechts zeldzaam een aan de Godheid zelve toe. Daar onder behoorde het Feest der Heilige Drieëenheid, hetwelk reeds vroeger in fommige Kerken gevierd, maar eerst door joannesXXII, die in het jaar 1334 geftorven is, in zijne Kerk is ingevoerd. Men merkt daar bij op, dat hij tegen de gewoonte der oude Kerk op dit Zondagsfeest geboden heeft, knielend een plegtig gebed in de Kerk te verrigten. De Sacramentsdag, die eerst federt het jaar 1311 heel algemeen gevierd is, ontving door eene verordening van urbaan VI in het jaar 1389 nog het bijzonder voorregt, dat men op denzelven de Misfe mag lezen, zelfs wanneer 'er in een land Interdict van Godsdienst plaats heeft. Geheel nieuw was het Feest der lans of fpeer, met welke de zijde van christus aan het kruis doorltoken zal zijn, en der nagelen van zijn kruis, op verzoek van Keizer karel IV, door innocentius VI, voor Duitschland en Bohemen, in het jaar 1354 verordend op den Vrijdag na Quafimode geniti. Reeds lang zeker had men het nadeel van zoo Bb 2 va- V BOEK VII Hoofdft. na C. G« Jaano73. tot 1517. Andere Heilige dagen. t Pogingen  V BOEK VII Hoofdft. na C. G Jaario73, wt 1517. om de Feesten enHeilige dagen te doen verminderen 1 1 J I < 1 5 I 2 I <3 (*) Tractat. de Reformatione C. 3. in Ger/bn. Opp. Append. ad Tom. II. p. 011. 388 KERKELIJKE vele en zoodanige Heilige dagen voor het echt Christendom behooren in te zien, thans begon men allengs daaromtrent vrijmoediger te denken en te fpreken, fchoon nog zonder vruchtgevolg. Reeds in het jaar 1362 klaagde de Aartsbisfchop simeon van Canterbury, op eene Kerkvergadering of Sijnode, dat, hoe talrijker de Heilige dagen werden, des te meer misbruiken en grove buitenfporigheden van allerlei foort dezelve onteerden; en evenwel noemde hij 'er omtrent 40 op, die in zijn Kerspel gevierd werden. De beroemde Hervormers van den uitwenJigen ftaat der Kerk, ten tijde der Kerkvergadering nn Konftans, zeiden tmn gevoelen hier omtrent net meer kunde en vrijmoedigheid, pieter d'ailly chreef in zijne voorflagen ter verbetering (*): „De 'relaten mogten 'er wel op bedacht zijn, dat in het 'ervolg bij den openbaren Godsdienst geene zoo bewarelijke omftagtigheid, maar veel meer eene aanlachtige kortheid plaats vond; dat in de Kerken iet zoo vele en velerhande Beelden geplaatst; niet 00 vele nieuwe Feesten ingevoerd; geene nieuwe Zerken gebouwd; niet zoo vele Heiligen gekanonieerd werden ; en dat het, de Zondagen en de roote Kerkelijke Feesten uitgezonderd, vergund ■•erd, om na den Godsdienst te arbeiden: zoo wel aarom, dewijl op Feest- en Heiligedagen meer zonden  GESCHIEDENIS. 389 den in kroegen, met danfen en andere dartelheden, welke de ledigheid leert, bedreven werden; als dewijl de werkdagen voor de arme lieden naauwelijks genoegzaam zijn, om zich de behoeften des levens te verwerven. Zijn leerling joan gerson ftelde wel t~\ vergadering voor, te overwegen, loorde verordend te wurip, den Maagdelijken Bruide:ia, alzoo dit toch ter harer -. _ -r-?1christus zeiven (trekken zou: ^^yjjfif B I * Jhij echter voort, als of wij de veri _ %i eesten voor den gemeenen man, :jgë|lvan z'ijocö handenarbeid leeft, wilden aanraden; llIËjibou v - wenfehen zijn , dat voor dezen ^""hêt"getal der Heilige dagen minder was, zoo als reeds bij de voorflagen ter Hervorming aangemerkt is; maar wij fpreken dit voor den Geestelijken Hand en van denzelven (*). Maar boven anderen muntte door nadrukkelijke voorftellen over dit onderwerp uit clemangis , in een bijzonder gefchrift (f): Met oorlof van wijze mannen, zegt hij, geloof ik, dat thans zonder noodzake nieuwe Feestdagen in de Kerk ingefteld worden. Want (*) Sertno de nativitate gkriofa Firginis Maria, et de Commentatione virginei fponfi ejus Jofeph. Opp. Tom. III. P. HL pag. 1358. (j) De navis celebritatibus non inftituendis. Opp. p. 143-160. Bb 3 V boek VII Hoofdft. na C. G. Jaar 1073. tot 1517. I  V BOEK VII Hoofdft, na C. G Jaano73 tot 1517, 1 i < 390 KERKELIJKE Want daar zijn 'er reeds zoo vele, dat men ze veel meer behoorde te verminderen, omdat zij door hunne menigte in minachting komen. God liet den Is. reftitett. behalve den Sabbath, flechts drie hooge Feesten voorfchrijven; maar des te menigvuldiger en ijveriger baden zij in den Tempel. De godsvrucht der Christenen op Heilige dagen beftaat daar in, dat zij zelden in de Kerk komen, heel zelden eene Mis hooren, en ook deze niet ten einde toe. Het is velen genoeg , als zij knielend de Lieve Vrouw groeten; den meesten, als zij een aan den muur gefchilderd Beeld van eenen Heiligen gekuscht hebben; maar die, welke het ligchaam van christus door den Priester in de hoogte hebben zien heffen, gelooven, dat christus hun daar voor zeer verpligt zij, even als of zij hem een groot offer gebragt hadden. Dikwijls kan de Priester niet ééns de Mis lezen, omdat 'er niemand bij de hand is, die henen kan. Ondertusfchen vermaken zich de fatzoelelijke lieden met maaltijden en fchouwfpelen; maar le gemeene man brengt de vierdagen in de kroeg door net zuipen, fpelen, razen en tieren en andere buitenporigheden. Het is reeds een fpreekwoord geworden: ïeen Heilige dag zonder vechten en bloedvergieten, foor de jeugd van beide kunnen zijn Feesten en Ker;en de gefchiktfle bekooringen en verleidingen tot darelheid en wellust, welke met alle fchaamteloosheid litgeoefend worden. De Geestelijke Gerigtshoven ftrafén wel den Landman zeer fcherp, die op deze dagen »p zijn land of in zijnen wijnberg arbeidt; maar niet die  GESCHIEDENIS. 391 die genen, die ze door ondeugden ontheiligen. Bij den Nachtgodsdienst,(Vigiliaef) ziet men inzonderheid fchaamtelooze tooneelen zelfs van Priesteren. clemangis dringt nu des te.meer aan op een waardig vieren der Heilige dagen, en beantwoordt verders de Tegenwerpingen, welke hem konden gemaakt worden, en hij befluit, dat men liever de oude Christenen behoorde na te volgen, die de vereering der Heiligen niet zoo ver hebben uitgeftrekt, dat God daardoor veronachtzaamd werd; en dat het niet geoorloofd is, de Heilige dagen enkel te begunlligen, om het voordeel en den winst, welke de Kerken daar van trekken. Einde van het Achttiende Deel. V BOEK VII Hoofdft. naC. G. Jaario73. tot 1517.