I   ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER. CHRISTENEN.   ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER CHRISTENEN, DOOR IJSBRAND van HAMELSVELD. twintigste deel. TE HAARLEM BIJ fr.anqois bohn, MDCCCI MET PLAATEN.   INHOUD VAN HET TWINTIGSTE DEEL. ZESDE BOEK. Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerk» hervorming in het begin der zestiende eeuw. EERSTE AFDEELING. Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zes* tiende eeuw, tot den vrede van Pasfau. EERSTE HOOFDSTUK. Staatkundige, Godsdienftige en Letterkundige toefland van Europa, in het begin der XVIde eeuw Bladz. I. TWEE-  n INHOUD. TWEEDE HOOFDSTUK. Begin en voortgang der Hervorming in Duitschland, tot den vrede van Pasfau. . Bladz. 23, DERDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming in Zwitferland. Bladz. 270. KER-  KERKELIJKE GESCHIEDENIS. ZESDE BOEK. bevattende het zesde tijdperk j beginnende met de kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. EERSTE AFDEELING. GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DE» ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN PASSAU. EERSTE HOOFDSTUK. Staatkundige, Godsdienflige én Letterkundige toeftand van Europa, in het begin der XVlde eeuw. Het begin der zestiende éeuw is merkwaardig dóór na C. G. de Hervorming der Christelijke Kerk in het Wes- Jaa«Si7' tot 1552. ten; eene gebeurtenis, waar naar velen, reeds federt eeuwen, verlangd hadden, omdat zij van de noodza- Inleiding, kelijkheid van zoodanige Hervorming, uit hoofde r;j^eii van het diep verval dier Kerk, zoo wel ten aanzien en gewigs van de eenvoudige leere van het Euangelie Van je- ^.^r. Zus christüs, als ten aanzien der zeden van de vorming, genen, die voor Christenen gehouden • werden, in Herv. I. A het  na C. G Jaarisi7. tot 1552. I i I 1 1 KERKELIJKE het gemeen, als voornamelijk van de hoogere en lsrgere Geestelijkheid, volkomen overtuigd waren. Ook waren, reeds in de XIV en XVde eeuw, en al vroeger , niet alleen van bijzondere perfonen, leeraren of godvruchtige lieden der Kerk, maar ook van Vorften en Kerkvergaderingen pogingen in het werk gefield, ter Hervorming, doch deze allen waren op niet uitgeloopen, en zulken, die moeds genoeg hadden gehad, om het Euangelie van Christus in deszelfs eenvoudigheid en zuiverheid te belijden, en, met ter zijde Helling van menfchelijke inzettingen en ingevoerde bijgeloovige gebruiken, te beleven, werden met geweld, door vervolgingen, te vuur en te zwaard, onderdrukt en bedwongen. De Paus leo X had het zelfsdoor middel van de Lateraanfche Kerkvergadering, welke van het jaar 1512 tot 1517 gehouden was, zoo ver gebragt, dat er genoegzaam geene hoop overig bleef, dat de misbruiken in de Kerk ingeflopen, verbeterd en bijzonder de heerfchappij der Paufen vernietigd of zelfs verminderd zou kunnen worden. En evenwel werd deze Hervorming, door het beduur der Goddelijke Voorzienigheid, in het begin der XVIde eeuw, on« lernomen, en binnen weinige jaren, op eene, de jeheele wereld verbazende wijze, in bijkans half Europa dadelijk tot ftand gebragt; onder den heviglen tegenftand, met dat gewenscht gevolg, dat federt foor dezelve, onmiddelijk of middelijk, een licht ran betere kennis in goddelijke en menfchelijke wetenchappen zich verfpreid heeft, waar van de gunftige en leilzame invloed zich op eene zoo bijzondere wijze in het  GESCHIEDENIS. 3 het vervolg tot op onzen tijd toe heeft geopenbaard, zoo met betrekking tot den Godsdienst, als tot de Staatkunde, dat deze invloed van allen, zoo vrienden als vijanden, heeft moeten erkend worden (*). Het behoeft ons derhalve niet te verwonderen, dat zeer vele Geleerde mannen hunne pennen gefcherpt hebben, om de Gefchiedenis van deze merkwaardige gebeurtenis te befchrijven, en derzelver aanleiding , beloop , voortgang en gevolgen te ontvouwen (f). Willen wij ons een goed en klaar denkbeeld maken van de Hervorming der Westerfche Kerk, dan za het vooraf noodig zijn, den toeftand van Europt in het begin der XVIde eeuw ons voor te ftellen maximiliaan I was, bij den aanvang der Hervor ming (*) Wien is het werk van ch. villers onbekend hetwelk den prijs heeft weggedragen op de vraag doo het Nationaal InfHtuut van Frankryk in het jaar i8oi voorgeteld: Hoedanigen invloed had de Hervorminj •Van luther op den fïaatkundigen toefland der ondei fcheidene Staten van Europa, en op den voortgang d€ verlichting?" ook in het Nederduitsch onder den Titel Proeve over den Geest en Invloed der Kerkelijke Hei vorming van luther enz. uitgegeven bij fr. bohn 1 Haarlem 1805. (t) sleidanus de Statu Religionis et Reipublicae Con mentarius; seckendorf Hiftorie der Reformatie, dot Br. M. lutHrr; gerdes Hist. Evangel. Reform, en ze vele anderen, in onzen tijd schröck, muller enz. zi; bekend. A 2 na C. G. Jaari5I7» tot 1552. Staat van Duitschland. r e 1r »  na C. G Jaari5i; tot 1552 4 KERKELIJKE • rai"g5 nog als Keizer, aan het hoofd der zaken hl • Duitschland; hij was een Vorst, die vele goede hoedanigheden bezat, een vriend en voorfïander der Geleerden , die gewoon was te zesgen, dat het fchande was voor een' Vorst, in de fraaije letteren onbedreven te zijn. Geen wonder was het derhalve , dat hij zelfs naar eene Hervorming in de Christelijke Kerk verlangde; waartoe hij ook vele pogingen aanwendde, en niet alleen de bezwaren, welke de Duitfchers hem wegens de overheerfching der Paufen onder het oog bragten , gunffig ontving, maar ook, met lodewyk XII, Koning van Frankryk, zich vereenigde, tot het bijeenroepen van eene Kerkvergadering te Pi fa in het jaar 1511, onder anderen met dat oogmerk , om eene Kerkhervorming tot fland te brengen; ja, zelfs kwam hij eens ten dien einde op de gedachte, om, of het Pausfchap in zijn' perfoon met het Keizerrijk te vereenigen , of zich zeiven tot Paus te doen verkiezen, en van het Keizerrijk afftand te doen (*). Over het ge- (*) Men heeft daar van een bewijs in eenen Brief van dezc-n Keizer aan den Vrijheer paulus vak lichtenstein, gedagteekend den XVIden van Herfstmaand, (September) 1511. welken brief brandt in zijne Historie der Reformatie I Deel, Bladz. 61-62, (in de uitgave in Octavo Bladz. 152-154.) in het Nederduitsch heeft medegedeeld. Ook is er een Brief van dezen Keizer over ditzelfde onderwerp, aan zijne Dochter margaretha imn oostenryk , toen Landvoogdesfe der Nederlanien , welke geplaatst is in het Mengelwerk of ide Stuk  GESCHIEDENIS. 5 geheel was hij geen groot vriend van de Paufen, i daar hij de ongeregtige handelingen van vijf of zes j dezer Kerkhoofden, die bij zijnen tijd op den Pau-, felijken Stoel zaten , had kunnen opmerken. Op zekeren tijd zou hij, de oogen ten hemel flaande, in deze woorden zijn uitgeborften: O eeuwige God, indien gij niet waakt et, wat zou de wereld kwalijk geregeerd wordèn door mij zwakken jager, (ziende op zijne geneigdheid tot het vermaak der jagt, waar aan hij te zeer gehecht was,) en door den fnooden dronkaard, den Paus julius. Ook verhaalt men, dat hij, van leo X in zekere handeling bedrogen zijnde, zou gezegd hebben: Nu mag ik met waarheid zeggen, dat mij niemand van de Paufen zijn woord heeft gehouden, leo zal Stuk der Aigemeene Vaderlandfche Letteroefeningen voor het jaar 1809 Bladz. 674, 675. In eene Aanteekening op de laatstgemelde Bladzijde wordt gemeld, dat ik in mijne Kerkel. Qefchied. XVde Deel, daar ook van gewaagd heb, en wel Bladz. 11. meer ftellig, dan Bladz. 53 waar ik fcheen te twijfelen, of deze gedachte bij dien Keizer ernst ware of boert. Ter opheldering diene, dat ik niet getwijfeld hebbe, dat deze gedachte bij den Keizer is opgekomen, alzoo dit geen' twijfel lijdt, maar ik hield het voor onzeker, of het den Keizer zeiven ernst geweest zij, en houde dit nog onzeker, ten minde 's Keizers Brief aan zijne Dochter is in eenen luimigen en boenenden ftijl vemt, en flechts twee dagen later gefchreven, dan die aan den Vrijheer van lich. tknstein. A3 aC. G. aari5i7. ot 1552.  B« C. G jaari5i7 tot 1552 i j 1 1 'i c x 6 KERKELIJKE zal de laatfte zijn, dien ik zal vertrouwen. Hij overleed in het jaar 1519, wanneer luther twee jaren te voren, door zijne tegenkantingen tegen de Paufelijke Aflaten, in Duitschland begonnen had, de eerfte grondflagen tot de Hervorming te leggen. Zijn Kleinzoon karel, reeds als Koning der Spaanfche Rijken en Vorst der Nederlanden een magtig Vorst, was, op aanprijzen van frederik, Keurvorst van Sak/en, zijn opvolger in het Keizerrijk, waar naar francois I, Koning van Frankryk, zijn mededinger geweest was. karel, een heerschzuchtigVorst, zag, in de bewegingen, welke de Hervorming verwekte , eene gelegenheid, om, onder den fchijn van Godsdienst, Duitschland tot volkomene onderwerping te brengen, een zeer groot overwigt over alle Mogendheden te verkrijgen , en zich den weg te >anen, om eene aigemeene Monarchie te vestigen, larel's mededinger, francois I, fchoon in het be;in aan de Hervorming niet ongenegen, maar vervolgens tegen dezelve vooringenomen, door de vreeze, [al dezelve eene (trekking had, ter omverwerping 'an alle goddelijke en menfchelijke heerfchappij, ervolgde zijne eigene onderdanen, die de Hervorming omhelsden, maar floot te gelijk in Duitschland en verbond met de Duitfche Vorsten, die haar egunftigden, ten einde de oogmerken van karel V ; leur te Hellen en te doen mislukken. Deze handwijze der beide Vorsten had niet weinig invloed p de volgende gebeurtenisfen. Duitschland was, al federt eenen geruimen tijd, erdeeld in verfcheidene min of meer vermogende Sta-  GESCHIEDENIS. 7 Staten, die den Keizer wel als opperhoofd erken-1 den, maar met hem en onderling flechts door eene; zwakke en kwalijk zamenhangende flaatsregeling betrekking hadden. In het Noorden van Duitschland waren de Vorften uit het Sakfifche Huis genoegzaam onafhankelijk. Ook had zich aldaar de Hanfe of het verbond van onderlinge befcherming van koophandel gevormd tusfchen verfcheidene vermogende Kooplieden, gelijk ook verfcheidene Rijksfleden in Lombardyë en aan den Rhyn door een foortgelijk verbond vereenigd waren. Italië was, in het begin der a.viae eeuw, ecu vanuane tooneel van oorlogen, zoo van de kleine Staten en Gemeenebesten, in welke het verdeeld was, onderderling, als van die oorlogen, welke de Franfchen en Duitfchers bijzonder in deszelfs Noordelijk gedeelte voerden , om zich aldaar te vestigen. Het verbond te Kameryk gefloten tusfchen lodewyk XII, Koning vznFrankryk, Keizer maximiliaan I, ferdinand, Koning vzndrragonen den Paus, in het jaar 1508, tegen de Fenetianen, bragt dat Gemeenebest op den rand van deszelfs ondergang, waar uit zij echter, door den naarijver van den Paus en Koning ferdinand, die een afzonderlijk verdrag met de Fenetianen floten, gered werden. In het jaar 1515 viel francois I weder in Italië, en dwong maximiliaan sfortia, het Hertogdom Milaan aan de Franfchen af te Haan. Maar karel V, het Franfche leger, in het jaar 1545 geflagen, en francois zeiven gevangen gekregen hebbende, maakte zich van dit Hertogdom meester; de toenmalige Paus A 4 CLE- ia C. G. aan 517* :ot 155»-  aaC. < Jaar 151 155 Van Frankrylt. 1 ? KERK EL IJ KE ! clemens VIIhier op een verbond met den Koning van ; Frankryk, de Fenetianen en anderen, het Heilig Verbond genaamd, gefloten hebbende, rukte het Keizerlijk leger, in het jaar 1527, onder bevel van karel van bourbon, voor Rome, en bemagtigde die fad, welke deerlijk geplunderd werd; de Paus zelve was door de Keizerlijken gevangen genomen. Voorts had Italië, in zijnen Koophandel, voornamelijk op de Levant en verders op de Oost/«^verbazend veel geleden, ziinde verfcheidene bronnen van deszelfs welvaart geflopt , door de ontdekking van Amerika en van de Kaap de Goede Hoop, in de laatfle jaren der XVde eeuw. francois I, die in het jaar 1515 de regering van Frankryk aanvaard had, was een eerzuchtig Vorst, die de magt van Frankryk zoo hoog' verhief, dat dezelve, naast de magt van het Huis van Oostenryk, de grootfte was in Europa. Hij voerde bij. kans onophoudelijke oorlogen met karel V, en hoe zeer hij niet altijd gelukkig flaagde , maar, gelijk wij zagen, zelfs het ongeluk had, om van dezen Ke,zer gevangen te worden, gelukte het hem echter, de veroveringszucht van denzelven palen te zetten, en zijn ontwerp van eene aigemeene alleenheerfchingte doen mislukken; zijn Zoon henrik II, die hem, na zijn overlijden in het jaar 1547, opvolgde, volgde de ftaatkunde van zijnen Vader, in deed, een verbond gefloten hebbende met de' Euangelifche Vorsten, eenen inval in het Duitfche Ijjk, waarbij hij, in het jaar 1552, Mets, Toul :n Verdun bemagtigde, welke Heden, federt dien tijd,  GESCHIEDENIS. 9 tijd, aan Frankryk gebleven zijn. Deze oorlog ein- i digde met een befland voor vijf jaren, in het jaar ! 1555, maar ontflak op nieuw met filips, Koning van Spanje, aan wien karel V in het jaar 1555 zijne Nederlandfche Gewesten en de Rijken van Spanje had afgedaan , gelijk hij, in het volgende jaar 1556, het Keizerrijk afftond aan zijnen Broeder ferdinand , zijn' overigen leeftijd in rust' doorbrengende in het Klooster St. Justi, in het Spaanfche Estremadura , alwaar hij in het jaar 1558 zijn leven eindigde. Het Gemeenebest van Zwitjerland, tuslchen ita- VanZwitJié, Frankryk en Duitschland gelegen , hetwelk f"erlanti' zich reeds in het begin der XlVde eeuw gevormd had, handhaafde ten dezen tijde, met moed en beleid , zijne vrijheid, en maakte zich belangrijk in de oorlogen, welke in het bovenfte gedeelte van Italië gevoerd werden, in welke de Oostenrijkers, Venetianen en Franfchen beurtelings de dapperheid van deze vrije bergbewoners ondervonden, of van dezelven zich tegen hunne vijanden bedienden. De ftad Geneve was, als eene vrije ftad, met dit Gemeenebest verbonden, en werd door hetzelve tegen de ondernemingen der Vorsten van Savoye en Piemont befcliermd en beveiligd. De verfcheidene Koningrijken van Spanje, welke VanSpauonder de regering van feudinand den Katholijken leen isabella tot één ligchaam vereenigd waren, werden federt het jaar 1516 door karel V, Kleinzoon van ferdinand , en opvolger van zijnen Vader mips I, beheerscht, die Spanje''s rijkdommen A 5 en ia C. G. aarisi7. ot 1552.  Ba C. Jaarisi tOt 15; Van Pi tugal. Van En geland. io KERKELIJKE 3. en magt gebruikte in zijne menigvuldige oorlogen 7- en krijgszuchtige ondernemingen. Portugal was onder de wijze regering van des- >r- zelfs Koning emanuel , welke tot het jaar 1521 duurde, in den bloei van zijnen voorfpoed, en bleef denzelven genieten, onder zijne volgende Koningen , zonder op eene merkelijke wijze ingewikkeld te zijn in de ftaatkundige betrekkingen der overige Vorsten en Mogendheden van Europa. henrik VIII, federt het jaar 1508 Koning van Engeland, was een Vorst, die onder de beste uitzigten den troon beklom, maar eigenzinnig en gewelddadig en de noodige kunde en ervarenheid in ftaatszaken mislende, bedierf hij alles, door een verkeerd vertrouwen op zijne eigene bekwaamheid, en beging de grootfte misdagen, tot nadeel van zijn volk. Van tijd tot tijd ftond hij bloot voor de listen zijner Staatsdienaren , aan welken hij dikwijls het geheele beduur van zaken overliet. Zulk een was de Kardinaal wolsey, een trotsch en laatdunkend mensch, die zijnen Koning, om de twee of drie jaren, dan de Spaanfche en Keizerlijke, dan weder de Franfche partij, deed verkiezen, naar mate hij van één dezer Hoven meer vereerd of befchonken werd. Eindelijk verloor hij 'sKonings gunst, omdat hij deszelfs zinnelijk vermaak, in zeker geval, niet zoo vaardig voldeed, als deze wenschte. Hij ftierf in het jaar 1530, in de gevangenis, onder het uitboezemen dezer merkwaardige woorden: „ Had ik God zoo zorgvuldig gediend, ab „ den Koning, hij zou mij, met deze grijze haren, niet  GESCHIEDENIS. u „ niet verlaten hebben." Koning hbnrik VIII, die van den Paus den titel verkreeg van Befchermer des Geloofs, omdat hij de pen tegen luther gevoerd, en een Boek ter verdediging der zeven Sacramenten gefchreven had, maar die naderhand zelve, op zijne wijze, een Hervormer der Engelfche Kerk wilde wezen, en zich als derzelver Hoofd deed erkennen, overleed in het jaar 1547, na 36 jaren geregeerd te hebben. Hij had tot zijnen opvolger zijnen Zoon eduard VI, nog maar negen jaren oud, doch van eenen goeden imborst en uitmuntende begaafdheden. Maar, in het midden der ftreelendfte verwachtingen , ftierf deze veel belovende Vorst, in het zestiende jaar van zijnen ouderdom , het zesde van zijne regering, in het jaar 1553. Voor zijn overlijden had hij, met uitfluiting van zijne Zuster maria, omdat zij eene driftige vijandin der Hervorming was , joanna gray , Kleindochter van de jongde Zuster zijnes Vaders, tot Troonopvolgfter benoemd. Deze Prinfes was zestien jaren oud , doch zoo geleerd, wijs en godvruchtig , dat men haar voor een wonder van haren tijd hield. Zij werd , tegen haren zin, op den troon geplaatst, doch reeds in de tweede week werd maria , de Zuster van eduard, algemeen als Koningin erkend, en de ongelukkige joanna gray moest haar leven op een fchavot laten, in den jeugdigen ouderdom van zeventien jaren; zij onderging den dood onder altijd gelijke teekens van waren heldenmoed en wel gevestigde godsvrucht, D§ m C. G' JaariSi7tot 155S.  sa C. C Jaarisi; tot 1555 Der Noord fche Koningrijken , De nemarke Noorwegen en Zweden. Van Rusland. 12 KERKELIJKE 1. De drie Noordfche Koningrijken Denemarken , ' Noorwegen en Zweden, welke van ouds onderfcbeidene Koningen hadden, waren federt de regering der vermaarde Koningin margaretha , volgens eene overeenkomst te Colmar, in het jaar 1397, vereenigd geweest, ook bleven Denemarken en Noorwegen federt onder eenen Koning; maar de Zweden fcheurden zich meermalen af, en verkozen hunne eigene Opperhoofden, evenwel werd in het jaar 1520 de vereeniging der drie Noordfche Rijken onder christiaan II nogmaal vernieuwd. Doch , in het jaar 1523 , bragt gustavus erichson , uit het Huis wasa , eene omwenteling in Zweden tot ftand, en beklom den troon, welken hij met veel roem bekleedde en den naam van den Grooten verwierf. De Hervorming werd door hem in dat land ingevoerd, bij welke gelegenheid hij, in het jaar 1527, zich het grootfte gedeelte van de bezittingen der Geesteüjkheid aanmatigde, en zich van deze verkregene rijkdommen bedienende, bevestigde hij zijn Koninklijk gezag, en bragt de regering voor zijn overlijden in het jaar 1560 erfelijk in zijn Huis. Rusland had, onder de regering van wasjlei iwanowitsch, die in het jaar 1535 overleed, en zijn gebied tot boven Archangel uitgebreid had, eene vertooning onder de Mogendheden begonnen te maken. Ook had deze Vorst de ftad Smolensko aan de Polen ontnomen. Zijn Zoon en Opvolger iwan wasiljewitsch II regeerde tot het jaar 15Ü4, en vestigde de grootheid van Rusland, daar hij zich van de beide Tartaarfche Koningrijken Kafan en As-  GESCHIEDENIS. 13 Astrakan meester maakte. Hij was de eerfte, die , den naam van Tzaar aannam, welke in het Rusfisch eenen Koning beteekent. Ook was hij de oprigter der eerfte geregelde krijgsmagt in Rusland, welke men Strelzi, dat is befchermers, of Strelitzen noemde. De Engelfchen begonnen, onder zijne regering, den handel over zee regelregt op Archangel te drijven, welke ftad, hoewel in de nabijheid der Laplanders en Samojeden gelegen, federt eene aanzienlijke koopltad is geworden. Hoe onbefchaafd de Rus/en toenmaals nog geweest zijn, moge men uit het volgende beoordeelen. Deze Tzaar iwan II liet ééns het talrijke volk, hetwelk voor het Paleis ftond, door beeren aanvallen, die een aantal menfchen verflonden. Vervolgens deelden eenige bedienden van het Hof onder de ouders en vrouwen der omgekomenen geld uit, en verzekerden, dat dit fchouwfpel den Tzaar en zijn Hof zeer vermaakt had. — Onder de regering van sicismund I, van het jaar Van Po 1506 tot 1548, beleefden de Polen vrij gelukkigelen* tijden. De flappe burgerlijke regering der kleine (leden, en de groote voorregten, welke de Adel bezat, en welke aan de Magnaten en bijzondere Heeren, eene foort van oppermagt gaven, openden dit land, om eene toevlugtplaats te wezen voor alle uit hun vaderland verdrevene Hervormden, maar ook voor vele zoodanige lieden, wier gevoelens men zelfs in Proteitantfche landen niet dulden wilde; voor het overige bemoeide dit Rijk zich , ten dezen tijde, weinig of niet met de overige Mogendheden van Europa. Ten ia C. G.' jaar 1517. ot 1552.  «a C. C Jaarisi; toe 155: Van Pruisfen, Van Bohemen. Van Hongarijen. H KERKELIJKE ;• Ten Noorden van Polen hadden de Ridders van '• de Duitfcht Orde eene heerfchappij gedicht in Pruisfen, welke in het begin wel leenroerig was van Polen, maar in vervolg van tijd onafhankelijk geworden zijnde, de eerfte oorfprong van het Koningrijk Pruisfen geweest is, Bohemen, in hetwelk de aanhangers van joannes hus zoo lang geftreden hadden, om de vrijheid van hun Geloof en Godsdienst, en nog fteeds met dezelfde gevoelens bezield waren, was metHongaryen onder éénen Koning wladislaw vereenigd, die in het jaar 1516 overleden zijnde, in de regering der Koningrijken Hongaryen en Polen opgevolgd werd door zijnen Zoon lodewyk, maar deze in het jaar 1526, bij Mohaiz, eene ftnd aan den Donau, in eenen veldflag tegen de Turken gefneuveld zijnde, kwam Bohemen aan het Huis van Oostenryk, alzoo ferdinand van Oostenryk, Broeder van Keizer karel V, terftond na lodewyk's dood, voor Koning van Bohemen erkend werd. ferdinand maakte ook aanfpraak op Hongaryen, maar dit Rijk werd hem door joannes van zapolya , Erfgraaf van Zips en Waiwood in Zevenbergen betwist, die, niet beftand tegen de magt van Oostenryk, de Turken te hulp riep, wier Sultan soliman hem met alle zijne magt te hulp kwam, en zelfs tot in Oostenryk doorgedrongen , de ftad JFeenen in het jaar 1529 belegerde, welke echter door Keizer karel V gelukkiglijk ontzet werd. Sedert was Hongaryè een tooneel van bloedige oorlogen, joannes van zapolya overleed in het jaar  GESCHIEDENIS. i$ 1540, latende eene zwangere weduwe na, die na zijnen dood eenen Prins ter wereld bragt, joannes jj sigismund , voor wien men weder de befcherming . van den Turkfchen Sultan verzocht, gelijk dan ook solman nogmaal in Hongaryë kwam, doch toen dit Rijk voor zich zeiven vermeesterde , zoodat ferdinand van Oostenryk ter naauwernood, in het jaar 1545, door een vijfjarig benand, zijn aandeel in dat Rijk kon behouden, onder voorwaarde van eene jaarlijkfche fchatting, terwijl joan sigismund zich met het Vorftendnm Zevenbergen moest vergenoegen. Ten dezen tijde waren de Turken ontzaggelijk voor de Christen Mogendheden; na het overlijden van Sultan selim, in het jaar 1420, werd dit Rijk beheerscht door deszelfs Zoon solman, die zijnen Vader gelijk was in dapperheid en werkzaamheid, maar dien in vele deugden van edelmoedigheid, matigheid en eerlijkheid overtrof. Alles in het Oosten bevredigd hebbende, viel hij de Christenen aan, en veroverde in het jaar 1521 de fterke ftad Belgrado, den fleutel van Hongaryë; in het volgende jaar bemagtigde hij het eiland Rhodus, van waar de Ridders naar Maltha overgingen, hetwelk hun door Keizer karel V gefchonken werd; in het jaar 1526 behaalde hij de aanzienlijke overwinning bij Mohaz, waar in de Koning lodewyk van Hongaryë fneuvelde; in het jaar 1529 belegerde hij Weenen, welke ftad echter door Keizer karel V ontzet werd. Zijn Vlootvoogd haradyn barbarossa bemagtigde het Rijk van Tunis in Afrika, en verdreef deszelfs Vorst muley hassan, die echter, in het jaar 1545 iC. G. OT1517. it i553« v'an het Iurkfche Rijk.  na C. C Jaarisi; tot 155; Staat van den Gods dienst. 1°* KERKELIJKE 1 I545» door karel V weder in zijn Rijk herfteld ■ werd. Vervolgens voerde soliman van het jaar 1534 tot 1536 den oorlog met wisfelvallig geluk, tegen den Schach van Perfls thamas, die zijnen Vader ismael sofi in het jaar 1525 was opgevolgd, en die 51 jaren geregeerd heeft, tot het jaar 1576. Reeds hoog bejaard, ondernam de Sultan soliman, in het jaar 1565, nog de belegering van het eiland Maltha, doch zonder hetzelve meester te kunnen worden, waar na hij, in het volgende jaar, eenen nieuwen togt deed naar Hongaryë, hier overleed hij, terwijl hij de ftad Sigeth belegerde, in den hoogen ouderdom van 76 jaren, het 46de jaar van zijne regering, in het jaar 15Ó6. Wat de Haat van den Christelijken Godsdienst be' treft, dezelve was in het begin der XVIde eeuw zoodanig, dat de bekende machiavel, die vóór de Hervorming der Kerk overleden is , gefchreven heeft: „ Het fterkfte voorteeken van den on„ dergang van het Christendom is, dat, hoe nader „ de menfchen aan Rome, de hoofdflad des Chris„ tendoms, zijn, hoe ongodsdienftiger zij gevonden ,, worden, en wanneer men de gronden van onzen „ Godsdienst zal onderzoeken, en hoe zeer die te* „ gen het gebruik dezer eeuw aangekant zijn, zoo „ zal men niet veel moeite vinden, om zich te ver„ beelden, dat dezelve op den oever van zijnen „ ondergang (laat, of op het punt, om groote ftor„ men en onweeren op zich te zien nedervallen. — „ De ergerlijke voorbeelden en misdrijven, die aan „ het Hof van Rome in zwang gaan, zijn oorzaak, „ dat  GESCHIEDENIS. 17 ,j dat Italië t'eenemaal alle beginfelen van godsvrucht 1 „ en gevoelens van Godsdienst verloren heeft. - Wij 1 Italianen hebben deze eerfte verpligting aan de ,, Kerk, en Priesteren, dat wij goddelooze menfchen en deugnieten geworden zijn." Het zal niet noodig zijn, hier met vtde woorden te herhalen, het geen ons reeds in de Kerkelijke Gefchiedenis tot aan de XVIde eeuw van het fteeds toenemend verval van den Godsdienst is voorgekomen. De zedeloosheid en fnoodheid van de Pausfen, die echter als Opperhoofden der Christenkerk wilden geacht zijn, werd driftig nagevolgd door de mindere beftuurders der Kerk; onder de Geestelijkheid was het verval van Godsdienst en Deugd uitermate groot; fchandelijke onkunde, losbandigheid, weelde en onkuischheid, gepaard met gierigheid en heerschzucht, hadden, over het geheel, de Geestelijkheid onteerd. Van de beoefening der Heilige Schriften maakte zij geheel geen werk, zoodat, wanneer luther opftond , er op de Univerfiteit van Parys, de eerfte en beroemdfte van dien tijd, niemand was, in ftaat, om met hem uit den Bijbel te redetwisten, of zijne Ieere te beftrijden. Was het wonder, dat, bij zulke geiteldheid der Geestelijkheid, onder lieden van allerlei rang, eene ongelooflijke onkunde in den Godsdienst, en of ongoJsdienftigheid of het domfte bijgeloof de overhand had, te meer, daar men, in plaats van pogingen te doen, om verlichting te verfpreiden, integendeel den zoogenoemden Leeken de middelen, om door eigen onderzoek tot kennis der waarheid te gera- Herv. I. B ken, ta C. G. aan s (/• ot 1552-  na C. G Jaarisi; tot 1552, 18 KERKELIJKE ken , geheel affneed. ,, De hoedanigheid van „ Roomsch-Katholijk te zijn ," fch rijft villers (*), ,, had geheel en al de hoedanigheid van mensen en „ zelfs die van Christen vervangen. Hij, die het „ Roomsch-Katholijk geloof niet beleed, was geen „ mensch, was minder dan een mensch, en ai wa,, re hij een Oppermagtig Vorst geweest, was het eene goede daad, hem het leven te benemen." Men had reeds voor meer dan ééne eeuw meer openlijk of heimelijk over dit verval van den Godsdienst de klaagftem aangeheven, en bijzonder in de voorgaande XVde eeuw was er een aigemeene kreet opgegaan, dat de Kerk noodzakelijk eene Hervorming noodig had in het hoofd en de leden. Vele godvruchtige en verftandige Christenen hadden zich genadig tegen de misbruiken verzet, welke van tijd tot tijd in de Kerk waren ingevoerd, ook tegen verbasteringen van de leere van het Euangelie, welke aangenomen en door het gezag der Kerk bepaald waren, hoewel er nog vele leerftukken overbleven, welke tot hier toe niet door dit gezag bekrachtigd waren. De Waldenzen, in de Valleijen van Pietnon t, Wiclefiten, in Engeland, Husjiten, in Bohemen, hadden de flerkne pogingen aangewend, om de Kerk te hervormen; de laatstgemelden hadden zelfs, om hunne gewetensvrijheid te verdedigen, de wapenen opgevat, en zich met buitengewone geestdrift gekweten. Zelfs (*) Proeve over den Geest en Invloed der Hervorming euz. Bladz. 55.  GESCHIEDENIS. 19 Zelfs hadden de grootfte Vorsten van Europa zich genoodzaakt gezien aan eene Hervorming te arbeiden, en daar toe Kerkvergaderingen doen zamenkomen, in welke met allen nadruk en ijver de noodzakelijkheid eener Kerkhervorming beweerd Werd. Ondertusfchen waren geene dezer pogingen met eenen beftendig gelukkigen uitflag achtervolgd, gelijk de Kerkelijke Gefchiedenis der voorgaande eeuwen daar van berigt geeft, en de Paus leo X, een man van groote begaafdheden, maar weinig of geen Christendom, had, gelijk wij reeds zeiden, door de Kerkvergadering van Lateranen, door zijn verdrag met den Koning van Frankryk, en door zijnen invloed op de Hoven van Europa , de Pausfelijke magt weder zoo vast gevestigd, dat machiavel (*), niet zonder grond, ten dien tijde , mogt fchrijven i „ leo X vond het Pausfchap op den hoogften trap „ van mogendheid , en men had reden , om te „ verhopen , dat , gelijk alexander en julius door wapenen die vergroot hebben, hij door zij. „ ne goedheid, en duizend andere groote hoedanig„ heden, daar hij mede voorzien was , die nog grooter en eerwaardiger zou maken." Evenwel moet men zich niet verbeelden, dat de Godsdienst der Roomfche Kerk zelfs voor de Hervorming eene aigemeene gedaante en inrigting had. Het is eent goede aanmerking van villers (f), dat, gelijk hei Christendom , op onderfcheidene tijden, en bij zeei ver (*) De Principe Cap. ii. fi Ct) Aangeh. Boek Bladz. 64. B 1 ia C. G. [aan 517. :ot 1552'  na C. G Jaari5i7 tot 1553 ] i i 1 ao KERKELIJKE verfchillen.de Volken ingevoerd, overal eene plaatfélijke wijziging had ondergaan, uit den bijzonderen aard van het een en andere volk voortfpruitende, hetzelve op gelijke wijze, toen het, van tijd tot tijd, in het Catholicismus verwisfeld , en deszelfs wezen door de nieuwigheden van het Hof van Rome en der Monniken en Godgeleerden bedorven werd, niet overal veranderingen van gelijken aard ondergaan, maar, op onderfeheidene plaatfen, eene verfchillende gedaante verkregen hebbe. Op de ééne plaats had dit Christendom eene meer btjgeloovige {trekking, eenea vorm, die meer met plegtigheden overladen, meer Hoffelijk en gefchikter was, om den geest te verbijsteren, aangenomen; elders, integendeel, was het minder aan het (loffelijke gehecht, had het eene meerdere (trekking tot Myftikerij, en was deszelfs \ geest vrijer en meer kenbaar gebleven. Deze aanmerking heldert de Geleerde Schrijver op door het voorbeeld van den Godsdiensthaat in Italië en dien in Sak/en; als twee uiterfte. In Italië was, bij de gedurige omwentelingen, welke in dat land, reeds rcrfcheidene eeuwen achtereen, hadden plaats gelad, wegens den rijkdom, welken de koophandel laar had ingevoerd, wegens den fmaak voor weelIe, pracht en zinnelijke vermaken, de eeredienst iet werk der zinnen, de Godsdienst een Mythologie geworden. Het gevolg hier van was, dat de 'taliaan of Roomsch Katholijk, of een Godloochelaar werd; ook vond men, inderdaad, nergens zoo ele Godloochenaars dan in het gebied der Paufen. Vij hebben boven reeds het getuigenis van ma- chi-  r GESCHIEDENIS. « chiavel bijgebragt, hetwelk de waarheid van deze i aanmerking bevestigt, en willen er hier bijvoegen een merkwaardig getuigenis van filips van Burgondi'è, Bisfchop van Utrecht, die in het jaar 1524 overleden is, aangaande de toenmalige gefteldheid van het Roomfche Hof (*). „ Der Priesteren, der Bis„ fchoppen, der Kardinalen, en des Opperden Bis„ fchops grootsheid en wellustigheid, die zoo „ fchaamteloos was als vuil, was bij hem in zulk „ een afgrijzen, dat hij verklaarde, niet te twijfe- len, of de Heidenen leefden kuifcher en onnoo„ zeider dan de genen , die nu het Christendom „ wetten van Godsdienst voorfchreven." Hij voegde daarbij: „ Dat hij ecnige Kardinalen , en dat „ van de voornaamften, terwijl men de Heilige Re„ liquien aan het Volk en voornamelijk aan onze „ Duitfchen vertoonde, om die te doen kusfen of eeren, de eenvoudigheid van onze lieden, met „ het uitfteken der tong en het wijzen des vingers, ,, op eene vuile manier had zien befpotten. Bij „ dat (lag van menu,hen wns niets heilig,. behalve „ het goud, en het geen fchandelijk zij te noemen." In Sakfen had over het geheel het tegendeel plaats; de Sakfen waren eene werkzame, arme, en opregte Natie. Zij hadden laat het Christendom omhelsd, ten tijde van karel den Grooten, doch niet, dan nadat zij hunne vrijheid en ouden Godsdienst drie en dertig jaren lang verdedigd hadden. Ondertusfchen was hun Christendom niet dat der Italianen. Een ern- (*) brandt Hifi. der Reform* l Deel, BI, 209. in %vo. B 3 ia C. G. iaari5l7. :ot 1552.  na C. G. Jfiart5i7 ■tot 1552 1 •1 1 1 Staat der Geleerd- ( heid. 1 v li C e i n ü ■ d v sa KERKELIJKE ernftig, eenvoudig, opregt Voik kon zich natuurJijk niet te vrede ftellen met enkele uitwendige plegtigbeden, zijn beltaan eischte Godsdienst, en het neigde dus over het geheel meer tot een innig, geestelijk Christendom. Met een innerlijk ongeduld had ook dit vrije Volk het juk van Rome tot hier :oe gedragen, men mogt daarom verwachten, dat iij gereed waren, hetzelve af te fehudden, zoodra :r zich eene gelegenheid toe aanbood; zonder echer allen Godsdienst te verwerpen, integendeel ftellen zij in het behouden van denzelven, maar zui'er, het grootte belang. Zij, en op dezelfde wij;e, de meeste Volken van het Noordelijk Duitschwd, waren dus rijp voor de Hervorming. Dat de Wetenfchappen en Geleerdheid, die in het Christendom zoo jammerlijk, eeuwen lang, verwaar. )Osd hadden gelegen, en geheel fchenen te zullen erfterven, in de XlVde eeuw weder een nieuw leen verkregen hebben, voornamelijk, nadat, federt et innemen van Konjiantinopolen, vele Geleerde Wieken naar Italië de wijk genomen, en de lust 1 fmaak der Geleerdheid opgewekt hadden, heeft 1 Kerkelijke Gefchiedenis der vorige eeuwen ons :eds geleerd (*). Doch ook ten aanzien van de beha ing des verftands had, naar de plaatfelijke omandigheden en het karakter der Volken, groot on:rkheid plaats. „ De Schoone Kunfien," zegt llers (f), ,, alles, wat den fmaak genietingen „ vcr- (*) Zie Kerke!. Getck. XV Deel, Bl. 154. voigg. (|) /. c. Bladz. 70.  GESCHIEDENIS. 43 „ verfchaft, of de phijfieke en moreele zinnelijk„ heid (treek, waren de voorwerpen, waar naar „ de Italianen (treefden. De rustige, gelijkvormige „ en aanhoudende werkzaamheid der Sakfen be„ paalde zich, integendeel, tot afgetrokkeneWeten,, fchappen, tot Wijsgeerte en Gefchiedkundige na, fporingen. Toen de Hervorming te voorfchijn „ trad, was er in Italië geen enkele Godgeleerde, „ die met de Sakfifche in het (trijdperk zou heb„ ben kunnen treden. Het is waar, fommigen had„ den de vermetelheid om dit te wagen, vermetel„ heid, welke altijd de onkunde vergezelt; doch „ zij werden verflagen en fpoedig in verwarring ge„ bragt. Italië nogtans kon zich, aan den anderer „ kant , te regt verheffen op zijne Dichters er „ Schilders. Het had geenen luther, maar ooi „ Sakfen geenen ariosto voortgebragt." TWEEDE HOOFDSTUK. Bi gin en voortgang der Hervorming in Duitschland tot den vrede van Pasfau. De Kerkhervorming, van wier noodzakelijkheid men genoegzaam algemeen federt zoo langen tijd overtuigd was, en om welke werkftellig te maken vele kundige en godzalige mannen met woorden en fchriften, zelfs Vorsten en Kerkvergaderingen vergeefs gearbeid hadden, nam eindelijk eenen aanvang B 4 uit na C. G. Jaari5i7tot 155a* i Aflaten geven de eerfte gelegenheidtot de Hervorming.  na C. Jaari5 lot 15; 44 KERKELIJKE G uit eene aanleidende gelegenheid, uit welke niemand [7-eene zoo groote omwenteling verwachtte, of kon ' ■ •' verwachten; en werd ondernomen door eenen perfoon, die bij den Roomfchen Paus niet waardig was, in aanmerking genomen te worden, die in het eerst geen oogmerk zelfs had, om eene Kerkhervorming te bewerkflelligen, maar die enkel de verregaande onbefchnamdheid der genen, die in naam van den Paus Aflaten predikten, met regtmatige verontwaardiging tegenfprak , en van trap tot trap, door eene tastbare tusfchenkomst der Goddelijke Voorzienigheid geleid werd, om eindelijk het groote werk te beginnen en met meer dan gewonen menfchelijken moed en (Tandvastigbeid door te zetten. Aflaten, oniflag van boetdoeningen voor de zonden en vergeving derzelve , door de Christelijke Kerk in den naam van jezus, aan berouwhebbende zondaren toegezegd en gegeven , waren in de oudfie eeuwen der Kerk reeds bekend; met den tijd verbasterden dezelve van aard, voornamelijk federt de Paufen zich de magt aanmatigden, om Aflaten voor geld te verkoopen; en deze Aflaatskraraerij in het bijzonder met elk Jubeljaar verbonden, doch eindelijk naar willekeur in het werk ftelJen, zoo dikwijls men een voorwendfel had, dat er behoefte van geld was tot eenig Godsdienftig oogmerk. Paus julius II had dus verfcheidene keeren zijn' Aflaat laten prediken, de laatfle keer in het jaar 150Ö, toen hij den grond tot den nieuwen bouw der Pieterskerk te Rome leide , welke aflaatsprediking door leo X ia de jaren I5H,  GESCHIEDENIS. 25 1514, 1515 en 1516 vernieuwd werd, onder voor-1 wendfel van den oorlog met de Turken; doch in-1 derdaad, omdat hij geld noodig had, om zijne geld- , verfpillingen goed te maken, ook had hij een deel der inkomften, welke van deze Aflaatsbrieven komen zouden, gefchonken aan zijne Zuster magdalena. Het was ook niet de Paus alken, die met deze Aflaten de vervulling van zijne geldbehoefte zocht te bewerkftelligen, maar ook albert uit den huize van Brandenburg, Aartshisfchop en Keurvorst van Mentz, had geld noodig, waarom hij met den Paus overeenkwam, dat deze hem tot Commisfaris der Aflaatsbrieveu in Duitschland aanftelde , waar voor hij zijn gedeelte van de voordeden trekken zoude. De Pausfelijke Aflaatsbulle, ten dien einde aan den Keurvorst afgezonden, kwam den Keizer maximiliaan I in handen, dewijl de Vorsten hunne toeftemming tot het verkoopen der Aflaten verkenen moesten, die zoo veel geld ten lande uitfleepten, zoodat de Keizer de fommen, welke onder allerlei benamingen jaarlijks uit Duitschland naar Rome gingen, op eene halve millioen Dukaten fchatte. maximiliaan, die altijd gebrek aan geld had, en te gelijk inhalig van aard was, hield de Bulk zoo lang op, tot dat albert hem daar voor een verbandfchrift van drie duizend gulden ter hand ftelde, aan het Keizerlijke Hof te betalen, kwanswijze tot dichting der nieuwe Sint Jakobskerk te Infpruk (*). De (*) Algem. Vaderl. Letteroef. voor het jaar 1810. llde Stuk, Bladz. 45. volgg. B 5 a C. G. aari5i7« ot 1552.  ra C. G Jaari5i7 lot 1552 Onbefchaamjheid van den Aflaatprediker j. TETZEL. 26 KERKELIJKE De Keurvorst albert magtigde de Dcminikanen, ■ om de Pausfelijke Aflaten alom aan te bieden; de Franciskanen hadden reeds geweigerd, dezen ?ost op zich te nemen ; bijzonder ftelde hij tot ziincn Onder-Commisfarius aan joan tetzel , die reed? in de voorgaande uitvaardigingen van Aflaatsbrieven in het jaar 1514, benevens jac. dockenspoel, als Onder-Commisfaris van joan engel arcimbold, werkzaam was geweest. Deze joan tetzel, eigenlijk jan dietz, in de wandeling diezel of tetzel, was een geboren Leipziger, Doctor der Godgeleerdheid, Prior der Dominikanen, Apostolifche Commisfaris, en inauifiteur der Ketter fche fnoodheid; zoo vol onbeichaamdheid als onkunde, en van zoo flechte zeden , dat Keizer maximfliaan I. hem te voren , wegens overfpel en fchaamteloos gedrag, ter dood veroordeeld en te btfpruk in het water had willen laten werpen; van welke liraf de goede Keurvorst frederik van Sakfin hem, door zijns voorfpraak , nog bevrijd had. Als Aflaatkramer had hij maandelijks 80 Florijnen bezolding, den kost vrij, een' wagen, drie paarden, en voor zijne bedienden tien Florijnen 'smaands, behalve het geen hij geüolen en langs flinkfche wegen bekomen had. Ook had hij twee kinderen bij zich. Na zich nog twee Onder - Commisfarisfen, een' Dominikaner Monnik , met name bartholomeus , en eenen anderen, hermannus bereboem, te hebben toegevoegd, doorreisde hij met dezelve Duitschland , en voornamelijk Sakfen, en ventte zijne Aflaten  GESCHIEDENIS. a? ten aan het volk met (loute kaken uit, verzekeren- r de, dat, wanneer men zijne Aflaten kocht en rijke- j lijk betaalde, geene zonde zoo groot was, of zij werden kwijtgescholden en vergeven , al ware het zelfs, dat iemand, indien zulks mogelijk ware, de Moeder Gods verkracht had; hij beroemde zich meer zielen gezaligd te hebben door zijne Aflaten , dan petrus door zijn Prediken; als men fkchts geld gaf, had men geen leedwezen, geen berouw, geene boete over de zonden noodig, die enkel uit kracht der Aflaten van God vergeven werden. Ja, hij verkocht zelfs Aflaten voor zonden, die men eerst bedrijven zal. Waaromtrent men verhaalt, dat deze en gene daar van wel eens gebruik hebben gemaakt, om den Monnik op te ligten. Onder anderen zeker Sakftsch Edelman te Leipzig, die, hem gevraagd hebbende, of bij ook aflaat van hem kon bekomen, voor iets, hetwelk hij voornemens was te doen, van hem voor 30 Rijksdaalders zoodanige Aflaat behoorlijk geteekend en gezegeld ontving; maar als tetzel kort daar na met zijnen opgehaalden fchat de ftad verliet, wachtte de gezegde Edelman hem onder weg op, en beroofde hem van denzelven, latende hem met een duchtig pak flagen gaan, met biivoeging, dat dit zijn voornemen geweest was, waar voor hij den aflaat ontvangen had (*). Verders verzekerde tetzel, dat de zielen, die in het Vagevuur waren, voor wier verlosfing de Aflaten gekocht werden, die plaats der fmarten verlieten en ten (*) cerdes Hifi. Euang. Renov. T. L p. 83. aC. G. aari5i7. ot 1552.  na C. G, Jaar 1517, tot 1552. 1 J 1 ] i i 2S KERKELIJKE ten Hemel voeren, zoo haast zij het geld in de kist hoorden klinken. Met dit alles verhief hij het gezag van den Paus ten hoogfte. Een rood kruis, met de wapens van den Paus in de Kerk opgehangen, had, zeide hij, dezelfde kracht, als het kruis van christus. Ja zoo hoog verhief hij het Pausfelijk gezag, als of christus zich van alle beduur der Kerk tot den Iaatften Oordeelsdag toe ontflagen en dat aan de volftrekte willekeur van den Paus overgelaten had. Dit alles en meer dergelijk drong hij in zijne predikatiën voor het volk ten fterkfte aan : „ Zie de Hemelen voor u geopend: indien gij nu niet ingaat, wanneer zult gij dan ingaan ? Voor twaalf fluivers kunt gij de ziel van uwen Vader uit liet Vagevuur verlosfen ; en zoudt gij dan zoo ondankbaar zijn, om uwe ouders aan de fmarten niet te onttrekken, die zij lijden ? Al hadt gij maar een' ïnkelen rok, moest gij er u van ontdoen, en die :erftond verkoopen., om zulk een heil te erlangen mz. " Het zal aan onze Lezers niet ongevallig zijn, wanneer wij hem hier eenen Aflaatsbrief, zoo als lezelve door tetzel plagten uitgeleverd te vvorten, mededeelen. Deze Aflaat behoort aan eenen fiLEMAN van kopernik uit het Brandenburg"che, wien tetzel zijnen lieven broeder in chrisrus noemt, en aan wien, na breedvoerige opteling der Titols van den Monnik, en heilwensch, de kief zelve dus luidt: „Gij hebt ons verklaard, dat ;ij een verken hebt willen Aagten, en dat uw kind, ■onder dat gij het gezien hebt, bij u is gekomen, het-  GESCHIEDENIS. 29 hetwelk gij, (door na het verken te (laan,) tegen uwen wil, met oneindig harteleedwezen, geraakt en doodgeflagen hebt, over welke zonde gij innerlijk fmart gevoelt. Waarom gij, willende zorgen voor het heil uwer ziele, van ons nederig hebt laten begeren, voorzieninge door het gepaste hulpmiddel van Abfolutie. Weshalve wij, die de zaligheid van een ieder zoeken, u, die met ons, naar uw vermogen, (ten dienfte van den bouw der St. Pieterskerk,) overeengekomen zijt, door het Apostolisch gezag, hetwelk wij in deze ftreken bekleeden, barmhartiglijk van mandag vrijfpreken ; en door dezen tegenwoordigen aankondigen, dat gij, met dat gezag, door ons van gezegden manflag vrijgefproken zijt. Ook gelasten wij elk en een iegelijk, tot wien deze komen zullen, onder bedreiging der vonnisfen, tucht enfiraffen, in de Brieven van.ons Apostolisch vermogen vervat, dat zij aan dezelven geloof geven, verzekerd zijnde, dat gij ten volle zijt vrijgefproken, en dat niemand u eenigzins van dezen moord befchuldige. Ter oorkonde en getuigenis, hebben wij dezen met het zegel der gemelde Kerk, hetwelk wij hier toe gebruiken, verzegeld, gegeven te Berlyn, in het jaar des Heeren 1517 den 5den October. Iu het 5de jaar der regering van onzen Allerheiligften Heere Paus enz." (*) Verlcnillende waren de uitwerKieien, weme aeze ïoeioop Aflaatskramerij voortbragt; aan den éénen kant was de (*) gerdes Hift. Euang. Renov. T. I. pag. 75, 76. Monum. na C. G, jaar 1517. cot 1552.  aa C. G Jani-1517 tot 155a ten te koopen. De Aflaten van anderen bedreden 30 KERKELIJKE de toeloop van bijgeloovige en onkundige lieden * die, uit zorg voor bet heil hunner zielen,deze gelegenheid niet voorbij wilden laten gaan, onbefchrijfeüjk groot, het volk vloeide in menigte uit fteden en dorpen zamen, om voor zich of hunne bloedverwanten Aflaten te koopen. De pracht, welke tet* zel ten toon fpreidde , wanneer hij in eene ftad aankwam, om zijne waren te veilen, bragt ongemeen veel toe, om het volk in te nemen. Hij hield dan doorgaans eene plegu'ge intrede , waar bij de Pausfelijke Bulle gelegd op een Boek in fluweel en goud gebonden voor hem uit gedragen werd, terwijl hem al de Priesters, Monniken , Regeringsleden , gilden, mannen, vrouwen en kinderen met vaandels en waschkaarfen, onder het gelui en fpelen der klokken , en der orgels in de Kerken, inhaalden ; ook werd in het midden der Kerk een rood kruis met het Pausrelijke wapen opgerigt , zoodat, als men dus fpreken mag, God zelve met geene grootere eer had kunnen ontvangen worden. Meer doorzigtige menfehen echter werden door deze bijgeloovigheden ten fterkfte geërgerd; voorheen reeds hadden vele kundige mannen zich tegen de Aflaten verklaard, en de ergernis over dezelve nam thans bij velen te meer toe, toen de Aflaatpredikers de ingezamelde gelden in herbergen en kroegen op eene liederlijke wiize verfpilden. Verfcheidene Vorsten, ja Keizer maximiliaan I zelve, gaf in het jaar 1515 een Keizerlijk verbod tegen dezelve nir, hoewel hij hetzelve nog in datzelfde jaar weder introk, en den verkoop der Aflaten duldde, mits dat  GESCHIEDENIS. 3i dat bij voor zich deelde in de voordeden derzelve,, gelijk wij gezien hebben. De Faculteit van Parys . veroordeelde in het jaar 1518 de Helling, dat de zielen voor geld aan de Aflaatkramers betaald, uit het Vagevuur in den Hemel overvaren, voor valsch en ergerlijk. Sommige Geestelijken waarfchuwden zelfs in hunne Predikatiën, hunne Toehoorders, tegen het Aflaatprediken : „ Daar is een Lokvogel ,, opgeftaan," zeide conr. kraft te Ulm: ,, die u het geld gaarne uit den zak zou willen praten, „ gelooft hem niet, lieve vrienden; christus al„ leen is onze aflaat en zoenoffer, die voor onze zonden genoeg gedaan en betaald heeft." erasmus fpotte ook, reeds voor het jaar 1516, openlijk in zijne fchriften met de Aflaten. Doch niets van dit alles baatte , totdat luther dezelve openlijk met dien nadruk aanviel, dat daar uit eene geheele omwenteling in de Christelijke Kerk ontftaan is. Ook zijn er voorbeelden van lieden, die juist door de openbare ongerijmdheid der Aflaten tot kennis der waarheid gebragt zijn geworden. Onder dezen is een zonderling voorbeeld freder. myconius, hetwelk hier verdient gelezen te worden, bij verkorting van het geen hij van zich zeiven verhaalt in eenen Brief aan paulus eberus in het jaar 1546 den 2ilten Februarij (*). Deze fred. myconius, de (*) Men leest dezen Brief in gerdes Hist. Euang. Reform. Monum. T. I. p. 18. fqq. Men zie ook j. g. muller Gedenkwaard. uit de Gefchied. der Kerkhervorm. Ijle Deel, Bladz, 304. ia C. Gi aar 1517. O- 1552- FR.ED.MYCONIUS.  3* KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. : 1 j 1 ( 1 de eenige Zoon van zijne Ouderen , bevond zich op de School te Annaberg, in Frankenland, aiwaar tetzel, of gelijk myconius hem noemt, dezel, zich twee jaren opgehouden, en den lieden verkondigd had, dat er geen heil en geene zaligheid buiten zijne Aflaten te verkrijgen was; ein. delijk kondigde hij aan: „ dat de tijd van genade „ nu welhaast voorbij zou zijn, en dat, zoo lang ,, de Wereld ftond, eene zoo groote genade van „ den Roomfchen Stoel aan Duitschland niet we„ der ten deel zou worden. Hij wilde nu , ten „ teeken van dankbaarheid, voor de groote aan„ dacht, welke het Duit fche Volk had laten blij„ ken, de Aflaatbrieven voor een' geringeren prijs, „ dan in het begin, verkoopen, ja dezelve den ar„ men voor niet om Godswil uitdeelen." De jonge myconius , toen 20 jaren oud, hoorde de Predikaten van tetzel met zoo grooten ijver en aanlacht, dat hij fommige geheel in zijn geheugen gekrent had, en niettegenflaande zijn Vader van de \flaten geen werk maakte, ja er hem meermalen /oor waarfchuwde, dezelve een net noemende, waar nede men het geld der eenvoudige lieden wegvische; te regt er bijvoegende, dat de vergeving der :onden en de zaligheid voor geen geld te koop vas, voelde hij een' fterken aandrang, om er voor :ich gebruik van te maken, te meer, daar nu de >edenking van geldzucht fcheen weggenomen te zijn, lewijl zij aan de armen om niet zouden gegeven vorden. Hij begaf zich dan, drie dagen vóór den floop des Aflaats , naar den Kommisfaris , en verzocht  GESCHIEDENIS. 33 zocht om den Aflaat zonder geld, alzoo hij arm was, en de Aflaat voor 'niet beloofd was. tetzel verwaardigde zich niet , om hem te hooren; en tetzel's gezelfchap drong bij den jongeling aan, dat hij ten minfte tot den opbouw der St. Pieterskerk en tot den Turk/eken oorlog flechts eenen gros/eken, en eindelijk dat hij Hechts zes penningen zou geven; op zijne verklaring, dat hij niets had, wilde een van hen hem zes penningen fchenken ; doch ik gaf toen, zegt myconius zelve in zijnen Brief, regt uit inwendige aandrijving des H. Geestes, vrijmoedig en zonder fchroom ten antwoord: ik wil ze niet hebben; ik behoefde alleen één van mijne Schoolboeken te verkoopen, dan had ik het geld. Doch gij zult aan God rekenfehap daar van moeten geven, dat gij het heil eener ziele om zes penningen verwaarloost. Niets baatte; men zond hem zonder Aflaat weg! „ Het bedroefde mij wel 4 zoo gaat hij voort, zoo ongetroost heengezonden te worden; doch ik voelde eenen inwendigen troost, dat er nog een God in den Hemel was, die den boetvaardigen zonder geld de zonde vergeeft, en zoo verliet ik hen. Nu bewoog de Heilige Geest geheel mijn hart; onder het naar huis gaan, fmolt ik in tranen, en bad weenende, dat, daar genen mij de vergeving der zonden hadden geweigerd, om-4 dat het mij aan geld had ontbroken, zoo mogt God zich mijner ontfermen, en mij uit vrije genade dezelve vergeven." — Van dezen oogenblik af werd myconius eene geheele verandering ten goede bij zich zeiven gewaar, en eene vurige begeerte, om Herv. I. C vooï' na C. da [aari5if« :ot 155a* j  na c. G. Jaari5i7. tot 1552, 1 I 1 1 1 I I l t c l 2 fl tl V h v! 34 KERKELIJKE voor God te leven en God te behagen. In zijne onkunde, naar de gevoelens van die tijden, geloovende, dat het Kloosterleven een Heilig en Godebehagelijk leven was, liet hij zich ligtelijk overreden, om in een Franciskaner Klooster te gaan, alwaar hij, van den eerften dag af, veel ftrenger dan de overige Monniken begon te levën. In den eerften nacht, welken hij in zijne Cel doorbragt, had hij eenen merkwaardigen droom, dien lij zelve in den aangehaalden Brief befchrijft (*). riet kwam hem zoo voor, als of hij in eene rotïge, van menfchen geheel ledige en treurige Woesijn verplaatst was, alwaar hij na lang rondgedoold e hebben , eindelijk door honger , dorst en vernoeidheid niet verder voort kon komen, maar geieel uitgeput van krachten, zich op de aarde neder:ide, en God aanbad. Eindelijk trad er een eerwaardig liefderijk man naar hem toe, in wien hij, aar de afbeeldingen, welke hij wel gezien had, ien Apostel paulus herkende, die hem weldra in ene heerlijke, door de morgenzon beftraalde beeme, bij eene heldere beek geleidde, doch hem verood, uit dezelve te drinken, voordat hij aan derelver bron gekomen was. Hij vond deze bron x>edig, en zag aan dezelve christus, uit wiens ïond deze bron vloeide. Wanneer hij aan dezelve zij- (*) Eenige andere voorbeelden van voorzeggingen, aorteekens of merkwaardige droomen omtrent de Kerk. :rvorming worden beoordeeld in het aangehaalde werk lil GERDES pCtg. 5O-59.  GESCHIEDENIS. 35 zijnen dorst ten vollen gefeild had, leidde paulus hem op een bijna onafzienbaar korenveld vol rijp graan, en beval hem hetzelve te fnijden. Toen hij zich met zijne volftrekte onkunde in dezen arbeid ontfchuldigde, wees hij hem eenen maaijer, die zoo fchielijk het graan fneed, als of hij het geheele veld wilde afoogften; deze leerde hem de kunst en de voordeden bovendien, en zeide hem onder anderen, wanneer myconius al te zorgvuldig ook het ftroo tot op den grond toe wilde aflhijden: ,, Laat dat! het houdt u te lang op; mijn Heer heeft geen ftroo noodig, maar alleen aren; doch die moet gij zeer zorgvuldig opzamelen." Daar kwamen, van tijd tot tijd, al meer arbeiders op het veld, in wier gezelfchap hij, met ongemeene vrolijkheid, arbeidde, en eindelijk het avondeten at, zoo opgeruimd als hij nog nooit in zijn leven geweest was. Intusfchen was zijn leidsman verdwenen. Doch, wanneer myconius zich eindelijk door den arbeid geheel afgemat voelde, verfcheen hij hem weder, en hem het beeld van den lijdenden christus toonende, zeide hij hem: Dezen moet gij gelijk worden. Hiermede ontwaakte hij. Toenmaals duidde hij het laatfte fchoone gedeelte van zijnen droom op zijnen nu omhelsden Monnikenftand; alleen kwam het hem vreemd voor, dat hij onder de menigte arbeiders geen éénen Monnik gezien had. Hoe zeer hij zich ook vervolgens met menigvuldige vrijwillige martelingen kwelde , en offchoon hij veel meer deed, dan de regel zijner Órde gebood , hij vond in zijnen nieuwen ftand de rust voor zijn hart niet, welke hij gezocht Ca m wC. G. |aar 1517. Qt 155».  na C. G Jaari5i7 tot 1552 ! ! " ] i t 1 i t 36 KERKELIJKE en verwacht had. Hij ftudeerde onophoudelijk en dikwijls geheele nachten door in godgeleerde Boeken, altijd daar op doelende, waar het ware heil en de gegronde hoop voor den mensch te vinden zij, maar vond nergens een gerust/tellend antwoord, zelfs niet in den Bijbel, dewijl de Schoolgeleerdheid' zijne oogen verblindde, zoodat hij den waren geest van het Euangelie niet kon inzien; de Heil. Schrift was voor hem een verzegeld Boek. Hij zegt zelve: „ Ik kende er het gebruik in het geheel niet van, ten zij alleen in zedekundige voorbeelden." Hij wanhoopte eindelijk aan het goed gevolg van alle zijne moeite, en begon, in plaats van te ftude. ren, zich meestal met handenarbeid in het Klooster bezig te houden, altijd met een ongerust geweten, iltijd met een' geheimen wrevel tegen den Schepper, iie hem gefchapen, doch den weg der zaligheid roor hem gefloten had, zoodat hij enkel met booze «verken zich alleen ter verdoemenis moest bereiden. Deze ellendige toefland duurde zeven jaren, tot lat in het jaar 1517 luther's The fes of Godgeeerde Hellingen tegen tetzel en de Aflaten verchenen. Hij las dezelve en erkende nu terflond, net verrukking, in luther den man, dien hij in lijnen droom in het veld arbeidende gezien had. >ïu gingen zijne oogen open, zoodat hij in den ;eest van het Euangelie inzien kreeg, en van dien ijd af aan werd hij een moedig getuige der goddejke waarheid. Anderhalf jaar werd hem deswege 1 het Klooster alle omgang met menfchen, ook het :hrijyen zoo wel, als ontvangen van brieven, geheel  GESCHIEDENIS. 37 heel verboden , en hij dikwijls met eene eeuwige gevangenis bedreigd. Deze ftremming duurde ook zeven jaren, tot dat hij, eindelijk, in het jaar 1525, volkomen vrij werd, en daar na naar Zwickau, en naderhand naar Gotha als Euangelieprediker kwam. „ En zoo, zegt hij, arbeidde ik van het jaar 1517 tot 1546 gemeenfchappelijk met mijnen eerwaardigen Vader luther in den oogst van het Euangelie door de genade Gods, welke aan mij, als een zwak werktuig, niet vergeefs was gefchonken; en ik betreur niets zoo zeer, dan dat ik niet nog veel ijveriger in den dienst des Heeren ben geweest. — Ik heb niets gefchreven, want ik dacht: wie wilde na Vader luther. en melanchton nog verder fchrijven? Ik'hield mij veel meer daar toe verpligt^ om eene roepende ftem te zijn, om den Heere den weg te bereiden." luther had dezen myconius regt lief. Wanneer myconius, in het jaar 1541, nabij den dood was, fchreef luther aan hem: „ Ik bid den Heere, dat hij mij het ongeluk niet late beleven , dat gij of één van mijne boezemvrienden voor mij zult nerven, en achter het voorhangfel ter ruste ingaan , doch mij daar buiten onder de Duivelen terug laten. God late mij veel liever in uwe plaatfe ziek worden, en mij dit mijn nutteloos, uitgeput en door arbeid afgemat omkleedfel in zijne genade afleggen." — myconius werd voor ditmaal weder gezond, luther ftierf den i8den van Sprokkelmaand, en myconius den i6den van Grasmaand van het jaar 1546. Doch ik keere van dezen uitflap, tot welken mij de merkwaardige Gefchiedenis C 3 van na C. G. Jaari5i7tot 1552.  33 KERKELIJKE na C. C Janri5i; tot 155! M. LüTH&R. [. van myconius aanleiding heeft gegeven, weder tot '• mijn onderwerp, en vervolg den draad der Gefchiedenis. luther was de man, die beftcmd was, om met een goed gevolg de waarheid in het licht te brengen, en het geen zoo vele waardige mannen lang gewenscht, gehoopt, en in ftilte bij zich gekoes. terd hadden, openlijk met vrijmoedigheid en eene overwegende kracht der waarheid te verkondigen, als de ware Folhkeraar van Duitschland. mar ten luther was geboren te Eislehen in het jaar 1483, zijn Vader was jan luder, of luther, (de uitfpraak der letters D en T is voor de Sakfen moeijelijk te onderfcheiden, van hier, gelijk wij reeds gezien hebben , dat ook fommigen den Aflaatskramer tetzel dezel noemden, ) zijne moeder grietje lindeman, uit den middelmatigen burgerltand; de zoon werd op Sr. Maartensdag, daags na zijne geboorte, gedoopt, en ontving daarom den naam van maarten of martinus(*). Door zijnen Vader befremd voor de Letteroefeningen, leide hij zich voornamelijk te Erfurt met zoo veel ijver op de wetenfchappen toe, dat hij in den ouderdom van twintig jaren tot Meester der vrije kunften bevorderd werd. Door den fchielijken dood van eenen zijner makkeren, die bij een zwaar onweder van den blikfem getroffen werd, ontfteld zijnde, veranderde hij geheel van levenswijze en begaf zich, tegen den zin van zijnen vader, in het jaar 1505 in het Klooster der Augustijnen te Erfurt, , en (*) V?n i-uther's geringe afkomst, en zijne flrenge opvoeding, zie muller Gedenkw. enz. I Deel, BI. 55.    GESCHIEDENIS. 39 en werd Monnik; in dit Klooster leefde hij in het eerst fomber en treurig, zijnde door vele fchrikbarende gedachten beangftigd; zijn zwartgallig ligchaamsgeiTel werd echter zeer opgebeurd door de Muzijk, waar in hij zeer ervaren was, maar voornamelijk door de vertroosting en leere der Heilige Schriften, over de vergeving der zonden en de regtvaardigmaking uit genade. Te weten, reeds in de School te Eifenach had zijn Leermeester jodocus van eisenach , die hem in de Schoolfche Wijsbegeerte onderwees, hem echter te gelijk geleerd, da) men in geloofszaken alleen op de Kanonieke Boeker der H. Schrift fteunen moest, hoewel het lutheh eerst xzErfurt in zijnXXfte jaar gebeuren mogt,eenei geheelen Bijbel te zien te krijgen (*). Met dit al kon hi niet voorkomen, dat hij in eene zware ziekte viel in welke hij zijne gemoedsangften aan eenen oudei eerwaardigen Monnik geopenbaard hebbende , vai denzelven door de leere van de vergeving der zon den en regtvaardigmaking uit genade , wonderbaa vertroost werd; zoodat de zaden der zuivere Euan gelieleer reeds in luther. gelegd waren, lang vóó dat hij zich openlijk tegen de Aflaten begon te vei zetten. Voorts gaf hij zich in het Klooster geheel ove aan de Letteroefeningen, maar voornamelijk aan d beoefening der Heilige Schrift, en der werken va den Kerkvader augustinus ; in het jaar 1507 wer hij tot Priester gewijd, in welke waardigheid h zich zeer ijverig kweet, alzoo hij genoegzaam dj g' (*) muller a.p. Bladz. 53. C 4 naC. G, Jaari5i7. tot 1552. r e a I i  a» C. ( Jaari5i tot 155: 40 KERKELIJKE ;. gelijks de Mis vierde. In het jaar 1508 werd hij, J °P aanP"jzing van den Generaal der Augustijnen staupitz, op de nieuwelings opgerigte Hooge School te Wittemberg door frederik den Wijzen, Hertog van Sakfen , tot Hoogleeraar in de Wijsbegeerte aangefteld, onder den naam van Fr. (Frater^) martinus luder de Mansfeit, Augustinianus. In het jaar 1510 werd hij van wege zijne Orde naar Rome gezonden, van welke reize hij dit voordeel trok, dat hij het Bijgeloof, waarmede hij zelve nog bezoedeld was, maar ook de aldaar heerfchende goddeloosheid , van nabij zag en kennen leerde. Onder anderen hoorde hij hier fonimigen, bij het bedienen der Mis, onder het wijden der Hostie, meermalen herhalen: Gij zijt brood, en gij zult brood blijven! terwijl anderen niet fchroomden op hem te vloeken, omdat hij de Mis niet fchielijk genoeg bediende. Zich beklaagd hebbende, dat de Wijsbegeerte te beoefenen hem lastig viel, en dat hij die gaarne met de Godgeleerdheid wilde verwisfelen, welke de kern der noot en het merg der tarwe en der beenderen doorzocht, en in het jaar 1509 reeds de waardigheid verkregen hebbende van Baccalaureus ad biblia, werd hij in het jaar 1512 ais Doctor of Leeraar der Godgeleerdheid op aandringen van staupitz verklaard * waar toe de Keurvorst frederik de kosten verfchafte, wordende de plegtigheid verrigt door andreas bodenstein carolostadius , te gelijk werd hij als Hoogleeraar in de Theologi, fche Faculteit toegelaten. Sedert leerde hij, uit den Bijbel en de werken van augustinus, de Godgeleerdheid, met terzijdeltelling van het Leerboek van den  GESCHIEDENIS. 4* den Schoolfchen Leeraar lombard. Hij verklaarde ra de leere van de Regtvaardigmaking uit genade door Ja •het geloof en van den flaaffchen wil des zondaars, _ bijzonder in eene Verhandeling, in het jaar 1516 gefchreven , aantoonende, dat de menfchelijke wil zonder Gods genade alleen tot zonden geneigd is , en dus geenszins vrij genoemd kan worden. Hij behandelde de Brieven van paulus en de Pfalmen, met grooten lof, en tot ftichting van velen. Ten dezen tijde helde luther over tot de Myftieke Godgeleerdheid, hij fchatte de Predikatiën en werken van jan tauler of taulerus ongemeen hoog, en verklaarde, dat hij noch in het Latijn, noch in het Grieksch, eene bijzondere en met het Euangelie meer overeenftemmende Godgeleerdheid gezien had, dan die van tauler (*); ook gaf hij in 151Ó het werk van eenen ongenoemden: De Duitfche Theologie genoemd, uit, met eene Voorrede (f). In dezen tijd verwekte de onbefchaamdheid van tetzel , gelijk wij zagen, groote bewegingen , waar tegen luther , echter niet van eerften af opzettelijk, maar allengs door de omflandigheden, onder het beduur der Goddelijke Voorzienigheid geleid, zich openlijk verzette. In het begin vermaande hij Hechts de lieden in zijn Klooster, om voorzigtig te zijn, en die waren, welke tetzel te jfuterbock openlijk uitventte, niet zoo duur te koopen, alzoo (*) Zie van tauler Kerkel. Gefchied. XIX Deel, Bladz. 167 en 197. volgg. (t) Aid. Bladz. 58. C 5 C G. ansi7. t 1552. \  na C. G Jaarisi; tot 1552 4* KERKELIJKE zoo het beter was, den armen met hunne bezittin» gen wel te doen, dan eene onzekere genade voor zeker geld te koopen. Hij predikte ook in het openbaar, doch gematigd, zijne Toehoorders waarfchiïwende, dat zij wel iets anders en beters doen kónden , dan naar Jutterbock te loopen, om Aflaten te halen; gelijk hij te vooren zich in de Slotkerk reeds tegen de Aflaten had uitgelaten, en daar door ongenoegen gegeven had aan den Keurvorst frederik , die voor deze Kerk bijzondere Aflaten van den Paus verkregen had. Doch meer ondernam luther niet, toen eenige Monniken, die bij hem gebiecht hadden, weigerden, de boete, hun door hem opgelegd, te ondergaan, onder voorwendfel, dat zij door Aflaatsbrieven daarvan bevrijd waren, waar op hij hun de Abfolutie weigerde , terwijl zij bij tetzel hunne klagten inbragten, die door dezelve in hevigen toorn ontfloken, op eene vreesfelijke wijze in zijne Predikatiën tegen de verachters van het Pausfelijk gezag begon uit te varen, en hen met de uiterfte ftraffe dreigde, latende zelfs op de markt eene houtmijt oprigten, alzoo hij tevens Geloofsonderzoeker of Inquifiteur was. Dit aan luther bekend geworden zijnde, ontftak zijnen vurigen geest met de uiterfte verontwaardiging , zoodat hij van dien tijd af insgelijks van zijne zijde met meer nadruk tegen de Aflaten voortvoer te prediken, ook fchreef hij Brieven, aan den Aartsbisfchop albert van Mentz, aan den Bisfchop van Brandenburg, en anderen, om hen op te wekken, om de buitenfporigheden van tetzel  GESCHIEDEN I S. «IJzel en de zijnen te beteugelen , opdat daar uit geene na onlusten mogten geboren worden, nogtans alles met Ja* onderwerping van zijn gevoelen aan het oordeel van _ den Paus en de Kerk. Hij liet ook openlijk 95 Tkefes of Stellingen aanplakken op den laatften October 1517, tegen deze fchandelijke Aflaatskramerij, waar op fpoedig eenige Predikatiën volgden door hem tegen de misbruiken der Roomfche Kerk gehouden, en eene Leerrede over de Aflaten, welke hij te ger lijker tijd in het licht gaf; gelijk ook zijne gemelde Hellingen gedrukt werden, welke, gelijk hij zelve fchrijft (*), binnen veertien dagen bijna door geheel Duitschland verfpreid waren, zoodat het fcheen, zegt MYCONios, als of de Engelen daarbij de rondgaande boden geweest waren (f). (*) Apolog. adv, Henr. Brunsvic. edita a. 1541. (f) Onbefchrijfelijk was terflond de drift om deze Hellingen en andere fchriften van luther tot deze zaak behoorende te lezen. Tot een voorbeeld: frobenius m Bazel drukte luthers kleine fchriften na, en zond 600 afdrukfels (Exemplaren) naar Frankryk, alwaar dezelve bij de Godgeleerden te Parys de hoogfle goedkeuring wegdroegen, dewijl die reeds lang gewenscht hadden, dat iemand eens met zulke vrijmoedigheid mogt' fpreken. Naar Engeland, Braband, Spanje en Italië zond hij insgelijks Exemplaren. Van luthers gefchrift: Aan den Chrhtelijken Adel der Duiifche Natie, werden in korten tijd meer dan 4,000 Exemplaren verkocht. In het jaar 1520 werden zijne fchriften in de Nederlanden in het Spaansch overgezet. Reeds in het jaar 1521 kocht een Reiziger de fchriften van luther te Jeruzalem. 2. G. 1517. 1552.  na C. Jaari5 tot 15 44 KERKELIJKE G. Het zal den Nederlandfcben Lezer niet ongevallig .£*gn, de bovengemelde Hellingen van luther in _ onze tale te lezen. Hij zal uit dezelve zien, hoe luther niet te werk gegaan is, als een Dweeper of Geestdrijver, maar dat hij de waarheid met be. dachtzaamheid en ijver heeft nagefpoord , dat hij door fchrijven en onderwijzen meer en meer in dezelve gevorderd en van tijd tot tijd bevestigd is geworden. „ Uit liefde en ijver om de waarheid te ontzwachtelen, zullen de volgende Hellingen XtWittemberg behandeld worden, onder voorzitting van den Eerwaardigen Vader m. luther , Artium et S. Theologiae Mag. ejmdemque ibidem Lector Ordin. Weshalve hij verzoekt, dat de genen, die over dezelve niet tegenwoordig met woorden kunnen redetwisten , zulks afwezend fchriftelijk doen mogen. In den naam van onzen Heere jezus christus ' Amen." I. Onze Heer en Meester jezus christus, zeggende, Bekeert u, (doet boete,) enz. heeft gewild, dat het geheele leven der Geloovigen boete en bekeering wezen zal. II. Welk woord van boete en bekeering niet kan verltaan worden van de Sacramenteele boete, (dat is, der biecht en de boete, welke door den dienst der Priesteren verrigt wordt.) III. Evenwel bedoelt hij niet alleen inwendige boete: Ja er is geene inwendige boete, ten zij dezelve naar buiten verfcheidene doodingen des vleefches werke. IV,  GESCHIEDENIS. 4-5 IV. Derhalve blijft de ttfaf, zoo lang de haat tegen zich zeiven, (dat is, de ware inwendige boete,) blijft, te weten, tot het ingaan in het Koningrijk der Hemelen toe. V. De Paus wil noch kan eenige draffen opheffen, behalve die, welke hij naar zijn goedvinden of dat der Kerkregelen heeft opgelegd. VI. De Paus kan geene fchuld vergeven , dan door te verklaren en te bewijzen, dat zij van God vergeven is. Of ten minde door de gevallen te vergeven, welke hem voorbehouden zijn, welke veracht zijnde zou de fchuld geheellijk blijven. VII. God vergeeft voldrekt aan niemand de fchuld, of hij onderwerpt hem te gelijk verootmoedigd in alles aan den zijne plaats vervangenden Priester. VIII. De Kerkelijke Boetregelen zijn alleen den levenden opgelegd: en volgens dezelve moet den ftervenden niets opgelegd worden. IX. Dus heeft de Heilige Geest in den Paus ons welgedaan , door in zijne Decreten altijd het artikel des doods en der noodzakelijkheid uit te zonderen. X. Die Priesters, die voor de ftervenden de Kerkelijke boeten in het Vagevuur voorbehouden, handelen onkundig en flecht. XI. Dat onkruid, van het veranderen der Kerkelijke ftraf in de ftraf van het Vagevuur, fchijnt zeker gezaaid te zijn, terwijl de Bisfchoppen diepen. XII. Oudtijds werden de Kerkelijke draffen niet na, maar voor de Abfolutie opgelegd, als beproevingen der ware verootmoediging. XIII. naC. G.' Jaar is 17. tot 1552.  jia C. C Jaar151; tot 1552 4 KERKELIJKE . Xin. Stervenden betalen alles met den dood, en • zijn voor de wetten der Kerkregelen reeds gedorven, hebben regtens ontflag van dezelve. XIV. Onvolkomene gezondheid of liefde van den ftervenden brengt noodzakelijk groote vrees met zich, en wel zoo veel grooter, als zij zelve minder was. XV. Deze vrees en verfchrikking is op zich zelve, (om van andere dingen te zwijgen,) genoeg, om de ftraf van het Vagevuur uit te maken, dewijl zij aan de verfchrikking der wanhoop zeer nabij komt. ^ XVI. Hel, Vagevuur, Hemel, fchijnen te verfchiilen, zoo als wanhoop, bijna wanhoop en gerustheid verfchillen. XVII. Het fchijnt noodzakelijk, dat voor de zielen in het Vagevuur de verfchrikking vermindere en de liefde vermeerdere. XVIII. Ook fchijnt het ten aanzien derzelve niet bewezen , of door rede of door de fchriften, dat zij buiten den ftaat van verdiende of vermeerdering der liefde zijn. XIX. Ook fchijnt het van hen niet bewezen, dat zij van hunne zaligheid zeker en gerust zijn, ten minde alle, hoewel wij er zeer zeker van zijn. XX. Derhalve verdaat de Paus, door de volle vergeving van alle (Ir afren, niet eenvoudig van alle, maar alleen van alle, die door hem opgelegd zijn. XXI. Die Aflaatpredikers dwalen dus, die zeggen, dat iemand door des Paufen Aflaten van alle draf ontbonden en gezaligd wordt. XXII.  GESCHIEDENIS. 47 XXII. Zelfs vergeeft hij geene ftraf aan de zie- n len in het Vagevuur, welke zij, volgens de Kerk- j regelen, in dit leven hadden moeten betalen. XX1IL Indien eenige vergiffenis van volftrekt alle zonden aan iemand gegeven kan worden: is het zeker , dat dezelve niet dan aan de volmaaktften, dat is, aan zeer weinigen, gegeven wordt. XXIV. Dus moet noodzakelijk het grootfte deel des volks bedrogen worden, door die aigemeene en grootfche belofte van weggenomene ftraf. XXV. Zulke magt, als de Paus in het algemeen heeft op het Vagevuur, heeft elke Bisfchop en Parochiepriester in zijn Regtsgebied en Parochie in het bijzonder. I. De Paus doet zeer wel, dat hij niet door de magt des fleutels, (welke hij geene geeft,) maar bij wijze van ftemgeving, aan de zielen vergeving geeft. II. Die zeggen, dat de ziel uit het Vagevuur vliegt, zoodra de penning, in de kist geworpen, klinkt, prediken den mensch. III. Het is zeker, wanneer de penning in de kist klinkt, kan winst en gierigheid vermeerderd worden; maar de uitfpraak der Kerk is in het welbehagen van God alleen. IV. Wie weet, of alle zielen in het Vagevuur, willen vrijgekocht worden , zoo als men van den Heiligen severinus en paschalis verhaalt, gebeurd te zijn? V. Niemand is zeker van de waarheid zijner verootmoediging: veel minder van het gevolg der volle vergeving. VI. a C. G. iari5i7. X 1552-  na C. Jaansi »t 155 48 KERKELIJKE 3 VI. Zoo zeldzaam als een ware boetvaardige is, 7 zoo zeldzaam is iemand, die waarlijk Aflaten koopt, . dat is, heel zeldzaam. VU. Zij, die zich zeker gelooven van de zaligheid door Aflaatsbrieven. zullen met hunne Magisters in eeuwigheid verdoemd worden. VIII. Men moet zich wachten voor de genen, die zeggen, dat deze Aflaten van den Paus eene onwaardeerbare gave Gods zijn, waardoor de mensch met God verzoend wordt. IX. Want deze uitgeveilde Aflaten zien flechts op de ftraffeu van Sacramenteele genoegdoening, die door eenen mensch zijn vastgefteld. X. Zij prediken niet Christelijk, die leeren, dat voor hen , die hunne zielen vrljkoopen, zelfs de biechtsverootmoediging niet noodig zij. XI. Elk waarlijk getroffen Christen heeft volle vergeving van ftraf en fchuld, hem toekomende, ook zonder Aflaatsbrieven. XII. Elk waar Christen , levende of dood, heeft deel aan alle goederen van christus en de Kerk, hem van God gegeven, ook zonder Aflaatsbrieven. XIII. Evenwel is de vergeving en mededeeling van den Paus niet te verachten, omdat deze, (gelijk gezegd is,) eene verklaring is van de Goddelijke vergeving. XIV. Het is zelfs voor de fcherpzinnigfie Godgeleerden zeer moeijeiijk, de mildheid der Aflaten en te gelijk de waarheid der verootmoediging voor het volk te verheffen. XV. De waarheid der verootmoediging zoekt ea  GESCHIEDENIS. 49 en bemint draffen. Maar de mildheid der Aflaten n verflapt ze en doet ze haten. Ten minden bij ge-1 legenheid. XVI. De Apostolifche Aflaten moeten met omzigtigheid gepredikt worden, opdat het volk niet verkeerdelijk begrijpe, dat zij boven andere goede werken van liefde gedeld worden. XVII. Men moet de Christenen leeren, dat de meening van den Paus niet is, dat het koopen van Aflaten in eenig deel te vergelijken zou zijn met de werken van barmhartigheid. XVIII. Men moet de Christenen leeren, dat hij, die den armen geeft, of den behoeftigen leent, beter doet, dan wanneer hij Aflaten kocht. XIX. Omdat de liefde toeneemt door het liefdewerk , en de mensch beter wordt: Maar door de Aflaten wordt hij niet beter, maar alleen vrijer van draf. XX. Men moet de Christenen leeren, dat, die eenen armen ziet, en met voorbijgaan van denzel« ven zijn geld geeft voor Aflaten, zich niet Pausfelijke Aflaten, maar het ongenoegen van God verwerft. XXI. Men moet de Christenen leeren, dat, ten zij zij overvloed hebben, zij verpligt zijn, het noodzakelijke te huis te houden, en geenszins voor Aflaten te verkwisten. XXII. Men moet de Christenen leeren , dat het koopen van Aflaten vrij, en niet geboden is. XXIII. Men moet de Christenen leeren, dat de Paus, gelijk hij meer een godvruchtig gebed voor Herv. I. D zich iC. G. iari5i7)t 1552.  na C. ( JaariSi tot 155; 50 KERKELIJKE zich noodig heeft, hij dus hetzelve hij het geven 7' van Aflaten ook meer begeert, dan geld. XXIV. Men moet de Christenen leeren, dat des Paufen Aflaten nuttig zijn, als zij er niet op vertrouwen, maar allerfchadelijkst, indien zij door dezelve de vreeze Gods verliezen. XXV. Men moet de Christenen leeren, dat, indien de Paus de knevelarijen der Aflaatventers wist, hij liever de St. Pieterskerk tot asch zou zien worden , dan die op te bouwen met de vacht, het vleesch en het vet van zijne fchapen. I. Men moet de Christenen leeren, dat de Paus, gelijk hij verpligt is, dus ook zou willen, zelfs de St. Pieterskerk, als het noodig was, verkoopende, hun van zijn geld geven, van welken fommige Aflaatpredikers geld aftroggelen. II. Het vertrouwen op de zaligheid door Aflaatsbrieven is ijdel, alfchoon ook de Kommisfaris, ja de Paus zelve, zijne ziel daar voor verpandde. III. Die genen zijn vijanden van den Paus en van christus, die, om het prediken der Aflaten , Gods woord in andere Kerken geheel laten zwijgen. IV. Men onteert Gods woord, wanneer in dezelfde Kerkrede een gelijke of langer tijd befleed wordt aan de Aflaten, dan aan de woorden van het Euangelie. V. Het is noodzakelijk de meening van den Paus, bijaldien de Aflaten, (hetwelk het minste is,) met eene klok, eenen optogt en plegtigheden gevierd worden, dat het Euangelie, (hetwelk het grootffe is,)  GESCHIEDENIS. 51 is,) rfiet honderd klokken, honderd optogten en Qa honderd plegtigheden gepredikt worde. jfa VI. De fchat der Kerk, waar uit de Paus de Aflaten geeft, is bij het volk van christus niet genoeg genoemd , noch bekend. Vil. Ten minde blijkt het, dat het geen tijdelijke fchat is, omdat vele predikers dien niet zoo ligt verfpillen, maar alleen vergaderen. VIII. Ook zijn het niet de verdienden van christus en der Heiligen: omdat deze altijd zonder den Paus de genade van den inwendigen, en het kruis, den dood en hel van den uitwendigen mensch werken. IX. De H. laurentius heeft gezegd, dat de armen de fchatten der Kerk waren, maar hij fprak naar het gebruik des woords , in zijnen tijd, X. Zonder roekeloos te zijn, zeggen wij, dat de fleutelen der Kerk, (door de verdienden van christus gefchonken,) die fchat zijn. XI. Want het is klaar, dat tot vergeving der ftraf en in gewetensgevallen de magt van den Paus alleen genoeg iït XII. De ware fchat der Kerk is het hoogheilig Euangelie der heerlijkheid en genade Gods. XIII. Maar deze is met regt zeer hatelijk, omdat hij van de eerden de Iaatden maakt. XIV. Doch de fchat der Aflaten is met regl zeer aangenaam, omdat hij van de Iaatden de eer* den maakt. XV. Derhalve zijn de Kerkelijke fchatten de net- D a ten^ C. G. 155*.  na C Jaarr tot ij 5* KERKELIJKE G ten, met welke men oudtijds de mannen van rijkdommen vischte. XVI. De fchatten der Aflaten zijn de netten, waarmede men nu de rijkdommen der mannen vischt, XVII. De Aflaten, welke de Aflaatpredikers uitfchreeuwen als de grootte genade , worden zoodanig waarlijk verdaan te zijn, ten aanzien van hel behalen van voordeel en winst. XVIII. Maar zij zijn in der waarheid de minde genade, met betrekking tot de genade van God en de godzaligheid van het kruis. XIX. De Bisfchoppen en Parochiepriesters zijn verpligt , om de Kommisfarisfen der Apostolifche Aflaten met alle eerbiedigheid toe te laten. XX. Doch zij zijn nog meer verpligt, met alle oogen toe te zien, met alle ooren op te merken, dat deze in plaats van den last van den Paus niet hunne eigene droomen prediken. XXI. Die tegen de waarheid der Apostolifche Aflaten fpreekt, die zij Anathema en vervloekt. XXII. Maar die tegen den wil en losheid der woorden van den Prediker acht geeft op de Aflaten, die zij gezegend. XXIII. Gelijk de Paus met regt die genen blikfemt, die met allerhande kunflen ten nadeele van de zaak der Aflaten arbeidt. XXIV. Veel meer bedoelt hij die genen te blikfemen, die onder het voorwendfel der Aflaten ten nadeele der heilige liefde en waarheid arbeiden. XXV. Te drijven, dat de Pausfclijke Aflaten zoo groot  GESCHIEDENIS. 33 groot zijn, dat zij iemand kunnen ontbinden, al- r fchoon hij ook, hetwelk onmogelijk is, de Moeder 1 Gods verkracht had, is razernij. I. Daartegen zeggen wij, dat de Pausfelijke Aflaten niet de minfte vergeeflijke zonde kunnen wegnemen , wat de fchuld betreft. II. Dat men zegt, dat de Heilige petrus geene grootere genade zou kunnen geven, indien hij nu Paus was, is lastering tegen den Heiligen petrus en den Paus. III. Wij zeggen daartegen , dat ook hij en elke Paus grooter genaden heeft, te weten, het Euangegelie , deugden , de gaven der genezingen, enz. 1 Cor. XII. IV. Te zeggen, dat het kruis met het Pausfelijk wapen fierlijk opgerigt , gelijk ftaat met het kruis van christus, is lastering. V. De Bisfchoppen , Parochiepriesters en Godgeleerden , die toelaten , dat zulke redenen onder het volk geftrooid worden, zullen eens rekenfchap moeten geven. VI. Deze ongebondene Aflaatprediking maakt, dat het zelfs voor geleerde mannen niet gemakkelijk vak,den eerbied voor de Pausfen te beveiligen tegen lasteringen, of ten minfte tegen fcherpzinnige vragen der Leeken. VII. Te weten, waarom maakt de Paus het Vagevuur niet ledig , om de heiligfte liefde, en de hoogde noodzakelijkheid der zielen, als eene allerbiU'nkfte reden , terwijl hij nogtans oneindige zielen ontflaat om het heillooste geld tot den bouw D 3 eener a C. G. aari5i7. 3t ifta.  na C. G Jaari5i7, tot 1552. i j i 1 1 I £ i $ 54 KERKELIJKE eener Kerk, hetwelk eene zeer ligte reden is ? Vin. Insgelijks: waarom blijven de lijkdienften en jaarlijkfche gedachtenis der Overledenen, waarom geeft hij niet terug, of laat toe, dat men intrekke de Beneficiën voor de dooden ingefield, dewijl het toch onregt is, voor verlosten te bidden? IX. Insgelijks: wat nieuwerwetfche weldaad van God en den Paus is deze, dat zij aan eenen deugniet en vijand om geld vergunnen, eene godvruchtige ziel, een' vriend Gods vrij te koopen. En evenwel om de noodzakelijkheid van die vrome en beminde ziel zelve haar uit genadige liefde niet verlosfen? X. Insgelijks: waarom worden de Boetregelen, 3ie inderdaad en niet door het gebruik reeds lang 5p zich zeiven afgefchaft en dood zijn, evenwel log met geld afgekocht door het vergunnen van fVfbiten, als waren zij nog volkomen levende? XI. Insgelijks: waarom bouwt de Paus, wiens ijkdommen heden rijker zijn dan de rijkfte Crasusfen, niet liever met zijn eigen geld dan met het ;eld van arme geloovigen, Hechts ééne St. Pietersterk op? XII. Insgelijks: wat vergeeft of deelt de Paus ,an die genen, die door volkomene verootmoediging egt hebben op volle vergeving en deelneming? XIII. Insgelijks: wat grooter goed zou aan de lerk gefchonken worden, indien de Paus, gelijk hij ens doet, dus honderd malen op eenen dag aan :der geloovige deze vergevingen en deelnemingen :honk? XIV.  GESCHIEDENIS. 55 XIV. Bijaldien de Paus door de Aflaten meer de na zaligheid der zielen zoekt, dan der menfchen geld, Iaj waarom fchorst hij de Brieven en Aflaten, die te _ voren gefchonken zijn, daar zij toch even krachtig zijn ? XV. Deze zeer bedenkelijke aanmerkingen der Leeken alleen met magt te bedwingen, • en zonder reden te geven, te verwerpen, is de Kerk en den Paus bij de vijanden belagchelijk en de Christenen ongelukkig maken. XVI. Indien derhalve de Aflaten naar den geest en meening van den Paus gepredikt werden, zou dit alles gemakkelijk opgelost worden, en zelfs geene plaats hebben. XVII. Dat derhalve alle die Profeten welvaren, die tot het volk van christus zeggen: vrede, vrede, en er is geen vrede. XVIIf. Dat het alle die Profeten welga, die tot christus volk zeggen: kruis, kruis, en er is geen kruis. XIX. Men moet dc Christenen vermanen, dat zij hun hoofd christus door ftraflën, dood en hel trachten te volgen. XX. . En dus meer vertrouwen, door verdrukkingen, dan door gerustheid des vredes, in te gaan in het Koningrijk der Hemelen." Men ziet uit deze {tellingen, hoe luther thans ver af was, van aan eene Hervorming in de toen heerfchende leer der Kerk te denken; hoe zeer zijne gevoelens omtrent de regtvaardigmaking uit genade door het geloof, omtrent de verdorvenheid der menD 4 fchen, C. G. «517. Beoordeling dezer Hellingen.  Ha C. Jaai-15 tot 15 5<5 KERKELIJKE G. fchen , omtrent de Goddelijke voorverordineering, £■ ook van de toen meest gewone thans reeds ver. fchilden, zij waren de gevoelens ook van de volgers van augustinus, en werden door velen, die dien Kerkvader hoogachtten, aangenomen, en werden geduld, wanneer men Hechts het gezag van den Paus en der Geestelijkheid onaangevochten liet, en blijkens deze Hellingen eerbiedigde luther thans nog de Pausfelijke en Kerkelijke magt, den Heiligen Geest in den Paus, het Vagevuur; de Mis had hij zelve tot hier, toe bediend; zelfs fpreekt hij nog eerbiedig van Apostolifche Aflaten enz. De groote Man werd allengs door de Voorzienigheid tot het volle licht der waarheid geleid. Maar ook te gelijk blijkt ons, uit deze Hellingen zelve, de ongegrondheid der befchuldigingen tegen luther, reeds bij zijn leven , ingebragt, omtrent de redenen en bedoelingen, welke hem zouden bewogen hebben, om het werk der Hervorming ter hand te nemen. Te weten, men heeft gezegd, dat eerzucht, en begeerte om te fchitteren, het roerfel geweest zou zijn van luther's handelwijze in deze. Maar welke eer of voordeel zou deze hebben kunnen verwachten , van eenen twist met eenen plompen en hatelijken mensch, die tot alles in Haat was, en op de gunst fteunen kon van den Paus en andere voorname Geestelijken, die hun voordeel hadden uit zijne volksbedriegerijen? De geleerdheid en het verfiand van luther was te uitmuntende, dan dat hij het waardig zou gekeurd hebben, om zich met tetzel in te laten, indien geene edelere be-  GESCHIEDENIS. 57 beginfelen hem gedreven hadden. Niet minder on- r gegrond was eene andere befchuldiging , dat lu« 1 ther bedoeld zou hebben den Keurvorst frede- , rik te behagen, als die een vijand zou geweest zijn van den Keurvorst albert van Mentz, en dien door dezen tegenfland verdriet zou hebben willen aandoen. Maar luther zelve berigt immers, dat hij, door tegen de Aflaten te prediken , zich het ongenoegen van frederik had op den hals gehaald, en hij verklaart uitdrukkelijk, dat hij zelfs niet gewild hebbe, dat zijne Jiellingen in handen van dezen Vorst, of van iemand van deszelfs Hovelingen zouden komen, voordat zij aan die genen waren gezonden, die gelooven konden, met dezelve bedoeld te zijn. Eindelijk heeft men willen beweren, en deze befchuldiging is ook nog in de laatst verledene eeuw herhaald, dat alle de bewegingen en ondernemingen tegen de Aflaten zouden toe te fchrijven zijn, aan den naarijver der Augustijnen en het opftoken van derzelver Generaal staupitz , omdat het prediken der Aflaten niet aan Monniken van hunne Orde, maar aan de Dominikanen of Predikheeren was opgedragen en aanbevolen. Doch hier bij is het genoeg aan te merken , dat voor deze befchuldiging geene fchaduw van eenig bewijs heeft kunnen bijgebragt worden. Integendeel, reeds federt lang was deze last, om Aflaten te prediken, zoo hatelijk en verachtelijk geworden, dat de Franciscanen weigerden denzelven, toen hij hun opgedragen werd, op zich te nemen, en dat niemand, en yeel minder nog luther, denzelven aan de BomiD 5 «- aC. G aansi7 ot 1552  aaC. Jaaris tot 15 58 KERKELIJKE G nikamn kon misgunnen, die bovendien bijna in bet [7- uitfluitend bezit van dit regt gelijk ook in de bedie_' ningen der Inquifitie waren (*), Op zijne Stellingen en Brieven, welke luther aan den Keurvorst van Mentz gezonden had, met verzoek, dat hij zou bevelen, dat het Euangelie gepredikt mogt worden, liever dan de Aflaten, ontving hij van denzelven geen antwoord; maar hieRONYmus, Bisfchop van Brandenburg, aan wien hij insgelijks gefchreven had, vermaande hem, in eenen Brief, om niet roekeloos nieuwigheden te ondernemen , zeggende dat hij wenschte en hem ver. zocht, de uitgave vaa zijne Hellingen uit te ftellen, en dat hij wel gewild had, dat luther zijne Hoogduitfche Kerkrede over de Aflaten niet had laten drukken, luther gaf hier op te kennen, dat hij te vrede was, en liever wilde gehoorzamen, dan wonderen doen , alfchoon dit ook in zijn vermogen ware. Over het algemeen verwekten luther's Hellingen veel beweging in Duitschland; vele geleerde en godvruchtige mannen keurden dezelve goed; andere knersten met tetzel en de zijnen op da tanden; anderen oordeelden, dat luther te ftout te werk was gegaan. Men verhaalt onder anderen een gezegde van albert kranz , den bekenden Gefchiedfchrijver: Broeder, kruip in uwe Cel, en zeg: Heere, ontferm u mijner! willende te kennen geven, dat een geringe Augustijner Monnik te (*) Men zie de Aanteek. van jiaclaine op mosiieim Kerk. Gefck. VI Deel, Bladz. 49.  GESCHIEDENIS. 59 te vergeefs met den Paus zou kampen. Te Wit-m temherg zelve vervoegden zich de Prior en Onder-1* prior der Augustijnen heel ontfleld bij luther, _ hem biddende, de Orde te fparen en niet befpottelijk te maken. Maar luther antwoordde: „ Dit „ zal alles fpoedig vervallen, indien het niet begon, nen is in den naam des Heeren. Maar anders, „ zoo beveel de zaak ter voltooijing aan God aan 1" Vele Monniken in hunne Kloosters, door de dwingelandij der menfchelijke Bijgeloovigheden gedrukt, dankten God, dat er een verlosfer was opgeftaan. tetzel, alhoewel hij, noch iemand van zijnent-1 wege , op den bepaalden dag opkwam, om de Hel- £ lingen van luther te betwisten, vond zich echter \ te zwaar gegriefd, om te zwijgen. Hij voer op Jden Predikftoel allerhevigst tegen de Hellingen van luther uit, en liet die, als Inqui/Jteur, openlijk op de markt te Juterbock verbranden; voorts nam hij op de Hooge School te Frankfort aan den Oder de waardigheid van Doctor in de Godgeleerdheid aan, om met des te meer aanzien tegen luther te kunnen ftrijden. Hij gaf bij deze gelegenheid twee Akademifche Twistfchriften in het licht, welke echter niet door hem, maar door koenraad wimpina, een vermaard Leeraar op deze School, waren opgefteld, de eerfte derzelve bevatte iofj, de andere 50 Hellingen, allen gerigt tegen de ftellingen van luther; doch wanneer deze ftellingen den noften Januarij 1518 openlijk betwist werden, werden de Voorzitter en de Verdediger door jan knipstrow, Student op die Akademie, zoodanig vastgezet, dat zij C. G. ansi7. t I5S2. etzel eeft teenftelngen uit ?gen luher.  naC. ( Jaarisi; tot 155! Andere (tellingen van LUTHER. 60 KERKELIJKE i. zij op zijne tegenwerpingen niets wisten te antwoorden, maar tot bedreigingen en geweld de toevlugt " moesten nemen. In deze (tellingen, vergelijkt tetzel den Paus en het kruis door den Paus opgerigt, met het kruis van christus , en beweert, dat de genoegdoening een zoo noodzakelijk deel der boetvaardigheid zij, dat de inwendige verbrijzeling en uitwendige verootmoediging, om de goddelijke vergiffenis te verkrijgen , geheel nutteloos zij, zonder voldoening of de ftraffe, opgelegd door den Priester, of door de Kerkregelen, of begrepen in de ftraffe, te ondergaan in het Vagevuur. Dat de Paus deze ftraffe zoo van deze als de toekomende wereld op verootmoediging en gebiechte zonden, opgelegd door den Aflaat, kan kwijtfchciden, zoodat ook de zonde, tegen de Moeder van christus bedreven , die toch minder is dan de zonde tegen den Zoon, welke, volgens het uitdrukkelijk getuigenis van christus , vergeeflijk is, aan waarlijk verootmoedigden, door den Aflaat vergeven kan worden enz. Zoodra de ftellingen van tetzel te Wittemberg gebragt waren, verbrandden de Studenten te Wittemberg, hoewel geheel buiten weten van luther, dezelve insgelijks openlijk op de markt, gelijk tetzel met de ftellingen van luther gehandeld had. Tegen het einde van het jaar 1517 fchreef luther nog eenige ftellingen: Foor den Bijbel, welke onder zijne Voorzitting door den Magister fr. gunther van Nordthaufen openliik verdedigd werden. Onder deze zijn de volgende merkwaardig: IV,  GESCHIEDENIS. 6t IV. Het is waarheid, dat de mensch, een kwa- n de boom geworden zijnde,niet dan kwaad kan doen l en willen. V. Het is onwaarheid, dat de vrije wil evenveel vermag tot twee tegengeltelde zaken, trouwens, hij is niet vrij maar gevangen. XVIII. God boven alles lief te hebben, van nature , is een ijdel. woord, zoo als chimaera. XX. De daad van vriendfchap, (jegens God,) is geene daad der natuur, maar der voorkomende genade. XXIX. De beste en onfeilbare voorbereiding en eenige gefchiktheid tot genade, is de eeuwige verkiezing en voorverordineering van God. XXX. Maar van 'smenfchen zijde gaat niets voor de genade, dan ongefchiktheid, ja wederfpannigheid tegen de genade. In het voorjaar van 1518 werd er eene aigemeene vergadering der Augustijnen gehouden te Heidelberg , waar ook luther bij tegenwoordig was, hebbende hij die reis te voet afgelegd, niet als in Bedevaart, 'maar om dat te paard of met een rijtuig te reizen voor hem te kostbaar was. Zich hier in het Augustijner Klooster, naderhand het Kollegie der Wijsheid genoemd , bevindende, wilde hij uit ijver voor de waarheid zijnen tijd niet ledig doorbrengen , maar vrijheid verkregen hebbende, om daar openlijk te leeren, ftelde hij tot een Akademifchen Redetwist XXVIll Befluiten , ( Conclufiones, ) uit de Godgeleerdheid, en XII uit de Wijsbegeerte op, welke hij zelve Paradoxa, ( Wonderfpreuken, ) noem- 1 C. G-J iari5if. »t 1552. .utiier /erdedigï djnePa•adoxa te Heidelberg.  na C. C Jaarisr tot 155: 62 KERKELIJKE I. noemde, en in welken hij verfcheidene dwalingen der Roomfche Kerk tegenfprak, over den vrijen wil na de zonde, over de genade, het geloof, regtvaardigmaking , gcede werken , voornamelijk over de regtvaardigmaking zonder de werken, naar de leer van paulus en augustinus. Onder deze Wonder, fpreuken zijn deze inzonderheid merkwaardig: „ De vrije wil na de zonde beftaat alleen in den naam." „ Die geen is niet regtvaardig, die veel werkt, maar die zonder werk veel in christus gelooft, is regtvaardig." Deze Wonderfpreuken werden den aöften April 1518 in het openbaar, onder eenen verbazenden toevloed van menfchen , verdedigd , door leonard beier , een Monnik der Augustijner Orde. Niet flechts geleerde Monniken redetwisteden hier, maar ook de Profesforen der Hooge School. Alles gefchiedde deftig , bedaard, fcherpzinnig en zedig , eens flechts deed e'én der Hoogleeraren de vergadering lagchen, door te zeggen: Als de loeren ons zoo hoorden disputeren , zouden zij ons fteenigen. martinus bucerus , naderhand een verdienftelijk man omtrent de Hervorming, die bij dit Twistgeding tegenwoordig was , en er in eenen Brief aan eeatus rhenanus een verhaal van gegeven heeft (*), weet de gematigdheid, het taai geduld van luther. in het aanhooren der tegenwerpingen , zijne vlugheid , (*) Deze Brief is door gerdes uitgegeven Hiftoriê Evang. Reform. T. I. Monum.p. 175. fqq.  GESCHIEDENIS. 63 heid, zachtheid en beknoptheid in het beantwoor- n den derzelve, niet genoeg te roemen, lutherJ werd van allen toegejuicht, en even dit Twistgeding mag gehouden worden voor de eerfte grondlegging der Hervorming in de Paltz. Ondertusfchen kreeg tetzel fpoedig drie voor- J vechters te hulp, die de pen tegen luther. opna-; men en hem in gefchriften beftreden. Zij waren j sylvester prierias Of de prierio , JAN eck, ' en jakob hoogstraten. sylvester de prierio was Prior Generalis van de Orde der Predikheeren, en Opziener van 's Paufen Paleis en Boekbeoordeelaar. Deze gaf in het jaar 1518 eene Zamenfpraak uit, waar aan hij zeide drie dagen befteed te hebben, ten einde het hoogfte en onfeilbaar gezag van den Paus in het Geestelijke tegen luther te handhaven, waar in hij zoo onbefchaamd te werk ging, dat hij durfde beweren: „ dat de leer der Roouifche Kerk en van den „ Roomfchen Paus onfeilbaar is, en dat de Heilige ,, Schrift daar van alle hare kracht en gezag ont„ leent," terwijl hij elk eenen, die dit ontkent, voor eenen Ketter verklaart. Verder fchrijft hij aan luther als eenen regel voor: „ dat de Room„ fche Kerk, gelijk in woord , dus ook in daad, ,, niet feilt in geloof of zeden; die dit niet op„ merkt, dwaalt af van den weg der zaligheid." Bij flot echter erkent hij, dat „ de Aflaten niet ■„ bekend zijn geworden door het gezag der Heilige „ Schrift, maar door het gezag der RoomfcheKerk „ en der Roomfche Paufen, hetwelk grooter is." On- t C. G. ^1517. )t I552- Jerigten 'an syl- rESTERDE 'R1ER10, :ck en IOOGiTRATEN, regenchrijver»/an lu- rHER.  ba C. G. Jaai-1517. tot 1552. 64 KERKELIJKE Onbefchoft is deze man in zijn uitvaren tegen lu-* ther , dien hij een' Ketter, Aartsketter, Booswicht, Duivel, plompen kerel, Godslasteraar, en wat niet al noemt? De tweede, die zich tegen luther aankantte, was joannes eckius, of jan eck, Onder -Kanfelier der Akademie van Ingolftad, voorheen een gemeenzaam vriend van luther, deze ftelde tegen de ftellingen van luther eenige aanmerkingen op, welke hij obelisci, (ftreepjes,) noemde, welke echter niet gedrukt, maar in affchriften rondgedeeld werden. Over hem beklaagde luther zich ten fterkfte, dat hij, voorheen zijn vriend, zonder daar toe eenigzins getergd te zijn, met zoo veel gal en bitterheid tegen hem was uitgevaren , en hem als een' Bohemer of Ketter, een' zuiper, oproermaker, roekeloozen, plompaard, ongeleerden gefcholden had. De derde, jakob hoogstraten , was Profesfor der Godgeleerdheid te Keulen, en Kettermeester. Hij heeft zich berucht gemaakt in den twist met reuchlin (*), en fchreef te gelijk het een en ander tegen de ftellingen van luther. Hij wordt door ulrich van hutten dus eigenaardig afgebeeld (f): „ Men „ mag fpreken van den Godsdienst, van waarheid „ of valschheid, van regt of onregt, hij zal altijd „ fchreeuwen: ten vure! ten vure! Hij is geheel „ vuur, vreet vuur, zijn hart is uit gloeijende ko,, len zamengefteld; maar offchoon hij enkel vuur „ fpuwt, (*) Kerkk Gefch. XV Deel, Bladz. 179. Cf) Bladz. 185.  GESCHIEDENIS. Hgheid niet zou kunnen verliezen, al wilde hij, ter wa> (*) muller Gedenkbard. I Deel, Bladz. 49, 5E 4 na Cs, O; Jaari5i7. tot 1552. Hij we- derlegt eck.  aa C. G. Jaari5i7. tot 1552. En HOOGSTRATEN. LUTHER naar Rome om- ' boden. i j i j < 2 l V k 7* KERKELIJKE ware bij niet wilde gelooven: dat geene zonden hem kunnen verdoemen, omdat zij alle door het geloof fn de belofte, die aan den gedoopten gefchied is, uitgedeigd en vernietigd zijn enz.," hebben niet alleen de Roomschgezinden geërgerd, maar zijn ook zelfs in later tijden de berispingen van Protestanten niet ontgaan. Doch het verdient onderzoek, of men den waardigen man regt begrepen hebbe, maar dit Uitvoerig te behandelen is hier de plaats niet, waar wij alleen, hetgeen gebeurd en gefchreven is, naar waarheid verhalen moeten. hoogstraten ontving ook een antwoord van luther, naar hij waardig was. luther verweet hem zijnen wreeden bloeddorst, omdat hij den Paus :ot vuur en (laai tegen hem had opgehitst, fpotte net zijne onkunde , en raadde hem zoo voort te jaan, dewijl dit ware eer voor iemand was, wanneer hij van ongeleerden en ondeugenden verworpen wordt. Paus leo, die, gelijk wij gezien hebben, deze aak in het begin gering achtte, thans door eenen 3rief van Keizer maximiliaan opgewekt, om den wist te bedisfen cn van denzelven een einde te raaien, ontbood luther naar Rome, onder bedrei;ing, dat hij voor een Ketter zou gehouden worlen, indien hij niet verfcheen. Doch, alzoo onder Ie Rcgters, die van wege den Paus over luther ouden oordeelen, ook sylvester de prierio beoemd was, weigerde luther aan dit opontbod te pldoen, zeggende, dat hij geene Regters kon erennen, die te gelijk regter en partij waren. Ook wil-  GESCHIEDENIS. 73 wilde de Keurvorst frederik hem geen verlof tot n deze reize geven, verklarende, dat de zaak van lu- J ther tot het Gerigtshof van Duitschland behoor- _ de, en volgens de Kerkelijke wetten van dat Rijk moest afgedaan worden; ook fchreef de Akademie van Wittemberg ten zijnen voordeele aan den Paus, denzelven van luther's regtzinnigheid en zuivere zeden getuigenis gevende. De Paus aan de vertoogen van den Keurvorst < frederik gehoor gevende, ontdoeg luther van 1 de verpligting om te Rome te komen, maar droeg c het onderzoek en de beoordeeling van deszelfs zaak < op aan den Kardinaal thomas de pio van Gaëta, t daarom doorgaans de Kardinaal cajetanus ge-1 noemd. Hij had dezen als zijnen Gezant, (Legatus a latere,) naar Duitschland gezonden, om den Rijksdag te Augsburg bij te wonen, welke belegd was, om te handelen over den oorlog tegen óeTurken, ook had hij in last, hetwelk luther ontwaar was geworden, om de tienden in Duitschland voor den Paus op te halen. Daar cajetanus een Domini kaan en een vriend van tetzel was , werd met regt deze ftap van den Paus, om hem het oordeel over luther's zaak op te dragen, als een onvoorzigtige ftap aangemerkt, van welken men zich tot eene minnelijke afdoening der zaak niets goeds beloven kon. luther werd dan , ingevolge dit befluit van den Paus, naar Augsburg ontboden, om zich te verantwoorden, fchoon hij, inderdaad, toen reeds te Rome veroordeeld was, waar van hij, op zijne terugE 5 reis 1 C. G, iari5i7. k 155*. ïefprek an luuer met en KarinaalcA- ïtanus 2 Augslurg.  na C. G Jaarisi; tot 1552 74 KERKELIJKE .reis te Neurenberg, tijding kreeg. Hij begaf'zien • in het begin der maand October 1518 naar Jugs'burg, vol moeds op reize, welke hij te voet afleide, nemende zijnen intrek bij de Karmeliten, en zich niet bij den Kardinaal vervoegende, voordat hij van den Keizer een vrijgeleide verkregen had. Dit, tegen den zin des Kardinaals verkregen hebbende, begaf hij zich bij denzelven. De Kardinaal deelde hem, op een' gezaghebbenden toon, twee Pausfelijke bevelen mede, voor eerst, dat hij tot inkeer komen en de dwalingen herroepen zou, die hij geleerd had: ten tweeden, dat hij zich in het vervolg van het uitgeven van fchriften zou onthouden, welke de rust der Kerk konden ftooren. luther, die geheel de man niet was, om zich door willekeurig gezag en bedreigingen te laten affchrikken, gaf hier op ten antwoord, dat hij zich zeiven van geene dwalingen bewust was, en begeerde, dat men hem daar van uit de Heilige Schrift overtuigen zou. Dit gaf aanleiding tot verder gefprek. De Kardinaal bragt tegen hem in, dat hij in zijne ftellingen beweerd had, dat de verdienften van christus geen fchat voor de Kerk waren, tegen eene Bulle van clemens VI, in Welke gezegd was, dat eene druppel bloeds van christus genoeg was voor de zonden der wereld, en dat dus al het menigvuldig bloed,van christus geftort, eenen fchat voor de Kerk uitmaakte, om dien te gebruiken, ten dienfte van menfehen , die boete en leedwezen over hunne zonden betoonden: voorts had hij geleerd omtrent de Sacramenten, dat daar bij het geloof noodzakelijk was, met vertrouwen.  GESCHIEDENIS. 75 wen, dat de zonden vergeven waren. De Kardinaal i nam zeer kwalijk, dat luther het gezag der Heil. Schrift boven het gezag der Kerk en des Pausfen ftelde, en lachte, toen luther zich op de Heilige Schrift beriep, in welke de Kardinaal geheel een vreemdeling was, hoewel hij, uit dit geval aanleiding genomen hebbende , zich vervolgens op het onderzoek der Heilige Schriften toegelegd, en zelfs verklaringen over dezelve gefchreven heeft, welke het ongenoegen zelfs van zijne partij meer dan ééns verwekt hebben. Daar nu de Kardinaal van luther alleen gehoorzaamheid eischte, zonder zich verder met hem te willen inlaten, en luther ftandvastig beweerde, dat hij niets tegen zijn geweten doen kon, ten zij hij van dwaling overtuigd werd, werd deze onderhandeling afgebroken, cajetanus poogde nog wel, door staupits, luther te overreden, om gehoorzaamheid te beloven, doch dewijl staupits zelve erkende, dat hij in de kennis der Heilige Schrift tegen luther niet beftand was , werd er door hem niets uitgerigt, dan dat luther in eenen heel befcheidenen Brief aan den Kardinaal beloofde, van de Aflaten voortaan te zullen zwijgen, indien ook aan zijne partijen het ftilzwijgen werd opgelegd. De Kardinaal verwaardigde dezen Brief met geen antwoord, waar op luther. Augsburg verliet en naar Wittemlerg keerde, hebbende door eenen Notaris een appel openlijk op de markt laten aanplakken, waar mede hij zich van den Paus, die kwalijk onderrigt was, beriep op den Paus, die beter onderrigt zou worden. On- ta C. G. aari5l7. ■ot 1552-  m C. G, Jaarisi7, tot 1552. LUTHER beroept zich op eene vrije aigemeene Kerkvergadering. : » i s i < 76 KERKELIJKE Onder weg kreeg luther berigt van een Breve van den Paus, waar bij hij voor een' Ketter verklaard werd. Dus onverhoord te Rome veroordeeld te wezen, bragt hem in vuur. Hij noemde hetzelve een duivelsch (luk, niet van den Paus, maar van eenen booswicht afkomdig. Een Brief van den Kardinaal cajetanus aan den Keurvorst frederik, in welken hij denzelven, onder bedreigingen, aanfpoorde, om luther te verlaten, als een' openbaren Ketter, deed eene verkeerde werking bij dien Vorst, luther had hem fchriftelijk om zijne befcherming verzocht, en vond voorfpraak bij de Hooge School te Wittemberg en bij georgius spalatinus, Geheimfchrijver en Hofprediker van den Keurvorst. Deze fchreef eenen Brief aan den Kardinaal, in welken hij denzelven heel kwalijk nam, dat hij in deze zaak enkel met gezag en geweld had willen handelen, de herroeping eifchende van ftellingen, welker onwaarheid niet bewezen was. luther , hier door langemoedigd, gaf een verhaal van het verhandelde in iet licht, met bijgevoegde vrijmoedige aanmerkingen, waarin hij uitdrukkelijk ontkende, dat de Paus onfeilbaar was; en beriep zich voorts den aSden November )p nieuw met een plegtig Protest van den Paus op :ene vrije aigemeene Kerkvergadering. Kort daar ia verfcheen er eene Bulle van leo X in het licht, velke alom werd afgekondigd, en welke behelsde, lat de Aflaten eene leer waren der Roomfche Kerk, ie de Meesteresfe is van alle Kerken , welke deelve ten diende uitdeelen kan niet alleen van leenden maar ook voor de dooden, die in het Vage-  GESCHIEDENIS. 7? gevuur zijn; deze leere gebood de Paus te prediken, onder bedreiging van den ban. Deze Bulle van den Paus omtrent de Aflaten bleef evenwel zonder uitwerking, door den dood van den Keizer maximiliaan I, welke ten dezen tijde voorviel. Gedurende de tusfchenregering tot aan de verkiezing van karel V tot zijnen opvolger, was het Stadhouderfchap des Rijks in handen van den Keurvorst frederik van Sakfen. Deze Vorst had zich nog wel niet openlijk voor luther verklaard, maar hem nogtans zijne befcherming verleend tegen alle ondernemingen van geweld , en droeg ook nu, gedurende het Rijksltedehouderfchap, zorg, dat hij niet onverhoord en zonder voorafgaand onderzoek veroordeeld werd. Ook had de Paus en zijn aanhang het zoo druk, met de verkiezing van eenen nieuwen Keizer, om dezelve naar hunnen zin te doen uitvallen, dat zij tijd noch gelegenheid hadden, om 'veel aan luther of zijne ondernemingen te denken. Ook begon luther , die tot hier toe met fchroom gehandeld , en in verfcheidene gelegenheden zich onderworpen getoond had, waar over hij in later tijd berouw toonde (*), meer.gemoedigd en voor de vuist uit te komen, gelijk uit het vervolg der Gefchiedenis blijken zal. De»Paus, die gaarn den Keurvorst frederik te vriend wilde houden, zond aan denzelven, in het begin des jaars 1519, karel van miltitz, een' Sak- (*) Zie de voorrede voor zijne werken ia het jaar J54S. na C. G. Jaansi7tot 1552. Dood van Keizer MAXIMILIAAN I. Onderhandelingen van MILTITi  na C. G Jaarisr; tot 1552 met LUTHER. 78 KERKELIJKE . Sakfisch Edelman, zijnen geheimkamerling en gun• fteling, om hem eene gewijde gouden Roos over te brengen, als een bijzonder bewijs van 'sPausfen gunst. Aan dezen miltitz had de Paus te gelijk in last gegeven, om met luther te handelen, en hem met goede woorden en beloften tot gehoorzaamheid over te halen, en dus, indien mogelijk, deze zaak tot een goed einde te brengen, miltitz, een genepen Hoveling, zich vergeefs bij den Keurvorst frederik vervoegd hebbende, om dien te bewegen, dat hij luther zou noodzaken, zijne gevoelens te herroepen, of hem zijne gunst en be^ fcherming te onttrekken, en daar uit bekeurende, dat men in de zaak van luther met geweld weinig zou vorderen, floeg eenen anderen weg in. In een gefprek te Altenburg in Januarij 1519 met luther gehouden, erkende hij, dat het hatelijk en buitenfporig gedrag van tetzel, met zijne Aflaatskramerij, aan luther billijke redenen gegeven had, om zich daartegen te verzetten; alleen luther had zich door zijne drift te ver laten vervoeren, en behoorde de gevolgen te bedenken, van eene aigemeene fcheuring, welke hier uit dreigde te ontftaan; al hetwelk hij aandrong met de innemendfte en vleijendfte bede, om toch den vrede der Kerk te bewaren , waar bij hij niet verzuimde, luther met loffpraken te ftreelen over zijn karakter, bekwaamheid en vermogens. Door deze zachte behandeling liet luther, wiens vooroordeelen omtrent het gezag der Roomfche Kerk nog niet geheel waren uirgewischt, en die nog geene gedachten had, om eene Her-  GESCHIEDENIS. ?9 Hervorming door te zetten, zich bewegen, om zij- na ne belofte te herhalen, dat hij voortaan wilde zwij. I* gen, indien ook aan zijne partijen het;zwijgen werd _ opgelegd. Ook nam hij op zich, eenen nederigen en onderwerpelijken Brief aan den Paus te willen fchrijven, gelijk hij inderdaad den 3deu Maart van dat jaar deed. In dezen. Brief betuigde luther voor God en alle fchepfelen, dat hij nooit de magt der Roomfche Kerk of van den Paus had willen, en ook nu nog niet wilde, betwisten of verminderen; dat hij die magt der Roomfche Kerk erkende, boven welke niets of niemand gefield moest worden, in hemel of op aarde, behalve alleen de Heere jezus christus. Hij verklaarde zich bereidvaardig, om in eenen rondgaanden Brief zijne vrienden te vermanen, om de bevelen der Roomfche Kerk te eerbiedigen en te gehoorzamen. Men ziet hier uit, hoe ver miltitz het met luther gebragt had , met wien hij in datzelfde jaar 1519 nog een gefprek hield op het Kasteel Liebenmrd, en in het volgende jaar, den i2den October, te Lichtenberg. Ook fchreef leo zelve in het jaar 1519 eenen Brief aan luther, in de vriendelijkfle en vreedzaamfle bewoordingen ingerigt , uit welken duidelijk blijkt, dat men toen te Rome eene verzoening met luther als zeker en kort aan (taande te gemoet zag. Ondertusfchen blijkt het uit luther's fchriften duidelijk, dat hij, in dit alles, vele bezwaren van zijn geweten ondervond, hoe zeer hij zich wachtte van eigenlijk niets van zijne Hellingen te herroepen, of omtrent den fchandelijken handel der Aflaten eenig- zins C. G. ansi7« t 155a.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 Dood van TETZEL, 80 KERKELIJKE zins te veranderen; ook maakte hij onderfcheid tusfchen de Roomfche Kerk en het Roomfche Hof. Hoe het zij, indien men te Rome voorzigtig genoeg geweest was, om in deze onderwerping te berusten , misfchien ware de Hervorming van luther in de beginfelen gefmoord, ten minfte deszelfs voortgang merkelijk geftremd geworden. Maar, gelijk wij ziert zullen, het geweldig dringen der vijanden van luther en de hoogmoedige geest van het Roomfche Hof deden alle uitzigten van verzoening verdwijnen, en waren , door het beftuur der Voorzienigheid , oorzaak, dat de ijver, om de Hervorming rustig door te zetten, meer en meer werd opgewekt. miltitz had den beruchten Aflaatskramer tetzel naar Altenburg ontboden, om bij zijn gefprefc met luther tegenwoordig te zijn, maar deze ontfchuldigde zich , dat de reize voor hem niet veilig was, alzoo luther bijkans geheel Duitschland, Polen en Hongaryë tegen hem in het harnas gejaagd had, zoodat hij nergens gerust leven kon. En inderdaad , deze onbefchaamde Volksbedrieger werd thans, door den hoon en verachting, welke hij van beide de partijen ondervond, zoodanig getroffen, dat hij, door de wroegingen van zijn geweten, in vreesfelijke benaauwdheden geftort werd, en in eene foort van wanhoop verviel, waar tegen luther zelve hem door eenen aandoenlijken Brief poogde te vertroosten, doch vergeefs. Hartzeer en wanhoop maakten, door eene uitteerende ziekte, nog in datzelfde jaar een einde van zijn leven. Nog na zijnen dood werd zijne fchande vereeuwigd door eene  GESCHIEDENIS. 3i eene fchilderij, in de Kerk van Pirna geplaatst, in n Welke hij afgebeeld wordt, zittende op eenen ezel I; en zijne Aflaten verkoopende. luther integendeel werd algemeen van velen tóe- l gejuicht, miltitz zelve bekende, dat hij, op zij-^ ne reize, de gezindheden der menfchen ondertasten- j de, bevonden had, dat, waar er één zich voor den Paus verklaarde, zich drie voor luther in de bres fielden. Welken verbazenden aftrek zijne fchriften door geheel Europa hadden , hebben wij boven reeds gezien, erasmus verzekerde hem, in eenen Brief, van zijn goed gevoelen, alleen hem vermanende, om zijne drift te matigen; ook fchreef die geleerde man aan den Keurvorst frederik, dat hij toch niet moest dulden, dat een onfchuldige, die een leven leide christus waardig, onder voorwendfel van Godsdienst, onverhoord, een flagtoffer mogt worden van de goddeloosheid van anderen, matth. scheiner, Bisfchop van Sedun, eenige fchriften van luther gelezen hebbende , zeide: luther , gij zijt inderdaad luther! (of louter, zuiver, of Lutteur, een Kampvechter.) Dezelfde zeide van eck: „ eck mag disputeren, zoo veel hij wil, luther fchrijft de waarheid." Eene der omflandigheden, welke veel toebragten, i om de zending van miltitz vruchteloos te doen 1 afloopen, was een veel geruchtmakend Twistgefchil' in het jaar 1519 te Leipzig gehouden tusfchen eck en carolostadius , waar in ook luther betrokken werd, zijnde deze door eck uitgedaagd, andreas bodenstein carolostadius, of van Ca- Herv. I. F rel~ iC. O. iari5ir>t 1552. UTHER an veler» >ege- ücht, Jefprels eLeip-  Sa KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7 tot 1552. relftad, omdat hij uit die ftad van Frankenland geboortig was , bekleedde reeds vóór luther het Hoogleeraarfchap te Wittemberg, gelijk hij dan zelve luther tot de waardigheid van Doctor bevorderd had; deze man had zich door zijne fchriften een' ijverigen onderzoeker der waarheid betoond, en (temde met zijnen ambtgenoot luther in de voornaamfte waarheden overeen, hebbende hij ook deszelfs (tellingen tegen eck verdedigd, eck daagde thans carelstad uit tot een twistgeding , en vervolgens luther zeiven, welke uitdaging aangenomen zijnde, begon men een gefprek, eerst tusfchen carolostadius en eck, over den vrijen wil, niet in eenen Wijsgeerigen, maar in eenen Godgeleerden zin. carolostadius verdedigde zijn gevoelen, op eene zedige, deftige en welvoegelijke wijze, maar eck ging met luid getier en geroep te werk; carolostadius beweerde, dat Gods genade alleen de oorzaak was van het goede in den mensch, en van des menfchen bekeering, waarbij de mensch geheel en volftrekt van alle medewerking uitgefloten was, zijnde de wil van den mensch in de Goddelijke genadewerking lijdelijk, evenwel zoo, dat die begaafd zij met eene vatbaarheid, niet alleen om het werk Gods te ontvangen , maar ook te voelen, en hetzelve te kunnen wederftaan, en welke , ook de krachtdadige Goddelijke genade ontvangen hebbende , zelve werkzaam worde, waarin de mensch van een (teen en blok verfchilt, en geen levenloos werktuig blijft. Dus werd alle voorafgaande kracht of voorbeding, alle vermogen, om door zich zeiven de genade der be- kee-  GESCHIEDENIS. Si keering, die in het Euangelie wordt gepredikt en n» aangeboden, te kunnen aannemen, ontkend, en alle j» verdienftelijkheid volftrekt uitgefloten * eck daaren- _ tegen beweerde, dat God wel het goede werk geheel maar niet geheellijk werke, maar dat de vrije wil medewerke; zich dus met eene Schoolfche onderfcheiding behelpende en uitvlugt zoekende. Na een lang redetwisten, hetwelk dagelijks van den „jden Junij tot den 4den Julij herhaald werd, (temde eck eindelijk alles toe, maar roemde te gelijk, dat hij carelstad tot zijn gevoelen had overgehaald. Vervolgens trad luther op, en twistredendé met eck tien achtereenvolgende dagen over de Aflaten, over het Vagevuur en den toeftand der ziekrt in hetzelve, maar voornamelijk over het gezag en de eerstheid van den Paus, en of hij zijne magt bezit, volgens Goddelijk regt, hetwelk eck (taande hield, of volgens menfchelijk regt, hetwelk luther. beweerde. Waar op de boert van george , (of joris,) Hertog van Sakfen, doelde, als hij over tafel zittende met luther en eck, hen bij de hand vattende , zeide : „of het volgens. Goddelijk of „ menfchelijk regt is, de Paus is Paus en de Paus „ blijft Paus." Den i4den Julij twistte carelstad weder met eck, doch den volgenden dag nam het gefprek een einde. De zaak zelve bleef ondertusfchen onbeflist, maar werd ter beflisfmg voorgefteid aan de Hoogefcholen van Erfurt en Parys, van welke de eerfte weigerde haar gevoelen te zeggen , omdat joan langus, Vikaris der Augustijner Orde, F 2 lu- c. Qf ir>5'7«  na C. < Jaarisi ««155 ME- lanchthon. 84 KERKELIJKE ï. luther begunftigde. Die van Parys gaf haar oorl' deel eerst in het jaar 1521, hetwelk toen door ph. , melanchthon mannelijk wederlegd werd (*). Dus eindigde dit gefprek, gelijk zoo vele in Godgeleerde zaken gehouden, vruchteloos, en gaf alleen gelegenheid tot verdere twistfchriften; de handelingen van hetzelve door de wederzijdfche partijen uitgegeven, waren in alles niet eenfiemmig; de meeste Toehoorders bleven insgelijks bij hunne gevoelens, joius, Hertog van Sakfen, en hieuonymus, Bisfchop van Brandenburg, werden zelfs van dien tijd jegens luther ongenegener; evenwel fchijnt melanchthon de kracht der waarheid gevoeld te hebben, gelijk uit zijnen Brief aan oecolampadius kan blijken. Eens fprak hij tusfchen beide, maar eck beet hem toe: „ Zwijg, philippus, en bemoei u met uwe ftudien, zonder mij in de war te helpen." Men moet hier ook niet voorbijgaan, dat jo. polyander. , die eck in dit gefprek als Schrijver, (Amanuenfts,) ten diende geweest was, na het eindigen van het geding, eck verlatende, luther gevolgd is, en dat hij naderhand in Pruisfen het Euangelie verkondigd heeft. philippus melanchthon, wiens naam hier het eerst in de Kerkgefchiedenis der Hervorming voorkomt, (*) melanchthon, die nog jong was, en dit gefprek bijwoonde, heeft hetzelve befchreven in eenen Brief aan jo. oecolampadius bij gerdes Monum. T. I. Hifi. Ev. Ren. p. 203. on.ler anderen zegt hij: His autoribusprimum didici, quid fit ,quod veteres rotpiïtvuv dixerunt.  GESCHIEDENIS. JS komt, in weike die naam vervolgens zoo vermaard is geworden, was in den Nederpaltz geboren, in het jaar 1497, en had zijne Letteroefeningen voltooid op de Hoogefcholen van Heidelberg en Talingen, Zijn eigenlijke naam was schwartzerde, welken capnio of reuchlin , naar de gewoonte van die tijden, in den Griekfchen naam melanchthon overbragt. Hij was een nabelïaande van dezen vermaarden reuchlin, en maakte zoo groote en fpoedige voortgangen in de Wetenfchappen, dat hij reeds in zijn 18de jaar te Tuiingen de Rederijkkunst openlijk onderwees, en virgilius , terentius en andere Schrijvers verklaarde, hij werd door den Keurvorst frederik in het jaar 1518 naar Wittemberg als Hoogleeraar in de Griekfche Taal beroepen , in den ouderdom van 22 jaren. Zijne geleerdheid had zoo grooten roem, dat erasmus in dat jaar reeds aan oecolampadius fchreef: „ Deze jongeling zal eens erasmus geheel verduideren." luther ontving hem met het grootfte genoegen, en hij werd ras deszelfs grootfte vriend. Door zijne verdienden omtrent de Wetenfchappen, en het zuiveren der Wijsbegeerte van alle Schoolfche niets afdoende fpitsvinnigheden, als ook door zijne dienden omtrent de Hervorming, verwierf hij zich den eernaam van den gemeenen Leermeester van Duitschland. Hij was zeer zacht van aard, geneigd tot liefde en vrede, en wenschte vurig, dat de Hervorming mogt te wege gebragt worden, zonder fcheuring te veroorzaken. Deze geest van zachtheid was juist gefchikt, om luthers hevige drifF 3 ten afdoende fpitsvinnigheden, als ook door zijne dien- na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  86 KERKELIJKE na C. G Wri$tt tot 1552 De Bohe mers fcbrijven aan luther. . ten te matigen, hoewel hij melanchthon fomtijds • vreesachtig maakte, en meer deed toegeven, dan " wel nuttig was voor de goede zaak, welke hij voorHond. De kracht der waarheid evenwel was in ftaat, om hem, als het noodig was, in eenen held te veranderen, en alle gevaren moedig onder de oogen te doen zien en het hoofd te bieden. ■ In het mondgefprek te Leipzig waren de Bohemers meermalen genoemd, terwijl eck luther vooreenen Hasjlet en Bohemer uitmaakte; waar op luther had aangemerkt, dat er onder de leerartikelen van joan hus en de Bohemers zekerlijk zeer vele Christelijke en Euangelifche waren , welke de aigemeene Kerk niet kon veroordeelen. De Bohemers hier van en in het gemeen van luthers onderneming tegen de Aflaten berigt zijnde, door eenigen hunner, die bij het mondgefprek waren tegenwoordig geweest, fchrevm op den 16 of I7den Julij uit Praag eenen Brief aan luther, hem daar bij vermanende tot ftandvastigbeid en lijdzaamheid, maar ook om zijn werk met omzig.igheid te voltooijen, tevens te kennen gevende, dat zij zijne leere voor eene zuivere leere hielden, „ In Bohemen" fchreven zij, „zijn „ zeer vele Geloovigen en Godegeliefden , die u „ nacht en dag met hunne gebeden bijftaan. Ver,, liat flechts u zei ven niet. . . , De Antichrist „ heeft duizende wijzen om te befchadigen, en legt ,, lagen, cm in het duider zijne pijlen te fchieten tegen de opregten van harte." Verders : „ Het ,, geen joannes hus voor deze.i in Bohemen was, zijt gij marten thans in Sakfen. Wat is u dus „ noo-  GESCHIEDENIS. 87 „ noodig? Waak en zijt fterk in den Heere, en q „ wees op uwe hoede voor de menfchen." lu- J ther gaf ook nog in het jaar 1519 eene Kerkrede . door hem gehouden, over het Avondmaal, uit, in welke hij zeide, dat het hem aangenaam zou zijn, en dat hij wenschte, dat de Kerk door eene aigemeene Kerkvergadering mogt vastltellen, dat het Sacrament des Avondmaals onder de beide gedaanten van brood en wijii aan het volk zoo wel als aan de Priesters werd uitgedeeld, over welke Kerkreden hem nieuwe moeite van velen aangedaan en hij befchuldigd werd, het met de Bohemers eens te wezen. Hij fchreef nog in dat jaar zijne verklaring van de Pfalmen en zijne uitlegging van paulus Brief aan de Galaten. Op den aSften Junij 1519 was, in plaats van den overledenen Keizer maximiliaan I, tot Keizer van het Dultfche Rijk verkozen deszelfs Kleinzoon karel , onder de Keizers de vijfde van dien naam , met eenparige ftemmen; de Koning van Frankryk, francois I, had insgelijks naar de Keizerlijke waardigheid gedongen, maar vergeefs, niettegenftaande hij den Paus leoX tot zijnen begunftiger en voorfpraak had. Als nu eck, na het mondgefprek te Leipzig, woedende van fpijt, omdat hij de kracht der redenen van carelstad en luther niet had kunnen wederflaan, zich naar Rome had begeven, om daar, gelijk hij openlijk dreigde, den val van luther te bewerken, vond deze laatstgemelde geraden , ten einde de gevolgen hier van, daar hij des Pausfen ban te gemoet zag, voor te komen, eenen Brief aan F 4. der iC. G. ia«5i7. )t iSS«» LUTHE*. rchrijft lan Keizer harel V.  «a C. G. Jaari5i7. tot 1552. 1 : I 88 KERKELIJKE den nieuwen Keizer te fchrijven, en deszelfs befcherming te verzoeken, opdat hij niet onverhoord zou veroordeeld worden. Dezen Brief, vol vrijmoedigheid en vertrouwen op zijne goede zaak, fchreef luther den isden Januarij 1520 (*). In dezen Brief fchrijft luther, „ dat hij eenige Boekjes gefchreven hebbende, in welke hij de waarheid van het Euangelie heeft trachten bekend te maken, en bijgeloovige meeningen der menfchelijke overlevering £ keer te gaan, deswegens nu al bijna drie jaren iaat en vervolging heeft moeten dulden, niettegenlaande hij van zijne zijde ftilzwijgen en billijke voorwaarden van vrede aangeboden en begeerd had, dat nen hem beter zou onderwijzen, maar dat men een ïoofddoel had, hem te gelijk met het geheele Euanrelie uit te roeijen." „ Na alles vruchteloos beproefd te hebben," ver/olgt luther , in dezen Brief, „ heb ik eindelijk jedacht, naar het voorbeeld van den Heiligen athavasius , tot Uwe Keizerlijke Majefleit de toevlugt te nemen, of het den Heere behaagde, door haar zijïe zaak nabij te zijn. Weshalve ik, Uwe Dooruchtige Majefteit, ó karel , Overfte van de Kolingen der aarde, ootmoedig te voet valle en fmeece: dat zij gelieve, niet mij, maar de zaak der waarheid zelve, om welke het U gegeven is, het iwaard te dragen, tot ftraffe der boozen en lof der goe- (*) Deze Brief is uitgegeven in het Latijn door j, [randt zoon van g'Rard; en elders, ook in gerdes Ev. Rcnov. T. II. Monum. p. 3.  GESCHIEDENIS. 89 goeden, onder de fchaduwe uwer vleugelen te nemen, en mij daar niet langer noch meer te befchermen, tot dat ik rekenfchap gegeven en overwonnen heb of overwonnen zal zijn., Ik wil niet verdedigd worden , indien ik bevonden worde goddeloos of een ketter te zijn. Een ding verzoek ik, dat, het zij de waarheid, het zij de onwaarheid, niet onverhoord of onverwezen veroordeeld worde enz." luther fchreef ook aan andere Vorsten en Staten van het Duitfche Rijk; en meermalen aan georgius spalatinus, Hofprediker en Geheimfchrijver van den Keurvorst frederik, die zijne zaak in het geheim maar naderhand openlijk begunltigde, en de leere der Hervorming heeft aangenomen. luther fchreef in dit jaar zijne verhandeling : over de Christelijke Vrijheid, in welk werk hij de regtvaardigmaking alleen door het geloof bewijst, waar uit van zelve alle goede werken voortvloeijen, en waar door dus alle Christenen Priesters en Paufen zijn, nogtans zonder benadeeling der Kerkelijke orde en magt, aan welke en aan de Inftellingen een Christen zich door het geloof vrijwillig onderwerpt, maar niet om daar door de zaligheid te verkrijgen. Op het einde van het Boek leert hij, dat wanneer men van het geloof zwijgt, en alleen de inzettingen der menfchen predikt, men door de verderfelijke, goddelooze, zieldoodende overleveringen der Paufen pn meeningen der Godgeleerden, den Antichrist kan kennen. Dit Boek zond luther, met eenen bijgevoegden Brief, aan den Paus, in welken hij zijn ontwerp en bedoeling duidelijk ontvouwt, zijnen F 5 fcher- na C G. Jaari5i7. :ot 1552. LUTHER, fchrijfc aan den Paus.  nC. G Jaari5i7. »t 1552. 90 KERKELIJKE fcherpen flijl verfchoont, en aan eck en den Kardinaal cajetanus de fchuld geeft, dat deze twisten zoo hoog geloopen zijn; hij beklaagt den Paus, die te Rome als een lam onder de wolven verkeerde, welk Rome onwaardig was, om van hem of goede mannen zijns gelijken beftuurd te worden. Hij verzocht hem, dat hij zijne tegenftrevers betoome, dat zij niet geweldig tegen hem te werk gaan; dat hij (luther)niet moge gedwongen worden zijne fchriften te herroepen, en belet, om de fchrift naar zijne overtuiging uit te leggen; dat hij op deze voorwaarde alles doen wilde, om alle twisten te mijden, maar zoo men voortging met fchelden en tieren, dat hij zijne zaak niet zou verlaten. Nu ftond het in de magt van den Paus, indien hij de beide partijen het ftilzwijgen wilde opleggen; hij vermaande den Paus, zich voor vleijers te wachten, en zijn fchrijven gunftig op te nemen, daar hij hem als een waar vriend vrijmoedig de waarheid gefchreven had enz. Keizer karel beantwoordde den Brief van luther niet, en de Paus, gelijk wij zoo zien zullen, beantwoordde ze met eene veroordeelende Bulle, De Godgeleerden van Leuven en Keulen veroordeelden ten dezen tijde ook eenige werken van luther als kettersch, en waardig, om verbrand te worden, waar tegen hij zich mannelijk verdedigde ; zekere thomas rhadin , uit de Orde der Predikheeren, gaf eene Redevoering uit aan de Vorsten en Volken van Duitschland, tegen luther , op welke melanchthon met waardigheid antwoordde in eene dergelijke Redevoering, voor luther. Wan-  GESCHIEDENIS. 91 Wanneer het gerucht, dat men eerlang eene ver- n oordeelende Bulle van den Paus te wachten had, l in Duitschland vernomen werd, en dat luther. . bedacht was om de wijk naar Bohemen te nemen, i boden verfcheidene Duitfche Ridders, als sylves- j; ter van schauenburg, ulrich van hutten, i en de beroemde frans van sikkingen, hem hunne befcherming en een veilig verblijf op hunne Sloten of Kastelen aan; en nu verfcheen deze Bulle den i5den Junij 1520, in welke de Paus luther en zijns gelijken veroordeelt en vervloekt, en zijne leer, welke de Paus in 41 ftellingen bevatte, die uit luther's fchriften getrokken waren , veroordeelt , voorts alle deszelfs fchriften ten vure verwijzende, en hem zeiven indagende, om binnen 60 dagen te herroepen, onder ftraffe van den ban (*). Elk verwonderde zich over dezen flap van den Paus, daar toch de onderhandelingen van miltitz met luther nog niet waren afgeloopen, en men van hem zeiven dacht, dat hij luther niet geheel ongenegen was. Men kon dus niet anders denken, of eck en anderen hadden den Paus door hun aanhouden daar toe overgehaald, te meer, daar niet alleen buitenlandfche Prelaten en Hooge Scholen, maar voornamelijk de Monniken te Rome hem onophoudelijk lastig vielen en daar door zijne vermaken te zeer ftoorden. Verflandige Roomschgezinden erkennen ook, dat de Paus in dezen zeer on- voor- (*) Men vindt deze Bulle in het werk van gerdes T. I. Monum.pag. 129. i C. G. tan 517. ft IS52« iulle van en Paus :gen Ltfher.  na C. G, Jaari5i7. tot 1552 luther verbrandt de PaufelijkeBullcenfcheidt zichopenlijkvan 92 KERKELIJKE voorzigtig te werk gegaan, en gelijk men zegt, olie in het vuur geftort hebbe. erasmus fchreef in eenen Brief aan peutinger: „ dat men in „ deze Bulle die zachtzinnigheid miste , waardig „ den genen, die de plaats van den zachtmoedigen „ christus op aarde vervong, waardig den vreed„ zamen imborst van leo, waarom men ze niet „ aan hem, maar aan vleijers en opftookers toe„ fchreef." Zoodra de Bulle in Duitschland werd overgebragt, werden de fchriften van luther te Leuven, Luik en Keulen openlijk verbrand, maar te Leipzig iverd eck , die de Bulle zelve overbragt , met 3e Bulle uitgelagchen; ook werd ze te Bamberg liet toegelaten, en te Erfurt werd het aanplakken Ier Bulle verboden door den Rector der Akademie, net last, dat men dezelve, zoo men ze aangeplakt cag, affcheuren en zich tegen de vijanden van lurtiER op allerlei- wijze verzetten zou. Te Mentz jverd zij door ulrich van hutten niet zonder groote fchande van den Paus wederlegd. Zelfs te rVeenen werd de uitvoering der Bulle gefchorst , :ot dat Keizer karel V eerst in het jaar 1521 lan de Hooge School aldaar uitdrukkelijk gebood , le Bulle te gehoorzamen en de fchriften van lurHER te doen verbranden. Zoo ras de Pausfelijke Bul tot luther's kennis rekomen was, oordeelde hij het hoog tijd, om zich /an de Roomfche Kerk openlijk en plegtig af te cheiden, ten einde eenen dadelijken ban bij eene Mie, die men op deze eerfte verwachten moest, vruch-  GESCHIEDENIS. 93 vruchteloos te maken, en eer hij door geweld uit de gemeenfchap dezer Kerk werd uitgedreven; hij fchreef aan spalatinus den isden October, dat hij zich nu geheel vrij en van alle betrekking tot de Roomfche Kerk ontllagen rekende, als zijnde thans volkomen zeker, dac de Paus de Antichrist en de Stoel des Satans openbaar was geworden; openlijk beriep hij zich op eene vrije aigemeene Kerkvergadering, en vermaande den Keizer en de Rijksvorsten, om de dwingelandij tegen te ftaan en de Bulle niet te laten afkondigen , tot dat hij wettig verhoord en geoordeeld ware. Tevens befloot hij, aan zijne fcheiding van de Roomfche Kerk openlijk en Hatelijk gezag bij te zetten, ten dien einde liet hij den loden December 1520 buiten de poort te Wittemherg eenen houtftapel oprigten, en daar wierp hij, in tegenwoordigheid der ftuderende jeugd en van eene groote menigte volks van allerlei ftaat en rang, de Bulle tegen hem uitgegeven, als mede de Befluiten, (Decretalen,~) en Regels tot 'sPaufen oppermagt betrekkelijk, in het vuur. Door dit bedrijf verklaarde hij voor al de wereld, dat hij niet langer een onderdaan was van den Roomfchen Paus, en dat, ingevolge hier van, het banvonnis, hetwelk hij dagelijks uit Rome verwachtte, geheel overtollig en van geene beteekenis was (*). — Echter fcheidde zich luther hier mede niet van de Kerk, maar alleen van de Roomfche Kerk, voor zoo ver hij dezelve als (*) Deze is eene aanmerking van mosh. Kerk. Gefch. VI Deel, Bladz. 80. ïaC. G. [aan 517. :ót 1552. deRoomfche Kerk  94 KERKELIJKE na C. G. tot 1552. luther's beeldienis verbrand. ; 1 i.uther fchrijft zijn werk over de Babijlon. Ballingfchap. ils afvallig van het geloof aanmerkte; gelijk hij zich Jan ook aan het oordeel der aigemeene Kerk onderwierp , indien hetzelve door eene vrije wettige Kerkvergadering werd uitgebragt. luther werd door de behandeling, welke men ïem aandeed, fleeds meer en meer van de Roomche Kerk en van den Paus vervreemd. Niet alleen verbrandde men, gelijk gezegd is , zijne Boeken, naar ook zijne Beeldtenis van papier, te Rome, Leuven, Keulen en Mentz. ,, Mijne beeldtenis," "chrijft luther zelve in eenen Brief van den I4den [anuarij 1521 aan spalatinus , „ is driemaal verbrand, te Leuven, Keulen en Mentz, met groote verachting, maar ook met gevaar der genen, die ze verbrandden." Van het gebeurde te Rome moet hij toen nog niet geweten hebben. Te Leuven was ?en verbazende toeloop, om Boeken tot den brand[tapel aan te brengen, van Studenten en anderen, doch zij bragten geene Boeken van luther, maar boekjes, die bij de Monniken gebruikt werden, van welken een grooter getal verbrandden, dan van werken van luther. Deze zat ondertusfchen niet ftil, maar fchreef zijn bekend werk over de Babijlonifche Ballingfchap, in hetwelk hij, als 't ware, aan de Roomfche Kerk openbaarlijk den oorlog aankondigt; hij wenschte , zegt hij in hetzelve, dat alle zijne voorgaande fchriften over de Aflaten verbrand waren, en in derzelver plaats enkel deze ftelling aangenomen werd: De Aflaten zijn booze ftukken der vleijers van Rome; ook dattdie fchriften verbrand waren, in welke hij be-  GESCHIEDENIS. 95 beweerd had, dat het Pausdom niet op Goddelijk regt fteunde, maar echter nog toegegeven, dat het een menfchelijk regt had; nu wilde hij in de plaats gefield hebben: Het Pausdom is het fterk jagen van den Roomfchen nimrod. Voorts teekent hij in dit werk de voornaamfte dwalingen der Roomfche Kerk met levendige kleuren. Hij verwerpt de zeven Sacramenten, en fielt er flechts drie, Avondmaal, Boete en Doop. Hij beklaagt zich, dat in het Avondmaal de Beker aan de Leeken ontnomen is; dat men de Transfubftantiatie had ingevoerd, en de Mis vierde als eene heiligende offerande enz. luther fchreef dit werk in eenen fcherpen en hevigen ftijl, zijne drift was in hetzelve zoo groot, dat hij zich daar door zelfs liet vervoeren, om de goddelijkheid en het gezag van den Brief van den Apostel jacobus te verwerpen, en dien Brief een' Brief van ftroo te noemen, omdat hij namelijk minder fcheen te ftrooken met de leer van de Regtvaardigmaking alleen door het geloof. Ook klaagden reeds toen over luther's bitterheid in het fchrijven meer lieden, die anders zijne zaak niet ongenegen waren, erasmus zeide tegen den Keurvorst frederik: dat luther's leere waar was , maar dat hij in hem een weinig meer gematigdheids wenschte. Merkwaardig is ook het gezegde van dien zelfden erasmus te dier gelegenheid: „ Dat luther twee groote misdaden had begaan, dat hij de kroon van den Paus en de buiken der Monniken had aangetast, waarom het geen wonder was, dat het geheele Pausfelijke Rijk tegen hem opkwam." Wat voorts LU- ia C. G. [aarl5i7. :ot 1552-  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. De Paus 9* KERKELIJKE luther's hevigheid betreft, daaromtrent zullen wij hier flechts nog aanmerken, dat luther zelve beleed, dat hij heviger was, dan wel behoorde, maar dat hij te doen had met lasteraars tegen de Euangelie - waarheid, met wolven, met lieden, die hem onverhoord veroordeeld hadden, die met de vuilfte fcheld- en fmaadredenen tegen hem en tegen Gods woord uitvoeren. Ook fchreef hij aan wolfgang capito , Hofprediker van den Aartsbisfchop van Mentz, die hem verzocht, dat hij zich wat matigen zou, „dat het Euangelie niet bevorderd werd, wanneer men de Grooten verfchoont en hunne gebreken bedekt. Zulks is vleijerij en menfchenvrees, ja verloochening der Christelijke waarheid. De geest van het Christendom handelt openhartig, regt voor de vuist, ziet de zaken, zoo als zij zijn, en legt dezelve in hare gedaante vrijmoedig aan den dag. Zelfs Heidenen berispen de genen, die de gebreken van hunne vrienden verheelen. De geest der waarheid beftraft en vleit niet, waar voor wij het voorbeeld van christus hebben. Alles moet ontdekt en omvergeworpen worden , wat de waarheid bedekt, opdat zij vrij, openlijk en zuiver, aan allen zich vertoonen kunne. Met de ernftige berisping van het kwaad kan de liefde toch beftaan. Hoe fcherp beflrafte christus zijn volk , en echter wenschte hij het, gelijk eene hen hare kiekens, onder de vleugelen zijner liefde te verzamelen enz." (*) Daar luther dus ver af was, om, in gehoor- zaam- (*) schultet. Annal. ad a. 1521, 1522.  GESCHIEDENIS. 97 zaamheid aan de eerfte Bulle van den Paus, zich naai Rome te begeven, en daar, het geen hij geleerd en gefchreven had , te herroepen, volgde eindelijk op den aden Januarij 1521 de tweede Bulle van den Paus,met welke deze luther met zijne aanhangers in den ban deed, hen vervloekende en allen, die hen zouden begunftigen en befchermen, ook alle plaatfen, in welke ketterij ontdekt mogt worden, onder verbod van Godsdienstoefening brengende. Weinig echter werkte deze Bulle uit, zij werd in Sakfen, zoo veel men weet, nergens afgekondigd. Van nu af aan was de fcheuring openlijk en on. herftelbaar gevestigd; de leere, welke luther met mond en pen voorftond, vond in en buiten Duitschland bij velen ingang. Geleerde en godvruchtige lieden erkenden derzelver waarheid, en het volk ovei het algemeen juichte met blijdfchap het verbreker van het ondragelijk geworden juk der Geestelijkheid toe; een groot getal van de mindere Geestelijkheid verheugde zich insgelijks over het opgaande licht; alleen niemand van de hoogere Geestelijkheid had tot hier toe moeds genoeg, om zich openlijk ten voordeele der Hervorming te verklaren, uitgezonderd, zoo veel men weet, joannes thurzo, Bisfchop van Breslau in Silezië, gelijk blijkt uit de Brieven, door luther en melanchthon aan hem gefchreven (*), welke deze Bisfchop echter niet ontvangen zal hebben, zijnde hij reeds in dit zelfde jaai C*) Zij (laan ook in gerdes Hifi, Evang. Renov, f. ltl pag. 6-8. Herv< I. G na C. G. Jaari5i7, tot 155a. doet luther in den Ban. Uitbreiding der leere van LUTHERi  Ba C. G. Jaari5i7 tot 1552. tiUTHES. verfchijnt op den Rjjksdag teWorms. 98 KERKELIJKE jaar in de maand Augustus overleden. Tot hier toe had ook nog geen Vorst of Prins zich voor luther verklaard, zelfs frederik de Wijze, Keurvorst van Sakfen, niet openlijk, hoewel luther door hem in alle opzigten befchermd werd. luther echter, onderlteund door zijnen moed en vertrouwen op God, bleef in zijnen ijver voor de waarheid volharden, gelijk hij ook eerlang gelegenheid had, om dezelve openlijk voor den Keizer en de Vorsten van Duitschland te verdedigen, op de Rijksvergadering, welke Keizer karel V. te Worms in het jaar 1521 bijeen had doen komen. De Keurvorst van Sakfen, van des Keizers voornemen verwittigd, om luther voor deze vergadering te ontbieden, liet aan luther door spalatinus afvragen: wat hij doen zou, indien hij voor de Rijksvergadering ontboden werd? waar op luther aan spalatinus fchreef: dat hij komen, en dat hij des Keizers opontbod, als eene Goddelijke roeping, zou aanmerken, doch indien hem geweld werd aangedaan, zou hij zijne zaak Gode aanbevelen, die de drie jongelingen in den vuuroven bewaard heeft; en indien God hem niet geliefde te bewaren, zijn leven was eene kleinigheid, vergeleken met hetgeen christus geleden heeft. De Paus zocht wel, op alle mogelijke wijze, te verhinderen, dat luther op den Rijksdag niet verhoord mogt worden, dewijl hij denzelven reeds veroordeeld had, en er dus zijne eer en gezag aan fcheen gelegen te zijn, dat hij geen nieuw onderzoek voor eene vergadering van Leeken duldde. Hij had  GESCHIEDENIS. 99 had twee Kardinalen afgevaardigd, om in zijn' naam op den Rijksdag tegenwoordig te zijn, marinos caracciolus een' Napolitaan, en hieronymus aleander, die voorheen Geheimfchrijver geweest was van cesar borgia , een' man, volgens luther , van een' Hechten imborst en leven< Deze laatfte, vergeefs gepoogd hebbende, den Keurvorst frederik tegen luther op te hitfen, hield in de Rijksvergadering zelve eene redevoering, in welke hij aan luther zoo vele en zoo groote dwalingen te last leide, dat zij met den dood van honderdduizend Ketters verdienden gellraft te worden; hij drong aan , dat men luther , als een' door den Paus veroordeelden Ketter, moest behandelen, en hem niet voor de vergadering toelaten, vooral niet met een vrijgeleide. Deze tegenkanting van den Kardinaal aleander was evenwel te vergeefs, alzoo de Keurvorst van Sakfen, aan wien Keizer karel zijne verkiezing tot het Keizerrijk voornamelijk te danken had, aandrong , dat men, volgens de Duitfche regten en gewoonten , niemand onverhoord kon veroordeelen, of eenig vonnis tegen hem voltrekken, zonder hem gehoord te hebben, luther werd dan gedagvaard door eenen Brief van den Keizer, van den 6den Maart, om binnen XXI dagen zich voor de Rijksvergadering te ftellen, en hem tevens een Brief van vrijgeleide toegezonden, om veilig te mogen komen en gaan (*). lu* (*) gerdes Hifi. Euang. Renov. T. II. Montan. pag» 32» 33- G a iaC. G„ [aan 517. ot 1558°  KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 tot 1552 luther begaf zich, zonder vertoeven, op reis naar Worms, zijnde verzeld van twee zijner vrien. den jodocus of justus jonas en nicolaus amsdorf , behalve den Regtsgeleerden hieronymus schurf, dien hij als zijnen Advokaat wilde gebruiken ; een Rijksbode sturm geleidde hem, in naam des Keizers, tot zijne veiligheid. De vrienden van luther waren niet zonder bekommering voor hem, en wendden alle moeite aan, om hem van deze reize af te manen. Men zeide hem, dat hij reeds door den Keizer veroordeeld was; onderweg ontving hij nog vele Brieven , met vvaarfchuwingen, dat men hem, als een' Ketter, geen woord houden en het vrijgeleide hem niet baten zoude, men herinnerde hem het voorbeeld van joannes hus, en savanarola ; frans van s!kkingen ÜCt hem door martinus bucerus zijn Slot Ebertiburg aanbieden , alwaar hij veiliger zou zijn, om zijne zaak te verdedigen, dan in het gewoel der Rijksvergadering. Maar luther bleef onbezweken en onbevreesd bij zijn voornemen, te kennen gevende: „ dat hij naar Worms zou gaan, al waren daar zoo vele duivels, als pannen op de daken der huizen." Dus kwam hij den iöden April te Worms aan. Reeds den volgenden dag, den i7den April 1521, werd hij door den Rijksmaarfchalk pappenheim, voorgegaan door den Rijksbode sturm, in de vergadering ingeleid; alwaar hem joan eck, Officiaal van Trier, ( te onderfcheiden van den beruchten eck, zijnen vijand,) op last van den Keizer twee vragen voorltelde. Voor eerst: of hij die Boeken voor  GESCHIEDENIS. 101 voor de zijne erkende, welke onder zijnen naam waren uitgegeven? Ten tweede: of hij, hetgeen in dezelve als dwaling veroordeeld was, wilde herroepen ? dan of hij alles op zich nam te verdedigen ? luther's Advocaat verzocht daar op, dat men vooraf de titels der Boeken zou oplezen, welke men bedoelde. Dit gefchied zijnde, zeide luther, dat hij deze fchriften voor de zijne erkende, ten ware er door iemand iets mogt bijgevoegd of in veranderd zijn, hetwelk hij niet voor het zijne zou kunnen overnemen; maar met betrekking tot de tweede vraag, verzocht hij, wegens het gewigt der zake, en om niet overijld te handelen, tijd van beraad. Na eenige bedenking werd hem een dag uitflel gegeven, en hem gelast, om den volgenden dag zich niet in gefchrift, maar mondeling, te verklaren. Des anderen daags op het gefielde uur verfchenen zijnde, werd hem de vraag herhaald: of hij, het geen hij gefchreven had, verdedigen of herroepen wilde? Nu fprak luther vrijmoedig en zedig, twee uren lang: hij maakte onderfcheid tusfchen zijne fchriften; fommige behelsden alleen leeringen van het geloof en godzaligheid , aan welke zijne vijanden zelve een goed getuigenis gaven, deze behoefde hij zeker niet te herroepen ; andere waren door hem gefchreven tegen het Pausfchap en de leere van Rome, deze mogt en kon hij niet herroepen , dewijl hij daardoor de Geestelijke Tijrannij zou bevestigen; eindelijk had hij eenige fchriften tegen bijzondere lieden gefchreven, in welke hij bekende, dat hij fomtijds eene te fcherpe pen gevoerd G 3 had; na C. G. Jaari5i7tot I55a-  BttC. G Jaari5i7 f 55- G 5 na C. G. Jaari5i7, tot 1552.  na C. C Jaarisi; tot 1555 luther wordt in denRijks ban gedaan. ïoo* KERKELIJKE . was van luthers verblijf; de Keizer had nu de handen '• ruim, om den Paus te behagen, door luther open' lijk in den Rijksban te doen, terwijl hij, indien de Paus hem tegenviel, luther bij de hand had, om van denzelven tegen den Paus gebruik te maken. Hoe het zij, het onverwachts verdwijnen van luther gaf aanleiding tot velerhande geruchten. Velen verbeeldden zich, dat luther door zijne vijanden in de gevangenis geworpen, of wel door Zendelingen van Rome van het leven beroofd was, welk gerucht te Worms bijna een oproer veroorzaakt en den Kardinaal aleander , die zeer in den haat was, in levensgevaar gebragt had. Vijf dagen nadat luther in ftilte opgeligt en op _ het Kasteel Wartenburg in veiligheid gebragt was, den a6ften Mei, werd een Keizerlijk Edict, als een befluit der Rijksvergadering, tegen luther afgekondigd, hetwelk echter de dagteekening had van den 8ften Mei 1521. Te weten, men had dit befluit genomen, nadat reeds verfcheidene voorname Rijksvorsten, onder anderen frederik van Sakfen en lodewyk van de Paltz , de vergadering verlaten hadden, maar de dagteekening was vervroegd, om den fchijn te hebben, dat hetzelve met aigemeene toeftemming der Vorsten genomen was, waar over echter de bovengemelde Vorsten en anderen zich vervolgens openlijk beklaagden. Dit Edict of Plakaat van Wtrms is van eenen allerftrengften inhoud (*). Na eene inleiding, „ dat het hem als Kei- (*) Men kan het lezen in gerdes /. c. Monum. T. II,  GESCHIEDENIS. 107 Keizer betame en toebehoore te helpen dwingen de vijanden van het geloof tot de gehoorzaamheid der Goddelijke Majefteit,verhaalt de Keizer, hetgeen hem van luther, deszelfs handel en leere was voorgekomen , en hetgeen met hem op den Rijksdag verhandeld was, waar uit hij befluit, dat alle godvruchtige en verltandige lieden luther als eenen razenden en van den Duivel bezetenen moeten vlieden en vervloeken. Vervolgens des Paufen ban tegen luther allezins goedkeurende, doet hij hen in den Rijksban, zoodat een ieder gelast wordt, n: de XXI dagen, welke de Keizer hem, volgens hei vrijgeleide, gegeven had, om t'huiswaards te kee ren, den openbaren Ketter te vangen en aan der Keizer over te leveren, zullende de moeite en kos ten daar van behoorlijk vergolden worden, maar in tegendeel, die zoo ftout zij, om hem te ontvangen, te befchermen, of te begunftigen met woorden 0: daden, wordt even gelijk hij zelve in den ban ge daan. Voorts worden alle zijne Boeken ten vun gedoemd, en verboden, dat niemand zoo ftout 0: kloek zij, te koopen , verkoopen , houden, lezen. fchrijven , prenten (drukken ) of doen fchrijven, prenten, of fustineren, of defenderen eenige van d( boe II. p. 34. enz. Dewijl het Edict ook in des Keizer; Erflanden werd afgekondigd, en het eerfte Plakaat om trent den Godsdienst hier in de Nederlanden was, heef ook brandt een zakelijk uittrekfel van hetzelve in zijni Riftorie der Reformatie I Deel, Bladz. 160. (in 8vo." ingevoegd. na C. G. Jaar 1517. tot 1551. i 1  na C. C Jaansi; tot 155: ïo3 KERKELIJKE . boeken, gefchriften of opinien des voorzeiden lu• thers , zoo wel 'van de gene, die bij onzen Heiligen Vader den Paus zijn gecondemneerd, als alle andere, airede gemaakt of die namaals mogten gemaakt worden bij denzelven luther. Dit wilde de Keizer eindelijk aangemerkt hebben als eene eeuwige onverbrekelijke wet enz." Zoo aangenaam was dit befluit des Keizers aanden Paus, dat deze, de partij van Frankryk verlatende, een verbond met den Keizer floot; inderdaad de Keizer vertoonde zich in hetzelve, als een ijverig voorftander van het Pausfelijk gezag; maar daartegen werd het van alle verftandige lieden algemeen afgekeurd, voornamelijk, omdat de Keizer niet bevoegd was, oin een beflisfend vonnis tegen de leere van luther uit te fpreken, of de onfeilbaarheid van den Paus, die nooit door eene aigemeene Kerkvergadering was vastgefteld, als een Geloofsartikel ftaande te houden (*> Ook deed dit Plakaat geene uit- (*) Wat erasmus gevoeld heeft van dit bannen door den Paus en den Keizer, mag men opmaken uit zijnen Brief aan george, Hertog van Sakfen, den 3den September 1552. „ Ik ben altijd van meening geweest, dat dit Treurfpel op geenerlei wijze beter kon beflist worden, dan door zwijgen. De oprechtue Mannen onder de Kardinalen en Prelaten zijn het met mij eens. Daar is eene zeer wreede Bulle uitgekomen van den Pau.;. Zij heeft niets anders uitgerigt, dan den brand heviger te doen ontvlammen. Daar op is een nog wreeder Plakast van den Keizer gevolgd, die zich op deze zaak geheel toe-  GESCHIEDENIS. 109 uitwerking hoegenaamd, te minder, omdat de Keizer om dezen tijd de handen vol werks kreeg. Hij was genoodzaakt, kort na elkander naar Vlaanderen en Spanje te'reizen, om ontdane muiterijen zijner onderdanen te beteugelen, en zich ook door bondgenoodfchappen tegen francois I, Koning van Frankryk, te verfterken. Omtrent dezen tijd veroordeelden ook de Godgeleerden van Parys de werken van luther als Kettersch, bijzonder zijn werk over de Babt'jlom'fche Ballingfchap; hetwelk, zeiden zij, wegens de menigvuldige dwalingen, verdiende met den Alkoran gelijk gefield te worden. Hun befluit is naderhand wederlegd door melanchthon, en ook door luther, maar op eenen fpottenden toon. Terwijl de Paus, de Keizer, en de Godgeleerden dus tegen luther met Ban, Plakaten en Veroordeelingen ftreden, vatte henrik VIII, Koning van Engeland, een Vorst, die den naam van Verflan. dig waardig zou geweest zijn, indien hij niet eene te groote zelfsverbeelding van zijn verfland gekoesterd had, de pen tegen luther op, en fchreef tegen hem een bijzonder werk ter verdediging der zeven Sa- .toelegt. Dit heeft de tong en de pennen van fommigen beteugeld, maar de gezindheden niet veranderd. Men prijst wel het godvruchtig hart des Keizers, maar men fehrijft het oordeel in deze zaak toe aan die lieden, van welken de Geleerden niet veel verwachten." na C. G. Jaari5i7. tot 1552. De Godgeleerdenvan Parys veroor-^ deelen üe fchriften van luther. henrik VIII. Kov ning van Engeland fehrijft tegen luj ther.  na C. G Jaari5i; tot 155: ïio KERKELIJKE ■ SacramMen (*), bijzonder gerigt tegen luthers • werk over de Babijlonifche Ballingfchap. luther in zijne beantwoording van hetzelve , heefc het in twijfel getrokken, of de Koning zelve de fchrijver ware, dan of iemand anders dit werk voor hem hebbe opgefteld. Hoe het zij, het werk had het voorkomen van eene verdediging des geloofs te zijn, doch handelde niet, waar over luther zich ook beklaagt, over hoofdftukken van de ware Christelijke Jeere, niet over geloof, hoop, liefde, Doop, H. Avondmaal, noch ook over de wet, de zonde, den dood, den vrijen wil, de genade; niet over christus, over God, het laatfte Oordeel, Hemel, Hel, of over de Kerk en dergelijke, welke een Christen behoort te weten, en welke tot zaligheid noodzakelijk zijn; maar over het Pausdom, de befluiten der Kerkvergaderingen, de Leeraaren, de Aflaten, het Vagevuur, de Mis, de Akademien, de Monniksgeloften , Bisfchoppen , Overleveringen, dienst der Heiligen , de nieuwe Sacramenten, welke de Kerk niet alleen heel heilzaam kan misfen, maar zelfs niet beftaan kan, indien zij dezelve niet mist, of ze naar willekeur gebruikt. Deze waren de artikelen van dat geloof, hetwelk henrik op zich nam te verdedigen, en om welker wil zoo vele duizenden men- (*) De volle titel van de oorfpronkelijke uitgave van dit Koninklijk werk zie men bij gerdes Hift. Ev. Ren. T. Lp. ei.  GESCHIEDENIS. lil menfchen, op aandrang van Rome, door vuur en fraai zijn omgekomen. Des Konings gefchrift werd met de grootfte toejuichingen en loffpraken door den Paus en deszelfs aanhang ontvangen, leo X gaf daar over aan henrik, die reeds lang naar eenen onderfcheidenden titel had verlangd, gelijk de Koningen van Frankryk den titel van Allerchristelijkfte, die van Spanje van Katkolijke droegen, nu wegens dit werk den titel van Befchermer des Geloofs, welken de Koningen van Engeland federt gevoerd hebben. Zelfs was de Paus mild, met het fchenken van Aflaten voor de genen, die dit Boek zouden lezen, en in een' bijzonderen Brief aan den Koning fchreef hij, dat de Heilige Geest denzelven blijkbaar geleid had. De volgende Paus habriaan VI befchonk henrik met eene gewijde gouden roos, en diens opvolger klemens VII bevestigde aan henrik op nieuw met eene Bulle den eertitel : Befchermer des Geloofs, prijzende deszelfs werk als ,, gefchreven door in„ geving van den Heiligen Geest, en vol van dat „ licht van verftand en kennis, dat het ligtelijk ,, blijke, dat eene zeer goede natuur tot alles be„ kwaam is, waar zij zich toe wendt, en dat een ,, beste wil door Gods bijftand en gave ook in al„ les gelukkig en voorfpoedig is." luther fchreef eene wederlegging van dit werk des Konings, toen hij naar JVittemberg terug gekeerd was. Was de Koninklijke flijl bitter tegen luther geweest, deze gaf hem niets toe, ftelde de Koninklijke Majefleit in dezen ter zijde, en be- fchouw- na C. O. Jaan5i7. tot 1552-  na C. G Jaansip tot 1552 LUTHERS Briefwis felingmc den Aarts bisfchop vanMem 112 KERKELIJKE . fchouwde henrik flechts als Schrijver, als een'' ■ dommen en onkundigen Schrijver, wien hij, voor' namelijk met betrekking tot de Mis en Transfubftantiatie met klem van redenen, doch te gelijk met alle hevigheid, aan zijnen imborst eigen, wederleide; Na den dood van tetzel ftelde albert , Aartst bisfchop van Mentz, te Halle m Sakfen eene nieuwe • Aflaatskramerij aan, ook dwong hij eenen Parochiepriester, die eene vrouw getrouwd had, op ftraffe 'van gevangenis, van dezelve te fcheiden. luther, wien dit niet te dulden ftond, fchreef uit zijne fcbuilplaats den asften November 1521 aan den Aartsbisfchop hier over eenen fcherpen Brief, met bedreiging, „ dat, indien men niet afliet van dat Af„ laatprediken en het vervolgen van getrouwde ,, Pastoors, hij luther, alhoewel hij voor verlo,, ren en als dood gehouden werd, den Aartsbis„ fchop met zijne fchriften zoo zou aantasten, dat „ alle fchuld van het bederven van den Godsdienst ,, en van de onkuischte zeden op hem hechten zou." En dit niet alleen, maar luther beftond van hem te eifchen, ,, dat hij hem binnen veertien dagen had te antwoorden, of hij de vorderingen van luther zou voldoen?" albert liet hem den 2iften December door wolfgang fabricius capito antwoorden, in eenen heel ftreelenden zin: „ dat hij „ zijne Brieven gun (tig en ten beste had ontvan„ gen, dat hij ook hoopte, dat de redenen, om „ welke luther gefchreven had, reeds waren weg. „ genomen: hij erkende een zondaar, ja nutteloos „ en ftinkend drek te zijn, en dat hij hem, lu- „ ther,  GESCHIEDENIS. 113 Ther , om christus wil, zeer genegen was;" capito voegde hier eenen eigenen Brief bij aan melanchthon en luther , in welken hij zijnen wensen, te kennen gaf, dat men toch den zacbten weg des vredes mogt ir.flaan; en het was op dezen Brief van capito, dat luther het antwoord fchreef den i8den Januarij 1522, waar van wij boven (*) reeds een uittrekfel gegeven hebben. Tegen het einde van dit jaar deden de Augustijnen te Wittemberg eenen grooten ftap ter verandering , door het affchaffen der ftille Misfen. {Misfae Solitariae,) en van den Oorbiecht, luther prees hunne onderneming, fchoon zonder zijr weten ten uitvoer gebragt, en fchreef, ten einde hei te verfterken en te bemoedigen, een werk over he, affchaffen der Mis, in hetwelk hij ontkent, dat d< Geestelijken, volgens Goddelijk regt, alleen Pries ters zijn, naardien aan de Leeken dezelfde eernaan toekomt, en deze geestelijke offeranden, welke ni alleen plaats hebben, aan God opofferen, en ooi het woord van God verkondigen kunnen, alhoewe ordeshalve met regt zekere kundige lieden aangeftelc worden, om het woord te prediken en de Sacramenten te bedienen (f). bartholomeus bernardi, een Priester in Sakfen , was de eerfte, die eene vrouw nam, dit werd van melanchthon en andere goedgekeurd , ook lu- (*) Bladz. 96. (t) Daar velen, ook in onzen tijd, de uitdrukkingen van den Heidelbergfchen Katechismus in het antwoord op Herv. I. H de na C. G. Jaansijr. tot 1552. De bijzondereMisfen door de Augustijnen te Wittemberg afge, fchaft. i [ 1 Andere werken van LUTHER.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 ,i4 KERKELIJKE luther verklaarde zich over de huwelijken der Geestelijken, doch omtrent de Monniken bleef hij huiverig, omdat zij de gelofte van onthouding gedaan hadden, maar bij nadere overweging beter geleerd , fchreef hij zijn werk: over de Kloostergeloften , en bewees, dat deze geloften geene verbindende kracht hebben , en dat dus het huwelijk ook geoorloofd ware voor de Monniken; evenwel wilde hij gede Softe vraag ftreng beoordeelen , verdient het aangemerkt te worden , dat deszelfs opftellers niet alleen zoo fterk van de Romfche Mis gefproken hebben, luther fpreekt in dit werkje over het affchaffen der Mis even Merk, zoo niet flerker. BI. B. 2. zegt hij: „ Daarom befluite ik, dat „ het Misvieren, als een offer van befmeerde gefchorene „ Priesters, zoo als thans het gebruik is, niet anders „ is, dan christus lasteren en verloochenen, zijn Pries„ terfchap en zijne geheele Wet affchr.ffen en wegne„ men." B. 3. „ Daarom mogen de dolle Sofisten en „ Papisten een van beide, wat zij willen, verkiezen, laat hen hun Priesterfchap met de Heilige Schrift be. „ wijzen, of, bekennen, dat zij niets dan des duivels „ maskers en verdoemde afgoden zijn." C. 1. „DePa„ pisten behoorden eigenlijk te weten, dat zij fnooder „ afgoderij met hunne Misfen plegen, dan de Joden en „ Heidenen doen of ooit gedaan hebben." C. 4. „Des „ Pausfen Priesters, zijne wet, zijn werk zijn niets, „ dan ijdele leugenen des Duivels." Ook: „ ik hou„ de het met een' iegelijk godvruchtig Christen daarvoor, „ dat dit Paapfche Priesterdom en Misofferanden gcwisfe„ lijk des Duivels werk zijn enz."  GESCHIEDENIS. 115 gezelfchappen van mannen niet afkeuren, die vrij- 1 willig ongehuwd zamen wonen, zoo ook de zamen- 3 woning van vrouwen op dezelfde wijze. Nog fchreef hij eene wederlegging van jacobus latomus , een' Godgeleerde van Leuven, en ter verdediging van zijne ftellingen: dat het onmogelijk is, de wet van God te onderhouden, zonder den bijftand der genade, en dat alle goede werken zonden zijn, indien God ze niet barmhartig aanneemt. Ook is zijn Boek tegen ambrosius catharinus, naderhand Bisfchop, merkwaardig , naardien hij in hetzelve onderneemt te bewijzen, dat de Paus de Antichrist is, en vrijmoedig uitvaart tegen de misbruiken van het Hof van Rome. Het gewigtigfte werk van luther, hetwelk hij, gedurende zijne afzondering, ondernomen, en van tijd tot tijd voltooid heefc, was zijne Overzetting van den Bijbel uit het Hebreeuwsch en Grieksch in de Hoogduitfche Taal; een werk, hetwelk alleen hem, al had hij niets anders verrigt, den dank der Christenen waardig zou gemaakt hebben; en inderdaad, dit was het groote en ware middel, om de Kerk te hervormen, dat de gemeene man dus de bronnen van alle Godsdienftige Christelijke kundigheden ontfloten zag , waar van hij nu voor zich he! beste gebruik kon maken. Daar beftonden we Hoogduitfche Bijbelvertalingen, maar naar de gemee ne Latijnfche Vertaling, (Vulgata,) gemaakt, meest al in eenen ftijl, welke ieder een', die eenigen fmaal had, van het lezen affchrikte. luther vormdi daarom, met reden , al vroeg, een ontwerp, on H a eent ia C. G. aan 517ot 155a. LUTHER vertaalt denBijbel  na C. G. Jaarisi/. tot 1552 1 I J 1 ( < < ( 116 KERKELIJKE eene nieuwe Vertaling des Bijbels te vervaardigen* Reeds in het jaar 1517 had hij de zeven Boeïpfalmen volgens de vertaling van reuchlin in het Hoogduitsch overgebragt, en voor zijne reize naar Worms, het geheele Pfalmboek, zijnde daar in geholpen door jan lang, een' Godgeleerde van Erfurt, hetwelk reeds tegen luthers zin in het jaar 1521 te Bazel gedrukt was. In zijne afzondering op het Kasteel Warthurg% befteedde luther den geheelen zomer aan her beoefenen van de Hebreeuwfche en Griekfche Talen; ook werkte hij op dit zijn Pathmos aan de Vertaling van het Nieuwe Testament, hetwelk hij daar geheel afwerkte, maar naderhand met melanchthon nader befchaafde. Deze vertaling zag bij gedeelten het icht in het jaar 1522. De Voorrede onderfcbeidt 3e Boeken des Nieuwen Testaments in Boeken van neer en minder waarde, en noemt den Brief van fACOBus uitdrukkelijk eenen Brief van ftroo. Van leze Vertaling des Nieuwen Testaments werden dadelijks op drie perfen tien duizend drukbladen afgeIrukt. Een exemplaar kostte een' daalder, en nogans kwam in datzelve jaar een nieuwe druk uit. khalve melanchthon verzocht hij ook, na zijne vederkomst te Wittemberg, spalatinus, om zijne tulp, ten einde deze Vertaling na te zien, doch zoo lat hij geene Hot- en hofwoorden aan de hand wille geven, (spalatinus was Keurvorftelijk Hofpreliker,) want dit Boek, zegt luther, wil alleen p eene gemeene eii eenvoudige wijze verklaard zijn. Vervolgens begaf zich luther aan het vertalen van  GESCHIEDENIS. nr van het Oude Testament, van hetwelk echter het eerfte Deel, behelzende den Pentateuchus of de vijf Boeken van mozes, eerst in het jaar 1523 de pers verliet, en nog in hetzelfde jaar werd het tweede Deel uitgegeven, bevattende de Historifche Boeken van jozua tot esther ; in het volgende jaar 1524. het derde, waar in job, davids Pfalmen, en de drie Boeken van salomo. Tot de Profeten befteedde hij nog langer tijd, zoodat de geheele Bijbel eerst in het jaar 1536 het licht zag, wordende in de jaren 1541 en 1545 herdrukt met aanteekeningen, welke zijne vrienden hem aanboden. Van het jaar 1534 tot 1574 werden er van deze Overzetting des Bijbels op de Drukkerij van hans luft, die naderhand Burgemeester was van Wittemberg, honderd duizend exemplaren afgedrukt. Met eene vlijt en zorgvuldigheid , de grootheid en het gewigt des werks waardig, heeft luther deze Overzetting bearbeid. Hij fchreef aan amsdorf : „ Ik wil den Bijbel overzetten, doch ik heb een' last op mij genomen, die bijna mijne krachten te boven gaat. Ik zie nu, wat overzetten is, en waarom tot heden toe niemand dat ondernomen heefr. •— Het is een groot en waardig werk, waar aan wij allen wel mogen arbeiden, dewijl het ten algemeenen beste verftrekt." Hij gebruikte tot zijne medehelpers, behalve fil. melanchthon, justus jonas , matth, aurogallus en anderen van zijne vrienden, georgius rorarius had het nazien en verbeteren der Drukproeven op zich genomen, die er ook eenige der Aanteekeningen bijgevoegd heeft. H 3 Men ia C. G. faari5i7. :ot 1552.  ïi8 KERKELIJKE naC. G Jaari5i7. tot 1552. Men verzuimde niets, om toch alle naauwkeurig. heid bij dit werk aan te wenden; op zijn verzoek werden aan luther van het Sakjifche Hof door middel van den Hofprediker spalatinus velerlei edelgefteenten en juweelen overgezonden, met derzelver Hoogduitfche benamingen, ter opheldering van de namen der edelgefteenten Openb. XXI. en elders in den Bijbel voorkomende, insgelijks de namen van roofvogels, wilde en kruipende dieren, ter opheldering der wetten van het reine en onreine vee. Men raadpleegde met burgers en handwerkslieden, om de regte Hoogduitfche benamingen te vinden. Het gebeurde dikwijls, dat men vier weken tijds befteedde, om een woord met den regten naam uit te drukken. „ Ik heb," fehrijft luther in eenen Brief, ,, mij daar op toegelegd, dat ik zuiver en „ duidelijk Hoogduitsch mogt geven, en het is ons „ al dikwijls gebeurd, dat wij veertien dagen, drie „ ja vier weken, een enkel woord gezocht en ge„ vraagd hebben, en het nógtans niet hebben ge„ vonden." In het bijzonder fehrijft hij ten aanzien van job aan wencesl. link in het jaar 152S. „ In job arbeiden wij op zulk eene wijze, Magis„ ter philippus, (melanchthon) aurogallus, ,, (deze was toen Profesfor der Hebreeuwfche Taal „ te Wittemberg,) en ik, dat wij in vier dagen „ fomtijds naauwelljks drie regelen kunnen vaardig „ krijgen," en aan georg. spalatinus: ,, Iu „ het vertalen van job hebben wij zoo veel moeite, ,, om de verhevenheid van deszelfs zwaarwigtigen „ ftijl, dat hij veel ongeduldiger fchijnt over onze „ over-  GESCHIEDENIS. 119 „ overzetting, dan hij was over de vertroosting zij- f „ ner vrienden, of ten minfte dat hij altijd in de ] asfche wil zitten. Ten zij misfchien de Schrij- , „ ver van dit Boek gewild heeft, dat het nooit „ zou overgezet worden. Dit houdt de drukpers „ in dit derde Deel der Bijbelboeken op." Van de Profeten fehrijft hij aan link: „ Wij zijn thans ,, aan het vertalen der Profeten. Ach Hemel! welk „ een zwaar en verdrietig werk is het, de Ile„ breeuwfche Schrijvers te dwingen, om Duitsch te „ fpreken. Hoe verzetten zij er zich tegen, en wil,, len hunne Hebreeuwfche natuur niet verlaten, en ,, de grove Duitfchers navolgen. Even als of de „ nachtegaal zijne liefelijke melodie moest laten va„ ren en het eentoonig geroep van den koekoek na•„ zingen." Hoe de Bijbelvertaling van luther. in het gemeen met toejuiching ontvangen zij, kan het groot aantal van afdrukfels van dezelve getuigen; maar ook in het vervolg is derzelver regtmatige roem meer en meer gevestigd, niet dat zij zonder alle misdagen zou wezen, welk menfchelijk werk is daar van bevrijd? maar wanneer men in aanmerking neemt, hoe geringe hulpmiddelen luther te dien tijde bij de hand had , in tegenftelling van de menigvuldige, welke na hem in het licht zijn gebragt, moeten wij over den man verwonderd ftaan, die met zoo veel oordeel en gezond verdand, met zoo veel vlijt en trouw, eene zoo voortreffelijke Bijbelvertaling heeft kunnen ten uitvoer brengen; maar voor de Roomsen.gezinden was natuurlijk deze vertaling een balk in H 4 het a C. G. aan 517. ot 1552-  120 KERKELIJKE fin C. G. Jaari5i7. tot 1552. Voortgang der Hervorving in Duitschland. het oog, trouwens, men was reeds lang bevreesd geweest voor de gevolgen , wanneer de Bijbel in handen van den gemeenen man kwam. Sommige Vorsten verboden het gebruik dezer Overzetting met ftrenge Plakaten, anderen lieten dezelve openlijk verbranden, onder welken waren de Aartshertog ferdinand, george , Hertog van Sakfen, en joachim, Keurvorst van Brandenburg, welke laatfte evenwel andere overzettingen aan het volk toeliet te lezen, hieronymus emser , een geweldig vijand van luther, Leeraar, (Doctor,) van Leipzig, en Raad van den Hertog george , fchreef tegen deze Overzetting, maar kon niet dan kleinigheden opfporen, en (leunde daarbij nog op het gezag der gemeene Latijnfche Overzetting. Hij gaf ook tegen luthers Vertaling in het jaar 1527 eene nieuwe Hoogduitfche Vertaling uit, welke nogtans, in den grond, de vertaling van luther zelve was, doch alleen in de meeste plaatfen verdorven, waarom zij ook algemeen mishaagde. Terwijl luther dus, in zijne afzondering, onophoudelijk werkzaam was, was de zaak der Hervorming niet gebonden , maar breidde zich door geheel Duitschland eti zelfs in andere landen uit; zoodat matthias zell, die te Straatsburg leerde, in zijne verantwoording in het jaar 1523 kon verzekeren : „ dat, niettegenftaande het Plakaat van ,, Worms, er in Duitschland geene ftad, geen vlek, „ geen Klooster , Hoogefchool, Kapittel, ja geen „ huisgezin of huis was, waar geene lieden waren, „ die luthers gezindte, gelijk men ze noemde, „ nie\  GESCHIEDENIS. 121 „ niet volgde." Moe het openbaar twistgeding te 1 Heidelberg in het jaar 1518 reeds de eerde zaden ■ der Hervorming in de Paltz. gedrooid hebbe, is ons al hier voor (*) gebleken. Reeds vroeg in het jaar 1519 en 1520 was het licht der Hervorming ook opgegaan in Oostvriesland, door den ijver van georgius aportanus, (of Jurgen van der Deure~) wien de Graaf edzard I uit de School te Zwolle ontboden had, om de Letteroefeningen van zijne •. kinderen te beduren. Deze aportanus predikte 1 het eerst te'Embden de Leere van het Euangelie, gezuiverd van de latere Bijvoegfelen des Bijgeloofs, i met des te meer voorfpoed, dewijl Graaf edzard zijne pogingen openlijk begundigde. Door het geheele Keurvordendom Sakfen, werd met alle vrij; moedigheid gepredikt, te Wittemberg fchaften, gelijk wij gezien hebben , de Augustijnen de dille ' Misfen en de Oorbiecht af, hetwelk de Hooge I School door hare leden justus jonas , phil. me- | lanchthon, nicol. amsdorf , en joann. dul- I crus bij den Keurvorst liet verdedigen. Te Zwic, kau had fred. mecum of myconius, van wien | wij insgelijks in het voorgaande gefproken hebben, ji in het geheim gepredikt, maar thans verkreeg die ' dad eenen Herder, (Pastor,) nicol. hausman, vau wien luther gewoon was te zeggen: Bij beleeft, hetgeen wij leeren. Te Fryberg was deszelfs Vorst henrik, Hertog van Sakfen, Broeder van ; george , de zaak van luther genegen, voorna- me- , (*.) Bladz. 63. H 5 ia C. G; aan 517". ot 1552. (  122 KERKELIJKE na C. G Jaari5T7 tot 1552 melijk werd dezelve begunftigd door des Hertogs • Gemalin catharina van Meklenburg, doch, na het PJakaat van Worms, durfde henrik niet verder gaan, uit vrees voor zijn' Broeder george. Te Erfurt leerde urbanus hessus, Hoogleeraar in de Latijnfche Taal en Dichtkunde, met zoo grooten lof, dat hij meer dan 500 Toehoorders telde, deze begunftigdeookde leer van luther, die op zijne reize naar Worms te Erfurt gepredikt had; jo. camerarius, Hoogleeraar in de Griekfche Taal, was luther insgelijks genegen; ook joan. lang. Met dit al had luther reden, om zich te beklagen, dat de Studenten en het gemeen de huizen en verblfjfpiaatfen der Priesters en Geestelijken aanvielen en mishandelden. De regering der ftad volgde den Roomfchen Godsdienst, doch gedoogde echter, dat verfcheidene dienaars des woords openlijk in de ftad predikten, die veel van den haat der Geestelijken dulden moesten, onder anderen werd joan culschamer om hals gebragt met vergift, daar men den predikftóel mede vergiftigd had. george forcheim werd insgelijks met vergift vermoord. Doch anderen gingen met ijver voort te prediken, zoodat in het jaar 1523 acht Kerken naauwelijks genoeg waren, om de belijders der Hervorming te bevatten. Te Halberftad, Goslar, Hamburg, Worms, Ulm, Straatsburg, Joachimsthal, Frankfort enz., werd, hoewel niet zonder tegenfland en vervolging, de zuivere leere gepredikt. Te Treptau in Pornoren , alwaar eene vermaarde School was , leerden jo. bugenhagen en andreas cnophius ffiCt zoo grOO- ten  GESCHIEDENIS. 123 ten roem, dat derwaarts vele Studenten uit Lyfland i en van elders toevloeiden, bugenhagen , hoewel | hij reeds uit de fchriften van erasmus enz. tegen , de bedriegerijen der Monniken en tegen de Beelden zich verklaard had, oordeelde echter, op de eerfte lezing van luthers Boek: over de Bahijlonifche Ballingfchap, in het jaar 1520, ,, dat na het lij„ den van christus vele Ketters de Kerk beroerd „ hadden, maar dat onder die allen niemand groo,, ter pest geweest was, dan de Schrijver van dit „ Boek!" maar eenige dagen daarna het Boek met meer aandacht herlezen hebbende, gaf hij een geheel ander oordeel over hetzelve: „ Wat zal ik u veel „ zeggen? De geheele wereld is blind, dezeSchrij„ ver ziet eenig en alleen de waarheid." Maar als het gemeen eenen oploop verwekte tegen de St. Antoni's Monniken, die naar hunne gewoonte met klokjes en verkens door de ftad liepen, en die befchimpte, volgde er eene zware vervolging, om welke te ontgaan bugenhagen de wijk nam naar Wittemberg, in de lente van het jaar 1521, voordat luther naar^or»?* reisde , en werd hier naderhand Predikant. In dit jaar 1521 overleed Paus leo X, in wiens plaats den gden Januari) des volgenden jaars hadrianus VI tot Paus verkoren werd, die in het jaar 1459 te Utrecht geboren was, zijnde zijn Vader , volgens fommigen, een wever, doch naar anderen liever een fchuitemaker en houtkooper (*). In (*) brandt Gefck. der Ref. I Deel, Bladz. 195. 8vo. CASP. a C. G. aan 517. ot 1552. leoX derft. ha- drianus VI Paus.  na C. G Jaanjj.7 tot 1552 124 KERKELIJKE In de School te Zwolle had hij zijn eerfte onderwijs , vervolgens op de Hoogefcliool te Leuven. Zijne naarftigueid , goed leven , en geluk bragten hem tot dien hoogen ftaat. Eerst werd hij te Leuven Deken van de Sint Pieterskerk, daarna Kanunnik en Proost te Utrecht; in het jaar 1508 Leermeester van den jongen karel van Oostenryk, naderhand Keizer karel V; federt in Gezantfchap naar Spanje gezonden, gaf Koning ferdinand hem het Bisdom van Dertufen of Tortofa: na ferdinands dood werd hij Stadhouder in Spanje. De gunst van leo X vereerde hem den rooden hoed, als Kardinaal, en de oneenigheid der Kardinalen, benevens den invloed van den Keizer karel , de driedubbelde kroon. Over zijne verheffing tot Paus toonden die van Utrecht en de Hollanders groote teekens van vreugde, en fchreven op tapijten en wanden: Utrecht heeft geplant, Leuven heeft natgemaakt , de Keizer heeft den wasdom gegeven. Daar een aardig vernuft onderzette: Hier heeft dus God niets gedaan, hadriaan wordt geroemd wegens zijne geleerdheid, waarom fommigen zeiden: Men had hem verkozen , om tegen de geleerde Ketters eenen nog geleerder Paus te flellen. Ook prijst men zijne nederigheid en vroomheid; zijne matige levenswijze ten minfte ftak zeer af bij de weelde en pracht van het Hof van leo X. Men verwachtte van hem veel goeds tot de Hervorming der Kerk, waar van hij casi>. bürman: adrianus VI. five Analecta Hifi. de Adriano VI. Papa Rom. Traj. ad Rhen. 1727. 4/0.  GESCHIEDENIS. 125 hij de noodzakelijkheid, zoo wel met betrekking tot het hoofd als tot de leden, erkende. Hij liet door zijnen Gezant francisco cheregato, Bisfchop van Fabriane, aan de Rijksvergadering te Neurenberg in het jaar 1522, van welke wij vervolgens I fpreken moeten, voorhouden: dat de befmettelijke krankheid van het hoofd tot de leden, van de Paufen tot de mindere Prelaten voortkruipende, zich ■ wijd en zijd had uitgegoten, en dat er naauwelijks > iemand gevonden werd, die regt deed, en van deze kwaal vrij was. Hij beloofde alle vlijt naar zijn utterlle vermogen te zullen aanwenden, ten einde voor- : al het Roomfche Hof, daar mogelijk zoo veel kwaad vandaan kwam, gebeterd wierd. Hier toe wilde h'rj i zoo veel te fterker arbeiden, dewijl het van allen zoo vurig werd begeerd. Het behoorde nogtans niemand vreemd te dunken, dat de misbruiken niet op ftaande voet werden weggenomen. Want gelijk het I kwaad verouderd en vermenigvuldigd was , zoo moest men in dat te genezen niet gaan, dan voet \ voor voet, beginnende van het gewigtigfte, om niet, 1 door ontijdige drift, alles te verderven en overhoop j; te werpen. Deze en dergelijke verklaringen van dezen Paus 1 mishaagden over het geheel aan de Geestelijken, die ij verftonden, dat zij door zoodanige ronde bekentenisfe bij het volk in nog grooter haat en verachting zouden gebragt en de Lutherfchen te ftouter I gemaakt worden. Maar deze, en over het algemeen ; de Duitfchers , wantrouwden des Pausfen opregt1 heid. Het was, zeiden zij, een trek, welken de Paus- na C. G': ]aar1517. tot 1552.  fla C. G Jaari5i7 tot 1552 126 KERKELIJKE Pausfen wel gewoon waren , verbetering te beloven, zonder den wil, om die uit te werken, ten einde de eenvoudigen in flaap te wiegen, en tijd te winnen. Waarlijk , men ging wel in de verbetering voet voor voet, alzoo er tusfchen iedere voetftap de wijdte van eene geheele eeuw tusfchen beiden lag. De Paus raadpleegde erasmus over de middelen, om de bewegingen door luther verwekt te ftillen. erasmus raadde tot zachtheid, maar de Paus, hoe hij dan ook dacht omtrent de noodzakelijkheid der Hervorming, was ten (lerkfte tegen luther ingenomen. Zijn Gezant cheregato bragt eenen Brief van hem aan de Rijksvergadering te Neurenberg, in welken hij de Vorsten vermaande, luther tot herroeping en tot gehoorzaamheid aan de Kerk weder te brengen. Indien zulks niet door overreding kon gefchieden , moest men tegen den Ketter ftrengheid gebruiken , waar van men in de Heilige Schrift de voorbeelden van kor ach en abiram, van ananias en sapfir.\, en in de Kerkelijke Gefchiedenis, van joannes hus en hieronymus van praag voor zich had. In denzelfden zin fchreef hij ook aan bijzondere perfonen en onder anderen aan den Magiftraat te Straatsburg. Ook maande hij erasmus aan, om de pen tegen luther op te vatten, zoudt gij, fchreef hij hem, m* twijfel {laan om tegen de razemij van die lieden de pen op te nemen, welke God zigtbaar van zijn aangezigt verworpen en in eenen verkeerden zin overgegeven heeft, om te zeggen , te leeren en te doen dingen, die niet betamen ? Men ziet dus duidelijk, dat de Hervorming zich  GESCHIEDENIS. 12? zich niet veel heils van dezen Paus beloven kon ; hoe zeer erasmus in een' zijner Brieven van hem gefchreven heeft: „ Had hij den tijd van tien ja^ ren op den Stoel van petrus mogen zitten, hij zou de ftad Rome , indien ik mij niet bedriege, " al vrij wat hebben gezuiverd." Doch, hoe zou hij zulks, zelfs met den besten wil, hebben kunnen doen, daar hem het Roomfche Hof en de Kardinalen zelve alle pogingen ter Hervorming ontraadden, ten einde aan de Ketters geen' voet te geven, zoodat men verhaalt, dat hadriaan zal gezegd hebben: „ dat de ftaat der Paufen wel ongelukkig „ was, als die geene magt hadden, om iets goeds te doen, zelfs als zij zulks ten flerkfle willen. II en daartoe geen' arbeid of moeite ontzien." Rotrn was, zegt paulus servita (*), zulken Paus t« eenemaal onwaardig en kon hem ook niet lang dul den. Hij overleed den i3den van Herfstmaand 152: niet zonder vermoeden van vergift. Zijn graffchrif is merkwaardig: Hadrianus VL hic fitus est, gu nihil fibi infelicius in vita, quam quod imperaret duxit. „ Hier ligt adriaan de zesde , die voo „ zich zeiven niets ongelukkiger in zijn leven g< „ acht heeft, dan dat hij regeerde." Tot hier toe had luther zich op zijn Kastei Wartenberg in ftilte verborgen gehouden, uitgezoi derd dat hij eenmaal heimelijk eenen uitflap gedaa 'had naar Wittemberg, alwaar hij zich ten hui! van amsdorf fchuil hield, en eenige dagen [aangi naai O In Hifi. Concil. Trid. I. 27. ia C. O. |a?.risi7. tot 1552. ! t t > r \ luther komt we'" der te n Wittem- e ber§n  MC. G, Jaan,5i7, tot 1552. 128 KERKELIJKE naam met zijne vrienden doorbragt. Maar, tien' maanden op zijn Kasteel verborgen geweest zijnde, kon men hem daar niet langer houden, maar zonder het Plakaat van Worms, of het befluit der Rijksvergadering te Neurenberg, waar van in het vervolg, te vreezen,of zelfs het ongenoegen van zijnen Keurvorst te fchroomen, keerde hij in de maand Maart 1522 naar Wittemberg terug. Van zijne wederkomst gaf hij aan den Keurvorst kennis in eenen Brief, welke zoo zeer van zijn geloof en vertrouwen op God en zijne goede zaak getuigt, dat hij in eene foort van geestverrukking gefchreven fchijnt, en waardig is, hier geplaatst te worden. Hij vertoont ons het karakter van luther ten vollen. „ Aangaande mijne zaak weet Uwe Hoogheid, of, „ indien hij het niet weet, verneme zij het nu, dat „ ik het Euangelie niet van menfchen, maar alleen„ lijk van den hemel heb door onzen Heere jezus „ christus: zoodat ik met regt, (gelijk ik ook „ voortaan doen zal,) mij zelve kan belijden een ,, dienstknecht van God en een Euaugelist te zijn. „ Trouwens, dat ik mij ter onderzoek van zaken „ heb aangeboden, en aan het oordeel van anderen „ onderworpen, zulks heb ik niet gedaan, omdat „ ik eenigzins aan mijne leere twijfelde, maar ze„ digheidshalve, opdat ik anderen uitnoodigen zou. „ Doch nadat ik zie, dat mijne te groote zedigheid „ tot nadeel (trekt van het Euangelie: en dat de „ Satan, als ik hem eene handbreedte toegeef, het „ geheele veld wil bemeesteren: word ik, door „ dwang van mijn geweten, genoodzaakt, eene an- ,> de-  GESCHIEDENIS. 129 „ dere wijze te houden. Ik heb Uwe Hoogheid, „ gelijk ik hoop, voldaan, dat ik dit jaar geweken | „ ben, alleen om Uwe Hoogh. genoegen te geven. ,, Trouwens, de Duivel weet wel, dat dit door „ mij niet uit vrees of wantrouwen gefchied is. ,, Want toen ik te Worms binnenkwam , was ik ,, zoo vast gemoedigd: dat, al had ik geweten, „ dat er zoo vele Duivels, als er pannen op al de „ daken der huizen lagen, op mij loerden, ik met „ een vrolijk en wakker hart midden onder hen zou „ gefprongen zijn." Vervolgens fehrijft hij: ,, lk ,, keer naar Wittemberg weder, met eene veel hoo„ gere en magtigere befcherming voorzien, dan mij ,, van den Keurvorst van Sakfen verleend kan wor,, den. Ook heb ik nooit in mijne gedachten „ genomen , om van Uwe Hoogheid verdediging „ te verzoeken. Ja ik oordeel, dat Uwe Hoogh. ,, meer befcherming en beveiliging van mij hebben, ,, dan aan mij verleenen zult. Bovendien, zoo ik „ wist, dat Uwe Hoogh. mij wilde en konde be„ fchermen , zou ik volftrekt niet wederkeeren. ,, Geen zwaard kan deze zaak te goede of te hulpe ,, komen. Hier moet God alleen beduren en han- delen , zonder eenige menfchelijke bekommering „ of hulp. In deze zaak derhalve zal hij, die het „ fterkst op God vertrouwt, zich zeiven en ande« „ ren het kloekst verdedigen. Naardien ik derhalve „ zie, dat Uwe Hoogh. tot nog toe met een zeer „ zwak geloof bepaald is, kan ik op geenerhande „ wijze zoo veel aan Uwe Hoogh. toekennen, dat ,, ik zou onderftellen, dat ik van haar verdedigd Herv. I. I „ of ia C. G, [aari5i7. ot 1553'  na C. G. Jaari5i7. tot 1552, 130 KERKELIJKE „ of van gevaren bevrijd zou kunnen worden. Ik „ zal in deze mijne zaak Uwe Hoogh. ziel, lig„ chaam en goederen van alle nadeel en gevaar vrij„ houden, het zij Uwe Hoogh. dit al of niet ge,, loofde. Ook weet Uwe Hoogheid zonder twij,, fel, dat er omtrent deze zaak in den hemel ,, geheel anders dan te Neurenberg befloten is, im,, mers wij zullen zien, dat zij, die reeds meenen, „ het geheele Euangelie verflonden en uitgedoofd „ te hebben, het Benedictie nog niet hebben afge„ daan. Het is een heel ander magtiger Vorst, „ dan de Hertog N., met wien ik te doen heb. „ Die kent mij, en ik hem, zoo tamelijk. Indien „ Uwe Hoogh. geloofde, zou zij de grootmagtig„ heden en heerlijkheid van God zien. Doch na„ demaal Uwe Hoogh. nog niet gelooft, heeft zij ,, ook niets van deze dingen gezien. Gode zij de ,, heerlijkheid en lof tot in eeuwigheid." Van de redenen , die hem bewogen , om naar Wittemberg te keeren, berigt luther zelve: „ Ik ben ontboden door de Brieven van de Gemeente „ en het Volk van Wittemberg: in mijne afwe„ zendheid is de Satan op mijne kudde aangeval,, len, en heeft die opfchuddingen veroorzaakt, welke mijne tegenwoordigheid noodzakelijk verei„ fchen. " Bovendien zegt hij , ,, bevreesd te „ zijn, dat er een groot oproer in Duitschland zou „ ontdaan , hetwelk hij , door vereenigde gebeden „ met de Kerk, begeerde af te wenden, of eenigen „ tijd tegen te houden. " Aan melanchthon fchreef hij: „ Bereid mij eene woning, want de „ Over-  GESCHIEDENIS. 131 „ Overzetting des Bijbels zal mij noodzaken tot „ lieden weder te keeren." De opfchuddingen, van welke luther fpreekt. doelen op de onderneming van carolostadius . die met justus jonas , fil. melanchthon , nic amsdorf , d. schurff en d. dolcius , niet alleei de ftille Misfen en de Oorbiecht afgefchaft, ei de Beelden uit de Kerken genomen hadden, maai ook de aanroeping der Heiligen, het onderfcheid var fpijzen; ook bedienden zij het Avondmaal ondei beide gedaanten van brood en wijn. luther, di< hen eerst, gelijk wij gezien hebben, geprezen had, Helde zich thans, na zijne wederkomst, ten fterkfti tegen deze nieuwigheden, niet dat hij de Mis we der ingevoerd wilde hebben, of de overige misbrui ken dulden wilde, maar hij beklaagde zich, dat mer bij deze vernieuwing niet ordenlijk te werk was gegaan , meer met drift en geweld, dan met het woord van God. Ondertusfchen befchuldigde carelstad hem, dat zijn misnoegen ontftaan was, omdat hij in alles de eerfte zijn en niet dulden wilde, dat anderen iets fchreven of deden, indien hij niet voorging; en het is waar, dat luther carelstad beftrafte, dat hij fchielijk een nieuwe Meester had willen worden en zijne fchikkingen bij het volk invoeren, met onderdrukking, zegt luther., van mijn gezag. Maar van den anderen kant is toch ook zeker, dat carelstad door eene foort van geestdrijverij te onbedachtzaam handelde en buitenfporige ftellingen beweerde, b. v. dat men in de regtbanken niet moest oordeelen naar menfcheliike I 2 reg- na C. G. JaariSi7. tot is52. Opfchuddingen te Wittemberg met CARELSTAD enz. ;  na C. G. Jaari5i7. tot 1552 132 KERKELIJKE regten, maar naar de wetten van mozes, dat men alle fcholen en menfchelijke geleerdheid moest ter zijde dellen, en allen verpligten tot het oefenen van eenig handwerk, ook kon hij den titel van Doctor of Leeraar of eenigen anderen eernaam niet dulJen. Hoe het zij, deze bewegingen waren het eerfte zaad van die heillooze twisten, waardoor de Hervormde Christenen naderhand onderling zoo verdeeld zijn geraakt. In dit jaar 1522 fchreef luther zijn Boek tegen den valfchelijk zoogenoemden fland der Geestelijken van Paus en Bisfchoppen, waar in hij de gebreken der Geestelijken met levendige kleuren affchilderde, en daar door het geheele ligchaam der Geestelijken tegen zich te meer verbitterde, zoodat zij overal in de weer waren, om zijne boeken en gefchriften te doen verbranden; alom werden ook de begunftigers der nieuwe leere met vervolgingen bedreigd, en werkelijk op vele plaatfen vervolgd. De Rijksdag van Neurenberg nam in het afzijn van den Keizer in het jaar 1522 een befluit, om de ontheiligers van het Avondmaal, die hetzelve onder de beide gedaanten bedienden, te bedwingen, george van Sakfen liet in zijn gebied de Monniken en Priesters, die luther volgden, in de gevangenis werpen en ftraffen. ferdinand van Oostenryk, 's Keizers Broeder, gaf Plakaten uit in Oostenryk en het Wurtembergfche tegen allen, die den Paus niet gehoorzaamden; op gelijke wijze gedroegen zich lodewyk , Koning van Hongaryen, en henrik, Hertog van Brunswyk. De Bi.-fchop van Merfeburg verbood op  GESCHIEDENIS. 133 op de Hoogefchool te Leipzig, het lezen van luthers Nieuwe Testament, onder de zwaarde ltraffen, waarop vele Studenten die Hoogelichool verlieten en naar Wittemberg verhuisden. Doch al deze wederftand kon niet verhinderen , dat de Hervormingsleer zich door Duitschland uitbreidde. In Silezië werden aanzienlijke Gemeenten gedicht , voornamelijk te Breslau door ambrosius moibanus en joan. hessus. In het Holfteinfche werd het Euangelie gepredikt door harm. tastius , die meermalen door de ingezetenen gewapend en beveiligd ter preke geleid werd, tegen de geweldige ondernemingen der Pausgezinden, tot dat frederik Koning van Denemarken, openlijk bij Plakaat in het jaar 1524 gebood, dat niemand, op verbeurte van goed en leven, om de Pausfelijke of Lutberfche gevoelens , den anderen aan lijf, eer of tijdelijke goederen gevaar of ongemak zou aandoen, maar dat een ieder zich in zijnen Godsdienst zoo zou gedragen, als hij het voor den almagtigen God met een zuiver geweten zou denken te verantwoorden. Doch van de Hervorming van Denemarken zullen wij ter behoorlijker plaatfe fpreken. Te Straatsburg leerde matthias zellius, wordende kloekelijk door den Magidraat gehandhaafd tegen alle verhinderingen en moeijelijkheden. Te Augsburg joan frosch; te Neurenberg and re as osiander ; te Frankfort aan den Main hartman ibach, en na het jaar 1525, fred. hauerbach , dellinger en melander , welke drie laatstgemelden naderhand het gevoelen van zwinglius omtient het Avondmaal aangenoI 3 men iaC. G. aari5i7ot 1552.  na C, G Jaari5i7 tot 1552 Rijksvergaderingte Neurenberg. 134 KERKELIJKE , men hebben; te Halkin Sakfen predikte joannes ■ brentius , derwaarts geroepen uit de Hoogefchool van Heidelberg. In het eerst hield deze de Mis nog aan, doch niet voor de dooden , maar dezelve werd fpoedig geheel aldaar afgefchaft in het j'aar 1523. Te IVeisfemburg in den Elzas, onder de befcherming van den Ridder van Sikkingen, predikte martinus bucerus, te Mentz kaspar hedio, capito en anderen. Te Bremen kreeg de nieuwe leer invloed door hendrik van zutphen , een Augustijner Monnik, die uit de gevangenis te Delft in Holland ontkomen, derwaarts geweken was. Te Maagdenburg verzochten en verkregen de Burgers de Hervorming van de Regering, alwaar melchior myricius, anders van der heide, en anderen predikten. Te Zerbst in het Anhaltfche predikte luther zelve, waar op ook daar de Hervorming ingevoerd werd; verders te Ulm en elders, ook in Pameren, Lyfland enz. Reeds in het jaar 1522 was de Rijksvergadering te Neurenberg bijeengekomen, in afwezendheid van den Keizer. Wij hebben reeds gezien, welk befluit zij omtrent luther genomen heeft, doch ten zijnen nadeele werd niets dadelijk uitgevoerd. De Duitfche Rijksvorsten waren allen over den Paus en het Roomfche Hof onvergenoegd, en belloten eenparig , thans, daar des Paufen Gezant cheregato de misbruiken van dat Hof erkende, deze gelegenheid waar te nemen, om herflelling van dezelve te bewerken. Zij maakten derhalve eene lijst op van honderd bezwaren , ( gravamina, ) over welke Duitsch-  GESCHIEDENIS. 13S Duitschland wegens het gedrag van het Hof van j Rome en de Geestelijkheid te klagen had; en deze Y lijst ftelden zij des Pausfen Gezant in handen; te- . vens nam deze vergadering, hoe zeer vijandig de meeste en voornaamfte leden tegen luther. waren, het volgende befluit: 1. Dat men tegen luther niets kon ondernemen, zoo lang de openbare misbruiken van het Roomfche Hof en Kerk niet waren weggenomen. 2. Dat men, ten einde alle verfchillen over den Godsdienst te doen eindigen, eene aigemeene en vrije Kerkvergadering behoefde. 3. Voor dat dit gebeurde moesten er geene nieuwe boeken worden uitgegeven — het Euangelie zuiver gepredikt worden, maar volgens goedgekeurde en van de Kerk aangenomene uitlegging en verklaring. — Daar moesten door de Bisfchoppen bekwame mannen verkozen worden, die de afwijkende en gebrekkelijke Predikers door zachte vermaningen te regt zouden brengen en bezanen. — Eindelijk Priesters , die vrouwen trouwden, moesten volgens de Pausfelijke wetten geftraft worden. Deze beiluiten waren geheel niet naar den zin van des Pausfen Gezant, ook werden zij van den Keizer niet goedgekeurd, maar luther fchreef aan de Rijksvorsten en maakte zijne aanmerkingen op de afzonderlijke gedeelten van dit befluit, en betuigde onder die voorwaarde daar in genoegen te nemen, uitgezonderd het befluit omtrent de gehuwde Geestelijken, waar van hij de ongegrondheid aantoonde, de Vorsten verzoekende, dat zij daar in voorzien wilden. In het begin van het jaar 1523 fchreef luther I 4 een' 1 C G. :ari5i7>t 1553. luther'»  Ha C. C Jaari5i; tot 155: Boek over de wereld li ke m=igt 136 KERK EL IJ KE !. een werk over de wereldlijke magt, hetwelk hij op'• droeg aan jan , Hertog van Sakfen, Broeder van den Keurvorst, in hetwelk hij de pligten der Burgerlijke Overheid onderzocht, en derzelver ware geI fteldheid en grenzen aanwees. Velen echter oordeelden , dat hij deze grenzen te naauw beperkte, zoodat george, Hertog van Sakfen, in de Rijksvergadering berigtte, dat de Vorsten in dit Boek waren beleedigd en befchimpt, (waren fchalke und buhen gefcholten,) men heeft dit Boek als de aanleidende oorzaak opgegeven van den kort daarop gevolgden Boerenkrijg. Ook komen er, volgens luthers gewoonte , fterke uitdrukkingen in voor: bij voorb. „ Men moest zich niet verwonderen, dat de Vors„ ten tegen God en het Euangelie woeden, alzoo ,, zij dit gewoon waren van het begin der wereld af: zoo dat er niets zeldzamer zij dan een god„ vruchtig Vorst, ja dat zulk een voor een wonder „ mag gehouden worden. " Zoo zegt hij ook: ,, Dat hij fpreekt van een' Vorst, die een Christen „ zijn en in den hemel ingaan wil, alhoewel dit „zeldzaam plaats hebbe." Ein fürst, zegt hij, ist ein wildpret im himmel. Ten zelfden tijde fchreef hij eene Verhandeling: dat men de leeringen der menfchen moet vermijden. In de Voorrede echter verklarende, dat hij met dit gefchrift geenszins die genen wil voorfpreken, die de wetten en overleveringen der menfchen wel ftoutelijk verfmaden, maar voorts niets doen, van hetgeen een Christen mensch betaamt. Ook gaf hij eene Hoogduitfche Verhandeling uit: Fomgrewelder Stil-Misfe, fo man Canon nennt. De  GESCHIEDENIS. 137 De zaak van luther verloor in het jaar 1523 1 eenen wakkeren voorflander in den edelen fr. van ( sikkingen, wien velen in dien tijd waardig achtten, den Keizerlijken Scepter te voeren. Hij had: in zijn gebied werkelijk de Hervorming begonnen, verfcheidene daar na beroemde Hervormers oecolampadius , bucerus , schwebel en anderen vonden op zijnen burg toevlugt; oecolampadius moest dagelijks op het Slot prediken: doch het duurde niet zeer lang, het verveelde deze Heeren fpoedig, zoo veel van de vreedzame deugden des Christendoms te hooren; de Predikatiën, hoe kort hij ze ook maakte , fchenen hun te lang. Zij kwamen bijna dagelijks te kerke, doch bloot om de plegtigheden te aanfchouwen, den zegen te hooren , en een zeer kort gebed te doen, waarna zij meenden vroom genoeg te wezen: met één woord, oecolampadius zegt zelve in eenen Brief aan zwinglius (*): „ Hier werd het woord op rotfen gezaaid." luther werd insgelijks door dezen Ridder op zijn Slot genoodigd , maar hij wilde dit niet beloven, van sickingen fheuvelde in eenen oorlog met den Keurvorst van Trier, welke oorlog echter niet om den Godsdienst gevierd werd, maar om twee Burgers, voor welke sickingen borg was gebleven, en die de Keurvorst niet wilde uitleveren. De dood van dezen Ridder was wel treurig, maar bragt echter de zaak der Hervorming verder geen nadeel aan, dewijl de Leeraars, die zich bij hem ont- (*) SCHULTET. Arm. I. 138. I 5 ia C. G. aari5i7. ot iss«- Dood van 'R. VAN ilKKIN- JEN.  ï38 KERKELIJKE na C. G tot 1552. ULRICH VAN HUTTEN. onthouden hadden, zich nu verfpreidden en in verfcheidene plaatfen de waarheid verkondigden en het zand der Hervorming ftrooiden. Weinige maanden na sickingen ftierf ook zijn vriend, de vurige ulrich van hutten, in ballingfchap op het kleine eilandje Ufnau in het Zuricher Meer. Deze groote voorftander van reuchlin, een onverzoenlijk vijand van alle fchoolvosferij in de Wijsbegeerte, Godgeleerdheid en Regtsgeleerdheid, en een kloekmoedig voorftander van de Duitfche vrijheid, zoodra hij van luthers onderneming hoorde , werd geheel de zijne , en wilde met de vuist en het zwaard op Babel losftormen. Hij was er werkelijk op bedacht, om den Adel ten voordeele van luther in het harnas te jagen, georg vogler, die met twee Markgraven van Brandenburg in het jaar 1521 op den Rijksdag te Worms was, verhaalt, dat men des anderen daags, toen luther de eerfte keer voor de Rijksvergadering gedaan had, een' Brief aan het Raadhuis aangeplakt had gevonden, waarin zijne Keizerlijke Majefteit verzocht werd, luther niet onverhoord te veroordeelen; met de bedreiging, in geval dit gefchiedde, moest zijne K. M. weten, dat 400 van den Adel, die over 8000 te paard en te voet te gebieden hadden, zich voor luther in de bres wilden ftellen, om hem te behouden, en hem tegen zijne wederpartijders te verdedigen ; ook werd de Bisfchop van Mentz in dit gefchrift genoemd, en met eene fterke bedreiging hem de opftand van het jaar 1503 herinnerd. Maar zoodanige geweldige raadflagen waren ge-  GESCHIEDENIS. 139 geheel niet naar den zin van luther. Deze fchreef r aan spalatinus: „ Gij ziet, wat van hutten] „ bedoelt. Ik heb den man gefchreven , dat ik , „ niet wensch, dat men met geweld en moord voor „ het Euangelie ftrijde. De wereld is door Gods „ woord overwonnen, door dat woord is de Kerk „ behouden , zij zal door hetzelve woord weder opgebouwd worden; maar ook de Antichrist, „ gelijk hij zonder vuist begonnen is, zoo zal hij „ zonder vuist door het woord te niet gedaan worden." Eindelijk is in dit jaar nog merkwaardig een Gezantfchap der Boheemfche Broederen aan luther, hetwelk hem hun geloof over de tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal zoo verklaarde, dat luther in eenen Brief aan nic. hausman erkende, dat hij geen kwaad gevoelen van hen had, doch vervolgens , hunne geloofsbelijdenis gelezen hebbende, ontvouwde hij zijne gedachten meer duidelijk in eene verhandeling over de aanbidding van het Sacrament van christus , omtrent hetgeen hij in het geloof der Broederen al of niet goedkeurde. Onder anderen zegt hij, dat hij afkeurde, dat zij de wezenlijke tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal ontkenden, als ook het geloof der kinderen in den Doop; daarenboven, dat zij bij het regtvaardigmakende geloof in de zaak der regtvaardigmaking de liefde voegden, en dat zij zeven Sacramenten erkenden , en den Euangeliedienaren het huwelijk verboden. Zonderling is het, dat hij hier de plegtigheid der aanbidding in het Avondmaal ondei de onverfchillige dingen rekent. D< aC. G. aarl5i7. ot 1552. GezantfchapderBohemers ian luther.  na C. G, Jaari5i7 tot 1552 b lemens VII Paus. Vervolg van den Rijksdag te Neurenberg.Befluit der Roomsch gezinde Vorsten te Regensburg. ! ] 1 1 \ z e 140 KERKELIJKE De nieuwe Paus klemens VII, die den roden November 1523 in de plaats van hadrianus VI verkozen was, zond in het volgende Jaar als zijnen Legaat den Kardinaal laurens campegius , met last, om te bewerken, dat het Plakaat van Worms ten uitvoer gebragt, het houden van eene Kerk vergadering verfchoven, en de hervorming der Bezwaren ter zijde gefield zou worden. Op zijne vertogen , welke de Keizer door zijne Staatsdienaren onderfleunde , namen de Rijksvorsten op nieuw een befluit, hetwelk den fchijn had, van hun vorig befluit te veranderen, maar hetwelk hetzelve inderdaad verflerkte. De Vorsten beloofden de hand te zullen houden aan het Plakaat van Worms, zoo veel mogelijk zou zijn, behoudens waarheid en geregtigheid, maar bleven aandringen op de noodzakelijkheid eener Jlgemeene Kerkvergadering, zij wilden, dat inmiddels de fchriften der Geleerden door bekwame manaen onderzocht en daar van uittrekfels zouden genaakt worden, ten einde in eene volgende Rijksvergadering te Spiers te beflisfen, wat men daar uit ïannemen of verwerpen zou. Het onderzoek der Bezwaren werd insgelijks tot die vergadering uitgeleid. Eindelijk werd het befluit herhaald, dat het iuangelie zuiver en vrij geleerd zou worden, doch tonder opfchudding en ergernis, volgens de uitleg[ing der bij de Kerk goedgekeurde Leeraren. Dit «fluit der Rijksvergadering, hetwelk onder groote erwarring opgemaakt was, mishaagde aan den Keier, aan den Pausfelijken Legaat en aan luther ven zeer. De Keizer nam het kwalijk, dat het Pla-  GESCHIEDENIS. ï4* Plakaat van Worms niet terftond met ftrengheid ten uitvoer gebragt werd, hij wilde geene andere Kerkvergadering, dan die door den Paus zou beroepen worden, en fchorste den Rijksdag, die tegen den nden November uitgefchreven was. De Pausfelijke Legaat was onvergenoegd, dat alles uitgelteld, en aan een nieuw onderzoek onderworpen was. luther verklaarde zich omtrent dit befluit in een opzettelijk gefchrift, hetwelk, met alle hevigheid, en terzijdeftelling van allen betamelijken eerbied jegens de Vorsten, was opgefteld. Hij noemde hen beesten, rasenden en gekken, die het Plakaat van Worms ten uitvoer brengen, en even als de oude Reuzen den hemel beltonnen wilden, en beklaagde het lot van Duitschland, hetwelk de aangebodene zaligheid verwierp. De Pausfelijke Legaat befpeurende, dat een groot gedeelte der Duitfche Rijksvorsten van de Hervorming niet afkeerig waren, begaf zich naar Regensburg, alwaar hij eene vergadering bijwoonde, welke ferdinand van Oostenryk, en twee Hertogen van Beyeren, de Aartsbisfchop van Saltzburg en eenige anderen daar belegd hadden. Dezen kwamen met malkanderen overeen, dat men des Keizers Plakaat tegen luther ten ftrengfte zou handhaven, en deszelfs gefchriften ophalen, dat men in de Mis en andere plegtigheden geene verandering zou gedoogen; dat men de gehuwde Priesters en afvallige Monniken naar de ftrengheid der Kerkelijke Wetten ftraffen, en hunne onderdanen, die te Wittemberg ftudeerden , opontbieden zou. Ook verbonden zij zich ia C. G. [aan 517. ;ot 155*4  na C. G Jaari5i7 tot 1552 Vervo!- gingenom den Godsdienst. Twist tusfchen erasmus en luTHERoverden vrijen wiL 142 KERKELIJKE zich onderling, dat zij eikanderen, indien er tegen eenen van hen geweld gepleegd werd, met de wapenen zouden bijllaan. Dus maakten deze Roomschgezinde partij de eerfte beginfelen der fcheuring, terwijl al fpoedig naar hun voorbeeld zich ook de andersgezinde Vorsten en Rijksfteden naauwer vereenigden. Alhoewel het Plakaat van Worms in het grootfte gedeelte van Duitschland krachteloos bleef, hier en elders nogtans werden de aanhangers der zuivere leer aan vervolgingen blootgelteld. Te Weenen werd, met toelating van ferdinand, kaspar taüber, een Burger van Weenen, onthoofd; te Dithmarfen hendrik van zutphen, die te Bremen geleerd had, en naar Meldorf in Dithmarfen beroepen was, ellendig om hals gebragt. Te Praag in Bohemen en te Of en in Hongaryë, werd insgelijks tegen de Hervorming gewoed, en in de laatstgenoemde plaats een Boekverkooper te gelijk met zijne Euangelifche Boeken verbrand. Te Metz jan de klerk , na vreesfelijke mishandelingen, met vuur verbrand. In Sakfen zelve vervolgde de Hertog george met geldboeten, gevangenisfen en bannen de Euangelifchen enz. In het jaar 1524 liet erasmus zich overhalen, om de pen tegen luther op te vatten , en zijn vertoog over den vrijen wil te fchrijven. Hij wilde dus het vermoeden afweeren, als of hij een begunftiger van luther en deszelfs kere ware. In dit werk geeft hij deze bepaling van den vrijen wil: ,, Zij is het vermogen van den mensch, waar door » lij»  GESCHIEDENIS. H3 „ hij zich kan toeleggen op de dingen, die ter eeu-'tj: „ wige zaligheid leiden, of van dezelve afwenden." J Doch dit vermogen aan den menfchelijkeu wil toe» . kennende , beweert hij tevens , dat de inwendige helpende genade daarmede blijft beftaan, zeggende uitdrukkelijk: „ dat die genen hem behagen, die „ iets aan den vrijen wil, maar het meest aan de „ genade toekennen." Voorts bewijst hij zijne (telling uit de Heilige Schrift, uit de Kerkvaders en uit de ongerijmdheden, welke uit i het loochenen van den vrijen wil voortvloeijen. luther , wien dit werk ten hoogfte mishaagde, fchreef daartegen in ■ het jaar 1525 in de maand December zijne Verhandeling over den knechtelijken of (laaffchen wil; hebbende, zegt hij, zoo lang gewacht, opdat niemand zou denken, dat hij dit werk met te groote drift en overhaasting behandeld had; tevens erkende hij, dat het hem lastig ware, op een zoo geleerd Boek van eenen zoo geleerden man te antwoorden, doch dat hij een antwoord noodig rekende om der genen wil, die deszelfs aanzien tot hunne eigene eere misbruikten tegen christus. In dit werk leert luther tegen erasmus: „ dat onze vrije wil zich niet „ kan fchikken tot de genade, door zich daar aan „ over te geven, of die niet te wederftaan; dat „ wij volftrekt niets doen, maar lijdelijk zijn; dat „ wij al het goed of kwaad, hetwelk wij doen , „gedwongen, (dat is, wel vrij, maar zoo, dat „ wij, wegens de onveranderlijkheid van Gods wil, „ en de onfeilbaarheid van deszelfs noodzakelijke „ voorwetenfchap, niet anders handelen kunnen,) „ doen C. G. arisi?. t 155*.  aa C. G Jaari5i; tot 1552 144 KERKELIJKE . „ doen of liever lijden; dat God niets afhankelijk, •„ (contingenter,) te voren weet; dat wij, noch ' „ de Engelen, noch adam in den ftaat der regt„ heid, noch eenig fchepfel ooit eenen vrijen wil „ gehad hebben; maar, dat alles, wat buiten God „ gebeurt, dus gebeurt, dat het, indien men op „ den wil van God ziet, niet anders kan gebeu„ ren." Niet alleen leert luther dit, maar tevens beweert hij, dat zonder dit, noch God, noch christus , noch Geloof, noch Euangelie, noch iets, het zij van het Jodendom en veel minder van het Christendom overig blijft. Die genen , welke dit leerftuk van het Christelijk geloof als hatelijk en verfoeijelijk trachten voor te (Tellen, telt hij onder de Duivelen en verdoemden. Zoo fterk fpreekt luther in deze Verhandeling, welke met zoo veel oordeel en bondige geleerdheid is opgefteld, dat er asmus een vermoeden had, dat zij uit de pen van iemand anders, willem nesenus , of justus jonas , of fil. melanchthon gevloeid was, maar geheel ongegrond, alzoo luther (leeds gewoon was zich op dit werk te beroemen, en nog in het jaar 1537 aan capito fchreef, dat hij geen van zijne werken voor zoo echt en zuiver erkende, als dit van den knechtelijken wil, en zijnen Catechismus. Over dit werk van luther heeft men in later tijden hevig getwist. De aanhangers van kalvyn vonden daar in eene volkomene overeenllemming van luther met de leere van kalvyn, over de Predestinatie of Fborverordinering, hetwelk de Lutherfchen niet vvilaen toegeven. seb. schmidt heeft dit werk met  GESCHIEDENIS. 145 met aanteekeningen uitgegeven, in welke bij getracht a heeft, den zin van luther zoo te verklaren, dat J 6 die met de uitfpraken. van kalvyn bleef verfcliillen. , Sommige Lutherfchen wilden zelfs , dat luther, naderhand dit werk herroepen, en zijn gevoelen veranderd zou hebben, doch dit wordt zonder eenig bewijs gezegd. Het werk van luther over den knechtelijken wil is geheel in zijnen ftijl gefchreven. luther had reeds te voren in verfcheidene Brieven erasmus geteekend , ,, als een' blinde , een' ellendige, die „ christus niet kende , die vervreemd was van „ het verftand der Christelijke zaak, ruw van geest „ en nog hangende aan de letter;" in dit Boek noemde hij hem eenen Atheist, die met lucianus niet geloofde, dat er een God was; eenen Epicurist , die met epicurus niet geloofde, dat God zich bemoeide met menfchelijke zaken; een' Scepticus, of twijfelaar in dingen, die de Christelijke Belijdenis raakten; een Be/potter der Heilige Schrift; een' vijand van den Christelijken Godsdienst; een' Lasteraar enz. luther zelve verfchoont deze zijne hevigheid daarmede, dat hij gevoelig was, dat een zoo groot man, als erasmus, zich had laten bewegen, om tegen hem te fchrijven over een onderwerp, daar luther zoo veel belang in ftelde. „ Indien ik," zegt hij (*), ,, wat te ftraf mogt „ fchrijven tegen uwe verhandeling, zulks zult gij ,, mij vergeven. Ik doe dit niet uit een kwaadwil- „ lend (*) De Servo Arbitr. p. 190. Ed. schmidio. Herv. L K aC. G. lans»/* n 155a.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Begin van den twist over het Heilig Avondmaal. 146 KERKELIJKE „ lend hart, maar het heeft mij aangedaan, dat gij „ door uw aanzien de zaak van christus zoo ue„ nadeeldet, fchoon gij met uwe geleerdheid en al „ inderdaad niets hebt uitgerigt. Daarenboven wie „ is altijd zoo meester van zijnen ftijl, dat hij niet „ hier of daar warm worde? Gij, die, als 't ware „ uit ijver voor de zedigheid, bijna koud zijt in dit ,, Boek, fchiet nogtans niet zelden vurige en fcher„ pe pijlen, zoodat gij vergiftig mogt fchijnen, in,, dien de Lezer niet zeer genegen en billijk wil „ zijn. Maar dit doet alles niets ter zaak, alzoo „ wij dit wederzijds eikanderen gaarn moeten ver„ geven, gelijk wij menfchen zijn, en niets men„ fchelijks vreemd in ons is." Hoe het zij, erasmus toonde zich over deze handelwijze van luther zeer gebelgd, en fchreef daar tegen zijnen Hyperaspistes of verdediger, welken hij, gelijk hij zich beroemde, in twaalf dagen had afgefchreven; ook beklaagde hij zich bij jan , Keurvorst van Sakfen, die frederik was opgevolgd, en vorderde eerherftelling, wegens de befchuldigingen van Atheisterij en Epureisme; doch hier van kwam niets. Ondertusfchen is merkwaardig, hetgeen erasmus fchreef in eenen Brief aan ludov. vivez : ,, Om ,, voor de vuist te fpreken, wij hebben den vrijen ,, wil verloren. Toen gaf mijn hart geheel iets an„ ders op, dan mijne pen fchreef." Maar een ander, in de gevolgen veel gewigtiger verfchil, hetwelk men vervolgens den Sacramentskrijg, (helium Sacramentarium,) genoemd heeft, nam in het jaar 1524 zijnen aanvang, carolosta- di-  GESCHIEDENIS. 147 biüs, die op luther misnoegd was, omdat deze ns deszelfs gedrag omtrent de Beelden zoo euvel had J* opgenomen, had zich van Wittemberg naar Orla- _ munde begeven , alwaar hij echter fpoedig weder opfchuddingcn om de Beelden verwekte, luther , volgens een befluit van den Keurvorst, eerst naar Jena en verders naar Orlamunde gezonden, predikte daar tegen den Geestdrijver thomas muntzer-, maar voegde er bij, dat men ook te vreezen had voor de Beeldenflormers en Sacramentarisfen. carolostadius, die zich te Wittemberg ook omtrent de tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal tegen luther verklaard had, fprak luther hier over aan, die hem uitdaagde, om over dit on* derwerp openlijk tegen hem te fchrijven. carolostadius werd vervolgens op last van den Keurvorst en aandringen van luther uit Tharingen verdreven, en begaf zich naar Bazel, alwaar hij zijne Verhandelingen over het Avondmaal des Heeren in het licht gaf, en den bijval verwierf van zwinglius en oecolampadius, die ook in de woorden van christus een tropus vonden, alhoewel zij niet in alles met carelstad overeenftemden. Met hert vereenigden zich anderen, gelijk leo judae, en dè Godgeleerden van Straatsburg, wolfgang fabricius capito en martinus bucerus. Het gevoelen van carelstad kwam op deze punten uit: dat er in de woorden der inftelling van het Avondmaal een tropus plaats heeft, en dat men het woordje dit, (rala,) niet moet verbinden met brood, («ƒItt,) hetwelk van bet mannelijk gedacht is, maar K 2 dat C. O» «•1517r 1552.  143 KERKELIJKE na C. G Jaari5i? tot 1555 . dat men de woorden dus moet vatten: Neemt, eet, ■ namelijk het brood, hetwelk jezus aan zijne Apos' telen hier mede toereikte; waarbij hij vervolgens op zijn ligchaam wijzende, gevoegd zal hebben, want dit, of, want bier is of zit mijn ligchaam , hetwelk voor u gebroken wordt. Voorts, dat het ligchaam van christus in het Avondmaal niet tegenwoordig is, noch gegeten wordt met den mond, maar dat er Hechts gedachtenis gevierd wordt, van het gebroken ligchaam en vergoten bloed des Verlosfers; dat het oogmerk van het Heilig Avondmaal enkel is, dat men den dood van christus verkondige en zijne gedachtenis viere. Eindelijk ontkende hij, dat dit Sacrament de vergeving der zonden gaf, of zelfs een zegel en onderpand zij van onze verlosfing door jezus christus, dewijl deze eene gave des Heil. Geestes is, en de mensch zich zeiven te voren moet beproeven, hetwelk noodeloos zou zijn, indien hij door het Avondmaal van de vergeving zijner zonden moest verzekerd worden. Daartegen hield luther ftaande, dat de Deelgenooten van 'sHeeren Avondmaal , benevens het Brood en den wijn, het wezenlijk ligchaam en bloed van christus ontvingen. Dus wel de Transfuhftantiatie, of de verandering van het brood en wijn in het ligchaam en bloed van christus verwerpende, maar nogtans eene wezenlijke tegenwoordigheid van hetzelve aannemende, hetwelk vervolgens Confubjlantiatie genoemd is. E11 deze waren de zaden van dien geweldigen en hevigen twist, welke eene heillooze verdeeldheid veroorzaakte tusfchen hen, die zich vereenigd hadden, om de  GESCHIEDENIS. 149 de zaak der vrijheid en van den Godsdienst te verdedigen. Behalve dezen ongelukkigen twist, die onbedenkelijk veel nadeel aan den voortgang der Hervorming heeft toegebragt; werd dezelve ook, hoewel ten onregt, befchouwd als'oorzaak, of ten minfte aanleiding gegeven te hebben tot den Boerenkrijg, welke in het jaar 1525 met zoo veel woede in Duitschland uitberstte, door welke befchuldiging de gemoederen van velen van de Hervorming afkeerig werden gemaakt. Door het plaatshebbende Leenftelfel werden alom in Duitschland en elders de Boeren en Landlieden op eene treurige wijze onderdrukt, en waren inderdaad (laven van de Edelen, velen van welken hen onbarmhartig verdrukten en mishandelden. Van tijd tot tijd waren hier door, lang vooi luthers tijd, oproeren ontdaan, die door de wanhoop aangevuurd, op droomen van menfchenbloed te daan kwamen. In dit jaar berstte een dergelijk oproer uit in Zwaben, alwaar de Boeren , het ondragelijk juk der Edelen moede, hetzelve eensklaps afwierpen en de Sloten hunner dwingelanden verwoestten , niet zonder de onmenfchelijkde wreedheden tegen hen zeiven te plegen. De brand doeg vervolgens over in Thuringen , alwaar ongelukkig eene razende geestdrijverij olie in het vuur wierp en de ellende vermeerderde, thomas muntzer , na te Brunswyk, Zwickau en Altftadt het Euangelie gepredikt hebben, begon gevoelens van geestdrijverij en dweeperij te verfpreiden, en daardoor opfchuddingen te verwekken. Om die reden van daar verli 3 dre- naC. G. Jaari5i7. tot IS52- De Boerenkrijg.  naC. G. Jaari5i7. tot 1552. [50 KERKELIJKE Jreven zijnde , zworf hij in Duitschland om, en Helde zich eindelijk aan het hoofd der misnoegde ;n muitende Boeren, met welke hij vele verwoestingen aanrigtte, zoodat men verhaalt, dat in de?en krijg meer dan 300 Sloten en Kloosters door Je Boeren vernield zijn geworden. Eindelijk verlenigden verfcheidene Vorsten hunne troepen, en yerfloegen de Boeren in menige gevechten, en hunne voornaamlte hoofden, zekere pfeiffer en muntser , werden gevangen en te Mulhaufen ter dood gebragt. De leere dezer Geestdrijvers behelsde, dat 3e mensch niet door de letter der fchrift maar door Jen geest geleerd werd, en dat de menfchen door middel van gezigten, openbaringen en droomen van Sod onderwezen en omtrent toekomende dingen verlicht werden. Zij dreven, dat de wereld van de booze beheerfchers moest in vrijheid gefield en het Rijk van God op aarde opgerigt worden ; zij verzetten zich tegen de Pausgezinden om derzelver overheerfching van het geweten en de harde dienstbaarheid, en tegen luther, omdat hij op de Heilige Schrift en op menfchelijke wetenfchap en kennis aandrong. Het is er dus zoo ver van daan, dat luthers leer de oorzaak geweest zij van deze oproerigheden, dat waarlijk de Geestdrijvers, die dezelve koesterden , ni-ts met de voorftanders der Hervorming gemeen hadden, dan het aandringen op vrijheid van Godsdienst en geweten, luther oordeelde wel in het begin zacht van de droomen en gezigten , welke deze Dweepers voorwendden , maar vrij fpoedig doorzag hij hunne oogmerken en fpooreloozen waan, waar-  GESCHIEDENIS. i$i waarom hij hen in verfcheidene gefchriften weder-1 leide, en de Rijksvorsten vermaande en raadde, de- | zelve met geweld te bedwingen. Hoe zeer luther. vrijheid van geloof en geweten predikte, even fterk nogtans predikte hij orde en geregeldheid, en was afkeerig van alle wanorde en misbruik van vrijheid, die in wetteloosheid en regeringloosheid ontaarden zou. Eene andere gebeurtenis in het jaar 1525 gaf insgelijks aan de tegenftanders der Hervorming Hof tot lasteren, en ftrekte zelfs aan velen, die der Hervorming genegen waren, tot ergernis. Deze gebeurtenis was het huwelijk van luther met catharina van borre. Deze catharina van borre, uit een adelijk gedacht geboren, was Non geweest in het Klooster van Wimptsch, maar had hetzelve met de andere Nonnen , twee jaren geleden, verlaten, met hulp van leonard koppe , Raadsheer te Torgau, luther, die te voren den Monnikskap insgelijks afgelegd en met eene deftige kleeding, eenen Leeraar der Godgeleerdheid pasfende , verwisfeld had, en ook niet langer Vader of Broeder, hetwelk de eertitels der Monniken waren , maar eenvoudig Doctor of Leeraar genoemd wilde zijn , bedemdt haar ter vrouwe voor Doctor glacius , Pastoor ti Orlamund; doch als catharina zich daartoe on genegen toonde, verklarende , dat zij niet wild trouwen, of het moest met luther zeiven wezen en als luther van hieronymus schurf hoorde „ dat, indien hij, een Monnik, trouwde, de ge „ heele wereld en de duivel zelve lageben zouden K 4 »» df a C. G. aari5i7- Dt 1552- luthkr rouwt [CATHARINA VAN ISORREt I > 5  na C. Jaaris tot 15 Vervol g der twis teil over het A voudinat KERKELIJKE G. „ dewijl hij alle zijne handelingen daardoor vrach" teIoos zou make" 5 " befloot luther onvoorziens, om, ten fpijt van de Wereld en den Duivel, catharina te trouwen, en volbragt dit, zonder aan iemand van zijn voornemen eenige kennis te geven. De ondertrouw gefchiedde in tegenwoordigheid van flechts drie zijner vrienden , die hij des avonds te eten genoodigd had. Hevig voeren zijne partijen uit over dit huwelijk, men riep: „ dat uit „ dit huwelijk van eenen Monnik met eene Non de „ Antichrist zou geboren worden." Men fchold hetzelve voor een bloedfchendig en hondsch huwelijk. Verfcheidene van luther's vrienden zelve keurden hetzelve af, om de ergernis en opfpraak, welke zij daar van voorzagen, melanchthon zelve misprees het om die reden, en uit hoofde van de tijdsomltandigheden ; evenwel verdedigde hij de geoorloofdheid van hetzelve in eenen Brief aan joaohim camerarius. luther fchreef aan amsdorf, dat hij dit huwelijk had aangegaan, om den wensen zijns Vaders te voldoen, maar ook om een voorbeeld te geven aan andere Kerkelijken en hen voor te gaan in een eerbaar huwelijk. De verfchillcn, welke met carelstad onrftaan waren over het Avondmaal , namen ondertusfehen toe in hevigheid, luther fchreef tegen hem zijn 1 Boek, tegen de Hemelfche Profeten, en behandelde hem in hetzelve als een' verachter van den Godsdienst. Onder anderen gebruikte hij, in dk Boek, om de dadelijke tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal op te helderen , de gelijkenis van een  GESCHIEDENIS. 153 een gloeij'end ijzer. Gelijk in een gloeijend ijzer, i zeide bij, twee onderfcheidene zelfftandigheden, te. weten, ijzer en vuur , vereenigd zijn, dus is het ligchaam van christus vereenigd met het brood in het Avondmaal enz. De twist rees hooger, omdat men wederzijds eikanderen verdacht hield, van de eene zijde vermoedden de Zwitzers, dat luthers gevoelen niet zeer onderfcheiden was van de Transfubjlantiatie, en deze hield hen verdacht, dat zij in het Avondmaal niets ftelden dan eenvoudig brood, zonder eenige kracht of tegenwoordigheid van christus bij het Avondmaal te erkennen, joann. bugenhagen had in het voorgaande jaar een' Brief gefchreven tegen zwinglius, om deszelfs gevoelen, dat in de woorden der inzetting is te kennen geeft, het bet eekent, te wederleggen. zwinglius beantwoordde denzelven dit jaar in zijn Boek: over den waren en valfchen Godsdienst; ook gaf joann. oecolampadius eene Verhandeling uit over de ware uitlegging van de woorden des Hecren: Dit is mijn ligchaam, in hetwelk hij den tropus vindt niet in het woord is, maar in het woord ligchaam, hetwelk beteeken en zal een beeld van mijn ligchaam. Van dit werk getuigde erasmus : „ dat het zoo ,, naauwkeurig gefchreven, met zoo vele bewijsre,, denen en getuigenisfen voorzien was , dat het „ zelfs de uitverkozenen zou kunnen doen dwalen." Hier tegen fchreven eenige Zwabifche Leeraars, zoo men meent, door de pen van brentius, eene Verhandeling , onder den titel : Syngramma , daar oecolampadius zijn Antifyngramma tegenftelde. K 5 zwn\ g- ia C. G. 'aari5l7. ot 1552.  154 KERKELIJKE naC. G. Jaar 1517. tot 1552. Dood van frederik de Wijze, Keurvorst van Sakfen. jan de Standvastige volgi hem op. zwinglius was zeer misnoegd over het gefchrift der Zwabifche Godgeleerden, maar luther prees het, en wanneer die van Straatsburg hem vermaanden , om zich met de Zwitfers te verftaan , verklaarde hij: „ dat deze zaak van zoo groot ge„ wigt was, dat de voorftanders van een der beide ,, gevoelens dienaars van den Satan moesten zijn; „ en dus, dat eene bemiddeling geene plaats kon „ hebben." Ondertusfchen had carelstad een werkje uitgegeven, om zich zeiven te verfchoonen, met eenen Brief aan luther, dat hij over het H, Avondmaal gefchreven had, niet om iets te bepalen, maar alleen om de waarheid op te fporen. luther liet zich hier door met hem bevredigen, en carelstad kreeg van den Keurvorst vrijheid om in Sakfen weder te keeren. Op den 25ften Mei des jaars 1525 overleed frederik, de Wijze bijgenaamd, Keurvorst van Sakfen, die fteeds luther zijne befcherming verleend had, zonder nogtans zijne leere openlijk aan te nemen. Door zijne voorzigtigheid had hij, zoo lang hij leefde , zekere foort van eenigheid en overeenftemming onder de Duitfche Rijksvorsten bewaard, niettegenstaande hunne verfchillende begrippen. De Keurvorst jan, wien men den bijnaam de Standvastige gegeven heeft, die zijnen Broeder frederik opvolgde, ging op eene geheel andere wijze te werk. Overtuigd van de waarheid van luthers leere, en ziende, dat dezelve welhaast verdrukt zon worden, indien de Paus zijn gezag en invloed bleef behouden, nam hij in zijne landen de oppcrmagt in Ker-  GESCHIEDENIS. 155 Kerkelijke zaken zelve in handen, en dichtte in zijn ns gebied eene Kerk , geheel van die van Rome ver- Ij fchillende, in leere, tucht en beftuur. Om aan de- _ zelve eene vastheid te geven, liet hij door luther en melanchthon eene Kerkenorde opftellen, die in het jaar 1527 in alle zijne Staten werd afgekon. digd; welk voorbeeld fpoedig ook door andere Vorften, die de Roomfche Kerk verlieten, werd nagevolgd. Doch even fchielijk werd nu ook de vereeniging tusfchen de Rijksvorsten verbroken , die door eene openlijke fcheuring verdeeld werden, gelijk wij in het vervolg zien zullen. Hier alleen voegen wij er nog bij, dat hij op de mouwen- zijner Hovelingen, tot een onderfcheidend kenmerk van zijn geloof, de eerfte letters van de woorden Verbum Domini manet in aternum, ( Het woord des Heeren blijft in eeuwigheid^ V. D. M. I. M. geborduurd wilde hebben. Evenwel had de Keurvorst frederik: reeds in den zomer des jaars 1522 zilveren penningen laten flaan , die deze fpreuk ten opfchrift hadden, en op de winterkleederen zijner Hovelingen de letters V. D. M. I. M. laten weven. De Kerken in Silezië werden om dezen tijd hevig gefchokt, door de leeringen van kaspar schwenkfeld , een man uit een adelijk gedacht in het Hertogdom Liegnitz in Silezië, hij werd in het jaar 1527 uit zijn vaderland verdreven, en overleed, na vele omzwervingen, in Zwaben, in het jaar 1561. In het eerst had hij de dwalingen en het verderf van het Pausdom ziende,zich bij luther gevoegd; maar toen hij waarnam, dat de Christenen, die deze C. Gi ari5i-* t 1552. tflSPAR iCHWENK- FELD.  na C. G Jaari5i; tot 1552 150" KERKELIJKE ze leer beleden, dezelve weinig beleefden, oordeelde hij, dat ook deze de ware Kerk niet was: waarom hij zich bij geene gezindte voegde , maar ook deswegens bij allen in haat kwam, alhoewel hij alle godvruchtigen in alle gezindheden zeer liefhad, zelfs zijnen vijanden weldoende, en gelijk hij zeide, te vrede voor zich zeiven en christus te leven. Daarenboven keurde hij in de Roomfchen af, dat zij in het werk der Zaligheid te veel aan de werken- toefchreven; maar in de Lutherfchen, dat zij te groote kracht verbonden met de letter der Schrift en de Sacramenten, of dat zij niet behoorlijk onderfcheid maakten tusfchen het historisch en zaligmakend geloof, of tusfchen den historifchen en geestelijken christus, denkende, dat het geloof en de gehoorzaamheid van christus voor ons genoegzaam zij, alfchoon wij in de zonden blijven. Hij wilde de Christenen van de uitwendige middelen afbrengen, welke hij evenwel niet verachtte, maar nuttig noemde; en wilde hen tot den geest en den geestelijken Godsdienst bepalen. Hier vandaan, dat hij dikwijls te flaauw en zelfs onvoegzaam fprak van den dienst des woords en van de godsdienstplegtigheden ; en de dienaren van het Euangelie gering achtte; ook verwierp hij het gevoelen der Lutherfchen over de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal. Men haatte hem deswegens zoo zeer, dat fommigen hem een kind des Duivels , een' boozen Ketter , Herdooper, Dweeper en Lasteraar noemden , en zelfs kinderachtig met zijn' naam fpeelden , noemende hem Stinkveld of Stankveld. Zijns vijanden echter  GESCHIEDENIS. 157 ter zelve erkenden, dat hij een man was van eer vroom en godzalig leven. Hij heeft verfcheidenf fchriften nagelaten, die bij eikanderen zijn uitgegeven in het jaar 1592. Zij zijn dikwijls opgehaalc en verbrand geworden. Zijne leerftellingen waren: 1. Dat de Schrift oj zich zelve eene doode letter is, dat zij, die vat hem verfchilden, Letterknechten waren. 2. Dat di menfchelijke natuur van christus geen fchepfel is, zoo omdat zij haren öorfprong van God heeft, ah omdat zij vergoddelijkt is na de verheerlijking; maai zijne partijen noemde hij fchepfelingen, creaturistae, 3. Dat het regtvaardigend geloof de inwonende Goc zelve is. 4. De woorden der inftelling van hel Avondmaal verklaarde hij van christus zeiven, df ware zielefpi's en het brood des levens; maar daai van onderfcheidde hij hetSacramenteele brood,eeniglijk ingefteld ter gedachtenis van christus, en oir een dank • en liefdemaal te zijn: maar den geheeler christus, naar de Goddelijke en menfchelijke natuur, noemde hij ware fpijs en drank: de woorden, dit is mijn ligchaam, verklaarde hij: zoodanig is mijn ligchaam, namelijk, waarlijk hreod en fpijs. waar van het uiterlijk brood een teeken is. 5. Eindelijk prees hij altijd aan een nieuw leven, en had de klinkende woorden fteeds in den mond van verlichting, openbaring, vergoddelijking, inwendige en geestelijke mensch enz. Niettegenltaande zoo vele hindernisfen en zelfs openbare vervolgingen in verfcheidene plaatfen , breidde zich de Hervorming meer en meer uit. fi- lips, na C G. }aari5i7. tot 1552. i Voortgang der Hervorming in  iia C. G Jaari5i7 tot 1552 Duitsch land. Rijksdag te Spiers. 15S KERKELIJKE lips , Landgraaf van Hesfen, voerde dezelve in zij* ne Staten in, na een mondgefprek gehouden te hebben met den Keurvorst van Sakfen jan en deszelfs Zoon jan frederik te Creutsbergen , in welk mondgefprek hij betuigde, liever zijn goederen en leven te willen verliezen , dan dat hij de erkende waarheid van het Euangelie zou verlaten. Te Gorlitz in het Markgraaffchap van de Lausnitz werden alle bijgeloovige piegtigheden afgefchaft, en Doop en Avondmaal, het laatfte onder beide gedaanten, in de Hoogduitfche taal bediend , door bewerking van ïranciscus oenobarbus, gezegd rotbart, Dia* ken van Goriitz. Dus ook in de Graaffchappen Hanau, en Oldenburg, In West falen omhelsde koen raad , Graaf van Teklenburg en Lingen, de leer der Hervorming, albert , Markgraaf van Brandenburg, te voren Grootmeester der Duhfche Orde, maar thans door sigismund , Koning van Polen, beleend met het Hertogdom Pruisfen, voer* de in hetzelve de Hervorming in. Ook werd dezelve ingevoerd in de ftad Dantzig, evenwel duurde het hier tot het jaar 1536, eer dit werk zijn be« flag had. De Rijksdag, die in het vorige jaar te Augsburg befcbreven was , maar geenen voortgang had gehad, werd in het jaar 1526 gehouden te Spiers, den25(ttn Junij. Voordat de Keurvorst van Sakfen en de Landgraaf van Hesfen zich derwaarts begaven, hadden zij een mondgefprek te Maagdenburg, alwaar zij zamen overeenkwamen, om maikanderen te zullen bijltaan, ingevalle iets geweldigs tegen hen mogt on-  GESCHIEDENIS. 150 ondernomen worden , waartoe aan vele plaatfen toe- , bereidfelen gemaakt werden. De Keizer, die thans . in Spanje was, en de handen volhad, fchreef van daar aan de vergadering, in welke zijn Broeder ferdinand van Oostenryk voorzat, dat het Plakaat van Worms ten ftrikfte ten uitvoer gebragt en de Lutheranen in geheel Duitschland uitgeroeid en verbannen moesten worden. De meeste Vorsten verzetten zich hier tegen met alle kloekmoedigheid , zoodat, na lang en hevig twisten, het befluit werd opgemaakt, en met eenparige {temmen vastgefteld, dat men door een plegtig Gezantfchap den Keizer zou verzoeken, dat hij wilde te wege brengen, dat er eene vrije, aigemeene, of ten minfte eene Nationale Kerkvergadering bijeenkwame , en dat intusfchen elk lid der vergadering in den zijnen omtrent hetgeen het Plakaat van Worms, (dat is, de zaak van den Godsdienst) betrof, zoo zou handelen, als hij voor God en den Keizer zou meenen te kunnen verantwoorden. Deze voor de Hervormden zoo gunftige uitflag der vergadering was veelal aan de omftandigheden des tijds toe te fchrijven. ferdinand van Oostenryk vreesde voor eene openbare fcheuring, welke des Keizers zaken in verwarring gebragt zou hebben, daar hij thans te meer reden had, om vooi te vreezen, dewijl niet alleen de Keizer belemmerd was met den oorlog tegen Frankryk, maar ook de Turken den Hongaren eene zware nederlage hadder toegebragt, bij welke gelegenheid de Koning lodewyk van Hongaryen gefneuveld was. ferdinand. di< 13 C. Ö. aari5i7. ot 1552*  na C. ( Jaari5i; tot 155: Bijzon- 160 KERKELIJKE !. die aanfpraak maakte op den troon, had den hij. '• fiand der Duhfchers noodig, om hem op denzelven tegen de overmagt der Turken te handhaven. De Keizer had zich wel, bij het fluiten van den vrede, met francois I, Koning van Frankryk , verbonden, dat zij beiden hunne pogingen zouden aanwenden, om alle ketterijen en voornamelijk de Lutherfche uit te roeijen, maar dewijl francois weigerde de harde voorwaarden van dezen vrede te vervullen, welken karel, die hem in den veldflag bij Pavia gevangen en naar Spanje gevoerd had, hem had voorgefchreven, berstte de oorlog op nieuw uit, en aan het uitroeijen der Ketteren kon karel des te minder werken, omdat de Paus de zijde van Frankryk koos, welke ftap van den Paus den Keizer zoodanig ontftak, dat hij nu zelve zich op eene aigemeene Kerkvergadering beriep, en door zijn leger onder den Hertog van Bourbon Rome in het jaar 1527 bemagtigde. De Paus zelve werd gevangen genomen, en moest van 'sKeizers foldaten, die voor een groot gedeelte Lutherfchen waren, veel hoon en fmaad dulden, ja men verhaalt, dat de dartele foldaten, bij deze gelegenheid, luthf.r tot Paus uitriepen, en uit hunne Lutherfche medemakkers Kardinalen enz. verkozen, karel hield den Paus eenen geruimen tijd gevangen, maar liet, te gelijker tijd, in Spanje openlijk bidden voor de vrijheid en herftel van den door hem zeiven gevangenen Paus. Zoo fpeelt de Staatkunde dikwijls met de Volken en derzelver Bijgeloof! Het gunftig befluit der Rijksvergadering en de boven-  GESCHIEDENIS. 161 vengemelde gebeurtenisfen gaven dus den Voorn-anderen der Hervorming ten minfte voor eenigeu tijd rust en gelegenheid, om hunne ontwerpen door te zetten, en daar aan zekere vastigheid te geven. Ook deden luther en zijne medearbeiders, wat zij konden , door hunne fchriften, leeringen, vermaningen , raadgevingen en wederleggingen, om den vreesachtigen moed in het lijf te fpreken, de twijfelingen der onkundigen te verdrijven, de beginfels der 011vasten en wankelenden te bevestigen, en allen te bezielen met eenen ijver, geëvenredigd aan de grootheid hunner onderneming. Onder anderen had luther in het jaar 1522 uitleggingen in het licht gegeven van P/alm 37, 62, 94 en 109, welke hij had opgedragen aan maria van Oostenryk, Koningin Weduwe van Hongaryë, Zuster van Keizer karel en ferdinand. luther prijst haar als eene Vorstin, die het Euangelie begunftigde , en elders roemt hij hare godsvrucht en zedigheid, gepaard met heldenmoed. Zij werd gehouden voor eene wijze vrouw, die zoet was op Latijnfche Boeken, daar erasmus van zeide: „ Het wezen der „ menfchelijke zaken verandert, de Monniken we„ ten van geene geleerdheid, en de vrouwen maken „ veel werks van Boeken." Ook verhaalt men, dat zij altijd eenen Latijnfchen Bijbel bij zich had, zelfs als zij op de jagt was; haar Hofprediker joannes henekel wordt van spalatinus een Euangelisch Leeraar, een zeer vriendelijk en eerbaar man genoemd. Op den Rijksdag te Augsburg in het jaar 1530 zich in die ftad bevindende , begeerig zijnde Herv. I. L om na C. G. j aan 517. tot 1552. aerheden VallMAUlA van O js.euryk.  iö2 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7 tot 1552, Rijksdag te Regensburg om eene Euangeüfche Kerkrede te hooren, kon men niet verhinderen, dat er eene in hare woning gehouden werd; ook zegt men, dat zij toen haren Broeder karel meer dan eens gewaarfchuwd hebbe, dat hij zich van de Priesters niet zou laten bedriegen, gelijk haar man lodewyk en haar Broeder ferdinand van dezelve bedrogen geworden waren. Deze maria werd in het jaar 1531 Gouvernante der Nederlanden, welke zij met vele voorzigtigheid 25 jaren beftuurd heeft, tot dat zij in het jaar 155(5 met haren Broeder den Keizer, na zijnen afftand van de regering, mede naar Spanje vertrok, alwaar zij, nog geene maand na haren Broeder karel , in het jaar 1558 overleden is. erasmus en de Gefchiedfchrijver thuanus prijzen hare kuischheid en eerbare zeden; de laatstgemelde echter voegt er bij, dat zij ten dezen niet van alle opfpraak is vrij gebleven ; en wat zou het zijn, indien zekere duistere vermoedens omtrent de Moeder van Den jan van Oostenryk, natuurlijken Zoon van Keizer karel , naderhand Landvoogd der Nederlanden, eenigen grond van waarfchijnlijkheid hadden ? De Keizer verzoende zich nog in dit jaar 1527 met den Paus, aan wien hij op nieuw luther en deszelfs zaak opofferde. Te weten, onder de vredesvoorwaarden werd niet gefield, gelijk men gehoopt had, dat er eene aigemeene Kerkvergadering zou gehouden worden, maar dat luthers ketterij zou worden uitgeroeid. Dit evenwel werd niet te*. flond ten uitvoer gebragt, zelfs werd er op eenen Rijksdag te Regenshurg niets ten aanzien van den Gods-  GESCHIEDENIS. 163 Godsdienst verrigt, dewijl de Keizer, noch ferdinand , welke laatfte met den oorlog in Hongaryë. belemmerd was, tegenwoordig waren. jan frederik, Zoon van jan, Keurvorst van Sakfen, was ondertrouwd met catharina , jongde Zuster van Keizer karel , maar de voltrekking van het huwelijk werd afgebroken, omdat de Keurprins der Lutherfche leere was toegedaan, ja openlijk beweerde des Keizers Gezant haunart, dat men den Ketteren geen woord behoefde te houden. De jonge Vorst verbond zich daarop in het huwelijk met sibylla, Dochter van jan, Hertog van Kleef. Dit huwelijk gaf gelegenheid, om de Hervorming in dè landen van Gulik en Kleef te vestigen. Op zijne reize naar zijne bruid had de Keurprins als zijnen Hofprediker bij zich frederik myconius (*), die dagelijks voor hem predikte. Als hij dit ook te Dus* feldorp op het Kasteel deed, voer een Franciskaner Monnik uit een Convent te Keulen, jan corbacii, op den i/den Februari} van dit jaar 1527 hevig hier tegen uit, en riep, dat deze nieuwe Predikers geene zending hadden; evenwel beloofde hij , te willen hooren, indien iemand hem anders zou kunnen leeren, en dat hij volgens de_ Schrift de Hervorming wilde aannemen. Zekere Baron anarg van wildenfels verzocht daarop den Monnik, dat hij myconius op het Kasteel wilde hooren prediken, met belofte , dat hij hem een gefprek met denzelven zou bezorgen, indien hij hem wilde onderregten, zoo (*) Zie van myconius boven hl. 31. volgg. L a n C. G. [aar 1517. ot 1552. Merkaardiggefprek van myconius tö Dusfelüorp met ien Monïik cor- 3ACH.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 164 KERKELIJKE , zoo hij iets met de Schrift ftrijdig zeggen mogt. 1 De Monnik weigerde dit, alhoewel ook myconius zijn verzoek bij dat des Barons voegde; eindelijk echter beloofde hij, tot een gefprek op den loden Februarij in de herberg des Barons te zullen komen , gelijk hij ook deed. Hier was de Prins van Sakfen met zijne Raden, en vele Hovelingen van den Hertog van Kleef, en zoo vele andere geleerden en ongeleerden, tegenwoordig, dat men de deuren wagenwijd open moest zetten, myconius maakte een begin van het gefprek, den Monnik verzoekende , dat hij zich der waarheid bevlijtigen , en de Toehoorders, dat zij aandachtig zijn en zoo er iets, minder met Gods woord overeenkomende , mogt voortgebragt worden, daar van vermaan doen zouden. Nu toonde de Monnik aanftonds, door welken geest hij gedreven werd, alzoo hij myconius heel onwellevend aanfprak met een, Horst duFritsl terwijl hetgeen hij zeide, daarop uitkwam, dat men over de Schrift niet moest disputeren voor krijgslieden en dergelijke onkundige menfchen, maar in tegenwoordigheid van Leeraren ; vervolgens daagde hij myconius uit, om naar Keulen te gaan, en daar zijne zaak te behandelen. Maar deze hernam, dat men uit Gods woord oordeelen moest, en beriep zich onder anderen op Joann. XII. 48, welken Tekst hij uit de overzetting van luther voorlas; waarop de Monnik vol toorn uitriep: dat de Duivel zelve de maker van deze overzetting was, voorts Deut. XVII. 10, tegen de gezegden van viyconius {tellende, alwaar het oordeel over Godsdienst-  GESCHIEDENIS. 163 diensttwisten aan de Priesters overgegeven werd. myconius antwoordde, dat men het volgende vers. hiermede moest vergelijken , alwaar de Schrift als de regel van dit oordeel genoemd wordt. Nadat dit voorafgegaan was, redetwistte men over X artikelen, welke de Monnik te voren op den Predikftoel had voorgedragen, als leeringen, die men gelooven moest. De Monnik deed niets dan fchelden, fchreeuwende, dat myconius van vele Duivelen bezeten was, en hem verwijtende, dat hij getrouwd was, en dat hij de aanftoker was van het oproer der Boeren. Dit alles beantwoordde myconius, naar het voorbeeld van christus zijnen Meester, met befcheidenheid. De Monnik eindelijk in de engte gebragt en geene eene plaats in de Schrift vindende, om de aanroeping der Heiligen te bewijzen, vraagde aan myconius, na eene menigte fcheldwoorden, wat hij dan geloofde? myconius, gedachtig aan des Apostels vermaning, 1 Petr. II. 15. rees op en gaf op de volgende wijze een voortreffelijk getuigenis van zijn geloof: ,, Mijne Heeren en Vrienden 1 Daar wij alomme als Ketters gelasterd worden, zoo hoort, bid ik u, van mij de gronden van ons geloof en hoop. Wij belijden, dat wij alle zondaars zijn, met het harte en driften altijd tot het kwade geneigd, en wederftrevig tegen den wil van God. De wet overtuigt ons van onze zonden, en wijst aan, hoe veel wij vetfchillen van Gods beeld, hetwelk in zijne geboden is voorgefteld. Op de erkentenis van zonde volgt droefheid en vrees voor het Goddelijk oordeel. Dit is onvermijdelijk, en men heeft geen hulpL 3 mid- ïa C. G. [aan 517. ot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 166 KERKELIJKE . middel, ook geene kennis van den Goddelijken raad, ■ of hij ons wille vergeven, dan welke hij ons geopenbaard heeft door zijnen Zoon, dien hij in het vleesch gezonden heeft. Nu deze, onze Heere jezus christus, predikt de genade van zijnen Vader, en zegt, dat hij gekomen is, om de menfchen zalig te maken, en genezing aan te brengen, en de Schrift getuigt, dat christus onze zonden op zich genomen heeft. Dit moet men gelooven, en van daar alleen de verzoening der zonde verwachten. Want niet alleen worden door christus de zonden weggenomen, maar ook zijne overwinning, opftanding, regtvaardiging, heiligheid, verlosfing en andere goederen aan ons gefchonken. Dit alles nemen wij aan door het geloof en vertrouwen, dat wij door christus verlost , heilig , regtvaardig , zalig en kinderen van God zijn, dit alles verkrijgen wij door het geloof; zonder geloof bezitten wij niets van dit alles. Op dit geloof volgt de Heiligen Geest; deze ftort in onze harten de liefde uit, zoodat wij God als Vader liefhebben, gelijk hij ons heeft lief gehad. Dus komen de vruchten des geestes uit een gewillig hart, welke paulus Gal. V. opnoemt. Waar de boom nog niet goed, en het geloof niet opregt is, daar is geen geest en geloof in het hart; want waren deze daar, zij zouden zekerlijk werken , gelijk warmte en licht het vuur verzeilen. Dit alles werkt het Euangelie en Gods woord in ons. Wat de Heiligen betreft, wij hebben van hen eene tweeledige nuttigheid , vooreerst, dat ons geloof door hun voorbeeld verfterkt wordt, want gelijkerwijze God hun  GESCHIEDENIS. 167 hun geloof aangezien, en hun vergeven, en hen tot r zijne kinderen en erfgenamen gemaakt heeft , zoo 1 zal hij ook ons doen. Ten dezen einde wordt door , p \ulus het geloof van abraham Rom. IV. voorgeleld, en van vele anderen. Hebr. XI. Doch de zaligheid verkrijgen wij alleen door christus, den etóigen Middelaar. Dit bevestigen alle wonderwerken0 Zulke, die daar niet op doelen, zijn verdicht öf bedriegelijk. Ten twede, men moet ook een voorbeeld der zeden van de Heiligen nemen, echter naar het rigtfnoer van het leven van christus , daarom beveelt paulus i Cor. IV. 16, dat wij zijne navolgers zullen zijn, gelijk hij van christus. Uit het leven der Heiligen derhalve leeren wij lijdzaamheid in het dragen van christus kruis, gehoorzaamheid , liefde, barmhartigheid, in welke deugden de Heiligen christus zijn nagevolgd, en zij zelve verlangen niets van ons, dan dat wij hetzelfde doen. Ons wordt ketterij te last gelegd, met betrekking tot de fpijzen; maar verftaat onzen grond: christus maakt ons alle fpijze tot vaste fpijze, daar hij Luk. XXII. verbiedt onze harten te bezwaren met brasferijen en dronkenfchap: paulus ■ eischt matigheid, dit is derhalve het Christelijke vasten, indien wij matige fpijs en drank gebruiken en altijd nuchteren zijn: alle opvulling, waar door het hart bezwaard wordt, al gefchiedt het met viscli of Hechte fpüzen, «rijdt met christus bevel. Wat den mond ingaat, ontreinigt den mensch niet. Ue fpijze maakt ons niet aangenaam bij God: Het Koningrijk van God is niet fpijze of drank: ChnsteL 4 nen aC. G. aan 517« ot I552-  na C. ( Jaarisi ">t 155 »<» KERKELIJKE i. nen worden zulks niet door het eten of onthouden - van visch of brood. Het verbieden van fpijzen fehrijft paulus 1 Tim. IV. aan valfche Leeraren toe. Deze derhalve mijden wij, ook vreezen wij met meer de ergernis der zwakken, daar allen nu reeds zeven of acht jaren genoeg onderrigt zijn, wat al of niet geoorloofd is." myconius dit alles overluid gefproken hebben en van allen met ftille aandacht gehoord zijnde, ftond de Monnik, nu zachter geworden, op, en fprak myconius dus aan: „ Waarde fritz ! voorwaar ik heb dit met „ genoegen gehoord, en wij kunnen het op gee„ nerlei wijze berispen; alles behaagt; alles is regt „ en billijk en heeft grond van waarheid; indien „ gij dit predikt, dan predikt gij het ware geloof „ der Christenen." Hier op zeide anarc wilofnfels tegen den Monnik: maar, goede Man ! dm /iaat gij u zeiven op den mond; en als de Monnik hem vraagde: Hoe zoo, mijn Heer? ging hij voort: „ Omdat gij te voren gezegd hebt, dat deze fre„ der ik een ketter, en zijne geheele leer kettersch „en duivelsch is, maar nu bekent gij, dat zij „ Christelijk en zuiver is." Nu zeide corbach om zich te verfchoonen: dat hij gehoord had, „ dat myconius niet regt leerde , en dat hij de „ Moeder des Heere* en de Heiligen fchold, maar „ dat hij thans geheel andere dingen vernam, en „ daar over verheugd was; dat hij overal, waar „ hi, kwam, zou verklaren, dat hem onregt ge„ fchied wns. Ik verzoek echter, ging hij voort, „ dat gijlieden mij geen fchande aandoet, of u „ be-  GESCHIEDENIS. 160 i,, beroemt, dat ik overwonnen ben, en dat gij de,, ze bijeenkomst niet voor een' redetwist, maar „ alleen voor een gefprek houdt, want er is geen „ regter bij geweest." myconius , nu allen hoon en fmaad vergetende, zeide tegen den Monnik : „ Lieve Broeder! leer gij flechts altijd de waarheid, ,, en wat regt en billijk is, en christus zal u van „ alle fchande bewaren; wij zullen niemand fchel„ den." Hetwelk de Monnik beantwoordde met: ,, Het is wel!" myconius zich toen tot de Toehoorders keerende, riep hen tot getuigen, dat de Monnik de waarheid erkend had, en fprak uit Gal. I. 8. eene vervloeking uit over een ieder , die anders leerde. De Monnik ftemde ook dit toe, gaf myconius, den Prins en anarg-, de hand, en vertrok. Naderhand echter durfde hij, tegen de waarheid aan, zich beroemen, dat hij overwinnaar gebleven was (*). In dit jaar 1527 gaf de Keurvorst jan van Sakfen last aan luther, melanchthon en eenige andere voorname Godgeleerden, bij welke eenige aanzienlijke leden uit de regering gevoegd waren, om de bijzondere Kerken in zijn land te bezoeken, en van alle misbruiken en gebreken te zuiveren, een moeijelijk maar noodzakelijk werk, uit hoofde van de onkunde en de ongeregeldheid der zeden van vele Kerkelijken (f). Bij deze gelegenheid ftelde melanchthon (*) Ik heb dit merkwaardig geval overgenomen uil ceroes Hifi. Ev. Renov. T. II. p. 180. (f) melanchthon Ep. Libr. IV. Ep. 53. L 5 na C. G. Jaansi7. tot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 170 KERKELIJKE thon een klein boekje op, hetwelk eene onderlig, ■ ting of inftructie behelsde voor zulken, die den toeftand der Kerken zouden befchouwen, hetwelk vervolgens met een Voorberigt van luther in het licht gegeven is. Dit boekje was in eenen zachten befcheidenen ftijl opgefteld, en bevatte, volgens deszelfs bedoeling, vele zedekundige voorfchriften en lesfen, welke tot de Kerketucht behoorden. Uit dit een en ander namen fommigen aanleiding , om uit te fixooijen, dat melanchthon was afgevallen, en dat luther zijne gevoelens veranderd had. joannes islebius agricola befchuldigde melanchthon, dat hij in dit boekje leerde, dat de bekeering begint met de vreeze des Heeren en de angften van het geweten, daar luther plag te leeren, dat het begin gemaakt moest worden met het geloof in God, en dat christus bevolen hebbe , bekeering te prediken in zijnen naam en niet in dien van mozes , voorts , dat melanchthon het onderwijs in de X Geboden had aanbevolen, daar wij toch van de wet bevrijd zijn enz. dus de beginfelen van wetleftrijding , ( Atitinomianerij, ) voortbrengende , welke elf jaren daarna moeite baarde. Thans werd deze twist fpoedig vereffend, toen melanchthon, islebius en luther te Torgau eén gefprek met malkander hadden, en luther aanwees, dat het verfchil meer over woorden was dan over zaken. Anderen verbeeldden zich, dat luther in zijne leere begon te wankelen, omdat er in dit boekje geen één hard woord voorkwam tegen de bijgeloovigheden der Roomfchen. luther verachtte deze uit- ftrooi-  GESCHIEDENIS. 171 flrooifels; als onze partijen zich hier over beroemen , n fchreef hij aan spalatinus, dan is hun roem arm- Ij hartig en niet duurzaam. Omdat ik zonder bitter- . heid van woorden gefchreven heb , fchreef melanchthon aan camer.ar.ius , gelooven deze fchrandere bollen, dat ik van luther verfchil, en hij verhaalt, hoe hij op dien grond zelfs aangezocht is geworden, om tot de Roomfche Kerk weder te keeren. Niets was echter gemakkelijker te begrijpen, dan dat deze Hervormers te regt oordeelden, een' anderen ftijl te moeten gebruiken in het onderwijzen van Predikers, en eenen anderen in het wederleggen vaii partijen. Om dezen tijd begonnen zich Wederdoopers of Herdoopers te openbaren, van welke wij in het vervolg meer zullen moeten zeggen ; onder anderen Helde jacobus cautius, een Euangelieprediker te Worms , aldaar de volgende ftellingen voor, om te redetwisten. I. Plet uitwendig woord is niet het levende en eeuwige woord van God , maar alleen een teeken en getuigenis van het inwendige. 2. Het uitwendig woord noch het Sacrament kunnen den mensch troosten noch verfterken. 3. De Kinderdoop ftrijdt tegen God en tegen de leer van christus. 4. In het Avondmaal is niet het waarachtige ligchaam en bloed van christus. 5. Wat in adam ; gevallen is, herleeft in christus , maar in behoor! lijke orde. 6. christus heeft op geene andere wijze voor ons geleden , dan dat wij zijne voetftappen drukken en zijne geboden waarnemen. 7. Gelijk het vitwendig eten adam niet zou benadeeld hebben , zoo 1 C. G. larist/. >t 1552. Begin der .voelingen van Je Herdoopers.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 Übiquitas of alomtegenwoordigheid van CHRISTUS ligchaam door LUTHER geleerd. 172 KERKELIJKE . zoo er niet de inwendige lust des harte bijgekomen ■was, dus is, zonder inwendige gehoorzaamheid, en 'lust om Gods wil te doen, het ligchamelijk lijden van christus geene ware voldoening. Deze ftellingen werden door zijne ambtgenooten wederfproken en door de Godgeleerden van Straatsburg wederlegd. Ook verwekten de Herdoopers in Ulm en Augsburg moeijelijkheden, en in de laatstgemelde plaats werden meer dan honderd zoo mannen als vrouwen in hechtenis genomen, De twist over de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus ging nog fleeds voort, de Hervormers te verdeelen. luther gaf in dit jaar een werk in het licht, in hetwelk hij poogde te bewijzen, dat het ligchaam van christus aan alle plaatfen tegenwoordig is, (Übiquitas,) uit Joann. III. 6, en dat het weinig verfchil maakt, of in het Avondmaal de zelfftandigheid des broods blijve of niet. Hier uit rees nu een nieuwe twist over de tegenwoordigheid van christus ligchaam aan alle plaatfen, welke men gelooft, dat luther het eerst geleerd heeft in het gezegde Boek, zoodat christus ligchaam, zelfs vóór de Hemelvaart, te gelijk in den hemel en op aarde, ja aan alle plaatfen tegenwoordig geweest zij. Sommigen hebben dit gevoelen wel aan den vermaarden gerson toegefchreven, maar deze leerde niet eene ffswas^sm*, (übiquitas,) maar woAurs■aict., eene tegenwoordigheid op vele plaatfen, te weten , daar , waar het brood en wijn veranderd worden in het ligchaam van christus. Tegen dit gevoelen verzette zich bijzonder zwingljus in zijn regt-  GESCHIEDENIS. 173 regtzinnig en christelijk antwoord aan jan, Hertog na van Sakfen. to Gelijk de Hervormde Vorsten naar hunne vrijheid handelden in het befchikken van de zaken van den §. Godsdienst, zoo handelden de Roomfche Rijksvorsten, elk in zijn land, om de Hervorming tegen te gaan. ferdinand , Koning van Hongaryen en Bohemen, gaf een allerftrengst Plakaat tegen de Hervormden uit en tegen alle Ketters, waarbij de doodftraf tegen hen uitgefproken werd. Onder andere Martelaren worden geteld leonard cesar of keizer , george carpentarius of wagenmaker, jan reichel en george winkler. leonard werd in Beyeren levende verbrand, niettegenftaande de Keurvorst van Beyeren zelve voor zijn leven gefproken had bij ernst van beyeren , Bisfchop van Pasfau; bij deze gelegenheid gebeurde het, dat een Priester, om zijne euveldaden , te gelijk met hem zijne ftraf ontving, deze herhaalde telkens: Ik hen niet waardig, om u in dezelfde ftraf te verzeilen, een onregtvaardige met den regtvaardigen. george carpentarius werd te Munchen op den houtftepel gebragt. jan reichel aan een' boom opgehangen, door de geheime ftreken van faber, Bisfchop van Weenen, en george winkler, Predikant te Halle in Sakfen, die door den Aartsbisfchop van Mentz naar Afchaffenhurg ontboden^ was, om rekenfchap van zijn geloof te geven, en weder ontflagen , werd onder weg van het leven beroofd; waar over luther eene vertroostende aanfpraak aan de Gemeente yan Halle fchreef, waar ia C. G. ins»7« : I5S2- :rvol-  ca C. Jaar 15: tot 15; Gefchri van j. LIECHTENBERCERdot luther uitgege ven. m KERKELIJKE G. in hij de wereld noemt: Eine herbergt t da der 7 wirth ein fchalks-wirth ist, und fein ham had das . mah/zeichen, oder fchild iiber der thür, und heist, zum mord und zur lugen. ft Ten dezen tijde liep er een boekje rond van voorzeggingen of Prognosticatien van zekeren jan liech. tenberger, een' Starrenkijker der voorgaande eeuw, r in welke onder vele andere voorzeggingen eene groote verdrukking der Geestelijken en eene verandering in de Kerk fcheen voorfpeld te worden. Voor eenen druk, die met gedrochtelijke plaatjes in dit jaar werd uitgegeven , fchreef luther eene Voorrede. Te weten, de Roomfchen meenden, dat deze voorfpellingen zagen op den Boerenkrijg, en beloofden zich van nu voortaan alles goeds. Maar luther, hoewel verklarende, dat hij. hun geluk niet zou benijden, indien zij flechts hunne leer en leven verbeterden, meende evenwel, dat zij, dit verwaarlozende , niets goeds te hopen hadden, maar, dat hetgeen hij hun uit Gods woord voorzeide, door de uitkomst meer zou bevestigd worden dan de voorzeg, gingen van liechtenberger. Voorts leert hij in deze Voorrede verfcheidene goede dingen van de ijdelheid der Starrenkijkers, en hoe het komt, dat God aan deze lieden fommige dingen als ingeeft,die waar zijn en onder zeer vele valfche door de uitkomst bevestigd worden; insgelijks, hoe God wonderlijke zaken uitvoert door de Engelen, op eene wijze, welke wij niet bevatten kunnen: vervolgens zegt hij, dat voorteekenen, welke aan den hemel of in de lucht gebeuren, waartoe hij de Kometen en Eklip-  GESCHIEDENIS. 175 Eklipfen brengt, voor de Vorsten het meest te vree- m> zen zijn, opdat zij door deze teekenen leeren zou- gj den, hun leven te beteren, dewijl zij de genen met _ willen hooren, die hen ten goede vermanen. In onzen leeftijd, zegt hij, hebben wij vele dergelijke teekenen gezien, bijzonnenongewone regenboogen en dergelijke: waaroo lotgevallen der Koningen van Frankryk, Hongaryen en Denemarken gevolgd zijn, daar niemand aan dacht (*). In het begin van het jaar 1528 fcbeen het , als l of het tot eenen binnenlandfchen oorlog tusfchen de k Rijksvorsten zou komen, otto packius, Raad 1 van george, Hertog van Sakfen, ontdekte aan fi- ' lips den Grootmoedigen, Landgraaf van Hesfen , dat de Roomfche Rijksvorsten ferdinand, george van Sakfen, willem en lodewyk van Beyeren, albert van Mentz, mattheus van Salzburg, wigand van Bamberg, koenraad van Wurtzburg en anderen onderling een verbond hadden aangegaan, om de Lutherfchen uit te roeijen. Hij leverde aan den Landgraaf eene kopij van dit verbond over, en beloofde, voor 4,000 Gulden hem het oorfpronkelijk opftel zelve te zullen bezorgen. Hierop begon de Landgraaf zich ten oorlog toe te rusten , en kwam overeen met den Keurvorst van Sakfen, dat deze hem met 26,000 man zou onderfteunen. Doch op het eerfte gerucht hier van zuiverden z.ch de Roomfche Vorsten, de één na den anderen, bij den Landgraaf en Keurvorst, en bij het Rijksbeftuur , ook (*) luther Opp. Germ. T. llLfri 406. fll- f* C. O. 0-1517. : 1552. itzigten in oorig in 'uitschud.  Ba C. < Jaan5i tot 155 i?6 KERKELIJKE ï. ook kon packius het beloofde niet volbrengen. 7(" Ook traden de Keurvorsten van Trier en de Paltt tusfchen beiden, zoodat deze krijg in de beginlèlen gefmoord werd. Velen nogtans hebben gemeend, dat er wel iet aan de zaak was, en dat het gemelde verbond inderdaad ontworpen , maar niet volkomen geteekend is geweest, luther zelve gaf er geloof aan, en fchreef deswegens eenen zeer hevigen Brief aan wenzel link, Predikant te Neurenberg, in welken hij de ontfchuldiging van george van Sakfen eene zeer koude ontfchuldiging noemt, en de Roomschgezinden als 't ware dreigt: „ als zij vervolgens meer ondernamen, dat hij God „ zou bidden , en de Vorsten vermanen , dat zij „ zonder barmhartigheid mogten uitgeroeid worden: „ nademaal zij als onverzadelijke bloedzuigers niet „ wilden rusten." Deze Brief werd door george van Sakfen onderfchept, die er een affchrift van aan den Keurvorst jan zond, met een' bijgevoegden dreigenden Brief en eisch , dat luther daar over te regt gefield zou worden, luther verdedigde zijnen Brief in een werk, hetwelk hij fchreef: over het onderfcbeppen van geheime Brieven tegen george van Sakfen. Van dit alles fchreef melanchthon aan camerarius (*): God verbetere dergelijke misftappen van ons! packius werd op last van den Landgraaf in hechtenis genomen, maar weder ontflagen, waarna hij eenige jaren in Duitschland rond gezworven hebbende , eindelijk in het jaar (*) Ep. Libr. IV. ». ;i.  GESCHIEDENIS. 177 jaar 1536 op bevel der Landvoogdesfe maria van Hongaryen op nieuw gevat zijnde, te Mechelen of te Antwerpen de doodftraffe ondergaan heeft. In dit jaar gaf de Kerkenvifitatie of Bezoeking aan Luther aanleiding, om zijnen kleinen en groeten Katechismus op te ftellen, die vervolgens onder de openbare Geloofsboeken der Lutherfche Kerk zijn aangenomen. Niet zoo heilzaam was voor het welzijn der Kerk een ander werk van luther, zijne groote belijdenis van het Heilig Avondmaal, bij welke hij wilde leven en fterven. Hij trachtte in dezelve zijn gevoelen over christus tegenwoordigheid in het Avondmaal nader te bewijzen, bewerende ten dien einde i dat christus ligchaam drie wijzen van befiaan hebbe, eene ligchamelijke en zichtbare; eene onbegrijpelijke en geestelijke, volgens welke het geene plaats beflaat, maar door alle fchepfelen doordringt, even gelijk het gezigt door de lucht, het licht en het water. Op deze wijze kwam het door de geflotene deur en is het in brood en den wijn in het Avondmaal tegenwoordig. Eindelijk eene Goddelijke en Hemelfcbe, voor zoo ver het een perfoon is met God, en waar God is, daar is zijn ligchaam. Echter na het gefprek te Marburg, waarvan wij vervolgens fpreken , fchijnt hij deze meening te hebben laten varen. Thans werd'ook de twist tusfchen luther en carelstad vernieuwd. Deze laatfte was, gelijk wij gezien hebben , in Sakfen, met verlof van den Keurvorst, te Wittemberg wedergekeerd, in het jaar 1525, maar Herv. I, M daar- ia C. G. [aar 1517. tot 1552-  naC. G Jaari5i7 tot 1552 Rijksdag te Spiers, De naam Protestanten. 178 KERKELIJKE . daarna begaf hij zich naar Zwitferland, alwaar h§ ■ in het jaar 1543 overleden is. Keizer karel , die ten dezen tijde de handen ruimer had gekregen, door het fluiten van den vrede met den Paus, meende nu gelegenheid te hebben, om de Godsdienstverfchillen in Duitschland te doen eindigen., en van dezelve een ftaatkundig gebruik te mak-en, 0m zijn gezag en invloed op het Rijk éh de Rijksvorsten onder dit voorwendfel te vermeerderen. Schoon in perfoon nog afwezig te Barcelona, deed hij eene Rijksvergadering in het jaar 1529 bijeenkomen, ten einde men zou beraadflagen, over de middelen, om de Turken te wederItaan, en over het regelen van den Godsdienst en het doen ophouden van alle bewegingen omtrent denzelven. Sterk liet de Keizer op dezen Rijksdag, door zijne Gevolmagtigden aandringen , op een Hipte uitvoering van het Plakaat van Worms, en op eene herroeping van het befluit, hetwelk men met eenparige ftemmen op de vorige Rijksvergadering genomen had, dat elk Rijkslid vrijheid zou hebben, om in zijne landen en gebied zulke fchikkingen omtrent den Godsdienst te maken, als hij zou meenen voor God en den Keizer te kunnen verantwoorden , tot dat eene vrije aigemeene Kerkelijke Vergadering alles op eenen vasten en gelijken voet zou gebragt hebben. Gedeeltelijk de vrees voor den Keizer, wiens wapenen in de gevoerde oorlogen meest overwinnende geweest waren, maar ook gedeeltelijk het oordeel der Roomschgezinde Vorsten, die nu reeds ten  GESCHIEDENIS. 179 ten klaarde inzagen, welke voortgangen de Hervor- na < ming maakte, dat zij hunnen Godsdienst niet geheel ï™1 in de waagfchaal moesten dellen , met te dijf te dringen om voldoening hunner bezwaren van het Roomfche Hof te bekomen; het een en ander bewoog de vergadering , om het voorheen eenparig genomen befluit, dechts met meerderheid van ftemtnen, in te trekken, en daartegen vast te dellen: dat het Plakaat van Worms ten drengde zou worden opgevolgd in die landen, in welke het tot hier toe aangenomen was, zoodat in dezelve alle verandering in den Godsdienst voldrekt verboden werd dat in andere landen, waar de Euangelifche Godsdienst geoefend werd, dezelve geoorloofd zou blijven , tot eene Kerkvergadering , op welker bijeenkomst men zou aandringen; doch hij zou al eerder afgefchaft worden, als zulks zonder gevaar gefchieden kon. — Dat men de Misfe niet zou mogen affchaffen , of de oefening van den Roomfchen Godsdienst verhinderen, of' tot de Euangelifche overgaan — dat men de leer en gezindte der Sacfamentarisfen, (zoo noemde men die genen, die met zwinglius van één of gelijk gevoelen waren, alhoewel zwinglius in zijne fchriften meermalen , met grond, had aangemerkt, dat men dezen naam met meer regt zou moeten geven aan de genen, die van de Sacramenten verwachten, hetgeen alleen de Heiligen Geest, door het woorden de Sacramenten, in ons onmiddelijk of krachtdadig werkt;) nergens aannemen of leeren zou mogen; — en eindelijk: dat de Herdoopers met den dood moesten gedraft worden. M 2 Al i5t7« 1552.  na C. Jaar 15 toe 15 180 KERKELIJKE G. Al ds Rijksvorsten, welke de noodzakelijkheid der Kerkhervorming kenden , waren , met reden , - ten h°ogn:en onvergenoegd, dat men een eenparig genomen befluit naderhand met eene meerderheid dus herriep, tegen den wil der anders gevoelende leden, men toonde de onregtvaardigheid en onbeftaanbaarheid hier van met de duidelijkfle redenen overtuigend aan; ook was niemand dezer Vorsten zoo onnoozel of zoo luttel bedreven in de fireeken van het Roomfche Hof, dat hij de belofte, van fpoedig eene aigemeene Kerkvergadering te zullen beroepen, in een ander licht befchouwde, dan als eene kunftenarij, om de gemoederen des volks te fusfen, nademaal het ligt te bevroeden ftond, dat eene wettige en vrije Kerkvergadering, vrij van den invloed van Rome, het laatfte zijn zou, hetwelk de Paus, in den tegenwoordigen Haat van zaken, zou toeflaan. Na bij herhaling dit een en ander vergeefs te hebben herhaald en aangedrongen , deden de Euangelifche Rijksvorsten eene plegtige betuiging (Protest,) tegen dit onbillijk befluit aanteekenert op den XfXden April, hetwelk zij den XXVften in openbaren druk gaven, zich verders op den Keizer en eene aanftaande vrije Kerkvergadering beroepende. Deze dus Protesterende Vorsten waren jan, Keurvorst van Sakfen, george , Keurvorst van Brandenburg , ernst en frans , Hertogen van Lunenburg , filips , Landgraaf van Hesfen , en wolfgang, Vorst van Anhalt. Bij deze Vorsten voegden zich verfcheidene vrije Keizerlijke Rijk-sneden, namelijk: Straatsburg, Ulm, Neurenberg-, Kon-  GESCHIEDENIS. 181 Kon/lans , Rottingen , Wtndsheim , Memmingen , Landau, Kempten, Heilbron, Weisfenburg, Nordlingen en St. Gal. Naar dit Protest is de naam Protestanten gegeven aan alle de Euangelifchen, of Voorftandcrs der Hervorming, welken zij tot heden toe behouden hebben. Zonderling is het oordeel van luther, over het befluit der Rijksvergadering te Spiers, hij meende, dat men het artikel van hetzelve, hetwelk de Sacramentarisfen en Herdoopers betrof, behoorde aan te nemen ; de Rijksvorsten waren zich zeiven beter gelijk, en verwierpen ook dat gedeelte van het befluit, omdat het onbillijk is, iemand, wie hij ook zij, onverhoord te veroordeelen. Het Protest werd aan den Keizer overgebragt door een Gezantfchap van wege de Protestanten, met bijgevoegd aanbod van bijftand tegen de Turken, die toen tot aan Weenen toe waren doorgedrongen. De Keizer, die thans de genegenheid van den Paus zocht, ontving de Gezanten niet vriendelijk, en toonde zich verftoord, dat deze Vorsten het Plakaat van Worms en het befluit van Spiers niet gehoorzaamd hadden, met zware bedreigingen, indien zij bij hunne ongehoorzaamheid bleven volharden. — De Protestantfche Vorsten, door dit alles, de gezindheden des Keizers ontdekt hebbende, waren van toen af bedacht, om zich tegen hem in veiligheid te ftellen, doch konden met malkanderen niet eens worden , fchoon zij verfcheidene bijeenkomften hielden te Roth, Neurenberg en op andere plaatfen, tot het hun eindelijk te Smalkalden gelukte , gelijk wij zien zullen. De reden hier van was, M 3 dat na C. G. J:'ari5i7. tot 1552.  tiaC. G lams*? tot 1552 Bijzondc re bewaring van «IM. GRÏ 1 1S2 KERKELIJKE dat luther. en die alle geweldige maatregelen om• raadden, en bijzonder dat hij in allen gevalle de zoogenoemde Sacramentarisfen van deze vereeniging wilde uitgefloten hebben. - De bijzondere bewaring van simon gryn^eus , welke, bij gelegenheid van dezen Rijksdag, te Spiers ■ gebeurde, is te merkwaardig, dan dat zij hier niet kortelijk zou verhaald worden, simon gryn/eus was, federt het jaar 1523, Hoogleeraar in de Griek, fche Taal te Heidelberg, een groot vriend der Hervormers, bijzonder van melanchthon. Hij bevond zich in dit jaar 1529 , bij gelegenheid van den Rijksdag, te Spiers. Eenmaal hoorde hij hier faeer, naderhand Bisfchop van Weenen, prediken; en gryn^eus nam de vrijheid, hem, doch op eene befcheidene wijze, over fommige grove misdagen in deze Kerkreden 1 aan te fpreken. faber merkende, dat hij zich niet zou kunnen verdedigen, veinsde thans geen' tijd te hebben, maar vraagt vriendelijk naar 's mans naam, en deze vindt geene zwarigheid, om te zeggen, dat hij gryn^eus is. faber verzoekt hem daarop 's anderen daags op zeker uur, hetwelk hij bepaalt, bij hem te komen, opdat zij over zaken van zoo veel aanbelang breeder mogten fpreken, alles onder vriendfchappelijke betuigingen. Doch nu willen wij melanchthon, van wien wij het verhaal hebben (*), zelveu hooren ; „ gryn/eus kwam van faber re- gel- (*) Cmménf. ad Cap. X. Daniël. Opp. Tom. H, fal. 476.  GESCHIEDENIS. 183 gelregt bij ons. Naauwelijks had hij plaats aan ta- n: fel genomen, want het was etenstijd , en mij en J* den anderen een gedeelte van het gefprek verhaald, _ toen ik, aan tafel zittende, fchielijk uit de kamer geroepen werd. Daar was, ik weet niet welk , een grijsaard, die eene zonderlinge deftigheid in zijn wezen, fpreken en kleeding vertoonde, zonder dat ik ooit heb kunnen te weten komen, wie hij was, deze mij aanfprekende verhaalde, dat op ftond de geregtsdienaars aan onze herberg zouden wezen , op last van den Koning ( ferdinand ,) om gry> NiEus mede te nemen, dien faber bij den Koning aangeklaagd had. Hij gebood hem terftond de ftad te verlaten, en ons vermaande hij, om toch niet te talmen. Dit gezegd hebbende groette de oude man mij, en ging." ,, lk ga naar binnen bij de vrienden, en vertel, welke boodfchap de grijsaard gebragt had. Op ftaande voet nemen wij gryn/eus in ons midden , en geleiden hem over de openbare ftraat naar den Rhyn, waar wij op den oever zoo lang bleven ftaan, tot dat grynwachten, elk bleef bij zijne meening, zelfs kon lu¬ther niet van zich verkrijgen de hand van broeiderfchap, welke de Zwitferfche Godgeleerden hem [ aanboden, aan te nemen of hun de zijne toe te reiI ken. Evenwel fcbeidde men als vrienden , beide I partijen zouden malkanderen wederzijdfche liefde be'. toonen, zoo veel elk in gemoede in ftaat zou zijn, > en God bidden, dat hij hen door zijnen geest in het ware gevoelen wilde bevestigen, luther vert klaarde openlijk in eene Kerkrede, dat de zaak niet i| hopeloos ftond, dat er wel geene broederlijke ver>| eeniging tusfchen hen was, maar evenwel eene goe3 de vriendelijke eendragt, zoodat men malkanderen I alle wederzijdfche dienften zoude bewijzen; ja dat t het nog wel eene broederlijke vereeniging zou worI den, als men God vlijtig bade. Te weten, men ; was het onderling over de volgende Artikelen eens, i welke ook door de beide partijen onderteekend wer: den : Over de Drie eenheid , de menschwording , het lijden en de verdienden van christus, over de erfzonde, de vergeving van deze en andere zonden alleen door het geloof in christus , die voor ons geftorven is, over het geloof, eene gave van I God, over het regtvaardigmakende geloof, dat de ] Heilige Geest gewonelijk het geloof werkt door hét woord, over den Doop om dit geloof te werken en te C. G. ari5i7. t 1552.  tA C. Jaar is tot 15. 1 ] I 188 K E R K E L IJ K E G.te yetfterken, over het geloof ais het beginfel der goede werken na onze regtvaardigmaking en heilig. - making, dat de Oorbiecht niet noodzakelijk, maar nogtans nnttig zij, dat de Overheid en Burgerlijke orde goed en noodig zij, dat Kerkelijke Overlevenngen, voor zoo ver zij „iet ftrijdig zijn met Gods woord, vnj waargenomen, of ter zijde gezet kunnen worden, om ergernisfen te weren. Eindelijk Jet men in het Avondmaal de beide gedaanten van brood en wijn toe, terwijl men de Mis verwierp voorts kwam men overeen: „ dat het Sacrament" „ des Altaars is het Sacrament van het waarachtige ligchaam en bloed van christus , en dat het " ge.£Stehjk, eten va" kaelve vooral noodzakelijk » z«, en deze nuttigheid hebbe, dat het de zwak „ ke gewetens opwekt tot geloof en liefde door den „ Heiligen Geest." Men zou misfehien deze bijeenkomst niet zoo fpoedtg hebben afgebroken , indien zich niet eene be mettelijke ziekte te Marburg geopenbaard had welke men Het Engelfche zweet noemde omdat ; in Engeland onder hendrik VII het eerst ontftaan was. Ondertusfchen, gelijk gewonelijk, zoo roemden ook hier beide de partijen oP de overwinning, ter" wijl zij beide bij hun gevoelen bleven, luthfr en uelanchthon fchreven in hunne Brieven, dat de Zmtrert hun gevoelen in alle andere artikelen hadlen veranderd, dat zij zulks ook zouden gedaan lebben ten opzigte van het Avondmaal, indien zij net voor het ongenoegen van hun volk gevreesd had-  GESCHIEDENIS. iSo" hadden, waarvan echter geen blijk bekend is; maar dit integendeel is zeker, dat de Landgraaf filips van Hesfen de waarheid van het gevoelen van zwinglius federt beleden'heeft, zoo zelfs, dat hij de Augsburgfche Geloofsbelijdenis niet wilde onderteekenen, dan met betuiging, dat hij ten aanzien van het artikel over het Heilig Avondmaal niet voldaan was. Ook bleek i.ambert van Avignon federt meer genegen te zijn geworden voor dit gevoelen. Deze lambert van Avignon, een Fransch Godgeleerde, was aan den Landgraaf filips door de Zwitferfche en Sakfifche Godgeleerden ten fterkfte aangeprezen, en bij dezen Vorst in groote gunst. Met" zijn behulp en beftuur was de Hervorming in Hesfen door den Landgraaf filips in het jaar 1526 gelukkig begonnen en voltooid, en in het volgende jaar 1527 de Hoogefchool te Marburg opgerigr. De Keizer, die zich, bij den vrede met francois I, Koning van Frankryk, en daarna in een mondgefprek met den Paus klemens te Bologna verbonden had, om de zaken, den Godsdienst betreffende, te vereffenen, gelijk hij bijzonder met den Paus was overeengekomen, dat hij en zijn Broeder ferdinand alles zouden aanwenden, opdat de Ketters tot den regten weg terug gebragt zouden worden , terwijl de Paus de Kerkelijke hulpmiddelen zou gebruiken; en bijaldien de Ketters hardnekkig bleven, dat hij en ferdinand hen door de wapenen zouden dwingen, terwijl de Paus de overige Christen-Vorsten zou opwekken, om hen daar in naar ver¬ ia C. G. [aan 517. :ot 1552. LAMBERT van Avignon Hervormervanllesfenland. AugsburgfcheGeloofsbelijdenis  na C. ( Jaari5i tot 155 190 KERKELIJKE ï. vermogen behulpzaam te zijn, befloot ten dien einde 7' zelve naar Duitschland te komen, alwaar hij eenen "Rijksdag had uitgefchreven tegen de maand Junij des jaars 1530, met bevel aan de Protestanten, om op denzelven hunne Geloofsbelijdenis in te leveren, en rekenfchap van hun geloof te geven. De Keizer die in liet jaar 1529 plegtig door den Paus te Rome gekroond was, had ook bij die gelegenheid bij eede beloofd: dat hij met alle krachten, verltand en vermogens een altijddurend verdediger zijn zoude van de Pausfelijke waardigheid en de Roomfche Kerk. Hij zelve had wel ten fterkfte bij den Paus aangedrongen op eene aigemeene Kerkvergadering, maar deze was door den Paus, onder allerhande voorvvendfels, volftrekt afgeflagen. Op het ontvangen van des Keizers aanfehrijving, gaf de Keurvorst van Sakfen last aan de Wittem* bergfche Godgeleerden, luther, justus jonas, pomeranus en melanchthon, welke hij, ten dien einde, naar Torgau ontboden had, om een ontwerp eener Geloofsbelijdenis op te ftellen. Hier werden door luther XVII artikelen opgefteld en aan den Keurvorst overgeleverd, welke onder den naam der Torgaufche Artikelen bekend zijn. Deze Artikelen maakten den grondflag uit van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis. Zij werden door melanchthon nagezien, in den ftijl befchaafd, en met nog andere Artikelen vermeerderd, welke aan luther gezonden en door denzelven goedgekeurd werden, hoewel hij wist, dat er fommige dingen voorbijgegaan en andere verzacht waren, gelijk melanchthon over het  GESCHIEDENIS, 191 het geheel fchroomvalliger van imborst was dan na luther. |ot Behalve deze fchikkingen , welke de Protestant- _ fche Vorsten maakten, hielden zij ook verfcheidene bijeenkomiten, in welka zij raadpleegden, dewijl het gerucht zich meer en meer verfpreidde van des Keizers oogmerken, om alle Euangetifchen geheel uit te roeijen, of men zich niet behoorde te wapenen , ten einde geweld met geweld te keeren. Op de voorltellen echter van luther, die zich van alle geweldige middelen in de zaak van den Godsdienst afkeeiig verklaarde, en aandrong, dat men op God vertrouwen en hem de bewaring van den Godsdienst aanbevolen laten moest, zette men deze raadplegingen ter zijde, en de Vorsten begaven zich vervolgens naar Augsburg, alwaar jan, Keurvorst van Sakfen, het eerst aankwam, verzeld van zijnen zoon jan frederik, frans, Hertog van Lunenburg, wolfgang , Vorst van Anhalt, en de Godgeleerden melanchthon , j0na , spalatinus dl islebius , zijnde luther, omdat hij, volgens het Plakaat van Worms, in den Rijksban was, onder weg te Coburg gebleven, alwaar hij genoeg bij de hand was, om hem raad te kunnen plegen. Vervolgens kwam de Landgraaf filips , en den XVden Junij Keizer karel zelve, die met ongemeene pracht zijne intrede hield. Drie dagen achter een werd nu in de volle vergadering getwist, over het prediken der Protestanten, hetwelk tot hier toe te Augsburg gefchied was; eindelijk befloot men, dat de predikers van beide partijen zouden aflaten van prediken, tot C G. nsir1552.  na C. C Jaari5i; tot I552 ; m KERKELIJKE . tot dat er iets omtrent den Godsdienst was vastge•field, maar dat de Keizer lieden verkiezen zou, die ' zonder verfmading van eene der partijen intusfchen zouden prediken. Echter werd de Sacramentsdag plegtig gevierd en de Mis gehouden, doch zoo dat de Protestanten den gemelden dag niet vierden, en dat alleen fommigen van hen bij de Mis tegenwoordig waren, uit hoofde van hun ambt. Dus nam de Keurvorst van Sakfin zelve, terwijl de Mis gevierd werd, zijne bediening waar bij den Keizer, gelijk naaman de Syriër bij zijnen Koning, evenwel vooraf zijn geloof aangaande de Mis verklaard hebbende. Na het openen der vergadering, ftelde de Keizer twee hoofdpunten ter behandeling voor, den Turkfichen oorlog en de verfchillen over den Godsdienst, De vergadering bepaald hebbende, dat men dit laatfte punt het eerst zou afhandelen, beval de Keizer, dat de Keurvorst van Sakfin met zijne Bondgenoo' ten hunne Geloofsbelijdenis en hun gevoelen omtrent het verbeteren der misbruiken fchriftelijk zouden overleveren. Dit deden zij, vier dagen daarna, den 24flen Junij, door een gefchrift in het Latijn en Hoogduitsch, hetwelk zij eetst den naam van Apologie of Verantwoording gaven, maar hetwelk naderhand zoo bekend is geworden onder den naam van Confesfie of Geloofsbelijdenis van Augsburg. Zij verzochten vrijheid, om hetzelve openlijk der vergadering voor te lezen. Hetwelk hun , na eenige tegenkanting van den Keizer, die wilde, dat het gefchrift hem, zonder voorlezing, ter hand zou gereld worden, werd toegedaan ; de voorlezing ge- fchied-  GESCHIEDENIS. 193 fchiedde des anderen daags den 25den Junij na den n middag in de zaal des Keizers, die voor den Gods- V dienst bedemd was, en een paar honderd menfchen . bevatten kon, voor den Keizer en al de Rijksvorsten en Stenden, met opene deuren, door christiaan bayerus, Kanfelier van den Keurvorst, in de Hoogduitfche Taal, terwijl georgius pontanus het Lati'mfche affchrift in de hand hield, met eene zoo luide en heldere ftem, dat de voorlezing ook door bergvolk, hetwelk in menigte buiten de zaal ftond, gehoord en verdaan kon worden. Na de voorlezing werden de beide affchriften aan den Keizer overgegeven, bij welke gelegenheid jan, Keurvorst van Sakfen, deze merkwaardige woorden tot den Keizer fprak: „ Dit is mijne Geloofsbelijdenis, waarvan ik geen nagelbreedte wil afwijken; het ga er mij om, zoo als God wil." De Keizer deelde dezelve aan de voornaamde Koningen van Europa mede, ten einde 'hunne gevoelens over dezelve te verdaan; gelijk ook de Afgezanten niet verzuimden , dezelve, elk in zijne taal , aan hunne Hoven te verzenden; op deze wijze werd deze Geloofsbelijdenis al fpoedig overal bekend, hoe zeer de Keizer bevolen had, dat men dezelve, zonder zijne Voorkennis, niet drukken of verfpreiden zou. De Vorsten hoorden deze Geloofsbelijdenis met dille aandacht en gevestigde opmerking voorlezen Eenigen vonden zich daardoor verderkt in hunne reeds aangenomene gevoelens ; fommigen donden verbaasd, en anderen, die dus lang weinig of geen begrip hadden van luthers dellingen, werden niet Herv. I, N »1< iC. O, >t 1552*  na C. C Jaarisi; tot 155^ k>4 KERKELIJKE !. alleen overtuigd van derzelver fchadeloosheid, ma&r • fchepten, daarenboven , genoegen in derzelver een' voudigheid en zuiverheid. Merkwaardig was het zeggen van den Kardinaal van Saltzburg: dat de eifehen der Protestanten niet kwaad of onbillijk waren; maar dat men niet verdragen moest, dat dit alles van een arm Monnikje voortkwam." Bij de raadpleging over de voorgelezene en overgeleverde Geloofsbelijdenis, dreven fommige leden der vergadering, dat men bij het befluit van Worms ftandvastig blijven en de ongehoorzamen met de wapenen bedwingen moest; anderen begeerden, dat men de Belijdenis door geleerde mannen behoorde te laten onderzoeken, opdat de Keizer volgens derzelver beoordeeling de uitfpraak zou kunnen doen. Het befluit was, dat er eene wederlegging der Belijdenis opgefleld, en deze, door den Keizer goedgekeurd zijnde, aan de Protestanten zou voorgelezen worden. Zoodanige wederlegging werd dan opgefteld door jan faber , naderhand Bisfchop van Weenen, jan eck, joannes cochlaeus , conr. wimpina enz., en den 3den Augustus openlijk voorgelezen , waarop de Keizer van de Protestanten eischte, dat zij hier in berusten, en zich aan de leerilellingen, in het antwoord vervat, gedragen zouden. De Protestanten verzochten een affchrift van dit antwoord ; welk verzoek, hoe billijk ook, hun geweigerd werd, ook verbood de Keizer de uitgave van eenige nieuwe fchriften of verklaringen, die dienen konden , om deze twisten over den Godsdienst fleepende te houden. Hiermede echter kon hij de Protestanten niet  GESCHIEDENIS. 195 niet tot zwijgen brengen. Hunne Godgeleerden her- n; innerden zich uit hun geheugen de bewijzen en te- J genwerpingen, door faber en die bijgebragt, welke . melanchthon wederleide in een uitmuntend vertoog, hetwelk den XXIIden September aan den Keizer aangeboden, doch door denzelven van de hand gewezen werd. Het gefchrift van faber werd naderhand in het Latijn uitgegeven, en melanchthon werkte zijn antwoord naar die uitgave breeder uit, en gaf het in het jaar 1531 in het licht, hetwelk naderhand in het jaar 1580 gevoegd is bij de Sijmbolifche Boeken der Lutherfche Kerk, onder den titel van Verdediging van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis. Het zal niet noodig zijn, den inhoud der Augsburgfche Geloofsbelijdenis hier te plaatfen, alzoo dezelve algemeen bekend is, als een Geloofsregel door de Lutherfche of Euangelifche Kerken aangenomen en erkend. Zij behelst XXVIII Hoofdftukken, XXI van welken de gevoelens der Protestanten aangaande den Godsdienst voordellen ; de VII overige geven een berigt van de dwalingen en bijgeloovigheden der Roomfche Kerk. Alzoo alle hoop op vrede of vereeniging, door de gemelde uitfpraak des Keizers fcheen afgefneden te zijn, vertrok de Landgraaf van Hesfen heimelijk bij nacht naar zijne Staten, den zwakken toedand van zijne Gemalin tot reden van zijn vertrek voorWendende; de Keizer, hoewel dit vertrek zeer kwalijk nemende, werd echter daardoor bewogen, om zachter met de andere Protestantfche Vorsten te N 2 han* iC. G. larisi?. »t 155a.  na C. Jaan 5 tot 15 x>on- ïoö KERKELIJKE G handelen, zoo dat men op voordel van fommigefe befloot, om door nadere onderhandeling te beproe_ ' ven, of men op redelijke voorwaarden eene overeenkomst zou kunnen treffen, waar bij elke partij iets van zijne eifchen zou afftaan , opdat dus de rust en vrede des Rijks mogt behouden blijven. Men verkoos tot deze onderhandelingen van elke partij zeven Afgevaardigden , twee Vorsten, twee Regtsgeleerden en drie Godgeleerden; de Godgeleerden van de Roomfche partij waren WÏmpina, eck en cochlaeus, van de Protestanten melanchthon , brent1us en eberh. schnepfius. In het eerst fcheen men in de onderhandelingen van den XVIden tot den XXIften Augustus eikanderen nader te komen, alzoo men in verfcheidene artikelen van wederzijde iets toegaf, zelfs in het voorname punt van de regtvaardigmaking, gaven de Protestanten toe, dat men, met weglating van het woordje alleen, alleen door het geloof, zou zeggen, dat de vergeving der zonden gefchiedde door de genade, die begenadigd maakt vormelijk, (formaliter,) en middelijk, (Inftrumentaliter,) door het woord en de Sacramenten; doch in de punten over de Mis, het huwelijk der Geestelijken, de beide gedaanten van brood en wijn in het Avondmaal, de Monnikengeloften en het regtsgebied der Bisfchoppen kon men het geheel niet eens worden. In hope van de vereeniging ligter te maken, werden de verdere onderhandelingen door drie gemagtigden van elke zijde voortgezet, zijnde van de eene zijde de Karifeliers van Keulen en Baden met eck , en van de andere zijde  GESCHIEDENIS. 197 fontanus en heller met melanchthon, doch [ ook deze onderhandelingen eindigden vruchteloos op 1 den laatften Augustus. Daar nu bleek, dat men door onderhandelingen niet overeen kon komen, was er niets overig, dan dat men aan de verfchillenden van gevoelen eene volkomene vrijheid van denken overliet, of dat men door gezag- de zaak befliste. Het laatfte werd ongelukkig door den Keizer verkozen. Na nogmaals vruchteloos beproefd te hebben, om de Protestantfche Vorsten door bedreigingen en beloften te bewegen , tot den fchoot der Kerke weder te keeren, en hun even vruchteloos eene Kerkvergadering te hebben aangeboden, onder voorwaarde, dat zij inmiddels den Roomfchen Godsdienst zouden herftellen, liet hij eindelijk zijn befluit in de vergadering voordellen, waarin onder anderen gezegd werd, dat de leer der Protestanten genoegzaam wederlegd was door het gezag der Schrift, en bij deze gelegenheid bood pontanus de verdediging der voorheen overgeleverde belijdenis aan den Keizer aan, van welke wij gefproken hebben, welke de Keizer weigerde aan te nemen. De Protestanten verzochten ook nn weder te vergeefs om een affchrift van des Keizers befluit, waar op zij, hunne zaak aan God overgevende , en zich ten beste aan den Keizer aanbevelende, de vergadering verlieten en t'huiswaarts keerden. De fteden Ulm, Frankfort, Halle, en zelfs Augsburg, niettegenftaande deze laatfte ltad eene iterke Keizerlijke bezetting op den hals had, weigerden insgelijks in des Keizers befluit te berusten, N 3 en aC. G. aan 517. ot 1553*  aa C. G Jaari5i7 tot 1552 198 KERKELIJKE en de befl uiten der vergadering met het zegel hun. ner ftad te bekrachtigen, gelijk de fteden gewoon waren te doen , in welke Rijksdagen gehouden werden. Na het vertrek der Protestant fche Rijksleden werd op den joden September het volgende befluit afgekondigd: „ dat alle Vorsten, Staten en Steden, „ die het Pausfelijk juk hadden afgefchud , tot hun„ nen pligt en verbindtenis aan Rome wederkeeren, ,, en alles in den ouden ftaat herftellen zouden, tot „ de zamenkomst van eene aigemeene Kerkvergade„ ring, op ftraffe van het misnoegen en de wraak „ des Keizers, als den voorftander en befchermer der Kerk." Ten zelfden tijde als de Augsburgfche Geloofsbelijdenis bij den Rijksdag werd ingeleverd, werd in naam der vier fteden Straatsburg, Konftans, Memmingen en Lindau door kaspar hedio eene andere Geloofsbelijdenis, (de Tetrapolitaanfche of de Geloofsbelijdenis der vier fteden genoemd,) aangeboden. Deze fteden verfchilden met de overige Protestanten in het leerftuk van het Avondmaal, omtrent hetwelk zij meer neigden tot het gevoelen van zwinglius. Deze belijdenis, die opgefteld was door mart. bucerus, en niet alleen van de Protestanten, maar ook van verfcheidene Roomschgezinden als een meesterftuk van welfprekendheid werd aangezien, werd niet voorgelezen, maar wel eene wederlegging derzelve door eck en faber , waar tegen deze fteden eene verantwoording in het licht gaven. Dewijl in dezelve eenigzins dubbelzinnig gefproken werd van de ligchameujke tegenwoordigheid van christus in het  GESCHIEDENIS. m «et Avondmaal, zoodat men de woorden zoo weina' in den Sakfifchen als Zwitferfchen zin kon verklap ren, had zwinglius geweigerd, dezelve te onderteekenen; maar deze Hervormer zond zijne «gene Geloofsbelijdenis aan den Keizer in zijnen «genen naam. Dit ondertusfchen verdient opmerking, dat bucerus des niet te min naderhand, in het jaar ,<,7 te Smalkalden de Augsburgfche Confesfie en melanchthons verdediging van dezelve met zijnen naam onderteekend heeft. \ Bii deze geheele gebeurtenis gedroeg zich melanchthon met de hoogfte befcheidenheid en infchikkelijkheid, zoodat men verhaalt dat zekere bijeenkomst tegen hem gezegd zal hebben 8 Uwe befcheidenheid, «lippus , en de welfprekendheid van pontanus , hebben uwe• goeds gedaan.» Sommigen echter hebben geoorLd, dat melanchthon in een en ander opzig z ch al te befchroomd gedragen hebbe, waar over hij ook door luther en anderen berispt is gewoffd n ja men verbood hem uitdrukkelijk, dat lm in e 'p nt over het regtsgebied der Bisfchoppen volftrekt niet meer toe zou geven. Daar is zelfs een Brief van melanchthon aan den Kardinaal campeggio, in welken hij onder anderen fehrijft: dat de Protestanten in geen leerftuk van de Roomschgezinden verfchilden, dat het verfchil zich enkel bepaalde tot bijplegtigheden, en ligtelijk kon opgelost worden, als men wederzijds wat wist te geven en te nemen; ook dat het den Protestanten betaamde, aan de Bisfchoppen de gehoorzaamheid enhunregtsN 4 ge* Z. Gi •1517. 1552*  na C. < Jaari5i '55 Vooregang der Hervorming. *0ö KERKELIJKE ï. gebied weder te geven. Maar hier omtrent heeft £ melanchthon zich naderhand verdedigd. Hoe het . zij, geheel anders was de gezindheid van luther , die, ftaande de Rijksvergadering, een werkje te Coburg in het licht gaf: Vermaning aan die van de Theologifche Orde, vergaderd op de vergadering te Augsburg, in hetwelk hij de zaak der Hervorming verdedigt, en den ftaat der Pausfelijke Kerk met levendige kleuren aflchildert. Zeer hoog is de achting, welke de Augsbugfche Geloofsbelijdenis verworven heeft, en, gelijk niemand, der zaken kundig, ontkennen kan, met alle regt. Evenwel gingen fommigen in deze hoogachting te ver, als zij beweerden, dat men in dezelve niet ééne letter zou mogen veranderen, zonder benadeeling der Euangeliewaarhcid , ja wanneer zijverklaarden , liever te willen twijfelen aan de leer van den Apostel paulus zeiven, dan aan de leer van deze Geloofsbelijdenis. Deze Belijdenis had ook bij fommigen die uitwerking, niettegenftaande het befluit der vergadering, dat zij van vijanden voorftanders werden van de Hervorming, zoo als herman, Aartsbisfchop van Keulen, frederik, Graaf en kort daarna Keurvorst van den Paltz, joachim II, naderhand Keurvorst van Brandenburg, erich , Hertog van Brunswyk; ook omhelsden de fteden Lubek, Gottingen en Lu, nenburg en andere ten dezen tijde de Hervorming. Wat men over het algemeen verwachtte van het geweldig befluit, op dezen Rijksdag omtrent de Protestanten genomen, blijkt uit eene geestige Pan- IQ-  GESCHIE.DENIS. 201 lemime, welke men verhaalt, dat te Augsburg in na het jaar 1530 in tegenwoordigheid van den Keizer F vertoond zal zijn, en welke de Gefchiedenis der Her- _ vorming zeer juist verbeeldde. „ De Keizer zat met verfcheidene Vorsten aan de tafej, toen eenige lieden verlof verzochten, om een klein Tooneelfpel voor hen te mogen vertoonen. Eerst verfcheen er een oud man in een' doctralen mantel, die eene menigte brandhout, kort en lang, krom en regt, onder den arm droeg, het op de haardltede wierp en toen heenging. Op zijn' rug was de naam reuchlin gefchreven. Na dezen kwam een andere Doctor, (Leeraar in de Godgeleerdheid,) die zich veel moeite gaf, om de houten regelmatig op eenen hoop te leggen, en na vele vergeeffche pogingen , verdrietig het hoofd fchuddende, wegging, wanneer zich op zijn' rug de naam erasmus vertoonde. Een derde verfcheen, als een Augustijner Monnik gekleed, met een komfoor met vuur in de hand ; deze ftak den hoop houten in brand, blies het vuur aan , tot het in volle vlam was, en verliet verders het vertrek. Op zijn' rug ftond de naam luther. Een vierde, als de Keizer gekleed, trad op, fcheen vertoornd over den brandenden houtftapel, floeg er met het zwaard in, waardoor hij echter de vlam flechts te meer aan alle kanten verfpreidde. Hij werd toornig en liep boos heen. Op zijn' rug ftond karel V. Eindelijk verfcheen er een vijfde perfoon, in de kleeding van den Paus, met de driedubbelde kroon op het hoofd; deze fcheen ten uiterfte verbaasd, dat hij den houtftapel zag branden, N 5 en C. G. : 1552.  na C. C Jaari5i; tot IS5J Verbond der Protestantente Smalkalden. 202 KERKELIJKE l. en verraadde door zijne gebaarden het hoogfte mis'• noegen deswegens. Vervolgens in de zaal rond. ' ziende, of hij niet hier of daar iets vond, om den brand te blusfchen, ontdekte hij aan het einde der zaal twee flesfchen, de eene vol olie, de andere vol water. In zijne drift greep hij de flesch met olie, en deze goot hij in het vuur, waardoor de vlam zoo hoog opvloog, dat hij zich met fpoed wegmaakte. Op zijnen rug had hij den naam leo X. De vertooners maakten zich terftond te zoek, en konden nooit uitgevorscht worden (*)." De Protestanten ondertusfchen, ten einde zich te verzekeren tegen de gevolgen van het voor hen na» deelig befluit te Augsburg, kwamen in het jaar 1530 en het volgende 1531 eerst te Smalkalden, en daarna te Frankfort bijeen, luther had reeds eene en andere verhandeling ter verdediging van de zaak der Protestanten uitgegeven: Aanmerkingen op hes Plakaat, na de Rijksvergadering te Augsburg, en Vermaning aan zijne geliefde Duitfchers, en daarna eene Verdediging van deze beide gefchrift en. In deze gefchriften wederleide hij het Plakaat, en vermaande de Duitfchers, om den Keizer in het uitvoeren van hetzelve geene hulp te bieden. De Protestantfche Vorsten beraadflaagden te Smalkalden, vooreerst: of men den Godsdienst tegen den Keizer met magt behoorde te verdedigen? en in de tweede plaats: Of men in het verbond ook die genen zou ontvangen, die (*) muller Gedenkwaard. uit de Gefck. der Kerk' hervorming I Deel, BI. 188.  GESCHIEDENIS. 203 die omtrent het Avondmaal van de Sakfen verfchil- na' den? Van het eerfte was luther, in het begin, afkeerig, voorziende de onheilen en beroerten, welke _ daar uit zouden voortvloeijen, evenwel erkende hij ten laatfte de noodzakelijkheid van eene zoodanige verbindcenis. Doch, om de van hem in het ftuk des Avondmaals verfchillende Protestanten in het verbond toe te laten, wilde hij, inderdaad liefdeloos en onvoorzigtig, niet toeftemmen; veeleer noemde hij een verbond met hen: ijdel, gevaarlijk, vol argwaan en ergernis, ja goddeloos. Eindelijk werd op het einde des jaars 1530 en vervolgens nader in Februarij 1531 tusfchen de Protestanten een verdedigend verbond gefloten, om hunnen Godsdienst en Vrijheid tegen alle 'geweld te verdedigen, hetwelk hun of iemand hunner, uit kracht van het befluit van Augsburg, zou mogen aangedaan worden, onder betuiging echter, dat men met dit verbond geenszins den Keizer of het Rijk bedoelde, maar alleenlijk in het oog had, het handhaven der Christelijke waarheid en openbare rust, tegen alle onregtvaardig geweld. Dit verbond was onderteekend door joan, Keurvorst van Sakfen, filips, Landgraaf van Hesfen, ernst, Hertog van Brunswyk, wolfgang, Vorst van Ankalt, gebhard en albert Graven van Mansfeld, en de fteden Straatsburg, Ulm, Konftans, Reutlingen, Memmingen, Lindau, Biberach, Isnen, Lubek, Maagdenburg en Bremen. Andere fteden, als Neurenberg, Heilbron, Kempten, Winsheim en Weisfenburg, met den Markgraaf van Brandenburg, verbonden zich en- g. 1553-  fia C. Jaa«5] tot 155 «4 KERKELIJKE G enkel, om den Fiskaal of Rijks-Gerigtskamer niette 7. erkennen, in het uitvoeren van het genomen befluit. . In eene nadere Bijeenkomst in de maand Junij te Frankfort werd de vereeniging met de Zwitfers geheel afgebroken, en tevens befloten, om zich gemeenerhand tegen het Kamergerigt te Spiers te verzetten; ook veranderde men het befluit te Smalkalden genomen , omtrent eene eenparigheid in de Godsdienflige Byplegtigheden, en omtrent het ftraffen der Herdoopers met den dood, ook voegde zich barmm, Hertog van Pommeren, thans bij de Bondgenooten. Nogmaal kwamen de Protestantfche Vorsten zamen te Frankfort in de maand December, alwaar de fchikkingen beraamd werden, om den oorlog te kunnen voeren , indien het tot oorlog komen mogt; ook werden in die bijeenkomst tot Veldheeren van het verbond verkozen jan frederik, Zoon van den Keurvorst van Sakfen, met filips, Landgraaf van Hesfen. De Protestantfche Vorsten noodigden de Koningen van Engeland, Frankryk en Denemarken, benevens verfcheidene andereGemeenebesten en Staten, om tot hun verbond toe te treden. In de uirnoo' diging aan hendp.ik VIII, Koning van Engeland, boden zij aan, hem tot hoofd en verdediger van het verbond te willen aannemen, mits dat hij de ware leer van christus, zoo als die begrepen was in de Augsburg fche Confesfie, zou handhaven en op de aanflannde Kerkvergadering aannam te verdedigen, dat hij niet zou gedoogen, dat de Roomfche Kerk zich op dezelve of in de heerfchappijen der ver-  GESCHIEDENIS. 205 verbondene Vorsten eenigen voorrang of gezag, aanmatigde , en dat hij 100,000 Kronen zou op- . fchieten ten dienfte der Eedgenooten, en tweemaal die fom , ingevalle het tot een' vredebreuk mogt komen. Op hun voordel antwoordde de Koning , dat bij bereid was, de ware leer van christus te handhaven en voort te planten , doch dat hij zich door geene Geloofsbelijdenis wilde laten verpligten of binden; tevens verklaarde hij, met hen van hetzelfde gevoelen te zijn omtrent eene vrije Kerkvergadering, doch tevens, dat de befchikking van den eeredienst aan eiken Vorst in zijne Staten moest aanbevolen zijn. Maar deze geheele onderhandeling liep ten einde, na den dood van de ongelukkige Koningin anna boelen, en men ontdekte, dat Hendrik geene andere inzigten had, dan die zijne daatkunde en de zucht, om het oppergezag in zaken van Godsdienst te bezitten, aan de hand gaven. In dezen verwarden daat van zaken, welke eenen oorlog om den Godsdienst in Duitschland voorfpelde, boden de Keurvorsten van den Paltz en Mentz hunne bemiddeling aan, om de Protestanten met den Keizer te bevredigen. Gelukkig liepen er verfcheidene redenen zamen, welke den Keizer naar vooidagen van vergelijk moesten doen luisteren; aan den éénen kant had hij den bijdand der Duitfchers noodig tegen de Turken, welken de Protestanten weigerden, hem te verkenen, en van den anderen kant betwistten zij de verkiezing van 's Keizers Broeder ferdinand, tot Roomsch Koning, welke in het jaar 1531 op eenen Rijksdag te Keulen met meer» ia C. G. aar 1517. ot ISS2* Vredevat» Neuren- burg.  na C. Jaar15 tor 15; ao<5 KERKELIJKE G. meerderheid van ftemmen was doorgedrongen, als £• Itrijdig met de grondwetten van het Rijk. Na vele onderhandelingen werd eindelijk in het jaar 153a tusfchen den Keizer en de Protestant fche Vorsten te Neurenberg de vrede gefloten, bij welken de Befluiten en Piakaten van Worms en Augsburg gefchorst en buiten werking gefield werden; de Protestanten, die de Augsburgfche Geloofsbelijdenis waren toegedaan, geene andere, zouden vrije Godsdienst-oefening genieten, en niemand om den Godsdienst lastig gevallen of gehinderd worden , tot dat de zaak van den Godsdienst zou vastgefleld zijn in eene vrije aigemeene Kerkvergadering, die binnen zes maanden zou bijeenkomen, of, zoo deze geene plaats kon hebben , op eene voltallige Rijksvergadering. Daartegen beloofden de Protestantfche Vorsten den Keizer eenen aanzienlijken onderftand in geld, tot den Turkfchen oorlog, en terdinand voor wettig verkozenen Roomsch Ko. tiing te zullen erkennen. Deze vrede werd vervolgens bij herhaling bevestigd te Kadan in Bohemen, in bet jaar 1534, daarna met eenparige overeenftemming van alle Rijksftenden op eenen Rijksdag te Regensburg in het jaar 1541, en de tijd van denzelven verlengd te Spiers in het jaar 154a, en weder bevestigd door den Keizer en Koning in het jaar 1544, en te Worms afgekondigd in het jaar 1545, blijvende dus ftand houden tot den Smalkaldifchen oorlog in het jaar 1546. Deze gedurig herhaalde bevestigingen waren echter zoo vele blijken, dat de Protestanten dezen vrede weinig betrouwden, gelijk dan  GESCHIEDENIS. ao7 . dan ook de Landgraaf in het eerst huiverig was , na om denzelven te onderteekenen, voornamelijk, om, dat niet alleen de Herdoopers maar ook de Zwin- _ glianen van denzelven uitdrukkelijk waren uitgeflo: ten, gelijk er ook bedongen was, dat de genen, die \ in het vervolg, de Hervorming zouden aannemen , van de voorregten van dezen vrede geen ge; not zouden hebben. Doch deze laatfte bepaling i werd eerlang uit het verdrag geligt, nademaal feq dert nog verfcheidene landen en fteden van Duitsch. land het Pausdom verlieten. Natuurlijk was het, ~ dat deze vrede aan den Paus klemens VII mishaagde, maar ook Hond zij 'sKeizers Broeder ferdinand zeer tegen, die de vreedzame denkwijze van den Keizer aan den Paus overfchreef, en zoo veel ijver voor de Roomfche Kerk te kennen gaf, ■ dat hij betuigde , voor dezelve zijn leven veil te S hebben. Naauwelijks had de tijding van het fluiten der I overeenkomst te Neurenburg het Sakftfche Hof te-{ reikt, of de godvruchtige Keurvorst jan, bijge-v naamd^e Standvastige, befloot zijnen levensloop,5 in de maand Augustus des jaars 1532, in den ouderdom van 63 jaren. Toen zijn Broeder frederik de Wijze overleed, in het jaar 1525, hoopten de vijanden der Hervorming, dat deze ook met hem zou geflorven zijn, maar jan verklaarde zich nog bepaalder voor dezelve, en voerde haar in alle zijne Staten in. In het jaar 1530 ftond hij aan de fpits van derzelver Belijders , en verzuimde ook geene ftaatkundige middelen, om haar tegen dadelijke aan- val- C. G. 1552. ood van n, eur- orstvan akfen.  na C. G. Jaari5i7, tot I552. s«8 KERKELIJKE vallen of bedreigingen te verdedigen, gelijk blijkt uit zijne pogingen rot het in ftand brengen van het verbond van Smélkaldefi. Toen de Godgeleerden gereed ftonden, om op den gedenkwaardigen dag , den ssden van Zomermaand 1530, de Geloofsbelijdenis over te leveren aan den Keizer en de Rijksvorsten , en hij vermoedde, dat zij befchroomd waren , zeide hij tegen hen: „ Lieve Heeren ! ver„ trouwt gij niet, het te kunnen bewijzen, ziet dan „ toe, dat gij land en volk niet in het ongeluk „ brengt!" en als zij hem antwoordden: „ Gena„ dige Heer! wilt gij niet bij ons liaan, dan laat „ ons alleen voor zijne Keizerlijke Majefteit ons „ verantwoorden;" hernam hij: „ Dat wille God „ niet, dat gij mij uiiiluit! Ik wil christus ook mede belijden." Op eenen anderen tijd zeide hij tegen de Godgeleerden: „ Doet wat regt is, God „ tot lof en eei e; mij of mijn land en volk moet „ gij niet ontzien." („ Dit woord zal niet verge„ ten worden," zegt luther, „zoo lang de „ wereld (laat." ) Tegen zijne Hovelingen plag hij te zeggen: „ Ik wenschte, dat onze Geleerden ons „ niet ontzagen, maar fchreven en fpraken, wat ,, regt is. Regt toe regt aan, geeft een" goeden „ looper." In alles, wat nuttige inrigtingen betrof, was hij, gelijk zijn Broeder, zeer werkzaam. Zijne gezindheden kan men , onder anderen, uit deze woorden beoordeelen, welke hij tegen zijne Edellieden plag te gebruiken, velen van welken niets verHonden, dan rijden, vechten en jagen: ., Het leert ,, van zelve, hoe men twee beenen over een paard „ la-  GESCHIEDENIS. fio s, laten hangen, zich tegen vijanden en wilde die- r ren verdedigen, of een' haas vangen moet; daar- 1 „ om kunnen mijne rijdjongens dit ook : Doch, „hoe men Godzalig leven, Christelijk regeren, „ land en volk beroemd en gelukkig maken kan, daartoe hebben ik en mijne zoons, naast Gods „ geest en genade, geleerde Mannen en Boeken „ noodig (*)." Hij had tot zijnen opvolger zijnen Zoon jan frederik , een' erfgenaam van zijns Vaders deugden, een' Vorst van onvertfaagde dapperheid en grootheid van ziel, die, met regt, gehouden wordt voor den ijverigften en kloekmoedigften voorftander, welken de leere der Hervorming ooit gehad heeft, gelijk hij zich, om dezelve met alle kracht te handhaven, ook voor de grootfte rampfpoeden heeft blootgefteld. Paus klemens VII, hetgeen er te Neurenhurg ten voordeele der Protestanten befloten was, vernomen hebbende, vreesde niet zonder reden, dat daar uit, voor het gezag van zijnen Stoel, zeer nadeelige gevolgen zouden voortvloeijen. Niet min huiverig was hij voor eene aigemeene Kerkvergadering, op welke de Keizer ten fterkfte bij hem aandrong, die dezelve zoo plegtig aan de Protesianten had toegezegd. Doch de Paus herinnerde zich maar al te wel het voorgevallene op de jongstgehoudene Kerkvergaderingen , maar had buitendien nog eene andere reden , om eene zoodanige vergadering te ontwijken. Zich zeiven bewust zijnde van de ort- wet« (*) muller Gedenhtl. enz. I Deel, BI. 200, Herv. I. O aC. G. aari5i7. 3ü i55a« Handelingen over eene aigemeeneKerkvergadering.  aio KERKELIJKE na C. G Jaansi7. tot 1552. wettigheid zijner geboorte, duchtte hij, dat zijne vijanden, welke hij te Rome had, deze omftandigheid voor de Kerkvergadering zouden brengen, en op een onderzoek aandringen : Of een Bastaard Paus zijn konde ? — De Paus trad dan wel in onderhandeling met den Keizer., over het beroepen eener aigemeene Kerkvergadering, maar gebruikte allerhande voorwendfels, om deze zaak te rekken; hij wilde, in allen gevalle, eene Kerkvergadering, in welke de Paus zou voorzitten, en in welke naar de aangenomene Kerkregelen zou geoordeeld, en welker uitfpraak met geweld tegen de ongehoorzamen zou ten uitvoer gebragt worden. Op welke voorwaarden de Protestanten nooit eene Kerkvergadering toelaten konden, daar zij, naar hunne grondftellingen , vorderden: dat zoodanige Kerkvergadering de Heilige Schrift ten rigtfnoer zou moeten nemen, en dat niet de Paus met zijnen aanhang, die niet te gelijk partij en regter konden zijn, maar godvruchtige en niet verdachte mannen het befluit zouden behooren op te maken. De Paus deed, in het jaar 1533, door zijnen Afgezant, eenen voorflag, om eene Kerkvergadering te Mantua, Placentia of Bologna te beleggen; maar de Protestanten drongen er op aan, dat een gefchil, in Duitschland ontftaan, ook in Duitschland moest beflist worden. De onderhandelingen werden gerekt en de vergadering verfchoven , tot dat de dood van den Paus klemens VII in het jaar 1534 hem uit zijne verlegenheid redde. In het vervolg zullen wij den voortgang en uitkomst dezer onderhandelingen, onder  GESCHIEDENIS. au der den opvolger van klemens, paulus III, mei- na den, |J Gedurende den vrede van Neurenburg, fchreef _ erasmus eene verklaring over P/alm LXXXIV, in welke hij zijne gedachten ontvouwde over de middelen, om de verfchillende partijen tot eendragt te brengen. De Godgeleerden van Straatsburg verfpreidden dit werkje alom, na het in het Hoogduitsch vertaald te hebben , doch zeer tegen den zin van musculus; trouwens, in hetzelve toonde erasmus zich wel niet geheel vreemd van het Geloof en den Godsdienst der Protestanten, maar te gelijk (telde hij alles in het werk, om de dwalingen en misbruiken der Roomfchen te ontfchuldigen en te vernisfen. Zijn gefchrift mishaagde ook aan luther, die in eene Voorrede voor eene Verhandeling van ant. corvinus, een' Hesfifchen Godgeleerden, over de vraag: in hoe verre men den raad van erasmus volgen mogt, tot dat men met eene Kerkvergadering gereed ware ? zich daar omtrent verklaarde. De verfchillen over het Avondmaal gingen in dit jaar 1533 nog met dezelfde hevigheid voort, luther , gehoord hebbende, dat fommige Predikers te Frankfort aan den Main, die de gevoelens van zwinglius waren toegedaan, te kennen gaven, dat zij met luther in de zaak hetzelfde leerden, fchreef eenen hevigen Brief daar over aan den Raad te Frankfort, noemde hen en ie Zwinglianen, Aartsduivels , en eischte, dat men hen ter ftad uit zoi zetten; op welken Brief tien Leeraars van Frankfort O a ooi C. G. irisi?* c i'5S2. Voortgang det verfchillen over het Avondmaal  na C. i Jaari5i tot 155 21a KERKELIJKE 3. ook hartig genoeg antwoordden. Een' ioortgelijken. 7- Brief had hij in het jaar 1531 gefchreven aan den .'Markgraaf van Brandenburg, met den eisch, dat hij alle Zwinglianen uit zijne landen zou bannen. In dit jaar 1533 gaf hij een Boek uit over de flilh Mis, waarin dit merkwaardig is, dat hij verhaalt, dat de Duivel hem midden in den nacht in zijn hart had aangevallen, gelijk hij hem menige nacht gewoon was zuur en bitter genoeg te maken; dat hij met hem een gefprek gehad, en vele misbruiken van de Paapfche Mis van hem verltaan hebbe (*). luthers hevigheid ging zoo ver, dat hij niet fchroomde te fchrijven, dat oecolampadius , door den Satan met vurige pijlen en pieken doorboord zijnde, een' fchielijken dood geftorven was. Dit alles namen die van Zurich zeer hoog op, en hadden reeds eene verantwoording gefchreven, welke zij echter , op aanraden van bucerus, niet in het licht gaven, vredeshalve. bucerus was zelve te Zurich aangekomen, om met alle mogelijke vlijt tot vrede te vermanen , waar van hem echter musculus de vruchteloosheid onder het oog bragt, uit hoofde van de hevigheid van luthers aard en geitel. Deze inwendige twisten waren zeer nadeelig voor de zaak der Hervorming, alzoo de Zwinglianen niet zelden verward werden, met de Herdoopers, die in het jaar 1534 te Munfter en elders zulke verwarringen aanrigtten, van welke wij op de behoorlijke plaats fpreken zullen. Daartegen was in dit jaar 1534 de her- (*) gerdes Hifi. Ey. Renov. T. Lp. 325.  GESCHIEDENIS. ai3 herftelling van ulrich Hertog van Wurtemberg in n zijn gebied een voordeel voor de Protestanten. De-1 ze Hertog, in het jaar 1519 uit zijn land verdreven . zijnde, had zijne toevlugt genomen tot filips, Landgraaf van Hesfen, zijnen nabeftaanden; aan deszelfs Hof kreeg hij kennis aan de leer van luther, en- werd van derzelver waarheid overtuigd. Na eene ballingfchap van XV jaren door den Landgraaf in zijn Hertogdom herfteld zijnde, voerde hij in hetzelve terftond de Hervorming in, waarna hij ook in het Smalkaldifche verbond deel nam. Het jaar 1535 werd meest doorgebragt met han-1 delen over het bijeenkomen van eene aigemeene \ Kerkvergadering, waartoe de Paus paulus III, op- ] volger van klemens VII, de ftad Mantua voor-: ftelde, doch welk voorftel van de Protestanten verworpen werd, gelijk wij zien zullen, gelijk er ook de Hertog van Mantua weinig zin in had. De Protestanten kwamen weder te Smalkalden bijeen, alwaar zij hun verbond op nieuw bevestigden, met dit merkwaardig bijvoegfel, dat men, op hunne begeerte , tot hetzelve zou toelaten , „ zoo velen „ God en zijn Euangelie zuiver, openlijk, en vrij „ beleden, den vrede beminden en als eerlijke en „ deugdzame menfchen leefden." Ook kwamen in het verbond, behalve de voorheen genoemden, van de Vorsten , ulrich van Wurtemberg, barnim en filips van Pommeren , jan george en joachim van Anhalt; en van de fteden, Augsburg, Frankfort, Hannover, Gottingen, Eslingen, Brunswyk, Goslar, Eimbeck, Hamburg en Minden. In O 3 da" 1 C. G. iansi7. >t 155a- Iandelin;en over :ene Cerkver;adering,:n over :ene vereniging:usfchen 3eProtes:antenimtrent iet Avondmaal  214 KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 Hot 1552 , deze vergadering waren ook Gezanten der Koningen van Frankryk en Engeland tegenwoordig, die groote beloften omtrent eene Hervorming deden en den bijfland, dien hunne meesters daar toe verkenen wilden; doch al te duidelijk bleken hunne ftaatkundige oogmerken, om zich tegen den Keizer te verfterken, dan dat de Protestanten zich dieper met hen konden inlaten. Met beter voorfpoed, ten minfte in fcbijn, arbeidde men aan het bijleggen der verfchillen tusfchen de Protestanten over het Avondmaal in dit en het volgende jaar 1536. bucerus en melanchthon waren daartoe het meest merkzaam, en wisten ook luther te bewegen, om eenigzins gematigder te werk te gaan, zoodat er onder den naam van Concordla of Eendragt eene belijdenis opgefteld werd te Wittemberg, in welke de Transfubftantiatie , en ook eene plaatfelijke influiting of aanhoudende vereeniging van christus ligchaam met het brood in het Avondmaal, buiten het gebruik van dit Sacrament, werd verworpen, en daartegen geleerd : dat met het brood en den wijn het ligchaam en bloed van christus waarlijk en zelfflandiglijk tegenwoordig is, aangeboden en ontvangen wordt. Doch de Zwitferfche Kerken weigerden dit formulier aan te nemen, als oordeelende hetzelve duister en dubbelzinnig te wezen. Men kwam ook overeen omtrent den Kinderdoop , welke van weerskanten werd aangenomen, niet als een bloot teeken, maar als het bad der wedergeboorte. Alleen twijfelde men omtrent het Geloof der kinderen , hetwelk bucerus en  GESCHIEDENIS. ai5 en anderen niet konden erkennen, alhoewel zij toeftonden, dat aan de kinderen de ware wedergeboor- J; te en aanneming tot kinderen naar hunne vatbaar- _ heid gefchonken werd. luther. verklaarde zich, dat hij flechts bedoelde, dat in den Doop het beginfel des geloofs was, en der Goddelijke werking, op eene wijze, welke wij niet kennen, en dat die wijze door hem Geloof genoemd werd. In het jaar 1537 hielden de Protestanten weder j eene bijeenkomst te Smalkalden, alwaar des Pausfen . Nuntius vorstius , en de Keizerlijke Gezant matthys heldt ten fterkfte bij hen aandrongen, om hunne toeftemming te geven tot eene Kerkvergadering, te Mantua te houden; welke de Protestanten na eene menigvuldige en rijpe overweging volftrekt weigerden, om de redenen, welke wij hier voor reeds gemeld hebben. In deze bijeenkomst werden eenige Artikelen, door luther opgefteld, door de Protestantfche Vorsten goedgekeurd, welke bekend zijn onder den naam van Smalkaldifche Artikelen ,en welke als zoodanig, in vervolg van tijd, onder de dienstboeken der Lutherfche Kerk, waar uit men de belijdenis dier Kerk mag opmaken, geplaatst zijn. Zij bevatten de Leerftukken, bij welke men ftandvastig zou volharden, indien er ooit eene Kerkvergadering zou gehouden worden. Het Artikel van het Avond maal behelst: „ Van het Sacrament des Altaari „ gevoelen wij, dat brood en wijn in het Avond " maal zijn het ware ligchaam en bloed van chris " tus, en weten, dat deze toegereikt en ontvan " zen worden niet alleen van goede , maar 00 " * 04 » va [ C. G. ari5i7t 1552- )e Smal- :aldifche rtikelen, ï 3  jna ( Jaar rot Hervormingdooden Paus ondernomen. KERKELIJKE 5S2.op Jast der Keurvorsten en der overige Vorsten van den Paus en de ,mgt en het f *"fm>> welke insgelijks werd goedgleunT v0et 0hndTekening A"iki - - v n ons gaa;d:de" P',US ftd *> dat ook „ van ons , vredeshalve en om de aigemeene rust n der Christenen, die au onder hem 2ij„, en na- " ?f h°pPfB' Wdke h* b0Vendie» »«* menfche « lik regt heeft, kan toegeftaan Worden,, ^ aanteekenmg met bet vierde Smalkaldifcke An e en met luthers gevoelen ftrijdig is- ook vnnH t geene toeRemming van iemand der die het ten minfte ontijdig oordeelden, dit thans "e* jennen te geven. Eindelijk werd oP' deze tij komst door bucerus de Zw^^J^ ms overgeleverd met deszelfs verklaring, welke door luther werd goedgekeurd, die verv Igens ee„en mm2amen Brief aan de Zwitfers fchreeff in Zie Jxj alle twistfchriften niet onduidelijk afke^e Schoon de wond naderhand weder opengebroken en ongeneesfelijk geworden is. seoroKen en De Paus vruchteloos onderfcheidene Kerkvergardenngen te ^ ^ -ga ungefdireven, wilde nu toonen, dat hij bereid wa ene Hervorming te ondernemen, waartoe hij v2 Kardmalen en vijf andere Perfonen benoemde ie een ontwerp van Hervorming voor de Kerk in het al-  GESCHIEDENIS. ai7 algemeen en die van Rome in het bijzonder opftel- na i den. Doch dit ontwerp was zeer oppervlakkig J^' en onvolkomen. Zij erkenden de trotsheid en hoog- _ moed der Bisfchoppen, en iloegen voor, dat geene andere dan geleerde en godvruchtige mannen tot de Heilige Orde zouden worden toegelaten, en dat men dus voor bekwame leermeesters voor de jeugd behoorde te zorgen. Zij veroordeelden de overbrengingen van het eene kerkelijke ambt tot het andere, de vergunningen van aan zich behouding, de afwezendheid en de veelheid van kerkelijke ambten. Zij oordeelden, dat eenige Kloosters behoorden vernietigd te worden; dat men de vrijheid van de Drukpers moest beteugelen, en de zamenfpraken van erasmus verbieden; dat geen Kerkelijke een Kerkelijk ambt moest bedienen buiten zijn vaderland; dat geen Kardinaal een Bisdom moest bezitten; dat de opzamelaars der aalmoezen van den Heil. anthonius, en van andere Heiligen dienden te worden afgefchaft, en eindelijk, dat de bezittingen en perfoonlijke eigendommen der Kerkelijken aan de armen zouden gefchonken worden. Zij befloten met te klagen over het onnoemelijk getal behoeftige en havelooze Priesters, die de St. Pieterskerk bezochten, en verklaarden , dat het eene zeer groote ergernis was, de Hoeren zoo prachtig te Rome gehuisvest te zien, en langs de ftraten op fraaije Muilezels te zien rijden, terwijl de Kardinalen haar op een hoflijke en gemeenzame wijze vergezelden, luther dreef den fpot met zoodanige Hervorming, en zeide, dat zij de fplinters uitligten wilden, maar de balken niet O 5 aan- G. 15*7' 1552»  «a C. Jaari5 lot 15 Verboi derKa«holijkiteNeurenburi ze 218 KERKELIJKE G. aanroerden. Het ontwerp ondertusfchen is onder [J anderen in of omtrent het jaar 1539 te Antwerpen in „ het licht gegeven. d De Roomschgezinde Vorsten zaten intusfchen niet „ m> maar floten in het J'aar 1538 te Neurenburg een verbond, malkanderen de handhaving van den • Roomfchen Godsdienst in hunne Staten belovende tegen alle ondernemingen der Protestanten. Dit verbond had echter geen gevolg, omdat noch de Keizer, noch deszelfs Broeder ferdinand, hetzelve aannamen, alhoewel 'sKeizers Gezant matthvs heldt er ijverig toe gearbeid had, doch zonder daartoe last van den Keizer te hebben, gelijk hij ook kort daarna in ongunst viel bij den Keizer Naderhand echter werd dit verbond in het jaar ij4I vernieuwd, doch daar van in het vervolg. De Protestanten nogtans waren hier tegen waakzaam en op" hunne hoede, waartoe zij te Brumwyk en vervolgens te Eifenach bijeenkwamen, ook zonden zij hoewel vruchteloos, op nieuw een Gezantfchap aan de Koningen van Frankryk en Engeland, tot het hun in het jaar 1539 gelukte, een nieuw beftand te Frankfort te treffen met den Keizer en deszelfs Broeder ferdinand , onder bemiddeling der Keurvorsten van Mentz en de Paltz. Men kwam hier overeen in eenen wapenftilfland voor XV maanden, gedurende welken niemand de Protestanten met geweld of wapenen zou aantasten, en alle vervolgingen van het Kamergerigt gefchorst zouden worden; voorts bepaalde men een mondgefprek tot bevordering der eendragt te zullen houden enz. Maar de-  GESCHIEDENIS. 219 i ze voorwaarden werden van den Keizer niet goed- n ; gekeurd, door opftoking van den Paus, die euvel I nam, dat hij van dit mondgefprek uitgefloten en . den Keizer de handen gebonden zouden worden. Door het overlijden van george , Hertog van Sakfen, volgde zijn Broeder hendrik hem op, die . terftond de Hervorming in zijn gebied, in Meisfen en te Leipzig, invoerde en vastftelde; ook nam het Keurvorstendom Brandenburg het hervormd geloof ; aan, onder den Keurvorst joachim II, maar daar■ tegen verbood ferdinand, 'sKeizers Broeder, zijI ne onderdanen, om de Hoogefchool te Wittemberg \ te bezoeken, tevens verzond hij wolfgang seve1 rus , den opvoeder van zijne kinderen , verdacht < van Luther anerij, van zijn Hof. Aan dezen man I fehrijft men toe, dat 'sKonings Zoon maximiliI aan I, toen een knaap van twaalf jaren, die nader: hand als Keizer zijnen Vader is opgevolgd, zoo gei matigd omtrent de Protestanten gedacht heeft. In dit jaar werd de Augsburgfche Geloofsbelijdenis door melanchthon verbeterd en vermeerderd : in het licht gegeven, en met aigemeene toeftemming , aangenomen, alfchoon even deze uitgave naderhand < een bron van twisten over de veranderde en onveranderde Geloofsbelijdenis onder de Lutherfchen geworden is. Doch hier van meer in het vervolg. Daar er nog fteeds hoop was, tot een mondgefprek met de Roomfchen, kwamen de Protestanten i te Smalkalden in het jaar 1540 weder bijeen, al, waar zij befloten, niets af te gaan van de Augs! burgfche Geloofsbelijdenis, en geene Misfen of an- de- i C. G. larisipi )t 1552. Handelingen over deherftelling der eendra gt.  na C. Jaaris tot 15 .20 KERKELIJKE G. dere bijgeloovige plegtigheden in hunne landen te zul[* Ien dulden. Ook fehrijft melanchthon in eenen . Brief aan cameb.ar.ius , dat de Godgeleerden hadden overeengeftemd, dat de Bisfchoppen hun regtsgebied weder zouden bekomen , indien zij de gezuiverde leere aannemen en de openbare gebreken der Kerk hertellen wilden. Niet lang daarna werd er eene vergadering door den Keizer belegd te Spiers, welke uit vreeze voor de pest verlegd werd naar Hagenau in den Elzas, maar er werd niets meer befloten , dan dat men te Worms weder eene vergadering houden zou. De Roomschgezinden namelijk vreesden, dat door het inwilligen van een mondgefprek het gel zag van den Paus te veel nadeel zou lijden , daartegen vonden zij de Bisfchoppen en fommige Vorsten van Duitschland afkeeriger van de Hervorming, uit vrees voor hunne bezittingen, waarom zij thans meer voordeels voor den Paus te gemoet zagen uit eene Kerkvergadering, in welke men de veroordeeling der Protestanten ligtelijk zou kunnen bewerken. Door deze en andere beletfelen wist men telkens een mondgefprek te verhinderen. In weérwil van den Paus, werd er echter weder eene bijeenkomst gehouden te Worms, welke tot in het volgende jaar 1541 duurde. In dezelve werd een gefprek beraamd tusfchen melanchthon en eck, zonder eenige vrucht, waarom hetzelve afgebroken en uitgefteld werd tot de Rijksvergadering te Regenshnrg, in het laatstgemelde jaar te houden. De inzigten der partijen verfchilden nogtans te veel, dan dat men op eenen gewenschten uitflag hopen kon.  GESCHIEDENIS. fiaï I ton. De Keizer liet duidelijk blijken , dat hij bij i de befluiten van Worms en Augsburg wilde volharden. Oe Landgraaf van Hesfen verklaarde, dat hij 1 in geloofszaken geen letter veranderen kon, maar in onverfchillige dingen gaarne wilde toegeven , om den vrede te bevorderen, maar de Keurvorst van Sakfen, die in perfoon niet tegenwoordig was , | fchreef aan zijne Gezanten, dat hij, ten aanzien van de Kerkelijke goederen en het herftellen der Kloosters , hetwelk men onder de onverfchillige dingen wil] de rekenen, niets zou toegeven; ook fchreef luther, ' dat hij kwaad vermoeden had op den Landgraaf en -op bucerus , en vooral, dat men over de onverfchillige dingen en de Kerkelijke goederen niet eer : moest handelen, voordat men het onderling eens f zou zijn over zaken van het geloof. Evenwel werd hier een mondgefprek gehouden , > waartoe van wederzijde drie Godgeleerden verkozen ■ waren; van de Roomschgezinden julius pflug, ( joan gropper en eck; van de Protestanten filip melanchthon, martinus bucerus en joannes pistorius. Het hoofdonderwerp des gefpreks was i zeker gefchrift, onzeker door wien opgefteld, het' welk een ontwerp ter bevrediging behelsde, met d£ voorwaarden van overeenkomst, om een einde « maken aan de verfchillen over den Godsdienst. Mer vindt hetzelve in het lVde Deel der werken var melanchthon. Deze onderhandeling had evenwe ! geen ander gevolg, dan dat de ftrijdende partijer I beloofden, de befüsfwg van hunne eifchen en gfr I fchillen over te zullen laten aan eene, algemeen! Kerk n C. G. [aariS!7. tot 1552. 1  na C. G, Jaari5i7. toe 1552. Voorflag van den Paus, om eene Kerkvergaderingte Trente te houden 22a KERKELIJKE Kerkvergadering, of indien dezelve geene plaats mogt hebben, aan den naastkomenden Rijksdag in Duitschland, intusfehen zouden alle Befluiten en Plakaten tegen de Protestanten gefchorst blijven, ook werden in het Kamergerigt Pi otestantfche Bijzitters toegelaten, opdat het regt aldaar zou geoefend worden , zonder den Godsdienst in aanmerking te nemen. De vrees voor de Turken, die ferdinand in Hongaryen eene groote nederlage toegebragt, en Buda of Ojfen veroverd hadden, was oorzaak, dat ferdinand , in eene Rijksvergadering te Spiers , in het jaar 1542 zich infchikkelijker jegens de Protestanten betoonde. Hier werd het verdrag van Re* gensburg voor vijf jaren verlengd, en de ondernemingen van fommige Roomfche Vorsten tegen de Protestanten afgekeurd en belet, waarop de Protestanten eenen aanzienlijken bijftand tegen de Turken inwilligden. Op dezen Rijksdag gaf de Paus door zijnen Gezant te kennen, dat hij, volgens zijne gegevene belofte, eene Kerkvergadering tegen het volgende jaar zou. beroepen, waartoe hij de ftad Trente bepaald had, indien de Rijksdag niets tegen die ftad had in te brengen, ferdinand en de Roomschgezinde Vorsten gaven dadelijk hunne toeftemming aan 'sPaufen voorflag, maar de Protestanten bragten tegen eene Kerkvergadering hunne bezwaren in, die alleen op het gezag van den Paus belegd zou worden, ook tegen de plaats, welke men daartoe beftemde; zij drongen aan op eene vrije en wettige Kerkvergadeeing, niet gedwongen door de voorfchriften van den Paus j noch bevreesd door zijne nabijheid De  GESCHIEDENIS. saj De goede beloften aan de Proteftanten op deze n Rijksvergadering gedaan, bleven nogtans enkel bij] woorden; onder anderen ging hendrik. Hertog van n Brunswyk fteeds voort, met de fteden Goslar en Brunswyk wegens den Godsdienst te kwellen en te drukken, waarom de Keurvorst van Sakfen en de Landvoogd van Hesfen, gewapenderhand in zijn land vielen, en het geheele Hertogdom van Brunswyk bemagtigden, waardoor aan deze geweldenarijen perk en paal gezet werd. Ook gelukte het den Proteftanten, dat de Keurvorst van Sakfen, in plaats van julius pflug, die door het Kapittel verkozen was, tot Bisfchop van Naumburg aanbreide nicolaus amsdorf, een zeer ijverig voorftander der Hervorming , die , in het jaar 1524 naar Maagdenburg beroepen zijnde, daar tot hier toe het ambt van Superintendent of Opziener der kerk had waargenomen. Hij werd als Bisfchop plegtig ingewijd, bij welke gelegenheid luther zelve eene kerkrede hield, ook ontving hij den eed van die van Naumburg, doch met verandering van het oude formulier. Zij beloofden hunnen Bisfchop gehoorzaamheid volgens het woord van God en het bevel van christus , zoodat hij Gods woord zuiver zou leeren, en het Sacrament des Avondmaals geheel bedienen volgens de inftelling van christus enz. Voorts was deze amsdorf een deugdzaam man, en ongetrouwd, maar van een' driftigen en onbuigzamen imborst, en vrije tong, die met de Proteftanten zelve meer dan ééns verfchil gehad heeft. De dwaling van flacius , van wel- 1 C. O. iansi7. )t 1552» \MSDOR* Bisfchop iran Naum* burg*  na C. i Jaari5i tot 155 Zorgelijke toeft.'nd de Proteftanten. 224 KERKELIJKE 3. welke wij op zijne plaats zullen fpreken, duidde hij 7- ten beste, zeggende: dat de erfzonde wel niet eene ' zelfftandigheid was, maar eene zeer flerke toevalligheid, (accidens validisfimum.) Den vrijen wil ontkende hij volitrekt, beweerende, dat dezelve enkel lijdelijk zij, en zonder eenige bekwaamheid ten goede. Voornamelijk bezwaarde men hem om zijn gezegde: dat de goede werken fchadelijk zijn tot zaligheid; doch hij verzachtte hetzelve naderhand in eene verhandeling, tot zijne . verdediging gefchreven, dat zij fchadelijk zijn door de verbeelding van verdienstelijkheid. Na den ongelukkigen uitflag van den Smalkaldifchen oorlog, verloor hij zijn Bisdom en begaf zich naar Maagdenburg; daar werd hij door de zoons van den Keurvorst jan frederik Kerkelijk Raad en Superintendent te Eifenach gemaakt: alwaar hij in den hoogen ouderdom van 82 jaren, in het jaar 1565, overleden is. De Rijksvergadering, welke in het jaar 1543 te f Neurenberg gehouden werd, was vol tweedragt en onrust. De Prrotejlanten beklaagden zich, dat de Roomschgezinden het befluit des Keizers te Regensburg genomen, niet wilden erkennen; deze daarentegen waren misnoegd over den aanval der Proteftanten op Hertog hendrik van Brunswyk. Ook weigerden de Proteftanten hunnen bijftand tegen de Turken. Doch het was voor hun onaangenaam, dat maurits van Sakfen, Neef van den Keurvorst, en albert van Brandenburg-Baireath, onder den Keizer dienden, dat ulrich van Wurtemberg een verbond gefloten had met Beyeren, en dat de Hertog  GESCHIEDENIS. az$ rog van Gulik door den Keizer beoorlogd werd. n Zij hielden daarom eene bijeenkomst te Neurenburg J en vervolgens te Smalkalden , in welke beiloten . werd, zich tegen de vonnisfen van het Kamergerigt te verzetten, en geenen bijftand tegen de Turken te leveren, het Hertogdom Brunswyk te behouden, en de ftad Hildesheim te befchermen. Ondertusfchen werd de Hertog van Gulik door de wapenen van den Keizer tot onderwerping gebragt, en onder de Protestanten zelve heerschte wantrouwen, gelijk dan ook maurits van Sakfen niet kon overreed worden, om het Smalkaldifche verbond aan te nemen. Dit laatfte echter bleek naderhand heilzaam geweest te zijn voor de zaak der Protestanten; gelijk wij zien zullen. Op den Rijksdag des volgenden jaars 1544 te Spiers gehouden, waar de Keizer zelve tegenwoordig was, werd een in fchiin zeer gunstig befluit voor de Protestanten genomen , doch tegelijk las men in hetzelve, dat alles , wat ter gunste der Protestanten door den Keizer gefchiedde, door hem op eene buitengewone wijze gefchiedde, en met zekere overmate van zijne magt, waardoor hetzelve, bij verandering van tijden en omftandigheden, onderhevig bleef aan de tegenfpraak der andere partij. Dit befluit behelsde l. dat men het middel van eene aigemeene Christelijke en vrije Kerkvergadering op eene gefchikte plaats zou beproeven, ten einde de verfchillen en fcheuring weg te nemen. 2. Dewijl het onzeker was, wanneer men die zou kunnen verkrij- Herv. L P 8en> i C. G. iari5iy* >t 155*.  «iC. i Jaari5! tot 155 Wm KERKELIJKE. J gen, zou men in den aanilaanden herfst en winter < eenen Rijksdag houden, waarbij de Keizer tegenwooi' dig zou zijn. 3. Inmiddels zou de Keizer een ontwerp van eene Christelijke Hervorming laten opflellen, het welk ook de tienden zouden doen, opdat men ge•meenerhand zou vastftellen, wat men zou onderhouden ten aanzien van de betwiste artikelen, tot op de Kerkvergadering. 4. Het Plakaat van Augsburg zou gefchorst en niemand moeite aangedaan worden over zijn geloof. Voorts, als de tijd verftreken was, welke voor de leden van het Kamergerigt, die allen Roomschgezind waren , bepaald was, zouden andere rigters van beide de godsdiensten in het Kamergerigt toegelaten worden; ook zou men aan dezen vrijlaten, of zij den eed wilden doen 'hij God en de Heiligen, of bij God en op het Euangelie. Eindelijk werd er ook een vergelijk getroffen tusfchen ferdinand en den Keurvorst van Sakfen, die fertjinand als Roomsch Konir.g erkende en hulp aan den Keizer tegen dè Turken beloofde. Dit alles mishaagde den Paus zoodanig, dat hij een' uitvoerigen en hevigen Brief aan den Keizer fchreef, niet zonder bedreigingen, op welke de Keizer evenwel niet antwoordde. Maar luther fchreef tegen dezen en andere Brieven van den Paus, een werk onder den Titel: Tegen het door den Duivel geftichte Pausdom! De Brief van den Paus fcheen nogtans den Keizer getroffen te hebben; immers kort daarna Werd de vrede mét de Franfchen gefloten, en beide de Keizer en de Koning van Frankryk gaven hunne  GESCHIEDENIS. **7 ne toeftemming tot de kerkvergadering, die door n den Paus was voorgeflagen, ook vereenigden zij zich f tegen de zaak der Protestanten. Onder alle deze bedenkelijke omftandigheden voor \ de Protestanten, vernieuwde i.uther, door zijne S drift, ongelukkig den twist over het avondmaal. 0 Daar was een gerucht uitgeftrooid, dat hij zijn gevoe- a len omtrent het avondmaal veranderd had, en nader 1 bij het gevoelen der Zwitfers gekomen was; om hetzelve te keer te gaan, fchreef hij eene zeer hevige verhandeling onder den Titel: Korte belijdenis van het Sacrament, waarin hij met fcheldwoorden tegen de Zwitfers uitvaart, en zegt, dat zwinglius in zijne zonden geftorven was, en dat hij zich liever honderdmaal wilde laten verfcheuren en verbranden, .dan tot het gevoelen der Zwitzers overgaan. Hier op antwoordden die van Zurich in het jaar 1545, door het uitgeven van de Regtzinnige belijdenis der Zurichers. luther had reeds federt het jaar 1542 op nieuw eene verbittering opgevat tegen de Zwinglianen , en in een werkje: over de gebeden tegen de Turken, hen onder de Herdoopers en Nestorianen gerekend, en onder de verderfelijke fecten en goddelooze ketterijen geplaatst. Als de Boekdrukker froSchorn hem den Bijbel van leo judae van Zurich gezonden had, in het jaar 1543, fchreef luther hem onder anderen: dat hij niets wilde lezen, wat van Zurich kwam, noch hunne verdoemenis en lasterlijke leer deelachtig wezen ; waarop in dat jaar eene verantwoording van zwinglius volgde , geplaatst voor zijne werken; maar welke luther geP a heel 1 C. O. iari51f. >t 1552. oort- iing der visten ver het mondiaal.  na C. G Jaari5i; tot 155: Rijksdag te Worms 228 KERKELIJKE heel in vuur bragt, die in eenen Brief aan eenige kerken van Italië zich zeiven zoo ver door zijne ' drift liet vervoeren, dat hij zelfs de Transfubftantiatie fcheen te erkennen, volgens getuigenis van melanchthon. In dit jaar 1544 liet hij zijnen geest tegen de Zwitzers geheel uit in zijne verklaring van Genejts, en in zijn Korte Belijdenis, amsdorf, van wien wij boven gefproken hebben, deed hier veel kwaad aan, door alle woorden en daden der Zwinglianen ten ergfte op te vatten, reïWij! bucerus met zijne pogingen tot vrede luther flechts tergde, die hem een' klapper noemde, die niets deed dan te plooijen en te draaijen. Ja, luther begon zelfs op melanchthon onvergenoegd te worden , om deszelfs verdraagzaamheid, maar alzoo luther niet van hem kon fcheiden en melanchthon met luther niet wilde twisten, werd dit verfchil gedoofd , fchoon luther in zijne hevigheid bleef volharden. Dewijl, volgens het laatfte befluit te Spiers genomen, in het jaar 1545 opftellen van den Godsdienst en Hervorming moesten worden ingeleverd , op de rijksvergadering, die te Worms zon gehouden worden, werd, op bevel van den Keurvorst van Sakfen zoodanig een voorfchrift van Hervorming opgefteld door de Wittembergfche Godgeleerden , m. luther , j. eugenhagen , kaspar cruciger , georgius major, en fil. melanchthon , van hetwelk men niet zou afgaan. Dit bevatte vijf hoofdftukken, over de ware leere, over het wettig gebruik der Sacramenten, over  GESCHIEDENIS. 229 over den Euangeliedienst, over de godzalige kerke- n tucht, over het onderhouden der Letteroefeningen l en Scholen, ook over de ligchamelijke verdediging, . en het onderhoud der kerkelijke perfonen. Daar werd niets gezegd van de eerstheid van den Paus, maar evenwel beweerd, dat het Bisfchoppelijk ambt, als het wel beftuurd werd, kon geduld worden, als ook de kloosters, indien dezelve alleenlijk dienden tot eene godvruchtige opvoeding en onderwijs. Behalve dit formulier, werd er een ander opgefteld door bucerus, en aan die van Straatsburg ter hand gefielde, bucerus had daarbij ten oogmerk,de belijdenis des geloofs niet flechts op te geven, maar ook een ontwerp eener aigemeene Hervorming der kerk; in het bijzonder eene befchuldiging in te brengen tegen de Bisfchoppen en Prelaten, ten welken einde hij de gebreken en misbruiken der Roomfche Kerk optelde. Echter houdt hij naauwkeurig den middelweg, door het noodzakelijke te onderfcheiden van het min noodzakelijke. Doch dit formulier mishaagde aan den Keurvorst en anderen, omdat zij deze befchuldiging der Bisfchoppen aanmerkten, als ontijdig en gevaarlijk , dewijl daardoor aan den Keizer het oordeel overgegeven werd over de kerkelijken, en dus ook over de Protestanten. Maar het opftel van Wittenberg werd ook door den Landgraaf en de Hesfifche godgeleerden goedgekeurd, alleen werd er het een en ander in veranderd, bij voorbeeld, dat de inwijding aan de Bisfchoppen en de beflisfing van huwelijkszaken aan de geestelijken was overgelaten. Dit formulier werd echter niet geheel aan den KeiP 3 zer 1 C. G. ^1517. 't 155a.  na C. ( Jaari5i tot 1551 Gerucht van t.uTher'sdood. 230 K E R K E L IJ K E \. zer overgeleverd, maar alleen het een en ander uit ' hetzelve medegedeeld aan zijnen Staatsdienaar. Ook bleek, hoe langer hoe meer, dat de Keizer neigde, om den weg van geweld in te flaan, daar hij alle pogingen in het werk ftelde , ten einde de Protestanten over te halen, om de kerkvergadering te Trente te erkennen, welke reeds dadelijk bijeen gekomen was, waar tegen de Protestanten bleven volharden in hunne weigering. Ook poogde hendrik, Hertog van Brunswijk, zijn Hertogdom met de wapenen te heroveren , hoewel hem zulks te deerlijk mislukte, dewijl hij door den Keurvorst en Landgraaf geflagen en hij zelve gevangen werd. luther fukkelde dit jaar aan verfcheidene ligchaams - ongemakken, bijzonder aan het graveel; waaruit een gerucht van zijnen dood ontftond en verfpreid werd, met het bijvoegen van verfcheidene belagcheIijke fabelen, bij voorbeeld, dat men na zijnen dood zijn ligchaam op den altaar geplaatst en aangebeden zou hebben, volgens zijne begeerte op zijn doodbed te kennen gegeven, dat er na zijne begrafenis een onlijdelijke zwavelftank uit zijn graf was voortgekomen enz. luther fpotte gezouten met deze uitftrooifels in een gefchrift, hetwelk hij in druk gaf, zoodat de Roomfchen zich fchaamden en nu uitftrooiden, dat luther dezelve verdicht had, om hen ten toon te ftellen. Behalve zijn ongenoegen tegen Sielanchthon,daar wij van gefproken hebben,had hij ook verfchil met de regtsgeleerden, over heimelijke trouwbeloften, welke luther ftreng te keer gegaan wilde hebben, ook verdroot hem de weelde in  GESCHIEDENIS. in der vrouwen kleederdragt; het een en ander e nam de driftige man zoo hoog op, dat hij Wittem- g berg verliet en niet dan met moeite zich door den _ Keurvorst liet bewegen, om daar weder te keeren. Terwijl de Kerkvergadering te Ttente reeds bij een R gekomen was, beiloten de Protestanten, in eene Bij-* eenkomst te Frankfort, de redenen, waarom zij de- te zelve weigerden te erkennen, door melanchthon in * gefchrift opgefteld, in openbaren druk uit te geven, v hetwelk ook in de maand Maart 1546, en dus nar luther's dood, gefchied is. Deze redenen waren £( voornamelijk: 1. De Paus kan niet alsRegter erkend „ worden, omdat hij zelve de befchuldigde is, een befchermer en uitvinder van groote dwalingen, en een openbare vijand en vervolger der Protestanten. 2. De overige Rigters, Bisfchoppen en Monniken, zijn of ongeleerd, of met vooroordeelen ingenomen, en bovendien aan den Paus gehecht en vervolgers, zoodat de weinige goeden, die er zijn mogen, met kikken durven noch gehoord worden. & De geloofsregel wordt niet gefteld in het woord van God, en deszelfs gezonde uitlegging, de oude geloofsformulieren, en de zekere getuigen der Apostolifche leere, maar in Sofistifche verklaringen, om de dwalingen op te fchikken, in latere overleveringen, en in fcholastike beuzelingen en ftrikredenen. Men had hier de voorbeelden der ouden bijgevoegd, die bij geene Synoden tegenwoordig hadden willen zijn, welke zij vooruitzagen, dat dwalingen bevestigen zouden. Nog werd er eene andere verfchoning, in deze bijeenkomst, vastgefteld, van welke de afgevaardigen P4 6* C. G. ari5i7. t 1552» edenen aarom : Pro- stanten eigeren ; kerk- ergade- ng van 'renten ! erken- en.  na C. Jaa»5 tot is; Hervor- ming in de Paltz, 55* KERKELIJKE G. gebruik zouden maken, die men tot deze Kerkverv £ gadering zenden zou, welke nog andere redenen be. . vatte, bij voorb. dat de Paus geen regt heeft, om eene Kerkvergadering te befchrijven, dat de Duit. fche Vorsten hem niet onderworpen zijn, dat dit concilie niet was een algemeen, vrij en Christelijk concilie , ook niet bijeengekomen op eene behoorlijke plaats in Duitschland, zoo als het had behooren te zijn. Ook ftelde de Keurvorst van Sakfen ter overweging voor de wijze, op welke de verfchillen dienden beoordeeld te worden; waar omtrent melanchthon zich verklaard had, (over het Euangelie van mattheus) i. dat men den zekeren en waren zin van Gods woord moest volgen , en dien uit de overeenftemming der fchrift opmaken; waar bij men 2. de toefiemming der zuivere oude kerk moest voegen, en 3. dat godvruchtige en geleerde lieden vrij en open daarover zamen behoorden te handelen. Men handelde in deze bijeenkomst ook over het vernieuwen van het Smalkaldifche verbond, hetwelk in het jaar 1536 voor tien jaren gefloten was, welke in dit jaar ten einde liepen; met dit alles werd er niets afgedaan, zoo min als in eene bijeenkomst te Worms in het volgende jaar. In de Paltz vorderde ondertusfchen de Hervorming fterk door toedoen van den Keurvorst frederik. Deze had aan het Hof des Keizers, met wiens zusters dochter, de dochter van christiern, Koning van Denemarken, hij getrouwd was, de zaden der zuivere leer reeds ontvangen, dewijl hij veelgebruikt was in onderhandelingen met de Protestanten,  GESCHIEDENIS. *33 ten, en zich van het jaar 1544 af> in hetwelk hij tu zijnen Broeder lodewyk. was opgevolgd, meer open- I* lijk voor de Hervorming verklaard. In dit jaar 1546 , Hond hij toe, dat de Mis in het Hoogduitsch bediend werd, ook gebood hij de parochiepriesters , hunne bijzitten weg te zenden of eene vrouw te trouwen, otto henrik , des Keurvorsten Neef en aanftaande opvolger, alzoo de Keurvorst oud van jaren was en geene kinderen bad, bevorderde de zaak der Hervorming fterk, en voerde ze in dn jaar openlijk in. Ten einde dit werk in de Kerk en op de Hoogefchool voort te zetten, ontbood de Keurvorst paulus fagius van Straatsburg naar Hddelberg; doch door den engelukkigen Smalkaldifchen krijg werd deze zaak zeer achteruit gezet, en kreeg haar beflag eerst onder den Keurvorst frederik III, die de leer der Zwitfers aannam. Ondertusfchen werd op den Rijksdag te Regens- ( burg eene nieuwe onderhandeling beproefd tusfchen * eenige godgeleerden der beide partijen, met oogmerk, om de gefchillen over den godsdienst te vereffenen; de fprekers waren, van de Roomfche partij: petrus malvenda, een Spanjaard, erhard billich, een Karmeliet , joan hofmeister, een Augustijner, en de beruchte Fabelfchrijver joannes cochlaeus; van de Protestanten: martinus bucerus, joannes brentius , georgius major eil erhard schnepf, die de plaats van melanchthon vervulde, alzoo luther uitdrukkelijk den Keurvorst afgeraden had, melanchthon daartoe af te zenden, prndat h\j voorzag, dat dit gefprek zonder eenige P 5 vrucht C. G, ari5i7. t i532' ïefprek ! Re.-nsburg.  nsrC. G Jaari5i7 tot 1552 Dood vai LUTHER. £34 KERKELIJKE vrucht en melanchthon onwaardig zou wezen, waarin luther zich ook geenszins bedroog. De eerfte aanleg van het gefprek werd van de Roomfche zijde aangevangen met kibbelen over de noodzakelijkheid van Schrijvers, die van alles aanteekening zouden houden, hetwelk zij noodeloos keurden, ook over het geheim houden der Handelingen enz. waardoor zij in ftaat waren, om hetgeen zij goedvonden, te verdichten en te vertellen; en dit werd, toen men nu begon tot de zaak zelve te komen, op last van den Keizer aan de Protestanten voorgehouden, die verklaarden,zulks niet te kunnen aannemen, en dat zij naar huis zouden feeeren, en niet eer wederkomen, voor dat het gefprek op eene billijke wijze werd ingerigt, die nuttig zijn kon. Dus werd het gefprek afgebroken, terwijl de Roomfchen zich beroemden, dat de Protestanten waren heengegaan, omdat zij hunne zaak niet konden goed maken. De waarheid was, dat de Keizer zich eindelijk had laten overhalen, om, met ter zijdeftelling van zijne tot hier toe betoonde voorzigtigheid en gematigheid, in de maatregelen van den Paus paulus III te treden, met wien hij het ontwerp gevormd had, om de gefchillen over den godsdienst met de wapenen te beflisfen. 1 Voordat nog deze ftorm uitbarstte, werd luther, die altijd van alle geweld in het ftuk van den godsdienst afkeerig was , die bidden en lijdzaamheid, benevens het gebruik van Gods woord aangeprezen had, als de eenige wapens, welke den genen voegden, die de zaak des Christendoms ter harte nemen,  GESCHIEDENIS. 23$ Imen« door de Voorzienigheid weggenomen van dit na tooneel des oorlogs, en bevrijd van het aanfchou- j»j Wén der rampen, die zijn vaderland dreigden. De- _ m groote Man ftierf in het LXIlIfte jaar van zijnen . ouderdom, in de maand February 1546, te Eislel ben, in zijne geboorteftad. Hij was derwaards ge: feisd, op verzoek van de Graven van Mansfeld, öm derzelver gefchillen met malkanderen, en met hunne onderdanen, bij te leggen. In deze zaak met ■ wolfgang, Vorst van Anhah , jan hendrik, Graaf van Zwartzenburg , en de Raden der Graven eenigen tijd vruchteloos gearbeid hebbende, nam zijne zwakheid, daar hij reeds lang gevoeld had, dat zijne krachten afnamen, zoodanig toe, dat hij kort daarna overleed. Zijne gefteltenis was uitgeput door ; de verbazende menigte van bezigheden, welke hij op ii zich geladen had, gevoegd bij het vlijtig waarnemen van zijne ambtsbediening , bij de vermoeijenis van geftadigen Letterarbeid, en het fchrijven van Werken, zoo talrijk, als of hij in volmaakte rust en afzondering geleefd, en zich alleen op het vervaardigen dier werken toegelegd had. De onverfchrokkenheid van luther begaf hem niet bij de aannadering des doods. Des avonds van den nacht, in welken hij overleed, dit was de 17de van February , bragt hij met zijns vrienden door in gefprekken over den gelukftaat, voor de godvruchtigen in een ander leven te wachten, van welken hij fprak met dat genoegen , en die drift, eigen aan iemand, die gereed ftaat, om zoo tot het genot daar van over te gaan. Naar zijne gewoonte was C. Gr. 1552-  na C. G Jaari5i7 tot 1552 236 KERKELIJKE hij zelfs vrolijk en kortswijlig. Men verhaalt, ondet anderen, dat hij over tafel eene verfchijning vertelde , in welke de duivel hem zijn achterlte laten zien, en hem btfpot had, dat hij hier te vergeefs aan de herltelling der eendragt arbeidde; zoo is het, zeide luther, daarom leven oude lieden zoo lang, om van den Duivel op het laatst nog onhebbelijk befpot te worden. Hij fchreef, zegt men, dien avond, ook met houtskool op den wand dezen regel: Pestis eram vivus, moriens ero mors tua, Papa. Hij at dien avond nog vrij fmakelijk, maar na het eten klaagde hij over zware drukking op de borst; deze werd wel haast doodelijk, en hij fchikte zich onder godzalige gezegden en gebeden tot lierven, toen hij in eene fhnuwte viel en met gevouwen handen lag, tot hij tusfchen twee en drie uren na middernacht zacht en vreedzaam ontfliep, in tegenwoordigheid van zijne geneesheeien, zijne zonen, justus jonas , Graaf albert met deszelfs gemalin, en joan hendrik , Graaf van Schwartzenburg. Ziine uitvaart werd, op last van den Keurvorst, te Wittemberg, waar heen zijn lijk overgebragt werd, met ongemeene pracht gevierd. Dit was het uiteinde van dezen grooten man, dien wij, behalve uit de Gefchiedenis der Kerkhervorming , ook uit zijne fchriften, welke een aanzienlijk aantal Boekdeelen uitmaken , kennen kunnen. In alle deze fchriften heeft hij altijd zijne zaak, als de zaak der waarheid, van den Godsdienst, der geregtigheid en der ware geleerdheid voor^  GESCHIEDENIS. a3? Voorgefleld; zijne hoofdleere was de leere van de regtvaardigmaking door het geloof, welke hij het artikel van het (laan of vallen der Kerk gewoon was te noemen. Het volgende verdient hier aangeteekend te worden: Op zijne reize naar Rome, in 1510, van welke wij in ons verhaal gefproken hebben, en welke hem den waren toeftand van Rome leerde kennen, waarom hij naderhand zelve meermalen zeide, dat hij om geene duizend gulden wilde, of hij had deze reize gedaan, viel hij in eene groote zwaarmoedigheid; daar aan te Bologna ziek liggende, trof hem, even als eene lichtftraal van den hemel, dit woord in de ziel: „ De regtvaardige zal uit den geloove leven." Hoe zeer hij te voren reeds den Brief van paulus aan de Romeinen, in welken deze woorden voorkomen, (Hoofdft. I. 17.) liefhad en ijverig beftudeerde, zoo had hij nogtans deszelfs zin van de regtvaardigheid, welke voor God beftaat, geheel misverftaan. „ Hoewel ik ook," zegt hij zelf: „als een heilige en onberispelijke Monnik leefde, bevond ik mij toch een' groot zondaar voor God, en had daarbij een angftig ongerust geweten, vertrouwde ook niet, door mijne verdiensten God te verzoenen. Het woord, Gods regtvaardigheid, was ik zeer vijandig, en had dezen regtvaardigen en vertoornden God , die de zonden ftraft, in het geheel niet lief, maar ik haatte denzelven , en was heimelijk en met regten ernst vertoornd tegen God, dat hij zich niet vergenoegde, ons arme verdoemde menfchen, nevens allerlei ellende en droefheid dezes levens, nog door de wet te ver- fchrik- ra C O. [aari5i7. :ot 1552.  ,ta C. G Jaari5i7 tot 1553 ^38 KERKELIJKE fchrikken, ja door het Euangelie deze ellende e« hartzeer nog grooter te maken enz. Doch , toen ik, door Gods genade, inzag, hoe de woorden aan elkander hingen, en leerde verltaan, hoe de regtvaardiging door het geloof in Gods genade en loutere barmhartigheid kome -- toen voelde ik weldra, dat ik wedergeboren was , en nu, als 't ware, eene wijde geopende deur, om in het Paradijs zelve in te gaan, gevonden had: ook zag ik de lieve Heil. Schrift van nu af heel anders aan, dan te voren plaats had; ik liep derhalve fpoedig den geheelen Bijbel door en verzamelde ook in andere plaatfen , naar dezen regel, alle derzelver uitlegging bijeen, om zeker te weten, wat Gods werk, Gods regtvaardigheid, en wat gelooven in de Heilige Schrift beteekent. En gelijk ik voorheen dit woordje: Gods regtvaardigheid, met regten ernst haatte, zoo begon ik nu, hetzelve als mijn allerliefst en troostelijkst woord dierbaar en hoog te achten, en van toen af was mij deze plaats in den Brief van den Heiligen paulus in waarheid de regte pooit van het Paradijs." Sedert was luther vol van deze gedachte, en bleef daarbij tot zijnen dood, dat de Christen, door het geloof alleen, zijn heil in Gods vrije genade in christus zoekt en vindt. Niemand denke echter, dat hij de hooge waarde der Christelijke deugd miskend hebbe, welke hij ook, in zijnen handel en wandel, poogde uit te drukken, waar van hem zijne vijanden zelve den lof niet hebben kunnen weigeren. Laat ons eene fterk fprekende verklaring van hem  GESCHIEDENIS. 239 hem over het een en ander hooren, welke 's mansas geheele ziel aan ons, ten dezen , openlegt. Zij ftaat Jj i in zijne uitlegging van het zoogenoemd Keizerlijk , I Edict, na het overleveren van de Geloofsbelijdenis te Augsburg (*), m het jaar 1531 uitgekomen, en luidt in luthers fttjl dus: „ Dewijl ik zie, dat „ de Duivel dit hoofdartikel altijd door zijne leer„ aren moet lasteren, en niet rusten of duren kan: ,, zoo zeg ik, Dr. martyn luther, de onwaar* „ dige Euangelist van onzen Heere jezus chris,] tus, dat dit artikel: „ Het geloof alleen, zon, „ der eenig werk, maakt regtvaardig voor God," " moeten laten liaan en blijven, de Roomfche Kei„ zer, de Turkfcke Keizer , de Tartaar fche Kei11 zal der Perfen Keizer, de Paus, alle Kardina,', len, Bisfchoppen, Paters, Monniken, Nonnen, Koningen, Vorsten, Heeren, de geheele Wereld „ met alle Duivelen, en zij zullen, (wanneer zij tegen deze waarheid ftrijden,) het helfche vuur „' daar voor op hunnen kop, en geenen dank daar ]] voor hebben. Dat is mijne, Dr. luthers, in„ geving van den Heiligen Geest, en het ware H. " Euangelie. Want daar ftaat het artikel, hetwelk £de kinderen bidden (f): „ fc geloof in jezus „ „ christus, die gekruist, geftorven enz. is." „ Daar is toch niemand voor onze zonden geftor„ ven, dan alleen jezus christus, Gods Zoon. „ Ik (*') Zie boven Bladz. 191, 198, 202. (t) Niet bidden, Vader luther ! Daar is toch onderfcheid tusfchen -eene Geloofsbelijdenis en een Gebed. C. G. t 1552.  t\3 C. G Jai; r 1517 tot 1552 440 KERKELIJKE „ Ik zeg mg ééns, alleen jezus christus, Gods „ Zoon, heeft ons van de zonde verlost, dit is „ zeker waar, en de inhoud der geheele Schrift; „en al * zouden alle Duivelen en de geheele We„ reld zich verfcheuren en bersten, zoo is het toch ,, waar. Maar is Hij het nu alleen, die de zonde „ wegneemt, dan kunnen wij het met onze wer„ ken niet zijn; dan is het toch onmogelijk , dat „ ik zulken Eenigen en Alleen - verlosfer van de „ zonden, jezus, anders dan door het geloofaan„ nemen en verkrijgen kan. Met werken is en „ blijft hij onaangegrepen. — — Doch na zulk „ een geloof, of ontvangene verlosfmg, of zonden„ vergeving , of regtvaardigheid , volgen alsdan „ goede werken, als vruchten van zulk een geloof. „ Dit is onze leer, en alzoo leert de H. Geest, ,, en de geheele Heilige Christenheid, waarbij wij ,, in Gods naam blijven. Amen!" Deze leer, volgens de Heilige Schrift, was de belangrijklte zaak voor zijn hart, de ziel van zijn geheel Godgeleerd zamenftel, zijn behoedmiddel tegen alle dweeperij, zijn troost in leven en fterven, gelijk hij nog met dervende lippen betuigde. Naauwelijks een half uur voor zijn einde, toen reeds het doodzweet op zijn aangezigt lag, zeide hij verftaanbaar den Tekst: ,, Alzoo lief heeft God de ,, Wereld gehad, dat hij zijnen eeniggeboren Zoon ,, gegeven heeft, opdat een iegelijk , die in hem „ gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven „ hebbe." Verders hield hij zich in alles aan den Bijbel , van  GESCHIEDENIS. 241 Van dezen liet hij zich niet aftrekken; het gezag r der Heilige Schrift verdedigde hij even zoo krachtig 1 tegen de Roomfche Kerk als tegen de Dweepers van , zijnen tijd; hij beweerde tegen de eerfte het regt en de vrijheid der Leeken, om dezelve te gebruiken, en zich zeiven daar uit van hun geloof te verzekeren : maar tevens wees hij met de Heilige Schrift de Dweepers tot de orde van gezond verftand en van de Goddelijke leere terug. Jammer is het ondertusfchen, dat 'smans verbazend menigvuldige bezigheden hem te weinig tijds overlieten, om zijne werken, ten aanzien van den flijl, te befchaven, en dat dezelve zoo hard is; waar aan zijne drift en hevigheid ook niet weinig toebragt , welke hem zelfs in verfchillen met de Zwitfers, meermalen, buiten het fpoor der welvoeglijkheid vervoerde, gelijk bij voorbeeld toen hij* in het jaar 1545, in eenen Brief aan eenen Opziener te Bremen, onder anderen de woorden van Pfahn L dus verdraaide: „ Welgelukzalig is de ,, man, die niet en wandelt in den raad der Sacra„ mentarisfen, noch ftaat op den weg der Zwin* ,, glianen, noch zit in het geftoelte der Zurickers." Men verhaalt echter , dat luther dit zelve irt later tijd ingezien , en kort voor zijnen dood tot melanchthon gezegd zou hebben: ,, Ik beken, „ filips ! dat er in de zaak der Sacramenten te „ veel gedaan is." Wanneer melanchthon daar op antwoordde: ,, Laat ons dan een zachtzinnig ,, gefchrift uitgeven, waarin wij ons gevoelen dui„ delijk verklaren;" zal luther hervat hebben: Herv. I. q „ Ik a C. G. aar 1517. ot 1552*  M C. G. J»ari5i7tot 1552. Karakter van luther. 24a KERKELIJKE „ Ik heb hier ook wel meermalen aan gedacht, ,, maar dus zou ik de geheele leer verdacht maken, „ ik wil deze zaak liever aan God overlaten. Doet gijlieden ook iets na mijn' dood." In zijne huisfelijke verkeering en onder zijne vrienden was luther geenszins ftuurscb, maar integendeel vrolijk en opgeruimd, een beminnaar zelfs van fcherts en boert, justus jonas in zijne Lijkrede over luther gehouden verhaalt ons ook deze bijzonderheid, dat luther dikwijls plag te zeggen: „ dat hij aan geen fterveling ooit zou verhalen , „ wat en hoe zwaar hij om het Euangelie geleden „ had, ais ook welke openbaringen hij in het be- gin van zijn hervormingswerk gehad hebbe. " Evenwel moet men niet denken, dat hij daarop of op droomen hebbe afgegaan , neen , hij verklaarde tevens, dat de Heil, Schrift hem genoegzaam was, en dat hij buiten dezelve verfchijningen, droomen, noch zelfs wonderwerken behoefde of begeerde. luther was zoo min een Dweeper, als de overigHervormers , melanchthon , bucerus , oeco- lampadius, zwinglius, calvyn, mannen, wier fchriften en gedrag hen van alle vermoeden van geestdrijverij volkomen vrijpleiten (*). Wij kunnen van dezen grooten Man niet afftappen, zonder aan onze Lezers mede te deelen, eene karakterbefchrijving, welke petrus schade , gezegd (*) Zie het Bijvoegfel in Mosueims Kerke/. Gefih. IV Deel, Bladz. 231. volgg.  GESCHIEDENIS. S43 zegd mosellanus (*), naar de rivier de Moezel, n: van hem gegeven heeft. Deze geleerde woonde in V' het jaar 1514 het gefprek bij tusfchen luther, ca- _ rolostadius en eck, gehouden te Letpzig (f), alwaar deze mosellanus Hoogleeraar was. Hij fehrijft in eenen Brief aan julius pflug (§) het volgende: „ marten is middelmatig van geftalte, fchraal van ligchaam, hetwelk door zorgen en letteroefeningen tevens is uitgeput, zoo dat men hem van nabij befchouwende genoegzaam alle zijne beenderen zou kunnen tellen; hij is in den mannelijken en frisfehen leeftijd: zijne ftem is fcherp en duidelijk ; zijne geleerdheid en kennis der Heilige Schrift verwonderlijk, zoodat hij, gelijk men fpreekt, bijkans alles op zijn duim heeft. Van het Grieksch en Hebreeumch heeft hij tot hier toe zoo veel geleerd, dat hij over de vertalingen oordeelen kan. Misfchien zou men in hem meer oordeel en gebruik van hetzelve kunnen verlangen. Voorts in zijn leven en zeden is hij wellevend , ( civilis, ) en zacht, (facilis,) hij vertoont niets ftoicijnsch, niets verwaands, ja gedraagt zich als een mensch, die zich naar tijd en omftandigheden voegt: in de verkeering is hij heusch en een aangenaam prater: {nugator:') vrolijk en gerust, overal en altijd van een blijmoedig en bloeijend voorkomen, alhoewel zij- (*) Men zie van dezen cerdes Hifi. Euang. Ren. T. I. pag 180, 193. (t) Zie van dit gefprek hier voor Bi. 83. (§) Ap. gerues /. c. Monum. p. 198. Q * C G« ansi7. t 1552.  na C. C Jaarisi; tot 155: 244 KERKELIJKE >. zijne vijanden hem hard en ftreng bedreigen: zoodaf '■ men naauwelijks gelooven kan, dat iemand zoo fteile " zaken zonder het Goddelijk beftuur zou kunnen ondernemen. Maar, hetwelk genoegzaam iedereen in hem berispt, in beftraffen en wederleggen is hij een weinig onvoorzigtiger en te bitter, dan veilig is voor iemand, die wat nieuws leert, of welvoegelijk voor eenen Godgeleerden. Doch ik weet niet, of hij deze fout niet met alle late geleerden gemeen heeft." Wij voegen hier nog bij de karakterfchets van luther, door het meesterlijk penibel van rolertson (*). „ Door de Voorzienigheid beftemd, om eene der grootfte en gewigtigfte omwentelingen te wege te brengen, van welke de Gefchiedenis gewaagt, was er misfchien nooit een mensch, wiens karakter met ftrijdiger verwen werd afgemaald. Sommigen, ten uiterften gebelgd en verontwaaidigd , hem alles te zien omverwerpen, wat zij door hunne vooroordeelen voor heilig hielden, tijgden hem niet alleen alle menfchelijke ondeugden , maar zelfs de boosheid eenes Duivels aan. — Anderen, opgetogen van bewondering en erkentenis, en hem befchouwende als de fakkel der Kerke, en den herfteller der Christelijke Vrijheid, eigenden hem volmaaktheden toe , verre boven het menfchelijke, en befchouwden alle zijne daden met eenen eerbied, welken den zoodanigen alleen toekomt, die door onmiddelijke inblazing des hemels geleid worden." Dan (*) Hiftorie der Regering van Karei V. V Dtel, Bladz. 02.  GESCHIEDENIS. 34 „ Dan het is uit zijn eigen gedrag, en: niet üi den overgrooten lof, of de 1 verzwarende bedspin gen zijner Tijdgenooten, dat de tegenwoordige eeuv haar oordeel over dezen Man moet vellen. Zijl ijver in het aankleven van hetgeen hij voor waarheic hield, zijne onverfchrokkenheid in het verkondiger dier waarheid; zijne bekwaamheid, zoo natuurlijki als verkregene, om dezelve te verdedigen, en zijm onvermoeide vlijt om dezelve voort te planten , zijt alle deugden, welke zoo duidelijk, en met zoo vee luister, in zijn ganfche gedrag doorfchijnen, da zelfs zijne vijanden hem dezelve niet hebben kunner betwisten. Voeg hier bij eene zuiverheid en ge ftrengheid van zeden, welke zeer wel met het karakter van eenen Hervormer ftrookten; eene gere gelde levenswijze, welke zijne leer aanzien bijzette: en zulk eene volmaakte belangeloosheid, welke geer den minften twijfel wegens zijne opregtheid overlaat, Voor het overige boven alle zelfsverheffing verheven, niets ophebbende met de geneugten of aangenaamheden des levens, en alle vermaaknemingen verachtende , liet hij de eeretitels en inkomflen der Kerk aan zijne leerlingen over; zich altijd met zijn' eerften post van Hoogleeraar aan de Univerfiteit van Wittemberg, en van Leeraar dier ftad, - met de geringe wedde aan die bedieningen verknocht, verge^ noegende." ,, Deze ongemeene hoedanigheden gingen gepaard met eenige gebreken van menfchelijke drift en zwakheid ; maar deze gebreken, verre van toegefchreven te kunnen worden aan bedorvenheid of boosheid Q 3 van 5 t na C. G. . Jaar 1517. r tot 1552. I l i 1 [ :  Ba C. G Jaari5i7 tot 1552 nifi KERKELIJKE van hart, fchenen met vele van zijne deugden den oorfprong uit eene en dezelfde bron te ontleenen. Zijne ziel natuurlijk heftig en geweldig, wanneer zij door groote voorwerpen aangefpoord, of door heftige hartstochten geroerd werd, vervoerde hem, om zoo te fpreken, buiten zich zeiven, met eene drift, welke zwakker gemoederen verbaasde, of vreemd voorkwam aan lieden in geruster omltandigheden. — Door eenige zijner prijswaardige hoedanigheden tot uiterften te brengen, ging hij foms de palen van het goede te buiten, en maakte zich fchuldig aan daden, welke hem aan berisping blootftelden." „ Gewoon alles aan de waarheid te onderwerpen, vorderde hij denzelfden eerbied voor haar van andere menfchen; niets aan hunne zwakheden of vooroordeelen toegevende, voer hij met verachting uit tegen allen, die niet eenftemmig met hem dachten. Toen men zich tegen zijne leer verzette, viel bij alle zijne tegenftrevers aan met even veel hevigheid, zonder zich aan rang of verdiensten te ftooren. Hij ontzag de Koninklijke waardigheid van hendrik VIII, of de begaafdheden en geleerdheid van erasmus niet; maar bejegende hen even ruw, als hij tetzel of eck gedaan had. — Maar deze onbetamelijkheid , waar aan luther zich fchuldig maakte, moet niet geheel en al aan zijnen driftigen aard worden toegefchreven, gedeeltelijk was zij een gebrek van de eeuw, welke hij beleefde. Bij een ruw volk, onkundig van die grondregelen, welke, door gedurig de hartstochten van elk in het bijzonder tegen te gaan, de Maatfchappij befchaven, en de zeden  GESCHIEDENIS. 247 den verzachten, waren alle gefchillen heftig en Kerk, na en zij drukten, in hunne natuurlijke taal, zonder de £j minfte bedaard- of ingetogenheid te hetoonen , de _ gemoedsbewegingen uit, welke zij gevoelden. Dewijl in dien tijd al de werken van geleerde lieden in het Latijn werden opgefteld, waren zij door het voorbeeld der beste Schrijveren in die taal gewettigd, hunne Tegenltrevers met de fchamperfle bewoordingen te bejegenen} daarenboven klinken alle onbetamelijke en ruwe uitdrukkingen in eene doode taal zoo fcherp niet, als in eene levende, waarvan de toonvallen en fpreekwijzen, gemeenzamer zijnde , ook een onbefchofter voorkomen hebben." Ten aanzien van deze aan luther zoo dikwijl» te laste gelegde ruwheid en hevigheid van ftijl hebben wij reeds te voren het één en ander aangemerkt , waarbij, en bij hetgeen hier door robertson aangevoerd wordt, het volgende nog verdient gevoegd te worden: Daar zijn gevallen, in welke koelheid en zoogenoemde befchaafdheid naast grenst aan laakbare onverfchilligheid, en in welke mannelijke en hartige taal gevoerd mag en moet worden, tot handhaving der waarheid. Wanneer plompe en fchadelijke onwaarheden en dwalingen door vooroordeelen, onverftand , bijgeloof en geweld worden gehandhaafd , en tegen alle overtuiging ftaande gehouden, dan heeft, gelijk het oude fpreekwoord zegt, een harde kwast wel eens een' fcherpen bijtel noo» dig. luther begon met zachtheid, en (telde het vuur van zijnen ijver niet te werk, voordat hij bemerkte, hoe noodig hetzelve was, om zijne zaak Q 4 te c. e. >ri5i7« : 155*.  na C. G, Jaari5i7 tot 1552, 348 KERKELIJKE te doen gelukken. Zijne zachtheid , zijne onder." werpelijkheid, werd beantwoord met de beflisfende ftem des gezags, met lagen tegen zijn perfoon, met den fchrik van bloedplakaten. Onder dit alles behield luther zijne bedaardheid ; zijn gedrag op den vermaarden Rijksdag te Worms was wel kloekmoedig en Itandvastig, maar niet minder eerbiedig en zedig. Doch, toen alle zachte maatregelen bleken geenen invloed te hebben, voegde hij eene nieuwe mate van hitte bij de kracht van zijnen ijver, en werd door zoodanige tegenkanting te vuriger. Inderdaad, noch de vernuftige hekelfchriften van erasmus , noch de befchroomde verklaringen van melanchthon , zouden immer in ftaat geweest zijn, om de Hervorming der Kerk tot ftand te brengen. De eerstgemelde deed er velen lagchen , de ander bewoog fommigen tot redekavelen, maar geen van beiden kon de menfchen ia beweging brengen, of handen aan het werk doen liaan. In zulk een beflisfend tijdftip was ftoutfpreken en onverfchrokken handelen noodjg, om die gelukkige Hervorming daar te ftellen, welke voor Europa zoo gelukkige gevolgen heeft voortgebragt. Met één woord, erasmus zelve erkende, gelijk melanchthon in zijne Lijkrede verhaalt: ,, dat God aan dezen laat,, ften tijd, uit hoofde van de grootheid der kwa„ len en ziekten , eenen harden geneesmeester gege„ ven had." Doch, laat ons robertson verder hooren. Met hetgeen wij hier het laatst hebben aangemerkt , ftemt robertson mede in, daar hij dus ver-  GESCHIEDENIS. i& vervolgt: „ Daarenboven moet men, iémands ka-1 rakter opmakende, hem beoordeelen naar de begin- J felen en grondregels zijner eeuw; want , fchoon deugd en ondeugd in alle tijden dezelfde zijn, de zeden en gewoonten nogtans veranderen onophoudelijk. Hetgeen ons in luthers gedrag als zeer berispenswaardig voorkomt, ergerde zijne Tijdgenooten niet. Het waren zelfs eenige dier hoedanigheden, welke wij thans geredelijk laken, die hem juist gefchikt maakten, om het groote werk, hetwelk hij durfde ondernemen, te volvoeren. — Om het menschdom, dat in onkunde en bijgeloof gedompeld lag, op te wekken, en de woede der Dweeperij, die de magt in handen had, te beurijden, was een hevige ijver en een onvertraagd karakter noodig. Zachte uitnoodigingen zouden noch de zulken, die geroepen werden, ter ooren gekomen zijn, noch hen opgewekt hebben. Een minzamer, doch min wakkere geest , dan die van luther , had gewis de gevaren ontzien, welke luther durfde tarten, en wist te boven te komen." „ Omtrent het einde zijns levens zag men, fchoon zijn ijver of zijne bekwaamheden niet zigtbaar verminderden, zijne ligchaamskwalen toenemen, zoodat hij gemelijker, oploopender en ongeduldiger werd, als hij werd tegengefproken." „ luther fmaakte het genoegen van den verbazenden voorfpoed zijns ijvers te beleven, een groot gedeelte van Europa zijne leer te zien omhelzen, de grondvesten te zien waggelen van den Pausfelij. ken troon, voor welken de grootfte Monarchen hadQ 5 de« a C. G. aarisi?. ot 1552.  na C. ( Jaarisi tot 155: 25° KERKELIJKE ;. den gefidderd: Dit had ten eigenaardigen gevolge, 7- dat luther zich niet wederhouden kon, foms eeni'- ge blijken te geven van trots en zelfsgoedkeuring. En, inderdaad, hij moest meer dan mensch geweest zijn, indien hij, op het befchouwen van al de groote zaken door hem volvoerd, nooit eenige gewaarwordingen van dien aard had voelen opwellen." — Dus verre robertson (*). luthers zegel, waarmede hij zijne Brieven ge> woon was te verzegelen, was eene roos met een kruis , en deze fpreuk: Der Christen hertz auf rofen geht, Obs mitten tinternn Creutze fteht. Bij zijne Huisvrouw had hij verfcheidene kinderen verwekt; een dochtertje, elizabeth, overleed in hare teedere kindsheid, eene andere, magdalena, ftierf in 154.2. Van deze verhaalt melanchthon ergens de volgende bijzonderheid: „ Twee dagen voor haren dood vertelde zij, met een vrolijke lieftaligheid, haren Vader , in mijn bijzijn , eenen droom, hoe twee jongelingen in denzelven haar naar eene bruiloft geleid hadden. Dit beduidde, zegt melanchthon, dat twe Engelen haar tot de eeuwige verkeering met God zouden leiden. Ik dacht aanftonds aan deze beduidenis." luthers HuiSVrOUW, katharina van borrhe, overleefde haren man nog omtrent zes jaren, en over- (*) Men vergelijke hier mede roscoz Leven van Paus leo X. III Deel, Bladz. 251. volgg.  GESCHIEDENIS. 251 overleed in het jaar 1552. In dit jaar verliet zij na Wittemberg, alwaar de pest was uitgebroken, eng wilde zich naar Torgau begeven met hare kinderen. _ Onder weg werden de paarden fchichtig en gingen door. De moeder verfchrikt, meest om hare kinderen, fprong van het rijtuig, en viel in eenen kuil met water. Door den fchrik en de gevolgen van den val, daar zij zich zwaar bezeerd had , verviel zij in eene uitterende ziekte , aan welke zij , na eene bedlegering van drie maanden, overleed (*). De overige kinderen van luther overleefden hunne ouders, en in het begin der jongstverlopene eeuw waren er in Sakfen nog afftammelingen van dezen grooten Man in wezen, die in goeden doene leefden. Dorh, het is tijd, dat wij tot de Gefchiedenis Sr der Hervorming wederkeeren. De Rijksdag te Re- Q( gensburg, gedurende welken het vruchteloos mondgefprek gehouden werd, waar van wij hier voor (f) gemeld hebben, werd door den Keizer in perfoon bijgewoond, die zich ten fterkfte beklaagde, dat de Protestantfche Vorsten niet in perfoon tegenwoordig waren, en tevens aan de Protestanten de fchuld gaf van het afbreken van het mondgefprek, ingerigt ter bevrediging, ook drong hij aan, om de Kerkvergadering te Trente bijeengekomen, te erkennen, onder zware bedreigingen, dat hij hen als wederfoannelingen zou aanmerken. Vergeefs deden de Vorsten , die (*) Clasf. Brem. I. fase. 2. pag. 117. (t) Bladz. 233. 2. G. 1552- ïalkal- che rlog.  na C. Jaari5] tot I5« 252 KERKELIJKE G. die te Frankfort bijeenwaren, hunne betuiging daar 7 tegen, verklarende voor God en de Wereld, dat het hunne Ichuld niet ware, zoo de vrede verbroken werd, en men tot de wapenen komen moest. Het befluit der vergadering werd opgemaakt naar den zin des Keizers, die terftond daarop een leger bij Landshut verzamelde, om daar de hulpbenden uit Italië af te wachten; terwijl aan den anderen kant de Keurvorst van Sakfen en de Landgraaf v~n Hesfen hunne troepen vereenigden en tegen den Keizer te veld togen. De Keizer had hen, ingevolge het genomen befluit op den Rijksdag, in den Rijksban gedaan, onder voorwendfel, dat zij , tegen de befluiten en wetten van het Rijk ongehoorzaam en oproerig zijnde, deze ftraffe verdiend hadden; maar de Vorsten verklaarden in een openlijk Manifest , dat zij dezen oorlog als eenen oorlog om den Godsdienst moesten aanmerken. 1.) Omdat de Keizer zich uitdrukkelijk met den Paus ten dien einde verbonden had, en door dezen met hulptroepen onderfteund werd. 2.) Omdat het duidelijk bleek, dat de Keizer alle voorgaande vredesverdragen, op' eene listige wijze, had aangegaan, om den. gelegenen tijd af te wachten, op welken hij de geweldige befluiten, meermalen tegen de Protestanten genomen, ten uitvoer zou kunnen brengen. 3.) Op verfcheidene plaatfen heerschten dadelijke vervolgingen tegen de Protestanten. 4.) Eindelijk de Paus zelve had dit oogmerk te kennen gegeven in eenen Brief aan de Zwitfers. De Keizer had gedacht, de Protestanten onbereid te zullen overvallen, maar hier in zag  GESCHIEDENIS. 253 zag hij zich door den ijver van den Landgraaf be-1 drogen; dus berstte de oorlog uit, welken men ge-; meenlijk den Smalkaldifchen krijg noemt, kort na' het overlijden van luther; voor dat wij echter deszelfs voortgang en uitflag verhalen, willen wij hier gewag maken van eene gebeurtenis, welke nog gedurende het bijeenzijn der Rijksvergadering te Regensburg in die ftad is voorgevallen, en welke een overtuigend bewijs is van de hooggaande verbittering van velen tegen de Protestanten. joannes diaz, of diazius , een Spanjaard, een man van letteren, die uit de Boeken en Schriften van luther en kalvyn van de waarheid der Euangelieleer overtuigd was geworden, had zich eerst naar kalvyn en van daar naar bucerus te Straatsburg begeven, in wiens gezelfchap hij te Regensburg gekomen was. Hier werd hem op zijne kamer, door beftelling van zijnen Broeder alonzo, Advokaat aan het Roomfche Hof, die opzettelijk daartoe te Regensburg gekomen was , van eenen omgekochten booswicht het hoofd met een' bijl gekloofd , om geene andere reden, dan omdat hij de Hervormde leer had aangenomen , zonder dat de moordenaars, die op heeter daad gevat waren, deswegens eenige ftraf ondervonden, hoe zeer de Protestanten daar op aandrongen, en dit onfchuldig bloed gewroken wilden hebben. De oorlog werd aan weêrskanten met hevigheid voortgezet, doch de Protestantfche Bondgenooten hadden te worftelen met verdeeldheden, die hen menige gunftige gelegenheid deden verwaarloozen. De ut. » C. G. aan5i7. ot i552- Moord van JOANNES DIAZIUS. Vervolg van den Smalkaldifchenkrijg.  Da C. G tot 1552. fi54 KERKELIJKE inval van maurits van Sakfen in de landen van den Keurvorst , welke hij overftroomde, bewogen de Protestanten, hun leger te verdeelen, zoodat de Keurvorst van Sakfen met zijne benden naar huis keerde, alwaar het hem gelukte, al het verlorene niet alleen te heroveren , maar ook maurits van deszelfs landen te berooven, uitgezonderd de fteden Dresden en Leipzig, ook vermeesterde hij het Bisdom Halberflad, en kreeg albert , Markgraaf van Brandenburg , gevangen. Doch de Keizer , den Keurvorst fpoedig gevolgd zijnde, ontmoetten de beide legers malkander bij Mulberg aan de Elbe , alwaar de Keurvorst op den c^flen April 1547 geheel verflagen, en zelve gevangen genomen werd. Bij den Keizer gebragt, zeide hij: „ik geef mij gevangen , genadigfte Keizer, ik bid u, dat gij mij op eene, eenen Vorst waardige wijze, behandelen zult." Waarop de Keizer hernam: „ Zoo ben ik dan nu Keizer ! ik zal u onthalen, zoo als gij verdiend hebt." De Keizer vervolgens naar Wittenberg voortgetrokken zijnde, veroordeelde den Keurvorst ter dood, die zijn vonnis onverfchrokken ontving , alleen zeggende: dit niet verwacht te hebben! Hij behield echter het leven op voorfpraak van den Keurvorst van Brandenburg, maar op zeer harde voorwaarden. De Keizer fchreef hem, in het eerst, voor, dat de Keurvorst alles zou goedkeuren, wat de Kerkvergadering of de Keizer zou goedvinden omtrent den Godsdienst ; doch als de Keurvorst zulks volftandig weigerde, werd hem voorgefchreven, van zijn Keurvorstendom voor zich en zijne kin-  GESCHIEDENIS. 255 kinderen afftand te doen, en dat aan des Keizers m willekeur over te laten, de Rijkskamer te gehoorza- I* j| men, van het verbond tegen den Keizer nu en voor " altijd af te ftaan, en in de bewaring des Keizers, of van deszelfs Zoon filips te blijven. De goede; ren en bezittingen van den Keurvorst werden verbeurd verklaard, en aan ferdinand en maurits I gefchonken, wordende flechts een jaarlijksch inkomen | aan zijne vrouw en kinderen gelaten, maurits < kreeg zijn Keurvorftendom. filip, Landgraaf van Hesfen, het andere Hoofd I der Protestanten, liet zich nu ook overhalen, voornamelijk op de voorftellen en de beloften van maurits , die zijn Schoonzoon was , om zijnen zoen met den Keizer te maken. Op de toezegging van vergiffenis vervoegde hij zich bij den Keizer te HaU le, alwaar zich dezelve thans bevond, en deed denzelven op de knieën de nederigfte hulde; doch de Keizer, op eene lage wijze, zijn woord brekende, i hield den Landgraaf gevangen; wanneer deze, en i zelfs ook maurits, zich daar over beklaagde, zou I de Keizer geantwoord hebben, dat hij nooit beloofd ■ had, dat de Landgraaf op vrije voeten gefield zou i worden. Men verhaalt namelijk, dat in het verdrag tusfchen den Keizer en den Landgraaf bedongen was, dat de Landgraaf vrij zou blijven , ohne einiger gevangenis, maar dat granville , toen Bisfchop van Arras, en Staatsdienaar van karel, ; naderhand als Kardinaal zoo berucht in onze Vaderi landfche Gefchiedenis , het woord einiger op die wijze in het verdrag had laten fchrijven, dat men het C. G. ansi7. * 1552*  na C. G Jsan5i; tot 1552 Het Interim doo den Keizer voorgefchreven. 2J6 KERKELIJKE . het lezen konden ewiger, ohne ewiger gevangenis, ■ en dat de Keizer hier van op eene listige wijze ge' bruik gemaakt hebbe , om het gevangen houden van den Landgraaf te verfchoonen. Deze bijzonderheid wordt evenwel door vele geleerden in twijfel getrokken, bijzonder, omdat de Zoon van filips, zich vijf jaren daarna in een openlijk gefchrift over het gevangennemen van zijnen Vader beklagende , noch maurits van Sakfen, toen hij, voor de Rijksvergadering, op het loslaten van zijnen Schoonvader aandrong, van dit bedrog eenige melding gemaakt hebben; fchoon zoo veel blijkbaar is, dat de Keizer met filips niet ter goeder trouw gehandeld heeft (*). Deze was de ongelukkige uitflag van den Smalkal' difchen krijg, fa Protestanten waren diep vernederd, en de Keizer ten hoogden toppunt van magt geklommen, daar geheel Duitschland aan hem onderworpen was. Ondertusfchen ontmoette hij in zijne ontwerpen opnieuw hinderpalen. De Paus zelve, beducht zijnde, dat kauel, ganscb Duitschland te onder gebragt hebbende, hem ook in Italië de wet zou voorfchrijven, begon den Keizer tegen te werken, door zijne geleverde hulptroepen terug te ontbieden, ook zag hij niet ongaarne , dat de Protestanten , hoe zeer vernederd, bleven volharden, den Keizer werk te verfchaffen door hunne onwilligheid, om zich , in zaken des geloofs, aan 'sKeizers voorfcbriften te onderwerpen. De- (-*) jac. perizoniüs Hiftor. Sec. Xyi. j>, 373.  GESCHIEDENIS. B5? Deze ondertusfchen hield eenen Rijksdag te Augsburg, alwaar een Keizerlijk leger bij de hand was, om alles naar des Keizers zin te leiden. In deze vergadering ftelde hij aan de leden voor, dat men de uitfpraak der verfchillen aan de wijsheid der Kerkvergadering te Trente zou overlaten ; de Roomschgezinde Rijksleden namen dit voordel gaaf over, maar de Protestanten, bijzonder de Keurvorst van de Paltz en maurits van Sakfen , maakten zwarigheid , alzoo zij bleven ftaan op eene vrije Kerkvergadering, zonder invloed van den Paus. Evenwel wist de Keizer te bewerken, door bedreigingen en beloften, bijzonder, dat hij den Landgraaf, Schoonvader van maurits , in vrijheid zou Rellen, dat de vergadering algemeen toeftemde, om de Kerkvergadering te Trente te erkennen. 'Doch niettegenftaande deze toeftemming der Rijksvergadering, werd de Keizer op nieuw te leur gefield door den Paus, die de Kerkvergadering van Trente, onder voorwendfel, dat zich in die ftad de pest geopenbaard had, verlegd had naar Bolog. na, waar door de bezwaren der Protestanten omtrent de onvoegzame plaats der Kerkvergadering weder vernieuwd werden, zonder dat de Keizer den Paus kon bewegen, om eene andere plaats te verkiezen, of de Kerkvergadering geregeld te vervolgen. Terwijl de zaken in dien Haat hingen, en er zich geene hoop opdeed, dat de Godsdienstverfcb.illen door de Kerkvergadering fpoedig zouden beflist worden, vond de Keizer goed, een formulier van geloof te laten opftellen, hetwelk inmiddels (interim") Herv. I. R die- na C. O. JanriSi?» cot I552»  na C. G, Jaarisi^. .tot 1552. \ ( \ 1 1 1 j i ( 9 1 \ c l h | eene ■258 KERKELIJKE dienen zou, tot behoud van den vrede, tot dat deze zoo gewenschte zaak eenen gelukkigen uitllag zou verkrijgen. Zulk een formulier werd ontworpen door twee Pausgezinden julius pflug, Bisfchop van Naumburg, en michael sidonius, en eenen Protestant joannes agiucola van Ghleben. Alhoewel fommigen het onzeker achten, wie men voor de opflellers van hetzelve te houden hebbe. Dit formulier kreeg den naam van interim; het beaelsde in het wezenlijke de leere van de Roomfche Kerk in allen deele, in duistere en dikwijls dubbelzinnige bewoordingen; alleen werd de beker in het \vondmaal aan de Leeken toegedaan, en het huvelijk der Geestelijken voor geoorloofd verklaard; loch het een en ander verbonden aan deze voorvaarden : Dat het een ieder zou vrijftaan, van deze 'ergunningen gebruik te maken, of niet, zoo als dj het gevoegelijkst zou oordeelen, en dat dezelve liet langer van kracht zouden blijven, dan tot het ;elukkig tijdftip, dat eene Kerkvergadering door lare uitfpraak een einde zou maken aan alle Godslienftige verfchillen. Door welke laatfte bepaling Hes op losfe fchroeven gefield werd. De Keizer dit opftel aan de vergadering te Augsurg hebbende doen voorlezen, flond de Keurvorst an Mentz op, en in naam van al de leden fpreende, bedankte hij den Keizer voor deszelfs zorg mtrent den Godsdienst, aan welke men, door geoorzaamheid, gaarne zou beantwoorden. Zonder et gevoelen der leden bijzonder te vragen, nam de eizer de gezegden van dezen Keurvorst aan als  GESCHIEDENIS. 250 eene toeflemming der geheele vergadering, en deed ij vervolgens dit Boek Interim drukken in de Latijn- f fche en Hoogduitfche talen en alom verfpreiden. Evenwel, verre dat dit opflel algemeen werd goedgekeurd , behaagde het inderdaad aan niemand. Het Hof van Rome zelve nam het euvel op, dat Leeken zich het oordeel hadden aangematigd over zaken, den Godsdienst betreffende, hetwelk, naar deszelfs voorgeven, alleen den Paus toekwam. Onder de Protestanten kon dit opflel natuurlijk geene goedkeuring vinden. Nogtans dreef de Keizer het aannemen van hetzelve ten krachtigfte door , en vele Vorsten en fteden werden door vrees, anderen door geweld genoopt , om den Keizer te wille te zijn , waar uit vele jammerlijke tooneelen van vervolging hier en elders ontftonden, die geheel Duitschland in den diepften poel van onheil dompelden. De Keurvorst van Brandenburg, joachim, den Keizer willende behagen, voerde het Interim in zijne Staten in, gelijk ook de Keurvorst van de Paltz, maar joan van Brandenburg, des Keurvorsten Broeder, verklaarde aan den Keizer, dat hij het niet kon aannemen, en wilde geene verandering in zijn land gedogen, wolfgang van Tweebruggen volgde zijn voorbeeld. Maar de Vorst van Wurtemberg liet het Interim in de Kerken aflezen, met bevel, dat men zich daar naar zou hebben te gedragen, ook dreef hij de bedienaars van het Euangelie, die dit weigerden, ten lande uit, onder welke schepfius zich bevond. De Raad van Augsburg toonde zich huiverig, waarop wolfgangus musculus de ftad ver* R 2 liet, i C. G. ïarisi?* k 155»'  na C. G. Jaari5i7 tot 1552 260 KERKELIJKE liet, en de wijk naar Bern in Zwitferland nam. Dus verliet joannes brentius Halle, onder het doorftaan van vele gevaren. Bijkans al de fteden in Zwaben onderwierpen zich aan den Keizer, waarom andreas osiander Neurenburg verliet en naar Pruisfen vlugtte. Andere Leeraars op andere plaatfen ondervonden een gelijk lot. Die van Konftans, tot het uiterfte gebragt, onderwierpen zich aan het Huis van Oostenryk, en werden van ferdinand onder zijn gebied getrokken. De gevangene Keurvorst van Sakfen weigerde ftandvastig het Interim goed te keuren, wat ook de Keizer beproefde , om hem daartoe te bewegen, waarom zijne gevangenis verzwaard werd; maar de Landgraaf van Hesfen voegde zich in alles naar des Keizers zin, door de belofte van zijne vrijheid te zullen erlangen, doch de Keizer hield zijn woord niet, maar liet hem onder eene Spaanfche wacht dan hier dan elders voeren. De Zoons van den Keurvorst van Sakfen verzetten zich insgelijks tegen het Interim, ook konden de vrije Rijksfteden niet bewogen worden, om hetzelve aan te nemen. Behalve het Interim had de Keizer ook nog een voorfchrift van Hervorming laten opftellen, om hetwelk ten uitvoer te brengen de Aartsbisfchoppen van Mentz, Keulen en Trier eene bijeenkomst hielden. Die van Straatsburg verzetten zich een' geruimen tijd tegen het een en ander, maar waren eindelijk genoodzaakt tot eene foort van verdrag te komen , waarbij zij drie Kerken in hunne ftad aan den Bisfchop afftonden, in welke de Roomfche Godsdienst , die 21  GESCHIEDENIS. 261 jaren had ftilgeftaan, in het jaar 1550 weder herfteld werd. maurits, de tegenwoordige Keurvorst van Sakfen, van den Rijksdag thuis gekeerd, deed in het jaar 1548 den Sakfifchen Adel en Geestelijkheid bijeenkomen , om raad te plegen, wat er in dit hagchelijk tijdsgewricht te doen ftond. melanchthon was de voornaamfte en als het hoofd der Geestelijken. Deze, aan den éénen kant voor den Keizer vreezende, en aan den anderen kant acht gevende op de begrippen van zijnen Vorst, floeg een middel van verdrag voor, hetwelk hij hoopte, dat aan beide partijen voldoen zou. Hij erkende, dat de ganfche inhoud van het Boek Interim door de Profes, tanten niet kon aangenomen worden, doch verklaarde tevens, geene reden te zien, waarom men dit Boek niet zou aannemen , tot eene regelmate in ftukken, die het wezen van den Godsdienst niet raakten, en die men als onverfchillig op zich zelve kon aanmerken, waartoe hij inzonderheid bragt de gebruiken en plegtigheden van den uitwendigen eeredienst. Doch gelijk doorgaans het geval is , dit plooijen van melanchthon werd door velen zoo hoog opgenomen , dat daaruit eene fcheuring tus. fchen de navolgers van luther zeiven ontltond. Men gaf aan de Godgeleerden, die het voorftel var melanchthon omhelsden, den naam van Adiaphori, ( onverfchilligen, ) en befchuldigde hen, dat zij. uit liefde tot de wereld , en vrees voor kruis er vervolging, te kleinhartig en onverfchillig zich be< toonden voor de waarheid. Wij zullen van dit verR 3 fchi na C. G. Jaan5i7« tot 1552. Twisten over het Interim.  na C, G Jaar 1517 tot 1552 Voortgargvaude Kerkvergadering te Trente. *62 K E R K E L IJ K E fchil op eene andere plaats breeder moeten fpreken; ■ hier zeggen wij er alleen van, dat melanchthon naderhand zijn gevoelen nader verklaard heeft in eenen Brief aan flacius in het jaar 1556. Deze Matthias flacius, Illyricus bijgenaamd, naar zijn vaderland, was in dit geval, de hevigfte tegenpartij van melanchthon, wien hij verfcheidene dwalingen te last leide, maar deze ijveraar werd zelve naderhand van dwaling overtuigd, omdat hij beweerde, dat de erfzonde iets zelfftandigs in den bedorven mensch is, en niet iets toevalligs, waar over een mondgefprek tusfchen hem en jacobus andreae gehouden is in het jaar 1571, en jacobus colerus in het jaar 1574, waar uit blijkt, dat er in dit verfchil vrij veel woordenfhijd mede onderliep. De twist over de onverfchillige dingen werd eenige jaren later vereffend door het zoogenoemde Formulier van Eendrage, (formula concordiae.) Paus julius III, die in het jaar 1550 den Pausfelijken Zetel beklom, in plaats van paulus den derden, die in het voorgaande jaar overleden was,liet zich, op het dringend aanhouden van den Keizer, bewegen, om de Kerkvergadering op nieuw te Trente zamen te roepen , en daar te vervolgen. Dit gaf den Keizer aanleiding, om op den Rijksdag in dit jaar te Augsburg gehouden, bij de Rijksvorsten aantedringen, om daar aan hunne toefremming te geven,en die vergadering te erkennen. Het meerendeel der Vorsten gaf :>ok dadelijk zijne toeftemming; maar maurits van Sakfen enkel op deze voorwaarden: 1) Dat de leerïeliingen , welke reeds in die Kerkvergadering be- flist  GESCHIEDENIS. 263 (list waren, op nieuw zouden onderzocht en over-1 wogen worden. 2) Dat dit onderzoek zou gelelde-. den in tegenwoordigheid der Proteftanten of derzelver Afgevaardigden. 3) Dat de Protestanten op de Kerkvergadering zoo wel vrijheid, van ftemmen als van raadplegen zouden hebben, en eindelijk 4) dat de Paus zich het regt niet zou aanmatigen, om in deze vergadering het zij in perfoon of door zijne Gezanten voor te zitten. Deze verklaring van maurits werd in de Rijksvergadering voorgelezen, en zijne Afgevaardigden drongen er op aan, dat dezelve in de registers zou worden aangeteekend , hetwelk echter door den Keurvorst van Mentz volftrekt geweigerd werd. De gevangen Landgraaf van Hesfen, die thans te Mechelen bewaard werd , hield door zijné Zonen en Raden ten fterkfte aan om zijne bevrijding, ook beproefde hij met de vlugt te ontkomen, doch vergeefs. Evenwel beloofde maurits aan des Landgraafs Zonen, dat hij deszelfs vrijheid zou bewerken, maar dat de tijd daartoe nog niet gunftig was. De ftad Maagdenburg, die door den Keizer in den Rijksban gedaan was, werd door maurits in naam des Keizers belegerd, en genoodzaakt, zich te onderwerpen; hoewel maurits haar, onder de hand, toezegging deed van de behoudenis van haren ge^ zuiverden Godsdienst. Na het fcheiden der Rijksvergadering, als de Kei zer met ernst aandrong op de uitvoering van he genomen befluit, liet maurits van Sakfen doo melanchthon eene korte Geloofsbelijdenis opftel R 4 len ia C. G. ar.ri5i7. ot 1552- f s  na C. < Jaari5i 'tot 15 $ MAURITS beoorloogt dei Keizer ei dwingt den Keizer tot vrede, di te Pas (au gefloten Wordt. £64 KERKELIJKE J len, welke den naam kreeg van herhaalde Augsburg. 7- fche Geloofsbelijdenis, ten einde die op de Kerkver, gadering in te leveren; eene dergelijke werd op last van den Vorst van Wurtenberg vervaardigd door joannes brentius. Ook gingen er uit Wurtenberg verfcheidene Leeraars op reis naar Trente, gelijk ook de Sakfifche Godgeleerden met melanchthon aan het hoofd, die echter niet verder dan Neurenburg kwamen, alwaar zij , op bevel van hunnen Keurvorst, bleven, maurits namelijk had voor dezelve geen vrijgeleide van de Kerkvergadering, welke ^ïij behalve het vrijgeleide van den Keizer geëischt had, kunnen verkrijgen, en zag, hoe langer hoe meer, dat de Roomschgezinden geen ander oogmerk hadden, dan de leer der Proteftanten geheel uit te roeijen. Reeds lang had maurits bij den Keizer aanget houden, om het ontflag der twee gevangene Vors1 ten joan frederik van Sakfen, en filips van Hesfen, welke laatfte zijn Schoonvader was. De Keizer had hem (leeds met goede woorden en be! loften geftreeld, maar niets volbragt. maurits over deze handelwijze van den Keizer verontwaardigd , befloot tot ernltiger maatregelen te komen, en in het jaar 1551 heimelijk een verbond gefloten hebbende met den Koning van Frankryk, met wien de Keizer op nieuw in oorlog was geraakt, en met den Koning van Denemarken, en verfcheidene Vorsten van Duitschland, gaf hij een Manifest in het licht, met verklaring , dat hij de wapenen opvatte tot behoud van de vrijheid van den Godsdienst, tot verlos-  GESCHIEDENIS. 265 losfwg van den Landgraaf, en herftel der Duitfche n vrijheid. | maurits en de verbondene Vorsten gingen met . zoo veel fpoed te werk, dat zij den Keizer onbereid overvielen, en in 1552 te Infpruk verraschten, daar hij aan tafel zat, zonder eenig gevaar te duchten, hebbende flechts eene hand vol krijgsvolk bij zich. Ter naauwer nood hunne handen ontkomen , was karel nogtans zoodanig door den fchrik getroffen, dat hij eerlang tot den vrede befloot, welke in datzelfde jaar te Pas/au geteekend werd; op deze voorwaarden: 1 maurits en zijne Bondgenooten zouden de wapenen nederleggen , en hunne troepen aan ferdinand leenen, om tegen de Turken gebruikt te worden; daartegen zou de Landgraaf van Hesfen op vrije voeten gefteld worden. 2 Binnen zes maanden zou er eene Rijksvergadering bijeenkomen , om de zaken van den Godsdienst en het Rijk op eenen effenen voet te brengen. 3 Inmiddels zou ieder in vrede zijnen Godsdienst behouden, zonder dat iemand deswegens eenige moeite zou worden aangedaan. 4 De geloofsregel, het Interim genoemd, zou aangezien worden, als nietig en van onwaarde. 5 Ingevalle het op den aanftaanden Rijksdag onmogelijk werd bevonden, de eenigheid in leer en eerdienst vast te ftellen, zou de nu bepaalde Godsdienstvrijheid ten allen tijde ftand houden. 6 De Keizerlijke Kamer te Spiers zou zoo wel voor de Protestanten, als voor de Roomschgezinden openftaan, en er zou altijd een zeker getal van de Lutherfche partij in dat hooge Gerigtshof zitting hebR 5 ben. a C. G. jari5i7. >t 1552-  naC. C Jaar'5!; tot 155: De Godsdienstvrede wordt te Augsburg bevestigd a66 K E R K E L Ij K E . ben. 7 Eindelijk, zouden allen, die balling 's kinds • zworven, of eenigen anderen ramp hadden geleden, ' om reden, dat zij deel hadden gehad aan het Smalkaldisch verbond of oorlog, in hunne voorregten en bezittingen herfteld worden. Op dezen vrede volgde het ontflag van den Landgraaf, als ook dat van den Keurvorst van Sakfen , ook werden de Euangeliedienaars te Augsburg en elders terug geroepen en herfteld. Dit verdrag van Pasfan wordt van de Duit fche Proteftanten aangemerkt , als de grondflag van hunne Godsdienftige vrijheid ; dezelfde Vorst, die hen in de uiterfte engte gedreven had , was het werktuig, hetwelk de Voorzienigheid gebruikte, om hun dit bolwerk van hunne Godsdienstvrijheid te bezorgen, maurits overleefde echter den gelukkigen uitflag van zijne onderneming niet lang. In het volgende jaar verloor hij zijn leven aan eene wonde, welke hij bekomen had in eenen veldflng tegen albert , Markgraaf van Brandenburg, die geweigerd had, den Pasfaufchen vrede te onderteekenen, en die den oorlog tegen de Keizerlijken en Roomschgezinden nog eenigen tijd voortzette, onder het aanrigten van vreesfelijke verwoestingen in het Rijk, tot hij eindelijk in dat jaar uit zijne lauden en be. zittingen verdreven werd. De oorlog met den Koning van Frankryk, die nog aanhield, en de binnenlandfche onlusten in Duitschland zelve, door albert van Brandenburg en anderen veroorzaakt, verhinderden het bijeenkomen van de Rijksvergadering, welke binnen zes maan-  GESCHIEDENIS. 267 maanden had moeten plaats hebben. Dezelve werd n; ia het jaar 1555 gehouden te Augsburg, en in ï' 's Keizers naam door zijnen Broeder ferdinand , geopend, ferdinand was den Protestanten geheel h niet gezind, waar van hij nog in ditzelfde jaar blijken gaf, door het verdrijven van 200 Euangeliedienaren uit Bohemen, nogtans zag hij zich genoodzaakt , om op deze Rijksvergadering veel toe te geven , door de ftandvastigheid der Protestantfche Vorften, die in eene bijeenkomst te Naumburg een erfverbond vernieuwden tusfchen de Huizen van Sak' fen, Brandenburg en Hesfen. Na eenige verfchillen, dewijl de Protestanten wilden, dat de Geloofsvrede allen zou betreffen, die den . Protestantfchen Godsdienst beleden, of in het vervolg belijden zouden, en de Roomschgezinden hiervan die leden wilden uitzonderen, die het befluit van Augsburg van het jaar 1547 hadden aangenomen, als ook de geheele Orde der Geestelijkheid , zoodat een Bisfchop of Abt, van Godsdienst veranderende , zijn Bisdom of Abdij zou moeten verlaten, werd eindelijk den XXVften September de Geloofsvrede gefloten en het befluit opgemaakt, op dezen voet: dat de Proteftanten, die zich hielden aan de Augsburgfche Geloofsbelijdenis , voortaan zouden worden aangemerkt, als geheelenal ontflagen van den Roomfchen Paus en van het gezag der Bisfchoppen; dat zij volkomene vrijheid zouden genieten van Godsdienst , en om, elk in den zijnen, zoodanige fchikkingen omtrent den openbaren eeredienst te maken , als zij zouden goedvinden, gelijk het ook aan alle in- C. G. ari5!7« (t 1552. . het jaar 555-  aa C. G Jnari5i; tot 1552 Keizer HAREL V doet affland van de regering. Zijr dood. 268 KERKELIJKE . ingezetenen van Duitschland vrij zou (taan, zich ■ bij die Kerk te voegen, welke elk voor zich de bes' te zou keuren ; en eindelijk , dat allen , die , uit oorzake van Godsdienstbegrippen, iemand beleedigden of vervolgden, aangemerkt en behandeld zouden worden, als openbare vijanden des Rijks , belagers van de vrijheid en verftoorders van de aigemeene rust. Deze Godsdienstvrede werd , na het overlijden van Keizer karel V, door ferdinand, die zijnen Broeder in de Keizerlijke waardigheid opvolgde , in het jaar 1559 op nieuw bevestigd op eenen Rijksdag te Augsburg. Op deze wijze verkregen de Protestanten in Duitschland, na veel tegenftands en moeijelijkheden, den gewenschten zegen van volkomene veiligheid en het vrij gebruik van hunnen Godsdienst. Eer wij dit Hoofdftuk eindigen, moeten wij nog meteen woord aanftippen, dat Keizer karel V, het zij uit verdriet, omdat hem, na zoo veel voorfpoeds genoten te hebben, zoodat hij geene ongegronde aanfpraak fcheen te kunnen maken op eene aigemeene heerfchappij over Europa, het geluk den nek begon toe te keeren , in zijnen Iaatden oorlog met de Protestanten en den Koning van Frankryk, het zij uit andere beweegredenen, het befluit nam , om, met een zeldzaam voorbeeld , afftand te doen van zijne waardigheid en Rijksbeduur, zoo wel ten aanzien van het Keizerrijk, als van zijne overigeerfbezittingen. In ditzelfde jaar 1555 droeg hij , in eene vergadering der Staten, de Nederlanden, met eene aandoenelijke redevoering over aan zijnen Zoon  GESCHIEDENIS. 269 filips, en kort daarna de kroon van Spanje, met na < alle de daaraan verknochte wijduitgeftrekte bezittin- {£» gen. Gaarne had hij aan denzelven ook de Keizer- „ lijke waardigheid willen bezorgen, maar zijn Broeder ferdinand , dien hij reeds in het jaar 1530 tot Roomsch Koning had doen verkiezen, liet zich met bewegen, om van zijn daar door verkregen regt op het Keizerrijk af te zien; ten zijnen behoeve dan ontdeed karel zich in het volgende jaar 1556 van zijne Keizerlijke waardigheid, hoewel dit werk eerst in het jaar 155S zijn beüag kreeg, karel begaf zich vervolgens, ten einde eene ftille rust te genieten, naar het Klooster St. Justi, in de Spaanfche Provincie Eslremadura, in eenen vermakelijken oord, alwaar hij, tot zijnen dood, in het jaar 1558 geleefd heeft. Men zegt, dat hij reden gehad hebbe, zich over zijnen afftand te beklagen, omdat het jaarlijkfche inkomen, hetwelk hij voor zich uitbedongen had, niet rigtig voldaan werd. Hoe het zij, hij leidde, in deze zijne afzondering, een geftreng leven , op de wijze der Kloostermonniken , en nam de bijgeloovigtte gebruiken waar,zijn eigen ligchaam kwellende en geesfelende, om daarmede Gods genade, zoo hij meende, te verwerven. Eenmaal kwam hij op den zonderlingen inval, om, bij zijn leven, zijne uitvaart Hatelijk te vieren, op de wijze der Roomfche Kerk. In de Kloosterkapel werd een graf voor hem gereed gemaakt ; hier leide men hem , met een doodsgewaad, in eene kist; rondom dezelve Honden zijne huisbedienden met brandende waskaarfen, de Geestelijken zongen en baden voor de 3. G. 1517. 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 Hervorming in Zwhferland. 270 KERKELIJKE , de rust zijner ziel; hij baa , bitterlijk fchreijende , mede, en ten laatften werd zijne kist met gewijd water befprengd. Zoodanige bijzonderheden begunffigen weinig de meening, welke fommigen gemeld hebben, dat karel , in de laatfte jaren van zijn leven , tot het Protestantendom hebbe overgeheld; tot welk gerucht misfchien aanleiding zal gegeven hebben, niet alleen, dat te dezen tijde in Spanje , een groot aantal menfchen der Hervorming waren toegedaan, maar ook wel bijzonder, dat men onder de Martelaren of Bloedgetuigen voor de Euangelieleer gemeld vindt konst. pontius , de gewezen Hofprediker, en zoo als fommigen daarbij voegen, Biechtvader van karel V, die hem , in zijne laatfte oogenblikken, zal hebben bijgeftaan, volgens het verhaal van thuanus (*). DERDE HOOFDSTUK. Gefchi edenis der Hervorming in Zwitferland. Tenzelfden tijde, als de dageraad der Hervorming in Duitschland doorbrak, .ging het licht eener zuiverder Euangeiieprediking ook in Zwitferland op; zoodat het geheel noodeloos is, indien men wilde twisten, aan wien de eer zou toebehooren, van het eerst (*) baYle Dia. Art. 'CKaUèqüint Not. 3. Vergelijk KosiiLiM bisf. ad Hifi. Eccl. pertin. T. I. p. 685.  GESCHIEDENIS. 271 j eerst deze groote zaak der Hervorming ondernomen a te hebben. De Goddelijke Voorzienigheid beftuurde £ n den loop der gebeurtenisfen zoodanig, dat de zaden, 1 die reeds in onderfcheidene landen geftrooid lagen , < en zelfs begonnen hadden wortel te fchieten, zich 1 te gelijk, door aanleiding van foortgelijke omftaudigheden, openbaarden, en als nuttige en heilzame l plantfoenen verfpreiden, zonder dat de voornaamfte ! Hervormers , in het eerst, eenige kennis van elkan; deren droegen, veel minder onder verdenking kun1 nen komen, als hadden zij met elkander zamenge1 fpannen (*). Naar waarheid fchreef J. sturm, Hoogleeraar te Straatsburg : „ De eerfte lof van i het Euangelielicht ontftoken te hebben, komt onder ! de Vorsten van het Duitfche Rijk aan frederik , i Keurvorst van Sakfen, en filips, Landgraaf van Hesfen toe. Buiten het Rijk mag het gemeenebest van Zurich zich onder de fteden de eerfle eer 1 aanmatigen. In het Rijk en onder de vrije Rijksftei den is onze ftad, ( Straatsburg,) de eerfte ge: weest, welke aan anderen het voorbeeld gegeven i heeft. Evenwel hebben de Zwitfers eene oude bet| trekking met het Rijk. De Keurvorst frederik - werd daartoe opgewekt, door marten luther, de (*) Vruchteloos hebben daarom fommigen met ijver beweerd, dat luther volftrekt de eerfte geweest zij, die aan eene Hervorming gedacht hebbe, terwijl sndes , ren, met denzelfden ijver, die eere aan zwinglius heb? i ben toegekend, en zeker met niet minder regt. gerdes Bist. Evang. Renov. T. I. p. 103. et 130. 1 C. G. ^1517-. >■ 1552.  m C. G. Jaari5i7. tot 1552. VoornaamfteHervormers van Zwitferland. ULRICH ZWINGLIUS. 272 KERKELIJKE de ftad Zurich door ulrich zwingli ; in onze ftad, (Straatsburg,) heeft matthys zell het eerst beftaan, 's Paufen gezag te verachten , en de leer van onzen Heere jezus christus aan het volk van Straatsburg te verkondigen (*). De voornaamfte Hervormers in Zwitferland', aan welke hetzelve zijne Godsdienftige vrijheid verfchuldigd is, waren ulrich zwinglius te Zurich, berchtold haller te Bern , fabricius wolfgangus capito, en joannes oecolampadius te Bazel. Laat ons vooraf deze uitmuntende mannen een weinig nader aan onze Lezers bekend maken. ulrich zwingle of zwingli, (hULDRICUS of udalricus zwinglius,) werd geboren den iften Januarij 1484, te Wildhaus of Wildenhaus, een dorp in het Graaffchap Tockenburg in Zwitferland, toen behoorende onder het gebied van den Abt van St. Gal. Zijn Vader was een welgezeten landman, die door zijne kunde en deugdzaam leven zich de achting van zijne mededorpelingen had verworven , die hem met aigemeene (temmen den post van Am~ man, zijnde den hoogden post in deze vrije gemeente, hadden opgedragen. Zijn Vader bedemde hem van kinds af tot den dienst der Kerk, en zond hem al vroeg, om in de noodige kundigheden onderwezen te worden, naar Bazel, en van daar naar Bern, alwaar hij zich bij het onderwijs van Hendrik lupulus, die daar onlangs eene Latijnfche School had opgerigt, in de Latijnfche taal oefende, en (*) Ap. GERDES /. C.p. I84.    GESCHIEDENIS* a?3 tn gemeenzaam werd met de oude Latijnfche Schrijvers. Gedurende zijn verblijf te Bern, zochten de Dominikanen den jongen zwinglius aan hunne Orde te verbinden, en hadden hem reeds in hun Klooster genomen, tot hij den ouderdom bereikt zou hebben, welke beftemd was voor het Noviciaat, maar zijn Vader, geen vriend zijnde van Kloostergeloften, in de jeugd gedaan , zond hem Van Bern naar de Hoogefchool te Weenen , die toenmaals eene groote vermaardheid had. Hier oefende zwinglius zich in de toenmaals in zwang zijnde Schoolfche Wijsbegeerte, welke aan zwinglius , die edeler denkbeelden reeds uit het lezer der oude Schrijveren verzameld had, geen ande: voordeel aanbragt, dan dat hij, naderhand, zich ii ftaat bevond, om zijne partijen met hunne eigen wapenen te kunnen beftrijden. Na twee jaren te Weenen vertoefd te hebben kwam hij weder t'huis, maar gedrongen door leet zucht, begaf hij zich andermaal naar Bazel, waa hij tot Onderwijzer op de Latijnfche School wer< aangefteld, naauwelijks den ouderdom van achttie jaren bereikt hebbende. Terwijl hij met allen ijve de leerlingen onderwees in de kennis der oude ti len, leide hij zich te gelijk voor zich zeiven tc op de beoefening der Godgeleerdheid. Hier ontdel te hij fpoedig, hoe zeer de Godgeleerdheid verba terd was van hetgeen zij behoorde te wezen , e fpoorde reeds toen de waarheid op, waarin hij bi zonder werd geholpen en voorgeügt door zijne leermeester thomas wyttenbach , te voren Hooj Herv. t S les na C. G. faari5i7» tot 155*» i i i t I i r e n )- n r.[-'  naC. G Jaari5i; tot 1552 274 KERKELIJKE . leeraar te Tubingen, vervolgens te Bazel, met wien, ■ zwinglius tot aan zijnen dood toe, de naauwfte vriendfchap en gemeenzame briefwisfeling onderhouden heeft. Deze geleerde man had reeds vele dwalingen in de leer ontdekt en afgekeurd , daartegen kerende, dat wij de vergeving onzer zonden en de zaligheid alleen aan de geregtigheid en verdiensten van christus te danken hebben. Toen zwinglius in vervolg van tijd de gevoelens der Roomfche Kerk aantastte, nam wyttenbach het grootfte belang in zijne pogingen , alhoewel zijn vergevorderde ouderdom hem niet toeliet, zich onder-de ftrijdenden te mengen : terwijl hij zich, meer dan eens , met zijnen ouden leerling, bitterlijk beklaagde, dat hij zich zeiven" en zijne leerlingen zoo vele kostelijke jaren in ijdele twisten over woorden en kinderachtige beuzelingen had doen verliezen. Te Bazel verkreeg zwinglius , niet door gunst, maar door zijne bekwaamheid en verdiensten, den titel van Artium Magister, Meester der vrije kunften; bijzonder vindt men nog van hem aangeteekend, dat hij een groot liefhebber was van de Muzijk , welke hij ook aan allen aanprees, die een werkzaam en zittend leven moeten leiden. Dus bragt zwinglius vier jaren te Bazel door, wanneer de gemeente van Glaris, de hoofdplaats van het Zwitfersch Canton van dien naam, hem in het jaar 1506 tot haren Pastoor of Herder verkoos ; eer hij nog de Orde van het Priesterfchap ontvangen had, welke hij vervolgens ontving van den Bisfchop van Konflans, onder wiens geestelijk regtsgebied dit Canton behoorde. Ten  GESCHIEDENIS. 175 Ten einde zijnen dienst, naar behooren, en niet ns naar de gewoonte dier tijden, met vrucht te kunnen ïa waarnemen, befloot hij, zijne Godgeleerde oefenin- * gen met ijver door te zetten, en den grondflag van dezelve te leggen, door het lezen en onderzoeken van het Nieuwe Testament. Hij fchreef den Griekfchen Tekst van paulus Brieven met zijne eigene hand af, waarbij hij op den rand uittrekfels uit de Kerkvaderen en zijne eigene aanteekeningen voegde, welk belangrijk Handfchrift nog bewaard wordt in de openbare Bibliotheek te Zurich. De fchriften der Kerkvaderen lagen nu bij hem aan de beurt, vervolgens de duistere Schrijvers der middeleeuwen , van welke hij plag te zeggen: „ Geen veld is zoo met onkruid bezet, of er groeit hier of daar nog wel eene heilzame plant. " Zoo las hij ook de fchriften van zulken, die als Ketters veroordeeld waren, van ratramnus, wiklef, joannes hus, enz. Dit zijn onderzoek , hetwelk hij , uit zuivere Waarheidsliefde, ondernam, leidde hem tot onverwachte ontdekkingen; hij vond, dat in de leere der Christenen vele dwalingen waren ingeflopen, dat de eeredienst opgevuld was met eene menigte bijgeloovigheden, en dat de Geestelijkheid geheel van hare eerfte zuiverheid en bedoeling verbasterd was. De voorzigtigheid gebood hem, om met beleid te werk te gaan en zijne ontdekkingen niet openbaar te maken, voor hij dezelve aan het beproefd oordeel van geleerde lieden had onderworpen, met welke hij eene leerzame Briefwisfeling onderhield. Tien jaren lang S 2 pre- C. G. ari$'7t 1552»  na C. G Iaari5i7 tot 1552 276 KERKELIJKE predikte hij te Glaris eenvoudig de leerftukkeu , welke klaar in het Euangelie worden voorgefteld en de zedeleer, op deze leerftukken rustende, en daaruit voortvloeiende , zonder de dwalingen en misbruiken der Roomfche Kerk aan te tasten of te wederleggen. Alleen vermaande hij, bij alle gelegenheden , zijne Toehoorders, om zich in alle zaken van Godsdienst aan het woord van God te houden, zoo als dat in de Schrift geopenbaard is. zwinglius zelve fehrijft (*): „ In het jaar 1516 heb ik „ al begonnen het Euangelie te prediken, ten tijde, ,, toen men den naam van luther in onze landen ,, nog niet gehoord had. Ik predikte hetzelve, toen ,, de Mis nog bij de Pausgezinden in gebruik was, „ en heb het Euangelie, hetwelk in de Mis gele„ zen werd, aan het volk verklaard ; verklaard , ,, zeg ik, niet naar verdichtfelen der menfchen , ,, maar alleen door vergelijking der Bijbelfchriften." Hoe voorzigtig zwinglius ook handelde, hij kon evenwel den haat en laster van onkundige en domme Geestelijken niet ontgaan. Zoo groot trouwens was, ten dezen tijde, de onkunde onder de Geestelijken, ook in Zwitferland, dat men in eene Sijnode, welke beftond uit Dekens van het platte land, flechts drie leden vond, die den Bijbel gelezen hadden; de anderen bekenden, dat zij ter naauwer nood kennis hadden van het Nieuwe Testament. Deze laster en haat bleef nogtans voor zwinglius zonder gevolg, omdat hij zich de liefde van (*) OpP- Tom- L PaS- 37-  GESCHIEDENIS. =77 van zijne gemeente en de vriendfchap en achting der kundigfte en aanzienlijkfte lieden uit het Canton Glaris verworven had. Terwijl zwinglius Herder en Leeraar te Glaris was, werd hij verpligt, om, naar de gewoonte der Zwitfers, met het leger, als Veldprediker (*), te veld te trekken, in den oorlog, welken de Zwitfers met de Franfchen in Italië voerden, ter befcherming van het Hertogdom Milaan; hier woonde hij onder anderen den veldflag van Marignano bij, van welken de Maarfchalk trivulcio, die achttien veldflagen bijgewoond had, getuigde: dat alle de andere bij dezen flechts kinderfpel geweest waren, maar deze een waar gevecht van Reuzen. In dezen veldtogt werd zwinglius bekend met mattheus schinner, Kardinaal van Sion, die als Pausfelijk Legaat eenige jaren lang eene groote rol in Zwitferland gefpeeld heeft. Korten tijd na zijne wederkomst van Milaan, in het jaar 1516, werd zwinglius naar Einfidlen beroepen , eene Benedictijner Abdij, gelegen in eene Vallei van het Canton Schweitz, alwaar eene Kapel was aan maria toegewijd, beroemd in de overlevering door wonderwerken, en die door christus zei ven zou ingewijd zijn, waarom dezelve ook door de Paus- (*) Het was dus niet voor de eerfte keer, noch iets vreemds, dat zwinglius naderhand ook dit ambt heeft waargenomen in den oorlog tusfchen de Hervormde en Roomschgezinde Cantons, in welken hij zijn leven verloren heeft, gelijk wij zien zullen. S 3 na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  naC. G. Jaarisi?. tot 1553. 278 KERKELIJKE Pausfen rijkelijk van Aflaten voorzien was. zwinglius nam de liefde en achting van zijne gemeente te Glaris met zich , zij lieten zijne plaats zelfs twee jaren lang onvervuld blijven, in hope, dat hij tot hen nog zou wederkeeren ; zoo onwaarachtig is , hetgeen de laster naderhand heeft uitgeftrooid , als of hij van daar met fchande verjaagd was , en uit wraak deswegens zijne gevoelens over den Godsdienst veranderd had. De befluurder van de Abdij van Einfidlen, theoijald, Baron van Gerold/eek, een voorftander van geleerdheid en geleerden , had zwinglius derwaards overgebragt , die deze roeping des te blijmoediger opvolgde , omdat hij hier gelegenheid vond , zijne letteroefeningen voort te zetten, ook in gezelfchap van andere geleerden, die hem ook naderhand in het werk der Hervorming de hand geboden hebben, onder welken genoemd worden frans zingg, jan oechblein , leo jude, en anderen, zwinglius bepaalde zich echter niet alleen tot zijne Boekoefeningen , maar maakte van zijnen invloed bij den Beftuurder gebruik , om dadelijke Hervormingen in het werk te ftellen. Op zijne voorflelling werd het opfchrift boven den ingang der Abdij: Hier verkrijgt men volkomene aflaat of vergeving van alle zonden. QHic est plena remisfio omnium peccatorum h culpa. et poena, ) weggedaan , ook werden de heilige overblijffelen , de voorwerpen van de godsdienltige vereering der Pelgrims, begraven , en dezen door zwinglius beter onderwezen. Eindelijk na eenigen tijd de gemoederen dus te hebben voorbereid , beklom hij op den  GESCHIEDENIS. 279 den plegtigen dag der gedachtenis van de inwijding 1 der Kapel door christus en de Engelen, wanneer 1 eene groote menigte Bedevaartgangers gewoon was te dezer plaats zamen te vloeijen, den Predikfloel , en na eene inleiding vol vuur en kracht, om de aandacht op te wekken, fprak hij van de beweegredenen van hunne bijeenkomst in deze Kerk, beklagende hunne verblinding, omtrent hunne keuze der middelen, om aan God te behagen; waarna hij dus voortging: „ Houdt eens op te gelooven, dat God in dezen Tempel meer zou wonen, dan elders. Hij is nabij u , in welk land der wereld gij ook woont; hij omringt u; hij verhoort u , indien uwe gebeden der verhooring waardig zijn; maar door onvruchtbare geloften, door verre Bedevaarten , door offers , beftemd om levenlooze beelden te vertieren, zult gij de Goddelijke gunst niet verkrijgen. Verzoekingen wederllaan, fchuldige begeerlijkheden beteugelen, alle ongeregtigheid vlieden, den ongelukkigen vertroosten , den verdrukten onderfleunen; zie daar de werken, welke den Heere aangenaam zijn. Helaas! ik weet het, wij, bedienaars van den altaar, wij, die het zout der aarde moesten zijn, wij zelve zijn het, die de onkundige en ligtgeloovige menigte in eenen doolhof van dwalingen gevoerd hebben. Om aan onze gierigheid te voldoen, en fchatten te verzamelen, hebben wij nuttelooze en ijdele verrigtingen tot den rang van goede werken verheven. De Christenen van onzen tijd , te veel naar onze ftem luisterende, en verzuimende, de wet van God te vervullen, zijn alleen bedacht , niet om hunne S 4 zon- ia C. G. aan5i7 ot 1552-  s8o KERKELIJKE na C. C Jaari51 i tot 1552 zonden af te breken, maar af te koopen. Laat ons leven, zeggen zij, naar onze lusten en begeerlijk' heden; laten wij ons zeiven verrijken met het goed van •een' ander, laat ons niet fchroomen onze handen met bloed en moord te bevlekken; wij zullen in de genadegiften der Kerk ligtelijk verzoening vinden. O! die dwazen! gelooven zij, de vergiffenis van hunne leugens, van hunne onreinheden , van hun echtbreken, van hunne doodflagen, van hunne verraderijen te zuilen verkrijgen door middel van eenige gebeden op te zeggen ter eere van de Koninginne des Hemels; als of zij de befchermfler ware van alle boosdoenders! Ach! bezin u, gij verbijsterd volk! De God der geregtigheid laat zich niet bewegen door woorden, welke de mond uitfpreekt, maar welke het hart loochent. Hij vergeeft niet dan aan den genen, die zelve aan den vijand vergeeft, die hem beleedigd heeft. Zijn deze uitverkorenen Gods, aan wier voeten gij u zeiven hier komt nederwerpen, in de heerlijkheid des hemels ingegaan , door op eens anders verdienden te fteunen? Neen, alleen door het pad der wet te bewandelen , door den wil des Allerhoogflen te volbrengen, door den dood te verachten, om getrouw te blijven aan hunnen Zaligmaker." Volgt de heiligheid van hun leven na, wandelt in hunne voetflappen; laat u daar van niet afbrengen door gevaren noch door verleidingen. Maar fielt, in den dag der benaauwdheid, uw vertrouwen alleen op God, die door zijn woord den hemel en de aarde gefchapen heeft; roept, bij het naderen van den dood, niemand aan , dan jezus  GESCHIEDENIS. 281 zus christus, die u voor den prijs van zijn bloed gekocht heeft, hem, die de eenige Middelaar is tusfchen God en de menfchen." Bevreemding , verwondering , verontwaardiging , vertoonden zich beurtelings op de aangezigten der Toehoorders, evenwel zien wij niet, dat zwinglius wegens deze redenen eenig leed wedervaren is; integendeel, zeer velen toonden met woorden en daden, dat zij door dezelve getroffen waren. Zelfs ontving zwinglius, ten dezen tijde, een blijk van de gunst van den Paus leo X, die hem eene Bulle toezond, en den titel fchonk van dienstdoende Kapellaan van den Heiligen Stoel; men had hem namelijk aan den Paus voorgedeld als iemand, die , door zijnen invloed en bekwaamheid, nuttig zou kunnen zijn aan de Roomfche Kerk, waarom de Paus hem, door weldaden, aan zich zocht te verbinden. Voor de bovengemelde leerrede leEin/idlen had zwinglius aan hugo van landenberg , Bisfchop van Konftans, en aan den Kardinaal van Sion, welken Iaatden hij zelve mondeling onderhield, over de noodzakelijkheid eener Hervorming der ingeflopene misbruiken gefchreven; maar de Kardinaal kende den Paus, die, eerzuchtig, alleen naar luister, pracht, en een hoofsch leven dreefde, zonder zich diep met Kerkelijke zaken te willen inlaten, te wel, dan dat hij hem, gelijk zwinglius verlangd had, de openingen omtrent eene noodige Hervorming zou hebben medegedeeld. Ondertusfchen vermeerderde de achting en het aanzien van zwinglius, als Godgeleerde en vriend S 5 der iaC G. [aan 517. ;ot 1552,  6a C. G, Jaari5i7. tot 1552. E82 KERKELIJKE der Wetenfchappen van dag tot dag. Hij onder, hieid geftadige Briefwisfeliug met de geleerdfte mannen van zijnen tijd, erasmus, j. faber, hen- diuk lortt Of gi.areanus , KA spar hedion , wolfgang capito, beatus rhenanus en anderen, bijzonder had hij eene naauwe verbindtenis met oswald myconius, die in de School te Zurich de geleerde talen onderwees, deze, wanneer de post van Prediker bij de Hoofdkerk te Zurich was opengevallen , beijverde zich, om denzelven door het beroepen van zijnen vriend zwinglius te doen vervullen , en zwinglius was buitendien zoo zeer tot zijn voordeel te Zurich bekend, dat het Kapittel hem dezen post opdroeg, waarvan hij den 11 den October 1518 berigt ontving, eii weinige dagen daarna op reis ging, om dien te aanvaarden, tot groote droefheid van zijne vrienden te Einfidlen, bij welke hij omtrent drie jaren had doorgebragt , dus kwam hij in de laatfte dagen van het gemelde jaar 1518 te Zurich aan. Weinige dagen na zijne aankomst voor het Kapittel ontboden zijnde, om in zijn ambt te worden ingehuldigd, gaf hij te kennen, dat hij, met verwerping der Schoolfche Godgeleerdheid, en van alle beuzelachtige verdichtfelen, de van de Kerkvaderen gebruikte oud Christelijke manier van homilie weder in zou voeren, zonder zich aan de voor eiken zondag bepaalde Euangelieteksten te verbinden , maar dat hij de gewigtigfte Boeken der Heilige Schrift naar vervolg meende te verklaren. Op Nieuwjaarsdag 1519, zijn s6ften geboortedag, begon hij zijnen ?  GESCHIEDENIS. 2S3 itien Predikdienst in de Hoofd- en Domkerk te Zu-m Yrich volgens dit ontwerp, met de uitlegging van JI mattheus Euangelie, hetwelk hij van toen af aan _ vervolgde. Na dezen verklaarde hij de Handelingen 1 der Apostelen, om zijne gemeente te leeren , hoe ü en door welke perfonen het Euangelie het eerst is ii uitgebreid geworden; den eerften Brief aan timo;theus, om de Christelijke pligten, daarna die aan | de Galatiërs, om den grond des geloofs te leeren. j Wanneer fommigen hem de tegenwerping maakten; I „ paulus was toch geen van de onmiddelijke leerlingen van christus geweest, en thomas en scotus verdienden even zoo veel geloof als paulus ;" , verklaarde hij de beide Brieven van petrus , om ; de overeenftemming van dezen met paulus te bei wijzen. Vervolgens verklaarde hij den Brief aan i de Hebreen , om zijne Hoorders over het werk en I de heerlijkheid van christus nog uitvoeriger te onI derwijzen. In zeven en een half jaar predikte hij ii bijna over het geheele Nieuwe Testament en de I Pfalmen, daarna predikte hij over Genefts, en deed dit in vier en dertig weken geheel af. Tien maan, den predikte hij pver jesaia. De nieuwigheid van deze wijze van prediken verI wierf hem eenen ongemeenen toeloop van ToehoorI ders. zwinglius maakte van de eerfte indrukken, r welke hij opwekte, een naarftig gebruik , zonder 1 die te laten verkoelen. Hij verzette zich tegen bij; geloof en huichelarij; hij drong aan op waarachtige 1 bekeering; hij voer ernftig uit tegen luije ledigheid, : onmatigheid, buitenfporige weelde , drift voor den dienst t c. g; t 155*.  »aC. ( Jaari5i ^ iS5 ee r euro LD KILLER. 284 KERKELIJKE ;. dienst van vreemde Mogendheden; hij vermaande de '• Overheid, om het regt onpartijdig te oefenen, we' duwen en wezen te befchermen, en bezwoer hen, om de Zwitferfche vrijheid ongefchonden te bewaren, en het oor te fluiten voor de verleidende ingevingen der heerschzucht. Velen van alle rangen en ftaten hoorden hem met genoegen, en over het algemeen dankte men God, voor dezen Prediker der Waarheid. Eerlang had zwinglius gelegenheid, om openlijker uit te komen, toen in 1518 deAflaatkramer bernardin samson zijne waren met dezelfde, zoo niet grootere, onbefchaamdheid in Zwitferland te koop veilende, dan tetzel in Duitschland ten dezen tijde deed, aanleiding gaf tot eene geheele Hervorming van den Godsdienst in een groot gedeelte vaii Zwitferland; gelijk wij vervolgens zien zullen (*) Omtrent het jaar 1520 leerde berchtold haller, geboortig vmRotweiler,het zuiver Euangelie, te Bern,hij was een man van opregte zeden, geleerd en veel begaafdheid bezittende, in het openbaar prediken; doch vreesachtig van aard, waarom hij meermalen de bemoediging en opwekking van zwinglius noodig had, die hem ook met raad en daad behulpzaam was, gelijk wij uit hunne wederzijdfche Briefwisfeling weten. Dus fchreef haller , bij voorbeeld, in het jaar 1522 of 1523, aan zwinglius, dat hij moedeloos door den tegenltand en haat (*) Vie d Ulrich Zwing li, Reformateur de la Suisfe; par m. J. g. he;ss. Paris 1810,  GESCHIEDENIS. 285 haat van velen van het prediken afgezien , en zich met wyttenbach naar Bazel zou begeven hebben, om dnar de Griekfche en Hebreeuwfche Talen te onderwijzen , „ maar , " vervolgt hij , „ door uwen vriendelijken Brief opgewekt , heb ik alle krachten onbevreesd verzameld, en ben door uwe allerchristeüjkfte vermaning overreed, dat het, in dezen ongelukkigen tijd, beter is, dat ik het Euangelie verkondige, dan dat ik mij op Letteroefeningen toelegge, tot dat ik, als de Heere zijn woord met kracht verfterkt, christus, die door ingevoerde beuzelingen ver van ons verdreven, ja als in ballingfchap verjaagd is, naar mijn vermogen herfteld zal hebben (*)." Onder de Zwitferfche Hervormers heeft zich ook een' naam gemaakt wolfgangus fabricius capito, een man, fehrijft erasmus in eenen Brief van het jaar 1513, behalve andere uitmuntende kundigheden, niet onervaren in het Grieksch, Latijn en Hebreeuwsch , van een deugdzaam leven en godvruchtige zeden. Hij was geboren in het jaar 1478 te Hagenau, in den Elzas, waar zijn Vader Lid van den Raad was; in zijne jeugd genegenheid toonende, om zich op de Godgeleerdheid toe te leggen, werd hij van zijn Vader, die het Hechte leven der Geestelijken verfoeide , daar van afgeraden , waarom hij zich tot de beoefening der Geneeskunde begaf, en op de Hoogefchool te Bazel in het jaar 1493 (*) Men zie dezen Brief in gerdes Hift. Br. Renov. T. II. Mon. pag. 85. fqq. na C. G. [aar 1517. :ot 1552. wolfgang fjw ericiüs capito,  na C. G Jaari5(7 tot 1552 j. OECO- 286 KERKELIJKE 1493 tot Doctor in de Medicijnen bevorderd werd; Doch , na het overlijden van zijnen Vader, zijn' lust in de Godgeleerde Boekoefeningen botvierende, oefende hij zich in deze wetenfchap zoo vlijtig, dat hij in het jaar 1504 in dezelve insgelijks met de hoogfte Akademifche eer verwaardigd werd; ook heeft hij vier jaren lang de lesfen van ulrich zas in de Regtsgeleerdheid bijgewoond. In het jaar 1510 werd hij door den Bisfchop van Spiers tot Prediker aangefteld te Bruchfel, welk ambt hij daar drie jaren heeft waargenomen, toen hij door den Raad te Bazel naar Bazel beroepen werd, om den post van Prediker bij de Hoofdkerk te bekleeden. In het jaar 1514 kreeg hij hier tot zijnen Ambtgenoot joannes oecolampadius, dien hij in het jaar 1516 tot Leeraar in de Godgeleerdheid inhuldigde. Als hij te Bazel in zijne Kerkredenen den Brief van paulus aan die van Rome verklaarde, gingen zijne oogen meer en meer open voor de waarheid, welke hij met prediken en leeren onder de inwoners van Bazel verbreidde. Vervolgens werd capito in het jaar 1520 door albert, Keurvorst van Mentz, beroepen als Kerkelijke Raad en Kanfelier, maar in het jaar 1523 het Hofleven moede zijnde, vertrok hij naar Straatsburg, alwaar hij met mart. bucerus den Euangeliedienst in de St. Thomaskerk heeft waargenomen tot het einde van zijn leven, zijnde in het jaar 1541 overleden, na met zijnen invloed , fchriften en werkzaamheden , de zaak der Hervorming uitnemende dienften bewezen te hebben. De gemelde joannes oecolampadius , (of gef lijk  GESCHIEDENIS. 2S7 lijk zijn naam eigenlijk luidde, hausschein,) zag het levenslicht in het jaar 148a te Winfperg in Frankenland; reeds in zijne vroegfte jeugd vertoonde hij blijken van geest en vernuft, daar hij in den ouderdom van XII jaren reeds proeven van zijne bekwaamheid in de Dichtkunst gaf. Na de gronden der Latijnfche Taal gelegd te hebben, werd hij eerst naar Heilbron, en van daar naar Heidelberg gezonden, alwaar hij in zijn XlVde jaar den graad van Baccalaureus verwierf. Vervolgens begaf hij zich naar de Hoogefchool van Bologna, om zich op de Regten toe te leggen, doch zijn verblijf alhier duurde niet langer dan zes maanden, deels omdat de luchtsgefteldheid van Italië voor zijne gezondheid nadeelig fcheen, deels omdat de koopman, die hem eeld van zijnen vader bezorgen moest, eene bankbreuk maakte. Dus thuiswaarts gekeerd , bezocht bij Heidelberg andermaal , alwaar hij , de Regtsgeieerdheid verlatende, met zoo veel vlijt en roem de Godgeleerdheid beoefende, dat filips , Keurvorst van den Paltz , die in het jaar 1508 overleden is, hem de opvoeding zijner jongde kinderen toevertrouwde; kort daarna werd hij te Winfperg als Prediker beroepen, alwaar hij omtrent het jaar 1514 christus in zijne geboorteplaats verkondigde, alhoewel nog met inmengfelen van het oude Bijgeloof. Door toedoen van capito, wiens boezemvriend hij was, werd oecolampadius nog in datzelfde jaar 1514 door den Bisfchop van Bazel naar die ftad geroepen, tot den dienst der Ploofdkerk aldaar, en hier werd hij, in het jaar 1516, , tot na C. G. }aari5i7. tot I55a» LAMPADIUS.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 l *8S K E R K E L IJ K E tot Leeraar der Godgeleerdheid door capito inge. huldigd, gelijk wij reeds gezegd hebben. Gedurende zijn verblijf te Bazel, bood oecolampadius de behulpzame band aan erasmus , die toen zijn Nieuwe Testament in het licht gaf, gelijk erasmus in de Voorrede voor de uitgave van zijn Nieuwe Testament van het jaar 1516 zelve erkent. Een of twee jaren daarna in het jaar 1518 vertrok oecolampadius, door de Kanunniken der Hoofdkerk te Augsburg beroepen zijnde, van Bazel derwaards , maar ziende daar weinig voordeel te kunnen behalen, het zij dat men te zeer vooringenomen was tegen de Euangelieleere, of dat hij te zacht van aard en wat vreesachtig was, om naar vereisch vol te 'houden, hoe het zij, reeds in het volgende jaar 1519 leide hij deze bediening neder, zich in een Klooster niet ver van Augsburg begevende, maar hoewel hij befloten had in hetzelve zijn leven door te brengen, had toch de Voorzienigheid het anders beftemd. Na weinige maanden gebeurde het, dat hij, zijne gedachten wat vrijmoedig gezegd hebbende over de waarheden van den Godsdienst, ontwaar werd, dat men op zijn verderf bedacht was, waardoor hij met gevangenis of zelfs met den dood gedreigd werd. Dit deed hem befluiten , om het Klooster te verlaten , gelijk hij deed in het jaar 1522. Bij den bekenden Ridder frans van sickingen vond hij, op deszelfs Slot Ebernburg, een veilig verblijf, alwaar hij de Mis hielp affchaffen. Na den ongelukkigen dood van dezen held, begaf hij zich weder naar Bazel, al-  GESCHIEDENIS. 289 alwaar hij de Hervormer van die ftad en van geheel Zwitferland met zwinglius geworden is. Tot hiettoe hadden zwinglius en anderen met hem de zuivere leer gepredikt , zonder echter de dwalingen en misbruiken der Roomfche Kerk en de magt van den Paus regelregt aan te tasten, en zonder gedachten, om zich van die Kerk af te fchei den, en des Paufen juk van den hals te werpen , toen, even als in Duitschland, door de Aflaatkramerij van tetzel, gebeurde, ook in Zwitferland een Aflaatkramer aanleiding gaf, dat de Icheuring eenen aanvang nam, en met wakkerheid doorgezet wordende, met een gelukkig einde bekroond werd. In het jaar 1518 zond de Paus leo X den Franciskaner Monnik bernhardin samson naar Zwit~ ferland,, om zijne Aflaten te verkoopen, ter voltooijing van de St. Pieterskerk. Deze was een welbefpraakt,maar tevens onbefchaamd mensch,die daar in met tetzel wedijverde, ja hem zelfs te boven ging. Hij predikte overal, waar hij kwam: dat de Paus eene onbepaalde magt bezat in hemel en op aarde, dat hij kon befchikken over al de fchatten van het bloed van jezus en dat der Martelaren , om niet alleen de fchuld maar ook de ftraffe der zonden weg te nemen; dat op den oogenblik, als de penningen in het bekken, tot den ontvangst ge* fchikt, klonken, de zondaar der Goddelijke genade en vergiffenis deelachtig werd; ook dat geene zielen in het Vagevuur zoo vast befloten waren , -welke hij, door zijne Aflaten, niet verlosfen kon. Ten einde te beter te flagen, liet hij vooraf in elke ftad Herv. I. T en na C. O» Jaar 1517. tot 155a. BERNHA&DIN SAMSON Aria ntpredf* ker in Zwitfer* land.  na C. G Jaarisi^ tot 1552 290 KERKELIJKE en plaats, welke hij voornemens was een bezoek ie •geven, onderzoek doen naar de gegoedfte en aanzienlijkfte lieden in dezelve, welke hij, door allerhande listen en toezeggingen van bijzondere Pausfelijke gunsten, aan zijne zijde zocht te brengen. Hij reisde met eenen grooten ftoet en praal, als een Afgezant van den Paus, en maakte een begin van zijne kramerij te Uri, en kwam van daar te Zweitz, welke plaats aan Zwitferland den naam gegeven beeft; in de maand September veilde hij zijne Aflaten drie dagen lang te Zug, onder een grooten toeloop, bij welke gelegenheid één zijner bedienden onbefchaamd uitriep: ,, Laat eerst de rijke lieden „ komen, die de vergiffenis van hunne zonden be,, talen kunnen; wanneer deze voldaan zijn, zal „ men ook de gebeden der armen hooren." Evenwel ontving niemand, hoe arm ook, iets om niet; doch voor armen was de prijs der Aflaten minder. Deze prijzen waren voor bijzondere perfonen , voor geheele familien, ja voor geheele gemeenten bepaald. Voor bijzondere perfonen betaalden de armen een' Aflaat met twee Batfen, omtrent zes Huivers, de rijken betaalden eene kroon. Aflaten voor gemeenten waren duurder, jakob van stein, een aanzienlijk Heer te Bern, gaf een kostbaar paard om eene vrijfpraak te koopen voor zijne voorouders en voor de onderdanen van zijn land. Van Zug toog samson op Lucern en VnterwaU den, en kwam van daar te Bern. Te Bern had hij eene goede markt gehad ; van daar op zijn vertrek ftaande, liet hij onder klokkengelui het volk bij-  GESCHIEDENIS. 391 bijeenroepen, en door den Kanunnik Hendrik, lupolus, terwijl hij zelve bij het altaar ftond, uitroepen, eene drieerlei gunst van den Paus, vooreerst voor allen, die knielende hunne zonden beleden, het Onze Vader en het ave Maria driemaal opzeiden, vergiffenis van fchuld en ftraf voor alle hunne zonden, en eene zuiverheid, zoo als zij door den Doop deelachtig waren geweest. Ten tweeden i alwie dagelijks driemaal biddende de Hoofdkerk zouden rondgaan, zouden eene ziel, welke zij wilden, uit het Vagevuur verlosfen. De derde gunst was allermilddadigst. Nadat al de tegenwoordigen met gebogene knieën, het Pater noster, en ave Maria, ten behoeve der overledenen vijfmaal hadden opgezegd, riep hij met verheffing van ftem : „ Dat van dien oogenblik af alle overledene ingezetenen van Bern, waar zij ook mogten geftorven zijn, vrij waren geworden, van de pijnen zoo wel der Hel als van het Vagevuur, en dat zij in den Hemel waren overgebragt." Deze onbefchaamdheid vond echter al ras tegenftand; de Bisfchoppen en gewone Geestelijken zelve konden met geene goede oogen aanzien , dat deze kwakzalver in hun gebied, zonder zelfs zich te verwaardigen, om hun eerst de Pausfelijke Bullen en zijnen Lastbrief te vertoonen, of verlof te vragen, zich zoo veel aanmatigde. Onder anderen gebood hugo, Bisfchop van Konftans, aan alle zijne onderhoorige Geestelijken, dat zij hunne Kerken voor hem fluiten en hem niet toelaten zouden, zwinglius, die toen nog te Einpdlen was, had, reeds T 2 voof u c. e, [aar 151?* :ot 155a.  na C. l Jaarisi tot 155 aoa KERKELIJKE J. voor dit bevel van den Bisfchop, den moed, om 7- zijne Parochianen omtrent deze Aflaten te verlichten . en hen voor deze bedriegerijen te waarfchuwen , door welke hun geld hun afgekneveld werd, zonder eenig voordeel; hij hield niet op hun voor te houden , hoe ongerijmd , ja goddeloos het ware , dat men eene vergelijking maakte tusfchen geld en misdaden , en de confcientïen tot eene gevaarlijke gerustheid in flaap zuste. Ondertusfchen vertrok samson van Bern naar Lentzburg, alwaar hij tegenftand vond van joannes frey, Pastoor van Staufberg, die onderfteund werd door des Bisfchops Vikaris, joannes fabri; samson den Pastoor en den Bisfchop zeiven zware bedreigingen doende, vervolgde zijne reize naar Ba. den, alwaar hij dikwijls, met een groot gevolg, op het Kerkhof, na het vieren der Mis, uitriep: Daar vliegen zij! als zag hij de zielen in menigte het Vagevuur verlaten, en nu als in vrijheid rondzweven; hetwelk aanleiding gaf, dat iemand, op den toren geklommen, daar een kusfen met veeren openfneed en uitfehudde, roepende, zoo hard hij kon: Daar vliegen zij! daar vliegen zij! Vervolgens voornemens zijnde, zich naar Zurich te begeven, alwaar de aigemeene vergadering der Cantons thans bijeen was, kwam hij te Bremgarten, een klein ftadje, omtrent vier uren van Zurich. Hier werd hij van den Pastoor nicolaus christianus en den Schout der plaats wel onthaald, maar de Deken hendrik bullingerus verbood hem den ingang der Kerk, zonder zich door samsons bedreigingen, met de y gram-  GESCHIEDENIS. £93 gramfchap van den Paus, of der Cantons, te laten , affchrikken, ja niettegenftaande samson hem dade- . lijk in den ban deed. Deze hendrik bullingerus mag tot een bewijs ftrekken, hoe men ten dien tijde een ongeregeld gedrag der Geestelijken duldde , indien zij flechts niets ondernamen tegen de hoogheid van den Paus. Alhoewel hij Priester en Deken was van een Landkapittel, leefde hij openlijk met eene vrouw, bij welke hij zes Zonen had, die zijnen naam voerden, en die hij op eene deftige wijze bij zich opvoedde. Hij heeft in het vervolg de Hervormde leere omhelsd en zich naar Zurich begeven, alwaar hij, in den ouderdom van zestig jaren , de moeder van deze zijne kinderen getrouwd heeft. Een van deze zonen was hendrik bullingerus, Schrijver van eene vermaarde Zwitferfche Chroniek. Thans vervolgde samson zijnen weg naar Zurich, alwaar zwinglius reeds in bediening was, en met nadruk en goed gevolg tegen de Aflaten predikte , zoodat de gemoederen alle tegen samson ingenomen waren. De Raad van Zurich zond hem dan Afgevaardigden te gemoet, om hem aan te zeggen , dat hij niet in de ftad zou komen, waar hij een geheel onaangename gast wezen zou. Toen men in den Raad overleide, of men hem in de ftad zou toelaten , zeide een der leden: „ Er wolk ihm woll helffen herein lasfen, aher von ftund an einen heken wasfer auffhehen, " willende te kennen geven: dat men hem kon binnen laten, maar hem op ftond in het water behoorde te werpen en te verzuipen. Evenwel, alzoo hij te kennen gaf, met T 3 een' ia C. G. aar 1517. ot 1552.  118 C. ( tot 155 294 KERKELIJKE ï. een' bijzonderen last van den Paus bij de Cantons 7- voorzien te zijn, werd hij ter gehoor bij den Land' dag toegelaten; maar de valschheid van zijn voorgeven fpoedig ontdekt zijnde, gaf de Landdag hem bevel, om hoe eer hoe liever Zurich en het geheele Zwitferfche grondgebied te verlaten, met den bijgevoegden eisch, dat hij den Deken van Bremgarten van den ban ontflaan zoude, samson bevreesd geworden , dat men ftrenger met hem handelen , en hem misleiden het opgehaalde geld ontnemen zou, pakte zijne goederen zamen, en haastte zich , om naar Italië te keeren. Ds regering van Zurich fchreef over het gebeurde met samson aan den Paus, om over samsons onbefchaamdheid te klagen. De Paus beantwoordde dezen Brief zeer flaauw, belovende wel, dezen Aflaatprediker te zullen doen ftraffen, indien de klagten tegen hem gegrond bevonden weiden, maar tevens bevelende, dat men des Paufen magt in het verleenen van Aflaten eerbiedigen, en gehoorzamen zou, onder bedreiging van den ban. Op deze wijze werden de gronden der Hervorming in Zwitferland gelegd, niet dat de Aflaatprediking op zich zelve aan te merken zou zijn, als de oorzaak der Hervorming; neen, beide zwinglius en luther hadden reeds voor de Aflaatkramen) waarheden geleerd, welke het zuiver Euangelie uitmaakten: maar het verkoopen der Aflaten gaf aanleiding, dat deze verkondiging meer openlijk gefchiedde, en dat het tot eene fcheuring kwam met 4e Roomfcne Kerk; trouwensj daar liepen meer re-  GESCHIEDENIS. S95 redenen zamen, welke de Hervorming thans deden na gelukken, welke reeds in de voorgaande eeuwen Jj door godvruchtige mannen beproefd, maar tot hier- _ toe gefmoord was geworden; de herleving der Wetenfchappen, de uitvinding der Drukkunst enz. gelijk wij reeds in het voorgaande hebben opgemerkt (*). . , „ Gedurende dit alles ging zwinglius te Zurtea ^ voort, het Euangelie te prediken, dat men de wel- H daad van de vergeving der zonden niet verfchuldigd n was aan de Pausfelijke Aflaten, maar aan de ver. dienden en dood van christus, en dat men den Hemel met geen geld koopen, maar alleen door het waar geloof in christus verkrijgen kon. hugo , Bisfchop van Kor.ftans, zelve prees hem om zijnen ijver en vermaande hem, om daarin te volharden , waar tegen zwinglius , aan dezen Bisfchop fchrijvende, hem de goede zaak van het Euangelie aanbeval, gelijk hij deze zaak bij antonius puccius, des Paufen Legaat bij de Zwitfers, insgelijks met ijver behandelde , om den Paus daar over te onderhouden, verklarende, dat hij (zwinglius) zou voortgaan, door de zuivere leer van het Euangelie, op allerlei wijze, het Rijk en de dwalingen van het Pausdom te bedrijden, opdat het licht en de waarheid van Gods woord eens wederom in de Christelijke Kerk helder fchijnen mogt; waarin zwinglius ook woord gehouden heeft. (*) Vergel. roscoe Leven van Paus leo X. III Deel, BI. 251. en m. j.g. hess vietfUlrich Zwingiep. 107-115. T4 C. G. «•1517. : 1552. oortng der ervoringiniiricb..  na C Jaari rot i 296 KERKELIJKE . G. Deze prediking van zwinglius maakte al vroeg g goeden opgang, reeds i„ het jaar 1510 telde men — omtrent 2,000 menfchen in Zurich, die de zuivere leer hadden aangenomen, en in datzelfde jaar of in het volgende jaar 1530 beval de Raad van Zurich, op den raad en vermaning van zwinglius , aan alle Predikers en Pastoors in hun gebied, dat zij, met terzijdeftelling van alle menfchelijke verdichtfelen, zouden leeren en prediken, hetgeen in de fchriften der Profeten, Euangelisten en Apostelen bevat is, en dat zij zich daarbij alleen houden zouden. In dit jaar befloot leo X, luther dadelijk in den ban te doen; op het gerucht van dit Pausfelyk befluit fprak zwinglius des Paufen Commisfaris willem te Zurich aan, en verzocht hem ten ernltigfte, dat hij den Paus daarvan zou afmanen, hem voor/pellende, dat de Duitfchers niet flechts den ban maar den Paus zeiven zouden verachten (*). zwinglius had tot hier toe een jaargeld van den Paus getrokken, als Capellanm Acolijthus van den Roomfchen Stoel, maar in dit jaar weigerde hij hetzelve aan te nemen, opdat hij zijn geweten niet mogt bezwaren, door geld te trekken van den Paus, tegen wiens aangematigd gezag hij zich openlijk verzette, terwijl hij dus te gelijk een openbare blijk gaf, dat hij door edJer beweegredenen dan die van geldzucht of tijdelijk voordeel gedreven werd (f). , De (*) zwinglius in Epist. ad Mycomtm in Epistt. Zwing-, lii et Oecolamp. pag. 1746. (f) zwincl. Opp. Tom. J, pag, 341. &  «a C. C Jaarisi; tot 155: 300 KERKELIJKE I weder openen, die zij gedempt hadden ( * )." — • „ Gijlieden verdedigt de menfchelijke overleveringen, door te beweren, dat de fchriften van jezus eerfte leerlingen niet alles bevatten, wat noodig is ter zaligheid; en door u te beroepen op jezus gezegde, (Joann. XVI. 12.) Nog vele dingen heb ik u te zeggen: doch gij kunt die nu nog niet dragen. — Doch bedenkt, dat jezus hier fpreekt tot de Apostelen, niet tegen eenen thomas d'aquino, scotus, bartholus, of baldus, die gijlieden tot opperfte Wetgevers verheven hebt. Wanneer jezus er onmiddelijk op Iaat volgen: Wanneer de geest der waarheid zal gekomen zijn, die zal u in alle ■waarheid leiden ; dan fpreekt hij weder tegen de Apostelen, en niet tegen lieden, die gefchikt zijn , meer om leerlingen van aristoteles, dan van jezus christus, genoemd te worden. Indien deze beroemde Leeraars bij de Euangelieleer gevoegd hebben, hetgeen aan dezelve ontbrak, dan moet men erkennen, dat onze Voorouders dezelve onvolmaakt bezeten, en dat de Apostelen ze ons onvolmaakt nagelaten, ja dat jezus christus, Gods Zoon, ze ons onvolmaakt geleerd heeft. Welke lasterlijke ftellingen! En nogtans zeggen die genen niets anders, die de menfchelijke overleveringen gelijk ftellen met, of verheffen boven de Goddelijke wet, of die voorwen.ten . dat zij noodzakelijk zijn tot zaligheid ! Me? één woord, indien men niet zalig kan (*) zwingl. Opp. T. L p. 130.  na C. G. JaariS!7 tot 1552 Stellingen van zwinglius. 3cö KERKELIJKE oordeelen zal gelieven te befturen en te geleiden, en ons te helpen in het ontdekken der waarheid. Gegeven in de maand Januarij 1523." Zoodra dit befluit bekend gemaakt was , gaf zwinglius een opflel in het licht van LXVII Hellingen, welke in het mondgefprek zouden moeten behandeld worden, en welke zijne leere , in tegenHelling met de Roomfche, in zich bevatten. Het zal genoeg zijn , indien wij eenige van de merkwaardigfte hier plaatfen : „ Alle Christenen zijn Broeders van christus, en Broeders onder malkanderen. Zij moeten daarom op aarde niemand Vader noemen. Hier door vervallen partijfchappen m fecten. — Het is eene dwaling, wanneer men beweert, dat het Euangelie niets is, zonder de goedkeuring der Kerk; insgelijks is het eene dwaling , wanneer men andere leeringen gelijk acht met üe van het Euangelie. — De overleveringen, roet welke de Geestelijkheid haren hoogmoed, hare rijkdommen, hare vereering, hare waardigheden regtvaardigt, zijn de oorzaak van de verdeeling der Kerk. — Het Euangelie leert ons, dat voorfchriften van menfchen niet dienftig zijn ter zaligheid. — De Mis is geen offer, maar eene gedachtenisviering van het offer van jezus christus. — Niemand kan noch mag in den ban gedaan worden, dan om openbaar gegevene ergernisfen; hij mag noch kan iiitgefproken worden dan door de gemeente, waarvan emand lidmaat is. — De magt, welke de Paus en le Bisfchoppen zich aanmatigen, is niet gegrond op ie Schrift. — Het regtsgebied, hetwelk de Geestelijk-  GESCHIEDENIS. 307 Üjkheid bezit, behoort aan de Wereldlijke Overheid, n aan welke ieder Christen onderworpen behoort te I zijn. — God heeft aan geene klasfe van Christenen . het huwelijk verboden; dus heeft men ongelijk, dat men hetzelve aan de Priesters verboden heeft, wier ongehuwde ftaat oorzaak van eene groote ongeregeldheid in de zeden is geworden. — De biecht, aan den Priester gedaan, moet befchouwd worden, als een onderzoek van het geweten, en niet als eene daad, welke de vergiffenis kan verdienen. — Vergiffenis voor geld te fchenken, is zich fchuldig maken aan Simonie. — De Heilige Schrift zegt nergens, dat er een Vagevuur is; God alleen kent het oordeel, hetwelk hij zich voorbehoudt over de dooden; en dewijl hij ons hetzelve niet heeft willen openbaren, moeten wij ons van alle onbefcheidene gisfingen deswegens onthouden. — Men moet niemand lastig vallen om zijne gevoelens, het ftaat aan de Overheid, om den voortgang van zulke gevoelens te fluiten, welke ftrekken, om de openbare rust te ftooren (*)." Op den bepaalden dag kwamen de Geestelijken van het Canton, en vele vreemden te Zurich op het Stadhuis bijeen, wel ten getale van 600; ook was hier de groote Raad der tweehonderd vergaderd, behalve eene verbazende menigte Toehoorders van alle rangen en ftaten. De Bisfchop van Konftans was niet in perfoon, maar door Gevolmagtigden tegenwoordig, den Intendant van zijn huis, den Rid- (*) ZWINGL. Opp. T. I. p. U V a 1 C. G. aan 517. 3t 1553.  na C. ( Jaar 151 tot 155: SoS K E R K E L IJ K E ;. Ridder d'anweil, en zijnen Groot - Vikaris jan fa's bek , verzeld van zeer vele Godgeleerden. De Burge" meester van Zurich opende de vergadering met een verflag der beweegredenen, die den Raad bewogen hadden, om deze vergadering te doen bijeenkomen; hij vermaande elk, die zich daartoe bekwaam oordeelde, om zwinglius van ketterij te overtuigen, zich zonder eenigen fchroom te verklaren. Na dezen fpraken de Intendant van den Bisfchop, zijn GrootVikaris, en zwinglius, elk op zijn beurt. De laatstgemelde drong aan, dat men zijne gevoelens aan een ftreng onderzoek zou onderwerpen, faber , in plaats van op zijn voorftel te antwoorden, maakte flechts eenige aigemeene aanmerkingen over de noodzakelijkheid van de eenheid in de Kerk. Dus fcheen de vergadering te zullen fcheiden, zonder dat men bepaaldelijk over één punt van belang gefproken had, doch, wanneer eenige Kerkdijken zich beklaagden, dat één hunner ambtgenooten te Konftans in de gevangenis geworpen was, om zijne gevoelens omtrent de aanroeping der Heiligen en der Moedermaagd, vatte faber het woord op, om zijnen Bisfchop te verdedigen, en voegde er bij, dat hij, rrx eenige gefprekken, dezen gevangene overtuig 1 had, om zijne dwalingen te erkennen en die te herroepen. Bij deze woorden bepaalde zwinglius hem, dewijl dit juist één der artikelen was, op hetwelk deze Hervormer de aandacht der bijeenkomst vestigen wilde; hij verzocht derhalve den Groot-Vikaris , om hem de redenen mede te deelen, door welke hij deze overtuiging bewerkt had. In  GESCHIEDENIS. 309 In plaats van antwoord , liet faber zich toen uit in eene vrij lange redevoering over de Ketterijen der eerfte eeuwen, over de pogingen der Paufen en Kerkvergaderingen, om dezelve te beteugelen, en over de roekeloosheid van fommige woelachtige menfchen, die de oude twisten weder levendig maakten. In zaken van geloof moest eenheid in de Kerk heerfchen, daarom moesten dezelve niet in een bijzonder min talrijk Sijnode-worden verhandeld, maar in een algemeen Concilie, hetwelk men blindelings moest gehoorzamen. „ Wat hen betreft," zeide hij, die zich op de Heilige Schrift beroepen, in drie talen , ik antwoord hun , dat het niet genoeg is, de Schrift aan te halen, maar men moet ze ook goed verftaan. Doch de gave der uitlegging is eene dierbare gave, welke God niet aan allen fchehkt. Ik beroem mij niet, dat ik ze bezitte; ik ken geen Hebreeuwsch ; ik weet weinig van het Grieksch , en alhoewel ik in het Latijn redelijk ervaren ben, geef ik mij echter niet voor een' handig Redenaar uit." Nog zeide hij ftout weg: „ Men zou vriendelijk en vreedzaam kunnen leven, al was er in het geheel geen Euangelie. " zwinglius , met deze uitvlugten niet voldaan, bleef aandringen , dat de Groot-Vikaris plaatfen uit de Heilige Schrift zou bijbrengen, om de aanroeping der Heiligen en van maria te bewijzen; maar alles vergeefs, faber beriep zich op den Kerkvader hieronymus, op den Canon der Misfe, den Kerkedienst van gregorius, en op de wonderwerken, welke dagelijks door de Heiligen verrigt werden, zwinglius V 3 be- na C. G. [aan S17. tot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552, 310 KERKELIJKE beantwoordde dit alles, en bleef zich op de Heilige •Schrift beroepen; eenige Roomscbgezinde Priesters murmelden tusfchen beide: ,, Wat iemand dan te doen ftond, die van zijn Priesterfchap te bekrompene inkomften heeft, dan dat hij dergelijke Boeken , als het Nieuwe Testament, zou kunnen koopen?" zwinglius eindigde zijne reden met deze nadrukkelijke woorden : „ Gijlieden wilt, dat ik mij aan de uitfpraken der Kerk zal onderwerpen , omdat zij, gelijk gij zegt, niet feilen kan. Indien gij door de Kerk verftaat de Paufen met hunne Kardinalen , hoe durft gij er voor inftaan, dat dezelve niet dwalen kan? — Runt gij ontkennen, dat er onder het aantal Paufen velen zijn, die zeer ongeregeld geleefd hebben; die zich hebben overgegeven aan alle woede der heerschzucht, van haat en wraak; die, om hunne wereldlijke magt te vergrooten, zich niet hebben ontzien, de onderdanen tegen hunne wettige Vorsten op te hitfen? Ei! hoe zou ik gelooven kunnen, dat de Heilige Geest menfchen verlicht heeft, wier gedrag den wil van jezus christus gefchenen heeft te tergen? — Indien gij door de Kerk verftaat de Conciliën of Kerkvergaderingen, dan vergeet gij, hoe dikwijls deze Kerkvergaderingen malkanderen over en weder van kwade trouw en ketterij befchuldigd hebben. — Ja, buiten allen kijf, daar is eene Kerk, die onfeilbaar is, en door den Heiligen Geest geleid wordt. Deze beftaat uit alle ware geloovigen, vereenigd door den band van geloof en liefde; maar deze is niet zigtbaar dan voor de oogen van haren Goddelijken S.ich-  GESCHIEDENIS. 3™ Stichter, die alleen kent de genen , die de zijne na zijn. Zij vergadert niet met uiterlijke pracht; zij kondigt hare befluiten niet af op de wijze van de _ Koningen der aarde; zij heeft geen wereldlijk rijk; zij zoekt geene eer, noch heerfchappij: hare eenige zorg is, den Goddelijken wil te volbrengen." Hierbij bepaalde zich dit mondgefprek; deRoomsch. gezinden wilden of konden niets wezenlijks aanvoeren, en faber. bleef beweren, dat eene aigemeene Kerkvergadering moest beflisfen, of eene der Hoogefcholen, waartoe hij fprak van de Hoogefchool van Parys, of Keulen , of Leuven, zwinglius vraagde hem, waarom hij niet de Hoogefchool van Erfurt of Wittemberg noemde, maar kreeg van faber tot befcheid, dat luther daar te digt bij was. De Raad van Zurich genoeg opheldering meenende te hebben, omtrent de zaken, over welke in dit mondgefprek gehandeld was, en over welke had moeten gehandeld worden, indien de Roomscbgezinden zich niet achtetlijk hadden gehouden, befloot de Burgemeester het gefprek, terwijl de Raad, die vergaderd gebleven was, na eene korte overweging, met aigemeene ftemmen, dit befluit nam, en openlijk deed afkondigen : „ Dat zwinglius , als niet overtuigd van Ketterij, en ook ten aanzien van zijne gevoelens niet wederlegd zijnde, zou voortgaan, het Euangelie te prediken , gelijk hij tot hiertoe gedaan had; dat de Herders en Leeraars van Zurich en deszelfs gebied zich daar bij zouden bepalen, dat zij hunne prediking zouden gronden op de Heilige V4 Schrift, C. G. i55*«  na C. Jaari5 tot 15, Tweede mondgefprekoveide Beel den der Heiligen en over de Mis. 31a KERKELIJKE G. Schrift, en dat men zich van weêrskanten van alle .7 perfonelijke beleedigingen zou onthouden." Zoodaniger wijze eindigde dit mondgefprek, geheel ten voordeele van zwinglius, en de zaak der Hervorming, zwinglius, die daarmede niet bedoeld had, zijne wederfprekers tot zijne gevoelens over te halen, maar deze zijne gevoelens voor de geheele Geestelijkheid des lands openlijk voor te dragen en te verklaren, had dit oogmerk volkomen bereikt; de kracht zijner redenen en zijne overtuigende welfprekendheid, waarbij het zwijgen en de uitvlugten van zijne partijen zoo fterk affiaken , had de aanfchouwers geheel voor hem ingenomen, en door het befluit van den Raad was hij tegen alle ondernemingen gedekt, en de Hervorming was nu niet langer de zaak van eenig bijzonder perfoon, maar kon ordenlijk, en met openbaar en wettig gezag bekleed voortgezet worden. De gelukkige uitflag van het mondgefprek van den softenJanuari) 1523, verzekerde wel de vrije prediking van de Godsdienstwaarheden volgens het Euangelie waarin zwinglius door leo jude , hendrik en' gelhart en anderen wakker werd bijgedaan, maar ia den eeredienst werden verders vooreerst'geene veranderingen ingevoerd; de Mis werd bij aanhoudendheid gevierd, de Kerken bleven hare verfiering van de Beelden der Heiligen behouden, zwinglius handelde dus volgens zijne beginfelen, dat men door overtuiging der waarheid uit en volgens de Heilige Schrift behoorde te hervormen, en dat deze over- tui-  GESCHIEDENIS. 313 tuiging bewerkt zijnde , de noodige veranderingen eu verbeteringen in den eeredienst door de Overheid moesten daargefteld worden, opdat alles met orde gefchiedde en volbragt werd. Maar deze behoedzaamheid behaagde niet aan allen, die dezelve voor berispelijke flaauwheid aanzagen , en de zaak met meer ijver en vuur wilden doorgezet hebben. Daar verfcheen dan, onder den titel: Gods oordeel ever de Beelden, een gefchrift in het licht, in hetwelk de vereering der Beelden van de Heiligen als eene volflagene afgoderij werd afgefchilderd ; eenige burgerlieden , met eenen nicolaus hottinger. aan het hoofd, kwamen zelfs tot dadelijkheden , en verbraken een Crucifix of Beeld van jezus aan het kruis, hetwelk boven eene der ftadspoorten ftond. De Raad, zoodanige daad veroordeelende, omdat zij, zonder openbaar gezag ondernomen zijnde,naar oproer fmaakte, deed de handdadigen gevangen nemen , maar verfchilde over het vonnis, hetwelk men tegen hen had te vellen, zwinglius predikte openlijk, dat de vereering der Beelden met de wet van God en het Euangelie (treed, waar uit hij als een gevolg afleidde, dat men deze lieden, die het kruisbeeld hadden omgeworpen, niet kon betichten van heiligfchennis, hoewel hij hen flrafbaar oordeelde , omdat zij hier in zonder gezag der Overheid gehandeld hadden, De Raad vond zich verlegen, te meer, omdat de meeste andere Cantons, welke te Bern vergaderd waren, tegen zwinglius waren ingenomen, eigen| lijk niet zoo zeer uit beginfelen van Godsdienst, als V 5 om- na C. G. Jaansi^. tot 1552.  naC. G tot 1552 3H KERKELIJKE . omdat zwinglius begreep, dat de Zwitfers niet wel • deden, dat zij zich in deItaliaanfcheoorlogen meng. ' den, en aan vreemde Vorsten hunne^rijgsbenden voor geld leverden; waar omtrent hij zich wel met een* Brief ontfchuldigde, maar zonder vrucht, integendeel leest men, dat de Cantons een befluit namen, om zwinglius , waar dit gefchieden kon, in hechtenis te nemen. Ook gingen zij naauwkeurig de ftappen van het Canton Zurich na, om hen te kunnen befchuldigeu, dat zij de ketterij onder hunne befcherming genomen hadden. In deze verlegenheid, verkoos de Raad, eer men een befluit nam, hoe met de gevangenen te handelen , een nieuw mondgefprek te laten houden , ten einde te onderzoeken : of de vereering der Beelden gewettigd was door de Heilige Schrift, en of men de Misfe behoorde te behouden of af te fchaffen. Een gewigtig onderwerp zeker! Trouwens, ten aanzien der Misfe fchreef luther (*), wanneer men de Mis overwint, overwint men het Pausdom, want, op de Mis fteunt het geheele Pausdom met zijne Kloosters, Bisdommen , Kollegien, Altaren , Dienaren en Leere, en dus met zijn' geheelen buik. zwinglius fchreef nu eene Verhandeling over den Canon der Mis, dat is, over de geheele Kerkdienst , die bij dezelve werd waargenomen , en noemde denzelven „ vol onkunde , kinderachtig, heid en goddeloosheid, van verfcheidenen op ver- fchei- (*) Libr. ad Henr. VIII. Anglia Reg. ap. SECKENDORF Hifi. Lutheran. L. I. §. CXVI. fel. 180.  GESCHIEDENIS. 3*5 fcheidene tijden bijeengelapt , meermalen verbeterd t en veranderd, en met vele en zeer gewigtige dwa- 1 lingen en bijgelovigbeden bezoedeld, waarom hij beweerde, dat men denzelven geheel moest affchaffen en verwerpen." De Raad van Zurich noodigde weder tot dit mondgefprek de geheele Geestelijkheid van Zwitferland, met alle bijzondere Kerkelijke perfonen of leeken, die de voorgeftelde vragen zouden willen behandelen. Ook werden de Bisfchoppen van Konftans, Chur en Bazel, de Hoogefchool dezer laatstgemelde plaats, en de verbondene Cantons uitgenoodigd, om hunne Afgevaardigden tot deze vergadering te zenden ; maar de fteden Schafhaufen en St. Gal waren de eenige, welke aan deze uitnoodiging voldeden. Op den bepaalden dag, den 28ften October 1523, verfchenen de Geestelijken van het Canton Zurich, en zeer vele Leeken, zamen wel ten getale van 900 perfonen, om dit mondgefprek bij te wonen. Twee Afgevaardigden van St. Gal en een van Schafhaufen werden tot Voorzitters der Vergadering benoemd, met last, om te zorgen, dat aan de voorgefchrevene voorwaarden voldaan mogt worden. zwinglius en leo jude hadden de beantwoording van alles op zich genomen, wat ten voordeele van de Beelden en de Mis zou ingebragt worden , en het gefprek werd gehouden in de Hoogduitfche taal. Het mondgefprek duurde drie dagen; op den eerften dag werd de vraag omtrent de Beelden behandeld ; leo jude betoogde de ongeoorloofdheid van den a C. G. aan 517. ot 1552.  aa C. i Jaarisi £ot 155 Stf KERKELIJKE 3. den Beeldendienst, zonder iemands tegenzeggen , 7 niettegenfTaande de Voorzitter elk en een' ieder uit' noodigde, die iets ten voordeele der Beelden had in te brengen; de voornaamfte Roomschgezinden hielden zich geheel (til; de Prior der Augustijnen, die zeer verkleefd was aan den gewonen eeredienst, bekende, dat hij de ftellingen van zwinglius niet kon tegenfpreken , indien het hem niet vrijttond tot het Kerkelijke Regt, (jus canonicum,) de toevlugt te nemen ; al de Leeraars en Predikers der ftad en van het Canton Zurich verklaarden , dat zij niets ten voordeele van de Beelden konden of wilden inbrengen. Dus werd het gefprek van den eerften dag door den Voorzitter befloten met eene dankzegging aan God, en een verzoek aan de regering van Zurich, om de gevangenen te ontdaan. Op den tweeden dag werd de tweede (telling, dat de Mis geen offer, en dat de tegenwoordige wijze van dezelve te vieren niet overeenkomftig zij met de inftelling van christus, ter tafel gebragt, waar van zwinglius het bewijs op zich nam. De voornaamfte Geestelijken, alhoewel daartoe uitgenoodigd, bragten ook op dit ftuk niets in, fommigen beriepen zich op den onechten Brief van klemens van Rome aan jacobus , anderen betuigden . met zwinglius eens te wezen, niemand ondernam het, zwinglius uit de Heilige Schrift te wederleggen. De Voorzitters deden uitfpraak, dat het Heilig Avondmaal alleen eene gedachtenisviering zij van den dood van christus, en dat men de Mis met alle derzelver bijplegtigheden niet kunne gedogen. Men  GESCHIEDENIS. 31? Men fprak nog over den ongehuwden ftaat der Geestelijken, zwinglius betoogde de onvoegzaamheden van denzelven, en bewees, dat het Euangelie het huwelijk ook aan de Kerkelijken vrijliet. De Raad onthield zich van hier over uitfpraak te doen, gelijk hij ook, in het vervolg, zich niet uitdrukkelijk verklaard heeft, om het huwelijk der Geestelijken voor geoorloofd of ongeoorloofd te verklaren. Ondertusfcben deden de redenen van zwinglius hare uitwerking: verfcheidene Geestelijken trouwden op eigen gezag, zonder dat iemand dacht, om de wettigheid van hunne huwelijken te betwisten, zwinglius zelve trouwde, in den ouderdom van 40 jaren, anna reinhard, weduwe van eenen geachten Magiftraatsperfoon , joan meyer, Heer van Weiningen, in het Graaffchap Baden. Uit dit huwelijk is een zoon geboren, ulrich, die de loopbaan van zijnen vader betreden en een' der aanzienlijklte posten in de Kerk van zijn vaderland bekleed heeft. Behalve dezen zoon heeft nog eene dochter , regula , den vader overleefd, zijnde deze naderhand getrouwd met rodolf of roelof gualtherus, eenen beroemden Godgeleerden. Doch, keeren wij van dezen kleinen uitflap terug. De vergadering eindigde, gelijk zij begonnen en voortgezet was , in de grootfte orde , en met alle betamelijke deftigheid. De Burgemeester van Z«rich befloot dezelve met dankzegging aan het Opperwezen, en de Hervormers droegen de aigemeene toejuiching weg; evenwel ging de Raad van Zurich met alle mogelijke behoedzaamheid te werk, en behield nu C. G. Jaari5i7. tot 1552. zwinglius be-1 geefrzich in het huwelijk.  na C. G Jaari5i7 tot 1552, Bijzonderhedenvan nic. hottin- gf.r, eerften Martelaarvoor de Hervorming in Zwitferland. 3iS KERKELIJKE hield voor zich, in het vervolg dadelijk te zullen be■ werkftelligen, hetgeen hij voegzaam zou oordeelen. Inmiddels werd elk vrijheid gegeven, om naar pligt en geweten voor zich te handelen. Ook werden alle openbare omgangen, (Procesfien,) verboden , insgelijks het ten toonftellen der gewijde Hostie ter aanbidding. Daarenboven ruimden Gelastigden uit de Overheid uit de voornaamfte Kerken de tomben op, in welke gezegd werd, dat ligchamen of overblijffelen van Heiligen bewaard werden; in fommigen derzelven vond men iijken noch beenderen, maar allerhande vuiligheden, en de lijken of beenderen , welke men in anderen vond, werden op eene deftige wijze weggenomen en elders begraven, en niet met verfmading weggeworpen, zoo als naderhand door partijen werd uitgeftrooid; verders verbood de regering, het fpelen der orgels in de Kerk, het luiden der klokken over overledenen, of om het onweder af te weren; en het wijden van palmtakken , van zout, water of waschkaarfen enz. het zalven van ftervenden met olie; als zijnde dit alles enkel bijgeloof en ftrijdig met het Euangelie. Ten aanzien van de gevangenen, om het verbreken van het kruisbeeld, op eigen gezag, werd geoordeeld, dat hunne langdurige hechtenis ftraf genoeg ware voor hunne roekelooze onderneming. Zij werden derhalve ontflagen, uitgezonderd nic. hottinger, die als de voornaamfte aanftoker tot deze daad voor twee jaren uit het Canton Zurich gebannen werd, welke ligte ftraffe nogtans voor hem doodelijk geworden is. Hij begaf zich namelijk naar het  GESCHIEDENIS. 3*9 het Graaffchap Baden, hetwelk aan de acht eerfte n: Cantons behoorde, en door eenen Groot-Baljuw be- J ftmird werd. Hier leefde hij van zijn handwerk, . zonder gelegenheid te zoeken, maar ook zonder die te mijden, om van zijne godsdienftige gevoelens te fpreken. Wel ras werd hij bij den Groot-Baljuw aan» gebragt, als een overtreder van de wet van den Souverein, die alle gefprekken en twisten over den Godsdienst verboden had. De Baljuw, een ijverig Roomschgezinde, nam hem in hechtenis , en verzamelde zorgvuldig alle verklaringen, welke tegen hottinger werden ingebragt. hottinger ondervraagd zijnde over zijn geloof, ontveinsde geenszins , dat hij, volgens zijne innigfte overtuiging, het aanbidden der Beelden en de aanroeping der Heiligen aanmerkte, als ftrijdig met Gods woord. Deze belijdenis fcheen aan zijne regters eene ge«. noegzame reden, om hem ter dood te veroordeelen; dewijl echter de Regtbank te Baden een zoo ftreng vonnis niet durfde vellen, deed de Baljuw zijnen gevangenen naar Lucerne brengen, alwaar de Afgevaardigden van zeven Cantons hem veroordeelden, om onthoofd te worden, niettegenftaande de nadrukkelijke tusfchenfpraak van den Raad van Zurich. hottinger, gelijk de oude Martelaars voor het Christendom, vertoonde eene verbazende welgemoedheid in zijne gevangenis , voor zijne Regters , en zelfs op het fchavot. Op hetzelve deed hij nog eene aanfpraak aan de Afgevaardigden der Cantons, die hij bezwoer, om met hunne Bondgenooten van Zurich vereenigd te blijven, en zich niet te verzetten i C. G. iansi7. )t 1552.  na C. i Jaari5i wt 155 Voortgang der Hervorming te Bern en te Bazel enz. 3=o KERKELIJKE }. ten tegen de Hervorming, welke deze thans onder. 7- namen, en voor welke men hem met blijdfchap den dood zag ondergaan. Hij befloot, met God om deszelfs barmhartigheid over de Regters te bidden , en dat hij hunne oogen wilde openen voor de waarheid. Vervolgens zich tot het volk keerende, zeide hij: „ Indien ik iemand onder ulieden beleedigd „ heb, dat hij het mij vergeve, gelijk ik aan alle „ mijne vijanden vergeven heb. Bidt God , dat „ hij mijn geloof beware tot mijn' laatften oogen„ blik! als ik overleden zal zijn, zullen uwe gebe,, den mij nutteloos wezen." Deze hottinger was de eerfte , die in Zwitferland voor de zaak der Hervorming den dood geleden heeft; zijne lijdzaamheid werd door fommigen befchouwd als hardnekkigheid, door anderen als verhevene ftandvastigheid. De Raad van Zurich kon zijnen Bondgenooten de ongeregeldheid van dezen gerigtshandel niet vergeven, welken men voltrokken had, zonder eenige acht te flaan op zijne voorftellingen; en de voorftanders der Hervorming behielden fteeds een diep gevoel over het vooroordeelen van iemand, met wien zij in gevoelens overeenftemden. Te Bern maakte de Hervorming in dit' jaar 1523 aanzienlijke voortgangen. Te weten, daar de Predikers onderling verfchilden en de Predikftoelen van deze twisten daverden, gebood de regering bij een openbaar Plakaat, dat het Euangelie in de ftad en ten platten lande openlijk en vrij gepredikt zou worden , doch dat men niets zou voordragen , hetwelk men uit de Heilige Schrift niet zou kunnen bewijzen.  GESCHIEDENIS. 321 zen. Evenwel bleef de verdeeldheid aanhouden , alzoo het grootfte gedeelte het gewone geloof aankleefde , nogtans wilde men niet dulden , dat de Bisfchop van Laufanne zijn Kerkelijk regtsgebied, waar onder ook Bern behoorde, zou bezoeken, om hetzelve van Ketters te zuiveren. Hetzelfde gebeurde te Bazel, alwaar oecolampadius en pellicanus , onder de befcherming der regering, voortgingen , het Euangelie met alten ijver, zoo bij monde als bij gefchrifre, te prediken. erasmus fchreef daarom aan zijne vrienden: Men mag hier alles drukken , wat voor luther is, maar niets , wat voor den Paus is. Maar te Mulbaufen, alwaar augustinus cremer de Hervorming predikte , ging de regering niet verder , dan dat zij beval, den Kinderdoop in de moedertaal, en het Avondmaal onder de beide gedaanten te bedienen. Te Lucern en Zug werd de zaak van luther onderdrukt, en de Leeraars der Hervorming verdreven. Te Schafhaufen hield de kleine Raad het met het Roomfche geloof, maar de groote Raad en Burgerij met de Hervorming. Dus werd hier wel aan hofmeister het prediken verboden, maar de plegtige omgangen, ( Procesfien ,) werden afgefchaft, en weinig fcheelde het , of zulks zou ook met de Beelden gebeurd zijn, ook trouwden verfcheidene Kerkelijken aldaar echte vrouwen. De Raad te Zurich, die na het tweede mondee- ; fprek zich voorbehouden had, hoe te handelen om- J trent de vereering der Beelden en de Mis, fchreef j intusfchen aan de Bisfchoppen van Konftans, Char < Herv. I. X en na C. G. fadr-i 517. tot 155a. )erde nondgeprek te 'urich 1 ver de  3S2 KERKELIJKE naC. G. Jaarisi/. tot 1552. Beelden en de Mis en Bazel, opdat deze hun de tegenwerpingen zouden mededeelen, welke hunne Godgeleerden tegen de ftellingen van zwinglius te maken hadden. Van deze Bisfchoppen zond alleen die van Konftans eene verantwoording over voor de Beelden, ten einde de befchuldiging van Afgoderij van dezelve af te weeren. In dezelve werd een onderfcheid gemaakt tusfchen Afgodsbeelden, die valfche Goden verbeeldden, en Beelden der Heiligen, die op aarde geleefd hebben, en na hunnen dood in den hemel geplaatst zijn. De hulde aan deze laatfte bewezen, zal niets berispelijks of misdadigs hebben; integendeel, zij dienen, om de Godsvrucht aan te kweeken en de aandacht te onderhouden. Dit gefchrift maakte, gelijk natuurlijk is, weinig indruk op den Raad, evenwel kreeg zwinglius last, om daar op te antwoorden, gelijk hij deed , vervolgens werd, op gezag van den Raad, den 13 en i4den Januarij 1524, een derde mondgefprek gehouden , omdat fommige Kanunniken en Priesters te Zurich en anderen, bijzonder koenraad hofman, Kanunnik te Zurich, zich beklaagden, dat zij niet voldaan waren, en zich verzekerd hielden, dat zij, bij een herhaald mondgefprek, hunne gevoelens gelukkiger zouden verdedigen. Op den gemclden dag, verfchenen hofman en de zijnen van den eenen , en zwinglius , engelhard en jude van den anderen kant voor de Afgevaardigden uit de Regering, en fpraken over de Mis, de Beelden en de aanroeping der Heiligen. De Roomschgezinden delfden hier weder het onderfpit, dewijl zij of hetgeen reeds  GESCHIEDENIS. 323 reeds voorhenen ingebragt en wederlegd was, flechts herhaalden, of als zij niets meer wisten te zeggen, de oude uitvlugt te baat namen , dat het verfchil moest geëindigd worden, door een uitfpraak van eene aigemeene Kerkvergadering, of van beroemde Hoogefcholen. Hierop nam de Raad het befluit, om de Beelden uit de Kerken te laten wegnemen. Eerst gaf dezelve verlof aan die genen, die, of zelve of hunne voorouders, Beelden of Schilderijen aan de Kerken vereerd hadden, om dezelve weg te nemen. Vervolgens begaven zich twee Regeringsleden in de Kerken, welke zij van alle overige verfierfelen deden ontbloten; hetwelk zonder eenige opfchudding voltooid werd. Alleen voorfpelden eenige Dweepers, dat de weggeruimde Beelden van zelve naar hunne plaatfen zouden wederkeeren; doch als deze voorzegging onvervuld bleef, verloren de Beelden geheel en al hun gezag en achting. De regering liet voorloopig alle deze Kerkfieraden in eene zaal bij malkanderen plaatfen, met oogmerk, om ze te bewaren : maar een blinde ijver fprak er weldra een doodelijk vonnis over uit. De Schilderijen werden verbrand , en de Beelden verbrijzeld, om te beletten , dat zij nooit weder voorwerpen van bijgeloovigen eeredienst zijn zouden. Dus werd eene menigte gedenkftukken vernield, waar over de Hervormden zelve zich naderhand beklaagd hebben. Voorts gaf de Raad vrijheid aan de overige gemeenten in het Canton, zonder zulks echter bij eene wet te bevelen, om de Beelden uit hare Kerken weg te doen, X a in- ia C. G. [aar 1517. :ot 1552. Affchaffing der Beelden.  na C. Jaarr5 tot 15 Weder flandv andere Cantor tegen c Hervoi ming. Opfchu ding te Stnmmheim. 324 KERKELIJKE G. indien de meerderheid zulks begeerde; en het voor■7- beeld der ftad werd algemeen nagevolgd. Deze eerde openbare onderneming tegen den voor- gaanden eeredienst veroorzaakte een groot misnoe1 gen bij de overige Cantons. De aigemeene vergas dering derzelve te Lucern nam , zonder eenige _e voorkennis van Zurich, den 26ften Januarij 1524, een befjuit: „ Dat niemand Gods woord, zoo als het nu federt 1400 jaren verkondigd was , of de Mis , in welke christus ligchaam ter zijner eere en tot troost van levenden en dooden gewijd wordt, verachte of verfmade; dat de biecht en alle plegtigheden der Kerk zouden in ftand blijven ; dat een ieder zijnen Pastoor zou gehoorzamen, zich op vrijdag van vleescheten onthouden, en in de groote veertigdaagfche vasten ook van eijeren en kaas; dat men niets van luther in het geheim of openlijk zou leeren tegen de gewoonten der Kerk. Dat men in herbergen of op maaltijden geen gewag zou maken van luther , of van eenige nieuwe leer enz. Die dit befluit zou overtreden , zou aan de regering worden aangebragt, en ook zouden overal Toezienders worden aangefteld, die op dit alles zouden letten." De Raad van Zurich verzocht daarop de noodige ophelderingen van de Bondgenooten, die in aigemeene bewoordingen verzekerden , dat zij het Bondgenootfchap wilden handhaven. 3. Een onvoorzien geval vermeerderde het misverftand tusfchen de Bondgenooten. Het dorp Stammheim, op de grenzen van Turgau, was afhankelijk van Zurich; deszelfs Ujfftraffeüjk regtsgebied alleen be-  GESCHIEDENIS. 325 behoorde aan den Groot- Baljuw van Torgau. Dit dorp bezat federt eenige jaren eene Kapel, welke toegewijd was aan st. anna , rijk door de gaven van menigvuldige Bedevaartgangers. Desniettemin toonden de bewoners van dit dorp groote genegenheid voor de Hervorming; zijnde daartoe aangemaand door den Baljuw der plaats, wirth , een' ijverig aanhanger van zwinglius en zijne twee zonen, welke beide kerkelijke perfonen waren. Deze vader en zoons bewogen hunne medeburgers, om de fchilderijen, welke van de wonderen van st. ann'a getuigden, te verbranden, en alle voetftappen van de hulde, aan deze Heilige bewezen , uit te delgen. Hier over werd door fommigen bij den GrootBaljuw van Torgau, jozef amberg, geklaagd, een' man, te voten niet ongenegen voor de gevoelens van zwinglius, maar die, om dit ambt te bekomen, beloofd had, dat hij de nieuwe fecte met alle vermogen in Torgaü zou uitroeden. Daar hij regelregt geene magt had, om iets te Stammheim te verrigten, vergenoegde hij zich vooreerst met verklaringen in te winnen tegen den Baljuw wirth, tegen wien hij een' doodelijken haat had opgevat. In dezen ftaat van zaken bewerkte wirth eene verbindtenis, (Confederatie,) tusfchen verfcheidene gemeenten van Torgau en Zurich, ten einde eikanderen wederzijds tegen alle beleedigingen en aanvallen te vrijwaren. Iets, hetwelk in Zwitferland ten dien tijde niet ongewoon was , noch als ongeoorloofd werd aangemerkt. Terwijl de gemoederen dus ongerust waren , liet X 3 " de n C. G. [aari5i7. 01 1552.  naC. G. Jaari5i7. tot 1552. j 326 KERKELIJKE de Groot-Baljuw amberg, hetzij eigener gezag, of op last der Cantons, oechsli , Pastoor van het ftadje Stein, een' bijzonderen vriend van zwinglius, bij nacht uit het bed ligten en wegvoeren. Zoodra de ingezetenen van Stein hier van kennis hadden, trokken zij de alarmklok en vervolgden "met de opgezetenen der naburige dorpen, waar onder ook Stammheim, de Soldaten, die oechsli hadden opgeligt, doch te vergeefs, dewijl de Groot-Baljuw insgelijks van zijne zijde.de alarmklok deed luiden. Men eischte van den Groot-Baljuw, dat hij den gevangene zou ontdaan, ten einde, indien er grond van befchuldigingen tegen denzelven ware, hij in een geregeld geding voor zijne wettige regtbank te regt mogt daan. Ondertusfcheu onthielden zich de in- en opgezetenen van Stein en Stammheim in een Klooster in de nabuurfchap, genoemd Ittingen. Toen het gevraagd ontflag door den Groot-Baljuw geweigerd werd , begonnen eenige muitzuchtige Boeren te roepen, dat men zijn verhaal op de Monniken te Ittingen moest zoeken. De Baljuw wirth 3ced zijn best, om hen te bedaren , wanneer er berel van Zurich aan die van Stammheim kwam, dat rij zonder uitdel naar hun dorp terug zouden kee•en, waar aan zij gehoorzaamden; maar de in - en jpgezetenen van Torgau en die van Stein, die niet anmiddelijk onder Zurich donden, plunderden, na iet vertrek der eerstgemelden, het Klooster, en daten hetzelve in den brand. De Groot-Baljuw aan de vergadering der Zwit~ rerfche Cantons van het gebeurde berigt doende ,' ver-  GESCHIEDENIS. 32? verzweeg, dat hij zelve de aanleiding tot alles ge-1 geven had, door zijne onwettige en geweldige han- , delwijze omtrent den Pastoor oechsli , maar befchuldigde de ingezetenen van Stammheim en bovenal den Baljuw wirth en deszelfs beide zonen , van de Heilige Ciborie verbroken, de Hostie ontheiligd , en het Klooster in brand gedoken te hebben. De Landdag wilde terftond te vuur 'en te zwaard deze euveldaad wreken, maar die van Zurich bewerkten, dat men naar alles geregtelijk onderzoek zou doen, en dewijl wirth hun onderdaan was, zond de Raad van Zurich een' van zijne leden met een geleide foldaten, om zich van de voornaamfte dor befchuldigden te verzekeren. Velen (lelden zich door de vlugtin veiligheid, maar wirth en zijne zonen bleven gerust, (leunende op hunne onfchuld. Naar Zurich gevoerd, werden zij daar verhoord, en onfchuldig bevonden, maar de Cantons hiermede niet te vrede, eischten de overgave der gevangenen en dat dezelve voor hunne vergadering, thans te Baden,te regt gefield zouden worden, en niettegenflaande den raad en het gevoelen van zwinglius, bewilligden die van Zurich in dezen eisch, uit vreeze voor de bedreigingen van eenen Burgeroorlog. De gevangenen werden dus naar Baden gevoerd, alwaar zij, bij gebrek van bewijzen tegen hen, op de pijnbank werden gebragt , op welke zij evenwel flandvastig bleven, maar dit vermeerderde flechts de woede en haat van hunne par. tijen. Vergeefs drongen die van Zurich aan pt derzelver ontflag; vergeefs beriep zich de huisvrouw X 4 vai ia C. G, ^1517 ot 1552. 1  na C. Jaaris tot 15 328 KERKELIJKE G. van den Baljuw wirth op haar mans voorgaande 7- gedrag; zijne deugd verkreeg zelfs het getuigenis _ van den voorgaanden Groot-Baljuw, thans Afgevaardigde van Zug. „ Ik zou , zeide deze : gaarne zijn voorfpraak zijn, indien hij geroofd, geplunderd, ja zelfs gemoord had; maar nu hij het Beeld der zalige st. anna , de Moeder der Heilige Maagd, heeft verbrand, kan er gene genade voor hem wezen." Eindelijk ontvingen de ongelukkigen hun vonnis. De vader wirth en de oudfte zoon werden ter dood gedoemd, doch, om deze wreedheid met een' fchijn van genade te vernisfen, fchonk men den jongden zoon het leven. Den vader werd als misdaad te last gelegd zijne deelneming in de verbindtenis (Confederatie,-) der gemeenten; zijne poging , om den Pastoor van Stein te verlosfen, het verbrijzelen der Beelden te Stammheim, en oproerige gelprekken, tegen de Beelden gehouden. De oudfte zoon werd verooi deeld, omdat hij de Lutherfche en Zwingüaanfche fecte gepredikt had' Met bedaarde kalmte hoorden vader en zoon hun vonnis aan. Zij waren onfchuldig! wirth vergde zijnen jongden zoon, in de laatde oogenblikken nog de belofte af, dat hij nooit zijns vaders dood zou wrecken op iemand, die daartoe had medegewerkt, en na het laatst vaarwel eikanderen gezegd te hebben, ontvingen beiden, vader en zoon, den doodelijken dag op het fchavot, met diezelfde dandvastigheid, welke zij te midden der folteringen getoond hadden. Het  GESCHIEDENIS. Het doodvonnis bragt mede eene verbeurdverkla- r ring der goederen van de weduwe en kinderen van 1 wirth, doch op de tusfchenfpraak der Cantons van . Bazel, Schafhaufen en Appenzel, die in het vonnis geen deel genomen hadden, werd deze verbeurdverklaring herroepen; maar de barbaarschheid noodzaakte de weduwe twaalf kronen aan den beul te betalen, die haren man en zoon onthoofd had. De jongde zoon werd omflagen, met bevel, om eene plegtige fchuldbeliidenis te doen te Einjidlen; maar hij vlugtte naar Zurich, alwaar hij eene vrijplaats vond. Zoo eindigde deze rampzalige gebeurténis; een treurig voorbeeld van de woede der Dweeperij en des Bijgeloofs, en eene doodelijke bron van nieuwe verdeeldheden en rampen! De Hoofden der Cantons , die , niettegenftaande hunnen haat tegen zwinglius, niet konden ontkennen , dat het zedenbederf der Geestelijkheid eene Hervorming noodzakelijk maakte, befloten vervolgens op eenen Landdag te Lucerne, om, zonder in eenige Godgeleerde verfchillen te treden, of eenige leerftukken van den Godsdienst aan te roeren , fchikkingen te maken , om de zeden der Kerkdijken te verbeteren, en hen binnen de behoorlijke palen van hunne bediening te brengen; maar dit befluit vond bij de Geestelijkheid zelve zoo veel tegenftand, dat men eindelijk alle behandeling van Kerkelijke zaken uitftelde,en die befbot over te laten aan de uitfpraken eener aanftaande Kerkvergadering, welke reeds zoo lang gevraagd en beloofd was. X 5 Ter- a C. G. aan 517. ot 1552.  na C. G Jaari5i] tot 1553 De Mis wordt te Zurich af gefchaft. 33o KERKELIJKE Terwijl dit te Lucerne gebeurde, ging men te Zurich, op eene voorzigiige en bedaarde wijze, voort met het werk der Hervorming. De Misfe was tot hiertoe nog gevierd geworden, omdat men . op de laatfte Brieven aan den Bisfchop van Confians antwoord wachtte. Toen de Bisfchop geen antwoord, hoegenaamd, overzond, drong zwinglius met zijne ambtgenooten leo, engelhard, megander en myconius den nden April 1525 bij den Raad der Tweehonderd aan, dat men eindelijk eens dezen hoek/leen van het Roomfche geloof weg zou ruimen. Toen hier over met dien Raad gehandeld werd, fprak dén der Secretarisfen , (qui albus an ater fit, non est hujus inftituti clicere, zegt zwinglius , die deze bijzonderheid zelve verhaalt (*), willende met deze Latijnfche fpreuk te kennen geven, dat deze man hem geheel onbekend was;) deze Secretaris fprak ter verdediging der Mis, en eischte onder anderen, dat men een voorbeeld' zou bijbrengen uit de Heilige Schrift, waar in het woord het is gebruikt wordt in den zin van het beteekent, hetwelk hij wel toegaf, plaats te hebben bij de verklaringen der gelijkcnisfen van jezus : Het zaad is het woord van God, (Luk. VIII.) de aiher is de wereld enz. (Matth. XIIJ.) doch bij het Avondmaal fprak cmhistcs niet in gelijkenis, toen hij zeide: Dit is mijn ligchaam. zwinglius en die toonden hem aan, dat christus die fpreekwijze gebruikte, nadat hij zijne geJijkciiisfen reeds geëindigd had, (*) Opp. Tm. li. p*g. H?r  / GESCHIEDENIS. 331 had, en ni| niet meer in gelijkenis, maar met een' tropus, (tropice,) voortging te fpreken, en dat een tropus en eene parabel geheel onderfcheidene zaken zijn; alhoewel nu deze oplosfing genoeg voldeed, en de Raad den iaden April een befluit nam, dat de Mis zou afgefchaft wezen, was zwinglius nog bedacht, ter gerustftelling van allen, om een voorbeeld te vinden van het gebruik van het woord het is, voor: het bet eekent, geheel voldoende aan den gedanen eisch. Maar hem kwam geen voorbeeld in den zin. Doch 's nachts in den droom fcheen hem iemand, (ater an albus, nihil memini , [omnium enim narro , zegt zwinglius , ) zijne botheid te verwijten en hem tevens het gezegde Exod. XII. te herinneren: Het is des Heeren Pafcha, voor: het beteekent het voorbijgaan des Heeren , welke plaats zwinglius ook den volgenden dag ter voldoening van allen bijbragt en behandelde. Men heeft naderhand uit dit verhaal van zwinglius aanleiding genomen, om den waardigen man te laken , als of hij zijne leer op eenen droom vestigde, als of hij niet wist, van welken geest, een' witten ol zwarten, hij deze aanwijzing ontvangen had enz. Zeker eene ongegronde befchuldiging! ater an albus fit, is eene Latijnfche fpreekwijze, waar mede men aanduidt, dat een perfoon ons onbekend is, dat men niets naders van denzelven weet te zeggen, gelijk zwinglius ter dezer zelfder plaatfe die gebruikt van den gemelden Secretaris, zwinglius verhaalt eenvoudig zijnen droom , die zeker merkwaardig genoeg was, maar die tevens zeer wel kar ver' tia C. G. {aan 517. tot 155a.  na C. Jaarij tot 15 332 KERKELIJKE g. verklaard worden uit de werkzaamheid van zwing. 52;uus geest in eene zaak, in welke hij veel gewigt _ ftelde, zoodat hij ook in den droom voortging over dezelve te denken (*_). Hoe het zij, de Mis bleef afgefchaft, en den volgenden donderdag, den i3den, des vrijdags den I4den , en op Pafchen den lóden April , werd het Avondmaal eenvoudig naar de infielling van jezus , met groote (lichting bediend , aan een zeer groot aantal Christenen, grooter dan men verwacht of gedacht had. Eene tafel, over welke een wit tafellaken gefpreid was, ongezuurd brood, en bekers met wijn vernieuwden de gedachtenis van den laatften maaltijd van onzen Zaligmaker met zijne leerlingen. De eerfte leeraar, deze was zwinglius zelve, plaatfte zich aan deze tafel, en hield eene aanfpraak aan de gemeente, haar voorhoudende, dat de godsdienflige plegtigheid, die zij (tond te verrigten een onderpand der zaligheid of eene reden van veroordeeling was, naar mate van de gefteldheid en gezindheid, met welke men dezelve verrigtte; vervolgens poogde hij, door een vurig gebed, in alle harten een berouw en boete over voorledene misdrijven en het voornemen, om een nieuw leven te leiden' op te wekken. Na dit gebed, reikten zwinglius' en de twee dienaren, die hem hielpen, malkanderen over en weder, het brood en den drinkbeker toe onder het uitfpreken der woorden , welke jezus' gefproken heeft bij de inftelling van het Heilig Avond- C ) oerdes Hijl. Evang, Renov. T. I. p. 322.  GESCHIEDENIS. 333 Avondmaal; daarna deelden zij deze teekenen van het ligchaam en bloed des Zaligmakers uit aan alle tegenwoordig zijnde Christenen , die, met vele Richting', intusfchen de laatfte redenen van jezus hoorden voorlezen, zoo als zijn geliefde leerling die heeft opgeteekend en nagelaten. Een tweede gebed en een Pfalmgezang, en andere heilige liederen, vol dankbaarheid en liefde jegens hem, die geftorven is voor zondaren, eindigden deze deftige en treffende plegtigheid. Op deze wijze dacht zwinglius, dat men het naaste kwam aan de verhevene eenvoudigheid der oorfpronkelijke infielling. Daar het werk der Hervorming, hetwelk zwinglius tot dus ver bevorderd had, alleen op de Heil. Schrift gegrond moest wezen, was men in Zurich in dit jaar 1525 reeds bedacht, om aan de gemeenten eene goede vertaling des Bijbels te bezorgen. leo jude, kaspar grossman en anderen, zwinglius zelve werkten aan eene zoodanige Bijbelvertaling in het Zwitfersch of Hosgduitsch. Bij de Boeken van mozes en de overige Hiftorifche Boeken des Ouden Testaments werd de Overzetting van luther ten grondflag gelegd , maar de overige Boeken des Ouden Testaments werden geheel op nieuw uit den grondtekst vertaald. De Hervorming van den eeredienst werd achtervolgd door verfcheidene veranderingen in de betrekking tusfchen de Geestelijkheid en de Regering. Het Kapittel der Hoofdkerk te Zurich was geheel onafhankelijk van den Raad der ftad. zwinglius, die mede als Kanunnik lid van hetzelve was, Helde voor, na C. G. [aan 517. tot 1552. Bijbel te Zurich vertaald. Verdere Hervorning te Zurich.  na C. Jaarj5j tot 15- 334 KERKELIJKE G.voor, dat het billijk ware, dat hetzelve zich aan 7-den Raad onderwierp, en ipoedig werd tusfchen . het Kapittel en den Raad eene overeenkomst gefloten , volgens welke het Kapittel den eed van trouwe en gehoorzaamheid aan den Raad afleide , en van alle regten en voorregten af/land deed, welke het van verfcheidene Keizers en Paufen ontvangen had; de inkomften van het Kapittel zouden hefteed worden, tot het onderhoud van Predikanten en Profesforen enz. waartegen de Raad zich verbond, het Kapittel in deszelfs eigendommen en bezittingen te zullen handhaven, en het te befchermen, indien het uit hoofde van dezen afftand ontrust mogt worden. Vijf Kanunniken, die hier in weigerden toe te ftemmen, als niet willende leven onder een wereldlijk gezag, tegen hetwelk zij meer dan eens zich verzet hadden, verlieten de ftad, en begaven zich naar de Roomschgezinde Cantons. Het voorbeeld van het Kapittel werd gevolgd door de Abdij van Fraumunfter. De Abdis ftond af van al de heerlijke regten en de Abdij werd veranderd in een Seminarium of Kweekfchool, in hetwelk een zeker getal jonge lieden, tot den dienst der Kerk, gehuisvest, gefpijsd, gekleed en om niet onderwei zen werden. Nog waren er in de ftad verfcheidene Bedelordens en Monniken overig, die geen' lust toonden, om hun nutteloos en ledig leven te verlaten, hopende, dat eens de oude orde van zaken, door den ijver der andere Cantons, zou herfteld worden; maar de Raad benam hun fpoedig deze hoop, door het ver- nie-  GESCHIEDENIS. 335 nietigen van al de Bedelordens. De jongen en fter- « ken werden genoodzaakt een handwerk te leeren , 1= ten einde hen nuttig te maken voor de zamenleving; . die lust hadden tot de Letteroefeningen, werden in ftaat gefield, om onderwijs te genieten; aan oude mannen fchonk men een jaargeld en inwoning in het Klooster der Franciskanen. Het Klooster der Dominikanen werd in een Gasthuis veranderd, en deszelfs inkomften verordend tot onderhoud en genezing der zieken van de ftad en het Canton. Alle andere godsdienftige gedichten kregen eene foortgelijke beltemming. Ook werden er behoorlijke fchikkingen gemaakt voor de opvoeding en het onderwijs der jeugd, waartoe zwinglius met allen ijver met raad en daad werkzaam was". Dewijl er te Zurich geen genoegzaam getal geleerden was, bekwaam om de Leerdoelen aan de Hoogefchool te vervullen, beriep men daartoe vreemde geleerden; onder dezen was koenraad pelltcan, een Elzasfer, die onder reuchlin, gezegd capnio, zich geoefend had en in het Hebreeuwsch zeer ervaren was. Hij was tot hier toe Hoogleeraar te Bazel, toen zwinglius hem in het jaar 1526 verzocht, naar Zurich re komen, hetgeen hij te liever deed, omdat de Hervorming te Bazel nog niet ingevoerd was. Een ander vreemdeling, die te Zurich tot Hoogleeraar beroepen werd, was roelof collinus, een Boerenzoon uit den ommedreek van Lucerne. Een Kanunnik van deze dad gaf hem de eerde lesfen in het Latijn; vervolgens aan zich zeiven overgelaten, las C. G. 11552-  na C. Jaarisi 33°" KERKELIJKE S. las hij de oude Dichters met onvermoeiden ijver. ?• Vervolgens bezocht hij de Hoogefcholen van Bazel . en Weenen, en verkreeg, bij zijne t'huiskomst te Lucerne, in die ftad eene Kanunniksplaats. Zijne betrekking op zwinglius en eenige andere Hervormers verwekte hem vijanden, die hem van ketterij befchuldigden, en van den Raad te Lucerne een bevel verwierven, om zijne boeken en papieren na te zien. De gelastigden tot dit onderzoek, de werken van plato, aristoteles en eenige Griekfche Dichters in zijne Boekerij vindende, dachten , dat Boeken, gedrukt in eene taal, welke zij niet verftonden, met Lutheranij befmet moesten wezen , waarom zij dezelve verbeurd verklaarden (*). Meer gevaars voorziende, begaf collinus zich naar Zurich, en deed afltand van zijne waardigheid a!s Ka. (*) Deze onkunde van Leeken was zoo veel ligter te begrijpen, dewijl zij door lieden gevoed werd, wier post was, hen te onderwijzen. Een Monnik, op den Prediktloel uitvarende tegen zwinglius en luther, en tegen allen, die van derzelver gevoelens waren , zeide tegen zijne Toehoorders : „ Men heeft onlangs eene „nieuwe taal uitgevonden, de Griekfche, welke de „ moeder is van alle ketterijen. In deze taal is er een „ Boek gedrukt, hetwelk men het Nieuwe Testament „ noemt, en hetwelk vele gevaarlijke dingen behelst. „ Tegenswoordig wordt er nog eene andere taal ge„ vormd, de Hebreeuwfchc; alwie dezelve leert, wordt „ op (taande voet een Jcod." mulllr Seh». Gefch. D. IV. BI. 455.  GESCHIEDENIS. 3j7 Kanunnik te Lucerne. Hier door van alle beftaan beroofd, leerde hij een handwerk, en werkte over £ dag om den kost te winnen, terwijl hij zich des . avonds vermaakte met het lezen van homerus en pindarus. Doch deze levenswijze voor zijnen levendigen geest te eentoonig zijnde, trad hij in dienst bij den Hertog ulrich van Wirtemberg, die toen zijne verlorene Staten trachtte te heroveren; maar als deze Vorst genoodzaakt werd, om zijne troepen af te danken, keerde collinus weder naar 7.urich, alwaar zwinglius, die hem niet uit het oog verloren had, hem den leerdoel der Griehfche Taal bezorgde, welken collinus met verrukking omhelsde, en met roem bekleedde. Het voorbeeld van die van Zurich, door het af ' fchaffen der Mis en der Beelden gegeven , werd \ fpoedig nagevolgd door die van Wintherturn; ook 1 werden de Beelden te Schafhnufen weggeruimd, j doch niet zonder opfchudding, door de hevige prediking van hofmeister en hofman, die daarom ook hun ontflag kregen. Ook ging de Hervorming , doch langzaam, voort te Bern, Bazel enz. Gelijk het in menfchelijke zaken veelmalen gebeurt, dat de menfchen van het eene uiterfte in het ander vallen, zoo had dit ook plaats bij de Kerkhervorming. Terwijl men zich beijverde om het Bijgeloof te beteugelen, en noodelooze of bijgeloovige plegtigheden af te fchaffen, deden er zich menfchen voor, die alle teugels afwierpen en Kerkelijk en Wereldlijk Beftuur en orde met voeten traden , zich beroepende op de ingevingen van ik weet niet Herv. I. Y wel- C. G. ansi7. 11552. foort- ;ang der lervor- ningin ^witfer- and. Dpfchud- iingen Ier We- ierdoo- jersin ïwkfer- and.  na C. ( Jaarisr tot 155 338 KERKELIJKE ;. welken geest van vrijheid, of liever losbandigheid. '■ Deze lburt van menfchen zijn bekend geworden on'" der den naam van Anabaptisten of Her- of Wederdoopers. Wij zullen van hen opzettelijk op zijne plaats moeten fpreken. Hier melden wij flechts, welke wanordens zekere Geestdrijvers of Dweepers onder dezen naam in Zwitferland hebben aangerigt. Den gemelden naam kregen zij, omdat zij den Kinderdoop, als eene uitvinding des Duivels, verwerpende , de volwasfenen , fchoon reeds gedoopt zijnde, herdoopten. De voornaamfte aanftokers der opfchuddingen deswegens in Zwitferland waren balthazar hubmaier, een welfprekend Predikant te Walshllt, felix mantz en koenraad grebel , deze twee hoorden te Zurich thuis. Zij beweerden hoofdzakelijk, behalve het verwerpen van den Kinderdoop, de volgende ftellingen : „Noch de Roomfche noch de gewaande Hervormde zijn de ware „ Kerk van christus. De Hervormden , het is „ zoo, volgen het Euangelie, ten minfte gedeelte„ lijk, maar zij vertoonen geen teeken van ware ,, bekeering. Men moet zich daarom van hen af„ fcheiden, om geen deel te hebben aan hunne ,, zonden en verdoemenis. — De hervormde Predi,, kanten hebben geene ware roeping, betrachten ,, zelve niet, hetgeen zij anderen leeren; nemen be,, zolding aan; met één woord, zij misfen de hoe,, danigheden, welke Geestelijke leidslieden behoo„ ren te bezitten; — elk geloovige, die voelt, dat „ hij door den Heiligen Geest gedreven wordt , „ heeft het regt, om te prediken in de vergaderin- m gen >  GESCHIEDENIS. „ gen , zonder dat hij rot eenige bijzondere orde na „ behoeft te behooren. — De liefde vordert de ge„ meenfchap van alle goederen , en het is geen' _ Christen geoorloofd, iets voor zich in eigendom „ te bezitten. — De bedieningen van het Overheids„ ambt waar te nemen, het zwaard van Justitie te ,, gebruiken, het geweld te wederftaan, oorlog te „ voeren, eenen eed af te leggen, onder welk voor„ wendfel het zijn moge, zijn handelingen, welke „ door het Euangelie verboden zijn. Hieruit vloeit „ voort, dat de nieuwe Kerk geene Overheden , „ noch Regtbanken, noch Regering behoeft. Men „ moet de kwaaddoeners niet anders ftraffen, dan ,, door hen uit de gemeenfchap der uitverkorenen ,, uit te fluiten. — De ware Christenen behooren „ zich af te fcheiden van de genen, die deze leer,, Hellingen niet omhelzen, alle gemeenfchap met „ hen te verbreken, en met geduld de vervolgingen ,, te ondergaan, welke dit gedrag hun zou kunnen „ veroorzaken." De beide Zurichers mantz en grebel bedoelden in de Hoogefchool, welke door zwinglius hare inrigting kreeg, eenen leerftoel te bekomen, en wilden, dat men twee Kanunniken van hunne jaargelden zou ontzetten, om hun daarvan op die posten een goed inkomen te bezorgen. Toen dit van zwinglius verworpeii werd, omdat den Kanunniken hun inkomen tot aan hunnen dood was toegezegd, verwijderden zij zich van den Hervormer, en leenden het oor aan de dweeperijen van thomas muntzer» Zij deden zelfs pogingen , om zvvinclius daar toe Y 2 over C. G. T1517 t 1552.  na C. G Jaari5i; tot )5SS 340 KERKELIJKE . over te halen, en hem te bewegen , om zich aarf ■ het hoofd der nieuwe Kerk te Hellen; hier bij heten zij het niet blijven, maar wetende, dat zwinglius in vroeger tijd den Kinderdoop had afgekeurd, wilden zij hem doen begrijpen, dat zij in den grond met hem in gevoelens overeenftemden; maar zwinglius zeide hun: dat hij zijne gedachten omtrent den Kinderdoop na rijper overweging had veranderd, en verklaarde hun de geoorloofdheid van denzelven. Nu werden de onderhandelingen afgebroken , evenwel beloofden zij aan zwinglius, dat zij geen'ftap doen zouden, welke de Kerk zou kunnen beroeren, mids dat hij zich verpligtte, hunne leer niet in het openbaar te zullen aanvallen. Maar weinige dagen daarna doopten de Broeders, dezen naam gaven zij zich, volwasfenen, zoo in de ftad als buiten op het land. zwinglius zag zich dus verpligt, om openlijk hun doen af te keuren, üe Broeders , dit verftaande, begaven zich met een' grooten aanhang, welken zij reeds gemaakt hadden , naar de ftad , en omgord met koorden, met wilgetakken in de hand, en geheel zonderling gekleed, liepen zij door de ftraten, fcheldende op den ouden draak, met dezen naam zwinglius bedoelende, en het wee over de ftad uitroepende, wekten zij het volk, om zich te bekeeren. Dit gefchreeuw en geweld dezer Dweepers ontftelde de gemoederen, zoodat zwinglius moeite had, om de beweging, die zij veroorzaakt hadden, te (lillen. De Raad, ten einde foortgelijke tooneelen voor het vervolg voor te komen, nam de toe- vJugt  GESCHIEDENIS. 34i vlugt tot een mondgefprek tusfchen de hoofden der Herdoopers en zwinglius, maar welke vrucht kon men hier van hopen bij menfchen, die alle redenen verwierpen en zich achtten, door den Heil. Geest gedreven te zijn? Hunne gevoelens verfpreidden zich meer en meer, niet zoo zeer in de ftad, alwaar het aanzien van zwinglius hen in teugel hield, als wel in de dorpen en op het platte land. Op het prediken van de hoofden der fecte, zag men de hevigfte Dweeperij volgen; de omftanders fchreeuwden om den waren Doop, als het onderpand van hunne toelating tot de Kerk zonder vlek; en verzekerden, dat deze plegtigheid hen met een onuitfprekelijk gevoel van zaligheid vervulde. Huisvaders verlieten hunne vrouwen en kinderen, om de leer der Herdoopers te gaan prediken: vrouwen fcheidden zich van hare mannen, onder voorwendfel, dat Zij hare zaligheid in gevaar fielden, door met hare mannen te blijven leven. Men zag haar in ftuiptrekkingen vallen, en uit eenen verrukten flaap ontwakende , profeteerden zij. Deze konden voor belagchelijke tooneelen geacht worden, maar daar waren ook lieden onder hen, die, onder den fchijn der vrijheid en gemeenfchap van goederen , tot flechte zeden en allerhande fpoorloosheden vervielen. Sommigen beweerden , dat zij niet meer zondigden, wat zij ook deden, omdat zij niet in het vleesch waren, maar in den geest. Een Goudfmit te St. Gal de woorden van jezus: weest gelijk de kinderkens! verkeerdelijk opvattende, gedroeg zich, met eenige anderen , gelijk kinderen , in fpraak, wijze van doen Y 3 en na C. G. Jaansi/. tot 1552.  na C. i Jaansi tot 155 34a KERKELIJKE j.en gebaren. In diezelfde ftad St. Gal, zeide zekere ?• maria molerina dan, dat zij christus , dan, dat , 'zij die Hoer uit de Openbaring was, die den Antichrist baren zou. Doch niet zelden leverde deze verblindheid van het verftand droevige gevallen op. Een voorbeeld zij genoeg voor allen: In den omtrek van St. Gal, alwaar deze aanhang vrij talrijk was, deed een rijke Boer de Broeders op Vastenavond bijeenkomen, en onthaalde hen rijkelijk. Tegen het einde van den maaltijd viel één van zijne zonen in eene verrukking; hij lag een' geruimen tijd op den grond in ftuiptrekkende bewegingen ; op eens oprijzende, beveelt hij, dat men hem osfengal brengt, welke hij zijnen broeder deed drinken, zeggende op eenen plegtigen toon: Denk, dat de dood, dien gij ondergaan zult, bitter zal zijn. Tenzelfden tijde beveelt hij hem neder te knielen, en een mes nemende, fioot hij hem dat in de borst, zonder dat iemand der omftanders eenige beweging maakte, om zulks te beletten. Vervolgens de deur uitvliegende, fchreeuwde hij, dat de dag des Heeren gekomen was. De moorddadige Dweeper werd gegrepen en onderging de ftraf zijner misdaad waardig; maar de Broeders befchouwden hem als een' Martelaar, die flechts den wil van God volbragt had. Overal begonnen zich de fpranken van oproer onder de Boeren te vertoonen, en de Overheid begon deze bewegingen zorgelijk in te zien. zwinglius befcbouwde deze menfchen als krankzinnigen , die de doodelijke gevolgen van hunne vaifche ftelfels niet  GESCHIEDENIS. 343 niet voorzagen, en voedde nog (leeds hoop, date men hen door redenen zou kunnen te regt brengen. J Op zijn verzoek werd er weder een mondgefprek , met de Herdoopers gehouden. Sommigen gaven ï de voordellen van zwinglius, miar verloren tevens allen invloed bij hunne partij, z->odat zij de wanorde niet weder konden dillen. Nu verbood de Raad, om volwasfenen te doopen , op de bucte van een mark zilver; maar zij (loegen geene acht op dit verbod. Men zette een twintigtal £w!:ri in hechtenis, maar zij vonden middel om xz ontkomen, en drooiden uit, dat een Engel voor hen de deuren des Kerkers geopend had. Dus vermeerderde het kwaad van dag tot dag. Eindelijk was het geduld van den Raad ten einde; deze, op hoop, dat vrees uitwerken zou , wat zachtheid te vergeefs beproefd had , verbood thans , op doodflraffe, aan de Herdoopers, volwasfenen te doopen. Maar ook deze hoop werd te leur gedeld. Een der hoofden van de Herdoopers, manz, weinige dagen na dit laatlle beduit ontdagen zijnde, zag zich niet zoodra in vrijheid, of hij vergat zijne beloften. Hij werd aangebragt en op nieuw in hechtenis genomen. Voor zijne regters gedeld, bekende hij openlijk, wat hij gedaan had, betuigde, dat hij hetzelve ook in het vervolg doen zou, en dat hij befloten had, eene nieuwe Kerk op te rigten. D:ze volkomene ongehoorzaamheid, welke het oogmerk aankondigde, van een' algemeenen opdand, fcheen den Raad de uiterde draf te verdienen; en mantz werd veroordeeld, om verdronken te worden. Hij Y 4 on- a C. C. aar»5i7' ït 155»-  na C. Jaaris tot 15 Mondge fprek te Baden. 344 KERKELIJKE G onderging den dood met eenen moed, die hem eene [7- plaats verwierf in het Martelaarsboek der Herdoopers. . ' De ftraf van mantz , de dood van grebel, die ter zelfder tijd voorviel, en het bannen van vele Broeders, deden den ijver der fecte vrij wat verkoelen. Het prediken van zwinglius en zijne fchriften deden ook de gisting bedaren , die door het gedrag der Dweepers verwekt was , en bekeerden eeii groot getal van hunne aanhangers: de overigen , van hunne hoofden beroofd, zagen van het denkbeeld af, om eene afzonderlijke Kerk op te rigten; zoodat zij zich te vrede hielden, met zich in bet geheim aan de oefeningen van eene buitenfporige Godsdienftigheid over te geven, waarin niemand hen zocht te verhinderen. Zelfs verzachtten zich hunne gevoelens ongevoelig, en verloren allengskens hetgeen zij oproerigs en onrustigs hadden. Het viel zwinglius hard , dat men deze ftrengheid gebruiken moest, ook nam hij geen aandeel aan de vonnisfen, die tegen hen geveld werden, doch bij kon met dit al niet ontveinzen, dat de openbare rust en veiligheid deze ftrengheid fchenen te vereifchen. In het midden van deze verwarringen fmeedde men een ontwerp, hetwelk de veiligheid en het leven van zwinglius dreigde. De Groot - Vikaris van den Bisfchop van Konftans, jan faber en eck, Kanfeüer der Univerfiteit van Ingoiftad, bekend door zijne onderhandelingen en fchriften in de zaak van luther , drongen bij de Cantons aan op een nieuw mondgefprek met zwinglius, dien eck reeds  GESCHIEDENIS. 345 .Tteds in het jaar 1523 voor een oproermaker, ketter en verdraaijer der Heilige Schrift had uitgemaakt. Zij bedoelden eigenlijk zwinglius uit Zurich te lokken, hem te vatten en te veroordeelen. In de maand April 1526 bepaalden de Cantons, die te Einftdlen vergaderd waren, de ftad Baden in Argau tot de plaats van eene bijeenkomst tusfchen eck en zwinglius, en verzochten die van Zurich onj zwinglius derwaarts te zenden; doch dezen., hun oogmerk doorgrondende, weigerden zwinglius derwaarts te laten gaan, gelijk ook zwinglius, als reeds voor ketter verklaard zijnde, en wiens boeken en beeldtenis de Cantons hadden doen verbranden, volftrekt weigerde, om zich naar Baden te begeven, te meer, dewijl het vrijgeleide , hetwelk men hem aanbood, in al te dubbelzinnige bewoordingen vervat was, dan om op hetzelve eenig vertrouwen te ftellen. De Raad van Zurich ftelde zijne ftad Zu~ rich voor, en beloofde aan eck alle mogelijke veiligheid , maar dit voordel werd afgeflagen. Evenwel had het mondgefprek te Baden voortgang, zonder dat zwinglius tegenwoordig was. De Cantons verzochten den vermaarden erasmus dit gefprek bij te wonen, maar deze weigerde zulks. Deze had, gelijk wij reeds gezien hebben, door zijne fchriften, als het ware, den weg tot eene Hervorming helpen banen; men zeide, gelijk hij zelve in een' zijner Brieven fchreef, dat hij het ei gelegd had, hetwelk luther had uitgebroeid. In het eerst hield hij vriendelijke betrekkingen op de Hervormers, en gaf hun grooten lof. Maar de eerY 5 fte na C. G. jaar 1517. cot 1552* ERASMUS weigert hetzelve bij te wonen.  naC. G Jaarisi; tot 1552 345 KERKELIJKE , fte verfchillen, welke tusfchen luther en den Paos oprezen, deden hem van toon en taal veranderen. Hij voorzag de gevaren, die zij liepen, en was bevreesd , om mede in dezelve ingewikkeld te worden. „ Ik heb mij nooit gefchikt gevonden," fchreef hij aan eenen vriend, „ om voor de waarheid te fter„ ven; de moed, welke men bezitten moet, om ,, een Martelaar te wezen, is niet aan alle men„ fchen gegeven; en indien ik op de proeve gefield „ was, vrees ik, dat ik zou gehandeld hebben als „ petrus." Evenwel, het zij dat hij niet wilde te werk gaan tegen zijne eigene overtuiging, of dat hij geloofde, in luther en zwinglius al te geduchte tegenpartijen te zullen vinden, hij vermijdde, zoo veel hem mogelijk was, tegen hen iets te fchrijven; uitgezonderd zijn verfchil met luther, over den vrijen wil, fchreef hij niets tegen denzelven ; en hij had nog meer reden, om zijne achting en rust niet te wagen in een mondgefprek , waar de hebbelijkheid om in het openbaar te fpreken aan de Hervormers voordeden gegeven had, welke hem ontbraken. De zaak der Hervormden werd te Bazel voornamelijk verdedigd door joan oecolampadius en mRTHOLD haller ; de een Predikant te Bazel, de ander te Bern. haller had al vroeg de gevoelens van zwinglius aangenomen, en poogde dezelve te Bern te doen omhelzen. De tegenfiand, welken hij ontmoette, noodzaakte hem, met omzigtigheid te handelen, en zich niet openlijk voor de Hervorming van Zurich te verklaren. Hij veifcheen te Baden ai-  GESCHIEDENIS. 34? alleenli'k, om zijne bedenkingen en tegenwerpingen , aan de vergadering te onderwerpen, terwijl hij zich . hoedde, om zich duidelijker te verklaren. Toen oecolampadius zich naar Baden begaf, nam hij het zijnen vriend zwinglius kwalijk, dat deze zich onttrokken had, maar dra na zijne komst aldaar, begreep hij , dat zwinglius zijn leven zou blootgefteld hebben , zonder eenig voordeel voor de zaak der Hervorming. „ Ik dank God," fchreef hij hem, „ dat gij niet hier zijt. De keer, welke de zaken nemen, doet mij klaar zien, dat, indien sij gekomen waart, wii, de een zoo min als de ander, den brandftapel ontkomen zouden zijn. Het mondgefprek werd nu gehouden over deze ftellingen, welke eck bad voorgefteld. i Dat het waarachtige ligchaam en bloed van christus in het Avondmaal tegenwoordig is. i Dat er in de Mis een waar offer is voor levenden en dooden. 3 Dat de Maagd maria en de andere Heiligen als- voorfpraken moeten aangeroepen worden. 4 Dat men de Beelden der Heiligen niet behoort weg te nemen. 5 Dat er na dit leven een Vagevuur is. 6 Dat de kinderen in erfzonde geboren worden, welke 7 niet door den Doop van joannes, maar van christus wordt nfgewasfchen. Doch, hoe zeer oecolampadius uitmuntte, door zijne zachtmoedigheid , onverfaagdheid en geleerdheid, het befluit was vooraf genomen, en alles werd van de Roomjche zijde met drift en gefchreeuw behandeld. De vergadering, geheel door den Kanfelier eck beheerscht, deed uitfpraak, van den Kerkelijkcn ban tegen zwinglius en ia CV G. aariSTT» Qi IS5*«  na C. ja'in 5 348 KERKELIJKE G en zijne aanhangers, en verzocht de ftad Bazel J om aan oecolampadius zijn ambt als Predikant te* ontnemen, en hem te bannen. Daarenboven verbood zij ftrengelijk het verkoopen der boeken en fchriften van luther en zwinglius, en alle veranderingen in den eer - en leerdienst. Deze befluiten werden echter niet in geheel Zwit. ferland aangenomen , maar door de Cantons van Bern, Glaris, Bazel, Schafhaufe en Appenzel afgekeurd, oecolampadius behield zijn ambt te Bazel, en haller te Bern. In Bern kreeg de Hervorming van tijd tot tijd meer aanhangers. Tegen het einde van het jaar 152? befloot de Raad aldaar, om een mondgefprek te laten houden, waartoe hij ook de Geestelijken uit de andere Cantons en derzelver Bondgenooten, benevens de Bisfchoppen van Laufanne, Bazel] Konftans en Sion in het land van Faud, noodigde. Maar de Roomfche Cantons weigerden hunne Geestelijken naar Bern te laten gaan, en verboden zelfs voor anderen den doortogt door hun gebied naar Bern. Op aandrang van haller begaf zwinglius zich derwaarts, alwaar oecolampadius, pellicanus, collinus, bullincer, en van vreemdelingen wolfgang capito en martinus bucerus, Predikanten van Straatsburg, tegenwoordig waren. In de bijeenkomst van den iften tot den i7den Januarij 1528 werden tien ftellingen, door haller voorgefleld, behandeld: over christus, het eenig en alleen hoofd der Kerk; de Heilige Schrift, den eenigen rigtfnoer des Geloofs; de genoegdoening van  GESCHIEDENIS. 349 Van christus, de eenige oorzaak der zaligheid; tegen de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus en tegen de Mis; verders over christus, onzen eenigen voorfpreker bij God, dien men moet aanroepen; tegen het Vagevuur, de Beelden, en den ongehuwden ftaat der Geestelijken. Het mondgefprek werd met zoo veel deftigheid en kracht van overtuiging gehouden, dat ver de meerderheid van de Geestelijken te Bern de ftellingen van haller onderteekende, en de Voorzitters der vergadering den Raad verzochten, om voor de belangen van den Godsdienst zoodanige maatregelen te nemen , als zij zouden oordeelen te behooren. Gedurende den tijd van deze bijeenkomst predikten de Hervormde Godgeleerden beurt om beurt in de Hoofdkerk te Bern. Het gebeurde eens, als zwinglius den Predikltoel beklom, om te prediken , dat een Priester gereed ftond, om de Misfe te lezen, op het Altaar. De nieuwsgierigheid, om dezen vermaarden Ketter te hooren prediken, dreef den Priester, om den Misdienst uit te Hellen , en zich onder de Toehoorders te begeven. Hier werd hij door de redenen en welfprekendheid van zwinglius zoo getroffen, dat hij, in tegenwoordigheid van al het volk, zijn Misgewaad op het Altaar nederleide, en de Hervorming omhelsde. Na het eindigen der bijeenkomst verklaarde de Raad van Bern de Bisfchoppen van Laufanne, Bazel, Sion en Konftans vervallen van hunne geestelijke regten in de geheele uitgeltrektheid van het gebied van Bern; en gebood alle predikers in het Canton, na C G. Jaari5i7. tot 1552. Bern hervormd.  ps C. Gt Jaa.1517. tut 1552 Verbindtenis tusfchen Zurich en Bern. De Hervormingte Bazel voltooid. 35o KERKELIJKE ton, riets te leeren, dat ftrijdig ware met de goedgekeurde ftellingen ; de Raad gaf voorts aan de Geestelijken verlof om te trouwen, en aan de Kloosterlingen , om hunne Kloosters te verlaten; de godsdienftige geftichten en de inkomften der Kloosters werden tot nuttige einden beftemd. De ftad nam den Hervormden eeredienst aan, en alle gemeenten in het Canton volgden weldra het voorbeeld der ftad. Ten einde den voortgang der Hervorming, indien mogelijk , te fluiten, verbonden zich vijf Cantons, Lucerne, Uri, Schweitz, Zug en Unterwahlen onder eede, om, op zware ftraffen, het verkondigen der leer van luther en zwinqlius te verbieden ; waartegen zich de Cantons van Zurich en Bern door een verweerend verbond vereenigden. Te Bazel had de Hervorming langzamen voortgang, alzoo verfcheidene leden van den Raad den Roomfchen Godsdienst toegedaan bleven. Eindelijk kwam de Burgerij op den 8ften Februarij 1529 bij malkanderen in de Franciskaner Kerk, en begeerde van den Raad , dat men een einde van zaken zou maken, en ten dien einde de Roomfche Raadsleden uit den Raad zou weren. Terwijl de Raad hier over beraadflaagde, gebeurde het , dat eene wacht Burgers, de ronde doende, om de rust in de ftad te behouden, in de Hoofdkerk kwamen , alwaar een van hen met zijne piek een Beeld van boven nederftiet, hetwelk op den grond vallende, in Bukken brak. Op het gerucht fchoten andere Burgers toe, en, alhoewel de eerstgemelden reeds heengegaan waren, en er niets te doen was, wierpen de-  GESCHIEDENIS. 35* deze de beelden en fchilderijen af, hetwelk zij vervolgens ook in de overige Kerken deden. De Raad hen deswegens onderhoudende , ontving ten antwoord : ,, Wij willen hetgeen, waar gijlieden nu al driejaren over beraadflaagd hebt, in een uur voltooijen, opdat er voortaan tusfchen ons over de Beelden geen verfchil meer plaats hebbe." In dezen ftaat van zaken oordeelde de Raad te moeten toegeven , en nu werden twaalf Raadsleden uit den Raad gezet, en het befluit genomen, dat de Mis, met al de Afgoden, door het geheele Canton zou worden afgefchaft. Drie dagen daarna, op den zoogenoemden Aschdag, werden de houten Beelden der Heiligen in bet openbaar tot asfche verbrand. Bij gelegenheid van deze opfcbudding weken verfcheidenen der Hoogleeraars van de Hooge School , en onder dezen erasmus, uit de ftad. ekasmus begaf zich naar Freyburg, niet omdat hij met eenig geweld gedreigd werd, maar, omdat hij nog fteeds bevreesd was, dat hij verdacht zou gehouden worden, dat hij met de Hervormers had zamengefpannen , wier zaak hij goedkeurde, fchoon de wijze van hun hervormen hem mishaagde. erasmcs kwam eerst, na zeven jaren, weder te Bazel, in welke laatstgemelde ftad hij overleden is in het jaar De verbindtenis van de vijf Roomfche Cantons met eikanderen, en de verbindtenis van Zurich en Bern, gaf natuurlijk aanleiding tot wederzijdsch wantrouwen, hetwelk van dag tot dag vermeerderde, dewijl deze laatstgemelde telkens befcherming verleenden aan de Her- ia C. C. iaari5i?. ot 155*. Oorlog tusfchen de Roomfche en Hervormde Canton;.  pa C. G ]aart5i7 tot 1552 352 KERKELIJKE Hervormden, in zulke plaatfen en gemeenten, wel• ke aan de Cantons in het gemeen behoorden, wan. 'neer dezelve, gelijk niet zelden gebeurde, verongelijkt en beleedigd werden; onder anderen werd een Protestantsch Predikant van een' dezer gemeenten, onder het waarnemen van zijnen dienst, gevat, en naar Schweitz gevoerd, alwaar hij, niettegenftaaude de tusfchenfpraak van verfcheidene Cantons, tot den brandftapel verwezen werd, om geene andere misdaad, dan omdat hij de leer van zwinglius gepredikt had. De vijf Cantons floten bovendien een verbond met ferdinand , Koning van Bohème, en Aartshertog van Oostenryk, Broeder van Keizer kakel V, ter handhaving van den Roomfchen Godsdienst. Ondertu:fchen werd de Hervorming ook ingevoerd te Mulhaufen, alwaar de Beelden insgelijks weggenomen en verbroken werden, inzonderheid een Beeld van gedrochtelijke grootte, hetwelk men den grooten God van Schafhaufen noemde; maar in de Valei van Hasii, op de grenzen der beide Cantons Bern en Unterwalden, braken de verfchillen over den Godsdienst uit in een' openbaren opftand. De bewoners weigerden zich aan de bevelen der regering van Bern, onder welk Canton zij behoorden , te onderwerpen, en die van Unterwalden zonden hun troepen toe ter hulpe; op de aannadering der Bemfche foldaten onderwierpen zich de dallieden , en de hulpbenden van Unterwalden keerden naar huis. Doch de Raad van Bern nam het gedrag va;. Unterwalden zoo hoog op, dat hij, onderlleund door  GESCHIEDENIS. 353 door die van Zurich, eene oorlogsverklaring uitgaf; de troepen trokken van weêrskanten tegen malkanderen op; evenwel werd de oorlog nog voorgekomen door de tusfchenlpraak der Cantons, die onzijdig waren gebleven; en de vijf Cantons (temden te eer tot een verdrag toe, omdat de Koning ferdinand hun Bondgenoot door eenen nieuwen inval der Turken in Hongaryen verhinderd werd, hun dadelijke hulp te zenden. Het verdrag werd dus getrotfen, op voorwaarden, dat elk Canton in zijn gebied zoodanige fchikkingen omtrent den Godsdienst zou mogen maken, als hetzelve goedvond; aan de gemeenten, die tot alle de Cantons i t het gemeen benoorden, werd vrijheid 'van geweten gelaten , en zij geregtigd, om de Hervorming aan te nemen, of te-ver^eipen, bij meerderheid van Hemmen. Bovendien zouden de vijf Cantons afzien van hun verbond met Koning ferdinand. Dit vredesverdrag werd geteekeud den 25flen Junij 1529 te Cappel, een dorp op de grenzen van Zurich en Zuch, Dit j:iar 1529 is, in de Gelehiedenis der Hervorming, ook merkwaardig, door het mondgefprek tusfchen zwinglius en luther , en eenige Godgeleerden, gehouden te Marburg, ten einde, indien mogelijk, de verfchillen uit den weg te ruimen , welke ongelukkig tusfchen de Hervormden ontftaan waren over de tegenwoordigheid van christus ligchaam in het Avondmaal. Wij zullen daar van op zijne plaats breeder fpreken. Hier zij het genoeg, in het gemeen het volgende aan te merken. Wij hebben reeds gezien, dat zwinglius voor luther. Herv. I. Z op na C. G. (aar 1517. tot 1552. Mondgefprek !us(chenzwinglius en I.UTHFR te Marburg.  na C. i Jaarisi tot 155 354 KERKELIJKE 2. op hervorming bedacht was , ten minfte hij en lu7-ther arbeidden daar toe tenzelfden tijde, zonder . eenige gemeenfchap met malkanderen te hebben, of malkanderen te kennen. Omtrent het einde van het jaar 1510 kwam een der eerde fchriften van luther , zijne omfchrijving van het Gebed des Heeren, in Zwitferland; dit behelsde zoo volkomen de leer, welke zwinglius leerde, dat men het, in het eerst, in Zwitferland aan dezen toefchreef. zwinglius verheugde zich over deze overeendemming, en beval aan elk het lezen van luthers fchriften aan, alhoewel hij zelve er zich van onthield, opdat hunne overeendemming, terwijl zij volkomen op zich zeiven handelden, te meer kracht en gewigt zou hebben. Toen luther in den Kerkelijken en Rijksban gedaan was, bood zwinglius hem eene vrijplaats in Zwitferland aan. Doch naderhand ontftond tusfchen hen verfchil over den zin van christus woorden: Want dit is mijn ligchaam! bij de infielling des Avondmaals. Welke treurige gevolgen deze twist gehad hebbe, zullen wij in het vervolg vernemen. Het mondgefprek te Marburg gehouden, voldeed niet volkomen aan het oogmerk, alzoo luther dijf op zijn duk daande, niets wilde toegeven, omtrent het punt van de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus bij het Avondmaal, evenwel delde men wederzijds vast, dat dit verfchil hunne eensgezindheid niet behoorde te doren, of hen beletten, onderling de Christelijke liefde te betrachten, zoo veel elks geweten hem zou toelaten. De Landgraaf van Hesfen, op wiens aandringen het  GESCHIEDENIS. 35; het mondgefprek gehouden was, vorderde van luther en zwinglius beiden, dat zij malkanderer de hand van broederfchap zouden geven , waartoe zwinglius zich bereidvaardig verklaarde; maar alles, wat men van luther kon verkrijgen, was eene belofte, dat hij, in het vervolg, zijne uitdruk kingen zou matigen, als hij van de Zwitfers zot fpreken. zwinglius vertoonde bij deze gelegenheid zijner imborst op eene zeer loffelijke wijze, als een verHandig en gematigd Godgeleerde; altijd en overa neigde hij tot zachtheid, gelijk wij reeds gezier hebben, met betrekking tot de Herdoopers, welke hij niet met den dood geftraft wilde hebben , gelijk thans plaats had, zoo wel bij de Hervormden als Roomschgezinden ; evenwel met dit onderfcheid, dat zij , bij dezen ontdekt zijnde, terftond tel dood veroordeeld werden ; doch in de Hervormde Cantons werden zij, voor de eerfte keer, ten lande uitgebannen , boven ban en boete terug gekeerd , zette men hen voor eenigen tijd gevangen ; doch wanneer zij zich verftoutten, andermaal in het land te komen,.en zij dus voor de derde keer werden ontdekt, werden zij ter dood gebragt, door onthoofding, of ook door hen in het water te verdrinken. Voorts waren ook de gevoelens van zwinglius, in andere opzigten, zeer gematigd. In de opdragt van een werk, bevattende een Kort begrip van zijne leere, aan francois I, Koning van Frankryk, fchreef hij : „ Wanneer paulus (Hebr. XI. 6.) verzekert, dat het, zonder geloof, onmogeZ a lijk na C. G. Jaari5i7. tot 155a. zwinglius gevoelenomtrent de zaligheid der Heidenen  na C. G Jaari5i7 tot 1552 S5ö KERKELIJKE , lijk is, God te behagen , fpreekt hij van ongeloovigen, die het Euangelie gekend, maar aan hetzelve geen geloof gegeven hebben. Ik kan niet gelooven, dat God den genen, die vrijwillig zijne oogen fluit voor het licht, en den genen, die, zonder zulks te willen, in de duisternisfe leeft, in dezelfde verdoemenis zou begrepen hebben; ik kan niet geloven , dat de Heere ver van zich verwerpt volken , wier misdaad daarin beftaat, dat zij het Euangelie nooit hebben hooren prediken. Neen, laat ons niet voortvaren, roekeloos palen te ftellen aan de Goddelijke Barmhartigheid; wat mij betreft, ik ben overreed , dat wij, in de wedervereeniging in den Hemel , van alle fcbepfelen, die toegelaten worden, om de heerlijkheid des Allerhoogften te aanfchouwen , niet alleen zien zullen de heilige mannen van het Oude en Nieuwe Verbond, maar ook een' socrates, een' aristides , een' camillus, een' cato; met één woord, ik ben overtuigd, dat alle deugdzame menfchen, die de wet, welke in hun geweten is ingefchreven, vervuld hebben, in welke eeuw, of in welk land, zij ook geleefd hebben, zullen ingaan in de eeuwige zaligheid (*)." Dit was het laatfte gefchrift, hetwelk uit de pen van zwinglius is voortgevloeid, die , weinige weken daarna, door een' doodelijken flag, aan zijn vaderland ontrukt, zijnen arbeidzamen levensloop geëindigd heeft. Arbeidzaam waarlijk! In den korten tijd van elf jaren gelukte het hem , de zeden , de (*) ZWINCL. Opp. T. II. fil. 559.  GESCHIEDENIS. 35? de godsdienftige en ftaatkundige beginfelen zelfs,van zijn aangenomen vaderland Zurich te veranderen, en (richtingen te vestigen, welke thans nog na drie eeuwen ftandhouden. Arbeidzaam in het getrouw en ijverig waarnemen van zijn ambt, als Leeraar des Volks en Godgeleerde, was zijne wijsheid en doorzigt zoo bij allen erkend, dat de Raad van Zurich hem over alle belangen van hunne ftad en ftaat raadpleegde, en hem zitting gaf in hunne vergadering, welke de Raad wilde, dat hij bijwoonde, om denzelven met zijnen raad te dienen. En bij dit alles heeft deze Hervormer zoo veel gefchreven, dat zijne werken vier Deelen in Folio uitmaken, om niet van zijne Briefwisfeling met de voornaamfte geleerden van zijnen tijd te fpreken. Door het verdrag van Cappel was de zaak der Hervorming merkelijk bevoordeeld. In de Cantons Glaris, Schafhaufen va-Bazel werd aan dezelve ter voltooijing de laatfte hand gelegd. In Soleure of Solothurn had filip grotius reeds federt eenigen tijd de hervormde leer gepredikt, de burgers en de kundigfte ingezetenen hadden dezelve omhelsd, maar de Grooten en de Kanunniken bleven bij het Roomfche Geloof. De Euangelifchen hadden nu vrijheid van geweten verkregen, en zonden aan al de Gemeenten van dit Canton , om elke derzelve af te vragen: of zij de Mis wilden behouden of afgefchaft hebben? Vier en dertig Gemeenten verklaarden zich voor het laatfte; tien flechts wilden de Mis behouden. Hier uit omftonden bewegingen , inzonderheid toen haller van Bern kwam, om Z 3 gro- na C. G. faarisi7. ;ot 155 a- Pogingen ter HervormingteSoleura of Solothurn.  m C. C Jaari5i; tot 155: 55» KERKELIJKE !. grotius bij te ftaan. Daartegen vertelde men on'• der de Roomschgezinden, dat het Beeld van st. "ursus begonnen was te zweeren, hetwelk men verklaarde van de bekommering van dezen Heiligen voor den Roomfchen Godsdienst. Eenige Afgevaardigden van Bern vonden echter middel, om den Raad van Solothurn tot een befluit te bewegen: Vooreerst, dat de Hervormden eene Kerk zouden hebben, in welke zij hunnen Godsdienst vreedzaam zouden verrigten. Ten tweede: men zou na eenige maanden, in ditzelfde jaar 1530, een godsdienfh'g mondgefprek houden, hetwelk echter tot het volgende jaar werd uitgefteld, dewijl de Kanunniken hetzelve, als noodeloos , verwierpen. Dit uitllel was nadeelig voor de Euangelifchen, door de gebeurtenisfen van het volgende jaar 1531. De vrede in het voorgaande jaar te Cappel gefloten, had wel de vijandelijkheden doen ophouden, maar de gemoederen niet bevredigd. De heerfchende partij in de vijf Cantons had niet dan door de omftandigheden gedwongen zijnde, in dezen vrede bewilligd, in welken de Hervormden zoo zeer bevoordeeld waren, waar door, gelijk wij zagen, de Hervorming ook op vele plaatfen veld won ; bij ontftane verfchillen ondervonden de Hervormden den veelvermogenden invloed van den Raad van Zurich, terwijl zij daartegen vele onderdrukkingen van den kant der vijf Cantons moesten uitftaan. Kort na het fluiten van den vrede ontfïond er een ernftig verfchil met betrekking tot de Abdij van St. Gal, welke tot het Zwitfersch Bondgenootfchap behoor-  GESCHIEDENIS. 259 hoorde, door hare verbindtenis met de Cantons m Zurich, Lucerne, Schweitz en Glaris. De Abt van £ deze Abdij in 1529 overleden zijnde, poogde de Raad . van Zurich de Abdij wereldlijk te verklaren, maar de Kloosterlingen verkozen, met allen fpoed, eenen nieuwen Abt, waarin zij onderdeund werden door Lucerne en Schweitz. Deze nieuwe Abt vergeefs gepoogd hebbende, den voortgang der Hervorming onder zijne onderdanen te (tuiten, en zich te Si: Gal niet veilig oordeelende, nam de wijk naar Zwaben. Men wilde dit te Zurich houden voor een' vrijwilligen afftand van zijne waardigheid, en de Abdij wereldlijk verklaren. Doch dit vond tegen(tand, niet alleen bij de Roomfchen, maar ook bij vele Protestanten, uit aanmerking, dat de Abt, te* vens een Rijksvorst zijnde, wel als bondgenoot, maar niet als onderdaan van Zwitferland kon worden aangemerkt. Na veel moeite kwam men overeen dat, uit aanmerking van de afwezendheid van den Abt , de vier Cantons Zurich, Lucerne, Schweitz en Glaris, beurtelings, elk voor een jaar, eenen Landshoofdman zouden benoemen, om de Abdij in hunnen naam te beduren; zonder echter eenigen inbreuk daarmede te willen toebrengen aan de regten van den Abt, over welke men , ter gelijker tijd , een bedisfend befluit zou nemen. Zurich benoemde dus den eerden dezer beduurderen, terwijl men met die van St. Gal overeenkwam, dat dezelve, gelijk ook de volgende, eenen eed zou afleggen, dat hij de vrijheid van het geweten zou bewaren en handhaven. _ Z 4 De C. G. ari5i7« t 1552»  na C Jaari tot i 3&> KERKELIJKE . G De Landshoofdman, die voor het volgende jaar ^7. door Lucerne verkozen werd, weigerde dezen eed _ te doen; waarop die van St, Gal hem weigerden te erkennen, zoodat hij naar Lucerne keerde, en de Bewindsman van Zurich zijne bediening bleef waarnemen. De vijf Cantons beklaagden zich hevig dat Zurich zich willekeurig zoo veel gezags aanmatigde, terwijl dit Canton zich op het artikel van den vrede te Cappel beriep, hetwelk de vrijheid van geweten had vastgefteld. Bij dit geval kwam een ander, waar door de gemoederen nog meer van eikanderen verwijderd werden. Keizer karel V fchonk aan eenen jan jakob medicis, die hem goede diensten bewezen had, een Wem Vorflendom bij het Meer Come. Deze kleine Vorst, door eerzucht gedreven, maakte zich meester van het Faltelin, behoorende aan de Grifons, Bondgenooten van Zwitferland Deze riepen hunne Bondgenooten, de Zwitfers, te hulp, die zich daar toe gereed betoonden, uitgezonderd de vijf Cantons onder voorwendlèl, dat zij zelve niet veilig waren van de zijde der Protestantfche Cantons. Intusfchen kwamen evenwel de andere Cantons de Gnfons te hulp., zoodat de Valtelin weldra weder heroverd werd en deze kleine veldtogt binnen weinige maanden een einde genomen had. Met dit alles baarde het gedrag der vijf Cantons een levenmg ongenoegen aan de overige, te meer daar zij voortgingen de Hervormden in hun gebied met dfift ,e vervolgen, die de befcherming van Zunc: met dringende beden te hulp riepe;;; ook von- den  GESCHIEDENIS. 361 rleti zij in zwinglius een' ijverig en welfprekend t voorftander van hunne zaak. Op zijn' aandrang 1 deed de Raad van Zurich de dringendfte voordellen , bij de vijf Cantons, zonder deze echter tot meerdere verdraagzaamheid te kunnen bewegen. Te Zurich nam men nu in overweging, om een beflisfend antwoord van de vijf Cantons te vragen, of zij, volgens het verdrag van Cappel, vrijheid van geweten aan hunne ingezetenen al dan niet verkenen wilden, en hun, ingevalle van weigering, den oorlog te verklaren ; doch de overige Cantons, die met Zurich in verbond ftonden, weigerden daar hunne toeftemming aan te geven , maar drongen integendeel door, hoewel genoegzaam tegen den zin van Zurich en tegen den raad van zwinglius, die zulk een ontwerp voor onmenfchelijk hield, dat men allen uitvoer van levensbehoeften, welke de vijf Cantons uit of over het gebied der andere ontvangen moesten , moest beletten en verbieden, ten einde de vijf Cantons door dezen dwang tot reden te brengen. Deze maatregel, gelijk zwinglius voorzien en gewaarfchuwd had, deed eene verkeerde uitwerking. Dezelve drukte de geringe ingezetenen veel meer dan de rijke, en er verhief zich een algemeen geroep van verontwaardiging tegen de Hervormde Cantons. De oorlog zou terftond zijn uitgeborften, indien niet de vijf Cantons hun voordeel gevonden hadden in denzelven uit te (tellen. Zij wisten, dat de Hervormde Cantons niet eensgezind waren onder malkanderen, en eikanderen verwijtingen deden. Daar werden zelfs lieden gevonden, ook te ZuZ 5 rich3 a C. G. aan 517. ot 1552. ZWING-  na C. G Jaari5i; tot 1552 lius legt zijn ambi neder, maar wordt be wogen hetzelve aantehou den. S62 KERKELIJKE . riek, die deze gelegenheid waarnamen, om zwinc• lius te befchuldigen, als die, door zijne leere, de ' zaden van tweedragt in Zwitferland geftrooid had, en er vormde zich eene partij tegen hem, die zijne raadgevingen dwarsboomde, waar tegen hij zich te minder kon verdedigen, omdat zij heimelijk en in ' het verborgene werkte. De groote man, vreezende, dat hij, op deze wijze, voortaan zonder vrucht de ■ pligten van zijn ambt zou verrigten, verfcheen in de maand Julij 1531 voor den Raad, en fprak denzelven met deze woorden aan: „ Ik heb nu elf jaren lang ulieden het Euangelie in alle deszelfs zuiverheid verkondigd: ik heb, als een getrouw en waakzaam herder, geene vermaningen, beflraffingen, noch raadgevingen gefpaard; in veie gelegenheden heb ik ulieden voorgehouden, hoe ongelukkig het zijn zou voor geheel Zwitferland, indien gijlieden op nieuw u liet leiden door lieden, wier heerschzucht hun God is. Gijlieden hebt op mijne redenen en vertoogen geen acht gegeven; ik zie, dat men menfchen zonder zeden en zonder godsdienst in den raad laat komen, die enkel hun eigenbelang in het oog hebben; vijanden der Euangelieleer, ijverige aanhangers van onze partijen. Aan hen leent men het oor; zij alleen hebben het beduur van zaken. Zoo lang gij op die wijze handelen zult, zal er voor het toekomende niets goeds te hopen zijn ; en naardien men aan mij alle onze rampen toefchrijft, alhoewel men mijnen raad nergens in volgt, verzoek ik ulieden om mijn ontflag, en ga elders eene vrijplaats zoeken." Dit  GESCHIEDENIS. 3*3 Dit onverwacht verzoek ontftelde beide de vrien- m den en de vijanden van zwinglius even zeer. Voor £ dat de Iaatden tijd hadden, om zich te bezinnen, . benoemde de Raad eene deputatie, die in last kreeg, om zich bij den Hervormer te begeven, en hem te verzoeken, dat hij toch zijne gemeente niet mogt verlaten, zwinglius liet zich niet dan met moeite bewegen, om zijn befluit te veranderen, en dit gelukte alleen toen men hem onder het oog bragt, welken flag hij door zijn vertrek van Zurich aan de zaak der Hervorming zou toebrengen. Na drie dagen verfcheen hij in den grooten Raad, dien hij dank zeide voor de blijken van genegenheid , welke men hem kwam te betoonen, en te gelijk plegtig beloofde , dat hij zich geheel tot zijn laatfte levensuur aan zijn vaderland toewijdde. Dus bleef zwinglius te Zurich onophoudelijk werkzaam om de gemoederen të vereenigen, maar het was hem onmogelijk, de oude harmonie te herftellen; de Raad bleef in twee partijen verdeeld, en deze tweedragt deed zwinglius alle kwaad voorfpellen ; maar vergeefs. Zijne vrees echter voor het toekomende, noch de bekommering zijner vrienden , konden zijnen moed ter neder flaan. „ Vergeefs," fchreef hij aan een' zijner vrienden, ,, vergeefs zoekt gij mij van mijne loopbaan af te trekken, door mij het treurig einde voor te houden van die genen, die mij zijn voorgegaan; uwe voorspellingen kunnen mij niet affchrikken. Ik zal mijnen Zaligmaker niet verloochenen voor de menfchen, opdat hij mij niet verloochene voor zijnen Vader en zij- i C. G. nri5i7. 't 1552.  na C. Jaar151 tot 15; Burgeroorlog. Dood va ZWINGLIUS. \ 36*4 KERKELIJKE zijne Engelen. Hij is ook voor de waarheid ge7-ftorven, hij, die de waarheid zelve is. Zal ik u . ' van de Apostelen fpreken ? Zal ik u fpreken van die fchare van Martelaren onder de eerfte Christenen? Zij zijn gevallen onder de Hagen van hunne vijanden; maar hetgeen zij geleerd hebben, zal desniettemin eeuwig waarheid blijven. Welk ook mijn lot zal mogen zijn, ik weet, dat de waarheid zal zegevieren, dan, wanneer mijne beenderen al lang tot ftof zullen geworden zijn (*) ? " De verdeeldheid van gemoederen te Zurich was n oorzaak , dat zij, naar mate van het gevaar , te flap handelden, en genoegzaam dies inwilligden, wat de vijf Cantons van tijd tot tijd eischten; alleen de vrijheid van geweten wilde de Raad van Zurich volftrekt gehandhaafd hebben. Ondertusfchen deden de Cantons , die zich tot hiertoe onzijdig hadden gehouden , ailes, wat mogelijk was, om den vrede te bewaren, maar de vijf Cantons weigerden naar eenig voorftel te luisteren, voordat het verbod van uitvoer en doortogt van levensmiddelen door die van Zurich en Bern was opgeheven. Eindelijk gaven de vijf Cantons den 6den October 1531 eene oorlogsverklaring in het licht, 1500 man van Lucerne trokken ten zelfden tijde naar Bremgarten, om de vereeniging der troepen van Zurich en Bern te beletten, te; wijl het hoofdleger te Cappel bijeenverzamelde. De tijding van deze bewegingen kwam te Zurich , tegen den nacht, waarop de Raad aan- ftonds CO ZWINGL. et OECOLAMP. Epist. fül. 76.  GESCHIEDENIS. 3^5 RdndS vergaderde; deszelfs verblindheid was zoo ni groot, dat hij nog geen geloof wilde Haan aan eeni-J ge vijandelijke oogmerken der Roomfche Cantons, . maar zich versenoegde twee Gelastigden naar Cap. pel en Bremgarten te zenden, ten einde kennis te nemen van den ftaat van zaken. Het bijeenroepen van den Raad op een zoo ongewoon uur veroorzaakte echter groote ontfteltenis in de ftad, welke des anderen daags nog vermeerderd werd , door de aankomst van bode op bode van wege de landlieden , die zich gewapend hadden, om de grenzen te verdedigen , en die om onverwijlden bijttand verzochten. De Raad oordeelde nog, dat men de terugkomst der Gelastigden behoorde af te wachten. Deze , hunne tegenwoordigheid te Cappel noodig achtende, bleven daar, en zonden flechts eenen postbode naar Zurich, om tijding te brengen van de aannadering der vijanden. Deze tijding bragt den fchrik in het hart der genen, die tot hier toe de mogelijkheid van eenen oorlog geweigerd hadden te gelooven, en die nog geftadig op vredesvoorflagen van wege de vijf Cantons wachtten. Nu viel hun de fluijer, die het gevaar verborgen had, van de oogen, en de verwarring volgde op hunne gerustheid. Men haastte zich, om de weinige troepen, die in de ftad waren, naar Cappel te zenden, en beval de alarmklok te trekken, om de militie van het Canton op te roepen. Deze maatregel had de verwachte uitkomst niet, alzoo kwalijkgezinde lieden uitftrooiden , dat het gevaar niet zoo drukkend was, als men voorwendde , en dat de Raad zelve niet ééns was omtrent C. G. ariS'7. t 1552.  na C. i Jaansi tot 155 3öö KERKELIJKE 5. trent hetgeen te doen llond; dus deden zij den ijver der Landlieden verflaauwen, eu de onzekerheid en ' het wantrouwen toenemen. Volgens befluit van den Raad moest een corps van 4,000 man zich den joden October naar Cappel begeven, maar zonder dat er eenige fchikking gemaakt, of ergens in voorzien was; daar waren geene paarden, om het ge■fchut te vervoeren ; men had gebrek aan krijgsvoorraad en voornamelijk aan manfchap. 's Middags bevonden zich, in plaats van 4,000 foldaten, niet mier dan 700 onder de vaandelen; en te gelijk ontving men tijding, dat het corps te Cappel van uur tot uur verzwakte door de fchermuifelingen, en dat het geenszins beftand was tegen eenen algemeenen aanval, waar het mede bedreigd werd. In deze benarde omftandjgheden, wilde de Bevelhebber, die door den Raad benoemd was, zich liever met eene handvol volks op marsch begeven , dan de onzekere aankomst der landmilitie afwachten, zwinglius kreeg last, om, naar de gewoonte der Zwit* fers, bij welken niemand, zelfs geene Leeraars van den Godsdienst, van den krijgsdienst ter verdediging des vaderlands vrij was , hem te verzeilen , gelijk hij, reeds vele jaren te voren, zoo als wij gezien hebben, den dienst van Leger- of Veldprediker vervuld had. Met aigemeene overeen (lemming werd hij thans weder tot dezen post benoemd; zijne vrienden geloofden, dat zijne tegenwoordigheid de troepen zou bemoedigen ; zijne geheime vijanden , die zijnen moed kenden, hoopten, dat hij de gevaren, voor welke hij bloot zou (laan, niet zou ont-  GESCHIEDENIS. 367 ontkomen, zwinglius zelve durfde zich geen' gelukkigen uitüag van dezen krijgstogt beloven; maar hij achtte het nogtans zijn' pligt te zijn, om de bevelen zijner Overheid te gehoorzamen, zonder zich eenigzins daartegen te verzetten. Kalm in het midden zijner vrienden, die voor zijn leven vreesden, zocht hij hen met geduld en onderwerping te wapenen. „Onze zaak is goed," zeide hij, „maar zij wordt kwalijk verdedigd. Het zal mij en een groot getal deugdzame menfchen het leven kosten, die aan den Godsdienst zijne oorfpronkelijke eenvoudigheid en aan ons vaderland deszelfs oude zeden verlangden weder te geven. Het zij zoo, God zal zijne dienaren niet verlaten; hij zal hun te hulp komen, wanneer gij gelooven zult, dat alles verloren is. Mijn vertrouwen rust op hem alleen, en niet op menfchen; ik onderwerp mij aan zijnen wil." Met deze woorden nam zwinglius affcheid van zijne vrienden , toen hij den togt op bevel der Overheid ondernam , welke hem werkelijk het leven kostte. Cappel ligt niet meer dan drie uren van Zurich. De weg derwaarts loopt over den berg Albis; deszelfs fteilte vertraagde den marsch van het zwaargewapende voetvolk; doch het gefchut, hetwelk men in de verte hoorde bulderen, gaf te kennen, dat het gevecht reeds een' aanvang had genomen. zwinglius, onverduldig, om zijnen medeburgeren te hulp te fnellen, drong de Bevelhebbers aan, om fpoed te maken. „ Verhaasten wij onzen togt," riep hij: „ Indien wij talmen, zullen wij misfchien te laat komen. Ik voor mij, ik wil mij bij mijne broe- ia C. G. [aari5i7. ot 1552-  na C. C Jaari5i; tot 1555 368 KERKELIJKE . broederen voegen, hen helpen behouden of met hen • omkomen." De woorden van zwinglius vervulden de Bevelhebbers met eene edele drift. Zij geboden hun volk, hen te volgen, en trokken voorwaarts. Om drie uren na de middag kwamen zij op het flagveld aan. De Roomschgezincle Zwitfers, omtrent 8.000 man fterk, den vijand voordeelig geplaatst ziende , en deszelfs fterk te niet kennende, hadden geen' algemeenen aanval willen wagen , maar zich met een hevig en aanhoudend fchutgevaarte vergenoegd, In den oogenblik, dat zwinolius bij zijne landslieden was aangekomen, naderde een Officier van het Canton Uri, met 300 vrijwilligers, die van Zurich, om kondfchap te verkrijgen. Vernemende, hoe zwak zij waren, en dat de verfterking, welke zii ontvangen hadden, gering was , befloot hij, hen aan te tasten. Zoodra de Roomschgezinden zagen, dat de flag een begin had genomen , geraakte hun geheele leger in beweging. De Zurichers, naauwehjks 1500 man fterk, maar aangemoedigd door zwinglius , verdedigden zich in het eerst niet zonder voordeel, en het gelukte hun, den vijand af te flaan; toen het zwijgen van een hunner batterijen verwarring veroorzaakte, waarmede de Roomfchen hun voordeel deden; en een klein boschje, hetwelk men verzuimd had om te houwen of te bezetten, doorgetrokken, omringden zij de ftandplaats der Zurichers. Een gedeelte van derzelver achterhoede, vreezende afgefneden te zullen worden , nam de vlugt; terwijl vijandelijke verfpieders zich onder hen nieng- i  GESCHIEDENIS. S6r> mengden, en door het roepen van verraad, de wan-na orde vermeerderden. De Bevelhebbers deden ver- J-> geeffche pogingen, om de orde te herftellen; zij _ werden niet gehoorzaamd, en weldra was de nederlaag algemeen. Die in de eerfte gelederen ftreden, Itierven allen op hunnen post, en de anderen werden verftrooid. Reeds in het begin van het gevecht, ontving zwinglius, terwijl hij den zijnen moed infprak, eene doodelijke wonde, die hem buiten kennis op het flagveld deed nedervallen, waar hij liggen bleef, terwijl de vijanden hunne overwinning vervolgden. Weder bijgekomen, rigtte hij zich met moeite op, met de handen kruiswijze over de borst geflagen, en de ftervende oogen ten hemel gerigt. Eenige Roomfche foldaten, die achter aan waren gebleven, vonden hem in dezen toeftand. Zonder hem te kennen, boden zij hem eenen Biechtvader aan; zwinglius poogde hun te antwoorden, maar zijne ftem te zwak zijnde, om zich te doen verftaan , gaf hij zijne weigering met eene beweging van het hoofd te kennen. Toen vermaanden de foldaten hem, dat hij zijne ziel aan de Heilige Maagd zou aanbevelen. Een tweede teeken van weigering bragt hen in woede. „ Sterf dan , hardnekkig Ketter!" riep één van hen, en doorftak hem tevens met zijnen degen (*). DeS (*) Men heeft deze bijzonderheden naderhand vernomen van eenige Boeren, die zwinglius herkenden in den oogenblik, dat hij gedood werd. gualTHEU. in Apo/, zwinglii. mycon. Fit. zw1nglii. Herv. I. Aa C. G. 311517. 11552.  M C < Jaari5i lot 155 370 KERKELIJKE Des anderen daags werd het ligchaam van den 7- Hervormer gevonden en aan het leger ten toon gefield. Velen onder hen, welke de nieuwsgierigheid herwaarts trok, hadden zwinglius gekend , en, zonder zijne godsdienflige gevoelens aan te nemen, zijne welfprekendheid bewonderd, en de opregtheid van zijne oogmerken erkend. Zij konden zijne gelaatstrekken , welke de dood niet veranderd had, zonder aandoening niet aanfchouwen. Onder de menigte bevond zich een voormalig ambtgenoot van zwinglius, die, wegens de Hervorming, Zurich verlaten had. Hem , die zijne tegenpartij geweest was, lang befchouwd hebbende, zeide hij eindelijk, met aandoening: „ Uw geloof zij geweest , zoo het wille, ik weet, dat gij uw vaderland bemind , en altijd ter goeder trouw gehandeld hebt: God wille uwe ziel in vrede bewaren!" De foldaten, verre van in dit gevoel van medelijden te deelen, verheugden zich over den dood van den man, dien zij als den voornaamften (leun der Ketterij befchouwden , en omringden het bloedig lijk van den Hervormer met gewoel en getier. Te midden der uitlatingen van hunne dweepzuchtige blijdfchap, hoorde men enkele flemmen fchreeuwen : „ Laat ons de overblijffelen van dezen Aartsketter aan de vlammen overgeven!" Allen juichten dezen voorflag toe; vergeefs herinnerden de Bevelhebbers het razende volk den eerbied , welken men aan de dooden verfchddigd is; vergeefs vermaanden zij hen, de Protestanten niet te tergen, die zich den eenen of anderen tijd zouden kunnen wreken; alles was  GESCHIEDENIS. 01 ■ was vruchteloos. Men.maakte zich meester van het n lijk van zwinglius; eene regtbank, bij toejuiching I benoemd, fprak het vonnis uit, dat het zou verbrand worden, en dit vonnis werd op fiaande voet ten uitvoer gebragt. Dus eindigde zwinglius zijnen levensloop in den ouderdom van XLVII jaren. De tijding van zijnen dood ftortte zijne vrienden in eene diepe ontfteltenis en fchrik. De geheime aanhangers der Roomfche Kerk te Zurich beurden het hoofd op, en fchreven de rampen van het vaderland toe aan de veranderingen door den Hervormer ingevoerd. De wanorden ftegen ten top, en deden de krijgsverrigtingen verflaauwen. De wijfeling van den Raad, het gebrek van overeenftemming tusfchen de Bevelhebbers en foldaten, de traagheid en onvoegzaamheid deï maatregelen tot voortzetting van den oorlog, gaven aanleiding tot meer volgende tegenfpoeden , en twee maanden na het gevecht van Cappel, zagen de Heden Zurich en Bazel zich genoodzaakt , om elke voor zich zelve eenen afzonderlijken vrede te maken; bij welken het verdrag van 1529 vernietigd en een merkbare meerderheid toegeftaan werd aan de vijanden der Hervorming. Thans fcheen het, dat geheel Zwitferland weder < in den vorigen ftaat ten aanzien van den Godsdienst' Vervallen zou; maar weldra zag men de voorfpel-' tingen vervuld worden, met welke zwinglius zijne vrienden, bij het affcheid nemen , vertroost had. Na den eerften oogenblik van ontfteltenis, bloosden tij, dat zij zich verbeeld hadden, als ware het lot Aas der s C. G mrisi?» M 1553- jevofgen ran dezen lood.  37» KERKELIJKE na C C Jaari5i; tot 155' Dood var OECOLAMPA- pius. !. der goede zaak verbonden aan het leven van eenén '•■ enkelen mensch. Door zijnen geest bezield, beijverden zij zich de hoop te verlevendigen, alle haat te ftillen, en het gelukte hun, de bedaarde kalmte weder te heritellen. De ftichtingen, door den Hervormer gevestigd, werden eene bron van nieuwen voorfpoed. Liefde voor vrede, orde en geregtigheid, volgden op heerschzucht, begeerlijkheid en wraakzucht, welke de binnenlandfche rust zoo menigmalen verftoord hadden. Eene werkdadige liefde, eene aartsvaderlijke eenvoudigheid, wijze wetten, zeden fterker dan de wetten, waren de edele erfmakingen, welke zwinglius aan zijn vaderland heeft nagelaten (*). In hetzelfde jaar 1531, waar in zwinglius, als een echt Vaderlander en Christen Held, gelijk mosheim hem met regt noemt, in den ftrijd voor Vaderland en Godsdienst fneuvelde, overleed ook den iften December zijn boezemvriend joannes oecolampadius , in den ouderdom van XLIX jaren, te Bazel, alwaar hij negen of tien jaren den dienst van Euangelieprediker had waargenomen; een kundig, befcheiden, ijverig, maar tevens vredelievend Godgeleerde, van wien alleen eene teugellooze drift luther heeft doen fchrijven, dat hij door de vurige pijlen en fpiefen des Satans doorboord, docr eenen fchielijken dood om het leven was gekomen. Hij had eene ziekte van veertien dagen met ftille ge- (*) m. 1. g. hes Fie d'Uliich Zwingli, Reformateur de la JSuisfe.  GESCHIEDENIS. tm gelatenheid verduurd, eh overleed onder godvruch- n tige gefprekken met zijne kinderen en verfcheidene l Kerkendienaren, godzalig en ftandvastig in zijn ge- . loof. Het vredesverdrag, hetwelk bij de Zwitfers in het jaar 1531 een einde maakte van hunnen Burgeroorlog om den Godsdienst, hoe zeer hetzelve nadeeüg was voor de Protestanten, die dulden moesten, dat de Roomfche Godsdienst in hetzelve het oude , ware, ongetwijfelde geloof genoemd werd, bleef desniettemin van toen af den grondflag uitmaken van alle volgende onderhandelingen en overeenkomften tusfchen de Roomfche en Euangelifche Cantons. De Roomfche Cantons, aangemoedigd door hunnen voorfpoed , waren ijverig werkzaam , om het Protestantendom alle mogelijke afbreuk toe te brengen, en het gelukte hen, in verfcheidene plaatfen van Zwitferland, onder anderen te Frihurg en Solothurn den Roomfchen Godsdienst te herftellen, maar daartegen vereenigden de Hervormde Cantons zich naauwer met malkanderen, en waren te meer bedacht, om kennis en verlichting , als de ware grondflagen der Hervorming te verbreiden, waar toe onder anderen dienen kon het Catechetisch onderwijs , hetwelk in Zwitferland in het jaar 1534 werd ingevoerd en geregeld. Ten welken einde leo jude eenen Katechismus opftelde, die alom werd aangenomen en in gebruik gebragt, welks plaats echter vervolgens het onderwijs van calvyn, in vragen en antwoorden gebragt, vervangen heeft. In het jaar 1536 werd ook op eene Sijnode te Bern de Aa 3 Zwit- iC. G. larisi/. >t 1553.  ..a C. ( Jaarisi; tot 155. 37i KERKELIJKE ï. Zwitferfche Geloofsbelijdenis opgefteld , door bul* linger , myconius en cryneus , bij. welken nog 'gevoegd werden leo juoe en grosman, welke Geloofsbelijdenis met aigemeene goedkeuring werd aangenomen; en welke voornamelijk ten oogmerk had, dat men openlijk het geloof der Zwitfers zon kunnen kennen, inzonderheid omtrent de tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal; ten einde de vereeniging der Protestanten in dat ftuk te bevorderen , waartoe luther , door meer gematigdheid, dan in het eerst, te openbaren, hope gegeven had. In dit Sijnode waren tegenwoordig Godgeleerden van Bern, Zurich, Bazel, Schafhaufen, St. Gal, Mulhaufen enz. waar bij zich de Godgeleerden van Straatsburg, bucerus en capito voegden. In deze Belijdenis komt niets voor van de Voorver ordinering, en ten aanzien der Sacramenten, wordt er in gezegd, dat in dezelve , behalve de uitwendige teekenen, de geestelijke zaak zelve gegeven wordt. Ondertusfchen , alhoewel luther erkende, dat deze Belijdenis op zich zelve goed was, volgde nogtans de bedoelde vereeniging niet. Deze Geloofsbelijdenis wordt de eerfte genoemd, en dus van de tweede meer breedvoerige, die in het jaar 1566 opgefteld is, onderfcheiden, welke laatstgemelde al de Zwitferfche Kerken, uitgezonderd die van Bazel en Neuffchatel, hebben aangenomen. Eer wij van de Hervorming van Zwitferland afftappen, om over te gaan tot het verhaal van de Hervorming, te Geneve, door joan calvyn bevorderd , verdient het opmerking, dat, daar men, naar  GESCHIEDENIS. 375 naar alle waarfchijnlijkheid, had mogen verwachten, , dat de Zwitfers, als Republikeinen en ijverige vrienden der vrijheid, alle zonder onderfcheid , de Hervorming zouden omhelsd hebben , nogtans zeven Cantons Roomschgezind gebleven zijn , en onder dezen juist die Cantons, waar men het ijverigst gemeenebestgezind was. villers ( * ) , die deze waarneming ook in het midden brengt, tracht dit opmerkelijke verfchijnfel uit verfcheidene gronden te verklaren. Hij fehrijft: „ Het Catholicismus der kleine Cantons van Schweitz, Uri en Unterwalden, had, juist omdat het plaats greep onder deze -bergbewoners, die van nature Republikeinen zijn, eene gedaante aangenomen, welke met hun karakter overeenkomftig en naar hunne zeden gefchikt was. De bewoners der bergen hebben bovendien eene levendige verbeelding, waarop de uitwendige voorwerpen eenen fterken indruk maken, terwijl ook de werkeloosheid van het herdersleven vele godsdienftige feesten en vertooningen vordert. Een eeredienst, waarmede vele plegtigheden verbonden zijn , moest hen dus verkieslijk wezen, boven eenen eenvoudigen Godsdienst. Onder hen was het, dat de eerfte grondleggers der Zwitferfche vrijheid gewoond hadden, en de gedachtenis van alle deze gebeurtenisfen, van al de groote mannen van dit Tijdperk , was zeer naauw verbonden met den Catholijken eerdienst en deszelfs plegtigheden. Het waren geene ge- (*) Proeve over de*- Geest en Invloed der Kerkelijke Hervorming enz. Bladz. 153. Aa 4 ia C. G. [aari5i7. ;ot 1552.  naC. G Jaarisi; tot 1552 3?-99 «tn te antwoorden, en fchreef eene Verhandeling, n welke hij archeteles, (begin en einde,) noemde, J en den 22ften Augustus 1522 in het licht gaf. In < dezelve betoogde hij: „ dat het Euangelie alleen een onverwerpelijk gezag heeft, tot hetwelk men de toevlugt moet nemen, om van alle onzekerheden een einde te maken, en alle twisten te beflisfen; en dat de uitfpraken der Kerk niemand verpligten kunnen, dan voor zoo verre dezelve op het Euangelie gegrond zijn." Het zal niet vreemd zijn van ons onderwerp, het een en ander uit deze Verhandeling liier te plaatfen: „ Wanneer gijlieden, ten einde u te regtvaardigen, de menfchelijke overleveringen boven het Euangelie verheft, beroept gij u op eenen Heiligen man, (augustinus,) die gezegd heeft: „Ik zou aan het Euangelie geen geloof geven, indien de Kerk het Euangelie niet had goedgekeurd."" Maar, indien gij ter goeder trouw wilt handelen , zult gij bekennen, dat deze woorden van augustinus of roekeloos of ten minfte onbedachtzaam zijn.—Gods woord heeft geene bevestiging van menfchen noodig: de Kerkvaders zelve hebben niet anders gedaan, dan dat zij de Jpokrijfe Euangelien hebben verworpen, dat is , zulke, waarvan de Schrijvers onbekend of verdicht waren; dus ook wij, wij willen flechts het Christendom zuiveren van hetgeen voor hetzelve vreemd is, het van zijne boeijen bevrijden , in welke deszelfs vijanden het geklonken hebben, en de fonteinen van levend water we- iC. G. iansi7. 3t 1552.  GESCHIEDENIS. 301 kan worden, zonder zekere befluiten van Kerkver-1 gaderingen, zoo zijn de Apostelen noch de eerfte] Christenen zalig geworden, nademaal zij deze be- . fluiten niet gekend hebben. Zie eens, hoe ver gij buiten het fpoor zijt (*)!" „ Gijlieden verdedigt alle uwe bijplegtigheden, alsof zij noodzakelijk waren voor den Godsdienst; en nogtans oefende de Godsdienst een veel verlichter gebied over de harten, toen het lezen der Heil. Boeken, het gebed en de onderlinge vermaningen alleen den eeredienst der Geloovigen uitmaakten. — Gijlieden befchuldigt mij, dat ik den Staat in verwarring breng, omdat ik openlijk de ondeugden der Geestelijkheid beftraffe. — Daar is niemand , die de bedienaren van den Godsdienst meer eerbiedigt, dan ik, wanneer zij dien in alle zijne zuiverheid leeren, en in eenvoudigheid beoefenen; maar ik kan mijne verontwaardiging niet binnenhouden, wanneer ik herders zie, die, door hun gedrag, tegen hunne kudde fchijnen te zeggen: „ Wij zijn de uitver„ korenen, gijlieden de onheiligen, wij zijn de ver„ lichte mannen, gij weetnieten; het is ons geoor,, loofd, in lutje ledigheid te leven, gijlieden moet ,, uw brood eten in het zweet van uw aangezigt; „ gij moet u wachten van alle zonde, terwijl wij „ ons ftraffeloos aan alle buitenfporigheid zullen „ overgeven; gij moet den Staat met gevaar van „ uw leven verdedigen, maar de Godsdienst ver„ biedt ons, het onze te wagen."" „Ik (*) ZWINGL, Opp. T. I. p. 137. ia C G. aan 517. ot 1553.  na C. C Jaarisi; tot 155! Eerfte voorbeeld var vervolging in Zwitferland. 302 .KERKELIJKE r ,, Ik wil u voorts leeren, welk het Christendom is, dat ik belijde, en hetwelk gijlieden verdacht ' zoekt te maken. Het Christendom gebiedt eik en een ieder, de wetten te gehoorzamen, en de Overheden te eerbiedigen; lasten en fchattingen te bètalen, aan wien het behoort, niemand te willen overtreffen, dan in wel te doen; het zijne toetebrengen, om den armen te troosten; geen deel te nemen in de onderdrukkingen van den evenmensen; alle menrchen, als onze broeders, aan te merken; het wil, met dén woord, dat de Christen zijne zaligheid alleen verwachten moet van God en jezus christus, zijnen eeniggeboren Zoon, die aan allen, die in hem gelooven, het eeuwig leven geeft; zoodanige zijn de grondbeginfelen, van welke ik in mijn prediken nooit ben afgeweken (*)." De Bisfchop van Konflans fchreef ondertusfehen ook aan den Zwitferfchen Landdag, die in het jaar 1522 te Baden vergaderd was, om hem de hand te bieden, ten einde zijne gemeenten in gehoorzaamheid aan de Kerk te bewaren. De Afgevaardigden op den Landdag ftonden hem dit verzoek toe, en ten blijke, dat zij dadelijk daartoe werkzaam wilden zijn, gaven zij bevel, om urbanus wys, Pastoor in het Dorp Wislitzbach, bij Baden, in hechtenis te nemen, omdat hij tegen de aanroeping der Heiligen gepredikt had. Dit was het eerfte voorbeeld in Zwitferland van geweldige maatregelen tegen de begunftigers en aanhangers der Hervorming; hetwelk door (*) Ibid. pag, 144.  GESCHIEDENIS. 3°3 door het aanftooken der Geestelijkheid weldra van i meer andere gevolgd werd. zwinglius , overziende , welken tegenftand de Hervorming te wachten zou hebben van den kant der regering van Zwitferland, zond, ten einde hen tot betere gedachten over te brengen, aan hen een kort begrip van zijne leer, hetwelk ook van zijne ambtgenooten en vrienden onderteekend was, waar bij zij een verzoek voegden, dat men de prediking van het Euangelie vrij mogt laten, als mede dat de Kantons het huwelijk der Geestelijken veroorloven, ten minfte dulden wilden; welk laatfte verzoek aangedrongen werd, met een aantal plaatfen uit de H. Schrift, met het ftandvastig gebruik der eerfte Christenen, het voorbeeld van geëerbiedigde Heiligen, en de uitfpraken van verfcheidene Kerkvergaderingen. Te gelijker tijd zonden zwinglius en zijne vrienden een verzoekfchrift aan den Bisfchop van Konftans, waarbij zij denzelven zochten te bewegen , dat hij zich aan het hoofd ftelde van hen, die eene Hervorming wilden bewerkftelligen; dit bleef echter zonder gevolg, integendeel, dewijl de Paus luther. reeds in den ban gedaan en voor ketter verklaard had, gelijk hij ook op de Rijksvergadering te Worms in den Rijksban gedaan was , waren de Monniken en Geestelijken wakker in de weer, om tegen alle nieuwighedeii uit te varen, en allen, die de Hervorming begunftigden, van Lutheranerij en Ketterij te befchuldigen. De Predikftoelen daverden van deze befchuldigingen en van de verfchilftukken, welke op dezelve, niet zelden, op eene laC. G. [aan 517ot 1552.  ns C. Jaari5i toe 155 Openlij] gefprek te Zuric gehoudi over dei Godsdienst. 304 KERKELIJKE 3. eene plompe wijze behandeld werden , waar door £ het ook meermalen gebeurde, dat deze of gene ' openlijk den Prediker op den Predikftoel tegenfprak, en hem begon te wederleggen, al hetwelk'voor groote wanordens de deur wagenwijd openzette. : Wat ftond hier voor zwinglius , in deze zorge. h hjke omftandigheden, te doen ? Zou hij zwijgen , n en voor zijne vijanden wijken, en dus den pligt zijner bediening verzaken, welke van hem eischte, de waarheid te verkondigen? Was er eenig uitzigt, op eene wettige aigemeene Kerkvergadering? En kon men aan dezelve de beflisfing der gefchillen gerust overlaten? Wat men van Kerkvergaderingen te wachten had, hadden die van Konftans en Bazel nog niet lang geleden overtuigend doen zien. zwinglius floeg daarom eenen anderen weg in. In het begin des jaars 1523 vervoegde hij zich bij den grooten Raad te Zurich, en verzocht, dat men een openbaar mondgefprek zou bewerkdelligen, in hetwelk hij rekenfehap zou kunnen geven van zijne leer, in tegenwoordigheid van Afgevaardigden van den Bisfchop van Konftans, met belofte, dat hij, zwinglius, zou herroepen, iudien men kon bewijzen, dat hij dwaalde, maar met verzoek, om de bijzondere befcherming der regering, indien hij Haagde, om zijne vijanden tot zwijgen te brengen. Overeenkomftig dit voordel van den Hervormer, zond de Raad weinige dagen daarna aan al de Geestelijken van het Canton den volgenden rondgaanden Brief: „ Daar heerscht eene groote wanorde onder de bedienaren, gelast om Gods woord aan het volk te  GESCHIEDENIS. 305 te verkonJigen. Dezen verzekeren, dat zij het Euangelie in alle deszelfs zuiverheid prediken, en befchuldigen hunne partijen van kwade trouw en onwetendheid, terwijl de anderen, van hunne zijde, zonder ophouden fpreken van valfche Leeraars, verleiders en Ketters. Desniettemin zwijgen de Hoofden der Kerk, welken deze dingen aangaan, of zij putten zich uit in nuttelooze vermaningen. Het is dus noodzakelijk, dat wij zelve de zorg voor onze onderdanen en voor ons zeiven op ons nemen, en een einde maken van de verfchillen, welke hen verdeden. Met dit oogmerk bevelen wij al de leden van onze Geestelijkheid, om zich daags voor het feest van karel den Greeten, (29 Januarij,) op ons Stadhuis te laten vinden, alwaar wij willen, dat het ieder een zal vrijftaan, de gevoelens aan te wijzen, welke hij als kettersch befchouwt, en dat hij ze beflrijde, met het Euangelie in de hand. Wij zullen bij deze vergadering tegenwoordig zijn , en alle onze aandacht leenen aan hetgeen van weêrskanten gezegd zal worden: voorgelicht door de kundigheden van onze voornaamfte Godgeleerden en Predikers, zullen wij zoodanige maatregelen nemen, als gefchikt zullen zijn, om de ergernis te doen ophouden. Indien in het vervolg iemand zou weigeren , zich aan de wetten te onderwerpen , welke de liefde tot orde ons zal voorfchrijven, zonder dat hij zijne weigering grondt op Gods woord, zullen wij ons genoodzaakt zien, tegen hem te procederen ; waarvan wij wenschten verfchoond te blijven. Overigens verhopen wij, dat de Almagtige ons in ons Heiiv. I. V oor- ia C. G. |aari5l7. •ot 155a-