OVERYSSELSCH j^^, D 15 O I£ ^ BEHELZENDE MERKWAARDIGE, ZO CONSULTATOIRE ALS DECISOTRE ADVYSENEN SENTENTIEN, VAN VEELE VOORNAAME RECHTSGELEERDEN IN OVERYSSEL. ET EEN VERZAMELT, EN MET DE NODIGE REGISTERS VOORZIEN, DOOR Mu L. C H. STRUBBERG, DERDE DEEL. Tt C A M P E N, Ter Drukkerye van J. A. m CHALMOT. MDCCLXXXVI I;   111 REGISTER DER HOOFDSTOFFEN WAAR OVER DE CONSULTATIE N HANDELEN, BENEVENS DE NA AMEN DER HEEREN RECHTSGELEERDEN, DIE IN DEZELVE GEADVISKERDiHEBBEN. LXIII. CONSULTATIE. Confultatoir Advys, over de vraag; wanneer naamelyk een V;oogd Obligacien op naamen ftaande, aan zyne Pupillen toebehoorende, in eene Bank van Leening heeft verpand, en gemelde Voogd hier op koomt te failleeren; of als dan, zodaanige Onmondige Kinderen of derzeiver overgebleevene Voogd, in hunlieden naam bevoegd is, om van den Bankhouder alle zodaanige op naam ftaande verpandde Obligatien» te reclameeren en te rug te vorderen, bladz. i. A. N. Fabiüs, Dr. J. W. Racer, Dr. E. H. Potman, Dr. LXIV. C O N S U L T A T I E. Over het zelvde Onderwerp.bladz. 38. W. Crayvanger, Dr. Jo. Fred. Gobius, Junior. D, LXV. CONSULTATIE.. Over het zelvde Onderwerp, bladz. 42. R. v. Hamel, Dr. Joh. Schrassert, Dt. * a LXVL  *v REGISTER der HOOFDSTOFFEN LX VI. CONSULTATIE. Over het zelvde Onderwerp, bladz. 51. Nicolaus Bondt , Dr. Hendrik van Castrop , Dr. Jacob Klinkhamer, Dr. Francois Hovius, Dr. LXVIL CONSULTATIE, Confultatoir Advys over de Vraagen. (. Welk een graad van Pieferentie een Voogd wegens al het geen Pupillen by de adminifiratie van een Medevoogd benadeeld zyn, vaate Annotatien in den Boedel worden gevonden, welke ee melde Rekening gantfchelyk contradiceeren ? bladz. 424. J. A. de Mist, Dr. X C. CONSULTATIE. Over het recht van Collatie wegens het beroepen van een Pre dikarit te Haxbergen. P. Verstegen, Dr. Wilhelmus Tichlerus, Dr Everh. Brouwer , Dr. XCI. CONSULTATIE. In zaaken van Declaratie en Diminutie van Kosten, bladz. 449. R. Metelerkamp, Dr. XCII. CONSULTATIE. Over het recht van Collatie tot het beroepen van een Predikant in de Beulake. bladz. 458. A, van Muvden, Dr. OVERSf  Pag. i OVERYSSELSCH ADVYSBOEK, BEHELZENDE MERKWAARDIGE Z O CONSULTATOIRE als DECISOIRE ADVYSEN van VEELE VOORNAAME RECHTSGELEERDEN i n OVERYSSEL, LXIII. CONSULTATIE. Confultatoir Advys, over de Vraag; wanneer naamelyk een Voogd Obligatien op naamen ftaande, aan zyne Pupillen toebehoor ende, in eene Bank van Leening heeft verpand, en gemelde Voogd hier op koomt tefailjeeren; of alsdan, zodaanige Onmondige Kinderen of derzelver overgebkevenen Voogd, in hunlieder naam niet bevoegd is, om van den Bankhouder alle zodaanige op naam ftaande verpandde Obligatien, te reclameeren en te rug te vorderen ? Cafuspofitie. •|#&&! geweezen, doch nu op zyn verzoek gedimit% \ | teerde Secretaris der Stad Campen, weet in het * *|- jaar 1768 den Ontvanger Generaal Knuth , ***** als doen mede Burgermeester der Stad Campen, III. Deel. A al-  2 OVERYSSELSCH alhier B. gcnoemt, te permoveeren, om de Voogcye över de vier nagelaatene onmondige Kinderen van wylen den Predikant Rambonnet, volgens het daar o\ef door hem A. geprefenteerde Requeft te accepteeren, 01 der die tusfchen hun beide gemaakte mondelinge affpraake; waar van egter niets, noch in het Requeft, nochte anderszins by Gerichtelyke Aften geblykt: " dat hy de admini„ ftratie en het bewind der goederen alleen voeren, en „ den Heer Ontvanger B. daar van dechargeeren zou„ de ", zo als dien ten gevolge A. en B. by Refolutie van de Wel Ed. H. A. Magiftraat der Stad Campen, de dato den 8 April 1768, tot deeze Voogdye zyn aangefteld, en daar op de Voogdye by handtastinge hebben aangenomen, zonder dat noch van den eenen noch van den anderen door Hun Wel Ed. Hoog Achtb. eenige cautie of borgftelling is gevorderd. Ten gevolge van deeze mondelinge affpraak en belofte tusfchen A. en B.; dat, te weeten, hy A. alleen het bewind en adminiftratie voeren zoude; is het dan verders gebeurt , dat al hoewel beide wel in qualiteit van Voogden, eenige foiemneele Aften, als het oprichten van Magefcheiden en verdoelen van Intresfen, als die, van wylen den Heer Burgermeefter Roldanus, en de boedelsverdeeling van wylen den Heer Overlte Francois de Criniere , van wien voornoemde Kinderen by Teftament tot Erfgenaamen geftelt, en door aditie na zynen dood geworden zyn, de Heer A. de adminiftratie en maniance der Voogdye alleen heeft gevoerd , de toegedeelde effeften heeft overgenoomen, onder zich behouden, en alleen ontvangst en uitgaave heeft gedaan; waar in hy B. te minder zwaarigheid en bedenking voor hem zeiven en voor het welzyn der Onmondigen ftelde, en het ter goeder trouwe meende te mogen fteüen, daar eerflelyk hy Heer A. een publycq en refpeftabel Ampt bekleedde, als dat van het oud'te Secretariaat der Stad Campen, jaarlyks meer dan drie duizend Guldens rendeerende, en dies te aanmerkelyker voir iemand  ADVYSBOEIt. 3 mand als A, welke weduwenaar en kinderloos was; daar, •voor het tweede A., van zich zeiven en van zyn Vrouw redelyk bemiddeld geweest was; en voor het derde, aan zyn Wel Ed. door de Heeren der Magiftraat van Campen hunne Stadszaaken en affaires, en, inzonderheid mede Stadsgelden en vrye toegang tot een confiderabele party Obligatien, ten behoeve van eene der Stads Geestelyke Geflichten gedeponeert, tot aan zyn vertrek van Campen, zonder de minfte bedenking of borgtogt toebetrouwt wierden; zo wel als voor het vierde hyA, zedert den tyd dat oudfte Secretaris van Campen is geworden, tot aan zyn vertrek, door de refpeftiveHoogAchtb.Magiftraaten der Steden Deventer en Campen in eene confiderable adminiftratie van het Mastgeld wegens het Camper Diep jaarlyks verfcheiden duizenden ontvangst en uitgaave monteerende, aangefteld en gecontmueert is geworden, zonder dat zo min de Regeering van Campen als die van Deventer eenige cautie hebben gedeödereert; waar by nog kwam, dat de twee minderjaarige Jufferen Jacoba Sophia en FrancoisaRambonnet, thands beide ongeveer agtien of twintig jaaren oud, by den HeerA, op beiderzydfch verzoek of aggreatie en op bewilliging van B. in kost en huisvesting waren , aldaar de huishouding Waarnamen , en, tot aan het vertrek van haaren Neef, den Heer A, verbleeven zyn, zonder dat deeze wel minderjaarige, doch echter tot jaaren van volkomen ondericheid gekomen Jufferen, immermeer over kwaade vermoedens tegens de prodigaliteit of dilapidatie van deezen haaren Neef en aduiinifbatie voerende Voogd A, zich by den Heer B, die zy wisten, dat alle bewind aan A. geiaaten hadde, befwaart hebben. Terwyl al verder aan Heer B, by het meerderjaarig worden der twee onmondigen Lodewyk en Eltsaeeth Lucretm Rambonnet, wier effecten by A mede onder zich gehad en geadminiftreert heeft, noch foupl féni noch klagten over kwaade adminiftratie zyn voorgeko. men, maar hebben in tegendeel deeze twee op den n December 1773 hunne beide Voogden, en dus A. en B. te zaA 2 men,  4 OVERYSSELSCH men " voor goede adminiftratie en ontrichting hunner goe" deren bedankt. " Om niet te zeggen, dat de nauwe bloedverwantfchap van Neef, welke tusfchen A. en deeze onmondige Jufferen Rambonnet bleef fubüsteeren, geen vermoeden of achterdogt op de kwaade adminiftratie en direftie van hem A. in qualiteit van Voogd, byB. fcheen te dulden Dus heeft dan A. na de meerderjaarigheid van, en de ontrichting aan de twee voormelde Erven Rambonnet zvne mamance, bewind en direftie van en over alle de boedels effeéten, van de nog minderjaange Jacoba SophiaenFrancoisaRambonnet, beide (als gezegt; by hem Heer A in kost en huisvesting zynde, zonder de minfte argwaan'of kwaad vermoeden, noch van zyde der Regeerins van Campen , die van hem nog hun, volgens het met meer in ufu zynde Statuit van den 21 Febr. 1708, ook nimmer Rekening gevordert hebben; noch van zyde van Heer B. blyven continueeren tot in het jaar 1779; wanneer de Heer B. in eene zwaare ziekte gevallen zynde, eenis vermoeden over de toeftand deezer zaaken van hem Heer A heeft opgevat; zyn Ed. weinig dagen voor zyn vertrek hier over, by tusfchenpooüng van zyne ziekte heeft onderhouden, verzogt om opening van de fituatie en ftaat der Voogdye en effeften van dien; en daar op van hem A, zo ve»le mondelinge verzekeringen van het contrarie bekomen heeft, dat de vermoedens by hem heel zeer verminderden; voor al, daar hy A. aan hem Heer B. tyd, plaats en uur bepaalde, dat alles voor hem als Medevoogd zoude openleggen. ' -,, Dan, in ftede dat hy A. hier aan zoude voldoen, vertrekt dezelve juist daags voor die bepaalde zamenkomst, van Campen over Elburg naar Amfteldam, van waar hy Heer B. naderhand berigt ontving, dat hy A. aan tenen Koopman de Wit te Amfteldam een aanmerkelyke fomma opgenomen gelds fchutdig zynde, daar voor twee of drie iaaren geleeden, agt duizend zeven honderd Guldens Obligatien, ten onderpand gegeeven hadde; met een gevolg,  ADVYSBOEK. 5 dat hy A. voor zyn verfchuldigd Capitaal en Renten, te Amfteldam gearrefteert, en in Gyfeling was gefteld geworden ; in welke Gyfeling hy A. is verbleeven ter tyd toe dat dc Koopman de Wit , de agt ftuks verpandde Obligatien waar van 'er zes in blanco, en twee te zaamen ad drie duizend Guldens op naamen ftonden, te Amfteldam ingewonnen, en verkogt heeftwaar tegens B. die boven dien ,na aangewende devoircn geen berigt ontving, noch zekerheid bekomen konde, welke Obligatien aldaar waren, volgens sefchepte Advyfen geen oppofitie met hoope van fucces heeft kunnen maaken, immers niet met relatie tot de Obligatien in blanco, terwyl men boven dien zich vleide dat de Familie alles zoude redden. 'invoegen dan A. aldus van Campen, tegens de verzekering , van alle der onmondige effeÉten aan hem Heer B. des anderen daags te zullen vertoonen, vertrokken , en daar op een groot getal Schuldenaaren opgekomen, de boedel defolaat gevallen, daar over Curatoren aangefteld, en zyn Ed. van het Secretariaat, nader ontflagen zynde, zo addresfeert zich inmiddels de Heer B. by deeze Curatoren des boedels, en reclameert de eftecTien des boedels, voor °. dat alhier zouden moeten gelden die algemeene ftelregelen, dat Mobilia, waar onder zy de Obligatien zullen bevatten: " geen gevolg hebben. maar ,, de Bezitter daar in is gepraefereert; 2do. dat zy voor zich „ hebben het algemeen voorrecht, dat door geheel Neder„ land aan Bankhouderen gegeeven word; 3l!". dat zy ge„ noeg gedekt zyn door den Sfien art. der conditiën van „ verpagting; en eindelyk 4t0., dat zy allenthalven verfeeren „ in eene volmaakte goede trouwe "; zo zullen wy inzonderheid ons alhier moeten bezig houden met een onderzoek, in hoe verre deeze vier onderfcheidene middelen eenig voordeel aan deeze Bankhouderesfen, en dus nadeel aan de onmondige Jufferen Rambonnet zullen kunnen toevoegen. B 2 Wy  U OVERYSSELS C II Wy hebben dan, wel is waar, by onze Vaderlandfehe Rechtsgeleerden, en inzonderheid hy Ant. Mattheus in parcemia jtima n. i. gedoceerd gevonden , dat volgens de gewoonten van geheel ons Nederland de Meubilen geen gevolg hebben; in zo verre, gelyk Mattheus c. zich uitdrukt, ut non temere adverfus, tertium posfesforen eorum vindicationem dare voluerunt; cum jure Romano tam mobilum quam immobilium perfecutio adverfus quemcumque posfesforem detur. Ook willen wy niet ontveinzen, dat zulks inzonderheid by die Schryveren, welke Obligatien van dien aart en natuur als deeze, voor roerende panden houden, tegens wier gedagten wy ons alhier, voorbehoudens het gevoelen en verdediging der Onmondigen, op dit Ruk niet en verzetten , wordt overgebragt op dusdaane effecten, in zo verre datze door de bloote overgifte et voluntate creditoris, kunnen overdraagen , verpand, en onder verband gebragt worden ; zo dat een Crediteur, die dezelve in handen heeft, voor alle andere Crediteuren is gepraefereert, en een bloot verband, zonder overgifte, niet genoeg is; gelyk dit uit Ant. Mattheus en anderen, in het breede wordt aangedrongen by den Heer Schrassert, pract. obf. p. ï. obf. tt. adde Schomaker, conf. p. 3. conf. 31. a num. 8. usque ad finem et conf. 35. Dan omtrent den Regel of Spreekwoord: mobilia non habent fequelam, is het zelvde als omtrent alle diesgelyke Regels aan te merken, naamlyk dat zy het recht niet uitmaaken , maar dat dezelve, uit het gene men in rechten vindt waargenomen, zyn opgemaakt, L. i. ff. de R. J. zo dat derhalven het recht, 't welk in ieder Land of Provincie waargenomen wordt en verfchillend pleegt te zyn , de maat der uitgeftrektheid van dien regel in elk Land of Provincie moet te kennen geeven. En dan zal al aanftonds blyken, dat deeze regel, en de daar uit over te neemen gevolgen, in het geheel niet op deezen Cafus by mogelykheid kunnen quadreeren. Want in de eerfte plaats bedoelt die geheele Stelregel, zo wel als de leere der Rechtsgeleerden daaromtrent, niets anders dan deeze twee zaaken ;  ADVYSBOEK. 13 ken; eerflelyi, dat de eigendom van gereede of beweeglyke goederen, en dus mede van Obligatien, niet overgaat, dan door de daadelyke overgifte van dien, ,by den Eigenaar gedaan; en voor het tweede, dat geen verband hoe dugtig en gerichtelyk zulks door den Eigenaar mag verleeden worden, zo min alseenftilzwygendhypotheecq, het allerminfte voordeel kan geeven, wanneer die gene, welke het verband verkreegen heeft, die goederen niet en bezit, maar dezelve onder een ander, die daar op mede recht verkreegen heeft, zyn berustende; welke beide duidelyk vooronderftellen eene overgifte door of van wegen den daar in bewilligenden Eigenaar, en een gefchil tusfchen twee derden , daar beide daar op eenig recht van dien Eigenaar vermeenen te bezitten. Iets dat by geen moogelykheid met een geval als het onderhaavige, daar deeze roerende panden buiten kennis en weeten der Eigenaaren op eene heimelyke wyze verpand zyn, kan worden overgebragt, a diverfis enim nulla fit illatio. Moetende elk die de Obfervatie van den Heer Schrassert in zyn zaamenhang nagaat, en ftaan blyft by de energique woorden: modo tradüio eo animofa£ta probetur, in vergelyking met het geen Sande de aÜion. cesfion. cap. 2. n. 17. zegt, aanftonds overtuigd worden, dat Schrassert niet anders bedoelt heeft, dan dat tot de wettige verpanding van zulke Obligatien niet anders dan de overgifte. der Obligatie door den Eigenaar met een voldoend bewys, dat hy die verbinden wilde, vereifeht worden ; en hier mede is aan den voorzeiden Regel, ook plaats zullende hebben in deeze Provincie, naar vereifch van het gemeene nut voldaan. Terwyl iemant die zou willen ftellen, dat dezelve in deeze Provincie nog meer gevallen zou bevatten, zulks met de eigen wetten of gewoonten van ' dezelve zou moeten bewyzen: wyl, zo als gezegd is, de voorfchreeven regel geene wet is van den Souverain, maar eene Pareemie of Spreekwoord, bedoelende zekere byzondere gevallen, waar uit het is opgemaakt. En of nu wel deeze en gene byzondere Wetgeeveren B 3 tot  H OVERYSSELSCH tot een vermeend voordeel van hunnen Koophandel, of om andere redenen, dit naar het eigen getuigenis van Ant. Mattheus param. 7. n. 7. veel verder dan met de eigenaartige gronden van recht en betaamelykheid inftemd, hebben uitgebreid. Ja zclvs Groenewegen in zyn Traclaat de legibus abrog. ad §. 16. Inft. de Obligat. qua ex deliEto nafc. van oordeel is, dat een Leengebruiker of Commodatarius, en een Depofitarius of die genen, welken iets in bewaaringe is toebetrouwt, den eigendom van dit geleende of toebetrouwde aan een derde zoude kunnen overgeeven, zonder dat de Eigenaar zulks kan te rug eifcben, als met vergoeding van het daar op verftrekte; zo heeft nogthands tegens dit voorige de Heer Mattheus zich te recht verzet, en op het einde van die num. 7. met kragt van reden de onbillykheid deezer wetten en gewoonten (het geval van Institor of Winkelknegt, die naamens zynen Principaal en Koopman waaren aflevert, alleen uitgezondert) zeer duidelyk aangetoond, en teffens opgemerkt, dat die vreemde wetten en gewoonten althands geene uitbreiding hoe genaamd verdienen, noch by mogelykheid, op andere Landen, daar die niet zyn aangenomen, mogen worden uitgebreid; nu alle goede trouwe en het daar op rustend vertrouwen zo noodzaakelyk in de Menfchelyke Maatfchappye, wel ras het onderfte boven zou gekeert, en geheel verbannen worden , wanneer men eenen Eigenaar op zulk een wyze, tegens de duidelyke dispofitien van rechten et l. u. ff. de regulis juris, van zyn eigendommelyk goed konde verfteeken. En belangende het byzondere gevoelen van den Heer Groenewegen ad §. 16. Inft. de Obligat. qua ex delitt., buiten en behalven dat zulks niet en quadrcerd op een geval, als het ondeihivige, wanneer een Voogd de effecten van zyne Pupillen tot eigen behoef heeft verbonden, zo berust het dan nog op een geheel ontoepasfelyk en verouderd Statuit in het Saxifch Landr. lib. 2. art. 60. voorko. mende, en, volgens Carpzovius, willende, dat de eigendom  ADVYSBOEK. 15 dom en het bezit van het geleende en in bewaaring gegeeven goed, op den Depofitaris en Gebruikleener overgaan, 't welk by Carpz. definit. forens p. 2. conf. 26. definit. 5. uitdrukkelyk verworpen is, en dies te meer in deeze Landen , en inzonderheid in dit Overysfel af te keuren, nu wy niet alleen noch eigendom noch bezit aan een Commodatarius of Depofitarius toekennen, toto titulo onzer Landrechten p. 2. tit. 13. maar hier omtrent gewoon zyn het Roomfche Recht, waar toe onze Provinciaale Rechten zich zo dikwyls gedraagen, te volgen; om 'er niet by te voegen, het geen Mattheus par. 7. n. 7. over het niet uitbreiden van foortgelyke Hellingen te recht heeft aangetekent, adde van Leeuwen in eens. for. lib. 4. cap. 6. n. .6. et lib. 4. cap. 7. n. 15, 16, 17. welke laatfte het gevoelen van Groenewegen opzettelyk heeft wederlegt. Voor het tweede lyd die regel, dat Meübilen geen gevolg hebben, ook deeze voornaame, en alhier zeer applicabele uitzonderinge; wanneer die buiten weeten of tegens de zin des Eigenaars, op een meer of min verbodene wyze in handen van een derde zyn geraakt. Wyl in zulke gevallen het aan den Eigenaar vryftaat zyn goed van den Bezitter, zonder eenige vergoeding van prys of van het opgefchootene te rug te eifchen; Mattheus param. 7. n. 17. verfibus fecundo et tertio. En geen wonder, daar deeze uitzonderinge haaren grondflag heeft in die billyke gronden van Rechten, die niet toelaaten, dat iemant van zyn eigendom buiten zyn [chuld, bewilliging of medewerking mag worden beroofd, /. 11. ff. de reg. jur. Waarom de Hooge Raad van Holland in de maand April 1652 (volgens het aangetekende van den Heer Leeuwen in cenf. for. lib. 4. cap. 7. n. 17.) met verwerping van het gevoelen van den Heer Groenewegen by confirmatie van het Vonnis van den Hove van Holland verftaan hadde, dat eenen Theodoor van Campen , welke aan eene Geertrüit Buïs een merkelyk Capitaal opgefchoten, en daar voor, ter goeder trouwe, onderfcheidene Obligatien, Re- ci-  16 J OVERYSSELSCI-t cipisfen of Effecten, mede niet aan Thoonder deezcs houdende , doch haar door Johannes van Wyngaarden toebetrouwt, ten einde op dezelve te Leiden geld of renten te ontvangen, ten pand der minne ontvangen had, verpligt was aan Johannes van Wyngaarden, die deeze zyne ei-gendommelyke Obligatien te rug vorderde, die Effecten niet tegenftaande hy zich zeer fterk op zynen rechtmaatigen titul en goede trouwe beriep te moeten wedergeeven, hem niet anders dan zyn regres tegens Geertruid Buys voorbehoudende. Foor het derde, dat de ftelling, Meubilen hebben geen gevolg, noch zo veel te ommoogelykergelden kan, daar een Voogd even als de Heer A. op eene heimelyke en niet geoorloofde wyze, men gezwyge van buiten last of aucthorifatie van de Heeren der Magiftraat, deeze verpanding geheel en al tot eigen behoef heeft gedaan, en de Minderjaarigen , zo naar gemeene als inzonderheid mede naar onze Overysfelfche Rechten, in het Ruk van weder, opeifching van haare goederen, buiten kennisnecming van zaaken, en zonder Gerichts Decreet verkogt en goalieneert, zo zeer boven Meerderjaarigen zyn begunftigt, zo als boven reeds is getoond, adde Schrassert, conf. p. 4. conf 25. n. i^. Waar by voor het vierde ook wel te letten is, dat ook zelvs de wederrechtelyke extenfie van het fpreekwoord: mobïlia non habent fequelam; om nog eene andere byzondere en aan de verpanding van Obligatien alleen eigene reden in verpanding van Obligatien en Actiën, door overgaave van de Schuldbrieven gedaan wordende, geen plaats kan hebben; aangemerkt, dat wel, zo als reeds is getoond, volgens het Roomfche Recht, eene pandflelling van beweeglyke goederen, ook zelvs van Actiën en Crediten, door bloote bewilliging van den Eigenaar, zonder daadelyke overgaave van dezelve, kan gefchieden , zonder dat ook, ten aanzien van Obligatien , daar toe eene overgaave van den Schuldbrief wierd verdicht. L. 18. f- de pign. act. L. 4. C, quee res pign. Oblig. posf. vel non. gevolglyk, dat iemant eerst aan een an.  ADVYSBOEK. 17 ander eene Obligatie, zonder overgaave van den SchuldV brief, bloot door conventie hebbende verpand, en daar na eene tweede verpanding aan een derde, zelvs met overgaave van den Schuldbrief hebbende gedaan; hier door heC recht van ouder pandfchap en praeferentie van den eerften Crediteur, naar het Roomfche Recht niet wierd weggenomen. Dat echter zulks, zo ais gezegd, morihus hodiernit geen plaats hebbende, maar teffens de overgaave der mobile goederen wordende vereifcht; daar uit moest volgen, dat de verpanding van Obligatien hier onder Mobilia zullende gerekend worden, geheel zou zyn uitgeflooten; wyi de Obligatie en Actie, tanquam res incorporales, niet in iemands handen overgegeeven worden kan. Doch evenswei is uit het Roomfche Recht aangenomen, dat eene ter pand overgeeving van de cautio of Schuldbrief worde gehouden voor eene quafi pandgeeving van de Obligatie en Actie zeive, L. 20. ff. de pign. et fiypoth. dus by wege van wetduiding of fittio juris, diergelyke ook in andere gevallen in het Roomfche Recht voorkomen, als onder anderen, L. 1. c. de donat. zo dat de Eigenaar der Obligatie, door overgaave van den Schuldbrief, wordt geacht de Obligatie en Actie quafi te hebben overgegeeven, en dus verpand. Welke wetduiding niet kan werken anders, dan wanneer de Eigenaar de overgaave van den Schuldbrief tot zulk een einde heeft gedaan, of daar in bewilligt, even zo min als in het geval van de voorfchreven L. 1. C. de donat. wanneer iemant, die geen Eigenaar der aldaar gemelde Slaaven was geweest, de brieven van bewys van Eigendom der aldaar gemelde Slaaven hadde gefchonken en overgegeeven, daar door de Slaaven zelve te zyn gefchonken en overgegeeven , geacht zouden kunnen worden; 't welk zeer abfurd zoude zyn. Gevolglyk dat, in het Ruk van verpanding van Obligatien, waar van de Schuldbrieven ten dien einde door een ander, dan den Eigenaar, of zonder deszelvs wille, zyn overgegeeven, ontbreekt een het allerwezentlykfte requifyt van de voorfchreevene ook buiten dien III. Deel. C we-  i8 OVERYSSELSCH wederrechtelyke extenfie van het fpreekwoord mohilm non habent fequelam;- namentlyk de Obligatie en Actie, in den Schuldbrief gemeld, die om voorfchreven reden als dan niet kan geacht worden te zyn overgegeeven, waar van beneden nog iets meer zal worden gezegd. Grooter zwaarigheid fchynen in den eerften opflag de tweede en derde bedenkingen te hebben, dat volgens Groene, wegen ad l. 2. cod. de furtis et ad tit. C. fi aliena res pignori data. Voet ad tit. ff. de rei vindicat. §. 7. Schrassert Velav. cap. 6. art. 2. §. 8. pag. 108. Goris ad confuet. Vel. Land. tit. et loco. Wassenaar , pratt. judic. cap. 9. §. 4. Huber Hedend. Rechtsg. 2de boek cap. 50. n. 40. Heet fibi fit contrarius lib. 4. cap. 32. n. 15. de Bankhouders der refpective Banken van Leening het byzonder voorrecht binnen onze Vèreenigde Gewesten overal fchynen te hebben, datze beleende roerende Panden niet behoeven te rug te geeven, als na voldoening van het opgefchootene, benevens de Renten, fchoon het koomt te geblyken, dat die beleende goederen geftoolen zyn, en door den regten Eigenaar worden gereclameert; voorts, de conditiën van verpachting der Bank van Leeninge binnen de Stad Campen, art. 8. fpeciaal inhouden: ' de geftoolen beleende „ goederen, zullen aan den Eigenaar niet worden uitge„ reikt, als na gedaan bewys dat het zyne goederen zyn, „ en op fpeciaale ordonnantie van Schepenen en Raaden, „ na betaaling van het verftaageld; ten waare de Bankhou„ der geweeten hadde dat het geftoolen goed was, hoedaa„ nige geftoolen goederen, de Bankhouder als hem die „ voorkomen, zal moeten aanhouden, en daar van aan„ ftonds aan de Regeeringe kennis geeven. " Dan wy voor ons hebben na eene herhaalde gemoedelyke overweeging van al het geen voor en tegen was, niet gevonden, dat het een of ander de Bankhouderesfen van haare verplichting ontflaan kan, om die Obligatien aan de onmondige Jufferen Rambonnet of derzelver Momboir Heer B. zonder voldoening van het opgefehooten Capitaal en Renten te moeten restitueeren. Waar  ADVYSBOEK. 19 Waar toe wy vermeenen inzonderheid te kunnen die. nen: dat men alhier en in het vervolg van zaaken tegens deeze Jufferen Bankhouderesfen zeer nauwkeurig in het oog moet houden, dat, vermits de Onmondigen of derzel* ver Voogd, haare fustenue tot reclame deezer Obligatien zonder restitutie der Gelden of Renten ontegenzeggelyk gronden in de regelen van het jus commune, zulks de Eige-. naaren volgens ons voorig betoogde toeftaande, derhalven deeze Bankhouderesfen haare verweering, die in der. daad inhoud eene affirmative, datzy door het algemeen voorrecht der veroorloofde Bankhouderen in de Nederlanden, of fpeciaal door de conditiën der verpachting van de Bank van Leening der Stad Campen ontheven zyn, klaar en overtuigend zullen moeten bewyzen, dewyl Gedaagden, omtrent de affirmative middelen van verweering, niet van de voorrechten eener bloote ontkenning gaudeeren mogen, maar als dan tegens hun geld, reus excipiendo fit atlor, zo als aan een ieder uit de eerfte gronden van Rechten en Practyk over bekend is. Hier in nu zullen dezelve onzes bedunkens, door het aannaaien van het algemeen voorrecht der Bankhouderen in de Nederlanden, althands verre te kort fchieten. Want alle, die bedaardelyk de grondflellingen der aangehaalde Rechtsgeleerden, in vergelyking met al het geen over de noodzaakelykheid en niet ontbeerlyko nuttigheid der Banken van Leeningen, immer gedacht of gefchreeven is, overwoogen heeft, moet ons gereedelyk deeze drie zaaken toeftaan : De eene, dat de noodzaakelykheid , die flaatkundig daar in ligt, dat min vermoogende en geringe Lieden, die geen voldoende vaste onderpanden of andere hoewel beweeglyke zaaken bezitten, waar op de eene Medeburger aan de andere gewoon is, en veilig kan Geld te fchieten , op hunne eigentlyke gezegde roerende panden, van goud, zilver, kleederen, linnen, wollen en zoortgelyke zaaken, volgens de gemeene bevatting der Menfchen voor roerende panden bekend, in de uiterfle nood geld bekomen kunnen, de Hceren Wetgeeveren of C 2 O vei'-  oo OVERYSSELSCH Overheden by de introductie en toelaating der Banken van Leening al teffens heeft doen bedacht zyn, om die gene, welke zodaanige Banken van Leeningen oprechten, of van hun in pacht'namen, uit dat zelve oogpunt, quod necesfitas facit cesfare legem, voor fchaade , die zy niet voorzien noch verhoeden konden, te beveiligen. De andere, dat vermits de Banken van Leening uit hoofde dier bepaalde noodzaakelykheid, alleen maar zyn ingevoerd eneigenlyk toegelaaten worden tot beleening en verpanding van die goederen, welke men niet in een Rechtsgeleerden zin, maar naar de gewoone denkwyze der Menfchen onder roerende panden betrekt, derhalven de beveiliging door de Overheden in onze Vereenigde Gewesten volgens de algemeene leerftellingen der Rechtsgeleerden aan Bankhouderen toegeftaan, om geene beleende roerende panden, fchoon geftoolen, buiten betaaling van Geld of Rente te behoeven te rug te geeven, zich maar alleen bepaald, tot zodaanige eigentlyke gezegde roerende panden die volgens het algemeen denkbeeld, daar toe behooren ; en tot geene andere foort, fchoon naar de gedachten van zommige Rechtsgeleerden, onder die Clasfe mede betrokken, conf er in fimili Neostadium decis. fup. cur. Holl. 110. ver/u, verum Judices delega, ti pag. 242. De derde, dat de eenige beweegreden, waarom aan Bankhouders in navolging van oude Kleerkoopers en foortgelyke, naar de uitfpraak dier aangevoerde Rechtsgeleerden dit voorrecht tegens het gemeene Recht wordt toegeftaan, alleen daar in legt befloten, dat de Bankhouders en oude Kleerkoopers, by wien veelmaalen zo niet doorgaans door Vreemden, Onbekenden en Derden, diergelyke goederen ter beleening gebragt worden, onmogelyk aan de uiterlyke forme, gedaante en omftandigheden dier eigentlyke gezegde roerende panden, van goud, zilver, juweelen , kleederen , linnen , wollen , winkelwaaren, en wat meer van dit foort, zien kunnen, noch eenige zekere merktekenen ontdekken kunnen, die dezelve overtuigen mogen, dat die geftoolen of aan anderen ontvreemd zyn; z©  ADVYSBOEK. 21 zo hun niet van elders daar omtrent eenig bewys of onderrichting voorkoomt; waar door zy zekerlyk meermaalen groot nadeel zouden komen te lyden, daar zy die zeiven buiten gegronde fuspicie niet eens navraagen mogen, door of namens wie die roerende panden beleent worden, het geftoolene aan den Eigenaar zonder vergoeding van het op- fefchootene en renten van dien te moeten wedergeeven. :n dus zal hier van noodwendig het befluit afhangen, dat daar geene deezer drie zaaken het allerminfte ftrooken, met ééne beleening van Obligatien als de onderhaavige, alle op eene na, op naamenftaande, maar zich een handtastelyk onderfcheid tusfchen beide foorten voordoet; alzo geen Bank. houder aan eigentlyk gezegde roerende panden beflisfende merkteekenen kan ontdekken, dat de eigendom mooglyk aan een ander toebehoord, of niemand van eigenlyke roerende Panden bewyzen van eigendom in handen heeft, doch daar en tegens altoos van Obligatien, ten minften voor zo verre die niet in blanco zyn, bewyzen van eigendom , cesfien en overgiften gegeeven en vereifcht worden, zodaanig dat zo ras 'er die niet en zyn, een iegelyk aanftonds ontdekken en weeten kan, dat hyjure communi zelvs arg. I. 40. ff. de rebus creditis en voor een ieders denkbeeld, daar mede niet en is gedekt, maar op zyn hoede zyn moet om daar na te vraagen , /. n. ff. de Obligat. et att. I. 38. §. 17. de verb. obligat. en laatftelyk roerend? Panden de eigenlyke onderwerpen eener Bank van Leening uitmaaken, doch Obligatien, hoewel in een Rechtsgeleerden zin by veele onder mobilia betrokken, jure communi daar toe niet behooren: derhalven hierin voor de Bankhouderesfen geen voordeel rendeert, maar in tegendeel de klaare en duidelyke dispofiten van Rechten omtrent Obligatien, die niet in blanco of aan thoonder deezes houden, en de leere van Groenewegen over de Groot inl. tot de Holland. Rechtsg. 3de boek 5de deel. n. 7. willende: " maar als het „ Handfchrift niet ftaat aan houder des briefs, zo mag die „ gene, die het fchrift in handen heeft, zonder cesüe van c 3 „ ac-  22 OVERYSSELSCH „ actie of overdrachte het niet eifchen, al hadde hy ook „ zelve het Geld verftrekt, met dewelke de Schuld of het „ Handfchrift gemaakt is ", hier alle bedenking wegneemen. Te meer, daar men hier omtrent eens willende raadpleegen , de Liggers, Maandftaaten en Aantekeningboeken der onderfcheidene Bankhouderen, zo hier in de Provincie als elders, geene, immers zeer zeldzaams voorbeelden van beleeningen van Obligatien zal vinden, atqui quod femel aut bis fit, pratereunt legislatores, arg. I. lo.ff. de legibus. Hoewel , zo 'er al meer gevallen voorkomen, dezelve al evenswel niet zouden obfteeren, zo lange niet teffens door veelvuldige Gewysden was beweezen: " dat het aangetogene „ voorrecht der Bankhouderen mede op beleende Obligati„ en aan derden toebehoorende, relatie hadde." En of fchoon Zurk in Codice Batavo, voce Leening §. 3. ten opzichte van Holland al eens mag leeren, dat aldaar mede Obligatien in de Bank van Leening kunnen en mogen worden verzet, zo voegt hy 'er echter uitdrukkelyk by: " dat zulks „ mag gefchieden op perikel van den houder des Briefs "; en dus althands niet mag prajudiceeren aan de Eigenaaren der Obligatien, en vooral niet van nadeelige applicatie kan zyn ten opzigte van het effect, eener beleening der Obligatien, welke op naam van Crediteuren en niet in blanco of aan thoonder deezts houden, en door derden worden gereclameert; wyl dit alle de contrarie Gewysden zoude om ver werpen. Hier komt by, dat de Bankhouderen van Campen, van die aangetoogene Rechtsgeleerdheid geen gebruik maaken kunnen, zonder teffens zich te onderwerpen aan die bepaalingen en uitzonderingen, welke daar by teffens worden opgegeeven. Onder welke volgens het getuigenisfe van Hugo de Groot Inleid, tot de Holl. Rechtsg. 2de deel, cap. 3. §. 16. n. 13. en van Wassenaar Pratt. Ju.Mc. cap. 9. §. 4. mede gevolgd by E. van Zurk in Cod. Batavo, boven al behoord: " zo wanneer het aan den Bank» „ houder bedenkelyk moeste voorkomen, dat het met die „ ter beleening aangebooden goederen, niet wel gelee- » gen  ADVYSBOEK. 23 >» S"1 was. " Eene bepaaling die, onzes bedunkens, ontwyrrelbaar in deezen Cafus voorkomt, nu door den Heer A. of namens denzelven ter beleening zyn aangebooden, en door de Bankhouderesfen beleent diverfe Obligatien, alle op eene na ftaande op naamen, en wel op andere als die van den Heer A. en zyne Familie; nu een ieder kent en weet, dat tot het wettig bezit dier Obligatien buiten de Papieren der Obligatien, Transporten of bewyzen van eigendom vereifcht worden; nu zy gelegentheid hadden om zich hier op te mformeeren, wyl zy, volgens inhoud van haare verklaaringe, gedaan aan de Curatoren van den boedel van Heer A., wisten, wie dezelve beleenen wilde; nu de meenigte dier Obligatien, in vergelyking met het aanmerkelyk Capitaal, het geen hier op gevraagd wierde, haare bedenkinge moefte vermeerderen; en nu laatftelyk de buiten gewoonheid van zulk eene beleening gevoegd met de perfoneele omftandigheden en qualiteit van den Heer A. deeze fuspicien moesten vermeeningvuldigen; en haar, zo al niet propter dolum, immers propter latam calpam bloot ftellen aan de gevolgen van dit verzuim, uitloopende op een verlos van Capitaal en Rente, l 22. ff. de verb. fignif. I. 32 ff depofiti l. r. §. 5. in fine ff. de obligat. et action. Inzonderheid, daar zy Bankhouderesfen de buiten gewoone zwaarte der Renten, welke de Bank van Leening trekt, opweegende tegens de fecuriteit van het onderpand, zo de Obligatien aan A. toekwamen, en met de gemakkelykheid om daar op tegens drie of drie en een half percent uiterlyk, by particulieren, gelden te kunnen negotieeren, uit die omftandigheid alleen, zonder dat zy zo fcherpziende als Argus behoefden te zyn, konden opmaaken, dat het met deeze Obligatien niet zuiver toeging, nu hy A. dezelve anders aldaar niet en zoude beleenen, maar veel eerder by private Lieden geld zoeken. En laatftelyk, zo men al eens hier omtrent eenige bedenkingen nopens Obligatien, welke m blanco ftaan, en aan thoonder deezes houden, zoude kun nen maaken, om dat tot het wettig bezit of eigendom van dien  a4 OVERYSSELSCH dien niet anders, dan de posfesfie! en vertooning van het Inftrument zei ven, fchynt gedefidereert te worden, zo zullen echter de Bankhouderesfen nooit bewyzen of goedmaaken kunnen, dat dit voorrecht der Bankhouderen, zich mede tot de andere Obligatien, die op naam ftaan, zoude uitftrekken. Want de reden van dispariteit is daar in geleeen, dat niemand noch in Holland, noch in Friesland, noch ra Overysfel, door het bloote bezit van zulke Obligatien Eigenaar of wettige Bezitter is, maar dat daar toe Brieven van Eigendom, bewyzen of transporten vereifcht worden , gelyk ten opzichte van Holland en andere Landen in fortioribus , by Voet ad tit. ff. de folut. §. 7. ten reguarde van Friesland, by Hamerster over de Ordonnantie lib. i. tit. 8. art. 13. pag. 113 et 114. kan gezien worden: terwyl nopens Overysfel, de dagelykfche ondervinding ten genoegzaamen betooge verftrekt, loopt een iegelyk aanftonds in het oog, en bevestigt althands heel zeer, dat de Bankhouderesfen van Campen uit het eene niet tot het andere kunnen redeneeren, conf er. de Groot Jnl. tot de Holl. Rechtsgel. •$de boek, 5de deel, n. 7. Tobias Boel ad Loenii decis. Holl. cafu 5. et 98. edit. 1735. en vooral de beroemde Raadsheer van Bynkershoek quafi. jur. priv. lib. 2. cap. 11. verfufollicite autem cavendum. Kunnende haar tot dat tegengeftelde bewys al mede niet het allerminfte baaten, dat naar Stad. recht van Deventer p. 2. tit. 21. art. 13.: " een Schuldei. „ fcher die van zynen Schuldenaar eenige roerende panden l, in handen heeft, daar over prasferentie zal genieten ", en dat, onder deeze roerende Panden, by het nader Reglement , Obligatien nominatim zyn begreepen; dewyl dit Stad. recht zo wel als nader Reglement uitdru'kkelyk vooronderfteld: " dat die roerende panden of Obligatien van den , Schuldenaar zeiven waaren, en door deezen aan denCrediteur verbonden waren "; 't welk op deeze Cafus niet kan fluiten; maar alleen bewyst, dat de paramie: MeuUlen hebben geen gevolg, onder die hier voorensgeftelde bepaalingen, mede te Deventer geld. Maar, concerneerende de con-  ADVYSBÖEK. «5 conditiën van verpachting der Bank van Campen, hier uit zullen de Bankhouderesfen van Campen > naar ons gevoelen, niets tot desavantagie van de onmondige Jufferen Rambonnet kun* nen probeeren. Eerjielyk, nademaal in de geheele zamenhang der conditiën van verpachting, geen recenfie of optelling ge* fchied van die goederen, welke door de Bankhouderesfen mogen beleent worden; en dus notoir het agtfte artikel tot geen andere Panden uitbreiding toelaat, als alleen tot die gene» welke onder de gemeene benaaming van roerende Panden of Lombard Panden begreepen, en hier vooren uitgedrukt zyn. Teh tweeden, om dat of fchoon de woorden, goederen en panden 'ui die conditiën van verpachting, en inzonderheid in den agtften artikel voorkomende, wel eigentlyk generaale woorden, van een uitgebreidde bevatting zyn,. dezelve echter ratione fubjetti, waar van hier gehandeld wordt, geen andere meening kunnen hebben, als van die roerende Panden, waar voor de Bank van Leening eigentlyk gefchiktis, en niet van Obligatien, arg. I. 6. §. 2. ff. de jure patron. P. Voet in traft. de Statut, fecl. 7. cap. 1. n. 5. Vooral daar dit by conditiën van verpachting ingeroe^ pen voorrecht der Bankhouderen tegens de gemeene bèginfelen van Rechten, uit Staatkundige noodzaakelykheid overgenomen, althands geene uitbreiding permitteert, dan tot de gewoone foort van Lombardgoederen: " waar aan geen „ kenmerken nog'bewyzen van eigendom gehégt zyn, waar „ over geene navraage gefchieden kan of mag, en aan wel„ ker uiterlyke gedaante de Bankhouderen, geene uiterlyke „ tekenen van vermoeden kunnen ontdekken. "Arg. 1.14. ff. de legibus. adde Neostadium decis. 110. verficulo fupra laudato. Cui adde Bajard. ad Jul. Clarum in praxi Criminali lib. 5. §. furtum: in notis n. 117. ubi dicit, quod privilegiuni ^udceorum non haberet locum, fi verifimiliter fcire potuisfet> rem esfe alienam, quia tune istam restituere tenetur domino fine pretio. Ten derden, nademaal de Heeren van Campen, zo wanneer die gewilt hadden, dat Obligatien en Rentebrieven mede onder die goederen behooren zouden, welIII. Deel, D ke  20- OVERYSSELSCPÏ ke by den Bankhouder zouden mogen beleent worden , Hun Wel Ed. Hoog Achtb. even zo wel, als de Heeren van De. venter dit in de Conditiën van verpachting der Bank van Leening art. g. gedaan hebben, in die voorwaarden hebben genoemt, en van Obligatien en Rentebrieven zouden hebben gefprooken. Hoewel zo zulks al gefchied was, als des neen, dan nog daar mede in geenen deele zoude zyn beweezen, datze het voorrecht der Banken daar op mede wiL den toepasfen, wanneer de Bankhouderen geftoolen, ontvreemde , of aan andere in eigendom toebehoorende Obligatien by loutere achteloosheid en zonder zich top, den eigendom te informeeren, beleenden, en dus zo iets verrichten, dat de tgeheele Maatfchappye dagelykfch in gevaar Helde, om, ongeachtet de grootfte oplettenheid, zorge en waakzaamheid, door ontrouwe Dienstboden, verkwistende Kinderen, of even als in het geval by van Leeuwen voorkomende, door die gene, aan wien men Obligatien tot het inbeuren van Renten moet betrouwen, opeen allerjammerlykfte wyze tot den bedelzak gebragt te worden; het geen van het waaragtig belang van Staat, en van alle regelen van goede Staatkunde te verre af is, en van al te gevaarlyk gevolg zoude zyn, dan dat men immer zoude veronderftellen kunnen, dat eenige Overheden by eene verpachting van eene Bank van Leening, dit zouden beoogt hebben. Neen maar zou het dan nog altoos daar voor te houden zyn, dat die Hooge Overheden, welke even als die van Deventer toelaaten: " Obligatien en Rentebrieven in „. de Bank van Leening te verpanden ", zulks accordeeren, pofitis terminis habilibus, en mits zich de Bankhouderen " op den eigendom en wettig bezit des Beleeners in„ formeeren ", op gelyken voet als dit mede aan byzondere perfoonen zo wel binnen als buiten Deventer is geoorloofd ; en op gelyke wyze als volgens Zurk in Cod. Batavo voce Leening §. 3. dit aan de Bankhouderen in Holland op hun perikel mede is geoorloofd. Ten vierden, zo min als immermeer in die gedachten zoude kunnen vallen, dat ook dan,  ADVYSBOEK. *7 dan, wanneer Obligatien in de Bank van Leening verpand zyn, door die gene welke daar van geen Eigenaaren waren:" die „ voorrecht der Bankhouderesfen, by den Zften artikel der „ conditiën van verpachtinge ingevoert, zoude mogen te „ ftaade komen"; dan houden wy echter vast, dat zulks althands behoort bepaald te biyven, tot Obligatien en Wisfelbrieven of andere perfoneele Obligatien, welke aan Thoonder deezes houden , en tot gene andere; follicite enim cavendum est, zegt de Heer Bynkeshoek quafi. jur. prïv. lib. 2. cap. ii. pag. 30r. ne qua de cautionibus mnnine producentiscottceptis ,funt diÜa, transferamus, ad alias cautiones, vel inftru~ menta, qua certum creditorem non habent, het geen de Geleerde en Schranderen Raadsheer met een Gewysde van den 22 Juny 1720, en met een ander van den 8 Nov. 1725 aandringt', waar van de redenen op aangetoogene gronden berusten. Zodaanige Obligatien, welke niet aan Thoonder deezes houden, maar op Naamen ftaan, zyn op zich zeiven, en zonder wettig bewys van Erffenis of Transporten, even als Wisfelbrieven of andere Aften van dien zeiven aart, zonder Endosfement, bloote papierene Lighaamen, die aan die gene, welke dezelven blootelyk in handen hebben, geen het minfte recht geeven, maar alleen het voor den wetti* gen eigenaar voorbehouden. Wy zeggen bloote papierene Lighaamen; want hier is wel te letten, dat het Document, oneigenlyk Obligatie genoemd, niets anders is, dan het bewys der Obligatie en Actie: en dat, fchoon wel, zo als boven reeds gezegd is, nu zonder traditie van het goed zelve geene pandftelling van beweeglyke goederen by ons valide is, echter uit het Roomfche Recht is aangenomen, dat iemand door te pandgeeving van het Document, geacht worde de Obligatie en Actie zelve te pande quafi overgegeeven te hebben; nogthands die duiding of fittio juris, volgens de gezonde reden, niet van applicatie zyn kan, wanneer de Pandgeever geen Eigenaar der Obligatie en Actie is, om dat dezelve fteunt op de uitdrukkelyke of ftifzwygende wille van den Eigenaar, dat hy het daar voor D 2 houdt,  O V E R Y S S E L S C H houdt, dat hy daar door de Obligatie en Actie overgegeeven heeft, welke wille als het gantfche fundament der ficïio juris, in cas fubject echter ten eenenmaale ontbreekt en niet zonder de uiterfte abfurditeit, die ten eenenmaale van het nuttig oogmerk der Voorzeide juris ficïio zou afdwaalen, gefuppleerd kan worden: jura autem nonfingunt abfurda. Terwyl voorts dit doorgaans anders is gefteld in eene Obligatie houdende aan Thoonder deezes: om dat iemand, zulk eene Obligatie van zynen Debiteur ontvangende, zich zeiven doorgaans de Cafus en het nadeel van het faüum tertïi heeft te wyten, zonder dat gemeenlyk alsdan aan de fchuld van den Pandneemer iets te imputeeren bevonden zal worden. 'T is derhalven ontwyffelbaar, dat, ongeacht het gewoone voorrecht van de Bank van Leening, en ongeacht de Bank van Leening te Campen, ook des neen, voor verpandingen van Obligatien zoude zyngefchikt, echter hier ook, onder anderen, dit weezentlyk vereifchte ontbreekt> naamlyk dat het goed aan de Bank moet zyn overgegeeven: maar hier is de Obligatie en Actie niet overgegeeven, noch wordt, om voorzeide reden, door de gedaane overgaave van den Schuldbrieven, in rechte, voor overgegeeven gehouden. Dus wanneer de Bankhouder onvoorzichtig genoeg is, om op Obligatien, ftaande op Naamen, geld te fchieten, zonder te vooren zich op den titel van het bezit des Geldleeners en Verpanders te informeeren, begaat deeze de aldergrootfte flordigheid, die iemand by mooglykheid begaan konde, en die hy te vooren weet, dat hem fchaadelyk moet zyn, wanneer die gene, door wien of naamens wien, de geldleening verzogt wordt, geen Eigenaar is, waarom hy dan zich zeiven, en zyne onvoorzigtigheid heeft te wyten, dat hy dien genen heeft vertrouwt, welken hy wiste of weeten moeste geen Eigenaar te zyn, buiten productie van het bewys zynes titels , ziet in fortioribus p0ïfendorf de jure Nat. et Gentium, lib. 8. cap. 6. §. 19, in nota Barbeiracius n. 1. Welke pasfage, van het gebruikelyk Recht der Volkeren, een alïerfterkst bewys opIe-  ADVYSBOEK. 29 levert, dat abfoluit geene ficïio juris, om door bezit van den Schuldbrief eenig recht op de Obligatie te bekomen, werken kan, zonder bewilliging van den Crediteur; fchoon iemand ook jure belli en dus justo titulo den Schuldbrief in handen heeft gekreegen, en fchoon de Schuldenaar zy eene Neutraale Mogendheid of onder eene Neutraale Mogendheid gezeten. Waar by ook nog komt, dat by befchaafde Volkeren van Europa wordt waargenomen, dat Obligatien en Actiën, tanquam osfibus creditorum inhereerende, daar geacht worden te zyn, alwaar de Crediteur woont, en dat dezelve, noch eenig recht daar op, zonder zynen wille of rechtelyke middelen, van hem kunnen worden afgetrokken , fchoon ook de Schuldbrieven mogten zyn vermist , en zelvs in andere landen bevonden worden. Altoos echter in het oog houdende, het meergemelde effect des onderfcheids tusfchen Obligatien in Blanco en op Naamen ftaande. Dit alles is zodaanig bekend en gemeen, dat men dagelyks in openbaare nieuwspapieren tegens het vermisfen van zodaanige effecten met goed gevolg advertisfementen ziet doen; waaromtrent dagelyks aan de Lands Comptoiren aanhaalingen en interdiclien van voldoeningen van Renten voorvallen, waar van de uitwerking bekendelyk zo groot is, dat men niemand, hoe zorgvuldig anders zwaarigheid ziet maaken, zulke Effecten aan Schippers, Voerlieden en Posthouderen tot ontvangst van renten toe te betrouwen. Ten vyf den, wilde men dit voorrecht der Bankhouderen mede op Obligatien appliceeren, waarlyk men zoude als dan iets als een recht vooronderftellen, 't welk in veele gevallen, en byzonder dan, wanneer de Obligatien afhangen van andere Comptoiren of Schuldenaaren, als resforteeren onder die Stad of Provincie, waar onder de Bankhoude• ren, zulk eene onvoorzichtige beleeninge doende, woonen, en de beleeningen door Vreemden gedaan zyn, illuibir en vrugteloos zoude te maaken zyn. Ja zelvs het eigen meer gemelde Recht der Volkeren zou zulk een voorrecht der Bankhouderen-illufoir en vrugteloos moeten maa- D 3 ken '  30 OVERYSSELSCH ken, of zelvs illufoir en vrugteloos gemaakt moeten worden. Daar nogthands het een zo min als het andere met de wetgeevende voorzichtigheid is over een te brengen; waar van een voorbeeld wordt gevonden, by Simon van Leeuwen cenf. For. lib. 4. cap. 7. n. 17. te zien. Ten zesden, om dat wanneer Obligatien onder die goederen zouden behooren, waar op de Privilegiën der Banken van Leeninge toepasfelyk waren, als dan niemand anders en buiten die Banken op Obligatien, dat is met onderpand van Obligatien geld mogt fchieten, daar die Privilegiën bekentelyk zo verre gaan, dat niemant buiten den Bankhouder op zulke goederen die anders in de Banken gebragt worden, geld op Intresfe fchieten mag; men zie de Conditiën voor de Bank van Campen art. 7. En evens wel de beleeningen op Obligatien, of waar by Obligatien tot Panden der minne gegeeven worden, worden overal in 't openbaar gepractifeert, zelvs zodaanig, dat men aan hooge en mindere Rechtbanken de Capitaalen en Renten ziet opeifchen zonder dat;'er onzes weetens ooit door de Bankhouders prastenfie op gemaakt is, of iemand daar van eenige onwettigheid heeft gefustineert. En ten zevenden of laatften, die eigen bepaalinge, welke in den agtften artikel der Conditiën van verpachting over de Bank van Leening te Campen is voorgevallen, in verbis: " ten ware de Bankhouder gewee„ ten hadde, dat het geftoolen goed was ", opgevat en uitgelegd wordende pro fubflrata materia, alwaar de Bankhouderesfen niet alleen wisten, dat met de bloote productie dier Obligatien, den eigendom of het wettig bezit derzelve niet bewezen wierde, maar dat zy die gene alleen, voor Eigenaaren houden moesten, die aantoonden dat zy daar van justo titulo door Erfenis of Transport bezitters geworden waren; die voorts bekwaime gelegentheid hadden, zich op den eigendom van dien te informeeren, nu het geen geheim voor hun was, wie die beleende, maar zy volgens eigene confesfie aan Heeren Curatoren over den Boedel van A. daar van volkomen kennis droegen; niet anders kan uit-  ADVYSBOEK. 31 oitleeverea, dan dat zy niet fine lata culpa et crasfa negligentia hebben mogen of kunnen ignoreeren, dat A.\ daar van noch wettige Eigenaar noch wettige Bezitter was, en daarom aan een en dezelve gevolgen bloot ftaan even als of zy geweeten hadden, dat de Heer A. die effecten aan zyne Pupillen ontleent hadde. Het geen met het voorige en alle de omftandigheden der Cafus zamengenomen, als teffens de redenen zyn, waarom het aan ons voorkomt, dat geene expurgatoire ééde-leysting omtrent de onkunde, dat deeze effecten aan de onmondige Jufferen Rambonnet zouden toebehooren, de allerminfte aanmerking verdient. Naar die onlochenbaare ftellingen: imo. " dat geene Obligatien „ behooren tot de gewoone Clasfe dier roerende Panden, „ welke beleend worden. " 2do. De reden en beweegoorzaaken van het voorrecht aan de Bankhouderen hier en elders vergunt omtrent zulke effecten in het gemeen, inzonderheid omtrent Obligatien ftaande op Naamen, geheel en al ophouden. 3™. De Bankhouderesfen wisten , immers zy moesten weeten, dat iemand produceerende Obligatien of eigenlyk gezegd Brieven van die, op Naamen ftaande, door het bloote produceeren der Papieren, zonder verder bewys geen Eigenaar is, en dat hy zonder Eigenaar, of van wegen den Eigenaar daar toe gemagtigd te zyn, geene verpandinge door overgave van de Schuldbrieven noch anders, doen konde. 4/0. Dat zy den genen, die ze haar bragt, tot het produceeren van den titel hadden moeten houden en zich in allen gevalle daar over informeeren. yt0. En zulks zonder haar eigen fchaade en gevaar, en niet tot nadeel der rechte Eigenaaren, en nog minder tot totaale ruine van Onmondigen, hebben mogen nalaaten. 6:o. Te meer, daar zy weetende (hoewel zy het, in deezen, ook niet dan op haar gevaar en fchaade ignoreeren mogten) namens wie die effecten beleend wierden, zich daar op hadden behooren te informeeren. 7°. Voor al, daar de vier eerfie aangetoogene redenen haar daar toe adhorteerden, en hier eene verdecdigmg van dien aart geheel den pasaffnyden; en het eea  32 OVERYSSELS CH een ieder daar voor doet houden ; als of zy zich willens en weetens aan dit expost emergeerend gevaar hebben willen bloot Hellen, immers zich fubmitteeren aan de gevolgen eener onverhoopte reclame dier Papieren. Hier door wordt het daarom almede genoegzaam overtollig , om alhier over de vierde bedenking uit de goede trouwe ontleent, breedvoerig uit te weiden. Want is het zo, gelyk wy vertrouwen beweezen te hebben, dat de Bankhouderesfen van Campen tegens de Onmondigen zich niet van het voorrecht, haar in andere gevallen omtrent roerende Panden toegeftaan, in cas fubjeft zullen mogen bedienen; dan zyn dezelve volzeker onderworpen aan dat gene, het welke het gemeene Roomfche Recht in cas Keivindicatie voorfchryft; welk Roomfchrecht niet het allerminfte onderfcheid maakt, tusfchen een Bezitter ter goeder of ter kwaader trouwe, maar den eenen zo wel als anderen tot de te ruggaave van eenes anderen eigendommelyke goederen, by hem bezeten, even fterk verpligt, L. 16. C. de evift. I. 2. Cod. de furtis l. 23. Cod. de rei vindicat. Zo als hier van daan myne Heeren van den Hoogen Raade in Holland in April 1652 in het geval, by van Leeuwen aangehaald, op het voorgeeven van dien van Campen, welke op de Obligatien of effecten, aan Wyngaarden toebehoorende, ten verzoeke vanGeertruid Buys geld gefchooten hadde, geene reflexie hoe genaamd geflagen hebben. Zou men laatftelyk van zyde der Bankhouderesfen uit eene voorgewende billykheid en vertrouwen op de algemeene bewoordingen der Conditiën willen argumenteeren; wy voor ons begrypen al insgelyks, dat dit aan de Bankhouderesfen, welke door deeze beleening haar groot voordeel beoogt hebben, zo al ter goeder trouwe, (het geen wy hier zullen adfumeeren) immers alleronvoorzigtichst, achteloos en loshoofdig te werk gegaan, en zo iets verzuimt hebben, dat niemant, welke op Obligatien geld fchiet, zoude verzuimt en nagelaaten hebben, tegens niemant, en inzonderheid tegens Onmondigen, welke van haare eigendom-  A D V Y S B O E K» 33 dommelyke Obligatien, door den Voogd A. zonder titel en tegens rechten (om niets hards te zeggen) gedeposfideert zyn, die daar van geen helder of penning genooten hebben, of konden genieten, en die daar door in de uiterfte verlegentheid gebragt zyn , van geen nut of dienst zal zyn kunnen. Of fchoon in alle gevalle, geene fpeculative billikheden tegens klaare dispofitien van Rechten, deeze rei vindicatie a quorumque posfesfcre toelaatende, van vrugt zyn mogen; maar dat allenthalven, zo men de gronden en redenen van billykheid tegens malkanderen wilde opweegen, die gene, welke men met dubbeld recht voor de Onmondigen , by vervolg van zaaken, kan aanvoeren, verre de fchaale ten haaren voordeele zouden doen overflaan. Zy doch zyn Onmondigen en de Bankhouderesfen meerderjaarigen; deeze bec.ogen een confiderabel voordeel, en de Onmondigen zoeken alleen de onfchenbaare eigendom van het haare naar de gewoone fpreuke, kindergoed is ysdergoed, te recupreeren. De Bankhouderesfen zullen nimmer bondig bewyzen , dat het oorfponkelyke voorrecht der Bankhouderen Obligatien onder roerende Panden mede bedoelt. Voor de Onmondigen pleit het Landrecht en de Gemeene Rechten, „ allé doleuze of fraudeleuze alienatie of verpanding tot der onmondigen nadeel, voor nul en nietig verklaaren„ de. " De Bankhouderesfen waren niet bevoegt om eenige Obligatien te beleenen buiten informatie en bewys, dat de beleener Eigenaar was. De Onmondige kunnen altoos volgens de letter der Conditiën aantoonen, dat daar in van geene Obligatien wordt gefprooken, en dus de achtfle artikel, dier voorwaarden tegens de uitdrukkelyke L. 14. de legibus niet de una fpecie ad aliam mag worden overgebragt. De Bankhouderesfen hebben verzuimt dat gene te doen, het geen een iegelyk kent en weet tot de dugtigheid eener verpanding van Obligatien te behooren. De Onmondigen nebben niets verzuimt, en konden deezen Cafus niet te vooren koomen noch beletten. De Onmondigen zyn per' III. Deel. E fi'  34 OVERYSSELSCH fonae miferabileSi ten wiens voordeele by de minfte twyffeling, altoos moet gevonnist worden. De Bankhouderesfen ontleenen al haar recht uit de noodzaakelykheid; verzeeren in een geoorloofde Woekerhandel alleen tot bepaalde oogmerken ingevoert; en kunnen niet vorderen, dat haare voorrechten buiten de letter der voorwaarden van verpachting uitgebreid worden. En als de fustenue der Bankhouderesfen immermeer kan aangaan, was niemant meerder in ftaat om met de allerminfte gerustheid zyne Obligatien hoewel op Naamen ftaande, aan een derde welken hy die nu gerust kan toebetrouwen, tot het ontvangen van Renten mede te geeven ; ten zy hy weet, dat de perfoon voor die effecten rykelyk goed is. Ja ieder ftondt in zyn eigen huis voor liften en bedriegeryen zyner Dienstboden, bedorven, verleide, of verkwistende Kinderen bloot gefteld. Daalde fuccumbentie der Bankhouderesfen het vertrouwen zal bevestigen. Eindelyk, gaat het tegengeftelde gevoelen door, dan loopen de Kooplieden, ten reguarde van Wis. fels die niet op thoonder deezes houden , in veel gevallen het uiterfte gevaar. Daar , zo de Bankhouderesfen tot reftitutie buiten voldoening van opgefehooten gelden of renten verplicht worden, zy in het vervolg, voorzichtiger zullen te werk gaan; en haar regres tegens den Heer A. bewerken kunnen. Invoegen, om alle deezen volmondig hebben moeten advifeeren, dat de onmondige Jufferen Rambonnet, of haar Heer Voogd, ten vollen recht hebben, die Obligatien voor zo verre die op naamen ftaan, en niet in blanco of op thoonder deezes zyn uitgegeeven, van de Bankhouderesfen te Campen te vindiceeren, en~te reclameeren; alles voorbehoudens aan dezelve haar wel hebbend recht tegens den Heer A. Want of fchoon de verpanding der Obligatien met relatie tot de Onmondigen niet beftaan kan, maar alle recht van Hypotheek by bewys des eigendoms van de Onmondi. gen vervalt; zo blyft dien onvermindert de Heer A. haar Debiteur, welken zy per legitimos juris tramites tot voldoe-  ADVYSBOEK. 35 doening van het opgefchootene met de verlopene renten kunnen aanfpreeken per. not. Hoe nu de Heer B. als Momboir, zich volgens inhoud der tweede vraag, zo omtrent het praepareeren als inftitueeren deezer Actie het voorzichtigfte, in omftandigheden van zaaken als deeze, gedvaagen zal; daar omtrent komt ons best en veiligst voor: dat de Heer B. om zich uit hoofde van den onzekeren uitfiag van alle pleitgedingen, hoe zeker die ons toefchynen, voor alle kosten der proceduure te dekken, welke wel eens in andere gevallen en omftandigheden by verlos der zaake, tot laste der Voogden, van geene preeallabele au&orifatie voorzien, gebragt worden, de quibus cafibus vide, Voet ad tit. ff. de contrar. tutela et utili attione §. 4. het voorzichtigfte doen zal, om, bevoorens iets te onderneemen, zich by Requefte aan de Wel Edele Hoog Achtbaare Magiftraat van Campen te adresfeeren ; daar by in het breedere te kennen geevende: " dat hy op verfcheidene mondelinge Advyzen, in die gedag„ ten gekomen zynde, dat hy naamens de Onmondigen „ recht hadde, om die Obligatien welke in de Bank van „ Lceninge door den Heer A. als Medevoogd buiten zyn „ weeten op eene heimelyke, onverwachte, en ongehoorde „ wyze, verpand waren, en in Hollandfche, Friefche, „ Oostvriefche en Provinciaale Obligatien beftonden , voor „ zo verre te vindiceeren en te reclameeren, als dezelve „ niet aan thoonder deezes of in blanco hielden, maar op naamen uitgegeeven waren, over zulks te raade gewor- den was, het Advys van eenige kundige Provinciaale én „ andere Rechtsgeleerden in te winnen: dat deeze hem in „ zyne qualiteit alle hebbende geadvifeert., dat de Bank„ houderesfen verplicht waren, die Obligatien, zonder „ reftitutie van opgefchoten gelden, of renten te geeven, „ hy overzulks verzogte, dat hy tot aanleggen en volvoe„ ren dier proceduure op naam der Minderjaarigen by Hun „ Wel Ed,. Hoog Achtbaare mogtc worden geau&orifeert ". By welke Requefte de Heer B., zulks goed of raadzaam E 2 ach-  36 OVERYSSELS C H achtende, de Advyzen zeiven kan appliceeren. Terwyl dezelven, na bekomen auftorifatie, best doen zal om de Bankhouderesfen by praaallabele infinuatie tot de vrywillige overgaave dier Obligatien te interpelleeren; doende in cas van verweigering ten gevolge der alhier namens de Onmondigen te onderneemen rei •uindicatio en reipeélive (naamlyk ten aanzien der twee a drie aan de Onmondigen in pandfchap behoorende Obligatien) pignorum vindicatie'of aStio quafi Serviana vel hypothecaria en reclame ? in fubflantie Concludeeren: " dat de Bankhouderesfen of Verweer. „ deren zullen worden gecondemneert, om alle die door „ den Heer A. in de Bank van Leeninge verpande Hol„ landfche, Friefche, Oostvriefche en Provinciaale Obli„ gatien, hier vooren breeder omfchreeven en gelpecin*. „ ceert, ter fumma van vyftien duizend agt honderd gul„ dens, immers en ten minften voor zo verre die niet in ,, blanco ftaan, noch aan thoonder deezes houden, aan den „ Heer Aanlegger in zyne qualiteit te moeten extradeeren ,, en overgeeven, en dit wel met de renten van dien, voor ,, zo verre die by Verweerderen daar op mogten gebéurd „ ofte anderszins ten agteren zyn, alles zonder eenige res„ titutie van al dat gene de Verweerderen daar op mogten „ verftrekt hebben, en aan verloopen interesfen praïten,, deeren, met ook Condemnatie van de Verweerderen in „ alle de koflen deezer proceduure ". Terwyl men vervolgens aan de voorzichtigheid van den Heer B. recommandeert, om deezen Eifch aanvankelyk en voornaamentlyk door applicatie en overgaave der Magefcheiden, en verdere legaale bewyzen van eigendom het dominium aan zyde der Onmondigen, dat een rei vindicant ontegenzeggelyk verplicht is, en respeclive het dominium aan zyden der Pandgeeveren van de gemelde twee a drie Obligatien enz. allerklaarst te bewyzen, en voorts deezen Eifch zodaanig te inftitueeren, als tot wegneeming van alle ombrage, nopens het alhier geheel inapplicabel privilegie der Bankhouderen nodig, nuttig en dienftig zal vinden; terwyl  ADVYS BOEK. 37 wyl wy al verder om diverze redenen en motiven, inzonderheid van die gene, welke by het tweede lid der vraage worden opgegeeven, niet vreemd zyn zouden, den Heer B. te advifeeren: " om by het verzoek van auftorifatie tef„ fens het daar heenen te dirigeeren, dat in deezen een „ korte extraordinaire fchriftelyke manier van procedee„ ren aan beide Parthyen voorgefchreeven, en by refolu„ tie door de Magiftraat van Campen hinc inde gscommuni,, ceert wierde "; welk remedium extraordinarium hier nog meerder aan te dringen .is, uit hoofde dat, zo al niet de Decifie, immers de Explicatie van den boedel van de Heer A. na den uitllag deezer zaake zal moeten wagten. Voords " dat Schepenen en Raaden geliefden te verftaan, „ dat in deezen byzonderen gevalle, en buiten eenige Con„ fequentie in het vervolg, dit Proces aan onpartydige „ Rechtsgeleerden buiten de Stad mogte worden verzon„ den, om daar in op'naam van Hun Wel Ed. H. A. het „ vonnis te vellen. Op gelyke wyze als dit meermaalen, „ om zulke en foortgelyke redenen, by Magiftraaten, wel,, ke geen Advyfen behoeven, noch gewoon zyn , in te nee„ men, wordt geaccordeert ". En onder anderen voor ongeveer twintig jaaren by de Wel Ed. Hoog Achtb. Magiftraat der Stad Deventer in zaaken van praeferentie over den defolaaten boedel van de Bankhouderfe du Maire mede is begreepen. Aldus by ons ondergetekenden (Jalvo meliori judicio) geadvifeert binnen Zwol, Oldenzaal, en Deventer den 16, 17 en 20 Sept. 1780. A. N. Fabius, Dr. J. W. Racer, Dn. E. H. Putman, Dr. E 3 LXIV.  38 OVERYSSELSCH LXIV. CONSULTATIE. Over het zelvde Onderwerp. Gezien by ons ondergefchreeve Advocaaten 's Hofs van Utrecht, zeker Copye Advys Confultatoir, volgens informatie gegeeven binnen Zwol, Oldenzaal en Deventer, den 16, 17 en 20 September 1780. door de Heeren Fabius, Racer en Putman ; gezien mede de daar by voorgeftelde Cafus Pofitie, beroerende het door den ge weezen Secretaris Mr. A. in de Bank van Leening der Stad Campen verpande vier Obligatien, competeerende zyne Pupillen Jacoba Sophia en Francoisa Rambonnet. En gelet op de tweeërleye vraagpunten daar by gefield; zouden wy ondergefchreevene van gedagten zyn; Dat by het zelve Advys te recht is geremarqueerd, en gedetailleerd; dat het in 't algemeen rechtens en zeker zyn moet, dat een Eigenaar- zyn eigen goed , hem buiten zyn weeten of toedoen ontvreemd, mag vindiceeren, waar dat hy het vindt. Dat dit voor al plaats moet grypen ten aanzien van Obligatien en Rentebrieven; byzonder wanneer die zyn op naam, en niet in blanco, of aan thoonder houden; vermits de eigendom van eerstgemelde (ook al is het dat in andere opzichten Obligatien onder meubil goed gerekend wordenj niet geconfidereerd word overtegaan zonder wettig transport. Dat ook even daarom niemant dan die door wettig transport Eigenaar derzelve geworden is, die kan verpanden; en nog veel minder een Voogd de Obligatien van zyn Pupil tot zyn privatif voordeel beleenen. Zulks ieder, en byzonder een Pupil, het Recht heeft om, zodaanige Obligatien van den Rentgever, onder wien dezelven zyn verpand, te reclameeren; zonder dat die Geldgever daar op eenig recht van verband of preferentie km fustineeren. Dat dit ook plaats moet hebben, al is het, dat die Obligatien zyn verpand in de Bank van Leening der Stad Campen. Dat de Bankhouder zich daar tegen niet vermag  ADVYSBOEK. 39 mag te beroepen op zyn Privilegie: " als of naamelyk zelv „ geen geftoole goederen zouden behoeven te worden ge„ restitueerd zonder betaaling van daar op genegotieerde „ Gelderen met de Renten ". Niet alleen, om dat in het generaal volgens her. gewoone gebruik der woorden onder roerende Panden niet wel Obligatien en Rentebrieven met relatie tot Banken van Leening kunnen begreepen worden; maar ook, om dat 'er geen reden zoude zyn uit te denken, waarom Banken van Leening zodaanig een tegen alle recht en biliykheid ftrydend Privilegie zouden genieten, dat zy met effect zelv geftoole Obligatien zouden mogen beleenen; en dat zelv de zodaanigen, welken op naam ftaan, waar van de eigendom niet anders overgaat, dan by transport; en waar omtrent dus aan de geldfchieters Raat, indien zy zich voor fchaade willen wagten,'te onderzoeken, of de Beleener de rechte Eigenaar zy, dan niet. Dat zodaanig een abfurd recht van een Bank van Leening te minder imaginabel is, ,om den invloed die het hebben zoude op-de bezittingen zo wel van Meerderjaarigen, als wel byzonder van Minderjaarigen, voor welker Interesfe alle rechten met zo veel omzichtigheid zorg komen te draagen. Want niet alleenzouden, dus doende, Obligatien, ook zelvs die op naam ftaan (en waar omtrent men dus zoude meenen al vry zeker te zyn) door Schippers, Bodens, Domestyken en anderen, die tot den ontvangst der Renten worden geëmployeerd, met effect: in een Bank van Leening kunnen worden verpand; maar zouden ook daar door Onmondigen aan 't grootfte gevaar-zyn bloot gefteld, om niet tegenftaande hun Capitaal vry zeker in 's Lands Obligatien was bezorgd, evenwel door hun Voogden te kunnen worden geruineerd; daar deezen wel die Obligatien niet zouden kunnen veralieneeren, of by particuliere perfoonen beleenen; maar nogthands in een Bank van Leening , even als een Ruk zilver met effect verpanden, en met het geld het hazepad kiezen; zo als dit alles in fubflantie by dat zelve Advys in het breede is gedetailleerd, en met rechtsgronden bevestigd. By  4o O VERYSSELSCH By . t« ar. ff. de pisnorat. att. L. 4. Cod. qua res pignori L.. 10' ff de pignorib. et hypoth. dewyl het uit die wetten zei. ven klaarblykelyk is, dat zulks alleen verftaan moet worden van zodaanige nomina, of cautiones, qua funt ipjtus dehitnri<' 't welk dus tot nomina et cautiones alterius, waar uit aan de verpander geen Recht of Aftie competeert, nimmer kan geëxtendeerd worden; nademaal het dit bygevoegd recht of aftie alleen is, en niet het inftrument, 't welk daar van alleen ten biyke dient, welke het pignus uitm-akt en dus de verpanding van waarde zoude moeten maaken By al het welke nu nog komt, dat ook de reden waarom aan de Bankhouders vergund is, dat dezelven met verplicht zouden zyn te inquireeren, of de genen, die aan hun iets ter beleening aanbiedt, daar van wettige Eigenaar is; van dien aart is, dat dezelve geenzints op de beleeningen of verpandingen van zodaanige Obligatien, als waar over ten deezen Susestie! is, toepasfelyk kan of behoord te worden gemaakt. Want, gelyk het aan den eenen kant. zeker is, dat ue Banken van Leening of Lombaarden, zyn ingevoert tot gerief van de Burgery, en zelvs meerendeels tot genet van tU kleine Gemeente; welke men de occafie heeft gemeend te moeten verfchaffen, om zich door het verpanden van eenig ftuk huisraad, kleeding of ander meubel goed, uit Welver presfante nood te redden , en daarom ook tot faSteering van zodaanigen handel heeft moeten worden geftatueerd, dat de Bankhouders aan geen reclame onderhevig zouden zyn, wanneer ter goeder trouwe hun geld verftrekt hadden op zodaanige panden, welken in derzelver mterlvke vertooning geen kenmerken van eigendom dragen, en van welke dus de Houder kan en mag worden geprasfuraeerd Eigenaar te zyn; terwyl in allen gevalle het bewys van eigendom omtrent zulke Goederen is van eene zeer difficile ö H 2 Pr°-  6o OVERYSSELSCH probatie; zo moet het dan ook daar tegen aan den anderen kant vast ftaan, dat het zelve voorrecht niet kan of behoort te worden geëxtendeerd , of betrekkelyk te worden gemaakt, tot zodaanige goederen, als zyn Obligatien en andere jura et aüiones, omtrent welken de Bezitter altoos in ftaat kan zyn, zyn Recht van Eigendom en dispofitie te bewyzen; wanneer hy inderdaad wettige Eigenaar daar van is, dewyl ten dien opzichte geenzins die zelvde grond of reien plaats heeft, welke de Souverainen en Wetgeevers heeft doen refolveeren, om aan de Lombaard-of Bankhouders met relatie tot roerende Goederen, als meubilen kleederen, goud, zilver , juweelen, en wat dies meer is1' zodaanigen exemptie van het gemeene recht te vergunnen • nademaal zodaanige extenfive interpretatie niet alleen tegens den aart der zaake is ftrydende, maar ook, buiten alle noodzaak, een wyde deur voor allerlei bedriegeryen zoude open zetten, als waar door zo aan Voogden als andere Adminiftrateurs van eens anders effecten; ja zelvs ook aan die genen, die dezelve hadden geftoolen, het vermoogen zoude zyn geaccordeerd, om de Eigenaars van derzelver wettig verkreegen en fteeds geconferveerden eigendom op eene bedrieglyke wyze te ontzetten. Terwyl de Ondergeteekenden eindelyk nog ten benuiteten opzichte van het geval by de Cafus-pofitie vermeld moeten remarqueeren, dat de Bankhouderesfen der Stad' Campen zich in deezen te minder befwaard kunnen rekenen wanneer men haar het Recht ontzegt, om de door haar aan Mr. A. verftrekte penningen tegen de reftitutie der quafi. te pand gegeevene Obligatien te kunnen ei fchen; om redenen: ' dat zelvs naar Rechten, het gemel „ de voorrecht der Bank- en Tafel-houders uitdrukkelyk „ word bepaald aan die mids; dat het aan hen niet „ kennelyk, of uit groote rede bedenkelyk geweest zy „ dat het goed aan anderen toekwam "; als moetende zy m dat geval, dat het zelve hun kennelyk of bedenkelyk geweest is, het gemeene Recht gebruiken, en alzo tot de res.  ADVYSBOEK. 61 restitutie van het aan hun te pand gegeeven goed gehouden zyn, zonder de te ruggeeving van de by hen uitgefchoten penningen te kunnen bekomen; zo als te zien is by H. de Groot Inleid. IJ. Boek. 3. deel. §. 6 en Wassenaar in zyn Praktyk jfudicieel Lap. 9. §. 4. maar nu is het 'er zo verre af, dat de Bankhouderesfen te Campen in dit geval zouden kunnen worden gezegd in de goede trouw geverfeerd te hebben, of de behoorlyke precautien aan haaren kant te hebben gebruikt, dit het haar integendeel niet alleen de uiterfte bedenking heeft moeten baaren; dat in een Bank van Leening, meest al ten geryve van geringen in re angusta verfeerende lieden, en tot verpanding van eigentlyk gezegde mobilia, en zaaken van weinig waarde en gewigt, zo een aanmerkelyk Capitaal van Obligatien, waar van de beleening tegens eene modique en ordinaire Interest dagelyks konde gefchieden , tegen den enormen Interest van een per cent 's maands ingebragt wierden; maar zy hebben het ook zich zeiven te imputeeren; dat zy, weetende of immers moetende weeten, 'dat het recht uit zodaanige Obligatien aan niemand anders toebehoorende, dan aan hem, die daar in genoemd was; of aan welken het recht tot dezelve door eenen wettigen tytel van erfenis, of transport was overgegaan ; ten tyde wanneer dezelven ter beleening aan hen wierden aangebooden, van den aanbieder niet hebben gerequireerd behoorlyke bewyzen; waar uit van den overgang des eigendoms op hem, en dus van deszelvs recht om dezelve te pande te geeven, genoegzaam konde confteereu, in welken gevalle de onbevoegdheid van Mr. A. om dezelve in haare Bank van Leening te brengen , en daar op geld te vraagen, ten klaarften zoude hebben moeten blyken, terwyl haar negligentie om hier op geen behoorlyk onderzoek te doen, haar niet kan bevoordeelen , en niet behoord te ftrekken tot preejuditie van de Eigenaars der Obligatien; die anderzins, door eens anders moetwillig verzuim tegens alle reden en billykheid, in fchaade zouden worden gewikkeld. H 3 AI-  62 . OVERYSSELS C li Aldus,i falvo meliori, geadvifeerd te Amfteldam, den 12 Juny 1781. ' Nicolaus Bondt, Dr. Hendrik van Castrop, Dr Jacob Klinkhamer, Dr. Francois Hovius, Dr. LXVII. CONSULTATIE. Confultatoir Advys over de Praagen T. mik een graad van Preferentie een Voogd wegens al het geen Pupillen by de adminiftratie van een Medevoogd bcna deeld zyn, op deszelvs boedel heeft ? 6 2. Of de Heeren van de Magijlraat der Steden Deventer en Campen, fchoon geen fpeciaale cautie hebbende op de eoede ren hunner Adminiftrateuren van het Mastgeld, noAand\ het zelvde voorrecht als de Provincie tenaanziXnde Ontvangers competeerd; immers zich de Privilegia mino rennitatis kunnen toeeigenen? 3. Welke Schulden buiten en boven gevestigd Capitaal en drie lTdnenfmUn' n em Inf0lymU A. Mr. A., en B of de Hoog Welg. Heer Knuth, Ont vanger Generaal des Quartiers van Vollenho, zyn te "a men m den jaare 1768 door de Wel Ed. Hoog Achtb m7 giftraat der StadCampen aangefteld, tot Voofden over de Minderjaange vier Kinderen van wylen den Heer Predi kant Rambonnet; terwyl de Heer A. intusfchen, volgens eene onder hun beiden gemaakte privative fchikkinge f al leen de Adminiftratie en het bewind gevoerd heeft Va i deze vier onmondige Kinderen zyn 'er in den jaare J7yl twee meercferjaang geworden, die haare ontrichting en af goeding bekomen, en de Heeren Voogen goeder rekening bewys, en reliqua bedankt hebben, doch twee TuSn Jacoba Sophia, en Francoisa Rambonnet alnog minde " jaa-  ADVYSBOEK. 63 jaarig en onder Voogden zynde, zo is het in den jaare 1779 gebeurt, dat de Heer A. zich van Campen heeft geabfenteerd, deszelvs boedel geabandonneerd; over welke vervolgens Curatoren zyn gefield; by deeze Curatoren heeft de Heer B. wel aangehouden tot extraditie en overgaave der effecten van de minderjaarigen, beftaande in ongeveer vyfentwintig duizend guldens Obligatien; doch bevonden, dat de Heer A. daar van voor zyne privative fchuld en opgenoo* men Capitaal by den Koopman de Wit te Amfteldam, ongeveer acht duizend guldens Obligatien, meest in blanco, of zonder naam ftaande, hadde verpand, welke vervolgens te Amfteldam na voorgaande inwinning zyn verkogt; terwyl al verder is gebleeken, dat dezelve Heer A. vyftien duizend en eenige honderd guldens in diverfe Obligatien in de Bank van Leening te Campen heeft verpand, en daar op ongeveer tien duizend guldens, alle prefumtivelyk in ufus proprios geconverteerd, genegotieerd hadde, welke Capitaal met de Renten ongeveer komen uit te leveren twaalf duizend en eenige honderd guldens, zo dat de Minderjaarigen , in cas 'er by Sententie of anders verftaan wierde, dat de Obligatien uit de Bank van Leening niet konden worden gereclameerd, zonder restitutie van Capitaal en Renten, ongeveer twintig duizend en eenige guldens, en in een contrairen cas, evenwel ongeveer acht duizend guldens wegens die te Amfteldam door den Heer de Wit gedistraheerde Obligatien, enkel en bepaald uit deezen hoofde aan den boedel van den geweezen adminiftreerenden Voogd A. haaren Neef, zouden te kort komen; buiten en boven zodaanige fomma als by het opmaaken der conclufive Rekening van adminiftatie, door hem van de jaarlykfe revenues geduurende zyne adminiftratie blykenzal, meerder te zyn ontvangen als uitgegeeven. Intusfchen heeft de boedel van den Heer A. na diffractie van het gereede en ongereede, opgebracht, de fomma van plus minus elf duizend guldens, waar en tegens zich een groot aantal Crediteuren aangegeeven hebben, komende on-  64 OVERYSSELSCH onder deezen in' byzondere confideratie de meerder ontvangst van het Mastgeld der Steden Deventer en Campen competeerende, alzo de Heeren der Magiftraat fnstineeren dat Hun W. E. H. Achtb. fchoon geen fpeciaale cautie hebbende op de goederen hunner adminiftratie het zelve voorrecht als de Provincie op de Ontvangers toekomt, immers zich de privilegia minorennitatis toeëigenen zullen. Wordt gevraagt im". welken graad van Preferentie de Heer B. als Voogd van de minderjaarige Jufferen Rambonnet, zo wel wegens het geen aan de verpande, of gedistraheerde Obligatien, als voor het geen ca/u quo, by de adminiftratie of maneance der jaarlykfe revenues te kort komen , naar Landrecht en gemeene rechten, en by gebrek van een fpeciaal Statuit van Campen, zoude kunnen fustineeren, aan deeze zyne Pupillen te competeeren ? 2d0. Of de Heeren van de Magiftraat van Deventer en Campen, wegens het geen zy Heeren, voor, en namens hunne twee Steden aan die door den Heer A. gevoerde adminiftratie van het Mastgeld te kort komen, ter fomma van vier duizend een honderd guldens plus minus, een beter of gelyk preferabel recht met de Pupillen van B. naar dat zelve Landrecht en gemeene rechten competeerd ? 3cio. Welke, van de aangegeeven fchulden, buiten en boven gevestigd Capitaal, en drie jaaren renten, een beter recht van voortocht zouden kunnen pratendeeren ? De Ondergetekende Rechtsgepromoveerden met alle aandacht geëxamineerd hebbende voorenftaande Cafus pojitie met de daar uit geformeerde vraagen, zouden, Jalvo meliori judicio, van advys zyn. Op de eerfte Vraag. Dat de Heer B. als Voogd wegens al het geen de Pupillen by de adminiftratie en maniance van de andere Voogd A. te kort komen, of op eenigerlei wyze benadeeld zyn, met recht kan en behoord te vorderen, preferentie onder legaale of ftilzwygende hypothequen: dus wanneer men te Campen de graaden calculeert na 't Landrecht van Overysfel i. d. tit. 21. art. 15. in den vyfden graad;  ADVYSBOEK. 6"5 graad; of, zo men het jus Romanum volgt, in den vierden graad , Heineccius in Elem. Dig. tit. de rebus auttoritate judicis posjidendis; immers voor de ongeprivilegieerde: als daar zyn die blootelyk penningen hebben verftrekt zonder fpeciaal verband. Want 't is in rechten zeker en buiten twyffel, dat Pupillen het recht van legaal of flilzwygend hypothecq hebben, op alle goederen van derzelver Voogden ; men zie uit veelen , maar Schrassert ad Ref. rel. cap. 29. art. 5. num. 1. en S. van Leeuwen in Cew. For. p. 1. lib. 4. cap. 9. num. 5. Schoon 'er getwist wordt, van welke tyd af dit recht heeft plaats gehad, namentlyk voor de tyden van Keizer Constantyn de Groote, of eerst in zyne tyd, en met de Lex 20. cod. de adminifi. tut. waar over in het breede gedisputeerd word , by Ulr. Huber in pral. ad Pand. tit. in qui.bus caus. pign. tacite contrahit §. 4. Op de tweede Vraag. Dat men alleen maar te onderzoeken hebbe, of de Heer Heer A. wiens boedel defolaat is, eerder tot Voogd is aangefteld enhet bewind over de goederen en effecten aanvaard heeft, dan of hy eerder de adminiftratie over het Mastgeld heeft gehad; zulks dat in val het aanvaarden der Voogdy vroeger is gefchied, gelyk ons bericht wordt, als dan, en dit zo bevonden wordende, de pratenfie of de aólie tot fchavergoeding van de Pupillen, geprefereerd is voor het geen Hun Wel Ed. Hoog Achtb. de Heeren van de Magiftraaten van Deventer en Campen over het Mastgeld te vorderen hebben. Het is doch in rechten bekend, dat de regel qui prior est tempore potior est jure, ook van operatie is in ftilzwygende hypotheequen, Mattheus de auttion. lib. 1. cap. 19. n. 19. en dat in cas de Fiscus met Pupillen by dezelve boedel geinteresfeerd zyn, het recht van voortocht, tusfchen die beide naar de prioriteit des tyds gereguleerd wordt, is in het breede bewee. zen by Voet in comm. ad Pand. tit. qui potiores in pignore, num. 2.5. terwyl Montanus de tutelis cap. %r. effetiu 2. nam 20. ons leert, dat die prioritastemporis wordt afgeIII. Deel. I re-  66 OVERYSSELSCH rekend van het begin der tuteele, en niet van de kwaade adminiftratie. Zonder dat hier tegen in confideratie komt dat de Provincie op de Ontvangers, Rentmeeftcrs en ver-' dere Comptablen een veel grooter en eerder recht van preferentie hebben, volgens hetPiacaat van 1695, wyl dit is een fpeciaale wet, volgens derzelver hoofd en voorrede alleen handelende van gemeene Landsmiddelen, en die bui' ten derzelver eigentlyke termen en tot perfoonen, daar niet genoemd'als daar zyn Comptablen aan byzondere Steden niet mag geëxtendeerd worden, /. 12. 13, I4. de Legibusl het welk ook door de mentie van Steden, aldaar, in een zeker byzonder geval, gemaakt, bevestigd wordt. Gelyk ook alhier in geen adfpecf kan komen, dat de tributa of gemeene fchattingen, die de zenuwen van den Staat genoemd worden, l. 1. §. 20. Dig. de quafi. doorgaans een meerder voorrang gemeten, l. 1. in fine cod. fi propter publ. penfit. etc, alzo we dit Mastgeld veel eer moeten confidereeren onder de Domeinen, Regalien en Revenuen van een Stad of Land, die van een ganfch ander natuur zyn, als de tributa* althands zo worden diergelyke praftanda in jure geconfide. reerd, men zie Sixtinus de Regalibus lib. 2. cap. 3. num. 19. daarhyzegd: plauftrorum naviumque praftationes'ad regalia referuntur, add. Bort over de Domeinen van Holland 5. deel. num. 3. En op de derde Vraag. Dat het ons niet wel doenlyk is een juist oordeel over alle de aangegeevene Schulden, te vellen, zonder de Rekeningen en bewyzen zelve in te zien Dan dat ons in genere als preferabel voorkomen, 'tgeves* tigde Capitaal, en de pandbaare Schulden en Waaren tot nodige lyvs behoeft gecrediteerd , als mede Arbeidslonen, die onder de pandbaare fchulden moeten gefteld worden en hedendaagfch als geprivelegieerde Schulden boven anderen worden geprefereerd. Aldus by ons Ondergefchrevenengeadvifeerd in Zwol en Oldenzaal den 8 Septemb. 1780. A. N. Fabius, Dr. J. W. Racer, Dr. De  ADVYSBOEK. 67 De ondergetekende hebbende gezien en geëxamineerd, boven en vooren ftaande geadvifeerde , verklaard zich daar mede te conformeeren. Vollenhove den 7 Oftober 1780. W. J. Nessink, Dr. Voorenftaande geadvifeerde by my ondergetekende geëxamineerd zynde, hebbe geen zwaarigheid gevonden, om my daar mede te conformeeren. Campen den 19 Oétober P. Putman, Dr. Waarmede my na examinatie mede conformeere. Campen den ri January 1782. H. W. Ravesteyn, Dr. LXVIII. CONSULTATIE. Advys en Sententie in cas van Preferentie en Concurrentie. In zaaken van Praeferentie en Concurrentie voor de Wel Edele Hoog Achtbaare Heeren Hoofdlieden van het Cellebroeders Kwartier der Stad Campen, ftrydig en onbeflist hangende tusfchen eenige Crediteuren van den Infolventen Boedel van den geweezen Secretaris A. alle de ftukken deezer Proceduure van N°. 1 tot N". ir. ingeflooten; conform den daar van opgerichten en in forma geteekenden Inventaris, geleezen en geëxamineerd en op alles gelettet, wat wy vermeenen ter materie te kunnen dienen, zullen wy Ondergeteekenden ons Advys dus inrichten. Dat wy eensdeels, als de natuurlykfte orde, den rang, naar welken ieder Deductie op den Inventaris geplaats is, zullen volgen. En ten anderen, dat wy vooraf als een vaste bafis aanneemen en ter nederleggen, dat in alle deeze quaEStien het Landrecht van Overysfel het richtfnoer is, waar I 2 aan  f58 OVERYSSELSCH aan dezelve zullen moeten getoetst en gefcheiden worden, En dewyl ons dan, als in rang het eerst voorkoomende, het eerst te onderzoeken ftaat,de Deductie methetDebath uit naam van de Heeren Gecommitteerdèn uit de Magistraaten der Steden Deventer en Campen tot het Camper Diep, concludeerende: " dat zy Heeren Deducenten , in „ gevolge Refolutie van Ridderïchap en Steden van dert 15 „ Maart 1695 , zouden verftaan worden met hunne refpec,, tive pretenfien in den vierden en derden graad gepre„ fereerd te zyn, cum expenfis ": Vermeinen wy dat daaromtrent de volgende drie vraagen te beflisfen zyn. i°. Of de by Deduftie opgegeeven Pretenfïen van de gemelde Steden uit kracht der Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 15 Maart 1695, achter het Landrecht N'. 41. preferentie hebben in den derden graad? 2°. Zo deeze preferentie in den derden graad moet woeden afge weezen , of dan voor deeze Schuld een ftilzwygend hypotheecq op den Boedel van A. aan de Schuldeifcheren competeere, en zy derhalven in den vyf den graad Landrechtens moeten gefteld worden? 3"0. Zo jaa, of dan de prioritas temporis in deeze graad plaats hebbe ? Omtrent het eerfte vermeenen wy met den Debattant den Heer Oud-Burgermeefter van Knuth , te moeten vastftellen, dat het Placaat van den 15 Maart 1695 hier van geen applicatie kan zyn. Want, offchoon ons wel is voorgekomen , dat te Campen geen particuliere Stads Wet over de Preferentie en Concurrentie gevonden wordende, overzulks daaromtrent de dispofitie niet alleen van het Landrecht van Overysfel, maar ook van de daar achter gedrukte nadere Reglementen door de gewoonte ingevoerd en als een jus fubftdiarium is gerecipieerd, en dat dus mede het gemelde Placaat van den 15 Maart 1695 te Campen in judicando gevolgd wordt, zodaanig, dat de Preferentie, in deezen naar het zelve Landrecht en Placaat van Ï695. juist zo zal moeten gefchieden, wanneer de geweezen Ontvanger van het Mastgeld ten platten Lande gewoont, aldaar zyn boedel als  ADVYSBOEK. 69 als infolvent achtergelaaten hadde, en de Preferentie en Concurrentie daar over voor een Nedergerichte ten platten Lande ware gedisputeerd geworden; zo htbben wy echter na eene attente overweeginge van het meergenoemde Placaat van 1695 bevonden, dat de dispolitie van het zelve op de onderhavige fchuldvordering niet appljcabel kan gemaakt worden: om dat, gelyk het opfchrift vermeld, het onderwerp, waar over ditPiacaat disponeert, is " het poinól „ van Preferentie van 's Lands middelen "; of, zo als in proemio gezegd wordt, dat het zelve Placaat behelst " or„ dres over een prompte invorderinge van de gemeene „ Lands-middeien, gelyk mede Sm de Provincie voor ban„ querouren te bewaaren, en verders een generaale voet „ van Preferentie en .Concurrentie over gemelde Lands„ middelen te bewaaren ". Dat onder die Lands - middelen worden opgeteld, eerst de verpondinge en contributie; ten tweeden, alle verpachte middelen en middelen in redemptie, met by voeging: „ dat de Steden ten refpecte van haare stads Accyfen me„ de zullen concurreeren in den derden graad "; waar na de Preferentie van de Pachteren op de goederen van hunr ne Collecfeuren en van de Debiteuren van verpachte middelen bepaald wordt; en voorts, zekerlyk om de fchaade van de Provincie te prevenieeren , wordt geflatueerd: „ dat de Provincie op alle de goederen van de refpeétive „ Rentmeesters, Ontvangers, en verdere Comptabelen dee„ zer Provincie, en van derzelver Borgen genieten zal ge„ lyk recht van preferentie in den derden graad ". En eindelyk eenige ordres gefteld op het invorderen en de Preferentie van het Vuurftede-geld, Duizendften penning en Vyfhonderften-penning, en het Zout-geld. Maar nu kan zekerlyk het Mastgeld onder de opgenoemde foorten van gemeene Lands middelen, noch ook onder de Stads Accyfen, welke daar mede by het voornoemde Placaat , in cas van Preferentie egaal gefteld worden , niet worden begreepen te behooren. Immers is het evident, I 3 dat  ?o OVERYSSELSCH dat het in geenerleye opzicht een gemeen Lands middel is, terwyl het eene particuliere inkomst is ten privativen voordeele van de beide Steden Deventer en Campen, en geenzins van het gemeene Land of de Provincie. En even min kan het onder de Stads Accyfen gereekend worden, vermits het maar alleen is een belasting, welke be beide Steden by onderlinge conventie op de beladen inen uitgaande Schepen, met voorkennisfe van eenige Gelderfche Steden gelegd hebben, om daar uit de vaarbaarheid van het Diep te behouden, en geenzins een Accys of lm. post die zo als de Infteller van het Debath der beide Steden zelve een Accys of Impost definieert, ex jure Majestatico door deeze Steden op de Schepen zou gelegt zyn; om dat, fchoon wy ons niet willen vermeeten het afzonderlyk recht het welk de Stad Campen moge competeeren over het Diep, te beoordeelen , het ons voorkomt, dat deeze beide Steden geen gezamenlyke Souverainen zyn, noch over alle de Schepen, die dit Diep bevaaren , noch het Diep zelve, en dus niet kunnen geoordeeld worden een " gezamentlyk jus „ Majestaticum in deezen opzichte te hebben willen exer„ ceeren "; En fchoon nu deeze belasting by overéénkomst der voorfchrevene ingevoerd, en die door de Vaartuigen dit Diep pasfeerende, als mede ten hunnen diende aangelegd, ook willig opgebragt wordt, wel ftrekt ten nutte der Negotie; zo kan des niettemin dezelve, niet anders aangemerkt worden, dan als de opkomften van een fonds door de beide Steden byééngebragt en befteedt tot het bevaarbaar maaken van dit Diep; en in welke onderneeminge of liever in het verdiepen van den westlyken Arm des Ysfels voorheen zelvs eenige Gelderfche Steden die althands in deeze Provincie geen jus Majeftaticum konden uitoeffenen, of uit eenigerhande hoofde berechtigd waren Accyfen of Imposten op te Hellen, hebben geparticipeerd; doch daar aan zich naderhand weder hebben onttrokken en het zelve aan de Steden Deventer en Campen overgelaaten, welke beide Steden dan ook  ADVYSBOEK. 7* Qok dit werk hebben voortgezet, doch met zo weinig uitwerking, dat zy 'er eerst de handen hebben afgetrokken, en het naderhand met eenen even ilegten uitflag weder opgevat hebbende, eindelyk geheel hebben laaten dryven, en toen men in 1733 beipeurde dat de verzanding van den westelyken Arm in plaats van afteneemen, merkelyk toegenoomen was, dat werk geheel ftaakten, maar beflooten de uitwatering van den üostelyken Arm des Strooms het Ganze Diep geheeten, waar men hadt opgemerkt, dat de verzanding afnam, bevaarbaar te maaken, waar toe zich Raad en Meente der beide Steden by een nieuw verdrag verbonden, volgens welk dit Diep eerlang in zynen tegenwoordigen ftaat gebragt werdt, en daar in, uit de opkomften van het Mastgeld wordt onderhouden; men zie denTegenwoordigen Staat van alle Volkeren, behelzende de BeIchryving van Overysfel, waar van het ifte Stuk vervaardigt , zo men zegt, door den kundigen Heer G. Dumbar , Secretaris van Deventer, onlangs is uitgekomen, en aldaar pag. 6. en 7. En zulks wel met dat voordeelig gevolg, dat, uitwyzens de laatfte Reekeninge, gaande van den i July 1778 tot den laatften Juny 1779, den Ontvangst 403,8: Guldens meerder bedraagen heeft, dan de Uitgaave. Dat nu de belastingen, die uit hoofde van zodaanige onderneemingen betaald worden, niet onder de Clasfe der Accyfen kunnen gerangeert worden, is daar uit evident, . eensdeels, dat diergelyke belastingen in deeze Provincie mede door de Sociëteiten van Particulieren , als by voorbeeld, de Participanten van de Sluizen aan de Zwarte Sluis; ja by een enkel Particulier, als den Heer van Twickel. wegens den Enterfchen Vaart genooten worden. En ten anderen,. dat de eigen defcriptie, die van een Accys of Jmpost by Debath van de voornoemde Steden gegeeven en met auctoriteiten bevestigd wordt, niet op dit Mastgeld quadreerd , als het welke niet alleen niet ex jure Majejlatico, zo als hier vooren getoond, op de Schepen dit Diep bevaarende, is gelegd; maar ook geenszints gedestineerd is, om daar uit der  72 OVERYSSELSCH de lasten en renten van de Respective Steden te betaalen, noch ook in 't algemeen om aan derzelver noodwendigheden te kunnen voorzien ; neen maar afzonderlyk gefchikt is, tot onderhoudinge van het Diep, zodaanig, dat geen der beide Steden daar van iets tot goedmaakinge van haare respective Jasten en betaalinge van renten kan gebruiken, als alleen in gevalle men overéénkwam een uitdeelinge van de inkomflen deezer belastinge te doen, welke dan eerst door elk der beide Steden even als de opkomften van haare andere Domeinen zoude kunnen gebruikt worden. En hier uit volgt dm noodzaakelyk, dat de woorden van de voorfchreven Refolutie van 1695: " zullende de Steden ten „ respect-ive van haare Stads Accyfen mede concurreeren „ in den derden graad ", waar in de beide Steden wel haaren voornaamften fteun fchynen te Hellen, geenszints tot het Mastgeld betrekkelyk gemaakt kunnen worden, als na de eigen definitie by Debath der Heeren Gecommitteerden van de beide Steden van een Accys of Impost gegeeven, onder de Clasfe der Accyfen niet gehoorende; hier komt nog by dat uit den verderen inhoud van deeze Refolutie van 1695 evident géblykt, dat Ridderfchap en Steden onder de Preferentie aan de Provincie of de Generaale Ontvangers naamens de Provincie gegeeven op de goederen van Pachters en Collecteurs van 's Lands Middelen, en op de goederen van derzelver Borgen, niet hebben willen compre hendeeren eene Preferentie op de goederen van Ontvangers of andere Comptabelen, want indien de Heeren Statuenten zulks gewild hadden, zou de verdere dispofitie waar by de Preferentie van de Provincie " op alle de goederen „ van de respecc.ive Rentmeefters en Ontvangers en verde„ re Comptabelen deezer Provincie bepaald wordt ", opnoodig en overtollig geweest zyn, cum tarnen in ftatutis nedum claufida, fedimo nullum verbum debeat esfe otiofum et fine virtute operandi. Schrassert ad lief. Velav. cap. 8. art. 4. n. 3. et in confult. p. 3. conf. 129. n. 75. ibique alleg. Carpzov. fub 5. resp. 97. n. 14. En  ADVYSBOEK. 73 En dewyl nu de woorden: " zullende de Steden ten re„ fpeóte van haare Stads Accyfen medeconcurreeren inden „ derden graad gefield achter de dispofitie over de preferentie van de Provincie of Generaale Ontvangers op de goederen van de Pachters en Collecteurs en derzelver Borgen, voor zodaanige pachten, waar van de pachtpenningen een jaar bevoorens zyn verfchuldigd geweest, na eene gezonde uitlegkunde niet anders kunnen geinterpreteerd worden, dan dat daar by aan de Steden het zelvde recht van preferentie gegeeven is voor haare Stads Accyfen, als aah de Generaale Ontvangers naamens de Provincie voor dê Lands Middelen, zo volgt van zelve, dat ook deezer Steden Deducenten uit hoofde van de voornoemde woorden, even min preferentie op de goederen van hunnen geweezefi Ontvanger van het Mastgeld kunnen pretendeeren , als de Provincie, of de Generaale Ontvangers naamens dezelve uit hoofde van de dispofitie waar achter deeze woordeE gefteld zyn, en waar op zy betrekkelyk zyn, preferentie zou kunnen fouteneeren op de goederen van de Rentmeefters, Ontvangers en verdere Comptabelen der Provincie, op welker goederen aan de Provincie eerst by eene volgende dispofitie van deeze Publicatie preferentie gegeeven is, zonder dat die volgende dispofitie tot de Steden ten respecte van haare Rentmeefters, Ontvangers en verdere Comptabelen vermag geëxtendeerd te worden; om dat dezelve alleen en bepaaldelyk fpreekt van de Provincie en " van de „. Rentmeesters , Ontvangers en Comptabelen deezer Pro,. vincie en dus eene fpeciaale Wet is, die, niet buiten derzelver eigenlyke termen, en tot perfoonen daar by niet genoemd, als daar zyn Comptabelen aan byzondere Steden mag geëxtendeerd worden, per l. 12. 13 e' 14. ff- de Legibus. En zulks wel te minder, om dat Ridderlchap en Steden by dezelve dispofitie een fpeciaal privilegie aan de Provincie hebbende gegeeven tegen de gemeene Rechten, en zelvs tegen de generaale dispofitie van her Landrecht, geenszints kunnen geacht worden het zelvde privilegie aan III. Deel. K de  74 OVERYSSELSCH de Steden te hebben willen geeven; want, offchoon Wy wel niet met den Heer van Knuth van gedachten zyn, dat de Staaten deezer Provincie eene frustratoire Acte zouden gepleegd hebben, wanneer Hun Edele Mogenden voor de Steden, het zelvde recht van praeferentie in tertio gradu hadden geftatueèrd op de goederen van haare Comptabelen als voor de Provincie op de goederen der Comptabelen van de Provincie, door dien de Steden dit Privilegie aan zich zeiven niet verder kunnen geeven als alleen op de goederen van zodaanige Comptabelen, welke onder haar Rechtsgebied woonen, en dus zodaanig een Statuit van Ridderfchap en Steden heel zeer van effect: zou zyn omtrent een boedel van een Ontvanger of Rentmeester van eene der Ste" den, die ten platten Lande defolaat wierd, zo kunnen ech~ ter, zeggen wy, Ridderfchap en Steden geenszins geacht worden het zelvde privilegie mede aan de Steden te heb ben willen geeven, dewyl Hun Edele Mogenden zulks als dan zekelyk met uitgedrukte woorden zouden te kennen ge geeven hebben; het welk niet gefchied zynde, door ons niet mag gefuppleerd worden, Statuta enim intelligenda funt prout fonant. Gail. pratt. obferv. Lib. 2. obs. 79. «. 4. et quod Lex feu Statutum non dicit nee nos dicere debemus' et Statuta eatems tantum disponunt, quatenus loquuntur, ac intelligenda quatenus minus leedant jus commune; éf juri communi contraria funt odiofa, ac proinde potius restringenda ac ftritlisfime interpretenda, Schrassert p. 4. eens. 36. n. 6. zelvs niet fchoon ook de Provincie op de goederen van haare Rent meesters, Ontvangers en verdere Comptabelen by deeze* Publicatie praeferentie in den derden graad is gegeeven ook omtrent de Steden ten refpecte van haare Comptabelen plaats moge hebben , nam quando fiatutum a jure communi ut hoe cafu,exorbitat, tune firitlisfime interpretari debet ad eo ut extenfto fieri nequeat, etiam ex identitate rationis, idem, Gail. d. lib. 2. obferv. 124. n. 7. 8. En hier uit is het dan, onzes erachtens, ontegenzeggelyk dat in de Stad Campen deeze Refolutie van 1695 met het Landrecht als  ADVYSBOEK. 75 als een jus fubfidiarium zynde aangenoomen, ook aldaar geen preferentie in tertio gradu aan dezelve Stad met de Stad Deventer op de goederen van haaren geweezen Ontvanger kan geadjudiceerd worden ,• om dat door de receptie van deeze Refolutie in de Stad Campen, niets meerder gerecipieerd te zyn kan geacht worden, dan het geen de dispofitie van die Refolutie expresfelyk di&eert; want of fchoon Raad en Meente der Stad Campen, als aldaar de Souveraine Wetgeeveren zynde, wei even zo veel reden zouden hebben om te ftatueeren , dat de Stad op de goederen van haare Comptabelen in den derden graad zou geprefereerd worden, als Ridderfchap en Steden om te refolveeren, dat de Provincie zodaanige preferentie zou genieten op de goederen der Comptalen van de Provincie; zo kan echter Raad en Meente der Stad Campen niet geacht worden zulks gewild te hebben, zo lange daar van geen Wet of Refolutie voor handen is, vermits uit het existeeren van een reden, welke een Wetgeever zou kunnen moveeren om een wet vast te Rellen, niet vaHdtlyk tot de vastftellinge zelve van zo een wet magbeflootcn worden. En dit fchynt by de Regeering der Stad Deventer zelve ook alzo begreepen te zyn, overmits aldaar by een expres Reglement op de Preferentie en Concurrentie gearresteerd den 3 December 1765, Art. 9. uitdrukkelyk ieftatueerd is. " Dat in den derden graad praeferentie zullen genieten, de Provincie en Stad op de Goederen van de ' Rentmeesters , Ontvangers en verdere Comptabelen der " Provincie en Stad, en derzelver Borgen, met het geen zy \\ by Hot van rekening aan de Provincie of Stadfchuldigge„ bleeven zyn ". ' ' '.1 Dan, daar wy nu uit dit alles hebben moeten belluiten dat de Steden Deventer en Campen met haare gelibelleerde fchuldvorderinge niet in den derden of vierden graad kunnen geprefereerd worden, zou hier voor het tweede de vraag vallen: of dan voor deeze fchuld aan de voorfz. Steden een ftilzwygend hypotheecq competeere op den boedel van haaren geweezen Ontvanger A. ? en zy derhalK 2 ven  76 OVER' YSSELSCH ven in den vyfden graad Landrechtens moeten gefteld worden. En hier omtrent kunnen wy geenzins ontveinzen, dat het ons wel bedenkelyk is voorgekoomen, of deeze vraag wel een onderwerp van dit ons Advys zou mogen zyn, om dat de conclufie by Deductie der beide Steden Deventer en Campen, zo bepaaldelyk genomen is tot adjudicatie van praeferentie enkel en alleen in den vierden en derden graad,ingevolge Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 15 Maart 1695; en het eene bekende rechtslêere is, quod Sententia debeat esfe conformis libelio atque Judex in aliud condemnare non pos fit, quam quod petitum, quippe cujus potestas feul~ tra libellum petitionis non ettendit, docente Voet. ad ff. lib. 2. tit. 13. n. 9 add. Petr. Muller'ad Struvium, Exercit. 5. thes. 39. Hit. 2. alwaar hy zegt ï ex conclufione totus cefïima. tur libellus , estqne potisfima libelli pars ac fundamentum, in quo tanquam in cardine tota libelli vis verfatur; voegende 'er een weinig verder uit het Kerkelyk Recht by: conclufioni feu petitioni fententia imprimis conveniens esfe debet, fi quidem fuxta petitionis formam tam ex parte agentis, quam ex parte rei pronunciatio fequi debet. En het mede aan ons is voorgekoomen , dat deeze conclufie met opzet, en niet by misvattinge alzo bepaaldelyk genoomen is tot praeferentie naar de voorfz. Refolutie van 1695, terwyl ook de Infteller van deeze Deductie, by Deductie voor de gezusteren Balkmanin deeze zelvde proceduure een geheel andere en in eenen defolaaten boedel meer pasfende conclufie heeft weeten en goedgevonden te neemen. Dan, geconfidereerd , eensdeels , dat, indien deeze bepaalde conclufie , zo als die ligt, wierde ontzegd, daardoor de voorfz. Steden of al haar recht op deezen boedel finaal zouden moeten verliezen, of dat daar over een nader en beter inftantie zou moeten worden 'gereferveerd en toege • haten, waar van het eerfte geheel onbillyk zou zyn , en het andere Hechts tot vertraaginge van een eindvonnis, en verrn.eerderinge van proceduures kunnen ftrekken. En ten an-  ADVYSBOEK. 77 anderen , dat het judicium concurfus, waar in wy hier verfeeren , behoort onder de fummiere Rechtspleegingen, welke vereifchen: quod 'Judex non longo nee ordinaro proces/u creditores defatigari patiatur, fed fummatim injura eorum inquirat, rjf quam trimum informatus fuerit ,fine prolixo litïumfufflamine pronunciet prioritatisque controverftam decidat, Martin in Comment. forens* iz'i.41. §. 1. n. 2S.CARPz0v.def. for.p. ï.Const.%%.def.2.n. 5. 6 'acmaturandifintomnino procesfus in caufis prioritatum def. 3. n' 8. Mmv. ad jus Lub. p. 3. tit. 1. art. 9. n. 14. & in decis p. 4. decis. 86. Waarom daaromtrent by het Landrecht van Overysfel p. I. tit. 21. art. 12. en 13. ook eene korte fummiere manier van procedeeren is voorgefchreeven, en mede by 't Reglement van 1692, art. 12. eenfpoedige vereffeninge geordonneerd. En dat in zodaanige zaaken niet zo zeer op de formaliteit van het Libel gezien wordt, nam libellus quidem folemnis necesfarius est , ubi jure attionis , proceditur aut caufa fui natura est plenana: minus folemnis, ubi caufa fummaria est, atque fummariter quis experitur per quakm qualem petitionem judici oblatam vel aclis mfcribendam , Martin, d. I. tit. 5. §. 1. n. 5- & 6 : zodaanig, ut etiam non petita Judex ex officio pro maturanio procesfu curet et providcat, Mmv. p, 4. decis. 8n. in fine, alwaar in notis n. ir. bygevoegd word, habet quidem vulgatum axioma, Judicem niji inploratum nihil fac ere aut de eernere, attamen id cesfat, turn ubi de liiibus abbreviandisres est l quidem 21. ff. de reb. cred. turn ubi inter plures creditoresasitur ê? n convenire nequeunt l. 7. §. fin. ff. de pèth nee in trioritatis procesfu ita confiriÜum est Judicis arbitnum, ut vel partium jura fupplere, vel fententiam ad certum prafuppofitum ferre prohibeatur, id potisfimum, contendens, quo lis ttbbrevietur atque procesfus finiatur, Carpzov. p. 1. const. 28. def. 4. n. 5. En ten derden , dat in deeze conclufie tot preferentie in den derden graad in esfentie mede ligt opGefloten een verzoek van praeferentie voor de Crediteuren, welker fchulden niet in den derden graad kunnen gefteld worden, en dus ook voor alle die gene, wedce zullen beK 3 voa"  78 OVERYSSELSCH vonden worden geen gelyk of beter recht te hebben dan de voorfz. Steden Deducenten: cum id quod est petitis connexum ac virtualiter attioni inest , ac peti debuit, licet ex. presfe non fit petitum, a Judice tarnen fupplendum est, Martin, d. tit. 34. §. 1. n. 107. ibique alleg. Waar by (behalven dat men de conclufie ook zou kunnen brengen ad genus quoddam plus petitionis, qua hodie non rejicitur, vid. Auti. cit. , apud Voet, ad tit. ff. de judiciis n. 25. in fi. ne) eindelyk, voor het vierde in overweeging genomen, dat geene der andere Crediteuren daar op eenige reflectie gemaakt, of gefouteneerd heeft, dat de gemelde conclufie genoomen zynde bepaaldelyk tot praeferentie in den derden graad, geene praeferentie in een laater graad zou mogen toegekend; neen maar in tegendeel de Oud-Burgemeester en Ontvanger Generaal van Knuth, als Voogd over deminderjaarige jufferen Rambonnet, by deszelvs Debath zich over de questie, of de Steden Deventer en Campen recht van fiilzwygend Hypotheecq in de vyfde graad voor haare fchuldvorderinge van het Maftgeld op deezen boedel zou competeeren ? wel uitdrukkelyk heeft ingelaaten, en het zelve recht aan de genoemde Steden bedifputeerd, en in allen gevalle tot praeferentie in dien vyfden graad voor die Steden uit hoofde van prioriteit van verband voor de fchuld zyner Pupillen gecontendeerd, en dus zelve deeze questie tot een poincr. van decifie in deeze proceduure gefteld te hebben, moet geacht worden: cum in fummariis pro litis contestatione habenda est adverfte partis contradictio , é? atïus ille, qui alias in caufis ordinariis post ipfam litis contestatio-. nem fubfequi folet, nempe pofitionalium feu articulorum caufis disputalio, nee alia litis contestatio folennis in iis requiritur, Martin de comment. tit. 16. §. 1. n. 14, waar van hy num. 16. tj feqq. deeze reden geeft : Quod in omnibus caufis in quibus non est necesfaria libelli oblatio, ibi nee requiratur litiscontestatio, fiquidem, in caufis fummariis haud opus est li. belli oblatione folenni fed fuffieit qualis qualis petitio , et fatti narratio, ut reus deliberare posfit cedere an contendere ve.  ADVYSBOEK. 79 velit. fufficiet itaque etiam qualis qualis refponfio ac lüisconte» ftatio, cumhujus & libelli fit mutuus quidam refpeÜus ,ut qualis est libellus, talis quoque debeat esfe litescontestatio, qu inbonu aliorum debiiorutn, v/VBrunneman ad. d. I. n. 6., Voet. t. alleg. n. 26. in fine; gelyk dit mede alzo fchynen be^reepm te hebben de heeren Ad. vi.  ADVYSBOEK. 81 vifeurs, by het Advys door den Heer van Knuth zelve by Deduftie overgelegd fub G. Terwyl de eigen Gelderfche Rechtsgeleerde Schrassert by het zelvde Advys 3 " Deel, cons. 129., waar van de Heer van Knuth by deszelvs Debath aan ons de lefture zo zeer gerecommandeerd heeft, fchoon beweerende dat de gemelde difpofitie van het jus Romanum ten deezen opzichte in onze Republiek geen plaats zou hebben, ten ware dezelve door een legislative magt op de een of ander plaats ware ingevoerd, echter niet in twyfel trekt, dat volgens het Roomfche Recht, aan de Steden het jus tacitoe hypotheca in bonis administratorum competeerd, maar zelvs, het welk nog veel verder gaat, in het zelvde 3 - Deel van zyne Confultatien en Advyzen cons. 106 n 2. en 3. leert: " dat zelvs een Kerk een legaal verband en ' affeftatie op de goederen van haare Adminitrateurs heeft ", vermits in een Kerk zo wel, als in een onmundige mditeerd,dezelvde generaale reden: quod res Ecclefice, ceque ac minoris per alios administrari debeant, atque adeo ignorareposfit quid per ipfius administrator es geratur, nee aquumjit, imprudentiam eorum nocere huk, quee cum perfona non ft, fuanequit admimstrare, en'er vervolgens n. 4. byvoegt: "om welke evenredigheid (of wel anders in rechten zeer disputabcl " is , of een Civitas vel Univerfitas heeft een ftilzwygend hypo" theecq in bonis debitoruni) de Rechtsgeleerden in het gemein \ daar in eens zyn, dat een zodaanig hypotheecq aanbeen Stad " of Univerfiteit competeert inbonis administratorum ". Gelyk ook ten opzichte van Holland S. v. Leeuwen in zyn R. H. Recht, 4lc Boek, 13 Deel, n. 12. getuigd, dat dit jus tacüce hypothecce hebben " de Steden in de goederen van haare Bewindhebberen "; vid. DDs. ibid. alleg. et add. Wassenaer in zyn Praktyk judicieel, cap. 32. n. 61. En van de Provincie Utrecht , met welkers rechten en gewoonten die van onze Provincie Overysfel, als onder cénen Heer geftaanhebbende, zo veel overéénkomst hebben, getuigd Mattheus de AuEt. lib. 1. Cap. 19. n. 50. het zelvde, terwyl in de Provincie van Friesland , die religiofisfima custos juris Romani, III. Deel. L mede  8a OVERYSSELSCH mede aan de Steden dit recht van ftilzwygend hypotheecq word toegekend, teste Sande d. def. i. in fine, en van het zelvde gevoelen is mede onze Provinciaale Rechtsgeleerde Paultjs Buis, in zyn Comment. over de PandeÜen ad l. uit. quib. mod. pign. tacite contrah n. 6. & ad l. 8. ff. qui pot. in pign. habeaptur, n. i. & 2. kunnende zulks in deezen te minder cwyfel hebben, om dat van het Roomfche Recht aan zodaanige Steden een veel grooter privilegie competeerd: /. Amioche^fium 37. D. de. reb. auSt. jud. posfid. éf /. 38. §. i. ibiq. DDs.& Buis add. I. 8.«. 3 ;add. Math. de auStion. bb. r. cap. 20. n. 2. & 3. cs LL. ibid. citat. naamelyk het recht van preferentie niet alleen op de goederen haarer Adminiftrateuren; maar ook van andere Crediteuren, en dat na het getuigenis van Busius, add. 1.8. n. Moribus hujus feculi jus ta~ citce hypothecce fere relatum est ad civitates quas dicimus Imperiales , quce fcilicet beneficio principis habent merum & mixrum Imperium, Gail. lib. 2. obs. 130. quod ita accipe, fi id habeant vel beneficio principis, hoe est privilegio, vel immemoriali tempor e prafcripferint. En, dat hodiernis moribus , flatus Imperii, comprehenfis quoque Imperialibus civitatibus, cum ex communi DD. fententia in fuis territoriis & diflriÜibus jure principis habere, & vicem principis obtinere dicantur, proinde jus fisci illos habere ipfisque quoad Collectas illis debitas tacitum pignus aliaque privilegia ad inftar fisci Imperialis competere relïe ajfm*£ Knipschild, tr. dejurib. &privi. civit. lib. 2. cap. 15. n. 1. & cap. 32- n 13. aliique aiLÜ. alleg. a Lauterbach, in disfert. detacito Pignore, thes. 11. & thes. 33. die daar by volgen laat, cum verofecundumea, quce fuprathes. 10. funt tradita ,fiscumproprie fumptam fola olim habuerit Respublica Romana, proinde dicendum erit, hacce privilegia ipfi etiam foli esfe competibilia, exclufis a* liis civitatibus rj? Rebuspullicis inferioribus, vid. thes. 10. civitates tarnen Imperiales, et relquios Imperii fiatus hac ratione hodie eodem, quo olim resp. Romana gaudere jure, reddit indubium, quod in fuis diftriftibus & territoriis jura Principis habere atque tantum in iis (exceptis refervatis) quantum Imperator in univerfo lmpsrio posfe dicantur, Knipsh. de jur. &privil. civ. Imp. lib. 2. cap. I.  ADVYSBOEK. 83 t n cum DD. longaferie ibidem allegatis,vid. fu. tra the}. III.add. Busius ad di£t< l. 8. qui pot. mpign.hab. «.3. ffet we ttal es op de Steden Deventer en Campen heel zeer anrdirabelis! terwyl die beide Steden met alleen vanouds V00Staaten £Ser Provtnde overhet Wid en beltier der " bvzondere Stedelyke zaaken, goederen en financien geene » SfaXrmmfte inzage, directie of mede bewind v^lmin " in de Steden eenige legislative magt hebben, maar dat ? afies aarde refoelive Heeren Regenten dier fouverame " ^SeTinrtSSluitinge der Heeren Staaten, alleen_com' neteerd en dus dezelve Steden ook het jus fisci hebben, " P \ f i- Ztils foei een gevolg is van de Regalien aan » ^^S^v^1SSa^^9 enmitsd^n " contrad Sr zoude zyn, fouverain te wezen en het Jus " fflSte hetóen, A ut recepta fit inter DD. confequen ^q^dTcui concedaLr regalia eid4 OVERYSSELSCH waar van in het eerfte alleen zou gedisputeerd worden over het recht van Preferentie en Concurrentie , doch zo zeer niet zou gehandeld worden over de duchtigheid der fchuldvorderingen , en mitsdien derzelver quantiteit en bewys ook zo zeer in geen confideratie zou komen, maar dat zulks eerst te pas zou komen , wanneer het poinct van preferentie of concurrentie afgehandeld zynde, een distributie van het provenue des Boedels aan de rechthebbende Crediteuren zal worden gemaakt; en dat dit ook zekerlyk van applicatie zou zyn op de waarde van de door N. N. zich ten eenemaal weerloos gemaakte Obligatien van de minderjaarige Juffrouwen Rambonnet ; zullen wy alhier moeten onderzoeken, in hoe verre deeze fuftenue gegrond zy? om daar na vervolgens de voorgeflelde vraagen op te losfen , of tot een andere inftantie over de Liquidatie te renvoyeeren. Hier omtrent nu is het wel waar dat Schrassert 3de Deel, cons. 129. n. 3. diftinótie maakt tusfchen een procesfus of'judicium pralationis en een judicium liquidationis, daar toeallegeerende Brunneman in tratï. de procesf. concurs. Cred. cap. 3. §. 6. en stryk,commentarieerende over hetzelveTraclaat, zeggende : " dat deeze tweederlei judicia ook zeer klaarlyk in „ het oog komen uit de Ordonnantie, waar na de defolaa„ te Boedel in deeze Stad en Schependom (naamelyk Arn„ hem) wordbn geredded, de Anno r68r". Doch daar dit» zekerlyk tot nieuwe procesfen aanleidinge moet geeven, atque imposfibile fere fit judici, ut inter contendentes creditores de prioritate fiatuere posfit, prius quam de fingulorum juribus ex difceptatione concurrentium fuerit informatus, Mmv. ad. jus. Lub. p. 3. tit. 1. art. 11. n. 9. Et cum etiam ad brevitatem & compendium hujus dedutïionis pertinet, ut eonjungatu utraque tam liquidationis quam prioritatis dedutlio, maledisjungi in nonnullis judiciis folita, cum una charta tarnen commode expediri queat, idem Mjkv. d. I. n. 15. komt het ons voor, dat de aangehaalde leere van Schrassert , fteunende op de ordonnantie van Arnhem, tot deeze Provincie niette extendeeren-4s, nademaal wy by het Landrecht van Overysfel geen zo*  A D V Y S B O; E K. |g zodaanige diftinctie tusfchen een judicium pralationis en een judicium liquidationis vermeit, of dezelve als twee diverfe 'judicia geïntroduceerd vinden ; maar integendeel, de Hooge Heeren Wetgeeveren deezer Provincie, die altyd het vermenigvuldigen van' onnodige procesfen en het verzwaaren der onkosten, zo fchaadelyk voor de Ingezetenen, hebben te keer gegaan, en daar in willen voorzien; men zie de Refolutie van den 12 Maart 3632. voor het Landrecht gedrukt, het Reglement van 1690 Jub. n. I. en van 1719. fub. n. II. achter het Landrecht, ook fchynen gewild te hebben , dat in een proceduure over de Preferentie en Concurrentie, teffens over de duchtigheid der fchulden endequantiteitderzelven niet alleen by Landrechte p. 1. tit. 21. art. 12. gedisw poneerd wordt, "dat in judicio pralationis de fchulden met „ alle verificatien daar toe dienende, moeten ingebracht „ worden", en art. 13. " dat op het voorfchreeven fchrif„ telyk inbrengen en de verificatien, Debath zal mogen „ gefchreeven en ingebracht worden op den veertienden dag „ daar na, by verttek, alzo dat ook daar mede zonder wyder fchryven in de zaaken geflooten zal worden en dezelve „ beleerd"; maar ook, dat art. 14. "het Gerichte of Schout „ onder wien de penningen van de geëxecuteerde goederen „berusten, achtervolgende de Sententien daaraf gewee„ zen, aan een eigelyk der Crediteuren daar af zal voldoen "; het welk geenszins zou kunnen gefchieden indien by die Sententien, flegts alleen de preferentie ware gereguleerd, zonder eenige erkentenisfe over de duchtigheid en quantiteit van elke der aangegeeven fchuldvorderingen, nademaal els dan achtervolgende die Sententien niet zoude geweeten worden aan welke Crediteuren debité zou kunnen voldaan worden , noch ook, hoeveel een ieder van hen competeerde; terwyl, indien na de Sententie in cas van preferentie geweezen, voor of wederom een nieuwe proceduure over de Liquidatie wierde gevoerd , het uittellen der penningen daar na zoude moeten wagten. Het welk Ridderfchap en Sleden zekerlyk niet gewild hebben , om dat anders by Re- fi-  96 OVERYSSELSCH folutie van den 12 April 1728 achter 't Landrecht fub n. <7 niet zou verftaan zyn, dat de Magistraaten van de Kleine Steden, en Schouten en Richteren ten platten Lande zullen weezen verplicht en gehouden, om binnen zes weeken na dat de defolaate Boedels geëxpliceerd of daar van in cas van preferentie en concurrentie gevonnisd zal weezen, de pen nïngen aan de Geüiteresfeerdens uittetellen; aangezien in dien korten tusfchen tyd van zes weeken, geen geheele Licmi dations-proceduure zou kunnen uitgevoerd, ter beleeringe ee" zonden, aan het Gerichte te rug geftuurd, en de Crediteu ren tot het aanhooren der Sententie geciteerd worden waarom ook, onzes weetens, zodaanige afzonderlyke Liquida* tions-proceduure tusfchen de Crediteuren van een defoJaa" ten Boedel, in de praktyk deezer Provincie niet bekend is " maar in tegendeel, uit de meeste Sententien in cas van pre' ferentie in deeze Provincie geweezen, duidelyk is op te maaken, dat de erkentenis over de liquiditeit en voortocht der fchulden tot het judicium pralationis behooren, en dat daar toe geenszins twee afzonderlyke proceduures , de eene over de preferentie, en de andere over de liquidatie of duchtie heid en quantiteit der fchulden gehouden pleegen te wor den; aangezien in de meeste Sententien over de preferentie , aan fommige Crediteuren wordt opgelegd de duchtie* heid van hunne pretenfien, of met handtastinge of metfn lemneelen eede te fterken, of binnen zekeren tyd weder te venfieeren; het welk alles, indien 'er eene afzonderiv ke proceduure over de liquidatie moefte gevoerd worden met zoude te pas koomen; behalven dat ook in de andere beide Hoofdfteden deezer Provincie deeze beide judicia pra lationis c? liquidationis volgens de voorgeciteerde lDere van M.ffivius geconbineerd zyn,- men zie het StadrechtvanDeven ter 2de Deel, tit. 21. art. 3. en Reglement op Preferentie, van den 3 December 1765 , art. 2, 3. en 4. Stadrecht van Zwolle tit. van Defolaate Boedels. n^woue, En hierom hebben wy vermeind niet alleen de bovenre melde drie vraagen te moeten oplosfen; maar ook, voor zo  ADVYSBOEK. 91 zo verre in deezen gefchieden kan, de deugdelykheid van alle anderen in deezen gededuceerde fchuldvorderingen te moeten onderzoeken, en nopens het geen by gebrek van genoegzaame adftructie of bewys omtrent deeze of gene van dezelven by dit ons Advys niet kan beflist worden, nader adfl.ruct.ie en bewys te injungeeren binnen eenen zekeren tyd , door dit Wel Edele Hoog Achtbaare Gerichte te bepaalen, zonder een geheele nieuwe inftantie of termyn van verificatie en liquidatie van alle Crediteuren te ftellen : quia Fummopere expedit, ne unius cuntïatio vel infufficiens deduStio "flZief retardet, fi omisfum fit, fine quo non pos fit ad definitivam fententiam perveniri, ut Judex non novum prafigat tcrmimein, qui fua testatis credita nocumento foret, fed de caterorum jure nikilominus pronunciet, isti vero, qui non fatisfecit huicfcopo, fuum adjudicet cum conditione.fi melius jurafua probaverit, veluti in fententiis frequens est hac claufula, M;ev. d. p. 3. tit. 1. art. 11. n. 22. ibique alleg. Carpzov. p. 1. cons. 28. def. per tot., en zo als ook met menigvuldige Sententien in deeze Provincie geweezen, zou kunnen getoond worden, waarvan wy flegts twee zullen allegeeren , in welke verfcheiden zodaanige claufulen voorkoomen; als de Sententie in cas van Preferentie en Concurrentie tusfchen de Crediteuren van wylen Geert Hartgerink alias ten Thye , voor het Landgerichte van Delden gepronuncieerd op den 10 September 1685. Ref. Everh. Bouwer. En tusfchen de Crediteuren en Interesfanten van den defolaaten Boedel van wylen Aubert terHagreize, voor het zelvde Gerichte gepronuncieerd den 10 July 1684. Ref. Henr. Nyland en J. Foc- Wat dan de eerste vraag aangaat, of naamelyk de voorfchreeven mjnderjaarige Juffrouwen Rambonnet, door het in pandfchap geeven van eenige Obligatien aan de Wit en Compagnie te Amfteldam, het welk door haar geweezen Vopgd N. N. gefchied is, noodzaakelyk zó veel fchaade hebben geleeden, als de waarde van die Obligatien bedraagt ? daaromtrent bevinden wy wel, dat de Heeren GecommitUI. Deel. N teer.  98 Ö V E RY S S E L S C II teerden van de Steden Deventer en Campen, by hun Debath de negative willen beweeren , en declareeren nooit te zullen gedogen dat het montant van die Obligatien, die de gedebatteerde Medevoogd te Amfteldam zou hebben laaten verkoopen, tot laste van deezen Boedel zou koomen, als na dat alles voldaan is; en zulks, om dat de Heer Gedebatteerde in het geheel geen moeite zou gedaan hebben ter wederverkryginge van die te Amfteldam verpande Effeften. Dan, vermits de Boedel van den geaufugeerden Voogd N. N. legaal verbonden is, voor al het geen zyne geweezen Pupillen uit hoofde van zyne administratie als Voogd te vorderen hebben, fpreekt het van zelve, dat zy dereftitutie van haare Obligatien, die N. N. als Voogd onder zich gehad heeft, direct, van zynen Boedel mogen eifchen; en dat N. N. door zich, die Obligatien weerloos te maaken, zich zeiven noch zynen Boedel van de verplichtinge om dezelve te reftitueeren in het minfte of geringfte niet heeft kunnen ontflaan, noch zyne Pupillen verplichten, om dezelve van elders , dan van zynen Boedel té rug te zoeken; en gevolglyk kan aan den Heer van Knuth , die hier in qualiteit als Voogd zyne Pupillen reprajfenteerd , en derzelver recht op deezen Boedel vervordeert, niet geobjicieerd worden, dat hy geen moeite zou gedaan hebben ter wederverkryginge van die te Amfteldam verpandde Effecten. Want, fchoon hy in qualiteit als Voogd wel gehouden was, alle middelen aantewenden ter wederverkryginge van de Effecten zyner Pupillen, en een verzuim daaromtrent hem wel verantwoordelyk zou ftellen aan zyne Pupillen, en aan dezelve recht geeven , om de fchaade die haar door zulk een verzuim mogt overkomen, van hem te repeteeren; zo ftelt hem egter zulks niet verantwoordelyk aan de Crediteuren van deezen Boedel, en kunnen dezelve met geene de minfte apparentie van recht, tegens de actie welke naamens deeze Pupillen aan den Heer van Knuth als haaren Voogd op dee. zen Boedel competeert, zich bedienen van het zelve recht, het iveik aan deeze Pupillen tegen dien Voogd zeiven zoude tos.  A D- V Y S B Ö E K. 99 toekooraen; behalven dat ook by Deductie van den Heer van Knuth qqa. ontkend wordt, dat hy voor het vertrek van zyn Medevoogd N. N. van het verpanden der gemelde Obligatien kennis zou gehad hebben, maar in tegendeel, daar in wordt gefouteneerd, dat hy eerst na het vertrek van N. N. daar van kennis hebbende bekoomen, zich daar na hebbe geinformeerd, ontwaar was geworden, dat dezelve Obligatien op aufthorifatie van Heeren Schepenen van Amfteldam, ter inftantie van de Wit en Compagnie, publyk en by executie voor het door hem daar op aan N. N. gefchooten Capitaal en daar van verfchuldigde renten waren verkocht en merkelyk minder hadden opgebragt, dan de pretenfie van de Wit en Compagnie bedroeg. En daarentegen niet is beweezen, ja niet eens Heilig beweerd, dat de Heer van Knuth qqa. voor de distruftie van die Obligatien, zy geinformeerd geweest, of geweeten hebbe, dat dezelve te Amfteldam onder de Wit en Compagnie berustende waren, of dat daar van executoriaale distractie verzogt ware, veelmin , dat hy door het aanwenden van behoorlyke vlyt, die Obligatien te rug zoude hebben kunnen bekoomen; waarom wy dan ook op zulk eene Objectie van gepretendeerd verzuim in deezen geenzins hebben kunnen letten; want alhoewel faen wel zoude kunnen zeggen, dat door de verkeerde fuftenue van den Heer van Knuth qqa., als of in hoe judicio pralationis de duchtigheid en quantiteit der fchuldvorderingen niet zouden te demelleeren zyn , de Heeren Gecommitteerden van Deventer en Campen fchynen in het begrip gebragt te zyn, dat zy by eene nadere inftantie de duchtigheid deezer praetenfie zouden kunnen en moeten contradiceeren, en daarom nagelaaten hadden te produceeren zodaanige bewyzen, als terprobatie van het gefuftineerd verzuim van den Heer van Knuth, zouden gerequireerd worden, zo heeft ons zulks egter niet kunnen moveeren, om daaromtrent pointten van Officie te openen en de productie van zodaanig bewys aan de voorfz. Heeren Gecommitteerden op een zekeren naderen termyn te iniungeeren of vry te laaten, om dat, zo als hier vooN 2 ren  ido ÖVERYSSELSC H ren is gezegd, zodaanig verzuim wanneer het zelve legaal beweezen ware, wel aan de minderjaarige Juffrouwen Rambonnet tegen den Heer van Knuth , maar geenszints aan de Crediteuren van deezen Boedel tegen de Juffrouwen Rambonnet, en by gevolg ook niet tegen derzelver Voogd als haare perfoonen repraelènteerende, eenig recht zoude kunnen geeven, kunnende de Heer van Knüth,noch voor zich zelvs, noch als Voogd en in die qualiteit naamens zyne Pupillen, medecrediteur van deezen Boedel, in geenen deele verplicht geacht worden, om voor het interesfe van deezen Boedel meerder te zorgen, dan elk der andere Crediteuren ieder afzonderlyk , waarom, indien 'er met relatie tot deezen Boedel verzuim mogt gepleegd zyn in het niet wedereifchen der Obligatien van de Wit en Companie, 't zy voor het geheel, 't zy ten deele, zulks ten laste van den geheelen Boedel, maar niet fpeciaal van den Heer van Knuth zou moeten gefield worden; en indien hier van iets ten voordeele van den Boedel ware te bekomen geweest, het de post van de Executeuren was geweest zulks te vervorderen. En dierhalven hebben wy niet anders kunnen begrypen, dan dat N. N. de Obligatien van voorfz. zyne Pupillen hebbende onder zich gehad, en deszelvs Boedel voor dereflitutiedaar van, en by gebreeke van dien, voor de waardye derzeive en alle fchaade wegens het gemis van die Obligatien te lyden, jure tacitce hypothecce verbonden zynde, de Heer van Knuth naamens de voorfz. zyne Pupillen in quinto gradu moet gepne. fereerd worden met de waardy van die doorN.N. verpandde en daar door gemiste Obligatien, te berekenen na den Prys courant, zo als mede met de rente zo van die Obligatien aan de minderjaarige Juffrouwen Rambonnet competeert. En wat aangaat de tweede vraag, ofnaamejyk "de fomma „ van vier duizend en acht honderd Guldens, door den „ Heer van Knuth qqa. ter wederinlosfinge van de in de „ Bank van Leening verzette Obligatien betaald , kan aan„ gemerkt worden, als eene fchaade, die aan zyne Pupillen » door  ADVYS BOEK. 101 ,', door die verzettinge noodzaaklyk veroirzaakt is " ? Wanneer men daaromtrent confidereerd , dat de Heer van Knuth by zyfte Deductie zelve pofeert: " na genoomen informa„ tien en door gefchepte Advyzen zo van binnen- als bui„ tenlandfche Rechtsgeleerden onderricht te zyn geworden, „ dat het veel bedenkelykheid onderworpen was , of bin,, nen deeze Stad 's Lands Obligatien objecten waren van „ panden in deeze Bank van Leening te verzetten, en al. , thands dat zodaanige Obligatien, die niet in blanco, maar op naamen geflagen waren, door niemand anders, als door l, den wettigen houder en eigenaar derzelver, in de Bank „ van Leening wettig verpand konden worden, maar in allen „ gevallen door anderen, als de wettige houders, of eigenaars „ alzo verzet wordende, reclame onderworpen waren, „ doch dat het anders gelegen zoude zyn, met zulke Obli„ gatien , die niet op naamen, neen maar in blanco flon„ den of geflagen waren ,• dat hy de Bankhouderfche „ vrugteloos hebbende getracht te perfuadeeren tot weder }, overgifte van de zulke , die in blanco of zonder naamen j, geflagen waren, zich genoodzaakt gevonden had , dieTa„ felhouderfchen , na pi seallabele Au&horifatie , in rechten „ te betrekken". Wanneer men verder opmerkt, dat uit het Extract uit het Boek van Refolutien der Stad Campen, achter de Deductie, geblykt, dat de Heer van Knuth als Voogd over de minderjaarige Jacoba en Francoisa Rambonnet , zich by Requeste aan de Magistraat der Stad Campen heeft geadresfeerd en verzocht: "dat Hun Wel Edele Hoog „ Achtbaaren hem geliefden te aucthorifeeren en, zo veel „ noodig qualificeeren, om in zyne qualiteit tegens de „ Bankhouderfchen tot reclame en reflitutie der Obligatien, „ zodaanig te concludeeren , als volgens gefchepte Advyzen „ zoude vermeenen te behooren, niet alleen; maar dat de , Heer van Knuth volgens zyn eigen pofitien by Debath " ook werkelyk de Bandhouderfchen reeds heeft geconve„ nieerd tot kost- en fchaadelooze reflitutie van alle zodaanige Obligatien , als zy van de minderjaarige Juffrouwen N 3 Ram-  10a OVERYSSELSCH „ Rambonnet onder zich berustende hadden, immers voor „ de zulke, die op naamen, en^niet in blanco geflaagenwaren", dan moet men noodzaakelyk befluiten, datheteen res litigiofa duhia et incerta was , óf de Bankhouderfchen verplicht waren de Obligatien door den geweezen adminiftreerenden Voogd van de voorfz. Juffrouwen Rambonnet in de Bank van Leeninge verpand, kost- en fchadeloos te rug te geeven, en dat het dus gantfch niet zeker was, of de Juffrouwen Rambonnet door die verpandinge fchaade zouden moeten lyden; ja dat de Heer Deducent zelve dit ook alzo als onzeker heeft geconfidereerd, blykt al verder uit zyne eigen pofitien by Debath, daar hy zege: "dat hy „ daar over met de Bankhouderfchen een Trar.fact.ie heeft „ aangegaan"; het welk niet gefchieden kon, indien het niet litigieus, onzeker en twyfelachtig was, of de Bankhouderfchen, die Obligatien kost-en fchaadeloos moesten reftitueeren, nam de rebus certis non reUe fit tranfaStio, fed de rebus dubiis, id est quibus jus est dubium, dubiusque eventus, Voet. ad tit. ff. de tranfaSt. n. n. in princ. junÜo n. 10. in princip., gelyk de Heer Deducent by Debath zulks ook zelve uitdrukkelyk beweert, daar hy zegt, "dat immers eeneTran„ factie in rechten omfchreeven wordt, rei dnbia incerta feu „ litigiofa fed nondum finita conventio te zyn". Nu fpreekthet van zelve, dat niemand vergoeding van fchaade kan vorderen, indien het niet blykt, maar onzekeris, ofhyfchaade heeft moeten lyden, en dierhalven had de Heer Deducent in zyn qualiteit als Voogd zich moeten in ftaat ftellen om te kunnen doen blyken, dat zyne Pupillen door de daad van haar geweezen Voogd N. N. in het verzetten van haare Obligatien noodzaakelyk fchaade hadden geleden, het welk dies te meer in dit Proces van Preferentie en Concurrentie volftrekt noodzaakelyk was, om dat, zo als wy boven gezien hebben, ons Landrecht direct vordert, dat een ieder der Crediteuren niet alleen zyn fchuld en fuftenue van Preferentie of Concurrentie, maar ook teffens alle de Verificatien daar toe dienende zal inbrengen, en dat, na dat die geneT  ADVYSBOEK ioj gene, welke zulks wil doen , by Debath zal gefchreeven hebben, daar mede zonder wyder fchryven in dezaakengeflootenzal worden, en dezelve beleert; men ziedegezeide art. 12. en 13. van 't Landrecht, tit. 21. En dit had hy buiten tegenfpraak kunnen doen blyken , indien hy gene afzonderlyke actie van reclame geinftitueerd, m'akr in deezen Boedel de door de Bankhouderfchen gevorderde praeferentie op die Obligatien bedisputeerd, en dezelve uit den Boedel als eigen Effecten van zyne Pupillen te rug gevorderd had ; of indien hy zyne geinftitueerde actie van reclame vervolgd en daar over eene richteriyke decilie vervordert had, want daar door zou het evident gebleeken zyn of zyne Pupillen fchaade hadden geleeden, en welke fchaade, of hoe veel dezelve juist zou bedraagen, quia res judicata non amplius est dubia incerta lis, fed jam finita, imo res judicata pro veritate habetur, /. 207. ff. de R. j. Perez ad tit. Cod. de transact, n. 6. en dan zou hebben kunnen-toonen, dat die fchaade noodzaakelyk had moeten geleeden worden ,, quia judicium redditur in invitum l. 83§. i.ff. de verb. obl. Maar nu de Heer Deducent geen richterlyke decifie van zyne tegen de Bankhouderfchen genoomèn conclufie tot kost- en fchaadelooze reflitutie der dikgemelde Obligatien heeft vervordert, is het onzeker gebleeven of hy die kost- en fchaadelooze reflitutie al of niet hebbe kunnen bekomen, en dus of zyne Pupillen al of geen fchaade noodzaakelyk hebben behoeven te lyden. En deeze twyfelachtigheid en onzekerheid is niet weggenoomen door de Tranfactie, welke de Heer Deducent met de Bankhouderfchen heeft gemaakt, want een Tranfactie gefchied eigenwillig door overeenkomst en wederzydfche toeftemming van parthyen Tranfigenten, en daarom wordt ze gezegd, te zyn, eene non gratuita rei dubia decifio, facta cunyentione partium, Vinn. in traSt. de transact, cap. 1. n. %.neque aliud est tranfigere, quam rem dubiam litemvt incertamconfenfu terminare, dato aliquo feu promisfo aut retento d. I. n. 2. Gefchied nu eene Tranfactie door vry willige overeenkomst, door  io4 O VER Y S S ELS CH door toeflemming en goedvinden van de Transfigenten, dan kan het geen uit hoofde van zodaanige Tranfactie betaald wordt niet aangemerkt worden als een fchaade, welke tegen wil en dank noodwendig toegebracht is door eene handelinge, welke die Tranfactie is voorafgegaan, want dan blyft het altyd nog de vraag, of de Tranfigent ter oirzaake van die voorafgegaane handeling, naar rechten verplicht was dat gene te betaalen, het welk hy by Tranfactie vrywillig beloofd heeft. En hier in is een Tranfactie onderfcheiden van eene Richterlyke Decifie, dat de eene een vrye wil of toeflemming, en de andere een noodzaakelykheid involveert; hierom zegt Vinnius : ajo confenfu terminare ; quibus verbis Tranfactio diftinguitur a Sententia & decifione judiciali, nam judicium redditur in invitum, 1. 83. §. i.ff. de verb. obl. hinc confenfu- terminata pro tranfaStis l. interpofitas 13. Cod. h. t. Vinn. d. tra£t. cap. r. n. 2. & fententia non ex judicis, rerumque judicatarum aucloritate vires accipit: Tranfactio vero ex raluntate contrahentium, Perez ad tit. Cod. de tranfact. n. 3V. Ja dat door een Tranfactie de zaak of questie, waar over getranfigeerd wordt, even dubieus gelaaten wordt, blykt uit de reden waarom men doorgaands eene Transactie maakt, en daar by iets beloofd of geeft, welke geen andere is, dan op dat het verfchil of de questie waar over men verfchil heeft, niet zal vervolgd en beflist, maar daar gelaaten worden , nam hoe ipfiim zegt Paulus in l. 65. §. i. de condict. indebiti, quod a lite disceditur, caufa videtur esfe, quare quid datur; zo dat de Heer Deducent aan de Bankhouderfchen de by Deductie gemelde 4800 Guldens niet betaald heeft, om dat haare fustenue dat zyde Obligatien niet kost-en fchaadeloos zouden behoeven te rug te geeven, gegrond was,of om dat hy verplicht was de fomma voor de reflitutie der Obligatien betaalen ', neen maar alleen om dat hy die fomma beloofd had, indien zy van haare fuflenue, even veel of die rechtmaatig of onrechtmaatig ware, defifteerden; nam £f iransabïione petens , nonpetüideo , quia antea debitum er at, fed quia adverfarius promifit fe datum n. ft alter a lite ulteriore de-  ADVYSBOEK. 105 defifiat, adeoque nee hic inquirendum a qua lite, jufla an 'injusta, attor dejtiterit; fed id unum an conditio obligatie-nis impleta fit, feu an a lite deftiterit, qui fub conditione defistendi a lite fibi paraverat bona fide jus obligationis. Tota quippe dationis vel promisfionis eaufa in tranfaÜione est lis ac abftinentia ab Ma lite, Voet. ad. tit. ff. de transatt. n. uit. Was het nu volgens de eigen pofitien van den Heer Deducent onzeker, of zyne Pupillen door de verzettinge van haare Obligatien fchaade zouden hebben moeten lyden, indien hy daar over met de Bankhouderfchen niet getranfigeerd had, en is die onzekerheid door zyne gemaakte Transactie niet weggenoomen, dan kan aan den Deducent voor zyne Pupillen uit hoofde dat haare Obligatien door haaren Voogd N. N. in de Bank van Leening verzet zyn, geen vergoeding van eenige fchaade uit de Effecten van deezen Boedel geadjudicieerd worden, om dat het niet blykt, dat zy door die verzettinge noodwendig fchaade hebben geleeden of moeten lyden. Et quia non esfe et non apparere in judicio paria funt, per text. in l. 30. ff. detestam. tutela. Zonder dat hier tegens inaanmerkinge kan komen, dat evenwel door de verzettinge , welke N. N. van die Obligatien gedaan heeft, veroirzaakt is, dat de Heer Deducent ter bekominge van reflitutie derzelve, 4800 Guldens heeft betaald, welke hy notoir niet zoude betaald hebben, zo de voorfz. N. N. de gementioneerde Obligatien niet ter kwaader trouwe verpand, maar dezelve volgens zyn plicht onder zich gehouden had. Want toch het fpreekt van zelvs, dat hier niet in confideratie kan komen, wat plaats zou gehad hebben , indien N. N. de voorzeide verpandinge der Obligatien van zyne geweezen Pupillen niet hadde gedaan , maar dezelve volgens zyn plicht had onder zich gehouden, om dat dit geval niet exifteerd, maar wy hier verfeeren in het geval, dat N. N. werkelyk die Obligatien heeft verpand, en dus in deezen de vraagalleen maar zyn kan, of die Verpandinge, welke werkelyk gefchied is, aan de geweezen Pupillen van N. N. eene noodzaakelyke fchaade hebbe toegebracht ? en dit zeggen we III. Deel. O blykt  io6 OVER-YSSELSCH blykt'niet, vermits al de fchaade,- welke de Heer Deducent naamens zyne Pupillen fuftineert geleeden te hebben, voortkomt uit zyne met de Bankhouderfchen gemaakte Conventie en Transactie, welke niet als een noodzaaklyk gevolg van de meergemelde Verpandinge kan aangemerkt worden; om dat eensdeels, de Heer Deducent geene afzonderlyke aftie van reclame tegen de Bankhouderfchen had behoeven te voeren, maar de Obligatien uit deezen Boedel had kunnen te rug vorderen , en de Preferentie daar op aan de Juffrouwen Balkman bedisputeeren , en concludeeren tot reflitutie van die Obligatien als eigen goederen uit den Boedel by Preferentie voor dezelve en alle andere Crediteuren , en ca/u quo tot Preferentie in quinto gradu met al het geen aan de Juffrouwen Balkman van die Obligatien mogt worden toegekend, en de fchaade daar door veroirzaakt: ten anderen, om dat de Heer Deducent verkooren hebbende deeze Obligatien niet uit den Boedel maar van de Juffrouwen Balkman te reclameeren, zyne geinflitueerde actie tegens dezelve tot kost- en fchaadelooze reflitutie der Obligatien hadden kunnen vervolgen, en het niet volflrekc noodzaakelyk was, maar van zyn vrye willekeur afhing, zodaanige Transactie aan te gaan, en dus de fchaade, die hy door zo een vry willige Transactie lydt, niet kan repeteeren; om dat het rechtens is, dat niemand actie van fchaade competeert, daar toe hy zelvs minst of meest, gecoöpereerd heeft, teste Schrass. p. 3. cons. 126. n. 52. behalven, dat hy volgens zyn eigen pofitien by Debath de Bankhouderfchen tot kost- en fchaadelooze reflitutie van die Obligatien geconvenieerd en dus getoond hebbende, dat hy actie had, om dezelve kost- en fchaadeloos te rug te bekoomen, niet kan pretendeeren fchaade te lyden, zo lang hem die eifch niet geheel of gedeeltelyk ontzegt was , nam qui attionem hahet ad rem recuperandam ipfam rem habere, videtur l. 35. f. de R. J. Heeft hy nu verkooren om liever, dan de Preferentie te bedisputeeren of zyne geëntameerde actie te pourfuiveeren, by Transactie voor de reflitutie der vermelde Ob-  AD V YSBOEK. 107 Obligatien 4800 Guldens te betaalen , dan heeft hy het zich zeiven te imputeeren, zo hy daar door nu fchaade moet lyden , nam quod quis ex fua culpa damnum fentit, non intelligitur damnum fentire, /. 203. ƒ*. de R. J. Immers hadden de Bankhouderfchen geen recht of magt om den Heer Deducent tot een Transactie te noodzaaken , atqui donari yidetur, quod nulla jure cogente conceditur, /. 82. ff. de R. J. Et iu°d au^s Qücui donat ab alio repetere nonpotest; Berlich. in Decis. aur. p. 3. decis. 306. n. 2. Hier komt by, dat de Effecten van deezen Boedel juretaciti pignoris verbonden zynde voor de fchaade, welke des Deducents Pupillen by de verpandinge van haare Obligatien zouden lyden, de Heer Deducent buiten kennisfe of toeflemminge van de Crediteuren deezes Boedels, daar over niet konde Tranfigeeren, zonder het recht van pandfchap op deezen Boedel te verwerken, quia transactio novatio est, et novatione tolluntur pignora, l. 18. ff. de Novat., Mxv. p. 3. decis. 338. in not. n. 5 et 6. En zulks wel te minder, om dat de Heer Deducent ligt hadde kunnen begrypen, dat de andere Crediteuren zeer geinteresfeerd waren by deeze bepaalinge van fchaade , en overzulks daaromtrent eene Transactie willende maaken, welke aan de Crediteuren van deezen Boedel ook tot een richtfnoer zou moeten verftrekken , om daar na de fchaade welke uit deezen Boedel aan de Juffrouwen Rambonnet zou moeten vergoed worden, af te meeten en te bereekenen , ten minnen die Crediteuren daar in had behooren te kennen, en te verneemen of dezelve daar mede te vreden waren, en zulks goedkeuren wilden, quia quod omnes tangit ab omnibus debet approbari, l. fin. in fine Cod. de auctoritat. pmftand. dan dit blykt in deezen niet alleen geenszins gefchied te zyn, maar ook is het ons voorgekoomen, datde Heer Deducent in het maaken van deeze Transactie zeer willekeurig is te werk gegaan , en alleen fchynt bedoeld te hebben om een grooter fchaade voor zich zeiven te prsevenieeren, en niet zo zeer om het belang van den Boedel en van zyne Medecrediteuren teffens te bevorderen Want, daar volgens de pofitien by Debath de Heer O 2 De-  io8 OVEJRYSSELSCH Deducent de Bankhouderfchen wel eeconvenWrd u,a, . kost- en fchaadelooze reflitutie van IteTo^ttï'*1 zy van zyne Pupillen onder zich hadden S ' d,e minder fiducie fcheen peftiid t» L\ l ',maar eSte* van dien eifch S?^ffSt£ S^^fl^ wel omtrent de anderen, door 'er by f voeeen " ' d™ „ van dezulke die op naamen en nipfi» n S n«» mme« ren», zo veioniffi^fa ctaTïïS^n^ dat deeze 4800 Guldens het montant zouHp ,°pflag' de gementioneerde ObU^n^^o en^0^^ ,V3n finge van dezelven zouden betidd& en 25 ^Tfr ducent de fuftenue der Bankhouderen « * dus de De~ gatien in ^ hadcte to^^^^ ze daarentegen van WliAenu^o^T&Sii?^- riteit niet hadde mogen doen m,r ^ ?P eJgen aucth°- eenigen fchyn van reden zoude glhadl hebben yJgtS- Uug Deductie se?epd ^7V 1 &cnd7 neDDen, vermits by van Panden in deeze Bant- wnn T . J tea waren flonden, door een anderpkSn r~ & •' d,e °P naamen tig had kunnen ISeden en dat^ïzelvTn?^ niet Wet" reclame onderween waren, ''docf d^h ? eïerfnW^ » gelegen zoude zyn met zulke Obligatien, die nktnn ^ ««, neen maar in blanco flonden". DlnbLeneZ"^ keurige examinatie der flukken deezer prSS^ehM^' wy bevonden, dat de by voormelde. T^n« Lhebben fomma van 48oo Gu]dJs ™ -^«^bemudfc N aan P' bet ™n£ant van zodaanige de^doorN ducents Pupillen wy  ADVYSBOEK* 109 wy leezen in de Extract Refolutie agter zyne Deductie: al„ le op één na ftaande op naamen", en dus is 'er maar een éénige Obligatie onder geweest, die in blanco Rond, en het capitaal van deeze ééne in blanco ftaande Obligatie heeft ten hoogften niet meer, maar waarfchynlyk wel minder dan 2000 Guldens in capitaal bedragen, vermits onder alle die Obligatien , welke zich uit hoofde der door N. N. gedaane beleeninge in handen van de Bankhouderfchen bevonden ten getalle van 13, gefpecificeerd by.een Acte door de Curateuren deezes Boedels op den 3 January i78oafgegeeven,flegts twee gevonden worden van 2000 Guldens, terwyl de capitaalen van elk der elf overige Obligatien nietgrooter zyn, dan van 1500 Guldens, 1000 Guldens, 600 Guldens en 500 Guldens. En dewyl wy nu niets anders hebben kunnen ontdekken, waarom juist de fomma van 4800 Guldens voor de reflitutie der verpandde Obligatien betaald is, dan om dat de Heer Deducent en de Bankhouderfchen te zamen goedgevonden hebben die fomma willekeurig te bepaalen, hebben wy des te meerder moeten befluiten, dat voor dezelve niet als voor eene noodzaakelyke fchaade van de minderjaarige Juffrouwen Rambonnet Praeferentie konde verleend worden , vermits de bepaalinge van zodaanige fchaade met geen fchyn van recht van de willekeur van derzelver Voogd kan afhangen , en het ob incertum litis eventum, waar van de uit flag, doordien de Decifie door de gemaakte Transactie belet is, nu niet meer kan geweeten worden,' onmoogelyk is, thands eenige begrootinge van zodaanige fchaade meer te maaken, quce enim certa erit rei tam incertcs ajlimatio ? qua dubia funt ea certam ajiimationem non recipere, ait UlpianusJ. 29. §. 3. ad. L. Aquil. imo vixest, ut ratione comprahendi queat certa dubice litis eventus, vid. Vinn. de transact, cap. 8. «.13. Wy begrypen zeer wel dat de Bankhouderfchen voor geen minder fomma de Obligatien zullen hebben willen reftitueeren, en dat de Heer Deducent, indien hy die reflitutie voor een minder fomma hadde kunnen bedingen, zekerlvkgeen 4800 Guldens zou betaald hebben- Maar even O 3 hier-  iio OVERYSSELSCH ^^^^onstoe, dathetoogmerk van den Heer De ducent alleen geweest is om door deeze Transactie eSoTor" fchaade voor zich zeiven te prevenieeren , en n et f^ " teuren tefi teV^" ^ °f ™n ^ MedTcSi Aóte van Transactie getekend is 7ehJ\L 7 °en de ben geweeten of ten minften met veel wtïrfchvMu -a kunnen calculeeren, dat, indien zyne geSS^edS^ÏÏ hem mogt ontzegd of de BandhouderfchennÏÏt rno^en ?e condemneerd worden tot kost- en fchaadelooze Xutie van alle de Obhgatien van zyne Pupillen, oftenminSnvaS Pupillen op verre na, ja dat de helft daar van uit het™, venu van deezen Boedel niet zou te bekomen Jtn A d!en die fchaade boven de kosten'der proceduure Is dan zo" veel zou bedragen, als het geheele montant der 0D die O bhgatien gefchooten penningen met de verftLeldenPof v?r' loopen lnteresfen ter fomma6van meer dan AfooïG^kLns waar mede dan de Bankhouderfchen op dieObSenah' haare geadjudicieerde wettige Panden, zekerlyk zouden ,é prafereerd worden, is het nu waarfchynelS: «fat d Deducent zulks hebbe kunnen calculeeren'fdïn i het %fe ju mis eventus, uti ait Perez. ad tit. Cod. de transact n r derfï* ^ VGr voordeeIiger ™or zich zeiven hebbe geoirl deeld te tranfigeeren voor 4800 Guldens, dan te risquee ren, dat hem qqa. de reclame mogt ontzegd of nL anders geaccordeerd worden, dan onder betaaling\an de 4nk7el tll\ T>d\he\ pr0VenU van deezei> ZoldeUn luinïo !ra du zo niet geheel ten minften ten naasten bylSntzv ' de voor 4800 Guldens , waar mede hy dan iend n I„" graad te zullen geprefereerd worden* hy m a£ gevalle even  ADVYSBOEK. m even zo fchaadeloos zou blyven, als of hy qqa het Proces tegen de i'ankhouderfchen won; daar in tegendeel, zo hy de proceduure tegen de Bankhouderfchen mogt verhezen, hv naamens zyne Pupillen meer dan 12,000 Guldens uit den Boedel zou te vorderen hebben, en dus vermits m quinto zradu zo als by Dedudie van den Heer van Knuth zelve, gezegd wordt niet meer dan 4800 zou kunnen vallen, over de 2000 Guldens, fchaade by den Boedel zoude moeten Ivden die hy voorzien konde , dat door hem, als Medevoogd van N. N. uit zyn eigen bewys aan zyne Pupillen zou moeten vergoed en betaald worden. Kn dus hebben wy, om deeze en alle de hier vooren gededuceerde redenen, niet anders kunnen oirdeelen, dan dat de door den Heer Deducent bv Transactie verfprooken, en tegen reftitutie van de door N N. verpandde Obligatien van zyne Pupillen betaalde fomma van 4800 Guldens, niet kan aangemerkt worden als eene fchaade, die de gemelde zyne Pupillen door verpandinge van haare Obligatien noodzaakelyk geleeden hebben, en dat by gevolge voor die gemelde fomma van 4800 Guldens geen Preferentie in deezen Boedel kan toegekend worden Dan wy hebben teffens moeten oirdeelen, dat, vermits door de betaalinge van die 4800 Guldens de praatenfie der Bankhouderfchen op deezen Boedel even zo veel minder geworden is, de Heer Deducent qqa. met de gemelde fomma, als een gedeelte der prastenfie van den Bankhouderfchen in den zelvden rang kan en behoord gefteld te worden, als dezelve Bandhouderfchen met het overige van haare fchuldvorderingen. Want toch, daar de Bankhouderfchen zelve pofeeren, dat op haare pretenfien door den Heer van Knuth 4800 Guldens betaald of verfprooken zynde, dezelve daar mede zo veel zyn verminderd , en zy dierhalven ook 4800 Guldens minder, als haare pretenfien bcdraagen, uit deezen boedel vorderen, zo is daar mede de duchtigheid van deeze pretenfie van den Heer van Knuth genoeg geverifieerd, om dat de Bankhouderfchen zekerlyk het recht had1 ' den  m OVERYSSELSCH den om haare geheele pretenfie uit den boedel te vorderen, en daar onder dus ook mede deeze 4800 Guldens , welk c,ht,^°,r betaalinge van een gedeelte dier pretenfie ook vergaan, 1.7. I. 8. Cod. de hered. vel act. vend., zo vofct dat nu de Heer van Knuth deeze 4800 Guldens, aKen gedeelte van de pretenfie der Bankhouderfchen" het welk hy door de waarde daar van aan haar te volta eeacaui reerd heeft, met dat zelvde effecl uit deezen Boedel kan eifchen , als de Bankhouderfchen het overige van W pretenfie, en dat dus om dezelvde redenen, alfhier na om trent de pretenfie der Bankhouderfchen zullen gededuceerd worden deeze gementioneerde 4800 Guldens aan den Heer iJeducent qqa. in concurrentie met de ongepriviligeerde Cre diteuren moet geadjudicieerd worden. S 7*5 aa"gaatDderkosten, waar voor de Heer Deducent in de derde plaats Preferentie gevorderd heeft, dezelve be vinden wy ter Deductie befchreeven, » als ter we e be „ kominge van de door N. N. in de Bank van LeeninS „ verpand geweest zynde Obligatien van meergenoemde „ Juffrouwen Rambonnet, noodzaakelyk aangewende kó? », ten . En vermits, zo als hier vooren reeds ged«dn ceertis, aan Pupillen het recht van ftilzwygend Verband" en uit dien hoofde van Preferentie in den vyfden graad toe komt voor alle fchaade door de fchuld en zovee! Sdoor' de malverfatie van hunnen Voogd in de adminiftratie van hun ne goederen veroirzaakt, en zodaane kosten als noodzaak"iyk zyn aangewend ter wederbekoominge van deezer Pu pillen Obligatien , die door hunnen Voogd verpand zvn" voor penningen, welke hy tot zyn eigen gebruik opgenoo' men en in proprios ufus geconverteerd heeft, niet anders' kunnen geconfidereerd worden , dan als eene fchaade die regtftreeks is veroirzaakt door het misbruik, het welk de geweezen Secretaris N. N. van de aan zyne zorge en be waannge toevertrouwde goederen heeft gemaakt; zo hebben wy venmand de gevorderde Preferentie*™ quinto gZdu voor zo-  'A D V Y S B O E K. "3 zodaanige kosten, als de Heer Deducent qqa. ter weder bekoominge van de voorfz. Obligatien zal bevonden worden noodzaakelyk aangewend te hebben, te moeten toekennen. Dan, daar in deeze Proceduure geen reekening noch eenige fpecificatie van die kosten gevonden wordt, en wy dus niet met genoegzaame zekerheid hebben kunnen zien of beoirdeelen, of alle zodaanige kosten , als de Heer Deducent onder de generaale opgaave van " ter wederbekoominge van de „ voorfz. Obligatien noodzaakelyk aangewende kosten ", zou mogen willen comprehendeeren, werkelyk als ter dier oirzaake noodzaakelyk geweest te zyn kunnen en moeten geconfidereerd worden ? en zo neen, welke van dezelve al, en welke niet voor de zodaanige te houden zyn , en welken dus al, en welken niet geadmitteerd kunnen worden ? hebben wy zulks aan een nader onderzoek moeten overlaaten, en dierhalven vermeind het overleggen van eene fpecifique reekening en opgaave der kosten waar voor deeze Praeferentie gevorderd en geadjudiceerd wordt, met behoorlyk bewys van de noodzaakelykheid van het aanwenden daar van, aan den Heer Deducent te moeten opleggen, ten einde na verhoor van de daar by geinteresfeerde Crediteuren, by een nader Richterlyk Decreet daar over erkend en het montant derzelve by tauxatie en moderatie bepaald worde. Nu komt ons vervolgens ter overweeginge voor de derde Deductie en het Debath van de Gezusteren Balkman , op den Inventaris ftaande Jub numeris 5 êf 6. By welke Deductie gepofeerd wordt: " dat zy Deducen„ ten, als houderfchen van de Bank van Leeninge der Stad „ Campen , aan den gewezen Secretaris N. N verftrekt , hadden een capitaale fomma van tien duizend agt honderd vyf en twintig Guldens, waar voor hy Secretaris N. N. *\ aan haar p. q. tot fecuriteit van capitaal en Bankinteres- fen verpand zou hebben eenige Obligatien, die naderhand ' zouden gebleeken zyn te behooren aan de minderjaarige „ Dochteren van wylen den Predikant Rambonnet, en dan nog eene Provinciaale Obligatie ad zes honderd Car. JU. Deel.' P » Gul-  m OVERYSSELSCH „ Guldens, op naam van wylen Gesina Erkelens. Dat, wanneer N. N. in den jaare 1779 zyn Boedel hadde gea„ bandonneerd , de in deezen boedel gefielde Curateu„ ren kennis van gemelde verpanding gekrcegen hebbende, ,s zich aan Hun Wel Edele Hoog Achtbaare, Burgermees„ teren, Schepenen , en Raaden der Stad Campen , byRe„ queste, geadresfeerd en verzogt hadden : dat Hun Wei ,, Ed. Hoog. Achtb. hen Curateuren geliefden te aucthori„ feeren, om ten laste en onder verband des Boedels en voornaamelyk der verpandde Effecten zelve, tegens de „ minst mogelyke intrest op maandgeld te mogen negotieeren „ een fomma van 10,825 Guldens, voor welke fomma de ,, Obligatien verpand waren , nevens zo veel meer, als ,, de verloopen Bankinteresfen zouden blyken te bedraa* ,j gen, en zulks om daar mede opgemelde beleende Obliga„ tien, zo draa mogelyk, weder te losfen. Dat op dit „ Request favorabel zynde gedisponeerd, de opgemelde „ Curateuren voor en ten laste des Boedels van de Dedu„ centen als Gezusteren Balkman of als particulieren, ,, en dus buiten eenige qualiteit van Bankhouderfchen „ ter Leen zouden hebben opgenomen eene capitaale fom„ ma van twaalf duizend en vyf en negentig Guldens, te „ verrenten met zes ftuivers van elk honderd per maand, „ waar mede de Curateuren de beleening door de Bank, „ of door de Deducenten in qualiteit als Bankhouderfchen „ gedaan, met de Bankinteresfen hadden afgelost en aan „ haar als particulieren voor de verftrekte Capitaale fomma „ en interesfen, in gevolge bovengemelde Aucthorifatie „ van Hun Wel Ed. Hoog Achtb. in voegen voormeld, „ zouden verbonden hebben alle de goederen tot deezen „ Boedel behoorende, en fpeciaal tot Panden der minne „ zouden hebben gefteld de voorgemelde Obligatien, die „ zich toen in handen der Deducenten als Bankhouderfchen „ bevonden, en dus mede de voorgemelde Obligatie van „ 600 Guldens. Dat dus aan de Deducenten uit hoofde M van dit ingegaan Contract, zou competeeren niet alleen w de  ADVYSBOEK. u5 „ de daar by geëxprimeerde Capitaale fomma, maar ook „ de renten van den 3 January 1780 af, tot den 3 Augustus 1781, welke renten ad 6 ftuivers per maand van el„ ke honderd Guldens zoude bedragen, s. c. 686 Guldens, „ Dat egter by onderlinge fchikking tusfchen denOud-Bur„ germeester W. F. van Knuth en de Deducenten,op de „ gemelde Capitaale pretenfien tegen wederuitreikinge der Obligatien, aan de kinderen Rambonnet toebehoorende, " verfprooken zynde een fomma van vier duizend agt honderd Guldens, daar mede der Deducenten pretenfie bykans op de helft verminderd ware. Dat in het generaal , de alnog refteerende fchuld uit hoofde van gezegden Con, tract; inzonderheid het geen daar van het reeds aan N. ' N. verftrekte capitaal van 10,825 Guldens excedeert: en , fpeciaal de door de Curateuren by dat Contract be oofde „ interesfen van de aan hun verftrekte 12,095 Guldens, „ eene fchuld zoude zyn, welke gemaakt ware op dat de „ Boedel zich zeiven door de zwaare Bankinteresfe met „ vorder mogte abforbeeren, en welke dus ten profyte en confervatie des geheelen Boedels zoude gecontracteerd „ zyn. Dat deDeducenten dierhalvennaarnotoirenrechte „ daar mede voor alle andere Crediteuren zouden moeten „ worden geprefereerd , het welke te minder fpeculatie „ zoude kunnen Ivden, daar alle de goederen deezes Boe„ dels, op fpeciaaie Aucthorifatie van Schepenen en Raaden daar voor verbonden waren. Terwyl het verder even , zeker zoude wezen, dat de Deducenten behalven het „ gemelde recht van Preferentie op den geheelen Boedel, „ ook fpeciaal op de voorgemelde Obligatie van 600 Gul, dens-voor alle andere Crediteuren, naar rechten zouden „ moeten geprefereerd worden, vermits die Obligatie niet alleen door N. N. aan haar als Bankhouderfchen verpand , waren, maar ook door de Curateuren aan haar fpeciaal , verbonden en tot een Pand der minne zou gefteld zyn, „ en zy die Obligatie ook alnog onder zich hebben , en , als een Pand der minne bezitten zouden . Weshalven " p 2 zy  O V E R Y S S E L S C H zy ex ditt-is dicendis nobiliterque fupplendis contendendo deeden eoncludeeren, "dat zy met de voorgemelde pretenfien opden „ Boedel van den geweezen Secretaris N.N. in het generaal „ en mede fpeciaal op de gemelde Obligatie van zes hon„ derd Guldens, ftaande op naam van Gestna Erkelens, „ of de provenue daar van voor alle andere minder recht „ hebbende Crediteuren zullen worden geprefereerd, cum „ expenfis". Om nu de fuflenue deezer Deducenten , die zekerlyk ( eenige min of meer geimpliceerde bedenkelykheden in zich bevat, best te ontwikkelen , vermeinen wy de volgende principien in het oog te moeten houden; eens-deels, dat na het defolaat worden van deezen Boedel, noch de Wel Edele Hoog Achtbaare Magistraat der Stad Campen (het zy on" der alle reverentie gezegd; noch de gefielde Curateuren.de Crediteuren van deezen noedel , noch alle, noch eenige van dezelve in hun recht hebben kunnen prejudiceeren, noch in het mindere, noch in het meerdere. Om dat, naar rechten alle de goederen, actiën en crediten van gefailleerde Debiteuren, terftondnahunfaillisfementzyn vervallen en geaffecterd aan de Crediteuren in het gemeen, Holl. Cons. ide Deel, cons 119. die dus een verkreegen recht hebben op die goederen * om daar uit hunne betaaling te erlangen, het welk aan hun ex post fafto door niemand kan of mag ontnoomen worden vermits het een axioma in rechten is, quod jus femel alicui quatfitum, ei invito rurfus auferri non posfit, Barboza lib. a cap. 135. axiom. 23. conf er. cons. Tubing. Vol. 6. cons. oy. n. '76 feqq., Berlich p. 3. cencl. 29. n. 89. nam post quam de'bitor afe abdicat bona oritur fiatim concurfus, IVLev. p. 6. dec. 104 n. 2. Et concurfus bonorum habetur inftar litis cujusdam communis inter creditores pendenlis, fub qua nihilinnovandum. idem d. p. 6. decis. 103. in not.n. 3. Ten anderen, dat na het failhsfement van een Debiteur aan geene der Crediteuren eenig meerder recht op deszelvs Boedel kan gegeeven wor den, dan hy reeds hadde ten tyde toen de Boedel defolaa" wierd, om dat zulks zou moeten ftrekken tot prejudicie en  A D V Y S BOEK. 117 en nadeel van de andere Crediteuren: Inde qniefcuni onmes; executiones, immisfiones , aèjudicationes, resque in eodem fiatumanent fine innovatione, quo fuerunt, cum inciperet concurfus,. quicquid autem postea fit, nullum adeoque casfandum est, tanquam non fattum , d. decis. 103. n. 2. 6f 3. Waar uit dan volgt, dat de Aucthorifatie van de Heeren van de Magiftraat tot het inlosfen der verpandde Obligatien aan eene kant geen het minfte prejudicie moet toebrengen aan de eigenaresfen der voorfz. Obligatien , noch aan eenige der andere Crediteuren van deezen Boedel , en dat aan de .andere kant dezelve Aucthorifatie ook aan de Bankhouderfchen geen het minfte voorrecht kan geeven, boven het gene zy te vooren reeds mogten geacquireerd hebben op de verpanddeObligatien in het byzonder, of op deezen Boedel in het generaal. En hierom kan uit de gemelde Aucthorifatie tot liet inlosfen der Obligatien uit de Bank van Leeninge geenszins opgemaakt of geinfereerd worden, dat Hun Wel Edele Hoog Achtbaare zouden begreepen en verftaan hebben; dat die Obligatien wettig in de Bank zouden beleend zyn, en dat de daar op gefchooten penningen en de verloopen Bankinteresfen by praeferentie aan de Bankhouderfchen zouden moeten betaald worden: en zulks wel te minder, eensdeels, om dat ten minften, voor zo ver ons is gebleeken , noch de Voogd der minderjaarige Juffrouwen Rambonnet , noch de andere Crediteuren daar over zyn gehoord; daar echter, zo als Schrassert zegt, "over dat recht van pre„ ferentie zonder verhoor van de geinteresfeerdens falvoju„ ris ordine niet gedisponeerd kan worden", p. %.cons. 129.. n. 85. Omnibus enim, quorum aliqua ratione interest, hoe debetur, ut ad aStum citari, atque audiri debeant l. 47. ff. de re jud. Misv. p. 4. decis. 145.innot. 7. En ten anderen, quia adjudicatio concurfu adhuc pendente, uni creditorum faÜa, nullaest,& quatenus in illorum prcejudicium vergit, casfanda, Mjev. p. 4. dec. iqz.p.Z.decis. 141.6?/). 6.decis. 103. Ja daar het eenig oogmerk van de Curateuren in het verzoeken van deeze Aucthorifatie geen ander fchynt geweest te zyn, dan hetbeste van den. P 3 Boe-  n8 OVERYSSELSCH Boedel en dus van alle de Crediteuren te bevorderen, en de reden waarom zy dit verzoek deeden, by Requeste geallegeerd wierd, deeze te zyn, "op dat die'Obligatien zich ,, zelve door de zwaare interesfen niet verder mogten abfor„ beeren"; en dus dit verzoek ook om geen andere reden en tot geen ander einde kan geacht worden geaccordeerd te zyn, quia refcriptutn declaratur a precibus prcecedentibus, Menoch lib. 4. prees. 190. n. 4. & interpretationem recipit a precibus porreclis , idem. lib. 2. prees. 29. n. 2. atque exfupplicilibello est declarandum Brunneman. ad. I. 1. Cod. de divers, refcript. n. 6. feqq. ibique alleg. Surd. decis. 291. n. 14. Zo kan de gemelde Aucthorifatie tot het inlosfen der verpandde Obligatien ook niet verder opereeren als de intentie, waar mede dezelve geaccordeerd is, mede brengt; maar moetgeinterpreteerd worden op die wyze, waar op ze naar rechten gefchikt kon zyn, om zonder prejudicie van niemand het bedoelde einde te doen bereiken; fane enim prafumtio est principes refcribere fecundum jus ipfum, ipfamque eequitatem, atque ita mentis fuce non esfe, quod jus alterius leedatur vel imminuatur; hinc verba refripti debent convenire eequitati etiamfi verborum natura non patiatur, Vid. Menoch. lib. 2. prees. 9. «.2. & feqq. & n. 8. add. Schrass. p. 3. cons. 129. n. 88. éf 89. en dierhalven kan de voorfz. Aucthorifatie niet begreepen worden verder te gaan, dan tot eene provifioneele inlosfinge en betaalinge der pretenfie van de Bankhouderfchen, waar van zy de penningen, _ indien by Sententie in cas van Preferentie anders verftaan wierd, moesten reftitueeren, en waar. voor zy, indien aan haar penningen uit den Boedel, of die van een derde waren opgenoomen, werkelyk waren uitgeteld, cautie zouden hebben moeten ftellen; om dat zulks naar rechten vereifcht wordt van een Crediteur , van wien pen* dente concurfu betaalinge van zyn fchuldvorderinge wordt toegeftaan, het welk, fchoon zeiven, echter fomtyds ex probabili ratione, doch nooit anders dan provifioneel mag gefchieden, M^sv. p. 3. dec. 141. n. 5. & feqq. ,Êf A.Math. de auct. lib. 1. cap. 15. n. 4. vs. illud Ine inquirendum, & cap. T7-  ADVYSBOEK* «9 17. ». 3» Stadr. van Deventer, 11. Deel, tit. 21. art. 4. add. 't Landr. van Overysfel, p. 1. tit. 21. art. 14, en'tPlaccaat van den 15. Maart 1695. achter het Landr. n. 4\. pag. 75. vs. "dat voorts de Provincie", en pag. 76. vs. "zullen„ de zodaanige penningen". Uit dit alles kan dan niet anders beOooten worden, dan dat de prastenfie deezer Deducenten als Bankhouderfchen door het contract van haar met de Curateuren niet meer of minder duchtig is geworden, maar in haar geheel gebleeven, en dat zy, als particuliere perfoonen, door het zelvde contract geen meerder recht op de verpandde Obligatien, noch op deezen Boedel hebben verkreegen, dan zy 'er als Bankhouderfchen door beleenen en fchieten van penningen op dezelve Obligatien aan N. N. bekoomen hebben. En dus zal het genoegzaam op het zelvde moeten uitkoomen, als of zy in qualiteit van Bankhouderfchen, geen ander Contract, met de Curateuren gemaakt hadden, dan om de Bankinteresfen in maandrenten te converteeren. Waarom wy hier zouden te onderzoeken hebben, welk recht aan haar als Bankhouderfchen op de beleende O bligatien, en op den Boedel van N. N. moge competeeren ? doch hier omtrend bevinden wy dat het tusfchen Parthyen in confesfo is, dat alle de beleende Obligatien, behalven eene van 600 Guldens, ftaande op de naam van Gesina Erkelens , toebehooren aan de minderjaarige Juffrouwen Rambonnet, en dat dus N. N. die dezelve Obligatien verpand heeft, geen eigenaar daar van geweest is; dat vorders de Heer van Knuth , als Voogd over die minderjaarige Juffrouwen , dezelve Obligatien gereclameerd hebbende, de Deducenten daar over hebben getranfigeerd, en alle die Obligatien aan de voorfz. Juffrouwen Rambonnet toebehoorende, aan derzelver Voogd hebben gereftitueerd vooreen fomma van 4800 Guldens, waar door dan al het recht het welk aan de Deducenten op die Obligatien mogt gecompeteerd hebben, is vernietigd, vermits het overgegeeven van die Obligatien aan den Heer van Knuth medebrengt eene renunciatie van het recht van Pandfchap » de  120 OVERYSSELSCH het welk aan de Deducenten, volgens haare fuftenue, competeerde , nam cum jure hodierno introduclum fit mobüia non habere Jequelam, ut multis id explicat A. Matthjeus pars. Belg. jurijc. 7.\ hint ncn aliter creditori jus in mobilibus Jpeciaiiter Migaiis ê? traditis fuper est, quam fi ipfe posfesfione fibitradi ta adhuc incumbat, remque tenat, Voet. ad tit. ff. de pign. & hypoth. n. 13. ibi que alleg. en hierom achten wy het geheel onnoodig in discusfie te treden omtrent de vraag: of niet tegenftaande de rechtsleere, quod res aliena pignori dari non posfit l pen. Cod. fi res aliena pign. data fit l. 16. ff de pign. act., de Bankhouderfchen uit kracht van het privilegie, quod noftris moribus iis datum est qui menfam f'oenebrem exercent ,teste Voet. ad tit. ff. quce res pign. vel hypoth. dates , S. van Leeuw. Roomfch Holl. Recht. 4de Boek, 13de D. n. 4. waar van Schrasset ad Ref. cap. 6. art. 2. n. 8. eenige redenen opgeeft, recht van Pandfchap op deeze Obligatien hebben kunnen verkrygen? en zulks wel te minder, om dat de Deducenten zelve te recht fchynen begreepen te hebben, dat de quaeftie over het recht van Pandfchap ehPreferentie, het welk haar op die Obligatien, mogt gecompeteerd hebben , door haare Transactie met den Heer van Knuth was afgedaan, en aan haar, na de weder uitreikinge van die Obligatien, op dezelve geen recht meer competeerde, en daarom by haare Deductie ook geen preferentie op diewederuitgereikte Obligatien hebben verzocht, maar alleen geconcludeerd " tot preferentie op den Boedel van den ge„ weezen Secretaris N, N. in het generaal, en mede fpe„ ciaal op de Obligatie van zes honderd Guldens ftaande 5, op de naam van Gessina Erkelens, of het provenu daar van". En dierhalven zullen wy in de eerste plaats moeten beflisfen of de Dedueenten geprefereerd moeten worden op de gemelde Obligatie van zes honderd Guldens? en in de tweede plaats, of haar eenige preferentie competeere op den boedel van N. N. voor de penningen die zy aan hem op de voorfz. Obligatien zo van de Juffrouwen Rambonnet, als op die van 600 Guldens, ftaande op de  A D V Y S B O E K. ia.1 de naam van Gesina Erkelens, gefchooten hebben, en voor de daar op verloopen Bankinteresfen , tot inlosfe van die Obligatien toe, of tot den tyd toe, dat zy daar over met de Curateuren deezes Boedels gecontracteerd hebben ? En dan eindelyk in de derde plaatze, of aan de Deducenten ook eenige Preferentie toekoome voor de maandrenten aan haar by Contract, met de Curateuren in plaatze van de Bankinteresfen beloofd? Wat nu het eerfte. aangaat, of naamelyk de Deducenten moeten geprefereerd worden op de Obligatie van zes honderd Guldens, ftaande op naam van Ges in a Erkelens? zulks vermeinen wy met ja te moeten beantwoorden; om dat het niet tegengefprooken zynde, dat dezelve Obligatie door N. N. aan de Deducenten als Bankhouderfchen ten onderpande is gegeeven, en dat zy dezelve zo voor als na het ingaan van het Contract met de Curateuren hebben onder zich gehouden, en alnog bezitten, het dierhalven zeker is en men het daar voor houden moet, dat zy het recht, het welk zy door de verpandinge van N. N. op die Obligatie verkreegen hebben, tot nu toe hebben geconferveerd en behouden; want het zy men bet wil aanmerken, dat zy als Bankhouderfchen die Obligatie nog onder zich hebben, het zy men het daar voor wil houden, als of zy in qualiteit van Bankhouderfchen die Obligatie tegen betaalinge van de daar op gefchooten penningen en het verftaangeld aan de Curateuren hebben gereftitueerd, en dezelve als particuliere perfoonen van de Curateuren hebben te rug ontvangen als een Pand der minne tot fecuriteit voor die penningen, welke de Curateuren by het Contract achter haare Deductie fub B. bekend hebben van haar als Gezusters Balkman te hebben ontvangen tot de inlosfe van de daar by vermelde Obligatien uit de Bank, zo blyft het echter in het eene zo wel, als in het ander geval zeker, dat zy deeze Obligatie van 600 Guldens werkelyk in handen hebben en bezitten, als een Pand aan haar gegeeven ter fecuriteit van zodaanige fomma van ven* ningen, als het Capitaal door haar aan N. N. opgefchooIII. Deel. Q ten  122 OVER YSSELS CH ten, met de daar op verioopen Bankinteresfen tot den 3 January 1780 , toen zy met de Curateuren gecontracteerd heb. ben, toe, bedraagt, als mede voor de verdere renten daar van, het zy dan Bank- of Maandrenten. Want fchoon de Curateuren volgens het hier vooren betoogde , noch deeze Obligatie, noch den Boedel verder heb ben kunnen verbinden, als dezelve by het faillisfementvan IN. N. reeds verbonden was; zo hebbenzyegterbuiteneenigen twyfel het zelvde recht, het welk aan de Deducenten als Bankhouderfchen daar op reeds vóór het vertrek van N N. competeerde, aan haar als particuliere perfoonen, met well kers penningen die Obligatie uit de Bank gelost wierd , by Contract kunnen geeven, om dat daar door aan niemand der Crediteuren prejudicie gefchiedde, noch niemands recht verkort wierd, maar in tegendeel, aan den Boedel en dus aan alle de Crediteuren dit voordeel bezorgd wierdt, dat fa loop der hooge Bankinteresfen is gefluit, en in plaatze van dezelve maar maatige maandrenten ten laste van d^n Boedel gebragt zyn geworden; en ook de Deducenten als particuliere perfoonen aangemerkt, die geene Crediteuren van den Boedel waren , door het fchieten van penningen ter afbetaalinge van de Bank, by Contract met de Curateuren het zelvde recht hebben kunnen verkrygen, als de Bank hadde voornaamelyk daar de Curateuren geauctorifeerd zyn ge' weest, om haar dat recht te geeven; vid. Math. de auct. lib. t. cap. 19. n. 91. En dewyl dan nu deeze Deducenten de gemelde Obligatie alnog jure pignoris bezitten, zonder dat zy dezelve vrywillig aan een ander hebben overgegeeven en zonder dat haar dezelve met recht is afgevorderd, veelmin afgewonnen, moeten zy, volgens Landr. p. 1. tit. 21. art. 18. in den derden graad , en wel voor alle anderen', op dezelve geprefereerd worden, cum nostris et Gallorum moribus tn rebus mobilibus, quas,qui ex voluntate debitoris tenet, posjïdet, cum non in fraudem creditorum accepisfet, is hypothecariö, licet temporis vel caufa privilegio munitis, potior est; cujus heec est ratio, quod feamdum vulgatam paremïam, res mobiles  ADVYSBÖEK. 123 moribus nojlris nullam-habeant fequelam , Math. de auct. lib! 1. cap. 19. n. 74. act. voor dat hy het zelve aan de Curateuren deezes Boedels zou hebben behoeven te reftitueeren. Dan nademaal aan de Deducent geen Praeferentie op de Bankbriefjes zeiven zou hebben kunnen toegekend worden zonder blyk of fchyn, dat dezelve aan hem tot Panden der minne gegeeven waren, zo kan als nu ook geen de minfte Praeferentie op het provenue van het bovengemelde zilver aan hem worden geadjudiceerd , om dat ons van zyn gefustineerd recht van Pandfchap op de Bankbriefjes niets is gebleeken, daar hy echter naar Landr. p. i. tit. art. 12. en 13. alle de verificatien, tot het goedmaaken van zyn gefuftineerd recht van Praeferentie dienende, hadde moeten overleggen, en het zelve recht van Praeferentie in deezen nérgens anders , dan op de voorgewende Pandfchap der Bankbriefjes kan gegrond zyn, want zonder bewys, dat hem die Bankbriefjes waarlyk tot Panden der minne gegeeven waren, kan hy niet geacht worden den Boedel eenig voordeel gedaan te hebben , met de overgaave van dezelve aan de Curateuren, om dat hy die jure niet zou hebben mogen onder zich houden, maar tot reftitutie daar van, als van effecten tot den Boedel behoorende, zoude hebben moeten gecondemneerd worden, indien hy niet konde bewyzen dat hem het jus pignoris daar op en uitdien hoofde het recht van retentie competeerde; en dewyl ons daar van geen fchyn of fchaduw van bewys is voorgekoomen, hebben wy deeze fchuldvorderinge niet anders kunnen aanmerken, dan als eene perfoneele fchuld, of als penningen, die de Deducent voor den geweezen Secretaris N. N. verfchooten heeft, tot betaalinge van het gelibelleerde verftageld, en die ' hy  ADVYSBOEK. 143 hy aciione perfonali van denzclven zou hebben moeten repeteeren, en welke hem nu uit deezen Boedel niet anders dan in Concurrentie met de andere ongeprivilegeerde perfoneele Crediteuren kunnen toegekend worden, doch niet anders dan in val hy behoorlyk bewyst, die penningen waarlyk voor den geweezen Secretaris N. N. verfchooten te hebben, het welk hy tot nog toe in geenen deele heeft beweezen, doch waar toe, gelyk mede tot bewys der andere door hem gepretendeerde fchuld wegens geleverde Loterybriefjes, wy vermeind hebben, dat hem in gelykheid van andere Crediteuren deezes Boedels, de faculteit behoorde gelaaten te worden, om dit bewys te produceeren binnen eenen zekeren tyd, by dit Wel Edele Hoog Achtbaare Gerichte te bepaalen. En de reden, waarom wy zo aan deezen Joode Salomon Marcus , als ook aan eenige der andere Crediteuren nader bewys van de deugdelykheid hunner pretenfien, die niet genoeg beweezen zyn, hebben vermeind te moeten opleggen, doch teffens de Preferentie voor zodaanige fchuldvorderinge finaal te moeten ontzeggen, zonder daaromtrent eenig nader bewys te requireeren, beftaathier in: dathetinhetdecideerender quaestien over concurrentie iets anders is nader bewys te admitteeren over de inwendige dugtigheid eener fchuldvorderinge", "en iets anders nader bewys te vergunnen "over den aart „ der fchulvorderinge". Dat het eerfte op die plaatzen, alwaar over de Preferentie, en liquidatie der fchuldvorderingen tweeonderfcheiden Proceduures gevoerd worden, altyd tot een nadere inftantie, die men het judicium liquidationis noemt, verfchooven wordt: terwyl het tweede, naamelyk het bewys over den aart der fchuldvorderingen, als het fundament, waar op een eifch van Preferentie fteunen moet, in het eerste judicium, dat het judicium pralationis genoemd wordt, noodzaakelyk moet geproduceerd worden, zodaanig, dat dit bewys manqueerende, een Richter, ob regulam quod non esfe et non aptarere in jure paria fmt, moet oirdeelen , dat van den aart * III. Deel. T der  i|<$ OVERYSSE. LSCH der fchuldvorderinge, als het fundament, waar op de eifch: tot adjudicatie van het privilegie van Praeferentie gebouwd is, niet geblykende, die gevorderde Praeferentie niet kan geadjudiceerd, maar de fchuld als ongeprivilegeerd moet worden aangemerkt. En, offchoon nu wel in deeze Pro. vincie, conform de leere van Mmvius , Carpzov en anderen , hier vooren geallegeerd, geen twee onderfcheiden Proceduures, de eene over de Praeferentie, en de andere over de Liquidatie, of de duchtigheid en quantiteit der praetenfien gevoerd worden, zo word egter het judicium concurfus voornaamelyk ook in deeze Provincie geventileerd, om het recht van Voortocht en Concurrentie van een ieder der Crediteuren te bepaalen , waarom ook de Eifch in casvanPrae; ferentie doorgaans bepaaldelyk daar toe genoomen wordt, om voor alle geen gelyk recht of beter recht hebbende te worden gepraefereerd, en ook om die reden, ten einde daar over een finaale beflisfinge by Sententie in een proceduure van Praeferentie en Concurrentie zou kunnen gefchieden, by het Landrecht van Overysfel uitdrukkelyk geftatueerd is, dat alle bewyzen ter verificatie van de fuftenue van Praeferentie dienende, by Deductie moeten overgelegd worden, ten gevolge dat een Richter, wanneer hy onbeweezen vindt, dat de fchuldvorderinge van zodaanigen aart is, als waar aan, naar rechte, het privilegie van Praeferentie competeert, die Eifch van Praeferentie moet ontzeggen, zonder daaromtrent nader bewys te injungeeren, of op een naderen termyn te admitteeren, nademaal een termyn van bewys by het Statuit gefteld zynde, een Crediteur het zich zeiven te imputeeren heeft, dat hy op dien termyn zyne verificatien niet heeft overgelegd, cum elapfo ter. mino probatorio qui fatalis dicitur et peremtorius ulterior probatio admitti non debeat, Schrassert ad ref. Velav. cap. 9. art. 4. n. Dan, terwyl de duchtigheid der fchuldvorderinge in haar zelv', zonder reguard tot zekeren graad, fchoon daarover alhier niet, zo als wel op andere plaatzen, een nadere Proceduure voor alle de Crediteuren wordt opengefteld, maar mede  A D V Y S B O E K. H? mede in cas van Praeferentie beoirdeeld wordt, egter niet zo zeer primario het objecl is van eene decifie in cas van Praeferentie, maar daar in fecundario voorkomt, zo kan een Richter, wanneer hy fchulden bevindt, die twyfelachtige bewyzen hebben, of ze in en op zich zeiven wel wezenlyke fchulden zyn, aan zodaanige Crediteuren opleggen, om die praetenfien binnen een zekeren tyd nader te adftrueeren en te verifieeren, zodaanig, dat hy dezelve of in Concurrentie moet Rellen, of daar aan dien graad van Praeferentie toekennen, waar toe ze naar haaren aart zouden behooren, indien de deugdelykheid daar van beweezen ware, onder die voorwaarde, dat de werkelyke duchtigheid der fchuld beweezen worde; en zulks wel, op dat niemand hgtelyk van zyn recht verftooken worde, gelyk zulks conform de leere van Mmvivs hier vooren geallegeerd, in deeze Provincie door de praktyk gewettigd is, en doorgaands in de Sententien in cas van Praeferentie en Concurrentie alzo gefchied. En wat nu, eindelyk, aangaat de Kosten; daaromtrent vermeinen wy diftinaie te moeten maaken tusfchen die, welke tot explicatie deezes Boedels hebben moeten aangewend worden, en die, welke een ieder der Crediteuren ter vervorderinge van zyn recht, heeft aangewend; zo oat de eerste, waar onder mede de Gerichts jura, en Advisnenningen behooren, uit de geheele masfa van den tfoeoei moeten betaald, en afgetrokken worden; om dat zonde dezelve geen behoorlyke explicatie van deezen Boedel heef t kunnen gefchieden, en den geinteresfeerden Crediteuren deezen weg van handelen door de Heeren Hoofdheden, op auctoriltie van de Magistraat der Stad Campen geiSuneeerd is. Doch dat de andere Kollen alle zullen moeien worden gecompenfeerd : deels, om dat zulks byna de tewoone decifie in defolaate Boedels, daar het recht van Praeferentie en Concurrentie bedisputeerd wordt is geworden, deels, om dat het niet wel mogelyk is, juist naar het flrictfte recht te bepaalen van wien, aan wien , en hoe veel ieder der Deducenten zouden moeten uitkeeren of ontvangen;  i48 OVERYSSELSCII deels, om dat men niet kan zeggen, dat hier iemand der disputeerende Parthyen een ligtvaardig Pleicer zy, daar toch elk zyne fchaade quoyis meMori modo zoekt te vermyden , of ten minften te verminderen; deels, om dat geen der Parthyen kan gezegt worden volkoomen in haare Conclufie admisfibel te zyn; en eindelyk, om dat de Deducenten zulks fchynen voorzien , en 'ftilzwygend verwillekeurd te hebben daar geen van alle eenige Rekening der Proceduure heeft bygevoegd , zulks het ook ondoenlyk zou geweest zyn hieromtrent eenige begrootinge te maaken, of adjudicatie te doen. Om alle welke hier vooren gededuceerde en andere redenen, en rechten meer, wy Ondergeteekenden (falvo tarnen rneliori) van Advyfe zyn, dat door deezen Wel Edelen Hoog Achtbaaren Gerichte zoude kunnen en behooren te worden gedecreteerd als volgt. In zaaken van Praeferentie en Concurrentie tusfchen eenige Crediteuren van den infolventen Boedel van den geweezen Secretaris N. N. ftrydig en onbeflist hangende; de Heeren Hoofdlieden van het Cellebroeders Quartier, gezien de over gelegde Deductien , Debatten en Recesfen, met allen by" gevoegden bewys, fchynen befcheid; voorts geletted op ailes , waar op ter adminiftratie van goede Juftitie te letten ftonde, en daar over op fpeciaale Auctorifatie van Burger meefteren, Schepenen en Raaden der Stad Campen hebben de ingenoomen het Advys van de Ondergeteekende Rechts" gepromoveerden; recht doende, verftaan : " dat op het „ provenu van de ter Deductie van de Gezusteren Balk „ man gelibelleerde Obligatie van 600 Guldens, ftaande op „ de naam van Gesina Erkelens , voor alle anderen „ na aftrek echter der Kosten, zo op de werkelykediftrac' „ tie en verkoop van dezelve zullen loopen; behoorden te „ worden geprefereerd, gelyk geprefereerd worden by dee „ zen , de voorzeide Gezusters Balkman, met haar ter De „ ductie gementioneerde pretenfie van 12,095 Guldens na" „ aftrek van de door den Heer oud Burgermeester van „ Knuth,  A DVYSBOEK. 149 „ Knuth als Voogd van de nog minderjaare Dochtcren van wylen den Predikant Rambonnet, daar op betaaldefom'„ ma van 4800 Guldens, ten ware dan nog dezelveObliga„ tie door de Curateuren van den Innocenten Proponent ,, H. W. Cramer mogte worden gereclameerd en aan de„ zelve geadjudiceerd: dat in den vyfden graad zullen wor„ den geprefereerd, gelyk geprefereerd worden by deezen, „ om quota quotis en naar advenant van ieders fchuldvorde, ringe te genieten : de Heeren Gecommitteerden derSte" den Deventer en Campen tot het Camper Diep met der,1 zeiver gededuceerde pretenfie wegens het geendegewee„ zen Secretaris N.N. als Ontvanger van het Mastgeld , by „ flot van Reekeninge over het jaar begonnen den 1 July „ 1778 en geëindigd den laatftenjuny i77oisgebleekenfchul„ dig te zyn, ter fomma van 4038Guldens 1 ftuiver i4Pen„ ningen,als mede met het, door voorfz. Secretaris N.N. ten „ laste van het Diep of Mastgeld van Corn. Joh. de Vries ge„ negotieerde en niet verantwoorde Capitaal van 1000 „ Guldens, benevens twee jaaren rente ad 3 percent in't „ jaar ter fomma van 60 - * - *, zo al dit Capitaal en ren„ te ter voorfz fomma van 1060 Guldens, door boven„ gemelde Heeren Gecommitteerden na het faillisfement van gemelde N. N. is gereftitueerd en betaald. ,, In.'gelyks de Heer Oud-Burgermeester W. F. van „ Knuth , als Voogd van de nog minderjaarige Kinderen ' van den Predikant Rambonnet, met de waardy van alzo" daane, aan zyne Pupillen toebehoorende Obligatien ter fomma van 8700 Guldens in Capitaal ten laste de Provincie ^, Friesland, als door den geweezen Secretaris N.N. aan zej, keren de Wit en Compagnie te Amfteldam zyn tepande ge', geeven, en ter inftantie van denzelven, op auctorifatie van Heeren Schepenen van Amfteldam, zyn verkogt, te be' reekenen naar den prys courant zó als dezelve ten tyde der ', pronunciatie deezes van zodaanige Friesfche Obligatien zal „ bevonden worden, en zulks met de renten, zo van deT 3 zelve  iSo OVERYSSELSCH „ zelve Obligatien zouden hebben kunnen ontvangen wor„ den, indien voorfz. N, N, zich dezelve niet weerloos had„ de gemaakt. En voorts met alzodaane Koften, als de genoemde Heer Oud-Burgerroeefter van Knuth q. p. bin„ nen een zekeren tyd door dit Wel Edele Hoog Achtbaare „ Gerichte nader te bepaalen, fpecifice zal bewyzen ter „ wederbekoominge van de Bank van Leeninge deezer Stad „ Campen door N. N. verpandde Obligatien van zyne Pupillen „ noodzaakelyk te hebben aangewend, en by eene Gerich„ telyke tauxatie en moderatie zullen bevonden worden aan „ hem dies wegens te com peteeren. „ Dat vervolgens met alle andere perfoneele en ongeprivi„ ligeerde Crediteuren deezes Boedels in concurfu zullen koo„ men. De Heer van Knuth q. p. met deszelvs pretenfie van „ 4800 Guldens, zo in gevolge Transactie voor de wederuit„ reiking der in de Bank van Leeninge verzette Obligatien zy„ ner Pupillen, aan de Gezusteren Balkman in minderinge van „ de daar opgefehooten penningen en Bankgelden betaald zyn. „ De Gezusters Balkman met het geene zy van haare aange„ geeven.pretenfie ter fomma van 12,095 Guldens, na af„ trek der daar op door den Heer Oud-Burgermeester van „ Knuth qqa. betaalde 4800 Guldens, niet zullen kunnen „ bekoomen van hier vooren gementioneerde Obligatie van „ 600 Guldens, ftaande op naam van Gesina Erkelens. „ Als mede met de aan haar by Contract van de Curateuren „ deezes Boedels verfprooken maandrenten van het voorfz. Capitaal van 12,095 Guldens, ad zes ftuivers per maand „ van elke honderd Guldens, bedraagende van den 3 Jan,, uary 1780 af, tot den 3 Augustus 1781 toe, deiömma „ van 686 Guldens. De Curateuren van den Innocenten Pro„ ponent Harmannus Woelardus Cramer met 696 Guld. 15 ft. wegens een derde portie van het provenue der ver„ kogte nagelaaten Goederen van wylen de Weduwe Jan „ Cramer, ad 2090 - 5 - 4, zo door N. N., als Execu„ teur van dien Boedel, uit handen van den Vendumeester „ C. V. Moulin zyn ontvangen, of anders met alzodaane 3, fora-  A D V Y S B. O E K. *s* i* fomma van Penningen, als wegens de Erfenisfe van. wylen zyne Moeder aan denzelven H. W. Cramer by eene; te houden afreekeninge met de Curateuren deezes Boe" dels zal geblyken ; of ook buiten dien beweezen worden y meerder dan de voorfchreeven fomma te competeeren f " wordende het aan de voorzeide Curateuren in hunne qua3' liteit vry gelaaten, om, des goedvindende, alzodaane " actie, als mogen vermeinen aan hen te competeeren, ter " reclame van de Obligatie van 600 Guldens ter naame van " Gesina Erkelens , die door N. N. in de Bank van Lee" ninge verzet is, te inftitueeren, zo en als naar rechte be" hoorf in welken geval de fchuldvorderinge van de voorfz^ " Proponent H. W. Cramer zal moeten bereekend en ge" reguleerd worden naar de decifie, zo in cas van reclame " van de gemelde Obligatie zal vallen. Voorts Salomo» " Marcus junior met een honderd en vier Guldens, voor " geleverde Loterybriefjes , en een honderd en dertig " Gu'dens en vier ftuivers, wegens verftageld van eenig in de Bank van Leeninge verpandt zilver, zo door hem " voor den geweezen Secretaris zou uitgefchooten en be" raid zyn, mits de deugdelykheid van beide deeze praer, tenfien binnen den tyd , die door dit Wel Edel Hoog ,, Achtbaar Gerichte nader zal worden bepaald , ten genoe" gen rechtens bewyzende. Wordende de Gemeensman B. F. Schultz, als Gevo!magtigde van zyn Boeder Mr. G. Schultz en deszelvs " Huisvrouw Titia Terpstra, in zyn eifch en conclufie't " eindens zyner Dedudie genoomen, verklaard met tezyn ** ontvankelyk? ten waare dan nog, dat hy mogte vermei" nen zyn defeftueus bewys legaal te kunnen fterken, in " welken geval het hem zal vryftaan zich dieswegens alnog " binnen den tyd van 14 dagen na pronunciatie deezes,aan W dit Wel Edele Hoog Achtbaare Gerichte te adresfeeren, " ten einde by nader Decreet erkend worde, of hy daar " toe al nog zal mogen geadmitteerd worden, met dat ef fect, dat hy tot zodaanige nadere productie van bewys gead-  152 OVE'RYSSELSCH geadmitteerd wordende, en als dan daar aan ten genoe,, gen rechten* voldoende, hy met zyne praetenfie in ulti„ mo gradu zal worden geadmitteerd, tot zodaanige fomma, ,, als zal bevonden worden naar rechten aan hem te compe,, teeren. „ En vorders de Boedel gecondemneerd in de Kosten ,, van Gerichts jura, Sportulen en Advyspenningen , en ,, voorts alle de Kosten door elk deezer Crediteuren ter ver„ vorderinge van zyn recht aangewend, gecompenfeerd". Aldus falvo meliori by ons Ondergefchreeven geadvifëerd te Olst en te Zwolle , den 26 April en 23 May 1783. J. W. Knoop, Dr. E. J. Eekhout, Dr. LXIX CONSULTATIE. Advys en Sententie over Preferentie en Concurrentie, voor het Schol ten Gerichte van Vollenhove. In zaaken van Praeferentie en Concurrentie voor my Petrus Bernars , Scholtus van Vollenhove en over Blokzyl geventileert en onbeflecht hangende, tusfchen na befchreeven Crediteuren van Klaas Alberts Bincke en deszelvs wylen Huisvrouwe Geessien Hilbrichs , eerst weduwe van Arrien Modderman , daar toe ad valvas by biljetten behoirlyk geciteert; fustineerende d' een voor d' ander naar rechten, minder gepriviligieert, te moeten worden gepraefereert. Hier over gezien en met vlyt geëxamineert Prothocollair Extraót van den 1 Oclob. 1677,alles in conformité van den gerichtelyken Inventaris daar van opgerecht, en beteekend op den 21 July 1682. Voorts gelettet waar op tot onpartydige adminiftratie van Juftitie te letten ftonde. Onder anderen : quod errant creditores qui fpem folutionis halent , antequam credita liquidaverint, vel testibus, aut documentis probaverint, abfurdum enim esfet debitorem eo ipfo condemna- ri,  ADVYSBOEK. m ff, cum folum quis Mud postulavit, non vero debitum probavit. ideo in cencurfu creditorum cognitio &f probatio debiti prcvcedert debet antequam folutio debitori, vel ejus heredibus imponatur Carpz. part. i. const. 28. defin. 1. Gelyk mede duidelyk te verneemen is by ons Lantr. part. 1. tit. 21. art. 12. zo dan. eenige van de Crediteuren daar inne nalaatig geweest zyn, iraputent Jïbi,jura enim vigilantibus & non dormientibusfubveniunt, rjf damnum , quod quis Jüa culpafentit fentire non videtur, L. 203. ff. de Reg. fur. fchoon dat nu by ons Landrecht de Doodfchulden in primo gradu, en de Landfchattingen in fecundo idque publicce utilüatis caufa, quod ex iis cenfibus nervi Reipubliccz confistant , L. 1. ff. de qucest. geftelt wordenl5 zo heeft egter by deezen op de praetenfien van Pr. Everh. Vos , en Albert Vos wegens Heerengelden niet kunnen of mogen reguard genomen worden, ten aanzien het minfte bewys daar van niet bygebragt is, of gebleeken heeft waar die fchulden haar oirfpronk van daan genomen hebben, om met fundament te kunnen jugeeren, hoedaanig die tot laste van den Boedel kunnen gebragt worden, of niet,-alzo een Richter fchuldig is te oirdeelen ex aEtis & probatis, & unusquisque fundamentum intentionis fucs probare tenetur: om welke reden ook by deeze inftantie niet heeft kunnen in confideratie komen, de Eifch van den Scholtus Otterbeeck wegens reftante kooppenningen, nademaal zyn Ed. hadde moeten doceeren, of het onderpand nog voor handen was, dan niet, om zich daar na in 't advifeeren te mogen reguleeren ; gelyk ook Jan Lutjes zyn Eifch van gelevert Brood hadde moeten bewyzen, zo daar mede hadde willen in Preferentie of Concurrentie komen. Vervolgens in acht genomen de reipeéïive Eifchen en de Petitiën, bewezen en gejuftificeerd, en daar onder eerftelyk die van derefpective Momboiren over de kinderen van Luentien Arriens , en de Momboiren van 't kind van Arrien Modderman die onder zich geen dispuit fchynen te hebben» maar doorgaans komen te accordeeren, als dat te colligeeren is, uit het Debat daar by zy hunne Eifchen gelykelvk III. Deel. V ko .  i54 OVER YSSELSCH komen te falveeren, zo dat daar over geen decifie by deezen kan vallen, cum judex non interponit officiumfuumnifiim. ploratus, maar dat de zvvaarigheid daar in befbaande is, of de zelvige voor de Pandbaare fchulden moeten geprefereerd worden, gemerkt datnotoiren Landrechtens is, dat Maagefcheidingen van gelyk kragt zyn als Richters Brieven, en dien volgens ook in den derden graad van Preferentie egaal geplaastt worden, Landr. part. i. tit. 21. art. is.cumjurainfavorem minor ennium éf ad eorum Jecuritatem illis jus legalis feu tacita hypttheca tribuunt id quem bonis utriusque parentis pro eo quod illis ex hereditate paterna vel materna debetur , L, 6. §. 2. /• 8. §. 4. cod. de fecund. nupt.:en daar bencffens dat het van geen operatie is, dat deeze refpe&ive uitkoopen geinllmuleerd worden van infraudem creditorum gepasfeert te zyn, cum hoe non absque dolo poffit fieri: dolus vero est delictum, L. 16. ff. de dol. £ïf deliStum non prafumitur, fed debet probarift welk niet gedaan zynde, zo heeft daarop weinig reguard kunnen genomen worden, bonus cum quisque tamdiu prafumitur donec contrarium probetur & nemo , ut communiter , prafumitur fuum jatlare ; dat byzondere opmerkinge heeft, ten aanzien van de kinderen van Immegien en Luentien Arriens , daar de Uitboelderfche, Stief bestemoeder overftond en zodaal nige affectie niet kan geprefumeerd worden, zulks dat ook wel mag vast geftelt worden, dat voorfz. Uitboelderfche niet minder vry voor haar portie overgehouden heeft, te minder kan hier prefumptie van fraude wezen, door dien zyde beloofde penningen op vier termyn dagen moefte betaalen (gelyk ftukswyze ook gedaan is) en veel ligt zo lange hadde kunnen leeven, dat het in 't geheeld betaald moest zyn, adfrauiem requiritur non tantum eventus fed etiam propofitum fraudandi,de\yyl dat nu naar rechte de opgerichtede inftrumenten , pro fe habent duplicem prafumptionem, unam veritatis , & alteram folemnitatis ,}arg. §. 11, inst. de mutüib.Jlipulat. en mits ter contrarie bewezen is, zo heeft op de voorwerpfelen beftaande in nude dicenten niet kunnen gerefieóteert worden, noch ook niet op de bygelegde Sententie in cas van  ADVYSBOEK. 155 "in Preferentie over de Boedel van Baucke Wouters , daar dè Erfgenaamen le Fevre al voor lange gerichtelyke aanfnraak gedaan hadden , en onder anderen mede voor reden gebruikt worden, dat in de uitkoop geen Goederen uitgedrukt waren, als nogthands hier al gedaan is, maar dat men met kan zien dat het Landrecht zoude requireeren dat de uitwvzinge, of uitkoop gerichtelyk zoude moeten gefchieden, «relyk aldaar gepretexteert wordt. ■ v .. Om welke en andere redenen meer, ik Scholtus voorfchreemet ingenomen Advys van de Ondergeteekende RechtsJenr'omoveerde, de Juftitie blootelyk in aanfchouw neemen He • verklaare voor Recht:" dat na defalcatie van de Kosten van Executie en andere gerichtelyk aangewend, mitsgaders dee" ?e beleeringe in de penningen van de verkochte Boedels " Goederen, geprocedeert of nog te procedeeren, eerst en " vnor al behoorde te worden geprefereerd, de betaalde " Doodfchuld,-en dien na, de refpeftive Momboiren van de " kinderen Luentien Arriens , Immeghien Arriens en het " kind Arrien Modderman , met de fommen by Deduc" tien vermeld, gelyk die zelvige dan voor alle anderen ge" nr^fereert worden mits deezen; waar na als pantbaare fchulden in het overfchot zullen komen te concurreeren, " Cr aas Tansen Backer , Berent Hendrik Smit , Wy" rmsRTTEN TANS,en Petertien Alberts met haare refpec" rive geëifchte fommen, mits zy de zelvige naar recht Her. " ken en dat wyders op de pretenfien van Pr. Vos,Al, " SÏt Vos, de Scholtus Otterbeeck, en Jan Lutiens " f? 7amen zynde ontwezen fchult niet heeft kunnen gelet " worden die zelvige dan in hoe judicia ontzeggende, on. " Tr referve nogthands van zes a twaalft weeken tyds na ", Pronunc-iatie deezes, ingevolge Landrecht part. i. ttfcai. art u om van haar recht te vertoonen ,• alles met Com" penfatie van de Kosten onder de Crediteuren aange- " A^que' ita hac caufa judicandum cmf™'„ Df v a * A US' *CON.  ïSó" O V E R Y S S E L S C fi LXX. CONSULTATIE. Advys en Sententië in cas van Preferentie en Concurrentie. In zaaken van Praeferentie en Concurrentie voor my A Wegdam, Scholtus van Genemuiden , ftrydigenalnogonge* decideert hangende, tusfchen de Crediteuren enlnteresfanten op de penningen , geprocedeerd van de verkogce Goederen en Effecten van Wylen Egbert Genits en deszelvs nagelaaten Weduwe Aaltjen Jacobs , fuftineerende de een tegens den anderen dat met haar aangegeevene fchulden in de Goederen en Effecten van gemelden Boedel of de penningen daar van geprocedeert, zouden moeten worden geprefereerd. Hier over gezien en met rype deliberatie geëxamineerd deProthocollaria, beginnende den 19 Septemb. 1725,en eindigde den 20 Juny 1727 enz. Alles in conformité van den Genchtelyken op den 4 July 1727 opgerichten en door de Scholtus van Genemuiden neffens de Doctoren Munts: en.NEssiNK beteekenden Inventaris, en dan vorder op al les wel rypelyk gelettet hebbende, waar op in deezen tot onpartydige adminiftratie van Juftitie, eenigzins te letten ftonde. Zo is 't,dat ik Scholtus voornoemt met toegetrokken Ad vys van de hier OndergeteekendeRechtsgepromoveerdens tusfchen Parthyen doende recht; erkenne ên verftaa: "dat „ in voorfchreeven Boedelspenningen, eerst en vooraf zullen „ worden geprefereerd de Gerichtskosten, zo als by dee„ zen Ed. Gerichte mitsgaders het Ed. Scholtengerichte „ van Zwol, tot confervatie, explicatie en diftractie van dee„ zen Boedel debité zyn aangewend; voorts de kosten van „ verzendinge en beleeringe deezer proceduure met den » aankleeven van dien , mitsgaders *de kosten van beide „ Doctoren Munts aangewend tot inwinninge der meube„ len, beneffens die geene welke by Dr. B. Munts fenior „ aangewend zyn over de inwinninge en executie van het „ KoekkackersLand; en eindelykdie gene, welke bydenzel- n ven  ADVYSBOEK. i$7 „ ven ten dienfte van gezamentlyke Interesfanten verders „ tot explicatie* van deezen Boedei en het daar over gehou„ den difpuit van Preferentie noodwendig zyn aangewend; ,. en waar onder dien volgens geene posten de Weduwe „ Greven in'thet particulier raakende, als hetinftellen van „ Deductie en Debath voor dezelve, en wat diergelyks meer s, is, gecomprehendeert worden. „ Welke alle voorafgegaan zynde, dat als dan Preferentie „ zullen hebben te genieten, Hendrik Lieffes en Hendrik „ Dercks in qualiteit als Momboiren van de onmondige kin,' deren van wylen Egbert Gerrits en Grietjen Dercks , op ', de kooppenningen geprocedeert van de meubeleen inmeu'„ bele Goederen, Have en Vee, haar van haar Moeder aan', geërft, voorzo verre het zelve ten tyde van de diftra'ctie nog voorhanden is geweest, eens met een Capitaale fomma van „ drie hondert en vyftig Caroli Guldens, nog eens met „ veertig Caroli Guldens, dertien ftuivers en agt penningen, „ en drie Guldens voor de rente van dien,- mitsgadersem„ delyk met twee Pinken op haar tweede jaar gaande, of de „ waarde van dien, volgens tauxatie door deezen Ed. Ge„ richte daar over te maaken, alles uit kragt van erfuitinge „ van den 29 November 1723. „ Voorts worden na deezen geprefereerd in primo gra* „ du , Hendrik Hendricks , met zeven Guldens en tien ftuivers , wegens een geleverde Doodkiste. Peter Albers , met negen Guldens twaalf ftuivers wegens een geleverd agtendeel Boter op de begraaffenisfe. Egbert Brouwer , „ met zeven Guldens en drie ftuivers wegens een geleverde Tonne groeve Bier met het draagloon. Gerret van ; Dyk, Koster met twee Guldens en ièventien ftuivers we„ gens het maaken van 't Graf en 'tdDoodlaaken. Egbert , ten Napel met zes Caroli Guldens wegens een tonne ' groeve Bier, en met de rest van zyn reekeninge alleenig , in quarto gradu, indien de Boedels pennigen zo wyd reikten. 'Hendrik van der vegt,met vyftien Guldens een », ftuiver en zes penningen wegens Meel, Broot en Kaas V 3 op  158 OVERYSSEL. SCH „ op de de begraaffenisfe geleverd. Peter Alberts, als „ Kerkmeester van de Kerke in Mastebroek met zes Guldens „ en zes ftuivers voor de infaate en Kerkengerechtigheid. „ Infecundo gradu. Hendrik Lubberts en Willem Hen,, dricks van Lingen , wegens twee jaar Schoorfteencelt met ,, twaalf Caroli Guldens. ° „ In tertio gradu. Hendrik Lubbers en Willem Hen„ driks van Lingen , met zes Guldens wegens twee jaar ,', Dienstboodegeld van 1724 en 1725. Dezelve met zeven „ Guldens en tien ftuivers wegens twee jaar Paardegeld van „ 1724 en 1725. Dezelven nog met zes en zeventig Gul„ dens en vyftien ftuiver wegens twee jaar Hoorngeit van 3, 1724 en 1725. Dezelven nog met vyf Guldens agt ftui„ vers wegens Hooftgeld van 1725. Jan Wolf vanRysEN, „ met vier Guldens en veertien ftuivers wegens Hoorn„ geit van 1725. Wolter Groothuis, met vyf Guldens „ en agt ftuivers wegens Hooftgelt van 1724; en wegens „ Gemaal, Geflagt, en Bieraccys met agt Guldens en tien „ ftuivers; en na afbetaalinge van deeze fchulden , de „ Weduwe van wylen Dr. Lamb. Greven met zeven hon„ derd vyf en negentig Caroli Guldens , wegens drie jaaren „ lantpacht en daarvoor gedaanePandingeen Aanpandinge „ van den 16 en 19 Maart 1726. Zullende een ieder de deugdelykheid zyner fchuldvorderinge met ééde moeten „ fterken. En vermits hier mede alle de penningen van „ de verkogte effe&en des Boedels geprovenieerd reeds „ geabforbeerd zyn, zo heeftmen onnodig geacht der wydere „dnteresfanten recht, meest Pandbaar en eerst in quarto „ gradu preferabel, hier na in hunnen rang te laatenvol>, gen". De voornaamfte redenen van dit Advys zyn deeze, als eerstelyk in opzichte van de Gerichtskosten, zo tot confervatie, explicatie en diftractie van deezen Boedel debité zyn aangewend, mitsgaders de kosten van beleeringe en verzendinge deezer Proceduure, en dan wyders die gene welke door de Doctoren Munts over de inwinninge enexe- cu-  ADVYSBOEK. 159 .-utie, en verders over het dispuit van Praeferentie zyn gecau'feert, daaromtrent heeft men in overweegingegenoomerr, dat dezelve ten nutte en dienfte van alle de Interesfanten zyn aangewend, en daarom ook voor allen behoorden gepratfe • reert te°worden, gelyk daar van by de Rechtsgeleerden deeze kragtige redenen worden gegeeven: Quiaficutifructus non dvuntur nifi dedu'ètis expenfis ita neque ex condcmnatione aliud quaefitum videri potest, nifi quod fuperest dedutlis fumptibus 'quos ad vincendum prorogarinecesfe fuit, cumfi talesfumptus fatti non fuiffent creditores condemnationem non halerent, Ant. Fab. cod. Sabaud.lib. 8. tit. S.defin 7. Carezov. jurispr. for. part. ï.conftit. n. defin 36 , omnis enim aÜus qui pro utüitate omnium geritur communïbus fumptibus expediri debet l. 4. §. I. ff. fin. re*und. Hique DD. En dien na zo heeft men Preferentie moeten verkenen aan Hendrik Lteffers en Hendeik Derks , in qualiteit als Momboiren van de onmondige kinderen van Wylen Egbert Gerrits, en Grietjen Dirks op de Kooppenningen geprocedeert van de meubile en inmeubile Goederen , Haave en Vee haar van haar Moeder aangeërft, voor zo verre het zelve ten tyde van de diffractie nog voor handen is geweest, uit kragt van erfuitinge van den 29 November 1723, om dat de kinderen gehouden hebben moeten worden , rerum domini, zo lange haar niet werkelyk betaalt en is het gene haar by erfuitinge is belooft, 1.1.'1.3. Cod.fine cenfu velreliquis fund. comp. non posfe, hoedaane rerum domini voor allen anderen na bekenden rechten geplaatst moeten worden, quia jus domini fortius est jure pignoris l. 7- §• 2 ff- de pos. Stadr. van Zwol, Ut. van defol. Boed. art. 32. Vervolgens zyn in primo gradu geplaatst, Hendrik hl endriks, Peter Alberts, Egbert Brouwer, Gerrit van Dyk , Egbert ten Napel , Hendrik van der Veght en Peter Alberts als Kerkmeester,om dat aUe,t gene waar mede haar die Preferentie gegeeven is, doodfchulden zyn , welke niet alleen naar de gemeene Keizerlyke Wetten, maar ook zelvs naar ons Landrecht van Overysfel, en de Wetten van alle onze Nabuuren voor alle andere Hypothecaire Cre- dV  i6o OVERYSSELS C H diteuren geplaatst wordt,/. 4y. f. de relig. tj fumpt funer Landr. p. 1. tit. 21. art. 15. Stadr. van Zwol dict. tit.art. 50 Stadr. van Deventer p.2. tit. 21. art. 6., Ant.Matth. deauctionhb. x.cap. 19. n. 6. ibique alleg. wordende onder doodfchulden niet alleen gecomprehendeert het gene tot het begraaven der dooden word vereifcht, maar ook alle het gene ter dier gelegentheid na qualiteit van den Overleedenen, en gewoonte des Lands, geimpendeerd heeft moeten worden, Matth. dict. cap. 19. n. 9. non folum ea fine quibus corpus omninonon potest^ humari fed etiam quce ex confuetudine civitatis erogantur veluti quod vefpilloni, cedituo, quod pro elangore tintinnabulorum pro chirothecis, pro veste lugubri expenditur etc. Hendrik Lubberts en Willem Hendriks van Lingen heeft men met twee jaar Schoorfteengeld ter fomma van twaalf Guldens moeten plaatzen infecundo gradu, niet alleen, quia in cenfu publico £f tributis nervi Reipublicce confiflant, als Matth d. li. verder zegt, maar byzonderlykom dat Ridderfchap en bteden de Staaten deezer Provincie zulks by Placaat van den 26 Maart 1680, den 15 Maart 1695 gerenoveerd , wel uitdrukkelyk hebben gewilt, om welke redenen aan dezelve Hendrik Lubberts en Willem Hendriks van Lingen wegens Dienstbodengeld, Paardegeld, Hoorngeld, en Hoofdgeld, gelyk mede aan Jan Wolf van Rysen en Wolter Groothuis wegens de twee laatst verfcheenen jaaren in den derden graad Preferentie gegeeven is, gelyk voor hetlaatfte m deezen derden graad, doch na voorfchr. Landsfchattingen mede geprefereerd heeft moeten worden de Vrouw Wed. van wylen Dr. Lamb. Greven, om dat dezelve degediftral heerde Goederen met Pandinge en Aanpandinge geaffecteert ingewonnen en geëxecuteerd heeft, hoedaanige affectatien na het prefcript van ons Landrecht van Overysfel behoorlyk vervolgt ,en niet defert gel0open zynde , volgens onze confturmerlyke en hedendaagfche pratycque een reël recht op de geaffecteerde Goederen komen teverleenen, enpignusprcetonum te conltitueeren, dus na Landr.p.i. tit. 21. art. i/.pT^ferabel in den derden graad, Stadr. van Zwol tit. van defol. Boed.  A D V Y S B O E K. m Boed. art. 35. doch vermits zodaanig recht, om in den derden graad geplaatst te worden, eerst geacquirecrd is op den 16 en 19 Maart 1726, wanneer de affe&atie in Pandinge enAanpandinge is gefchied, en alzo op een tyd wanneer de voorenftaande Crediteuren, zodaanig recht reeds hadden, en dat by het Landr. p. i. tit. 21. art. 15. gewild is, dat in deezen graad de oudfte Crediteur den jongften zal worden geprefereerd, zo heeft men Haar WEd. geen eerder rang kunnen attribueeren, als na dat de voorenftaande Landfchattingen eerst zullen wezen voldaan; zynde laatstlyk, eenieder opgelegt de deugdigheid zyner fchuldvordering met ééde te herken, om redenen, dat daar toe naar rechten in allen gevalle zyn verplicht, Berlich. p. x.pract. concl. 6. t. n. 69., Carpzov. jurispr. For. p. 1. conflit. 28. defin. 1. fjr 2. Aldus by ons Ondergeïchreeven geadvifeerd binnen Zwol den 20 Auguftus 1727. A. V. Mcjyden , Dr. Gerh. Truirniet, Dr. LXXI. CONSULTATIE. Advys en Sententie over Prceferentie en Concurrentie. In zaaken voor deezen Ed. Gerichte, ftrydig en ongedecideerd hangende, tusfchen de aangegeevene Crediteuren van den defolaaten Boedel van wylen Claas Claassen , gewoont hebbende op Camperveene, waar in dezelve Crediteuren by Wheete van den 20 Augustus laastleeden, geconvoceerd zynde, disputeeren over de Preferentie of Concurrentie in de penningen van den voorfz. Boedel. Gezien de refpeclive Deducfien, Rekeningen, en Debatten der Crediteuren , mitsgaders een iegelyks bewys, daar by overgelegt, conform den gerichtelyk betekenden Inventaris, de datoden 11 Oótober deezes loopenden jaars 1676, en met vlyt geleitet, waar op in deezen te letten ftond: Eerftelyk ten aan- III. Deel. X zien  ié> OVERYSSELSCH zien van de relteerende uitzettinge, verpondinge, en ande» re Heeren Lasten, dat dezelve naar rechte gepriviligeerd zynde,niet alleen paraate executie hebben, ingevolge LanéU recht. part. i. tit. 6. art. uit.;, maar ook naast de Dood. fchulden geprefereerd zyn , voor alle andere Schulden Landr. part. i. tit. 21. art. 15. Convtnienter l. t. c. ft propt pub . penfit. vend. I. 4 c. in quib. caus. pign. veb hypoth. tacii. sontrah. BmLïCK. pra£ticabil. conclus. part. j. concl. aa num 45. Edoch dat zulks plaats heeft niet in oude, of verjaar-* de Heeren Lasten , maar alleen in die gene die binnens raars vervallen zyn; werdende de oudere Heeren Lasten voor perfoneele Schulden gereekend, en daarom geordonneerd by acte gevorderd en vervolgt te moeten worden ; luid de generaale Ordonnantie van de Gemeene Middelen art uit alsook de fpeciaale Refolutie over 't Ruk van de Verpondinge beraamt f ao remis/io. Belangende voorts het verdiende loon van Tennigten Teunis; in acht genoomen, dat of wel zodaanig loon de jur* baxomco &> aliarum Regionum geprefereerd wordt voor alle andere Schulden ook voor de Doodfchulden zelvs ; ut docetr Berlich. d conclus 44. «. 22, 75 , ?6. &feqq.: echter naar Landrechte van Overysfel, 't welk in deezen alleendecifoir is, en alleenlyk geattendeerd moet worden, 't zelve Loon zodaanig recht niet en heeft, maar alleen voor Pandbaare ichuld gerekend, en m quarto gradu creditorum geadmitteert Wordt. Landr. part. I. tit. 6. art. 3. jun£to tit. 21. art. j „ pende jaar rente, tegens zes ten honderd. VervoJr/ens „ zullen voortocht genieten, de Heer Burgermeefter RidIder „ en deszelvs Broeder de Ed. Dirk Ridder, de eerfte met „ een fomma ;van zeven honderd caroli Guldens, voor zyn „ Broeder de Capitein Jacob Ridder, wegens het opmaaken „ en repareeren van weggefpoelde Dyken tot het geëxe„ cuteerde Erve gehoorende, uitgefchooten; en dan nog bei. „ de met een fomma van 415 Guldens 12 ftuivers 4 pen„ ningen aan Harmen van der Weerd betaald, met de in„ teresfe van de gedachte zeven honderd Guldens van die „ tyd af, dat dezelve by Arrest gerichtelyk geëischt zyn, en „ van de 416 Guldens en 12 ftuivers zedert de effeét-ive „ betaalinge. Welke Kosten alle betaald zynde, zo zal in,, dien er nog penningen mogten overig zyn, daar uit „ zo verre die ftrekken, zyn betaalinge erlangen, Harmen „ van der Weerd van een derde part van een Capitaal a, van vyf honderd Guldens, en rente daar op ten agteren „ zynde . 6 De  ADVYS- BOEK- rö> De voornaamfte redenen van dit gewysdè zyn 5 dat het in rechten, en praktyk,. notoir zy»- dat de Kosten van gerichts» wegen over het citeeren der Crediteuren, en Interesfanten als anders- omtrent de Executie gefchied, als mede van de beleeringe en verzendinge, voor af van de Koop-penningen der geëxecuteerde Goederen moeten worden afgetrokken en voor alle andere Schulden geprefereerd r vermits dezelve ten behoeve van alle Crediteuren, en Interesfan, ten aangewend, ook van alle behooren gedraagen te wor den y het welke als op onwederfpreekelyke gronden van sequiteit gefundeerd zynde , en door de reden zelvs geleerd wordende, allenthalve, voor een vaste grondregul en ontwyflèlbaare waarheid word aangenoomen, als onder anderen te zien, by Richt, de privil. Cred. cap. 2. membr. 2. n>. a. fjf 7. Huber. in preekte, jur. Rom. ad tit. pand. qui pot., in pign. n. 4. et 6.. welk recht van voortocht mede plaats heeft omtrent zodaanige Kosten als door den Executant tot het bekomen en doen der executie behoorlyk en noodzaaklyk aangewend zyn gevonden, als niet alleen tradeeren, Ant. Fab. eod- ab. lib. 8. tit. 8 def. 1. Temm. de Lit-, exp. cap.. 13. n. 13,, Ant. Matth. de auct. lib. I , cap. 19. n. i.&feqq. maar ook by verfcheiden Sententien , in deeze Provincie is verftaan. Waar na in de tweede Graad is geprefereerd de Scholtus Valencyn met eene rekening van 180 Guldens en 12 ftuivers,4 vermits dezelve beftaat uit Kosten van Verpondinge, Contributie, Sqhoorfteen Geld, en uitzettingen van de Nieuwendykfche Sluis, en van deNoordwendigeSluis, hoedaanige Schulden volgens de bekende Placaaten deezer Provincie, fpeciaalyk dat van den 15 Maart 1-695, en volgens het Landr. p. 1. tit. 21. art. 15. in de tweede graad ge. plaatst moetende worden y zo heeft zulks voornaamentlyk mede moeten plaats vinden in het cas fubjecb, vermits niemand van de refpective Deducenten, die rekening in eenigen deele komt te querelleeren en tegens te fpreeken, dan word veel eer ijrfo fafto aan dezelve de Preferentie toegeflaan.. Heb.-  168 O V E R Y S S E L S C U Hebbende in de derde graad geprefereerd moeten worden. eerst Jacob Petersen Lyndraayer, en na dezelve de We. du we Berg, doordien voor haare Capitaalen het geëxecuteerde Erve en Goed, expresfelyk is gehypothequeerd, en verbonden, en over zulks agtervolgens den aangetrokken S'Z 'a a^qt undr' de oudfte C^diteur na den tyd fal" zynde de. Ade van verband van Jacob PietersenLyndr aa. yer gepasfeerd den 20 en die van de weduwe Berg den 28 rïfi f ? jmfs ¥*9 deJ'on^re, indeezen derden Graad voorgetrokken heeft moeten worden, en zulks met éen binnen, een buiten, en één loopende jaar rente, Landr' p. 1. tit. 7. art. 3, zonder dat hier in eenige veranderine heeft kunnen maaken dat in de gerichtelyke Acle van ver band door de Capitein J. Ridder, en zyn Ed. Echtgenoot Jacoba Hielst ten behoeve van Jacob Pjetersen Lyn draayer gepasfeerd, met woorden niet uitdrukt, dat de Man de Vrouw als Momber hebbe geadfifteerd, aangezien het eene bekende en inconteftable waarheid is, dat volgens de wetten en gewoonten van deeze en andere nabuurige Provinciën een Vrouwsperfoon door het huwelyk kome onder de' momberfchap van haar Man, zodat de Manzykgitimus Tu. tor van zyn Vrouw, als by ons Landr. p. 1. tit. 2. art. 16 uitdrukkelyk is geftatueerd, en diensvolgens is het buiten contradictie, dat als Man en Vrouw, te zaamen in den Gerich te erfchynen, en gelykelyk een Acte van verband pasfeeren , als dan de Vrouw met 'er daad geadfifteerd is door dengenen die haar wettige Momber is; weshalven onnodig is met woorden uittedrukken , het geen de daad van zelvs toond; wordende ook nergens ten Landr. als noodzaakelyk geordonneerd, de uitdrukkinge van tutore mar ito of diergelyke; wiens tegendeel gemelde 16". art. genoegzaam te kennen geeft, ftatueerende " dat Vrouwsperfoonen zonder Man of anders zon„ der Momber geen procuratie in het Gerichte beftendig,, Jykzullenkonnen pasfeeren"; zo dat een Vrouw die een Man heeft, daar toe nietgequalificeert zy, noglegitimam perfo nam flandi mjuduio hebbe, zonder haar Man; en een Vrouws- per-  ADVYSBOEK. ifj perfoon geen Man hebbende, of eenige A&e zullende pasfeeren ten behoeve van haar Man, die overzulks daar omtrent geen Momber wezen kan, voorzien moet wezen van een gekoren Momber, gelyk zulks ook van hetSaxifche recht getuigd Sand. lib. i. tit. 4. def. 3. alwaar hy zeit: quo non tantum muiier es nupta funt fub cura maritorum fuorum, fed & innapta viduce vel virgines etiam 25 annis major es ccntrahendo fe obligare vel in judicio comparere nequeunt absque curatore ad ideleSto, zonder haaren geboren Momber, Landr. Ubi 1. art. 44. 6? 46. lib. 2. art. 63. Conflit. eletï. Saxen, p. 2. Conflit. 15. & ibi Dan. Mollerus late , Matth. Berlich, p. 2. pratl concl. 17. per tot. quod jus etiam in Gelria, Tranfifulania, vicinis Provinciis est in viridi obfervantia. jure Saxonico (als Wibel fpreekt in zyn traiï. de ContraÜ. Muiier. cap. i. d. 42.) mulieres nullo modo contraher e , fe obligare , 6f in judiciis verfari posfunt, ni ft mariti tanquam curatoris conjugalis cMicOen SBctrnmit* vel alterius Curatoris peculiaris ad id Conftituti £riflcrifdpcn 2?oo-< tnmtïiis, confenfu & auctoritate adhibiia; edoch als een getrouwde Vrouw , een gerichtelyke Afte zal pasfeeren , voor of ten behoeve van haar Man , in cafu alterius curatoris confenfum defiderari nemo negabit, fi quidem in caufa propria maritus uxori autor esfe nequit. L. pupillus 5- in pr. ff. de autor tutor. Wibel. d. tra£t. cap. 4- n- 60. maar "buiten dat- heeft een Vrouwe qua maritum curatoren: habet, geen ander Curator van noden, Sand. dift. tit. 4. def. 1. et potest muiier maritata folo mariti confenfu gelyk de woorden luiden van Wibel. de tratt. cap. 6. n. 19., absque alterius Curatoris autoritate eflcaciter contraher e, bonaque imnobilia alienare valet , Dan. Moll. in comment. ad conflit. Saxon. p. 2. conft. 15. n. 3- Wesenb. p. 1. confiU 11. n. 12. Herikg. defidejusf. cap. 18. n. 55. Berlich. de concl. 17. n. 15. et feqq. in voegen dat onze Landtr. verbiedende dat een Vrouwe zonder haar Man geen gerichtelyke Aélen beftendiglyk zal konnen pasfeeren, daardoor het tegendeel als Man en Vrouwe , te gelyk in den geIII. Deel. Y rich-  ■ 7° OVERYSSELSCH richte compareerende , gezaraëntlyk, een gerichtelyke Aéte, ten behoeve van een derde pasfeeren, di wettig, heid, en behendigheid van dien , buiten Contradictie , worde voor vast geftelt , als oppofita zynde zonder haar Man, en met en nevens haar Man; waar van het eene verboden zynde, het ander ipfo facto word gerequireerd, en gewettigd , in gelykheid van het welke ook in het jaar 1683 is geadvifeerd, in zaaken van Preferentie en Concurrentie tusfchen de Crediteuren , en Interésfanten van den Boedel van wylen de Heer Peter van Uxtterwïk, tot Alsrdink , voor de Richter van Wyhe , als in die zaake gefurrogeerd. En of wel tegens de voorfz. Acten van verband van Jacob Pietersen LYnduaayer , en voor de Weduwe Bergs nog een tweede objectie is gemaakt, als of dezelve uit dien hoofde zouden onbeftendig wezen, dat die niet gezegeld zyn , met het eigen zegel van den Capitein Ridder, noch ook door een ander uit zynnaame buiten het Gerichte, zo heeft nogthandsdezelve al mede van geen genoegzaame kragt of operatie geoordeeld moeten worden, geconfidereerd, dat het Landtr. p. 2. tit. 8. art. 7. niet anders ordonneerd , " als dat een „ opdragt, of verzegelinge zal moeten worden geteekend, „ en gezegeld, door den Rechter, en door den Verkoo„ per, of Transportant, en indien de laatfte geen zegel „ heeft, noch fchryven, of teekenen kan, dat hy zulks ,, van iemand anders in 't Gerichte zal begeeren, en doen „ laaten " zo dat de Verbandt-brieven, in het cas fubject door de Scholtus, en Capitein Ridder eigenhandig zynde getekend en met twee uithangende Zegelen bevestigd, daar omtrent niet aan de vereischte forma komt te manqueeren; zonder dat eenige veranderinge heeft konnen aanbrengen, dat het tweede Zegel mede door de Scholtus ten verzoeke yan den Hypothequant gefchied zy, door dien de Wet uitdruk, kelyk wil, dat als dezelve geen Zegel heeft, daar toe een ander in 't Gerichte verzogt zal worden, zonder de minfte byvoeginge.dat die andere de Richter of Scholtus zelvs niet  ADVYSBOEK. i?r niet 2toude mogen wezen, wiens tegendeel de woorden van het Landrecht genoegzaam te kennen geeven, door de onbepaalde uitdrukkinge van iemant anders., en ook door het verzoeken van dezelve in 't Gerichte, zo dat men alhier, met recht moge gebruiken de woorden van Gor. in zyn Adverf. traiï. 3. p. 1. cap. 14. n. 10. in fin. Quare igitur dice. re audemus quod lex aut ftatutum non dicit. L. 71. §. 5. ff. de acquir. vel omitt. hered. cum ftatuta ftrktisfime fint accipienda nee plus dicendum quam eadem loquantur, idem d. tr p. 2. cap. 2. n. n. Hebbende de Heer Burgermeeftêr'Ridder , en zyn Weled. Broeder geprefereerd moeten worden voor den Executant Harmen van der Weerd , vermits deszelvs Acte van Verband , als alleen gepasfeerd door Wylen de Heer Ryck Ridder, dewelke des tyds getrouwt geweest is, gelyk ten Procesfe getoond, geen reël Verband heeft konnen uitwerken, door dien ten Landr. p. 2. tit. 2. art. 4. uitdrukkelyk is geftatueerd, dat geen " echtelieden, zy hebben dan Kinderen by malkande„ ren verworven, ofte niet, haar Huizen, Erven of Hy„ pothequeerde renten zullen mogen verkoopen, bezwaaren, of eenigzints weerloos worden, dan by gemeene „ gerichtelyke bewilliginge en confent, " en dan notoir in rechte zynde, quod ipfo jure nullum fit , quicquid fit lege prohibente, zo heeft noodzaakelyk geoordeeld moeten worden, dat Harmen van der Weerd, door die Acte geen reëel Verband , op het geëxecuteerde goed hebbe bekomen , en dewyl dezelve laater met Arrest daar op geprocedeerd heeft, als de Heer Burgermeefter Ridder , en zyn Weled. Broeder Dirk Ridder, en in arrestis. & pignoribus judicis au£toritate captis, mede plaats heeft, deeze regul qui prior est tempore potior est jure. Landr. p. i. tit. < art. 18. Ant. Matth. de autt. lib. 1. cap. 19. n. $9. Mev. de Arr. cap. 27. n. 16. & feqq. Carzov.*. ï. confiit. 28. defin. 144. zo heeft dezelve ook achter de Heer BurgermeeRerRidder, en deszelvs Broeder geplaatst moeten worden, door dien derzelver Arrest naar Landr. is vervolgd, ' Y 2 en  i72 OVERYSSELSCH en op den 9 January 1719 by den Gerichte geaccordeerd dat de Proceduure, in Contumaciam zoude worden gefloten, waar op de Executie van dit gedistraheerde goed den 22 Alaart zynde gevolgt, zo was de verzendinge van dien onnodig, en of wel de Heer Burgermeester Ridder wydioopig ten Procesfe heeft gefustineerc met zodaanige zeyen honderd Guldens a!s zyn Weled. tot het maaken van den L>ys, voor zyn Broeder de Capitein Ridder heeft uitgeicnoten en tot wiens bekominge, dit Arrest gedaan is, te moeten worden geprefereerd in de tweede graad , zo heelt men nogthhands niet konnen oordeelen, die fustinue in ons Landr. te wezen gefundeert, het welk echter in zaaken daar by uitgedrukt, alleen voor een rigtfnoer moet dienen, adeo ut Judex contra confuetudinem velftatutum procedens 6? judicans, litemjuam perinde faciat, ac fi contra jus commune pronunciasfet, Wibel. de. tra£t. cap. 2. § 8. n 11 en dien volgens heeft tot deciüe in deezen, in confideratie moeten worden genomen , het gene ten Landr. p r tit art. art. 15. is geftatueerd, alwaar in de tweede graad wnr" oen geprefereerd, de penningen tot reparatie vin Dvken Hoofden, Kribben , Zylen, Sluizen , en diergelyke over het geëxecuteerde goed uitgezet en onbetaald, zo dat aan de Ontvangers en Beurders van zulke onbetaalde uitzettin gen, dit recht van Preferentie zy gegeeven, dewelke ook het recht van paraate Executie hebben, Landr p t „w art. uit. waar mede de pretenfie van de Heer Burgermee ^rr,RID^ER ë?en gelykheid heeft, als dewelke voor zvn Weled. Broeder eenige penningen uitgefchoten en betaald heeft, zonder dat ergens blykt, dat zyn Weled. daar tZ verzogtzy, en veel minder dat de Capitein Ridder dif penningen tot hermaakinge van den weggefpoeldenDykme? kennufe, en Authorifatie van Dykgraaf en Heimraaden, van zyn Weled. zou hebben genegotieerd en opgenomen- w33r omtrent te vergeefs word by gebragt, fft hemmee " best, ten hoogften daar aangelegen zy, dat de Dykenwor den gemaakt, en wel onderhouden , aangezien tot bSL" gin.  ADVYSBOEK. 173 ginge, en effeéïueeringe van zulks, Dykgraaven en Heimraaden zyn aangefteld , dewelke daar toe genoegzaame magt, en notable voorrechten , aan de hand hebben; zynde iri het cas fubject. buiten applicatie, het geen by Debat van de Heer Burgermeester Ridder, ex L. 8. & 12. ff- de LL. is aangehaald, vermits'er, geen extentie of interpretatie van geen geval by de Wetten, of Statuten, gedecideerd kan, of mag gemaakt worden tot een ander geval,of het zelve moet met het geflatuëerde gelyk wezen: en djar omtrent, dezelve rede plaats hebben; als by voorbeeld, indien eenDykgraaf, de hermaakinge van een Dyk, naar Dykrecht hadde aanbefteedet, en tot betaalinge van dien ratione officii, de penningen verftrekt of genegotieerd, gelyk de exempelen by 't gemelde Debat bygebragt, en door het Hof van Holland gedecideerd, zyn van Dykgraaven en perfoonen, die by publique Auéloriteit, de Dyken, Sluifen en diergelyke zyn aanbevolen , dewelke nevens verfcheiden redenen, en pasfagien van rechte, wydloopig zyn gededuceerd en aangehaald, in het tweede Deel van 't Nederlands Advysboek Conf. 142., gelyk ook inde Statuten van de Omlanden door Ant. Matth. de Auct. lib. i. cap. 19. n. 12. geallegeerd , fpreekende van Zylfchot, Dykfchot, en wat van Zyl, of Dyks Richteren uit befteedet, alwaar hy zeit * apertius Tranfifalani loquuntur, cum fumptibus funerumproximefubjiciuht "de penningen tot reparatie van Dyken , Hoofden, Kribben , Zylen , Sluifen , en diergelyke ' over het geëxecuteerde goed uitgezet, en onbetaald "; zynde refoluit in rechten, dat Privelegien Rrekkende tot vermmderinge van het recht van anderen, als zyn oudere Hypothequaire Crediteuren firictisfime moeten worden geïnterpreteerd , als te zien by Car. Tasica de Conflit. princ. cap. 6 n. i. j en de Rechtsgeleerden aldaar bygebragt; hebbende dé Heer Ridder zelvs by Debat aangehaald, " dat deeze by ons Landrecht in de tweede graad gefielde fchulden; by " paraate executie ingevordert mogen worden, " hoedaaniü recht aan een particulier, die voor zyn Broeder iets beb y 3 taald  174 O VER YS SELSCH taald heeft uti hic, niet te competeeren, zyn Weled. zelvs ipfo fado heeft te kennen geeven , door met Arrest te procedeeren op dit geëxecuteerde Erve en Goed , om daar door reflitutie van zyn gedaane betaalinge bekomen. Aldus geadvifeerd binnen Deventer den 20 September 1720. ^ W. ten Brink, Dr. Ant. Bouvvens, Dr. LXXIII. CONSULTATIE. Advys en Sententie in zaaken van Preferentie en Concurrentie voor het Scholten Gerichte van Zalk en Fecaten. In Zaaken van Preferentie ën Concurrentie voor my Philip Klinge , Verwalter Scholtus der Heerlykheid Zalk en Vecaten , flrydig en ongedecideerd hangende, tusfchen de Pretendenten en Crediteuren , zo in den defolaaten Boedel van de Wed. van wylen Wolter Cornelis na gedaane Pubhcatien en Affictien , hunne fchulden gerichtelyk hebben aangegeeven , ingevolge den betekenden Inventaris op den 5 February 1704; alwaar de eene voor de anderen onderling fustineerde , geprefereerd en bevoorrechtigd te moeten wezen, tot de penningen zo uit opgemelde Boedel zyn geprocedeerd ; ten welken einde gezien en geëxamineerd hebbende de ingeleverde pretenfien , en Deductien met de fchynen en befcheiden, zo als een iegelyk tot justificatie van zyn gefustineerde recht heeft overgegeeven, en op alles gelet hebbende, waar op tot mamtien van onpartydige Justitie in Judicando eenigzints te letten ftonde. Na dat dan alle gerichtelyke kosten van inwinninge en distractie, mitsgaders de beleeringe deezes zo tot ftuur en reddinge, van voorfz. Boedel noodzaakelyk zyn aangewend, daar van vooraf zyn gedefalqueerd, als recht is, en L. 8. in fine ff. depofit. L. uit. verf. & Expen- fas  ADVYSBOEK» 175 (as Cod. de bonis Auct. Jud. po;Jid. Damh. prat. civ. cap. 260. Christ. vol. 4. Decif. 124. n. 7. Ant. Matth. de Auct. lib. 1. cap. 19. ti. 1. ct feqq.? avox. de Arrest, lib. 18. tit. 6. arr. 24. Carpz. defin. for. part. t. Conf. 32. def. 32. n. 3. Zo worden dien volgende alhier in primo gradu niemant zynde , in fecundo gradu geprefereerd verklaard , de Landsmiddelen van Verpondinge, Contributie, Schoorfteengeld en Zoutgeld ingevolge de overgegeeven rekeninge van wylen de Heer Scholtus Cragt Stuurman, de Anno 1701 en 1702. in gevolge het Placaat van de Staaten van Overysfel op den 5 Maart 1695 geëmaneerd, waar by alle Ontvangers van Heeren Schattingen met de twee laatfte jaaren zyn°geprefereerd, om dat geduurende voorfz. tyd het recht hebben van paraate Executie, en aangezien deezen Boedel in den jaare 1703 defolaat is geworden, zo moeten beide voorfz. jaaren voor af worden gevalideert. De reden hier van beftaan in utilitate publica, cum in cenfu publico 6? tributis nervi Rei pub. confiftunt L. 15. in Caufiz 20. ff. de Quceftion. En op de post van 4 Guldens 10 ftuivers verloopen Grondgeld van 15 ftuivers des jaars in fine van die overgegeevene Rekening te vinden, heeft alhier ook niet meerder als twee jaaren kunnen worden gebragt, tot belastinge van deezen Boedel, zynde alzo te zaamen 304 Guldens ió ftuivers. Blyvende het Erve of de tydelyke be^ zitter van dien, voor de overige onbetaalde jaaren verbonden. , « In tertio gradu worden geprefereerd verftaan, binnenjaarfche en naastkomende Pachten, waar voor alle Vee of leevendige Have en gereede Goederen van den Huisman of Pachter, bevonden in een gehuurd Huis, of op een gepacht Erve, zyn voor de Huur of Pachtpenningen geobligeert, alzo dat de Pachter of Huurman zyn beloofde pacht aan den Verpachter te betaalen fchuldig is, aleer hem die voorfz. Beestiaalen en Goederen gevolgd, en daar uit of van te neemen en te verbrengen vryftaat, Landr. Lib. 2. tit. 9. art. 13. overeenkomende met het Hollandsch Recht Sim.  J76 O V E li Y S S E L S C H Slm. van Leeuwen lib. 4. cap. 9. n. 3. de tacito vel tegali pignor e. Grot. Int. lib. 2. cap. 48. n. 12. en 19. Wien volgende , Wolter Roelofs als Eigenaar van 'e Erve op de bluilë, wegens zyn verfcheenen pacht alhier behoort te worl den geplaatst, met een Reflant van 437 Guldens 7 ftuivers 4 penn. En zulks eenige Rechtsgeleerden abufivelyk mogten fustineeren dat zodaanige prerogative alleen competeerd reële gehipothequeerde Crediteuren, zo was doch per fe klaar, aangezien de voorengemelde Effefien op zyn onderpand heeft gevonden, met Arresten geaffecteerd, doen Inventarifeeren , en na gedaane Publicatien en Affictien ejfec tive, nemine contradicente, ad opus jus habentium by Executie dezelve op zyn Onderpand doen distraheeren , dat propter jus retentionis concurreerende Inquarto gradu als een geprivilegieerde van alle andere Pandbaare fchulden mogte worden geprefereerd. In Qjiarto gradu behooren geoordeeld te worden te concurreeren , de Geeftelykheid van Campen met 48 Guldens, zonder dat op de kosten van 't verwin heeft kunnen worden gereflecteerd , aangezien in defolaate Boedels, geen kosten worden goed gedaan, als welke ten dienfte der gemene Boedel noodzaakelyk zyn aangewend; en heeft ook niet Concurrenter met Wolter Roelofs kunnen worden geplaatst, om dat ten tyde van de Distractie en Executie, de Geestelykheid voornoemd geen eigendom aan 't Erve meer heeft gehadt, maar dezelve op den 20 September 170 r al weerloos was geworden. Derk Engbers wegens verdiend loon 44 Guldens 15 ftuivers. — Hendrik Engbrink voor Meefterloon 7 Guldens —• Grietje Jans wegens verdiend loon 9 Guldens 8 ftuivers — Moetende hier na onder de perfoneele Crediteuren gezaamentlyk concurreeren. Cornelis Wolters met 100 Guldens, aange. zien van zyn beter recht afftand heeft gedaan, door 't oprechten van een nieuw Contract, met deszelvs Stiefmoeder, en zulks na zyn meerderjaarigheid , waar door het bewys fub- A. verftaan word te zyn gemoveerd, en dat alleen be.  A D V Y S B O E K. i tf bevoegd is Ce ageeren, uit het gemelde Contract. Wir> helm Kerkmeester met 48 Guldens, vermits deeze pacht niet confteerd in Cedullen gemaakt, met geen Getuigen word bewezen, noch gerichtelyk is bekend , wanneer onder de pandbaare Schulden zoude hebben moeten worden geplaatst. De Tiende van 1702, is om voorfz. redenen mede gepostponeerd. ha Judicandum cenfui falvo meliort. Ger. ter Burg , Dr. LXXIV. CONSULTATIE. Advys en Sententie' in zaaken van Preferentie en Concurrentie. In zaaken van Praeferentie en Concurrentie voor het Edele Schouten Gerichte van Wanneperveen en Dinksterveen, tusfchen de zich aangegeeven hebbende Crediteuren en Interesfanten , welke recht fustineeren te hebben op de penningen , geprovenieert uit de by Executie verkogte Goederen van Hendrik Besoen en Teuntje Roelofs echtelieden, alnog ongedecideerd hangende; waar omtrent men om de byzondere zaamenloop van zaaken, en volumineufc handeling vermeind heeft relatyf de ftaat der zaaken vóór of de facto te moeten melden, hoe dat eenige der Crediteuren, bereits in den jaare 1776, voor hunne refpective praetenfien hebbende begonnen by handbekentenisfe mitsgaders Pandinge en Aanpandinge, tegen die na des in de meeste hunner Goederen geëxecuteerde Debiteuren te procedeeren, als toen hebben moeten ondervinden, dat H. Besoen zich daar tegens in oppofitie ftelde, met dat effect, dat die Proceduures alzo zyn gecontinuëert tot in het jaar 1777, als wanneer ingevolge Refolutie van Hun Edele Mogende de Heeren ordinaris Gedeputeerden van III. Deel. Z den  378 ÖVERYSSELSCH den 18 April 1777, na gedaane verkoop ter inftantie van de Heeren Ontvangeren van Vollenhove en van den vyftigften Penning en Coliateraale fuccesfien, van het Huis en eenige Landeryen van H. Besoen , op deszelvs naam ingevolge bekomene permisfie gerichtelyk gedaan, de Crediteuren van denzelven, of wel die gene welke mogten fustineeren op dat Huis en Landen beter Recht als de Provin. cie te hebben, geciteerd zynde, by Kerkenfpraaken , boven die Ontvangeren diverfe andere Crediteuren , daar onder die met Pandinge en Aanpandinge al toen geprocedeerd hebben, zich hebben aangegeeven, en van Deductie gediend, doch met geen ander EfFeft, dan dat deels, zonder hunne oppofitie, door de Heeren Ontvangeren, als beter Recht hebbende, de penningen, van die verkogte Goederen geprovénieerd, ter concurrenter fomma zyn geligt ,• en deels, dat H. Besoen zich daar tegen in oppofitie heeft gefteld , en onder employ eener zogenaamde onvervankelyke gulhartige prcefentatieeneventueeleproteftatoireConclufie, voorts andere redenen by fuccesfive Recesfen of Memorien aangevoerd, heeft tragten te toonen, dat die Preferentie Proceduure, ganfch nul en wederrechtelyk gevoerd zoude zyn, zich over attentaat met betrekkinge tot de gevoerde Pandproceduures, met de relatie tot eenige dier Crediteuren beklaagende. Het welk vervolgens tot veele handelingen en contrahandelingen, midsgaders eenige Incidenten oorzaak gegeeven heeft; van welke 'er twee incidenteele Proceduures, als eene voor Willem van den Berg en Conforten , en de andere voor Jan van der Heyde nomine uxore Geesjen van Lee , gefloten zyn. Terwyl al verder uit die zo volumineufe Aften deezer Proceduure aan ons verzonden ,geblykt, dat met dieProceduuresen handelingen fuccesfivelykgecontinueerd is, bykans tot aan de maand Juny 1779. Mitsgaders, dat tot op dien tyd ook nog andere pandingen zyn ondernoomen, daar onder byzonder voor de Volmagten van Wanneperveen en Dinksterveen, Claas Jans Bakker eri de Heeren Tut„ tel  A ü V Y 5 B O E IC 179 tel* Dat de Volmagten van Wannepervcen den 2 Juny van dat jaar, uit kragte van een begroeid Verwin in Pandin. ge, (na dat op den 31 May daar te vooren by infufficiencie der mobilia mede Aanpanding op de immobilia hadden gedaan, voor een fomma van twee honderd en vyf caroli Guldens 13 ftuiver) , hebben getenteerd de mobilia van H. Bezoen te doen inventarifeeren, en vervolgens by Executie te verkoopen. Doch dat, wanneer dit Edele Gerichte zich tot het doen van die Inventarifatie ten Huize van denzelven hadde begeeven, H. Bezoen tegen die verzogte Inventarifatie en daar op te volgene execütoriaale distractie, Pandkeering heeft ondernomen, met dat gevolg , dat die Volmagten zich daar over aan het Hoog Adelyk Land-Drosten Gerichte van Vollenhove geadresfeerd hebbende, met beklag over die oppofitie, daarop wel by Sententie dezelve onwettig is verklaard op den 17 Juny 1779, doch zonder dat echter die Executie voortgang gehad heeft. Ook fchoon na deezen wel op den 10 September 1779, na bekomen begroeid verwin in pandinge door de Heeren Gebroeders Tuttel, dit op nieuws getenteerd is geworden; als wanneer H. Besoen daar tegen wederom Pandkeering heeft gedaan, en wel, zo als hy voorgaf, op gronden die hy naderhand by verantwoordinge zou kunnen deduceeren , zonder dat echter van die Deductie voor het Hoog Adelyk Land Drosten Gerichte iets geworden is. Dan dat inmiddels behalven eerstgemelde Inftantien, voor het Land Drosten Gerichte , relatief de mobilia , zonder opgevolgde werkelyke Executie gedaan, ook nog andere klagten aldaar gedaan en Proceduures tegen Besoen ge voert zyn. Byzonder door Berend Herms Stenken nom. uxe. Jan van der Heide nom. uxo., Willem van den Berg met Conforten , 1'EsoENbeklaagende over het graven van Turf uit het Land waar op zy affectatie in aanpandinge bekoomen hadden; en na des, over het verhinderen van Executie der Goederen waar op zy verwin bekomen hebben. Dat ondertusfchen op den 22 Juny door H. Besoen na 't Z 2 De-  r8a O V E R Y S S ELS G H Decreet van den 17 Juny 1770 opgemeld , met zyne Vrouv we ter inftantie van hunne Crediteuren,een.volkomen en, begroeid Verwin op alle. de bepande Effeclen gepasfeerd is •20 nogthands dat zy begeerden en verzogtendat onverminderd het verwin en recht van Executie op het gereede tot betaalinge van der Pandeifcheren en Crediteuren praitenïien, in de eerfte plaatze zullen worden geèmploieerd , de Penningen ter fomma van ongeveer vyftien honderd Guldens , geprovenieerd uit het door Verwingeveren zelvs verkogte Erveen Goed op Wanneperveen, in de Boven Buurt gelegen, en thands nog onder deezen Edelen Gerichte zullende berusten, en welke penningen zy aan hunne Crediteuren cedeeren; en dat dezelve infufficient zynde, diensvolgens by eene verder te doene executoriaale verkoopingein de eerfte plaats zal moeten worden aangetast en gefubhasteerd. De Turf ftaande in de Schuure van de Comparanten op Wanneperveen in Hans Bergers Erve, als mede die Schuur en de Schuur van Jan Regelinks Erve. Voorts 10. Eenig Turfland in Arent Jan Teunis Erve op Dinxterveen, 20. Het Huis en Hof wordende bewoond door den HeerLuitenant Hakens, ftaande engelegen op Wanneperveen.— 30. Vier Dagmaaten, Maat of Turfland in Raams Erve. 4.0. i| DagmaatUiterdyksland in Jan Thys en Klaas Jo-. chems Erven.— 5.0. Twee Dagmaaten Hooy of Turfland in Lubberts Erve. — 60. Ongeveer twee Dagmaaten. Uiterdyksland, in Timen Roelofs Raalten ert Geert Huls Erven; met verzoek dat hier mede alle voortgang der Proceduures geftateerd en verdere kosten mogen voorgekomen worden. Dat de Volmagten van Wanneperveen en Dinxterveen aan welken na 't Prothocollandum van den 22 Juny voor! noemd, dit Declaratoir eigentlyk gedaan fchynt te zyn, dan ook dien conform de Executie verzogt hebbende, door dit Edele Gerichte op den 29 Juny 1779, ter inftantie van dezelven eerst is verkogt de. Turf voorgemeld,.en voorts . op:  A L> V Y S BOEK. i8* op den 14 July daar aan volgende, mede ter inftantie der VoU masten, de perceelen.vaste Goederen boven gemeld, als wanneer die Volmagten- als- Executanten gedeclareerd hebben dat zo die Goederen niet fufficient mogten zyn, zy zich wel expresfelyk, referveerden hun recht van verwin, zo or>de mobilia ais verdere nog niet gepubliceerde immobilia, f Dat voorts zich als toen een groot aantal Crediteuren heeft aansegeeven,om uit de Penningen van die.Goederente provenieeren hunne betaaling te bekoomen ; byzonder, behalven de Executanten met drie diftincte fommen hier na te melden, W. van den Berg en Conforten, J. van der Heide , nomine uxore, P. Hêrms Nooy,Berbnt Herms Sterke te zaamen , en dan nog B. H. Sterke afzonderlyk, Cr aas Jans Bakker, de Erfgenaamen van wylen Mense Haakman , Roelof Hendriks de Goede , Hermen Jacobs Doosten, en Frerik Meuwes voor zich en qqa.;en zulks alles voor zodaanige fommen en praatenfien disftinételyk fpruitende uit zodaanigen hoofde als met relatie tot diverfe hunner, pretentien daadelyk nader na Contenue der byzondere Adjudicatien zal geblyken, wanneer over derzelver Praeferentie of de wyze waar opwydie als by'tDiftum deezes vermeld gere^ guleerd hebben, gefproken zal worden; terwyl wy, thands alleenlyk voorhebbende iets te praemitteeren, omtrent het beloop deezer zo volumineufe Proceduures en der byzondere v-rkoopingen ter inftantie van byzondere Crediteuren, het geen men nodig oordeelt ter erkentenisfe over de gronden van dit gewysde, en de kosten der byzondere Executie; al. zo nu verder kortelyk. zullen opmerken, dat na deeze gedaane aangaaven dan ook werkelyk, op Conditiën door dit Edele Gerichte, met Communicatie van de Executanten gereguleerd, tot de verkoop der voorgemelde Perceelen zynde overgegaan, dezelve op een perceel na, dat by defect vanKoopersonverkogt isgebleeven, hebben opgebragt zestien honderd veertien Guldens te faamen; en dat eindelyk ter inftantie van Jan van der Heide voor zich en qqa., Willem van den Berg cum fuis, Berent Hïrms Ster■ z 3 ke>t,  i82 O VERYSSELSCH ken nomine uxoris ,■ mitsgaders van Berent Herms Ster ken en Peter Herms Nooy en Claas Jans Bakker, „fc kragte van begroeid verwin in pandinge Executanten, zvn verkogt het Huis en Hof door den Geëxecuteerden zelvs bewoond en gebruikt, mitsgaders nog twee Hukken Weid. and en een ftuk Hooyland, alle onder Wanneperveen gelegen. Dan dat deeze executoriaale verkooping, bepaald zynde tegen den r5 September i779, ter zaak! vanW meuweOppofitie en Pandkeeringe van H. Besoen, eerst Ja een gedaan adres en klagta daar over, mitsgaders opgevolgd Decreet van het Landdrosten Gerichte vtn Vollenhove op den 24 November daar aan volgende, heeft plaatsgehadals wanneer de Executanten, onder referve van hun recht op de voor des bereids geëxecuteerde Goederen , als waar uit maar gedeeltelyk hunne pretenfien zouden kunnen be koomen, als mede om ook op de verdere Goederen van H üesoen de Executie te kunnen dirigeeren, op nieuws hun' ne pretenfien hebben aangegeeven, of wel zich nevens diverfe anderen, tot die op den 14 July gedaan, gerefereerd hebben. Zo als zich verder toen hebben aangegeeven L. Hartkamp als Collefteur van het Haardgeld en de Heeren Tuttel wegens hypothecatie op het eene ftuk Weid land ter distractie executoriaal aangeflagen , voor CaDitaal en'Intrest, mitsgaders nog R. H- de Goede en An negjen Jans Velthoven mede wegens Hypotheecq op het Huis; wien na tot de Distractie zynde overgegaan die perceelen te zaamen voor 3205 Guldens verkogt zvn', en vervolgens den 10 April 1780, door de Crediteuren by De den112" pective derzelver Recht gededuceerd is gewor- En wel door eenigen op alle, en door anderen byzonder op eenige der geëxecuteerde Goederen, zynde voor eer^t door R H. de Goede, en Annegjen Jans Velthoen pro fe en als Weduwe en Boedelhoudfter van haar overleeden Man, wylen Jan Bartels Wint voorgedraagen, dat hun ptr resto van de Geëxecuteerden zoude coropeteeren, de fom- rr.a  ADVYSBOEK. 183 ma van negen honderd caroli Guldens, met twee jaaren verfcheenene renthen, en het loopende jaar ad 4 pro cent uit hoofde van verftrekte penningen, waar voor by fchuldbekentenisfe op den 18 November 1767 gerichtelyk gedaan, en in 't Gerichte gereëxhibeerd verbonden zouden zyn , 10. Hun Woonhuis en Weerhe met de Tente en Hof. — 2^. Ongeveer een drie vierde DagmaatUiterdyks land in Jan Thys en Claas Jochems Erven. 30. Ongeveer 2 Dagmaaten Uiterdyks Hooyland in Raalten, Geert Huls en Roelof Herens Erven. 40. Twee Dagmaaten Maat- land in Jan Regelinx Erve. ■ 50. Een halve Turf- fchuur, en grond ftaande en gelegen in Hans Bergens Erve. En van welke perceelen vier door dit Edele Gerichte by Executie verkogt, doch het 4e. en andere, door de Geëxecuteerde zelvs voor af verkogt zou zyn, en waar van die Deducenten toen honderd Guldens, in minderinge van hunne pretenfien zouden ontvangen hebben. Dat zy Deducenten vertrouwende, uit hoofde van Richtersbrie ven , daar 'er geene andere voor hun zyn, voor alle andere Crediteuren op deeze Goederen geprefereerd te zyn, dus van die penningen voor alles uitreiking verzoeken, doch by verweigeringe, tot Preferentie Concludeeren. Zo als ook die verdere voorgemelde zich aangegeeven hebbende Crediteuren van H. Bezoen, refpectivelyk totadjudicatie van hunne byzondere pretenfien by'tdictum deezes nader gefpecificeerd, 't zy dan tot Preferentie of Concurrentie concludeerden, en wel, voor zo verre de fpeciaale Hypotheecquen aanbelangd, op het Provenue van de aan hun fpeciaalyk verbonden geweest zynde, en gedistraheerde Goederen boven alle minder recht hebbende Crediteuren , en naar rato des tyds wegens de uit kragte van gedaane pandinge , op de verdere Effeóten of 't provenue derzelve ingevolge Landrechte. Terwyl byzonder de Executanten op defalcatie van de Executie koste* en 't geene zy meenen daar toe betrekke- lyk  ï84 ov'erysselsch lykte zyn, voor alles infteerden, dan tegens welke by DeduoHen gefustineerde recht van Praeferentie zo met relatie tot eenige der Pra3tenfien of Schuldvorderingen zelvs, als met be trekkinge tot de aangewende kosten, over en weder door eenige Crediteuren by Debath van Confideratie is gediend. En dan hier over zynde gezien en geëxamineerd , de' Prothocollen, begonnen den 17 April 1776, en eindigende den 28 Juny 1780, alles conform den Inventaris van Stukken op den 19 July 1780 daar van geformeert,en by deBediendensder Executanten nevens den nu overleedenen Heer Scholtus Kalkensteyn geteekend. En dan vorder overwoogen, dat uit het hier voor kortelyfcopgegeeven beloop van zaaken geblykc, dat de kosten welke door de Executanten als Executiekosten worden ingebragt van veel confideratie zyn. Mitsgaders dat het in rechten is bekent, datzodaaneKoeten als noodwendig tot inwinninge en verkoop der Goederen ten gemeinen nutte der Crediteuren zyn geimpendeert voor af uit den Boedel of wel alhier uit het provenue de' verkogte Goederen moeten worden goedgedaan, Arg.L 8 in fine D. depos. L. uit. C. de bon. autt.Jud.posfid.MATTnmus de autt. L. 1. Cap. 19. , en zulks conform de natuur, lyke billikheid. Zo zal dan, naar aanleidingeder Gepofeer dens by wederzydfche Dedu&ien en Debatten voor af moei ten worden onderzogt , welke Kosten als zodaanige nuttige en noodzaakelyke Kosten in aanmerking kunnen koomen ; als mede, vermits 'er diverfe Executien van diverfê en op diverfe tyden verkogte goederen zyn, getyk dit ook uit het voorgemelde beloop van zaaken is geblecken, of en voor hoe verre dié Kosten afzonderlyk uit het byzondere provenue dier Goederen vergoed et moeten worden • ftaande, om met dit laatfte poinci te beginnen , hieromtrent aan te merken, dat 'er vier diftincte werkclyke verkoopingen van Goederen geweest zyn. Waar van de eerfte met permisfie van Hun Edele Mogende de Heeren ordinaris Gedeputeerden van d<=n de.  ADVYSBOE IL 185 18 April 1777 door H. Besoen zelve gedaan is, en waar uit de Heeren Ontvangeren van Vollenhove en van den Vyftigften Penning &c., namens de Provincie betaalinge van 's Lands Gelden bekoomen hebben, doch waar aan vervolgensis overgefchooten eene fomma van vyftien hondert Caroli Guldens, in de eerste plaats door Besoen aan zyne Crediteuren gecedeerten afgeftaan. Dat voorts door de Volmagten van Wanneperveen, ingevolge daar by bekoomen verwin op den 29 Juny, is verkogt eenige Turf. Dat vervolgens op den 14 July daar aan voor ƒ1614 Guldens door die zelve Volmagten als Executanten, zyn verkogt diverfe perfeelen vaste Goederen, en dat eindelyk en voor de vierdemaal door Jan van den Heyde en diverfe andere Crediteuren hier vóór mede vermeld, als Executanten verkogt zyn ^onderfcheidene perceelen vaste Goederen, welke 3205 Guldens hebben opgebragt; zonder dat de verkoop der Meubilen , fchoon tweemaal getenteert, tot nog toe voortgang heeft. En waar uit dan moet volgen. I. Dat de Kosten door de Volmagten en Heeren Tuttel totverkoopingedier Meubilen aangewent, als van geen effect geweest, en niet ten gemeenen dienfte verflrekt hebbende , alhier niet in confideratie kunnen komen, maar aan denzelven hun Recht en Eifch daar omtrent tegen Besoen gereferveerd heeft moeten blyven, om zich op die nog onverkogte Meubilen of 'tgeen Besoen verder nog bezitten mogt, naar hunnen goeden raade daar aan te verhaalen. Zo als het ook pro 2do natuurlyk en redelyk te agten is, dat daar de verkooningen onderfcheiden, en van de eene die, van andere deeze Executanten zyn, immers die Kosten tot Executie dier byzondere perceelen aangewend, ook van die byzondere penningen, welke de éene en andere afzonderlyk hebben opgebragt, worden afgetrokken, en dat alzo reëele Uithebberen op byzondere Landen met geene Kosten ter inwinninge en verkoop van andere Landen afzonderlyk geimpendeert, bezwaart worden, tot ontzet van hunne prsetenfien voor 't geheel of ten deele. III. Deel. A a Doch  i8<5 OVERYSSELSCH Doch vermits de Executanten zo van deeze als geene perceelen verwin op alle de Goederen bekoomen hebben, waar van deeze die, en andere wederom andere by Executie gedistraheert hebben, zo zou het by nadere rerlexie bedenkelyk kunnen voorkomen, of niet de Kosten van Pandinge of anders debite ter inwinninge dier Goederen aangewend, waar van ftraks nader, indiltinct van 't geheele provenue der gezamentlyke Goederen zo door deeze als geene Executanten zou behooren te worden afgetrokken, het welk ons egter zo niet is voorgekomen; om dat die Kosten van Pandinge &c. voor zo verre door geene werkelyke Executie zyn gevolgt, op zich zelvs geene Executie Kosten zyn, maar eerst dan zodaanig worden , wanneer de Executie daar op volgt, waar door die dan alzo van zelvs nader bepaald en betrekkelyk worden gemaakt tot die Goederen, welke alzo geëxecuteerd worden, als tot obtenue van die Executie geimpendeert; zulks, dat daar hier eigentlyk niet is een defolaate Boedel, maar dat hier gevonden worden difliniïe verkoopingen Executoriaal, door onderfcheidene Crediteuren op onderfcheidene tyden gedaan, hier eigentlyk gezegt, zo veele diftincte concurfus Proceduuren zyn, als 'er verkoopingen zyn, zo als ook daarom die Crediteuren, welke op alle die Goederen recht fustineeren te hebben, zich by die diverfe verkoopingen telkens hebben aangegeeven, doch wederom andere eenig Particulier fpeciaal onderpand op eene of ander Land of Landen fustineerdende te hebben , by de verkoop alleen van die Landen. En waaruit dan by wettige gevolgtrekking pro 3tio ai mede van zelvs volgt, dat aan de laatfte Executanten als alleenlyk vafte Goederen verkogt hebbende, ook geene Kosten van Pandingen, voor zo verre die afzonderlyk op 't mobile betrekkelyk zyn, als Executie Kosten kunnen worden goedgedaan. Doch zal vervolgens wat meer bepaald ten onderzoek moeten komen, welke Koften dan aan de Executanten zo de Volmagten van Wanneperveen en Dinxterveen als aan J. van der  ADVYSBOEK 187 der Heide en Conforten, of mede Executanten moeten toegelegt worden, om als noodwendige Executie koften voor af uit de Kooppenningen in den Gerichte beruftende, betaald te worden. Waar omtrent, daar wy zo even hebben opgemerkt, dat de Meubilen des Huizes niet verkogt zyn, en dat overzulks de Koften van Inventarifatie en ter bekoominge van Decreet van Diffractie derzelve voor 't Drosten Gerichte aangewent, hier niet in aanmerkinge kunnen koomen, als van geen effect geweest zynde , dus ten opzigte der Volmagten van Wanneperveen en Dinxterveen zich van zelvs wyit, dat aan denzelven de Koften van Pandingeen Aanpandinge en die van de Executie zelvs van de Turf en Landen door hun verkogt met de directie van de Concurfus Proceduure , bepaaldelyk kunnen en moeten worden tcegelegtmet taxatie der posten op de overgelegde Rekeningen van hunne Bediendensvoorkoomende,endaar toe betrekkinge hebbende, zo als wy die dan ook getaxeerd en by't dictum uitgetrokken hebben, en wel met bepaalinge op enkele jura, wyl ten opzichte van deeze by Pandinge en Aanpandingeingewonnene en geëxecuteerde Goederen, geene oppofitie gedaan is, en dus naar Landrechte en 't Regelement van 1692 art. 16, maar enkele jura competeeren; dan het is ons vry bedenkelyker voorgekomen, welke Koften aan de laatfte Executanten als nuttige Executie Koften zullen moeten worden toegelegt, om invoegen voorgemeld, voor uitgenooten te worden; waar omtrent, met aanleidinge der ingediende Deductienen Debatten, hier in confideratie moet komen, dat 'er zo door de Bediendens van J. van der Heide en W. van den Berg , als wel door de Bediendens van B. Herms Sterken, P. Herms Nooy, en Claas Jans Bakker, ten zeiven einde by diverfe inftantien, een zeer groot aandeel Kosten zyn aangewend , die na de byzondere en diverfe daar van overgelegde en deeze Proceduure bygevoegde Rekeningen, alle als Executie Kosten worden ingebragt, en tot zeer groote fommen geëxtendeerd worden, en waar omtrent alzo een naauwkeurig onderzoek nodig zynde; in te eerfte A a 2 plaatze  ic8 OVER YSSELSCH plaatze de vraag zal vallen: of die byzondere Executanten, ie. der voor die door hun aangewende Kasten, uit den Boedel vooraf vergoeding zal kunnen toegetegd worden, dan of hun maar te zaamen zo veel zal kunnen eu moeten worden toegewezen als of één hunner de Executie gedirigeerd hadde ? waar omtrent ons het laatfte met recht en billykheid conform te zyn is voorgekomen. Gemerkt, de grond waar op deeze defalcatie vooraf gefchie den moet, hier m beken delyk beftaat. Dat de notoire rede lykheid, gefterkt door de Practicqen continuëele judicaaten wil, dat die gene welke Kosten ten gemeenen nutte aanwend' ook uit het gemeen deswegens vergoedinge bekoome en voor alles fchaadeloos gefteld worde, argumento eorum qucetradit Gail Obferv. Lib. i.Obs.oo. Zullende dit gemeene nut daar in gelegen zyn, ten einde van het Provenue des Boedels confteere en ieder van zyn recht behooriyk kan doceeren naar natuure van zyne Schuldvorderinge in rang en naar ordre van Rechten mitsgaders datdezelve voor zo verre het provenue des Boedels zulks toelaat, adjudicatie van zyne pretenfien bekoome vid Richter dejur. Credit. Cap. 2. n. 24. Mattheus de AuSiionibus Lib. 1. cap. 19.«. 7. ff/eq. Faber in Cod. lib 8. tit. 8. def. 7 Dan vermits ter bereikinge van deeze eindens ,het zeker niet nodig was dat diverfe Crediteuren, ieder met zvnebyzondere" Bediendens gefterkt, deeze Executie ondernaamen, en dat al zo het gemeene nut zulk eene kostbaare handelsvyze niet vorderde,- mitsgaders dat over 't generaal alleen impen'ce utiles en nimmer impenfce voluptuarics, worden goedgedaan Arg. L. 4. §. i.ff. Fin. Regund. Leizer in Med.adff.fpecim 481. Dat ook hier van daan de Rechtsgeleerden voor dee' ze defalcatie om gemelde reden advifeerende, alleen van den Executant en de auttionante in fir.gulari gewag maaken per au ctores fupra cit. en dat eindelyk deeze Executanten moeten geacht worden zich te zaamen gc voegt te hebben om deeze Executie te dingeeren, en dat dezelve alzo alsparticipes feu litis Confortes mam eandemque caufam hebben gedefendeert en voortgezet. Zulks zy naar het bekende Reglement van 1719  ADVYSB'OEK. i8. Cons. 32. En waar omtrent dan wel faltim primo aspe'. ftu zeer voor 't reëeleen immobile van dit Recht doet,'t geen art. 3. van de 8. tit. 2. Deel Landrechtens gezegt wordt, „ dat niemand in deezen Lande by forme van Contract. „ eenig immobil goed verkoopen, bezwaaren, transportee„ ren of den eigendom daar van weerloos zal worden kun„ nen, anders als met brieven van den Richter etc." die hier bekendelyk niet zyn. En waar mede overeenkomt 't geen geleerd word byS. van Leeuwen in Cenfuraforenfi, P. r. L. 2. Cap. 7. n. 6. en 7. alwaar hy zegt, rei immobilis venditce &c. moribus noftris traditio fieri debet coram judice loei, quo res fitaest fiallodialis fit,aut curice paribus ,fifeudalisfit, daar toe allegeerendeGrotius Introd. Lib. 2. Cap. 5. Christin^us en anderen en de jure Saxonico, quod et ibi absque judiciali cesfione & refignatione Jive abdicatione dominium in emtorem tranfire nequeat, daar toe allegeerende Schultz , Carpzovius en anderen locis ibi cit.: en wien conform 't ook wel zo in judicando is begreepen, en in zekere omftandigheden uit hoofde van gereferveerde eigendom, aan Praetenfien wegens reftante Kooppenningen, als op eigendommelyk goed in primo gradu voortogt verleent. Doch wanneer men daar by in aanmerkinge neemt, dat in voorzeide Titul Landrechtens art. 10. geftatueert is, dat wanneer een goed aan twee verkogt is, en de eerfte Kooper uit kragte van koop te vooren de aélueele posfeslie hadde aangevaart, dezelve den tweeden Kooper, fchoon by daar na opdragt hadde verkreegen,zal weezen geprasfereert, als  A DVYSBOEK. 197 als mede dat naar art. ir. in cas van reftante Kooppenningen en zonder dat opdragt gedaan is, een derde tegen de verkoo. per procedeerende, uit kragte van perfooneele Obligatie op dat goed, daar aan niet meer zal kunnen winnen dan'tgeene by den Kooper daar op nog refteeren mogte te betaalen; en eindelyk, dat als naararï. 12., het verkogte goed den verkooper gehypoticeert blyft voor de onbetaalde Kooppenningen, zo lang hy geen gerichtelyk transport, en de overdragt gedaan heeft: zo fchynt uit het eerstgemelde geftatueerde, 3, dat niemand zyn goed anders als met Richters brieven zal „ kunnen weerloos worden ", niet generaal, zo pofitief te kunnen worden geinfereert, dat by defect, van die brieven de Kooper, fchoon dezelve de posfesfie met goedvinden van den Verkooper aanvaard heeft, daar op evenwel, zo dit anders de intentie der Contrahenten is, en een derde daar by niét lyd, geen reëel Recht zou kunnen bekoomen, daar doch de aanvaarding van actueel bezit als naar art. 10. dan geen beter recht als laatere overdragt geeven zoude, en een Crediteur in 't recht des Verkoopers treedende, zo den eigendom by den Verkooper bleef, wel op dat goed zelvs executie zou doen kunnen, voorbehoudens den Kooper zyn recht wegens de betaalde Kooppenningen, nu in tegendeel 't geftatueerde art. 11. hem alleen in dit cas, als tot zyne fchaadeloosftelling, genoegzaam een perfooneele aótie tot vorderinge der reftante Kooppenningen toewyst; zo als ook eindelyk het geftatueerde art. 12. en 't hypotheecq'op 't verkogte goed aan den Verkooper daar gegeeven, niet wel met recht van eigendom zelvs fchynt te kunnen beftaan fchoon het daar uit voorfpruit. En waarom wy na herhaalde overweeginge ter vermydinge van Contradictie, in't geftatueerde Landrechtensin voorgemelde Titul, vermeint hebben met Voet. ad tit. ff. de acquirend. rer. dom. & aliis ibi cit. n. 42. het daar voor te moeten houden, dat dit Statuit quod res immobilis coram lege locifolemniterjit tradenda 't geen even zo zeer in Holland, als hier B b 3 na  i98 OVERYSSELSCH na 't Edict van Karel den Vyfden den toen gemeenen Landheer van den 10 May 1529 plaats heeft, non ad venditorem fpeclet fed ad ejus creditores, quibus clandejlina traditione nullum prajudicium adferri potest; quod proinde ex ratione, qua est anima legis nullum est impedimentum, quo minus venditor alio modo posfesfionem in gratiam emtoris abdicet, in eumque ita transfer at dominium ut non aliis fed fibi Joli prajudicium faciet, daar toe allegeerende Neostadius , Groenewegen en anderen. Waar van byzonder Groenewegen in tract. de LL. abreg. ad§. 3. Inst.deemt. et vend. toond, dat uit het prooemium van voorgemelde Conftitutie van den doenmaaligen Landsheer Carel den Vyfden openbaar is, quod hoe non inuniverfumfed tantum modo in creditorum gratiam conditum fit. En 't welk alzo, daar hier niet opkoomen de Crediteu* ren van den Verkooper en nulliteit van die koop als in ipforum prajudicium clam aangegaan, beweeren, maar dat de Crediteuren van den Koper hun recht tegen den anderen doen gelden in deezen niet van dat effect, kan wezen, dat (zo maar uit de verkoop zelvs kan geblyken dit de intentie der Contrahenten niet geweest te zyn), vel pacto dominii refervativoyde quo vide Leizerfp. 479. n. 5. geconvenieert, by gebreeke van gerichtelyk Transport aan den Verkooper juist een reëel recht op het verkogte Land zou gebleeven zyn, het welk ook by onderhandfche Cesfie op deezen L. Haakman en Conforten niet zou hebben kunnen koomen. Maar heeft men daar en tegen moeten befluiten dat, wyl uit het Contract, van Koop in deezen kan geblyken, de ' intentie der Contrahenten geweest te zyn, dat zonder volle betaalinge der Kooppenningen het Land aan den Kooper in eigendom zou overgaan, doch Conform art.x 2. Landrechtens voorgemelt, nevens "zyne vordere Goederen voorde restante Kooppenningen aan Verkoopers verbonden bly ven, zo als dat daar by expresfe ter onderpand gefteld_wordt, dus dit verband, in gelykheid van andere Hypotheecquen als perfooneel te confidereeren is, en dus ook onder de hand met effect, gecedeert heeft kunnen worden. - Ter  ADVYSBOEK. 190 Terwyl al vorder, ten blyke van voorgemelde intentie der Contrahenten 6? quod venditor emtoris fidem fecutus fuerit, dient, dat na de Leere van S. v. Leeuwen in Cens. For. lib. 2. Cap. 3. zulks ex temporis lap/u colligatur, en welk verloop van tyd, daar t Koopcontract is van December 1757 hier nu al na de 24 jaaren loopt, zedert alle welken tyd deeze Schuldvorderinge verzettet is geworden; ftaande nu nog na aanleidinge van 't gedebatteerde namens J. van der Heyde profe en qqa. met weinigen te noteeren. Relativ de Pretenfie van B. H. Sterke uit kragte van Contract, van den 18 December 1759 te vinden onder de Hukken fub No. 12. Litt. A. Dat wy by herhaalde examinatie niet anders hebben kunnen zien of daar aan heeft, in gelykheid van voorgemelde pretenfie van L. Haakman , mede wegens reftante Koop. penningen in 3^0 gradu vooraf Preferentie moeten worden verleend. Dewyl, of wel dit Contract, certo fenfu kan gezegt worden een uitkoop van Erfenisfe geweest te zyn, het zelve egter eigentlyk niet valt in termen van Maagefcheid of verdeelinge van Erfenisfe, maar dat daar by het zesde part in de daar fpecifice vermelde vaste Goederen op Berent Herms of zyn vrouw vervallen by wyze van koop wordt afgeftaan, en gecedeert aan de vader van den geëxecuteerden H. Besoen , om op de gewoone wyze van verkoopinge van de Veenen op diverfe Maydagen betaald te worden, zulks men geen genoegzaamen grond gevonden heeft, om daar omtrent anders als omtrent reftante Kooppenningen naar Landrechte te decideeren , relativ de verkogte zesde parten dier Landen of het 6& part der daar van geprovenieerde Kooppenningen 't geen men egter niet heeft kunnen doen omtrent de pretenfie vangemelden B. H. Sterken en Peter Herms Nooy, ter fomma van drie honderd Guldens, uit kragte van het Contract, derzelver Deductie annex. V Zo om dat ons niet voorgekomen is dat het zelve kan gezegt  üoo OVERYSSELSCH zegt worden te vallen in termen van koop , dusdaanig dar, hec verkogte goed den Verkooper voor de reftante Koop. penningen als naar Landrechte 2. D. tit. 8. art. 12 zou gehypothequeert zyn gebleeven, om dat na dit accoord, die vaste Goederen ten eersten door H. Besoen zoudeij worden verkogt, en uit de Kooppenningen gemelde fchuld worden voldaan ; als wel byzonder, dat daar by zo wel over mobile als immobile Goederen wordt getranfigeerd. Mitsgaders dat het Landrecht aan reftante Kooppenningen geevende Hypotheecq, zulks accordeerd zo lang 'er geen gerichtelyk Transport of overdragt gedaan is, waar voor in deezen geene termini habiles zyn, daar dit contract in kragte van Erfdeelinge moet gehouden worden voor Transport te dienen, videat. Goris adv. Tratl. 4. §. 21. Mattheus in Paroemia 5. n. ii. S. v. Leeuwen in cens. for. L. 1. P. 2. Cap. 7. n. 7. En 't welk de intentie geweest te zyn al mede uit de Periode , " zo ras de vaste Goederen door H. Besoen zullen zyn „ verkogt", is af te neemen , als waar toe hy anders zonder zelvs voor af Transport te hebben, buiten ftaat was. Zulks men dan ook, daar deeze Deducenten voor deezen en in 1777 zelvs gefusftineerd hebben, aan hun in 5:0 gradu Preferentie wegens gefustineerd ftilzwygend Hypotheecq te competeeren; niet heeft kunnen zien op welken grond zy nu wegens pretenfe reftante Kooppenningen voor af in'pio gradu dezelve vordere, maar heeft men vermeint uit kragte van het opgevolgt generaal vrywillig Verwin aan hun in gelykheid van anderen als nu alleen van dien tyd in %tio gradu Preferentie te competeeren. Eindelyk zyn de lnteresfen niet boven de drie jaaren Ioopende in denzelven graad gefteld, als de Pretenfien zelvs, na de regul quod accesforium fequatur fuum principale. En zyn de kosten door een ieder afzonderlyk,en niet ten gemeenen nutte aangewend, gecompenfeerd; ingevolge de bekende Practicq en de billykheid, als ten privativen dienfte van een ieder ftrekkende , argumento contrarie van eerstge- mel-  A D V Y S B Ü E K. aot melde Kosten. Zynde de purge aan de uitgeblevene voorbehouden naar Landrechte ,part. i. tit. 21 art. 14. sin aan diegenen welk niet ten vollen voldaan zyn, derzei ver actie gereferveert op fundament van d. L. 16. qui bon. eed. pos'. & §. 4. Inst. de act. Terwyl men die genen welke of geheel of gedeeltelyk betaalinge bekoomen , heeft opgelegd de deugdelykheid hunner Schuldvorderingen met ééde te moeten fterken , conform de gerecipieerde Practicq en bekende Rechten, vide Berlichius Pr act. Concl. part. 1. Concl. 64.» 69. voorbehouden dan nog de gezaamentlyke Crediteuren de faculteit om daar van in deeze omftandigheden , daar wel niet veel bedenkelykheid zal vallen, malkanderen te dispenfeeren per notoria. Zo dat om deeze en andere was 't nodig breeder te deduceerene redenen, het Edele Gerichte voornoemt, met toegetrokken Advys van de ondergetekende Rechtsgepromoveerden tusfchen Crediteuren recht doende, verftaat: "dat „ vooraf van 't provenue der verkogte Goederen zulh'a „ worden afgetrokken de Kosten van inwinninge en diftrac„ tie derzelver, mitsgaders die tot bekoominge van deeze • „ Sententie en verder tot Explicatie en Confervatie nood„ zaakelyk zyn aangewend, daar onder de Gerichtsjura, „ Sportul-en Advyspenningen ; met een copie van deeze „ Sententie, naar bladgetal voor de gezaamentlyke Executan„ ten. Dat voorts meer byzonder aan de eerste Executanten, „ de Erfgenaamen van Wanneperveen en Dinkfterveen, „ voor Gericntsjura nevens Uitfchotten en Salaris en ééen „ bedienden Advocaat en éénen Procureur, voor inwinninge „ by Pandinge en Aanpandinge, relatief tot der Turf en „ deLanderyen door dezelve vervolgens geëxecuteerd, ne„ vens vordere mede directie om van 't Provenue derzelve „ vooruitgenoten te worden , zal worden goedgedaan". „ Van 't Provenue der Turf, voor éénen Advocaat tien „ Guldens vyf ftuivers, en voor den Procureur de fomma „ van zes Guldens één ftuiver agt penningen, vooirs van 't Provenue der vaste Goederen vóór éénen Advocaat de fomma 111. Deel. C c van  202 OVERYSSELSCH s, van een en vyf tig Guldens en dertien ftuivers. En voorden >, Procureur de fomma van twintig Guldens zes ftuivers, 5j voorbehoudens omtrent het verdere gedeclareerde aan » die Bedienden hun recht en actie tegens hunne Principaalen. „ Dat vervolgens aan de laatere Executanten Jan van 5, oer Heyde en Willem van den Berg cum fuis, tnitsga„ ders B. Herms Sterken en P. Herms NooY,en Claas „ JanBakker te zaamen wegens Executie-Kosten, daar on„ der die noodwendig in contradiStorio zyn gedaan, ter be„ koominge van 't recht van Executie vooraf, om van 't n Provenue der door hun geëxecuteerde Landen te worden „ afgetrokken, zal worden goedgedaan. Voor éénen Ad vo„ caatde fomma van drie honderd zeven en dertig Guldens ,, tien ftuivers, voor éénen Procureur de fomma vanhon„ derd dertig Guldens twaalf ftuivers. Dat voorts deKos- ten tot voorkominge van vervoeringe van Turf noodzaa„ kefyk aangewend , voor zo verve na aftrek der voorfchree„ vene daar op geasfigneerde Executie-Kosten voor de Erf„ genaamen van Wanneperveen en Denkrterveen, uit het „ Provenue der Turf kunnen vallen, mede vooraf aan J. „ van der Heyde en verdere Executanten te zaamen zullen „ worden goedgedaan; voor uitfchotten van Reiskosten etc. „ negen Guldens vyf ftuivers , voor éénen Advocaat vier en zestig Guldens tien ftuivers, en voor éénen Procureur vier „ en dertig Guldens. Zo als eindelyk aan dezelve ter ver„ goedinge van die door hun aangewende Kosten tot confer„ vatie van het Turfland en voorkoominge van vergravinge „ uit het Provenue der vaste Goederen zal worden vooraf „ goedgedaan; voor uitfchotten de fomma van tien Gul,; dens twee ftuivers , voor verdienst van éénen Advocaat de „ fomma van drie en zeventig Guldens twee ftuivers, en „ voor één Procureur twee en veertig Guldens tien ftui- vers: onder voorbehoud van hun recht tegen hunne Prin„ cipaalen als boven; boven en behalven de gerichtsjura 9, in ééne der Pandproceduures en voor het Drostengeriche, te van Vollenhove in zaaken van Turfvergravinge en ver- voe-  ADV.YSBOEK 303 „ voeringe, mitsgaders wegens oppofitie tegen de Executie „ opgeloopen, met de uitgefchotene Advyspenningen, na „ de refpective Memorien of Rekeningen daar van zynde, „ refpective j voor zo verre, die by de Rekeningen der „ Bediendens niet zyn ingebragt,en dus hier nietgetaxeert ,, zyn, ter difcretie. En dat deeze Kosten afgetrokken zyn„ de, vorder behoorden te worden geprefereerd , zo als „ geprefereerd worden by deezen. „ In de tweede graad. De Collecteur van de Verpondin„ ge, Leeninge en Vuurftedegeld Hermen Jacobs Uoos„ jen met de Verpondinge, Leeninge en 't Vuurftedegeld by „ hem aangegeeven, doch de Verpondinge en Leeninge „ niet verder als voor twee jaaren met het loopende half „ jaar, en dus voor 1777, 1778 en half 1779. En't Vuurftedegeld ingevalle meerder ten ag teren mogte „ zyn ook van 1776 , met de opftuivers by zo verre die „ gevordert worden, zullende op de vier weekftedaghier „ in judicio een fpecificque Memorie van ieder byzonder „ moeten overgeeven, om refpectivelyk die Lasten van ,, de Kooppenningen van 't Huis en de Landeryen waar „ van de Verpondinge en Leeninge verfchuldigtis, tewor„ den afgetrokken. ,, In de derde graad. Eerst Menso Haakman als Collec. „ teurvan het Roedegeld wegens onbetaald Roedegeld, o„ ver 1777 en 1778, volgens fpecifique Rekeninge daar „ van ook als voorfchreeven over te geeven, op 't Land „ waar uit na aangaave die verturvinge gedaan i?. Voorts „ Procureur H. Hartcamp als Collecteur van 't Handgeit „ van Wanneperveen wegens onbetaald Handgeld van „ Thys Hermens Erve voor de jaaren 1777 , 1778,en het „ loopende van 1779 op de penningen van de Landen uit „ dat Erve geprovenieerd, Dien na de Heeren Gebroe„ ders A. en M. Tuttel met zeven honderd en vyftig Gul„ dens ƒ 750—* — > nevens een binnen, buiten en loopende „ jaar renthe na luid van de Hypothecatie van den 29 Ju„ ly 1760 op de penningen geprovenieerd van een ftuk C c 2 >, Wei-  *o4 OVERYSSELSCH „ Weideland gelegen in de Middelkluft van Wanneperveen „ in Hermen Thys Erve, en by die Aéte nader gedetail3> leerd; en vorder ook voor jongere Crediteuren, Roelofj5 Hendriks oe Goede en Annegjen Jans veldhoen pro 5, fe, en in qualiteit als apud aïta met negen honderd Guldens „ ƒ 900 — * — * met twee jaaren verfcheenene en 't loo„ pende jaar renthe, ingevolge en uit krachte van gerichte5, lyke hypothecatie van den 18 November 1767 op het „ Huis en verdere Goederen daar by fpeciaal ten onderpand 33 gefteld, en op 't verdere voor jongere Crediteuren in 33 dien graad. B. H. Sterken met eene fomma van vyf 5> honderd zeven Guldens vyftien ftuivers vier penningen '> ƒ 5°7 " 15 — 4 met een binnen, buiten en loopend „ jaar renthe wegens reftante Kooppenningen van ver„ kogte en overgedaane zesde parten van Goederen tot 33 den Boedel van Hermen Hendriks Besoen en Vrouw ,, behoord hebbende, en by Koopcontract van den 18 De33 cember 1759 gefpecifkeert op het zesde part van het 3, Provenue dier Goederen, en verder op die met Pan„ dinge geaffecteerde Goederen, voorlatere affectatie be„ komen hebbende; als mede de ErfgenaamenM.Haak„ man, met negen honderd drie en vyftig Guldens ƒ953 — * — * en nog niet een fomma van hondert zeven en „ dertig Guldens veertien ftuivers zes penningen ƒ 137 „ -- 14 -- 6. De eerfte wegens reftante Kooppenningen „ van een perceel Weideland in Thys Hermens Erve op „ Wanneperveen gelegen, en by Koopcontract van den 30 „ December 1757 derzelver Deductie fub A. anders na„ der gefpecificeerd. En de tweede fomma wegens reftan„ te Kooppenningen van vyf Dagmaat Land in Hermen „ Thys Erve na Koopscontract van den 15 January 1767 „ fub K. alles met een binnen", buiten en loopende jaar ren„ the zo 'er zo veel ten agteren is, te vernaaien op 'tPro„ venue deezer Landen, en verder op die met Pandinge „ geaffecteerde Goederen van den dag der affectatie af W. >• van den Berg en Conforten met vyf honderd vyf en „ zes-  ADVYSBOEK. 205 „ zestig Guldens zeventien ftuivers en zes penningen ƒ565 „ 17 .. 6 uit kragte van Pandinge van den i5May 1776 „voor latere affectatie bekomen hebbende. J. van der ,, Heyde pro fe, in qualiteit als apud alïa met een fomma „ van duizend Guldens, en nog met twee honderd Guldens, „ en dus te zaamen/1200 —» — * uit kragte van handfchrif„ ten en opgevolgde Pandinge en Aanpandinge van den 13 „ July 1776 voor laatere affectatie bekoomen hebbende met twee en 't loopende jaar renthe. En dan nog C. J. }, Bakker wegens arbeidsloon met ƒ 52 -- 7 -- 8uitkrag, te van opgevolgde Pandinge van den 13 January 1779 voor laatere affectatie bekoomen hebbende Crediteu\, ren. De Volmagten van Wanneperveen en Dinkfler. „ veen eerst met een fomma van twee hondert vyf Gul„ dens 13 ftuivers, by Sententie toegeweezen,nog met vier honderd negen en tagtig Guldens elf ftuivers agt „ penningen: en dan nog met honderd drie en veertig ,, Gulden negentien ftuivers proces Kosten, en alzo te zaa„ men met ƒ 839 3 -- 8. De eerfte fomma uit kragte „ van Pandinge en Aanpandinge van den i9April 1719 bo„ ven laater affectatie bekoomen hebbende,en de twee „ laatften uit kragte van verwin van den 22 Juny 1779 van „ die tyd af. Als ook P. Hermen Nooy en Berent „ Hermens Sterken met drie honderd Guldens ƒ 300 -- * „ - * ingevolge Contract en Cesfie van den 13 May 1776 „ by derzelver Deductie fub A. met de renthe, doch niet boven een binnen en buiten en loopend jaar uit kragte „ van verwin van den 22 Juny 1779 ter Concurrentie na „ rato der groote hunner pretenfien met opgemelde ver„ winhebbende Erfgenaamen voor hunne twee laatfte Pra> „ tenfien. „ In quarto gradu De lnteresfen of 's Landspenningen van voorige jaaren hier voor niet geadjudiceert, " wien na wegens flegte fchult van handfchriften zo 'er " overfchoot,- de Pretenfien van Frerik Meuwes, Meuwes Freriks en Frerik Teunis, voor zo verre ten " Ces » las-  aoö OVERYSSELSCH laste van de Geëxecuteerden zyn, zouden moeten vol„ gen, zonder dat men nodig geoordeeld heeft die vorder „ te fpecificeeren. „ Wordende eindelyk aan die gene welke betaalinge s, bekoomen, 't zy geheel of ten deele opgelegd, om ter inftantie der overigen, de deugdelykheid hunner Pree. „ tenfien met eede te fterken, en aan die genen welke „ of geene volkoomene betaalinge bekoomen , hunne actie „ gereferveerd; de Kosten door een ieder voor zich af. „ zonderlyk gemaakt gecompenfeert, en aan de uitgeble„ vene de Purge als naarLandrechte gerefer veert".- Aldus geadvifeert by ons Ondergefchreevenen binnen Campen en Zwolle den 13 en 19 Augustus 1781. A. Vesterinck. Dr. H. W. Ravesteyn. Dr. LXXV. CONSULTATIE. Advys en Sententie in zaaken van Preferentie en Concurrentie. In Zaaken van Preferentie en Concurrentie voor deezen Wel Edelen Gerichte van Ommen, als nog ftrydig en ongedecideert hangende, tusfchen de zich aangegeeven hebbende Crediteuren, in den onder Beneficie van Inventaris geadieerden, doch na des bevonden onereufen Boedel van wylen de Heer en Mr. H. J. Schomaker en Ehevrouwe, waar by na dat op den 4 May 1782 door Mevrouw de Weduwe van Herzelen met Pandinge en Aanpandinge voor een fomma van i8,65oGuldens, enten zei ven tyde en uure, des morgens namelyk, mede door eenen H. Nïhuis we. gens winkelwaaren ter fomma te zaamen ƒ 1298 — 8 ro onder afflag van dugtige betaalinge met Pandinge en Aanpandinge op de vaste Goederen was geprocedeert geworden, ter bekominge van derzelver byzondere Pretenfien, op dien  ADVYSBOEK. ac; dien zeiven datum des nademiddags, door en van wegens Mevrouw de weduwe Schomaker , als moeder en wettige Voogdesfe van haare Kinderen als Erfgenaamen van wylen haaren Vader onder Adfiftentie van haaren Schoonbroeder de Heer Overfte Schomaker is gedeclareert, dat zy zwarigheid maakte om des overleedens Boedel pure te aanvaarden, en overzulks goedgevonden hadde, om zich naamens haare Kinderen als Erfgenaamen onder Beneficie van Inventaris te gedragen, met verzoek om tot het zelve Beneficie ingevolge Landrecht part. 2. tit. 7. art. 5. te mogen worden geadmitteerd, en haar Extract daar van verleent, belovende zy Vrouwe Comparante verder de Erfhuis Goederen niet te zullen verdonkeren, verbrengen of ter kwaader trouwe daar mede te zullen ommegaan, tot nadeel van de Crediteuren, ftellende daar voor tot Cautie alle haare Comparants gereede en ongereede Goederen onder deezen Edelen Gerichte ervintelyk, met aanbiedinge van Ca/u quo en indien deeze Cautie niet voldoende mogte worden geoordeelt, verder te zullen caveeren als naar rechte. Het welk alzo naar Landrechte geaccordeerd zynde, dan nog niet heeft voorgekoomen, dat op den 7 en 27 van die zelve maand May 1782 door eenige verdere Crediteuren met Pandinge en Aanpandinge refpective op de mobile en immobile Goederen van dien Boedel is geprocedeert geworden , en door eenige verder opbaadinge en aaneiginge verzogt, dan dat hier op den 30 May door de beneficiaire Erf. genaamen verzoek zynde gedaan, dat de Crediteuren van particuliere Inftantien mogten afzien, en zich in den Boedel aangeeven, met Pandkeeringe tegen alle de gedaane en verder tedoene Pandingen, nevens erlegginge van een dubbelde ftuiver voor de Kosten der opbaadinge, zo reeds mogten gedaan zyn, met oogmerk om den loop der ondernoomen Pandingen te fifleeren , en de Pandeifcheren te permoveeren, om hunne Schuld vorderingen en ondernoomePandingeninde Generaale Proceduure over den Boedel, zo daar aan te kort mogte koomen, en alle Schuldvordering niet betaald kon-  ao8 OVERYSSELSCH konden worden, over te brengen, en ten einde te laaten verblyven, met verklaaringe van in dien gevaiie door de gedaane Pandkeeringe geene ondugtigheid der by Pandinge gevorderde Pretenfien te willen fustineeren, onder voorbebehoud van hun recht in den Generaalen Boedel, en met verzoek van Informatie aan zodaane Crediteuren welke vorder Pandingen of Opbaadinge mogten doen of onderneemen &c. Het welk toen van dat effect geweest is, dat geene verdere Pandinge of Aanpandinge op de vaste Goederen zyn gedaan, maar na ergaane Weethedaar toe , op den 6 Juny, den 19 ■September en 17 October diverfe aangaaven van Schuld, vorderingen ten Prothocolle doen registreeren, waar by dan nog eenige der Crediteuren expresfeiyk hebben gedeclareert van daar door de wettighe d van het geimpetreerde beneficie van Inventaris niet te willen hebben geadvoueert, of ook eenige Prayudicie te willen hebben toegebragt aan het recht voor des uithoofde dier Schuldvorderingen tegen Mevrouw de weduwe Schomaker pro fe, en als weduwe en Boedelhouderfche van haaren gemelden Eheman ook in/olidwn zullende competeeren , wien na vervolgens op den 28 November daar aan volgende, door een groot aantal der Crediteuren van Deductien is gedient, en daarby refpectivelyk geconcludeerd tot Praeferentie voor alle minder recht hebbende Crediteuren, op alle , en wel byzonder by zo verre de reëele Uithebberen aanbelangt, op die daar by fpeciaal ten onderpand gefielde Goederen van wylen den Heer en Mr. H. J. Schomaker, alles onder refer ven als daarby, mitsgaders expresfen eifch van Kosten. Terwyl eindelyk in termino van Debath door eenigen dier Deducenten refpectivelyk de fuftenuen der mede Deducenten gecontradiceert zyn geworden, by zo verredezelve tot hun nadeel konden verfirekken , of den rechten niet genoeg beweezen, met perfiflit by de Conclufien ten einde aan derzelver Deducenten genoomen, onder Imploratie van 't nobilisfimum Judicis officium of etc. Hier  ADVYSBOEK. üoq Hier over gezien en met behoorlyke attentie geëxamineert de Prothocollaria, begonnen den 4 May 1782 ,en geëindigt den 3 May 1783, en verdere Stukken hier toe betrekkelyk, alles conform den Inventaris op den ro July 1783 daar van geformeerd, en door diverfe bediende Advocaaten geteekend; en by Examinatie van welke Hukken van den Procesfeaanons zynde gebleeken, dat de Effecten des Boedels, voor zo verre de vaste Goederen betreft, alle met gerichte* lyke hypotheecquen zyn bezwaart, dia het provenue derzelve merkelyk furpasfeeren, mitsgaders dat de mobilaire Goederen in reguard van het groote aantal der importante fchulden zyn van zeer weinig aanbelang, heeft men gemeint dat het een geheel onnodig werk zoude zyn, om, inzonderheid die Schulden waar voor geene byzondere affe&atie op Vast Goed, competeerd, alle in zodaane Clasfen te rangeeren, waar in die naar Landrechte en verdere Orders van den Lande geplaatst moeten worden, by 't reguleeren van een Proceduure van Preferentie en Concurrentie. Maar is ons daar en tegen voorgekoomen, dat het ter vervordering van afdoeninge van den Boedel, genoeg zal zyn» zo wy de meest gepri viligeerde aanwyzen , en dezelve, voor zo verre daar voor nog iets uit den Boedel genoten mogt kunnen worden, in order rangeeren, zo als wy dan ook by 't Diétum deezes hebben gedaan. Zo nogthands ,• dat, gemerkt het ons met relatie tot eenige der Pretenfien die wy niet hebben uitgetrokken, in den eersten opflag eenigfints bedenkelyk is voorgekoomen, in welken graad van Preferentie dezelve geftelt moeften worden , wy het nodig geoordeelt hebben daaromtrent eenige reeden hier by te voegen, waar om wy dezelve aan de weinige in het Dicfum uitgetrokkenegepostponeert hebben, en alzo die Crediteuren daar mede hebben moeten agterftaan. En op welken voet dan ter onderzoek overgaande van het recht der byzondere Crediteuren, wier Pretenfien eenigzints in aanmerking hebben kunnen koomen: heeft het III. Deel. D d geen  aio OVERYSSELSCH geen bedenking in, of daar onder hebben naar Landrecht j.d. tit. 21. art. 15. in imo gradu gefteld moeten worden, de Doodfchulden, zo als die daar worden gefpecificeerd ,relatyf naamelyk tot den O verleedenen, wiens Boedel defolaat is .geworden 5 doch niet zodaanige Doodfchulden als wegens een vóórdes geftorven Kint, veel min voor een Scholtus en onderfcholtus Nagel wegens een Kist zyn aangegeeven, zo als zonder verder betoog de zaak van zelvs wyst,zie 't Landjrecht loco cit. ook allezints in Remmende met het Saxifche recht, waar mede onze Provinciaale Rechten volgens het getuigenis van Winhof , die zich daar op veelmaalen beroept, groote overeenkomst hebben, en men derhal ven om het rechte verftand onzer Statuten te erlangen daar op, teste A. Mathjeo de Crim. L. 48. tit. 5. Cap. 7. n. 14., zich veilig beroepen mag; als wanneer wy gevonden hebben, dat de Heeren Wetgeeveren der Saxifche Proces-Ordonnantie zich van die zelve uitdrukking als onze Bediendens, naamentlyk in verbis aaf JcS seïfïw&cticn (Scful&cnctf fccgrófais bedienen,en waar over Carpzovius in Def. For. part. i.Conft.28- Def. 28. comrnentarieerende, zich in deezer voegen uitlaat: Hoe autem certum est, quodprivilegium pralationis concesfumfit, duntaxat impenfis funebribus illis, quce ad fepulturam ipfius debitoris, non etiam conjugis & liberorum antea defunctorum fuerunt rogata: terwyl relatyf eenige Landsmiddelen, hier na nog met een woord gewaagt zal worden. ïhands voor af, met relatie tot de reële Uithebberen na inhoud van de Deductie van Mevrouw de Weduwe van Herzelen , opmerkende, dat zich eene bedenking op doet, ofwel het geheele Havefate 'tLaar cum annexis als een effect deezes Boedels kan worden geconfidereerd, en alzo op dat geheele Goed of Provenue daarvan den reëlen Uithebberen recht van voortogt kan worden geadjudiceerd; dan of het daar voor moet gehouden worden, dat de helft van dat Goed aan Mevrouw van Herzelen heeft toebehoort, en dus alleen op de andere halffcheid of 't provenue daar van aan de reële Uithebberen recht van voortogt kan worden toegekend, en al-  ADVYSBOEK» au alleen daar over, als een Effect deezes Boedels kan worden erkend. Waar tegen eenige Crediteuren, en daar onder meest byzonder de Heer van den Upwich , zich ten fterkften verzetten , fuftineerende dat wylen de Heer Schomaker» zo voor zich, als in qualiteit van gevolmagtigde zo van deszelvs Vrouw G. E. van Herzelen als van zyn Schoonmoeder J. M. van Reel , Weduwe Boedelhouderfche en tuchtenaaresfe van wylen den Heer Jan van Herzelen, vol* gens toen geÊxhibeerde en door het Gerichte van waarden erkende Volmagt, genegotieert en ontvangen heeft van hem Heer van den Upwich en Vrouw, een Capitaale zomma van een en twintig duizend vyf hondertGuldens,met belofteals daar by verder vermeit; Rellende daar by wyders, boven en behalven een generaal verband van Perzoonen en Goederen , tot fpeciaal onderpand het vrye allodiale Huis Erve en Goed het Laar, met onderhorige Bosfchen, Bouw-, Hooy-, en Weidelanden, Heeren Huizinge , Stallingen, Boerenhuizen, Bergen , opgaande Boomen etc. alles binnen en onder deezen Edelen Gerichte geleegen, en zo als het zelve door onpartydige perzoonen op den 28 December 1779 fpecificq van Ruk tot Ruk was getaxeert,op eene zomma van drieën dertig duizent negen hondert en tagtig Guldens, zullende dit Capitaal pro fe & qualitate prceditladoox den Heer Schomaker zyn genegotieerd , ter geleegendheid dat moesten wordenafgelost en betaalt, zodaane Capitaalen als wylen de Heer van Herzelen en deszelvs Vrouw, in het jaar 1764 hadden genegotieert van wylen den Heer Burgemeester B. Muntz , en den Heer Advocaat R. Metelercamp, waar voor die Goederen mede waren verbonden by Hypotheecq van den 5 juny 1764, tot welke aflosfe dit Capitaal van den Heer van den Upwich ten grootften deele geimpendeert zoude zyn; zo als dat dan verder aldaar meer in detail word voorgedragen, met juiste opgave van het nu verfchuldigde Capitaal en opgeloopene Intresfen , waar van ftraks nader. Terwyl met relatie tot het beweerde uit vooren gededuD d 2 ceer-  aia OVERYSSELSCH ceerde, dat hy Heer van den Upwich dus een Hypotheecq zoude hebben op het geheele Laar en onderhoorige perceelen, onnodig zal zyn in deezen verder in onderzoek te tree* den , nu zo wel de Heer van den Upwich als Mevrouw van Herzdlen , refpectivelyk by derzelver Debathen, gedecla. reert hebben, dat over die questie alhier niet erkent willen hebben, en waaromme wy dan ook om Parthyen hieromtrent in haar geheel te laaten enongeprejudiceert, byhetDictura hebben verftaan , dat de Heer van den Upwich met relalatie tot het Laar cum annexis of wel het provenue van dien, in %tio gradu met zyne Schuldvorderinge cum ufuris is gepraefereert , voor zo veel het zelve Goed by Hypothecatie van den 28 December 1779 daar voor debite is verbonden, zo als wy dit mede betrekkelyk het verband van de Heer Bodde begreepen hebben, om die zelve reden. Daar wy dan nog hier by moeten zeggen, dat het zelve met relatie tot het aandeel van Mevrouw Schomaker , geen bedenken kan hebben debite gefchied te zyn, nu de Rechtsgeleerden uno ore verklaaren en ten Stokregel nellen, dat Man en Vrouw, zonder fpeciaal beding en opgevolgde publicatie van 't tegendeel, relatyf deeze Provincie, over en weer in derzelver Goederen, voor wederzydfche Schulden aanfpraakelyk zyn. Arg. DDr. geciteert by Mattheus de auct. L. 1. Cap. 11. 2V. 39. tit* junfto Landrecht. 2. d. tit. 11. En 't geen ten deezen opzichte met relatie tot Mevrouw Schomaker te meerdere zekerheid heeft, nu dezelve de Volmagt tot verband van 't Laar cum annexis en verdere Goederen onder deezen Gerichte geleegen op haaren Eheman gepasfeerd , niet gequerreleert of daar tegen iets ingebragt heeft. Dan 'er doet zich met relatie tot dit opgemelde verband van den Heer van den Upwich , alsook relatyf defuftenue van Mevrouw van Herzelen, zo als die by dezelverrefpeétive Debatten vermeld word, eene andere questie met den Heer H. Römer op , welke onze nadere attentie vordert, en hier in beftaat. Dat die Heer een Hypotheecq op het Laar heeft, en wel van  ADVYSBOEK. 213 van ouderen datum als het Hypotheecq van den Heer van den Upwich, zyn Je dat van den Heer Römer op den 27 November 1773 van 4000 Guldens cum ufuris geveftigt in 't Laar , met alle zyne ap- en dependentiën, en 't Hyhotheecq van den Heer van den Upwich als voor gezegt, van den 28 December 1779. Doch waar tegen het eertstgemelde Hypotheecq, naar fustenue van den Heer van den Upwich en Vrouw van Herzelen, niet ten Prothocolle geregiftreert, en dus behalven dat het geroijeert zou zyn (waar over met een woord hier na) van geen Effect., althans aan 't Hypotheecq van den Heer van den Upwich in grade van Praeferentie gepostponeert zoude zyn. Dan waar en tegen de Heer Römer fustineert, dat, behalven dat niet geblyken zoude , dat zyn Hypotheecq niet geprothocolleerd, maar veellicht dat Prothocol in 'tongerede of verlooren zou zyn geraakt, waar in die A&ens aangetekend, of wel door fchuld van den Richter of ook op eenige andere wyze deeze Acte uit het Prothocol geraakt zou zyn; ook in deeze Provincie die registratuure ten Prothocolle ,nietby poene van nietigheid gevorderd zou worden, maar dat de A&e daarom valide zyn zoude. En't welk alzo in 't breede bytweeConfultatoire Advyfen by Debath overgelegt, door allegaten van Rechten geftaaft, en omftandig gededuceert wordt. Terwyl de Bediende Advocaat van den Heer van der Upwich, daar en tegen by Debath het tegendeel naar Rechten heeft zoeken te betoogen. En waaromtrent ons by herhaalde overweginge is voorgekoomen, de fuRenue van den Heer Römer den Rechten en Wetten deezer Provincie conform te zyn , en dien ten gevolge aan den zeiven wegens deszelvs Praetenfiein 3(10 gradu voor den Heer van den Upwich voortogt te competeeren : en zulks benevens andere meer of minder ftringerende redenen , zo by Debath van den Heer Römer als by die namens denzelven overgelegde Confultatoire Advyfen vermeit, wel voornaamelyk. imo Om de Landswet deRichtsfnoer onzer D d 3 han-  st4 OVERYSSELSCH handelingen zynde, ten Landrechte ï. Deel tit. 21. art. ry. relatyf Hypothecatien en de voortocht daar aan verleend j ftatueert, dat daar genoemde Gerichtelyke Schuldbeken! tenisfen, waarvoor het Goed expresfelyk mede gehypotheceerd en ten onderpand gefield is, in de 2de graad'Preferentie zullen hebben, even als eerstgemelde Pachten en Renthen met deCapitaalen van dien, Richters brieven, Huwelykfche Voorwaarden en Maagfcheidingen, behoorlyk daar opgelegt, belooft en mede gegeeven: en zulks in diervoegen, dat in de voorzeide graaden van fchuld de een na de andere , de oudfle Crediteur na den tyd, den jongften zal worden gepraefereert. Zonder dat daar by ten voorfchreeven effecte van eenige Registratuure ten Prothocolle als een bykomend noodzakelyk requifiet gewaagt, of de kragt van een Gerichtelyke Schuldbekentenisfe of vordere daar gemelde Acten daar van geannefteerd word, ten fine van voortogt opgemelt; en 't geen ook boven dien, uit de Combinatie en gelykflellinge van zulke Gerechtelyke Schultbekentenisfen met Capitaalen en Renthen by NB. Huwelykfche Voorwaarden en Maagfcheidingen geconftitueert, voorkoomt geenzints de Intentie geweest te zyn; dewyl bekendelyk, de Huwelykfche Voorwaarden en Maagfcheidingen ongerichtelyk naar order Landrechtens 2. Deel tit. 2. art. 1. gemaakt, kragt van Gerichtelyke Aften hebben, en alzo gewoonlyk niet geprotocolleerd worden, zulks dat of wel de Richteren en Schouten relatyf Gerichtelyke Aften van dezelvegepasfeert, op zekere boeten gelast worden, dezelve te prothocolleeren, en zulks uit dien hoofde ook omtrent de hypothecatievan den Heer Römer heeft moeten gefchieden, nogthands uit die order, niet tot nulliteit van zulk eene Gerichtelyke Afte by gebreeke van Registratuure kan geargumenteert of tegen de billyke regel: quod culpa cuique fua, non alteri nocere debeat, hier uit ten bezwaare van eenen eerflen Crediteur kan beflooten worden, daar de Wet dit niet van hem vordert, en byzonder deeze Crediteur alle mogelyke precautie daaromtrent gehad», en door Certificaat van den Richter in  A DVYSBOEK. ais ïn extraditie van een Extract, Prothocollair zelvs, daar omtrent zo veel immers mogelyk zich verzekert heeft, als uit de Aften van den Procesfe blykbaar is. Dermaten, dat zo des niet tegenftaande door de dofheid, of kwaade oogmerken van een Richter een uithebber met zyne eerste Gerichtelyke Afte in debitaforma gepasfeert, zou moeten agter ftaan, niemant met eenige gerustheid op eenig Onderpand voortaan Geld zoude kunnen fchieten ,• terwyl met relatie tot een fecuur verhaal op een Richter of Verwalter Richter , ten deezen by de Wetten van den Lande door behoorlyke Borgftellinge als anderzints niet genoegzaam is voorzien, even zo min als betrekkelyk een tweede Geldfchieter, die door een Richterlyk Certificaat, dat op het Goed hem ten onderpand te Rellen geen voorig Gerichtelyk Verband gepasfeert is, in fchaade geraakt by blyk van 't tegendeel. En waar uit dan van zelvs volgt. dat daar uit voor een tweede Geldfchieter, met geen effect geargumenteert kan worden , maar dat Parthyen ten deezen malkanderen gelyk ftaan. Zulks dat de Questie blotelyk is en blyft; of eene Gerichtelyke Acte van Hypothecatie door tekeninge en zegelinge naar ordre Landrechtens loco fupra cit. behoorlyk opgericht, niet op zich zelvs naar voren gemelde Art. Landrechtens beftaan moet, fchoon een Richter ingevolge zyn postenpligt verzuimt heeft die te registreeren, terwyl de Landswet pro fubflantia dit niet, maar wel de Tekeninge en Zegelinge ook van den Debiteur eischt, vide i. Deel. tit. 8. art. 7. Landrechtens. En voor welks affirmatie al mede ten fterkften doet, de generaale leere der DD. dat een Acte informa geëxtraheert en aan die daarby geintcrresfeerd is, overgegeeven, zyn kragt of iets van zyne geloofwaardigheid niet verliest, fchoon niet ten Prothocolle was gebragt, of dat het Prothocol vermist wierd, zo als uit Radeland en B. v Zutphen in verbo Jnftrument, toont Nessink op 't Landrecht i d. tit. i. art. uit. add. Stryk in dijjert. de jure protk Cap. 4. no. 34. by ~t Advys van den Heer Hubert geallegeert. En  2i6 O VERYSSELSCH En'twelk te meerder moet aangaan, dewyl, gelyk dieze!. ve Nessink daar verder toont, zulke Acten iets meerder tot haar bevestiginge vereisfchen, als Testamen ten en Transporten, Cjzifite Verzegelingen en met welke na 't Placaat van den J9 April 1684 van dezelve kragt de Hypothequen geworden zyn, en die om alle misverftant en fchelinge voor te koomen, by poene van ondugtigbeid door den Transportant of Debiteur mede getekend en gezegeld moeten worden,) voor de origineele Acten gehouden worden, en alleen worden geprothocolleeert, om daar toe by vermis tot bewys zyn toevlugt te kunnen neemen, doch op zich beftaan en voor 't Prothocol zo 'er tusfchen beiden eenig verfchil is geloof maaken; zodaanig, dat met de registratuure ten Prothocolle, maar alleen de Afte van Hypothecatie en verband op allodiaale immobüe Goederen, by formeele getekende en bezegelde Richtersbrieven, naar hetprssfcript van ons Landrecht gepasfeert en uit gegaan, op zodaane immobüe Goederen , affectatie maaken, uit hoofde dezelve alleen voor de fcriptura matrix worde gehouden: gelyk in deeze Provincie meermaalen by Sententie is verftaan, en onder andere zaaken van Prasferentie en Concurrentie voor het Landgerichte van Enfchede, tusfchen de in- en uitheemfche Crediteuren van de Boedel van ZanderLeussink den 15 April 1682. Reff. W. ten Brink en Seb. Tichler ; alwaar gemelde Advocaaten uitdrukkelyk hebben verRaan , dat geene Hypothecatien, fchoon gerichtelyk gepasfeert en ten Prothocolle gebragt, zonder daar van gepasfeerde behoorelyke Richtersbrieven, in Conformite van hetpraefcriptLandrechtens,eenig immobil Goed kunnen affecteeren. En waar by nog notabel is, dat het Landrecht diiïo art. 7. N8. by poene van ondugtigheid het mede tekenen en zege. len van den Verkoper of Transportant vorderende, als welks nakominge van den Kooper of Crediteur zelvs dependeert, met toe te zien, dat hem zulke een behoorlyke ingerichte Acte in handen gegeeven worde ,• daar en tegen na art. 4. zo de Schout of Richter by 't inftellen van die Acten geene ge- -  ADVYSBOEK. ai7 gegoede of onbefprookene Keurnooten gebruikt, dezelve in de poene van twee oude Schilden vervalt, blyvende NB evenwel de opdragt in waarden, om dat,gelyk natuurlyk is, de Kooper of Crediteur daar van geen fchuld hebbende, daar by niet behoort te verliezen; dus dat in Jtmiii de Richters naar de Publicatie van den 15 July 1737 art. 1. by gebreeke van 't Prothocolleeren van zulk een A&e in de boete van 25 Guldens gecondemneert wordende, ob paritatem rationis ook dan de Acte in waarde blyven moet, per fupra allegata. Zo als ook dit nader kan geillustreert worden argm. Landrechtens 2. Deel. tit. 25. art. 24. van bezwaar of verzegelinge van Renthen uit Leengoed inverbis: " zo zal zulks den Uit,, hebber, ne alteri per alteruminiquaconditioinf'eratur,niet „ praejudicieeren etc." Terwyl, het geen uit Schrassert betrekkelyk Gelderland, en uit Hamerster aangaande Friesland geallegeerd wordt, als fpeciaale Statuten van die refpective Provinciën bekendelyk in deezen geene verandering maaken, noch daaruit zelvs a fimili op onze Provincie geargumenteert kan worden,- nu het bekent is, dat zo min in Gelderland en wel in Veluwe, als in Friesland eigentlyk gerichtelyke Acten vereifcht worden, nemaar extrajudicieele handelingen aldaar door de Registratuure alleen, kragt van gerichtelyke Hypothecatien met de Privilegiën daar annex bekoomen, en dus uit de Registratuure of Prothocolleeringe al derzelver kragt ontleenen, 't geen per fupra di£ta toto coelo van onze Acten van Hypothecatien verfchilt, videatur refpettu Velaviae, Schrassert ad jus Velav. cap. 24. art. 4. n. 1. in Collatie met het Reglement door de Heeren Staaten des Kwartiers van Veluwe op het Prothocol houden aldaar gearresteert en in druk geë maneert den 3 April 1733; en ten opzichte van Friesland, Hamerster over de Statuten van Friefland I. Boek Tit. 10. art. 7. hl. 134. En uit welke generaale reflexien dan ook de byzonder Confideratien namens den Heer van den Upwich ten be- III. Deel. E e too-  üi8 OVERYSSELSCH tooge van de nietigheid van het Hypotheecq van den Heer Rö. mer, met veel nadruk aange voert, zo by Deductie, als by. zonder by Debath, van zelvs haare oplosfing bekoomen,terwyl al verder ter meerdere diftinctie dient, dat de nood. zaaklykheid van Registratuure derHypothecatien, uithoof, de dat Ridderfchap en Steden den Schouten en Richteren dit gelasten, wel op zich zelvs kan en moet erkent worden, doch zo, dat de non obfervantie van die order ten laste en pericul moet koomen van den genen dien de Souverein dit gelast, den Schout of Richter naamelyk, en niet ten bezwaare van den geenen, die hier omtrent nietz'ra culpais, maar NB. door alle mogelyke middelen zich van de Obfervantie van die wet zoekt te vergewisfen,en zeker te Rellen, zo als hier boven getoont is in deezen 't geval te zyn; en dat dus, cumpoznce debeant tenere fuos auUores ,pernotoria,de Heer Romer hier by naar alle regulen van recht en billykheid van hinder en fchaade bevrydt moet blyven: byzonder daar die order aan Schouten en Richteren, niet fub poena nullitatis aStus, maar pma pecuniaria gegeeven is,-en het bekenden Rechtens is, quod non omne id , quod contra Legem fit, ipfo jure nullum est, gelyk men zulks ampel kan geleerraart vinden by den Profesfor J. Voet in Com. ad tit. ff. de Legib. n. 16. é? DD. ibid alleg. junge Landrecht in Locis fupra citatis. Waar by komt, dat naar de remarque by Debath van den Heer Römer gemaakt, ook niet zou geblyken, dat deeze regiftratuure conform het gerichtelyk Extract en Certificaat van den Verwalter Scholtus niet gefchiedt is: als waar voor het naar 't ons voor komt, indeezen zoude moeten gehouden worden, wanneer een Prothocol van dien tyd, waar in deeze Hypothecatie ten profytevan den Heer Römer gepasfeerd en geregiftreert moest zyn, geproduceert was geworden , waar in, zonder dat men kan zien dat 'er eenig papier uit gefcheurt was, die Acte niet gevonden wierd: dewyl 'er voor zo verre ons naar den aart en natuure der zaake toefchynt voor de non exiftentie van zulk eene regiftratuure, en dat die niet gefchiedt is geweest, geen ander of dui-  A D V Y S B O E K. 219 duidelyker bewys geproduceert kan worden, doch't weik in deezen manqueert, nu 'er na verzekering van den tegenswoordigen Heer Verwaker Scholtus, immers naar beroep van den bedienden Advocaat van den Heer Römer op de kennis van dien, 'er thands in 't geheel geen Prothocol van dien tyd voorhanden is, maar alleen eenige losfe minuten of Copyen der Proceduure bygevoegdt, dewelke aan den anderen zyn gereegen en nevens een daar op gedrukt fignet van den Heer Schomaker , door den zeiven op een omgeHagen papier getekent, dat zyn AEten van vry willige jurisdictie, by het Reces van den 3 Februar}' 1776 vermeit, en door hem overgenoomen; en waar omtrent wy dan remarqueeren dat, dewyl deeze minuten, Recesfen of ontwerpen van Acten, noch de forme, beRaan, of aanzien van een Prothocol hebben, dus het 'er niet toe doet of hier onder deeze Acten de quaestieufe niet gevonden wordt, maar dat waarfchynelyk of althands mogelyk, het Prothocol zelvs buiten deeze Acten werkelyk geëxisteert heeft, en in 't ongereede geraakt, of thands niet kan te vinden zyn; het welk aan de Leere van Stryk in allegata d'sfertatione cap. 4. n. 29. 6? per auÜores fupra, citatos dan niet kan prsejudicieeren, dewyl het kan zyn, dat in dat Prothocol, die Acte gerégistreert geweest, en dus aan de order den Richteren voorgefchreeven, ook op dit fubject voldaan is; en waar voor, van wegens de lata culpa by omisfie van het houden van een Prothocol door een Richter zullende zyn begaan, quce per notoria pro dolo habetur, mede te prasfumeeren is: te meerder nu by eene dier losfe Acten of minuten als fub N. 8. die van den 15 November 1773, zynde eene verklaaring van den Heer A. B. Sloet als Leenheer des Huizes Singraven , in margine genoteert ftaat: "dat die Acte is geprothocolleert „ in 't Prothocol van Vrywillige Acten des Schoutsampt van Ommen, door den ondergetekenden Verwalter Scholtus G. Nagel ", zo als dit insgelyks van de qusstieufe Acte getuigt i?. Althands hoe het hier ook mede zyn mag, zo hebben de onE e 2 der  22o OVERYSSELSCH dergetekenden vermeint in deeze onzekerheid , of'er een Prothocol geweest is, waar in deeze Acte geregistreert was of niet, niet bevoegt te zyn, van uit hoofde van gefustineerde non Exiftentie van Registratuure tot nulliteit en postpofitie van deeze Acte aan eene laatere te befluiten, nemaar die Acte op zich zelvs in debita forma opgericht, behoorlyk effect te moeten doen ge winn en, per auctor es 6? al legaaten uit het Landrecht opgemelt, met byvoeginge alleenlyk , relatief de by Debath art. 45. rjf feqq. opgegeevene Explicatie door den Bedienden Advocaat van den Heer van den Upwich op het genoteerde van den Heer Nëssink op den laatften Articul van de ju tit. 1. deel Landrechtens, dat zulk eene Acte wel dugtig zoude zyn, met betrekking tot een Debiteur, maar niet met relatie tot een derden, zo dezelve niet ten Prothocolle geregistreert is; dat de gronden van de fuftenue van dien Heer tot Explicatie van het Landrecht daar gemelt, die diftinctie niet admitteeren , maar dat zo het waar is , dat een Acte in debita forma opgericht, op zich zelvs beftaat, en van de Regiftratuure ten Prothocolle niet afhangt , dezelve ook in allen opzichte valide te agten is. Terwyl de allegaaten uit Leizer en anderen daar gemelt. by de bloote infpectie aanftonds gebleeken zyn op het geval in qusestie niet applicabel te zyn. En dewyl ons nu met relatie tot de verdere reële Credi. teuren fpeciaal betrekkelyk het goed, het welk aan hun de. lite verbonden, en Nd. nog werkelyk by 't overlyden van den Heer Schomaker in den Boedel gevonden is, relatief de orde van voortocht geene bedenkelykheid is voorgekoomen , mitsgaders dat het geen door den Heer van den Upwich omtrent een gefustineert Roijement van voorgemelde Hypothecatie van den Heer Römer gemelt wordt , by de Acte door dien Heer, geblykt te zyn betrekkelyk tot het Hekhuis etc. 't geen den Heer Auditeur Mr. H. A. Welmers en Vrouw G". A. H. van Dam vooranaals weduwe van wylen den Heere en Mr. W. S. Scho- ma-  A D V Y S B O E K. 221 maker , in leeven Burgermeester der Stadt Zutphen, den 3 December 1779 met meerderen is getransporteert, naar Extract Prothocollair van dien datum, juntto 't Extract van den 18 Maart 1720, zo volgt, dat hetzelve met relatie tot de verdere Goederen het Laarnamelyk met alle zyne Ap- en Dependentiën met naauwkeurige fpecificatie ook mede aan den Heer van den Upwich verbonden, hem niet kanprejudiceeren, of in de voorgemelde reeden van decifie verandering maaken , zo als uit Collatie van de Acte van Hypothecatie ten profyte van den Heer Römer op den 27 Novenber 1773 gepasfeerd, met dit verzoek van Roijement ten klaarften manifesteert , en dus geen verder betoog behoeft. Als ook niet, dat met die Hypothecatien van de tyd van gedaane Aanpandinge of in 3*20 gradu geftelt moeten worden zodaane Pretenfien, waar voor dusdaanige affectatie op va.*t Goed bekoomen is, ten effecte van een pignus judiciale als het welk uit den zamenhang van het geftatueerde ten Landrechte 1. D. tit. 21. art. 15. ,en de analogie van Rechten openbaar is, en ook by Sententien in deeze Provincie meenigvuldige^maaien alzo begreepen is, jungatur 't Stadrecht van Zwolle Ut. van defolaate Boedels art 34. en 37. Doch't welk relatief die vaste Goederen aan die met Aanpandinge geprocedeerd hebbende Crediteuren niet baaten kan, betrekkelyk de Goederen, waar in fpeciaale Hypotheecquen gevefiigtzyn, wyl daar op de Hypothecaire Crediteuren naar orde des tyds denzei ven moeten voorgetrokken worden, die niet alle hunne betaaling bekoomen kunnen. En waarom dan ook almede reciproquelyk den reëlen Uithebberen hun generaal verband op Perfoonen en Goederen niet zal kunnen baaten,by zo verre niet werkelyk met Pandinge geprocedeerd hebben, nu het provenue dier mobile Goederen, na de Crediteuren in de 3degraad geprefereerd, op verre na geen voldoening hunner Pretenfien zullen kunken bekoomen, daar het ondertusfchennaar teneur van het Lmdrecht zeker, en door meenigvuldige Judicaaten bevestigt is,dat zulk een generaal verband niet dan in de 4de graad E e 3 Pke-  aas OVER YSSELSCH Preferentie geeft; gemerkt 't Landrecht loco fupra allegato art. 15. inde 3 de graad de Preferentie bepaald tot behoorelyke verbanden op de Goederen gelegt, en waar voor NB. het Goed Speciaal ten onderpand geftelt is, men zie ook de Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 19 April 1684, en den 23 Maart 1686 agter 't Landrecht fub No. 32 en 33. Zo dat met relatie tot het generaale verband van Perfoonen en Goederen zulke Pretenfien niet anders dan gerichtelyk bekende Schulden geconfidereerd, en dus met de verdere intresfen van een binnen, buiten en loopend jaar onder de Pandbaare Schulden die in 4U gradu Preferentie genieten, gerangeert kunnen worden. Conferatur & Christin^us ad kg. Mechlinienfes tit. 13. art. 14. n. 5. Grotius inleid, tot de Holl. Rechtsgeleerth. lib. 2. Cap. 48. § En zulks fchoon etcMatthjeus de au£t. lib. 1. Cap. 19. n. 79. Waar by men dan nog met relatie tot de aangegeevene Pretenfie van Jan Adolfs moet opmerken : dat wat die door denzelven aangegeeven Pretenfie van den Vyftigften Penning aanbelangt, zo de verpagtinge van den Vyftigften Penning dier tiende uit het Rozendal wegens genotificeerde aankoop, van dewelke die impost gevordert wordt, nog geen vier jaaren verftreeken was, ten tyde toen deeze aangaave gedaan is, ingevolge de laatfte articul van de Ordonnantie op de Vyftigften Penning, dezelve dugtig is, en dies wegens aan dien Pachter Preferentie competeerd op die tiende, zo dezelve, of 't provenue daar van nog in den Boedel is. Terwyl betreffende de verdere aangegeevene Perfoneele Landsmiddelen van Hooftgeld, Dienstboodengelt en verdere Pachtmiddelen , de Preferentie moet worden gereguleert naar het Reglement van Ridderfchap en Steden van 1695 op het verdere provenue des Boedels; dus ook in den 3den graad zullen moeten worden geprefereert de Collecteurs met die middelen, doch niet langer dan twaalf maanden na expiratie van derzelver Pacht of Collecte na verloop van ieder jaar , naar inhoud van voorgemelde Reglement, als tot alle verpachte of collecte middelenbetrekkelyk zynde; zo  A D V Y S B O E K. 223 zo dat, vermits de Heer Schomaker voor May 1782 iskomen te overlyden , deeze middelen van May 1780, tot den laatften April 1781 in yJo gradu geftelt, en al het vorige in quarto gradu geplaatst zou moeten worden. Daar nogthands met betrekkinge tot de reële 's Landsmidielen, en relatief het Schoorfteengeld, in de 2de graad aan den Heer Scholtus naar luid van deszelvs memorie , Preferentie competeert, op de penningen van het Huis geprovenieert, waar van 't Schoorfteengeld verfchuldigt is, mitgaders de effecten van den geëxecuteerden daar in bevonden en verkogt, naar de uitdrukkelyke orde van Ridderfchap en Steden by het Placaat van den 15 Maart 1695 en wel wegens Verpondinge en Contributie voor twee jaaren ; en wegens 't Schoorfteengeld voor drie jaaren naar 't Placaat van den 1 December 1706. Doch waarby wy met betrekkkinge tot die verdere Pretenfien van den Heer Scholtus van Voerst moeten opmerken, dat wy voor zo verre dezelve voortspruiten uit hoofde van gedemandeerde invorderinge vanagterftandigeLandsmiddelen , by den overleeden opgebeurt, vermeint hebben daar aan in voorfchreeven graad geene Preferentie geaccordeert te kunnen worden,om datby voorgemelde Placcaaten en Ordonnantie van Ridderfchap en Steden die Preferentie aan Ontvangers of Collecteurs geaccordeerd zyn de, op de Boedels van zodaane Debiteuren, welke zulke reële en perfoneele middelen, zo wegens hunne Goederen als voor hunne perfoonen en huisgezinnen aan den Lande fchuldig zyn geworden, die caufa debendi en de favor of het nut van 't gemeene Land daar aan verknogt in deezen cesfeert, na dat die penningen reets gekoomen zyn in handen van den geenen aan wien de ontvangft was gedemandeert, of die dezelve daar toe heeft gebruikt, en wiens crediet hy buiten nootzaak op zyn pericul gevolgt heeft, zulks dat ten opzigte van den Heer Scholtus als Ontvanger met betrekkinge tot den Hr. Schomaker , die deeze inmaaninge voor hem gedaan heeft, alleenlyk ex caufa mandati geageerd kunnende worden, dus de  aa4 OVERYSSELSCH de dispofitie van voorfchreevene Landsplaccaaten in deezen ccsfccrt» En 't welk onnodig zal zyn verder te betoogen, nu boven dien niet ten genoege rechtens van dit mandatum, en uit dien hoofde bekoomene werkelyke betaalinge deezer penningen aan den Heer Schomaker gebleeken is , en dus daar op zo als dit legt, niet met gerustheid gedecreteert heeft kunnen worden, veel min, daar niet confleert, van welke jaaren die middelen geweest zyn , daar aan zulk eene Praeferentie geaccordeert heeft kunnen worden, dat de Heer Ontvanger, gemerkt, de flegte gefteltheid deezes Boedels, daar van wezentlyk genot zou kunnen hebben, terwyl met relatie tot de verdere Prsetenfien van Schouten jura, ontvangene Vosfegelden, het zich van zelvs fpreekt, dat die Pretenfien uit hoofde van particuliere conventie en gehoudene adminiftratie voortfpruiten , en dus daar aan geen Preferentie als aan Landsmiddelen geaccordeert heeft kunnen worden, zoals ook, voor zo verre wyhebben kunnen zien, geen Preferentie competeert in gradu voorgemelt, waar van eenige betaaling zal kunnen geworden aan zodaangie Crediteuren , voor welken de overleedene als Verwalter Scholtus, wegens gedaane verkoopingen als anderszints in die qualiteit eenige penningen van anderen heeft ontvangen,en by zynoverlyden nog niet zyn uitgereikt, als waar onder byzonder de Heer Fabius als Rentmeester van de Pastoryeen Vicarye Goederen van Zallarïd is, wegens ontvangene Kooppenningen van by Executie verkogte Goederen ter inftantie van dieRentmeefter, en ten dienfte van de Provincie gedaan; gemerkt onzes erachtens in deezen even zo min als in het vorige geval van 's Landsmiddelen, questie valt, of de Provincie met relatie tot deeze fchuld, waar voor deeze Boer geëxcuteert was, betrekkelyk deszelvs Boedel, zo die door deeze Executie defolaat was geworden, Preferentie gehad zoude hebben,nemaar of nu deeze penningen van dien geëxecuteerden ten vollen bekoomen zyn, en dus die fchuld relatief dien Boer cesfeert, na dat 'er uit den ontvang dier penningen by den  ADVYSBOEK. 225 den Heer Schomaker als adminiftreerende Verwalter Scholtus, ten zynen opzichte eene nieuwe fchuld is ontftan, de aart en natuur van die tegenswaordige fchuld zodaanig is, dat daar aan Preferentie in de tweede of derde graad kan gegeeven worden, ten effecte, dat na gefteltheid van deezen Poedel daar van iets te bekoomen zy, terwyl de Heer Fabius qq. blootelyk tot Preferentie boven min berechtigden concludeert. En waaromtrent ons niet gebleeken is, dat met relatie tot Schouten of Richteren wegens ontvangene penningen van gedaane verkoopingen, zodaanige Preferentiegeaccordeert, maar wel het ftellen van Borge of cautie door dezelven, gelyk ook door de Magiftraaten der kleine Steden gerequireert is, by 't Placaat van den 20 July 1702 agter het Landrecht gedrukt, fub N. 56.; en wel zulks telken reize, a's zodaanige Boedels en Goederen verkocht zullen worden, op de boete van 50 Caroli Guldens, zulks dat by Obfervantie van dusdaanige voorzieninge , deeze en andere Crediteuren wegens verkochte Goederen en dieswegens ontvangene Kooppenningen Pretenfien hebbende, -genoegzaam gedekt waaren geweest. En het alzo noch met de intentie van Ridderfchap en Steden by dat Placaat uitgedrukt, noch met de billykheid over een zoude koomen, dat by gebreke van inftantie op zulk eene Cautie en het ftellen van dezelve, nu wegens gefustineerde Preferentie , andere Crediteuren met derzelver rechtmatige Pretenfien zouden moeten agterflaan. En waar toe ook, na 't ons voorkomt, geen grondt te vinden is in het meergemelde Placaat van 1695, of andere van Pr.eferentie op Rentmeefters, Ontvangers, Adminiftrateurs of Comptabelen der Provincie gewaagende, als in welk adfpect deeze Verwalter Scholtus hier niet voorkomt, nemaar als byzonder door den Heer Fabius qqa. en verdere particulieren, een ieder afzonderlyk, tot het doen van byzondere verkoopingen, of inmaaningen van byzondere penningen verkogt en gerequireert, en alzo uit kragte vaneen byzon- III. Deel. F f der  flfl6 OVERYSSELSCH der mandatum of requifitie ,vanGerichts wegen daar toe gevaceert hebbende. En gemerkt, dat het eerst geavanceerde meer byzonder omtrent den Rentmeester Fabius , nevens deeze nadere generaale remarques op de verdere Crediteuren, die zich met Pretenfien wegens penningen door den Heer Schomaker als Verwalter Scholtus, van verkoopingen als anderzints ontvangen, hebben aangegeeven; na de letterquadreert, en zelvs veel mindere bedenkinge ten hunnen opzichte heeft, als omtrent een Rentmeester van de Provincie, agt men 't ten eenemaal onnodig, daaromtrent, relatief ieders byzondere Pretenfie, verder iets te melden: dan vermits en dus mogelyk van 't provenue der mobilia nog wat over zal fchieten voor Crediteuren, die door Pandinge en Aanpandinge zich een pignus pretorium verzorgt hebben, en dus na bekende Practique argumento van Arresten en van wegens iderzelver vigilantie in $tio gradu onder de eerst Geprsfereerden op de mobilia zyn, heeft men het dienstig geoordeelt, ten deezen opzichte, omtrent de Pretenfien van die genen, welke het eerst met het doen van Pandingen zyn op geweest , eenig nader onderzoek te doen; zonder dat wy het nodig agten, om na de refiexie van den bedienden Advocaat van den Heer Bodde by Debath, relatief de Preferentie, met veel omflag te onderzoeken, of het beneficie van Inventaris door Mevrouw Schomaker in qualiteit als apud a£ta wel debite geimpetfeert is, of by het niet tydig overgeeven van Inventaris of verzoek van prolongatie van dien termyn, .wel Rand heeft kunnen houden, tegens de nadrukkelyke order Landrechtens 2. d. tit 2. art. 10. "by poene van verftek". Gemerkt, wy by de afta procesfus hebben bevonden, dat voor het doen van dit verzoek, door Mevrouw van Herzelen niet alleen, maar ook door een Koopman H. Nyenhuis voor eene merkelyke fomma Pandinge en Aanpandinge k gedaan, en dat kort daar op den 7naamelyk,en vervolgens den 27 en 30 May 1782, ook diverfe andere Cre-  ADVYSBOEK &z7 Crediteuren by Pandinge en Aanpandinge geprocedeert, o£ hunne gedaane Pandingen by non oppofitie vervolgt hebben , en dat eerst na die gedaane Pandingen of vervolg derzelver, op den 30 May 1782, of namens Mevrouw Schomaker qqa daar tegen Pandkeeringe is gedaan, ten einde de Proceduures verder te fluiten, en waar door alzo die toen gemaakte ingangen rechtens niet vernietigt, of van haar kragt relatief de Preferentie verflooken worden ; te minder daar het Landrecht citato tit. 7. 2. deel. art. 11. met ronde woorden declareert, dat geduurende de tyd van zes weeken tot het maaken van Inventaris geaccordeerd, de Crediteuren wel byprovifie NB. haar ingang van rechten maaken mogen. Dan vermits de Pretenfien van Me vrouw van Herzelen, waar voor het eerst Pandinge gedaan is, ook de confiderabelflezyn, en waaromtrent Haar Wel Edele, zo deeze Pretenfien nevens die van den Koopman H. Nyenhuis beide dugtig waren met denzelven (wyl de Pandingen gelyktydig zyn gedaan), zou moeten concurreeren, zo zal dan daaromtrent wat meer byzonder onderzoek moeten gedaan worden. En ftaat alzo omtrent de Pretenfien van Mevrouw van Herzelen te remarqueeren, dat om redenen boven gemelt, met relatie tot de vaste Goederen, alhier geen onderzoek kan plaatsvinden, dewyl doch by zo verre het al waar mogt zyn, dat Haar Wel Edele haar recht van mede Eigendom daar op van den Heer en Vrouw Schomaker niet mogt hebben afgeftaan, dan nog de vraag zou zyn, of, uit hoofde van daar toe mede door Haar Wel Edele op den Heer Schomaker gepasfeerde Volmagt, of wel dat relaatief 't latere verband aan den Heer van den Upwich als ten grootften deele koomende, in plaats van verbanden door Mevrouw van Herzelen mede aan de Heeren wylen Burgermeester Muntz en Dr. R. Metelercamp gepasfeerd, ook daarom haar aandeel daarin niet adfecteerde,zo dat Haar Wel Edele dies wegens geen Preferentie daar op kan worden toegekent. En 't welk wy dus, wyl Parthyen. daar in by deezen geeF f 2 ne  i28 OVERYSSELSCH ne decifie verlangen, in medio hebben moeten laaten; dan zal, in opzichte der verdere Pretenfien by de gerichtelyke Acte van Confesfie door Mevrouw Schomaker ten profyte van haar moeder Mevrouw van Herzelen , gepasfeerd den 4 May 1782, in confideratie koomen. Dat deeze Confcsfie is gedaan van één eenige dochter betrekkelyk haare moeder, ten effecte , datzo die ftand grypt, andere Crediteuren daar door agtergeftelt worden, en dat dus dezelve buiten twyffel, als by confequentie ten haaren eigenen voordeele, zo wel als van haar moeder gedaan, als waar door zy van 't vervolgen van verdere Crediteuren zou bevryd worden, op zich zelvs met relatie tot een derden, geen gcnoegzaame blyk vandugtigheid uitlevert; maar,zo niet van anderen 't wegen hier omtrent van derzelver dugtigheid geblykt, die Confesfie zo als dezelve even voor 't gedaane verzoek van 't beneficie van Inventaris is gefchied, niet alleen eenig vermoeden van onbeftaanbaare gratificatie zou hebben, maar ook fimulatie fufpect. zou zyn, als eene verklaaringe en getuigenisfe in proprium commodum behelzende, en ter inftantie van een conjunEta perfona gegeeven, per L. 27. C. de donat. vid. Mjenochius deprcsfumt. lib. 1. qucest. 58. n. 9. En 't welk niet nodig zal wezen nader te betoogen, nu niet alleen de aart der zaake dit mede brengt, maar Mevrouw van Herzelen zelvs by haar Debath, art. 6. etfeq. niet onduidelyk erkent, dat die fufpicie in abftracto geftelt, wel van eenig gewigt zou kunnen zyn, doch daar by teffens beweert, dat dit hier geen plaats kan vinden , of van eenige applicatie zou kunnen zyn op het fubjefte geval, om dat, daar in, boven de Confesfie van de weduwe Schomaker als Debitrice , voorhanden zyn zoude legaale bewyzen van die fchuld, die alzo nader ter onderzoek zullen moeten koomen. En waar toe in de eerste plaats geavanceerd wordt, dat de overleedene Heer Schomaker alle de Goederen van de Deducenten in adminiftratie en beheeringe heeft gehad, mitsgaders daar van alle revenues getrokken, zonder daar van Re-  A DVYSBOEK. a29 Rekening , veel minder behoorlyke ontrigtinge en voldoening aan Deducenten te doen. Dan welke remarque in 't generaal ons tot Raavinge der byzondere pretenfien is voorgekoomen te zyn, deels onbe wezen, en deels niet concludent ten betooge van 't opgegeevene debet van wylen den Heer Schomaker; immers men vind by de Rukken ter deductie geallegeert, wel getoont, dat Mevrouw van Herzelen genoegen neemt in de Volmagt, waar by haare dochter haaren Man den Heer Schomaker qualificeerd, om Goederen te verkoopen en te verbinden, en dat zy Ca/u quo van de tucht Haar Wel Edele competeerende,renuncieert; doch, behalven dat Me vrouw van Herzelen zelvs die Volmagt querelleert, ten effeéte dat de Heer Schomaker niet berechtigt zou zyn geweest , haar gefustineerd aandeel aan die Goederen mede te verbinden; zo volgt daar uit ook niet, dat hy Heer Schomaker de revenues dier Goederen particulier voor zich genoten, en niet tot fuftentatie van de gemeene huishoudinge, voor zo lange zyne Schoonmoeder daar in mede participeerde, en op 't Laar woonde, heeft ingebragt; of terwyl Mevrouw van Herzelen te Zwolle woonde,daar van aan Haar Wel Edele geen uitreikinge heeft gedaan; maar veel eer het tegendeel, en dat Haar Wel Edele daar van mede haar beftaan gehad hadde, zonder dat tusfchen Moeder en Kinderen hieromtrent immer de intentie geweest zal zyn , dat dit verrekent moest worden, maar veel eer dat de Boedel in't gemeen tengemeenen nutte en beftaan verflrekken zoude, zo dat hier uit geen actie tot verrekeninge, zonder nader blyk, en zonder dat dit voorafgegaan is, geene bepaalde pretenfien gejuftificeerd kunnen worden. Waar by komt, dat voor zo verre de revenuen van 't Laar betreft, die op drie duizend drie honderd Guldens begroot worden, het om reeden boven gemelt, hier niet ter onderzoek kan koomen , of Mevrouw van Herzelen daar aan eenig aandeel heeft, en dat relatief de tucht die aan den Heer Schomaker by opgemelde Procuratie. F f 3 ver-  S30 OVERYSSELSCH verleende magt, om daar van te renuncieeren , de bepaalinge dier revenuen al meer en meer onzeker maakt. Terwyl omtrent het provenue der Boomen en verdere vaste Goederen die verkogt zyn, het al wederom van zelvs fpreekt dat die Praïtenfien niet voor en ten genoege bewezen kunnen gehouden worden, zo niet confleert, dat Mevrouw van Herzelen by die verkoop daar van werkelyk mede eigenaresfe was, dat 't welk om redenen boven gemelt hier niet kunnen decideeren, maar in medio hebben moeten laaten. Waar nevens ook uit de liquidatie fub L. te zien is, dat daar by verfcheidene betaalingen aan deeze en geene Menfchen, als ook aan Mensink zelvs verrekent worden, die ons uit den aart wegens leverantie ten dienfte van de huishoudinge aan dezelve competeeren, en waar van Mevrouw van Herzelen dus als meesten tyd op 't Laar mede gewoont hebbende by haare Kinderen, zelvs denkelyk ook genot gehad heeft, vooral ook voor zo verre de importante daar by gemelde Rekeninge van Mensink van Hout en andere Waaren of douwmateriaalen aangaat, by zo verre Mevrouw van Herzelen na haare fustenue de vaste Goederen nog mede by de verkoop mogt toebehoort hebben , en de zelve daar toe beReedet waren. En wien na nu nog maar te onderzoeken zal ftaan, of evenwel zo al niet wegens revenuen, om redenen boven gemelt, althands niet wegens verkoop van Amphioens Actiën zelvs, op fundament, dat wylen de Heer Schomaker dezelve in ufus privatos geconverteert heeft, dieswegens aan Mevrouw van Herzelen recht tot vergoedinge competeert en in zo verre haare prsetenfie dugtig zy, zo als dit by deductie van Mevrouw art. 20. beweerd word. Dan hoé fpecieus ook zulks ons in den eersten opflag is voorgekoomen , hebben wy egter by naauwkeurige examinatiegeengenoegzaame blyk en bewys voor die ftiftenue gevonden : zo om dat by de gerichtelyke Acte van fchultbekentenisfe'van Mevrouw Schomaker fub C. niets van verkoop dier Actiën zelvs, maar wel van de Provenuen van dezelve gewaagt wordt; Als  ADVYSBOEK. 1131 als wel dat de Documenten fub G. imo en G. %do, noch die fub H. en 1., waar op ditto loco Mevrouw zich beroept, hier omtrent niets zekers beveiligen. Want doch 't Document fub G. zynde een brief bereits den 8 Juny 1774 gefchrecven, meld in 't geheel van geen Amphioens Actiën, maar blootelyk van gezondene en geaccepteerde Asfignatien op verzoek van Mevrouw groot duizend Guldens, die erkent word geliquideerd te zyn met transport der Asfignatien; en dat fub G. is een rekening Courant voor de weduwe Herzelen alsparticipante in de Amphioen Sociëteit wegens drie Actiën, waar van toen 't montant der revenuen in 't geheel fchynt geweest te zyn 1800 Guldens, zonder dat ookhier omtrent relatief den Heer Schomaker eenig gewag gemaakt wordt. Terwyl het Document fub H. is een concept van Negotiatie, zo 't fchynt door den Heer Schomaker ontworpen, en na 't welk drie Amphioens Actiën getransporteert zouden worden; dan vermits niet blykt, dat dit tot confiflentie gekoomenis, veel min dat die Amphioens actiën van Mevrouw van Herzelen waren, en dat al wederom de eigene fuftenue van Haar Wel Edele, dat het Laar haar voor de helfte toebehoort, aanduit, dat deeze Negotiatiemede ten haaren dienfte geprojecteert was , zo kan hier uit niets concludents opgemaakt, of eenig recht op de effeélen van deezen Boedel gededuceerd worden. Voor al niet, nu uit Collatie van het declaratoir namens Mevrouw Schomaker den 28 November 1782 ten Prothocolle gedaan, is af te neemen, althands prefumtief wordt, dat het deeze Amphioens Actiën zyn, die aldaar gezegt worden dat niet in den Boedel gevonden zynde, onder de Heer Secretaris van de Gedeputeerden der Graaffchap Zutphen en geweezen Raad en Secretaris der Stad Zutphen Schomaker , waren berustende, en aan die Heeren zouden zyn overgedraagen, en die dus geen effecte van deezen boedel meer zouden uitmaaken; ten gevolge, dat zo Mevrouw van Herzelen kan toonen,dat deeze of een of ander deeze Amphioens Actiën de haare waren, en dat wylen de Heer Schomaker zonder eenig recht dezelve verkogt heeft,  232 OVERYSSELSCH heeft. Haar Wel Edele die Actiën van die Kooperen kan re. clameeren naar haaren raade. Terwyl eindelyk het Document fub I. zynde een Volmagt Van Mevrouw Schomaker op haar man, gewaagt van twee Amphioens Actiën NB. hem Heer en Mevrouw Schomaker toebehoorende, en waar op Mevrouw van Herzelen het recht van tucht hadde, die daar dan van renuncieert en dus contrair aan haar tegenwoordige fuftenue den eigendom van den Heer en Mevrouw Schomakkr daar op erkent,-zo dat van welke zyde men deeze pretenfien van Mevrouw van Herzelen ook befchouwt, dezelvegeenzints kunnen geagt worden dermaate gejustificeert te zyn, dat dezelve aan haar naar rechten en wel in %tio gradu wegens Pandinge zoude hebben kunnen worden geadjudiceert, nemaar dat dezelve by gebreeke van behoorlyk bewys hebben moeten worden gepasfeerd. En wien na dan in confideratie moetende koomen, de gelyktydig gedaane Pandinge van den Koopman en Bakker H. Nyenhuis wegens Brood en geleverde Winkelwaaren zedert jaaren herwaards na de overgelegde fpecifique rekening hebbende bedraagen,de fomma van ƒ1301 — 4 — 9, doch errore calculi qui non prcejudicat, per notoria, by de memorie van Pandinge geftelt op de fomma van ƒ1298 — 8 — 10 en per resto nu nog groot ƒ 277 — 4 — 6, is ons met relatie tot de deugdelykheid daar van alsopeenKoopmansaantekeninge gegrond, mits met ééde bekragtigd zynde, geen bedenken voorgekoomen; te minder, om datdefuccesfivelyk daar op gedaane betaalingen een erkentenisfe van gedaane Leverantie in zich vervat, vid. Mascard. de probat. vol. 4. concl. 1326. n. 1. en 11. & DD. ibid. alleg. Zo dat deeze pretenfie van wegens gedaane Pandinge en Aanpandinge en daar door bekoomen pignus pretorium, zo op de mobilia als immobilia Preferentie geaccordeert heeft moeten worden, in 3Ü0 gradu, van de tyd der gedaane affectatie door Pandinge en Aanpandinge, om reeden als boven argumento Landrechtens 1. deel. tit. 21. art. 15. en conform menigvuldige Ge-  ADVYSBOEK. S33 Gewysdens zo op Advys van de Ondergeteekenden als van veele andere Advocaaten ingevolge de conftante practycque afgegeeven. Terwyl de aart der fchuld aangaande dezelve meestal in Magenaasen 'tgeen tot dagelykfche fustentatie van een huisgezin abfoluit nodig is , beftaat, en dus van natuure Pandbaar is, naar 't Landrecht 1. d. tit. 6. art. 3. in verbis: magenans , en Heedinge tot dagelyks nooddruft gebruikt , zullende by zo verre 'er enkele kleine leverantie van andere natuure by mogt zyn , die zo gering zyn, dat op zich zelvs geftelt, een kleine fchuld maaken en Pandbaar zyn zouden. En wien na in confideratie heeft moeten koomen , de fchuld waar voor op den 7 May daar aan de Heer oud Burgermeefter en Ontvanger van Marle gepandet heeft, ter fomma van 140 Guldens in een geleevert vet Slagtbeest beftaande, dewyl of wel eigenlyk naar 't Reglement van den 8 April 1692, art. 2. die fchuld mede Pandbaar is geftelt, met dien verftaande dat in cas van Preferentie en Concurrentie geen ander of meerdere voortocht als andere gecrediteerde fchulden kan genieten, uti ibidem, zulks echter niet zo crude te verftaan zy , dat wanneer uit kragt van de geaccordeerde Pandbaarheid werkelyk affeélatie gedaan , en een pignus judiciale bekoomen is, het zelve, cum vigilantu bus jurafint fcripta, niet gelyk alle zulke andere 'pignorajudicalia op gronden voorgemelt in 3*20 gradu voortocht zou genieten, zo als dit meermaalen in judicando begreepen is, en vermits nu by 't Reglement van 1719 art. 3. het zelve met betrekking tot kleine fchulden onder 50 Goudguldens is verftaan, en dezelve zonder recht van Praeferentie Pandbaar verklaart zyn, zo volgt ook gelykelyk met den Heer Ontvanger van Marle aan een Prat-ofie ter fomma van ƒ 55 ~ J5 ~ 12 , wegens geleverde Rouwmateriaalen waar voor op dien zeiven datum door L. Mensink gepandet is, Preferentie in de derde graad geaccordeert heeft moeten worden. Als ook aan de Preferentie van G. Friesendorp wegens lil. Deel. G g fuc-  234 O VERYSSEL SCH fuccesfivelyk geleeverd Vleesch tot dagelyks lyfs nooddruft, als mede aan die van de weduwe Frans Smit voor zo verre het daar by vermelde arbeidsloon bedraagt, als het geringe bygeleeverde yzer argumento van opgemelde derde Articul Landrechtens en van het Reglement van 1719, zynde ook die Panding van dien zeiven datum. Wien na dan nog zedert den 27 May 17 82, dag van de gedaane Pandinge en Aanpandinge,in 3^0gradu geReltheeft moeten worden, mede betrekkelyk de mobilia, de Heer geheimeraad Römer met een Capitaale fomma groot vier duizent Caroli Guldens,benevens een binnen, buiten en loopend jaar intrest, voortfpruitende uit hoofde vaneen gerichtelyk Hypotheecq ten procesfe overgelegd en voorgemelt; als het welke relatief de mobilia onder het generaal verband van Perzoonen en Goederen mede gecomprehendeert, wel op zich zelvs niet verder dan in 410 gradu als een gerichtelyke bekende en dus pandbaare fchuld Praeferentie geeft, doch door opgevolgde werkelyk affectatie dier mobilia met Pandinge, gelyk zo even infimili getoont is, van die tyd van affectatie af en dus na vooren geadjudiceerde Pandbaare fchulden, in 3^0 gradu gefteld heeft moeten worden, om ook op die mobilia of 't provenue daar van voor zo verre 'er over fchiet, verhaal te kunnen doen, en gelyk hy by memorie van Pandinge van den 27 May 1782 heeft verzogt by infufficience op de immobilia. En vermits nu met voor gemelde zo in jmo als in 2^0 3«ïo gradu te adjudicieeren Pretenfien deeze Boedel meer dan geablörbeert is en veel te kort zal koomen, zal het niet nodig zyn om na Pretenfien in verderen graade te adjudiceeren, onderzoek te doen. Dan nog alleenlyk met betrekkinge tot de Pretenfien en daar van gedaane aangaave van den Boekverkooper van Deventer Staats , na die door hem overgegeeven Deductiefub N. 17. opmerkende, dat, voer zo verre dezelve beftaan in uitfchotten als mede in Leverantie van papier, lak etc. dezelve zyn gepostponeert aan voorengemelde Pretenfien en dus niet kun. nen  ADVYSBOEK. 335 nen worden geadjudiceert met eenig effect.; dan, dat voor zo vsrre die fchuldvordering beftaat in huis en kamer huure, dezelve betrekkelyk de mobilia op zyn onderpand bevonden en alnog onder hem berustende is geprsefereert enhydus, deszelvs deugdelykheid behoorlyk beweezen zynde, wegens deeze pandbaare fchuld en affectatie op die Goederen, zich daar aan kan verhaalen ter concurrenter fomma naar inhoud van de 13 art. van de gde tit. des iden deels van 't Landrecht zo nadrukkelyk ftatueerende , "alle Vee ofleevendige Haave endegereede Goederen van een Huurman of Pachter bevonden in een gehuurd huis of op een gepacht Erve of Land zyn voor de „ Huur of Pachtpenningengeobligeert:aIzodatde Pachter of „ Huurman zyn beloofde Pagt aan den Verpachter tebetaa. „ len fchuldig is, NB. aleer hem de voorfchreevene Beftiaa„ len en Goederen gevolgt zullen worden en daar uit of van te neemen en te brengen vrvftaat; en deede hydaar ,, tegen, zo zullen evenwel zulke Haave en Goederen op des , Verhuurders verzoek weder binnen den Huize of op het ', Erve geleevert worden om de huure of pacht daar aan te , verhaalen met de Kosten NB. In zo verre dat wanneer ook „ zodaane Haave en Goederen aan anderen verzet of ver„ kogt mogten zyn, men dezelve des niette weiniger voor „ de agterftedige onbetaalde huure met recht van Pandmge aanhaalen , vervolgen en executeeren zal mogen '• 1 en Effecte dat deeze Crediteur by de aangaave jure heeft mogen declareren van wel bereyt te fyn om tegen betaalinge zyner Pretenfie , voor zo verre naamelyk de huure bedraagt, de meubelen by eene door hem overgegeeven memorie gefpecificeerd, en zich op zyn onderpand bevindende over te geeven, doch teffens jure retentionis zo lange of tot aan de betaalinge der fchuld berechtigt te fyn die onder zich te mogen houden, zo dat van wegens de beneficiaire Erfgenaam of harentwegen met goedvinden van dien Crediteur op de verkoop dier mobilia order zal moeten worden geftelt,en 'r geen dezelve meerder als de verfchuldigde Huis en Kamer huur mogte opbrengen in de Boedel gebragt en aan de geG g 2 P"'  336 OVERYSSELS C H priviligeerde Crediteuren opgemelt verrekent moeten wor- Zo nogthands.dat die Crediteur zo als hem by het diclum deezer Sententie is opgelegt, voor af metdehuurcedulen óf anders behoorlyk de huure zal moeten bewyzen , en, des ge requireert, vorder de deugdelykheid deezer hier nu gevoS de fchuld meteede moeten fterken op de vierweekfte na pronunciatie deezes, dewyl wy by zyne Dedué>iP hï tStr7' h% n°fëe- bQWyS niet /-niXbben , dat ecï ter , daar thands met zo zeer met Mevrouw Schomaker ah; 7eee tVordr ^ Creditfren °™ de P^ntfe^ teert wordt, hier geproduceerd moet worden. iLti het welk alzo , na het ons voorgeftelde plan betrekke yk de geadjudicieerde pretenfien , mitsgaders dezulke wel ke wy in de derde graad niet hebben kunnen adjudiceeren doch waar omtrent eenige bedenkelykheid zoude kunnen KTï? W°rden' genoeg^ende, zullen wy nu nog omtrent de Kosten maar met een woord opmerken In de eerfte plaats, dat het bekenden rechtens is', dat con form de notoire billykheid, conftante praclycq èn W<' five Judicaaten in defolaate Boedels, diegene, welke Kosten ten gemeenen nutte [aan wend, ook uit het gemeen dt? wegens vergoedinge bekoome en voor alles fcSdeS gefteld worde, per eaquce habet Gail obferv. Lib. ?° 99. junge Temming de Lit. expens. cap. U. nM FaspV?' ^• Sabaud Lib 8. Tit. 8 de}. 7. A? ulr^T^ut o at j\ n' t- &m 2' SchRassert in obferv. tratt nhl 84. No. x. het welk byzonder ook met betrekkinge tot een beneficiaire erfgenaam in cas de Boedel onereus be vonden en dus geabandonneerd wordt, begreepen worT videatur L uit. §. 9. Cod. de jure de lib er. %? <Ï4N ™ wen m Cenfur. Forens. Lib. 3. C. 10. 2V0 11 £r, V n" te minder bedenkelykheid heeft, dewyl bekendelyk dTre den van gemeen nut dezelve is, niet alleen , maar dat ook & re Romano onder de bekende zeven privilegiën aan ht formeeren van Inventaris verknogt, gefield Zd, aZdt" - • . res .  ADVYSBOEK. 237 res impenfas, quotquot fecerityrepetit. arg. §. 6. inst.de heer ei. qual. et dijfer. junSta L. 6. ad. L. Falcid. En dat dus al 'tzy men ftelt, dat als na vooren gemelde Re. flectie by 't niet tydig formeeren van inventaris dit beneficie verder geen effect heeft, of wel dat het zelve in allen opzigte by "continuatie heeft Rand gehouden, met relatie tot dit poinct zeker is, dat men Mevrouw Schomaker of Haar Wel Edeles bediendens ten einde toe de directie van deeze concurfus procedure en de verkoopinge der Effecten etc. gelaaten fieeft, en dat zy dies of als beneficiaire erfgenaam of als Curatriee door haare bediendens ten gemeenen nutte in deeze Boedel verder gevaceert heeft, en dus na vooren gelegde gronden in zo verre altoos geindemni•feerd moet worden, zulks, dat het'er maar op aan zal koomen dat die adjudicatie in zo verre en niet verder gefchiede, als dit gemeene nut daar mede vermengt is, het geen wy byde taxatie der rekeningen van derzelver Bediendens ? waar by wy in deezen aan vaste Goederen vry importanten Boedel, het falaris en verfchot van meer dan een Advocaat hebben moeten goeddoen naar het Reglement van den 14 April 1719 art. 20. tj arg. art. 12. van het Reglement van den 8 April 1692 in 't oog hebben gehouden, en alzo geremarqueert, dat dit gemeene nut daar in geleegen is, ten einde van het provenue des Boedels conReere,een ieder ■ van zyn recht behoorlyk kan doceeren, naar aart van zyne fchuldvorderinge, in rang en conform 't prefcript van de wet,* en dat dezelve voor zo verre 't provenue des Boedels dit permitteerd, adjudicatie van zyne pretenfien bekoomen, als te zien by Mattheus de auk. Lib. i.Cap. 19. n. 1. Tit. Êf feq. Fa eer in Cod. lib. 8. tit. 8;. de.'. 7. en Richter" de Privil. Cred. Cap 2. No- 24. En welke voorafgetrokken moeten worden per auüores citatos junüo Wassenaar Pratlycq judicieel Cap. 22. n.5.%. Terwyl relatief zodaane Kosten als die weduwe en verdereCrediteuren ieder ten hunen particulieren nutte gemaakt hebben het notoir rechten billikheid vorderd', dat die ook afzonderlyk door dezelve gedraagen en alzo ge- G g 3 co m-  23S O VERYSSEtSCH compenfeerd worden. Zo dat om deeze en andere, was het no. dig verdere aan te voerene redenen dit Wel Edele Gerichte, met toegetrokken Advys van de Ondergeteekende Rechtsgepromoveerden tusfchen Crediteuren in deezen Boedel recht doende, verftaat: Dat vooraf van 't Provenue der verkogte Goederen zullen worden afgetrokken de Kosten tot de diftractie zo van de immobilia als van de mobilia afzonderlyk aangewend, als mede die ter vervorderinge van deeze proceduure en bekoominge van Sententie, mitsgaders ter verdere Confervatie van deezen Boedel zo door dit Wel Edele Gerichte als van wegens de weduwe Schomaker nuttiglyk zyn aangewent, daar onder boven verdere gerichtsjura de Sportulen en Advyspenningen, Copie van deeze Sententie na bladgetal ten dienfte van de bediendens van Mevrouw Schoma. ker en ter verdere afdoening van zaaken taxeerende, voor zo verre de gedeclareerde jura der bediendens van Haar Wel Edele aanbelangt de rekening van den Advocaat nu Burgermeester Sandrerg , op een fomma van twee honderd negen en dertig Guldens twee ftuivers. Die van den Advocaat van Marle , op twee honderdvier en vyftig Guldens vier ftuivers. Hebbende die van den Procureur Baarselman als niet ingezonden niet kunnen worden getaxeerd, alles onder verklaaringe naar Reglemente van i7\g art. 19. En dat die zo voor afbetaald wezende:zullen zyn geprefereerd: In den eerften Graad de Procureur M Baarselman* wegens doodfchuld met de laatfte post van zyn rekeninge aan genever by 't leggen in de kist van denOverleeden ƒ 5 - 9 - * de Boekdrukker S. Clement met een fomma van twee en twintig Guldens negentien fluivers en agt penningen feg ~ ƒ 22 — 19 — 8. voor Rouwbrieven , Rouwpapier, Lak en Ouwels by toverlyden van den Heer Schomaker gelevert. De Apothecer Sluiter met de fomma van elf Guldens zes fluiver ƒ11 — 6 — » met de laatfte post van zyne rekening van Medicynen in de laatfte ziekte van den overleedenen gebruikt. DeHeerMed. Dr.  ADVYSBOEK 23$ Dr. Stolte met de fomma van zeven en twintig Guldens zeven ftuivers ƒ 27 — 7 — * wegens Confultatien en viiïten ten dienfte van wylen den Heer Schomaker in zyn laatfte ziekte gedaan. L Mensink met fomma ƒ 19 15 — •wegens hout en nagels tot de doodkiste. De KcrkmeestC! Mensing met ƒ 3 — = — * wegens een inlaaye ter begra venisfe van wylen den Heer Schomaker. Peter van Garnar wegens het maaken van de doodkiste f — * de weduwe van Frans Smit ƒ 3 — 12 — * voor agt fchroeven en twee ringen aan die doodkiste. Hendrtk AnRoomet ƒ2 _. . voor 't maaken van het graf. De Cm'rurgyn Koning ƒ 13 — 6 — - wegens Medicynen in'tappliceeren van Clifteeren in de laatfte ziekte van den Overleedencn. Aan den Koster Friezendorp wegens hetoverluiden van den Heer Schomaker met zo veel als na ftyl en ftaats gelegentheiddaar van gewoonlyk betaald word. Voorts in den tweeden Graad, de Heer Scholtus van Voerst met de Verpondinge , Contributie en 't Schoorfteengeld door zyn Hoog Wel Gebooren by de Memorie der deductie fub No. 16. annex opgegeeven, doch de Verponding en Contributie niet verder als voor twee jaaren en het loopende half jaar, en dus voor 17 80 en 17 81, en het eer fte halfjaar 17 82; en 't Vuurftedegeld voor drie jaaren en dus ook van 1779 met de opftuiversby zo verre die gevorderd mogten worden. _ Zullende op de vier weekfte dag na Pronunciatie deezes hier in judicia een fpecifique memorie van ieder byzonder moeten overgegeeven worden om refpectivelyk die lasten van de Kooppenningen van'thuis en 't Provenue der effecten van den Debiteur daar in bevonden mitsgaders de Kooppenningen der Lan den waar van de Verpondinge en Contributie verfchuldigd is te worden getrokken. In de derde Graad de Pachter Jan ADOLPHsmetde impost van den Vyftigften Penning van een Tiende uit het Rofendaal zo de aankoop van die Tiende behoorlyk aangegeeven zynde , nog geen vier jaaren gedaan was ten tyde van het inbrengen deeze praetenfie, en zulks op 't provenue van die Tiende zo dezelve nu eerft verkogt en  24o OVERYSSELSCH en de Kooppenningen daar van nog in den Boedel zyn ter fomma van ƒ23 — 12 — 4. Voorts op 't provenue der mobilia en effecten niet fpeciaal verbonden of geaffecteerd, de Heer Scholtus van Voersi met perfoneele middelen voor het jaar 1780 en by 't overlyden van den Heer Schomaker nog loopende jaar 17 81, ingevolge daar van mede de vier weekfle dag over te geeven nadere fpecifique rekeningen voorgemeld. A. J. Cronius Collecteur van het Hoofdgeld der Stad Deventer met dat middel van den 1 May 1780 en het toen nog loopende jaare 1781 nader te fpecificeeren op de vier weekfle dag,-en nog dezelve met het dienstbodengeld naar inhout van die daar van overgegeevene memorie van den 1 November i78otot April 1781 ad ƒ4 —Voorts nog de Bakker en Koopman H. Nyenhüis per refto met twee honderd zes en zeventig Guldens vier ftuivers zes penningen ƒ 276 —4 — 6. Wegens magenaas en verdere geringe nootwendigheden tot dagelykfche fustentatie van 't huisgezin geleverd; hier na de Heer oud Burgermeefter en Ontvanger van Marle,wegens een gelevert Slagtbeest uit kragte van Pandinge van den 7 May 1782 met honderd veertig Guldens ƒ 140 —, en gelykelyk met dien Heer L. Mensink met een pra?tenfie van geleverde Bouwmateriaalen ter fomma van vyf en vyf tig guldens vyftien ftuivers en twaalf penningen ƒ 55 — 14 — 12. Verder G. Friesendorp wegens fuccesfivelyk gelevert Vleefch tot dagelyks lyfsnooddruft ter fomma van honderd zes en twintig Guldens eene ftuiver en agt penningen ƒ 126 — 1 — 8; en dan nog de weduwe van F. Smit met deszelvs rekeninge zo voor zo verre het arbeidsloon als de geringer bygedaane Leverantie aangaat famen ter fomma van tagtig Guldens ƒ 80 —; alle uit kragte van Pandingen mede van den 7 Mey te gelyk. Eindelyk nog de Heer Geheimeraad Romer met de fomma van vier duizent Caroli Guldens ƒ 4000 — wegens opgefchotene penningen ieder refpective naar prioriteit des tyds van de gedaane Pandinge en Aanpandinge af , urn cum ujuris a  ADVYSBOEK. 241 mora en byzonder dc Heer Römer met een binnen, buiten, en loopend jaar intrest, en wel als vooren uit de Penningen van de mobilia of Effeélen niet byzonder geaffecteert, geprovenieert. En dan nog de Heer Römer by infufficience der Penningen daar van geprovenieert op de Kooppenningen van 't Laar en verdere Landeryen, by de Hypothecatie van den 27 November 1773 vermeld, en voor opgemelde Schuld fpeciaal ten onderpand gefteld; dien na de Heer Predikant van den Upwich met de fomma van een en twintig duizent vyf hondert Caroli Guldens ƒ21500 en voor zo verre die ten agteren mogten wezen met twee jaaren , en 't loopende jaar intrest. Ingevolge en uit kragte van Hypothecatie van den 29 Maart 1780, op de Kooppenningen van 't Laar en Landeryen by die Hypothecatie fpeciaal ten onderpand geftelt, voor zo veel die goederen daar by debité zyn verbonden, doch na den Heer Römer. Vervolgens de Heer Med. Dr. Bodde : i1"0. Met een Capitaal groot zestien hondert Caroli Guldens, ƒ1600 —: —met de rentedaaropverfcheenen,ennu tegen vyf ten hondert uit kragte van Hypothecatie van den, 21 January 1782 op 't goed, daar by expresfelyk ten onderpand gefteld. En dan nog 2'10, met een Capitaal groot zes hondert Guldens ƒ 600 — : — mede met de rente daar op ten agteren, zedert den 13 February 1783 , tegen vyf tenhondert ingevolge Hypothecatie van den 13 February i778,op'tgoed daar by expresfelyk ten onderpand gefteld of 't provenue van 't zelve, alles voor zo verre die goederen by die refpective Hypothecatien jure zyn verbonden. En dan nog eindelyk de boek verkooper Staats met Huis en Kamerhuur fuccesfivelyk van 1778, 1779, 1780, 1781 en 1782, te famenter fomma van drie hondert Guldens ƒ 300: mits met Huurcedulen of anderzints op de vierweekfte dag van de Huure behoorlyk doen geblyken, en des gerequireert de deugdelykheid deezer hier gevorderde Schuld met eede Herkende, om die te verhaalen op de mobilia op zyn onderin. Deel. H h pand  242 OVERYSSELSCH pand gevonden, en al nog onder hem beruftende, met last om 't geen die meubilen by publique verkoop meerder mogten opbrengen, als voorïchrevene fomma, in den Boedel te brengen, om aan opgemelde gepriviligeerde Crediteuren die 't haare niet ten vollen mogten kunnen bekoomen, verrekent te worden. En dewyl daar mede de Crediteuren in deezen Graad niet ten vollen voldaan zullen kunnen worden, heeft men het onnodig geagt om in verderen Graade eenig Gewysde te doen. Wordende aan die genen welke betaalinge bekomen , het zy geheel of ten deele opgelegt, om ter inftantie der overigen de deugdelykheid hunner praitenfien met eede tefterken; en aan die genen welke geene of geene volkomene betaa. linge bekomen, hunne actie gereferveert, en aan de uitgebleevenen de purge als naar Landrechte gereferveert, met compenfatie der Kosten, by een ieder afzonderlyk aangewendt. Aldus geadvifeert by ons Ondergefchreevenen binnen Deventer en Zwolle refpective, den . . . enden...October' 1784. A • Putman , Dr. H. W. Ravesteyn , Dr. LXXVI. CONSULTATIE. Advys en Sententie, waar by verftaan is, dat iemant, by een Vrouwsperzoon in Concubinaatfchap gekeft , daar by een Kind geteeld, na doode vandat Vrouw sper zoon, derzelver Dochter tot Byzit genoomen , en daar by drie Kinderen verwekt hebbende, geen eigenlyk gezegde Bloedfchande begaan heeft In zaaken van Mr. A. N. Fabius als Advocaat Fiscaal van Salland, R. O. Klaager, tegens Arend Derks bygenaamd de Ruiter , volgens zyn zeggen ongeveer V3?ftig jaaren oud, en gebooren in de Boerfchap Boetele onder Raalte; en zyn By.  AD VYSBOEK 243 Byzit, Jacoba Hendriks genaamd, na haare opgave onge. veer drie of vierendertig jaaren oud, en geboortig uit een Hollandfcheplaats,waarvan zy de naam niet wist: Beklaagdens en Gedetineerdens in het Provinciaale Tuchthuis te Zwolle. Voorfchreevene Beklaagdens en Gedetineerdens ieder afzonderlyk gehoord zynde, op Articulen Informatoir, door den Heer Klaager overgegeeven ; wyders derzelver daar op afgegeevene Antwoorden, en alle verdere ingewonnen lnformatien, Schynen en Befcheiden, met rypen aandacht geëxamineerd, en voorts met alle raooglyke omzigtigheid gelettet op alles, waar op in deezen maar eenigzints te letten ftondö. En wel inzonderheid: dat de eerfte Beklaagde en Gedetineerde, het hem ten lafte gelegde fteelen van Kanten op de Apeldoornfche Kermis by aanhoudendheid heeft ontkend , en zulks ook met de overgelegde lnformatien, immers voor als nog niet genoegzaam beweezen is- Dan dat de eerstgenoemde Gedetineerde, zo by zyn verhoor voorde Heeren Praefideerende Schepenen der Stad Deventer , de dato den 19 July jongstleeden, als by zyne den tweeden deezer loopende maand in deezen Hoog Adel. Landdroften Gerichte op de hem voorgehoudene Articulen Informatoir; heeft bekend en beleeden: "Dat hy eerst voor eenige jaaren „ heeft toegehouden met Johanna Hammink moeder van „ de tweede Gedetineerde,zonder daar mede getrouwd ge„ weest te zyn, en dat deeze destyds een Zoon heeft ter „ wereld gebragt, die hy altoos als zyn Kind heeft aange„ merkt en opgevoed. — Dat hy vervolgens na dat deeze „ Johanna Hamminks eenigen tyd overleeden was (zullen„ de dezelve voor ongeveer negen of tien jaar en geftorven zyn) toen haare bovengenoemde Dogter Jacoba Hen„ driks tweede Gedetineerde in deezen, tot zyne Byzit ge,, noomen ,en daar by drie Kinderen verwekt heeft, waar „ van het oudfte thands ongeveer zes jaaren oud was ". Zo als evengenoemde tweede Gedetineerde by haar gezegde verhoor ook heeft beleeden, en tevens bekend: " wel geH h 2 wee-  244 OVERYSSELSCH „ weeten te hebben,dat meergenoemde Arend Derks , ook „ een zoon by haar eigene Moeder badc, doch voorgee„ vende , zulks eerst te zyn ontwaar geworden, na dat „ zy reeds by hem in huis was komen woonen". En verder geconfidereerd; dat fchoon de beide Gedetineerdens noch door Bloedverwandfchap, noch door wettige verzwagering aan eikanderen beftaande, hunne beleeden vleefchelyke converfatieenConcubinaatfchap derhalven wel niet valt in de termen van eigenlyk gezegde Bloedfchande, en zy dus met de anders tegens Bloedschendige geftatueerde crimineele ftraffen, niet zullen kunnen geltraft worden; nogthands deeze fuccesfivelyke vleefchelyke vermenging, en concubinaat met eene Moeder, en na doodè van dezelve, met haare Dogter, zekerlyk eene ten hoogden ergerlyke, en ongeoorgeloofde conduite en ondaad is, welke in een Land van goede Policie, Order, en Juftitie niet geduld, maar allezints verboden, tegengegaan, en uit den Lande geweerd behoord te worden. Zo is het overzulks dat ik G. J. Baron van Palland tot Glinthuts, Verwal ter Landdrost van Salland, met toegetrokken Advys der Ondergetekende Rechtsgepromoveerden, Recht doende; verftaa en decreteere: " Dat beide de Bej, klaagdens en Gedetineerdens Arend Derks en Jacoba „ Hendriks , van de misdaad van Bloedfchande behoorden „ te worden geabfolveerd,en uit hunne tegens woordige de„ tentie ontflagen, zo als dezelve van gezegde misdaad ge,, abfolveerd en uit hunne tegenswoordige detentie ontfla„ gen worden by deezen. — Edoch dat beide Beklaagdens „ dien onverminderd, behoorden te worden gelast en ge„ condemneerd, zo als zy gelast en gecondemneerd vvor- den in en by deezen, om zich verders van wyder Concu„ binaat, By wooning, Byflaap, en alle vleefchlyke vermen„ ging met eikanderen zorgvuldig te wagten en onthouden, „ op poene van nadere dispofitie ten hunnen lafte, zo zy „ zich na dato deezes weder aan verder Concubinaat, By. „ wooning, Byflaap,ofte eenige Vleefchelyke vermenging „ met eikanderen mogten fchuldig maaken ". De  ADVYSB OEK. 245 De redenen van dit ons Geadvifeerde, zyn kortelyk deeze. Dat wyl metopzigt tot het, den eerften Gedetineerden ten laste gelegde fteelen van Kanten, op de Apeldoomfche Kermis, noch uit zyne Antwoorden, noch uit andere lnformatien eenig genoegzaam bewys voor handen was, om hem naar rechten, aan dien Diefftal te kunnen fchuldig kennen, en uit dien hoofde te ftraffen ,• ons onderzoek zich derhalven al aanftonds eeniglyk moet bepaalen, tot de vraag: " of , wy het door beide geconfesfeerde Concubinaat en Vlee' fchelyke converfatie, door eerften Gedetineerden fucces' fivelyk met Moeder en daar van niet onkundig geblevene l, Dochter gepleegd, invoegen bovengemeld, zoudenmoe„ ten houden voor Bloedfchande, en wy dus de Gedetineer„ dens ob crimen incestus in judicia hoe crimïnali , zouden „ moeten ftraffen " ? De Refolutie van welke vraage, wy niet willen ontveinzen ons zeer bedenkelyk te zyn voorgekoomen, zodaanig , dat wy eendeels, gemerkt de importantie en het gewigt van de questie, als anderdeels uit hoofde van de ons voorgekomene verfchillende gevoelens van Vreemde, en bykans eenpaarige ftilzwygendheid onzer Nederlandfche Rechtsgeleerden, met betrekking tot foortgelyke gevallen als het onderhavige, ons niet dan zeer bezwaarlyk en na veel wikkens en wegens, eindelyk over de beantwoording der voorgeftelde Vraag, finaal hebben kunnen doen befluiten. Want fchoon onze Inlandfche Rechtsgeleerden het crimen incestus zullende bepaalen, het zelve doorgaans in fubftantie opgeeven : Quod fit proprie maris & foemince conjunttio ratione fanguinis aut affinüatis; zo als men die Definitie vindt by ]• Voet in comment. ad ff. ad L. jful. de Adult. Schoon cok die zelve Rechtsgeleerde over de incestus handelende, doorgaans deeze misdaad in het algemeen bepaalt tot Bloedverwantfchap of Verzwagering, en daar uit wel zoude fchynen te volgen, dat deeze laatfte eigentlyk niet dan door Huwelyk aanwezig zynde, derhalven ook buiten het zelve en in een geval als het onderhavige, geen incestus zoude H h 3 kun-  246 OVE R Y SSELSCH kunnen plaats hebben : zo vinden wy echter tot onze groote verwondering, by de menigvuldige Nederlandfche Auéïeuren en Gewysdens die wy daar over raadpleegden, de onderhavige questie zeer fpaarzaam verhandeld, en nergens een geval in dezelve termen als het tegenswoordige, finaal gedecideerd. Wyl wy intusfchen bevonden, dat de inzonderheid ten aanzien van het Crimineele zeer kundige Carpzovitjs , van gevoelen was , dat de Vleefchelyke vermenging met Moeder en Dogter, of met twee binnen de verboden graaden aan eikanderen verwante perfoonen op zich zeiven, ook zonder dat met een van beiden een Huwelyk was tusfchen beiden gekoomen, Bloedfchande zoude zyn, en als zodaanig moeten geftraft worden, oordeelende: Quod per fornicarium adulteriumet concubitumpropinquitas contrahatur, nee tam generationisqualitas,anjltlegitima vel illegitima.quam ex copum la carnali orta propinquitasfive fanguinis communitas inhisprohibitionibus attendatur. Carpz. Criminal. part. 2. queest. 72. n. 34. & queest. 74. n. 60. In welk gevoelen hy door veeIe inzonderheid Saxifche Rechtsgeleerden gevolgt wordt,als Berlichius Pratt. 4. concl. 35. n. 35. Menochius de arbitr. Judlc. queest. lib. 2. cent. 6. cas. 50. n. 23. Brunneman ad L. 54. ff. de R. Nupt. Leyzer. in Medit. ad ff. vol. (j. fpec. 586. med. 13. Doch welk gevoelen echter ook wederom door anderen wordt wederfprooken; als, Hartm. Pistor Obfervat. 192. n. 115. Nam etfi ex ejusmodi cöitu illicito contrahatur adfinitas impedimentum prabens matrimonio , non tarnen est ejus efficacia ut propterea quis incestus pcena affici pos/et. zich wyders tot ftaaving van zyn gevoelen, beroepende, op de autoriteiten van Decius , Anchorarius en Böerius , quibus add. Bossius de Coit. damnat, et poen. n. 73. qui etalios allegat. In welke verfcheidenheid van gevoelens wy na naauwkeurige overweeging vermeenden, dat van de eerstgemelden niet aanftonds te moeten volgen, zo om dat men in Criminalibus in cafu dubio, altoos best doet in mitiorem partem over te hellen; als wel inzonderheid, om dat ons voor-  ADVYSBOEK. 247 voorkwam, dat Carpzovius en de Voorftanders van dit zyn gevoelen, meerendeels Saxen zynde, het zelve ook voornaamentlyk grondvesten , op eene byzondere Keurvorftelyke Saxifche Conftitutie , die kennelyk injudicando nietten richtfnoere kan verftrekken aan ons, die verplicht zyn, naar ons wel gereguleerde Landrecht te vonnisfen; het welk een weinig nader in overweeging neemende, en ons daar by te binnen brengende, dat ons gezegde Landrecht part. 2. tit. 1. art. 11., en wel inzonderheid tit. 19. art. 13. ons ten opzichte van de ftraffe van Bloedfchande ,uitdrukkelyk verwyst tot de Goddelyke en Keizerlyke Rechten, zynde onzes bedunkens ongetwyffeld, de Roomfche. Zo begreepen wy diensvolgens, dat wydeshalven de bepaaling van Bloedfchande , en dus ook noodwendig het Antwoord op de in deezen te beflifTene vraag uit die zelve ons door den Souverein by onze Landswet aangewezene beide Bronnen, notoir zouden moeten afleiden. Weshalven dan in de eerfte plaats de dispofitie van het Godlyk Recht, ten deezen opzichte, inzonderheid te vinden by Levit. XVIII en XX. moetende nafpooren, fcheenen ons de algemeene uitdrukkingen en bewoordingen van gemelde Levit. XVIII vs. 17. Gy en zult de fchaamte eener Vrouwe en haarer Dogter niet ontdekken, zodaanig dezelve in onze Nederduitfche Overzetting voorkomen, in den eerften opdag aan te duiden en te kennen te geeven, dat het ipfum fattum cöitus of de copula carnalis meteen Moeder en Dochter in het gemeen, een genoegzaame overtreeding van dat Gebod was , en in de termen van de aldaar verbodene Bloedfchande viel, al was het dat met geen van beiden een Huwelyk plaats hadde; wyl men niet kan ontveinzen, dat het in den beginne en die generaale woorden, alle op zich zeiven befchouwd zynde, niet zeer aanneemelyk voorkomt, dat de Godlyke Wetgeever hier alleen maar zoude bedoelen te verbieden , de vleefchlyke vermenging van een Man met de Dogter van die Vrouw, waar mede hyisgetrouwt, dat is met zyn ftiefdogter, die dus zekerlyk aan hem door het Hu-  248 OVERYSSELSCH Huwelyk met haar Moeder, verzwagerd was, en dat gevolglyk, iemant die ongetrouwd zynde , vleesfchelyk converfeerd meteen Moeder, en na des ook toehoud met de Dogter, die by defect van Huwelyk zyn eigenlyk gezegde Stiefdochter niet is (zo als juist het onderhavige geval is) in de termen van dit verbod niet zoude vallen, en zich aan de daar by verbodene Bloedfchande niet fchuldig maaken, het geen zeker naar inhoud onzer Nederduitfche Overzetting een meer of min gedrongene interpretatie fchynt. Dan nader en aandachtig overweegende inde eerfte plaats, dat de rangfchikking, waar in dit Gebod, onder anderen door Moses op Godlyk bevel gegeevene Huwelykswetten, voo komt , fchynt aan te duiden, dat de Hoogfte Wetgeever daar mede heeft willen verbieden, het Huwelyk van een Vader met zyne Stiefdochter. Ten anderen: dat alle-Uitleggeren van den Bybel hunne Leezers by het quaestieufe vers uitdrukkelyk verwyzen tot vers 14. Kap. XX., het welke zy dus alle {daar mede paralel en overeenkomftig hebben geoordeeld , en waar in echter zeer duidelyk alleen verboden werdt, het neemen van een Vrouwe en haare Moeder , en dus niets anders dan het Huwelyk met zyn Schoonmoeder. Ten derden: dat de Nederduitfche Randtekenaaren, dit verzoek zo heb. ben opgevat, dewyl zy in hunne aanteekeninge op het zelve met ronde woorden zeggen n- 23. " Verfta de Stiefdoch„ ter en de Stiefzoone, en de Kinderen van dezelve voortj, komende, van de welke de Stiefvader en de Stiefgrootvader , hem moesten als van hun eigene Kinderen en ,, Kindskinderen onthouden ". Ten vierden: dat in de Latyn. fche Text, in dit vers,het woord Uxor, gebruikt wordt, ten minften in die Verfie die gedrukt is boven de Commenta. rius van Joh. Clericus die dit vers uitbreidende, het verbod ook verftaat de privigna ejusque liberis , en wyders daar over commentarieerende , een foortgelyk verbod de privigna et nuru non ducendis van Keizer Justiniaan allegeert, zodaanig Piscatorin zyn CommenU het questieufe 17de vers ook al plaatst onder die genen in quihis agitur de ille.  ADVYSBOEK. 249 gitimis Nuptiis. add. Fr. Junius w Comment. over het gezeg. de Cap n. 30. zo alsook Michaelis in zyn MofaifchRicht 11 DeelAxe in dit Kapittel ervintelykedispofitienfteedsonder den naam van Huvvelykfch Wetten, doet voorkomen. Zo hebben wy dan ook eindelyk gedagt, uit dit allesi te moeten befluiten, dat, de meermaalen aangehaalde Text der Goddelvke Wet, als incestueus verbiedende het bekennen van een Stiefdochter, aan wien iemant door het Huwelyk met haare Moeder werkelyk verzwagerd was, wy derhalven niet bevoegd waren, deeze Wet te extendeeren tot iemant die zonder Huwelyk vleefchelyke converfatie met een Vrouw gehadt hebbende, na doode derzelve, toehield met haare Dochter die zyn wettige Stiefdochter niet geworden of aan welke 'hv door geen Huwelyk verzwagerd was geworden ,• en waar mede hy dus geen eigenlyk gezegde Bloedfchande koste pleegen ; zo als ons ook gebleek dat, volgens het getuigenis van Brouwer de jure Connub. lib. 11. cap. 13. n. ij. Maimonides en de meefte Rabbynen, dit Gebod op de zelvde wyze begreepen hebben. Waar uit dan al verder by toeoasfing op den onderhavigen gevalle van zeiven proflueerde, dat gevolgelyk de eerRe Gedetineerde met de Moeder van de tweede Gedetineerde niet getrouwd, en hy alzo van haar geen Stiefvader of door Huwelyk verzwagerd geweest zynde, Gedetineerdens derhalven volgens het God%ke Rechi! niet aan Bloedfchande fchuldig hebben kunnen gehouden, en dienswegens als Incestuofi geftraft hebben kun- 116 V^rders"^ het raadpleegen der Keizerlyke of Roomfche Wetten overgaande, vinden wy ook geen geval van den aait als het onderhavige, in de lyst van het crimen incestus opgeteld, waar toe deeze zo wel als de Godlyke Rechten altoos fcheenen te requireeren , of Bloedverwantfchap, die hier rekerlvknietaanweezigis, of verzwaagering, waar door de Roomfche Rechtsgeleerden verRonden: Nee esfitudinem inter coniugem unum & alterius familiam, leerende uitdrukkelyk quod conjungenda affinitatis caufa fit ex nuptus, juxta L. 4III. Deel. 1 * s'  250 OVERYSSELSCH §• 3- 6' 8.de grad. & adfin. add Brouwer, de jure connub d. U n. 9. hoedaaruge_ verzwagering door Huwelyk alhier ook niet voor handen is, dus wy ook volgens de Keizerlyke Rechten het onderhavig geval voor geen Bloedfchande fnogen houden. u Waar toe ons toch ooknanaauwkeurigeoverweedngniet pnoegzaam zyn gefcheenen fommige Wetten uithef Roomfche Wetboek, waar op wy zagen dat Carpzovius en andere Patroonen van het tegengeftelde gevoelen, zich beriepen! Want wat betreft de L. 14. §. 3. ff de R, Nupt, zo vinPd wy daar by in de eertsgenoemde §. eeniglyk gewag gemaakt van gevallen waar in, fchoon onderSlaavenechter zekerlyk een natuurlyke Bloedverwantfchap plaats hadde, hetwelk m de volgende § ook quo ad affinitatem adfimiles wordt geëxtendeerd en verboden; ut eam quce in contubernia patrisfuerit quafi novercam non posfirn ducere: & contra eam quce in con. tubermo filu fnorit patrem quafi nurum ducere nonposfit. Dan m acht neemende dat de contubernia fervorum, fchoon wel geen eigenlyke gezegde Huwelyken zynde, echter veel overeenkomst met dezelve hadden, en in hun foort en in flatu fervih van geheel anderen aart waren als een vaga venus of andere onwettige vleefchelyke vermenging: curn contobenuum fervile connohum figmficat, & inter fervus non matrimonium, fed contubermum contrahi dicitur. Calvin. Lexic.invoce Contu bernvum. add. Schard. Lexic. ead. voce: dagt ons derhalven dat het zeer onvoorzichtig zoude zyn, hetgeen alhier met betrekking tot die contubernia fervorum, die men wel qua/i matrimomamag noemen, geftatueerd is , te zullen ex^endeeren tot alle vleefchelyke vermengingen, zonder dat, de Wet daar toe voldoende aanleidinge geeft: Turn quia prohi. Mtio fatti est. quodimprimis probandum, turn quia nemo obli. ganpotestadfervandamlegemfdequanonconfiet, neeLex violari quce non apparet fj? non exiftere probatur, volgens Cocce t. controv. L1b.23.t1t2. zoals vvyders deL. 54. f. ook oogenfchvnlvk aileen van Natuurlyke Bloedverwantfchap en geenzints van verzwaagenng buitenHu vvelyk gewaagd. Doch meerder zoude in flag  ADVYSBOEK 55' den eerften opflag fchynen te obfteeren de L. $6.ff. de R.N.en de L. i.§. 3. ff. de Concubinis., zo men zich niet herinnerde dat het concubinaat byde Romeinen, en geheel anders als by ons eene wel mindere, doch echter by de Wetten veroorloofde vereeniging van Man en Vrouw was, welke in verfcheidene opzichten veel door de Wet bepaalde de overeenkomften mee een wettig Huwelyk had: nam concubina er at, quce uxeris loco fine nuptiis in domo est, alias dilïa amica, conviclrix, uxorgratuita, Heinecc elem. Jur. ad ff. lib. 25. tit. 7. §.279.8'con* cubince le git imam uxorem imitatur volgens Cujacius Obs. lib. 5. cap. 6. waarom de Kinderen uit een Concubine geboorenook ab intefiato eenig recht hadden op hun Vaders nalaatenfchap, non exfiantibus filiis legitimis. Cujac. eod. waarom niet te verwonderen is, quod ut in nuptiis ita et in concubinatu anefariis incertisque conjunttionibus quis Je abftinere debeat, juxta Voet. ad tit. de concl. n. 2. Dus men onzes bedunkens uit het by de Romeinen ten opzichte van hun door de Wet geoorloofde Concubinaat geftatueerde nimmer veilig tot de by ons ten eenemaale verbodene en met alle vagce 6? ilhcita conjunttiones gelyk gedagte Byzittingen , wettige gevolgen kan trekken ,• even weinig als men uit het geftatueerde in de mede door Carpzov. aangehaalde L. 197. ff. de R. Jur. zal mogen befluiten, dat alle conjuntïiones inhonestce ja zelvs illicitce in de termen van Bloedfchande zouden vallen: want of fchoon Ons wel is voorgekomen, dat het questieufe Concubinaat van iemant met de Dochter wiens Moeder hy eerst als Byzit gebruikt hadde , boven en behalven het ongeoorloofde van alle ten Landrechte part. 2. tit. i.art. 7. zo expresfelyk verboden Concubinaatfchappen, ietsmeeraanftootelyks, onbetaamelyks en tegens de goede zeden ftrydend inhield;—fchoon wy ook daarom agtervolgens de boven aangehaalde leere vanHARTM. Pistor en andere, waar onder T. Voet. ad tit. ff. de Rit. Nupt. n. 35. begreepen,dat wy deeze Gedetineerdens niet konden permitteeren veel min injungeeren om eikanderen te trouwen, zo als anders ingevolge ons Landrecht zoude hebben moeten gefchieden, & - \i % doch  252 OVERYSSELSCH doch het geen wy in deezen oordeelden min voeglykeneen voorbeeld van fchroomelyke gevolgen te zullen zvn, ^en hoewel wy eindelyk, daarom begreepen derhalven inéevol ge den teneur van ons Landrecht deeze Gedetineerdens te" moeten ïnjungeeren zich hen verders van hunne oneerlvkP Byzittinge te erhouden, en malkanderen te verlaaten • zo he h ben wy dezelve echter van de misdaad van Bloedfchande ver* meind te moeten abfolveeren , om dat, hoe min betaamt lyk, ergerlyk , en tegens de principes van goede zeden aan loopend, wy het qusstieufe feit ook vonden fons ecfoeV£e„ eene Goddelyke of Keizerlyke Wet te vooren kwam , S by het zelve uitdrukkelyk voor Bloedfchande verkllard wierdt ,- en wy gevolgelyk het zelve ook niet onder de clasfe dier misdaad noch mogten, noch konden plaatzen: Ne ar bitriumtibi de lege Divina non jurat homo , cuifolaobreauiielo na rehSta Stryk. de fpons. letl. 5. §. A Zo als Ón £t eindelyk uit zekere confideratien agter 6Ïc*M™ £dÏÏ fien.enObfervatien.vanLoEmvsgebleek, dat in Holland be greepen is , dat een Man getrouwd zynde met een Vrouw wiens Zufter hy voormaalsvleefchelyk bekend hadde, daar door met geagt wierdt Bloedfchande bedreeven te hebben in verbis: " En wat de Man aangaat, dezelve zoude fchv'nen „ gepecceerd te hebben tegens de affiniteit, maar «coS „ fidereerd dat dezelve vermogens de Keizerlyke Wetten „ non contrahatur nifi ex justis nuptiis L. 4. §.2. de sradd 3 „ aft.nonvero ex illkito d. I. & Schoeiden, ad. Inft tilde „ Arbor af fin. item Treutlerum. Gelyk ook de Politicoue „ Ordonnantie geen affiniteit en rekend anders als die door „ het Huwelyk is gecontraheerd, zo en zoude ook de Man „ met geaccufeerd kunnen worden van Bloedfchande begaan ,, te hebben"- Zynde in dat geval zelvs begreepen, S fchoon moogelyk beter geweest ware, dat Huwelyk ?n «fen rJS 16 hulTV h6t Ze,ve echter toen jn ^ dertig £ ren geftaan hebbende, te blyven fubfifteeren. Welke con fideratie in het daar by geraifonneerde ons in deezen vin?t meerder toepasfing fcheenen, om dat de Staaten v"r!ho? land  A D V Y S B O E K. 253 land by de Politicque Ordonnantie zich zo wel als Ridderfchap en Steden by ons Landrecht, met betrekking tot de bloedfchande expres refereeren tot de Goddelyke en Keizerlyke Wetten, volgens het getuigenis van dien zei vden Schryver cas. 16. p. mihi 106. Het geen ons dus wederom bevestigde in ons te vooren omhelsd gevoelen, datfoortgelvke vleefchelyke vermengingen buiten Huwelyken , dus zonder affiniteit,noch by Godlyke noch by Keizerlyke Wetten onder Bloedfchande geteld waren, het welk ons dan ook ten laatften tot de negative oplosfing van de in het begin deezes voorgemelde Vraag deed befluiten. Aldus by ons Ondergetekenden geadvifeerd binnen Zwol den 12 August 1779. R. Sandberg , Dr. Georg Royer , Dr. LXXVII. CONSULTATIE. Advys en Sententie in cas van Praeferentie en Concurrentie. In zaaken van Preferentie en Concurrentie voor Gerh. Meyer J. U. Dr. en Scholtus van Camperveen,alnog ftrydigen ongedecideert tusfchen de Crediteuren van Wylen de Scholtus Willem Valenzyn, voor zo veel zich alhier op deszelvs gedistraheerden Boedel ofte die daar van geprocedeerde Penningen hebben aangegeeven, contendeerende de eene voor den anderen met hunne refpeftive Schulden, en Pretenfien te zullen worden gepraefereert. Gezien en met alle aandagt geëxamineerd de Prothocollaria beginnende den 2 April en eindigende den 16 October beide des jaars 1726, enz. alles conform die daar vanopden 16 October 1726 gerichtelyk geformeerde en door de Doctoren G. J. Ten Oever en P. J. Roldanus als Bediendens der meest Geinteresfeerdens betekende Inventaris, en gelettet op alles waar op in deezen eenigzints te letten ftonde. I i 3 Heb-  254 OvERYSSELSCfl Hebbe ik Scholtus voornoemd in aanfchyn van God en de Heilige Juftïtie, met ingenomen Advys van de onderge ichreeven Rechtsgepromoveerden, onpartydig recht doende verRaan, gelyk ik verRaa by deezen : " Dat eerst endè " Y^t van het Provenue Qer Kooppenningen van de ge „ diltraheerde Goederen afgetrokken zullen worden de Kos „ ten van Distractie, Citatie der Crediteuren, en verders tot explicatie van het difpuit van Preferentie en Concur„ rentie gedaan, daar onder zo wel de KoRen door Dr j, Roldanus aangewend, als de jura en verdere expenfen " hot.Gerichte» be§in neemende van de Wheeten van „ Diftraètie, wordende de Declaratie van gemelde Advo„ caat by deezen getaxeerd op 69 Guldens y ftuivers, 5, mits by ééde erhoudende, hem dieswegens eer meerder 5, als minder te competeeren. „ Voorts worden in den tweeden graad van Landrechte „ geprefereerd Jan Herms met 12 Guldens en 6 ftuivers „ Vuurftedegeld van den jaare 1724. en 172 ? op de Koop. „ penningen van het huis, en van de verdere effenen, wel. „ ke ten tyde van deDiftradie daar in gevonden zyn gewor„ den -. De OntfangerKLiNGE wegens Akkergeld in Ver„ pondinge van de jaaren 1724 en 1725, en Molegeldvan „1724 met de opftuivers, tot zo een tantum, als by over. „ gave van fpecifique ftaat of rekeninge binnen den tvd van vier weeken zal confteeren ". In den derden graad, eerst en voor allen de Kerkmees ters van Camperveen met 3 Guldens; zynde twee jaaren Uitgang of Rente uit het Erve, op de Kooppenningen van dien —. Vervolgens Hendriksen Hendriks Weduwe van Luichien Egberts en Willem Luichies voor zich zelve en namens zyn Broeder en Zuster, te zaamen met zo veel' als binnen den tyd van vier weeken na Pronuntiatie deezes, by poene van verftek, zullen bewyzen , wegens reftante Kooppenningen van het halve Erve nog te competeeren, en zulks mede op de halve Kooppeningen van 'tErve, zullende daarover op de vierweekfte dag met de meest gein teresfeer-  A D V Y S B O E K. 255 feerde Crediteuren ten overftaan van het Gerichte liquideeren, bydifcrepantie deDecifiereferveerende,ten ware deeze Hendrirjen Hendriks mogte wezen dezelvde Per loon , welke by de Quitantie lub F. van Debath van de Erfgenaamen voorkom': als getrouwd aan Lambert Derks, alzo in zulk een geval dezelve haaren Eifch wordtontzegt, onvermindert dan nog de quota van de Kinderen in deeze Kooppenningen —. Voorts Juffer Willemina Ripperda met een binnen, buiten en loopend jaar Rence van een Capitaal van twee duizend Guldens tegens vier percento, als mede met het Capitaal zelve, op de Kooppenningen van alle de gediftraheerde vafle Goederen. — En Frans Markelbag, als Pachter van de Bieren , Wynen, Geflacht/fabaksaccys, en een half jaar Dienstbodengeld van Camperveen, van den jaare 1724 volgens accoord over deeze middelen, mits by eede verklaarende het zelve alzo gemaakt, en nog niet voldaan te zyn. In de vierde graad de Ontvanger Klinge met het Akkergeld van 1722, voor zo veel als by overgave van de Rekeninge binnen de tyd van vier weeken zal confteeren, dieswegens verfchuldigd te zyn met de opRuivers van dien. — Egeert van Herfte wegens verteeringe en arbeidsloon met 37 Guldens 7 Ruivers en 8 penningen. Baltus Stemmeler wegens Zoudgeld, Ovengeld, jura als Onderfcholtus voor het arrefteeren en bewaaren van zekere Wagen en Paarden door ordre van de Scholtus Valenzyn met 22 Guldens en 14 ftuivers. — Eindelyk Jan Herms wegens een gecrediteerd Hemd en Schorteldoek in 't Erfhuis van Fychien Jacobs met 1 Guldenen 19ftuivers. Vervolgens na deezen allen in Concurrentie voorfchreeven Jan Herms met 16 ftuivers wegens een gecrediteerd Schoorfteenkleed in voornoemde Erfhuis. En eindelyk Jennechien Willems Weduwe van Hendrik Helmigs per refto van de leverantie van hekken met 16 Guldens. Mits alle dezelve Crediteuren dan nog de deugdelykheid van deeze haare Schulden met eede zullen hebben te fterken. En  256 OVER YSSeELSCM En word vervolgens aan Andries Egberts Ryckels van Keulen, Willem Mantin en Peter Hendriks de Weerd het bewys van hunne ingebragte pretenfien binnen den tyd van vier weeken by poene van verftek gereferveerd, om na bevindinge te decideeren. Voorts worden de Hopman P. Steenbergen en Faandrik Louwerman , de Erfgenaamen van Ds. Adam Persoon, Egbert Volkers, Dr.Erkelens voor hem zelvs als mede voor de mede erfgenaamen van Burgermeester Hermen Vriese , en Philippus van Camen , hunne refpective Eifchen tot Preferentie of Concurrentie op deezes Boedels Penningen ontzegt, de kosten, tot bekominge van een eiders pretenfie particulierlyk aangewend , compenfeerende. De voornaamfte redenen van het gewysde zyn deeze. Dat de Kosten, tot Diftractie der Goederen, citatie der Crediteuren , Sportulen en Advyspenningen en verders tot explicatie van het difpuit van Preferentie en Concurrentie aangewend , voor allen anderen zyn geprefereerd ; heeft zyn fundament hier inne, dat zulke Kosten worden gehouden tot voordeel en profyt van alle de Schuldeifchers in het gemeen gedaan te zyn, voor zo veel zy niet anders voorhebben , dan om de betaalinge van hun agterwezen, elk na de rang en voortocht hem naar rechten competeerende , tebekomen, en dat dit oogmerk buiten deeze Kosten niet bereikt heeft kunnen worden ; wordende zelvs in rechten erkend, dat het meer is, caufampignoris id est, fubhaftationem preehere, quamfalvam facere , arg.L.j.C. qui potior. in pign. & L. 17. §. kis confequens C. de pignor. Ex creditoribus zegt An* ton. Math. de auÜion. Lib. i c. ig.n. i. primus locus debetur autïionanti, quantumadfumtus fubhastationis, quos ab eoprcecipi oportet L. privilegium 8. infinff.depos. L. uit. vers. et expenfas C. de bon. auctor.judic.posjid. add. Rigter. de privileg. Credit, cap'. 2. membr. 2. et Faber. Cod. Sabaud. lib. 8. tit. 8. de fin. i\ - En offchoon de Erfgenaamen van D.-\ Adam Perzoon niet in deezen doedel voor wettige Crediteuren zyn erkend geworden, nochteuit kragte van die by hen ten Procesfie ge-  ADVYSBOEK 257 geallegeerde Cesfie van Hypothecatie, nochte uit hoofde van gedaane, en, zo zy fustineeren, vervolgde Aanpandinge, om redenen in het vervolg nader te demonftreeren, zo heeft men egter den dienst van derzelver Bediende Dr. P. J. Roldanus moeten oordeelen door, en van wegens de refpective Crediteuren beloont te hebben moeten worden; omredenen, dezelve, voor zo veel de bevorderinge van de Distractien van de Boedels Goederen met den gevolge van dien betreft, ten gemeenen nutte van alle de Schuldeifcheren heeft verfterkt, en anderzints door een derde waargenomen hadde moeten worden: te meerder ook, om dat dezelve Erfgenaamen ten aanzien van de aangeevinge van haar gevorderde Schuld volgens alle omftandigheden zyn in een goede trouwe, en daarom niet zouden kunnen worden gezegt, dat zy zich in het bevorderen van de Distractie der Boedels Goederen door gemelde hunne Bediende rei alience fcientes hebben geimmifceerd, en deezen dienst ook door de Crediteuren niet is wederfprooken, ten minften niet voor zoveel belangt de Distractie der Goederen , het bezorgen der Wheeten aan de Crediteuren, dispuit van Preferentie, en het indienen van Debath (zo ook tot wederlegginge en afkeeringe van verfcheide aangegeevene Schulden heeft verftrekt) met den verderen gevolge van dien tot de dag van pronuntiatie deezes toe: zulks dat hier applicabel is de dispofitie L. 38. ff. de heredit. petit. alwaar de Rechtsgeleerde zegt; plane in necesfariis et utilibus impenfis posfe feparari, ut bonce fidei quidem posfesfores has quoque imputent , prcedo autem de fe queri debeat , qui fciens in rem alienanr impendit, met byvoeginge zelvs '.quod ex benignitate etiam in hujus perfonaratioimpenfarum haberi debeat , ne petitor ex aliena jatlura lucrum faceret, quafi id officio judicis contineretur. Gelyk dan ook in de Declaratie van gemelde Advocaat de Onkosten van't Debath, voor zo veel tot afweeringe van eenige Schulden heeft gedient, in confideratie zyn genoomen, alzo deeze een gevolg van de fubhastatie zyn, en ftrekken ten gemeenen profyte van alle de Crediteuren dilï. Anton. Matth. loc. citat. num. 4. III. Düel. K k Ver-  *$8 O V E R Y S S E L S C H Vervolgens is in den tweeden graad Preferentie gegeeven aan den Ontvanger Klinge en Jan Harms wegens Akkergeld en Verpondinge over de jaaren 1724 en 1725, als mede wegens Molengeld van. den jaare 1724; om dat ten aanzien van Verpondinge en. Akkergeld by het Plakaat van den 15 Maart 1695, is geftatueert, dat deeze middelen in dien graad Preferabel zullen zyn, voor zo veel de Boedels, wegens Verpondinge en Contributie zedert de twee laatst ver vallene jaaren ten agteren mogten zyn, in zo verre conform de leere der Doctoren, test. Carpzov. defin. forens, part. 1. conflit. 28. defin. 47. & Berlich. conclus. prattic. part. 1. conclus., 64. num. 104. iorj. et feqq. als dezelve aan alle Landsmiddelen Preferentie in fecundo gradu verleenen, zonder onderfcheid van het getal van jaaren. En ten aanzien van het Molengeld by het Landrecht part. 1. t. 21. a, 15. in princ. in verbis " de Penningen tot reparatie van Dyken, Hoofden, „ Kribben, Zylen, Sluizen, en diergelyke uitgezet, is ver„ ftaan, dat deeze foort van Schulden, als dienende tot bej, houd van het Land, in de gemelde graad, voortocht zul„ len hebben". En of fchoon de gemelde Ontvanger Klinge by zyne aan. gaave geene Rekeninge van deeze gevorderde Verponding etc. hebbe overgelegt, zo heeft men egter dezelve niet kunnen pasfeeren, confidereerende aan de eene kant,quodpreecipitantia fit juftitice noverca, et multa quotidie accidantin judU ciis, quce non fummo jure, fed cum moderatione et ex aquitate definienda funt; en aan de andere kant, en wel voornamentlyk, dat deeze lasten op de Landeryen leggen, en byge* volg de Schuld in zo verre geprefumeerd heeft mogen worden, dat aan denzelven Ontvanger het bewys door overgaavevan de Rekeninge gereferveerd heeft moeten worden; te ■ meerder ook, om dat hy de natuire van deeze Schuld niet alleen, maar ook de oudheid van dien fpeciaalyk heeft opgegeeven, en daar en boven de quantiteit vandezelve in't gros bepaalt. In tertio gradu is eerst gefteld de Kerk van Camperveen met:  A D V Y S B O E K. $5$ '■met drie Guldens, zynde twee jaaren Rente of Uitgang uit het verkogte Erve, om dat quo ad probationem debite uit de Koopbrief van eene, en Transport van de ander helft, van gemelde Erve, in datis den 17 en 26 November 1720 fub ■A. en D. van Debath van de Erfgenaamen Perzoon geblykt, dit Erve met een Uitgaande Rente van eene Guldenen 10 ftuivers bezwaard te zyn, en quo ad jus, five prioritatem, by ons Landrecht d. part. 1. tit. 21 art. 15., overeenkomstig met 't Stadrecht van Deventer part. 2. tit. 4 art. 7., en de hedendaagfche leere der Doctoren, teste Ant. Matth. dict» tract. de auStion. lib. x.cap. 2t. mim. 10et 11, " is verRaan,dat „ de Crediteuren, welke zich eenige Renten uit de Goe„ deren hebben laaten verfchryven en verzegelen, meteen „ binnen-buiten en loopend jaar in hoe gradu voortocht zul„ len hebben, zodaanig, dat de oudfte inde tyd, de jongs„ te zal worden voorgetrokken". Daarna is Hendrikjen Hendriks Weduwe van Lutchiest Egberts in het geval zo deeze niet mogte wezen dezelvde perzoon, welke by zekere quitantie fub F. van Debath voor de Erfgenaamen 1jerzoon voorkomt , als in den jaare 1724 getrouwd met Lambert Derks; voorts aan haare Kinderen, Preferentie verleend met het gene by liquidatie zal worden bevonden, anders by nadere decifie geoordeelt, voor reftante Kooppenningen van het halve Erve nog te competeeren, en zulks op de halve Kooppenningen van dien, omdat volgens ons Landrecht part. 2. tit. 8. art. 11. et 12. het verkochte Goed den Verkooper voorzulkeonbetaaldeKoor> penningen blyft gehypothequeerd, zo lange daar van geen -overdragt is gedaan , en van die overdragt ten Procesfe ook niet is gebleeken. En of wel door deeze Weduwe en Kinderen zelvs ten Procesfe geen bewys altoos van deeze haare Pretenfie is overgelegt, zo heeft men die echter niet als onbewezen kunnen pasfeeren , ter oorzaake uit zeker inftrument, van zyde van de Erfgenaamen Perzoon geêxhibeert, zeer prefumtyf is, dat nog iets aan de betaalinge der volle Kooppenningen ter fomma van agt hondert en twintig GulK k 2 dens  2Öo O VERYS S ELSCH dens gefteld, zoude resteeren , zulks dat de redenen in 't vervolg ten aanzien van de referve van bewys, aan eenige Crediteuren toegeftaan, tegeeven, op deezeaangegeevene pretenfie, ook applicabel gevonden zullen worden. Vervolgens is aan Juffrouw Willemina Ripperda in hoe tertio gradu op de Kooppenningen van de verkogte vaste Goederen Preferentie verleent met een Capitaal van 2000 Caroli Guldens , en een binnen-buiten en loopend jaar Rente, alzo by Origineele bezegelde, en naar Landrechte uitgegaane Hypothecatie in dato den 26 Juny 1724 is gebleeken ,dat wylen de Scholtus Valenzyn deeze Creditrice voor het gemelde Capitaal, en daar van de verlopene Renten, tegens vier percento jaarlyks, in alle dezelve gedistraheerde Goederen heeft geveftigd, en dienvolgens naar Landrecht dict. part. 1. tit. 21. art. 15. in deezen graad gefteld heeft moeten worden ; zonder dat hier tegens van eenige confideratie heeft kunnen zyn, dat die Hypothecatie meld van 2500 Guldens , alzo deeze Creditrice in dorfo heeft verklaard, daar op effective niet meer, als 2000 Guldens, gefchoten te heb. ben, en in allen gevalle den eifch van een mindere fomma in een grootere is begreepen. En aan Frans Markelbag als Pachter van de Bieren , Wynen, Gedacht, Tabaksaccys, en Dienstboodengeld, is in deezen graad ook voortocht verleend, om dat zyn eifch fpruit wegens gepachte middelen van den jaare 1724, welke met den laatften April 1725 eerst zynde verfcheenen, op den 19 April 1726 zyn aangegeeven, dus binnen de twaalf maanden na dato van de verfchyndag gevorderd, en daarom volgens het vooraangehaalde Plakaat van Ridderfchap en Steden van den 15 Maart 1695, ver/u " dat voorts de Pach„ ters, etc " in deezen graad van Preferentie gefteld heeft moeten worden. En heeft men deszelvs Pretenfie, fchoon onbeweezen niet kunnen pasfeeren, om dat by de Crediteuren volgens het gehandelde van den 19 Juny 17 26is erkend, dat de Scholtus Valenzyn alhier op Camperveen zo wel, als tot Campen zyn don.icilium heeft gehad, en daarom voor dee  A DVYSBOEK. aöi deeze Schuld geprefumeerd heeft moeten worden, voor zo veel die middelen van comfumptie, zo niet alle, ten minden voor het grootfte gedeelte, in eene huishoudinge nodis zyn. In den vierden graad is geplaatst de Ontvanger Klinge, met het Akkergeid van 1723 , om dat by het zelve Plakaat uitdrukkelyk is verftaan , dat al het gene in defolaate Boedels verder, als twee (of drie jaaren ten refpecte van Mastebroek) wegens Verponding en Contributie (waar onder het Akkergeid als een reële last mede behoord) ten achteren mogte zyn, zodaanige verdere achterftand alleen Preferentie zal hebben in deezen vierde graad. ■ Egbert van Herfte is in deezen graad mede gefteld wegens arbeidsloon en verteeringe van magenaas, om dat die natuure van Schulden pandbaar en dus naar Landrecht di£k. ■part 1. tit. 21. art. 15. in hoe gradu preferabel is. Ingelyks Bal'tus Stremmeler doch by taxatie zyner Rekening voor zo veel het ingebragte loon voor het bewaaren van zekere Wagen en Paarden betreft, alzo het zelve merkelyk boven Landrechte is geëxtendeerd geworden. En Jan Herms met 1 Gulden 19 ftuivers wegens een verkogte Schorteldoeken Hembd door de Scholtus Valenzyn op het Erfhuis van Tychten Jacobs alzo die Goederen onder de kleederen tot Lighaams nooddruft behoorende, bygevolge als magenaas te confidereeren zyn, en daarom neffens het zelve alhier ook geplaatst heeft moeten worden Landrecht part. 1. tit. 6. art. 3. et di£t. part. ï. tit. 21. art. 15. Onder welke foort van kleederen tot Lyfsnoodruft vermits geen Schoorfteenkteed betrekkelyk is, zo heeft men aan het overige van Jam Herms zvn rekening ad 16 ft- geen graad van Preferentie kunnen asfigneeren, maar dezelve daar mede moeten ftellen in Con. currentie, met en neffens de Weduwe van Hendrik Helmigs Timmerman, wegens haar reftant van geleverde hekken ad 16 Guldens in plaats van 46 Guldens. Want of wel deeze laatfte post voor een groot gedeelte beftaat uit arbeidsloon , zo blykt nogthands uit de acte van Beftedinge K k 3 voor-  2ö2 OVERYSSELSCH voornoemd, Hendrik Helmigs het hout daar toe meerendeels zelvs heeft gelevert, en in zulk een cas willen de Rechts, geleerden, dat het privilegie, zo anders aan arbeidsloon word vergunt, geen plaats heeft,- reliqui vero mercenarii, zegt Berlich. part. i. concl. 64. num. 73. qui incedibus defuncti non morantur, & ejus pane non fmunter, utfuntrhedarii, aungce conduttitii, futores, pifiores, lanii, pelliones , fcnniarü, aurifabri, et reliqui artifices, qui prester operasjuas etiam materiam ipfam concedunt, tali privilegio prcelationis non gaudent,fed inter chirograpkarios , fi chirographum habent, recenfentur, ibique DD. en of fchoon ook deeze Weduwe niets tot bewys van deeze Schuld heeft bygebragt (alhoewel uit het gehandelde van den 19 Juny 1726 fchynt, dat daar van een Rekening is overgegeeven , welke ons echter niet is te vooren gekomen) zo heeft deeze evenwel niet gepasfeerd kunnen worden: nademaal gebleeken is, dat deBefteedinge van de Hekken , als mede het maaken van een Brugge is gefchied voor 100 Guldens, en dat door den Aanneemer daar op in twee posten, zyn ontvangen 84 Guldens, zulks dat daaraan nog refteerde 16 Guldens. Hebbende het overige haaren eifch wegens het maaken vaneenRadt,als onbeweezen gepatfeerd moeten worden. Vervolgens is aan Anuries Egberts , Ryckeld van Keulen, Willem Mantin, en Peter Hendriks de Weerd, het bewys van hunne ingebragte Pretenfien gereferveerd, nademaal die van de twee eerstgenoemde, zullende beftaan in Landsmiddelen, geprefumeerd hebben mogen worden, voor zo veel een ieder den Lande verfchuldigd is en uit de Prothocollaria in dato den 19 Juny 1726 zeer waarfchynelyk voorkomt, dat de laatste twee Crediteuren tot bewys van hunne aangegeeve Rekeningen , loco Deduftie , hebben overgegeeven , die echter ten Procesfie niet zyn bygevoegd. Zo dat hier en op voorige referven applicabel is het geene Carpz. defin. forens.part. x.cmfiit. 28. defin. ^.num. 2. & 3. zegt; attamen fi reliquis comparentibus , et definitivam petentibus annuere velit, pronuntiare utique poterit fuper pri-  ADVYSBOEK. «fg priöritate, /a^vo tarnen jure abfentum L. uit. ff. de part. Ita< nimirum ut hoe allegatum vel faltem conjetturatum, ceu jam-. fufficienter demonflratum prcefupponat, impofita fimul probatio~ ne creditoribus. Qiiod decretum etji conditionale fit, jure tenmen fubjiftit, vel faltem ex obfervantia in judiciis communiter recepta, all. Hartm. Pistor, obs. 119. num. 17. Gelyk dan ook: niets bekender in onze conftumierlyke practycque is , dan dat men in cas van defolaate Boedels, waar in het arbitrium van den Richter meer, als in andere zaaken, vermag, diSt. auctor, loc. citat, num. 5., zulke referven gewoon is te verleenen aan Crediteuren; die hunne Schulden ten halven, of met Prasfumtien hebben beweezen , agterlaatende eenige ftukken, die den Richter volkomen hadden kunnen overtuigen. Alhoewel zulks op de ingebragte post van Peter; Hendriks de Weerd , wegens te veel betaald O vengeld, niet betrekkelyk zoude zyn, alzo veel eer voor de negative, of onbeflaanelykheid van dien geprasfumeerd zoude moeten worden, propter regulam , quod nemo preefumitur indebitum folvisfe, edoch is aan denzei ven, uti diStum, deeze referve. gelaaten, op dat het vermisfen van zyn Rekening, zo het voorfchreeven gehandelde van den 19 Juny 1726 vermeld, geëxhibeert te zyn , hem buiten zyne Schuld niet zoude pra% jüdicieeren. Aan Hopman P. Steenbergen en de Vaandrik Louwerman is hunnen eifch, waar mede zy zich op deezes Boedels Penningen ter fomma van 1034 Guldens , hebben aangegeeven wegens onbetaalde Kooppenningen van hetgedistraheerde Erve, onzegt, om dat zy daar van niet alleen niets bewyzen, zulks dat men daar van zeggen mag, paria funt non esfe, et non apparere, Jive nihil allegare et allegatum non probare Gail. Lib. 1. obs. 105. num. 14. Roland a Valle conjil. 35. num. 10. et num. 20; et Cardin. Tusch. Ut. t. Conclus. practie. 87. num. 9. nemaar ook het contrarie van dien geprcefumeerd zoude mogen worden uit de Documenten het Debath van de Erfgenaamen Perzoon bygevoegd, voor zo veel uit het een en ander confteerd, dat wylen de Scholtus-  264- O V ER YSSELS CH tus Valenzyn, de beide helft en van andere Perfoonen heeft aangekogt, zonder dat daar in ook van eenig bezwaar van reftante Kooppenningen word gemeld. Ook is aan Egbert Volkers zyne Praetenfie van 379 Guldens wegens veftenisfe op het halve Erve, voormaals de Weduwe en Kinderen van Luichien Egberts hebbende toebehoord, afgeflagen, om dat by drie onderfcheidene Quitantien van gemelde Debath confteert, dat die veftenisfe (in Quitantie genoemd verzegelinge) door de Scholtus Valenzyn is voldaan, als bekennende deeze Egbert Volkers beneffens Lambert Derks daar in, dat zy op het halve Erve door Hendrikten Hendriks cum fuis, aan voornoemde Valenzyn verkogt 5 geen de minfte Pretenfie meer hebben, maar ten vollen betaald zyn. — Om die zelvde redenen is ook aan Hendrikjen Hendriks weduwe van Luichien Egbert ontzegt haaren eisch in de reftante Kooppenningen van het halve E-ve, by aldien zy mogte wezen dezelvde Perzoon waar van in gemelde Quitantie onder de naam van Hendrikjen Hendriks als Huisvrouw van Lambert Derks gewag word gemaakt, alzo in dien cafu deeze haare Man wegens haar voor alle Pretenfie heeft gequiteerd. Zonder dat dan, nog deeze quitinge , de Kinderen , by Luichien Egbisrts verwekt, wegens haare quota aan de Kooppenningen van dit halve Erve heeft kunnen prejudiceeren, alzo ten Procesfe niet is gebleeken, dat deeze Lambert Derks uit derzelver Kinderen, of hunne Momberen naame, tot den Ontvang van haare quota gequalificeert zy geweest. De Erfgenaamen van wylen Dom. Adam Perzoon heeft men niet als Crediteuren van deezen Boedel kunnen erkennen, om dat zy komende als Cesfionarien van Claas .GAst en Eme. rentia van Assen met een fomma van 200 Guldens Capitaal, zo deeze Perfoonen op den 23 Octob. 1723 door de Scholtus Willem Valenzyn zoude wezen verzekert, uit het verkogte Erve groot agt Akkeren, en dan nog uit twee Akkeren Wymenland, en door deze! ve aan gemelde Erfgenaamen Perzoon tegens overtellinge der Penningen op den 5 September  ADVYSBOEK.. 265 ber 1724 gecedeertom redenen, dat zy het fundament van hunne intentie niet en bewyzen. Want of fchoon daar toe hebben overgelegt zeker op francyn bezegelde Aóte in dato den 23 O&ob 1723, waar by Dr. Christoffer Nessink in qualiteit als Verwalter Scholtus van Camperveen, certificeerd, dat op dato voor hem en Keurnooten erfcheenenis de voornoemde Scholtus Valenzyn, bekennende den ontvang van de gemelde capitaale fomma van 2000 Guldens, als verftrekte penningen van gedagte Claas Gast en Emerentia van Assen Ehelieden, endaar voor deeze vaste Goederen verhypothekeerende, en offchoon ook op de rugge van gemelde Acte word gevonden een nader Certificaat van gemelde Dr. Nessink in qualiteit als vooren, waar by verklaard, dat deeze Claas Gast en zyn Huisvrouw voor hem en Keurnooten Gerrit Egberts en Evert Jans in den Gerichte gecompareert zyn, bekennende van de binnenftaande fchuldbekentenisfe te wezen voldaan, door de Erfgenaamen van wylen Dom. Persoon, en dat zy daarom dezelve aan hen of aan hun recht hebbende cedeeren , ten fine om daar door te hebben zodaanig recht, als zy Comparanten daar door hadden &c.; zo heeft men echter daar uit van het gefustineerde recht van meergemelde Erfgenaamen niet overtuigd kunnen zyn, aangezien het vertrouwen, dat men anders in rechten aan zulk foort van brieven te geeven verfchuldigt is, zodaanig is verzwakt door verfcheidene preuves ter contrarie, dat men zonder de waarheid te kort te doen, daar aan geen geloof heeft kunnen attribueeren; want behalven dat de voorfz. uitgegaane bezegelde Acte van Hypotheek, houdende van 2000 Guldens, differeert van het Prothocol, alzo het zelve maar vermeld van een duizend Guldens, pro primo: behalven dat die ook ftrydig is, met de eigene Certificatie van gemelde Dr. Nessink mede in qualiteit als Verwalter Richter van Camperveen, na dato op den 26 Juny 1724afgegeeven, en ervintelyk in de Hypothecatie door meergemelde Scholtus Valenzyn ten profyte van Juffr. Willemina Ripperda gepasfeerd in de woorden, daar hy III. Deel. L 1 zegt,  266 OVERYSSEUCH zegt, "dat het verkogte Erve, item het' halve Erve, en „ dan nog twee Akkeren, zyn vry van eenig opleggend Ca„ pitaal of rente, als alleen bezwaard in dato den 23 Oc„ tober 1723 met duizend Guldens ten voordeele van de E. Claas Gast, en Emerentia van Assen ": pro fecundo', behalven dat ook het woordjen twee in de voorfz. brief van den 22 O&ober 1723 met andere inkt, daar in is gefchreeven: pro tertio, en dus dat inftrument in zich zei ven zeer fufpect. is. Zo blykt uit de éédelyke verklaaringe van deeze pretenfe Cedenten Claas Gast, en zyn Huisvrouw Eme rentia van Assen dat zy aan de Scholtus Valenzyn op zyne Erven en Goederen op Camperveen gelegen niet meer, als een duizend Guldens nebben verftrekt, en dat hen daar voor by abuis een brief van twee duizend, in plaats van een duizend Guldens was gegeeven, edoch dat het zelve abuis (door Dr. Nessink , zo als de eene Getuige zegt) was geremedieerd , met het woord twee in het woord één te veranderen : gevolglyk dat dezelve , voor zo veel ze fpreekt van twee duizend Guldens tegens het Prothocol, tegens een laatere Certificatie, en tegens de verklaaringe van deeze twee Getuigen, en dus, mag men zeggen, tegens de waarheid ftrydigis. Maar daar het hierprincipaalyk op aan komt, om te hebben moeten befluiten, dat deeze Erfgenaamen Perzoon, fchoon veele omftandigheden evinceren, dat zy waarlyk eene fomma van twee duizend Guldens hebben verftrekt of uitgefchoten, zelfs met geene een duizend Guldens als Crediteuren van den Boedel van wylen de Scholtus Valenzyn kunnen worden erkend, is, dat Evert Jans, welke als Keurnoot zoude hebben geftaan over de quajstieufe Cesfie van voorfz. Hypothecatie van den 5 September r/25 op de voorgehoudene vraagartikelen, ter inftantie van Juffrouw van Ripperda, Jignificanter onder ééde verklaard, zeer wel te weeten, dat Claas Gast noch Emerentia van Assen voor hem als Keurnooten zittende, ooit of ooit zyn gecompareerd, veel weiniger Cesfie hebben gedaan van een Capi. taal van duizend Guldens ten laste van de Scholtus Valenzyn ,  A D V Y S B O E K. 257 zyn, en dat hy van die Acte gelyk ook van de Cesfie, na dat hem dezelve waren voorgeleezen, niet het minfte weet, en dat hy daar over nooit als Keurnoot hebbe geftaan, en dat deeze zyn éédelyke depofitie word bevestigd met de nadere Productie van voorgemelde Claas Gast en Emerentia van Assen , daar deeze beide Perfoonen onder ééde verklaaren, dat zy nooit hebben gezien, dat Dr. Nessink als Verwalter Scholtus van Camperveen gerichte heeft gehouden met twee Keurnooten, dat voor denzelven en Keurnooten Gerrit Egberts en Evert Jans nooit zyn gecompareerd, om een Acte ten Prothocolle te belyden of te pasfeeren, en dat op de vraag, of zy de Cesfie, welke in margine van het vertoonde Extract was , voorgemelde Verwalter Richter en Keurnooten hadden afgegeeven , de eene Getuige Claas Gast antwoord, dat hy aan Dr. Nessink in zyn huis, zonder dat daar iemand prefent was, de brief heeft overgegeeven , en dat Dr. Nessink daar op aan hem het geld geteld hadde, en de andere pofitivelyk ontkend, die Cesfie gepasfeert te hebben. Zo dat deeze beide prastenfe Cedenten zp wel, als de voorfz. Keurnoote de onwaarheid van deeze gewaande Cesfie onder ééde ftaande houden, en alzo het fundament, waar op de Erfgenaamen Perzoon zich hebben aangegeeven als Crediteuren van Willem Valenzyn , ten eenemaal doen corrueeren. Want of wel een Richters Brief, als een publyk inRrument, in rechten word gehouden voor een volkomen preuve, en de handelinge daar in vermeld gepreefumeert, te wezen waar, validelyk, en met de vereischte plegtigheid gefchied arg. L. cum precibus ibique Bald. C. de probat. Socm. jun. confil. 95. num. 2. vol. 2. Dec. conjil, ior. num. 1. & Paris, conjil. 60. num. 6. vol. 1. in zo verre zelvs, gelyk Wames. conjil. 65. num. 3. centur. 1. zegt, ut injlru. mento publico fletur, cum contineat probatam probationem & veritatem apparentem, faciatque rem , de qua agitur, pro manifesta haberi, ac perpetuo eam prafumtionem fecum trahat, ut non tantum fit folemne, fed etiam verum. Guid. Pap. decis. 540; zo zyn het de Rechtsgeleerden egter met den anderen ger L 1 2 noeg-  268 OVERYSSEELSCH noegzaam eens, dat het geloof van zulke inftrumenten door contrarie bewys worde weggenoomen, voornaamentlyk wanneer de Perfoonen, welke over de handelinge zouden hebben geftaan, ontkennen, daar by tegenwoordig te zyn geweest, en wanneer het Menfcben zyn, die omni exceptione. majores zyn, zo zegt Mascard. de probat, conclus. 906. num. 6. Limita fecundo proceder e, nifi probetur contrarium, ut de jure refpondit Joan de Amtc. in cons. 13. num. 1. ficfenfere Bart. et communiter omnes in L. fi post clivifionem C. de jur. etfatl. ignor. quod aperte declaravit Soc. jun. in confil. 189. num. 62. vol. 2. ubi etiam inquit, quod licet alias in dubio pro inftrumento publico prcefumatur, non tantum procedit, quando contra illud ofienditur manifesta veritas, veluti fi teftes contrarium deponant. idem autïor. conclus. 1100. num. ^..ibique alleg, Menoch. de arbitra. judic. queest. cafu 205. num. 9. & 10. centur. 2. adde Wames. ditt. cenfnr. 1. confil. 65. num. 11. & 12. Tulden. ad tit. C. de probat. num. 2. & Perez. ibid. num 14. Minsy.\ger. vent. 4. obf. 39. £? Joan Voet, ad Ut, jf. defid. infirum. num. 14. Gelyk dan ook ten aanzien van deeze drie confonante Getuigen niet alleen gene bedenkelyke reproche is voorgekomen, maar ook derzelver depofitien, behalven de voorgeallegeerde redenen van fufpicie tegens de Acte van Hypothecatie zelve, refideerende in de verfcheidenheid van de fommen van één en van twee duizend Guldens, en in de ftrydige Certificatien door Dr. Nessink daar over afgegeeven, nog worden geadminiculeerd met de Certificatie van den tegenswoordigen Heer Richter Dr. Gerh. Meyer , alzo dezelve daar by verklaard, dat hy zich ter inftantie van deeze Creditrice by de Karfpels-lieden van Camperveen heeft geinformeerd, of aldaar bekend was de perfoon van Ger. rit Egberts (welke als tweede Keurnoote over de praetenfe Cesfie zoude hebben geftaan) doch dat dezelve eenpaarig hadden betuigd, denzelven niet te kennen, en dat by hun weeten geen Man van dusdaanigen naam in het Karfpel van Camperveen bekend was, zulks dat men van de geproduceerde Cesfie heeft moeten oordeelen, dat dezelve in het Ge- rich-  ADVYSBOEK S69 richte niet heeft kunnen beftaan tegens de éédelyke verklaaringe van drie confonante Getuigen, die alle ftaande houden , dat dezelve nooit is gepasfeerd en die ook geen vermoedelyk interesfe in de zaak hebben, maar dat ter contrarie de origineele fchuld van een duizend Guldens ten profyte van twee derzelver Getuigen door reftkutie van gelyke fomma met de Renten van dien felutione is geperimeerd. En hebben de Erfgenaamen Perzoon ook niet kunnen te ftade komen, dat zy op den 24 O&ober 1725 op het gediftraheerde Erve en twee akkeren Lands met Aanpandinge hebben geprocedeert voor de voorfz. fomma van twee duizend Guldens, en interesfe van dien; om redenen eensdeels, dat die Aanpandinge niet debite is vervolgd geworden. Want of wel by zekere Acte word gevonden, dat de opbadinge zoude wezen verzogt, zo blykt nogthands niet, dat dit verzoek by Decreet van 't Gerichte is geaccordeerd, veel minder dat ingevolge de uitdrukkelyke text van ons Landr. part. x. tit. 7. art. 2. daarvan de Wheete aan de Scholtus Willem Valenzyn is afgezonden geworden: immers heeft het gene door Dr. Nessink onder de minute van de opbadinge is gefchreeven, te weeten, " dat by de overgave van het dub„ beid dezelve volgens handtekeninge voor geinünueert „ ware aangenomen ", voor geen bewys van de Infinuatie kunnen verftrekken; ter oorzaake daar by niet alleen geen dagteekeninge word gevonden, en dus niec geweeten kan worden, of cafu quo, de infinuatie tydelyk is gefchied, maar dit relaas zich refereert tot eene handteekeninge, en dus buiten productie van die handteekeninge voor geen bewys altoos heeft aangenomen kunnen worden, Carpz. defin. forens, part. x. conflit. 17. defin. 4. Jacob Coren obferv. 32. «mot. 44, 45. cf Anton. Matth. de auction. lib. 1. cap. 19. num. 73. En anderdeels, en wel voornaamentlyk, om dat die Aanpandinge met het praetenfe vervolg zullende wezen gedaan voor deeze Erfgenaamen in qualiteit als Cesfionarien van meergenoemde Claas Gast en zyn Huisvrouw Emerentia van Assen, hier vooren al is aangetoond, dat dit fundament by L 1 3 ge-  27° OVER YSSELS CH gebrek van behoorlyke Cesfie, ja zelvs by gebrek van Cesfie in 't geheel, niet heeft kunnen beftaan, gevolglyk dat al het gene, het welke daar op gebouwd is, noodzaakelyk moet vervallen per notorium juris, lapfo fundamento corruit quod illi mcedificatum est, ten minften dat het zelve in het cas fubject. de Crediteuren van de Scholtus Willem Valenzyn niet zoude kunnen of mogen prejudicieeren, aangezien in rechten bekendis, dat een Debiteur, weetende dat hy niet m ftaat is, om zyne fchulden te kunnen betaalen, gelyk de uitkomst van zaaken in gemelde Scholtus Valenzyn heeft bewaarheid, geen Hypotheecq aan iemant van zyn Crediteuren in 't byzonder, of eenige andere gratificatie m prejudicie van zyne andere Schuldeifcheren validelyk kan pasfeeren: quisquis enim feit ,ait Ant. Matth. tratt. de autJion. cap. 20. num. 15, fe creditores alios quoque habere, &folvendo non esfe, is five omnia bona, five res fingulas alienet, in fraudem reliquorum facere intelligitur L.fi quis cum haberet 15. L. 17 I./. quce in fraud. credit. &> L. 23. ff. qui 6? a quib. manum. hb. non fiant, ibique alleg. Bartol. ad di£t. L. 15. Jason. in §. item fi quis in fraudem. Inft. de attion. num. 46. atque ibid.ZAz. num. 10. éf 15- Mynsing num. 30. Schneidew. num. 70 6? 71. Mascard de probat. concl. 8ir>. num. 21. & Mev. ad jus Lubec. lib. 3. tit. 1. §. 4. num. 77. Is dit nu zo, dat een Debiteur, die weet dat hy zynen Crediteuren niet kan voldoen, iemand van dezelve in 't byzonder door 't conftitueeren van Hypotheecq of verkoopen van eenige Goederen niet mag gratificeeren, veel minder heeft de Scholtus Valenzyn met ftil te zwygen op eene gedaane Pandinge en Aanpandinge cafu quo die al wettelyk ware ver. volgt, als des niet, deeze Erfgenaamen Perzoon voor Credi. tores hypothecarii kunnen erkennen , daar zy by gebrek van Cesfie zelvs in 't geheel voor geene Crediteuren erkent hebben kunnen worden. Althands wanneer zulks konde aangaan zoude eene deure voor kwaade Practycquen worden opengedaan, in zo verre, dat iemand, die op het poinct ftaat om banqueroet te moeten gaan, een derde zoude kunnen  ADVYSBOEK. 271 nen opmaakën, van denzelven zich quafi laaten verwinnen voor eene confiderable fomma, fchoon hy daar van niet een Penning ooit fchuldig ware geweest, om hem zo doen. de een gepriviligeerde Schuld , dienvolgens voortocht voor andere Crediteuren te doen genieten , en eindelyk den buit met denzelven te deelen. Hoedaanige Collufien voor te ko men altoos de zorge van Wetgeveren en omzichtige Richteren is geweest, met te flatueeren , en van tyd^ tot tyd te oordeelen , dat zulke handelingen de wettige Crediteuren geen nadeel kunnen toebrengen , per tot. tit. ff. quce in fraud. credüor. et Sande lib. 3. Decis. Frific. tit. 13.defin. ï. Immers by aldien dit verwin als wettig en behoorlyk zoude kunnen worden aangemerkt, zelvs quo ad tertium, zo zoude daar uit voortvloeijen, dat den eifch van 2000 Guldens Capitaal cum interesfe, als by Hypotheecq quafi geconftitueerd, en vervolgens gecedeert, ook zoude wettig zyn, en dienvolgens dit Capitaal van aooo Guldens in order Preferentie gefteld hebben moeten worden voor de hypothecaire Schuld van Juffrouw Willemina Ripperda , onaangezien deeze by haare Richtersbrief door de Verwalter Richter Nessink ware verzekert, dat op de gediftraheerde Goederen niet meer , als een Capitaal van 1000 Guldens geveftigd was , en zy niet tegenftaande alle bedenkelyk gepleegde omzichtigheid, op die wyze deerlyk misleid zyn geworden. Weshalven dan ook van haare zyde ten dage van de verkoopinge te rechte tegens het gepretendeerde verwin is geprotefteerd geworden. Wel is het waar, dat alle omftandigheden zeer waarfchynlyk maaken de goede trouwe van deeze Erfgenaamen Perzoon, en datzy, op de Certificatie van de Verwalter Scholtus Nessink vertrouwende, zich gerust hebben gefteld, dat alles zo waare gepasfeerd, als hy by die pretenfe Cesfie met zyn handteekening heeft verklaard, edoch dewyle de waarheid altoos moet boven dryven femper enim prcefumtio cedit probationi, ut fuperfit locus veritati L. 24. fj? feqq. & L. 39. ff. de probat., en by onderzoek van dien uit de verklaaring van de voorf. Getuigenis bevonden, dat het Hy-  272 OVERYSSELSCH Hypotheecq van den 23 October 1723 niet is geweest van 2ooonemaar van 1000 Guldens, dat de Houders van het zelve Claas Gast en zyn Huisvrouw Emerentia van Alav. Cap. 11. ad Rubr. n. 5. juntt. tot. tit. ff. quce. in fraud. credit. & ibi Voet. Behalven dat ook de generaale regulen van Rechten de non leedendo jure tertii, et fimiles door den Bedienden Advocaat van den Heer de Vriese by Debathpas^m geallegeerd , en zo opereus gededuceerd, dat wy het onnodig agten dit wyder te adflrueeren, zulks buiten alle bedenken ftellen. vid. ty Menochius de Prcefumt. Lib. 3. prees. 30. n. 57. Salgado. pag. 503 n. 74. et pag. 593. n. 9. En dewyl nu hier uit geblykt, dat de Heer de Vriese blootelyk uit hoofde van zyne verkregene affectatie door Pandinge en Aanpandinge op de Goederen van de Weduwe van Raalte beter recht heeft, dan de Vrouw weduwe van Muyden en Kinderen: zo zal het niet nodig zyn, om verder in een breedvoerig onderzoek te treden of die Weduwe van Raalte wel bevoegt is geweest, om zonder confent of approbatie van het Gerichte , met relatie tot haare kinderen, het Hypotheecq valide ten voordeele van wylen den Heer Dannenberg en Vrouw te pasfeeren, dewyl doch die Acte buiten eenig bedenken een gerichtelyke bekentende van Schuld vervattede, dat buiten twyfelPandbaar is, Landrecht 1. D. 6. tit. 3. art. juncto 't Placcaat van 1684 en de Notificatie van 1686 agter 't Landrecht onder No. 32. en 33., ten gevolge, dat het recht door die Pandinge verkreegen valide, en in deezen allezins voor de Heer de Vriese genoeg zvnde, dus zo deeze, als verdere remarques op de validiteit van dat Hypotheecq op zich zelv gemaakt, van geen de minfte confideratie in deezen geagt hebben kunnen worden; en daar nu, zonder contradictie van de Weduwe van Raalte langs de weg van gerichtelyke Opbadinge en aaneigeninge verder door de Vrouw Weduwe Dannenberg een Landcedelyk verwin verkregen is, en de Goederengedistraheerd zyn, daar wy hier verzeeren in judicia concurfus particularis ; dat de verdere mede Crediteuren zyn betaald,-en de Vrouw weduwe en Kinderen van Muyden thands geen III. Deel. O o reëel  290 OVERYSSELSCH reëel recht op die geëxecuteerde Goederen meer hebben; heeft ook hier de origine deezer gerichtelyk bekende en al zo met Pandinge vervorderde próetenfie of de wettigheid derzelve niet verder ter discusfie kunnen koomen, arg. L. i-3*4> 5 > 6 , & f. de confesfis L. ló.ff. de re judicata, vid. Hartman Pist. Obferv. 34. in principio & Voet. ad tit. ff de Confesfis n. 6. voor al dewyl de Vrouw weduwe en kinderen van Muydev principaal tot haar pratenfie tegen de Weduwe van Raalte zich op de non oppofitie van die Weduwe beroepen art. 130 van Debath, gelyk ook de qualiteit van de Heer de Vriese van eenige Erfgenaam, niet gecontesteerd is geworden. Staande nu nog omtrent de Koften aangemerkt te worden, dat ons uit de Prothocollaria gebleeken zynde, hoe dat de Bedienden van de Vrouw weduwe van Muyden op den 18 January 1765, na dat aan zyde van den Heer de Vriee in termino het Debath geëxhibeerd was , hebben kunnen goedvinden, om in plaatze van mede aan haar zyde van Debath te dienen, te doen eene propoiitie en ampel Reces, met relatie tot eenige Documenten , waar van zy zich verder in deeze zaake zouden willen bedienen , en het geen tot verdere diverfe handelingen en contra handelingen oorzaak heeft gegeeven, met dat gevolg, dat na een interlocutoir Decreet op den 22 Maart 1765 gepronuntieerd, en na dat dien conform de wederzydfche Debatten verzegeld waren ingediend, eindelyk door Partyen by derzelver fuccesfive Recesfen van den 21 Juny, den 19 July, 11 Oétober en 22 November 1765 is geconvenieert, in fubftantie,omten wederzyden van nadere refutatoire Memorien te dienen, en over de Koften van den 18 January af tot het termyn van Exhibitie der Documenten refutatoir beide incluis, zynde geweest den 14 February 1766, afzonderlyk te laaten decideeren, voor zo verre die namelyk by het Decreet interlocutoir opgemeld, niet gecompenfeert waren geworden; en waar over alzo afzonderlyk onze decifie moetende gaan, is ons voorgekomen, dat de Koften, en wel byzonderlyk van  ADVYSBOEK. 291 van de termynen en handelingen van den 18 January, den ir February, 21 Juny, 19 July, 11 October, 21 November en 9 December 1765, als mede van den 17 January 1766, ten laste van de Vrouw weduwe en kinderen van Muyden komen moeten, om redenen, dat het retardement in deezen, en de daar door veroorzaakte Koften door het niet dienen in termino van Debath, en het overgeeven van Documenten ter laater tyd door de Bedienden van de Vrouw weduwe van Muyden veroorzaakt zyn, terwyl het naar rechten bekend is, quod retardans procesfumcondemnetur in ex* pen/as, in zo verre zelv, quod etiam in fine litis confiderari posfit protelatio vicïoris ante hac commisfa, ut quanta ea est cum expenfis Victoria compenfetur; uti habet Temmen de Ut. Expens. cap. 8. Sect. 3. in fine. Zonder, dat de Vrouw weduwe en Kinderen van Muyden van deeze Kosten gelibereerd hebben kunnen worden» door haar voorgeeven, by Reces van den 19 July 1765, dat zy die ten laater tyd overgelegde ftukken eerts naderhand zyn magtig geworden, en dezelve dus noviter reperta inftrumenta zouden te agten zyn; gemerkt, zo al dit voorgeeven gegrond mogte zyn, die Documenten by het Debath als noviter reperta infirumenta hadden moeten gevoegt worden , met nodig bewys of verklaaringe daar omtrent arg. eorum quce habet Nessink in annot. op 't 1. D. 10. tit. 5. art., en waar door dan diverfe deezer Koften van preliminaire handelingen zoude zyn uitgewonnen. De overige wederzydfche aangewende Koften hebben wy geoordeeld, te moeten compenfeeren, zo om dat 'er diverfe, zo aan zyde van den Heer de Vriese als aan zyde van de Vrouw weduwe van Muyden veroorzaakt zyn geweest, als wel, om dat dezelve uit hoofde van een verkreegen verwin en opgevolgde gerichtelyke Acte alhier de Preferentie bedisputeerende, niet kunnen gezegt worden temer ar ii litigatores te zyn, arg. eorum qua. habet Temmen de lit. Expenfis Cap. g.fect. 3. n. 50. BERLicHiuspflrf. i.pract. Concl. Concl. 78. n. 28. zo nogthands dat de Kosten van de O 0 2 Pro  apa OVERYSSELSCH Proceduure van inwinninge en diftractie voor af aan de Executant zullen moeten worden goedgedaan, per notoria. De Purge is den reëelen Crediteuren, zo 'er onvermoedelyk buiten die zich bereids aangegeeven hebben, zyn mogten, voorbehouden naar teneur van 't Landrecht, part. i. tit. 21. art. 14. Zo dat om deeze en andere was het nodig breeder te deduceerene reden, het Edele Schouten Gerichte voornoemt, met toegetrokken Advys van de Ondergeteekende Rechts, gepromoveerden, tusfchen Parthyen recht doende; verftaat; ,, dat na aftrek van de Gerichtskoften, die by dit Gerichte ,, tot confervatie en explicatie van deeze Hoedel aangewent „ zyn, en dus ook van de Koften van verzendinge en be„ leringe deezer Proceduure, als nu, om dat de Pretenfi„ en van de andere zich aangegeeven hebbende Crediteu„ ren reeds met goedvinden van den Heer C. J. de Vrie. „ se , en de Weduwe en Kinderen van Muyden by den „ Gerichte voldaan zyn, de Heer C. J. de Vriese als zoon „ en eenige Erfgenaam van wylen de Vrouw weduwe Dan„ nenberg , ten aanzien van het gelibelleerd .refteerend en „ door hem aangegeeven Capitaal falvo calculo begroot op „ 1437 Guldens 2 ftuivers 8 penningen um cum interesfe, „ zedert den 4 Juny 1751, tot de dag van de executie toe „ verloopen, op de Penningen van die by Haar Ed. geëxe„ cureerde Goederen geprovenieert, fampt met de Koften „ van de Proceduure van inwinninge en executie, die bo„ ven en behalven de Gerichts jura getaxeert worden op „ een fomma voor den Advocaat J. v. Hattum op 16 Gul. „ dens 4 ftuiver, en voor de Procureur L. Waterham op „28 Guldens 3 ftuivers, voor de Vrouw weduwe en kin,, deren van Muyden zal worden geprefereerd , met com„ demnatie van dezelve Vrouw weduwe en kinderen van „ Muyden in een gedeelte der koften van deezen Procesfe, „ hier vooren gefpecificeerd, wordende ten dien einde, en „ voor zo verre dezelve aanbetreft, behalven de gerichts „ kosten der termynen, in het byzonder het Salaris en ver. „ fchot  A D V Y S B O E K 293 „ fchot van den Advocaat J. van Hattum getaxeert op een ,, en twintig Guldens 14 ftuivers, en van de Procureur L. „ Waterham op veertig Guldens 13 ftuivers, mits beide, „ des gerequireerd, doende verklaaringe, ingevolge Regie» „ ment van den 14 April 1719 art. 19. de overige kosten „ om redenen compenserende, de purge der uitgeblevene „ reëele Crediteuren als naar Landrechte voorbehouden. Aldus geadvifeert Campen den 3 May, Deventer den 6 May, Zwolle den 9 May 1767. R. Veen , Dr. G. Jordens , Dr. H. W. Ravesteyn , Dr. LXXIX. CONSULTATIE.. Advys en Sententie in cas van Preferentie en Concurrentie. In zaaken van Preferentie en Concurrentie, over den geabandonneerden en defolaaten Boedel van Gerdina Gerrits , weduwe van wylen Steven Jans , gewezene Meyer op 't Erve Grootfpund, en over deszelvs nalaatenfchap, tusfchen de gezamentlyke Crediteuren van gemelde Boedel, alnog voor deezen Ed. Gerichte, ftrydig en ongedecideert hangende. Gezien en met de vereifchte attentie geëxamineert hebbende de A£ta Prothocollaria, beginnende den 17 September 1769 en eindigende den 10 January 1771 &c., alles conform den Inventaris daar van gerichtelyk geformeerd, en be. hoorlyk getekend, en op alles gelettet hebbende waar op in deezen eenigzints te letten ftonde. Zo is 't, dat ik Mr. J. Bannier Scholtus van Heino, in deezen als Verwalter Scholtus van Wyhe met toegetrokken Advys van den ondergeteekenden Rechtsgepromoveerden recht doende, verftaa : dat eerst en vooraf van den Boedel zul. len worden afgetrokken de Gerichtskosten, en die, welke tot rcddinge, diftractie en explicatie deezes Boedels aangewend O o 3 zyn  294 OVER Y SSELSCH zyn, waar onder mede die, welke de aangeftelde Curatoren Pr. Lambert Bannier en H. Bloemert , of wel deszelvs bediende Advocaat Abr. Henr. van Suchtelen hebben gedeclareerd voor hun Salaris en Verfchot, voor zo verre die declaratien tot laste van den Boedel behooren , waar toe de Rekening van Pr. Lamb. Bannier , als aangeftelde Curator des Boedels word getaxeerd op een fomma van 63 Guldens 8 penningen, en die van den Advocaat van Suchtelen, als bediende van de andere Curator H. Bloemert op een fomma van 63 Guldens 5 ftuivers, mids des gerequireerd beide verklaaringe doende als naar Rechten. Dat dien na in de eerfte plaats zullen worden geprefereerd , de navolgende doodfchulden en kosten der begraffenis van wylen Steven Jans , kort voor de defolaat verklaaring van deszelvs Boedel door zyne nagelaatene weduwe voorgevallen , als daar zyn; Jan Engerbertus wegens een half agtendeel Boter voor de begraffenis ad 6 Guldens 10 ftuivers en 2 overponden , midsgaders voor 't luiden , en het graf met 2 Guldens 16 ftuivers ; Gerrit Wychers met 6 Guldens, wegens de geleverde Doodkist; Antony van Borne met 5 Guldens 10 ftuivers , wegens een geleverde ton Dikkebier op de begraffenis; en Gerrit Jan Tenthoff met 6 Guldens, wegens geleverde Weite mede voor de begraffenis. Voorts in den tweeden graad, de Heer Verwalter Scholtus Bannier , in qualiteit als Verwalter Ontvanger des Karfpels Wyhe, wegens het jaar Verpondinge van 1768, met een fomma van per resto 73 Guldens 13 ftuivers en 14 penningen, met de opftuivers; voorts dezelve met de jaaren 1769 en het loopende jaar van 1770 te zaamen ter fomma van 2or> Guldens 18 ftuivers 8 penningen, en dan nog wegens ïfte Uitzettinge, Verpondinge en Contributie over 1769, ad 11 Guldens 19 ftuivers 11 penningen, boven en behalven die , welke over den loopende jaare 1770 mogte gedaan worden. Dezelve in qualiteit, als Ontvanger des Karfpels Heino met de Verpondinge over 1768, ad 1 Gulden 12 ftui-  ADVYSB.OEK. 295 ftuivers 3 penningen, met de opftuivers ad 1 ftuiver 10 penningen; en dan nog met de volle jaaren van 1769 en 1770 te zaemen ad 3 Guldens 4 ftuivers 6 penningen; voorts nog met de Verpondinge van een parceel Groenland, het middenfte Loo genaamd, over 1778, monteerende met de opftuivers op 17 Guldens 11 ftuivers en 4 penningen; dezelve als Verwalter Ontvanger des Carfpels Wyhe met het Vuurftedegeld over 17Ö9 en 1770, te zaamen ad 12 Guldens, en dan nog met 1 Gulden 4 ftuivers voor den Ambtsdienaar. In den derden graad, nog dezelve met het reftant Hoorngeld en reliqua van 't eerfte halve jaar van 1769 ad 8 Guldens 18 ftuivers 2 penningen, boven en behalven de opftuivers, en met het volle tweede halve jaar van 1769 ad 10 Guldens 18 ftuivers 12 penningen; voorts nog met het GeAagten Gemaal, Dienstbodengeld en Bieraccys over voorfz. jaar 1769 ad 14 Guldens 16 ftuivers, wegens het Hoofdgeld van drie perfoonen over 1770 ad 5 Guldens 8 ftuivers en voor opftuivers van 't eerste vierendeel jaars 1 ftuiver 6 penningen; mitsgaders met de Redemtiemiddelen, die ten tyde der defolatie, en aangaave nog niet hebben kunnen gefpecificeert worden, en daarom gereferveerd zyn, doch niet verder, als tot de tyd, dat de huishouding is opgebroken; als mede Gerrit Horstman en Hermen Gagelman, als Boermeesters van de Boerfchap Wechterholt met het Hoorngeld en Gezaay, Paarden en korte Waaren, Geflagt, Gemaal, Bieraccys en Dienstbodengeld over 1770, doch niet verder als tot aan de tyd, dat de huishouding is opgebroken ; dan dewyl uit derzelver overgegeevene Rekeninge niet kan gezien worden , of ten laste deezes Boedels het volle jaar deezer middelen word ingebragt, dan of dezelve gefteld zyn naar rato van de tyd, en dus tot aan voorfz. tyd toe, zo zullen dezelve nader moeten opgeeven en fpecin*ceeren, hoe verre deeze aangaave zich uitftrekt, en hoe veel daar van tot aan die tyd verfchuldigt is, wordende diennaook inkcrc tertio gradu geprefereerd Hendrik us Bloemert  £96 OVERYSSELSCH mert Graveman, en Hermannus Wallink, als Cesfionarisfen van de Heeren Rentmeesteren van 't Groote en Kleine Capittel van Deventer , met het reftant van het jaar Pacht verfcheenen Maart 1767 ad 100 Guldens, en voorts met de geheel jaaren Pacht tot Maart 1768 en 1769 's jaars ad 130 Guldens, dus te zaamen met 360 Guldens; mitsgaders gemelde Capittel zelvs met het loopende jaar Pacht, Maart 1770 verfcheenen, mits en het voorfz. Capittel en deszelvs Cesfionarisfen doende korten volgens Huurcedul het halve Schoorfteengeld, en extraordinaire Verpondinge. En dan in den vierden graad in Concurrentie, en zonder te letten op de prioriteit, en oudheid der fchulden, welgemelde Capittel met een fomma van 100 Guldens, wegens twee jaaren Pacht van zes morgen in het Lierverbroek over 1769 en 1770, voorbehoudens den Boedel, of der Crediteuren hun regres tegens Jan Vos, wegens een gedeelte van dit Land, by hem in gebruik geweest; Jannes Croneman als Cesfionaris van de Geestelykheid van Zwol met een fomma van 54 Guldens 7 Huivers 12 penningen , wegens betaalde Landpacht voor Rekening van Steven Spanman van agt Morgen het hooge Loo Carfpel Heino van twee jaar, verfcheenen^Maart 1768; de Heer burgermeester Wicherlink met een reftant van Landpacht van het jaar 1767 ad 1 Gulden 4 ftuivers 8 penningen, voorts met nog twee jaaren Landpacht over 1768 en 1769 ad 28 Guldens 's jaars, mits deeze twee laatste binnen vier weeken na pronuntiatie deezer Pachten naar Landrechte nader bewyzende; Gerrit Cortenhorst met een fomma van 14 Guldens, wegens geleverd Bier op de begraffenis van wylen de vader en moe. der van Steven Spanman , mits deeze fchuld binnen vier weeken na pronuntiatie nader met een Rekeninge of extract, .uit zyn Schuldboek verificeerende; Janna Janssen met 12 Guldens 5 ftuivers 12 penningen , wegens een half jaar Meideloon en toebaat van den 1 May tot den 1 Novemher 1770; Lambert Willems met 10 Guldens, wegens een half jaar Knegtenloon, mitsgaders met 1 Gulden 17 ftuivers 8  ADVYSBOEK. «97 8 penningen of de halve waardye van een Linnenbroek, een paar Schoenen en een-Hembd tot den i November 1770,- Arend van de Klippe met 22 Guldens 1 ftuiver, wegens een half jaar Knegtenloon en toeleg, verfcheenen den 1 November 1770; Gerrit Henderiks van de Klemme met 25 Guldens 16 ftuivers, wegens een reftant Knegtenloon en toetuig van May 1769 tot May 1770, en voorts wegens het volle halve jaar tot den 1 November 1770. Wienna, indien 'er ondenkelyk nog iets van den Boedel mogt overfchieten , Claas Camphuts en zyn Vrouw Jennigjen Veltkamp geadmitteerd worden met hun aangegeevene Obligatie van 100 caroly Guldens, in dato den ... July 1762,- voorts ook meteen Obligatie van 150 Guldens in dato den 11 November 1767 ,• edoch dewyl by deszelvs Deductie daar van geen rente gefpecificeerd is, zo word dezelve alhier gepasfeerd; wordendede verdere aangaven van Albert Geürlichs te Lenthe , van Gerrit Cortenhorst , en van Berend Kolkman, als al te generaal en zonder het minfte bewys alhier voorbygegaan; zullende alle de Crediteuren , aan wien hunne pretenfien zyn toegewezen, de deugdelykheid van dezelve, des gerequireerd met ééde moeten fterken, en de uitgeblevene of zich niet behoorlyk aangegeeven hebbende hunne purge als naar Landrechte, zyn voorbehouden, met compenfatie van de kosten, door elk voor zich in hoe judicio concurfus aangewend. De voornaamfte redenen van dit gewysde, beftaan hoofdzaakelyk hier in : dat men voor alle andere Crediteuren heeft geprefereerd de kosten der Gerichtelyke diftractie der Wheeten, Jura der termynen, Sportul- en Advyspenningen, en verders alle andere tot confervatie des Boedels, en het vervorderen en reguleeren van het poinct van Preferentie en Concurrentie aangewend, daar onder ook het geen de aangeftelde Curatoren voor hun moeite, Salaris en Verfchot is toegeweezen , is gefundeerd op deeze reden , om dat dezelve ten nutte van alle de Crediteuren in 't gemeen zyn aangewend, en daarom ook van alle dezelve be. III. Deel. P p hoo-  2q& OVERYSSELSCH hooren gedraagen te worden. Quia Jicut fruftus non diciuitur nifi deductis expenfis, ita neque condemnatione quafitum videre potest, nifi quod fupeces, deductis fumtibus iis, quos erogari necesfe fuit > cum fi taks fumtus faCti non fuisfent, creditores condemnationem non haberent. Ant. Faber in C. Lib. 8. tit. 8. defin. i. Carpz. jurisp. for. part. i. conflit. 28. defin. 36. Matth. de auEtion. Lib. I. cap. 19. «v I. cif 2. Omnis enim aEtus, qui pro utilitate omnium geritur communibus etiam fumtibus expediri debet. Christin, ad LL. Mechl. tit. 13. art. 15. n. 2. Wassen. praft. judic. cap. 22. n. 54. Temm. de Lit. expenf. cap. 12. n. 13; dat dienna in de eerfte graad geprefereerd zyn de Doodfchulden en kosten der begraffenis van wylen Steven Jans , is niet alleen gefundeerd op de algemeene Rechtsleere te vinden in L. 45. ff. de relig. & fumtib. funer., en by Anth. Matth. de aubï. Lib. 1. cap. 14. n. 9. Rigter de privil. Credit, cap. 2. membr. 4. n. 12. Coren obferv. 38. n. 23. & DD. ibid. citat. maar ook byzonder op het Landr. part. 1. tit. 21. art. 15. Het geen in deezen geen bedenken altoos heeft, om dat kort na het overlyden van gemelde Steven Jans , die reeds voor zyn dood aan de Heeren Rentmeesteren van het Groote en Kleine Capittel der Stad Deventer vrywillig verwin op alle zyne Goederen gepasfeerd hadde, den geheelen Boedel door deszelvs Weduwe Gerridina Gerrits , behoorlyk met een Momber geadfifteerd, voor zich zelvs, en als Boedelhoudfter van haar voorfz. Ehemans nalaatenfchap; mitsgaders als moeder en wettige Voogdesfe van haare Kinderen, voor defolaat is opgegeeven, en aan de gezamentlyke Crediteuren afgeftaan, en gecedeerd; zo dat 'er geen twyffel ter wereltoverblyft, of de voorfz. Boedel is al voor en by het overlyden van gemelde Steven Jans infolvent geweest. Dat men vervolgens in den tweeden graad heeft moeten ftellen de Heer Scholtus Bannier , in qualiteit als Verwalter Ontvanger van Wyhe, en Ontvanger van Heino, met de Verpondinge, Contributie en het Vuurftedegeld, hier boven in het dittum deezes gefpecjficeerd, heeft zyn grondfiag weder-  ADVYSBOEK. 299 derom zo wel op het jus commune, vid. Berlich.part. r. Ccnci. 64. n 104. & 105. per textum in L. fatis notum 4. C. in quib. cauf. pign. tac. contrah. add. L. 1. C. fi propter publ. penfiè. tvendit. fuer. celebr. Carpz. jurispr. for. part. 1. Conft. 28. defin. 43. n. 2. Stadr. van Deventer part. 2. tit. 21. art. 1. Landr. van Roerm. part. 4. tit. 12. n. 2. Matth. de auft. Lik. 1. cöp. tq. ra. 11. als wel inzonderheid ook op het Landr. part. 1. tit. 21. art 15., doch alierbyzonderst op het Placaat van den 26 Maart 1680,en dat van den 15 Maart 1695, agter 't Landr n. 41. en 42., alwaar ook teffens de jaaren aan welke deeze Praeferentie zal toegeweezen moeten worden, bepaald zyn} gelyk zulks by nadere publicatie van den 17 April 1766 nog duidelyker is geëxpliceerd, en opgeheldert, zo dat het geen bedenking altoos lyd, of, daar den Boedel in 't midden van Auguftus 1770 is defolaat verklaard, de verfchuldigde Verpondinge van 1768, 1769 en 1770; mitsgaders het Vuurftedegeld van 1769 en 1770 komt de geadjudiceerde Praeferentie in fecundo gradu indispenfabel toe; want of fchoon wel die middelen over de jaaren 1769 en 1770 nog niet konden ontvangen worden, ten tyde toen den Boedel defolaat geworden is, om de bekende Notificatien van den 9 en 10 October 1725. Zo is het doch daarom niet te minder zeker dat die jaaren verfchuldigd zyn, en nu in cas van Defolatie uit den Boedel moeten genooten worden, dewyl de Meyer zulks agtervolgens de Huurcedul verpligt was, waar van dan evenswei, conform den teneur dier Huurcedul, aan de Landheeren kan gekort worden het halve Vuurftedegeld, en de extraordinaris Verpondinge. Dat ook die zelvde Heer in den derden graad gepraefercerd is met het reftant Hoorngeld en Gezaai, Paardegeld en Reliqua van 't eerste halve jaar van 1769 ad 8 Guldens 18 ftuivers 2 penningen, boven en behalven de opftuivers, en met het volle tweede halve jaar van 1769 ad 10 Gul. dens 18 ftuivers 12 penningen; voorts nog met het Geflagt en Gemaal, Dienstbodengeld en Bieraccys over voorfz. jaar 1769 ad 14 Guldens 8 ftuivers, met de opftuivers van P p 2 het  300 OVER Y S S E E L S C II het eerste vierendeel jaars, midsgaders met de redemtie middelen, die ten tyde der Defolatie en aangave nog niet hebben kunnen gefpecificeerd worden, en daarom gereferveerd zyn, en zulks tot de tyd, dat de huishouding is opgebrooken; als mede Gerrit Horstman en Harmen Gagelman , als BoermeeRers van Wechterholt met het Hoorngeld en Gezaay, Paarden en korte Waar, Geflacht, Gemaal, Bieraccys en Dienstbodengeld over 1770, doch mede niet verder als tot aan de tyd, dat de huishouding is opgebrooken: zulks heeft al mede in 't generaal zyn fundiment op de voorfz. geallegeerde Rechtdispofitie, en byzonder op het Placaat van den 15 Maart 1695, onder anderen willende : " dat de Pachteren op de Goederen van diê gene „ welke aan dezelve iets uit hoofde van Gepachte, middelen ,, gelyk mede Collecteuren van 't Hoorngeld , Gezaay, „ Paarden en reüqua , en alle andere middelen in redemtie „ gegeeven of nog te geeven, op de Goederen van haare „ Debiteuren zullen genieten gelyke recht van Preferentie in den derden graad, doch niet langer als twaalf maanden ,, na expiratie van dezelver Pagt of Collecte , na het ver„ loop van ieder jaar te reekenen"; en vermids nu de geadjudiceerde posten van die natuure zyn, zo heeft men dezelve ook die rang en Preferentie moeten toewyzen, en wel voor de volgende Crediteuren in deezen graad, om dat gemeene Landsmiddelen, als uitmaakende de zenuwe van den Staat, altoos meerder voorregt toekomt volgens de hier boven geallegeerde Wetten en Auóteuren, quoniampotior est caufa tributorum, quïbus priori loco omnia bom cesfantis obligata funt L. 1. C. fi propt. publ. penfit. Welke adjudicatie men egter geoordeeld heeft niet verder te kunnen en moeten gaan dan tot de tyd dat de huishoudinge is opgebrooken, om dat in die tyd die middelen op den Boedel cesfeerden en ophielden. Dat men dien na in hoe tertio gradu heeft geprefereerd Hendrku Bloemert Graveman en Hermannus Wallink; als Cesfionari6fen van de Heeren Rentmeesteren van hetgroote en  ADVYSBOEK. 301 en kleine Capittel van Deventer, met het reftant van het jaar Pacht, verfcheenenMartini 1767 ad 100 Guldens; voorts met de geheele jaaren Pacht tot Martini 1768 en 1769 , 's jaars ad 130 Guldens,is gefchied om redenen dat wylen Steven Jans op 't Spant, reeds op den 17 September 1769 en dus voor de Defolaat verklaaring des Boedels aan de gemelde Heeren van 't Capittel, zyne Land-Heeren voor die Schuld heeft gepasfeerd vrywillig verwin, met dien Effeéte, als of hV by Advys en Sententie daar voor was verwonnen en executabel verklaart; waar door die Heeren op alle de Goederen van hunnen Huurman hebben verkreegen, een gerichtelyk onderpand. Goris ad Confutt. Velav. Cap. ir. ad rubr. et Schrassert. ibid. n. n. Landrecht vanRoerm. part. $.tit. 17. §. 5. n. 6. en dus Preferentie in den derden graad, 't welk byzonder geconfirmeerd word uit de aloude Coftumen, van deeze en andere nabuurige Landen en Provinciën, cum moribus hodiernis decretum judicis pro apprehenfione rei fit, Groenew. Busius, et Costal , adL. 26. ff. de pignor. act. Welk recht zy Heeren door gerichtelyke Cesfie van den 15 Augustus 1770 overgebragt hebbende, op voorfz Hendrikus Bloemert en Hermannus Wallink, aan dezelve ookgevolglyk dezelvde voorrang moet geeven, die de Heeren Cedenten hier door op den Boedel verkreegen hadden, arg. eorum, qui habet Voet. ad tit. ff. de Re judicat. n. 32. Ant. Fab. C. lib. 4. tit. 29. defin. 10. Refp. juris Holl. part. 2. Cons, 135. in fine. Joh. a Sande de action.Cesf. cap. 3, Dat men nu eindelyk ook het gemelde Capittel zelvs met het loopende jaar Pacht van 1770 in hoe tertio gradu geplaatst heeft, is niet gefchied uit hoofde van het voorfchreeven verzuim, als 't welk niet bevonden is zich verder te extendeeren, als tot de reeds op den 17 September 1769 (dag van het gegeeven verwin) verfchuldigde,;Pacht, 't geen wel over dat geheele jaar tot Martini toe, kan worden uigelegd, om dat ten tyde van het gegeeven verwin der Vrugten van het Land, voor dat jaar al genoten en verfchuldigd waren, fchoon de dag der betaalinge nog niet gekomen was, §. 2. Inftit. de verb. P p 3 ob-  3o2 OVERYSSELSCH oblig maar geenzints tot verdere jaaren, waar in nog geene Vrugten van het verhuurde goed getrokken waren, maar om redenen, dat de geëxecuteerde Goederen , waar over dit judicium pralationis gaat, op het Erve bevonden zyn, naar luid van den Inventaris onder de Hukken getekend met No. 8. en om dat het Landr. dict. tit. 21.part. r. an. 15. aan binnenjaarfche en naastkomende Pachten op het Vhee of leevendige Have, en de gereede Goederen van den Pach. ter, op het Verpachte de goed gevonden, dat recht van voor. tocht geeft, als zynde die Goederen voor de huur verbonden, Landr. part. 2. tit. 3. art. 13. waar mede over een komen de rechten en gewoonten van andere Landen , vid. Matth. de auüion. lib. 1. cap. 19. n. 53. S. van Leeuwen Roomfch. Holl. Recht. 4. B. 13. D. n 12. Wassen, prattic. judic. cap. 22. n. 62. Hebbende men aan deeze Heeren het volle jaar Pacht, fchoon ten tyde der Inventarifatie nog niet verfcheenen, toe erkend, om dat niet alleen ten tyde der Executie de Vrugten reeds voor 't grootue gedeelte van het Land genoten waren, maar ook, om dat ze hun Erve geheele jaaren verhuurd hebbende, hen ook van het jaar, daar in getreden was, en 't geen ze dus hebben moeten uithouden, de volle huur competeerde. Dat men voorts in den vierden graad geprsfereed heeft het zelvde Capittel met een fomma van 100 Guldens wegens twee jaaren Pacht van zes morgen in het Lierder. broek van 1769 en 1770, voorbehoudens den Boedel of de Crediteuren hun regres tegens Jan Vos , wegens een gedeelte van dit Land by hem gebruikt, zulks heeft zyn grondflag al wederom in meergemelde 15. art. alzo deeze Landhuure een Pandbaare Schuld zynde Landr. part. 1. tit. 6. 'art. 3. in dien 15. art. tot die rang verweezen is, zynde die geheele Schuld aan dezelve geadjudiceert, of fchoon Jan Vos een gedeelte van dat Land mogte gebruikt hebben, om dat uit de Conditiën van Verpachtinge agter de memorie des gemelden Capittels fub Ut. B. geannexeerd, confteerd, dat  A D V Y S B O E K, 303 dat Jan Spanman alleen als Pachter als daar gemeld ftaat, zo dac die ook alieen de Pachtpenningen daar van aan de Verpachteren fchuldig kan geagt worden, en daar van iets aan een ander overgedaan hebbende, aan denzelven of nu aan deszelvs Boedels en Crediteuren alleen het recht overblyfd, om daar tegens tot betaalinge daar voor dien anderen aan te fpreeken , na zynen of hunnen goeden raade. Voorts heeft men insgelyks in deezengraad volgens meergemelde 15. art. met hunne aangegeevene Landpachten moeten ftellen Jannes Kroneman, als Cesfionaris van de geestlykheid van Zwol, en de Heer Burgermeefter Wicherlink, midsgaders Gerrit Cortenhorst met 14 Guldens, wegens geleverd Bier op de Begraffenis van de vader en moeder van Steven Spanman (aan welke drie Crediteuren men echter, vermids de twee eerften geen huur Cedulen of bewys van de gepretendeerde huur hebben overgelegd, en dus de Pandbaarheid niet genoegzaam beweezen hebben, en de overgegeevene Rekeninge van de laatfte fub No. 17. tot bewys niet fpecificq genoeg bevonden is, heeft moeten opleggen , om deeze hunne refpective Pretenfien nader met huur Cedulen of anders naar Landrecht valabel bewys, en met een behoorlyke Rekeninge of Extract uit zyn Schuldboek bepaalende de groote of hoeveelheid van het geleverde Bier tejuftificeeren) Jannes Janssen met ƒ 12 - 5-12 wegens Weideloon en toebaat, Lambert Willems met iq Guldens en dan nog met ƒ r - 17 - 3, of de halve waardye van de toebaat; wegensKnegteloon, Arend van de Klippe met ƒ 22 - 1 -«wegens Knegteloon en toebaat, en Gerrit Hendriks van de Klemme met ƒ 25 - 18 - wegens een reftant Knegteloon en toetuig, als zynde alle deezen Schulden naar Landr. dkt. tit. 6. art. 3. Pandbaar, en dus in den vierden graad preferabel. Staande dan nog ten aanzien van de Schulden , In deeze graad geprefereerd, te letten , dat omtrent dezelve geen prioriteit van tyd of rang plaats heeft; maaf dat dezelve indien den Boedel tot afbetaalinge van alle niet toereikende mog-  So4 OVERYSSELSCH mogte zyn , quota quotis, en naar rato van eens ieders Schuld , de verdeelinge van den overfchot zal moeten gefchieden, volgens de leere van Paulus in L. 32. ff. de reb. auct. judie. posfidend. Privilegia enim, ait, non ex tempore cestimantur fed ex caufa, et fi ejusdem tituli fuerint, concurrunt, licet diverfitates temporis in his fuerint, vid; Richter de jur. 6? privil. Credit, n. 7. alwaar hy zegt: prceterea notan. dum est,inter creditores perfbnalia privilegia habentes, nullam prioritatis habendam esfe rationem, fed pro rata cujusque debiti omnes admitti, per text. in L. privilegia 32. ff. de reb. auct. jud. posf. Gail lib. 2. obs. 25. n. 13. Anth. Matth. de auZtion. lib. 1. cap. 20. n. 7. & 8. Dat men nu verders als een ongeprefereerde Schuld heeft geadmitteerd (indien 'er ondenkelyk nog iets mogte overfchieten, 't geen men ex aclis met geen zekerheid heeft kunnen opmaaken) Claas Camphuis en zyn Vrouw Jannegjen Veldcamp met een Obligatie van 100 Guldens in dato den . . July 1762; en een dito den n November 1767, doch beide zonder rente, is gefchied, om dat dezelve die Schuld met twee Handfchriften van Steven Spant en zyn Vrouw Gerridina Gerritsen bewezen hebben, hoedaani. ge Schuld volgens Landrechte geen Praeferentie toekomt, maar tot de laagfte Clasfe behoord, en om dat ton opzichte van rente, fchoon anderzints in beide Obligatien beloofd, door die Crediteuren geen eifch gemaakt is; hebbende men op de verdere aangaven van Albert Geerlichs Boekeler te Lente ad 25 Guldens, wegens gepretendeerd geleend geld,van Gerrit Cortenhorst,ad 22 Guldens, ingelyks wegens gefustineerd geleend geld en van ƒ n - 10 - * wegens geleeverde Waaren van Schoenen als anders, en van Berend Kolkman ad ƒ 47 - 7- 6, ook zuUende heenkomen wegens geleeverde Waaren, geen reflexie kunnen flaan, maar dozelve moeten pasfeeren, om redenen, dat de twee eerfte geen de minfte bewys van hunne gepretendeerde geldleeninge bygebragt hebben, 't geen nogthands zowel in judicia concurfus, als in alle andere gerichtelyke petitiën, plaats heeft,  A D V Y S B O E KV 305 heefc; dewyl een Richter buiten zulks onmooglyk in Raat is om van de echtheid van die Schulden te oordeelen , en het derhalven by gebrek van zulks daar voor moet houden , als of 'er in 't geheel geen Schuld was, quoniam paria funt non' esfe et non apparere, et nihil allegare vel allegatum non probate Barbos. in Thefaur. lib. 13. cap. axiom. 14. et 33. want, dat tot zulken bewys geenfints genoeg is de annotatie en het gefchrifte van den Praetenfen Crediteur alleen, wordt uitdrukkelyk geleerd in L. 5. C. de probat. exemplo cumperniciofum esfet, ut ei fcripturce credatur, qua unusquisque fibi annotatione propria debitorem conflituit L. 1. C. eod.> en om dat de laatfte van deeze met de overige post zyner memorie, midsgaders Berend Kolkman met zyn aangegeevene Schuld wegens geleeverde waaren, zonder fpecincque Extract uit hunne Koopmans boeken , of aantekeningen, waar uit zoude moeten geblyken welke waaren het zyn, die ze fuftineeren geleeverd te hebben, geen rang onder de Crediteuren heeft kunnen worden aangeweezen, om dat men de natuure.deiSchuld niet kennende , ook onmooglyk over de echtheid en de Praeferentie of Concurrentie van dezelve heeft kunnen oordeelen. Men heeft alle de Crediteuren, welke hunne Schulden zyn toe erkend , opgelegd , om ten gezinne de eene van de andere, en des gerequireerd, de deugdelykheid hunner Schuld, vorderingen met ééde te fterken; deels, om dat men, daar deeze Schulden niet van den Debiteur zelvs, maar uit een ftomme en weeslooze Boedel gevorderd worden, met geen volkomen gerustheid kan weeten of dezelve echt zyn; en deels, om dat de Praótycq in deeze Provincie en elders zulks alom heeft ingevoerd, tot wegneeming van alle fufpicien en bedenkelvkheden. Voorts isaandeuitgeblevene of zich niet behoorlyk aangegeeven hebbende Crediteuren depurge voorbehou Jen, om dat zulks niet alleen Rechtens is in alle contumacieele Proceduures , maar ook in 't byzonder, om dat het Landrecht hen part. 1 . tit. 1 \. art. 14. die purge geeft, de Inheemfche binnen zes, en III. Deel. q, q de-  306 OVERYSSELSCH de uitheemfche binnen twaalf weeken. Eindelyk heeft men de Kosten door een iegelyk der Crediteuren totprobatie van zyne Pretenfie en bekominge der Preferentie of Adjudicatie aangewend , gecompenfeerd , om dat hier geen verfchil zynde tusichen Crediteur en Debiteur over de validiteitder Schuld, maar tusfchen de Schuldeifcheren onder eikanderen , over zulks de reden, waarom anderzints wel een Condemnatie in de Koften, naamentlyk ob temerarium htigium contumaciam, aut proces/urn retardatum plaats heeft, alhier niet in Confideratie kan komen. Aldus geadvifeerd binnen Zwolle den 28 Augustus 1771. R. Metelerkamp, Dr. LXXX. CONSULTATIE. Advys en Sententie, in cas van Preferentie en Concurrentie. In zaaken van Preferentie en Concurrentie voor my Herman Roeck , Verwalter Scholtus van Wyhe al nog ftrydi? en ongedecideerd hangende, tusfchen eenige Crediteuren, van den Heer Gerhard Joan de Vriese toe den Wezenberg , alwaar de een voor den anderen fuftineerde, in en op de Penningen geprocedeerd van de verkochte en gedistraheerde Goederen van Wezenberg en den Veldkamp te moeten worden geprefereerd. Gezien deswegen en met vlyt geëxamineerd der Pretendenten overgegeevene Reekeningen , Deduétien en Debatten neffens alle Scbynen en Befcheiden tot Juftificatie van een ieders intentie hinc inde geappliceerd, ingevolge die daar af op den 9 July deezes jaars 1691, opgerichten en door my Scholtus, beneffens Parthyen Bedienden geteikenden Inventaris, en wel rypelyk gelet hebbende, waar op tot administratie van onpartydige Juftitie te letten ftonde. Zo is 't dat ik Verwalter Scholtus voorfchreeven met in. ge.  ADVYSBOEK S°7 genomen Advys van de hier Ondergefchreeven Rechtsgepromoveerdens'recht doende, verklaar,- dat uit de Penningen van de geëxecuteerde Goederen den Wezenberg en Veldkamp gekomen , eerst en voor al gededuceerd moeten worden de Koften, zo by het Gerichte wegens het Executeeren van voorfz. immobüe Goederen, mitsgaders deeze verzendinge en beleeringe zyn aangewent,- als mede die door een der Crediteuren tot inmaaninge derzelver zyn gedaan; en daarom dan de Heeren Provifooren van't Voorfter Gasthuis binnen Deventer, met een fomma van 311 Guldens en 12 ftuivers, zo op den 3 July des afgeweekenen jaars 1690 hy deezen Edelen Gerichte zyn worden getaxeert; en na dien vervolgelyk, de eene Crediteur in de Penningen van den Wezenberg Preferentie zal moeten hebben, en den anderen wederom voorrecht gegeeven worden op de Penningen van den Veldkamp,- zo heeft niet alleen onderfcheid moeten worden gemaakt tusfchen gemelde Goederen, en de Crediteuren die daar op Pretenfie maaken; maar ook., zo zullen de voorfz. getaxeerde Koften moeten worden verdeeld en zo gereguleerd, dat van de Penningen van ieder of van dat parceel worden afgetrokken tot het inwinnen en executeeren van welke die zyn aangewend. Na defalcatie van voorfz. Koften, zullen moeten worden geprefereerd, gelyk geprefereerd worden mits deezen, met haare Schul. den, eerst, en in fecundo gradu op de Penningen geprocedeerd van de Havezaate den Wezenberg cum annexis, de Verwalter Scholtus Roeck met de fomma van 48 Guldens en 17 ftuivers wegens Schoorfteengeld, Doctor Henr. Roy. er qqa. met zyne Rekeninge wegens Contributie en Verpondinge voor zo verre het den Wezenberg cum annexis is raakende, en de Rentmeefter Dirk Rees mede met zyn Rekeninge van Verpondinge, Contributie enz. den Wezenberg als voornoemd aangaande, doci_alle drie voor zo verre van de Gebruikeren niet kunnerf bekomen,- en de beide laatften, ten opzichte van de Verpondinge en Contributie der Goederen door anderen gebruikt, de tweejaarige preQ q a fcrip-  308 O V £ R Y S S E L S C II fcriptie, by Placaat van den ... niet komende te obfteeren; gelyk al mede in voorfz. Graade geprefereerd wordt, alle het geene wegens den ontvangst aan den Boedel van wylen de Heer Scholtus Laar mogte te kort komen, en nevens 'tgeen wegens Carspels lasten over voorfz. geld mogte zyn of worden uitgezet; welke mede afgetrokken zynde, zo worden in terHo gradu geprefereerd op de Penningen cum annexis ,• en zulks volgens de regul rechtens qui prior est tempore potior est jure; de Heer Gysbert op ten Noort Burgermeefter der Stad en Secretaris des Graaffchap Zutphen, met een buiten , binnen- en loopend jaar rente ad 28 Guldens jaarlyks en het Capitaal van dien. Daarna ten tweeden de Heer Joost Balthasar ten Grootenhuis tot Veenhuis, met het geen zyn Welgebooren uit kragt van de Acte van gua» rant de dato den 25 February 1681, wegens Capitaal, interesfen en Kollen is competeerende ; en ten derden noch zyn Wel Ed. Geb. prefereerende met het geen rechtmaatig moet hebben,uit kragt van de Acte van den 15 January des jaars 1984, met een buiten-, binnen-en loopend jaarrente, doch al te zaamen ter goeder rekeninge; mits dat met folemneelen ééde zal hebben te verklaaren , ten aanzien van de poften voor welke niet klaarlyk geblykt, dat zyn Wel Geb. zich als Borge heeft ingelaaten , of zodaanig betaalt, daar voor egter nogthands als borge effective zich verbonden of dezelve betaalt te hebben. Ende al dewyl door deeze geprefereerde Schulden en Pretenfien de Kooppenningen geprocedeerd van de Havezate de Wezenberg cum annexis ten eenemaale uiterlyk aan te zien, worden geabforbeert, zo is geoordeeld byprovifie, en voor als noch niet nodig te zyn ten opzichte van de andere Pretenfien te disponeeren, in wat voor een graad, en waar dezelve behoorden te worden geftelt. Aanbelangende dan vervolgelyk de Penningen gekomen van het gediftraheerde Erve en Goed den Veldkamp, daar in worden mede geprefereerd na afkortinge van de Koften van 'c Gerichte, en van de Heeren Provifooren van 't Voorfler Gasthuis, invoegen als hier vooren is vermeit. Voor  ADVYSBOEK. 309 Voor eerstin fecundo gradu de Verwalter ScholtusRoecï met de fomma van 12 Guldens Schoorfteengeld, voor zoveel van den Gebruiker niet kan bekomen, Doctor Henr, Royer qqa. en de RentmeefterDERK Rees beide met hunne Rekenin. gen wegens Verpondinge en Contributie, voor zo veele dezelve dit Erve en Goed den Veldkamp is raakende, en van den Gebruiker niet kunnen krygen , en niet ftrydig is tegen het bovengemelde Placaat d' Anno .... gelyk mede in voorfz. graad geprefereerd word , alle het geene wegens den ontvang aan den Boedel van den Heer Scholtus Laar mogte te kort komen; nevens 't gene wegens Carspels Lasten mogte zyn uitgezet of uitgezet zullen worden. En dan verders na dat dezelve voldaan zullen zyn uit de voorfz. Kooppenningen van den Veldkamp, in tertio gradu alleenlyk de Heeren Provifooren van 't Voorfter Gasthuis binnen Deventer met een fomma van 132 Guldens en met een fomma van 1275 Guldens, beide met den Interesfe en Koften van dien, onder afflag dan nog van 't geen van de allodiaale gedistraheerde Goederen mogten hebben bekomen , en alles ter goede Rekeninge. Voorts dezelve Heeren Provifooren als CesConarisfen van Hopman Hendrik van Olst, met een fomma van 201 Guldens en 6 ftuivers, en dan nog met een fomma van 81 Guldens 7 ftuivers cum interesfe a die morce et expenfis. Raakende de andere Crediteuren alzo dezelve geen reëel recht zyn hebbende,immers niet op het Erve en Goed den Veldkamp, en dat alhier tusfchen Partyen Litiganten , en alle de Pretendenten, voor zo veele men uit hunne Deductie en Debatten kan zien in Confesfo is, dat in deezen niet gedisputeerd word over de Preferentie en Concurrentie wegens eenen defolaaten Boedel, maar over Penningen geprocedeerd van twee byzondere parceelen goeds, en alzo tusfchen die geen welke alleen reëel recht zyn hebbende op dezelve Goederen; zo heeft ten op. zichte van voorfz. andere Crediteuren die alleen perzoneel recht of immers geen reëel recht op den Veldkamp zyn heb. kende, in deezen niet konnen worden gedisponeert. Qq 3 ' De  $to O VERYSSELSCH - De voornaamfte redenen van het voorfz. gewysde zyn deeze volgende: dat voor eerst de kosten deezer Proceduu. re, en tot het verwinnen en executeeren van de gediftraheerde Goederen voor allen anderen en voor af uit de Penningen van ieder verkogt goed getrokken moeten worden, is gefchied ten opzigte dezelve tot profyt van alle de Crediteuren zyn aangelegt en gedaan: jam autem ex quo plures lu. crum captant ê? Mos damnum ex eo refultans ferre cequum est, propterea quod fumptus qui necesfario facti funt in bonis foto cedentis confervandis fjf in eorum venditione Jemper prcecedunt , nam & his deductis bonorum calculus fubduci folet. L. 8. ff. depos. argument. L. u't. § 9. C. de jure delib. &f cum fine Jumptibus enim iftis debitoris bona confervata funt; ita ut de hifce difiraElis creditoribus fatisfieii queat, cequisfimum itaque omnibus vifumfuit confervatores ab omni damno esfe immunes, inque receptione crediti fui aliis omnibus prceferri, de quo nemo creditornm conqueri habet, nihil plane recepturus [i fubfiantia debitoris five Hypothecce ejusmodi expenfis haud fuisfet confervata. Carpz. Illuft. decis. 55. num. 13. &f 15. Anton. Matth. de auttion. Lib. 1. cap. 19. num. 4. Et ficut frutlus non dicun* tur nifi deduMs expenfis, ita neque condemnatione qucefitum videri potest, nifi quod fuperest dedutlis fumptibus iis, quos ad vincendum erogari nee esfe fuit; cum fi fumus illi faEti non fuisfent, debitor cendemnationem non haberet. Ant. Faber in Codic. Sabaud. Lib. 8. tit. 8. definit. 7. Dat nu geen behoorlyke verdeelinge van de kosten by de HH. Provifooren aangewend, heeft kunnen gemaakt worden, is, om dat de Declaratie niet by het Proces geweest is, uit welke dan nog dezelve onder de Crediteuren in der minne wel konnen verdeelt, en hoe veel tot ieder pro quota gedaan zyn $ gezien worden. Dat nu in fecundo gradu de Verwalter Scholtus Roeck , Doctor Henr. Royer qqa. en de RentmeeRer Dirk Rees, Praeferentie is gegeeven op de Kooppenningen van de beide parceelen goeds, doch op elk parceel voor zo verre, van dezelve ten agteren en een ieder parceel raakende is, heeft zyn fun-  ADVYSBOEK. 311 fundament daar op: dat hunne Rekeningen beftaan uit Heeren Schattingen, by Ridderfchap en Steden op de Goederen gefteld. Jam autem potior est caufa tributorum, quibus prior e loco omnia bona cesfantis obligat a funt L. venditionem 1. C. fi propter public, perfit. vendit. waarom ook by ons Landr. part. ï. tit. 21. art. 8. haar is toegeftaan paraate executie, ratio in publica utilitate pofita est, quce privatorum commodis femper anteponenda L. un. §.14. C. de caduc. toll. nee vero privatorum bona fialva esfe posfunt , deftituta Republica fed in liac fufteneri potest fublato rerum gerendarum nervo, qui in cenfu publico atque tributis, confiftit. L. 1. §. 20. ff. de quceflion. Anton. Matth. de auction. Lib. 1. cap. 13. num 11. Én of wel by ons Landrecht de Heeren Schattingen niet duidelyk mede genoemt word ; zo i^ egter niet te twyffelen, of het is de meininge van 't zelvige part. 1. tit. 21. art. 15 : dat die mede in fecundo gradu moet begreepen en Praeferentie toegeftaan worden , aangezien met de woorden, " dier„ gelyk ook het geëxecuteerde Goed uitgezet en onbe„ taalt ", zulks genoegzaam te kennen gegeeven word, te meerder alzo niet alleen in de nabuurige Provinciën, Steden en in andere Landen zulks geobferveerd word, maar ook alhier dagelyks word gepracfifeerd. Ant. Mattheus dicto loco. Grot. lib. 2. part. 48. num. 17. het Stadrecht van Deventer, part. 4. tit. 21. art. 7.Carpzov. defin. Fórenf. part. 1. Confi. 28. definit. 47. Voor hoedaanig dan ook heeft moeten gehouden worden, 't geen aan den Boedel van wylen de Scholtus Laar zal te kort komen, naar proportie van't geëxecuteerde Goed, als mede 't geen wegens Karfpels lasten over 't zelve Goed is, of nog mogte worden uitgezet, en zulks om de identiteit van redenen. Dat nu daar by is gevoegt voor zo veele van de Gebruikeren niet is te bekomen, is te verftaan,. dat van die Goederen en Landeryen, welke verhuurt en by anderen gebruikt zyn geweest, dezelve Gebruikeren voor die Schattingen, welke op hunne gebruikte Goederen gezet 2yn, en voor den tyd van hun gebruik verloopen of ten achteren geworden, aanfpraakelyk zyn, door  3is O V E R Y S S E L S C H door dien altyd die tot hunnen last houden , of indien al eens ter contrarie word gedaan, dan nogthands dezelve altyden betaalen, en aan hunne beloofde Pachten weder korten. ' Ook om dat alle de beweegelyke Goederen, op de Erven gebragt executabel voor de Heeren Schattinge zyn. Dat ten opzichte van de tweejaarige prefcriptie van de voorfz. Schattinge van de verhuurde Landeryen niet fpecificq is gedefinieert en gefteld voor hoe veel, dezelve Heeren Schattingen verjaart zouden zyn, is gefchied, om dat zulks niet heeft kunnen gedaan worden; ter oorzaake niet eene van parthyen, noch in hunne Deductie, noch in de Debatthen zich daaromtrent geopenbaart, of iets daar van voortgebragt heeft, en zal 't zelve ook genoegzaam en gemakkelyk tusfchen parthyen in der minne gevonden kunnen worden. Doch wat aangaat de Heeren Schattinge wegens de Confumptie en 5oofte of iooofte Penning van de Heer Gerhard Joan de Vriese , door de Kamerbewaarder Gelderman aangegeeven, alzo dezelve alleen perfoneel is en niet het minfte reëel recht is hebbende, en aangezien alhier niet over eenen defolaaten Boedel, maar onder reëel recht hebbende Crediteuren gedisputeerd word , zo heeft die Schattinge in deezen geen plaats gegeeven kunnen worden. Aanbelangende die gene welke in tertio gradu op de Penningen geprocedeerd van den Havefate den Wefenberg cum annexis Preferentie is geaccordeerd, en dat den Heer Burgermetfter Gysbert op ten Noort met zyn Capitaal, en twee en een loopend jaar rente; voort daar na de Heer Joost Baltiiasar ten Grootenhuis met hetgeen zyn Welgebooren uit en wegens twee diftinéte Aften, de eene van den 25 February 1681 en de andere van den 15 January des jaars 1684 is competeerende, heeft zulks moeten gedaan worden, om dat hunne pretenfien gefundeerd zyn op gerichtelyke Cesfien, Verkoopingen, of Veronderpandingen of Verzettingen , als die van den Heer Burgemeefter op ten Noort beftaande uit een Verkoopinge en Cesfie van rente gerichtelyk gedaan ter plaatzen daar het gehoort; naamelyk voor het  A DVYSBOEK. 313. het Leen Gerichte onder welke de Havefaate de Wefenberg cum annexis te Leen gaat; gelyk mede die is van den Heer Grootenhuis geconftitueert den 15 January 1684. En die van zyn Wel Geb. van den 25 February des jaars 1681, eene Verzetting of Veronderpanding of Acte van guarandmede gerichtelyk gemaakt ter voorfz. plaatze,- hoedaanige rente Verkoopinge en Cesfien, gerichtelyk in forma volgens ons Landrecht gemaakt en gecontracteerd, in tertio gradu van Praeferentie by gemelde ons Landrecht geftelt worden, part. r. tit. 21. art. 15. Gelyk mede in dezelve graad Praeferentie worden toegeftaan, Verzettingen, Onderpandingen, of Acte ten fine van guarant mede zodaanig gemaakt, en als die van den 25 February 1681 van den Heer Grootenhuis is: gelyk verftaan is van Ridderfchap en Steden, in zaaken van de Heer van Laar toe Honloe tegens de Weduwe van Peter Greeven in den jaare 1684. Onder weke Crediteuren echter deeze regel plaats moet geeven: niet alleen naar de Civile Wetten, quod qui prior est tempore potior est jure, Christin, ad LL. Mechl. tit. 13. art. 14. num. 3. L. 2. in fin. L. 15. Pignus L. fi & jure L. Potior. L. Creditor qui prior L. qui balneum ff. qui potior. in pign. h:ib. L. 2. et fi Heet. Cod. eodem, & Cap. qui prior, de regul. jut. in fexto. quce temporis prcerogativa etiam ad horam & mominturh confideratur ut not.GLoss. in L. fi ex pluribus §. fin. ff. de folutionibus. Christin, ad LL. Mechlin. dict. art. num. 4. Gail. Lib. 2. obferv. 25. num. 3. maar ook naar onze Statutaire Wetten, en onsLandrecht in verbis diEtis art. 15. "tender„ den binnenjaarfche, naastkomende Renten en Pachten met „ de Capitaalen van dien by Richters brieven etc. alzo in de ,, voorzeide graaden van Schuld , de eene van den anderen , „ de oudfte Crediteuren na den tyd, den jongftenzal wor„ den geprefereerd". Welke prioriteit zo in de intresfen als Capitaal plaats moet hebben , cum qui prior est in forte, potior est etiam in ufuris, L. 18. ff. qui potior in pign. L. fi plures. 9. §. ulti ff. de pact. Negusant. de Pign. part.. 5. memb. 22. num. 10. En daarom is de Heer BurgerIII. Deel. R r mees-  3H OVER YSSELSCH meester Op ten Noort, als hebbende de oudfte rente ver fchryvmge in deeze derde graad voor anderen voorranïre geeven, met zyn Capitaal en een buiten- binnen-, en lln pend jaar rente van dien, en ofwel aan deeze Heer Gr™ tenhuis tot het Veenhuis met zyn Wel Geb. beide rerich* telyke Aften bovengemeld, op de Kooppenningervan den Wezenberg™nexis, is worden geprefereerd , zo^szulks alleen ten opzichte van de qualiteit en voorhebbende rech toegeftaan en met ten aanzien van de quantiteft ofhet t'n turn in beiden begreepen, nademaal v^n^a^^n te faamen daar over als nog niet zich hebben Sa!tcn maar expresfelyk gereferveerd: waarom ook 't zelve bv deezen in zyn geheel en ongeprsjudiceerd gelaaten wordt! hebbende uit bezondere Confideratien ten Procesfe remo veert daar over de Heer Grootenhüis den éédmoetfnoD fan8derVe,ndVaRaakend,e VeïVO,gel*k ^ Koop^ gTn' van den Veldkamp, en dat de Heeren Proviforen van 't Voorfter Gasthuis, met hun uitgefchooten en aanrewende Kosten, de Verwalter Scholtus Roeck , Docter Hen? Royer p en de RentmeeRer Derk Rees met hunne Stingjï! mvoegen als hier vooren gemeld is, zyn worden gepSfel reerd, gelyk ook het geen in den Boedel van dVlfee* Scholtus Laar mogt te kort komen, en de Carfpels uit zettingen, daar af moeten, de reden hier boven bereids re geeven, waarom in de Kooppenningen van den WefenblS haar Preferentie is toegeftaan, hier ook mede relden S a ??r uV"er "a-in- e-n °P de voorfz- Kooppenningen van den Veldkamp prioriteit en voorrecht hebben in de derde graad, de Heeren Proviforen van 't Voorfter Gasthui te Deventer met de uitgedrukte fommen, interesfe en Kosten! zulks heeft moeten worden geoordeelt ter oorzaake bv Hun Ed. aangetoontis, dat een Landcedelyk bekomen verwin op het gemelde Erve en Goed den Veïdkamp?tebben™ kreepn gehad, en uit derzelve kracht; dat Goed reëxS teerd, en wetteiyk gedistraheerd, welkeen hoedaanig een verwin van die kracht moet worden gehouden ab ge? rich-  ADVYSBOEK. 315 richtelyke Schuldbekentenis, die volgens ons Landrecht part. 1. tit. 21. art. 15. in tertio gradu Preferentie heeft, zynde het in rechten even veel of iemant vrywillig zyne Schuld bekent en gerichtelyk aanneemt, dan of daar toe by Sententie van den gerichte gecondemneert wordt. En wanneer ook iemand een parceel goeds met Aanpandinge of Arrest heeft geaffecteerd, en daar op beginnen te procedeeren , zulk een voorrecht daar door bekoomt, dat den Eigenaar tot zyn prajuditie het Goed aan een ander zodaanig niet kan verzetten, of gerichtelyk , of op eenigerhande manier verbinden, dat deeze laatfte voorrecht voor die eerst geprocedeerd of het Goed geaffecteert heefc, door delaatere verbintenisfe kan bekoomen. En dat diensvolgens Hun Ed. prioriteit hebben, niet alleen met hun Capitaalen»maar ook met die daar van ten achteren zynde intresfe, en aangewende Kosten, is, om dat het Erve of Goed daar mede en voor, gelyk als voor de Schuld verwonnen en geaffecteerd is, quia accesforium fequitur fuum principale, & quod quoddammodo accesfio fortis Ant. Matth. de auction. lib. 1. Cap. 2i. num. 17. Dat nu niemant mede op de Kooppenningen van den Veldkamp is worden geprefereerd, daar af is de reden, dat niet eene meerder heeft beweert en aangeweezen, het zelve Goed verwonnen of geaffecteert te hebben, noch aan iemand meerder verbonden, verzet, verhypothifeert, of daar uit eenige renten verkocht te zyn, gelyk de Heer van Langeveldsloo , en Erfgenaamen Verhoefts in hun Debat art. 36. zelvs bekennen, en of fchoon gepretendeerd word van de Heer Joost Balthasar ten Grootenhuis met een Acte van den 8 December des jaars 1681; dat het dikgemelde Erve den Veldkamp voor ver. fcheiden Borgtochten zyn Wel Geb. zoude ten Onderpande gefteld zyn; zo heeft men nogthands die Acte (dezelve ten opzichte van de Formaliteit van dien, in zyn waarden en onwaarden laatende onbenadeeld) ten aanzien van de Kooppenningen van den voornoemde Veldkamp niet kunnen aanmerken , even of dezelve nog van eenige kragt meerder wa6, R r 2 aan-  316* . OVERYSSELSCH aangezien zyn Wel Gebooren van den inhoud van dien uit de Kooppenningen van den Wezenberg cum annexis voldaan is: want niet alleen op de verkoopinge en diftractie van dien zich aangegeeven, maar ook dezelve Goederen aan hem getrokken heeft, en alzo zich zeiven betaalen konnen, uit de Goederen, welke zyn Wel Gebooren eerst verzet of veronderpandet zyn : immers en in allen gevalle hier vooren met die actie naast de Heer Burgermeefter Op ten Noort geprefereerd is op de Kooppenningen van den Wezenberg, uit welke indisputabel, wegens deeze voorfc Acte voldaan zal konnen worden. Aldus by ons Ondergefchreeven geadvifeerd binnen Zwolle. G. V. Muyden, Dr. Bern. van Ryssen, Dr. LXXXI. CONSULTATIE. Advys en Sententie over het weigeren van Confent door Voogden in het Huwelyk van hunne minderjaarige Pupil. By ons Ondergefchreeven zynde gezien , en met veel naauwkeurigbeid geëxamineerd, de Stukken en Documenten in zaaken voor zyn Hoog Wel Geb. Geftr. A. T B Baron van Huffel, Heer toe Verburg, Cranenburg, Newendek, Elleweet &c. &c. &c. Landdrofte van Zalland" ftrydig en onbefh'st hangende tusfchen Johanna Magtelina Metelerkamp, waar mede zich voegde Coenraad Bkouwer, Requirante ter eenre, en haare Voogden den Predicant Metelerkamp , cn Harm. Stenvfrs Gerequireerden ter anderen zyde, beftaande in de Prothocollaria begmnde den ij April en eindigende den n May 1754 conform den Inventaris daar van door den Heer Landlchyv er geformeerd op den 18 May deezes jaars; waar uit komt te blyken, dat de Requirante met haaren Gevoegden by Requefte aan den Heer Landdroste in fubftantie hebbe doen voor  ADVYSBOEK. .317 voordraagen, dat zy zich, zonderling de laatfte met confent zyner Moeder, in ondertrouw gefteld en verbonden hebbende, dikwils en menigwef volgens haaren plicht by de Heeren Predikant Metelerkamp tot Nyenhuis en Herm. Stenvers , als Voogden, gelyk mede by de Heeren Meuwsen, refpective Burgermeefteren te Zwolle en te Hasfelt, als Ooms van Haar Remonftrante, hadden gefolliciteert en by brieven verzogt, om in dit Huwelyk , dewyl de Remonftrante nog minderjaarig, en in haar agtiende jaar was, ta bewilligen, doch dat zy zo ongelukkig waren en noch haar Voogden noch haare Ooms daar toe te hebben konnen brengen;0 dat, dewyl de Remonftrante haar en aan de eene zyde in die ftaat bevond, dat het haar onmooglyk was van dit Huwelyk te konnen afzien, en dat het aan de andere kant een weibekent recht zoude zyn, dat der Voogden autoriteit zo verre niet gaat, dat zy abfoluit aan minderjaarige een Huwelyk beletten konnen, als zy het maar zo believen te begrypen; maar dat in tegendeel al hun gezag en pouvoir dien aangaande bepaald was aan de fufficience van de redenen, die zy mochten hebben, of konnen geeven, tot en van die verweigering; dat verders alle die vermeinde redenen, en die haar Remonftrante daar van voorgekomen waren, daar in alleen zouden beftaan, dat hunne conditie en fatzoen niet egaal genoeg zou zyn. Dat voor de rest op des Gevoegdens gedrag niet te zeggen viel, en zyne middelen meer als die van de Remonftrante waren, dat zo eene reden naar rechten by niemand, ja geen een Schryvei of Leeraar der rechten daar voor ooit zou aangezien wezen, dat daar door het Huwelyk gefluit, of geweert zou konnen worden, al was zy Remonftrante van een Adelyke Stamme; dat het eene inconteftabele waarheid was, dat altands haare Heeren Ooms en verdere Familie in het geheel ongeeualificeert waren, om haar dit tegen haaren willeen hoogst aangelegen te konnen befpieren, verzoekende de Remonftrante nevens haaren Gevoegden vervolgens: "dat zyn *, Hoog Wel Gebooren Geftrenge aan genoemde haar VoogR r 3 „den  3i8 O VER YSSELSCH „ den zal believen te ordonneeren, om genoegzaame re » denen van hunne ver weigeringe te moeten feeven of „ dat by infufficientie of nalaatenheid van dien %vn H™* „ Wel Geb Geflr., als Overmomber £? h£ iefë HulJ „ lykzal believen te confenteeren, of anders zodaantTs » ^reeenre,?' aIs na ^vinding zal worden bevonden tl bet En dat daartegen Hermannus Stenvers, als Voo?d van Johanna Magtelina Metelerkamp, voor zich en ™a mens den Predicant Metelerkamp, mede Voogd van de Requirante, by berigt hoofdzaakelyk hebben doen ren, dat de reden, waarom zy voor hunne Perfoonen als Voogden met konnenconfenteeren in het huwelyk van hunne Pupil Johanna Magtelina Metelerkamp met ComS Brouwer, alleen daar in beftaat, dat zy beducht ^vn dat binnen> korten tyd, en mooglyk eer dat zy haar 2cfte £ bereikt heeft, m een deplorablen Raat zullen vallen dewvï zy, van jaaren een kind zynde, van geen huishouden weet en hy niet veel ouder, eerst Timmermansbaas geworden zynde, de kostwinning nog zal moeten zoeken te ftabi iee ren, en dat dit door ziekte, of een ander toeval rn ut kende, met zou konnen nalaaten, hen beide in een dme" vigen ftaat te ftorten; dat zy als Voogden, dit oogenfchv nelyk gevaar daar ,n voor deeze hunne Pupil te gemoet zien de, en dat daar by confidererende, dat Ridderfchap en Stë" den by ons welgereguleerde Landrecht 2. Deel tit 1 art ' dus ordonneerende: " dat de Kinderen , ftaande onder' t „ magt van hunne Ouderen en Voogden zullen met belie „ ven en wille derzelve zich mogen verlooven erf onder" „ trouwen '. Zonder dat Hun Ed. Mog. daar zouden hebben bygevoegd, dat of de Ouders of Mombers verpS zullen zyn eenige redenen te geeven, waarom zy in he? Hu welyk van de minderjaarige niet mogen confenteeren, ma r" dat het geeven van redenen alleen in deeze Provincie de Oudersopgelegt zou zyn, als de Kinders 25 jaa en en daar boven oud zyn ; zo als blyken zoude uit den Sicïl van denzelven titul van het Landrecht. 5 *niCül^™  AD VYSBOEK. 319 Verhoopten dus, " dat zyn Hoog Wel Geb. Geft. in dit „ hun Bericht genoegen zal gelieven te neemen, en hunne „ Pupil gelasten, zich, volgens haar pligt naar de goede voor„ zorge van haare Voogden te moeten gedraagen, immers „ en in allen gevalle, dat zyn Hoog Wel Geb. Geftr. als „ Overmomber Heer in deezen, onvermoedelyk van een „ ander fentiment zynde, over dit onwettig voorgenoomen „ Huwelyk, als dan hunRemonftranten van het geeven van „ confent mag dispenfeeren, als zulks van hun gemoed niet „ zoudende kunnen verkrygen, dan in dien val, volgens hun j, Pupils tweede eventueel verzoek, daaromtrent zodaanig „ handelende als zyn Hoog Wel Geb. Geftr. vermeind te „ behooren ". Voorts omzigtig gelet op alles, waar op in deezen tot adminiftratie van onpartvdige Juftitie, eenigzints te letten ftonde; inzonderheid aan zyde der Voogden geconfidereert, dat ons welgereguleerde Landrecht 2. D. tit. 1. art. 2. het weikin deezen ons ten richtfnoer verftrekken moet, ingevolge publicatie van den 12 Maart 1630, voor het Landrecht gedrukt, ftatueerende: "dat Kinderen ftaande NB„ onder de magt van hunne Ouderen en Momberen, zul„ len met believen en wille derzelver, en de andere na „ doode hunner Ouderen, onder geene Momberen langer „ ftaande, ten overftaan van twee hunner naaste vrienden, „ en by gebrek derzelver twee vroome en eerlyke Mannen „ daar toe geroepen, per veria de prafenti, dat is met woor„ den , die tegenwoordige belofcenisfe , zonder conditie, „ of uitneeminge mede brengen, hen alleenlyk verlooven, „ en ondertrouwen mogen"; den Voogden zodaane magt omtrent de Huwelyken hunner Pupillen geeft, dat zy daar in niet willende bewilligen geen reden van verweigeringe behoeven te geeven; want het Landrecht verleend den Voogden geen mindere of bepaaldere, maar dezelve magt, dien het aan Ouders geeft omtrent de Huwelyken van minderjaarige perfoonen , gelyk zo ons Landrecht ook verftaan is, door Brouwer de jure connub. lib. 1. cap. 14, alwaar hy, na dat  32o O V E R Y S S E L S C II dat num. 2 en 3 gefprooken hadde over de Conflitutie van Keizer Karel de V, die in Holland in het ft uk van Huwelyken ge volgt wordt num. 4. daar op laat volgen : verum hcec ita intelligenda non funt, quafi curatorum auCloritas potestati hac in re cequata fit, uti quidem Zelandi ac NB. Tratififalani veile videntur, eadem verborum fer ie, parentum, curatorum & necesfariorum nomina conjungentes-art 7. 8. Polit. Z;eland. conflit. art. 2. tit. 1. art. 2. tit. 1. part. 2. Landrecht van Overysfel tit. 3. part. r. art. 3. Rechten en gewoonten van Deventer, maar de macht, welke Ouders omtrent de Huwelyken hunner minderjaarige Kinderen by deeze onze ftatutaire Wet gegeeven word, is zo volkomen en onbepaalt, dat zy, goedvindende in een voorgenomen Huwelyk hunner minderjaarige Kinderen niet te confenteeren, niet gehouden zyn redenen van hunne verweigering te geeven, gelyk uit vergelyking van deezen 2. art. met den 5. art. van denzelven titul onzes Landrechts , volgens welke, inval Ouderen in de ondertiouwe der Kinderen 25 jaaren oud en daar boven verweigeren te confenteeren, de Drost, Officiers of Magiftraaten daar in na bevinding van zaaken moeten handelen , by bericht te recht opgemaakt is, en nader blyken kan als men nagaat, wat by het Stadrecht van Deventer part. 3. tit. 1. art. 9. na datdaar hy art. 3. genoegzaam in dezelve woorden, als byhet Landrecht loc. cit. art. 2. het confent der Ouderen en Voogden tot beftaanbaarheid der ondertrouw van Onmondigen geeischt was, wel in meer uitgebreidheid van woorden doch in denzelven zaaklyken zin, als by het Landrecht loc. cit. art. 5. gedisponeert wordt: " dat jonge Gezellen en jonge Doch,, teren onder 25 jaaren oud zynde, niet mogen trouwen , ,, zonder bewilliging der Ouderen, maar Kinderen, boven » de 2< jaaren oud zynde, hunne Ouderen, zo die aange« ,, vangene Trouwbelofte wederfpieeken, voorde Commis,, farien van echtzaaken moeten ontbieden, dat de Ouderen „ verfchynende, deredenen worden gehoord, de zaak ver„ geleeken, en dat anderzints zodaanige jonge lieden niet „ mogen trouwen, eer en bevoorens by Schepenen en Raad „ met  ADVYSJBOEK. 321 „ met kennisfe der zaak daar in zy geordonneerd ", Christin, in disfert. de fpon/al. Qjtcest. 3. by Replycq art. 78. aangehaalt, handelende over de Questie, an Jufficiat ad impedienda vel disfolvenda fponfalia liberorum, parentes disfentire, an vero teneantur fuidisfenfus rationes ajferre , onder anderen fchryft in deeze woorden: exftantea derequarundamCivitatum ac Provinciarum ftatuta, quibus cautum est: Parentes isto cafu, ad judices feu Commisfarios caufarum matrimonialium esfe citandos, et eo modo procedendum NB. ut f liberi fint minor-es 25 annis, non teneantur parentes ullas rationesfui disfenfus proferre, at fi liberi annum vigefimum quintum expleverunt, quce inlegibus nostris cetas dicitur perfecta, parentum denegatio vel oppofitie, non aliter locum habeat , quam fi juftas disfentiendi causfas proferant; quce fi non appareant, magiftratus licentiam det matrimoniwn confummandi. Ita ftatutum est Conjlitutione Politica Hollandice.NB. jure Provinciali Tranfifalanice part. 2. tit. 1. art. 1. Qegendum art. 2.) ftatutis Daventrice part. 3. tit. 1. art. 9. &f fimilibus. conf er. Brouwer de jure connub.lib. 2. c. 24. num. 3. en Boel over Loenius decifien en obferv. p. 20. Daar hy het gezegde van Ghristineus ten aanzien van de Ratuten van deeze Provincie en der Stad Deventer toeftemd, maar ten opzichte van Hollandt verwerpt, zo zoude het in den eerften opflag konnen fchynen, dat de Voogden van Johanna Magtelina Metelerkamp geen redenen van hunne verweigering naar Landrecht hebben behoeven te geeven, en dus de Requirante behoorde te worden gelast, om zich naar het goedvinden van haare Voogden in alle onderdaanigheid te fchikken: zonder dat de redenen en Rechten by Replycq aangevoerd, ons een ander begrip van het Landrecht hebben konnen geeven. Want voor eerst het argument, dat men by Replycq art. 73. et feqq. uit de woorden van het Landrecht:" ten overftaan van twee baarer naaste vrienden ", gehaalt heeft, fchynt ons toe van geene kragt te zyn, om dat 'er een zeer groot onderfcheid is tusfchen de noodzaakelykheid van het Confent van Ouderen en Voogden, tot den ondertrouw van minderjaarigen, en de verplichting III. Deel. S s van  32a OVERYSSELSCH van meerderjaarige, niet ftaande onder de magt van Ouderen of Voogden, om ten overftaan van twee hunner naafte vrienden, zich te verlooven, dewyl dat het Landrecht niet zegt, dat by gebrek van dat confent zonder reden de overheid in het Huwelyk van onmondigen zal bewilligen, maar wel dat by gebrek van de twee hunner naaste vrienden zodaanige meerderjaarige Perfoonen, ten overftaan van twee vroome en eerlyke Mannen zich zullen mogen verlooven, en ondertrouwen, en 't Landrecht dus aan de prefentie van twee andere Perfoonen zo veel kracht toekent, als aan de prefentie van twee der naafte vrienden, terwyl 'er by het Landrecht niets genoemd word, dat het defect van 't confent der Ouderen en Voogden zou kunnen vervullen ,• behalven dat het Landrecht art. feq. genoegzaam te kennen geeft, dat ondertrouw zelvs beftaanbaar is, fchoon zonder Getuigen ingegaan, zo ze flegts by Parthyen bekend is, en het derhalven zeker is, dat de prefentie van twee der naaste vrienden, zo abfoluit nodig tot beftaanbaarheid der ondertrouw van meerderjaarige Perfoonen , van de magt der Ouderen en Voogden ontflagen, niet is, als,wel het confent der Ouderen en Voogden tot beftaanbaarheid der fpon/a/favanminderjaarigen; en de Rechtsgeleerden by dat fchriftuur in menigte aangehaald, handelen over Wetten en Rechten ten eenenmaale van onze Landcedelyke Wetten ver. fchülende , of hebben een gevoelen dat daarop om een andere reden geen toepaslinge kan hebben: om waar van overtuigd te worden, zal het dienftig zyn, die Rechtsgeleerden met een naauwkeurigoog in te zien, hunne gezegdens op de plaatzen by Replycq geallegeerd met de woorden van de Wet of het Statuit, waar over zy handelen of met andere gezegdens in hunne fchriften voorkomende, te vergelyken. Het lust ons dit met eenige voorbeelden op tehelderen. Zo ontvouwen Prouwer de jure connub. lib. 2. c. 24. n. 7. et 8. aangehaald by Replycq art. 46. & feqq. en Boel over Loeniüs Deei/ien en obfervat. ad cas. 4. p. 25. geallegeerd by Rep. m. 106. et feqq. dit recht dat in de Provincie van Holland plaats heeft;  ADVYSBOEK. 323 heeft ; dit recht, voor 20 veel meft heeft konnen naar gaan, zyn oorfpronk verfchuldigd, uitgenoomen aan byzondere ftatuten van Steden, waar over die Rechtsgeleerden niet handelen, aan de Conftitutie van Keizer Karel den V van het jaar 1540 en aan de Politicque Ordonnantie van het jaar 1580, gelyk blykt uit vergelyking van andere plaatzen uit de aangehaalde Aufteuren, namentlyk van Brouwer di£t. tratt. lib. 1. cap. 14. n. 2. et feqq. van Boel. over Loenius d. loc. ad verba 'c Placaat van Keizer Karel p. 26. et feqq. en Voet ad tit. ff. de ritu nupt. n. 16. De aangehaalde conRitutie nu van Keizer Karel Reilende flraffe op Huwelyken van minderjaarigen, zonder confent van Vader, Moeder, of van de naaste vrienden of maagen, ingeval!e zy Vader noch Moeder hebben, of NB. van de Wethouders van de plaats, zo als byna de woorden van het Keizerlyke Edifl luiden, te zien by Boel loc. cit. p. 26. verfchilt van ons Landrecht; want dit Edict eifcht geenzints het confent der Voogden in de Huwelyken zo volftrekt als ons Landrecht, daar geen het minfte gewag van het confent der Overheid gemaakt word, maar het confent der naaste vrienden en maagen, of NB. der Wethouders van de plaats; welker confent het gebrek van het confent der vrienden en maagen vervuld, wanneer zy zonder wettige redenen verweigeren in de Huwelyken hunner onmondige naastbeftaanden te bewilligen, uit hoofde van het gemelde woordelyk prefcript dier Conftitutie, wiens gelyken in ons Landrecht niet te vinden is; vid. Voetius in Comment. ad tit. ff. de ritu nupt. n. 21. et Boel over Loenius loc. cit. p. 2. in verb. lmo et talis &c. boven en behalven, dat Edict, van Keizer Karel daar in van ons Landrecht afwykt, dat, daar het Landrecht tot beftaanbaarheid der Huwelyken van onmondigen het confent der Voogden vereifcht, die Conftitutie het confent der naaste vrienden en maagen daar toe niet vordert, maar den genen, welke zonder dat, of het confent der Wethouderen, een Huwelyk aangaan, het Huwelyk beftendig blyvende, zekere ftraffen oplegt. S s 2 Geen  324 OVERYSSELSCH Geen minder maar een meerder onderfcheid is'er tusfchen ons Landrecht, en de politycque Ordonnantie van Holland van het jaar 1580, dewyl by dezelve het confent deiVoogden zo noodzaakelyk, volgens ons. Landrecht, tot het beftaan der Huwelyken van Onmondigen, als dat der Ouderen , niet gevordert word, en daarom ook na het ernaneeren van dit Placaat de Contrahenten van Huwelyken, zonder bewilliging der Voogden, niet eens onderworpen, zyn aan de ftraffen. by het Edict van Keizer Karel den zulken gedreigd, naar het gevoelen van Voettus in Comm. ad tit. de ritu nupt. §. 16. hoewel anderen het tegendeel ten aanzien deezer ftraffen ook met opzicht van den tyd na het emaneeren van deeze Ordonnantie beweeren plaats te hebben, teste eodem loc. cit. trouwens dat het Recht waar over Brouwer fchryft, onderfcheiden is van het Landrecht deezer Provincie, bevestigt hy zelvs lib. 1. cap. 14. n. 2. et feqq. zo handelen van Wesel ad Novellas conflitutiones Ultraject. ad art. 14. en van der Meulen adjlat. Ultra'].rubr. 22. art. 6. by Replycq art. 110. aangehaald over het recht,dat in de Provincie van Utrecht omtrent de Huwelyken van Kinderen en Pupillen ftand grypt,- het zelve is deels aan de Echtordonnantie van de Heeren Staaten dier Provincie van den 6 October 1584, en deels aan de Ordonnantie decifoir van welgemelde Heeren Staaten van het jaar 1659 zyn geboorte fchuldig. By de Echtordonnantie van den 6 October 1584 art. iï. is uitdrukkelyk geftatueert: "dat indien eeni. „' ge Perfoonen minder van jaaren wezende, haar luiden „ in den Echten ftaat begeerden te begeeven, en daar toe „ geen confent van Ouders of Mombers of van haar naaste vrinden of maagen in de plaats van de Mombers kon„ den verwerven, zy zulks de Magiftraat van de plaats, „ daar haar Ouders of Mombers woonachtig zyn, zullen „ mogen te kennen geeven en verzoeken, dat zy haarcon„ fent daar toe willen draagen, dat in zodaanigen geval die „ van de Magistraat of gerichte die Ouders, Mombers, „ naaste vrienden of maagen voor zich ontbieden zullen en „ van  ADVYSBOEK. 325 van hen luiden verftaan de redenen, waarom zy daar in niet willen confenteeren, en , zo zy die fuffifant vinden, " de jonge luiden haar verzoek afflaan, zo niet, en in val " zy het Huwelyk gelegen, of anderzints geraden vinden, " die Perfoonen te faamen geeven, of laaten trouwen". Het geen by de Ordonnantie decifoir van het jaar 1659 ten aanzien van Ouders en minderjaarige Kinderen, dochgeenzints van Voogden en Onmondigen verandert is, zo als uit de woorden van dezelve art. 14. dus luidende blykt: "datzonder confent van Vader of Moeder geen proclamatien of " trouwe in eenigerlei wyze zullen worden toegeftaan, zo " wanneer de jonge luiden, 't zy Jongman, of Dochter " zyn onder haar 25 jaaren, en dat in geval dezelve van " meerder jaaren zyn, de voorfchreeven Ouders in zulken " geval over hunne weigering zullen worden gehoord ".Zo dat naar het oude Recht van de Provincie van Utrecht ,zo wel'Ouderen, 't zy hun Kind meerder, het zy minderjaari2 is, als Voogden, niet willende bewilligen in het Huwelyk van hun Kind , of Pupil ; doch naar het nieuwe Recht derzelver Provincie wel de Voogden en Ouderen confent in het Huwelyk hunner Pupil en meerderjaang Kind, weigerende te draagen en , niet willende toeftemmen in het Huwelyk van een minderjaarig Kind, fchuldig en gehouden zyn, redenen van hunne weigering te geeven, aan die van de Magistraat of Gerichte der woonplaatze der Ouderen en Voogden, zo ais Wesel loc. cit. dit zeer wel aangemerkt heeft. Waar uit van zelvs het groot onderfcheid, dat 'er in deezen is tusfchen het recht der Provincie van Utrecht en deeze Provincie, zal komen opdaagen, als men de dispofitie van ons Landrecht daar mede vergelykt. Het oude recht van Utrecht toch verbind beide Ouderen en Voogden redenen te geeven wanneer de Ouderen tot het Huwelyk niet alleen van een meerderjaarig maar zelvs van een onmondig Kind, en de Voogden tot het Huwelyk van hun Pupil, weigeren hunne toeftemminge te geeven: ons Landrecht daar en tegen , legt dien last alleen den Ouderen op, ingeval S s 3 zy  326 OVERYSSELSCI-I zy niet willen confenteeren in het Huwelyk van een meerderjaarige Zoon of Dochter; en het nieuwe recht van die Provincie onflaat van die verplichting alleen de Ouderen, inval zy niet willen bewilligen in het Huwelyk van een minderjaarig Kind , en laat onder dezelve verbintenis, waar onder het oude Echt-Reglement hun gebragt heeft, de Ouderenen Voogden, het Huwelyk van een meerderjaarig Kind en Pupil, weigerende toe te Raan, gunnende alzo den Voogden alleen die macht, die Ouders omtrent de Huwelyken Van meerderjaarige Kinderen hebben. Ons Landrecht daarentegen geeft den Voogden het zelvde Recht omtrent de Huwelyken van Pupillen, die het den Ouderen omtrent Huwelyken van minderjaarige Kinderen verleendt,zo verklaarSande lib. 2. tit. i. def. 16. by Replycq art. 116. aangehaalt de flatutaire Wet van Friesland lib. 1. Ordinant. tit. 1. art. 10., die daar in aan ons Landrecht zeer onderfcheidenis, dat by dezelve met zo veele woorden gezegt wordt," van „ gelyken zullen de Perfoonen, zo lange dezelve onder „ haare Curateuren of Voormombers ftaan , niet mogen „ trouwen, of geproclameert worden, zonder derzelver „ Voormombers confent, NB. doch by onbillyke weige. „ ring zullen de naaste vrienden met Advys van de Ove„ righeid, alleen daar in naar kennisfe van zaaken wet„ telyk mogen disponeeren enz."; hoedaane claufule in ons Landrecht, niet te vinden is, het geen by Replycq loc. cit. gezegd word, dat het geen onderfcheid maakt of dit in het ftatuit bygevoed ?.y of niet, fchynt ons eene vreemde Rechtsgeleerdheid toe, die we aan de Opfteller van dat fchriftuur gaarne overlaaten , zo konnen de gezegdens van Simon van Leeuwen in cens. For.p. 1. lib. 1. cap. 13. n. 10, van Plotus de in Litem jurando §. 7. n. 37. en van Mevius ad jus Lubecenfe lib. 1. tit. 4. art. 2. anri. 23. ad. 11. 33. by Replycq art. 101. 95. en 107. imo geciteert, niet op ons Landrecht toegepast worden; om dat Simon van Leeuwen Voogden en Ouders hebbende meerderjaarige, en ons Landrecht, Voogden en Ouders hebbende  ADVYSBOEK. 327 de minderjaarige Kinderen, ten opzigte van de confenfus in nuptias gelyk Held, en Plottjs benevens Mevius van oordeel zyn, dat niet alleen Voogden, maar ook Ouderen , zonder onderfcheidt, of gehandelt word over het Huwelyk eens meerderjaarigen dan minderjaarigen Kinds, redenen van hunne weigering moeten geeven, zo als blyken kan uit de woorden van Plotus by Replycq art. 97. en van Mevius ad jus Lubecenfe loc. cit. num. 10. en feqq. daar ons Landrecht alleen reden van verweigeringe des confents te geeven, den Ouderen in dien gevalle opgelegt heeft, a!s,"zy „ geen confent willen draagen in het Huwelyk van meer„ derjaarige Kinderen". Uit deeze ftaaltjes mag men een befluit maaken tot de andere Rechtsgeleerden, by Replycq aangehaald; welke ingezien zynde men niet twyffelt of zullen door de aanmerkingen over deeze Schryveren gemaakt, hunne oplosfinge genoegzaam bekomen. Een en ander fchynzwaarigheid tegen onze opvattinge en gedachten, over de waare zin en meeninge van ons Landrecht, doet zich nog op, welke wy zullen trachten uit den weg te ruimen; de eene is, dat evenwel by de Magiftraat der Stad Zwolle, op den 6 O&ober 1714,-verftaan is: " dat Voogden fchuldig zyn redenen te< geeven, waarom zy verweigeren in het Huwelyk van hun Pupil te confenteeren "; waaromtrent wy aanmerken, dat noch uit het Extract van die Sententie by Replycq onder num. 3 blykt, noch door den Opfteller van het Replycq bewezen is, dat het Landrecht en niet een gewoonte of 't Roomfche Recht door de Magiftraat der Stad Zwolle in judicando des tydes ge volgt is. ido. Dat 'er zich in dat geval eene byzondere omftandigheid opdeed, daar in gelegen, dat eene der Momberen bereids in het voorgenoomen Huwelyk geconfenteert hadde, hoedaanige omftandigheden Souveraine Vierfchaaren wel meer van het ftricT; Recht doen afzien, en aan het zelve de aequiteit voor trekken. %tio. Dat in alle gevallen in deeze plaats moet hebben die gulden les der Richteren, in T*. 2. ff. de off. Prcefid. gegeeven Legibüs non exem-  323 O V E R YSSELS CH exemplis judicandum est. De andere beftaat daar in, dat indien het Statuit van deeze Provincie, in die zin moeste verftaan worden, waar in wy het neemen, dat daar by Voogden zodaanige volftrekte macht gegeeven is, dat ze zonder redenen te geeven konnen weigeren in het Huwelyk van hun Pupil te confenteeren, ftrydig is met de aequiteit, en daarom niet beftaanbaar, zo als Brouwer de jure connub. lib. j. c. 14.11. 4. en inzonderheid Schneidewinus door S. van Leeuwen loc. cit. aangehaald, daar heenen willen. Maar, om nu niet te zeggen, dat 'er tweederlei cequitas, een vera en een cerebrina zy, waar van de eerste de grondflag van alle recht, maar de laatste het fchaadelykfte kwaad voor de Heilige Juftitieis, dat 'er met mooglykheid kan uitgedagt worden, zo als zeer wel opgemerkt is door den fcbranderen en zeer geleerden Heer Corn. van Bynkershoek in prcef. torn. r. obf., en het derhalven te bezien zoude ftaan, of de equiteit, waar tegen ons Landrecht zou ftryden, een vera, dan cerebrina cequitas was, zo het daar op aan kwam. Het is 'er zo verre van daan, dat dit Statuit in dien zin opgevat, zou aanloopen tegen de aquiteit, dat het in tegendeel op zeer goede redenen fteunt. Want, om nu niet aan te merken, dat het vast ftaat, dat by dit Statuit, gelyk ook by het Stadrecht van Deventer den Ouderen macht gegeeven is, om de minderjaarige Kinderen een Huwelyk te beletten, zonder dat ze daar van redenen behoeven te geeven, en dat Voogden bekleeden de plaats van Ouderen, noch ook zo zeer aan te dringen en op onze Landcedelyke Wetten toe te pasfen, het geen de Raadsheer Hamerster over de Statuiten van Friesland d. loc. op de woorden " nul en kragte„ loos verf. behalven dat " enz. aantekent, hoewel anders door een Huwelyk by ons alienatie zelvs van het halve goed gedoogd word, zo de gemeenfchap van Goederen by Huwelyks Voorwaarden niet uitgefloten is, als bekenden Landrechtens is. De dispofitie van ons Landrecht 2. d, tit. 1. art. 2. is niet zo zeer gefundeerd in een recht, dat de Ouderen en Voogden als zodaanigen hebben, want dan moeste een het  ADVYSBOEK. 329 hetzelve ten aanzien der Ouderen plaats vinden, omtrent Huwelyken van meerderjaarige en minderjaarige Kinderen; als wel daar in, dat de dienst en het wezendlyke nut der minderjaarigen vordert, dat de Ouders en Voogden Huwelyken van minderjaarige, die, ob lubricum cetatis, zich doorgaans ligter verflingeren , als meerderjaarigen, konnen beletten, zonder redenen te geeven , dewyl'er bekentlyk veel redenen kunnen zyn, welke den Ouderen en Voogden kunnen beweegen, om het Huwelyk van een onmondig Kind of Pupil niet toe te ftaan, van die kragt en dat gewigt, datze mogen vast ftellen, dat hun Kind of Pupil tot meerder jaaren gekomen zynde, en die redenen door rypgeworden oordeel kunnende weegen, daarom zelve zodaanig Huwelyk zal agterlaaten, welke zy echter voor den Richter niet kunnen bybrengen, of indien zy die bybrengen, nietbewy- Zej3ehalven dat ons Landrecht in deezen, naar onze gedachten , vooronderftelt, dat de Voogden zo wel als de Ouderen hun plicht betrachten, en hunne Pupillen gene voordeelige Huwelyken beletten zullen, en inzonderheid dat het raifonnement, dat een Statuit, het welk naar onze gedachten met de billykheid ftryd , al zyn de woorden klaar, „ in'  ADVYSBOEK. 349 „ ingevalle deezen aangaande iets devieerende a jure commu,, ni hadden willen invoeren. „ Daar althands veele voornaame Rechtsgeleerden dit „ poinct, als mede, of en in hoe verre een Wet of Con„ Rume 't zy eerst verfch gepromulgeerd, of ex mutatione „ domicilii voor een aankomeling nieuw geworden, werk,, zaam kan zyn, op voorige daaden en handelingen met „ zeer veele diftinctie zouden behandelen. ,, Dat het hun Heeren ook zo voor zoude komen, dat „ men derhalven in Overysfel dit poinct omtrent hetveran„ deren van domicilium en de influentie die zulks op de „ voorheen gemaakte Dispofitien en handelingen vanTrans- migranten maakt, zou moeten interpreteeren en decidee„ ren naar de gewoone Dispofitie van rechten, die ons zou „ leeren, dat de verandering van domicilie een Acte die „ te vooren goed en duchtig was , niet onbeftaanbaar „ maakt. „ Dat zy Heeren tot deeze opinie nog te meer zouden „"overhellen, om dat hun het tegengeRelde inique vooreen „ Vreemdeling, die zulk eene zogenaamde paradoxe Rel„ ling onmooglyk zou konnen weeten, vervankelyk en „ ook van te verregaande gevolgen zou voorkomen, ge„ lyk een ieder, die reflecteerd op de Uiterfte Willen, Hu „ welyksch Voorwaarden, Contracten van Alimentatie , „ Momberftellingen, Erfuitingen , en wat dies meer is, „ nevens de gevolgen en confufien, die daaromtrent ander„ zints, en als men 't tegendeel Relt, te duchten zouden ,, zyn, van zeiven in het oog zou loopen. „ Dat wat eindelyk de Stadrechten .van Zwolle zou aan„ belangen, zy Heeren daarby niets zouden vinden, dat in „ deezen eenige alteratie zou kunnen maaken, dat men toch „ wel in het oude Stadrecht zoude leezen, dat 'er in Zwol„ le gedisponeerd wordt voor twee Schepenen, doch dat „ dit flegts zou behelzen eene forma testandi, zo verre in het Stadsgebied omtrent Dispofitien aldaar wordende „ opgericht, plaats moet hebben, en dat het zelve dus Xx3 „ niets  35° OVERYSSELSCH „ niets zou decideeren omtrent Testamenten elders ge„ maakt. „ Dat 'er voor het overige by Raad en Meente in den „ jaare 1626 ten tyde, toen door Ridderfchap en Steden by „ gedrukte Refolutie van den 23 Maart deszelven jaars was „ afgefchaft de lastige ConRume, om voor zo veel byzon„ dere Gerichten te cesteeren, als iemand hier en daar vas. „ te Goederen had, eene Refolutie ten dien reguarde ge„ nomen zou zyn, doch dat deeze Refolutie evenmin het „ poinct in quastie zou decideeren, wyl om niet te alle„ geeren, dat dit gerefolveerde wel en wettig zoude ver„ klaaren de Testamenten daar by vermeld, maar geenzints „ met eene exclufive expresfie van alle andere formen zou „ flatueeren, en dus naar het gevoelen der Rechtsgeleer„ den de overige maakingen, of die naar een ander Pree„ fcript waren opgericht, zouden kunnen beftaan, zy Hee„ ren maar zouden remarqueeren, dat die Wet zyne billy„ ke interpretatie zoude ontvangen uit de Rechtsgronden, „ zo in deeze Provincie aangenomen en gerefpecteerd zou. „ den zyn, en daar in beftaan dat de gepraefcribeerde form „ van testeeren, alleen van kragt zou kunnen en behooren „ te zyn ten aanzien van Ingezetenen omtrent alle gereede „ en ongereede Goederen, zo gelegen zyn onder de Juris„ dictie van de Wetgeevers, die de formaliteit by Statuit „ hebben ingevoerd, doch met relatie tot Uitheemfchen, „ niet anders, als ten refpecte van hunne vastigheden on„ der het zelve rechtsgebied behoorende, zo dat de mobilia „ fchoon alhier gevonden wordende, geregeerd worden ,, door de Wetten van het domicilie. „ Dat derhalven de teftamentaire Dispofitie van de Dame „ by de Cafus gemeld, by het oprichten van haare Uiterfte „ Wille eene Uitheemfche zynde, wanneer zy in Overys„ fel niet was komen woonen, deeze Dispofitie zo wel te „ zwolle als elders in Overysfel, ten reguarde van haare „ mobilia als indisputabel valide zoude hebbe moeten ge„ refpecteerd worden, en dus de confideratien over de mu. „ ta.  ADV YSBOEK. ,, tatio domicilii, en de effecten, die daar uit ratione juris „ profiueeren gouden, met relatie tot deeze Stads Wet e „ ven zeer appiicabel zoude zyn, ais omtrent het La'nd„ recht zou zyn, opgemerkt, daar de municipaale Wet dien „ aangaande zo min als het Landrecht iets zoude bepaalen „ en men dus zich naar de Dispofitie van het jus commune „ zou moeten reguleeren, en eindelyk, dat Peckius over „ een foortgelyk Statuit zou moeten gezien worden " Wyftaan gaarne toe, dat ten aanzien van Uitheemfchen het Scatmt deezer Provincie niet verder disponeere, als om trcnt derzelver vaste Goederen, in deeze Provincie gelegen, en dus niet, tenrefpecte, van de mobilia, Obligatien, Aftien en Crediten, en wat verder onder de naam én clasfe van beweeglyke Goederen begreepen wordt En hebben daarom niet nodig geoordeeld allé de redenen en motiven, en tot bewys deezer ftellinge by het Advys* verf om dat er van de Ingezetenen gefproken word enz " ad verf. mt welk gededuceerde dan abfoluit moet volgen " aangevoerd op te geeven, maar best gevonden dezelve in haare waarde en onwaarde te laaten berusten; dan dieHee ren moeten ons niet kwaalyk neemen, dat wy hun niet kunnen toeftemmen, dat daar uit volgt, dat wanneer de Dame, in de Cafus vermeit, in Holland was blyven woonen, en aldaar haare dagen geëindigt hadde, als dan'ergeen bedenken zou hebben kunnen vallen , of haare Dispofitie ??r? v£OI\vallde gehouden worden NB. naar de Overysfelfche Rechten, ook ten aanzien van zulke mobilia, Obliga. tien, Aéhen en Crediten, als dezelve in Overysfel mogte hebben nagelaaten, waar over in deeze Provincie eenig verfchil mogte geventileerd zyn; want hoewel wy hier vooren reeds toegeftaan hebben, dat het Testament in quaestie, zo lange de Vrouwe Testatrice in de Provincie Holland is blyven woonen, valide gebleven is, zo houden wy nogthands ftaande, dat, wanneer deeze Dame in Holland wis blyven woonen, en aldaar haare dagen geëindigd hadde, haare dispofitie als dan voor niet valide gehouden zou zyn, ook ten  *Ki OVERYSSELSCH ten aanzien van de voorfchreevene mobilia, quod bene tandum , naar de Overysfelfche Rechten, vermids de Vrouwe^Testatrice dan tot haar dood toe eene Uitheemfcne zou «bleven zyn, en de Heeren Advifeuren zelve beweeren dat de Overysfelfche Rechten omtrent de mobilia van Uit, heemfchen niet gedisponeerd hebben; maar naar de Hol. landfche Rechten, naar welke, als m dat geval de wetten van de plaatze haarer wooninge zullende geweest zyn , alle haare mobilia, en dus ook die mobilia, Actiën en Crediten, welke zy als dan in Overysfel mogte hebben nagelaaten, geregeerd zouden hebben moeten worden, waar uit dan by verdere confequentie volgt, dat de fpeculatie in deezen daar omtrent alleen maar zou konnen vallen, of dom het veranderen van domicilie van deeze Dame, en wel door het woonen in Overysfel die.teftamentaire dispofitie, welke te vooren naamelyk zo lange zy in Ho land woonde niet naar de wetten van Overysfel, gelyk de Heeren Advifeuren willen, maar naar de wetten van Holland, ten aanzien van de mobilia, goed was, nu ten reguarde van datfubject kwaad en onduchtig zy geworden, terwyl, zo men deeze quaestie op deeze wyze voorftelle, gelyk men noodzaakelyk moet doen, om dat als gezegd, deeze Testamentaire dispofitie geduurende de inwooninge van Testatrice m Holland niet naar de wetten van Overysfel, maar naar die van Holland duchtig gebleven is, zal niemand, die ons yoong betoog met eenige aandagt geleezen heeft, verbaast konnen ftaan, dat voorde affirmatien van dat poinct door ons geadvifeerd is, daar uit het zelve ons betoog gebleken is, dat niet alleen een Testament, als dat van de bewuste Dame, m Holland voor Notaris en Getuigen gemaakt, en aldaar geduurende de inwooninge van de Vrouwe Testatrice, naar de rechten van Holland beftendig gebleven, door de veranderinpe van haar domicilie uit Holland en Utrecht naar Overysfel in Zwolle, kragteloos en onbeftaanbaar geworden is, maar ook, dat het zeer wel van wyze Regenten die zulk een wel doorwrocht famenftel, als het Landrechten  ADVYSBOEK. 353 Overysfel met reden mag genoemd worden , hebben weeten ttit te vinden, te begrypen is, dat zy een Statuit gemaakt hebben, waar na zodaanig Teftament, als het queestieufe is, geen effect, kan hebben , onder anderen , om dat zy daar door voorgekomen zyn, dat een nieuws ingekomene In« woonder geen meerder faveur geniete , dan een oud Ingezeten , die in dit Landfchap, gelyk men zegt, getogen en gebooren is, en daar in al zyn leeven gewoond heeft, dewyl , zo zy dusdaanig Statuit niet gemaakt hadden of daar by een nieuwe Inwooner (als welkers Teftament in Holland of elders voor Notaris en Getuigen gemaakt dan in dit ons Landfchap effect, zou gehad hebben, terwyl een Notarieel Teftament gepasfeerd door een oud Ingezeten van het zelve nul, nietig en kragteloos was) zo zeer hadden bevoorrecht zulks ten eenemaal abfurd geweest zou zyn , zo en als geblykt uit het geen ons geleerd wordt door VoETiusf» Comment. ad tit. de injust. rupt. irrit. fatt. test. num. 12. in /me, fchryvende: Nedicam abfurdum fore, ut Magijlratus Ultrajectinu: mobilium intuitu ratum haberet Teftamentum ejus, quiperdomieilii translationem recens advena est, dum inutilis jubet esfe 7eftamenta eorum quos in fua regione natos perpetuo fuee habuit ju. risditïioni fubjeüos. En deeze Abfurditeit is het evenwel, welke in de ftellinge der Heeren Advifeuren voor het oog van eenieder te ontdekken is, wyl volgens dezelve het Testament in Holland voor Notaris en Getuigen gemaakt door de Dame, in Cafus Pofitie gemeld, eene nieuwe aangekomene Inwooneresfe van de Stad Zwolle naar de Overysfelfche Rechten effect, zou moeten forteeren, terwyl alleTeftamenten door oude Ingezetenen van dezelve Stad voor Notaris en Getuigen opgericht, nul, nietig en kragteloos zyn; daar men in tegendeel, fchoon men ons gevoelen aanneeme, egter onze Overysfelfche Statuit zal moeten vry kennen van de praetenfe ongerymdheid, welke de Heeren Advifeuren daar in meenen gevonden te hebben, en diezy voorftellen, als zy zeggen: " dat het van onze Heeren Wetgeeveren niet „ zou te begrypen zyn, dat zy tot deeze Abfurditeit, zouIII. Deel. Y y „ den  354 O V E 11 YSS EL SC H „ den vervallen zyn, om die gene welke hunne Provin „ cien naderhand voor een woonplaast verkiezen, en der „ zodaanige daaden en handelingen minder faveur te doen „ als die nooit hun domicilium aldaar gevestigd hebben" • als men zich maar gelieve te herinneren, dat zo even aange. merkt is, dat volgens het eigene gevoelen der Heeren Ad. vifeuren, onze Overysfelfche Statuiten NB niet ftatueeren over Testamenten van Uitheemfchen, ten aanzien van hunne mobile Goedeien , en dat Teftamenten van Uitheemfchen naar de rechten van hunne woonplaatzen, en niet naar onze Overysfelfche Rechten, ten aanzien hunner mobile Goederen, in deeze Provincie by hun overlyden gevonden wordende , als juris intellectu gerekend wordende te zyn in loco domicilii Tejiatoris, en alzo in het territoir en onder de jurisdictie van deszelvs domiciliairen rechtes, effect forteeren; want hebben Ridderfchap en Steden omtrent de gereede Goederen van Uitheemfchen , dezulke zelve, die in dit Landfchap aanweezig zyn, by dit Statuit niet gedisponeerd, en genieten hunne Teftamenten met opzicht tot dezelve geen effect naar de Wetten deezer Provincie, het fpreekt dan van zelvs, dat de Heeren Wetgeeveren van Overysfel geen het minfte faveur aan Uitheemfchen, die nooit hun domicilum alhier gevestigt hebben, of aan hunne dispofitien ten aanzien hunner mobilia, gedaan hebben; en dat zy derhalven , het Sta. tuit naar ons gevoelen uitgelegd wordende, niet kunnen gezegt worden, minder faveur aan de gene, zo hunne Provincie naderhand tot eene woonplaatze verkiezen, en der zodaaniger daaden en handelingen te hebben willen doen , als aandie dewelke hun domicilium aldaar gevestigt hebben, wylze gelyk gezegt aan deeze geen faveur altoos met betrekkinge tot hunne Teftamenten over de mobilia gedaan hebben. Wy twyfelen niet, of de Heeren Advifeuren zouden, zo zy met hunne gewoone aandagt hadden gelieven te remarqueeren, dat ons Statuit in 't generaal en zonder eenige bepaalin^e of reflrictie fpreekt van Ingezetenen deezer Landfchap, en dat de woorden Ingezetenen deezer Landfchap, zonder bepaalinge of  ADVYSBOE'K. 355 of reftrictie gebruikt, zo wel Ingezetenen die van buiten in deeze Provincie ingekomen, en alhier gaan woonen, zyn, als Ingezetenen die in deeze Landfchap gebooren zyn en aldaar altoos gewoont hebben, betekenen, ligtelyk begrepen hebben, dat het geen daarby geftatueerd word van Testamenten van Ingezetenen deezer Landfchap ,zo wel verftaan moet worden van Teftamenten van die genen, die ten tyde van het oprichten van hun Teftament Uitheemfch waren , en naderhand Ingezetenen van deeze Landfchap geworden zyn, en die alhier komen te fterven, als van Teftamenten van Ingezetenen, die geduurende hun geheel leeven Ingezetenen van deeze Landfchap geweest zyn; voor al, zo zy Heeren daar by hadden gelieven gade te flaan, dat het Statuit fpreekende van het effect forteeren van Teftamentennotoiv ziet op den tyd des doods, en dat nieuws ingekomene en alhier ftervende Ingezetenen op den tyd hunner dood buiten kyf Ingezetenenvdeezer Landfchap geweest zyn, en derhalven door Teftamenten van Ingezetenen in dit Statuit notoir zo wel Teftamenten van Ingezetenen, die ten tyde van het maaken van hun Teftament Uitheemfchen waren , doch naderhand Ingezetenen geworden zyn, als Teftamenten van Ingezetenen, die tempore conditi teftamenti & mortis Ingezetenen deezer Landfchap waren, moeten verftaan worden. Terwyl zy Heeren dan ook overtuigt zouden geworden zyn, dat in deeze artikel de melding van de mutatio domicilii zo onnodig was, als de diftinctie tusfchen nieuws ingekomene en oude Ingezetenen, om dat toch de geheele context van onze Statuten in ganfch generaale termen leggende, klaar genoeg aanwyst, dat onze Heeren Wetgeveren het geftatueerde , ten aanzien der Teftamenten van ingezetenen deezer Landfchap betrekkelyk gemaakt hebben tot alle Teftamenten van de gene , die by hun overlyden hunne Ingezetenen zyn, als welke met hunne, zo wel beweeglyke als onbeweeglyke Goederen in deeze Landfchap gelegen, ten tyde als hurine Teftamenten effect forteeren moeten , waar van het Statuit fpreekt, hunner rechtsgebied ondeiworpen Yy 1 wa-  356 OVERYSSELSCH waren, het zy dezelve voor het zy na hunne inwooninge opgerecht hebben. En vermids, wat ook de Rechtsgeleerden over dit poinct, als mede, of en in hoe verre eene wet of conftitutie , het zy eerst verfch gepromulgeerd of ex mutatione domicilii voor een aankomeling nieuw geworden, werkzaam kan zyn op zyne voorige daaden, overhoop gehaald mogen hebben, het genoeg is, dat niets daar van toepasfelyk op ons Statuit kan gemaakt worden, ter zaake dat geene Teftamenten van Ingezetenen deezer Landfchap, zy zyn dan door oude of nieuwe Ingezetenen, voor of na de translatie hunner domicilie na deeze Provincie voor Notaris en Getuigen opgericht in deeze Provincie effect konnen hebben, om dat ons Statuit alleen Gerichtelyke Teftamenten effect forteeren laat, en, gelyk te vooren door ons betoogt is, de opinie der Rechtsgeleerden, quod attus fecundumfolemnitatem loei, ubi celebratus est, perfetlusy ubique valeat, in deeze Provincij.immers quo ad Teftamenta niet gerecipieerd is, gelyk ook met de Leere van veele Rechtsdoctooren, quod domicilii translatio Te/la. menti fecundum leges domicilii firnil recte conditi nullam induceret mutationem, als welke flegts een gevolg van de zo aanftonds opgegeevene en by ons nooit aangenomene leere der Rechtsgeleerden is, zo en als wy te vooren, zo wy meenen, klaar beweezen hebben met allegatie van Schrassert in Comment ad ordinat. test. loc. oap. 30. Reform. Velav. art. 3. pag. 547. en Rodenburg in Tract. de jure quod oritur ex ftat. divers, tit. 1. part. alt. cap. want hadde Schrassert aldaar num. 2. de opinie der Rechtsgeleerden actu fecundum folennitatem loei gesto ubique valente voorgefteld, hy laat daar op volgen unde (id est ex qua doctrina) concludendum cum pree. iaudato Rodenburg d. ter. tit. 2. part. alt. cap. 3. domicilii translationem Teftamenti fecundum legem domicilii femel recte eonditi nullam inducere mutationem en had Rodenburg loc. JaticJ.gefchreeven : quid igitur, num domicilii mutatio hicillam induxerit mutationem jurist Nullam omnino, hy geeft daarvan deeze reden, welke de Heer Schrassert ook overneemt, Cum  ADVYSBOEK. 357 Cum Ênim foris cekbrare liceat actum fecundum loei illius exten morem) non defiturum valere, etiam cum domum fuerit reverfus: deeze reden toch is alleen in ftaat, om tot volle overreding van een ieder daar te doen, dat de leere, domicili translationem Tejlamenti fecundum leges domicilii Jimel recte conditi nullam inducere mutationem, in Overysfel geen plaats heeft, wyl het toch in Overysfel niemant vry ftaat buiten de Provincie een Teftament fecundum loei illius exteri mor■em, en alzo ook voor een Notaris en Getuigen op te rechten, alzo daar geene andere, dan die voor een Gerichte binnen of buiten de Provincie formelyk naar rechten van dezelve plaats gemaakt zyn , effect forteeren kunnen. Dan wy vermeenen, dat door dit betoog ook genoegzaam wederlegt is, het geen deeze Heeren Advifeuren uit hunne zo wy denken , ten vollen gedebatteerde premisfen vervolgens befluiten, " dat men in Overysfel dit poinct omtrent het veranderen van domicilie en de influentie die zulks op „ voorheen gemaakte dispofitien en handelingen van Trans„ migranten maakt, zou moeten interpreteeren en decidee„ ren naar de gewoone dispotie van rechten, die ons zou lee„ ren dat de veranderinge vandomicilieeen Actedietevoo,, ren goed en duchtig was, niet onbeftaanbaar maakt". Want primo dat raifonnement fteunt op eenehypotheefe, dat by het Statuit deezer Landfchap,niet zou gedisponeerd zyn over het geval, dat een Uicheemfche voor Notaris en Getuigen Teftament gemaakt hebbende, daar na in de Provincie komt woonen en aldaar fterft, door ons nu wederlegt met uit de generaale bewoordinge van het Statuit en den tyd waar op het zelve ziet, te weeten den tyd des doods aan te toonen, dat het zelve zo wel op Teftamenten van de translatie van het domicilium, als na dezelve door nieuwe Ingezetenen zo wel als door oude gemaakt, betrekkelykis. En fecundo, zo men al toeftonde, dat het voorfchreeven geval by het Statuit niet bepaald was, zoude het nog onzes erachtens, niet ftrooken met de regels eener gezonde Wetverklaaringe, het zelve te willen verklaaren uit dezelY y 3 ve  358 OVERYSSELSCH ve opinie van vreemde Rechtsgeleerden, die wy niet gaara met de Heeren Advifeuren eene gewoone dispofitie van Rechten, althands met betrekkinge tot ons Landfchap zouden noemen, om dat wy hier vooren betoogd hebben,dat deeze, als eene Dochter van de opinie van dezelve Rechtsgeleerden , quod aElus fecundum folemnitatem loei ubi confeclus est, rite gestus, ubique valeat, met deeze haare Moeder uit de Overysfelfche Rechtsgeleerdheid moet verbannen worden. Dan wy zouden denken, dat gelyk alle rechten, ex fonte waar uit ze voordgevloeid zyn, hunne verklaaringe moeten ontfangen, zo ook dit Statuit in dit geval uit onze oude conftumiere Rechtsgeleerdheid, volgens welke Teftamenten over ieder vastgoed voor het Gerichte der plaatzen, alwaar het gelegen is, en alzo by confequentie, ten aanzien der mobile Goederen, voor de plaatze der wooninge van den Teftateur a!s in welke dezelve begreepen moeten worden te zyn, moeften gemaakt worden, als ex fonte fuo zoude moeten uitgelegd worden ; wanneer daar aan geene andere andere uitlegginge zoude kunnen gegeeven worden, als deeze, dat naar het zelve geene andere dan gerichtelyke Testamenten effect zouden kunnen forteeren, en derhalven een Teftament door eenen Uitheemfchen, naderhand een Ingezeten deezer Landfchap geworden, voor Notaris en Getuigen elders gemaakt voor translatie van zyn domicilie,gelyk het Teftament in quaesde, door de translatio domicilii van alle effect beroofd moet worden, wyl naar deeze oudecon. ftumen geene andere, dan gerichtelyke Teftamenten effect hebben konden, behalven, dat de analogie van ons Overysfelfch recht, welke men dan, wanneer de woorden van de Wet zo klaar het geval niet decideeren als ze doen, naar de bekende regels eener goede uitlegginge van Statuten zou moeten raadpleegen,het zelve ook leert: wantkonnen naar ons Statuit geene Teftamenten van Uitheemfchen over hunne immobüe Goederen , in deeze Landfchap gelegrn, en van oude Ingezetenen, zo ze niet voor een gerichte opgericht zyn effect forteeren, de anaiogie van dat recht  ADVYSBOEK. 359 recht zoude dan zekerlyk vorderen dat, zo het Statuit niets ten aanzien van een nieuw Ingezeten, die voor zyne inwooninge in deeze Landfchap een Teftament opgericht hadde bepaalde, zyn Teftament, zo het voor Notaris en Getuigen gepasfeerd was alhier gene uitwerkinge konde hebben, om nu niet te zeggen, dat het onzes bedunkens, veel meer met de asquiteit zou ftryden , dat onze Heeren Wetgeeveren aan nieuwe Ingezetenen de faveur gedaan hadden, dat hun Teftament voor Notaris en Getuigen gemaakt beftonde, ter wyl zy die faveur aan hun oude Ingezetenen verweigerden, als het met dezelve ftryd, dat zy aan der Uitheemfchen naderhand Ingezetenen geworden, Notarieele Testamenten, in gelykheid van der oude Ingezetenen Testamenten effect verweigert hebben, behalven dat het argument door de Heeren Advifeuren van de praetenfe iniquiteit ontleend, te veel, en daarom naar de bekende leere der logica niets bewyze, want met het zelve Fundament, met welke zy Heeren zeggen, dat het inicq zou zyn, dat een Testament, Huwelykfche Voorwaarden , Contracten van Alimentatie, Momberftellingen, Erfuitingen, en wat dies meer is, in de plaats , alwaar zodaane Acte opgericht is, ratione folennitatum perfect, door de mutatio domicilii zou vervallen, zoude men konnen zeggen dat het inicq was, dat een Testament ratione materice vel fubftantice beftaanbaar in de plaats van het oude domicilium van den Testateur, daar de verplaatzinge van het zelve in eene andere plaats onbeftaanbaar wordt, en dit is het egter, dat de Patroonen van het gevoelen welke de Heeren Advifeuren omhelsd hebben , ftaande houden, men zie nu maar Schrassert in Comment. ad ordin. test. loc. eap. 30. Reform. Velav. ad art. 3. num. 2. 3. pag. 527. en Voetius in Comment. ad tit. de injust. rupt. irrit. fact. test. num. 12. Om nu niet te zeggen, dat die iniquiteit, welke de Heeren Advifeuren in ons gevoelen meenen gevonden te hebben, ons voorkomt imaginair te zyn, dewyl een ieder, die van de eene Provincie in een andere is gaan woonen, zich zei-  36o OVÈRYSSELSCH zeiven te imputeeren heeft, dat hy in zyne nieuwe woonplaats komende, niet ten eerften een kundig Praétizyn geconfuleerd heeft over de validiteit van zyn Testament, of foortgelyke A&e, welke hy in zyn oude domicilie opgericht heeft. Konnende tot ftavinge van het gevoelen deezer Heeren Advifeuren niets toebrengen, dat de Keizer Jüstinianus in Cit. Nov. 66. cap. i. §.4. zegge " abfurdum esfe, id quod rette „ fattum est, ex eo quod tune non erat factum, postea mutari " wyl een ieder, deeze Novella in haaren famenhang nagaande zal zien en bevinden, dat de Keizerin deeze Novelta bepaald hebbende den tyd , van welke zyne wetten, waar door hy geboden hadde, dat de naam van den Erfgenaam met de eigen hand van den Teftator gefchreeven zoude worden, en hoe veele Uncien den Kinderen voor Legitime Portie moesten nagelaaten worden , in d. §. 4. niets anders heeft willen ftatueeren , als dat uiterfte willen voor den tyd, van welken die Wetten begonnen zyne onderdaanen te verbinden , gemaakt, fchoon daar in de naam van den Erfgenaam niet gefteld noch zo veele Uncien den Kinderen nagelaaten waren, als 'er volgens de nieuwe Wet hun moesten nagelaaten worden, valide zouden blyven; en alzo met deeze woorden niet anders bedoeld heeft, als dat het ongerymd zoude zyn, dat een Teftament wei gemaakt, door eene Wet, die ten tyde van het maaken van het Teftament nog niet aanweezig was, of nog geen verbindende kragt hadde, zou veranderd worden , gelyk het waarlyk zyn zou, quia leges non operantur in prceteritum fed in futurum, adeoque non ad prceterita fed ad futura negotia pertinent; het geen zeker geheel wat anders is als dat een Teftament door een uitheemfche, die naderhand een ingezeten van deeze Provincie geworden is, in de plaats van zyn voorig domicilie ge. maakt, door de translatio domicilii na deeze Provincie, aan welkers Wetten de Teftator door de daad van zyn domicilU um alhier te neemen , zich vry willig onderworpen heeft, nietig en onbeftaanbaar geworden is, zo en als ook hun Hee-  ADVYSBOEK. 361 Heeren geadvifeerde niet bevestigt word door de Lex 85. §. 1. de R. J.i om dat deeze text vergeleeken wordende met de Lex 14.0. §. 2. ff. de V. O. het geblyke dat in deeze laatste de regel voorgefteld worde, ea quce initio rette feu utiliter conftiterunt, evanefcere, cum ineum cafum inciderint, aquomn potuisfent incipere , en in de eerfte flegts aangeweezen, dat van deeze regel eenige gevallen uitgezondert warén. Conferalur VoETrus in Comment. ad tit. de injust. rupt. irrit. faEt. test. num. 12. en men alzo in het quaestieufe geval de regel volgen, en derhalven by toepasfinge van dezelve op het geval ftellen moet, dat het Notarieele Testament van de Dame in de Cafus gemeld, om dat het, zy haar domicilium naar Zwolle overgebragt hebbende, vervallen is, in eum cafum a quo incipere non potuit, vermids geene Ingezetenen van die Stad voor Notaris en Getuigen konnen testeeren, nietig en onbeftaanbaar geworden is ; ten ware de Heeren Advifeuren beweezen hadden, dat het cas van deeze Dame en haar Testament was inter Cafus exceptos, het geen zy Heeren egter niet gedaan hebben. Waar mede overgaande tot het geen deeze Rechtsgeleerden ten aanzien der Stadswet van Zwolle in fine van hun Advys zeggen, zal men in aanmerking neemen, dat ons geadvifeerde niet gebouwt is op de oude Stadswet van Zwolle, gebiedende voor twee Schepenen te testeeren, maar op de Refolutie van Raad en Meente van den jaare 1626, en dat ai het geen zy Heeren daar over zeggen het zelve is met dat gene zy te vooren, over het Landrecht deezer Provincie gezegd hebben, zulks alles, met ons eerbiedig te gedraagen, tot onze voorige remarques op hunne pofitien over het Landrecht gerustelyk konnen pasfeeren, en nog maar alleen met een woord moeten aanmerken op het geen zy Heeren als in tranfitu zeggen, " dat dit gerefolveerde, wel „ wettig verklaard de Testamenten daar by gemeld, maar „ zulks geenzints met een exclufive expresfie van alle an„ dere formen, ftatueerd, en dat dus, naar het gevoelen „ van voornaame Rechtsgeleerden, de overige maakingen, III. Deel. Z z „of  3ós OVERYSSELSCH „ of die na een ander praefcript waren opgericht, zouden „ kunnen beftaan ". Dat het geen Mevius ad jus Lubecenfe part. 2. tit. 1. art. 2. num. lór. &c. feqq. zegt: haud tarnen inde colligere licet] alium testandi modum plane esfe prokibitum, ita ut ufurpari non posfit, op onze conftumiere Rechtsgeleerdheid geheel oncoepasfelyk is, om dat, zo men dezelve daar op wilde toepasfen, men zou moeten ftaande houden, dat Testamenten naar het jus Romanum voor zeven Getuigen of voor Notaris en Getuigen door Uitheemfche over hunne immobile Goederen in deeze Provincie, gelegen of door Inheemfche over hunne mobile, en dezelve hunne immobile Goederen op« gericht in dit Landfchap en in de Stad Zwolle effect, forteeren konnen, het geen als lynrecht aanloopende tegen de dispofitie van ons Landrecht 2. d. tit. 5. art. 2. en van de meermaals aangehaalde Refolutie van Raad en Meente der Stad Zwolle de Heeren Advifeuren zelve niet zouden willen ftellen. Behalven dat de zo even aangehaalde woorden van Mevl us, om deeze daar op volgende cum enim non reperiantur abrogata Testamenta qua adhibitis juris communis folennibus ordinantufy ea adhuc valere dicemus alleen tot de Testamenta fe. cundum jus Romanum coram feptem testibus condita fchynen gereftringeerd te moeten worden. En wat eindelyk de plaats van Peckius belangt, zal het genoeg zyn aan te merken, dat het geen Peckius daar ter plaatze leert: " dat zo een Man te Middelburg woonende, „ zyne Vrouw naar de Wetten deezer Stad begiftigd heb„ bende, daar na te Mechelen, alwaar zodaane gratificatie „ verboden is, gaat woonen, deszelvs Testament beftaat, „ quia utile initium in Testamentis fpectatur, & aliis, quod „ fattum legitimum non retraStatur, etiam fi cafus eveniat a „ quo incipere nonpotest, quod ftatutum Meclinia non lo,, quatur de Testamenta alibi faclo ab eo, qui nondum Meclinia „ civis er at aut pro cive habetur, & quod fic cafus omisfus jla. „ tuto reiinquatur dispofitioni juris communis " lynrecht aanloopt  ADVYSBOEK. 363 loopt tegen de leere der beroemdfte hedendaagfche Rechtsgeleerden en op ons Statuit niet toepasfelyk is. Want primo, de beste en heftaanbaarfte Rechtsgeleerden, fchoon zy volgens de in de Landen, welkers rechten zy uitleggen, aangenoomen, doch in deeze Landfchap verworpene ftellinge, de atlu fecundum, folennitates loei, ubi gestut est, rite failo, ubique valente, van gedagten zyn , dat een Testament eens wettig, volgens de folenniteiten van de loens domicilii door eenen Teftator gemaakt, door de veranderinge van zyn domicilium niet verbroken wordt, en dat uit kragte van dezelve regel, ten aanzien van zodaanig een Testament, alleen op het tempus conditi Teftamenti zou moeten gezien worden , zyn egter van oordeel, dat een Testament, als dat, waar van Peckius handelt, en dat eens wettig ratione materia & fubftantia interna fecundum leges loei domicilii opgericht is, door de translatio domicilii in eene andere plaats, alwaar zulk een Testament volgens de Wetten niet goed is , verbroken wordt, quia tria tempora fpetlari volunt jura, ut, relitti capax fit her es, conditi fcilicet Testamenti, mortis Testatoris 6f adeundce hereditatis. vid. Schrassert in comment. ad ordin. test. loc. cap. 30. Reform. Vel. art. 3. num. 3. é? 4. 6? Voetius in Comment. ad tit. de in just. irrit.fact. test. d. num. 12. En wy hebben hier vooren betoogd, primo, dat in deeze Landfchap de regel, de aclu fecundum folemnitatem loei ubi gestus est, ubique valente, niet aangenoomen is, en daarom en om andere redenen in het bepaalen van de beftaanbaarheid of onbegaanbaarheid van een Testament by ons niet alleen op het tempus conditi Testamenti maar ook op het tempus mortis Testatoris moet gezien worden. Secundo: het gezegde, " quod fattum legitimum non retrac. „ tatur etiamfi cafus eveniet, a quo incipere nonpotest " is geen regel, maar eene aanduidinge dat 'er exceptien van den contrairen regel zyn\ en kan alzo op ons cas geene toepasfinge hebben, zo lange niet beweezen is, gelyk door de Heeren Advifeuren niet is, dat deeze Cafus in jure van de gemeene regel uitgezondert zy. Z z 2 En  364 OVERYSSELSCH En eindelyk tertio, dat het geval van een Testament, door eenen Uitheemfchen voor de translatie van zyn domicilium naar deeze Landfchap, alwaar hy zedert gewoont heeft, en geftorven is, gemaakt, is een Cafus onder de woorden van de Wet begrepen, en dus geen cafus omisfus, en zo het al een cafus omisfus ware zou het zelve niet naar het zogenaamde jus commune, dat is, naar de regel de a£tu fecundum folennitates loei, ubi gestus est perfeclo, ubique valente , kunnen gedecideerd worden, maar zouden het Landen Stadrecht in dien gevalle uitgelegt moeten worden uit onze oude conftumen, waar uit zy beide hunnen oorfprong hebben, en die alleen gerichtelyke Testamenten goedkeurende daar door Notarieele verwerpen, of naar de analogie van onze Statuiten aan geene andere, dan gerichtelyke Testamenten executie verleenende. En hier mede van het Advys van de Heeren R. Metelerkamp , A. N. Fabius en R. Sandberg afftappende, en overgaande tot het confirmatoire Advys van den Heer R. Veen en het Advys van de Heeren P. en E. H. Putman, hebben wy by examinatie van dezelve bevonden , dat ze meest al op dezelve gronden, waar op het voorig Advys rust, gebouwd zyn, en daarom genieent ter bereikinge van ons oogmerk genoeg te zullen zyn, zo wy, onder nederige relatie, tot onze remarques flegts eenige daar in voorkomende byzonderheden, ten minsten die in den eerRen opflag zodaanig fchynen te zyn, ons bepaalen. Als daar is primo dat de Heer R. Veen zegt, " dat de „ Heeren Wetgeeveren deezer Provincie by het Landrecht „ alleen zouden bepaalen, hoe zy willen dat de Uitheem„ fchen over hunne immobile Goederen, in deeze Provin„ cie leggende, by Testament zullen disponeeren mogen, „ en het naar de regel, fi exceptio facit, ne liceat, ibi ne„ cesfe est lieer e ubi non est exceptum, het geen daar voor zou „ moeten gehouden worden, dat onze Heeren Wetgeeve„ ren de dispofitie nopens de mobile Goederen gelaaten „ hebben by het gemeene recht, onder de leevende of by >, ver.  ADVYSBOEK. 305 „ verfterf overeenkomende met het recht der plaatze daar „ zy gemaakt zyn, overal kragt hebben, en dat de wille „ van den Eigenaar wettiglyk gedisponeerd, daar zy gedis„ poneerd wordt over het zyne naar volkomen recht over„ al zoude moeten worden erkend en bekragtigt, en daar „ uit dit gevolg trekt, dat de Dame in de Cafus Pofitie ge, meld, over haare mobile Goederen ook die in deeze Provincie gevonden worden , validelyk by een Testament , dat in forma naar de obfervantien van de Plaats \ gemaakt is, hebbende konnen testeeren, dat Testament * dus eenmaal wettig gemaakt, zyn effect, zou moeten for,, teeren, en zyn kragt behouden nu zy in deeze Provincie " is komen woonen, quia utile initium in Testamentis fpecta", tur , en de mutatio domicilii nergens opgegeeven zou „ worden, als een modus, om een wettig gecelebreerde „ aétus te annulleeren. „ SscundOi dat de Heeren Putman by hun Advys pofee„ ren, dat de Wetgeeveren, willende, dat Ingezetenen deezer Provincie over hunne beweeglyke of onbeweeg„ lyke Goederen voor eenig Stad- of Landgerichte buiten of binnen de Provincie hunne testamentaire Dispofitie „ oprichten zullen, aldaar een Wet en Voorfchrift zouden „ geeven aan zodaane perfoonen, welke ten tyde van hunne dispofitie de qualitas van Ingezetenen reeds heb. " ben, en dus volgens het gezondfte begrip zouden han11 delen van Testamenten, welke een Ingezeten oprichten zal, en niet die hy bereeds gemaakt heeft. „ Tertio, om dat, het Testament eens wettig opgericht zynde, zy Heeren het ftrydig oordeelen tegens de analo* gie van rechten, tegens alle Staatkundige gronden de natuurlyke billykheid, en de verdere redenen en moti" ven by de Rechtsgeleerden opgegeeven, het zelve daarom te doen corrueeren , om dat in de Provincie Over" ysfel en de Stad Zwolle andere Wetten gevonden worden - " welke de Testatrice niet allen geenzints heeft geëlu" deerd, maar waar van zy ook ten tyde van het oprichi Z z 3 „ ten  3óü OVERYSSELSCH „ ren van haar Testament geen kennis zoude konnen hebben. „ Quarto, om dat, om een wel en duchtig opgericht ,, Testament alleen door de translatie domicilii naar een „ Plaats, alwaar de Wetgeeveren het oprichten van Tes„ tamenten aan andere formaliteiten verbonden hebben, te „ doen corrueeren, volflrekt noodig zou zyn eene nadruk„ kelyke ftatutaire Wet, welke zulks gebied, op dat een „ zodaanig nieuw Ingezeten zich tegen de gevolgen van „ dien wapenen, en een Richter zich aan zulk een voor„ fchrift verbinden, en zich daar na reguleeren zou kon„ nen. „ Quinto, om dat men zou moeten fupponeeren, dat ., die eigene Wetgeeveren, welke het Testament, ten op. „ zichte van mobile Goederen, zo zich in Overysfel be„ vonden, als doen duchtig zouden gelaaten hebben., wan„ neer zy Testatrice nog uitheemfch was, wylen H. H. W. 3, G. even min van die eens geaccordeerde duchtigheid na „ haare inwooninge in Overysfel zouden hebben willen „ berooven , als zy de Testamenten hunner Ingezetenen, „ eens formeelyk binnen of buiten de Provincie opgericht „ van effect, zouden willen berooven ". Belangende de politie van den Heer R. Veen " dat de „ Heeren Wetgeeveren deezer Provincie by het Landrecht „ alleen zouden bepaalen, hoe zy willen, dat üitheem„ fchen over hunne immobile Goederen in deeze Provin. cie leggende, by Testament zullen disponeeren " en de pofitie der Heeren Putman , dat de Wetgeeveren deezer Provincie by deeze Wet zouden gewild hebben, dat Inge. zetenen deezer Provincie voor eenig Stad- of Landgerichte, binnen of buiien dezelve zouden teseeeren , dient aangemerkt te worden, dat de eene en andere abufif zy, want, als men de woorden van. ons Statuit, door de Heeren Putman in hun Advys uitgefchreeven, met eenige aandagt leest, zal men zien, dat de Heeren Wetgeeveren by ons aangetoogen Statuit niet voorfebryven, hoe Uitheemfchen en  ADVYSBOEK. 367 en Ingezetenen zouden testeeren, maar NB. welke Testamenten van Uitheemfchen , en welke Testamenten van Ingezetenen effetl forteeren zullen. Het welk zeer veel verfchilt, om dat, zo de Heeren Wetgeeveren by dit Statuit gedisponeerd hadden , hoe zy wilden, dat Uitheemfchen en Ingezetenen disponeeren zouden , zy Heeren by dit hun Statuit notoir zouden gezien hebben op den tyd van het oprechten van het Testament, daar nu zy Heeren by hun Statuit bepaalen, welke Testamenten van Uitheemfchen en Ingezetenen effecf forteeren zullen, het klaar geblyke, dat onze Heeren Wetgeeveren daar by op den tyd van het overlyden van den Testateur geoogt hebben, zo dat naar ons Statuit een Uitheemfcheis, die ten tyde van zyn overlyden buiten, een Ingezeten, die ten dage zynes doods binnen deeze Provincie gewoond heefc, waar uit by noodzaakelyke confequentie volgt, dat het Testament van wylen de Vrouwe van Oyen in adfpect tot dit Statuit inkomt, als een Testament van een Ingezetenen, om dat zy ten tyde haares doods te Zwolle gewoond heeft, en dat alzo niet alleen al wat de Heer R. Veen van Testamenten van Uitheemfchen redeneerd, met relatie tot het Testament in questie , buiten alle applicatie gefteld is, maar ook met deeze eene in de woorden van de text zelve leggende aanmerkinge, het geheele Fundament; waar op het raifonnement van den Heere Veen, " dat het „ Testament van de Dame, in de Cafus vermeld, zyn effect „ moet behouden, nu zy in deeze Provincie is komen „ woonen, namentlyk quia utile initium in Teftamentis fpec„ tari deberet" omver geworpen is , vermids deeze aanmerkinge dus klaar doet zien, dat deeze ftellinge van Peckius waar over wy te vooren opzettelyk handelden, niet ftrookt met ons Statuit, als naar het welke niet alleen het utile initium maar ook utilis finis, of de ftaat des Testament, zo als die ten tyde van het overlyden des Testateurs geweest is, moet befchouwd, of, om klaarder te fpreeken, niet alleen op het tempus conditi Tejlaïnenti, maar ook weldepe- lyk  368 OVERYSSELSCH lyk op de tempus mortis Teftatoris, gezien moet worden. Gelyk daar uit ook al mede zonneklaar, opdaagd, dat de Heeren Putman zich vergist hebben, als zy pofeeren, „ dat onze Heeren Statuenten by den bewusten 2den arti,, kei vsn den 5den titel des tweeden deels van ons Landrecht „ een Wet en Voorfchrift, om over haare beweeglyke of „ onbeweeglyke Goederen voor eenig Stad of Landge„ richte binnen of buiten deeze Provincie te testeeren, „ zouden geeven aan zodaane Perfoonen, welke ten tyde „ van haare dispofitie de qualitas van Ingezetenen hadden", dewyl deeze onze gemaakte remarque klaar doet zien, dat de Heeren Wetgeeveren , by ons Statuit ftatueerende , dat Testamenten van Ingezetenen over hunne beweeglyke en onbeweeglyke Goederen voor eenig Stad- of Landgerichte gemaakt door alzodaane Perfoonen, welke NB ten tyde hunnes overlydens Ingezetenen van deeze Landfchap waren zonder onderfcheid, of zy tempore Teftamenti de zodaanige geweest zyn of niet, en dat zy Heeren alzo volgens het gezondfte begrip handelen, niet alleen van Testamenten, welke een Ingezeten na zyne inwooninge oprichten zoude, maar ook van die tempore mortis een Ingezeten was, voor zyne inwooninge in deeze Landfchap gemaakt heeft. En dewyl niet het oordeel van deeze Heeren Advifeuren , maar de Wet de rigtfnoer van 's Richters vonnis in deezen zal moeten zyn, en wy hier boven , zo wy vermeenen , zonneklaar getoond hebben, dat de gronden, gehaald uit vreemde rechten, of Rechtsgeleerden, waar op het aangenomene gevoelen van de Heeren Advifeuren fteunt, als daar zyn, quod attus fecundum folennitatem loei, ubi gestut est, rite celebratus, ubique valeat, en het geen daar uit alleen afgeleid wordt quod translatio domicilii non induceret mutationem Teftamenti femel rite fecundum folennitates loei ubi conditum est, ordinati, met het geftatueerde ten Landrechte p. 2. tit. 5. art. 2. ten eenemaale onbeftaanbaar is, dat daar en tegens onze of het tegenftelde gevoelen zeer wel ftrooke, met de analogie van ons Overysfel-  A DVYSBO EK. 3/?-  ADVYSBOEK. 3 Se FERENDO HE RED ITA TEM A TE STA TO RE AD HEREDEM, Harprecht ad tit. inft. quib. mod. Ttjlammt, infirm. §. 4. «. 3., add. Hopp. ad d. §. ti. 1. En derhalven, wyl deeze Testateuren ten tyde van hun overlyden, en- alzo toen hun Testament effeft zoude tnoeten forteeren, niet meer waren Ingezetenen van Holland, of aan de Hollandfche Wetten, cue Notarieele Testamenten goedkeuren, onderworpen waren, neen maar in tegendeel woonden, en reeds veertien jaaren gewoond hadden in deeze Provincie, daar alleen gerichtelyke Testamenten effect forteeren kunnen-, zo dagt ons hier uit evident te confteeren, dat alzo dit hun Notarieel Testament noodwendig ten eenenmaale kragteloos moest gehouden worden, en het zelve alhier geen effect forteeren konde. Het geen onzes bedunkens nog te minder twyfel kon onderhavig zyn, als men confidereerd; dat daar elders, gelyk by voorbeeld, in Veluwe, fchoon aldaar testeerende, men zulks mede even als in deeze Provincie gerichtelyk moet doen, nogthands iemand niet verboden, maar in tegendeel uitdrukkelyk toegeftaan is , op eene andere plaats zyn Testament maakende, het zelve naar de Wetten van die plaats te mogen oprichten, en dus ook voor Notaris en Getuigen op die plaatzen, daar zulk eene Notarieele Teftamenti factie vigeerd, vid. Schrassert ad Reform. Velav. in tit. Teji. loco cap. 30. art. 3. ïbique, daar en tegens in deeze Provincie een zeer fingulier en, zo verre ons bekent is, nergens meer voorkomend recht, ten deezen opzichte plaats heeft, gebiedende onze Landswet (zo als wy boven reeds opmerkten) zeer duidelyk, dat het zy men buiten, het zy men bin nen deeze Provincie wil testeeren , zulks altoos gerichtelyk moet gefchieden, zal een Testament alhier effec"t forteeren , tegens de anders gemeene opinie der Rechtsgeleerden, quod Teftamentum fecundum leges- loei, ubi conditum, rite factum y ubique valeat. Welk gevoelen of opinio DoÜorum derhalven ten deezen opzichte en met rcintie tot niet gerichtelyke Testamenten B" b b 3. alhier  382 O VERYSSELSCH alhier niet gerecipieerd, maar in tegendeel in deeze Provin cie expres het contrarie geftatueerd zynde , zo fpreekt het onzes eragtens notoir van zeiven, dat alle raifonnementen van vreemde Rechtsgeleerden op dit fundament gebouwt, in deeze Provincie alle ongerichtelyke, en dus mede op Notarieele Teftamenten buiten alle applicatie zvn. En zulks eenvouwig in het oog houdende , deed by ons alle argumenten, welke men tot in ftandhouding van dit Notarieele Teftament anders nog met eenigen fchyn mogt kunnen te berde brengen, op de keep befchouwt zynde, ten eenemaale alle toepasfing en gevolglyk al hun kragt en klem verliezen; zo als ook op bovenftaande en andere gronden de invaliditeit van een Notarieel Teftament, van wylen Vrouwe Antonia Dorothea Stein van Gollenesse, in leeven Vrouwe van O yen, welke in Holland woonende, aldaar op den 30 May 1770 in loco domicilii eenTestamentaire dispofitie voor Notaris en Getuigen maakte, vervolgens eenigen tyd in de Provincie Utrecht ging woonen, en van daar weder vertrekkende, zich in May 1774 met 'er woon naar deeze Provincie binnen Zwolle begaf, alwaar zy nog binnens jaars in het begin van December 1774 kwam te overlyden, betoogt is niet alleen by een Advys van de Heeren H. Hubert en G. W. van Marle voor de E fgenaamen ab inteftato, welke zy bedienden afgegeeven, maar ook by twee zeer uitvoerige Advyzen van agt onzydige, en in de Proceduure over dat Testament nietoccupeerendc Advocaaten, als een van de Heer b. Nagel, J. W. Racer en P. Hubert, en eene van wylen de Heer Profesfor G. Jordens en de Advocaaten Abr. Henr. van suchtelen, arn. van suchtelen, J. W. TlCHLER, ne- vens de jongst hier Ondergeteekende , waar by tevens weder] egt zyn' de voor de validiteit van gemelde Testament doenmaals afgegeeven Advyzen van de Heeren R, Metelerkamp, A. N. Fabius, R. Sandberg, met een confirmatoir van wylen de Heer R. Veen , mitsgaders van de Heeren gebroeders P. en E. H. Putman; met dat gevolg, dat  AD VYSBOEK. 383 dat de Heeren van de Magiftraat der Stad Zwolle, by Sententie van den 14 October 1775 hebben verftaan: "dat het Testament door wylen Antonia Dorothea Stein van. „ Gollonesse; gefepareerde huisvrouw van Herrekt Ver. „ meulen van Oyen , voormaals op den 3 May 1770 te „ Gouderack, ten tyde van haar verblyf en woonplaats al„ daar voor Notaris en Getuigen gemaakt, alhier (te Zwol) ter plaatze haarer laatfte Domicilie behoorde te werden „ verklaard voor informeel, nul en nietig". Zynde ons voorgekomen, dat wyl de in voorgemeldeAd vyzen geallegeerde Stadswet van Z wolle of Refolutie van Raad en Meente van den 26 April 1626, ten deezen opzichte, na genoeg over een komt met het gedisponeerde ten Landrechte loco citato, en ons ook geen ander daar van devieerend Statuit dier Stad bekent, en ook naastdenkelyk niet aanwezig is, wyl men 'er anders in die gewigtige Proceduure zeker gewag van zoude gemaakt hebben, derhalven liet bovengemelde verfchil met het onze zekerlyk zeer parallel is. Ja het kwam ons zelvs voor, dat de argumenten waar mede de invaliditeit van dat Testament, in de eerstgemelde Advyzen gedemonftreerd is, en waar op ook waarfchynJyk het daar na gevelde Vonnis rust, meerendeels zo niet alle in terminis longe fortioribus op het onderhavig Teftament toepaslyk zyn; want toch daar de Dame by die Advyzen en Sententie gemeld, volgens informatie eene geheel vreemde was: en daar zy uitwyzens de Cafus pofitie flegts zevenmaanden voor haar overlyden te Zwol was komen woonen : en daar zy geheel geene vaste Goederen naliet: zo zyn in tegendeel onze Testateuren, beide in deeze Pro vincie gebooren : hebben reeds veertien jaaren voor hun dood weder in dezelve gewoont: en verfcheidece vaste Goederen alhier geleegen nagelaaten. Op welke vaste Goederen altoos, en in allen gevalle dit Notarieele Testament nimmer zoude hebben kunnen werken, zelvs al waren de Teftateuren tot hun dood toe, te Am-  384 OVERYSSELSCfl Amfteldam blyven woonen zo, als uitdikgezegde text Landrechtens met een opflag des oogs te zien is, en ook geen verdere adftruftie behoeft, na dat de invaliditeit en nietig, heid van het zelve, in zyn geheel by ons evident en klaar geoordeeld is. Gelyk wy ook niet zullen behoeven te onderzoeken , of en in hoe verre dit Notarieele Teftament op in Holland gelegene Immobilia, nog zoude kunnen werken, wyl deeze volgens bekomen informatie in den Boedel nie: voor han. den zyn. Dus dan met relatie tot het eerfte poinct, het questieufe Teftament voor onduchtig hebbende moeten keuren, en daar uit dan proflueerende, dat de Boedel der Testateuren alzo ab intestato vervallen is, bragt ons zulks van zeiven ter befchouwing van de tweede ons ter beflisfing voorgeftelde vraag, over de verdeelinge van dien Boedel. Waaromtrent wy dan, na aandagtige overweeginge van dezelve oordeelden buiten bedenken zeker te zyn, dat wylen Christina Mentinck by het mutueele Testament met haar eerfte man Roeland van Leeuwen, in 1751 mede te Amfteldam voor Notaris en Getuigen opgericht, door gezegde haar eerfte Min, die te Amfteldam woonendegeftorvenis, en dit Teftament alzo met zyn dood aldaar bekrachtigd heeft, geroepen zynde tot eenige en univerfeele Erfgenaame; en daar by verder gewilt zynde: "dat alles het „ geen door de langstlcevende der beide Testateuren zou„ de worden nagelaaten NB. het zy zulks veel of weinig „ bedraagen mogte, zoude erven en verfterven aanweder„ zydfche naafte vrienden en Erfgenaamen ab inteftato, „ op het overlyden van de langst leevende inleeven zyn» de ". Derhalven de weduwe vanLeuwen voornoemt, alsErfgenaame van haa r Man , eigenaresfe zynde van de geheele Boedel, dus haar tweede Man Jan Mentinck met haar zonder HuweJyks Voorwaarden trouwende jure fiatutarice comatunimis zo wel in Holland als hier obtineerende, ipfo mo. men-  ADVYSBOEK. 335 mento van het voltrokken Huwelyk voor de halffcheid kwam te participeeren, in den geheelen Boedel van zyn Vrouw & fic vice ver fa deeze in zyne Goederen ,• dat nu dit Huwelyk en alzo oofc de daar aan verknochte gemeenfchap door doode van de Vrouw (die na bekoomen informatie weinige dagen voor de Man geftorven is) gebrooken zynde, derhalven de eene halffcheid van die alinge gemeene Boedel, en dus van alle Goederenen Effecten, zo aan wylen Jan Mentinck als aan zyn Vrouw Christina Mentinck ten tyde van deeze haar overlyden hebbende toebehoort, competeerd en zal moeten volgen aan de Man Jan Mentinck , of wel deeze mede overleeden zynde, aan zyne wettige Erfgenaamen En dat dus de andere halffcheid van dien gezegden gemeenen Boedel, als zynde dat gene, het welk Christina Mentinck voormaals weduwe van Leuven, ftervende heeft nagelaaten, ingevolge het Teftament van meergenoemde haar eerfte Man, voor de helft is gedevolveerd op de Erfgenaamen van dezelve, en voor de andere helft door haar overlyden ab inteftato is vererft en verftorven op haare Moeder MargerethaSmekens, weduwe Mentinck, die de fterfdag van deeze haare Dochter beleeft heeft, doch ook federt geftorven zynde, dit haar recht heeft getransmitteerd op Albert van Suvel nomine uxoris als haar andere eenigfte nagelaaten Dochter. Zo dat ons ter beantwoording van de tweede vraag onlochenbaar zeker fchynt, dat de Erfgenaamen van Jan Mentinck de halffcheid , die van Roeland van Leuven een vierde, en Albert van Suvel nomine uxoris, ook een vierde van den geheelen questieufen gemeenen Boedel toekomt. Enwyders, wyl Parthyen geen breedvoerig Advys begeerden , zo hebben wy geoordeeld ons te zullen kunnen dispenfeeren ons gevoelen, zo over het een als ander wydlopiger te adftrueeren, of de daar voor bygebragte a- gumenten verder uit te haaien , fchoon ons zulks anders zeer gemaklyk zoude vallen. Wyl wy echter nog ten laatften moeten opmerken, dat III. Deel. C c c by  336 OVJERYSSELSCH by de verdeeling van den onderhavigen gemeenen Boedel moet m agt genoomen worden het gedisponeerde ten Land rechte part. 2. tit. 2. art. 16. volgens het welke de kieederen en kleinodiën van de Man Jan Mentink en het geen ver der tot zynen lyve gehoort heeft, aan de Erfgenaamen van dezelve, en vice ver/a de kleederen en de kleinodiën van de Vrouw met de trouwfchat, indien die nog voor handen mogt zyn, (van welk laatfte ons echter niet gebheken is) met het geen verder tot haaren lyve behoorde, aan de ge zamentlyke Erfgenaamen van de Vrouw Christina Men tink, en derzelver eerften Eheman Roeland van Leuven * moeten verblyven, als zynde by bovengemelde texr Landrechtens altoos van de gemeenfchap uitgefloten, vid. F G van Marle. in dij. Inaug. ad. d. tit.art. 16., add. Matth.' pa. roem. 2. n. 51. Om welke dan en andere redenen meer, de bovengenoemde en hier ondergeteekende Compromisfarien tusfchen parthyen recht doende; arbitreeren, laudeeren en verftaan: "dat het bovengemelde Testament, door wylen Jan „ Mentinck en zyne Huisvrouw Christina Mentinck on „ den 3 July 1761 te Amfteldam, ten tyde van hun ver „ blyf en woonplaats aldaar, voor Notaris en Getuigen ge „ pasfeerd, in deeze Provincie ter plaatfe hunner laatfte „ wooninge en affterven, behoorde te worden gehouden „ en verklaard voorinformeel, nul, nietig en buiten ftaat „ om effeft te forteeren, gelyk het zelve alzo verklaard „ wordtin en by deezen". Dat diensvolgens de gemeene Boedel van gezegde wylen Jan Mentinck en Christina Mentinck , door het overlyden van beiden ab intejiato gedevolveerd zynde, derhalven de halffcheid van dien gemeenen Boedel, als aan de Man Tan Mentinck toebehoord hebbende, is vervallen op zyne wettige Erfgenaamen ab intejiato, en dat de andere hal ffchied van dien gemeenen Boedel, als zynde dat geen, hetwelk de Vrouw Christina Mentinck voormaals weduwe van Roeland van Leuven ftervende heeft nagelaaten, voor de  ADVYSBOEK. 387 de helft is gedevolveerd op de Erfgenaamen ab intejiato van gezegden haaren eerften Man, die haarfterfdag beleeft hebben , en voor de andere helft door haar overlyden ab intejiato is vererft en verftorven op haar Moeder Margaretha Smeekens, weduwe Mentinck, en deeze nu ook overleeden zynde, op Albert Suvel , nomine uxoris. En dat de gantfche gezegde gemeene Boedel in voegen voorfchreeven zal moeten verdeelt worden, met dien verftande , dan nog echter , dat van die verdeeling moeten werden geëximeerd, en alleen aan de Erfgenaamen van de Man Jan Mentinck verblyven zyne kleederen en kleinodiën, en het geen verder tot zynen lyve gehoord ,- gelyk ook mede van de divifie moeten worden uitgezonden, en aan de zyde der Erfgenaamen van wylen de Vrouw Christina Mentinck, en haaren eerften Eheman Roeland van Leuven moeten verblyven haare kleederen en kleinodiën, met de trouwfchat, indien die nog mogt voor handen zyn, en 't gene tot haaren lyve meer gehoort heeft, met compenfatie van kosten. Aldus by ons Ondergefchreevene Compromisfarien geadvifeerd en gelaudeert, binnen Deventer en Zwolle, den 3 en 7 Juny 1781. H. Pinguele , Dr. Gerh. Dumbar , Dr. Georg Royer , Dr. LXXXIV. SENTENTIE. Over dezelvde Materie. In zaaken in en omtrent het Erf- en Sterfhuis van wylen Antonia Dorothea Stein van Gollonesse , gefepareerde Huisvrouw van Herbert Vermeulen van Oyen , alhier gevallen, en by haar overlyden op den 28 December 1774. nagelaaten, alwaar, na dat ingevolge Refolutie van Schepenen en Raaden van den 1 April 1775, alle die genen welke mogten fustineeren tot derzelver nalaatenfchap heC c c 2 rech-  383 OVERYSSELSCH rechtigd te wezen , één en andermaal zo by edictaale Wheeten alhier, als by publyke Advertisfementen in de Courant waren geciteerd geweest, om hunne Schynen en Befcheiden tot verificatie van hun vermeind recht daar omtrent aan te geeven; zich vervolgens met hunne pretenfien hadden aangegeeven , Ds. j. G. Staring en Cornelis van der Cop ; Hendrik van Wezel als Gevolmagtigde van Antony van der Ley , in Huwelyk hebbende M. C. Schutterop; Joachim Frederik Stein van Golnits, en Gerrit Eldink. En dien na door de twee laatften alleen van Debath was gediend geworden. Zo deede den eerften Debatthant 't einde van het zyne by inhefie van zyne te vooren ingediende Deductie concludeeren, dat zoude worden verklaard eenige en univerfeele Erfgenaam ab intestato, van gemelde Anthonia Dorothea Stein te wezen, en uit dien hoofde tot deszelvs nalaatenfchap berechtigd, enten gevolge van dien dezelve aan hem toeërkent, ten effeéte als naar rechte. En den tweeden Debatthant, dat het Teftament van wylen gemelde Anthonia Dorothea Stein, althands voor zo veel de vermaakte Legaaten aangaat, valide zoude worden verklaart, en hetzelve Legaat alzo aan hem toeërkent, of&c. Burgermeefteren , Schepenen en Raaden, hier over met alle attentie hebbende gezien, geleezen, en geëxamineert „ de ingediende ftukken des Procesfes, en na rype exa,, minatie van zaaken, rechtdoende, verftaan: "dat Ds. „ j. G. Staring en Cornelis van der Cop , als mede „ Hendrik van Wezel qqa. met hunne refpective aangaa„ ven , als niet na behooren zynde geadftrueerd , noch„ te geverifieerd, behoorden te worden gepasfoerd, gelyk „ gepasfeerd worden by deezen". Dat verder het Teftament van wylen Antonia Dorothea Stein van Gollonesse , gefepareerde Huisvrouw van Her. bert Vemeulen van Oyen , voormaals op den 30 Miy 1770 te Gouderak, ten tyde van haar verblyf en woonplaats aldaar, voor Notaris en Getuigen gemaakt, alhier ter  ADVYSBOEK. 389 ter plaatze haarer laatfte domicilie en affterven behoorde te worden gehouden en verklaard voor informeel, nul en nietig, gelyk alzo gedaan wordt by deezen , verklaarende dien ten gevolge aan de eene kant Joachim Frederik Stein van Golnits eenige en univerfeele Erfgenaam ab intestato van wylen Anthonia Dorotea Stein te wezen, en uit dien hoofde gerechtigd tot deszelvs nalaatenfchap, dezelve aan hem adjudiceerende by deezen, ten fine en effeéte als naar rechte. En ontzeggende daar en tegens aan den Debatthant Gerrit Eldink zynen Eifch en Conclufie, 't eindens van zyn Debath genomen. H. Royer, Dr. LXXXV. CONSULTATIE. Advys en Sententie over de duchtigheid van een zogenaamd Maagefcheid;als mede over de preferentie, in cas verfcheidene Crediteuren op de toegedeelde Goederen procedeeren. In zaaken voor het Stad-Gerichte van Oldenzaal, ftrydig en nog ongedecideerd hangende, tusfchen de Weduwe en Kinderen van wylen den Rentmeefter Joan Ten Broek Deducenten ter eenre; en Gerhardus Helmig en Georgius Lipperus , in qualiteit als Momboiren over den onmondigen Zoon van wylen Joan Arnold Hoeffslag Contradedu' centen ter anderen zyde. Alwaar door de Deducenten by hunne Deductie van den 21 September 1716 wierd voorgedragen, dat wylen Joan Ten Broek in leeven Erfgefeeten te Oldenzaal, by zyn overlyden nagelaaten hadde vier kinderen van zyn eerRe bedde, en vier nog onmondige kinderen van zyn tweede of laatste bedde; dat gemelde voorkinderen met de Momboiren der nakinderen, om eene fcheiding van Goederen te maaken, te Oldenzaal te zaamen gekomen zynde, dezelve daar over verfchillig waren geworden, dewyl aan de voorC c c 3 kin-  39o O VER YSSELSCH kinderen van voorfchreeven Joan ten Broek, voor't aangaan van zyn tweede Huwelyk, hun moederlyk Goed was beweezen, en daar van erfuitinge gedaan, en gevolglyk nu de Goederen gefepareerd , en aan de nakinderen de halffcheid van dezelve wegens hunne zalige Moeder, zullende eerst moeten worden uitgevolgt, en dan weder de halffcheid onder de voor- en nakinderen worden gefcheiden en gedeelt. Dat door de voorkinderen, meerderjaarig zynde, en aan wie de ftaat van den Boedel en Goederen best bekend was, verfcheiden voorflagen aan de Momboiren der nakinderen waren gedaan, tendeerende om dezelve uit de Goederen uit te koopen, en alle aan zich te behouden; en eindelyk daar in zo verre overeen gekomen waren , dat de Momboiren in den laatst gedaanen voorflag der voorkinderen hadden bewilligd , en daar van op den 27 Auguftus 1673 binnen Oldenzaal in 't Sterfhuis, het onder de Letter A. overgelegde accoord van Maagfcheidinge opgericht en door de Magiftraat der Stad Oldenzaal laaten approbeel ren en confirmeeren , luidende in de Hoogduitfche taaie aldus. Zum fall fee zweite Ehekindere von ahlinger Erbfchaf und haabfehligkeit, foo wol wielandt der Vatter als Mutter fdhlig eins vor alle beflendig und irrevocabiliter defijiiren, und dero diesfals habende rcgten und geregtsfaambkeiten, den vdtterlicken unvertheilten mobilien alleinig ausgefchlosfen , auf die kindere eerjier Ehe, mit allen effetten der rechten cediren, refigniren und tranfportiren wollen, dafz fie eerjier Ehe-kinder daer auf eins voor alle an zweite Ehe-kinder acht taufent Reichsthaler in contanten gelderen, acht taufent ReichsQi. in annemlichen Obligationen, und zehen taufent Reichsth. an Landt gïihteren aller feitz ad arbitrium bonorum virorwn endrichten, abfolgen laesfen, und auszahlen wollen, dergefialt, dasz die letzerezahlung inner halb jahrs gefchehen folie, alles ohne einig bederzeyts Refervation rejtriclion, oder abfonderlicke bedingenus, und dan die zweite Ehekinder mit adhibierten rath ihrer Curatoren, und re/peftive H. Tagsframden > al folchen verdrag, und vergleich in allen puntten  ADVYSBOEK. 391 puntten vry willig acceptirt, und aengenommen, bederzeyts parthyen auch denfelben in craft diefes befldndig, aufrichtig und irrevocabiliter annemen und acceptieren, und folches unter verlandt und hypotheque ihrer alinger haabfehligkeit in den unverhofften mishaltungs fal paratisftma executione an zu greiffen und zu profequiren. Voorts dat ingevolge het voorgemelde verdrag van Maaggefcheid,de vier kinderen van het eerfte bedde aan de vier nakinderen in het volgende jaar 1674 op den 9 Auguftus uit de ouderlyke Goederen hadden uitgelangt en ontrichtet, agt duizend Ryksdaalders aan Obligatien, en tien duizend Ryksdaalders aan Landgoederen, zo beide by de nakinderen voor goed waren aangenomen ; edoch dat aangaande de mede beloofde, en verfprokene agt duizend Ryksdaalders, contante gelden, aan de nakinderen ontrichtet hadden alleen twee duizend Ryksdaalders, en daar van aan dezelve fchuldig gebleeven 6000 Ryksdaalders , en gevolglyk aan ieder tot vier in het getal 1500 Ryksdaalders. Dat deeze refteerende 6000 Ryksdaalders , neffens de effecten, welke reeds al waren uitgelangt, eenige jaaren in 't gemeen onder de nakinderen hadden geftaan; en dat dezelve met geen hardigheid om de betaaling van de voorfchreeven 6"ooo Ryksdaalders tegens de voorkinderen mogende procedeeren , zylieden deeze 6000 Ryksdaalders, neffens die van de voorkinderen uitgelangde Obligatien en Landgoederen , mitsgaders de Goederen, zo hun van hun Bestemoeder waren aangeërft, onder hun op den 13 Juny oude ftyl des jaars 1678 hadden gefcheidet en gedeelt, ingevolge Maagefcheid, onder Letter B. overgelegd; waar by te verneemen, hoe dat deeze 6000 Ryksdaalders aldaar in vieren waren gedeelt, en op ieder lot 1500 Ryksdaalders, tot laste van eene der voorkinderen , gelegt geworden, en dat het laatste lot onder de Letter D. der Deducenten wylen Eheman en Vader, refpective was toegevallen, en daarby 1500 Ryksdaalders, tot laste van de Zuster Hermanna Christina Ten Broek , vervolgens getrouwd met Adolph Hen-  392 OVERYSSELSC Hendrick Ham , Rentmeefter tot Horstmar, gelyk mede aan de andere drie nakinderen insgelyks, ieder in zyn 'ot gelyke 1500 Ryksdaalders , tot Jaste van de andere drie voorkinderen waren toegedeelt en gevallen , als by het voorfchreevene Maagefcheid fub B. te zien. Dat der Deducenten wylen refpective Eheman en Vader voornoemd, in zyn leeveii om de betaaling der verloopene renten van de voorfchreevene 1500 Ryksdaalders, zyne gemelde Zuster Hermanna Christina ten Broek . des tydes weduwe, in den jaare 1694 voor het Hoog-Furftelyke Munfterfche Hofgerichte hadde geconvenieerd, en zy Weduwe over de liquidatie der reReerende renten, daar by twee quitantien van wylen Joan ten Broek voornoemd hadde geproduceerd, en gerichtelyk overgelegd, als zoude blyken uit het bygebrachte Extract, fub Lit. C. Dat wyders ook de Deducenten, tot voorkominge van hunne fchaade, benoodigt waren geworden hun regres alhier op hunne onderpanden te neemen, dewyl geene Goederen in Munfterland van wylen de Weduwe Hams voor handen waren, als notoir en bekend zoude zyn, en ten overvloed de Atteflatie van de Gograaf van Hastenhuize fub D. overgelegd, wierde bewezen; dat om nu verders mede te betoogen, dat het gekogte huis in de Stad, en de twee Kampen voor de Stad (over welkers kooppenningen alhier gedisputeerd wordt) de zelve waren, welke voorfchreeven Weduwe Hams uit den Boedel van wylen Joan ten Broek voornoemd, Erfgezeten te Oldenzaal, by Maagefcheid hadde gekregen, en in haar leeven als Eigenaarfche bezeten, zy overlegden het voorfchreeven Maagefcheid van de vier voorkinderen den 9 Auguftus 1674 binnen Coesfelt, opgericht ten zeiven dage, als zy aan de nakinderen de gedachte uitkeering hadden gedaan, te zien fub Lit. E. Alwaar by het tweede lot, zo wylen Hermanna Christina ten Broek voornoemd was toegevallen, ftond gemeld, twee weycie campen vor Oldenfel aan die Fonteine fteege fur 500 Reichsthdaalder. Waar van de eene kamp naderhand was ge- fcheurd  ADVYSBOEK. 393 fcheurd, in twee ftukken Zaayland veranderd, en gebruikt geworden, als bekend zoude zyn, en welkers bewys in cas van wederfpreeking wierd inbedongen; zynde dit die twee ftukken Zaayland en Weidekamp, welke de Deducenten neffens het Sterfhuis met den Gaarden en ftukken Lands, als hun hypothequen, uit krachte van Maagefcheid van den 27 Auguftus 1673 met pandinge, opbadinge en aaneigeninge, tegens gemelde Hermanna Christina ten Broek in haar leeven hadden ingewonnen, en den 20 February 1718 en den 19 Juny deszei ven jaars refpective, by diftractie gekogt, gelyk te verneemen was uit de Documenten onder de Letter F. en G. Dat zich wel niet en bevond, dat het ouderlyk huis in de Stad (welke de Deducenten by diftractie en verkoop , zo de Erfgenaamen Waterhams op den voorfchreeven 20 February daar van hadden gedaan, als een mede hypotheek aan hun hadden getrokken) wylen Hermanna Christina ten Broek by haar lot was toegevallen, gelyk het ook in geen van de drie andere loten gevonden wierd, maar dat het gemelde Huis by 't gedagte Maagefcheid onverdeeld in het gemeen gebleeven was, als in het einde van het zelve konde vernomen worden, doch dat zy evenswei, daar by het voorfchreeven Huis cum annexis, eventualiter hadden geasstimeerd, en gefteld op één duizent Ryksdaalders, met deeze bygevoegde claufule: " dat zo eene van de vier Erf„ genaamen van het eerfte bedde het zelve Huis daar voor „ zoude willen bewoonen of aanneemen, het zelve jure do„ minii behouden zoude " ; zodaanig in het flot van die Maagefcheiding duidelyk vervat en geclaufuleerd ftond. En dewyl kennelyk was, dat wyl. de weduwe Hams dit Huis cum annexis hadde aangekleeft, en zedert lange jaaren door huirlieden doen bewoonen, daar uit volgde, dat zy in haar leeven eigenaarfche van het zelve Huis cum annexis zy geweest, en het zelve juredominii te hebben bezeten; gelyk zy ook tegens die geen, welke op het voorfchreeven Huis tegens haar, als Eigenaarfche daar van hebben gepro- III. Deel. D d d ce-  394 OVERYSSELSCH cedeerd, niet en hadde geëxcipieerd. Gevolglyk dat dit Huis, met het gene daar geanne&eert en toegetrokken is, zo wel als de Goederen , welke haar in het byzonder in haar lot waren toegedeeld, mede tot een Hypotheecq was geworden en gebleven; ja zelvs mede de Goederen van de andere loten, dewyl die alle haare gemeene ouderlyke Goederen waren, welke de voorkinderen onder zich by 't voorfchreeven Maagefcheid hadden by lotinge gedeeld, der Deducenten Hypotheecquen waren, en ook bleeven tot zo lange, dat de beloofde uitkeeringe van de agt duizend Ryksdaalders contante gelden effecfive waren gefchied, en dat, alhoewel de drie andere Kinderen van 't eerRe bedde des Gededuceerden Pupils wylen Grootvader elk (als bekend was) aan de drie andere Kinderen van het tweede bedde hunne 1500 Ryksdaalders refpective al hadden uitgekeerd en voldaan, en het alleen de Deducenten waren, welke ter oorzaake van de tegenfpoeden en ongelukken wylen de weduwe Vrouw Hams in haaren huwelyken Raat overgekomen, haare quota in de fchuldig geblevene 6000 Ryksdaalders dus moesten zoeken , en buiten 's Lands op haare Hypotheecquen verhaalen, nogthands die Goederen van de drie voorkinderen niet vry van den last van Hypotheecq waren, tot zolange der Deducenten quota mede niet en was uitgekeerd en voldaan, Doende gevolglyk zy Deducenten ex diclis dicendis nobili. terquefupplcndisy concludendo contendeeren: "dat by defini„ ve Sententie van deezen Ed. Stadgerichte zal worden „ verftaan , de Goederen van wylen de weduwe Hams „ voornoemd alhier gedistraheerd, der Deducenten Hypo„ theecq te zyn, en dat zy in de kooppenningen van dien, „ voor alle Crediteuren van gemelde weduwe Hams , we„ gens de voorgemelde 1500 Ryksdaalders met den interest „ van dien praeferabel zyn, en voortocht moeten genieten; „ waar toe of tot zulken anderen einde de Deducenten om,, ni meliori modo waren contendeerende, en hier by prote„ fteerende van de kosten en fchaaden door de Gededu- „ ceer-  ADVYSBOE K. 39S „ ceerde, opzettelyk en tegens beter weeten aan hen door „ deeze Proceduure veroorzaakt &c. falvis ". Waar en tegens door de Contradeducentcn by de Deductie van den 21 September 1716 wierde voorgedragen, dat de voorfchreeven weduwe Hams by definitive Sententie van d«n 20 January 1706" voor het Landgerichte van Ootmarfum gepronuntieert, ten behoeve van hen Contradeducenten qual. qua was gecondemneerd, in eene capitaale fomma van een duizend caroly Guldens, en twintig jaaren interesfen van dien , ter gelyker fomma van duizend Guldens, mitsgaders in de halve kosten derzelver Proceduure; edoch dat zy Contradeducenten, dewyl het voorfchreeven geadjudiceert, uit het by dezelve Sententie verwonnen en executabel vei klaarde Erve Teusfe niet hebben kunnen erlangen , als alleen by diftractie maar hebbende uitgebracht en gegolden eene fomma van twee duizend Guldens, genoodzaakt waren geweest, niet alleen tot bekominge van het volle effect, der voorfchreeven Sententie; maar ook om betaaling van die pendente lite van nieuws verfcheenen twaalf jaaren interesfen des genoemden capitaals van 1000 Guldens te erlangen, eerst voor het zelve Landgerichte van Ootmarfum op een Erve of Goed Ottink, en daar na by notoire infufficientie van dien, op den 19 April 1706 voor deezen Achtbaaren Gerichte op die gedistraheerde Goederen van haar weduwe Hams, naar Landrechte met Pandinge te doen procedeeren, ten einde om daar aan kost en fchaadeloos te verhaalen, alle 't gene ter zaake van dien uit het voorgemelde Goed Ottink niet zoude kunnen bekomen ; en dat of wel zy weduwe Hams daar tegens in een zeer onrechtmaatige oppofitie ware gekomen, echter by Sententie van den 12 February 1714 voor deezen Achtbaaren Gerichte gepronuntieert, wel te rechte was verftaan: " aan „ deeze zyde ter zaake voorfchreeven eene goede Pandin„ ge gedaan , en daar tegens eene kwaade Pandkeeringe „ ondernomen te zyn, vervolglyk dat dezelve Pandinge „ zyn voortgang zoude hebben te gewinnen, en zy PandD d d 2 „ ver-  395 O VERYSSELSCH „ verweerderfche gecondemneerd in alle de kosten deezer „ Proceduuren ". En dewyl hec al verder was komen te gebeuren, dat de Erfgenaamen van wylen de Advocaat Waterham, hangende deeze voorgemelde Pandproceduure ter zaake van eene gepretendeerde rekeninge van verdiend falaris en verfchot in het jaar 1712 , mede op dezelve Goederen, met Pandinge hadden beginnen te procedeeren óia datze bereids aan deeze zyde op den 10 April 1706, als gezegt, met Pandinge waren geaffecteerd, en tot aaneigenin. ge incluis vervolgt) ingevolge geëmaneerde citatie, voorneemens waren geweest, dezelve op den 9 January 1713 te distraheeren, doch deeze diftractie voor den tyd van zes weeken uitgefteld zynde, eindelyk op den 20 January 1713 voortgang gewonnen hadde. Als wanneer zich de Contradeducenten ter zaake voorfchreeven een en andermaal ten Prothocolle hadde aangegeeven, ut fub B. en C. Maar dat de Deducenten door de E. Anth. Henrick ten Broek, op den 20 January deszelvigen jaars 1713, de Contradeducenten hun notoir recht van Preferentie in die kooppennin. gen der gedistraheerde Goederen hadden zoeken te beletten, en hun te ftellen tot tegenparthyen, en daar by expresfelyk gewilt over dat poinct by Deductie en Debat, te fchryven en te pleiten. Doende derhalven de Contradeducenten in voorverhaalde qualiteit ex diStis dicendis nobilique judicis officie in omisfis fupplendis concludendo contendeeren: "dat de ,, Deducenten by deezen Achtbaaren Gerichte niet alleen ,, zullen worden verklaard in de conclufie t'eindens hunne ,, Deductie hier tegens te neemen, niet te zyn ontvanke„ lyk , maar ook vervolgens zy Contradeducenten in de „ kooppenningen van die gedistraheerde, en door deezen „ reeds gedaane Pandinge van den 19 April 1706 geaffec „ teerde Goederen, met alle het gene hen by voorgemel„ de Sententien is geadjudiceert, en voor zo verre zy uit „ de kooppenningen, van het voor den Landgerichte van „ Ootmarfum gedistraheerde Goed Octink, niet zullen „ konnen erlangen, voor de Deducenten te wezen gepre- m fe-  A D V Y S B O E K. 397 „ fereerd, en daarenboven dezelve gecondemneerd in de „ kosten deezer Proceduure, of concludeerden tot alzulken „ anderen einde, als omni meliori modo ". Gezien en met rype deliberatie gade geflagen op de Aéta Prothocollaria, beginnende den 9 January 1713 en eindigende den 13 September 1717 enz. in conformiteit van den Gerichtelyken Inventaris den 18 O&ober 1717 hier van opgericht , en door wederzydfche bediende Advocaaten mede eetekent: en op alles gelet waar op in deezen tot onpartydige adminiftratie der Juftitie eenigzints te letten ftonde; en wel inzonderheid, voor af hebbende overwogen , hoe dat ingevolge de gemeene Wetten en conftante pra&ycque door een gerichtelyk erhouden verwin, en in rem judicatam err-angene Sententie verkregen wordt een pignus judiciale, Perez aliique ad tit. l.fi in caus. pign. cap. fit Christ. ad LL. Mechl. tit. 1. art. 33. n. 19. fi? Negusant. de pign. & hypothee, p. 3. memb. En dat dien volgens niet anders heeft kunnen of mogen geoordeeld worden , dan dat de Momboiren des ommondigen zoon van wylen Joan Arn. Hoefslag door hunne gedaane Panding van den 19 April 1706. en op den 12 February 1714. voor dit AchtbaareStadgerichte erhoudene, en 'mrem judicatam ergangen Sententie mede verkregen hebben een pignus judiciale op de door hen aangapande Goederen van wylen Hermanna Christina ten Broeke weduwe Hams voornoemd, en dus ook een recht van Preferentie op de Kooppenningen van gemelde gedistraheerde Goederen van voorfchreeveneweduwe Hams,ongeacht het geene aan zyde van de Deducenten in het einde van hun Debat op den 19 July des jaars 1717 geëxhibeert, en alzo ruim drie jaaren na den tyd der erhoudene Sententie eerst te berde gebracht is: als dat omtrent de gedaane Pandinge, waar over de voorfchreevene Sententie op den 12 February 1714 voor dit Edel Gerichte gepronutieerd, niet wettig geprocedeerd zoude zyn: Quoniamfententia, qucein rem judicatam tranfivit, pro veritate habetur. L 25. ff. de ttatu homin. L. 207. ff. de R. ibiaue DD. (ffententiapra1 D d d 3; ƒ»-  398 O VERYSSELSCH fumitur, quod fit jufia, quod legitime fit procesfum, cJexaUis caufis judex animum informaverit. Wesenb. ad lib. 42. ff tit I. §. 8. Ac fententia tantes auctoritatis est, quod facia't de non ente ens,defalfo verum, de albonigrum ,juxta] ason. in L. 60 ff. de cond. indeb. imo fententia lata con'ra fententiam, quce'jam vires rei judicata accepit, nee jure fubfiflat, nee priorem fententiam evertat. U r. C. quando provoc. non est neces. Hartm Pistor, obs. 137. n, ro. & Menoch. de arbitr. Jud. quast. lib 1. quast. 52. n. z Vervolgens zal alhier dienén onderzocht te worden, hoedaanig recht de D ducenten op de gemelde gepande de Goederen van de weduwe Hams naar rechten zyn hebbende. Na welkers bepaalinge ligtelyk zal kunnen werden befhst, wie van de beide parthyen Litiganten toegekent zal moeten worden de Preferentie op de Kooppenningen van meergemelde gelibelleerde Goederen, wylen de weduwe Hams voornoemt, toebehoord hebbende. Indien men dan eens befchouwt het gene aan zyde van df voorfchreeven Weduwe e" Kinderen tenBrokk, tot adftructie van hun vermeinde recht, zeer wydlopig ten Pro cesfe is bygebracht, zo zalmen ligtelyk ontwaar worden! dat dezelve, wel bezeilende, dat zy uit kragte van hunne gedaane Pandinge, en diesvals verkregen verwin, tegens de momboiren des onmondigen zoons van wylen Joan Ar nold Hoefslag voornoemt te kort zoude fchieten, hun ge fuftineerd recht van Praeferentie alhier komen te bouwen op het gefustineerde Maagefcheid, onder de letter A derzeiver Deductie annex, en hiervoor geinfereert; waartoe de andere overgelegde ftukken in deezen hunne relatie hebben. Daar by nu, hebben de vier voorkinderen van Tan ten Broek, in leeven Erfgefet^n in Oldenzaal, van welke eene geweest is Hermanna Christina ten Broek • fnader hand getrouwt met den Rentmeester Ham) als uit de on." derteekeningis te zien,/' unter verband und hypoteque ihrer „ ahlinger habfehhgkeit m den unverhofften mishahunzs fall „ paransfima executione anzu greiffen und zu profeauiren" belooft aan de vier nakinderen van voorfchreevene Joan ten  A D V Y S B O E K. 399 ten Broek, onder welke zich mede bevond wylen de Rentmeester Joan ten Broek , der Deducenten refpective Eheman en Vader te betaalen 8000 Ryksdaalder aan contante penningen, 8000 Ryksdaalders aan aannemelykeObligatien, eft f 0,000 Ryksdaalders aan Landgoederen. Maar vermits door de voorfchreevene vier voorkinderen in het jaar 1674 ingevolge het voorfchreeven accoord van den 27 Augustus 1673 aan gemelde vier nakinderen wel waren uitgekeert die bovengemelde 8000 Ryksdaalders aan aanneemelyke Obligatien , en 10,000 Ryksdaalders aan Land. goederen, edoch alleenlyk 2000. Ryksdaalders van die beloofde 8000 Ryksdaalders contante penningen : en van die nog refteerende ƒ6000 Ryksdaalders aan wylen den Rentmeefter Joan ten Broek voornoemd in het jaar 1678 (ten tyde als hy en de drie andere nakinderen te zamen hunne ouderlyke en Beftemoederlyke gemeene Goederen onder eikanderen verdeelden) by lotinge onder andere toegevallen was het gerechte vierde part, zynde 1500 Ryksdaalders tot laftevan zyne halve Zuster voorfchreeven Hermanna Christina ten Broek , naderhand getrouwt geweest met den Rentmeefter Ham, zo vermeinen de Deducenten en Debattanten in deezen daar uit noodzaakelyk te moeten volgen, dat aan hun lieden , uit kracht van die voorfchreeven woorden des meergemelden accoords van den 27 Auguftus 1673, alnog competeert een hypotheecq en verband op alle zodaanige Goederen van wylen gemelde weduwe Hams ,als uit den boedel van haar Vader Joan ten Broek waren gefproten, en uit dien hoofde ook gepreefereerd te moeten worden voor alle andere Crediteuren van wylen meerge. melde weduwe Hams in deeze quaestieufe Kooppenningen, geprocedeert uit dusdaane Goederen. Om dan de duchtigheid of onduchtigheid van dit voorgegeeven verband, naar rechten te bepaalen, dient wel voor af gaade geflagen, dat by ons Landrecht van Overysfel wel uitdrukkelyk is geftatueerd, dat geen Hypotheecq of verband op immobile Goederen beftendig belegt kan wor-  4oo O V ü£ R Y S S EL SC H worden, dan door Richters brieven , Moetzoenen, Maagefcheid en, en Huwelyks Voorwaarden, want zo klinken de woorden van 't Landrecht 2. D. tit. 8. art. 3." niemand „ zal in deezen Lande by forrae van contract eenig immo- biel Goed verkoopen, NB. bezwaaren, transporteeren ,of „ den eigendom daar van weerloos worden konnen, anders „ als met brieven van den Richter, onder welkers Gerich„ te de Goederen zyn gelegen, gerichtelyk uitgegaan, wel ,, te verRaan, dat zulks gefchieden zal na de natuur des „ Goeds: eigelyke Goederen voor den Richter derzelver plaatze; Leengoederen, Thinsgoederen, Hofhoorige en „ diergelyke Goederen voor den genen, daar zulks na na5, tuure en Havesrecht gebeurt. Beholtlyk hier in Moet„ zoen en Maagefcheidinge, en Eluwlyks Voorwaarden in „ haar vigeur en kracht; en zo veel de Leenen aangaat, „ na het inhoud des een en twintigften artikuls in den ti, tul van de fuccesfie der Leenen". ' En zal daarom alhier vooraf dienen onderzocht te worden, of het voorfchreeven accoord van den 27 Augustus 1673 onder een van deeze vier by het Landrecht vereifchte brieven getelt mag worden. De Deducenten doopen dit accoord met den naam van Maagefcheid, en het opflel, en den inhoud van dien fchynen 'er mede niet a vers van; en dienvolgens zoude het by den eerRen opllag wel fchynen, als of de daarin gevondene woorden van Hypotheecq een wettig verband behelsden. Edoch nademaal niet door alle Richters brieven een wettig verband op immobile Goederen gelegt wordt, maar alleen door zulke, die Gerichtelyk, ingevolge het voorfchrift van gemelde Landrecht zyn uitgegaan; zo word insgelyks door alle brieven , die den naam van Moetzoenen, Maaggefcheiden, en Huwlyks Voorwaarden draagen, geene immobile Goederen wel en wettig verbonden, maar alleen door zodaanige, die in behoorlyke forme zyn opgericht; gelyk behalven de redelykheid, reden en gemeene Wetten ons leeren, de volgende woorden van ons Landrecht, 2.D. tit. 2. art. 1. "Alls Huwelyks Voorwaarden moeten neffens „ den  ADVYSBOEK. 401 „ den Bruidegom en Bruid by beiderzyds Huwelyks Vrien„ den of Dedingslieden, of NB. by het meerendeel en over ,., de helfte van dezelve vrienden verzegelt, of ondertekent „ wezen, die NB. als dan gelyk Maaggefcheidingen, en „ Moetzoenen, even zo veel kracht hebben , als of zy door „ den Richter bekent en uitgegaan waren ". Weshalven nader zd dienen overwogen te worden, of in dit dikgemelde Accoord van den 27 Augustus iÓ73dusdaanige hoedaanigheden, als een wettig Maaggefcheid vereifcht, gevonden worden. Let men dan dien ten gevolge eens op de vereifchte hoedaanigheden eens wettigen Maaggefcheids, en wel inzonderheid hoe dat onder anderen daar by noodzaakelyk gerequireerd word, dat het zelve niet alleen door Parthyen Contrahenten, maar ook door het meerendeel en over de helft van wederzydfche. Vrienden ofte Dedingslieden, en dus ten minften door twee derzelve van wederzyden behoorlyk moet worden getekend ofgezegelt, gelyk ook meermalen aldus in deeze Provintieis gedecideerd, en zulks op de volgende fundamenten, als op de voorverhaalde duidelyke woorden van ons Landrecht; alwaar het notabele enreftrictive woordjen ALS DAN reftringit dispofitionem ad cafum expresfum, et negat extenfionemadalios.HiER.MEYN. Dec. 37. 11 25- mistgaders op 't Stadtrecht van Deventer 3. D. titi 2. art. 1. Landrecht van Veluwe cap. 17. §. ï. Landrecht van Zutphen tit. 18. art. 1. En 't welke geconfirmeerd word door Goris Advers. tr. 3. part. 2. c. 5. n. 1. & feqq. inquiens , feu res foli & immobilis transferatur , feu reditus ex ea conftituatur, opus est, judiciali abdicatione, quam effestucationem decimus. — Proinde cesfabunt reliqui omnes modi iradendi transferendive dominium rei immobilis. Ita tarnen, ut eadem vis quoque moribus tribuatur pactis antenuptialibus £? erciscundce famüice. Ac in fuis addit. ad Sand. de effest. I. 2. n; 34. hisce verbis. In'ellige tarnen, paEtis antenuptialibus & diviforiis erciscundce families (yulgo Huwelyks Voorwaarden en Maaggefcheiden) eandem vim cum effestucatione in transferenda rei immobilis posfesfione tribui, modo a convocatis utrinqut III. Deel. E e e pro-  I 4o2 OVER YSSELSCH §npl%uUt amkiS ^ nUmerofuhfiëmtaautfub- Weshalven men zonne klaar kan befpeuren, zo haa*r L* voorfchreeven Accoord aan deezen toetl£ »SSiï^C dat het zelve informeel is , derhalven het i^a^fflv gedaan, onwettig en onduchtig: quoniam paria Zt aUauid jiencontra legetn, ve nonfervata legis forma. Au h aui reTf de SS. Eccles cum ibi not. Als zynde maar geteken door Balthasar Ham, en Werner Hoefslag, «a?weoerge melde voorkinderen getrouwd, en door Her™ Zum broock, en Hermanna Christina ten Broek zond'r' affiftentie van eenen Momber, als Contraheren en zamenr lyke vier meerderjaarige voorkinderen tef eenre "yde , en van de andere zyde door Joan ten Broek, Helena ten Broek, en Anna Margereta ten Broek, drie der on- we"dng deif ab Wen' h°°r ^ a*™0^ H^ * van weben den abienten Hinrick Andreas ten Broek h?r vierde onmondig nakind, en dan nog vo0r aS Nr tert en A. Almendorp; zonder dat ergens ter"procesfe" gebleeken is, of gemelde Andreas Nitert, enA Almen dorp, geweest zyn Voogden van die vier Lkm%fen 0} met. Maar men neeme deeze twee perzoonen! zo als men w,l het zy voor Voogden der Minderjaadgen hetzy voor Dedingslieden , men vind doch in beide geval en , omtrent de forme van het gepretendeerde Maaggefcheid vanS "7 v>T v l6V gÊpefeeit C,e z^n 5 de^ Jn het eerfte ge val als Voogden gerekent, 'er niet een Dedingsman te vfn den is, cn inhet tweede geval als Dedingslieden ge ekent (behalven dat de onmondige Kinderen als dan tege/de Wet ten met geen Voogden geaffilieerd zyn, geweest) 'e? maar twee Dedingslieden aan en over geweest zyn , en datTer hal ven al het gene het welk door de Deducenten op dit Ac DeTu^e ïïg!^Jlfc*fW» ^eusbytnne ün«r j Deb2th gsbouwt is, van zelvs komt te ver vallen : Fundament* enim deftruUo comdt omne id^ auoïüli mtdificatum est, per not. Juris. En Deducenten deonlct tig-  ADVYSBOÈK. 403 tigheid van hunne gepretendeerde Maaggefcheid wel bevroedende, hebben het daarom by hun Debath nog op verfcheide andere boegen gewend om was het mogelyk, op de. eene of andere manier de haven bunner begeerte in te zeu len; en willen daarom 0^.39, (ffeqq. van gemelde Debath, het meer aangehaalde Accoord van den 27 Augustus 1673 hebben aangemerkt, en geappliceert, niet als een Maagfcheid, dan alleen als een fimple conventie ingegaan tusfchen zulke parthyen, welke buiten erffenisfe gemeene Goederen hebben, en waar van de eene de andere uitkoopt per modum emptionis, & venditionis; en trachten vervolgens uit kragt van gemelde ftellinge te beweeren als ware by dit Accoord, gelyk zodaanigen uitkoop aangemerkt, een wettig Hypotheecq of verband gelegd op deeze queestieufe Goederen , over welke Kooppenningen alhier het recht van preferentie gedisputeerd word ; brengende daar toe by eenigepasfagien uit Carpzovius en Sande. Maar in val deeze Helling in cas fubject plaats konde hebben, als neen , aangezien dit gemelde Accoord tusfchen gemeene Erfgenaamen over een geheele nalaatenfchap is opgericht, gelyk uit het Accoord zelvs. klaarl yk blykt, en Weduwe en Kinderen ten Broek , art. 252. van haar Debath zelvs rotundo ore komen te belyden, en dus van een geheel ander natuure, als in rechten bekend is; zo konde echter daar uit de voorfchreeven illatie, als dat door zodaanig een contract in de Provincie een wettig Hypotheecq of verband op gemelde Goederen gelegt ware, niet getrokken worden , nademaal ons Landrecht wel uirdrukkelyk leert, " dat , door geen Contract, van wat natuur het ook mogte zyn, ' een wettig Hvpotheecq of verband gelegt kan worden, dan „ alleen door Richtersbrieven, Moetzoenen, Maagfchei. , den, en Huwelyks Voorwaarden". Waar tegens immers in geen de minfte confideratie kan komen het geene hier tegens uit Carpzovius en Sande is te berde gebragt: Quoniamnon qirid Romcefiat, fed quid fieridebeat, attendendum est. En vermits derzelver leere in hac hypothefi nietapplicabel is, zo hebben zy vervolgens art. 73 et feqq. van gemelde DeE e e 2 bath  404 OVERYSSELSCH bath wel getragtte beweeren, dat aan haarlieden voor all> andere hypotequaire Crediteuren toekwam het recht varï Preferentie op deeze quaratieufe Kooppenningen,. herkom«ig van immobile Goederen, gefproten uit den gemeenen Boedel van wylen Joan ten Broek , Erfgezeten tot Oldenzaal; nadien haarlieder gelibelleerde fchuld van i  414 O V E R Y S SELSCH ren, om dat men volgens bekomen informatie, te Campen in het reguleeren van Praeferentie en Concurrentie van de Schulden van defolaate Boedels, fteeds gewoon is het Land. recht van Overysfel, waar by dezelve part. i. tit. 6. art. 3. Pandbaar gefteld en daar aan part. 1. tit. 1 i.art. r5.de vier. de graad is gegeeven, te volgen; en ons onderdezich aangegeeven hebbende Crediteuren gene te vooren kwamen, die wy volgens gedagte Landrecht d.l. in den eerften , tweeden of derden graad konden plaatzen. Wyders hebben wy vermeind in dien vierden graad mede te moeten plaatzen de eene post op de rekening van den Ritmeefter Larcher , wegens nog verfchuldigde tien paayen Monteering, omdat ons deeze fchuld herkomftig fcheen wegens kleedinge tot dagelyks lyfs nooddruft gebruikt; hoedaane Schulden, volgens de boven aangetogen texten van het Landrecht van Overysfel, uitdrukkelyk onder de in den vierden graad Prseferabele Pandbaare Schulden worden opgefteld. Doch de andere posten op de rekening van de meergenoemde Ritmeefter hebben wy vermeind, als perfoneele ongepriviligeerde fchulden ad concurfum te moeten renvoyeeren , om dat ons geen de minfte reden te vooren kwam, waarom wy aan dezelve naar gronden van rechte eenige de minfte Praeferentie zouden hebben mogen toeërkennen. Niet aan de eerfte post wegens het by cas gehoudene geld, wyl ons geen Wet bekend is, die iemand, welke aan een ander de adminiftratie van zyn Goed of Geld toevertrouwd, uit dien hoofde eenig recht van Praeferentie op den Boedel van zodaanen Adminiftrateur toeëigend, daar in tegendeel in praéticque bekend en zeker is, dat men wegens gehoudene afrekeningen, fchoon zelfs door den Debiteur getekent, zonder voorgaande handbekenning flegts perfoneele actie heeft. Landsgelden en nog weiniger andere, zyn by Voet. ad t.ff. qui potiores in pign. n. 2 5., doch waaronder deeze post niet betrokken heeft kunnen worden, uitgezonderd; noch ook aan de tweede post wegens eene door den Lui- te.  AD VYSBOEIC 415 tenant medegenomen Mantel der Compagnie, want fchoon overbekend is, dat een Eigenaar eenig geftoolen of ontvreemd Goed in den Boedel van een ander bevindende, het zelve wel kan reclameeren, en op dat Goed zelve voor alle andere Crediteuren geregtigdis, zo weet echter ook elk, die flegts eenig idéé van gefchikte Rechtspleeging heeft, even zeker, dat, by aldien dat geftoolen Goed of de Penningen daar van geprovenieerd niet meer in den Boedel gevonden worden (zo als deezen Mantel van de Compagnie veel min eenige penningen van dezelve geprovenieerd, in deezen Boedel niet meer voorhanden is) als dan de gewezen Eigenaar geen het minfte recht heeft, om op de praetenfe waarde van dat Goed voor andere Crediteuren Praeferentie te eifchen, Voet. d. I. n. 37. Zo als wy ook niet hebben kunnen zien , dat de Ritmeester wegens de Haver die de Luitenant op den 12.February als betaald hadde ingebragt, en echter was fchuldig gebleeven, noch wegens het geld, welk op voornoemde Luitenant, op crediet van den Ritmeester, by Juffrouw van Romünde hadde opgenomen, immers eenige andere, dan een onbevoorrechte perfoneele actie tegens voornoemde Luitenant zoude hebben gecompeteerd, of hem! nu dieswegens op deszelvs Boedels penningen eenig recht Van Praeferentie voor andere Crediteuren zoude gefchaapen zyn.Want fchoon voornoemde Ritmeester by zyn Request wel beweerd, met zyne aangegeevene fchulden voor alle andere Crediteuren Praeferentie te moeten genieten, en deeze zyne fustenue vermeind te kunnen Raaven met eene daar by, per eopiam, geappliceerde Refolutie van Hun Edel Mog. de Heeren Raaden van Staate van den 31 Juny 1742, zo is ons echter de gedagte Refolutie na een aandagtige overweeging van dezelve, op het onderhavig geval geheel en al ontoepasfelyk gefeheenen; wyl ons is voorgekomen gezegde Refolutie alleen te fpreeken van, en plaatst te hebben in gevallen, wanneer een Ritmeester, Capitein of ander Officier, aan wien de directie der Compagnie is aanbetrouwd,, het Landsgeld direct van den Solliciteur ontvangen hebbende,  4i6 O VE RYSSEL SCH de, gemankeerd heeft in de betaaling der Leening.gelden aan de Ruiters of Soldaaten , en deeze dus recht hebben , om voldoening van het zelve te eifchen, in welk geval, tot weering van defertie en confufie, uit het manquement dier betaaling notoir ontftaande, by meergemelde Refolutie den Auditeur gelast wordt, op de Goederen van zodaane gebrekkige Ritmeester, Capitein of Officier te procedeeren, tot recupereering van de onbetaalde Leening-gelden en daar by ook alleen aan zodaane agterftallen van die onbetaalde Leening-gelden recht van Preferentie gegeeven wordt. Doch boven en behalven, dat ons is voorgekomen, dat alhier de Luitenant van der Wal geene Landspenningen direct van den Solliciteur voor de Compagnie ontving, maar dat dezelve in tegendeel gebeurd wierden by den Ritmeester zelve, die dan aan den Luitenant, die de Compagnie van hem adminiftreerde van tyd tot tyd geld fourneerde, zo is ook nog zeker, dat in deezen geene Leening-gelden geblyken onbetaald te zyn gebleeven, noch den gemeenen Rui. teren dieswegens ietwes te competeeren; waarom wy de by die Refolutie daar aan alleen verleende Praeferentie, met geen mogelykheid hebben kunnen of mogen extendeeren tot een geval, als het onderhavige, waarin niet tot recupereering van agterftallige onbetaalde Leening-gelden, namens den gemeenen Ruiteren word geprocedeerd , maar daar in tegendeel door den Ritmeester zelve in den defolaaten Boedel van zynen Luitenant worden aangegeeven zodaane fchulden en pretenfien, welke uit een vrywillige en ongedwongene handeling tusfchen hem en voornoemde Luitenant ontftaan zyn, welke wy dus niet anders, als ongeprivilegieerde perfoneele fchulden aan den Ritmeester ten laste van den Luitenant hebben kunnen confidereeren, en voornoemde Ritmeester daar mede dus notoir ad concurfum moeten renvoyeeren, zo als boven met opzicht op ieder post reeds breeder getoond is. Zo als wy ook wyders Gerrit van den Berg, met zyne ingebragte Huurpenningen, in deezen vierden graad hebben ge-  A D V Y S B O E K. 4*7 gefteld, om dat dezelve volgens dikgedagten text Landrechtens, notoir onder de prreferable pandbaare Schulden worden gefteld, en fchoon de overige posten zyner ingeleverde rekening, aldaar als verfchot voorkomen, en dus in den eerften opllag niet onder deeze klasfe van Schulden fcheenen te gehooren, zo gebleek ons echter by het nader inzien dier rekening, dat een groot gedeelte dier posten beftonden in Boter, Brood, Koffy en foortgelyke geleverde Eetwaaren , die een Hospes doorgaans gewoon is op zyn eigen crediet te koopen, en dan aan een Officier, die by hem een Kamer heeft, te leveren, waarom wy dan ook vermeinden deeze posten notoir onder geleverd Magenaas, tot dagelyksch lyfsnooddruft gebruikt, te moeten ftellen , en dus mede in deezen graad te prefereeren ; doch wy hebben daar van moeten eximeeren die posten, welke op gedagte rekening voorkwamen, wegens verfchooten Brieveporten, Brand, Licht en dergelyke, om dat aan foortgelyke verfchotten, by onze Landswetten , nergens eenige Preferentie gegeeven is, waarom wy dezelve ad comurfum hebben moeten renvoyeeren. Om welke zelve reden wy mede van de anders geprefereerde fchuld hebben moeten fepareeren, de voor den Oppasfer Schreuder ingebragte zeventien ftuivers wegens extra verfchotten. Zynde verder de overige posten van zyne rekening wegens oppasfen van den gewezen Luitenant en zyn Paard, zo wel als de rekeningen van den Paruikemaaker , Schoenmaker en Wafchfter , alle wegens verdiend loon, als mede die van den Kok Roeyink wegens Kostgeld, en dus Magenaas, notoir naar Landrechte pandbaar, en gevolgelyk in den vierden graad geprefereerd. Doch de rekening van den Wynkooper Schultz hebben wy vermeind in deezen graad niet te kunnen plaatzen, om dat kleine of groote vaten Wyns (in welkers plaats thands, nu men niet zo zeer meer gewoon is de Wyn in vaten in te flaan, zekerlyk mede Wyn in vlesfen, by Ankers en halve Ankers geleverd, van dezelve natuur zyn) eerst by het Reglement HL" Deel. G g g van  4iS OVERYSSELSC J.f van i 6qi art. 2. onder de pandbaare Schulden gefield worden welke dus oorfpronglyk naar Landrecht niet pandbaar zynde, gevolglyk niet gehooren onder die fchulden, aan welke aldaar het recht van Preferentie in den vierden graad word gegeeven, wyl toch by het meergenoemde Reglement van 1692 art. 2. wel uitdrukkelyk is geftatueerd: dat de al. daar quo ad modum procedendi pandbaar geftelde fchulden , „ in cas van Preferentie geene meerdere voortocht, als „ andere gecrediteerde Schulden zouden genieten ", en zich dus de pandbaarheid van die fchulden alleen maar bepaald, quo ad modum procedendi, en geenszints geëxtendeerd mag worden quo ad protopraxiam, waarom wy deeze fchuld me. de in concurfu hebben moeten Rellen, waar in wy mede moeten plaatzen den Wagtmeester Larg met zyn geleend geld, als zynde mede een geheel en al ongepriviligeerde fchuld. Dat nu de ongepriviligeerde Crediteuren na afbetaaling der gepriviligeerde Schuldeifcheren, nog refteerende penningen , na proportie hunner fchulden zullen moeten deelen, is conform ons Landrecht part. 1. tit. 21. art. 15. en tullen enz. En dat eindelyk die gene der voorfchreeven Crediteuren, die, het zy geheel, het. zy gedeeltelyk, betaaling krygen, de dugtigheid met eede zullen moeten fterken in practicque conflant, vid. Berlich. p. ï. concl. 64. n. 69. waarna ook de Actie voor zo verre zy, 't zy geheel, of gedeeltelyk geen betaaling krygen gereferveerd en de kosten door ieder afzonderlyk, niet ten gemeenen nutte gemaakt gecompenfeerc worden. Gelyk ook ten laatsten, dat de uitgebleevene depurge moet worden voorbehouden, uitdrukkelyk gewilt is by ons Landrecht, part. 1. tit. 21.art. 14, Sententie van den Hoogen Krygsraad in de voorfchreeven zaak. Gezien by den Hoogen Krygsraad, de Rukken van zeker Proces, gehangen hebbende voor den Krygsraad des Guarnifoens van Campen, mitsgaders het Vonnis van denzelven Krygs.  ADVYSBOEK. 419 Krygsraad geweezen, den 27 Auguftus laatstleden, in zaaken van Praeferentie en Concurrentie, tusfchen de Crediteuren van den infolventen Boedel van Joost Willem van der Wal , gewezen Luitenant in het Regiment Cavallerye van den Luitenant Generaal van Famars , welke zaake door zyn Hoogheid aan deezen Hoogen Krygsraad is gezonden, ten einde dezelve te examineeren en daarin op nieuw te fententiëeren , zo als bevonden zal worden in goede Juftitie te behooren, en fpeciaalyk gelet op de Refolutie van de Edele Mogende Heeren Raaden van Staaten der Vereenigde Nederlanden van den 31 July 1742, op de ordre van Haar Koninglyke Hoogheid glorieufergedagtenisfe van den 15 July 1755, als mede op het Reglement van zyn Hoogheid van den 28 February 1772 ; voorts met rype deliberatie van Raade doorgezien en overwoogen hebbende, al 't gunt ter materie dienende was, en heeft mogen moveeren, doet,de de voorfchreeven Krygsraad te niet het voorfchreeven Vonnis, en op nieuws recht doende, verklaart op het provenue def verkogte Goederen ter fomma van ƒ 463 — 1 — 2 gepraefereert. In de eerfte plaats, den Auditeur Strockel van het voorfchreeven Guarnizoen met de fomma van ƒ 43 — 5, wegens de kosten op het redden des Boedels, en nog met de fomma van ƒ 5 — 10 wegens kosten op het verkoopen der Goederen. Tjeerd ter Wolt, Geweldigen Provoost van het voorfchreeven Guarnifoen, met ƒ 9 — 18 wegens de bediening van den Krygsraad, ter gelegentheid van het redden des Boedels. De Advocaaten Hubert en Royer met ƒ 31-10 wegens Advyspenningen. In de tweede plaats H. Lorch, Wagtmeefter met ƒ 2 — 19 wegens fourage van het Paard, en met ƒ 19—18 — 13, mede voor fourage en ftalhuur. Den Ruiter C. Schreuder met ƒ7 — 10 wegens het oppasfen van het Paard. In de derde plaats G. van den Berg. met de fomma van ƒ 67 — 12 wegens kamerhuir. En in de vierde plaats, op de alsdan nog overfchietende Penningen voor zo verre dezelve zullen kunnen ftrekken , Ritmeester G g g 2 Lar-  Aio O V E R Y S S E L S C li Larcher met de fommavan ƒ 623 — 3, wegens Penningen, welke de voornoemde van der Wal aan de Compagnie was fchuldig gebleven; ontzegt aan de refpective Parthyen hun verdere of ander gefuftineerde, en compenfeert de kosten zo te Campen als voor den Hoogen Krygsraad gevallen, om redenen den Hoogen Krygsraad daar toe moveerende. Aldus gefententieert in s' Gravenhage. L. L. van Rhenen. LXXXVII. CONSULTATIE. Over het bezwangeren van een Meisje door een Jongeling die teffens aan een ander is verlooft, en daar mede bekend vleefchelyke gemeenfchap te hebben gehadt. In zaake voor het Hoogadelyke Verwalter Drosten Gerichte van Ysfelmuiden &c., ftrydig en ongedecideerd hangende, tusfchen Geertjen Jacobs , geasfifleerd met haar Vader Jacob Teunissen, Citant en Klaager ter eenre, en Willem Brüinsen Geciteerde en Beklaagde, ter andere zyde; pofeerende de Klaageren by hun aanfpraak in dato den 16 Oólober 1716, hoe dat de Klaagerfche zoude bezwangert zyn van den Beklaagden, en dat al ruim zes maanden was zwanger, en dien volgens concludeerende, dat de Beklaagde haar door den trouw ter eeren zoude brengen, en by non comparitie verzoekende aaneifchinge en contumacie , falva purga met de kosten. Waar en tegens de Beklaagde Willem Brütnsen in zyn antwoord bekende, wel vleefchelyke gemeenfchap met de Klaagerfche gehad, maar nooit haar de minfte beloften van trouw gegeeven te hebben, en ter contrarie, al voor zes jaaren verlooft en trouwbeloften gegeeven te hebben aan eenen Jannetten Alberts , beftaande in drie Ryksdaalders en een Goudgulden, en dat die trouw al voor zes jaaren door  advysboek. 421 door byüaapen hadde bevestigt, concludeerende, dat den eifch van de Klaagerfche moge worden ontzegt, en hy vaa de kosten vrygekend. Gezien en geëxamineerd de Recesfen van den 16 October 1716, zynde de Aanfpraak en Antwoord nude, voorts Replycq en Duplycq in 'dato den 28 pasfato , mede zonder eenig inftrument, wyders dat beide Partyen hebben verzoadat daar op recht mogte gedaan worden, zonder oprichting van een Inventaris: voorts gelet waar op in deezen tot adminiftratie van goede en onpartydige Juftitie te letten ftonde; geconfidereerd, cerftelyk, dat de Citante wel bekend het byüaapen door haar zwanger gaan, maar geenszints dat zy voor het byüaapen van den Geciteerden heefc verzogt en bekoomen beloften van trouw, 't welk haar ten hoogften te bewyzen ftond, voornaamentlyk m caufa matrimoniali (als alhier) nam cum criminali aquiparatur, requi. runtur teftes & inftrumenta mnni excepüone majora , & lues meridiana clariora, ingevolge de gemeene rechten en fëntimenten der Doftoren. Maar ter contrarie, zo komt de Citante te bekennen, in het Reces van den 28 daar aan volgende , zeggende: " dat zy moeste bekennen dat 'er geen beloften van trouw zyn gepasfeerd ", unde Goth. a Bavo Theor. crimin. §. conf es (io ait, propria confesfio cum fit fattum proprium contra eum facit contra eum prcefumitur; conf es. fits Wo judicato est, qui quodammodo fua fententia damnatur L. 1. ff. de confesfis: confesfis in jure pro judicatis haberi placet L, un. C. de confesf ö5 in reum confuentem nulles funt partes judicis' nifi in condemnando reum confitentem , en waar uit zonneklaar geblykt, hoe roekeloos zy haar lighaam aan een ander heefc overgegeeven; niet doende daar tegens het voorgeeven " van met geweld daar toe te zyn gebragtals klaarlyk is uit haar eigen confesfie aldaar , te weeten: " dat zy door hem Geciteerde, door continuatie bezwangert is ge** worden ", waar over de Hoogheid actie is competeerende, zo dat zy het niemand, als haar eigen losheid en ligtr- g g g 3 V£er-  42a U V E R Y S S E L SC H veerdigheid , heefc te imputeeren , quod quis ex culpa fua damnum Jentit, non intelligitur damnum fentire L 203. de Re? jur., 't anderen aangaande het gewek van verkram te zyn wordt niets ter werelt bygebragt tot verificatie, en ter con! trarie wordt het van de Geciteerde ront uit ontkent, en alleen dronkenfchap geallegeerd. Waaren tegens geconfidereerd des Geciteerdens ter neer ge. Relde, zo zoude men primo kunnen vast ftellen, dat 'er trouwbeloften zouden gegeeven zyn van den Geciteerden aan Jannetjen Alberts , en zulks al voor zes jaaren ,- hetwelk wel een zaake is ftrydig tegens onze wetten, van zulke beloften alleen met byfiaapen te bekragtigen, maar de folemnifatie van t Huwelyk hadde voor af moeten gegaan zyn,- waar over de Hoogheid zyn aftie is competeerende. Secundo, zo zegt ons Landrecht part. 2. tit. 1. art. 3. dat zulke " welke in „ ondertrouw gegaan zyn, ook door beide Partyen bewillin„ ge met weder gebrooken of te niete gedaan zal kunnen wor„ den &e., alfchoon bekenden onder haar alleen, enafwee„ zen der Getuigen gedaan te hebben", als in hoe ca/u zoude gefchiedt zyn , fponfalia enim moribus nostris firmitatem ob tinent inft ar contr actus bona fidei, et invita parte ab iis nemini recedere licet, fed fponfalia adimplere tenetur invitus, vel car. cere ad id cogi potest, Perez. ad Cod. de fpons. num. p. 10 E verhard Confil. Cons. 178. n. 7. et feqq. Christin. Vol % dec. 124. num. 4. Brouw, de jure connub. pasfim et lib. 1 cap' 24. n. 20 Groen, de Legib. abr. ad. tit. Cod. I. 1, » '2. de fpons. arr. fpons. Om deeze dan en andere redenen en rechten meer, ik Verwalter Drost voornoemt, met ingetrokken Advys van de Ondergefchreeven Rechtsgepromoveerde, God en de Heilige Juftitie blootelykin aanfehouw nemeende, doende recht verklaare de Aanleggerfchein haaren genomen eifchen con' clufie mectezynontfankelyk,(referveerende de Aanlegger fche haar actie wegens Defloratie en Kraamkosten fi velit) de Verweerder daar van abfolveerende, gelyk dezelve geabfol- wordt,  ADVYSBOEK.. 42$ veert wordt by deezen, mits dat hy de trouwbeloften aan de eerfte gedaan met Eede zal fterken, en die na Kerken order voltrekken, de Kosten om redenen compenfeerende. Aldus geadvifeerd binnen Campen den 1 November 171C L XX XVIII. CONSULTATIE. In zaaken van invaliditeit eener Teftamentaire dispofitie, uithoofde van de ontbreekende Legitima. De Ondergefchreevene Advocaaten met alle attentie geëxamineerd hebbende, de mutueele Teftamentaire dispofitie van de overleedene Heer Scipio Dominicus vanLoo, en deszelvs nog leevende weduwe, Vrouw Johanna Catharisa Wessels , opgericht in Ysfelmuden den 6 April 1777. Zoude op de hun voorgeftelde vraag, of dezelve dispofitie valide zy, dan niet, van advyfe zyn: Dat de erfftellin. ge daar by gefchied naar rechten geheel en al, en dus zo wel de directe als fidecommisfaire, voor onwettig en invalide moet gehouden worden. Alzo by dit Teftament aan Vrouwe Dominica van Loo, Ehc vrouw van de Heer Luit. Ridder , en eenige Dochter van opgemelde Heeren Vrouw van Loo, nietis nagelaaten, de vrye en onbekommerde legitime NB. by titel van inftitutie, niet tegenftaande 't Landrecht van Overysfel 2. D. tit. 5. art. 1. zulks met expresfe, en zeer nadruklyke woorden gebied, en deeze dispofitie is opgericht te Ysfelmuiden, daar 't Landrecht van Overysfel, boven alle andere Wetten of Conftumen notoir vigeert. Zonder dat het in deezen iets aan het wezen der zaak geeft, of men by defect van eene inftitutie der kinderen in deLegitimeportie,deeze dispofitie, als direct met de Statutaire Wetftrydigvoor ipfo jure nul houdt, gelyk verfcheide Rechtsgeleerden van opinie zyn, of dat men dezelve door de querela inofficieft teftamenti wil gerefundeert hebben, zo als de Profesfor van de  424 OVERYSSELSCH de Pol in zyn TracTaat de exhceredation. cap. 27. n, 19, dit ons Statuit interpreteerd, daar het doch, nu Mevrouw Ridder zich tegen dit Testament opponeert, genoegzaam op het zelve uitkoomt, zynde het Legaat, dat volgens de laastgemcide opinie dan in wezen blyfc van zeer geringe importantie, en als aan een Armenftaat gemaakt, te favorabel, om daar over in deezen tequerelleeren. Oblïeerende tegen onze refolutie der vraag, dat de Erffteliinge geheel voor kragteloos te houden is, geenzints, dat aan Mevrouw Ridder evenwel by het Teftament nog iets gemaakt is, zonder titel van inftitutie, te weeten de halve opkomften der Goederen, en men dus jure Romano novisjïmo zou kunnen fuflineeren, dat 'er alleen tot fuppletie der legitime mogt gëageert worden. Terwyl deeze Rechtsdoctrine zyne applicatie verliest op onze Provincie, daar de Wet de permisfie dictoart.i. aan een iegelyk gegeeven, om te disponeeren na welgevallen, zo expres reflringeerd, mits de Ouders hunne Kinderen de legitime vry enonbekommert nalaaten, gebruikende het gebiedende, en in Statuten eenformeinduceerende woord zullen, en dat alles overtreft juist met de by voeging by ti. ' tel van inftitutie, welke laatstgemeld^ Claufule men anderzints voor geheel nutteloos en fuperflus moest aanmerken, het geen in aanzien der interpretatie van Statuten in rechte, met alle vigueur en nadruk word afgekeurd, nam in Statu. tis ne verbum quidem cenfetur esfe otiofum , et [ine virtute operandi. Aldus by ons Ondergefchreeven geadvifeert in Zwol den 28 May 1779. H. Hubert, Dr. A. N. Fabius, Dr. LXXXIX. CONSULTATIE. Coifultatoir Advys over de vraag: of Erfgenaamen verpligt zyn tot betaaling van een Koopmans Rekening wanneer 'er pi.  ADVYSBOEK. 425 privaate Annotatie in den Boedel werden gevonden, welke gemelde Rekening gantfchelyk contradiceeren. Gezien by den Ondergetekenden eene Rekening van geleverde Koopmans-Goederen van den Koopman Salomon Marcus junior, ten laste van Anna van Giften weduwe wylen Gerrit Esra, onlangs binnen deeze Stad overleden, na aftrek van de daar op gedaane betaaling alnog groot eene fomma van ƒ 621 - * - 8, mitsgaders zekere privaate Annotatien, en eene menigte Quitantien in den Boedel van gemelde Anna van Giften gevonden, en gelet op de vraage daar uit voorgefteld: " of naamentlyk de Erfgenaamen van voorfchreeven weduwe van Giften tot betaaling „ van deeze Rekening verpligt zouden zyn, gemerkt deeze „ privaate Annotatien, de gemelde Rekening gantfchelyk „ contrarieerden, en de gevondene Quitantien met de pos„ ten die op gemelde Rekening zelve als betaald gefpecifi„ ceerd ftonden, niet accorceerden ". Dunkt (onder correctie), dat de voornoemde Koopman Salomon Marcus junior op zyn Boek en aantekening, wegens de voornoemde geleverde Koopmans-Goederen, en op zyne affirmatie, des noods onder eede, volkomen geloof behoord te worden gedefereerd, en de Erfgenaamen van wylen gemelde Anna van Giften alzo verpligt zyn, het reftant van de gelibelleerde Rekening aan voorfchreeven Koopman te betaalen. Om redenen: dat volgens de algemeene praótycque het zo wel in deeze, als andere Landen een notoire coRuim, en onftrafbaare regul is, dat een Koopman op zyn Boek en aanteekening word geloofd, zo wanneer dat hy gereputeerd is voor een perfoon , ftaande ter goeder naam en faam, en die gewoon is de waarheid te fthryven , gelyk zulks geleerd word by Zoesius ad tit ff. de fid. inftrum. Voet. ad eund. tit. n. 12. Mascard. de probat. conf. 979. Gail. obf. lib. 2. obf. 20. Coren conf. 16. n. 18. en voornaamentlyk by 't Landrecht deezer Provincie part. 1. tit. 14. art. 3. III. Deel. H h h Wbr-  426 OVERYSSELSCH Wordende dit geloof en credit aan een Koopmansboek gegeeven nog fterker en abfoluit ontegenzeggeiyk, wanneer de Producent 't zelve met eede wil fterken, £elyk alle de voorige aangehaalde Rechtsgeleerden nevens ons Landrecht d. I. uitdrukkelyk leeren. Waar by in het onderhavige geval nog koomt, dat Anna van Giften van tyd tot tyd, Koopgoederen van Marcus voornoemd ontvangen, en by hem geborgt hebbende, nooit gewoon is geweest eenige acte van koop of ontvang te geeven; maar hem als Koopman altyd vertrouwt, dat hy daar van naar waarheid annotatie zoude houden in zyn Koopmansboek, en daar aan volkomen geloof heefc gedefereert, welk geloof denzelven eens gedefereerd zynde, daar na niet kan herroepen en wederom in controverfie getrokken worden , volgens de leere van Groenewegen ad tl. 5. 6. & 7. Cod. de probat. &? DD. ibid. alleg. Zie ook 't Nederlandfch Advys-Boek, 1. Deel Conf. 28. p. 52. En wanneer een Koopmansboek inhoud 't debet en credit, en iemand geloof wil geeven aan 't credit, 't geen tot zynen faveure is ftrekkende, kan hy het zelve Boek niet wraaken ten opzigte van 't debet, 't geen tot faveur des Koopmans is, volgens de leere van Gail. obf. 20. lib. 2. n. 2. Dat ook wanneer iemand fuftineerd iets niet fchuldig te zyn, hy hier in den pligt van Aanlegger moet waarneemen, en bewyzen, dat hy of de gementioneerde Koopgoederen nooit heeft ontvangen, of dat hy dezelve reeds lange betaald heefc, en dus hier voor ten tweedenmaale niet kan worden aangefprooken, gelyk zulks mede leert Zoezius ad tit. ff. de fid. instr. Doch hoedaanige bewyzen hier abfoluit zyndeficieerende, alzo voorfchreeven Anna van Giften nooit eenige de minfte annotitie heeft gehouden van Koopgoederen , die by haar gehaald en ontvangen zyn, en men mitsdien onmooglyk met zekerheid zoude kunnen of mogen zeggen, dat zy nooit die Koopgoederen van Marcus zoude ontvangen hebben: en nog veel minder aan den Ondergetekenden in het examineeren der Boedelpapieren eenige Qui- tan-  A D V Y S £ O E K. 427 tanden zyn voorgekomen, waar uit van eenige betaaling der nog refteerende posten , op gemelde Rekening gefpecificeerd, zoude kunnen confteeren. Maar in tegendeel is 't hem uit meergemelde Boedelspapieren en privaate inftrumenten klaar gebleeken, dat Anna van Giften met meergemelde Koopman Marcus fterk gehandelt, en op diverfe tyden zwaare portien Koopgoederen van dezelve gehaalt en ontvangen heeft, doch dat dezelve nooit zo wel is by casfa geweest, om die posten op eenmaal te kunnen voldoen, waar van daan 't ook komt, dat 'er zulke kleine en geringe fommen dik werf door haar, uitwyzens Quitantie, aan meer. gemelde Koopman, in mindering van haare by hem openftaande Rekening zyn betaald geworden. Kunnende hier niets tegen doen de privaate annotitien van voorfchreeven A. van Giften, aan zyde der Erfgenaamen geproduceerd: om dat eene privaate annotitie nooit eenige kragt heeft, om uit dezelve iets ten voordeele van den Schryver, of tot nadeel van een derde op te maaken, terwyl iemand altyd gepraefumeerd word 't beste voor zich zelf te fchryven, gelyk met zo veel woorden leeren L. 26. §. 2. ff. deptfiti. L. 11. Cod. qui potior. in pign. hab. waar by zich voegen de Heeren Gail , Voet. en Zoèsius op de zo even aangehaalde plaatzen, en Sande decis. Frif. lib. 3. tit. 12. defin. 13. Waar by nog koomt, dat wanneer zo eene privaate aantekening nog eenige geringe bewyzings kragt hebben zal of kan, dezelve dan moet gefchreeven zyn met eene ordentelyke enleesbaare handen ongecancelleerd, onbeklad of ongefcheurd bewaard zyn moet, en zo een papier alleen tot dat einde gebruikt, zonder dat 'er te gelyk andere indifferente dingen op zyn aangetekend , ingevolge Lex 24. ff. de prob. £f prcefi. éf Gail. lib. 2. obf. 20. n. 1. c51 leges ibi alleg. Aan welke noodzaakelyke vereifch. tens de geproduceerde inftrumenten in geenendeele voldoen kunnen , als zynde dezelve op kleine ftukjes ge« fcheurt, geklad en onleesbaar papier gefchreeven, en overzulks van alle kragt verftooken. Doch, wilden wy al H h h 2 voor  428 O VERYSSEL SCH voor een moment eens ftellen, dat deeze inftrumenten in forma probandi waren, zo zouden de Producenten hier niets meerder mede kunnen bewyzen, als dat Anna van Giften op den 25 Maart 1767 aan Marcus hadde afbetaald, en toen ter tyd niet meer aan hem debet was, gelyk dit uit de onderlinge relatie der twee bedoelde briefjes aan den Ondergetekenden ten allerduidelykften is gebleeken, zonder dat dit eenigzints betrekking of vim argumentandi zoude kunnen hebben, op en tegens de gelibelleerde Rekening, die eerst na dien tyd is beginnen te loopen; noch kan de contrariteit der gevondene Quitantien , en der gequiteerde posten op de Rekening gefpecificeerd, aan der Erfgenaamen politie eenige kragt byzetten; gemerkt, zy Anna van Giften eene kleine en inexa&e Koopvrouw geweest zynde, of van veele posten geen Quitantie genoomen, of dezelve verlooren heeft, en dan weder van andere posten die zy direct, betaalde, en niet te boek zetten liet, Quitantie nam: gelyk zulks duidelyk uit de geringheid veeier Quitantien conftee. ren zal. En nog veel minder geld hier haar gezegde tegens de Buuren, en haar fchryven met kryt op de deur van een Kast, dat zy aan Marcus maar 14 Guldens fchuldig was, want heeft men getoond dat zelv eene privaate annotitie geen kragt van bewys had tot voordeel des Schryvers, hoe veel te min eene oude wyve praat, en eene diergelyke aantekening met kryt. Het geen ook weer direét tegens haare voorige eige aantekening , waar in zy fchreef noch aan Marcus noch in 't geheel geen fchuld meer te hebben, zoude ftryden ; welke ftrydigheid, tusfchen de inftrumenten van eene party geproduceerd, alle derzelver wettigheid en kragt van zelv om ver ftoot, ingevolge de leere van meergemelde Zoesius n. 13. defid. inftr. Aldus falvo melioro judicia geadvifeert, binnen Campen den 28 July 1769. J. A. de MrsT, Dr. XC.  AVYSBOEK. 425 XC. CONSULTATIE. Over het recht van Collatie wegens het beroepen van een Predikant te Haxbergen. In zaaken voor my Adolph van Rechteren Vryheer van Almelo en Vriefenveen, Heere tot Westerveld &c., als in deeZen van Ridderfchap en Steden de Staaten van Overysfel gefurrogeerde Richter, als nog Rrydig en ongedecideert hangende, tusfchen de Goedheeren en Erfgenaamen des Kerfpels van Haxbergen, en prefente Leden des Kerkenraads, aldaar ter eenre, op en tegens Jan Olthof, Berent Derckink, Evert Rengerinck, Jan ten Rhae, Henrik ter Horst, Gaeken toe Lintelo en Harmen toe Lintelo , hun te famen qualificeerende Ouderlingen en Diaconen der Kerke tot Haxbergen, ter andere zyde; doende de voorfchreeven Goedheeren by hunne memorie en fimultaire Deductie, den 25 February 1686 geëxhibeert, in effecte pofeeren, dat door het affterven van wylen Ds. Lambertus van Ryswyk , in zyn leeven Predikant tot Haxbergen , de Predikdienst aldaar was komen te vaceeren , dat by die occafie eenige perfoonen uiteen nieuwe aangeftelde Kerkenraad by pure wegen van feitelykheid, het recht van Collatie en Beroep van een nieuwen Predikant gezogt zouden hebben privative aan hun te brengen, en zulks met uitfluitinge van de Heeren Erfgenaamen en Goedheeren des Kerfpels Haxbergen, zo daar toe van ouds notorie zyn gequalificeerd en berechtigd geweest. Hun niet ontziende daar omtrent feparaate conventiculen en daar byfeparaste inneemingen van ftemmen aan te richten, en dat tegens expresfe en iterative ordres en mandementen van den Heere Drost van Haxbergen als Hoofdofficier; als mede tegens expresfe en iterative gedaane protestatien en inhibitie; waar op dan vorders zoude zyn gebeurt, dat eenige perfoonen uit den voorzeiden Kerkenraad hun niet zouden hebben ontzien, tot het minifterium van de Kerke tot Haxbergen, propriaaucH h h 3 u.  430 OVER Y S S E L S C II toritate et viafaüi wederrechtelyk te beroepen en aan te ftellen, de pi rfoon van Ernestus Philippus Ojicius 5. S. Theologice Candidatus, en zulks op eene onwaare en teneenemaal nietig en frivool fundament, als dat de oude en tegenwoordige Kerkenraad tot Haxbergen het recht van Collatie en Beroeping van eenen Predikant aldaar was competeerende, dat zy niet tegenftaande volgens fpeciaale raad des Eerw. Clasfis'van Deventer, by Publicatie aan de Ingezetenen des Kerfpels Haxbergen gedaan, daar van kennisfe hadden gegeeven aan de refpective Goedheeren en Erfgenaamen deszei ven Kerfpels, welke zulks door hunne Meyeren konde worden bekent gemaakt, dat als het zelve by hun moeste worden geconfidereerd of voor een abfoluit bevel, of voor een fimpele notificatie , waar toe zy nogtans, zo van 't eene als van 't andere in ge enen deele zouden beregtigd zyn, zo dat zy Goedheeren en prefente Leeden des Kerkenraads tot maintien van hun oud en indisputabel recht van Collatie en Beroep genoodzaakt waren geweest, om dieswegen fortable en behoorlyke middelen ter contrarie in 't werk te ftellen, en vervolgens by eene expresfe convocatie door den Heer Drost van Haxbergen als Hoofoöidcier en over Markt Richter gedaan op den 15 December 1686, binnen Haxbergen zyn vergadert geweest, ten overflaan van de prasfente Leden van den Kerkenraad, zo tot maintien en vasthouding van deugdelyk competeerende recht en van notoire en indisputabele posfcsfie als tot dienfte van de Gereformeerde Gemeente en Leden van Gods Kerke waren getreden, tot wettelyke en behoorlyke beroeping van een Predikant, en Dienaar der voorfchreeven Kerk. En zulks met eene rype en ferieufe deliberatie, na aaneifchinge met 't luiden der Klokke, niet alleen van alle de Goedheeren zo van de Gereformeerde Religie gevonden wierden, neen maar ook van die zo oude als nieuwe Kerkenraad als een reprefentatif van de Gemeente waren compofeerende, om alzo in conformiteit van de Refolutie by de Heeren Staaten van Overysfel den 5 April 1666 binnen Zwol genomen, te treden tot een nominatie en go  A D V Y S B O E K. 431 gelyk getal der Goedheeren, met die van de oude en nieuwe Kerkenraad, als doen in leeven zynde, om zo vervolglyk des anderen daags te treden tot een wettelyk en behoorlyke elec tie, nominatie en prefentatie van een Kerkendienaar der voorfchreeven Gemeente, gelyk dan op den dag daar aan volgende zynde geweest den 16 December 1684 elf gequalificeerde en gecommitteerde Erfgenaamen (na iterative aanzoekinge en nodiginge der afgewekene Leden des Kerkenraads) met de intresfante Leden van dezelve, in de vreeze des Heeren, met aanroepinge van God den Heere tot een wettig Herder en Dienaar der voorfchreeven Meente met eenpaarige ftemmen zouden hebben verkooren Ds. Gerhardus van Heekeren, Predicant tot Almen , alwaar op zich dan verder zoude hebben toegedraagen, dat die voorfchreeven afgeweken Leden des Kerkenraads in hunne onrechmatige feitelykheden voortvaarende, zouden hebben durven beftaan een excraordinare convocatie eens Clasfis van Deventer op eene zeer praecepitante ongehoorde en informeele maniere alleen met Communicatie van een der Deput. Clasfis te doen, en daar by te verzoeken dat gemelde Ernestus Philippus Osicius by het voornoemde Clasfis in zyne nulle en informeele beroeping mogte worden geconfirmeert, waar van de Deducenten kennis krygende, op den dag van Sesfie des voorfchreeven Clasfis hadden gediend van een fchriftelyk protest, met allegatie, motiven en redenen, zo wegens de nulliteit van de gedaane Convocatie des Clasfis als tot de deftructie en vernietinge van de pretenfe nulliter gedaane beroepinge door de afgewekene Leden des Kerkenraads, die injhunnen onbezonnen drift en yver kwamen voort te vaaren; dat zy Deducenten door Gecommitteerden de voorfchreeve wettelyk gedaane electie en nominatie, van Gerhardus van Heeckeren aan het Eerw. Clasfis van Deventer hadden geprefenteerd, ten fine de geestelyke vocatie en confirmatie tot den voorfchreeven Godsdienst, naar Kerkenorder mogte worden geperfecf eerd; waar op het voorfchreeven Clasfis de zaake hadde gehouden in Sur-  432 OVERYSSELSCH Surcheance, en Gecommitteerden aangefteld, om het verfchil hier omtrent gerezen in der minne (zo doenlyk) by te leggen, en daar toe alle goede Officien aan te wenden, en voorts na gehoorde rappbrt te doen naar rade; dat nogtans het voorfchreeven Clasfis ter contrarie, tegens alle behooren tegens het rechtmatig protest, als mede tegens haar eigen decreet den ii Maart 1685 afgegeeven, zich niet had ontzien hem Ds. Osicius in zyn onwettig beroep prefentelyk & via fafti te confirmeeren, en dezelve gedaane onwettige beroepinge alzo te approbeeren, dat zy Deducenten op zodaane ongehoorde en onwettige proceduure niet hebben kunnen ftil ftaan, het Clasfis van Deventer ten eenemaal voor incompetent in deezen hadden aangezien , en zich vervolglyk geaddresfeerd aan Ridderfchap en Steden de Staaten van Overysfel op een gemeene Landdag binnen Campen in het jaar 1685 vergadert zynde, als reprasfenteerende de Soureine Overheit van dezelve Provincie, tot welkers decifie deeze privative was refpecteerende, ten einde by Hun Ed. Mog. na grondige examinatie en bevindinge van zaaken, hier over naar behooren mogte worden gedecideert. Gelyk dan Hun Ed. Mog. tot terminatie en wettige decifie van zaaken tot Richter in deezen hadden geauthorifeerd, de Wel Geb en Geftrenge Heer Adolph Hendrik van Rechteren , Vryheer van Almelo en Vriefen veen &c. en vorders geordonneerd, dat wederzydze Parthyen haare vermeende fustenuenzoude hebben te vervatten by fimultaire Deductien; tot paritie van 't welke, zy Deducenten by hunne Memorie en Deductie vor* ders deden pofeeren, incontestabel en irreprochabel waar te zyn, dat zy Goedheeren en Erfgenaamen van ouds en zedert de opgekomene reformatie zoude zyn berechtigd geweest tot 't recht van Collatie en prefentatie van een Predi. kant of Kerkendienaar, beneffens de Ingezetenen of Gemeente van de Kerke tot Haxbergen, dat zy Goedheeren en Erfgenaamen voorfchreeven diensvolgens in den jaare 1646 den 8 April rustelyk en vredelyk zonder infpieringe en contradie-  ADVYS'fiOEK. 433 dictie van iemant, tot een Predicanten Herder der voorfchreeven GercformeerdeGemeentehaddenaangeRelt,Ds. Lambertus van Ryswyk ,• dat ook zodaanige praefentatie by 't toenmaalige Eerw. Clasfis van Deventer, ingevolge de Acte daar van geformeert, was geapprobeert en geconfirmeerd, fustineerende de Goedheeren en Deducenten by geyolg» dat zy by notoria posfesftone van 't recht van Collatie of praefentatie waren, en derhalven ten eenemaal bèrechtigd by het overlyden van gemelden Ds. Lambertus van Ryswyk tot nominatie en verkiezinge van een nieuwen Predicant te treden, gelyk zy daar toe behoorlyk in alle forme benevens de praefente Leden des Eerw. Kerkenraads hadden verkooren Ds. Gerhardus van Heekeren , Predicant tot Almen, een perfoon van een ftigtelyk leeven, goede gaven en gezonde leere; en zulks alles in confirmité van een Staats Refolutie op den i April 1666 binnen Zwolle genomen, dewelke in alles punctueel was geobferveert, en agtervolgt, zonder iets contrair den teneur van dezelve ondernomen te hebben; waarom of wel niets anders hadde betaamt, als dat het Eerw. Clasfis van Deventer deeze wettelyk gedaane Collatie en Praefentatie op hem Ds. Gerhardus van Heekeren naar Kerkenraad en Clasficaale ordre hadde be-hooren te confirmeeren, en die, gedaan by de afgewekene Leden des Kerkenraads, te rejecfeeren ; zo was nogthands het tegendeel by voornoemde Clasfis gefchied, doch incompet ent er, vermits geen Kerkelyke vergadering bèrechtigd konde zyn, omtrent dit poinct van Collatie decifie te geeven: maar Hun Ed. Mogende de Staaten deezer Provincie die daar toe prhative en alleen gequalificeert zouden zyn, om of zelv' of door anderen van de Hoog gedachte Staaten te nomineeren en aucfhorifeeren, dit poinct na verhoor van Parthyen te decideeren; uit oorzaake, dat 'tjus patronatus of 't recht van Collatie over 't verkiezen van een Predikant, niet voor Geestelyk of Kerkelyk, maar voor feculair en wereldlyk gereputeerd zoude moeten worden, als hebbende zyn oirfprong gederiveerd van het fundeeIII. Deel. ' I i i ren  434 OVERYSSELSCH ren en bouwen van een Kerke ter eere van God den Heere en zynen H. Godsdienst, dezelve Kerke met een liberaale dote of donatie voorziende, waar door een Kerkendienaar zoude kunnen beftaan; zo dat, omtrent het recht van Collatie, van Patronaatfchap of Prtefentatie voor. naamenlyk zoude moeten worden gelettet, op 't recht van posfesfie, en dat Jie geene die in posfesfie worden bevonden, wanneer over die Collatie verfchil ontftaat ralcyd zouden moeten wordtn geprefereerd, alfchoon maar eene attus posjesjtonis van eene gedaane Collatie of Prefentie konde worden geallegeerd; over zulks bv Goedheeren en Deducenten ex dittis dicendis & nMÏiter fupplendn contendcndo d-cden concludeeren : dat by definitive Sententie van ^at by Ric'derfehap en Steden de Staaten van Overysfel geaucthorifeerde Hoog adel. Gerichte moge worden verftaan, dat in deezen by hen Deducenten op de perfoon van Ds. G. ab Heekeren Predikant tot Almen, een goede LCollatiej" en Praefentatie is gedaan, en dat daar tegens by de afgewekene Leden des Kerkenraads eene kwade Collatie of Praïfentatie op Ds. Ern. Philip Osicius SS Theol. Candidatus is gedaan geworden, en daar mede e»ne* kwaade oppofitie tegens hen Deducenten is ondernomen met expresfe Condemnatie in de Kosten. Waar en tegens Jan Olthof Muller , Berent Derkink, Berent Rengering, Jan ten Raa, Henrik ter Horst, Gaeken toe Lintelo en Harmen toe Lintelo zich te zamen quahficeerende Ouderlingen en Diaconen van de Kerke tot Haxbergen, by hunne Memorie deeden zeggen, dat, by t overlyden van den Eerwaardigen Wel geleerden Ds. Lambert van Kvswvk in zyn lieven Pre dikant tot Haxbergen, het Predikambt daar ter plaatze vacant geworden zynde , omtrent die nieuwe beroeping aldaar als een vaste en onverbreekelyke Wet zoude hebben moeten nagekoomen worden, * geen mPostaStis Syn. Nat. Dordr.habita fesf 161. te zien is: Namentlyk, dat de wettige beroepmge der gener, die in den dienst te vooren  ADVYSBOEK. 435 ren niet zyn geweest, zo wel in de Steden als ten platte lande, beftaat nno. in de verkiezinge welke na voorgaande vasten en bidden gefchieden zal, door den Kerkenraad en Diaconen, en niet zonder goede Corresfpondentie met de Christelyke O verigheit der plaatze refpecti velyk, en voorweeten of Advys van de Clasfe, daar het zelve tot nog toe gebruikelyk is geweest, dat tot Haxbergen een Kerkenraad en Diaconen waren, niet alleen wettelyk en wel naar Kerkenordi e geconftitueerd, maar ook door continueele jaarlykfche vifitatie van de E. Depp. Clasfis geconfirmeerd, zulks dat zy Deducenten in Conformité van de voor aangetogen e pos fatta (zo in deeze Provincie in 't gemeen zoude zyn gerecipieerd) tot het beroepen van eenen nieuwen Predikant beregtigd zynde,het voorfchifc van dezelve ftiptelyk in allen deelen hadden getragt naar te leeven,- hebbende ten dien fine in den beginne Advys verzogt van de E. Clasfis reviforia, hoe zy zich in de aanftaande beroepinge zouden hebben te gedraagen: en vervolglyk niet zonder voorweeten of van den Dep. Clasfis of des diftricts Predikanten, omtent deeze handelingen als de aéta van Publicatie voor 't beroep en 't beroep zelve voorgenomen ; dat zy ook niet zonder voorgaande Correfpondentie met de Christelyke Overigheid, te weeten de Heer Drost van Haxbergen, in deeze handelingen waren te werk gegaan; zynde gemelde Heer Drost om de approbatie van dit beroep, gevallen op de perzoon van Ds. E. Osicius, wel ernftig door den Dep. Clasfis Johannes vermeer verzogt geworden; alle welke handelingen, en wat de zaak betreffende , zo in de Clasfis reviforia als extraordinaria was gedaan van de Eerw. Clasfe in Maart 1685 binnen Deventer gehouden, met opmerking geleezen en gehoort zynde, zoude het zelve Clasfis na alle voorgaande opftellingen van verfcheiden confideratien , na een rype deliberatie, naarftig onderzoek , en genoegzaam overleg van alles wat ter zaake kon dienen, het beroep van den Kerkenraad van Haxbergen gedaan op den perzoon van Ds.E, I i i 2 Phil.  436 O V E R Y S S E L S C II Phil, Osiaus, hebben geapprobeert, en geratificeerd, en vervolglyk door Ds. Joachimus Liens als Dep. Clasfis van zyn Geftrenge den Heer Drost daar over approbatie zynda verzogt, doch afgeflagen en verweigert; dat ook daar en boven deeze handeling des Kerkenraads omtrent de gedaane beroepinge, niet alleen door de Leden van de Gemeente tot Haxbergen, maar ook voor een groot gedeelte der Geërfden in 't zelve Gerichte in allen deelen geapprobeert en goedgekeurt zoude zyn. Doende derhalven ex dictis dicendis & nobiliter Judicis officio fupplendis, omni meliori modo 6? forma contendo concludeeren ; dat by difinitive Sententie van deezen Hoogad. Gerichte moge worden verftaan, dat de voornoemde Kerkenraad tot Haxbergen in Conformité van vooraangetoogene postadta Synod Nat. fes. 161. en Kerkenordre art. 4. tot de verkiezinge eens Predikants zyn gerechtigd, diensvolgens dat de gedaane verkiezinge op Ds. Osicius gevallen moge worden verklaard , wel en wettiglyk te zyn gefchied, en dat de Heeren Oppofanten in hunnen Eifch en Conclufie zullen worden verklaart niet te zyn ontvangelyk, en zy Deducenten daar van kost en fchadeloos geabfolveert. Hier over gezien en met alle vlyt naauwkeurig geëxamineerd het eerfte en tweede proces incidenteel, de Prothocollaria van den 22 en 23 July 1688, voorts wederzytfche Memorien en Solutien , mitsgaders het Debath of Conclufionsfchrift met alle de hinc inde geappliceerde en geannexeerde Documenten , fchynen en befcheiden , alles in conformité van den Inventaris daar van op den 23 July 1686 geformeert, en by my gefurrogeerde Richter fampt wederzyds bedienden ondertekent, en verder met alle omzigtigheid wel rypelyk gelettet hebbende, waar op judicando tot adminiftratie van goede en onpartydige juftitie eenigermaaten naar Rechten heeft konnen of mogen gelettet worden. Als wel ten eerften en vooraf: dat by Decreet van den 23 July 1688 by de Prothocollaria van denzelven dato  ADVYSBOEK. 437 to ervindelyk na fubmisfie van Parthyen is verftaan, dat dé ftukken van deeze Proceduure zullen worden geinventarifeert, en ad referendum verzonden , om daar over ten principaalen recht gedaan te worden, zynde vervolgens ten dien fine de wederzydfche ftukken by het Proces geproduceert, voor geauthentifeert aangenomen, zo dat in deezen geen reguard heeft kunnen of mogen genomen worden, als alleen over dat geen dat tot decifie van de zaake ten principaaien gehoort of daar toe dienen kan. Wien ten gevolge overwogen , dat beide Parthyen zich ten wederzyden fundeeren en beroepen op 't recht van praefentatie of verkiezing van een Predikant tot Haxbergen , fuftineerende de Goedheeren conjunStim, neffens de Leden des Kerkenraads daar toe bèrechtigd te zyn; de Ouderlingen en Diaconen ter contrarie, dat zy uit kragt van de postatia en ordre hier vooren geallegeert, daar toe alleen met exclufie der Goedheeren bèrechtigd zouden zyn. Nu is notoir en rechtens, dat die geen die het pofeert of affirmeert, zyn gefuftineerde den rechten genoeg moet bewyzen , L. 2. D. de probat.L. zi.D.eod. L. 8. L 9. L. >i%.cod. eod. Diensvolgens zyn beide litigante Parthyen de eene zo wel als de andere egaalyk verpligt, haar gefuftineerde recht te bewvzen, zynde geen van beiden noch tot Acïores noch tot Rei geconftitueerd , maar te zaamen by Refolutie van Ridderfchap en Steden in dato den 10 April 1685 geordonneerd, om pari pasfu te dienen van fimultane Deductie , om alzo geene van beide parthyen in haar gefuftineerde recht te praejudicieeren, zo dat tot decifie in deezen wederzyds bewys moet worden geëxamineerd, en ingezien , en geen reguard of reflexie moet genomen worden op de bekende regula juris voorgefteld, Leg. 4. cod. de eden. quod aftore non probante, reus etiamfi nihil prcefiiterit fit ahfolvendus. Om dan te komen tot examinatie van al 't gene van wederzyden is geallegeert en gedoceert, zo bevind zich ten eerften , dat die zeven Perfoonen zich qualificeerende Ouderlingen en Diaconen, de Kerkenraad tot Haxbergen, 1 i i 3 tor  438 OVERYSSELSCH tot adftructie van haare intentie , zich principaalyk fundeeren op de Postatia van 't Synode Nationaal, in de jaaren i<5r8 en 1619 te Dortrecht gehouden, als mede op de Kerkenorde in den jaare 1586 binnen 's Gravenhage, ten tyde van den Graave Leicester beraamd, daar van in Postaüisfesf. 155. & 156. word gementioneerd, en daar toe relatie gemaakt, pofeerende verders by hunne memorie art. 7.^ dat voorfchreeven Postatia in deeze zeven Provinciën in 't gemeen zouden zyn gerecipieerd, zonder by te brengen, als nogthands had behooren en moeten gefchieden, dat gemelde Postatia by de Staaten van ieder Provincie waren geapprobeerd, geconfirmeerd, en pro lege aangenomen: gemerkt, de Heeren Staaten Generaal in de refpective Provinciën geen Jurisdictie hebben , tefte Hubero in zyn Hedendaagfche Rechtsgeleerdheid p. %. L. i. c. 12. num. 10., waarom de Gereformeerde Religie by alle de zeven Provinciën, volgens Refolutie in den jaare 1631 den 27 January in de groote Vergadering op de grootte Zaal genoomen , is gearreReerd met deeze woorden: " de Staa„ ten der refpective Provinciën hebben verklaard, gelyk „ zy verklaaren mits deezen , dat zy elk in den hunnen „ zullen vast houden en maintineeren de waare Christely„ ke Gereformeerde Religie , gelyk als dezelve tegen„ woordig alomme in de publyke Kerken deezer Landen „ word gepredikt en geleerd , mitsgaders in den jaare „ 1619 by de Synode Nationaal, gehouden tot Dordrecht, „ is bevestigd . Nu is ten Procesfe nergens gebleeken of bewezen, dat die voornoemde PostaÜa en Kerkenordeningen by de famentlyke Bondgenooten zouden zyn geapprobeert en geconfirmeerd, ja zelv niet by het Collegie van Hun Hoog Mog. de Heeren Staaten Generaal , dewelke volgens de continue van de 156 en 177 fesfion, in de Post. aila ervindelyk, daar toe wel zouden worden gebeden en verzocht, maar nergens is gebleeken, dat daar op een behoorjyk dispoficief zy gevolgt, zynde de approbatie van Hoog-  A DVYSBOEK. 439 Hooggemelde Heeren Staaten Generaal den 27 July 1619 geconcludeerd, fpeciaalyk gereftringeert tot de Decreeten en Sententien over de vyf bekende leerpoincten of artikelen der Remonftrauten, met groote eenRemmigheid, zo van Uit- als Inlandfche Theologanten geformeert, en met confent en voorweeten van Hooggedagte Heeren Staaten Generaal, op den 6 May 1619 gepromulgeert. Invoegen het geenszins waarfchynlyk is, dat de voornoemde Postatia by de zeven Provinciën zouden zyn geamplecteerd en aangenoomen, kunnende derhalver; dezelve geen meerder kragt hebben als een bloot confilium , gelyk Brouwer in fuo tratlat. de jur. Connub. Lib. 1. c. 2, 11, 20. in fin. by een andere gelegentheid van 't Synode Nationaal, in den jaar© 1618 binnen Dordrecht gehouden, aldus fpreekt: at pii patres confilium date nen condere legem potuerunt,> voornaamentlyk niet in en over zaaken die feculair en wereldlyk zyn, gelyk het jus prcefentandi of collationis buiten alle tegenfpraak is, als by folutie der Goedheeren ex S. van Leeuwen p. 1. lib. 2. c. 25. n. r. en meer andere Autheuren genoegzaam is aangetoont; gelyk de Gedeputeerden van de Heeren Scaaten Generaal het ook daar voor hebben gehouden, te verneemeu uit het geen den 16 May 1619 des namiddags in de Syuode is verhandelt, .waar van de Postatia Jesf. 156. aldus fpreeken: difceptatum fuit de jure quod vocant Patronatus, an non aliqua ratione illud aut penitus ex Ecclefiis Belgicis tolli, aut faltem ita limit ar i posfet, ut ne quid Ecclefia. detrimenti patiatur ; LD. delegati monuerunt fieri nullo modo posfe ut hoe jus omnino tollatur, numquam enim permisfuros esfe illuftrisfimos DD. ordines, ut qui legitima hujus juris posfesjioae fruantur ulla conftitutione Ecclefiastica ab eadem priventur; ac proinde ut Synodus potius velit defpicere de corrigendis ejus, fi qui funt, abufibus, quam de eo planc tollendo, zo is ook in de Provincie van Friesland het nomineeren en verkiezen van Predikanten ten platten Lande een gantfeh politiek werk, nademaal het aldaar gefchied door de Edelen en Eigengeërfden, van ieder plaatze zonder onder- fcheid,  44-o OVERYSSELSCH fcheid, of zy Leden der Gemeente zyn of niet, als zy zich maarniet draagen gelyk van andere Gezindheden,- welk recht of manier van verkiezing of wel door de Heeren Staaten van Friesland, by Refolut e van den 15 Maart 1615, naar gemeene ftigting zo veel is gereguleerd, als behoudens 't recht zelv van de ftemdraagende Eigengeërfden heefc kunnen gefchieden, zo is nogthands daar door niet afgeweken van de firengheid der Refolutie van den 28 July 1622, waar by degene welke onderleggen zouden, de Kerkenorden, in het Synode Nat. van Dordrecht vastgeReld, in Friesland door te dringen, of in trein te brengen, voor Perturbateurs van de gemeene rust gehouden, en als zodaane geftraft zullen worden , gelyk dit alzo getuigd word van Huber in zyn hedendaagfche Rechtsgeleerdh. part. 2 lib. 1. cap. 10. n. 51. zo dat noch de meergemelde Postacta noch de Kerkenorde, de Leden des Kerkenraads alhier in lite zynde, niet kan te Rade komen, te minder om dat by dezelvde Postatia fesf. 163 quod ad Ministros &c. de Patroonen of Collateuren het recht van praefentatie en nominatie voorbehouden, kis verbis: falvo in iis quce dicta funt, unius cujusque legitimo jure prcefentationis aut alterius ilicujus jurisdictionis, quantum quidem Mud cum cedificatione ufurpari potest fine Ecclefice Dei 6' Canonum regiminis ecclefiastici deirimento, cujus rei ut accuratam curam adhibere & ecclefiarum bonum, & conjlitutiones, hac in re necesfarias concipere velint fupremi NB Magiftratus haar verder effect genieten , op dat door die te doene beroeping, en daar op kerke! yke proclamatie van de goede leer en leeven van Ds. van Heekeren mag confteeren en blyken , om het zelve voorgegaan zynde, naar Kerkenorde in zyn beroep geconfirmeerd mag worden. Om welke en andere redenen meer, ik Adolph Henrik van Rechteren , met toegetrokken Advys van de ondergefchreeven Rechtsgepromoveerden , God en de JuRitie in aanfchouw neemende; doende recht: erkenne en verRaa, dat op de Perfoon van Ds. Heekeren Predikant tot Almen door Goedheeren en praefente Leden des Kerkenraads, een goede Collatie zy gedaan, en daar tegen by' de Leden des Kerkenraads , in principio deezes genoemd, een kwaade oppofitie zy ondernomen, dezelve derhalven condemheerende in de kosten en fportelen deezer beleeringe, de verdere om reden compenfeerende. Aldus geadvifeerd by ons Ondergefchreevenen den 6 December 1686. P. Verstegen, Dr. Wilhelmus Tichlerus, Dr. Everh. Brouwer, Dr. XCI. CONSULTATIE. In zaaken van Declaratie en Diminutie van Kosten. In zaaken van Declaratie en Diminutie voor my Edmund van Kalkenstein , wegens Hoogere Overigheid Scholtus van Wanneperveen, Dinxterveen en Swartefluis, alnog ongedecideerd hangende, tusfchen Hermen Alberts Voerman, Declarant ter eenre, en Jan Wolters cum uxore, Diminuent ter andere zyde. Alwaar den Declarant by zyne Declaratie van Kosten van den 28 September 1757 deede pofeeren, hoe dat hy III. Deel. L 1 1 in  4So OVERYSSELSCH in den jaare 1754 aan des Diminuents Huisvrouwe Tryntje Claas, en haaren doenmaaügen Eheman Hermen Lamberts , zoude hebben opgefchoten een fomma van vyf honderd Guldens, 's jaarlyks te verrenten tegen 3 percent; dat de verfchuldigde interesfen daar van niet betaald wordende hy Declarant na voorgaande Denuntiatie van het Capitaal! en gedaane Citatie tot handbekenninge ter bekominge van de verfcheenene jaaren rente, tot fecuriteit van bovengemelde Capitaal, eindelyk genoodzaakt was geweest, op den 15 Juny 1757 Pandinge aan de mobile, en by infufficience ook Aanpandinge van de immobüe Goederen van gemelde Tryntje Claas en haaren tegenswoordigeri Eheman Jan Wolters te doen, dewelke dan by misfive aan Procurator Slüisken gefchreeven, den Eifch by Pandinge gedaan, zoude aangenomen hebben N3. met de Kosten. Dat hy Declarant daar op zyne Rekening aan bovengenoemde Jan Wolters op den 21 July i757 wel hadde doen infinueeren, edoch dat dezelve eensdeels daar op ter behoorlyker tyd by het Reglement van 1692, art. 14. bepaald,geen prefentatie zouden hebben gedaan, en ook anderdeels eerst op den 25 Auguftus daar aan volgende, tot voldoeninge derzelve maarzoude geprefenteerd hebben, een op verre na niet toereikende fomma van twee-en-twintig Guldens, die dan ook naderhand deeze praefentatie niet geaccepteerd zynde, in 't Gerichte geconfigneerd waren geworden; coneïudeerende vervolgens, toe,adjudicatie der gedeclareerde Kosten by de geinünueerde Rekeningen op den 2r July 1757, gelyk ook der by Declaratie van Kosten, gefpecificeerde Nakosten, of van zo veel meer of minder als het Ed. Gerichte zoude verrneinen te behooren, onder expresfe referve van alle verdere Kosten die men niet voorzien, en dus voor als nog niet fpecificeeren konde. Waar tegens de Diminuent, by zyne Diminutie van den 26 Octob. 1757, deedc regereeren:. dat hy verraeinde by Acte van den 23 Auguftus 1757, tot volioeninge van des Declarants Rekeningen, eene meer dan genoegzaame pra- fen»  ADVYSBOEK- 4Si fentatie gedaan te hebben, en overzulks deede concludee* ren , dat by Sententie zoude worden verftaan, by Acte van den 23 Auguftus jongstleeden genoeg geprefenteerd, en vervolgens eene goede confignatie gefchied te zyn, en dat hem zoude worden toegelaaten om terug te neemen het geên te veel geprefenteerd was, met condemnatie van den Declarant in de Kosten hier over gevallen, of tot alzodaane fines als den Diminuent meest oirbaar. Gezien, en met de vereifchte attentie geëxamineerd de Prothocollen, beginnende met den 14 September en eindigende met den 26 October 1757, alles conform den Gerichtelyk gemaakten, endoor wederzydsParthyen Bedienden mede betekenden Inventaris van den 9 November 1757 ,en gelet, waar op tot adminiftratie van onpartydige Juftitie eenigzints te letten ftonde; voornaamentlyk, dat hier tot het doen van eene goede taxatie en rechtmaatige decifie, meest in aanmerking zullen komen deeze twee poincten. Eerftelyk: of de prsefentatie by den Diminuent op den 23 Auguftus deezes jaars gedaan, en de daar op gevolgde confignatie , ter voldoeninge van des Declarants Rekeningen, op zich zelvs fufficient en genoegzaam zy? en ten anderen: of in allen gevalle deeze prsefentatie niet ter laater tyd gefchied is, en den Diminuent daar door niet fchuldig is geworden aan de Nakosten van Declaratie met de gevolgen van dien. • Ten aanzien van het eerRe poinct ftaat te letten, dat het indisputabel en zonder de minfte bedenking aan Parthyen wederzyds vryftaat, om in zaaken boven de twintig Guldens zich te mogen bedienen van het patrocinie en de asfiftentie van een Advocaat en Procureur, te gelyk met den effecte, dat de Triumphant, die met de Kosten zyn zaak gewonnen heeft van den Succumbent, de falarien aan zyne Bediendens verfchuldigd, zo wel als alle andere noodzaakelyke Kosten, welke hy mogte aangewend hebben, fummo jure mag repeteer en ; gelyk dit, behalven dat zulks uit het Landrecht op verfcheiden plaatzen, uit het Reglement van L 1 1 2 1719  45a OVERYSSELSCH 17 iq art. 20. duidelyk genoeg afteleiden is, volkomen door dagelykfche practycque bevestigd worde. Gevolgelyk, dat het dan ook in cas fubject geen fwy. mei ter wereld lyden kan, of de Diminuent die de zaaken van den Declarant over de gevorderde 500 Guldens cum intresfe, aangenomen heeft met de Kosten by misfive van den 7 Juny 1757, is verpligt, om aan den Declarant te voldoen de Salarien van een Advocaat en Procureur, welke hy beiden geëmploieerd heeft; inzonderheid, om dat de inhoud deezes briefs, alfchoon dezelve door den Diminuent al niet gefchreven mogte zyn, door hem echter by zyne Diminutie genoegzaam geagnofceerd wordt. Edoch, vermits het niet minder zeker, en op het recht en de reden gegrond is, dat een Triumphant, niet indistinEte alle Kosten, hoe zeer hy dezelve ook zonder noodzaak mogte geprofundeerd en onnuttelyk verkwist hebben, allezints van den Succumbent kan wedereifchen, maar alleen de zodaanige die hy onvermydlyk tot vervorderinge van zyn zaak heefc moeten befteden, of die doorgaans 6? confueto modo circa lites impenduntur, L. 13. §. 2. fere in med, C. de judic. Illi enim fumptus ad calculum non admittuntur, quos nulla exigente necesjitate vittor profujïus expendit, zegt Temmen^ lit. expens. cap. 10. n. 25. & 27. Ejus modi quippe expenfa delicatcefunt ■ac voluntaricc, quarum rationem judex habere non debet, Gail. Obf. lib. I. Obf. 151. n. 1. Greven Concl.pract. lib. 1. Concl. 151. Merul. pract. lib. 4. tit. 104. c. l. n. 1. Zo zal hier voornamentlyk te onderzoeken ftaan, in hoe verre de Diminuent tot voldoeninge der Rekeningen van des Declarants Advocaat en Procureur verpligt is, waar omtrent men kortelyk in 't generaal moet aanmerken ; eerjtelyk: dat de distantie der plaatzen van Zwollenaar Dinxterveen zo groot niet is, dat voor een reis van de eene plaats naar de andere tot het refpicieeren van een termyn, of het waarneemen van een Rechtdag aan een Bediende in het zomer , wanneer de wegen op het best en de dagen het langfte zyn, meer dan een dag zoude moeten toegelegd worden, ge-  ADVYSBOEK. 453 gelyk dit meer dan eens ten aanzien van de reizen van vyf uuren gaans alzo in deeze Provincie verftaan is. Ten anderen-, dat fchoon in zaaken boven de twintig Guldens wel twee Bediendens, naamentlyk een Advocaat en Procureur mogen occuperen, en ook gefalarifeerd moeten worden, zulks echter niet indistinüe te verftaan is van al het gene die beide mogten goedvinden in deeze zaak te verrichten, evenveel of hunne verrichtinge noodzaakelykmoeftegefchieden, of niet, maar alleen van zulke posten die volftrekt noodzaakelyk zyn, en tot een ieders bediening behooren; gelyk ten aanzien van een Advocaat bekend is, dat zyne voornaamfte bedieninge beftaat, ut confdio, facundiaquevel fcriptione fua caufam apudjudicem aget defendatve, en van eenen, Procureur in het refpicieeren der termynen & infubmïniftratione horum, qua ad litem fpectant, in quo non tantum artisvelprudcntia quam dVigentia requiretur, Gudelin. de jur. novisf. lib 4 cap.4.addeMATTH.dejud.difp.3.n. 48 Donell. Comment. kur. Civ. lib. 18. cap. 3. het geen men echter niet zo generaal wil verftaan hebben, dat daarom een Advocaat niet of alleen, of ook met zyn mede Bediende Procureur in het Gerichte tot het refpicieeren der termynen zoude mogen compareeren, en daar voor gefalarifeerd moeten worden; inzonderheid, wanneer de omftandigheden van zaaken zulks fchynen te vereifchen; maar in het byzonder, en met betrekkinge op dit onderhevig gefchil, dat tot het verzoek van Citatien, het doen van Arresten, Pandingen, Inleidingen en diergelyke rechtshandelingen , waar tegens nooit geen Partyen compareeren, of eenige oppofitie te wagten is, de comparitie van een Procureur genoeg, en de mede comparitie van een Advocaat 't eenemaal overtollig is. En eindelyk, dat een Richter in het doen van een rechtmatige taxatie ook in het byzonder moet inzien de qualiteit en grootheid der zaak, zodaanig, dat het niet billyk zoude zyn in een zaak van klein gewicht, en waarin zelvs geen oppofitie gefchied, groote kosten te admitteeren , en de Succumbent daar in te condemneeren , voornaamentlyk , L 1 1 3 wan-  454 OVERYSSELSCH wanneer dan geblykt, dat eenige der geimpendeerde Kosten meer voluntair als necesfair geweest zyn. Wanneer men nu op deeze fundamenten, des Declarants rekeningen van zyne Bediendens examineerd, zal men klaar genoeg ontdekken, dat de Diminuent ter voldoeninge van dezelve, of van die posten welke ten zynen lasten moeten komen, genoeg geprefenteerd, en vervolgens in den Gerichte geconfigneerd heeft. Edoch, dewyl de Declarant fuftineerd, dat deeze Pr asfentatie ter laater tyd gefchied is, en dat om die redenen, de Diminuent in allen gevallen zoude moeten dragen de nakosten van deeze Proceduure van Declaratie; zo zal men nu nog ten anderen kortelyk onderzoeken, of deeze zyne fuftenue de toetze van rechten kandoorftaan. Waar omtrent dan hoofdzaakelyk te letten ftaat, dat de manier van Procedeeren ten aanzien van het eifchen der Kosten eener Proceduure, welke de andere moeste refun» deeren, in voorige tyden naar het Landrecht buiten groote noodzaakelykheid zeer kostbaar was, nademaal de Triumphant toen ter tyd daadelyk en zonder aan den Succumbent eenig beraad of uitftel te verleenen, zyne Declaratie van Kosten per dubbeld aan 't Gericht mogt overgeeven, en alzo dikwi 1 zonder noodzaakelykheid eene kostbaare Proceduure entameeren, doch dat de Heeren Staaten des Lands, onze Souvereine Wetgeeveren " bevindende, dat in 't ftuk „ van Juftitie verfcheide abuizen waaren ingekropen", en onder anderen ook "dat exorbitante Kosten van Ge- richtgelden, jura van Advocaaten, Procureurs en anders „ werden ingebragt", ten aanzien van dit ftuk by het Re» glement van 1692 art. 14. deeze veranderinge gemaakt hebben: "dat als iemand met de Kosten heefc getrium„ pheert, dezelve niet daadelyk zal vermoogen van decla„ ratie te dienen, maar eerst zyn rekening aan den Sac„ cumbent zal moeten doen infinueeren , welke binnen een maand daar na zo veel aan den Triumphantzal moe„ ten prefenteeren, waar mede hy vermeind naar rechten „ te  A D V Y S B O E Ki 455 te kunnen volftaan " : waar door dan aan de eene kant voorgekomen is, dat de eene Partye den anderen niet ontydig met nodelooze Kosten van een Declaratie bezwaaren kan, en aan de andere kante, dat ook een Triumphantniet al te lang van zyne deugdelyke Pretenfie verfteken blyve, nademaal hy de faculteit heefc om na het maatig dilay van eene maand na de overgave zyner Rekening by totaal manquement van eene Prefentatie, of by non acceptatie van een ongenoegzaam aanbod, te procedeer en tot het opftellen en overgeeven van Declaratie van Kosten, het geen dan de Gedeclareerde vermits zyn verzuim of al te kleine offerte eers* fchuldig maakt aan de nakosten daar door veroorzaakt. Dus dat het dan een verkeerd begrip is van den Declarant, dat wanneer een Suecumbent langer als een maand met zyne prefentatie wagtende , zulks hem van de expiratie dier tyd af aan al zoude verpligten tot Nakosten, die nog; niet eens gemaakt waren , en dat fchoon hy naderhand ,, doch voor het opfiellen en overgeeven van Declaratie ", al een fufficiente Prefentatie mogte gedaan hebben , dezelve zoude moeten gehouden worden als een nonens, cum paria fint quid faclum non esfe êf minus legitime faclum esfe; jux* ta Carpzov. juris. pr. for. part. 2. Confl. 28. def. 16. Want fchoon het wel reguiariterwaar is, quicquid contra legemfit idproinfectohaberi & ipfio jure nullum esfe , diflinctiönc legis perfeüa cif imperfecta, qua olim obtinebat fublata, L. 5. C. de LL., zo lyd nogthands die regel in verfcheide gevallen, onnodig hier te recenfeeren, notabele uitzonderingen, behalven dat dezelve ook in 't byzonder ten aanzien van deezen 14. art. vgn voorfz. Reglement, in 't geheel geen plaats heeft, en wel voornaamentlyk om redenen, ïmo: dat de Wet niet uitdrukkelyk gebied, dat de Gedeclareerde binnen een maand zal moeten, maaralleen permitteerd dat hy binnen een maand zal mogen prefentatie en confignatie doen, zonder by voeging, dat indien hy die tyd mogte verzuimen zyne Prefentatie na die tyd als niet gedaan zoude moeten gehouden worden; in welken geval de regel cesfeert, Voet.. ad.  456 OVERYSSELSCII ad tit. ff. de LL. n. 16 in verbis, nifi leges tantum funtpermittentes aut fuadentes; ïdo: om dat dezelve eene evemueele ftraffe ftatueerd, die de Gedeclareerde incurreeren kan, wanneer hy binnen de gefielde tyd niet proficeerd van die permisfie, naamentlyk , dat by my manquement van een Prefentatie of by non acceptatie van een genoegzaame (Rellende dus deeze beide gevallen egaal en van gelyk rechr), „ den Triumphant zal mogen treden tot het opftellen en „ overgeeven van zyne Declaratie", waar van dan het gevolg zoude zyn, dat alle de Nakosten in cas van in 't geheel geen of genoegzaame Prefentatie ten laste van de Gedeclareerde zouden moeten komen NB. gelyk gebruikelyk is, hoedaanige by voeging van een ftraffe fine adjectione annullationis een daad tegens de Wet gedaan, niet nul of nietig maakt, maar alleen plaats geeft voor die ftraffe, Schrass. ad confuet. Velav. cap. 29. art. 7. n. uit. Vant. de null. procesfi rubri. quot Hf quibus modis nullit. in judicio propon. n. 55. En eindelyk, om dat dit "mogen treden tot het opftel„ len en overgeven van Declaratie na verloop van een „ maand by manquement vaneen Prefentatie ", het eenigfte recht is, dat de Wet aan den Triumphant, om het verzuim van den Succumbent geeft, zo lang hy derhalven van dat recht gebruik gemaakt, en niet werkelyk tot het opftellen van Declaratie getreden is, kan hy met geen reden ter wereld de gevolgen daar van eifchen, non entis enim nulla funt part es nee qualitates 6? rei quce nondum est, pri. vilenum non datur, nee accufari potest matrimonium quod numquam fuit, nee concedi refcriptum ad lit es qua nondum fuerunt, Barbos. lib. 5. cap. 12. art. 2. Wanneer men nu de datums der geinfinueerde rekeningen, der Praefentatie en der Declaratie tegens eikanderen confronteerd, zo bevind zich wel dat de Prefentatie weinig dagen naar den tyd, by de Wet bepaald gedaan is, maar ook daar en tegen dat de Declaratie van Kosten nog meer dan een geheele maand na de Prefentatie gefchied is, dus dat hier met geen reden ter wereld kan go  A DVYSBOEK. 457 geprefumeerd worden voor de Praefentatie eenige Nakosten door de Declaranten aangewend te zyn, het geen trouwens ook duidelyk uit der Declaranten Rekening van Nakosten geblykt niet gefchied te zyn. Dus dat men hier geen reden ter wereid heeft kunnen vinden, waar om de Diminuent met de Nakosten zoude bezwaart en de Declarant daar van ontheft worden , te minder om dat de Diminuent by zyn Diminutie zeer plaufibele redenen opgeeft, welke oorzaak zyn geweest, dat zyne Praefentatie niet eerder gefchied is , namentlyk, dat deeze offerte aan zuiken naauwen tyd bepaald was en de abfentie van den Heer Scholtus die eenige dagen te vooren, toen hy aan zyn Wel Ed. huis tot het verzoeken der Infinuatie geweest was, niet te huis zoude gevonden hebben, zynde zo hy meende verftaan te hebben naar Zwolle, het geen hy veerdig was met Eede te verklaaren, welke beide ge vallen hem ook buiten het voorfchreeven tot verfchooning zoude kunnen dienen, nademaal een juris ignorantia, die doorgaans niet geprefumeerd en daarom niet verfchoont wordt, %n rustico , milite vel minore zeer ligt vallen kan , hoedanige Menfchen derhalven in dat ftuk gratie verdienen, en ook dikwils van dien generalen regel geëxcipieerd gevonden w orden, Fort. de in integr. reftit.part. i. qu. 9. Card. Tusch. lib. 1. C.onc. 13. c. 8. qui admitt. ad bon. posf. Vant. lib. 7. §. 4.' de jurisdict. Voet. ad tit. ff. de jur.tf fact. ignor. n. 3. gêlvk het ook zoo ten aanzien van de abfentie van den Heer Scholtus een bekend juris Canonici axioma is, quod tempus ei non currit qui copiam judicis habere non potest.c. pier urnque 23. X. de refcript. c. pastoralis 11. X. de offic. ordinar. c. cum Jicut 2. X. de eo qui mitt. in posf. Barbos. in verb. tempus art. 26. En dewyl 'er dan nu geen reden ter wereld overfchiet, die den Declarant zoude kunnen ontheffen van het expresfe gebod van Ridderfchap en Steden in 't gemelde 14. art. van 't Reglement van 1692, willende, dat in cas van eene genoegzaameoblatieenconfignatie, alledeNakosten tot lasten van den Declarant zullen moeten komen, III. Deel. M m m  458 O VERYSSELSCH zo heeft men dan ook denzelven daar in billyk én rechtmatig doemen moeten. Om welke dan en andere rechten en redenen meer, ik Schol tus voornoemd, met toegetrokken Advys van den Ondergetekenden Rechtsgepromoveerden, onpartydig recht doende • verftaa; dat de Diminuent by deszelvs infinuatie van den 2* Augustus jongsleeden genoeg hebbe geprefenteerd, en dat gevolgelyk een goede confignatie door hem gefchied zy, met condemnatie van de Declaranten in alle de Nakosten, waar 30e de Rekening van den Diminuent getaxeerd word op een fomma van r Gulden 10 Rui vers, en die van zyn Bediende Advocaat Dr. Nessink, wanneer deeropeningedeezer Proceduure voor den 20 Maart aanftaande gefchied, op ai Guldens 12 Rui vers, doch na den 20 Maart op 34 Guldens 12 ftuivers, en 't geheel by de eropeninge niet asliflreerende op 28 Guldens 11 ftuivers, mits des gerequireerd doende verklaaringe als naar rechten. Aldus geadvifeerd by my Ondergefchreeven te Zwol den 21 December 1757. R. Metelerkamp, Dr. XCII. CONSULTATIE. Over het recht van Collatie tot het beroepen van een Predikant in de Beulake. Gezien by my Ondergefchreeven het Request door de gezamentlyke Leden van de Kerkenraad van de Beulake, den 16 Oftober 1744 aan Ridderfchap en Steden dc Staaten deezer Provincie geprefenteerd, in fubftantie houdende een verzoek om volgens Kerken-orden te mogen trelen to«- dberoepmge van een Predikant,- voorts het bericht daar te¬gens ingediend door de Kerkenraad van Vollenhove den 18 November daar aan volgende, fubftantelyk behelzende , eene  ADVYSBOEK. 459 eene fuftenue van bèrechtigd en in posfesfie te zyn, om een Predikant in de Beulake te mogen beroepen, met de Documenten daar by gevoegd, het op den 26 daar aanvolgende overgegeevene Contra bericht, door de Kerkenraad van de Beulake , dan nog de ftraffe daar tegen ingediend door de Kerkenraad van Vollenhove in dato den ló Maart 1745, en eindelyk Hun Ed Mog. Refolutie van "den 16 Maart 1745, waar by goedgevonden is, alle voorfchreevene ftukken te. ftellen in handen van den Griffier om door dezelven ter beleringe verzonden te worden aan een onpartydig Rechtsgepomoveerde, om dezelve ftukken met deszelvs Advys weder in te zenden tegens het aanftaande Reces van den Landag. En dan vervolgens met eene vereifchte attentie gelettet hebbende, waar op in deezen eenigzints te letten ftonde;inzonderheid: dat der Requestranten verzoek, fteunende op de Kerken-ordre art. 5. die wil, dat de beroepinge van Predikanten gefchieden moet, door de Kerkenraaden, in allen gevalle gebillykt heefc moeten worden, ten ware de Berichtgeeveren met valable bewyzen konden aantoonen, daar van het recht van Collatie te hebben, of daar van in een rustig bezit te wezen; zynde daar toe verpligt, niet alleen om dat die Kerken-ordre by fpeciaale Refolutien van Ridderfchap en Steden overgenomen, en aldus mede in deeze Provincie de generaale Wet geworden is, welke omtrent de Beroepinge in agt genomen moet worden r maar ook, om dat 't recht van Collatie op eene afwykinge van den algemeenen regel berustende, en daar en boven tegens de Praefumtie van rechten, die voor de vryheid van alle Kerken militeerd, juxta Carpzov. lib. 1. jurispr. Eecles.tit. 2. def. 21.fr. ftrydende is ,ja allenthalven met deszelvs posfesfie een zaak zynde, die in fatto beftaat, naar notoiren recht geprobeerd moet worden van die genen, welke zich daar op beroepen. WeJke plicht de Berichtgeeveren wel voorzien hebbende , dat op hunne fchoudèren was leggende , daar om op die M m m 2: wy-  46o OVERYSSELSCH wyze hun Bericht ook hebben ingeftelt en bekleed, meenende met volkomenc bewyzen , den rechten in deezen genoeg doende, te hebben daar gedaan: "dat hun het recht „ van Collatie over de Kerke van de Beulake uit hoofde van „ Fundatie was competeerende, en dat zy allenthalven in „ het bezit van dat recht geftelt zynde, daar in behoorden te „ worden gemaintineerd, tot dat van een beter gedoceerd „ wierde". Met welken verftande dan die overgelegde fchynen en befcheiden geëxamineerd wezende, en (om zich met deeze en geene Confideratie, of het volgende daar uit overtuigende blykt, of niet, niet op te houden) eens op het aller favorabelfte voor de Berichtgeeveren geftelt, dat in fubftantie bewezen is: dat in den jaare 1605 op den 1 Maart eenige uit de Beulake zich hebben geaddresfeerd, en zyn binnen geltaan in den Kerkenraad van Vollenhove, waar onder ze als toen reforceerden, met verzoek, dat zy aldaar een Predikant mogten hebben, of dat hen een Predikant en Kerke aldaar vergunt mogte worden. Dat dit verzoek redelyk bevonden, en door voorfchreeven Kerkenraad op den 9 Maart daar aan volgende in de Vergadering van Drost, Ed. en Magiftraat, uitmaakende de volle Stoel van Vollenhove, overgebragt zynde, aldaar gerefolveerd is, en Commisfie gemaakt: " om uit te zien, ,, dat eenige goede projecten worden gedaan, die daar toe „ zouden kunnen dienen tot gerief en ftigting van de Bui„ tenlieden, en dat met de minste lefie van derzelver Stad ,, en Kerke ". Dat wyders op den 30 Juny deszelvigen jaars in de Raad goedgevonden is: " om de Magiftraat te „ begroeten, om te beraamen middelen tot een' Collecte „ tot opbouwing van een Kerke in de Beulaake ". Dat voorts in het zelvde jaar 1665 de Beu'aak» rs Kerke of Capelle, gelyk ze genoemd word, is voltimmerd, dat de onkosten daar toe zyn verzamelt by wyze van Collecte, waar van eenige jaaren d=iar na , en we! op den 19 January 1674, de Predikant van de Beulaaké Henr. ab Utregt, ten over-  ADVYSBOEK. 461 overftaan van den gefubftitueerden Schout, en een Ouderling, een Diaken en een Kerkenmeefter uit de Beulaake, aan de Kerkenraad van Vollenhove verantwoording gedaan heeft. Dat eindelyk de Kerke dus in ftaat gebragt zynde, dat daar in dienst gedaan konde worden , omtrent het einde van het gezeidejaar 1665, de Kerkenraad van Vollenhove, met kennisfe en approbatie van de volle Stoel, den eerften Predikant genomineerd, en daar toe hunnen Latynfchen Rector, opgedagten Henr*. ab Utregt , op den 24 January 1666 beroepen heeft, zynde in de maand Juny daar aan volgende door den Heer Cyrycius Predikant van Vollenhove bevestigt, zonder dat door die van de Beulaake of iemand daar over eenige uitfpraake gemaakt is. Zo heeft men uit alle deeze omftandigheden wel kunnen opmaaken, dat die van Vollenhove niet alleen hebben mogen lyden, dat hunne afgelegene Medekerkelingeneene Kerke en Predikant voor zich verkregen, maar dat ze zich oók niet onttrokken hebben om hen daar toe behulpzaam te zyn en dat diensvolgens in dien reguarde, dezelve aan de Beulaakers geen geringe dienst hebben gedaan. Doch men daar uit niet heeft kunnen befluicen, dat die van Vollenhove, uit dien hoof ie, voor Fundateurs, Stichters of Aedificatorts der Beulaakfche Capelle konden of moeten worden aangezien. Want gecor.fi iereerd zynde, dat niet alleen onbewezen is gebleven, door dezelve ooit eenen helder of penning tot opbouw deezer Capelle of onderhoud van de Predikant, die ze daar in gefteld hebben , gecontribueerd te zyn, maar dat daar en tegen zulks gefchied is van Penningen, die by Collecte p'aefumtivelyk alleen door de Beulaakers verza. melt, immers van derzelver Predikant geadminiftreert, en verantwoord zyn; zo wyst zich het gevolg van zelvs, dat zy met geen gedagte ter wereld voor Stigters of Bouwheeren kunnen worden aangenoomen; gereguardeert daar toe ni^' genoeg is. dar men flegts her opzicht hebbe gehad over het Gebouw, of dat bet zelve onder de directie en ren M m m 3 over-  46s OVERYSSELSCH overftaan van deeze of gene voltooid is: maar word daar toe voornaamendyk en als een requifitum fine quo non ver eischt, dat men werkelyk zyne penningen daar toe gefourneerd, of zyne Goederen tot emplooy van het zelve hebbê weggegeeven, volgens de leere van Josbphus Maïcardusin trabïat. de probat. Vol. 2. Concl. 960. n. 36, p. m. 789 al waar hy zegt: dat een Bisfchop, willende voor zyne Kerke het Patronaatfchap over eene andere Kerke beweeren door het middel van Conftruétie of Fundatie ; moet bewyzen , niet alleen, dat die Kerke daar van getimmerd is maar boven dien , dat zulks gedaan is de bonis Ecelefii Jua, daar toe allegeerende Lambert. de jure Patron. 1. /: i. art. q. et&feq. ti. Het welk 'er zo ver van daan wezende , dat m cas fubject gefchied zoude zyn , dat in tegendeel boven t gene reeds gezeid is, de Vollenhooffche geene andere projecten willen gemaakt hebben, " als die de min in den tweeden graad wanneeraan de Ontvangers der Landsmiddelen toekoomt, 294. in den derden graad heeft Hoorngeld, 299. ■ in den derden graad hebben pretenfien waar voor het goed gerichtelyk is verbonden, 312, 3i3- in den eerften graad hebben alle Gerichtskosten, en volvoering van het proces aangewend, 307. in den tweeden graad hebben de Landsmid. delen, 309. Predikant, zie Beroepen. Puiilkn hebben Preferentie in den vyfden graad op de goederen van haaren Momber, Ü9, 90. - —i—. zie Preferentie. R. Reclame, zie Obligatien. Rente. Maandrente geeft geen Preferentie voor Bankhouders, fchoon by Contract beloofd, 1? 7. Rentebrieven, zie Obligatien. Refolutien, van een Synode of Clasfis genomen , ' hebben geen kragt , zo niet door Hooger Overigheid zyn geapprobeerd, 445. R'Jlante kooppenningen heb. ben Preferentie in den derden graad, 199. Reftante Kooppenningen , zie Wegens etc. Roedegeld heeft preferentie in den derden graad, 193. S. Schoorfteengeld heeft in den twee. den graad preferentie, 158. zie Landsvtidde- len. Schouten, gelyk ookMagiftraaten, zyn gehouden voor de verkogte goederen van defolaate Boedels cautie te ftellen, 225. Schuld, zie Gerichtelyk. Schuldbrief, zie Pandgeeving. Schulden, die niet biyk.en uit welken hoofde zy gekomen zyn , worden voor geen fchulden gehouden, 305. -' — geprefereerd in den vierden graad, hebben geen voortogt^it hoofde van priori- 478 REGISTER van ZAAKEN.  REGISTER van ZAAKEN. 47c, oriteic van tyd, 302, 304. Schulden zie Man en Vrouw. zie Pandbaare Schul. den. Schuldvorderingen moeten door den Crediteur met eede gefterkt worden, 201. Sluifen, zie Penningen Stichter, zie Opzigt. Synode, zie Refolutien. T. Teftament, waar in de legitime is vergeeten, is ipfo jure nul, 423. Teftamenten fchoon elders dugtig gemaakt hebben in Overysfel geen kragt, zo dezelve ten tyde van het overlyden des Teftateurs niet dugtig zyn, 380. voor een Notaris gemaakt hebben geen kragc in Overysfel, 379. Tejl ament air e (Notarieele) dispofitie door iemand in Holland woonende gemaakt over beweeglyke goederen, heeft geen kragt in Overysfel na verandering van Woonplaats naar die Pro vincie, 334-Jeqq.. Transport, zie Obligatien. Transporten zyn niet dugtig zo niet door den Transportant mede ondertekend zyn, 216. ü. Uitgangen en renten zyn in den derden graad geprivilegeerd volgens Landrecht, 259. van vaste goederen en renthe van Capitaalen, als ook accyfen hebben preferentie in den derden graad, 255- Uitwinning, zie Kosten.. V. Vaste goederen verkogt zynde, dog de penningen onbetaald, houdt de Verkooper Preferentie boven andere Credi. teuren op 't zelve goed, 195. - moeten naar de Wet der plaatze daar zy gelegen zyn overgegeeven worden, 197. verkogt zynde, hebben de Verkoopers op de penningen, wegens de kooppenningen Preferentie in den derden graad, 196 cjc Vet band. Een Vtrband dat fpeciaal jonger is, van goederen, gaat voor een generaal verband, 279, 280. Verpagting des Lombards, hoe ver zich uitftrekt. 25. Verponding, zie Landsmiddelen. Verpondinge en Vuurftede geld hebben preferentie in dentweeden graad, 193. — —— en Akkergeid zyn vol-  aZo REGISTER van ZAAKEN. volgens Plakaat van den 15 Mam 1695, geprefereerd in den tweeden graad, 258. Verwin van een goed is van de zelfde kragt als Gerichtelyke Schuldbekentenis, 314. —. zie Gerichtelyk Verwin- « zie Kosten. Verzegelingen, zie Opdragten. Voogd, zie Obligaten. Vrouw, zie Een Vrouw etc. Vrouwspersoon bezwangerd zynde, heeft geen recht, om die haar bezwangert heeft tot een huwlyk te noodzaazen, 422. Vyftigflen penning kan binnen de vier jaar van den aankoop gevorderd worden, 222. Vyftigften Penning heeft prse'ferentie in den derden graad, zo de vordering binnen de vier jaaren na den aankoop gedaan is, 239- W. Wegens reftante kooppenningen heeft iemand een Hypotheecq, zo lang 'er geen gerichtelyk transport is gedaan, 200. Z. Zaaken boven twintig gulden mogen een Advocaat en Procureur bedienen, 451. Zoutgeld, zie Landsmiddelen. Zylen, zie Penningen.