ALGE MEENE KERKEL IJKE GESCHIEDENIS, DER. CHRISTENEN.   ALGEMEENE h? KERKELIJKE GESCHIEDENIS, D E 11 CHRISTENEN, DOOR IJSBRAND van HAMELSVELD. een en twintigste deel. MET PLAATEN. TE HAARLEM BIJ francois bohn, M D C C C X I.   INHOUD VAN HET EEN EN TWINTIGSTE DEEL. ZESDE BOEK. Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. EERSTE AFDEELING: Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zestiende eeuw, tot den vrede van Pasfau. VIERDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming van Geneve. Bladz. i. VIJFDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming in Zweden en Denemarken. . . . • Bladz. 71. ZES-  vi INHOUD. ZESDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming in Frankrijk. Bladz. 130. ZEVENDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming in Engeland, Schotland en Ierland. . . . Bladz. 471. KEU-  KERKELIJKE GESCHIEDENIS. ZESDE BOEK. bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de kerkhervorming in het begin der ZESTlBivnE KRIIW. EERSTE AFDEELING. GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN PASSAU. VIERDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming van Geneve. De Gefchiedenis der Hervorming van Geneve, hoe zeer Hechts eene enkele ftad, verdient echter eene afzonderlijke melding in de befchrijving der Kerkgefchiedenis van dit merkwaardig Tijdvak, uit hoofde van het groot belang der Kerk van Geneve en derzelver invloed op de verbetering van de leer en eeredienst in verfcheidene aanzienlijke landen van Eu ropa, van welke de Kerk van Geneve federt vereerd is geworden als eene Moederkerk; alzoo zij, in het eerst, hunne voornaamtte Leeraren van Geneve ont« Herv. II. A von- aa C. G. Jaari5i7. iot 1552. Inleiding tot de Gefchiedenis der Hervorming van Geueve.  a KERKELIJKE na C. G, Jaar) 517. tot 1552. VoornsamïïeHervormers. WILLEM FAREL. 1 1 l) .O mi t t l 1 t I e 2 vongen, die in de Schoten der groote mannen al« dan.r zich gevormd hadden. Gelijkerwiis Zwitferland, zoo als wij in het voorgaande Deel van ons werk gezien hebben , ten aanzien-van de Hervorming, behalve aan ulrich zwingli, die zelve een Zwitfer was, het meest te danken had aan Duitfchers, welke uit Duitschland , bijzonder uit Straatsburg, gekomen, zich derwaards begeven hadden, om de Hervorming voortteplanten , dewijl in de noordelijke gedeelten van Zwitferland de Hoogduitfche Taal gelproken wordt, zoo werd in de zuidelijke deelen , het land van Vaud, het Graaffchap Neufchatel, en ook te Geneve , de zaak der Hervorming meest bevorderd joor Franfche Geleerden, onder welke de vermaardte geweest zijn willem farel, pieter viret of iriRETUS, en jan calvyn, van welke wij daarom ;ooraf eenig berigt zullen geven. willem farel, wiens leven door ancillon, ledikant te Ber/yn, befcbreven is, werd in her jaar 4.99 uit een adellik gedacht te Fapin in Daw Inè geboren. In zijne jeugd ftudeerde hij te Parys, n oefende zich met grooten lof in de Hebreeuwfche n Griekfche Talen; hij genoot de gunst en vriendchap van den vermaarden jacobus faber stapuensis , (j. le fevre d'estaples , ) van wien ij ook onderwijs ontving in de gezuiverde Euanelieleer, en die hem eenen post bezorgde in het lollegie van den Kardinaal le moine. Dezen post snige jaren met roem bekleed hebbende, begaf hij ich met faber naar Maux, bij den Bisfchop bris-  GESCHIEDENIS. 3 brissonet , die der nieuwe leere genegen was; hier het Euangelie van het jaar 1521 tot 1523 gepredikt hebbende, vertrok hij in dat jaar naar Straatsburg , alwaar hij van capito en bucerus met opene armen ontvangen werd. In het volgende jaar 1524 kwam hij te Bazel, alwaar hij, tegen dank der Hoogefchool, op gezag van den Raad, openlijk eenige (tellingen verdedigde, over de Heil. Schrift, als den eenigen regel des Geloofs, over het regtvaardigend geloof in christus, zonder eenige eigene verdienfterj , over het ongehuwde leven der Geestelijken, over de Monnikengeloften , Euangelifche Raadgevingen enz. De bant der Geestelijkheid, hier door te meer tegen hem aangevuurd , vervolgde hem hier zoo fterk, waar zelfs erasmus , die gansch geen vriend van farel was, door zijn uitvaren tegen hem, niet weinig aan toebragt, dat farel uit de ftad gedreven zijnde , de wijk nam naar Mompelgard; alwaar hij, onder de befcherming van den Hertog ulrich van Wurtemberg, de zaak der Hervorming door prediken en ook door een openbaar gefprek met eenen Monnik wakker heeft voorgedaan, zoodat hij, binnen den tijd van twee jareu, het geheele Hertogdom met het licht van het Euangelie verlichtte. Zoo groot was zijn ijver voor de zaak der Hervorming, dat dezelve door niet weinigen geoordeeld werd, fomtijds de mate te buiten te gaan. Zijne woorden en voordragt waren zoo hevig en geweldig, dat oecolampadius zelve hem 'fchreef, h'tj mogt zich matigen; „gij zijt gezonden," fcbreef oecolampadius, „ om het Euangelie te prediken, A a „ niet M C. (?i [aan 51?'. tot 1553.  4 KERKE LIJKE na C. G. Jaan 517, tot 1552. i I i 1 \ 1 ] „ niet om te vloeken; ik prijs den ijver, indien „ maar de zachtmoedigheid niet ontbreke. Men „ moet wijn en olie op zijn' tijd en pas bij de won„ den gebruiken. Betoon u eenen Euangelist, maar „ geen' geweldigen Wetgever." Van zijnen ijver, die dikwijls van onvoorzigtigheid niet was vrij te plijten, gaf hij een voorbeeld te Mompelgard, alwaar hij, bij een' openbaren omgang, (Proces/ie,) in welken het Beeld van den Heiligen antcnius plegtig werd rondgedragen, dit Beeld den Priester uit de hand rukte, en het in het water wierp. Dit bedrijf veroorzaakte een' geweldigen oploop ; en farell , om het gevaar te ontgaan, moest deze ftad verlaten, begevende zich naar Bern, en op raad van haller naar Aigle, onder het gebied van Bern gelegen, alwaar hij, onder eenen vreemden naam van wili.em ursinus , eene School opgerigt [lebbende, de jeugd tevens in den Godsdienst oniervvees, tot dat hij in het jaar 1527 weder onder sijnen eigenen naam openlijk aldaar predikte, en iroorts in de omliggende plaatfen en oorden , niet :onder den hevigften wederftand der Geestelijkheid, lie alles in het werk ftelde, om 's mans arbeid vrucheloos te maken, en hem van ftad tot ftad te ver'agen; in het jaar 1532 kwam hij met viret te Heneve, alwaar hij met zoo veel ijver werkzaam vas, dat calvin in eenen Brief aan die van Zuich hem naderhand den Vader van de Vrijheid en ran de Kerk aldaar genoemd, en getuigd heeft, dat lie van Geneve alles aan hem verfchuldigd waren, let was op den aandrang van farel , dat calvin zich  GESCHIEDENIS. 5 ïïfch liet overhalen , om zich te Geneve te vestigen, en zijnen dienst aan de Kerk aldaar toe te wijden, hoewel farel zelve kort daarna Geneve weder moest verlaten; vervolgens onthield hij zich federt het jaar 1542 eenigen tijd te Mets, alwaar hij zijne eerfte preek deed op het Kerkhof der Dominikanen, die te vergeefs met het luiden van de klok en door ander geraas hem poogden te beletten, dewijl farel voortvoer met eene inderdaad donderende ftem zijne rede te vervolgen. Eindelijk vestigde hij zich in Neufchatel, alwaar hij tnt den hoogden ouderdom de zorg dier Kerk behartigde, zijnde in het jaar 1565 den i3den September in den ouderdom van 76 jaren overleden. Een man vol leeuwenmoed, zonderlinge tegenwoordigheid van geest, onvermoeide ftandvastigheid, en onvertfaagdheid in alle gevaren , en , hetgeen het voornaamfte was , van onverbiddelijken ijver voor de kerkelijke tucht en zuiverheid van zeden. Alle welke uitmuntende hoedanigheden , indien zij met eenen meer zachtmoedigen geest gepaard geweeet waren, hem tot eenen onvergelijkelijken man gemaakt zouden hebben (*). Hij heeft flechts weinige fchriften nagelaten, ook zijn flechts enkele brokftukken van zijne brieven in het licht gegeven. petrus viretus, (pierre viret ,) de vriend van farel, door beza een der voornaamfte Euangeliedienaren van zijnen tijd genoemd , bezat die .zachtmoedigheid van aard en imborst, en die liefta- lig- {*) gerdes Hifl. Euang. Reform. T. IV. p. 29-33. A3 ia C. G. faansi7. :ot 1552. $ PETRUS VIRETUS»  bï C. G Jaarisitot 155= ] 6 KERKELIJKE Ikheid in fpreken en fchrijven, welke aan farel ontbraken, en welke nog in de door hem na^eiatene fchriften uitblinken. Hij was een inboorling van het land vnn Vaud, alwaar bij in de ftad Orbe, behoorende onder het gebied van Bern, in het jaar 1511 het eerfte licht aanfchouwde. In zijne jeugd leide hij de gronden zijner letteroefeningen te Parys, en reeds vroeg kreeg hij fmaak in de gezuiverde Euangelieleer, zoodat hij reeds in het jaari53i,en dus in het twintigfte van zijnen ouderdom, den gewrden dienst in zijne vaderftad aanvaardde, en denzetven met dien gelukkigen uitflag bekleedde, dat hij zeer velen, en onder dezen ook zijne ouders tot het aannemen dezer leer overreedde. Voorts bood hij farel de hand, in het verzamelen en inrigten der Gemeenten in dezen omtrek, bijzonder te Laufanne, zelfs, als calvyn in het jaar 1541 gezonden was naar IVorms, tot een mondgefprek aldaar te houden, hetwelk vervolgens naar Regemburg verlegd werd, heeft hij desztifs plaats te Geneve, gedurende zijn 'afzijn, vervuld, en niettegenftaande velen teg..nftaiid en hem aangedane moeijelilkheden, de zorg dier gemeente met lof behnrtigd. Van Geneve keerde hij weder naar Laufanne, alwaar hij vertoefde tot het jaar 1561, wanneer hij verreisde naar Nimes en vervolgens naar Mon-.pelier in Languedok, in welke gemeenten hij eenigen tijd vertoefde, en in het hervormen der Kerken in Frankryk sroote dienften Jeêd, altijd echter tot zachtheid vermanende, en allen chijn zelfs van oproerige gevoelens tegen den Koning  GESCHIEDENIS. 7 ning en de Regering tegengaande, gelijk onder anderen blijkt uit zijnen Brief, gefchreven aan de Dienaren der Hervormde Kerk, toen te Mompelier vergaderd (*). Ondertusfchen werd hij door de gemeente van Lions ten ernlligfte ukgenoodigd , om haar met zijnen arbeid ten dienfte te zijn , aan welk verzoek hij voldeed, tot liet jaar 1563, wanneer in Frankryk bij Plakaat verboden werd: „ dat niemand den Protestantfchen Godsdienst als Leeraar zou mogen bedienen, die niet in Frankryk geboren was;" waarop viret de gemeente van Lions vet' liet, eerst te Oranje , en van daar , op verzoek van de Koningin van Navarre, in Bearn kwam, in welk landfchap hij in het jaar 1571 overleden is. Hij heeft verfcheidene fchriften, grootendeels in de Franfche Taal, doch fommigen ook in het Latijn, nagelaten, in welke hij, in eenen aangenamen ftijl, de leere van het Euangelie verklaart, of de gevoelens der Roomschgezinden, Herdoopers, en voornamelijk der Vrijgeesten en Deisten van zijnen tijd beftrijdt en wederlegt. De eerstgemelde wederleide hij niet alleen ernftig en nadrukkelijk, maar maakte ook hunne leerftellingen en kerkplegtigheden befpottelijk , bijzonder de leere aangaande de Mis, welke hij als eene Geestelijke kwakzalverij voorftelde in een' Cento of Hekelfchrift, in het Lat'rn znmengefteld, uit woorden en verzen van oude Latijnfche Dichters. viret wordt befchreven, als van een zwakkelijk lig. (*) gerdes heeft denzelven geplaatst in zijne Bijlage op de Hifi. Evang. Ru. T. IV. r.. 6. p. „2. A 4 na C. G. 'aan 517. tot 1552.  6 KERKELIJKE a»C. C Jaari5i; tot 155: JOANNES CALVINüi ; ligchaamsgeftel geweest te zijn, welke nog vermeer' ' derd was door een vergift, hetwelk hem eens te Geneve, door een' bediende van eenen Kanunnik aldaar was toegediend; ook had in het jaar 1^33 een Priester hem verfcheidene zware wonden toegebragt, en voor dood laten liggen. Desniettegenftaande was hij, op eene verbazende wijze, arbeidzaam, ten voordeele der Hervormde leere en in den dienst der Kerken, zoo door mondeüjk en fchriftelijk onderwijs, als door menigvuldige reizen ten behoeve van onderfcheidene gemeenten (*). Onder het bovengemelde driemanfchap van Hervormers, wier arbeidzaamheid geftrekt heeft, om de Hervorming in Geneve en het zuidelijk deel van Zwitferland te vestigen, munt voornamelijk uit joannes calvinus, naar wien men, fchoon ten onregte, den naam van Calvinisten aan de Hervormde Christenen gegeven heeft, die, in deze en gene bij* zondere punten, van luther en deszelfs volgeren verfchilden. Zijne geleerdheid, zijne arbeidzaamheid , zijne wijsheid, in het deftig beleiden van zaken, zoo in het Kerkelijke als in het Burgerlijke, want hij had grooten invloed op beide, zijn ijver, zijne liefde voor waarheid, zijne flandvastigheid en moed, en dit alles gepaard met godsvrucht en deugd, hebben hem in ftaat gefield, om het licht der Hervorming, niet flechts in één gewest of land , maar in verfcheidene landen van Europa, door zijne leer en fchriften , en door die groo- te (*) gerdes /. C. T. IV. p. 33-49.    GESCHIEDENIS. 9 te mannen, die in zijne Schoo! en door zijne fchrif-, ten gevormd waren, te ontfteken. Te gelijk echter. heeft hij, gelijk doorgaans alle groote mannen, in alle eeuwen veel tegenfpraak moeten verduren; terwijl velen, zoo ten aanzien van verfcheidene punten van zijne Godsdienstleer, als van zijn gedrag, bijzonder in de zaak van michael servetus, enz. befchuldigingen tegen hem hebben ingebragt, welke, indien zij in allen deele met de waarheid inftemden, zijnen roem niet weinig zouden bezwalken; doch welke bij een onbevooroordeeld onderzoek veel van derzelver Jkracht verliezen. Eer wij de Gefchiedenis der Hervorming van Geneve verhalen, willen wij daarom vooraf het één en ander aangaande dezen grooten Kerkhervormer aanteekenen, betreffende zijn leven en karakter. De eigenlijke naam van dezen Hervormer was jean chauvin, doch, toen hij, in den ouderdom van twee en twintig jaren, de twee Boeken van seneca over de zachtmoedigheid, (de dementia,} uitgaf, noemde hij zich, naar de gewoonte van de Geleerden van dien tijd, op den titel van dit eerfte door hem uitgegevene werk, lucius calvinus, met welken naam calvinus of bij verkorting calvin, hij federt bekend is geworden. Zijne geboorteplaats was Noyon in Pikardïè, alwaar hij in het jaar 1509 den ioden Julij ter wereld kwam. Zijne ouders , gerard chauvin en jeanne le franc , Waren eerlijke lieden uit den middelbaren ftand. Zijn Vader beftemde hem al vroeg voor den dienst der Kerk, en hij ontving zijn eerfte onderwijs in de beA 5 gin- ia C. G. laar 1517. ot 1552.  ■a C. G. Jaansr-. t« 1552 1 < j 10 KERKELIJKE ginfelen der Letterkunde te Parys, van maturinus corderius, bekend door zijne zoo nuttige Latijnfche Zamenfpraken, welke nog veelal op de Latijnfche Scholen in gebruik zijn, die naderhand te Geneve de jeugd in de geleerde talen onderwezen heeft, en daar in hetzelfde jaar als calvin geftorven is. Deze zette zijne Letteroefeningen, bijzonder in de Wijsbegeerte, voort, onder eenen Spaanfchen HoogJeeraar, in het Kollegic van Montaigu. Onze calvin gaf al vroeg blijken van naauwgezette godsvrucht en ftrenge zeden, daar hij in zijne jeugdige tijdgenooten en medemakkeren hunne ondeugden bij aanhoudendheid berispte , en zelf zich deugdzaam en godsdienftig gedroeg. Reeds had zijn Va ler in het jaar 1511 eene Kapellaansplaats voor hem verkregen in de Kapelle van Notre Dame de la Ge/ine, in de Kerk te Noyon. In het jaar 1527 kreeg hij de Pastorij van Marteville, welke hij twee [aren later voor die van Pont TEveque, nabij "Noyon, verwijlde, alwaar hij ook ettelijke reizen gepredikt heeft. Ondertusfchen had calvin te Parys reeds ioor zijne verkeering met petrus robertus olei'itanus fmaak beginnen te krijgen in de zuivere eer, en zich met allen ijver toe te leggen op het ezen en onderzoeken van den Bijbel; zijn Vader /oor de gevolgen hier van bevreesd en tevens voortiende, dat de beoefening der Regtsgeleerdheid zijlen zoon meer eer en voordeel zou kunnen aanlengen, dan die der Godgeleerdheid, befloot nu «nen Regtsgeleerde van hem te maken; waartoe de onge calvin, die nog niet in de Priesterorde ge- tre-  GESCHIEDENIS. ii treden en nog veel minder een Monnik was, gelijk i foramigen ten onregte zich verbeeld hebben , maar | wiens eenige verbindtenis met de Kerk tot hier toe alleen daarin beftond, dat hij de kruinfcheering ontvangen had, zonder moeite zijne toeftemming gaf, en afftand deed van den Kerkedienst, in het jaar 1534- (fcft.) Ten einde zich nu in de Regtsgeleerdheid te oefenen , werd hij naar Orkans gezonden, alwaar hij de lesfen van petrus stella naarftig bijwoonde, en zoo vele vorderingen in de Regtskunde maakte, dat hij nu en dan den post van Leeraar in de Regten zelf vervulde, gelijk hem bij zijn vertrek van daar de waardigheid van Doctor of Leeraar in de Regten om niet werd opgedragen. In ziine bijzondere Letteroefeningen bleef hij intusfchen voortgaan met zich op de Godgeleerdheid te bevlijtigen, waarin hij, op eene ongemeene wijze, flaagde. Van Orkans begaf calvin zich naar Bourges, z'n'nde daartoe bewogen door de vermaardheid van den Regtskundigen andreas alciatus; tevens bleef hij zich bij aanhoudendheid toeleggen op het onderzoek der H. Schriften, en de beoefening der Godgeleerdheid; bijzonder befteedde hij eene ongemeene vlijt aan de Griekfche Taal onder den Hoogleeraar melchior wolmar, een' Duitfcher, die ook de Leermeester is geweest van theodorus beza. Deze Hoogleeraar was zeer ingenomen met de gevoelens van luther , hetwelk den lust tot een vrij onderzoek der waarheid in calvin meer en meer opwekte; de Hebreeuwfche en Syifche Talen werden door hem ook niet on- aan- ia C. G. aari5i7. ot 1552.  Ha C. G Taan5;7 tot 1552 ! 12 KERKELIJKE , aangeroerd gelaten, als welke hij noodig oordeelde ■ tot regt verftand der Bijbelboeken. Gedurende calvin's verblijf te Bom ges overleed zijn vader, hetwelk hem naar zijne vaderftad Noyon terug riep; doch hier zich flechts een' korten tijd hebbende opgehouden, vertrok hij naar Parys, in het jaar 1533, alwaar hij, in den ouderdom van 24 jaren, zijn eerfte Boek in het licht gaf, te weten, de Verhandeling van shneca over de Zachtmoedig, heid, met eenen Commentarius of verklaring, waar van wij reeds gefproken hebben. Hier te Parys binnen weinige maanden bekend.geworden met zulken, die in het geheim der Hervormde Leer waren toegedaan, hoedanige er thans in deze hoofdftad niet weinigen waren, en door hen met achting en onderfcheiding behandeld zijnde, nam hij het vast befluit, om zich geheel aan de Godgeleerdheid toe te wijden, en aan de Hervorming der Kerk met al zijn vermogen te arbeiden, welk befluit hij, met onvermoeide fhndvastigheid en onbegrijpelijke werkzaamheid , tot het einde van zijn leven toe, getrouw is gebleven. Ten dezen tijde hield nicolaus cop, tot Rector der Parijfche Hoogefchool benoemd, eene redevoering, tot welke calvin de ftoffe had bijgedragen. Alzoo deze redevoering, door de vrijmoedige voorHellingen over den Godsdienst, welke daarin voorkwamen , aan de Sorbonne en het Parlement grooten aanftoot gegeven had, ontftond bij deze gelegenheid eene groote vervolging tegen de Proteftanten, zooiat calvin ter naauwernood hét gevaar ontkwam van  GESCHIEDENIS. 13 van gevangen te worden; alhoewel nu deze beweging, door de tusfchenfpraak der Koningin van Navarre, bij haren Broeder, den Koning francois, fpoedig geftild werd , oordeelde calvin nogtans voor zich noodig, naar Angouléme te wijken, en van daar naar Poitiers en Nerac, alwaar hij aan faber Stapulenfis een bezoek gaf. Spoedig echter keerde hij weder naar Parys, alwaar mich, servet hem tot een mondgefprek had uitgedaagd, hetwelk echter, door het achterblijven van servet, geen gevolg had. Doch, dewijl de vervolging tegen de Proteftanten in het jaar 1534 heviger ontvlamde, verliet calvin Parys op nieuw, en begaf zich naar Bazel, alwaar hij zijn zoo zeer vermaard werk: Inftitutiones Religionis Christiance, of Onderwijs in den Cbristelijken Godsdienst, in het jaar 1535 (*), in het licht gaf, voorzien met eene Opdragt aan den Koning van Frankryk, welke, ten aanzien van inhoud, ftijl en fchikking, algemeen als onvergelijkelijk befchouwd wordt; gelijk het geheele werk met regt 'den roem van'vrienden en vijanden heeft weggedragen, als uitmuntende in de keurigfte netheid van ftijl, en de dui- (*) Deze eerfte uitgave in 8vo was zonder naam, en behelsde het eerfte ontwerp van dit werk. De volgende in 1536 was uitgebreider en droeg den naam van calvin op den Titel, doch in fommige afdrukfels las men alcuin. (vogt Catal. Libr. Rar.~) Vervolgens is het uitgegeven in 1539 enz- en naderhand in vele talen vertaald. gerdes Scrin. Antiq. T. II. P. I. ƒ>. 451. fqq. na C. G, [aari5i7. tot 1552.  na C. G Jaari5i7, tot 1552. 14 KERKELIJKE duidelijkheid van fchrijfwijze, als mede door de eenvoudigheid en klaarheid der bewijzen (*). calvin fchreef dit Boek ter verdediging der Proteftanten, en om de lasteringen te wederleggen, welke tegen hen weiden uitgeftrooid, gelijk de Koning van Frankryk dus voorwendde, dat hij niet de Proteftanten, maar de Wederdoopers, die zich op den Geest beroemden, en alle Overheid verwierpen, in zijn Rijk te keer ging en ftrafte. Hierom fchreef dan calvin dit werk, in hetwelk hij de Christelijke leere op die wijze voordroeg, dat openlijk aan elk blijken moest, dat de Hervormden niets met deze Geestdrijvers gemeen hadden. Na eenigen tijd in Zwitferland en Italië geileten te hebben, befloot calvin, zich te Bazel of te Straatsburg te vestigen, doch in het jaar 1536 door Geneve reizende, werd hij door farel met zoo ernftige betuigingen overreed, om da.ir zijn verblijf te nemen, dat hij, gelijk hij zelve ichrijft, „ des„ zelfs donder, krachtiger dan die van perikles," (farel dreigde hem met het oordeel van God!) „ niet durfde wedeiftaan, of het juk der beroeping ,, weigeren op zich te nemen, hetwelk hij zag, dat „ hem van den Heere werd opgelegd." Hij nam aerbalve de roeping tot Hoogleeraar op de School :n Leeraar der Kerk in Geneve aan in het jaar 1536. In (*) Wien zijn deze regelen van paulus thurius onsekend: Prater apostolicas, post Christi tempora, chartas, Huic pepcrere libro fecula nulla parem.  GESCHIEDENIS. 15 In dat jaar woonde calvin een mondgefprek bij, hetwelk, op bevel van de regering van Bern, gehouden werd, met de Roomschgezinden te Lauzanne, waardoor de Hervorming in die ftad en in het land van Vaud. haar beflag kreeg. Tien ftelJingen, door farel voorgefteld, maakten het onderwerp van dit mondgefprek uit: over de regtvaardigmaking door het geloof, zonder eenige werken; over Christus , den eenigen Middelaar; over zijne Dienaren en de Sacramenten; over de Biecht en Abfblutie; over de Overheid; het huwelijk ; het verbod van fpijzen enz. Het gefprek duurde acht dagen, van den iften tot den 8Hen October. De voornaamfte fprekers van de zijde der Hervormden waren farel, viret, petrus caroli en calvin, die echter flechts tweemalen de beurt van fpreken gehad heeft, en antonius marcourt, die eenmaal fprak; men bepaalde zich in het twistredenen bijzonder tot de Regtvaardigmaking en de Transfubftantiatie. Op dit gefprek volgde eene geregelde Hervorming te Laufanne en in het land van Faud, in het jaar 1537- Ook werd in gemelde ftad eene Hoogefchool opgerigt, waarbij de eerfte Hoogleeraren waren jdan hembert in de Wijsbegeerte en het Hebreeuwsch, en conradus gesnerus in het Grieksch; bij de- zen werden in het jaar 1547 twee Hoogleeraars in de Godgeleerdheid gevoegd, gesner werd opgevolgd door pierre nunnez, en deze door theodorus beza, in het jaar 1549, die hier honderd Pfalmcn van david in Franfche Verzen vertaalde, welke met de vijftig, voorheen door clement marot na C. G> Jaar 1517. tot 1552.  ha C. G laan 517 tot 1552 i(5 KERKELIJKE rot vertaalden berijmd,vervolgens in die gemeenten ingevoerd en openlijk gezongen zijn. petrus caroli heeft in het jaar 1537 van zijne Kerk afftand gedaan, en naar Frankryk vertrokken zijnde, daar denRoomfchen Godsdienst weder aangenomen, na farel, Viret en calvin vmArianerij befchuldigd en vele opfchuddingen verwekt te hebben. Doch de Kerkeraad van Laufanne en de Raad van Bern zelve regtvaardigde de drie Hervormers tegen deze ongegronde befchuldiging. Maar, laat ons tot calvin wederkeeren. calvin , te zamen met farel en corald , wien hij met zich te Geneve gebragt had, arbeidde ijverig aan het Hervormingswerk, farel ftelde eene GeJoofsbelijdenis op, welke eene verzaking des Pausdoms behelsde, en tevens een voorfchrift van zedeleer. Deze Geloofsbelijdenis begeerden de Leeraars , dat door het volk aangenomen en met eenen eed bekrachtigd zou worden, hetwelk na veel tegenftribbelen gefchiedde; doch als men bevond, dat dezelve geenen genoegzamen invloed had op de zeden des volks, en dat de geest van tweefpalt, welke de voornaamfte Familien tegen eikanderen tweedragtig maakte, daardoor niet gedempt werd, verklaarde calvin in zamenftemming met de overige bedienaren van den Godsdienst, dat zij het Avondmaal niet konden houden, zoo lang deze onderlinge vijandfchappen in de ftad heerschten, en men in dezelve alle Kerketucht en goede Zeden met voeten trad. Ten zelfden tijde drongen die van Bern bij die van Geneve aan, om zich in zekere inftellingen en ge-  GESCHIEDENIS. 17 gewoonten naar hen te fchikken, welke te Geneve niet in gebruik waren. Men had namelijk in eene Sijnode te Bern vastgefteld, in het Heilig Avondmaal ongezuurd brood te gebruiken, men had doopvonten tot de bedieninge des Doops, ook vierde men te Bern, behalve den Zondag, nog het Kersfeest, Nieuwejaarsdag , den dag der aankondiging van jezus Geboorte en dien van jezus Hemelvaart; het een en ander had te Geneve geene plaats, en calvin, met zijne ambtgenooten, vond zwarigheid, om hier in verandering te maken, en die van Bern te wille te zijn. Van deze gelegenheid maakten de tegenwoordige Sijndici van Geneve, zijnde het hoogfte Overheids. ambt, hetwelk voor een jaar bekleed werd, gebruik, om het volk te bewegen, dat men aan calvin en zijne ambtgenooten in het jaar 1538 de ftad ontzeide; waarop calvin de wijk nam naar Straatsburg, alwaar hij eene Franfche Gemeente ftichtte, en te^ vens tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid werd aangefteld. Gedurende zijn verblijf itStraatsburghltd calvin echter te gelijk zorgen voor de Gemeente teGeneve, welke hij niet alleen bij Brieven vermaande, aan die van Bern toe te geven, ten aanzien van het gebruiken van ongezuurd of ongedeesfemd brood in het Avondmaal, maar welke hij bijzonder grooten dienst deed door zijoen ijver, om de pogingen van den Kardinaal sadolet, Bisfchop van Carpentras, te verijdelen , met welke deze de inwoners van Geneve trachtte te bewegen , om in den fchoot der Roomfche Kerk te Herv. II. B rug na C. O* Jaar 1517» tot i553« f  tra C. ( Jaarisi; tot 155: 18 KERKELIJKE !. rug te keeren. Hij fchreef in 1539 een nadrukkelijk Jj antwoord ter wederle ging op den listigen Brief van dezen Prelaat, en vermaande die van Geneve tot onderlinge eensgezindheid en ftandvastigheid in het geloof. Twee jaren later werd hij gekozen, om tegenwoordig te zijn op eenen Rijksdag, welken de Keizer vastgefteld had te Worms en te Regensburg, om de Godsdienstverfchillen bij te leggen. Hij ging derwaarts in gezelfchap van bucerus, en had on. der anderen een mondgefprek met melanchthon. Ondertusfehen vjel er eene geheele verandering in de regering te Geneve voor. Die regeringsleden, welke zijne verbanning bewerkt hadden, werden, befchuldigd zijnde van zware misdaden tegen het welzijn der ftad, uit het bewind geweerd , waarop calvin door het volk teruggeroepen werd. Hij bewilligde noode hier toe, maar de aandrang was zoo fterk en ernftig, dat hij zich eindelijk liet bewegen, en in het jaar 1541 te Geneve wederkeerde, tot ongemeene blijdfchap beide van den Raad en het volk. Van toen af leide hij zich met al zijn vermogen toe, om eene Kerkenorde te ontwerpen , eenen Kerkeraad aan te ftellen , en Ouderlingen , Diakenen en Opzieners, tot het beftutir der Kerk, te doen verkiezen. Daar hij niet alleen een groot Godgeleerde, maar tevens een uitmuntend Regrsgeleerde was, vormde hij, in zamenftemming met de regering, in welker vergaderingen hij, gelijk zwinguus te Zurich, zitting had, een ftelfel van Burgerlijke en Kerkelijke wetten, hetwelk, niettegenftaande de woelingen van velen, de goedkeuring des volks erlangde, en tot in on-  GESCHIEDENIS. 19 onze tijden is aangezien als een Wetboek der Republiek van Geneve. Voorts flelde deze Hervormer eenen Katechismus op, uitgebreider dan den voorgaanden, en in vragen en antwoorden onderfcheiden, in het Latijn en Fransch, welke naderhand in verfcheidene Talen overgezet, en bij vele gemeenten in gebruik gebragt is. Onbegrijpelijk werkzaam in het waarnemen van zijn ambt, predikte hij, om de andere week, alle dagen, driemaal in de week hield hij zijne lesfen als Hoogleeraar, alle donderdagen was hij, als Voorzitter in de Vergadering van den Kerkeraad, en des vrijdags in de Vergadering, in welke de Bijbel verklaard werd, in welke hij doorgaans eene voorlezing hield; ook woonde hij de vergaderingen van den Raad doorgaans bij; over de meeste Boeken derH. S. fchreef hij uitleggingen; dan beantwoordde hij de vijanden en beftrijderen van den Godsdienst, dan fchreef hij allerwege Brieven over de belangen der Kerk; want van alle oorden der Christenwereld zocht men zijnen raad, uit Engeland, Frankryk, Duitschland, Polen enz. zoodat men oordeelen mag, dat hij nog meer deed door zijne pen dan door zijne tegenwoordigheid, deelende hij door Brieven zijne raadgevingen en voorfchriften mede ; terwijl diezelfde hand tevens onledig was met het fchrijven van geleerde werken. Bij fommige gelegenheden echter, was hij in perfoon werkzaam. Dus reisde hij in het jaar 1549 naar Zurich, omdat men hem verdacht gemaakt had , als leerde hij de Confubfiantiatie in B 2 het na C. G. Jaari5i7. :ot 1552.  na C G Jaari5i7 tot 1552 ] ( l 4 1 20 KERKELIJKE , het Avondmaal; hij verklaarde zich hier zoo duide1 lijk, dat er eene overeen/remming werd vastgefteld van de Kerk van Geneve met de overige Kerken van Zwitferland en Graauwbunderland, welke deze Kerken federt ten iiaauwlte verbonden heeft gehouden. In het jaar 1556 toog. hij naar Frankfort, om de gefchillen te beflïsfen, welke de Franfche Kerk in die ftad verdeelden. In het volgende jaar gaf de regering van Geneve twee aanmerkelijke befluiten uit; bij het édne werden de dienaars van den Godsdienst gelast, op een' bepaalden tijd des jaars, verzeld van eenen Ouderling en eenen Wijkmeester, huisbezoeking te doen, en eene belijdenis des geloofs af te vorderen. Bij het andere, genomen zonder kennis van de Predikanten, werden alle Feestdagen, uitgezonderd den Zondag, afgefchaft. Evenwel werd dit befluit calvin kwalijk genomen , waarom hij ter zijner verdediging thans zijn werk fchreef: over de ergernis/en. calvin was te meer verpligt, zijne eer te handhaven, dewijl de oude partijfchap in Geneve nog tegen hem bleef woelen; en de gemeente in het jaar 1551 beroerd werd door iiieronymcs bolsec, die 3e leer van calvin omtrent de volftrekte voorver>rdinering en vrijmagtige verkiezing openlijk in de ieik onder de Preek tegenfprak. calvin wederleide ïem in dezelfde vergadering, waarop, bolsec, door enen der Asfesforen van den Iloofdfchout in hechenis genomen, en nadat zijne zaak onderzocht, en tok het gevoelen der Zwitferfche Kerken was in;ewonnen, als een rustverftoorder uit de. ftad ge- ban-  GESCHIEDENIS. 21 bannen werd. Tot zulk een ftreng vonnis bragt, r zegt men, zijn overig Hecht levensgedrag ook veel ] toe. Deze bolsec was een Karmeliter Monnik van Parys, die, te vrij gepredikt hebbende, van daar gevlugt, en te Geneve gekomen was, alwaar hij, met verwerping van de Monnikskap, de Geneeskunde oefende. Hij werd vervolgens ook te Bern, en wel tot tweemaal toe, gebannen, en keerde, toen hij nergens door de Protestanten aangenomen werd, tot zijnen voorigen Godsdienst terug, waarna hij, om zich op calvin en beza te wreeken , eene gefchiedenis van het leven en de zeden van calvin en beza heeft gefchreven, vol bitterheid, logenen en laster. Ondertusfchen verbrak het geval met bolsec de vriendfchap tusfchen calvin en jacques de bourgogne , wiens vader boudewyn een natuurlijke zoon geweest was van filips den Goeden, Hertog van Burgondi'è. Deze jacques of jacob van bourgogne had den Roomfchen Godsdienst verlaten, en was getrouwd met jolante van brederode , uit den ouden ftam der Graven van Holland; hij had eene allefnaauwfte vriendfchap aangegaan met calvin, waarvan de Brieven van dezen Hervormer aan hem getuigen. Maar dewijl hij bolsec als zijnen Geneesheer gebruikte, mishaagde hem deszelfs hechtenis en verbanning, en zocht hij denzelven , zoo veel hem doenlijk was, te befchermen. Hetwelk calvin aanleiding gaf, om de vriendfchap met hem te breken, en zelfs zich met hevigheid tegen hem uit te laten. B 3 Na a C G. aan 517. at 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 fta KERKELIJKE , Na het uitbannen van bolsec , duurden de twisten over de Predestinatie of Voorverordinering fteeds voort, en ftegen in het jaar 1553 tot zulk eene hoogte, dat het gefchapen ftond tot een oproer te zullen komen, even gevaarlijk voor het Gemeenebest als voor de Kerk van Geneve; maar calvin kwam door zijne ftandvastigheid alles te boven, en wist zich en zijn gevoelen te handhaven. In datzelfde jaar gebeurde het gehandelde met miciiel servet, waar van wij, op de behoorlijke plaats, nader zullen fpreken. — Zekere bertelier , één der grootfte drijvers tegen calvin en deszelfs leer, een man van fporelooze fchaamteloosheid, gelijk beza hem befchrijft, om zijn flecht gedrag door den Kerkeraad in den Kerkdijken ban gedaan, beklaagde zich hier over bij de Overheid, terwijl velen ook mompelden, dat de Kerkeraad zich boven de Overheid te veel aanmatigde ; waarop de Raad der Tweehonderd een befluit nam , dat de eindelijke beoordeeling over Excommunicatie of Ban aan de kennisneming der Overheid zou ftaan. Maar calvin, die geloofde, dat dit een regt was, hetwelk aan de Kerk behoorde, handhaafde zijn gevoelen zoo ilreng, dat hij, op den Predikftoel, na een therp uitlaten tegen de verachters van het Heilig rWondmaal, met verheffing van hand en ftem, in leze woorden uitbrak : Maar ik zal mij eer 'aten dooden, dan dat deze hand aan de veroordeel* ie verachters van God het heilige des Heeren zou vereiken. Nu onthield zich wel bertelier met le zijnen van de heilige tafel, maar calvin hier me-  GESCHIEDENIS. 23 mede niet te vrede, dreigde zijn affcheid te zullen nemen, indien het befluit van den Raad niet werd ingetrokken; hetwelk dienvolgens in zoo ver gebeurde , dat het gefchorst zou blijven, tot men het gevoelen der vier Zwitferfche Cantons zou verdaan hebben. In het jaar 1554 gaf calvin in het licht eene wederlegging der leere van servet , met bijvoeging der redenen, waarom en in hoe ver de Ketters van de Overheid behooren geftraft te worden. Hij fchreef dit werk, om het ongenoegen te bedaren, hetwelk velen lieten blijken over de doodftraf van dezen man, terwijl zelfs fommige goede en welmeenende lieden, fchrijft beza , dezelve afkeurden, en calvin's gedrag in dit opzigt hevig berispten. Tegen dit werk lcherpte een ongenoemde, onder den naam van martinus bellius , volgens beza, sebastianus castellio, zijne pen; om wien te wederleggen beza zijn Boek gefchreven heeft: over het fira fen der Ketters met den dood, waar van in het vervolg nog iet zal moeten gezegd worden. Eindelijk werd er in het jaar 1555 nog eene zamenzwering gefmeed, ten einde de Kerketucht en de leere van calvin te vernietigen, en eene omwenteling in de ftad te verwekken , doch dezelve werd ontdekt en met den dood van eenigen en hel bannen van anderen geftraft. Thans kwam ook hel verzocht gevoelen der Zwitferfche Kerken nopens de Kerkelijke tucht, waar bij het ontwerp van cal vin omtrent de Kerketucht werd goedgekeurd, ge lijk hetzelve daar op door het volk van Genen B 4 mei na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 '\ 1 1 < 1 v h I J! h i 24 KERKELIJKE met algemeene (temmen is aangenomen en bevestigd. Eindelijk in het jaar 1559 is ook door toedoen en bezorging van calvin de Hoogefchool KeGeneve opgerigt , en ten behoeve van dezelve een treflehk gebouw gedicht. De School werd voorzien met negen Onderwijzers der jeugd en voorts met openbare Hoogleeraren in alle wetenfchappen. In dezen werkzamen ijver, om alles te doen voor de Kerken, die zijne leerftellingen volgden, volhardde deze groote man, tot den dag zijns doods toe, zijnde onophoudelijk bezig; meest zag men hem met de pen in de hand, zelfs als ziekte hem aan zijn bed kluisterde, niettegendaande hij van een zwakkelijk ligchaamsgedel was, mager en neigende tot teering. Hij overleed den 27ften Mei 1564, hebbende den ouderdom van 54 jaren en ruim tien maanden bereikt. De fchriften van dezen onvermoeiden man zijn in legen Deelen bijeen uitgegeven te Amfterdam in het aar 1671. De voornaamde onder dezelve zijn, zijn Onderwijs in den Christelijken Godsdienst, waarvan vij reeds gefproken hebben, en zijne verklaringen wer genoegzaam alle de Boeken der Heil. Schrift, litgezonderd de Openbaring van joannes , over rclke iemand meldt, maar zonder aanwijzing, op «Ik gezag, dat calvin dit oordeel zou gegeven ebben : „ niet te weten , wat een zoo duister , Schrijver wilde, omtrent wien men het ook on, der de Geleerden niet ééns was, wie of hocda, r,ig hij geweest zij." Hoe het zij, zeker is heti »t calvin , in het verklaren der Profeten en Pfalf men,  GESCHIEDENIS. 25 men, doorgaans den gefchiedkundigen en zedelijken d zin beeft op^efpootd, en d,zelve niet dan in den J! tweeden hoogeren of tijpifchen zin op Christus en . het Nieuwe Testament heeft toegepast, waar uiteen Luthersch Godgeleerde aanleiding heeft genomen, om hem niet zonder bitterheid eene befchuldiging van Joodschgezindheid aan te wrijven, waar tegen hij, met grond, door anderen is verdedigd geworden (*). calvin trouwde, toen hij omtrent dertig jaren bereikt had, op aanraden van zijnen vriend marti.nus bucerus, te Straatsburg, idoletta van buren, weduwe van jan sterder, die, tot de .Wederdoopers behoord hebbende, tot de gevoelens van calvin was overgegaan. Zij had kinderen bij haren eerden man, en baarde haren tweeden man, calvin, eenen zoon, doch die jong geftorven is. De moeder ftierf in het jaar 1549. Het blijkt uit calvin's Brieven, dat hij het verlies dezer echtgenoote zeer betreurde. Niet ongepast is hier de taal van onzen Hervormer, op het verwijt, den Hervormeren door de Room/eken gedaan, van den oorlog tegen Rome om dezelfde reden te hebben aangevangen, als waarom de Grieken dien tegen Troje voerden, te weten , om eene vrouw. . „ Zij, die dit „ verfieren," fchrijft calvin, „ moeten mij daar„ van ten minden uitzonderen. Ik was onder de „ Paus- (^/egid. HüNNlus Calvinus Judaizans JVittemb.i^. %vo. en danr tegen dav. pareus in zijn werk onder den Biel: calvinus Qrthodvxus. B 5 1 C. G. iari.517, »ï 1552;  «9 C. G Jaari5i7 tot 1552 1 \ J t I c k d H v w d 2ö KERKELIJKE . „ Pausfelijke Tijrannij, waar uit de Heere mij ver„ lost heeft, vrij om eene vrouw te nemen; ik heb „ desniettegenftaande vele jaren ongehuwd geleefd. „ Na den dood mijner huisvrouw, inderdaad eeri „ voorbeeld van deugd, is het reeds anderhalfjaar, „ dat ik wederom vrijwillig ongehuwd blijve." In dezen ongehuwden ftaat is hij ook tot zijnen dood toe gebleven. THEODORus beza, die ons 'smans leven befchreven heeft, verklaart, ten befluite van die levensbefchrijving, dat hij „ in dezelve aan allen een voor. ,, beeld van het leven en den dood van eenen Chris„ ten heeft voorgemeld, hetwelk gemakkelijker viel „ te lasteren, dan na te volgen." Inderdaad, onbetwistbaar is het, dat calvin een waarliik groot man geweest is; niemand kan hem grondige geleerdheid, fchrandere wijsheid, onvermoeide arbeidzaamletd en onwrikbare Hand vastigheid betwisten. Zijne seden en gedrag zijn ook, van zijne jeugd af, buien alle opfpraak, en worden algemeen erkend, -oorbeeldig geweest te zijn. Zijne ingetogene kuischjeid, zijn matige foberheid, zoodat hij ten minden ten jaren lang zich met eenen foberen maaltijd eeniaal daags heeft vergenoegd, en voornamelijk zijne nbaatzuchtigheid, is van vrieuden en vijanden erend. Hij,die zoo veel arbeids ondernam,ten dienfle er Kerk, en een zoo zwaarwigtig ambt zoo loffeik bekleedde, trok flechts eene geringe jaarwedde x>r zijnen dienst, en weigerde eene hoogere edde aan te nemen. Herhaalde keeren plagt hij ■a genen, die hem reeds bij zijn leven inhaligheid en  GESCHIEDENIS. 27 en gierigheid verweten, toe te voegen: Zoo ik bij t mijn leven u niet kan overtuigen, dat ik niet geld- 1 zuchtig ben, mijn dood zal dit openbaar maken. , Dit is gebeurd; de man, die zoo veel roems en achtings verworven had, liet, na eene reeks van jaren met de grootfte fpaarzaamheid geleefd te hebben , niet meer dan driehonderd Kronen aan zijne erfgenamen achter, en onder deze nalatenfchap waren nog zijne Boeken begrepen, die voor eenen hoogen prijs verkocht werden. Als een fterke trek zijner onbaatzuchtigheid, verhaalt bayle, dat, wan-' neer calvin van Straatsburg vertrok, om naar Geneve weder te keeren, de Straatsburgers begeerden , dat hij het voorregt van het Burgerfchap dier ftad zou behouden, als mede de inkomften van eene Prebende, hem toegefchikt. De eerfte dezer aanbiedingen aanvaardde hij, doch de laatfte floeg hij volftrekt af. Met dit alles ontbrak het niet aan befchuldigingen, welke men tegen calvin heeft aangevoerd , reeds bij zijn leven, en na zijnen dood, welke nog zelfs in onze dagen telkens herhaald worden. Van zulke openbare leugens en lasteringen, dat hij te Noyon om zijn flecht gedrag gegeesfeld en gebrandmerkt en vervolgens uitgebannen zou wezen; dat hij de genezing van zijnen zoon bij den Heil. hubert gezocht en aan dien Heiligen toegekend zou hebben en dergelijke, behoeven wij niette fpreken. Zij zijn al te tastbaar ongerijmd, dan dat zij in eenige aanmerking behooren te komen. Maar, men heeft hem befchuldigd en befchuldigt hem nog van geestelijken hoog- a C. G. aan si 7» oc 1552.  na C. G. Jaari5i7 tot 1552. (♦) Men heeft onlangs in het Ihllandsch vertaald een Fransch werk van lanthier, Les Foijageurs en Suüfe. onder den titel: De Reizigers in Zwitferlana, Amflcrd. 1810. In het Me Deel, Bladz. 17. dezer vertaling fe zen wij eene fchetfe van het karakter van calvin, door eenen Horologiemaker te Geneve, zoo het heet, ontworpen: „ Onze voorouders," zeidehij, „ befchouwden hem als een „ wonderbaarlijk mensch; dit is hij in der daad door de „ verhevenheid zijner denkbeelden, door zijne belange„ loosheid; maar de onbuigzaamheid van zijn karakter, „ zijne verwaandheid, zijne trotschheid, en de ftraf van „ servet, die eertijds zijn vriend was, maken zijne na„ gedachtenis bij alle gevoelige harten gehaat." En Bladz. 15. zegt de Schrijver zelf: „ calvin ontkent „ den vrijen wil, en beweert, dat God ons gefchapen „ heeft, om eene prooi der Duivelen te worden, dewijl „ hem zulks behaagt. -_ In onze dagen zou men wel „ een middel ter zijner verbetering gehad hebben." Aldaar. „ Hij predikte dagelijks, en gaf driemalen ., 's weeks lesfen in de Godgeleerdheid." Bladz. \6. „ Hij werd de wetgever en leeraar der „ ftad; de zeden van dien tijd leveren een tafereel van „ losbandigheid, muitzucht en misdrijven op." lakthier verhaalt ook op die Bladzijde: dat bij eene pest in het jaar 1542 de Bedienaars van den Godsdienst weigerden de ongelukkigen in het Hospitaal te bezoeken, 28 KERKELIJKE hoogmoed en heerschzucht; van wreedheid en lief. delooze onverdraagzaamheid; en eindelijk vindt men in zijne leere zeer veel te bedillen (*). Het is hier de plaats noch ons oogmerk , eene ver-  GESCHIEDENIS. verantwoording voor calvin te fchrijven j doch zoo veel eischt de pligt van den waarheidlievenden Gefchiedfchrijver, dat hij alles, zoo veel mogelijk, in het regte licht plaatfe , ten einde eiken Lezer in ftaat te (lellen, de waarheid te kunnen zien en beoordeelen. Wat ken, maar calvin bood zich daartoe aan, alhoewel men hem daar van terug hield, omdat men zijn leven te dierbaar achtte. Aangaande servut lezen wij daar Bladz. 17. „De ver„ fchrikkelijke flraf van michel servet zal de nagedach„ tenis van calvin voor eeuwig brandmerken. Deze „ Spanjaard, in de Geneeskunde en Godgeleerdheid ge„ oefend, had de (n) ligtgeraakte (n) calvin door brie„ ven aangevallen , die invloed genoeg' bezat, om hem „ te Vienne in het Daupkineefcke gevangen te doen ne„ men. sfrvet, de gevangenis ontkomen zijnde, was „ onvoorzigtig genoeg, om door Geneve te reizen. Zijn „ onverzoenlijke vijand deed hem vastzetten, en op den „ a^ften October 1553 ten vure doemen, servet moest „ twee uren lang de ijsfelijkfte folteringen ondergaan, „ omdat de vlammen door den wind van hem werden „ verwijderd. In zijne wanhoop riep hij uit: „ Wat „ „ ben ik ongelukkig! hoe nu! kon men dan voor 100 ,, „ (lukken goud , en de kostbare Collier , welken „ „ men mij ontnomen heeft, geen hout genoeg koo„ „ pen, om mij te fpoediger te verteeren!"" Hoe wordt hier lof en laster onder een gemengd!. hoe hatelijk alles verdraaid! In welk een valsch licht wordt de leer van calvin voorgefteld! En de Hollandfche Vertaling zwijgt op dit alles, zonder de minde aanmerking te maken. ia c. g; [aari5i7. :ot 1552» é  aa C. G Jaari5i7 tot 1552 1 } < \ ( t 2 i 3° KERKELIJKE . Wat dan de eerfte befchuldiging betreft, waar in men calvin trotschheid, geestelijken hoogmoed, heerschzucht en onverzettelijke hardnekkigheid in het doordrijven van zijn ftuk te last legt; daaromtrent behoort men in het oog te houden: Niets is zekerder, dan dat de zeden, ten dezen tijde, over het geheel, ten uiterfte verbasterd waren; de aan. hang, dien calvin in zijne fchriften den aanhang der Libertijnen of Vrijgeesten noemt , welke de losbandigfte gewoonten in zijne befcherming nam, en niet alleen met gefprekken en daden, maar zelfs door geweld verdedigde, was zoo wel talrijk als vermogende. De Hervormers drongen daarom allen op eene herftelling der zedetucht aan; alhoewel zij in de keuze der middelen en in de wijze van. het Kerkbeftuur te dien einde niet één en hetzelfde gevoelden. Bij voorbeeld, zwinglius kende aan de Burgerlijke Overheid alleen de magt toe, om de overtredingen te ftraffen, en wilde aan de Kerk zelfs iet gezag niet toeftaan, om onwaardige leden uit ïaar midden te weren, door uitfluiting of ban. jalvin daartegen befchouwde de Kerk als eene naatfehappij, die in Kerkelijke zaken eene magt be:at, om aan hare leden eene Kerkenorde en Wetten roor te fchrijven, omtrent de wijze van beftuur, en •m de overtreders uit haar genootfehap te weren , iraaromtrent hij tot ftrengheid geneigd was. Beiden ndertusfehen hadden dezelfde bedoeling, de verbe;ring der zeden en de bewaring van deugd en godaligheid. Beiden waren tevens in het burgerlijke :hrandere en wijze mannen, die der Overheid met raad  GESCHIEDENIS. 3i raad en daad bijftonden, en ook het burgerlijk welzijn van het land, hetwelk zij als hun vaderland erkenden, poogden te bevorderen; dit deed ook luther. , dit deden andere Hervormde Leeraars. Waarom befchuldigt men dan calvin zoo bijzonder deswegens van verwaandheid en geestelijke heerschzucht ? Heeft hij dan de ftad Geneve zoo Hecht geraden? Heeft zij reden gehad zich van de inrigting, met zijne medewerking ingevoerd, te beklagen , met welke zij twee eeuwen lang gelukkig is geweest? Voorts verfchilde calvin van zwinglius in de leere van het Avondmaal, en de tegenwoordigheid van jezus ligchaam en bloed in hetzelve, zwinglius wilde alleen denken aan eene figuurlijke tegenwoordigheid van christus ligchaam en bloed, als afgebeeld door de teekenen van brood en wijn, merkende een godvruchtig aandenken aan den dood van jezus, en aan de weldaden, daar door voor het menschdom verworven, aan, als de eigenlijke bedoeling van het Heilig Avondmaal. Daar nu lu« ther eene eigenlijke tegenwoordigheid van jezus ligchaam en bloed bij het Avondmaal leerde, hetwelk men Confubflantiatie noemde; hield calvin tusfchen deze beide gevoelens eenen zekeren middelweg, erkennende eene wezenlijke, hoewel geestelijke en facramenteele tegenwoordigheid van christus bij het Avondmaal, hetwelk hij dus niet alleen als een teeken maar ook als een zegel befchouwde, zonder daarom eene Impanatie te ftellen, veel min dat zijn gevoelen eenige overeenkomst zou hebben met de na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  taC. G, Ja:tri5i7 tot 1552 3a KERKELIJKE de Transfubftantiatie der Roomschgezinden, gelijfc deBisfchop bossuet en de Jefuiet courrayer wilden beweeren, van welke hij zeer verre af was. Maar voornamelijk heeft men het ten allen tijde zeer Iterk geladen op calvin's gevoelen aangaande de Predestinatie of Goddelijke voorbcfthikkingomtreut het zalig of niet zalig worden der menfchen. Men heeft zijn gevoelen daaromtrent voorgefteld als eene, God ten hoogde onteerende, eene wreede, ja eene gruwelijke leere (.*), Doch, nnn heeft 'smans gevoelen eerst moeten verdraaid voordellen, en dan met gevolgen moeten bezwaren, welke hij nooit erkend noch aangenomen heeft, eer men hetzelve op deze wijze kon aanvallen. Trouwens, hoe zeer hij leerde, dat de eindelijke be(lemming van des menfchen lot afhange van Gods oppermngtig welbehagen, volgens deszelfs eeuwig voornemen en den raad zijns willens: tevens echter hield hij ten Iterkde (taande, dat dit Goddelijk befluit wijs, heilig, regtvaardig en goed zij; onze menfchelijke wil is, volgens dit gevoelen, niet vrij, maar in alles van God afhankelijk , en te- (*) calvin fchreef Infl. L. III. C. 23. § 7. Deereturn horribile quidem fateor cit. Dit vertaalde men i „ lk beken wel, dat het een gruwelijk befluit is." Op ivelke vertaling het opfchrift rust van het bekende gedicht vrn vondel : Decrctum horribile. Gruwel der verwoesting. Ondertusfchen is niets zekerder, dan dat calvin, die goed Latijn verftond, aan het woord horribile nooit de beteekenis van gruwelijk heeft kunnen geven.  GESCHIEDENIS. 33 tevens, federt den zondenval, flaafsch, onder de zonde ais verkocht; en nogtans drong calvin tevens ten lterkflen aan op de verpligting van den mensch tot geloof, godzaligheid en deugd ; als men luther's werk over den flaaffchen wil gelezen heeft, zal men gronden hebben, om te gelooven , dat deze beide Hervormers in deze leerflellingen der voorverordinering en van den niet vrijen, maar afbankelijken thans flaaffchen wil der menfchen vrij na overeenkwamen. Waar mede heeft calvin dan bijzonder zoo vele hatelijke verwijtingen verdiend? Ook had zijn gevoelen omtrent deze Hukken volflrekt geen' nadeeligen invloed op zijne zedeleer en de beoefening van godsdienst en deugd, zoo van hein zeiven, als tot welke hij anderen vermaande. „ Men moet niet gelooven," fchrijft hij ergens, dat men in de ware Kerk leeft, wanneer men de „ vruchten daar van niet kan vertoonen. Wij zijn „ flimmer, dan de onbekeerden, wanneer wij met „ hunne ondeugden behebt zijn. Daarom laat ik „ mij van niemand door woorden verleiden, wan„ neer hij zegt, dat hij onze partij zij toegedaan." Daar wij, in het vervolg, te zijner plaatfe, van de leer en den dood van michel servet zullen moeten fpreken, zullen wij daar gelegenheid vinden, om door het onzijdig verhaal van deszelfs gefchie* denis in ftaat gefield te worden, om het aandeel, hetwelk calvin in dezelve gehad heeft, en zijn gedrag juister te beoordeelen, en te zien, of hetzelve hem als eenen man van een zoo flecht karakter zal openbaar maken, als hem, ook nog in onzen tijd» Herv. II. C dei- ia C. Ö. [aan 517» :ot 1553,  54 KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 tot 1552 1 ( \ 3 deswegens door velen wordt '.oegefchreven. Zoo | veel zeggen wij hier flechts vooraf; dat geen perftfneele haat van calvin tegen servet , of eenige andere lage hartstocht invloed gehad hebbe op zijn gedrag jegens denzelven; dat men niet geheel los en driftig tot den dood van servet is voortgegaan, maar dat de regering van Geneve deswegens de overige Zwitferfche gemeenten van Zurich. Schafhaufen, Bazel en Bern vooraf heeft geraadpleegd; dat calvin zelf een gefchrifc ter zijner verdediging m dit geval opgelleld en uitgegeven, en ook tevens zijne meening over de ftraf der Ketters verklaard heeft, hetwelk naderhand door theod. beza rader opgehelderd is, gelijk wij in het vervolg zien zullen ; waarmede toenmaals het algemeen gevoelen overeenftemde, namelijk, gelijk beza zich uitdrukkelijk verklaart, van zulke Ketters, die inderdaad bedoelden, de beginfelen van godsdienst en deugd te vernietigen, en die de rust en goede orde in den burgerflaat ftoorden en het onderfte boven keerden; verders verdient men op te merken, dat calvin aanrandingen van zijne eer, kwaadaardige verdraaiingen van zijne leer en gedrag , murmureren over zijne ftrengheid en naauwgezetheid in vele gepallen, met edelmoedigheid over het hoofd heeft gezien, en met die verhevenheid, welke aan groote mannen eigen is, te meer, daar hij in de getuigeïisfen van alle deugdzamen en braven de beste verlediging vond, alleen kon hij niet dulden, dat de vaarheid opzettelijk werd aangevallen. „ Men tergt , mij," fchrijft hij, „ maar ik zal zwijgen. Mij ,, kan  GESCHIEDENIS. 35 kan men beleedigen en hoonen, maar de waar„ heid moet men onaangeroerd laten. Onze Heer ,, fprak ook nooit eer, dan als men zijne leer aan,, tastte. En waarom zou ik mij een beter lot ,, wenfchen, dan hij had?" Dan werd hij ijverig, wanneer hij waarheid en godsvrucht zag verachten, dit maakte hem geftreng, doch niet zoo zeer tegen de menfchen, als tegen de ondeugd, waar aan zij zich fchuldig maakten. Volgens zijn galachtig temperament, was hij aan drift onderhevig, en deze, gevoegd met zijne onbevreesde waarheidliefde , maakte hem wel eens onvoorzigtig, hij fprak en handelde, zoo als hij dacht. Deze zijne neiging tot drift belijdt hij zelve met deze woorden : ,, Mijne drift ,, gaat dikwijls te verre. Zij overmeestert mij, zonder „ dat ik het wil. Maar ik ftrijde tegen dezelve, als tegen mijnen magtigften vijand. En ik hope, zoo ,, God wil, dat monfterte overwinnen." Eindelijk merke men op, dat mannen, die door den geest van zachtmoedigheid en liefde rijkelijk bezield waren, zijne han* delwijze toenmaals hebben goedgekeurd. Onder dezen wordt gerekend de vredelievende zachtgeaarde philippus melanchthon te Wïttemberg, de vriend en ambtgenoot van luther. Aan dezen zond CaLvin zijne wederlegging van servet's dwalingen toe, en melanchthon betoonde zijne tevredenheid zoo wel met dit gefchrift, als met de tegen servet gehoudene ftrengheid. Ten (lotte, zal het der moeite waardig zijn, calvin zei ven te hooren, zoo als hij zich, bij deze gelegenheid, heeft uitgelaten in eenen Brief aan een' C 2 zij- na C. Öi faari5t 7. tot I55i«  tra C. G Jaansi7tot 1552. 36* KERKELIJKE zijner vrienden: , „ De naam servet kan 11 nier „ onbekend zijn , daar hij reeds voor twintig jaren de Christelijke wereld met zijne ihoode en ver„ derfelijke gevoelens befmet heeft. Dan zijn Boek „ Heit u eerst regt in (laat, om over hem te kun„ nen oordetien. Hij is het, over wien reeds toen „ een waardig en anderszins zachtmoedig man het „ oordeel velde , dat hij verdient in (lukken ge„ fcheurd te worden. Hij kwam bij ongeluk hier „ naar Gerieve, en de Fiskaal liet hem, door mijn toedoen, in hechtenis nemen. Want ik wil gaar„ ne bekennen, dat ik het voor mijnen pligt heb geacht, om een meer dan verftokt en onverbeter„ lijk mensch met alle kracht tegenftand te bieden, „ en deszelfs verderen invloed te verhinderen. Da„ gelijks verfpreidt zich de boosheid verder, alom „ wellen nieuwe dwalingen op, en menfchen, wien „ God de magt hier toe verleende, maken er geen „ werk van, om de eere van zijnen naam te bevor,, deren. Want wanneer de Pausfelijken de afwij- kingen van hunne bijgeloovigheden zoo gedrenge„ lijk wreken, en onregtvaardig genoeg zijn, om „ onfchuldig bloed.te vergieten, dan moeten Chris„ telijke Overheden zich fchamen, om bij de verde„ diging van onwankelbare waarheden zoo luttel ,, moeds te betoonen. Hier uit volgt wel niet, dat „ wij hunne woede en dolle drift moeten navolgen; „ dan daar is een middelweg, welken men behoort „ in te (laan, om de verachters van den Gods„ dienst, zoo veel men kan, te beletten, hunne „ lasteringen tegen God niet ongeftraft te verfprei- „ den.  GESCHIEDENIS. 37 „ den. Drie (lukken zijn het, welke bij servet ,, in overweging behooren getrokken te worden. „ Vooreerst heeft hij door afgrijfelijke dwalingen „ den Godsdienst benadeeld, ja zelfs door affchu„ welijke fpotternijen en befchitnpingen het geheele „ Christendom aangetast, en de eerfte grondzuilen „ van hetzelve doen waggelen. Vervolgens is de hardnekkigheid onbefchrijfelijk, met welke hij, uit „ eenen duivelfchen hoogmoed en verwaandheid, in weerwil van onze vermaningen en waarfchuwin„ gen, nooit heeft opgehouden, zijn gift verder te ,, verfpreiden. Eindelijk verleidt hem zijn hoog,, moed nog tot op dit uur, om bij zijne lasterin„ gen te volharden. Daar is aan geene beterfchap „ en herroeping te denken." Dan dit zij genoeg, om eiken onbevooroordeelden beminnaar van waarheid en liefde, terug te houden, van een ligtvaardig geloof te (laan aan alle zoo zware betichtingen , waarmede men den grooten man heeft bezwaard, en van alle ligtvaardig beoordeelen van zijn karakter. Wanneer wij op vele bijzonderheden achtdaan, die in zijne levensgefchiedenis voorkomen, zullen wij ons integendeel niet kunnen wederhouden, van hoogachting voor dat karakter op te vatten. Wij willen er eenige voorbeelden van bijbrengen. De vader van calvin had, bij deszelfs opvoeding , een grondbeginfel, hetwelk hij (leeds in het oog hield, dat men de groote liefde voor zijne kinderen , voor hen , op alle mogelijke wijze, moest zoeken te verbergen , en volgens dit grondbeginfel C 3 be- na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  bs C. G Jaari5l? tot 1552 38 KERKELIJKE behandelde hij zijnen zoon, dien hij anders zeer beminde, vrij ftraf. „ Ik heb," fchrijft calvin zel« ve, „ eenen vader gehad, die wat ftraf over mij „ was, maar ik verblijde er mij over; en wanneer „ ik er mij over verblijde, dan verblijde ik mij te„ vens over de weinige deugden, welke ik mogelijk „ bezitte." Miffchien had wel deze ftiafheid des vaders invloed op calvins volgende denkwijze, en op die geftrengheid , welke daar in doordraaide. Hij beminde echter zijnen vader zoo flerk, als een zoon den vader beminnen kon. Wij hebben reeds verhaald , dat de vader hem de beoefening der Regtsgeleerdheid had aangeraden, uit zorge, dat de gevoelens van zijnen zoon in den Godsdienst voor denzelven gevaarlijk mogien worden. Juist ontving calvin de geheel onverwachte tijding van zijn vaders overlijden, als hij zich op nieuw in den omtrek van Botirges weder aan het prediken begaf. „ Ach!" zeide hij, ,, als ik mijnen vader maar „ niet dood heb gepredikt!" Hij betreurde deszelfs dood met hartelijke droefheid. Tot in zijn' laatlten levenstijd maakte hij het zich tot eene wet, om nog fomtijis de brieven van zijnen vader te doorlezen , en zich zijner daarbij dankbaar te herinneren. Oogenblikkelijk fpoedde hij zich naar zijne vaderftad Noyon. „ Ach!" zeide hij tot eenen vriend, ,, den vader had ik nog gaarn verloren; „ maar dit fmart mij, dat voor mij in hem de bes- te vriend en raadgever verloren is! " Zijne moeder was aan den Godsdienst op eene Wijze gehecht, die men bijna angstvalligheid, of met een  GESCHIEDENIS. 39 een minder zacht woord, bijgeloovigheid zou kunnen noemen. Beide de ouders bevlijtigden zich, om zijn jong hart vooral tot deugd en godsvrucht te vormen. Ten einde hem eenen diepen eerbied voor het Opperwezen vroegtijdig in te prenten, liet men hem dikwijls onder den blooten hemel knielend bidden, zonder dat er iemand bij tegenwoordig was. En gebeurde het eens, bij geval, dat hij daarbij in flaap was gevallen, dan was zijne moeder niet weinig misnoegd. Van verfcheidene broeders en zusters , die alle vroeg ftierven, heeft zijn broeder anthon calvin hem overleefd. Van deze twee was hij bijzonder de lieveling zijner ouderen, zonder dat daarbij zijne ondeugden of fouten door hen voorbijgezien werden. Wie zal twijfelen, dat deze godvruchtigheid der moeder, hoe zeer dan ook al te naauw gezet, gewerkt zal hebben op calvin, om zijnen eerbied en ijver voor den Godsdienst op te wekken! Geen wonder, dat hij, den Bijbel, met welken robert olevitan hem het eerst te Parys bekend maakte, met vreugde en eerbied ontving, en zoo ijverig las en onderzocht, dat hij, denzelven voor het eerst in handen krijgende, in vele dagen eten noch drinken wilde. Maar ook is hier aan toe te fchrijven, dat, fchoon hij fpoedig, door vergelijking van den Bijbel, met de leerftellingen der Roomfche Kerk, de ongegrondheid van velen derzelve ontdekte, hij echter zeer huiverig was, om terftond een befluit te nemen, maar met veel angstvalligheid en twijfelmoedigheid te worltelen had, eer hij het vooroordeel van derzelver gezag kon overC 4 win- na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  nt C. G Jaari5i7 tot 1552 40 KERKELIJKE winnen, hetwelk de, opvoeding zijner moeder hem had ingeprent; zoodat hij in het verlaten der Roomfche Kerk volltrekt niet onbezonnen of onberaden is te werk gegaan. Doch, zoo veel te meer was er nu van dezen jongeling ten voordeele van den Godsdienst te wachten: Deze verwachting gaf de vermaarde le fabre van Eftaples te kennen, als hij een bezoek van calvin ontving, en hem, na eenige redewisfelingen, op den fchouder kloppende zeide: „ Ik ben oud, en kan christus niet meer „ van dienst zijn. Maar gij kunt en zult een fteun „ van de waarheid en van Gods Koningrijk wor„ den. De zegen des Almagtigen zij met 11!" Zoodanige waren de verwachtingen, tot welke de godsvrucht, de goede zeden, de geleerdheid en ijver van calvin reeds in zijne jeugd aanleiding gaven , welke uitmuntende hoedanigheden des jongelings niemand, zelfs niet zijne hevigfte vijanden, ooit hebben bellian in twijfel te trekken. calvin dacht aan niets minder, dan om zich te Geneve neder te zetten, maar de oorlogstroebelen noodzaakten hem, die naar Bazel of Straatsburg dacht te reizen, zijnen weg door Geneve te nemen, en zelfs daar eenige dagen te vertoeven. „ Wan„ neer ik de waarheid zal zeggen," fchreef hij naderhand, ,, dan moet ik mijne komst in Geneve „ of aan een bloot toeval, of aan de Goddelijke „ Voorzienigheid toefchrijven. Ik ben een Chris» „ ten, en daarom geloove ik het laatfte. Want als „ de Vader in den hemel zijn toezigt ook over de „ menfchen uiütrekt, waarom zal ik zijne voorzorg „ niet  GESCHIEDENIS. 41 ,, niet ook op mij toeëigenen ? " In het voorgaande hebben wij reeds verhaald, hoe farel inzonderheid hem door zijn dringende aanfpraak overreedde, om zich te Geneve aan den dienst der Kerk aldaar te verbinden. Dit gelukte echter niet dan onder de fterkfte betuigingen van den nederig van zich zeiven gevoelenden calvin : „ lk wil niet „ gaarn," zeide hij, „ mij aan eene Kerkgemeente „ alleen toewijden, maar overal, waar ik heen kom, van nut zijn. Wanneer ik mij aan ééne Kerk „ alleen toewijde , dan ben ik aan haar al mijnen „ tijd en alle mijne vermogens verfchuldigd, en mij „ blijft niets overig voor het onderwijs van mij zel„ ven. Maar ik ben nog lange de man niet, die „ enkel geven kan , en niets behoeft te ontvan,, gen." Dit is toch geenszins de taal der verwaandheid! Wij hebben ook in het voorgaande verhaald, hoe calvin met zijne beide vrienden en ambrgenooten farel en viret in het jaar 1538 uit Geneve gebannen is geworden. Men gaf voor, dat de reden hier van ware, dat zij zich tegen den Raad verzet en te frreng geftaan hadden op het gezag, hetwelk zij zich in de regering der Kerk aanmatigden. Hoe dit zij, de partijdigheid en bitterheid der Raadslieden was geenszins te verfchoonen, die aan deze verdienftelijke mannen flechts twee dagen verleenden, binnen welke zij de ftad verlaten moesten, calvin hoorde het tegen hem uitgefprokene vonnis met bedaardheid aan: „ Had ik flechts menfchen gediend," fprak hij, dan ware de loon, welken ik ont,. C 5 M vang, na C. G. Jaar 1517. tot 1552.  Bi C. G Jaari5i7 tot 1552 42 KERKELIJKE • » vang> juist niet aannemelijk. Gelukkig, dat ik • „ Hem diende, die de beloofde belooning zijnen „ dienstknechten nooit kan onttrekken!" Het (trekt calvin tot eer, en is een blijk, hoe men over de onbillijkheid van zijne uitdrijving vrij algemeen dacht, dat de (leden Bern en .Zurich Afgevaardigden naar Geneve zonden, om het vonnis tegen hem te doen intrekken, en vooral, dat die van Straatsburg hem noodigden bij hen te komen, en hem tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aanftelden; ook neigen wij natuurlijk, om die onbillijkheid van het vonnis te eer te gelooven, daar kort na dezen tijd fommige leden van den Raad, die zijne verbanning vooral bewerkt hadden , als deugnieten en misdadigers tegen den Staat, wiens inkomflen zij onder zich hadden gehouden, ontdekt en geftraft werden, calvin zelf ble.f ondertusfehen Geneve achten en beminnen, zonder eenige wraakzucht wegens de ontvangene beleediging te openbaren , of ondankbaar te zijn voor de voorheen genotene liefde der ingezetenen. Hij fchreef veelmalen Brieven derwaarts om hen tot eendragt en vrede te vermanen; hij behartigde hunne znak tegen de listen van den Kardinaal sadolet , gelijk wij boven gezien hebben; en het gevolg van het een en ander was, dat men, terftond na de ftraf der misdadige regeerders der ftad, in het jaar 1540, pogingen deed om hem weder te bekomen, en hem zijn vorig ambt weder aanbood. „Niet haat en wraakzucht," antwoordde hij hier op: „ nopen mij, om uwe „ verzoeken af te (laan. God is mijn getuige I „ Mo-  GESCHIEDENIS. 43 „ Mogelijk heb ik van mijne liefde jegens u blijken „ genoeg gegeven. Ik vergeve, gelijk mijn Heer „ zijnen vijanden vergeven heeft. Maar ik heb niet „ meer over mij zeiven te gebieden, federt ik den ,, Straatsburgeren toebehoor." Men zond daarop een lid der regering naar Straatsburg, en verkreeg met moeite, dat die van Straatsburg aan calvin een affcheid van twee jaren inwilligden. Men bood hem voorts het burgerregt van die ftad en het genot van zijne jaarwedde gedurende die twee jaren aan. Het eerfte nam calvin met dankzegging aan, maar van het Iaatfte wilde hij volftrekt geen gebruik maken, omdat hij zich met een anders goed niet wilde mesten, gelijk hij zich uitdrukte. De dag der wederkomst van calvin te Geneve, de 13de September 1541, was voor de geheele ftad een buitengewone feestdag , men kwam htm uren ver te gemoet, en omfïng hem met toejuiching. Elk veroordeelde het hem aangedane onregr, elk ontfchuldigde zich van alle vermoeden, als of zij tot zijne verbanning iets hadden medegewerkt, zoodat hij met reden zeide: „ Indien ik de verze„ keringen der Geneveezen gelooven moet, dan heeft „ er niet één van mijne verbanning geweten; dan ,, hebben mij de huizen en niet de menfchen uit de „ ftad verdreven." Na zijne wederkomst was, gelijk het gaat, zijn gezag te Geneve in het grootfte aanzien; nu verdubbelde hij ook zijnen ijver tei hervorming niet alleen in de leer, maar vooral ir de zeden. Hij verklaarde uitdrukkelijk, dat, indïer men het zedebederf niet met kracht te keer wilde gaan. na C. G. Jaar is I7« tot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 9 * 44 KERKELIJKE gaan, hij ten minde zijne ziel daar door wilde redden, dat hij bij hen niet langer de bedienaar wilde zijn van den Godsdienst. Voornamelijk ging hij die foort van menfchen emdig te keer, die zich Liber. fijnen noemden, eene van wier hoofdbedoelingen was, alle zedeloosheid in te voeren; deze, door calvin in hunne oogmerken gefluit, koelden hunnen moed aan hem door fchimpredcnen en dadelijke beleedigingen. Zelfs had calvin het verdriet, dat zijne voormalige vriendin en befchermder, de Koningin van Navarre, door eenigen van hare Hovelingen , die der partij dezer Libertijnen waren toegedaan, van hem vervreemd werd; calvin fchreef haar op eene edele rondbordige wijze: „ Gij be„ hoeft u niet te verwonderen, dat het u niet be„ ter gaat, dan onzen Zaligmaker, die onder zijne „ vertrouwde vrienden eenen trouwloozen bad. Ook „ gij hebt deugnieten onder uwen hofdoet. Mijne „ gevoelens omtrent die partij blijven dezelfde. Zij „ is de fchadelijkfte en verderfelijkfle, die er kan , opkomen; eene pest, welke alles befmet, een , vuur, hetwelk alles verteert. Ik ben een Leeraar , van den Godsdienst, en mijn geweten dringt mij, , om mij met alle magt daartegen te verzetten. , Ik hoore, dat gij zulks ongundig opneemt; eu , echter zal ik zoo min ophouden van u te veree, ren, als ik ooit zal nalaten, om voor de waar, heid te waken. En dit laatde kan ik dies te rui, mer, hoe minder ik naar Vordengunst dreef, en , de uiterlijke glans mij kan verblinden. Gode zij , dank , die mij tot hier toe bij deze denkwijze  GESCHIEDENIS. 45 bewaard heeft! Want aan éénen Heer ben ik 1 s, flechts onderworpen, die mij in zijnen dienst ,, heeft aangenomen, en tegen wien ik de grootfte ondankbaarheid zou plegen, wanneer ik mijn be,, roep aan de aanlokfelen van eere en rijkdommen „ wilde opofferen." — Welke edele denkwijze! Zoo ver ging de bittere haat dezer foort van menfchen, dat men zich zelfs tegen zijn' perfoon vergreep, en hem, toen hij eens op een dorp nabij Geneve gepredikt had, en van daar op den terugweg naar de ftad was, op eene onteerende wijze behandelde, calvin, die, naar zijn eigen zeggen, in dien tijd zijn leven niet veilig was, kon desniettegenftaande in zijnen moed niet wankelend worden gemaakt. „ Zij willen mijn bloed proeven," klaagt hij zijnen vriend, ,, en zij mogen zulks doen; of,, fchoon ik twijfele, dat het hun zoo goed fmaken ,, zal, als hunne ondeugden. Maar God leeft, dit ,, geloof maakt mij kloekmoedig. En wanneer ge,, heel Geneve zamenkwam, om mij te vermoorden, ,, zal ik echter hun dat nog toeroepen , om het„ welk zij mij thans zoo haten: Bekeert u!" — Vrees voor menfchen, lage vleijerij, kruipende onderdanigheid waren hun zoo vreemd, dat één van zijne bekenden van hem dit oordeel velde: dat hij in zijn leven nimmer vreeze gevoeld heeft. Daartegen was calvin minzaam en dienstvaardig jegens elk , die zijne dienften begeerde: „ niet ,, ligt," zegt één zijner vrienden, „ heeft hij ie„ mand iets geweigerd, al kostte het hem nog zoo „ veel tijd en moeite." Zijne menschlievendheid was ia C. 6. aari5i7*. ot 1553.  na C. G Jaansi7 tot 1552 i I 46* KERKELIJKE was blijkbaar; vlugtelingen om het geloof uit ItaliS en Frankryk vonden bij hem troost en bemoediging , maar ook werkelijke onderfletining , en daar hij zelf niet veel geven kon, zamelde hij giften voor hen in , fchreef Brieven ten hunnen behoeve, en onderfteunde hen met zijnen gelieclen invloed en gezag. De Pest , waar van wij boven gewaagd hebben, in welke hij zich zoo edelmoedig aanbood, om de lijders te vertroosten, werd voorgegaan door een' duren tijd in het jaar 154a. Het is ongelooflijk, hoe veel calvin's goede en menschlievende ziel hier bij leed. Dikwijls deelde hij zijn laatfte brood met de ongeltikkigen, welken de honger voor zijne deur dreef. „ Het is goed," fchrijft hij, „ dat ik „ een Christen, en als zoodanig van eenen God „ overtuigd ben, die de hongerigen fpijst, en de ,, dorfligen laaft, anders zou ik moeten vreezen, „ om wegens deze ellendigen in wanhoop te gera„ ken." Men heeft hem van verwaandheid en hoogmoed befchuldigd, gelijk wij zagen; en zeker bezat hij een zelfgevoel, hetwelk zich van zijne meerderheid boven anderen bewust was; maar wie kan zulks ongeoorloofd vinden bij een' man, die zoo vele talenten bezat, en zoo veel goeds ftichtte? Nogtans gebruikte hij zijne meerderheid meer ten voordeele pan anderen, dan dat hij die zelf gevoelde. Hoognoed was de ondeugd, tegen welke hij meest ijverle; hij zelf gedroeg zich fteeds nederig en becheiden. Hij ging met den geringflen mensch op ene wijze om, welke vertrouwen en liefde inboezem-  GESCHIEDENIS. 47 2em.de, en hij onttrok zich niet, wanneer hij tijd had, om met denzelven uren lang over deszelfs aangelegenheden te fpreken. ,, Ik ftichte hier meer „ nut," plag hij te zeggen, „ dan wanneer ik een „ Boek fehrijf." Hij ftreefde naar niets minder , dan naar roem en eer. Als hem eens iemand wegens zijne Predikatiën buitengemeen prees, viel hij hem piotreling in de reden: „ Tot lof hebt gij nu ,, zoo veel gezegd, maar nog geen woord tot dank„ betuiging. Ik begeer geen lof maar dank. Want „ in het laatfte geval weet ik, dat ik goeds ftichte " ,, IC. Even zoo was bij tegen alle uiterlijke pracht. Zeker vriend ftuurde hem eenige kleederen ten gefchenk, eer hij nog in Geneve was, en verkreeg van hem dit antwoord: „ Ik dank u voor uwe klee„ deren. Maar gij zult het mij niet kwalijk nemen, „ dat ik één van dezelve aan mijnen vriend gegeven ,, heb. Ik heb nu overvloedig genoeg, en reeds „ zoo veel, dat ik met gefchenken weder gefchen„ ken doe." Voornamelijk had hij eenen afkeer van alle pracht bij begrafenisfen of lijkftatien: ,, Ik „ bid u," fchrijft hij, ,, ten minfte in den dood „ allen pronk en alle liefde tot de pracht te vermij„ den, opdat men in ons de echte en wijze ver,, eerers van God herkenne, die in zoodanige aard„ fche ijdelheden geen vermaak fcheppen." Gelukkig voor hem, dat hij zoo gezind was! Want hij was arm, maar tevens vergenoegd , en wilde niet rijk worden. Eer hij naar Geneve kwam, moest hij dikwijls van de weldaden van anderen leven, na C. G. Jaari5i7. tot 155a.  as C. G Jaari5i7 tot 1552 4S ' KERKELIJKE ven, waarvan bij echter flechts in den uiterflen nood gebruik maakte. „ Het is mij aangenaam," fchreef hij, „ dat men zich mijner wil aannemen. ,, Want ik zie, dat men mij bemint. Maar ik heb „ voorgenomen, om er vooreerst geen gebruik van „ te maken, ten zij, dat ik in nog grootere verle,, genheid geraakte. Ik zal een gefchrift aan eenen „ Boekvetkooper overgeven, en mogelijk zal deze ,, mij daar voor onderfteunen." Men zal zich ook ligtelijk zijne edelmoedigheid in dit opzigt berinneren, in het bedanken voor de aanbieding der StraotS' burgeren boven gemeld. Ook te Geneve had hij naauwelijks zijn toereikend beflaan. Vijftig daalders, twaalf fchcpels koren, twee tonnen wijn en vrije woning; dit was zijne bezolding, en deze vergunde hem juist niet, oni verkwistend te zijn. En toch, hij was er mede vergenoegd. Hij nam de aanbieding van den Raad niet aan, die hem dikwijls opflag wilde verleenen; ja verzekerde met eede, dat hij geene Predikatie meer zou houden, indien men niet ophield, om hem zoodanige aanbiedingen te doen. ,, Ik arbeidc," zeide hij meermalen, „ om „ voordeel te winnen, doch niet voordeel, hetgeen „ ik van anderen, maar hetgeen anderen van mij „ zullen hebben." Zelfs op zekeren tijd, wanneer de raadskas te Geneve niet in den besten ftaat was, en men reeds op het punt ftond, om nieuwe belastingen op te leggen, gaf hij van zijne jaarwedde twintig daalders jaarlijks terug, om het volk van eenen drukkenden last te bevrijden, wordende zijn voorbeeld door velen gevolgd, zoodat de belasting achterbleef. Men  GESCHIEDENIS. 49 Men is geneigd, om calvin van onverdraagzaamheid te befchuldigen; maar fchoon het waar is, gelijk wij gezien hebben, dat hij met drift in ijver ontftak tegen de zulken, wier gevoelens de gronden van het Christendom omkeerden, evenwel hij was verdraagzaam jegens anders gevoelende Christenen, en kon zeer wel veelen, dat men van hem verfchildei Ten bewijze hier van dient zijne beftendige vriendfchap met farel , niettegenftaande deze in Vele opzigten anders dacht dan hij. Men mag hier bij voegen , dat hij melanchthon's gefchrift : Kort begrip der Godgeleerdheid, in het Fransch liet vertalen en zelfs herdrukken, en in eene daar voor geplaatfte Voorrede den Auteur ten hoogfte prees, hoe veel daar ook in gevonden werd, hetwelk met zijne grondbeginfelen niet overeenkwam. Ook is dit opmerkelijk, dat hij, hoe veel aanzien hij ook bezat, altijd zelf niet min dan anderen, aan de wetten onderworpen bleef. Zijne Boeken, b. v. waren even zoo wel aan de cenfuur onderworpen, als de Boeken van andere Schrijvers* Ja, men noodzaakte hem zelfs fomtijds, om er eenige plaatfen in te veranderen. Zoo vervulde hij met de burgers van Geneve gelijke burgerpligten. Toen men, in het jaar 1559, voor eene belegering van Geneve vreesde, leende calvin zelf, benevens de overige Burgers, de hand aan de herftelling der vestingwerken* Wat men ook ten tegsndeele moge gezegd hebbe, calvin was ftandvastig in zijne vriendlchap, waar van zijne vriendfchap met farel tot een fprekend voorbeeld ftrekt. Deze zijn eerfte bevorderaar en Herv. IL D te-< ia C. O. :ot 155a. I  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 50 KERKELIJKE tevens zijn boezemvriend, was in het jaar van cal« vins overlijden een grijsaard van tachtig jaren, en wilde hem in zijne laatfte ziekte nog van Neufchatel een bezoek geven, calvin fchreef hem: „ Vaar ,. wel, mijn beste, deugdzanmfte vriend, en wees , „ fchenkt God u een langer leven, indachtig onzer „ vriendfchap, welke ons in den hemel even zoo „ aangen; au zijn zal, als zij hier op aarde voor ,, de Kerk van nut geweest is. Doe mijnentwege „ geene moeite! Mijn adem is reeds zwak, en ik ,, verwachte van oocenblik tot oogenblik, dat mij „ het leven zal verlaten. Het is genoeg, dat ik ,, voor christus geleefd heb, voor hem, van wien „ levenden en ftervenden heil moeten verwachten." De grijze farel liet zich nogtans niet terug houden. Hij kwam te voet van Neufchatel naar Geneve, en vond zijnen vriend nog levende, om affcheid van hem te kunnen nemen. Deze bijzonderheid doet ons denken aan cal vins laatfte ziekte en dood. Hij bleef tot het einde toe zich zeiven gelijk, ftandvastig in zijn geloof, en vol vertrouwen op God en jezus. Van een zwak geitel, viel hij in het jaar 1557 in eene gevaarlijke ziekte, welke aanhoudende bezigheden en kwellingen hem veroorzaakt hadden; hier van herftetd zijnde, worftelde hij in het volgende jaar acht maanden lang met eene derdendaagfche koorts, welke hem buitengemeen verzwakte, en hem nooit weder geheel tot zijne vorige krachten liet komen. In het jaar 1563 namen zijne krachten meer en meer af, terwijl zijne taarten vermeerderden. Zijne ziekte beftond in eene foort  GESCHIEDENIS. 51 .foort van uitteering, gepaard met hemorroidaie toevallen. Hier bij voegde zich nog eene hevige hoofdjicht, over welke hij gewonelijk klaagde, en welke hij dikwijls daar door trachtte te ontwijken, dat hij fomtijds, gedutende eenige dagen, geheel en al geene fpijze gebruikte. Evenwel volhardde hij in zijne werkzaamheden , waarvan hij zich noch door dea raad der Geneesheeren, noch door de vermaningen zijner vrienden, wilde laten aftrekken: „ Wilt gij dan," vraagde hij hen, „ dat mij de Heere le„ dig zal vinden?" Op den 6den Februarij 1564 predikte hij voor de laatfte maal. Kortademigheid en de hoest lieten hem de Predikatie naauwelijks ten einde brengen. Van dien tijd af moest hij zich van alle openbare bezigheden onthouden, behalve, dat hij nog ettelijke keeren en voor het laatst op den sSlten Maart in de vergadering van den Raad ging, wanneer er een Rector voor de Hoogefchool moest verkozen worden. Alhoewel hij thans reeds zoo zwak was, dat hij zich door twee menfchen moest laten leiden, wilde hij er zich echter niet van laten afhouden. ,, Ik moet er heen," zeide hij, om ,, voor goede opvolgers te zorgen." Op den eerften Paaschdag daar aan volgende, liet hij zich nog eens ter Kerke dragen, waar hij het Euangelie zoo lang met zoo veel ijver verkondigd had, om God voor de laatftemaal gemeenfchappelijk met de gemeente te aanbidden. Dus woonde hij toen voor het laatst, onder de grootfte aandoeningen van vreugde, den geheelen Godsdienst bij. Toen hij nu geheel niet meer uit kon gaan, gaf D a hem M C. G4 Jaarisi?. tot 1552.  BI C. C Jaari5t; tot 155! ia KERKELIJKE . hem de geheele Raad een bezoek in zijne woning, • om affcheid van hem te nemen. De dervende Leeraar fprak denzei ven, bij deze gelegenheid, op dezen zin aan: „ Ontfangt mijnen fchuldigen dank zoo wel voor de „ eer, welke gij aan mij, verdienfteloozen, gedurig „ bewezen, als ook voor het geduld en de infchik„ kelijkheid, waarmede gij mijne gebreken gedragen ,, hebt. Want bijzonder in het laatde, vond ik ge„ durig het derkde bewijs van uwe toegenegenheid ,, omtrent mij. Ik beken het, bij de waarneming ,, van mijn ambt, had ik menigen harden kamp door ,,~te daan, en veelvuldige aanrandingen op mijne „ eere en deugd te verduwen. Maar ik weet ook, „ het was uwe fchuld niet. Heb ik echter niet ge„ daan, hetgeen ik moest doen, dan bid ik u, om „ de fchuld niet aan mijnen goeden wil, maar en„ kei aan de zwakheid mijner vermogens toe te fchrij„ ven. Want dit kan ik, naar waarheid, betuigen, „ dat ik altijd eene ware toegenegenheid voor uwe „ dad gevoeld, en voor het beste derzelve, hoe „ weinig ook dikwijls tot voldoening en tevreden,, heid van mij zeiven, mijne ijverigde pogingen be„ deed heb. Ik zou, daarentegen, de verdenking „ van veinzerij niet kunnen ontduiken, indien ik „ niet wilde bekennen, dat God fomwijlen van mij,, ne geringe dienden heeft willen gebruik maken. „ Maar nogmaals fmeek ik om verfchooning, wan,, neer mijne verrigtingen niet altijd geëvenredigd „ waren aan mijnen pligt; zoo als ik gaarne mijne „ verpligting aan ulieden erkenne; dat gij infehik„ kelijkheid geoefend hebt omtrent mijne dikwijls „ te  GESCHIEDENIS. 53 ,, te verregaande drift. God, dit hope ik, zal mij „ deze fout vergeven. Maar wat de leere aangaat, „ welke ik u heb voorgedragen, zoo ben ik des„ wegens zoo gerust, als ik ongerust en ftrafwaar„ dig zou zijn, indien ik iets anders geleerd had. „ Ik heb niets geleerd, dan hetgeen ik, na langdu- rig onderzoek, en na volkomene overtuiging, voor Goddelijke waarheid hield, en ik ben ver„ zekerd, dat mijne Leerredenen den Heere niet „ hebben mishaagd. — Ik zelf ben getuige van de weldaden, welke u de Almagtige verleend , en „ van de vele gevaren , aan welke hij u ontrukt „ heeft. Gij weet, hoe gelukkig gij thans zijt. „ Maar, het zij geluk of ongeluk u in het vervolg „ moge treffen, zoo zweve u gedurig de gedachte voor oogen aan den alleenigen Regeerder van alle „ Koningrijken en Staten, die van alle ftervelingen „ wil aangebeden zijn. Gedenkt aan de eigene ver„ zekering van Koning david, dat de voorfpoed hem tot den val hebbe gebragt. — Nederigheid „ en befcheidenheid zijn onontbeerlijk, wanneer gij „ met eene ware eerbiedigheid voor God wandelen, „ en op zijne befcherming rekenen wilt. Dan eerst ,, zult gij op nieuw de ondervinding hebben, welke „ gij nu reeds zoo dikwijls gehad hebt, dat de ge,, vaarlijkfte omftandigheden dikwijls in geluk en „ voorfpoed veranderen. — Maar wenscht gij de „ onderhouding van uwen Staat, dan ziet wel toe, „ dat geene ondeugden de plaats omheilfgen , op „ welke God u gefield heeft. Eert den Heere aller p Heeren, die zijne vereerders beloont, en zijne D 3 „ ver- na C. G. Jaarisi/. tot 1552.  »* C. G, Jaari5i7 tot 1553 54 KERK EL IJ KE „ verachters zal ftraffen. Eert hem door de gedurige overeenttemming van uwe bedrijven met zijne „ wetten. Wij kunnen bovendien niet altijd het „ doel van volmaaktheid bereiken, naar hetwelk wij j, moeten ftreven. Ik ken uwe denk- en handel„ wijze en gevoel de noodzakelijkheid van mijne „ vermaning. Ook den besten man ontbreekt gedu„ rig nog veel. Elk vestige zijne gedachten op zich „ zeiven, en poge het gebrekkige onder Gods bij„ Mand te verbeteren. Gij kent de menigte van „ fouten, in welke men zoo dikwijls bij openbare „ raadplegingen vervalt. Nu eens is men koud en ,, ongevoelig omtrent het welzijn van den Staat , „ en beoogt flechts zijn eigen voordeel! Dan laat „ men zich enkel door zijne hartstochten befturen ! „ Daar gebruikt men de talenten en vermogens niet, ,, welke God ons verleende! Hier is men vermetel „ en ftout genoeg, om zijn gevoelen overal te wil„ len doordringen ! U, die ouder zijt, vermaan „ ik derhalve, om de jongen onder u , wanneer ,, dezelve uitftekende talenten bezitten, niet te be„ nijden; en u, jongen, vermane ik, om de deugd „ van befcheidenheid te oefenen. Alle oneenighe„ den, geheime vijandfchap, en bittere haat moeten ,, van u verwijderd zijn, als dingen, welke de wij„ ze befluring van den Staat ten hoogde hinderlijk „ zijn. En gij zult dezelve vermijden, indien ieder „ binnen zijne palen blijft, en zijnen pligt getrouw „ en eerlijk vervult. Niet in het minde moeten „ gunst of vijandfchap bij de beflisfing van het regt „ eenigen invloed hebben. Niemand moet een voor- „ fpraak  GESCHIEDENIS. 55 fpraak ten nadeele van de wetten misbruiken; nie„ mand van regt en billijkheid afwijken. Ik eindige ,, deze vermaning met de herhaalde bede om v.erfchooning van mijne fouten, welke ik hier mede ,, voor u en voor Gods aangezigt belijde." Hij bad vervolgens voor hun welzijn en geluk, en al de leden van den Raad waren diep geroerd. Elk reikte hem nog voor de laatfte keer de hand, en nam niet zonder de innigfte aandoening van hem affcheid. Kort hierop verzamelden zich al de Predikanten voor zijn bed; ook dezen fprak hij plegtig aan: „ Volhardt bij het goede werk na mijnen dood, ,, en laat uwen moed niet zinken. De Heere zal „ deze Kerk tegen alle bedreigingen van de vijan,, den bewaren. Broederlijke liefde zij de band , „ welke u vereenige, en alle oneenigheid verhinde„ re! Overweegt dikwijls uwe pligten omtrent de „ gemeente, en niets moete u van de vervulling „ derzelven aftrekken. Zouden fommigen onder u ,, van den regten weg afdwalen, dan zullen zij on„ dervinden, dat de Heere zich niet laat bedrie„ gen. — Ik betuige u hiermede, dat dezelfde lief,, de mij bij mijn leven met u heeft verbonden, „ met welke ik thans van u affcheide. Vergeeft ,, mij ondertusfchen even zoo gaarne , wanneer ik ,, in mijne ziekte mogelijk te gemelijk ben geweest, „ als ik u voor uwe dadelijke onderfteuning van „ harte dank betuige." Zijné fmarten werden geftadig heviger, en echter niet zoo hevig, dat zij over zijn geduld konden zeD 4 ge- na C. G. [aan 517, tot 1552.  t6 KERKELIJKE na C. G, J»arisi7 lot 1552, gepralen. Somtijds riep hij uit: „ Heere! gij daal ,, mij! Maar het is uwe hand, en dit te weten, ,, is mij genoeg!" Op den a7ften Mei gevoelde hij flechts nog weinige fmarten. Het (preken was hem zelfs gemakkelijker dan te voren. Het gebed en eene luide lofprijzing van God was zijne bezigheid. Zijn hart was vrolijker dan ooit. Zijn gezigt was zoo levendig, dat alle omltanders zich verwonderden. Maar omtrent acht uren 'savonds, neigde hij zijn hoofd, en fprak geheel niets meer. Het was het uur van zijnen dood. Hij fcheen meer te flapen, dan dood te zijn, zoodat zijne vrienden zich flechts met moeite van zijnen dood konden overtuigen. Het gerucht van calvins dood verfpreidde zich weldra in de geheele ftad, en fmart en droefheid doordrongen elk gevoelig hart. En wat wonder ? De Staat betreurde in hem eenen goeden burger ; de Godsdienst eenen van zijne ijveriglte vereerders en verdedigers ; de Hoogefchool eenen voornamen Leeraar; en de deugd eenen van hare befchermers en voorftanders. De geheele ftad vloeide zamen, om zijn lijk te zien. Zelfs vele vreemden kwamen met dit oogmerk naar Geneve; onder anderen ook de Engelfche Afgezanten in Frankryk. Hij had verordend, dat men hem zonder eenige plegtigheid of pracht zou begraven; en men volgde zijnen wil op. Edoch men kon niet beletten, dat de geheele Raad, al de Predikanten en Profesforen, en bijkans de geheele ftad zijn lijk tot aan het graf ver-  GESCHIEDENIS. 57 Verzelden. Geneve befchouwde dit als eene fchuld, welke het den overledenen nog betalen moest (*). Aan deze drie mannen, van welke wij gemeend hebben , eenigzins breeder te moeten fpreken , inzonderheid van calvin , heeft dat gedeelte van Zwitferland, in hetwelk de Franfche taal meest gefproken wordt , ten aanzien der Hervorming de grootlle verpligting ; bijzonder het land van Vaud, hetwelk gedeeltelijk aan die van Bern, gedeeltelijk aan het Kanton Fryberg behoorde. Die van Bern lieten zich aan de uitbreiding van het Euangelie inzonderheid gelegen zijn, en zonden ten dien einde farel derwaarts. Door zijne prediking werden te Neufchatel de Hervormden zoo talrijk, dat, niettegenftaande den tegenftand der Roomschgezinden , fchoon onderfteund door de Gravin eh de Regering, de Beelden en Altaren door eenige ijveraars uit de Kerken weggenomen, en met meerderheid van de ftemmen des volks de Hervorming werd vastgefteld, pnder bemiddeling van die van Bern. Ook gelukte het (*) Men vergel. hiermede eene beknopte Levensbefchrijving van calvin, dooreenen Ongenoemden, zich teekenende j. f. w. t. in het Nederduitsch vertaald uitgegeven onder dezen titel: Het leven, de gevoelens en bedrijven van calvin. Een leesboek voor het algemeen. Uit het Hoogduitsck vertaald door g. h. reiche, Luthersch Predikant te Zutphen. Met eene Voorrede van h. muntinghe , Hoogleer aar in de Godgeleerdheid, Kerkelijke Gefchiedenis en Heilige Uitlegkunde te Harderwyk. Te Utrecht bij w. van yzerworst i 706". D 5 na C. G. Jaar 1517. tot 1552. Hervorming in het land van Vaud, Neufchatel enz,  na C. ( Jaansi tot 155: Hervorming vat Geneve. 58 KERKELIJKE ;. het farel in het jaar 1531, met hulp van viret, de Hervorming in het land van Faud in zoo verre te vestigen, dat, volgens eene overeenkomst tusfchen de Kantons Bern en Fryberg-, welk laatfte de partij der Roomschgezinden toegedaan was, de vrije oefening der beide Godsdiensten in dat land zoude plaats hebben. Dus namen in het jaar 1532 branche, Orb en Granfon de Hervorming voor een gedeelte aan; maar in het overige gedeelte van het land van Faud, hetwelk gedeeltelijk aan den Hertog van Savoye, gedeeltelijk aan den Bisfchöp van Laufanne behoorde, bleef alle toegang voor de Hervorming gefloten, tot dat die van Bern zich van deze gewesten hebben meester gemaakt. Te Geneve deed zich in het eerst weinig hoop op, dat de Hervorming daar voorfpoedig (lagen zou. Onkunde, bijgeloof en dwingelandij van den Bis>fchop, aan wien de ftad onderworpen was, en van de Geestelijkheid, hadden den hoogften top bereikt, ook bevond zich de ftad gedrukt door de twisten met de Hertogen van Savoye, die zich gaarne van dezelve hadden meester gemaakt. Van het jaar 1511 af tot 1536, had zij met de rampen des oorlogs te worflelen, en moest meer dan ééne belegering verduren , eindelijk was de Hertog genoodzaakt , van alle regt en aanfpraak op Geneve af te (laan , en Geneve werd eene vrije ftad en gemeenebest; in verbond met het Kanton Fryburg, federt het jaar 1518, in hetwelk ook die van Bern traden, in het jnar 1526, voor 25 jaren. Doch die van Fryburg waren zoo hevige vijanden van alle Hervorming, dat men  GESCHIEDENIS. 59 ■men daarvan voor dezelve niet dan tegenfland en verhindering te wachten had. Doch hiertegen waren die van Bern ijverig jn de weer, om door hunne opwekking en gezag de Hervorming uit te breiden en te befchermen, waarbij kwam, dat de Geestelijken en Kanunniken zich algemeen hatelijk maakten door hunne buitenfporige zedeloosheid en dwingelandij , en doordien zij, in de oorlogen met Sayoye, weigerden, van hunne bezittingen en inkomtften iets ten behoeve der ftad op te brengen. Voornamelijk werden de gemoederen der burgeren verbitterd door het fnood gedrag van den laatften Bisfchop, petrus palma, die zich niet ontzag, in de vasten van het jaar 1527 eene eerbare jonge dochter met geweld tot voldoening zijner lusten te laten opvatten, waar uit een oproer onder het volk ontftond, hetwelk naauwelyks geftild kon worden, door het loslaten dezer ongelukkige. Het ongenoegen werd vermeerderd, toen in datzelfde jaar de Aartsbisfchop van Fienne, Metropolitaan van Geneve, den ban uitfprak tegen den Raad en het Volk van Geneve, omdat zij weigerden, de Mammelukken in de ftad toe te laten. Te weten , die van Geneve waren ten dezen tijde verdeeld in Eedgenooten, zoo noemde men de voorftanders der vrijheid, en Mammelukken, die het met den Vorst-Bisfchop en met den Hertog van Savoye hielden; welke naam hunne flaaflche gezindheid te kennen gaf, dat zij gelijk waren aan de Mammelukken of Slaven van den Soudaan van Egypte. Deze laatstgemelden had. den de ftad moeten ruimen en zich tot den Aartsbis* na C. G. Janri5i7. tot 155a.  B»C. G. .tot 1552. | < j 1 1 < c t c c ï 60 KERKELIJKE bisfchop vervoegd, van wien zij dezen ban tegen de ftad verwierven, waar over echter de Geneveezen zoo vergramden, dat zij, onder zware ftraffen, verboden, den Aartsbisfchop in het vervolg te erkennen , of eenige Apostolifche Brieven aan te nemen, francais bonnivand, Priester der Kerk van St. Fictor, van velen geraadpleegd wordende, erkende openliik de gebreken der Geestelijkheid, en de noodzakelijkheid eener Hervorming , voornamelijk in de zeden. Dmtrent den ban des Aartsbisfchops verklaarde hij: lat men den ban van God , maar niet van men"clien, vreezen moest, dat het geweten geene regt>ank erkende, dan den Regterftoel van God; dat Duivel, noch Paus, iemand konden befchadigen , lan den genen, van welken zij gevreesd werden , ïademaal hunne blikfems ijdele verfchijnfels waren -.onder kracht. Deze vrijmoedigheid kwam echter lezen Geestelijken op eene zesjarige gevangenis in iet Kasteel Chilon te ftaan , ook werd door een aadsbefluit in het jaar 1528 het belijden der Luherfche leere ten ftrengfte verboden. Eindelijk werd n het jaar 1532 het werk der Hervorming nadruk:elijker ter hand genomen en met kracht doorgezet. )p zekeren nacht werden alom in de ftad eenige lellingen aangeplakt over de ware en algemeene ver. eving der zonden door jiïzus christus , zonder enige voorwaarde, dan geloof en bekeering. Hier it ontftond 's morgens geene geringe opfchudding, ewijl de Roomschgezinden dezelve alomme affcheuren en anderen zulks met drift beletten. Vergeefs af de Raad verfchei lene Plakaten uit tegen deze nieu-  GESCHIEDENIS. 61 nieuwigheden, latende te gelijk de Aflaatsbulleh van clemens VII aan de Kerkdeuren aanplakken. De zuivere leer nam van lieverlede de overhand, vooral toen de regering en het volk befloten, dat het Euangelie zonder eenige bijgevoegde fabelen verkondigd en geleerd zou worden. In dat jaar kwam farel met antoine salnier, voorzien met aanbevelingsbrieven van die van Bern in de ftad, en begon ter* ftond de Euangelieleer aan allen te verkondigen, die ze hOoren wilden. Hier op voor den Raad ontboden, verdedigde farel zich zoo deftig, tevens de aanbevelingsbrieven van Bern overhandigende, dat de Raad hen ontfloeg, met de vermaning: dat zij zouden toezien, om door het prediken der nieuwe leere de openbare rust niet te ftooren. Terftond daarop werden zij voor eene Kerkelijke Regtbank gedaagd , doch de Raad deed hen door twee Syndici verzeilen, om hen tegen allen overlast te beveiligen. Hier werd alles verward en driftig behandeld, zij werden gefcholden en zelfs geflagen. Merkwaardig waren de woorden van den Procureur des Bisfchoppelijken Fiscus: als men disputeert, dan zal onze geheele verborgenheid vernietigd worden. Een der Adfesforen, bergier zeide, toen farel eenige lasteringen met bedaardheid wederlegd had: dat hij gelasterd, en dat men geene getuigen noodig had, om te bewijzen, dat hij des doods waardig ware. farel antwoordde fcherp : hij zou de woorden Gods /preken, maar niet des Duivels. Daarop belast zijnde, buiten te ftaan, werd op hem door een' der dienaren gefchoten, maar gelukkig zonder hem te na C. G; Jaari5i7. tot 155a.  naC. G. Jaansv. tot 1553. 1 1 1 ( 1 1 < 1 l 6a KERKELIJKE te raken. Na een lang en htvig twisten, werd hun aangezegd, dat zij de ftad moesten ruimen Deze oproerige handelwijze mishaagde ten fterkfte aan eenen der Syndici, franciscus hugo, en bragt de Pausfelijke zaak over het geheel veel nadeel toe. Doch naauwelijks hadden farel en salnier de ftad verlaten , toen antoine frument of froment, een leerling van farel, zich in de ftad nederzette, als Schoolmeester, om de jeugd te leeren lezen en fchrijven, maar tevens heimelijk het Euangelie verkondigende, tot dat hij, wanneer de menigte der genen merkelijk aanwies, die naar de waarheid begeerig waren, openlijk ondernam te prediken in het Hof bij de Franciskauer Kerk. De Monniken, geen' anderen raad wetende, ftrooiden uit, dat de Hervormers Tooveraars waren, die door toover* kunften de gemoederen der menfchen wisten te begoochelen. Onder anderen gebeurde het, dat eene :erbare matrone, doch die te gelijk zeer bijgeloovig was, nieuwsgierig om froment te hooren, zich egen alle betoovering met bijgeloovige toovermiddeen gewapend hebbende, zijne preek ging hooren. £ij werd door dezelve zoo geroerd, dat zij na de >reek het Nieuwe Testament begon te lezen , en )innen drie dagen volkomen eene bekeerlinge werd. Dndertusfchen nam het getal der zulken, die fmaak ;regen in de nieuwe leer, dagelijks toe, hetwelk anleiding gaf tot verdeeldheid en opfchuddingen on!er het volk. Eenmaal geraakte een Burger in twist aet een' Monnik , de Monniken trokken de alarmlok, en de Burgers liepen te wapen , wordende de  GESCHIEDENIS. 63 de beweging niet dan met moeite geftild door de Regering, die een zeer ftreng Plakaat afkondigde tegen het preeken der Euangellfchen en aan frument de ftad ontzeiden. Maar de voorftanders der nieuwe leer weigerden te gehoorzamen, en frument in het jaar 1534 op de markt gebragt hebbende, riepen zij hem overluid toe: leer ons het woord van God'. Hij deed dit met ijver, en tot zijnen Tekst nemende Matth. VII. 16. fchetfte hij de valfche Profeten met de flerkfte kleuren. De Regering gebood hem te zwijgen, maar zijn antwoord was: dat men Gode meer moest gehoorzamen dan den menfchen. Evenwel gewaarfchuwd zijnde, dat men den fterken arm ftond te gebruiken, en zich in de ftad niet veilig achtende, verliet hij dezelve. In het midden van dezen twist, zocht de Bisfchop zijn Regtsgebied, ver buiten de wettige palen, uit te breiden, maar die aan het hoofd der regering waren , wilden, ten dezen opzigte, niets toegeven , en verdedigden de regten en vrijheden der ftad met moed. Niettegenftaande hunne fcherpe Plakaten derhalve tegen het prediken, en de bijeénkomften der Euangelifchen, op aanhouden van die van Fryburg, afgekondigd , bleven de Hervormers heimelijke bijeénkomften houden, in welke ook het Avondmaal werd bediend, en wel de eerfte keer door zekeren guerin , naderhand Predikant in het Graaffchap Neufchatel. Ja zij werden zoo ftout, dat zij, door te grooten ijver gedreven , dikwijls het bijgeloof open'ijk tegen fpraken. petrus robert olevitan beftrafte dus openlijk eenen Dominikaan, die in zijne ia C. G. [aari5i7. tot 155a.  KERKELIJKE ba C. G Jaari5i7 tot 1552 , ne preek tegen de Lutheranen uitvoer, en befchaarrn de hem, hetwelk aan olevitan bijna het leven zou gekost hebben. Deze olevitan heeft, ten dienfte der Waldenzen, den Bijbel in het Fransch vertaald> en is naderhand in Italië in het jaar 1538 met ver. gift van het leven beroofd. Vooral dreigde geweld en moord de ftad, wanneer de Raad bezig was te raadplegen over Brieven van die van Bern, die zich beklaagden over de hardheid tegen farel, en die, en over de woede der Geestelijken ; het graauw, door de Geestelijken opgehitst, rotte voor het Raadhuis te hoop, en eischte de uitroeijing der Lutheranen, onder geweldige vervloekingen. De Euangelifchen, ten getale van 61, insgelijks zamengeloopen, maakten zich ter verdediging gereed. Gelukkig vonden eenige Fryburger Kooplieden middel, om als middelaars tusfchen beiden te komen, en door hunne tusfehenfpraak te bewerken , dat de Raad eene algemeene Amnestie afkondigde, en belastte, dat zonder de openbare rust te ftooren, de Predikatiën naar Gods woord zouden worden ingerigt, en dat het vleesch* eten ongeoorloofd zou zijn op de vastendagen. Kort daarna ontftond er een nieuwe oploop, door fchuld van verl, een' Kanunnik van Fryburg, doch die in den oploop zelf omkwam, terwijl tevens verfcheidene Kanunniken en Kerkdijken in hechtenis werden genomen. Die vaii Fryburg eischten draf over de handdadigen, en de Bisfchop, weder in de ftad gekomen, deed de gevangene Kanunniken en Kerkelijken ontllaan, en daartegen cenigen uit de Burgeren  GESCHIEDENIS. 65 ren in de gevangenis brengen. De Raad echter, aangemoedigd door die van Bern , verzette zich tegen de ondernemingen van den Bisfchop, en de gevangenen werden ontflagen, een uitgezonderd, die ter voldoening van de Fryburgers onthoofd werd. Maar de Bisfchop de wraak der Burgeren vreezen. de, oordeelde raadzaam, de ftad te verlaten. guido furbit , een Leeraar der Sorhonne , een Dominikaan, verwekte echter nieuwe opfchuddingen. Deze voer hevig uit niet alleen tegen de Euangelifchen, maar ook tegen die van Bern. frument en camus, welke laatstgenoemde naderhand te Parys om het Euangelie verbrand is, in de ftad wedergekeerd zijnde, wederfpraken zijne lasteringen , maar werden door den Raad geboden te zwijgen. De Vikaris van den Bisfchop gaf ook een Plakaat uit op den eerften Janüarij 1534, waarbij de Predikatiën der Euangelifchen verboden en de Bijbel, zoo Franfche als Hoogduitfche, veroordeeld werd, om verbrand te worden* Onder dit gewoel kwamen farel , frument j en viret , die zich thans bij hen gevoegd had, weder in de ftad, en arbeidden met vereenigde krachten, om de Euangelieleer voort te planten. Op aanfchrijven van die van Bern werd furbit door de regering in hechtenis genomen, en niettegenftaande alle pogingen der Geestelijkheid, die beweerden, dat iemand van hunnen ftand niet Voor Leeken behoorde te regt gefteld te worden, genoodzaakt, zich voor den Raad der tweehonderd te verantwoorden, tegen de befchuldigingen van die van Bern, dat hij God gelasterd, en door gruwe- Herv. II. E lijk na C. G. Jaari5ir. tot 155: i  na C G TaarI5i7 zot 1552 66 KERKELIJKE lijk fchelden liet Kanton Bern beleeriigd had. fur• bit ontkende lbmmige van deze bdchuldigingen , andere verfchoonde hij, en weigerde voorts zich te verdedigen, zich beroepende, dat hij niet dan voor zijnen wettigen rigter te regt wilde (taan. De Kaad oordeelde, dat de eifchen van die van Bern gegrond waren, en verordende eene twistreden te houden in de vergadering der tweehonderd, en in tegenwoordigheid der Afgevaardigden van Bern, tusichen furbit en farel , bij wien viret gevoegd was, over de Kerkelijke magt in het maken van wetten, over het gezag van den Paus van Rome, de overleveringen en andere verfchilftukken. Na lange over en vvederfpraak bekende furbit, dat bij de Roomfche (tellingen uit Gods woord niet bewijzen kon , hetwelk hij echter op zich had genomen. Op deze bekentenis werd er een raadsbefluit genomen, waarbij hij tot eene herroeping werd verwezen, als die veel dingen had voortgebragt, (trijdig met Gods woord, de eere van God, de waardigheid van Bern en het algemeen welzijn. Doch furbit bedroog aller verwachting ; daar hij ter Kanfel opgetreden , niet alleen niets herriep, maar op zijne vorige wijze tierde en fchold. Hij werd dan op nieuw in de gevangenis gebragt, waar uit hij eindelijk, op voorfpraak van den Koning van Frankryk, in het jaar 1536 ontflagen is geworden. Na dat de zaak van furbit dusdanig een einde had genomen, werd de zaak der Hervorming met zoo veel zegen voortgezet, te meer, daar het verbond met Fryburg verbroken was en men dus van dien  GESCHIEDENIS. 67 dien kant geen' tegenfland meer had, dat zij eindelijk met openbaar gezag in het jaar 1535 openlijk werd ingevoerd, welk jaar dus gehouden wordt voor het geboortejaar der Geneeffche Kerk. jan portier, Geheimfchrijver van den Bisfchop, had nieuwe oproeren aangeftookt, in welken een Burger gedood en eenigen gewond werden, waarom hij door den Raad gevangen werd genomen. Onder zijne papieren vond men een Bisfchoppelijk Diploma en de bewijzen eeiier zamenfpanning van den Bisfchop met den Hertog van Savoye, tegen de regten en voorregten der ftad, waar door de oogen der Burgeren geheel geopend werden, wordende portier, niettegenitaande den aflaat van den Bisfchop, als een verrader onthoofd. De Bernfchen, die zich te Geneve onthielden , van deze gelegenheid gebruik makende, vorderden nu, dat men aan hunne Predikanten farel , fru» ment en viret , die onder befcherming der Afgezanten van Bern tot hier toe in het geheim geleerd hadden , vrijheid zou verleenen, om openlijk te prediken, zoo wel als men dit vergund had aan eenen nieuwen Roomfchen Prediker, francois coute* lier. Als de Raad, de verrigtingen der Geestelijken nog te zeer ontziende, hier omtrent zwarigheid maakte, namen de Euangelifchen de Oeverkerk in, bij de poort van dezen naam, niet verre van het Franciskaner Klooster, en farel hield in dezelve op den eerften Maart 1535 de eerfte openbare Preek. De ontdekking eener nieuwe zamenzweering, om de ftad den Hertog van Savoye in handen te leveren, E 3 wef* na C G. Jaarisi?. tot I55S«  68 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tor 1552 welke gevolgd werd van eene uitbanning der oproerigen en het vertrek van des Bisfchops Raad uit de ftad, bragt verders te weeg , dat de Raad zich naauwer met de Zwitfcrs verbond, de Hervorming openlijk aannam , en zelfs van zijne ftad eene vrijplaats maakte voor de Hervormden , die uit Frankryk derwaards de tcevlugt namen. Onder zoo vele woelingen, oproeren en oorlogen, lagen en geweld van den Bisfchop, den Hertog van Savoye en trouwelooze Burgers, verkregen de Geneveeztn hunne vrijheid en te gelijk den gezuivercen Godsdienst. Ook werd de Hervorming zeer fterk bevorderd, door de ontdekking van de bedriegerijen die gepleegd waren met een Marienbeeld, waar aan men eene wonderdoende magt had toegefchreven. Daar en boven gaf jakob bernhard, Abt van het Franciskaner Klooster, {tellingen uit, om die openlijk te overwegen, gerigt tegen de regtvaardigmaking uit ce werken, de vereering der Heiligen en der Beelden, de menfchelijke overleveringen, de gebeden voor ce dooden, ea het aanroepen der Heiligen. Deze (tellingen werden overal rondgezonden, met uitnoodiging van den Raad aan allen, die dezelve zouden willen betwisten, en onder toezegging van vrijgeleide. Doch wegens het verbod van den Bisfchop en den Hertog verfchenen er flechts weinigen, onder welken charles, een Leeraar van de Sorbonne, en chaphusen , een Dominikaner Monnik. Het twistgeding duurde vier weken, onder het opzigt van den Raad; de waarheid zegevierde volkomen , terwijl de gemelde verdedigers zich onderwierpen. Se-  GESCHIEDENIS. 69 Sedert nam het getal der Hervormden van dag tot dag toe, en de anderen, ook de Geestelijken en Monniken, verlieten de ftad in zoo groot een getal, dat de Raad zich genoodzaakt zag het verlaten der ftad te verbieden. Zoodra het Mondgefprek geëindigd was, floeg de Raad, fchoon gevoelende, dat men met voorzigtigheid te werk moest gaan, om de gevolgen , evenwel genoopt door den ijver van het gemeen, en door de vurige redevoeringen van farel , terftond hand aan het werk. Het gemeen namelijk had reeds hier en daar begonnen de Beelden en andere werktuigen van het Bijgeloof te beftormen, en farel had reeds in die Kerken, welke tot nog toe aan de Roomfchen gebleven waren, gepredikt. De Raad dan, eens en andermaal de Kanunniken en Kloosterlingen opgeroepen hebbende, om, zoo zij nog iets . in te brengen hadden, zich te vertoonen, deed de overige Beelden wegnemen, en maakte befchikkingerj over de Kloosters, en bevestigde met een Plakaat den 27ften Augustus de openbare Euangelieprediking; men floeg nieuwe munt met het opfchrift: post tenebras lux, (licht na duisternis,) in plaats van het oude: post tenebras fpero lucem, (ik hope op licht na duisternis.) Eindelijk, de Raad liel een gedenkteeken van koper bij de deur van hel ftadhuis oprigten, ter eeuwiger gedachtenis van deze weldaad. Bij het opruimen der Kerken vond men verfcheidene blijken van gruwelijke bedriegerijen, om het volk te misleiden. Bij voorbeeld, in plaats van eenen arm van den Heiligen antowus, E 3 wel na C. G. Jaarisi/. tot 1552.  fa C. G. jaar 1517 «ot 1552. 7o KERKELIJKE welke met den grootften eerbied plag vereerd te worden, vond men een lid of leden van eene rave, en in plaats van de herfeneu van petrus,, welke niet minder heilig geacht waren, een puimfteen. Thans werd de vrede en eendragt onder de Burgers herdeld, de openbare Eeredienst en het Kerkbcltuur geregeld, en eene Geloofsbelijdenis aangenomen en bezworen, welke door farel was opgefteld, en welke zich door hare eenvoudigheid aanprees; voorts verbood men het vieren der Mis en het verecren der Beelden, onder ftraft'e van gevangenis en ballingfchap. Ook voerde men de Hervorming ten platten lande in, in de gemeenten buiten de ftad, welke aan de ftad onderworpen waren, waartoe men eene maand tijd gaf, hoewel farel beweerde, dat men het werk van God niet verhinderen moest. In dezen ftaat van zaken kwam calvin in de ftad, die nevens farel en viret tot Leeraar aangenomen zijnde, het dus ver gelukkig gedaagde werk met hen voortzette en eindelijk voltooide, voornamelijk na zijne terugkomst te Geneve, hetwelk hij met farkl en die, gelijk wij gezien hebben , had moeten verlaten. Op zijne voorftelling werd een Kerkebeftuur en een Kerkeraad van Ouderlingen en Predikanten ingevoerd, door welken vervolgens de Kerkelijke zaken behandeld werden, en welke Kerkenorde federt 1555 ook van de andere Zwitferfche Kerken is aangenomen (*). Na den dood van calvin werd (?) spon. Hifi. van Geneve. ruchat Hiftoire de la Re-  GESCHIEDENIS. 71 werd de eerfte plaats in de Kerk en Hoogefchool opgedragen aan theodorus beza, die zich, door de verdienften, aan de Kerk bewezen, heeft beroemd gemaakt, en in hoogen ouderdom in het jaar 1605 overleden is. VIJFDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming van Zweden en Denemarken. Nadat wij dus den oorfprong, voortgang en vestiging der Hervorming in Sakfen, Zwitferland en bijzonder in Geneve befchreven hebben, voornamelijk door den arbeid der drie vermaardlïe Hervormers, luther, zwinglius en calvin, willen wij den verderen voortgang derzelve ontvouwen in andere landen en rijken van Europa, welker opgerigte Hervormde Gemeenten, of Sakfen of Zwitferland en Geneve als hunne Moederkerken erkennen, van welke zij de Hervorming ontvangen hebben. De Noordfche Koningrijken Zweden en Denemarken, tot hetwelk Noorwegen behoort, komen hier het eerst in aanmerking. Het Koningrijk Zweden was in het begin der XVIde eeuw, omtrent het jaar 1520, door de wreed- Reformation de la Suisfe. spanheim Orat. Geneva restituta. wilhelmius Hifi. der Reform, te Geneve Rotterdam 1745. II Deelen in %vo. E 4 Hervorming ia Zweden. Toeftand van dat land in het begin der zestiendeeeuw. na C. G. }aari5i7. tot 1552.  7a KERKELIJKE m C. G. janna 17tot 1552. wreedheden van christiern II, Koning van Denemarken, en den Aartsbisfchop van Upfal, Primaat van het Rijk, die met denzelven zamenfpande tot verderf van zijn vaderland, in eenen allerongelukkigIten toeftand. Men had van den Paus leo X eene Bulle weten te verwerven, waarbij het geheele Rijk in den ban gedaan, en christiern benoemd was, om deze Bulle ten uitvoer te brengen; terwijl jan angelus archimboud, Pausfelijke Legaat, het ongelukkige Zweedfche Volk verder van deszelfs geld ca bezittingen beroofde, door het veilen en verkoopen van de Pausfelijke Aflaten. In de hoofdftad Stol;holm werden, onder het voorwendfel der Pausfelijke Bulle van den ban, omdat zij de regten van den Staat tegen den Aartsbisfchop verdedigd hadden, de Burgemeesters, de Regering der ftad en vierennegentig Rijksraden in hechtenis genomen, en door beulshanden ter dood gebragt, waarna Stokholm aan plundering en moord werd prijsgegeven, zonder onderfcheid van jaren of geflacht. Geen land was er bovendien in Europa, waar de Bisfchoppen, en de Geestelijkheid in het gemeen, grooter wereldlijke voordeden trokken, uit het Bijgeloof der tijden, dan in Zweden en Denemarken. De meeste Bisfchoppen hadden inkomflen, grooter dan die van den Koning; zij hezaten Kasteden en Sterkten, die hen onafhankelijk van de Kroon maakten, en hen in Haat ftdden, om onlusten in het Rijk te verwekken, en voor den Staat door hunne magt gevaarlijk te wezen. Zij leefden in de ongebondenHe overdaad en wedde, terwijl de Adel en de ove-  GESCHIEDENIS. 73 overige inwoners ellendig en behoeftig waren. —■ Eindelijk daagde er een verlosfer voor dit ongelukkig volk op. Deze was gustaaf ericzoon, wasa bijgenaamd, als zijnde een afftammeling uit dit oude Koninklijke gedacht. Zijn karakter wordt ons dus befchreven. Hij was een van die groote geesten, welke de natuur zoo zeldzaam vormt, met alle de noodige hoedanigheden, om oVer menfchen te gebieden, zijn voordeelig voorkomen en verheven postuur maakten hem aanhangers, waar en zoodra hij zich vertoonde. Zijne welsprekendheid, waaraan zijne goede houding kracht bijzette, was zoo veel te meer overredende, als zij kunfieloos was; zijn vernuft ontwierp ondernemingen, welke het gemeen als roekeloos befchouwt, maar welke ftout zijn in het oog van groote mannen. Zijne onvermoeide dapperheid deed dezelve wel flagen. Hij was onvertfaagd met voorzigtigheid, bezat eenen zachteu imborst in eene woeste eeuw, met één woord, deugdzaam , zoo veel het hoofd van een partij zulks zijn kan." Deze gustaaf was gijzelaar geweest bij christiern, maar tegen het regt der volken gevangen gehouden. Hij ontfnapte zijne gevangenis, en dwaalde, als een boer vermomd, om in de bosfchen en bergen van Dakkarlïê, alwaar hij genoodzaakt was in de Kopermijnen re arbeiden , ten einde te kunnen leven en zich te verbergen. In dezen ftaat durfde hij het ondernemen, om den dwingeland van den troon te ftooten, Hij maakte zich aan de Boeren bekend, deze maakten, onder zijn geleide, E 5 eenen na C. Q. Jaansi7. tot 1552. gustaaf wasa , redder van zijn vaderland  n KERKE/LIJKE aaC. G tot 1555 Eerflc zaden de Hervorming in Zweden. . eenen opftand , en daar hij hen fpoedig tot goede ibldaten vormde, tastte hij christiern en den Aartsbisfchop aan, floeg hen verfcheidene keeren, en werd eindelijk in het jaar 1523 op eene wettige wijze door de Zweden tot hunnen Koning verkoren. Onder alle deze voorvallen waren de zaden der Hervorming in Zweden gezaaid, door verfcheidene Duitfche Kooplieden, die op Stokholm, Sudcrkoping, Calmar en andere plaatfen handel dreven, en de ichriften van luther in het land bragten en verfpreidden. In het leger van gustaaf bevonden zich ook Duitfche troepen, die de zaak van luther waren toegedaan; behalve dat verfcheidene aanzienlijke Zweedfche jongelingen op de Hoogefchool te IFittemberg hunne Letteroefeningen voortzettende , daar de leer der Hervorming hadden ingezogen. Onder dezen waren olaus peterson en laurens peterson, waarvan de eerfte, in het vervolg, Herder en Leeraar in Stokholm, en de laatfte Aartsbisfchop van Upfal geworden is. Deze, bijzonder de eerfte, in het vaderland wedergekeerd, verzuimden niet, hetgeen zij in Duitschland geleerd hadden, eerst heimelijk aan hunne vrienden mede te deelen, en vervolgens meer openlijk te verkondigen. gustaaf , die, gedurende zijn omzwerven, zich ook eenigen tijd te Lubek onthoudende, daar fmaak gekregen had, in de waarheid van het Euangelie, begunftigde de pogingen dezer lieden, doch met alle bedachtzame voorzigtigheid; in het eerst zich vergenoegende , het verfpreiden der Hervormde leer oogluikende te dulden, en vervolgens meer openlijk zelfs  GESCHIEDENIS. 75 zelfs op de Scholen toe te laten; doch als in het jaar 1524 eenige dweepzuchtige Herdoopers, en daar onder me lchior rink en knipperdolling, met eenige anderen uit Duitschland en Holland te Stokholm overgekomen, aldaar, terwijl de Koning afwezig was, op eene buitenfporige wijze, onderftonden de Beelden en andere Kerkfieraden met geweld uit de Kerken te werpen en te vernielen, terwijl de Lutherfthe Leeraars zulks hadden aangezien, in verwachting, dat deze drift ten hunnen voordeele zou verkeeren; fruitte gustaaf, te Stokholm wedergekeerd , terflond deze baldadigheid, doende deze Geestdrijvers vatten en ftraffen, en de Lutherfchen berispende, dat zij zich niet in tijds tegen dezelven hadden aangekant. oeaus peterson ging ondertusfchen ftandvastig voort met de Euangelieleer te verkondigen , en fcheidde zich voorts openlijk van de Roomschgezinden, die hij tegen zich voornamelijk in het harnas joeg, door een wettig huwelijk aan te gaan en eene vrouw te trouwen, waar tegen de Koning hem in Zijne befcherming nam en handhaafde. In eene vergadering van de Geestelijkheid vorderde de Koning van dezelve, dat zij hun aandeel zouden opbrengen tot de rijkslasten , ten einde in den tegenwoordigen nood des vaderlands te voorzien, hier tegen verzette zich de Bisfchop van Linkoping, joannes braske, tevens bij deze gelegenheid zijne befchuldiging tegen olaus petersen inbrengende. Op dit laatfte merkte de Koning aan: dat olaus met de Heil. Schrift gijn huwelijk verdedigde, en dat het den Bisfchop vrij- ïaC. G. ot 1552.  Ba C. G Jaan <; f 7 iet 1155a •76 KERKELIJKE vrijftond, hem uit de Schrift van de ongeoorloofdheid en fchandelijkheid van hetzelve te overtuigen. Voorts dat hij zich zeer verwonderde, dat de Geestelijken zoo veel beweging maakten over een eerbaar huwelijk, daar zij zoo laauw en toegevend waren, om de bijzitten en hoeren der Kerkdijken te verdragen. Vervolgens liet de Koning, met behulp van zijnen Kanfelier, laurens anderson, door de Broeders petersen, eene Overzetting van het Nieuwe Testament in het Zweedsch vervaardigen (*), welke in het jaar 1526 in druk werd uitgegeven, waarna ook de Overzetting van het Oude Testament ia het jaar 1541 gevolgd is. Dus werd de bron der Godsdienftige kennis voor de Zweden geopend, te meer, dewijl de Koning, om zijne regtvaardigheid en onpartijdigheid te toonen, te gelijken tijd, aan de Geestelijken belastte , dat zij insgelijks eene vertaling zouden bezorgen van het Nieuwe Testament, hetwelk zij noode op zich namen, en tragelijk ten uitvoer bragten. Ondertusfchen befchuldigden de Aartsbisfchop en zijne Medegeestelijken olaus peterson van Ketterij , bewerende , dat zijne Overzetting de vertaling van LUTiiER zelve was, welke de Paus reeds als kettersch veroordeeld had, en den Koning verzoekende, uit naam der geheele Geestelijkheid, om zijne bed uiten in te trekken, en zich als eenen Befchermer van den Godsdienst en deszelfs Dienaren te (*) GERDES Hifi. Ëv. Renov. T. III. p. 2?I.  GESCHIEDENIS. 77 te bewijzen. Het antwoord des Konings was, dat r hij van de Geestelijkheid niets onbillijks geëischt J had, en dus bij dien eisch bleef volharden; wat. olaus petersen betrof, dat hij bereid was, denzeiven, zoo wel als alle andere Ketters, te ftraffen, mids dat die te voren behoorlijk wederlegd en overtuigd waren; dat hij van het levensgedrag en de zeden van olaus alles goeds vernomen had, zoodat nijd en afgunst hem ligtelijk de fmet der Ketterij had kunnen aanwrijven. De Aartsbisfchop, hier door getroffen, en zich van zijne krachten te veel verbeeldende, droeg toen den Koning voor: dat hij bereid was, olaus in tegenwoordigheid zijner Majefteit en derzelver Staatsdienaren van Ketterij te overtuigen, zoodat zij allen daarvan getuigenis zouden kunnen dragen. De Koning, die zoodanige onderhandeling nuttig, ja noodig keurde, om de waarheid te bevorderen , vatte den Aartsbisfchop bij het woord, en gebood, dat men een wederzijdsch mondgefprek in het openbaar zou houden, in het Kollegie te Upfal, waarbij hij zelf wilde tegenwoordig zijn, met zijne Staatsdienaars , als ook de Rijksraden en Leden van Staat; waartoe olaus, een ijverig voorftander der waarheid, zich terftond bereid toonde; doch de Aartsbifchop en deszelfs aanhang toonden zich huiverig, toen het op ftuk van zaken aankwam, voorwendende, dat het met hunne waardigheid onbeflaanbaar was, met iemand te redetwisten, wiens Regters zij waren, maar waarfchijnlijk bevreesd voor de geleerdheid en welfprekendheid van olaus ; waarom zij a C O. aari5i7* at 155a. Mondgat fprek te Upfal.  na C. G Jaari5i7 tot 1552. 78 KERKELIJKE zij petrus galle, Profesfor in de Godgeleerdheid op de Hoogefchool van Upfal, gebruikten, om de Pausfelijke leerftellingen tegen olaus te verdedigen. Dit mondgefprek had plaats in het jaar 1526, in tegenwoordigheid van den Koning en eene aanzienelijke vergadering der voornaamtte Regeringsleden van Zweden, hebbende de Koning bevolen, dat alles, wat van weêrszijde werd voortgebragt, naauw» keurig zou worden opgefchreven. De artikelen , waar over gehandeld werd, waren de voornaamfte verfchilftukken tusfehen de Hervormers en de Roomschgezinden: over de regtvaardigmaking des zondaars voor God, of dezelve uit de werken zij, dan alleen uit genade om de verdienden van christus, welke de mensch behoort aan te nemen en zich toe te pasfen, met een zeker vertrouwen? Of de vergeving der zonden door aflaat van den Paus kracht hebbe? over de vrije wil des menfchen in zijne bekeering; over de verdiendelijkheid der goede werken ter zaligheid; over de Pausfelijke overleveringen , de Misfen voor de dooden, de aanroeping der Heiligen, Bedevaarten naar Heilige plaatfen enz. over het Vagevuur, over de Aflaten, het gebruik des Avondmaals onder céne gedaante, den ongehuwden ftaat der Geestelijken, de tijdelijke magt der Geestelijken en derzelver waardigheden enz. Nadat men over dit alles over en weder gefproken had, zonder dat men het zelfs eens was over de bronnen van bewijsredenen, waartoe de Roomschgezinden de overleveringen, de uitfpraken der Kerkvaderen, en der Kerkvergaderingen, als ook de befluiten der Pau-  GESCHIEDENIS. 71 Paufen wilden gebruiken, terwijl olaus geene andere bewijzen wilde toelaten, dan die uit de Heilige Schrift ontleend waren, als den eenigen regel des geloofs en der zeden, gebood de Koning, dat de beide zamenfprekers hunne bewijsredenen in gefchrift zouden Hellen, opdat Godsdienllige hoorders en lezers zouden kunnen weten en oordeelen, welke partij de waarheid verdedigde, en den Godsdienst leerde, welke in de Heilige Schrift vervat is. Dus nam dit mondgefprek een einde, galle ftelde zijne bewijzen voor de leere der Roomschgezinden in gefchrift, gelijk olaus petersen de zijne voor de leere der Hervormden (*). Het gevolg van dit gefprek was, niettegenftaande alle de woelingen van jan braske, Bisfchop van Linkoping, ten tegendeele, dat de Euangelieleer van dag tot dag voortgangen maakte. Vele Edellieden verkozen voor zich bijzondere Predikers, die in hunne Sloten en Kasteelen voor hen het Euangelie predikten, fommigen uit zucht tot nieuwigheid; anderen uit lust tot de waarheid, anderen, om de welfprekendheid dezer Predikers, en weder anderen, om den Vorst te behagen, die zich voor de Hervorming genegen toonde. In datzelfde jaar 1526 beriep de Koning eenen Rijksdag te Stokholm, op welken in 's Konings naam werd voorgefteld, dat men, wegens den nood des va- (*) Men vindt het verhandelde in dit mondgefprek bij gerdes T. III. Hifi. Evang. Renov. in Monum. pag. I53-i8i- na C. G; laan 517. tot 1552. Rijksdag te Stoklroltn.  na C. G Jaarisn tot 1552 Nader mondgefprek te Upfal. 8ó KERKELIJKE , vaderlands, de Kerkdijken behoorde te verph'gten' ■ tot het wedergeven der goederen, welke zij onWet' tiglijk bezaten, en dat zij niet langer behoorden verfchoond te worden van te helpen dragen in de algemeene lasten van den Staat. Eenparig Hemden de Rijksftanden, uitgezonderd de Geestelijken, dat de Kerkelijke tienden van een jaar, ten minde twee derde van dezelve, in de openbare fchatkist geflort zouden worden. De Geestelijkheid, en voornamelijk joannes magnus , Aartsbisfchop van Upfal, waren over dit befluit, gelijk men denken mag, tèn uiterfle misnoegd, en poogden hetzelve met alle magt vruchteloos te maken; zich beklagende, dat hun onregt aangedaan, hunne voorregten gefchonden , en de Katholijke Godsdienst veracht werd. Hierop ontbood de Koning, omtrent Pinkfleren des jaars 1526 te Upfal gekomen, den Aartsbisfchop met zijne Kanunniken, om in hun Kapittel bijeen te komen, alwaar ook olaus petersen en galle tegenwoordig waren, en een nieuw mondgefprek gehouden werd over de inkomften en vrijheid van belastingen der Geestelijken. De Koning vraagde: van waar de Kerkdijken de Prebenden en Kerkelijke vrijheid hadden? galle antwoordde: uit de gifte van Godvruchtige Koningen en Vorsten, volgens Gods woord, tot onderhoud der Kerk mildelijk gefchonken: de Koning hernam: Indien de Kerkdijken hunne goederen en Kerkelijke vrijheid hebben uit de milddadigheid der Koningen, of dan ook niet uit diezelfde magt de gifte eindigde, voornamelijk dewijl de Kerke-  GESCHIEDENIS. 8ï keliiken deze goederen misbruiken? galle zeide: Indien de Kerkelijke goederen worden vernietigd , vervalt de Kerk zelve, tegen den wil en de belofte van christus , die zegt: dat de poorten der hel dezelve niet zullen overweldigen. De Koning ging voort: De Kerkelijke goederen worden bedeed aan luije buiken , die niet verftaan iets nuttigs voor de Kerk te prediken of te fchrijven, en die flechts geleerd hebben, hunne zoogenoemde Kanonieke uren te zingen, hetwelk zeer velen zonder Godsdienfligbeid doen. Nademaal derhalve uit Gods woord niet kon bewezen worden, dat de Prebenden volftrekt tot de Kerk behooren, en die goederen de godzaligheid niet vermeerderen, of tot een noodzakelijk gebruik bedeed worden, zouden zij wettiger tot een beter gebruik worden aangewend, opdat zij voor den Staat en de Kerk voordeelig waren. Hierop zweeg galle. De Koning beval toen den Aartsbisfchop te antwoorden , doch deze weigerde zulks. Nu begon de Opziener der Hoofdkerk m. george turson deftig voor de voorregten der Kerkdijken te redenen, zeggende: „Het is aan niemand geoorloofd,zonder gevaar van den ban en de eeuwige verdoemenis iets aan de Kerk te ontvreemden." De Koning hoorde de fnerpende taal van den Redenaar met geduld aan; maar beval den Godgeleerde als een' Godgeleerde te fpreken, en hetgeen hij' gezegd had, uit de Heilige Schrift te bewijzen. Vervolgens ontvouwde de Koning zijne meening op deze wijze: dat hij aan godvruchtige Euangeliedienaren geene eere volgens Gods woord , of een noodzakelijk en eerlijk onderhoud Herv. II. F wil¬ na C. G, Jaarisi?. tot 1552.  8a KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 tot 1552 De Koning doei deKerken zuiveren en ftelt Euangeliepredikersaan. wilde weigeren; maar dat bij niet zag, dat men aan lutje buiken, die in Kerken en Kloosters leefden , iets verfchuldigd was. Alzoo de Kapittel heeren hier op niets hadden te antwoorden, (tond de Koning op en vertrok naar Stokholm, waar hij den Aartsbisfchop ontbood (*). Deze Aartsbisfchop kon nogtans niet rusten, maar hitfte alle de Roomschgezinden tegen den Koning op, wien hij verders vele moeijeüjkheden veroorzaakte. De Koning liet hem eindelijk in hechtenis nemen, doch hem weder ontflagen hebbende, zond hij hem als Gezant naar Po/en, maar de Aartsbisfchop, zijne goederen heimelijk bijeengepakt en vele gefchiedkundige (lukken en oorkonden medegenomen hebbende, begaf zich naar Dantzig, en van daar naar Rome, alwaar hij eene Gefchiedenis der Gotben gefchreven heeft, zonder ooit in zijn vaderland weder te keeren. jan, Bisfchop van Linkoping, verliet insgelijks het Rijk en vertrok naar Polen , alwaar hij in een Klooster gedorven is. Ondertusfchen begon de Koning niet alleen de Kerk van Stokholm te hervormen, door alle Afgodifche gedenkteekens uit dezelve te laten wegnemen, onder welke een Beeld van St. jforis vnn eene reusachtige grootte , hetwelk tot verfcheidene bijgeloovigheden gelegenheid gegeven had; maar ook door Euangelifche Predikers aan te (lellen, en te belasten, dat de Godsdienst niet langer in de Latijnfche, maar in de moedertaal zou verrigt worden. In (*) grrdes /. C. p. 301.  GESCHIEDENIS. 83 In het jaar 1527 oordeelde de Koning het noodig, in een openbaar (taatsfluk zich te verantwoor den tegen de lasteringen van den Aartsbisfchop van Upfal; hij gaf in hetzelve te kennen, dat hij geens zins eene nieuwe leer begunftigde, maar de leer,van christus en de Apostelen ons overgeleverd , wilde befchermen en handhaven; gezuiverd van naderhand ingevoerde plegtigheden (*). Dewijl de Geestelijken ook voortgingen oproerige bewegingen te verwekken en de Dalekarliers aan het muiten geflagen waren, beriep de Koning in . het gezegde jaar 1527 weder een' algemeenen Rijksdag te Westeraas, alwaar op den maaltijd, op welken de Rijksftenden naar gewoonte door den Koning onthaald werden, voor de opening van den Rijksdag, de eerfte plaats aan de tafel aan de Wereldlijke Rijksraden werd aangewezen, de tweede aan de Bisfchoppen, tegen de voorgaande gewoonte, toen de Bisfchoppen de vooraanzitting hadden op foortgelijke maaltijden; de derde plaats werd beflemd voor den Adel, de vierde voor de overige Geestelijken ; de vijfde voor de Burgers; de zesde voor de Boeren. • De Bisfchoppen, voornamelijk braske, Bisfchop van Linkoping, hier uit voorziende, wat op den Rijksdag (tond te gebeuren, namen deze fchikking zoo hoog op, dat zij nog dienzelfden dag na den maaltijd in het geheim raadpleegden, en zich met eenen eed verbonden , dat zij op alle mogelijke wijzen zich in de voorregten van hunnen (land zouden handhaven , de Kerkelijke goederen behouden , en al- (*) gerdes T, Ut, in Monum. p. 181. F 2 na C. O. Jaari5i7. tot 1552. Rijksdag te W esteraas. GUST AA* wil de kroon nederleggen  Ï4 KERKELIJKE na C. G Jaarisi7. tot 1552 1 ] i 1 < alle Ketterijen uitroeijen. Het formulier van dezen eed, door allen onderteekend, werd in de Kerk van s. jeuidius onder eene grafzetk verborgen, en is eerst vijftien jaren daarna ontdekt geworden. De Koning, hier van onbewust, deed den volgenden dag bij monde van zijnen Kanfelkr laurens anderson, het voordel aan de Rijksvergadering, behalve het overwegen der middelen om de oproerige bewegingen der Dalekarliers te (tillen, en den aanval van christiern II af te weeren , die Zweden met eene landing bedreigde , bijzonder ter (lijving der geldmiddelen van den Staat, de bevestiging van het voorheen genomen befluit, omtrent de Kerkelijken er, derzelver goederen en bezittingen, om voorts te befluiten, dat de Geestelijken :en gedeelte van hunne onmatige bezittingen en ook hunne Sloten en Kasteden aan de Kroon zouden af[laan, en voorts uit den Rijksraad geweerd en van alle bewind der zaken ontzet, en het Rijk van alle Bisfchoppelijk en Pausfelijk geweld ontheven zon «vorden. Op dit voordel, door den Kanfdier in 'sKonings ïaam gedaan, rees de Bisfchop van Linkoping op, :n verklaarde, dat het hem en zijne Medegeestelijten geenszins verwonderde, dat de Koning deGeeselijke goederen tot zich nam, dewijl hij aan de lutherfchen, die den Godsdienst zeiven aanvielen, 1 lang zoo veel magt gegeven had; doch dat hij liets zou toedaan van alles, wat voorgedekt was iver het vervreemden der Kerkelijke goederen, maar celeer dat hij het Katholijk geloof tot den laatden adem  GESCHIEDENIS. 85 adem zou verdedigen, en dat de Geestelijken niets van hunne regten en voorregten zouden afftaan, voordat de Paus van Rome, wiens gezag zij in dezen alleen erkenden, en die de hoogde regter in verfchillen was, hieromtrent beflisfend uitfpraak zou gedaan hebben. De Koning, hier door getroffen, en befpeurende, dat fommigen van de Rijksleden, die aan den ouden Godsdienst gehecht waren, het oor leenden aan de woorden van den Bisfchop, dond op en vertoonde in eene deftige aanfpraak, de dienden, door hem aan het vaderland , zoo dikwijls met gevaar van zijn leven, bewezen, terwijl de Geestelijken ledige en lutje aanfchouwers geweest waren, welke dienden men thans met ligtzinnigheid en ondankbaarheid beantwoordde, daar men hem zelfs van Ketterij wilde betichten; hij verklaarde, de Koninklijke Majedeit niet in naam of in vertooning te willen bezitten , maar indien men zijn gezag wilde verachten, dat hij dan liever van de regering wilde afftaan; gelijk hij ook terdond daarop, met groote verontwaardiging, in diezelfde vergadering, de Koninklijke waardigheid in derzelver fchoot nederlag, alleen vorderende, dat hem eerst zijn vaderlijk erfgoed , en de kosten aan het Rijk bedeed, zouden herdeld en goed gedaan worden , wanneer hij niet alleen van het Rijk afdaan, maar ook het vaderland verlaten wilde, zonder daar ooit in weder te keeren. Met deze woorden verliet de Vorst de vergadering , begevende zich met de Krijgsbevelhebbers, die hem aankleefden, naar het Koninklijk Slot, drie F 3 da- na C. G. tot 1552.  KERKELIJKE na C. G Jaansn ïot 1552 dagen lang allen toegang tot zich verbiedende, alleen bleef de Kanfelier in de vergadering, ten einde te zorgen , dat er geene wanorde voorvallen of onberadene (lappen gebeuren mogten. Doch de vergadering fcheidde terftond zonder verdere raadpleging. Den volgenden dag kwam de vergadering weder zamen, wanneer er eerst een gefprek voorviel tusfchen petrus galle en olaus petersen, hetwelk echter fpoedig werd afgebroken, alzoo de eerfte niet dan in de Latijnfche taal over Godsdienstzaken wilde handelen, maar olaus in de moedertaal fprak, welke van allen verdaan werd. Vervolgeus handelde de vergadering niet zonder hevigheid, of de Kerkelijke goederen , volgens des Konings wil, aan de Kroon zouden worden afgedaan, dan of men derzelver bezitting zou handhaven. De Kanfelier fprak hierbij zoo erndig en overredend, dat zelfs fommige Geestelijken hem toevielen, en de Groot - Maarfchalk van het Rijk, turo janszoon, die anders de Geestelijkheid aanhing, zich van allen verlaten ziende, insgelijks den Kanfelier toeviel; waarop de vergadering bedoot, eene Kommisde uit haar midden af te zenden naar het Paleis van den Vorst, om dien te verzekeren, dat alles zou vastgedeld worden, overeenkomdig hetgeen hij gecischt had. Hiertoe werden benoemd de Kanfelier en olaus petersen, die met de grootde moeite den Koning eerst op den vierden dag bewegen konden, om weder in de vergadering te verfchijnen. Nu werd door de vergadering bedoten : „ dat „ de Bisfchoppen voortaan zich zouden onthouden » van  GESCHIEDENIS. 87 „ van het bewind der rijkszaken, en dat de over„ toilige goederen der Kerkdijken, of de Sloten, welke zij bezaten, en dertien duizend Landhoe„ ven, welke zij federt den tijd van karei, ka„ nut , den laatflen Koning voor de Deenfche on,, lusten, binnen omtrent zeventig jaren verkregen „ hadden, gedeeltelijk aan de Kroon zouden ko„ men, gedeeltelijk tot die genen wederkeeren, wier ,, voorouders die hoeven bezeten hadden, enz." Voorts werden, ten aanzien van het Kerkelijk beftuur, zekere regels vastgefteld en aan de Kerkdijken voorgefchreven, welke de Bisfchoppen en Kerkdijken gelast werden te onderteekenen; al hetwelk de Koning met zijn gezag bekrachtigde. Sedert verklaarde de Koning zich openlijk voor de I Hervorming, bevestigende niet alleen olaus peter- v sen in zijn ambt, als Leeraar te Stokholm, maar \ ook deszelfs Broeder laurens tot Aartsbisfchop n van Upfal verheffende, aan wien hij ook zijne Nicht uithuwelijkte, met eene zeer groote huwelijksgave, ten einde het verlies van den Aartsbisfchop eenigerrnate te vergoeden en ook zijn genoegen over dit huwelijk te betoonen. Thans werd de Koning den iaden Januarij 1528 plegtig gekroond, waarbij een bepaald formulier den Koning werd voorgelezen, behelzende eene vermaning en voorfchrift, om zich te gedragen naar den pligt van eenen Christelijken en Godzaligen Koning (*). Na (*) gerdes in Monum. T. III. Hifi. Euang. Renov. adjunct, p. 187-103. F4 ja C. G. [aar 1517. ot 1552. )e Herorming1 Zween vol>oid.  88 KERKELIJKE na C. G ]aari5i7 tot 1552 Na het afloopen van de plegtigheid der kroning en inhuldiging des Konings, werd een Rijksdag gehouden te Orebo in Nericië, alwaar ook de voornaamfte Geestelijken van het Koningrijk tegenwoordig waren. In deze vergadering werd met algemeen goedvinden eene Kerkenorde en regeling, die opgefleld was door laurÉns andekson, den Kanfelier, en petersen, als Geheimichrijver, (Secretaris,) van Stokholm, algemeen goedgekeurd en ingevoerd (*). Volgens dit opftel blijkt het, dat men, de leere van den gezuiverden Godsdienst in Zweden aannemende, te gelijk nuodig oordeelde , verfcheidene uiterlijke gewoonten van het Pausdom te behouden, ten einde zoo veel mogelijk de zwakke gemoederen te gemoet te komen, doch men verklaarde, in het gemelde opftel, derzelver gebruik, met verwerping van alle misbruik; dus werd het Wijwater toegelaten, waar van gezegd wordt: Het Wijwater wast de zonden niet af, dit doet alleen het bloed van christus; maar het doet gedenken aan het gebruik van den Doop, waarmede wij gedoopt zijn tot vergeving der zonden. De Beelden der Heiligen worden niet aangehouden, om die te dienen, maar ter gedachtenis van christus en de Heiligen, opdat wij hun leven en godzaligheid navolgen. De Godsdienftigen hebben van ouds geene palmtakken gewijd, om daar eenige hulp van te verwachten, maar ter gedachtenis der palmtakken, welke voor jezus, bij zij- (*) Men vindt dit op Hel in zijn geheel bij gerdeï A c. p. 193 196.  GESCHIEDENIS. 89 zijne intrede in Jeruzalem, op den weg gefpreid werden; aan de gewijde waschkaarfen op den dag van maria's reiniging, komt geene heiligheid toe; maar alleen aan het ware licht, christus, die in den Tempel aan God werd aangeboden , wien de gewijde waschkaars beteekeöt. De uitwendige zalving beteekent de inwendige zalving des Heiligen Geests, welke den geloovigen noodzakelijk is. Het gebruik der klokken dient alleen, om het volk tot den Godsdienst op te roepen. Het /lichten van Kerken is op zich zelve geen Godsdienst , nademaal God eigenlijk niet woont in Tempelen, die met handen gemaakt zijn; maar de noodzakelijkheid vermaant de Christenen, dat zij plaatfen hebben, om den Godsdienst te verrigten. De Kerken, ook zout, fpijs en andere dingen, worden gewijd, niet opdat zij in zich zeiven heilig zouden zijn; maar wij bidden , dat wij deze dingen heilig mogen gebruiken, opdat wij Gods naam niet ontheiligen in de Kerk, of terwijl wij in heilige zaken verkeeren. Dus is deze inzegening niet voordeelig voor die gewijde dingen; maar voor ons, die dezelve gebruiken moeten. Dus moeten de eenvoudige menfchen onderrigt worden, dat zij hunne kaarfen liever aan de armen moeten geven, dan dat zij die voor de Beelden ontfteken. Het vasten zelf is geen Godsdienst, maar op deze wijze wordt de begeerlijkheid des vleefches beteugeld, opdat het hart van den Godsdienltigen mensch voorbereid worde, om den Godsdienst ernftig waar te nemen. Heilige dagen worden gevierd, niet om met lediggaan den Godsdienst F 5 te ia C. G. [aar 1517. xx 155a.  00 KERKELIJKE tra C. G Jaari5i7 tot 1552 OLAUS PETERSEN Handboekjeenz. te verrigten; maar opdat er een gefchikte tijd zij , om Gods woord te hooren, en opdat de arbeidslieden rusten mogen van hunnen arbeid. Nog moet men de eenvoudige lieden onderrigten, dat de gewone plegtigheden op de dagen van het lijden en de opltanüing van christus geen ander gebruik hebben, dan om de gefchiedenis van christus, die voor ons geleden heeft en opgeftaan is, aan ons in de gedachtenis te brengen en te behouden. De Bedevaarten naar Heilige plaatfen zullen , met zoo vele behoedzaamheid, als mogelijk is, afgefchaft worden. Dezelve waren van eerfte af ingefteld, niet tot eene eigenlijke vereering van God, of aflaat van zonden op die plaatfen, (want God is overal;) maar, opdat de Godsdienftige mensen op die plaatfen betere kennis zou ontvangen van Gods wezen en wil, door de prediking van Gods woord, van geleerde mannen daar voorgedragen; trouwens, het aanfehouwen van godsdienftige zaken fcherpte de aandoening der Godzaligheid. Dit prentten de Predikers aan hunne landslieden getrouwelijk in. Doch dewijl dit gebruik der Bedevaarten heeft opgehouden, dat men dan ook zelve ophoude, Bedevaarten te ondernemen. Tenzelfden tijde fchreef olaus petersen een Handboekje in de Zweedfche taal, bevattende een voorfchrift voor de Herders en Leeraars, hoe zij den Godsdienst openlijk hadden waar te nemen , zoo ten aanzien van de bediening des Doops, als der trouwplegtigheden, het bezoeken en vertroosten van kranken , en over de begrafenisfen. Bovendien gaf de-  GESCHIEDENIS. 91 dezelve Hervormer een afzonderlijk gefchrift in het licht, oven de regtvaardigmaking des zondaars voor Cod, uit hetwelk zijne overeenfiemming met de andere Hervormers in dit gewigtig leerftuk allerduidelijkst blijkt. Vooreerst wijst hij in dit gefchrift aan, dat alle menfchen, die op eene natuurlijke wijze geboren worden, in zonden ontvangen en geboren worden; waar uit van zelf volgt, de onmogelijkheid, dat de vleefchelijke mensch de wet zou kunnen vervullen en de regtvaardigheid door zijne eigene werken verdienen : Dat derhalve het eerfte gebruik der wet is, dat de mensch zich erkenne, een overtreder der wet, dat is, een zondaar te zijn, ten tweeden, dat de wet voor hem een tuchtmeester zij tot christus, dat is, dat hij den zondaar, als doodfchuldig, tot de genade, die in christus geopenbaard is, en tot de geregtigheid leide, nademaal christus op alle wijze niet alleen aan de wet voldaan, maar ook onze plaats, in het lijden van de ftraffen onzer zonden , vervangen heeft. Na dit bewezen te hebben , ontvouwt hij, hoe de geregtigheid van christus de onze wordt door het geloof, en op welke wijze de mensch door het geloof aanneemt, hetgeen hij nooit door eenige zijne werken zou kunnen verdienen, namelijk, dat hij geregtvaardigd worde, te weten: de zondaar wordt geregtvaardigd door het geloof, niet daar in dat de gehovige zelf handelt door te gelooven, maar daar in, dat hij de geregtigheid van christus zich toepast, door die aan te nemen. „ Want," zegt hij, „ het is geheel genade van God, het- n Seen naC. G. jaar 1517. to: 1552»  na C. G. Jaar 1517, tot 1552. ; 92 KERKELIJKE „ geen ons regtvaardigr. Wij weten toch , dat de „ toorn Gods oneindig is, welken de zondaar nooit „ kan bevredigen. Daarom is de Zoon van God „ gekomen , geopenbaard in het vleesch, die, in „ onze plaats, die wij door de zonde verloren waren, den oneindigen toorn gedragen en eene on„ eindige genade verdiend heeft, heilzaam voor al„ len, die gelooven. Derhalve die door eigene vver„ ken wil geregtvaardigd worden, verfmaadt de ver„ dienden van christus, en verkrijgt de geregtig„ heid geenszins, welke hij zoekt. Doch wij ge„ loovende worden bemind in christus, maar „ Gods toorn blijft op de ongeloovigen. De uit„ verkorenen in chiustus zijn Gods kinderen om ,, de verdienden en de verlosfing, die door Gods eeniggeboienen Zoon, vleesch geworden zijnde, „ gefchied is, die daarom onze Broeder heeft wil„ len worden, opdat hij het ambt van Middelaar „ zou vervullen. Dit vertrouwen der zaligheid en „ der verkiezing onderhoudt de Heilige Geest in de „ geregtvaardigden of geloovigen, als hun leids„ man, door wiens mond de geloovigen in de oe, fening van goede werken en gehoorzaamheid aan „ Gods woord dagelijks toenemen." Uit dit alles leidt hij vervolgens af, wat het zij, iet Euangelie te prediken, en verklaart: dat het Euangelie te prediken is de vergeving der zonden m de geregtigheid van christus te verkondigen, vaar op in de wedergeborenen de goede werken volden , wel niet volmaakt goede, uit hoofde van den :og in het vleesch wonenden ouden adam, die tegen  GESCHIEDENIS. 93 gen de goedheid en volmaaktheid ftrijdt, maar nogtans aangename , om de verzoening in christus gefchied, en het beftuur van den Heiligen Geest, door wien elk geloovige, die Gods woord gehoorzaamt, geleid wordt. Doch wat voorts de belooning der goede werken betreft, deze, zegt hij, alhoewel door christus zeer overvloediglijk beloofd, zoeken echter de geloovigen eigenlijk niet, als welke dezelve ontvangen zullen uit de genade der belofte, niet uit de verdienstelijkheid des werks, zoodat zij, die zich eenen grooten loon zoeken , van denzelven geheel verdoken worden, nademaal de geloovige niets beters kan doen, dan dat hij aan den medewerkenden God, (wien alleen de eere toekomt,) de eere geve, erkennende , dat de belooning uit genade is , maar niet, dat hij aan zich zeiven een deel der eere toefchrijve. Want het ware leven des menfchen is de eere van God. Langs dezen weg is dan de Hervorming door geheel Zweden uitgebreid en gevestigd, ook verfpreidde zich de Euangelieleer in Finland, voornamelijk toen het Nieuwe Testament volgens de Zweedfche Bijbelvertaling ook in het Finlandsch werd overgezet, hetwelk gefchied is door m. michael agricola , een Fin uit Nyland en Leeraar te Abo. Niettegenltaande dit alles, bleef de aanhang der Pausgezinden nog geftadig woelen. Onder anderen verwekte thur janszon, die onlangs Rijks-Maarfchalk geweest was, oproerige bewegingen tegen den Koning gustaaf, en tegen de voortgangen der Her- vor- na C. G. Jaarl5i7. tot 1552. Hervorming in Finland. Pogingen >m de I-Jervor- ningin ïweden e vernie* igen,  94 KERKELIJKE na C. G Jaansi/ tot 1553 door Koning GUSTAAF te leur gefield. vorming; doch het beleid en de dapperheid des Konings beteugelde dezelve gelukkig; gelijk ook de ondernemingen van christiern II. tegen Zweden niet alleen voorfpoedig afgeweerd, maar ook voor altijd gefluit werden, toen deze Koning van Deenmarken in 1533 door zijnen Oom frederik afgezet, en ia eene gevangenis geplaatst is, in welke hij 27 jaren van zijn leven heeft doorgebragt. In het jaar 1537 zonden de Pi oredantfche Vorsten van Duitschland een Gezamfchap naar Zweden, ten einde eene vereeniging te fluiten tusfchen de Gemeenten van Zweden en die in Duitschland, en den Koning te bewegen tot een verbond ter befcherming en verdediging van het geloof, indien er om hetzelve een oorlog ontdaan mogt. Ook was christiaan III, Koning van Denemarken, die in het jaar 1538 zijn' vader frederik was opgevolgd , in perfoon in Zweden overgekomen, om over een verbond en vriendfchap met Koning gustaaf te fpreken; in het jaar 1540 verwekte laürbms janszon in Oost. gothland een nieuw oproer, hetwelk echter, na het ter dood brengen van de hoofden der muiters, fpoedig tot rust gebragt werd. Als de Paus paulus III in 1542 bedacht, om eene Kerkvergadering te Trente te houden, ook aan de Proteflantfche Vorsten in Duitschland eene Bulle gezonden had, om hen tot die Kerkvergadering uit te noodigen, werd frans burkhard , Kanfelier van den Keurvorst van Sakfen, weder naar Zweden gezonden, om de vriendfchap te vernieuwen. Ook trad de Koning in het volgende jaar 1543 in het Smal.  GESCHIEDENIS. 95 Smalkaldifche verbond, met belofte van wederzijdfchen onderftand. Eindelijk werd er in het jaar 1544 te Westeraas weder een Rijksdag gehouden, op welken de Koning met eene ernftige aanfpraak de Rijksftenden vermaande, aan de zuivere leere getrouw te blijven, gelijk daar toe eenparig befloten werd, terwijl tevens aan gustaaf de erfelijke opvolging zijner Zonen en Nakomelingen werd opgedragen. In het volgende jaar 1545 vond de Koning noodig, andermaal zich in het openbaar te verantwoorden tegen de befchuldiging: dat hij ongewone en met het Christelijk geloof firijdende nieuwigheden in den Christelijken Godsdienst had ingevoerd ; op eenen volgenden Rijksdag in het jaar 1546 gehouden, werden insgelijks verfcheidene fchikkingen gemaakt, welke tot den eeredienst en de zeden betrekking hadden ; nog verklaarde de Koning in het volgende jaar 1547 DÜ openbare afkondiging, dat hij behoorlijk zorge wilde gedragen hebben voor het onderhoud der Kerkelijken. Terwijl de Paus vertoefde de Kerkvergadering tot ftand te brengen, had Keizer karel V in het jaar 1548 het ontwerp, hetwelk men Interim noemde , laten opfeilen en uitgeven. Dit opftel werd ook in Zweden overgebragt, alwaar Koning gustaaf het naauwkeurig door zijne voornaamfte Kerkelijken liet onderzoeken, die het voor een zamenweeffel van Pausfelijke list verklaarden, waarop hetzelve verworpen werd. Deze roemwaardige Vorst overleed na eene regering van 38 jaren, in den ouderdom van ruim 70 ja- na C. O.» jaari5i7. tot 155a.  «s C. G. Janri5i7. tot 1552. Hervorming in Denemarken. 96 KERKELIJKE jaren, in het jaar 1560, latende het Rijk na aan zijnen Zoon erik, die hetzelve tot het jaar 1568 onder afwisfclende lotgevallen beftuurd heeft, hebbende tot zijnen opvolger zijnen Broeder jan , na wien in het jaar 1594 geregeerd heeft zijn Zoon sigismund , die te gelijk Koning van Polen was; eindelijk kreeg een derde Zoon van gustaaf, karel IX, in 1600 de teugels van het Rijk in handen , die de Hervorming op nieuw in Zweden heeft bevestigd, en in het jaar 1611 bij zijn overlijden tot zijnen opvolger gehad heeft zijnen Zoon, den beroemden gustaaf adolf. De nabuurfchap van Denemarken met Zweden, noodigt ons, om, na het verhaal der Hervorming van dit Rijk, onmiddelijk over te gaan tot het verhaal der Hervorming van Denemarken en Noorwegen. Reeds vroeg werd de Hervorming in Denemarken aangevangen, en wel, hetgeen in den eerften opflag vreemd moet voorkomen, onder de regering en den invloed van christiern II, welken Vorst wij reeds hebben leeren kennen in de Gefchiedenis der Hervorming van Zweden, en wiens wreedheid en onregtvaardigheid in de Gefchiedboeken van dien tijd met de zwartfte kool gebrandmerkt ftaat, hoewel hij zijne te Stokholm gepleegde wreedheid verfchoonde met het gezag van den Paus, die het Zweedfche Rijk in den ban had gedaan (*). Hij was een Zusterszoon van frederik den Wijzen, Keurvorst van Sakfen; doch deze vermaagfchap- Ping» (*) cerdes Hifi. Evang. Reform. T. III. p. 344.  GESCHIEDENIS. 9? ping, noch godsdienftige gevoelens fchijnen de drijfveeren van dezen Vorst geweest te zijn, maar wel deels, de verraderlijke handelwijze van des Paufen Legaat en Aflaatskramer archimboud , die de geheimen , door Koning christiern hem toevertrouwd, in Zweden openbaar, en dus zich zeiven en het Pausfelijke gezag bij christiern gehaat maakte; deels de heerschzucht van den Koning, die verlangde, zich van de overheerfching der Bisfchoppen te ontdaan; deels eindelijk zijne begeerte naar hunne zoo rijk en overvloedig, als onwettig verkregene bezittingen. De Bisfchoppen namelijk in Denemarken waren niet min dan die in Zweden rijk, geweldig, trotsch en prachtig. Van dit laatfte kan tot een bewijs verftrekken , de bepaling, voorkomende in het Wetboek van Koning christiern (*), dat „ de Bisfchoppen, op den Rijksdag of bij an„ dere gelegenheden tot den Koning komende, niet „ meer met fpelende fluiten en flaande trommen „ zouden worden voorgegaan: dat zij, op reize zijn„ de, voortaan maar van twaalf of veertien knech„ ten zouden verzeld worden; en dat een Aartsbis„ fchop, te paard rijdende, niet meer dan twintig „ geharnaste ruiters in zijn gevolg zou hebben."(t) In het jaar 1519 of 1520 kwam paulus elias, geboortig van Wardberg, een ftad je in Halland, van (*) Uitgegeven door j. resenüs te Koppenhagen in het jaar 1684 in 410. Vergel. FalstëR Amcenitt. Phi* Jolog. Vol. tin Nunu XXIV. p. 149. (t) gerhe^ u'i fapra p. 347. Herv. II. G ia C. G. [aarlSI?. ot 1552. Eêrftebe» rjnfelen  na C. G Jaari5i7 tot 1552 derllervorningdoor ELIAS. Koning CHRISTIERN ontbiedt Leeraars uit Sakfen 08 KERKELIJKE , van Helfmgner uit het Klooster der Karmeliten aldaar te Koppenhagen, alwaar hij in het nieuw opgerigt Kollegie der Karmelieten was aangefteld tot Lezer of Leeraar der Heilige Schrift. Deze man, eenige fchriften van luther gelezen hebbende, begon aan eene Hervorming van den Godsdienst te denken, en de zuivere leer van het Euangelie volgens luther te leeren, wordende daar in fpoedig onderfteund door de aanprijzing van petrus lille, een voornaam Edelman, die de lesfen van luther en melanchthon te Wittemherg had bijgewoond, en na zijne terugkomst in het vaderland derzelver gevoelens aan zijne landgenooten naar vermogen aanprees. De Koning, opgewekt door deze beginfelen , en dezelve voor zijne bedoelingen nuttig oordeelende, of uit andere redenen, een gunftig vooroordeel voor dezelve opvattende, fchreef aan zijne Oomen, de fche Vorsten, dat zij hem eenen Euangelieprediker wilden zenden, die den Godsdienst zuiver verkondigen en de Gaestelijken van het beftuur van ftaatszaken zoude aftrekken. Deze Vorsten zonden hem op dit verzoek eenen Meester mart in us, te onderscheiden van martinus reinhardt, die door den Koning in het jaar 1520 tot Leeraar te Koppenhagen werd aangefteld. Hij predikte in het Hoogduitsch, onder grooten toeloop van het volk, meestal uit nieuwsgierigheid zamengevloeid, dewijl zij deze taal niet verftonden; dit werd echter eenigzins verholpen, toen hij paulus elias tot zijn' medehelper nam, die, hetgeen hij in het Hoogduitsch pre-  GESCHIEDENIS. 99 -predikte, in het Deensch vertolkte. Doch deze beiden volhardden niet lang in dezen dienst, martinus had geene gefchikte uiterlijke gaven om te prediken, hier door wisten de Geestelijken hem bij het volk befpottelijk te maken, zoodat hij, verdrietig geworden, zijn affcheid nam, en naar Wittemberg terugkeerde. De Koning ontbood toen karo•lostadius, en zocht zelfs luther te bewegen, om in Denemarken over te komen, hetgeen echter niet gebeurde. Evenwel bleef de Koning de zaak der Hervorming begunftigen. Hij verbood in het jaar 1521 de Hoogefchool te Koppenhagen, de boeken en fchriften van luther te veroordeelen, hetwelk zij voornemens was, gelijk wij uit luthers Brieven weten, uit welken ook blijkt, hoe veel goeds luther zich van dezen Koning voor de Hervorming voorftelde. In datzelfde jaar belastte hij paulus elias, zeker werk over den pligt der Vorsten in het Deensch te vertalen, hetwelk men vermoedt, het Boek geweest te zijn van machiavel, doch paolus vertaalde in plaats van die verhandeling het werkje van erasmus, over het onderwijs van een* Christen Forst, welke vertaling hij aan den Koning opdroeg; maar de Koning hier over misnoegd geworden, verzond paulus elias van Koppenhagen naar Aarhus. Het gevolg hier van was, dat elias van de Hervorming voortaan afkeerig werd, hetwelk bleek, toen zekere martinus reinhardt op 'sKonings last op de Hoogefchool van Koppenhagen beroepen zijnde, eene verhandeling fchreef, in welke hij: het Pausdom affchilderde, als het Tegenbeeld vaE Ga de a c. G, tot 155a.  100 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. to: 1552, CHRISTIERN wordt afgezet.Zijn opvolger FREDERIK zet de Hervormingvoort. dc Babijlonifche Ballingfchap. paulus elias ondernam toen, op last van owen rilde, Bisfchop van Aarhits, deze Verhandeling te wederleggen, bij welke wederlegging hij een' fcherpen Brief voegde. Ondertusfchen had de Koning den tijd niet, om de Hervorming in Denemarken te doen voltooijen. Zijne wreedheid, dwingelandij en gierigheid bragten eene omwenteling te weeg. Sommigen van deRijksftaten, verbitterd wegens ontwerpen, door hem gefmeed, om de Deenfche vrijheid geheel te vertrappen , anderen te onvrede over zijne ondernemingen, om het bijgeloof hunner voorvaderen te vernietigen , en allen in haat ontftoken , door zijne wreede behandeling van allen, die zich tegen zijne gierigheid en heerschzucht aankanteden , fmeedden eene zamenzweering, om hem van den troon te ontzetten, en zijn Oom frederik, Hertog van Holflein en Sleeswyk, op denzelven te plaatfen. De uitberfting van dezen opftand, in het jaar 1523, vervulde christiern met zoo groote vrees, dat hij zijn Rijk met de vlugt verliet, en zich naar Holland begaf, en fedeit eenigen tijd omzworf als balling, tot hij eindelijk gevangen genomen, en tot zijnen dood toe, zcvtu en twintig jaren lang, gevangen gehouden is. Echter verdient dit opmerking, dat hij, zelfs gedurende ziïn omzwerven, nog bedacht geweest is, om de Hervorming in Denemarken dienst te bewijzen. Op zijn gezag namelijk, werd eene Deenfche Ovcrzcttiug van het Nieuwe Testament opgcftcld, door joannes michaelius , naar de Hoogduhfche Overzetting van luther , welke in het  GESCHIEDENIS. ioï tiet jaar 1524 in het licht gegeven is, in welk jaar frederik den 7den Augustus tot Koning van De nemarken gekroond is geworden. De gemelde michaelius was te voren Burgemeester te Malmoe, en zoo getrouw aan Koning christiern, dat hij, om deszelfs wil, vaderland, vrouw, kinderen, en bezittingen opofferde, en nooit heeft kunnen bewogen worden, om terug te keeren, en Koning frederik te erkennen. Hij is te Harderwyk in Gelderland overleden in het jaar 1532. frederik, de eerfte van dien naam, onder de Koningen van Denemarken, die aan christiern opvolgde, was Hertog van Sleeswyk en Holftein en de Oom van christiern van Vaders zijde. Deze frederik had reeds te voren in zijne Hertogdommen de prediking van het zuiver Euangelie toegelaten , en zich voor de Hervorming genegen betoond, men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de Bisfchoppen en andere Geestelijken, te meer daar men als eene reden van de onttrooning van den voorgaanden Koning had aangevoerd , dat hij den voorouderlijken Godsdienst had verlaten, thans bedacht waren , om den nieuwen Koning frederik te verhinderen, hunnen Godsdienst verder eenig nadeel toe te brengen. Door hun aandrijven werd dan onder de voorwaarden, welke hij bij het aanvaarden der regering moest bezweeren, ook dit artikel geplaatst: „ dat hij den ftand en waardigheid der ,, Geestelijken zou handhaven, en niets ondernemen „ of dulden, hetwelk ftrijdig zoude zijn met derG 3 „ zei- na C. G. Jaar 1517. tot 155a- /  I02 KERKELIJKE lis C. G. Jaai-1517. tot 1552. JORIS JENSEN. : 1 4 „ zeiver vrijheden en voorregten, welke zij tot de- zen dag genoten hadden." Ten einde ook den Magiftraat van Koppenhagen de handen te binden en tot handhaving van den Roomfchen Godsdienst te verpligten, bewoog lagho urne , Bisfchop van Zeeland, zijn Kapittel, om aan den Magiftraat zekere Landhoeven, welke de Magiftraat reeds lang had begeerd te bezitten, tegen een jaarlijksch inkomen af te ftaan, onder voorwaarde: dat de regering het Lutherdom in hare ftad niet zoude dulden. De voornaamfte Predikers der hervormde leere, eerst in Holfiein en de omliggende Gewesten, cn vervolgens in Denemarken, waren joius jensen of jansen, hans taussan of tauson , en christiern schrok. joris jensen, gemeenlijk sadolinus, ook van wyburg genoemd, naar de ftad zijner geboorte, had de beginfelen der hervormde leer op de Hooge"chool te Wittemberg aangenomen , en begon dezelve omtrent het jaar 1525 in zijne vaderftad Wyburg aan anderen mede te deelen. joris fris, Bisfchop van Wyburg, kantte zich hier tegen, maar Koning frederik vergunde hem fchriftelijk daartoe irerlof, en tevens vrijheid, om eene School op te igten, welke dus de eerfte Euangelifche School in Denemarken geweest is. Hij zette de Hervorming net allen ijver voort, en tevens met ongemeene ro-edkeuring, zoodat hij, in het jaar 1537, door Coning chiustiaan III, tot het Bisdom van Odenzee  GESCHIEDENIS. 103 zee op het Eiland Funen bevorderd werd, wanneer hij zijne leer niet alleen tegen de heimelijke Roomschgezinden, maar ook tegen de Herdoopers, die bewegingen verwekten, befchermde, met dien ijver, dat hij zelfs fommigen van de laatstgemelden in de gevangenis deed zetten. Hij heeft geleefd tot het jaar 1559. hans tauson of taussan , werd geboren, in het dorp Birkende op Funen, in het jaar 1494» Uit geringe ouders, van den boerenftand. Als jongeling , lust hebbende tot de ftudien, maar geen' on* derftand daartoe kunnende genieten van zijne ouders, begaf hij zich in het Klooster Antvorskof, alwaar hij de gunst verwierf van den Prior eskild, zoodat hij op kosten van het Klooster gezonden werd, om zijne letteroefeningen voort te zetten, op welke Hoogefchool hij wilde , uitgezonderd Wittemberg, hetwelk wegens luther bij deze Monniken in een' kwaden reuk was van onregtzinnigheid. tauson begaf zich derhalve naar Keulen, doch fchielijk een' walg krijgende van de beuzelingen der Schoolfche Leeraren, vertrok hij, zijne belofte ter zijde (tellende, naar Wittemberg, van waar hij naar Rostok gekomen, in het jaar 1521 tot Meester verklaard Werd, en regt verkreeg, om de Godgeleerdheid t£ onderwijzen. Hier vertoefde hij echter niet lang, alzoo zijn Klooster, op welks kosten hij geftudeerd had, zijnen dienst vorderde. Dus in het Klooster teruggekeerd, maakte hij zijn werk, om de gebreken en ondeugden der Monniken te beltraffen, en hun den Bijbel te verklaren, vervolgens ook de dwalinG 4 gen ia C. Gé [aan 517. tot 1552. hanstaü- son of taussan.  na C. G Jaari5i7 cot 1552 104 KERKELIJKE , gen en afwijkingen der Roomschgezinden aan te wijzen en te wederleggen. Dit maakte fpoedig de Monniken tegen hem gaande, voornamelijk, toen hij, in het jaar 1524, hun duidelijk predikte, dat alleen de verdienften van christus ons tot zaligheid kunnen baten, maar niet goede werken of eigen verzonnene genoegdoeningen. De Prior eskild , die voorheen zijn begunftiger geweest was, werd nu zijn vijand, en verzond hem naar Wyburg, in het Klooster van St. Jan van Jeruzalem, alwaar hij opgefloten zon blijven, en dus verhinderd worden, om zijne leere aan anderen te verkondigen. Doch taussan liet niet na, aan de Kloosterbroeders de waarheid aan te prijzen, ja men zegt, dat hij door de venftertralien van zijne gevangenis het voorbijgaande volk leerde, met dat gevolg, dat hij onder anderen een' Franciskaner Monnik, erasmus genaamd, en nog een' anderen Broeder thöger, tot de erkentenis der waarheid bekeerde. Hoe het zij, het blijkt, dat hij in het jaar 1526 door den Koning bij eenen openen Brief tot deszelfs Kappellaan benoemd werd, en vrijheid verkreeg, om in Wyburg het Euangelie te verkondigen, met belofte van vrijwaring tegen alle beleedigingen van Gsestelijken of Wereldlijken (*). Het gevolg hier van (*) Des Kor.ings Brief flaat in liet Iloogduitsch uit de Bib Ito th. Dauica T. I. p. 8. bij ge r des Hifi. Eraitg. Rcnov. T. III. Moimm. p. «02. waar uit wij denzelvea bier overnemen: „ Wir FRiEpRicü vou Gottes gunden der Diinen, Wen- u dca  GESCHIEDENIS. iojf van was, dat de Prior van het Klooster, in hetwelk hij zich tot hier toe bevond, hem daar uit dreef, maar even daar door voor hem een ruimer veld opende, om ten nutte der gemeente werkzaam te zijn, „ den und Gothen König, erwehlter König zu Norwe„ gen, Hertog zu Schleswig, Holftein, Stormarn und „ Ditmerfchen, GraiT zu Oldenburg und Delmenhorst, „ grusfen euch, uns liebe Burgermeistere, Rath und Ge„ meine unferer Handelftadt Wiborg freundlich mit Gott „ und unferer Gnade. Wifset liebe freunde, dafs wir den „ zeiger diefes briefs, Mag. Hans Taufsan nunmehro „ unter uufere Hut, Friede, Schutz und Schirm genom„ men haben, ihn nach allen rechte befonders zu vertre» „ ten und zu verthSdigen." „ So haben wir auch' ihn in unfern dienst zu unferen „ Capellanen angenommen, jedoch haben wir ihm Er„ laubnisf und befehl gegeben, einige zeit beij euch in „ Wiborg zu bleiben, dafs Heilige Euangelium fur euch „ zu predigen." „ Darum bitten wir Euch, und befehlen einen jeden „ infonderheid alles ernfter, dasf ihr benannten Mag. „ Hans Taufsan unfern Dienern und Capellanen in un„ feren abwefeuheit in unfern fiadt gegen alle es feij „ geistliche oder weltliche befchutzet und vertheijdiget, „ welche ihn mit macht und gewalt unferm fchutzbrief „ zuwieder uberfallen wollen. Diefes wollen wir gegen „ euch alle und einen jeden verfchulden, darum unter„ lafset es auf keine weife beij unferer gunst und gnade. „ Gegeben in unferer handelfladt Aalberg, am tage St. „ Simonis Apostoli im jahr mdxxvi. Unter unferm in„ fiegel." G 5 aa C. G Iaari5i7. tot 1552.  naC. G. Jaari5i7. tot 1552- jo6 KERKELIJKE zijn , welke hem niet alleen met grooten toeloop hoorde prediken, maar ook, wanneer de Bisfchop fris ondernemen wilde, het preeken met den fterken arm te beletten, de wapenen opvatte, om den Leeraar te befchermen; zoodat de Koning met zijn gezag tusfchen beiden moest komen, op wiens bevel de Geestelijkheid zich van alle geweld moest onthouden, tot 's Konings overkomst, doch inmiddels zou de prediking vrij blijven, en toussant als Euangeliedienaar zijnen post te Wyburg blijven waarnemen. toussant, opdat wij dit in het voorbijgaan hier bij voegen, is eerst in het jaar 1529 naar Koppenhagen beroepen, alwaar hij de zaak der Hervorming tot het jaar 1533 heeft voorgedaan, wanneer hij, na den dood van Koning fredf.rik, door het ontdaan van eenige opfchuddingen, die ftad moest verlaten, doch kort daarna herfteld zijnde, is hij echter in het jaar 1537 naar Ros tok verhuisd, zijnde aldaar lot Predikant en Lector der Godgeleerdheid beroepen, tot dat hij verheven werd tot het Bisdom van Rypen. alwaar hij in het jaar 1561, in den ouderdom van 67 jaren, overleden is. Nog had de Hervorming eenen ijverigen voorftander en verkondiger in christiaan schrock, die tegen de Aflaten, het Vagevuur, de verdienstelijkheid der goede werken, de aanroeping der Heiligen en de Mis predikte, waar door de Bisfchop van Odenzee, jan andriessen, zoo vergrimde, dat hij in eenen bitteren Brief aan de regering van Asfensverklaarde, dat het veel beter was, dat allen, zoo Lu-  GESCHIEDENIS. 107 Lutherfchen als Roomschgezinden, aan ééne galg werden opgehangen, dan dat zij een enkel offer der Mis, als zijnde een' Goddelijken dienst, zouden verwaarloozen, dagende te gelijk de Lutherfcfte Leeraren uit, om eenige waarheid uit de H. Schrift aan te voeren, welke de Roomfchen verdraaid of verzwegen zouden hebben (*). , De Koning, die de uiterfte voorzigtigheid noodig had te gebruiken, wegens den invloed, welken de Geestelijkheid nog bezat, dewijl velen der Rijksgrooten dezelve nog bleven aanhangen, en niets willende doen, zonder of tegen den zin der Stenden, beriep in dit jaar 1527 eenen Rijksdag te Odenzee op Funen, aan welken hij in eene deftige aanfpraak vertoonde, de fchandelijke misbruiken, welke in den Godsdienst waren ingeflopen , en de noodzakelijkheid eener Hervorming; tevens doende opmerken , hoe de leere van luther reeds alom diepe wortelen had gefchoten, Zoodat dezelve, zonder den ondergang des lands te veroorzaken, niet zou kunnen uitgeroeid worden; dat hij wel, bij zijne komst tot den troon, beloofd had, den Godsdienst te handhaven, doch dat hij zich daar door geenszins verbonden achtte, om dwalingen en oudwijffche fabelen onder zijne Koninklijke befcherming te nemen , Of onwaardige Geestelijken te begunftigen. Op 'sKo- nings (*) Deze Brief, die gedagteekend is te Odenzee, den dewyk XII met den Paus julius II gevoerd, hoe zeer deze Vorst zich vervolgens met den Paus léo X verzoende, en toegaf, dat de meerderheid van I 2 der) ja C. G. faarisi7tot 1552. der Hervormingin Frankryk. Toettand van Frankryk voor de Hervorming.  »3- KERKELIJKE na C. G Jaari5i7. tot 1552. Eerfte begin felen der Hervormingonder FRANC01S I. den Paus boven eene Kerkvergadering zou vastgefteld worden, waar tegen evenwel de Univerfiteit van Parys in het jaar 1517 openlijk protesteerde. Na het overlijden van lodewyk XII in het jaar 1515, befteeg francois de valois deu troon van Frankryk. Deze Vorst, zeer gezet, om den roem te hebben van een voorftander en befchermer der Wetenfchappen te zijn, trok eene menigte vreemdelingen, welke door hunne geleerdheid, en den lierlijken ftijl, in welken hunne fchriften waren opgefteld, uitmuntten, naar Frankryk; onder dezen waren vele begunltigers der Hervorming, gelijk de herftellers der geleerdheid van dien tijd over het geheel, gelijk wij in het voorgaande gezien hebben , der Hervorming begunftigden of toegedaan waren. Langs dezen weg verfpreidde zich het licht al vroeg in Frankryk , en ontftond er bij zeer velen een verlangen naar de verbetering der Kerk in geloof en zeden. Reeds in het jaar 1521, zoo het verhaal gegrond is bij d'argentre, door gerdes (*) aangehaald, werden bij eene provinciale Sijnode te Parys gehouden, klagten ingebragt tegen twee gefchriften; het een onder den titel: tegen de Paufeüjke wetten, welke aan de Priesters het huwelijk verbieden; eene verantwoording van den Pas» toor van Kemberg, die onlangs zonder toe/lemming der Kerk eene vrouw getrouwd heeft: en het ander: over den ongehuwden /laat en weduwfchap , door andr. carolostadiüs, welke gefchriften de leden van (*) Hifi. Evang. Rcnov. T. IV. p. 5.  GESCHIEDENIS. 133 van dat Sijnode veroordeeld en de Boekverkoopers in den ban zullen gedaan hebben, die deze gefchriften gedrukt of verkocht hadden. Tegen welke Boekhandelaars ook de regering van Parys zware ftraffen zullen bepaald hebben , voornamelijk , daar zij te voren reeds verboden had, dat geen boek of gefchrift over zaken, de Heilige Schrift of den Godsdienst betreffende, zonder de beoordeeling der Meesters of Leeraren in de Godgeleerdheid, daartoe door de Faculteit van Parys gelastigd , gedrukt of verfpreid zoude worden. Hoe dit zij, zeker is het, dat de Univerfiteit te Parys reeds in dat jaar 152 c haar oordeel heeft geveld over de fchrifcen van luther , welke aar haar, met voorkennis van luther zeiven, uil Duitschland ter beoordeeling waren toegezonden Hoe zeer nu de Faculteit deze fchriften op eene zeei fcherpe wijze veroordeelde, aan den Schrijver godloo zen en fchaamteloozen hoogmoed toefchrijvende, welki eer met banden, cenfuren, ja met vuur en Ilaal be hoorde beteugeld, dan met redenen wederlegd ti worden; hem de fnoode wangevoelens der Marti cheën , Mohammedanen , Bohemers , Alhigenfen Waldenzen, Arianen, en wat niet al ? te last leggen de; terwijl zij zijne leer omfchreef, als verleidend' het volk, hoonende voor alle Doctoren, op een goddelooze wijze nadeelig voor de Kerkelijke mag en de Priesterorde, openbaar fcheurziek, ftrijdig me de Heilige Schrift, en dezelve verdraaijende , laste rende tegen den Heiligen Geest; gelijk zij dan 00 verklaarde, dat deze leer, als verderfelijk voor h« I 3 Chri; 11 C. G. Jaari5'7. tot 1552- 1 | t ï t  na C. G Jaar. 517 tot i552 Gedrag van FRAN cois [. 13* KERKELIJKE Christendom, volftrekt uitgeroeid, en ten vure gedoemd behoorde te worden, nogtans kon zij den invloed dezer leer niet verhinderen (*). Dat deze uitfpraak der Univerfiteit door luther en melanchthon beantwoord is geworden, hebben wij in het voorgaande Deel (f) reeds gezegd. Trouwens, niettegenftaande deze fcherpe veroordeeling, waren er onder de leden der Univerfiteit zelve verfcheidenen, die tot deze veroordeelde leer overhelden. Men fchecn ook, niettegenftaande den haat en hevigen tegenftand der Geestelijken en Schcollceraren , eenen voorlpoedigen voortgang der Hervorming in Frankryk te mogen verwachten. Des Konings Zuster margaretha, Koningin van Navarre, nam de voorllanders der Hervorming al vroeg in hare hefcherming, en was hun ten hoogden genegen. Van den Koning francois zeiven fchenen de Hervormden zich ook met reden alles goeds te mogen beloven. In het begin toonde hij zich ook niet afkeerig van dezelve. Hij fchreef zelfs eens aan melanchthon, ten einde dien over te halen, om naar Parys te komen; aan welk verzoek melanchthon niet ongenegen was, te voldoen , gelijk hem ook luther daartoe raadde; maar de Keurvorst van Sakfen wilde hem geen verlof geven, om deze reis te ondernemen (§). Maar weldra volgde de Vorst geheel andere maatregelen ; hij bragt zich zeiven in het (*) Deze uitfpraak der Parysfche Univerfiteit Maat bij CtRDi.s /. c. T. IV. Monum. ƒ>. 10. fqq. (f) Bl. 109. (f) CERDES /. c. T. IW.jag. 1 ;S. fqq. . 1  GESCHIEDENIS. ï3S het hoofd, of de Geestelijken hadden het hem in r het hoofd gebragt: „ Dat deze nieuwigheid op j niets anders doelde, dan op de omverwerping der Goddeliikeen menfchelijke heerfchappij (*)." De oproerige bewegingen der Herdoopers en de Boerenoorlog in Duitschland konden tot voorwendfel dienen van zoodanig een vermoeden, als men geene regte denkbeelden hebbende van de ware leere der Hervormden, de waarheid van de dwaling niet wist te onderfcheiden. Doch dat francois ook door de Geestelijken tot deze {telling kan gebragt zijn, blijkt uit hetgeen de Prcfident hanaut op het jaar 1534 verhaalt. Als deze Koning zich over den Paus aan deszelfs Nuncius beklaagde, en hem wilde dreigen met het voorbeeld van hendrik VIII, voegde de Nuncius hem toe: „ Inderdaad, Sire, dan zoudt gij de eerfte zijn , die u zulks zoudt beklagen; een nieuwe Godsdienst onder het volk heeft noodwendig ook verandering in de regering ten gevolge." francois had hem kunnen antwoorden, dat noch hendrik VIII, nOCh gustaaf wasa, nOCll fe mand AsxSakJifihe Vorsten, onttroond was geworden Hoe het zij, frans bleef Pvoomschgezind, ei vervolgde zijne onderdanen op het hevigst, die d nieuwe leer omhelsden en beleden; misfehien wel t mee (*) Men vergelijke het vertoog van j. g. muller Over een woord, hetwelk frans de Eerfte van de gevolge der Kerkhervorming zou gezegd hebben in bïullér's Gedeni waardigheden uit de Gefchiedenis der Kerkhervorming i de XVlde Eeuw. I Deel, Bladz. 312. volgg, I 4 a C. G. aari5',7. jt I552- t r t 1  na C. G Jaa"5i7 tot 1552 1 1 i i ( 136 KERKELIJKE meer daar toe gedreven, door ftaatkundige inzigten. Hij ftond in een naauw verbond met hendrik VIII, Koning van Engeland, die, als een Ketter, door den Paus veroordeeld was. Ook had hij met de Protestantfche Vorsten verbindtenis, die hij onderftemide, ten einde de magt van het Huis van Oostenryk te kortwieken, ja, dat meer is, hij was met den Turkfchen Keizer in onderhandeling getreden , en had zijne Vloot met de Turkfche Vloot vereenigd. Wegens dit alles, werd hij, in deze bijgelaovige tijden, onder de Roomschgezinden, op het leelijkst afgemaald, als een Vorst, die het met ketters en ongeloovigen hield , om den Christelijken Godsdienst te beftrijden. Ten einde dus voor te komen, dat deze vermoedens geen' te grooten indruk op de gemoederen zouden veroorzaken, zocht hij zich bij het vervolgziek Bijgeloof aangenaam te maken , door de firafoefeningen, welke op zijn bevel tegen de Hervormden werden uitgevoerd. Zijn gemaakte ijver voor het Roomfche Geloof ging zelfs zoo ver, dat hij, om 'shemels gunst, zoo men voorgaf, te verwerven, ter afwending van die oordelen , welke, wegens de zoogenaamde heiligfchenling, op het Koningrijk ftonden neêr te Horten, :en' bij uitftek flatelijken omgang of Procesfie liet ïouden, waar bij hij zelf, met vele blijken van bi;tonderen eerbied, voor de Heilige Hostie optrok", wordende het verhemelfel over dezelve door de Prin'en van den bloede onderfleund , ja hij fchaamde :ich niet, bij deze gelegenheid, het wreed verbranlen van e;-nige Hervormde ijveraars, met eigene oogen,  GESCHIEDENIS. 13? oogen, te aanfchouwen, en met eene fooit van ver-1 voering te betuigen, „ dat hij, indien zijne eene ] „ hand met ketterij befmet was, die met de andere „ af zou houwen, en dat hij zelfs zijne eigene kin„ deren niet zou fparen, indien zij gevoelens had„ den, welke met de leer der Kerk niet overeen„ kwamen (*}." Doch laat ons ordenlijk in ons verhaal voortgaan. Niettcgenltaande de veroordeeling van luthers gevoelen door de Univerfiteit van Parys, werden de fchriften van dezen Hervormer reeds in het jaar 1523 in het Fransch vertaald, onder anderen door louis berquin, een' Raadsheer des Konings, die deswegens, als ook om eenige eigene fchriften ter algemeene Richting dienende, door de Sorbonne befchuldigd werd als een zeer hevig voorvechter van de Lutherfche Goddeloosheid; doch des niet te min werden niet alleen de Luther fche boeken door velen gelezen, maar ook algemeen veel gefproken en getwist onder geleerden en ongeleerden, over de zaken van den Godsdienst, zelfs ontzagen zich fommige Kerkelijken niet, hun gevoelen over verfcheidene begrippen der Roomfche Kerk rondborstig te ontvouwen , gelijk zekere Augustijner Monnik arnold de bornoso, als hij den Brief van paulus aan de Romeinen verklaarde, omtrent het Vagevuur, de genoegdoening enz. ftellingen voordroegen, welke van luthers gevoelen weinig of niet verfchilden, welke (*) Vergel. rosertson Bift.dcr Rrg. van karel V. IV Deel, Bladz. 257-159- 15 ia C. G. aari5i7« ot 155a. Eerfte pogingen :er HervormingteMeaux.  *38 KERKELIJKE «C. G, Jaari5i7•ot I55J' ke hij ook door de Faculteit van Parys genoodzaakt werd te herroepen. Zoo fterk nam zelfs aan bet Hof de zucht voor de nieuwe leer toe, dat de Koningin moeder louize van savoye eenen Monnik afzond aan de Faculteit le Parys , om dezelve te raadplegen over de middelen, om de Ketterij van luther uit Frankryk te verdrijven, klagende, dat dezelve dagelijks in het Koningrijk toenam, en dat de Koningin van Navarre. margaretha, en andere voorname perfonen van het Hof en zij zelve befchuldigd werden, als begunftigende berquin , faber Stapithnfis, (le fevre d'estaples,) en andere Nieuwigheidzoekers. De Faculteit vervaardigde daarop een befluit, in hetwelk verfcheidene zoodanige middelen worden voorgeflagen (*). De eerfte openlijke bewegingen, die tot invoering der Hervorming ftrekten, ontftonden te Meaux, in de nabuurfchap van Parys, welks Bisfchop willem brissonet de Monniken het prediken belette, en daartegen van Parys eenige Leeraren ontbood, ja- kob faber StapukllfiS, of le fevre, willem farel, gerard le roux en anderen, die de dwalingen , bijgeloovigheden en misbruiken der Roomfche Kerk openlijk ten toon fielden, en de beginfelen der zuivere leer met veel vrijmoedigheid verkondigden. Weldra zag men dus eene Vergadering of Kerk van Hervormden te Meaux te voorfchijn komen. Doch, alzoo het gerucht van deze nieu- wig- (*) Men leest hetzelve in zijn geheel bij gerdes T. IV. Hifi. Ev. Rev.ov. Mon, p. 15. fqq.  GESCHIEDENIS. 139 wigheid zeer fchielijk door geheel Frankryk ver-i fpreid werdnam her Parlement van Parys in het : jaar 1523 daar kennis van, en meende, in deze zaak, met gettrengheid te moeten handelen. Deze geftrenghetd ondervond zekere jan le clerc , een Burger van Meaux, zijnde een Wolkammer van zijn handwerk. Deze man had aan de groote Kerk te Meaux een briefje aangeplakt, waarin hij beweerde, dat de Paus de Antichrist was ; hij werd daarom gevangen genomen, gegeesfeld, met een heet ijzer voor het voorhoofd gebrandmerkt en uit de ftad gebannen. Sedert door verfcheidene fteden van Frankryk hebbende omgezworven , kwam hij te Mets, alwaar hij zijnen ijver voor de waarheid met den dood heeft moeien bekoopen. Op zekeren nacht , volgens het verhaal van beza, in eene Kapel buiten de gemelde ftad, bij welke de geheele ftad den volgenden dag tot eenen omgang of Procesfie zou zamenkomen, de Beelden omvergeworpen en verbroken hebbende, werd hij bij de ftads poort ontdekt, gevangen genomen en genoegzaam op den eigen oogenblik ter dood veroordeeld, welk vonnis op de wreedfte wijze aan hem voltrokken werd; men hieuw hem de eene hand af, fcheurde hem den neus weg mei eene gloeijende tang, met welke men ook beide zijne armen en borsten verfchroeide, waarna hij verbrand werd. Alle deze pijnigingen ftond deze mar door met eene onbezwekene ftandvastigheid, telkens de woorden uit de Pfalmen herhalende: De Afgoden der Heidenen zijn zilver en goud, het werk vat men aC. G. aan 517oc 1552* f  na C. G. Jaarisi7. tot 1552. JAKOB IE FEVRE. 340 KERKELIJKE menfchenbanden (*). — De gemeente te Meaux werd door deze geftrengheid fpoedig verftoord en verfpreidde zich door geheel Frankryk, te meer , dewijl de Bisfchop brissonet, het gevaar duchtende, en door Koning francois fcherpelijk beftraft zijnde, zich verder ftilhield, ja volgens fommigen , eene Sijnode van zijn Stift bijeen hebbende doen komen, door dezelve de nieuwe leer veroordeelen liet. Hoe het zij, de bovengemelde Leeraars jakob le fevre , willem farel , en de twee Broeders arnold en gerard le roux zochten met anderen insgelijks hunne behoudenis in de vlugt, en vonden eene fchuilplaats aan het Hof van margaretha, Koningin van Navarre, die getrouwd geweest was met kakel , Hertog van Alencon, en naderhand met ïienry d'albret, Koning van Navarre, uit welk huwelijk geboren is jeanne d'albret, getrouwd met antoine de bourbon, Moeder van den zoo vermaarden hendrik IV, Koning van Frankryk. De bovengemelde jakob le fevre d'Eftapfes, of faber Stapulenfis, opdat hier in het voorbijgaan de Lezer wat nader met hem bekend worde, was te Efiaples, een klein zeeplaatsje in het voormalig Pi. kard'ü, in het jaar 1440 geboren, uit eene geringe familie. Door zijnen ijver voor de wetenfehappen, door (*) gerdbi /. c. p. 19. die tevens tegen nu pin aanmerkt, dat deze le cierc geen bedienaar des woords geweest is, die als zoodanig gepredikt en de Sacramenten bediend zal hebben.  GESCHIEDENIS. 14- door zijne zucht voor waarheid en deugd verwierf hij zich eenen grooten naam en de gunst van groote mannen; hij werd te Parys Hoogleeraar in de Letterkunde .en Wijsbegeerte. Evenwel, niettegenftaande zijne uitnemende geleerdheid, bleef hij, ten aanzien van den Godsdienst, lang aan het Bijgeloof verkleefd, wij hebben daaromtrent een berigt van farel , in eenen Brief, gefchreven in het jaar 1556, aan conrad. pellicanus , waarin hij onder anderen zegt: „ De vrome oude man jakob le fe„ vre , dien gij kent, fprak mij eens, nu min oi ,, meer dan veertig jaren geleden, mij bij de hand „ vattende, dus aan: willem, de wereld moei „ veranderen, en gij zult het zien. Ik was toer ,, geliefd bij den ouden man, gelijk hij ook volharc „ heeft, mij tot een' vader te zijn. Doch het wai niets dan het Bijgeloof, waarin ik den oudei man eenigzins poogde na te ftreven. Want naau welijks kon hem iemand daarin evenaren, ik laa " ftaan, te boven gaan. Waarlijk, ik fia verbaasd '', wanneer ik de buitenfporige bijgeloovigheid vai „ zulk een groot man herdenk, die zelfs, terwijl wi „ zamen alleen zijnde, de gebeden aan maria mur „ melden, bij het Afgodsbeeld, hetzelve met bloe , men liet verfieren. In eerbied voor de Mis gini „ hij allen te boven. Eindelijk begon hij eeni; s, licht te zien, maar hoe groot was nog de duis 9, ternis? Ten laatfte genoodzaakt zijnde, Frankry, „ te vetlaten, begaf hij zich naar Straatsburg, al ,, waar ik hem herinnerde hetgeen hij mij voorzeg ., had, er bijvoegende, dat die tijd nu daar was he ia C. G. {aar 15-17tot 15 5*- \ : t k i r ï i »  m c. g. Jaansi7. tot 1552. 142 KERKELIJKE „ hetwelk de godzalige man mij toeftemde en ver„ maande, dat ik ijverig zou voortgaan in het prediken van het Euangelie." Ondertusfchen heeft de geleerde man, na het inzien van het bijgelovige, hetwelk in de Roornfclie Kerk heer.?chte, hetzelve openlijk in zijne fchriften, welke menigvuldig zijn, tegengefproken, en eene meer zuivere leer aangeprezen, zoodat uit zijne School en Onderwijs groote Hervormers der Kerk zijn voortgekomen. Hoe hij aan calvin voorzeiden dat deze een fteun der waarheid cn van Gods Kaningrijk worden zou, hebben wij hier voor reeds gezien Bladz. 40. (*) Doch even hierom vervielhij in den haat der Paiijsfche Godgeleerden van dien tijd, welke hem noodzaakte, Frankryk te verlaten, alhoewel hij reeds eenen hoogen ouderdom bereikt had. Eindelijk vond hij eene veilige fchuilplaats te Nerac, eene ftad onder het gebied van Navarre, bij de Koningin margaretha, alwaar hij in eenen hoogen ouderdom overleden is. Merkwaardig is de bijzonderheid van zijn overlijden: ,, Op zekeren dag had de Koningin hem bij zich op het middag, maal, met eenige andere geleerde mannen, in welker gefprekken zij veel vermaak fchepte, ontboden. Onder den maaltijd begon le fevre zeer treurig te worden, en zelfs tranen te ftorten. De Koningin vraagde hem, naar de reden van deze treurigheid, in een gezelfchap, gefchikt, om zich te vervrolijken. (*) Door eene drukfout heet hij daar le faire voor le fevre.  GESCHIEDENIS. 143 ■ken. faber'antwoordde: Hoe kan ik vrolijk zijn, Mevrouw, of anderen vervrolijken , daar ik de fnoodfte van alle menfchen ben? De Koningin hare verwondering over dit gezegde des Ouden mans te kennen gevende, die altijd zeer godzalig en deugdzaam geleefd had, vervolgde deze: „ „ Ik ben thans in het ioilte jaar van mijn leven, vrij van alle bevlekking met vrouwen. Ook herinner ik mij niet iecs bedreven te hebben, waar over ik met een bezwaard geweten zou behoeven te vreezen, om deze wereld te verlaten, uitgezonderd eene zaak, welke ik echter vertrouw, dat verzoend zal wezen." " Als de Koningin hem drong, zich duidelijker te verklaren, zeide bij eindelijk onder vele tranen: „ „ Hoe zal ik voor Gods Regterftoel kunnen beftaan, daar ik het heilig Euangelie van zijnen Zoon zuiver en oplegt aan velen geleerd heb , die mijn onderwijs volgende duizend pijnigingen en den dood zeiven ftandvastig hebben doorgedaan. Maar ik een onfiandvastig Leeraar ben gevlugt, en daar ik reeds ■zoo ver in eenen afgeleefden ouderdom gevorderd was, dat' ik over lang genoeg geleefd had , zoodat ik geen dood behoefde te fchroomen, maar veel meer naar denzelven had mogen verlangen, heb ik mij heimelijk onttrokken, en het gebod mijnes Gods fchandelijk verlaten."" De Koningin, gelijk zij zeer fpraakzaam was, en ervaren in de Schrift, fprak hier op veel tot zijne vertroosting, toonende met redenen en voorbeelden van goede en heilige mannen, wien hetzelfde gebeurd was, dat men nooit aan Gods ia C. Gi [nart5i7. ;ot 1552-  B8 C. G Jaar 1517. tot 1552. 144 KERKELIJKE Gods goedheid en barmhartigheid moest vertwijfelen. Ook voegden de overige gasten hier het hunne bij. le fevre, door deze redenen vertroost en verfterkr, zeide: „ „ Wel nu, dan is er niets overig, dan dat ik van hier tot God verhuize, als het hem behaagt, na mijn' uiterfien wil gemaakt te hebben, hetwelk ik gevoel niet te moeten uitllellen, alzoo ik begrijp, dat God mij roept." " Voorts zijne oogen naar de Koningin wendende , vervolgde hij: „ „ U ftel ik tot mijne erfgename aan , aan uwen Hofprediker Meester geriiard maak ik alle mijne boeken. Mijne kleederen en wat ik meer heb laat ik aan de armen, het overige beveel ik aan God aan."" Lagchende vraagde dc Koningin : ,,„Vvel jakob , wat zal er dan van uwe erfenis aan mij komen?"" „„De moeite,"" gaf hij ten antwoord, ,,„om de uitdeeling aan de armen te bezorgen;"" waar op de Koningin hernam: „„Het zij zoo, ik zweer, dat deze erfenis mij aangenamer zal zijn, dan indien mijn Broeder, de Koning van Frankryk, mij tot zijne erfgename benoemd had."" le fevre nu geheel opgeruimd, zeide: „„Mevrouw, ik heb eenige rust noodig. Weest gijlieden vrolijk , en vaarwel!"" begevende zich in eene naaste kamer te bed. Doch daar men meende, dat hij fliep, was hij in den Heere ontflapen, zonder eenig teeken van ziekte of ongefteldheid. Toen men hem wilde oproepen, verwonderde men zich, dat hij den geest gegeven had. De Koningin liet hem eerlijk begraven, en op zijn graf een' marmeren fteen plaatfen ,  GESCHIEDENIS. 145 fen , welken zij voor zich zelve had laten houwen (*)." In het jaar 1523 predikte amedeus mesgrot, een Monnik uit de Orde der Predikheeren, het Euangelie te Lions; deze door den Aartsbisfchop dier ftad bij de Faculteit te Parys aangeklaagd zijnde , werd door dezelve in het jaar 1524. als een Ketter veroordeeld, zonder dat men weet, wat er verder van hem geworden is, dan alleen, dat hij naar Duitschland geweken en daar overleden is. Te Grenoble in het Daufine werd de Hervormde leer verkondigd door pieter sabeville , gelijk wij weten uit eenen Brief van zwinglius aan hem, in welken deze hem opwekt cn vermaant, om daar in met ijver en ftandvastigheid voort te gaan. Onder de genen, die brissonet , Bisfchop van Meaux, ontboden had, om aldaar het Euangelie te prediken, was ook jakob pouent, een uitmuntend jongeling en leerling van le fevre. Deze, wanneer de gemeente te Meaux verftrooid werd, viel den vervolgeren in handen, en in de gevangenis geworpen zijnde, werd hij genoodzaakt , zijne leer te •herroepen, te gelijk met mattheus saunier, insgelijks een leerling van le fevre. pouent had echter fpoedig berouw, over zijne herroeping, en leerde op nieuw bij monde en gefchrifte de waar- (*) gerdes Hifi. Euang. Renov, T. I. ƒ>. 175. bayle heeft wel de echtheid van dit verhaal in twijfel- getrokken, doch men zie wits. Miscell. Sacr. Tom. II. Exerc. VI. §. 33- Herv. II. . K raC. G. [aarisi^. :ot 1552. Het Euangeliegepredikt te Lions en te Grenoble. JAKOB 1'OÜENT te Parys verbrand.  na C. G pan 517 tot 1552 146 KERKELIJKE , heid, welke hij verloochend hnd, waarop hij andermaal in de handen zijner vijanden gevallen zijnde , te Parys op het plein de Greve in het jaar 1525 levende verbrand is geworden. De voornaamfte Hellingen, tot welker herroeping pouent en saunier gedwongen werden, waren: Daar is geen Vagevuur, God heeft geen1 Stadhou~ der op aarde, en behoeft dien niet. Hij acht'.e de oorbiecht gering, hij leerde, dat men de kerkelijke Leeraren niet blindsling moet gelooven; hij verwierp de groetenis van maria, welke begint: Salve Re~ gina, Mater mifericordiae &c. hij leerde, dat men geene waschkaarfen moet ontfteken voor de LIciligen; dat de Misfen niets bate» tot vergeving der zonden; voorts dat de Paufelijke Bulten en Aflaten bedriegerijen des Satans waren enz. (*) Om deze en dergelijke Hellingen werd de waardige man ten vure verwezen. Nog openbaarde de Sorbonne haren bitteren haat tegen alle Hervorming in het jaar 1524, in de vervolging van wolfgang sciiuch, een Duitfcher van afkomst, maar die in een klein Radje van Lotharingen Pastoor was; deze door beter licht beftraald, deelde hetzelve aan zijne gemeente meda, en bragt het binnen korten tijd daar toe, dat hij het veertigdaagfehe vasten, de Beelden en de Mis affchafte. Spoedig werd hij deswegen aangeklaagd bij antonie, Hertog van Lotharingen en Bar, die reeds (*) Zij ftaan volledig met de bijgevoegde Cenfuur in oerdes /. £-. Monum, T. IV. p. 36. fqq.  GESCHIEDENIS. 147 reeds een verbod gegeven had , dat niemand iets van de leer van luther openlijk zou leeren, en dat, wie eenige Boeken van luther bezat, dezelve binnen een' bepaalden tijd zou overleveren. De befchuldigingen tegen schuch werden aan de Leeraren der Sorbonne medegedeeld, die terflond gereed waren, om de punten, door hem geleerd, te veroordeelen, en vier Boeken, door zijne hand gefchreven, een Boek over joannes en den eerften Brief van petrus, een ander over den Brief aan de Galaten, een met Leerredenen, en eindelijk een over verfcheidene onderwerpen, te doen verbranden, terwijl zij den Schrijver vonnisden , om ze plegtig te herroepen. Middelerwijl werd schuch ook bij dsn Hertog be> fchuldigd, als of hij het volk van de behoorlijke gehoorzaamheid jegens den Vorst aftrok en tot oproer aanzette, welke befchuldiging te fchielijker ingang vond, dewijl de Boerenkrijg toen in Duitschland op het hevigst woede. De Hertog, hier dooi vooringenomen , liet zich in bedreigingen uit, dal hij de geheele ftad, in welke schuch leerde, te vuur en te zwaard zoude verwoesten. Ten eindt dit gevaar, indien mogelijk, af te wenden, fchree de Pastoor eenen deftigen Brief, ter zijner verdedi ging en verklaring van zijne leer, aan den Her tog (*); doch het zij dat de Brief den Hertog nooi ter hand is gekomen, of dat de lasteraars meer bi hen (*) Deze Brief is gedagteekend den sden Januari -1525. en door gerdes geplaatst in de Bijlagen tot zijl meermaal aangehaald werk Bladz. 47. volg. K 2 ia C. G. faari5i7. ot 1552. : i 1 i 1  na C. G Jaari5i7 tot 1552 148 KERKELIJKE , hem vermogten, hoe het zij, hij volhardde bij zijne bedreiging, om de ftad te verwoesten. Nu befloot schuch zich naar Nancy de Hoofuftad van Lotharingen te begeven, en daar eene belijdenis van zijn geloof en verklaring van zijne leer uit te geven , waar van echter het gevolg alken was, dat hij gevangen en een vol jaar in eenen afzigtelijken kerker opgefloten werd, uit welken hij meer dan eens in het Klooster der Franciskanen overgebragt werd , om een geloofsonderzoek te ondergaan, blijvende hij ftandvastig in zijn geloof, zonder zich daar van door bedreigingen of beloften van zijne vijanden of door de gebeden van zijne huisvrouw of medelijden met zijne zes of zeven kinderen te laten aftrekken. De voorzitter der vergadering, voor welke hij te regt gefteld werd, was een Monnik Provinciaal van de Orde der Franciskanen, met name bonaventura, Biechtvader van den Hertog antonie , een ongefchikt mensch van gelaat, met eenen dikken buik , plomp en onbefchaafd, en geheel onkundig en onwetend, die geftadig den Hertog raadde, om alle geleerden van zijn Hof en uit zijne Staten te verbannen, zeggende, dat het tot zaligheid genoeg was, als iemand zijn Pater Noster en Ave Maria kon opzeggen. Deze ondervraagde schuch over zijn geloof, hem onophoudelijk fcheldende als Ketter, Judas, Beëlzebub enz. En op deze wijze iverd deze man eindelijk tot de vuurftraf veroorJeeld; die op het hooren van zijn vonnis den CXXII P/alm aanhefte: ,, Ik verblijde mij, in de geien, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huls dei  GESCHIEDENIS. 149 des Heeren gaan enz. Wanneer hij ter ftraife werd 1 uitgeleid, ging hij het Franciskaner Klooster voor- ■ bij, in het voorbijgaan riep hem de onbefchofte bonaventura hoonend toe: „ Gij Ketter, geef de eer aan God, en aan deszelfs Moeder en Heiligen {" schuch antwoordde: ,, Gij geveinsde, gij gewittede wand! de Heere zal u liaan , en uwe bedriegerijen en ftreeken eens openbaar maken!" Ter ftrafplaatfe gekomen , werd hem gevraagd , of hij verzachting van ftraf wenschte? Hij antwoordde: Neen, er bij voegende, dat ,, God hem altijd had bijgedaan, en dat die hem ook nu niet zou verlaten, nu hij hem het meest noodig had;" befluitende met te zeggen: „Laat het vonnis uitgevoerd worden!" Onder het opklimmen van den brandftapel begon hij den Liften Pfahn, dien hij vervolgde, tot hij, door den rook en vlam verftikt, den geest gaf, op den ipden Augustus 1525. Men heeft opgemerkt, dat terftond na zijn martelaarfchap, twee van zijne hevigfte vervolgers, door een' fchielijken dood overvallen en uit het leven gerukt werden. Uit eenen Brief van willem farel aan corn. SCEpper, van den aden April des jaars 1524, kan men den toeftand der Euangelifche Kerk in Frank* ryk eenigzins opmaken; hij fchrijft: „ Ons Frankryk ontvangt het woord van christus met blijdfchap. De voornaamfte fteden , in welke hetzelve bloeit en vruchten draagt, zijn Meaux, alwaar de algemeene Leeraar, gerhard le roux, bijna dagelijks christus met grooten ijver en geest verkondigt. Vervolgens Alencon en Bourges, door miK 3 CHA- ia C. G. 'aari5i7. ot 155S- Staat der gemeenten in Frankryk,  na C. C Jaarisi; tot 155: PETRUS CAR.OLI. 150 KERKELIJKE k chael araud , die veel van faber geleerd heeft. Aan dezen is het gebeurd, wanneer hij te Bourges " het Euangelie verkondigd had, dat hem zulks verboden , en de ban uitgefproken werd over allen , die hem hooren zouden, met bedreiging aan hem van eene eeuwige gevangenis, indien hij daarmede voortging. Maar het volk, en het geen wonderbaar en ongehoord is, de Geestelijkheid zelve, eischte en verkreeg hem van den Koning, tot grooten fpijt van den Bisfchop. Die van Lions hebben twee Predikanten , die het woord op eene Christelijke wijze behandelen." In het jaar 1524 begon petrus caroli, Prediker in de St. Pauluskerk te Parys, in het Kollegie der Sorbonne op den Godgeleerden leerdoel, op eene nieuwe wijze, gelijk men het noemde, te prediken, lezende over den Brief van paulus aan de Romeinen, in plaats van een Sermoen te houden; hij liet van mannen en vrouwen de Brieven van paulus , op nieuw in de moedertaal overgezet, medebrengen, hij zelf bragt nu en dan den Latijnfchen Bijbel mede, en veranderde ook de zoogenoemde groetenis des Engels, afgaande van het gewoone gebruik. Spoedig kwam dit ter ooren van natalis bedda , Syndicus der Faculteit; op zijn voordel werd petrus caroli den fjden Augustus 1524 voor de Faculteit geroepen in de groote zaal der Sorbonne, alwaar hij verfchenen zijnde, vrijmoedig op alle vragen antwoordde, welke hem voorgehouden werden, worden !e zijne antwoorden zorgvuldig opgeteekend. Na over dezelve geraadpleegd te hebben, werd hem het pre-  GESCHIEDENIS. 151 prediken, en voorts ook het houden van lesfen verboden , wordende hem alleen toegelaten eene afscheidsles te houden, tot welke hij deze uitnoodiging liet aanplakken : Pierre Caroli voulant obêir aux ordres de la Faculté , cesfe de faire fes lecons, pour les recommencer, quand il plaira a Dieu, a ces paroles, ou il a fini: foderunt manus meas et pedes meos. Eindelijk werd over zijne (tellingen een vonnis geltreken, en hij veroordeeld, om dezelve af te zweeren. Ouder deze (tellingen vond men ook deze: „ Alfchoon men in de Biblia Vulgata Gert. III. 15. leest: ipfa conteret caput tuum, (zij zal u den kop vermorzelen,) nogtans vindt men in den Hebreeuwfchen Tekst: dat, te weten, het zaad der vrouw, hetwelk is christus, zal enz. en dit wordt niet alleen door hem, pierre caroli , maar door andere Geleerden, die het Hebreeuwsch verdaan , verzekerd enz." Over deze woorden werd de volgende ongerijmde en belagchelijke Cenfuur gemaakts „ Dewijl deze Helling der eer der H. Maagd fchijnt te na te komen, en van het gewoon gebruik der Kerke Gods verfchilt, is zij roekeloos en fcheurziek aan het volk gepredikt: alzoo het zeker is, dat er door de Kerk goed gelezen wordt: Ipfa conteret caput tuum.'''' Zoo had hij ook beweerd, dat de Drieëenheid niet kon afgebeeld worden, en daar bij gevoegd: ,, Het heugt mij, in den H. augustinus gelezen te hebben, dat het ongeoorloofd en goddeloos is , de Drieëenheid af te beelden, als ook: dat het oudtijds in de Kerk verboden geweest zij." Hier op werd deze Cenfuur gemaakt: K 4 » Dit ia C. O. faarT5i7. ot .-55a.  naC. G Jaarisi; tot 155a Vervolging vin deKoninginneMoeder 15a KERKELIJKE . „ Dit voörftel, wat betreft, dat de Drieëenheid niet • kan afgefchilderd worden, voor zoo ver het bedoelt de beeldtenis der zaligfte Drieëenheid af te keuren, is valsch, fcheurziek en fmadelijk voor het goedgekeurd gebruik der Kerk, en eene dwaling van den Ketter wikxef, en het is nooit het gevoelen van aucustinus geweest, of van de Kerk, om zoodanige beeldtenis te veroordeelen, alhoewel het voor een' tijd heeft kunnen nagelaten of gefchorst worden, om de heiligfehendige dwaling der- Anthropomorphiten uit te roeijen." Hoedanig de afloop dezer zaak geweest zij, vinden wij niet aangeteekend , maar wel , dat diezelfde pierre caroli in vervolg van tijd de Hervormde Kerk meer beroerd dan gefticht heeft, waar over calvin klaagt in eenen Brief aan cryneus (*), en farel in eenen Brief aan calvin (f), te weten, in het jaar 1537 werden door hem in de gemeente van Geneve, Neufchatel en Laufanne verfcheidene opfchuddingen verwekt, doordien hij farel, calvin en viret openlijk befchuldigde van onregtzinnigheid in de leere over de Drieëenheid. Als hij deswegens in eene Sijnode te Bern veroordeeld werd, zegt men zelfs, dat hij weder tot het Roomfche geloof vervallen is. Toen de Franfche Koning francois I in het jaar 1525 bij Pavia door de Keizerlijken gevangen gemaakt , en naar Madrid gevoerd was, alwaar hij 13 maanden verbleef, verdubbelde de Sorbonne. gedu- (*) Epist. Calv. pag, 227, 228. (t) Epiit. Calv. pag. 34.  GESCHIEDENIS. >-53 durende des Konings afwezen, hare hevigheid tegen allen, die verdacht waren, der Hervorming toegedaan te zijn, voornamelijk aangevuurd wordende door den Kanfelier du prat , die voor zijnen ijver ten behoeve van den Paus met het Kardinaalfchap begunftigd werd. De Koninginne moeder, louize van Savoye, die het beftuur van zaken intusfehen waarnam, was ten dezen opzigt ook wakker werkzaam, ten einde den Paus aan de belangen van Frankryk verbonden te houden, gelijk deze ook in eenen Brief, den 2often Mei 1525 te Rome gefchreven, zijn genoegen aan het Parlement van Parys voor deszelfs ijver betuigde, met vermaning, om daarin te volharden en voort te gaan. Hier toe ftrekte ook de overeenkomst tusfehen de Koninginne Moeder en hendrik VIII, Koning var Engeland, om gemeenerhand de Turken te keer t< gaan, en de pestige Lutherfche gezindte, als die vee meer gevaar dreigde dan.de Turken zelve. Toen de Koning francois zijne vrijheid wedei .gekregen had en in zijn Rijk herfteld was, werd e: tusfehen hem en Keizer karel V een ontwerp ge fmeed, om de vijanden van den Christelijken Gods dienst cn de Ketterijen van den Lutherfchen aanhanj uit te roeijen, ten welken einde men Gezanten zoi zenden met volmagt, om alles te beramen tot eenei oorlog met de Turken, en tot uitdelging der Kei ters, vijanden der Kerk. — Sedert begonnen d Koninklijke Regtbanken en Wereldlijke Overheidspei fonen met te meer hevigheid de Hervormden te vei volgen; terwijl de Faculteit voortging ketterfche boe K 5 ke wC. G, |aari5i7. tot 1552. in het jaar 1525. [ > l t 1  na C. G, Jaari5i7. tot 1552, Sijnoden tegen de Hervormden gehouden. i « . l 1 1 1 154 KERKELIJKE ken te veroordeelen , en onder deze verfcheidene werken van erasmus, inzonderheid zijne Colloquia Familiaria. De Kanfelier du prat , Kardinaal en Aartsbisfchop , een zeer hevig vijand der Hervorming, hield in het jaar 1528 eene Provinciale Sijnode te Parys, van den 3den Februarij tot den 9den October, door welke 16 befiuiten tegen luthers ketterij werden vastgefteld: 1. Over de eenheid en onfeilbaarheid der Kerk. 2. Dat de Kerk niet onzigtbaar is. 3. Over het gezag der Heilige Kerkvergaderingen. 4. Dat het aan de Kerk behoore , om te bepalen, welke boeken Kanoniek of regelmatig zijn. 5. Dat fommige (tukken vastelijk moeten geloofd worden, welke niet uitdrukkelijk in de Heilige Schrift begrepen zijn. 6. Over menfchelijke inzettingen. 7. Over de Kerkelijke vasten. 8. Over den ongehuwden (laat der Geestelijken. 9. Over de geloften , bijzonder der Monniken. 10. Over de zeven Kerk - Sacramenten. 11. Over de offerande der Mis. 12. Over de voldoening van het Vagevuur, en het gedachtenisvieren Ier overledenen. 13. Over de vereering der Heiligen. 14. Over de vereering der Heilige Beelden. [5. Over den vrijen wil. 16. Over het geloof en le werken. Voorts verklaart die Sijnode voor Ketters en hardlekkigen, uitgefloten buiten de gemeenfehap der geoovigen, allen, die zich vermeten anders te gelooen en hardnekkig te beweeren, dan de Roomfche [erk gelooft en leert. Vervolgens beweeren zij, dat, alhoewel de Kerk ver-  GESCHIEDENIS. 155 •verfchillende en fomtijds tegenftrijdige befluiten heeft 1 vastgefteld, er echter in eene zoo groote menigte van befluiten niets is, hetwelk met het regtzinnig geloof ftrijdig is; maar, dat de Kerk door eenen en denzelfden geest onderwezen is geworden, om naar de tijdsomftandigheden vast te ftellen, hetgeen het voordeeligfle en nuttigde heeft toegefchenen (*). Deze vergadering verbood aan elk en een ieder, onder ftraffe van den ban, het lezen der boeken van luther en der Lutheranen, als ook de boeken en fchriften van melanchthon , carolostadius , lambert van Avlgnon, zwingli, oecolampadius enz. Omtrent de Ketters bepaalde zij: „ De veroordeelden wegens Ketterij, indien zij tot de eenheid van het Katholijk Geloof niet willen wederkeeren, moeten onder het regtsgebied der Kerk blijven, en ter eeuwige gevangenis verwezen worden , om boete te doen. Veroordeelden om Ketterij , indien zij dezelve niet willen afzweeren, moeten, zoo zij Leeken zijn, terftond aan het wereldlijk gerigt worden overgelaten. Indien zij Geestelijken zijn, moeten zij in tegenwoordigheid der wereldlijke magt van hunne waardigheid worden ontwijd, met het vonnis , dat de wereldlijke Regter hen in zijne regtbank overneemt. Eindelijk, om een fchijn te hebben, dat zij niet te- gen (*) Omtrent gelijk de Kardinaal van Cuza: „ Dal „ de Heilige Schrift moet verklaard worden, naar de „ loopende gewoonte van de Kerk, welke haar gevoe „ len veranderende, verandert ook het oordeel van God." GERDE3 in Introduct. ad Hifi. Reform. $ XVII. p. 32. ia C. G. aan 517. ot 1552.  na C. Jaari5i tot 155 DIONVSI' US DE RIEUX. MATURI- NUS COR. OER1US. 155 KERKELIJKE 3. gen de Hervorming waren, fielden zij 40 regelen 7'op, ter verbetering der zeden, in het bijzonder der ,'Kerkelijken, doch welke meest alle zich bepaalden tot eenige nietswaardige uiterlijkheden. Tenzelfden tijde, den aiften Maart 1528, werd door frans turnon , Aartsbisfchop van Bourges, Primaat van Aquitamë, eene Provinciale Kerkvergadering gehouden, met hetzelfde oogmerk , welke ook foortgelijke befluiten vastflelde. Ouder de genen , die toen voor de Hervormde Euangelieleer te Meaux den dood godvruchtig ondergaan hebben, was zekere dionysius de rieux, omdat hij openlijk gezegd had : dat de Mis zeer zeker eene verloochening was van het lijden en den dood van onzen Heere jezus christus. Hij werd den 3den Julij 1528 veroordeeld, om levende verbrand te worden, welke ftraf aan hem voltooid is geworden, terwijl hij tot het laatfte toe het volk vermaande, om zich tot de ware leere des levens en der zaligheid te bekeeren. Ten dezen tijde bloeide te Parys maturinus corderius , een geleerd man en beftuurder der Scholen te Parys, met lof bekend door verfcheidene Latijnfche werkjes, ten gebruike der Scholen. Deze vermaande de jeugd niet alleen tot het aanleeren der wetenfchappen, maar voornamelijk tot godzaligheid en goede zeden. Hij was ook onder de leermeesters van calvin. Ia het jaar 1528 werd hij onder de Godgeleerden van het Kollegie van Navarre aangenomen. Maar toen reeds fmaak hebbende in de zuivere leer, verliet hij vervolgens Pa. ryt  GESCHIEDENIS. 15? rys en begaf zich naar Noyon aan de Loire, alwaar r hij in de jaren 1534 tot 1536 het Hoogleeraarfchap 3 in de Spraakkunst, (Grammatica,') bekleed heeft. , Eindelijk de door calvyn hervormde leer geheel omhelzende, vertrok hij eerst naarLaufanne en vervolgens naar Geneve, alwaar hij als Rector der School zijn leven heeft ten einde gebragt, zijnde in het 58fte jaar van zijnen ouderdom, in het jaar 1564, hetzelfde, waarin calvyn geftorven is, overleden. Zekere stëphanus biachopolis, uit de Orde der Bedelmunniken, door het licht der waarheid getroffen, reisde naar Sakfen, om luther te zien en te hooren. Van daar \n Frankryk wedergekeerd, verkondigde hij in het jaar 1528 de waarheid, welke hij geleerd had, in het geheim en openlijk te Nontiai, in het landfchap Vivarez in Languedoc, voornamelijk uitvarende tegen het Bijgeloof, hetwelk aldaar gepleegd werd, met een kistje, hetwelk men voorwendde, wonderdoende Reliquien te bevatten. Doch, wanneer hier door veler oogen begonnen epen te gaan, moest onze stëphanus zijnen post verlaten. Een andere stëphanus reinier, insgelijks uit de Orde der Bedelmunniken, die hem opvolgde, kwam er niet zoo gelukkig af, hij werd in de gevangenis geworpen, en is vervolgens te Fienne tot den brandflapel verwezen. Na hem leerde zekere jonas , Rector der School, dezelfde leer, een man van groote geleerdheid en godsvrucht, ook deze werd gevangen, maar na het afleggen van eene uitmuntende belijdenis, door behulp van fommige vrien- a C. O. aari5T7ot 1552. Andere verkondigers der Hervorming.  na C. G tot 1552 louis krqu:n Lasteringen tegen de Hervormers. 158 KERKELIJKE . vrienden verlost, waar door de Aartsbisfchop van Vienne, onder wiens regtsgebied het landfehap Fivarez behoorde, vertoornd zijnde, omsrent 25 menfchen naar Vieimc liet voeren, fommigen van welke door vrees cn verdriet zijn omgekomen, en anderen oniHagen, na het betalen van eene groote geldboete, uit zonderlinge genade, gelijk men het noemde. In het jaar 1529, den elfden November, werd Louis berquin, een Edelman en Raad van francois I, geworgd en verbrand, om zijnen ijver,welken hij, door gefchriften en daden betoond had voor de zaak der Hervorming, welke hij getrouw bleef, zonder zich te laten bewegen door de bedreigingen der Sorbonne, noch door de vermaningen van erasmus en bud^us , die hem geraden hadden, zich Ril te houden, of het land te verlaten, willende hij liever den dood ondergaan , dan door zwijgen zelfs den fchijn te geven, als of hij de veroordeeling der waarheid goedkeurde. Bij gelegenheid van het fluiten der vrede te Kavier yk, werd het ontwerp, voor drie jaren gemaakt, omtrent het uitroeijen der Lutheranen , vernieuwd en bevestigd. In het volgende jaar 1530 fchceh de hitte der vervolging meer en meer toe te nemen, voornamelijk ook door de lasteringen, welke in Frankryk werden uitgeftrooid, om de gemoederen met haat tegen hen te vervuilen. Zekere petritius fraccianus, of wie onder dezen naam fchuilen mogt, gaf daar van berigt in eenen Brief aan die van Straatsburg, die denselven aan den Landgraaf van Ilesfen en den Keur-  GESCHIEDENIS. 159 Keurvorst van Sakfen den aden Januarij 1531 me- 1 dedeelden. De voornaamfte uitftrooifels waren, dat. de Duitfchers , onder het voorwendfel van den Godsdienst, bedoelden, de Kerkelijke goederen onder zich te verdeelen; dat zij geestelijke Geftichten en ■Kloosters vernielden; dat zij leerden: dat alle goederen gemeen behoorden te zijn, dat alle menfchen gelijke regten bezitten, en dat er geene Vorsten meer zijn moeten enz. De Brief meldde voorts, dat de Koning, die dit zelfs van eenen Gezant des Keizers (noirkarmes) veritaan had, hier door zeer was vooringenomen, uit vrees, dat zijne onderdanen foortgelijke beginfelen mogten aannemen. Voorts zeide men, dat zij willekeurige echtfeheidingen voorftonden, onder voorwendfel van zekere aandrift van den Heiligen Geest. Nog werden de verdeeldheden onder de Proteftanten ten breedlte uitgemeten , als over het Avondmaal en andere. De Brieffchrijver raadde om deze redenen ten fterkfte aan, dat de Proteftantfche Vorsten een Gezantfchap aan den Koning zonden, ten einde den Koning van dit alles beter te onderrigten; ook raadde hij een dergelijk Gezantfchap te zenden aan den Koning van Engeland. Van dit Gezantfchap kwam voor deze keer echter niets ; maar de Vorsten zonden den Koning eenen Brief, door melanchthon opgefteld, waar in alle deze uitftrooifels nadrukkelijk werden wederlegd. Deze Brief werd van 'sKonings wege in vriendelijke bewoordingen beantwoord, en deszelfs brenger mattheus reinhold gunftig van den Koning ontvangen. Niet- ia C. G. aarisi?. ot 1552.  naC. G, Jaari5i7, tot 1552. Voortgang der Hervorming. 16*0 KERKELIJKE Niettegcnltaande den haat der Geestelijken en hun» ne pogingen , ter onderdrukking der Hervorming , breidde zich dezelve nogtans meer en meer uit, voornamelijk door de Hoogefcholen van Orkans, Bourges en Touloufe. Op de Hoogefchool van Orkans was petrus stella vermaard Hoogleeraar in de regten, onder wien ook calvin zich in de regten eenigen tijd geoefend heeft, die te gelijk de beginfelen der zuivere Godsdienstleer aan velen mededeelde. Op de Hoogefchool te Bourges, onder het gebied der Koningin margaretha, alwaar antjreas alciatus, niet min vermaard Regtsgeleerde dan stella, Hoogleeraar was, heeft calvin insgelijks het onderwijs vau dezen beroemden man genoten, maar tevens zich de vriendfchap verworven van melchior volmar of wolmar , van wien hij onderwijs ontvong in de Griekfche Taal. Door deze mannen, bijzonder door den ijver van calvin, die in de nabuurfchap van Bourges, ten platten lande, verfcheidenemalen predikte, werden de Hervormden in hun geloof verfterkt, en velen van de waarheid der Euangelieleer overtuigd. Te Touloufe begunftigde julius cezar scaliger, de Prins der Letterkundigen, de Hervorming uit al zijn vermogen, door de belijders van dezelve aan zijn huis te onthalen, en hen met zijn gezag in deze moeijelijke tijden te befchermen. In Parys zelve, begHiiltigden velen, zoo mannen als vrouwen, aan het Hof, de Hervorming, openlijk of heimelijk. In de openbare Scholen aldaar waren verfcheidene Leeraars en Onderwijzers, die openlijk de  GESCHIEDENIS* 16*1 de Euangelieleer beleden, bij voorbeeld joannes sturmius , die acht jaren lang van 1529 tot 153? te Parys de fraaije letteren heeft onderwezen , tot hij van daar naar Straatsburg beroepen werd; om van petrus ramus en anderen niet te fpreken» Doch velen moesten hunnen ijver voor de waarheid met het leven boeten. In het jaar 153a werd joannes cadurcus, Licentiaat in de Regten te Toulouze, te Toulouze om zijn geloof levende ver* brand. Men befchuldigde hem, dat hij te Limoges eene Lutherfche vermaningsrede op Allerheiligendag gehouden had; dat hij in Driekoningen nacht het volk aangezet had, om in plaats vans Leve de KoningJ te roepens christus heerfche in onze harten! en eindelijk, dat hij na het eten, in plaats van de gewone groetenisfen van maria enz. het een en andei uit de Heilige Schrift had voorgefteld. Om deze redenen, als ook, omdat hij zich in eene zamenkomst van eenige vrome lieden te vrij had uitgelaten tegen de Vastenavondsvermaken, werd het vonnis des vuurs in het begin van Junij aan hem voltrokken. Toen deze vrome Martelaar ontwijd of ontzei werd van zijne waardigheid als Licentiaat, hetwelk naar gewoonte plegtig gefchiedde, hield een zekere Jacobijn eene aanfpraak aan het volk, en haaldé dt woorden van paulus aan: (1 Timoth. IV. i. ] in welke ,, de Heilige Geest duidelijk voorzegt, da, „ in de laatfte tijden fommigen zullen afvallen vat „ het geloof, zich begevende tot verleidende geestet „ ende leeringen der Duivelen" Hier hield de Mon Herv. II. L uil na C. G. Jaari5i7. tot 1552. JOANNES CADURCUS Martelaar I 1  i02 KERKELIJKE na C. ( Jaari5i tot 155: ALEXAXDER CANUS. Huwelijk ï nik op, rr.aar cadurcus riep hem overluid toe: ' nu het volgende, het volgende va?i den Tekst! Als de Monnik hier door verdomde , ging cadurcus voort: „Zoo gij niet wilt, dan zal ik voortgaan!" en vervolgde toen: „ Door geveinsdheid der leugen[prekers, hebbende hunne eigene tonfeientie [aft] met ecu brandijzer toegefchroeid, verbiedende te huwelijken, [gebiedende'} van fpijzen te onthouden , die God gejehapen heeft enz." Ook verhaalt men, dat hij, zijn doodvonnis in het Hof aangehoord hebbende, in het Latijn zeide: u curia iniquitatisl v fedes injustitia.' waarna hij met de grootfte ftandvastigheid den dood geleden heeft, gebruikende den houtftapel zeiven als eenen leerdoel, van welken hij tot den laatlten adem toe de waarheid, welke hij met zijn bloed bevestigde, zoo nadrukkelijk verkondigde en bewees, ten aanhooren onder anderen van eene groote menigte Studenten der Hoogefchool te Toulouze, dat dezelve meer en meer verfpreid werd. Met geene mindere onvertzaagdheid onderging alexander canus den dood, die, van Geneve te Lions gekomen, alomme op zijne reize, het Euangelie gepredikt had, en in de laatstgemelde Had gevangen en ter dood veroordeeld werd; zich op een hooger gerigtshof beroepende, werd hij naar Parys gevoerd, alwaar zijn vonnis bevestigd, en dadelijk voltrokken werd. Zijn gedrag was zoo moedig, zoo godvruchtig, dat zelfs Monniken, die daarbij tegenwoordig waren, zeiden: Indien deze mensch niet zalig is, zal niemand zalig worden. In het volgende jaar 1533 werd het huwelijk voltrok-  GESCHIEDENIS. 163 trokken van katharina de medicis , Nicht van den Paus clemens VII, met hendrik de valois, tweeden Zoon van Koning francois, naderhand ook Koning van Frankryk; dit huwelijk, naderhand eene bron van zoo vele rampen voor Frankryk , was den Paus ten hoogften aangenaam, die daar door zijnen invloed op francois vermeerderd zag, en niet naliet, bij denzelven aan te houden op het vernietigen van de Hervorming. 4 De Paus was met dit huwelijk zoo verrukt, dat hij zich niet gerust ftelde, voor dat het bijleger van het jonge paar in zijne en des Konings tegenwoordigheid voltrokken was (*). Daartegen volhardde des Konings Zuster, marcaretha, Koningin van Navarre, van wier genegenheid jegens de Hervormers wij reeds meermalen gefproken hebben, in het verleenen van hare befcherming aan de Proteftanten, hetwelk niet miste, den haat der Geestelijken tegen haar op te wekken. Deze godvruchtige Vorstin gaf in het jaar 1533 een Boek in het licht onder den titel: Le Miroir de Vame pecheresfe. De leden der Sorbonne vonden, dat in dit Boek geen gewag gemaakt werd van de Heiligen of de verdienftelijkheid der goede werken , dat er geen Vagevuur in erkend werd , buiten en behalve het bloed van christus , en hadden de ftoutheid, om hetzelve op de lijst der verbodene Boeken te plaatfen, en er openlijk tegen te prediken. Ja zelfs lieten zij op het School van Navarre, op den (*) GERDES li C. p. 8/, L 2 ia C. G. [aarisi^. ot 1552. ran ka- l'HARINA DE MEDICIS met HENDRIK DEVALOIÏ Haat der Geestelijken tegen de Koningin MARGA- retha van Navarre.  na C G. Jaari5i7. tot 1552. 164. KERKELIJKE den eerften October, wanneer de Leerlingen , die van de Grammatica tot de Rhetorica overgingen , gewoon waren, een Toneelfpel te vertoonen , een zoodanig Toneelfpel uitvoeren , hetwelk hoonende en fchandelijk was voor de Koningin. Te weten , in hetzelve kwam de Koningin voor,bezig met vrouwelijk handwerk, wanneer eene Furie verfchijnende haar de naald deed wegwerpen, en de Euangelien in handen nemen, waar door zij alles , wat zij voorheen deed, en ook zich zelve vergat, en in eene dwingelandesfe veranderde, die de onfchuldige menfchen mishandelde. Deze onbefchoftheid na eenige dagen der Koningin ter ooren zijnde gekomen , werden de Opzieners van het School gevat en in hechtenis genomen, de oplteller van het Toneelftuk was het ontvlugt. De Koningin vervolgens vernomen hebbende, dat het door haar gefchreven Boek verboden was geworden door de Sorbonne, beklaagde zich daar over bij den Koning, die daarop de Hoogefchool belastte hem te betigten, of zij dit Boek veroordeeld hadden, en welke reden zij van dit vonnis geven konden, mcolaus cop, Hoogleeraar in de Geneeskunde, was thans Rector der Hoogefchool, deze deed terftond onderzoek; een zekere nicolaus leclercq erkende, dat hij dit Boek op de lijst der verbodene Boeken geplaatst had, volgens befluit der Faculteit, daar dit befluit behelsde, een verbod om eenig gefchrift uit te geven, hetwelk het geloof betrof, zonder voorkennis der Faculteit. Toen hij geëindigd had met fpreken, zeide willem parvi , Leer-  GESCHIEDENIS. 165 Leeraar der Sorbonne, Bisfchop van Senlis, dat hij het Boek gelezen, maar daarin niets berispelijks gevonden had, of dat hij zijne Theologie vergeten was. Het befluit werd toen door den Rector opgemaakt, dat de Hoogefchool de bewuste Cenfuur niet erkende, waar door dit Boek onder de verbodene Boeken gefteld was,dat zij dezelve niet goedkeurde, en niet voor hare rekening nam; zij, die het gedaan hadden, mogten zién, hoe zij zich verdedigen zouden; dat men ten fpoedigfte eenen Brief zou gereed maken, met welken de Akademie zich bij den Koning zou ontfchuldigen, ook zou men hem dankzeggen, dat hij hen zoo genadig en vaderlijk had aangefproken (*). Kort daarna gebeurde het, dat de Rector nicolaus cop die Redevoering hield, welke men dacht, door calvin opgefteld te zijn, en welke beiden in gevaar bragt, hetwelk zij echter nog gelukkig ontkwamen , waar van wij hier voor gewaagd hebben (f). Van den afloop der zaak, betreffende het verbieden van het Boek der Koningin van Navarre, vinden wij verder geen berigt, dan dat uit andere befcheiden fchijnt te kunnen opgemaakt worden , dal gemelde nicolaus le clercq, benevens frans picart en natalis bedda , in hechtenis zijn ge no (*) cat.vin Epist. ad fr. DANIËL Epist. pag. 1. et 2 beza Hifi. Eccles. ap gerdes /. c. p. 89. (t) Bladz. 12. L 3 na C. G. Jnari5i7tot 155a.  166 KERKELIJKE na C. G. Jaüri5t7. tot 1552. nomen, en bedda vervolgens gebannen is gewoï» den. Te Sancerre, eene ftad niet verre van Bourges , had de Pater Guardiaan van het Franciskaner Klooster , Broeder tossan , insgelijks de onbefchaamdheid, openlijk te prediken, dat de Koningin margaretha eeneLutherfche was,waardig, om in een' zak genaaid en in het water verdronken te worden. Alhoewel gewaarfchuwd zijnde , herhaalde hij deze hoontaal een en andermaal, zoodat er de regering kennis van nam, en het aan den Koning fchreef. De Koning, dezen hoon zijner Zuster aangedaan , hoog opnemende, fchreef ten antwoord , dat men den Guardiaan gevangen nemen en aan hem over zou zenden, willende hem den dood aandoen, dien hij aan 'sKonings Zuster gedreigd had; doch op voorfpraak der Koningin van Navarre werd zijne ftraf in zoo verre verzacht, dat hij voor twee jaren op de Galeijcn gebannen werd. Deze godvruchtige Koningin, die zich dagelijks de Heilige Schrift liet voorlezen, onderhield ook in Parys drie uitmuntende Predikers, gerard le roux, bertald cn corald, die even naderhand, bij de ontdane vervolging, daar wij zoo van zullen moeten fpreken, in de gevangenis werden geworpen, waar uit zij nogtans ontvlugtten. Van deze is bertald naderhand weder tot het Roomfche geloof afgevallen, le roux ontweek naar Navarre, het gebied der Koningin, doch corald flandvastig blijvende in zijn geloof, is naderhand te Geneve arabt-  GESCHIEDENIS. 167 ambtgenoot geweest van farel. Voorts werden , onder begunftiging dezer Koningin , in Guienne en Bearn verfcheidene Hervormde gemeenten gedicht, in welke Bedienaars des woords aangefteld , en het Heilig Avondmaal eenvoudig naat de inftelling van christus gevierd werd. Zelfs ftelde de Koningin aan haren Koninklijken Broeder zeven punten voor, welke zij oordeelde, ten aanzien der Mis, verandering te behoeven. 1) dat er §eene Misfen zouden gehouden worden, zonder Communicanten. 2) Dat er geene opheffing der Hostie zou plaats hebben. 3) Dat dezelve niet zou aangebeden worden. 4) Dat het bedienen zou gefchieden onder de beide gedaanten van brood en wijn. 5) Dat in de Mis geene melding gefchieden zou van de Heil. Maagd of andere Heiligen. 6) Dat men gewoon brood zou gebruiken, hetwelk gebroken en aan het volk zou uitgedeeld worden. 7) Dat de Priesters vrijheid zouden hebben, om te trouwen. Doch dit voordel, hetwelk men U Mesfe aux fept points noemde , werd met befpotting achter de bank gefmeten. Onder de hulpmiddelen, van welke inzonderheid de Monniken te dezen tijde gewoon waren gebruik ie maken, ter handhaving van het Bijgeloof, en van de leere van het Vagevuur en de Mis, behoorden voornamelijk verdichte fpookgefchiedenisfen. De zielen der overledenen, gelijk men voorgaf, verfchener menigmalen, en klaagden, onder het aanrigten var allerhande potfen, dat en waarom zij verdoemd wa> ren, of lang in het Vagevuur de hevigfte folreringer ondergaan moesten, en bezworen zijnde, begeerder L 4 z ij na C G. Jaari5i7, tot 155a. Bedriegerij te Orleansgepleegd. : 1 ■  i6S KERKELIJKE na C. G. Jaarisi? 'ot 1552. lievige vervolging. zij, dat hunne nabeftaanden hun te hulp zouden komen, door geloften, aan zekere Heiligen, Kerken of Kloosters gedaan, te betalen, of een zeker getal zielmisfen te laten lezen, of eenig offer van geld enz. te brengen. Te Orkans werd op dezen tijd een zoodanig fpel gefpeeld door twee Franciskanen. Leeraars der Godgeleerdheid, coliman en steven van Arras. De huisvrouw van den Schout der ftad was overleden, en had, bij uiterften wil, begeerd , dat zij zonder pracht of vertooning begraven zou worden. Haar man, hare begeerte voldoende, liet haar in ftilte bijzetten in de Franciskaner Kerk, bij haren vader en grootvader, zonder meer dan zes Dukaten aan deze Geestelijken tot eene vereering te fchenken; kort daarna rigtten zij eene fpookgefchiedenis aan, waartoe zij eenen jongeling gebruikten , die bij hen een Novicius was, en dien zij op het verwelffel van hunne Kerk plaatften, om de ziel der overledene vrouw na te bootfen. De bedriegerij werd ontdekt, en door den Schout in perfoon aan den Koning bekend gemaakt, waar op de gemelde Franciskanen naar Parys werden overgebragt, en veroordeeld, om naar Orkans terug gevoerd te worden, en daar openlijk op een fchavot hunne misdaad te belijden. Doch, hoe zacht ook dit vonnis ware, het bleef nogtans onvoltrokken , uit hoofde van de vervolging tegen de Hervorming, welke toen uitberstte, terwijl men vreesde, dat de Hervormden daardoor te grooten fteuu zouden bekomen. Tot hier toe was de toeftand der Hervormden in Frankryk, eenige bijzondere perfonen uitgezonderd , vrij  GESCHIEDENIS. iöo vrij dragelijk geweest, doch met het jaar 1534,welk jaar, om de menigte Plakaten tegen de Hervormden, Pan des placards genoemd is geworden, nam eene hevige vervolging, zelfs op 's Konings gezag, haren aanvang. De openbare preek was federt eenigen tijd ten ftrengfte aan de Euangelifchen verboden, en wanneer zij daar op in het geheim zamenkwamen, werden deze geheime zamenkomften mede in dit verbod begrepen. Hier door ontrust, zonden zij iemand naar Zwitferland, om daar met de voornaamfte Leeraaren te raadplegen, wat hun te doen ftond. Hun afgevaardigde liet bij deze gelegenheid te Geneve eenige opftellen drukken, in welke de Mis en andere leerftukken ten hevigfte werden doorgehaald en ten toon gefteld. Deze opftellen werden niet alleen door geheel Frankryk verfpreid, maar ook door eenige onbedachte ijveraars te Parys op de hoeken der ftraten, en zelfs aan het Koninklijk Paleis te Fontainebleau aangeplakt (*). Ook kwam er een gefchrift uit van een' ongenoemden , in het Fransch, hetwelk niet ongezouten fpotte met de Geestelijken, als Kooplieden en Waarden, die met Kerkelijke waren koophandel dreven (f), tevens werd het volk daarin vermaand, om zulks niet langer te dulden enz. De Koning hier door getergd , liet terftond onderzoek doen, en allen, op welke flechts het geringfte vermoeden viel, werden gevat, en (*) gerdes heeft dezelve medegedeeld. /. c. T. IV. Monum. p. 59-57. (t) gerdes /. c. p. 103. h $ na C. G. Jaar 1517. tot 1552.  i7o KERKELIJKE sa C. G. Jaari5i7. tot 1552. en vele, geheel onfchuldigen, met de uitgezochtfte martelingen, waarbij alle gevoel van menfcbelijkheid fcheen verdoofd te worden, wreedelijk ter dood ge» bragt. Deze vervolging begon in de maand November , in Januarij des volgenden jaars kwam de Koning zelf in Parys, en het was toen , dat hij dien plegtigen omgang en het verbranden van eenige Hervormden in perfoon bijwoonde , waar van wij boven (*) gewaagd hebben. Dewijl de laatfte aanfpraken en woorden der dervenden, waar mede zij hunne onfchuld betuigden, en dat zij enkel en alleen wegens hun geloof uierven, doorgaans veel indruk op het volk maakten, werd voortaan den martelaren vooraf de tong uitgefneden, opdat zij het volk niet zouden kunnen aanfpreken, ook werd in de vonnisfen, die openlijk werden voorgelezen , geene reden der veroordeeling in het bijzonder gemeld, maar in het algemeen flechts gezegd, dat de veroordeelde zich had fchuldig gemaakt aan Majefteitfchennis tegen God en de Heilige Maagd, en de geboden der Kerk overtreden; ten einde het gemeen deze ongelukkigen als uitvaagfels van het menschdom te doen befchouwen. Zoodanige wreedheden tegen hunne Geloofsgenooten gepleegd, moesten noodwendig de Protefiant* fche Vorsten in Duitschland ten hoogde mishagen , waar bij kwam, dat een Turksch Gezantfchap ten dezen tijde in Frankryk gekomen was, om over een wederzijJsch verbond te handelen. Om de gevolgen (*) Bladz 135.  GESCHIEDENIS. 171 gen van het misnoegen over dit een en ander voor te komen, fchreef francois den eerflen Februari" 1535 eenen Brief aan de Rijksvorsten, in welken hij zijne onderhandeling met de Turken verfchöonde , en tevens te kennen gaf,dat hij, tegen zijnen dank, ftreng had moeten zijn tegenfommigen , die onderden fchijn van den Godsdienst niets minder bedoelden, dan den Staat het onderfte boven te keeren , ook zond hij, ten zelfden einde, eenen Gezant, willem eellai, Heer van Langei, Broeder van den Kardinaal Aartsbisfchop van Parys, die te Smalkalden den ioden December met eene wijilloopige aanfpraak de Duitfche Vorsten zocht te overreden , dat zijn Koning geenszins afkeerig was van de Hervorming, welke hij zelfs in vele opzigten noodzakelijk oordeelde; de Duitfche Vorsten verklaarden in hun antwoord, dat de Hervorming niets gemeen had met oproerige gezindheden, en vermaanden den Koning, dat hij toch alle geweld tegen onfchuldigen wilde fluiten, en de gevoelens van den Godsdienst vrijlaten. Dat calvyn met hetzelfde oogmerk ook om dezen tijd zijn werk Inftitutio Religionis Christiancz uitgegeven en met eene voortreffelijk gefchrevene Opdragt aan den Koning opgedragen heeft, hebben wij insgelijks te voren reeds gezegd; gelijk ook hetgeen in dit jaar 1535 gebeurd is met melanchthon, die door den Koning zeiven genoodigd werd, om in Frankryk over te komen, dooi ons verhaald is. Doch niets van dit alles kon bij den vooringenomen' Koning baten, bij wien ook de Zwitfers te ver¬ ia C. G; [aarisv. tot 1552.  na C. G J*ari5i7 tot 1552. Vervolging der Waldenzen. 17a KERKELIJKE vergeefs om verzachting der vervolging aanhielden ; de Koning gaf gehoor aan de oorblazingen van den Kardinaal van Teurnon, en aan den drang der Geestelijken , en Leeraaren van Parys, die hunne aanmerkingen op de artikelen, door melanchthon voorgefteld, aan den Koning mededeelden (*), en dus ging de vervolging met alle hevigheid haren gang; zel-fs zulken, die door vrees voor den dood hun geloof verzaakten, konden den dood niet ontgaan , en niets anders daar mede winnen, dan dat zij met minder folteringen van het leven beroofd werden. De vervolging werd voortgezet, zoo lang de Koning leefde, en zoogenoemde Christenen gaven in dezelve niets gewonnen aan de Heidenfche Vervolgers, in de eerfte eeuwen van het Christendom , veel meer overtroffen zij dezelve in wreedheid. Allerhevigst trof de vervolging de ongelukkige Waldenzen, die verftrooid en als verborgen waren, in de gebergten van Languedok en Provence, als ook in de gebergten van Piemont; zij begon reeds in het jaar 1540, maar Hortte inzonderheid in het jaar 1545 hare woede uit, wanneer de vervolgers in de dorpen, welke zij bewoonden, en waar van Merindol en Cabrieres de voornaamfte waren, een zoo ijsfelijk bloedbad aanrigtten , dat francois I, zich die buitenfporigheden, met afgrijzen , op zijn Iterfbed herinnerende, aan zijn' opvolger hoogelijk aanbeet*) Hun antwoord aan den Koning en hunne aanmer1 ingen op de artikelen van mklancuthon kunnen gelezen worden bij gerdes T. IV. Men. p. 74-85.  GESCHIEDENIS. 173 beval, daaromtrent een flerk en naauwkeurig onder-1 zoek te doen. Doch wij zullen gelegenheid heb- ] ben, van dezen moord nader te fpreken, wanneer. wij van de Waldenzen bijzonder zullen gewagen. In hetzelfde jaar 1540 trof het lot van doodvonnis ook eenen steven le brun, een' eenvoudig Landman, onder het Aartsbisdom van 1'vetdun, doch die zich in het lezen van het Nieuwe Testament geoefend , en daar uit de dwalingen der Geestelijken ontdekt had. Schoon hij niet anders dan Fransen lezen en fchiijven kon, had hij het door naarflige vergelijking van eene Franfche Overzetting des Nieuwen Testaments met de Latijnfche Vertaling zoo ver gebragt, dat hij den Latijnfchen Tekst verdaan en ook aanhalen kon. Hij werd in 1538 om zijn geloof in de gevangenis geworpen, alwaar men van hem op eene listige wijze eene herroeping wist af te lokken , volgens een Latijnsch opdel, hetwelk zoo gedeld was, dat hij het niet regt verdaan had. Hij werd daarop uit de gevangenis ontflagen, maar beklaagde zich zeer over deze misleiding, en zich zeiven, dat hij niet voorzigtiger gehandeld had. Na twee jaren werd hij op nieuw gevangen, en kon toen door geene bedreigingen of beloften van zijne dandvastigheid worden afgetrokken, zelfs niet door de voordelling, dat zijne vrouw door zijne hardnekkigheid, gelijk men het noemde, met zijne vijf kleine kinderen armoede zou moeten lijden. ,, Indien zij," zeide hij: „ het zielenvoedfel, Gods woord, mogen hebben, voor het ligchatnelijke brood ben ik niet bekommerd. " Hij werd tei a C. Gaan 517. ot 1552.  na C. G Jaarisi^ lot 1552 174 KERKELIJKE ter dood veroordeeld, en naar den brandftapel gevoerd, terwijl hij het volk aanhoudend tot godzaligheid vermaande. Alzoo de vlam door den hevigen wind verftrooid en gebluscht werd, ftond hij wel een uur aan den doodelijken paal, zonder door de vlam befchadigd te worden, waarom de beul hem met etn' ftok op het hoofd floeg,tegen wien de lijder zeide: „ Ik ben immers ten vure verwezen, wat wilt gij dan mij, als een' hond, doodflaan?" maar de beul een'ftok, die van voren een ijzeren punt had, genomen hebbende, doorftak hem daarmede , wierp zijn ligchaam vervolgens in het vuur, en verftrooide de asfche in den wind. De regering verbood, dat men van zijnen dood zou fprekcn, onder ftralfe van insgelijks als Ketter behandeld en op dezelfde wijze ter dood gebragt te zullen worden. Op gelijke wijze werd te Parys in dat jaar zekere claudius pictor levende verbrand, nadat hem de tong was uitgefneden. Deze man , een Goudfmid , had drie jaren te Geneve gewoond, en was van daar weder naar Parys gekomen, om de genade, welke hij van God ontvangen had, aan zijne nabeftaanden en vrienden mede te deelen. Hij werd verraden en moest deze zijne liefde met den dood boeten. De Euangelifche Vorsten fchreven dit jaar weder vergeefs aan den Koning francois, ten behoeve van zijne ongelukkige onderdanen, veel eer werd door een vernieuwd Plakaat in het jaar 1542 de vervolging verlevendigd, en den Boekverkoopers het hebben en verkoopen van veroordeelde Boeken, en bij name, van calvin's Onderwijs in den Chris- te»  GESCHIEDENIS. 175 telijken Godsdienst verboden. Ook werd het volk in de Kerk vermaand, dat zij de genen, die niet wel van den Godsdienst gevoelden, zouden aanbrengen , waar door zij een Gode welbehagelijk werk zouden verrigten. Bij gelegenheid, dat zekere francois l'andre , te Parys het Euangelie zuiver predikte, en geene Misten deed, werden hem van wegens de Sorbonne eenige artikelen voorgefchreven, en hij op dezelve Verhoord; deze artikelen waren: dat het Mis„ offer van christus is ingefteld, en nuttig is voor „ levenden en dooden; dat men de Heiligen moet „ aanbidden, opdat zij onze Tusfchenfprekers en „ Voorbidders zijn mogen bij christus ; dat de „ zelfftandigheid van brood en wijn bij de inwij„ ding veranderd wordt; dat het alleen aandePries„ ters vrijftaat brood en wijn te wijden , en dat het „ vieren der plegtigheid van 'sHeeren Avondmaal „ aan hen alleen behoort. Dat de Monnikengelof„ ten moeten gehouden worden; dat door de be„ vestiging en zalving de Heilige Geest wordt me„ degedeeld; dat door het gebed, vasten en goede „ werken de zielen uit het Vagevuur verlost wor„ den; dat de Kerkelijke wetten over het vasten en „ het onderfcheid der fpijzen het geweten verbin,, den; dat er een Opperpriester der Kerk is, wien „ allen, volgens goddelijk regt, verpligt zijn te ge„ hoorzamen; dat men vele dingen gelooven , en „ noodzakelijk aannemen moet, welke in de fchrif„ ten niet gemeld zijn; dat de Itraffe van het Vage„ vuur door de aflaten wordt kwijtgefcholden; dat „ ook na C. G. Jaarisi7tot 1552. Geloofsartikelendoor de Sorbonne uitgegeven.  naC. G Jaarisi7 tot 155a 176 KERKELIJKE „ ook onreine en ondeugende Priesters het ligchaam „ des Heeren wijden. Dat alle doodzonden aan den ,, Priester moeten gebiecht worden, en dat men de „ Sacramenteele abfolutie van hem ontvangen moet; „ dat de mensch eenen vrijen wil heeft, waardoor „ hij goed of kwaad kan doen, en van de zonde door berouw weder kan opftaan ; dat de verge* „ ving der zonde verkregen wordt, niet door het geloof alleen, maar door de liefde en ware boet„ vaardigheid; dat de Kerk en wettelijk bijeengeroe,, pene Kerkvergaderingen niet kunnen dwalen, en„ dat men dezelve moet gehoorzamen; dat aan de „ Kerk toekomt het oordeel en de uitlegging der „ fchriften, indien iets twijfelachtig is en betwist „ wordt." Op deze artikelen gaf de Pastoor na eenige dagen ten antwoord: „ Dat het godvruchtig ,, en heilig zij, hetgeen de Heilige en Katholijke „ Kerk van deze dingen leert." Met welk antwoord men zich echter niet liet afwijzen , maar den man nog verder lastig viel. Het waren deze artikelen, welke de Godgeleerde Faculteit te Parys den iöden Maart 154a in het algemeen tegen de Lutherfche dwalingen bepaalde. Deze artikelen zijn daarna door Koning francois bevestigd en als eene Geloofsbelijdenis ingevoerd geworden, calvin fchreef tegen deze artikelen en wederleide ze in een werkje, onder den titel van: Tegengif (*> On- (*) Men zie de artikelen breeder bij gerdes T. III. Hifi. Ref, Mon. p. 87-05.  GESCHIEDENIS. 177 Ondertusfchen werden meer andere godvruchtige 1 tnenfchen om hun geloof ter dood gebragt, gelijk, onder anderen te Bourdeaux zekere aymond de la voye , wien zijne vijanden zelfs genoodzaakt waren getuigenis van zijn deugdzaam en godvruchtig gedrag te geven, doch die tot den brandftapel veroordeeld werd, omdat hij niet wilde erkennen, dat er na den dood een Vagevuur is. Ten dezen tijde, in de jaren 1542 en 1543, hadden er ook groote opfchuddingen te Mets plaats , welke op eene hevige vervolging der Proteftanten aldaar uitliepen. In deze ftad waren fommigen van de Dominikaner Orde, die het Euangelie predikten, €n zeer vele Burgers verzochten den Raad, dat zij daar in niet gehinderd mogten worden, willeb! farel , toen gewoon Leeraar te Neufchatel, kwam zelf in de maand September 1542 in de ftad, alwaar hij eerst in de ftad, vervolgens in zeker Kasteel of Slot buiten de ftad leerde. Ook waren er twee leden van den Raad, jan en caspar van huy , die op hunne landgoederen buiten de ftad predikers hielden, die eenen grooten toeloop van het volk hadden. Deze verzochten in de maand November de Proteftantfche Vorsten, dat zij tot het SmalkaU difche verbond toegelaten en befchermd mogten worden; de Landgraaf van Hesfen, filips , wis gereed, hen daar in te ontvangen, maar de Keurvorst van Sakfen maakte zwarigheid, en raadpleegde deswegens met luther , die in zijn antwoord, met hetwelk melanchthon inftemde, de zaak diep inzag, en verklaarde, daaromtrent mets te kunnen ra* Herv. If. M den, ia C. G. aar 1517» ot I553S» Vervol» ging té Mets.  i78 KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 cot 1552. den, omdat niet de Regering en geheele Burgerij, maar Hechts een klein gedeelte der eerfte met eenige Burgers dit verzoek deden; evenwel fchreven deProteftantfche Vorsten, aan den Hertog van Lotharingen, ten voordeele der Proteftanten in Mets; ook zonden zij twee Afgevaardigden naar Mets, om van de regering te verzoeken, ten minde eene Parochiekerk aan de Euangelifchen af te ftaan. Daar toe werkte ook mede de Graaf van Furftenherg, die niet ver van Mets het Kasteel Gorfa bezat, alwaar hij eenen Euangelifchen Predikant onderhield. De regering bleef echter bij het Roomfche Geloof, benevens het grootfte gedeelte van het volk, hetwelk weder tot nieuwe opfchuddingen aanleiding gaf; eerlang kwam, op verzoek der regering , een Keizerlijke Gevolmagtigdc, charles bojsot, in de ftad, die eenen Franfchen Predikant vaultrin, die tot hier toe in de ftad in het geheim gepredikt had , daar uit verdreef, noemende hem een' guit, die de leerftellingen van luther, melanchthon, bucerus en calvin aangeprezen had. Den volgenden dag, den i3den October 1543» werd een Plakaat afgekondigd, waarbij alle Boeken, en bij name Pfalmen en Gezangen onder zware ftraffen verboden werden, zoo men voorwendde, om het misbruik , hetwelk daar van gemaakt werd. Doch reeds vroeger, op Paaschdag, den 25ften Maart 1543, was ir een droevig treurfpel gefpeeld. Omtrent tweehon3erd ingezetenen van Metz, mannen en vrouwen, hadden zich naar het bovengemeld Kasteel Gorfa jegeven , om het Avondmaal te ontvangen. De Roomsch-  GESCHIEDENIS. 179 Roomschgezinden, hier op loerende, bragten te weeg, dat d'aümale, Zoon van den Hertog van Guife, met eene bende Ruiterij deze lieden onder weg overviel, fommigen doodde en anderen in de Moezel drijvende; de vrouwen, en onder deze eenige, die zwanger waren, werden fchandelijk misbruikt, en eenige mannen, die de flagting ontkomen waren, maar op de vlugt werden ingehaald, werden digt bij de Rad aan de boomen opgehangen; flechts eenige weinigen bergden zich in het Kasteel, in hetwelk een garnizoen van furstenberg lag. De Proteftantfche Vorsten beklaagden zich ten ernftigtte bij den Koning van Frankryk , over deze wreedheid en gewelddadigheid. De Koning antwoordde fchriftelijk, den 27ften Mei 1543, dat, hetgeen gebeurd was, zonder zijn weten was gefchied, en door den Graaf van furstenberg, op eene hatelijke wijze, was vergroot, ook dat het Kasteel van Gorfa aan hem behoorde enz. Voorts zijnen Brief met alle betuigingen van vriendfchap voor de Vorsten eindigende. De regering van Mets verfchoonde zich, dat zij van deze zaak niets geweten hadden, en dat zij de genen, die te Gorfa geweest waren, niet voor hare Burgers erkende . maar als ballingen aanmerkte, en voorts , dat de plegers van dit ftuk eene partij roovers en vagebonden waren geweest, welke te ftraffen zij niet in hare magt had. Niettegenftaande zoo harde vervolgingen, breidde zich de leere der Hervorming meer en meer in Frankryk uit, zoodat ook hier het zeggen van eener M a dei na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Voort» g-ngdef Hen örniing»  »n C. G Ja?ri5i7 tot 1552. clement MaKui'. 180 KERKELIJKE der ouden bevestigd werd, dat bet bloed der Martelaren het zaad der Kerke is (*). Niet allen nogtans, die in nood kwamen, bleven ftandvastig bij hun geloof. De hier voor gemelde frans l'andre, die op de hem voorgelegde artikelen dubbelzinnig had geantwoord, in de gevangenis geworpen, en in tegenwoordigheid van den Koning zeiven te St. Cermain ondervraagd zijnde, herriep zijne gezegden, beloofde, in het vervolg, gehoorzaam te zullen zijn aan de Kerk, en erkende de hem voorgefchrevene artikelen voor waar en godzalig. Op gelijke wijze had cxaudius espenceus, een vermaard Leeraar onder de Roomschgezinden , in zijne preeken verfcheidene dingen voorgedragen, over het Vagevuur, den dienst en de overblijffelen der Heiligen, welke aan de Sorbonne niet konden behagen, die hem noodzaakte, hetzelve in eene preek openlijk te herhalen, en zich omtrent deze ftukken duidelijk ten genoege der Sorbonne te verklaren. Twaalf jaren daarna belette hem dit gebeurde, dat hij door Paus paulus IV niet tot Kardinaal verkozen werd, gelijk de Paus voornemens was, en hij verwachtte (f). Te dezen tijde leefde in Frankryk clemlnt marot, die onder de eerfte Franfche Dichters dier eeuw gerekend wordt. Deze, een begin gemaakt heb- (*) prudent. Uymno VII. itt£t &$etwv vs. Sr. tertullian. Apologet. Cap. 45. (f) thuan. Hifi. Libr. XVI. ad ann. 1555. ap. cerdes T. IV. p. 152.  GESCHIEDENIS. 181 hebbende, met het berijmen der Pfalmen in het i Fransch, werd door den dood belet, zijn voornemen te volbrengen, na de eerfte vijftig Pfalmen in Franfche Dichtmaat te hebben overgebragt, de overige zijn door theodorus beza voltooid, en tot in onzen tijd in de Franfche Kerken gezongen geworden, marot , de dertig eerfte Pfalmen voltooid hebbende, droeg dezelve aan den Koning op, die bevel gaf, om dezelve te drukken; doch fpoedig geraakte marot hier over in moeijelijkheid met de Godgeleerden der Hoogefchool, zoodat hij zich genoodzaakt zag in het jaar 1543 naar Geneve de wijle te nemen, nogtans, alzoo zijne levens wijze niet ftrookte met zijne geleerdheid, was hij genoodzaakt, Geneve te verlaten, waarna hij onder oogluiking van den Koning van Frankryk in Piemont geleefd heeft tot aan zijnen dood. Terwijl francois I. de vervolging zijner Euan» gelifche onderdanen niet flechts duldde, maar door gedurig herhaalde Plakaten met zijn gezag bekrachtigde, ten einde den Paus te behagen, ftrooiden zijne Zendelingen in de Proteftantfche landen uit: dat hij tot de Euangelifche leere genegen was; ja, toen zijn tweede Zoon, karei, , Hertog van Or/eans, Luxemburg,had veroverd, zond deze een' Gezant aan den Keurvorst van Sakfen en den Landgraaf van Hesfen, die toen te Frankfort vergaderd waren (*), te kennen gevende: „ Dat hij de Hervorming, (*) De Volmagt en Inftructie voor den Gezant is te vinden ia de Bijlagen op gerdes T. IV. j». 17. M 3 ia C. G. [aar K'7. ot 1552- Dubbelzinnig gedrag van francois 1.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Wreed heid gepleegdlegende Hervormden te Meaux. 18a KERKELIJKE ming, welke zij volgden, insgelijks omhelsde , en dezelve wilde laten leeren en befchermen in het Hertogdom Luxemburg, hetwelk zijn Vader aan hem zou fchenken, hij verzocht met hen in verbond te komen, en tevens hunnen bijftand in de zaak van den Godsdienst, welke zoo veel te eer ook in Frankryk zou worden aangenomen, hoe fpoediger het verbond tusfehen hen en den Koning zijnen Vader gefloten zou wezen. Doch dewijl 's Konings gedrag openlijk onbeftaanbaar was met deze vleijende woorden, Helden de Proteftantfche Vorsten weinig vertrouwen in dezelve. Wat er zij van de gevoelens van den Hertog van Orleans, kan te minder met zekerheid gezegd worden , alzoo deze reeds in het jaar 1545 onverwachts, na eene ziekte van weinige dagen, in den ouderdom van flechts XX11I jaren, kwam te overlijden. Wat er van francois zeiven voor de Proteftanten te wachten was, leerde de droevige ondervinding door de zware vervolging der Waldenzen, van welke wij hier voor reeds gewaagden , maar ook de ontzettende wreedheid, welke tegen de Hervormden van Meaux iii het jaar 1546 gepleegd werd. Wij hebben verhaald, hoe de gemeente aldaar al vroeg verdreven is geworden, evenwel bleven er nog godsdienftige menfchen in die ftad overig, die in het geheim bijeenkomften hielden, in een of ander bijzonder huis, of in de eene of andere fpelonk of eenzaam bosch buiten de ftad. Dus hadden omtrent 60 Burgers eene kleine gemeente opgerigt, en sich eenen Leeraar verkozen, pierre le cleucq, een  GESCHIEDENIS. 183 een Wolkammer van zijn ambacht, die voor hen predikte en op zekere beftemde dagen het Avondmaal aan hen bediende. Dit kon echter niet lang verborgen blijven, voornamelijk toen de gemeente wel tot 3 of 400 leden aangroeide, zoo uit de gemelde ftad als de omliggende dorpen, die in het huis van etienne mangin, een goed oud man , gewoon waren bijeen te komen. Op den 8ften September 1546, werd eene zoodanige vergadering onverziens overvallen, terwijl men onder haar bezig was, het Avondmaal te bedienen s en ten getale van 62 perfonen, zoo mannen als vrouwen , benevens den Predikant, gevangen genomen en naar Parys gevoerd, alwaar zij gevonnisd werden , om weder naar Meaux gevoerd en daar op de markt geftraft te worden. Veertien van deze ongelukkigen, en onder dezen de Predikant, aan zoo vele ftaken gebonden, werden aan de vlammen opgeofferd, nadat aan fommigen van hen de tongen waren uitgefneden, de overigen werden gegeesfeld , gebrandmerkt, met ftokflagen mishandeld en gebannen. Het huis van mangin werd met den grond gelijk gemaakt, en daar ter gedachtenis een Kapelletje gebouwd, in hetwelk eiken donderdag de Mis zou gevierd worden, tot onderhoud en kosten hiervan werden de. verbeurdverklaarde goederen dezer ongelukkigen beftemd. Den volgenden dag werd een algemeene omgang , ( Procesfie,) gehouden. Deze Procesfie op de markt gekomen , beklom picard , een Leeraar van te Sorbonne, eene foort van predikftoel, welke men had opgeflagen, en was onbefchaamd genoeg, om tegen de ter dooc M 4 ge ia C. G. Jsn-1517. rot 1552.  *84 KERKELIJKE na C. G. ]aari5i7. tot 1552. Dood van FRANC'JlS L gebragten met razen en tieren uit te varen, en het omdaande volk voor te houden, dat men noodzakelijk gelooven moest tot zaligheid , dat zij , die daar de ftraffe geleden hadden, tot in den onderden afgrond der hel verdoemd waren, en dat, indien een Engel van den hemel daalde, en het tegendeel verkondigde , men deszelfs getuigenis zou moeten verwerpen, ja zoo ver ging 's mans razernij en woede , dat hij zeide: God zou geen God zijn, indien hij hen niet voor eeuwig verdoemde! Niet heel lang daarna, den laatflen Maart 1547, overleed Koning francois I, na eene regering van 32jaren. Hij had, flechts eenige weken te voren, de tijding gekregen van den dood van iif.ndrik VIII, Koning van Engeland, welke tijding hem diep getroffen had, dewijl hij, maar weinig jonger zijnde dan hendrik, door deszelfs dood, bepaald werd, te denken, dat ook de zijne niet ver af kon wezen. Het volgende verhaal van thuanus (*) is nierkwaal dig genoeg, om hier eene plaats te vinden. petrus castellanus , Bisfchop van Mascon, hield de Lof- en Lijkrede op den overledenen Koning, en zeide onder anderen in dezelve: Dat hij hoopte, ja voor zich geloofde, dat des Konings ziel, na een heilig leven op deze aarde, terdond in den hemel was opgenomen , zonder de zuivering van het Vagevuur noodig te hebben gehaat. Eenige Leeraars der Sorbonne, die hem reeds haatten, omdat hij den geleerden Boekdrukker rocert stëphanus (*) ffiji Libr. Hl, fd. i 8.  GESCHIEDENIS. 185 nus tegen hen in befcherming genomen had, namen n: deze gezegden op, als of de Bisfchop weinig geloof ï' floeg aan de geheele leere van het 'Vagevuur , en . vervoegden zich ten Hove , om deswegens hunne befchuldigingen bij den nieuwen Koning in te brengen. Maar jan mendoza , die een aanzienlijk ambt ten Hove bekleedde, zeide hun: „ Ik weet, waarom gijlieden hier gekomen zijt; te weten, gij verfchilt met castellanus , waar toch de ziel van onzen besten Heer frans zich thans wel bevinde. Maar, dewijl ik hem zeer goed gekend heb, dat hij altijd van dien aard is geweest, dat hij niet lang op ééne plaats, al was dezelve vermakelijk en gemakkelijk , gewoon was te vertoeven ; zoo kan ik ulieden verzekeren, dat ik van gevoelen ben , dat hij niet naar het Vagevuur gegaan is, om zich daar op te houden, maar op zijn best, om er, gelijk zijne gewoonte was, zich in het voorbijgaan een glas wijn te laten geven." De Leeraars der Sorbonne uit dit gefprek genoeg bemerkende, dat castellanus ten Hove gezien was, keerden befchaamd terug en lieten hunne befchuldiging tegen hem varen. Deze waren de beginfelen der Hervorming in Frankryk, waarbij is aan te merken, dat de eerfte Franfche Proteftanten allen overeenftemden , in het verlaten van de Rocmfche Kerk, doch voor het overige niet kunnen gezegd worden , Lutheranen geweest te zijn, die de Augsburgfche Geloofsbelijdenis omhelsden; zulke zijn er wel onder hen geweest, maar doorgaans volgden zij, hetgeen zij oordeelden waarheid te zijn, zonder zich aan eene eenparige M 5 be- C. G. ansi7» t 1552* De Hervormdenin Frr.nkrykHugenoten genoemd.  na C. G Jaarisi /. tot 1552. i36 KERKELIJKE belijdenis te binden. De nabuurfchap van Geneve , Laufanne en andere Heden, die de leere van calvin hadden aangenomen, benevens den ongelooflijken ijver van dezen grooten man en zijne twee ambtgenooten farel en beza , had vervolgens eenen zeer krachtigen invloed op de Franfche Kerken, zoodat zij, omtrent het midden dezer eeuw , allen, geene .uitgezonderd , in de broederlijke gemeenfehap met de Kerk van Geneve traden. Sedert droegen de Hervormden in Frankryk den naam van Hugenooten , welke het eerst gebruikt gevonden wordt in de Registers der Proviucie Languedok, in eenen Brief van den Graaf villars , die daar het ambt van algemeenen Stedehouder bekleedde,' gefchreven aan den Koning van Frankryk en gedagteekend den 11 den November 1560. Het is onzeker van waar deze benaming haren oorfprong heeft; wordende dezelve van fommigen afgeleid van eenen Koning hugo, van wien men in Touraine plag te beuzelen, dat hij bij nacht rondreed , de menfchen af klopte en wegvoerde, waarom die naam hugo aldaar zou betekenen: Menfchen, die bij nacht over ftraat hopen; en vermids de eerfte Proteftanten , gelijk de eerfte Christenen, uit vreeze voor vervolging, dien tijd tot hunne godsdienftige bijeenkomften verkozen hadden, zou hun deze fpotnaam Hugenooten door hunne vijanden gegeven zijn. Anderen leiden den naam af van eenen hugo aubriot , Provoost van Parys, die in het jaar 1381 als een Ketter veroordeeld zou zijn. Wederom anderen meenen, dat zij zelve zich dien naam gegeven heliben,  GESCHIEDENIS. 187 ben, en dat dezelve flechts eene verbastering zij van het Hoogduitsch, Eidgenosfen, Eedgenooten, hetwelk de benaming was van een gedeelte der inwoneren van Geneve, die met de Zwitferfche Kantons in verbond traden, met oogmerk , om hunne vrijheid te handhaven tegen de ondernemingen van karei, III, Hertog van Savoye. — Hunne algemeene benaming, met welke zij ook buiten Frankryk bekend zijn, was die van Gereformeerden , Reformès of Hervormden. hendrik II volgde zijnen Vader op in de regering. Het eerfte, hetwelk hij verrigtte , was , dat hij, volgens de begeerte van zijn vader, onderzoek liet doen naar de (lichters van den moord der weerlooze Wddenzen te Merindol en Kabrieres. Doch men wist de uitvoering zijner bevelen ligtelijk te leur te (lellen, zoodat de fchuldigen meestal vrijliepen, alleen werd eene guerin, Advokaat des Konings in het Parlement van Provence, die geen' voorfpraak aan het Hof had, geftraft. Ondertusfchen ging de vervolging tegen de Hervormden haren gang. Toen hendrik in het jaar 1549 zijne intrede in Parys deed , werden eenige Hervormden ter ftraf uitgevoerd en verbrand , en door hem een Plakaat uitgevaardigd, waarin hij te kennen gaf, dat hij den ouden Godsdienst verdedigen en die verderfelijke ketterijen uitroeijen zoude. Hij werd daar toe niet zoo zeer door ijver voor den Godsdienst gedreven, als wel door de opftokingeti vnn diana de poitiers, Hertogin van Falentinois, zijne bijzit. Het Plakaat werd in het volgende jaai *55« na C. G, [aan 517. tot 1552. HENDRIK II woidt Koning. Vervolging der Hervormden. i  naC. G Jaari517 tot 1552 188 KERKELIJKE 1550 vernieuwd , en daarbij eene ftraf vastgefteld tegen de Regters, die te nalatig zouden bevonden worden in de Hervormden op te zoeken en te ftraffen; in het jaar 1551 volgde weder een ftreng Plakaat, toen de Koning in oorlog was met den Keizer, en zich ook tegen den Paus toerustte, opdat namelijk de Hervormden uit deze gebeurtenis geen moed zouden vatten, of de Koning befchuldigd worden, als wilde hij van Godsdienst veranderen. Wij kunnen alle de voorbeelden der geoefende wreedheid hier niet aanhalen , ééne en andere bijzonderheid aangevoerd te hebben, zal genoeg zijn. Dus werden er in het jaar 1553 te Lions negen lieden ten vure verwezen, niettegenftaande de nadrukkelijke voorfpraak van die van Bern, op wier kosten vijf van deze lieden te Laufanne geftudeerd hadden. Een ander, louis marsac, die in krijgsdienst was, als hij veel uit de Heilige Schrift aanvoerde, kreeg van des Konings Bevelhebber dit zonderling befcheid: „ Dat er maar twee Euangelisten zijn, mattheus en joannes ; dat de overigen , als ook paulus , flechts lapwerk (centones) hebben gefchreven, en, ten ware de Leeraars der Kerk zoo veel gezag aan paulus toefchreven, dat hij deszelfs Brieven niet hooger zou achten, dan de Fabelen van Efopus (*)." In het jaar 1555 beval hendrik II bij een nieuw Plakaat, dat de genen , die door eene Kerkelijke Regtbank om hun geloof veroordeeld waren , terftond en zonder uitflel ter dood zouden gebragt wor« (*) SLEIDAN. Llbr. XXV.  GESCHIEDENIS. 189 worden, doch het Parlement van Parys weigerde, dit bevel in deszelfs Registers aan te teekenen , als flrijdig met het Franfche Regt, hetwelk van vonnisfen van lager Pvegtbanken beroep op hoogere vrij* liet. Het Parlement nam de vrijheid hierbij deze aanmerking te voegen: Dat de Kerk niet met vuur en zwaard, maar door onderwijs en leering behoorde verdedigd en voortgeplant te worden , dat daarom alle zulke geweldige middelen mishaagden , en ook geene verbetering der dwalen den te wege bragten (*). Evenwel bedaarde de vervolging niet; in het jaar 1557 viel het graauw te Parys een huis aan, alwaar de Hervormden eene vergadering hiel den, de Schout op deze beweging aankomende , nam 80 mannen en vrouwen, thuanus zegt 120. gevangen, terwijl men opzettelijk de oude lasteringer der Heidenen tegen de eerfte Christenen, vernieuwde van fchaamtelooze ontucht, kindermoord enz. er alhoewel door openlijke verantwoordingen , wel ke ook aan den Koning gezonden werden , d( valschheid en ongerijmdheid van deze uitftrooifelet werd aangetoond, werd nogtans het vonnis dei doods, op last van den Koning , niettegenftaandf de tegenkanting van het Parlement, tegen deze onfchuldige lieden uitgefproken, en ingevolge van het zelve velen verbrand, terwijl fommigen de uitvoering van het vonnis met geld afkochten. Zelfs beproefde men in het jaar 1558, om de In quifitie in te voeren, hebbende de Paus reeds drii Kar O SLEIDAN. Libr. XXVII. na C. Gé faaris F7. tot 1553. 1 1 Poging, , om de In-  na C. G. Jasrisiz. tOt ISS»4 quifitie in te voeren. Eenige Parlementsleden in hechtenis 190 KERKELIJKE Kardinalen tot Geloofsonderzoekers in Frankryk benoemd. — Dit ontwerp bad echter geen' voortgang, door den tusfdieninvallenden oorlog met Spanje, en om andere redenen; zelfs werden door het geheele Rijk lteeds nieuwe Gemeenten der Hervormden geflicht, en de Hervorming door mannen van aanzien beleden. Wanneer er over eenen vrede tusfehen de beide Koningen gehandeld werd , waarbij granvellli en de Kardinaal van Lotharingen de onderhandelaars waren , gaf de eerstgemelde aan dezen laatften, ten bewijze, hoe zeer Frankryk met ketterij befmet was, te kennen, dat andelot , Bevelhebber onder het Voetvolk, Broeder van den Admiraal de coligny, aan zijnen Broeder een Boek had gezonden tegen de Mis. andelot hier over door den Koning, bij wien hij in hooge gunst ftond, ondethouden zijnde, antwoordde rondborfiig, dat de Mis , als een offer voor levenden en dooden, hoonende zij voor het eenig offer van christus , en een verfoeijelijk verdichtfel, uit menfchelijk welgevallen verdicht, of gelijk thuanus in het gemeen vermeldt, hij antwoordde den Koning naar de leere van calvin, maar niet naar den wenscli des Konings. d'andelot werd in hechtenis genomen, maar kort daarna echter weder in des Konings gunst en in zijnen post herfteld. Nadat de vrede met Spanje gefloten was , deed de Koning, wieft men aangebragt had , dat zelfs foromige leden van het Parlement van Parys niet afkeerig waren van de Hervorming , in perfoon in het Parlement veifchenen zijnde , naar de waarheid hiir  GESCHIEDENIS. 191 hier van onderzoek; eenige Parlementsleden waren nu opregt genoeg, om den Koning onder het oog te brengen, dat men met de ftrafoefeningen behoorde op te houden, en dat er eene algemeene Kerkvergadering behoorde zamen te komen, opdat men zeker ware, wat men voor Ketterij te houden had. De Koning, over deze vrijmoedigheid vertoornd, deed terftond anne de bourg, een' uitmuntend man, louis du four , ant. FUMéE , paul de foix en andere leden van het Parlement in hechtenis nemen, voornemens zijnde, hen ten ftrengfte te doen ftraffen; anne de bourg werd door den Bisfchop van Parys, wien de Koning deze zaak, ftrijdig met de voorregten van het Parlement, had aanbevolen , ter dood veroordeeld, terwijl de Koning nieuwe bevelen aan al de Parlementen van het Rijk liet afgaan, dat zij de vervolging ten fterkfte zouden doorzetten , onder bedreiging, dat zij anders zelve de ftraf zouden moeten ondergaan. Doch de Koning werd fpoedig geftuit in den loop van zijne hevige vervolging, daar hij, in j 559, in een Tournoifpel, door het breken van eene Lans, met den Graaf van mongomery, waar van hem een fplinter door het vizier van zijn' helm in het oog vloog, gevaarlijk gewond werd, waaraan hij, onder de hevigfte pijn, overleed. Men verhaalt, volgens thuanus, dat hij gezegd zou hebben: Dat hij vreesde, tegen de Raadsleden eenige onregtvaardigheid begaan te hebben, doch deze Gefchiedfchrijver durft voor de waarheid hier van niet inftaan. Zeker is het, dat de Koning te voren onder verwenfchingen gezegd zal heb- na C. Gi faari5i7tot 1552. Dood van HENDRIK ii.  naC. G. tot IS52- ANNE DE BOURG verbrand. Eerfte nationaleSijnode der Hervormden, 192 KERKELIJKE hebben: Dat hij de bourg met zijne oogenzou zierf verbranden! Evenwel ontkwam de gemelde waardige man den dood niet; dewijl hij reeds door den Bisfchop van Parys, gelijk gezegd is , veroordeeld was , en zijne vijanden de voltrekking van dit vonnis verhaastten. Om den dood te ontgaan, had hij eene Geloofsbelijdenis op raad zijner vrienden ingeleverd , die ten minlte dubbelzinnig was, maar hij herriep dezelve weder, en gaf eene andere breedvoerige en duidelijke over, waarop hij in dat jaar 1559 n°g verbrand werd, onder het herhalen dezer bede : Mijn God verlaat mij niet, opdat ik u niet verlate!" In het gaan naar de firafplaats, zeide hij tegen het Volk: „Ik ben hier niet als een ftruikroover of moordenaar, maar alleen om den wil. van het Euangelie;" boezemende aan velen de gedachte in, gelijk juezeray zegt, dat het geloof, hetwelk een zoo eerlijk en bij uitftek verftandig man beleed , niet kwaad kon zijn. De overige met hem gevangene Parlementsleden werden wederom in vrijheid gefield. Te midden van de woede der vervolgingen waren nogtans de Gemeenten in Frankryk in getal dagelijks toegenomen en ingerigt, naar het voorbeeld der Kerkenorde, welke calvin te Geneve had ingevoerd. Deze Gemeenten hielden, nog bij het leven van Koning hendrik II, in het jaar 1558, met verachting van alle vreeze des doods, hare eerfte nationale Sijnode te Parys, in welke antoine sadeil , Leeraar der Paryfche Gemeente, Voorzitter was, en in het jaar 1559 in dezelve ftad , onder het  GESCHIEDENIS. 193 het Voorzitterfchap van frans morell. In dezelven beraamden zij hare Kerkeorde en tucht, en ontwierpen eene algemeene Geloofsbelijdenis der Franfche Kerken. Door den dood van hendrik II verviel de kroon van Frankryk aan deszelfs oudftenZoon, francois II, een' jong Vorst, zwak van ligchaam en van geest, waarom zijne Moeder katharina de medicis het bewind van zaken in handen nam. Onder de regering van hendrik II. had de Familie van guise uit het Huis van Lotharingen zich den voornaamften invloed in de regering weten te verkrijgen; de hoofden van dit gedacht waren zes in getal , hoewel flechts de beide eerften moed en krachten hadden, om iets te kunnen ondernemen ; frans , Hertog van guise, de Kardinaal van lotharingen, de Hertog van aumale , de Kardinaal van guise , de Marquis d'elboeuf, en de Groot-Prior. Dc Prinfen van den bloede, naijverig over dezen invloed der Guifen, maakten eene tegenpartij ten Hove uit; deze waren : antoine , Koning van Navarre , Louis , Prins van Condé, de Hertog van Montpenfier, de Prins van de la Roche fur Ton. Onder de vrienden en aanhangers van dezen telde men der Admiraal de coligny, en deszelfs Broeder, benevens zijn' Schoonzoon teligny en andere voorname mannen. De Koningin Moeder, eene listige er ftaatzuchtige vrouw, vond in het eerst geraden , d< Guifen te vleijen, die, uit Staatkunde, ten eindt het Spaanfche Hof, den Paus en de magtige Gees lelijkheid voor zich te winnen, zich,aan het hooft Herv. II. N de ia C. G. faarisi7. tot 1552. Staat van denGods dienst onder FRANCOIS II. 1 l t  na C. G. Jaansi7 tot 1552, 194 K E R K E L IJ K E der Roomschgezinden (telden, en in de tegenwoordige inrigting der Roomfche Kerk geene verandering wilden toelaten; ook meenden zij, door het vervolgen der Hervormden, de partij van condc; of der Prinfen te zullen onderdrukken. Deze integendeel moesten met de Hervormden zich verfterkcn, en die naauwer aan zich verbinden. In den grond echter was het toenmalige Hof in een diep verderf van zedeloosheid gezonken; de Admiraal coligny en zijn Broeder waren genoegzaam de eenigen ender de bovengemelde hoofden der partijen, die gevoel voor waarheid en regt hadden behouden, en de nieuwe leer niet alleen met den mond beleden , maar ook met der daad beoefenden. Overigens werd de Staatzucht gehuld in het kleed van ijver voor den Godsdienst, en de hevige bewegingen en fchokken , welke Frankryk in de volgende jaren op den rand van het verderf bragten, door Burgeroorlogen , hadden haren oorfprong ruim zoo veel in de verfchillende partijen en beginfelen der Staatkunde, als van den Godsdienst. Ondertusfchen werd te Nantes eene zamenfpanning gefmeed tegen de Guifen, om dezen van hun gezag te ontzetten, en den Koning uit hunne magt en invloed te verlosfen, en hen voor de Staten van het Koningrijk te regt te ftellen. Dit ontwerp aan de Guifen ontdekt zijnde, voordat het werkftellig kon gemaakt worden, voerden zij den Koning naar Amboife, hetwelk een fterk Kasteel had. De zamengezworenen befloten nogtans hun oogmerk uit te voeren, en trokken gewapend naar Amboife, doch zij  GESCHIEDENIS. 195 zij werden overvallen, gedeeltelijk gedood, velen gevangen genomen , en allen verftrooid. Velen der gevangenen werden als oproermakers ter dood gebragt, eenigen onthoofd, anderen uit de venfters van het Kasteel opgehangen , anderen in de Rivier geworpen. Deze opftand had evenwel dit gevolg, dat de Guifen met de Hervormden een' tijd lang zachter te werk gingen, de Kardinaal van Lotharingen liet zich met fommige Euangeliedienaren in gefprekken in, in hoop, dat hij hen dus van de zijde van coNDé zou aftrekken. Ook werd er een Koninklijke Staatsraad gehouden, in welken gehandeld werd over de noodzakelijkheid eener Hervorming, over het bijeenroepen eener nationale Kerkvergadering; indien eene algemeene geenen voortgang zou hebben. In dezen Staatsraad fpraken jean monluc , Bisfchop van Valentinois, charles mazellac, Bisfchop vanHenfte, en inzonderheid de Admiraal caspar de coligny rondborflig, ook leverde de laatfte bij den Koning twee verzoekfchriften in, uit naam der geloovige Christenen, die door het Rijk verftrooid waren, daarbij verzekerende, dat zij zich, meer dan 50,000 fterk, voor den Koning zouden vertoonen , indien deze zulks begeerde. Het befluit, door dezen Raad genomen, behelsde, dat men eene vergadering der algemeene Staten des Rijks bijeenroepen, en indien men geene algemeene Kerkvergadering kon verkrijgen, eene Nationale houden zou, en dat ondertusfchen alle vervolging en ftraffen zouden ftilN 2 ■ ftaan, 11a C. G. [aari5i7. ot 1552.  na C. G Jaari5i7 ioc 1552, BEZA worde ontboden aan het Hofvan Navarre. 196 KERKELIJKE ftaan, uitgezonderd tegen de genen, die de wapenen opgevat, en opftand gemaakt hadden. Ondertusfchen fteide de Prins van Condé alles in het werk, om de Hervormden, die geene ftaatkunde van hem verwijderen kon, te vertierken en naauwer aan zich te verbinden. Tot bereiking van dit oogmerk, zou niets meer hebben kunnen dienen, dan dat hij zijnen zwakken befluiteloozen Broeder antoine, Koning van Navarre, ook voor de nieuwe leere won. De vrouw van dezen Vorst, jeanne d'albret , was eene ijverige voorftanderesfe van dezelve, zoodat zij eenmaal, wanneer men tot haar fprak, om, voor het uitwendige, in de Misfe te gaan, met levendigheid het heldhaftig antwoord gaf: „ Zoo ik in mijne ééne hand mijn Koningrijk Na» varre, en in de andere mijnen Prins, (haren „ Zoon, namaals hendrik IV,) kon houden, ik wierp eer beide in zee, dan dat ik in de Misfe „ ging." Maar de Koning van Navarre voedde zich met de hoop, dat hij dat gedeelte van zijn Koningrijk, hetwelk aan de andere zijde der Pyre» tie'éii lag, en hetwelk ferdinand de Katholieke naar zich genomen had, wederom zou krijgen , gelijk pilips II hem in die hoop verfterkte, indien hij het Roomfche Geloof bleef aanhangen. Als antoine eens, in een' regt boozen luim , wegens de misleidingen van filips , zich te Nerac bevond, drong de Prins van Condé benevens de Koningin bij hem aan, dat hij den beroemden Hervormden Redenaar theodore de beze uit Geneve te  GESCHIEDENIS. 19? •te Nerac bij zich zou ontbieden, en als hij daar in fcheen toe te ftemmen , ontboden zij beza naar Nerac, verzoekende tevens aan den Raad teGeneve, om beza verlof tot deze reis te geven, beza, hoe gevaarvol ook deze reis midden door Frankryk voor hem ware, ondernam dezelve echter in het jaar 1560, en kwam gelukkig te Nerac aan, alwaar hij door zijne welfprekendheid wel den Koning verbaasde, maar echter denzelven niet voor de hoofdzaak winnen kon. theodorus beza Of de beze , Opdat Wij den Lezer dezen beroemden man een weinig nader leeren kennen, werd den 24ften Junij 1519 te Vezelai, eene kleine maar verfterkte ftad in Bourgogne, „waar zijn Vader Baljuw was, geboren. Zijn Vadei fchijnt een braaf man, maar noch geleerd, noch rijk geweest te zijn; zijne Moeder was eene zeer moe dige, en wel onderwezene vrouw, die door han bedrevenheid in de Genees- en Heelkunde voor d( bewoners van hare kleine ftad zeer weldadig werkte Van de beide Ooms van den jongen theodoruj was de één Lid van het Parlement van Parys , di ander Abt van Froidtnorts, beiden zonder kinderen De Parlementsraad nam hem , nog een zuigelinj zijnde, met toeftemming zijner ouderen, tot zich om hem als zijn' Zoon op te voeden. Zijne Moe der bragt hem zelve naar Parys, en ftierf, voorda hij nog den ouderdom van drie jaren bereikt had In December 1528 werd beza door zijnen Oor naar Orleans gezonden , om bij den geleerden mel chior wollmar opvoeding en onderwijs te on N 3 vat ia C. G. [aari5i7. rot 155». THEOD. BEZA. » t 1 1-  oa C. G Jaarisi; tot 1552 193 KERKELIJKE , vangen, die hem ook met zich naar Bourges nam, 1 toen hij derwaarts beroepen werd, om de Griekfche Taal te onderwijzen. In Bourges leerde beza calvin kennen, en ontving van dezen en van wollmar zeiven zuiverder begrippen van den Godsdienst. Ondertusfchen was de omgang met calvin toen van geen langen duur, dewijl calvin zich kort daarna naar Parys begaf, en vervolgens, gelijk wij in zijn leven gezien hebben, Frankryk ruimen moest, wollmar werd in het jaar 1535 naar Tu~ hingen geroepen, en daar als Wurtembergfche Raad aangefteld. Deze zou gaarne zijnen kweekeling hebben medegenomen, maar beza was door te fterke banden aan zijn vaderland verbonden, en bleef in Frankryk, en bij de oude leer. Op begeerte van zijnen Oom keerde hij naar Orkans, om daar in de Regten te Ouderen. Hier begon eeze zijnen aanleg als Dichter te openbaren, en verwierf zich daardoor de achting en kennis der aanzienlijkfle mannen te Orkans; deze kennis kan op zich zelve genoeg reeds bewijzen, dat beza zich te dezen tijde geenszins aan lage losbandigheid heeft overgegeven, gelijk zijne vijanden hem afgefchilderd hebben , offchoon hij hier niet zoo ftreng van zeden was , als naderhand in Geneve. Hij vervaardigde hier te Orkans het grootfte gedeelte dier losfe Dichtftukken, welke hij, in rijper jaren, heeft afgekeurd. Na een verblijf van vier jaren keerde hij naar Parys terug, waar hem de fchitterendfte uitzigten geopend werden. Jong en fchoon zag men hem overal gaarne , hij verkeerde in de luinerrijke kringen van het Hof, óm-  GESCHIEDENIS. Ï99 omgeven door ligtzinnige jonge adelijken. Het was dus niet te verwonderen, dat hij , gedurende verfcheidene jaren, niet dacht aan de belofte, welke hij aan zijnen leermeester wollmar had gedaan, van zich naar Duitschland. te zullen fpoeden. Ook zochten hem de Geestelijken voor hunne Kerk aan. „ Nooit echter," fchreef hij naderhand aan wollmar, „ heeft God mij zoo ver laten afdwalen, of „ ik zuchtte meermalen over mij zeiven, en behield „ mijnen wensen, om het Pausdom eens eindelijk ,, geheel te verwerpen." Bij den ledigen tijd, welken hij hier te Parys had, maakte hij zich door de uitgave van zijne poëmata juvenilia, als een' voortreffelijk Latijnsch Dichter bekend , welke hij, eet hij Parys verliet , op verzoek van wollmar liel herdrukken. Ondertusfchen hebben hem deze ƒ»< venilia veel verdriet veroorzaakt, zoodat hij, hoewel vergeefs , naderhand gezocht heeft , dezelve geheel te verdonkeren. Zijne vijanden maakter er gebruik van, om zijne zeden en gedrag allerzwartst te maken, en zelfs hem de vlek van de fnoodfte en den mensch onteerende misdaad aan te wrijven. Doch om uit deze gedichten dit befluit t( trekken, moet men een Monnik zijn als claude de xaintes. Zoo beza in eene andere , dan onbe vlekte betrekking geflaan had met audebert , diei hij zoo hartelijke vriendfchap toedroeg, hoe had dai deze, destijds Advokaat voor het Parlement te Pa rys, naderhand Prefldent van het Parlement te Or kans, de algemeene achting, ook na dat zijn vriem N 4 10 na C. G. }aansi7. tot 1552. I t  zoo KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. tot de partij der Ketters was overgegaan, kunnen blijven genieten (*)? Te midden zijner verftrooijingen in de hoofdftad, vatte beza liefde op voor een deugdzaam meisje, hetwelk dezelve niet dan op eene eerlijke wijze dulden wilde. Hij begaf zich met haar in den echt, maar heimelijk, doch met belofte, om , zoodra de omltandigheden zulks zouden gedoogen, het huwelijk bekend te maken, waatin hij ook woord heeft gehouden. Deze vrouw bragt hem van zijne jeugdige ligtzinnigheid af, waarbij kwam, dat hij in het jaar 1548 eene zoo gevaarlijke ziekte kreeg , dat men (*) Hoe verfoeijelijk flecht is het dan, dat men, na twee en eene halve eeuw, zulk eene lastering durft herhalen? De boven Bl. 28. ook gemelde lanthier, (Les foyageurs en Suisfe, I Vde Brief, of de Reizigers in Zwitferland. I Deel, Bl. 15.) fchrijft: „ Men fpreekt hier te Geneve „ dikwijls van farel, van calvïn en van tiieodorus „ beza, maar men zegt niets van de Verzen, door dezen „ laatften in zijne jeugd vervaardigd. Amptector hunc „ et illam." — Het aanhalen van zulk eenen enkelen regel, zonder verder iets meer van den beroemden man te zeggen, — is het iets anders dan de boosaardigfte en geheel ongegronde aantijging in de gedachten te herroepen? Vraagt te regt met verontwaardiging een Ongenoemde in den Rccenfent , ook der Reeën/enten. IV. Deel, Bladz. 46 wijzende verders op sai.denus Otia Theol. L. I. Exerc. VIII. §. 24. ƒ>. 164. Men zie ook BAVLE V. AUDEEERT dl BEZA.  GESCHIEDENIS. 201 men aan zijn leven wanhoopte. Hij meende in deze ziekte eenen wenk der Voorzienigheid te zien , en deed eene gelofte, om de ftrenge zeden der HervormdeKerk, te gelijk met hare leer, aan te nemen, en zich tot zijnen Leermeester te begeven. Hij trad met zijnen vriend crispin in onderhandeling , om eenen boekhandel te Geneve te beginnen, en om de daartoe benoodigde penningen te vinden , verkocht hij verfcheidene van zijne Prebenden, waar over zijne vijanden vervolgens niet nalieten, hem verwijtingen te doen. Den zzücn October 1548 reisde hij met crispin naar Geneve, alwaar calvin hem bewoog, om zijn voornemen omtrent eenen boekhandel te laten varen, en zijne talenten ten nutte der Kerk te belteden. Hier op vertrok hij naar zijnen Leermeester wollmar te Tubingen. Doch als er intusfchen te Laufanne eene Hoogleeraarsplaats in de Griekfche Taal opengevallen was, en men dezelve gaarne aan beza wilde opdragen, bewoog calvin dezen, hoewel niet zonder moeite, om dezelve aan te nemen. Nu leide beza zich met ijver toe op de Hebreeuwfche Taal, en koos het Nieuwe Testament, benevens andere Schrijvers, tot het onderwerp zijner voorlezingen. Ook hield hij in de Franfche Taal voorlezingen over den Brief taan de Romeinen. • Van dezen tijd af deed calvin niets zonder beza; deze laatfte waagde het in het jaar 1550, als Keizer karel V. te dugsburg eenen Rijksdag befchreven had , dien Keizer een ge. fchrift te overhandigen, hetwelk een ontwerp beverse om de verfchillende partijen in den Godsdienst te N 5 bè¬ ta C. G. [aan 517. :ot 1552-  802 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. bevredigen , (de pace Chrhtianarum Ecclefiarum ctnftituenda confilium ad S. C&faream Majestatem et Romani imperii Status Augustae congregatos.") beza vereenigde zich voorts zoo naauw met calvin , dat hij deel nam in al de gefchillen, in welke deze was ingewikkeld , en hem in alles de hand bood , in zijne moeijelijkheden met hieronymus bolzec , die de Pelagiaan fche gevoelens tegen calvin waagde te verdedigen; hij nam ook de verdediging van calvin op zich in de zaak van mich. servetüs , en fchreef zijne Verhandeling: de hae* reticis a magistratu gladio pum'endis, (dat de Ketters door de Overheid met het zwaard geftraft moeten worden,) welke zoo veel tegenfpraak heeft ondergaan, en over welke wij in het vervolg gelegenheid zullen vinden, om iets naders te zeggen. Sedert was beza ijverig bezig, in de verfchillen tusfehen de Lutherfchen en de Zwitfers , over het Avondmaal, om, ware het mogelijk, de eendragt en vrede te vestigen. Zijn ijver en geleerdheid maakten hem zoo geacht bij calvin , dat deze hem in het jaar 1559 den post van Rector der nieuw opgerigte Hoogefchool te Ceneve deed opdragen. Hier onderwees hij, nevens calvin, de Godgeleerdheid, en nam fpoedig daarop ook nog eene Predikantsplaats op zich. Na den dood van calvin was hij deszelfs opvolger, en bleef aan het fpits van alle Hervormde Kerken. Hoe edel en zuiver zijn ijver voor de Wetenfchappen en den Godsdienst was , bewees hij als Rector der Akademie, in zijnen ouderdom zelveii. In het jaar 1580 tot 1590 hadden de  GESCHIEDENIS. ao3 de tijdsomftandigheden den Staat van Geneve zoo i achteruit gezet, dat de uitputting der fladskas den . Raad noodzaakte, eerst eenige Hoogleeraars te ontflaan, en vervolgens het Hoogleeraarsambt in de Hebreeuwfche en Griekfche Talen, gelijk ook dat der Regtsgeleerdheid en Wijsbegeerte geheel af te fchaffen. Thans trad beza alleen voor allen op: Hij hield niet alleen zijne voorlezingen, voor welke men hem niet meer betalen kon, zonder betaling , nog fteeds voort, maar nam ook het werk der openflaande plaatfen gaarne en gewillig op zich. Dezen last droeg hij zoo lang, tot dat hij uit Engeland, waar hij, omflreeks dien tijd, aan de Akademie van Cambridge zijnen kostbaren Codex der Euangelien fchonk, eene aanzienelijke onderfteuning in geld voor zijne Akademie ontving, waar door de Raad in fbaat werd gefield, om de plaatfen , die hij tot dusver vervuld had, weder door nieuwe Hoogleeraaren te bezetten. In het begin reeds van dit zijn verblijf te Geneve voltooide hij het verdien [lelijk werk , hetwelk hij te Laufanne had begonnen, om de Franfche berijming der Pfalmen, welke clement marot ondernomen had, te vervolgen en te voltooijen. Niets bevorderde de fpoedige uitbreiding der Hervormde Kerk in Frankryk meer , dan deze Pfalm - berijming , die overal werd gezongen, en die de Koningin van Frankryk niet alleen zelve gaarne zong, maar ook door den Bisfchop monluc zeiven aan het Hof openlijk werd aanbevolen. De eerfle volledige uitgave derzelve verfcheen in het jaar 1560 te Lions met ia C. G. aari5i7ot 1552-  na C. G. Jaar 1517. toe 155a. soa KERKELIJKE met Koninklijk Previlegie in het licht. De naam van beza werd alom, waar men Fransch fprak of zong, bekend, zelfs de Koningin katharina de medicis leerde beza , over wiens godgeleerde kennis zij niet wist te oordeelen, als Dichter hoogachten. Deze roem van beza mengde hem eerlang in de zaken der Hervormden in Frankryk , alzoo de Grooten, die de zaak der Hervorming gunftig waren, fpoedig inzagen, dat deze Godgeleerde tevens geen ongefchikt Hoveling was. De verrigtingen van beza , ten voordeele der Hervormden in Frankryk, hier voorbijgaande, om die op hare plaats te melden, zeggen wij thans alleenlijk, dat beza , terftond na den vrede van Orkans, tusfehen de Guifen en de Prinfen van den bloede gefloten, in 1563, naar zijn vreedzaam Geneve fpoedde , alwaar zijne tegenwoordigheid te noodiger was, uit hoofde van den zwakken flaat van calvins gezondheid, welken grooten man beza in het jaar 1564 opvolgde, hoewel niet zonder het diepfte gevoel van het zwaarwigtige van dezen post; offchoon calvin zelf hem tot zijnen opvolger verzocht had als Voorzitter van den Geestelijken Raad, die tevens de flrengfle Regtbank der zeden uitmaakte, (als moderateur des affaires ecckjiastiques,) zoo verzette zich beza, wiens ziel geene eerzucht kende, daartegen, en verzocht openlijk daar van verfchoond te zijn. Eindelijk wisten zijne ambtgenooten hem te misleiden. Men werd het met hem eens, dat deze waardigheid voortaan, om het jaar, zou afwisfelen, en hij liet zich voor dat jaar ver- kie-  GESCHIEDENIS. üö5 kiezen; doch nu verkoos men hem alle jaren op nieuw, tot in het jaar 1580, wanneer hij het, door herhaalde voorflellingen , zich tevens op zijne hooge jaren beroepende, eindelijk zoo ver bragt, dat men hem dezen moeijelijken last ontnam , en deze waardigheid wekelijks door een' ander deed bekleeden, waar door echter het gewigt en de invloed derzelve tevens meer en meer afnam. Onbegrijpelijk groot was de zorg en ijver, welken beza befleedde, om de belangen der Kerk te behartigen; niet alleen door de leere van calvin te verdedigen tegen bijzondere perfonen, waar in hij zelfs door zijnen ijver fomtijds de palen der gematigdheid en verdraagzaamheid te buiten ging, zoo als in zijden twist met bernard ochino en sebastiaan castalio, maar ook door zijne pogingen voor de rust en vrede van de Kerken in Polen ; terwijl in tusfehen dringende zorgen te huis en in Frankryk hem bezig hielden, daar oorlog, pest en inwendige gefchillen het noodig maakten, dat hij al zijn gezas befteedde, om de eenheid der leere en der tucht t( bewaren, en het ongeluk zijner geloofsgenooten t( verzachten. Zoo zorgde hij voor de veiligheid vai Geneve, toen het leger, hetwelk de Hertog van Alh naar de Nederlanden voerde , in de nabijheid vat die ftad doortrok; toen de oorlog in Frankryk h het jaar 1567 weder was uitgeborsten, ftelde hij ali vlijt in het werk, om de ongelukkige vlugtelingei uit dat land veiligheid en zoo veel mogelijk eei goed onthaal te Geneve te bezorgen, niettegenftaan de hij verfcheidene keeren de ondankbaarheid de men ïaC. G. [aari5i7. :ot 155a.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 1 i j 1 1 1 206 KERKELIJKE menfchen ondervinden moest, voornamelijk van een' geleerd Jurist charpentier, wien hij een Hoog. leeraarsplaats in de Regten bezorgde, en geld leende, hetwelk beza zelf bij anderen te leen had moeten opnemen, en waar door hij in de grootfte verlegenheid geraakte, toen charpentier hem niets terug betaalde. Ja deze ondankbare, naar Parys terug gekeerd, bood zich daar aan, om de gruwelen van den St. bartels nacht te verdedigen, en voer in een gefchrift hevig tegen beza uit, dien hij als den Richter van alle onheil befchreef; waarop beza echter niets antwoordde, dan dat hij hem eens, in het voorbijgaan, eenen ondankbaren noemt, toonende dus, dat de bijzondere hem aangedane beleedigingen hem minder in drift deden ontfteken, dan de zaak der Kerk. Zijn Broeder, die na den dood zijns Vaders, Baljuw van Vefelai was geworden, kwam, toen die ftad door de Roomschgezinden bij verrasfing ingenomen was , naar Geneve vlugten, alwaar beza iem in zijn huis vriendelijk ontving; maar kort daar ia, nog in hetzelfde jaar, ftierf hij aan de pest, velke toen te Geneve woedde. Zoodra Vefelai door le Proteftanten herwonnen was, begaf beza zich n allerijl derwaarts, om voor de kinderen van zijten Broeder het overfchot van hunne bezittingen te edden. Bij deze gelegenheid hoopte hij ook zijne luster, die zich in een Klooster begeven had, over e halen, om met hem naar Geneve te gaan, of ten ninfte haar Klooster te verlaten. Maar zij wilde :ich tot het een noch ander laten bewegen. De  GESCHIEDENIS. £07 De bloedige oorlog was in Frankryk naauwelijks door eenen bedriegelijken vrede geëindigd, of de Franfche Herken liepen gevaar door inwendige verdeeldheid over de Kerketucht gefcheurd te worden; de edele befchermfter der Hervormden, de Koningin van Navarre , deed, ten einde de eendragt te bewaren, eene Sijnode te Rochelle bijeenkomen, en beza liet zich door haar bewegen, om zich derwaarts te begeven, en het was op zijn raad, dat men de bellisfing van het verfchil uitftelde, tot het eerstkomende algemeene Sijnode , hetwelk men befloot te Nismes te houden. Meer moeite kostte het hem, de eenigheid tusfehen de Franfche en Zwitferfche Kerken op dit Sijnode te Rochelle te bewaren. De Franfchen wilden in de belijdenis hunner Kerken, bij het artikel van het Avondmaal, gevoegd hebben de woorden: het ligchaam des Heeren zelfflandig, (fubftantialiter,) ontvangen. Dit was den Zwitfers, bijzonder die van Zurich, en allermeest den ouden bullinger , zeer tegen de borst. Na vele moeite gelukte het aan beza, beide de partijen tot vrede over te halen. Men merkt aan, tot eene blijk, hoe talrijk de Hervormden te Rochelle waren, dat na het afloopen van de Sijnode 10,000 menfchen het Avondmaal gebruikten. Een donker voorgevoel van den ramp der Kerken in Frankryk vervulde thans de ziel van beza, die te Geneve was wedergekeerd, toen de valfche katharina de medicis de Grooten van de Hervormde partij, door hare vleijerijen, aan het Hof zocht te lokken. Hij beproefde alle zijne welfpretendheid, om den Admiraal van daar terug te houden, maar ïaC. G. [aarisi7. :ot 1552.  £C8 KERKELIJKE naC. G. Jaar 1517. tot 1552. maar deze hield zijnen vriend voor al te vreesach» tig, en ging den dood te gemoet. De vrees van beza vermeerderde, toen zijne vriendin , de befchermfter der Hervormden, de Koningin van Na» yarre, ftierf. Maar toen hij vernam, dat men haren Zoon, ( hendrik IV. ) met eene Roomfche Prinfes in het huwelijk wilde doen treden, kon hij zich niet bedwingen, aan den jongen Vorst eenen vaderlijken vermaningsbrief te fchrijven (*), welke gedagteekend is uit Geneve den loden Julij 1570. De nacht van St. bartholomeus bevestigde maar al te fchrikkelijk het voorgevoel van beza. beza was geheel niet bijgeloovig, evenwel deden dit gruwelftuk, de gevolgen, welke men daar van kon voorzien, en de angftige bekommering van alle braven, met écu woord, de treurige tijdsomuandigheden, hem, uit eene in het jaar 1572 verfchn'nende Komeet, vermoeden , of niet het einde aller dingen, en de laatfte toekomst van jezus , thans aanuaande was, en hij wenschte, aangaande dit verfchijnfel , de meening der Astrologisten of Starrenduiders nader te verflaan (f). Deze gedachte maakte hem evenwel niet traag in het doen van al wat hij maar kon. Zijn huis Hond open voor de vlugtende Leeraars van zijne Kerk; zijne Predikatiën en verzoeken bewogen die van Geneve, om de ongelukkigen op te nemen en te verzorgen ; de (*) «eza Epist. 74- mi1" (t) Epist. LXXIII. pag. 152. Poem. Bezae pag. 194. Edit. Han. 12. Vergelijk schlosser het leven van beza Aanhaugfel Bladz. 319-322.  GESCHIEDENIS. 200 milde giften, welke hij uit Duitschland, Engeland, Schotland en Zwitferland ontving, ftelden hem i:i ftaat, om drie jaren lang eene menigte gevlugte Predikanten te onderhouden. Hij trachtte ook door Brieven de Duitfche Vorsten op te wekken, om de Franfchen te helpen, en bewerkte zelfs in het jaar 1574 een verdrag van bijftand en hulp tusfehen Hertog joan cazimir, en den Prins van Conde, nadat deze laatfte zijne gevangenis ontweken was. In het jaar 1581 bewees hij aan de ftad Geneve gewigtige dienften, om de ftad in de vernieuwing van het verbond der Eedgenooten met Frankryk te doen begrijpen; ook ftelde hij voor de Genevezen de wederlegging op der gronden, op welke de Hertog van Savoye aanfpraak op hunne ftad maakte. Te zelfden tijde, dat het lijden der Franfche Kerken de geheele werkzaamheid van beza voor dezelve vorderde , werd de onzalige twist over het Avondmaal in Duitschland weder wakker gemaakt, door de pogingen van jakob andreü, en de kabalen van selneccer. beza was ook in dezen twist gemoeid, die vergeefs alle vlijt aanwendde, om de wederzijdfche partijen tot eendragt te bewegen, waar toe ook een mondgefprek te Mompelgard in het jaar 1586 gehouden werd, waar bij beza als een der fprekers tegenwoordig was. Ook had beza veel moeite met samuel huber , Predikant te Burgdorf in het Kanton Bern, over de leere der algemeene of bijzondere genade. Inmiddels was in Frankryk eene geheele verandering voorgevallen, en hendrik IV Koning gewor- Herv. II. O den, na C. G» |aari5i7. tot 155a.  cio KERKELIJKE na C. G Jaansi; tot 1552 den, die, opdat hij de I;roon behouden en aan Frankryk den vrede wedergeven mogte, den Roomfchen Godsdienst omhelsde ; beza , die altijd met dezen Vorst in betrekking geftaan had, trachtte bij deze gelegenheid het beste voor het Rijk en den Godsdienst tevens met het heil des Konings te bevorderen, en daar toe de hulp van den Marquis de rosny, naderhand Hertog van Sully, te gebruiken. Hij gaf aan denzei ven eenige punten op, welke hij hem verzocht naauwkeurig op te merken. Onder dezen waren: Dat de Koning niets ligtzinnig en zonder vooraf behoorlijk te bedenken, belove; maar hetgeen hij beloven' zou, getrouw nakome. Dat hij geenen fkchten en openbaar zondigen man, al had hij hem ook de grootïïe dienden bewezen, zijn vertrouwen fchenke. Dat hij zich vooral hoede voor lieden, die hem van de Hervormden verder zouden zoeken te verwijderen , en dat hij niet ligt geloof geve aan zulken, die hem zouden willen verbitteren tegen die genen, die zich voorheen als zijne getrouwe onderdanen hadden gedragen. Eindelijk, dat hij de eere van God zoodanig in gedachten houde, dat hij de genen , die door hunne gefprek ken of daden toonen, dat zij goddeloos zijn, en geen der twee Godsdienflen opregtelijk belijden, zonder aanzien van perfoon, wanneer zij onverbeterlijk zijn, van zich verwijdere, als lieden, die niet alleen tot niets goeds deugen ; maar ook oorzaken van alle onheilen kunnen worden. Hoe  GESCHIEDENIS. 211 Hoe oud beza ook werd, hoe zeer hij ook de Ügchaamsgebreken van den ouden dag gevoelde, 200 bleef echter zijn geest dezelfde tot aan het einde van zijn leven. Bij den dood zijner vrouw , in het jaar 1588, troostte hij zich zeiven , wegens het verlies dezer gezellinne zijner jeugd, en zijnen vriend lectius te gelijker tijd, wegens het verlies eener dochter, in een gedicht, hetwelk zeker het flechtfte zijner gedichten niet is; en het groot aantal Brieven, welke hij van 1590 tot 1600 zelf fchreef of dicteerde , gelijk ook het deel, hetwelk hij nog aan de twisten over de regtvaardiging nam, zijn de beste bewijzen van de onvermoeide werkzaamheden van den grijsaard. Hij moest echter reeds in het jaar 1597 een gedeelte zijner ambtsbezigheden en bijzonder het prediken ftaken. Hij bereidde zich, lang voor dat hij ziekte of zwakheid voelde, reeds tot den dood; verkocht zijne boekverzameling in het jaar 1598 aan den Heer von zastrisce , opdat zij in haar geheel zou blijven, en behield voor zich flechts zoo veel Boeken, als hij nog tot aan het einde van zijn leven dacht te gebruiken; over den koopprijs dezer boekverzameling befchikte hij deels ten voordeele zijner weduwe, want hij was fpoedig na het overlijden zijner eerfte vrouw, om een' fteun in zijtien ouderdom te hebben, weder gehuwd, deels ten voordeele der armen te Geneve. In een Nafchrift op eenen Brief aan den bovengemelden zastrisce ,' (den 28ften Augustus 1597,) fpreekt hij voorts van zijne verwachting des doods met deze woorden; ,, InO 2 dieri ia C. G. [aari5i7* ot 1552.  na C. G. Jaari'517. tot 1552. 212 KERKELIJKE dien gij vraagt, hoe ik vaar, en wat ik doe, daar door Gods genade niet eenige ziekte of kwaal, maar de ouderdom zelve, mij belet, mijn ambt waar te nemen , ik houde mij ftil in huis, en onderwijs , vermaan en vertroost mij zeiven met gebeden en bijzondere boekoefeningen, zijnde daar aileen op bedacht, dat ik eindelijk in die allergewenschte haven aan moge landen, zonder fchipbreuk te lijden aan mijn geloof en hoop." Wegens zijne betrekking op hendrik IV en deszelfs Staatsdienaars, leefde beza den Jefuiten te lang. In het jaar 1598 ftrooiden zij uit, dat hij overleden was, en vóór zijnen dood beleden had berouw te hebben wegens het verzaken en bedtijden der Roomfche leer. beza , hier door met regt verftoord, deed niet alleen eenen Brief drukken aan zijnen vriend, den Hoogleeraar stuck, te Zurich , waar in hij hunne fireken en leugens ontdekte; maar ook moesten de Predikanten van Geneve een gefchrift in de Franfche en Latijnfche Taal uitvaardigen , en aan alle de Kerken rondzenden, om beza's leven bekend te maken, en zijn befluit, om alles wat hij ooit beleden had , nog verder te belijden. De oude man vervaardigde zelfs nog een bijtend Puntdicht, waar in hij de Jefuiten en derzelver Stichter befpotte. De Jefuiten fchaamden zich over den misdag in hunne Staatkunde zoo zeer, dat zij fchriftelijk poogden te bewijzen, dat beza en de Hervormden deze ganfche zaak zelve hadden begonnen, om hen deswegens te kunnen aanvallen. In het jaar 1599 mogt het beza gebeuren, zijnen  GESCHIEDENIS. 313 nefl hendrik , dien hij, wegens deszelfs onftandvas- 1 tigheid, dikwijls had berispt , maar nogtans (leeds . hoog bleef achten, nog eens te zien en te fpreken, en tevens die van Geneve en zijnen Geloofsgenooten te Lions eenen wezenlijken dienst te doen. De Hertog van Savoye had, namelijk, ten tijde van den doortogt van den Hertog-van Alba naar de Nederlanden, niet ver van de poorten van Geneve, met hulp der Spanjaarden, een Fort, (St. Catharina,) opgeworpen, hetwelk de ftad geftadig bedreigde. In de laatfte jaren der XVIde eeuw geraakte de Hertog van Savoye met Frankryk in oorlog, bij deze gelegenheid kwam hendrik IV in het gezegde jaar 1599 te Loyfel, niet ver van St. Catharina, wanneer die van Geneve een Gezantfchap aan dezen Koning zon den, om van denzelven het Hechten van dit Fort t( verzoeken, beza plaatfte zich te liever aan hel hoofd van dit Gezantfchap, om dat hij niet twijfel de, dat de Koning hem dit verzoek zou inwilligen, Hij verfcheen voor den Koning, en fprak zijnen ge liefden hendrik , wiens moeder hem hoog geacht wiens vader hem gekend, wiens oom hem gevreest had, en wiens getrouwe Staatsdienaar sully naa zijnen raad hoorde, voordat hij nog de Staatsbelan gen beftuurde, uit de volheid des harte dus aan: „ Sire! Menfchelijke welfprekendheid is niet i ftaat, om U wegens uwe bewonderingswaardige Ai den, den verdienden lof toe te zwaaijen: Mijne tai is te eenvoudig; mijne ftem te zwak om den glar van uwe deugd te kunnen verbreiden, welke c O 3 w ia C G. aan 517ot 155a» l { 1 il s e  ai4 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. I 1 wereld eeuwig zal roemen, omdat gij niet ophoudt, daden te verrigten, die roem en lof verdienen. Den Heiligen Engelen moet ik het overlaten, den roem te verbreiden, dien gij verdient, daar gij des Heeren Kerk uit den druk hebt gered, en Gods kinderen volle vrijheid hebt bezorgd, om hem te dienen naar zijne heilige voorfchriften, en hem aan te roepen in de Drieëenheid der perfonen. Ik wil mij vergenoegen met te zeggen , en op menfchelijke dingen toe te pasfen, wat simeon van Goddelijke dingen zeide: Heer, laat nu uw' dienstknecht gaan in vrede naar uw woord, want mijne oogen hebben nog voor mijnen dood, niet alleen den Verlosfer uwer ootmoedige dienaren , maar ook den redder van geheel Frankryk en van alle geloovigen gezien; want allen hebben zij de uitwerking uwer onfchatbare goedheid ondervonden!!" Geheel ontroerd antwoordde de Koning: „ Mijn vader! Deze weinige, maar veelbeduidende woorden, zijn den roem der Weifprekendheid waardig, dien theodore de beze zich verworven heeft. Ik neme die gaarne aan, en met het vriendfchappelijk gevoel, hetwelk zij verdienen. Ik verzekere u, dat, daar de Koningen, mijne voorgangers, altijd uwe ftad in bijzondere befcherming hebjen genomen, ik niet flechts befloten heb, hen daar n na te volgen, maar ook de hartelijke toègenegenïeid , welke zit mij fteeds heeft toegedragen, te bemtwoorden. Bij dit alles moet hij, die u aan mij tOorgefteld heeft, en die u zoo zeer bemint, u tot voor-  GESCHIEDENIS. ft$ vcorfpraak dienen. Spreek met hem over het gene gij begeert; het moet al zeer moeijelijk zijn, wan- j neer hij het voor u niet verwerft." Vervolgens naar de Afgevaardigden tredende , zeide hij in ftilte tegen hen: „ Ik weet, wat gij nog meer van mij begeert: de Hechting van het Fort St. Catharina, die u zeer ter harte gaat. Er zijn wel vele lieden, die mij trachten te overreden, dat ik daar in niet zal toeflemmen, maar ik zie, dat zij dit flechts uit nijdigheid doen, en ik zal dus op hunne woorden geen acht flaan. Ik wil alles voor u doen, wat u nuttig is; zie daar eenen man , (sully,) op wien gij u verlaten kunt: Het Fort zal geflecht worden; ik bevele het hem op dezen zelfden oogenblik." Het Fort werd ook dadelijk, nadat het veroverd was, geflecht. Zoodra de openlijke belangen tusfehen hendrik en beza befproken waren, nam de Koning hem alleen, en fprak lang met hem. Ten (lotte wilde hij, dat beza hem eenig gunstbewijs vragen zou: „Voor mij, Sire ! " antwoordde beza , „ verzoeke ik niets, dan alleen van God, dat hij uwe Majefteit, die beftemd fchijnt, om aan Frankryk vrede en geluk te fchenken, een lang leve verleene, opdat Uwe Majefteit alle de Volken, die aan Uwen fcheptei onderworpen zijn, met den gewenschten vrede mag verblijden. Alleen voor de Hervormde Kerken, die tot hier toe de voordeden van her Godsdienst-Ediki nog niet hebben kunnen genieten , bidde ik Uwe Majefteit, dat hij dezelve in gunst gedachtig zij.' Die van Lions hadden beza om zijne voorfpraa! O 4 ver ia C. G. [aan 517. ot 1552.  na C. G Jaari5i7, tot 1552, Do"d vnn francois II. aiIoede. Om dezen (lag af te weeren, floeg de Konngin een openlijk gefprek over den Godsdienst roor, ter beproeving, van een vergelijk tusfehen de >eide partijen. De Koning van Navarre vond delen voorflag voortreffelijk; ook keurden de Admiaal, en zelfs calvin en beza, den voorflag goed. 3e Koning van Navarre werd bijzonder daar toe •vergehaald door fr. balduin , thans Hoogleeraar in le Regten te Heidelberg, een onrustig hoofd, die 1 de Roomfche Kerk wel vele misbruiken vond , iaar die tevens aan het Hof gezien wilde blijven ; ti die zich niet minder voorftelde, dan dat hij den >em zou wegdragen van eene vereeniging bewerkt i hebben. Hij voorzag zich ten dien einde van uiige exemplaren van een Boek, Qde officio pii et pu-  / GESCHIEDENIS. ei? f ublicae tranquillitatis vere amantis viri in hoe re- \ ligionis disjïdio, zonder naam des Schrijvers,Keulen j 1561. 8j>o.) Van dit Boek was cassander Schrij-, ver, en het behelsde voorftellingen, welke de Hervormden nooit konden aannemen, fchoon cassander met hetzelve de goedkeuring van vele Leken wegdroeg; dit gefchrift bood balduin den Koning van Navarre aan, zonder den oplïeller te noemen , waar door velen en onder dezen calvin en beza zeiven misleid werden, om hem voor den Schrijver van hetzelve te houden. Deze balduin deed door zijne onftandvastigheid meer nadeel aan de zaak der Hervormden, dan de Roomschgezinden zelve. De Kardinaal van Lotharingen en die, geloofden van balduin gebruik te kunnen maken, om het zaad van tweedragt onder de Hervormden te Rrooijen , daar balduin reeds met calvin oneens was. Hij werd echter in het mondgefprek niet gebruikt, alzoo de Kardinaal reeds een ander middel uitgevonden had, om in zijn oogmerk te Hagen, en het mondgefprek te doen mislukken. Hij wist maar al te wel, welke verfchillende gevoelens de Proteftanten verdeelden, en bragt daarom te wege, dat de Hertog van Wirtemberg en de Keurvorst van den Paltz ook genoodigd werden , om hunne Godgeleerden tot dit mondgefprek te zenden, op hoop van de Euangelifchen te zullen doen voorkomen, als lieden, die het onder malkanderen oneens waren , en om weiligt aan de Franfche Hervormden de hulp van de Duitfche Vorsten te onttrekken. De plaats voor het mondgefprek werd bepaald te Pois- ia C. G. aan 517. ot 1552. Mondge-  na C. G JW1517 tot 1552 fprek te Poisfy. *2o KERKELIJKE . Poisfy, niet verre van Parys; vroegtijdig reeds ver• zochten de Hervormden van den Raad van Geneve , beza te mogen hebben, als eerlten Redenaar van hunne partij; met goedvinden van den Raad nam beza de uitnoodiging zonder dralen aan, en begaf zich terfiond naar den Prins van Condé, terwijl calvin de ambtsbezigheden van beza inmiddels te Geneve op zich nam te vervullen. Den loden Augustus 1561 moesten de Godgeleerden van beide partijen, aan welken vrijgeleide werd beloofd, zich ten Hove bevinden, om tegen het einde dier maand, of het begin der volgende, het mondgefprek te kunnen beginnen, beza had de beste gedachten van de Koningin katharina , maar was alleen beducht voor de beide Kardinalen van lotharingen en tournon; de Koningin had, kort voor de vergadering van Poisfy, eenen Brief aan den Paus gefchreven, die fcheen te doen zien, dat zij de gevoelens der Hervormden niet ongenegen was. Zij fchreef daar in vele bittere dingen over de onrust in het Koningrijk, over eene algemeene Kerkvergadering , en over de verkeerde handelwijze met de Ketters. Zij begeerde, dat de Bisfchoppen en Priesters zouden prediken zonder te tichelden; dat men de Beelden uit de Kerken zou wegnemen ; het exorcismus bij den Doop affchalfen, en geen ander formulier gebruiken dan de woorden der infieliing; dat men het Avondmaal onder beide gehalten zou uitdeeien ; de Pfalmen in de landstaal zingen, den Godsdienst in de landstaal vieren enz. De Afgevaardigden der Franfche Kerken, die beza  GESCHIEDENIS. 221 za tot hunnen fpreker en voorzitter verkozen, kwa- ni men vroeger dan hij te Poisfy aan. Zij waren: ni- V colas des gallars, ( gallasius, ) augustin . marlorat , francois de st. paul , raimond merlin, francois morel , claude bossier , jean spina, die eerst onlangs de Orde der Domi~ tiikaners verlaten had, en voor het eerst openiijk als Proteftant te voorfchijn kwam, en eenige anderen , tot veertien in getal. Zoodra beza te Poisfy aankwam, ging de Prins van Condé met hem, den 22(ten Augustus, naar den Koning van Navarre, die zich ontfchuldigde over zijne behandeling omtrent hem, met voor te wenden , dat hij met hem niets te doen kon hebben, omdat hij gevaar liep , in den ban gedaan te worden, beza, die heel wel wist, hoe men met dien zwakken man moest omgaan, zeide: ,, Ik ben nog dezelfde man, die ik vóór veertien maanden was, zoo uwe vrees voor den ban dies tijds gegrond is geweest, moet die nog voortduren." De Koning verzekerde hem, dat hij het nu ernfligev meende, over zijne komst verblijd was, en op onderrigt van hem hoopte, tevens hem zijne hand toeftekende. Op verzoek der Koningin van Navarre predikte beza, daags,na zijne aankomst, openlijk in het Paleis van den Koning. Den 24ften Augustus had beza een gefprek met de Koningin christina, bij den Koning van Navarre. beza leide haar de redenen van zijne aankomst open, en prees haar befluit, om eindelijk eens de zaak van den Godsdienst openlijk te doen verhandelen, en niet meer tegen de Euangelifchen te 1 C. G. ari5i7it 155a-  222 KERKELIJKE naC G. Jaari5i7. tot 1552. te doen woeden, eer men hunne gronden kende* De Koningin zeide hem , dat zijne aankomst haar zeer aangenaam was, alleenlijk verzocht zij hem , de eendragt op alle mogelijke wijzen te beantwoorden. Daarna vroeg zij hem, of hij in het Fransch ook iets gefchreven had ? Hij antwoordde niets , dan de bekende Overzetting der Pfalmen, en een klein Boekje tegen de Geloofsbelijdenis van den Hertog van Sommerfet. Verders vroeg zij hem naar den ouderdom van calvin , en of de Raat zijner gezondheid thans gunftiger was , dan die, gelijk men haar gezegd had , voor eenigen tijd was geweest? enz. De Kardinaal van Lotharingen, die bij dit gefprek tegenwoordig was, vatte, zoodra de Koningin uitgefproken had , het woord op : „ O!" riep hij uit, „ dat gij het ongelukkige Frankryk weder genezen mogt, gelijk gij het verwond hebt!" beza weerde deze befchuldiging af, met te antwoorden , dat hij zich zeiven veel te onbeduidend hield , om in zulk een groot Rijk onrust te kunnen veroorzaken, daar bij dat hij van een' vreedzamen aard was, en ijverig, om God, den Koning en het Vaderland te dienen. De Kardinaal behandelde hem voorts met vele beleefdheid, maar betoonde zijne verwondering, dat beza, gelijk men hem nagaf, gezegd zou heb» ben: ,, Dat christus in het Avondmaal, is, ge,, lijk in het llijk," (Christum esfe in coena, ficut in coeno.) beza antwoordde, dat dit nooit door eenig befchaafd mensch, die voor een Christen wilde doorgaan, veel min door hem, gezegd was. De Kar-  GESCHIEDENIS. 2JJ3 Kardinaal verklaarde van zijne zijde : „ Ik billijke „ ook de leere der Transjubftantiatie niet ; ook ,, zoek ik christus alleen in den Hemel, en zal „ daarom ook de tegenfprekers der Transfabftantia„ tie niet voor Ketters houden." Bij het flot van het gefprek zeide de Kardinaal, zich tot de Koningin wendende, dat hij, met hetgeen hij zoo even gehoord had, zeer voldaan was, en hoop had, dat de zaak naar wensch afloopen zou. Ook de Koningin verklaarde, dat, al wat zij van beza gehoord had, haar voorkwam, zuivere waarheid te zijn. Dit maakte beza zoo vrijmoedig, dat hij uitriep: ,, Zoo leert derhalve uwe Majefteit de Sacramentarisfen kennen? Dit zijn de lieden , tegen welken men zoo zeer heeft gewoed." Zij beloofde hem, dat zij daar niet meer op zien zou. „Maar," hernam beza , „ zij zijn vast dood, had men niet dat onfchuldig bloed behooren te ontzien ? " Zij wendde zich daar op tot den Kardinaal, en zeide: „ Wel nu, mijn Heer de Kardinaal! wat zegt gij daar op ? " Hij zweeg. Men ftond op, en de Koningin verwijderde zich; bij het heengaan zeide Mevrouw de crussos , eerfte Hofdame der Koningin , tegen den Kardinaal: „ Nu , mijn goede „ man, aldus fpreekt gij heden; maar hoe zult gij „ morgen fpreken? Dan zijt gij weder niet beter „ dan voorheen: Is het niet zoo?" Zij had het wel; want den volgenden dag beroemde hij zich aan den maaltijd bij den Connetable mommoranci, dat hij beza reeds half bekeerd had. Doch, hoe zeer deze veel had fchijnen toe te geven , in de wezenlij- na C. G, jaari5i7. :ot 1552.  na C. G Jaar 1517. tot 1552. 224 KERKELIJKE lijkfte punten waren zij eikanderen geen' voetflap nader gekomen. beza ging ondertusfchen voort, met dagelijks voor den Koning van Navarre te prediken. Het duurde namelijk tot den pden September , eer het mondgefprek eenen aanvang nam , dewijl men het over de fchikking van hetzelve niet gemakkelijk eens kon worden, dewijl men wederzijds malkanderen wantrouwde. Op den 8ften had de Koningin een afzonderlijk gehoor verleend aan beza , en zijne ambtgenooten gallars en biorel , die nog den Afgevaardigden der Euangelifche Provincie Normandie bij zich hadden. De Sorbonne protesteerde tegen de inwilliging der Koningin. De Prelaten namen allen het Avondmaal, en verbonden zich, om tegen de Ketters over geloofsflukken niet te disputeren, maar alleen de Kerkelijke tucht in overweging te nemen, dat is, zij fpraken af, om niets te befluiten. Den 9den September werd eindelijk de Bijeenkomst gehouden in de groote eetzaal van het NonnenKlooster te Poisfy. De Koning plaatfte zich op den voor hem beftemden troon: aan zijne regte zijde waren de Hertog van Orleans en de Koning van Navarre; achter hem de Prinfen van den bloede, en een groot aantal Heeren en Vrouwen; ter linker zijde de Koninginne Moeder, en de Koningin van Navarre. Aan beide zijden zaten in de lengte van de zaal zes Kardinalen, bourbon , Broeder van den Koning van Navarre, even zoo wankelende , als zijn Broeder; tournon, Aartsbisfchop van Lions en  GESCHIEDENIS. 225 tn Primaat van Frankryk, een dom , bijgeloovig man, lotharingen, guise en armagnac ,voorts 36 Bisfchoppen en Aartsbisfchoppen, en een groot aantal Doctoren van de Sorbonne. Naast hen had men een klein befchot geplaatst, om de Euangelifche Disputanten daar achter te laten gaan. Het krijgsvolk, hetwelk, bij den geweldigen aandrang des volks, der vergadering ter befchutting diende , werd geboden door den Hertog van Guife, die de Koninklijke Garde tegen over den Koning plaatfte, aan het einde der zaal, alwaar zich ook de Secretaris en Minister, wier tegenwoordigheid noodig was, bevonden. De jonge Koning, die toen pas 12 jaren oud was, deed eene aanfpraak, welke hij van buiten geleerd had, en met welke hij vrede en eendragt aanbeval. Na hem fprak de Kanfelier l'iiopital, in naam des Konings, bij raadde, dat men de dwalenden grondig zou wederleggen, en hen aanzien, als broeders, wier oogmerk, gelijk zij verzekerden , was, eene zuivere leere. De Kardinaal tournon verzocht, in naam der Geestelijkheid, kopie van deze aanfpraak, opdat de Geestelijkheid daar over mogt raadplegen, alzoo hij meende , er voor haar fiootende uitdrukkingen in gevonden te hebben, ook had zij hoop, op deze wijze , het gefprek te zullen verfchuiven. De Kanfelier weigerde de verzochte kopie, zeggende, dat de Bisfchoppen genoeg wisten, waarom zij vergaderd waren, en dus niet noodig hadden, om over zijne aanfpraak vooraf te raadplegen. Ook gaf de Koning, zonder dat er meet over de gevraagde kopie gefproken werd, last, om Herv. II. P de na C. G, jaarisi^. tot 15S2.  a26 KERK EL IJ KE na C. G. Jasr 1517. tot 1552, de Proteftanten binnen te leiden , gelijk door den Hertog van guise en den Kapitein der Garde, la ferte, gefchiedde. Aan derzelver hoofd was beza. Men wees hen achter het affchutfel. Zoodra zij hunne plaatfen genomen hadden, wendde beza zich tot den Koning en de Koningin Moeder, hen dankende, dat men hem zoo gunftig gehoor en vrijheid van fpreken wilde geven: hij befloot met verzoek , dat de Koning hem wilde toeRaan , dat hij dit gewigtig werk beginnen mcgt met een Hatelijk gebed. Vervolgens viel hij, en met hem de andere Hervormde gedeputeerden, de Prins van Condé, de Admiraal, d'andelot, en al de Euangelifche Grooten op de knieën, en beza bad ernftig en nadrukkelijk. Dit gebed trok de aandacht der geheele vergadering, en men wachtte met ongeduld, wat deze man verder zou voortbrengen. Van het gebed opgeRaan, begon beza zijne rede, met eene deftige aanfpraak aan de Bisfchoppen, en voorts aan den Koning, waar na hij met warmte de leer der Hervormden met derzelver bewijsgronden voordroeg, wordende, zelfs door de Bisfchoppen , met veel aandacht aangehoord, tot dat hij , Reeds warmer en warmer wordende, bij de leer aangaande het Avondmaal, de heimelijke Lutheranen onder de Bisfchoppen , en de openlijke onder de Grooten kwetfle, en ongelukkig, door eene wending der welfprekendheid , ergernis gaf. Hij wilde, namelijk, door eene treffende wending, de leer der Calvinisten , aangaande de tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal, uitdrukken , en zeide:  GESCHIEDENIS. 22? de: ,, Vraagt gij ons, of wij christus van het „ Avondmaal uitfluiten ? zoo antwoorden wij: Neen! „ Maar fpreekt gij van de plaats en de verwijdering „ des menfchelijken en Goddelijken christus, zoo ,, ftellen wij: dat zijn ligchaam zoo verre verwij„ derd is van het brood en den wijn, als de hemel „ van de aarde!" beza had naauwelijks deze woorden uitgesproken , of de Kardinaal tournon , als een andere Kajafas, en het grootfle deel der Prelaten, fprongen van hunne zitplaatfen op, en fchreeuwden: Hij beeft God gelasterd! Ja, de Kardinaal verzocht zelfs den Koning, dat hij of beza het zwijgen zou opleggen, of hem en zijnen Geestelijken toeflaan, de zaal te verlaten, beza daartegen verzocht, dat men hem, ten einde toe , wilde hooren, wanneer alles duidelijk zou worden, en de Koning hem bevolen hebbende voort te fpreken, vervolgde hij zijne rede tot het einde toe, waar na hij, nader bij den Koning getreden, denzelven de uitmuntende Geloofsbelijdenis der Franfche Kerken aanbood, het meesterltuk van calvin, welke deze op de Rijksvergadering te Frankfort (1558) aan de Duitfche Rijksvorsten deed overhandigen. De Koning beval den Kapitein der Garde, dezelve aan te nemen, en aan de Prelaten over te leveren. Het laatfle gedeelte van beza's Redevoering was reeds onder het gemor der Geestelijken aangehoord , en door het gedruis, hetwelk zij veroorzaakten, niet verflaan. Naauwelijks had beza uitgefproken, of de Kardinaal tournon rees op, en P 2 ver* na C. O. ut 1552.  na C. G ]aarisi7. cot 1552. 428 KERKELIJKE verweet den Koning, dat hij zulke dingen had aangehoord; hij riep: dat hij door grondige bewijzen den Koning tot den Godsdienst zijner Vaderen wilde terugbrengen. Voelende, dat zijne ftoutheid te ver ging, voegde hij er echter bij: Neen! niet terug brengen, maar flechts bevestigen! verzoekende tevens verfchoond te worden, om voortaan iets met de Hervormden te doen te hebben. De Koningin katharina , die hem het minst van allen vreesde , zeide hem zeer bedaard: „ Dat zijn verzoek aan,, ftootelijk was, daar hij toch moest weten , dat „ deze ganfche zaak plaats had, met bewilliging „ van het Parlement, en van den Staatsraad des „ Konings , en dat de verfchillenden te hooren , „ nog geenszins was den Godsdienst veranderen." De Prelaten, den volgenden dag vergaderd zijnde, wilden toen reeds aan den Koning eene eenvoudige wederlegging van beza's gevoelens overhandigen, en er dan bij verklaren, dat zij met de Ketters nu verders niets te doen wilden hebben. De Kardinalen raakten verdeeld, chatillon verklaarde zich voor de Euangelifchen, even zoo driftig, als tournon tegen dezelve, bourbon verklaarde zich voor geene der beide partijen, en de Kardinaal van lotharingen , die zich het allerminst aan de leer van beza had moeten ergeren, omdat hij te voren hetzelfde tegen hem had gezegd, riep uit: „ Och of wij gisteren, bij zijne godslasteringen, doof, of „ hij (lom ware geweest!" De Koning en Koningin van Navarre bragten beza onder het oog, dat hij onvoorzigtig door één woord de gemoederen zoo ver-  GESCHIEDENIS. sa» verbitterd had, maar hij antwoordde: ,, Het moest ,, toch eens gezegd worden; moest ik dan, op eene . „ fcbandelijke wijze, het hoofdverfchil, de Mis , „ waar uit al de wanorde ontflaat, verbergen , of „ er zoo lang kunftig van zwijgen, tot dat de Bis„ fchoppen mij dwongen om er van te fpreken?" Evenwel, bezeffende, dat hij zich minder fterk had kunnen uitdrukken, deed hij al wat in zijn vermogen was, om zijne overijling weder goed te maken. Hij overhandigde den ioden eene verontfchuldiging van zijn gezegde aan de Koningin katharina. Ja, den volgenden dag, den nden, toen ook petrus martyr aangekomen was, leverde hij eene nieuwe uitvoerige verklaring van zijne meening in. De Prelaten zochten echter gebruik te maken van beza's gezegde, om alle onderhandeling af te breken, doch de Kardinaal van lotharingen wilde zijne Redevoering niet voor niet opgefteld hebben, maar hoopte, door de wederlegging van be-za , grooten .roem te behalen. Daar werd dus befloten, dat er den iöden September eene nieuwe plegtige vergadering zou gehouden worden, in welke de Kardinaal op de Redevoering van beza antwoorden zou. De inrigting was dezelfde, als de vorige keer, alleen dat de Kardinaal op eene verhevene plaats ftond, en den Doctoi der Godgeleerdheid, claude d'espense, (Espenceus,) ter zijner onderfteuning , achter zich had, Hij fprak rustig en met gematigdheid, tot het einde zijner Redevoering, waar in hij den Koning en deszelfs Moeder vermaande, te volharden in den GodsP 3 dienst ia C. G. [110517. ;ot 155*-  na C. G |aari5i7 tot 1552. 230 KERKELIJKE dienst hunner Vaderen. „ Blijven," dus befloot hij zijne Redevoering , „ de Proteftanten bij hunne meening, dat christus na zijne Hemelvaart niet anders onder ons is, dan hij was voor dat hij geboren werd." (Men lette in het voorbijgaan, hoe de Kardinaal nu regelregt tegenfprak, hetgeen hij te. voren met beza befproken had;) „ en niet anders in het Avondmaal, dan in de prediking des woords; dat het hetzelfde is, christus in den Doop aan te doen, of zijn vleesch en bloed in het Avondmaal genieten; dat hij alzoo in den hemel is, dat hij op aarde niet is; of . . . (hier liet hij beza's gezegden in het Latijn volgen, ten einde, gelijk hij zeide, vrome ooren niet te ergeren;) „ dan kan er geene overeenkomst of eendragt getroffen worden. Kunnen de Proteftanten niets anders voor den dag brengen , dan antwoorde ik, met hunne woorden , en belijde: dat ik zoo verre van hunne gevoelens verwijderd hen, als de hoogfte hemel van de fardé." Zoodra de Kardinaal had uitgefproken , ftonden de Bisfchoppen met gedruis op; turnon riep, uit aller naam, dat deze hunne Geloofsbelijdenis was , en dat men de Hervormden moest noodzaken , om dezelve aan te nemen en te onderteekenen. beza trad met zijn' gewonen moed vooruit, en verzocht, dat hem vergund mogt worden, de beftudeerde Redevoering van den Kardinaal van Lotharingen voor de vuist te wederleggen, maar de Koning deed hem door den Kapitein der Lijfwacht zeggen : dat hij hem zekerlijk eenen dag ter beantwoording zou be- pa-  GESCHIEDENIS. 231 palen, maar dat hij, voor ditmaal, de vergadering fcheidde. beza herhaalde den volgenden dag zijn verzoek om gehoord te worden , maar de Prelaten drongen aan, dat men het gefprek zou afbreken , doch door den goeden Bisfchop van Vaknee, monluc, herinnerd zijnde, dat dit tot hunne fchande zou verftrekken, als of zij allen te zamen niet heiland waren tegen beza alleen, verzochten zij den Koning, dat de vergaderingen niet meer zoo openlijk mogten gehouden worden, maar eene Commis» fie te benoemen, welker leden omtrent de leerllukken zouden overeenkomen, welke men behouden of opgeven wilde, en welker bepalingen dan door de volle vergadering flechts aangenomen of verworpen behoefden te worden. Den i8den had beza gehoor bij de Koninginne Moeder, die hem haar woord gaf, dat hij nog eens openlijk zou worden gehoord , waar toe de 04iïe tot eene nieuwe zamenkomst bepaald werd. Op den i8den kwam de Kardinaal van Ferrara , Afgezant van den Paus, en Bloedverwant der Guifen, met eenige Italianen aan, die zekerlijk alles verijdeld zouden hebben, zoo niet reeds te voren de grond tot het mislukken dezer onderhandelingen gelegd was. De Kanfelier wilde dezen Kardinaal bij de onderhandeling niet toelaten, maar kreeg daartoe uitdrukkelijken last van den Koning, doch hij zette onder zijne handteekening de woorden: zonder mijns toe/lemming. Op den 24flen werd dus de vergadering weder gehouden, waar bij echter de Koning niet tegenP 4 woor- ïa C. Gf [aar 1517. :ot 1552.  naC. G. Jaari5i7. tot 1552. 032 KERKELIJKE woordig was, omdat men zijne ooren, gelijk men zeide, voor Ketterij bewaren wilde. De Koningin katharina, de Koningin van Navarre, twee Hofdames , de Prinfen, vijf Kardinalen, zestien Doctoren en eenige Bisfchoppen waren er bij van de zijde der Roomschgezinden; van de Hervormden liet men alleen de Predikanten toe. Zoodra deze waren binnen gekomen, zeide de Kardinaal opltaande: „ De ,, Hervormden hadden er op aangedrongen, om zij„ ne Redevoering te beantwoorden; hij wilde hun ,, deze vrijheid verleenen, en het zou hun nu vrijftaan te zeggen, wat zij te zeggen hadden." beza trad nu voorwaarts en na het gebed gedaan te hebben, wederleide hij zeer kort, al hetgeen de Kardinaal had aangevoerd. Te onvrede , over het onchristelijk gedrag der Geestelijkheid, liet hij zich breeder dan noodig was uit over de wijze, op welke de hooge Geestelijkheid hare ambten verkreeg, hetwelk geheel niet gefchikt was , om deze voor zich te winnen. Toen hij tot de leer van het Avondmaal wilde overgaan, viel d'espense hem in de rede, en vraagde: hoe hij tot den Geestelijken ftand gekomen was, en hoe zijne Geloofsgenooten, zonder de Apostolifche inzegening, echter konden voorwenden , een Christelijk Leeraarambt onder zich te hebben? d'espense deed echter deze vraag heel befcheiden, en betuigde tevens zijnen afkeer en verfoeijing van het geweld, jegens de Hervormden gepleegd, die men, fprak hij, onderwijzen, maar niet verbranden moest. Een Karmeliter Monnik, clauDe de xaintes, mengde zich hier in, en herhaalde  GESCHIEDENIS. 433 de hetgeen d'espense wellevend gezegd had, met eene plompheid, eenen Monnik waardig, beza verwaardigde zich niet hem te antwoorden, maar verzocht de Koningin, dergelijke onnutte fchreeuwers in rust te willen houden. Doch de Monnik viel, onbefchaamd, beza meermalen in de rede, tot de Kardinaal van Lotharingen, ziende, dat men hier over algemeen te onvrede was, hem gebood te zwijgen. Deze zelfde Monnik wist zich echter, in vervolg van tijd, door zijne lasterfchriften tegen beza en calvin, een Bisdom te bezorgen. De Kardinaal van Lotharingen , die gaarne de Lutheranen bij dit mondgefprek tegenwoordig gezien had, om hen met de Hervormden in ftrijd te brengen , maar wien dit mislukt was, door het dralen der Duitfchers, die tot het mondgefprek genoodigd waren , haalde nu een artikel uit de Wirtenbergfche Geloofsbelijdenis voor den dag, hetwelk hij door zijnen getrouwen onderhandelaar rascalon zich had laten toezenden, en voorgevende, dat dit het artikel van het Avondmaal uit de Augshurgfche Geloofsbelijdenis was, eischte hij, dat de Hervormden dit zouden onderteekenen, alzoo hij anders in geene verdere onderhandeling met hen treden zou. beza liet zich niet verftrikken; hij bragt veel eer den Kardinaal vrij wat in verlegenheid , door zijn antwoord: „ Wanneer gij, zeide hij, eerst onder» teekent, zal ik volgen. De Kardinaal niets anders wetende te zeggen, dan dat hij daar geen lust toe had, zeide beza: „ Wat kan er u dan aan gelegen zijn, of ik met hen, die deze Geloofsbelijdenis P 5 heb- ia C. G. faari5i7. :ot 1552.  834' KERKELIJKE uiC. G tot 1552 , hebben opgefteld, overeenftem of niet, daar gij van ons beiden even zeer blijft verfchillen ?" Evenwel ' voegde hij er bij, dat hij de Proteftanten voor zijne Broeders erkende, en dat de Hervormden flechts in kleinigheden van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis verfchilden. Toen de Kardinaal nog verder aandrong op de gevorderde onderteekening, verzocht beza het formulier te mogen zien,wanneer hij terftondontdekte, dat het niet de Augsburgfche Geloofsbelijdenis was, maar dtWirtembergfche, en verklaarde tevens, dat hij afgezonden was, om de Geloofsbelijdenis van zijne Kerk te verdedigen , maar niet om over eene andere te twisten. Evenwel toonde hij zich bereid , om een formulier te onderteekenen, in hetwelk van jezus tegenwoordigheid in het Avondmaal het woord reëel en perfoneel mogt voorkomen. Op deze verklaring werd eene nieuwe bijeenkomst vastgefteld op den aöften. beza, ziende, dat bij deze geheele onderhandeling niets.te winnen zou zijn, gaf zijn ongenoegen den vrijen loop, en ontvouwde , hoe de plaatfen der hooge Geestelijkheid op eene wijze vervuld werden, die weinig Christelijk was. De Kardinaal , hem in de rede vallende, verweet hem, dat hi.i de majefteit des Konings te na gekomen was. beza antwoordde, dat dit volftrekt zijne bedoeling niet was, dewijl de Koningen thans alle regt hadden, om die plaatfen, naar hun goedvinden, te vergeven, nademaal de Bisfchoppen reeds voor lang aan hun beroep ongetrouw waren geworden. De Kardinaal vraagje hem op nieuw: waarom hij weiger-  GESCHIEDENIS. *3$ gerde, de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen? beza, daar tegen, vraagde: of de Kardinaal deze vraag deed voor zich zeiven , of in naam der Geestelijkheid? Indien deze laatfle bereid ware, die onderteekening te doen, dat hij zulks met blijdfchap zou zien, alzoo zij dan hunne leer van de verandering van het brood en den wijn in het ligchaam en bloed van christus moesten laten varen. De Kardinaal redde zich uit de verlegenheid, met te zeggen, dat hij niet gewoon was, op de woorden van eenigen Leermeester te zweeren, en liet nu den twist door d'espense voortzetten, terwijl martyr, die voor beza's drift fchroomde, zijn best deed, om alles met gematigdheid te doen behandelen. De Generaal der Jefuiten, layne'z, die in het gevolg van den Kardinaal van Fsrrara mede tegenwoordig was, begon nu beza en zijne Geloofsgenooten met fcheldwoorden te overladen, en had zelfs de onbefchaamdheid, om de Koningin Regentes en hare Staatsdienaars te berispen, dat zij zaken voor hunne Regtbank trokken, die alleen aan den Paus en de Geestelijkheid behoorden; ten laatHen begon hij van ijver zelfs te weenen, waarin eenigeti van zijn gezelfchap hem navolgden, eindelijk maakte hij, bij het flot zijner rede , ter wederlegging van beza, deze aanmerking: „ Dat het toch te eenemaal ongerijmd was, christus te willen uitfluiten van de viering ziiner gedachtenis, daar toch eer Koning zoo dikwijls bij de viering der fpelen, die . om zijner overwinningen wil, jaarlijks door zijne on¬ na C. G. Jaar 1517. tot 1552.  EaC. G. Jaari5i7. tot 1552. 130* KERKELIJKE onderdanen gevierd worden, zou tegenwoordig zijn, als de onderdanen zulks verlangden." beza zag , hoe onvergenoegd de Koningin was over de plompheden van dezen Jefuit , en maakte hem daarom in zijn antwoord zoo befpottelijk, dat niet alleen de Koningin, maar ook de meeste andere Roomschgezinden hartelijk lachten, en wendde zich toen, zonder zich verder met hem in te laten, tot d'espense, om met dezen , als een' man van verftand , te fpreken. Maar de drift ging zoo hoog, dat de Regentesfe het gefprek moest afbreken. De Doctoren der Sorbonne waren boos op beza , omdat hij, toen zij met hunne Schoolfche termen voor den dag kwamen , hun geantwoord had: Van dat tuig jlaat niets in den Bijbel', ook niets in de oud/Ie Kerkvaders; daarmede kan ik mij dus niet inlaten. Een der Doctoren ontzag zich niet, hem, in de tegenwoordigheid der Koningin, met den vinger te bedreigen, en uit te roepen: O.' hadden wij u maar eens binnen de muren der Sorbonne! Sedert werden de onderhandelingen gehouden te St. Germain tusfehen beza, martyr en gallars aan de ééne, en montluc en d'espense aan de andere zijde; na veel moeite ontwierp beza eindelijk een formulier omtrent de leere des Avondmaals, hetwelk door deze vijf onderhandelaars geteekend werd. Hetzelve was vervat in deze woorden : „ Wij belijden, dat jezus christus ons in het Avondmaal aanbiedt, geeft, voor oogen Helt de zelf.randigheid van zijn ligchaam en bloed, door de werking van den Heiligen Geest, en dat wij gees- te-  GESCHIEDENIS. 237 telijkerwijze en door het geloof dat ware ligchaam 1 aannemen en eten, hetwelk voor ons geftorven is, ■ zoodat wij beenen zijn vati zijne beenen, en vleesch van zijn vleesch; opdat wij door hem levend worden , en hetgeen ter zaligheid noodig is, verkrijgen mogen. En nademaal het geloof, fteunende op het woord van God, de zaken , die men bevat, tegenwoordig doet zijn, zoo belijden wij , dat door hetzelve het ware en natuurlijke ligchaam en bloed van jezus christus door de kracht des Heiligen Geestes gegeten en gedronken wordt, en in die betrekking erkennen wij in waarheid de tegenwoordigheid van het ligchaam en bloed van christus." Dus fcheen men tot eensgezindheid te naderen , maar het moeijelijklte volgde nu eerst; de Prelaten moesten goedkeuren, hetgeen hunne gelastigden hadden ingewilligd. De Kardinaal van Lotharingen toonde zich te vrede, de Regentes was in haren fchik, maar toen men den 4den October het formulier aan de Prelaten overgaf, verhief zich een hevig gefchreeuw tegen hetzelve, onder verwijtingen tegen d'espense en zijnen ambtgenoot, die onderteekend, en tegen den Kardinaal, omdat hij niet tegengefproken had. Den oden October leverden de Doctoren der Sorbonne eene nieuwe verklaring in, en eene Roomfche Geloofsbelijdenis, welke zij eischten , dat beza zou onderteekenen , en in welke geleerd werd , dat de zegen des Priesters het brood en wijn verandert in het ligchaam en bloed des Heeren. Dus- ia C. G, aan 517. ot 1552.  na C. G. Jaari s 17. tot 1552. Gevaar der HervormdeKerken. e33 KERKELIJKE Dusdanig een einde nam dit vermaarde mondge* fprek te Poisfy (*). eeza had wel grooten invloed ten Hove verworven, doch men werkte op alle wijze , om den zwakken Koning van Navarre van hem af te trekken; ook liet men de Wirtembergfche Godgeleerden , die te laat gekomen waren, om het gefprek bij te wonen, ten Hove toe. Aan dezen zeide de Koning van Navarre, dat beza geweigerd had, de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen, waar over de Duitfchers zeer onvergenoegd naar huis keerden, beza moest, tegen zijnen dank, nog eenigen tijd te Parys vertoeven, op begeerte der Koninginne Moeder. Den 3oiT:en November kwam er een Plakaat uit van wege den Koning, waar bij den Hervormden geboden werd, de Kerken, van welken zij, niet zonder geweld, bezit genomen hadden, weder te geven, fchoon hun tevens vergund werd, in bijzondere huizen zamen te komen; doch niet meer dan 300 te gelijk, beza had invloed genoeg op zijue Geloofsgenooten, om hen te bewegen, dat zij zich aan dit bevel onderwierpen. De Roomfche Geestelijkheid vereenigde zich met het Driemanfchap, waar van wij in het voorgaande gefproken hebben, dit deed de Koningin, die het Driemanfchap vreesde , de Hervormden vleijen; zij onderzocht, naar het getal van derzelver Kerken, en hoe vele troepen elke zou kunnen leveren. — Men (*) Ik ben in dit verhaal meest gevolgd schlosser het Leven van theod. beza.  GESCHIEDENIS. 239 Men antwoordde , dat het getal der Hervormde Kerken 2150 bedroeg, maar op raad van beza gaf men op het tweede gedeelte der vraag flechts een onbepaald ontwijkend antwoord. Gedurende zijn verblijf te Parys predikte beza meermalen openlijk, dewijl het prediken den Hervormden vrijgelaten was. In de Kersdagen van het jaar 1561 predikte jean malot in de Kerk van St. Medard, in welker nabijheid beza woonde , voor eene aanzienelijke fchare van Hervormden. Zoodra de Pausgezinden zulks bemerkten, begonnen zij naast die Kerk zoo hevig met de klok te luiden, dat men tot hen zond, met verzoek, dat zij met luiden zou ophouden. Toen zij deze afgezondenen mishandelden, en zelfs een' van dezelven doodfloegen, vlogen de Hervormden de Kerk uit, en doodden vele Roomschgezinden. beza verhief vruchteloos zijne ftem, om vrede te ftichten, en moest zich zeiven tusfehen de ftrijdenden werpen, om met gevaar van zijn eigen leven de Roomschgezinden te redden. Dit bloedbad verbitterde de gemoederen meer en meer. De Koningin gaf wel den ï7den Januarij 1562 het beroemde Edict uit, waar bij den Protestanten vrijheid van Godsdienstoefening werd verzekerd. Doch zij had de magt of den wil niet, om hetzelve met nadruk ten uitvoer te brengen en te handhaven. Ondertusfchen werkte de tegenpartij om den Koning van Navarre geheel van hen af te trekken, beza onderhield er dezen Koning over, en kreeg ten antwoord: Dat hij zich nog in zoo ver na C. G. |aansi7cot 1552. Edict van Januarij 1^62 ten voordeele der Hervormden.  naC. G Jaari5i7 tot 1552 Nieuw mondgefprek te St. Germain. 240 KERKELIJKE ver niet had ingelaten, of hij kon terug keeren , zoodat beza ligt bemerkte, dat hij van hem niet veel te hopen had. De Koninginne Moeder gaf aan beza nog gefladig hoop op een nieuw mondgefprek: eindelijk toen het Driemanfchap zich in de maand Maart van het Hof verwijderd had, kreeg beza last, om naar St. Germain te komen, ten einde, met voorbijgang van het fiuk omtrent het Avondmaal, over de andere betwiste leerftukken te onderhandelen. Hier werd, in tegenwoordigheid der Regentesfe, des Konings en der Koningin van Navarre, van den Kardinaal van Ferrara, bourbon, chatillon, en tournon , tusfehen de Roomschgezinde Geestelijken d'espense , salignac , maillard , Decatius der Sorbonne, bouteillier , demochares, viger , fornerio, Generaal der Jefuiten, en peter picherel, en de Hervormde Leeraaren beza, marlorat, peousalt en barbaste, geredentwist, in de eerfte plaats, over den Beeldendienst en de verfiering der Kerken, beza , wetende, dat de Koningin veel achting had voor clement marot , bragt bij deze gelegenheid een exemplaar van de tien Geboden en Pfalmen, door marot berijmd, voor den dag, zoo als die met verlof der Sorbonne in het licht waren gegeven, en toonde aan de Koningin , hoe men in deze Uitgave de tien Geboden vervalscht had, hebbende men in dezelve marot doen zeggen: Gij zult Beelden van mij maken en die aanbidchn. in plaats van: Gij zult u geen gefne. den  GESCHIEDENIS. 241 den Beeld maken (*). De Sorbonisten Honden bedwelmd, en wisten niets anders te antwoorden, dan dat de uitgever of drukker dit naderhand moesten veranderd hebben, dewijl zij er niets van wisten. De Regentes beval de uitgave pp te halen , en het 1/ Privilegie in te trekken. Welk bevel echter niet werd nagekomen. Op den eerften dag van het gefprek hield beza eene Redevoering tegen de Beelden. In plaats van hem te antwoorden , gaven de vijf aanzienelijkfte Bisfchoppen en Doctoren, den volgenden dag , aan de Regentes eenen raad over, door hen onderteekend, aangaande de Beelden , welke door haar aan de Hervormden werd ter hand gefteld. Deze raad behelsde: Dat de hoofdzaak was, den Priesteren te bevelen , hunnen Katechizanten een regt begrip te geven van den dienst der Heiligen , en hun te zeggen, dat de Beelden alleen moeten dienen, om ons te herinneren , wat de Heiland en andere Heiligen voor den Gods- dienst (*) In plaats van: Tailler ne te f.ras image De quelque chofe que ce foit; Si honneur lui fais ou hommage Ton dieu jaloufie en regoit. had de onbefchaamde Uitgever laten drukken: Tailler tu te feras image De quelque chofe que ce foit, Si honneur lui fais ou hommage Ton dieu grand plaifir eu reedt. Herv. II. Q na C. G. Jaar 1517. tot 1552.  ra C. G ]aari5i7 ioc ) 552 «41 KERKELIJKE .dienst gedaan hebben; niemand moest, zonder ver•lof van den Bisfchop, een Beeld mogen oprigten, ' waaromtrent de Koning eene verordening behoorde uit te vaardigen. Het afbeelden der Drieëenheid zou volftrekt nergens meer geduld moeten worden, en even min obfcene, belagchelijke, wanvoegelijke Beelden, of zulke, wier legende de Kerk als twijfelachtig befchouwt. Alle kranfen, kleederen, opfchik en in procesfie omdragen der Beelden, alle geloften en offers aan dezelve moesten ophouden. Het knielen , plaatfen op de altaren zou volftrekt niet meer mogen plaats hebben, daar zulks alleen aan God toekomt; men moest alleen het kruis op het altaar laten blijven enz. Doch beza en de Hervormden , die geheel geene verfieringen of beelden, ja zelfs geene orgels in de Kerk wilden dulden, verzetteden zich tegen dezen raad der Doctoren; en nu werd het gefprek een ge!:ijf zonder nut, en liep nog flechter af, dan dat te Poisfy. Het gaf enkel een tijdverdrijf aan het Hof, alzoo de Monnik democharks en de Jefuit laynez door hunne dwaze invallen telkens ftof tot lagchen gaven. De eerstgemelde, bij voorbeeld, voerde voor de noodzakelijkheid der Overleveringen het volgende bewijs aan : „ Al wat ter „ zaligheid noodig is, kan onmogelijk in Gods ,, woord begrepen zijn, want dan zou 1) het Boek „ te dik geworden zijn, en 2) zou God daar door „ de vrijheid verloren hebben, om naderhand daar „ in iets te veranderen." De Generaal der Jefuiten hield (taande, dat ook in de Tempelen der eerfte Christenen Beelden waren geweest. „Om te zien," riep  GESCHIEDENIS. m riep hij, „ dat ten tijde van den Heiligen diony„ sivs, den tijdgenoot van den Heiligen paulus , „ Beelden in de Kerk geweest zijn, behoeft gij ,, flechts de befchilderde glasramen der Kerk St. „ Etienne des Grecs en St. Benoit te bezien." beza viel hem in de rede, en riep, onder een luid gelach der vergadering, uit: „HoogwaardigeHeer! „ daar brengt gij toch een zeer gebrekkig en zwak „ argument bij; want het is glas , en befchilderd „ tevens!" Het gelukte thans den Guifen en het Driemanfchap , den Koning antoine van Navarre geheel in hunne belangen over te halen, beza deed vergeefs nog eene laatfte poging, om hem te behouden. De Koning gaf hem een antwoord , hetwelk hem bewoog, om van nu af aan niet meer bij dezen zwakken Vorst te verfchijnen: Hij zeide namelijk: dat hij zich nooit zoo ver in het water zou wagen , dat hij niet altijd, wanneer hij wilde , zou kun» nen terug keeren. De Wirtemhergers werden door den Kardinaal van Lotharingen in flaap gefust, daar hij aan hunne Godgeleerden verzekerde, dat beza de oorzaak was van het vruchteloos ofloopen van het gefprek te Poisfy, door zijne weigering, om de Augsburgfche Geloofsbelijdenis te onderteekenen, ja zelfs dat beza oorzaak was, dat hij Kardiuaa! zich niet reeds voor lang ten voordeele der Lutherfche leere had verklaard, welke hij van harte was toegedaan , offchoon hij voor het uitwendige nog, om der zwakken wil, bij het oude geloof gebleven was. Q a 2oo* na C. O. Jaari5i7» tot 1553. De Ko- uing van Navarre vervoegt zichbijde Roomsen, gezinden.  na C. G. Jian 517 fat 1552 B'.oedbac te Vasfy 944 KERKELIJKE Zoodra de Roomschgezinde partij zich meende verzekerd te hebben, van den Koning van Navarre, ondernam zij, de Hervormden weder heviger te vervolgen. Te Vasfy op de grenzen van Champagne werd een groot aantal derzelven, die federt langen tijd hunnen Godsdienst aldaar in eene fchuur oefenden , in tegenwoordigheid van den Hertog frans van guise , zoo al niet op zijn bevel, moorddadig omgebragt. Omtrent 6b werden gedood, meer dan 290 gewond, zoo vrouwen als mannen. De Hervormden verzamelden zich hierop, op onderfcheidene plaatfen , om, in allen geval , hunne regten te verdedigen, en gaven aan beza, die thans te Parys was, in last, om van de Koningin de teregtftelüng der aanleggers van dit bloedbad te vorderen, beza voldeed aan dezen last, met waardigheid en befcheidenheid, in een gehoor , "hetwelk hem verleend was in tegenwoordigheid van den Kardinaal van Ferrara en den Koning van Navarre. De Koningin, doch welke de klem der regering thans miste, antwoordde hem met vele welwillendheid ; doch de Kardinaal van Ferrara, hevig tegen de Hervormden uitvarende, zeide, dat zij te Vasfy flechts behandeld waren, gelijk zij de Roomschgezinden bij St. Meclard behandeld hadden, beza bewees hem, dat de Roomschgezinden de oorzaak waren geweest van de opfchudding bij St. Medard, waarom ook de Overheid dezen en niet de Protestanten in hechtenis had genomen. De Kardiuaal durfde het voorgevallene te Vasfy niet verder verdedigen, maar de Koning van Navarre beweerde, dat de  GESCHIEDENIS. 245- de Pnteflanten zelve de fchuld hadden, omdat zij 1 de bedienden van den Hertog van Guife roet fteenen ] hadden geworpen, beza beantwoordde dezen wankelenden Koning rondborftig : „ Zoo dat waar was, had de in het Rijk zoo magtige Hertog „ frans de fchuldigen, naar verdienften en regt, „ kunnen doen ftraffen. En voor het overige," (dit voegde hij er op eenen zeer nadrukkelijken toon bij,) „ ben ik hier gekomen , in naam van eene „ Kerk, welker grondftelling is , niet anderen on,, regt aan te doen, maar liever onregt te lijden. „.Uwe Koninklijke Hoogheid moet nooit vergeten, ,, dat deze Kerk een aambeeld is, op hetwelk reeds „ vele hamers Romp geworden , en gefprongen „ zijn." Kort daarna deed de Hertog van Guife eene zegepralende intrede in Parys, welke ftad de Prins van Condé verliet, gelijk ook bëza , niet zonder levensgevaar, ontvlugtte. Waar na het Driemanfchap zich volkomen meester maakte van den perfoon des Konings en der Koninginne Moeder. Te Orleans daartegen, werwaarts coNüé geweken was,en beza zich insgelijks begaf, werd door alle de Grooten onder de Proteftanten een verbond tegen de partij der Guifen gefloten; terwijl beza de zaak der Hervormden met allen ijver behartigde. Hij fchreef een' roerende Brief aan de Duitfche Vorsten, en een Verzoekfchrift aan den Keizer ferdinand L om deszelfs bijltand, Ook was hij bij elke onderneming van den Prins tegenwoordig; hij ontwierp de Manifesten, door denzelven uitgevaardigd, hij predikte Q; 3 voor, a C. G. aari5i7» ot I55S- Burgeraorlog in Frankryk  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 246" KERKELIJKE voor het gevecht, en troostte na hetzelve de gewonden. En nu nam een openbare en geduchte burgerkrijg werkelijk zijnen aanvang, welke met alle woede gevoerd werd. Men zag den Zoon tegen zijnen Vader, en den éénen Broeder tegen den anderen ftrijden, en zelfs vrouwen , ter verdediging van haren Godsdienst, in de wapenen komen. Verfcheidene Meden ondervonden de geduchtfte oorlogsrampen meer dan ééns, wordende, beurtelings, dan door de Roomschgezinden, dan weder door de Hugenooten ingenomen. Daar de Hugenooten de overhand hadden, verbrijzelden zij'de Beelden, wierpen de altaren omver, en deden het goud en zilver der Kerkfieradien tot geld (laan, om daar mede de foldaten te betalen. De Roomschgezinden daartegen verbrandden overal, daar zij konden, de Bijbels der Hervormden. De Roomfche Geestelijken aan de ééne, en de Hervormde Leeraars aan de andere zijde, hadden het meest van deze geweldenarijen te lijden; alzoo zij in de handen van hunne vijanden vallende, ongenadiglijk werden omgebragt. Vergeefs bemoeide beza zich, om de Hervormden in hunne wraaklust te beteugelen, fchoon hij zelfs zijn leven daar door dikwijls aan gevaar blootftelde. Het Parlement van Angers had eenige Hervormden ter dood veroordeeld; toen nu de Hervormden deze ftad innamen, pleegden zij aldaar de grootfte bnirenfporigheden. beza kwam te laat, om dit te verhinderen; doch hij begaf zich in het Parlement , en betuigde, dat hij en alle zijne vrienden deze wreedheden verfoeiden, en dat zij alleen gepleegd werden door  GESCHIEDENIS. 247 door fchuim van volk, hetwelk zich bij de Hervormden gevoegd had. Bij het graf van den Heil. martinus te Tours waren fchatten opgehoopt; daar men nu aan de zijde der Hervormden gebrek aan geld had, maakte men zich van dezen fchat meester , doch, op raad van beza, op eene wijze, welke aan geen verwijt kon onderhevig zijn. De Prins van coNDé, namelijk, liet den ganfchen fchat in beflag nemen, doch in tegenwoordigheid der Domheeren van Tours, al de kostbaarheden, welke hij wilde doen verkoopen, naauwkeurig opteekenen. Gaarne zou beza de verwoesting van het graf zelve hebben verhinderd. Toen hij zulks niet vermogt, verontfchuldigde hij het des te gemakkelijker, uit hoofde van de gefteldheid der geroofde kostbaarheden , welke hij, met dat oogmerk, zelf onderzocht. Aan een kostbaar kruis, bij voorbeeld , was de fteen , dien men de Bedevaartgangers deed kusfen , een Agaat, op welken eene venus gefneden was, den voor haar liggenden adonis beweenende; en in een zilveren koker vond men een oud minnelied en een kaarteblad. Hoe tnoeijelijk het beze viel , welke ongemakken hij moest ondernemen, om de woede zijner Geloofsgenooten te beteugelen; en hoe rustig zijne eigene ftemming was, kan men het best zien uit eenen Brief, welken hij, te dezen tijde , aan carolas passelius, (calvin,) fchreef (*): „ Gaarne had ik, reeds voor lang, gefchreven , en „ te- (*) Men leest denzei ven bij schlosser het Leven van beza Biadz. 183. Q 4 na C. G. laan 517tot 1552.  na C. G. Jar.ri5i7. tot 1552, 248 KERKELIJKE ,, tegen mijn' wil, moest ik zwijgen. Ook nu „ fchrijve ik Hechts kort, omdat ik niet anders kan. „ Tot nog toe gaat alles wel. Wij hebben vele en dappere ruiters: ons voetvolk is niet zoo goed, „ omdat het te veel marcheren moet. Doch niets kwelt ons meer, dan de wanorde, (/ordes,) van „ onze eigene Geloofsgenooten: ik heb haast hst, ,, om mij fterker uit te drukken. Naar Angers ben „ ik met levensgevaar gereisd ; maar heb weinig , „ of liever volftrekt niets, uitgerigt. De drift, om „ alle altaren omverre te werpen, is zoo groot , „ dat ik zelfs hier, (in Orleans, ) niet in (laat „ ben geweest , dezelve te bedwingen. Zulks 9, gaat zoo ver, dat alles, in zoo korten tijd, der„ mate veranderd is, dat ik zelf er over moet ver„ baasd ftaan; want de vijanden zijn niet in flaat, „ om, al waren zij zelfs overwinnaars, in den tijd „ van honderd jaren, te herftellen, wat in den tijd 5, van twee uren verwoest is geworden, om nu al,, leen van deze eenige ftad te fpreken. Gij kunt ,, daar uit zien, hoe zeer wij derzelver toeftand ver,, ergerd hebben. O! kon ik u toch alles toezen,, den, wat, dezer dagen, hier en ginds gedaan, ,, gezegd en gefchreven is; maar daar alle wegen „ bezet zijn , kan men, zonder de boden in het ,, grootfte gevaar te brengen, zulks niet eens be,, proeven. Doch die van Bern kunnen u alles ver> „ halen, of liever die van Zurich, daar onze vrien„ den hebben goedgevonden , een' Afgevaardigden „ hun toe te zenden, voor wiens veiligheid ik even„ wel zeer bevreesd ben. Uwen Brief van den ,, iaden  GESCHIEDENIS. a4£ „ I2den April, waar in gij fpreekt van de terug-, „ komst van verace , heb ik ontvangen. Onze . „ Opperhoofden danken u en hem regt hartelijk. „ Onze goede vriendin (*), gij weet, wie ik be„ doele, antwoordde geheel als eene gevangene, en „ op hare manier; d. i. voorzigtig en dubbelzinnig. „ Ondertusfchen {luimeren wij niet. Offchoon dit „ dralen mij ongelooflijk leed doet, zoo zie ik ech„ ter niet in, hoe ik er, te regter tijd, een einde ,, aan maken kan, zoo niet die domme en armza„ lige menfchen hunne denkwijze geheel veranderen. „ Ik en wij allen arbeiden om de zaak van God: ,, O! mogt toch ons moeijelijk werk het gevolg ,, hebben, hetwelk wij verlangen! tournon is ein„ delijk tot de Vaderen verzameld. Leef gezond , „ mijn dierbare Vader! met alle de vrienden en „ broeders. De Heer beware u, en geve mij, welhaast, wanneer ik mijn werk gelukkig mogt voltooid hebben, aan u, dat is, aan mij zeiven we,, der! Doe mijne groetenisfe aan den hoogen Raac' ,, en aan alle onze Broeders. De omflandigheder ,, dulden niet, dat ik meer fchrijve, of een grootei „ ftuk papier gebruike." Te Rouen, in de belegering van welke ftad d< onftandvastige antoine, Koning van Navarre, Jie leven verloor, hadden de Roomschgezinden beza'! vriend, den welfprekenden Predikant du bosc ei vele andere Hervormden vennoord. Toen aller eiscb (*) Hij fpreekt van katharina de medicis , die no| lleeds, gelijk voorheen, deze rol fpeelde. Qs iaC. G. aar 1517. :ot 1552. 1 1  250 KERKELIJKE as C. G. Jaari5i7. tot 1552. Veld fln g bij Dreux eischten, dat de Prins van Condé, ter vergelding, den Raad van het Parlement van Parys, jean baptiste sapin en den Abt jean de troyes , die men gevangen had, zou ter dood brengen, verzette beza zich daar tegen en fpande alle krachten aan, om zulks te verhinderen. Hij voorzeide menigmaal aan zijne partij, dat hunne zaak geen goed einde zou hebben, dewijl zij opgehouden had, de zaak van God te zijn, die geene moordenaars en roovers helpen zou. Ja, alleen de dringende verzoeken van den Admiraal hielden hem terug, dat hij zich niet van hen, als eene bende verworpenen, losrukte, en naar Geneve keerde, beza zou dit te liever gedaan hebben , omdat hij zag, dat de Prins van Condé meer om zich zeiven en zijne belangen, dan om den Godsdienst dacht. Eindelijk kwam het, na eenen verwoestenden oorlog, tot een hoofdtreffen, in de maand December 1562, in de nabuurfchap van Dreux. De Hervormden kregen de nederlaag, en de Prins van Condé zelf viel in 'svijands handen; van de andere zijde bleef de Maarfchalk van st. and Ré in den Rag , en de Connetable monmorenci werd gevangen en naar Orleans gevoerd. Nu hoopte men aan het Hof den Prins te bewegen, om in de Misfe te gaan, en hem daardoor bij zijne partij verdacht te maken. beza daarentegen zocht des Prinfen eer te redden, en hem van dien ftap terug te houden. Dit gelukte hem, minder echter door zijne nadrukkelijke Brieven aan den Prins, dan wel door den haat tusfehen den Prins van Condé en den Hertog frans van Guife, ge-  GESCHIEDENIS. algelijk uit het gedrag van den Prins na den dood van t dezen Hertog bleek. ] De gemelde Hertog belegerde in den aanvang van het jaar 1563 de ftad Orkans, de voornaamfte plaats, welke de Hervormden in het bezit hadden. Doch , terwijl hij dit beleg met ijver voortzette, werd hij door eenen Edelman, jean de meuei, meer bekend onder den naam jean poltrot , verraderlijk doorCchoten. De moordenaar werd gevat , en in het Koninklijk leger gebragt. Bij zijn eerfte verhoor befchuldigde hij, op aanftoken der Geestelijkheid, den Admiraal en beza, dat zij hem tot dezen moord hadden aangezet en bewogen. Men zond uit het Koninklijke leger met eenen Parlementair een affchrift van zijne verklaring aan den Admiraal. Hoe ongerijmd ook dit verdichtfel reeds op zich zelve ware en geheel ftrijdig met het karakter en het gedrag en beginfelen van den Admiraal en van beza, wilde de Admiraal echter, dat beza een Manifest opftelde, hetwelk hij, de Admiraal, en la rochefoucault , dien men er mede in betrokken had, onderteekenden, en den i2den Maart 1563 in het vijandelijk leger zonden. In dit Manifest verdedigden zij zich volkomen, en hot ongegronde der befchuldiging bleek ontegenzeggelijk, niet alleen doordien men zich zeer over'.iaasttc met de teregtftelling en ftraffe van poltrot , maar voornamelijk, doordien deze, vóór zijden dood, alles wat hij aangaande den Admiraal cu beza gezegd had, plcgtig herriep. De dood van Hertog frans van Guifi bragt eene a C. G. aari5i7- ot 1552' De vrede  t$x KERKELIJKE- aa C. G Jaar15j7 toe 1552 gefloten te Orleans De burgeroorlof!oritfteekt op nieuw geheele. verandering te weeg in de gezindheid der Koningin Regentesfe; en dewijl men den Prins van Condé door den Regtsgeleerden balduin geheel voor laauwe gevoelens omtrent den Godsdienst gewonnen had, werd de vrede ligtelijk getroffen, doch bij welken de Hervormden niets wonnen, alleen werd in Maart 1563 een Edikt uitgevaardigd, hetwelk voor hen eene zeer beperkte verdraagzaamheid bevatte, en dus veel minder gunftig was dan dat van Januarij des vorigen jaars. Het gelukte echter aan beza , den Prins bij den Godsdienst te houden , omtrent welken balduin hem, door zijn Indifferenthmus, vrij los gemaakt had. Hij wist dien veranderlijken man in zulk een licht te plaatfen , dat de Prins allen omgang met hem affneed, en hem geen gehoor meer gaf. Zoodra de vrede gefloten was, fpoedde beza zich weder naar Geneve, om daar aan de belangen der Kerk te arbeiden , gelijk wij boven gezien hebben. Ondertusfchen werd de vrede en het uitgevaardigde Edikt ten behoeve der Hervormden zeer flecht van de zijde van het Hof onderhouden: de Hervormden werden op vele plaatfen ontrust, en de Koning, die nu meerderjarig verklaard was, tegen hen opgehitst; door een nieuw Edikt in het jaar 1563 werd het voorgaande wel in het algemeen bevestigd , maar door bijvoeging van verfcheidene bepalingen genoegzaam krachteloos gemaakt. Zelfs deed de •Kardinaal van Lotharingen pogingen, dat het geheele Edikt mogt worden ingetrokken, als zijnde flechts bij voorraad en door nood vergund, Tusfehen  GESCHIEDENIS. =53 fchen de Koningen van Frankryk en Spanje werd n bovendien gehandeld over een ontwerp, om in I1 t< Frankryk en in de Nederlanden beide de Ketters , uit te roeijen. In Frankryk zelve werden de (leden , die zich voor de Hugenooten verklaard hadden, ontmanteld en met drukkende inlegeringen van foldaten bezwaard. Eindelijk werd er eene zamenzwering gefmeed tegen den Prins van Condé en andere Grooten, die voor(landers waren der Hervormden. De oorlog berstte dus op nieuw uit in het jaar 1567. Deze oorlog duurde flechts kort van October van dat jaar tot Maart 1568. In denzelven viel een hevige veldflag voor te St. Denys, niet verre van Parys, in welken de Connetable monmorenci (heuvelde, zijnde de laatfte, die van het Driemanfchap nog overig was. In het jaar 1568 waren de Hervormden, die de meeste fterke plaatfen in het Rijk, en onder andere Rochelle, bemagtigd hadden , op het punt, om Chartres in te nemen, toen men hun, op zeer voordeelige voorwaarden, den vrede aanbood, welke ook ras gefloten werd. Deze vrede werd intusfchen zoo flecht gehouden, dat, door de vervolgingen, welke hier en ginds tegen de Hervormden werden aangerigt, binnen den tijd, gelijk men verhaalt, van drie maanden, wel 30,000 Hervormden zouden ter dood gebragt zijn. De wapenen werden dan op nieuw opgevat, en de oorlog nam reeds in de maand Augustus 1568 weder eenen aanvang. De Hervormden voerden denzelven ongelukkig; zij werden in eenen veldflag bij Jar- 1 C. G. arï5i'7. >• I55*> Derde oorlog.  *54 KERKELIJKE na C. C Jaarisi; tot 155; Sijnode ti Roebelle Moord van Pary: i Jarnac geflagen, in welken de Prins van Condé ge» '• vangen genomen, maar vervolgens op eene zeer onedelmoedige wijze, in koelen bloede doodgefchoten werd. Zij verloren daar na ook den flag bij Montoncourt, doch herftelden hunne zaken, door het beleid van den Admiraal coligny telkens en werden zoo geducht, dat de vrede in het jaar 1570 getroffen werd, op voorwaarde, dat de Hervormden viije Godsdienstoefening genieten, en daar bij vier fierke fteden Rochelle, Montauhan, la Charité en Cognac, tot hunne veiligheid behouden zouden. ■ De Hervormden, gebruik willende maken van de rust, welke zij door dezen vrede beflendig hoopten te genieten, deden in het jaar 1571 te Rochelle die vermaarde Sijnode bijeenkomen, van welke wij hier voor gefproken hebben, toen wij melding maakten van de dienfien, door eeza , bij die gelegenheid , aan de Franfche Kerken bewezen. De Geloofsbelijdenis, welke de Hervormde Kerken van Frankryk, in het jaar 1559, hadden aangenomen, werd hier op nieuw bekrachtigd, en door allen onderteekend. Ondertusfchen fcheen Koning karel IX alle bit— : terheid tegen de Hervormden te hebben afgelegd, en deed den Admiraal en andere Grooten, die tot derzelver partij behoorden, de allerkrachtigfte betuigingen van eene gansch bijzondere goedwilligheid. Men vergunde zelfs aan den Prins van Oranje onderdehand bijfland tegen den Koning van Spanje , toen hij de wapenen opvatte ten behoeve van de Nederlanden. Ja, om den vrede voor altijd te bevestigen, werd  GESCHIEDENIS. 255 werd er in de maand April 1572 een huwelijk ge-1 floten tusfehen hendrik IV. met margaretha, j Zuster van karel IX. en de 18de Augustus van dat jaar tot de voltrekking van dit huwelijk te Parys bepaald, om welk trouwfeest bij te wonen coligny en de voornaamften onder de Hervormden van het ganfche Koningrijk met veel betoog van vriendelijkheid genoodigd werden. De doorzigtige beza, die de geveinsdheid der Koningin katharina de medicis kende, vermoedde van deze zoo groote vriendelijkheid niets goeds. Zijne vrees vermeerderde, door den dood van de groote voorftanderesfe van het Hervormde geloof, zijne vriendin, de Koningin van Navarre, die in dezen tijd overleed, niet zonder vermoeden van vergift. Zeer was hem het beraamde hawelijk van haren Zoon hendrik met eene Roomfche Prinfes tegen de borst, hij beproefde alle zijne welfprekendheid bij den Admiraal, om dien terug te houden, dat hij zich niet ten Hove begaf, maar vergeefs, coligny hield zijn' vriend voor al te vreesachtig, en ging den dood te gemoet. Aan hendrik fchreef beza eenen nadrukkelijken Vermaningsbrief, welken wij ons niet kunnen onthouden, hier te plaatfen, dewijl dezelve een fprekend bewijs is, dat beza niet fchroomde , de waarheid ook aan de Hoven te prediken: (*) „ Verhevenfte Koning! Het is een kenmerk van eene verhevene ziel, wanneer de mensch bij wederwaar- (*)" Hij is de 74de onder de Brieven van beza. Hier is hij ontleend uit schlossbr Leven van beza Bl. 261. ia C. G. aan 517. ot 1552.  256 KERKELIJKE naC. G. Jaari5i7. tot 1552. waardigheden niet bezwijkt, maar door dezelve tot roem aangefpoord en opgewekt wordt, om te dreven naar de kroon der overwinning. Dit vermogen van edele zielen heeft God u gefchonken. Hij vormde u, van uwe teederfte jeugd af aan, tot alle deugden. Boven dit alles zorgde hij, dat gij onderwezen wierdt in de leere der waarheid, met welke hij zijnen geest der ftandvastigheid, die de zwakfle dingen fterk en onverwinnelijk maakt, pleegt te verbinden. Daarom leven wij allen in de hope, dat bet ongeluk (*), hetwelk onlangs u en de ganfche Kerk getroffen heeft, u niet te nederflaan; maar veelmeer u aanleiding geven zal, om te toonen , welk eene fterkte van ziel, en hoe groote ftandvastigheid de Heer u verleend heeft. Daar God mij den post heeft aangewezen, op welken ik fta; daar hij mij den dienst zijner Kerk heeft opgedragen, zoo mag ik niet nalaten , (bijzonder omdat ik , gelijk gij weet, door uwe Moeder onder het getal harer vrienden gerekend werd, ) u bij den naam van christus, die u, van uwe jeugd af aan, tot zijnen dienst verkoren heeft, te bezweeren en te bidden, dat gij moedig en ftandvastig voortgaat, en den weg, dien gij onlangs roemrijk betreden hebt, ten einde toe vervolgt; want aan deszelfs einde wacht u onfterfelijke roem bij God, en onverwelkelijke eer bij de menfchen. Gij. vooral behoort behoedzaam en omzigtig te zijn, bedenkende, dat de Satan geen' Koning of Vorst der aarde zoo zeer be- (*) De dood zijner Moeder.  GESCHIEDENIS. 257 belangt als u, omdat hij begrijpt, dat het voor hem van het uiterfte belang is , om u van den ingeOagenen weg af te leiden, en van den Godsdienst , dien gij aangenomen hebt, te doen afvallen. Het kan, daar gij het reeds menigwerf moet ondervonden hebben, uwe aandacht niet ontglippen, dat die vijand ontelbaar vele bedienden en helpers heeft, welke hij gebruikt, om u van den regten weg af te brengen , en langzamerhand te bederven. Uwe fchranderheid gebiedt u, te waken, opdat hij niet zich zelfs van u bediene , ter bereiking van zijne oogmerken. Uwe jaren, het fchitterende van uwen ftand, uwe magt, uwe majefteit zelfs moet u alles verdacht maken, en u doen vreezen, dat ook u zou kunnen overkomen, wat zoo vele anderen overgekomen is. O! dat God, naar zijne groote barmhartigheid, dit ongeluk van u en van ons allen afwende! De tijden zijn flecht, vele menfchen verlaten den waren Godsdienst, en keeren terug tot de gebruiken van het Bijgeloof, in het denkbeeld, dat men deze den onkundigen dommen hoop kan overlaten, en zelve die Hechts in fchijn en geveinsdelijk kan blijven waarnemen. Maar deze denkwijze is in den grond niet anders dan goddeloosheid, een hoon voor allen Godsdienst, (eene zoo fchandelijke zonde, dat zelfs de Duivel daar over oordeelen zou,) eene onverfchilligheid omtrent den dienst van het hoogde Wezen, voor welke gij u, als voor een doodelijk vergift, allermeest daarom moet wachten, dat daar door de mensch in eenen afgrond nederftort , in welken hem geene hoop op redding overblijf. Herv. II. R, In na C. G. jaansi7. tot 1552.  aa C. G Jaari5i7 tot 1552 258 KERKELIJKE , In de ftreeken, in welke gij thans reist, is geene ziekte meer algemeen, dan deze; dat niet alleen de ' fchandelijke verfoeijelijkfle godslasteringen tot gewoonte in het fpreken geworden zijn; maar ook alle zonden en fchanddaden worden geduld; niet gelijk voorheen, toen de menfchen zich fchaamden te zondigen; maar als of de zonde lofwaardiger was dan de deugd. Daar ik nu dag en nacht om uwe reis denk, zoo vervult mij de vrees, dat de vlam van een' zoo vreefelijken brand ook u mogt aangrijpen. Maar houd moed! alle dingen zijn in de hand van God. Hij zal zijne kracht en genade ook aan u door uwe bewaring betoonen, en zal u door zijnen bijftand bewegen, om middelen tegen dit kwaad te gebruiken. Het eerfte en voornaamfte is zeker, dat gij niet nalaat de openbare Predikatiën bij te wonen; dat gij niet flechts den Predikanten, die de zuivere leere voordragen, uw oor gaarne leent, omdat God hun het Leeraarsambt opgedragen , en christus gezegd heeft: die u hoort, hoort mij, die u verwerpt , verwerpt mij; maar ook alle die genen gaarne hoort, die u door godvruchtige gefprekken tot de godzaligheid opwekken, en voor^ zonde bewaren. Doch het is nog niet het woord van God gehoor geven , wanneer men hetzelve alleenlijk het oor leent; men moet het in zijn hart opnemen, opdat het aldaar wone, oogen en ooren regeere , gedachten , woorden en werken befture. Wordt dit bij u het geval, zoo zullen wel vele ftormen tegen u losbreken; maar gij zult , desonaangezien, vastelijk voortgaan in het fpoor uwer eeuwig geroemde Moe-  GESCHIEDENIS. 259 Moeder, en behoeft niet te twijfelen, of des Heeren woord zal ook aan u bevestigd worden: Ik! eere, die 'mij eeren. Maar laat gij u Hechts een'! voet breed van dezen weg afleiden, (hetwelk ik hoop, dat verhoed zal worden,) zoo houd het voor zeker, dat zij, die u van God aftrekken, en in uw bijzijn vleijen, in het verborgene u verachten en verraden zullen. Reep God aan van ganfeher harte, opdat gij te zekerder u zeiven voor alle kwaad bewaart, en houd het voorbeeld van den vromen Koning david altijd voor oogen. Wanneer zijn honderd en eerfte Pfalm u meer voor den geest is, dan de raad van eenig fterfelijk mensch, zoo kunt gij zeker zijn, dat de genade Gods, die als het ware uw erfgoed was, bij u blijven zal, en dat uw nagedacht daar van nog grootere blijken erlangen zah Ik bidde God, verhevende Koning! ik bidde hem, die de Koning aller Koningen, de Heer van alle Heeren is, dat hij u in zijne hoede neme, en u met zijnen Heiligen en Koninklijken geest vervulle ; en dat gij, op dezen vertrouwende, u zeiven door reinheid des wandels, vroomheid en deugd overwint; maar ik bidde tevens, dat hij Uwe Majedeit met alle zijne gaven gelukkig make en verblijde, tot roem van zijnen heiligen naam, tot troost zijner Kerk, tot heil van het Franfche Rijk. Vaarwel. Geneve den ioden Julij 157a." beza was het niet alleen , die op dit huwelijk een kwaad vermoeden had ; velerhande geruchten ontrustten de gemoederen , in verfcheidene gezelfchappën werd gemompeld, dat op deze bruiloft meer K. 2 bloed ia C. G. 'aari5i7« ot 1552.  2f5o KERKELIJKE m C. G Jaarisi" tot 1552 bloed dan wijn geflort zou werden; de Admiraal werd door verfcheidene ongeteekende Brieven gewaarfchuwd; doch alles was vergeefs. Hij en de Hervormden verlieten zich op de vriendelijke verklaringen en «betuigingen van het Hof. Ook werd het huwelijk dadelijk op den i8den Augustus voltrokken , en de Bruiloft eenige dagen lang met groote vreugde gevierd, doch op een' van dezelve werd de Admiraal uit het Paleis van den Koning , naar huis gaande, met een musket, geladen met twee kogels, uit een huis in den linker arm zwaar gekwetst; nog wilde hij niets euvels gelooven, te meer, dewijl de Koning hem in perfoon kwam bezoeken, en onder de zwaarfle vloeken hem verzekerde, dat hij den dader zou doen ftraffen en in de veiligheid der Hervormden voorzien. Doch op den 24ften Augustus, aan den Heiligen bartholomeus gewijd, werd het verfoeijelijk ontwerp , om de Ketters, gelijk men hen noemde, met eenen flag uit te roeijen, ten uitvoer gebragt. Op een gegeven teken met de klok, nam het moorden eenen aanvang. Een der eerfte flagtoffers dezer woede, was de Admiraal, die den dood met dien moed en ftandvastigheid onderging, welke hem als den grootften man van zijnen tijd in Frankryk gekenmerkt hadden. Toen hij, bij het bemagtigen van het huis, in hetwelk hij zijn verblijf had, hoorde, •wat er gaande was, zeide hij tot de genen, die bij hem waren: ,, Ik ben bereid, den dood, welken „ ik niet gevreesd heb, geduldig te ondergaan. „ Gelukkig, die mij gevoel te fterven, en fterven „ zal,  GESCHIEDENIS. c6t '„ zal, in den Heere, door wiens genade ik, in de „ hope des eeuwigen levens, gefterkt worde! Gaar, ,, mijne vrienden, en verbergt u, om niet in mijn „ onheil te worden ingewikkeld. De tegenwoordig„ heid van dien goeden God, wien ik mijne ziel ,, aanbeveel, is mij genoeg (*)." Zoo achtbaar was de Admiraal, dat hij, bij het eerfte voorkomen, zijnen beulen zeiven eene foort van eerbied inboezemde. Een der beulen, een Duitfcher, bediende van den Hertog van Guife, vraagde hem : Zijt gij coligny ? Met een onvertfiiagd gelaat antwoordde de Admiraal: jfa, jonkman.' eerbiedig mijne grijze haren; wat gij ook doet, mijn leven zult gij niets verkorten. Nu viel men op den edelen man aan, die met vele wonden afgemaakt werd. Het hoofd, hem afgeflagen, bragt men naar de Koninginne Moeder, doch de romp viel in handen van het flechtlte graauw, en werd, op de alleronwaardigfle wijze, mishandeld. Meer dan 5000Hervormden werden bij deze gelegenheid in de ftad Parys, zonder dat iemand eenigen wederftand bood, in koelen bloede omgebragt, 6 of 700 huizen werden geplunderd, en hetgeen opmerkelijk is, men wist Hechts van een huis, waarin eenige wederftand geboden werd. Dit alles gebeurde op het bevel en onder het oog van den Koning, die zelf gezegd wordt, uit de venfters van zijn Paleis verfcheidene fchoten met een musket op zijne onfchuldige onderdanen gelost, en herhaalde keeren geroepen te hebben: (*) thuanus Libr. Lil. T. II. p, 1 52. R3 ra C. G. jaarisi7. tot 155a.  *6a KERKELIJKE r»a C. G. Jaari5i7. tot 1552. ben: [laat dood! /laat dood! De ijsfelijke moord en plundering duurde zeven dagen, gedurende welke de ftraten van Parys van bloed ftroomden. Dezelfde woede heerschte ook in de meeste Provinciën van het Rijk, en bleef omtrent twee maanden aanhouden , zoodat men het getal der vermoorden op 30,000 menfchen rekende; anderen fpreken zelfs wel van ioo,coo. Vele Hervormden echter ontkwamen te Parys den moord, gedeeltelijk door de menschlievendheid der Burgeren, gedeeltelijk door die van Guife zelve gefpaard, om de hatelijkheid dezer woede van zich af te wenden. Onder dezen was ook de vermaarde filips mornai du plessis. Ook bleven fommige Steden en Provinciën van de flagting verfchoond, door de edelmoedigheid van derzelver befluurders , fommigen van welken de bevelen des Konings uitdrukkelijk weigerden te gehoorzamen , zeggende, dat zij wel in zijnen dienst waren tegen zijne vijanden, maar niet als beulen tegen hunne, medeburgers, hendrik van Navarre en dejonge Prins van coNDé behielden ter naauwernood het leven, maar werden genoodzaakt, om den Godsdienst , welken zij tot hier toe beleden hadden, te verzaken, waar bij echter coNDé zich ftandvastiger gedroeg dan hendrik, doch toen het gevaar voorbij en zij weder in vrijheid gefield waren, verwierpen zij terflond het hun met geweld opgedwongen geloof weder. Algemeen werd deze moord , bekend onder den naam van St. Bartelsnacht, of de Bloedbruiloft van Parys, van allen, die menfchelijk dachten, verfoeid. thua-  GESCHIEDENIS. t6$ THUAKus, en met hem alle redelijke Franfchen , pasten op denzelven toe de woorden van den Dichter statius: Excidat illa dies aevo, nee postera credant Secula! ■ Doch bijgeloovige ijveraars juichten over denzelven. De Koning liet zelfs gedenkpenningen op deze gebeurtenis fhan, en vreugdefeesten aanrigten, beroemende zich de weêrfpannelingen bedwongen, en uit ijver voor den Godsdienst geregtigheid geoefend te hebben. Ook betoonde de Paus en het Hof van Rome hunne goedkeuring en blijdfehap over dit gebeurde. Sommigen hebben zelfs in gefchrifte deze onmenfchelijkheid pogen te verfchoonen of zelfs wel te ontfchuldigen; het zij met redenen van Staat, die fomtijds buitengewone middelen .zouden verel fchen (*); het zij door eene zamenzwering van den Admiraal en de zijnen tegen den Koning en deszelfs huis voor te wenden (f). In de jongstafgeloopene eeuw heeft nog de Abt caveirac voor dit trouweloos en onmenfchelijk moorden durven pleiten in zijne Apologie de Louis XIV. Doch men heeft zijn werk niet dan met fchrik gelezen, en zijn onzin- (*) Gelijk filips naude in zijne Confiderations Politiques. (|) Gelijk faber Bibracenfis in Epist. ad Stanislaum Elvidium, five Joachimum Camerarium, welken Brief gerdes, doch tevens met het antwoord van elvidiüs op denzelven ingevoegd heeft in zijn Scrin. Antiq. T. VI. R 4 naC. G. Jaari5i7. tot 1552.  na C. G Jaanst? tot 1552 Nieuwe Burgeroorlogen. 964. KERKELIJKE zinnige ijver is met de ballingfchap beloond geworden. (*). De Hervormden, die dezen moord ontkomen waren , vonden zich wel diep getroffen, doch niet geheel nedergeflagen, ook bezaten zij nog de fterke plaatfen Rochelle, Sance'rre en andere, welke zij bij het laatfle vredeverdrag verkregen hadden, en welke zij, zoo goed zij konden, verfterkten. De Koning vermaande hen, bij Edikten, zich ftil te houden , met beloften van volkomene veiligheid , benevens de vrije oefening van hunnen Godsdienst. Doch als geene beloften in ftaat waren, hen op nieuw te verftrikken, werd de oorlog in het jaar 1573 weder hervat. De Hertog van Alencon , 's Konings Broeder, floeg het beleg voor Rochelle en Sancerre, doch deze fteden weerden zich ftandvastig, en floegen alle aanvallen met moed en beleid af; Saneert e verduurde een' allerverfchrikkelijkften hongersnood, eer die ftad zich, op redelijke voorwaarden, wilde overgeven. Staande de belegering van Rochelle, werd de Hertog van Alencon tot Koning van Polen verkoren, hetwelk gelegenheid gaf, dat de vrede aan de Hugenoten op nieuw aangeboden , en ook door hen aangenomen werd; dit gebeurde nog in datzelfde jaar 1573. De Hervormden waren, in dezen oorlog , veel verfchuldigd aan de dapperheid van W0MBR.UN, een' aanzienlijk Edelman uit Dau* phhie , die naderhand in het jaar 1575 in eenen veld» (*) Men zie de Biblioth. des Sciences et des Beaux Arts T. XIII, p. 148, 3/7. enz. T. XIV. p. eS . enz.  GESCHIEDENIS. 265 'veldflag gevangen zijnde , onthoofd is geworden. In het volgende jaar 1574 deed zich eene nieuwe partij op, die tegen het Hof misnoegd was, en van welke de Mommorancï's de hoofden waren , zelfs de jongde Broeder des Konings, die nu Hertog van Alencon en Anjou was, zoo bekend geworden in de Nederlandfche Gefchiedenisfen, voegde zich bij hen , zij werden Politkken , ook Malcontenten of Misnoegden genoemd, en vereenigden zich fpoedig met de Hugenooten , en derzelver hoofden , hendrik. van Navarre en den Prins van Condé , zoodat het op nieuw tot eenen binnenlandfchen oorlog kwam, kort voor den dood van den Koning karel IX, die, in het 25de jaar zijns ouderdoms, onder vele knagingen en folteringen, overleed. Hij werd opgevolgd door zijnen Broeder hendrik UI, die, Polen verlatende, ten fpoedigften naar Frankryk keerde, om bezit van den troon te nemen. De binnenlandfche oorlog werd nog eenigen tijd voortgezet, meest ten voordeele der Hervormden, die ook door den Paltzgraaf joan' kazimir, met een leger Duitfchers, onderdeund werden, hendrik. zag zich dus genoodzaakt, hun in het jaar 1576 den vrede op eerlijke voorwaarden toe te daan, waar bij voor hunne vrije Godsdienstoefening gezorgd, de moord van Parys veroordeeld, en den Hervormden de toegang tot ambten en waardigheden , ook in de regtbanken des Rijks , opengedeld werd. Doch te zelfden tijde floten de Roomschgezin'en, op aandoken van den Paus, eene verbindtenis, aan welke de naam van de Heilige Ligua R 5 §e- ïa C. G. faaris^. :ot 1552. HEND III.  na C. G Jaari5i7 tot 1552, 465 KERKELIJKE gegeven werd, welke de handhaving van den Roofft. fchen Godsdienst en de uitroeijing der Ketteren ten oogmerk had, doch met welke die van Guife tevens bedoelden, om, bij het uititerven van het Kofiinklijk huis van Valois, den tak der Bourbons van den troon uit te fluiten, en dien in hun eigen geflacht over te brengen. In eene Staatsvergadering te Blois werd tevens tegen de trouw der voorwaarden van den laatften vrede het befluit door den Koning genomen, dat alle burgers en onderdanen tot de eenheid van het Katholijk geloof gebragt zouden worden. Dit befluit gaf terflond aanleiding tot nieuwe onlusten in het jaar 1577, te meer , dewijl fommige Roomschgezinden, op de klagten der Hervormden, over het fchenden der verdragen, durfden beweren, dat men den Ketters geen geloof behoeve te houden. Alhoewel nu deze oorlog min voorfpoedig door de Hervormden gevoerd werd, echter werd de vrede nog in datzelfde jaar herfleld , doch op voorwaarden, die voor de Hervormden min gunftig waren. Doch dit verdrag was niet duurzamer dan een der voorgaande , alzoo het, op zoo velerhande wijzen, bij aanhoudendheid, gefchonden werd, dat de Koning van Navarre en de Prins van Condé, omtrent drie jaren daarna, weder tot de wapenen de toevlugt namen. Koning hendrik, vreezende voor de Duitfche hulpbenden, welke deze Vorsten ontboden hadden, en omdat de Hertog van Anjou geloofde, iroor zijne oogmerken in de Nederlanden den vrede in Frankryk noodig te hebben, waarin de Koning hem  GESCHIEDENIS. itf hem wilde begunftigen, deed hun den vrede aanbieden op de voorwaarden, welke zij te voren bedongen hadden, en de rust werd in datzelfde jaar 1580 dadelijk weder herfteld. Doch deze rust mogt eenige jaren in fchijn duren, de gemoederen nogtans bleven, over en weder, tegen eikanderen verbitterd. Ook bleef de Ligue ftand houden, en verfterkte zich geftadig, voornamelijk, toen na den dood van den Hertog van Anjou het regt der opvolging op den troon van Frankryk overging op hendrik van Navarre, als den naasten Prins van den bloede, wien de Verbondenen volftrekt niet op dien troon wilden gedogen, omdat hij de Hervormde leer beleed. Hetgeen men van beide kauteu in het werk flelde, elk om zijne oogmerken te bereiken, ontftak eenen nieuwen feilen oorlog in het jaar 15Ö5. In het begin van dezen oorlog overleed de Prins van Condé aan vergift, hetwelk men hem had toegediend, nalatende een zoontje, hetwelk na 'svaders dood geboren werd, en die in vervolg van tijd tot den Roomfchen Godsdienst overgegaan is. In het jaar 1587 behaalde de Koning van Navarre eene roemruchtige overwinning op de Roomschgezinden bij Coutras. De Koning van Frankryk zelf, ten volle overtuigd, dat die van de Ligue het niet minder op hem , dan op de Hervormden, gemunt hadden, nam eindelijk een vast befluit, om dezen verderfelijken aanhang uit te roeijen. Doch hij bediende zich ten dien einde van een middel, hetwelk voor zijn oogmerk meer fchadelijk dan. voordeelig was, wanneer hij , hij gelegenheid eener Staatsvergadering te Blois, de twee na C. G; Jaari5i7. tot 1552.  »C. G Jaansi 7. tot 1552. HENDRIK III wordt vermoord endoor HENDRIK IV opgevolgd. 268 KERKELIJKE twee voornaamfte hoofden van de Ligue, den Hertog hendrik van Guife, en den Kardinaal, deszelfs Broeder, in het Paleis deed vermoorden, in hetwelk hij zelf gehuisvest was. Deze moord had eenen opftand tegen den Koning van Frankryk ten gevolge, ook viel de ftad Parys hem af; zoodat hij genoodzaakt was, zijne befcherming te zoeken bij die zelfde Hervormden, tegen welke hij zich te voren zoo verbitterd gedragen had. Doch, wanneer bij, vereenigd met den Koning van Navarre , in het jaar 1589, de ftad Parys belegerd had, werd hiU door een Jacobyner Monnik, jakob clement genaamd, door die van de Ligue daartoe opgemaakt, moorddadig met een mes doorftoken. hendrik III was de laatfte Koning van Frankryk uit het huis van valois , hetwelk 161 jaren lang den troon bekleed en 13 Koningen aan Frankryk gegeven had. hendrik IV. uit het huis van Bourbon, tot hier toe Koning van Navarre , was zijn opvolger. Doch de haat van die van de Ligue was zoo groot tegen hem, waar bij kwam, dat de Godsdienst, welken hij beleed, de Roomschgezinüen affchrikte, dat hij, na vier jaren, met de uiterfte kloekmoedigheid, zijne regten gehandhaafd te hebben, en geen ander middel ziende , om den troon meester te worden, en de rust in Frankryk te herftellen, eindelijk befloot, van Godsdienst te veranderen, en den Roomfchen aan te nemen, in welken hij federt altijd geleefd heeft. Niet, dat hij hier in zoo los gehandeld hebbe, als men zich dikwijls verbeeldt, en dat hij zal gezegd hebben: Parys  GESCHIEDENIS. 269 rys is nog wel eene Misfe waard! gelijk ook beza zelf in deze verandering flechts een' flap van noodzakelijkheid erkende; evenwel was en bleef deze flap bedenkelijk. Niet alleen, dat er toch nog verfcheidene jaren verliepen, eer hendrik alles aan zich onderwerpen kon, maar de woede der Godsdienftige verbittering wapende reeds in het jaar 1594 eenen verraderlijken moordenaar tegen hem, die hem echter flechts eene wonde aan de lippen toebragt, bij welke gelegenheid d'AUBiGNé, een van 's Konings bijzondere gunflelingen, die zijnen Godsdienst, den Hervormden, en tevens zijnen Koning, onveranderlijk getrouw bleef, en wiens edele geest nog in zijne fchriften doordraait, zich niet kon onthouden , tegen hem te zeggen : „ Tot hier toe heeft uwe „ Majedeit God nog flechts met den mond verloo„ chend, daarom heeft hij u flechts aan den mond „ laten kwetfen. Doch, wanneer gij Hem in uw „ hart zult verloochend hebben , dan zal hij ook „ dit trouwelooze hart laten doorboren! " hendrik gevoelde ook zelf, in het vervolg van zijn leven , knagingen van zijn geweten, over dezen dap. In eene gevaarlijke ziekte gevallen zijnde, ontbood hij d'AUBiGNé, hem onder anderen vragende, of hij door zijne verandering van Godsdienst ook zonde tegen den Heiligen Geest begaan hebbe? Deze verklaarde hem die zonde naar zijne begrippen, en liet het oordeel aan den Vorst zeiven over, waar op de Koning vurig en bij herhaling om vergeving bad. Doch tot zijne gezondheid herdeld en op nieuw door zijne wellustige neigingen bedormd zijnde , zocht ia C. CS. [aan 517. tot 1552-  «*C. c JaitM5iJ tot 155: Edikt va» Nantes. a?ö KERKELIJKE s zocht hij zijn geweten daar mede te ftillen, gelijk • hij aan zijnen vriend verklaarde, dat hij de belangen van zijne ziel ter verantwoording toevertrouwd had aan den Stadhouder van jezus op aarde. AUBiGNé gaf hem te kennen, dat hij nu voor 'sKonings leven vreesde, alzoo dit gevoelen niet ver verwijderd was van eene verloochening met het hart; en d'auBiGKé hield zich van de zekerheid der uitkomst zoo overtuigd, dat hij, toen hem berigt werd , dat een booswicht, frans ravaillac, den Koning in 3610 doodeujt in den hals gewond en hem de ftrot afgefneden had, zeer bedaard zeide: „ Bij nader „ onderzoek zal het blijken, dat niet zijn hals, maar zijn hart doodelijk gewond is (*_)!" hendrik toonde echter, dat hij het geloof, hetwelk hij, uit Staatkunde, verlaten had, in zijn hart niet haatte, door de goede dienden, welke hij den Hervormden bleef bewijzen , en oordeelende, dat zijne oude vrienden zijner altijddurende befcherming waardig waren, verleende hij hun, in het jaar 1598, het vermaarde Edikt van Nantes, bij hetwelk hunne regten, de vrijheid van hun geweten, en de oefening van hunnen Godsdienst, op de krachtigfte wijze , verzekerd werden, en daar de Vorst zelf het den titel gaf van eeuwigdurend en onherroepelijk Edikt, tegen alle fchending, voor het toekomende, beveiligd fchenen (f). ZE- (*) A. de la chapelle Lettres d'un Theologien Reformè ou Reponfe nu P. Sckefmacher. T. II. p. 346'-348. (f) elie benoit Hifi, de lEdit de Nantes. Helft in het  GESCHIEDENIS. t?i ZEVENDE HOOFDSTUK. Gefchiedenis der Hervorming in Engeland. Schot» land en Ierland. \^ij Heken uit Frankryk over naar Engeland, om de beginfelen, den voortgang en vestiging van de Kerkhervorming, in dat Eiland, in hetwelk Engeland en Schotland nog twee onderfcheidene Koningrijken uitmaakten, en het met het Rijk van En» geland vereenigde Ierland te befchouwen. De leere van wiklef, met welke die der Hervormers in vele Hukken overeenkwam, had reeds federt de XlVde eeuw eene ftraal van licht verfpreid, in het midden der duisternis van onkunde en bijgeloof.' Na het verloop van 150 jaren was er nog eene groote menigte menfchen in Engeland, bij welken de leer en de gedachtenis van dezen grooten man hare achting niet verloren hadden. En alhoewel zij, wegens den haat en de vervolging der Geestelijkheid, geene Gemeente of Kerkelijk Genootfchap hadden kunnen tot Hand brengen, waren zij echter door het geheele Koningrijk verfpreid, en ble- het jaar 1693. in 5 Deelen in 410. In het Nederduitsch vertaald onder den titel: Hiftorie der, Gereformeerde Kerken van Frankryk, vervattende het begin en den voortgang der Reformatie, Amjlerd. II Deelen in Folio Jop. ia C G. [aan 517. :ot 155a. Overgang roeftand van Engelandten tijde der Hervorming.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 27a KERKELIJKE ' bleven die betere begrippen, welke zij eens hadden aangenomen, getrouw aankleven; de geheel bedorvene zeden der Kerkdijken en der Monniken vielen elk eenen in het oog, zoodat zij daardoor in den algemeenen haat en verachting deelden ; welke niet weinig vermeerderde, toen de Kardinaal wolsj,y eene Bulle van den Paus verwierf tegen de heerfchende gebreken der Kerkdijken; de Hervorming en het opheffen van vele Kloosters, door geinelden Kardinaal, op bevel van Koning hendrik den VUIflen te werk gefield, bragt vele bedriegerijen en zedeloosheden der Kloosterlingen in het licht, waar door het volk tegen dezelve fterk werd ingenomen. De vrijdom der Geestelijken van de Wereldlijke Regtbanken, welke reeds onder de regering van hendrik VII beperkt wordende, aanleiding gegeven had tot vele onrustige bewegingen , veroorzaakte misnoegen onder velen tegen de Geestelijken, die onder dit voorwendfel vele euveldaden en onregtvaardigheden ftraffeloos pleegden. De fchriften van luther en zwinglius werden al fpoedig in Enge. land overgebragt, daar in het Engelsch vertaald en gretig van velen gelezen. In Londen , Oxford en Kamhridge hield men zelfs bijeenkomften , in welken luther's Boeken gelezen, en zijne gevoelens verbreid werden. De vertaling van het Nieuwe Testament, door willem tyndal, in het Engelsch, werd van Antwerpen, waar zij gedrukt was, overgebragt, en met goedkeuring ontvangen; :n door deze en dergelijke pogingen, van verfchei3ene waardige mannen, bilkey, latimer, fryth aan-  GESCHIEDENIS. 273 aangewend, werden de oogen van velen, hoe langer hoe meer, geopend (*>. Weinig hoop fcheen er zich nogtans voor te doen, dat dit werk der Hervorming in Engeland ooit tot ftand zou komen. Koning hendrik VIII, die federt 1508 regeerde, en niet minder zijn Staatsdienaar en gunfteling, de Kardinaal wolsey , was zeer verkleefd aan den Roomfchen Godsdienst, ook was de Koning niet geheel onervaren in de Scholastieke Godgeleerdheid; wij hebben reeds in het voorgaande Deel onzer Gefchiedenis (f) gezien, hoe hij zelfs de pen tegen luther gevoerd, en tegen hem een Boek gefchreven heeft, over de zeven Sacramenten. De goedkeuring van het Roomfche Hof over hetzelve, de vleijerij der Geestelijkheid , die den Koning, wegens dit Boek, eenen tweeden salomo noemde, en van den Paus leo X, die hem den titel fchonk van Befchermer des Geloofs, welke titel clemens VII op nieuw bevestigde , verklarende , dat het Boek van hendrik door ingeving van den Heiligen Geest gefchreven , en met dat licht van wetenfchap en verftand vervuld was, dat daar uit ligtelijk bleek, dat eene beste natuur , waar zij zich wende, tot alles bekwaam zij , en een beste Wil, ook door Gods hulp en gave, in alles gelukkig (*) De Gefchiedenis der Hervorming van Engeland iï befchreven door den vermaarden gil. burnet , naderhand Bisfchop van Salisbury. Ook vergelijke men gerdes Hifi. Evang. Renov. T. IV. p. 172. fqq-, (*) Bladz. lil, Herv. II. B ia C. 8; faari5i7i tot 155a:  ns C. G Jsaris 1 tot 1552 574 K E R K E L IJ K E kig en voorfpoedig zij;" deze vleijerij verbond den Koning geheel aan de belangen van den Paus en de Kerkelijken; te meer, daar de hevigheid van luther, met welke hij dit Koninklijk gefchrift beantwoordde (*), den Koning ten hoogfle tegen hem verbitterde, zoodat hij niet alleen in 1523 een Afgezant zond aan de Sakfijche Vorsten, met Brieven , in welken hij nadrukkelijk over luther klaagde , en hen vermaande, het kwaad in de beginfelen te keer te gaan; maar ook in zijn eigen Rijk de hevigfte vervolging aanrigtte tegen allen, die flechts eenigzins zich tot de leer van luther genegen toonden. Niet te vrede, zelf tegen luther gefchreven te hebben, liet de Koning ook erasmus aanfporen, om de pen tegen dien Hervormer op te vatten, cutbert tonstal, Bisfchop van Londen, fchreef ten dien einde eenen dringenden Brief aan erasmus (f), met bedreiging, dat aan denzelven het jaargeld , hetwelk hij uit Engeland genoot, zou ontnomen worden , indien hij zich niet tegen luther verzette. Daar op volgde het Boek van erasmus tegen luther, over den vrijen wil; hetwelk erasmus zijns ondanks in het licht gaf, waarom hij ook aan ludo- vi- (*) Zoo lievig en bitter was de wijze, op welke luniER den Koning bejegende, dat hij aan het hoofd van ien Brief aan den Koning fchreef: marten luther, ioor Gods genade, Euangelieprediker te Witteberg, aan iendrik VIII, door Gods toorn, Koning enz. (f) Inter Epistolas Erasmi Vol. I. Epist. 656. pag. '/i, 77''  GESCHIEDENIS. 275 Vicus vives fchreef: ,, Dat hij , over den vrijen „ wil fchrijvende, den vrijen wil verloren had; dat^ zijn hart hem iets anders had opgegeven , dan „ zijne pen gefchreven had." Koning hendrik VIII had zijn' ijver voor den Roomfchen Godsdienst reeds van het begin zijner regering af betoond, door het vervolgen van zulken, die ontdekt werden de gevoelens van wiklef toegedaan te zijn. In de jaren 1509, 1511 en 1512, vinden wij voorbeelden aangeteekend vmWiklefiten, die men ook LoIIards noemde, meestal welmeenende doch eenvoudige menfchen, die om hunne gevoelens levende verbrand zijn geworden. Sedert werd de vervolging met dubbelden ijver voortgezet. Wanheer men flechts het minfle woord gezegd had , ftrijdig met de leere of inftellingen der Roomfche Kerk, werd men aanRonds in hechtenis genomen. Als men aan zijne kinderen het gebed des Heeren , de tien Geboden en de Geloofsartikelen leerde, was zulks genoeg, om naar het fchavot gefleept te worden, gelijk dit de eenige misdaad was, om welke zes mannen en eene vrouw in het jaar 1519 te Coyentry ter dood gebragt werden (*). Uit dezen ijver en het gedrag van den Koning hendrik VIII omtrent luther en de zaak der Hervorming, kon men niets goeds voor dezelve in Engeland verwachten, zoo lang deze Vorst leefde. Maar de verfchilien, in welke hij in het jaar .1527 met (*) BURNiT I Deel. I Stuk. Bladz. 70-76. cïrdes T, IV. pag. 176. S a ia C. G. [aari5i7. ot 1553* Zware /er volding om ienGod** dienst» HENDRIK VIII ver; breekt zijn huwelijk met katharina  na C. G Jaar 1517 tot 1552. van Arragon en trouwt ANNA 301EIN. 276 K E R K E L Ij K % met den Paus klemens VII geraakte*, waren, doof het bijzonder beftuur der Goddelijke Voorzienigheid, van dat gevolg, dat hij zelf, als tegen zijn' wil, en zonder zulks te denken, de deur voor de Hervorming opende, en, in zoo verre, voor derzelver eerften grondlegger in Engeland kan gehouden worden. Hij had in het jaar 1509, nog maar 18 jaren oud zijnde, katharina van Airagon, Dochter van den Koning van Spanje, ferdinand, vrouws Zuster van filips, Hertog van Burgondië, en Moeije van Keizer karel V, getrouwd. Zij was weduwe van hendrik's Broeder, arthur., Prins van Walles; dit huwelijk was meest uit Staatkundige redenen gefloten, opdat de aanzienelijke huwelijksgave dezer Prinfes van 200,000 Dukaten niet zou behoeven terug gegeven worden. Ook had men tot hetzelve de dispenfatie of het ontflag van den Paus julius II verzocht en verkregen, omdat een huwelijk met des Broeders weduwe, alhoewel zij bij denzelven geene kinderen had, werd aangemerkt,""als ftrijdig zijnde met de Goddelijke Wet. Levit. XVIII. hendrik leefde met deze zijne eerfte huisvrouw tot het jaar 1527, en gewan bij haar, behalve twee Zonen, die in hunne kindsheid ftierven, eene Dochter, maria, die naderhand Koningin van Engeland geworden is. Ondertusfchen had de Koning, gelijk hij zelf betuigde, altijd twijfelingen gevoeld, omtrent de wettigheid van dit zijn huwelijk; ervaren zijnde in de fchriften van thomas aquinas en andere Schoolgeleerden, die de Levitifche Wet aanmerkten als  GESCHIEDENIS. >>77 als van zedelijke en altijddurende verpligting, en opmerkzaam op de vertogen van fommige Bisfchop. pen, die het huwelijk voor onwettig verklaard hadden, was de Koning door dit alles met gewetensbezwaren overladen, welke hem alle gemeenfchap met de Koningin deden afbreken. Ook had inderdaad reeds van het begin af warham , Aartsbisfchop van Cantcrbury, zich tegen dit huwelijk verklaard, als bloedfchendig, en waaromtrent de Paus geene dispenfatie of ontflag verkenen kon, alzoo deszelfs magt zich niet over de Goddelijke wetten kon uitflrekken. Ook had hij zwarigheid gemaakt, dat een kind, uit dit huwelijk gefproten, nooit als wettige erfgenaam des Rijks zou kunnen erkend worden, hetwelk tot veel onrust en moeijeüjkhcden in der tijd aanleiding zou kunnen geven. Doch bij dit gemoedsbezwaar des Konings kwamen nu ook andere redenen. De Koningin was van een' ftuurfchen aard, niet gefchikt om des Konings genegenheid aan zich te verbinden , en hendrik zelf bleef in zijne liefde veranderlijk en onflandvastig, zoodat van zes vrouwen , die hij bij vervolg gehad heeft, Hechts de eerfte en de derde , met welke hij ook niet meer dan een jaar getrouwd is geweest, haren natuurlijken dood geftorven zijn, en zijne laatfte vrouw hem wer overleefde , maar ook dikwijls in levensgevaar geweest is, gedurende dien korten tijd, dat zij met hem getrouwd was. Hiel kwam bij, dat katharina niet heel gezond was , en dat de Koning op eene adelijke jonge Dochter, anna bolein genaamd , verliefd was geworden , § 3 wei¬ na C. G. pia«5i7V tot 155a-  bs C. G. Jaari5i7. tot 1552. 278 KERKELIJKE welke weigerde, den Koning anders dan in een wettig huwelijk te wille te zijn. Eindelijk werd, op 'sKonings last, de wettigheid van dit huwelijk in overweging genomen , en het gevoelen der Bisfchoppen daaromtrent ingewonnen , die allen, uitgezonderd joan fisscher , Bisfchop van Rochester, dit huwelijk voor ongeoorloofd en onwettig verklaarden. Dewijl de Koningin in deze uitfpraak der Bisfchoppen weigerde te berusten , én zich op de Pausfelijke Dispenfatie beriep, werd de zaak ter kennis van den Paus gebragt , die thans door de Keizerlijke troepen te Rome gevangen gehouden wordende, den Koning alles beloofde, maar zoodra hij zijnen zoen met den Keizer gemaakt had, uit vrees van denzelven op nieuw tegen zich in het harnas te jagen, en te gelijk bekommerd, dat hendrik , door hem in het ongelijk gefteld wordende, zich aan zijne gehoorzaamheid zou onttrekken , de beflisfing over de wettigheid van dit huwelijk, door verfcheidene uitvlugten fleepende wist te houden. Eindelijk zond hij den Kardinaal campeggio als zijnen Gezant naar Engeland, om met den Kardinaal wolsey deze zaak te onderzoeken, en in zijnen naam te beoordeelen. Na menigvuldige onderhandelingen , in welke campeggio den Koning met goede en vleüende woorden poogde in te nemen , werd den 2i(len Junij 1529 een regtsgeding voor de Gevolmagtigden van den Paus gehouden , en beide de Koning en Koningin voor dezelve gedaagd. Doch de Koningin weigerde voor deze Regters te ver{"chijïien, maar beriep zich op den Paus zelven. Hief  GESCHIEDENIS. a"9 Hier op daagde de Paus den Koning en Koningin te Rome voor zijnen Regterdoel, waar over de Koning ten hoogde misnoegd zijnde, zijn ongenoegen het eerst op zijnen Staatsdienaar den Kardinaal wolsey uitftortte, die van zijn ambt als Kanfelier ontzet werd, hetwelk aan thomas morus werd opgedragen, wolsey werd vervolgens naar den Towr gebragt, in welke gevangenis hij kort daarna van hartzeer overleed. Terwijl de Koning zich in verlegenheid bevond , en onzeker was, wat hij ter hand zou nemen, werd hem door thomas cranmer een weg aangewezen, ter bereiking van zijn oogmerk, cranmer was Leeraar der Godgeleerdheid op de Hoogefchool te Cambridge, en bevond zich thans te JValtham, alwaar hij in gezelfchapkwam met gardiner en fox, den eerden Geheimfchrijver, den laatden Aalmoezenier van den Koning. Deze vraagden hem onder anderen, wat hij van de echtfcheiding dacht , op welke de Koning aandrong ? cranmer zeide hun , dat het raadzaam zou zijn, het gevoelen van de vermaardde Godgeleerden en der voornaamfte Akademien van Europa in te winnen, of het huwelijk des Konings met katharina van Arragon met de Goddelijke wet ftrijdig ware. Indien men dit bevond, kon de Paus, hetgeen met het Goddelijk regt dreed, niet voor wettig en geoorloofd verklaren. De Koning, wien men dit voordelde , keurde dezen raad goed; en cranmer kreeg voor «alles in last, om fchriftelijk aan te toonen, dat des Konings huwelijk drijdig was met het Goddelijk regt , gelijk S 4 cran- ïa C. G. Iaarl5!7. :ot 1552.  38o KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. cranmer deed, en dit in openbaren druk beweerdde. Vervolgens werden de Hoogefcholen van Ox~ ford en Cambridge geraadpleegd, welke in het eerst vrij wat zwarigheid maakten, omdat zij de gevoelens van cranmer omtrent den Godsdienst verdacht hielden, en niet minder voor anna boelein , het voorwerp van 's Konings liefde, vreesden , die aan het Hof van margaretha, Zuster van den Koning van Frankryk, de beginfelen der gezuiverde leere had ingezogen. Na vele bedenkingen verklaarden zij zich voor het gevoelen van cranmer. Ook waren de gevoelens van de Hoogefcholen op het vaste land hier mede overeenkomftig, zelfs in Italië, alwaar niet alleen verfcheidene bijzondere Monniken van verfchillende Ordens, en andere Leeraars der Godgeleerdheid en van het Kerkelijk Regt, fommigen zelfs in gedrukte verhandelingen, maar ook de Akademien van Bologna en Padua verklaarden , dat de Levitifche wetten omtrent verbodene huwelijken, ook de Christenen verbinden moeten , en dat dus de Paus geene vrijheid tot zoodanige huwelijken verkenen, of maken kan, dat zij niet vanregtswege nietig zouden wezen. De meeste Akademien in Frankryk volgden dit voorbeeld, zelfs de Sorbonne , die hare uitfpraak nog met eenen plegtigen eed bekrachtigde. Uit Duitschland, Spanje en de Nederlanden, waar het gezag des Keizers zoo groot was , kon men niet veel verwachten; alleen werd cranmer naar duitschland gezonden, ora de gevoelens der Proteftantfche Godgeleerden in te winnen, hij handelde h^er met dezelyen, bijzonder met andreas osian- P.er 1  GESCHIEDENIS. afli per, met wien hij eene naauwe vriendfchap maakte, en wiens Zuster, anderen zeggen, Nicht, hij in het heimelijke trouwde (*). De gevoelens der Proteftantfche Leeraars kwamen over het algemeen daar in overeen, dat zij des Konings huwelijk onwettig keurden, en den Paus het regt ontzeiden, van ontilag te kunnen geven van eenige Goddelijke wet; met hen ftemden ook de meeste Zwitferfche Godgeleerden overeen, alleen mart. bucerus wilde de huwelijkswetten Levit. XVIII. voor burgerlijke wetten gehouden hebben, welke, naar de omftandigheden, voor verandering vatbaar waren. Tevens echter oordeelden de Proteftanten, dat des Konings huwelijk, al ware het ook onwettig, nogtans niel kon verbroken worden, noch het den Koning geoor loofd zijn, om, met verftooting van zijne eerftt huisvrouw, eene andere te trouwen , waarom zi ook zijn huwelijk met anna boelein afkeurden Waarlijk, dus een blijk gevende van hunne opregt heid en waarheidsliefde, daar anders de Staatkund hun geraden zou hebben , de ontbinding van he huwelijk aan te prijzen, opdat zij de gunst van de Koning, die tegen den Paus en den Keizer beid mi. (*) eafin zegt, dat hij met dezelve reeds te vore getrouwd was, eer hij aan Koning hendrik den bovei gemelden raad gaf. Door de wet der zes artikelen, v: wolke wij vervolgens zullen fpreken, was hij echter n dcrliaud genoodzaakt, haar naar Duitschland terug zenden, S 5 ïaC. O, [aansi7. :ot I55a« i t i e n i- n ite  na C. G, tot 1552, t i ] 1 1 t c l 282 KERKELIJKE misnoegd was, voor zich verzekeren mogten. Maar de opregtheid had bij hen boven Staatkundig voordeel de overhand. In het jaar 1530 werd een Parlement bijeengeroepen , hetwelk in zeven jaren niet gebeurd was, aan hetwelk de Koning de zaak van zijn huwelijk mededeelde, en deszelfs toefcemming verkreeg. In hetzelfde jaar verklaarde de Engelfcke Geestelijkheid des Konings huwelijk voor onwettig, volgens het Goddelijk Regt, hetwelk de Paus derhalve door "zijn ontflag niet had kunnen of mogen bevestigen. Eene Sijnode te Canterbury verklaarde te zelfden tijde het eerst hendrik voor het Opperhoofd der Engelfche Kerk, welke titel aan hendrik zoodanig behaagde dat hij ter gedachtenis penningen liet flaan , met Hebreeuwfche, Griekfche en Latijnfche Opfchriften, sok werd dezelve door het Parlement in het jaar 1532 bevestigd, en tevens het overzenden der An. naten naar Rome verboden. Te dezen tijde overleed warham, Aartsbisfchop /an Canterbury, terwijl cranmer nog in Duitsch'and was, en deze werd door den Koning in destelfs plaats tot dit Aartsbisdom benoemt, als de [efchiktfte man, om, in deze omftandigheden, het 'rimaatfchap van Engeland, hetwelk met dit Aarts•isdom verbonden was, te bekleeden. Hij aanaardde deze hooge waardigheid in het jaar 1533 » adat hij zulks wegens vele zwarigheden , die hem aar van affchrikten, een' geruimen tijd geweigerd ad. Zijne benoeming werd door den Paus bevestigd,  GESCHIEDENIS. 283 tigd, zijnde dit het laatfte voorbeeld van eene zoodanige bevestiging, door den Paus in Engeland gegeven. En nu kwam de Koning tot het uiterfle. cranmer, als Primaat van Engeland, nam aan het hoofd eener vergadering van Bisfchoppen en Leeraren in de Godgeleerdheid en het Kerkelijk Regt kennis van deze zaak, en daagde den Koning en de Koningin, om op den sollen Mei 1533 voor deze Kerkelijke Regtbank te verfchijnen. De Koning verfcheen door eenen Ge vol magtigde, de Koningin wilde deze Regtbank niet erkennen. Na eenige zittingen werd het vonnis op den 23(ïen Mei uitgefproken, het huwelijk des Konings ontbonden, en vijf dagen daarna, op den 2Sften, het huwelijk met anna boelein, welke de Koning reeds in het voorgaande jaar in het geheim getrouwd had , en die zich bij hem zwanger bevond, plegtig bevestigd, wordende zij door den Koning tot Koningir verklaard. Zij beviel den 7den September van el* zabeth, die naderhand met zoo veel luifter der troon van Engeland bekleed heeft; de jonggeborenf werd terftond als Prinfes van Walles en erfgenami des Rijks door haren Vader verklaard. Nog geftadig bleef echter hendrik in onderhan deling met het Rowifche Hof, maar de Paus doo des Konings gedrag, door het verbieden der Anna ten, en ook van alle appellen of beroepingen 0; den Stoel van Rome, welke in dit jaar 1533 insge lijks verboden waren, gebelgd, en voornamelijk vet ontwaardigd, dat cranmer met de zijnen zich ha vei ia C. G. [aari5i7. tot 155». r > 1  n» C. G Jaari5i j tot 1552 HENDRIK VIII. breekt alle gemeenfchap mei den Paus af. = '4 KERKELIJKE verftout, uitfpraak te doen over 's Konings huwe• lijk, liet zich door de Kardinalen, die van Keizer karel afhingen, ligtelijk overhalen', om, in het begin van het jaar 1534, de zaak der echtfcheiding nog eens op «ijne wijze te beflechten door een vonnis , bij hetwelk Koning hendrik verklaard werd , in den ban te zijn, indien hij katharina van Arragon bleef verdooren, en weigerde, anna eoelein, binnen zekeren bepaalden tijd, weg te zenden. Dit onverwacht en onftaatkundig vonnis van den Paus had ten gevolge , dat hendrik terdond alle onderhandelingen en gemeenfchap met den Roomfchen Stoel geheel verbrak , en zich van dien tijd als hoofd van de Engelfche Kerk gedroeg. Deze gebeurtenis was zeker gewigtig voor de zaak der Hervorming in Engeland, daar de magt en het gezag van den Paus thans geheel vernietigd werden , volgens Akte van het Parlement in het jaar 1534 , waarbij het Rijk vrij verklaard werd van allen invloed, werking en gevolgen der Paufelijke magt; wordende de Koning verklaard als Opperhoofd en de twee hoogde Aartsbisfchoppen van Canterbury en lork voor de twee hoogde beduurders der Kerk onder den Koning; verders werd daarbij bepaald, den waren Godsdienst te behouden, die begrepen is in de Geloofsartikelen en aangenomen door de Katholijke Kerk,volgens den regel der Heilige Schrift; het huwelijk van den Koning met katharina werd voor nietig, en dat met anna voor wettig verklaard, en een eed daar toe vastgedeld en van allen afgevorderd. Ook werd de wet over het draffen der  GESCHIEDENIS. 285 der Ketteren verzacht, niemand zou zonder wettige befchuldiging veroordeeld, of zonder het gezag des Konings geftraft worden, welke ftraf echter volgens de begrippen van dien tijd nog de doodftraf bleef; eindelijk werden er 3a Gelastigden aangefteld, om de Kerkelijke Canons of Regelen te onderzoeken , doch intusfchen zouden de ouden ftandhouden, voor zoo verre zij niet ftrijdig waren met de regten van den Koning en het Rijk, hetwelk aan des Konings oordeel werd overgelaten. Doch dit onderzoek bleef uitgefleld, omdat fommigen meenden, dat het meer voegde voor het Koninklijk gezag, indien er geene Canons of Regelen werden vastgefteld , aan welke de Koning zelf onderworpen zou wezen. Voorts werd de zaak der Hervorming begunftigd, door de nieuwe Koningin, die shaxton en latimer tol hare Aalmoezeniers aanftelde, en vervolgens tot Bisfchoppen van Salisbury en Worchester deed verkiezen; maar voornamelijk werd de Hervorming bevorderd door cranmer en cromwel , doch van welker de eerfte beweerde, dat het geheele beftuur van Kerkelijke zaken aan den Koning behoorde. Maar daartegen bleef hendrik der leere van dj Roomfche Kerk fleeds toegedaan, ook toonde hij. in het vervolg, dat hij den titel van Opperhoofc der Kerk in denzelfden zin wilde verftaan hebben, als de Paus dien gevoerd had, zoodat hij zich ovei zaken, die het Geloof en het Kerkbeftuur betroffen, een volftrekt gezag aanmatigde en over de gemoederen wilde heerfchen. Deze zonderlinge denkwijzf -van dezen Vorst was oorzaak, dat onder zijne re ge ia C. G. [aari5'7:ot 1552-  fia C. G Jasrisi; tot 1552 Bijzonderhedenvan de eerfte Hervormers van Engeland JOAN FftïTH, 236 KERKELIJKE gering, de aanhangers der Roomfche Kerk en der• zei ver tegenfirevers, fomtijds, te zelfder tijd en plaats, met dezelfde ftrengheid behandeld, tot gelijke RralTe verwezen, en aan denzelfden paal verbrand werden. Doch laat ons, na dit verhaal omtrent de gevolgen van den twist over des Konings huwelijk, den draad der Gefchiedenis van de Hervorming van En» geland weder opvatten. Wij hebben hier voor (*) gewaagd van de eerfte pogingen, om dezelve in dit Rijk in te voeren, en toen de namen genoemd van Joan fryth en willem tyndal , welke laatfte meermalen de Apostel van Engeland genoemd is geworden. Wij vinden van deze voorname voorftanders der Hervorming eenige bijzonderheden op» geteekend, welke ook hier verdienen gelezen te worden* joan fryth muntte uit in godsvrucht en eene Uitgebreide geleerdheid; hij had zijne opvoeding ontvangen te Oxford, alwaar hij in kennis geraakte met william tyndal , en de gunst genoot van den Kardinaal wolsey, maar als deze beide jongelingen gevoelens begonnen te ontdekken , welke van de leere der Roomfche Kerk afweken, bijzonder omtrent de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal, werden zij van Ketterij befchuldigd, en in eenen onderaardfchen Kerker opgefloten, uit welke zij echter ontkwamen, wanneer fryth zijn vaderland ontweek, en zich vier jaren \ in (*) Bladz, 272.  GESCHIEDENIS. d87 in Duitschland onthield, van waar hij in zijn vaderland wedergekeerd, zijne meening over het Sacrament des ligchaams en hloeds van christus in eene Verhandeling in het licht gaf; hij werd daarop andermaal gevangen, terwijl thomas morus , die den Kardinaal wolsey als Kanfelier van Engeland was opgevolgd, zijne Verhandeling fchriftelijk poogde le wederleggen, met groote welfprekendheid en geleerdheid, gelijk morus inderdaad door geleerdheid beroemd was. fryth beantwoordde echter dit gefchrift , fchoon hij in de gevangenis van alle Boeken ontbloot, en met ketenen zoodanig bezwaard was, dat hij ter naauwer nood zitten kon , zoo eenvoudig overtuigend, dat elk moest oordeelen, dat morus zich een fchrander verdediger eener kwade zaak, maar fryth zich een' eenvoudigen voorftander der waarheid betoond had. fryth heeft ook het een en ander over het Vagevuur gefchreven tegen joan fisscher , Bisfchop van Rochester, thomas morus en rastal , deszelfs Schoonzoon. Zijne fchriften zijn in het jaar 1573 bij eikanderen uitgegeven. Na eenigen tijd gevangen gezeten de hebben, werd fryth in het jaar 1533 als een Ketter veroordeeld , aan de Wereldlijke Overheid overgegeven, en vervolgens te Londen levende verbrand. william tyndal, de vriend van fryth, met denzelven te Oxford zijne Letteroefeningen volbragt hebbende, is bekend door zijne Overzetting des Bijbels, gelijk wij reeds gezien hebben, welke, niettegenftaande de verenigde pogingen der Roomfche Gess- na C. G, Jaari5ï7. tot 155e. WILLIAM TYNDAL.  sSS KERKELIJKE ma C. G Jaari5i7 tot 1552 THOMAS J61LNLÏ". Geestelijken, die dezelve verboden te lezen oF te hebben, en ze ten vure veroordeelden, waar zij ze bekomen konden, allerwege in Engeland met drift ontvangen en gelezen werd. Hij fchreef bovendien nog verfcheidene andere werken, onder anderen een over de gehoorzaamheid van een Christen, waarin hij de geheele zedeleer en de pligten van eenen Christen ontvouwde, en door hetwelk men zegt, dat anna BOELEiN, eer zij met den Koning getrouwd was, overreed werd, om de Hervorming te omhelzen, en dezelve haar leven lang getrouw te blijven, tyndal, die zich in Glocestersfhire ophield met het onderwijs van adelijke jonge lieden , was fpoedig, door de vervolgingen der Roomfche Geestelijken, genoodzaakt, eene wijkplaats te zoeken. Hij begaf zich naar Londen, maar ook daar geene veiligheid vindende, naar Duitschland, van waar hij in Brahand kwam, om van naderbij zijne Geloofsgenooten in zijn vaderland zijne dienften te kunnen bewijzen. Doch eindelijk werd hij, door de listen der Engelfche Bisfchoppen, te Antwerpen gevangen genomen, en na t-^njaar in de gevangenis gezeten te hebben, in 1536 te Vilvoorden in Brahand verbrand. Op den brandftapel hoorde men hem nog bidden: Heere, open de ■cogen des Konings van Engeland! Een foortgelijk lot trof ook eenen derden Hervormer van Engeland, thomas bilney, een' man van beproefde deugd en godsvrucht. Door vrees had hij in het jaar 1528 onder de vervolging van den Kardinaal wolsey zijne gevoelens afgezworen , over welke zwakheid hij naderhand door fchaamte en  GESCHIEDENIS. a8? en berouw gedrukt zijnde, zoo veel te ijveriger de Euangelieleer aan anderen aanprees en leeraarde, tot dat hij niet lang daar na in het jaar 1531 andermaal gevangen zijnde, ter dood veroordeeld is geworden. Men verhaalt van hem, dat hij des nachts voor de uitvoering van zijn vonnis, den vinger in de vlam der kaarsfe gedoken hebbe , om te beproeven , of hij de hitte des vuurs zou kunnen doorftaan. Als hij nu op het eerfte gevoel der vlam den vinger , door eene natuurlijke beweging, terugtrok , hebbe hij zich zeiven beftrarfende gezegd: ,, Wat, kunt gij het branden van één lid niet verdragen, hoe zult gij dan morgen het verbranden van het geheele ligchaam verdragen kunnen?" Den volgenden dag onderging hij den dood met de grootfte ftandvastigheid (*). Behalve dezen werden in de vervolging vele anderf ter dood gebragt, ja, als ware men niet te vrede mei tegen de levenden zijnen ijver uit te laten, zelfs de over ledenen werden nog na hunnen dood als Ketters ge ftraft. Dus verklaarde william warham, Aartsbisfchoj van Canterbury, zekeren william thrace, fchild knaap, na deszelfs dood voor een'Ketter, omdathi zijn' uiterften wil niet aangevangen had, met het ge wo (*) gerdes /. c. T. IV. p. 154. bij wien men ook in de Bijlage XXV. p. 129. volg. eenen Brief lezen kan, èoor dezen belijder uit zijne eerfte gevangenis gefchreven aan cutbert tonstall, Bisfchop van Londen, eenen hevigen vervolger der Hervormden. Herv. II. T nn C. 6. Jaar 1517. tot 155a» i  na C. G. Jaarisir. tot 1552 «90 KERKE L IJ KE wone formulier: ik beyele mijne ziel aan God, aan de Heilige Maagd, en aan alle Heiligen in het Paradijs, maar. daar tegen betuigd had : „ Dat hij zijne ziel aan niemand overgaf dan aan God, „ door den Middelaar jezus christus , op wien „ alleen hij al zijn vertrouwen fteldès" Ook gaf de Bisfchop last, om deszelfs lijk op te graven, hetwelk parker , Ofliciaal van Wigorn, ten uitvoer bragt niet alleen , maar ook het lijk op het vuur wierp. Welke onmerifchelijkheid nogtans aan den Koning zoo mishaagde , dat hij parker deed afzetten en in eene boete van honderd Dukaten verwees. Deze vervolgingen werden meest onderfteund en aangevuurd door den Hertog van Nortfolk, Oom der Koningin anna, maar tevens haren grooten vijand, door gardiner, Bisfchop van Winton. die op cranmer afgunftig was, en longland, Bisfchop van Lincoln, die den Koning genadig tegen de Hervorming ophitften, waar toe ook de Kanfelier thomas morus medewerkte. Dcch daar tegen vonden de Hervormden grooten Meun bij de Koningin anna bolein , die hunne Leeraars genoegzaam openlijk in hare befcherming nam; wordende zij daar in wakker bijgeftaan door thomas cranmer, thans, gelijk wij gezien hebben , Aartsbisfchop van Canterbury , die des Konings gunst bezat, en op den duur wist te behouden , en door thomas cromwel , die, van eene geringe geboorte, tot de hoogfte waardigheden bevorderd was; terwijl morus, zoodra het huwelijk met  GESCHIEDENIS. opt met anna voltrokken was, zijnen post als Kanfelier nederleide. Deze thomas morus , een zeer geleerd man, algemeen bekend door zijne Utopia en andere geleerde fchriften , werd vervolgens in bet jaar 1535 door den Koning ter dood veroordeeld en onthoofd , te gelijk met joan fisscher , Bisfchop van Rochester , een' tachtigjarigen grijsaard, beide groote voorflanders van den Roomfchen Godsdienst, omdat zij den Koning als hoofd der Engelfche Kerk weigerden te erkennen, en niet nalieten de zaak van 'sKonings Gemalin katharina te verdedigen. Zij ondergingen beiden hunne doodftraf tot fchande van den Koning en het Rijk met eenen onbezweken moed en betooning van Godsvrucht. De Paus had fisscker, terwijl hij in den Kerker zat, tot Kardinaal benoemd, maar het purper baatte hem niet, veeleer deed het des Konings gramfchap nog meer omfteken. morus had, niet lang geleden, nog het Vagevuur in gefchrift verdedigd. Te weten, daar was een Werkje in het licht ■gekomen, gefchreven'van simon fish de grayesn ïnn , onder den titel: Smeekbede der armen. In hetzelve klagen de armen, dat zij tot het uiterfle gebragt waren, dewijl de Monniken zich de aalmoezen toeeigenden, welke voor hun beflemd waren , en wel fterke gezonde Monniken, maar ledigloopers en luije buiken, onder den aangenomen' naam van Bedelmonniken, van welke gelijk er vijf Ordens wartn, zoo kou, indien aan elke Orde 'swekelijks door elk huisgezin flechts eene kleine aalmoes gegeT a ven na C. G. Jaar 15.7. tot 1552. Dood van j. FISSCHER en THOMAS MORUS.  na C. G Jan f1517 tot .552 29a KERKELIJKE ven werd, de fora genoegzaam zijn, om alle armer* te onderhouden, die nu Hagen moesten, dat zij van alle levensonderhoud beroofd waren. Zij betoogen met verfcheidene bewijsredenen, dat deze Ordens fchadelijk waren voor den Staat, die dus van Burgers werd ontbloot; ook befchuldigen zij den Paus van wreedheid en gierigheid, omdat hij niet allen en een' iegelijk uit het Vagevuur verloste, hetwelk immers in zijne magt ftond, daar nu alleen de Rijken voor hun geld uit deze gevangenis verlost werden. Dit gefchrift werd gretig gelezen, ook van den Koning, die het van de Koningin ontvangen had, en den Schrijver onder zijne befcherming nam tegen alle vervolging. Dit ftukje werd door thomas morus opzetteiijk wederlegd , in een werkje, waar aan hij den titel gaf: Smeekfchrift der zielen in het Vagevuur. In hetzelve beklagen zich deze zielen over hare ellende , en verheffen de groote winst, welke zij betuigen te hebben van de Misfen der Broederen, voor hare verlosfing gevierd; en fmeeken dus hare nabeftaanden en vrienden , om toch deze Broederen te helpen, die haar deze weldaad bewijzen. In dit werkje verzekerde morus ftout weg, dat deze leer van het Vagevuur reeds federt vele eeuwen de leer der Kerk geweest was , en poogde dezelve met plaatfen uit de Heil. Schrift en fchijnbewijzen te betoogen. Doch zijn werk werd beantwoord door fryth , van wien wij boven gefproken hebben, die ook om deze reden zijn leven , gelijk wij gezien hebben, door het vuur heeft moeten verliezen. Da  GESCHIEDENIS. De Roomschgezinden waren niet alleen in de weer t»m het waggelend gebouw van hun aanzien in Engeland té fchragen, door gefchriften en geweld, maar ook namen te dezen tijde eenige Monniken hunne toevlugt tot bedrog, waar toe zij zich van zekere elizabeth barton bedienden, in de Gefchiedenis bekend onder den naam van de Maagd van Kent, welke aan hysterieke toevallen onderhevig zijnde, door hen overgehaald werd, om dezelve voor hemelfche verrukkingen uit te geven. Het bedrog won van tijd tot tijd veld ; men vertoonde eenen Brief, dieri zij van maria magdalkna uit den hemel ontvangen zou hebben; zij fcheen zelfs wonderbare genezingen te werken, zij ondernam het voorzeggen van toekomftige gebeurtenisfen; eindelijk was zij Hout genoeg, des Konings echtfcheiding openlijk te beftraffen, en te verhalen, dat God haar op hare gebeden geopenbaard had, indien de Koning hier bij volhardde, en eene andere trouwde, dat hij niet alleen binnen ééne maand van de Koninklijke waardigheid beroofd worden, maar ook een' fchandeüjken dood fterven zou. Velen begonnen haar gelooi te geven, en onder dezen zelfs de Bisfchop fisscher , wien dit ook bij zijn vonnis als eene mis daad te last werd gelegd. De Koning , die dez( zaak in het eerst veracht had, nam cr thans kenni; van, en de nieuwe Profetes werd in de gevangeni: geworpen, te gelijk met hare medehelpers ; zij be kenden in de gevangenis het gepleegd bedrog ei werden des wegens den 2often April 1534 ter doot T 3 ge ia C. G. a?ri5i7. ot 1552. Bedriegerijen van ■ elizabethsarton. l 1  naC. G. Jaari5i7. tot 1552. Onder» hande'ingen vr.n HWvDiUIC VIII met deProte- ltaiitfclie Vorstenin Duitsch- lauj. 294 KERKE L IJ KE gebragt (*). Deze gebeurtenis bragt niet weinig toe, om hendrik VIII meer en meer tegen den Paus en de Monniken te verbitteren, en hunnen invloed geheel te vernietigen. Als te dezen tijde Paus paulus III, de opvolger van klemens VII, den ban tegen hendrik openlijk had afgekondigd, oordeelde de Koning het noodig, zich nader te verbinden met de Proteftantfche Vorsten van Duitschland. Te dien einde werd door hem in het jaar 1534 eduard fox, Bisfchop van Hereforth , naar Duitschland gezonden , om met den Keurvorst van Sakfen en den Landgraaf van Hesfen in onderhandeling te treden, bijzonder over de middelen, om eene vrije en regtinatige algemeene Kerkvergadering te verkrijgen. De Vorsten beantwoordden dit voorllel beleefdelijk, maar wachtten zich tevens voorzigtig, om hendrik veel te vertrouwen , daar zij duidelijk befpeurden, dat het hem meest te doen was, om van hen de erkentenis der wettigheid zijner echtfeheiding en van zijn tweede huwelijk te verkrijgen. In hetzelfde jaar vaardigde hij ook robert barns (f) , een' beroemd Godge- (*) Deze gebeurtenis is daarom te merkwaardiger, om.lat fommigen in vervolg van tijd deze barton en hare medepligtigen onder de Martelaren voor het Katholijk geloof hebben durven plaatfen. gerdes /. c. p. 24% (+) Deze was, om zijnen ijver voor de waarheid, io het jaar 1525 in de gevangenis geworpen, maar daar uit na drie jaren ontvlugt naar Duitschland, van w?ar hij naar  GESCHIEDENIS. 295 geleerde, af, om met de Godgeleerden van Witte» berg te fpreken, en filips melanchthon naar Engeland te noodigen. Deze beroemde man had zich 'sKonings gunst verworven, door aan denzelven zijne verklaring over den Brief van paulus aan de Romeinen toe te zenden, verzeld met eenen Brief aan den Koning, geteekend in de maand Augustus. De Koning beantwoordde denzelven met eenen gunftigen Brief van 1 October 1535. melanchthon was in het eerst niet ongenegen, om deze uitnoodiging op te volgen, maar de Keurvorst van Sakfen maakte zwarigheden, en nu kwamen er uit Enge» land in het jaar 1536 zoodanige berigten over, welke deze reis naar Engeland ter zijde deden Hellen (*). De naar Engeland was wedergekeerd. Hij heeft verfcheidene werken gefchreven in het Latijn en andere in het Engelsen. In het jaar 1540 den 3oiten Julij moest hij op den brandftapel zijne belijdenis met den dood verzegelen, gerdes /. c. p. 249, 250. (*) melanchthon had in dat jaar 1536 nog de nieu. we uitgave van zijne Loca Euangelica aan den Koning opgedragen, maar fchreef eerlang onder den opdragt met zijne eigene hand deze regelen: Dum laudandus erat, regern laudaviraus Anglum, Hei mihi, quara varium est Regibiis ingenium. In het voorbijgaan: calvin had ook met hendrik VII! niet veel op, gelijk blijkt uit deze zijne aanteekenins op Amos VII. 13. Opp. Tom. V. fol. 223. „ Qui initic „ tantopere extulerunt Henricum, Regern Angliae, cent T 4 „fue ia C. G. faari5i7. ot 1552.  29-5 KERKELIJKE na C. G Jaarisi? tot 1552 Klooster in Engeland afge fcbaft. De haat, dien hendrik tegen de Monniken had • opgevat, om derzelver woelingen tegen zijne huwe' lijksfcheiding en tegen zijn gezag, als Opperhoofd s der Kerk, deed hem in het jaar 1536 befluiten , _ om naar den toeftand der Kloosters onderzoek te laten doen. Bij dit onderzoek ftond men menigmaal verbaasd, over hetgeen men in vele Kloosters ontdekte, van de lage kunftenarijen en onbefchaamde middelen, van welke de Monniken zich bediend hadden, om de bijgeloovige menigte te bedriegen, doch nog meer, wegens de fchrikkelijke voorbeelden, van allerhande fnoodheden en gruwelen, welke in dezelve gepleegd waren. Sommige Kloosterlingen of door fchaamte of door vrees, of door uitzigt op het herkrijgen van hunne vrijheid, ftonden nu vrijwillig hunne Kloosters en Bezittingen aan den Koning af; van de overigen werden door eene Parlementsakte van het jaar 1536 meer dan 370 Abdijen vernietigd, en drie jaren daarna werden zij allen afgefchaft en derzelver goederen aan den Koning gefchonken. Doch deze fchatten werden door hendrik en zijne gunflelingen, meestal in korten tijd, met de uiterfte verkwisting , fchandelijk verfpild. Deze affchaffing der Kloosters baarde echter groot misnoegen, niet alleen bij de Monniken, van welke velen daar door tot de uiterfte armoede gebragt werden, „ ftierunt inconliderati hommes: dederunt illi fuminam s, rerum omnium potestaten:, & hoe me temper graviter vulneravit. Erant enim blasphemi, quum voenrent ipfum fummum paput Ecclefiae fub Christo,"  GESCHIEDENIS. 297 den, maar ook bij vele Edelen, die hunne familien 1 gewoon waren in (land te houden, door fommigen van hunne kinderen tot het Kloosterleven te beftemmen, en bij arme lieden, die van de aalmoezen leefden, welke zij van Kloosters genoten; zelfs ontftonden er, vooral in Lincolmhire en Torkshire , oproeren*, die niet dan met geweld beteugeld konden worden. De zaak der Hervorming fcheen nu op eenen goeden voet'vaEngeland te ftaan, te meer, daar in eene vergadering te Londen werd voorgefteld, eene vertaling van den Bijbel in het Engelsch te doen vervaardigen , en het lezen van den Bijbel aan allen vrij te laten; hier van werd nog in het jaar 1536 eene Akte van het Parlement opgefteld, en door den Koning bevel tot het vervaardigen van zoodanige vertaling des Bijbels in de moedertaal gegeven, fchoon er nog eenige jaren verliepen, eer dezelve voltooid werd. In het begin van dit jaar overleed des Konings verftotene Gemalin katharina van Arragon , in het softe jaar van haren ouderdom , hebbende zij kort voor haren dood, in eenen Brief aan den Koning, hare en zijne Dochter maria allerernftigst aan hem aanbevolen. Haar dood werd door de Koningin anna met zigtbare blijken van vreugde verftaan , terwijl zij weinig dacht aan de treurige omwenteling van haar lot, die zoo kort aanfïaande was. Zij was in dezelfde maand Januarij bevallen van een Zoon, maar die dood ter wereld kwam. Sommigen Bieenen, dat de hoop des Konings op eenen manT $ ne- ia C. G. [aan 517. at 1552* De Ko- lingin MNNA BOELEIN onthoofd  na C. G Jaari5i7 tot 1552 298 KERKELIJKE , nelijken erfgenaam, dus te loor gefield, het eerst • zijne liefde jegens anna hebbe doen verflaauwen ; hier kwam bij , dat hij thans reeds genegenheid koesterde voor joanna seymour, van uitmuntende fchoonheid, en wier karakter het midden hield tusfehen de iluurfche deftigheid van katharina en den vrolijken en luchthartigen imborst van anna. De hoofden der Roomfche partij, bijzonder de Hertog van Nortfolk, steven gardiner en anderen, hendrik's gunst jegens anna ziende waggelen , befloten haar te doen vallen; met dit oogmerk begon men des Konings hart met vermoedens te vervullen , welke weldra een' grond van befchuldiging uitmaakten, dat de Koningin, die onlangs eene miskraam had gehad , zich fchuldig had gemaakt aan overfpel, ja zelfs aan bloedfchande met haren Broeder. Op deze befchuldigingen , welke echter nooit bewezen zijn geworden, terwijl de Koningin tot in hare laatfle oogenblikken hare onfchuld beweerde , liet hendrik zijne Gemalin in den Towr gevangen zetten, en ter dood verwijzen, en vervolgens onthoofden. Den dag na haren dood trouwde hij joanna seymour, en in het eerstvolgende Parlement werd elizabeth , zijne Dochter bij anna , van alle regt en uitzigt op de opvolging, even als maria , zijne Dochter bij katharina , uitgefloten, anna onderging den dood op eene waardige wijze, hebbende nog voor dat zij ter flraffe uitgevoerd werd , eenen Brief aan den Koning gefchreven , waar in zij hem de liefde tot • eene andere voorwerpt , en hare onfchuld betuigt ;  GESCHIEDENIS. 259 tuigt; (*) ook zegt men, dat zij den Koning hebbe 1 bedankt, dat hij haar uit een' geringen Haat tot; Koningin verheven hebbende, nu nog tot eene Martelaresfe voor den hemel maakte. Het is opmerkelijk, dat haar broeders vrouw, de eenige, die haar van bloedfchande met haren man befchuldigde, eene vrouw van zeer Hecht karakter, naderhand om misdaden , welke zij te gelijk met 's Konings vijfde huisvrouw katharina howarth bedreven had , dezelfde doodflraf regtvaardig heeft moeten ondergaan. De dood van Koningin anna deed den moed der Roomschgezinden rijzen. De Paus beproefde , of bet mogelijk ware, den Koning weder met den Roomfchen Stoel te verzoenen; het Lagerhuis in het Parlement zond aan het Hoogerhuis in de maand Junij 67 artikelen tegen de Ketters , zoo oude als nieuwe; doch gelukkig voor de zaak der Hervorming bleven cranmer en cromwel des Konings gunst behouden, en de laatfte deed zelfs het voordel: Dat de Koning wilde, dat de plegtigheden en ceremoniën in den Godsdienst zouden verbeterd worden naar den Regel der Heilige Schriften , en dat niets zou aangenomen of toegelaten worden , dan hetgeen uit de Heilige Schrift zou kunnen bewezen worden. Hevig werd over dit voorftel voor en tegen getwist, het befluit was, dat zekere artikelen werden opgefteld en door 's Konings gezag vervolgens aangenomen, welke, even als het Interim (*) Men kan dezen Brief lezen bij gerdes Bijlag. XXXII. op het IV Deel, Bladz. 161-167. ia C. G. :oari5i7. ot 1552» Vnstftelling van eenige Geloofsartikelen.  ca C. G. Jaari5i7. tot 1552. 3:0 KERKELIJKE rim in Duitschland, zekeren middelweg hielden , zoodat bij voorbeeld in dezelve aan de ééne zijde de Oorbiecht en de Transfubftantiatie, de Beeldendienst en de aanroeping der Heiligen behouden werden; maar aan de andere zijde de H. Schrift tot den grondflag des Geloofs gefield werd, met verwerping der Overleveringen en Pausfelijke Decreten. Ook werd de Beeldendienst en de aanroeping der Heiligen vrij naauw bepaald, en flechts twee Sacramenten vastgefteld, en het Vagevuur in twijfel getrokken. Omtrent dezen tijd fchreef reginald pole, een man uit Koninklijk bloed, zijn Boek over de eenheid der Kerk, tegen de Opperhoofdigheid des Konings, in hetwelk hij allerhevigst tegen denzelven uitvoer, fchrijvende, dat de Koning dus dadelijk het hoofd was geworden van de vergadering der boosdoenders, en van de gemeente des Satans ; hij verweet hem onmenfchelijke wreedheid tegen de Roomschgezinden, vergeleek hem met den Koning nebukadnezar, en de Koningin anna boelein met jezabel; en fchilderde hendrik af als wreeder dan nero en domitiaan. Men meent, dat hij dus hevig fchreef, ten einde zelf zich te zuiveren van vermoeden van Lutheranerij; hendrik, hier door zeer verbitterd, ontveinsde echter in het eerst zijn misnoegen, en fchreef aan pole, dat hij in Engeland zou terug keeren, en fommige plaatfen in zijn Boek duidelijker verklaren; doch dewijl pole tegen deze vriendelijke woorden op zijne hoede was , verklaarde de Koning hem fchuldig aan misdaad van gekwetfle Majefteit, ftelde 50,000 Dukaten op zijn hoofd,  GESCHIEDENIS. 30I hoofd, verklaarde alle zijne goederen verbeurd , en r deed de bloedverwanten van pole zijne wraak ten J Hrengfte ondervinden. Het werk van pole , die na- , derhand te Rome den Kardinaalshoed verkreeg, werd door verfcheidene Engelfche Geestelijken wederlegd. In het jaar 1537 beviel de Koningin joanna sey- 1 mour van eenen Zoon, eduard , tot groote blijdfchap van Koning hendrik , die dit kind terfiond tot Prins van Walles benoemde en tot zijnen opvolger op den troon verklaarde. De Koningin overleed twee dagen na hare bevalling. Een groot verlies zeker voor de zaak der Hervorming, welke zij, niet minder dan anna boelein, maar met meer beleid en bedaardheid was toegedaan. De Roomschgezinden, onder welken steven gardiner bijzonder uitmuntte, verdubbelden nu hunne woelingen, om den Koning tegen de Hervormden op te hitfen , doch, dewijl cranmer des Konings gunst bleef behouden, konden zij hun doel niet ten volle bereiken. Integendeel werd de afkeer van hendrik van den Paus hoe langer hoe grooter, toen Paus paulus III den ban, welken hij reeds in het jaar 1535 vastgefteld en geteekend had, nu in 1538 openlijk afkondigde, en bij denzelven hem van het Rijk vervallen verklaarde, hetwelk de Paus aan den Koning van Schotland aanbood, dien hij, gelijk alle Koningen, vermaande, hendrik te beoorlogen. hendrik, die zich aan den magteloozen ban niet bekreunde, ging voort met zijne werkzaamheden , als Hoofd der Engelfche Kerk; fommigen van dezelve waren heilzaam voor de Hervorming, waartoe in aC. G. aari5i7« ot 1552. IDUAHD /I geboen.Dood /an de Koningin ;. SEYMOUR. De Bijbel in het Engel sch overgezet  m C. r Jaarisi; tot issr JOAN NI- CHOLSONj gezegd LAMBERT ter dood gebragt. 3^2 KERKELIJKE . in de eerfte en voornaamfte plaats behoorde de Ver_ taling van den Bijbel in het Engelsen, welke op zijn bevel reeds in het jaar 1536 ondernomen , nu te Parys gedrukt, en ais de druk daar door francois I verhinderd werd, te Londen voltooid, in dit jaar 1538, op een bevel des Konings, door cromwel opgefteld, ten gebruike in de Engelfche Kerk werd ingevoerd, met last, dat er een exemplaar van dezelve in elke Kerk gelegd zou worden, met vrijheid voor ieder een, om dezelve te lezen, waar bij gevoegd was een bevel, om het volk het Euangelie volgens den Bijbel te prediken en te vermanen tot werken van liefde, barmhartigheid en geloof, en af te manen van alle vertrouwen op de goede werken van anderen, of Bedevaaiten naar heilige Beelden of Overblijffelen; men moest verders de menfchen leeren, de Beelden niet te vereeren, maar enkel aan te zien, als Boeken der Leeken enz. Doch niettegenftaande zoodanig voor de Hervorming heilzaam befluit, wisten de Roomschgezinden, inzonderheid gardiner, den Koning te beduiden, dat hij zich tegen den Pausfelijken ban en deszelfs uitwerking het best zou beveiligen , door gettrengheid tegen de Ketters en voornamelijk de Sacramentarisfen, onder welken naam die genen begrepen werden, die de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal ontkenden. Onder dezen fchijn werd dus tegen de Hervormden op nieuw eene hevige vervolging aangevangen. In dit jaar 1538 in de maand November, werd onder anderen j^ann^s nicholson, gezegd lameert, ter dood ge-  GESCHIEDENIS. 303 gebragt; welk geval daarom te merkwaardiger is , omdat zijn dood ook door Euangelifchen bevorderd Werd, tayler, barns, cranmer en cromwel, die naderhand allen zelve eenen geweldigen dood om het Euangelie ondergaan hebben. De Koning zat zeif voorbij het verhoor van dezen man, en redetwistte zelf met hem over de Transfubftantiatie , gelijk ook cranmer, die toen nog overhelde tot het gevoelen van de eigenlijke en ligchamelijke tegenwoordigheid, hoewel hij naderhand dit gevoelen heeft veranderd (*); de Roomschgezinden gardiner, tonstal, stokley enz. vielen den waardigen man ook hard met hunne tegenwerpingen. De uitOag was, dat lambert, die, blijkens zijne verantwoording, door hem in zijne gevangenis gefchreven, en aan den Koning aangeboden , een geleerd en godvruchtig man was, als een hardnekkig Ketter ten vure veroordeeld is geworden, welk vonnis ook aan hem in het openbaar ten uitvoer gebragt werd. Van dit geval lezen wij een berigt van th. cromwel zeiven in eenen Brief aan thomas wyat (f), gedagteekend den 28 (ten November 1538, waar uit wij zien kunnen, hoe veel vooroordeelen vermogen: „ De Koning," fchrijft cromwel, „ heeft, uit ,, eerbied voor het hoogwaardig Sacrament des AI,, taars , wel openlijk willen tegenwoordig zijn, in „ de zaal van Westmunfler, bij het verhoor en de „ veroordeeling van eenen ellendigen Sacramentaria fchen (*) GERDES /. C. pag. 285. Q~) Biblioth, Angl. T. I. p. 158, na C. G. Jaarisi?. tot 1552.  1)9 C. G Jaari5i7 lot 1552, Zes artikelen omtrent het geloof vastgefield. 304 KERKELIJKE , „ fchen Ketter, die den stoften November verbrand ' „ is geworden. Het was een wonder om te zien , „ met welke deftigheid en majestueus voorkomen , „ zijne Majefteit den pligt van Opperhoofd der En* „ gelfche Kerk vervuld heeft, met welke zachtmoe„ digheid hij dezen ongelukkigen heeft trachten te „ bekeeren, met welke kracht van redenen hij met „ hem geredentwist heeft. Ik wenschte, dat de „ Vorsten en Mogendheden van de Christenheid bij „ dit fchouwfpel hadden kunnen tegenwoordig zijn. „ Voorzeker zouden zij zich over de wijsheid en „ het oordeel van zijne Majefteit verwonderd , en gezegd hebben, dar de Koning de voortreffelijkfte „ Vorst der Christenheid is. Dit alles is op de „ plegtigfte wijze gefchied, en ik twijfel niet , of „ uwe vrienden zullen u daar van naauwkeurig be„ rigt hebben." Men kan ligtelijk begrijpen , welken lof de Roomschgezinden den Koning hebben toegezwaaid, die met zich zeiven hoog ingenomen, nu te meer aangefpoord werd , om zijnen ijver voor den Roomfchen Godsdienst te doen blijken, niettegenftaande zijnen haat tegen het Roomfche Hof. Het eerfte gevolg van dezen ijver was , het afbreken der onderhandelingen met de Protefiantfche Vorsten van Duitschland, die ter vereeniging voornamelijk op drie ftukken aandrongen: 1) op de bediening van het Avondmaal onder beide gedaanten van brood en wijn; a) op het gebruik der moedertaal in den Godsdienst, en 3) op de vrijheid van trouwen voor de Kerkdijken. Doch de Koning was zoo ver van deze artikelen afkeerïg, dat hij, aangezet  GESCHIEDENIS. 305 zet door den Hertog van Nortfolk, gardiner en andere Pausgezinden, in het jaar 1539 aan het Parlement een voorftel liet doen, om de volgende zes artikelen vast te ftellen, welke inderdaad de hoofdfom der Roomfche leere uitmaakten: Het eerfte artikel bevatte de leer der Transfubftantiatie, dat van het brood en wijn in - het AvOndmaal niets overblijft, maar dat onder derzelver gedaante het ware ligchaam en bloed van christus verborgen is. Het tweede artikel beweerde, dat men het Avondmaal flechts onder eene gedaante behoeft te houden. Het derde, dat het huwelijk den Priesteren ongeoorloofd is; het vierde, dat de gelofte van onthouding niet gebroken mag worden; ten vijfde, dat de bijzondere Misfen nuttig en voorderlijk zijn; en eindelijk, dat de Oorbiecht in de Kerk onderhouden moet worden, als noodzakelijk tot zaligheid, cranmer , die zelf gehuwd was, verzette zich in het Parlement hevig tegen dit voorftel van den Hertog van Nortfolk; doch vergeefs. Het Parlement, al lang gewoon, den Koning in alles te believen , ftelde deze artikelen met eene akte vast, onder bepaling van de doodftraffe tegen de overtreders. Deze artikelen werden in het jaar 1539 afgekondigd, als eene onverbrekelijke wet. Ook werden er Geloofsonderzoekers aangefteld, ten einde op de overtreders het oog te houden. Deze gingen doorgaans nog verder dan de letter der artikelen voorfchreef; bij voorbeeld zulken, die niet of zeldzaam ter Misfe gingen , werden even zoo fchuldig verklaard, als die de Mis tegenfpraken. Spoedig werden meer dan 500 menHerv. II. V fchen ia C. G. faarisi/. :ot 155a-  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 1 306 KERKELIJKE fchen in de ftad Londen alleen in de gevangenis geworpen, onder welken zich de Bisfchoppen shaxton van Salisbury en latimer van Wigorn bevonden, die van hunne Bisdommen afgezet zijnde, gevangen gebleven zijn, tot den dood des Konings. cranmer. zelf liep het grootfte gevaar, omdat hij de artikelen in het Parlement had tegengefproken. Hij bleef echter in gunst, vooral dewijl hij zich ten blijke van zijne gehoorzaamheid beriep, dat hij zijne huisvrouw reeds naar Duitschland terug had gezonden. Ondertusfchen maakte het groot getal gevangenen de uitvoering der bedreigde ftraffe moeijelijk, hetwelk cranmer, cromwel, de Hertog van Suffolk, en de Rijkskanfelier audley , ook met zoo veel ernst den Koning onder het oog bragten, dat hij aan alle deze gevangenen pardon verleende. De Duitfche Vorsten, met welke hendrik thans in onderhandeling was, beklaagden zich ook bij hem zoo fterk over de ftrengheid dezer artikelen, dat hij beloofde, deze wet, zonder de uiterfte noodzakelijkheid, niet ten uitvoer te zullen brengen, gelijk wij ook niet vinden, dat er voor den dood van cromwel iemand deswegens gevonnisd is geworden. Dit echter was nog in datzelfde jaar 1539 eene vertroosting voor de Hervormden, dat, op 'sKonings bevel, het lezen van den Bijbel in de moedertaal niet illeen in de Kerken, maar ook aan elk in zijn huis vergund werd. gardiner , die zich hier tegen verklaarde, daagde in tegenwoordigheid des Konings :ranmer uit, dat hij bewijzen zou, dat het gezag Ier zoogenoemde Apostolifche Kerkregelen niet zoo ge-  GESCHIEDENIS. 507 gewigtig was, als flat der Heilige Schrift ; maar cranmer beantwoordde hem zoo overtuigend, dat de Koning zich liet ontvallen , dat cranmer een oud krijgsman was, en dus voor eenen nieuweling ongeraden, om hem moeite aan te doen. In dezen toeftand van zaken, raadde cromwel , bedoelende aan de zaak der Hervormden , eenen nieuwen fteun te geven, den Koning, die thans weduwenaar was , een huwelijk aan met anna van kleef , Zuster van den Hertog van Kleef, Gulik, Berg, enz. die wegens hare fchoonheid beroemd was ; doch deze ftaatkundige raad viel voor cromwel ongelukkig uit, en kostte hem het leven. Het huwelijk werd gefloten, en de Prinfes kwam, op het einde des jaars 1539, in Engeland aan. De Koning, van ongeduld brandende , was haar tot Rochester te gemoet gereisd, alwaar hij haar onbekend zag. Doch op het eerfte gezigt beviel de Prinfes aan hendrik niet, zoodat hij haar terftond terug zou gezonden hebben, indien hij de Vorsten van hare maagfchap niet ontzien had; de Koning trouwde haar dan, maar verklaarde tevens geene gemeenfchap met haar te willen of te kunnen hebben; ook had hij toen reeds zijnen zin gevestigd op katharina houward , Dochter van edmund houward, Broeder van den Hertog van Nortfolk. Zoodra deze Hertog en de overige begunftigers der Roomschgezinden dit te weten kwamen, leiden zij de fchuld op cromwel , tegen wien zij verfcheidene befchuldigingen opzochten, waar van het gevolg was, dat hij op 'sKonings last in de maand Jnnij V a des na C. O. faa:i5i7. wt 155a. HF.NDniK trouwt zijne vierde huisvrouw ANNAVAN KLEEF. Dood van CROMWEL  na C. G Jaarisn tot 1552 Geloofsonderwijsopgefteld en ingevoerd. 308 KERKELIJKE des jaars 1540 in den Towr gebragt werd , alwaar hij zes weken gevangen zat, en toen, zonder dat de Koning aan eenige verdediging of verzoek bet oor wilde leenen, en niettegenftaande cranmer alle pogingen aanwendde, om zijnen vriend te behouden, den nSften Jnüj van dat jaar, openlijk onthoofd is, een uitmuntend Staatsdienaar en een ijverig begunftiger van de zaak der Hervorming , over wiens dood de Koning gezegd wordt, te laat berouw gehad te hebben. In dit jaar 1540 fcheidde hendrik zich van zijne Gemalin anna van kleef, onder het voorwendfel, dat zij reeds, toen zij nog niet huwbaar was, verloofd was geweest aan den Zoon des Hertogs van Lotharingen. Kort daar op trouwde hij zijne vijfde huisvrouw, de bovengemelde katharina houward, welke hij, gelijk wij zien zullen, twee jaren daarna liet onthoofden. cromwel had eenige maanden , voordat hij in ongenade bij den Koning viel, een voorftel gedaan, tot het opftellen van een Geloofsonderwijs of Katechismus in de Engelfche Taal, ten einde de gemoederen te vereenigen; dit werk werd na zijnen dood ook door de Roomschgezinden ijverig aangedrongen , die nu fchoon fpel meenden te hebben. Daar werd dan een zoodanig onderwijs, onder den titel: The Inftitution of a Christen Man, vervaardigd, waar toe cranmer en gardiner, hoe zeer zij in gevoelens verfchilden, de hand leenden. Dit Onderwijs of deze Katechismus was dus ook weder een gemengd zamenftel van Hervormde en Roomsengezinde leer. Het handelde in het gemeen over het Ge.  GESCHIEDENIS. 309 Geloof, deszelfs aard en natuur ; het bevatte eene korte uitlegging van het Geloofsformulier der Apostelen , de leere van de zeven Sacramenten; eene verklaring der X Geboden, ook van het Gebed des Heeren, en de groetenis des Engels aan mar ia ; voorts over den vrijen wil, de regtvaardigmaking, goede werken enz. De verdiensten der goede werken werden erkend, maar met zekere bepaling; tot het regtvaardigend Geloof werd ook de deugd en goede werken gevorderd, de dienst der Beelden en Heiligen bleef insgelijks, maar zuiverder en befcheidener. Het Bijgeloof in vele zaken werd veroordeeld, en de Kerk vrij verklaard van alle Paufelijke magt enz. Thans moesten velen weder de flagtoffers worden van de verfchifen om den Godsdienst. Onder dezen wordt in het jaar 1540 genoemd een Leeraar, barns , deze had in de Pauluskerk te Londen over de regtvaardigmaking gepredikt , in den zin van luther, en werd deswegens op aandrang van gardiner en bonner ten vure veroordeeld, welk vonnis aan hem en twee Priesters, thomas gerard en william hieronymus, beide van Lutheranen] befchuldigd, voltrokken is. Doch te gelijker tijd werden ook verfcheidene Pausgezin den gehangen of verbrand, omdat zij tegen de door den Koning voorgefchrevene artikelen gefproken of gehandeld hadden. Ook poogden gardiner , geholpen dooi edmund bonner , Bisfchop van Londen, in hei jaar 1541, de vrijheid, om den Bijbel te lezen, aar het volk weder te ontnemen, onder anderen ondei V 3 he ia C. G. [aar.1517. ot 1552. Vervolging. ;  na C. G JttriSn tot 1555 De Koningin KATUARI NA HOUWAI. D onthoofd 3;o KERKELIJKE het voorwendfel, dat er zeer vele gebreken in de vertaling waren ingeflopen, welke zij dus ingetrokken wilden hebben, echter met belofte, dat eene nieuwe vervaardigd zou worden. Doch cranmer gaf aan den Koning den raad, om de Overzetting door de Hoogefcholen te Oxford en Cambridge te laten nazien, waar door de bedoeling der Roomschgezinden mislukte. Te dezen tijde werd ook , wegens het gebrek aan Predikers, op bevel des Konings, een Homilienboek ingevoerd, hetwelk eene beknopte en godzalige behandeling der Zondags- en Feestteklten, en andere korte Kerkredenen bij bijzondere omftandigheden behelsde, om door zulken den volke te worden voorgelezen, die geen regt hadden , om te prediken. Dewijl de Predikers van dien tijd zich dikwijls door hunnen ijver lieten vervoeren , werd ook de gewoonte ingevoerd, om de Preeken te lezen, welke nog tot onze tijden in Engeland in gebruik is. In datzelfde jaar 1541 , werd de Koningin katharina houward , met welke hendrik in het eerst zeer was ingenomen, befchuldigd en overtuigd van overfpel, en daarom den I2den Februarij 1542 onthoofd, met hare medepligtigen, en fommigen, die van haar gedrag kennis hadden gehad , onder welke die Juffrouw rochford , die de onfchuldige Koningin anna boelein, met wier Broeder zij getrouwd was , van bloedfchande met dezen haren man valfchelijk beticht had. cranmer had de ontdekking van het misdadig gedrag der Koningin, welke aaii hem gefchied was, het eerst aan den Koning be-  GESCHIEDENIS. 311 bekend gemaakt, niet zonder zijn groot gevaar, dewijl de Koning zoo groote liefde voor deze zijne Gemalin had, dat hij op Allerheiligendag des vorigen jaars, bij het gebruiken van het Heilig Avondmaal, God openlijk gedankt had, voor het gelukkig en vreedzaam huwelijk, hetwelk hij mogt genieten, om welks voortduring hij bad, en zijnen Hofkapellaan verder gebood te danken en te bidden. Nu werd cranmer te meer in 's Konings gunst bevestigd, terwijl de Roomschgezinden den invloed der Koningin, die op hunne hand was, misfen moesten. Koning hendrik werd in het jaar 1542 in eenen oorlog ingewikkeld met de Schotten, hetwelk hem den 2olten Januarij 1543 een Parlement bijeen deed roepen, in hetwelk twee BUls werden goedgekeurd, over het vastflellen van den waren en het affchaffen van den valfchen Godsdienst. In dezelve werd de vertaling des Bijbels van tyndal en alle Boeken , die van de leere , in het jaar 1540 vastgefteld ,> verfchilden, verboden, maar het lezen van den Bijbel overigens toegelaten, echter niet aan het gemeen , hetwelk gewezen werd tot het bovengemeld Godsdienstonderwijs, en bepaald tot het lezen der Pfalmen, het Gebed des Heeren, de groetenis des Engels en van de XII Geloofsartikelen in het Engelsch; ook mogten geene Boeken over den Godsdienst zonder 's Konings goedkeuring gedrukt worden. Verders werd verboden , in Tooneelftukken Godsdienftige zaken of uitleggingen der Heilige Schrift te mengen, gelijk toen in Engeland, even als in Duitschland, Zwitferland en ook in de NederlanV 4 der, na C. G. faarisv. :ot 1552.  na C. G Jaari5t7 tot 1552 De Ko- ning trouwt zijne zesde Gemalin KATHARINAPAURE 31* KERKELIJKE den ter bevordering van de Hervorming in Tooneelvertooningen, of volksliedjes , meermalen gefchiedde (*). Eindelijk werd de ftrengheid der ftraffen veel gematigd. De Kerkdijken werden verwezen, om bij de eerfte overtuiging hunne dwalingen te verzaken, bij de tweede, dezelve af te zweeren , doch bij de derde veroordeeld tot den brandftapel. Burgerlijken of Leeken werden bij de derde overtuiging geftraft met verbeurdverklaring van hunne goederen , en met eeuwige gevangenis. Eindelijk , het geen te voren in deze gevallen geene plaats had , den befchuldigden werd toegeftaan, zich van getuigen ten hunnen voordeele te bedienen, en bij flot werd de geheele zaak aan des Konings welbehagen overgelaten, die naar zijn goedvinden over den Godsdienst beftellingen zou mogen maken, welken de onderdanen flechts hadden te gehoorzamen. Evenwel werden nog in de maand Julij van dit jaar in het Bisdom Windfor drie perfonen verbrand, omdat zij Boeken gelezen hadden , die verboden waren , en zich hadden uitgelaten tegen de Misfe, zonder dat des Konings Gemalin, want hij was voor de zesde keer getrouwd met katharina parre, eene weduwe van Sir latimer, fchoon de Hervorming begunftigende, iets tot behoud van deze ongelukkigen had kunnen uitwerken. Zelfs onderftonden gardiner en zijn aanhang eene befchuldiging bij den Koning in te leveren tegen cranmer , dien zij voorftelden als een' tegen- ftre- (*0 GERDES T. IV. p. 315. Not.  GESCHIEDENIS. 313 ftrever van de zes artikelen, en een' begunftiger der n Ketters. De Koning fprak er cranmer over aan , J: die bekende, dat hij de gemelde artikelen had te- „ gengefproken, eer zij vastgefteld waren , maar betuigde zich federt naar dezelve gedragen te hebben; de Koning vraagde hem, of hij getrouwd was, en openhartig erkende cranmer, dat hij eene vrouw had, maar dat hij haar zelve naar Duitschland had terug gezonden, om aan het verbod van het huwelijk der Geestelijken te gehoorzamen. De Koning, getroffen door 'smans opregtheid, ftelde hem de befchuldiging ter hand, en drong bij hem aan, om zijne befchuldigers in regten te vervolgen, hetwelk cranmer christelijk en edelmoedig weigerde, veel eer waarfchuwde hij zijne befchuldigers, met bijgevoegde vermaning, om zich in het vervolg te wachten, ja hij was zelfs voor een' van hen , die bij den Koning om bijzondere redenen in ongenade gevallen was, een voorfpraak. In het jaar 1544 werd op voorftel van cranmer befloten, het Pausfelijk Kerkelijk regt af te fchafferi, en 32 kundige mannen benoemd, om een nieuw Kerkelijk regt en Kerketucht te ontwerpen. Dit had had echter geenen voortgang voor de regering van eduard VI. In het volgende jaar 1545 werden nog eenige bijgeloovige plcgtigheden, als de aanbidding van het kruis, en het luiden der klokken daags voor St. Andriesdag op bevel des Konings afgefchaft. hendrik, die thans in den oorlog met Frankryk en Schotland was ingewikkeld, poogde de genegenV 5 heid 1 C. G. lari 517. >t 155a- Verve • Sing-  Ha C. G Jaari5i7 tot 1552. 314 KERKELIJKE heid zijner onderdanen te winnen , door zoo veel mogelijk de beide Godsdienstpartijen genoegen te geven. Hij benoemde dan in plaats van thomas atjdley , een' begunftiger der Proteftanten , die overleden was , een' fterken Roomschgezinden , thomas wriothesley, tot Kanfelier, ten genoege der Roomfchen, en in deszelfs plaats tot Staatsfecretaris william petersen, een'bijzonder vriend van cranmer. Naar Frankryk overftekende, droeg hij het bewind van zaken gedurende zijn afwezen op aan de Koningin, gevende haar tot Raden den Aartsbisfchop van Kanterbury cranmer , den Kanfelier, den Graaf van Hartfort, en den Staarsfecretaris petersen. De vrede met Frankryk gefloten zijnde, kwam de Franfche Admiraal d'annebaut als Gezant van francois I. in Engeland over in het jaar 1546. Deze deed in naam van zijn' Koning aan hendrik , ten aanzien van den Godsdienst, eenige opening tot het affchaffen der Mis, waar over men in onderhandeling trad, fchoon het fpoedig bleek , dat dit bij geen van beide deze Vorsten ernst was, daar francois te zelfden tijde de vervolging zijner Proteftantfche onderdanen voortzette, en hendrik insgelijks de Hervormden op nieuw vervolgde. Onder anderen werd shaxton , Bisfchop van Salisbury, die reeds fedett het jaar *539 gevangen was geweest, in het jaar 1546 ter dood veroordeeld, doch hij herriep zijne gevoelens, en verkreeg vergiffenis. Naderhand is hij, onder Koningin maria, één der hevigfte vervolgers van de Hervormden geweest. Stand-  GESCHIEDENIS. 3i5 Standvastiger gedroeg zich anna askough, uit een adelijk gedacht. Ongelukkig getrouwd met eenen man, die een buitenfporig ijveraar was voor het Roomfche geloof, werd zij door denzelven, zoodra hij ontwaar werd, dat zij de Hervorming was toegedaan , uit zijn huis verdreven , en vervolgens te Londen gevangen genomen. Zij was eene vrouw van veel kunde, en van een goed doorzigt in zaken van Godsdienst, en ervaren in de Heilige Schrift; in hare gevangenis gedroeg zij zich verftandig , kloekmoedig en ftandvastig; zij onderging de wreedfte folteringen, haar aangedaan, opdat zij hare medegeloofsbelijders zoude ontdekken, zonder iemand te noemen. Ter dood veroordeeld, en reeds naar den brandftapel gevoerd wordende, werd haar van 's Konings wege pardon aangeboden , indien zij wilde herroepen, maar beloften konden haar zoo min bewegen, als de vreeze des doods, om haar geloof te verzaken. Zij ftierf met een' bedaarden moed en onwankelbaar vertrouwen, en haar dood ftrekte tot bemoediging van eenige anderen, die te gelijk met haar denzelfden dood om den Godsdienst lijden moesten (*). De Roomschgezinde partij hier mede niet te vrede, deed eene nieuwe poging, om ook den Aartsbisfchop cranmer te verderven. Zij befchuldigden hem bij den Koning, als het hoofd der Hervormden, en deden den Koning opmerken, dat men te ver- (*) Men leze het roerend verhaal van deze waardige vrouw bij gerdes /. c. ƒ>. 334-352. ia C. G. [aari5i7. •.ot 1552. CRANMER in gevaar.  na C. G Jaari5i; tot 1552 Ook de Koningin katharina 1'aere 3i6 KERK EL IJ KE . vergeefs bijzondere lieden ftrafte om de Ketterij, zoo • lang derzelver begunftiger en hoofd in het hoogde ' aanzien en waardigheid bleef. Zij verkregen ook werkelijk van den Koning, dat cranmer, indien men gewigtige oorzaken tegen hem had, naar den Towr zou gebragt worden. Maar tevens ontdekte de Koning aan hem de geheele zamenzwering zijner vijanden, met raad, om voor de Regters te verfchijnen, maar zich op den Koning te beroepen, indien zij hem geene behoorlijke vrijheid lieten, om zich te verdedigen; zelfs ftelde hem de Koning zijn' eigen zegelring ter hand, om dien in dat geval te vertoonen, en aan zijn beroep op den Koning dus kracht te geven, cranmer dien raad volgende, beriep zich op den Koning, die zijne vijanden toen hevig bedrafte, verklarende, dat hij nooit zou dulden, dat zijn' getrouwden dienaar eenige moeite werd aangedaan, en dat hij veeleer die genen zou ftraffen, die iets met geweld of list tegen hem zouden willen ondernemen. Zoo ver ging echter thans de domheid der Roomschgezinde partij, dat zij eenen aanflag vormde, om de Koningin katharina parre zelve te verderven. De Koning, die van een' gemelijken en gramdorigen aard was, welke met den ouderdom en ligchaamsongemakken van dag tot dag verflimmerde, had eenig misnoegen tegen de Koningin opgevat, omdat zij menigmaal bij hem ten voordeele der Hervormden fprak, en dit eens aan den Bisfchop gardiner te kennen gegeven. Deze zat hier op niet ftil, maar fpande met den Kanfelier aan,  GESCHIEDENIS. 3*7 aan, om de Koningin te befchuldigen, die men te i last leide, dat zij eene begunftigfter en voorfpraak . was geweest van de onlangs om Ketterij verbrande anna askough , dat zij en hare Staatjuffers Ketterfche Boeken hadden en lazen enz. Men was reeds zoo ver gevorderd, dat men eene Akte van befchuldiging had opgefteld, welke van den Koning geteekend en gezegeld was, met bijgevoegd bevel, om de Koningin naar den Towr te brengen. Doch, door eene bijzondere befturing der Voorzienigheid , verloor de Kanfelier deze Akte, die hij in zijn' boezem geftoken had. Zij werd door eenen vriend der Koningin gevonden, en aan haar ter hand gefield. De Koningin ontftelde op het zien van 's Konings hand, 'maar begaf zich, zonder den moed te verliezen , naar den Koning, om , ware het mogelijk t zijne drift te bedaren. De Koning begon terftond met haar over zaken van Godsdienst te fpreken. De Koningin gaf hem ten antwoord: Dat de vrouw bij de eerfte fchepping aan den man onderworpen was, en dat het haar voegde, zich van den man te laten onderwijzen, gelijk zij bijzonder noodig had, van eenen zoo ervarenen en wijzen Koning onderwezen te worden. ,, Neen, bij maria ! hernam de Koning: gij zijt een uitnemend Leeraar, gij zijt bekwaam, mij te onderwijzen, en hebt niet noodig van mij te leeren." Het antwoord der Koningin was: Dat zij thans befpeurde, dat de vrijheid, welke zij dikwijls in gemeenzame gefprekken genomen had, misduid werd, hoewel zij dit enkel had gedaan , om door tijdverdrijf 's Konings ongemakken te ver- zach- ia C. G. aarisv. ot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 155a Gelukkige voortgangderHervorming onder edu- AKD VI. 318 KERKELIJKE . zachten, en van hem te leeren , gelijk zij ook dankbaar erkende, veel van hem geleerd te hebben. Als het zoo is, zeide hendrik , dan zijn wij weder verzoend , en haar omhelzende, nam bij haar weder in zijne genade aan, met belofte van eene llandvastige liefde, 's Anderen daags kwam de Kanfelier , hier van onbewust, met 40 man van de Lijfwacht, om de Koningin naar den Towr te brengen. De Koning, die met de Koningin juist in den tuin wandelde , hem ziende aankomen, trad hem te gemoet, en voer in hevige drift tegen hem uit; men hoorde hem den Kanfelier, fchurk! gek! beest! fchelden , en hem gebieden, aanftonds uit zijne oogen te gaan. Dus werd de Koningin bewaard, en de onderneming tegen haar viel op het hoofd van hare vijanden. De Bisfchop gardiner durfde federt dien tijd den Koning niet onder de oogen te komen ; maar bijzonder trof 's Konings toorn den Hertog, van Nortfolk en deszelfs Zoon , den Graaf surrey. Zij werden om Staatsmisdrijven beiden ter dood verwezen , en het vonnis op den ioden Januarij 1547 aan den Zoon voltrokken; de Vader behield het leven , door den dood des Konings, die in den nacht voor den dag, welke ter doodftraf van den Hertog beftemd was, overleed, in den ouderdom van 56 jaren, in het 38de jaar van zijne regering. De dood van hendrik en de regering van zijnen opvolger edu-ard VI. veroorzaakten eene groote verandering ten goede van de Hervorming; alle vervolging om den Godsdienst werd terltond gellaakt, en alles bereid en gefchikt, om de Hervorming vol- ko-  GESCHIEDENIS. 3*9 komen tot ftand te brengen, hendrik liet Hechts eenen eenigen Zoon na, eduard VI, dien hij bij joanna seymour verwekt had , wel is waar, flechts 9 jaren oud, maar in alles ver boven zijne jaren fchrander en kundig, en van eenen godvruchtigen imborst. hendrik had, bij uiterften wil , eenen Raad van 16 perfonen tot Voogden over zijnen Zoon aangefteld, welke terflond met eenparige ftemmen het oppergezag onder den titel van Protector , (Befchermer,) des Konings en des Rijks , opdroeg aan eduard , Graaf van Herford , Broeder van de Koningin seymour, en Oom van Koning eduard, een' godvruchtig en verflandig man, die openlijk de partij der Hervormden was toegedaan. De jonge Koning werd in de beginfelen van het Hervormd Geloof onderwezen door richard cox , een geleerd en deugdzaam man, en gaf terflond bij het begin zijner regering reeds blijken van zijne gezindheid , toen hij den 7den Februarij 1547 den Aartsbisfchop cranmer in zijne waardigheid op nieuw bevestigende, dien vermaande, om niet alleen zelf zijn ambt naar den regel van het Euangelie waar te nemen, maar ook te zorgen, dat het onderwijs en beduur der Gemeenten aan kundige en godvruchtige Leeraren werd opgedragen. De Protector, onderfleund door cranmer, hoe zeer de Kanfelier, Graaf van Southampton , gardiner , bonner en tonstall , die leden van den Raad waren, zich hier tegen kantten, floeg terflond de hand aan het werk, om de Hervorming , met beleid, voort te zetten en te voltooijen. In de eerl fte na C. G. Iaari5i7. tot 155a- 4S>  naC G. Jaari5i7. tot 1552. PETRUS MARTVR en anderen naar Sso KERKELIJKE fte plaats werden de beruchte zes artikelen, die onder de vorige regering waren vastgefteld, nu vernietigd, te gelijk met al de Plakaten van Koning hendrik, omtrent den Godsdienst, en twee tegen de Lollarden, of aanhangers van wiklef, tot welken ook die van luther gerekend werden; voorts werden de Beelden uit de Kerken genomen, en de [childerijen , welker plaats vervangen werd door [tichtelijke fpreuken uit de Heilige Schriften. Insgelijks alle Crucifixen, in wier plaats de wapens van len Koning gefield werden, met gepaste bijfchrif:en, op gelijke wijze, uit de Heil. Schrift ontleend. De Procesfien of omgangen werden verboden, goeie Homilien of Kerkredenen ten dienfte der Kerken Afgegeven, de omfchrijving van het Nieuwe Testanent door erasmus werd in het Engelsch vertaald, :n te gelijk met den Bijbel in de Kerken gelegd , 3m van elk gelezen te kunnen worden. Bij befluit nn het Parlement werd het gebruik des Avondmaals ander beide gedaanten van brood en wijn voor alles , ook voor de Leeken, vastgefteld, en de ftille Misfen afgefchaft. De Kanfelier werd, om misflaj;en in zijn ambt begaan, afgezet, gardiner en bonner werden, gedurende de zitting van het Parlement, in hechtenis genomen , opdat zij deszelfs befluiten niet zouden tegenwerken, maar zoodra hetzelve gefcheiden was, weder op vrije voeten gefield en eene algemeene Amnestie afgekondigd. Doch alzoo men , ter voortzetting der Hervorming , in Engeland meestal gebrek had aan kundige en geoefende Leeraren, werden op raad van cranmer  GESCHIEDENIS. 331 her derwaarts genoodigd petrus martyr ver- 1 mili , en bern. ochinus , Italianen , vervolgers . joannes a lasco, een Pool. en eindelijk martinus bucerus en paulus fagius , welke met an- '. dere vreemdelingen, die thans in Engeland over- ' kwamen, aan de Hervorming aldaar groote dienften bewezen hebben. petrus martyr was geboortig van Florence. en in het Augustijner Klooster opgevoed, hij had te Padaa zich in de Griekfche Taal en in de Wijsbegeerte geoefend, en vervolgens te Bologna op het Hebreeuwsch en de Godgeleerdheid ijverig toegelegd, maar de zeden zijner Ordensgenooten wat ftreng beftraffende, maakte hij hunnen haat tegen zich gaande, om welken te entgaan hij zich naar Napels begaf, alwaar hij in het geheim eene Gemeente verzamelde. Van Imr begaf hij zich naar Lucca, alwaar hij immanuel tremellius, een* geboren Jood, celsus martinengo, en anderen, tot zijne medehelpers had 5 dasr na genoodzaakt zijnde, Italië te verlaten, kwam hij te Zurick, van daar te Bazel, en eindelijk te Straatsburg, en v&n hier ging h;j over naar Engeland., alwaar hij voor de Hervorming uitnemend nuttig geweest is. bernardinus ochinus , vanSiene. in een Brands» ianerKlooster; opgevoed, nam, nog jong zijnde, het kleed en de ftrenge levenswijze der Kapucijnen aan, wier naam toen begon bekend te worden. Hij werd fpoedig voor den besten Prediker gehouden van geheel Italië. Doch door zijne leeringen over de regtvaardigheid niet uit de wet maar door jezus christus tn an- Herv. II. X de- ia C G. aan 517. ot 155a. Lngeland ,niboden ;ernar- jU-ÜS dchinus.  r>? C, c JjÖli vl;; tot 1552 JOANNES A LAii.'J. MAITlN. 32a KERKELIJKE dere van d 1 RoonTche leer afwijkende , in den haat van den Pr.us zelven vervallen zijnde, verliet hij in ' het jaar 154.2 zijn Kloos'er in Italië, en verhuisde met petrus martyr naar Zwitferland, en wel naar Geneve, alwaar hij de Hervormde leer omhelsde. Thans kwam hij met martyr in Engeland, naderhand uit Engeland terug gekeerd, predikte hij het Euangelie te Zurich. Doch eindelijk heeft hij, door zijne bijzondere gevoelens, tot vele onlusten en twisten aanleiding gegeven, gelijk wij in het vervolg zien zullen. joannes a lasco was de bekende Hervormer der Oostfriefche Kerken, en thans Euangelieleeraar te 'Émbden ', hij kwam in het jaar 1548 naar Engeland, op aandrijven van petrus martyr, hebbende daar toe voor eenen zekeren tijd verlof gekregen van de Gravinne anna van oldenburg, waarom hij, zijne zaken in Engeland verrigt hebbende, naar Embden terug keerde, doch wegens de verwarringen , welke daar en in geheel Oostfriesland plaats hadden, over het Interim van Keizer karel , moest hij zich weder naar Engeland begeven, alwaar hij gebleven is tot de regering van Koningin maria. martinus bucbrüS , te Selftad in den Elzas geboren , is bekend door zijne geleerdheid, godsvrucht en arbeidzaamheid ter bevordering der Hervorming. Hij is irt Engeland, na een tweejarig verblijf aldaar , overleden , den 28ften Januarij des jaars 1551. Kort voor zijn' dood herhaalde hij menigmaal , dat, bij zoo grooten ijver van velen, om God te kennen en de Kerk te hervormen, hij nog- tans  T> E S C II I E D E N I S. 3^3 'tans vreesde, dat hunne loffelijke pogingen niet ge-1 lukkig voortgaan of lang beftendig zijn zouden, | door gebrek van tucht, waar door de ondeugenden befhaft en de orde in den dienst behouden bleven. Zijn vriend paulus fagius van Rytmbern in i den Paltz, die met bucerus werkte aan eene verklaring van den geheelen Bijbel, zoodat bucerus het Nieuwe en fagius het Oude Testament bearbeidde, werd door den dood, al vroeger dan bucerus, te weten, in het jaar 1549, weggerukt. Door deze mannen, onderfteund door cranmer, redley, Bisfchop van Londen, die de plaats van •bonner vervangen had, welke afgezet was, Lati mer, Bisfchop van Wigorn, en hooper van Glo'tester, werd alles voorts beraamd en ter uitvoer gebragt, wat tot voltooijing der Hervorming noodig geoordeeld werd, alles met goedkeuring en op het gezag van den Koning en het Parlement. Merkwaardig was het mondgefprek in Mei 1549 gehouden tusfehen petrus martyr en de Roomschgezinden, in tegenwoordigheid van 's Konings Afge•vaardigden, over de leere der Transfuhftantiatie. petrus martyr volgde, omtrent de tegenwoordigheid van christus in het Avondmaal, het gevoelen der Zwitfers; bucerus floeg eenen middelweg in tusfehen de Lutherfchen en de Zwitfers. en erkende eene dadelijke tegenwoordigheid van christus, met algemeene woorden, zonder de wijze dezer tegenwoordigheid te bepalen, cranmer had tot hier toe in dit (tak gewankeld, en lang de leere der Transfuhftantiatie aangehouden, hij neigde X ft Vér ia C. G. aar 15 7ot 1552» 'AUI.OS ;AGiUS. Voortgang n;hoofd, tot algemeene dïoefhc-ü van bet volk, letwelk hem beminde. Velen doopten hunne zaktoeken tér gedachtenis in zija bloed; en men veriaafc, dat, wanneer deze zelfde Hërfog van Nortmmberland naderhand oadcr de roering van Kolingin Maria naar dea Towr gebïagt werd, zekere dele vrouw hem een' van deze bebloede neusdoeken ertoonde, zegende: Zie hier het bloed van dien ëugdzamen, den Oom van de:i ulunantendjlen Forst. Ttt bloed, door uwe fnoode kunfiénarijtn vergoten, egint r.u openlijk wraak ven tt te eifchen! Doch Cs awaarfls lieg trof de hj.vormiii.» in ingeland, c.oc:- den ;'ood van dj:j voottreffelijkea [ooing eduard VI, ia het jaar i553. Hij had :eds vaa hot begin van dat jaar af gewörfteld met ;ne bcr^dag op de borst, die tot tering overing, warr uit een gerucht ontftond, dat hij ver» :ven was, waar van toch geen vaste blijk of eenig ïwijs voorhanden is. Hei gevaar, waar in zijn ven verkeerde, ontwarende, verdubbelde de goduchtige jongeling zijne zorg voor de armen, daar e zich van den raad van joan redley, Bisfchop m Londen, bedienende, meermalen gaf hij 00!; zij1 bekommering omtrent het lot van den Godsdienst keunen, wanneer, bij zijn' dood, zijne Zuster MA-  GESCHIEDENIS. 3»9 maria hem zou opvolgen; van welke bekommering des Konings de Hertog van Northumberland gebruik maakte, om hem over te halen, dat hij zijne beide Zusters maria en elizabeth, als wier regtmatige geboorte aan twijfeling onderworpen was, uitfluitende, joanna grav, die hem het naaste in den bloede beflond, en met den Zoon des Hertogs getrouwd was, bij uiterften wil tot de opvolging bettende, eene uitmuntende Prinfes, die met haar geheele hart der Hervorming was toegedaan. Doch deze beltemming kostte haar het leven, gelijk wij zien zullen. eduard ftierf, gelyk hij geleefd had, godvruchtig. Zijn feaffte gebed, hetwelk hij met geflotene oogen en zonder dat hij meende gehoord of verflaan te worden, uitboezemde, was door een' of anderer opgeteekend, en liep op dezen zin: „ O Heen God! verlos m«j uit dit ellendig en moeijelijk le " ven, en neem mij op in de vergadering uwe: uitverkorenen. Echter niet gelijk ik wil, maa; ' uw wil alleen gefchiede! O Heere, aan u be " veel ik mijnen geest. Gij Heere weet, hoe ge „ lukkig en zalig mijn flaat zou wezen, indien il „ bij en met u ware! „ Doch, bewaar dit leven, om uwer uitverko „ renen wil, en herflel mij in vorige gezondheid „ opdat ik u getrouwelijk dienen moge. „ Ach mijn Heer en God, wees uw volk gur „ flig en genadig, en behoud uw erfkoningrijl „ Ach Heere God, bewaar uw uitverkoren vol „ van Engeland. Ach, mijn Heer en God, b X 5 „ fcher mC. G. Jaari5i7. tot 155»* I » k n  na C. G. Jaarisi7. tot 1552. i ] 1 1 l J v o e v li V h 2 V z si d e£ al w le z£ wordt y Koningin 33o K E R K £ L Ij K E „ fcherm dit Rijk en weer van hetzelve de Paperij; „ en verdedig den waren Godsdienst en de zuivere „ vereering van uwen naam, opdat ik en mijn volk „ uwen allerheiligften naam mogen loven en groot» niaken' A™™ (*)•" Kort daar na den dood roeiende naderen, zeide bij tegen den Ridder siojey : Mijne krachten begeven mij! en met de voorden : Heere ontferm u mijner, en ontvang lijnen geest ! blies hij in deszelfs armen den katten adem uit, in den jeugdigen ouderdom van 16 iren, in het 7de jaar van zijne regering, eduard Jov&t van alle Gefchiedfchrijvers van dien tijd hooelijk geprezen, als een wonder van zijne eeuw, an een allervoortreffelijkst karakter, en die natuur* jke begaafdheden en verkregene kundigheden bezat, 'aar door men hem , fchoon nog in zijne eerfte ugd, aan de grootfte mannen gelijk kon ftellen. ijne deugd en godsvrucht, met weike hij geene :rtooning wilde maken, blonken, gedurende zijne ekte, op eene bijzondere wijze in hem uit, en jn ijver voor den gezuiverden Godsdienst verdien: des te meer den hoogften lof, omdat dezelve n verlichre ijver was, en gepaard ging met eene jemeene zuivere en welbeftuurde menfchenliefde, aar door hij, boven de vooroordeelen van zijnen :ftijd verheven, afkeerig was van alle onverdraagamheid en vervolging. Volgens den uitetflen wil van den Koning eduard ', werd zijne Nicht joanna gray, Dochter van den (*) gerdes /. c. T. IV. Monum. p. r.33.  G ES e iiï EDËNIS. 33*. den Hertog van Suf alk, a!s Koningin uitgeroepen , doch naauwelijks waren acht dagen verloopen , of alles verklaarde zich ten voordeele van 's Konings oudfte Zuster maria, Dochter van hendrik VIII en katharina van Arragon, van welke deze Koning zich had doen fcheiden. Zij was met eenen bijgeloovigen ijver bezield voor de Roomfche Kerk , in welker leere zij was opgevoed, en bij welker oefening zij ftandvastig gebleven was , gedurende de regering van haren Broeder eduard. Haar natuurlijk karakter, hetwelk daar in door den aard van haren Godsdienst verfterkt werd, was heerschzuch» tig en overhellende tot wreedheid. Haar eerfte werk dus, na dat zij hare mededingfter joanna gray, aan welke echter de kroon tegen haren eigenen zin, als 't ware, was opgedrongen , benevens derzelver voorftanders en naastbeftaanden ter dood had laten brengen, welken deze deugdzame Vorstin met alle blijken van godsvrucht en gelatenheid onderging , was, door het Parlement de handelingen en vastheb lingen onder eduard's regering te doen vernietigen, de echtfcheiding van hendrik met katharina van Arragon te veroordeelen, en zijn huwelijk met de zelve voor wettig te doen verklaren, waar uit t« gelijk voortvloeide , dat eduard en de Prinfes eld zabeth als bastaardkinderen moesten aangemerkt worden. Zij wilde zelfs terftond , zich openlijk met den Paus verzoenen , en het Pausdom wedei invoeren, indien niet gardiner, dien zij tot harer Kanfelier benoemd had, met meer voorzigtigheid , haar dit afgeraden en vermaand had, langzaam daai . , me- n C. G, Iaari5i7. tot 155a.  tm C. G Jaari5i7 lot 1551. Hevige Vervolging. i 33a KERKELIJKE mede voort te gaan. Eerst dus werd er een Plakaat, op naam der Koningin , afgekondigd , waar bij zij erkende, het Roomsch-Katholijk Geloof te ziin toegedaan, doch tevens verzekerde , dat niemand zou gedwongen worden, voor dat de zaken van den Godsdienst met gemeene overeenfiemming zouden geregeld wezen, dus genoeg te kennen gevende, wat men van hare regering te wachten had. Kort daar op werd, onder voorwendfel, om allo bewegingen voor te komen, aan ieder een verboden te leeren of te prediken, zonder openbaar verlof, ivaar door den vooriTanderen der Hervorming de mond gefloten werd. Ook werden alle ongeoorloofde bijeenkomflen om den Godsdienst of om andere redenen onder zware ftraffen verboden. Den Duitfche en Franfche Leeraars , die onder eduard n Engeland waren overgekomen, werd gelast, het rlijk te verlaten; gelijk ook joannes a lasco, met reien der zijnen, en ook petrus martyr Enge'and verlieten. Ook beloofde het huwelijk van maua met filips, Zoon van Keizer karel V, naierhand zoo berucht in de Gefchiedenis van Nederland, onderden naam van filips II, niet veel uinfligs voor de Hervorming van Enge/and. Op deze wijze trok het onweder te zamen, hetwelk ira in eene allerhevigfle vervolging uitbrak, cranmer , redley, Bisfchop van Londen, latimer nn Worchester, een grijsaard van 80 jaren, benerens vele anderen, werden gevangen genomen, die rervolgens ter dood gebragt en aan de vlammen opgeofferd zijn. In het jaar 1554 kwam de Kardinaal PO-  GESCHIEDENIS. 335 tOLUS, (pole,) als Legaat van den Paus, in En geland over, wien de Koningin tot Aartsbisfchop van Canterbury of Kantelberg benoemde. Deze onthief teiüond het Koningrijk van den ban , welken de Paus over dat land had uitgefproken, en bragt de verzoening der Engelfche Kerk met den Paus tot ftand, met vernietiging van alle de befluiten , die onder hendrik VIII en eduard VI tegen den Paus en het Pausdom genomen waren, polus echter, die listig maar van geweld en vervolging afkeerig was, gelijk hij zelf eenmaal in vermoeden gevallen was van Lutheranerij, drong iteeds aan op eene zachte behandeling der Hervormden , maar gardiner onderfleunde de drift der Koningin en drong door, dat de wetten met ftrengheid ten uitvoer werden gebragt. roger , hooper , sander , taylee en andere uitmuntende mannen , werden toen ter vure gedoemd en lieten hun leven op den brandfta pel, om hun geloof, en zonder dat hun eenige re gelregte overtreding van de wetten kon worden t< last gelegd. Deze hevigheid verwekte zoodanig eer misnoegen en verontwaardiging onder het volk, ter wijl zeer velen daar door in hun geloof geflerk werden, dat gardiner eerlang de voortzetting der zelve overliet aan bonner, Bisfchop van Londen, Zelfs zagen de Koningin en Koning filips zich ge noodzaakt, om te veinzen en door hunnen Biecht vader te laten verklaren, dat zij eenen afkeer had den van het Ketterdooden, zoodat alle hatelijkheu dezer vervolging op de Geestelijkheid viel, die des aiettegenftaande met drift en woede voortfloeg. Ii he ia C. G. (aaris'7- LOt 155»- t l c  na C. G Jaari5i7 tot 1552 1 ] 83* K E R K E L IJ K E I)et j'aar 1555 werden 67 lieden, ter zaken van den Godsdienst verbrand, onder welken vier Bisfchop. pen en dertien Ouderlingen. In het jaar 1556 nog 85, welker namen genoemd worden in de Kerkgefchiedenis. In dit jaar werd ook cranmer , na eene gevangenis van drie jaren, ter dood gebragt. Deze man, aan wien de Hervorming zoo veel vcrfchuJdigd was, wankelde in het begin, verloochende fchrifrelijk zijn geloof en deed belijdenis van de Roomfche leer,; doch, ziende, dat dit hem niets baatte, tegen den haat der Koningin , die op zijnen dood bleef aandringen, herftelde hij zich, en beleed met de grootfte blijken van berouw en leedwezen zijne zwakheid, en duldde den vreesfelijken dood met de uiterfte kloekmoedigheid , hebbende zelf zijne regterhand, met welke hij zijne verloochening onderteekend had, vooraf in de vlammen geftoken en gehouden, tot zij geheel verbrand was. Men zegt, dat men zijn hart geheel en ongefchonden onder de asfche gevonden heeft, hetwelk van velen als iets bijzonders zal opgemerkt zijn. Daags na 'smans dood aanvaardde polus deszelfs Aartsbisdom , waarom men op hem toepaste de woorden, welke de Profeet elia in last kreeg, om aan den hraëlhifchen Koning achab aan te zeggen: Hebt VÏ doodge/lagen, en ook eene erfelijke bezitting 'ngenomen? (1 Kon. XXI. 19.) Ja, men woedde niet alleen tegen de levenden, naar ook de dooden konden de wraak der Geesteijkheid niet ontgaan. Wij hebben boven gezien, lat van de Euangelieleeraars , die in Engeland waren over-    GESCHIEDENIS. 335 overgekomen, mart. bucerus en fagius aldaar overleden waren. Tegen deze overledenen werd in het jaar 1557 eene regtspleging gehouden. Zij werden , als of zij nog in leven waren , gedagvaard, om voor hunne Regters te verfchijnen. Nadat deze dagvaarding, op onderfcheidene tijden, tot driema. len toe, herhaald was, en er natuurlijk niemand dei gedaagden te voorfchijn kwam, werden de getuiger teaen hen gehoord, en vervolgens hunne vonnisfet opgemaakt, volgens welke zij, als hardnekkige Ketters , veroordeeld werden , om verbrand te worden ! welk vonnis ook aan hunne doode ligchamen, na dat men ze had opgegraven, met de gebruikelijk* plegtigheden, werd uitgevoerd. Op deze wijze wil de het Bijgeloof zich wreken aan ce gedachtenis vai twee voortreffelijke mannen, van welke het Pausdon zoo veel afbreuk geleden had, en dacht men moge lijk, ook de vruchten van hunnen arbeid tc zullei vernielen (*). Men voerde ook eene foort van ge loofsonderzoek in, fchoon de Regtbank der Inqui fitie niet werd opgerigt, en in dit jaar 1557 werdei weder 97 menfchen door het vuur verteerd ; gelijl nog 39 in het jaar 155S. Sommigen tellen in he geheel 2S4 menfchen, die gedurende de regering va: waria, om den Godsdienst, den dood geleden heb ben, volgens anderen beloopen dezelve een cetal va 800, reeds in de twee eerfte jaren der vervolging. Voc (*) In de uitgave der werken vnn bucerusƒ>. 915. ftaj eene Verhandeling, onder den titel: Hifi. di accufaiione C'judimnatione atq::: con;bustiont Martini Buceri. na C. G. [aariJiT. cot 1552. 1 : t I 1 1 t 1 1 r i  naC. ( Jaansi; tot 15S! Dood va UA&1A. Koningh EL1ZABETH voert de Hervorming in. 336 KERKELIJKE ï Voor het overige was de regering van maria ' rampfpoedig voor Engeland. Haar huwelijk met filips If, hetwelk onvruchtbaar was, wikkelde haar ti in eenen oorlog met Frankryk in, gedurende welke Calais, de eenige ftad van aanbelang, welke de Engelfchen in Frankryk nog bezaten , verloren ging. Dit verlies, en dat maria zich door haren Gemaal, die naar Spanje gekeerd was, met minachting zag behandelen , gelijk hij ook geen of weinig acht gaf op hare belangen, bij het fluiten van den vrede met Frankryk, deed haar een kwijnend leven leiden, en verhaastte haren dood, na eene regering van vijfjaren, in den ouderdom van 48 jaren, in het jaar 1558. Haar dood, en die van den Kardinaal polus, (pole,) die in hetzelfde jaar overleed, maakte een einde aan de vervolging der Hervormden. 1 Te weten, hare halve Zuster, elizaeeth , Dochter van anna boelein , hare opvolgfter op den troon, eene Prinfes, begaafd met groote hoedanigheden, en met meer dan mannenmoed bezield, was in hare jeugd in den Hervormdeii Godsdienst onderwezen en opgevoed, en beleed denzelven openlijk. Gedurende de regering van hare Zuster maria was zij als in eene geftadige gevangenis gehouden , en had verfcheidene keeren gevaar van haar leven geloopen, waarom zij genoodzaakt was, haar geloof, zoo veel mogelijk was, te verbergen, en ook van tijd tot tijd de Misfe te hooren; doch voornamelijk had zij hare behoudenis te danken aan de Staatkunde van filips, die, zijn huwelijk met maria on- vrucht-  GESCHIEDENIS. 337 Vruchtbaar ziende, vreesde, dat, na den dood van elizabeth, het Rijk van Engeland zou overgaan op maria stuart, Koningin van Schotland, waar door Engeland en Schotland onder een hoofd zouden komen, hetwelk filips voor zijne belangen en inzigten nadeelig oordeelde. Zoodra elizabeth , tot algemeene blijdfchap des Engelfchen volks, de regering aanvaard had, be« noemde zij parker , die haar onderwijzer geweest was, tot het Aartsbisdom van Kanterbury, en nic. bakon, een' zeer geleerd en uitmuntend man, tot Kanfelier, hoewel onder eenen minderen titel, en beval, dat het Avondmaal onder de beide gedaanten van brood en wijn zou bediend worden. Voorts ging zij, ten aanzien van den Godsdienst, met alle omzigtigheid en beleid te werk, voet voor voet met de Hervorming voortgaande, om alle opfchuddingen voor te komen , en de binnpnlnnriovif» rust te behouden. Zoodra het Parlement in het jaar 1559 bijeen was gekomen, werd haar de titel van Opperhoofd der Engelfche Kerk opgedragen, welken titel zij weigerde aan te nemen, fchoon zij met der daad de zaak zelve behield; de uitoefening van het beftuur der Kerk werd aan eene Commisfie uit het Hoogerhuis aanbevolen. Dewijl de Pausgezinden niet ophielden van den Predikftoel tegen Ketterij en nieuwigheden uit te varen, en bewegingen te verwekken , werd aan dezelven de vrijheid ontnomen, om openlijk te prediken, ten zij hun daar toe verlof gegeven was onder het groot zegel. Vervolgens werd er een openlijk mondgefpiek gehouden ovet Herv. II. Y het na C. G. faartsï?. tot 1S5&«  33« KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 tot 1552, ] het gebruik der moedertaal in den Godsdienst, over de Mis, en de magt der bijzondere Kerken , om fchikkingen te maken in den eeredienst. De Roomschgezinden, het onderfpit delvende , braken hetzelve af, onder voorwendfel, dat het hun, zonder Pausfelijk verlof, niet vrijftond, iets omtrent den Godsdienst vast te ftellen , of over zaken , die door de Kerk bepaald waren, te redetwisten. De Kerkenorde, onder eduard opgefteld, werd met eene kleine verandering vernieuwd, bij voorbeeld, met betrekking tot de ligchamelijke tegenwoordigheid van christus in het Heilig Avondmaal, waar van met zoo algemeene bewoordingen werd gefproken, dat dezelve niet regelregt ontkend werd. elizabeth wilde in het eerst ook de Beelden in de Kerken behouden, maar bij nader inzien, gaf zij bevel, dezelve weg te nemen. Voorts was zij tegen niemand geftreng. In het cciot wtrJcn wol ettelijken, die weigerden den eed van Suprematie te doen, in de gevangenis geworpen , maar ook weder terflond ontflagen , en niemand werd verhinderd , het land te verlaten ; zelfs zij, die verkozen, hun ambt neder te leggen , ontvingen jaargelden. De Geloofsbelijdenis , die reeds onder eduard VI opgefteld was, werd nagezien en tot 39 artikelen gebragt, en als de Geloofsbelijdenis der Engelfche Kerk uitgegeven en aangenomen. Eindelijk werd er eene nieuwe Overzetting des Bijbels gemaakt, en in het jaar 1561 uitgegeten. Op deze wijze werd de Hervorming onder ieze Koningin voortgezet en voltooid, niettegenlaande alle listen door de Paufen in het werk gefield,  GESCHIEDENIS. 339 .fteld, en het fmeden van aanilagen tegen de Koningin ; ook niettegenftaande de hevige verfchillen , welke voornamelijk over den eeredienst door hen, die Puriteinen genoemd werden, verwekt, doch van dit een en ander zal nog in het vervolg gelegenheid voorkomen, te fpreken. Het Koningrijk van Schotland was, te dezen tijde, nog niet met Engeland onder één hoofd vereenigd. Ook in dit Koningrijk was de toeftand der Christelijke Kerk, niet minder dan in de overige landen van Europa, allertreurigst, door de onkunde , bijgeloof, gierigheid en het liederlijk leven, welke en andere ondeugden de Geestelijken in dat land beheerschten; waar uit men tot den diepvervallenen toeftand van den Godsdienst onder de gemeente het befluit ligtelijk kan opmaken. Zoo groot was de domheid onder de Geestelijken, dat de meesten van hen geloofden, dat net nieuwe Testament een nieuw Boek was, door luther gefchreven (*); een Nieuw Testament te bezitten en te lezen werd voor eene misdaad des doods waardig gehouden. Een Bisfchop, duncalde, voerde forest, een' Regulier Kanunnik, die gefladig uit het Oude en Nieuwe Testament predikte, te gemoet: Dat hij God dankte, dat hij zoo vele jaren geleefd had , zon- (*) buchananus Hift. Scot. L. XV. welke uitmuntende Schrijver een vrij getrouw berigt geeft, van de Hervorming van dit Rijk. Onder andere Schrijvers over dit onderwerp verdient vooral gelezen te worden robertson , in zijne Cefchiedenis van Schotland. Y a na C. G. Jaarisi7. tot 1552. Hervorming in Schotland.  naC. G. Jaansi7 tot 15S2. PATRICIUS HAMIL- ton. 340 KERKELIJKE zonder van een Oud of Nieuw Testament te weten, en dat hij met zijn Pontificale en Breviarium te vrede was geweest. Evenwel was reeds in de XVde eeuw de beoefening der Wetenfchappen uit Frankryk in Schotland overgebragt, en de Aartsbisfchop van 67. Andrews wardlav, had in 141a eene Hoogefchool in zijn Aartsbisdom opgerigt, wiens voorbeeld door anderen gevolgd was. Eenige aanhangers van wiklef werden ook in Schotland gevonden, onder anderen werd john rasby, een Engelschman, om het verfpreiden van deze gevoelens, ten tijde van gemelden Aartsbisfchop, ten vure gedoemd. Op het einde dier eeuw hadden zich ook vele Lollarden op de grenzen tusfehen Schotland en Engeland vertoond, en hunne leer ijverig voortgeplant. Zoodra het gerucht, aangaande de begonnene Hervorming van Duitschland en Zwitferland in Schotland was uvei g<= wddiu, begaven zich lomraige jonge lieden uit dit laatstgemelde Rijk, niet flechts uit nieuwsgierigheid, maar veel meer uit een godvruchtig beginfel van waarheidliefde, naar Duitschland, om het nieuwe leerftelfel te onderzoeken, en alles van nabij met eigene oogen te aanfehouwen. Onder dezen was een jong Edelman, van het Koninklijk bloed, patricius hamilton, een geleerd jongeling en wel ter taal, van een bevallig en innemend karakter. Deze in Duitschland gekomen, bezocht luther , melanchthon en andere Hervormers, en hield zich eenigen tijd op te Marpurg, eene door den Landgraaf van Hesfen nieuw gedichte Hoogefchool, alwaar hij de lesfen hoorde van franciscus lam- bert ,  GESCHIEDENIS. 341 bert , en onder denzelven de eerfte op deze nieu-1 we Hoogefchool eenige Hellingen verdedigde, welke met de Euangelifche leer overeenkwamen. In zijn Vaderland terug gekeerd, verfpreidde hij, als de eerfte Apostel van Schotland, de Euangelieleer onder velen, met alle vrijmoedigheid. Doch de Geestelijkheid wist hem naar St. Andrews te lokken, onder voorwendfel van met hem over de leere te fpreken , gelijk hij dan onder anderen met alexander cambel , Prior der Dominicanen, die onder de Geestelijken voor zeer geleerd geacht werd , verfcheidene gefprekken gehouden heeft over de uitlegging der Heilige Schrift, met zoo veel kracht van redenen , dat cambel door overtuiging beleed, dat de voornaamfte leerftukken , door patricius verdedigd , waarheden waren. Doch deze zelfde alexander cambel, de gunst der' Geestelijken hooger fchattende dan de overtuiging der waarheid, werd de befchuldiger van patricius, die op den eerden Maart 1527 voor de vergadering der Geestelijken gedagvaard werd, nadat zij eerst den Koning jakob V, die nog geheel jong was, op hunne zijde gebragt, en deszelfs verlof verkregen hadden, zonder hetwelk zij den edelen jongeling niet zouden hebben durven aanvallen, patricius toonde zoo veel ijver, om de leere van christus te belijden, dat hij zich op den laatften Februarij reeds voor de vergadering van twaalf Geestelijken ftelde, die door de overigen tot zijne regters benoemd waren, en van welken cambel één was. Deze regters waren fpoedig gereed, om zijn vonnis op te maken, hem Y 3 als ia C. G. aansi7. ot 1552*  ni C. G. Jaan5i7tot 1552 34a KERKELIJKE als een' Ketter te veroordeelen en aan den wereldlijken arm over te geven, ingevolge van welk vonnis de edele jongeling in den ouderdom van 23 jaren nog dien zelfden namiddag verbrand werd (*). Zijne goederen werden verbeurd verklaard. De voornaamfte {tellingen, welke jakob beton, Aartsbisfchop van St. Andrews, tegen patricius hamilton inbragt, en om welke deze ten vure gedoemd werd, waren: „Dat de mensch geen' vrijen wil heeft. Dat er geen Vagevuur is. Dat de Heilige Aartsvaders reeds voor het lijden van christus in den Hemel zijn opgenomen. Dat de Paus geene magt heeft, om te binden en te ontbinden. Dat de Paus de Antichrist is. Dat elke Priester dezelfde magt bezit, als de Paus. Dat hij patricius hamilton Bisfchop zij. Dat niemand eene Bulle van eenen Bisfchop noodig heeft. Dat de gelofte van den Paapfcheu Oodsdicnst eene vervloekte gelofte is. Dat de Pausfelijke wetten niemand verpligten. Dat alle Christenen, die dezen naam waardig zijn, openbaar moeten maken, dat zij in den genadefraat verkeeren. • Dat niemand zalig wordt, ten zij hij gepredestineerd zij tot de zaligheid. Dat de Onchristen en Ongeloovige in doodelijke zonde ligt. Dat God de (*) fr. lambert, zijn gewezen leermeester, berigt dit uiteinde van patricius kortelijk in eene Voorrede op zijne verklaring van de Openbaring van joannes, door hem in het jaar 1528 uitgegeven, en aan den Landgraaf van Hesfen opgedragen. Vergelijk gerdes /. c. pag. 210, 212.  GESCHIEDENIS. 343 de oorzaak der zonde is, in dien zin, dat, als hij aan de menfchen zijne genade onttrekt, dezen ook zondigen. Dat het eene duivelfche leere is , wanneer iemand den zondaar boete oplegt voor de zonden. Dat patricius twijfelde, of alle kinderen , die terftond na den doop fterven, al of niet zalig zijn. Dat de Oorbiecht geenszins noodzakelijk zij." hamilton ging den dood ftandvastig te gemoet, en leed dien godvruchtig. Zijne laatfte woorden waren: Heere, hoe lang zullen deze duisternis/en dit Koningrijk bedekken? Hoe lang zult gij zoodanige tijrannij onder de menfchen dulden? Heere jezus ontvang mijnen geest! Opmerkelijk is de volgende bijzonderheid , welke ons de Gefchiedenis meldt (*). Als de bovengemelde alexander cambel, zijne plaats hebbende onder de twaalf regters, patricius hard viel en hem drong, om zijn geloof te verzaken, zcidc deze, die driftig van aard en een jongeling was, mei ernst: ,, Snoodfte der menfchen, die thans veroordeelt, hetgeen gij weet, en aan mij zelveh, korte dagen geleden, bekend hebt, waarheid te zijn. Ik dagvaarde u heden voor den regterftoel van den levenden God! " alexander ontftelde op deze woorden zoo hevig, dat hij, van dien oogenblik af, van zijn verftand beroofd werd, en niet lang daai na, in eene ontzetbare woede, den geest gaf. De onfchuld en ftandvastigheid van patricius hac (*) fox Ecclejtast. Hijlory Vol. II. fol. 184. b. bü chanan. Hifl. Scot. p. 429, Y 4 na C. G. Jaari517. tot 1552.  34* KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 tot 1552 had ondertusfchen bij velen die uitwerking, dat zij de Hervorming omhelsden , en fommigen, bij het voortduren der vervolging, met hun bloed hun geloof verzegelden. Onder anderen werd een Benedic* tyner Monnik, met name forest, door eenen anderen, die men hem als zijn Biechtvader in de gevangenis toegevoegd had, verraden, dat hij hem in de biecht beleden had, dat de gevoelens van patricius hamilton zeer wel konden verdedigd worden; waar op hij als een Ketter het vonnis des doods ontving. Deze forest , ter dood geleid wordende, riep een wee uit tegen de Monniken , omdat zij het geheim der biecht niet bewaarden , maar daar van een verfoeijelijk misbruik maakten , om onfchuldige menfchen ter dood te kunnen brengen. Hevig ging de vervolging haren gang; in het jaar 1534 werd benevens anderen zekere david strado op den brandftapel gebragt, fchoon men volftrekt geene befchuldiging tegen hem wist in te brengen, dan dat hij weigerig was om zijne tienden op te brengen. De Koning jakob V betoonde zich dus ijverig voor het Roomfche geloof, waar toe zijne ftaatkundige inzigten en belangen hem voornamelijk bewogen, dewijl hij met hendrik VIII, Koning van Engeland, in geene te vreedzame betrekking ftond. Deze had hem wel verfcheidene gefchriften tegen het gezag van den Paus gezonden, met vermaning, om zich met hem tegen den Paus te vereenigen , doch deze poging was vruchteloos. Koning jakob ftelde dezelve in handen zijner Geestelijkheid, die de-  GESCHIEDENIS. 345 deze gefchriften veroordeelde, en den Koning ge- i lukkig noemde, dat hij zoo godslasterlijke gefchrif- | ten niet ingezien of gelezen had. Anderszins had Koning jakob geheel geene achting voor de Schotfche Monniken en Priesters. Zelfs is het bekende Hekeldicht, Franciscanus genoemd, door buchananus, op bevel en aandrijven van den Koning , die om zekere redenen op de Franciskanen verbitterd was, opgefteld. Schoon die Dichter en vermaarde Gefchiedfchrijver niet lang daar na, in het jaar 1539, door den Koning aan de Geestelijkheid en derzelver woede werd overgelaten, en het met eenen wreden dood zou bekocht hebben, indien hij niet gelukkig uit de gevangenis ontkomen was (*}. Het huwelijk van Koning jakob met margaretha, oudfte Dochter van den Koning van Frankryk , francois , fcheen eenige verademing aan de Hervormden te beloven, dewijl deze Vorstin onder het oog van hare Moeije, margaretha , Koningin van Navarre, opgevoed zijnde, van den Euangelifchen Godsdienst niet vreemd was. Maar de vroege dood dezer Koningin, die in datzelfde jaar 1538 aan de tering overleed, deed deze hoop ras verdwijnen, en de vervolging werd door den Aartsbisfchop biïton met allen ijver voortgezet. In het volgende jaar 1540 hertrouwde de Koning met maria van Lotharingen, uit de familie dei Gul (*) buchananus verhaalt dit zelf breeder, in de Ge fchiedenis van zijn eigen leven, welke ook voor de uit gave zijner Poëmata in i:mo. geplaatst is. Y 5 aC. G. aari5i7. ot 1552.  na C. G Jaar 1517. tot 1552. I ] a v tt 34ö KERKELIJKE Gulzen, welke het Pausdom met zoo veel kracht in Frankryk handhaafden. Dit gaf der Geestelijkheid moed, en fpoorde haar aan , om de Hervorming met alle magt te keer te gaan. Doch daar tegen waren zeer velen van den Adel tot dezelve genegen. De Koning, die door weelde en goede fier te maken, doorgaans geld gebrek, en verfcheidene natuurlijke kinderen had , voor welke hij een beflaan wilde bezorgen, werd door de eene en andere partij om het zeerst aangezocht. De Adel vertoonde hem de onmetelijke rijkdommen en bezittingen der Geestelijken, en fpoorde hem aan, om, op het voorbeeld van den Koning hendrik VIII van Engeland, de Abdijen en Kloosters te vernietigen, en derzelver goederen aan zich te trekken. Daar tegen deden de Geestelijken hem opmerken, dat hij aan zijne natuurlijke kinderen voordeelige Abdijen, Prebenden enz. kon èhenken, en beloofden hem uit de verbeurdverklaring der goederen van veroordeelde Ketters jaarlijks [oo,ooo Dukaten te zullen bezorgen, ook vleiden sj hem met het uitzigt, dat de Paus hem ligtelijk ;ebruiken zou tot hoofd van een verbond tegen [oning hendrik. De Geestelijkheid onderlteund oor de Koningin, kreeg bij den Koning de overand, die terflond vier van zijne Zonen met Abdijen n Priorfchappen befchonk, en aan de Geestelijken iKOB hamilton, een Bastaardbroeder van den rraaf van Aran, tot Regter bijvoegde, om naar len onderzoek te doen, en hen te vervolgen, die in Ketterij verdacht waren; waaromtrent de Geeslijken verzekerden, dat men niet vele moeite zou heb-  GESCHIEDENIS. 347 -hebben, alzoo duizenden menfchen geene zwarigheid maakten, de Boeken van het Oude ën Nieuwe Testament te lezen, over de magt van den Paus vrij te fpreken, en door de oude plegtigheden der Kerk te verachten, aan de perfonen, aan God en den Godsdienst gewijd, alle gehoorzaamheid en eerbied te onttrekken. En nu verhief zich de woede der vervolging ten hoogden toppunt. Onder anderen werd een Ridder van het Gulden Vlies, john borthwike, gemeenlijk Kapitein borthwike genoemd, van Ketterij befchuldigd, en voor de Kerkelijke Regtbank vandavid beton, Aartsbisfchop van St. Andrews, en der overige Prelaten van Schotland, gedagvaard; doch hij ontging het gevaar, door naar Duitschland te wijken. De Geestelijken veroordeelden den afwezenden als een Ketter, na eenige punten tegen hem opgefteld en uitgegeven te hebben ; zij verklaarden zijne goederen verbeurd , en verhrandden zijne beeldtenis openlijk, borthwike , zoodra hij de punten van zijne befchuldiging ontvangen en gelezen had, fchreef tegen dezelve eene deftige en uitmuntende verantwoording, welke hij, ter befchaming van zijne onbevoegde Regters , in openbaren druk uitgaf (*). Deze hevige ftorm duurde echter niet lang. De gemelde Regter hamilton verviel eerlang bij den Koning in ongenade en verloor het hoofd op een fchavot. Niet lang daar na , in het jaar 154a , overleed de Koning zelf. Deze was in eene kom- mer- (*) gerdes Scrin. Antiq. T. III. Part. I. N. IV. ft C. G. [aari5i7. :ot 1552. Dood van Koning jakob V van Schotland.  34* KERKELIJKE na C. G Jaarisi; tot 1552 «aria ÏTUART Koningir en jako, hamilton Onderkoning. . merlijke zwaarmoedigheid van geest vervallen , en • werd gedurende dezelve door ontrustende droomen verfchrikt, waar van buchananus eenen zeer merkwaardigen verhaalt. De Koning zag, in zijnen droom, den gewezen Regter hamilton met den blooten degen op hem aanvallen, en hem eerst den regter en vervolgens den linker arm afhouwen, met bedreiging, dat hij eerlang wederkomen en hem ook het leven benemen zou. De Koning, zich over dezen droom kwellende , kreeg eerlang tijding , dat zijne beide Zonen ten zelfden tijde overleden waren , de één te St. Andrews, de andere te Sterling. Koning jakob V liet bij zijne weduwe maria van Lotharingen ééne Dochter na, die niet meer dan zeven dagen oud , en de erfgename van zijn Koningrijk was. Zij is naderhand, door hare treurige lotgevallen, onder den naam van maria stuart, zeer berucht geworden. Volgens een oud gebruik in Schotland werd er een Onderkoning aangefteld, en jakob hamilton, Graaf van Aran , naastbeflaande der jonge Koningin , tot dien post benoemd. Deze Graaf had , voordat hij Voogd van het Rijk werd, de leer der Hervormden goedgekeurd en zelfs beleden, doch toen hij in het bewind gefield was, had de vrees voor de Roomfche Geestelijkheid, en in het bijzonder voor den Kardinaal beton , Aartsbisfchop van St. Andrews, zoo veel vat op hem, dat hij zijn geloof verzaakte, en van den Roomfchen Godsdienst openlijke belijdenis deed; zijnde het waar beftuur van zaken in handen der Ko-  GESCHIEDENIS. 3^9 Koningin weduwe en van den Kardinaal, terwijl de Onderkoning niet meer dan de fchaduw van het gebied behield. De Kardinaal, zoo wreed als heerschzuchtig van aard, voerde nu den Onderkoning met zich rond, door verfcheidene gewesten van Schotland, onder voorwendfel, van oproerige bewegingen te fluiten, maar inderdaad, om de aanhangers der Hervorming op te zoeken en ter dood te brengen; gelijk alom in het jaar 1544. en 1545 gebeurde. Zelfs de onfchuldigfle menfchen werden,, om kleine overtredingen der Kerkelijke voorfchriften, ten vure veroordeeld. Te Perth werden vier menfchen ter dood gebragt, omdat zij op eenen verboden dag vleesch hadden gegeten ; en eene kraamvrouw met haar kind, omdat zij in den barensnood de Maagd maria niet om hulp gebeden had. Onder de menigte der genen, die te dezen tijde om den Godsdienst ter dood gebragt werden, is inzonderheid merkwaardig george wishart, of guiscard , wien buchananus Sophocardiusnoemt, hetwelk eene overzetting van den naam wyshart in het Grieksch is, naar de gewoonte van die tijden. Deze man, uit een edel geflacht in Schotland gefproten, had zijne Letteroefeningen in Engeland op de Hoogefchool te Cambridge voltrokken, en daar ook de beginfelen van de Hervormde leere aangenomen. In het jaar 1544 in zijn vaderland wedergekeerd, verbleef hij te Dundee, eene ftad 8 of 10 mijlen van St. Andrews, alwaar hij met allen ijver tegen de overal heerfchende gebreken en zedebederf pre- ia C. G. [aar'517. tot 1552. Wreedheden van den Kardinaal beton en derzelver ftraf. Merkwaardigebijzonderhedenvan g. wishart.  KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. predikte. De Kardinaal beton, dit vernemende, fchreef aan de regering der plaats, om dezen nieuwen Prediker te beteugelen, waar op wishart of güiscart verboden werd te prediken, en opfchuddingen te maken. Hij antwoordde : „ Dat hij geene opfchuddingen maakte, en dat dit in allen gevalle de weg niet was, om dezelve voor te ko« men, als men de Gezanten van God verwierp, die, wanneer hij heenging, andere Gezanten zenden zou; dat het te vreezen ftond, dat zij zich op deze wijze een gevaar op den hals zouden halen, hetwelk hij hun voorzeide, dat hen fchielijk zou treffen, waarom hij hen vermaande, zich met ernftige boetvaardigheid tot God te bekeeren." Dundee vervolgens verlaten hebbende, begaf hij zich naar het westelijk gedeelte van Schotland, alwaar hij vele volgelingen kreeg. Dewijl de Aartsbisfchop van Glasgow, john beton, niet wlWe dulden, dat hij in eenige Kerk predikte, predikte hij te platten lande, onder den blooten hemel; en als zijne aanhangers zich met geweld van de Kerken wilden meester maken, verbood hij htm zulks ernftig , zeggende : „ Dat hij het woord des vredes verkondigde, om welks wil men geen bloed mag vergieten." Na het verloop van omtrent eene maand, openbaarde zich de pest of eene befmettelijke ziekte in Dundee, waar op hij terflond derwaarts keerde, en daar zijn prediken hervatte, terwijl de genen, die min of meer befmet waren, zich buirens huis, de gezonden binnens huis plaatften en hij zichzelven zoodanig, dat hij van allen gehoord kon worden; hij bediende ook de armen met hulp en  GESCHIEDENIS. 351 en vertroosting, en was als een getrouw herder voor allen nuttig. 'Eens na het eindigen der preek poogde een Priester hem met eene pook of ponjaard te doorfteken. Het volk toefchietende, zoude dezen zeiven in woede hebben doodgeflagen, maar gutsgard nam hem in den arm en befchermde hem, te kennen gevende, dat hij niet gekwetst was, maar nu ligtelijk kon opmaken , wat hem flond over te komen. Van dien tijd af ftelde hij zich den dood voor oogen, en vermaande zijne vrienden, dat zij den moed niet zouden verliezen, dat hij wel zou henen gaan, en dat eenige weinigen hem zouden volgen, doch dat binnen niet heel langen tijd bet ganfche Land tot het licht der Euangeliewaarheid bekeerd zou worden. Voorts ging hij ijverig voort met zijne prediking, onder grooten toeloop des volks, hetwelk zijn onderwijs met graagte hoorde en aannam. Ondertusfchen werd er eene vergadering van Geestelijken in de maand Januarij 1545 gehouden te Edemburg,\x\ de nabuurfchap van welke Had guiscard zich thans onthield, bij zekeren Edelman john cocburn. De gemelde vergadering van zijn verblijf kennis gekregen hebbende, werden er terflond Ruiters afgezonden, om hem gevangen naar Edemburg te brengen, cocburn echter weigerde, den Leeraar over te leveren, tot dat de Graaf van bothwel zich zeiven ten borg had aangeboden , dat hem geen leed gefchieden zou. Maar de Geestelijken, hunnen roof in handen hebbende, voerden hem van Edemburg naar St. Andrews, alwaar zij hem n C. O; [aan 517. :ot 155a.  aa C. G Jaari5l7. lot 1552, 35a KERKELIJKE hem fpoedig als een' Ketter veroordeelden , zonder dat hem eene regtmatige verdediging vergund werd. De Kardinaal Aartsbisfchop van St. Andrews, david beton, fchreef aan den Onderkoning, dat hij eenen regter zou benoemen, om het doodvonnis aan den veroordeelden te voltrekken. De Onderkoning , door eenen godvruchtigen en nadrukkelijken Blief van david hamilton zijnen bloedverwant en vriend afgefchrikt, fchreef aan den Kardinaal weder: „Dat hij deze zaak niet overhaast moest behandelen, maar dezelve in ftaat houden tot zijne overkomst, alzoo hij tot den dood van dezen man zijne toeftemming niet zou geven , voordat zijne zaak naauwkeurig onderzocht zou zijn. Bijaldien de Kardinaal echter hier mede voortvoer, dat de ftraf op deszelfs hoofd zou nederkomen, terwijl hij, voor zich, mids dezen betuigde, vrij te zijn van moord en bloed." De Kardinaal, door dit antwoord, hetwelk hij niet verwacht had, getroffen zijnde, en vreezende , dat de gevangene hem door het volk met geweld zou ontrukt worden, befloot, in hevige woede ontdoken, voort te varen, terwijl hij aan den Onderkoning fchreef: „ Dat hij hem den voorgaanden Brief niet gefchreven had, als of hij, in eenig opzigt, van hem afhankelijk ware, maar omdat hij het vonnis met zijn' naam onderteekend had willen hebben, ten blijke van hunne overeenftemming voor het publiek." Vervolgens haalde men georg guiscard uit den Kerker, en john viniram, een geleerd man, die heimelijk de zaak der Hervorming was toegedaan , kreeg  GESCHIEDENIS. 353 kreeg last, eene preek te houden, in welke hij uit Matth. XIII aanmerkte : Dat het goede zaad, daar in de gelijkenis gemeld, het woord Gods is , maar het kwade zaad, Ketterijen, want dat Ketterij is een valsch gevoelen, volftrekt ftrijdig met de H. Schrift, en met hardnekkigheid verdedigd; dat dezelve ontftaat en gevoed wordt door de onkunde der Herderen van de Kerk, die niet weten, de Ketters te overtuigen, of de dwalenden weder te regt te brengen door het Geestelijke zwaard , d. i. het woord van God. Vervolgens den pligt van eenen Bisfchop of Opziener uit den Brief aan timotheus verklaard hebbende, toonde hij, dat er flechts eene weg zij, om Ketterij te ontdekken, wanneer namelijk dezelve getoetst wordt aan het woord van God* Na deze preek, welke inderdaad tegen de Geestelijkheid gerigt was , die hier niet zamengekomen was, om de Ketterij te wederleggen , maar om de Ketters, te ftraffen, werd een foort van verhoor met guiscard gehouden, in hetwelk hij met alle befchuldigingen en fcheldwoorden werd overladen , welke men gewoon was, tegen de zoogenaamde Ketters op een te ftapelen, waarna hij in het Kasteel in de kamer van den Bevelhebber terug gebragt werd. 'sAanderen daags 's morgens kwamen hem twéé Franciskanen aanzeggen, dat hij moest fterven,herri vragende, of hij hun, naar het gebruik, wilde biechten? guiscart antwoordde: Dat hij met de Broederen niets te doen had , en niet gaarn met hen fpreken zou; doch indien zij hem een' dienst HerV. IK £ wil* na C. Öj Jaarisr^ tot I552i  n- C. G. Jnarj5i7. toe 1552. 354 KERKELIJKE wilden bewijzen , dat bij begeerig was te fpreken met den geleerden man, die gisteren gepredikt had. viniram kwam daar op, met verlof der Bisfchoppen, hem op het Kasteel bezoeken, en berstte, hem ziende, in eenen vloed van tranen uit. Bedaard zijnde, vraagde hij guiscard : Of hij het Sacrament des Avondmaals wilde gebruiken? „ Zeer gaarne," antwoordde deze, „ indien het, naar de inftelling van christus, onder de beide gedaanten van brood en wijn, bediend wordt." viniram, bij de Bisfchoppen gekomen, berigtte, dat de gevangene heilig verzekerde , onfchuldig te zijn aan alle de misdaden, van welke hij befchuldigd werd; dat hij daar mede echter niet bedoelde , om den dood te ontgaan, maar om zijne onfchuld, die aan God genoeg'bekend was, ook bij de menfchen niet onbetuigd te laten. De Kardinaal driftig geworden , duwde den fpreker toe: „Wij weten ook al lang, wie gij zijt." Vervolgens op de vraag: Of hij aan den veroordeelden het gebruik van het Heil. Avondmaal vergunde, na met de Bisfchoppen gefproken te hebben , antwoordende : „ Dat het niet billijk fcheen, dat een hardnekkig Ketter, die door de Kerk veroordeeld was, eenige weldaden der Kerk genieten zou." Dit befcheid aan guiscard overgebragt zijnde, sis nu de Bevelhebber van het Kasteel hem noodigde, om met hem en zijne dienaren te ontbijten , nam guiscard deze noodiging met dankbaarheid aan. Onder het ontbijt fprak hij omtrent een half uur lang tot hen, over het Avondmaal van christus, deszelfs  GESCHIEDENIS. 355 Eelfs lijden en dood, hen vermanende, dat zij, met aflegging van alle boosheid, haat en nijd, de liefde betrachten en zich echte leden van christus zouden betoonen, waar na hij, God gedankt hebbende, een brood nam en brak, aan ieder een ft.uk overreikende; insgelijks den beker genomen en zelf daar uit gedronken hebbende, gaf hij hun dien over, hen biddende, dat zij dus met hem voor het laatst de gedachtenis van christus zouden vieren in dit Sacrament; dat voor hem een bitterder kelk bereid was , om geene andere reden, dan omdat hij het Euangelie gepredikt had. Toen, de dankzegging gedaan hebbende, begaf hij zich weder naar zijne ka-' mer, om in eenzaamheid te bidden. Weinig tijds daar na kwamen twee fcherpregters, een van welken hem een zwart linnen kleed aantrok, terwijl de ander verfcheidene zakjes met buskruid aan al de deelen van zijn ligchaam vastmaakte. Intusfchen werd op het plein voor het Kasteel een houten fchavot opgeflagen en de brandftapel gereed gemaakt; de vensters van het Kasteel werden met tapijten en kusfens verfierd , uit welke de Kardinaal met zijnen ftoet het lijden van den onfchuldigen man wilde aanfchouwen. Deze nu aan den brandflapel vastgemaakt, en van den Bevelhebber van het Kasteel, die zoo digt bij hem ftond , dat hij zelf door de vlam gezengd werd, vermaand wordende, om goedsmoeds te zijn, en God om de vergeving zijner zonden te bidden, zeide tegen den Bevelhebber: „ Deze vlam doet wel mijn ligchaam fmart aan, doch heeft mijnen geest niet gebroken. Z 2 Maar ia C. G. faari5i7. :at 1552.  ia C. G, ]aarl5i7 tot 1552. 356 KERKELIJKE Waar hij, die daar van de hoogte zoo trotsch op ons nederziet, zal op diezelfde plaats binnen weinig dagen zoo fchandelijk, als nu overmoedig, liggen." Door het digthalen van het koord om zijnen hals belette men hem het verder fpreken. Deze wreedheid van den Kardinaal werd door de Geestelijken en Monniken hoogelijk geprezen, ais een loffelijke ijver voor de zaak der Kerk, maar maakte hem te gelijker tijd bij zeer vele Edelen en Burgers gehaat ; weinige weken daar na, in welken tusfehentijd hij het huwelijk van zijne oudfte Dochter met den Zoon van den Graaf van Strafford gevierd en eenen togt langs de kusten gedaan had, om die tegen de Engelfchen in veiligheid te Hellen, werd er eene zamenzwering tegen hem gefmeed door vijftien jonge lieden, hebbende norman lesley aan het hoofd , die, anders een getrouw dienaar van den Kardinaal, met denzelven over eene bijzondere zaak verfchil had gekregen, hetwelk met wederzijdsch fchelden en bedreigen geëindigd was. De zaamgezworenen, het Kasteel overrompeld hebbende, vermoordden den Kardinaal met verfcheidene wonden , en vertoonden zijn lijk uit hetzelfde venfter, uit hetwelk hij het treurig fchouwfpel van guiscard aanfehouwd had , aan het volk, ten einde zijne aanhangelingen af te fchrikken, om hem te hulpe te komen. Hunne daad werd echter , fchoon wel door fommigen verfchoond, echter door niemand goedgekeurd of geprezen, ook hadden de moordenaars, volgens de Gefchiedenis, allen, in vervolg van tijd, een bekla«elijk einde. * De  GESCHIEDENIS. '57 De Onderkoning, van den Kardinaal ontflagen , behandelde nu de Hervormden niet Hechts met meer befcheidenheid, maar ging zelfs eenigen tijd daarna, tot hunne gemeenfchap over, welk voorbeeld door vele Grooten gevolgd werd. Hier door genoten de Hervormden eenigen tijd rust, te meer, dewijl ook de opvolger van den Kardinaal beton niet zoo bloedgierig was als deze, maar meer dorflende naar goed dan naar bloed ; terwijl de Hervormden zich te vrede hielden, dat zij in afzonderlijke bijeenkomften God in ftilheid dienen en onbefchroomd den Godsdienst belijden mogten. Het gevolg hier van was, dat de Hervorming zich met grooten voortgang door het geheele Rijk verfpreidde, waar aan veel toebragt, dat vele voorname en andere Schotfche Edellieden, die eenigen tijd krijgsgevangenen in Engeland geweest waren, het licht van waarheid , hetwelk zij daar gekregen hadden, in hun vaderland overbragten, waar door de Hervorming grootelijks bevorderd werd. Deze rust werd echter weder met treurige tijden van vervolging, inlandfche beroerten en oorlogen afgewisfeld, toen de Koningin weduwe maria van lotharingen in het jaar 1554 de regering van het Rijk in haar dochters naam aanvaardde. Deze Vorstin, geheel en al gehecht aan de belangen der Guizen, die in Frankryk zoo veel invloed hadden, en zich de hevigfle tegenftanders van alle Hervorming betoonden, wendde alles aan, list en geweld, om de vervolging te fluiten , maar was niet in ftaat , derzelver voortgang te beletten. Z 3 De ra C. G. jaari5i7. •ot 1552. Voortgang der Hervorming. Vernieuwdevervolgingdoorde KoninginRegentesfe.  na C. G. Jaa"5i7 tot 1552 Oproer ea oorlof 35?, KERKELIJKE De Bisfchoppen, die nog (leeds een' fterken ,arrn hadden, door de Koningin onderfleund , ondernamen nu op nieuw hevige vervolgingen , doch niet zonder groot ongenoegen en gemor des volks. Bijzonder geraakten de gemoederen aan het gisten , door het ftraf vonnis, hetwelk in het jaar 1558 uit* gefproken werd te St. Andrews, door de Geestelijkheid, tegen gualter mill, een ongeleerden Priester, die van Ketterij verdacht was, omdat hij eenigen tijd nagelaten had de Mis te vieren en op verfcheidene plaatfen gepredikt had. Deze man gaf op de vragen en tegenwerpingen, hem door deGeestelijken gedaan , zoo fnedige en vrijmoedige antwoorden, dat men zich over zijnen moed en vertrouwen verwonderen moest, daar hij door zijne jaren en ook van aard en geitel zwak was. De Burgers van St. Andrews waren over zijne veroordeeling zoo verontwaardigd, dat niemand als Regter over hem wilde zitten, of iets te koop had , om het vonnis ten uitvoer te brengen. Hier door werd 's mans leven eenen dag verlengd. Den volgenden dag bood zich een van de huisgenooten des Aartsbisfchops als Regter aan, en de Aartsbisfchop gaf zelf zijne eigene koorden, welke vereischt werden tot deze uitvoering, wordende dezelve ook voltrokken , terwijl het volk, om ziin ongenoegen te toonen , en ter gedachtenis van 'smans dood een' grooten hoop fleenen opeenftapelde, ter plaatfe, waar hij denzelven geleden had. Het misnoegen tegen de Koningin Regentes ram des te fterker en algemeener toe, omdat deze Vorstin ,  GESCiiiEDENIS. 259 in , die zich door de Guizen geheel liet beheerfchen, i bij haren toeleg, om het Pausdom door gewetens-; dwang te handhaven , zich ook had voorgemeld , om de Burgerlijke vrijheden van den Adel en het Volk te vernietigen. Dit ftond niet te dulden. De Grooten en Edelen van het Rijk meenden , dat zij zich tegen zulke verderfelijke ondernemingen moesten aankanten, en met hen vereenigden zich verfcheidene fteden, om de vrijheid van het vaderland, zoo in het Kerkelijke als Burgerlijke, te verdedigen. In het jaar 1557 werd eene verbindtenis, Convenant genoemd, tot ftand gebragt, en den 3den December te Edemburg geteekend, waar bij de Schot fche Natie zich tot onderlinge befcherming verbond , en aan welke de Schotfche Kerk zich, federt dien tijd, altijd gehouden heeft. Ingevolge dezelve eischteu de verbondenen van de Koningin , met betrekking tot den Godsdienst, dat men bij denzelven zich van de landstaal zou mogen bedienen, dat de verkiezing der Bedienaren van Gods woord aan het volk zou ftaan, en dat men geene anderen dan godvruchtige en kundige Leeraren beroepen, maar onkundigen en zedeloozen weeren zou. De Koningin ziende, dat zij den tijd moest toegeven , antwoordde listig, dat men de landstaal zou mogen gebruiken, doch dat het den Leeraren der Hervormden te Edemburg noch te Leith zou vrijftaan te prediken. Doch, als aan den Koning van Frankryk, francois II, met wien de jonge Koningin maria trouwde , door het Parlement de kroon van Schotland ook was opgedragen , hervatte de Regentes den moed, Z 4 en ia C. G. aan 517. ot 155a.  na C. G. Jaari517 tot 1552 john 50*0 KERKE L Ij KE en verklaarde in eene vergadering te Sterling, in het jaar 1559, dat zij niet zou dulden , dat de Koninklijke Majefteit ongeftraft gehoond zou wor« den, maar dat zij dezelve met een doorluchtig voorbeeld zou handhaven. De Hervormden imeekten haar om gewetensvrijheid , maar kregen het trotsch befcheid, dat in weêrwil van hen en hunne Dienaren, dezelve, al predikten zij zuiverder dan de Apostel paulus, evenwel het land zouden moeten ruimen. Als de Hervormden haar op eene befcheidene wijze hare beloften herinnerden , hernam zij, dat men woordhouden van de Vorsten mogt vergen, in zoo verre het aan dezelve gepast fcheen, dat te volbrengen. De Afgevaardigden der Gemeenten gaven bier op te kennen, dat zij haar dan de gehoorzaamheid zouden moeten onttrekken; door welk ftout antwoord de Koningin fcheen te bedaren , maar fpoedig keerde zij tot geweldige maatregelen weder. Den tweeden Mei van dit jaar 1559 keerde joiin knox van Geneve in zijn vaderland Schotland terug. Deze wordt, met regt, als de voornaamfle Hervormer van Schotland aangemerkt, en heeft het meest tot bevordering der Hervorming in ziin vaderland gearbeid. Hij was in het jaar 1503 te Geffort, niet ver van Hoddingtott, in Lothian geboren , uit een oud gedacht, in de westerfche ftreek van Schotland. Hij werd op de Univerfiteit van St. Andrews onder john major, beroemd wegens ziine geleerdheid, opgekweekt, en overtrof, in hec kort, zijnen Leermeester. P.iester geworden, leide  GESCHIEDENIS. 3öi hij zich toe op het lezen der Kerkvaderen , inzonderheid van augustinus , wiens fchriften hij hoog achtte. Van thomas william eenige kennis van de Proteftantfche leer gekregen hebbende , begaf hij zich tot het lezen van de Heilige Schrift, en liet de geheele Schoolgeleerdheid varen. Doch, dewijl hij hierom vele aanvechting moest dulden, week hij van Edemburg naar Hamehtown, alwaar hij «ene belijdenis van zijn geloof opftelde, om welke hij van den Kardinaal beton , Aartsbisfchop van St. Andrews, als een Ketter veroordeeld , en van zijne bediening beroofd werd , die hem ook ter dood zou hebben laten brengen, indien hij niet door een Schotsen Edelman nog in tijds gered was geworden. Nu verliet hij zijn vaderland , en begaf zich in Engeland, alwaar hij eenige jaren lang gepredikt heeft. Na den dood van Koning eduard VI vertrok hij naar Frankfort aan den Main, waar hij in September 1554 tot Predikant in de Engelfche Gemeente werd aangefteld. Doch befchuldigd wordende van hoog verraad tegen Keizer karel V, deszelfs Zoon Koning filips en de Koningin van Engeland, verliet hij, op raad der regering , die ftad, en kwam in het jaar 1555 te Geneve. Hier fchteef hij zijn zoogenoemde bezuingeklank tegen de vrouwelijke regering, waar toe de harde behandelingen der beide Koninginnen maria, van Schotland en Engeland, aanleiding hadden gegeven. Wanneer vervolgens de Adel hem liet verzoeken , om terug te komen, en de hand te leenen aan de regeling van den Eeredienst en Kerketucht, kwam hij in het Z 5 jaar ia C. G. faarisi^. :ot 1552.  na C. G. Jaari5i7, tot 1552. 362 K £ R K Ë L Ij K E jaar 1559, het 54de van zijnen ouderdom , weder in zijn vaderland en werd als Predikant te Edemburg aangenomen. Zijn dienst was, in deze verwarde tijden, ten hoogde noodig voor de Schot fche Kerk, maar tevens zeer moeijelijk. Hij moest van vriend en vijand veel verdriet dulden, ja zelfs van Edemburg wijken naar St. Andrews, doch zijn moed en dandvastigheid kwam alles te boven. Menigwerf liep hij gevaar van het leven, hetwelk hij niet zonder merkwaardige bewaring der Voorzienigheid ontkwam. Op zekeren tijd, bij voorbeeld , kwam er een kogel door het vender vliegen, daar hij gewoon was bij den avondmaaltijd te zitten , doch dewijl hij juist op dien dag zijne plaats aan de andere zijde der tafel genomen had , trof hem de kogel niet, die den kandelaar van de tafel wegnam. Hij volhardde in zijnen Euangeliedienst getrouw tot aan zijnen dood. Toen hij zijn einde voelde naderen, vermaande hij zijne Gemeente, om naar een' ander Predikant om te zien, en als zij lawson, een' Hoogleeraar in de Wijsbegeerte te Aberdeen, verkozen hadden, deed knox zijne Affcheidspredikatie, fchoon hij naauwelijks den doel kon beklimmen, en leide zich dienzelfden achtermiddag te bed. Hij was nu omtrent 70 jaren oud. Weinige dagen voor zijn' dood verzocht hij de Ouderlingen en Diakenen bij hem te komen, en zeide hun: Dat hij nu haast voor eeuwig bij zijn' Heiland zou zijn, dat hij niet anders, dan het zuiver Euangelie, had gepredikt, en in zijn ganfche leerambt geen ander doel-  GESCHIEDENIS. 363 doelwit had gehad, dan de onwetenden te onder- 1 wijzen, en de ongehoorzamen te verootmoedigen ,, waar op hij den z/iRen November 157a den geest gaf. Men begroef hem op het Kerkhof van St. yEGiDius te Edemburg. Onder de groote menigte menfchen van allerlei rang bevond zich ook de Graaf van Morton , naderhand Regent van Schotland, bij deze begrafenis tegenwoordig. Deze, niettegenftaande knox hem meermalen met eene meer dan gemeene ftrengheid had berispt, kon zich niet bedwingen, van uit te roepen: Daar ligt de Man, die nimmer het aangezigt van eenig mensch gevreesd heeft l Dus 'smans loffpraak in weinige maar veelbeteekenende woorden bevattende. knox gedachtenis is bij de Hervormden in Schotland Reeds in zegening gebleven , waarom hij ook de Apostel der Schotten is genoemd geworden. Hij heeft weinig gefchreven, nademaal hij altijd plag te zeggen , dat God hem tot mondelijk onderwijs der onwetenden, maar niet tot Boekenfchrijven geroepen had. Echter zijn er eenige van zijne Predikatiën over het eerfte Boek van mozes en de Pfalmen, gelijk ook eenige kleine Verhandelingen tegen de Mis en tegen de Wederdoopcrs, in Duitschland gedrukt. Ook is er eene Kerkelijke Gefchiedenis van Schotland onder zijn' naam uitgegeven, welke hij ten deele zelf heeft vervaardigd , ten deele anderen uit zijne fchriften en gefprekken hebben opgefteld. Wij willen hier nog bijvoegen het karakter van dezen vermaarden man, zoo als hetzelve door den naauw- ia C. G. [aar 1517. ot I55«- Deszelfs karakter.  «a C. G J«ansi7' tot 1552. 3'4 KERKELIJKE naauwkeurigen robertson is afgemaald(*). „IJver, „ onvertfaagdheid, belangeloosheid waren deugden , „ welke hij in eene uittekende mate bezat. Daar„ enboven was hij niet onbedreven in de Geleerd- heid, welke in die eeuw meest gezocht werd ; „ hij muntte uit in die foort van Welfprekendheid, „ welke gefchikt is om de aandacht op te wekken „ en de driften te roeren. Zijne zetregels waren „ echter dikwijls al te geftreng, en de hevigheid „ van zijnen aard overmatig. Daar hij zelf geftreng „was, en niet van buigen wist, gebruikte hij „ geene toegeeflijkheid met de zwakheden van an„ deren. Geen acht flaande op het onderfcheid „ van rang of karakter, uitte hij zijne vermaningen met eene bitterheid en hevigheid , meer gefchikt „ om te vertoornen, dan tot bedaren te brengen. „ Dit haalde hem dikmaals onbetamelijke en onpligt„ matige uitdrukkingen ten monde uit, ten aanzien „ van de perfoon en het gedrag der Koningin. „ Nogtans maakten deze zelfde hoedanigheden, „ welke nu zijn karakter min beminnelijk doen ,, voorkomen, hem bekwaam, om tot een werktuig „ der Voorzienigheid te verftrekken, ter bevorde,, ring der Hervorming, onder een barsch volk, en „ ftelden hem in ftaat, om gevaren onder de oogen „ te zien, en zwarigheden te overwinnen , door ,, welke een perfoon van een' zachter en buigzamer „ aard gemakkelijk zou hebben kunnen terug gefto„ ten worden. Door zich met onvermoeide vlijt » op (*) Qefeh. van Schotland IV". Bock.  GESCHIEDENIS. 365 op de Letteroefeningen en andere bezigheden toe te leggen, als mede door de menigvuldigheid en den ijver zijner openbare Redevoeringen 5 had hij „ een genei, hetwelk van nature fterk was, ge- knakt. Gedurende eene fleepende ziekte liet hij „ de grootfte kloekmoedigheid blijken, en verwacht» „ te de aannadering van zijnen dood met eene groot* „ moedigheid , onaffcheidelijk van zijn karakter. Hij was gefladig bezig in godvruchtige verrigtirw „ gen, en vertroostte zich zeiven met die vooruit„ zigten der Onflerfelijkheid, welke brave menfchen niet alleen voor neêrflagtigheid beveiligen, maar „ hen, zelfs in de laatfte oogenblikken, met blijd„ fchap vervullen." — Doch wij keeren, na dezen uitflap, tot de Gefchiedenis der Hervorming van Schotland weder. De ingezetenen van Penh hadden openlijk de Hervorming aangenomen, de Koningin Regentes fchreef aan den Bevelhebber der ftad, dat hij alle bewegingen beteugelen en alle nieuwigheden weeren zou, doch bekwam van denzelven ten antwoord: Dat hij geen regt had over de ziel,maar alleen over het lig» chaam. Op gelijke wijze aan den Bevelhebber van Dundee last gegeven hebbende, tot het vatten en overzenden van paulus mefan , een' Leeraar der Hervormden, waarfchuwde de Bevelhebber hem, en raadde hem, de ftad te verlaten. Eindelijk aan de leden van het Convenant geboden hebbende , om het Pafchen op de wijze der Roomfche Kerk te vieren, was er niemand, die haar gehoorzaamde. De Koningin Regentes hier door ten hoogfte ge- ftoord, li C. G. (aan 517. :ot 1552» BuTger^ oorlog ra Schotland  i?s C. G. Juri5*7J tot 1552. ?66" KERKELIJKE ftoord, dagvaardde al de Bedienaren der Kerken van het geheele Koningrijk te Sterling, doch dezen verfchenen daar met zoo grooten aanhang, dat zij volftrekt niets tegen hen durfde ondernemen , en integendeel hun alle veiligheid beloofde. Velen , die zich hier op verlieten, keerden toen naar huis ; maar de Koningin, hare belofte ter zijde ftellende, verklaarde allen, die op den laatften da^, in de oproeping bepaald, niet verfchenen, voor halftarrigen, en bande ze uit het Rijk. Hier bij kwam, dat het volk van Perth, in eenen algemeenen opftand, de Beelden en Altaren, en andere gedenkteekens van den Roomfchen eeredienst vernidde en verbrak, en ook de Kloosters der Dominikanen, Franciskanen en Karthuizers beroofde en verwoestte , wordende derzelver inkomften ten dienfte der armen beftemd. Toen de Koningin dit vernam, berstte zij in de hevigfte bedreigingen uit, dat zij dit fchandelijk ftuk met den brand der ftad cn bet bloed van derzelver Burgeren wilde wreken. Het voorbeeld van Perth werd fpoedig door de overige lieden gevolgd , in welke de Beelden gebroken en ter Kerken uitgeftommeld werden. In dezen ftaat van zaken, verzamelde de Koningin Regentes een leger, beftsande uit Schotten en Franfchen, hetwelk zij op Perth deed aanrukken , om hare bedreigingen ten uitvoer te brengen. Doch als zij de voorftanders van den gezuiverden Godsdienst in groote menigte gereed vond , om geweld met geweld te keeren, begon men van een vergelijk te handelen, hetwelk fpoedig getroffen werd, op voor-  GESCHIEDENIS. 36? voorwaarde, dat de Schot fche troepen van weêrs-1 kanten zouden worden afgedankt, de Had voor de] Koningin zou openftaan , om er eenige dagen te' vertoeven, doch zonder dat iemand der Burgeren eenig leed zou gefchieden, ook zouden er geene Franfchen binnentrekken. Slecht nogtans werd dit verdrag door de Koningin gehouden; zoodra zij in de Had was gekomen , werden vele Burgers met zware geldboeten, anderen met bannisfement, geftraft, de regering veranderd, en eene bezetting van Schot fche bezoldelingen in dezelve gelegd. Over deze trouweloosheid onderhouden, ontzag zij zich niet te zeggen, dat men de Vorsten niet zoo flipt bij het woord moest houden, ten minfte dat men aan Ketters zijne beloften niet behoefde geftand te doen; ja dat zij door haar geweten niet terug gehouden werd, om deze geheele gezindte uit te roeijen. Deze was echter de laatfte dag van voorfpoed voor dé Koningin, en de eerfte van hare algemeene verachting en val, alzoo er alom door het ganfche Rijk de hevigfte bewegingen ontftonden. De Hervormden namelijk, een leger verzameld hebbende, deden eenen aanval op de ftad Carlisle, in den uiterften hoek van Fyfe, alwaar zij de Altaren omkeerden , de Beelden verbraken , en al de toerusting van den Misdienst vernielden. Van daar voortgetrokken naar St. Andrews, Hoopten zij daar insgelijks de Kerken, aan de Heiligen gewijd, en maakten de Kloosters der Franciskanen en Dominikanen met den grond gelijk. Vervolgens heroveren zij Perth, vermeesterden Sterling, en dreven de a C. G. aan Si 7. ot 1552.  öa C. G Jaari5i7 tot 1552 S63 KERKELIJKE de Koningin met hare Schotten en Franfchen naaf Dumbar, en kwamen eindelijk te Edemburg, alwaar zij insgelijks het Bijgeloof affchaften en de Kerken van alles zuiverden, wat tot den Misdienst behoorde. Dus werd de Koningin genoodzaakt , om een ftilftand van wapenen toe te flaan van den elften Julij tot den ioden Januarij 1569, onder gunftige voorwaarden voor de Hervormden* Niemand zou gedwongen worden tot eenigen eeredienst, welken hij niet verkoos te volgen , er zou in Edem» burg geene bezetting mogen gelegd worden , het ParLment zou op den ioden Januarij vergaderen «, om fchikkingen te maken omtrent den Godsdienst. Ondertusfcnen, toen Koning francois deze voorwaarden weigerde te bekrachtigen, maar integendeel Franfche troepen naar Schotland overzond, hervatte de Koningin Regentes weder den moed, en verzekerde heilig, dat zij eerstdaags ftraf zou oefenen over de vijanden der Heiligen en der Koningin. Dus ontftak op nieuw een hevige krijg, waar in de Franfchen de Koningin en de Engelfchen de Hervormden onderfteunden. De Gefchiedenis van dezen oorlog te befchrijven behoort niet tot ons beftek; dit alleen zij genoeg. Dewijl de Schotten door de magt en het leger van elizabeth onderfteund wordende, niet beteugeld konden worden , kreeg de Koning van Frankryk verdriet in eenen oorlog, die hem op veel verlies van volk en geld te ftaan kwam. Men handelde weder van vrede, die ook onder bemiddeling van elizabeth tot ftand kwam j de Koningin Regentes zag zich genoodzaakt, in het jaar  GESCHIEDENIS. 369 jfiaf 1560 de regering neder te leggen, en ftierf kort daar na, met groote teekenen van berouw over haar gehouden gedrag, en niet zonder eenig getuigenis te geven aan de waarheid, welke zij vervolgd had. De vrede, welke op den 8ften Julij 1560 gefloten werd, had tot voorwaarden, dat de Franfchen en Engelfchen Schotland zouden verlaten, dat de Koningin maria, met toeflemming van haren Gemaal francois, eene algemeene Amnestie zou afkondigen, welke zou bekrachtigd worden door het Parlement, ten dien einde door de Koningin bijeen te roepen. Ook kwam hetzelve werkelijk bijeen, en nam, na eenige beraadflagingen, de volgende befluiten omtrent den Godsdienst. De Pausfelijke magt zou in Schotland geheellijk afgefchaft wezen; de wetten, welke gemaakt waren ten voordeele van den Roomfchen Godsdienst en Bijgeloof, werden vernietigd; die de Misfe zouden lezen, hooren enz. zouden aan ftraffe onderhevig zijn; de Geloofsbelijdenis , welke door Knox was opgefteld, werd aangenomen en bekrachtigd. knox had dezelve, gelijk ook eene Kerketucht, ontworpen, naar de wijze van dienst- en tuchtoefening, welke te Geneve in gebruik was, en welke hij, daar ter plaatfe, van nabij had leeren kennen. Hij had, door zijnen ijver en de kracht zijner uitnemende welfprekendheid, de meeste leden van het Convenant doen begrijpen, dat er niets beters kon worden uitgedacht, gelijk zij dan ook in alle de Kerken van het Koningrijk werd ingevoerd. De jonge Koningin maria stuart, die gedeelHerv. II. A a ,e_ na C. G Jaari5!7tot 1552. Vrede en vastttelling der Hervorming.  37o KERKELIJKE Ba C. G. ]fari5i7. tot 1552. telijk in Frankryk was grootgebragt, en lettert haar huwelijk met Koning francois II. daar gebleven was, keerde in het jaar 1561 , na den dood van haren Gemaal, naar Schotland weder. In den Roomfchen Godsdienst opgevoed , was zij wel genegen , om de gemaakte fctiikkiflgefl te vernietigen, en alles wederom op den ouden voet te brengen; doch zij vond de Hervorming zoo wel gevestigd, en de gemoederen zoodanig te^en het Pausdom ingenomen, dat zij niet dan met veel moeite voor zich zelve de vrijheid kon verkrijgen, om in eene afzonderlijke huiskapeïle de Mis te hooren. Hare verdere lotgevallen en treurigen dood, daar zij, na eenige jaren in Engeland gevangen gezeten te hebben, op bevel van Koningin elizabeth, in het jaar 1587, haar hoofd, op een fchavot, heeft moeten verliezen, kan men in de Wereldlijke Gefchiedenisfen lezen. jakob stuart, de zesde van dien naam onder de Schotjche Koningen, haar zoon en opvolger, beleed den Hervormden Godsdienst, en befchermde denzelven in zijn Rijk; hij meende zelfs, door het uitgeven van eenige werken, zijn' ijver en bekwaamheid te moeten toonen , om godsdienftige onderwerpen te behandelen. Desniettemin zijn er geweest, die beweerd hebben, dat hij het Pausdom in zijn hart was toegedaan, en dat hij zulks bij gelegenheden betoond heeft; zijne pogingen, om in Schotland de regering der Bisfchoppen weder in te voeren , kunnen tot deze meening aanleiding gegeven hebben. Dezelve gelukten hem echter niet, en de Schot-  GESCHIEDENIS. 371 Schotfche Kerk bleef vasthouden aan haar nu eenmaal aangenomen Kerkbeftuur, in den vorm der Kerk van Geneve. jakob verbeeldde zich, dat het Bisfchoppelijk Kerkbeftuur het meest gefchikt was , om het Koninklijk gezag te onderfchragen , waaromtrent hij zeer jaloersch was. Een vermaard Engelsch Gefchiedfchrijver zegt, dat hij inderdaad noch goed Proteftantsch, noch goed Roomsch was (*>. In het jaar 1603 voegde hij bij het Koningrijk van Schotland- de beide Koningrijken van Engeland en Ierland, welke reeds lang onder een hoofd vereenigd waren, en welke hem te deel werden, door het overlijden van Koningin elizabeth. Sedert dien tijd is de Hervormde Godsdienst de volks-, of gelijk men plag te zeggen, de heerfchende Godsdienst in Schotland, gelijk in Engeland, gebleven. In Ierland onderging de Hervorming dezelfde lotgevallen en beurtwisfelingen, als in Engeland, dewijl het met dit land onder een en hetzelfde Opperhoofd ftond. De eerfte beginfelen der Hervorming werden op dit Eiland gelegd door gkorge brown, onder de regering van hendrik VIII, toen deze Vorst, na het verwerpen van het Pausfelijk gezag , verklaard was voor het Opperhoofd der Kerk van Engeland op aarde Deze george brown was een Engelschman van geboorte, en een Monnik van de Augustijner Orde, Prior van deze Orde in Enge- (*) Rapin Hifi. cTAngleterre T. VII. p. 256-259. Aa a na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Hervorming van Ierland.  37i KERKELIJKE na C. G Jaari5i7. tot 1552. geland, een man van een blijgeestig voorkomen ,■ openhartig in zijne bedrijven en handelingen, medelijdend en mededeelzaam jegens de armen, met ontferming aangedaan over de algemeene onkunde en het ontzettend Bijgeloof des Ierfchen volks, aan hetwelk hij ernftig en welmeenend raadde, hun vertrouwen eeniglijk op christus te Rellen; dezen raad hendrik VIII ter ooren gekomen zijnde, bragt hem bij dien Vorst in kennis en gunst, zoodat hij door denzelven in het jaar 1535 tot Aartsbisfchop van Dublin, de Hoofdlïad van Ierland, benoemd werd. Terflond begon hij met ijver de zaak van den Godsdienst te behartigen, en de Kerken van zijn Bisdom van alle Bijgeloof te zuiveren, onder welke gedaante hetzelve zich ook vertoonde, hij liet de Beelden uit de Hoofdkerken te Dublin en uit al'e Kerken van zijn Sticht wegnemen, ook de Heilige OverblijfTelen of Reliquien vernietigen , hij fchafte ongerijmde en bijgeloovige gebruiken af, en liet de Tien Geboden, het Gebed des Heere, en de Geloofleuze der Apostelen in vergulde lijsten bij de Altaren ophangen. Hij was de eerfte der Geestelijken, die zich in Ierland van den Roomfchen Godsdienst afwendde, om de Hervorming der Engelfche Kerk te omhelzen (*). Koning hendrik toonde kort daar na, dat zijne opperhoofdigheid door hem niet als een (*) Men zie een merkwaardig opftel in het Latijn, onder den titel P.hoenix, geplaatst in het Scrin. Antiq. yan gerdes Tom. VII. ^  GESCHIEDENIS. 373 een bloote titel werd aangemerkt; want hij bande de Monniken uit Ierland, en vernietigde hunne Kloosters. Onder de regering van zijnen Zoon eduard VI maakte men nog grooter voortgangen in het vernietigen des Bijgeloofs, waar toe de Aartsbisfchop brown met allen ijver werkzaam was , wordende daar in onderfleund door de gunstrijke bemoediging, welke de Koning verleende aan allen, die zich ijverig kweten in de zaak der Hervorming. Doch de vroegtijdige dood van dezen uitmuntenden Vorst en de komst van zijne Zuster maria tot den troon van Engeland, gaven een treurig vooruitzigt voor de Hervorming. Evenwel, het zij dat men van de zoogenoemde Ketters in Ierland, of omdat hun getal klein was, of omdat zij zich meer bedekt hielden, tot dus verre in Engeland niet veel gehoord had, of het zij dat maria in Engeland zelve genoeg te doen vond, hoe het zij, de ■ bevelen dezer Koningin, om ook in Ierland de belijders der nieuwe leer te vervolgen en uit te roeijen, werden eerst tegen het einde van haar leven derwaarts afgezonden, doch tevens de uitvoering van dezelve gelukkiglijk en niet zonder blijkbare tusfchenkomst der Voorzienigheid voorgekomen; waaromtrent wij het volgende merkwaardig verbaal lezen (*): „Koningin maria, nadat zij met de Proteftanten in En- (*) Men zie de aanteekening van den geleerden maclaine op mosiiei.m Kerkelijke Gefchiedenis VI. Deel, Bladz. 138. Aa 3 na C. G. Jaari5i7< tot 1553.  ?"4 KERKELIJKE na C. G Jaat'5'7 tot 1552 Engeland ftrengelijk had gehandeld, onderteekende , in het laatst van hare regering, eenen Lastbrief, om met hen in Ierland denzelfden weg in te flaan; ten einde zulks met te meer kracht ten uitvoer te brengen, benoemde zij zekeren Dr. cole tot eenen der Gelastigden. Deze Doctor met zijnen Lastbrief, op zijne reize, te Chester gekomen zijnde, maakte de Burgemeester dezer ftad, gehoord hebbende, dat hare Majefteit eenen Bode naar Ierland had gezonden, en zelf der Kerke genegen zijnde, zijne opwachting bij den Doctor, die, onder het fpreken met den Burgemeester, uit een' Reiszak een lederen beurs te voorfchijn bragt, er deze woorden bijvoegende : Hier is een Lastbrief, welke de Ketters in Ierland, ( dus noemde hij de Proteftanten, ) zal geesfelen. De goede vrouw van het huis, elizabeth edmonds genaamd, die den Proteftantfchen Godsdienst was toegedaan, en insgelijks eenen Broeder had van denzelfden Godsdienst, john edmonds genaamd, te dier tijd Burger te Dublin, werd van des Doctors woorden grootelijks aangedaan ; doch haren tijd afwachtende, terwijl de Burgemeester affcheid nam , en de Doctor hem naar beneden uitgeleide deed, opende zij de beurs, nam er den Lastbrief uit, en leide een ftuk papier in de plaats, met een fpel kaarten daar in gewonden , waar van klaver-boer de bovenfte lag. De Doctor weder in zijne kamer gekomen 'zijnde, en geen vermoeden hebbende van hetgeen er gebeurd was, pakte de beurs weder in als voorheen. Den volgenden dag ver-  GESCHIEDENIS. 375 vervolgde hij zijne reis tot aan den zeekant, en wind en weder hem gunftig zijnde, zeilde hij naar Ierland, en zette den 7den October des jaars 1558 te Dublin voet aan land. Vervolgens in het Kasteel gekomen zijnde, werd hij van Lord fitz walters, toenmaals Stedehouder van het Konii.grijk, ontboden, om voor hem en den geheimen Raad te verfchijnen. Nadat hij binnengekomen was, en eene aanfpraak had gedaan, de redenen van zijne komst openleggende, gaf hij de beurs aan den Stedehouder over , die dezelve hebbende laten openen , opdat de Geheimfchrijvef den Lastbrief mogt lezen, werd er niets anders in gevonden dan een fpel kaarten, waar van klaver-boer boven lag. Dit ontzettede niet alleen den Stedehouder en den Raad, maar ook den Doctor, die hem verzekerde, dat hij eenen Lastbrief had gehad, doch dat hij niet wist, waar dezelve gebleven was. De Stedehouder gaf hem hier op ten antwoord: Bezorg ons eenen anderen Lastbrief, wij zullen middelerwijl de kaarten verfchieten. De Doctor, in zijnen geest ontfteld, vertrok, en keerde naar Engeland terug; aan het Hof gekomen zijnde, verkreeg hij eenen anderen Lastbrief; doch terwijl hij aan den zeekant op een' goeden wind wachtte, kreeg hij tijding, dat de Koningin overleden was. Dit was het behoud der Proteftanten in Ierland" Koningin elizabeth fchepte zoo veel genoegen in dit geval, hetwelk haar door fitz-walters, bij deszelfs terugkomst in Engeland, verhaald werd, dat na C. G. }aari5i7. tot 1552.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 376 KERKELIJKE GESCHIEDENIS. dat zij om de gemelde elizabeth edmonds zond, wier Mans naam was mattershead , en haar , zoo lang zij leefde, een jaargeld toeleide van 40 Ponden Sterlings. De Hervorming is vervolgens in Ierland, door Koningin elizabeth , op dezelfde wijze, als in Engeland, ingevoerd en vastgefteld.  ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER CHRISTENEN.   A LGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER. CHRISTENEN, DOOR. IJSBRAND van HAMELSVELD. twee en twintigste deel. MET PLAATEN. TE HAARLEM BIJ francois bohn, tn g e drukt ter zijner eigene Drukkerije. MDCCCÏI.   INHOUD van het TWEE EN TWINTIGSTE DEEL. ZESDE BOEK. Bevattende het zesde tijdperk; beginnende met de Kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. EERSTE AFDEELINGi Gefchiedenis der Kerkhervorming, in het begin der zestiende eeuw, tot den vrede van Pasfau. achtste hoofdstuk. Gefchiedenis der Hervorming in de NederIanden- • • . Bladz. i. KER.   KERKELIJKE GESCHIEDENIS. ZESDE BOEK. üevattende het zesde tijdperk; beginnende met de kerkhervorming in het begin der zestiende eeuw. EERSTE AFDEELING. GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING IN HET BEGIN DER ZESTIENDE EEUW, TOT AAN DEN VREDE VAN 1-ASSAU. ACHTSTE HOOFDSTUK. } Gefchiedenis der Hervorming in de Nederlanden. Jrlet wordt tot roem der ingezetenen van Neder» land algemeen erkend, dat zij, gelijk in andere opzigten, zoo ook omtrent den Godsdienst van ouds af, ernsthaftig en nadenkende geweest zijn. Al vroeg werd onder hen het Christendom bekend, en vooral, federt de prediking van willebrord en winfried of bonifacius , werd hetzelve in deze landen gevestigd. Van toen af heeft het, te midden van het diep verval van geleerdheid en ware kennis van den Godsdienst, in Nederland niet ontHerv. III, A bro- na C. G. Jaans 7. tot 1552. Staat van denGcdsdienst in de Neder.anden.  KERKELIJKE naC. G Jaari5J7 tot 1552, broken aan eene zucht, om waarheid en echte godsvrucht naar te fporen en te beoefenen; reeds in het jaar 712 leest men van eene fcheuring, die te Gent ontdaan was, maar door tucht en zedebetering der Geestelijken genezen werd (*). Hoe hoog ook de magt der Roomfche Paufen in deze eeuwen gedegen was, men vond onder de Utrechtfche en andere Bisfchoppen in België en Nederduitschland zulken , die den Roomfchen Kerkvoogd mannelijk durfden tegenfpreken; gelijk in de IXde eeuw het voorbeeld van gunthek en petgaud, Aartsbisfchoppen van Keulen en Trier, aantoont, die uit naam eener Sijnode te Aken vergaderd, op welke ook hunger , elfde Bisfchop van Utrecht, tegenwoordig was, een' nadrukkelijken Brief fchreven aan den Paus nigolaus I. (f) Ook werd op eene Sijnode te Rheims, in het jaar 992, op welke insgelijks Nederlandfche Bisfchoppen tegenwoordig waren, hartige taal gefproken tegen de heerschzucht van den Paus. In de verfchillen tusfehen den Paus hildebrand of gregorius VII en den Keizer hendrik IV, koos Bisfchop willem van Utrecht des Keizers zijde, en hielp in het jaar 1076 op eene Sijnode te Worms mede bewerken, dat deze Paus afgezet en in den ban gedaan werd, om welke reden de Paus den Bisfchop insgelijks in den ban 3eed. willem's opvolger koenraad was niet minder (*) hooft Nederl. Hifi. I. 32. (f) Bij brandt Hifi. der Reform. I Deel, Bladz. 36, /an de uitgave in 8vo. 1787.  GESCHIEDENIS. 3 der een ijverig voorftander van den Keizer tegen den Paus. A's Paus paschalis II op het einde der elfde eeuw de Kerk van Luik in den ban gedaan, en de uitvoering van den ban aan robert , Graaf van Vlaanderen, aanbevolen had, fchreef de Kerk van Luik hem deswegens eenen nadrukkelijken Brief (*> Doch, niet allen verzetteden zich Bisfchoppen eii Geestelijken, tegen de overheerfching der gemoederen , maar ook vele anderen , fchoon zij als Ketters deswegens gebrandmerkt, vervolgd en hun alle fnoode dwalingen en fporeloosheden toegefchreven werden. Zoo waren er in de Xüdc eeuw onder den naam Catharen Ketters bekend, en al vroeger , onder anderen te Keulen, die voor Maniche'èn werden gehouden; van welken men weet, dat zij de Transfubftantiatie, de voorbidding der Heiligen, het Vagevuur enz. hebben verworpen (f). De Beghards en Beguinen of Bagynen waren lieden, die zich vereenigden, mannen en vrouwen afzonderlijk, om zich in godsvrucht te oefenen, en die in (rilheid van hunnen handenarbeid leefden , en door weldadigheid jegens de armen en door gastvrijheid uitmuntten , alhoewel zij fpoedig als Geestdrijvers en Dweepers voor den haat der Monniken blootlïonden (§). In de Xlde eeuw waren vele lieden door de Bisdommen van Luik en Kameryk verfpreid, die ondef dert (*) /. c. Pag. 47. (t) Kerk. Gcfch. XIX Deel, Bladz. 319, (S) Kerk. Gcfch. XIX Deel, Bladz. 306. volgg. A a ra C. Ö, faansif. :ot 15534  na C. G Jaar 1517. tot 1552, 1 1 1 I c | KERKELIJKE den naam van Gundulfianen bekend zijn , en zekeren gandulf of gundulf van den kant van Italië als hunnen Leermeester erkenden, en belijdenis deden , dat zij geen' anderen regel des geloofs eerbiedigden, dan de Heilige Schrift, en welke in eene Sijnode te Arras in het jaar 1025 veroordeeld zijn geworden (*). In het laatst der Xlde of het begin der Xllde :euw predikte tanchelyn uf tanchelm in deze ancien vele waarheden met groote toejuiching , en sijne leer fchoot onder anderen te Antwerpen diepe vonelen (f). In de Xllde en volgende eeuw nanen vele Waldenzen, door de hardfte vervolgingen jedrukt, de wijk naar de Nederlanden, alwaar hun1e leere veel bijval vond, ook vertaalden zij den 3,|bel in Neêrduitsch rijm, gevende van hun doen leze reden: Dat daar in, dus luidt hunne taal , xroote nutfehap was; no boerte, no fabulen , no 'rufe, no faloerde, mer were woerden. Dat hier •n daar was een her de coerste, mer dat het pit •nde die foetheid van goedt ende felicheid der in vel was te bekinnen (§). Vreesfelijk was de vervolging, welke deze Waldenzen in de Nederlanden lebben moeten ondergaan, bijzonder in Vlaanderen, )mtrent de jaren 1236 tot 1238, voornamelijk door oedoen van eenen Monnik robrecht , die zelf te vo- (*) gerdes Hifi. Ev. Ren. T. III. p. 1,2. (t) Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 359. (§) boxhorn Nederl. Hifi. Bladz. 50. Zie ook vaa e IValdenzen Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 330.  GESCHIEDENIS. 5 voren een Waldenzer geweest was. In twee of drie maanden tijds, werden omtrent 50, zoo mannen als vrouwen, verbrand, of levende begraven. De wreedheid vond nog fmartelijker pijnen uit dan de vuurftraffe. De kleederen der eliendigen tot den navel uitgefchud, en de huid zoo ver afgevild zijnde, bond men hen aan palen; daar bragt men dan geheele korven en zwermen van horzelen of bijen omtrent, die de gevilden in de verfche wonden van dat raauwe vleesch met hare angels ftaken , en aan alle kanten, zonder ophouden, dag en nacht pijnigden; tot dat zij ten laatfte, aan het eind gemarteld, den geest gaven (*). In de XlVde eeuw ontftond een gezelfchap van godvruchtige lieden te Antwerpen,. die zich aan werken van barmhartigheid toewijdden, door het oppasfen van zieken en kranken , inzonderheid bij de toenmaals heerfchende pest en befmettelijke ziekte, en door het zorgen voor de begrafenisfen en het beftellen der lijken. Men noemde hen, wegens hunne matigheid, Matemannen , naar hunne Cellen of geringe woningen, Celliten of Cellebroeders, en naar de Lijkzangen, die zij op eenen treurigen toon zongen, Lollards of Lolards (f). Ook deze goede menfchen moesten menige mishandeling van de afgunftige Geestelijken ondergaan, èn werden niet zelden als Dwepers vervolgd. In het midden der XÜIde eeuw was er te Ant- wer- (*) boxhorn /. c. Bladz. 139. (t) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. i5=. A3 na C. G. Jaansi7. tot 155a.  6 KERKELIJKE na C. G Jaarisi7 tot 1552 Zedebederf der Geestelijken. werpen cen Priester, willem kornelisse , die ontkende, dat christus ligchamelijk onder de gefruite van brood en wijn in het Avondmaal tegenwoordig zij, en die meer andere leeringen van het Roomfche Geloof verwierp. Nadat hij reeds vier jaren overleden was geweest, werd hij befchuldigd aan deze Ketterijen, gelijk men het noemde, fchuldig te zijn geweest; waarom nicolaus, Bisfchop van Kameryk, zijne beenderen liet opgraven en verbranden (*). Bij welk voorbeeld door de Schrijvers nog andere gevoegd worden. Ondertusfchen was het zedebederf der Geestelijken in de Nederlanden niet geringer dan elders. De trotschheid en pracht der Bisfchoppen ging alle befchrijving te boven. De Bisfchoppen van Utrecht waren te gelijk aanzienelijke Vorsten, die Hertogen en Graven onder hunne Leenmannen hadden , en menigvuldige oorlogen voerden. Het voorbeeld der bisfchoppen werd van de mindere Geestelijken gevolgd , die zich zoo veel mogelijk aan het gezag der O/erheid onttrokken; en geen wonder, zij vermeerderden hunne bezittingen en inkomften, en dewijl zij veelal de eenigen waren , die de pen wisten te voeren, werden meest overal de Geestelijken tot Schrijvers en Geheimfchrijvers gebruikt, zoodat zij in alie zaken inzage hadden; hier door is het ook gebeurd, dat naar het woord Clericus nog heden Schrijvers en Secretarisfen Klerken genoemd worden ; (*) j. basel. deNederl. Sulpicius Bladz. 178. gevoegd iehter boshorn Nederl. Hifi.  GESCHIEDENIS. 7 den; indien iemand zich met woorden of daden tegen hen durfde verzetten, dezen verfchrikten zij. door hunnen ban en vervloekingen. Men leest een formulier van zoodanige vervloeking, in eene Sijnode, te Aken opgefteld in het jaar 816, van dezen afgrijfelijken inhoud (*): „ Uit last van den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest, en de Heilige maria, de Moeder van onzen Heere jezus christus , en van den Heiligen michiel en jan den Dooper, en de Heilige pieter en paulus , Prinfen der Apostelen, en den Heiligen steven, en alle Martelaren, en den Heiligen sylvester, en alle Confesforen , en de Heilige aldegund , en alle de Heilige Maagden, en alle de Heiligen, die zijn, in den hemel of op der aarde. Wij vervloeken en fcheiden af van de Heilige Moeder de Kerk, die (dit of dat) gedaan hebben, of daarvan geweten, of daartoe geraden hebben. Dat de vloek hen fchende in hunne huizen, fchuren, bedden, veld , akker, weg, hofftede, en alle fteden en burgten. Dat zij vervloekt zijn in bosch, vervloekt in rivieren , vervloekt in Kerken , en hare Hoven ; vervloekt voor den Rigter, vervloekt in het vechten en ftrijden; vervloekt in het bidden, in het fpreken, in het zwijgen, eten, drinken, en flapen; vervloekt in het waken, tasten, wandelen, zitten, ftaan en loopen; en rusten en rijden. Dat zij vervloekt zijn in het (*) Bij BOxnoRN Nederl. Hifi. Bladz. Ï6t. volg. en uit hem bij brandt Hifi. der Reform. I Deel, Bladz. 73- volgg. A 4 ia C. G. 'aari5i7. ot 155a.  na C. G Jaar 1517 tot 1552. 1 1 1 1 ] t l 1 é I l b v ti z g h; * KERKELIJKE het hooren, zien en fmaken; vervloekt in alie hunne werken. De vloek fchende hunne hoofden, oogen , en al hun ligchaam, van de kruin des hoofds af ] tot de zolen toe van hunne voeten. Ik bezweer u\ Duivel, en alle uwe trawanten, door den Vader\ en den Zoon, en den Heiligen Geest, dat gij geene' rust neemt, dag ofte nacht, tot dat gij hen gebragt zult hebben tot eeuwige en tijdelijke fchaude, 't zij met hen te doen verdrenken, of hangen, of verflinden van de wilde dieren, of verfeheuren van het wild en grijpende gevogelte, of verbranden met den tmre, of te doen omkomen door hunne vijanden ; loet hen van al, wat er keft, gehaat worden! ^aat hunne kinderen weezen worden, en hunne rouwen weduwen. Niemand en zij hun voortaan ot eenen helper, en niemand ontferme zich over mnne weezen. En even gelijk als lucifer is gemeten uit den hemel, en adam verbannen uit het 'aradijs, laat hen ook zoo uitgefmeten en verbanen worden uit deze wereld, uit al hun goed en ave, en laat hen begraven worden bij de ezelen. ,aat heu deel hebben aan de ftraffe van datan en biram, en judas en ponïtus pilatus, en met He die, welke tegen God hunnen Heer gezegd heben: Wijk van ons, wij willen geene kennis heben van uwe wegen. " Op dit woord namen de loekers twee brandende kaarsfen, die zij uitbluschtn, met deze verfchrikkelijke woorden: „ Ik be■veer u, Duivel, en alle uwe trawanten, dat, even tlijk deze kaarsfen uitgebluscht worden in onze inden, gij ook uitdoet en wegneemt het licht van hun*  GESCHIEDENIS. 9 hunne oogen, ten zij dat zij zich bekeeren, en voldoening geven. Het gefchiede zoo! het gefchiede zoo! Amem!" Door zoodanige onchristelijke vervloekingen, die des noods met de wreedfte mishandelingen achtervolgd werden, verwekten de Geestelijken zich ontzag bij de eenvoudigen, zoodat zich niemand tegen hen durfde verroeren. Van tijd tot tijd echter verhieven mannen van beter geest hunne Hem. Omtrent het jaar 1290 fcherpte hendrik van Gend, Aartsdiaken te Doornik, zijne pen tegen het misbruik der Geestelijke goederen en de Paufelijke magt. Hij fchreef onder anderen: „ Dat een Prelaat een dienaar en onderdaan der wet ware, en geen Heer. Dat ook het kwaad niet goed werd, omdat de Paus het toeliet of gebood (*)." Ook begonnen de Vorsten toe te letten op het gedrag en de inhaligheid der Kerkelijken , gelijk Graaf guy of guido van Vlaanderen in een Plakaat van het jaar 1294, en willem, Graaf van Holland, met een Plakaat in het jaar 1328. In het begin der XlVde eeuw werd de Orde der Tempelieren, die wegens hun ongebonden leven , zuipen en zwelgen zich ten kwade berucht hadden gemaakt, alom en ook in Nederland uitgeroeid, waar van wij elders gefproken hebben (f). De vermaarde nicolaus a lira, die in het begin der XlVde eeuw geleefd heeft, en die door zijne fchriftverklaring gezegd wordt, luther te zijn voor- (*) BRANDT /. C. Bladz. 70. GERDES /. C. p. 3. CO Kerk. Gefch. XVill Deel, Bladz. 206. A 5 ia C. G. [aan 517. :ot 1552.  mC. G JaariS!/. tot 1552. I < 1 t 1 l I v d b r: K il h li h D 10 KERKELIJKE voorgegaan, wordt van fommigen voor een' Bra. bander gehouden (*). Mier en elders gingen intusfchen de vervolgintren haren gang. In het jaar 1380 liet de Bisfchop van Utrecht, floris van wevelinKhöven, het lijk van eenen mattiieus lollard opgraven, op het voorplein van het Bisfchoppelijk Hof verbranden en le asfche in de flads grachten werpen (f). In het jaar 1583,(200 lees ik bij boxhorn, doch verkeerd voor 1383,) raakten de Monniken xzZierik:ee va lijden, door hunne eigene baldadigheid. Een vlonnik, Broeder dirk oudergeeste genoemd, rerd van eenen anderen Monnik doorftoken, waar P de Overheid het geheele gezelfchap het Klooster itdreef, en anderen in hunne plaats Helde; doch eze verliepen zich zoodanig in overdaad , dat zij leest alle losrenten , welke aan het Klooster beoorden, verkochten. Men befloot dan degenen, ie van de te voren verdrevenen nog overig waren, reder terug te roepen en te hertellen. De anderen \ it verflaaiKle, pakten, op zekeren nacht, boeken, :dden, vaten, kelken en andere Kerkelijke huisiad, die voorhanden was, bijeen, en ruimden het looster fteelswijze. Dit Geestelijk bankroet flaat een oud ftadsboek met deze woorden aangetee:nd: Anno mccclxxxviii. Obfervantiales Spoiverunt Conventum Zirichfeenpum de mobilibus imobilibus, dat is: In het jaar 138S beroofden de (*) gerdes /. c. pag. 4. Vergel. Kerk. Gefch. XIX tel, Bladz. 63. (f) brandt /. c. Bladz. 80,  GESCHIEDENIS. ii 4e Obfervanten het Convent te Zierikzee van roe- i rende en onroerende goederen (*). De Koophandel, welken de Nederlanders toen reeds op Engeland dreven, gaf gelegenheid, dat de boeken, leere en gevoelens van jan wiklef, die in deze XlVde eeuw leefde, herwaards werden overgebragt, en dat velen in dezelve fmaak vonden en ze omhelsden (f). Op gelijke wijze werden in de XVde eeuw de gevoelens van joannes hus al vroeg in de Nederlanden overgebragt. Paus martyn V liet in het jaar 1420 tegen de Husfiten, die de wapenen hadden opgevat, ter befcherming van hunne godsdienftige vrijheid , alomme en ook hier te lande eene kruisvaart prediken, in welken togt vele Edelen en Poorters der deden deel namen , en den togt naar Bohemen aanvaardden. De ftad Dordrecht alleen leverde daar toe 56 van hare Burgers (§). De togt liep ongelukkig af, en de Nederlanders van denzelven teruggekeerd, bragten de gevoelens der Husfiten mede , die zij in hunne leere, handel en wandel nader hadden leeren kennen. Hier door fchenen ook de verdrukte Waldenzen het hoofd weder op te fteken. Eene groote vergadering van dezelven werd, in het jaar 1421, te Douay in Vlaanderen , ontdekt, verfbord (*) bonhorn /. c. Bladz. 18S, 189. brandt Bladz. 81. doch deze heeft te regt het jaar 138?. Ct) Men zie van wiklef Kerk. Gefch. XIX Deel, Bladz. 372. volgg. (§) boxhorn Ncderl. Hifi. Bladz. 230. ia C. G. [aari5i7. ot 1552.  m C. G Jaarisi7 tot 1552 Verval der Kerk. 1 | ] » 1 i 12 KERKELIJKE ftoord en gevangen. Al wie volftandig bleven, die een groot getal uitmaakten, verwees men ten vure. De anderen ontgingen dat lijden, met hun geloof te verzaken, en zich naar het Pausdom te voegen (*). Het verval der Kerk nam echter hand over hand' toe. Het gezag der Paufen was zoo hoog gedegen , dat er elk den last van gevoelde. Zij matigden zich overal het begeven der openftaande Bisdommen en andere mindere Geestelijke waardigheden aan. Zij trokken, als zij het goedvonden , de Kerkelijke gefchillen voor hunne Regtbank te Rome , zelfs ondernamen zij in wereldlijke zaken uitfpraak te doen. Hunne inkomften vermeerderden zij door allerhande uitvindingen. Het verleenen van verlof tot verbodene huwelijken en andere dingen , de inromften van het eerfte jaar der open vallende Kerkeijke ambten, onder den naam van Annaten bekend, le Tienden, de belastingen , weike, van tijd tot :tjd, op de Geestelijken gelegd werden , de kruisvaarten , van welke men niet zonder geld ontflagen ton worden, het prediken der Aflaten, en vele anlere middelen, zelfs de Simonie of verkooping van Kerkelijke ambten niet uitgezonderd, dienden, voorïamelijk, om de Paufelijke fchatkist te vullen en s Paufen aanzien te vermeerderen. De bijzondere ïisfchoppen waren niet minder, dan de Paus, gezet >p de uitbreiding en bevestiging van hun wereldlijk ;ebied, waar van inzonderheid de Bisfchoppen melige ergerlijke voorbeelden gaven. De Proosten , de C) brandt /. c. Bladz. 89.  G F. S CHIEDENI S. »3 de Dekens, en alien, die eenig Geestelijk Regtsgebied onder de Bisfchoppen oefenden , volgden derzelver voorbeeld. De Kloosterlingen, die voorgaven, der wereld afgeftorven te zijn, ftapelden fchatten op fchatten, en verliepen zich , door weelde dartel geworden, in velerlei ongebondenheid. Hier te lande, waren zij bezitters van de meeste landerijen, en dreven allerlei neering en koophandel, zij hielden herbergen en zelfs openbare hoerhuizen , terwijl de ingezetenen, zwaarder lasten moetende opbrengen, tegen de Monniken niet markten konden. Het gemeen , zoo kwaad een voorbeeld hebbende aan zijne voorgangeren, bekreunde zich even luttel met het befchaven en verbeteren zijner bedorvene zeden. De Godsdienst der meesten, die nog den naam van vroom droegen, beftond in het eeren van de Beelden en Overblijffelen der Heiligen, en in het bezoeken van Kerken en andere Godsdienfiige geftichten. Het gezag der Kerk in geloofszaken was thans de hoofdleer in den Godsdienst (*). Ten aanzien van de Aflaten verdient hier aangemerkt te worden, dat de grootfte misdaden daar bij zoo wel op prijs gefield en voor geld vergeven werden, als de kleine. De prijskaart, daar zich de Biechtvaders omtrent den afkoop der zonden naar fchikken moesten, was bij het Pausfelijke Hof gefield. Wij willen er flechts een enkel flaaltje uit bijbrengen. De abfolutie van allerhande onkuisheid door een' Klerk bedreven, ook met Nonnen , buiten (*) wagenaar Faderl. Hifl. IV Deel, Bladz. 24. na C. G. Jaar 1517. tot 1552. Aflaten,  na C. G Jaansi7. tot 155a. 14 KERKELIJKE ten of binnen de muren van een Klooster , of met' bloedverwanten of aangetrouwden , of met zijns Geestelijke dochter, werd gezet op 36 Tournoifen, 3 Dukaten; de onkuisheid tegen de natuur, op 90 Tournoifen, 12 Dukaten, 6 Carl. De pntflaging van een' eed, om zijne zaken uit te voeren , kostte voor een' perfoon en in eene verbindtenisfe, 7 Tournoifen, 11 Dukaten, 3 Carl. Vader-, Moeder-, Broeder-, Zuster- en Vrouwenmoord flond op 4 Tournoifen, 1 Dukaat, 8 Carl. Op dezen voet werd aan zeker' Jonkheer, hendrik van Montfoort, omtrent het jaar 1448 , eene foort van Vadermoord vergeven. Hij had zijn' Vader in hechtenis gehouden, tot den dood toe, en dat kwaad heeft hem rudolf, Bisfchop van Utrecht, voor eene geldboete kwijdgefcholden (*). De euvelmoed der Geestelijken ging zoo ver, dat Hertog filips van Burgondien, te dezen tijde, Heer der Nederlanden, dezelve te beteugelen noodzakelijk achtte. Door zijnen invloed gaf rudolf van diephout, Bisfchop van Utrecht, in het jaar 1433, een algemeen bevel, waar bij het regtsgebied der Provifolren en Dekens, en ook het regt der Kerken en Kerkhoven bepaald werd (f). Eenige jaren later, Ci445») poogde deze Vorst den koophandel der Kloosterlingen en het aanwinnen van landerijen, ten behoeve der Bedelordens, door een ernflig Plakaat te fluiten, Doch, uit vreeze, zoo het fchijnt, dat de- (*) brandt /. c. Bladz. 107. (f) wagenaar /. c. Bladz. 29.  GESCHIEDENIS. 15 deze beteugeling van het vermogen en gezag der 1 Geestelijkheid hem bij den Paus in den haat mogt brengen, fchreef hij, in het jaar 1447, eenen vleijenden Brief, opgeiteld door joannes godefridi , Aartsbisfchop van Utrecht, aan Paus nicolaus V, waar bij hij zijne landen der Geestelijke hoede en tucht van zijne Heiligheid aanbeval. De Paus zelf fcheen overtuigd van de noodzake-: lijkheid eener Hervorming der Geestelijkheid in deze' landen, en vaardigde, om die te bevorderen, den Kardinaal nicolaus van Cufa herwaards af. Deze Kardinaal van Cufa (*) was uit een gering geflacht geboren te Cufa, een dorp aan den Moezel, in het Aartsbisdom Trier, door zijne geleerdheid bragt hij het zoo ver, dat hij in het jaar 1448 den Kardinaalshoed bekwam (fj). In het jaar 1450 kwam hij in de Nederlanden als Paufêlijke Legaat, om , ter gelegenheid van het Jubeljaar, volle vergeving van alle zonden aan te kondigen, doch niet van de fchuld en ftraffe derzelven. Zoo fprak de Kardinaal zelve, en hij voegde daar bij: „ Dat men, door het doen van veeljarige boete in dit leven, of door het opbrengen van den laatflen penning , hier na- . maals in het Vagevuur, eerst van deze ftraffe en fchuld kon ontheven worden, ten ware men zich , door (*) Wij hebben ook vnn hem gefproken, als van een Geleerden XIX Deel, Bladz. 50. en van zijn gezegde, dat de Schrift de Kerk volgt, we.lke eer is dan de Schrift XVIII Deel, Bladz. 234. (t) GERDES /, c. pag. 6. fqq. ia C. Gi aar 1517. ot 1552. 3e KarlinaalN. ?AN CUïA  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 1 i ] l ] ] ] 1 ( ] i i < i e J l t, i« KERKELIJKE door het doen eener vrijwillige gifte, voorzag van Aflaatbrieven, welke de Kerk, uit haren fchat van de verdienden der Heiligen, den volke liet aanbieden : en door welken de zielen gezuiverd en in ftaat gefield werden, om, terflond na dit leven, de hemelfche heerlijkheid te verwerven." Op dezen voet predikte hij gemeenlijk. Doch, fomtijds verklaarde bij ook, dat de regte Aflaatsbrieven, die te Jongden Dage gelden zouden , uit de Heilige Schriften gehaald moesten worden, en dat de Paufelijke meer iienden, om de Kerkdijken te verrijken, dan om de ^eeken te verbeteren." Men ontving hen met allen :erbied, Wereldlijken en Geestelijken haalden hem n , met vanen , met kruifen, met het luiden van flokken. Men zong: Gezegend zijt gij, dien wij tu al lang verwacht hebben in onze duisternis. De kardinaal van Cufa was te gelijk gezonden, om [loosters en Kerken te bezoeken en te hervormen, lier vond hij veel werks aan, zoo wel als aan het veeren der misbruiken en bijgeloovigheden in den }odsdienst, welke alom in zwang gingen. Hij :antte zich tegen dezelve, in openbare redevoerin;en, te Utrecht, te Dordrecht, te Haarlem, te r.eyden, en elders, gedaan. Zijne redenen vonden ngang bij fommigen ; doch de meesten bleven aan !e oude dolingen en gebreken verflaafd. Hij droeg i zijne Predikatiën meermalen zaken voor, die van ene regte hervorming niet vreemd waren. Te laarlem predikte hij tegen de Bedevaarten naar Vilfenach. Dit was eene flad in de Mark Priegitz, alv\aar door de kracht van drie bloedige Hostien  GESCHIEDENIS. |f iitn vele wonderwerken gezegd werden te gebeuren (*_). „ De Beelden der Heiligen mogten, zijns oordeels, alleen geëerd worden, voor zoo ver zij derzelver deugden herinnerden. Bewees er iemand eene eer aan, die naar Afgoderij zweemde , of liep er het volk ie fterk naar, dan moest men ze uit de Kerk wegnemen. De bloedige Hostiën, die men het volk, als wonderen, om geld zien liet, behoorden , meende hij, nergens vertoond te worden." In Duitschland, en veeliigt ook hier, heeft hij gewild, dat men de Hostie niet in het openbaar omdragen zou. „ Het Avondmaal was, zeide hij, ingefteld, om genuttigd te worden; niet, opdat men er mede zou pronken." De Kardinaal keerde eerlang naar Rome terug, niet zonder eenig nut hier te lande te hebben uitgevoerd (f> Hij is in het jaar 1464 in Italië overleden* Onder de genen, die in de XIVde eeuw misbruiken aanwezen, en zuiverder leere verkondigden , rekent men met regt gerardus, of gerrit de groot , van Deventer, alwaar hij in het jaar 1340 geboren is. Wij hebben reeds elders van hem gefproken (§). Hij was een Diaken der Kerk, maar geen Priester, die gemeenelijk plag te zeggen: Voor ai het goud van Arabien zou ik de zorg der zie. len den tijd van eenen nacht niet op mij willen nemen. In eenen Brief aan henricus ELINGE eili* Cj) jac basel, Nederl. Sulpitius Bladz. 25-. WAGENAAR /. c. Bladz. 33. VOlgi BRANDT Bl. itf. (§) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. 164. Herv. III. B naC. Ö» Jaari5i?» tot 1552* gerrit de GROOf  na C. ( Jaari5i tot 155 MATTHYS C.rab0. 18 KERKELIJKE' ; lius befchuldigt hij de Religieuzen van zijnen tijd, i van hoererij, dronkenfchap, gierigheid , geveinsdheid, overdadigheid, luiheid, kuiperijen, en van alle foorten van zonden. Hij voegt er bij, dat zij noch God noch menfchen vreesden, waarom hij een wee over hen uitfpreekt, en de Ifraffen, door de zonden verdiend, voorftelt, en verzekert, dat zij dezelve zullen ondervinden, indien zij zich niet bekeeren. Niet alleen in bijzondere Brieven , maar ook in eene openlijk uitgegevene Verhandeling tegen de hoererende Priesters, vaart hij ernftig tegen de bedorvene zeden der Geestelijken uit; hij is in het jaar 1384 overleden. Men getuigt van hem , dat hij te Amfterdam de eerfte Predikatie in de Nederduitfche taal gedaan heeft (*). Omtrent het jaar 1430 bevond zich te Deventer insgelijks een Prediker Monnik, matthys graeo^ die zeker Boek had gefchreven tegen het ongeregeld leven der Geestelijken, hetwelk hij, daar over aangefproken zijnde, niet alleen erkende, maar daarenboven verklaarde, van voornemen te wezen , met zulk fchrijven voort te varen, Hier over werd bij bij het Geestelijke Hof te Utrecht verketterd , en frederik van blankenheim , Bisfchop van Utrecht, bragt de zaak voor de Kerkvergadering van Konflans. Door hetzelve werd hij in de gevangenis geworpen, en met den brandffapel bedreigd ; hier door verfchrikt, bekende hij fchuld, en weden-iep het- (*) jac. rev. Hifi. van Deventer I Boek p. 28, 34. iASEL. de Nederl. Sulpitius Bladz. 219.  GESCHIEDENIS. 19 hetgeen hij gefchreven had (*). gerdes (f) trekt 1 evenwel in twijfel, of niet deze grabo alleenlijk , . ten einde zijne Monniken te verheffen, andere Gees- [ telijken hebbe zwart gemaakt, en daarom veroordeeld zij geworden, om te herroepen, en Nederland te verlaten. Ondertusfchen had zijn fchrijven zoo veel te vvege gebragt, inzonderheid te Deventer, en elders in Overysfel, dat de Overheden der fteden zich met kracht begonnen te verzetten tegen de magt der Geestelijken, en ftaande te houden, dat ook dezen aan het wereldlijk gezag onderworpen waren. Hoe het zij , zeker is het, dat men, te dezen tijde, vele voorbeelden ontmoet van godvruchtige lieden, die de zeden der Kerkelijken poogden te hervormen, van waar de overflap tot de Hervorming der leere ligter gemaakt werd. Men noemde zulke lieden Reformateurs of Hervormers van de Geestelijken. Bij boxhorn (§) lezen wij eene zwav re klagte van eenen Nederlandfchen Monnik , die niet genoemd wordt, over de Geestelijken, in eenen Brief, die uit de borst en met alle vrijmoedigheid gefchreven is. Onder anderen zegt hij : ,, De plaatfen, in welke hunne voorzaten den ftoel van alle tucht en deugdzaamheid geplant hadden, tredende, in hunne eenzaamheid, 'gelijk als te velde tegen het vleesch , de wereld , en den Vorst der wereld, den Duivel, en de overhand hadden behouden, (*) buxtorf Bladz. 221. brandt Bladz. 89. (t) l. c. pag. 5. (§) Bladz. 218. B 2 ia C. O. ot 155a.  m C. G Jaari5i7 tot 1552 1 ( 1 £ e sa KERKELIJKE den, zijn geworden tot bordeelen , en legers van aardfche duivelen, in dezelve heerscht niet alleen de onkuisheid, maar ook overdaad, dronkenfchap, eigendom van goederen, en eene oneindelijkheid van andere fouten." hendrik loeder, Prior van het Klooster Vrendesweel bij Noorthoorn, een (batig man, hield zich bezig, om die van zijne Orde hier te lande te vermanen tot een gefchikter leven, dan zij tot hier toe geleid Baddert; van hem lezen wij bij denzelfden boxhorn eenen ftralTen Vermaanbrief aan zijne Broederen (*). Digt bij Haarlem ftond zeker Klooster, Onzer lieve Vrouwe Vijïtatie, daar de Prior jan van kempen, geboortig uit het Sticht van Keulen, het doen en laten der Kloosterlingen , in zijne gefprekken met deze woorden overhaalde : ,, Wij willen nederig zijn, zonder veracht te worden; geduldig , zonder verdrukking te lijden; gehoorzaam, zonder ander dwang te ftaan; arm, zonder iets gebrek te lebben; deugdzaam, zonder eenige moeite te doen n het plegen van deugden; leedwezen toonen, zonler eenige pijn of fmart te gevoelen; geprezen zijn, tonder lof te verdienen ; bemind zijn, zijnde zelve tonder liefde ; geëerd, zonder tucht en heiligheid ies levens te toonen. christus, onze Heer, dede tooit zulks; maar leerde wel uitdrukkelijk, dat men eweld moest doen op het Koningrijk der Hemelen , n alle ongelijk geduldig dragen (f)." On- (*j Bladz. 223. (t) isoxHoRN Bladz. 234. brandt Bladz.96.  GESCHIEDENIS. 21 Onder de middelen, van welke de Monniken zich bedienden, om geld en goederen te verzamelen , behoorde, dat zij de rijkfte en vermogendfte lieden wisten te bepraten, om zich in een Klooster te begeven , en zich, gelijk men fprak , met alle hunne bezittingen aan den dienst van God over te geven. Dus werden de Kloosters erfgenamen, ten nadeele dtr wettige erfgenamen, waar door vele aanzienelijkè gedachten verarmden. Ondertusfchen maakte dit den haat tegen de Geestelijken niet weinig gaande. In Gelderland liet zich dus zekere Jonkheer , albert van wyngaarden , door fchoon (preken , in het Klooster van Windeshelm , als Geestelijke , vastmaken. Doch zijn Broeder, dit zeer hoog opnemende , dreigde het Klooster in brand te (teken , zoodat de Monniken genoodzaakt waren, het rietendak van hunne flaapplaats te bedekken met (leenen, en alle nachten twee Monniken bij de poort op fchildwacht te (lellen, tot dat de zaak, met de overgave van eenige goederen, bijgelegd werd. De gedachte albert van wyngaarden ondertusfchen, nu in het Klooster gekomen, en tot den Priester1(laat verheven wezende, verfoeide de pracht van kleederen en kostelijke kelken , en ander fieraad , welke men tot hier toe in de Misfe ten toon fpreidde, zeggende: Dat in zoo heiligen dienst niet het ligchaam of de oogen, maar alleen de ziel gefierd en gediend behoorde te worden (*). Zulke vermogende lieden, welke men zoo ver niet (*) BOXflORN Bladz. 22(5. B 3 ,ia C. G. Jaari5i7. fot 1552.  VU C. G Jaansi7. tot 1552. 21 KERKELIJKE niet kon brengen, om zich in ten Klooster te laten opfluiten, bekoorde men, tot milde erfmakingen aan Kerken en kloosters, door de beloften van menigvuldige zielmisfen, ten beste van hunne zielen na den dood. Dan, ook deze Misfen werden eerlang zoo hatelijk, bij de door dit middel meer en meer verarmde Edellieden , dat zij die den fchandelijken naam gaven van Ruiters- dat is, Roovers - Misfen, want ruiten noemde men in dien tijd rooven (*). In de XlVde eeuw, het jaar wordt niet genoemd , liet zich hendrik wilde , een Regulier Monnik van 's Hertogenbosch , te Amflerdam in Holland , te Tienen in Brahand, en elders, niet alleen hooren tegen het leven der Geestelijken, maar hij zocht ook fommige ongerijmdheden omtrent het ftuk der leere te verbeteren. Prior onder de zijnen geworden, liet hij vele dartele liederen, welke eenige geile Monniken , tot opritfing van het vleesch, tusfehen de Koorzangen ingevoegd hadden, uit het Koorboek fcheuren. Als hem zijne Kloosterbroeders de jaarlijkfche gedachtenis van eenige overledenen , die de Kerkelijke voorbede na hun verderven begeerd hadden, voordroegen, gaf hij hun ten antwoord : „ Laat hen voor ons bidden; onze voorbidding is hun niet noodig." jan van broekhuizen, Prioor van het Reguliersklooster te Leiderdorp, verliet zijn ambt, omdat hij geen deel wilde hebben aan de draden en plagen, die zijne Monniken, dit waren zijne woorden, (*) Ibid. Bladz. 127,  GESCHIEDENIS. 23 den, met hunne onverzettelijke overdaad, verdienden (*). gozewyn tvacon, een Regulier Monnik van Zwol, riep tegen het inflokken van landen en beemden , en dat het hechten van akkers aan akkers , niet anders beduidde, dan dat de harten van de Geestelijken, den hemel vergetende of niet kennende, alleenlijk aan het aardfche en vergankelijke waren vastgenageld. Hij zag ook van verre te gemoet en voorzeide duidelijk, hetgeen door de ondervinding bevestigd is, dat deze euveldaden , in korten tijd, aan alle Geestelijken al hun nog overig aanzien bij velen zou benemen (f). Ten einde den nadeeligen indruk, welken deze en foortgelijke gezegden en gefchriften van achtenswaardige mannen konden veroorzaken, voor te komen, bedachten de Geestelijken en Monniken velerlei listen; men fprak, om de Kerkelijke achtbaarheid ftaande te houden , van heme^fche droomen , geestelijke gezigten en heilige openbaringen , die fommige Monniken ontvangen hadden, meest betreffende den ftaat der dooden, daar dan het Vagevuur bijkwam, en de zielmisfen aan vast waren. hendrik mande, uit eerlijken huize te Dordrecht geboren, voor dezen Geheimfchrijver van Graaf willem VI van Holland, en van de Gravin margriete , ook ten Hove wel gezien, werd met den tijd het hooffche leven zat. Hij liet zich voorftaan, dat (*) brandt Bladz. 97. eoxhorn Bladz. 235. (t) boxhors Bladz. 237. B 4 ia C. G. [aan S17. ot 1552. 3ENDRIK MANDE.  na C. G. Jaariji? tot i552. : I ( t t 1 t i: v li v S P =4 KERKELIJKE dat hem christus zelf verfchenen was, en tot het Geestelijk leven porde. Dus verliet hij het Hof, en zette de Monnikskap op, in het Klooster te Windesheim, bij Zwolle. Hier kreeg hij de inbeelding van nieuwe gezigten; hij verkeerde in zijne eenzaamheid met de Engelen, die hem onbekende zaken aanbragten. Hij werd, als een tweede paulus, dit gaf hij voor, en de Monniken wilden het wel gelooven, ten derden hemel opgetrokken. Mm ftrooide onder het volk uit, dat hij daar, in een' heerlijken omgang, verfcheidene Monniken, die in het Klooster geftorven waren, had gezien. Op zijne beurt op de Kloosterpoort pasfende, hoorde hij, Ilt werd gezegd, kloppen, en liet vervolgens eenen ongeling in, helder van aangezigt, die op zijne /rage: Wie hij was? antwoordde: Het Lam! en laarbij: Dat het Klooster het huis zijns Vaders vas, en dat, die daarin woonden , zijne regte Broeders waren. Het gerucht van deze Openbarin;en overal verfpreid zijnde, wilde elk weten, wat, n wie hij al in den hemel gezien had. Het Klooser werd dagelijks overloopen van vragers, en voor e antwoorden mildelijk begiftigd. Daar na liet men em , om zijne gezigten meer te doen gelden, rondrekken, voornamelijk in Holland, van ftad tot ftad, izonderheid ook te Delft, daar hij veel geloof ond, en veel geld verzamelde. Tegen de arme eden zeide hij gemeenelijk: Ik heb de zielen uwer rienden in den hemel gezien en gelaten; maar tesn de lijken, dat hij hunne bloedverwanten in een jjnelijk Vagevuur had hooren jammeren, biddende, dat  GESCHIEDENIS. 25 dat zij, op het fpoedigfte, daar uit mogten verlost worden. En daar op paste dan eene vermaning tot milddadigheid, bijzonderlijk voor de Monniken van zijn Klooster, om, door hun voorbidden , de gepijnigde zielen te verlosfen. Doch , met den tijd verminderde zijn geloof: de menigvuldigheid, vreemdigheid, en ongerijmdheid der gezigten maakte, dat ook de eerfte voor verdichtfelen gehouden werden , om der laatfte wille. Ook ftond er een andere Monnik tegen hem op, jan de wit, van Utrecht, die de ijdelheid zijner gedachten ontdekte. Hij overleed daar na in het Klooster Stoa bij Beverwyk (*). In het midden der XVde eeuw was er een Regulier Kanunnik van het Kapittel te Windesheim, jan busch, die het Kloosterleven met deze woorden overhaalde: ,, De oude ijver was verkoud en ver» vallen. Het vleesch en de wereld hadden de overhand genomen in de gedachten der Monniken , die fteeds en alleen genegen waren tot hun eigen gemak en winfte, tot wellusten van het vleesch, ijdelheden der wereld, liefkozerij van de Grooten, verwaande grootachting van zich zeiven; navolgende in de wereld, hetgeen zij, als buiten en tegen de wereld gefield, behoorden te verachten. Dit kwam van het tijdelijk goed, hetwelk zij bezaten: daar door kregen zij een weerzin van het Geestelijke , en fielden al hun genoegen in het vergankelijke. De devotie had den Kerkelijken groote rijkdommen gebaard , maar (*) brandt Bladz, 97. uit boxhorn Bladz. 238. B5 na C. G. Jaarisi^. tot 1552. JANBUSCH bettraft het leven der Monniken.  ■a C. i Jaar 151 tot 155 Vervolging tegen de Waldenzen. a<5 KERKELIJKE 7. maar die hadden hunne moeder verflikt. Hier door ?• was de regte Godzaligheid, eertijds opgewekt en on' derhouden in den fchoot der nederigheid en armoede, nu ver te zoeken." Ja, hij zeide: ,, Dat de gezette regel in geene Kloosters onderhouden werd; dat er geene plaats te vinden was, om God in ftil. heid te dienen, en de wereld te verlaten; fchrikkende de Monniken en zich des belgende, als men van Reformatie fprak." Hij heeft verfcheidene fchriften nagelaten, en verhaalt in één derzelve, dat, als er twee Monniken, Broér berthold en Broêr klaas van schoonhoven te Windesheim ia het verftand waren geraakt, de andere Broeders ftraks oordeelden, dat zij te zeer hadden gevast; en dat men daarom federt den nieuwelingen deze drie vragen voorftelden: Of zij wel konden eten, wel flapen, en hunnen Overfte gehoorzamen? (*) In het jaar 1450 ontftond weder eene bloedige vervolging in Vlaanderen en Artols, tegen eenige onfchuldige menfchen, die men Vaudoizen of WaU denzen noemde. Deze befchuldigde men niet alleen als Ketters, maar ook als Tooveraars en Dienaars van den Satan. Te Douay, te Atrecht en elders, werden er eenigen, op verfcheidene tijden, ten verzoeke van den Inquifiteur pieter de broussart , gevangen. Deze beleden, door pijn geperst, al wat men goedvond, hun op te dichten, verbond met den Satan, gemeenfchap met, en aanbidding van den- (*) boxhorn Bladz. 283. brandt Bladz. no.  GESCHIEDENIS. *7 denzelven. Ten vure veroordeeld zijnde, betuigden 1 zij hunne onfchuld, en riepen openlijk uit: Dat j zij nooit in de Faudery, (zoo noemde men de ver- , gadering der Tooveraren en Duivelen,) geweest, maar dat zij door de Regters bedrogen waren, met fchoone beloften van lijf en goed te zullen behouden, indien zij bekenden, hetgeen men hun voorhield. Eenigen zeiden, dat zij door de pijn tot bekentenis gedwongen waren. Daar na baden zij, dat men hen hielp bidden, en bevalen, in het midden der vlammen , hunne zielen aan God. Sedert bragt de tijd de waarheid en de onfchuld aan den dag ; want, in het jaar 1491, werden deze ongelukkigen, nevens anderen, die te dier zake waren gevangen geweest, door een vonnis van het Parlement van Parys onfchuldig verklaard , in hunne eer en goederen hertteld, en de Regters in zware geldboeten verwezen (*). Onder de genen, die ook met hunne fchriften pogingen deden, de verdorvene zeden der Geestelijken te beteren, en hen tot Godzaligheid op te leiden , mag in de XVde eeuw ook geteld worden thomas a kempis , van wien en van zijn nog in onze tijden geacht boekje de Imitatione Christi, ( over de navolging van christus,) elders (f) gefproken is. (*) brandt Bladz. 113, T li. (t) Kerk. Gefch. XiX Deel, Bladz. 179. De waardige grijsaard de perponcher heeft onlangs eene nieuwe Hollandfche Overzetting van dat Boekje begonnen uit te geven. a C. G, aar 1517. ot 155a. thomas a kempis.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. J. wessel. 1 1 ( 1 i 1 f t 1 5 h 1 0 28 KERKELIJKE is. Men verhaalt van hem, dat*hij veelal gewoon was te zeggen : Dat hij in alles rust gezocht , maar nergens gevonden had, dan in hoekskens en boekskens. In dezen zelfden tijd leefde Doctor jan wessel hermansz. , gesvort of gansfort, zoo men meent, naar een dorp in Westfalen, hoewel anderen willen, dat hij den bijnaam Ganfevoet of Goofevoet zal gevoerd hebben, omdat hij een verdraaide roet gehad hebbe (*) ; bij was een zeer geleerd man, die volgens erasmus (f), vele leerflellingen net luther gemeen heeft gehad, maar dezelve veel Christelijker en zediger heeft voorgeteld, dan lurHER en de zijnen naderhand deden, luther heeft bmmige kleine fchriften van hem uitgegeven, met :ene Voorrede, waar in hij erkent, dat wessel vaarlijk van God geleerd was, en dat deszelfs leere :oo na met de zijne overeenkwam, dat hij fchrijft: , Indien ik hem eer gelezen had, zou ik luther an mijne vijanden hebben kunnen fchijnen , alles lit wessel ontleend te hebben , zoo volkomen temt beider geest overeen." Toen hij zeer oud was eworden, zeide hij tegen jan ostendorp, naderand Kanunnik van Sint Levynskerk te Deventer: , Gij naarfiig Jonkman, zult den dag beleven, dat de (*) gerdes T. III. Evang. Renov. p. 10, rr. Wij ebben van hem gefprokea Kerk. Gcfch. XVIII Deel, !adz. 235. (f) In Liiello Epistoiico ad fratrcs Getm. infer. & r. Fris. 0Ap. T. X. p. 1622.  GESCHIEDENIS. 29 de leere van deze nieuwe twistzieke Theologanten, thomas, bonaventura, en anderen van hetzelfde flag, van alle regte Christelijke Theologanten verguisd zal worden." Hij overleed, in den ouderdom van 70 jaren, te Groningen, in het jaar 1489, en mag, met alle regt, onder de voorloopers der Hervormers geteld worden (*). jan van wezel, (joannes de vesalia,) een vriend van jan wessel, verdient naast hem geplaatst te worden.' Deze werd- ,door de Monniken vervolgd, en te Mentz als een Ketter veroordeeld, in het jaar 1479, en in het Auguttyner Klooster te Mentz opgefloten, alwaar hij kort daar na geftorven is (f). brandt fchrijft (§), dat hij te Mentz om zijn prediken tegen het Pausdom verbrand is geworden. Hoe het zij, bij deze gelegenheid liep wessel insgelijks groot gevaar, maar hij ontkwam hetzelve, door de gunst der Bisfchoppen van Utrecht en Munfler, welke hij genoot; ook had hij den haat en nijd der Godgeleerden weten te ontwijken, door zich op de Geneeskunde toe te leggen, en zich daar mede te generen. Ook was de uitmuntende geleerde rudolphus i agricola (**), tijdgenoot, landsman en gemeen-' zame vriend van jan wessel. josquyn van croningen plag te verhalen, fchrijft melanchthon, (*) gerdes heeft dit met opzet bewezen /. c. p. 13. (t) Kerk. Gefch. XVIII Deel, Bladz. 238. (§) /. c. Bladz. 138. (**)Zie van hem Kerk. Gefch. XV Deel, Bl. 171. na C. G. Jaari5i7. tot 1552. jan van wezel. t.agri- :oka.  3 KERKELIJKE iw C. G, J»ari5i7. tot 1552. JAN VAN amsterdam. jan van goch. thon (*), dat hij, in zijne jonkheid, deze twee vrienden wel bijeen had gezien, met weemoedigheid fchreijende en zuchtende over de verdorvenheid der Kerk. Hij hoorde hem ook de ontheiliging des Avondmaals in de Misfe , het ongetrouwd leven der Priesteren, en het verheffen der menfchelijke werken en overleveringen tegenfpreken. Evenwel werd agricola in een Minderbroederskleed begraven. Het zij dat hij zulks zelf begeerd had, of dat men hem, na zijn' dood, zulke kap heeft aangetrokken , als men wilde. Hij ftierf te Heidelberg den 28ften van Wijnmaand 1485, in het XLIffte jaar zijns ouderdoms (f). Onder wessels vrienden werd ook geteld jan van Amsterdam, zijn leerling, die zijnen meester, ter zake van het verfchil over het Vagevuur, de Aflaten en voorbiddinge tegen Meester engelbrecht van leyden en den Deken te Naaldwyk, met een langen Brief na deszelfs dood verdedigd heeft. Omtrent dezen tijd liet zich ook jan van goch, genaamd pupper, een Priester en Overfle van dè Kloostermaagden in Thabor, te Mechelen, tegen de leere des Pausdoms hooren. Hij leefde met wessel van Groningen, en was van hetzelfde verftand, gelijk zijne fchriften getuigen. Hij beweerde , onder anderen, dat wij alleen door christus verdienden en het gelóóf geregtvaardigd worden, en niet door eeni- (*) In Orai- de Pita R. Agricolae. Q) brandt /. c. Bladz, 140.  GESCHIEDENIS. 3r eenige eigene werken. Daar zijn flechts eenige var zijne fchriften gedrukt, en dat nog onvolkomen oi verminkt. Echter zijn zij, zoo wel als de Boeker van Doctor wessel, door het Concilie van Trentt verboden. Te Groningen was ook, te dien tijde, een Minderbroeder van zeer hooge jaren , tileman ge. noemd, die aan zeker Burger jan ludek, die hem in de biecht klaagde, dat men zijn gemoed met i!< weet niet welke menfchelijke inzettingen verflriki hield, tot antwoord gaf: Dat op dit ft.uk veel u zeggen was, maar het ftond niet vrij; want die waarheid fprak, liep zeer groot gevaar. Doch echter hij moest de zaak dus vatten: Dat christus voor ons geftorven en alleen onze Zaligmaker zij, op wien men alleen moest vertrouwen : Dat alle andere dingen, als Aflaten en dergelijke, niet dan loutere beuzelingen waren, daar men derhalve geen werk van maken moest (*). Met het begin der volgende XVIde eeuw brak eindelijk de Hervorming der Kerk openlijk en meer algemeen door. Het is opmerkelijk, hetgeen men vindt aangeteekend, dat de Nederlandfche Abten op den doopdag van karel , naderhand als Keizer de vijfde van dien naam, geboren op den XXIVften van Sprokkelmaand des jaars 1500, aan den jonggeborenen de Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments hebben opgedragen, met dit opfchrift: Onderzoekt de Schriften, als hadden zij een voorgevoel, (*) brandt /. c. Bladz, 140-142. na C. O. • laan 517. tot 155». TILEMAN, Begin der Hervorming met het begin derXVldé eeuw. erasmui.  ira C G. Jaari5T7 tot 1552. 1 i i 3* KERKELIJKE voel, dat in zijnen leeftijd en onder zijne regering dit onderzoek bij velen zou vermenigvuldigd worden (*). De Drukkunst, omtrent het midden der voorgaande eeuw uitgevonden, had gelegenheid gegeven lot het herleven der geleerdheid en weten* rchappen, en er Honden vele geleerde mannen op, die niet nalieten de gebreken en leemten in de Kerk aan te wijzen. Onder dezen was erasmus (f) van Rotterdam een der uitmuntendfien. Deze heeft in zijne fchriften de leere en het leven der Monniken , 3e laatdunkende onwetendheid van het eigenzinnig Bijgeloof, de wijlpfche ongebondenheid, de onredelijke onrekkelijkheid, de ongeregtige gewetensdwang, ia de wreede Kettermoorderij der Kerkelijken met :ene vrijmoedige pen ontdekt en beftraft; fchoon hij jleef vasthouden aan de Roomfche Kerk, die hij jegreep, dat, des vermaand zijnde, zich zelve zonler fcheuring behoorde te hervormen (§). Doch in het jaar 1517 begon m. luther, gelijk m) op zijne plaats gezien hebben (**), daar toe tanleiding krijgende door de fchandelijke kramerij net de Aflaten, het werk der Hervorming. Hij verd terflond door de Geleerden alomme toegejuicht. :rasmus zelf had van hem en zijn oogmerk een toed gevoelen, meenende, dat God hem gezonden ïad, om de zeden der menfchen, der Kerke en Schr> (*) brandt /. c. Bladz. 147. (t) Zie van hem Kerk. Gefch. XV Deel, Bl. 188. (§) brandt Bladz. 148. volgg. C*yKeri. Gefch. XIX Deel, Bladz, 38. volgg.    GESCHIEDENIS» 53 Scholen te 'verbeteren. Doch , of zachter of vreesachtiger van aard , of de rust des levens en de gunst, in welke hij bij vele Grooten ftond , niet willende opofferen aan de gevaren, aan welke het belijden der waarheid toen blootfteide, begon hij al ras fommige dingen in luther. en deszelfs doen af te keuren, en voornamelijk deszelfs hevigheid te berispen. Merkwaardig zijn de woorden van frederik canirmius van Delft, in eenen Brief aan kaspar hedio van Mentz, aangaande erasmus (*): „ Het fmart mij zeer, dat erasmus van dag tot „ dag koelder wordt, en zoo veel ik kan oordee5, len, heimelijk herroept, het gene hij te voren „ wat vrij mogt fchijnen gezegd of gefchreven te 3, hebben. En ik herken daar in eene kinderach,, tige vrees, die meer de eer der menfchen ont„ ziet, dan de eer van God. Doch zulke Nicode„ musfen zijn er bij ons in grooten getale." Ondertusfchen had erasmus door zijne eerfte fchriften zich den haat der Monniken en van vele Geestelijken op den hals gehaald. De Predikftoelen daverden van fcheldwoorden, welke tegen hem werdeft uitgeworpen. Men overviel hem van alle kanten met paskwillen en fchimpfchriften. Men noemde hem Errasmus, Arasmus, ( van arare, ploegen , omwroeten,') Erajlnus, (van errare en ajinus,') Behemoth, Duivel, vijand der Religie, Godslasteraar, Lasteraar van de Maagd maria, Scheur* maker, Falsaris, Voorlooper van den Antichrist, den (*) GERDES /, C. p. 30. Herv. III. C na C O. faari 517. :ot 155».  ha C. G. }aansi7. tot 1552. j 1 < -1 1 4 ] l t i c 1 { é 34 KERKELIJKE den Antichrist ze!ven, een Hoofdketter, den oor» fprong en het hoofd der Luther fche Factie, een erger Ketter dan luther. Uit zijnen Hof had luther zijn doodelijk zaad vergaderd. Het ei was van erasmus gelegd , van luther uitgebroeid. IVIaar, als men eenige Monniken, die hem met vuile verwen op den Predikftoel voor het volk hadden ifgefchilderd, vraagde: ,, Wat voor Ketterij zij in zijne Boeken hadden gevonden?" gaven zij tot antwoord: „ Dat zij die niet gelezen hadden , maar Jat er echter gevaar in Hak, wegens het duister Latijn." Zoodanige waren de verdedigers van den 3aus en van de Kerk ! Aan de andere zijde ftiet le laauvvheid en achterhoudendheid van erasmus le voorftanders der Hervorming geweldig tegen de >orst (*). En toen hij zich liet overhalen, zelfs jenoegzaam tegen zijnen zin, om tegen luther >ver den vrijen wil de pen op te vatten, maakte lij deszelfs drift gaande. luther noemde hem: , een' blinde, een' ellendige, die christus niet [ende, die vervreemd was van het verftand der Christelijke zaak, ruw van geest, en nog hangende an de letter," en in de hevigheid van den twist iog verder uitvarende , noemde hij hem eenen itheist, die met lucianus niet geloofde, dat er en God was; eenen Epikurist, die met epikurus jet geloofde, dat God zich bemoeide met menselijke zaken; een' Scepticus, of twijfelaar in dinen, die de Christelijke Belijdenis raakten; zen vijand der (*) brandt /. c. Bladz, 161-164.  GESCHIEDENIS. 55 (fer Christelijke Religie; een Lasteraar. Bij de hevigflen van luthers vrienden werd onder het volk geftrooid, dat*ERASMus met geld was omgekocht, om tegen hem te fchrijven, dat hij koophandel dreef met het woord Gods; eenigen gaven hem den naam van balaSm (*). Ter verfchooning van luther's hevigheid tegen erasmus verflrekt, dat luther zeer gevoelig was, dat een zoo groot man, als erasmus, die zoo veel goeds gezegd had, en nog daarftellen kon, zich had laten bewegen, om tegen hem te fchrijven over een onderwerp, waar in luther zoo veel belang ftelde. Dus fpreekt luther zelf (f): „ Indien ik wat te ftraf mogt fchrijven „ tegen uwe Verhandeling, zulks zult gij mij ver„ geven. Ik doe dit niet uit een kwaadwillend „ hart, maar het heeft mij aangedaan, dat gij door „ uw aanzien deze zaak van christus zoo fterk „ benadeeld hebt, fchoon gij met uwe geleerdheid en „ inderdaad niets verrigtet enz." Dat luther/ooit zijn gevoelen in zijn Boek over den knechtelijken wil verdedigd, zou herroepen of veranderd hebben , wordt zonder genoegzamen grond gezegd (§). erasmus overleed in het jaar 1536. Hij leed veel aan de jicht, zijne gewone kwale, evenwel hield hij, gedurende die pijnlijkheid der leden , flechts een weinig gerust hebbende, nooit op van fchrijven , maar ftelde het boekje van de zuiverheid der Kerk op, (*) BRANDT Bladz. 235, 236". (f) De Serv Arbitr, p. 193. Ed. scumid» (§) venema Hifi. Eccl. T. VII. >. 48. C a na C. G. Jaar 1517. tot 155a.  3. 4-5. E 5 na C. G. Jaansi?. tot 1552. Vervolging in Gelderland.  na C. G Jaan5i7 tot 1552 74 KERKELIJKE fen der Ketteren, aan Keizer karel, aan de Duitfche Vorsten te Spiers verzameld, aan karel,Hertog van Gelder, en aan filips, Landgraaf van Hes fen, uitgegeven te Straatsburg 1527 in 8vo. de genegenheid van erasmus zoo zeer van hem vervreemde, dat deze een' fcherpen Brief tegen de valfche Euangelifchen fchreef, welke door de Godgeleerden van Straatsburg is beantwoord geworden , waar op erasmus weder geantwoord heeft (*_). Die erasmus , die altijd van gematigdheid fprak en roemde, die zoo vreesachtig was, dat hij in het jaar 1521 fchreef, dat, indien luther alles godzalig gefchreven had, hij erasmus nogtans geen gemoed had, om voorde waarheid levensgevaar te ondergaan , fchreef nu in het jaar 1530 fchimpend en fcherp aan die van Nederland en Oostfriesland eenen langen Brief, om zich niet fchuldig te maken aan het oproer, daar het Lutherdom door werd voortgezet; en om , gelijk hij fprak, zich binnen de arke te houden , om door den Zondvloed niet te vergaan ; in christus fcheepken te blijven, om door de golven niet verzwolgen te worden; in den fchaapslial der Kerk te volharden, om geene prooi voor den wolf te worden, of voor den Satan, die altijd rondgaat, zoekende, wien hij zou mogen verflinden. Hij toonde zich te fchamen, dat hij vriendfchap onderhouden had met voorname Hervormers, en verklaarde, niet verder met hen te doen te hebben (f). Niet- (*) gerdes pag. 41. Not. CX) gürdes p. ~c-7J. brandt Bladz. 254. en 301-3ii.  GESCHIEDENIS. 75 Niettegenftaande dit alles, ging de Hervorming voort in de Nederlanden zich uit te breiden. Te Amfterdam, toen reeds eene aanzienelijke ftad, werd de leer der Hervorming in het geheim geleerd en van velen aangenomen, en bijzonder door den geleerden joannes sartorius zelfs fchriftelijk tegen kornelis crocus en alard verdedigd (*) ; ook door joan timan , gemeenlijk genoemd jan de Amsterdammer , die naderhand te Bremen langer dan 30 jaren een Leeraar van het Christendom geweest en in het jaar 1557 overleden is. In het jaar 3531 werd maria, weduwe van lodevvyk, Koning van Hongaryë, en Zuster van Keizer karel , Landvoogdesfe der Nederlanden, in plaats van margaretha van Oostenryk, die in het voorgaande jaar 1530 overleden- was. Te zelfden tijde, den 7den October, kwam er weder een Plakaat uit te Brusfel, waar bij het Plakaat van 1529 werd bevestigd, met deze vermeerdering: „ Dat ,, niemand voortaan eenige nieuwe Boeken , van „ wat inhoud die ook waren, zou mogen drukken, •V, fchrijven, of doen drukken of fchrijven, ten ware „ hij daar toe eerst Brieven van Octrooi verkregen „ had, op peene, dat men de overtreders van dar „ bevel zonder genade of uitftel zou fchavotteren, ,, en daarenboven met een gloeijend kruis braiidmer,, ken, ofte een oog uitfteken, of de hand afkap„ pen, ter befcheidenheid van den Regter (f). " Die (*) Zie van sartorius meer bij gerdes p. -6. volgg. (t) brandt. Bladz. stóo. gerdes p. 79. Ook wees hij aan, dat eertijds de uitdeeling der Kerkelijke fchatten aan de Diakenen ftond, die' voornamelijk zorg droegen voor de armen; en daar op volgt deze wensch : Gave God, dat de Kerk hedendaags zulke Diakenen had, wien men die heilige bediening aanbeval. Ja, hij leide den Bisfchoppen, en aan al de Geestelijken, Kerkdiefte te last, omdat zij de goederen der Kerk en der behoeftigen tot hun eigen en der hunnen gemak in het geheel aanleiden, daar zij uit dezelve niet meer dan nooddruft behoorden te trekken. Hij was van nature hardhoorend, maar glad van tong , waarom erasmus van hem zeide: Dat de tong goedmaakte, hetgeen aan de ooren gebrak. Hij heeft zich in (*) Kot. ad Ri7o. agricol. T. II. p- 170. F 2 na C. Ci, faari5i7< tot 1552. FAN'ALLARD.  na C. G. Jaarisi^. tot 1552. Plakaat tegen de School te Wezel. (*) gerdes p. I77. brandt Blddz. 353, Ct) brandt Bladz. 348. 84 KERKELIJKE in het Geraeenebest der Geleerden verdienftelijk gemaakt, door de uitgave van de werken van ru« dolphus agricola. Bij zijnen uiterften wil maakte hij alle zijne Boeken aan de arme weeskinderen te Amflerdam, en fchreef zich zeiven , doelende op zijnen naam allard , dit graffchrift: Tota regit tellus, qui tellus tota vocamr. als wilde hij zeggen: Al d' aard* bedekt hem nu, die alKard wordt geheten("> In Holland was den XXVIflen van Januarij dezes jaars 1544 het herbergen der gevlugten, ter zake van Ketterij en het bezorgen hunner goederen, op nieuw bij Plakaat verboden; en als die van Wezel eene nieuwe School wilden oprigten, en zulks overal bekend maakten, om leerlingen te lokken, zonder daar in den Keizer of den Paus gekend te hebben , werd door een Plakaat, den 7den Maart te Brusfel uitgegeven, aan de ingezetenen dezer landen verboden, hunne kinderen, broeders, nee ven of anderen van hunne magen , vrienden, of anderen, {taande onder hunnen laste, en bewind, daar henen te zenden: op peene van gehouden te zullen worden als Ketters, en als zoodanigen geftraft te worden, naar inhoud der Plakaten (f). De ftad Wezel, ftaande onder de regering van willem, Hertog van Kleef, had reeds in het jaar 1542 openlijk de Hervorming aan-  GESCHIEDENIS. S5 aangenomen, en na een gehouden mondgefprek met de Roomfchen, in het jaar 1543 de Mis geheel afgefchaft; federt was zij eene toevlugtsplaats geworden voor de Protestanten, die in Braband, Vlaanderen en de overige Nederlanden de hevigheid der vervolging zochten te ontwijken. Onder de eerfte Hervormde Leeraars dezer ftad was iman ortzen, gemeenlijk de Zeeuw genaamd, omdat hij in het dorp de Oude tong bij ZitrikMe, in het jaar 1505 geboren was. Hij was een zeer geleerd man, en werd in het jaar 1536 naar Wezel beroepen, alwaar hij de Hervormde Leer met grooten ijver verkondigde, en de Kerk hervormde ; in het jaar 1548 werd hij, op last van Keizer karel, door de voorftanders van het Interim verdreven , maar in het jaar 1560 terug geroepen , is hij, in het jaar 1571, te Wezel geftorven en aldaar begraven (*). Te Gend werd den i8den December weder een Plakaat uitgegeven, vervattende eene nadere verklaring op het prenten of drukken en verfpreideii der Boeken : ,, Die iets gedrukt had, zonder octrooi, al werden er geene dwalingen in gevonden, zou eeuwiglijk gebannen worden , en bovendien 300 Carolieguldens verbeuren. Niemand mogt iets drukken in de Spaanfche, Engelfche, Italiaanfche of andere vreemde taal. Ook niets, zonder namen van Schrijver, Prenter, (Drukker,) of van de plaats, waar het gedrukt was, of met valfche namen. Dit eenj (*) gerdes pag. i"q. Not. F 3 na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Nieuw Plakaat tot verbod van Boeken.  na C. G, Jaar 1517. Wt 1552 Voorbeeldige dood van MARIA V/N BEECUlf. J • -' 8" De Godgeleerden van Parys hadden in het jaar '■543 aldaar eenige leerftukken openlijk laten afkondigen en in druk gegeven, welke door den Koning van Frankryk met zijn gezag bevestigd waren; ten einde de Ketters re ligter te kunnen overwinnen. Dit voorbeeld werd door de Godgeleerden van Leuven in dit jaar 1544 gevolgd, die XXXII artikelen jpgefleld hebbende, dezelve, insgelijks door den Keizer bekrachtigd, plegtig lieten afkondigen. Zij waren de volgende: ,, Dat het Mis-offer van chrjs„ tus ingefleld, en heilzaam is voor levenden en „ dooden. Dat men de Heiligen moet aanbidden, t, opdat zij onze voorfprekers zijn mogen bij chris,, tus. Dat de zelfflandigheid van brood en wijn ,, bij de wijding veranderd. Dat het alleen den ,, Priesteren geoorloofd is, het brood in den wijn , te wijden , en dat het geheele Avondmaal van , christus flechts tot hen alleen behoort. Dat , de Kloostergeloften moeten gehouden worden. , Dat door de Sacramenten hetVormfel en deOor- „ biecht (*) GER'jhS pag, l8^-l82v  GESCHIEDENIS. 89 „ biecht, de Heilige Geest wordt medegedeeld. Dat de zielen uit het Vagevuur verlost worden „ door het gebed, vasten en goede werken. Dat „ de wetten der Kerk omtrent het vasten en het onderfcheid der fpijzen het geweten verbinden. „ Dat er een Opperbisfchop der Kerk is, wien allen, „ volgens Goddelijk regt, gehouden zijn te gehoor„ zamen. Dat men vele dingen gelooven en als „ noodzakelijk moet aannemen, welke in de Schrift „ niet gemeld worden. Dat het Vagevuur door de ,, Pausfelijke AfLten wordt kwijrgefcholden. Dat ,, zelfs onreine en ondeugende Priesters het lig,, chaam des Heeren wijden, indien zij flechts de „ bedoeling hebben , om dat te wijden. Dat men „ alle doodzonden aan den Priester moet openba„ ren, en de facramentele abfolutie van hem ont„ vangen. Dat de mensch eenen vrijen wil heeft, „ waar door hij wel of kwalijk kan handelen , en „ van de zonde opflaan door boetvaardigheid. Dat „ de vergeving der zonden niet verkrepen wordt „ alleen door het geloof, maar door de liefde en ,, ware boetvaardigheid. Dat de Kerk en wettiglijk „ zamengeroepene Kerkvergaderingen niet kunnen ,, dwalen, en dat men haar moet gehoorzamen. ,, Dat het oordeel en de uitlegging der Schrift aan „ de Kerk behoort, indien er iets betwistbaars is „ enz." (*) Het jaar 1545 werd reeds in de maand Februari) met bloed geteekend, op welken dag petrus brul- ly (*) GERDES p. 137, I38. F5 na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Dood van rETRUS BRULLY.  na C. ( Jaansi tot 155 Leeraars onder het kruis. 9° KERKELIJKE ï. ly te Doornik met klein vuur verbrand werd. Hij £ was Leeraar te Straatsburg, maar werd in de maand September 1544 door die van Doornik verzocht, om hun het Euangelie te prediken. Hij verkondig, de hetzelve hier en te Rysfel in het geheim, flechts eenen korten tijd. Als men hem naarfpoorde, en hij zich niet langer wist te verbergen , lieten die vzw Doornik hem met een touw over den flads wal, opdat hij dus zoude omkomen. Ongelukkig gebeurde het, dat één hunner , toen hij reeds op den grond zat, die hem vaarwel wilde zeggen,en daarom van den muur afklom, een' losfen fieen van boven neder ftiet, welke den ongelukkigen man een been brak; het geraas van den val en het gekerm van den gewonden deed de naaste wacht toeloopen, die hem vatte en naar de gevangenis bragt. Hij bleef volftandig bij de leer, welke hij verftond, waarheid te zijn, vertroostte zijne medegevangenen en zijne huisvrouw (*) door Brieven, zag den hardflen dood rustig te gemoet, en riep, vol vertrouwen, in het midden van een langzaam vuur, zijnen Schepper en Zaligmaker aan, tot den einde toe (f). Daar bevonden zich te dezen tijde nog meer anderen, die, met groot gevaar, de Hervorming in deze landen predikten, te weten: gerardus gal- linaceus, . . . galenus, hermannus modet, pe- (*) Men leest eenen zijner Brieven ann zijne huisvrouw bij gerdes Tom. III.- Euang. Renov. ÏMonument. pag. 96. (tj gerdes p. 184. brandt Bladz. 355.  GESCHIEDENIS. 9- petrus gabriel , christophorus fabricius , hermannus joannes, die eertijds Monniken geweest waren. Ojk feito, antonius nicolaus, cornelis cooltuin, die te voren Priesters waren, eii uit burgerlieden, adriaan haamstede, de eerfte Schrijver van het Nederlands Martelaarsboek , agg. sim, p. delein, p. carp , caspar heidanus, ellaud gerr1ts , everhardus gerardus, petrus hasardus, ^eg-idius , . . . jan arents- zoon, pieter corneliszoon. Doch eenigen daar van geraakten in later tijd tot het Predikambt. Terwijl de bovengemelde brully te Doornik gevangen lag, zijn er ook eenigen van zijne Toehoorderen verbrand. Dewijl de Wethouders, naar het oordeel der Geestelijken, evenwel te flap waren tegen de Ketters, werd de Raadsheer karel tisnach van Brusfel naar Doornik gezonden. Zeker Burger, beroiban genaamd, vergeefs in zijn huis gezocht zijnde, gaf zich, door een' verkeerden ijver, zeiven aan; doch moest voor deze roekeloosheid -boeten, dewijl hij den lof der ftandvastigheid miste. Door de zware bedreigingen van den wreedftendood yerfchrikt, wederriep hij zijne eerfte belijdenis, zonder daar mede iets anders te winnen, dan dat hij niet door het vuur, maar met het zwaard gedood werd. Doch een ander, pieter miöce , die ook te dier tijd gevangen was, volhardde in het geloof. Vergeefs hield men hem de herroeping van bergiBan voor, dien hij erkende, dat God verzocht had, door zijne roekeloosheid. ,, Wat mij aangaat, " zeide hij, „ zoo mij God zulk een middel , om „ te na C G. Jaari5i7. tot 1552» Vervolging.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552 Gemeente vnn vlugtelingen in Engeland 9a KERKELIJKE „ te ontkomen, gegeven had, ik zou mij wel uit „ uwe handen gehouden hebben: en daarom, ter„ wijl gij mij hebt, doet met mijn ligchaam, het„ geen u goeddunkt, mijne ziel is onder uw ge» ,, bied niet. Nog werd er een kleermaker met Ketterij beticht, en nevens zijne vrouw gevangen. De man bezweek, wederriep, en kreeg het zwaard. Maar zijne vrouw gedroeg zich mannelijker, en liet zich om haar geloof met'de aarde bedelven. Dit bedelven met aarde ging hier dus toe: Men leide haar op het fchavot in eene kist zonder dekfel, van lengte en van breedte, dat er haar ligchaam naauwelijks in paste; om dit voorts van boven wel te fluiten, werden er drie ijzeren handboomen dwars door gebragt, één omtrent de borst, de ander op den buik, de derde op de beenen; aan het einde van deze fmoorkist, omtrent het hoofd, was een gat gemaakt, daar de beul eene flrop doorflak, die, om haren hals gelegd , van onder het fchavot werd toegetrokken , toen men het ligchaam met aarde bedekte (*). Doch wij zwijgen liever van meer andere voorbeelden van de wreedheid der bijgeloovigheid. Om dezen tijd begaven zich velen, om de hevigheid der vervolgingen te ontgaan , naar Engeland. alwaar zij, in de laatfle jaren der regering van hendrik VIII, begunftigd door deszelfs laatfle Gemalin katharina parr , eene fchuilplaats vonden , en eene gemeente ftichtten, welke, in het begin, wel ge- (*) brandt Bladz. 359.  GESCHIEDENIS. 03 gering, echter binnen kort, bijzonder onder de regering van eduard VI, zeer aanzienlijk is geworden, en hare verdrukte medebroeders in de Nederlanden en elders met raad en daad menigmaal in derzelver benaauwende omftandigheden te hulpe gekomen is. Den laatflen van Juni) des jaars 1546 kwam weder een Plakaat in bet licht, bijzonder een verbod behelzende, niet alleen van verfcheidene door menfchen gefchreven fchriften, maar ook van uitgaven des Bijbels en des N. Testaments. Bij het Plakaat was eene lijst der Boeken gevoegd, welke door de Theologifche Faculteit der Univerfiteit te Leuven, nadat zij alvorens door last van den Keizer daar onderzoek op gedaan had, waren kwaad of gevaarlijk gekeurd. Onder deze Boeken waren de Latijnfche Bijbels gedrukt te Parys bij robert stefanus in de jaren 1532 en 1540; bij franciscus gryphius in de jaren 1541 en 1542; te Bazel bij froben in de jaren 1530 en 153S; te Antwerpen bij j. stels in de jaren 1538, 1541 en 1542; ook de Bijbel met de Aanteekeningen van sebastianus munsterus te Bazel gedrukt in het jaar 1535. De Nederlandfche Bijbels gedrukt te Antwerpen bij jakob liesveld in het jaar 1542; bij willem vorsterman in de jaren 1528, 1534, 1544 en 1545; en bij henryk peetersen in het jaar 1541; de Walfche Bijbels te Antwerpen gedrukt in het jaar 1534, bij martyn de keiser , en in het jaar 1541 bij antonis de la haye : Ook de Nieuwe Testamenten in het Nederduitsch gedrukt bij liesveld, in naC. G. [aan 517. tot 1552. Nieuw Plakaat omtrent verbodene Boeken.  na C. G Jaari5i7 tot 1552 Vervolging. 94 KERKELIJKE in de jaren 1542, 1543 en 1544; met nog zeventien andere drukken. Gedurende de jaren 1547, 1548 en 1549 werden alom in Friesland, Vlaanderen, Braband, Holland, vele menfchen om den Godsdienst ter dood gebragt, de meeste echter op de befchuidiging van Herdooperij. Merkwaardig onder anderen is de dood van zekeren Meester niklaas , een' man van wetenfchap in Frankryk geboren, die zich te Geneve eenen tijd lang onthouden, en nu door Nederland naar Engeland reizende, te Bergen in Henegouwen de kleine Gemeente, welke zich daar tegen het Pausdom kantte, ten verzoeke van zijnen reisgenoot augustyn barbier, een' Henegouwer, bezocht, vertroost en verllerkt had met zijne gaven, hij werd daar over op den weg vier mijlen van Doornik aangetast, en nevens zijne vrouw, en de echtgenoote van augustyn, die het, voor dien tijd, ontkwam, naar Bergen gevoerd. Zijne huisvrouw liet zich, door belofte van het leven, verleiden, om het huis te ontdekken , waar men hem te voren geherbergd had. Meester niklaas onderging den vuurdood gemoedigd, in het midden van het vuur hoorde men hem nog tweemalen met opgeheven hoofde roepen : O teuwige Vader, ik beveel mij in uwe handen. Met geen minder kloekhartigheid en vertrouwen op Gods genade, liet zich maria, de huisvrouw van augustyn barbier , levende bedelven, en van den beul te bersten trappen. Daar na werd ook augustyn, haar man, te Beaumont gevangen en ter dood gebragt. Hij droeg zich van gelijken, fchoon hij  GESCHIEDENIS. 9i h§ anders- kleinmoedig van aard was, zeer hartig . toert het die nood vereischte. Hetgeen hij de waar heid van het Euangelie verdond te zijn, beleed hi vrijmoediglijk. Iemand, die tot hem zeide: Het toch mededogen met u zeiven, en wilt gij uw leven niet behouden, behoud ten minde uwe ziel, gaf hij, hem bedankende voor zijne gunst, ten antwoord : „ Ik heb, dit ziet gij wel, zoo groote „ deernisfe met mij zeiven en met mijne ziel, dat ik, „ om niets te doen tegen mijn geweten, mijn lig„ chaam liever overgeve, om gebrand te worden. ,, Hier in acht ik mij wel gelukkig: want ik lijde ,, niet om mijn boos leven , maar alleen om het „ woord van jezus christus , daar alle Martela„ ren hun bloed om hebben vergoten, gelijk ik ook „ hoop te doen (*)." Onder al dit bloeddorten deed de Keizer zijnen Zoon filips uit Spanje komen , en huldigen voor aandaanden Vorst der Nederlanden , en erfwachter van zijnen Vader. Kort daar na verklaarde de Keizer zich met een Plakaat, den 2oden October 1549 te Brusfel geteekend, ten aanzien van het verbeurd verklaren van de leenen, landerijen en andere goe> deren der Ketteren. Te voren, den i7den Julij, was er nog een Plakaat gemaakt tegen de nieuwe Christenen, dat is , Joden, die, om de Inquifitie te ontgaan, het Christendom beleden, hoewel zij in het geheim als Joden leefden, en die in groote menigte uit Portugal herwaards waren gevlugt. Het ver- (*) brandt Bladz. 36C-370. I 1 na C. G. Jaar 1517. . tot 1552. 1 Prins filips van Spanje wordtin de Nederlanden geïhuldigd.  96 KERKELIJKE naC. G. Jaar 1517. tot 1552 Plakaat ter invoering van de Inquifitie. verlof van hier te lande hun verblijf te mogen heb-» ben, hun voor dezen toegeftaan, werd thans ingetrokken, en allen, die federt den tijd van zes jaren in het land waren gekomen , gelast, met hunne vrouwen, kinderen en goederen te vertrekken, binnen eene maand, op peene van geftraft te zullen worden in lijf en goed. Eenigen bleven, bijbrengende , dat zij uit Portugal niet vertrokken waren, om de Inquifitie te fchuwen ; maar dezen werd den 3often van Bloeimaand 1550 met een ander Plakaat, dat veel fcherper was, het land ontzeid. Een nieuw Plakaat , geteekend te Brusfel, den 29ften van Grasmaand 1550, was nog fcherper en ftrenger dan al de vorige, en fprak klaar van het invoeren der Inquijitie, op de wijze der Spaanfche „ waar door de fchrik de gemoederen van alle Ingezetenen vervulde. Deze Regtbank trouwens van Geloofsonderzoek ftaat bekend als het uiterfte toppunt van menfchelijke wreedheid en boosheid, om niet alleen het ligchaam maar ook de ziel te martelen en te moorden, en den onfchuldigften zeiven van goed en bloed te berooven (*). grotius zegt (f), dat verdacht te zijn, genoeg was, om iemand ten Kerker, (*) Men "leze: het werk van j. LAVALLéE: Gefchiedenis der Godsdienftige Inquifitie in Italië, Spanje en Portugal, van haar begin tot op de verovering van Spanje, waar van het eerfte Deel, uit het Fransch vertaald, in het verleden jaar 1810 bij den uitgever dezei fr. bohn in het licht is gekomen. (f) Arm. i. 10.  GESCHIEDENIS. 97 ker, en een bewijs van klein gewigt, om iemand 1 ter pijnbank te brengen: dat de Inquifiteurs een' ie-1 gelijk, in wat (iaat of magt hij ook gefield was, onder eede mogten ondervragen, en dat zij, door dit listig middel, niet alleen tot de verborgenheden der huizen, maar ook der gemoederen konden indringen. Op het fpreken werd acht gegeven, maar ook op het zwijgen; de vriendfchappen waren oedriegelijk, en men had den aanklager dikwijls aan zijne zijde, zoodat nu genoegzaam bleek , dat er niemand zoo onfchuidig ware, die, in weerwil dezer menfchen, zijn leven en eere befchermen kon» Dit Plakaat verwekte ook alomme veel ongenoegen , voornamelijk te Antwerpen, thans bloeijende in neering en koophandel, alwaar de leere der Hervorming door eenige Predikanten heimelijk gepredikt werd , met name door georgius sylvanus, of van den bosch, en gaspar heidanus, of van der heiden , Grootvader van den vermaarden Godgeleerden abraham heidanus. De regering der ftad vervoegde zich met ernftige vertoogen aan de Landvoogdesfe, vrouwe maria, ten einde de zaak bij den Keizer, haren Broeder, te bemiddelen, dat de ftad van de Inquifitie mogt bevrijd blijven. Zij werd onderfteund door den Raad van Braband, en door eenige Braband fche fteden. Vrouw maria, eene Vorstin van goedertieren' imborst en van zoo groote befcheidenheid in geloofszaken , dat Paus paulus III den Keizer reeds in het jaar 1539 had laten aandienen, dat zij den Lutheranen in het geheim gunfte droeg, en verftand Herv. III. G met ia C. G. aan 517. ot 155a-  na C. G Jaari5i; tot 1552 Voortgangdervervolging. r,c? KERKELIJKE . met hen hield, vond zich ten hoogden verlegen , ■ en eindelijk genoodzaakt , zelve in perfoon naar ' Augsburg te reizen, daar de Keizer toen op den Rijksdag was. Met veel moeite bragt zij hier bij haren Broeder te weeg, dat het Plakaat door een ander, te Augsburg, den «5dcn van October uitgegeven, werd veranderd, en in eenige artikelen, de uitheemfchc kooplieden en handelaren betreffende , verzacht; men liet er ook de woorden Inquifiteur en Inquifitie uit. Voor het overige was dit Plakaat zoo dreng en fcherp als het voorgaande, en weder voorzien van eene lijst van Boeken , door de Godgeleerden van Leuven op nieuw veroordeeld, en door den Keizer verboden. iNüettegendaande deze verzachting, gedoogden die van Antwerpen de afkondiging van dit Plakaat niet, voordat hun de Kanfelier van Braband met Brieven verzekerde, dat zij met geenerhande Inquifitie belast zouden worden, maar dat hunne inwoners en Kooplieden bij hunne oude voorregten zouden gehandhaafd worden. Ook werd de afkondiging des Plakaats bij de Wethouders niet ingewilligd, dan onder eene fchriftelijke verklaring tegen het flot van het Plakaat , waar bij alle oppofitie of appellatie enz. tegen hetzelve voor nietig werden verklaard (*). In het volgende jaar 1551 en verders ging de vervolging voort, met de grootde hevigheid te woeden. Wij kunnen niet allen hier opnoemen, die door dezelve zijn omgekomen. Men mag die bij ERANDT (*) GERDES pt 2II-2I8. BRANDT Bladz. 374"385'  GESCHIEDENIS. 99 brandt en andere Gefchiedfchrijvers lezen , maar 1 kunnen wij niet voorbij aan te teekenen de buitengewone iTandvastigheid en moed, welke de genen, die om hun geloof de wreedfte doodltraffen lijden moesten , niet alleen mannen , maar ook zwakke vrouwen, betoonden. Zij eindigden dikwijls hun leven in het vuur, onder het zingen van Pfalmen en Liederen. Daar werden er gevonden, die, wanneer de fcherpregter den houtmijt achter hunnen rug wilde aanlteken, hem toeriepen : „ Hij zou zulks voor hunne oogen doen, want indien zij het vuur gevreesd hadden, zouden zij niet op deze plaats gekomen zijn, die zij hadden kunnen ontvlugten." In het jaar 1551 werd,een eenvoudig man, met lijn' zoon, zwager en dochter, te Valencien ter dood verwezen. Als deze man met listige fpitsvinnigheden werd lastig gevallen, wees hij de beltrijders van zijn geloof af, met de woorden: "„Ik ben wel zoo geleerd niet, dat ik op alle uwe tegenwerpingen kan antwoorden; maar ik verlaat mij op de waarheid van het Euangelie; gij moogt zeggen, wat gij wilt." Te Antwerpen leed met anderen zekere jeronimus segerts den dood; deze fchreef in den Kerker aan 'zijne huisvrouw, die ook gevangen was, op dezen zin: „ Ik bevinde , dat de Heere met „ ons is. Wij zijn zoo wel gemoed , de Heere „ hebbe lof en dank. Wij roepen, wij zingen met „ malkanderen. Wij bedrijven zulke vreugde, om „ malkanderen te troosten en te Herken, de Heere geeft zulke (lerkheid en kracht, dat wij hem riet „ ten volle danken kunnen, wegens de groote geG 2 „ na- ia C. G. aari5i7. ot 1552.  «a C. G Jaarisi?. tot 1552 Merkwaardigebijzonderheden. 10c KERKELIJKE „ nade, vin hem ontvangen." Hij werd den tweeden van September verbrand. Zijne huisvrouw, zwanger zijnde , moest wachten , tot zij bevallen was, en werd toen in de Schelde verdronken. In zekere ftad, werd een oud man van 75 jaren, wit van haar, mager van lijf, deugdelijk van zeden, godvreezende van harte, gevangen. Als deze, omringd van eene menigte burgers, den Baljuw met de Leenmannen zat te wachten , om zijn doodvonnis te hooren, fprak hem één der Leenmannen, die reeds tegenwoordig was, den ouden man aan, ten aanhooren van het volk: Allerbeste man, hoe „ blijft gij dus in uwe vervloekte doolingen, of ge,, looft gij dan niet, dat er eene hel is?" — „Dat er eene hel is, mijn Heer!" fprak de oude man: „ dat geloof ik zekerlijk; maar dat ik in dooling „ ben, weet ik niet." „ Ja gij zijt daar in," zeide de ander, „ en dat in zoo fchrikkelijke doolin„ gen, dat gij, daarin ftervende, eeuwig verdoemd „ zult zijn." — „Weet gij dat wel, mijn Heer?" vraagde de gevangene. ,, Ja ik , zekerder dan ze„ ker," fprak de Leenman, nu half verhopende, eere te zullen behalen in het bekeeren van dezen grijsaard. Maar die gaf hem een heel onverwacht antwoord, zeggende: ,, Zoo zijt gij dan moorde„ naars van mijne arme ziel." Terflond kwam er groote ftilte onder het omftaande volk, begeerlijk luisterende naar deze redenen, welke den Leenman irerdrooten, des hij half befchaamd en in grammen noede tot den gevangenen riep: ,, Wat zegt gij , daar, gij ftoute boeve? Dat wij moorders zijn „ van  GESCHIEDENIS. 101 „ van uwe ziel?" Daar de oude man hem op te gemoet voerde: „ Word niet toornig, mijn Heer, „ door het geluid van de waarheid. Gij weet zelf „ wel, dat het geloof eene gave Gods is, dat ik, „ noch iemand, Gode die zalige gave mogen ont„ weldigen, dat God zijne gaven geeft den eenen „ vroeg, den anderen fpade, gelijk hij de wijngaar„ deniers in den wijngaard beriep. Neem nu, dat „ ik die gave nog niet ontvangen hadde, gelijk gij, ,, behoort gij mij misdeelden daarom te dooden ? ,, Zou God, zoo gij mij nog liet leven, mij nog „ over eene week, maand of jaar , die heilzame „ gave niet mogen mededeelen , zoo wel als u ? „ Zoo gijlieden mij dit verhindert, doordien gij mij „ afl'nijdt den tijd der genade, wie anders dan gij„ lieden zijt moorders van mijne ziel ? " Deze rede bewoog het hart der omftaanda burgeren, zoodat er geen klein gemor en beweging onder hen ontilond, zulks, dat de Leenman en de Geregtsdienaars, zoo haastelijk als angftelijk, met den gevangenen uit de'Vierfchaar naar bet Stadhuis liepen, waar zij, wat van den angst bekomen , met den anderen dezen onnoozelen ouden man ter dood veroordeelden, en nog dienzelfden morgen deden onthoofden. Toen de vervolging te Amfterdam op het heetfie was, hoorde iemand, die in Waterland t'huis hoorde, dat men dén zijner Geloofsgenooten aldaar zou verbranden. Hij ijlde derhalve uit Waterland fladwaards, maar kwam zoo fpade, dat hij den boom aan den IJ-kant reeds gefloten vond; door eenig G 3 geld na C. G. Jaar'517. tot 1552.  IC2 KERF. EL IJ KE naC. G. ]aari5i7. tot 1552, geld te geven geraakte hij in de ftad, liep naar den Dam, en plaatfie zich op de trappen van de Waag. Van daar den gevangenen op het fchavot ziende treden, dreef zijn ijver, om zijnen naaste te fterken, hem zoo hevig, dat hij hem toeriep: Broeder, flrijd vromelijk l Op dit geluid fchoten eenigen toe, om den roeper te grijpen, doch leiden de handen op een' verkeerden, die zich angftiglijk ontfchuldigde, hetgeen den eeiften roeper, ten einde den verkeerd betichten te redden, te voorfchijn bragt, zeggende: Ik ben de man, die ftraks zoo riep. Op deze bekentenis werd hij vastgezet, ondervraagd, verwezen, en binnen veertien dagen omgebragt. brandt meldt ons ook (*), van geloofwaardige lieden gehoord te hebben, die het van hunne ouderen hadden, dat, als men te Amfterdam, op zekeren tijd, een' Doopsgezind Leeraar zou verbranden, hunne voorouders naar deszelfs echtgenoote gingen, om haar in die droevige uur en gelegenheid te troosten; maar dat zij de vrouw niet t'huis vonden, en te vergeefs bij hare vrienden zochten. Daar na op den middag t'huis komende bij hare kinderkens , vraagden zij haar, waar zij geweest was? daar zij op uitberstte: ,, Op den Dam. Wat ,, meent gij, dat ik mijnen Bruidegom in den nood zou verlaten? Ik moest hem zijnen laatften hoog,, tijd zien houden." Zekere kramer, ook Doopsgezind, simon geheten, weigerde, daar hij te Bergen op Zoom zijne kraam (*) Bladz. 301.  GESCHIEDENIS. 103 Kraam op de markt had voorgefleld, voor het brood des Sacraments, dat voorbij werd gedragen, neder te knielen. Dus werd hij gevangen, ter dood verwezen, en buiten de ftad verbrand. Hier bewees zijne wonderbare vrijmoedigheid en volftandigheid in het uiterfte hare kracht op den Drosfaard , die zijnen hals had geëischt, en zijn einde gezien. Want t'huis komende , viel "hij ftraks van ontlteltenisfe , uit verwondering en naberouw, in groote krankheid , naar ziel en ligchaam, gedurig roepende : Och simon ! simon ! De Monniken zochten zijn gemoed te vrede te ftellen, maar al hunne vertroosting vond bij hem geen vat; ook nam de ziekte in het kort de overhand, en hij eindigde in die vertwijfeling zijne dagen. In het jaar 1554 den 2often April, werd geleyn de meulere , gezegd kaan , Schoolmeester van Vlaamfche leerkinderen tot Oudenaarden, van Ketterij berucht, omdat hij zich naarftig in de Schrift had geoefend , gevangen en voor pieter titelman, den Deken te Ronfen, als Inquipteur van Vlaanderen, te regt gefteld. Deze man, eene vrouw en vijf kleine kinderkens hebbende, was ten hoogfte benaauwd. Hij beproefde dus, om zich door middel van regten te redden, maar de Inquifiteur eischte, ja bezwoer hem eindelijk, dat hij hem op zijne vragen zou antwoorden, gebruikende daar toe de woorden van den Zaligmaker Matth. X. 32. Mark. VIII. 38. en van petrus i Pelt: III. 15. en begeerende op ftond rekenfchap van zijn geloof. En nu ftreek de vorige beklemdheid op eenmaal den G 4 School- 1a C. G. faari5i7. ot ISS2.  ïo4 KERKELIJKE na C. G Jaari5i7 tot 1552 Verkeerde ijver van fommig^n. Schoolmeester van het hart, de liefde voor zijn? vrouw en kinderen week voor de krachtige beweging zijner ziel, die hem bij zich zei ven deed zeggen: „ O mijn God, het is nu tijd, fta mij bij, ,, naar uwe belofte!" Toen keerde bij zich, vol moeds, tot den Kettermeester, met deze woorden: „ Vraag nu, wat gij wilt, ik zal u rondelijk ant„ woorden, hetgeen mij Gods geest zal ingeven te ,, fpreken, en niets verzwijgen." Ook leidde hij, ondervraagd zijnde, met alle vrijmoedigheid , eene belijdenis af van zijn geloof. Men zocht hem tot herroeping te verleiden, door de belofte van dan tot zijne vrouw en kinderen weder te zullen keeren, doch zijn eindelijk antwoord was: ,, Ik zou dat „ wel doen, zoo het niet tegen God en mijn ge„ weten flreed. En daarom zal ik, noch om vrouw, „ noch om kinderen, noch om eenig fchepfel ter „ wereld, mijne religie, welke ik wete, waarachtig ,, te wezen, verlaten; zoo lang mij God met zijne „ genade bijfiaat." Hij bleef dan bij zijn geloof, werd door den Inquifiteur verketterd, aan de wereldlijke Overheid overgeleverd, verworgd en verbrand (*). Met dit alles, gebeurde het nu en dan, dat een verkeerde ijver dezen en genen bezielde, die daar door zich zeiven in lijden bragt. Wij willen daar van één en ander voorbeeld bijbrengen. Te Gend werd veel gefproken van zekeren Monnik, van wien men zeide, dat hij, in zijne Predikatiën, geene hijge- (*) beasdt Bladz, 3p5-3pj>*  GESCHIEDENIS. 105 geloovigheden, maar Christelijke waarheid leerde. : Zekere otto van der catelyne, Damastwerker van Genei, korts te voren ter zake van de Religie uit Engeland naar Oostfriesland gevlugt, en nu in zijne Vaderftad teruggekomen, vervoegt zich op eenen tijd in de Kerk, waar die Monnik toen predikte, en buiten otte's verwachting beweerde, dat het Misbrood, door kracht der vijf woorden , daar de Priester het mede heiligde, in christus waarachtig ligchaam veranderde, en dienvolgens , dat christus daar ligchamelijk geëerd , aangebeden en gegeten werd. Na de Predikatie ligtte otte den hoed, en roept luidkeels, terwijl de Monnik nog op den ftoel Hond: ,, Hoor, mijn vriend , uw ge„ heele fermoen firijdt tegen de Heilige Schrift;" zich aanbiedende, om de valschheid zijner Hellingen voor de ganfche vergadering te willen betoogen. De Monnik raadt hem, dat hij heen zou gaan. De ander komt nader bij, en zegt met nog grooter vurigheid: ,, O gij valsch Profeet, die het volk wijs„ maakt, dat het brood het ware ligchaam is van „ christus den Heere, die, nadat hij voor ons ,, had geleden, ten Hemel is gevaren!" Ondertusfchen rijst er eene groote beroerte onder het volk. Al wat er is, mannen en vrouwen, roepen : Ach vriend! wat wilt gij doen! Hij antwoordde met groote hevigheid: ,, Het zijn al te zamen valfche „ Profeten, die u verleiden. Gelooft hen niet." Door den drang van het volk raakt hij uit de Kerk. Men raadt hem, zich weg te maken. Hij weigert dit, en zegt: „ Hetgeen ik in het openbaar geG 5 « zegd ia C. G. [aan 517. ot 1552.  na C. G Jaarisi?. tot 1552. ] i 1 I t 1 1 j 106 KERKELIJKE „ zegd heb, ftaat wel te overwegen." Daar op gaat hij voort, doch werd ftraks gevangen en eerlang den 27ften April des jaars 1555 aan eenen ftaak verworgd, geblaakt, en eindelijk aan de galg gehangen , omtrent het dertigfte jaar van zijnen ouderdom. Een ander, bertrand le blas, Fluweeltrijpwerker van Doornik, begeeft zich op Kersdag van dat jaar, naar de Vrouwekerk, de Hoofdkerk der ftad, en rukt den Priester, toen dezelve in de Mis het zoogenoemde Sacrament ophief, het geheiligd brood uit de handen, roepende met luider ftemme: „ Meent gij, misleide menfchen , dat dit jezus „ christus, de ware God en Zaligmaker, is?" „ Ziet," voer hij voort, terwijl hij het tusfehen djne handen aan ftukken brak, het ter aarde wierp, :n met zijn' regtervoet vertrapte: „ Dit is, om de „ eere Gods te kennen te geven, en te vertoonen, „ dat dit geene magt heeft." Deze daad, op zulten dag, en hoogtijd, bragt zulke verwondering en "chrik onder het volk, dat bertrand zich ligtelijk n die gemeene ontfteltenis zou hebben kunnen berden; maar hij week niet éénen voet, en werd daar >p aangegrepen. In de gevangenis werd hij verchrikkelijk gepijnigd, om zijne medelanders te ontlekken. Dan hij noemde niemand. Den a8flen van 'ie maand werd een ijsfelijk vonnis aan hem volrokken. Men fleepte hem op eene horde, den nond met een ijzer gefloten, naar de markt. Daar verd zijne regterhand en voet tusfehen twee gloeiende ijzers, vol fcherpe punten, gekneld en ge- fchroeid ,  GESCHIEDENIS. 107 fchroeid, tot dat zij hare gedaante verloren en Hompen werden. Men tornde hem de tong uit den hals, en, omdat hij echter, met het gekrijsch en geluid, hetwelk hij Haan kon, tot God riep, werd zijn mond weder gefloten. Vervolgens bond men zijne handen en voeten ruggelings aan malkanderen, en het midden zijns ligchaams in de keten van eene wip, en zoo werd hij, in het gewigt hangende, op en neder getrokken over een klein vuur, tot dat hij geroost en gebraden, na het bewijs van ongeloofelijke hardvochtigheid , in het uitflaan van zulk een lijden, den geest gaf. Zijne asfche werd, toen hem de vlam verteerd had, in de Schelde geworpen (*). Omtrent dezen tijd gaf anastasius veluanus, of van de Feluwe, dus naar den oord genoemd , waar hij een gedeelte van zijn leven had doorgebragt, zijnde Pastoor geweest te Garder, een klein dorp op de Fel uw, anderhalf mijl van Harderwyk, een Boekje in het licht, onder den titel: Der Leeken Wegwijzer, of kort onderrigt van alle voorname punten des Christelijken Geloofs, met eene Voorrede aan de Ridderfchap, fleden en landfchap van het Vorflendom Gelder en Graaffchap Zutfen , en alle liefhebberen der Goddelijke waarheid. In deze Voorrede geeft hij een verhaal van hetgeen hem wegens zijn geloof was wedervaren. Na omtrent zes jaren te Garder gepredikt te hebben , werd hij in het jaar 1550 gevangen binnen Arnhem gevoerd , en daar door hevige bedreigingen tot het herroepen van (*) gerdes pag. 252. brandt Bladz. 463. na C. G, Jaarisi/. tot 1552. 1 anastasius veluanus.  na C. G. Jaarisi7. tot 1552. 10S KERKELIJKE van zijn geloof gedrongen. Zijne voornaamfte vijanden waren franciscus sonnius en jan gruwel. Men had twee fchriften bij hem gevonden , in het déne waren zijne fermoenen gefchreven ; het andere was van gelijken inhoud als de Wegwijzer, dien hij nu in het licht gaf, benevens een beklag over den gevangen Keurvorst van Sakfen, en den Landgraaf filips van Hesfen, en het afzetten van herman van nieuwenaar , Aartsbisfchop van Keulen. Inzonderheid beklaagde hij het, dat de Keizer zich van den Paus zoo ellendig liet bedriegen. Niettegenftaande zijne herroeping werd hij tot eene eeuwige gevangenis verwezen en den derden Februarij op een' toren van het Slot te Hattem gebragt, waar sonnius en gruwel hem evenwel uit beloofden te zullen ontllaan, indien hij, in de gevangenis, zoo veel voor den Paus wilde fchrijven, als hij tegen denzelven gefchreven had , waar toe hem vergund werd, eenen Bijbel, eenige oude Doctoren, en pen en inkt te gebruiken. Omtrent twee jaren gezeten hebbende, werd hij in het jaar 1551 in December ontflagen, onder borgtogt, dat hij niet van huis zou gaan. In dezen flaat hield sonnius hem nog anderhalf jaar, tot op den Pinkfierdag van het jaar 1553, wanneer hem toegelaten werd, van Hattem te fcheiden, met fcherp bevel, om binnen veertien naastvolgende dagen te Leuven te wezen , en zich daar drie jaren in de Pausfelijke Theologie te oefenen. Kost en kleederen moest hij zoeken met Misfen en Koorzang, gelijk hij uit opengebrokene Brieven, hem aan de Leuven/ene Theologanten me-  GESCHIEDENIS. ie9 medegegeven, vernam. Hij kwam te Leuven, doch bleef daar flechts drie dagen, zonder iemand der Theologanten te fpreken. Van hier begaf hij zich naar Straatsburg, alwaar hij den Wegwijzer fchreef met een oogmerk , om de verloochening van zijn geloof, waar door zijn geweten bezwaard was, door eene openbare belijdenis van hetzelve in eenigerlei wijze te beteren. Ook bidt hij ootmoediglijk allen, die bij zijn ongeluk, (zoo noemt hij zijne herroeping, ) geweest waren, of daar van gehoord hadden, hem dat om jezus wille te vergeven , en zijnen arbeid Christelijk te verflaan. Ik hope, voegt hij er bij, voortaan met Gods hulpe ftandvastig bij de waarheid te blijven, en bid de Pastoren, dat zij hunnen dienst naarftiglijk bedenken, en dat zij zich des gevaarlijken wederroepens hoeden (*). Zonderling was het, dat, onder zoo zware vervolging, als hier te lande plaats had tegen allen , die op eenige wijze de Hervorming zochten en begunfligden, aan de Hoogduitfche krijgslieden, die, uit hoofde van den oorlog met hendrik II, Koning vnn Frankryk, in de Nederlanden dienden , en Luthersgezind waren, toegelaten werd, hunne eigen Predikanten te hebben, zoo wel in het leger als in de bezettingen der fteden. Deze verkondigden aan een ieder, die bij hen kwam en met hen verkeerde, het woord van God, en oefenden hunne Re- (*) GERDES p. 11%, 219. BRANDT Blüd.Z. 4'8. V 'Igg. welke lantfte Bladz. 412. uittrekfels uit dit werkje mededeelt. na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Hoogduitfchefoldaten genieten vrijheid van Godsdienst.  sa C. G. Jaari5ir. tot 1552. Verftroo- ijing der gemeente in Engeland. no KERKELIJKE Religie, zonder van iemand bedrad te worden. Dit gefchiedde nog, in het jaar 1554, te Antwerpen. onder het Regiment van lazarus swend , zoo veel maanden lang, als hetzelve met Koningin maria daar was. In welken tijd den Duitfchers verlof werd gegeven, om in de vasten vleesch te koopen en te eten. Dus ftond den vreemden vrij, hetgeen den ingezetenen den hals kostte (*). Wij hebben boven (f) gefproken van de gemeente van vreemdelingen, die te Londen eene fchuilplaats zochten tegen de vervolgingen, die hen in hun vaderland drukten. In het jaar 1548 kwam joannes a lasco , een Poolsch Edelman , die te Embden het Leeraarambt bekleedde , op verzoek van petrus martyr over, om deze gemeente te regelen en te beduren; in het volgende jaar keerde hij terug naar Embden, maar was kort daar na genoodzaakt , uit hoofde van de onlusten om het zoogenoemde Interim, Embden te verlaten , en zich weder naar Engeland te begeven , alwaar hij tot het jaar 1550, en het begin der regering van Koningin maria, het beduur der Kerk heeft waargenomen. Zeer werd deze gemeente begundigd door den Godvruchtigen Koning eduard VI, die haar eene Kerk en de openlijke oefening van haren eeredienst naar hare eigene indellingen vergunde. Zij werd bediend door vier Leeraren , gualterus deloe- nus , (*) GERDES p. 239. BRANDT Bfadz, 299 > 4OO. (f) Bladz. 92.  GESCHIEDENIS. 171 jvüs, martinus micronius , franciscus riverius, en richardus gallus, joannes a lasco was Superintendent, en had tot zijnen getrouwen medehelper als Ouderling joannes utenhoven , die ten gebruike dezer gemeente de Pfalmen van David in het Nederduitsch berijmde en op Muzijknoten ftelde, tot openbaar gebruik in de vergadering. Zoo bloeijende was de ftaat dezer gemeente, dat men binnen kort meer dan 3 of 4000 ledematen derzelve telde. Doch de ongelukkige dood van Koning eduard VI in het jaar 1553 bragt eene geheele omwenteling van dezen voorfpoed en eene verftrooijing der gemeente te weeg. De vervolging, door Koningin maria aangerigt, noopte een aantal van de leden dezer gemeente, Engeland te verlaten, en zich naar Denemarken in te fchepen. Zij gingen, ten getale van omtrent 173 menfchen, meest Nederlanders en Franfchen, den i7den September in zee. Na veel fukkelens kwamen zij in het holfte van den winter in Denemarken aan, doch hier vonden zij geen broederlijk onthaal, zoo groot was de haat en partijfchap tusfehen Broederen te dezen tijde, door de verkeerde drift der Lutherfche Godgeleerden ! hun werd zelfs geweigerd, in Denemarken te overwinteren, zoodat de vlugtelingen zich weder op eene onveilige zee begeven moesten, den fteven wendende naar Duitschland, alwaar zij bij die van Rostok, Wismar, Luhek en Hamburg geen gunftiger onthaal of gastvrijheid vonden , voornamelijk door het aandrijven van joachim westphalus , een' Ham- bur- na C. G. Jaari5i7. tot 1552*  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Keizer karel V draagt de Nederlanden over aan zijnen Zoon FILIl's II. Plakaten vernieuwd.Vervolging. 312 KERKELIJKE burger Godgeleerde, een' man van ftrengen en ofi«' buigzamen aard, die gewoon was, de genen , die in Engeland ter zake van het geloof leden , ( fchandelijk en onchristelijk!) Martelaren van den Duivel te noemen. Eindelijk zochten en vonden ook de vlugtelingen in het jaar 1554 eene veilige fchuilplaats in Oostfriesland en te Embden, alwaar zij met alle gastvrijheid ontvangen werden, terwijl fommigen zich verder naar Frankfort, anderen naar Dantzig, naar Wezel en elders heen begaven (*). Ondertusfchen kregen de Nederlanders eenen anderen Heer, alzoo Keizer karel V in October des jaars 1555 afftand deed van deze landen, en dezelve overdroeg op zijnen Zoon filips II. van dezen naam. Tevens nam vrouw maria , Koningin weduwe van Hongaryen, haar affcheid van de Staten, in wier plaats emanuel filibert, Hertog van Savoye, als Landvoogd, door Koning filips werd aangefteld (f). Eene der eerfte zorgen van den nieuwen Landsheer was, de Plakaten, op het ftuk van den Godsdienst , door zijnen Vader uitgegeven , te vernieuwen en te bevestigen, door een Plakaat, geteekend den 2often Augustus des jaars 1556, ja reeds voor het (*) gerdes pag. 216', 238. (t) Wij hebben nopens den afftand van Keizer karel V het één en ander aangeteekend Kerk. Gefch. XX Deel, Bladz. 268. volgg. men voege hier bij gerde* p. 246. brandt Bladz. 246, 497. volgg.  GESCHIEDENIS. 11 , het einde des voorgaanden Jaars 1555 , den aSftei November, had hij het Berigtfchrift, in het jaa: 1550 door Keizer karel aan de Inquifiteurs gege ven, vernieuwd ; en wel op die wijze, dat, ir plaats van den heimelijken last, dien zij te vorer hadden, nu aan de Officieren en Regteren, bij de opene Brieven van het Plakaat, weêr bevolen werd. de voorzerde Inquifiteurs, in het uitvoeren van hunnen last, bij te ftaan en te helpen. Doch die van Antwerpen wezen, om deze reden, de afkondiging van dit Plakaat van de hand, gelijk het ook, kort daar na, op 's Konings last, in Braband wederom ingetrokken werd (*). Ook vindt men, dat de Friezen zwarigheid gemaakt hebben, om dit Plakaat af te kondigen , gelijk dan ook de Koning hun eene verzachtende verklaring van het Plakaat deed toekomen (f). Middelerwijl ontbrak het der Vervolging aan geene ftoffe om te woeden. Merkwaardig is onder vele andere voorbeelden, het lijden en de dood van zekeren robert oquier, met zijne huisvrouw en twee zonen. Te Rysfel, eene niet onaanzienlijke ftad in Vlaanderen , begonnen de Minderbroeders den Wethouderen op den Predikftoel te last te leggen, dat zij te flap waren, en de Ketterfche vergaderingen , die dagelijks toenamen, door de vingeren zagen. Daar over viel men dan op zekeren avond in (*) brandt Bfodz. 450, 45i. wagenaar fW. ' Bifiy VI Deel, Bladz. 8. (t) gerdes pag. 250 , 25t. Herv. III. \ 1 na C. G. • Jaari5i7. tot 1552. 1 Merkwaardiglijden van R03ERT OQUIER, met zijne vrouw en twee zonen.  114 KERKELIJKE na C. G jaansi?. tot 1552. in het huis van dezen robert oquier , een voornaam lid der heimelijke gemeente; men doorzocht het huis, en vond eenige verbodene Boeken. De oudfte zoon, boudewyn, dien men vooral zocht, was niet te huis , doch ondertusfchen aankloppende, werd hij, nevens zijnen vader, moeder en broeder gevangen. Zij gedroegen zich ftandvastig ,. en beantwoordden , verhoord wordende, de vragen , die hun gedaan werden , met alle vrijmoedigheid. Eén der VVethouderen vraagde: Wat werd er in uwe vergaderingen gedaan ? waar op de oudfte zoon boudewyn het woord nam, en zeide: ,, Ik zal „ het u miine Heeren , als het u belieft, in het „ breede verhalen." Verlof hebbende, om te fpreken, ving hij aan: „ Wanneer wij daar vergaderd „ zijn, in den naam des Heere, om zijn heilig „ woord te hooren, dan vallen wij allen gelijkelijk „ op onze knieën ter aarde, en belijden in demoe„ digheid des harten onze zonden voor de hooge Majefteit Gods. Daar na bidden wij al te za,, men, dat Gods woord toch regt verkondigd, en „ zuiver gepredikt worde. Wij bidden ook voor ,, onzen Heere , den Keizer, en voor al zijnen „ Raad, opdat het Gemeenebest in vrede, en ter „ eere Gods geregeerd worde. En gij, mijne Hee„ ren, wordt er ook niet vergeten, als onze Over„ heden, den goeden God voor u biddende en voor „ de ganfche ftad, ten einde hij u in het goede „ handhave. Dunkt het u, dat wij, met dus te „ vergaderen, zulk eene groote misdaad begingen? „ Bovendien ben ik bereid, belieft het u, deze ge- „ be-  GESCHIEDENIS. 115 n beden zelve te hooren , die voor u op te zeg,, gen." Eenige gaven met gebaar en teekenen te kennen, dat hij het doen zou. Daar op boog hij zich bij hen neder, en ftortte zijn gebed met zulken hartelijken ijver, vurigheid des geestes, en diepe beweging, dat eenigen der Regteren de tranen uit de oogen vloeiden. „En dit zijn," fprak hij, toen opftaande, ,, de dingen, die in onze vergaderin„ gen omgingen." Zoo beleden eens de oude Christenen hetzelfde van hunne Godsdienftige vergaderingen voor de Heidenfche Regters (*). Men bragt den vader en zoon vervolgens op de pijnbank, om te ontdekken, wie aan hun huis verkeerd hadden , doch zij noemden niemasd, behalve eenigen, die bekend of ontvlugt waren. Binnen vier dagen verwees men robert en zijnen zoon boudewyn ten vure. Ter dood zullende gaan, werd de vader van de Monniken geraden, dat hij ten minfte een gekruist Christusbeeld in de hand zou nemen, en met één bonden zij het hem in de handen; daar boudewyn het weder uitrukte, roepende: „ Mijn vader, wat „ doet gij? Zult gij een Afgodendienaar wezen in „ uw laatfte uur?" „ Dat het volk," voegde hij er bij, het beeld wegwerpende , ,, zich aan ons „ niet ergere, omdat wij geen' christus van hout begeeren; want wij dragen jezus christus , „ den Zoon des levenden Gods, in onze harten , „ en wij gevoelen zijn heilig woord, gefchreven in „ het (*) fuwius Epist. Libr. X. Ep. 56. H 2 na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  n& C. G. tot 1552. 116 KERKELIJKE „ het ciiepfte van onze gemoederen, met gulden Iet,, teren." Op het fchavot gekomen , verzocht hij zijne Geloofsbelijdenisfe te mogen doen, ten aanhooren van het volk. Maar het was: ,, Zie daar uw' Biechtvader, hebt gij wat te belijden , belijd het hem." Met dat woord trok men hem naar den Haak. Daar begon hij ftraks den XVIden Pfalm te zingen, en een Minderbroeder te roepen: „Hoort de fnoo„ de dwalingen, die zij zingen , om het volk te „ bedriegen." Z^gt gij," voer hem boudewyn daar op in : „ dat de Pfalmen van den Profeet „ david dwalingen zijn? Maar het is uwe oude „ gewoonte, den Heiligen Geest dus te lasteren!" Tot zijn' vader riep hij, zich naar hem omkeerende: „ Zijt goeds moeds, mijn vader, het zal haast ,, gedaan zijn." In het vastmaken, zeide de oude man tot den beul, want die floeg hem met een' hamer op de voeten, om die nader aan den paal te brengen: ,, Mijn vriend, gij kwelt mij; waarom ,, handelt gij mij zoo hard?" Een Monnik, dit hoorende, viel daar op uit: „ O die booswich,, ten! zij willen den naam van Martelaren dragen, „ en, wanneer men ze wat oneffen aanraakt, dan „ krijten zij , als of men ze vermoordde." — Meent gij," dus liet zich de zoon toen hooren: ,, dat wij de pijn of den dood vreezen? gansch „ niet: Hadden wij dien gevreesd, wij zouden on„ ze ligchamen tot dezen fmadelijken dood nooit „ hebben overgegeven." Tot verfcheidene malen herhaalde hij deze woorden: ,, O God, eeuwige Va„ der, laat toch de offerande onzer ligchamen u „ aan-  GESCHIEDENIS. n? „ aangenaam zijn, in den naam van uwen welbeminden Zoon!" ,, Booswicht, gij liegt," borst daar zekere Minderbroeder op uit : ,, het is uw „ Vader niet, gij hebt den Duivel tot uwen vader." In dezen ftrjid hief de jongeling zijne oogen ter hemel, en keerde zich tot robert zijnen vader met deze woorden: „ Zie mijn vader, ik zie de he„ melen geopend, en tienhonderd duizendmaal dui„ zend Engelen hier rondom ons, zich verblijdende „ over de belijdenisfe der waarheid, welke wij voor „ de wereld gedaan hebben. Laat ons dan ons ■„ zeiven verheugen, mijn vader, want Gods heer„ lijkheid ftaat voor ons open." Eén van de Monniken fchreeuwde daar tegen aan: ,, Ik zie de hel ,, geopend, en hier zoo vele duizend Duivelen te',, genwoordig, om u ter helle te ■ voeren." En te gelijk riep er iemand van de omflanders met luider ftemme: „ Houd moed, boudewyn! houd u vro,, melijk! uwe zaak is goed! ik ben van de uwe!" Dit gezegd hebbende , maakte hij zich weg, en ontkwam het; niettegenftaande de fiadswachten, dienaars en gezworenen in het geweer, en bij der hand waren. In het midden van de vlam, ja zelfs toen het vuur hen van onderen meest verteerd had, hoorden de omftaanders hen nog tegen malkanderen fpreken, en hoe de zoon den vader moed infprak, tot dat zij den geest gaven. Daar zijn nog Brieven, door den zoon boudewyn in de gevangenis aan de verdrukte gemeente te Rysfel gefchreven, in welke hij haar bemoedigde, tegen valfche Leeraars wairfchuwde, en haar de gerustheid van zijn geil 3 moed na C. G. Jaansi7. tor 1552.  JiS KERKELIJKE na C. G. JaariSi/ tot 1552. moed te kennen gaf. Dergelijke Brieven fchreef ook de jongfte broeder marten oqujer. De moeder joanna liet zich eerst door de Monniken tot wederroeping van haar gevoelen bewegen , en zocht ook haren zoon marten om te zetten: maar deze riep, toen zij bij hem kwam, al fchreijende: ,, Ach moeder, wat hebt gij gedaan! hebt „ gij den Zone Gods, die u vrijgekocht heeft, ,, verloochend? Eilaas! wat heeft hij u gedaan, ,, dat gij hem zoo hebt ontëerd en verongelijkt ? Nu treft mij het ongeluk, dat ik meest vreesde. „ O mijn God! waarom hebt gij mij dit laten beleven, dat mijn hart doorfnijdt ?" Deze woorden troffen het gemoed van de moeder, die, tot zich zelve komende, haren val met tranen beleed, en haren Schepper te voet viel. ,, O goede God," riep zij, zoo luid als haar zoon: ,, zijt mij gena„ dig, bedek mijne misdaden onder de verdienften ,, van uwen Zoon. Geef mij krachten , om mijne „ eerfte belijdenisfe te bevestigen , en verflerk mij 1 „ tot den laatften fnik mijnes levens!" en tot de Monniken, die daar na bij haar kwamen: „ Weg „ Satans, gaat van hier , want aan mij hebt gij ,, nu niet meer. Ik wil mijne eerfte belijdenisfe ,, onderteek^nen, is het niet met inkt, het zij dan „ met mijn bloed." Sedert droeg dit zwakke vat zich zoo mannelijk, als haar zoon, die zich noch door bedreigingen, noch door beloften liet te rug trekken. Als hij op het fchavot begon te fpreken, zeide de moeder: „ marten, fpreek luide, opdat men verftaan mag, dat wij geene Ketters zijn." Maar  GESCHIEDENIS. 119 Maar men wilde niet gedoogen, dat hij zijn geloof voor het volk beleed. Dit bewoog haar, terwijl men haar aan den paal bond, om tot de omftanders re zeggen: ,, Wij zijn Christenen: en dat wij „ lijden, gefchiedt niet om moord of diefte; maar „ omdat wij niet anders gelooven willen, dan het „ woord Gods." Dus verdroegen zij, hunne zielen den Heere jezus aanbevelende , den dood des vuurs, omtrent acht dagen na het verbranden van robert en boudewyn oguier (*). Het volgende geval is merkwaardig. In de Beverwyk, in Holland, werd zekere Bakker, augus1 yn genaamd, ten vure verwezen. Deze zag, ter dood gaande, iemand van zijne bekenden, dien hij, zijn affcheid van hem nemende, Gode beval. De ander riep hem vriendelijk toe: ,, Ik hoop, dat wij ,, hier namaals eeuwiglijk bij één zullen zijn." Zeker Burgemeester, zeer bitter en bloedgierig, die zich fomwijlen had laten ontvallen, „ dat hij wel „ turf en hout zou willen geven, om dezen Bak„ ker te verbranden," hoorde dien wensch, en Voer daar tegen uit met deze woorden: ,, Hij zal „ niet komen, .daar gij zult komen, maar gaat van „ dit in het eeuwige vuur." Op dit onbarmhartig oordeel, verdaagde hem augustyn binnen drie dagen voor Gods gerigt. Zeker eene verfchrikkelijke daging. De Bakker, op een ladder gebonden , en zoo in het vuur geworpen, had, zoo wordt verhaald , den geest zoo haast niet gegeven , of de Bur- (*) BRANDT Bladz. 452-460. GERDES pag. 253-255. H4 na C. G. faari5i7. tot 1552. Merkwaardigegebeurtenis.  »a C. ( Jaarisi tot 155: Berigt van de gevangenis en dood van ANGELUS MERULA. 120 KERKELIJKE i Burgemeester werd bevangen met eene razende ziek[ te, die hem, niet roepende dan turf en hout, turf en hout, binnen den derden dag tot een lijk maakte (*). carolus rkgius, of de koning, voor dezen Karmeliter Monnik te Gend, die van de Roomfche Kerk geweken, zich eenigen tijd in Engeland onthouden , de uitlegging van jan bale over de Openbaring, en de Historie van franciscus spira, in het Nederduitsch had overgezet, en federt, wegens de .vervolging van Koningin maria, naar Emhden was gevlugt, geraakte kort daar na, in het jaar -557 •> daar hij zijne geloofsgenooten in Brahand en Vlaanderen bezocht en verfterkte, te Brugge in hechtenis, daar hem het geestelijk geregt, na veel aanvechting, onder anderen door de belofte van een rijk Kanoniekaat, welke hij kloekelijk wederftond, eindelijk heeft verketterd, ontwijd, en aan de wereldlijke Vierfchaar overgeleverd, die hem ten vure doemde, welken dood hij den 27(101 April met geduld en kloekmoedigheid uitftond (f). Wij moeten niet voorbijgaan, hier te befchrijven de mishandelingen en het geweld , aan angelus merula of engel willemsz. van merle aangedaan, en het merkwaardig uiteinde van dezen waardigen man, hetwelk ook onze Vaderlandfche Gefchiedfchiijver wagenaar belangrijk genoeg geoordeeld heeft, in zijne Vaderlandfche Hifiorie aan te (*) brandt Bladz. 461. (tj GERDES p. 202, ft-fS* BRANDT Bladz. 463,  GESCHIEDENIS. i« te teekenen (*). Deze angelus merula of engel willemsz. van merle , de Oudoom van paulus merula , naderhand Profesfor in de Hidorien te Leyclen, die ook 'smans lotgevallen en laatfle einde befchreven heeft (f), was geboren in het jaar 1482, uit een deftig gedacht in den Briel, in het jaar. 1507 verkreeg hij te Parys den titel van Meester in de Konden, {Artium Magister,) en Licentiaat in de Theologie, en werd te Utrecht in het jaar 1511 in de Domkerk tot Priester gewijd, vierende in dat jaar zijne eerde Misfe te Briel in de Hoofdkerk. Hij werd vervolgens om zijne geleerdheid en Hoüandfche vroomheid door Heer jodocus of joost, Heere van Kruiningen, Heenvliet en Ilazerswoude, als Pastoor te Heenvliet beroepen. Ijverig zijnde in zijnen dienst, en te dien einde de Heilige Schriften naardig onderzoekende, begon hij fpoedig te merken, met hoe vele gebreken en dwalingen de Roomfche Kerk bezoedeld was. Hij gaf dit ook fomwijlen, als het pas gaf, doch met behoedzaamheid , te kennen, het ongeraden oordeelende, om, hetgeen hij met Gods woord drijdig vond, op eens en in één' oogenblik te veranderen. Eerst in (*) V Deel, Bladz. 408. (f) De titel van dit werkje, hetwelk zeer zeldzaam voorkomt, is: Fidelis et fuccincta rerum adverfus Ange/um Merulam tragice ante annos XLVII. per qnadriennium et quod excurrit, ab Inquifitoribus gestarum, commemoratio Auctore paulo G. F. P. N. merula &c. L:igd. Batav. iöno. 4to. Hj na C. G. Jaar 1517. tot 1552.  na C. G Jaa" S17. tot 1552 I i ] 2 1 v d d b q rr fv te g< T n or de KERK EL IJ KE in het jaar 1555 beftond hij eenen aanvang ter verbetering te maken, door in het Misboek iet te veranderen, hetgeen de verdienden en het middelaarfchap der Heiligen raakte. Op deze wijze , voet voor voet gaande, droeg hij zijnen Toehoorderen , ook den Heere van kruiningen, nu en dan verfcheidene leeringen, fomwijlen openlijk op den Predikftoel, fomwijlen in bijzondere gefprekken, voor he tegen het Pausdom aanliepen. Ook bragt hij te' Weeg, dat de Heer, die hem de hand boven het ïoofd hield, fommige dingen in het Kerkelijke hervormde; en bij voorbeeld, het offeren aan zekere keiden te Heenvliet verbood, als ook eenige bijgeoovige ommegangen. Doch deze fleer overleden ijnde, vond de Pastoor bij deszelfs zoon jan van :ruiningen, de vorige gunst of vooriland niet, Izoo deze, anders zachtmoedig en mededogend van" ard, zich tegen de hevigheid der Kerkdijken niet urfde verzetten. Heer engel werd dus fpoedig oor de Geestelijken ten Hove bedragen. Door eenen ït Raadsheeren werd de zaak ter onderzoeking aan;volen aan franciscus sonnius, den Onder-Iniifiteur, die in het jaar 1553 te Heenvliet geko. en, onderzoek deed naar de verandering in het tisboek, des Pastoors boeken, papieren en fchrifn doorzocht, en over XVII punten befchuldiginn vond, zamengeileld uit getuigenisfen van zijne aehoorderen, te weten, dat hij geleerd had: Dat in de Heiligen niet moest aanbidden, als welke ze middelaars bij God niet zijn kunnen; dat men Beelden niet moest vereeren of vertieren , of vvatcli-  GESCHIEDENIS. 123 waschkaarfen voor dezelve ontfteken; dat geloften en bedevaarten nietigheden en beuzelingen waren, dat hij het offeren van vreemdelingen aan zekere Beelden in de Kerk te Heenvliet had verboden, als ook de plegtige omgangen, en dat hij door zijn prediken oorzaak was , dat er geene bedevaarten meer gefchiedden naar de Heilige cornelius en leonard ; dat hij federt lang den lof der Lieve Vrouw, Salve Regina, had geweigerd te zingen; dat hij de verdienftelijkheid van onze goede werken loochende, en dat de voldoening een derde deel der boete zij; dat hij geleerd had, dat het beter was, tien Misfen dan cdr.e Preek te verzuimen; dat men niets gelooven moet, dan hetgeen in Gods woord en de Heil. Schriften bevat is, welke den menfchen geene bepaalde vastedagen of onderfcheid van fpijzen enz. voorfchrijven; dat geene geloften verbindende waren, buiten de Heilige Schrift; dat men de Monniken-Ordens niet moest achten; dat God alleenlijk den geest en het hart in den Godsdienst vordert; dat hij velen met Brieven vermaand had, om alle menfehelijke leeringen, regelen, inzettingen en plegtigheden te verwerpen. Eindelijk , dat hij beweerd had, dat geene Kerkelijke voorfchriften of overleveringen iets konden gelden, welke in de H. Schriften niet gevonden werden. Toen Heer engel zich op deze befchuldigingen zoodanig verantwoordde, dat zijn befchuldiger geen vat op hem had, begeerde sonnius van hem fommige boekjes, in welke zijne Predikatiën met zijne eigene hand waren gefchreven. Eenigen rieden het overleveren af, om het ia C. G. [aan 517. ot 1552.  Bl C. G Jaarisi; tot 155! is4 KERKELIJKE . het gevaar dat er in (tak. Doch merula kon van zijn opregt gemoed niet verkrijgen, dat hij zich zou onttrekken. ,, Indien ik," fprak hij: ,, de din„ gen, welke ik mijn volk geleerd heb, verberg, „ dan zal men mogelijk een gerucht uitdrooijen, „ als of ik de mijnen had bedrogen, of willen be» „ driegen. Hetgeen ik mij niet gefchaamd heb te ,, prediken, zal ik mij niet fchamen, openbaar te „ maken." Hij liet dan zijne Predikatiën volgen. Onder eenen grooten hoop Boeken en Brieven , welke sonnius daar na wegvoerde , vond hij het Boekje, genaamd Interim, met eenige aanteekeningen van merula tegen het Pausdom. Uit deze en de overigen vermenigvuldigden nu de punten van befchuldiging wel tot een getal van honderd en vijftig. Hier over werd de Pastoor te Heenvliet in hechtenis genomen. Op al de befchuldigingen antwoordde hij ondertusfchen in het kort, bij gefchrifte, verklarende, dat al hetgeen hij op het Boekje Interim had aangeteekend, niet drekte tot iemands fmaad, maar alleen tot onderzoek der waarheid, te meer, daar hij te dien tijd verdaan had, dat de Bisfchop van Utrecht, ja zelfs de Aartsbisfchop van Keulen wilden, en daar op drongen, ten einde hij , van wegens Nederduitschland, het Concilie, hetwelk bedemd was, om te Trente bijeen te komen, nevens anderen, in tijd en wijle, zou bijwonen. fVliddelertijd zocht sonnius den Heer van Kruivingen te bewegen , om toe te laten, dat men den gevangenen naar Utrecht zou vervoeren. De Heer weigerde zulks, maar dond ten laatde toe, ter begeer-  GESCHIEDENIS. fceérte van den Stadhouder, en op het goedvinden van het Hof, dat men den Pastoor, van zijnen wege, in den Haag op de Voorpootte zoude bewaren. In den Haag (telde sonnius , en daar na ook ruard tapper, Grootinquifiteur van Nederland. zich tegen hem. Na eenige onderhandelingen verzocht sonnius het Hof, dat men den beklaagden naar Utrecht zou brengen, en de Heer van kruinïngen bewilligde daar in , maar engel merula deed, door zijn Broeders Zoon willem merula , 'een verzoekfchrift bij de Staten van Holland inleveren, dat hij in den Haag zich mogt verantwoorden, waar op de Staten zijne vervoering beletteden. Daar tegen hield sonnius de zaak flepende, ten einde den ouden man door het verdriet der langdurige gevangenis gedwee te maken, terwijl deze vergeefs aanhield om afdoening zijner zaak, of dat men hem onder borgtogt den Haag voor gevangenis mogt geven, te meer, omdat de winter genaakte, en hij, behalve zijn' ouderdom, met vele ziekten en kwalen werd bezocht. Eindelijk bragt men te wege, dat de Landvoogdesfe maria aan het Hof van Holland fchreef, dat men' de gevangenis van den ouden man verligren , en hem door bewaarders in eene verzekerde plaats bewaren zou. Hij werd daar op in zeker Convent, de Proosdij van Middelburg genaamd, in het westeinde van den Haag gelegen, overgebragt, en daar eenige maanden in ruimer gevangenis gehouden. Ondertusfchen werd, door het. beleid van zijne partijen, zijne zaak van Koningin maria aan den Inquifiteur tap- ia C. G. [aan 517. :ot 1552.  126 KERKELIJKE bsC G. Jaari5i7. tot 1552. tapper en eenige anderen aanbevolen, tapper. daar op in den Haag gekomen, verzwaarde terflond de gevangenis van den Pastoor weder. Ter begeerte van vrouw maria, benoemde echter het Hof twee Heeren uit den Raad, om de handelingen met den gevangenen bij te wonen, en toe te zien, dat men wegens zijne hardhoorigheid, geene bitterheid tegen hem bedrijven mogt. Echter werd de oude man gedwongen, om 108 artikelen, uit zijne papieren getrokken, op (taande voet met ja of neen te beantwoorden. Dit deed hij in den tijd van één uur, zonder eenige bedenking; en daar op verdedigde hij eene maand lang de hoofdflukken van zijn geloof, dikwijls in het bijzijn van den Stadhouder en de Raden van het Hof, tegen tapper en de zijnen, mondelijk en fchriftelijk, met onverwinnelijke welfprekendheid en wonderbare ftandvastigheid. Men gebruikte voorts allerhande kwellingen tegen den ouden man, weigerde hem affchriften van door hem overgeleverde antwoorden, welke hij verzocht, ter behulp van zijn geheugen. Als hij deswegens aan de Raadsbeeren klaagde , was het antwoord : dat zij van de Koningin alleen gelast waren, om getuigen te zijn van hetgeen er gebeurde, en dat zij geene Regters waren. Daar na bragt men hem uit de Proosdij weder in zijne oude gevangenis op de Voorpoort, en op al den woordenftrijd volgden bedreigingen des doods, om hem te doen wederroepen. Als die geene kracht hadden , zocht men hem door niklaas van nieuwland, (een Hollander van Egmond, die zich a nova terra noemde,) Naam-  GESCHIEDENIS. 127 Naam-Bisfchop van Hebron, Suffragaan te Utrecht, en toen Pastoor te Haarlem, met fchoonfpreken te rug te trekken; doch Heer engel verklaarde ook aan dezen, dat, fchoon hij had kunnen dwalen, en ook nog kon dwalen, zijn gemoed hem echter tot nog toe niet kon overtuigen, eenige doling of fcheuring onder het volk geflrooid te hebben, als ook, dat hij te geenen tijde van deze artikelen zou wijken: ,, Dat men God alleen in den nood moest „ aanroepen en bidden ; christus alleen houden „ voor den middelaar en voorfpraak; dat het eeren ,, der Beelden ijdel, onnut, en onbehoorlijk was; „ dat de regtvaardigmaking alleen uit het geloof ,, was, niet uit eenige werken; dat de verdienden „ van christus lijden en derven de eenige voldoe,, ning van alle onze zonden was." Ondertusfchen viel er iets voor, hetwelk de Inquifiteurs voor het hoofd floeg, en in grooten angst bragr. Het volk kwam van alle kanten uit andere fteden naar den Haag toefchieten, toen men meende, dat het vonnis geveld zou worden. De ganfche vergadering der Staten van Holland was bewogen met het ongeval en de ellende van den ouden man; ten aanzien van zijnen goeden naam, zijne uitnemende geleerdheid , wonderbare welfprekendheid , ongemeene vromigheid, en onuitputtelijke milddadigheid jegens de armen , die nu riepen : „ dat zij van hunnen vader, voorftander, bezor„ ger, eenigen troost en noodhelper in al hunne ,, armoede en troost, beroofd werden." Hij had, een man zijnde van groote middelen, onder anderen in na C. G. Jaansi?tot 1552.  ia3 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552 in de irad den Briel eenige woonplaatfcn voor bè-' hoeftigen gedicht. Men vreesde voor oproer. Alles riep uit éénen mond, met name de Regtsgeleerden, dat het Hof in deze zaak , door de Kettermeesters, kracht en geweld gefchiedde; dat alle orde en dijl van regtspleging gebroken werd. Niettemin oordeelden anderen , dat nooit een Ketter in hunne handen viel , die den dood beter verdiend had; doch met dén moesten zij bekennen, dat zij hem niet zouden kunnen branden, zonder zich zeiven aan het grootde gevaar bloot te dellen. Nu bedachten zij eene valschheid, welke men niet zou geloofd hebben, dat in Christenen en in Godgeleerden mogelijk ware. De bovengemelde Bisfchop van Hebron viel den ouden man, toen deze op zekeren dag, meenende zijn vonnis te zullen hooren , van de Voorpoort op de Raadkamer was gebragt, blootshoofds en met gevouwene handen te voet, hem met vleijende en aandoenelijke woorden fmeekende: dat hij zich zeiven zou behouden , betuigende, dat men het met hem in de hoofdzaken eens was, en dat het geheele verfchil alleen betrof eenige Kerkelijke gewoonten en plegtigheden, die middelmatig waren; hem biddende, dat hij in dezen zich met de Kerk en hare meening zou voegen en zulks te kennen geven, opdat er geen oproer onder het volk mogt ontdaan; dat hij, de gewigtige Geloofsartikelen ter zijde zettende, en in derzelver geheel latende, alleenlijk had te bekennen: dat hij fommige middelmatige punten, gewoonten en ceremoniën , die lang in gebruik waren geweest, wat on-  GESCHIEDENIS. »£ onwijsfelijk en buitens tijds had willen affchaffen , en dat hem dit leed deed. ,, Doe zoo en leef, gij ,, en wij met u," zeide de huichelaar. „ En in„ dien gij uwe confcientie daar door bezwaart, wij Hellen onze zielen voor den hoogften Regter te pande, dat die geftraft worden, en de uwe on„ fchuldig blijve." merula, door deze aanfpraak bewogen, vraagde den Heer van assendelft, Prefident van den Raad, wat zijne Edelheid meende , dat men behoorde te doen? Deze antwoordde met korte woorden : Vraag het u zeiven van binnen, geen* ander van huiten. De Pastoor, door zijne hardhoorigheid hem niet wel verftaande, en zich fchamende, een' Heer van zoo groot een aanzien met meer vragens moeijelijk te vallen , duidde het antwoord tot zijn voordeel, en liet zich voorftaan, dat men den raad goedkeurde; te meer, omdat de Bisfchop luidkeels riep: Waarom hij nog twijfelde, dewijl de Hceren van het Hof den vooiflag toeftemden ? Hij liet zich dan leiden. Men bragt hem ftraks op de rolle, daar het volk, uit alle lieden van Holland en daar omtrent, bijeen was vergaderd. Doch nu las men niet de gemelde middelmatige punten, maar de hoofdartikelen, en dat zoo haastig en binnens monds, dat Heer engel het niet verftaan kon, ten dele wegens zijne doofheid, ten deele, vermids eenigen, bij de Inquifiteurs daar toe opgemaakt, hem onder het lezen aan de praat hielden. Men las ook: ,, Dat hij afzwoer en vervloekte alle Ketterij , zoo van luther als andere; alle dwalingen, ftrijdenHerv. .III. I „ d» ia C. ö. [aar 1517. ot 1552.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. l5o KERKELIJKE „ de met het regtzinnig geloof en de infielling def „ Roomfche Kerk ; geloofde al hetgene bij die Kerk' „ werd geloofd; beloofde met duren eede te zullen ,, blijven in de waarheid en eenigheid van die Kerk: „ die daar tegen deden, waren, oordeelde hij, den ,, eeuwigen vloek waardig. Daar in het toekomen„ de iets tegen gevoelende of voortbrengende , zoo • onderwierp hij zich der Itrengheid der Canonieke „ regten. Verzocht, dat men God, wegens zijne „ dolingen , daar hij van afflond, voor hem bid„ den zou. Die door hem verleid waren, bad hij „ om vergiffenis." — Na het lezen werd met luider ftem gevraagd, of hij, hetgeen er gelezen was, niet in dier voegen wederriep? Zijn antwoord was: Ja! niet denkende, dan op de middelmatige dingen, die naar zijn goeddunken en meening veranderd en verbeterd waren. Voor de onderteekening echter begeerde hij alles te lezen, maar de Kettermeesters riepen: „Men moest zich haasten, om het gerucht van het volk, en dat er nog meer ftond te doen." Terflond werd er eene wonderlijke verandering onder het volk befpeurd, de gunst en het medelijden verkeerde in ongunst, in toorn en vloeken. Den gevangenen trof de fchande, zijne vrienden de fchaamte. Toen volgde het vonnis, hetwelk zijne boeken en alle andere fchriften , naar Ketterij fmakende, ten vure doemde; hem afzette van zijne Pastorij en alle Kerkelijke bedieningen; belastte zijne afzweering en nieuwe belijdenis, binnen vijftien dagen, op een Zondag of ander Feest, van den Predikftoel in de Kerk  GESCHIEDENIS. 131 Kerk te Heenvliet te doen afkondigen. Voorts werd hij verwezen tot een' eeuwigen Kerker, om aldaar te brood en water van droefheid boete te doen* en zijne zonden te beweenen; bovendien in al de kosten der geregtshandeling, ter begrooting en befcheidenheid van den Inquifiteur ruard. Dus verre bad de oude man nog geene achterdocht van eenig bedrog; maar weêr op de Voorpoort gebragt, en hoorende uit zijnen Neef willem merula , hoe men hem had verfchalkt, en nu vast roem droeg op zijne wederroeping, zag hij de dubbelheid in het harte, en welke reden van ergernis den volke door den fchijn zijner onbettendigheid was gegeven. Dit, hoewel buiten zijn weten en tegen zijnen wil gefchied, bedroefde hem uitermate, zijn gemoed werd vol, en Hortte zich uit in deze klagte: ,, O mijn „ God, hoe bedriegelijk hebben die getabberde ach„ terklappers en faamroovers met mij gehandeld ! „ Scheen ik dan, die nu dus dénen voet al in het „ graf heb, en naar den loop der natuur half dood 5, ben, den dood zoo gevreesd te hebben, dat uwé „ waarheid geweld is gefchied, en trouweloozelijk ,, afgezworen! Dat zij verre van mij, allergenadig„ fte Vader , zulks heb ik nooit gedacht, nooit kwam mij zulk een groot fchelmftuk in den zin, „ zulke raadflagen heb ik nooit aangegaan met de. „ vijanden uwer waarheid. O God, zij hebben mij „ deerlijk bedrogen, en uw volk misleid." Zijne treurigheid veroorzaakte hem fpoedig eeili krankheid, welke de Raden van het Hof bewoog , dat zij hem, onder borgtogt van zijnen Neef, ert I a mét na C. Öï Jaar 1517. tot 155a»  13* KERKELIJKE naC. G. Jaari5i7. tot IS5J. met goedvinden van den Bisfchop van Hebron, naar Delft lieten brengen, in het Klooster van St Magdalena. Hier fchreef hij eene bondige wederlegging van het Kerkelijk vonnis, dat over hem gegaan was. Ondertusfchen was de Inquifiteur ruard tapper , die thans naar Leuven gekeerd was, bedacht, om Heer engel naar Leuven te doen vervoeren. Dit gebeurde ook, na eenige tegenkantingen, in het jaar 1555. Nu had men hem buiten het oog van zijnen bevoegden Regter. Hem werd het Cellebroeders Klooster tot eene gevangenis gegeven, en alle toegang van vrienden belet; de gemeene tafel en aanfpraak der Monniken verboden; driemaal ter weke , maandag, woensdag en vrijdag, water en brood aangeregt. Eenigen zeggen, dat hij in een duifter hok, bij twee zinnelooze menfchen , die in hunne eigene vuilnisfe lagen, werd opgefloten, en bijna van den ftank verflikte : Dat de Cellebroeders in het heimelijk fpraak met hem hielden; hem gehoor gaven; zich zijner erbarmden ; en in het bedelen bij de deuren, want zij waren Bedelmunniken, onder de burgers bekend maakten, hetgeen zij uit hem verftaan hadden, hoe hij bedrogen was, en daarnevens zijne godvruchtigheid en lijdzaamheid. Dit maakte hem groote gunst. Ook riep hij nu openlijk, dat hij wilde blijven bij al wat hij ooit had gepredikt, gebroken, of gefchreven. Om hem van zijn gevoelen te trekken, volgde in het begin des jaars 155(5 weder een nieuwe woordenflrijd, maar hij bleef ftandvastig, en verklaarde, bereid te zijn, om voor de waarheid zoo gewillig in  GESCHIEDENIS. 133 in het vuur te gaan, als in de eetplaats, om fpijze te nemen. Zijne boeken en fchriften werden hem meermalen ontnomen ; zijn nooddruft onthouden. Men dreigde hem bij nacht in een' zak te verdrinken; maar ook dit kon zijne ftandvastigheid niet verwrikken. Eenige lieden van achtbaarheid zochten, door hunne voorbede, ruard's toorn te ftillen, doch zonder iets uit te rigten. Evenwel fcheen deze Kettermeester op een' tijd zoo ver bewogen , dat hij den Pastoor van St. Jacobs te Leuven aan Heer engel zond, om eenige fchikking met den gevangenen te maken. Maar ruard wilde gebeden zijn, en geen gewag gemaakt hebben van het gepleegde bedrog. Vervolgens eischte hij , dat merula op nieuw op vele punten zou antwoorden , die daar tegen vorderde, dat men hem eerst zijne fchriften zou wedergeven. Middelerwijl begon men te Leuven meer en meer kennis te krijgen van des gevangenen zaak. Vele leden der Akademie riepen , dat men ongelijk en geweld deed. Een Doctor en Profesfor der Godgeleerdheid fprak zoo veel goeds van hem, dat tapper denzelven bij zich ontbood, en hem beval, zoo hij niet in zijne ongenade wilde vallen, nu zoo veel kwaads van hem te ftrooijen, als hij te voren goeds van hem gezegd had. Ook verbood men hem Brieven te ontvangen of af te zenden, ten zij men die eerst las. ruard eindelijk ziende, op deze wijze niet tot zijn oogmerk te komen, verzocht aan Koning filips, dat hij den gevangenen buiten Braband mogt vervoeren. Dit toegedaan zijnde, bragt men den I 3 Pas- na C. G. faari5i7. tot 1552.  na C. G Jaarisi/ tot 1552 134 KERKELIJKE Pastoor eerst naar de Abdij van Lifieux in Hene* gouwen, daar men hem alle middelen tot zijne verweering met alle zijne boeken en papieren ontnam , en omtrent een jaar ophield. Toen bad hij Koning filips , dat hem het geheele Klooster tot eene gevangenis mogt gegeven worden. Maar het verzoekfchrift werd van den Koning, (want men had dien wijsgemaakt, dat de oude Pastoor een Relaps of wederafvallige was,) aan den Inquifiteur tapper gezonden, met bevel , om den gevangenen naar Bergen te zenden , en daar een einde van zijn geding te maken. Men voerde hem dan den vierden Junij 1557 van Lifieux naar Bergen, op het Slot, in een' gruwzamen Kerker. Onder het volk ftrooide men uit, dat deze Ketter in dén der naastgelegene dorpen gevat was; en onder dezen dekmantel zond tapper eenigen naar Bergen, die hem als een' onbekenden van zijn geloof ondervraagden , en eindelijk verklaarden, te wezen Relaps of vervallen' Ketter. Dit vervoeren naar Bergen was zoo heimelijk gefchied, dat willem merula hetzelve heel fpade vernam, en zich zoo haast niet naar Brits fel kon fpoeden, of hij verftond uit den Inquifiteur ruard, toén daar zijnde, dat het vonnis gegaan was, en dat hij zijnen Oom niet in het leven zou vinden. Dewijl er echter den 24ften Julij iet was voorgevallen, waar door de uitvoering van het vonnis verhinderd was, kwam hij den 26ften ten tien uren voor den middag te Bergen, juist, wanneer de Pastoor uit de gevangenis gehaald werd, om ter dood te gaan, leunende op eenen ftok, en zoo verval-  GESCHIEDENIS. 135 vallen en ongedaan, dat hij bijna onkenbaar was; want hij had nu omtrent zes weken in den Kerker van het Slot gelegen, gepijnigd met honger en dorst, met vuiligheid en ongedierte. Men verhaalt, dat bij den Kettermeesteren, zijne Regters, verwezen zijnde, in dezer voege aanfprak: „ Dewijl gij ,, mij met logenen in Holland hebt verltrikt; dewijl „ gij mij met bedrog en diefilal, als dieven past, „ hebt weggevoerd, en dat tegen de voorregten des „vaderlands, (volgens welke ik in geene andere „ Provincie mogt voor regt betrokken , veel min ,, ter dood gebragt worden,) dewijl gij mij fchelm.,, achtelijk en goddeloozelijk hebt veroordeeld, dank „ ik den allerhoogften Vader in der eeuwigheid, ,, dat hij mij, doven ouden man, tot nog toe zoo ,, trouweloozelijk opgefloten, magt heeft gegeven, ,, om u heden uwe bedriegerijen en fchelmftukken te ,, verwijten: en daar na dit mismaakt ligchaam, ,, deze grijze haren, en diepe rimpelen, (daar uwe ,, wreedheid alle vrolijkheid, verwe, bloed en le„ ven, dat de ouderdom had overgelaten, heeft „uitgemergeld,) aan Gods eeuwigen naam, als ,, een belijder der waarheid en onvertfaagd marte„ laar, op te offeren. Gij vermoordt mij wel in „ dit woest onwetend Walschland, als in eene fpe„ lonk: nogtans is er onder dit volk iemand, die „ mijne zake verftaat; ja deze kolen , daar ik in „ verbrand zal worden, zullen niet koud worden, ,, of het gerucht van uwe moorderij zal tot de mijnen in Holland overvliegen." Maar toen hij, den voet buiten den Kerker zetI 4 ten« na C. G. jaarisi7tot 1552.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 136 KERKELIJKE tende, zijnen Neef zag, keerde hij zich tot hem met deze woorden: „ Mijn Zoon, nu is die laat„ He uur, daar ik met al mijn hart naar gewenscht „ en verlangd heb, gekomen. Dit is de uur , in „ welke die groote God," (dit zeggende, hief hij zijne oogen op, en ftrekte zijne regterhand naar den Hemel, want hij ging, krank en onmagtig zijnde, ongebonden,) „ mij gelegenheid heeft ge„ geven, om niet alleen al hetgeen ik tot nog toe „ tegen Gods vijanden, uit zijn heilig woord, in „ het openbaar en bijzonder heb beleden, met mijn „ bloed te verzegelen en met eenen bitteren dood „ te bevestigen, maar, om ook openlijk te betui„ gen, dat geen van al die dingen, die zij in het ,, Hof van Holland tegen mij verfierd hebben , ,, waarachtig zij. Uit Holland van de ééns, plaats „ naar de andere gefleept, ben ik ten laatfle hier „ gekomen, bereid zijnde, mij zeiven in het geheel ,, aan christus, mijnen Zaligmaker, tot eene zui„ vere offerande op te dragen. Naar God verlangt „ mijne ziel , die de tegenpartijders roekeloozelijk „ zeiden, des Duivels eigendom te zijn. Dat zij „ verre, dat zij verre! Dat oordeelen zij verkcer„ delijk, en maken het den volke wijs ; eensdeels „ wegens de leeringen, die nogtans met Gods „ woord overeenkwamen, en zij niet magrig waren „ te wederleggen; anderdeels ten aanzien van mijn „ ligchaam, dat, hoewel uitgeteerd, nogtans zoo „ onwaardiglijk is gehandeld, dat er een ieder de „ walg van heeft. Want, aanfchouw deze vui„ ligheden, hebben er uwe oogen een' afkeer van, „ de  GESCHIEDENIS. 137 ,, de flank zelf zal zich openbaren. Dieven en ,, moordenaars worden gunftiger gehandeld. Ga nu henen en verkondig den vrienden, bekenden, ,, en anderen in het vaderland, hetgeen gij gezien „ hebt, en hooren zult. Gij zijt mij, zoo lang „ men het u toeliet, getrouwelijk bijgebleven. U, „ mijn erfgenaam, kwam al het mijne toe: maar verdraag het verlies van uw erfdeel , met zulke „ kloekmoedigheid, als ik het verlies mijns levens. „ Het verftand ontbreekt u niet, noch de geleerd„ heid, die gij weet, dat ik, zoo lang het mij die „ luiden toelieten, in u heb opgekweekt. Gij komt ,, tot uwe jaren; neem haar tot eene medehulpe, „ welke ik u, nog vrij zijnde, heb toegefchikt. ,, Ik heb met mijn onderwijzen een goed werk ge„ wrocht in de huisgezinnen van de heermans en „ kerkwerven. God zal den wasdom geven. „ Betrouw op hem, die de beginfelen zal zegenen. ,, Help, zoo veel gij kunt, de woonplaatfen vor„ deren, die ik voor de armen in den Briel heb „ gefiicht. Och mogten de armen de woningen en „ de kleine inkomfien, die ik hun heb gemaakt, „ behouden! Ik hoop, dat 'slands Fiskaal gena„ diger zal zijn, dan de Inquifiteurs." Op deze woorden drongen hem de Geregtsdienaars voort, niet zonder zijnen Neef, wegens de gemeenzame zamenfpraak, te dreigen, „ Zie," fprak hij toen : „ Ik ga henen. Ik dank God, den allergenadigffen ,, Vader, dat ik in het openbaar zal fterven , en „ dat daar door aan mijne partijen het middel benomen is, om deze mijne volftandigheid, mij van I 5 „ God ra C. G. [aan 517. ot 155a.  138 KERKELIJKE Ba C. G. Jaari5l7. tot 1552 „ God ingeftort, met lasterleugenen te bezwaren : ,, hetgeen zij buiten twijfel zouden gedaan hebben, ,, indien zij, ( hetgeen ik altijd vreesde,) mij met „ vergif hadden van kant geholpen, of in de ge„ vangenis verfmoord, of, ( hetgeen zij mij in de ,, Abdij van Lifieux poogden te doen,) in eenen „ zak verdronken. Mijn bloed zal echter den ,, brand, die tegen hen opgegaan is, niet uitblus„ fchen: dezelve zal in korten tijd uitberften in veel „ grooter vlammen, welke zij, noch hunne nako„ melingen, niet magtig zullen zijn te fmooren." Als hem daar op zijn Neef met deze woorden vertroostte en vermaande: ,, Geloof vastelijk, dat gij „ het heil des Heeren binnen korten tijd in het „ land der levenden zult zien. Houd u daarom „ mannelijk en verbeid den Heere ftandvastelijk werden zij van één getrokken. Maar de Pastoor tusfehen een' Franciskaner en den beul voortgaande, liet niet af, het volk in de Franfche taal, (hetwelk den Monnik en anderen, als hun onverwacht voorkomende , zeer voor het hoofd ftiet,) over den ganfehen weg te vermanen, „ tot waarachtige ken„ nis, liefde en vreeze Gods ," mitsgaders, ,, tot „ het geftadig overdenken van den dood en de ver„ dienften des eenigen Zaligmakers jezus chris„ tus , en tot verzaking van eigene werken;" verklarende , dat het dene der voornaamfte oorzaken van zijnen dood ware, beweerd te hebben : Dat men God alleen moest aanroepen. Buiten de ftad komende, bij het brandhuisje van ftroo, met mutzaarden en ander hout omleid en geftut, daar men hem  GESCHIEDENIS. i39 hem in zou (lellen , verzocht hij, zijn gebed tot God te mogen uitftorten. Die werd bewilligd. Maar met gebogene knieën en gevouwene handen in den ingang van het huisje vuriglijk biddende, zeeg hij ten laatfte ter regterzijde neder. De omflanders meenden, dat hij, uit fchrik voor de aanftaande pijne, in onmagt viel, doch daar op toefchietende, vonden zij hem zonder leven, en ten einde van zijn lijden. Dit was de uitgang van Heer engel merula, waar in men eene bijzondere goedheid van God heeft opgemerkt, alzoo God zijne ziel juist op dat uur fcheen tot zich te nemen, ten einde hij , die door vele ziekten en eenen ouderdom van vijf en zeventig jaren, en het ongemak van eene bijna vijfjarige gevangenis, alreeds gebroken en afgemarteld was, in zijn uiterfte geene fmart van het vuur zou gevoelen. De fcherpregter , door zulken verhaasten en ongemeenen dood verfchrikt, weigerde voort te gaan, zeggende, dat het geregt voldaan was. Dies (laken eenigen der Geregtsdienaren het vuur in het huisje; maar het ligchaam , hetwelk daar buiten lag, en derhalve ongefchonden bleef, werd daar na met ander vuur tot asfche verbrand (*). In Groningen had regnerus praedinius, die zich dus noemde, omdat hij'in het dorp Winfum in de Ommelanden, en dus in Pradiis geboren, was, (*) Ik heb dit b:Iangrijk verhaal meestal woordelijk afgefchreven uit brandt Bladz. 463-402. Men verhel, eok gerdes p. 257.267. naC. G. Jaarisi/. tot 1552. Voortrang der hlervorning in  Ba C. G. Jaar 1517 ■ tor 1552 Groningen. 140 KERKELIJKE was, in het jaar 1508, beftuurder van de Scholen (*_), in de harten der hem toebetrouwde jeugd, de zaden der Hervorming geftrooid, zoodat er te Groningen niet weinigen dezelve omhelsden , en eene bijzondere gemeente uitmaakten. Deze , die van Embden verzocht hebbende, hen met raad en daad behulpzaam te zijn, ontving van daar feyto ruardi, om hare belangen te behartigen, en haar het Euangelie te prediken. Hij deed zulks eenigen tijd, doch geheel in het geheim, wordende de vergaderingen meest bij den nacht gehouden, niet zonder vreeze voor de lagen der vijanden van de Hervorming (f). Hetzelfde gebeurde te Amfterdam, werwaards nicolaus carin^eus van Embden overkwam, ook vindt men, dat die van Embden in het jaar 1553 door gerard ten camp Brieven hebben gezonden aan de gemeente te Amfterdam en te Alkmaar, om hen te vermanen, dat zij den gemelden carin^eus van het noodzakelijk levensonderhoud zouden verzorgen (§). Niettegenftaande de ftrenge Plakaten op het drukken van Boeken, verfchenen er nogtans van tijd tot tijd werken in het licht, ter bevordering der Hervorming , doch welke doorgaans zonder naam of met een onbekenden naam , en buiten 's lands gedrukt werden. Dus gaf joannes sartorius van Amfterdam (*) Vergelijk van hem gerdes pag. 192. (f) gerdes pag. £<58. (j) Ibid. pag. 2fs.  GESCHIEDENIS. 141 dam in het jaar 1558 zijne uitbreidingen aan den dag over de groote en kleine Profeten, te Bazel, onder den bedekten naam van joannes tosarrius , welke door letterverzetting zijnen eigenen naam uitdrukte. Hij was te voren in hechtenis geweest , en naauwelijks den dood, zonder echter zijn gelooi te verzaken, ontkomen. Hij leefde een' tijd lang in ballingfchap, hield zich buiten de gemeenfchap der Roomfche Kerk, en eindigde ten laatfle zijne dagen den 28ften Maart 1567 te Delft, anderen zeggen, te Noordwyk. Behalve zijne ervarenheid in de Latijnfche, Griekfche en Hebreeuwfche Talen , was hij ook geleerd in zijne moedertaal , waar van eene vertaling van ettelijke honderden Latijnfche en Griekfche fpreek woord en in het Nederduitsch tot een bewijs kan verflrekken (*). Te Antwerpen werd titans het Euangelie in flilte gepredikt, behalve door casp.ueidanus, ook door hadrianus corneliszoon van haewstede. DeZe fchreef in het jaar 1557 aan die van Embden, terwijl hij verzocht, dat zij nog eenen bekwamen man naar Antwerpen zouden zenden, tevens om hunnen raad, of het niet oorbaar ware, uit hoofde van het getal en de aanzienelijkheid der gemeente , om openlijk en zonder fchroom te vergaderen en te prediken; wij weten niet, welk antwoord die van Embden hem hier op hebben laten toekomen, doch zoo veel is zeker, dat hij zich verflout hebbe, te Antwerpen, in het jaar 1558, op Sacramentsdag, op (*) brandt Bladz. 493. na C G. Jaari5i7. tot 1552. hadrianus van haemste- de eerfte fehrijver van een NederduitschMartelaarsboekpredikt te Antwerpen in het openbaar  99 C. G. Jaansi7. tot 1552. 14a KERKELIJKE op de Maere, bij het Hooge Kruis, hetwelk daar in het midden van de ftraat Itaat, openlijk te pre» diken, ten aanzien van den omgang der Geestelijken , welke toen voorbijging. Wat hem daar over wedervoer, wordt niet verhaald (*); doch van elders weten wij, dat van haemstede , in dat jaar, te Aken eene Nederduitfche Gemeente vergaderd hebbe, befbaande uit dertien huisgezinnen, meestal van Antwerpfche Kooplieden, terwijl te zelfden tijde eene Franfche Gemeente aldaar belfond van twintig huisgezinnen. Deze gemeente werd voorts eenigen tijd bediend door joannes theodori, (jan dirkens,) en hermes BACKERELius, die van Embden derwaarts waren gezonden. Ook lezen wij , dat van haemstede in dat jaar 1558, om de vervolging te ontgaan, Antwerpen heeft moeten verlaten, misfchien wel uit hoofde van het bovengemelde openbaar prediken. Hij begaf zich toen naar Nor den in Oostfriesland, bij zijne Zuster katharina van haemstede, eene weduwe. Hij was de eerfte Schrijver van eene Nederduitfche Hijlorie der Martelaren, onder den titel : Gefchiedenisfe ende de dood der vromen Martelaren, die om het getuijgenisfe des Euangeliums haar bloed ge/lort hebben, van de tijden Christi af, tot den jare 1559 ioe» bijeen vergaderd op het kortfte Ao. 1559 den iSden Maart, in tfo. Dit is naderhand in het jaar 1653 herdrukt door de bezorging van joh» cystus, met Platen, en vermeerderd met het leven (*) brandt Bladz. 495.  GESCHIEDENIS. 143 ven en den dood van 80 Martelaren, van haemstede droeg zijn werk op aan de Staten van Nederland, van Braband, Gelderland, Vlaanderen en Holland. In het gemelde jaar 1559 begaf hij zich naar Engeland, alwaar hij, bij de Gemeente der vreemdelingen, die nu onder de regering van Koningin elizabeth herfteld was, den Euangeliedienst heeft waargenomen. Doch , hier geraakte hij in moeijelijkheid met edmund grindall , Bisfchop van Londen, die Superintendent genoemd werd van de beide Kerken der vreemdelingen, omdat hij zich over de Herdoopers en eenige van hunne leeritukken niet ongunftig had uitgelaten. De Bisfchop wilde hem tot herroeping noodzaken, en toen van haemstede dit weigerde, deed hem de Bisfchop in den ban, en ontzette hem van zijnen dienst, van haemstede keerde terug naar Oostfriesland, en zette zich neder te Olderfum, alwaar hij zich op den landbouw toeleide. Op aanhoudend verzoek echter der Gemeente van Londen ftak hij weder naar Londen over, maar werd den ioden Augustus 1562 gelast, Engeland te verlaten, waar op hij zich weder naar Friesland begaf, alwaar hij in datzelfde jaar zijne dagen geëindigd heeft (*). Te Antwerpen werd jan du champ , een Hene \ gouwer van Bavay, Tafelhouder te Antwerpen, ge- l vat, en in het jaar 1558 ter dood gebragt, om de belijdenis van het geloof; gelijk te Brusfel gillis verdikt van Hilverfeel, en vervolgens ook dezes Broe- (*) gerdes pag. 270-276. raa C. G. faansi7. :ot 1552. rervoIing.  144 KERKELIJKE naC. G. Jaari5i7 tot 1552. Beginfelen der Hervorming in ÏVoordhollnndofYVestfriesland. CORNELIS K00L- STUVN. Broeder antony verdikt , een Diaken van de heimelijke Gemeente te Antwerpen, die overgekomen was, om zijnen Broeder te vertroosten en in den nood te verzorgen; welke trouwhartigheid hij met den dood moest bekoopen (*). In het Noorderdeel van Holland, of West friesland, begon te dezen tijde de Hervorming ook ingang te vinden» Te Enkhuizen beftrafte zekere Pastoor, Heer jan genaamd, eenige Paufelijke dolingen, waarom hij door de Geestelijkheid aan den Bisfchop van Utrecht beklaagd, en door dezen voor zijne Vierfchaar te regt gedaagd werd; doch de Wethouderfchap van Enkhuizen ftelde zich hier tegen, met name de Burgemeester jan groot albertszoon, die zelf naar Utrecht toog, en den Bisfchop afvraagde: Of jans flem ook te Utrecht was gehoord? De Bisfchop, over deze vrijmoedigheid verwonderd , liet, na eenig verder gefprek , zijnen ophef tegen den Pastoor vallen, zonder dat men verder weet, of deze zich federt naar den tijd gevoegd hebbe, en Pastoor gebleven zij, of nier. De Regering van Enkhuizen was over het algemeen gematigd omtrent het ftuk der Religie, en verfchoonde, zoo veel mogelijk, hare burgeren: dikwijls werden zaken, die op vele plaatfen met den dood werden geftraft, te Enkhuizen afgedaan met uitbanning , kleine geldboeten of andere ligte ftraffen. Onder de genen, die hier het Pausdom, federt luthers opltaan, tegenfpraken, was ook Heer cor- (*) brandt Bladz \95-\97>  GESCHIEDENIS. 145 cornelis kooltuyn, Priester van Alkmaar, alwaar hij zijnen dienst getrouw waarnemende, fpoedig aan de beftraffing van de Geestelijkheid onderhevig was; hij werd van daar naar Enkhuizen geroepen, en als hij ook hier tegen Bijgeloovigheden en misbruiken predikte, werd hij, door zijne vijanden, welhaast bij den Inquifiteur ruard befchuldigd, die hem voor zich in den Haag daagde, ten einde zich te verantwoorden. Hij toog derwaarts , verzeld van eenige Enkhuizer burgers; hij vond de Regtbank , die over hem zou oordeelen, ttrliond partijdig, en eerlooze lieden werden, als getuigen, tegen hem gehoord en geloofd. Dus zou hij geen goed einde hebben kunnen te gemoet zien, ten ware zijne Enkhuizer burgers hem verbeden hadden bij Meester ruard tapper; die hun medeburger was, . De Pastoor werd dan terug gezonden , doch met vermaning, van zich te beteren, om niet als een Relaps of hervallen' Ketter behandeld te worden, Te Enkhuizen wedergekeerd, ging hij in zijiwn dienst voort, als te voren; waar op fchielijk weder een Brief van befchuldiging volgde, door eenen Meester crispyn en eenen Meester gerrit kerst van Haarlem, over zes of zeven artikelen ; hei gelukte hem, te kunnen bewijzen, dat deze Brief dooy Meester crispyn met eene verfcheidene hand tweemaal gefchreven, en de een met een valfchen naam onderteekend was. Hij ontving toen onder de hand van.ruard tapper den raad, om zich van prediken te onthouden. Op begeerte der burgeren gehoorzaamde kooltuyn, en maakte nu zijn werk' Herv, III. K WB ia C. O. [san5i7. :ot 155a.  146* KERKELIJKE na C. G Jaar is 17. tot 1552. van het bezoeken der kranken en ellendigen. Doch dit mogt hem niet lang gebeuren , want hij werd bij den Onderinquifiteur sonnius befchuldigd, dat hij, op deze wijze, zijn fenijn veel meer fchoot in heimelijke vermaningen, dan hij ooit in zijn openbaar preken gedaan had. Hij werd door sonnius weder ten Hove gedaagd, maar de gemeente te Enkhuizen wilde zijn vertrek niet gedoogen, en verwierf ook met groote bede een bevelfchrift van den Opperinquifiteur ruard aan sonnius, met last, om kooltuyns zaak te laten varen, onder beding , dat hij van Enkhuizen zou vertrekken , indien hij weigerde, de ceremoniën voor te ftaan , van het Vagevuur te prediken, de menfchen te vermanen tot het aanroepen van maria en den dienst van andere Heiligen. Dit te beloven of te doen, kon de Pastoor niet van zich verkrijgen. Als vele vrienden der gemeente hem baden, zijnen vijanden in deze kleinigheden toe te geven , toonde hij hun breedvoerig aan, dat hij in het ftuk der Mis meer gedaan had, dan zijn geweten hem toeliet, en hoe bezwaarlijk het voor hetzelve zijn zoude, indien hij der bijgeloovigheid, ja der Afgoderij, gelijk hij zich uitdrukte, eenigzins wilde te gemoet komen. „Voor „ zulken ontrouwen dienst," dus befloothij, „kan „ ik niets anders verwachten, dan, als ik andere „ menfchen gepredikt heb, dat ik zelf verworpen „ worde, en mijnen loon ontvange met de genen, „ die tot christus zullen roepen: Heere, Heere, „ hebben wij niet in uwen naam geprofeteerd , en „ in uwen naam duivelen uitgedreven, en vele „ krach-  GESCHIEDENIS. i47 „ krachten gedaan ? voor antwoord hoorende: lk ,, heb u nooit gekend. Gaat weg van mij , gij , „ die de ongeregtigheid werkt. Hierom mag ik u, „ mijne lieve burgers, niet te wille zijn, en ik moet „ u, als Satans, doen achterftaan." Nu verliet hij Enkhuizen , en keerde met het zijne naar Alkmaar, alwaar hij zich begaf tot het onderwijzen van kinderen, en den ganfchen Roomfchen eeredienst verliet, behalve dat hij nu en dan de Pastoren, ter nood, van een Sermoen verligtte. Hier over werd fpoedig de Procureur - Generaal Meester christiaan de waerdt, bij die van den Hove, op aanftoken van zijne vijanden , gezonden, om getuigenisfe van hem te hooren. Niet lang daar na werd hij in de plaats verkoren van Meester laurens zas, dien hij zijn' zeer geleerden Meester, en een' vroom dienaar der Gemeente en Christen-Predikant noemt. Maar alzoo hij geheel geen' doen wilde hebben met Misfen, Vespers, Vigiliën, Loven en Ommegangen, zoo was zijne prediking niet ontvankelijk. Hij was flechts twee weken in openbaren dienst geweest, en had naauwelijks twee Sermoenen gedaan, of er kwam voor hem verbod van prediken van den Vikaris des Bisfchops vanUtrecht. Hier bleef het niet bij; dewijl er vele eenvoudige menfchen, zoo te Alkmaar als elders, tot onderzoek en kennis van zaken kwamen , werd de haat der Geestelijken zoo zeer ontfleken, dat eindelijk de Onder-Inquifiteur nicolaus de castro, op eenige nieuwe en zware klagte, met zijne dienaren van Utrecht naar Alkmaar kwam, met meening, om K a hem ■w C. G. [aari5i7. tot 155a.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. 148 KERKELIJKE hem te verrasfen en geweldiglijk te vangen, waartoe hij verzocht, dat de Schout hem de hand zou bieden: Maar kooltuyn, van iemand gewaaifchuwd, week uit zijn huis en vlood naar Embden. Na zijne vlugt, zocht men de menfchen te Enkhuizen en Alkmaar diets te maken, dat de leeringen, welke hij te dier plaatfen gepredikt had, noodwendig valsch moesten zijn , dewijl hij dezelve niet had durven verdedigen, of zijn leven daar voor (tellen. Dit gaf aanleiding, dat kooltuyn, om alle ergernisfe der eenvoudigen voor te komen, zich fpoedde, een boekje in het licht te geven, het Euangelie der Armen genaamd, vervattende de voornaamfte leeringen, om welke hij verketterd en vervoigd was. Voor hetzelve had hij eenen Brief geplaatst aan zijnen vriend timotheus, in welken hij de vervolgingen der Inquifiteuren tegen hem verhaalt, en aantoont, dat hij niet gehouden zij, zich voor hen te veiantwoorden, die geene vrije verantwoording uit en volgens de Heilige Schriften wilden toelaten; verders bewijst hij, dat men verpligt zij, het gevaar te ontgaan, en dat het enkel roekeloosheid is, wanneer men zich loszinnig aan hetzelve blootfielt; als ook, dat de waarheid der leer'tukken niet afhangt van den dood voor dezelve, alzoo deze niet bewijst, dat zij waarachtig zijn, maar dat de bloedgetuige ze voor waarachtig houdt, alzoo de waarheid der leeringen rust op de getuigenis des Heiligen Geesres, in de Heilige Schrift geopenbaard. Deze Brief was den I2den Januarij 1559 gefchreven. Kort na zijne vlugt werden zijne goederen te Alkmaar, bij vonnis van den  GESCHIEDENIS. i4! den 7den Februarij 1559 verbeurd verklaard, en tei behoeve des Konings aangetast. Sedert werd hij te Embden tot den Kerkendienst beroepen , dien hij aannam, en met groote flichting bekleedde (*). Niet lang na het vertrek van kooltuyn, geraakte jan buidelmaker, wonende te Alkmaar, te Enkhuizen in hechtenis , omdat hij zeker boekje van kooltuyn verkocht en onder het volk gebragt had. Waaricbijnlijk was het dit Euangelie der Armen. Hij werd deswegens voor zijn leven uit de ftad gebannen. Omtrent dezen tijd werd édn van de Schepeneii te Antwerpen, kaspar de renialme, toen hij, te Vierfchaar zittende, eenigen, ter zake van het geloof, had helpen verwijzen, op (taande voet, daar ter plaatfe, zoo in het harte geflagen, en bij zich zeiven verwezen, dat hij half wanhopende t'huis werd geleid, en kort daar na ftierf, roepende: dat hij het onfchuldig bloed had veroordeeld. Thans had men te Antwerpen drie honderd Guldens op het lijf van eenen Predikant, en vijftig Guldens op dat van eenen Ouderling, Diaken of ander Dienaar der Kerk gezet (f). De felheid der vervolging (tiet ondertusfchen velen geweldig tegen de borst, die niet konden verftaan, dat men op deze wijze den Godsdienst en het vreedzaam Euangelie kon of mogt voorftaan of de dwalenden te vuur en te zwaard te regt te brengen. (*) brandt Bladz. 506-519. (tj) brandt Bladz. 520 K 3 • <\ » na C. G. Jaari5i7. tot 1552, Wroeging van ka sp/ik renialme,. Oploop te Antwerpenfoor de vervolling ver- ] aorzaakt.  15° KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. gen. De ftandvastigheid der lijders, in het hart der omftaanders overflaande , maakte dezen onvertfaagd in het openlijk betoonen van medelijden; men begon tevens met de veroordeelden, luider ftemme, Pfalmen aan te heffen en te zingen, in grooter getale , dan veilig was, aan te vangen. Eindelijk ging het zoo hoog, dat op verfcheidene plaatfen de gemeente, het geduld verliezende, tot een' oploop kwam , en fomwijlen de verwezenen den beul ontweldigden of poogden te ontweldigen. Van zoodanige gezindheid des volks hebben wij boven (*) in het verhaal der vervolging van engel merula een voorbeeld gezien ; in 's Hertogenbosch werd een Doopsgezinde gevangen, dien men ter dood wilde brengen, niettegenftaande hij zijn geloof verzaakt had , bij nacht met geweld uit den Kerker geholpen. Toen adriaan de Schilder , door de hevigheid van zijn' eigen vader verraden, en hendrik bokhalt, kleermaker, den ipden Januarij dezes jaars 1559, te Antwerpen, aan de ftaken vastgemaakt , om verbrand te worden , riepen: „ Wij lijden niet om „ eenige misdaad, of Ketterij, maar alleen om de ,, belijdenis van de waarachtige leere des Euange,, liums;" ontftond er een oploop onder de gemeente, onder een hevig geroep: [laat dood! [laat dood ! Men liep over eikanderen ; de huizen en winkels werden gefloten; de beul nam de vlugt; de Markgraaf kon nergens heen; de Schout week in de Kerk. Evenwel ftilde de beroerte , en het von- (*) Bladz. 1=7-  GESCHIEDENIS. 151 vonnis werd uitgevoerd. De beginfelen van foortgelijke beroerte vernam men daar weder in het einde van Sprokkelmaand, toen men kornelis halewyn, Slotemaker, en herman janszoon van Amfterdam, Busmaker, ter dood bragt. Kort te voren werd boudewyn le heu te Brusfel, in den morgenftond, onder de galg onthoofd, om den toeloop van het volk te mijden. Reeds in het voorgaande jaar 1558 waren, in het heimelijke, vredesonderhandelingen begonnen met Frankryk. Bij gelegenheid dezer onderhandelingen vertoonde de Bisfchop van Atrecht, naderhand zoo berucht onder den naam van Kardinaal van Gr onveile , aan den Kardinaal van Lotharingen , in een afzonderlijk mondgefprek: „Hoe leed het den ,, Koning van Spanje deed, dat de twee magtigfte ,, Rijken van Europa eikanderen, door een' gedu„ rigen oorlog, verzwakten, daar men , met ver„ eenigde krachten, de Turken, de oude vijanden „ der Christenheid, behoorde te keer te gaan: of, „ om nader bij huis te blijven , de Ketters , nog „ erger vijanden der ware geloovigen, dan de Tur„ ken, uit te roeijen. Dezen, vervolgde hij , ver„ fpreidden hun vergiftig zaad in de Nederlanden, „ zoo wel als in Frankryk; terwijl de oorlog de „ Koningen belet, behoorlijk, tegen dit inkruipend „ verderf, te waken. De Kardinaal , befloot hij , „ zou dan zijnen Koning eenen zonderlingen dienst „ doen, en zich zei ven eenen eeuwigen roem ver,, werven, zoo hij eenen vasten vrede tusfehen de „ twee Koningen wist te bewerken , opdat men , K 4 „ na- nn C. G. Jaari5i7. tot 1552. Vredemet Frankryk. Ovx-rleg 0111 de Ketters uit te roeijen, door PrinswTLlem van Oranje ontdekt.  lis C, G Jsfi'1517 tot 1552 Dood van j5ï KERKELIJKE naderhand , met gemeen overleg , de Ketterij , „ beide in Frankryk en de Nederlanden, mogt ,, kunnen te onder brengen (*)." In het jaar 1559 werd de vrede tusfehen Spanje èn Frankryk werkelijk tor Hand gebragt. Bij de openlijke punten van het verdrag beloofden de Koningen eikanderen , den Katholtjken Godsdienst te zullen handhaven , waar door men , waarfchijnlijk , de uitroeijing der Ketteren verflond. Ook zouden zij het houden eener algemeene Kerkvergadering helpen bevorderen, tot Gods eere, en bevrediging der gewMèn. Onder de gijzelaars, welke, ter verzekering van het nakomen van het vredeverdrag, naar Frankryk vertrokken, was ook willem, Prins van Oranje. Deze, met Koning henduik, ter jagt uitgereden, en met dtnzelven in een gemeenzaam gefprek geraakt zijnde, ontdekte de Koning hem, gevallig, den toeleg, om, met gemeen goedvinden, de Ketterij te dempen , meenende, dat het geheim aan den Prins vertrouwd was, fchoon deze er nog niets van vernomen had. De Prins heeft naderhand verklaard (■(■), dat hij, in dien tijd, reeds voornam , dezen aanflag tegen te gaan , en de Spaniaards, die denzelven ftonden uit te voeren , ten lande uit te doen vertrekken (§)• Kort te voren, den nden Maart, ftierf te Brus- fi* (*) wagenaar Vaderl. Hijl. VI Deel, Bladz. 30,31* (f) Apologie van willem I. Bladz. 77. (<0 8Randt Bladz. 527. wagenaar t. a. p. Bladz. 34, 35-  GESCHIEDENIS. 153 fel ruard tapper van Enkhuizen, Deken te Leuven, en Groot-Inquifieur der Nederlanden, in het LXXilIfle jaar zijnes ouderdoms. Hij was bij de heviglte Pausgezinden in hooge achting wegens zijnen feilen ijver tegen de zoogenoemde Ketters; maar de anderen verfoeiden zijne bitterheid. Behalve hetgeen wij van zijn gedrag omtrent den ouden engel merula verhaald hebben, zijn er meer voorbeelden van zijnen geweldigen aard. Hem gaat na, dat hij, fprekende van het dooden ter zaken van Godsdienst, deze taal voerde: „ Daar is niet veel aan gelegen, ,, of degenen, die dus fterven, fchuldig of on„ fchuldig omkomen, wanneer flechts het volk door „ het voorbeeld afgefchrikt wordt; hetwelk meest „ gefchiedt met het dooden van lieden , die door „ geleerdheid, rijkdom, en overheidsambten of adel„ dom uitfleken." De drie Boeken over de Leuvenfche Artikelen, onder zijnen naam uitgegeven, waren , zegt men, door de Leuvenfche Theologanten zamengefteld. In dezelve vond men geheele Hoofdftukken uit de fchriften van melanchthon en kalvyn, zoodat men, hetgeen, met Plakaten hoog en duur was verboden, nu veilig in ruards Boeken lezen kon. Als ook ruard zich op zekeren dag bij den Prefident viglius beklaagde: „Dat de on,, achtzaamheid der Burgerlijke Overheden in het „ uitvoeren der Plakaten , op het ftuk van den „ Godsdienst uitgegeven, oorzaak was, dat deKet„ ters in Nederland toenamen ," ontkende de Prefident dit, zeggende: „ Dat zulks door zijne en K 5 „ zij- ia C. G. [oar^ijf. ot 155a. IUARD rAPl'ER, S  na C. G. Jaar 1517. tot 1552. 1 ! 1 154 KERKELIJKE „ zijner medebroederen fchuld gefchiedde," en wanneer tapper dit hevig tegenfprak, ging vigilius dus voort: „ De Ketterfche leeringen, welke wij „ op zware ftraffen verbieden, te lezen, maakt gij ,, in uwe Boeken, die met privilegie zijn voorzien, „ gemeen." De ander daar op zeggende: „ De „ wederleggingen voeg ik daar bijkreeg van den Prefid ent dit antwoord: ,, Ik weet dat wel, maar de lezers, die zeer naauw letten op de argumen„ ten der partijen, lezen de wederleggingen met „ geene aandacht, of zij verftaan ze niet genoeg." Hij dorst of wilde niet zeggen, dat zij niet bondig waren. Meester ruard had zijnen Landsheer , Keizer karel , dikwijls moeijelijk gevallen, met dergelijke voorftellingen, om vervolging te verwekken. Doch eindelijk bekwam hem zijn ijver heel hvalijk. In dit jaar 1559 te Brusfel gekomen, versocht hij gehoor bij Koning filips, met oogmerk, sm een nieuw Plakaat te verzoeken. Als men hem :en' tijd buiten liet (laan wachten, verftoutte hij ïich, om, gelijk hij bij des Konings Vader, den Eveizer, wel gewoon was, door de Lijfwachten tot n de binnenkamer des Konings door te dringen; loch de Koning, die niet zoo minzaam en infchikielijk was, als zijn Vader, gaf hem geen' antwoord laar zijn' zin, en deed hem de deur uiiftooten. Dit ontftelde hem dermate, dat hij , al kijvende op ie Raadsheeren, fchielijk nederftortte, fchuimbekte, :n op de tanden knerste, zonder meer te fpreken, )f weer tot zich zeiven of tot de zijnen te keeren. Dus  GESCHIEDENIS. 155 Dus is hij, ten huize van den Profident vigilius , in zijne kleederen , uit dit leven gefcheiden (*). In den Herfst des jaars 1559 nam Koning filips de reize aan naar Spanje, hebbende tot Landvoogdesfe der Nederlanden benoemd zijne bastaardzuster margaretha , Hertogin van Parma, en Stadhouders verordend en aangefteld over de bijzondere gewesten, en onder dezen willem van nassau , Prins vau Oranje, over Holland, Zeeland, Utrecht, Westfriesland, Foorne en den Briel. Op zijne reize werd de Koning door een' geweldigen florm beloopen; en men wil, dat hij, aan land gekomen, betuigd zou hebhen, dat hij geloofde, door de Voorzienigheid gefpaard te zijn , om zijne magt voortaan te bededen tot het uitroeijei) der Ketterij. Ook deed hij, terdond na zijne aankomst, een groot getal van menfchen, te Scville en te Fdlladolid, om het geloof, ten vure doemen (f). Voor zijn vertrek had filips der Landvoogdesfe en haren heimelijken toegevoegden Raad het onderhouden der Plakaten, bij zijnen Vader en bij hem gemaakt, ten hoogde aanbevolen. Ook werden aan alle Stadhouders en Geregtshoven der Landfchappen Brieven in denzelfden zin gefchreven: „ dat hij de voornoemde Plakaten ftiptelijk wilde uitgevoerd hebben , zonder eenige oogluiking; dat ook alle Wethouders , die in het fluk van den Godsdienst koel waren, voor verdacht zouden gehouden, en daar te- (*) brandt Bladz. 531. VOlgg gerdes p. 36". (f) brandt Bladz. 530. wagenaar VI Deel, Bl. 56. na C. G. Jaari5i7* 'ot 1552. Koning nuPsvertrekt naar Spanje.  na C. G. Jaan5i7 tot 1552. FILIPS riet eene Hoogefchool te Douayop Oprigting van nieuwe Bisdommen. 156 KERKELIJKE tegen geprocedeerd, en niemand tot eenige regering benoemd noch toegelaten zou worden, die bennet, geteekend of verdacht ware van Ketterij." Ook vond de Koning geraden, eene Hoogefchool te Douay op te rigten , opdat zijne Nederlandfche Onderzaten, die Wahch fpraken, zich niet te Geneve , alwaar de Hervorming ingevoerd was, zouden behoeven te laten onderwijzen. Ook had Paus pius IV hem hier toe verlof gegeven. Doch die van Leuven, voor bet verval hunner Hoogefchool duchtende , waren, over deze nieuwe inrigting , zeer te onvrede. Algemeener nogtans was het misnoegen over het oprigten van nieuwe Bisdommen hier te lande , waar over zelfs de oude Bisfchoppen en de Kloosterlingen morden. De eerlten, omdat hier door hun Geestelijk Regtsgebied werd ingekort , de laatlten, omdat een gedeelte hunner inkomften tot onderhoud der nieuwe Bisfchoppen werd beltemd, en omdat de Leden der Staatsvergadering door dezelve vermeerderd werden. De Koning had , met het oprigten van nieuwe Bisdommen, een dubbeld oogmerk, vooreerst om zijne inlandfche Geestelijkheid aan het gebied van buitenlandfche Prelaten te onttrekken, en ten tweeden, om door deze nieuwe Bisfchoppen de Inquifitie hier te gemakkelijker te kunnen invoeTen. Te weten, daar waren tot hier toe maar vier Bisdommen in de Nederlanden geweest, van Katneryk, van Utrecht, van Atrecht en van Doornik. Het Bisdom van Utrecht (fond onder het Aartsbis. dom van Keulen , en de drie anderen onder het Aarts-  GESCHIEDENIS. 157 Aartsbisdom van Rheims. filips wees den Paus de onvoegzaamheid hier van aan, als ook, dat het getal van vier Bisdommen te weinig was in de Nederlanden , daar het getal der Ingezetenen meer en meer aanwies, en de nieuwe gezindheden overal het hoofd begonnen op te Heken. Derhalve had paulus IV, bij eene Bulle van den i2den Mei i559> veertien nieuwe Bisdommen bij de vier oude gevoegd , te weten: Mechelen , Antwerpen , Haarlem , Deventer, Leeuwaarden, Groningen, Middelburg , ''sHertogenbosch, Roenmonde, Namen, St. Omer, Tperen, Gend en Brugge; en van deze 18 Bisdommen werden Kameryk, Mechelen en Utrecht tot Aartsbisdommen verheven. Het Aartsbisdom van Mechelen werd aan antony perenot, tot hier toe Bisfchop van Atrecht, opgedragen , en, toen deze federt door den Paus pius IV tot Kardinaal verheven was, onder den naam van Kardinaal van Granvelle, tot eerften Zetel van gansch Nederland verklaard (*). Het algemeen misnoegen over deze nieuwigheden gaf aan de nieuwe gezindheden moed, om het hoofd op te Heken, en de menigte vermeerderde, zegt hooft, na reede, dat de fchreumte afnam; omhelzende vele het nieuwe, eer zij wisten, wat het inhad, en mogelijk te gretiger (f). De meesten evenwel, die om het geloof leden, hadden grondiger kennis van de noodzakelijkheid der Her- vor- (*) brandt Bladz. 540. volgg. wagenaar VI Deel, Bladz. 6:. (f) Nederl. Hift. pag, 37. na C. G. faarr5i7. tot 1552.  aaC. G, Jaansi7 tot 1552. Vervolging in het iaar I5ÓO, 158 KERKELIJKE vorming, en gewigtiger redenen, om van het Pausdom af te wijken. In dit jaar 1560 ging de vervolging, bij aanhoudendheid, voort in hare woede, doch tevens openbaarde zich meer en meer de tegenzin van al wie menfchelijk en Christelijk dacht, tegen het geweld en bloedvergieten ter zake van gevoelens en geloof. CHRISTIAAN DE QfJEKER , JAKOB DIENSSAART, «1 johanna konings, van Steenwerk, in Vlaanderen, die naar Engeland waren geweken, waar men, onder de regering van Koningin elizabeth, zijn geloof in vrijheid beleven mogt, omtrent dezen tijd eene reis naar hun vaderland doende , werden te Veurne gevat, en niettegenstaande de Aartsbisfchop van Kantelberg en andere Prelaten, eenen Brief ter hunner voorfprake aan de Magiftraat fchreven, welken zij met deze nadrukkelijke woorden eindigden : „ Wij, dien de Koninklijke Magiftraat last gegeven „ heeft in de zaken der Religie, hebben tot nu „ toe niemand van de uwen, of eenig vreemdeling, „ eenige moeijelijkheid aangedaan, om zake van den ,, Godsdienst, bij zoo verre zij zich niet oproerig,, lijk hebben gedragen. Maar , indien nu de ge,, nen , die zich aan onze opzigt hebben aanbcvo,, len, en Ledematen onzer Gemeente zijn, in an,, dere landen dus gehandeld worden, dan worden „ wij bedwongen, (hoewel wij het ongaarne doen,) „ andere volken met gelijke mate in te meten. Doch ,, wij verhopen alles goeds van uwe redelijkheid , „ maar vermanen u, dat gij u te eenetnaal affcheidt „ van allen raad, die tot onnoozel bloedvergieten „ ftrek-  GESCHIEDENIS. 159 „ {trekken mogt, 't en zij gij in dat ftrenge geregte „ des levenden Gods, (in wiens handen het vree,, lelijk is te vallen,) wilt vallen; en te zwaarder, ,, indien gij, de waarheid bekennende , het on,, noozel bloed vergiet;" werd op dit fchrijven niet gelet, maar de gevangenen ter dood veroordeeld. Toen zij naar de Vierfchaar gingen , waar zij hun vonnis zouden hooren, liepen er velen van hunne Geloofsgenooten naar hen toe, hen langs den weg vertroostende, vermanende, de haijd gevende, en hen geleidende. Ja aan den {taak {taande,' daar zij van zelve naar toe gingen hoorden fommigen zekeren Karmeliter Monnik, jan bels genaamd, zeggen: johanna , Jlrijd vromelijk ! de kroon der glorie is u voorbereid. Toen men hun de ketens aan den hals en voeten vastmaakte , hieven zij den CXXXften Pfalm op. Zij werden geworgd , verzengd en op het galgeveld aan {taken gehangen , doch kort daar na van de broederen afgenomen en begraven (*). Insgelijks werd te dezen tijde te Hontfchooten gevangen jan herrewyn, gezegd geerstekoorn, van Houtkerke in Westvlaanderen, die kort te voren te Londen eenigen fmaak in de leere der Hervorming had begonnen te krijgen. Hij was bijna tot dien tijd toe van een ongebonden .levensgedrag geweest, daarom fprak hij, ter dood gaande, van den trap van het regthuis, tot het volk: „ Dus „ beloont de ellendige wereld de dienaars des Hee- „ ren (*) brandt Bladz. 546-549. ia C. G. [aar 1517. ot 1552.  »C. G, Jaarisir, tot 1552, 160 KERKELIJKE „ ren jezus christus. Eertijds, toen ik dronk ,, en klonk, toen ik juichte en dobbelde, toen ik ,, in alle ongebondenheid en goddeloosheid leefde , was ik buiten gevaar van deze banden , ik was „ overal welkom , en wel gewild, maar zoo haast ik mij tot de godzaligheid begon te begeven , werd mij de wereld tot vijand. Sinds heeft zij „ mij beflreden, vervolgd, in den Kerker gewor,, pen, en nu voert ze mij ter dood. Maar de „ dienstknecht is niet meêr dan zijn Heer. Naar„ dién zij Hem vervolgd hebben , zullen zij ook .,, ons vervolgen." Hij zong in het gaan ook den CXXXften Pfalm. Als er een Minderbroeder tot hem riep: jan, bekeer «, hef is nog tjjd,x riep het volk: Gij fchijnheilig, bekeer liever u zeiven: en als zich de Monnik tot de aanfchouwers keerende, hen vermaande, dat zij zich niet zouden laten ontdichten, al hoorden zij den Ketter van God zingen , werd er van eenigen gezegd : Zwijg gij , niemand is er in ontflicht. Zelfs velen van de omftanders zongen zachteiijk nevens hem, ettelijken met luider ftemme. Meer dan vier honderd fpraken hem troost en moed in. Ja iemand uit den hoop geleidde hem met de hand in het brandhuisje, daar men hem verworgen en verbranden zou , en verfterkte hem met woorden tot den einde toe, in het bijzijn van den beul en geregtsdienaars , die meer ontfreld waren en verbaasd dan de man, dieu zij ter dood bragten. Als, door het aandrijven van den Inquifiteur titelman , Deken van Ronfen, zekere jan de creus,  GESCHIEDENIS. idt c'reus , gevangen en veroordeeld zijnde , verzocht zijne belijdenis aan het volk te mogen verklaren , zeide één der Schepenen: ,, Men zal u zulks niet ,, toelaten; het volk heeft er genoeg van gehoord. „ Wij zijn het ook niet, die u dooden, maar het s, Plakaat des Konings." In het jaar 1561 deeg de woede der vervolging 1 fteeds hooger. Te Rysfel zette men de menfchen gevangen om een of ander zegswoord tegen de Roomfche Kerk, lang geleden, of zonder nadenken gefproken, en verwees hen daar ove:, fchoon zij nog kleine kennis hadden van de waarheid, en zwak waren in het geloof, ten vure. Dus werden er in het begin des jaars 1561 vier mannen verbrand; in Februarij ook zekere jakob van loo , en in dezelfde maand werd jan de bosscher , Diaken def Kruiskerk te Antwerpen, bij nacht in het heimelijk op den Steen gedood. Men dacht hem te verdrinken, maar behalve dat de tobbe zeer eng, en hij groot van perfoon was , had de beul zoo weinig waters genomen, dat hij den man dus niet kon verfmooren , en ten laatlle gedwongen was , hem te doordeken, jan de keizer , een Ouderling van de heimelijke Gemeente, werd den iyden Maart op» den Steen verdronken. pieter annood en daniel galland, die, om hun geloof te beleven, nevens anderen, naar Engeland meenden te vlugten, moesten te Duinkerken , waar zij fcheep dachten te gaan, door beulS handen derven, annood, een teeder man zijnde, begon, op het gezigt der pijnbank , te wankelen in Herv. III. L zij- 10 C. ö. 'aariji?. ot 1553. Iet jaar 561*  ï6a KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552 Geheime en ook openlijke nachtvergaderingen. ' 1 i I i 1 I \ i 1 i 1 t I zijne vastigheid, maar weder moed vattende , beriep hij zich op zijne eerfie belijdenis, en bad de Broederen om vergiffenis zijner zwakheid. Op den weg naar de Vierfchaar, om zijn doodvonnis te hooren, verhaalde hij de drie oorzaken, die hem in dit kruis blijmoedig maakten: Voor eerst: dat hij leed om :ene goede zaak. Ten tweede: dat hij in zijn lijden verzekerd was van de zekere en alreeds tegenwoorlige hulp van God. Ten derde: omdat zulke haast voorbijgaande verdrukking hem den weg opende tot :ene eeuwige vreugde. Den derden Augustus, als Antwerpen vol vreugie was, door de fchouwfpelen der Rederijkers, versameMen zich de Hervormden in een bosch bij Markfem, waar de Drosfaard hen overviel. Hier iet zich de vergadering, die omtrent 4 of 500 nenfchen fterk was, van vijf of zes vervolgers ffooren. De Predikant ontkwam het; fommi>en werden gevangen, en één derzelven onthalsd, re Doornik dorsten fommigen, uit ijver zonder verland, bij nacht openlijk op de ftraten zamen te konen, en luidkeels de Franfche Pfalmen van cletENT marot en beza te zingen. Dit tergde de ervolging. jan de eanoy, een Ouderling der Ooornikfche Gemeente , alhoewel hij dit ontijdig jveren had beftraft, werd niettemin den 27fïen Noember verbrand. Men moet dezen niet verwarren, ;elijk de Jezuiet strada gedaan heeft, met eenen iattheus lannoy, eertijds Priester, en te voren, m zijn ontuchtig leven, in beeldtenis gehangen. )eze thans gevangen en in gevaar des doods zijnde.  GESCHIEDENIS. ïg de, week nevens den Predikant hendrik penni tier af, en verzoende zich met de Roomfche Kerk gevende de redenen van hun doen in druk, die vai ancieren wederlegd werden (*> Te Falenchyri, waar men insgelijks openlijk bij nacht Pfalmen ha< gezongen, raakten twee Predikanten, filips mail lard en simon fareau, gevangen. Als dezet naar de ftrafplaats geleid werden, ontftond er eer oploop onder het volk; de geregtsplaats werd overweldigd, en de Regters moesten de gevangenen . onder eene hagelbui van fteenen, weder naar de gevangenis voeren. Doch ook deze werd opengebroken en de twee Predikanten verlost. Dit bedrüi kostte federt eenigen het leven (f). Te Amfterdam werd de Schout willem dirksz. bardes, die in den haat der Regering was, door het bedrijf van Meester hendrik dirkszoon, Burgemeester aldaar, van zekere vrouw, in de wandeling genoemd Gele Fy, befchuldigd van Herdooperij, waar bij zich verder tot getuigen lieten gebruiken een ander vrouwsperfoon, volkje willems, zekere Notaris cornelis martsz. swart, en adriaan jansz. slyper. floris egbertzoon, Onder-Kettermeester of Inquifiteur, en Vicarius of Pastoor van de Oude Kerk te Amfterdam, was mede ijverig in de weer, om den Schout te verderven. Van dezen floris egberts wordt verhaald hoe (*) brandt Blatiz. 555.557. Ct) brandt Bladz. 557.560. wagenaak Vad. Hïjl, VI Deel, Bladz. ri. L 2 3 na C. Ö. jaar 1517. 1 ? I t De Schout7 van AmflerdainvanKetterij beticht  na C. G. Jaari5i7 tot 1552. 164 KERKELIJKE hoe hij, voor zijne komst te Amfterdam, Pastoor zijnde xzEdam, aan de Doctoren te Leuven fchreef, dat zij den Keizer karel V zouden raden, aan de Lutheranen twee Steden in Holland aan de Zee in te ruimen, om in vrijheid te bewonen, doch dat hij egberts , als de meeste hoop bij den anderen ware, al het volk daar in verbranden zou. De Schout bardes, de lucht gekregen hebbende, van hetgeen tegen hem in til was, vervoegde zich bij vrouw maria, de toenmalige Gouvernante, en bragt te wege, dat volkje , naar onderzoek van zaken , in den Haag werd getrokken en daar vastgehouden , ook werd fy harmens bij nacht opgelicht, en ten Hove in hechtenis geleverd. De gevangenen het feit beleden hebbende, werden ook Meester hendrik en de Pastoor in hechtenis genomen , gelijk ook de Notaris en slyper naar den Haag werden gevoerd. Nu volgde het vonnis, slyper werd in het openbaar gegeesfeld, de Notaris ondeugende tot zijnen dienst verklaard en beiden gebannen. De Pastoor moest openlijke bekentenis doen, en hem werd de ftad en vrijheid van Amfterdam, als ook het oefenen van het Kettermeesterfchap verboden, volkje ftierf in de gevangenis, fy werd verwezen , dat haar de tong uit den hals getornd, haar hals aan een' paal geworgd, het ligchaam gebrand en op het galgeveld gefield zou worden. De Burgemeester wist zich aan de ftraffe te onttrekken , door alles te loochenen, hebbende hij zich weten te wachten van fchrift van zijne hand aan iemand te geven. De twist tusfehen den Schout en den Burgemeester had  GESCHIEDENIS. 165 had middelerwijl, onder grooten en kleinen, eene partijfchap verwekt, die met de namen van Schoutisten en Meester Hendrik Dirkisten lang fland hield, en eene verbittering voedde, die naderhand tot dadelijkheden uitborst (*). Meester hendrik werd in het vervolg, zoo veel vermogt de partijdigheid in de jaren 1563 en 1564, weder tot Burgemeester verkoren, maar de Schout in het jaar 1565 van zijn ambt verlaten (f). Hij had een' afkeer van de vervolging, en bewees den Hervormden zoo veel gunst, als hem de gefteldheid der tijden eenigzins toeliet. Ook fchreven hem de ijverigften der genen, die tegen het Pausdom waren, zekere groote weldaad toe, hoewel zij nooit zeker wisten , waar hun die van daan kwam. Deze beflond hier in: dat, als er eenige zwarigheid of vervolging op handen was, zoo kreeg men onverziens, en bedektelijk, eene leuze , welke door de ganfche fiad liep, door den mond van eenen , die het anderen vertrouwde, te weten: jozef nam de moeder en het kind, en vlugtte naar Egypte. Als dit woord eenigen der genen, die de Roomfche Kerk ontweken, ter oore kwam, ver (laken zij zich , of gingen, zoo de flads poorten nog niet gefloten waren , uit der llad. Sommigen gebruikten dezen vond : Zij begaven zich, met hunne vrouwen aan hunne regterhand, als vrijsters en vrijers, bij nacht op ftraar, en (*) brandt Bladz. 560-566. wagenaar Befchr, van Amfterdam. I Deel, Bladz. 260-262. Folio. Vaderl. Hift. V Deel, Bladz. 411. (f) wagenaar Bladz. 273. L 3 na C. G. faari5l7. :ot 1552.  na C G. Jaan5i7. tot J552. 166 KERKELIJKE en als er eenige wacht of onraad kwam, gingen zij bij malkanderen op een' floep zitten. Maar als nu de zwarigheid over was, werd het woord der leuze , dat onder de vertrouwden liep: Zij zijn dood, die het kind naar 't leven fionden (*). De Schout bardes, van zijn ambt verlaten zijnde, hield openlijker de zijde der Hervormden; dit baarde hem, ten tijde van alba, onheil. Hij was onder degenen, die te Amfterdam vogelvrij werden verklaard , befchuldigd wordende, dat hij de beroerten had helpen ftooken, en ten dien einde verfland gehouden met den Prins van Oranje, met den lieer van brederode, en in cijfer met dirk volkaartszoom koornhert ja, dat hij zelfs een' Kahinischheeraar in den Haag gebragt had. Hij raakte eerlang in hechtenis bij het Hof, en werd, na lang zitten, bij goeddunken van den Raad der beroerten , flrengelijk gefolterd, en zelfs met roeden gegeesfeld , in den ouderdom van LXX jaren. En fchoon hij dit alles, met onbezweken moed, uitftond, zoo dat de Raad hem zuiver fchouwde van de beroerte; hij werd nogtans, onder voorwendfel, dat hij aan andere zijdgangen fchuldig was, aan de lange koorde gehouden. Ook hield men eene groote fomme gelds in, die de Koning hem fchuldig was. De fcheuring des lands hier op volgende , voegde hij zich aan de zijde der Bondgenooten , hetgeen oorzaak was, dat zijne meeste middelen , als gelegen onder Amfterdam, welk de Spaanfche zijde hield, hem te on- (*) brandt Bladz. 56;, 568.  GESCHIEDENIS. 167 onbruik werden gemaakt; hetwelk hem niet» alleen zijne gezondheid , maar ook eindelijk zijn verftand kostte. In dezen ongelukkigen toeftand bragt bardes het overlchot zijner dagen door te Delft, daar liet den Prins van Oranje, hem aanfprekende , naderhand, beklag en tranen afdrong, dat zoo eel een verftand derwijze geknakt en vervallen was (*). Omtrent dezen tijd, werd Heer andries dirks van castricum, Pastoor van Sint Pancras-Kerk te Enkhuizen, die zich tegen het Pausdom begon te verzetten, door rudolphus strakmans, Deken van Westfriesland, te Hoorn gedagvaard zijnde, aldaar in hechtenis genomen, doch door eenige Enkhuizer .Burgers verlost en weggeholpen. Tien Burgers werden door den Schout van Enkhuizen daar over in regten betrokken, maar mids zekere boete betalende, weder losgelaten (f). In het jaar 1562 werd, onder anderen, een arm blind man, andries Michielszoon, den 23ften ' Mei ter dood gebragt. De Voogden van het Blin- \ denhuis hadden hem veroorloofd, naar Frankryk te trekken, om eenigen raad voor zijne blindheid te zoeken, hier hoorde hij te St, Germain en Laye eenige Predikatiën tegen het Pausdom, die hij, thuis gekomen, aan zijne bekenden vertelde. Hij werd daar op gevangen, en dewijl hij fommige Hellingen weigerde af te zweeren, ter dood verwezen. Naar den (*) wagenaar Befchrijving van Amfterdam. I Deel Bladz. 311. (f) BRANDT Bladz. 56O. 1.4 m C. G. jnarisi7. tot 155a. De Pastoor van St. Pankras Kerk te Enkhuizen , door eenige EnkhuizerBurgers /erlost. 3en blinlete Doornik 'erbrand.  m C. G. . J"ri5»7 tot 1552. De Neclerlandfche belij denis ■wordt op gcl'teld. ï6U KERKELIJKE den worgpaal gaande, bedankte hij zijne Regters, dat zij hem zoo lang in hechtenis hadden gehouden , te kennen gevende , dat hij daar door te beter ondenigt en te meer verfterkt was geworden in de kennisfe der waarheid. Doch tevens tastte hij hen in bet gemoed met deze woorden: „ O Reg,, ters! Regters! gij hebt mij geoordeeld: ik oor„ deel niet, maar daar zal er één zijn, die u zal ,, oordeelen." Omtrent dezen tijd heeft guido de bres , met adrianus saravja , herman modet Of STRYCKER, GODEFRiED wingen , en nog één of iwee andere Leeraars, een gefchrift in het Wahch of Fransen opgefteld, hetwelk vervolgens in het Nederduitsch gebragt is, onder den titel: Bekentenisfe of belijdenis fe des geloofs, in het gemeen, en eendragteiijk van de geloovigen , die in de Nederlanden os er al verftrooid zijn, ende naar de zuiverheid des heiligen Euangeliums onzes Heeren jezus christus begeeren te leven. De vermaarde franciscus junius heeft dezelve in het Jaar 1566, volgens het goedvinden der Sijnode, die in dat jaar was gehouden, overzien, en ze den Broederen te Geneve toegezonden, opdat zij dit gefchrift, van hen goedgekeurd zijnde, met die goedkeuring in druk zouden geven. Zij werd, in het jaar 1563, voor het eerst in het Neder- en Hoogduitsch uitgegeven ; maar in het jaar 1566 werd zij wat korter in één getrokken, en in het Walsch en Nederduitsch gedrukt. Zij beitond uit XXXVII artikelen, in de meeste van wei-, ke zij van het Pausdom afweek, ook in fommige, bij*  GESCHIEDENIS. 169 bijzonder in het (luk van het Avondmaal, van de Augsburgfche Confesjie; van de Doopsgezinden in het (luk van den Doop, de menschwording van Gods Zoon, en het Overheidsambt; zij volgt ten meesten deele de Belijdenis der Hervormde Franfche Kerken; gelijk deze den naam voerden van Refor mis, zoo hebben de belijders van deze belijdenis zich ook federt, hier te lande, Gereformeerden of Hervormden genoemd. Anderen noemden hen Cal vlnlsten, omdat zoo wel de Franfche als deze Geloofsbelijdenis, gefield was naar het gevoelen van calvin. Nogtans behielpen zich de Nederlandfche Hervormden fomwijlen met den titel van Augsburgfche Confesfie, omdat die ten Hove min hatelijk was dan de Franfche of Calvinifche. Te voren had men onder de Gereformeerden in Nederland de Londenfche Katechismen aangenomen , de groote en kleine, en de Kerke of Zedetucht naar den regel der Heilige Schrift geoefend. Zorgelijk werd thans de Staat des Lands bij de Landvoogdesfe ingezien. De verfchillen om den Godsdienst namen fleeds toe , en niettegenflaande de hevigheid der vervolging wies het getal der Onroomfchen gefladig aan; de Edelen waren in het algemeen misnoegd over den invloed en heerschzucht van den Kardinaal van granvelle; en de Burgeroorlog, welke thans in Frankryk weder ontfloken was, en in welken de SpaanfcheKoning zich mengde, dreigde de landen met onheilen van buiten. De Landvoogdesfe vond dan goed , den Heere van MONTiGNY naar Spanje te zenden, ten einde aan L 5 den na C. G. [aan 517. tot 155a. De naam Gereformeerdenkomt in gebruik. De Heer vanivioN- riGNY naarSpanje gezon» Jen.  M C. G. f**ttSi7. tot 1552, De vervolginghoudt aan in het jaar 1563. 170 KERKELIJKE den Koning den waren toeftand des lands voor te nellen, en zijne hulp en raad te verzoeken, montigny keerde in het jaar 1562 uit Spanje terug en bragt goede woorden en beloften mede, maar geene wezenlijke hulpe. Hij had den Koning, op deszelfs vraag: wat hij voor de oorzaak hield van al de vervreemding en klagten der Nederlanderen ? voorgemeld: dat het misnoegen ten deele ftheen voor te komen uit de vermeerdering van het getal der Bisfchoppen, zoo heimelijk beleid, zonder weten of beraad der Landfchappen en derzelver Stede* bouderen; daar de vrees uit ontftond voor eene invoering der Geloofsinquifitie op den voet van Spanje: ten deele uit den haat, dien groot en klein den Kardinaal toedroeg, en dat zoo onverzoenelijk, dat er grooter oproer uit te vreezen ftond. Hier op gaf de Koning, den Kardinaal ontichuldigende, ten antwoord: dat het hem nooit in den zin was gekomen, door deze vermeerdering van Bisfchoppen, de Inquifitie in te voeren naar de wijze van Spanje. — Dat hij in perfoon binnen kort in de Nederlanden wilde komen, en dan tegenwoordig zijnde, zijn' eigen en der Landfchappen wensch voldoen enz. (*) Men voer ondertusfchen voort met de vervolging. Den i3den Maart 1563 ftelden joost rinestein van tielt en michiel de bay , die in de plaats van ruard tapper en michael drutius Inquifiteurs Generaal waren geworden, den Doctor Wilhelmus lindanus, gekoren Bisfchop van Roer- mon- (*) BRANDT Bhldz. 57S.  GESCHIEDENIS. i7l monde, tot Onder-Inquifiteur over Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Friesland, Groningen enz. Tot vordering der Inquifitie diende ook een Ptakaat, den 2often van Maart te Brusfel geteekend, bevelende, dat niemand zou toegelaten worden in Holland'te komen wonen, zonder behoorlijk getuigenis van zijn geloof volgens de Roomfche Kerk ; dat de vrederouwen onder eede zouden moeten beloven, geene kinderen te zullen ontvangen, of goede toezigt te nemen, dat dezelve behoorlijk gekerftend werden; dat de Pastoren en Kapellanen boek of register zouden houden van al de kinderen, die zij zouden doopen. Dat de Officiers zich naarftiglijk zouden informeren op alle Herdoopers en degenen , die Conventiculen houden, achtervolgens de Plakaten, door Keizer karel V gegeven; voorts werd verboden, op Zon- en Heilige dagen, ten minfte gedurende de Hoogmisfe en het Sermoen voor noen, in herbergen te gaan drinken enz.; den ouderen werd belast, hunne kinderen ter Schole en ter Kerke te fchikken enz. Den Officieren werd bevolen, niet alleen de huizen der Boekverkooperen te vifiteren, maar ook toe te zien, dat geene kramers met boeken omgaan of die verkoopen; ook te onderzoeken, of zij die ook in hunne marsfen hebben , of onder de waren verbergen. Al die kennis hebben, dat er ergens eenige verbodene vergaderingen , of conventiculen , gehouden werden, zullen fchuldig zijn, dat den Officier der plaatfe te kennen te geven; en zal hun voor elk huis, daar hij op hun aanbrengen bevinden zal, conventiculen gehouden na C. G. Ïaari5i?-. tot 1552.  na C. G Jaansi7. tot 1552 172 KERKELIJKE den te wezen, gegeven worden XXV Carolus Guldens, die hem in zijne rekening gepasfeerd zullen worden (*). Te zeiven dage fchreef de Landvoogdesfe aan den Raad van Holland, dat men dit en vorige Plakaten zou afkondigen en vernieuwen, ook overal bekend te maken, dat, zoo iemand binnen eene maand niet ter Kerke kwam, hij arbitralijk zou geftraft, en hardnekkiglijk wegblijvende, vier maanden gebannen worden. Men moest ook tegen de Wethouders van Tekfel , die in het onderhonden der voorgaande Plakaten onachtzaam waren geweest, ftrengelijk voorzien. In Vlaanderen en Braband ftonden de Magiftraten het Pausdom meer ten dienst, tot grooter bezwarenis der Gereformeerden. Om de Gereformeerden te beter te ontdekken , kwamen er eenige Kommisfarisfen van Brusfel te Doornik , alwaar in dit jaar reeds een en ander om hun geloof de doodftrafFe geleden hadden. Deze Kommisfarisfen deden de verdachten bij eede verklaren , of zij, volgens de gewoonte der Roomfche Kerk, hadden geleefd, en in het toekomende wilden leven; driemaal 'sjaars te Biecht, en te Sacrament, ook op Zondagen en andere hoogtijden ter Misfe gaan. Over het weigeren van dezen eed heeft men nicasius de la tombe den i2den November, en Rogier, du mont den tweeden December verbrand. Op gelijke wijze werd in dit jaar ook te Antwerpen (*) brandt Bladz. 570.58a.  GESCHIEDENIS. 173 pen zekere Metfelaar, wouter oom genaamd, en jan de wolf van Oudenaarde, omdat hij zijn kind in de vergadering der Gereformeerden had laten doopen, op den Steen verdronken. Het ongenoegen tegen den Kardinaal van granvelle bleef intusfchen (leeds voortduren. Men fmaalde op hem, door eene fchertfende livrei, die, door den Graaf van egmond uitgevonden was, en eerst in eene zotskap, den dienaren op de mouw gedikt, beftond, doch naderhand in een bondel pijlen veranderd werd. Men (lak hem zelfs, te eenigen tijde, een fpotprent in de hand, in welke hij zelf vertoond werd, zittende te broeijen op een deel eijeren, daar Bisfchoppen uit kwamen, terwijl hem een duivel boven het hoofd zweefde, met dit bijfchrift: Hic est filius meus, ipfum audite. „ De,, ze is mijn zoon, hoort hem." De Prins van Oranje, en de Graven van Egmond en Hoorne, fchreven, als leden des Raads van State, eenen Brief aan den Koning , in welken zij ten (lerklten drongen op het vertrek des Kardinaals , fchoon zij tevens verklaarden : ,, dat, wat den Godsdienst ,, betrof, zij den Koning altijd de pligten van goe,, de onderdanen en Katholijke Leenmannen bewij,, zen zouden, oordeelende zij, dat men het den „ voornaamfien Heeren, den Adel, en andere brave ,, lieden te danken had, dat de Godsdienst nog, ,, in den tegenwoordigen gerusten ftaat, werd ge„ oefend. Dat, waarlijk, het gemeene volk reeds „ zeer befmet was, en dat de levenswijze en het „ gezag van den Kardinaal hier aan geen goed „ deed." na C. O. Iaansi7. tot 1552. De Kardinaal vsn GRANVEL- l ;. verlaat de Nederlanden.  aa C. G Jaarisi7 tot 1552 De vervolgingvermindert. 174 KERKE LIJKE „ deed." Het antwoord van den Koning op dezen. Brief beftond in eenige algemeene uitdrukkingen van welwillendheid en eene belofte van zijne overkomst; hetwelk aan deze drie Heeren zoo veel misnoegen gaf, dat zij uit den Raad van State bleven ; ook weigerden de algemeene Staten te vergaderen, daar granvelle tegenwoordig was. Dit één en ander bewoog den Koning, otn granvelle ten lande uit te doen vertrekken, gelijk in Maart 1564 gebeurde, onder voorwendfel, van zijne moeder in Bourgondi'è te gaan bezoeken. Terflond na het vertrek van granvelle hernamen de drie Hteren hunne plaatfen in den Raad van State, en het gezag van dezen Raad had terflond merkelijken invloed op de getneene zaken. De vervolging, niet zoo zeer gehandhaafd wordende als te voren , minderde allengskens. In Grasmaand maakte men in Holland zwarigheid, om hit Plakaat af te kondigen, waar hij iemand, die in geene maand ter Kerke geweest was, ftraf baar verklaard werd. Ook kanteden zich de Staten van dat gewest, wat later, tegen het vervoeren van twee gevangenen, om Ketterij. Oranje gaf van tijd tot tijd in gefprekken met de Afgevaardigden der Staten opening van zijne inzigtc-n , op het Huk van den Godsdienst. Hij oordeelde, „dat het getal der ,, Ketteren, hier te lande, zoo groot was, dat de,, zeiven onmogelijk, door vuur en zwaard, kon,, den worden uitgeroeid: doch dat men hier toe „ andere middelen, als, de zedebetering der Gees„ telijkheid , het prediken eener gezonde leere en „ dier-  GESCHIEDENIS. 173 ,, diergelijke ter hand 'laan moest." En zich ah lengskens nader verklarende, voegde hij er bij: „ dat „ zedebetering en het wel prediken , fchoon heil„ zaam in zich zeiven, de Ketterij niet t'eenemaal „ zou kunnen verdrijven; maar dat geraden was , „ de Plakaten in te trekken, of ten minfte te ver„ zachten, gehengende de tijden thans zoo vele „ ftrengheid niet; waar van men ook tot hier toe „ geheel geene vrucht had gezien." Somtijds ging hij, in deze gefprekken , zoo ver, dat hij niet fchroomde te zeggen: „ dat er geen ander middel overig was, dan aan ieder, in zijn huis, vrijheid „ van Godsdienstoefening, en alomme het houden „ van het Avondmaal onder beiderlei gedaante toe „ te ftaan." Oranje had reeds in het jaar 1562 aan al de ingezetenen van zijn Prinsdom, beide Roomfchen en Onroomfchen , vrijheid van Godsdienst verleend, evenwel verzocht hij wat later den Koning, door deszelfs Gezant in Frankryk, de zaken van zijn Prinsdom te willen vorderen; hetwelk, zeide hij, gefchapen ftond verloren te gaan, omdat hij het bij het heilig oud Roomsch Geloof had zoeken te bewaren (*_). ' De Prins bediende zich veel van den raad van franciscus balduinus van Atrecht, een geleerd man, kundig in de Godgeleerdheid, en tevens in de Regten, door zijne befcheidenheid in Kerkelijke zaken vermaard; de Graaf van Hoorne hield georgius cassander in hooge achting. Deze cassan- der (*) wagenaar Faderl. Hift. VI Deel, Bladz. 74. na C. G, Jaar 1517. tot 1552.  na C. C Jaarisi; toe 1555 De vervolgingverheft zich op nieuw. t?6 KERKELIJKE der was uit Vlaanderen geboren, en de glans zij* ner godsvrucht, gematigdheid en geleerdheid was zoo groot, dat de Keizers ferdinand en maximiliaan zijne hulp met allen ernst verzochten, tot heeling der wonden van de Christenheid. Hij overleed den 3den Februarij 1566 (*). De Koning hierentusfehen, beval der Landvoogdesfe , bij Brief op Brief, het uitroeijen der Ketterij; de Jezuiet strada verhaalt, hoe hij haar, bij fchrijven van eigen' hand, de manier berigtte, om de genaamde Ketters te achterhalen; genoegzaam het fpoor daar toe aanwees, zelfs lijsten overzendende, waar op zij, met _ verklaring van ieders buurte , foort, ouderdom, en geftalte , Honden afgemaald. Evenwel had de Ketterftraffe geen' eenerlei uitgang* Te R.upehnonde zat een Priester gevangen, die het Pausdom verlaten had. Deze wist, met zijne medegevangenen, het Kasteel, waar zij zaten, in brand te Heken , op hope, van in de verwarring te zullen ontkomen; maar de foldaten, fchielijk toefchietende , bluschten den brand , en grepen de brandfiichters, die geHraft werden. De Pn'tster kreeg het zwaard, omdat hij het Pausdom weder toeviel, en het gevoelen der Gereformeerden verzaakte, ja vervloekte. Meer viel er te Antwerpen te doen over het verbranden Van CHRISTOFFEL SMIT, Of FABItlCIUS , die ftandvastiger was. Deze was te Brugge, zvy M (*) brandt Bladz. 588-59.%  GESCHIEDENIS. 177 ne geboorteflad, een Karmelirer Monnik geweest , doch had, het Klooster en het Pausdom verlatende, eene vrouw getrouwd, en zich eenigen tijd in Engeland onthouden. Thans bediende hij te Antwerpen de Hervormde Gemeente, federt zes maanden, als Leeraar; toen hij in hechtenis raakte, te gelijk met olivier de bok van Aalst, Profesfor der Latijnfche Taal te Heidelberg, herwaarts gekomen , om zijne bijzondere zaken te verrigten. De laatfle werd echter, op aanfchrijven van zijnen Overheer, den Keurvorst Paltzgraaf, den eerflen September weder ontflagen. Maar fabricius werd ten vure gedoemd, die zich kloekmoedig, geduldig en gelaten gedroeg. Zelfs fchreef hij voor zijn' dood een' Brief aan Lange margriet , een Bonetverkoopfler, die hem verraden had , haar dat vergevende, en haar tot boete vermanende. Des nachts voor zijn' fterfdag vergaderde het volk, in groote menigte , voor den Steen of Kerker, meenende, dat men hem in het donker zou ombrengen. Zij bragten den ganfchen nacht over met het zingen van Pfalmen en Geestelijke Liederen. Den volgenden morgen, den 4den October, ter dood geleid wordende, en vreezende voor een oproer, dewijl het volk van alle kanten toefchoot, fprak hij de menigte met deze woorden aan: „Mijne lieve Broeders, dat zich „ niemand voordoe, om mij te verlosfen. Laat de „ Heer zijn werk in mij volbrengen." Sommigen zeiden toen: „ Strijd vromelijk, waarde Broeder, „,want dit is de ure." De Markgraaf, dat hoorende, riep tot zijne trauwanten : Vangt, [mijt, Herv. III. M flaat na C. G. faari.517. :ot 1552.  na C. G. Jaari.517 tot 1552. 178 K E R K E L IJ K E (laat dood! en dreigde te fchieten. Op de markt gekomen, knielde fabricius bij den houtftapel, om God in dien uiterften nood te bidden; maar men rukte hem terflond naar de mutzaard, drong hem aan den paal, daar hem de beul met eene ijzeren ketting aan vasthechtte , ook een' drop om den hals wierp, om hem het bidden en fpreken te beletten. Nu begonnen verfcheidene omflanders Pfalmen aan te heffen, onder anderen den CXXXften. De Helbaardiers riepen, dat zij zwijgen zouden, en raakten van het dreigen aan het flaan; maar het volk aan het werpen met fteenen, zoo vinnig, dat ;erst de beul met zijne dienaars en helbaardiers, en daar na de Markgraaf, de Schout, en andere Wethouders de vlugt namen. Men had den Markgraaf, ;er hij week, hooren roepen: „ Ei, Burgers, „ flaat ons bij. Schutters, flaat ons bij. Mijne „ lieve Burgers, wij zijn het niet, die hem doo„ den, maar des Konings gebod. Ziet , wat gij doet, het is des Konings geregt." Maar niemand, die een' voet voor hem verzette , of hand voor hem uitflak. Men liet het volk begaan. Eenigen fprongen in het Perk, om den Predikant te ontzetten, rukten de mutzaarden weg, trokken de keten los, dan het was te laat. Want de beul had hem, eer hij zich wegmaakte, met een' ijzeren hamer het hoofd ingeflagen, en van achteren met een ponjaard dóorfteSèft. Dus liet men het vuur, dat al omfleken was, branden, en zag er den man , (want het brandde zeer langzaam,) fchoon hij zoo doodelijk gekwetst was, nog lang in leven, zijn hoofd  GESCHIEDENIS. 17 hoofd verroeren, zijn' mond, en lippen, en hande open en toedoen, tot dat hij eindelijk, in het vuu vallende, den geest gaf. Echter bleef dit fchrikke lijk mismaakt ligchaam, na het blusfchen van he vuur, wel acht uren liggen, tot een deerlijk fchouw fpel van vrienden en vijanden; ten laatfle werd he aan een' grooten Heen gebonden in de Schelde vei zonken. Dusdanig was het einde van christoffei fabricius in het 37fle jaar zijns ouderdoms. He oproer hield nog eenige dagen aan, met bedreiging, dat men zijnen dood wilde wreken. Doch feder werd één van degenen, die met fteenen geworpei hadden, op last der Gouvernante, gehangen. Hiet door bragt zij den fchrik in de anderen, en de ftac in rust (*). Te Rysfel werden daar na twee mannen om der Godsdienst met het vuur gedood , zonder tegenftand. Maar te Brugge werd de Inquifiteur van Vlaanderen door de Wethouders in zijn vervolgen gefluit. Zij lieten drie van zijne dienaars, die, zonder toeftemming van den Magiftraat, eenen zoogenoemden Ketter naar de gevangenis leidden , vatten , en te water en brood opfluiten, tot dat er met de Gouvernante over dit ftuk gehandeld werd. Zij deden verders bij de Gouvernante hun beklag, over den Inquifiteur , die , zeiden zij , ongetwijfeld oproer in hunne ftad verwekt zou hebben, indien zij, door dit middel, het gemeene volk niet wel te tijde hadden nedergezet. Met (*) bhandt, Bladz 598 602. M % % tl na C. G» r Jaarisi7. _ tot 155a. 1 Die van Brugge wederftaan den Inquifiteur van Vlaanderen.  iSo KERKELIJKE naC. G Jaari5i7. tot 1552. Brief van jan gruwel Deken van Westfrieslandaan den Schout van Hoorn. Met dit al hielden de Kerkelijken den ouden voet. Zij deden eenen Engelschman, te Brugge geltorven , in ongewijde aarde begraven , omdat hij geweigerd had, de Sacramenten naar de Roomfche wijze te ontvangen. Maar de Engelfche Natie deed daar over aan den Raad van Srate te Brusfel haar beklag, en bragt zoo veel te wege , dat men den Wethouderen belastte, den dooden te ontgraven , en op eene eerlijke gewijde plaats ter aarde te heftenen. Te Brusfel werd iemand, die ter zake van den Godsdienst op de Galeijen gebannen was , door twaalf gewapende mannen met geweld uit den wagen getrokken. Hoe ver de ijver der Geestelijkheid tegen de zoogenaamde Ketters te dezen tijde gegaan zij, en hoe zij zich van de Heilige Schrift wisten te bedienen , om de Overheid te bewegen , haar ten diende te ftaan, mag blijken uit eenen Brief van jan gruwel , toenmaals Deken van Westfriesland, aan Meester joost van huikesloot , Schout van Hoorn, welken brandt (*), uit kwaad MonnikenLatijn vertaald, in zijn werk geplaatst heeft, waar uit wij denzelven overfchrijven: „ Na wenfchinge alles goeds, door hem, die on„ zer aller waarachtig heil is." „ Achtbare Heer Schout l „ Ik bid en fmeek u door de ingewanden of ont,, fermingen van jezus christus , dat gij zorg- „ vul- (*) brandt Bladz. 619.  GESCHIEDENIS. 181 „ vuldiglijk let op de kudde van der Beets, alzoo de kwaden en de vijanden der Kerk niet worden „ geftraft, dewelke God, en de Heilige Moeder de ,, Kerk, (loutelijk beftrijden. Behalve die zés on„ mondige kinderen, in christus en in de Kerk ,, niet wedergeboren, zijn daar bij gekomen drie „ zwangere vrouwen, dewelke den uiterften tijd „ van baren niet afwachtende, hare eigene woon„ plaatfen verlaten, en vreemde en onbekende ge,, zocht hebben. Gij weet wel, wat de godvruch,, tige Brieven des eerwaarden Heers van Haarlem" (den Bisfchop van Haarlem, die insgelijks over dezelfde zaak aan den Schout gefchreven had , ) ,, vermelden, en mijne waarachtige klagten, uit wa,, ren ijver der zielen uitgeftort, allen prikkel des ,, nijds ter zijde gefield. Indien dat kwaad door „ Gods hulpe en uwen bijftand niet wordt tegen,, gegaan, zoo is het met de zaak van christus ,, in der Beets gedaan. Gij weet ook de Canons „ wel, die dus luiden: Als de dwaling niet wordt „ tegengeftaan, dan wordt zij toegejlaan. En we,, derom: Die een ander van de dwaling niet te„ rug roept, terwijl hij kan, betoont, dat hij zelf ,, dwaelt. En gij kent de wet Gods, daar gezegd „ wordt: Ten zij gij uwen kleinflen broeder toe„ brengt, zoo zult gij mijn aangezigt niet zien. „ Omdat gij den doodfchuldigen man hebt vrij ge» „ laten, zal uwe ziele zijn voor zijne ziele. Ik „ heb u gefield tot eenen wachter over het huis ,, Israels. Verders: Ik zal zijn bloed van uwe „ handen eifchen. Melk hebt gij gegeten, met wolM 3 „ le na C G. [aan 517. :ot 1552.  na C. G. Jaar 1517. rot 1552. 182 KERKELIJKE le zijt gij gedekt geweest, doch mijne kudde „ hebt gij niet gewijd. Dat zwak, krank, ver„ broken, verworpen en verloren was, hebt gij niet „ gezocht. Daar zal een zeer hard oordeel gaan „ over degenen , die boven anderen gefield zijn. „ Waar toe dienen deze Schriftuurplaatfen, dan al„ leen, opdat wij alles achter den rug ftJlende , „ het voorbeeld onzes Zaligmakers zouden navol„ gen: De Zoon des Menfchen is gekomen, om „te zoeken en zalig te maken, dat verloren was. „ Dit alles kunt gij buiten eenig gevaar van regten „ te wege brengen, het zij met in regten te roe- pen, of de fchepen in de haven van Hoorn te beflaan. Dit doende, zult gij uwe ziele, en de „ zielen uwer onderdanen, behouden. Want wordt „ de verongelijking des naasten geftraft, wie wreke „ dan christus ongelijk niet? Dan hier van ge„ noeg. Dit alleen bid ik van harte, dat de zalig„ heid der zielen, die ons door christus dood verworven is, u ter harte ga. Uit Wfdenes, de„ zen XlVden van October in het jaar onzer ver„ losfing 1564." ,, Uw Achtbaarheids onwaardig Dienaar „ en altijd toegedaanfle gruelius." De lieden uit de Beets, een plaatsje in Noordholland, op welke deze Brief ziet, werden door den Schout van Hoorn, op dezen Brief, voor het geregt gedaagd, en eisch tegen hen gemaakt, van voor eerst in beflotene hechtenisfe te gaan. Dan men weet niet, dat hier iets anders op volgde, dan dat de gerot penen  GESCHIEDENIS. 183 nen zich voor eenigen tijd aan eene zijde hielden ; want de Hoornfcke Magiftraat zag, in het fluk van den Godsdienst, zoo veel door de vingeren , dat zich daar vele (chippers en kooplieden, uit Zeeland, van Amfterdam, en elders, die t'huis verdacht waren van onzuiverheid, en wijken moesten, ter nederlloegen. Dies nam hier de zeevaart zoo toe, dat men moest omzien naar meerder havening, voor de fchepen. Daar zich de Pater van Sinte Marie Convent over liet hooren, dat hij raad wist , om de haven te vergrooten. Men zoude maar, floeg hij uit, al de Ketter fche Schippers, die van huiten waren ingekomen, aan een'' kant helpen, gelijk dat behoorde, de havens zouden dan wijd genoeg wezen. Door dezen raad kreeg hij den naam van Havewijder, en was federt bij de Burgers in geen aanzien. Men handelde, in dit jaar, om den Graaf van Egmond naar Spanje te zenden, ten einde den Koning mondeling verflag te doen nopens den flaat dezer landen. Als men, hier toe befloten zijnde, zijn berigtfchrift zoude opflellen, liet zich de Prins van Oranje rondelijk tegen den Prefident viglius uit, ,, dat men den Koning onbewimpeld verkla,, ren moest, dat men, midden in zoo groot een „ verval der Geestelijkheid, den ouden Godsdienst, „ door Plakaten, Inquifitie en Bisfchoppen , niet „ kon behouden. Dat de Koning zich bedroog , „ als hij waande, de befluiten der Kerkvergadering „ van Trente, die, zelfs bij Kathoujke Vorsten, ,, in Duitschlund, veracht werden, hier te lande, ,, te zullen doen aannemen. Dat hij hier om veel M 4 „ be- na C. G. laar 1517. tot 155a. Sterke taal van WILLEM van Oranje tegen VIGLIUS,  na C. G Jaari5i7 tot is5's VtGLIUS krijgt eene beroerte. egmond rznrSpanje gereisd verwerft geene verzach ting van den Koning. 184 KERKELIJKE . „ beter zou doen, als hij de Plakaten introk of ma• „ tigde. Dat, wat hem, Oranje, betrof, hij zich ' „ aan den Katholijken Godsdienst wilde houden ; doch echter niet kon goedkeuren, dat de Vors„ ten wilden heerfchen, over der menfchen gemoe,, deren, hun de vrijheid van geloove en Godsdienst „ benemende." De nadruk en levendigheid, waar mede de Prins dit fprak, ontflelden den ouden man zoodanig, dat hij, den nacht met diep peinzen hebbende doorgebragt, des morgens, bezig met zich te kleeden , eene beroerte kreeg, van welke hij allengskens nog wederom bekwam, joachim hopperus, een Fries. geboren te Sneek, die een Verhaal der Nederlandfche Beroerten gefchreven heefr, werd bij voorraad in zijne plaats aangefteld (*). De Graaf van egmond reisde hier op naar Spanje, van waar hij, binnen vier maanden, in het jaar 1565, terug keerde, zonder des Konings ftrengbeid eenigszins te hebben kunnen verzachten. Immers, wat den Godsdienst betrof, had de Koning verklaard, dat hem deze meer dan eenige andere zaak ter harte ging; dat hij liever duizend levens, zoo hij die had, zou willen verliezen, dan in denzelven eenige verandering gedoogen. Alleen gaf hij toe , dat men zou mogen overleggen, of er ook eenige andere ftraffe op de Ketterij, die vooral niet ongeItraft moest blijven, kon worden ingevoerd , waar door (*) brandt Bladz. 610-614. wagenaar VI Deel, Bl. 104-106.  GESCHIEDENIS. 185 door de vermetelheid der Ketteren betoomd, en hun te gelijk de eere benomen werd, die zij meenden te behalen, met, tot hun uiterfte toe, ftandvastig te blijven. Gedurende de reize en het verblijf van egmond in Spanje, werden in Vlaanderen de Plakaten op het (luk der Ketterij flrengelijk in het werk gefield. Te Ronfen werd joost de creul met het zwaard gedood. Sommigen zeggen, dat de Predikatiën van den Deken van Ronfen, petrus titelman, hem en anderen, voor eenige jaren, het eerst de leer der Hervorming hadden ingeboezemd, en nu was deze titelman, als Inquifiteur, de hevigfle vervolger. Te Rysfel werd jan disreneaux verbrand , of liever door den rook verflikt, eer het vuur nog regt ontlteken was. jan de graaf van Ekkergem, voor dezen Molenaar te Heynsdyk, in Hulfterambacht, werd den 26flen Februarij 1565 te Hukt verworgd en verbrand met het Nieuwe Testament om den hals. Men verhaalt, dat er bezwaarlijk hout en ftroo was te krijgen, om hem te branden, alzoo de Burgers weigerden, het daar toe te verkoopen. Te Doornik werden twee jongelingen, hugo destailleur en jan pik , groote boezemvrienden , ook door hunne gelijkheid van gevoelens omtrent den Godsdienst, den 2often van Oogstmaand des verleden' jaars gevat, daar zij buiten de ftad zamen zekere Schriftuurplaats overwogen, ook droegen zij gelijke banden met gelijk geduld, tot dat zij den M 5 22ften m C. G. Iaaris.1.7» :ot 1552. Vervolging in Vlaanderen.  ms C. C Jaari5?7 to; 1552 1S6 KERKELIJKE 22ften Maart dezes jaars 1565 hunne belijdenis tnet gelijken dood bekrachtigden. Te Brugge zocht de Parochiaan van Sint IVouburg, adriaan smout, de Inquifitie de hand te bieden, vast opfchrijvende, wie in de vasten te Biecht en daar na te Sacrament kwamen. Iemand der inwoners, door deze Inquifitie verfchrikt , ging tegen zijn gemoed te Biecht, en ontving het Sacrament; maar hing dat in een' doek, bedektelijk, op Paaschdag, aan den ring van de portaaldeur, met een briefje van dezen inhoud: ,, Weet, Heer „ aoriaan smout , dat ik u bier weêr breng , „ hetgeen gij mij gegeven hebt; want ik wil het „ aldus onder ééne gedaante niet hebben. Ik heb „ het ontvangen met een wroegend gewisfe , en „ daarom terflond met dezen fnuitdoek uit mijn' „ mond geveegd. Doet er nu mede , hetgeen u goeddunkt. Gij hebt mij, met uw opfchrijven, „ een droevig benaauwd hart gemaakt; maar zie, „ dit komt er af, van de lieden zoo vervaard te „ maken. Laat mij, op een' ander tijd, in mijn „ gemoed gerust blijven. Nogtans zal ik voortaan ,, op al uw dreigen niet meer achten, mij kome „ daar af, wat het wil. Had ik geweten, dat mij 1, dat uiterlijk eten van binnen zoo beroerd zou heb„ ben, ik zou liever hebben willen vallen in de han, den der menfchen, dan in de gramfchap Gods. , Maar ik betrouwe, dat God zich mijns erbarmen ■ za! In- (*) brandt Bladz. 61 pi  GESCHIEDENIS. 1S7 Ingevolge van 'sKonings last, werden tegen den 25(len Mei 1565 eenige God- en Regtsgeleerden ten Hove befchreven, om te helpen raden omtrent het ftraffen der Ketteren. Zij gaven hunne meening over alles in gefchrift over, welke hier op uitkwam: ,, Voor eerst, was er voor het leereii der Gemeente „ zorg genoeg gedragen bij de Kerkvergadering van „ Trente, welker befluiten, zonder uitftel, hier te „ lande, afgekondigd en ingevoerd moesten wor„ den. Het overige moest, door de naarftigheid ,, der Priesteren, op welken de Bezoekers en I11„ quifïreurs behoorlijk acht geven moesten, worden ,, uitgevoerd. Ten anderen: was de zedebetering „ der Kerkdijken , zoo wel als het houden der „ Scholen, in de derde plaats, insgelijks, door de „ gemelde Kerkvergadering , geregeld ; zoodat het ,, alleen op het onderhouden dier regelen zou aan,, komen. Ten vierden: was het ongeraden , de „ Plakaten te veranderen, die, voor meer dan 35 „ jaren gemaakt, en tweemaal vernieuwd waren. „ Evenwel kon men den Geregtshoven heimelijken „ last geven, om alleen hardnekkige Ketters met den „ dood te ftraffen; om onderfcheid te maken tusfehen „ gezindheid en gezindheid; en vooral ook op de jaren, „ ftaat en andere hoedanigheden der perfonen acht „ te geven, dezelven, of ter dood, of tot de ga,, lei, of tot ballingfchap en verbeurdverklaring van „ goederen, veroordeelende. De Predikanten en ,, Leeraars moesten echter allen als hardnekkigen „ worden gehandeld. Doch zulken, die, uit los „ heid of nieuwsgierigheid, zonder aan Ketterfche » ge- na C. G. jaari5i7. toe 1552. Raadpleging over 'sKonings antwoord door egMONDmedegebragt *  na C. G. ]as"5i7. tot 1552 De Koning be veelt het aannemen der Kerk vergadering van Trente. 188 KERKELIJKE „ gevoelens vast te zijn, de Plakaten overtraden , „ kon men met geesTelen, geldboeten, ballingfchap, „ of op diergelijke wijze, ftraffen. Ten befluite , ,, vond men dienftig, dat er openbare ommegangen ,, en gebeden werden gedaan, om van den Hemel „ te verwerven, dat er niet een ftip van het Heilig ,, Katholijk Geloof verloren mogt gaan, met hoe „ groote gevaren het ook, in het openhaar of ver,, borgen, mogt worden gedreigd (*)." De Graaf van egmond was zeer onvergenoegd over deze ftrengheid, en beklaagde zich openlijk , dat dezelve niet overeenkwam met de beloften, hem door den Koning mondeling gegeven. Ook rees het algemeen misnoegen van velen te meer, toen de Koning thans, in het jaar 1565, gebood, dat de befluiten der Kerkvergadering van Trente, hier te lande, alomme zouden aangenomen worden, met uitzondering alleen van de zoodanige , welke geacht konden worden der Koninklijke Hoogheid te na te komen. De afkondiging der Kerkvergadering gefchiedde eerlang in bet Aartsbisdom van Kameryk , niet zonder veel tegenftand der Geestelijken. Te Mechelen bleef het werk treken, omdat daar thans geen Aartsbisfchop tegenwoordig was. Te Utrecht lag de Aartsbisfchop overhoop met zijne Geestelijkheid, waarom het daar insgelijks haperde (f). On, (*) brandt Bladz. 621-623. wagenaar VI Deel, Bl. in, 112. (f) brandt Bladz. 623. wagenaar VI Deel, Bladz. 113, 114.  GESCHIEDENIS. 189 Ondertusfchen kwam er een Brief des Konings nit Spanje, waar in de Koning, betreffende de klagten van egmond, verklaarde: „ dat zijne meening „ nimmer geweest was, de Inquifitie af te fchaf,, fen; dat hij den Graaf wel gezegd had, te wil„ len, dat men zou overleggen, of er ook eenige ,, verandering kon gemaakt worden in de ftraffen ,, der Ketteren, ten einde hun den roem te bene,, men, welken zij op hunne ftandvastigheid droe„ gen; doch dat hij, gedurende dit overleg, met ,, de ftraffe wilde voortgegaan hebben." Het gefchrift der God- en Regtsgeleerden werd door den Koning hooglijk geprezen ; alleenlijk, dat hij nog zoo veel verzachting der Plakaten , als zij zouden hebben toegegeven, niet gehengen wilde; maar beweeren bleef, dat zijn Vaders Plakaten en de zijne met de vereischte matigheid waren opgefteld , en derhalve, in allen deele, moesten worden naargekomen. Dit fchrijven ontftelde de voornaamfte Heeren van den Raad van State, viglius zelf, die de gevolgen dieper inzag, meende , dat men 's Konings fchrijven geheim moest houden, tot men hem eerst onderrigt had, hoe het hier werd opgevat. Doch de Landvoogdes befloot, 's Konings last ftiptelijk te achtervolgen. Zoodra dezelve openbaar werd, ontftond er alomme groot gemor en blijken van misnoegen. De vier Hoofdlieden van Braband beklaagden er zich fchriftelijk over, en beweerden , dat Braband nooit aan de Inquifitie onderworpen was geweest, hetwelk door den Raad van Braband en de na C. G. Jaar 1517. tot 1552. Schrijven van den Koning omtrent hetftuk van den Godsdienst. Algemeen misnoegen.  MC. G. ]aari5i7. tot 1552. Die van Vlaanderenklagenover den Inquifiteur pSHTELMAN 190 KERKELIJKE de voornaamfte Heeren van den Raad van State erkend werd. Te 'y Hertogenbosch zou het tot een oproer zijn gekomen, indien de Wethouderfchap het afkondigen van 's Konings last niet had uitgedeld. Elders liep nu de moed der menigte over tot ongeduld , en vervoerde ettelijken tot zulke ftoutheid , dat zij fommigen, die om het Geloof gevangen waren , roet geweld uit de hechtenis togen. Men deed vast overal te grooter weer, om de gevangenen los te maken, naardien het nu bekend was geworden , hoe men de lieden in het heimelijk ombragt; te weten, hen niet durvende openlijk ter dood te leiden , bond men de ellendigen met de hoofden tusfehen de beenen, dompelde hen in een vat vol water, en verdikte hen dus (*). Reeds in het jaar 1564 hadden de vier Leden van Vlaanderen zich fchriftelijk beklaagd over het geweldig gedrag van den Deken van Ronfen, petrus titelman; doch van de Gouvernante niets dan goede woorden en belofte ontvangen; en als de nieuwe Bisfchop van Brugge in Maart 1566 den Wethouderen eenige punten toezond, welke ftrekken moesten om de Inquifitie te bevorderen, en de Inquifiteur insgelijks zich ten hoogde over de Weth.'iiderfchap van Brugge bij den Raad van Vlaanderen beklaagde, vernieuwden de vier Leden van dat Landfchap hunne klagten en vertoogen bij de Landvoogdesfe herhaalde reizen, tot eindelijk die van Brugge verworven, dat den Raad van Vlaan- de- (*) brandt Bladz, 632 , 633.  GESCHIEDENIS. iqi deren de hand gefloten en belast werd, de ftukken ten Hove te zenden, en den Inquifiteur verboden , eenige verdere vervolgingen te doen (*). Op gelijke wijze, als die van Vlaanderen, over titelman, hadden ook de Friezen geklaagd over willem lindanus den Inquifiteur, en verzocht , dat er een ander in zijne plaats mogt aangefteld worden. Doch vergeefs: zoodat hij fteeds trotfcher werd, en in den vollen Raad.durfde zeggen: „Hij „ wist, wat zijn last was, en wat hem te doen „ Hond;" ook : ,, dat die van den Hove den „ Ketteren te veel toegaven, en al te flap waren , „ om die te ftraffen." Daartegen voer men allerwege openlijk uit tegen de Inquifitie, en het regende alomme Schimpfchriften en Blaauwboekjes. Ook vond men aan de Kerkdeuren, aan de Poorten van het Hof, en aan de Huizen van den Prins van Oranje, en van den Graaf van egmond , gefchriften aangeplakt, waar in men hunne hulp tot voorftand der goede zaak inriep. De Landvoogdes werd dagelijks lastig gevallen , door Edelen, Burgers, Staten en Steden , klagende over de Inquifitie. Aan de andere zijde vielen ook de Inquifiteurs en andere Kerkelijke Regters der Landvoogdesfe klagtig, dat men hun geen behoorlijk ontzag toedroeg. Zelfs verzochten fommigen ontflageu te worden van hunne ambten. Doch onder de gefchriften van dezen tijd, vond men ook boek- (*) brandt Bladz. 632-6p. na C. G. f aan 517. tot 1552. Die vnn Friesland klagen over den Inquifiteur w. LINDANUS  m C. G Jsari5i7 tot 1552 De belijdenis der Gereformeerdenliomtin het licht. 191 KERKELIJKE , boekjes, die de vrijheid van Godsdienst met klemmende redenen verdedigden. Ook kwam te dezen tijde een nieuwe druk in het licht van de Belijdenis der Gereformeerden. Dezelve droeg thans eenen Brief aan den Koning in het voorhoofd; waar in de Hervormden betuigden, voor God en zijne Engelen, dat zij geen oproer in den zin hadden, en niets anders begeerden, dan onder de gehoorzaamheid van de Overheden in zuiverheid der confcientien te leven, God te dienen , en zich naar zijn woord en heilige geboden te reformeren. — Zij verklaarden, ten bewijze hier van, dat zij in de Nederlanden meer dan honderdduizend mannen fterk waren, zonder dat er eenig blijk van oproer in iemand hunner gezien , of één woord , daar toe ftrekkende, gehoord werd. Doch het begrooten van zulk eene menigte werd ten Hove misduid , en voor eene bedreiging genomen, oranje , egmond en hoorne deden echter ook hun best , om de Landvoogdesfe te verzekeren, dat het getal der Onroomfchen zoo groot was, dat men het onmogelijk zou kunnen uitroeijen: terwijl anderen haar voorhielden, dat men het verre boven de waarheid uitmat. Doch de voorzigtigften gingen tusfehen beiden , ziende het kwaad, gelijk men fprak, niet zoo gevaarlijk aan, dat men het voor ongeneefelijk had te houden; noch zoo gering, dat men het vrijelijk verwaarloozen mogt; terwijl de Landvoogdesfe , gefiingerd door verfchillende overleggingen, naauwelijks wist, welke zijde zij te houden had. Ver-  GESCHIEDENIS. iq< Verfcheidene Stadhouders, met name de Prins van Oranje, de Graven van Mansfeld en Megen , de Markgraaf van Bergen en de Heer van Montigni, verklaarden ook, in den aanvang des jaars 1566, aan de Landvoogdesfe. „ dat zij geenen wil noch „ middelen hadden, om de Plakaten uit te voeren, „ en de hand te leenen aan de Inquifitie ; en dat zij, zoo de Koning en hare Hoogheid hier op „ bleven aanhouden, liever zich van hunne ambten ,, wilden ontdaan." Zelfs verlieten Oranje en Hoome , omtrent dezen tijd, dadelijk het Hof, voorgevende, dat zij zich , in hunne bijzondere Heerlijkheden, gingen onthouden, zonder zich meer met de regering te bemoeijen (_*). Intusfchen hadden eenige honderd Edelen zich vereenigd tot een verbond, hetwelk men het Compromis noemde, om het invoeren der Inquifitie, op alle gevoegelijke wijze, te verhinderen; onder dezen waren zelfs Roomfche Edellieden. Tot dit verbond werd de eerde aanleiding gegeven , volgens fommigen te Breda, ter gelegenheid van de bruiloft des Heeren van Montigny, maar volgens het verhaal van franc, junius den tweeden November 1565 te Brusfel in het huis van den Graaf van Kuilenburg, daande te Brusfel op de Paardenmarkt, daags voor de bruiloft van alexander farneze , Prins van Parma, Zoon der Landvoogdesfe (f). De (*) brandt Bladz. 643-649. wagenaar VI Deel, Bladz. 128 132. (t) Men zie het werk van den Geleerden j. w. tb IlERV. III. N WA- na C. G. Jaari5i7. tot 155a. Verbond der Edelen.  104 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. BijzonderheJenvan fr. junius. ; De gemelde franciscus junius , uit een edel geflacht te Bourges geboren , bekleedde te dien tijde het ambt van Predikant in de heimelijke Franfche Gemeente te Antwerpen, daar hij onlangs te voren , naauwelijks twintig jaren oud, maar met ongemeene geleerdheid, en andere uitftekende gaven des verliands en gemoeds veifierd, van Geneve tot dezen dienst gezonden was. Hij arbeidde hier met mond en pen, onder vele gevaren , voor de zaak Ier Hervorming. Onder anderen ftelde hij eenige politieke vermaningen op, met menfchelijke redenen ta voorbeelden uit de Gefchiedenisfen bevestigd , 3ver welke hij door den Magiftraat dikwijls werd ngedaagd, ook voor het Stadhuis eenige reizen betend gemaakt, zelfs in zijn aanhooren , dat degele, die den maker kende en den Wethouderen lanbragt, voor dat aanbrengen 3 of 400 Guldens genieten zou. Eindelijk werd ontdekt, dat hij met Sraaf lodewyk van nassau in het heimelijk had gehandeld van zekere aanfpraak aan den Koning , welke junius gefchreven had. Nu werd er naar ïem door den Schout gezocht in het huis van den I3urger, bij wien hij inwoonde; maar junius was ;en half uur te voren naar Breda vertrokken, om laar de Gemeente te bezoeken. Deze waren de berinfels zijner zwarigheden, gedurende deze vervolring ; daar hij zich zoo kloekmoedig in gedroeg , dat vatf.r: Hifloiie wan het verhond en de faeekfthrtjten Ier Nederlandfche Edelen ter verkrijging van vrijheid '» Godsdienst en Burgerflaat, in de jaren 1565-1567.  GESCHIEDENIS. i9S dat hij, te eenigen tijde,, ter zelfder ure, predikte, wai-neer men op de markt eenige Hervormden ter dood bragt, en dat flaande ter plaatfe , van waar men, door de glazen venlleren, de vuren zag flikkeren, in welken zijne Geloofsgenooten verbrand werden (*). De Edelen befloten hebbende, een verzoekfchrift aan de Landvoogdesfe in te leveren, vervoegden zich, omtrent den aanvang van April 1566, in eene aanzienlijke menigte, te Brusfel, en traden, op den vijfden gehoor verkregen hebbende, Hatelijk ten Hove, hebbende aan hun hoofd hendrik , Heer van Brederode, gefproten uit het aloude Grafelijk Huis van Holland, en leverden hun verzoekfchrift over , in hetwelk zij nadrukkelijk voorflelden, hoe verderfelijk de Inquifitie en flrenge Plakaten op het ftuk van den Godsdienst voor den Lande waren, en derzelver opfchorting tot op 's Konings naderen last verzochten. Doch het befcheid, hetwelk hun gegeven werd, beflond flechts in algemeene beloften , terwijl de Landvoogdesfe zelfs zich niet duidelijk wilde verklaren, hoe zij het bedrijf der Edelen aanmerkte, hetwelk dezen niet zeer naar den zin was. Onder het gaan en keeren der Edelen ten Hove , was hun de naam van Geux of Geuzen aangewaaid, welk woord fomtnigen meenen gefmeed te zijn van het Nederduitsch Guit , zoo veel zeggende , als fielt, (*) fr. jonii Vita, ab ipfo Confcripta ap. gerdes in Scrin. Antiq. Tom. I. tart. IL pag. 201-2^. brandt Bladz. 654-657. N 2 na C. G. }aari5i7. tot 1552. Verzoekfchriftdoor de Edelen ingeleverd. Oorprongran den ïaam Geuzen.  M C. G Jaari5i7 tot 1552, tofi- KERKELIJKE fielt, landlooper, of bedelaar, anderen willen , dat het zoo veel zou aanduiden als zonder zorg en kommer , en gewoonlijk den Bedelaren gegeven wordende; het zij, dat de Heer van barlaimont hun allereerst dezen fcheldnaam hebbe aangewreven , zeggende tegen de Landvoogdesfe: „ dat zij voor „ zulken hoop Geux of fchooijers, niet behoefde „ bevreesd te zijn;" het zij, dat hun dezelve door anderen voorgeworpen is, om de geringheid van hun genootfchap te befchimpen. Hoe het zij , de verbondenen lieten zich dezen fchimpnaam welgevallen, en gebruikten hem vervolgens als eene leuze. Men groette eikanderen met denzelven, en dronk op elkanders gezondheid, onder het roepen van Vivez les Geux! Lang leven de Geuzen ! Ook droegen zij gouden penninkjes, aan een rood lint of fluijer om den hals, vertoonende aan de ééne zijde 'sKonings beeldtenis, en aan de andere een* bedelzak , door twee handen vastgehouden, met dit of dergelijk bijfchrift : Fidelles au Roy, jusques a la befdfe, dat is : den Koning getrouw, tot den bedelzak. Anderen droegen een houten napje, aan een' zilveren band, op de borst of aan den hoed: Sommigen uit het gemeen, een bedelaarsklap in de hand; en velen kleedden zich in aschgraauw gewaad, zijnde de kleeding der Bedelmonniken. Ook wordt verteld, hoe men op zekeren maaltijd „ bij den Heer van brederode aangeregt, malkanderen uit een houten nap vol wijns befcheid deed, welke dronk , met den nap, en een bedelaars tas, die den drinker telkens om den hals werd gehangen, rondging, malkan-  GESCHIEDENIS. 197 kanderen onderling opwekkende , om , ten beste des vaderlands, bij hun voornemen getrouw te blijven, met dit rijm, onder het eten en drinken opgezongen Par ci pain , par ce fel, ff par cette befage, Jamais les Gtux ne changeront pour chofe que Vort fasfe. Dat is: Bij dit brood, bij dit zout, en deez' bedeltas daar toe, "Nooit zal de Geus veranderen, men doe dan wat men doe. Hier tegen liet de Hertog van aarschot korts daar na aan het beeld van Sinte maria van Hal, In Henegouwen , eene bedevaart doende , eenige Lievevrouwebeeldjes, naar dit beeld van Hal gemaakt, en op zilveren penningen uitgedrukt , aan den hoedband hechten. Dit werd fpoedig het teeken voor hen, die zich aan de Pausfelijke Kerk verbonden hielden, en was aan den Paus zoo aangenaam, dat hij deze penningen, naar de wijze der Roomfche Kerk, wijdde , en den genen , die ze droegen, aflaten vergunde (*). Kort na het inleveren van het verzoekfchrift der Edelen, had de geheime Raad eene Moderatie of matiging der Plakaten ontworpen , welke men aan den Koning, aan de Geregtshoven en de Staten der bijzondere gewesten toezond en mededeelde. De Staten van Holland hadden reeds befloten, een dergelijk vertoog, als de Edelen, te doen, en daar toe Gemagtigden ten Hove gezonden, om het der Land* (*) brandt Bladz. <5;3 , 674. N 3 na C. G. Jaari5i7. tot 155a. Ontwerp van Moderatie.  na C. G Jaari5i7tot 1552. BERGEN en MONTIGNY naarSpan je gezonden. Inhoud van het ontwerp van Moderatie. i93 KERKE L IJ K E Landvoogdesfe a^.n te bieden, doch deze Gemagtigden lieten zich affchrikken en bewegen, om het geheel te veranderen, en zoo over te geven , hetwelk bij de Staten zeer kwalijk genomen werd, zonder dat men weet, welk antwoord de Landvoogdesfe daar op gegeven hebbe , fchoon hetzelve niet gunftig fchijnt geweest te zijn (*). Terflond na het ontwerpen der matiging werden joan van glimes , Markgraaf van Bergen , en floris van mommer.anci, Heer van- Montigni, naar Spanje gezonden, om den Koning mondeling opening van alles te geven ; doch deze boodfchap is bij de uitkomst voor beiden ongelukkig geweest, alzoo zij nooit weder naar huis zijn gekeerd. Het ontwerp van Moderatie, waar van wij fpraken, kwam, hoofdzakelijk, hier op uit: ,, Dat de „ Leeraars, Bewindslieden , Schrijvers, en aanhou„ ders van Vergaderingen van oen Onroorofchen „ Godsdienst, benevens zulken , die openbare er,, gernis gaven, en de hoofden der nieuwe Leere ,, herbergden, met de galge geftraft zouden wor„ den, en hunne goederen verbeurd , daar het de „ Handvesten gedoogden. Die hunne Ketterij ver„ zaakten, zouden het zwaard krijgen , en hunne „ erfgenamen hunne goederen. Aan gemeene en „ boetvaardige Ketters zou genade, bewezen, doch „ de onboetvaardige, met ballingfchap geftraft wor„ den, blijvende dezen nogtans hunne goederen ,, bezitten, mits zij ze hunnen wettigen erven na- „ lie- (*) wagenaar. VI Deel, Bladz. 150-15.  GESCHIEDENIS. 199 „ lieten: maar zij zouden ze verbeuren , zoo zij ,, ondernamen, andere Ingezetenen te verleiden. De Herdoopers alleen, geen berouw toonende, zouden hunne goederen verbeuren, daar verbeurte ,, plaats kon hebben. Daar het anders gelegen wa,, re , zouden ze terflond aan hunne erfgenamen „ vervallen. Hervallene Ketters , mits op nieuw „ berouw toonende, zouden met ballingfchap ge„ ftraft worden; doch Herdoopers, in zulken ge„ valle, niet zachter dan met den dood." De Staten der Provinciën, aan welke dit ontwerp gezonden was, verwierpen hetzelve , eenige keurden het goed, met eenige verandering. Doch, als het gemeen den inhoud van hetzelve inzag , vreesde elk, dat men de Landzaten , door eene zoogenaamde verzachting der Plakaten, zocht te verftrikken , en noemde men, omtrent dezen tijd, de matiging of Moderatie, fchimpswijze, Moorderatie (*). Men zag ook, uit de ondervinding, dat er op. den afkeer , welken groot en klein tegen de vervolging betoonde, weinig acht werd geflagen, alzoo dezelve nog geftadig bij aanhoudendheid haren gang ging. Trouwens, men vindt in de Gefchiedenis der Martelaren, in dit jaar 1566, wederom vele voor beelden van zulken, die hun leven , ter zake des Geloofs, hebben geboet (f); men zocht ook, door list, den bovengemelde 11 franciscus junius in handen te krijgen, doch hij ontkwam het gevaar nog (*) brandt Bladz. 6fè. wagenaar VI Deel, Bl.157. (I) brandt Bladz. C78 -6,8.2. N 4 ia C. G. [aar 1517. :ot 1552. Voortgang der vervolging.  soo KERKELIJKE na C. G. Jaari5!7 tot 1552 Men begint in Vlaanderen en voorts alom openlijk ie prediken. nog in tijds, gelijk hij zelf in zijne korte Levensbefchrijving verhaalt, daar wij boven melding van ge-» maakt hebben. Tot hier toe hadden de Gereformeerden , heimelijk, in bijzondere huizen, gepredikt, doch in Junij 1566, begonnen zij zulks openlijk te doen, eerst in Walsen -Vlaanderen, en Artois, daarna in Braband, en eindelijn ook, in Hooimaand, in Holland en het Sticht van Utrecht. Waarfchijnlijk , gelijk dit ook door junius gemeld wordt, wilde men daar door de uitwerking der Moderatie beletten , welke eens vooral ingevoerd zijnde, de t'eur voor alle verdere Hervorming Hond re fluiten ; anderen meenen , dat fommige Edelen, ziende zich in 'sKonings ongenade vervallen, uit vertwijfeldheid het gemeen daar toe hebben opgehitst. Hoe het zij , de Onroomfchen vergaderden eerst in bosfehaadjen, daar na in het open veld: in den beginne ongewapend ; doch toen men hen dreigde of ftoorde, kwamen ze, gewapend met zinkroers en zijdgeweer, en eerlang zelfs met busfen en heibaarden , ter preke. De tijd en plaats der preken werd, of in ftilte, onder de goedgunners, of zelfs openlijk, bij aangeplakte briefjes, bekend gemaakt: wanneer het volk, bij duizenden, uit de naastgelegene Heden, tot gehoor kwam. De Leeraars waren, gedeeltelijk , uit Frankryk herwaarts gekomen, en predikten in de Walfche Tale. Doch eerlang werden er andere ontboden , van Embden en ook van andere plaatfen. Verfcheidene Priesters en Geestelijken hier te lande verlieten ook hun gewoon gewaad , en predikten de leere der  GESCHIEDENIS. 201 der Hervorming in hunne Kerken, zoo lang men het hun toeliet. Ook deden zich eenige vrome handwerkslieden op, om het volk te leeren en te vermanen. De vergaderingen, die zeer talrijk waren , werden zeldzamer gefroord , nadat men begonnen had , dezelve gewapend bij te wonen. Ook Honden er fchildwachten op de toegangen, die van den minften onraad bij tijds kennis gaven, en daarenboven hun werk maakten, om de voorbijgangers te noodigen tot de preke, en den weg derwaarts aan te wijzen. Voor aan , Honden ook doorgaans Boekverkoopers, die aan de inkomenden verbodene boeken voor geld omdeelden. De Predikant leerde veeltijds van een' wagen, waar op men eene foort van predikHoel in der ijl wist toe te Hellen. Somtijds werd hem de ftoel, door de ijverigden, nagedragen, boven welken een zeil gefpannen werd, om hem voor den regen en heeten zonnefchijn te befchutten, terwijl het volk beneden den wind van hem geplaatst werd, om te beter te kunnen hooren (*). De Roomschgezinde Schrijvers verhalen, dat de eerfle openbare Preek gehouden is in Vlaanderen bij Oudenaarde, op den weg mzrGend, op den iaden JUIlij , door HERMAN MODET, of stryker, Van Zwol, eertijds Monnik , maar nu Predikant onder de Gereformeerden te Oudenaarde. In dezelve zouden zich wel 7,000 menfchen hebben laten vinden. kornelis kroesen, Schout te Gendbrugge, meende (*) wag naar VI Dal, Bladz. nJi-163. brandt Bladz. 685-.SS, N 5 ' na C. G. Jaar 1517, tot 1552. HERMAN MODKT, of STlïY- ker, doet de eerfte openbare Preek in Vlaanderen.  na C. G Jaari517 tot 1552 PETRUS DATHEKUS. 202 K E R K E L IJ K E , de deze vergadering te flooren, en reed, te paard gezeten, met een degen in de eene en een handroer in de andere hand, op den Predikant aan; doch deze verftak zich, op het eerfte gerucht, in het naaste bosch; en het volk onthaalde den Schout met eene hagelbui van fteenen, zoodat hij gewond om een goed heenkomen zag, en ter naauwer nood den dood ontvlugtte. Hier door gemoedigd, kwam men den 23ften Julij weder in grooten getale , op eene groote weide, niet ver van Gend, bijeen. Twee dagen werd hier gepredikt. Toen bragt men de vergadering te Deinfe over, daar na te Erke.'o, in het gewest van Brugge, en zoo voorts door geheel Vlaanderen. In die zelve dagen predikte petrus dathenus te Poperingen, en daaromtrent in Westvlaanderen. Hij was daar Monnik, en, na het verlaten van het Klooster, eenigen tijd in den Paltz onder de Gereformeerden geweest, maar nu , toen de zaken in keer ftonden, wedergekeerd; nadat hij davids Pfalmen, naar de Franfche Dicht- en Zangmaten van clement marot en theodorus beza, in het Nederduitsch had berijmd en aan den dag gegeven. Deze heeft hij, met eene Voorrede, den 23ften van Maart te Frankendaal geteekend, aan alle de Nederlandfche Gemeenten en Kerkendienaren, zuchtende onder het Kruis, opgedragen; gelijk zij ook in het kort alomtne, daar de Predikatiën doorbraken , openlijk gezongen werden. Dit werk, hoewel daar in door zijne onervarenheid in de Hebreeuwfche taal verfcheidene misflagen waren begaan , hebbende hij het-  GESCHIEDENIS. £203 het zei« uit het Fransch vertaald, en, hoewel het hem, gelijk hij naderhand zelf bekende, te haastig als eene ontijdige geboorte was afgedrongen , werd evenwel, te dien tijde, toen de Nederduitfche Rijmkonst nog t'eenemaal onbefchaafd was, bij velen hoog geprezen , en maakte hem geen kleine gunst. Wij weten, hoe het tot in onzen leeftijd fteeds bij de Hervormden in ons land in gebruik gebleven , en eerst in het jaar 1773 met eene nieuwe en betere Pfalmberijming verwisfeld is. Voorts voorzien met groote welfprekendheid, door lange oefening verkregen , trok hij veel meer aanhangs achter zich , dan andere Leeraars, en verkreeg, verhaalt men, in het kort wel 15,000 menfchen tot het gehoor zijner Predikatiën (*). Buiten Antwerpen werd op den a4ften Junij en vervolgens openlijk gepredikt in zeker heesterbosch des Heeren van Berchem, met zoo grooten toeloop, dat de Wethouderfchap, voor erger beducht , er aan de Landvoogdesfe kennis van gaf. Ondertusfchen wapenden zich de Hervormden, die bier zeer talrijk waren, niet, gelijk zij betuigden, om oproer te verwekken, maar, om zich zeiven tegen list en geweld te befchermen ; ook leverden zij een verzoekfchrift in aan den Magiftraat, om vrije Godsdienstoefening te mogen hebben ; doch de Hertogin gaf te dezen tijde een nieuw Plakaat uit, den 3den van Hooimaand, meest overeenkomende met het ontwerp van Moderatie, doch bevelende, dat men de (*j brandt Bladz. 6ps. na C. G. :ot 1552. Openbare Preek te Antwerpen.  na C. C Jaansi; tot 155! Te 's Hertogenbosch. 204 KERKELIJKE \. de Predikatiën zou verftooren, en de nieuwe Predi'• kanten met de koorde ftraffen. Doch, dit verwekte ' flechts nieuwe verbittering. Ook baatte het niet , dat de Magiftraat fcheen den Lutherfchen boven de Gereformeerden gunfle te willen bewijzen, waar door de fcheure grooter werd. In dezen ftand van zaken, bewoog de Hertogin \ echter niet zonder moeite, den Prins van Oranje, die den titel van Erf. burggraaf van Antwerpen voerde , om zich naar Antwerpen te begeven, en orde te ftellen tegen verdere beroerte. De Prins hoorde de partijen met oplettendheid, en floeg in den breeden Raad voor, om 1200 Waardgclders aan te nemen, om de rust der ftad te beveiligen , doch dit wilde de breede Raad niet inwilligen, maar bood zich aan, dat de Burgers zelve allen dienst doen zouden, daar men de knechten toe gebruiken wilden (*). Met zeer veel moeite bragt de Prins het zoo ver, dat een groot gedeelte der Gereformeerden, of, gelijk men ben ook noemde, /Calvinisten , beloofde, het geweer neder te leggen. Ook gelukte het hem , het preiiiken binnen de ftad te verhinderen, hetwelk de Hervormden reeds vastgefteld hadden, en dus de rust meer of min te herftellen (f). Op den voorgang van Antwerpen, werd ook buiten 's Hertogenbosch, den 2iftenjulij, in het Boschvel d, (*) wagenaar Bladz. 164. fchrijft : dat de Prins werkelijk ï2oo Waardgelders uit de Burgerij bezoldigd, hebbe, tot verzekering van de rust der üad, (f) brandt Bladz. 602-; 07.  GESCHIEDENIS. 205 veld, op den hoogen Kamp, bij de Bosfchersloot, onder fommige bomen, door eenen kornelis van diest, gepredikt, en het prediken federt alle Zonen Feestdagen voor- en namiddag vervolgd. Men ging hier ongeftoord ter preke, en bragt er ook kinderen ten doop. Het zelfde gebeurde te Doornik, Rysfel, Valenchyn, alwaar ook de kinderen in het open veld door de nieuwe Predikanten gedoopt en de lieden getrouwd werden. Terwijl de Prins van Oranje zich in Antwerpen ophield, was de openbare Preek in de voornaamfte Heden van zijn Stadhouderfchap aangevangen, floris van palland, Graaf van Kuilenburg, liet de Kerk zijner (tad van Beelden zuiveren, en daar in, door zekeren Leeraar, gerarous genaamd, de Hervormde Leere prediken. Vele Hollanders, hier, meer dan ééns, ter gehoor geweest zijnde , gaven eindelijk, in den aanvang van Ju lij, eikanderen in bedenking, of het niet haast tijd werd, om ook in Holland met de openbare Preek te beginnen. Men had, te dezen tijd, in Plolland, flechts twee Predikanten, pieter gabriel , een Vlaming, en jan arendsz. van Alkmaar, een' Mandemaker van zijn handwerk, pieter gabriel had, met zijne huisvrouw, te Amfterdam gewoond, in de Engelfche fteeg. Hier leerde hij, in het geheim, in zijn huis, alle Zondagen, den Heidelbergfchen Katechismus, met groot gevaar, wegens de llrafheid der Wethouderfchap, en van den Schout pieter Pieterszoon , die in plaats van bardes gekomen was , zoodat men de ftad tegenwoordig niet Amfterdam, maar na C. G» Jaari5i7. tot 1552. De openbarePreek in Holland begonnen  na C. G Jaarisitot 1552 Preek bij Hoorn. »o6 KERKELIJKE . maar Moorddam noemde, om het menigvuldig bran■ den en bloedvergieten. Thans was gabriel naur elders vertrokken, jan arendszoon woonde met vrouw en kinderen te Kampen, daar hij, insgelijks, in het heimelijk , voor weinig perfonen predikte-; ook begaf hij zich fomwijlen in Holland , om de gemeenren te bezoeken. Hij was uit Alkmaar verdreven , door de bitterheid van Meester elbert huik, een'Amfrerdammer, die de Pastorie der Alkmaarfche Kerk van eenige Utrechtfche Kanunniken gepacht hebbende voor 500 Guldens, federt de opkomst der Hei vorming zijn inkomen zag verminderen, en daarom op dezelve hevig- raasde en tierde. Maar eerlang werd deze vervolger met zulk eene krankzinnigheid en vertwijfeling aan Goas genade bezocht, dat hij te Amfterdam in het Dolhuis raakte , daar hij meer dan 25 jaren gelegen , en in het jaar 1594 zijn leven geëiuoigd heeft (*). Zes Burgers van Amfterdam , reinier kant , frank de waal, kornelis jansz. koster, albert heyes , willem floriszoon en laurens jakobszoon, reaal bijgenaamd, omdat hij op het Water in de Gouden Reaal woonde (f) , jan arendszoon in Amfterdam ontboden hebbende , raad- (*) brandt Bladz. 712. (t) Deze laurcns reaal was een der ijverigf'.e voorflanders der Hervormden, naderhand meermalen Schepen der «tad Amfterdam, ook Raad en Burger-Hopman, daar na Kornel, en eindelijk Raad ter Admiraliteit in Zeeland. Uit zijne gedenkfehriften heeft brandt zijne verha-  GESCHIEDENIS. ao7 ■mdflaagden met hem over het aanvangen der openbare Preek in Hollands, in eene zamenkomst buiten de Sint Anlonispoort, tusfehen de Stad en Houtewaal , aan den IJkant, in het riet. Men befloot vooreerst te Amfterdam nog ftil te zitten; doch op den iaden Julij deed jan arendsz. de eerfte Predikatie buiten Hoorn, voor het Reguliers Kloostei op het veld, dat men over moet, als men van Blokker naar Swaag en de Bangert te voet wil gaan. Juist op dien tijd waren bij geval de Burgemeesters, met den fchout Meester joost huikesloot, den Onderfchout hendrik korver , en twee jonge Zuidhollandfche Edellieden bij de Reguliers Monniken te gast; vernemende, dat er digt bij gepredikt werd , begaven zich de Schout, de Onderfchout, een van de Monniken, en de twee Edellieden, derwaarts dicht achter den Predikant, die echter met zijne rede voortging. Toen fprong de Monnik in de floot, die den weg van het Klooster fcheidde , en fchreeuwde zeer ijsfelijk , meenende daar door het volk op de loop te krijgen. Als zich echter niemand verroerde, riep de Schout, die den Predikant iets hoorde bijbrengen uit het Xde Hoofdftuk van joannes Euangelie: Ja, ja, ik zal u wel heren joannes in het tiende, en ging naar het Klooster. De Onderfchout hoorde den Predikant tot het einde der Preek, ook de Edellieden, die, wederom ter maaltijd komende, tot de Monniken dorflen zeg- halen nopens het prediken in Holland voornamelijk ontleend. ia C. G. [aan 517. :ot 155a.  ao8 KERKELIJKE Ha C. G. Jaari5i7, tot 1552. Buiten Haarlem. 1 zeggen, dat hun de rede niet kwalijk beviel. — De tegenwoordigheid des Heeren van brederode, die zich thans te Hoorn bevond, en van daar naar Amfterdam toog, bemoedigde de Hervormden zoo flerk, dat men befloot, den volgenden Zondag den aiflen Julij, voor de tweede reize in Holland openlijk te prediken te Overveen, even buiten Haarlem, bij het Huis te Kleef, onder het gebied des Heeren van brederode. Vergeefs fielden Burgemeesters van Amfterdam, zelfs door het uitflrooijen van allerhande gerugten, alles in het werk, om dit te verhinderen, te Haarlem hield men op dien dag de poorten gefloten; doch toen deze te elf uren geopend werden, kwam het volk, en daar onder vele Amfterdammers, in grooten getale te Overveen, daar het meeste volk reeds den ganfchen nacht geweest was en op het veld geflapen had; nu predikte pieter gabriel over Efez. II. 8, 9, 10, en dat, hoewel hij zeer klein en zwak van perfoon was , omtrent vier uren lang, in een' zeer heeten zonnefchijn. Des anderen daags werd de Preek te Overveen hervat door jan arentsz. die daags te voren ook buiten Alkmaar gepredikt had ; hij predikte over eenige woorden uit den CXVIIlden Pfalm, voor zeer groot gehoor , alzoo men nu geene poorten geQoten had. Hier verfchenen ,ook vele Geestelijke perfonen onder de Toehoorders, zich ten hoogflen verwonderende, dat deze Mandemaker, een flechte [^eek, de Heilige Schrift zoo gefchikt en bekwaam verklaarde, en in een zoo lang fermoen, hetwelk )mtrent vier uren duurde, zulk eene goede orde ge-  GESCHIEDENIS. *0Q gebruikte. Vele Amfterdammers waren daar weder tegenwoordig, die t'huis gekomen en gevraagd zijnde, waar zij geweest waren, vrijmoedig bekenden: ,, Wij hebben Gods heilig woord den menfchen „ klaar en rein hooren voordragen, hetwelk van de „ Papen met menfchelijke leeringen verduisterd, en, „ tot dezen tijd toe, befmet is geworden." Middelerwijl werd er in eene bijeenkomst te Buikfloot ook befloten, op den laatilen dag van Hooimaand buiten Amfterdam te prediken. Dit gefchiedde, insgelijks, door jan arendsz. niet verre van de Haarlemmerpoort, regt over het KarthuizerKlooster, op eene plaats, de Rietvink genoemd, in de tierde Kamp, doch buiten het regtsgebied der flad. Men had op dien morgen een vertoog overgeleverd aan Burgemeesteren, met kennisgeving en veifchoning van hetgeen zij deden, en verzoek , dat het den Heeren Raden zou gelieven zelve ten gehoor te komen, of de Herders, die voor hunner onderzaten zielen zorge droegen, te zenden, om te verflaan , of er iets tegen de leere der Godzaligheid, of tegen den vrede en eendragt, geleerd of aangerigt werd. De Raad befloot, na overweging, hier over ook het gevoelen der Schutterijen in te nemen, de meestea van welke verklaarden : „ Dat men de buitenpre„ dikatien gedoogen zou, voorts bereid zijnde, de ,, Wethouders en flad met lijf en goed tegen allen „ overlast te befchermen, tot welk einde hun de „ wapenen bevolen waren." De Preek had dus voortgang, onder welke, volgens verhaal van wa- HERV. III. O GE¬ US. C. G. Jaar 1517. toe 1552. Buitea Amitea> dam.  aio KERKELIJKE na C. G Jaari5t; tot 1552 In Water. land;büi ten Alkmaar en Enkhuizen. /oenaar. (*) , door kornel1s van teilingen ■ Diaken, twee en twintig Guhiens verzameld wer' den. Het prediken op de Rietvink, en naderhand op de lastaadje, aan den IJkant, genoegzaam onder de ftad, werd, in de volgende maand , eenige reizen hervat. De Schout pieter Pieterszoon poogde de tweede bijeenkomst op den vierden Augustus te (tooren; doch het rot Schutters , dat de dagwacht had aan de Haarlemmerpoort, belette het hem. Men toog hier vervolgens ook gewapend ter preek, welke de Schout toen ongemoeid liet, zijnde hem ook te dezen tijde, door den Prins van Oranje, als Stadhouder van Holland, belast, dat hij zich voorzigtig en matig gedragen, en niemand, wegens den Godsdienst, geweld aandoen zou. Waar door hem de hand voor dien tijd genoegzaam gefloten was. In deze dagen predikte men ook te Sloterdyk, eene Ambachtsheerlijkheid der flad. Te Buik/loot over het T, in Waterland, werd door jan arendszoon en pieter gabriel , om den derden en vierden dag, gepredikt. allert gerr'tszoon en pieter korneliszoon predikten, te dezen tijde, fomwijlen buiten Alkmaar \ en in verfcheidene plaatfen van het Noorderkwartier. Op Sint Jakobsdag deed pieter korneliszoon van Alkmaar de eerfte Predikatie voor die van Enkhuizen, op de groene Wyjing, achter Grootenbroek, daar vele Toehoorders van verfcheidene plaatfen bijeenkwamen. Thans (*) VI Deel, Bladz. 167.  GESCHIEDENIS. tf'l Thans liep er een gerucht, dat de Gouvernante, ten einde de beroerte, die in het land was, te (lillen , de Predikatiën zou toelaten in al de fteden a daar die vóór den 2iften Augustus begonnen zou den zijn. Dit deed velen in de overige fteden var Holland verlangen, dat dit werk ook bij hen werd aangevangen. Dies werd pieter gabriel terflond gezonden naar Delft, daar men hem de eerfle openlijke Predikatie bij de Hoornbrug, tusfehen die flad en den Haag, liet doen, en kort daar na predikte hij in den Haag zeiven, zoo in het Voorhout, als op den Fyverberg, en zelfs voor het huis van den Prefident van den Hove, Mr. kOkneus sluis, die den Predikanten nog onlangs zwaar had gedreigd, doch nu het prediken door een glasvenfter aanzag , zonder het te kunnen beletten, wordende de vergadering door eene menigte gewapende Delffche Schutters befchermd. In Augustus werd ook door pieter gabriel gepredikt, te Oostbroek, omtrent een uur gaans van Utrecht. Daarna door jan arend Lands ingezetenen , wegens het eeldenftormen, ook zonder uitzondering van de oomschgezinden, als die, tot wering van hetzelve, iets gedaan hadden, tot de galg moesten verwezen orden; of, zoo als hij zich in kwaad Latijn uitukte: Haeretki fraxerunt templa, boni nihil xerunt contra, ergo clebent omnes patibulare. Doch laat ons beknopt verhalen , hoe het zich et deze BeeldHorming hebbe toegedragen. De eerfte  GESCHIEDENIS. s2; fte Kerkplondering gefchiedde, volgens strada , he: eerst omtrent St. Otner, van waar de plunderaars zich vervolgens naar Tperen begaven , alwaar zij. eenige Kerken afgeloopen hebbende, op maria's Hemelvaartsdag, van de Burgers in de ftad gelaten werden. Vervolgens plunderden zij nog verfcheidene Kerken in de fteden en dorpen op de Leye; een deel van dit gezelfchap trok verders naar Douay, en een ander deel naar Seklyn; maar die van Seklyn op de Kerkfchenders aanvallende , vernoegen er velen en verftrooiden de rest. Te Antwerpen deed de Magiftraat, nadat de Prins van Oranje, op aanfchrijven der Landvoogdesfe, uit die ftad vertrokken was, het Mariabeeld, dat anders in dezen tijd van het jaar acht dagen ten toon plag te ftaan, uit den weg en in het Koor brengen. Dit gaf aanleiding tot eenige moedwilligheden , bijzonder van jongens , evenwel liet het volk zich van Kerkmeesteren gezeggen, en verliet de Kerk, die gefloten bleef. De Magiftraat deed intusfchen niets het minfte, om verdere moeijelijkheden voor te komen; zoodat den volgendén dag, den 2often Augustus , de moedwil bij en in dé groote Kerk weder eenen aanvang nam, welken de Schout vergeefs poogde te ftillen. Tegen den avond, met het ondergaan der zon, viel men aan het breken der Beelden en aan het pionderen , met zoo veel drift, dat voor middernacht, deze Kerk , een der prachtigfle gebouwen van Europa, tot een hollen en akeligen romp gemaakt was; en toch gefchiedde alles met zoo veel eendragt en orde, dat Herv. III. p nie. : na C». G, Jnari5i7. tot 1552. de Beeldllonning. Beeldftormingte Antwerpen.  na C. G. Jaansi/, tot 1552, 226 KERKELIJKE niemand in zoo grooten oploop in het allerrninfre gekwetst werd, hetwelk in fommiger oogen zoo wonderlijk fcheen te zijn, dat zij den Helfchen Geesten ook hun deel in dit bedrijf toefchreven , hetwelk, zoo men zegt, door een honderd rabauwen , geholpen van een' hoop hoeren en jongens , uitgevoerd werd. Het gemeen, nu aan het hollen zijnde, vloog naar de andere Kerken en Kloosters, waar zij niet alleen de Beelden, maar ook de Monniken mishandelden , waar onder de Minderbroeders het het kwaadffe hadden. Bij deze gelegenheid had een Monnik der Barrevoeters, die twaalf jaren in den Kerker van het Klooster gezeten had, het geluk, van zijne vrijheid weder te krijgen (*). Drie etmalen duurde deze woede, terwijl de Magiftraat en Burgerij zich ftilhielden. Den 22ften Augustus werd den Wethouderen aangediend, dat de Gereformeerden voornemens waren, dien voormiddag in twee voorname Kerken te prediken, en wel de Leeraar (*) De Monniken waren meermalen gewoon, de genen, daar zij iets tegen hadden, heimelijk te ftraffen, ja van het leven te berooven. erasmus fchiijft in zekeren Brief, dat matti-ieus, Kardinaal van Sion, eens op eenen maaltijd, verhaalde, hoe de Dominikanen eens op zeker Dorp, eenen jongeling levende begroeven , omdat de Vader, een Ridder, zijnen Zoon met bedreigingen wedereischte. Ook zag zeker Edelman in Polen, die, wel befchonken, bij geval in de Kerk in flaap was gevallen, twee Franciscanen, na het zingen der nachtgezangen, levende begraven. Zie brandt II Deel, Bl. 11.  GESCHIEDENIS. 227 aar der Walen taffin in de Burg, een plaatsje, dus genoemd , te tien uren, en herman mo det in de groote Kerk te acht uren. Op verzoek der Wethouderen echter deed taffin zijne Hoorderen zonder Preek fcheiden; maar modet, voorwendende , dat hij het volk, hetwelk reeds vergaderd was, anders niet wist te ftillen, hield tot hetzelve flechts eene vermaning nevens het gebed,maar volvoerde het voorgenomen werk, door des namiddags te twee uren eene Predikatie te houden. Den volgenden dag deed de Magiftraat een gebod afkondigen, om alle geftolen goederen binnen 24 uren te regt te brengen, en van verder geweld af te laten, op Itraffe van de galg. Te gelijk traden zij met de Hervormden in onderhandeling, dat deze het volk tot rust zouden vermanen; doch inmiddels ging men in de groote Kerk weder met ftroopen voort, alwaar nu fommigen de handen floegen aan de wapenen des Konings en der Vliesridderen.' Nu echter wist de Magiftraat middel, om het geweld te fluiten. De Markgraaf, fommigen van de wet, met de roeidragers, nevens eenigen van de gilden, en fchutters togen derwaarts, verdreven de woeste menigte, en grepen tien of twaalf van de belhamels. Ondertusfchen hadden de Gereformeerden een gefchrift ingeleverd ter hunner ontfchuldiging, betuigende, in dit alles geen deel gehad te hebben, en de Wethouders zonder hun uitdrukkelijk iets in te willigen, gaven hun echter te verflaan, dat zij zich geheel zouden onthouden van eenige Kerken, die opgenoemd werden, hetwelk de Gereformeerden zoo P a ver- na C G. faansi7. tot 1552.  na C. G Jaai-1517 tot 1552 Te'sIIer- togen- bosch. Te Bergen op Zoomen Lier. 928 KERKELIJKE verflonden, dat men hun het gebruik der overige vergunde , waar op de Duitfchen des Zondags 'smorgens in de Burgkerk predikten, maar'voorts zich benevens de Wallenen vergenoegden met Preken in de nieuwe ftad. Maar de Magiftraat, willende voordeel doen met den twist tusfehen de Lutherfchen en de Gereformeerden, ontbood den Parochiaan van het Kiel, die daar voor de Lutherfchen predikte, dat hij zulks voortaan in St. Joris had te doen. Van Antwerpen floeg de razernij voort naar 'sHertogenbosch, alwaar den 22ften Augustus in de Sint Janskerk de Beelden gebroken werden, en vervolgens in de overige Kerken en Kloosters, kornelis van diest, Leeraar der Hervormden, die den 2iften Julij de eerfte Preek gedaan had buiten de ftad in het Boschveld, deed nu op den 24 en 25ften Augustus de eerfte Predikatiën in de St. Janskerk. Sedert werd ook eenigen tijd in de St. Jacobs- en Pieterskerken, ook in de Kapellen van St. Kornelis en Anna bij fommige Predikanten gepredikt. Breda, Bergen op Zoom, en andere Brabandfche fteden, leden dergelijke Kerkfchending. Voor Lier vertoonden zich acht mannen van Antwerpen, om te zien, zeiden zij, of men daar de Beelden had weggenomen. De Magiftraat liet twee van hen in 3e ftad komen ; en zonder verder navraag , in de Kerken rondleiden, en alles wegnemen, wat zij zeilen, dat men breken moest. Ten laatfte vraagde emand uit de Wet, uit wiens magt zij dat deden? Mijne Heeren," was het antwoord, „ wij zijn „ in  GESCHIEDENIS. aas ,, in uw geweld , en meent gij, dat wij dit „ zonder last of toeflemming doen, gij zult haast „ verdaan, met wien gij te doen hebt." Men hield zelfs deze twee nog vrij van de teerkosten, die in de herberg gevallen waren. Te Mechelen werd zoo veel tegendand aan de Beelddormers geboden , dat zij het werk lieten fteken. Te Gend kwam zoo haast geene tijding van het tyoorgevallene te Antwerpen, of het volk kwam op de Vischmarkt bijeen, en bepaalde den volgenden dag, om ook hier het werk met zekere geregeldheid te volbrengen. Men vond zelfs goed, aan den Baljuw kennis van dit befluit te geven. Het gefchiedde. De Baljuw, heel verwonderd, vraagde, van waar die last kwam ? Men gaf hem ten antwoord: van zijne Majejleit ! Zonder verder onderzoek, gaf hij hun nu eenigen van zijne Helbaardiers en twee Stadsdienaars mede , die geboden , dat niemand iets meer zou doen, dan die Afgevaardigden zouden zeggen. Daar op werd de Beeldftorming begonnen, en men ging van Kerk tot Kerk in orde voort. Des anderen daags ging men buiten tot twee mijlen in het rond, in al de gewijde plaatfen, op dezelfde wijze, te werk. Te Oudenaarde waren de Beelden te voren gebroken. Te Aalst, Dendermonde en Kortryk hield men de Kerkfchenders buiten;. ook vonden zij te Brugge de poorten gefloten. Te Doornik werden Kerken en Kloosters geplunderd ; en als men hier vernam, dat de Kanunniken al het goud, zilver en P 3 kost- na C. G. Jaari.517. ;ot 1552. Te Mechelengeftuit. Te Gend. Te Oudenaardeenz. en Doornik.  aaC. C Jaarisi; tot IS5! Te Valenchyn. In Zeeland. 330 KERKELIJKE [.kostbaarheden in de aarde hadden begraven, begon men ook in de aarde te wroeten. Toen gebeurde 'het, dat ook de grafïïede van Hertog adolf van gelder werd opengebroken , en zijn ligchaam , hetwelk gebalfemd was, uit het graf gerukt en daar heen geworpen. Deze adolf van gelder had weleer de handen aan zijn' eigen vader, Hertog arnoud van gelder, geflagen, dien bij nacht van het bed gehaald, en ongekleed, blootbeens, in bittere koude, vijf Duitfche mijlen van de ftad Grave tot Buren toe, te voet doen gaan, hij zelf te paard rijdende, en hem dus in een' donkeren toren, geheele zes maanden lang, gevangen gehouden. Hij was naderhand door Hertog karel van Bourgondlê genoodzaakt geworden, zijnen vader te ontdaan, en zelf gevangen gezet, tot hij, door de wederfpannige Gentenaars verlost zijnde, van dezen tot hun hoofd verkoren werd, wanneer hij voor Doornik van de Franfchen verflagen en te Doornik begraven was. Te Falenckyn namen de Gereformeerden , nadat de Beeldflorming door het graauw gefchied was, insgelijks eenige Kerken in. Ook werden daar omftreeks te platten lande verfcheidene Abdijen geplunderd. Maar de Heer van tour en de Baljuw van Auchem, vielen op de belhamels aan , floegen er 400 dood en verdrooiden de rest. De plundering, te Brusfel belet zijnde , floeg fchie.'ijk naar Zeeland over. Te Middelburg begon zij op den 22ften Augustus. Verfcheidene leden der Regering waren hier der Hervorming toegedaan. Men viel in de Abdij der Lieve Vrouw, die deerlijk  GESCHIEDENIS. 231 lijk geplunderd werd. Den Burgemeester adriaan klaaszoon gaat na, dat hij het volk hier toe zou hebben opgehitst; mogelijk heeft hij flechts bevel gegeven, om de Beelden met orde weg te nemen. De St. Pieterskerk werd insgelijks van Beelden beroofd. Den 24flen moest men, op den eisch van het gemeen, 21 gevangenen flaken , die om den Godsdienst gevangen zaten, en de Gereformeerden in de ftad laten prediken. Te Vlisjlngen, Vere en door gansch Walcheren had dezelfde opfchudding plaats. Te Arnemuiden werd, zoo men wil, het werk begunfligd door den Baljuw jan epenszoon, die den Beeldftormeren de Kerkdeur zou hebben doen openbreken. Te Tholen en elders in Zeeland werden de Beelden ook ter Kerke uitgeftommeld. In het Sticht van Utrecht, en in de Aartsbisfchoppelijke ftad zelve, gefchiedde zulks op den 24 en 25ften, met veel verwoedheid. Eerst werd de St. Geertruids Kerk geplunderd, vervolgens eischte men, dat aan de Gereformeerden twee Kerken zouden ingeruimd worden; als de Vroedfchap zich verfchoonde , met te zeggen, dat zij niet fterk genoeg was, om op een zoo gewigtig ftuk te befluiten , zeide een der fprekers: Eet ham met mostard, zoo wordt gij fierk! welke onbefchoftheid hem federt den hals gekost heeft. Het volk intusfchen , dat gewapend op de Marieplaats ftond, valt in de BuurtSt. Jakobs- Sr. Nicolaas- en St. Geertruids - Kerken, en in die van de Predikheeren en Minderbroeders , daar alles verbrijzeld werd. Eindelijk P 4 was ia C. G. [aari5i7. :ot 1552. Te Utrecht.  na C. G. Jaai-1517 tot 1552 In Holland te Amllerdnm, j ] i 1 1 I 1 232 KERKELIJKE was de Wethouderfchap genoodzaakt, om aan de Gereformeerden de St. Jakobskerk toe te liaan. In Holland ontftond de woede te zelfden tijde. Te Amfterdam kwamen op den 23llen Augustus eenige Kooplieden 's morgens te negen uren op hunne vergaderplaats in de Warmoesftraat, verhalende, wat Beeldltorm zij op den 2i(len te Antwerpen gezien hadden. Terflond op deze mare, lieten de Burgemeesters den Pastoren, Papen, Monniken en Bagiinen aanzeggen, dat elk het dierbaarfle van den inboedel van Kerken en Kloosters zou bergen. Straks was er een geloop en gedraaf der Geestelijkheid langs de ftraten, met kleinoodien, goud en zilverwerk, kelken, Sacramentshuisjes, pullen en misgewaden. Dit gefchiedde juist om elf uren, op den middag, toen de ambachtslieden van den arbeid naar tiuis gingen om te eten; en baarde veel opfchudiing. Eenigen ontnamen den Geestelijken hetgeen Stj droegen en bragten het weder in de Kerken, anleren begaven zich naar de Oude en Nieuwe Kerk. h de Nieuwe Kerk werd geen moedwil gepleegd, ilzoo de Geestelijkheid daar dien namiddag geen ifesper zong, terwijl eenige burgers het gemeen , net goede woorden, de Kerk deden ruimen, die tertond gefloten werd. Maar in de Oude Kerk viel neer te doen. Hier begon de Geestelijkheid te wee uren de Vesper te zingen, ook werden er vele ;inderen ten doop gebragt, daar de Kapellanen het Exorcismus , of de Uitzweering over gebruikten ; vaar op fommigen riepen: „ Gij Paap, laat af „ van  GESCHIEDENIS. 233 „ van den Duivel uit de kinderen te zweeren. Gij „ hebt de wereld met uwe valschheid lang genoeg „ bedrogen. Doop in den naam van jezus , gelijk de Apostelen deden." Sommige vrouwen gingen toen met de kinderen ongedoopt naar huis. Ettelijke kinders werden in de Nederlandfche taal gedoopt, en de Vesper, hoewel het volk vast morde, ten einde gebragt. Maar tusfehen drie en vier uren kwam er een Korendrager, jasper genaamd, in het Noordoosteinde der Kerk, digt bij het Sacramentshuisje ; hier vond hij wyn kornelis , de huisvrouw van den Burgemeester simon kops, die hij met deze woorden aanrandde: „ Zie daar hangt ,, dat gruwelijk, dat godslasterlijk gedicht! " met eens nam hij het bordje, daar het opftond, in de hand, en las het haar voor, luidende de vier eerfte regels dus : Hier leit bedooten in dit Slot, Jhefus Christus, waarachtig mensch ende Godt, Alfoo hij van Maria es gebooren; Die dit niet gelooft, die es veilooren. Het uitgelezen hebbende, fmeet hij het voor zijne voeten aan ftukken, hetwelk, door het breken van het glas, dat er voor was, een groot geraas in de Kerk maakte. Hier op begonnen fommige jongens met fteenen naar de Beelden en Autaren te werpen. Zekere wyn adriaan okkers, huisvrouw van juriaan ter meulen, wierp een houten Mariabeeldje met haar toffel naar het hoofd, hetwelk haar , benevens hare dienstmaagd, die daar bijitond , federt het leven gekost heeft. Vergeefs poogde de P 5 Schout ia C. G. [aan 517. tot 1552.  naC. G Jaari5i7 tot 1552 234 KERKELIJKE , Schout pieter Pieterszoon , met 40 fladswakers ■ het graauw te verdrijven, beter gelukte het eenige Schutters met zachte woorden, zoodat de Kerk verlaten en gefloten werd. Men hield vervolgens den ganfchen nacht op de markt de wacht; doch zoo groot was de angst van Burgemeesteren, dat zij zich door den Raad elk vijf of zes Helbaardiers ter hunner befcherming lieten toevoegen. Den volgenden dag liet de Vroedfchap eene keure afkondigen, waar bij: „ voor dien tijd en tot nader orde der Hertogin en Vlies-Ridderen werd toegeftaan , dat men alle Beelden uit de Kerken zou wegnemen en de Kerken gefloten houden tot nader orde. De Predikatie zou buiten de ftad gefchieden , zonder den Predikant of den Toehoorderen eenig belet te doen. Den Burgeren werd veroorloofd , zich, in krankheid, van zulke perfonen, Priesters of andere Kerkedienaren te doen berigten, als hun gewisfe medebeholpen was. —• De Pastoren, over ftraat gaande met het Sacrament, hadden, om alle rumoer te ftillen, geene fchel te roeren. De Kerkfchenderij zou iroortaan verboden zijn op lijfftraffe , ter befcheidenheid van het geregt, naar gelegenheid van zaken." Men deed deze keure eenige voorname Hervormden :erst voorlezen, om er hun gevoelen op te verftaan, die te kennen gaven, dat zij geen vermogen hadden , om het graauw te vrede te ftellen; dat zij nets anders zochten, dan christus te prediken; tij noodigden Burgemeesteren, om met eigene ooren :e komen hooren, wat er bij hen gepredikt werd; daar één der Burgemeesteren op antwoordde: ,, Ik „ ftond  GESCHIEDENIS. 235 (tond veel liever tot de ooren toe in het water." \ Evenwel werd aan de Hervormden het gebruik van het Kerkje der Zieken bij het Leproozenhuis ver-' gund , bij onweder. Ten Hove werd ondertusfchen deze toegevendheid der Amlterdamfche Regering zeer euvel opgevat, en door de Landvoogdesfe fchamperlijk beftraft in eenen Brief, omdat de Regering zulks onbedwongen en uit haren vrijen wil gedaan had. Ook zeide zij, toen men haar de keure voordroeg: ,, Die van Amfterdam hebben nog geen rood hemd „ gezien." Wat er ten aanzien der Beeldftorming in den Haag zij voorgevallen, daar omtrent zijn de verhalen niet eenparig. Volgens de berigten bij brandt (*) vervoegden zich twee lieden, adriaan mennink en dirk joosten bij den Prefident van het Hof suis , van hem arbeidsvolk afvorderende, om de Beelden weg te nemen. Anderen echter verhalen, dat de laatstgemelde dirk joosten, toen Treforier van den Haag, bij den Prefident ontboden zij geweest, die hem afvraagde, of hij ook last had, om de Beelden te breken? waar op deze ja tot antwoord gaf. De Prefident, bij wien nog eenige Heeren van het Hof waren, benevens hippolitus van persyn, Prefident van het Hof te Utrecht, verzocht hem toen, zonder verder te vragen, dat men het werk in ftilligheid, zonder beroerte te maken , zou verrigten, waar toe hij twaalf arbeiders te hulp gaf, dien zeven ftuivers voor arbeidsloon belovende, O Bladz. 45. volgg. laC. G. aan 517. ot 1552. [n den Haag.  na C. G tot 1552 Te Delft. Te Leyden. 335 KERKELIJKE de, welke ook betaald werden. Doch hier van verTchilt het verhaal, hetwelk wij bij wagenaar. vinden (*). Deze berigt ons, dat er in het vonnis van dirk joosten, hetwelk nog voorhanden is, van dit geval niets vermeld is, voorts verhaalt wagenaar, dat het graauw, onder het oog van den Raad, in bet Klooster der Predikheeren is gevallen , de Beelden verbroken en de Boeken vernield heeft. Zelfs, zegt hij, werden er de kisten opgeflagen, en het geld uit dezelve geroofd, waar mede federt zekere wouter Willemszoon en anderen beticht werden. De Kapelle van Wasfenaar, in het bijzonder , werd hier deerlijk verwoest. Men gaf den Heere van Hofwegen na, dat hij zich beroemd zou hebben, de Haagfche Beeldftormers met 600 Edelen te zullen befchermen, zoo iemand ondernam, hun tegenlïand te doen. Op gelijke wijze, ontmoeten wij verfchillende berigten, omtrent Delft; volgens fommigen, is deze ftad vrijgebleven, hoewel er naderhand, in de maand October, verfcheidene Kerken en Kloosters gefchonden zijn; volgens anderen beeft de Regering aldaar de Beelden uit de Kerken en Kloosters doen wegnemen , en desniettemin zij het graauw in dezelve gevallen, en hebbe al wat nog overig was , gebroken. Te Leyden begon de Beeldenftorm op den 24ften Augustus, in de St. Pieterskerk. De Lieve VrouweHooglandfche- en andere Kerken werden , naderhand , (*) VI Deel, Bladz. 185 en 185.  GESCHIEDENIS. 237 hand, ook beroofd. De Hervormden predikten federt in de Minderbroederskerk en in het Voskuil, even buiten de ftad. Te Dordrecht wisten de Burgemeester arend van der myle en anderen alle handdadigheid te beletten. Hetzelfde gelukte te Gouda den Slotvoogd kornelis van der myle, Zoon van den Dordfchen Burgemeester. In October des volgenden jaars 1567 heeft men echter, ook te Dordrecht, in twee Kerken de Beelden gebroken. Haarlem is geheel vrij gebleven; fommigen verhalen, dat Rotterdam ook verfchoond is, evenwel moet er eenige Beeldfcheniiis gepleegd zijn, hetwelk zekere jakob Franszoon snap , naderhand , met den hals heeft moeten boeten. Het Noordelijk gedeelte van Holland liep ook niet vrij. Te Alkmaar werden, gelijk elders, de Kerken geplunderd. Hoorn werd , meent men , verfchoond, ten deele door de voorzigtigheid der Wethouderen , ten deele door de befcheidenheid van clement maartszoon en andere hoofden der Gereformeerden , die het gemeen met goede vermaningen in toom hielden. Te Enkhuizen fchijnt men het ook bij dreigen gelaten te hebben. In Friesland werd de rust later geftoord , over het geheel had men in dit gewest de zaken van den Godsdienst met de meeste befcheidenheid behandeld, zoodat in geen gewest minder onnozel bloed vergoten is, waar van men de eere veelal aan den Graaf van Arenberg, Stadhouder van dat landfchap, toefchrijft. Te Leeuwaarden echter heeft men den 6den na C. G. Jaar 15*7. tot 1552. Te Dordrecht en Gouda. Haarlem en Rotterdam. InNoordHolland. [n Friesand.  na C. G Jaansii tot 1552 In Groningen en tla Ommelanden In Gelderlanden Overysfel. 238 KERKELIJKE . 6den September alle Beelden , Altaren en fieradefi • uit de drie Parochiekerken geworpen. Doch met ' toelating van den Raad, die zelfs de Leeraars der Gereformeerden, in ééne dezer Parochiekerken, OU denhove genaamd, op ftoel bragten. antonis klaaszoon predikte daar 'smorgens, en martinus eliacus 'snamiddags; ook werd er den i5den het Nachtmaal uitgedeeld. Te Sneek werd het Beeldftormen door de Wet en vele Burgers, die er zich tegenftelden, verhinderd; maar de Mis en andere Kerkelijke dienften moest men ophouden. Desgelijks te Franeker, waar de Gereformeerden eenige Predikatiën deden, zonder Kerkplondering. Groningen, waar men nooit iemand om het geloof had zien dooden, was van de laatfle, dien het ongemak overkwam; doch niet verder, dan dat de Gereformeerden de Minderbroederskerk innamen, en de Beelden en Altaren Hechtten , echter bij verlof der Wethouderen, die hun ftads arbeidsvolk beitelde, om de vloer van puin en belemmering te zuiveren, en ter preke bekwaam te maken. Hetwelk evenwel eenigen der werklieden, in het jaar 1569, het leven kostte. In de Ommelander Dorpen , te Winfum , Grashuizen , Westeremden , Ten Post , Middelflum en elders , werd menige Kerk , tegen wil en dank der Overheden, geplunderd. In Gelderland viel de Beeldenftorm ook op de Kerken van Arnhem, Nimwegen, Roermonde , Venlo, Harderwyk en de andere omliggende fteden en dorpen. Verfcheidene Overysfelfche fteden (tonden denzelfden moedwil uit , met name Kampen en Zwol.  GESCHIEDENIS. 239 Zwol. Maar te Deventer, daar kasper koolhaas van den sden September tot den 6den Mei des volgenden jaars, met wil en weten, ja op het beroep der Overheid, gepredikt heeft, klaagde niemand over muiterij of oproer. Men brak er geene Beelden. Den Pausgezinden werd in de oefening van hunnen Godsdienst geen belet gedaan, dan alleen door befcheidene tegenfpraak in de openbare Predikatiën, en bijzondere vermaningen uit het woord van God. Door welke zachte bejegeningen de twee gezindheden, als goede Burgers, in eendragt bij den anderen bleven wonen, en velen het Pausdom verlieten. De Landvoogdesfe Hertogin van Parma, verfchrikt door de tijdingen der Beeldftorming aan alle oorden, befloot eindelijk , geraadpleegd hebbende met den Raad van State, in het ftuk van den Godsdienst een weinig toe te geven, en trof den 23(ten Augustus een verdrag met de verbondene Edelen, belovende uit 'sKonings naam, „ het Land te ont„ heffen van de Inquifitie; dat er op het ftuk van den Godsdienst een nieuw Plakaat ftond te wor„ den gemaakt; doch dat zijne Majefteit nog niet „ had vastgefteld, of er de Algemeene Staten op ,, zouden gehoord worden,.waar toe de Landvoog„ des hem echter zou trachten te bewegen. Dat „ zij den Edelen Brieven van verzekering, tot hun genoegen, zou leveren, waar bij de Koning ver„ klaren zou, aan het voorledene niet te willen ge„ denken, mids elk zich, voor het toekomende, „ kwete van zijnen pligt, en beloofde niets te zul- „ len na. C. G. Jaari5i7. tot 1552. De Landvoogdesbefluit een weinig toe te geven.  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Straf der Beeld- ftormeren 840 KERKELIJKE „ len beftaan tegen den Koning, deszelfs Staten ert „ Onderzaten; en daartegen zijn best te zullen doen „ om de beroerten te ftillen, het befchadigen van „ Kerken en Godshuizen te beletten , en het afleg„ gen der wapenen te wege te brengen. De Preek ,, zou ook, zoo veel mogelijk, verhinderd worden, ,, daar zij niet aangevangen was. Eindelijk, moes„ ten de Edelen hun vermogen aanwenden, om allen, die, ter zake van het geloof, misnoegd wa„ ren, zich te doen onderwerpen aan hetgeen de „ Koning, met toeflemming der Algemeene Staten, „ befluiten zou." Doch dit verdrag werd fpoedig, en wel allereerst van de Spaanfche zijde, gekrenkt, te Brusfel, daar men de Gereformeerden belette, te Vilvoorden ter preke te gaan, en die het zich binnen de ftad veroorloofde , zou het met de galgboeten. Middelerwijl deden niet alleen de Stadhouders, maar de verbondene Edelen zelve hun best, om het verdrag te doen naarkomen. Oranje, te Antwerpen gekomen, deed drie van de gevangene Beeldflormers met de galg, de rest met ballingfchap of anders ftraffen. Voorts maakte hij met de Onroomfchen een verding, waar bij hun het prediken binnen de flad, en het houden van Kerkelijke Vergaderingen , op welke de Prins echter Gemagtigden uit de Wethouderfchap zenden mogt , toegeftaan werd. Het verlenen van zoo veel vrijheid werd den Prins door de Hertogin kwalijk genomen , doch hij verantwoordde zijn gedrag met klemmende redenen. De Nederduitfche Gereformeerden vielen vervolgens op den  GESCHIEDENIS. 241 den a5(T:en September in de Mollekensraam aan het timmeren van eene nieuwe Kerk , die hun was ingewilligd. Aan de ronde Kerk der Walfche Ge* meente had men, twee of drie dagen te voren, den eerden deen gelegd. Te Mechelen gelukte het ook den Graaf van Hoogflraten, de wanorde weg te nemen en de rust te herdellen. Te Doornik had Hoorne, met veel moeite en gevaar, een dergelijk Verding, als te Antwerpen, gemaakt, uitgenomen, dat bij hetzelve het prediken buiten de dad alleen geoorloofd gedeld werd. Egmond bragt insgelijks te Gend een dergelijk verdrag te wege, als Oranje te Antwerpen tot dand gebragt had, doch ook hem en Hoorne werd zulks ten kwade geduid, offchoon Egmonds Edelman, casembrood, eene vergadering van Onroomfchen betrapt hebbende, er twaalf van verdoeg, twee en twintig met de galg, en omtrent dertig met geesfeling drafte , die van Kerkfchennis beticht werden. De overeenkomst, welke men den 27den Augustus getroffen had, werd, op bevel der Landvoogdesfe, te niet gedaan. Men bezoldigde hier 500 man ten laste der dad, door middel van welken de Preek naar buiten gedreven werd. Te Amflerdam hadden de Gereformeerden zich inmiddels voorzien van Predikanten, en den Pastoor van Sint Marten, een Dorp bij de Zyp in Noordholland , nicolaus scheltius, daar toe beroepen, die het beroep aannam, en eerlang zijne eerde Predikatie deed over Matth. XIII. 31, buiten de St. Antonispoort, in het Sieken of Leprozen Kerkje, He-rv. HL q het- na C Ö» Jaarisi/. tot 1552* Te Am* [lerdara worden Predikant :en ver- ïorem  ra C. G Jaai-1517 tot 1552 ] ] 1 < 1 94a KERKELIJKE hetwelk, door last van Burgemeesteren, van Beelden gezuiverd was. Deze scheltius, die, fchoon nog Pastoor zijnde, eene wettige huisvrouw, en bij dezelve zes kinderen had, te Warmenhuizen in NoordhoIIand geboren, was een man , vroom en godzalig van wandel, wel geoefend in het Hebreeuwsch , meer dan gemeen in het Grieksch ; fprak zuiver Latijn, had de Oudvadets wel gelezen, en predikte, hetwelk de Monniken zelve bekennen moesten, geleerd. Behalve deze had de Amfterdam. fche Gemeente nog twee Predikanten, pieter gabriel en jan arends. pieter gabriel was in de Latijnfche en Griekfche talen tamelijk ervaren. Hij had al de Zendbrieven van den Apostel paulus bijna van buiten geleerd, de Schrijvers van dezen tijd veel gelezen, en leerde derhalve met fterke bewijsredenen, jan arendszoon verftond wel niet dan zijne moedertaal, maar daar tegen was hij begaafd met een kloek verftand en gezond oordeel , m tot verwondering toe belezen in de Heil. Schriftuur ; hij fprak altijd in de netfte orde , zijn ijver maakte hem vrijmoedig, en met zijne welfprekendieid wist hij de harten der menfchen te roeren , 3ok redekavelde hij zeer diepzinnig. Evenwel was lij rekkelijk omtrent verfchillen, die zijns oordeels net te eenemaal noodzakelijk waren, en zocht die net zachtmoedigheid bij te leggen. Door zulke Predikanten wies de toeloop van het 'olk; ook vermeerderde het getal der armen, waarmi goedgevonden werd, eenige der Broederen tot )iakenen aan te Hellen, om de aalmoezen onder de preek  GESCHIEDENIS. 243 preek te verzamelen, hetwelk te dezen tijd in houten fchorelen gefchiedde. Ook zijn er eenige oude deugdzame Zusters tot Diakonesfen verkozen. Velen bragten toen hunnen overvloed van kleinoodien en kleederen den Diakenen, of maakten die tot geld, en Helden hun dit in handen. Deze gedroegen zich ook getrouwelijk in het uitreiken der giften; deelende, zeggen de gedenkfchriften van reaal (*), den nooddruftigen zonder aanzien van perfoon, het zij van wat Religie die waren. Met dit al was de rust in de ftad niet verzekerd, alzoo er dagelijks oorzaken plaats hadden van ongenoegen; onder anderen ontltond er den 26ften September een oploop, welke de ganfche ftad op de been hielp, bij gelegenheid, dat een overledene Hervormde, simon muts genaamd, in de Nieuwe Kerk zou begraven worden. Hier hadden Burgemeesters eene wacht van 40 man geplaatst, met last, om niemand, dan alleen het lijk, in de Kerk te laten, zelfs niet de namaagfchap, die het lijk verzelde. Hier door raakte het gemeen gaande, en drong, toen de deur voor het lijk geopend werd , mede ter Kerk in , en als één der Wachters zijn roer velde, en een' man döor den arm fchoot, werd de drift van het graauw nog meer ontlteken, zoodat de wacht overweldigd en genoodzaakt werd , met achterlating van hun geweer, de vlugt te nemen. Men bedreef hier echter geen meer geweld; toen de doode begraven was, ruimde het volk de Kerk, (*) Bij brandt Bladz. 86. Qa naC. G. Jaar 1517. tot 155a. Nieuwe beroerte te AmIlerdam.  naC. G Jaansi7, tot 1552 044 KERKELIJKE Kerk, die terflond gefloten werd. Doch , op een gerucht, dat er ieis te doen-was in het Minderbroeders Klooster, flreefde het gemeen derwaarts , en hetzelve, nietregenftaande de poaingen van eenige voorname Onroomfche Burgers, die hen zochten te (tillen, overweldigd hebbende , plunderden zij hetzelve. Des anderen daags, wanneer weder een lijk in de Nieuwe Kerk ter aarde gebragt was, fchoolde het volk weder bij die Kerk zamen, maar als de wacht hen nevens het lijk gewillig inliet, werd het lijk in flilte begraven, waar na het volle de Kerk weder uitliep, naar het Karthuizer Klooster, pas buiten de flad, alwaar zij eenige glazen in het Pand en Beelden in de Kerk braken, en velen den ganfehen nacht bleven, etende en drinkende van hetgeen zij er vonden. Zij zouden echter den volgenden dag zich door eenige Schutters met zachte woorden hebben laten bewegen, om het Klooster te ruimen, indien niet de Schout pieter Pieterszoon ware gevolgd, en vier van hen gegrepen en gebonden naar de flad gebragt had. Straks liepen eenigen om hun geweer, roepende : dat zij niet zouden gedogen , dat iemand ter zake van het Beeldenflormen het leven zou laten. Dus flond de ftad overeinde, en Wethouderen ging zulke vreeze aan, dat zij aan den Schout last zonden , om de gevangenen te ontflaan, hetwelk gefchiedde; echter wilden eenigen den Schout te lijve, en joegen hem in een bakkers huis, daar hij zich achter den oven verfteken moest. De gemeente had het op deze twee Kloosters der Min-  GESCHIEDENIS. 245 Minderbroederen en der Karthuizers meer geladen, dan op achttien anderen, die onbefchadigd bleven, omdat in het eerfte, als in een tweede Stadhuis , alles, wat de vervolging der Onroomfchen betrof, vooraf beraadflaagd werd, terwijl de KarthuizerBroeders, om hun gasten en brasfen, daar die van de Regering dikwijls deel aan hadden, zeer in het oog liepen bij de Gemeente. Het gevolg van dit oproer was, dat er op den 3oden September eene keure bij de Regering beraamd werd, tot welker onderteekening men de voornaamfte Hervormden bewoog, opdat het de gedaante van een verdrag zou bebben, waar bij aan de Gereformeerden de Minderbroeders Kerk werd afgedaan; terwijl het overige meest overeenkwam met het verdrag, hetwelk te Antwerpen getroffen was. Voorts beloofden de Predikanten met eede, den Wethouderen in burgerlijke zaken onderdanig en getrouw te zullen zijn , waar tegen zij, met handtasting , in der ftede befchutting en befcherming genomen werden. Ondertusfchen duurde het nog eenige weken , voordat in October jan arendszoon de eerfte Preek in de Minderbroeders Kerk hield, nadat die Kerk van al de gebrokene Beelden en Altaren gezuiverd en met ftoelen en banken voorzien was. Ook werden er te dezen tijde Ouderlingen aangefteld tot het beduren der Gemeente. Maar het verzoek der Gereformeerden, dat men bij den Prins van Oranje de goedkeuring van het verdrag zou bewerken, werd bij de Wethouderfchap ontzeid. De Oosterlingen van de Lutherfche gezindheid , Q 3 die na C. G. faari5i7. tot 155a. De Lu-  na C. G Jaari5i7 tot 1553 therfcher te Amfterdam kanten zich tegen de Gereformeerden. I j S46 KERKELIJKE die hier te Amfterdam getrouwd waren, of ter koopmanfchap lagen, en daarom Leggers genoemd ' werden, vernemende wat den Gereformeerden was toegedaan, ftrooiden door de geheele ftad uit: dat de Kalvinisten in het ftuk van het Avondmaal verfchilden van de Augsburgfche Confesfie , die in Duitschland bij zoo vele Vorsten was aangenomen. Om den twist te voeden, liet de Wethouderfchap zich verluiden, dat er vrede noch rust in het land zou zijn, indien men de Augsburgfche Confesfie niet toeliet. Hier op leverden deze Oosterlingen een verzoekfchrift in aan Burgemeesteren, om de Sint Olofskapel tot eene Kerk te mogen gebruiken. Dit ter kennis van de Gereformeerden gekomen zijnde , verklaarde de Predikant jan arendsz. openlijk van den Predikftoel het X en XlIIde artikel dier Belijdenis, handelende van het Avondmaal en de Sacramenten, en trachtte aan te toonen , dat de Hervormden in het wezenlijke van de leer der Lutherfchen niet verfchilden, en dat er bij hen geene dwalingen omtrent het Avondmaal geleerd werden. Dit mogt nu, ten aanzien van de Lutherfchen, aan het oogmerk voldoen, maar daar tegen werd het hoog opgenomen bij de Gereformeerden te Antwerpen, die ftraks hunnen Predikant kasper van der heiden herwaarts zonden, met twee Ouderlingen. Deze beftraften de Amfterdammers over deze verklaring , en begeerden , dat men die herroepen zou , dreigende zelfs met de Excommunicatie of Kerkelij. een Ban. Met moeite bragten het de Amfterdamners zoo ver, dat zij in rust gelaten werden, onder  GESCHIEDENIS. 247 der belofte, dat zij hunne verantwoording, met be fiotene Brieven, aan de Gemeente te Antwerpen zouden overzenden, en daar bij bleef het , fchrijft brandt (*), ,, want in het korte viel de Hertog van alba hun beiden met eene Spaanfche Excommunicatie op het lijf. Toen kreeg elk zoo veel met zich zeiven te doen , dat de lust, om de Broederen te kwellen, wel degelijk verging." Ondertusfchen maakten de Hervormden Schikkingen, om het Avondmaal in de Minderbroederskerk te houden, hetwelk ook op den isden December voortgang had, niettegenftaande het fchrijven van den Prins van Oranje, toen te Utrecht zijnde, om hetzelve te fchorsfen tot zijne komst. Te geftelden dage kwamen bij de duizend perfonen ten Avondmaal, hetwelk door jan arendsz. bediend werd. Het verzoek der Lutherfchen werd intusfchen door de Wethouderfchap afgeflagen, of uitgefleld, tot de komst des Prinfen van Oranje. Het onderfcheppen van zekere geheime Brieven van francisko d'alava , 's Konings Gezant in Frankryk, gaf aanleiding tot eene zamenkomst van eenige voorname Heeren te Dendermonde, ten einde over den ftaat van 'sLands zaken te raadplegen , hoewel men tot geen vast befluit kon komen ; na deze bijeenkomst vertrok de Prins van Oranje naar Bolland', te Utrecht gekomen, ftelde hij zijne pogingen in het werk, om er de rust te vestigen , gelijk hij ook een verdrag met de Onroomfchen bewerk» (*) Bladz. 103. Q 4 na C. G. Jaar 1517. tot 1552. Avondmaal gehoudenin deMinderbroederskerk, Oranje komt in Holland. Zijne verrigtingente Utrecht  na C. G Jaar 1517 tot 155a Te Amfterdam. Te Leyden. 248 KERKELIJKE .werkte, die zich lieten bewegen, om zich te vergenoegen met de vrijheid van Prediken buiten de ftad, waar toe hun zekere plaats aan de ftads Cingel buiten de VVittevrouwenpoort werd aangewezen (*). Denzelfden dag, tuen de Gereformeerden te AmJlerdam het Avondmaal hielden, den i5den December, kwam de Piins des avonds te Amfterdam, alwaar hij omtrent zes weken bleef. Hij had reeds terftond bij zijne komst in Holland, door Brieven de Gereformeerden aldaar traenten te bewegen, om de Minderbroederskerk weder te ontruimen en de Preek buiten de ftad te brengen; doch vergeefs (f;. Maar thans floot hij een verdrag met de Kalvhnfchen, waar bij bedongen werd, dat zij, de Minderbroederskerk ruimende, bekwame plaatfen buiten de ftad, tot oefening van hunnen Godsdienst, zouden mogen gebruiken, waar toe hij hun het Huiszitten-armenhuis, en eenige fpijkers of pakhuizen aanwees (§). Te Leyden werd den 2Sften Januarij 1567 een verdrag met de Onroomfcben gefloten, die verklaarden, dat zij zich hielden aan de Augsburgfche Confesfte, en die beloofden, den Magiftraat behulpzaam te zullen zijn in het weeren van andere gezindheden. Weinige dagen later ,* vertrok de Prins weder naar Ant- (*) brandt Bladz. 134, 135. wagenaar VI Deel, Bladz 200. (t) brandt Bladz. 134. (§) brandt Bladz. I8l IS/,  GESCHIEDENIS. 249 Antwerpen, daar hij in het begin van Sprokkelmaand 1567 aankwam. De gevoelens der Hollanderen gepeild hebbende, Helde hij , ie dezen tijde , een gefchrift op, over den ftaat des Lands, waar in hij openlijk beweerde , dat men elk vrijheid van Godsdienstoefening verleenen moest, wilde men het land in rust houden. Doch dit gefchrift, gelijk meet andere, vond ten Hove geenen ingang (*). Vergeefs hadden ook de Kalvinifchen een verzoekfchrift overgeleverd, hetwelk aan den Koning gerigr was, waar bij zij dertig Tonnen Gouds of drie Millioenen Guldens beloofden te zullen opbren gen, indien men hun vrijheid van Godsdienst wilde vergunnen. Sommigen verhalen, dat hetzelve te Antwerpen in eene vergadering van Afgevaardigden uit alle of de meeste Nederlandfche Kerken ontworpen was; ten minfte is het zeker, dat het in ver* fcheidene fteden, als te Gorinchem, te Middelburg, te Flisfingen, te Fere, te Utrecht, en ook te Amfterdam , aan de Wethouders vertoond werd , om derzelver voorfpraak daar op ten Hove te verzoeken. Dan dit aanbod werd niet aangenomen ; men behaalde er zelfs ondank mede, alzoo het, naar de meening der Spaanschgezinden, naar vermetelheid riekte, en naar eenen toeleg, om vreemde Heeren aan te lokken,om hunnen bijftand aan de Hervormden aan te bieden, die zulke aanzienelijke fomraen opbrengen konden (f). Te (*) Men vindt een uittrekfel van dit gefchrift bij brandt Bladz. 107. volgg. (f) brandt Bladz. 112, volgg. Q 5 na C. G, Joari5i 7. tot 1552. Verzoekfchrift der Hervormden , om vrijheid v!HiGods« dienst.  m C. G Jaari5i7 tot 1552 Valenchyn Wordt voor oproerigverklaard 1 1 ] j I t 1 1 t 250 KERKELIJKE Te Valenchyn ftonden thans de zaken zeer hagchelijk. filips van St. Aldegonde, Heer van Noirkarmes, die daar het bevel had, had wel een verdrag op den 2often October 1566 met de Onroomfchen getroffen, maar hetzelve was flecht onderhouden, door noirkarmes zeiven, die van de Landvoogdesfe verwierf, dat zij bevel gaf, om bezetting binnen de flad te brengen, alwaar men dezelve weigerde in te nemen, waar op de flad den i4den van Wintermaand voor wederfpannig en vijand verklaard en door noirkarmes terflond belegerd werd. Men had zich binnen de flad, doch vruchteloos, gevleid met hoop op hulp der verbondene Edelen. Een hoop onbedreven volk uit Westvlaanderen, zonder ervaren hoofdman, der flad eenige hulp willende toebrengen, werd door den Bevelhebber van Douaï ligtelijk geflagen. De Onroom fchen van Doornik , ten getale van 3,000, uitgetrokken , werden door noirkarmes overvallen , en gedeeltelijk terug geragd binnen Doornik, welke flad hier op bezetting noest innemen; ook werden daar alle vreemde Leertars en Hoofden der Gereformeerden, die men berappen kon, opgehangen, evenwel werd te gelijker ijd een gebod aan het krijgsvolk afgekondigd , bij letwelk hun verboden werd, die van de fecte van calvyn, gelijk het verbod fprak, in eenigerhande nanier te beletten, ter plaatfe te gaan , welke hun ot de Preek was toegewezen, maar hen daar in on;ekweld en met vrede te laten , volgens het verding net den Adel gemaakt. Falenchyn federt hevig bechoten zijnde, ging op den 24fren Maart 1567 over  GESCHIEDENIS. i5S bij verdrag, noirkarmer deed terftond na het innemen der ftad, guido de bres en peregrin de la grange, Leeraars der Kalvinifchen, nevens andere aanzienlijke Burgers, vatten en ter dood brengen. Zij ondergingen den dood met ftandvastigen moed, betuigende, dat zij niets hadden gepredikt , dan Gods zuivere waarheid. Zeldzaam was het , dat er bij het ter dood brengen van guido de bres eene groote beroerte onder de foldaten ontflond, die de markt bewaarden. Zij liepen, zonder dat men wist, wat hen dreef, door de ftad, met groote onftuimigheid, fchietende zoo wel op de Pausgezinden als op anderen, zoodat velen gekwetst, eenigen doodgefchoten werden. Voorts werd te Valenchyn de Predikatie en oefening van den Godsdienst verboden. Ook ontzonk den Gereformeerden elders de moed, zijnde het gemeene zeggen, dat de Landvoogdes in Valenchyn de neutels van alle andere fteden gevonden had. Omtrent dezen tijd werd te Haarlem zeker mond■ gefprek over den Godsdienst gehouden , tusfehen Heer jan hoogenlaag , Priester, Heer klaas Pieterszoon , Kapellaan van de groote Kerk, Heer jan lap , Proost van de Witte Heeren ter eener , en jan arentszoon, reinier kant, en nog een' derden, ter andere zijde. Men fprak met eikanderen van 's morgens ten 9 tot 11, en na den middag van 2 tot 4 uren , met zoo grooten toeloop van volk, dat de Burgemeesters , vreezende voor opfchudding, het verder gefprek deden verbieden. Eer wij den verderen voortgang der beroerten in de na C. G. J:mri5i7. cot I55*« Mondgefprekoverden Godsdienst te Haarlem gehouden Lotgeval-  na C. G Jaari5i7 tot 1552. len van FR.JUNH7' 252 KERKELIJKE de: Nederlanden vermelden, kunnen wij niet afzijn, hier eenige bijzondere lotgevallen en zonderlinge bewaringen te verhalen van den vermaarden fr. junius of dujon , van wien wij reeds hier voor gefproken hebben (*), welke hij zelve in het kort begrip van zijn Leven heeft opgeteekend. Wanneer egmond in het jaar 1566 in Vlaanderen ijverig bezig was, om de Beeldftormers te ftraffen, en de Preek buiten de fteden te brengen , gelijk hij dit onder anderen te Gend door een verdrag met de Onroomfchen beitelde, waar bij hun eene plaats buiten de ftad tot den Godsdienst, niet ver van het Karthuizer Klooster, werd aangewezen, liep junius groot gevaar, omdat de Edelen hadden toegeftaan, dat men geene uitheemfche Leeraren in de Nederlanden zou dulden. Ook hield men hem in het bijzonder verdacht, dat hij gebruikt werd tot handelingen met buitenlandfche Prinfen, en befchuldigde hem van de hand gehad te hebben in deBeeidftorming, fchoon hij in beide opzigten zijne onfchuld betuigd en aangewezen heeft. Ondertusfchen werd junius verfcheidene malen zonderling bewaard. Reeds hebben wij daar van een voorbeeld gezien; de Heer van wakkene, Hoogbaljuw van Gend, kwam eens bij avond iii zijne verblijfplaats , om hem heimelijk te vatten , zoo als junius naauwelijks een uur te voren op reis gegaan was naar Brusfel (f). Eens met eene fchuit naar de Karthuizers, de (*) Bladz. 194. (t) Boven Bladz. 195.  GESCHIEDENIS. 253 de predikplaats der Hervormden, varende, kwam dezelve Hoofdbaljuw met een groot getal gewapende Helbaardiers hun aan den oever te gemoet, en gebood allen, die in de fchuit waren , aan land te flappen. Men was bekommerd over junius , wat van hem worden wilde; maar hij, op God vertrouwende, gebiedt hun, goeds moeds te zijn, en zich om hem niet te bekommeren , maar aan land te gaan, zonder naar hem om te zien , als of hij er niet was. Dus traden zij allen, 25 flerk, uit, en junius op zijne beurt, zijnde de middelde. Deze gaat door de Helbaardiers heen , den Overfle groetende, die zich heel van zijn paard buigende, zijn oog flipt liet gaan, of er ook nog iemand in de fchuit ware. Dus ontkwam junius deze lage. Die van Brugge verzochten hem, door hunnen Kerkedienaar jan munt , van de Gemeente van Gend te leen, en junius was gehouden, hoe zeer tegen zijnen zin, aan dit verzoek te voldoen. Te Brugge gekomen, deed hij, digt bij de flad , eene Predikatie in het Framch , gelijk munt in het Vlaamsen predikte. Des avonds meende men in de ftad te keeren, maar munt, dien junius met voordacht vooruit had laten gaan, werd aan de poort tegengehouden en gelast terug te keeren. junius dit van verre ziende, kwam de ftad niet nader, en bragt, na eenig omzwerven , dewijl ieder vreesde hem in te nemen, den nacht door in een hutje , daar hij met moeite in ontvangen werd. Des anderen daags werden de Predikanten na de Predikatie ge- na c. g; jaari5i7. tot 1552.  m C. G. tot 1552. *0ê KERKELIJKE geleid naar de naburige ftad Damme, waar zij twee dagen eerlijk onthaald werden. Den volgenden dag zou de Graaf van egmond te Brugge komen, om in die ftad alles te regt te brengen. Dus werd daags voor zijne komst op zijn bevel een Plakaat afgelezen, waar bij 800 Guldens op zijn lijf gezet werden voor den genen, die junius levende, en 400 voor den genen, die hem dood in handen zou leveren. De Gereformeerden over de komst van den Graaf verlegen , dewijl er niemand bij de hand was, wien zij in de onderhandelingen met den Graaf wisten te gebruiken, befloten junius ten dien einde bij zich te ontbieden. Terwijl dit te Brugge voorviel, ontbood de Magiftraat van Damme junius bij zich op het Raadhuis. Hier werd hij van de Wethouders zeer beleefd aangefproken : ,, Wij begeeren niet," zeiden zij, „ dat gij door „ ons toedoen in gevaar zoudt vervallen : en be„ trouwen wederom, dat gij geen ander hart hebt „ jegens ons, onze ftad, en welvaren: men kan „ het niet verbergen, wat Plakaat er gisteren te „ Brugge, in onze Hoofdftad, tegen u is afgekon„ digd. Wij derhalve, als lieden, die u , en ook ,, het Gemeenebest toegedaan zijn, raden u, dat gij nog dezen dag van hier vertrekt: want op mor„ gen zullen wij datzelve Plakaat ook hier aflezen. „ Indien de Raad van Brugge onze traagheid be„ ftraft, wij zullen ons hier mede ontfchuldigen, ,, dat het gebod wat laat tot ons gekomen is, en ,, daarom niet tijdiger heeft kunnen afgekondigd „ wor-  GESCHIEDENIS. sft Worden." Terwijl jünius nog verlegen ftond , werwaarts zich te begeven , dewijl hij de taal van het land niet verftond, komt een Bode van Brugge, om hem, volgens het bovengemeld befluit , derwaarts te noodigen; junius gaf zijn woord, indien de Bode middel wist, om hem veilig binnen Brugge te geleiden. De Bode bezorgde toen aan junius de kleeding van eenen metfelaar, in welke hij naar Brugge ging. Daar de avond gevallen en de poort gefloten was, ging junius door het klinket gelaten naar binnen , en door beide de wachten, alwaar het gebeurde, dat een der wachthoudende burgers, hem aanziende voor zijn' buurman of ander goeden bekende, hem groette met de woorden: goeden avond Compeer! Zoodat niemand bedacht was, om junius te hinderen of iets te vragen. Eenige dagen te Brugge hebbende doorgebragt, gedurende welke hij de zaken der gemeente bezorgde, keerde hij weder naar Antwerpen, alwaar hij zich volgens het verdrag op den 2den September met de Gereformeerden gemaakt, als een vreemdeling, vond uitgefloten. Niet kunnende befluiten, om ledig te zitten, vertrok junius, dewijl de Gemeente niet begeerde, dat hij Nederland zou verlaten, den i4den October naar Limburg, alwaar de Gemeente, op haar verzoek, van de Antwerpenaars verkregen had , dat men zijnen dienst zou mogen gebruiken. In het land van Limburg bejegenden hem vele zwarigheden. Zoo haast had hij zijne voeten niet in Herve gezet, een Dorp, hetwelk door het maken van goede kaas be- ia C G.' fasrisi/. ot J55».  Kt C. G Jaar 1517 tot 1552 a$6* KERKELIJKE bekend is, of er ontftond een oproer, waar in hij zich niet mengde. Den volgenden dag werd hij naar Limburg geleid. Hier weigerden de Wethouders zijnen dienst toe te laten, waar op hij in een Dorp Summan genaamd, keerde. Des vrijdags den l8den October, deed hij de eerfte Predikatie bij de Limburgers op het veld, niet Ver van Herve. Ouder de Preek ftond een man 'achter hem , met een' jagtfpriet gewapend , die hem den dood gezworen, had. Maar hem hoorende, werd hij bewogen, en luisterde met een bedaard gemoed en vreedzaam naar den Prediker, tot bet einde der rede toe. Ka de Pieek gingen de Toehoorders met den Predikant , omtrent 130 fterk, naar Herve, om het middagmaal te eten. Doch nu kwamen er Geregtsdienaars van Limburg, om den Predikant te grijpen. Men liep te wapen en bezette alle toegangen naar het huis , om junius te befchutten; maar deze raadde, dat men liever zorgen zoude, dat bij het mogt ontkomen, ten einde bloedftorting te mijden. Men wist hem eindelijk , door het afbreken eener hegge, eenen weg te banen, zoodat hij behouden te Limburg kwam; waar óp zijne vervolgers, verflaande, dat hij ontkomen was, zonder verder iets te onderriemen, vertrokken. Hier begon hij des Zondags den 2often October te prediken; na de Preek begaf hij zich , omtrent twee uren buiten de ftad, naar eene plaats, die gemeenelijk de Hooge Berg Gods wordt genoemd, om daar des namiddags te prediken. Onder de Preek begaf zich het volk tweemaal op de vlugt; eerst door  GESCHIEDENIS. door een lós gerucht en tijding van een' jonge ; maar de tweedemaal op het gezigt van eene bende Ruiters, door den Bisfchop van Luik opgemaakt, om junius te vangen. Doch nu vatte het volk moed, en fchikte zich, om de Ruiters te ontvangen , in de wapenen; zelfs vele vrouwen dreigden met fteenen te werpen; op welk gezigt de Ruiters aftrokken, en junius kwam weder in Limburg , alwaar hij, omtrent den tijd van een half jaar , de Gemeente met zeer groot genoegen gefticht heeft. Omtrent twee weken na het laatstgenoemde geval, gebeurde er iets merkwaardigs, hetgeen aan junius onder de menigte een groot aanzien gaf. In een Dorp, gelijk junius meent, van het Land van Luik, dat naar de Valei van St. Denys wordt genoemd, was zekere oude en kinderrijke vrouw, die met eene zware wanhoop gekweld werd, en voorgaf, dat zij met hare kinderen van God eeuwig verdoemd was. In deze wanhoop had zij nu al meer dan dertien jaren doorgebragt; in diervoege , dat de Mispriesters de duivelbanning en uitzweering dikwijls over haar hadden beproefd, als of zij bezeten was, en de geburen haar vaak met banden en flagen hadden te keer gegaan. Zij dwaalde met de wilde beesten door de bosfchen, fchuwde alle gezelfchap, verbrak alle banden, en ftelde zich zoo aan, dat elk zich diets maakte, het was de booze geest, die haar kwelde. Dan, als eens, op zekeren avond, eenige lieden uit het Dorp Perviers naar Limburg willende gaan, deze vrouw zagen fchuilen, riepen zij haar met zoete woorden, en belazen Herv. III. R haar na G. ö. laan 5 \ft tot i'ssa.  na C. G Jaarisi7 tot 1552 058 KERKELIJKE haar zoo zacht, dat zij zich tot junius liet leiden. Ingelaten zijnde, mompelde zij in het eerst binnens monds, met morren, zonder hem iets op zijne vragen te antwoorden, maar latende de oogen al zwijgende rondsom over de omftanders gaan. Hij zulks merkende, ftond op, en luisterde een of twee van de omftanders in het oor, dat hij de vrouw niet aan het fpreken zou krijgen, in tegenwoordigheid van zoo vele getuigen , hen verzoekende , om de een na den ander weg te gaan, en over een uur of twee weder te keeren. Dit gefchied zijnde , verhaalde de vrouw, moed fcheppende , aan junius, dat zij nu al over de 13 jaren weduwe zijnde, door hare buurvrouwen befchuldigd en van hare verdoemenis verzekerd was geworden, omdat de bezorging van hare negen kinderen haar zoo had belemmerd, dat zij geen' tijd kon vinden, om God te dienen , dat is, fprak zij , den dienst der Misfe bij te wonen. Dat zij daar door tot eenen ftaat van wanhoop was vervallen, en ook aan de zaligheid van hare kinderen wanhoopte, en daarom een gruwel had, van die te zien. junius, dus de bron van hare kwelling ontdekt hebbende , fprak haar vertroostend toe, haar met weinige woorden onderrigtende: „ dat, hetgeen die buurvrouwen meenden, „ door haar verzuimd te zijn geweest, geen dienst „ van God geweest was; maar dat zij integendeel ,, God waarlijk en naar zijnen wil gediend had , „ met eenen heiligen dienst, wanneer zij als moe,, der hare wezen bezorgde, gelijk ook jacobus „ den waren Godsdienst had befchreven." De vrouw  GESCHIEDENIS. 259 vrouw vond troost en rust in zijne redenen , en 1 ging dienzelven avond, met een bezadigd gemoed , i hares wegs, daar ieder zich over verwonderde. Ja, . nu zag men velen, wat ook junius daar tegen leerde en hunne onwetendheid beflxafte, hunne zieken, tot zijne groote droefheid, tot hem brengen, om genezen te worden. Men moet zich, inderdaad, over de onnoozele eenvoudigheid van die tijden verwonderen. Een Franciskaner, die te Vervier: predikte, had op zich genomen, om openlijk een gefprek met den Leeraar te houden, en dien te befchamen ; maar op weg geflagen, verontfchuldigde hij zich, met te zeggen, dat hij iets vergeten had , en keerde weder naar huis. Als men nu in het veld de komst van den gemelden Franciskaner verwachtte, poogde zeker oud man door de groote menigte, die hier verzameld was, door te dringen, verzoekende, den Leeraar te mogen zien. junius , dit verfiaande , vermaande, dat men den man door zou laten, om nader te komen. Maar deze toen , met een nederig gelaat, junius, van voren en achteren, van top tot teen, naauwkeurigst befchouwende, borst ten laatfte uit in deze woorden: Hei, nu zie ik, dat het niet waar is, hetgeen men mij van u had verteld. En als junius daar op vraagde, wat dit was? gaf hij ten antwoord : dat gij gekloofde voeten hadt. Zoo loogenachtig was de onbefchaamdheid der Monniken, dat zij zulke dingen den onnoozelen befionden wijs te maken. Doch als zij nu onverrigter zaken van die plaats fcheidden, zag men een voorR a beeld a C. G. aari5i7. 3t 1552*  na C. G. Jaarisi". tot 1552. Pogingen tot vereenigingderGereformeerdenen Lutherfchenhier te lande. 260 KERKELIJKE beeld van bijgeloovigheid van eene andere foort. Zeker iemand groef eene zode uit, met eerbied , van die aarde, daar de voeten van junius op gedaan hadden, terwijl hij den Franciskaner tot het mondgefprek verwachtte. Doch, wij keeren weder tot de Gefchiedenis. Te Vianen was te dezen tijde een Boek gedrukt , hetwelk de overeenkomst daande hield tusfehen de leere der Lutherfchen en Hervormden. De Landvoogdesfe, misfehien uit vreeze, dat de vereeniging der beide gezindheden dezelve te derk zou maken , verbood hetzelve ten fcherpde , hetzelve ten vure veroordeelende, en ter flraffe verwijzende dengenen, bij wien het zou gevonden worden. Doch die vereeniging was ook hier te lande nog verre te zoeken. Zelfs deed de onbefuisde ijver van eenige hevige Lutherfche Leeraren, zoo fommigen willen , aangevuurd door de list van den Prefident viglius, ten einde, door het doken van den twist, de kracht der Onroomfchen te verzwakken, vier heethoofdige Lutherfche Predikanten, matthias flacius illyri- cus, joan spangenberg, joan felix Of zaliger , en herman hamelman , uit Duitschland overkomen, die de Gereformeerden uitdaagden tot een' woordendrijd over het verfchilpunt des Nachtmaals, en der allenthalvigheid van christus ligchaam. Daar de redenen ophielden , begonnen de fcheldwoorden en fmaadfehriften, terwijl antonius coranus tot vrede vermaande in eenen Brief, welke den 22den Januarij 1567 geteekend en in hetFransch :n Nederduitsch gedrukt is. Di.ze antonius cora-  GESCHIEDENIS. 2<5r ranus , gezegd bellerive, was een Spaansch Leeraar, dien de Hervormden te Antwerpen ontboden hadden uit Frankryk, daar hij bij de Hertogin van Ferrara tot den Kerkedienst was gebruikt geworden. Hij predikte in het Walsen, in plaats van taffin, die door ziekte verhinderd werd. Ook dit prediken van coranus nam de Landvoogdesfe zeer kwalijk, begeerende, dat men het hem niet alleen verbood , maar hem ook ftraffen zou, zonder dat men de bijzondere reden van dezen haat weet, ten zij dat hij een Spanjaard en een zeer begaafd man was (*). Het geweld aan gewijde plaatfen gepleegd, en het breken der BeeLlen, bad wel in het eerst de Landvoogdesfe gedreven, tot eenigzins zachter maarregelen, doch weldra, en zelfs nog voor het einde des jaars 1566, ondervond men, hoe veel kwaads hetzelve veroorzaakt had. Het Bondgenootfchap der Edelen kreeg er een' geweldigen krak door, en vele Roomfche Edelen, niet kunnende verdragen , dat hunne Kerken dus mishandeld werden, zochten zich met de Landvoogdesfe, en door haar met den Koning te verzoenen, egmond zelf werd oneens met Oranje, die niet goedvinden kon, zich te verlaten op den Koning, van wiens goedertierenheid egmond den mond vol had. De bemagtiging van Valenchyn bragt den fchrik onder de Hervormden; vele Edelen be- (*) brandt Bladz. 137. Den bovengemelden Brief leest men in een breed uittrekfel bij denzelfden. Bladz. 191-199. R 3 na C. G. jaarisi/. ;ot 1552. Schadeli d;e gevolgenvrm de Beeldftorming.  2Ö2 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552 In Vlaanderenwordt het Prediken ingetrokken, en Predikanten ter dood gebragt. Te Mechelenwordt de Predikant m. SMETIus gedood. bemoeiden zich niet alleen, om de Beeldftormers te ftraffen, maar ook om de Preek te doen ophouden. In Vlaanderen, waar de Graaf van egmond in alles de Landvoogdesfe zocht te believen , werd de vrijheid van prediken van dag tot dag naauwer bepaald, en meer ingetrokken, mailgaart de hongere werd te Tperen gevangen gebragt, omdat hij op ongeoorloofde plaatfen te platte lande had gepredikt, en ter galge verwezen. Terwijl hij op het fchavot eene aanfpraak aan het volk deed, ontftond er onder hetzelve een groot gedruis. De foldaten, die bij het geregt ftonden, voor oproer vreezende, fchoten onder de menigte; zoodat velen gekwetst en omtrent 25 gedood werden, en daar onder vinnige Pausgezinden. De Predikant, die het van den ladder aanzag, vermaande vast elk tot ftilte , beval Gode zijnen geest, en leed den dood met geduld. Te Mechelen ontbood de Magiftraat den tweeden Februarij den Predikant martinus smetius, nevens eenige Ouderlingen der Gereformeerden, op het ffadhuis , begeerende , dat het prediken zou geftaakt worden. Dezen antwoordden, in gemoede aan deze begeerte niet te kunnen voldoen, maar wilde de Magiftraat het verbieden, dan zouden zij gehoorzamen. Als daar niets op volgde, gingen zij met de Preek voort, doch de vergadering werd door den geweldige overvallen, en de Predikant gevangen naar Vilvoorden en van daar door Mechelen naar het Ziekehuis te Walem gevoerd, en daar aan een' eikenboom opgehangen. Broeder pieter lupus of wolf,  GESCHIEDENIS. 263 wolf , een Karmeliter Monnik, had gepoogd, smetius weder tot het Roomsen Geloof over te bren gen, doch daar in misfende, verdichtte hij eene wederroeping, als met de eigene hand van smetius gefchreven, welke hij door déne zijner Biechtdochteren onder den man bragt; maar cornelis speks, een Ouderling der Gemeente, bezorgde, dat dit gefchrift, in het bijzijn van lieden van eer, met des Leeraars eigen hand werd vergeleken , wanneer de valfche hand klaarlijk ontdekt werd. In Gelderland wist de Graaf van me gen de openbare Preek te doen (laken, en de fchade, aan Kerken en Kloosters veroorzaakt, te doen boeten bij verdrag. Al de Predikanten werden uit Elburg, Nimwegen, en Harderwyk verdreven. In Overysfel en Friesland bragt de Graaf van Aremberg hetzelfde te weeg; doch de Inquifitie en ftrenge Plakaten beloofde hij te doen ftilftaan. Men vertrouwde nogtans zoo weinig op deze belofte, dat wel zeventig Edelen, die het verbond geteekend hadden , naar Amfterdam en elders de wijk namen, aremberg had hun eenen fchrik aangejaagd , door het vatten van jakob van ilpendam , Geheimfchrijver van erederode, die federt te Brusfel onthalsd werd. Met Groningen gelukte het hem eerst in Junij, onder allerlei glimpige beloften, bezetting in die ftad te krijgen, welke meest bij de Onroomfchen onder het dak geholpen werd. De Hertogin, het Bondgenootfchap aan het waggelen ziende, befloot, hetzelve den laatften flag te R 4 ge- na C. G. Jaari5i7. tot 1552. In Gelderland,Overysfel , Friesland en Groningen. Nieuwe eed gevorderd.  na C. G. Jaar 1517. tot 1552. Eerfte jezuiet te Gend. ark KERKELIJKE geven, door eenen nieuwen eed (*) af te vorderen van alle Leenmannen des Konings. Velen deden den eed; oranje en hoogstraten weigerden denzelven, ook brederode en eenige anderen. Kort hier na verzocht brederode gehoor bij de Hertogin, dan het werd hem geweigerd. Toen zond hij haar een Verzoekfchrift toe , waarbij hij om vrijheid der Preeke en afdanking van het aangenomen krijgsvolk durfde aanhouden. Doch hier op kwam zulk een antwoord, dat brederode zelf, benevens den Graaf van den berg en verfcheidene anderen hunnen zoen met den Koning zochten te maken. Toen dit mislukte, verviel men, uit wanhoop, tot het beramen van geweldige middelen. De Graaf van wegen getracht hebbende bezetting te brengen in 's Hertogenbosch, alwaar men de Beeldftorming op nieuw hervat had, werd daar in door brederode verhinderd, die antonie van bombergen derwaarts zond, en zich van de ftad verzekerde, doch deze hield het hier niet lang , maar verliet na korten tijd de ftad weder, welke toen Spaanfche bezetting inkreeg. Beter gelukte het megen te Utrecht, hetwelk hij onverziens introk, en al de Predikanten van daar verdreef, en toen de Preek liet (tilftaan. Te midden van deze middelen van geweld, verzuimde de Roomfche Geestelijkheid ook geene andere. (*) Men leest den eed , zoo als die door gemeene Ambtenaren gedaan werd, bij brandt Bladz. 208.  GESCHIEDENIS. 265 re. Den elfden Maart 1567 kwam binnen Gend de eerfte Jezuïet op den Predikftoel , dien men daar gehoord had. De nieuwheid der zaak trok veel volk onder zijn gehoor , en niet weinigen werden door bem van de Hervorming afgewend; waar tegen de Kalvinifche Leeraars trachtten te voorzien, door ernftiger preken, en milde uitdeeling onder de fchamele Gemeente; doch de Wethouderfchap verbood toen, penningen te dezen einde in te zamelen. In den aanvang dezes jaars oniftond te Amfterdam eene nieuwe beroerte. De Wethouderfchap dezer ftad meende krijgsvolk aan te nemen en zich daar mede te fterken. Dit door brederode en oranje ontdekt zijnde, raakte de Burgerij op de been en tegen eikanderen in de wapenen. Men zag een akelig fchouwfpel te gemoet, daar de vader der eene, de zoon der andere partij was toegedaan, en broeders tegen broeders optrokken. Twee broeders, jan en kornelis Pieterszonen, in Deventer elkanderen in de wapenen geholpen hebbende, vraagden elkanderen waarheen het gemunt was. Ik, zeide jan, ga naar de markt, na dien van den ouden Godsdienst; en ik, zeide de ander: naar de ftraten bij die van den alleroudften: dan zoo het op ftaan gaat, ontzie mij niet, ik zal u niet ontzien. De befcheidenfte Onroomfchen , en onder dezelveii adriaan pauw, een voornaam Koopman , hielpen echter deze drift door redenen tot bedaren, tot geluk der Regenten, die eerlang met de Gemeente in onderhandeling kwamen, en een verdrag floten, volgens hetwelk, onder anderen, het aannemen R 5 van ia C. G. Jaari5i7. tot 1552. Oproer te Amfterdam.  Ba C. G Jaansi7. tot IS52 t i ] j ] ( i 1 266 KERKELIJKE van krijgsvolk geftaakt moest worden. Inmiddels kwam brederode zelf in de ftad. De Hertogin zond terftond den Geheimfchrijver van den Ge heimen Raad, jakob de la torre, naar Amfterdam, met last aan de Wethouderen, om brederode goedfchiks of met geweld te doen vertrekken, de la torre opende aan brederode zijnen last, doch deze vorderde denzelven fchriftelijk te zien, hetwelk la torre , geen gefchreven last hebbende , niet doen kon. Burgemeesters lieten vervolgens brederode verzoeken, dat hij wilde vertrekken, waar op hij antwoordde: dat hij zou handelen, gelijk hij het verftond. Ondertusfchen werd zijne herberg, waar de Prins van Oranje uithong, van de Burgerij met eene wacht van 100 mannen bewaakt. Eenige Edellieden overvielen toen de la torre in zijne herberg op den Dam, en ontnamen hem zijne papieren, welke zij aan brederode ter hand fielden, waar op de Geheimfchrijver , voor erger beducht, heimelijk de ftad verliet. De Onroomfchen leverden ïu een verzoekfchrift in, begeerende, dat men 3 of )oo knechten bezoldigde, en brederode tot Overle der ftad aannam. De Overheid bewilligde hier n op het welbehagen des Prinfen van Oranje, die iet eerfte goedkeurde, maar zijne toeftemmiug weigerde tot het aanftellen van brederode. De genelde knechten werden aangeworven , die men , >mdat zij eiken dag of nacht drie en een' halven tuiver trokken, den naam kregen van de Reaalvacht, brederode bleef vervolgens nog eene maand ang te Amfterdam. lau-  GESCHIEDENIS. a67 laurens jakobs reaal verhaalt ons, bij deze gelegenheid , een gefprek, tusfehen hem en den Burgemeester simon kops voorgevallen, wanneer het bovengemelde verzoekfchrift werd ingeleverd ; waar uit men nopens den aard dier tijden het een en ander leeren kan. De Burgemeester kops zich naar reaal keerende, zeide tegen hem: „ lau„ rens jakobsz., u had ik niet toevertrouwd, dat „ gij u zeiven zoo ver in deze zaak zoudt hebben „ verloopen; hoewel ik, eer gij trouwdet, wist, „ dat gij luiterdet. Dan het verwondert mij, dat ,, uwe Schoonmoeder u zulks toelaat, en het doet mij van harentwege wee; want wij zijn lange ja„ ren buren geweest." Hier op antwoordde reaal: „ Mijne Schoonmoeder, die mij in het zoe„ keu mijner zaligheid niet verhindert, doet als eene „ wijze vrouw: en ware het, dat uw Zoon, jan „ kops, zijn loopen naar den Overtoom, om Delfts „ bier te drinken, naliet, zich ook ter Preke voeg„ de, een eerlijk en tuchtig leven zocht te leiden , „ gelijk zijn' Haat wel zou betamen, en zoo ijver„ de om zijne eeuwige zaligheid , ik meen niet, „ dat het mijn Heer de Burgemeester zou willen „ verhinderen." ,, Ik ftond veel liever," voer de ander daar tegen in, ,, ten halze toe in het wa,, ter." reaal daar op: ,, Al zacht, Heer Bur„ gemeester, de zaken zullen, hoop ik, zulk een ,, keer nemen, dat de Burgemeesters nog al te za„ men bij ons ''ter Preke zullen komen." Toen ontftelde zich de Burgemeester dermate, dat hij in de- ia C. G. |aari5i7. :ot 1552.  m C. G Jaarisi7 tot 1552. Oproer te Antwerpen. De Gere. formeerden alom verjaagd. 263 KERKELIJKE deze woorden uitborst: ,, Ik zat liever in het bof* ,, deel tusfehen zeven hoeren." Kort daar na ontftond er ook te Antwerpen eene geweldige beroerte, jan van marnix, Heer van Thouloufe, Broeder van filips van marnix, Heer van St. Alegonde, Oranje's boezemvriend, dien een aanflag op Walcheren mislukt was, had zich met eene bende volks nedergefligen te Oosterweel, in het gezigt van Antwerpen. Hier werd hij door de foldaten der Landvoogdesfe overvallen en geflagen, hij zelf fneuvelde en al zijn volk werd verftrooid. Op het gerucht van dit gevecht, raakten de Kalvinifchen te Antwerpen op de been, en wilden ter roode Poort uit, om hunne broederen bij te fpringen, hetwelk hun door oranje en hoogstraten niet zonder levensgevaar belet werd. De Prins moest hier hooren, dat men hem , met het zinkroer op de borst, fchold voor eenen verrader, die oorzaak was van den moord daar buiten. Twee dagen bleven de Kalvinifchen in de wapenen , onder het geltadjg geroep : Papen uit! Papen uit! Eindelijk bewoog oranje de Lutherfchen en de uitheemfche Kooplieden , om zich te wapenen, waar door de oproerïgen tot nadenken gebragt, en de rust herfteld werd (*). De tegenwoordige ftaat van zaken deed den Gereformeerden thans alom den moed ontvallen. Die van Kameryk hadden hunnen Aartsbisfchop verdreven ; thans ruimden zij deze ftad , in welke de Aarts- (*) WAGENAAR Bladz, 223-22Ö. BRANDT Bl. 216-220.  GESCHIEDENIS. aóg Aartsbisfchop met een deel krijgsvolk terug keerde, hoewel hij zich met gematigdheid gedroeg, en zich alleen met de goederen der vlugtelingen vergenoegde. De Bisfchop van Luik verdreef ook, met magt van wapenen, de Onroomfchen uit Ma/eik en Hasfeit; die van Maaftricht, bevreesd geworden dooi den aantogt van den Heer van noirkarmes , joegen de Gereformeerde Predikanten ter ftad uit. Ook verlieten de Gereformeerden 's Hertogenbosch , terwijl de Hertogin geld zette op het lijf van twee der voornaamfte Predikanten, herman modet en petrus dathenus. franciscus junius onthield zich nog te Limburg. Deze was door twee Geestelijken, een' Franciskaner en een' Jezuïet, tot een mondgefprek uitgedaagd. Doch hier van kwam niets , dewijl zij uitvlugten maakten omtrent de plaats, waar men dit gefprek houden zou. Zij ftrooiden wel uit , dat junius van hen overwonnen was, en de vlugt had genomen; doch alzoo hij bleef voortgaan met prediken, verviel deze leugen van zelve, en gaf hem te meer toeloop van volk. Doch, als men nu zeker berigt ontving, dat er krijgsvolk in aantogt was, om junius te vatten, gaf hem één der Schepenen van de ftad, met voorkennis der Regering , kennis van het nakende gevaar, waar op junius nog dienzelfden avond de ftad verliet, met voornemen, om zich naar Duitschland of elders te begeven. Eer wij van Limburg affcheiden, verdient hier gewaagd te worden van een merkwaardig geval , daar omtrent gebeurd. Men bragt zekeren Biecht- va- na C. G. Jaar 1517. tot 1552. Bijzonderhedenvan fr. junius. Merkwaardiggeval.  na C. G Jaansi7 tot 1552. Oranje verlaat Letland. BREDERO- a?o KERKELIJKE vader, ter zake van den Godsdienst, naar den paal, om verbrand te worden. Deze zong op den weg, met eene wonderlijke kloekhartigheid, Pfalmen en Lofzangen. De Ambtman dier plaats belastte hem te zwijgen, maar de ander ging voort met zingen , en de vreugde zijner hope te belijden. Daar op deed de Schout in arren moede, zijne tong tot digt aan den wortel affnijden. De man ftierf in ftilte en vrede. Niet lang daar na werd den Ambtman een zoon geboren, wiens tong hem uit den mond hing tot op de kin, zoo dat hij die nooit binnen zijne lippen heeft kunnen ophalen. Eene bijzonderheid, welke uit de getuigenis van eenen Roomschgezinden Gerïgtfchrijver is aangeteekend (*). De Prins van Oranje berigt ontvangen hebbende, dat in Spanje befloten was, den Hertog van Alba met een leger herwaarts te zenden, befloot, zijne ambten neder te leggen en naar Duitschland te vertrekken; hij verliet den nden April 1567 Antwerpen, na een teder affcheid van den Graaf van Egmond te Wittehroek genomen te hebben, en na een dag of twee te Breda vertoefd te hebben, zette hij de reis voort naar zijn Grwiïdnp Nas/au in Duitschland. Te gelijk met den Prins verlieten de Onroomfche Leeraars Antwerpen, welke ftad, zonder eenige voorwaarden te bedingen , thans bezetting innam. Terflond werden de Kerken der Onroomfchen omvergehaald. Op het voorbeeld van den Prins van Oranje, waren (*) BRANDT Bladz. 237.  GESCHIEDENIS. 271 ren duizenden der ingezetenen insgelijks bedacht op 1 hun behoud; eene menigte vlugtelingen kwam uit . verfcheidene gewesten te Amfterdam , alwaar men ' hun de poort voor het hoofd floot , en belastte , : terflond te vertrekken. Een treurig fchouvvfpel vertoonde zich hier. Zoo veel ellendige lieden met vrouwen en kinderen, zonder hope of uitzigt, uit den eenen nood in den anderen omzwervende. De medelijdende burgers, zoo Roomfchen als Onroomfchen, ontvingen hen, zoo goed zij konden, in de huizen en tuinen der voorflad, en verzamelden voor hen eenigen nooddruft van fpijze, kleederen en teergeld. Men huurde en betaalde vele fchepen , die hen op Embden t\ elders vervoerden. Ondertusfchen was de bekommering te Amfterdam ook groot. De Gemagtigden der Hervormde Gemeenten in Holland hadden, te Amfterdam vergaderd zijnde, onlangs nog befloten, met prediken voort te varen , ten minfte tot het bij Plakaat op nieuw zou verboden worden. Doch nu, den i7den April, vergden de Burgemeesters de Gereformeerden de preke te Haken, hetwelk men echter heufchelijk uitftelde , tot nader befcheid van hooger hand. Op den aoflen dier maand hielden de Gereformeerden eenen plegtigen Vast- en Bededag. Doch den 25ften boden de Gereformeerden, uit eigene beweging, aan, de preke te ftaken, mids men hun vrijheid en tijd gave, om hunne onroerende goederen te gelde te maken , en met de roerende het land te verlaten. Dit werd hun toegeftaan, en den 27ften, omtrent elf uren in den « C. G. aari5i7. ot 1553, >e en de 3nroomchenveraten Amierdaro.  na C. G. Ja!iri5i7. tot 1552. Dood van den Heer van brederode. I 27a KERKELIJKE den nacht, vertrok de Heer van brederode naar Embden. Hij overleefde zijn ongeluk niet lang. Sommigen fchrijven, dat hij, zijne droefgeestigheid, alleen door fterk drinken, zoekende te verdrijven, in eene heete koorts viel, die hem den isden Februarij 1568, op het Slot Harnhof of Harenburg, in de Veste Rekelinghuizen, uit het leven rukte. Hij werd te Gemmen in het land van Kleef begraven. Kort voor zijn vertrek hadden eenige voorftanders van vrijheid, Onroomfchen en Roomfchen , plegtig gezworen, den honderdften penning hunner goederen te zullen opbrengen, ter vervulling van 11,000 Guldens , die aan verfcheidene kosten waren ©efteed. Tot ontvangst van deze penningen (telde men eene kist met een gat in het dekfel en drie floten. Doch eenigen hadden zich zeiven zoo ver vergeten, dat er bij het openen niet boven de 750 Guldens in de kist gevonden werden, die der waardinne des Heeren van brederode, in mindering zijner verteerde kosten , werden toegeteld. Eenig volk van brederode, begeleid door gysbuecht en diederik van batenbuug en andereu kwam daags na zijn vertrek te Amfterdam, alwaar zij buiten gehouden zijnde, overfcheepten naar Waterland. Te Hoorn werden zij , door de Heeren iran batenburg en anderen, omtrent 100 in getal, irerlaten, die zich over de Zuiderzee naar Friesland neenden te begeven , doch bij Harlingen door een chip met krijgsvolk aangehouden en te Harlingen op-  GESCHIEDENIS. 27; opgebragt werden. Vier en twintig werden er op de galeijen gebannen, zeven gehangen en eenigen kregen ontflag. Doch de gebroeders batenburg, beyma en galama , Friefche Edellieden, werden tot de overkomst des Hertogs van alba gefpaard. Het overige volk van brederode , te Medenblik fcheep gegaan , landde aan den Muiderdyk en ftreefde de Veluwe en Betuwe door naar Heus/en, alwaar zij, over den Rhyn getrokken, de vendels fcheurden en verliepen. De mare, dat de Heer van noirkarmes met zijne benden naar Amfterdam kwam, deed de genen, die zich het meest uitgelaten hadden, naar een goed heenkomen zien. reinier kant vertrok den suften April, op den avond. Des anderen daags werd laurens reaal wegens Burgemeesteren verzocht, zich voor een' tijd aan een' kant te fchikken, tot men zag, waar het heen wilde. Hij ging daar op fcheep in eene boeijer, nevens vrank de waal , matthys janszoon Bonnetvetkooper, en adriaan kromhout , met zijne huisvrouw en dochtertje van 14 jaren. Zij voeren op Medenblik , alwaar zij gewaarfchuwd werden, dat er eenige Ruiters van Alkmaar derwaarts kwamen; waarom zij zich met eene haringfchuit uit de haven op de rede lieten roeijen, alwaar zij een klein vaartuigje enkel meteen'jongen in hetzelve vindende, terftond daar mede onder zeil gingen, en het onder Wieringen zetten, daar de fchipper, des anderen daags gevolgd zijnde, hun verhaalde, dat de Ruiters kort na hun vertrek gekomen waren en hen gezocht hadden. Deze fchipper bragt hen vervolHerv. III. S gens na C. G. [aari5i7. tot 1552. Vlugt der Gereformeerdenuit Amfterdam.  na C G, Jaari5i7 tot 1552, De drie Predikanten door de Ballingen onderhouden. 274 KERKELIJKE gens op Vlieland; doch hier vonden zij zich in groote verlegenheid ; daar was noch fchuit , noch fchip, noch pink bij land, maar al wat zeilen kon, naar Embden, Bremen en elders heenen. Ook kwam er fchrijvens van Burgemeesteren van Amfterdam , aan den Schout van het Eiland, om reaal en zijn gezelfchap aan te houden. Doch de Schout weinige dagen te voren overleden zijnde, viel de Brief in handen van adriaan korneliszoon , Goudfmit van Alkmaar, doch thans op Vlieland wonende, die het fchoutsambt tot nader orde bediende, en het gezelfchap trouwhartig waarfchuwde, radende hun, om ten fpoedigfte te vertrekken. Toen vonden zij eene oude krabbefchuit, omtrent drie lasten groot, die wel een half jaar in den grond had gelegen, bij nacht boven water, en (faken daar mede, hoe lek dezelve ook was, in zee , en bragten het dus, met het uiterfte levensgevaar, eindelijk den 23ften Mei te Embden. De drie Predikanten jan arendszoon, peter gabriel, en nicolaus sceieltius, begaven zich insgelijks naar Embden, daar de Amfterdamfche uitgewekenen hen nog onderhielden, mits verbonden blijvende aan de Gemeente te Amfterdam , om die in tijd en wijle ten dienst te ftaan. scheltius [tierf in het volgende jaar aan de pest, die daar zeer hevig ontftoken was. pieter gabriel raakte in het jaar 1572, toen Holland tegen den Spanjaard Dpftond, in de Kerkedienst te Delft, bij leening , Jaar hij 'sjaars daar aan overleed, jan arendszoon kwam nog weder binnen Alkmaar, zijne vader-  GESCHIEDENIS. 27 derftad, daar bij in datzelfde jaar 1573, gedurend de belegering dier ftad, zijne dagen gerustelijk tei einde bragt. Te Hoorn werd clement maartszoon, die dei 27ften Aprii op het Keeren zijne laatfte Predikath gedaan had, den aóften Mei nevens evert gor ter, zijn' mededienaar, gelast, de flad te ruimen, Omtrent dezen tijd, in den voorzomer, hoorden d« Enkhuizer Gereformeerden de laatfte Predikatie ir het openbaar bewesten Broekerhaven, buiten dijks , bij de Watermolens. Men predikte daar na nog eenige reizen bij nacht in fornmige burgerhuizen , doch dit duurde niet lang. Daar en elders werden de Predikanten verjaagd, en de Predikatiën, op vele plaatfen, met geweld geftoord, velen van de Gereformeerden werden gevangen, gehangen, onthoofd. Overal woedde de vervolging weder met vernieuwde hevigheid. Geen gewest van Nederland, of het had of kreeg een ander aanzien. Eene wonderlijke wisfeling van gemoederen, zoo het fcheen, vertoonde zich , in verfcheidene gelegenheden. Met gelijke hevigheid , als men onlangs de Beelden en Altaren had afgeworpen, brak men nu de Kerken der Gereformeerden en Lutherfchen. Derzelver bindten en balken werden aan ettelijke oorden, voornamelijk in Vlaanderen, tot galgen gebezigd; en de (lichters daaraan gehangen. Velen, dien het vertrekken ongelegen kwam, voegden zich naar den tijd; gingen dagelijks ter Misfe, daar zij in jaar en dag niet geweest waren; kochten de Papen om, en valsch getuigenis, S 2 van 5 - na C. G. 1 faarisijf, toe 1552. 1 TeHoom I en Enkhuizenhoudt de Preek op. Wonderlijkeverandering.  nC. G. ]aari5i7. tot IS52. Komst van den Hertog van ai,ra. EGMOND en HOORNE enz. gevangen 276 KERKELIJKE van altijd Katholijk geleefd te hebben, te Biecht en te Sacrament geweest te zijn. De rijke huizen Honden open , de disch gedekt voor de Geestelijkheid , die nooit met grooter eerbiedenis en nederigheid werd gevleid. De anderen daarentegen, achterhaald op woorden, op werken, en dikwijls bedrogen van degenen, die met hen ter preke plagten te loopen , vonden zich nergens veilig: want ettelijken zochten zich zeiven te bevrijden door hunne naasten te bezwaren en in nood te brengen. Eenigen, onder fchijn van vrijheid des gewisfens te zoeken, maakten zich t'zoek voor hunne fchuldeifchers, dien zij niet zagen te voldoen. Zoo groot was het getal der vlugtelingen, dat de Hertogin zelve het in zekeren Brief, door haar aan den Koning gefchreven, op 100,000 perfonen bepaalde, hetwelk vervolgens nog wel met 20,000 vermeerderd is. Vergeefs poogde zij ook door Brieven het vlugten tegen te houden, waar tegen de Gereformeerden eene verantwoording van hun gedrag in het Fransch gefchreven in druk lieten gaan. Ondertusfchen kwam de Hertog van alba met een Spaansch leger in de Nederlanden, en werd den 28ften Augustus 1567 te Brusfel ingehaald. Reeds op den 9den September werden de Graven van egmond en hoorne gevangen genomen, als ook antoni van stralen, Burgemeester van Antwerpen, en joan casembrood, Heere van Bakkerzeel, egmond's Geheimfchrijver. De Graven zaten te Brusfel tot op den 22ften, wanneer zij naar Gend gevoerd werden, daar zij, tot diep in het volgende jaar.  GESCHIEDENIS. 277 jaar, lewaard werden. Men vindt, dat granvelle, die toen te Rome was, op het hooren der gevangenis van egmond en hoorne , gevraagd zou hebben : of men den zwijger, bedoe'ende den Prins van Oranje , ook had weten te bekomen ? verder , toen hier op neen geantwoord werd, zeggende: dat men aan den éénen zwijger meer gevangen zou hebben, dan aan al de overigen. Deze Vorst namelijk was ftilzwiigende van aard, en plag te zeggen, dat geene geveinsdheid den grond verbergen kan van eenen, die zich aan het /praten laat krijgen. Het vangen van zoo aanzienelijke lieden verfpreidde alomme vrees en fchrik, en joeg wederom eene geheele menigte ingezetenen ten lande uit. Onder anderen verliet de Abt van St. Bernards bij Antwerpen, thomas tillius, of van thielt , zijne Abdij en 60,000 Guldens inkomens, trouwde in het land van Kleef, en werd daar na Leeraar der Hervormde Kerk, eerst te Haarlem, en toen te Delft, daar hij geltor ven is. Duitschland, Frankryk, Engeland, Embden, en Oostland, liep vol vlugtelingen, die medenamen, hetgeen zij konden, en de onroerende have achterlieten, om er het lijf ten minfte af te brengen. Nog waren zij gelukkig, die bij tijds weken, al- ; zoo alba , voor het einde van September, een nieuw Geregtshof in ftelde, onder den naam van \ Raad der Troubelen of der Beroerten, voor welken alles , wat eenige betrekking had tot de voorgaande of tegenwoordige bewegingen , gebragt en afgedaan moest worden. Deze Regtbank handelde fpoedig S 3 heej na. C. G. Jaar 1517. tot 1552. Algemeene vlugt. laad van ïeroeren opge»  278 KERKELIJKE na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Geweldige Kreng» heid van dezen Raad. heel willekeurig, geweldig, ja met zoo groote (trengheid, dat zij eerlang bij de Nederlanders den naam van Bloedraad kreeg. Deze Raad zou beftaan uit twaalf leden, blijvende alba zelve het Hoofd van dezen Raad, die alleen in zijnen naam vonnis (treek. Doch velen der eerst benoemde leden onttrokken zich binnen kort van denzelven, zoodat het werk eindelijk op drie of vier leden, ja genoegzaam op jan de vargas, een' Spanjaard, alleen aankwam, wien de Hertog het voornaamfte gezag in den Raad overliet. Een monfter van wreedheid was deze man, ook naar het getuigenis van Spaanschgezinde Schrijvers, die hem de matelooze (trengheid aantijgen, welke de Nederlanders alba te last leggen, vargas werd wakker bijgedaan door jakob hessels, die Raadsheer geweest was te Gend. Dezen geeft men na, dat hij, gewoon zijnde te flapen in den Raad, wanneer zijne Item gevraagd werd, half ontwaakt, alleenlijk plag te zeggen: ad patitulum, ad patibulum, naar de galg, naar de galg. Naauwelijks had deze Raad zitting genomen , of elk, die zich min of meer gemengd had in de jongde beroerten, werd er voor gedagvaard. Die niet verfcheen, gelijk bijna niemand deed, werd met verbeurdverklaring zijner goederen en met ballingfchap geftraft. Die men betrappen kon, werden meest allen ter dood gebragt. Het branden, het vierendeelen, het hangen, het onthalzen, het bannen op de galeijen was dagelijksch werk; zijnde er fchier geene fchuld zoo gering, die men geene lijfftraffe waardig keurde. De Raad der Beroerten hield de Onroom- fche  GESCHIEDENIS. 279 fche Leeraren en Kerkedienaren, en zulken, die de wapenen tegen den Koning hadden aangenomen, niet alleen voor doodfchuldig; maar rekende ook onder de halsftrafbare misdaden , het inleveren en toeftaan van allerlei fmeekfchriften tegen de Inquifitie, Plakaten en nieuwe Bisfchoppen; het geheugen der Preke, het niet wederftaan der Kerkplunderaren, het zeggen of beweren, dat de Raad der Beroerten zich naar Handvesten of Vrijheden te fchikken had : voorts het huisvesten van Onroomfche Leeraren , het maken en zingen van Geuzen Liedjes, het bijwonen van Kalvinifche begrafenisfen, het zeggen , dat de nieuwe Godsdienst ook binnen kort in Spanje opgang zou maken, en dat men God meer gehoorzamen moest dan den menfchen , met andere diergelijke uitdrukkingen (*). De galgen, verhaalt de Drosfaard hooft (f), hingen gerist, de raden, de ftaken, de boomen aan de wegen ftonden verladen met lijken, gewurgd, onthalsd, verbrand: zoodat de menfchen nu in de lucht, tot ademfchepping gefchapen , als in een gemeen graf en woning der overledenen verkeerden. Elke dag had zijne deerlijkheid, en het baffen der bloedklokke, dat met de dood van namaagden den éénen, of vriend den andere, in het hart klonk. De Wethouders der fteden, die men hield te flap tegen de Ketters geweest te zijn, zelfs die van Amfterdam, werden voor dezen Raad befchuldigd. Toen (*) wagenaar VI Deel, Bladz, 254. (t) Hifi. IV Boek. Bladz. 153. S 4 na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  na C. G. Jaari5i7 tot 1552. De Hertog van ALBA wordt Landvoogd. De Advo- kaatvAN DEN i.NDE wordt ge vangen genomen. 280 KERKELIJKE Toen de Hertog van alba op het einde van het jaar 1567 de Landvoogdij der Nederlanden aanvaardde, welke de Hertogin van parma nedergelegd hebbende, den 3oden December naar Italië vertrokken was, vermeerderde deze ftrengheid nog merkelijk, welke men reeds moest achten, den hoogden top bereikt te hebben. Terdond in het begin des j;ars 156S werden de Prins van Oranje en andere gevlugte Heeren openlijk ingedaagd; ook werd'sPrinfen Zoon, filips willem, Graaf van Buren, dien de Vader, vertrouwende op des jongelings onfchuld en op de vrijheden der School, daar gelaten had, van daar opgeligt en naar Spanje gevoerd, daar hij 28 jaren lang gevangen werd gehouden. Men verhaalt, dat vargas, toen de Beduurders der Hooge School hem vertoonden, hoe zulk een vervoeren fireed met de voorregten der School, hun in kwaad Latijn zou geantwoord hebben : non curamus vestros privilegios: wij kreunen ons niet aan uwe voorregten. De Prins van Oranje, kennis van zijne indaging gekregen hebbende, verantwoordde zich deftig in eenen Brief aan den Prokureur Generaal jan du bois, van welken Brief hij aan alba zeiven een affchrift zond. In Januarij of Februari) werd de Advokaat jakob van den ende, bij den Graaf van bossu, thans in Oranje's plaats Stadhouder van Holland, te eten genoodigd zijn, vastgehouden en naar Brusfel vervoerd , daar hij op Treurenberg gevangen gezet werd. Hij bleef gevangen tot den i2den Maart des aars 1569, wanneer hij op Treurenberg overleed. Twee  GESCHIEDENIS. 281 Twee jaren later werd zijne gedachtenis echter vrijgefproken van den eisch, tegen hem gedaan. Ook werden toen zijne goederen, die reeds waren aangeflagen, wederom vrijgegeven. Op gelijke wijze werd Meester roeland de ryke , Penfionaris der ftad Leuven, fchoon even als van den ende , voor opregt Roomsen Katholijk gehouden, in hechtenis genomen, op onzekere vermoedens, tot dat het hem al zijn' welvaart kostte. Insgelijks dirk volkertszoon koornhert, Secretaris der Burgemeesteren van Haarlem, die naar den Haag gevoerd, aldaar maanden lang gezeten heeft. Hij fchreef in zijne gevangenis, zonder het gebruik van eenig Boek te hebben, zeker Zinnefpel van Lief en Leed, van Hope en Vreeze, en van een Christelijk gelaten Harte. Hier heeft hij insgelijks het Lof der Gevangenisfe, het Kompas der Ruste en andere Dichtftukjes opgefteld. Eindelijk wist hij zich zoo fchrander te verantwoorden , dat men hem den Haag tot eene gevangenis gaf. Dan daar na gewaarfchuwd, dat er fchrijven van Brusfel was, met last, om hem weder in hechtenis te (tellen, nam hij in het heimelijk de wijk naar Haarlem, en vertrok voorts ten lande uit. Het vangen en vervolgen hield de ganfche Lente van het jaar 1568 door fterk aan. De Hertog had zelf een' toeleg gefmeed, om de Onroomfchen, op Vasten - avond , aan vele oorden tevens, te verrasfen; doch fommige Schouten, en onder anderen jan van beerendregt , Schout van Leyden, en de Schout van Monnikendam , waarfchuwden de S 5 lie- na C. G. faari5i7. tot 1552. Ook Mr. roeland DE RYKR en d. v. koornhert. £ware /ervol' ;ing.  os C. G. Jaar 1517. lot 1552. 1 ] ] ^ ] \ 1 I t \ c c i t 1 282 kerkelijke lieden tegen deze lage, waar door velen het gevaar ontkwamen. Dien zelfden nacht, den 3den Maart, kwam de Kastelein van Medenblik, Jonker kornelis van ryswyk, te Hoorn, om eenige Burgers dier ftad in hunne huizen te overvallen, maar hij vond niemand, alzoo ook dezen te voren gewaarfchuwd waren. De gevlugten werden toen ingedaagd, en hunne goederen geveild, doch niemand der Burgeren wilde op dezelve bieden of die koopen. Ook gedroegen zich 3e Wethouders van Hoorn met hunne vorige bescheidenheid tevens kloekzinnig, om hunne Burgers /an gevaar te bevrijden; zulks, dat er onder de geestelijkheid fommigen zoo driftig waren, dat zij ïen voor Geestelijke en Wereldlijke Vierfcharen daaglen. Zekere Heer dirk, de Pastoor van de groote Cerk, een onverltandig ij veraar , befchuldigde hen roor het Geestelijk Hof van Utrecht, als lieden , lie geen weer deden, om de Ketters uit te roeijen. )an daar tegen wisten de Wethouders den Deken tot 1552 Veldflag bij Heili gerlee. Vonnis tegen ORANJE. Dood van verfcheideneEdelen en van EGMOND en hoorne. 286" KERKELIJKE enz. Daar de Prins de Hervormde leer met deze benaming van het zuivere woord en dienst van God bedoelt, moet men befluiten , dat hij thans den Hervormden Godsdienst openlijk beleden hebbe, welken hij in Duitschland moet hebben aangenomen , alzoo geloofwaardige Schrijvers getuigen , dat hij, bij zijn vertrek uit de Nederlanden, van denzelven nog weinig fmaak had (*). Graaf lodewyk , een klein leger op de been gebragt hebbende, trok met hetzelve in Groningerland, alwaar het hem gelukte, op den 2sflen Mei den Graaf van aremberg bij het Klooster Heiligerlee te flaan, in welken flag deze Graaf zelf fneuvelde, waar na Graaf lodewyk het beleg voor Groningen floeg. alba, vol fpijts over deze nederlaag, toefde nu niet een vonnis uit te geven tegen den Prins van Oranje, deszelfs Broeder lodewyk, de Graven van hoogstraten, van kuilenburg, en van den berge , waar bij zij op den hals gebannen , ïn hunne goederen verbeurd verklaard werden. Het huis van Kuilenburg te Brusfel werd ter aarde toe geflecht. Dit vonnis werd den 28flen Mei uitgebroken. Doch eenige Edelen en anderen, die gevangen zaten, werden veroordeeld, om onthalsd te worden, onder welken waren de Broeders gysbert en jan van batenburg, en anderen; en op den jden Junij werden ook de Graven van egmond en hoorne op het Schavot te Brusfel onthoofd. De dood (*j) wagenaar VI Deel, Bladz. 27-j,  GESCHIEDENIS. *8? dood dezer beide Graven vervulde het geheele land met droefheid en tevens met haat tegen den Hertog van alba. Verfcheidene Schrijvers verhalen , dat aan egmond zijn dood door den veruitzienden willem van oranje vrij duidelijk was voorfpeld, toen hij op zijn vertrek naar Duitschland affcheid van hem nam, en egmond zeide: Vaarwel, Prins zonder goed! waar op oranje hernam: Vaarwel, Graaf zonder hoofdl Ook is bij velen geloofd, dat Doctor gemma frisius , Profesfor der Medicijnen te Leuven, en vermaard Starrenkijker, den Graaf van hoorne , korts voor deszelfs laatfte reize naar Brusfel, voor zijn ongeval had gewaarfchuwd; doch hier tegen ftrijdt, dat gemma meer dan elf jaren te voren uit den tijd was geweest; of men moest Hellen, zegt brandt (*), dat deze voorfpelling was gefchied door zijnen Zoon cornelius gemma , een' zeer groot kenner van de verborgenheden der natuur, die in dezen tijd te Leuven leefde. Dan, voegt dezelve brandt hier bij: of de Starren iets tot het beloop des menfchelijken levens doen; en indien ja, of zulks door eenige wetenfchap daar uit te halen zij; wordt bij de fterke verftanden onzer eeuw, meer dan ruimelijk getwijfeld: niet hier aan, dat verfcheidene toekomende dingen, met min of meer bewimpelings, het zij uit openbaringe van geesten, of anderzins, verkondigd zijn. Na deze lrrafgerigten trok de Hertog van alba met j\ zijne geheele magt tegen Graaf lodewyk op, dien hijlai "bij (*) II Deel, Bladz. 298. ia C. G. [aari5i7. ot 155a. ederigvaa  >aC. G, Jaarisi; tot 1552. Graaf lo eewyk. Zware vervolging- a88 KERKELIJKE bij Remmingen, een Dorp aan de Eems, geheel verfloeg, zoodat de Graaf zelf het ter naauvvernood ontkwam. Sedert toog alba naar Groningen, daar men nu den nieuwen Bisfchop jan knyf moest aannemen. Van hier begaf zich de Hertog in perfoon over Amfterdam op Utrecht, en van daar op *sHertogenbosch, daar hij meer dan 60 vlugtelingen , meest Burgers en Inwoners van Utrecht, ter dood deed brengen. Onder de gevonnisden was ook de weduwe van diemen , wel 84 jaren oud, die op een' ftoel gebonden en zoo onthalsd werd, omdat zij te voren den Predikant jan arendszoon had geherbergd , doch waarfchijnlijk beftond hare grootfte misdaad in haren rijkdom , dewijl zij, gelijk eenigen zeggen, zelve Roomschgezind was. In alle lieden bijna werden doodvonnisfen uitgevoerd. Te Haarlem werden den 2Qften Junij drie mannen met de koorde gedood; een van dezen, heyns adriaanszoon , had eenige Refereinen en Liederen, ook eene Echo of Weergalm tegen het Pausdom gedicht. Hij werd, nadat de twee anderen den geest hadden gegeven, wegens eenig fchielijk gerucht en daar op volgende beroerte, op Burgemeesterskamer gerukt, aldaar aan een' ladder verworgd, en toen bij de anderen gehangen. Te Delft had men Meester herman schinkel , een' man van geleerdheid, die zich met Boekdrukken geneerde , den 8ften April in hechtenis genomen. Eenigen noemen hem Leermeester in de ftads groote Scliole. Hem werd het drukken van ettelijke Boeken tegen 's Konings Plakaat te laste geleid. Na vijf-  GESCHIEDENIS. 289 vijftien weken zittens werd hij gevonnisd, en hoewel zes Schepenen den gevangenen vrijfpraken , bragt de zevende, die zich daar tegen kantte , met het bijbrengen van hetgeen hun, zoo zij schinkel loslieten, door 's Konings toorn en ongenade te wachten ftond, zoo veel te wege, dat de zes hunne Hemmen introkken en veranderden. Men verwees hem dan ten zwaarde. Van dien zevenden verhaalt men, dat hij, vier jaren daar na , in de gevolgde verandering, den rok met het omkeeren der zaken fchielijk omkeerde, en federt ia den Haag in zeer groote ambten gebruikt is geworden. Merkwaardig was de kloekhartigheid van dezen schinkel; in de gevangenis dichtte hij nog een goed getal Latijnfche Dichtftukken. Toen hij naar de ge* regtsplaats werd geleid, fprak hij met hadrianus junius van Hoorn over eene plaats in seneca's Octavia, vers 42, waar hij meende, dat men voo? Tamais behoorde te lezen Thamefis. Zoo zeer verachtte hij den dood. Daags voor zijn' fterfdag den ESften Julij, fchreef hij eenen Brief van affcheid aan zijne huisvrouw, als ook drie Brieven aan zijne twee dochtertjes , naauwelijks zes , en aan zijn zoontje, bruin , naauw anderhalf jaar oud , ten einde hem daar bij eenmaal te gedenken , met de krachtigfte betuiginge van vaderliefde en zorge. Hij was naauwelijks 32 jaren oud, toen hem dit lijden overkwam. In Herfstmaand daar aan waren eenige inwoners van Delft op een' Zondag, den i2den September, buiten de ftad bijeen; in deze bijeenkomst werd door een' hunner, pieter florisz^ Herv. III. T eert na C. O. Jaansi7. tot 1555U  na C G Jaarisiï tot 1552 Vervolging in Atnrterdam. 290 KERKELIJKE . een Kapittel of twee uit het Nieuwe Testan ent • voorgelezen, en men zong een of twee Pfalmen. ' Dit werd bij de Wethouderfchap geoordeeld te fmaken naar het beginfel van Conventiculen of verbodene Vergaderingen; dén dezer Burgeren, adriaan adriaanszoon , deswegens gevangen, moest blootshoofds , barvoets, in linnen kleederen , met eene brandende waskaars in de hand, in de Vierfchaar , God en het geregt om vergiffenis bidden , en de kaars brengen in de Nieuwe Kerk, voor het Sacrament, en voorts tot Kersmis alle Zon- en Heiligedagen in de genoemde Kerk de Mis en Predikatie hooren; ook zich tegen dien hoogtijd met de Kerk verzoenen. Met eenen verwees men hem in de kosten. De overigen waren gevlugt, en werden gebannen, fommigen met verbeurdverklaring van hunne goederen, anderen met eene geldboete. Te Amfterdam werden den laatften Junij wel 140 vlugtelingen openlijk ingeroepen, en daar op gebannen, jakob simonszoon de ryk , Koopman in granen, was van den Schout beticht, dat hij aan zekere Korendragers eene ton Engelsch bier ten beste beloofd had, zoo zij de Minderbroederskerk wilden breken, hetwelk bleek valsch te zijn. Maar federt werd getuigd, hoe zij het bier op die voorwaarden van hem geëischt, en hij geantwoord had: dat de Minderbroederskerk hem niet in den weg Hond; zijnde daar op in zijn huis gegaan. Om het verzwijgen van dit zijn wedervaren voor de Overheid, werd hij gebannen, en al zijne have aangeflagen. Ook moest Meester maarten koster , ter za-  GESCHIEDENIS. 291 zake van zijne dienden, aan Burgemeesteren in het jaar 1566 op hun verzoek gedaan, doch welke zij hem nu als eene doodfchuld toerekenden , de ftad ruimen. Al wat de Wethouders te voren den Gereformeerden, om beterswil, en den volke uitnood, hadden ingewilligd of ingeruimd, en, zoo als de tijd thans liep, zwaarlijk verantwoord kon worden, zochten zij nu op den hals van anderen te fchuiven. Hun te wil geweest te zijn, kon eene zware misdaad worden; inzonderheid als men niet bewijzen kon, last gehad te hebben. adriaan paauw werd in October voor den Bloedraad gedaagd, doch hij , wetende , wien hij voorhad, week het land uit; fchoon men hem te voren, om hetgeen hij gedaan had, van ftadswege bedankt en beloofd had, te zullen vrijwaren. Om de Wethouders , wegens het voorgevallene bij het plunderen van het Minderbroeders Klooster, buiten last te houden , moest pieter kaars , de Hopman der Nachtwacht, die het goedvinden der Burgemeesteren te dien tijde had uitgevoerd, nu het flagtoffer worden. Men verwees hem , die den ouderdom had van 70 jaren, voor 50 jaren op ééne der Spaanfche Galeijen, en maakte, volgens reaal , met den Roeimeester koop, om den ouden man in de Spaanfche Zee over boord te werpen ; dit altoos is zeker, dat hij Spanje, daar de galei naar toe voer, nooit gezien heeft. willem maartenszoon kalf, Baljuw van At»' ftelland, lag ook lang gevangen over het ontflaan der vier gevangenen, die bij de Beeldftorming in T a het na C. G. faari5i7. tot 155a.  na C. G. Jaari5i7 tot 1552 1 afja KERKELIJKE het Karthuizer Klooster geweest waren, en zou er het leven niet afgebragt hebben , indien laurens reaal geen fchriftelijk blijk van den last der Wethouderen onder zich gehad , en hem deszelfs affchrift van Embden toegezonden had. egbert meinaartszoon , een Kuidekooper , Vader van sebastiaan egberts , naderhand Burgemeester , werd, niettegenftaande men hem den 9den Mei 1567 een getuigfchrift onder ftads zegel gegeven had, dat hij ter goeder naam en in geene opfpraak van Ketterij of mishandeling Bond , nogtans door den Onderfchout den 2den Maart dezes jaars 1568 aangetast, en drie maanden onverhoord gelaten, daar na fcherp verhoord en zelfs op de pijnbank gebragt. Deze ftond hij niet alleen door , maar het bewijs van den Schout bijgebragt, werd ook valsch bevonden. Evenwel liet men hem zitten en den Schout pieter Pieterszoon tijd, om de zaak voor den Raad der Beroerten te brengen , op welks aanfchrijven hij veroordeeld werd, om op den 9den van October onthoofd te worden. Doch, in de gevangenis had hij het water gekregen , hetwelk hem des avonds voor dien dag wegnam. De Schout hield ettelijke uren voor zijn overlijden bij den Geneesheer, die over hem ging, aan, dat deze hem met eenige dranken of andere artzenijen het leven zoo lang zou rekken, dat men hem op een' ftoel te beftemden tijde zou mogen onthalzen. De Geneesheer antwoordde: dat hij geen God was , die 's menfchen leven in de hand had ; en dat de kraute, naar zijn gevoelen, middernacht niet halen zou. Waar  GESCHIEDENIS. 29$ W aar mede de Schout kwalijk te vrede van hem fcheidde. Hij koelde echter zijnen moed aan het doode ligchaam; hetwelk hij in den Kerker, opeen' IToel gebonden, deed onthalzen, door eenige Monniken van der Cellebroederen Orde kisten , en des nachts in de aarde zetten, digt bij de Boekerij , aan de nieuwe zijde, oostwaarts van de zuider gevel der Nieuwe Kerk, op het ellendige Kerkhof, alzoo genoemd, omdat het ongewijd was, en afgezonderd ter begrafenis der omgebragten van beuls hand, en der genen, die geltorven waren, zonder de Sacramenten te genieten. Op denzelfden pden October werden nog twee Burgers, albert henrikszoon , en pieter de wit, met het zwaard ter dood gebragt; van dezen pieter de wit verhaalt de Gefchiedfchrijver hooft, dat hij van verfcheidene oude lieden heeft hooren vertellen, dat dezelve bij gelegenheid eener beroerte het leven van den Burgemeester joost buik bebba behouden, door te verbieden, dat men een roer loste, hetwelk op denzelven gerigt was, welke weldaad men hem nu tot eene misdaad aantijgde , als had hij zich een onbehoorlijk gezag aangematigd. wyn okkers, die haren toffel naar een Mariabeeld geworpen had, werd, benevens hare dienstmaagd, die dit had aangezien, in een wijnpijp met water op het fchavot verdronken, en haar man juriaan ter meulen gebannen, pieter janszoon kies wist zich bij den Onderfchout en Cipier dirk van bremen los te koopen, en dus den dood te ontkomen. T 3 Te na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  naC. G> Jaar 1517. tot 1552. Te Schoonhoven en Utrecht. In Vlaan deren en Braband. Getrouw heid van eene $4 KERKELIJKE Te Schoonhoven werd de Pastoor pieter. jans- ZOON uitenbogaard , Neef Vail joannes uiten- bogaard, naderhand vermaard Predikant te Utrecht en in den Haag, ijverig gezocht, omdat hij openlijk tegen het Pausdom gepredikt had; hij ontkwam met de vlugt, en onthield zich eenige jaren te Dantzig, tot dat hij in de gevolgde omwenteling 1572 naar Schoonhoven keerde, en daar zijn ambt weder bekleedde. In 's Gravenhage werd den siften December een Landman, kors stevenszoon , Diaken der heimelijke Gemeente te Naaldwyk, met het zwaard geregr. Dus zijn ook tc Utrecht, den 22ften dier maand, twee Burgers, jakob cosyns en jan de ridder, met de koorde gedood, omdat zij de nieuwe Predikatiën gehoord hadden; wordende bij vonnis al hunne goederen verbeurd verklaard, jan van amerongen werd daar te zelfden dage , wegens het Beeldbreken , omgebragt. In Vlaanderen en Brahand werd echter ongelijk meer bloeds vergoten; wij kunnen onmogelijk in alle bijzonderheden treden , en zeggen alleen , dat in 'f Hertogenlosch , behalve veifcheidenen , die onthoofd, gehangen en verbrand zijn geworden , den 24ften Maart 55 Burgers, met verbeurdmaking hunner goederen , gebannen, en nog 40 anderen ingedaagd werden. pieter van keulen, Goudfmit van zijn handwerk, Ouderling der heimelijke Gemeente te Breda, over eenigen tijd in hechtenis genomen, werd van zij-  GESCHIEDENIS. s9: zijne dienstmaagd, negen maanden lang, zoo open lijk in het geloof verfterkt, en in zijne banden vertroost, terwijl zij hem dagelijks zijne fpijze bragt, dat het den vervolgeren ten laatfte verdroot. Men liet haar derhalve ook vastzetten , en na omtrent twee maanden zittens met hem ten vure voeren. Hem deed men eerst worgen, haar levende verbranden. In dit einde fprak zij haren meester moed in, zoo lang als hij verftaan kon: maar daar na hooide het volk, met verwondering over zulk eene kloekmoedigheid, haar, in het midden der vlammen, God groot maken. Alzoo op deze wijze velen, tot den uiterften adem toe, hun geloof beleden, dewijl ook de houten ballen, die men anders in den mond plag te fteken, dikwijls losraakten en uitvielen, bedacht de wreedheid daar tegen een ijsfelijk gereedfchap. Dit waren twee ijzertjes, waar de tong tusfehen gefchroefd werd, en vooraan zoodanig gefchrookt met een gloeijend ijzer, dat zij, zwellende, pal te ftaan had, zonder flibberen, of inwaarts te kunnen. Zoo wrongen zich de geketenden in de pijne van den brand, en floegen een hol geluid, gelijk het loeien der genen, die onder dien tijran van Sicilië, in den gloeijenden koperen os, dat meesterftuk van perillus , geworpen waren, arnout van erp , een man van onbefprokene opregtheid, plag te verhalen, hoe hij, aanfehouwende het martelen van eenigen , alzoo gemuilband, hoorde, dat twee Monniken , onder het volk ftaande, de één tegen den anderen zeiden: Hoor hoe zingen ze, zouden ze ook T 4 dan- na C G. Jaari5i7. tot 155a. dienstmaagd* Onmen- fchelijke wreedheid.  m C. G. Jaari5i7. tot 1552. Vruchteloozetogt van ' den Prins van Oran- Zware vervolging. .96 KERK EL IJ KE ■ïanfen? Welke onmenfchelijkheid hem, hoewel dat pas maar elfen ten einde zijner kindsheid zijnde , met zoo hevig een toorn ontftak, dat hij zich ter naauwernood bedwong, van eenige handdadigheid aan den Monnik te plegen, en zich zeiven, met al de zijnen, ten gereeden verderve brengen (*>. In de maand Augustus kwam de Prins van Orante te veld, met een aanzienlijk leger, doch alba , die een ervaren krijgsman was, wist hem zoo lang op te houden, tot de Prins, uit gebrek aan geld , genoodzaakt was , zijn leger af te danken , zoodat deze togt geheel vruchteloos afliep. Door zijne overwinning trotsch geworden , liet alba zich in het Kasteel van Antwerpen een metalen Standbeeld oprigten, hetwelk onder zijnen opvolger Don louis de requesens weder is omgeworpen. De Paus pius V was met het verijdelen van 's Prinfen oogmerken zoo wel in zijnen fchik , dat hij in Maart 1569 aan alba een' gewijden hoed en zwaard ten gefchenk zond, als aan eenen treffelijken voorvechter van het Roomfche Geloof. Na het verdrijven van den Prins van Oranje , wakkerde het vervolgen, veroordeelen en ftraffen wederom aan; doch te gelijk ook het vlugten van vele ingezetenen. Meer dan ioo,coo huizen acht men hier door geruimd te wezen van degenen , die hunne middelen, neering en handteering in vreemde landen bragten. Bijzonder wil men, dat, omtrent dezen tijd, eene groote menigte van Wollenwevers uit (*) nocrr Bladz, 173.  GESCHIEDENIS. 297 uit Vlaanderen geweken is, die 's Lands bloeijende handwerken naar Duitschland, en vooral ook naar Engeland, hebben overgebragt. Men kan van het getal der gewekenen eenigzins oordeelen uit het getal der zulken, die door den Raad der Beroerten geregtelijk ingedaagd zijnde , gebannen werden , hetwelk in November dezes jaars, al meer dan 3,000 beliep. Ook gaf men weder een Plakaat uit, op het ftuk der Boeken, welke van nieuws verboden werden. Te Groningen kwam karel quarre, Raad van Braband, kennis nemen omtrent het ftuk der Kerkplondering en andere misdaden van dezen tijd. De ftads Bouwmeester, jan barnende , werd met de ftads Metfelaars en Timmerlieden in hechtenis genomen, die in het jaar 1566 de Minderbroederskerk hadden opgeruimd en voor de Hervormden gereed gemaakt, op last van Burgemeesteren , doch die thans ontkenden, daar toe last gegeven te hebben. De Bouwmeester brak met twee arbeidslieden uit den Kerker, maar de anderen, drie of vier in getal, werden tot het zwaard gedoemd. Te Valenchyn werden in Januarij 1569, binnen drie dagen tijds, 57 mannen, meest Burgers, onthalsd. Die van Limburg moesten thans hunne befcheidenheid in geloofszaken en het dulden der Hervormden ontgelden; ook werden in Vlaanderen en zelfs te Brusfel velen ter dood gebragt. Terwijl alba in dit jaar den tienden Penning' ejschte van den verkoop van alle roerende goederen,: welke eisch 110.0de werd ingewilligd en een algemeen 1 T 5 mis- na C. G, Jaari5i7. tot 1551. Te Groningen. Hende .•'enning :n Waergeuzen  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Streng Plakaat omtrent denGods- ctienst. 298 KERKELIJKE misnoegen veroorzaakte, rustte Prins willem van Oranje zich ter Zee toe, op raad van den Admiraal de coligny, en gaf bedellingen uit, om de Spanjaarden te water te befchadigen. In het eerst echter verrigtte dit zeevolk , hetwelk men de Watergeuzen noemde, weinig van belang, dan dat zij verfcheidene fchepen namen, en hier en daar op de eilanden en eenige plaatfen in Friesland en Noordholland eene landing deden en plunderden. Middelerwijl liet de Hertog van alba den Stadhouderen der bijzondere landfchappen last geven , om, als het misbrood, of de heilige olie tot berigting der kranken, over ftraat gedragen werd, op ieders aanftellen, woorden en gelaat te doen letten , en degenen, daar men eenige oneerbiedigheid aan befpeurde, te ftraffen : de dooden, dien de Geestelijkheid de gewijde aarde weigerde, op het galgeveld te voeren, aan alba bekend te maken , en hunne goederen op te fchrijven: de vroedvrouwen bij eede te verbinden, dat zij de ontvangene kinderen , binnen vierentwintig uren, den Priester van haar Kerspel zouden aangeven, opdat men wiste, of zij op de Roomfche wijze gedoopt waren. Deze orde werd den eerden Junij in Holland bekend gemaakt. Ook werd het Plakaat van Keizer karel V, omtrent het uitroeijen der Ketterijen, in het jaar 1550 te Augsburg uitgegeven, op nieuw bekrachtigd; en ten einde de vermeende Ketters te ontdekken , hield de Landvoogd aan alle hoeken zijne verfpieders, die bij het volk zeven duivers lieden genoemd werden, omdat zij hunne betaling ontvingen in  GESCHIEDENIS. aoo in penningen, op die waarde geflagen (*). Dus ging dan de wreedheid haren ouden gang; onder anderen werd te Antwerpen zekere willem tavart , een oud man van omtrent 80 jaren , ten vure gedoemd; maar, toen men hem de handen bond, en de tong vastmaakte, in flaauwte gevallen zijnde, deed men hem weder in den Kerker voeren, en daar verdrenken. Te Brugge bevond zich thans zekere Franciskaner Monnik, Broer cornelis adriaanszoon van ^Dordrecht, die, dus wordt hij beichreven (f), overloopende van gal, glad van tong, ftijf van kaken , ten rijkfte begaafd met den geest van onbefchaamdheid , den Predikftoel betrad, en met ongefnoerden monde, en woorden van walgende vuiligheid , niet alleen tegen de Onroomfchen , maar zelfs tegen de Overheden , bulderde. Boven deze openbare ergernis, was eene verborgene in het licht gebragt, hoe hij zich kittelde, met het geheim des harten van verfcheidene vrouwen en maagden te doorritfelen; en haar zoo dwaas wist te broeden , dat zij hem de inwendigfte gedachten van vleefchelijke bekoringe, en alles wat nacht en flaapkamer bedekt houden, in biecht meldden; ja, zich moedernaakt voor hem uitkleedende, die onkuisheid kwanswijs met roeden lieten uittuchtigen; waar over hij eindelijk, ten aanftaan van den Magiftraat, in het jaar 1563, (*) bor Nederl. Hifi. V Boek. fol. 224. hooft V Boek. pag'. 196. (f) hooft XIII. p. 5Ö8, 569. ia C. G. faari5i7. :ot 1552. Broêr CORNBLl»  na C. G. Jsari5i7. tot 1552 1 ■ j » ( 1 t \ ( I ( 1 300 KERK EL IJ KE 1563, Klooster en ftad moest ruimen, en door zijnen Overfte naar Tperen verzonden werd. Na drie jaren, in het jaar 1566, zonder verlof wedergekeerd, haaide hij de Wethouders, die het hem gedaan hadden, fchandelijk over, en ging met fchelden en tieren den ouden gang, onverlet; eerst mits de hijsterheid, thans mits de bitterheid des tijds, als niemand aan den Staf der Geestelijkheid baffen darde. En, dus doende, bragt hij de landvoogdij van alba door, tot dat de dingen een zwaai namen. Als loen beftond hij tegen het bedrijf des Hertogen , met gelijke losfigheid, uit te varen. Sedert, hoe de wind van 'slands verlichting bet opftak, hoe hij bet de kap daar naar keerde: weshalve men hem auldde: mogende zelfs de andere gezindheden wel reelen, dat zich de Roomfche, door al zulke ont:erfels eener Kerke, afzigtig maakte. Men heeft twee Deelen in Octavo van zijne Sernoencn uitgegeven. Wij willen een enkel Haaltje ?an zijne wijze van fchelden en tieren op den Prefikftoel opgeven, doch zoo echter , dat wij onze Gefchiedenis niet willen bezoedelen met zijne vuiligleden. Op den isden December 1566, als de Luher fche Leeraars te Antwerpen gekomen waren (*)t oer hij met deze woorden tegen de Augsburgfche lonfesfie uit: „ Ba ziet toch eens, hoe zij terfcond, als zij gehoord hebben,dat deze vermaledijde leuzen willen veranderen van Religie , komen gejopen met hunlieder Duivelfche Confesfie van Augs- burg, (f) Boven Bladz. 260*      GESCHIEDENIS. 301 burg, bij ja juist, hoe wij zitten er al naar en wachten, tegen dat gijlieden komt, ba al gereed , ou ba, het is wonder, hoe gij zoo lang gebleven zijt met ulieder jente Confesfie van Augsburg, die eerst zoo liefelijk, loofelijk en bedriegelijk van dien valfchen, verdoemden, helfchen Ketter, dien grooten wijffelaar, dien ongeftadigen dobbelen philippus melanchthon gefield was, en die hij namaals voort met zijn duivelsch , helsch fenijn zoo gansch verdorven, en naar zijnen Ketterfchen zin vervalscht heeft, dat zich de Zwinglianen, /Calvinisten, of Sacramentarisfen met de Confesfie van Augsburg willen en kunnen behelpen en befchermen: Daarom ik" . . . doch wij willen de waardigheid der Gefchiedenis met zijne vuiligheden niet onteeren. Liever willen wij, om zijne ongeftadigheid te bewijzen , nog een ftuk van een fermoen plaatfen , van het jaar 1572, nadat de Watergeuzen den Br iel hadden ingenomen. Hij zeïde: „Hou goê Jiên, heb ik het u niet wel gezeid, dat de tiende penning de Geuzen al in het land zal brengen, wat zullen wij zijn ? Ja goê Üên! al Geus, het is beter, dan zij zijn in een misverftand, maar wij zullen wel accorderen: want zij houden den Koning voor hunnen Prins en Heer. Ja het zal wel zijn, hebt gij het nu niet wel gerokt, ei, gij Spanjaards, Spanjaards, gij maakt ons al Geus, ja wie zou dit al geloofd hebben, dat men zoo haast zou veranderen ? Ik wilde wel om velen, dat ik nooit zulke fermoenen gedaan had, daar af dat de Geuzen een boeksken gemaakt hebben van mijn fermoenen. Wat wil het wor- ia C. G. ;ot 1552.  B8 C. G Jaari5i7 tot 1552 Vier gewezenPastoors in den Haag ter dood gebragt. 302 KERKELIJKE . worden toch ? ei booze generatie van Spanjaards, ■ zijn wij niet wel betooverd geweest ? Heeren van Brugge, ziet nu wel toe, het kost al ons lijf, indien wij niet en fpelen: Spanjaards uit!> onze kinders gekken met ons, de Geuzen hebben het ons wel gezeid, wat er van komen zou." Deze was zijne dagelijkfche wijze van prediken, vele jaren, tot het jaar 1576, wanneer hem het prediken verboden werd; ook was toen zijn Klooster verfbord , omdat men eenige Monniken fchuldig bevonden had aan onnatuurlijke misdaden, waarom ook drie van deze Monniken verbrand en twee gegeesfeld werden. Broer cornelis leefde nog eenigen tijd, doch ellendig gekweld met verfcheidene ziekten; hij is geftorven te Brugge in het jaar 1581 of 1582 (*). De vervolging hield ondertusfchen den ouden voet. In Februarij des jaars 1570 werd cunerus petri, een wreed mensch, als Bisfchop te Leeuwaarden ingevoerd, wien alba uitdrukkelijk belastte, het Concili van Trente af te kondigen, en toe te zien, dat zijne Geestelijkheid de Plakaten op het ftuk der Ketterij onderhield. Kort daar na, den nden April, deed men te Pamele in Vlaanderen twee mannen om het geloof verbannen. In den Haag werden vier Pastoors, met name arend dirkszoon vos , die in de Liere bij Delft; sybrand janszoon , die te Schagen; adriaan janszoon, die te TsfeU tnon- (*) em. van meteren Nederl. Hift. VHI Bock. fot. 149 > i5°-  GESCHIEDENIS. 303 monde, en wouter simonszoon, die te Mutifter bij 's Gravenzande gedaan had, na drie jaren zittens, den iaden Mei bij het Geestelijk geregt als Ketters verwezen, en op den 2?den ontwijd. Dit ontwijden gefchiedde in dezer voege: Nadat zij uit den Kerker geleid waren in zeker vertrek, hing men hun de fieraden om, tot de bediening des Altaars gevorderd. Toen bragt men hen in eene andere kamer, voor den Bisfchop van 's Hertogenbosch, daande tusfehen twee Abten. Deze fchoor ieder wat haars van het hoofd, fchrapte hun met een zilveren mes zachtelijk de kruin, en tippen der vingeren, waar mede zij het geheiligde brood plagten op te heffen. Voorts deed hij hun het misgewaad af, zeggende in het Latijn: Ik trek u het kleed der geregtigheid uit, hetwelk gij willens verworpen hebt. Waar op de Pastoor van Lier in dezelfde taal voegde : neen, maar het kleed der ongeregtigheicl. Met eene zeiden de Pastoren hun aan, dat zij allen wel beter wisten, dan zij deden. Doch , als toen de Bisfchop met een verzekerd gelaat zijne hand op de borst leggende, en met duren eede God aanroepende, betuigde: Niet beter te weten; en in zijn hart te gevoelen, dat de Roomfche Godsdienst de zekerfle was, om zalig te worden , gaf hem arend dirkszoon , een man van 70 jaren, die hem best gekend had, dit antwoord: Gij hebt ook de waarheid voor dezen wel geweten: maar die door uwe kwaadwilligheid verworpen : daar gij rekenfehap van geven zult, ten dage des oordeels. Op dit zeggen zag men den Bisfchop ftaan beven, en het ont- na C. G. Jaarisi/. tot 1552.  naC. G. Jaarisi/. tot 1552, 304 KERKELIJKE ontftelde al de omftanders; want velen kenden dezen Pastoor voor een' geleerd, verftandig, en Godzalig man. De Bisfchop daar na leverde hen aan de Heeren van den Raad over met de gewone bede, dat men hen genadiglijk wilde handelen : daar de grijze Pastoor op uitborst : Otiam Pharifaice! dat is: hoi Farizeesachtig gaat men te werk ! Dus keerden zij weder in de gevangenis. Den 2pften , op een' maandag tegen den avond, werd hun aangezegd, dat zij 's anderen daags zouden fterven. Op deze tijding hieven zij hunne handen met vreugde ten hemel, God dankende, dat de dag hunner ontbinding voor handen was, en zingende met luider ftemme den löden PfaJm. Dien zeiven avond hielden zij, tot onderlingen troost, des Heeren Avondmaal in den Kerker. Ook verzochten zij aan hunne Geloofsgenooten, dat men hen dien overigen tijd met geene aanfprake meer zou moeijelijk vallen, maar God voor hen bidden. De ganlche nacht werd bij hen doorgebragt met bidden , zingen van Pfalmen , en het lezen der Heilige Schriften. Op den «often zag men hen, na het hooren van hun vonnis , te Hove, ter dood treden, de Gemeente met wonderlijke vrijmoedigheid vermanende, en hunne zielen aan God aanbevelende. De vader van adriaan janszoon nam zijnen zoon waar , in het afkomen van de Hofpoort, en ontzag zich niet, zijne ftandvastigheid met woorden te ftijven, zeggende : Mijn lieve zoon, ftrijd nu vromelijk : want de kroon des eeuwigen levens is voor u bereid. Het verder fpreken werd den vader van de dienaars belet, maar de  GESCHIEDENIS. 305 de zuster vervolgde de redenen des vaders : Mijn broeder, zeide zij, blijf voljlandig, het zal niet lang duren; het eeuwige leven /laat voor u open. Ondertusfchen fchijnt noch den eenen noch de andere deswegens iets kwaads wedervaren te zijn, waar uit genoeg fcheen te blijken, dat het Hof niet dan uit drang tot zoodanige daden van wreedheid gekomen is. Ook wurgde men deze vier Pastoren, eer men hen verbrandde (*). Den iaden Mei kwam een nieuw Plakaat in het licht, omtrent het drukken van Boeken , hetwelk het geheele bewind van drukken onder het opzigt van eenen Gemagtigde of Hoofddrukker ftelde. Te Mechelen werd de Geestelijkheid van dat Aartsbisdom bijeengeroepen, om fchikkingen te maken ter invoering van het Concilie van Trenten. Alle ambtenaars moesten eenen eed afleggen: dat zij waren in de gemeenfchap der Roomfche Kerk, en geen deel hadden met eenigp (ectpn nf ketterijen, maar die, zoo veel in hen was, wederftaan zouden. De Staten 'sLands van Utrecht waren middelerwijl voor den Raad der Beroerten gedaagd, om zich wegens het voorgevallene in het jaar 15Ó6 te verantwoorden; men befchuldigde hen, dat zij te flap geweest waren tegen de Onroomfchen. In Julij werd een vonnis tegen hen uitgefproken, waar bij de vijf Kerken van Utrecht, de Edelen, die het verdrag met de Onroomfchen gemaakt hadden, en de fteden Utrecht» (*) brandt Bladz. 371. Herv. III. V na Ci G. Jaansi7« tot 155a. Vonnis egen dio ?an Jtrechc.  ra C. G. Jaari5 7 tot 1552 Algemeene vergiffenisafgekondigd. Schlk- 306 KERKELIJKE Utrecht, Amersfoort, Wyk te Duur ft ede en Rhetnen vervallen werden verklaard van het voorregt , om ter Staatsvergadering te mogen verfchijnen, met verbeurtenis van alle andere vrijheden, tot dat de Koning ander bevel geven zou. Die van Utrecht beriepen zich wel op den Koning, doch met weinig vrucht. Twee dagen na het uitfpreken van het vonnis tegen Utrecht, op den ióden van Julij, deed de Hertog te Antwerpen eene algemeene vergiffenis afkondigen voor alle berouwhebbende Ketters, Doch alzoo de Leeraars, Ouderlingen en Diakenen der Onroomfchen ; zulken, die Leeraars hadden geherbergd; die de wapenen hadden opgevat tegen het vaderland; die daar toe penningen hadden verzameld of bijgebragt; die eenig geweld aan Geestelijke goederen en perfonen hadden gepleegd; de verbondteekenaars en inleveraars van het verzoekfchrift aan de Hertogin; alip Rpgenten, Overften van plaatfen en Ambtenaars, die zich in den oproer gemengd hadden, en verfcheidene anderen van de vergiffenis waren uitgefloten, ten ware zij binnen zes maanden, welke tijd naderhand verlengd werd, in perfoon of door Gemagtigden , voor den Hertog verfchenen , vond men naauwelijks iemand , die zich op deze vergiffenis verlaten durfde. Ook zag men geen einde van de vervolging , en werden alom vele menfchen ter zake van het geloof ter dood gebragt (*), De oorlog ter zee werd intusfchen met kracht voort- (*_) brandt Bladz. 390.  GESCHIEDENIS. »ö? voortgezet, waaromtrent de Prins van Oranje eenige betere orde beraamde, gevende in eenen beitellingsbrief, gedagteekend den joden Augustus, aan zijnen nieuwen Admiraal, den Heer van lumbres , te kennen: dat hij ten allen tijde de eer, den dienst en glorie van God , en de vrijheid en verpligting van zoo menige arme, benaauwde en verdrukte Christenen boven alle dingen der wereld had ge. zocht. Onder anderen gebood hij, dat elk fcbip een' Kerkendienaar zou hebben , om Gods woord te verkondigen , gebeden te doen, en de foldaten met de fchippers in Christelijke zedigheid te houden. Deze Watergeuzen maakten federt dett meester in zee. In maart 15%! namen zij onder anderen eene vloot van 30 groote fchepen. Middelerwijl was alba wederom te rade gewor-1 den, om den tienden Penning door te drijven. Ditc bleef echter overal tegenlhmd vinden, en de bijzon- { dere Staten maakten geen' haast met hei afkondigen 1 van des Hertogs Plakaat deswegens. De Hertog gaf wel eer.igzins toe, door eenige matiging in dit Plakaat te brengen, maar eindelijk dit tegendribbelen tnoede, befloot hij den tienden Penning met geweld in te voeren, en eerst wel te Brusfel, alwaar hij zijn verblijf hield. Hij gebood dan in de Lente des jaars 157a der Wethouderfchap dier ftad denzelven te doen heffen, en zij begon dadelijk hand aan het werk te Haan. Maar nu floten vleeschhouwers, bakkers en brouwers hunne winkels , zeggende, niets te koop te hebben. Elk raakte op de been. alba nog niet gezind, om het ftuk op te geven, V » bs- 13 C. Ga Jaari5i7. tot 1552. kingen op den oorlog ter Zee. LBA ringt aaft p den enden 'enning.  n*C. G. JaariSi7. tot 1552. Nieuwe en flrikte orde omtrent het drukken van Boeken. 508 KERKELIJKE aefluit, eenige winkeliers te doen vatten, en in hunne eigene deuren te doen ophangen , om dus den overigen fchrik aan te jagen. En wil men, dat de beul reeds last had, om zeventien droppen en ladders van tien of twaalf voeten gereed te maken, ja, dat de bezetting in de wapenen, en Don frederik, Zoon van den Hertog , ten huize van viglius, bezig was, om de vonnisfen te ftellen, toen de tijding, dat de Watergeuzen den Eriel hadden ingenomen , den Hertog van befluit deed veranderen en het heffen van den tienden Penning ftaken. Voordat wij deze merkwaardige gebeurtenis en de groote omwenteling , daar op gevolgd , verhalen , moeten wij echter gewag maken van nog eene -of twee bijzonderheden, behoorende tot de gebeurtenisfen van het jaar 1571. Het eerfle is eene nieuwe en flrikte orde op het drukken en verkoopen van Boeken. Daar was al federt eenige jaren door de Inquifitie eene lijst van verbodene Boeken opgefteld en uitgegeven, maar op last van den Paus paulus IV ging men verder. Daar werd eene lijst opgemaakt, die in drie deelen verdeeld was. Het eerfle deel begreep de namen der genen, wier geheele werken, van welke ftoffe die ook handelden , ook van zaken, die geen Godsdienst raakten, te eenemaal verboden werden. En onder dezen werden niet alleen gefield degenen, die eene leere , ftrijdig met de Roomfche, beleden hadden , maar ook velen, die in de gemeenfehap met die Kerk geleefd hadden, en geftorven waren. Het tweede deel vervatte de namen der Boeken, die in het bijzonder ver-  GESCHIEDENIS. 309 veroor leeld waren, zonder dat men de andere Boeken verbood, welke die Schrijvers gefchreven hadden. Het derde behelsde eenige fchriften van ongenoemde Schrijvers. Ook maakten de Inquifiteurs eene lijst van 62 Boekdrukkers, verbiedende al de Boeken, die zij gedrukt hadden, het zij van welk Auteur, van wat ftof, of in welke taal dezelve gefchreven waren. Het Concilie van Trenten befloot weder eene lijst te maken van de verbodene Boeken, maar ook, dat men daarenboven de andere Boeken , van welke ftoffe die ook handelden , door Theologanten, die men betrouwde, op den toets zou Hellen; en dezelve met raad en goedvinden der Bisfchoppen , of hoofden der Inquifitie , zuiveren van hetgeen bevonden zou worden, der Roomfche Kerk nadeelig te wezen. Dit befluit werd thans in de Nederlanden, op last van alba , te werk gefield , onder het toezigt van den geleerden benedictus arias montanus. Vervolgens werd er een Index expurgatorius vervaardigd, een Register van zuivering van hetgeen men in de Boeken wilde uitgemonflerd of uitgefchrapt hebben, welk Register op 's Konings kosten bij christoffel plantyn gedrukt, maar geheim gehouden en alleen aan de Beoordeelaars , (Vifltateurs,) van Boeken in het geheim medegedeeld werd, om zich daar naar te gedragen. Volgens den inhoud van dit heimelijk Register heeft men, in korten tijd, vele treffelijke Boeken, met tiitfchrapping van zeer aanmerkelijke zaken, verminkt, en ten deele bedorven. Ook bleef dit Register eenige jaren verborgen, en werd eerst in het V 3 jaar na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  3io KERKELIJKE fla C. G. Jaar 1517. tot 1552. Sijnode van Nederlandfche Kerken te Embden. < jaar 1586 door franciscus junius, van Limburg naar Duitschland geweken, en toen ter tijd Profesfor der Theologie te LIeidelberg, die het van goeder hand had ontvangen, in het licht gegeven, en de druk van plantyn , ter eeuwiger gedachtenis van zulk een ftout beftaan, in de Pahzifche Boekekamer ten toon gefield (*_). Ondertusfchen hielden de Nederlandfche Kerken, die onder het Kruis zaten , ea in Duitschland en Oostvriesland verftrooid waren , zekere vergadering te Embden, daar kaspar van der heiden, toen Predikant van Frankendaal, voorzat. Men ftelde hier orde op het houden van Confifiorien, Klasfen , Sijnoden, en verdere verzorginge der Gemeenten. Het eerfte artikel, hetwelk men hier maakte , was van dezen inhoud: „ Geene Kerke zal over eene „ andere Kerke, geen Dienaar des woords, geen „ Ouderling, noch Diaken, zal de één over den „ anderen heerfchappij voeren , maar een iegelijk „ zal zich voor alle vermoeden en aanlokkingen , „ om te heerfchappen, wachten." Dit fcheen gekant tegen de Bisfchoppelijkheid, die onder de Roomschgezinden , en ook, doch op eene andere wijze, in de Reformatie van Engeland, Zweden , Denemarken en Duitschland, plaats had gehouden. Ook „ werd er bij de Broederen goedgevonden , „ de Belijdenis des Geloofs der Nederlandfche Kerken, tot bewijs der eendragtigbeid in de leere, te ondert ...kenen; insgelijks ook de Belijdenis der ,j Ker» (*) üi'andt E/adz, 394-40:.  GESCHIEDENIS. 311 ,, Kerken in Frankryk; om daar mede hunne ver„ bindtenisfe en eenigheid met dezelve te betuigen. ,, Tot deze onderfchrijving zou men ook de Leer„ aars, die toen buiten de vergadering waren, en „ ook die voortaan tot den dienst zouden beroepen ,, worden, vermanen." In een van de beraamde artikelen, (art. V.) ftond, „ dat men in de Ge„ meenten der Franfche fpraak den vorm van den „ Geneeffchen Katechismus, en in de Gemeenten „ der Nederduitfche taal den vorm van den Hei„ delbergfchen behoorde te gebruiken, doch of daar „ eenige Kerken een' anderen vorm van Katechis„ mus, den woorde Gods gelijkvormig , gebruik„ ten, die zouden niet gedwongen worden te ver,, anderen." In het begin van het jaar 1572 woedde de Geloofsdwang nog hevig voort. Te Dordrecht werd nog den 28den Maart jan van kuik , kundig Glasfchrijver en Schilder, een man van onbefproken levensgedrag , maar Doopsgezind, met nog eene vrouw van Molenaarsgraaf, ten vure gedoemd , gelijk te Delft den 5den Februarij twee Doopsgezinden verbrand waren, doch op den eerden April daaraan volgende werd de dad den Br iel, die men voor den fleutel van Holland hield, door de Watergeuzen bemagtigd. . Verfcheidene merkwaardige bijzonderheden liepen hier zamen. alba had kort te voren de dad van bezetting ontledigd, om Utrecht naar zijnen zin te dellen. Op zijn aandaan, deed de Engelfche Koningin elizabeth, de vloot der V 4 Wa- na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Groote jmweneling in iet jaar [572.  naC. G ]aari5i7. tot 1552. 312 KERKELIJKE Watergeuzen hare havens ruimen. Deze vloot thans 26 fchepen fterk, bemand met 250 foldaten, en in het geheel met 600 man, ftond onder bevel van willem , Grave van der Mark , Heere van Lumei, dien de Prins van Oranje thans tot Admiraal had aangeiteld.- Reeds eenigen tijd hadden fommige Bevelhebbers en bijzonder jakob simonszoon de ryk, voorheen Graankoper te Amfterdam, nu Bevelhebber van een Oorlogfchip , op zijne eigene kosten uitgerust, den Vlootvoogd en de andere Hoplieden voorgehouden, dat zij te eerlijk geboren waren, om hun leven in het zeefchuimen te flijten, hen aanzettende , om iets loffelijks en van meer gevvigt, ten diende des vaderlands, te ondernemen. Nu verdoken van, eene veilige ichuilplaats in de Engelfche Zeehavens , wendt men den deven naar Tek/el, maar door tegenwind beloopen, wordt men als geleid, om den mond der Maze in te loopen, en het thans weerlooze den Brie/ te bemagtigen. Dit gelukte zonder eenigen tegendand, en de gevolgen gingen alle mcnfchelijke verwachting te boven, bossu, van Utrecht opgebroken, deed eene vergeeffche poging-, om den Briel te herwinnen, en maakt den haat tegen de Spanjaarden door het ganfche land grooter, door het fchenden van zijn gegeven woord te Rotterdam. Nu verdreef Flisftngen in Zeeland zijne bezetting ; ook Fere verkoos 's Prinfen zijde. Ia Noordholland gebeurde hetzelfde met Enkhuizen. En eer het jaar nog half verdreken was, had geheel Holland en Zeeland zich tegen de Spanjaarden verklaard,  GESCHIEDENIS. 313 klaard, uitgezonderd Amfterdam in het eerstgemelde, Middelburg en Goes in het laatstgemelde landfchap. Onder meer andere zonderlingheden, bij het omflaan dezer fteden gebeurd, verdient aanmerking het volgende , te Gouda voorgevallen. Hier liep één der Burgemeesteren uit verbaasdheid, terwijl de ftad op den ioden Junij door fchaars 60 mannen bemagtigd werd, ten huize eener weduwe, om het lijf te bergen. Hij van haar in eene fpinde gefloten, vraagde, of hij daar al veilig was? Zij antwoordde: Och ja, Heer Burgemeester! mijn man is daar „ menigmalen in verborgen geweest, als hij van u „ en anderen gezocht werd, en de Kastelein er „ voor flond." Dit koelzinnig verwijt was het zwaarfle , dat hem wedervoer in wederwraak der gepleegde vervolging. Maar te Gorkum werd de omwenteling door wederwraak vuil bezoedeld. Deze ftad ging den 2ö(ten Junij over. De Priesters, Geestelijken , en vele Roomschgezinde Burgers op het Slot gevlugt, moesten dit des anderen daags overgeven, mits behoudende het leven, anderen zeggen, op genade of ongenade. Nu nam de ongeregeldheid, moedwil en wreedheid haren gang. Negentien Geestelijke perfonen werden naar den Briel gevoerd, en tusfehen den 8 en oden Julij, behalve drie, die het Pausfelijk Geloof verzaakten , nevens de Pastoors van Heynoord en Munfter, en nog een Monnik, door last van lumei, met veel fmaads en pijns,ter dood gebragt, zonder op de Brieven des Prinfen van Oranje te pasfen, daar wel ernftelijk in belast werd, V 5 zoo na C. G. Jaari5i7. tot 1552, Opmerkelijk geval te Gouda. Wreedheid te Gorkum gepleegd.  KERKELIJKE na C. G Jaarisi7 tot 1552 Berigt- fchriftvan den Prins aan sonoi omtrent denGods- dienst. zoo wel Geestelijken als Wereldlijken in hunne vrijheden te handhaven (*_). Dordrecht, Haarlem en andere plaatfen hadden , eer zij van partij wisfelden, bedongen, dat ten aanzien van den Godsdienst en Geestelijkheid alles in ltaat zou blijven, doch het duurde niet lang, of de Beelden werden uit de Kerken gehaald, en de Gereformeerde eerdienst ingevoerd. Dus maakten zich de Hervormden te Hoorn meester van de Groote Kerk, in welke den 5den Julij de Predikant leonardus , anders de Roogans genaamd, de eerfte Predikatie deed. Daar na werd clement maartenszoon, die zich te Embden onthield, weder ingeroepen, en op St. Jakobsdag tot Leeraar aangenomen , op eene wedde van 250 Guldens jaarlijks. De Prins van Oranje gaf ondertusfchen zijne inzigten omtrent het ftuk van den Godsdienst, daar heen ftrekkende, dat ieder zijn geloof ongehinderd zou mogen beleven en uitoefenen, te kennen in zijn Berigtfchrift aan Jonkheer diederik. sonoy, dien hij tot zijnen Stadhouder in Noordholland aanfielde: ,, dat hij de hand daar aan zou houden, opdat het ,, woord Gods aldaar werd verkondigd en gepre„ dikt: mits ook toelatende de oefening van Gods,, dienst denzelven woorde conform, indien de in„ gezetenen , of eenigen van die dezelve begeer,, den, zonder nogtans te gedoogen , dat die van ,, de Roomfche Kerk eenige overlast gedaan werd , ,, of dat hun belet gefchiedde in de oefening van „ hun- (*) brandt Bladz, 413.  GESCHIEDENIS. 3i5 „ hunnen Godsdienst, ter tijd en wijle hij daar anders „ op zou geordineerd hebben." — Verders, dat hij de Wethouders en inwoneren onder anderen zou doen zweeren: „ in geener manieren te gedoogen, „ dat iemand in het prediken of de oefeninge van „ het waarachtig woord Gods, navolgende het Eu„ angelium, hinder, letfel, of ftooring gedaan zou „ worden, of in zijn geweten onderzocht, of ter „ zake van dien, bij Inquifitie of Plakaten, ver„ volgd zou worden. En zij zouden desgelijks „ dien van den Godsdienst der Roomfche Kerk geen „ hinder of letfel doen." Op gelijke wijze deed de Prins, op de eerde vergadering der Staten van Holland, welke den isden Julij bijeenkwam, bij monde van den Heer van aldegonde , aangaande den Godsdienst voordellen : „ dat er vrijheid van Godsdienst zou gehouden „ worden, zoo wel van den Gereformeerden als „ van den Roomfchen: dat een iegelijk in het zij„ ne, in het openbaar, in Kerken of Kapellen, zoo „ het gevoegelijks! bij de Overheid zou gefchikt wor„ den, vrije oefening van denzelven zou gebruiken, „ zonder dat aan iemand belet, hinder of moeije„ nisre gedaan zou worden, en dat de Geestelijke „ perfonen in hunne daten vrijelijk en onbekom„ merd zouden blijven; zoo zij zich maar in geene „ vijandfchap of ongehoorzaamheid verliepen." Welk voordel van den Prins door de Staten overgenomen en in een befluit veranderd werd. De omwenteling in Holland en Zeeland werd zeer I begunftigd en alba verhinderd, om derzelver voort " g gang na C. G. Jaar 1517. tot 1552. VergaderingderStaten van Holland te Dordrecht en befluit derzelve omtrent lenGodslienst. ergen 1 Hene. 3 uwen  3i6 KERKELIJKE naC. G Jaarisi7. tot 1552 veroverd, Tweede veldtogt vanoRAN- IE. gang met nadruk te weeren, door het verrasfen der ftad Bergen in Henegouwen, den 24ften Mei, door Graaf lodewyk van nassau; dit deed den Hertog van alba zijne voornaamfte magt derwaarts trekken, om die ftad te heroveren; terwijl ook Gelderland, een gedeelte van het Sticht van Utrecht, en Friesland tot des Prinfen zijde overfloegen. Ook kwam de Prins van Oranje wederom te veld, met oogmerk, om den Hertog van alba te noodzaken, de belegering van Bergen op te breken. Oranje maakte zich in zijnen optogt meester van verfcheidene fteden, doch was niet in ftaat, om zijn krijgsvolk te beteugelen, dat het in dezelve geene geweldenarijen bijzonder omtrent de Geestelijken pleegde. Te Roermonde, hetwelk den i4den Augustus ftormenderhand werd ingenomen, werden twee Karthuizers, twee oude Priesters, paulus van waalwyk, des Bisfchops Kapellaan, in het Klooster vermoord ; een Diaken in de Kerk; en reinier linTer , een Minderbroeder , voor de Misbroodskas. Hier tegen gaf de Prins wel een fcherp Plakaat uit, waar bij onder lijfftraffe verboden werd, iemand, het zij Geestelijk of Wereldlijk, te misdoen, befchadigen of verkorten, in goed of in bloed. Doch het mogt weinig baten. Te Oudenaarden , hetwelk met geweld bemagtigd werd, werd veel moedwils gepleegd aan de Geestelijken, en zestien derzelven , toen men naderhand de ftad verlaten moest, aan handen en voeten gebonden, in het water gefmeten, daar zij allen op één' na verdronken; ook werd de Baljuw der ftad doorftoken. Het leger verder naar den  GESCHIEDENIS. 317 den kant van Bergen voortgetrokken zijnde, kreeg men onder weg tijding van den moord der Hugetiooten te Parys; welke tijding en de vastigheid van alba's leger, die zich in zijn voordeel hield, het ontzet der ftad verhinderde, welke zich den ioden September op eerlijke voorwaarden overgaf, waarna de Prins met zijn leger terug trok en hetzelve afdankte, begevende zich in perfoon naar Holland. De gewonnen' fteden werden verlaten , en Mechelen, daar men 'sPrinfen volk gewillig ingelaten had, door alba aan het krijgsvolk prijs gegeven, en drie dagen achtereen vervuld met roof, moord en vrouwenfchennis. De tegenwoordigheid des Prinfen van Oranje was in Holland des te gewenschter, daar lumei ,'sPrinfen Stedehouder, woest van aard en ongezind of onbekwaam was, om zijn krijgsvolk in toom te houden; inzonderheid was hij verbitterd op de Geestelijkheid, welke op verfcheidene plaatfen te deerlijk mishandeld werd. In October had hij de Rad Schoonhoven veroverd, onder voorwaarde: dat de genen, die in de ftad wilden blijven, niet misdaan zouden worden. Maar zoo haast was hij niet in de ftad gekomen, of twee Monniken gewaar wordende, beval hij hen dadelijk 'te wurgen. De Roomschgezinden willen, dat er toen nog twee Monniken door de foldaten zijn afgemaakt; en daar na nog twee binnen het Slot van Gouda, waar zij zich vervoegd hadden, om lumei te verzoeken, dat hij toch zijn krijgsvolk in toom wilde houden, hetwelk hun Klooster met onverdragelijken overlast te gronde hielp. na C. G. Jaari5i7. tot 1552. Wreedheid van lumei.  na C. G. Jaari.517. tot 1552 Gelderland en Friesland gaan weder aan de Spaanfchenover. Moord te Zutphen en te Kaarden, ïlaarlem door de Spanjaarden bemagtigd. 318 KERKELIJKE hielp. dirk volkertszoon koornhert, thaf!3 uit zijne ballingfchap in het vaderland gekeerd , en Secretaris der Staten van Holland geworden , die omtrent dezen tijd het bekende Lied : Wilhelmus van Nas/ouwen had gedicht (*_), kreeg van de Staten last, om onderzoek te doen naar het gedrag van fommige Hoplieden omtrent de opgezetenen te platte lande, maar geraakte zoo zeer in den haat bij lumei, dat hij raadzaam achtte, het land weder te verlaten, zich naar Xanten in het land van Kleef begevende. Doch koornhert had zich ook vele vijanden gemaakt, door zekere zijne drie Boekjes : Van de Toelating en Decreten Gsds, waar in hij de meeningen van kalvyn en beza tegenfprak, en poogde te wederleggen. Zoodra het leger van den Prins van Oranje afge« dankt, en Bergen overgegaan was, zond alba zijnen Zoon, Don frederik , met een leger naar Gelderland , welk gewest door den Graaf van den berg verlaten zijnde, zich aan de Spaanfchen onderwierp, gelijk ook Friesland deed. Alleen bood de ftad Zutphen eenigen wederftand, doch van de bezetting verlaten zijnde, moest de burgerij de poorten voor het Spaanfche leger openen , hetwelk terflond aan het moorden en plunderen viel, en de flad aan acht oorden in den brand flak. De moord te Zutphen werd kort daar na gevolgd door dien van Naarden , op den eerden van December, niettegendaande aan de ingezetenen mondeling vergiffenis was toegezegd. Hier (*) brandt Bladz. 42S.  GESCHIEDENIS. 3i5 Hier werd niets verfchoond, flechts 60 Burgers behielden het leven, waar van 40 ontkwamen, en de overigen gerantfoend werden. Men zag hier op fchuld of onfchuld, noch onderfcheid van Godsdienst ; beiden , Pausgezinden en Gereformeerden kwam eenerlei lijden over. Kerk noch Klooster, noch ander Godshuis, -of eenige gewijde of ongewijde plaats bleef van fchenden, fchaken , pijnigen, moorden of branden verfchoond. De Spaanfchen bedoelden hier mede den Landzaten den fchrik aan te jagen, maar het viel tegen hunne verwachting uit. Roomfchen en Onroomfchen vatten een' nieuwen haat tegen zulke wreedheden op, en de Hollandfche fteden, welke het met den Prins hielden, namen een eenparig befluit, zich in geene handeling met de Spanjaarden in te laten, maar zich tot het uiterfte te verdedigen , waar van men weldra Haarlem een voorbeeld zag geven, welke ftad in December 1572 belegert zijnde, een zwaar beleg ftandvastig doorftond , en eerst zeven maanden daar na in Julij 1573 overging, maar toen ook hare ftandvastigheid met de ongenade der Spanjaarden , moord en plundering, bezuren moest. Doch, niet minder woest handelde van de andere zijde de Graaf van der mark, Heere van lumei. Wij hebben daar van reeds meer dan een voorbeeld ontmoet; doch boven allen fnood was het ombrengen van kornelis muis , een man van 72 jaren, en Pastoor van het St. Agnieten Klooster te Delft\ alwaar de Prins thans zijn' intrek genomen had.' lu- na C. O. jaarisiy. tot 4552, rVTislisndelingi'an Pater huis door LUMEI.  nflC. G, Jaari5i7, tot 1552. 320 KERKELIJKE lumei liet hem in December 1572, op een los ver* moeden, dat hij, met zijne beste middelen , naar den vijand wijken wilde, vatten, hevig pijnigen, en tegen 'sPrinfen wil, eer men hem te regt gedeld en verhoord had, te Leyden ophangen (*). Doch, in Januarij 1573, werd hij, benevens zijn' Luitenant , bar.thold entes , in* hechtenis genomen, en hem, onder andere punten van befchuldiging, ook de moord van Pater muis, en die van joost tol , Priester te Leyden, een' vroom man, en liefhebber des vaderlands, te laste gelegd. Zijn' Hofmeester, die hem in zijne bedrevene wreedheid tegen de Pausgezinden ten diende had gedaan, werd op last der Staten met de koord gedraft. lumei verdedigde zich fchriftelijk, op zijn krijgsmans, vergoelijkende zijne wreedheid jegens de Roomschgezinden met den ijver voor den Hervormden Godsdienst. De zwakheid der tegenwoordige Regering gedoogde echter niet, eenen man van zoo veel aanziens, en die den lande zoo vele dienden had gedaan, aan den lijve te draffen. Men ontdoeg hem dan; doch het leed niet lang, of hij, fchijnende eenigen onraad met zijne Walen te brouwen , werd wederom gevat, en buiten Rotterdam op het Slot Honingen gelegd. Van hier ontfnapt, maakte hij den Prins en de Staten nog vrij wat fpels, tot in Julij des volgenden jaars, wanneer men hem met zijne goederen ten lande uit naar Luik vertrekken liet, daar hij, drie of (*) brandt Bladz. 436.  GESCHIEDENIS. 32* of vier jaren later, aan de beet van een' dollen bond, of j zoo anderen willen , door vergif, aan zijn einde geraakt is (*). In Westfriesland en het Noorderkwartier, leden de Huisluiden, te dezen tijde, ook veel van sonoi's krijgsvolk, waar onder de Hoplieden en Bevelheb» bers de gemeenen voorgingen in baldadigheid. Zekere Hopman, wichiel krok, had zich reeds aan zoo vele fchelmftukken fchuldig gemaakt, dat zijne foldaten verklaarden, niet langer onder hem te willen dienen. Dikwijls was hij, op belofte van beterfchap, verfchoond: doch onlangs, indronkenfchap, te Langendyk, eenen Priester neus en ooren afgefneden, toen aan den Haart van zijn paard voortgefleept, en eindelijk doorfteken hebbende, deed sonoi hem vatten, en in den Voorhof van het huis te Schagen onthalzen , welke ftraf vooreerst eenig ontzag verwekte. Het was om dezen tijd, dat sonoi den Prins, in ] gefchrifte, den gevaarlijken toeftand des lands on- ( der het oog bragt, met verklaring, dat men in de- < ze benarde omftandigheden des vijands geweld niet ~ zou mogen verduren, indien de Prins geen vast ^ verbond met eenige Mogendheden gemaakt, en bekwaam ontzet voor handen had. De Prins antwoordde hier op onder anderen: „ Had God Haar. „ Urn dat ongeluk laten overkomen, dat gaf geene „ reden, om zijn Goddelijk woord daarom te ver„ loochenen, en te verlaten. Was daarom de fter- (*) wagenaar VI Deel, Bladz. 455. Herv. III. x na C. Ó. faari5i7» tot 155a. Hopman MICHIEL- krok onthoofd irief van 'RANJE an eono! m geen' loed te erliezen  na C. G, Jaar 1517, tot 1552, 322 KERKELIJKE „ ke hand Go s eenigzins verkort ? zijne , Kerk en „ Gemeente te niet gebragt? De liefde verwekte medelijden over Haarlem : doch naardien het „ bloed der Martelaren te allen tijde het zaad der Kerke was geweest, zoo behoorden de Landza,, ten, ziende, waar de vijand op «it was, en dat hij Goddelijke noch menfchelijke verbonden hield, „ maar de waarheid in het geheel zocht te onder,, drukken, des te meer gemoedigd te zijn, om de„ ze regtvaardige zaak te verdedigen, en die om „ het verlies van déne ftad niet te verlaten. Te „ meer, omdat men dezelve met geene kracht kon „ overweldigen, en veel min zoo veel fterker fte- den , die God lof nog overig waren , om zijn ,, woord te verkondigen, en zijnen naam te eeren , ,, en nu nog meer dan te vooren gehard , om het vijandelijk geweld te wederftaan, zou kunnen ver„ meesteren. Men vraagde naar zijne verbindtenis „ met andere Vorsten. Vóór het aanvaarden van „ de befchermïng der Christenen en andere verdruk„ ten in dit land, ftond hij in een vast verbond , „ en had het met den opperften Vorst van alle Vorsten aangegaan , die nooit zijne betrouwers te „ leur ftelde, en gewisfelijk ten laatfte zijne en hun„ nc vijanden te fchande zou maken. Doch wilde „ hij ondertusfchen zich zeiven noch den vaderlan,, de bezwijken, maar goed en bloed wagende, de „ middelen te werk ftellen, die hem de Heer der „ heerfcharen had toegefchikt." Deze redenen , of. fchoon men ze meer godvruchtig dan (taatkundig mogte achten, waren nogtans regt gefchikt, om de Be*  GESCHIEDENIS. 323 Heden, in dezen benaatiwden tijd, met hoop en moed te vervulJen (*). 'bPrinfen uitzigten bleken ook, door de volgende gebeurtenisfen, niet ijdel te wezen. Alkmaar door de Spaanfchen belegerd zijnde, werd gered en behouden. Gedurende deze belegering overleed hier de Predikant jan arendszoon, die zoo veel voor: de zaak der Hervormden had gedaan. Deze$ zegt men, dat in zijne krankheid zijne bekende vrienden, Meester nanning van foreest, Filips corneliszoon en anderen, voor zijn ziekbed deed komen, en hen hartelijk tot kloekmoedigheid opwektej en met de verzekering des aanilaande verlosfing vertroostte. God', zeide hij, zal eene goede uitkomst geven, en de vijand ditmaal de flad niet overwinnen. Ook werd Geertruidenberg door 's Prinlèrl volk verrast; en bossu, de Stadhouder van Holland voor de Spanjaarden, op de Zuiderzee, met zijne Vloot geflagèö en zelfs gevangen ; terwijl alba in de grootfte verachting geraakte, en zich thans te Amfterdam onthoudende, zich daar niet veilig achtte, maar die flad bij nacht verliet, zonder zelfs zijne fchulden te betalen , welke hij daar gemaakt had* Dewijl alba om geld verlegen was , had hij irt September 1573 de Algemeene Staten befchreveii $ om van hen geld te verkrijgen, waar tegen die van Holland en Zeeland de Algemeene Staten in eenert gedrukten Brief vermaanden, liever zich met hen té vereenigen tot verdediging der Burgerlijke en Gods* dien- (*) brandt Bladz, 444-/1.4^ st. 2 na C. Öi jaar!5i7; :ot 1554* Alkmaar ontzet, vösso gelagen en jevangett  na C. G. Jaari5i7. tot 1552. ALBA verlaat het land. Don LOUIS DE REQÜE- SENSVOlgt hem op. i 1 J S24. KERKELIJKE diende vrijheid. Te zelfden tijde kwam er op naam van den Prins en de Staten van Holland en Zeeland een verzoekfchrift aan den Koning in het licht, dat bij hen van de geweldenarijen van alba wilde verlosfen. ,, Wij verzoeken," zeiden zij daar in, „ van uwe gehoorzaamheid niet omflagen te „te wezen, maar alleen, dat onze confcientien „ voor God den Heere mogen bevrijd blijven ; dat ,, wij zijn heilig woord mogen hooren, en hetzelve „ navolgen, om den alleropperften Regter te jong„ ften dage rekening van onze zielen te mogen ge„ ven." Maar alba verdrietig en vol fpijt, dat hij niet flaagde in het onderbrengen dezer landen, maar ziende integendeel de verwarringen en de afkeer van zijn bewind toenemen, terwijl er voor zijnen Raad der Beroerten, omtrent dezen tijd, wel 15,000 zaken onafgedaan hingen, verzocht en verkreeg van den Koning zijn ontflag van de Landvoogdij, onder voorwendfel van zwakheid en ouderdom. Zijn opvolger Don Louis de requesens , Groot-Kommandeur van Kastilie' en Stedehouder van Milaan, kwam den i^den November te Brusfel, en den iQfteti dier maand ftelde alba het bewind in zijne handen. Hij bleef echter nog tot den iften December te Brusfel; gaande den iSden op reize, en nenende zijnen weg op Genua, van waar hij te water n Spanje kwam. De Koning ontving hem gunfliïer dan men verwacht, en in de Nederlanden zelfs eeds verfpreid had. Het is waar, hij werd kort lier na, ter oorzake van een huwelijk, door Don 1'RE-  GESCHIEDENIS. 3*5 frederik op zijnen raad tegen den zin des Konings aang.-gaan, te Uzeda gevangen gezet, maar na den dood des Konings van Portugal in vrijheid gefield, kreeg hij zelfs het bewind over het leger, gefchikt, ora Portugal te bemagtigen; en is in het jaar 1582 den iiden December in hoogen ouderdom te Lisfabon overleden. Zijne vrienden en vijanden zijn het eens, dat hij een doorliepen en geoefend 'krijgsman is geweest, doch dat zijne trotschheid en kleinachting voor anderen, en zijne matelooze ftrengheid , die tot wreedheid ontaarde , den Koning zeiven , wiens gezag hij hier in top zocht te vijzelen, meer fchade dan voordeel heeft gedaan. Men geeft hem na, dat hij zich, op zijne reize uit Nederland, bij Graaf lodewyk van Konlngfte'in , Oranje's Oom van Moeders zijde, beroemd zou hebben, gedurende zijn bewind over deze landen, hetwelk maar zes jaren geduurd had, 18,600 menfchen, om het geloof en wederfpannigheid-, te hebben doen ombrengen, en nog durfde vargas wel zeggen : ,, dat s, Nederland door malle barmhartigheid verloren „ ging (*). Onder de genen, die dit jaar 1573, ter zake van den Godsdienst, op fchavotten ftierven, wordt gewag gemaakt van eenen Edelman van Gend, met name antonis uitenhove , dien alba levende liet braden; doende hem, tot' kortswijl der Spanjaarden , gefloten aan een' langen keten , in een' ring van vuur rondloopen, tot dat zulk een woeste en (*) wagenaar VI Deel, Blacfc, 455. X 3 na C. G. jaari5i7. :ot 1552. Vervolging gedurendehetjaar 1573.  na C. G. jaar 1517. tot 155.?.. Gocïs- dienstvrijheidinrlülland enz. 326 KERKELIJKE en wreedaardige dood den trawanten zeiven jammerde , en met hunne heibaarden, tegen 's Hertogs dank, verkort werd. Te Oudenaarden en te Brusfel en elders werden ook anderen op den vuurftapel gebragt. Maar in al de fteden en plaatfen, die thans tegen de Spanjaarden in oorlog waren, hield het Ketterdooden en de gewetensdwang tevens op. De Roomfche Geestelijken hadden wel in de eerfte verwarringen der omwentelingen hier en ginds veel moeten lijden, gelijk wij daar van voorbeelden gezien hebben, waar van de Roomschgezinden veel ophefs gemaakt en Martelaarsboeken gefchreven hebben ; maar alles was gefchied door ongebonden krijgsvolk, of door een' woesten lumei, tegen de wetten en het oogmerk der Regering. Ook waren verfcheidene handdadigen aan zulken moedwil geftraft, zoodra de verwarde zaken flechts eenigzins de handhaving der wetten gedoogden. Het is ook waar, dat de beloften, bij het omilaan van fommige fteden, ten aanzien van het gebruik der Kerken enz., gedaan, niet firikt gehouden zijn geworden, doch ook dit was veelal de fchuld der tijden. Eerlang werd ook bij de Staten van Holland, op zekere dagvaart te Leyden, ftaatsgewijze befloten, dat men de oefening van den Roomfchen Godsdienst zou fchorfen en verbieden. Dan dit was niet naar den zin en het gevoelen des Prinfen van Orar.je, hoewel hij het in vervolg van tijd verdedigde in zijne verantwoording in het jaar 1580, zeggende: ,, dat zij, die „ in den beginne tot 'sLands behoudenisfe hadden j, goed  GESCHIEDENIS. 327 „ goed en uitgevonden, dat de eene en andere Re„ ligie zou aangehouden worden, daar na door de ,, ftoute aanflagen, flimrne trekken, en ve:raierijen „ van de vijanden, die onder de ingezetenen vermengd waren, ondervonden hebben, dat hun „ Staat in gevaar fiond van een onvermijdelijk verderf, ten ware dat zij de oefening van den Roornfchen Godsdienst deden ophouden; omdat degenen, die daar belijdenis van deden, ten minfte „ de Priesters, den Paus bij eede, (gelijk zij ook overal deden,) hadden hulde gezworen, van wel,, ken eed zij meer werks maakten, dan van den ,, anderen, dien zij het land hadden gedaan." En wat verder: „ Het is niet redelijk, dat zulke lie„ den een privilegie zouden genieten, door welks „ middel zij het land in 'svijands handen zochten ,, te leveren. Zij zochten onder anderen lijf en ,, goed te verraden; geen één , of twee , of drie privilegiën; maar al de vrijheden, die van ouden tijde buiten aller menfchen gedachtenisfe, en van „ gedachte tot gedachte, bij de voorzaten en voorouders waren bewaard en onderhouden." De Pausgezinden, dus uit de Kerken verbannen, behielden niettemin hunne Godsdiendige Vergaderingen in bijzondere huizen, daar men hen met hunnen eeredienst en plegtigheden nog langen tijd liet begaan. De lieden van deze gezindheid werden toen ook niet ligtelijk tot hooge ambten gevorderd of toegelaten; niet uit kracht van eenige wet, hoedanige er toen niet bedond, maar uit voorzigtigheid en misvertrouwen. Doch ook meest al de oude X 4 Wet- w C. G. [aari5i7. ot 1552.  na C. G. Jaari5i7, ïot 1552 Algemeen Pardon. 3=8 KERKELIJKE Wethouders, fchoon zij ook Rootnsch waren, had men in (iaat gehouden: maar ettelijke verlieten het land; fommigen werden met den tijd, door het aónwasfen der andere partij, in de gewonelijke verkiezingen, verbijgegaan, en eenigen aangehouden tot hunnen fterfdag toe. Men ontving nu den Godsdienst, die te Geneve, in den Paltz. en elders meer geleerd werd, in de openbare Kerken ; doch zoo dat tevens alle wetten of dwang ter zake van den Godsdienst verfoeid werd , als (makende naar Inquifitie. De andere gezindheden, de navolgers van de Augsburgfche Geloofsbelijdenis, of de Lutherfchen , en al de Doopsgezinden , genoten ook vrijheid van Godsdienst in bijzondere vergaderplaatfen. Te Woerden was den Lutherfchen de openbare Kerk ten gebruike vergund , omdat de Hertog van Brunswyk, die Luther sch was, deze ftad in pandfchap bezat (*). Van de Spaanfche zijde, maakte de nieuwe Landvoogd insgelijks den fchljn, als wilde hij eenen zachteren weg inflaan dan zijn voorzaat. Trouwens , alhoewel de vervolging bleef aanhouden , werd er den 6den Junij 1574 «ft naam dés Konings eene algemeene vergiffenis afgekondigd te Brusfel, voor al de Nederlanden, onder voorwaarde , van binnen twee maanden te biechten en zich door een' Priester te doen ontdaan van de zonden; doch met uit(luiting van verfcheidene perfonen, omtrent 54, alleen in Holland. Paus guegorics XIII bevestigde de. {*) brandt Blad». 456-471,  GESCHIEDENIS. 5=9 deze vergiffenis met eene bulle ten behoeve van de boetvaardigen. Maar deze vergiffenis vond geen geloof en deed dus geene uitwerking. De flad Leyden, die reeds federt November des vorigen jaars 1575 belegerd was geweest,werd door de Spanjaarden in het voorjaar 1574 verlaten , op de aannadering van Graaf lodewyk van Nasfau, doch deze werd met zijn leger op de Mokerheids geflagen, en verloor in den flag het leven , op den I4den April 1574. Hier op hervatten de Spanjaards onder baldes de belegering van Leyden den aóften Mei. De flad verduurde het geweld der Spanjaarden moediglijk, niettegenflaande zij door feilen hongersnood en pest tot het uiterfle gebragt was , tot den 3den October, wanneer zij ontzet werd; in het volgende jaar 1575 werd de Hooge School te Leyden gefticht. Gedurende deze belegering van Leyden , werd van den róden tot den aSflen Julij de eerfle Provinciale Sijnode of Kerkvergadering der Predikanten van Holland te Dordrecht gehouden , met voorwe» ten en believen van den Prins van Oranje en 'sLands Staten. - Hier werd eene foort van Kerkenorde, beftaande uit 91 punten, opgefteld en geregeld, en onder anderen befloten : „ Dat de Heidejbergfche Katechismus in alle Kerken zou worden geleerd. „ Dat men de Predikanten de Nederduitfche Ge- loofsbelijdenis zou doen onderfchrijven, en in de „ gehoorzaamheid der Klasfen verbinden. Dat de „ Schoolmeesters de gemelde Belijdenis insgelijks t, zouden onderfchrijven, zich aan de Kerkefucht a 5 „ on¬ na C. G. [aan 517. tot 1552. Leyden belegerd en ontzet Eerfte Sijnode te Dordrecht.  na C. G. Jaari5i7 rot 1552, 330 KERKELIJKE „ onderwerpen, en der jonkheid den Katechismus „ leeren. De Ouderlingen en Diakenen zouden be,, nevens de Belijdenis ook de Artikelen der Kerke„ lijke tucht onderteekenen. Tot uitroeijing der „ valfche leeringen zouden de Kerkedienaren het (, volk van den Predikfloel vermanen, de Bijoelflhe „ Schriften naarfliglijk te lezen, de ongezonde Ket„ terfche Boeken te mijden, doch de namen dier „ Boeken zouden zij in hunne afmaning fpaarlijk , noemen. De Boekverkoopers van hunne gezind, heid zouden zij vermanen, zulke Boeken te druk,, ken noch te verkoopen: ook in de huisbezoeking , zouden de Predikanten toezien, of er bij de Le(, dematen in hunne huizen ook fchadelijke Boeken , waren, om hen te vermanen, die weg te doen. , De Monniken of Papen, zich tot den Kerken, dienst begeerende te begeven, zouden niet alleen , de leere des Pausdoms, maar ook hunne beroe, pinge verzaken; en die eerst in den dienst opge, nomen werden , zou men ook vragen, of zij de , Heilige Bijbelfche Schriften niet hielden het woord , Gods en de eenige volmaakte leere der Godzalig, heid te wezen, die fommierlijk in den Katechis, mus was begrepen, en in deze gemeente opreg, lelijk werd geleerd. De Pfalmen, door petrus , dathenus in dicht overgezet, met de andere , Gezangen, daar bij gefield, zou men alleen in , de Kerken gebruiken , tot dat in de algemeene , Sijnode anders zou belloten worden. Aangaande , de Feestdagen is befloten, die af te zetten, en , alleen met den Zondag te vrede te zijn. Doch „ des  GESCHIEDENIS. 331 „ des Zondags voor Christ- (Kers - ) dag , zou f „ men de gevvonelijke ftoffe van christus geboor- ] „ te in de Kerk mogen behandelen , en het volk ' 9, van de affchaffing van dezen Feestdag vermanen. ,, Op Paasch- en Pinkfterdag zou het in der Leer„ aren vrijheid ftaan, van de Verrijzenis en de Zen„ ding des Heiligen Geestes te prediken. In het „ Doopen werd raadzaamst geoordeeld , ééne be„ fprenging te gebruiken. Aangaande de Doopsge], zinden, zou men de Overheden vermanen en bid„ den, dat zij niemand ontvangen noch lijden zou„ den, dan die wettelijk zou zweeien, haar ge„ hoorzaam te zijn. Dat men degenen, die hier alreeds woonden, zou vermanen tot het gehoor „ van Gods woord te komen, hunne kinderen te „ laten doopen, en zulks weigerende, in de tegen„ woordigheid der Predikanten ontbieden, en be- velen, hun gevoelen te verklaren en te verant„ woorden. Ook zouden de Predikanten in hunne „ heimelijke verzamelingen zoeken te komen, en te ,, bewijzen, dat hun handel onregt ware. Tegen „ degenen, die tot- de Mennonieten waren geval„ len, zou men voortvaren tot affnijdinge. En wat „ aanging de Papen , die heimelijk doopten en „ trouwden, dat men zijn best zou doen bij de „ Overheden der plaatfen, om die te weren, en „ zoo die daar niet toe deden, bij de hooge Over„ heid." Onder meer bijzonderheden, welke door, de Predikanten op deze Sijnode befloten werden, was ook het weren der orgelen en van het orgelfpel uit de Kerken. In het antwoord, hetwelk de- zel- a C. G. aari5t7. ot 1552.  nr C. G. ]«ari5i7. tot 1552. Inkomen der Predikantendoor de Staten vastgefteld, Predikanten te Leerdam gehangen Opdragt derhooge 1 Overheid aan den 1 Prins. 1 < j 3 3 5 t i 332 KERKELIJKE zelve gegeven heeft op eenige gewetensgevallen , verklaart zij het Huwelijk voor Burgerlijk, en houdt eenen Lombaardhouder onbevoegd, om ten Avondmaal te gaan. Deze Kerkenorde is echter door de Staten niet met derzelver gezag bekrachtigd ; maar deze befioten omtrent dezen tijd , de Predikanten jaarlijks voor anderen uit de gereedfte middelen van den lande te voldoen, zullende de Magiftraten deswege , ten beste mogelijk, overeenkomen; doch hun in de fteden niet boven 300, en op de dorpen niet bovenzoo Guldens mogen toeleggen1. Gedurende de belegering van Leyden veroverden de Spaanfchen Wurkum, Aiperen en Leerdam ; in 3eze plaats werd de Predikant joost de jonge en de Schoolmeester rooier joosten, benevens eenen Leeraar van buiten, qjjiryn de palme , met de toorde gedood; welke wreedheid alleen diende, om 3ok ter andere zijde de bitterheid grooter te maken, re Antwerpen en elders werd in dit jaar een aantal Hervormden ter dood gebragt. In het volgende jaar 1575 werd de hooge O verleid en het Bewind van Zaken, gedurende den oorOg, door de Staten ,van Holland aan Prins wil» .em van oranje opgedragen, met bijzonderen last rp het ftuk van den Godsdienst : ,, Dat hij de , oefening van den Gereformeerden Euangelifchen , Godsdienst zou handhaven, doende den Room, fchen ophouden, en Stellende, tot vordering van , voorzeiden Gereformeerden Godsdienst, drie of , vier bekwame perfonen, als algemeene Commis, farisf.n in het (tuk van den Godsdienst, om te „ Iet-  GESCHIEDENIS. 333 „ letten op de bekwaamheid van de Predikanten en te voorzien op hun onderhoud , zonder toe te laten, dat men op iemands geloof of confcientie zoude onderzoeken, of dat iemand, ter zake van „ dien, eenige moeijeiris , ongelijk of letfel aange,, daan werd. Doende voorts bij rade van dezelve Gecommitteerden aangaande de oefening van den„ zeiven Godsdienst Hellen zr-odanige goede orde, „ als naar gelegenheid van zaken, tot de meeste genistheid , en zonder vermindering van Gods ,, eere, bevonden zou worden te behooren, ook, „ ware het nood, met advijs der Staten." In dezen Hand van zaken, wonnen de Spanjaarden Buren, Oudewater, Schoonhoven en Krimpen. Te Oudewater, hetwelk ftormenderhand overweldigd werd, werd gruwelijk gemoord en geblaakt. Onder anderen lieten hier het leven de moeder , de zuster, twee broeders en andere bloedvarwanten van jakob hermanszoon, naderhand bekend door den naam van arminius, die toen ter tijd te Marburg, bij rudolphus snellius , zijnen landsman van Oudeivater, ter Schole was. De Nederduitfche Predikant jan janszoon, of joannes celasius, werd, nadat hij zijn' zoon voor zijne oogen had zien dooden, en zijne huisvrouw eenige wonden toebrengen, onbekend in het leger gebragt, en voor 500 Guldens gerantzoeneerd; maar door eene Bagijn ontdekt zijnde, hong men hem aan de galge. Als iets opmerkelijks werd ter dagvaart van Holland verhaald, en in het Redster der Staatsbefluiten aangeteekend, dat zijn ligchaam , na zestjen maanden &e- na C. G. jaar 1517. tot 1553. Moord te Ou de water.  na c. a Jaarisi? tot 1552, Schrikkelijke handel van sonoi omtrent eenige Roomfche huislieden in Noordholland. 334 KERKELIJKE gehangen te hebben, nog zoo vol en blank gevonden werd, en het aangezigt zoo weinig ingevallen, als of hij flechts vier dagen dood geweest was (*), De Franfche Predikant christiaan de la cue.illerie gaf zich, onder den naam van antonie , voor een foldaat uit, waar door hij voor 100 Kronen losraakte. Te Schoonhoven ontkwam de Pastoor pieter janszoon uitenbogaard de handen der Spanjaarden wonderlijker wijze, en werd federt te Delft beroepen, daar hij de Kerk eenige jaren , tot zijnen dood toe, bediend heeft. Was de bitterheid van deze zijde zoo groot tegen de Onroomfchen, in Noordholland werd , aan de andere zijde, een fchouwfpel van niet minder wreed* heid en onregtvaardigheid, tot fchande van de menfchelijkheid, aangerigt tegen eenige gegoede Roomfche huisluiden in Noordholland. Op eene befchuldiging, door eenige landloopers, die men gevat had, ingebragt van eene voorgenomene brandftiebting, fchoon zij naderhand die befchuldiging herriepen , en daar op ftierven, werden eenige huislieden gevangen genomen. De voornaamfte waren jakob of koppe korneliszoon en zijn zoon nanning van Wognum, en pieter nanninGSZOON van Benningbroek, alle drie R.oomscbgezind. Deze gevangenen werden met de uitgezochtfte wreedheden gepijnigd , zoodat koppe korneliszoon onder het pijnigen voor de voeten zijner Regteren den geest gaf. nanking koppeszoon, door de pijn overmand, en door be- (*) wagenaar VII Deel, Bladz. 6\.  GESCHIEDENIS. 335 belofte van het leven te zullen behouden , bewogen , beleed eindelijk , al wat men hebben wilde, en werd toen , door de Regtbank , welke sonoi had aangefteld, en die bij de ingezetenen fpoedig den naam van een' tweeden Bloedraad gekregen had, veroordeeld, om het hart uit het lijf gerukl en gevierendeeld te werden. In zijn uiterfte, fchoor men hem dronken gemaakt had , en de Predikant turiaan epeszoon hem geduriglijk in de rede viel, deed hij echter de ernlligfte betuigingen van onfchuld. Aanmerkelijk is het, dat hij den Predikant, binnen drie dagen, voor bet Goddelijk gerigt daagde, en dat deze, hier op mistroostig naar huis gegaan , terftond ziek te bed viel, en binnen den gezetten tijd een lijk was. Daar men van tijd tot tijd meer lieden in hechtenis nam, vervoegden zich de Wethouders van Hoorn wegens deze zaak aan den Prins van Oranje, waar door deze fnoode handel, hoewel niet dan met moeite, gefluit, en de overige gevangenen op vrije voeten gefield werden. Waarlijk, men had, in plaats van door zoodanige bitterheid de gemoederen geheel te vervreemden, veel meer de genegenheid van alle ingezetenen ten hoogfte noodig, om beftand te zijn tegen de Spaanfche magt, die voornamelijk, door het bemagtigen van Zierikzee, waar door Holland van Zeeland werd afgefcheiden, hoe langer hoe gevreesder werd. De benaauwdheid, waar in men zich bevond, deed het oog wenden naar buitenlandfche hulp, waar toe echter eerst Engeland, en toen Frankryk vergeefs werden aangezocht; en het was te dezen tijde of wat la- na C. fï. jaar 1517* tot 1552. Wanhopige voorflag van den Prins v;;a Oranje.  eC. G, Jaari5i7. tot 1552. Dood van den Landvoogd ItEQUE- skns en gevolgen daar van. 336 KERKEL1J K E later in het jaar 1576, dat de Prins den wanhopi* gen voorflag zou gedaan hebben , om mannen , vrouwen en kinderen, met de beste tilbare have in fchepcn te laden, alle dijken en dammen door, en de molens aan brand te flekcn, en het gaufcbe land te verwoesten en voor den vijand onbruikbaar temaken , ten einde, gelijk daar van de voorbeelden van oude volken waren, gezamenlijk ergens eenen anderen hoek der wereld in te nemen, alwaar men buiten flavernij van ligchaam en gemoed zou mogen leven (*). Doch, toen de nood op het hoogst gerezen was, kwam er verademing. Den sden Maart 1576 overleed de Landvoogd Don louis de requesens, na eene korte ziekte van flechts vijf dagen, wordende de regering aan den Raad van State aanbevolen , waar op eene algemeene muiterij der Spaanfche foldaten volgde; hetwelk fpoedig ten gevolge had, dat de overige Nederlanden met die van Holland en Zeeland in onderhandeling kwamen. Ooi. kwamen , op fterk aandrijven v-an Oranje, Holland en Zeeland, den 25flen April, lot een nader en naauwer verbond, bij hetwelk, ten aanzien van het ftuk van den Godsdienst, den Prins „ niet alleen magt werd „ gegeven , de Roomfche Religie te doen ophou„ den, maar ook ce exercitie van alle andere Reli,, gien het Euangelie tegen zijnde; zonder Inqui-,, fitie op iemands geloof of confeientie te gedo- „ gen; (*) br andt Bladz. 498. wagenaar Vil Deel, Bladz. 88. volgg.  GESCHIEDENIS. 337 '„ gen; doende verders, aangaande het fluk van Religie, al zulke goede orde (tellen, als bevon„ den zou worden te behooren, ook des noods „ zijnde met advijs van de Staten." In dit jaar 1576 werden ook op naam des Prinfen van Oranje en der Heeren Staten van Holland en Zeeland en hunne bondverwanten eenige Kerkelijke Wetten ontworpen, welke echter geenen voortgang gehad hebben, door de gevolgde handelingen met de andere Nederlandfche Landfchappen en het vertrek des Prinfen van Oranje naar Braband. Het ontwerp dezer wetten is echter merkwaardig genoeg, dat het hier in deze Gefchiedenis eene plaats vinde, alzoo er de meening en inzigten derzelve op het beleid van Kerkelijke zaken uit blijkbaar is. Het ontwerp liep op dezen zin : ,, Wij willem Prinfe van Oranje, . . . door autoriteit van den onverwinnelijkften Koning phï,, lips van Hlspanje, . . . Gouverneur van Hol» land, Zeeland, Friesland, en van de Provincie „ van Utrecht, en wij Staten van Holland en Zee„ land, met onze geasfocieerden : Niets meer, „ (als billijk is,) ter harte genomen hebbende, „ dan dat in onze fteden, en andere plaatfen van „ onze jurisdictie, de Leere des Heiligen Euange,, liums op het allerzuiverst voorgedragen worde, „ en dat ook zelfs de Kerken op het allerbest ge,, gouverneerd worden, hebben goedgevonden deze „ wetten met rijpen rade te (lellen , dewelke wij „ ook onverbrekelijk willen onderhouden hebben , „ en heeft ons oorbaarlijk gedacht, dat wij dezelve Herv. III- Y „ meest na. C. G. Jaari5i7. tot 155a. Kerkelijke wet ingefteldopnaam van den Prins en der Staten.  na C. G. Jaari5i?\ tot 1552. 338 KERKELIJKE „ meest zouden maken op de bedieningen van de „ Kerkelijke regering, dewelke voornamelijk vier in „ de Heilige Schriftuur bevonden worden; namelijk van Pastoren , die ook Bisfchoppen, Ouderlin,, gen, en Dienaars in de Heilige Schrift genoemd worden , wier ambt in het leeren van Gods „ woord, en de Sacramenten te bedienen, voorna,, melijk beltaat: van Doctoren, in plaats van wel,, ken zijn nu ter tijd de Profesforen van de Theo„ logie: van Ouderlingen, wier principaalfte ambt „ eertijds is geweest op de zeden te waken, en de ,, overtreders met minnelijke vermaningen weder op „ den regten weg te brengen , en van Diake„ nen, die de zorg hebben van de armen en kran„ ken." „ 1. De Magittraat van iedere hoofdftad zal, op „ het aangeven en met raad van hunne Predikanten „ voor hunne ftad, en al de plaatfen van hunne ,, jurisdictie, Predikanten verkiezen." ,, 2. In de fteden, bij ons bezeten, en aan onze „ zijde komende, zullen van elders Predikanten ge,, zonden worden, totdat de Magiftraten derzelve , „ den behoorlijken eed gedaan hebbende, de be„ fcherming van onze Gereformeerde Religie hebben „ aangenomen." „ 3. De Overheden van de kleine fteden, die on„ ze zijde volgen, zullen regt hebben, om de Pre„ dikanten te verkiezen, totdat derzelver hoofdlieden ,, bij ons zullen wezen gevoegd." „ 4. Niemand, zonder verkoren , beroepen , of „ gezonden te zijn, zal zich zeiven in het heilig „ en  GESCHIEDENIS. 33! „ en waardig Predikambt indringen, ten zij hij met „ fchande verftoten, of ook, indien de zaak zulks „ eischt, finadelijk geftraft wil wezen." „ 5. Ieder verkoren ftads Predikant zal voor de „ Ouderlingen worden geëxamineerd, of hij met ,, geleerdheid, betamelijke uitfprake, en een opregt goed leven, tot dat ambt bekwaam is." „ 6. Dewelke bekwaam bevonden zijnde, zullen ,, hem den Magiftraat prefenteren, opdat die op de ,, voorfchrevene verklaring confentere , dat hij op „ den Stoel voor den volke gebragt worde." „ 7. Doch alvoren hij op den Stoel gebragt zal ,, worden, zal zijn naam drie zondagen van den „ Predikftoel afgekondigd worden, opdat, ingevalle „ iemand iet van hem wiste, waarom hij niet toc,, gelaten zou behooren te worden, hij hetzelve on„ dertusfchen voortbrenge." ,, S. Indien zich niemand opponeert, of die zich opponeert, niet en bewijze, zal hij voor den Ma„ giftraat deze belofte met de formeele woorden bij „ eede bevestigen." „ Ik zwere bij den almagtigen God, en onzen „ Heere jezus christus, dat ik een getrouw on„ derzaat zal wezen den Koning van Spanje, . . . „ zijnen Stadhouder in deze Provinciën den Prinfe ,, van Oranje, ... en ook dezen Magiftraat, ia „ al hetgene tegen den wille Gods en mijn ambt niet zal ftrijden; en dat ik naar mijn vermogen „ zal arbeiden, dat ook het volk in de meeste ftil„ ligheid, en onderdanigheid, dezelve insgelijks ge„ hoorzame: Daarenboven zweer ik, dat ik het Y 2 „ woord i na C. G. Jaari5i7. tot 1552.  na C. G. Jaari5i7r tot 1552. 340 KERKELIJKE „ woord Gods op het allerzuiverst zal handelen, „ en dat ik hetzelve met zulke naarftigheid zal „ verkondigen, dat het in deze mijne toevertrouw,, de Gemeente de meeste vruchten voortbrenge, „ en dat ik hetzelve naar mijne affectie niet voegen, „ noch naar iemands behagen draaijen zal; maar „ dat ik hetzelve in de beste trouw zal uitleggen, „ alleen ter eere Gods, en profijt van deze Ge,, meente: lestelijk, dat ik opregtelijk alles zal doen, ,, wat een vroom en getrouw Herder toefiaat, en „ behoort te doen , en dat ik dezen dienst om „ geenerlei voordeel of achterdeel zal verlaten." ■ „ 9. In het bevestigen zal iemand van de Pre- dikanten eene oratie van het Predikambt doen, „ daar na zullen ook gebeden worden gefiort, op„ dat God den nieuwen Predikant kracht verleene, ,, om den aangenomen' dienst wel uit te voeren, „ hetwelk wij hebben geacht genoegzaam te we,, zen, omdat de oude ceremoniën tot zoo affchu,, welijke fuperfiitien verloopen zijn." „ 10. De Predikanten van elke hoofdflad, en van „ de plaatfen, die daar onder ftaan , zullen om „ de andere week bijeenkomen in de hoofdftad, 5, daar zij onder behooren, om te confereren van „ de leeringe, opdat zij die zuiver en eendragtelijk ,, behouden." „ 11. In gevalle eenigen niet compareren , ten „ zij daar wettige oorzake ware, zal hun hetzelve „ fchande zijn, en indien zij hardnekkiglijk af te „ blijven voortvaren, zullen ook betamelijk bedwon„ gen worden." « ia*  GESCHIEDENIS. 341 „ ia. En, opdat kennelijk zij, hoe vlijtig een iegelijk in de Studiën is, zullefl de Predikanten „ in ' dezelve bijeenkomften bij gebeurten eenigen „ tekst der Heilige Schrift uitleggen, waar op den ,, anderen vrij zal ftaan te argueren , ingevalle iet „ kwalijk gezegd of gedaan ware." ,,13. Indien eenige controveifie van de leeringe ,, ontftaat, zullen de Predikanten dezelve onder zich „ bijleggen, en bij zoo ver de zaak zulks vereischt, „ zullen de Ouderlingen daar toe roepen ; indien ,, ook als dan niet kan overeengekomen worden , ,, zal de zaak der Overheid aangebragt worden , „ die bezorgen zal, dat dezelve bekwamelijk veref,, fend worde." „ 14. Een Predikant, fchuldig in eene eerlooze „ misdaad, zal, van zijn officie ontbloot zijnde, „ naar de befchrevene wetten worden geftraft." „ 15. De aanklager, indien hij niet bewijst, zal „ lijden de ftraffe tot de calumnie ftaande." „ 16. Van die misdaden der Predikanten, waar „ over bij de wet geene ftraffe gefield is, en nog„ tans ergernisfe geven, als namelijk , ongewone , „ onbekwame uitlegging der Heilige Schrift, curi„ eufe opzoekingen van ijdele kwestien, invoering „ van eenige nieuwigheid in de Gemeente, nalatig„ heid in de ftudien, flappe beftrafting der gebre„ ken, boefachtige kluchten, leugenen, achterklap„ pinge, dartelheid der tonge, ligtvaardigheid, ar„ gelist, gierigheid, onmatige gramfchap in dispu,, tatien en beftraffingen, te groore bitterheid; on„ gebondenheid in kleedinge, giften of manieren en Y 3 „ an¬ na C G. Jaari5i7. tot 155a.  n» C G. Jaari5i7. tot 1552. 342 KERKELIJKE , „ andere dingen des gemeenen levens, en dergelijke „ meer, zullen de Ouderlingen, de zaak bevonden ,, hebbende, aan de Overheid te kennen geven, en „ met éénen hun gevoelen daar op zeggen, doch ,, dat in allen gevalle het opperfle oordeel van de ,, ftraffe altijd aan de Magiftraat verblijve." „ 17. In geringer gebreken, dewelke niet dan „ eene fimpele vermaninge verdienen, zal onderhou„ den worden de maniere, bij den Heere voorge„ fchreven, zoodat men ten uiterfte de zaken aan „ de voornaamften van de Kerk zal brengen." „ 18. En opdat al de Predikanten, zoo van ie„ dere hoofdftad, als de onderhoorende plaatfen, „ zoo veel mogelijk is, de gebreken van hunne ,, vergaderingen mogen keeren , zullen alle drie „ maanden onder zich onderzoek doen, en zoo zij ,, ergens iets kwaads vernemen, zullen daar tegen „ tijdelijk behoorlijke middelen aanwenden." „ 19. Twee van de Ouderlingen eiker hoofdftad, ,, en twee of één van de Predikanten, zullen alle „ jaren het land, onder dezelve hoofdftad behoo„ rende, te zamen omgaan , onderzoekende, hoe ,, op iedere plaats de Predikanten zich dragen, en „ indien zij in iemand iet onbehoorlijks bevinden, ,, hetzelve den Magiftraat der hoofdftad aangeven, „ opdat dezelve naar gelegenheid der zaken tijdelijk ,, daar in voorzie." „ 20. Dezelve, en voornamelijk één van de Die„ naars, zullen met eene Predikatie het volk ver„ manen, dat zij naarftig ter Predikatiën komen, en „ hun leven naar uitwijzen der geboden van Gods ,, woord aanilellcn." ,, 21.  GESCHIEDENIS. 343 „ 21. De Magiftraat van iedere plaats zal, bij „ raad der Predikanten, ordonneren, wanneer en hoe dikwijls de Predikatiën dienen gedaan, zulks ,, dat in allen gevalle, in volkrijke plaatfen, ten „ minfte driemaal ter weke, gepredikt worde , en ,, zal overal des Zondags na den noen de Heidel,, bergfche Katechismus uitgelegd worden." „ 22. De Doop zal bij de Predikanten alleen wor,, den geadminiftreerd, en dat volgens het formu„ lier achter den Katechismus gefteld , en na de ,, Predikatie, zoo menigmaal als er kinderen gepre„ fenteerd worden, zal de Doop niemand gewei,, gerd worden." „ 23. Indien de vaders zelve de kinderen ten ,, Doop prefenteren, dat is godvruchtig en loffelijk, ,, doch of hetzelve niet gefchiedde, zal de Doop „ evenwel voortgaan." „ 24. Het zal niet noodzakelijk wezen, getuigen ,, over den Doop te hebben, en zal een iegelijk tot „ getuigen worden geadmitteerd." „ 25. De namen van de gedoopten, en derzelver „ ouders, zullen in een publiek boek worden ge„ fteld." „ 26. Indien eenigen , zwak van geloof, ver„ zochten, hunne kinderen, ziek wordende, t'huis gedoopt te hebben , men zal derzelver begeerte ,, naarkomen, zoo nogtans, dat, indien het moge„ lijk is, ettelijke godzaligen over den Doop mogen „ wezen." „ 27. Het Nachtmaal des Heeren zal viermaal ,, 'sjaars worden gehouden, op Paasch- en PinkY 4 „ fler- na C. G. Jaansi7. tot 1552.  m C. G. Jaar 1517. tot 1552. j 1 3 3 s s 3: 3! 33 344 KERKELIJKE fterdag, den eerftenZondag in September, enden eerften Zondag na de geboorte van christus." 28. De Predikanten zullen des Zondags voor het „ houden des Nachtmaals, den dag verkondigen , „ opdat die kinderen, die eerst tot het Nachtmaal „ gebragt zullen worden , ondertusfchen bij hen „ komen, om te verklaren uit den Katechismus , „ de Belijdenisfe des Geloofs, en zullen met éénen „ in het gemeen vermanen, dat die voor hen ver,, fchijnen, die misfchien beter begeeren onderrigt „ te wezen, doch zullen ernftelijk indrukken, dat „ zich een iegelijk beproeve en toezie, dat hij niet „ onwaardig aan de tafel des Heeren koir.e, en „ zich het oordeel etc en drinke, niet onderfchei, dende het ligchaam des Heeren." „ 29. Daar veel perfonen in de gemeente zijn, , zullen de Predikanten zich gewennen, het Nacht, maal ordenlijk al pasferende uit te reiken." „ 30. De Predikanten zullen de namen van aller, lei ondertrouwde perfonen, van wier regt tot het , huwelijk blijk is, drie Zondagen van den Stoel , afkondigen, en, indien ondertusfchen geene ver, hindering en worde voortgebragt, in de verga, dering van de gemeente het huwelijk bevestigen, , het zij op Zondag of eenigen anderen dag, dat , er Predikatie gedaan wordt, uitgezonderd als het , Nachtmaal des Heeren, of eenige ingeltelde Bidof Vastendag wordt gehouden." „ 31. De Magiftraat van elke plaats zal van allerlei verfchillen van huwelijkszaken oordeelen, volgens de wetten, daar op onlangs bij ons gemaakt." 33 32.  GESCHIEDENIS. 345 ,, 32. De Predikanten zullen aan geene zieken 1 ,, hunne perfonen, noch hulp weigeren, om te ver-. „ troosten en te onderrigten." „ 33. De zieken zullen bezorgen, dat de Predi„ kanten tijdelijk, en als zij van publieke diensten „ vrij zijn, geroepen worden." ,, 34. De Magiflxaten van elke plaats zullen be„ hoorlijke orde op de plaatfe van de begrafenisfe ,, ftellen, en daar in ernftelijk letten op de gezond„ heid en eerbaarheid, en dat alle gelegenheid van „ bijgeloovigheden weggenomen worden." ,, 35. De Predikanten zullen degenen, die in ge„ vangenisfe gehouden worden, niet vergeten; maar „ bij dezelve, doch niet dan met toelating van de „ Magiltraten, gaan." „ 36. Dewijl hedendaags de Profesforen van de ,, Theologie in der Doctoren plaatfen zijn, zoo ,, hebben wij dezelve, gelijk als de Profesforen van ,, de andere Kunlten en Wetenfchappen , in onze „ nieuwe Univerfiteit van Leyden gefteld, en zul„ len zorg dragen, dat dezelve , volgens de wet„ ten, hunlieden voorgefchreven, met de Heilige „ Schrift zuiverlijk uit te leggen, geleerde en waar„ dige Herders formeren." „ 37. Maar de Magiftraat van elke plaats zal „ zorg dragen, dat zij voor hunne jeugd godvree„ zende Schoolmeesters beftellen, dewelke haar zoo „•de ware Religie als geleerdheid inplanten, en de „ Pfalmen op de aangenomene wijzen leeren zin» gen." „ 38. Den genen, die de ware Religie niet toeY 5 „ ge- 1a C. G. nari5i7. ot 1552.  na C. G, Jaari5i7. ïot 1552, Gendfche Bevrediging. 346 KERKELIJKE „ gedaan zijn, zal nimmer meer toegelaten worden „ te leeren." „ 35;. De Magiftraat van iedere plaats zal naar „ derzelver menigte velen of weinigen uit den hun„ nen verkiezen, mannen , die opregt en in het ,, ftuk van de Religie niet onervaren zijn , dewelke „ den Herders in Kerkelijke zaken behulpzaam, en „ hunne bijeenkomften bij zullen zijn; opdat, of er „ iet ware, hetwelk de Overheden dienden te we„ ten, zijlieden het haar aangeven, en hetgeen van ,, hun officie in deze wetten op deze plaats be„ grepen is, doen." „ 40. Aangezien in deze Provincie allerlei armen ,, zonderling zeer wel zijn voorzien, zoodat wij in „ de inkomften en dispenfiers niet ligtelijk iets te „ veranderen hebben geoordeeld, zullen ten minfte „ de Overheden bezorgen, dat er bekwame en god- vruchtige dispenfiers gefteld worden , welke den „ armen naar derzelver nooddruft weten te hulpe „ te komen, hetwelk, indien het gefchiedt, zal de ,, bedelarij kunnen weggenomen worden, en de ar„ men in officie gehouden: hetzelve zal gevoegelijk „ kunnen gefchieden, indien deze ellendigheden ,, weggenomen zijnde, de vrede ons Rilheid bij„ brenge, hetwelk God, de fontein en oorfprong „ alles goeds, eerstdaags wille verkenen. Amen."(*_) De moord en plundering, welke onder andere plaatfen Antwerpen op den 4den November 1576 van de muitende Spanjaarden moest bezuren, welke (*) brandt Bladz. 502-524.  GESCHIEDENIS. 347 ke onder den naam van Spaanfche Furie berucht is geworden, verhaastte de vereeniging der overige Nederlandfche Provinciën met die van Holland en Zeeland, door de Pacificatie of Bevrediging, welke den 8ften November te Gend geteekend werd , ten doel hebbende, het verdrijven der Spaanfche foldaten uit alle de gewesten, en alle verwarringen, door het bijeenroepen der Algemeene Staten, te doen ophouden. Ten aanzien van den Godsdienst werd bij het 5de Artikel dezer Bevrediging vastgefteld, „dat „ men de Plakaten, eertijds uitgegeven op het ftuk „ der Ketterij, mitsgaders de keuren over halszaken „ bij den Hertog van alba gemaakt, zou naken, „ tot dat bij de Algemeene Staten daar in anders „ voorzien werd; ondertusfchen zou niemand zich „ vervorderen buiten Holland en Zeeland en de „ plaatfen met hen vervoegd, iets te ondernemen „ tot nadeel van het Roomfche Geloof." Dewijl men echter in Holland en Zeeland beducht was , dat vele uitgewekene Roomschgezinden, ingevolge deze Bevrediging, wederom in het land zouden komen, vonden de Staten van Holland geraden, eenen fcherpen eed op te ftellen, welken alle uitgewekenen doen moesten, eer het hun zou vrijftaan, zich hier wederom neder te zetten. Zij moesten bij denzelven beloven: „niets tegen den Hervormden Godsdienst „ of deszelfs oefening te zullen raden of in het „ werk ftellen, en geene pogingen te zullen aan„ wenden, om eenigen anderen Godsdienst hier te „ doen oefenen, immers niet voordat zulks, na het „ verjagen der Spanjaarden, door eene wettige ver- « ga¬ lis C. G. Jaari5i7. tot 1552.  na C. G. Jaari5i7tot 1552. Amfterdam blijft bij denR. Godsdienst. 348 KERKELIJKE „ gadering der Algemeene Staten , beraamd zon „ zijn." De Prins zag nogtans ongaarne, dat men de lieden boven de punten der Gendfche Bevrediging bezwaarde. Ook meent men (*), dat de eed naderhand in zoo verre verzacht is, dat men alleenlijk de handhaving der Gendfche Bevrediging behoefde te beloven, zonder omtrent den Godsdienst tot eenige bijzondere verklaring gehouden te zijn. Hoe zeer de Gendfche Bevrediging van vele Roomschgezinden zelve, door de Profesforen in de Godgeleerdheid en Regten te Leuven, en door meest alle de Prelaten , Abten , Dekens en Pastoren van Nederland, ten minde naar den toenmaligen ftaat van zaken, voor heilzaam en nuttig, zelfs voor den Roomfchen Godsdienst gekeurd werd, echter vond dezelve weinig fmaaks, niet alleen bij Don jan van oostenryk, 'sKonings Bastaardbroeder, die in dit [aar 1576 als Landvoogd van wege den Koning herwaards gekomen was, maar ook bij anderen , inzonderheid bij de tegenwoordige regering van Amfier dam, die het aanfchrijven der Staten van Holland, om zich onder het Stadhouderfchap van den Prins met de overige fteden van Holland te vereenigen, niet alleen onbeantwoord lieten, maar rond uit zeiden: „ dat zij niet alleen geene openbare oefening van den Gereformeerden Godsdienst, maar ook geene be,, grafenisfe van Gereformeerden, noch in de ftad, „ noch binnen de vrijheid van dien, konden ge„ dogen." On- (*) wagenaar VII Deel, Bladz. 11S.  GESCHIEDENIS. 349 Onder andere vermaarde mannen, die in dit jaar 1576 overleden, Itierf den iaden October Keizer maximiliaan II, wiens dood hier te melden ftaat, omdat dezelve ook invloed had op de Nederland' fche zaken; trouwens , volgens het verhaal van hooft (*), als zeker Burgemeester van Alkmaar in het bijzijn des Prinfen van Oranje uitviel: zoo is er een weifelaar dood, werd hem van den Prins daar op geantwoord: Ik heb er een" vader aan verloren. Zijne befcheidenheid in het ftuk van den Godsdienst wordt van allen hooglijk geroemd; hij verfoeide allen gewetensdwang, zeggende op zekeren tijd tegen den Bisfchop van Olmutz : Daar is geen grooter zonde, dan te willen heerfchappij voeren over de confcientien. Zijne zinfpreuk was het woord van abraham: God zal het. voorzien! Zijn goede en godvruchtige inborst en vroom gemoed vertoont zich zoo geheel bijzonder in éénen zijner Brieven, twee jaren voor zijn' dood aan lazarus schwend gefchreven, dat wij denzelven gedeeltelijk hier willen overfchrijven, te meer, omdat daar in ook van de Nederlandfche zaken gefproken wordt (f). Hij fchrijft dan, als volgt: ,, Beminde schwend ! „ Ik heb uwen Brief wel ontvangen, en,gelezen. Uw Christelijk en trouw beklag , waar door gij betuigt, dat u mijne ziekte ter harte gaat, is mij ui- ter- (*■) XI Boek. Bladz. 451. (t) Men leest den geheelen Brief bij brandt Bladz. 535. tia C. G. Jaari5i7. tot 1552. Dood van Keizer MAXIMILIAAN II.  35° KERKELIJKE m C. G Jsari5t7 tot 1552, termare aangenaam. De eeuwige God, die alles in zijne hand heeft, handele met mij naar zijnen vaderlijken wille. Want voor alles zeg ik hem dank, als die alleen allerbest weet, wat mij nut en zalig, ook wat mij fchadelijk zij. Ik nel mij in zijnen Goddelijken wil geduldig en ten volle te vrede. Want zoo loopen de zaken van deze wereld , dat men daar in weinig vermaaks en rust kan vinden. Maar alles is overal vervuld met zwarigheden, trouweloosheid en flinkfche ftreken. De Heere ontferme *ich onzer, en verwaardige zich , dit kwaad van zijne Christenheid af te wenden. Het en zou voorwaar geen wonder zijn , dat iemand in dezen ftand van zaken als voor het hoofd geflagen en buiten zinnen wierd. Daar veel van ware te fchrijven. Ik begin door Gods genade allengskens te bekomen , en met fteun van een' ftok te gaan. God zij in alle zijne werken geprezen. Wat de Neder- landfche zaken betreft, omtrent dezelve kan ik al zoo weinig goedvinden, dat men de maat te buiten gaat. Ten tegendeele ben ik wel indachtig, hoe dikwijls en tot wat einde, ik den Koning van Spanje heb gefchreven en ten beste geraden. Maar wat zal ik veel zeggen ? de Spaanfche raad was veel aangenamer, dan mijn getrouwe raad. En nu worden zij gedwongen, bij zich zeiven hunne dooling te bekennen, en dat zij zelveu de voornaamfte oorzaak zijn van dit kwaad. Ik heb een goed oogmerk gehad, opdat die treffelijke en edele landfchappen niet zoo elleudiglijk zouden verloren gaan. En hoewel zij mijnen raad niet wilden volgen, zoodat ik reden heb,  GESCHIEDENIS. 351 heb, mij van het raadgeven te onthouden, nogtans zal ik mij daar zoo niet van onthouden, of ik zal nog trouwelijk al doen, wat ik kan. God geve , dat er eene gewenschte vrucht uit voortkome , en dat men eindelijk van zulke fcherpe hulpmiddelen affta, en het bij die eerfte late blijven. En om kort te gaan, laat de Spanjaarden handelen naar hun welgevallen , nogtans zullen zij Gode, dien regtvaardigen Regter, eens rekenfchap van hunnen handel moeten geven. Wat mij aangaat, ik zal, belieft het Gode, eerlijk, Christelijk, getrouwelijk , ongeveinsdelijk, en opregtelijk handelen ; zekerlijk vertrouwende, dat God, met zijn zegen en genade, mij zal helpen; opdat ik met mijne daden en raadflagen Gode en menfchen moge behagen. Dat doende , zal ik naar deze ondeugende en fnoode wereld niet vragen. . . Hier mede beveel ik u Gode, dia alles naar zijn welgevallen befture tot heil der Christenheid en van ons allen. In Weenen den 22ften Februarij des jaars 1574. MAXIMILlANUS." In het jaar 1577 vervoegden zich de meeste nog overige fteden van Holland en Zeeland aan de Staatfche zijde, behoudens den Roomfchen Godsdienst, doch zonder verder iemand te moeijen om zijn geloof; ook keerden die van Utrecht onder het Stadhouderfchap van den Prins van Oranje, onder uitgedrukt beding, „ van den Roomfchen Godsdienst „ in alles onverkort te houden; daar niet te komen „ met eenig krijgsvolk, of met eenige Leeraars, om „ de na C. G. ]aansi7. tot 1552, Verfcheidene Heden gaan d ver, ook Amfterdam, onder beding van vrije oefeningvan den R- Godsdienst.  na C. G. «ot 1552. > ! ! 35* KERKELIJKE „ de Gereformeerde Religie te oefenen: geene Gees„ telijke beneficiën te geven dan aan Roomschge» „ zinden, bekwaam geoordeeld bij den Aartsbis„ fchop; de vrijdommen te handhaven; het regts„ gebied van den Aartsbisfchop in kracht te laten." Door tusfchenfpraak van Utrecht werd den 8flen Februarij het verdrag insgelijks met Amfterdam getroffen, waar bij onder andere punten bedongen iverd: „ Dat binnen de ftad, vrijheid en ambachts,, heerlijkheid van Amfterdam, geene andere Religie ,, zou mogen gepredikt noch geoefend worden, „ dan de oude Katholijke Roomfche Religie , daar zich niemand tegen verzetten zoude , met woorden of werken. De Plakaten, op het ftuk van „ 'den Godsdienst, zouden gefchorst worden, vol„ gens den vrede van Gend. Niemand zou eenig ,, beletfel of moeijenisfe gefchieden, in het gaan en ,, keeren bij dage , en te bekwamer tijd van de ;, Predikatie en oefening der Gereformeerde Religie, , buiten de ftaü en viijheid derzelve. Den Gere„ formeerden zou men eene ongewijde, nogtans , bekwame en eerlijke plaatfe aanwijzen ter begra, fenis hunner dooden; te gefchieden zonder zang, , vermaning , of andere uitwendige plegtigheid , , met geleide van zes en twintig perfonen ten hoog. , fte. Het zou allen burgeren, gebannen, gedre, ven, of geweken bij eigen' wille uit de ftad, ge, oorloofd zijn, weder te keeren, en hun poorter, en gilderegt te genieten. Men zou den Koning , als Grave, den Prins van Oranje als zijnen Stad, houder, en der ftad, onder deszelfs gehoorzaam- » heid,  GESCHIEDENIS. 35 3, beid, hulde en trouwe zwéeren. . . De Geeste „ lijkheid zou daar in de orde des Bisfchops var ,, Haarlem volgen." Terwijl Don jan, op een verdrag, waar bij dt Gendfche vrede met het vertrek der Spanjaar det, was toegedaan, tot Stadhouder des Konings aange nomen zijnde, zich in Julij te Mechelen bevond, werd met zijne toedemming, niettegendaande eer erndig en vriendelijk voorfchrijven des Prinfen van Oranje, dat men toch de votige toonelen van wreedheid niet mogte vernieuwen , door de Schepenen aldaar zeker Kleermaker, pieter. panis geheten, ter dood verwezen, en openlijk onthalsd, omdat hij eene Predikatie der Gereformeerden had bijgewoond. Zijne geburen deden vele moeite, om hem vrij te krijgen bij den Schout, willem de klerk, Heer van Boevekerk, wien deze titel niet bij geval aangewaaid fcheen, naar het ligtvaardig antwoord, waar mede hij hen afzette, zeggende „ dat er geene „ genade voor zoo hardnekkig een Ketter was, die „ noch om den drop, noch om het vuur te ont„ gaan, zijne gezindheid wilde verzaken, en ik," voegde hij er bij , „ zou om roiins geloofs wil „ mijn' vinger in geene brandende kaars willen fte„ ken." Don jan ontdekte kort daar na zijne inzigten duidelijker, door het bemagtigen van het Kasteel van Namen, waar op hij van de Nederlandfche Staten voor vijand werd verklaard, die des Keizers Broeder , den Aartshertog van Oostenryk, matthias , tot Gouverneur der Nederlanden verkoren, dellende Herv. III. z den \ ■ na C. Ö. 1 faari5i7. tot 1552. : PIETER , PANIS te Mechelen otn hetgeloof onthalsd. 1 De ooflog vernieuwd,fezuieteri lit Antiverpen,'erdre/en enz»  na C. G. Jaari5i7, tot 1552 Omwenteling te Amfterdam. 354 KERKELIJKE den Prins van Oranje tot zijnen Luitenant Stadhouder aan. Tevens verboden zij niet alleen allen Pastoren, Parochiepriesters, Predikanten en anderen, alle oproerige leeringen, predikatiën of gefprekken, maar vorderden hun ook eenen eed af, dat zij de Gendfche bevrediging handhaven en Don jan voor vijand zouden houden. De Jezuïeten te Antzverpen weigerende dezen eed te doen, werden de ftad uitgeleid, als ook negentien Minderbroeders, die insgelijks zwarigheid tegen den eed maakten. Om dezen eed te ontgaan togen ook al de Minderbroeders uit Utrecht. Op gelijke wijze ging het ook in andere fteden. Daar na deden de Staten ook bij een fcherp Plakaat het zenden van Annaten of eerfte jaargelden naar Rome verbieden. De Onroomfchen bijzonder te Amfterdam, werden , middelerwijl, door zulk een gedrag zeer geflijfd in de gedachten, dat zij de waarheid op hunne zijde hadden; de wedergekeerde ballingen verlterkten hun getal, en konden zich ook niet vergenoegen, dat zij van alle beftuur waren uitgefloten. Op den 25flen Mei 1578, zijnde Zondag, predikte thomas van thielt, gewezen Abt van St Bernards bij Antwerpen, van wien wij in het voorgaande gefproken hebben , aan den St. Antonisdyk, buiten de vrijheid der flad voor de Onroomfchen. Den volgenden morgen , den 26flen, vervoegden zich eenige aanzïenelijke Onroomfchen op het Stadhuis, om te beproeven, of en wat de Regering hun zou willen toeflaan. Maar bij deze was niets te winnen. Dit maakte de gemeente gaande. Men vermeesterde den Dam, en ftoof het Stadhuis  GESCHIEDENIS. 355 huis in, haalde den Schout en de oude en regerende Wethouders daar af of uit hunne huizen , en bragt hen op de waag. Van daar werden zij meest allen, nevens verfcheidene Papen en Minderbroeders, tusfehen twee regels foldaten door, naar het Water gevoegd, en in verfcheidene vaartuigen fcheep gebragt, onder het gefchreeuw van het gemeen: dat men hen naar de galg voeren moest, daar zij me» nig eenen aan geholpen hadden. Zij werden, maar pas buiten de ftad, aan den Antonisdyk opgezet. Dit alles liep zonder bloedftorting af. Doch het gemeen ftoof terftond naar het Klooster der graauwe Monniken of Minderbroeders, waar Beelden en Altaren gefchonden en verbrijzeld werden. Den derden dag daar aan maakten de Schutters eene nieuwe Vroedfchap, Burgemeesters en Schepenen, ten overftaan van Gemagtigden der Staten. De Kerken bleven ruim eene week gefloten. Toen ging er de nieuwe Wethouderfchap heenen. en liet door eenige timmerlieden de overige Beelden wegnemen. Voorts begonnen de Hervormden eerst in de Oude en eenige dagen daar na in de Nieuwe Kerk te prediken. De eerfle Predikanten, die men beriep, waren joannes keuchlinus en petrus hardenberg. De Lutherfchen en Doopsgezinden hielden ook openlijke Godsdienftige vergaderingen in de ftad, met kennis en verlof der Wethouderen, die zelfs, fchoon tegen den zin van eenigen hunner Geloofsgenooten , den Roomschgezinden toelieten, in het heimelijk te vergaderen. Te Haarlem werd het werk door de foldaten op 1 Z 2 eene 1 na C. G. Jaaris^ tot 1552. re Haaasesn.  355 KERKELIJKE na C. G. i Jaari5i7. tot 1552. De Gereformeerden verzoeken in Eraband en Vlaanderenvrijheid van Godsdienstoefening.Eerfte NationaleSijnodete Dordrecht. :ene ruwere wijze uitgevoerd. Op den 29ften vair Mei, zijnde Sacramentsdag, vielen zij met geveld geweer in de groote Kerk, die opgepropt van volk vas; eenige, zoo Burgers als Geestelijken, werden rier gekwetst, en een Priester, pieter balling, ioorftoten; voorts werden van het gemeen de Vrouvekerk, het Franciskaner en Dominikaner Klooster geplunderd. Het ongebonden krijgsvolk werd federt laar elders verlegd, en de moorder van den Priester balling door de Staten van Holland met den dood jeltraft. De groote Kerk bleef gefloten tot in November, wanneer de Regering die aan de Gereformeerden inruimde, terwijl echter aan de Roomschgezinden, bij openbare afkondiging, de vrije oefening van hunnen Godsdienst beloofd werd. In Braband en Vlaanderen onthielden de Gereformeerden zich nog van geweld, maar begonnen van tijd tot tijd openlijk op meer plaatfen te prediken. Middelerwijl werd te Dordrecht in dit jaar 1578 eene Nationale Sijnode van Gereformeerde , Nederlandfche, Hoogduitfche en Walfche Kerken gehouden, van den tweeden tot den achttienden Junij toe. Met toeftemming en goedvinden van deze vergadering leverden de Gereformeerden van Braband en Vlaanderen een verzoekfchrift in aan den Aartshertog matthias en den Raad van State om vrijheid van Godsdienstoefening op den 22ften derzelve maand. Zij wezen daarin aan: „hoe veel zij om den Gods„ dienst geleden hadden, en te gelijk, dat de Span„ jaards met al hun vervolgen alleenlijk den aan„ was van het getal hunner geloofsgenooten hadden „ te  GESCHIEDENIS. 357 „ te wege gebragt; op dezen grond verzochten zi „ op het ernftigst om vrije Godsdienstoefening, toi „ op eene algemeene of ten minfte eene Nederland„ fche Kerkvergadering. De Gendfche vrede, die „ dit niet fcheen te gehengen, was reeds door de „ Spanjaarden verbroken , en behoefde derhalve „ door de Staten niet gehouden te worden. De ,, Heidenfche Keizers hadden de Christenen , de „ Christenfche Keizers de verfchillende gezindhe» ,, den geduld. Verfcheidene Vorsten vergenoegden ,, zich met het uiterlijke, zonder over het gemoed ,, te willen heerfchen. De Paus zelf verdroeg de „Joden, waarom zou men hen ook niet dulden, „ die van hunne zijde de Roomschgezinden onge» ,, ftoord laten, en hier voor borg van eenige tref„ felijke uitheemfche Vorsten of andere verzekeringen geven wilden." Na veertien dagen toevens, leverden zij een tweede verzoekfchrift in, waar bij zij het vorige krachtiger en fterker aandrongen, en verfcheidene punten voordroegen tot verzekerdheid der beide gezindheden. Met aanbieding, dat de Gereformeerden met hooge woorden voor God betuigen zouden, dat zij geen voornemen hadden, om de Prelaten en andere Kerkelijke perfonen, belijdenis doende van de Roomfche Religie, te verftooren, het zij in hunne perfonen , goederen , of oefening van hunnen Godsdienst. Tegen welke zij niets zouden voornemen te doen, maar alle moeijenisfe naar vermogen verhinderen. De Aartshertog en de Raad van State, deze Z 3 fmeek- i na C. G. Jaari5i7. tot 1552. ileligions  na C. G. JaariSi7' tot 1552 of Geloofsvrede ontworpen. !53 KERKELIJKE meekfchriften ontvangen hebbende, maakten een ontwerp van eenen Religions- of Geloofsvrede, waar in zij meenden, dat de Landfchappen genoegen zouden behooren te nemen. Dit ontwerp beftond uit dertig leden, welker voornaamften op dezen zin uitliepen: ,, Dat alle wederzijdfche beleedigingen, na „ de Gendfche Bevrediging voorgevallen, zouden „ gehouden worden als niet gefchied , en dat elk „ voortaan zijn gevoelen vrijelijk zou mogen bele,, ven. Dat de Roomfche Godsdienst in Holland „ en Zeeland wederom herfteld zou worden, mids „ zij, die het begeerden, in de groote fteden en „ dorpen niet minder dan honderd huisgezinnen „ fterk waren, in de kleinere het grootlte getal uit„ maakten. Dat den Onroomfchen op gelijken „ voet vrijheid van Godsdienstoefening gegund zal ,, worden, door gansch Nederland. Dat de Wet,, houders hier toe aan de eene en andere gezind„ heid bekwame plaatfen zouden aanwijzen, binnen ,, welke de Godsdienstoefeningen zouden moeten ,, gefchieden. Daar flechts eene Godsdienstoefening ,, gedoogd werd, zou men nogtans geen onderzoek ,, doen op iemands geloof. Die in eens anders „ Kerk kwam, zou geenen aanftoot mogen geven, en zich naar de gewoonte aldaar moeten fchik,, ken. De Onroomfchen zouden de Zondagen , „ Kersdag, de Apostelsdagen , die van Maria's,, boodfchap, Hemelvaart en Lichtmis, nevens die „ van het Sacrament, met het fluiten van winkels „ en het nalaten van handwerk en koopmanfchap, ,, vieren moeten. In het begeven van ambten zou men  GESCHIEDENIS. 359 „ men niet op de Geloofsgezindheid ; maar alleen ,, op de bekwaamheid der Perfonen hebben acht te „ geven. Eindelijk zouden er in elke ftad, nevens „ de Wethouders, jaarlijks vier perfonen van eer en „ aanzien gekozen worden, om onderzoek te doen „ op alle overtredingen dezer Geloofsvrede, op wier „ berigt, mits het ten minlte door drie hunner ge- teekend ware, de Magiftraat onverwijld regt zou moeten doen." Dit ontwerp van den Geloofsvrede, in elk gewest bekend geworden zijnde, fmaakte noch den Roomfchen noch den Onroomfchen. De eerfte wilden aan de anderen nergens in toegeven, en deze laatfte wilden zich nu niet genoegen, met buiten gevaar van ftraf te zijn, of zich in het verborgen te houden , maar zij fielden zich tegen de ftijfzinnige Magiftraten. In Henegouwen, daar men weinig Onroomfchen en integendeel vele gevlugte Geestelijken had, werd de Geloofsvrede verfoeid, als een proefftuk van goddeloosheid. Te Antwerpen weid hij aangenomen , en aan de Gereformeerden eenige plaatfen tot hunne Godsdienstoefening toegeliaan. De Staten van Utrecht wezen den Geloofsvrede van de hand, op het aanflaan van het Lid der Geestelijkheid. De Groninger Ommelanden daar tegen omhelsden hem; ook de ftad Leeuwarden, alwaar de Jakobijnenkerk den Hervormden werd ingeruimd. In Gelderland werd, onder begunltiging van den Stadhouder, Graaf jan van nassau , de Hervormde Godsdienst met geweld ingevoerd. Ook werd dezelve te Goes in Zeeland met vernietiging van het verdrag van voldoening gevestigd, Z 4 Ner- na C. G. Jaari5i7. :ot 1552.  na C. G Jaarisi7 tot 1552 Opfchud ding te Gend. Oor- iprong der Malcontenten 360 KERKELIJKE Nergens echter was de baldadigheid hooger gefe. gen dan te Gend. petrus dathenus , eertijds Monnik te Poperingcn, die reeds federt het jaar 1566 ■ in Zeeland gepredikt had, thans Leeraar te Gend, en met den titel van Raad van Hertog joan kazimir voorzien, voer hevig uit tegen het punt van den Gendfchen vrede, waar bij aan de Roomschgezinden vrijheid van Godsdienst werd toegedaan, hij fchold zelfs op den Prins van Oranje, die zich verklaard had, dat men geene verandering met wanorde maken moest, en die beweerde , dat men verpligt was, zijn woord te houden , en noemde hem te» mand, die God noch Godsdienst eerbiedigde. Men weigerde de Roomfche Bijgelovigheden langer te dulden. Papen en Geestelijke perfonen werden ui't de dad verjaagd, en hun een jaarlijksch inkomen toegelegd uit de Geestelijke goederen. Men doeg de handen aan de rijke Abdijen, kostelijkheden en kleinodiën der Kerken. Men verkocht het geestelijk huisraad, en keerde alles het onderde boven ; men brak Kerken en Kloosters af, verfmolt het koper en de klokken der Kerken, welken men tot gefchut vergoot, terwijl men de dad Gend verderkte cn zich van verfcheidene omliggende deden en plaatR-n meester maakte. Te Tpcren werden de woningen des Bisfchops en van eenige Kanunniken geplunderd. Hoogst euvel namen voornamelijk de Staten van Henegouwen en de overige Walfche Provinciën, die den Godsdienstvrede verworpen hadden, dit gedrag der Gentenaren op, en fpoedig kwam het tot de wapenen. De Walfchen droegen tot roem hunner Godsdiendigheid groote Paternosters, of gebedentellers  GESCHIEDENIS. 361 Iers om den hals, waarom zij bij de Gentenaars Paternostersknechten geheten werden, maar zij noemden zich zeiven Malcontenten, dat is, Misnoegden, en wilden, dat men den Roomfchen Godsdienst en de Geestelijken te Gend in hunnen eerften ftand en goederen zou herftellen, waar tegen de Gentenaars eischten, dat men het openbaar oefenen van den Gereformeerden Godsdienst door geheel Nederland zou bewilligen, dan zouden zij ook den Roomfchen weder inruimen. Dus ontftond er een binnenlandfche krijg, welke eindelijk ten gevolge had, dat de Walfche Provinciën zich met de Spaanfchen verzoenden en tot des Konings gehoorzaamheid wederkeerden. De bitterheid te Gend werd intusfchen zoo groot, dat men, den vierden October 1578, jakob hessels en jan visch, voor eenige maanden in een oproer gevangen, buiten de ftad, op den weg naar Kortryk, beiden aan eenen boom opknoopte, hessels was een Lid van den Raad der Beroerte geweest, en daarom in den algemeenen haat, wien , gelijk boven (*) verhaald is, de woorden naar de galg! naar de galg! gereed op de tong lagen, zoo dat zijne huisvrouw hem ééns te gemoet voerde: ^ gij hebt dat hangen altijd in den mond: hoede „ God, dat het u zeiven niet eens overkome!" jan visch, voor dezen Baljuw van Ingelmunjler, had zich in dat ambt ook fel tegen de Onroomfchen gedragen. Onder anderen wordt hem nagegeven , dat bij uit zeker pleit een' haat opgevat hebbende op eenea (*) Bladz. 278. Z 5 na C. G. jaar 1517. tot 1552. hessels en visch te Gend opgehangen.  aa C. G Jaari5i;> tot 1552 JUSTUS VELSIÜS. 36a KERKELIJKE . eenen hendrik de kreus van Codsfelde , denzet• ven, als ter zake van Ketterij en oproer, te Tperen ' in hechtenis deed nemen. Waar daar na hoorende, dat deze, een ftokoud en welhebbend man, vergif, fenis had bekomen, zond hij, als om zijnen ijver tot. den Roomfchen Godsdienst te toonen , uit eigen hoofde, op een' Zondag morgen, eenen Monnik met den beul in den Kerker, hem aanzeggende, dat hij fterven zou , eer des Bisfchops Mis geëindigd was. De gevangene zat te dier ure aan den ontbijt met eenige vrienden, gekomen om hem te bezoeken, en eischte ziening van het vonnis, zoekende nitftel, als die wist, dat zijn genadebrief onder weg was, welke ook 'sanderen daags kwam. Maar hij moest voort, en hing geworgd op de markt, als de Bisfchop en Baljuw uit de Kerk kwamen , zonder eenig ander blijk ter zijner bezwarenisfe, dan dat hij zijnen zoon had gehuisvest, die van den Hervormden Godsdienst was. Hij liet eene vrouw met zes kinderen achter, die mannelous, vaderloos, goedeloos, in armoede treurden, tot dat zij door den Gendfchen vrede weder aan het hunne raakten. In dit jaar 1578 onthield zich binnen Haarlem, Leyden, den Haag, en andere plaatfen in Holland, Doctor justus velsius , zich uitgevende voor eenen, van God gezonden, om de wereld te hervormen. Te dien einde deed hij eerst bedektelijk, daar na openlijk, eenige Predikatiën. Hij beloofde zijne leere met wonderwerken te bevestigen, onderftond ook, doch vergeefs, eenen blinde ziende , en een' kreupele gaande te maken; zeggende, toen het hem mislukte, dat het aan hun geloof fchortte. Aan de  GESCHIEDENIS. 36*3 de Staten van Heiland had hij, den achttien No-, vember des verleden jaars , zekeren Brief gefchre- . ven, beftralfende in denzelven alle menfchen wegens hunne nalatigheid en laatdunkendheid. Ook dorst hij hen voor weêrfpannigen en ongodsdienftigen over te halen, die wetten maakten in de zaken van den Godsdienst, daar zij geen' Godsdienst hadden; benuttende zijn fchrijven met deze woorden : „ Ik „ zeg het hun in der waarheid Gods, ja niet ik , „ maar de Heilige Geest Gods zelf, die in mij is, „ dat, indien zij van zulk een voornemen en laatdunkendheid niet ophouden, zij zich zeiven Gods ,, toorn op den hals zullen halen. . ." Te Leyden ging hij op zekeren dag in de Kerk op eene bank ftaan prediken, en kreeg vele Toehoorders , die hij tegen 's anderen daags uitftelde, om aldaar weder te prediken. De Magiftraat, dit verttaande, belastte, de Kerk dien dag gefloten te houden. Hem , ter gefielde uur naar de Kerk gaande, werd van eenigen aangezegd, dat z,ii gefloten was. Hij antwoordde : Voor mij zal zij niet gefloten zijn , als ik kom, en vorderde weg, van velen gevolgd. Komende omtrent de Kerk, kwam er een arbeider met eene lange ladder uit de deur, daar hij tegen indrong, gelijk ook eene menigte van volk , dat bij hem was. Dus predikte hij op dezelfde bank, hetwelk eenige eenvoudige menfchen voor mirakel hielden. Ook zeide hij, den volgenden dag ter zei ver plaatfe en ure weder te zullen leeren. Maar de Wethouders , beducht voor tweedragt onder de burgerij, deden hem voor den dag uit de ftad brengen. Hier ia C. G. aansi7. ot 155a.  364 KERKELIJKE na C. Jaarisi cot 155 Verklaring van Mr. WILLEM Alt- tus. 3, Hier over te onvrede, fchreef hij een' zeer heviger* 7- Brief aan den Magiftraat, denzelven fcheldende voor , erger dan Turken, die hij , ten dien dage , met hunne Satanifche valfche Leeraren, den Satan overgaf, om in het helfche vuur geftraft te worden. Onder den Brief Hond gefchreven : Des regtvaardigen Oordeelaars der Levenden en Dooden, jezus christus , wien alle magt gegeven is in Hemel en cp Aarde, geroepen dienaar, justus velsius Haganus. In het jaar 1579 gaf hij een Boekje uit, met dezen titel: Een feer fcheon en heerlijk Tractaetgen , begrijpende een vroeg- en avondtgebedt... met twee fchriften , om fich felven f onderfoeken. Het befluit van dit Boekje zeide : ,, Een iegelijk ,, zie toe, want mij verachtende en verwerpende , ,, (ik zeg het u bij de eeuwige waarheid Gods, ) „ zoo zal hij niet alleen in mij , maar ook mede in ,, den Heiligen Geest zondigen , met eene zonde , „ die nooit zal vergeven worden." Deze velsius was voorheen een tretfeiijic Geneesheer en Wijsgeer, die veel had gefchreven, en onder de geleerde mannen gefteld wordt, die uit den Haag oorfpronkelijk zijn. Maar hij was te dezen tijde zeer oud, en zoo eenigen meenden, door veel lezens, in zijn verftand en zinnen gekrenkt (*). Den vijfden Februarij 1579, deed Mr. willem artus, Raad des Prinfen van Oranje, zekere verklaring voor de Wethouders der ftad Mechelen, welke hij ook twaalf jaren te voren in den grooten Raad (*") büandt Bladz. 62Ï.629.  GESCHIEDENIS. $6$ Raad des Konings had gedaan, en welke aanmerkelijk was. Hij verklaarde, „ dat hij zich niet alleen had gewacht en onthouden, van zich on„ der eenige bijzondere fecte te begeven: maar ook ,, van zich te befmetten met haat, nijd, of partij,, fchap, om verfcheidenheid van bijzondere gevoe„ lens, vallende op het uitleggen der Heil. Schrif„ tuur, buiten het gemeen en vruchtbaar Christen,, geloof van onze zaligheid en verlosfing door den ,, dood van jezus christus , den Zoon van God, hetwelk door de liefde werkt, in de hope der „ opltanding en des eeuwigen levens. Voorts, dat „ hij aangaande de openbare politie, zoo wel van „ Religie, als van de wereldlijke bediening, zich ,, als gemeen perfoon , hebbende noch begeerende „ eenigen publieken last, altijd gefchikt had, en in „ het toekomende verftond te fchikken naar het,, gene, dat, (alle bevelen der boosheid uirgeflo„ ten,) openbaar was of zoude zijn ontvangen of „ toegelaten. En aangaande het nuk zijner con„ fcientie in het bijzonder, wilde hij rekenfehap ge,, ven voor Gods regt vaardig oordeel. Biddende „ hem in geene andere achting te houden, en zijne ,, verklaring in het goede te ontvangen, met betui„ ging van zich in de voorzeide Christelijke eenig„ heid, en burgerlijke gehoorzaamheid , te willen „ houden, verzoekende daar van befcheid, onder „ het zegel der ftad." Dit werd hem gegeven. Hij gaf ook een klein gefchrift aan den dag, met den titel: Vreedzaam advijs of berigt der Christelijke Religie en eenigheid derzelve. In dit fchrift wees hij na C. G. Jaan 517. tot 1552.  na C. G Jaari5i7 tot 1552. Unie van Utrecht gefloten. 36"6* KERKELIJKE hij aan : „ hoe alle opregte Christenen moesten „ overeenkomen in drie grondpunten of hoofdftuk- ken: in het geloof, in de liefde, in de hoop; „ maar aangaande de rest, rakende de opbouvving en volmaking der kennisfe van God, en deszelfs „ wil, was het niet noodig, dat zij allen overeen„ kwamen, en van een gevoelen waren , ja elk mogt en moest desaangaande volgen het getuige„ nis zijner confcientie, en het verftand hem van „ God gegeven. Want van elk zou geëischt wor,, den, naar dat hem veel of weinig gegeven was. „ Niettemin moest ieder zich benaarfiigen , om in „ kennis te wasfen, en in alle goede werken vrucht„ baar te zijn, verwachtende elk zijne volkomene „ volmaaktheid in het eeuwig leven (*)." Weinig weken te voren, den 8ften Januarij 1579, hadden de Walfche Provinciën; of die van Artois, Henegouwen en Douai, zich verbonden, om de Roomfche Religie, 'sKonings gehoorzaamheid, en den Gendfchen vrede te handhaven, maar den Religionsvrede te helpen weren. De Prins van Oranje, merkende, waar dit heen wilde, had daar tegen op eene andere verbindtenis doen werken , hoewel om redenen van Staat niet openlijk in zijn perfoon, maar zich bedienende van zijnen Broeder, Graaf jan van nassau, en bragt nu te wege , dat die van Gelderland en Zutphen, Holland en Zeeland, het Sticht van Utrecht, en de Frlefche Ommelanden tusfehen den Eems en de Lauwers, zich den tienden Ja- nu- (*) brandt Bladz. 629, 630.  GESCHIEDENIS. 367 nuarij dezes jaars 1579 te Utrecht nader verbonden, 1 én die vermaarde Unie of Vereeniging tekenden , . welke vervolgens als de grondflag van het Gemeenebest dér zeven vereenigde ( geünieerde ) Gewesten, want federt hebben zich nog andere gewesten , behalve de bovengenoemde, bij het verbond gevoegd , gehouden is geworden. Met betrekking tot den Godsdienst, luidde het XlIIde Artikel van dit verbond dus: „ Dat Holland en-'Zeeland zich in het ,, ftuk van den Godsdienst, nq^J^n goeddunken, „ zullen mogen gedragen. Doch de andere Provincien dezer Unie zullen zich mogen fchikken naar den Geloofsvrede, bij den Aartshertog mat„ thias en die van zijn Rade, bij advijs der algemeene Staten, alreeds ontworpen: of daarin zulke orde ftellen, als zij tot behoudenis der rust en„ welvaart van elke Provincie of Stad, en tot hand„ having der geregtigheden van Geestelijken en We„ rddiytpn dienltig vinden zullen , zonder hier in „ door eenige andere Provincie eenigzins gehinderd ,, te mogen worden; mids nogtans elk vrijheid van „ Godsdienst behoude, en men niemand, ter oor,, zake van den Godsdienst, achterhale of onderzee„ ke: gelijk reeds bij de Gendfche Bevrediging vast„ gefteld is." Over dit Artikel viel echter terftond eenige zwarigheid. Sommigen verftonden, dat men bij hetzelve verklaard had, niemand in het bondgenootfehap te willen ontvangen, dan die den Geloofsvrede, of ten minfte de twee Godsdienften , den Roomschkathoüjken en den Hervormden, zou toelaten: weshalve, tot nadere opheldering, op den eerften Februarij, werd vastgefteld : ,, dat men niet „ voor- ia C. G. 'aari5i7ot 1552.  358 KERKELIJKE GESCHIEDENIS. mC. G. Jaari5i7. tot 1552. „ voorhad, eenige Provinciën of Steden, die zich „ alleen aan den Roomfchen Godsdienst wilden hou* „ den en in welken het getal der Hervormden zoo ,, groot niet was, dat aldaar volgens den Geloofs„ vrede de Hervormde Godsdienst behoorde ge« ,, oefend te worden, van het Bondgenootfchap uit „ te fluiten; maar dezelve integendeel daar in te „ willen ontvangen; mids zij de punten van het» ,, zelve naarkwameA, en zich als goede Patriotten ,, gedroegen ^zrjnde de Wening niet, dat de eene „ Provincie ofjiaTTzich het bedrijf van de andere „ in het ftuk van den Godsdienst zal aantrekken." En hier mede zullen wij dit Hoofdftuk en dit Deel befluiten, dewijl van toen af de Hervormde Godsdienst in het Nederlandsch Gemeenebest zich gevestigd heeft, als de Godsdienst van den Staat, terwijl echter andere Gezindheden, alhoewel met meer of min naauwe bepalingen, vrijheid van Godsdienstoefening, en elk der ingezetenen volkomene en ongeftoorde vrijheid van Geloof hphhon kiijue» gc«;stv.«.