VOLLEDIG O N D E R W IJ $ IN HET WHIST. OMBERQUADRILLE, E N PIKET-SPEL. Naar het Engelsch van den lieer HO TL E, MET DE NODIGE TOELICHTINGEN VOOR DE NEDER LANDSCHE SPEELERS. Te Jmjlerdam, bij ketjzer, van der burch Cl! \V IJ N a N d S , Dordrecht, — de lesüw cn krap, Middelburg, keel ca w etter, 'jiBosch, — j. cn iu palier. 1790.   INHOUD, HET W H I S T-S P E L. Vooorbcriclit. , . Bladz. l Lesfen voor Leerlingen in ,t TPliist-fpel. 4 Zommige bijzondere in acht te neemen Regels. 16 De Wetten van het TFliist- Spel. 18-25 Verklaring van de Kunstwoorden in deeze Verhandeling. . . . atf Speelkundige aantekening voer Whist" fpeelderen aangaande de fchikkingen der Kaarten. ... 2^ Om te ontdekken waarin, of in welke kleur, partij verzaakt. . . ^ Grondregels voor het Wliist-Spel van den Heer Payne. . Q% Onderrigt voor den eer/len, tweeden, derden en vierden Speelder. . 32-39 Onderrigtingen, hoe men, in de ver- fchillende gevallen van het Spel, tot gijn metste foordeel te handelen hebbe. 40-5»  Tan het fpeelen om den oneven Trek COdd Trik.) ... BI. 51 Algemeene Regels. . . 53 Bijzondere Spellen, en de wijze op welke dezelven gefpeeld moeten 'worden.' 58 De Vóór - Hmd. ... 60 De tweede Speelder. . . . 6i Spellen, die gefpeeld moeten worden met zekere opmerkingen, van de gefleld. heid der fpellen in de hand van de andere Speelders. . . 65-71 Bijzondere Spellen, en hoe die ge/peeld ■ moeten worden, wanneer uwe partij aan de regterhand eene Honneur omkeert , met eene onderrigting hoe te fpeelen, waneer een Honneur aan uwe linkerhand omgekeerd is. . 73-75 Vtrfcheide gevallen, verzeld met berekeningen, aanwijzende wanneer het te pas koomt, dat de tweede Speelder den Koning, de Koningin, den Boer cf de Tien, met eene laage Kaart tan de eene of andere kleur, enz. opfpceld, en eenige andere onderrigttnde in verfchillende gevallen. 76-94 De  Cni ) Dew'jze em Suites uitte/pee kn ver dermet verfcheiden voorbeelden opgeheldert. BI. 95 Een geval om aantetoonen, wat Tenace is. . I > IOj £ begint met den Koning, en fpeelt naderhand het Aas uit, (ten zij, dat een van partij Troef verzaakte) wijl gij de kans ten uwen voor» deele hebt, dat de Koningin vallen moet. XI[I. Zoo gij den Koning, de Koningin en vier mindere Troeven hebt, begint met een van de minderen, wijl de kans aan uwe zijde is, dat uw Maat een Honneur heeft. XIV. Wanneer gij den Koning, de Koningin , de Tien en drie mindere Troeven hebt, begint met den Koning, wijl gij eene fchoone kans hebt, dat de Boer in de tweede Tour moet vallen, of gij moogt uit loosheid wagten , om uwe Tien , wanneer uwe Maat weder Troef nafpeelt, te belleeden. Dit heeft betrekking op het geval van No. 1,2, 3, op bladz. 23. XV. Bijaldien gij de Koningin, den Boer cn vier mindere Troeven hebt, begint dan ; - fnet  < I» > friet een laage Troef, wijl de kans in uw voordeel is, dat uw Maat eenen Honneur heeft. XVI. Zoo gij de Koningin, den Boer, de Negen en drie laage Troeven hebt, begint met de Koningin, om dat gij eene goede kans hebt, dat de Tien in de tweede Tour zal vallen; of gij moest wagten, om de Negen beter te belleeden. ' Dit behoord tot het geval van No. 1,2, 3. XVII. Wanneer gij den Boer, de Tien en vier mindere Troeven hebt, begint met een laage Troef, om redenen in No. 15 aangeweezen. XVIII- Indien gij den Boer, de Tien, de "Agt en drie laage Troeven hebt, begint met den Boer, om voor te komen dat de Negen geen Trek maakt, en daar is kans voor u, dat de drie Honneurs in twee Touren vallen. XIX. Wanneer gij zes nog laagere Troeven hebt, dan moet gij met de Jaagde beginnen, ten zij dat gij de Tien, de Negen en de Agt hadt, en een Honneur van partij omgekeerd was; in welk geval, zoo gij op de Honneurs wüdt fpeelen, gij met de Tien beginnen moet, waardoor uwe partij genoodzaakt wordt zij-  C 13) zijn, Honneur tot zijn nadeel uit te fpeelen; of laat het in de keuze van uw Maat, of hij zulks wil toelaaten, dan niet. XX. Wanneer gij het Aas, den Koning endrie laage Troeven hebt, begint dan met een laage Troef, om redenen in No. 15 opgegeeven. XXf. Indien gij het Aas, den Koning, den Boer, en twee mindere Troeven hebt, begint met den Koning, het geen uwen Maat, bijna zeker, te kennen geeft, dat gij het Aas en den Boer nog hebt; en , uw Maat daardoor aan den flag gekomen zijnde, zal Troef na fpeelen, waarop gij den Boer moet leggen; dit fpel kan niet kwaalijk uitvallen, ten zij dat de Koningin alleen agter uwe hand was. Zie No. 1 , 2, 3, op bladz. 23. XXII- Wanneer gij den Koning, de Koniiv gin en drie laage Troeven hebt, begint met een laagen enz. Volgends No. 15. XXIII. Zoo gij den Koning, de Koningin da Tien en twee mindere Troeven hebt, begint met den Koning, volgends in No. 15 gemelde redenen. XXIV. Wanneer gij de Koningin, den Boer en drie laage Troeven hebt , begint dan  11+ > ém met een laagen, om voorz. redenen in No. 15. XXV. Bijaldien gij de Koningin, den Boer, «Je Negen en wee laage Troeven hebt, begint met de Koningin, volgens in No. 16 gemelde redenen. XXVI. Wanneer gij den Boer, de Tien en drie laage Treeven hebt, begint met een laage uittefpeelen, om redenen, in No. 15 gemeld. XXVII. Indien gij den Boer, de Tien, de Agt en twee mindere Troeven hebt, begint dan met de Boer, wijl 'er, wanneer tweemaal Troef rond gefpeeld wordt, kans is, dat deNegen vallen moet; of gij kunt, zoo uw Maat Troef na fpeelt, de Agt bij fpeelen. XXVIII. Zoo gij vijf Troeven van een ge* ringer foort hebt, dan is het beste, fpel van met de laagde te beginnen, ten zij dat gij eene Suite van de Tien, de Negen en Agt had: in welk geval gij met de hoogde van dezelve moet beginnen. XXIX. Wanneer gij het Aas, den Koning en twee laage Troeven hebt, begint dan met een laage, volgens het gemelde in No. 15. XXX. Wanneer gij het Aas, den Koning, den Boer, en eenen laagen Troef hebr, begint  05 ) guit uw fpel met den Koning, om in No. ar aangehaalde redenen» XXXI. Indien gij den Koning, de Koningin en twee laage Troeven hebt, begint dan ook met een laage Troef, volgens het voorfehrift yan No. 15. XXXII. Zoo gij den Koning, de Koningin, de Tien en eenen laagen Troef hebt, begint dan met den Koning , en wagt tot dat uw Maat Troef na fpeelt, wanneer gij uwe Tien künt bijfpeelen , en op die wijze den Boer vangen; XXXIII. Wanneer gij de Koningin, den Boer, de Negen en eenen laagen Troef hebt, zoo begint met de Koningin, om de Tien te beletten, van eenen Trek te maaken. XXXIV. Indien gij den Boer, de Tienen twee laage Troeven hebt, begint met een laage Troef; volgens het geen in No. 15 gemeld is. XXXV. Zo gij den Boer, de Tien, de Agt en eenen laagen Troef hebt, begint dan met den Boer, om de Negen te beletten, dat zij geenen Trek maakt. XXXVI. Wanneer gij de Tien, de Negen, de Agt en eenen laagen Troef hebt, zoo begint met de Tien; waardoor gij het aan uws Maats  Maats goeddunken overlaat, of hij ze wil laaten doorgaan, dan niet. XXXVII. Indien gij de Tien en drie laage Troeven hebt, zoo begint eenen laagen uit te fpeelen. Zommige bijzondere in acht te neemzn Regels. I. Wanneer gij het Aas, den Koning en vier mindere Troeven hebt, met eene goede Suite, dan moet gij driemaal Troef rond fpeelen ; want anders mogt uwe fterke Suite getroeft worden. II. Indien gij den Koning, de Koningin en vier laage Troeven hebt, met eene goede kleur, troeft dan met den Koning uit, om dat gij , wannneer gij weder aan den flag komt , driemaal Troef rond kunt fpeelen. III. Wanneer gij den Koning, de Koningin de Tien en drie laage Troeven hebt, met een goede Suite, troeft uit met den Koning', in verwachting, dat de Boer bij de tweede Tour vallen zal; en bewaart uwe Tien niet, want anders mogt uwe beste kleur getroeft worden- IV,  ( 17) IV. Wannenr gij de Koningin, den Boeren drie laage Troeven hebt, met eene goede Suite, troeft dan met eenen laagen Troef uit. V. Indien gij de Koningin, den Boer, de Negen en twee laage Troeven hebt, en eene goede Suite daarbij, troeft dan met de Koningin uit, met die verwachting, dat dè Tien in de tweede Tour vallen zal; en bewaart uwe Negen niet, maar fpeelt voor de tweede maal Troef uit, wegens de re.len, in het IIf„ Art. van dit Hoofdftuk gemeld. VI. Zoo gij den Boer, de Tien en drie andere Troeven hebt, en eene goede Suite daarbij, troeft dan met eenen laagen uit. VIL Wanneer gij den Boer, de Tien, de de Agt en twee laage Troeven hebt, met eene goede Suite, fpeelt dan met den Boer uit, in hoop, dat de Negen in de tweede Tour vallen zal. VIII. Wanneer gij de Tien, de Negen, de Agt en eenen laagen Troef hebt, met eene goede Suite, troeft dan met de Tien uit. ö I  C .18 ) DE WETTEN VAN HET WHIST-SPEI» Van het Kaart - geeven. I. Wanneer eene kaart onder het geeve» omgekeerd is, dan heeft de tegenpartij de verkiezing, om de kaart op nieuw te doen geeven; maar als één van hun zelve oorzaak ware, dat zulk eene kaart omligt, alsdan heeft het de Geever in zijne keuze. III. Wanneer eene kaart in den ftok omligt, dan moet het geeven verdaan worden, ten zij dat het de laatfte kaart ware. III. Een ijder moet opletten, of hij 13 kaarten gekreegen heeft; derhalven, als ijmand gevallig maar 12 kaarten had, en zulks niet ontdekt, voor dat 'er verfcheide Trekken gefpeeld zijn, en dat de rest van de Speelderen alle hun regt getal hebben, dan wordt de kaart voor wel gegeeven gehouden; en te gelijk wordt die geen, die met 12 kaarten fpeelt, voor ijder verzaaken geftraft.in geval hij zulkj doet; maar, als 'er ijmand der overigeSpeelderen bij geval 14 kaarten hadde, alsdan is de kaart vergeeven. IV.  C 19 > IV» De Geever moet zijne Tróef- kaart zoo lang open op tafel laaten liggen, rot dat het zijne beurt is om te fpeelen, en na dat dezelve onder zijne andere kaarten geftooken is, heeft niemand meer recht, om te vraagen, welke kaart omgekeerd is, maat wel, wat Troef is: deeze wet is van dit gewigt, dat de Geever daardoor belet wordt, eene verkeerde kaart te noemen, dat hij anders zoude hebben kunnen doen. V. Geen der Speelderen mag zijne kaarten opneemen of zien, geduuirende dat 'er van ijmand omgegeeven wordt, en, zoo het mogt gebeuren, dat de Geever eenen misflag onder het omdeelen beging, dan mag hij in dit geval weder op nieuw geeven, ten zij dat het zijn Maats fchuld ware, en 'er onder het geeven eene kaart omflaat, dan mag men geene nieuwe gift vraagen, ten zij dat de Maat de oorzaak hier van waré. VI. A. geeft, en in plaats van Troef om te keeren, legt hij de Troef-kaart, met de print om laag, op de rest van zijne kaarten ; alsdan verliest hij zijne Gift, en is van het geeven af, B 2 JTaH  Cao) Van het fpeelen buiten tijds of buiten zijne beurt. VII. Als 'er ijmand buiten zijne beurt fpeelt, dan heeft een van partij de keuze, of hij de gefpeelde kaart wil eifchen, geduurende deeze geheele Gift, mits hem zulks niet doe verzaaken; of zoo 'er één van de tegenpartij aan het uitfpeelen is, dan mag hij zijn'Maat de kleur vraagen, die hij verkiest aangefpeeld te hebben ; en, die kleur genoemd zijnde, moet zijn Maat dezelve fpeelen, zoo hij ze heeft. VIII. A. en B- zijn Maats tegen C. en D.; A. fpeelt de Tien van eene kleur, partij C. fpeelt den Boer van dezelve kleur, B- fpeelt eene laage kaart van dezelve kleur; maar eer dat D. fpeelt, zoo fpeelt zijn Maat C. eene dertiende of andere kaart uit; dan zal de boete in de keuze van A. en B. zijn, om D. te noodzaaken, dien Trek, zoo hij kan, tè haaien. IX. A. en B. zijn Maats tegen C. en D. , A. fpeelt een Klaaveren, zijn Maat B. fpeelt voor partij C.: in dit geval mag D. vóór zijn Maat C. fpeelen, wijl B. buiten zijne beurt gefpeelt heeft.  X. Wanneer het Aas of de eene of andere kaart van eene kleur gefpeclt is, en het gebeuren mogt, dat de laatfte Speeldér buiten zijne beurt fpeelde, of zijn Maat eene van die kleur bijgefpeeld heeft of niet, mits gij hem niet doet verzaaken, dan mag hij niet troeven, noch eenigen Trek haaien. VAN HET VERZAAKEN. XI. Als het gebeurt.dat'er verzaakt wordt, dan mag partij 3 meer bij haare pointen reekenen , of 3 Trekken van de verzaakende partij afneemen, of 3 van haare pointen aftrekken, en de verzaakende partij moet, fchoon zij, niet tegenftaande de boete uit ware, toch op negen blijven (laan, dit heeft, aangaande het verzaaken, plaats bij ijdere andere aanteekeningen Qnarqueeren der pointen) van het fpel. XII. Zoo 'er ijmand verzaakt, en zulks ontdekt, eer de kaarten omgekeerd zijn, dan mag partij de hoogde of laagde kaart van de uitgefpeelde kleur vraagen, of zij heeft de verkiezing, of zij de alsdan gefpeelde kaart Wil vraagen j dit kan t'allen tijden gefchie- B 3 den,  den, indien 'er geen verzaaken door veroorzaakt wordt. Xin. Men mag het verzaaken niet aangeeven , vóór dat de Trek omgekeerd en gehaald is, of vóór dat de verzaakerde partij, of zijn Maat, weder gefpeeld hebben. XIV. Wanneer ijmaFid aanfpraak maakt op, het verzaaken, dan mag de tegenpartij haare kaarten niet dooréén fcbieten, op verbeuring van voor verzaaker gehouden te worden. XV. Men kan niemand wegens het verzaaken meer aanklaagen (calangeeren ) na dat de kaarten reeds afgenoomen zijn, om op. nieuw te geeven. Van het roemen der honneurs-. XVI. Wanneer ijmand, hij mag Haan op zoo veel hij wil, uitgenomen wanneer hij op 8 Haat, roemt, dan kan de een of ander van partij eifchen, dat de kaart op nieuw omgegeeven worde; en het ftaat hun vrij, om met elka&r te overweegen, of zij eene nieuwe gift willen hebben. XVII. Na dat de Troef-kaart omgekeerd is., mag niemand zijn' Maat herinneren, om te  C^3 ) te roemen, op de boete van een point te verliezen. XVIII. Als de Troef-kaart omgekeerd is, mag men geene Honneurs meer aanteekenen (marqueeren) : ten zij, dat zij te voren geroemd waren. XIX. Wanneer ijmand , op 8 ftaande, roemt, en zijn Maat antwoordt, en beide van de tegenpartij gooiën daarop hunne kaarten weg; doch het blijkt naderhand, dat men van de andere zijde geen twee aan Honneurs heeft; in dit geval'moogen zij met elkaSi' hieromtrent raadpleegen, en het Haat hun vrij, of zij die gift willen goed laaten of niet. XX. En zo 'er ijmand antwoordt, fchoon hij geen' Honneur heeft; dan moogen die van de tegenpartij hieromtrent met elkaar beraad-, flaagen, en het hangt van hun af, of zij de gift willen goedkeuren, of niet. XXI. Wanneer ijmand , op 8 ftaande,roemt, na dat hij reeds gefpeeld heeft, dan zal het in de keuze van partij ftaan, om eene nieuwe gift te eifchen.j B 4 Van  C 24 > Van het afzonderen en toonen der Kaarten. XXII. Zoo 'er ijmand eene Kaart van de rest afzondert, dan mag partij dezelve vraagen, mits hij ze noemt, en de afzondering bewijst : maar, indien hij eene verkeerde taart eischte, dan is hij, of zijn Maat voor eens gehouden, om de hoogde of laagde kaart van eene kleur, die geduurende deeze gift gefpeeld is, zoo ze gevraagd wordt, af te geeven. XXIII. Als 'er ijmand zijne kaarten open op tafel fmijt, denkende, dat hij het fpel verlooren had, dan is het in de magt van partij, om, zoo zij het goedvinden, eene van die kaarten te eifchen, mits zij daardoor partij niet doen verzaaken, en mag zijne kaarten niet weder opneemen. XXIV. Indien ijmand verzekerd is, van alle de Trekken in zijne hand te maaken, dan mag hij zijne open kaart op tafel vertoonen; maar dan waagt hij ook, dat alle zijne kaarten ontdekt worden. Van  C *5 ) Van het ophaalen van eenen Teek zonder eene Kaart bij te fpeelen. XXV. A. en B. zijn Maats tegen C. en D.; A. fpeelt een Klaaveren aan, C. fpeelt Klaaveren Aas, B. fpeelt ook een Klaaveren, en D., de Maat van C., neemt den Trek op zonder eene kaart daarbij te fpeelen; A., en de rest van de Speelderen gaan voort met fpeelen, tot dat het blijkt, dat D. eene kaart te veel heeft; dan is dit de boete, dat partij de keuze heeft, om de kaart op nieuw te doen omdeelen. Aangaande de vraag: wie eene zekere Kaart gefpeelt heeft? XXVI. Een Ijder moet onder het fpeelen zijn eigen kaart vóór hem leggen; wanneer nu, dit gefchied zijnde, één van partij de kaarten met de zijne vermengt, dan heeft zijn Maat het recht van een ijder te eifchen, dat hij zijne kaart voor zich legge; maar hij mag niet vraagen : wie die of die zekere kaart fpeelde ? B 5 Eene  C a6) Eene vèrklaaring van de Termen of kunstwoorden in deeze Verhandeling. Fin essino: (Finesfei) beduidt eene pooging, om door kunst en list een zeker voordeel te behaalen, het welk hierin beftaat : Wanneer eene kaart uitgefpeeld is, en gij de beste en derde beste kaart van die kleur hebt, dat gij het dan raadzaam oordeelt, om uwe derde beste kaart op de uitgefpeelde kaart te leggen, en het waagt, of uwe partij de tweede beste daarvan heeft, dat gij , zoo hij dezelve niet heeft, het welk 2 om 1 tegen hem is, dan verzekerd zijt, van éénen Trek daarbij te winnen. Forcinc: Het forceer en beteekent het noodzaaken van uw Maat of van uwe partij om eene kleur te troeven, waarvan hij geene heeft. De gevallen, in deze Verhandeling gemeld, zullen aantoonen, wanneer het voegzaam is, om een' van beiden te forceeren. Long Trump: (de laat/le Troeven:} beteekent, dat men nog éénen of meer Troeven in handen heeft, wanneer reeds alle de overige uitgefpeeld zijn. Loo-  C*7) LooseCard: (eene Jlegte, niets deugende Kaart0 betekent eene handkaart, die van geenerlei waardij is, en dus .de eigendfte is , om weg te gooien. Points: (Pointen:) Tien daarvan maken het Spel uit; zoo veel als 'er met Trekken of Honneurs gewonnen zijn, zoo veel pointen worden met jettons of legpenningen gamarqueerd, of aangetekend. Quart: (Vierde:) Is over het algemeen eene Suite van vier onmiddelijk op elkaar voigende kaarten van dezelve kleur. Quart Major: (de hoogde Vierde:) is derhal ven eene Suite van Aas, Koning, Koningin, en Boer in ééne kleur. Quint, (een Vijfde:) is in 't algemeen eene Suite van vijf onmiddelijk op elkaSr volgende kaarten van dezelve kleur. Quint Major: (de hoog/ie Vijfde:) is derhalven eene Suite van Aas, Koning, Koningin, Boer en Tien in de eene of andere kleur. R e v e r s e : (verkeerd, of omgekeerd Spe/:) betekent alleenlijk het fpeelen van uw Spel op eene verfchillende wijze; dat is te zeggen , zoo gij fterk in Troef zijt, dan fpeelt gij op deeze wijze; maar, zoo gij zwak in Troef  ( *8 ) Troef zijt, dan fpeelt gij Reven, naamlijk op eene andere wijze. See-Saw: Een heen- en weer-Spel- (Knip) of fchongel is, wanneer ijder Maat eene kleur troeft, en zij elkander deeze kleuren over en weder aanfpeelen , om dezelve te troeven. Score is het getal der gemarqueerde pointen, waarvan Tien het Spel uitmaken. S lam ; (Capotï) is, wanneer de eene partij alle de Trekken maakt. Tenace, is, wanneer men, de laatfte Speelder, of agter de hand zijnde, de cerfte en derde beste kaarten van een zekere kleur heeft, en bij gevolg partij kaapt of vangt, wanneer dezelve kleur gefpeeld wordt: Als bij voorbeeld , in geval gij het Aas en de Koningin van de eene of andere kleur hebt, en partij die kleur aanfpeelt, dan moet gij daarmede twee Trekken maaken; en dit heeft plaats zoo meenigmaal als gij, ook met mindere kaarten , die de hoogfte geworden zijn, agtei de hand zit. Terce: (Tiercé-?) Een Derde: is eene Suite van drie onmiddelijke agteréén volgende kaarten van dezelve kleur. (Terce Major : (Tiercé Majeure!) de hoogfte Derde: is  h derhalven eene Suite van het Aas, den Koning en de Koningin in de eene of andere kleur. Eene Speelkundige Aanteekeninc voor Whist-Speelderen, aangaande de fc/iikking der Kaarten. I. Plaatst van alle de kleuren in uwe hand, de fleg;ften daarvan ter flinker zijde, en de besten (zoo als ze agtereen volgen) ter regter zijde; en de Troeven in dezelve orde, altoos ter flinker zijde van alle andere kleuren. II. Indien gij geduurende den loop van het Spel vindt, dat gij van de eene of andere kleur de beste kaart over hebt, fteekt dan dezelve ter flinker zijde van uwe Troeven. III. En zoo gij vindt, dat gij de tweede beste kaart van eene zekere kleur wel moet onthouden, fteekt dan dezelve ter regter zijde van uwe Troeven. IV- En wanneer gij de derde beste kaart van eene zekere kleur onthouden moet, zoo fteekt eene laage kaart yan die kleur tusfehen. de  Cso) de'Troeven "en de derde beste kaart, ter regter zijde van de Troeven. V. Om de eerfte kleur, die uw Maat uit» fpeelde, wel te onthouden, zoo fteekt eene laage kaart van die kleur midden in uwe Troeven, en zoo gij 'er maar éénen had, aan de flinker zijde van denzelven. VI. Wanneer het uwe beurt is, om te geeven , fteekt dan den omgekeerden Troef ter regter zijde van alle uwe Troeven , en fpeelt denzelven zoo laat uit, als gij kunt, op dat uw Maat zoude weeten, dat gij dien Troef over hebt, en dus zijn fpel daarnaar rigten. Om te ontdekken waarin, of in welke kleur, partij verzaakt. VII. Neemt eens, dat de twee kleuren ter regter zijde in uwe hand uwe partij verbeelden in dezelve orde, gelijk zij zitten, als aan uwe regter en aan uwe flinker hand. Wanneer gij vermoedt, dat één van hun in eene zekere kleur mogt verzaakt hebben; fteekt dan eene laage kaart van die kleur tusfehen de kaarten, welke die partij verbeelden ; door dit middel onthoudt gij niet alleen, dat 'er  CsO 'er verzaakt is, maar ook wie zulks deed,' en in welk een' kleur. Bijaldien de kleur, welke partij verbeeldt, die verzaakt heeft, gevallig dezelve kleur was, waarin hij verzaakt, zoo verruilt die kleur met eene andere, en fteekt, gelijk boven gemeld is,eene laage kaart van de kleur, daar hij in verzaakt, midden in de geruilde kleur, en, zoo gij geene kaart van die kleur mogt hebben, keert dan eene kaart van de eene of andere kleur, die gij hebt, om, (uitgenoomen Ruiten) en fteekt dezelve op die plaats. VIII. Gelijk gij nu een middel hebt, om u aan uws Maats eerst uitgefpeelde kaart te herinneren, zoo kunt gij ook op dezelve wijze onthouden van welke kleur één van partij het eerst uitfpeelde, met de kleur, waarin hij gefpeeld heeft, in de plaats waar partij verbeeld word, te fteeken , ter regter of ter flinker zijde; en zoo 'er reeds andere kleuren, om hen te verbeelden, geplaatst waren, verruilt dezelve dan met die kleuren, waarin ijder van hun het eerst gefpeeld heeft. Men moet van de voorgaande wijze gekraak maaken, wanneer men het noodzaak- lij-  C30 lijker vindt, de eerst gëfpeelde' kaart vaii partij te onthouden, dan te trachten, om het verzaaken te ontdekken. Grondregels voor het Whist-Spel van den Heer P a ij n e. Onderrigt van den eerften Uitspeelder. ï. Begin met de kleur, waarvan gij de meesten in getal hebt; want gij zult, als 'er de Troeven uit zijn, waarfchijnlijkerwijze verfcheide Trekken daarin maken. 2. Wanneer gij gelijke getallen in verfcheïde kleuren hebt, zoo begint met de fterkfte; wijl gij daardoor het minste waagt, om uw Maat te benadeelen. 3. Tot het uitfpeelen moet men den Suiten altijd de voorkeur boven anderen geeven; wijl dezelven uw'' Maats Spel onder/leunen, zonder aan het uwe nadeel toe te brengen. 4. Speel liever van een Koning of Koningin , dan van een Aas; want daar alsdan partij van die kleur zal fpeelen, waarvan gij niet en fpeelt, zoo zal uw Jlas hun het meeste nadeel veroorzaaken. 5. Speel  C 33 ) f5. Speel liever van eenen Koning, dan van «ene Koningin, en liever van eene Koningin, dan van eenen Boer; want hoe Jierker de Suite, zoo veel te minder gevaar loopt Uw Maat. 6. Speel niet van het Aas en Koningin, of van Aas en Boer, voor dat het noodigis; want als die kleur door partij gefpeeld •wordt, dan hebt gij eene goede kans, om twee trekken daarin te maaken. 7. In alle de Suiten van de Koningin, den Boer of de Tien begint met de hoogfte daarvan; dewijl zulks meenigmaal partij aatt <*we flinkerhand zal in het naauw brengen. 8. Het Aas, den Koning en den Boer hebbende, fpeel dan den Koning; want, zo& gij jlerk in Troef zijt, moet gij het na* fpeelen van die kleur afwagten, en dan op uw hoede zijn, om den Boer f huis te liaalen. 9. Het Aas, den Koning en een laage kaart hebbende, fpeeldan de laage kaart;want,mei dus te fpeelen, krijgt uw Maat kans, om zijnen Boer f huis te haaien. 10. Het Aas, den Koning en twee of dri« laage taarten hebbende, fpeel dan het Aas en ' - . C Ko-  C 34 5 Koning uit,'zoo gij zwak in Troef zijt, maar fpeel eene laage kaart, zoo gij fterk daarin zijt; watitj fterk in Troef'zijnde, kunt gij daardoor uw Maat kans geeven, om den eerfien Trek te maaken. 11. Den Koning, de Koningin en eene laage kaart hebbende, fpeel dan de laage kaart; want uw Maat heeft eene gelijke kans, om dien Trek te haaien, en gij behoeft niette vreezen, dat gij den Koning of de Koningin niet f huis krijgen zult. 12. Den Koning, de Koningin en twee of drie laage kaarten hebbende, fpeelt dan, zoo gij fterk in Troef zijt, eene laage kaart, en den Koning,zoo gij zwak daarin waart;want bij de fterkte in Troeven moogt gij wel eens verkeerd fpeelen, en uw Maat kans la at en om den eerjlen Trek tê maaken; maar, zoo gij zwak in Troef zijt, dan moet gij noodzadklijk eenen vasten Trek in die kleur zoeken te maaken, met uwen Koning of de Koningin uit te fpeelen. 13. Het Aas met vier laage kaarten, en geene andere goede kleur hebbende, fpeel, fterk in Troef zijnde, eene laage kaart, en, zwak daarin zijnde, het Aas; want de jlerk*  Sterkte in Troéf zal u eene of twee van. die laage kaarten doen t'huis krijgen.,- offchoon uwe Maat niet in /iaat ware, ui» Spel in dié kleur te onder/leunen. 14- Den Koning, den Boer en de Tien hebbende, fpeel dan de Tien; want, als uw Maat het ^as heeft, dan hebt gij eene goede kans , om drie Trekken te maaken, of hij de Tien door laat , of niet. 15- Den Koning; de Koningin en de Tien hebbende, fpeel dan den Koning uit; want, indien het zoo valt, dat gij, uw Maat die Meur nafpeelende, de Tien daarop kunt leggen, dan hebt gij kans, om twee Trek* hen te maaken. iö. De Koningin; den Boer en dé Negeri hebbende, fpeel dan de Koningin uit ;want gij zult, wanneer uw Maat die kleur aan/peelt 6 en gij dan uwe Negen daarop legt, waarfchijnlijk alsdan den Boer f huis haalem 'A VOOR DEN TWEEDEN SPEELDER. 2. Het AaSi den Koning en laage kaarten, daarbij hebbende, fpeel een laage kaart f in*ien gij fterk, jfl Troef zijt, maar den. Koning; 6 a jiqi  zoo gij zwak daarin waart; want anderzlm zou in het iaat/te gevat uw u4as of Koning hebben kunnen getroeft worden; en met weinig Troeven zult gij 'er ook niets bij waagen, uitgenoomen in moeielijke gevallen. 2. Het Aas, Koningin en laage kaarten hebbende, fpeel dan eene laage;want gij zult, bij het nafpeelen van die kleur, waarfchijnlijk twee Trekken maaken. 3. Het Aas, den Boer en laage kaarten hebbende, fpeel dan eene laage; want gij zult, bij het nafpeelen van die kleur, waarfchijnlijk twee Trekken maaken. 4. Het Aas, de Tien of de Negen met laage kaarten hebbende, fpeel dan eene laage; want gij krijgt, op deeze wijze, kans om in dezelve kleur twee Trekken te maaken. 5. Den Koning, de Koningin en laage kaarten hebbende,fpeel dan de Koningin uit met de Tien, als die kleur weder nagefpeeld wordt, daarop te leggen, zult gij waar* fchijnlijk daarin twee Trekken maaken. 6. Den Koning, de Koningin en laage kaarten hebbende, fpeel, fterk in Troef zijnde, dan een laage kaart, maar, zwak daarin zijnde ,  C 3? ) de, de Koningin; want de fterkte in Troef maakt een los fpel goed, en het is altijd voordeelig, de kleur van partij in handen te houden. 7. Wanneer gij eene Suite bij uwe hoogde kaart van dezelve kleur hebt,fpeel dan de laag» de daarvan uit; want door dit middel wordt ifw Maat van uwe fterkte in die kleurx onderrigt. 8. De Koningin, den Boer en laage kaarten hebbende, fpeel dan den Boer ; dewijl gij met veel waarfchijnlijkheid eenen vasten Trek in die kleur zult maaken. 9. De Koningin, de Tien en laage kaarten hebbende, fpeel dan eene laage; dewijl uw* Maat ook kans heeft, om dien Trek te haaien. 10. Een van beiden het Aas, den Koning, de Koningin , of den Boer met laage kaarten hebbende, fpeelt eene laage. Want uw Maa» heeft eene gelijke kans, om dien Trek te maaken. 11. Een van beiden het Aas, den Koning, de Koningin, of den Boer, met eene enkele laage kaart hebbende, fpeel dan de laage; want anders zal partij in die kleur tegen u fpeelen, en finesfe gebruiken. C 3 12. In-  C 38 3 12. Indien 'er eene Koningin 'uitgefpeeld; is, en gij den'Koning hebt, leg hem 'er dan, op; want indien uw Maat het ^las heeft, dan doet gij geen kwaad daarmede, en zoo de Koning genoomen wordt, dan heeft partij twee Honneurs om eenen verfpeeld. 13. \Vord 'er een Boer uitgefpeeld, en gij hebt de Koningin, legt ze daarop; want, op het flimst genoomen, zoo maakt gij, dat 9er twee Honneurs om één'' uit handen hoornen. 14. Zoo 'er een Koning gefpeeld is, en gij het Aas, den Boer en eenige laage kaarten hebt, fpeel dan het Aas; want hetzelve kan partij geen grooter nadeel doen. voor den derden speelder. 1. Het Aas en den Koning hebbende, fpeel 'dan het Aas uit, en den Koning weder na. wijl gij de hoogfte kaarten van uw' Maats fterke kleur in handen moet houden. 2. Het Aas en.de Koningin hebbende, fpeel tlan het Aas en; de Koningin weder na ;want, offchoon het tn zommige gevallen beter mogt bevonden voorden, dat 'er de Koningin op.. , i . Se-  C 39) gelegd wiefd, zoo word nogthans Uw Maat beter onderfteund op de voorgaande wijze. 3. Het Aas en den Boer hebbende, fpeel het Aas en den Boer na: de Boer word hier weder nagefpeeld, om uw7 Maats hand t& verfterken. 4. Den Koning en den Boer hebbende, fpeel den Koning; en zoo hij wint, fpeel dan den Boer na; wijl zulks uw' Maats hand verfterken zal, 5- Leg 'er altijd de beste kaart op, wanneer uw Maat eene laage fpeelt; wijl zulks uw Maats kaart onderfteund. 6. Wanneer gij het Aas en eene enkele laage kaart hebt, en uw Maat den Koning uitfpeel, leg 'er het Aas op en fpeelt de laags kaart na; want anders zoude zijne kleur, door uw Jtas in handen te houden , geftuis. w'orden. 7. Indien gij den Koning hebt, en flegts: eene laage kaart, en uw Maat fpeelt het Aas: uit; zoo 'er de Troeven uitzijn, dan fpeelt gij wel, met 'er den Koning op te leggen; want, door 'er den Koning op te'leggen, word aé Maats kaart in dezelve kleur vrij.. C 4 VOOR  C40) VOOR DEN VIERDEN SPEELDER, 1. Zoo 'er een Koning uitgefpeeld is,en gij het Aas, den Boer en eene laage kaart daarvan hebt, fpeelt dan de laage ; want vooron* derf leid, dat de Koningin nagefpeeld wordt, dan zult gij waarfchijnlijker wijze het dlas en den Boer f huis haaien. 2. Wanneer de derde Speelder in de kleur die zijn Maat uitfpeelt, zwak is, dan moet gij dezelve kleur dikwijls met groot voordeel, weder nafpeelen; maar inen moet deezen regel niet toepasfelijk maken op de Troe.ven, ten zij, dat gij daqrin zeer fterk waart. Gevallen, waarin gij de kaart, die uw Maat gefpeeld heeft, terjlond weder nafpeelen moet.. , 'i. Wanneer gij met het Aas haalt, en éénen Honneur weder nafpeelen kunt; want alsdan zal zulks zijne hand merkelijk verfterken;. I h Wanneer hij éénen Troef uitfpeelt; fpeel m dit geval den besten nat dien gij in fian.j - den  C4I > 'Hen hebt (ten zij, dat gij vier van de eer* jle had O Eene uitzondering hiervan heeft plaats, indien 'er van eenen Honneur. gefpeeld is. 3. Wanneer uw Maat uitgetroeft heeft; wam, dan is het klaar, dat hij gaarne* zijne groote kleur zoude t' huis halen. 4. Wanneer gij geene goede kaarten in eene andere kleur hebt; want alsdan hangt gij geheel en al van urn Maat af. Gevallen, waarin gij uw Maats kaart niet terfiond wederom nafpeelen moet. ' 1. Wanneer gij met den Koning, de Koningin of met den Boer haalt, en flegts laage kaarten over houdt; want het weder nafpeelen van ééne laage kaart zal uw Maat tneer na- dan voordeel toebrengen. 2. Wanneer gij eene goede Suite in handen hebt; want dan kunt gij eene flerke Suite aamoonen, en dus zijn fpel niet bederven. 3. Wanneer gij eene fterke kleur hebt; want het fpeelen van uwe flerke kleur geeft uw Maat tiefityen kan hem geen kwaaddoen. C 5 4- Wan-  C40 4- Wanneer gij een goed Spel hebt; want in dit geval moogt gij volgens uw eigen Spel te werk gaan, en niet volgens dat van uw Maat. 5. Wanneer gij 5 Troeven in handen hebt; want alsdan hebt gij van zelve het recht van Troef fe fpeelen, zoo gij zulks goed vindt. van hét TrOEF-SpEELEN. 1. Speel Troef uit, wanneer gij fterk daarin zijt, en een goed fpel hebt, maar doet zulks nimmer met eene flegte handkaart, en wanneer gij zwak daarin zijt. Door dit middel zult gij uwe goede kaarten bewaren, dat ze niet getroeft worden. • 2. Speelt met een flegt Spel geen' Troef uit, ofTchoon gij 5 laage Troeven in handen bad; want, terwijl gij flegte kaarten hebt, zoo moet gij- uwe Troeven alleenlijk befteeden, om partij's goede kaarten daarmede te neemen. 3. Het Aas, den Koning, "den Boer en drie laage Troeven hebbende, fpeelt het Aas en den Koning; want de waarfchijnlijkheid is  (43 3 ff aan uwe kant, dat de Koningin vallen zal. 4. Het Aas, den Koning, den Boer en één of twee laage Troeven hebbende, fpeel den Koning; en wagt, tot dat uw Maat weder Troef aanfpeelt, om 'er den Boer opteleggen ; deeze fpeel-wijze dient, om de Koningin te vangen ; maar , zoo gij bijzondere redenen hadt, om te wenfchen, dat 'er de Troeven uit waren, fpeelt dan tweemaal Troef rond, en daarna uwe flerke kleur. 5' Het Aas, den Koning en twee laage Troeven hebbende, fpeel éénen laagen uit. Tieeze Jpeelwijze heeft ten doel, om uw Maat den eerjlen Trek te laaten maken; maar, indien gij goede redenen hebt, om 'er de Troeven uit te halen, fpeel dan driemaal rond, of ff eelt uw ylas en Koning, en vervolgt dan het fpel met uwe flerke kleur. 6. Wanneer uwe tegenpartij reeds op 8 ftaat, en gij geenen Honneur in handen hebt, flaat dan uwen besten Troef uit; want bijaldien uw Maat geen twee Honneurs heeft, dan hebt gij. toch het fpel verloor en, en, zoo hij twee Honneurs heeft, dan is het het  C 44 > het voordeeligjle voor u, van éénen Troef uit te fpeelen. '■ 7- Het Aas, de Koningin, den Boer en laage Troeven hebbende, fpeel den Boer; want. op deeze wijze kan de Koning flegts eenen Trek tegen u maken. 8. Het Aas, de Koningin, de Tien en één of twee laage Troeven hebbende, fpeel den Boer; want zulks zal uw Maat kans geeven, om éénen Trek te maken, en gij zult, defbrcè daarvan in handen blijven houden. 9. Den Koning, de Koningin, de Tien- en laage Troeven in handen hebbende, fpeel éénen laagen; want zoo de Koning verloor en wordt, dan kunt gij nog, ive der om. Troef nagefpeeld wordende, uwe Tien agter de hand f huis neemen. > 10. Den Koning, den Boer, de Tien en laage Troeven hebbende, fpeel den Bóer; wijl zulks partij beletten zal, om éénen laagen Troef te maken, of f huis te haaien. ir. De Koningin, den Boer, de Negen en laage Troeven hebbende, fpeelt de Koningin uit; want, als uw Maat het sfas in handen heeft, dan hebt gij eene goede kans, om de geltee/e kleur te maken. ia. De  (45) ia. De Koningin, den Boer en twee of drie laage Troeven hebbende, fpeel de Koningin uit; want, zoo uw Maat het Aas. heeft, dan hebt gij 'eene goede kans, om de. gehee/e kleur te maaken. 13. Den Boer, de Tien, de Agt en laage Troeven hebbende, fpeel den Boer uit; want dan kunt gij waarfch'tjnlijk, onder het nafpeelen van Troef, uwe Jgt nog met voordeel f huis haaien. 14. Den Boer, de Tien cn drie laage Troeven hebbende , fpeelt den Boer uit; wijl het zelve partij het meest verlegen zal maaken ,' ten zij dat 'er aan uwe regter hand 1 Honneurs geroemd waren; waartegen de kans is omtrent drie tegen ee?i. 15. Slegts laage Troeven hebbende, begin met den hoogden; door dit fpel zult gij uwen Maat naar al uw ver moogen onderfteunen. 16. Eene Suite hebbende, begin met de hoogfte kaart daarvan; door dit middel wordt «w Maat het best onderrigt, hoe hij zijn fpel moet fpeelen, en gij kunt hem daarmede onmooglijk nadeel doen. 17. Wanneer een Honneur aan uwe (linkerhand omgekeerd is ,en het fpel u fterk tegen valt, fpeelt  C46) fpeelt dan bij dé eerfte gelegenheid Troef; want, uw [pel ten uiterften flegt zijnde, is deezè wijze nog de voegzaanijle i om het te verbeeteren. 18. In alle de anderë gevallen is het gevaarlijk tegen eenen Honneur aantefpeelen* ten zij dat gij fterk in Troef waart, of eend goede handkaart hadt; wijl al het voordeel, Van tegen één' Honneur aan Troef té fpeelen, beflaat in uw Maats finl fpeelen, om agt er de hand in eene zekere kleur ver- fcheide Trekken te maaken. 19. Naderhand vooronderftellende, dat het Troef uitfpeelen te pas kwame. Wanneer aan uwe flinker zijde één Honneur omgekeerd is, en gij flegts éénen Honneur met éénen laagen Troef in handen hebt, Haat dan den Honneur uit, en daarna den laagen Troef; wijl zulks uw' Maats fpel zeer verfterken en uw eigen geen kwaad doen zal. 20. Wanneer gij, één Honneur aan uwe" Ilinker zijde ongekeerd zijnde, eene Suite in handen hebt, fpeel 'er dan den hoogften van; wijl zulks den laatflen Speelder beletten, tal, om uw Maat nadeel te doen* iti Wan*  : 2i. Wanneer eene Koningin aan uwe flinker Zijde omgekeerd is, en gij het Aas, den Koning en eenen laagen Troef hebt, fpeel dan den laagen Troef; wijl gij daardoor kans zult krijgen, om de Koningin te vangen. 23. Wanneer eene Koningin aan uwe flinker zijde omgekeerd is, en gij den Boer daarvan met eenige laage kaarten hebt, zoo fpeel den Boer; want de Boer kan u van geenett dienst zijn, terwijl de Koningin aan uwé flinker zijde iS. 23. Wanneer uW Maat ééneti Honneur omgekeerd heeft, en gij fterk in Troef zijt, fpeelt dan éénen laagen op; maar zoo gij zwak daarin waart, fpeel dan den besten, dien gij hebt; dus fpeelende zal de zwak/lg hand de flerkfte onderfleunen* 24. Wanneer aan uwe regter zijde een Aas omgekeerd is, en gij hebt den Koning, de Koningin en den Boer in handen , fpeel dan den Boer uit; want dit is een zeker fpel. 25. Wanneer aan uwe regter zijde een Aas .omgekeerd is, en gij den Koning, de Koningin en de Tien in handen hebt, dan fpeel den Koning uit; en zoo 'er wederom Troef nagefpeelt wordt, fpeel dan de Tien; want daar*  (48) tfaardosp geeft gij uw Maat licht van uwe fterkte, en gij zult 'er waarfc/iijnlijk twee Trekken in maken. 16. Als 'er een Koning aan uwe régterhand omgekeerd is, en gij de Koningin, den Boer en de Negen in handen hadt, fpeelt dan den Boer; en, Troef weder nagefpeeld wordende, fpeel de Negen; wijl zulks de Tien zal beletten , om éénen Trek te maken. 27. Wanneer een Koning aan uwe regter zijde omgekeerd is , en gij den Boer , de Tien en de Negen in handen hebt, dan fpeelt de Negen ; en weder Troef nagefpeeld wordende, dan fpeel de Tien; wijl deeze wijze van fpeelen tnve fterkte in Troef het best ontdekken zal. 28. Zoo 'er eene Koningin aan uwe regter* hand omgekeerd ware, en gij het Aas, den Koning en den Boer hadt, fpeel alsdan den Koning; en , als 'er Troef nagefpeeld wordt, dan fpeel den Boer; wijl gij zeker zijt den Boer f huis te krijgen. 29. Indien 'er aan uwe regter zijde eene Koningin omgekeerd ware, en gij het Aas, den Koning en laage Troeven hadt, fpeel dan den Koning; en, Troef nagefpeeld. worden-;.  C49J ifende, dan kunt gij met uwen hoogften Troef agter de hand blijven loeren, ten zij dat de Koningin gevallen ware; want anders zoude de Koningin eenen Trek maken. 30. Wanneer een Boêr aan uwe regter zijde' omgekeerd is, en gij den Koning1, de Koningin en de Tien hebt, fpeelt dan de Koningin ; en , Troef nagefpeeld zijnde, fpeel dan' de Tien bij; want door dit middel zult gij dé Tien maaken. 31. Zoo 'er een Boer aan uwe regter zijde* omgekeerd ware, en gij den Koning, de Koningin en laage Troeven hadt, fpeel dan den' Koning; en, dezelve t' huis komende, fpeel dan éénen laagen Troef na; want het is waarfchijnlijk , dat uw Maat het Jlas heeft. 32. Indien 'cf een Boer aan uwe regter zijde omgekeerd ware, en gij hadt den Koning én de Tien , of de Koningin en de Tien met twee laage kaarten , fpeel dan eene laage; en, Troef nagefpeeld wordende, fpeel de Tien; want het is vijf tegen vier, dat uwe 'Maat eenen Honnbur heeft. D wan-  WANNEER GIJ ZELVE EENEN HoNNÏCA OMGEKEERD HEBT. 1. Wanneer gij het Aas omkeert en'flegts éénen laagen Troef daarbij hebt, en partij fpeelde den Koning uit, leg 'er dan het Aas op ; want gij kant partij geen grooter kwaad daarmede doen. 2. Wanneer gij een Aas omkeert, en twee of drie laage Troeven daarbij hebt, en één van partij den Koning uitfpeelt, zoo leg 'er eenen laagen op; want, zoo gij het Aas fpeelde, dan zoudt gij uwe force in Troef weggeeven. 3. Wanneer gij den Koning omgekeerd had, alleenlijk éénen laagen Troef daarbij hebbende, en partij aan uwe regterhand fpeelt Troef uit, fpeel dan den Koning: dit gevat is werklijk eenigzins twijffelagtig, en zeer goede Speelders denken daaromtrent op eens verfchillende wijze. 4. Wanneer gij eenen Koning omkeert, en twee laage Troeven daarbij hebt, zoo alsdan partij aan uwe regterhand éénen Troef fpeelde, fpeel dan eenen laagen; zulks de beste vieg zijnde, om uwen Koning te behouden. 5. Wan-  C50 5- Wanneer gij eene Koningin of den Boer omkeert en flegts laage Troeven daarbij hebt, partij aan uwe regterhand Troef uitfpeelende, leg 'er dan eenen laagen op; dit het zeker'Jfe Spel zijnde. 6. Wanneer gij bij den omgekeerden Honneur eene Suite hebt, fpeel dan dezelve het laatst; door dit middel zal uw Maat, uwe jlerkte in Troef het best gewaar worden. van het speelen om den oneven Trek (Qdd Trik.) ï. Zijt voorzichtig met Troef uit te fpeelen, niettegenftaande gij eene goede kaart hebt; want ter-wijl gij flegts den oneven Trek noodig hebt, zou het ongerijmd zijn, van op een groot fpel te fpeelen. i. Speel nooit Troef uit, wanneer het Waarfchijnlijk is , dat uw Maat eene kleur moet troeven; wijl het klaarblijklijk het beste is, dat gij uw Maat zijne Troeven laat t' huis haaien. 3- Wanneer gij taamlijk fterk in Troef Zijt, dan hebt gij het recht, om uw Maat te D 2 ftr-  C50 forceren 5 want door dit middel wint gij waarfchijnlijk éénen Trek. 4. Maakt uwe Trekken in tijds, en zijt voorzichtig met uwe hooge handkaarten agter de hand wel te befteeden; op dat gij 'er niet te veel bij verliest\ fchoon gij mogt misfen, met den oneven Trek te maaken. 5' Wanneer gij eene enkele kaart van do eene of andere kleur hebt, en flegts twee of drie laage Troeven, fpeel dan die enkele kaart; want dit zal u nog kans geeven, om éénen van uwe laage Troeven t''huis ta h aaienv ALGEMEENE REGELS. 1. Zijt zeer voorzichtig met het veranderen van kleuren onder het fpeelen, en laat geene kunstgreepen van partij u daartoe verleiden. 2. Houdt eene hooge kaart, om uwe fterke kleur aan den gang te brengen , als 'er de Troeven uit zijn, en uwe kaart zulks toelaat. 3. Houdt uw' Maats Suite in Troef niet agter,- maar fpeel dezelve bij. de «erfte gelegenheid na. 4. Wan-  C53) 4. "Wanneer gij eene fterke kieur hebt, en flegts weinig Troeven, forceer liever partij met die kleur, dan Troef te fpeelen, ten zij dat gij in de andere kleuren even fterk waart. 5. Stel u in ftaat om den oneven Trek te maaken} als het eenigzints in uw vermogen is. 6. Overweeg altijd eerst op hoe veel het ■Spel ftaat, en rigt 'er dan uw fpel naar in. 7. In een flegt en onverfchillig Spel kunt gij meenigmaal eenen Trek waagen , om twee te winnen; maar in een goed fpel moet gij voorzichtiger weezen, ten zij dat gij eene genoegzaame waarfchijnlijkheid had, van evenwel uit te koomen. 8. Tot het nafpeelen van uw' Maats kaart moet gij de beste verkiezen, die gij daarvan hebt. wanneer gij flegts drie van den beginne of aan hebt. 9. Onthoud, welke kaarten uit ijders hand reeds gevallen zijn, hoe veel 'er van ijdere kleur uit zijn, en welke de beste nog overblijvende kaart in ijdere kleur is. 10. Speel in den beginne geene kleur uit, waarvan gij het Aas en de Koningin, het Aas en den Boer, of den Koning en den P 3 Boer  C54) Boer hebt: zoo gij eene andere taamlijke kleur hadt. 11. Zoo 'er geen van partij de bovengemelde kleuren wilde anfpeelen, dan moet gij het zelf met eene laage kaart daarvan doen. 12. Gij zijt fterk in Troeven, met vijf laage te hebben, of drie laage en eenen Honneur. 13- Troef geene kaart, wanneer gij fterk in Troef zijt, en voornaamlijk, wanneer gij eene fterke kleur hebt. 14. Wanneer gij flegts weinige laage Troeven hebt, dan moet gij dezelven zoodra t'huis haaien, als gij eenigzins kunt. 15. Wanneer uw Maat weigen, eene kleur te troeven , weetende, dat gij de besten daarvan niet hebt, fpeel hem dan bij de eerfte gelegenheid uwen besten Troef aan. 16. Wanneer uw Maat eene zekere kleur getroeft heeft, en weigert troef te fpeelen, fpeelt hem dan die kleur weder na. 17. Forceer uw Maat -nimmer, dan wanneer gij fterk in Troef zijt, ten zij dat gij zelf eene Renonce hadt, en flegts den oneven Trek moest hebben. 18. Wanneer partij Troef uitfpeelt, en uw Maat eene Renonce heeft, fpeel hem dan,  C 55) Eoodra gij ,aan den flag koomt, die kleur, daarin hij verzaakt, aan; indien gij dagt, dat liij nog éénen laagen Troef had. 19. Speel in den beginne geene kleur van het Aas uit, wanneer gij vier in getal van eene andere kleur hebt. 20. Wanneer een van beide, of uw Maat Troef nafpeelt, of partij Troef uitfpeelde, dan moogt gij daaromtrent de flimfte kunstgree.pen gebruiken, met de hoogfte kaarten, zoö ■veel gij kunt, in uwe handen te houden. 21. Wanneer gij van de eene of andere kleur den Koning uitfpeelt, en denzelven t' huis krijgt, dan moet gij daaruit niet befluicen, dat uw Maat het Aas heeft. 21. Zomwijlen koomt het te pas, dat men eene dertiende kaart uitfpeelt, om partij te forceeren , en zijn Maat agter de hand te brengen. 23. Wanneer gij zwak in Troef zijt, dan maak uwe Trekken bij tijds; maar, fterk daarin zijnde, moogt gij uw fpel een weinig loslér fpeelen. 24. Bewaar , zoo het mooglijk ware, eene kaart van dat zoort, waarvan uw Maat in het eerst uitgefpeeld heeft, om dezelve, zoo- D 4 dra  j)'ra als ?er de Troeven uit zijn, te kunnen panfpeelen. 25. Forceer nimmer uwe tegenpartij met Uwe beste kaart of kleur, ten zij dat gij da daaropvolgende besten ook hadt. 26. Wanneer uw Maat aan het uitfpeelen is-, dan tracht liever de force in zijne handen te houden , dan in uwe eigen.- 27. Wanneer gij eene Knip, QSaw) of een heen- en weer-fpel, aan den gang hebt, dan is het in het algemeen beter daarbij te Volharden , dan Troef uit te fpeelen ; fchoon gij fterk in Troef waart, en eene goede klem daarbij hadt. 28. Houd den omgekeerden Troef zoo lang in handen, als gij gevoeglijk kunt. 29. Wanneer gij alle de overblijvende Troeven in handen hebt, fpeel dan vooreerst ééi ren daarvan, om uw Maat licht te geeven, en fpeglt naderhand in zijne hand.) 30. Het is beter van het Aas en de Nepen uit te fpeelen, dan van het Aas en de Tien. 3'. Het is beter tegen een Aas of Koning Troef uit te fpeelen, dan tegen eene Koningin pf B&er. . - 32. Want  C 57 > 52. Wanneer gij flegts den laatften Troef, Kommige goede kaarten en ééne enkele flegte over hebt; fpeelt alsdan de flegte kaart. 33. Wanneer uw Maat alleen nog Troef pver heeft, en hij eene kleur fpeelt, waarvan gij nietn^etal hebt; dan moet gij een' goede Vierde Qof Suite van vieren) hebbende, den hoogden daarvan weg werpen. 34. Het Aas met eene laage kaart hebbende; werp dan liever eene goede haalbaare kaart weg, dan die laage. 35- Indien gij flegts éénen Honneur met éénen laagen Troef hebt, en 'er de Troeven gaarne uit hadt, fpeel dan den Honneur eerst. 36. Wanneer driemaal Troef uitgefpeeld is, en 'er nog twee in handen van partij over zijn, tracht dan dezelve daaruit te haaien, met vrije kaarten aantefpeelen. 37. De tweede Speelder zijnde, fpeeltnimmer de beste kaart van uw' tegenpartij's fpel uit, ten zij dat uw Maat geene van die kleur hadde. 38. Wanneer gij vier Troeven hebt en de Force van eene kleur, die uw maat niet heeft, fpeelt dan eene laage kaart uit, om dat hij dezelve zou troeven. D 5 59- Wan-  C58) 39- Wanneer gij vijf Troeven hebt met goede handkaarten, fpeei dan vrij Troef, en haalt dezelven alle uit partij's handen. 40. Wanneer gij het Aas en drie laage Troeven hebt, partij dezelven uitfpeelende, en geene bijzondere redenen hebt, om dit uitfpeelen te fluiten, laat ze dan hun' Koning en Koningin gerust t'huis haaien, maar in de derde Tour moet gij 'er Aas opleggen. 41. Gefield, dat gij zelve de uitfpeelder waart, met drie laage Troeven, eene fterke, eene taamlijke kleur' en ééne enkele kaart, begint alsdan met de fterke kleur, en fpeelt daarna uwe enkele kaart uit. 42. Zijt voorzichtig met het in orde fchikken van uwe kaart, op dat een fcherpziend en nieuwsgierig oog het getal van uwe Troeven niet mooge begluuren. Bijzondere Speelen, en de wijze op welke dezelven moeten gefpeeld worden. I. Vooronderfteld, dat gij de voorhand hadt, en dat uw Spel beftond in den Koning, de Koningin en Boer van eene kleur;het Aas, de Koning, de Koningin en twee laagere kaarten van  (59) van een andere kleur; den Koning en de Ko? ningin van de derde kleur, en drie laaga Troeven: dan is de Vraag: Hoe moet deeze kaart gefpeeldt worden? Gij moet beginnen met het Aas van uwe beste kleur (of met een Troef) daardoor krijgt uw Maat licht, dac gij de fterkte Qforce) van die 'kleur hebt; nogthands moet gij den Koning van dezelve kleur niet nafpeelen; maar gij moet eenen Troef nafpeelen; en wanneer gij merkt, dat uw Maat niet fterk genoeg in Troeven is,om u daarmede te helpen, en dat partij in uwa minste kleur fpeelt, b. v. den Koningen de Koningin, die gij alleen hebt; fpeel dan in dit geval den Koning van uwe beste kleur; en zoo het u waarfchijnlijk voorkoomt, dat partij misfehien die kleur troeven zoude, gaa dan tot de andere kleur over, waarvan gij den Koning, de Koningin en den Boer hebt, en fpeel den Koning daarvan uit. Mogt het gebeuren, dat partij niet in uwe laagfta kleur fpeelt, in dit geval, (alhoewel uw 'Maat u met Troef niet kon helpen) vervolg uw plan met zoo dikwerf Troef uit te fpeelen, als de beurt aan u komt: Waardoor, gefield dat w Maat maar twee Troeven, en  (6o) en partij ijder vier hadden, na drie Touren van Troef, alieen twee Troeven tegen u zullen overblijven. De Vóór-Hand, II. Genoomen, gij hadt het Aas, den KoPing, de Koningin en eene laage Troef, met eene Suite van vijven van den Koning of in eene andere kleur en vier andere ge? ringe kaarten , begin dan met de Koningin van Troef, en fpeel het Aas na, waardoor UW Maat te weeten komt, dat gij den Koning hebt: En het zoude kwaalijk gefpeeld zijn, van de derde reis Troef te fpeelen, voor en aleer gij uwe grootfte Suite vrij gefpeeld had ;"dus daarmede ophoudende wordt uw Maat tegelijk gewaarfchouwd, dat gij nog maar den Koning en eenen Tioef in handen hebt, dewijl gij, zoo gij het Aas, den Koning, de Koningin en nog twee troeven had, en tweemaal Troef rond gefpeeld wierdt, zonder nadeel den Koning in de derde Tour kon uitfpeelen. Wanneer gij van eene Suite uitfpeelt, begin met de laagfle kaart daarvan, dewijl uw Maat,wanneer hij het Aas heeft, en hetzelve daarop legt, het geen plaats voor uwe Suite maakt.  C60 Kaakt. En, om dat uwe Maat nu den ftaat vari uw' fpel kent, zal hij, zoodra hij aan den flag komt, wanneer hij nog een of twee Troeven over heeft, Troef aanfpeelen, vast verzekerd zijnde, dat uw Koning al de Troeven uit de handen van partij zal haaien. De tweede Speelder. III. Genoomen , gij hadt het Aas, den Koning en twee laage troeven, met eene <7«/'«te Majeure (*) van eene andere kleur; in de derde kleur hebt gij drie laage kaarten, en in de vierde maar eene. Uwe partij aan uwe regterhand begint met het Aas van uwe flegtfte kleur aamcfpcelen, en fpeelt dan zijnen Koning na; troef in dit geval niet, maar werp' eene van uwe flegtfte kaarten bij: en, zoo hij voortgaat met de Koningin natefpeelen, werpi dan eene andere flegte kaart bij; doe hetzelve de vierde reis ook, hoopende, dat uw* Maat nu zal troeven, en weder Troef aan- fpee- 00 Naamlijk: de hoog/Ie vijf op elkands' ren volgende kaarten van ééne kleur.  fpeelen, of ten minsten in uwe beste kleur fpeelen zal. Zoo 'er Troef gefpeeld is, fpeel denzelven twee Touren na, en vervolgt dan het fpel met uwe beste kleur: door welk middel (indien het gebeurt, dat'er vier Troeven in de eene hand en twee in de andere hand van partij zijn, het geen zeer waarfchijnlijk is, uw Maat drie Troeven van de Negen hebbende, bij gevolg blijven 'er maar zes in heide de handen van partij) hunne beste Troeven door uwe beste kleur geforceerd worden, cn gij hebt kans uit uwe eigen hand den oneven Trek alleen te maaken; daarentegen zoo gij eene van uwer partij's beste kaarten getroeft had , zoudt gij uw fpel zoo verzwakt hebban, dat gij waarfchijnlijk, zonder uwes Maats bijftand , niet meer dan vijf Trekken hadt kunnen maaken. IV. Gefield, gij hadt het Aas, de Koningin en drie laage Troeven; het Aas, de Koningin , de Tien en de Negen van eene andere kleur; met twee laage kaarten van ijder der «Wee overige kleuren: En uwe Maar fpeelde op uw Aas, de Koningin, de Tien en de Negen; doch wijl dit fpel voornaamlijk vereischt, dat gij uwe partij moet trachten te mis.  < misleiden, dan moet gij, om uw Maat daarvan te onderrichten, de Negen bij werpen, waardoor partij, zoo hij die kaart haalt, bewoogen wordt Troef natefpeelen. Zoodra 'er Troef tegen u gefpeelt is, fpeelt denzelven tegen partij wederom na, bewaarende de heste Troeven voor uw bandkaart. Zoo partij, die Troef tegen u fpeelde, eenen Troel: uitfpeeld, dien uw Maat niet kan haaien, enzoo hij zelve geene goede kleur heeft om te fpeelen,dan zal hij weder in uwe Maats kleur zoeken te fpeelen, zich verbeeldende, dat zijn en uw Maat die kleur met hun beiden hadden: Indien u deeze list gelukken mogt, dan zult gij 'er veel bij winnen; het is ten minsten niet wel mooglijk, dat gij daarbij verliest. V. Genoomen, dat gij het Aas,den Koning en drie laage Troeven, met eene Qjiarte (*} van den Koning en twee laage kaarten van ee- (*) Een vierde, bejlaande in de vier hoog/ie agtereenvolgende kaarten van den Koning af.  C<*4> eene andere kleur, en eene laage kaart vttïi ijder der overige kleuren hadt; partij fpeelt eene kleur uit, waarvan uw Maat eene Quarte Majeur e (*) heeft, uw Maat legt 'er den Boer op, en fpeelt het Aas na; gij verzaakt die kleur, werpende eene flegte kaart bij;Indien uwe Maat den Koning fpeelt, en partij aan uwe regterhand troeft denzelven, misfchien met den Boer of de Tien, overtroef hem dan niet; want zulks mogt uwe kaart' verzwakken, en u waarfchijnKjker wijze twee of drie Trekken doen verliezen : Maar wanneer hij van eene kleur fpeelt, die gij niet' hebt, troef dezelve, en fpeel dan de Iaagfte kaart van uwe Suite na, om het Aas , of uit uws Maats of uit partij's hand te krijgen; dit gedaan zijnde, zoodraa gij aan den iiag komt, fpeel dan tweemaal Troef rond, jen vervolg daarna met uwe beste kleur. Zo partij, in plaats van in uwe minste Suite te fpeelen + Troef uitfpeelde, vervolg daarmede twee Touren, en doe dan üw best, om uwe fterke Suf- (*) De hoogjle Vierde van het Aas.  (65) Suite vrij te fpeelen. Maar gij zult deeze laatfte manier zelden zien oeffenen, uitgenoomen van bejaarde Speelderen. Speelen, die gefpeeld moeten worden met zekere opmerkingen, waardoor gij weeten kunt, dat uize Maat niet meer van die kleur lieeji, waarvan hij, of gij zelve gefpeeld heeft. I. Vooronderfteld, gij begint uit "te fpeelen van eene Suite, beflaande in de Koningin, de Tien, de Negen en twee laage kaarten, welke kaart gij wilt; de tweede Man-legt 'er den Boer op, uw Maat fpeelt de Agt bij; ia dit geval, gij de Koningin, de Tien en de Negen hebbende, is zulks een bewijs, zoo hij wel fpeelt, dat hij van die kleur niet meer kan hebben. Derhalven, dit ontdekt hebbende, moet gij uw Spel daarna inrigten, of door hem te noodzaaken, van die kleur te troeven, zoo gij fterk in Troeven zijt, of door eene andere kleur te fpeelen. II. Gefteld, gij hadt den Koning, de Koningin en de Tien van ééne kleur, en gij E fpeelt  C65) fpeelt uwen Koning uit; uw Maat fpeelt derl. Boer bij, zulks bewijst, dat hij van dezelve kleur niet meer heeft. III. Gefield, gij had den Koning, de Ko* rfingin en eehe gèheele partij Van êene kleur, en gij begon met den Koning: in zommige gevallen is het dan wel gefpeeld van den Maat, zoo hij maar het Aas en eene laage kaart van dezelve kleur heeft, dat hij zijn Maats Koning met het Aas haalt;want, neemt eens, dat hij flerk in Troef is, dan fpeelt hij, zoo als hij zijn Maats Koning gehaald heeft, Troef uit, en na dat hij de baan van de Troeven fchoon gemaakt heeft, fpeelt hij weder in zijn Maats kleur; en het Aas van die kleur uitgefpeeld hébbende, heeft hij daardoor zijn Maat gelegenheid gegeeven, om die geheele kleür te maaken; dat moöglijk niet zoude gefehied zijn, zoo hij aan het uitfpeelen gebleeven ware. En gefield, dat zijn Maat, béhalven dlê kleur, geene andere goede kaart in handen beeft: dan verliest hij niets door het neemers van zijnen Koning met het Aas; maar , zoö het mogt gebeuren , dat hij een goedé kaart had, em in die kleur te fpeelen , of dezelve aan  aan te brengen, dan haalt hij door deeze wij* «e van fpeelen alle de Trekken, welke hij in die kleur maakt: en, wanneer uw Maat, na uwen Koning met het Aas gehaald te hebben, Troef nafpeelt, dan hebt gij reden, om te denken, dat hij nog eene kaart van die kleur heeft, om weder in uwe hand te fpeelen; derhalven moet gij geene van die kleur Weg gooien, al was het om een Koning of Koningin bezet te houden. Bijzondere Speelen, zoowel om te trachten, uwe tegenpartij te misleiden en in de war te helpen, als om aan uw Maat omtrend uw Spel licht te geeven. I. Genoomen, dat ik het Aas fpeelde van eène kleur, waarvan ik het Aas, den Koning en drie laage kaarten hebbe; de laatfte Speeler verkiest, hetzelve niet te troeven , geene van die kleur hebbende; zoo ik rfiet fterk genoeg in troeven ben, dan moet ik den Koning niet uitfpeelen, maar de fterkte van die kleur in handen houden met eene laage kaart daarvan uittefpeelen, het geen ik doen moet, om zijn fpel te verzwakken. E a II. Zoo  C68) II. Zoo 'er eene kleur uitgefpeeld is, waarJ ik niet van heb, en het waarfchijnlijk is, dat mijn Maat de hoogde kaarten van die kleur niet heeft, dan fpeel ik, om partij te misleiden, van mijne fterke Suite bij; maar om mijn Maat, wanneer hij aan het uitfpeelen is, uit den dut te helpen, dan fpeel ik van mijn mijne flegte kleur bij. Deeze fpeel wijze zal in het gemeen wel flaagen, ten zij dat gij met zeer goede Speelderen fpeelt; en zelfs met deezen zult gij bij deeze wijze van fpeelen meer winnen, dan verliezen. Bijzondere Speelen, waardoor gij met eenen éénigen Trek te waagen drie wint. I. Gefteld, dat Klaveren Troef is, partij fpeelt Harten uit; uw Maat, geen van die kleur hebbende, fmijt daar een Schoppen bij; dan moet gij hieruit opmaaken, dat zijne kaart uit Troeven en Ruiten beftaat: en genoomen dat gij dien Trek haalt, en te zwak in Troef zijt, dan moet gij hem niet foreeeren; En gefteld, dat gij den Koning, den Boer en een laage Ruiten had; en voorts, dat uw Maat de  de Koningin en vijf Ruiten had; in dit geval ■uwen Koning het eerst uitfpeelende en den Boer de tweede reis nafpeelende, zult gij met uw Maat vijf Trekken in die kleur maaken ; daarentegen, indien gij in het eerst een laage Ruiten uitgefpeeld had, en uw Maats Koningin met het Aas genoomen was, de Koning en de Boer in uwe hand blijvende zitten, wordt het fpeelen van die kleur gefluit: En offchoon hij eenen hoogen Troef had, zoo zoudt gij toch met een laage Ruiten te fpeelen, en zijn hooge Troef geforceerd zijnde, door op zoodanige wijze te fpeelen, drie Trekken in deeze gift verliezen. II. Gefield, in een zoortgelijk geval alsjhet voorgaande, dat gij hadt de Koningin , de Tien en eene laage kaart van uw Maats fterkftc Suite; het geen men door het voorgaand voorbeeld ontdekken kan; genoomen, dat uw Maats (lerkfle Suite uit den Boer en vijf laage kaarten beftond ; gij aan de voorhand zijnde moet de Koningin fpeelen, en wanneer gij Weder fpeelt, moet gij de Tien fpeelen; en gefield, dat hij den hoogden Troef had, zoo kan hij op deeze wijze vier Trekken in die kleur maaken; maar zoo gij mogt eene laage E 3 kaart  C 70 ) kaart 'in die kleur fpeelen, zijn Boer reeds uitgefpeeld zijnde, en de Koningin in de tweede Tour van die kleur in uwe handen blijvende, en uw Maats hooge Troef uit zijne hand geforceerd zijnde, zoo verhinderd het in handen blijven der Koningin uw fpel in die kleur, waardoor gij in die gift drie Trekken verliest. III. In de voorgaande voorfchriften wierdt vooronderfteld, dat gij aan de voorhand waart, en door dat middel gelegenheid hadt, om uwe beste handkaarten van uw Maats fterke Suite uit te fpeelen, maakende op die wijze plaats voor de geheele kleur : thans zullen wij vooronderftellen, dat uw Maat aan het uitfpeelen is, en dat gij, geduurende den loop van dit fpel, gewaar wordt, dat uw Maat eene groote Suite heeft; bij. voorbeeld het Aas, den Koning en vier laage kaarten, en dat gij hebt de Koningin, de Tien, de Negen en eene geheel laage kaart van dezelve Suite; wanneer uw Maat het Aas uitfpeelt, dan moet gij d© Negen bijfpeelen; zoo hij den Koning fpeelt, moet gij de Tien bijfpeelen; door welk middel het blijkt, dat gij in derde Tour uwe Koningin zult haaien, en dat gij, eene laage overig-  (70 rig houdende, dezelve weder kunt nafpeelen en dus uw Maats kleur, of groote Suite, weder aan den gang helpen; daarentegen , zoo gij uwe Koningin en Tien gehouden hadt, en den Boer van partij gevallen was.zoudt gij twee Trekken in deeze gift verlooren hebben. IV- Genoomeu, dat gij volgends den loop van het fpel, gelijk in het voorgaand geval, nvondr, dat uw Maat eene groote Suite had, en dat gij den Koning, de Tien en eene laage kaart van dezelve Suite hadt; uw Maat fpeelt het Aas uit; in dit geval fpeelt uw Tien, en de tweede reis uwen Koning: op deeze wijze zult gij beletten, dat het uitfpeelen van uw Maats groote Suite niet kan gefluit worden. V. Genoomen, dat uw Maats groote Suite beftond uit het Aas, den Koning en vier laage kaarten , en dat gij de Koningin, de Tien en eene laage kaart in dezelve kleur hadt; wanneer hij het Aas fpeelt, fpeelt gij dan deTien , en hij den Koning fpeelende, moet gij de Koningin bijfpeelen; op welke wijze van fpeelen gij maar eenen Trek waagt, om vier te winnen. VI. Wij zullen nu eens vooronderflellen, dat gij vijf kaarten hadt van uw Maats fterke E 4 Sui'  ( 7* ) Suite, bij voorbeeld, de Koningin, de Tien, de Negen, de Agt en een laage kaart; en dat uw Maat had het Aas, den Koning en vier laage kaarten; indien uw Maat het Aas fpeelt, fpeelt gij dan uwe Agt bij, indien hij den Koning fpeelt, fpeelt gij dan uwe Negen bij, en bij de derde Tour, niemand behalven gij en uw Maat, meer van die kleur hebbende vervolg gij uw fpel .met de Koningin , en fpeeit dan de Tien na, en hebbende eene laage kaart over, en uw Maat twee, zoo wint gij daarmede eenen Trek, dat gij op geene andere wijze doen kond, dan met de hooge kaarten uit te fpeelen , en eene laage over te houden, om in uw Maats hand te fpeelen. Bijzondere Speelen, en hoe die gefpeeld moeten worden, wanneer uwe partij aan de regterhand eenen Honneur omkeert, met eene onderrigting, hoe te fpeelen, ivanneer een H on Neur aan uwe linkerhand omgekeerd is. I. Genomen, dat de Boer aan uwe regterhand omgekeerd ware, en dat gij den Koning, d(  C-73 ) de Koningin en de Tien hadt; om deézen Boer te haaien; zoo begint met uwen Koning uit te fpeelen; waardoor uw Maat gisfen kan, dat gij de Koningin en de Tien nog in handen hebt; vooniaamlijk zoo gij nog ééns kunt nafpeelen, en uwe Koningin daartoe niet gebruikt. II. De Boer op de evengemelde wijze omgekeerd zijnde, en dat gij hadt het Aas, de Koningin en de Tien, wanneer gij dan uwe Koningin uitfpeelt: zoo komt hetzelve met voorgaand voorfchrift overéén. III. Wanneer de Koningin aan uwe regterhand omgekeerd is, en gij het Aas, den Koning, en den Boer hebt, zoo gij dan den Koning uitfpeelt, komt hetzelve met de voorgemelde regel overeen. IV. Gefteld, dat een Honneur aan uwe flinkerhand omgekeerd ware, en dat gij geenen Honneur hadt, in dat geval moet gij Troef fpeelen, on dien Honneur uit partij's handen te krijgen; maar, zoo gij eenen Honneur (uitgcnoomen het Aas) hebt, dan moet gij voorzigtig zijn, met Troef te fpeelen, Wijl anders uwe partij, in geval uw Maat geen Bsnneür had, hetzelve fpel tegen u zal fpeelen- E 5 Een  C74) Een geval om het gevaar aan te toonen, indien gij uw Maat forceert. Genoomen, dat A. en B. Maats waren, en dat A- den hoogden Vijfde: QQuinte Majeurei) in Troef had met den hoogden Vijfde en drie laage kaarten in een andere kleur, en dat A. de voorhand heeft; en laaten wij voprQnderdellen , dat de tegenpartij C. en D. maar vijf Troeven van weerskanten hebben: In dit geval, wint A. aan het uitfpeelen zijnde, al de Trekken. Gedeld daarentegen, dat C. vijf laage Troeven had met den hoogden Vijfden en drie laage kaarten in eene andere kleur en dat C. de voorhand had, welke A. forceert, om het eerst te troeven, dan maakt A. daardoor maar vijf Trekken, Een geval om het voordeel van eene Knip (*) aan te toonen. Gedeld, dat A. en B. Maats zijn, en dat A. had een hoogden Vierde (Quarte Majeu- reO (*) Eene Knip of zoogenaamde zwikmoo len wordt het genoemd; wanneerpar~ tijen V  (75) je:) in Klaveren, zijnde Troef, een anderen hoogden Vierde in Harten, een anderen hoogden Vierde in Ruiten en Schoppen Aas: en genoomen, dat partij C en D. de volgende kaarten had; b. v. C. heeft vijf Troeven en agt Ruiten; C de voorhand hebbende fpeelt een Harten, D. troeft hetzelve; D. fpeelt een Ruiten, C troeft het; en op die wijze met de Knip aanhoudende, troeft ijder van partij een Vierde van het Aas, en C voor de negende reis uitfpeelende, fpeelt een Schoppen, het welk D- troeft; zoo dat C. en D. de negen eerde Trekken gemaakt hebben, en A, niets dan zijn Vierde van Troef overlaaten. Uit het voorgaand geval blijkt, dat wanneer gij ooit het voordeel in handen krijgt om eene knip te maaken, het uwe zaak is, u daarvan te bedienen. Ver¬ tijen aan beide zijden Troef, en van mijns en mijn Maats kleuren niet hebbende, door dezelven geduurig aan over en weder te troeven , ons verfcheide Trekken agter een afneemen, zonder dat wij zulks kunnen beletten, en daardoor in de knip zijn.  Verfcheide gevallen. ondermengd met bereekeningen, aanwijzende wanneer het te pas koomt, dat de tweede Speelder den Koning, de Koningin, den Boer of de Tien, met eenen laage Kaart van de eene of andere kleur enz. opfpeelt. I. Gefield-, dat gij vier laage Troeven hadt, en dat gij in ijder van die andere kleuren vast eenen Trek hadt; en genoomen, dat uw Maat geen Troef had, in welk geval de overblijvende Troeven tusfchen uwe partij moeten verdeeld zijn; bij voorbeeld vijf in de eene en vier in de andere hand; dan moet gij, zoo meenigmaal als gij aan het uitfpeelen koomt Troef fpeelen: en genoomen, dat gij vier beurten had, dan zult gij zien, dat partij met haar negen Troeven niet meer dan vier Trekken zal maaken; daarentegen, wanneer gij haar ijder Troef bijzonderlijk had iaaten t' huis haaien , zouden zij mogelijk negen Trekken gemaakt hebben. Gij ziet, uit dit voorbeeld.de noodzaaklijkheid, die 'er plaats heeft, om bij ijder gelegenheid met eenen Troef twee uittehaalen. Daar  (77 3 Daar is nogthands eene uitzondering van den voorgaanden regel; want, zoo gij in den loop van het Spel vindt, dat partij in eene bijzondere kleur zeer fterk is, en dat uw Maat u in die kleur niet helpen kan , dan moet gij in dit geval zoowel uwe eigen als uw Maats handkaart naauwkeurig nagaan; wijl gij dan met een Troef in handen te houden, om die kleur te troeven, door dit middel of u fpel behouden of winnen kunt. II. Genoomen, dat gij het Aas, de -Koningin en twee laage kaarten in de eene of andere kleur hadt; uwe partij aan de regterhand fpeelt die kleur uit; zoo dit gefchied, legt 'er dan uwe Koningin niet op, wijl de kans gelijk is, dat uw Maat in die kleur eeue betere kaart heeft, dan de derde Spcelder, dit zoo zijnde, dan is uwe kleur vrijgcfpeeld. Daar is eene uitzondering van den voorgaanden regel,in geval gij de voorhand wildt hebben, dan moet gij 'er uwe Koningin opleggen. III. Zoo gij aan het uitfpeelen zijt, moet gij nimmer met eene kleur, waarvan gij flegts den Koning, den Boer en eene laage kaart hebt, uw fpel beginnen, wijl het i tegen i is', dat uw Maat het Aas niet heeft, endus  C?8) <3U3 32 tegen 25, of omtrent 5 tegen 4, dat hy het Aas of de Koningin heeft; en derhalven de kans ten uwen voordeele maar 5 te. gen 4 zijnde, en gij in eene andere kleur vier kaarten kunnende hebben, waarvan bij gisfing, de Tien de hoogfte is, zoo fpeelt van die kleur uit, om dat het even waarfchijnlijk is, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft dan de laatfte Speelden En, indien het Aas van de eerst gemelde kleur agter uwe hand zit, het geen gemaklijk gebeuren kan, wanneer uw Maat hetzelve niet heeft; in dit geval, uwe partij die kleur uitfpeelende, zult gij daarin met deeze wijze te fpeelen twee Trekken maaken. IV. Gefteld, dat gij in den loop van het fpel gewaar werdt, dat uw Maat en gij vier of vijf Troeven over hadt, wanneer partij geene meer heeft, en dat gij geene andere haalbaare kaart in handen hadt, maar dat gij reden hadt te denken, dat uw Maat nog eene dertiende kaart of nog eene andere in handen had, waarmede hij éénen Trek kon maaken; fpeeit dan, in dit geval, eenen laagen i roef, om hem aan den flag te helpen, op dat B'J uwe flegte handkaarten bij eene dertiende of  C79) of andere goede kaart zoudt kunnen bijfpee» len. Zommige onderrigtingen, welke kaart, -wanneer gij de tweede Speelder zijt, gij op de uitgefpeelde kaart moet leggen, den Koning de Koningin, den Boer of de Tien van de eene of andere kleur enz. I. Gefteld , dat gij den Koning en eene laage kaan van ééne kleur hadt, en dat üwe partij aan de regterhand van die kleur fpeelde; zoo hij een goede Speelder is, dan moét gij den Koning daar niet opleggen; ten zij dat gij zocht aan het uitfpeelen te koomen: om dat een goede Speelder zelden van die kleur uitfpeelt, waarvan hij het Aas heeft, maar hij houdt hetzelve in handen, om wanneer 'er de Troeven uit zijn, zijne fterke Suite aan den gang te brengen. II. Genoomen , dat gij eene Koningin en ééne laage kaart van de eene of andere kleur hadt, en dat partij aan de regterhand die kleur uitfpeelt; leg dan daar uwe Koningin niet op, wijl, bijaldien partij van het Aas en dén B»«r «pgefpeeld heeft, dezelve in dar ge-  C8o) gevat, en zoo die kleur nagefpeeld wordt t den Boer zal zoeken t' huis te haaien , (het Welk iu het geheel wel gefpeeld is, voormamlijk, zoo zijn Maat, de Koning gefpeeld heeft) daar gij daardoor uwe Koningin t' huis haalt; maar de Koningin bijgefpeeld hebbende, krijgt partij licht, dat gij in die kieur niet fterk zijt, en doet hem bij gevolg die list gebruiken, dat hij die geheele kleur tegen uw Maat aanfpeelt. , III. Uit de voorgaande voorbeelden hebt gij geleerd, wanneer het gepast geoordeeld wordt, van den Koning of den Koningin 'er op te leggen, indien gij de tweede Speelder zijt; nu moet gij insgelijks opmerkendat, zoo gij den Boer of Tien van eene kleur met eene laage kaart van dezelve kleur hadt, het over het algemeen fJegt gefpeeld is, vaneen van die op te leggen, wanneer gij de tweede" Speelder zijt, wijl het vijf tegen twee is, dat de derde Speelder of het Aas., den Koning of de Koningin van de uitgefpeelde kleur heeft; daaruit volgt derhalven , dat gij, .de kans tegen u zijnde vijf tegen twee, en fchoon gij zomwijlen met deze wijze van fpeelen wel kon flaagen, tog meestendeels daar-  baarbij verliezen moet; wijl zulks aan partïj doet blijken, dat gij zwak in die kleur zijt, en bijgevolg rigc dezelve het fpel van die kleur tegen uw Maat. IV. Genoomen , gij hadt het Aas, den Koning en drie laage kaarten van eene kleur: uw partij aan de regterhand fpeelt Yan die kleur uit, waarop gij uw Aps legt, en uw Maat den Boer bijfpeelt. In geval gij fterk in Troeven zijt, dan moet gij eene laage kaart van die kleur nafpeelen, om dezelve door uw Maat te laaten troeven: En hieruit volgt dit Spel: b. v. gij houdt de hoogden van die kleur in uwe hand, en ter zeiver tijd krijgt uw Maat licht, dat gij derk in Troeven zijt 5 en derhal ven kan hij zijn fpel daarna rigten, of met te trachten eene knip aan den gang te krijgen , of met Troef in uwe hand te fpeelen, indien hij, of ook derk in Troeven is, of de hoogden van de andere kleuren heeft. V. Gefteld, dat het fpel van A. en B. op zes ftaat, de tegenpartij C. en D. ftaat op zeven, en dat 9 kaarten uitgefpeeld zijn, waarvan A. en B. 7 Trekken gemaakt nebten, en neem eens-, dat'er geen Honneurs F voor  ( «O voor deeze reis gemeld zijn; in dit 'geval hebben A. en B. den oneven Trek gemaakt, het geen hun fpel gelijk maakt; en genomen, dat A. aan het uitfpeelen was,en dat A.twefc van de laatfte Troeven over had , met twee goede hand-kaarten van de andere kleuren; en gefteld, dat C. en D. de twee beste Troeven met hun beiden hebben, met twee andere goede hand-kaarten; dan is de vraag: hoe zoudt gij dit Spel fpeelen ? Het is n tegen 3, dat C de 2 Troeven niet heeft; en gelijkerwijze, 11 tegen 3, dat D. dezelven niet heeft: A. dus eene zoo voordeelige kans hebbende, om den geheelen pot te winnen, zoo is het zijne zaak om eenen Troef te fpeelen; want vooronderfteld, dat de pot zich op L- 70. beliep, dan wint A. de geheele pot, zoo hij, met op deeze wijze te fpeelen wel flaagt; maar zoo hij geretireerd wilde fpeelen, met C. of D. te noodzaaken, om het eerst te troeven, daar hij alreeds den oneven Trek gehaald heeft, en verzekerd is nog twee meer in zijne eigen hand te maaken; op deeze wijze gefpeeld hebbende, zal zijn fpel op 9 ofn 7 te ftaan kootnen, het welk omtrent drie tégen twee is , en derhalven zal A- deel van de  C33) •de L. 70. omtrent L. 4a bedraagen, en dus A. bij deeze fpeelwijze, maar L. 7. voordeel ; daar hij in het ander geval, onder die mits j dat A. en B. 11 tegen 3 van den pot hadden, zulks , gelijk hiervoren gemeld is, van zijn Troef fpeelen afhangende, geregtigd is om L. 55 van den inzet van L. 70 te trekken. Het voorgaande geval wel opgemerkt zijnde, kan men hetzelve op gelijke voorvallen in andere partijen van het Spel toepasfen. Onderrigtingen, hoe men ffeelen moet, wanneer een Aas, Koning of Koningin aan :iwe regterhand omgekeerd zijn. I. Gefteld, dat het Aas aan uwe regterhand omgekeerd ware , en dat gij maar de Tien en Negen van Troef hadt, met het Aas, den Koning en de Koningin van eene andere kleur, en agt flegte kaarten, zoo is de vraag: Hoe moet dit Spel gefpeeld worden? Begin met het Aas van die kleur, waarvan gij het Aas, Koning en Koningin hebt, hetwelk uw Maat te kennen geeft, dat gij de hoogfte kaarten van die kleur hebt; fpeel dan uwe Tien van Troef, wijl het vijf tegen twee is, dat uw F 2 Maat  Maat den Koning, de Koningin of den Boef van Troef heeft, en fchooti het omtrent zeven tégen twee is, dat uw Maat geen twee Honneurs heeft, toch, zoo hij bij geval dezelven had, en het blijkt, dat het de Koning en de Boer zijn, ia dat geval, daar uw Maat de Tien van Troef zal doorlaaten, en daar het rj tegen 12 is, dat de laatfte Speelder de Koningin van Troef Zoude hebben'^ vooronderlteld zijnde, dat uw Maat dezelve niet had, in dat geval, indien uw Maat voor de hand zit, dan fpeelt hij in uwe fterke Suite, én wanneer gij aan het uitfpeelen zijt , dan moet gij Troef Negen fpeelen, hetwelk uw Maat in ftaat fteld, om bijna zonder fout de Koningin te haaien , zoo hij agter haar hand is. Het voorgaand geval bewijst, dat het omkeeren van een Aas tegen u, minder voor» deelig voor uwe tegenpartij kan gemaakt worden; mits gij volgends deezen regel fpe?lt. II, Wanneer de Koning of Koningin aan uwe regterhand omgekeerd zijn, dan kan men van ihetzelve fpel gebruik maaken; maar gij moet altijd uw Maats bekwaamheid wel onderfcheiden, wijl een goede Speelder een ge-  C85) fepast gebruik van zulk een fpel zal maaken, maar een flegte zelden, of nooit. IN. Genoomen, dat partij aan uwe regterhand Troef-koning uitfpeelde, en dat gij het Aas en vier laage Troeven met één' goede Suite mogt hebben; in dit geval is het uwe zaak den "koning door te laaten; en fchoort hij den Koning, de Koningin en den Boer van Troef met nog één' Troef meer had, zoo hij een bedaarde Speelder is, zal hij den laagen Troef uitfpeelen, zich verbeeldende, dat zijn Maat het Aas heeft; wanneer hij den laagen Troef fpeelt, moet gij denzelven doorlaaten wijl de kans gelijk is, dat uw Maat een' beteren Troef kan hebben, dan de laatfte Speelder ; indien dit zoo is, en het gebeurt, dat hij nïaar een maatige Speelder is, dan zal hij denken, dat gij eene goede reden hadt, pm op deeze wijze te fpeelen, en bij gevolg zal hij, zoo hij eenen derden Troef over heeft, denzelven fpeelen; zoo niet, dan zal hij zijne beste kleur aanfpeelen. F 3 Een  C Bé ) Een moeiëlijk geval, om den oneven Trek te winnen. IV. Gefteld, dat A. en B. Maats waf en tegen C. en D. en genoomen, dat beide op Negen ftonden , en dat alle de Troeven uit waren; A. de laatfte Speelder zijnde, heeftohet Aas en vier andere laage kaarten van ééne kleur in handen, en nog eene dertiende vrije kaart over: B. hesft flegts twee laage kaarten van A's kleur; C- heeft de Koningin en twee andere laage kaarten van die kleur: D- heeft den Koning, den Boer en nog eene laage kaart van dezelve kleur. A. en B. hebben drie Trekken gemaakt, C. en D. hebben vier Trekken gehaald; hieruit volgt derhaïven, dat A. met zijne zes handkaarten moet vier Trekke n maaken, om het Spel te winnen. C. fpeelt die kleur uit, en D legt 'er den Koning op;A. laat hem dien Trek, D. fpeelt die kleur na; A. laat ze doorgaan, en C. legt 'er den Koningin op: Dus hebben C. en D« reeds zes Trekken gemaakt, en C- denkende ; dat het Aas van die kleur in zijn' Maat? hand ware , fpeelt dezelve na , waardoor A. de vier laatfte Trekken maakt en bij gevolg het Spel wint. V.  C 87 > a-V. Gefteld, dat gij den Koning en vijf laar ge Troeven hadt, en dat partij aan de regterhand de Koningin uitfpeelde, legt'er dan uwen Koning niet op, wijl de kans gelijk is, dat uw Maat het Aas heeft; en genoor men, dat partij de Koningin, den Boer, de Tien en een' laagen Troef had, dan is 'er eene waarfchijnlijkheid, dat het Aas, of in uw' partijs of in uw Maats hand alleen zit; in beide gevallen is het geen Spel, om 'er uwen Koning op te leggen ; maar zoo de Koningin van Troef uitgefpeeld is , cn dat gij gevallig den Koning hadt, met twee of drie Troeven, dan is het beste Spel om 'er den Koning op te leggen, wijl het wel gefpeeld is, wanneer men troef uitfpeelt, al heeft men flegts de Koningin en één' Troef, en in dit geval, zoo uw Maat Troef Boer had, en partij aan de flinkerhand het Aas, dan zoude uw verzuim van den Koning op te leggen, het verlies van eenen Trek veroorzaaken. De Tien of Negen aan uwe regterhand omgekeerd zijnde. I. Gefteld , dat de Tien aan uwe regterhand omgekeerd ware, en dat gij hadt den F 4 Ko*  cm > Koning:, den Boer, de Negen en twee Iaag| Troeven, met agt andere flegte handkaarten, cn dat het uwe zaak js, om Troef uit té fpeelen, dan begint, in dit geval, met den, Boer, om de Tien te beletten van eenen Trek te maaken; en fchoon het omtrent vijf tegen vier is, dat uw Maat een' Honneur heeft, intusfchen wanneer dit mogt mis zijn, zult gij, met uwe Negen, als uw Maat Troef mafpeelt, bij te werpen, de Tien in uwe magt krijgen. II. De Negen aan uwe regterhand omgekeerd zijnde, en dat gij den Boer, de Tien de Agt, en twee iaager Troeven hadt; en dan den Boer uitfpeelde, zoo koomt zulks met het in het voorgaand geval gemelde overéén. {II. Gij moet een groot onderfcheid maaken, tusfehen het uitfpeelen, dat bij verkiezing gefehied, en tusfehen her geforceerd uitfpeelen van uw Maat, wanneer hij niet anders kan; wijl hij, in het eerst geval, voorondersteld wordt, yan zijne beste kleur uit te fpee}en, en vindende, dat gij daar niet van hebt, cn niet fterk genoeg in Troef zijnde, noch u lippende forceeren, zoo fpeelt hij van zijné daar-  (§9) flsaropvolgende beste kleur; bij welke verandering van fpel het bijna blijkbaar wordt, dat hij zwak in Troeven is: maar zoo hij voortgaat met van zijne eerfte kleur te fpeelen , en een goede Speelder is, dan moogt gij daaruit befluiten, dat hij fterk in Troef is, en zulks is tegelijk eene ondenigting voor u, om daar u Spel naar te fpeelen. Daar is niets gevaarlijker in het Whist-Spel, dan het dikwijls veranderen van kleuren, wijl gij met ijder nieuwe kleur gevaar loopt, van in uws party's hand te fpeelen; en derhalven fchoon gij eene kleur uitfpeelt, waarvan gij de Koningin, de Tien en drie laaga kaarten hebt, en uw Maat 'er flegts de Negen oplegt, in dat geval, zoo gij zwak in Troef waart, en geene taamelijke kleur hadt, om uit te fpeelen , dan is het uw beste fpel, het uitfpeelen in die kleur te vervolgen, met uwe Koningin optefpeelen, hetwelk het aan uw Maats verkiezing overlaat, of hij dezelve wil troeven, of niet, in geval hij van die kleur niet meer heeft; maar,wanneer gij voor de tweede reis aan het uitfpeelen koomt, en het gebeurde , dat gij de Koningin of den $oer van eene andere kleur hadt, met maar F s «e-  'eene kaart van dezelve kleur, dan zou het beter wezen , de Koningin of den Boer van eene der beide kleuren uit te fpeelen, hét 5 tegen 2 zijnde, dat uw Maat een' Honneur heeft, ten minften in een' van beide de kleuren. V. Wanneer gij het Aas, den Koning en eene laage kaart van de eene of andere kleur hebt, met vier Troeven; en zoo uwe partij aan de regterhand van die kleur uitfpeelt, laat ze dan loopen, wijl gij evenwel kans hebt, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur kon hebben dan de derde Speelder; dit zoo zijnde, wint gij daar éénen Trek bij; zoo niet, dan moet gij, vier Troeven hebbende , niet vreezen , daarbij te verliezen, wijl, wanneer 'er Troef gefpeeld wordt, gij waarfchijnlijkerwijze den laatften Troef zult overhouden. Eene waarfchouwing, om de hoogfte kaan* ten van de groote Suite van partij niet ontijdig uit te fpeelen, maar zoo lang mooglijk, in handen te houden. h In geval gij zwak in Troef waart, en het niet blijkt, dat uw Maat daar fterk in is, zijt  C90 ssijt zéér voorzichtig met het uitfpeelen der hooge kaarten van partij's groote Suite. Want, genoomen, dat partij eene kleur uitfpeelt, waarvan gij alleenlijk den Koning, de Koningin en eene laage kaart hebt; partij fpeelt het Aas uit, en, hij dezelve kleur nafpeelende, legt gij daar uwe Koningin op , waardoor uw Maat bijna verzekerd wordt, dat gij den Koning nog hebt; en gefield, dat uw Maat die kleur verzaakt, fpeel dan den Koning niet na, wijl, zoo de Speelder van die kleur, of zijn Maat, den laatften Troef hadden, gij waagt, drie Trekken te verliezen, om eenen te krijgen. II. Gefteld, dat uw Maat nog Tien kaarten in handen heeft, en dat gij gewaar wordt, dat dezelven uit Troeven en eene kleur alleen beftaan; en genoomen, dat gij den Koning, de Tien en eene laage kaart van zijne fterke Suite hadt, met de Koningin en twee laage Troeven; in dit geval, moet gij denken, dat hij vijf kaarten van ijdere kleur heeft, en derhalven moet gij den Koning van zijne fterke Suite uitfpeelen; en zoo gij dien Trek haalt, dan moet gij de Koningin van Troef nafpeelen; zoo die ook t'huis koomt, gaa dan  C90 dan voort met Troef te fpeelen: van deeze manier van fpeelen kan men gebruik maaken het Spel mag ftaan , 'zoo het wil, uitgenoomen, wanneer het op 4 om 9 ftaat. Men moet den omgèkeerden Troef onthouden. III. Het is zoo noodzaaküjk, dat, zoowel de Geever als zijn Maat den omgekeerden Troef moeten weeten en onthouden, dat wij het gepast oordeelen, deeze opmerking te maaken, dat de Geever altijd behoorde deeze kaart zoo te plaatzen dat hij zich met zekerheid daarvan kan bedienen: Want gefteld, dat het maar eene Vijf ware,en dat de Geever twee meer had, naamlijk de 6 en 9,zoo dan zijn Maat tweemaal Troef fpeelt met het Aas en den Koning, dan moet hij zijne 6 en 9 bijfpeelen ; wijl, indien wij vooronderftellen, dat uw Maat het Aas, den Koning en vier laage Troeven had, alsdan, en uw Maat weetende, dat gij de 5 nog overhebt, kunt gij veele Trekken maaken. IV. Uwe partij aan de regterhand fpeelt eene kleur uit, waarvan gij de Tien en twee laa-  hage kaarten fiebt; de derde Speelder legt 'er den Boer op, uw Maat haalt hem met den Koning; wanneer uw partij aan de regterhand weder eene laage kaart van dezelve kleur fpeelt, legt 'er dan uwe Tien op ; wijl zulks uws Maats Aas kan behouden, vooronderfteld zijnde, dat het fpel van partij aan d» regterhand van de Tien ware. Het zal zelden misfen, of gij zult bij deeze wijze van fpeelen wel flaagen. V. Gefteld, dat gij den besten Troef hadt, en dat partij A. maar eenen Troef over heeft, en dat gij gewaar wordt, dat partij B. eena groote Suite heeft; in dit geval, fchoon gij A. zijnen Troef laat t' huis haaien, zoo belet gij toch, met uwen Troef in handen te houden , partij B. om zijne groote Suite te maaken ; daarentegen, zoo gij 'er Aa's Troef uitgehaald hadt, zou zulks maar éénen Trefe verfcheeld hebben; maar op deeze wijze behoudt gij waarfchijnlijk drie of vier Trekken. Het volgende geval gebeurt menigmaal. VI. Dat gij twee Troeven over hebt, wanJ neer'partij nog maar één' heeft, en dat het u blijkt,  blijkt, dat uw Maat ééne groote Suite heeftj in dit geval moet gij altijd Troef aanfpeeien, offcboon gij de flegften hadt, wijl, door den Troef uit partij's hand te fpeelen, uws Maats groote Suite kan vrij gemaakt worden. VII. Gefteld,dat gij nog drie Troeven hadt, wanneer 'er niemand meer één van heeft, en dat gij nog flegts vier kaarten van eene zekere kleur over hadt; fpeelt, in dit geval, één' Troef, hetwelk uw Maat te kennen geeft, dat gij alle de Troeven hebt, en te gelijk u eene voordeelige gelegenheid geeft, dat één van partij ééne kaart van de vorengemelde Suite (kleur) zal .bijgooien ; waardoor, genoomen , dat dezelve kleur reeds ééns uitgefpeeld en ééns weggegooit was, dat maakt vijf, en vier overblijvende in uwe hand maakt negen, blijvende flegts vier in drie handen over, en uw Maat waarfchijnlijk eene betere kaart van die kleur kunnende hebben, dan de laatfte Speelder ; derhalven volgt daaruit, dat gij evenwel kans hebt, van drie Trekken in die kleur te maaken, het geen waarfchijnlijk anders niet zoude gefchied zijn, dan met op deeze wijze te fpeelen. VIII.  (95) Vilt. Gefteld, dat gij vijf Troeven hadf en zes laage kaarten van de eene of andere kleur, .en dat het uitfpeelen aan u ware ; dan is het beste fpel om van die kleur uit te fpeelen •waarvan gij 'er zes hebt, wijl partij, daar gij twee kleuren' verzaakt, waarfehijulijk troef zal uitfpeelen, hetwelk in uw' kraam dient en uw fpel is, daarentegen, zoo gij zelve begonnen hadt Troef te fpeelen, zouden z$ u geforceerd, en bij gevolg uw Spel bedor. ven hebben. De wijze, om Suites uit te fpeelen verder met verfchaiden voorbeelden opgeheldert. I. In Troef moet gij de hoogfte van uwe Suite fpeelen, ten zij dat gij het Aas, den Koning en de Koningin hadt; fpeel dan, id dit geval, den laagften, om uw Maat van den ftaat van uw fpel licht te geeven. II. In Suiten die geen Troef zijn, wanneer •gij den Koning, de Koningin, den Boer en twee laage agtereenvolgende kaarten hebt, (of gij fterk in Troef zijt of niet) dan is het beste fpel, om met den Boer te beginnen, wijl gij, met daardoor het Aas uit de een' of an-  CS*) iSlaefe hand te krijgen, voor de geheelé Suite* plaats maakt. III. En in géval gij fterk in Troeven zijt, vooronderfteld zijnde, dat gij eene Suite van Koningin, Boer, Tien en twee laage kaarten hadt; in dit geval behoorde gij de hoogfte van uwe Suite uit te fpeelen , wijl, zoo één van partij In de tweede tour die kleur mogt troeven, gij, fterk in Troeven zijnde, derzelver Troeven kunt uithaalen, bij gevolg de overigen van die kleur maaken. Gij kunt U van dezelve fpeelwijze bedienen, wanneer het gebeurde, dat gij eene Suite had van Boer, Tien, Negen en twee laage kaarten van de eene of andere kleur. IV. Wanneer gij eene Suite hebt van Koning, Koningin, Boer en eene laage kaart van de eene of andere kleur, gij moogt fterk in Troeven zijn, of niet, zoo fpeelt uwen Koning; en doet hetzelve met alle mindere Suiten, indien gij maar vier in getal hebt. V. Maar zoo gij gevallig zwak in Troef waart, dan moet gij altijd met de laagfte kaart van uwe Suite beginnen, in geval gij vijf in getal hadt; want, genoomen, dat uw Maat het Aas in die kleur had, dan haalt hij het- zel-  C97) zelve t'huis; en waarin beftaat doch hef onderfcheid of gij, dan of uw Maat een' Trvk. maakt? Want, zoo gij het Aas en vier laage kaarten in ééne kleur hadt, en zwak in Troeven waart, en van die kleur uitfpeelt, indien gij nu wel fpeelt, dan moet gij her Aas uitfpeelen; wanneer gij fterk in Troeven zijt, dan moogt gij uw Spel zoo verkeerd fpeelen, als het u belieft; maar, zwak in Troef'zijnde, moet gij geheel anders fpeelen. VI. Laaten wij eens uitleggen, wat eigenlijk gemeend wordt door fterk of zwak in Troef te zijn. Indien gij hebt, Aas, Koning en drie laage Troeven. Koning, Koningin en drie laage Troeven. Koningin, Boer en drie laage Troeven. Koningin, Tien en drie laage Troeven. Boer, Tien en drie laage Troeven. Koningin en vier laage Troeven. Boer en vier laage Troeven- In ijder van de voornoemde gevallen, kan men zeggen, dat gij zeer fterk in Troeven zijt, en derhalven kunt gij volgends de voorgaande regels fpeelen, vast verzekerd zijnde, dat gij de force in Troef hebt. G Wan-  (98) Wanneer gij flegts twee of drie laage Troeven hebt, zoo verftaan wij daardoor, dat gij zwak daarin zijt. VII. Welk eene fterkte in Troef wettigd u , om (uwe Maat bij ijder voorval van het Spel te forceeren ? Aas , en drie laage Troeven. Koning, en drie laage Troeven. Koningin, en drie laage Troeven. Boer, en drie laage Troeven. VIII. Bijaldien, bij geval de een of ander van partij uwe Maat geforceerd hadden (fchoon gij zwak in Troef waart), wanneer hij aan het uitfpeelen is , en niet verkiest Troef te fpeelen, forceert hem dan, zoo dikwerf als het uitfpeelen aan u koomt, ten zij, dat gij zelf goede kleuren hadt, om te fpeelen. IX. Wanneer gij flegts twee of drie laage Troeven mogt hebben, en dat partij aan uwe regterhand eene kleur uitfpeelde, waarvan gij nietmetal en hadt, troeft dan dezelve, 't geen uw Maat verwittigt, dat gij zwak in Troeven zijt. X. Gefteld, dat gij het Aas, den Boer en eenen laagen |Troef hadt, en dat uw Maat Troef  < 99 ) Troef aanfpeelde, naamlijk van den Koning en drie laage Troeven; zoo wordt gevraagd; welk het beste Spel is, het Aas of den Boer daarop te leggen? en genoomen, dat partij -aan uwe regterhand drie Troeven had, en uwe partij aan de flinkerhand had een gelijk, getal; in dit geval, met 'er den Boer op te waagen, en het Aas na te fpeelen, wint gij, de Koningin aan uwe regterhand zijnde,daardoor eenen Trek; maar, zoo de Koningin aan uwe flinkerhand ware, en gij het Aas oplegdet, en den Boer nafpeelde, laatende ■uwe partij aan de flinkerhand de Koningin daarop leggen, dat hij behoorde te doen, dan is het boven 2 tegen i.dat één van partij de Tien heeft, en gij bij gevolg, dus fpeelende, geene Trekken haalt. XI. Indien uw Maat van Troef Aas uitgefpeeld heeft, cn genoomen, dat gij den Koning, den Boer en eenen laagen Troef hadt: zoo gij 'er dan uwen Boer oplegt, en den Koning nafpeelt, dan Hemt zulks met het gemelde in den voorgaanden regel naauwkeurig overeen. In de andere kleuren moogt gij van dezelve fpeelwijze«gebruik maaken. : g 2 xu.  C IOÖ) XII. Wanneer gij fterk in Troeven zijt, en den Koning, de Koningin en twee of drie laage kaarten in de eene of andere kleur hebt, dan moogt gij eene laage kaart uitfpeelen, hèt 5 tegen 4 zijnde, dat uw Maat eenén Honneur in die kleur heeft; maar zoo gij zwak in Troef zijt, dan moet gij met den Koning beginnen. XIII. Wanneer uw partij aan de regterhand eene kleur uitfpeelt, waarvan gij den Koning en twee of drie laage kaarten van dezelve kleur hebt, dan moogt gij, fterk in Troef zijnde, dezelve doorlaaten, wijl het niet onwaarfehijnlijk is, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft, dan de derde Speelder; zoo niet, dan behoeft gij, wegens uwe fterkte in Troef, niet te vreezen, dat gij die kleur niet maaken zult. XIV. Wanneer partij aan de regterhand eene kleur uitfpeelt, waarvan gij den Koning, de Koningin en eene laage kaart hebt, zulks mag in Troef zijn of niet, legt 'er dan de Koningin op ; Op gelijke wijze, wanneer gij de Koningin, den Boer en eene laage kaart hebt, legt 'er dan den Boer op; en zoo gij den Boer, de Tien en eene laage kaart hebt, legt  ( ioi ) legt 'er dan de Tien op: door het opleggen van de tweede beste kaart, gelijk even gemeld is, wordt uw Maat hoop gegeeven, dat gij nog eene betere of meer betere kaarten van die kleur hebt; en, gebruik maakende van de kansreekening bij deeze afhandeling gevoegd , zal hij in (laat zijn te oordeelen, welke kans vóór of tegen hem is. XV. Indien gij het Aas, den Koning-en twee laage kaarten in de eene of andere kleur hadt, daarbij ilerk in Troef zijnde ; cn zoo uw partij aan de regterhand die kleur uitfpeelt, dan kunt gij dezelve doorlaaten, wijl het zeer mooglijk is, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft, dan de derde Speelder; dit zoo zijnde, wint gij één' Trek daarbij; zoo het anders is, behoeft gij niet bang te wezen, dat gij uw Aas en Koning nier zoudt t'huis haaien, wijl gij fterk genoeg in Troeven zijt. XVI. Bijaldien gij het Aas, de Negen, de Agt en éénen laagen Troef mogt hebben, en dat uw Maat de Tien opfpeelde; dan moet gij, in dit geval, dezelve doorlaaten, wijl gij, zoo de . drie Honneurs niet agter uwe hand leggen, zeker zijt, van twee Trekken G 3 te  ( 103 ) te maaken; doet hetzelve, wanneer~gij den Koning, de Negen, de Agt en eenen laagen Troef hebt; of de Koningin, de Negen, de Agt en eenen laagen Troef. XVII Om uwe tegenpartij te misleiden, zoo die aan uwe regterhand eene kleur uitfpeelt, waarvan gij het Aas, den Koning, de Koningin, of Aas, Koning en Boer hebt, legt 'er dan uw Aas op: wijl zulks de tegenpartij aanmoedigt, om die kleur weder na te fpeelen : en fchoon gij uw Maat met dus te fpeelen, mede misleid, zoo worden tog uwe tegenpartijders ook daardoor bedrogen, het welk van gewigtiger gevolg in dit geval is: wijl, zoo gij de laagfle kaart van uw hoogfte Derde (Tterce Majeure) of den Boer van de andere Suite daarop gclegt had, uwe partij aan de regterhand zoude ontdekt hebben, dat de fterkte van die kleur tegen hem was, en bij gevolg van kleur veranderd hebben. XVHI Gefteld, dat gij het Aas, de Tien en eene laage kaart in de één' of andere kleur hadt zoo wordt gevraagd: van welke van deeze kleuren moet gij beginnen uit te fpeelen ? Antwoord : van de kleur, waarvan gij het Aas, de Negen en eene laage kaart hebt; om rede-  C i°3 ) denen , wijl het niet onmooelijk is, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft, dan de laatfte Speelder; zoo niet, laaten wij dan vooronderftellen, dat partij aan de regterhand van den Koning of Koningin van die kleur fpeelde, waarvan gij het Aas, de Tien en eene laage kaart hebt; in dit geval is het zeer waarfchijnlijk, dat uw Maat. eene betere kaart in die kleur heeft, dan de derde Speelder; zoo dit het geval is, dan koomt gij, met het weder na fpeelen van die kleur, met uwe hoogfte kaarten agter de hand, en krijgt bij gevolg eene fchoone kans, van drie Trekken in die kleur te maaken. Een geval om aan te toonen, wat Tenace is. (*) XIX. Laaten wij vooronderftellen, dat Aen B. met hun beiden Whist-Speelen, en dat A- het Aas, de Koningin, de Tien, de Agt, de (*) Zie de verklaaring van de kunstwoorden bi. 28, waar befchreeven wordt, wat Tenace is. G 4  C 104 ) de Zei en de Vier van Klaaveren had, hétWelk, in geval B. altijd uitfpeelt, zes zekere Trekken zijn. Laaren wij vooronderftellen, dat hij dezelve kaarten in Schoppen heeft' <3ar, zoo B. altijd fpeelt, nog zes zekere' Trekken zijn. Wij vooronderftellen, dat B. de overigen van deeze twee kleuren heeft. Laaten wij nu vooronderftellen, dat B. dezelve handkaarten in Harten en Ruiten heeft, als A. heeft in Schoppen en Klaaveren, en dat A.deoverigen van Harten en Ruiten heeft, hetwelk, in geval A. altijd uitfpeelt, ook twaalf zekere Trekken voor B. zijn. Het voorgaand geval toont aan, dat beide de Speelen volkomen gel jk zijn;en laat derhalven één van beiden zijnen Troef noemen, en uitfpeelen, zoo haalt hi: dertien Trekken alleen. Maar zoo de één Troef maakt en de ander uitfpeelt, dan behoort die, die Troef maakt veertien Trekken te maaken. Die geene , welke trachten volmaaktelijk Wel Whist te fpeelen, moeten het niet alleenlijk daarbij laaten, dat zij van de kans-reekeningen, in deeze verhandeling bevat, meester zijn, en dus alle de algemeene en bijzondere gevallen, daarin genoemd, nauwkeurig kunnen  005) Ben beóordeelen; maar zij moeten zeer opmerkzaam zijn omtrent die kaarten, die weggeworpen of geëeuiteerd zijn, zoowel door hun Maat als door partij, en wanneer zulks gefchied is: al wie hieromtrent op eene geflootene wijze»oplettend is, die heeft de meeste kans zijn doelwit te bereiken. Bijvoegzel van andere voorkomende gevallen. I. Wanneer gij merkt, dat partij nog drie of vier Troeven over heeft, en dat nog gij noch uw Maat éénen meer daarvan hebben; waagt het alsdan nimmer, om één van hun tot troeven te noodzaaken , en den anderen zijne flegte kaarten te laaten wegwerpen; maar tracht liever eene kleur te vinden, om in uwe Maats hand te fpeelen, zoo gij geene Suite in uw' eigen hand hebt; waarbij gij hen belet, om hunne Troeven bijzonderlijk te maken. II. Gefield, dat A. en B. Maats waren tegen C en D., en dat al nesen kaarten uitgefpeeld waren ; en alzoo vooronderfleld, dat reeds agt troeven uitgefpeeld waren; en G 5 dat  C io6) dat A. nog maar eenen Troef had, en dat zijn Maat B. had Troef Aas en Koningin; en genoomen , dat partij C. en D. Troef Koning en Boer met hun beiden hadden. A. fpeelt zijnen laagen Troef uit, C. legt 'er Troef Boer op. Nu is de vraag: of B. zijn Aas, dan of hij zijne Koningin van troef op den Boer moet leggen ? wijl D. vier kaarten in handen heeft, en .C. nog maar drie, zoo is het bijgevolg vier tegen drie ten voordeele van B., dat de Koning in handen: van D. is: Wanneer wij het getal van vier kaarten in eene hand tot drie verminderen, dan is de kans 3 tegen 2; en wanneer wij het getal van drie kaarten in dezelve hand op twee brengen, dan is de kans 2 tegen 1, dat B. één' Trek maaken zal met 'er zijn troef Aas op te leggen. Volgens denzelven regel kunt gij alle de andere Suiten fpeelen. III. Laaten wij ééns ftellen, dat gij deii dertienden Troef hadt, en tevens de dertiende kaart van de eene of andere kleur in uwe hand, met nog eene flegte kaart; en dat gij dus maar in het geheel drie kaarten over hadt, zoo wordt gevraagd: Welke van deeze kaarten gij moet fpeelen? Antwoord: gij moet uwe  (107) uwe flegte kaart fpeelen, wijl, zoo gij uwe dertiende kaart eerst 'peelt, partij, weetende dat gij nog één' Troef over hebt, die flegte kaart niet zal laaten doorgaan, en derhalven fpeelt gij 2 om i tegen u zelve. IV. Laaten wij ééns (lellen , dat gij hadt het Aas, den Koning en drie laage kaarten in eene kleur, die nog niet gefpeeld was, en dat het u blijkt, dat uw Maat den laatften Troef over heeft, Vraag r Hoe moet gij deeze kaarten tot uw grootst voordeel fpeelen ? Antwoord: Gij moet eene laage kaart van-die kleur uitfpeelen, wijl het niet onmooglijk is, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft, dan de laatfte Speelder; dit zoo zijnde, en dat 'er flegts drie kaarten van dezelve kleur in de eene of andere hand zijn , zoo volgt, dat gij in die kleur vijf Trekken maakt; daarentegen, zoo gij het Aas en den Koning van die kleur uitfpeelt, het 2 tegen 1 is, dat uw Maat de Koningin niet kan houden, en bij gevolg is het, zoo gij Aas en Koning van die kleur uitfpeelt, 2 tegen 1, dat gij alleenlijk twee trekken in die kleur maakt. Van deeze wijze van fpeelen kan men zich bedienen , in geval 'er alle de troe«  C 108 ) troeven uit zijn, mits gij goede kaarten in andere kleuren hebt, om deeze Suite aan te brengen; en gij moet opmerken, dat gij de ongeliike kans van 2 om 1 tegen u door deeze fpeelwfjze gelijk maakt, en waarfchijnlijk drie Trekken daarbij winnen zult. V. Wanneer gi.i begeert-» dat partij Troef zal 'peelen, en uw Maat u eene kleur aanfpeelt, waarvan gij het Aas, den Boer, de Tien, de Negen, de Agt, of Koning, van eene der beide kleuren fpeelen ; waardoor partij waarfchijnlykerwijze, zoo hij die kaart haalt, zal bewogen worden, om Troef te fpeelen. VI. Gefteld, dat gij den hoogden Vierde • (Quarte Majeure.-) in de eene of andere kleur hadt, met eene of twee meer daarbij van dezelve kleur, en dat gij uw Maat noodzaaklijk moet kennis geeven van de force, die gij in dezelve kleur hebt; dan moet gij? in dit geval het Aas op de eene of andere kleur bij werpen, waarvan gij geene in handen hebt, om hem uit den dut te helpen, wijl de kans ten uwen voordeele is, dat geen van partij meer dan drie kaarten van die kleur zal hebben. Van dezelve fpeehvyze moogt g'J  C iC9) gij gebruik maaken, zoo gij éénen Vierde van den Koning hadt; Het Aas. uitgefpeeld zijnde, moogt gij den Koning •wegwerpen; hetzelve heeft plaats, wanneer gij een' Vierde van de Koningin hebt, (het Aas cn de Koning uitgefpeeld zijnde; kunt gij uwe Koningin bijwerpen : Al het welk uw Maat licht geeft omtrent den ftaat van uw Spel; en gij kunt volgens denzelven regel alle de mindere Suiten fpeelen , mits de besten daarvan in handen hebbende. VII. Daar wordt zeiden eene zaak onder middelmaatige Speelderen meer geoeffend, dan , dat zij, in geval de Koning aan de flinkerhand omgekeerd is, en zij flegts de Koningin en eenen laagen Troef hcbbén , de Koningin uitfpeelen, in die hoop, dat hun Maat den Koning, zoo hij 'er opgelegd wordt, haaien zal; niet bedenkende, dat het omtrent 2 tegen I is, dat hun Maat het Aas hadt ; dan overweegen zij niet, dat zij twee Honneurs tegen een' waagen , en dus doende hun fpel verzwakken. Alleenlijk de noodzaaklijkheid van Troef te fpeelen, moest hun beweegen, om op deeze wijze te fpeelen.  («o) Een geval, dat meenigmaal voorvalt. VIII. A. en B. zijn Maats tegen C. en D., en alle de Troeven zijn uitgefpeeld, uitgenoomen één, dien C. of D. heeft; A. heeft drie of vier haalbaare kaarten in handen, en eene kleur, waarvan reeds gefpeeld is, met een Aas en eene laage kaart van eene andere kleur ; Vraag: welk is nu het beste fpel van A., of zijne haalbaare kaarten weg te werpen, of de laage kaart van de kleur van zijn Aas? Antwoord: zijn best fpel is, eene van zijne haalbaare kaarten weg te werpen; wijl, wanneer partij aan zijne regterhand in zijne kleur van het Aas fpeelt, het dan in zijne magt is, dezelve door te laaten, en bij gevolg heeft zijn Maat B. eene gelijke kans, van eene betere kaart iri die kleur te hebben dan de derde Speelder; zoo dit zoo is, en hij eene vrije kaart heeft, of eene andere, om in zijns Maats kleur te fpeelen , om 'er den laatften Troef mede te forceeren; zijn Aas, in handen olijvende, maakt dan de haalbaare kaarten vrij; daarentegen , zoo A. de laage kaart van de kleur van zijn Aas weg geworpen had, en partij van aijne regterhand die  C in } die kleur aangefpeeld had, dan was hij genoodzaakt geweest zijn Aas daar op te leggen, en had dus, met op die wijze te fpeelen,'verfcheide Trekken verlooren. IX. Gefteld, daar zijn reeds tien kaarten uitgefpeeld, en het blijkt zeer waarfchijnlijk, dat partij aan uwe flinkerhand nog drie Troeven over heeft, naatnlijk, den besten en nog twee laage ; en genoomen , dat gij flegts twee Troeven over hadt, en uw Maat geen eenen Troef; en dat partij aan uwe regterhand eene dertiende of andere goede kaart fpeelde, zoo laat dezelve in dit geval voorbij gaan, waardoor gij eenen Trek wint, wijl partij aan uwe flinkerhand dezelve troeven moet. X. Om aan uw Maat van den ftaat van uw fpel kennis te geeven, zullen wij eens neemen , dat gij den hoogden Vierde van Troef hadt (of vier andere beste Troeven) zoo gij dan genoodzaakt zijt, eene kaart te troeven, haalt ze met Troef Aas, en fpeelt dan den Boer na, of neemt dezelve met den hoogden van andere vier beste Troeven, en fpeel dan den laagften na, het'welk uw Maat licht omtrent uw fpel geeft; en deeze ontdekking kan  C "3 ) kan een hulpmiddel wezen , om menige Trekken te maaken ; van denzelven regel kunt gij in alle de andere kleuren gebruik maaken. XI. Wanneer uw Maat voor zijn tijd het point van Agte roemt, clan moet gij hem Troef aanfpeelen , of gij fterk in Troeven en kleuren zijt, of niet; wijl zulks, wanneer hij roemt, eer dat hij daartoe verpligt is, eene bekendmaaking is, dat hij fterk in Troef is. XII- Gefteld, dat partij aan uwe regterhand de Koningin van Klaaveren omkeerde; en dat hij, mits aan het uitfpeelen zijnde, den Boer van Klaaveren opfpeelde; en genoomen, dat gij hadt Aas, Tien en nog één Klaaveren, of den Koning, de Tien en nog eene laage kaart; Waag. Wanneer hij den Boer fpeelt, of gij hem dan haaien moet, of niet? Antwoord: Gij moet hem niet neemen, wijl het niet onwaarfchijnlijk is, dat, als hij Klaaveren Boer uitfpeelt, en gij den Koning niet hebt, uw Maat denzelven heeft ; Dezelve kans hebt gij, wanneer hij zijn' Klaaveren Boer uitfpeelt, en gij het Aas niet hebt, dat uw Maat hetzelve beeft, en dat gij, bij gevolg, met den Boer door te laaten , éénen Trek Wint;  Wint; dat niet gefchieden kan, wanfletr gv) tien Koning of het Aas op Klaaveren legt. ^Een geval dienende om een' Slam C*) te maaken. Xlil. Laaten wij ééns heémëri ; dat A, kn B. Maats zijn tegen C. en D-, en dat t. de kaart moet geeven, én dat A. heeft Üen Koning, den Boer; dé Negen èn dè Zeven van Klaaveren, zijnde Troef, Seri hoog-. <ïen Vierde van Ruiten, den hóogften Derde van Harten en het Aas Wet deri Koning Tan Schoppen. Laaten wij vooronderftellen, dat B. heeft «egèn Ruiten, twee Schoppen en twee Harten. Insgelijks zullen wij eens nemen, dat D. "fceeft het Aas, de Koningin, de Tien en Agt van Troef rhèt negèn Schoppen. Én (*) Slam is; wanneer de èëné pdrtij mlls de Trekken mdakt. Volgens onzeti /preektrant, noemt men zulks Cap*?T maet^ ken. H  c m) Ên laat C. hebben vijf Troeven en agf Harten. A. fpeelt Troef uit, dien D. haalt, en Dfpèelt weder een Schoppen na, dat zijn Maat E. troeft; C. fpeelt troef, dien zijn Maat D. haalt; daarna fpeelt D. een Schoppen, die C. troeft, en C. fpeelt weder een' Troef na, dien D, haalt; en D., den besten Troef hebbende , fpeelt denzelven uit; Dit gedaan zijnde, en D. nog zeven vrije Schoppen in handen hebbende, haalt hij dezelven alle t'huis, en maakt bij gevolg A, en B. Slam of Ca~ pot. Bijvoegzel van meer andere gévaiïen. t II Als uw Maat den Koning van eene 'Smte uitfpeelde, en gij hadt geen' van die kleur, laat ze dan door, met eene flegte kaart bij te fpeelen , Oen zij dat partij aan uw' regterhand het Aas daarop gelegd hadt,) wijl gij, dus doende, plaats voor zijne kleur maakt. II. Gefteld, dat uw Maat de Koningin van eene kleur fpeelde, en dat partij aan uwe regterhand dezelve haalde met.het Aas, en die kleur nafpeelde; in geval gij niets daarvan 1 hebt,  C ii5 > hebt, zoo troeft dezelve niet, maar. werpt 'et *ene flegte kaart bij, daardoor wordt uw' Maats kleur vrij. Daar heeft eene uitzondering van dit Spel f laats, wanneer gij om den oneven Trek fpeelt, en zwak in Troef zijt, dan moogt gij troeven. III. Genoomen, dat gij het Aas, den Koning en eene laage kaart van eene kleur hadt (terwijl partij van uwe flinkerhand van die kleur fpeelt) en dat gij vier laage Troeven liadt, en geene kleur van belang om uit te fpeelen; en gefteld, dat partij van uwe regterhand daar de Negen, of andere laager kaart op legde; haalt dan dezelve met het Aas, en fpeelt de laage kaart van dezelve kleur tegen partij weder na; die zal redenen hebben om te denken, dat de Koning agter zijne hand legt, en bij gevolg zijne Koningin, zoo hij ze heeft, dacr niet op leggen; en derhalven hebt gij eene fchoone kans, om met deeze wijze van fpeelen eenen Trek te winnen > en te gelijker tijd geeft gij uw Maat den ftaat Van uw fpel te kennen. IV". Als uw Maat u reeds vroeg in 't fpel .ïloodzaakt te troeven, dan moet gij denken, H 2 dat  ("O *kt bij fterk in Troef is; uitgenoonten, Wan* neer gij op 4 of op 9 ftaat', en derhalveri moogt gij, zoo gij fterk in Troef zijt, dezelven nafpeelen. V. Gefteld, dat gij het point van S roemt, en uw Maat geen' Honneur heeft; én genoomen, dat gij hadt den Koning, de Koningin en de Tien; den Koning, Boer en Tien, of Koningin, Boer en Tien van Troef: als 'er Troef uitgefpeeld wordt, legt'er altijd de tien op, het geen uw Maat te kennen geeft, dat gij nog twee Honneurs over hebt^ en dus- rigt hij 'er zijn fpel naar in. VI. Nu eens genoomen, dat partij aan uw regterhand het point van 8 roemt, en zijn Maat geen Honneur heeft; en gefteld, dat gij hadt den Koning, de Negeu en eenen laagen Troef, of de Koningin, de Negen en twee, -laage troeven; als uw Maat dan Troef fpeelt, zoo legt 'er de Negen op, Wijl het omtrent 2 tegen r is, dat de Tien niet agtef uwe hand zk, en dus fpeelt gij uwe Negen tot voordeel. VU. Bijaldien het mogt gebeuren', dat gi} eene' kleur uitfpeeldc, waarvan gij Aas, Koning en twee of drie meer hadt, wanneer g$ datij  «Jan, zoo uw Maat de Tien of den Boer fpeelt; het Aas daarop legt; en genoomen, dat gij eene enkele kaart van eene andere kleur in handen hadt, en flegts twee of drie laage Troeven; fpeelt dan, in dit geval, de enkele kaart na, om eene Knip» of Schongel, aan den gang te krijgen; en een zoortgelijk fpel heeft dit ten gevolge, naamlijk: door het fpeelen van die kleur verkrijgt uw Maat een« gelijke kans, van eene betere kaart daarin te hebben, dan de laatfte Speelder; daarentegen, zoo hij u de kleur aangefpeeld had, die waarfchijnlijk zijne fterke Suite ware geweest, dan zoude partij gemerkt hebben, dat gij het op een' Knip (Saw) gemunt hadt, en zon dus Troef uitgefpeeld hebben, om het t'huis haaien uwer laage Troeven te beletten: doos deeze fpeel wijze zal uw Maat ligtelijk de redenen bezeffen, waarom gij van kleur verandert , en dus zijn fpel daarna rigten. VIII. Gefteld, dat gij het Aas, en de Twee (Deux) van Troef had, en in de drie andere kleuren fterk waart; als het uwe beurt ist om uit te fpeelen, fpeelt dan uw Aas, en daarna uwe Troef Twee uit, om uw Maat aan het fpeelen te helpen , en om 'er twee H 3 Tros*  Cn8) Troeven voor eenen uit te haaien ; en genodf* men, dat de laatfte Speelder dien Trek haalde, en dat hij eene kleur nafpeelde, waarvan gij Aas, Koning en twee of drie meer hadt, laat dan dezelve doorgaan, wijl het niet onmooglijk is, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft, dan de derde Speelder $ dit zoo zijnde, dan zal hij gelegenheid hebben, om twee troeven voor eenen 'er uit te haaien; wanneer gij dan weder aan het uitfpeelen koomt, moet gij trachten, een vart de twee overblijvende Troeven uit handen te haaien, vooronderfteld zijnde, dat 'er ri Troeven uitgefpeeld zijn ; en des niet te min is de kans tot uw voordeel, dat uw Maat ook een van de twee overblijvende Troeven kan hebben. IX. Genoomen, daar waaren 10 kaarten uitgefpeeld, en gij hadt nog den Koning, de? Tien en ééne laage kaart van de eene of andere kleur, die nog niet gefpeeld is; en gefteld, dat gfj 6 Trekken gehaald hadt, en dat uw Maat van dezelve kleur uitfpeelde, noch Troef noch eene dertiende kaart meer in ijmands handen zijnde; in dit geval moet gij (ten zij dat partij «an uwe regterhand eene zooi  2oo hooge kaart opfpeelde, dat gij genoodzaakt werdt zulks te doen) 'er uwen Koning niet opleggen, wijl gij, als die kleur nagefpeeld wordt, uwen Koning, en dus den oneven Trek, kunt maaken, dat een verfchil van 2 is; Als het gebeurde, dat 'er maar negen kaarten uitgefpeeld waren, dan kunt gij, in die omftandigheid volgends denzelven regel fpeelen. Men moet zich van deeze fpeel-manier altijd bedienen, ten zij dat het maaken van 2 Trekken u kans gave, een-van beide , om uw dubbeld Spel (JLurcK) te behouden, of om het Spel zelve te winnen of te redden. X. Gefield, dat A. en B. Maats waren tegen C. en D. en dat B. de twee laatfte troeven had, tegelijk met de Koningin, den Boer en de Negen van eene andere kleur; en laaten wij neemen, dat A. noch Aas noch Koning of Tien van die kleur heeft, en dat A. die kleur aanfpeelen moet: Vraag: Welk eene kaart moet B. fpeelen, om de meeste waarfchijnlijkheid te hebben, van één' Trek in die kleur te maaken ? Antivoord: B. moet de Negen van die kleur fpeelen, wijl het flegts Vijf om vier tegen hem is, dat partij , H 4 aan  aan zijne flinkerhand de Tien heeft; en, zo&t jaij een yan beiden, de. Koningin of den Boet fpeelt, dan is het omtrent drie tegen éé.n.dat bet Aas of de Koning in de hand van parijf qan zijne flinkerhand zit, bij gevolg brengt hjj de kans van drie om één tegen hem, alleen op vijf tegen vier. XI. Laaten wij het voorgaand geval veran-j deren, en den Koning, Boer en Negen van ééne kleur in Bs. hand geeven, vooronderHellende , dat A. noch Aas noch Koningin ofTien heeft; wanneer A. alsdan van die kleur Uitfpeelt, zoo is liet volkomen het zelve, ot' B. 'er den Koning, den Boer, of de Negen oplegt. XII. Genoomen, dat gij het Aas, den Koning en drie of vier laage kaarten in eene, kleur hadt, die nog niet gefpeeld was, en dat gij gewaar wordt, dat uw Maat den laatften Troef heeft; in dit geval, als gij aan het uit* fpeelen z5jt, zoo fpeelt eene laage kaart in, dezelve kleur, de kans gelijk zijnde, dat uw Maat eene betere kaart in die kleur heeft, dan de laafde Speelder; dit zoo zijnde, is da? waarfchijnlijkheid ten uwen voordeele, dat gij 5 of 6 Trekken in die kleur zult maaken; maar,'  ( iai > 'paar, bijaldien gfl het Aas en den Koning van die kleur uitgefpeeld hadt, dan is het a tegen i, dat uw Maat de Koningin niet hoeft, en bij gevolg is het ook a tegen i dat gij alsdan flegts 2 Trekken in die kleur maakt: dus fpeelende waagt gij in die,gift 3 of 4 Trekken te verliezen, om flegts eenen te win nen. XIII. Bijaldien uw Maat eene kleur uitfpeelt, waarvan hij het Aas, Koningin, Boer en verfcheide meer heeft, en dan het Aas fpeelt, en de Koningin nafpeelt; zoo gij dart gevallig den Koning en twee laage kaarten in die kleur hadt, haalt zijne Koningin met uwen Koning; en genoomen, dat gij fterk in Troef •jijt, en gij haalt dan eerst alle de Troeven yit, mits nog ééne laage kaart van uw Maats kleur over hebbende, die gij kunt aanfpeelen , zoo wordt zijne geheels Suite daardoor yrij, en bij gevolg wint gij, met op deeze Ijyijze te fpeelen, meenige Trekken, H 5 iV/Vjf*  Nieuwe gevallen in [het Whist-Spee, Hoe men om den oneven Trek (odd Trik) moet fpeelen. Genoomen, dat gij de voorhand hadt, en dat gij Aas, Koning en drie laage kaarten in Troef hebt, met vier laage kaarten in eene andere kleur, drie laage kaarten in de derde, ééne laage kaart in de vierde kleur; Vraag: Hoe moet gij nu fpeelen ? Antwoord: Gij moet de enkele kaart fpeelen, welke, bij den laatften Speelder gehaald zijnde , hem beweegt , om Troef te fpeelen , of in uvve zwakke kleur, in welk geval gij met uw Maat uwe beste en vrije kaarten kunt t'huis haaien. Het zelve geval enz., uw Maat aan het uitfpeelen zijnde. Laaten wij vooronderftellen, dat hij het Aas van dre kleur fpeelt, waarvan gij 'er maar één' hebt, en dat hij den Koning van dezelve kleur nafpeelt, en dat partij aan uwe regterhand dezelve troeft met de Koningin, den Boer of de Tien; dan moet gij hem niet over-  C "3 ) •vertroeven, maarliever eene laage kaart van uwe flegtfte kleur bijwerpen; het gevolg daarvan is klaar, wijl uw Maat daardoor agter de hand koomt, en in uw flegte kleur zijne hooge kaarten kan befteeden. Het zelve geval met voeronderflellmg, dat gij nog maar vier öf vijf pointen noodig hebt, en aan de voorhand zijt. I. Speelt in dit geval eenen laagen Troef, en als uw Maat eenen beteren Troef heeft, dan de laatfte Speelder, en Troef weder nafpeelt, legt 'er uwen Troef Koning'op, en fpeelt dan die kleur na, waar gij vier in getal van hebt. Deeze Lesfen wel in agt genoomen wordende in alle deelen van het fpel, moeten van gewigtige gevolgen zijn voor den Speelder; wijl, hij geene goede kleur hebbende om te fpeelen, zijn Maat de laatfte fpeelder zijnde agter de hand alle de Trekken in zijne zwakke kleur maakt. II. A. en B. zijn Maats tegen C. en D. ia Troeven zijn reeds uitgefpeeld, en 'er zijn flegts nog 7 kaarten in ijder hand over, waarvan  fan A. den laatften Troef heeft, tegelijk mef het Aas, den Koning en 4 laage kaarten in ■eene andere kleur: Vraagt Of A. het Aas en Koning, of eene laage kaart van die kleur moet fpeelen? Antwoord: A. moet eene laage kaart van die kleur fpeelen, wijl het even waarfchijnlijk is, dat zijn Maat eene betere kaart in die kleur heeft dan de laatfte Speelder, en in dit geval, als het gebeurde, dat 4 kaarten in eene van beide de handen van partij waren, zal hij met dus te fpeelen, in ftaat zijn vijf Trekken in die kleur te maaken, daar hij, zijn Aas en Koning uitgefpeeld hebbende, flegts 3 Trekken in die kleur zou gemaakt hebben. Als geen van partij meer dan 3 kaarten in die kleur heeft, dan heeft hij evenveel kans, om 6 Trekken daarin te maaken. III. Genoomen, dat A. en B. Maats waren tegen C en D. en dat 8 Troeven uitgefpeeld Waren, en dat A. vier van deeze Troeven over hadt; C. den besten Troef hebbende, en aan het uitfpeelen zijnde. Vraag: Qf Q, zijnen Troef moet fpeeleu, pf niet?  C Antwoord! C. moet zijnen Troef niet fpeelen, om éénen van A's Troeven 'er uit te haaien; wijl, daar hij 3 Troeven in A's? handen overlaat, in geval A's Maat eene groote Suite te maaken hadt , C. dien hoogen Troef in handen houdende j hem beletten kan zijne Suite te maaken met dezelve te.' ttoeven. Een aartig geval voor liefhebbers. IV. Verbeeldt u drie Speelderen, ijder drie kaarten ln handen hebbende: laat A. Troef maaken, en laat B. kiezen., welke hand hij wil, A. zijne keuze van beidé de andere handen hebbende , wint 2 Trekken. Klaaveren zal Troef zijn- Eerde Speelder , Aas, Koning en de 6 vari Harten. Tweede Speelder, Koningin, en de iovatf Harten, en de 10 van troef. Derde Speelder, de 9 van Harten, en de 2 en de 3 van Troef. De Eerde Speelder wint van dén Tweeden\ De Tweede wint van den Derden. En de Derda Wint' van den Eerden.  C ïao* ) Berekeningen, welke met tnoreele zekerheid aanwijzen, hoe men tjder fpel wel moet fpeelen, met, zoo uw Maat i 2 of '3 zekere kaarten heeft, de kanzen daarvan aan te toonen. Lees met oplettenheid die met NB. ge* teekend zijn. Bij voorbeeld. L Ik wilde weten, wat de kans zij, dat tjmand eene zekere kaart heeft? Antwoord. vóór tegen Dat hij ze niet en heeft is,NB. 2. om 1. II. Ik wilde weeten, wat de kans ware, dat hij zekere twee kaarten had ? Antwoord. vóór tegen Dat hij daarflegts eene van heeft, is 31- om 26. Dat hij beide daarvan niet heeft,—• 17. — 2. Maar dat hij ééneoftwee heeft) is omtrent 5 om 4, of NB. J 2S' ~~ 32' III. Ik wilde insgelijks weeten, wat de kanzen waren, dat hij zekere 3 kaarten had? AM-  Antwoord. • » vóór tegen Dat hij flegts eene daarvanl heeft, is 325 vóór hem om 378)" ö. om 7. tegen hem , of omtrent - - 3 Dat hij geene 2 daarvan heeft ,1 is 156 vóór hem om 547 tegen? 2. 7. hem, of omtrent - - - - J Dat hij ze alle drie niet en) heeft, is 22 vóór hem om 681 > 1. —— 3IJ tegen hem, of omtrent - - J Maar dat hij 1 of 2 daarvan! heeft, is 481 vóór hem om 222? 13. —- 6. tegen hem, of omirent - - J En dat hij 1, 2, of alle 3") daarvan heeft, is omtrent NB. ƒ 5" ^ Eene Uitlegging en Toepasjïng van deeze Bereekeningen, welke de I^eezers deezer Verhandeling noodzaaklijk moeten verft aan. eerste Uitree kening. Het is 2 om r; dat mijn Maat eene zekere kaart niet en heeft. «rLaat ons, om deeze uitreekening toe te jiasfen, vooronderftellen, dat partij aan de regter-  terhand eene kteut uitfpeelt,waarvan gij flegts? den Koning en eene kaart hebt; dan moet gij opmerken, dat het 2om r is,' Wannéér gij''er uwen Koning oplegt,- dat partij aan uwe flinkerhand hem niet haaien kan; Nog ééns, laat ons Hellen,- dat gij hadt derf pning en drie laage kaarten van eene zekere kleur, tegelijk met de Koningin en drie laage kaarten van eene andere kleur; Nu wilde weeten, welke de beste kleur zij,- om 'er' van uit te fpeelen ? Antwoord: Die van den Koning , wijf het 2 om 1 is, dat het Aas niet agter uwe hand zit; maar het is 5 om 4 dat het Aasof de Koning van de eene of andere kleur agter uwe hand zit, en bij gevolg fpeelt gij.met de kleur van de Koningin beginnende"tot uw nadeel. Tweede Uitrêekening. Het is, ten minsten, 5 om 4 dat uw Maat ééne kaart' heeft uit éenige 2 zekere kaarten; dezelve kans heeft partij aan uwe regter- en aan uwe' flinkerhand: Derhalven, gefteld, dat gij ia eenige kleur 2 Honneurs hadt , en weetende,dat het 5 om 4 is, tfat uw Maat éénen van: de twee. andere Honneurs heeft, dan fpeelt gij,'  gij, hiervan kennis hebbende, uw fpel meï «oo veel te meer zekerheid. Voorts zullen wij vooronderftellen j dat gij de Koningin en eene laage kaart in eenige kleur alleen hadt,- en dat partij aan uwe regter hand die kleur fpeelde, zoo gij nu daar uwe Koningin oplegt; dan is het 5 om4; dat partij aan uwe flinkerhand dezelve kan haaien, en tlerhalveu fpeelt gij 5 om 4 tot uw nadeel.' derde Uitreeken ing. Het is 5 om ~2, dat uw Maat eene kaart heeft uit zekere 3 kaarten, Gefteld derhalven, dat gij bij het ömdeêletï gekreegen hadt den Boer en 1 laage kaart t en dat partij aan uwe regterhand van die kleur fpeelde; zoo gij 'er dan den Boer oplegt, dan is het 5 om 2, dat partij aan uwe flinkerhand -of het Aas, den Koning , of de Koningin van de uitgefpeèlde' kleur heeft, en gij fpeelt derhalven s om 2 tegen u zelve; behalven dat is 'er nog deze opmerking te maaken , dat^ zoo gij partij aan uwe regterhand hierdoor èenig licht geeft, dezelve, gcduurende dat die geheele kleur gefpeeld wordt, zal trachten door konst en list op uw Maat voordeel te behaalen. I Én,  C 130 > En, om eene uitlegging te geeven van de noodzaaklijkheiddie 'er is, om de laagfte kaart van dé Suiten in alle de kleuren 'er op te leggen, zoo laat ons neemen, dat partij eene kleur uitfpeelde, waarvan gij Koning, Koningin en Boer, pf Koningin, Boer en Tien hebt; met uwen Boer op de kleur te leggen, waarvan gij Koning,Koningin en Boer hebt, verkrijgt uw Maat eene gelegenheid, om de kans vóór en tegen hem uit te reekenen in die kleur, en op gelijke wijze in alle de mindere kleuren, waarvan gij Suiten hebt. Van de voorgaande uitreekening kan men ook nog het volgend gebruik maaken: Laa» ten wij eens vooronderftellen, dat gij het Aas den Koning en 2 laage Troeven hadt, met de hoogfte Vijfde of 5 andere goede handkaarten in de eene of andere kleur, en dat gij tweemaal Troef rond gefpeeld hadt, en dat een ijder Troef bekende; in dit geval zijn 'er 8 Troeven uit, en 2 Troeven in uwe handen overblijvende , dat maakt 10, en 3 Troe* ven zijn tusfehen de andere 3 Speelderen verdeeld, van welke 3 Troeven de kans vóór u is 5 om 4, dat uw Maat 'er éénen van heeft; en derhalven hebt gij kans; om met de  4e 7 kaarten In uwe hand 5 Trekken f» maa-J ken. Zommige Opreekeningen, '.betrekke/ijk tot het doen van ffeddingfchapptn. Vóór het geeven der kaarten. (*) Het geeven is 2I. tegen 2®. 1 Zoz^Cpoint:)— —11. 1 10. 5 is 2 om 1 van het Spel, en") t van de Z«rc/t, of dubbeld Spel J 2' **"— x' 9 is omtrent — — 0, ■ 2# (*) Dat is te zeggen: wanneer men wedt ten voordeele van ijmand, die d* kaart geeven moet, en dus het geeven der kaartip, bij de pointen reekent. I 2  C 152 ) Vóór het geeven. 2 om r. —— —— is 0. tegen ft 9 — t. is omtrent —— —4. —— r. Vóór het geeven. 3 om 2. —— is 8 tegen 7. 9 — 2. is omtrent ——»7 2. ■■ Vóór het geeven. 4 om 3. ——■ ——• is 7 tegen 6. 9 — 3- is omtrent ■ — 3 *•  ( 133 ) Voor het geeven. 5 om 4. • is 6 tegen 5. 9 — 4. is omtrent — ■— 5 — 2. Voor het geeven. 6 om 5. ' - is 5 tegen 4. 7 — 5- — 5 3- 8—5. — 5 2. 9 — 5. is omtrent — —■ 1 —— r. Voor het geeven. j om 6. —— ■ is 4 tegen 3. 8 — 6. — 2 —— 1. 9. — 6. is omtrent — — 7 4. Voor het geeven. 8 om 7. ■ —— is 3 tegen 2. 9 — 7. is, omtrent —■ — 12 —— 8. 8 om 9, volgens de beste uitreekening hedendaags daarvan gemaakt, is omtrent 3 en sen half in de honderd ten voordeele van 8 vóór het geeven; Tegen het uitdeelen der I 3 kaart  C 134 > kaart fs\ de kans, fchoon gering, tog tert voordeele van 8. Uitfeekening voor den geheelen Rubber. (*5 Gefteld, dat A. en B. aan het fpeelen waren , en dat A. ftond op 1 Spel en 8 pointen van het tweede Spel, met het geeven. Vraag: Welke zijn de kanzen den geheelen Robber door? I Spel gewonnen en 9 pointen van het tweede Spel: (veronderfteld zijnde, dat het 9 pointen zijn vóór het geeven van de kaart:) zijn ten naastenbij 6 om 1. Het eerfteSpel en 9 pointen van! het tweede'Spel is ten naastenbij/ 13 t6^en U Het eerfte Spel en 8 pointen 1 van het tweede Spel is een wei-7 13 —— i; nig meer dan het voorgaande j Het eerfte Spel en 7 pointenl van het tweede is ten naastenbij? 10 """ l' Dit- (*) zegt Robber; deeze heeft plaatst warneer mén van de 3 Spellen a wint.  C 135 ) Ditto en 6 pointen van Het! tweede is ten naastenbij - * ƒ Ditto en 5 pointen van het) :;•■> - ^.V tweede is ten naastenbij - - ƒ Ditto en 4 pointen van het) tweede is ten naastenbij - - j 5 I' Ditto en 3 pointen van hetl ... f 4i tegen 1.; tweede is ten naastenbij - - j Ditto en 2 pointen van het] tweede is ten naastenbij - - $ ^ Ditto en 1 point van het") tweede is ten naastenbij - - J De bovenftaande Opreekeningen zijn gemaakt met het geeven van de kaart daarbij gereekend , of ten voordeele van den Geever. Tegen den Geever. Gefteld, dat A. en B. aan het fpeelen waren, en dat A. ftond op 1 Spel en een zeker getal van pointen in het tweede Spel: dan is Het eerfte Spel en 9 pointen) ^ tegen ^ van het tweede ten naastenbij j Ditto en 8 pointen van het) > ^ •„'■ J< tweede Spel is een weinig meer j Ditto en 7 pointen van het") •' tweede Spel is - - - 3 ^ _ I 4 Dlt"  Dltte en 6 pointen van het| tweede Spel is - - - ( 7 tegen ïi Ditto en 5 pointen van hetl tweede Spel is - - » J 5 "~*~*"" *' Ditto en 4 pointen van het) • tweede Spel is - - . f ^ ~ ï» Ditto en 3 pointen van het! tweede Spel is - - .f4 —'—1 r- Ditto en 1 pointen van het) tweede Spel is - - - ( 7 '' & Ditto en 1 point van het-) tweede is ten naastenbij -- j 6i ' "~ 2' Een kort Begrip van het Whist-Spel,' Waarin meest alle de moeié'lijke gevallen, die in dit Spel kunnen voor» koomen, opgelost worden ; bij wijze van Vraag en Antwoord opgejleld. 1. Hoe moet men met het grootst voordeel Troef fpeelen? Ziet hier over na de Verhandeling van het Whist-Spel, Geval 11 bl. 44 en 99 en alle de andere gevallen in hetzelve en de Hoofdftuklen. 2. Ho©  037) 2. Hoe moet men de Suiten (Sequences") fpeelen , zoo ze Troef zijn ? Antwoord: Gij moet met de hoogfte daarvan beginnen. 3. Hoe moet men de Suiten Speelen, wanneer ze geen Troef zijn? Antwoord ■ Wanneer gij vijf in getal hebt dan moet gij met de laagfte beginnen ; doch zoo gij ilechts 3 of 4 in getal hebt, fpeelt dan altijd de hoogfte. 4. Waarom verkiest gij liever Suiten te fpeelen dan andere kleuren? Antwoord: Wijl dezelven het zekcrftc Spel zijn, en maaken, dat gij in andere kle ren vóór- of agter de hand koomt, en deeze zelfs vrij fpeelen kunt, door dat partij zich op jiwe Suite in die kleuren vergooit. 5. Wanneer moet gij uwe Trekken vroegtijdig maaken ? Antwoord: Als gij zwak in Troef zijt. 6. Wanneer moet gij uwe Trekken niet vroegtijdig maaken? Antwoord: Wanneer gij fterk in Troef zijt. 7. Wanneer fpeelt gij van eene Suite van het Aas? I 5 Ant>_  C 138 ) Antwoord: Dit moet gij doen, als gij flegts 3 in getal van de eene of andere kleur hebt (uitgenoomen van Troef.) 8. Wanneer fpeelt gij niet van uwe Suite van het Aas. Antwoord: Gij moet met uwe Suite van het Aas niet uitfpeelen, zoo gij 4 of meer in getal van eenige andere kleur hadt; wijl het Aas het middel is, waardoor gij uwe groote Suite kunt aan den gang helpen, en dezelve, alle de Troeven uit het Spel zijnde, t'huis haaien- 9. Bijaldien 'er eenige kaart van belang aan uwe regter- of flinkerhand omgekeerd ware , hoe zoudt gij in dat geval fpeelen ? Zie het geval in Art. 1. bl. 42 enz.., en Art. 1. bl. 72 enz. 10. Waarom fpeelt gij altijd uw Spel volgends de pointen waarop uw Spel en dat van partij ftaat? Antwoord: Zie Art. 6. bl. 43: zie ook de betrekkingen van dit geval op andere, onder hetzelve Artikel vermeld. iï. Hoe kunt gij weeten, dat uw Maat niets meer van de gefpeelde kleur heeft ? Zie de gevallen in Art, 1. 2. 3. bl. 65. 12. Wel-  12. Welke zijn de redenen, om de tweede Speelder zijnde, 'er den Koning, Koningin, Boer, Tien op te leggen, en wanneer mag zulks niet gefchieden ? Zie Artikel i. 2. 3. bladz. 35. 13. Waarom fpeelt gij de Koningin, den Boer of de Tien van ééne kleur, wanneer dezelve voor de tweede reis gefpeeld wordt» daar gij flechts drie in getal hebt? Zie Art. 4, bladz. 89. 14. Wanneer moet gij partij overtroeven, en wanneer niet ? Antivoord: Indien gij zwak in Troeven waart, dan moet gij hem overtroeven; maar, zoo gij fterk in Troeven zijt, dan moet gij eene flegte kaart bij werpen. 15. De redenen, waarom men de hooge kaarten van de fterke Suite van partij in handen moet houden en niet te voorbaarig uitfpeelen , zijn te vinden in Art. 1 bladz. 38. 16. Indien uw partij aan uw regterhand eene kleur uitfpeelt , waarvan gij Aas , Koning en Koningin hebt , waarom legt gij 'er het Aas op, jn plaats van de Koningin? Jlnt~  C 140) Antwoord: Wijl partij daardoor misleidf wordt, het\welk in uit geval voor u van meer aanbelang is, dan het misleiden van uw eigen Maat. 17. Wanneer kunt gij gevoeglijk laaten merken, (declareeren) dat gij eene flerke Suite hebt, en wanneer niet? -Antwoord: Wanneer gij maar eene flerke Suite hebt, en gij troeft uit, om die Suite te maaken ; in dit geval moet gij dezelve declareeren; maar zoo gij fterk waart in alle de kleuren, dan is het niet noodig, dat gij uwe fterkfte Suite declareert. 18. Wanneer gij, het Aas aan uwe regter. hand omgekeerd zijnde, alleenlijk Troef Tien en Negen hebt, waarom fpeelt gij dan de Tien op ? Zie Art. 1 bl. 83. 19. Waarom fpeelt gij liever van eene Suite ▼an den Koning dan van eene Suite van de Koningin, het zelve^ getal van beiden hebbende ? Antwoord: Wijl het 2 tegen 1 is, dat het Aas niet in handen is van partij aan uwe flinkerhand, en het is 5- tegen 4, zoo gij van de Suite van de Koningin fpeelde, dat het Aas of de Koning in zijne handen zit, en dat  dat gif uwe Koningin verliest, en dus tot uw nadeel fpeelt. 20. Wanneer fpeelt gij van eene Suite van de Koningin, in plaats van de Suite van den Koning? Dit wordt beantwoordt in Art. 19: 21. Wanneer gij de vier beste kaarten van eene kleur hebt, waarom werpt gij de besten weg? Antivoord: Oni uw Maat van den ftaat van uw Spel te onderrigten. 22.. Op welke wijze kunt gij de meeste Trekken met uws Maats fterke Suite maa.ken ? Op bladzijde 68, 69 enz., zijn zes Exempels om dit aan te tooneh. 23. Gij hebt, de Koningin aan uwe regterhand omgekeerd zijnde, Aas Tien en éénen Troef, of Koning, Tien en eenen Troef: zoo nu partij aan uwe regterhand Troef Boer fpeelde, Vraag: hoe moet gij fpeelen? Antivoord: Gij moet hem doorlaaten,waardoor gij eene gelijke kans hebt, om eenen Trek te winnen, en dus doende niet kunt verliezen. 24. Daar  C 14» ) 24. Daar zijn vier kaarten uitgefpeeld, èh daar is reeds tweemaal Troef rond gefpeeld, uw Maat blijkende geen hooger Troef te hebben , dan de 8, toch heeft hij nog drie Troeven : wanneer hij den derden Troef fpeelt, zoo legt daar de naaste Speelder den Boer op, de Koning nog maar in handen van party zijnde, en gij hebt nog het Aas en de Koningin van Troef. Vraag: Welke van beiden moet gij fpeelen, het Aas of de Koningin ? Antwoord: Gij moet het Aas fpeelen, Wijl het 9 om 8 is, dat de laatfte Speelder den Koning heeft; en wanneer gij de kaarten tot 2 in getal vermindert; dan is het 2 tegen i tot u voordeel, dat door het fpeelen, van het Aas de Koning valt: Van dezelve fpeelwijze kan men zich bedienen in andere kleuren, bij dezelve gelegenheden. Exempel. Laaten wij vooronderftellen, dat gij nog maar twee kaarten van de eene of anders kleur in handen hebt, naamlijk de Koningin en de Tien; en laaten wij ftellen, dat de Beer l  ( «43 ) Boer en de Negen van dezelve kleur in handen van partij zijn: wanneer dan uw Maat dia kleur aanfpeelt, zoo legt partij aan uwe regterhand daar de Negen op, en houdt flegts eene kaart over: Vraag: Welke van beiden moet gij fpeelen, uwe Koningin pf uwe Tien? Antwoord: Gij moet uwe Koningin fpeelen , wijl het 2 tegen i is, dat partij aan uwe flinkerhand den Boer heeft, en in alle gevallen van dezelve natuur moet gij volgens dezen regel fpeelen. Ik wilde gaarne eens weeten, wat de kans zij, dat de geever in het Whist-Spel vier of meer Troeven in handen heeft? Antwoord; Dat hij vier of meer Troeven in handen heeft, is 232 tegen 165. of omtrent een' Guiné tegen 14 S. 11 St. en ten naastenbij een penning. JE'  C i44) bkkn0pte, onderwijzende VERHANDELING VAN ft E T ÖMBER-SPÉU Dat dit zoo konftig als vermaaklijk Spel door eenen geest- en vindingrijken man uitgevonden, en dat dezelve een Spanjaard ge* weest zij, bewijzen en de aart van het Spel zelve én de konst- en basterd - woorden, die daarin voorkomen. Of dit Spel door de Spaanfchen zelve naar de Nederlanden gèbragt zij , dan of wij het zelve tegelijk met de Moden van dien tijd ook van de Franfchen overgenomen hebben : daarover zullen de Geleerden aan de Speel-tafel niet twisten. Dit is ten minsten zeker, dat de Franfchen dit Spel nog meer befchaaft en ook van hunne kunst-woorden daaraan medegedeelt hebben; waar-  waarvan wij nog hedendaags, ' zöo Wel als van hunne fpeelwijze gebruik maaken. De meenigvuldige veranderingen, die men, met het dikwerf afwisfelende gevallige, in dit Spel ontmoet, maaken hetzelve alleraangenaamst, en fchoon 'ef in den beginne met het leeren van hetzelve veel moeite gepaard gaat, zoö wordt ze toch even daardoor rijkelijk weder Tergoed. De voortreffelijkheid van dit Spel ïieeft hetzelve doorgaands voor alle andere zoogenaamde jeux de commercè, of gezellige Spellen , bij de meeste kenneren den voorrang doen verdienen, en dien heeft hetzelve, zelfs aan de Hoven en onder de aanzienlijkflén, met zijnen afllamling, het Quadrille-Spel, tot den huidigen dag'toe behouden- Meer behoeft men tot lof en aanprijzing van dit Spel niet te zeggen; genoegd dat de geene, die de moeite neemt, van fietzelve te leéren, door den besten leermeester, naamlijk, door eigen ondervinding, van de waarheid deezer gezegden zal overtuigd worden.' Alleenlijk dit gelieve men nog op te merken , (wijl daarvan in de volgende Lesfen geen gewag gemaakt wordt,) dat, alhoewel K men  C II* ) men dit Spel 1» den grond verftaat, nog* thands onder het fpeelen zelve, en om het wel te fpeelen, de grootfte ftilte .en oplet» tenheid noodig is ; want anders kan de bekwaamde Speelder door eene geringe onachtzaamheid een groot Spel verliezen. Doch , 200 men flegts voor tijdkorting of om weinig geld fpeelde, dan behoeft men zich aan deezen ftrengen regel niet te binden. Ten laatften moeten wij den Leezer nog herinneren, dat men de Wetten, Bewoordingen en Konst- woorden, die het Omber- en het Quadrille-Spel gemeen hebben, in de hierop-volgende Verhandeling van het Quadrille-Spel in een bijzondere afdeeling zal vinden, uitgenoqmen alleen de geenen, die bij ijdere. ftof nood&aak,üjk moesten te pas gebragt wor-. den. SCHIK-  ( «47) CCHIKKING EN ORDE DER SPEELDEREN EN DER K AAR TEN, I. Het Omber - Spel wordt eigenlijk door drie Perfoonen gelpeeld, met veertig kaarten: deeze worden uit een vol' Spel (zoo zulks van den verkooper niet reeds gedaan ^ware} uitgezogt, met 'er de Agten, Negenen en Tienen van ijdere kleur uit te fchieten. Dit gedaan zijnde, wordt de ombre-tafel gereed gemaakt. De Huisheer , of die de partij geeft, plaatst de noodige fchoteltjes voor de pot of den inleg met drie Fiche-doosjes op ijdere tafel: daarin zijn voor ijder Speelder vijf Contra&eh, of groote, en twintig kleene Fiches, welker waarde en prijs, vóór dat men aan het fpeelen gaat, bepaald wordt. Nn neemt men zes kaarten van drie verfcheide kleuren, waaronder gemeenlijk de eene kleur Schoppen is, met drie van dezelven belegt men de plaatfen der drie Speelderen, en uit de drie andere gelijkzoortige laat men ijder Speelder eene trekken, of men laat op deeze wijze om de plaatfen looten. Dit alles verligt zijnde, dan kan mén zeggen, dat de K 2 fpeel-  C 148 ) fpeel-tafel gereed of gedekt Is; men zet zicfi tot het fpeelen en die Schoppen getrokken heeft begint de kaart te geeven, na dat 'er van een ijder ingezet is: waarover hier na in het VI. Artikel zal gehandeld worden. van het geeven der kaarten. II. Eer men geeft moet de Kaart eerst wel dooreen gefchooten worden: dit gedaan zijnde, laat men aan zijne flinkerhand afneemen of coupeeren; alsdan deelt men de kaart ter regterhand rond, drie aan >hte,-foisdat ijder Speelder negen heeft. Be overblijvende dertien, de/fok (talon) genoemd wordende, legt men midden op de tafel neder. Ijmand door onoplettenheid; of bij toeval, te veel of te weinig kaarten omdeelende; moet de kaart op nieuw gegeeven worden, zonder dat.de geever daarom Beet of Remt™ife wordt; Q) ten zij, dat men in den be- £*) Men zegt ook wel Beest : doek du woord wordt meest in andere oorfprongüjk duitfche Spellen, en zelden in 't Omber -Jpef gebruikt. Over de eigenlijke Remise of Beet. Zie Art. VI/.  C U9 ) beginne daaromtrent anders overeen gekoomen ware. Hetzelve heeft plaats, wanneer 'er onder het omdeelen eene kaart omfloeg of gekeerd ware; ten zij, dat het een zwart Aas ware, in welk geval de kaart weder op nieuw moet gegeven worden; dit moet ook gefchieden, wanneer 'er meer dan eene kaart of te veel kaarten omgekeerd laagen- Doch, zoo de kaart reeds omgedeeld is; en 'er in de overigen, of in den ftok, flegts ééne enkele kaait f hoegenaamd, gekeerd lag: dan moet de kaart op nieuw gegeeven worden, al fpeelde de Omber (Speelder) fans prendre. (*) Maar, zoo de Geever zichzelve 10 kaarten gave, dan mag hij niet fpeelen en moet pasfen: daarentegen, wanneer hij aan eenen der twee andeie Speelderen 10 kaarten gegeeven heeft, vermogen dezelve te fpeelen; mits zij zulks maar tijdig te kennen geeven, en alsdan, bij het ruilen, eene kaart meer weg- wer- p Zie Artikel VÏII. K 3  Werpen, dan zij neemen; want indien zij nt het ruilen nog 10 kaarten in handen hadden, Of zoo zij vraagden om te fpeelen, zonder ïlvoorens te ontdekken, dat zij t en kaarten hadden, dan moeten zij in beide de gevallen Heet of Remife zetten. Voorts moet 'er omtrent het geeven der kaarten nog aangemerkt worden, dat hetzelve ook gelijk het omdeelem, ter regterhand om gefehied , en dat dus een ijder op zijne beurt geeft. Om dit te onthouden legt men gemeenlijk den ftok, of een ander fpel witte of bonte kaarten, ter flinker zijde van den geenen die in het vervolg geeven moet. van den rang en de orde der Omber-Kaarten, geen Troef zijnde III. In dit Spel zijn, gelijk jn alle de andere Kaart Spellen, vier onderfcheide kleuren; twee Zwarte en twee Roode, .welke van elkander in hun rang en waarde in het Spel zeer verfchillende zijn: wij zullen van jaere der twee kleuren twee bijzond ere tafelen vormen, om den L^zer het onder- fcheid  050 fdieid des te duidelijker óndór Hèt oog te brengen. ZWART ROOD Schoppen en Klaaveren Harten en Ruiten Heer, Heet, Vrouw, Vrouw, Boer, Boer, Zeven, Aas, Zes, Twee, Vijf, Drie, Vier, Vier, Drie, Vijf , Twee. Zes, . Zeven.' te faamen 9. "-— 171 te faamen io. Uit deze Tafelen blijkt, dat 'er 10 kaarten in het rood zijn, en 'er derhalven één Troef meer daarin is: en dat 'er flegts 9 kaarten in het zwart zijn, oni dat de twee zwarte Aazen, altijd Troef zijnde, niet daarbij geteld worden. Cf 4 VAN  C 155) van DEN k a n g en orde der OMBER- Kaarten, wanneer ze Troef z ij n. Deeze zullen wij insgelijks, zonder eene ^gebreide en nuttelooze uitlegging vooraf te Jaaten gaan, uit de volgende twee Tafelen, waarin de Troeven in hunne orde gefchikt ^ "aan, genoegzaam doen blijken. g. . in 't zwart in'tROOD ^ Uchoppen of Klaaveren Hanen of Ruiten | J ^//..SchoppenAas. J>^7/,)SchoPPenAas. ^[Mamlle, Schoppen of Manille , Harten of g Klaaveren Twee. Ruiten Zeven. Basta, Klaaveren Aas. Basta, Klaaveren Aas. Heer» Fonto, Harten of Rui- Vrouw, ten Aas. Boer» Heer, Zevenr Vrouw, ■ 1 Zes» Boer, vij'f» Twee, Vier. Drie, Dric» Vier, ,*~ Vijf, te faamen n. ^es. te faamen ia, Doo?  C 153) Door het middel van deeze Tafel zal m«A xich aangaande de beteekenis der hooge Troeven en derzelver fchikking in het geheel zelve kunnen onderrigten , en daarbij opmerken , dat de beide roode Aazen, Troef zijnde van naam en plaats veranderen, fchoon hedendaags door een algemeen gebruik de Heeren der zwarte kleuren ook Ponto genoemd, en voor een vierde Matadoor gereekend worden. Daar zijn ftrikt genoomen, niet meer dan drie Matadoors, (*) zijnde de drie hoogfte voorz. Troeven van de kleur daarin gefpeeld wordt: fchoon ook reeds overlang de andere Troeven i Indien zij onmiddelijk op de drie eerften en agtereeu volgen, hetzelve voor recht verkregen hebben, en gelijkerwijze Matadoors ge. (*) Daar zijn ook zoo genaamde faux Mataooors (vaifche Matadoors .•) in dit Spel, naamlijk, wanneer Spadille daaraan ontbreekt. NB. dezelven volgen in dezelve orde als de voornoemde echte Matadoors , maar worden niet gereekend, of betaald. K 5  C 154 > genoemd worden ; dus is het mooglijk fchoon het Zeer zeiden gebeurt, dat ijmand negen Matadoors hebben kan. De algemeene regel omtrent de drie eerfte Matadoors is dee^p • Hat m; „i„ > 10 ui.eze. uat gij, als 'er een mindere Troef opgcfpeelü wordt, dezelve kunt verzaaken of renonceeren ; maar, ais de Spadille opgefpeeld wordt, dan moet 'er zelfs de Manille en Basta op vallen, zoo ze niet bezet zm i C*) op dezelve wijze moet de Basta vallen, indien de Manille uitgefpeeld Wordt, en dus moet de mindere Mandoor alleen in handen zijnde, altoos op den hoogeren bij gegeeven worden; mits dat dezelve «1 het eerst uitgefpeeld is; want 200 die «e de voorhand heeft of aan het en is, eenen laagen Troef ultfpeelde en de :;;oeefeiskp?lder^aarde s^L^:%t behoef ik 'er mijnen Matadoor, hef zii 1CT3P «Ute of Basta,-niet bij te fpeelen " ^ Tor (*) bezet wordt eene kaart genoemd, TeefT" 'W "°S eef>en Troef b'J  C 155 ) Tot dus verre een denkbeeld van de orde en het gebruik der Troeven (*) verkreegen hebbende: diende men ook te weeten, op wat wijze dezelven gemaakt worden. Dit gefchied niet, gelijk in de meeste andere fpeelen door het omkeeren van eene kaart, maar op eene geheel andere , en wel op deeze wijze : de geene, naamlijk, die fpeelen wil, vraagt; de twee andere gepast, of hem zulks toegeltaan hebbende, noemt hij de kleur, daarin hij fpeelen wil, dewelke alsdan in dat Spel (*) Bij deeze jlof over de Troeven dient men nog aantemerken, nat zomtijds doofde liefhebbberen van hoog fpel nog eene kleur boven den gewoonen Troef verkoozen wordt, die alsdan den naam verkrijgt van Favorite, of Préfêrence, en nog hoo* ger dan Troef is, zoo dat die daarin fpeelt, voor eenen anderen, die in eene andere kleur vraagt, voorgaat. Doch dit behoord eigenlijk tot het oorfpronglijk en zuiver Omber-Spel niet, en hangt van de overeen-: komtt der Speelderen af.  Spel Troef genoemd wordt. Zie daar de wijze van Troef te maaken in het Omber- en Quadrille-Spel. f*) van het Spel zelve en wat een goed vraag-spel zij V. Wanneer de kaart op de in Art. jj. gemelde wijze gegeeven is, dan moet een ijder op zijne beun fpreeken: naamMfk, die voor de hand zit, dat is te zeggen, die aan de regter zijde van den Geever zit, het eerst: 200 deeze past, dan fpreekt de tweede, en deeze ook pasfende, de derde. Indien het nu gebeurde, dat de voorzittende vraagde, zeggende: ik vraag, of permis en (*) NB. dat zomwijlen, die geen, die vraagt of fpadille, of beide de zwarte Aazen heeft, Troef maakt met de 1, 2, of 3 kaart van den fok om te keercn ■ zulks is buiten den gewoonen regel, en hangt ook van de overeenkomst der Speelderen, in den beginne gemaakt, af.  c ï57 ) en de twee andere pasten, zeggende: ik pas 'i dan mag hij fpeelen. Nu is het zijne zaak, te overleggen, welke kaarten de besten zijn, om 'er in te fpeelen; dezelven houdt hij, en zegt vervolgens: ik fpeel of ik vraag, verzoek twee, drie, vier, vijf of zes kaarten, zo veel hij denkt noodig te hebben ; daarna ecarteert hij zoo veel flegte kaarten , als hij goedvindt , en ruilt, gelijk zoo even gezegd is, een gelijk getal daarvoor uit den Hok. Maar hij moet niet vcrgeetcn, de kleur, daar hij in fpeelt, te noemen, of Troef te maaken, zeggende, bij voorbeeld: „ Harten is Troef, of ik fpeel „ in Harten," aleer hij de geruilde kaarten inziet; want, zoo hij die omkeerde, zonder te voren Troef gemaakt te hebben , dan vermoogen de twee andere Speelderen eenen Troef te noemen, naar hun believen, en de Omber is alsdan genoodzaakt, in die kleur te fpeelen, die het eerst genoemd wordt, of, zoo 'er twee kleuren tegelijk genoemd werden, in die van den tegen-Speelder aan zijne regterhand genoemd is: doch dan mag hij uit zijne reeds weggeworpen kaarten de Troeven weder terug neemen, die hij geëcar- teerd  C158 ) ïeerd had. Maar, bijaldien de Omber, na zijne geruilde kaarten gezien te hebben, zonder dat zijne tegenpartij zulks merkt, zich nog tijdig herinnert, dat hij vergeeten heeft Troef te maaken, en denzelven opnoemt, eerdat 'er ymand eenen genoemd heeft, dan mag hij in dezelve kleur blijven fpeelen, en heeft daarmede niets verbeurd. Daarentegen, zoo de Omber zelve uit overijling eene verkeerde kleur opnoemde, zeggende: bij voorbeeld, tl fpeel in Ruiten, neen, ik wil zeggen, in Klaaveren, dan moet hij in de eerstgeno'emde kleur fpeelen, en heeft zulks zich zelve te wijten. Thands geleerd hebbende, hoe men moet fpreeken of vraagen, wanneer men denkt een goed fpel te hebben: zoo dient men nu te weeten, wat eigenlijk een goed Spel, of een Vraag-Spel, zij. Wij zullen zommige van de beste eerst opnoemen, en dan eenige laaten volgen, die men ook vraagen kan, in ïioope, van in drie, vier of vijf kaarten eenige Trekken in te koopen. De algemeene regel in het Omber is, dat men 0p drie vaste Trekken moet vraagen; gehoon goede en geoefende Speelderen daar dik-  C 159 ) dikwerf zoo naauw niet opletten) düs is het zekerlijk een goed Vraag Spel, wanneer men drie Matadoors heeft, en nog beter, zoo men 'er een of twee laage Troeven bij heeft. Bij voorbeeld, Spadille, Harten Manille, Rasta en een of twee laage Harten: heeft men 'er geen laage Harten bij, maar in plaats daarvan eenen Heer, of Force, in eene andere kleur, dan is dit Vraag - Spel even goed. De andere flegte kaarten ecarteerd of ruilt men, gelijk hier voren gezegd is. Hetzelve heeft plaats in de andere drie kleuren , Ruiten, Schoppen en Klaaveren: doch hierbij moet men wederom onthouden, dat in de laatfte twee zwarte kleuren één Troef minder is, en dat men dus ook op éénen Troef minder daarin kan vraagen, dan in de roode kleuren. Behalven de drie voornoemde agtereenvolgende Matadoors, zijn ook goede vraagfpellen in het Zwart. Spadille, Manille, de Heer (of Ponto.) en eene laage kaart, van Schoppen of Klaaveren. Spadille, Manille, en mee of drie laags kaarten van dezelve kleuren. Spa-  Spddille, Basta, Vrouw en Zeven. Spadille, Basta, de Heer en Boer. Spadille , Heer,- Vrouw, Boer en Zeven , (dat drie vaste Trekken zijn.) Manille , Basta , Heer, of drie Fa u x Matadoors.-) en nog een of twee Troeven. Manille, Basta, Vrouw en nog twee Troeven. Manille, Heer, Vrouw, Boer en de Zeven. Basta, Heer, Vrouw, Boer en de Zeven. Hier moet men opmerken, dat men, de voorgaande Spellen nagaande, zal vinden, dat men met die Spellen , mits voor éénen of twee ontbreekende Matadoors een of twee Troeven afreekenende en naar vereisen voorzichtig fpeelende, altijd drie vaste Trekkenzal maaken, en dat dus dezelven goede vraagfpellen zijn. In de roóde kleuren, naamlijk in Harten; en Ruiten, zijn de volgende, het hiervoren gemeld Spel van drie Matadoors daarbij gereekend, goede vraag-Spellen, bij voorbeeld: Spadille, Manille, Ponto, en nog een of twee andere. De.  C i6» ) Dezelven en eene Vrouw bezU ("O daartij. Spadille, Manille, Heer en Vrouw. Spadille, Basta, Ponto en nog een. Manille, Basta, Heer, Vrouw, Boeren eenen Heer. Manille, Basta, Vrouw, Boer en twee andere. Manille, Basta, Ponto (of drie faux ^Matadoors •) en een of twee andere. Basta, Ponto, Heer en drié andere enz. Hier zal men weder ondervinden dat men, gelijk zoo even bij de zwarte kleuren aangemerkt is , een deezer (pellen in handen hebbende, drie vaste Trekken, en dus ook een goed vraag-fpèl heeft. Eeii (*) Bezet of guardé: dat is te zeggen f énet nog eene laage kaart van dezelve kleur daarbij ; zoo dat ik, partij den Heer van dezelve kleur uitfpeelende , mijne laage kaart kan bijwerpen, en dt'S, mijne Vrouw behoudende nog eenen Trek daarmede kan haaleil. L  Een ta'amlijk vraag-fpel ls, wanneet men in de eene of andere kleur één' of twee Matadoors'en eenige Troeven Heeft; of drie faux Matadoors alleen, bij voorbeeld: in het Z wa r t. Manille, Basta, den Heer (j>f Ponto.) Spadille, Manille , een of twee laage Troeven. Manille, Basta, Zeven, Zes en Vijf. , Manitte, Heer, Vrouw, Boer en de ZeVen. Basta, Heer, Vrouw, Boer en een art? -dere. Spadille, Heer, Vijf, Vier en de Drie. Heer, Vrouw, Boer, Zevert i Zes, enz. in het rood. Manille, Basta, Ponto. Spadille, Basta, Heer en Boer. Spadille, Ponto, Heer , Vrouw en Boer. Manille, Basta Heer en Vrouw. Basta, Ponto, Heer, Vrouw en Boer. Manilte, Ponto, Heer, Vrouw en Boer. Ma-  Manille , Basta , Boer , Twee , Drie , Vier, enz. Wij zullen het hier bij laaten, en de plaats niet met verdere onnoodige voorbeelden opvullen, overtuigd zijnde, dat ijder oplettend Leezer hieruit genoeg begreepen zal hebben, en dat een ijder Speelder door de oeffening genoegzaam leereri zal, wat een goed vraagSpel zij, en daarbij tegelijk ondervinden, dat het Omber Spel geen Hazard-Spel is, en dat men, als men met geoeffende Speelderen fpeelt i hunne fpeel wijze in allen opzigte moet gadeflaan.en daaromtrent op zijne hoede zjjn. Wij hebben ook deswegen de voorgaande Exempels van Spellen niet te ligt opgegeeven, wijl de Leerlingen en jonge driftige Speelders van zelve genoeg genegen zijn, op hoop van fortuin onder het inkoopen, ligte en zomwijlen zeer ligte fpellen te vraagen: bedaarde Speelderen het bij de voorgaande Spellen en eene eenpaarige en geregelde fpeelwijze houdende, zullen 'er zich aanhoudenlijk het best bij bevinden. Men weet reeds uit het voorgaande, dat met de voornoemde voorbeelden van Spellen, de kaart niet voltallig is, en dat men. bij ijder h 2 Spel  Spel éénen Heer of ééne Vrouw bezet ka* in handen houden, de flegte kaarten tegert* andere uit den (tok ruilende. Doch dit zal men daarbij voornaamlijk gelieven op te merken, dat men onder het ecarteeren moet trachten eene Renonce te maaken, om die kleur zoo zij aangefpeeld wierdt, te kunnen coupeeren , of betroeven; waardoor uw Spel merklyk verfterkt wordt. Wanneer men alsdan bij de voornoemde goede Spe/Ien nog éénen Troef met eenen Heer of eene Vrouw bezet, of bij de taamlijke Spellen nog twee Troeven met éénen of twee Heeren inkoopt» dan kan men vijf Trekken maaken en wint dus zijn Spel» van de wij y e hoe dit spel gespeeld wordt, met eenige goede r e g e- | len onder het speelen zelve , in acht te nbemen, en van de Pot, of den Inzet. VI. Nu de kaarten geruild en dus het Spel voltallig en in handen volgens eene wilkeurige orde gefchikt zijnde, naamlijk de Troeven en handkaarten bijzonder: dan wordt 'er uitgefpeeld. Dit gefchied in de volgende *r-  < x«5 ) .orde : De voorzittende (dus niet altijd de Omber) fpeelt het eerst op, nu de tweede aan zijne regterhand, dan de derde; en naderhand altijd diegeene, die den Trek gehaald heeft, en zoo voort tot dat het Spel • ujt is: beginnende bij ijder nieuw Spel de voorzittende het eerst te fpeelen. De Omber nu aan het fpeelen geholpen zijnde ; koomt natuurlijkerwijze de vraag te pas: „ hoe veel Trekken moet dezelve maaken, om het Spel te winnen?" Antwoord: De Omber kan op tweederlel wijze winnen. Volgends den algemeen'en regel moet hij eigenlijk vijf Trekken maaken .- doch hij kan het Spel ook met vier Trekken (par quatre) winnen: zoo hij de bekwaamheid heeft, om den éénen van de •partij twee, en den anderen drie Trekken te •doen maaken. De eerfte wijze is voor eenen -Leerling de zekerfte ; want tot de tweede behoord meer oeffening. Nochthands is het voor eenen goeden Speelder altijd aangenaam, •.wanneer, hij op de laatfte wijze zijn Spel kan redden. Hier hangt veel van de directie, of van het •fr»ftieren en behandelen der kaarten af. De t 3 twté  't 165) twee vólgende voorbeelden zullen dit óphefderen. Gefield, dat gij Voor de hand zat fet 3 Matadoors, 1 kleene Troeven in 't zwart en eene goede handkaart; dan fpeelt nttn eerst éénen Matadoor uit, om te zien of de Troeven verdeeld zitten; vallen 'er tivee Troeven op, dan herhaalt men zulks nog eens met éénen anderen Matadoor; doch, zoo 'er nu flegts een Troef viel, en een van partij verzaakte, dan fcheid men •«/ met Troef te fpeelen , uuveeze, dat Ponto, of de Heer in handen van partij mogt blijven zitten, en dat partij, daar. *an g^ruik maakende , u zelve de laage Troeven uit de hand mogt koomen haaien. Derhalven fpeelt men in dit geval liever eene Force of andere vrije kaart na; waatL op partij alsdan haaren Troef befteeden moet, daar gij httusfchen hierdoor agter de hand koomt, en uwe laage Troeven met de andere vrije kaarten kunt f huis haaien Het tweede voorbeeld, dat wij nu zullen geeven, [s zomwijlen bet zekerde, en eene loosheid in het fpeelen, daar goede Speelders dikwerf gebruik van maaken. Naam/ijk genoomen, dat gij het zoo even gemelde' Spel  (i67) Spet hadt; dan zendt men (volgends de fpreekwijze der ^Speelderen) eenen kleene» Troef vooruit, om 'er daarmede twee andere uit te haaien: dit wel jlaagende, kunt gij gerust, weder aan den flaggekoomen zijnde, uwe drie Matadoors agt er een uitfpeelen, en de Troeven van partij zullen meestendeels alle daarop vallen, en dus zal. de baan fchoon wezen. Maar, zoo het gebeurde , dat een van partij nog vier Troeven in handen hadde, en 'er dus, na het uitfpeelen der Matadoors, èènen overhield, dan hebt gij, aan het uitfpeelen gebleeven zijnde het voorrecht, uwen Heer of Fo^'ce te kunnen gebruiken, om zijnen. Troef daarmede te forceer en, en gijjioudt 'erdus nog a 'tijd éénen over. Deeze fpeelwijze is de beste , zoo men niet te begeerig is, om de Premières, dat is te zeggen, de vijf eerfte Trekken te maaken ; doch daarom wordt zelden door weinig goede Speelderen gefpeelt, en het hangt in het geheel van de in den beginne gemaakte overeenkomst af. Het geen vervolgens onder het fpeelen zelve in acbt te ucemen is, beftaat hierin : L 4 l'  C 168 ) t. De algemeene regel in i,et Omber-Spel *>, dat men niet mag verzaaken (renonce*, ren.) a- Dat men, van de opgefpeelde kleu» nletmetal hebbende, eene andere kan bijfpeelen. 3- Dat men dus niet gehouden is te betroeven, zoo men niet wil. 4- Dat men derhalven , indien het Spel zulks niet vereischt, ook niet behoeft ijder kaart op te haaien; maar men kan dezelve naar believen, laaten loepen; het geen lacheèren genoemd wordt. 5- Een der hoofd - vereischten van dit Spel zijnde, dat men onthoude en weete, hoe veel Troeven daaruit, of 'er nog in handen zijn: zoo is het bij veelen geoorloofd, dat men, in geval men tvvijffelt, alle de Troeven mag naarzien; offchoon ftrenge en kundige Speelderen dikwerf zulks niet gedoogen Het voorzichtigfte is, dat men hieromtrent' en over andere zaken in den beginne over. «mkoomt, gelijk men aangaande de Pot, of den Inzet, waarom men fpeelt, ook moet dóen. Zie daar het eigenlijk eenvoudig OmberSpel. De andere, daarin voorvallendekonfti-  (i<59> f er Speelwijzen, znllen in de volgende af-, deeling verhandeld worden. Thans het Spel tot dus verre begreepen, en zich eenige reizen voor tijdkorting daaria geoeffend hebbende, mag men het waagen , om geld te fpeelen, en derhalven moet men weeten, wat de Pot of de Inzet, zij. Bij veelen, die gaarne hoog fpel fpeelen , is het gebruiklijk, na dat men der Art. I genoemde Fiches vastgefteld heeft, dat de Geever 2 cn een ijder der Speelderen 1 inzet: das ftaan 'er 4 in de Pot, die de Omber trekt, zoo hij wint; maar het Spel verliezende , of Remife wordende, moet hij telkens zoo veel, als in de Pot ftaat, bijzetten, en dus in dit geval 4; zijnde alsdan 8 te faamen in de Pot, die, als 'er ijmand Remi/è op wordt,verdubbelen , en zoo voort. Dit noemt men met oploopende \Remifes fpeelen ; doch wijl op deeze wijze de Remt fes dikwijls te hoog oploopen: wordt 'er gemeenlijk bij de Speelderen bepaald, hoe hoog dezelve zullen rijzen, b. v. tot 8., 12. of 16. De andere en gemaatigder wijze is, dat een ijder der fpeelderen 6 of 10 Fiches in de Pot zet, en dat 'er dan 3 of 4 voor ijder gewonnen 'Spel uitgetrokL 5 ken  C 170 ) ken worden; In dit Spel worden gemeenlijk de Matadoors ook uit de Pot getrokken, naamlijk voor drie Matadoors 1, voor vier 25 voor vijf 3 Fiches enz. doch bij den eerstge' poemden inzet worden dezelven uit de hand betaald, gelijk ook in beide de gevallen de fans prendre, de Vole en de Codille-, naamlijk voor fans prendre 2, voor de enkele Vole 4, en voor de Vble fans prendre alles dubbeld, tot de Matadoors incluis: voor de Codtlle wordt betaald zoo veel als 'er in dg fot ftaat. Ook wordt het dus gefpeeld; Men trekt behalven voor het Spel, van ie. der voor de fans prendre 1. de enkele Vole 2, goed Spel hebben, om vijf vaste Trekken te kunnen maaken; fchoon 'goede Speelder* denzelven ook in vieren rpar quatrè) kunnen winnen, gelijk hiervoren Art. VI. aangeweezen is. Geforceerd fans prendre fpeelen -is, wanneer de voor de hand zittende vraagende een ander fans prendre zegt, en hij dus zelve genoodzakt wordt fans prendre te fpeelen, of het Spel aan den anderen over te laaten. "Wij zullen wederom eenige weinige voorbeelden van goede fans prendre's laaten volgen ; de overigen kan men door oeffening en ondervinding best zelve leeren. In het Zwart. Vier Matadoors een''Troef en een Heer, ofForce. Dezelven en eene Renonce. Drie Matadoors, drie Troeven en een Heer. Dezelve» en eene Renonce , ook zonder Heer. Spadille, Manille, Heer en Vrouw Qof Vrouw en Baeid twee Heeren en een' Re ■ nonce. Drie  C 173) Dtie faux Matadoors, drie Troeven ert een Heer of eene Renonce. Manille ,. Basta , Vrouw y Boer , twee Troeven en een Heer, enz. In het Rood. Behalven de voornoemde Spellen van vie» on drie Matadoors. Spadille, Manille, Ponto, drie Troeven en een Heer. Spadille, Manille, Ponto, twee Troeven, een Heer en eene Vrouw bezet. Drie Faux Matadoors , drie Troeven een Heer en eene Vrouwe bezet, of eene Renonce. Basta, Ponto, Heer, drie Troeven en twee Heer en, enz. Dat hl beide de kleuren vijf Matadoors op.gelegt fans prendre zijn , fpreekt van zelve. De Vole wordt gemaakt,- wanneer de Omb-r alle de Trekken, haalt. Hierbij moet mea opmérben, dat zoodra de Omber, reeds vijf Trekken hebbende, no£ eene kaart opfpeelt, hij -alsdan eereekend wordt, de /^«ondernomen te hebben , fchoon zulks uit overhaasting  flng gefcMed ware; En hij moet In dit geval zoowel, als wanneer hij de Vole op eene andere wijze verliest, zoo veel daarvoor betaalen als hij zelve zoude getrokken hebbennogthans krijgt hij het Spel en de Matadoors betaald. ■ Spadille forcé wordt gefpeeld, wanneer men m den beginne overeen komt , dat als 'er rond gepist is, die geene genoodzaakt zijn aal te fpeelen, die de Spadille heeft. Hierna rigt dikwerf een goed Speelder zijn Spet in, en past dus met Spadille en een taamlijk Spel daarbij voor de hand, in hoop om, zoo 'er ijmand te ligt mogt vraagen , de Codille te trekken, of', zulks niet gebeurende, toch naderhand weder aan het Spel te komen. Rond gepast zijnde en niemand zich declareerende, wordt de ftok nagezien, en, zoo de Spadille niet daarin gevonden wordt, dan is de geene die dezelve heeft, Remife. Men koomt ook wel in den beginne overeen, dat, als 'er rond gepast is, de geene die voor de hand zit (zoo hij wil, anders de volgende) andere agt {want Spadille of Basta alleen mag hij alsdan in handen houdeni) of negen kaarten van den ftok kan nee-  C ïf 5 > Heeften; en daaruit, na zijne geëcarteera'ev kaart nog eens nagezien te hebben, TUoef ""fl^ken: dit Spel wetdt Casque of Casco genoemd, en daar wordt gemeenlijk zoo veel voor betaald, als voor fans prendre. Wanneer men de zwarte Aafen heeft, kan men dezelve op de tafel veitoonen^ en de. bovenfte kaart van den Hok omkeeren, welken dan Troef is , men ziet zijne kaarter» welke men in de hand heeft, na en ecarteerd er zo veele van , als men benoodigt oordeelt, dit wordt mede voor een fans prendre be». taald. Tot dus verre is nu het zaaklijkfte van het zuivere Omber-Spel verhandelt. Van tijd tot tijd heeft men, voor de verandering, verfcheide. andere fpeelwijzen uitgevonden , naamlijk , ttet men hetzelve met zijn tweeën, met zijn vieren (.Quadrille) en met zijn vijven (Cï«qitille) kan fpeelen. In het eerfte geval doet men eene van de roode kleuren uit het Spel; zomniige houden ook nog wel de Manille en Ponto in het rood daarbij, die kleur tot de Tavorite maakende, zoo dat men alsdan flegts met 30 of 32 kaarten fpeelt. Men geeft In dit Spel gemeenlijk maar agt kaarten. De Om-  O'fnber kan in dit Spel ook zoo veel ruilen/ ais hfj wil, al wilde hij een geheel nieuw Spel neemen, mits te vooren Troef noemende. De rest is als in het Omber met zijn drieën. Het Quadrille Spel wordt hierna verhandelt. En aangaande het Cinquille Spel moet men flegts dit opmerken, dat men in dit Spel ijder 8 kaarten geeft, en dat 'er dus» wijl men met zijn vijven fpeelt,- geen ftok over blijft. De daarin vooivallende en re maaken willekeurige veranderingen, zal ijmand, die tot dus verre in het Omber-Spel zelve gevorderd is, ligt en zonder onderwijs-be^' grijpen. HET  K 177 $ HET QU ADRILLE - SPEL. it Spel, wordt gefpeeld door vièr Perfoonen, meestendeels op de wijze van het Om-" ber-Spel, en ook met dezelve kaart; uitgezonden dat men ijder ió kaarten geeft, naamüjk, tweemaals drie, en eens vier tegelijk,, beginnende met dien, dié aan de regterhand zit: zoo dat in dit Spel ook geen ftok (.iaion) over blijft. f. Het eerfte, dat mén doét', ria zijne kaarten gezien te hebben, is, dat men vraagt, of past, of fansprendre Speelt; en zoo gij dan ónvoorzichtigerwijze, eenen verkeerden Troef noemt, dan moet gij het u zeiven wijten. II. Indien 'er rond gepast is, dan is dé geene, die Spadille heeft, genoodzaakt té fpeelen, het Welk Spadille forcé genoemd wordt; doch zoo hij geene drie Trekken koude maaken, dan is hij niet Remiji. M ïii.'  Ui. De Speelder moet eene goede kans hebben, van drie Trekken te kunnen haaien, Wanneef hij eenen Heer roept, om niet geVaar te loopén , van' Remije te wordeti tV. Wij zullen dérhalven flegts zulke Spellen opgeeven, welke, zoo mén 'er eenen Heer bij roept, kunnen gewonnen worden, «iet eenige onderrigtingen op'het einde van ijder geval, welk eenen Trotef gij moet uitfpeelen. Uitreekeningen, welke de geene noodzaaklek moeten verjlaan, die eenigermate in dit Spel gevorderd zijn. f. Ik wenschte te weten, wat dé kans is, dat mijne Maat ééne van twéé zekere kaarten in handen heeft? Antwoord: Dat hij ééne van twee zekere kaarten in handen heeft, 3s omtrent 5 tegen 4 ten zijnen voordeele. li. Ik wilde insgelijks weeten , hoe veel dé kans ware, dat mijn Maat ééne van drie zekere kaarten in handen had. Antwoord: Dat hij eene Van drie Zekere kaarten in handen heeft, is omtrent vijf tegen twee ten zijnen Voordeele. Eene  C 179) Eene Uitlegging en Toepasfing der voof' gaande Uitreekeningen. \. Dat uw Maat eene van twee zekere {taarten in handen hééft. Gefteld, dat gij eenen Matadoor hadt, dan blijkt volgens deze uitreekening, dat het 5 om 4 vöór u is, dat u Maat eewen van de andere twee in handen heeft; en dus moogt gij uw Spel daarnaar fpeelen. Nog eens, genoomen, dat gij eenen Heer roept, hebbende éénen Boer en nog eene laage kaart van eene zekere kleur in handen, dan is het volgens de voorgaande bereekening klaarblijkiijk, dat gij 5 om 4 vóór u hebt, dat uw Maat of den Heer of de Vrouw van die kleur heeft, en bij gevolg hebt gij kans, om éénen Trek in die kleur te maaken. III. Dat uw Maat ééne van zekere drie kaarten in handen heeft.; Gefteld, dat gij geene Matadoors hadt, maar, dat gij door middel van eenen van dezelve groote kans hadt, het Spel te winnen; dan moet gij volgens de voorgaande bereekening opmerken, dat het omtrent 5 om 2 is, dat uw Maat eènen daarvan in handen heeft, gij geenen hebbende. M a Dee«  C 180) Deeze Uitreekening kan men, met veel voordeel voor den Speelder, op meenige andere gevallen toepasfelijk maaken. Spellen in het Rood, die men wanneer men eenen Heer daarbij roept, fpeelen kan. ï. Spadille, Manille, twee laage Harten of Ruiten, Klaveren Vrouw met een' andere, en vier laage kaarten van de andere kleuren. Speel dan eenen laagen Troef uit. H. Spadille, Manille, twee laage Harten of Ruiten, met den Boer en twee laage Klaveren, en drie laage kaarten van de andere kleuren. Speel eenen laagen Troef uit. III. Spadille, Manille, twee laage Harten of Ruiten, drie laage Klaveren, en drie iaage kaarten van de andere kleuren. Speel eenen laagen Troef uit. IV. Spadille , Ponto, Heer, Vrouw en eene laage kaart van Harten of Ruiten, drie laage Klaveren, en Schoppen-Vrouw bezet. Speel de Ponto. V. Spadille, Ponto, Heer, Boer en één fèage Harten of Ruiten, de Boer met twee kage Klaveren, en twee laage Schoppen. Speel'dan de Ponto uit.  VI. Spadille, Heer, Vrouw, Boer en één" laage Hartee of Ruiten, met Vrouw, Boeren ééne laage Klaveren, en twee laage Schoppen. Speel dan Troef Heer uit. VII. Spadille, de Drie, Vier, Vijf en Zes van Harten of Ruiten, Klaveren Heer met nog één Klaveren", Schoppen Vrouw en twee laage ; of gij voor de hand zit of niet, zoodra gij aan het uitfpeelen koomt, fpeel dan éénen laagen Troef uit; en wederom aan den flag koomende. Speel Spadille na. VIII. Manille, Basta, Ponto en twee laage Harten of Ruiten, drie laage Klaveren, e» Schoppen Boer met nog een Schoppen. Speel Manille uit. IX. N. B. Manille, Basta, Heer en twee laage Harten of Ruiten, Klaveren Vronw en één laage Klaveren, en drie lange Schoppen. Speel de Manille uit. X- NB. Maniue> Basta, Vrouw en twee laage Harten of Ruiten, de Vrouw en twee laage Klaveren, de Boer en nog één Schoppen. Speel Manille uit. XI. Manille , Basta met de drie laagtle Harten of Ruiten, Klaveren Vrouw en één M 2 l*a*  laage Klaveren , Schoppen Boer en twee laage. Speel eenen laagen Troef uit. XII. NB. Manille, Pouto, Heer en twea laage Harten of Ruiten, Vrouw, Boer en twee laage Klaveren, Heer en een laage! Schoppen. Speel de Manille uit.' XIII. Manille, Pontó, Vrouw en twee laage Harten of Ruiten, Vrouw en één Iaa<;e Klaveren, Heer en twee laage Schoppen Speet éénen laagen Troef uit. XIV- Manille, Ponto, en drie liage Harten of Ruiten, Boer en één laagen Klaveren., Heer, Vrauw en één laage Schoppen. Speel éénen laagen Troef uit. XV. Manille en de vier laagfte Harten of Ruiten, Vrouw en een laage Klaveren, Heer, Vrouw èri een laage Schoppen. Speel een» laagen Troef XVI. NB. Basta, Ponto, Heer en twee laage Harten of Ruiten , Heer en Vrouw van 'Klaveren, Vrouw en twee laage Sciioppen. Speel de Basta. XVII. NB. Basta, Ponto, Vrouw en twee laage Harten of Ruiten, Vrouw Boer en één laage Klaaveren , Schoppen Heer en Vrouw. Speel de Basta uit. XVIII.  XVIII. NB- Basta, Ponto cn drie van de iaagfte Harten of Ruiten, Klaveren. Heer en Vrotw, Vrouw, Boer en één laage Schoppen. Speel één' |aagen Troef. XIX. Ba.ta en de vier Iaagfte Harten ot Ruiten, Klaveren Heer en Vrouw, Vrouw, Boer en eé« laage Schpppen. Speel één laage Troef uit. XX NB. Ponto, Heer, Vrouw en twee laa^e Harten of Ruiten, Klaverp* Heer en Vrouw. Vrouw, Boer en één laage Schoepen. Speel de Ponto uit- XXI Ponto , Heer en drie laage Harten of. Ruiten, Klaveren Heer en Vrouw, Vrouw, Boer en een laage Schoppen. Speel éénen laagen Troef uit. Spellen in het Zwart, die men éénen Heer daarbij roepende, fpeelen kan. 1 Spadille, Manille en twee laage Klaveren of Schoppen, de Boer en twee laage Harten , en drie laage Ruiten. Speel één' laagen Troef. , II. NB. Spadille, Manille, en twee laage Klaveren of Schoppen, Vrouw en wee laage M 4 "a  parten, en drie laage Ruiten. Speel eenen' laagen troef uit. til Spadille, Manille en twee'laage Klaar veren of Schoppen, drie laag Harten, drie laage Ruiten. Speel eenen laagen Troef. ' ' IV. NB. 'Spadille, Heer, Vrouw en twee laage Klaveren of Schoppen, met de Vrouw en één laage Harten, drie laage Ruiten. Speelt Troef Heer'uit. V. Spadille, Heer, Boer en twee laage Klaveren, Vrouw en twee Ruiten, twee laage Harten. Speel éénen laagen Troef uit. VI. Spadille ? Vrouw en drie laage Klaveveren of Schoppen, Vrouw en twee laage Harten, twee laage Ruiten. ' Speel eenen laagen Troef uit. VII Spadille en de vier Iaagfte Klaaveren of Schoppen , Heer en één laage Harten , Vrouw en twee laage Ruiten. Speel éénen' laagen Troef uit. VIII. Manille, Basta, Heer en twee laage Klaveren of Schoppen, drie laage Harten, en twee laage Ruiten. Speel de Manille uit. IX. Manille, Basta, Vrouw en twee laage Klaveren of Schoppen, drie laage Harten, Vrouw  ( i85D Vrouw cn één laage Ruiten. Speel de Manille op. X. Manille, Basta, Boer en twee laage Klaveren of Schoppen , Boer en één Harten, drie laage Ruiten. Speel de Manille uit. XI. Manille, Basta en drie laage Klaveren of Schoppen, Vrouw en twee laage Harten, Boer en één laage Ruiten. Speel de Manille uit. XII. NB. Manille, Heer, Vrouw en twee laage Klaveren of Schoppen, Heer en één laage Harten, Vrouw, Boer en één laage Ruiten. Speel de Manille op. XIII. NB- Manille, Heer, Boer en twee laage Klaveren of Schoppen , Heer en een laage Harten, Vrouw en twee laage Ruiten. Speel de Manille op. XIV. Manille, Heer en drie laage Klaveren of Schoppen, Vrouw en twee laage Harten, Heer en een laage Ruiten. Speel éénen laagen Troef uit. XV. Manille en de vier laagfte Klaveren of Schoppen, Heer, Vrouw en één laage Harten, twee laage Ruiten. Speel één' laagen Troef. XVI. NB. Basta, Heer, Vrouw entwee M 5  C 186) laage Klaveren of Schoppen, Vrouw en twee laage Ruiten. Speel de Basta uit. XVII. NB. Basta, Heer, Boer en twee laage Klaveren of Schoppen, Boer en een Harten, Heer en twee laage Ruiten. Speel Basta. XVIII. NB. Basta, Heer en drie laage Klaveren of Schoppen , Harten Heer en Vrouw, Ruiten Vrouw met Jaage. Speel éénen laagen Troef. XIX. Basta en de vier laagfte Klaveren r f Schoppen, Harten Heer en Vrouw, Ruiten Vrouw, Boer en een laage Ruiten. Speel één' laagen Troef. XX. NB. Heer, Vrouw , Boer en twee laage Klaveren of Schoppen, Harten Heer en Vrouw, Ruiten Boer met twee laage Ruiten. Speel Troef Koning uit. XXI. Heer, Vrouw, Zeven, Zes en Vijf van Klaveren of Schoppen, Harten Heer en Vrouw, Vrouw, Boer en een laage Ruiten. Speel Troef Heer uit. Geliefd optemcrken, dat de gevallen, welke, zoo wel in 't Rood ais in ?t Zwart, met NB. geteekend zijn , zeer goede Spellen zijn, om te fpeelen, en dat gij aan uwe zijde de kans  OS;) lans hebt, om de ongeteekenden te win. neH' n. i li. NB. Gij moet den Heer van uwe fterkite kleur roepen, ten zij dat gij eene Vrouw bezet hadt.' En voor de hand zittende, hebt gij eene beteie kans het Spel te winnen, dan wanneer gij in het midden zit, wijl gij alsdan gelegenheid hebt Troef uit te fpeelen, hetwelk meenigmaal uw partij tegen eikanderen aan doet fpeelen. Kans-reekeninhen, aangaande zommtft gevallen, waarin men de volgend* Quadrille ■ Spellen Sansprendre viinnen kan; met eene aanhaling van andere Spellen, die men liefst niet Sansprendre fpeelen moet. Spellen in \t Zwart met de Voorhand. I. Drie Matadoors in Klaveren , Ruiten Heer en de Zes, Harten Heer en de Zes, Schoppen Heer en de Vijf en Zes. Speel zoo meenigmaal als gij voor de hand zit. Troef uit. Dit Spel wint 27 reizen om 4, die het verlooren wordt. «•  Cï88) II. Drie Matadoors en de Drie van Klaveren, Ruiten Heer en de Zes, Harten Heer met de Zes en twee laage Schoppen, dit Spel wint 215 om 162, of omtrent 4 om 3 maal. III. Drie Matadoors, de Drie en de Vier van Klaveren, Ruiten Heer en de Zes, drie laage Harten, wint 291 om 86, of boven 10 om 3 maal. IV. Drie Matadoors met de Drie, Vier en de Vijf van Klaveren, twee Ruiten en twee Harten, wint ten naastenbij 10 om 1 maal. V. Spadille, Manille, Heer, Boer de Drie en de Vier van Klaveren, twee laage Ruiten en twee Harten, wint 4895 om 3022, of omtrent 8 om 5 maal. VI. Spadille, Manille, Heer, Drie, Vieren Vijf van Klaveren, twee laage Ruiten en twee Harten, wint omtrent 8 om 5 maal. VI. Spadille, Manille, Heer, Drie en Vier van Klaveren, Ruiten Heer en de Zes met drie laage Harten , verliest 1514 om nss, of omtrent 4 om 3 maal. VIII. Spadille, Manille, Drie, Vier Vijf en Zes van Klaveren, twee laage Ruiten en twee Harten, verliest 1514 om 1125 maal, of omtrent 4 0m 3 maal. IX.  Ci89> , IX. Spadille, Manille, Drie, Vier en Vijf van Klaveren, Ruiten Heer en een laage Ruiten , met drie laage Harten, verliest 3234 om 405, of omtrent 11 om 2 maal. X. Drie Faux-Matadoors- en Klaveren Drie, Ruiten Heer en de Zes, Harten Heer en do Zes, Schoppen Heer en de Zes, wint 215 om 162 of omtrent 4 om 3 maal. XI. Drie Faux - Matadoors , de drieën de Vier van Klaveren, Ruiten- Heer en de Zes, Harten Heer met de Zes en de Vijf, wint 291 om 86,- of omtrent 10 om 3 maal. XII. Drie Faux-Matadoors, Drie, Vier en Vijf van Klaveren, Ruiten Heer en de Zes, twee laage Harten, wint 1025 om 106, of ten naastenbij 10 om 1 maal. XIII- Manille, Basta, Vrouw, Drie, Vier en Vijf van Klaveren, Ruiten Heer, en de Zes, en twee laage Harten, wint 4895 om 3022, of boven 8 om 5 maal. XIV. ManiUe, Basta, Boer, Drie,. Vier en Vijf van Klaveren , Ruiten Heer met één laage Ruiten, en twee laage Harten, verliest 4i62 om 3755 ,- of meest 10 om 9 maal. XV Spadille, Drie, Vier, Vijf en Zes van Klaveren , Ruiten Heer met een laage Ruiten,. &cnop'  C 190 ) Schoppen Heer, Harten Heer en eën laage Harten , men móet éénen laagen Troef uitfpeelen , en dan is de kans om te winnen 1749 om 890, of ten naastenbij 2 om 1 maat. . XVI. Spadille, Drie, Vier, Vijf, Zes en Zeven van Klaveren, Ruiten Heer en een Ruiten, Schoppen Heer en Harten Heer, wint omtrent 275 om 2 maal.' Spellen in hei Rood mét de Voorhand. I Drie Matadoors in Harten, Ruiten Heer met nog een Ruiten, Schoppen Heer en een Schoppen, Klaveren Heer en twee Klaveren, Wint 24 om 11 of omtrent 2 om 1 maal. II. Drie Matadoors en drié van Harten, Ruiten Heer en een laage Ruiten, Klaveren Heer en Vrouw, en twee laage Schoppen, wint 701c om róór, of boven 4 om 1 maal behalven de kans, dat zijne Heeren en de Vrouw doorgaan , fchóon hij 'er alle de Troeven niet uit kon haaien. III. Drie Matadoors en de Drie en Vier van Harten , Klaveren Heer en één laage Klaveren, en drie Ruiten, wint haast 4 om 3 maal. IV.  Ci90 IV. Drie Matadoors, Drie, Vier en Vijl van Harten, twee laage Ruiten en twee Klaveren, wint 201 om 86, of omtrent ïo om 3 maal.' , . . V. Spadille, Manille, Ponto, Vrouw, Drie èn vief van Harten, twee laage Ruiten en twee laage Klaveren, verliest 1706 om 1339 óf boven de 5 om 4 maal. _ VI Spadille, Manille, Ponto, Drre, Vier en Vijf van Hanen , twee laage Ruiten, twee laage Klaveren, verliest I5H om 1 ia5, of boven de 4 oni 3 maal. V« Spadille, Manille, Heer, Drie, Vier en Vijf van Harten, twee laage Ruiten en twee. laage Klaveren, verliest 278 om 99. óf omtrent 14 om s maal. VJD. Spadille, Manille, Drie, Vier, Vijf en Zes van Harten, twee laage Ruiten en twee laage Klaveren, verliest boven de 3 om 1 maal. ,,-•<•„„ IX. Spadille,'Manille, Drie, Vier, Vnfen Zes van Harten , Klaveren Heer en één Klaveren,' twee laage Ruiten, wint 1845 om 795 , of boven de 9 om 4 maal- X. Spadille. Manille, Twee, Drie, Vier en Vijf, Harten Zes, twee laage Ruiten en een  éen laage Klaveren , wint boven de e om f; nog eerder 10 om i maal. i XI. Vier Matadoors in Harten, Klavereri Heer en twee laage Klaveren, Schoppen Heer en twee laage Schoppen t wint omtrent 16 om 1 maal. Dat hij 'er alle de Troeven uithaalt, is 7206 om 1465, ten naastenbij 5 oni 1 maal, behalyen de kans, dat 'er zijn Heer doorgaat, fchoon zijn Troef niet mogt vallen. XII. Drie Faux-Matadoors en Harten Drie, Klaveren Heer en een laage Klaveren, Ruiten Heer en één Ruiten, Schoppen Heer en één laage Schoppen, verliest 5791 om 2880,of boven de 2 om 1 maal. XIII. Drie Faux-Matadoors, de Drie en de Vier van Harten, klaveren Heer en één laage Klaveren t Schoppen Heer en twee Schoppen, wint 215 om 162 of omtrent 4 om 3 maal. XIV. Drie Faux-Matadoors, Drie, Vielen Vijf van Harten, Klaveren Heer en een laage Klaveren, twee laage Schoppen, wint 291 om 36, of boven de 10 om 3 maal. XV. Drie Faux-Matadoors met den Boer, de Drie, Vier en Vijf van Harten, één laage Ruiten en twee laage Schoppen, wint 1025 om  C 193) «m roö, of ten naaften bij 10 om 1 maal; maar gij moet vooronderftellen, dat gij voor de tweede reis aan het uitfpeelen kunt komen , zonder met één Matadoor te troeven. XVÏ. Drie Faux-Matadoors, met de Vrouw, de Drie, Vier en Vijf van Harten , een laag Ruiten, twee laage Klaveren, (gelijk het voorgaande) wint ten naaften bij 10 om 1 maal. XVII. Manille, Basta, Heer, de Drie, Vier en Vijf van de Harten, Ruiten Heer en een Ruiten, twee laage Klaverea. Verliest 1514 om 1125, of omtrent 4 om 3 maal. XVIII. Manille , Basta , Vrouw, Drie, Vier en Vijf van Harten, Klaveren Heer en één Klaveren, twee laage Schoppen. Ver. liest 278 om 99, of ten naaften bij 3 om 1 maal. XIX. Manille, Basta, Drie, Vier, Vijf en Zes van Harten,Ruiten Heer en één Ruiten, twee laage Klaveren, Verliest 2639 om 405, of omtrent 6 om 1 maal. XX. Spadille, de Twee, Drie, Vier, Vijf en Zes van Harten, Ruiten Heer en één Ruiten, Schoppen Heer en Klaveren Heer. N Dat  C 194) Dat hij de Spadille uitfpeelende 'er drier Troeven uithaalt, is meer dan 4 om 1, en dus ook meer dan 4 om 1 maal om te winnen. XXI, Spadille, de Drie, Vier , Vijf en Zes van Harten. Ruiten Heer en één Ruiten, Schoppen Heer en een Schoppen , en Klaveren Heer. Dat 'er drie vaste Trekken in Troef tegen den fpeelder zijn, is 1384 om 1255, en dus heeft hij geene goed kans, om dat fpel te winnen. Zoo hij intusfchen dit fpef fpeelt, dan moet hij met éénen laagen Troef beginnen uittefpeelen; want, indien hij de Spadille het eerst uitfpeelt, dan heeft hij in het ge. heel geene kans meer. Maar wederom aan den flag koomende, behoorde hij voor de tweede reis de Spadille uit te fpeelen , alsdan de fchoonfte kans hebbende dit fpel te winnen, met dus te fpeelen. In alle Spellen met Faux-Matadoors hebben wij vooronderfteld, dat de fpeelder niet overtroeft wordt, eer hij wederom aan den flag koomt. NB. Wanneer gij een fans prendre fpel hadt  C 195 ) hadt, en de kans om het zelve te winllen 5 om 4 ware, dan moet gij overweegen, dat het roepen van éénen Heer daarbij, het fpel zeker doet winnen, behalven de kans, van de Vole te kunnen maaken. En derhalven heeft men, na eene nauwkeurige uitreekening, het raadzaamer gevonden; in dit geval eenen Koning te roepen. NB. Een goed Speelder kan een zwakker Spel fpeelen vóór of agter de hand zittende # dan wanneer hij in het midden zit. de Wetten van het Quadrille Spel. I. De Kaarten moeten met vier en drie te gelijk en op geene andere wijze gegeeven worden: en het ftaat in des Geevers believen, of hij met vier, dan met drie wil beginnen. Zoo 'er onder het geeven ééne of meerder kaarten gekeerd lagen, dan moet 'er op nieuw gegeeven worden. II. Zoo 'er te veel of te weinig kaarten in het Spel waren, dan moet'er ook op nieuw gegeeven worden. III. Die de kaart vergeeft, moet dezelve op nieuw omdeelen, en is niet Remijè. N a IV. I  I-V". Die gevraagd, of Permis gezegd heeft, Is verpligt te fpeelen V. 'Niemand mag buiten zijne beurt fpeelen; nochtans is hij zulks doende, geen Remife. VI. De drie Matadoors kunnen door geenen minderen Troef geforceerd worden. VII. De hoogere Matadoor forceerd den laageren: zoo hij door den eerften Speelder uitgefpeeld wordt. VIII- Die de eene of andere kleur Troef maakt, moet het zich zelze wijten, als het gebeurde, dat hij zijne flegtfte kleur genoemd had. IX. Wanneer het gebeurt, dat 'er een kaart onder het geeven omgekeerd ware, dan moet gij op nieuw omdeelen, ten zij dat het d» laatfte kaart ware. X. wanneer gij met elf kaarten fpeelt, dan zijt gij Remife. XI. Wanneer gij Sans prendre fpeelt, of Matadoors hebt, dan moet gij beide eifchen , ▼óór dat de naafte Gever de kaart geheel omgedeelt heeft: anders zijt gij dit voordeel kwijt. XII. Wanneer ijmand zijnen Troef noemt, zonder permis gevraagt te hebben, dan is hij ver^ï  Serpligt fans prendre te fpeelen, ten War»; dat hij agter de hand zat, en alle de anderen gepast hadden. XIII. Wanneer ijmand buiten zijne beurt fpeelt, dan mag men geduurende die gift dezelve kaart ten alle tijden vraagen , mits hij niet verzaakt: of de tegenpartij mag van den Maat van hem , die builen zijne beurt gefpeeld heeft, of van zijn eigen Maat vergen.dat hij die kleur opfpeelt, die hg verkiest. XIV. Wanneer, het fpel gewonnen zijnde, de geene,die den zefden Trek gehaald heeft, de zevende kaart uitfpeelt, dan is hij verpligt naar de Vole te fpeelen. XV. Wanneer gij vier Heeren in handen hebt, dan ftaat het u vrij, om ééne Vrouw tot eenen van uwe Heeren te vraagen , of éên* van uwe eigen Heeren te roepen; maar Troef Vrouw moogt gij niet roepen. XVI. Wanneer ijmand eene kaart van de anderen afzondert, dan moet hij dezelve fpeelen, zoo ze de tegenpartij gezien heeft, ten waare, dat hij fans prendre fpeelde. XVII. Wanneer de geene, die den geroepen Heer heeft, of zijn Maat, buiten zijne M 2 bsatf  C 19S > beurt fpeelt, dan moogen zij niet naar dö Vole fpeelen. XVIII. Niemand wordt Remife wegenj het verzaaken , ten zij dat de Trek reeds om" gekeerd en geborgen ware; en bijaldien ijmand verzaakt, en zulks ontdekt wordt, de Speel» der voor dit verzaaken Remife getmakt ^inde, dan kunnen alle de parrijën hunne kaarten wederom opneemen, en van nieuws af aan beginnen te fpeelen. XIX. Wanneer de geene, die Spadille heeft, geforceert wordt te fpeelen, is hij niet verpügt drie Trekken te maaken. XX. Wie de Vole onderneemt, die heeft de voorrang boven dien, die fans prendre Wil fpeelen. XXI. Zoo alle de partijën daarin over een ftemmen, eer gij begint te fpselen, laat hem dan het Spel over, die om de meefte Trek. ken fpeelt; waardoor men het fpeelen van ligte Spellen beletten zal. XVII. De Speelder heeft het recht, om te weeten, wie zijnen geroepen Heer heeft» Vóór dat hij de Vole declareerd. XXIII, Zes Trekken gemaakt zijnde, dan moet de geene, die den zesden Trek gehaald heeft  C 199} heeft, zeggen.' ik fpeele naar de Vole; of ik fpeel niet op de Vole, of ik vraag en anders niet- XXIV. Die de Vole gewonnen heeft, trekt »er dubbelden inzet voor: toch op de meaftc plaatzen wordt dezelve uit de hand betaald, en de prijs wilkeurig bepaald. XXV. Die voor de band zit mag Sansprendre fpeelen, vóór alle de anderen, fchoon zij ook Sans prendre hadden. XXVI Schoon gij flegts éénen Heer hebt, moogt gij toch u eolven roepen , maar dan moet gij zes Trekken maaken XXVII- Wanneer men Rot rendu fpeelt; dat is te zeggen, wanneer men zich den genoemden Heer laat overgeeven, en eene andere kaart in de plaats geeft, dan moet h.J, die dien Heer van ijmand geëischt heeft, zes Trekken alleen maaken. XXVIII. Die eens gepast heeft, (ten zij dat hij Spadille had) heeft naderhand geen recht meer om-te fpeelen; gelijkerwijs ijmand, die gevraagt heeft, verpligt is om te fpeelen, ten waare, dat een ander verkoos Sans prendre te fpeelen. XïXi Wanneer de Speelder , of zijn Maat, N 4 eeI  C 2,00 > eer zij zes Trekken gemaakt hebben, hunne kaarten optoonen, dan mag de tegenparij hu™ -de kaarten laaten opfpeelen , zoo als zij verkiezen, mits ijder kaart noemende. XXX. Wie eens permis gezegd heeft, kan geen fans prendre fpeelen, ten zij hij daartoe geforceerd wierdt. XXXI. Het ftaat u vrij, de Trekken na te zien, wanneer gij aan het uitfpeelen zijt, maar anders niet. XXXII. Wie onderneemt, naar de Vo'.e te fpeelen, en dezelve verliest, heeft nochthans het recht, van de pot en de Matadoors (.zoo hij'er gehad heeft) te trekken; zijn Spel evenwel gewonnen hebbende. XXXill. Wie Spadille forcéfpeelt, kan niet naar de Vole fpeelen. XXXIV. Wannger ijmand zijn Spel ontdekt, dan mag hij niet naar de Vole fpeelen. XXXV- Indien het gebeurde, dat 'er twee kaarten van dezelve foort in het Spel waren, en dat zulks, eer het Spel uit is, ontdekt wierdt, dan is de kaart vergeeven, maar anders niets. XXXVI. Niemand mag openbaaren, hoeveel Troeven 'er uit zijn. XXXVII.  C ooi > XXXVII. Die fpeelt, en geene drie Trekken maakt, is alleen Remife, ten zij dat 1$ Spadille forcè fpeelde. Een Woordenboekje van de Bewoordinm gen en Kunstwoorden in het O UADRILLE-SPEL- Permis vraagen, betekent, vergunning verzoeken, om te mogen fpeelen, met eenen Heer te roepen. Beet, is een boete op het verzaaken, of op het verliezen van het Spel gefteld; meest het zelve , dat wij RsmtJ» noemen , zie hier na. Cheville, in Cheville zijn, is , tusfehen de voorhand en den Geever zitten. Codille is , wanneer de tegenpartij meer Trekken maakt dan de Speelder zelve; de eerfte word gezegd de Codille te winnen» en de laatfte het Spel Codille te verliezen (*) Cén- (*) Zie Art, VIL in de Verhand: van liet Omber-Spel. ' N 5  C ao2 ) Confolation, is eene buitengemeene boete (overal niet gebrulklijk) welke de geene, die verliezen , betaalen aan de geene die winnen , in cas van Codille of van Remife. Devole, faire la devole, is, wanneer de Omber niet eenen Trek haalt.' Doublé (Dubbelt Spel) is, wanneer het Spel de Pot, de Confolation, Sans prendre, de Matadoors enz. dubbeld betaald worden; toch dit en meer dergelijke gevallen in het Spel hangen meeftendeels van de overeenkomst van partijen af. Forcé. Men noemt dat den Omber zelve forceeren: wanneer gij b. v. eenen hoogen Troef aanf'peelt, om zijne kaart te verzwakken , zoo hij overtroeft; de Omber wordt ook geforceerd, wanneer hij vraagt, en een ander van de partij als dan fans prendre zegt, en hem daardoor noodzaakt of zelve fans prendre te fpeelen of te pasfen- Maat QMoitiè:) is die Speelder, welke den geroepen Heer heeft. Manille, Matadoors enz. zie Art. IV. in de Verhand, van het OmbcrSpel. Omber, wordt de Speelder genoemd, wel. Jte vraagt, of fans prendre fpeelt. Pafs.  C 203 ) Pafs, is de bewoording, gebruiklijk, wanneer gij geene goede kaarten hebt, om te fpeelen , en dus pafs zeggende uwe beurt voorbij laat gaan. Ponta, zie Art. IV. in 't Omber Spel' Pot (of Inzet enz.) zie Art. VI. in *t Omber-Spel. Schoon voor het overige hieromtrent veel van de bepaaling dei Speelderen afhangt. Ptife, het getal der Fiches, welke ijderen Speelder in het begin van de partij toe0'eteld worden, zie Art. I. van 't Omoer.Spel. Regie, Raifon du Jeu, is de orde, welke bij het fpeelen waargenoomen wordt. Zoo wordt het genoemd volgens de orde van het Spel (raifon du jeu) te zijn, wanneer de Omber de nagefpeelde kleur van den geroepen Heer troeft. Remife, is wanneer de Speelder niet meer Trekken maakt, dan zijne tegenpartij, zie Art. VU, in 't Omber-Spel. Renonce, is, wanneer men de uitgefpeelde kleur, offchoon men dezelve iu handen heeft» niet bijfpeelt, en dus verzaakt; maar men noemt ook eene Renonce, wanneer men van de kleur, die partij aanfpeelt, geene in handen  Cao4 ) €en heeft, en dus dezelve Troeven kan; Men maakt ook eene Renonce of door het ecarteeren, of wanneer men flegts eene kaart van de gefpeeld e kleur hebbende daarmede eenen Trek maakt of dezelve bijfpeelt, en derhalven geene van die kleur overhoudt. Roi rendu, is deeze fpeelwijze, naamlijk Wanneer de Omber zelve zich den geroepen Heer doet overgeeven, en daarmede het Spel alleen wint. Spadille, de eerfte Troef of Matadoor, zie Art. IV. in het Omber-Spel. Spadille forcè is, wanneer de geene, die dezelve heeft, genoodzaakt wordt te fpeelen, na dat alle de anderen rond gepast hebben. Sans appelier, (dat is zonder te roepen:) wanneer men zonder eenen Heer te roepen alleen fpeelt. Sans prendre, betekend het zelve. Sans prendre forcé, zie hier boven Forcé. Tenace is, wanneer men met twee Troeven agter de hand zittende daarmede twee vaste Trekken kan maaken, mits datdegeene^ die de andere twee heeft opfpeelen moet;dit kan ook b. v. met de twee zwarte Aazen gefthieden, ten opzigte van Manille en Ponto.  C 2°5 3 HET PIKET-SPEL; Dit Spel wordt gefpeeld met zijn tweeën j en met twee- en- dertig kaarten, waarvan in Ijder kleur agt zijn, naamüjk Aas, Heer» Vrouw, Boer, Tien, Negen, Agt en Zeven» Het Aas is de Hoogfte kaart, en teld elf; de Heer is boven de Vrouw, en de Vrouw" boven den Boer; en deeze drie kaarten tel* len ijder tien; de Tien, tien; de Negen, negen; en zoo voorts; dus dat elke kaart zoo veel doet, als 'er op getekend ftaat. Om het Spel te beginnen moet gij de kaar» ten neemen, en ze wel door een fchieten; als dan neemen de twee Speelderen af, om te zien, wie het eerst zal geeven; die de laagfte van de twee onderfte kaarten heeft; geeft de kaart, want het is in dit Spel een groot voorrecht, aan de voorhand te zijn. Dan fchiet de Geever zelve de kaart dooreen, en geeft ze aan partij, om ze, zoo hij wil,  C 405 ) Wit, nóg eens door een te fehieten; niaafdail mag de Gever zulks voor de laatfte reis nog eens doen, en daarop moet hij dezelve aan zijn partij aanbieden om afteneemen; maar Zoo hij de kaarten mogt uit een verfpreiden, of maar één afneemen of de onderfte alleen laaten leggen, dan mag de Geever de kaart nog eens meieeren, dit gedaan zijnde, moet de Geever ijder twaalf kaarten geeven, twee aan twee, en de agt overblijvende kaarten moet hij in vijf en drie gedeelt kruislings op malk&ir op de tafel nederleggen; en dit wordt de Talon genoemd. Daar zijn drie gevallen in dit Spel, naamüjk de Piek , Repiek en Capot. I. De Repiek is, wanneer een der Speelderen dertig pointen in zijn hand teld, eer partij 'er één heeft kunnen tellen ; als dan telt dezelve, in plaats van dertig te zeggen, t'negentig, en gaat dan op dezelve wijze met tellen voort, als hij boven de dertig zoude gedaan hebben. II. De Piek is, wanneer de geen die voor de hand zit, in handen en in het opfpeelen dertig geteld heeft, vóór dit zijn partij 'er een heeft kunnen tellen; In welk geval hij, in  ïn plaats van dertig, zestig telt; en zoo voorts , zoo meenlge pointen als gij 'er niet boven kunt tellen. III. De Capot is, wanneer één van de Speelderen alie de Trekken maakt, waarvoor hij veertig teld ; daar hij anders, flegts de meefte Trekken gemaakt hebbende, maar tien telt, hetgeen Ac kaart genoemd wordt^ Deeze drie gevallen kunnen in eene gift voorvallen; naamlijk, op deeze wijze, gefteld dat een der Speelderen had vier van de hoogfte Derdens, (Tiercé Majeure) dat zijn Point goed ware, en dat hij voor de hand zat: hij begint met vier voor zijn' Point te tellen, twaalf voor zijne vier Derdens, dat maakt vijftien; vijftien en veertien van Aazen. veertien van Heeren en veertien van Vrouwen . dat maakt honden- en- dertig, en veertig voor Capot, is honden- en - zeventig: deeze trek is zeer zeldzaam, ja, wat zal ik zeggen, welligt nimmer voorgevallen; nogthans is dezelve regelmaatig, zoo hij ooit mogt gebeuren. Om partij Piek te kunnen maaken, moet gij voor de hand zitten; want, zoo gij agter de hand zit, dan telt partij 'er één voor de eer-  C ao8 ) eerfte kaart; die hij uitfpeelt; en fchoon g| alsdan negen-en - twinrig in handen hadt en den eerften Trek haalt, dan hebt gij geen ïecht zestig te tellen, maar alléén dertig. De Carte Blanche , dat is te zeggen, wanneer gij geen prenten onder uwe twaalf kaarten hebt , telt tien oogen, en gaat voor alles vóór; daarop volgt de Point, de Agtftens, Zevendens, Zesdens , Vijfdens, Vierdens, Derdens , de vier Aazen , Heeren t Vrouwen, Boeren of Tienen; daarop volgen de drie Aazen , Heeren, Vrouwen, Boeren of Tienen; daarna de oogen, die gij in het Spel maakt, en het laatfte is de Point van tien voor de kaart of de Verrtig voor Capot. Na het fchikken der kaart is het eerfte, daar men naar zien moet, of men Carte Blanche heeft, dat is, of gij geene prenten onder uwe kaarten hebt; dit zoo zijnde, dan moet gij partij eerst laaten discarteeren en naderhand, wanneer hij andere kaarten inneemt, moet gij, eer hij nog de kaart aangeraakt heeft, uwe twaalf kaarten op tafel toonen , dezelven agter een tellende ; en partij mag intusfchen de kaart, die hij weggelegt, of gediscarteerd heeft, niet aanroeren. Da  * De Spéelders nu hunne kaarten naargerien hebbende , dan legt de voorzittende de vijf flegtfte kaarten uit zijn Spel aan 'de zijde, en ruilt 'er zoo veel voor van den (lok of Talon ; en, die agter de hand zit, legt 'er drie weg, en neemt de drie laatften van den ftok daarvoor in de plaats. 'Bij het ecarteeren is het eerfte oogmerk; van kundige Speelderen , om de kaart te winnen en de Point te hebben; hét welk hun rheeftendeels beweegt, van dié kleur te houden, waarvan zij'de meefte kaarten hebben, of welke hunne fterkfte Suite is; want hef is beter, zomtijds liéver één en veertig in eenè kleur te houden, dan vier- en - veertig in ééne andere, waar in men geen Vijfde tellen kan; zomwijlen is het, fchoon men een Vijfde had, nog voordeeliger de een- en - veertig te houden, daar, zoo men maar eene kaart inneemt, 'er ligt een Vijfde best (Qtünts Majeure) van kan worden, en de Point, of de kaart daarmedé gewonnen wördèn; het wélk niet gebéurt zoude zijn' mét de vieren- veertig te houden ; ten minften niet zonder eenen buitengewoonen inkoop. Gij moet op dezelve wijze bij het discar0 tee-  tieten ook trachten een Veertiende ( Qttfii torze) te krijgen,, dat is te zeggen, vier Aazan, Heeren , Vrouwen , Boeren , of Tienen,, elk van deeze vier telt veertien, en •wordt derhalven, Quqtorze, genoemd ; de Veerden aan! Aazen belet het roemen van de> Veertien aan Heeren, en zoo voorts de hoo-. gere, de minderen; en men mag , zulk eenen hppgen roem hebbende, eene laager QuatoK20 % b. v. van Tienen, daarbij roemen-, ofr fchoon, partij; eenen Veertiende van Heeren hadde enz. wijl hier de flerker den zw.akv keren vernietigt; en dus moogt gij, bij gebrek-van eene laager, Quafarxe, drie. Aazen . drie Heeren, drie. Vrouwen, drie Boeren off drie Tienen tellen. Het is. zeer goed, drie Apzen in te krijgen, ei> dezelve zijn beter ^n.drie Heeren; en wie dezelve heeft,.kaa, daardoor ook zijne drie Tienen tellen . fchoon., partij drie Heeren had ; een hooge.r Quatorz*,-, goed hebbende , kunt. gij niet alleen eene-, laager Quatorfe medetellen, maar.opk.alle da. Derden of Drieën die gij hebt, uitgezonderd die van de Negenen, Agten en,Zevenen. Het zelve moet men in acht neemen,ften„ opzigtevan de A^tftens, Zevenden s, Ze$dw«, Vijf-  Vijftlens,- Vierdens en Derdens f waarop d* Speelder onder het ecarteeren wel letten moet, op dat hij- bij het ruilen den een' of den anderen- daarvan mooge inkrijgen. De Point is het- getal der kaarten van ééne kleur, die ijmand na het ruilen, in handen, heeft, waarvan men de oogen moet optellen; daarna vraagt men: of de Point goed is? daarbij in het oog houdende, dat het Aas elf telt, de Heer, Vrouw en Boer ijder Tien, en de anderen, volgens het getal der oogen, die 'er op getekend flaan. De Point uirgezogt en bijéén gefchikt zijnde ,, declareert die voor de hand z-it, hoe groot dezelve is, en vraagt te geiijk of hij goed is? zoo nu partij zooveel niet en heeft, dan antwoordt dezelve: uw Point is goed; maar zoo hij even zoo- veel heeft , dan antwoordj hij: egaütè, of de Pointen zijn gelijk;. en in. dien hij meer had, dan zegt hij: niet goed'. die den besten heeft, telt denzelven het eerst' of hij vóór,- of agter de hand zit; maar, wanneet de Pointen gelijk zijn, dan mag geen van beide tellen: het-zelve vindt- plaats' wanneer de Speeldefs gelijke Derdiens», Vierden», Vijfden* enz- hebbem 0 a Baar  Daar zijn zes foorten van Derdens; dé eenè beftaat uit het Aas, den Heer en de Vrouw» én wordt de koog/te Derde (Tiercé Majeüre) genoemd ; de tweede is Heer Vrouw en Boer, en hief de Derde van den Heer; de de derde is, Vrouw, Boer en Tien, en hiet de Derde van de Vrouw; de vierde van dén Boer, Tien en Negen hiet een Derde van den Boer; dé vijfde van de Tien, Negen en Agt hiet een Derde van de Tien ; en de zesde vart de Negen, Agt en Zeven wordt de laagfte Derde (^Tiercé Mineure) genoemd; Gij móet hier opmerken, dat alle de kaarten van een' Derde, zoo wel als van de Vierdens en Vijfdens enz. van dezelve kleur moeten zijn- . Daar zijn vijf foortén" van Vierdens; dè eerfte genoemd Quart Major, of Quarte Majeur e, de hoogfte Vierde, is té faamen gefteld van Aas, Heer, Vrouw en Boer; de tweede, een Vierde van een'Heer , is Hèer', Vrouw, Bóer en Tien; de derdev eèn Vierde Van de Vrouw; is Vrouw, Boer, Tien en Negen; de.vierde, een Vierde van den Boer; is Boer, Tien, Negen en Agt; en de vijfde, een Vierde van de Tie*  C 2Ï3 > Tien (Quane Mineure) is Tien, Negen; Agt en Zeven. Daar zijn vier foorten van Yijfdens, drie foorten van Zesdens, twee foorten van Zeyendens; en daarmede is het even zoo gele. gen, als met de Vierdens; behalven dat 'er hiertoe Vijf, Zes en Zeven op een volgende kaarten van eenerlei kleur behooren, Daar is maar eene lbort van Agtftens mopglijk, beftaande uit alle de agt kaarten van eene en dezelve kleur. Voor een Vijfde telt men vijftien, voor een Zesde zestien, voor pen Zeventiende zeventien en voor een Agtfte agttiep. ' . Een ijder Speelder moet bij het ecarteereri voornaamlijk op de Suites letten, wegens het voordeel, dat men daardoor verkrijgt; want, als een Derde goed is, dan telt die denzelven heeft drie daarvoor, vjer voor een Vierde enz., gelijk zoo even gemeld is , wanneer uw IJointgoedis, dan.telt gij zooveel daarvoor, als gij 'er kaarten van hebt; bij voorbeeld, wanneer gij de hoogfte Vierde hebt, en de Point daarvan goed is, dan rekent gij vier voor de Point, en vier voorde Vierde, dat maakt agt, en opdezelVe wijze met de yijfdens en Zesdens enz. O 3 Maar  C «4 "> Maar , zoo uw Point goed is, en gij* noch Derde noch Vierde hebt, dan telt gij flegts zoo veel voor de Point, als gij'er kaarten van hebt. Allede Derdens,Vierdens, Vijfdensenz. zijn Suiten, en eene daar van goed zijnde, moogt gij alle de laagere Suiten reekenen, offchoon partij zommige betere hadde, en gij telt dezelven , zoo laagze zijn, wijl die van partij geheel vernietigd zijn door uwehoogere Suite; maarzoo de hooge Suiten in beide de handen gelijk waaren, dan telt geen van beiden de verfcheide andere Suiten , die zij even goed of flegter hebben. Na dat ijder der Speelderen zijne kaart van den ftok ingenoomen heeft, dan moet hij dezelven forteeren, om te zien, wat hij tellen kan, en dan moet hij die kleur, waarin hij de meefte kaarten heeft, bijeenfchikken, om zijnen Point op te maaken, en alsdan denzelven declareere»: zoo de andere Speelder een beter Point hadde, dan moet hij zeggen; niet goed; doch , zoo hij een even zoo goed Point hadde, dan moet hij antwoorden•• gelijk ^egalité); maar- zoo hi) minder heeft, moet hij zeggen: goed. Na dat de voorzittende den Point geteld heeft, behoorde hij de kaart na»r  tiaar te z'ieü', ÓF Hij niet een Derde, Vierde, Vijfde eriz. heeft, en dan moet rïij zién, of hij gëën QttaWr'Se, of dfie Aazen, drie Heeren enz. heeft, om dezelven in deeze orde op tè' ribêmen, zoo partij hem zulks, door betere te roemen, niet belet. De Pointen, -Derdens^ Vierdens, Vijfdëns jenz. móeten bp tafel getóbhd worden,'op dat men derzelver waardij zoude ktinnen naairzien en uitrekenen; maar gij zijt hiet verpligt; uwé Quatorzen, of drie Aaazen , Heeren, enzj te laaten zien. Vier Aazert; vier Heeren, vier Vróuwen, vier Boeren en vier Tienen worden elk Quatorze genoemd,' en tellen ook zoo veel, naamlijk, veertien; drie Aazen , drie Heeren * drie Vrodwén,- drie Boeren en drie Tieneit tellen elk maar drie. Na dat ijder zijn Spél nagezien heeft, en na dat de voorzittende volgens zijne gedaane vraagen ondervonden heeft, dat al, wat hij irt handen heeft, góed is, dan begint hij zijnen roem optetclle'n. De Carte Blanche wordt het eerst gerèekend, vóór deeze telt men tien pWnten; dan vólgt de Point, dan de Suiten , on teiï raatften de Quatorzen, Drieën van O 4 Aazen  Aazen, Heeren enz.; daarna fpeelt meneend kaart op, voor welke men ijder reis, dat men opfpeelt, één telt; de Negenen ander? mindere kaarten .uitgezonden. , Na dat de voor de , hand zittende zijne eerfte kaart opgefpeeld heeft, dan is het de beurt van dien, die agter de hand zit, om zijn' Point, zoo hij, goed is, te vertoonen, benevens de Suiten, Quatarzen of Drieën, van Aazen, Heeren enz. of Carte B/anche» zoo hij zij heeft; .en dit alles opgeteld hebbende, neemt hij, zoo hij kan , den eerden Trek met dezelve kleur, en telt daar één voor; Zoo hij zujks niet kan, dan keert de ander den Trek om, en gaat voord met fpeelen ; en zoo naderhand, de agter, de hand zittende eenen Trek; haaien kan , dan mag hij die kleur opfpeelen, die hij wil. Betreffende de fpeel-wijze en het behandelen der kaarten, zaJ ik, daar de gewoonte en de oeffening den Speelder nog beter daar: in onderrigten, alleen dat geene opgeeven , wat zich daarvan in gefchnft laat brengen. Zeker is het, dat een goed Speelder van eenen middenmaatigen voornaaamlijk te onderfcheiden is, aan zijne manier van fpeelen, en  fcn bet is niet mooglijk wel te fpeelen, zonder de fterkte van het Spel te kennen; dat is te zeggen , dat gij uit uwe eigen kaart moet kunnen opmaaken, wat partij in handen heeft, en wat hij moet geëcartcerd hebben , daarbij Wel onthoudende, wat hij opgetoond, en hoeveel hij geteld heeft. Het eerfte oogmerk van den Speelder is, om de noodige kaarten in te krijgen; het tweede , om zooveel Pointen te maaken, als hij kan, en partij zulks te beletten: maar zijn voornaamfte, doel is ook, om de kaart te Winnen, waarvoor hij tien telt. Ik moet de geenen, die dit Spel niet kennen , waarfehouwen, dat 'er in het Piket geen Troeven.zijn , maar dat de hoogfte kaart van dezelve kleur den Trek maakt, want zoo, bij voorbeeld, de een Schoppen Heer opfpeelt, en de ander het Aas daarvan heeft, dan haalt deze den Trek; daarentegen, zoo 'er een de Schoppen Zeven opfpeelde, en de andere geene kaart van die kleur meer heeft, dan moet deeze eene kaart van eene andere kleur, fchoon ze hooger waare, bijfpeelen, en die Schoppen Zeven opgefpeeld heeft, maakt dien Trek, O 5 Zoo  Zoo de vöórzittéhde , bij ongèlüfe , ttotn IPoint, noch Suiten , Quatorzèri , of Drieën , die goed zijn, hadde, dan moét hij beginnen te tellen met het opfpeelen van Cehe zijnet beste kleuren, en daarmede zoolang aanhouden , tót dat partij met eene hodgér kaart overneemt^, om ook op zijfle beurt op1 té fpeelen. Öp deeze wijze Hloet men voordgaan rhef fpeelen, tot dat alle de twaalf kaarten uitgefpeeld zijn, eh dan telt de geen, die den laatften Trek haalt, daar twee voor. Daarna telt ijder Speelder, hoeveel Trekken hij gemaakt heeft, én die de meefteTrekken heeft, telt tién voor de kaart; maar zoo dé de Trekken gelijk zijn, dan kan geen van Beiden iéts daarVöör reekenen. Zoodra 'er ééne gift uit is, móet ijder fpeelder aanteekenen, hoeveel hij geteld héëft, èn zoo voofdgaan tót dat het Spel uit is; en na' ijder gift moet de kaart dooreengëfchodtéri ön afgeiioömen worden, vóór een volgërid Spel. In het Piket-Spél gëëit ijder op zijne beurt, feh. zij dat het Spel in eene gift uit ware. Wanneer gij een ander Spel begint; dan moet  f mg ) moet de kaart op nieuw afgenomen worden * om te zien, wie 'er geeft; ten zij dat men in den beginne van het Seel overeengekomen ware, dat het geeven zoude road gaan; inwelfc geval een ijder op zijn beurt moet geeven. Jllgemeene Regelen voor het P i k e t - S p t l< I. Gij moet altijd volgens den ftaat van uw Spel fpeelen ; dat is te zeggen , wanheer gij in het Spel ten agter zijt, of minder geteld hebt, dan partij, dan moet gij trachten, al van uw Spel te maaken, dat gij eenigzlhs kunt; anders moet gij voor de hand zevenen-twintig, en agter de hand dertig Pointéft zoeken te tellen; en gij moet voofnaamltjfc altoos uw Spel met dat van partij vergelijken, en daarmede overeenkomftig ecarteeren. II. Gij moet zoo ecarteeren, dat gij ver* wagtenkunt, de kaart te krijgen, het welk een zoo noodzaaklijk vereischte van dit Spel is, dat zulks in 't gemeen een verfchil vart twee of drie- en- twintig pointen maakt; derhalven moet gij niet ligt discarteeren, tfrïï laage Veertienen te krijgen, zoo als drie Vróuwen , drie Boeren, of drie Tienen hebbende ; wijl  C «° ) wijl in elk van deeze gevallen de kans drie om één is, vóór de hand, dat gij niet wol flaagen zult, en zeventien om drie, agter de Jhand: want laaten wij eens vooronderftellen, dat gij zocht een Quatorze van Vrouwen, Boeren of Tienen te krijgen, en dat gij dus een Aas of Heer wegfmijt, dan loopt gij» zoo doende, gevaar, van boven de twintig .pointen te verliezen, om veertien te winnen. III, In den beginne van de partij moet gij fpeelen, om uw Spel te maaken , het welk vóór de hand zeven- en- twintig pointen is, en dertig agter de hand ; derhalven, genomen, dat gij voor de hand zat, en een Derde best hadt met de Zeven van eene zekere kleur, dan is het vijf om twee, dat gij in vier zekere kaarten ééne inkrijgt; dus, zoo gij drie Vrouwen, drie Boeren , of drie Tie-nen hadt, moet gij in dit gevai 'er liever een van discarteeren, dan de Zeven van de andere kleur; want het is drie om een, dat gij voor de hand geene kaart zult inkrijgen, om een Quatorze te maaken, en bij gevolg zoudt gij de Zeven van de andere kleur tot uw groot nadeel discarteeren. IV. Indien partij reeds, verre vooruit is in het  het Spel, dan is het winnen van dé kaart in 't geheel geen bedenkens of vraagens waard J derhalven, gefteld, dat gij een Vierde van Eten' Boer hadt; dan is hetindit geval, flegtSi omtrend vijf om vier, vóór de hand, dat gij eene kaart inkrijgt, om een Vijfde te maken , en omtrent drie om één, dat gij eeneo Vrouw, Boer of Tien inkrijgt; en zoo gij 'er dan een van de drie iukreegt, dan moet gij, om wel te fpeelen, alle pooging aanwenden, om nog het Spel te winnen, voornaqmlijk , wanneer het zelve reeds zooverre gevorderd is, dat in de volgende gift voor u maar weinig kans overblijft; en in dit en anandere gevallen moet gij uwe toevlugt tot de kans reekeningcn neemen. ,V. Het winnen van de Point, maakt in het gemeen een verichil van tien pointen ;derhalven moet gij bij het ecarteeren zorg draagen, dat gij denzelven krijgen kunt, tochzoo, datgij daardoor niet gevaar loopt, van de kaart te verliezen. V ft Het behoud van uw tweede Spel, of het winnen van het zelve van partij, is zoo noodzaakKjk, dan gij liever altijd eenige pointen daaiaan waagen moet, om een van beide te kunnen uitvoeren. VII.  ( 22ft J Vil. Wanneer gif reeds zes Trekken hebt, met ééne vrije kaart daarbij in handen, daif moet gij nóóit verzuimen . déeze optefpeelen; wijt gij anderzins elf Pointen om één tegen u zeiven zoudt verfpeelen, ten waare dat gij onder het fpeelen ontdekt, welke kaar* ten partij geëcarteerd heeft. VIII. Indien gij reeds verre in het Spet ge* vorderd waart, en, bij voorbeeld, tagtig om vijftig hadt, dan is het in dit geval, uwe zaak partij twee pointen voor één te laaten win* nen, zoo dikwils als gij kunt, bijzonderlijk, Wanneer gij in de volgende gift de voorhand krijgt, maar, zoo gij integendeel, alsdan agter de hand kwaamt, en op zes - en- tahtig om vijftig of zestig ftondt, ziet dan niet op twee óf drie pointen verlies, om 'er een'voor te Winnen, wijl dit point de winst van uw Spet is en maakt, dat gij u daarna uitroemen kunt. IX. Die agter de hand zit moet verdédi* gender wijze fpeelen ; hij moet derhalven , om zijne dertien pointen te maaken , Derdens én Vierdens aanhouden, en voornaamlijk den foint zoeken te krijgen: maar gefteld, dat hij twee Derdens van den Heer, Vrouw of Boer  C 32$ > Boer had , en dat hij, eene kan* van- 29 om 28 hebbende om te reusfeeren,. in dit geval nog vier zekere kaarten inteneemen had , om met één van dezelven een Vierde' te maaken,, en misfehien daardoor een' Piek te ontgaan enz. dan moet hij voornaamlijk daarin neemen, waarin hij demeeftekans heeft, orrr wel te flaagen: maar zoo hij, drie Vrouwen, Boeren.of Tienen daarbij hebbende,, in plaats van op deze wijze te fpeeien, liever eenige daarvan wilde aanhouden, dan de anderen, dan is de kans zeventien om drie tegen hem en hij ecarteert dus tot zijn groot nadeel. X. De vóór-of agterzitteede,verzwijgt zom* Wijlen met opzet één van zijne Pointen, een: Derde, of Drie Heeren, Vrouwen, Boeren of Tienen, in hoop om daardoor de Icaart te. Winnen; doch dit moet men zonder- lang te. twijffelen, en met goed overleg doen. XI. Van den agter de hand zittenden is het meenigmaal welgefpeelt, geene drie Vrouwen, Boeren enz. te roemen, en vaneene kaart van zijn' Point agter te houden, waardoor-partij, op de gedagte gebragt wordt, dat hij een' Heer of Vrouw bezet had. XII,  C 224 3 XH. De agter de hand zittende de kaart(*3 in zijn fpel toegedeeld gekreëgen hebbende, moet geene kaarten ruilen , zoo hij daardoor gëvaar loopt, van dezelve te Verliézen, ten zij dat hij in het Spel zeer verre ten agter Ware, en alsdan ëen plan van een groot Spel had. • : XIII. Wanneer de agtérzittende kans heeft, om de kaart te behouden of te winnen, door het discarteeren van hooge kaarten; alsbij voorbeeld, zoo hij den Heer, Vrouw en Negen van eene kleur, of Heer, Boer en Negen van eene andere kleur had; dan mag hij tas dit geval een' van deeze kleuren discarteeren, moreel verzekerd zijnde, dat dezelvé' niet tegen hëm zal aangefpeeld worden ; en' de kans, dat hij het Aas van eene van beide de kleuren inkrijgen zal •, tegen hem zijnde, zoo is het voor hem de moeite niet waard (*) NB. Men moet hier eens voor al onthouden , dat de Kaart betekend, de meeJle Trekken, waarvoormen tien telt.  C as ) waard, óp eene andere wijze te discarteeren , in verwagting om beter te flaagen. XIV. De agterzittende drie Aazen gekregen hebbende, is het in 't gemeen zijn best Spel, van de vierde kleur te discarteeren. XV. De' agterzittende moet over het algemeen voor zijne Suiten van de Vrouw zorg draagen en dezelve houden, om pointen te maaken, en van de kaart verzekerd te wezen. XVI. Wanneer de agterzittende merkt, dat 'de voorzittende, zijn' Point opnoemende, vijf kaarten heeft, die vijf vaste Trekken maaken , en zoo hij dan het Aas en de Vrouw van eene andere kleur hadde* dan moet de Vrouw op dien Heer bijfpeelen, vooral zoo hij ééne van die kleur gediscarteerd heeft, waardoor hij evenwel kans zal krijgen, om de kaart te behoudért. XVII. Wanneer de voorzittende een' Vierde van een' Heer gekreëgen heeft met drie Heeren en drie Vrouwen ;den Heer van zijn' Vierde daaronder gereekend) en alsdan verpligtis.of eene kaart van zijn Vierde, of een' Heer of Vrouw te discarteeren ; Vraag: Wat is het beste voor hem, om te discarteeren? P Aflt»  'JfMtwoord. De kans van het Aas of d«f Negen, bij zijn' Vierde van den Heer intekrlj* gen, ééne van twee zekere kaarten zijnde, is volkoomen gelijk met die, van of een' Heet of Vrouw in te krijgen, drie. van ijder reed* gekreëgen hebbende: derhalven moet hij zoo discarteeren, dat hij de beste kans krijgt, om de kaart te winnen. Het voorgaand geval mag zoowel voor den vóór- als agter zittenden tot een voorfchrift verftrekken, om in alle de gevallen van gelijke natuur daarnaar te discarteeren. XVIII. Gefteld, dat de voorzittende, zijne vijf kaarten genoomen hebbende, het Aas, Heeren Boer van eene kleur in handen had, waarvan hij twee kaarten gediscarteerd heeften dat hij ook Aas, Heer, Boer en twee laage van eene andere kleur had, maar geene haalbaare kaarten in de andere kleuren; Vraag: Van welke van deeze kleuren moet hij fpeelen, om de beste kans te hebben , van de kaart te winnen of te behou ■ den? Antwoord. Hij moet altijd van die kleur fpeelen, waarvan hij de minften heeft; wijl» zoo hij partij daarin bezet vondt, het waar- fchijn-  C "7 3 fchijnlljk is, dat dezelve in de andere kléur onbezet zal Wezen ; want zoo hij van zijné tneefte kleur fpeelde, en de Vrouw vart partij bezet vondt, dan heeft hij geene kans de kaart te winnen of te behouden. XIX. Wanneer de voorzittende verzekerd is, de kaarten gelijk te kunnen maaken * met zijn Spel op eene bijzondere wijze tè fpeelen, en zoo hij partij in het Spel vóór Is, dan moet hij het niet waagen, om dezelven te verliezen; maar zoo daarentegen partij reeds verre vooruit ware, dan is het zijne zaak het verlies van de kaart te waagen, in verwagting vau daarbij te winnen. Bijzondere Voorschriften en Gevallen. I. Genoomen, dat gij voor de hand zat, en dat gij een' hooge Vierde gekreëgen hadt met Klaveren Zeven en Agt, Ruiten Heer en Tien, Harten Heer en Negen en Schoppen Tien én Négen; Praag: Of gij eene kaart moet laaten lig. jen, door den Vierde en twee meer van dezelve kleur tot u Point te houden, met P 2 twee  C 228) twee andere Heeren; dan of gij eene kaart van uw' Point moet ecarteeren ? Antwoord. Wanneer gij eene kaart van -uw' Point wegwerpt, dan is het mooglijk» dat gij flegts vijf pointen telt , en dat partij de kaart zal winnen, waardoor hij elf telt, en behalven zijne drie Aazen,. enz. zoo dat gij eene flegte kans verkrijgt voor uw Spel: maarzoo gij eene kaart laat liggen ' en genoomen, dat 'er eene kaart van belang in de vijf kaarten die gij neemen kunt, lag, dan volgt daaruit, dat gij vier kanzen om ééne hebt, dat die kaart niet zal blijven liggen, en dat het dus uwe zaak is, ééne kaart te laaten liggen: gij hebt derhalven goede kans, van in uwe vier kaarten de volgende 3n te krijgen, naamüjk, nog twee tot uw' Point, of drie Aazen en een Heer. II. Zoo het gebeurt, dat gij Aas, Heer en vier laage kaarten van eene kleur hebt, met twee andere Heeren, en dat 'er geene groote Suiten tegen u zijn , dan m oogt gij u ook van de fpeelwijze, in 't voorgaand geval aangehaald, bedienen. Hl. Gefield, dat gij Klaveren Heer , Vrouw en vier van de Iaagften daarvan hadt, Ruiten Heer  C 229) Heer en Vrouw, Harten Aas en Boer, en Schoppen Heeren de Negen; Vraag: Hoe moet gij discarteeren , om waarfchijnlijker wijze de meefte Trekken te maaken ? Antwoord. Gij moet klaveren Vrouw met de vier laage Klaveren wegleggen, en geheel de andere drie kleuren met Klaveren Heer houden; om redenen, wijl de kans, van den vierden Heer in te krijgen, even zoo groot is, als de kans; van Klaveren Aas in te neemen ; het welk in een van beide de gevallen drie om één tegen u is; doch zoo gij ook» door op deeze wijze te discarteeren , mistelt, van den vierden Heer in te Krijgen, dan hebt gij evenwel een goede kans, om de kaart te winnen, dat waarfchijnlijk een verfchil van twee- en- twintig pointen zal maaken. Maar zoo gij anders discarteert, in verwagting van Klaveren Aas in te krijgen, en zulks mogt misfen, dan zoudt gij, verpligt geweest zijnde zommige van uwe hooge kaarten wegtewerpen , zeer weinig kans hebben , van de kaart te winnen of te behouden (Saaveeren.) IV. Gefteld, dat gij Klaveren Heer en P 3 Vrouw,  C*3°> Vrouw, den hoogden DeFde in Ruiten, Haften Vrouw en Boer, en een vijfde van Schoppen Boer in handen hadt; Vraag : Hoe moet gij discarteeren, om waarfchijnlijkerwijze de meeste pointen te maaken ? , Antwoord: Gij moet uw vijfde van Schoppen Boer weg doen, om de meeste pointen te maaken; want, laaten wij eens neemen, (Jat uw vijfde beter ware, dan al, dat gij ingekreegen had, dan telt gij , zoo gij denzelven gehouden hebt, in zoodanig een geval flegts negentien pointen, en gij fchiet 'er waarfchijnlijk de kaart bij in, behalven de kans van veertien van Vrouwen, en van eenmeerder getal van pointen in het Spel; dus zoudt gij, met uw vijfde te houden, tot uw groot nadeel discarteeren. V. Gefteld, dat gij Klaveren Heer, Vrouw, Zeven, Agt en negen in handen hadt, benevens Ruiten Vrouw en Boer, Harten Vrouw, Tien en Negen, met Schoppen Aas en de Negen; Vraag: Hoe moet gij discarteeren? Antwoord: Gij moet Klaveren Heer, Z». ven, A*i en Negen, met Schoppen Negen ■ dis-  discarteeren; waardoor gij niet alleen nog op drié kleuren houdt, maar ook kans hebt, zoowel' de vierde Vrouw in te krijgen, als Klaveren Aas; behalven de waarfchijnlijkheid , dat gij, op deeze wijze ^ discarteerende, ook de kaart zult Winnen. VI, Gefteld, dat gij Klaveren vrouw, Tien, Negen, Agt en Zeven hadt; Ruiten Boeren Tien, Harten Heet, vrouw en Boer, met Schoppen Aas en Negen; Vraag: Hoe moet gij discarteeren? Antwoord: Gij moet de vijf Klaveren discarteeren; wijl het drie om één is, dat gij Klaveren Boer niet zult inkrijgen ; en het houden der geheele drie andere kleuren geeft uw eene betere kans van méér pointen te maaken. VII. Als gij Klaveren Aas, vrouw en Boer hebt; Ruiten Heer, vrouw en Boer, Harten vrouw en Boer, met Schoppen Tien, Negen Agt en Zeven; „ Vraag: Hoe moet gij discarteeren? Antwoord: Gij moet Klaveren Aas en de vier Schoppen discarteeren ; wijl het flegts vijf om vier is, dat gij eene vrouw of eenen Boer inkrijgen zult; het is ook omtrent drie om P 4 twee.  C 33a > twee, dat gij een Aas kunt krijgen: Gij kunt insgelijks twee kaarten bij uw' Derde van den Heer inkrijgen, naara lijk, het Aasen de Tien, of de Tien en de Negen, om u een vijfde te maken; en gij hebt dus, volgens alle deeze omftandigheden, eene groote waarfchijnlijkheid van een. fterk Spel te krijgen. Daarentegen, zoo gij eene kaart liet leggen, met alleenlijk de yier Schoppens te ecarteeren, dan zoudt gij gevaar loopen van eene der volgende kaarten over te laaten, naamlijk, Klaveren Heer, Ruiten Aas, Schoppen Aas, vrouw of Boer; en in een van deeze gevallen zoudt gij waarfchijnlijk meer pointen verliezen, dan met Klaveren Aas ook te ruilen; doch, zoo gij wildt twee kleuren houden, naamlijk, de drie Klaveren, de drie Ruiten en Harten vrouw, dan loopt gij gevaar van veertien pointen te misfen; en het is flegts vijf om vier, dat gij geen vrouw of Boer zult inkrijgen , en gij zoudt derhalven tot uw. groot nadeel discarteeren. VIII. Als gij den Heer, vrouw en de Tien van ééne kleur hebt, waarvan partij Aas, Boer en ééne laage kaart heeft; en dat gÜ flegts deeze drie kaarten over heb- hen-»  bende , daar mede drie pointen wildt' maaken; Praag ■ Welke kaart moet gij opfpeelen? Antwoord: Gij moet de Tien fpeelen. IX. Als gij Klaveren Aas, vrouw, Tien en Negen hebt , benevens Ruiten Heer, vrouw, Tien en Negen ; . Vraag: Welke van deeze kleuren moet gij houden , om de beste kans te hebben , van het meest te kunnen tellen ? Antwoord: Gij moet Ruiten Heer, vrouw,' Tien en Negen houden, wijl gij even veel kans hebt, Ruiten Aas zoowel in te krijgen, als Klaveren Heer; en hetzelve vindt plaats omtrent Ruiten Boer en Klaveren Boer; Dus discarteerende hebt gij kans, van vijftien voor uw' vijfde in Ruiten te tellen, in plaats van' vier voor een' vierde in Klaveren; de kans om de Kaart te krijgen is ook berer; wijl gij door het inkrijgen van Ruiten Aas zeven vaste trekken hebt, dat met het inneemen van Klaveren Heer niet gebeuren kan. X. Als gij agter de hand vier Aazen en twee Heeren gekregen hebt, dan moet gij Om den voorzittenden Capot te maken, fterk discarteeren, dat is te zeggeu, eene geheele P 5 kleur  C 234 ) kleur wegwerpen, als, bij voorbeeld,Trouw, Tien en Agt van eene kleur; waardoor gij, zoo gij geene kaart van die kleur wederom inkrijgt, partij waarfchijnlijk Capot kunt maaken. XI. Genomen, dat gij, voor de hand zittende , Klaveren Aas Vrouw, Zeven , Agt en Negen hadt, benevens Ruiten Aas, Boer, Zeven, Agt en Negen; Vraag: Welke kleur moet gij in handen houden, om het meest te tellen? Antwoord: Gij moet het Ruiten Aas, Boer, Zeven , Agt en Negen houden ; want gij kunt zoo ligt Ruiten Heer, als Klaveren Heer inkrijgen, en dus is zulks , om de kaart winnen, het zelve; maar gij hebt daarentegen kans, van de Ruiten Tien in te krijgen, waardoor gij vijftien kunt tellen; het welk niet gebeuren zal met de eene of andere kaart in Klaveren in te krijgen, XII. Als gij voor de hand Klaveren Aas, Vrouw, Zeven, Agt en Tien hebt, met Ruien Aas, Boer, Zeven, Agt en Tien; Vraag: Welke kleur is de beste om te houden? Antwoord: Gij moet Ruiten Aas, Boer, Ze-  C *35 ) Zeven, Agt en Tien houden, wijl gij zoowel kans hebt Ruiten Heer te krijgen; al» Klaveren Heer, en gij kunt, bij gevolg, de kaart evenwel winnen ; maar gij hebt buiten dién nog kans, van Ruiten Negen in te krijgen , om nog vijfiien te kunnen tellen, dat met de een of andere kaart in klaveren niet gebeuren zal. XIII. Als gij Aas, Vrouw, Tien en twee meer van eene zekere kleur hebt, met Aas; Vrouw en Tien van eene andere kleur alleen. En, laaten wij eens neemen, dat partij zes kaarten voor zijnen Point getoond hadt, naamlijk, Aas, Vrouw en vier laage kaarten, vooronderftellende, dat gij in die kleur bezet waart; zoodra gij nu aan het uitfpeelen koomt, dan moet gij van die kleur fj/eelen, waarvan gij de minden in getal hebt, wijl hij, zoo hij in die kleur bezet ware4 misfchien in de andere niet bezet is; maar zoo gij met de kleur, waarvan gij het meefte getal hebt, wildt beginnen, en het gebeurde, dat hij daarin bezet ware, dan hebt gij geene kans, de kaart te winnen; het welk geheel anders zal uitvallen, zoo gij met de minde kleur begint. Is hij in beide de'  de kleuren bezet, dan hebt gij geene kans, van de kaart te krijgen. Zommige Uitreekeningen, aantoonen* de, hoe men met moreele zekerheid ijder kaart moet wel discarteeren. I. De kans, dat de voorzittende eene zekere kaart zal inkrijgen, is drie om een tegen hem. H. Dat hij twee zekere kaarten inneemt, is 18 om i tegen hem. III. Ik wensch te weeten, wat de kans is, dat de voorzittende de vier Aazen zal inkrijgen ? tegen hem voor hem Antivoord: Dat hij 4 AaO Een inkrijgt, is - - - - ƒ 986 om 1. Ten minden drie daarvan is} omtrent - -- -- - .f33 ' *• 2 Daarvan - « - - - 3 ■ r. 1 Daarvan ----- 2 5. IV, Wanneer de voorzittende een Aas gekreëgen heeft, wat is de kans, dat hij de drie andere zal inkrijgen ? Ant*  C 237 > tegen hem voor hem Antwoord: Dat hij de 3 ï Aazen inkrijgt , is - - - ƒ n3 om *■ Ten minften 2 daarvan, 7 omtrent - - - - - - j Ö F" I Daarvan - - - - - - 2 ■ 3. . V. Wanneer de voorzittende twee Aazen gekreëgen heeft, wat is de kans, dat hij de andere, twee ook zal inkrijgen? tegen hem voor hem Antwoord: Dat hij de an-l j . . , ., . . > 18 om 1. dere 2 Aazen inkrijgt, is - - f Ten minften 1 daarvan, is i ten naaftenbij 5 om 4 tegen k hem, of ] 21 —— r7. VI. In geval de voorzittende twee Aazen en twee Heeren gekreëgen heeft, wat is de kans, dat hij een van beide, de twee Aazen of de twee Heeren zal inkrijgen? tegen hem voorhem Antwoord: Het is omtrend - 17 om 2. - VIF. De voorzittende noch Aas noch Heer gekreëgen hebbende , wat is de kans, dat hij Aas en Heer in 2, 3, 4 of 5 kaarten inkrijgen zal ? te-  tegen hem voorherü 'Antwoord: In 2 Kaarten is | het omtrend f 11 om h In 3 kaarten .... - 4 . x> In 5 . ..... 33 31. VIII. Wat is de kans, dat de agterzittende twee zekere kaarten zal inkrijgen ? tegen hem voor hem : Antwoord: ------ 62 om I. IX. Wat is de kans, dat de agter de hand zittende drie zekere kaarten zal krijgen ? tegen hem voor hem Antwoord: . - - - - 1139 om 1. X. De agter de hand zittende geen Aas hebbende, wat kans heeft hij, om 'er een in te krijgen ? tegen hem voor hem Antwoord: Het is - - - 28 om 20. XI. De agter de hand zittende een Aas gekreëgen hebbende, dat hij de twee of drie overige Aazen inkrijgen zal? tegen hem voor hem Antwoord: Dat hij 'er twee! van inkrijgt, is omtrend - - 3 1 °m .* Ten minften een daarvan - - 3 — 2. XII.  C *39 > XII. Wat is de kans, dat de agter de hand zittende eene zekere kaart zal inkrijgen? tegen hem voor hem Antivoord: Dat hij ze nieO > 17 om 3. Zal inkrijgen, is - - - - J XIII. Wat is de kans van eene Carte Blanche te krijgen ? tegen hem voor hem Antivoord: ----- 1791 om 1. Eene Uillegging en Toepas/ing van ds voorgaande Uitreekeningen. I. Wijl het volgens de eerfte uitreekening drie om een is, dat gij voorzittende eene zekere kaart niet zult inkrijgen; zoo hebt gij derhalven eene betere kans van een goed Spel te krijgen, wanneer gij twee kleuren voor den tel en de kaart in handen houdt, dan wanneer gij op Veertienen van Vrouwen , Boeren of Tienen houdt. II. De tweede Uitreekening; van twee sekere kaarten in te krijgen, voor de hand, te agtttèn o.m een tegen u, . Der  Derhalven, als gij den hoogden Vierde er! twee andere Aazen hebt, dan is de kans, dat gij de Tien bij uw Vierde en de andere Aazen niet zult inkrijgen , agtien om één tegen u; maar, dat gij een daarvan inkrijgt, is flegts een en- twintig om zeventien tegen u. En genoomen, dat gij drie Aazen en drie Heeren gekreëgen hadt, dan is de kans agttien om een tegen het inkrijgen van het andere Aas en den anderen Heer; toch is het niet verre boven vijf om vier, dat gij een' daarvan zult inkrijgen. Dit voorbeeld toont aan , hoe gij in gevallen van gelijke natuur moet discarteeren. III. De kans , van zekere vier kaarten in te krijgen, als b. v. vier Aazen enz., 986 om 1 zijnde, voigens de derde Calculatie, geeft zoo weinig hoop om wel te llaagen dat het naauwlijks de moeite waard is, om* 'er verder van te ge waagen. Maar om voor de hand zittende drie kaarten in zekere vier kaarten te krijgen , dat is flegts 33 om 1 tegen u. Voorbeeld: Genoomen , dat gij twee Aazen en twee Heeren gekreëgen hadt, de kans, van drie daarvan in zekere vier kaartén in te krijgen,-als twee  C 241 ) twee Heeren en één Aas, of twee Aazen één Heer, is flegts 33 om 1 tegen u. Maar, als gij voor de hand twee in zekete vier kaarten inkrijgen moet, als Klaveren Vrouw en Ruiten Tien , Schoppen Aas en Harten Boer, dan blijkt het bij de uitrekening, dat zulks drie om één tegen u is; en de kans is dezelve omtrent ijdere twee kaarten, die men in zekere vier andere kaarten inkrijgen moet. Maar zoo gij, voorzittende, flegts ééne kaart ïn zekere vier andere moet hebben, dan is de kans 5 om 3 voor. u, dat gij ze zult inkrijgen. Derhalven, zoo gij vier Tienen of eene andere laage Veertien gekreëgen hebt, en geen Aas, dan hebt gij groote kans, wijl gij voor de hand zit, om een Aas te krijgen, en dus moet gij 'er uw Spel naar fpeelen. Doch moet gij altijd bedenken, dat gij gevaar loopt, de kaart te vei liezen of Capot te worden , en dat gij dus uw Spel bederft, met de vier Tienen te houden , zoo ze niet goed kunnen zijn. IV. Volgens de vierde calculatie, is het, Wanneer gij een Aas hebt, 113 om 1 , dat gij de drie anderen niet inkrijgen zult; negen en Q veer-  C *4i ) veertig om agt, of omtrent 6 om r, dat gij geen twee van de drie krijgen zult; maar,dat gij 'er een van de drie inkrijgen zult,' dat is omrrent drie om twee voor u, of 137 om 91. Als bij voorbeeldt Gij hebt een Vierde van den Heer en nog twee Heeren gekreëgen ; wijl het nu drie om twee is, dat gij het Aas of de Negen bij uwen Vierde van denHeer , of den vierden Heer zult' inkrijgen, en dat gij, met op deeze wijze te discarteeren ,■' veertien of vijftien kunt tellen, zoo moet gij uw Spel daar naar inrigten: En deeze manier^ van fpeelen wijst te gelijk aan, hoe gij ijder' foortgelijke kaart moet fpeelen. Maar zóo gij discarteert, in verwagting va» twee in zekere drie kaarten intekrijgen, de kans daartegen meer dan zes om een zijnde, dan moet uw Spel indedaad zeer liegt flaan, zoo gij in dit opzigt wildt discarteeren. De kans van drie zekere kaarten intekrijgen, 113 om 1 zijnde, is zekerlijk niet zeer waarfcbijnlijk; nogthans gebeurt het wel zomwijlen eens, fchoon men zulks niet ligt waagén moet, ten waare, dat men geen ander hulpmiddel had. V. De vijfde calculatie is, dat, wanneet  C 243 ) gij twee Aazèri gekreëgen hebt, hét 18 öm l is, dat gij de twee andere Aazen niet zult inkrijgen; maar dat het flegts 17 öm 21 is, dat gij 'er éen van krijgt. Laaten wij het gebruik hiervan met een voorbeeld ophelderen. Genoomen dat gij een Vierde best gekreëgen hadt, met een Vierde van éenen Heer, en dat gij in uw Spel partij verre ten agter waart j de Tien tot Üw' Vierde best intekrijgen is 3 om 1 tegen u; maar oni hét Aas óf de Negen tot uw' Vierde van den Heer intekrijgen, dat is flegts omtrent 5 om 4 tegen u. Dezelve regel heeft insgelijks plaats, wanneer gij drie Heeren en drie Vrouwen gekreëgen hebt; dan is de kans ook 18 om 1 tegen u, van beide den Heer én de Vrouw intekrijgen; maar om 'er een van beiden intekrijgen , dat is flegts 5 om 4 tegen u. In alle de gevallen van trelijke natuur moet gij op deeze manier en volgens deeze calculatie discarteeren. VI. Wijl het . volgens deeze calculatie ,17 om 2 is, dat gij geene zékere twee kaarten in vier kaarten zult inkrijgen, naamlijk, twee Heeren twee Vrouwön enz. dan moet gij daarom dit niet met de derde calculatie verQ 2 war-  C 244 ) warren, waar de kans niet boven 3 om 1 is, dat gij in vier kaarten twee zult inkrijgen. VII. Noch Aas noch Heer gekregen hebbende, wat is de kans, dat gij in twee, drie, vier of vijf kaarten zoo wel een Aas als een Heer in zult krijgen ? Antwoord: Een Aas en een Heer in te krijgen tegen hem ,en voor u In 2 kaarten is omtrend - - n om 1. In 3 4—1" In 4 g g In 5 33 3K Gij moet bij deeze calculatie opletten, wat de kans is, van twee, drie, vier of vijf kaarten van zekere agt kaarten, en dus van eene geheele kleur intekrijgen, en daarop tot uw grootst voordeel discarteeren. Deeze calculatie diend zoowel voor den vóór de band zittenden, als voor den agter de hand zittenden. Voorbeeld. Laaten wij eens neemen, dat de agter de hand zittende twee Veertienen tegen hem had, dan moet hij opmerken, dat het niet boven 4 om 1 is, of hij zal één' van ijjer inkrijgen. Dezelve regel kan om- trenj  ( 345 ) trent ijdere andere zekere agt kaarten dienen. VUL Daar het volgens de agtfte calculatie 62 om 1 is, dat de agter de hand zittende geene zekere twee kaarten zal inkrijgen; zoo moet hij, fchoon het eens gebeurde, daarom toch eene zoo zeldfaame kans niet ligt waagen , ten zij dat zijn fpel zeer (legt ware, en hem in eene volgende gift niet veel hoop overliet. Dï. Volgens de negende calculatie is het 29 om 28, dat de agter de hand zittende een Aas in zal krijgen, zoo hij 'er in het geeven geen gekreëgen heeft; deeze calculatie diend voor ijdere kaart, die men in vier zekere kaarten inkrijgen moet. Als bij voorbeeld. Genoomen, dat men u twee Vierdens van den Heer of de Vrouw van de eene of andere kleur gegeeven had, dan is het dezelve kans van 29 om 28, dat gij ééne kaart zult inkrijgen, om van één» daarvan eenen Vijfde te maaken , en dus moet gij' daarmede overeenkomltig discarteeren. Op deeze wijze zult gij ook, of één' Aas, Heer^Vrouw of één' Boer inkrijgen, van de Q 3 eene  C 246 > «ene of andere kleur, wanneer een PJe% ol 'Repiek tegen u mogt plaats hebben. X. De tiende calculatie behelst: dat, zoo de agter de hand zittende één Aas gekreëgen had, het 21 om 1 is, dat hij geene twee Aazen zal inkrijgen, en omtrent 3 om 2, dat hij 'er geen één van zal inkrijgen; deeze Calculatie is ook goed bij het ruilen van elke v drie overgebleevene kaarten. Laaten wij derhalveh, bij voorbeeld, eens vooronderftellen, dat, daar het 3 om 2 tegen de agter de hand zittennde is, dat hij e?ne in drie kaarten inkrijgen zal, om den Ptek of Repiek te ontgaan, het pver het algemeen voor wel gefpeeld gehouden wordt, of éénen van zijn Point, of éénen Heer te discarteeren enz. wegens de kans., zoo dit gebeurde. XI. Volgens de elfde calculatie is het 17 om 3, dat gij, agter de hand zittende,geene zekere kaart inkrijgen zult; deihalven, de kans van in dit geval niet wel te flaagen, zoo flerk t gen u zijnde, moet gij hieromtrent niets onderneemen; voornaamlijk, zoo. het winnen, of het behoud van de kaart daarvan afhangt, uitgezonderd in hoo.pelooze gevallen. Aafi  17» Aaï Vraag: Of gij tenden Repiek maakt < Antwoord: De ag '.< \ * *r" (fchoon het zelden ge - " "; che hebben, door d ' t li h *;V