7    BESCHRYVING VAN DE PELEW EILANDEN, Gelegen in het westlyk gedeelte van den stillen oceaan, Opgefteld uit de dagverhalen en mondelinge herigien van den K A P T E I N h e n R y w i l s o n en sommigen van- zyne officieren, Welke in Augustus 1783 aan dezelven fchipbreukr geleden hebben met de ANTELOPE, Een Paketboot , in dienst van de Engelfcjfffiïl Oojlindifche Maatfchappy , / 2ibli0' ° ° ° * X%E geORGe keat et~ Lid van het Koninglyk Genootfchap der Wetenfchappen en Ap.r Outheitkunde te Londen. te rotterdam, By gerard abraham arrenberg, mdccï-xxxix. Uit het Engelsch vertaald door Reinier Arrenberg. met koperen p l. a 1 k «•   VOORRE. D 'E VAN DEN VERTALER. Xn het laatst van het voorleden jaar, in de Engelfche Nieuwspapieren'ziende, dat 'er in London was gedrukt een verhaal van de fchipbreuk der Paketboot van de Engelfche Ooflindifche Compagnie de Antelope, ontbood ik, ter voldoening van myne nieuwsgierigheit , dat boek , en ontfing van daar een werkje in Oclavo, groot 134 bladzyden: ik vond dat verhaal van dien aart, dat ik befloot om het zelve, tot rnyne uitfpanning, in het Nederduitsch te vertalen, en was reeds ter halver weg gevorderd, wanneer ik wederom uit de Engelfche Nieuwspapieren vernam , dat de * 2 Heer  ïv VOORREDE Heer George Keate, een Lid van de Koninglyke Maatfchappy, die fchipbreuk befchreven en in een grooter werk uitgegeven had: ik ftaakte dierhalven myn reeds begonnen arbeid, en ontbood het werk van den Heer Keate, het welk zeer kostbaar in groot Qiiarto gedrukt en met Fraaijé platen vercierd is , bellaande het een en ander 378 bladzyden. Toen ik dat boek' gelezen en, uit de Inleiding van den fchryver, aangaande deszelfs geloofwaardigheit volkomen overtuigd was geworden , vond ik my zoodanig ingenomen door de nieuwheit van dit werk , als behelzende de befchryving van een tot hier toe onbekend land, en door de naauwkeurigheit met welke alles befchreven was , dat ik terftond befloot om , in plaats van het kleene, het grootere werk myne landgenooten in een Nederduitsch gewaad aan te bieden. Indien zy dit boek met zoo veel genoegen lezen als ik het vertaald heb , zal het hen eenige uren aangenaam doen doorbrengen en ruime ftof tot overdenking aan de hand geven.  van den VERTALER. v Immers zy zullen hierin, behalven de befchryving van een onbekend land, ook die vinden van een volk, dat volftrekt in de natuur leefde, en het welk eene verwonderenswaardige deugd en geene als deszelfs eigen gebreken bezat, hebbende nimmer in de gelegenheit geweest om, door den ommegang met het overig gedeelte van het menschdom, eenige van derzelver ondeugden aan te nemen : en dat des te verwonderlyker moet voorkomen is, dat zulk een goed en menschlievend volk geen blyk van eenigen openbaren Godsdienst gaf; het is waar, de geleerde fchryver heeft, uit deze en gene onhandigheden , trachten te bewyzen, dat zy wel deeglyk eenigen Godsdienst hadden, maar indien men dat hoofdftuk, waarin hy die bewyzen opgeeft, met oplettendheit leest, zalmen zich meer over het vernuftige der redenering van den Heer Keate als over deszelfs bondigheit moeten verwonderen: niet min opmerklyk is het ook, dat in weerwil van de menschlievendheit en gulhartigheit, die de inwoners van Pelew aan * 3 de  VI VOORREDE de Engelfche fchipbreukelingen toonden, en ondanks die deugdzaamheit, welke de fchryver van dit boek hun door -dit geheele werk toekend, zy egter met het euvel befmet waren, om tegen' de inwoners der nabygelegen Eilanden den oorlog te voeren. Dan wat hier ook van wezen mag, zeker is het ondertusfchen, dat de Heer Keate alle lief hebbers van wetenfchappen aan zich verpligt heeft door zyne genomen moeite om, uit de aanteekeningen der fchepelingen en derzelver mondelinge berigten , eene befchryving dier Eilanden op te ftellen, welke mooglyk anders voor altoos onbekend zouden gebleven en in vergetenheit geraakt zyn : daar nu in tegendeel dit boek, (het welk in Engeland met zoo veel graagte ontfangen is , dat de eerlle druk binnen weinig dagen is uitverkogt geweest) veel invloed op de Regering van dat Ryk fchynt gehad te hebben, want, volgens het berigt der Engelfche  van den VERTALER. vu fche Nieuwspapieren, heeft dezelve onlangs een fchip afgezonden naar de Pelew Eilanden, en het is wel te denken, dat de Heer Keate zich zeer bemoeijen zal om het berigt, het geen door dat fchip van daar gebragt zal worden , aan het algemeen mede te deelen. Men vind fomtyds menfchen, die wel een boek maar nimmer deszelfs Foorrede lezen, indien den zoodanigen dit werk in de hand komt, moet ik hen raden, dat zy, voor ditmaal van hunne gewoonte afgaan en eerst de Inleiding van den fchryver lezen, gemerkt dezelve zeer vele noodige en wetenswaardige inlichtingen, met betrekkinge tot den inhoud, behelst. Wat myne vertaling belangt, ik heb my zoo na mooglyk aan de woorden van den fchryver gehouden, en dezelve, na dat ik ze afgewerkt had, vergeleken met de Fr anfche vertaling, die 'ervan dit werk te Parys is uitgegeven, om te zien of daar  vin VOORREDE van den VERTALER. daar in des fchryvers meening beter mogt getroffen zyn, doch in dezelven , op verfcheiden plaatfen , uitlatingen en veranderingen van den zin gevonden, die het werk van den Heer Keate wel eenigzins verkort, maar geenzins verbeterd hebben. REINIER ARRENBERG. Rotterdam den 26 van January * 7 8 9- I N.  INLEIDING. J^iets heeft de regering van. den tegenwoordigen Koning van Groot-Brittanje, George den HL, meer doen uitmunten, dan de mildheit met welke fry de ontdekkingen ter Zee heeft aangemoedigd. Het is waar, de reizen van andere Europafche Natiën hebben onze kundigheit van den Aardbol grootlyks vermeerderd, dan dewyl dezelven ( eenige latere reizen der Franfchen uitgezonderd) meestal uit heersch- en winzugt wierden ondernomen, was de verbetering der wetenfchappen en der aardryks- kunde maar een gevolg daai van; . het is daarom niet te verwonderen dat dit onderwerp zoo onvolmaakt en met zoo vele twyffellingen en onzekerheden verzeld gebleven js. Het verdry ven van deze nevels, het uit den weg iuimen der in wezen zynde dwalingen en het duidlyk maken van het geen twyffelachtig was, wierd ondertusfchen het hoogst belang van ydere natie; en Europa zag, met oogen van verwonderinge, dit allenzins gewig? tig ontwerp niet alleen ondernemen , maar tot eene verbazenden trap ter uitvoer brengen, door den moed en de bekwaamheden van Groot-Brittanje. * * Het  x IN LEIDING. Het doorkruisfen van onbevaren Oceanen, in fpyt van alle de gevaren, die het konde verzeilen of bedreigen, -— de ontdekking van eene menigte Eilanden en volken, wier beftaan. tot hier toe onbekend was, —. en de roem van de aardrykskunde van het Zuidlyk gedeelte der weereld bepaald te hebben, waren de edele vrugten van deze ftoute en gevaarlyke onderneming; welke by de nakomelingfchap zal zyn en blyven een gedenkteeken van den yve* en de befcherming van George den derden. Met zulke begunftigingen, en met zulke zeelieden, als aan welke deze onderneming wierd toebetrouwd, boven en behalven nog den byfland van al het geen de verfchillende wetenfchappen daar aan konde toebrengen, wat was daar niet van te hopen ! — en het is zeker niet te gering by deze zugt tot onderneming nog te voegen , dat zulk een voorbeeldeloos man, als de Heer Joseph Banks, den Kaptein Cook vrywillig verzeld heeft. — Zoo lang als de gefchiedenis van dezen tyd zal in wezen blyven, zal het eene onverwelkelyke eer voor zyn naam zyn, dat hy, in het prilfte van zyne jeugd, het fchitterend genot van zyne groote goederen heeft opgeofferd aan zyne zugt tot onderwys en wetenfchappen, zonder te denken aan de gevaren, die hem mogten overkomen iri onbevaren Zeeën en op kusten., welke nog nimmer bezogt waren: — en hiér door heeft hy gelyklyk eene hooge achting voor zyn Vaderland verworven, het welk, aangefpoord door de erkentenis van het geen 't verfchuldigd is aan zyne verdïenften, de eerfte gelegenheit, na zyne terugkomst heeft waargenomen, om hem aan te ftellen tot Voorzitter van het Koninglyk Genootschap; een ftand, die de  INLEIDING. xi de aanzienlyrcfte en uitmuntendfte was , welke het konde aanbieden aan een man van zyn vernuft en onderzoekingslust, en in welke hy, met geen minder drift, den roem van het Genootfchap , als een yverige en milde befcher- ■ mer van geleerdheit en wetenfchappen, bevorderd. De verhalen van deze verfchillende reizen hebben een onderzoek doen geboren worden en eene verdere nieuwsgierigheit gaande gemaakt naar al het geen de gefchiedenis van het menschdom kan ophelderen, en ik vleie my derhalven, dat ik geene verdediging noodig heb wegens het in 't licht brengen van dit volgend werk, wiens niéuwheit en egtheit, ik vertrouw , dat het zelve gunftig zullen doen ontfangen. De Eilanden , welke ik zal befchryven, zyn niet ontdekt ingevolge een vooraf beraamd oogmerk; de Indiasche Paketboot, over welke Kaptein Wilson het bevel voerde, leed in een ftorm fchipbreuk op derzelver kust: en het is alleenlyk aan den goedhartigen aart van derzelver inwoners, dat wy de behouden terugkomst van onze landslieden , door welke de Antelope bemand was, verfchuldigd zyn; door middel van welken ik in ftaat gefield ben om aan 't algemeen een verhaal van die byzonder volk mede te deelen. Niets is 'er waar by de mensch meer belang heeft als by de hiftorie van den mensch. De reizigers van verfchil- • lende tyden hebben ons ons eigen foort in een verfchillend licht afgefchilderd. De gewoontens van befchaafde Natiën hebben eene groote gelykheit met elkander: en het zyn alleen de gebreken en deugden van byzondere perfonen, waarin het algemeen onderfcheid te vinden is; —• * * 2 terwyl  xii INLEIDING. tenvyl men in landen, tot welke de wetenfchappen en edele kimden nimmer gekomen zyn , eene wonderbare verfcheidenheit opmerkt ; fommige vind men onder die duifterheit en volftrekte barbaarschheit , waar van de menschlykheic gaarn het gezigt afwend; terwyl andere ongeleid en ongeholpen, enkel door een natuurlyk goed verfland , zich niet alleen van die nevels ontdaan hebben, maar byna geraakt zyn tot die orde,, geregeldheit en goed gedrag, welke de ziel van eene wezenlyke befchaafdheit uitmaakt. Het is door zeer langfame treden en by aan- merklyke tnsfchenpozingen van tyden , dat die natiën, welke nu de befchaaffte zyn, tot derzelver tegenwoordigeu flaat zyn gekomen. Het verftand van een onderzoekend man, altjd gretig naar kundigheden, welke de bepaaldheit van zyne vermogens nimmer bereiken kan, vraagt dik wils te vergeefs: waarom alle deze verfckillende trappen in het measchlyk befiaan plaats hebben ? Dan zyn vraag zal .voor altoos onbeantwoord blyven, en hy zich zeiven moeten vergenoegen met de overweging , dat de wegen der Voorzienigheit met eene onfeilbare wysheit beftuurd zynde, het niet mooglyk is vragen te beantwoorden, die boven het begrip van een fterveling zyn. Hy zal veel wyslyker gebruik van zyne vermogens maken, door met dankbaarheit te erkennen, dat hy niet beftemd is geweest tot een inwoner van Terra del Fuego of om het getal te vermeerderen van de verlatene -wilden van den Noord-Pool. Daar is evenwel nog een vraag van zeer groot gewigt, welke mooglyk in volgende tyden met een gelukkiger uitlag zal kunnen nagefpeurd worden ; te weten, hoe alle die  INLEIDING. xm die talryke Eilanden, welke men onlangs ontdekt heeft, zoo wel als die menigte van anderen, welke door de verfchillende gedeekens van den grootea Oceaan yerfpreid zyn, het eerst zyn bevolkt geworden? Dit onderwerp, het welk een wyd veld voor allerlei gisfingen opent', heeft bereids het onderzoek van verftandigen bezigheit verfchaft, en indien het zelve immermeer volkomen opgelost wordt, kan het niet misfen of het zal een belangryk licht verfpreiden over de hiftorie van het menschdorn, Het tegenwoordig verhaal van de Pelew Eilanden, word gelyk ik reeds heb opgemerkt , aan het algemeen medegedeeld als Nieuw en Egt: het zal dcrhalven met ondienftig zyn te melden, op welken grond Let als zoodanig word opgegeven. De gemelde Eilanden zyn waarfchynlyk het eerst ontdekt door Spanjaarden uit de Philippines, en door hen genoemd Palos Eilanden: dewyl de hoog opgaande palmboomen, welke daar in een grooten overvloed groeijen, op een zekeren afftand naar masten van fchepen gelyken. C*) Dat dic de oorfprong is van derzelver benaming is meer dan waarfchynlyk, gemerkt de Spanjaarden dezelfde benaming geven aan de menigvuldige Eilanden van dezen Archipel, waar van het grootfte gedeelte thans bekend is by den naam van Nieuw Carolina's. In de Lettres Edifiantes & Curieufes, gefchreven door de geruit fche Zendelingen, worden verfcheiden brieven gevonden welke, uit hoofde van derzelver opfchnften, * be- (*) Palos beteekend in de Spaanfche taal, wanaeer >x van zeezaken gefproken \rord, een mast. 3  xiv INLEIDING. betrekking fchynen te hebben tot dien keten van Eilanden, welke het onderwerp zyn van het tegenwoordig Werk; dan wanneer men dezelven met aandagt doorbladert, zal men ras bevinden, dat zy alleenlyk betrekking hebben tot de Nieuwe Carolina's, welkt omtrent het jaar 1696 ontdekt zyn, gelyk blykt uit den brief van Vader Paul Clain, gedagteekend uit Manilla den 10 van Juny 1697. (*) — Dan even die zelfde berigten , door hem van de Nieuwe Carolina's gegeven, waren geen gevolg dat de Spanjaards daar ter plaatfe geweest waren maar van de berigten, die hy van fommigen van hare inwoners bekomen had, welke, zich zoo ver in zee gewaagd hebbende, door een ffcorm aan eene der Philippines gedreven wierden. Ingevolge van de kennis, die men van de Nieuwe Carolina's bekomen had, werd 'er in den jare 1710, (f) op order van Philippus denV een fchip, genoemd de Heilige Drie-eenheit t'e Manilla uitgerust, om derwaart twee zendelingen, de'vaders Duberon en Cortil, overtebrengen. Dit fchip te Sonsorol, een der Carolina's, aangekomen zynde wilden die beide zendelingen met de floep aan land gaan' om het kruis aldaar te planten, tegen het gevoelen van Don Padilla de Kaptein, welke geene'bekwame an. kerplaats kunnende vinden, hen ten flerkfie geraden had van dat voornemen af te zien. — Het fchip midlerwyl aldaar verfcheiden dagen gekruist hebbende, om derzelver wederkomst aftewagten, konde eindlyk , uit hoofde van den (*) Lettres Edifiantes & Carieufes , Vol. I. pag ... (t) Ibid. Voh XI. paff. 7S..  INLEID ING. xr den wind en ftroom , niet langer op die hoogte blyven, en federt heeft men van die eerwaarde Vaders niets meer gehoord. Eenigen tyd daarna, wierd 'er van dezelfde plaats een ander fchip afgezonden, om de zending, welke men onderftelde dat de twee vorige Jefuiten reeds begonnen hadden , verder voort te zetten , maar het fchip ging in zee ten gronde, met al het volk , uitgezonden een Indiaan , die ten laatften met dit droevig nieuws te Manilla terug kwam (*). In 1721. dreef een boot, in een der Carolina's thuis hoorende, en vierentwintig man voerende , door den wind naar Guahan, een van de Mariannes (f) , gelyk blykt uit den brief van Vader Jean Antoine Canto va, gedagteekend Agadna, in Maart 1722.— Deze vreemdelingen aldaar een geruimen tyd opgehouden wordende, verteld ons de Vader Canto va, dat hy trachte eenige kennis van hunne taal te bekomen, ten einde hy des te beter onderzoek naar dit Land zoude kunnen doen. In dezen brief, welke vollediger onderrigtingen in zich bevat dan eenige der anderen, verhaalt hy ons, dat hy van de inboorlingen vernomen had, dat die Archipel was verdeeld in vyf Provinciën, en dat de Pelew Eilanden de vyf de Provincie of verdeeling uitmaakte: doch de vreemdelingen, die hem déze onderrigting gaven, voegden 'er by, dat zy geen ommegang hadden met het volk van die Provincie: — dat zy onmensc'hlyk en wild waren ; dat beide mannen en vrouwengeheel en al naakt gingen; en dat zy menfehen vleesch (*) Lettres Eiifiantes & Curieufes, Vol. XVI. pag. 3Ö8« Ct) Idem Vol. XVIII. pag. i»8.  xvi INLEIDING. vleesch aten: dat de inwoners van de Carolina's hen met affchrik aanzagen, als vyanden van het menschdom , en met welke het gevaarlyk was omgang te hebben. Dit is het eenige, het welk ik van het volk van Pelew gemeld vind, en is eene akelige fchildery van deszelfs barbaarfche levenswys; doch'de inboorlingen van de Carolina's weten buiten twyffel niets anders van hun als dat zy op een aanmerklyken afffcand in wezen zynwant waarfchynlyk heeft het denkbeeld, dat zy menfeheneters waren, hen weerhouden, om eenige gemeenfehap met dezelven te houden (*). De vier andere van deze Eilanden, welke toevallig tot kennis der Spanjaarden gekomen waren, werden eerlang door hen met den naam van Nieuw Carolina's beflempeld, dan dewyl de Zendelingen buiten tegenfpraak wel onderrigt waren van de armoede en de fchraalheit van dezelven, en dus wel begrepen, dat zy nimmer voorwerpen konden wezen den aandagt der Spaanfche Monarchie waardig, wierden zy genoegzaam van dien tyd af verwaarloosd , en tot heden toe is 'er weinig meer van bekend dan dat zy een zeker gedeelte der oppervlakte van den Aard- (*) Vader Canto va «egt, dat dit verhaal overeenftemt met dat van Vader BernardMessia (waarfchynlyk een andere Zendeling)doch waar dat verhaal te vinden is, weet ik niet, hebbende hetzelve te vergeefs gezogt. Ik onderftel derhalven, dat het niet is uitgegeven maar dat het mooglyk te Rome bewaard word , onder de Manufcripten van de Pro pag anda. Waar het ook wezen mag, het gaat vast dat het enkel uit zulke losfe getuigenisfen als die van Canto va is by een gebragt: welke Jsorc daarna door het volk vaa de C ar o ia na 's is omgebragt.  INLEIDING. xvn Aardbol beflaan maar omtrent de vyfde verdeeling van dezelven, ver van de anderen afgelegen, en gebrandmerkt met de aantyging van onmenschlyk , mest en vyanden van het menschdom te wezen, wierd dienvolgens federt geen onderzoek meer gedaan, en fcboon men in latere kaarten deze Eilanden , onder derzelver oorfpronglyke benaming van Palos Eilanden , nog aangewezen vind, zyn zy egter tot nu toe in eene volftrekte duifterheit gebleven. — Het is waar, zy zyn dikwils en op verfchillende tyden gezien door de fchepen , die tegen den tyd der pasfaat- winden van en naar China voeren, maar het blykt niet, dat 'er ooit een is aangeland of met de inwoners eenige onderhandeling gehad heeft; ook fchynen zy buiten den ftreek gelegen te zyn van hun , die de weereld rond gereisd hebben: Kaptein Carteret is in zyn reis het naafte by dezelven geweest. Uit de voorgaande aanmerkinge en de groote verwonderinge, welke de inboorlingen van Pelew toonden op het gezigt van witte menfchen, fchynt het buiten allen twyffel te wezen, dat Liet volk van de A.ntelope de eerfte Europeanen geweest zyn, die immer in deze Eilanden zyn aangeland: en het fchynt gelyklyk zeker , dat derzelver digtfte naburen in den naby gelegen Archipel niets van hen wisten. Het geeft my derhalven eenig genoegen het middel te wezen door welk een nieuw volk in de weereld gebragt word, maar nog veel grooter is het genoegen, dat ik de bewyzen in myn hand heb, om het beledigd karakter van dit volk te kunnen verdedigen tegen de befchuldiging van die wreedheden, welke de onkunde alleen * * * het  xvni INLEIDI NG, het zelve toegefchreven had; want ik houde my verzekerd, dat yder Lezer, die dit werk met aandagt zal doorbladerd hebben, overtuigd zal zyn , dat de onbekende inboorlingen van Pïlew, verre van eene fchande voor het rnenschryk geflacht te wezen , tot een eer voor het zelve verïtrekken. Het deel, dat ik in dit Werk genomen heb, heeft,zyn oorfprong in de aan my bekende geloofwaardigheit van den Kaptein Wilson en in het groot belang, dat ik ftelde in het verhaal, dat hy gaf, aangaande de i ïwoners van deze Eilanden., 't welk zoo gelukkig wierd opgehelderd door het goede hart en de beminnelyke manieren van den jongen Prins Lee Boo, welken hy, op 't verzoek van den Koning zyn Vader, met hem in Engeland gebragt had. Ik had dikwils aan myn waarden vriend, den Heer Brook Watson, (door wien ik het eerst in kennismet Kaptein Wilson geraakt was) te kennen gegeven, dat ik van gedagten was, dat de geheele fchakel der gebeurdtenisfen , welke op de fchipbreuk der Ant-elope gevolgd waren, wel verdiende aan 't algemeen medegedeeld te worden , en hem verzogt zulks zyn vriend onder het oog te brengen; — dan na verloop van drie vierendeel jaars , ontdekte ik, dat des Kapteins byzondere zaken het wantrouwen op zich zeiven en waarfchynlyk zyne onbedrevendheit in het opflellen van zulk een werk, hem daar toe ongeneigd maakten, en dewyl hy destyds gereed was om wederom een reis naar India te ondernemen, was het verhaal in gevaar om voor altoos verloren te geraken. Ge-  INLEIDING. xix Getroffen door de befchryving van de deugden en het karakter der inboorlingen van deze Eilanden, en bedenkende hoe haast een ooggetuigen buiten nafporing konde geraken, en daar en boven hoe de herinneringen van het geheugen door andere voorvallen en bedryven van het leven uitgewischt worden , wierd ik te zorgvuldiger om deze ontdekkingen de vergetenhek te ontrukken, en dezelven , tot onderrigting en voldoening der nieuwsgie- righeit van het publyk, in wezen te doen blyven. Ik nam daarom een vrywilliger in deze zaak aan, en ftelde aan den Heer Watson voor, dat indien zyn vriend, de Kaptein Wilson, my wilde geven zyne dagverhalen en papieren en my bezorgen de getuigenisfen der perfonen, die met hem de reis gedaan hadden, en toen in Engeland waren, ik zelf het werk zoude ondernemen; 0p deze voorwaarde, dat de arbeid voor my en het voordeel .voor den Kaptein Wilson zoude wezen. Na dat ik alle de dagverhalen en papieren , met den grootften aandagt, doorlezen en dezelven overgefchreven had, om ze des te beter myn geheugen in te prenten, en myn verder onderzoek daar na in te rigten, had ik daar en boven nog het voordeel, dat my, door den Kaptein Wilson en deszelfs zoon, gedurende hun verblyf in Engeland, medegedeelt wierd, al het geen ik tot verderen en volkomener onderrigting noodig had : dus had ik ook, na het vertrek van den Kaptein, in het begin van 1786, terwyl het gebeurde nog in verfche geheugenis was, den byftand en onderrigting van die zyuer Ojficie- *** 2 ren,  xx I N' L E I r> I N G, ren, welke hier te lande gebleven waren; en die zelf, eenige weken lang , de goedheit hadden , zoo veel als hunne byzondere bezigheden gedoogden, zich hier toe te leenen. De verrigtingen van yderen dag, welke in de dagverhalen aangeteekend waren, naauwkeurig nagaande, was het my een groot genoegen , in deze byzondere opHellen geen wezenlyk onderfcheid te vinden in het verhaal der gebeurde daden en bedryven, maar integendeel de volmaaktfte overeenftemming. Dus verrykt door de byvoegfels van die Heeren (welke in fommige bedryven de eenigfte uitvoerders geweest waren) bleef het Werk anderhalfjaar liggen, wagtende op de terugkomst van den Kaptein Wilson uit Bengale, die in het laatst van den voorleden zomer aankwam : federt dien tyd is yder gedeelte van het zelve overgezien en nagelezen ,. met de zorgvuldigfbe oplettendheit en naauwkeurigheit: en ik houde my zelve vastlyk verzekerd , dat 'er nimmer een werk van dezen aart is in 't licht gekomen, het welk in allen opzigten beter den naam van egt verdiend. Ik zoude het niet noodig geacht hebben van de manier, op welke ik dit Werk behandeld heb, gewag te maken, indien ik niet voorzien had, dat 'er voorvallen en bedryven in zyn , voor welken vele van myne lezers zouden: flaan blyven: dan dewyl de waarheit van dezelven volkomenkan bevestigd worden, zullen zy ten bewyze dienen, dat goed verfland en zedelyke. opregtheit in vele onbefchaafde landflreken gevonden worden, in welke de vooroordeelen en de inbeelding van een befchaafd leven nimmer geneigd fchenen dezelven te erkennen.. Zj3,  INLEIDING. xxi Zy die bedreven zyn in de reizen naar de Zuid-Zee, zullen'eene groote gelykheit van manieren hebben opgemerkt in de Eilanden, welke in dien onmeetbaren Oceaan verfpreid zyn; maar het kan ook gelyktydig hunnen aandagt niet ontflipt zyn , dat 'er byzondere gewoontens en: karakters byna in elke byzondere ftreek plaats hebben. Dezelfde aanmerking is toepaslyk op de inwoners der Pelew Eilanden, welke, in verfcheiden opzigten, veel gelyks hebben met hunne zuidlyke naburen, maar egter vele trekken vertoonen van een karakter , dat hun byzonder eigen is, het welk een verftandig lezer ligtlyk zal ontdekken. Dewyl 'er een tekenaar aan boord van de Antelope was, behalven nog twee of drie jonge lieden welke eenige kennis van het teekenen hadden , heeft men door dien weg eene getrouw af beeldfel bekomen van den Koning van Pelew en eene zyner vrouwen, gelyk ook eenige gezigten van het land aldaar. — Ook heb ik het geluk hier nog by te kunnen voegen het afbeeldfel van den Prins Lee Boo, door myne dogter geteekend, hetwelk,, fchoon vyftien maanden na zyn dood, alleen op het geheugen gedaan, egter, door alle, die hem gekend hebben, als zeer naauwkeurig gelykende erkend is. Indien by de laatfte ontdekkingen , welke onze kundigheden van den Aardbol en van het menschlyk geflacht zoo zeer vermeerderd hebben, de kleine keten van Eilanden, welke ik hier ontdek aan de weereld (en die indedaad mag aangemerkt worden als een ryk juweel, op den bodem van den Oceaan liggende) door het publyk * # * 2 als  xxrr INLEIDIJST G: als eene aanwinning van belang befchouwd word, zal Kaptein Wilson niet te vergeefs fchipbreuk geleden hebben, terwyl ik altoos zal denken, dat ik den tyd die ik aan dit Werk beileed heb, niet nuttiger had kunnen aanleggen. I N-  INHOUD DER HOOFDSTUKKEN. I. HOOFDSTUK. Vertrek v« iif Anteiope mb Ma cao. — Lyst van het Scheepsvolk. — Togt en bedryven voor het verlies van het Schip. Bladz. i II. HOOFDSTUK. Verlies van de Antelope én de rampen die oogenbüklyk daar op volgden. . • • 9 III. H O O F D S T U K. Eerjle verfchyning der Inboorlingen. — Aanmerklyke en vriendlyke onderhandeling tusfchen hen en de Engelfchen. — Kaptein Wils ons broeder word naar den Koning Pelew gezonden. - 's Konings broeder blyft by ons volk. »,'., — IV. HOOFD,  xxiv INHOU D der IV. HOOFDSTUK. De pinnas gaat naar het fchipf en vind, dat 'er eenige Inboorlingen in geweest waren. ~ Gedrag van Raa Kook, 'sKonings broeder, dit vernemende. — Vriendlyke houding van dit Opperhoofd, gedurende hy zich alleen by de Engelfchen bevond. — Een Raad gehouden en vervolgens order gegeven om alle de vaten met Jlerken drank, die in de Antelope gebleven waren, den bodem in te flaan. . , . B]acjz V. HOOFDSTUK. Arra Kooker, 's Konings broeder, keert terug van Pelew, en word kort daar na gevolgd door Matthias Wilson, die een gunfiig verhaal doet van de wyze, op welke hy ontfangen was. — Befchikkingen gemaakt by de Engelfchen tot het aan/lellen van een Nagtwagt. ~ De Generaal en Arra Kooker worden daar van onderrigt. — Zy keuren het goed, waar op het terfiond ter uitvoer gebragt word. Iets van het karakter van ArraKooker. . ^0 VI. HOOFDSTUK. De Koning van Pelew legt zyn eerfle bezoek by de Engelfchen af. — Zyne aankomst en de plegtigheit, met welke hy ontfangen wierd, befchreven: waarna hy door zyne twee Broeders en Kaptein Wilson, word geleid rond de plaats, daar zy hunne tegenwoordige woning hadden opgerigt en alles aangewezen , 't geen zyne nieuwsgierigheit opwekte. — Na- een verblyf van eenige uren, ver-  HOOFDSTUKKEN. xxv vertrekt hy weder, met zyn Hofgezin, naar het binnenjle gedeelte van het Eiland , zeer vergenoegd zynde over de wyze op welke hy ontfangen was. Bladz. 52 VII. H O O F D S T U K. Eenige verkoeling ontfiaan van den kant der Inboorlingen en ongerustheit van de Engelfchen daar over. — Dezelve weggenomen en de vriendfchap herfleld. — De Koning verzoekt vyf mannen van Kaptein Wils ons volk,, om hem by te Jlaan in een oorlog, die hy tegen een naburig Eiland flond aan te vangen. — Dit word toegejlaan en hy vertrekt met dezelven. — De Engelfchen maken een plan tot het bouwen van een fchip; befchryving van de Scheepstimmerwerf; Kaptein Wilson eenparig tot Bevelhebber verkozen; verbindtenis van een yder tot het waarnemen van dien post, waar toe hy, met betrekkinge tot den bouw van het voorgenomen fchip, benoemd is. — De eerfle Zondag na de fchipbreuk behoorlyk gevierd. . . - eenige> gewoonten der Inboorlingen en derzelver levenswys. — De Chirwgyn Sharp word yerzogt landwaar.t in te gaan, om een ziek kind van een der Rupacks te bezoeken, het welk hy doet; zyne wederkomst te Pelew. .. . , .99 XI. HOOFDSTUK. Verder berigt. aangaande de Inboorlingen van Pelew. -~ Eene Staatsvergadering, word aldaar gehouden en, na het eindigen van dezelve , Kaptein Wilson, ' door den Koning, verzogt hem tien mannen te geven tot eene tweede onderneming tegen dezelfde vyanden dit word Uegeflaan. — Befchryving van den dans der Krygs-  HOOFDSTUKKEN, xjtvn Krygslieden. — Ons volk keert naar Oroolong terug, en vindt hunne Landslieden in goeden welfiani en met groote eensgezindheit aan het fchip arbeiden. — De tien mannen uitgekozen, die met den Koning ten oorlog zouden gaan. ... . Bladz. 114 XII. HOOFDSTUK. De Koning komt te Oroolong. — Is zeer ingenomen met het gezigt van 't fchip, 't welk hy nooit te voren gezien had. — Men toont hem de verfchantzing en het zesponder flukgefihut, het welk vervolgens op zyn verzoek afgefchoten word. — Hy bezigtigd de verfchillende werklieden op de Scheepstimmerwerf. — De indruk, welke alle deze nieuwe gezigten op hem ?naakten. — Na verfilmden uren met ons volk doorgebragt te hebben, keert hy naar het Eiland terug. — De Koning keert des anderen daags weder. — Verzoekt om een draaibas in zyn oorlog te gébruiken, het geen hem geweigerd word. — Hy vertrekt naar Pelew, nemend* met zich do manfchap, die hem tot den oorlog toegejlaan was. . - - . „ . 122 XIII. HOOFDSTUK. Verrigtingen te Oroolong. - De tien mannen komen uit den oorlog terug. — Byzonder verhaal van het tweede' gevegt te Artingall. — Voortgang van den bouw aan het nieuwe fchip. 3 • • • I3S XIV. HOOFDSTUK. Verderen voortgang van den aanbouw van het fchip en andere voorvallen. - Raa Kook komt van Pelew 2 met  xxvin INHOUD der met verzoek om meerder manfchap en eene Draaibas, om den Koning in eene groote onderneming by teftaan. — Na eenige onderhandelingen tusfchen Kaptein Wilson en dien Generaal,. word het. verzoek bewilligd en de toegeftane manfchap keert met Raa Kook terug. — De Chirurgyn Sharp gaat eenige dagen daarna naar Pelew-, om den zoon van den Generaal, die in het tweede gevegt was gekwetst geworden, tebezoeken. — Hy komt. aldaar aan even na dat zyne landslieden van de groote onderneming waren terug gekomen en waar in de jongeling, om welken te bezoeken hy derwaart gegaan was, het leven gelaten had.— Hy ver ze ld Raa Kook by de. lykflaatfie van zyn zoon, van welke eene befchryving gegeven.word. Bladz. 145 XV. HOOFDSTUK. De manfchap , die tot de derde onderneming naar Artingall geweest was, komt terug. —. Verhaal van dezelve. — Kaptein Wilson word door den Koning genoodigd om de Rupacks, die hem in het laatfle gevegt , als Bondgenooten bygeflaan hadden, te bezoeken. — Ferzeld''den Koning en zyn broeder naar fommige Noordlyke Eilanden, alwaar ter dezer gelegenheit groote feefien gehouden wierden. — Hy word aldaar met veel vriendlykheit ontfangen, en keert, na eene afwezigheit van vyf dagen, weder naar.0 roolon g terug. 166 . XVI. HOOFDSTUK. Rechtsplegingen te Qrqolong. — De Generaal blyft by de Engelfchen. - Hy krygttyding, dat het volk van Artingaho?» den vrede was komen fmeeken. — Dj  HOOFDSTUKKEN. xx« De Koning komt den volgenden dag en brengt , voor het eerst, eene van zyne vrouwen, zyne begunfiigde dogm en versheiden van hare vrouwelyke bedienden mede - Hy blvft drie of vier dagen aan de agterkant van het Eiland, gedurende welken tyd de Generaal die met hem gekomen was, zeer onpaslyk wierd.- De Heer Sharp bezoekt hem en verligt zyne pynen. - De Koningen Raa Kook, met hun gevolg, keeren naar Pelew. — Hy zend den Engelfchen eenige verw , om hun Schip mede te verwen. - De Heer Sharp gaat naar Pelew, om naar de gezondheit van Raa Kook te vernemen en vind hem vry wel. Bladz. xS& XVII- H O O F D S T U K. De Koning komt om de tien mannen, die met hem tegen Pelelew zouden uittrekken. — Zware ftorm te Oroolong. - Tyding dat de .onderneming tegen Pelelew vreedzaam was afgeloopen. — De Engelfchen komen terug en geven een verhaal van de manier op welken die vrede gemaakt en gefloten was. — Vreugde by die gelegenheit te Pelew. — De Koning laat •weten, dat hy voornsmens is den Engelfchen voor hun vertrek nog een bezoek te geven. . . . . iogï XVIII. H O O F D S T U K. Toeflel om het Schip.afte maken en het behouden in zee te bremen - Kwaad vermoeden door des Konings laatjte boodfchap ontfiaan, '* welk Kaptein Wilson tracht weg te nemen, - Maatregelen by ons volk genomen om weêrfiand te bieden, ingeval men derzelver vertrek wüde verhinderen.-De Kaptein zend Sharp en Wil»- * .* * * g SOK-  xxx ÏNHOUD der son mwPelew met al het gereedfchap en yzerwerk, dat zy korde mis/en, en met verzekeripge van hun al het overige te doen geworden, zoo dra het Schip in 't water zoude wezen; gelyk ook om aan den Koning hekend te maken, dat zy meenden binnen zes of zeven dagen te vertrekken. — Zy ontmoeten den Koning en zyn gevolg op derzelver weg naar Oroolong. — Zy keeren met hem terug naar het Eiland Pethoull daar zy den nagt doorbrengen.— Abba Thulle ontfangt de gefchenken gunfiig. — Befchryving van een groot avondmaal des Konings. — Zy komen alle den volgenden dag, u Oroolong. — Madan' Blanchard geeft aan den Kaptein kennis, dat hy het befluit genomen had by de inboorlingen te blyven,— na dat alle pogingen , om hem daar van aftebrengen, vrugteloos geweest waren, word het aan den Koning voorgefteld om hem te Pelew te laten, die daar mede zeer in zyn fchik was en hem onder zyne befcherming mmt- . . . Bladz. 2i2 XIX. HOOFDSTUK. Het Schip word gelukkig in 't water gebragt. — Groot genoegen, by deze gelegenheit, door de inboorlingen getoond. — Ons volk geeft den Koning het overfchot van het gereedfchap. — Kaptein Wilson word verzogt hy den Koning aan de waterplaats te komen en aangeboden om hem tot een Rupack van den eerjlen rang te benoemen. — Befchcnkt hem met de hoogt arde van het Be en. — Befchryving van dieplegtigheit. , .231 XX. HOOFD-  HOOFDSTUKKEN. xxxi XX. HOOFDSTUK. Goed gedrag der inboorlingen in het niet verhinderen of beletten der verrigtingen van ons volk. — De Koning geeft Kaptein Wilson kennis van zyn voornemen om deszelfs tweeden zoon, LeeBoo, onder zyn opzigt naar Engeland te zenden. - Raa Kook insgelyks aan Abba Thulle vryheit verzogt hebbende, om met de Engelfchen mede te gaan, word hem zulks dcorzyn broeder, om wyze redenen, geweigerd. — Byzonder voorval met betrekkinge tot een van 'sKonings Neven.— Dc tyd van het vertrek van het fchip bepaald en vooraf een opfchrift op een koperen plaat vervaardigd, om, ter gedagtenis van het blyven der Antelope, aan een groot en boom opgehangen te worden,. Bladz. 238 XXL HOOFDSTUK. Jankomst van Lee Boo en zyne inleiding by den Kaptein Wilson, die, op verzoek van den Koning, alle nagten aan land blyft. — Opmerklyke wysop welks hy deszelfs zoon aan zyne zorgen aanbeveeld. — De. Kaptein geeft aan Blanchard onderrigting boe hy zich te gedragen Aièbbe. — Des morgens word het fein gegeven om onder zeil te gaan. — Een boot word afgezonden > m den Kaptein aan boord te halen. — De Koning en zyn broeder verzeilen hem tot de Bank. — Eene menigte van inboorlingen begeven zich , inhunne kanoes, naar het fchip, om hunne genegenheit te 'betuigen. — De Koning neemt een aandoenlyk affcheid van de Engelfchen. — Karakter van Abba Thulle. - Raa Kook vaart wer de Bank en gaat:  xxxii INHOUD der gaat een goed eind wegs in zee eer hy hen verlaat. — De Engelfchen zetten hunne reis naar China voort. Bladz. 2 25 XXII. HOOFDSTUK. De Engelfchen verlaten met het Schip de Oroolong de Pelew Eilanden. — Verhaal van derzelver togt tot Ma ca 0. — Hunne aankomst aldaar. — Zy verhopen hun Schip en vertrekken naar Canton, daar zy zich naar Engeland infchepen. 267 XXIII. HOOFDSTUK. Algemeene befchryving van de Eilanden. Van den Koning. — Van den Generaal. Van den Eersten Minister. Van de Rupacks. Van den aart der eigendommen te P e l e w. 289 XXIV. HOOFDSTUK. Van de Voortbrengfelen van Pelew, en de manier van leven der inboorlingen. . .... 299 XXV. HOOFDSTUK. Vm hunne Huizen. — Huisraad. — Wapenen ten Oorlog en Kanoes. . ^ XXVI. HOOFDSTUK. Van het volk en deszelfs gewoonten. — Van hunne Huwelyken. - Begravenisfen. — Godsdienst en algemeen karakter der inboorlingen. , . , . 3Ij XXVII. HOOFDSTUK. Byzonderheden w Lee Boo, tweede zoon m Abba Ts. v t l £, van zyn vertrek van C a n x 0 n tot zyn dood. 339 B E-    BESCHRYV1K G VAN DE PELEW EILANDEN. I HOOFDSTUK. Vertrek van de Antelope wra Macao. — Lyst van he Scheepsvolk.— Togten bedryven voor het verlies van het Schip. 1783. Juny. jO^e Antelope, een Paket-boot, grOOC driehonderd tonnen, in dienst der Edele Engelsche Oostindische Maatschappy, onder het bevel van Kaptein Henry Wilson, te Macao zynde aangekomen in de maand van Juny 1783, ontfing de Kaptein, van de Super-Carga's der Maatfchappye aldaar, order om zich met allen fpoed tot de terugreize gereed te maken; dit volbragt hebbende , gaf men hem, op Zondag den 20 van Jüly, des morgens ten 11 uren, zyne brieven, en zeil,ree liggende, nam hy affcheid van den Raad, begevende .zich, des namiddags ten half vier uren, aan boord, ver- A zeld  BESC-HR Y VIN G vir,, zeld door de Heeren Bkown, Lans, Bruce Peack - den Ch.rurpn MorgaN; ua dat'de I^cdn de * vol t* CT ^ t0t ^rémng „van het Scheepsvolk had gehuurd), volgens gewoonte hy dergelyke gelegenheit, het handgeld betaald had, werd het anker itt wlerdlrrtPrnaar t ^ ^ÏÏ wierd het by t afvaren met negen fchoten begroet. * He weer was veranderlyk en dampig en des avonds ten o uren heten zy het anker vallen op 7 vademen water. Dewyl men ? den loop van dit verhaal, fomtyds al he fcheepsvolk by elkander en fomtyds afzonderlyk bezit * vinden , zal het niet ondienftig zyn vooraf de nam n il?:Zmel °P SeVe^ W£lke Zkh aan b0-d van de inlngen k™^' bTOS derzdv- ™« - b.e. Kamen- ' Bedieningen. Henry Wilson,. C™«fc Philip Benger, (*) Eerjle Stuurman. Peter Barkek, JW* Stuurman. John Cummin, ^ S&S*i ' John Sharp,. CfohrcW», Arthur William Devis, Een Pasfagier. JohnBlanch, Konjlapel. William Hakvey, JgJ^ Joh.n Pol kingh o r n, Timmerman. Joh-n, J^JZttr' d"S/Gleekend' 2ya Van de Schepelingen, die mem a®Jier weet dat overleden zyn.  PELEW EILANDEN. 3 John Meale, Kuiper en Bottelier. Richard Jenkins, Timmermans Maat. James Swift, Kok. Richard Sharp, Schryver. Henry Wilson Junior, Schryver, zoon van den Kaptein. ^ twee jongens uit het ChrisTohn Wedgebrough, / ttj ° . , f. J. „r ' > tus Hospitaal, leerlingen en Ro bert White, \ ,. , , , c , ' J dienstdoende als Schryvers. Albert Pi er s on, Ouartiermeejler. GodfryMinks, * Qiiartiermeejler. Thomas Dult o n, Schryver van den Kaptein. Matroozen. John Cooper. William Roberts. James Duncan. Matthias Wilson, Broeder van den Kaptein. Nicholas Tyacke. James Bluitt. Thomas Willson. * William Stewart. Madan Blanchard. Thomas Whitfield. William Cobbledick» Zachariah Allen» Thomas Castles. Dedrik Windler. Thomas Rose, * Tolk en inboorling van Bengalé zich uitgevende voor een Portugeesch. A z Mmfr.  4 BES CHR Y VING van de • Maandag den 21. Des morgensten vyf uren, ligtten zy het anker en gingen onder zeil, hebbende eene ftyve koelte uit het Oost-Noord-Ooften. Tusfchen zes en zeven uren verliet hen de loots. Ten negen uren, zynde op een ruimen afitand van het land, kregen zy eene zeer hooge zee, welke hen noodzaakte by te leggen om derzelver vee en andere levensmiddelen, gelyk ook hunne ankers kabels en touwwerk te bezorgen. Ten elf uren, maakten zy w der zeil en bevonden zich , volgens eene zeer goede waarneming op den middag op 2I gr. 28 m. Noorderbrecdte. gelyktydig zagen zy duidlyk het land ten Noorden, op een afitand, zoo zy meenden, van omtrent elf mylen het Weer egter nog deinzig zynde. In den namiddag br'aken de touwen, waar mede het houtwerk, op het dek liggende, vastgefchort was, zoo dat het zelve te lywaard viel het welk hen noodzaakte om het voor den wind af te kt en oopen, ten einde het weder by elkander te brengen en vast te maken dit verrigt zynde, hervatten zy den Lt In den avondftond, zagen zy fterke blixem in het Zuiden waarom zy hunne topzeilen reefden, verwagtende dat het uit dien hoek fterk zoude beginnen te waaijen Den volgenden dag, Dingsdag den 22, bleef de het rnatigd maar zeer bewolkt, met een hooge zee uit den Ooften hetwelk 't fchip fterk deet werken, zoo dat zv genoodzaakt waren, om de twee uren, te pompen nJ Bootsman en Timmerman wierden dien avond beidé ziet aan eene verkoudheit, verzeld met eene ligte koorts Des namiddags zagen zy een zeil in het Zuid-Ooften het welk zy aanzagen voor een Portugeesch Schip, da/nlS Macao moest. De wind liep dien dag 'geheel naar het  PELEW EILANDEN. 5 het Zuiden; en konde geen hoogte genomen worden. Woensdag den 23. De wind was dezen dag Zuidlyk, de lugt bewolkt en fommige ligte buijen met regen. In dezen voormiddag zagen zy eenige bewegingen in het water even als in een üroom: de zee was een weinig bedaarder en het Schip kreeg minder water in. Men kon dien dag geen hoogte nemen, zynde de Zon in derzelver Zenith. Donderdag den 24. Het wéér was dien dag zeer buijig, met regen en hooge zee. De Bootsman en Timmerman waren in zoo verre herteld, dat zy in ftaat waren hun werk te kunnen doen, in het verzorgen van de gefchutpoorten en in het Schip tegen het flegt weêr, dat men te wagten had, te beveiligen. By eene waarneming ter loops gedaan , bevonden zy zich op 19 gr. 29 m. Noorderbreedte. Vrydag den 25. Het weêr bleef by aanhoudenheit donker en de lugt bewolkt, met donder, blixem en zwaren regen, { zoo dat het Schip als overftroomd was en het volk nat en moedeloos wierd. Omtrent drie uren in den namiddag, zagen zy van het Zuid - Ooten naar het Oost - Noord - Ooten van het dek den fchyn van land, zynde de Bashee Eilanden. Ten zes uren zagen zy het meest Noordlyke Eiland ten Noord-Oost ten Ooten. In den avond wierd het weêr taamlyk ftil doch dampig, zoo dat zy geen land konden zien, en daarom korter zeil maakten tot den volgenden morgen. -Stturdag den 26. Met het aanbreken van den dag, zagen zy het land wederom te lywaard, zynde het zelfde dat zy den avond te voren gezien hadden, uit welke omftandigheit zy bedoten, dat 'er geen ftroom ging; toen het licht verder opklaarde, maakten zy terftond weder zeil en liepen A 3 voor  * BE SCHRYVING van de voor den wind om het Noordlykfte Eiland, op een affland van ,er of vyf mylen. Het weêr zeer dampig zynd to n zy eerst het land zagen, hadden zy een onvolkomen gezigt van deze Eilanden gehad. Het eerfte van delven geleek lang en taamlyk effen, het tweede was mede hTg Z pfaatfln'af u T> f^d^ °P **» of drie piaatfen, alwaar het bergachtig fcheen te wezen: in het midden van welken zich een zonderlingen berg vertoonde hebbende de-gedaante van eene Chineefche of Tartaarfche vrouweneed: het derde vertoonde zich als twee mi*** topte bergen, die aan den voet van dezelven door laagland vereenigd waren:, de vierde was eene hooge, breede en dubbelgepunte rots, op welken geen geboomte of gewas fcheen te wezen: de vyfde was zeer hoog en oneffen zonder eenig geboomte , behalven eenig kreupel bosch aan deszelfs top. Men zag geene teekenen van inwoning aan eenige van deze Eilanden, en het weêr buijig zynde ver loren zy dezelven wel haast uit het gezigt, en'bevonden zich tegen den middag oP 21 gr. 14 m. Noorderbreedtedewyl het nu bleek, dat zy reeds vyftien mylen ten Ooften van deze Eilanden gekomen waren, wendden zy. het meer Znidlyk, in hope van in ftiller water te geraken en beter weêr te zullen krygen, als zy tot hier toe , federt hun vertrek van Macao, gehad hadden. Kort daar na ontdekte de man , die op den uitkyk zat, dat de voorfteng gebroken was.; zy haalden derhalven terftond de zeilen in lieten de bramzeils mast neder en maakten zich gereed om de fteng neder te halen, doch moeften zulks, uit hoofde van het flegte weêr, tot den volgenden morgen uitftellen - het weer toen goed zynde, met taamlyk ftil water, moeften alle han>  PELEW EILANDEN. T handen yverig aan 't werk tot het opzetten van een nieuwe voorfleng , het droogen en lugten van het Schip en het bezorgen van Het vee 'en de levensmiddelen, welke overgebleven waren , dewyl 'er door den regen eh het flègte weer , veel van omgekomen of bedorven was.. ' Dén volgenden morgen het wcèr andermaal goed zynde, wierd die gelegenheic waargenomen , om de gefchutpoorten teopenen , het Schip te reinigen en te berooken; gclyk ook om het klein geweer na te zien en fchoon te maken , en emdlyk om aan dc Officieren de noodige onderrigting met betrekkinge tot de verdere reis te geven. Des avonds kregen zy zeer zwanen regen met veranderlyke winden. Den volgenden morgen, Dingsdag den 29, de wind' gunftig zynde , gaf hun zulks gelegenheit tot het nazien en droogen van eenige levensmiddelen, byzoilderlyk van eenige Chineefche hammen en gezouten visch, welke een gedeelte van hun fcheepskost uitmaakten en door den geweldigen regen nat geworden waren. Zy zagen eene groote menigte visch omtrent het Schip zwemmen, doch konden'er niets van vangen, door dien dezelven het aas niet wilden vatterv Woensdag den 30. Gedurende de laatfte vierentwintig uren hadden zy geen regen.. Donderdag den 31 , betrok de lugt en in den avond kregen zy wederom regen, welke dien nagt en den volgenden dag by aanhoudenheit zeer fterk Was met veranderlyke winden, zoo dat zy zeer weinig in hunne reis vorderden. Den volgenden morgen , Vrydag den 1 Augustus, was het weêr merklyk gematigder en tegen den middag opklarende, namen zy hoogte en bevonden zich op 16 gr. z% m. Noorderbreedte.. In den namiddag wierd het geheel ftil,,  s BESCHRYVING van de ftil, waar door zy gelegenheit hadden den ftroom waar te nemen, welke zy bevonden Oost - Noord - Oostlyk te loopen met de fnelheit van eene halve myl in een uur. Tegen den avond, deet de Kaptein Wilson eenige Chineefen, voor een uur of twee in de jol-boot roeijen, ten einde hen, tegen tyd van nood, het gebruik der riemen te leeren. Daags daar aan, Saturdag den 2 / het fchoon weêr en de wind gematigd zynde, waren alle handen wederom bezig met het Schip te reinigen en het tuig te droogen. In den namiddag, deden zy eene waarneeming op de lengte , op den afftand van de zon en maan, en bevonden zich toen op i26\ graad ten Ooften van Greenwich. Den volgenden morgen,1'Zondag den 3, het wederom goed weêr zynde , wierd de Godsdienst op het dek waargenomen, welke plegtigheit men nimmer des Zondags- verzuimde wanneer het weêr zulks toeliet. In den namiddag deden zy andermaal eene waarneming op de lengte, welke die van den vorigen dag bevestigde. Maandag den 4, des avonds hadden zy hevigen wind, onftuimig water en veel regen , 't welk het grootfte gedeelte van den volgenden dag aanhielt. Dingsdag den 5 , omtrent den avond , zagen zy zeer veel gevogelte en visch, gelyk ook fommige driften van ftukken hout of bamboes, waarom zy derzelver koers meer zuidwaart veranderden en onder klein zeil., met goeden uitkyk, bleven tot den volgenden morgen, Woensdag den 6, wanneer het zeer onftuimig zynde, zy hunne topzeilen inhaalden, welke zy te voren reeds gereefd hadden , vervolgens begon het een ftorm te waaijen, welke hen noodzaakte om onder het ftorm ftagzeil te blyven en aanhield tot des mor-  PELEW EILANDEN. J> morgens van Donderdag den 7: de ftorm toen bedarende en het weêr opgeklaard zynde, namen zy heogte en bevonden zich ep 10 gr. 16 m. Noorderbreedte. Vrydag den 8- des namiddags was de wind Zuidlyk, met ftyve koelte, doch met droog weêr, waar door zy in ftaat waren om den volgenden morgen tusfchen deks te lugten en ket Schip met den rook van buskruit te zuiveren. Al hun vee was in den laatften ftorm gebleven, uitgezonderd een jonge os; de geit, welke in den ftorm geworpen had, ftierf te gelyk met haar jong. Des namiddags wierd het weêr gematigd, zoo dat zy in ftaat waren zeil te maken en hunne koers te vervolgen. Daags daaraan , Saturdag den 9, was het weêr zoo fchoon, dat zy de gefchutpoorten konden openen, om het Schip beneden te droogen en te lugten en derzelver levensmiddelen en andere goederen natezien en alles in orde te brengen. Zy zetten nu hun reis blymoedig voort, zich vleijende, dat het llegte weêr en alle de angften, die zy uitgeftaan hadden, nu voorby waren, wanneer zy op het onverwagtst in alle die rampen Hortten, welke in 't vervolg van dit verhaal befchreven worden. II. H O O F D S T U K. Verlies van de Anteloïb en de rampen die cegeni bliklyk daar op volgden. Aondas. den 10. De wind waaide nu fris door tot midöernagt, wanneer de lugt eensklaps bezet wierd met hevi- B ge  io B E SGHRY V I N G tan de- ge blixem, donder en regen. De Opperttuurman, de wagt op het dek hebbende, had de topzeilen doen ftryken en was. bezig dezelven te reven met het volk, 't welk hy by zich, had, niet denkende dat het noodig ware de andere manfchap op te roepen of den Kaptein, die eerst ten 12 uren van het dek gegaan was, 'er kennis van te geven: begrypende uit den donder, dat het weêr eerlang moest breken en opklaren en het maar een vlaag zoude wezen. Dan terwyl het volk bezig was op de reen de zeilen te reven, riep de man, die op den uitkyk zat, klippen > en naauwlyks had de Officier, die op het dek was, het woord klippen gehoord of het Schip zat reeds vast. De fchrik en ontiteldtenis,waar mede een ieder op dit ongelukkig geval bevangen wierd, was beklaaglyk; de Kaptein en alle, die te bedde waren, fprongen oogenfcliklyk op het dek, angstvallig vernemende wat de oorzaak mogt wezen van den fchielyken fchok van het Schip en de verwarring, die 'er plaats had * maar op dat zelfde oogenblik zagen zy in welken droevigen toeftand zy zich bevonden : de klippen aan weerskanten en de nabyzynde rotzen gaven een treurig uitzigt en, lieten geene twyffeling meer over. Het Schip kreeg wei haast een lek en in minder dan een uur tyds, Itond het water tot aan de luiken van het benedenfte dek ; in dit treurig cogenblik, omringden al het volk den Kaptein, hem ernflig vragende wat 'er nu te doen ware? en tevens hem verzoekende de noodige orders te geven met belofte van dezelven terftond ter uitvoer te zullen brengen. Ingevolge van dien, werd 'er terftond bevel gegeven om het buskruit, de krygsbehoeftens en het klein geweer in zekerheit te brengen en dat het brood en andere levensmiddelen, die door nat te wor-  PELEW EILANDEN. fr -worden zouden bederven, op het dek gebragt en aldaar voor den regen toegedekt moeften worden: terwyl aan anderen order wierd gegeven om de groote en de andere masten te kappen en de zeilen neder te halen, teneinde het •Schip voor het omflaan, waar voor men zeer bedugt was, te behoeden, en dat wyders alles zoude gedaan worden om het zelve zoo lang als mooglyk was te behouden (zynde alle de zeilen reeds opgebonden zoo dra het Schip geftoo■ten had). De booten wierden vervolgens uitgezet, en gevuld met water en andere levensmiddelen, en in ieder van dezelven een compas, eenig geweer en krygsbehoeftens gebragt: ook wierden 'er twee mannen in elke boot gefteld, :0m dezelven onder de ly van het Schip te houden en zorg te dragen dat zy niet aan ftukken ftietten, tevens zich in ■gereedheit houdende om hunne medefchepelingen in te nemen, ingevalle het Schip door den flag der golven, of het geweld van den wind, mogt in ftukken flaan, dewyl het destyds een ftorm woei: voorts wierd alles, wat 'er noodig ■was gedaan te worden, met eene bereidwilligheit en gehoor,zaamheit zonder voorbeeld, ter uitvoer gebragt. Dit verrigt hebbende, kwam al het volk op het dek van het Schip, het welk het hoogst uit het water lag, by een, terwyl de dekboorden hun rrbg eenige befchutting gaven voor den regen en wind. Na dat zy hier hunnen beklaaglyken toeftand eenige oogenblikken overdagt hadden, ondernam de Kaptein om hun verflagen moed, die, door angst en vermoeijenisaan 't zinken was, wederom op te beuren, door hun onder het oog te brengen , dat fchipbreuk te lyden een ramp was, aan welke alle, die den oceaan bevaren, veeltyds onderhevig waren; dat wel is waar deze des te hach- b 2 ly-  12 BESCHRYVING van db lyker was om dat dezelve voorviel in eene onbekende en onbevaren zee , maar dat juist deze overweging hunne werkzame aandagt moest opwekken, want dat de uitredding uit deze rampen meest al van hun zeiven zoude afhangen:, dat wanneer deze ongelukken gebeurden, dezelven niet zelden nog droeviger wierden , als ze anderzincs zouden geweest zyn, door wanhoop en tweedragt van het volk, om welke te voorkomen hy ten fterkite aanraadde, dat een yder zich zoude onthouden van het drinken van fterke dranken. Een elkibemde hierin gereedlyk toe, dan dewyl zy alle nat en door den zwaren arbeid, zeer vermoeid waren, oordeelde men het raadfaam eenige ververfehing te nemen, beflaande in een glas wyn en eenige befchuit: na dat zy gegeten hadden, werd hun nog een glas wyn gegeven, terwyl zy inmiddels met de uiterfte angst het aanbreken van den dag verwagtten, in hope van eenig land te zullen kunnen ontdekken, want tot dien tyd, hadden zy 'er niets van befpeurd, fchoon.de derde Stuurman en een der Quartiermeefters meenden, dat zy, by de fchielyke verlichting van een yslyke blixem, voor uit van het Schip, land gezien hadden. Gedurende deeze bekommerlyke oogenblikken, trachtte de een den ander te trooiten en te bemoedigen, en men fprak met elkanderen af zich te kleeden „en gereed te maken om het Schip te verlaten, wanneer aulks onvermydlyk mogt geoordeeld worden ; en hier in wierd de beste orde en geregeldheit waargenomen; niemant nam iets dan het. geen hem zelf toebehoorde, niemant van hun ekehte of trachtte zich van een druppel meelter te maken, of klaagde over de handehvys of verzuim van hun die de wagt gehad hadden of over iemant anders. De dag eind--  PELEW EILANDEN. 13 eindïyk aanbrekende, zagen zy aan de Zuidzyde een klein Eiland , op een afftand van drie of vier mylen, en kort daar na eenige andere Eilanden aan de Oostzyde, maar gelyktydig bevong hen eene nieuwe vrees , met betrekkinge tot derzelver inwoners, die hun geheel en al onbekend waren : in weerwil egter van deze bedenking , wierden de booten bemand en met al het noodige voor het gemeene welzyn bevragt zynde, vertrokken zy van het Schip onder het beleid van den Opperftuurman Beng er, aan wien,. gelyk ook aan het volk dat met hem ging, ernftig belast wierd om met de inwoners, indien zy hen ontmoetten, te trachten in eene vriendlyke onderhandeling te komen, en zorgvuldig alle vyandlykheden , ten zy in den uiterften nood, te ontwyken, gemerkt hun aller lot van de eerfte ontmoeting konde afhangen. Zoo dra de booten vertrokken waren, begaven zy, die in 't Schip bleven, zich met alle man aan 't werk, om de Raas buiten boord te brengen , ten einde 'er een vlot van te vervaardigen om zich zeiven te redden, ingeval de Antelope, gelyk men alle ©ogenblikken verwagtte, mogt in ftukken liaan, en men daar en boven in ongerustheit was voor de behoudenis van de booten, niet alleen uit hoofde der inboorlingen, maar ook van wegen het wéér, dewyl de windby aanhoudendheit fterk woei.. — Dan in den namiddag zagen zy, met eene ©nuitfpreeklyke vreugde, de booten terug komen j een gezigt, hetwelk des te aangenamer was, uit hoofde van de vree's, waar in zy, door derzelver lang weg. blyven, geraakt waren, dat hen eenig toeval mogt overgekomen zyn,, het zy door de inboorlingen of door den ftorm: zy wierden egter gelukkig van dezen angst ontheven, wanneer dezel- B 3 ven.j.  14 BESCHRYVING van de ven, omtrent vier uren, behouden het Schip bereikte» hebbende vyf mannen met de goederen aan land gelaten.' -Zy bragten het aangenaam nieuws mede, dat zy, op het Eiland, waar aan zy geland waren, geen blyk van inwoners gezien hadden j maar dat zy eene veilige haven en versch water hadden gevonden. Yder een floeg daar op de handen, met vernieuwden moed, aan't werk, om het vlot aftemaken , het welk reeds byna gereed was, toen de booten'terug kwamen; zoo dra het klaar was, namen zy eene tweede ververfching van brood en wyn, houdende zich een yder ftiptelyk aan de belofte, die zy den Kaptein Wilson gedaan hadden, van geen fterken drank te zullen gebruiken. Wy moeten hier niet vergeten melding te maken van «en ongelukkig toeval, het welk hun, onder alle de rampen van dien noodlottigen morgen, bejegende: by het aanbreken van den dag, ziende, dat de bezaansmast op het agterfte gedeelte van het Schip was nedergevallen en een gedeelte van het tuig in deszelfs touwen verward was, wilde Godpry Minks dezelven aan ftukken fnyden, doch zulks met te veel drift doende, viel hy ongelukkig buiten boord en fchoon de booten, die destyds nog by het Schip waren, oogenbliklyk tot zyn hulp toefchoten, had hy egter het ongeluk van te verdrinken, waarfchynlyk, zoo men meende, door dien hy zich al te dik gekleed had, toenzy, gelyk bevorens verhaald is, zich gereed maakten om het Schip te verlaten. Het vlot in orde zynde , wierd het zelve met zoo vele levensmiddelen en andere goederen beladen , als het zelve dragen konde, in evenredigheit met de zwaarte der perfoaen, die 'er mede zouden overvaren. De pinnas en de jol ! - wier-  PELEW EILANDEN. 15 wierden insgelyks beladen met levensmiddelen , krygsbehoeftens en klein geweer, in welk laatfte zy hun meeflen fleun fielden. Het volk dus met een benaauwd hart bezig zynde om alles te redden wat mooglyk was, en een weinig beweging in het Schip gekomen zynde, door den aanwas van het getyde, geraakte men in vrees, dat de groote mast over zyde, en dus op het vlot mogt nedervallen, waar door het zelve vernield en al hun arbeid verydeld zoude zyn geworden. Het vlot en de pinnas nu tot derzelver vertrek gereed zynde, wierd de Bootsman verzogt met zyn roeper in het Schip te gaan en alarm te maken, voor het volk, dat nog beneden in het Schip bezig was alles by een te rapen om het mede te nemen, (waar mede hen Kaptein Wilson herhaalde reizen had vermaand uit te icheiden) en zich in de booten en op het vlot te begeven, ten einde zy voor den donker aan land zouden zyn en behouden mogten het geen zy reeds uit het Schip geborgen hadden: en hier by verdiend gemeld te worden, de groote zorg en oplettendheit van den Timmerman, welke zoo yverig bezig was om zyn gereedfchap en andere goederen by een te brengen, dat hy zich nog in het Schip bevond toen de pinnas en het vlot reeds vertrokken waren, zoo dat Kaptein Wilson hem eindlyk nog moest noodzaken zich in de jol te begeven, zoo bekommerd was die man om te behouden en mede te nemen, het geen in 't vervolg tot hunne behoudenis konde dienen. Dus verlieten zy met beklemde harten en in groote droefhei: de Antelope, niet kunnende voorzien wat hun toekomend lot wezen zoude. De pinnas, bemand met de moedigfte van het Scheepsvolk, nam het vlot in touw: de jol  ¥ BESCHRYVING tan de jol hielp mede door de pinnas voort te trekken tot dat zy de banken over waren : dan te zwaar beladen zynde om verder dienst te kunnen doen, lieten zy, die in de pinnas waren , Jcort daar na, het touw los en de jol voer alleen naar land, daar des avonds ten agt uren aankwamen, en vonden 'er hunne medgezellen, die zy 'er des morgens gelaten hadden. Deze weinige perfonen hadden 'er intHsfchen niet ledig geweest of hunne medemakkers vergeten, maar gedurenden dien tyd, den grond effen gemaakt en' gezuiverd hebbende, 'er een kleine tent van een zeil opgeflagen, om hen daarin te ontfangen. Zy, die in de pinnas en op het vlot waren, hadden midlerwyl in eene kommerlyke omftandigheit geweest, terwyl zy op de banken waren, het welk meer dan een anderhalfuur duurde; want door de hooge zee geraakten de pinnas en het vlot dikwils uit elkanders gezigt, zoo dat het volk van de laatfte genoodzaakt was zich zeiven te binden en met alle magt vast te houden, op dat zy 'er niet van afflaan zouden, dees toeftand wierd nog angstvalliger door het gehuil der Chineefe-n, die niet gewoon waren aan de gevaren van het element, waar mede zy nu zoo droevig worflelen moeften. Zoo dra zy over de banken en in het kanaal, dat tusfchen dezelven en de Eilanden liep, gekomen waren , bevonden zy zich in diep water en eene minder onftuimige zee; weshalven de pinnas haar zeilen ophaalde en naar land fpoedde, dan digt by het zelve gekomen zynde, ontdekten zy een fterken ftroom, welke hen te lywaard dreef van de plaats daar zy het volk en de goederen gelaten hadden, waarom zy de zeilen inhaalden, trachtende met roeijen aan land te Jcomen, doch hoe nader zy by het zelve kwamen, hoe  PELEW EILANDEN, 17 hoe flerker zy den ftroom vonden, waar door zy, fchoon yder man alle zyne kragten infpandde, aanhoudend te lywaard afdreven: zy zich dus .buiten ftaat ziende om tegen den ftroom op te werken en de kragten der roeijcrs byna uitgeput zynde, wierd het voor aller veiligheit raadzaam geoordeeld, dat de pinnas het volk van 't vlot zoude overnemen en dat men het vlot, tot den volgenden morgen, voor anker zoude laten leggen. — Door de vermeerdering van het volk op het vlot, kreeg de pinnas een dubbel getal roeijers, terwyl daar door tevens de anderen, die reeds door het roeijen zeer vermoeid waren, wierden afgelost; dan hier door, geraakten dit vaartuig zoo overladen van volk, dat het naauwlyks boven water konde gehouden worden, en dat op eene klippige kust en (gelyk men naderhand bevond) op zestien vademen water. Zy konden dan niet anders doen als zagtjes voort roeijen, doch dus naderende tot het Eiland, daar de anderen reeds aangekomen waren, was Kaptein Wilson, met vier mannen, in de jol gegaan, die midlerwyl ontladen was, om naar het vlot en de pinnas terug te keeren en dezelven byftand toe te brengen ; derwyl het zeer donker was, praaide hy de pinnas of een verren afftand , dan het zy dat het door de groote vermoeijenis was, die het volk op het vlot had uitgeftaan, of dat hunne ftemmen en kragten uitgeput waren, of dat de fchielyke vreugd van zoo na by hunne makkers te wezen, zulks veroorzaakte, altans zy beantwoorden het geroep van halloo op zulk een luidrugtige en ongewone wys, dat zy, die in de jol waren en welke reeds vooraf het geplas van zoo veel riemen gehoord hadden, zich niet anders verbeeldden als dat zy inboorlingen van het Eiland voor C had-  ïJ 8ESCHRYVING van de hadden, te meer daar het volk, dat des morgens by de goederen aan land gebleven was, kort na het vertrek der booten, blyken hadden gevonden, dat 'eronlangs menfchen op het Eiland geweest waren, alzoo zy plaatfen gevonden hadden daar vuur geflookt was en waar by vischgraten en fchellenvan kokasnoten gefpreid lagen: deze omftandigheit deet hen, die in de jol waren % gelooven, dat het antwoord op hun halleo door de inboorlingen gegeven wierd en dienvolgens keerden zy met zeer veel verhaafting naar het land terug.. De pinnas kort daar na mede aanlandende , verdween al dien angst en eene algemeene vreugd veripreidde zich onder hen , toen zy zich alle by eikanderen op een droog land bevonden. Zy floegen met de uiterfte hartlykheit de handen in een en gevoelden eene aandoening, welke met geen woorden kan uitgedrukt worden. Zy deden hun avondmaal met befchuit, wat kaas en een weinig water, en door het affchieten van een pistool met los kruit geladen, cn eenige zwavelhokken, maakten zy een vuur, om hunne kleederen te droogen, die door en door nat waren en. fliepen beurtlings onder de tent, welke zy opgerigt hadden.. De nagt was, in verfcheiden opzigten, zeer onaangenaam : de wind en regen waren hevig en hunne droevige toeftand wierd niet weinig verzwaard, door de vrees dat hun Schip in ftukken zoude flaan, voor en aleer zy in ftaat zoude wezen, om 'er uit te kannen halen, het geen zy zouden mogten noodig hebben: zy haalden vetvolgens hunne booten aan land en zetten een wagt uit, op dat zy door de inboorlingen niet zouden overvallen worden. Maandag den n. Het aanhoudend zweet, waar in het volk geftadig geweest was, gevoegd by het zout water, dat:  PELEW EILANDEN. 19 dat hen by aanhoudenheit op 't lyf was geftort, had het vel van hun lighaam doen ontfteken en door de gedurige wryving van derzelver natte kleederen, in den zwaren arbeid, die zy hadden moeten doen, was het zelve op verfcheiden piaatfen doorgegaan en veroorzaakte hen zeer veel fmert. Met het aanbreken van den dag, werd de pinnas en de jol naar het vlot gezonden om het zelve op te brengen, doch de wind zeer hard waaijende, dorften zy het niet ondernemen, zy waren egter gelukkig genoeg om het overfchot der levensmiddelen en de zeilen 'er van af te halen en keerden tegen den middag terug. Inden namiddag het weêr bedaarder zynde, wierden de booten naar het wrak gezonden om 'er eenige ryst en anderen voorraad uit te halen, als mede alle andere noodwendigheden, om welke het volk, gelyk reeds te voren gezegd is, ^eer verlegen was. Zy, die aan land bleven, waren intusfchen onledig met het droogen van 't buskruit en het fchoon maken van het geweer, om 'er zich in tyd van nood behoorlyk van te kunnen bedienen: maar dewyl de booten niet voor des avonds ten tien uren terug kwamen, waren hunne medemakkers intusfchen niet weinig over hen bekommerd, vooral om dat het, by 't vallen van den avond, zeer flegt weêr was geworden: hunne terugkomst bedaarde egter de gemoederen niet geheel en al, dewyl de Opperftuurman en het volk, dat met de pinnas uit geweest was, het treurig nieuws mede bragten, dat zy, uit hoofde van het flegte weêr, niet geloofden , dat het Schip het tot den volgenden morgen houden zoude, dewyl de balken en houten reeds uit elkander geweken waren: hier door verloren zy volftrekt de C 2 hoop,  so BESCHRYVING van de hoop, welke zy tot nog toe by zich zeiven gevoed hadden, dat indien de wind bedaarde, 'er mooglykheit zoude wezen om het Schip vlot te krygen en te herftellen en 'er mede naar Ma cao, of eenige andere plaats in China, terug te keeren. In dit donker vooruitzigt, waar in zy verkeerden , fchilderde de vrees hen de voor handen zynde gevaren zoo flerk af, dat zy geen fcheur open liet, door welke zy eenige ibaal van hoop konden ontfangen. Zy wisten niets van de inwoners van het land op welke het noodlot hen geworpen had ; derzelver zeden en geaartheit waren hun onbekend en zy konden niet voorzien waar aan zy nog zouden bloot gefield wezen in de verdediging van hun leven: zy bevonden zich, door dit droevig toeval, afgefneden van het overig gedeelte der weereld , met weinig waarfchynlykheit of zy immer weder van dit land afkomen zouden: elk van hun herrinnerde zich het beminde voorwerp , waar aan zyne teederfle genegenheit verknogt was, en hoe dezelven zich te vergeefs zouden bekommeren over de terugkomst van een vader, van een man, of van een vriend , dewyl 'er zich naauwlyks eenige hoop opdeet, dat zy dezelven ooit zouden wederzien. Deze overwegingen bragten niet weinig toe om den nagt te verzwaren; het weêr was onfluimiger als het in de vorige dagen geweest was, doch de kleederen, welke het volk uit het wrak gekregen hadden, verkwikten hen veel, door dien zy nu ia ftaat waren die des noods. te verwisfelen. IL HOOFD*  PELEW EILANDEN. 21 III. HO OFDSTUK. Eerjie verfchyning der Inboorlingen. - Aanmerklyke en vricndelyke onderhandeling tusfchen hen en de Engelfchen. - Kaptein Wils ons broeder word naar den Koning van Pelew gezonden. - 'sKonings broeder blyft by ons volk. Tl)in*sdag den 12. Met het aanbreken van den dag, floeg aue man de handen aan het werk, om, by tusfehenpozen, als de buijen ophielden, de gereedfehappen en de levensmiddelen te droogen, want het woei dien dag zoo hard dat de booten niet in Zee konden gaan; anderen hielden zich bezig om met de aangebragte goederen, die men geborgen had, de tenten te verbeteren en tot derzelver gebruik dienftiger te maken. Omtrent agt uren in den morgen, wanneer Kaptein Wilson en Thomas Rose aan ftrand bezig waren om het water op te vangen, t welk van de rotzen af liep, gaf het volk, dat in het bosch agter hen aan 't werk was om den grond te zuiveren en gelyk te maken berigt, dat 'er eenige inboorlingen aankwamen, hebbende zy eene kanoe ontdekt, komende den hoek van de baai om; dit gaf zulk een fchrik, dat al het volk terftond naar hun geweer greep; dan dewyl 'er maar twee kanoes waren en weinig menfehen in dezelven, wierd men te rade om zich ftil en buiten het gezigt te houden, tot dat men zoude gezien hebben hoe zy zich gedroegen omtrent den C 3 KaP~  22 BESCHRYVING vau de Kaptein en Thomas Rose, dewyl men klaar begreep, dat zy hen reeds ontdekt hadden, door dien zy onder elkanderen in groote drukte waren en fteeds het oog hadden naar dat gedeelte van het ftrand, op welk de onzen zich ophielden; men hielt zich egter tegen alle voorval gereed en nam de wapens op, egter niet om 'er voor tegenwoordig gebruik van te maken of daar door eenig mistrouwen te toonen, ten ware het gedrag der Eilanders hen daar toe mogt noodzaken. In dezen tusfchen tyd, waren de kanoes met zeer veel behoedzaamheit naar het land genaderd, alwaar zy hen ftonden af te wagten: digt genoeg gekomen zynde, beval de Kaptein aan Thomas Rose, dat hy hen in het Makitsch zoude aanfpreken, het welk zy in 't eerst zich geheten niet te verftaan, en hielden met hunne kanoes ftil, doch even daar na antwoordden zy mede in het Makitsch, en vroegen wie zy waren? hunne vrienden of vyanden? waar op Thomas Rose terftond ten antwoord gaf: „ dat zy ongelukkige Engelfchen waren, die hun Schip 3) op de klippen verloren en hier hun leven gered hadden en hunne vrienden waren. " Hier op eenigen tyd onder eikanderen gefproken hebbende, (in welk gefprek men naderhand begreep, dat de Maleijer hen uitleg deet van het geen men hun gezegd had ) flapten zy vervolgens uit hunne kanoes in het water en kwamen naar land, waar op Kaptein Wilson, insgelyks een eindwegs in 't water gegaan zynde en by hen komende, hen op de vriendlykfte wys omhelsde en naar land geleidde, alwaar hy hun zyne Officiers en verdere ongelukkige medgezellen vertoonde. Zy waren agt in getal en twee van hun, gelyk men naderhand verftond , broeders van den Koning. Zy heten in ydere  PELEW EILANDEN. 23 ydere kanoe één man en komende in de kreek, bezagen zy alles met zoo veel agterdogt; als of zy vreesden verraden te zullen worden, zy wilden niet by de tenten gaan zitten, maar bleven digt by den oever, waarfchynlyk om in geval van gevaar fpoedig de wyk naar hunne kanoes te kunnen nemen. De tyd van het ontbyt voor ons volk daar zynde, bood men hun Thee en zagte befchuit aan, welke in China gemaakt was en die men twee of drie jaren kan goedhouden. Zy ontbeten alleenlyk met Kaptein Wilson, twee of drie anderen, en Thomas Rose, de tolk, dewyl zy anders zekerlyk argwaan zouden opgevat hebben, indien alle de Engelfchen, uit nieuwsgierighcit, 'ti by gebleven waren, en zy dan mooglyk door vrees te fchielyk zouden heen gegaan zyn. In die korte onderhandeling, welke zy, geduurende het ontbyt, te famen hadden, toonden de onz'en hun verlangen om te weten door wat toeval de Malei'jer daar ter plaatfe gekomen was. Dees knaap fprak, behalven de Pelewsche en zyn eigen taal, een weinig Nederduitsch en fommige woorden Engelsch en verhaalde van zich zeiven: (* ) „ dat hy het bevel gevoerd had over een Koopvaardyfchip, toebehoorende aan een Chi" nees, die te Ternate woonde , en dat hy met het " zelve ter Koophandel varende van Amboyna naar " Bantam, omtrent tien maanden geleden, aan eender ',' Zuidlyke Eilanden, in het gezigt liggende van het geen, ' waar op zy nu waren, fchipbreuk geleden had ; en van " „ daar (*) De houding en het gedrag van dezen Maleyer gaven, in het vervolg, reden om te vermoeden, dat 'er niet veel waaiheit was m liet verliaal, dat hy hier van zich zejven gaf.  BESCHRYVING van de „ daar ontkomen was naar Pelew, daar hy zeer vriend„ lyk was ontfangen geworden door den Koning, welke hy „ zeide een goed man te wezen, en dat al zyn volk beleefd ,, en gedienflig was. " Hy onderrigte hen verder, dat een kanoe, op visfen uit geweest zynde, de fcheepsmasten had zien dry ven; en dat de Koning, om te weten wat 'er van was, des morgers ten vier uren, twee kanoes had uitgezonden; dat zy de haven, waar in zy het eerst aangekomen waren, zeer Wel kenden, want dat de kanoes, wanneer zy op visfen uit waren, 'er dikwils inliepen om zich voor het flegte weêr bergen. Zy zaten omtrent een uur by Kaptein Wilson, proefden de Thée, doch fchenenmeer fmaaks in de befchuit te hebben, en toonden vervolgens ontdaan te wezen van de vrees, welke zy in den beginne opgevat hadden. Zy verzogten, dat één van ons volk in hunne kanoes naar den Ru pack of Koning mogt gezonden worden, ten einde hy zoude zien watfoort van volk zy waren; waar toe de Kaptein Wilson bewilligde, die hen, nadat het ontbyt gedaan was, by verfcheiden van zyne Officieren bragt: toen de Eilanders by hen kwamen, gaven zy hen de hand, door den Maleijer ©nderrigt zynde dat dit de gewone manier van groeten onder de Engelfchen was , ook gaven zy mede de hand aan alle die 'er tegenwoordig waren, en verzuimden dit teeken van vriendfchap in 't vervolg nooit, wanneer zy onze landslieden ontmoetten. Het behaagd dikwils de Voorzienigheit, om in de droevigfte oogenblikken van rampen en tegenfpoeden , iets onvoorziens te doen gebeuren het geen de bedroefde gemoederen der ongelukkigen ten troost verflrekt! het was zeker iets  PELEW EILANDEN. i$ iets byzonders, dat Kaptein Rees, van het Schip Nouthumberland, zich te Macao bevindende, aan Kaptein Wilson geraden had Thomas Rose in zyn dienst als knegt te nemen , om dat hy de Malcitfche taal volkomen magtig was: maar het was nog een veel byzonderer omftandigheit, dat een ftorm een Maleijer op deze kust wierp, die, als een vreemdeling by den Koning aangediend zynde, by hem in gunst geraakte , en dat zulks gefchied zynde een jaar voor het ftranden van de Antelope, hy intusfchen de taal van het land was magtig geworden : door dit buitengewoon geval hadden de Engelfchen en de inwoners van Pelew elk een tolk, welke vrijelyk in de Malehfche taal met elkander konden fpreken , en Thomas Rose ook het Engelsch fprekende, waren zy daar door in ftaat om terftond met elkander in ommegang te geraken; wordende hier door op eens alle die zwarigheden weggenomen, welke 'er zouden hebben kunnen ontftaan onder een volk, het welk, niet met elkander kunnende fpreken, hunne gedagten en meeningen door teekenen en gebaarden zouden hebben moeten te kennen geven, 't welk by inboorlingen van een lugftreek, zöo ver van anderen afgefcheiden, aanleiding tot veelvuldige misveritanden zoude hebben kunnen geven. De inboorlingen, ziende dat de booten in het water gehaald wierden, meenden dat zy wilden vertrekken; doch toen men hen onderrigtte, dat 'er eenig volk mede naar het wrak zoude gaan , om meer gereedfchappen en andere noodwendigheden van daar te halen , wilden zy één van hun volk mede geven , om te beletten dat hen door andere kanoes geen hinder zoude worden toegebragt. D Deze  f# BESCHRYVI'NG van de Deze inboorlingen waren van eene donkere koper kleur , geheel en al naakt , hebbende geen dekfel hoe genaamd. Hun huid was zagt en mollig, door het fmeren van dezelve, gelyk men naderhand vernam, met olie uit de kokosnoten. Elk Opperhoofd droeg aan zyn hand een korfje met Betel-noten en een zeer fyn gepolyste bamboes aan yder eind ingeleid, waarin zy haren Chinam droegen: dit is een foort van koraal, welke zy tot poeder branden en uit het een eind van hunnen bamboes op de Betel-noot uitftorten, voor dat zy dezelve eten, om ze beter en fmaaklyker te maken. Men merkte op , dat alle hunne tanden zwart waren en dat de Betel-noten en de Chinam, welke zy altoos in den mond hebben, hun fpeekfel rood verwden, 't gee n gevoegd by hunne zwarte tanden, aan derzelver monden een mislyk aanzien gaf. Zy waren van eene middelmatige lengte, flerk en wel gefpierd, hunne ledematen hadden eene byzondere evenredigheit, ook was hunne gang ongemeen deftig : maar hunne beenen waren van de enkels tot aan het midden van de dyen zoo dik geverfd, dat dezelve veel donkerer van kleur waren dan het overig gedeelte van hun lighaam: hun hair was pik zwart, lang en agter tegen hunne hoofden eenvoudig doch netjes opgebonden , het geen hun zeer wel ftaat. — Geen van hun,. uitgezonden de jongfte van 'sKonings twee broeders, had een baard , en toen men in 't vervolg nader met hen in kennis geraakte , vernam men, dat zy gewoon waren het hair van hunne baarden met den wortel uitteplukken, behalven eenige weinigen , die ze lieten groeijen en zelf zware baarden hadden. Dewyl men nu bemerkte , dat hunne bevreesdheit overgegaan was, wierden zy de kreek rond ge-  PELEW EILANDEN. 27 gebragt, dan nadien de grond maar fchielyk en gedeeltelyk gezuiverd was, lagen 'er overal nog veel gebroken fchelpen en ftukken fteen, ook waren 'er hier en daar ftekende planten en ftruiken, weshalven ons volk niet weinig verwonderd ftond, toen zy hen barrevoets over dezen ruwen grond zagen gaan, even zoo gemaklyk als of dezelve gelyk en effen geweest ware: maar had de onverwagte verfchyning der inboorlingen van Pelew de verwondering der Engelfchen gaande gemaakt, zy waren niet minder verwonderd maar ftonden verfteld toen zy ons volk voor het eerst zagen. Onze Landslieden zyn, gedurende den tyd dat zy in deze Eilanden waren, altoos volkomen overtuigd geweest, dat derzelver inwoners nimmer te voren een blank mensch gezien hadden, het was dierhalven niet vreemd, dat zy hen als iets nieuws en een buitengewoon foort van wezens befchouwden: over alles wat zy zagen en wat zy in hunne handen namen, riepen zy uit weel! weel! en fomtyds weel a trecoy ! 't welk de Maleijer zeide, een betuiging van hun genoegen te wezen. Zy begonden met over de lighamen en armen der Engelfchen , of liever over hunne kleederen en de opflagen van hunne mouwen , de handen te ftryken, even als of zy twyffelden of de man en de kleeding niet van dezelfde ftof waren: dan de Maleijer onderrigtte hen, dat de Engelfchen, in hun eigen land aan een grooter koude blootgefteld zynde, gewoon waren zich dus te dekken, dat zy kleedingen van verfchillende foorten hadden, naar gelang het weêr zulks vereischte en dat zy daar door altyd droog en warm waren. Ons volk ontdekte duidlyk uit de gebaarden van den Maleijer en die der inboorlingen , dat zy hier over fpraken , maar het merkte tevens D 2 op  28 BESCHRYVlJfG vin de op de vlugheit met welke de laatiten alles fchenen te Begrypen, dat hun door den Maleijer gezegd wierd ' Ver volgens bezagen zy de handen van ons volk en de blaauwe aderen op dezelven en meenden waarfchynlyk, dat de kleur van hunne handen en aangezigten door konst wit gemaakt en de blaauwheit der aderen eene Engelfche manier van beichildenng der lighamen was ; want zy verzogten terftond dat de mouwen van ons volk mogten opgeftroopt worden, om te zien of hunne armen dezelfde kleur als hunne handen en aangezigten hadden: na dat hier in hun genoegen gegeven was verzogten zy verder om hunne lighamen te zien waarop fommige hunne borften opende , om hun te toonen , dat zy over hun geheele lighamen het zelfde waren. - Zy ftonden uitermaten verwonderd te zien, dat zy hair of.hunne borften hadden, * welk in hun oog zeer leelyk Hond dewyl zy gewoon waren het op alle de plaatfen der lighamen van de beide fexen uittetrekken Zy wandelden vervolgens rond, toonende omtrent alles eene groote nieuwsgierigheit , doch gaven tevens hunne vrees te kennen, dat zy mooglyk al te veel wilden weten. De Kaptein Wilson, overwegende dat zy ongewapend aan land gekomen waren , had , voor dat hy hun de ten en het zien, order gegeven, dat al het fchiet geweer uit het gezigt gezet en met een zeil gedekt zoude worden op da het wederzydsch vertrouwen, 't welk zoo gelukkig" at beide kanten nad plaats genomen, niet mogt'gefloofd en door mistrouwen vervangen worden; maar een onverwagt geval verydelde deze welbedagte voorzorg. - Toen cnl v^lren naar de tenten geleidde, raapte ^ der IZrZ gen, met ver van de tent, een kogel op, die by toeval al- daar  PELEW EILANDEN. 29 daar op den grond lag, waar op hy zyne verwondering te kennen gaf, dat iets, het welk zoo klein op het oog was, zoo zwaar in de hand konde wezen, en toonde dezelve terftond aan den Maleijer, die 'er hem het gebruik van beduidde en tevens eene befchryving gaf van het fchietgeweer, het welk naauwlyks gefchied was of de Eilander verzogt, dat men hem een fnaphaan zoude laten zien, op dat hy des te beter deszelfs vermogen en gebruik zoude kannen begrypen. Ons volk had in de tenten twee honden, liggende by de plaats daar het geweer geborgen was, de een was een groote Newfoundlander, die op zee was opgebragt, de ander was een patryshond: de eerfte was de meest beguniligde van al het fcheepsvolk en een allerbeste wagthond, hy had gedurende de reis, door een menigte van aartigheden, het volk zoo dikwils vermaakt, dat 'er geen zeeman aan boord van de Antelope was, die niet zyn eigen leven in gevaar zoude gefield hebben om dat van dien hond te redden. Met hunne nieuwe vrienden in de tent zuliende gaan , was 'er vooraf een man derwaart gezonden, om te zien of de honden wel vast gebonden waren, op dat de inboorlingen door geene verrasfching mogten verfchrikt worden; dan naauwlyks waren zy in de tent getreden of de beiden henden begonden op eene yslyke wys te blaffen, waar op de Eilanders een geluid maakten, dat ruim zoo flerk was als dat der honden; ons volk begreep in het eerst nog niet of hun gefchreeuw een gevolg was van hunne vrees, of een teeken van derzelver verwondering: zy liepen uit en in de tent en fchenen te verlangen , dat de honden op nieuws zouden blaffen : doch de Maleijer gaf 'er den uitleg van door te D 3 zeS'  30 BESCHRYVING van de zeggen , dat zulks by hen voortkwam uit vreugd en verwondering, dewyl dit de eerfte dieren van dat foort waren, die zy ooit gezien hadden, zynde 'er in deze Eilanden geene viervoetige dieren, uitgezonderd eenige gryze rotten, die zich in de bosfchen ophielden. De Kaptein Wilson en zyn volk toegeftemd hebbende, dat 'er aan het verlangen van de Eilanders, om één van hun naar Pelew te zenden, ten einde den Koning te laten zien wat foort van fchepfelen de witte menfchen waren, ontftond 'er eenig gefchil wie van hun derwaart zoude gaan, waarom de Kaptein zyn broeder Matthias Wilson verzogt zulks te doen, die het gereedlyk aannam en beloofde met hen in derzelver kanoes te zullen medegaan. Dien voormiddag liep de jol de kreek uit, doch het flegte weêr noodzaakte dezelve terug te keeren, gelyk ook de kanoe, welke met Matthias Wilson naar den Koning zoude vertrekken, maar in den namiddag liep de kanoe andermaal uit en zette hare reis voort. Kaptein Wilson was, by het vertrek van zyn broeder, zeer aangedaan, maar wierd door de hoop gefcerkt, dat zyn gezantfchap zoude dienen, tot verligting van hunnen treurigen toeftand. Hy gelaste aan zyn broeder den Koning te onderrigten wie zy waren, hem hunne rampen bekend te maken en zyne vriendfchap te verzoeken, gelyk ook de vryheit van een fchip te mogen bouwen, om daar mede naar hun eigen land terug te keeren. Hy zond tevens, door zyn broeder, een gefchenk aan den Koning van een groote lap blaauw laken, een kistje Thée, een kistje Kandy-fuiker en een pot bifchuh. Dit laatfte wierd 'er bygeyoegd , op verzoek van 's Konings beide  PELEW EILANDEN. gr beide broeders, de jongfte van welken met Matthias Wies on terug keerde. Het weêr zeer ruuw zynde, befteedde ons volk den tyd met het droogen van hunne kleederen en het verbeteren van hunne tenten. De inboorlingen wezen ook ons volk een Wel van versch water: dan de weg naar die Wel over fteile rotzen en klippen lonpende, was het gebruik van dezelve moeilyk en gevaarlyk. RichardSharp, de fchryver, een jongman van vyftien jaren, mede derwaart gaande , droegen de inboorlingen hem over de fteilfte plaatfen op hunne armen, ook waren zy zeer zorgvuldig om op die plaatfen het overige volk te helpen, dat met twee gevulde potten met water terug kwam. Een kanoe met drie man bleef by ons volk, gelyk ook 's Konings broeder, genoemt Raa Kook, Opperbevelhebber van 's Konings Krygsmagt, met den Maleitfchen tolk; zy aten van gedoofd gevogelte met brood, het welk voor den maaltyd gereed gemaakt was, doch wilden niet gebruiken van eenige fneden ham , welke Kaptein W i L» son hen voordiende, als fchynende hen niet te fmaken, uit hoofde van deszelfs zoutheit, waar aan zy niet gewoon waren. Het bleef dien namiddag, by aanhoudendheit geweldig regenen en waaijen, zoo dat zy, niet heen kunnende gaan, den nagt by ons volk doorbragten, fchynende zeer wei te vreden over de wyze op welke men met hen omging» / IV. HOOFD-  32 BËSC'HRYVING van de IV. HOOFDSTUK. De pinnas gaat naar het fchip en vind, dat 'er eenige Inboorlingen in geweest waren.— Gedrag van Raa Kook, 'sKonings broeder , dit vernemende, — Vriendlyke houding van dit Opperhoofd, gedurende hy zich alleen by de Engelfchen bevond. — Een Raad gehouden en vervolgens order gegeven om alle de vaten met flerken drank, die in de Antelope gebleven waren, den bodem in te flaan. den 13. De wind en regen waren dien nagt veel geweldiger, als dezelven nog immer federt de fchip breuk geweest waren ; doch met het aanbreken van den dag het weêr bedarende en de bootsman , door zyn fluit, alle handen te werk roepende, fchenen de inboorlingen over deszelfs geluid zeer verwonderd en toonden 'er veel behagen in te hebben. Raa Kook onderrigtte Kaptein Wilson dat deszelfs broeder dien dag niet zoude kunnen terug komen, uit hoofde van het weêr. — Omtrent tien uren, wierd de pinnas naar het fchip gezonden: terwyl het volk, dat aanland bleef, den tyd befteedde met den grond van hun verblyfplaats te zuiveren en den voorraad van levensmiddelen te droogen. - Des avonds was de donker reeds gevallen voor dat de pinnas terug kwam, het welk met weinig ongerustheit veroorzaakte; met dezelve vernam men  PELEW EILANDEN, 33 men, dat 'er eenige kanoes aan het fchip geweest waren en 'er yzer en andere goederen uitgeroofd hadden: en men kreeg vermoeden, dat onder dezelven ook was geweest de kanoe met de drie mannen , die men by ons gelaten had tot gezelfchap van 'sKonings broeder, dewyl zy kort na de pinnas vertrokken waren, om , gelyk ons volk meenden, te gaan visfen, Zy berigtten wyders , dat het laag water zynde, de pinnas niet aan het fchip had kunnen komen, maar dat de manfchap over een gedeelte van de bank, door het water gewaad hebbende, ontdekt had hoe het gefield was met het fchip, naamlyk, dat een gedeelte van de rots een gat had gemaakt in deszelfs bodem en dat het op twee of drie plaatfen van het hol droog fcheen te wezen , zoo dat het nu op de bank vast zat: dat. de inboorlingen , de kist met geneesmiddelen gevonden hebbende, verfcheiden geneesmiddelen geproefd, doch die waarfchynlyk niet naar hun fmaak gevonden hebbende, dezelven uitgegoten maar de flesfen geroofd hadden , zoo dat 'er niets meer, dat van eenig nut konde wezen, in de kist gevonden was : gelukkig was het ondertusfchen , dat de Chirurgyn Sharp van het fehip gaande, in de onderflelling dat hy nimmer weder aan boord zoude komen, zeer voorzigtig eenige van de meest in gebruik zynde middelen mede genomen had. Toen het volk van de pinnas deze tyding gebragt en tevens berigt had, dat die kanoes naar Pelew gevaren waTen, gaf de Kaptein Wilson daar van kennis aan Raa Kook, niet zoo zeer om 'er over te klagen als wel om 'hem zyne vrees onder het oog te brengen voor de gevolgen, die het proeven en innemen van zoo veel verfchillen- E de  34 BESCHR Y V I N G van' de de geneesmiddelen voor die inboorlingen zouden kunnen hebben: dan Raa Kook verzogt den Kaptein Wilson, dat hy zich deswegens met het minfle zoude bekommeren, dat, indien zy 'er door mogten Jyden , het geheel en al aan hun eigen wangedrag moest geweten worden en dat hy 'er zeer over te onvreden was. Dit gefprek viel voor, terwyl die Generaal met den tolk en het ander volk hun avondmaal deden, en men kon duidlyk zien dat Raa Kook deswegens zeer moeilyk was; zyne ganfche houding toonde de verontwaardiging, welke hy gevoelde over het verraderlyk gedrag van zyn eigen volk, vragende waarom de onze hen niet dood gefchoten hadden? hy verzogt zelf, dat, indien in 't vervolg zy of eenige anderen wederom mogten ondernemen om het fchip te plunderen, zy 'er op zouden fchieten en dat hy op zich nam, als zy dat gedaan hadden, hun gedrag by den Koning te verdedigen. — Hy fliep dien nagt in de tent by ons volk , 't welk al hun oplettendheit op hem verdubbelde, doch volkomen overtuigd wierd, uit de edelmoedigheic van zyn gedrag, dat het misnoegen, het welkhy getoond had, over het onrecht, dat den Engelfchen aangedaan was, niet ontftond uit eenige vrees ., om dat hy op dat oogenblik volitrekt in hun magt was, maar om dat hy zulk een naauw gezet denkbeeld van eer had, dat hy het voor zich zeiven,ongelukkig achtte, dat zyne landslieden zulk een inbreuk op de herbergzaamheit gedaan hadden , 't welk hy zeide aan den Koning te zullen bekend maken, die 'er in het toekomende wel zorg voor zoude dragen. Dit beminnelyk Opperhoofd (want hy was zelf beminnelyk op het eerfte gezigt) toonde op alle wyze zyn genoegen over het geen ons volk voor hem deet,  PELEW EILANDEN. 35 deet, fchikken.de zich naar hunne manieren, door zich, even gelyk zy, aan den tafel te zetten, in plaats van, volgens hunne gewoonte, op den grond neder te zitten: door dit behaaglyk gedrag trok hy een yders achting tot zich en men befchouwde hem als een man van een opregt karakter , gelyk hy ook in de daad toonde te wezen in al den ommegang, welke zy naderhand met hem hadden. By de eerfte ontmoeting , had de Maleijer , die geheel naakt was , verzogt om een paar fcheepsbroeken en een rokje: het welk zy hem gaven, biedende te gelyk aan Raa Kook en paar dergelyke broeken en rokje aan, welk een en ander hy terftond aantrok, zeer in zyn fchik zynde, dat hy nu, even gelyk zyne nieuwe vrienden, gekleed was; en zich zeiven beziende, riep hy uit Raa Kook een Engelschman ! dan het fcheen , dat hy zulks naderhand te warm en te ongemaklyk vond, altans men zag hem federt niet meer met eenige kleedinge, maar toen Kaptein Wilson in 't vervolg aan zyn huis te Pelew kwam , vond hy , dat hy dezelven onder andere dingen , die hy van waarde achtte, bewaarde. Hy bezat zulke eene natuurlyke en onbegrensde nieuwsgierigheit, dat hem niet de minfte omftandigheit ontglipte, maar op alles acht floeg; hy vroeg telkens den uitleg van het geen hy zag en om alles na te doen, wat ons volk deet, en om de redenen en oorzaken te weten van alles dat hy hen zag verrigten, wilde hy overal in mede doen, zelf om den kok het vuur te helpen aanblazen. Ons volk, nu in eene volmaakte goede verftandhouding met dit vriendlyk Opperhoofd geraakt zynde, maakte nu ■ook geen zwarigheit, om, doormiddel van den tolk, met E 2 vry-  3ö BES CHR YVING van b e vrymoedigheit té vragen naar deze en gene dingen, welks hunne nieuwsgierigheit hadden gaande gemaakt. Opgemerkt hebbende, dat hy op het gewrigt van zyn hand een gepolyst been van eenig gedierte by wyze van armring droeg , en gezegt hebbende, dat zyn broeder , die met Matthias Wilson naar Pelew gegaan was, een dergelyk verfierfel had, verlangden zy te weten wat'zulks beduidde: de Maleijer dit aan den Generaal te kennen gevende, deet hy ons volk onderrigten, dat het een blyk was van de grootfte eer, welke de Koning uitdeelde aan zyn eigen geflacht, aan de Officieren van Staat en de Opperbevelhebbers , en dat hy het zelve droeg.in de dubbele hoedanigheit als broeder des Konings en Opperbevelhebber van zyne Krygsmagt zoo te water als te land. Deze nieuwe onderrigting bewoog ons volk om de vriendfehap van dat Opperhoofd des temeer aan te kweken, welke fchoon zoo hoog in rang en waardigheit, egter hun zoo veel toegevendheit toonde, en met de uiterfle beleefdheit liet blyken hce verknogt hy aan hun was. . Den vorigen avond, had de Kaptein Wilson met zyne Officiers etende , hun een voorflag gedaan, welke eerst op dezen dag ter uitvoer gebragt wierd, en dienvo'gens zal het hier de juifte plaats zyn om 'er het verhaal van -te geven. Dees voorflag was op wysheit en voorzigtigheit, gegrond en wierd met zulk een mannelykheit en kloekmoedigheit ter uitvoer gebragt, dat dezelve gelyklyk tot eene groote eer verfbrekte zoo aan den Kaptein en zyne Officiers als aan het volk , 't welk onder hem diende en daarom ook wel waardig is, dat dezelve omftandig word medegedeeld. Daags na het blyven van de Antilope,, was.  PELEW EILANDEN. 37 was de pinnas aan boord gezonden, om alles wat 'er nog uit het fchip te redden was aftehalen ; en dewyl het volk„ dat daar toe gebruikt wierd , eenige uren agter elkander een zwaren arbeid gedaan had, vond de Officier, die het bevel over hen voerde , het geraden hun eenige fterken drank te geven, dan dewyl 'er niets om te eten was, deet de ledigheit van hunne maag, gevoegd by hunne vermoeijenis, den drank zoodanig naar hun hoofd ftygen, dat zy by derzelver terugkomst zeer luidrugtig en onhandelbaar waren, Kaptein Wilson Helde derhalven voor of het niet geraden zoude wezen, om alle de vaten met fterken drank, die nog aan boord van het wrak waren, den bodem in te flaan, dewyl ons volk zich ligtlyk op het onverwagtst in den drank zoude kunnen te buiten gaan en daar door, of onder eikanderen , of met de inboorlingen , in twist geraken: dat 'er aan den anderen kant nog een reden was, voor de algemeene veiligheit van geen minder belang als de vorige, te weten, dat de inboorlingen, die nu alreeds den weg naar het fchip gevonden hadden, den fterken drank mogten ontdekken en door het ryklyk drinken van denzelven , daar zy nimmer te voren geeftige dranken gefmaakt hadden, in woede geraken en daar door aangezet worden om ons volk te beledigen , het welk aanleiding zoude kunnen geven tot een algemeenen twist en tweedragt. Alle de Officiers keurden dien voorflag goed en verzogten den Kaptein Wilson, dat hy, des anderendaags 'smorgens, hun verlangen dienaangaande aan al het fcheepsvolk zoude bekend maken , het welk vervolgens gefchiedde, zoo dra de Bootsman, met zyn fluit, alle handen aan 't werk geroepen had. De Kaptein begon met E 3 hen  3$ B E S C H R Y V I N G VAN DÉ hen te zeggen, dat hy hun iet had vcor te dragen, waar van hunne toekomende welvaart en mooglyk hun toekomend behoud wezenlyk afhing: vervolgens liet hy aan hun oordeel den voorflag over welke hy, des avonds te voren, met zyne Officieren geraadpleegd had en drong denzelven met zeer kragtige redenen aan, als eene poging, welke de hoop om uit hunnen tegenwoordigen toeftand te geraken, hun land en alle, die hun lief en waard waren, eens weder te zullen zien , het allermeest konde verfterr ken; en om hen nog te meer te overreden, voegde hy 'er by, dat met hoe veel weerzin zy zyn voorflag mogten hebben aangehoord, hy zich egter verzekerd hielt, dat 'er geen één onder hen zoude wezen, welke, na eene bedaarde overweging van dien voorflag, dezelve niet als een daad, welke volftrekt noodzaaklyk was , zoude befchouwen. Waarop al het volk, met de grootfte eenparigheit en met luider ftemme, verklaarde, dat fchoon het hun mooglyk nadeel zoude doen , wanneer zy het gebruik van den fierken drank, waaraan zy gewoon waren, eensklaps nalieten, zy egter wel begrepen, dat wanneer zy den vrijen toegang tot dien drank hadden , 'er niet altyd een matig gebruik van denzelven zoude gemaakt worden, en dat zy derhalven als mannen van eer, hunne volkomen toeflemming gaven op des Kapteins voorflag, en gereed waren om zicluerflond naar het fchip te begeven, en alle de vaten met drank aan ftukken te flaan, 't welk dezen dag zeer gemoedelyk wierd ter uitvoer gebragt: alle de vaten wierden den bodem in geflagenen zoo zorgvuldig hielden zy hun woord, dat 'er zelf niet één onder hen was, welke het laatfte vaarwel aan dien drank wilde drinken, In de omftandigheit, in welke zich  PELEW EILANDEN. 39 zich deze arme menfchen bevonden, konde niets anders als een welbeftuurde tugt en eene wezenlyke achting voor hunnen bevelhebber, zulk een moedigheit en ftandvastigheit te weeg brengen, als zy by deze gelegenheit toonden; aan den anderen kant, konde 'er niets meer genoegen aan de Officieren geven en hunne genegenheit voor het volk opwekken als dit vermogen , het welk zy op zich zeiven oeffenden. Want in de daad wat was 'er niet te hopen van zulk eene brave bende volks, welke, door eensgezindheit, toegenegenheit en wcderzydsch vertrouwen, zich had verëenigd tot de uitvoering van een plan, dat tot behoudenis konde ftrekken van hun geheel ! — De Officier, welke het opzigtover de uitvoering van deze daad was opgedragen, des avonds toen het reeds donker was, gelyk te voren gemeld is, met de pinnas terug komende, bragt het berigt hoe getrouwlyk het alles was uitgevoerd, het welk door zyne manfchap bevestigd wierd; en indien 'er nog ietshan bygevoegd worden, ten bewyze van de voldoende manier, op welke zy den hun opgelegden last verrigt hadden, is het dat zy des avonds met elkander fpyzende , 'er geen een onder hen was, die deswegens eenige onvergenoegdheit in zyn gelaat toonde. V. HOOFD-  40 BESCHRYVING van de V. H00FDSTU K. Arra Kooker, 'sKonings broeder, hert terug van Pelew en word kort daar na gevolgd door Matthias Wilson, die een gunjlig verhaal doet van de wyze , op welke hy ontfangen was. — B efchikkingen gemaakt by de'Engelfchen tot het aan/lellen van een Nagtwagt. — De Generaal en Arra Kooker worden daar van onderrigt. — Zy keuren het goed, waar op het terflond ter uitvoer gebragt word. — Iets van het karakter van Arra Kooker. D onderdag den 14. Den volgenden morgen , kwamen 'er twee kanoes aan met Patatten ( *) tot een pap gemengt en eenige kokosnoten, tot een gefchenk voor Kaptein Wil- (*) Patatten, by de Engelfchen Tams genoemd, is (volgens de befchryving van den Heer Valmont de Bom are) een plant, wiet fteel groen en kruipende is en nieuwe haairachtige en melkachtige wortelen uitfchiet: hare bladeren zyn helder groen aan de bovenzyde ea een weinig witachtig aan de onderzyde, en doorgaans, by wyze van eenfpits, hard gevormd, hare bloemen zyn klein, uitwendig groen en inwendig wit ; op deze bloemen volgen vragten, welke kleine zaden bevatten : men bereid 'er brood, ftyfcel en haairpoeder van, ook trekt men 'er een foort van brandewyn uit: de Patatten in water gekookt, of onder de asfche gebraden zynde , hebben een fmaak, welke met die van de kastanjes eenige overeenkomst heefc. Mnteeken\nS van den Vertaler.  PELEW EILANDEN. 4* Wilson. In een van deze vaartuigen, kwam Arra Kooker, 'sKonings broeder, terug met zich brengende een van 'sKonings Zonen. Raa Kook ging terftond zyn neef ontfangen en had het een tyd lang zeer druk met hem. Arra Kooker berigtte zyn broeder, dat'er drie mannen van hun volk geftorven waren, door het drinken van dranken, die zy in de kist van de geneesmiddelen gevonden hadden : de Generaal hernam hierop, dat de Engelfchen hem dat gevolg wel voorfpeld hadden en dat hy blyde was dat zy voor hun flegt gedrag zoo geftraft waren. De boodfchap, die 'sKonings Zoon van zyn Vader bragt, wierd aan den Generaal gedaan en vervolgens door hem, met behulp van den Maleijer, aan ons volk medegedeeld. Zy beftond hier in, dat hy de Engelfchen welkom heette in zyn land , en dat zy volkomen vryheit hadden om op die plaats van het Eiland , daar zy zich bevonden, een fchip te bouwen, of dat zy het konden doen in het Eiland, alwaar hy zyn verblyf hielt, als wanneer zy des te nader on.der zyne befcherming zouden wezen. Dit berigt gegeven hebbende, bragt hy den jongen Prins by al ons volk, wandelde met hem rond, toonde en verklaarde hem alles het geen hy met betrekking tot onze manieren en gewoontens, vernomen had. Zyn neef, die omtrent een eri twintig jaren fcheen te hebben, ftond niet minder verwonderd, overal het geen hy zag, als zyn oom te voren geweest was, en Raa Kook zag met het grootfte vermaak de verwondering, die zyn jonge nabeftaande liet blyken op yder ding, ft welk men onder zyn aandagt bragt. Terwyl de Generaal en de Prins dus bezig waren, vroeg ons volk, met zeer veel angst en bekommering, aan Arra F Koo-  42 BESCHRYVING van de Kooker naar Matthias Wilson, dien hy naar Pelew mede gevoerd had en welken zy nu niet met her» hadden zien terug komen: Arra Kooker verzekerde hun, dat zy hem welhaast zouden wederzien , dewyl hy werklyk op weg was en alleen door den wind opgehouden wierd : hy befchreef hen intusfchen, door teekenen en gebaarden (want hy had een byzonderen flag om iemant na te bootfen) hoe beangst Matthias Wilson te Pelew was geweest, maar trachtte hen te beduiden dat zyn vrees geen den minften grond had gehad : kort daarna hadden zy het genoegen hem behouden te zien terug komen, hebbende hy, zoo als hy hun verhaalde , geen geringen angst uitgeftaan, doch gelyk nu van agteren bleek meer uit een ingebeelde vrees als uit een wezenlyk gevaar. Hy deet een gunftig verflag van het volk van Pelew, als zynde zeer vriendlyk en hem met veel beleefdheit en toegenegenheit behandeld hebbende: — het verhaal, dat hy my zelf daar van gedaan heeft, was als volgt: „ Toen de kanoe, waarin ik my begeven had, digt by „ het Eiland kwam in welk zich de Koning bevond, liep „ 'er eene groote menigte inboorlingen uit hunne huizes, „ om my aan land te zien komen: 'sKonings broeder, die „ my verzelde, nam my by de hand en bragt my van de „ plaats, daar wy aangeland waren, naar de ftad, alwaar „ een mat gefpreid lag over vierkante fteenen , op wel„ ke hy my een teeken gaf, dat ik moest nederzitten.. Ik „ gehoorzaamde en een oogenblik daarna kwam de Ko„ ning ; zyne aankomst my door zyn broeder zynde te „ kennen gegeven, ftond ik op en groette hem naar de „ wys der Oofterfche natiën, door myn hand op myn hoofd  PELEW EILANDEN. 43 „ te leggen en my voorwaarts te buigen, waarop hy egter „ weinig acht floeg. Na deze plegtigheit, bood ik den ,, Koning de gefchenken aan, die myn broeder my had „ mede gegeven en .welke hy op eene gunflige wys ont„ fing.— Vervolgensfprak zyn broeder, Arra Kooker, „ een tyd lang met hem, om hem, zoo het my toefcheen, .„ ons ongeluk te verhalen en ons getal op te geven, waar„ na de Koning de Kandy-fuiker proefde, daar hy fmaak „ in toonde te hebben, en deelde 'er wat van uit aan eeni,, ge van zyne Opperhoofden, waarna hy bevel gaf om het „ alles op te nemen en naar zyn eigen huis te brengen; dit „ verrigt zynde, beval hy, dat 'er eenige ververfchingen „ zouden opgezet worden, beftaande in een kokosnoot, „ gevuld met warm water en zoet gemaakt met fieroop; „ na dat wy hier van gebruikt hadden, belastte hy een kleene jongen , die by hem ftond, op een kokosboom te „ klimmen en eenige verfche noten te plukken, en die ont„ bollterd hebbende, drukte hy 'er de melk uit en gaf die „ aan den kleenen jongen, om ze my aan te bieden, tevens „ wyzende, dat ik ze hem moest terug zenden, als ik het „ uitgedronken had, waarna hy , de noot in twee ftukken „ gebroken hebbende, 'er iets van at en het overige aan my om te eten zond. „ Ik vond my op dien tyd omringd van eene groote me„ nigte volks van beide fexen, terwyl de Koning, zyn „ broeder en de Opperhoofden zeer druk in gefprek wa„ ren, en door dien zy telkens de oogen op my flo.egen, „ onderhielde ik, dat ik het onderwerp van hun gefprek „ was. By toeval ondertusfchen myn hoed afgenomen „ hebbende, fchenen alle, die 'er tegenwoordig waren, F 2 y, daar  U BESCHRYVING van de „ daar over ten uiterfte verwonderd; toen ik dit bemerk„ te, deet ik myn rok los en trok de fchoenen van myra „ voeten, op dat zy zouden zien, dat het geen gedeelte „ van myn lighaam was; dewyl zy, wanneer zy my hec „ eerst zagen , in het begrip gevallen waren , dat myne „ kleederen een gedeelte van myn perfoon uitmaakten, „ dan dus beter onderrigt zynde, kwamen zy naar my toe, „ ftreken my en ftaken hunne handen in myn boezem, om „ myn vel te bevoelen. Dewyl het ondertusfchen donker „ was geworden, begaven zich de Koning, zyn broeder, „ verfcheiden anderen en ik naar een huis, waarin het „ avondmaal was gereed gemaakt, beftaande in gekookte „ Patatten, geplaatst op een tafel die de gedaante van een „ ftoel of zitbank had, met een rand van drie of vier dui„ men hoog: ook wierd 'er op een houten fchotel een „ foort van pudding opgedischt, welke uit fyn geftampte „ Patatten gemaakt was. Zy hadden ook eenige fchelp„ visch, doch ik konde niet duidlyk onderkennen van wat „ foort dezelve was. Na dat wy gegeten hadden, brag„ ten zymynaar een ander huis, niet ver van het eerfte „ af, alwaar ten minften veertig of vyftig, Z00 mans als „ vrouwen, by elkander waren: ik wierd derwaart geleid door een vrouwsperfoon, die my, zoo dra ik het huis „ intrad, door teekens te kennen gaf, dat ik op een mat, „ die op den grond uitgefpreid was, moest gaan zitten of „ liggen. Na dat alle de overigen van het gezelfchap hunne „ nieuwsgiengheit voldaan hadden, door my naauwkeurig „ te bezigtigen, begaven zy zich alle ter rust, terwyl ik „ my zelve op de mat ter neder leide , dekkende my met „ een andere mat, die ik begreep , dat tot die oogmerk „ be-  PELEW EILANDEN. 45 i beftemd was, en rustende met myn hoofd op een houten * blok 't welk by dit volk voor een oorkusfen gebruikt " wierd. Niet kunnende flapen , lag ik zeer ftil, en na " dat ik dus een geruimen tyd gelegen had en alles in dier pen rust was , ftonden 'er agt mannen op, die aan elk V eind van het huis (bet welk niet in kamers verdeeld L maar eene enkele groote woning was) een groot vuur l aanmaakten. Dit bedryf, moet ik bekennen, dat my „ geweldig verfchrikte: ik dagt niet anders, of de inboor„ lingen maakten toeftel om my te braden en dat zy 2ich , alleen met het oogmerk hadden nedergelegd, op dat ik " ook in flaap mogt vallen en zy my dus liggende zouden ■, kunnen afmaken. Schoon ik my nu in zulk een gevaar ' verbeeldde te wezen, waar uit geen mooglykheit was om te kunnen geraken, hervatte ik egter den moed en " my zelve den Opperften Beheerfcher van alles hebbende aanbevolen, verwagtte ik alle oogenblikken myn lot, „ wanneer ik , tot myne groote verwondering, zag, dat „ zy, na zich een wyl tyds gewarmd te hebben, wederom op hunne matten gingen ter wederleggen en ook niet " weder opftonden voor dat het dag was, wanneer ik me" de opftond en uitging, omringd met een groot aantal " mans , vrouwen en kinderen. Het leed niet lang of t 'sKonings broeder kwam by my en bragt my in ver" fcheiden huizen, in welken ik onthaald wierd op patat"„ ten, kokosnoten en zuiker gebak. — Vervolgens by „ den Koning gebragt zynde, gaf ik hem door teekenen te verftaan, dat ik verlangdde om naar myn broeder terug te keeren : hy verftond my volmaakt wel en beduidde " my, insgelyks door teekenen, dat de kanoes niet uit 5 F 3 „ kon-  4ö BESCHRYVINC van de „ konden gaan, om dat het te hard waaide en de zee te „ hoog was: om my het eerfte te verflaan te geven, wees „ hy my naar de takken der boomen en blaasde fterk met „ zyn mond en om my de hoogte van de zee te beduiden, „ voegde hy zyne beide handen te famen , met de palmen „ naar boven, ligtteze toen op en keerdze om, my daar „ door willende te kennen geven, dat de kanoes zouden „ omflaan. — Het overige van den dag, befteedde ik met „ wandelen door het Eiland en om deszelfs voortbrengfelen „ te befchouwen: die ik voornaamlyk vond te beftaan in „ patatten en kokosnoten ; welke eerften zy , met veel „ zorg , in groote plantagien en in een natten en moerasfi„ gen grond, aankweken, even gelyk men de ryst in In„ dien doet. De kokosnoten groeiden zeer digt by hun„ ne huizen, gelyk ook de Betelnoten, welke zy kaaüwen „ als de tabak. " Dit gunftig verhaal van Matthias Wilson en de genadige boodfchap , die de Koning door zyn zoon aan Kaptein Wilson had laten doen, konden niet misfen of moeften ons volk een nieuwen moed inboezemen. Kaptein Wilson kleedde des Konings zoon in een zy-' den rok en een blaauwe lange broek: hy was een ongemeen welgemaakt jongman, doch had zyn neus verloren, of in een gevegt door een fteek met een fpeer, of door een'gevolg van een knoest gezwel, aan welk gebrek de Chirurgyn Sharp naderhand bevond, dat de inboorlingen zeer onderhevig waren. Dien dag wierden voor den middag de twee booten naar het wrak gezonden, doch het onfluimige weêr noodzaakte denftuurman Bakker om met de jol terug te komen: de pin-  PELEW EILANDEN. 47 pinnas kwam eerst des avonds weder, met eenig yzerwerk, een vat ryst en fommige andere noodwendigheden: ons volk bragt tevens berigt, dat 'er wel twintig kanoes omflreeks het fchip kruiften, en dat de inboorlingen zeer te onvreden waren geweest, om dat zy hun eenig yzer en een fabel, die zy uit het fchip geroofd hadden, weder hadden afgenomen. Raa Kook dit vernemende, zond terftond zyn broeder en neef in een kanoe derwaart, en niet voor des nagts terug komende, bragten zy berigt, dat zy hen alle van daar verdreven hadden: zoo verzekerd hielt zich thans ons volk van de vriendfchap en befcherming van Raa Kook, fchoon het maar federt drie dagen kennis met hem gemaakt had, dat zy, afgefcheiden van hunne medemakkers , en op de klippen aan het wrak, zich tegen de inwoners dorften aankantten en hen noodzaken om terug te geven het geen zy genomen hadden. Ons volk intusfchen gewaar wordende , dat het getal der inboorlingen, het welk hen in hun Eiland kwamen bezoeken , fteeds vermeerderde, en nu hun buskruit gedroogd en hun fchietgeweer in orde gebragt hebbende, begon te begrypen, dat derzelver veiligheit vereischte, dat zy eene geregelde nagtwagt aanftelden, welke alle twee uren zoude worden afgelost: dienvolgens wierd het Scheepsvolk verdeeld in vyf wagten, elke wagt hebbende een Officier met het wagtwoord, welke op ydere vyf minuten van de byzondere posten wierd toegeroepen en beantwoord, hebbende altoos negen mannen de wagt. — Deze fchikking dien avond voor het eerst zullende ingevoerd worden, oordeelde het Kaptein Wilson geraden om zyne gasten van dit voornemen kennis te geven, op dat wanneer zy eenige manfchap  43 BESCHRYVING van dé fchap fchielyk onder de wapenen zagen komen, als het tyd was om de anderen aftelosfen, zy 'er geen vrees uit opvatten zouden. Het uur van agt dan bepaald zynde om voor het eerst de wagt uit te zetten, gaf de Kaptein hen alvorens daar van kennis, hen tevens beduidende, dat het eene gewoonte onder de Engelfchen was, wanneer zy in hun land waren, om een nagtwagt te houden ; en dat deze nagtwagt van zeer veel nut zoude wezen, indien de inwoners der andere Eilanden hen eens by nagt zouden willen overvallen. Dit gedaan hebbende, noodigde hen Kaptein Wilson om voor het avondmaal de wagt te zien uitzetten ; zy fchenen uitermaten behagen te hebben in de exercitie, welke ons volk verrigtte voor dat zy naar hunne posten gingen, hebbende yder man een fnaphaan en een patroontas: ook kan men zeggen, dat zy de behandeling van het geweer wel verflonden, dewyl al het volk van de Antelope, federt den tyd dat dit fchip uit Engeland vertrokken was, zich geftadig daar in geoeffend had, zoo dat zy bedreven genoeg waren om 'er mede voor den dag te komen en om op het volk, voor welk zy zich nu vertoonden, door hunne handigheit en vaardigheit, een ontzachlyken indruk te maken : ook kon men zien , dat deze nieuwigheit eene aanmerklyke uitwerking had op de gemoederen van hunre nieuwe vrienden. Aura Kooker, die met de uiterfte oplettendheit had geluifterd naar de verklaring, die men hem van het gebruik onzer geweren gegeven had, (en waar over hy waarfchynlyk met zyn broeder den Generaal was in gefprek geweest) fcheen op dat oogenblik eene zekere invallende gedagte te krygen, roepende tegen Raa Kook En-  P [E L E W EILANDEN. 49 Englees mora Artingal, Pel'le, lew, willende daar mede zeggen, dat de Engelfchen naar Artingal en Pel'le, lew moeften gaan, wyzende tevens noord- en ztiidwaart, telkens roepende Poo, daar mede trachtende na te doen het geluid, dat ons kanon gemaakt had, toen het voor hem afgefchoten wierd. Zy keerden vervolgens naar de tenten, fliepen dien nagt wel en fchenen zeer gerust en vergenoegd. — Zy fpraken met elkander een groot gedeelte van den nagt; en het gebeurde op dien avond was van eene voordeelige uitwerking, nadien zy, van dien tyd af, de Engelfchen fchenen aan te merken als menfchen, die zulke vermogens en bekwaamheden bezaten, van welken zy te voren nooit eenig begrip gehad hadden. Byna foortgelyke denkbeelden hebben alle volkeren getoond, welke afgefcheiden en onbekend waren aan het overig gedeelte van het menschdom, wanneer door eenig toeval of door nieuwsgierigheit, de inwoners der afgelegen deelen van den aardbodem derzelver onbereisde landftreken bezogten : dan de inboorlingen van Pelew, die, voorzoo veel men na gaan kan, geen begrip hadden van eene uitgeftrektheit van den Aardbol verder als hunnen gezigteinder , hadden geene andere denkbeelden als die de natuur hen ingaf: hunne eenvoudigheit was nooit door eenig ander volk verontrust: zy zagen én befchouwden alles wat men hen vertoonde als nuttig: zy vestigden met verbazinge hunne oogen op een volk, het welk, met zoo weinig -moeite, zaken ter uitvoer bragt, die zy nimmer gezien hadden; en by hunne verwondering, voegden zy voor de onzen eene zeer hooge achting als bezitters van zulke bekwaamheden , die zy meenden nooit te kunnen verkrygen, waar G van  50 BES CHRY VING van de van wy, in den loop van dit verhaal, verfcheide zeldzame bewyzen zullen geven. Arra Kooker kon zich geenzins gewennen aan het dragen van een fcheepsbroek , maar had eene groote begeerte opgevat om een wit hemd te hebben; zoo dra men zyn verlangen vernomen had, wierd hem terftond een hemd gegeven , 't welk hy naauwlyks aangetrokken had, of hy begon te dansfen en te fpringen, met zoo veel blyken van vreugde, dat alle, die 'er tegenwoordig waren, zich vermaakten met zyne belachlyke gebaarden en het verfchil tusfchen het linnen en de kleur van zyn huid. Dees Prins fcheen byna veertig jaren oud, was kort van geitel, maarzoo dik en lomp , dat hy zoo breed geleek als hy hoog was: hy bezat een buitengemeen goed humeur en een wonderlyken trek voor boer teryen en klugten, en daar en boven zulk eene levendige en uitdrukkende houding, dat fchoon ons volk op dien tyd nog niets verftond van het geen hy zeide, zy egter uit zyne gebaarden zeer naauwkeurig begrepen wat hy hun wilde te kennen geven. Met oogmerk om hen te vermaken, vroeg hy gedurig aan den een of ander van ons volk naar deze of gene byzonderheit , welke hy had opgemerkt, en dit deet hy met zoo veel aartigheit, dat yder een behagen in zyn poetfen had. Somtyds wilde hy een hoed hebben, en als hy die op zyn hoofd gezet had, deet hy de manier na op welke ons volk marcheerden, wanneer het deszelfs exercitiën deet: hy wist zich altyd te herinneren het geen hy eens gezien had en niets, 't welk de Engelfchen deden, ontfhapte zyn aandagt; kortom hy toonde by alle gelegenheit zyne levendige en aangename manie-ren. Sedert hy voor het eerst de groote Newfoundlandfche hond.  PELEW EILANDEN. 51 hond gezien had, gelyk té voren verhaald is, had hy een groot vermaak in hem gedurig te gaan zien en hem eten te' geven, en de hond, daar door aan hem gewend zynde, toonde in 't vervolg groote blydfchap als hy hem zag aankomen. Toen die hond in Engeland aan boord van de Antelope gebragt was, had men hem den naam van Matroos gegeven, en nu, gemeenzaam met Arra Kooker geworden zynde, deet hy niets anders, wanneer hy hem zag, als blaffen, fpringen en allerlei aartigheden, die hem het volk geleerd had, even als of hy wist, dat hy daar mede zyn nieuwen vriend zoude vermaken , die op een wonderlyke wys het blaffen , fpringen en alle andere teekenen van blydfchap van dit arme dier wist na te bootfen. De Engelfchen zouden, uit het gegeven verhaal van Matthias Wilson en uit de beleefdheit en gedien-ftigheit van de twee Opperhoofden, die nu federt eenige dagen hunne gasten geweest waren, gevoegd by de zekerheit, dat zy weder konden vertrekken wanneer het hun behaagde , in gelukkiger oogenblikken , meer vermaak genoten hebben in het gezelfchap van hunne nieuwe vrienden , dan de twyffeling of zy uit het wrak van 't fchip behoeften genoeg zouden kunnen halen om een ander te bouwen , en de onzeker heit of zy immer hun land en vrienden zouden wederzien deden hun gebukt gaan onder het gewigt dezer bekommeringen en dikwils het hart van droefheit breken, maar de voorzigtigheit en flandvastigheit, gevoegd by het geen zy aan hunne herbergzame befchermers verfchuldigdi waren, noodzaakten hen om hunne natuurlyke aandoeningen te verbergen door de vertooning van eene weltevredenheid G 2 VI. HOOFD-  Sa BESCHRTVING van dj VI. HOOFDSTUK. De Koning van Pelew legt zyn eerfte bezoek by de Engelfchen af. — Zyne aankomst en de plegtigheit, met welke hy ontfangen wierd, befchreven : waarna hy, door zyne twee broeders en Kaptein Wilson, word geleid rond de plaats, daar zy hunne tegenwoordige woning hadden opgerigt en alles aangewezen 't geen zyne nieuwsgierigheit opwekte. — Na een verblyfvan eenige men, vertrekt hy weder, met zyn Hofgezin , naar het binnenfle gedeelte van het Eiland, zeer vergenoegd zynde over de wyze op welke hy ontfangen was. "Wrydag den 15. Met het aanbreken van den dag, vertrok 'sKonings zoon, verzeld door een zyner oomen' met hunne kanoe naar het fchip; ook ging de Huurman Bar- ker, met de jol, mede derwaart, doch de pinnas, eenige vermaking noodig hebbende, kon niet voor een uur daarna afvaren; beiden kwamen zy tegen den middag-terug, eenige ryst en andere goederen medebrengende en maakten zich gereed om andermaal daar heen te varen,, wanneer men een groot aantal kanoes de haven zag naderen en ons volk onderngt wierd, dat de Koning aankwam. — Kort daarna zag men verfcheiden kanoes den hoek, aan den ingang van de haven, om. komen, en terwyl de kanoe, in welke zich ' ' de  PELEW EILANDEN. 53 de Koning bevond , ftil hielt, gaf hy order aan eenige andere kanoes, (die gewapend waren en de agterhoede van deze vloot uitmaakten) om naar het agterfte gedeelte va» het Eiland te varen. - De kanoe des Konings kwam vervolgens voorwaart, tusfchen vier anderen, twee aan elke zyde; waar van de roeijers het water door hunne riemen, op de allerhandigfte wys over hunne hoofden wisten heen te flaan: en zoo dra de Koning voorby was, volgden hem de eerfte kanoes, die aangekomen waren, tot in de kreek, terwyl zy lustig op hunne hoorns bliezen. Toen hy zoo digt gekomen was als het getyde toeliet, kwam men den Kaptein Wilson aanzeggen, dat hy uit moest komen, om den Koning te ontmoetten, waarop twee mannen van zyn eigen volk hem op de armen namen en door de ondiepte droegen naar de kanoe , in welke de Koning op een foort van toneel gezeten was. Hy begeerde dat Kaptein Wilson in zyn kanoe zoude komen, die zulks deet en hem omhelsd hebbende, door de tolken te kennen gaf, dat hy en zyne vrienden Engelfchen waren, welke ongelukkig hun fchip verloren doch hun leven behouden hadden door op zyn grondgebied aan te landen , verzoekende zyne toeftemming om een ander fchip te mogen bouwen, ten einde daar mede naar hun eigen land terug te keeren. Na zich een weinig bedagt en met een Opperhoofd in de kanoe naast de zyne (welke wy naderhand vernamen dat zyn Eerste Minister was) gefproken te hebben, antwoordde hy zeer hof lyk , dat hy welkoom was en op de plaats, daar hy zich bevond, of anders in zyn Eiland vryheit had te bouwen , vervolgens zeide hy tegen Kaptein Wilson, dat het Eiland, op .welk hy zich had nederge- G 3, zet*  54 BESCHRY VING van de zet, zeer ongezond was en dat hy vreesde, dat zyn volk ziek zoude worden, indien het daar bleef tot dat 'er een andere wind waaide, het welk nog wel twee maanden lyden zoude; dat hy ook gevaar liep om aangerand te worden door de inwoners der naburige Eilanden, met wien hy in oorlog was. Kaptein Wilson betuigde zyne erkentenis vóór de toegevendheit, de zorg en de goedheit, welke de Koning jegens hem en zyn volk getoond had: hem te gelyk onderrigtende, dat dewyl het Eiland, op welk zy nu hun verblyf hadden , veel nader by het wrak was, waar uit by reeds verfcheiden noodwendigheden aan land gebragt had en nog meerder hoopte te bergen, het hem meer tyd zoude kosten als hy verder af was, en hy dienvolgens, met zyne toeftemming, hever verkoos te blyven daar hy zich nu bevond en dat zyn volk voor geene vyanden zouden vreezen de' wylzy zyne befcherming en vriendfchap genoten; — dat hy een perfoon by zich had, die zeer kundig was in het genezen der ziektens, en dat hy dus deswegens niet ongerust was, maar dat indien 'er eenigen van zyn volk % durende hun verblyf aldaar, ziek mogten worden hy dan gebruik zoude maken van zyne goedheit en hen tot hunne herftellmg naar de gezonder lugt in zyn Eiland zendenwelk antwoord den Koning feheen te behagen en waar me" de hy zeer voldaan was. Kaptein Wilson deet hem vervolgens een gefchenk van een fcharlaken rok, en na nog' een wyl tyds met hem gefproken te hebben, gaf hy te kennen, dat hy aan land wilde gaan, waarop die twee mannen den Kaptein, gelyk te voren , weder op namen en naar land droegen, doch de Koning flapte uit zyn kanoe en ging door het water heen. De    PELEW EILANDEN. SS Dé Koning was volftrekt naakt en had zelf geen ftuk been aan zyne handen of eenig ander verflerfel van onderleid- hy droeg een byl op zyn fchouder, welker lemmet van yzer was, het geen ons volk zeer vervvonoerde, om dat alle de andere bylen , welke zy gezien hadden , van visch.raten gemaakt waren: deze byl maakte een fcherpen hoek zoo dat dezelve, wanneer hy die op zyn fcnouder had ' van voren en van agteren digt tegen zyn hgnaam floot en niet nodig had, wanneer hy wandelde, of andere beweging deet , door eenig bindfel vast gemaakt te worden De Koning, aanland komende, keek met die zelfde anestvalligheit rond , welke zyne broeders, en zy , die thans by hem waren, getoond hadden , Vanneer zy ons V0lk het eerfte bezoek gaven. Raa Kook ging hem aan ftrand te gemoet en dewyl hy weigerde in de tenten te gaan, fpreidden de Engelfchen een zeil voor hem mt om 'er op te zitten, het geen hy deet en duidlyk toonde, dat hy het als eenbewys van achting aanmerkte, de Eerste Minister plaatfte zich tegen over hem op het eind van t zeil terwyl zyne twee broeders Raa Kook en Arra Kook zich ter wederszyde insgelyks aan de kanten van het zeil ter neder zetten, makende dus te famen een vierkant uit De voornaamfte Opperhoofden en Officieren van ftaat die hem verzelden, plaatften zich agter hen en agter deze Opperhoofden alle de anderen , welke, ten getale van driehonderd, zyn gevolg uitmaakten, zittende alle m een kring , doch in eene houding , die hunne gereedheit aanduidde, om op eene oogenblik te kunnen opryzen. — lerftond wierd 'er Thée gezet en hem een kop aangeboden, die hy uitdronk, doch welke hem niet fcheen te fmakem  Se „ Pelew aan, alwaar zy dien zelfden avond ten zeven „ uren aanlandden. Hier wierden zy insgelyks door de n vrouwen ontfangen, die hun, in uitgeholde kokosnoten, „ een zoeten drank voorzetten. By het aan land treden, » ,osten de Engelfchen hun geweer en gaven drie hoezee's „ het welk den Koning ongemeen behaagde. Ons volk „ bleef daar dien nagt en men verzogt hen , dat zy 'er „ ook den volgenden dag zouden vertoeven en dan des anderendaags naar het Eiland konden terug keeren. Den „ volgenden morgen, hoorden zy in de ftad niét anders als „ allerlei teekenen van vreugde en de ganfchen dag wierd „ met zingen, dansfen en andere blydfchaps teeltenen door „ gebragt. „ Voor dat ons volk vertrok, bragt de Koning hen in zyn „ huis, onthaalde hen op eenig gekookt gevogelte, be„ tuigde zyn groot genoegen over hun gehouden gedrag ,, en beloofde een goed deel patatten naar hun Eiland te „ zullen zenden, maar vroeg hun gelyktydig, of zy dag„ ten, dat Kaptein Wilson hem nog wel eens tien man„ nen zoude willen by zetten om tegen hetzelfde' volk te „ gebruiken , dewyl hy voornemens was eene dergelyke „ onderneming tegen een ander Eiland te doen ; dan He „ Stuurman Cumming, het antwoord op deze vraag wil- lende ontwyken, zeide dat hy niets mogt doen buiten „ de order van zyn Kaptein. Na het ontbyt, ging de „ Koning met de Engelfchen naar het ftrand , alwaar hy „ een zeer vriendlyk affcheid van hen nam,, en hen twee „ kanoes mede gaf, geladen met patatten voor hunne ove. „ rige landslieden. Zy kwamen vervolgens aan het kleene „ Eiland, daar zy het eerst aangeland waren en wandelden „ het  PELEW EILANDEN. pï „ het door met den Generaal, die hen verzelde en die be" vel gegeven had, dat de kanoes inmiddels naar de an• dere zyde varen zouden. Hier bragt hy hen in dc hui" zen, in welken zy den eerften nagt hun verblyf gehou„ den hadden en wierden door hunne oude vrienden met „ geen minder genegenheit als de vorige reis ontfangen; „ eene menigte volks van beide de fexen omringde hen en " gaf hun door teekenen derzelver blydfchap over de ne" derlaag van 'sKonings vyanden te kennen. Hier den , nagt hebbende doorgebragt, kwamen zy des morgens , \, na een reis van vyf uren, tot wederzydsch genoegen, „ by hunne fcheepsmakkers terug. " De Arrack, welke, gedurende de afwezigheit onzer landslieden, in het fchip gevonden was, wierd hun, by derzelver wederkomst , uitgedeeld , naar gelang van het aandeel, dat een elk, in hun afzyn, 'er van genoten had, en ditby elkander gebragt hebbende, noodigden zy, de» avonds , daar op hunne medemakkers en maakten daar van en van de patatten en kokosnoten , welke zy mede gebragt hadden, onder eikanderen een vrolyken avond. Dingsdag den 26. Met het aanbreken van den dag, riep de bootsman, op de gewone wys met zyn fluit, alle man te werk, en zy, die ten Oorlog geweest waren, hun geweer aan den konftapel terug gegeven hebbende, voegden zich gewillig aan de onderlinge fchikking, die in hunne afwezigheit gemaakt was en ondernamen yder zyn byzonderen taak. Raa Kook den avond ten voren aan Kaptein Wilson te kennen gegeven hebbende, dat zyn broeder Abba Thull* hem, voor de Engelfchen, gegeven had het M 2 Ei-  92 BESCHRYVING van m Eiland, waar op zy zich tegenwoordig bevonden en welkers naam zy nog nimmer geweten hadden, maar die zy nu verftonden dat Oroolong was, zoo deet Kaptein Wilson dien morgen, na het ontbyt, tot een blyk dat zy s Konings gift aannamen, de Britfche vlag ophysfen en drie vollen fchoten uit het klein geweer doen, ten teeken van deszelfs in bezitneming door de Engelfchen. Ons volk had reeds, by deszelfs wederkomst van Pelew verteld dat de inboorlingen het Eiland 't Engelfche of het Engehchmam Eiland noemden; ook had de Koning zyn broeder afgezonden om Kaptein Wilson van deze gift kennis te geven en hem tevens te noodigen naar Pelew te komen: dan des Kapteins tegenwoordigheit te Oroolong thans zeer noodig zynde , verontfchuldigde hy zich daar van voor ditmaal en zond den Heer Beng er, welke Opperftuurman van de Antelope geweest was, zyn broeder Matthias Wilson met den Tolk Thomas Rose en een der Chineefen, derwaart, om den Koning te begroeten wegens zyne behaalde overwinning en hem ter dezer gelegen heit yan zyne achting en die van alle zyne landslieden te verzekeren, wordende daar heen verzeld door den Generaal Raa Kook. De reden, waarom Kaptein Wilson een der Chtneefen mede derwaart zond, was om dat hy eens naauwkeung zoude opnemen de voortbrengfels van het land en onderzoeken of 'er eetbare groentens te vinden waren welke door de inboorlingen over het hoofd gezien of ver' waarloost wierden, vooral belaste hy hem om met alle op" kttendheit te onderzoeken of men te Pelew geen planten had, die gelyk waren aan die van zyn land ; want het is bekend, dat de Chineefen taamlyke kruidkenners zyn en meest  PELEW EILANDEN. 93 meest van groentens leven, zoo dat een Chinees op een land komende daar gewasfen Maan 'er aanftonds die uit zal vinden , welke tot fpyzen kunnen dienen: de waarheit hier van'had Kaptein Wilson dikwils ondervonden ra de herhaalde reizen, welke hy op China gedaan had en uit het algemeen karakter van die Natie. Dien namiddag, begaf zich de Kaptein, na dat hy den arbeid aan het fchip bezigtigd had, in de jol en voer daar mede rondom zyn nieuw Eiland, teneinde de ftranden en deszelfs uiterlyke vertooning te bezigtigen. Hy vond aan de Zuidzydeeene genoegzaam regtflandige rots, overdekt met boomen, onder welke hy in grooten overvloed zag de Dadelboom, doch by welken men te water niet konde komen. — Aan de Westzyde zag hy een zeer fchoone zandbank en eenige hooge gronden tusfchen de zee en het gebergte. — Dit was de plaats van de Wel, waar uit ons volk hun water haalde; en hier vond men zeer veel teekenen van oude beplantingen, waar uit genoegzaam op te maken was, dat dit Eiland voorheen moet bewoond geweest zyn. — Het Noordlyk gedeelte was een fteile rots bezet met boomen; langs dezelven heen varende, wierd men, by ydere verheffing van den wind, uit dezelven een aangenamen en v.rkwiklyken reuk gewaar. Aan de Oostzyde, was de baai en haven, liggende Oost en West: men bevond dat het geheele Eiland niet boven de drie mylen omtrek had. Van de koraal bank komende, vaart men regt uit door eene kleene opening, welke het Eiland Oroolong fcheid van een ander onbewoond Eiland aan de Oostzyde: om de baai in te komen, heeft men een ftyven Westen ' J4 3 wind  94 BESCHRYV I-N G van de wind noodig , maar eer men in dezelve komt is een Zuidlyke wind zeer dienftig. Wtensdag den 27. Dewyl het dezen morgen zeer fchoon weêr was, wierd de jol naar de waterplaats gezonden, om kniè'n en krommers voor het fchip te hakken en langs de kust te visfen, doch konden geen visch vangen: ook wierden 'er eenigen van het volk uitgezonden om dadels te plukken, het welk hun gelukten; zy aten dezelven dien avond en vonden ze zeer goed van fmaak. Zy , die het hout aan de waterplaats gehakt hadden, verkozen, in plaats van met hunne makkers in de jol terug te keeren , den weg over knd te nemen, doch de avond reeds te ver gevallen zynde , geraakten zy in het uiterfte levensgevaar. — De jol, by de tenten terug komende toen het reeds donker was, bragt berigt, dat de manfchap (die den weg over land genomen had) lang voor haar vertrokken was, dan dewyl men nog niets van hen vernomen had en het reeds laat was, had men voor hen niet weinig ongerustheit; men zond derhalven eenig volk uit met lantaarns om hen te zoeken, en hen van tyd tot tyd toe te roepen. — De landreizigers het luidrugtig halloo hoorende fchreeuwen en de lichten, die hunne makkers by zich hadden, ontdekkende hielden zieh zeer voorzichtig ftil en dit was in de daad* voor hun gelukkig, want toen hunne medemakkers by hen kwamen, vonden zy hen digt by een yslyke diepte, waar in zy ongetwijffeld zouden ter nedergeftort zyn, indien zy nog maar weinig treden verder gegaan waren: terug gekeerd zynde, waren zy alle zeer blyde zulk een groot gevaar ontkomen te wezen. - Dien avond, kwam Arra Koo-  PELEW EILANDEN. 95 Kooker by ons volk, en bragt den nagt by hen door; vermakende hen alle door de klugtige wyze op welke hy, met allerlei gebaarden, eene befchryving gaf van het gevegt en met welken fchrik hunne vyanden waren bevangen geworden, toen zy het fchieten der Engelfchen hoorden. Donderdag den 28. De pinnas wierd dezen dag weder- . om naar het wrak gezonden, om te zien of'er nog het een of ander te vinden was, dat van nut en dienst zoude kunnen wezen. Kaptein Wilson begaf zich naar den top van den berg, die het digtst by de tenten was, en deet aldaar den grond zuiveren, om die plaats tot een uitkyk of obfervatorium te gebruiken, en van daar na te fpeuren, of by ook een doortogt voor het fchip over de banken zoude kunnen ontdekken, en na eene naauwkeurige befchouwmg, meende hy, regt uit aan de Westkant van het Eiland , een plaats gezien te hebben door welken het fchip waarfchynlyk zoude kunnen doorkomen. Het had tot hier toe onder ons volk eene grote zwarigheit geweest of 'er voor een fchip van die grootte , als zy nu bouwden (fchoon het niet grooter was aangelegd als voHlrekt noodzaaklyk was om hunne perfonen en noodwendigheden naar eene der havens van China over te brengen) wel eene bekwame plaats zoude te vinden zyn om het over de banken in zee te brengen. Arra Kooker vertrok dien dag van het Eiland' men zette weder twee rondhouten aan het fchip en de Chineefen befteedden den tyd met het wasfchen van het weinige linnen, dat men geborgen had. Vrydag den 29. Het weêr was dezen dag zeer betrokken en 'er kwamen geen kanoes aan het Eiland. De boots. man maakte, uit de ftukken van zeilen, die men van het wrak  96 BESCHR Y VING vak de wrak gehaald had, een groot zeil voor het fchip : de jol deet dien dag drie togten om hout, 't welk aan het agterfte gedeelte van het Eiland gehakt was en gereed lag, zoo dat het geraaklyk konde vervoerd worden. Men merkte op dat de zee by den hoogften vloed omtrent negen voeten rees en dat het om negen uren hoog water was, by eene volle of nieuwe maan. Omtrent vier uren, nadenmiddag, kwamen de ftuurman Benger, Matthias Wilson en de Chinees in een kanoe terug , en kort daarna volgde Raa Kook, met den tolk, in eene andere. De Heer Benger verhaalde, dat zy door den Koning en zyn volk op de al lervriendelykfte wys en met de grootfte herbergzaamheit ontfangen en behandeld waren; dat zy, by aanhoudendheit met grooten lof fpraken van de bekwaamheit en het vermogen der Engelfchen , aan welken zy den goeden uitflag van het laatfte gevegt alleenlyk toefchreven , herhalende telkens, by hunne dansferyen en openbare vreugde bedryven, die noch aanhielden, in hunne gezangen het woord Engelfchen; en dat zy nu voornemens waren nog eene an dereen veel gewigtiger onderneming te doen, waar toezv ook de hulp en byftand der Engelfchen zouden verzoeken De Heer Benger verhaalde voorts, dat hunne huizen taamlyk goed waren, zynde rondom dezelven patatten en kokesnoten geplant; dat het land ryk en vrugtbaar fcheen maar dat zy noch vee noch koorn hadden en dat hy geene andere vrugten of voortbrengfels van eenig nut of waarde gevonden had. De Chinees voegde daar nog by dat het eene zeer arme plaats en een zeer arm volk was; dat zy «eene kleederen, geen ryst en geen varkens hadden, maar alleenlyk patatten, kleine visfehen en kokosnoten; dat'er niets by hun te han-  PELEW EILANDEN. 97 handelen en weinig te eten was. De befchryving van dezen knaap, die ik hier met zyn eigen woorden opgeef, toont klaar genoeg, dat hy het menschdom met het zelfde oog befchouwde als de Hollanders, en alleenlyk maar berekende of 'er wat van hun te trekken was. (*) — Dan het hart van een oordeelkundig lezer gaat verder, hy befchouwd de verfpreiding der menfchelyke geflachten door de weereld, als <*) Dit vinnig verwyt, het welk de Schryver hier in 't voorbygaan aan de Hollanders geeft , zullen mooglyk alle lezers niet even eens begrypen : maar men moet opmerken, dat buiten 'slands en vooral by de Engelfchen het daar voor gehouden word, dat de winzugt een wezenlyk gedeelte is van het karakter onzer Hollandfche Natie; zoo dat men elkander diets maakt, dat een Hollander niets doet of onderneemt, als daar hy winst van trekken kan: „ Dewyl geene ftervelingen, (zegt „ een Engelsch Schryver van de Hollanders fprekende) meer verzot „ zyn op de grootheit en gewigügheit, die op de bezitting der ryk„ dommen gevestigd is , dan de Hollanders , zoo gaan hen ook geene „ volkeren te boven in de vurigheit hunner pogingen om dezelven te „ verkrygen , en wat 'er ook waar mag zyn van hunnen zwaarmoe, digen aart in andere zaken , zoo behoeven zy in hunne levendigheit "„ en drift, in het najagen van geld, voor geene der allervlugfte Natiën l, onder te doen. ; Deze gretigheit, veel. minder naar winst zelve „ dan naar de grootheit en aangelegenheit, die dezelve fchenkt, maakt „ het wezenlyk aangeboren karakter der Hollanders uit." In dit begrip ftaat niet alleen het gemeene volk , maar zelf de kundigfte en geleerdften, die beter konden en behoorden te weten en die. het zich moeften fchamen de gemeene volksdwalingen na te fchryven en te bevestigen. Tegen eene dergelyke haatlyke befchryving van hec karakter der Hollandfche Natie, door de Schryvers van de Mgemeene Hedendaagfche Hiferie, heeft de Heer Engelberts, eenige jaren geleden , onze Natie mannelyk en bondig verdedigd: en wat de befchnldiging van onzen Schryver belangt als of de Hollanders het menschdom alleenlyk befchouwden voor zoo ver zy 'er eenig voordeel van jNf kon-  95 B E S C H RYVING van de als blykbare bewyzeneener Voorzienigheit, die allé dingen mee eene onbegrensde wysheit befluurd. — Hy merkt op hoe dezelve met eene gelyke fchaal hare zegeningen onder de kinderen der menfehen uitdeeld en hy acht de menfehelyke natuur, in welken flaat ze ook wezen mag, wanneer dezelve met eene deugdzame eenvoudigheit bekleed is, voor eene der edellle voorwerpen zyner befpiegeling. konden trekken, is niets onwaaragtiger als deze befchuldiging: indien zy uit dat oogpunt het menschdom befchouwen, doen zy het als Kooplieden, maar als Christenen toonen zy zich niet alleen menschlievend en mildadig omtrent hunne eigen landgenooten , „maar (om de woor„ den van den Eerwaardigen Engelberts te gebruiken) hunne lief- dadigheit en mededeelzaamheit ftrekt zich ook tot buiten hunne „ grenzen uit , in welken voor allen en allerlei foort van armen en „ elendigen behoorlyk zorg gedragen word ; zoo dat de onderdrukte „ Kerken in Europa 'er de verkwiklyke blyken van genieten : ja dit „ weereldgedeelte zelve is te bekrompen voor de liefderijke harten en „ handen der Hollanderen, wier invloed zich uitftrekt tot in Penfyl- vanien (eene volkplanting voorheen den Engelfchen toebehoorende) „ alwaar de Kerken en Scholen jaarlyks van hun een aanzienlyken on„ derftand genieten. " Een geboren Hollander kan derhalven niet zonder wrevel lezen, dat «en Engelschman en vooral zulk een kundig en geleerd man als de Heer Keate fchryft, dat een Hollander het menschdom alleenlyk befchouwd uit het oogpunt van het voordeel dat hy 'er van trekkers Jtan. De Vertaler, X. HOOFD-  PELEW EILANDEN. 99 X. HOOFDSTUK. Men ontdekf een doortogt dm de Kor aal-B'anken, door welken hetjchip, afgemaakt zynde, zoude kunnen uiigebragt wor■ den.—Kaptein Wilson, Sharp, Devis « Hlhry Wilson gaan naar Pelew, om den Koning te bezoeken. — Verhaal van de vriendlyke wyze op welke zy aldaar ontfangen wierden. — Befchryving van eenige gewoontens der Inboorlingen en derzelver levenswys.— De Chirurgyn Sharp word verzogt landwaart in te gaan, om een ziek kmd van een der Rupacks te bezoeken, het welk hy doet; zyne wederkomst te Pelew. j§fltt „lew, in verfcheiden kleene Eilanden aan land, welke „ wy naderhand verftonden, dat hem onderhoorig of zy„ ne bondgenooten waren; toonende overal de doode lig„ hamen van zyne gevangenen. In alle deze plaatfen, was „ het volk uitermaten verheugd, over: de behaalde over„ winning, brengende zoeten drank en andere ververfchin„ gen aan. Wy konden niet te weten komen hoe groot „ het'  pelew Eilanden. i43 ,i het verlies der vyanden was, fchoon het zeker aanmerk„ lyk moet geweest zyn. Niet een enkel perfoon.van 's „ Koning volk was 'er gedood en maar zeer weinigen „ gekwetst. Het was reeds donker eer wy Pelew bereikten, en zoo dra wy die plaats naderden, wierd 'er op den hoorn i, geblazen , om 's Konings aankomst bekend te maken. „ Toen wy aan land traden, flond 'er op de werf, waar „ van wy vertrokken waren eene groote menigte volks , „ bereid om ons te ontfangen , medegebragt hebbende ), eene groote hoeveelheit van ververfchingen. Hier gin,, gen wy alle te famen aan land (zynde onze vloot „ onder weg voor het grootfle gedeelte verminderd, „ door hen, die zich, in het voorby varen , naar j, hunne huizen begeven hadden) en begaven ons naar ,, Pelew, alwaar de ganfche nagt met zingen en dans,, fen wierd doorgebragt ,• fchryvende de inboorlingen den ,, goeden uitflag van het gevegt aan ons volk toe, althans „ men hoorde hen dikwils , in hunne gezangen , het „ woord Engelfchen herhalen. Zy fielden de doode ligha„ men der gevangenen verfcheiden dagen ten toon, zoo ,, lang tot dat zy geweldig begonnen te flinken, wanneer ',, zy begraven of in zee geworpen wierden. " Dit zyn de byzonderheden van het tweede gevegt op 'Artingall, zoo als het door Matthias Wilson 'opgefleld, en door aMen, welke dien togt hebben bygewoond, bevestigd geworden is. By de terugkomst van ■onsvoïk, bragtten zy berigt, dat Abba Thulle voornemens was den Engelfchen, binnen een dag vier of vyf, -een bezoek te komen geven. Uit de waarneminge van ons  144 BESCHRYVING van de ons volk, bleek het, dat Artingall het grootfle van deze Eilanden was. Dingsdag den i<5. Na het ontbyt, wierd dien morgen de pinnas naar het wrak gezonden, om te zien of'er nog eenige bouwfloffen uit te halen waren, en keerde na den middag terug, medebrengende een goed deel planken, eenige oly, fpykers en andere dingen van het uiterfle nut tot den bouw van hun fchip. Woensdag den 17. Aangezet door den goeden uitflag van den vorigen dag, ging de pinnas wederom naar het wrak, en bragt nog een groot deel goederen van dezelfde foort terug. Donderdag den 18. Na een flormachtigen nagt, was het weêr zoo flegt, dat 'er niet konde gewerkt worden voor na den middag, wanneer de lugt opklaarde en alle man aan 't fchip ten arbeid ging. Vrydag den 19. Wierd de pinnas uitgezonden om het gehakte hout af te halen, waar van men nu genoegzaam voorzien was, zynde het geraamte van het fchip byna voltooid: men maakte ook dien dag een foort van oven gereed, om de planken te heeten en te doen krom .trekken. Saturdag den 10. Was alle man bezig met het hout klaar te maken en de eerfte plank aan het fchip te flaan. ïn het wrak wierden nog eenige goederen gevonden en benevens vyf zakken ryst aan boord gebragt. Zondag den 21. Dees dag, wier den 'er drie planken aan het fchip gewerkt, en de booten bragten vyftien zakken ryst uit het wrak, welke hun zeer wel te pas kwam, want  PELEW EILANDEN. 145 want fchoon ons volk thans daaglyks zwaar moest werken, was hun onderhoud zeer gering. ■ Deze ryst was grootlyks befchadigd door het lang wreeken in het zeewater, zoo dat dezelve niet tot bloem konde gemaakt maar als pap moest gegeten worden: doch honger'en gebrek geven dikwils een fmaak aan fpyzen, die men in gelukkiger omftandigheden, zelf by den grootften eetlust, met afkeer zoude aanzien. x>ixxxx>j>o c*>c>*»<^^ XIV. HOOFDSTUK. Verderen voortgang van den aanbouw van het fchip en andere voorvallen. — Raa Kook komt van Pelew, met verzoek om meerder manfchap en eene Draaibas, om den Koning in eene groote onderneming by te ftaan. — Na eenige onderhandelingen tusfclien Kaptein Wilson dien Generaal, word het verzoek bewilligd en de toegeftane manfchap keert met Raa Kook terug. — De Chirurgyn Shaep gaat eenige dagen daarna, naar Pelew, om den zoon van den Generaal, die in het tweede gevegt was gekwetst geworden, te bezoeken. — Hy komt aldaar aan even na dat zyne landslieden van de groote onderneming waren terug gekomen en waar in de jongeling, om welken te bezoeken hy derwaart gegaan was, het leven gelaten had. — Hyverzeldt Raa Kook by de lykftaatfie van zyn zoon, van welke eene befchryving gegeven word. "^f^aandag den s2. Het was een grooten troost voor onze landslieden, dat de Antelope niet in ftukken ge-  i4ö BESCHRYVING van de flagen was, dewyl zy daar door gelegenheit hadden, zich nog van zeer veel dingen , die voor hun van 't grootfle belang waren, te voorzien. Thomas Rose, welke, na het gevegt, op verzoek van den Koning, by hem gebleven was, om hem nog eenige nadere onderrigting, betreklyk de Engelfchen, te geven als hy tot hier toe bekomen had, kwam dien namiddag van Pelew terug, met een gefchenk van Abba Thulle, beftaande in eene groote hoeveelheit patatten en een pot met fyroop, tevens doorhem gelast zynde, om aan Kaptein Wilson en zyne Officieren te zeggen, dat zy het niet kwalyk moeflen nemen ,; dat hy hun zyn voorgenomen bezoek nog, niet gegeven had, voor reden daar van gevende, dat hy genoodzaakt was geweest te Pelew te blyven, uit hoofde van het groot aantal volks, dat uit de andere Eilanden gekomen was om hem over zyne behaalde overwinning te begroeten, en dat indien hy gekomen was, zy hem alle zouden gevolgd hebben, dewyl zeer vele van hun derzelver verlangen hadden te kennen gegeven, om hem te verzeilen , ten einde de Engelfchen te zien, doch dat hy hen daar van had afgehouden, door hun onder 't oog te brengen, dat het Eiland zeer kleen en. 'er voor zulk een groot aantal menfchen geen water genoeg te krygen was en daarom hun bezoek den Engelfchen waarfchynlyk groote ongelegenheit zoude veroorzaken. In deze zoowel als in alle andere gelegenheden, toonde de Koning dus eene byzondere oplettendheit omtrent ons volk: zyne bedagtzaamheit en gulhartigheit fchenen elkander te evenaren. Hy had buiten twyffel opgemerkt, dat de nieuwsgierigheit van zyn gevolg, by zyn verblyf te Oroo-  PELEW EILANDEN. 147 Oroolong, onvermydlyk den arbeid van ons volk gehinderd had, en voorzag ligtlyk, dat de groote toevloed van zoo veel vreemdelingen hen nog veel meer belemmeren zoude ; en dewyl het oogmerk van de komst dier vreemdelingen voor dien tyd alleenlyk was , om hun hot by hem te maken, zoo ontging hy, door zelf by hen te Pelew te blyven, alle verdere aanzoek van dien kant: ■dan terwyl hy dit deet, met oogmerk om de Engelfchen dienst te doen, maakte het hem verlegen, dat hy hen niet zoo fchielyk was komen bedanken voor hunnen laatften dienst, als hy beloofd had, vreezende, dat zy het mogten toefehryven aan de vergetenheit van die verpligting, welke hy zelf gevoelde aan hun te hebben. De pinnas wierd dien dag weder naar het wrak gezonden, en kwam des avonds terug met nog zestien zakken ryst, doch tevens met het berigt , dat de Koning zyne kanoes derwaart gezonden hebbende, dezelven een zesponder hadden medegenomen. Dingsdag den 23. Des morgens van dezen dag, had men een hevigen ftorm uit het Noorden, verzeld met zwaren •regen en fterke blikfem uit het Ooften. Woensdag den 24. De beplanking van het fchip wierd nu met allen yver voorgezet. Dees dag, wierden 'er zeer veelfpykers en eenige bladen koper uit het wrak gehaald; men was eerst voornemens om daar mede den bodem van het fchip, dat niet boven een zesde gedeelte van de Antelope groot was, te bekleedden, doch zy moeflen daar van afzien uit gebrek aan koperen fpykers. Dien dag wierden 'er geene kanoes aan boord van het wrak gezien: ook 'ftond 'er eene fterke branding op de banken. T 2 Don-  148 BESCHRYVING van d-e Donderdag den 25. Dien dag viel 'er niets byzonders voor , weshalven de arbeid aan het fehip zonder hinder wierd doorgezet. Vrydag den 26. De jol op de vischvangst uitgezonden zynde, kwam ledig terug: het was zonderling, dat dit hun altoos gebeurde, het zy dat ons volk de regte plaats, niet •wist om te visfen, of dat het hun aan het eigenaartige lokaas ontbrak: althans hunne pogingen waren telkens vrugteloos. Saturdag den 27. Dien dag , kwam 'er maar eene kanoe aan het Eiland , en bragt patatten en kokosnoten; ook wierd 'er nog meer koper en eene groote hoeveelheit fpykers uit het wrak gehaald. Zondag den 28. Raa Kook kwam dien avond te Oroolong, verzeld door twee vreemdelingen van rang, welke men naderhand vernam , dat twee Opperhoofden uit de naburige Eilanden waren; zy kwamen in drie kanoes en bragten een gefchenk aan van patatten , kokosnoten en drie potten met fyroop. Ons volk dien geheelen dag aan het fchip gewerkt hebbende,. was by hunne aankomst even met hunne gebeden begonnen, welke door al het volk Van Pelew met den grootften eerbied wierden bygewoond: een of twee van hun egter onder den Godsdienst willende fpreken, wees Raa Kook hen, dat zy moeflen zwygen, waarop zy zich zeer flil hielden. Terwyl men nog bezig was, kwam S00gel de Maleijer van Pelew, met een boodfchap van Abba Thulle aan den Generaal, en de tent intredende, begon hy terflond tegen hem te fpreken, maar Raa Kook, niet willende dat de Engtlfthen zouden gefloord worden, gaf een teeken met. zyn hand ,  PELEW EILANDEN. 14* hand, dat hy moest zwygen tot dat de Kaptein, die de gebeden las, en op wien hy wees, zoude gedaan hebben. Na de geëindigde gebeden, de boodfchap ontfangen hebbende, trad hy en de beide vreemdelingen met Kaptein Wilson en zyne Officieren in gefprek, en na dat dit eenigen tyd geduurd had, vroeg de Generaal om nog vyftien mannen en een der draaibasfen, om met dezelven nog eene andere onderneming te doen. De Koning verhoovaardigd door de voordeden, welke hy met behulp van zyne nieuwe bondgenooten, op zyne vyanden behaald had, fcheen zich nu verder, met hunnen byftand, van alle zyne vyanden te willen wreeken. — Kaptein Wilson nam deze sunftige gelegenheit waar, om aan den Generaal die dingen onder het oog te brengen, over welke hy reden meende te hebben zich te beklagen r de eerfte dier klagte betrof de koelheit, met welke zy van hun afgefcheiden waren , toen zy, tot de laatfte onderneming naar Artingall, op reis gingen, en hem eene ledige patroontas getoond hebbende , beduidde hy hem hoe groot gebrek zy hadden aan dat papier, 't welk door eenige kanoes uit het fchip geroofd was. Verder beklaagde hy zich, dat men zyn volk, toen het zich te Pelew bevond, door den Maleijer had doen beduiden, dat zy, by de komst des Kcnings, hem dezelfde eerbewyzingen moeften doen als zyne eigene onderdanen, en dat dit den Engelfchen zeer gehin- , derdhad; vervolgens onderrigtte hy den Generaal, dat de Engelfchen nimmer met zyn broeder wederom ten oorlog zouden gaan , indien hy voornemens ware zyne gevangenen, ter dood te brengen, dewyl het met den aart en de gewoontens. van hunne natie ftrydig was iemant het leven te; T 3 be.-  iSo BESCHtlYVING van de benemen, die zich aan hun overgegeven had ; ten laatften, voegde hy 'er nog een woord of twee by, met betrekkinge tot den zesponder, die zy uit het wrak gehaald hadden, en hoe hy vreesde, dat het eenig misnoegen zoude verwekken , dat de Koning ons volk had terug gezonden, zonder hen een van zyne Opperhoofden of Rupacks mede te geven, door welke onachtzaamheit zyn broeder en nog een ander man byna verdronken waren, en by welke gelegenheit 'er ook eenig- geweer verloren was, niettegenftaande de groote moeite, die zich het volk in de boot gegeven had. De Generaal, welke gekomen was om de manfchap en de draaibas tot eene derde onderneming (welke de gewigtigfte zoude wezen) te verzoeken, ftond ig ver¬ zet wanneer hy de bovengemelde zaken hoorde , cn vooral, om dat zulks voorviel in tegenwoordigheit dier twee vreemdelingen van rang , die hem verzelden : cn dewyl hy zeer wel overtuigd was , dat de genegenheit van ons volk voor hem in allen optiguk zoo groot was als die, welke hy hun toedroeg, hac. hy biel g«V] flfeld ui hy zoude hen tot de overgave van de draaibas bewogen hebben, offchoon zy dezelve te voren hadden geweigerd: — men kan derhalven ligt begrypen , hoe verwonderd hy moet geftaan hebben, wanneer hy, in plaats dat men zyn verzoek zoude ingewilligd hebben, gelyk hy verwagt had, niet anders hoorde als klagten! zyne houding, die meer te kennen gaf als woorden, toonde hoe gevoelig hy was, en de doordringende oogen , welke hy op Kaptein Wilson en zyne Officieren floeg, verlevendigde zoodanig de vriendfehap, die zy voor hem hadden, dat zy zich bereid toon-  PELEW EILANDEN. 151 toonden om zyne verantwoording betreklyk het een en ander te hooren. Hy brak dan het flilzwygen af , door den Kaptein te verzekeren, dat hy hemen zyn volk, met opzigt tot ydo re byzondere omftandigheit, volkomen gerust zoude Hellen. — Hy begon met het papier en de patroontasfen (vreezende waarfchynlyk, dat zy geen krygsbehoeftens genoeg gereed zouden hebben tot den voorgenomen togt) ; hy verzekerde hun, dat zy alle moeite gedaan hadden, die mooglyk was, om het papier, dat uit het fchip gehaald was wederom te krygen, doch het niet hadden kunnen vinden ; en dat het papier , het welk de inboorlingen aan ftrand hadden gevonden, door nat was geweest, in hunne handen aan ftukken gegaan , en dus als nutteloos weggeworpen was: — Verder zeide hy, dat het ftuk witte ftof (meenende daar mede het ftuk linnen, het welk men aan den Koning, aan hem en aan Arra Kooker gegeven had) nog geheel was , en hy het terug zoude geven om 'er patroontasfen van te maken. — Dat met opzigt tot hun koel affcheid en fchielyk henen gaan, zulks alleenlyk moest geweten worden aan den haast, die de ftuurman Benger gemaakt had , om hen in de kanoes te doen gaan : — dat het terug zenden van de Engelfchen in flegt weêr, zonder eenig Opperhoofd, mede was veroorzaakt door de drift van den Heer Benger om naar de zynen terug te keeren; dat hy hem zelf fterk had verzogt, dat hy zyn vertrek zoude uitftellen , tot dat het beter weder was en de andere kanoes konden mede gaan: het was, zeide hy vervolgens , nimmer hunne gewoonte geweest derzelver gevangenen om te brengen, maar zy waren daar. toe genoodzaakt  i52 BES CHRY VING van de zaakt geworden , dewyl in vorigen tyd hunne gevangenen, ontfnapt en weder in hun land geraakt zynde, verraderlyk waren terug gekomen en hun veel nadeel toegebragt hadden , maar verzekerde den Kaptein, dat zy in 't vervolg hunne gevangenen aan de Engelfchen zouden overgeven, die dan met hen konden handelen naar hun goedvinden: dat wat aanging het groote ftuk gefchut, het welk uit het fchip genomen was, hy last van den Koning had om hen te zeggen, dat Abba Thulle, de vreemdelingen, die hem waren komen begroeten, willende weerhouden om de Engelfch-ente hinderen, hen een verhaal had gegeven van de uitwerking van hun kleen geweer, doch, om hen nog meer te doen verwonderen, verlangd had hun een begrip te geven van de vernieling, welke wy, door ons grof gefchut, konden aanregten, dat hy het dus, met oogmerk om het hun te toonen, uit het fchip had laten halen, maar dat hy den Generaal belast had te zeggen, dat hy hetzelve terug zouden zenden: —— enten laatften, dat dewyl zyn broeder geen perfoonlyke eerbewyzing van Kaptein Wils ons volk gewagt had, hy volftrektlyk ontkende, dat de Koning zulks immer in zyn denkbeeld zou. de gehad hebben, dat het een misflag of wanbegrip was, cn dat zulks nooit verlangd of begeerd was. (*) Deze ( * ) Dit misver/tand was alleenlyk veroorzaakt door den Maleijer. Dees doortrapte knaap had waarfchynlyk ontdekt, dat zyn invloed by den Koning verminderde naar gelang , dat ons volk hem noodzaaklyker wierd, en om die reden, had hy by zich zeiven het ontwerp gefmeed, van mistrouwen tegen hen te verwekken : dienvolgens had hy hen dien voorgewenden eisen des Konings ingeboezemd, ia onderMling dat dezelve  PELEW EILANDEN. 153 Deze zaken dus tot wederzydsch genoegen vereffend zynde , ging Kaptein Wilson, met zyne Officieren, naar buitenom over het gedaan verzoek te raadplegen, waarna men geraden vond te bewilligen in het geven van de draaibas en tien mannen, doch niets meer. Weder in de tent komende, gaven zy Raa Kook kennis van dit befluit; 't welk hem grootlyks behaagde, zoo dat zy, des avonds, in een zeer goed humeur, met eikanderen fpysden. Na dat zy gegeten hadden , vertelde de Generaal aan den Heer Sharp, dat zyn zoon, in het Jaatfte gevegt, met een pyl in de voet was gekwetst geworden, maar dat hy hem daar over, des anderen daags 'smorgens, nader zoude fpreken.— Toen zyne twee vrienden, de Rupacks, ter rust zouden gaan, verzogt hy, dat zy met hem in het fchip mogten flapen, dewyl de tenten voor hun allen te kleen waren. Maandag den 29. Sprak de Generaal andermaal met den Heer Sharp, over de wonde van zyn zoon; hy berigtte hem, dat 'er een fluk van de pyl in zyn voet wa» blyven zitten, 't welk zy 'er niet uit konden krygen, weshalven hy hem verzogt mede naar P e l e w te gaan, om te zien of het 'er nog konde uitgetrokken worden. De Heer Sharp %tlve den Engelfchen zouden mishagen, fchoon zy in de daad niet de minfte reden hadden, om te denken, dat de Koning zulks zoude begeerd hebben; en uit deze lage kunstgreep, welke zy van den Maleijer ontdekten, geloofden zy gereedlyk, dat zyn oogmerk was om wederzydsch tusfchen den Koning en ons volk afgunst te verwekken; het fcheen naderhand, dat hy door dit bedryf in ongenade geraakt wat, althans men zag hem niet in eenige dagen daarna. V  154 BES C H R Y VING van de Sharp daar by vernemende, dat de voet van dien jongman zeer gezwollen was, en men dezelve geftoofd had; raadde hem met die ftoving voort te gaan, als het beste middel om de zwelling te doen verminderen; met byvoeginge, dat nadien 'er drie of vier man van hun beste volk zeer ziek waren, hy dien dag niet met hem naar Pelew konde gaan, maar zoo dra zy beter waren, terftond derwaart komen zoude. De Heer Sharp inmiddels aan eenigen van ons volk, die in het gevegt geweest waren, gevraagd hebbende: hoe die jongeling gewond was geworden ? kreeg ten antwoord, dat de pyl in zyn voet geworpen zynde , zy getracht hadden dezelve 'er uittetrekken, doch onder het uittrekken brekende, was het ftuk in zyn voet blyven zitten ; dat de inboorlingen vervolgens een touw aan dat ftuk vast gemaakt hebbende, met alle magt getrokken om het 'er uit te krygen, maar dat de weerhaak van de pyl daar door met geweld tusfchen twee kleene beentjes vast getrokken zynde, de ontfteking en zwelling, die 'er terftond op gevolgd waren, alle verdere poging nutteloos gemaakt hadden; dat in dien ftaat, waarin zich het been bevond, het gemaklyker zou zyn geweest de voet aftezet~ als het ftuk 'er uit te krygen; dat men een der inboorlingen , die de naam had eenige kennis van de konst te hebben , 'er by geroepen had, en dat dees, met een kleert mesje, het Avelk hy in 't wrak gevonden had, het vleesch had begonnen weg te fnyden, ten einde het been bloot te krygen , doch dat waarfchynlyk de groote bloedftorting hem had belet die konstbewerking verder ter uitvoer te brengen, en dat zy, de voet dus behandeld hebbende,' eind-  PELEW EILANDEN. 155 eindlyk tot hunne gewone manier van Hoving waren overgegaan, waar mede zy, volgens het zeggen van den Generaal, nog aanhielden toen hy van Pelew vertrok. Omtrent den middag, vertrok Raa Kook van OrooIong, met zich nemende de draaibas en de volgënde manfchap, te weten: John Cumming, Matthias Wilson, John Blanch de konftapel, John Meal , Jajmes Swift, Nicholas Tyacke, Madan Blanchard, Thomas Whitfield, Thomas Wilson en Thomas Dulton, gaande nog als vrywilliger mede de pasfagier De vis. Deze onderneming fcheen van groot gewigt te wezen, dewyl alle de naburige Rupacks den Koning op dien togt volgden , daar 'er by de twee vorige, buiten de Engelfchen, niet anders als zyne eigene onderdanen waren by geweest. Dingsdag den 30. Het fchip nu zoo ver gevorderd zynde , dat het tot boven toe beplankt was, maakten zy in den namiddag een begin met het rondom uit te graven, -ten einde insgelyks de kiel te beplanken; dan het had weinig gefcheelt of al hun arbeid was daar door vernield geworden, want het getyde, in den voornagt, hooger ryzende dan naar gewoonte, liep het water in de uitgraving, en had de onder het fchip liggende blokken byna doen .wegdryven; doch dit toeval nog gelukkig in tyds ontdekt wordende, floegen alle handen terftond aan 't werk, om rhet uitgegravene toe te dempen, en dus het fchip voor 't vallen te bevryden. Woensdag den 1. October. Hier mede waren zy bezig tot aan den morgenftond , wanneer zy ontdekten , dat het gevaar veel grooter was geweest als zy gedagt hadden, V 2 dewyl  156 BESCHRYVING van de dewyl fommige blokken, door het water, verzet zynde-, zy genoodzaakt waren 'er wiggen onder te flaan, om dezelven op zyn plaats te houden en voor 't vervolg te bezorgen: dk verrigt zynde, maakten zy een dam of dyk rondom het fchip om het water 'er uit te houden. Het zal mooglyk niet ondienflig wezen, een berigt te geven van de wyze hoe zy dien dyk tot het uithouden van 't water aanlagen: — men lag de pinnas vlak voor het fchip, boorden twee gaten in den bodem en vulde dezelve vervolgens met fteenen, op dat ze zoude zinken; omtrent op den afftand van een voet van de pinnas, maakten zy een drooge muur van groote fteenen , welke langs elke zyde van het fchip gelegd wierd, tot boven de hoogte van den vloed: aan de binnezyde plantten zy ftaken en takken, en verbonden die met de fteenen, op dat dezelven niet zouden uitfchuiven: tusfchen beide wierd 'er zand geworpen, *t welk eene borstwering maakte ter dikte van vier of vyf voeten : zy deden dit rondom de geheele binnezyde van dien dam, maar maakten denzelven.net flerkfte by de pinnas, alwaar het water den meeflen weêrftand moest geboden worden. De dyk of muur, dus gemaakt zynde, hielt het water volkomen uit en gaf hun verder geen moeite, als alleenlyk , dat zy nu en dan eenige manden met zand moeften ftortten op die gedeeltens van den dam, welke door het wasfen van 't water uitgefpoeld waren. Donderdag den. 2. Door deze verfchillende bezigheden, was het niet voor des Donderdags namiddags dat de dam volkomen was afgemaakt; en zoo dra dezelve geheel af was, begonden zy op nieuw te graven, wanneer de timmerman bevond, dat 'er een der planken van.het fchip. af was..  PELEW EILANDEN. 157 was. De jol, de zeilen opgezet zynde, wierd naar Pelew gezonden om levensmiddelen, en hunne drie zieken, welke nu beter waren geworden, de afwezigheit van den Heer Sharp kunnende lyden , verzogt hem de Kaptein, dat hy zich in de jol zoude begeven en zyne inflrumenten mede nemen, om te zien of hy aan den zoon van Raa Kook nog iets doen konde. Door de afwezigheit van zoo veel volks, wierd de arbeid aan het fchip merklyk vertraagd , niettemin wierd dezelve yverig behartigd door de weinige Engelfchen, die te Oroolong gebleven waren en, behalven de zieken, maar een getal van twaalf uitmaakten: terwyl de Chineefen niet anders deden als de dam telkens te herftellen , het gehakte hout aan te brengen, of zulk een ander noodwendig werk te doen als zy bekwaam toe waren. Frydag den 3 , Saturdag den 4 en Zondag den 5. Het weêr v/as in dezen tyd zeer veranderlyk, met veel blikfem uit den Ooften, doorgaans verzeld met hevige verkopen en zwaren regen. Sedert de laatfte nieuwe maan, had men opgemerkt, dat het water zeer hoog rees. Het morgengetyde was doorgaans zeer laag en de ebbe gering, waar tegen het avondgetyde zeer hoog was en van eene fterke ebbe gevolgd' wierd, zoo dat de haven dikwils droog liep» Maandag den 6. De lugt was dezen dag zeer betrokken en onftuimig, verzeld met donder, blikfem en geftadigen regen , zoo dat zy den geheelen voormiddag niet uit de tenten konden gaan om te werken. Ondertusfchen waren zy zeer ongerust, dewyl de jol veel langer weg bleef als zy gewagt hadden, en men nog niets gehoord had van V 3 dem  158 BESCHRYVING van de den uitflag der onderneming : dan des middags ten één uur, wierden zy uit hunnen angst gered door de aankomst van de jol, welke des Saturdag 'smorgens van Pelew vertrokken zynde, door het flegte weêr, tot dien morg n aan het kleene Eiland was opgehouden geworden en het zelve by 't aanbreken van den dag verlaten had. Zy bragten het aangename nieuws mede, dat al ons volk zich in goeden welftand te Pelew bevond, zynde des Woensdags avonds te voren terug gekomen van den togt , die een gelukkigen uitflag had gehad. Zy berigten verder, dat dit gevegt veel heviger was geweest als de vorigen, dat het ten minften zes uren geduurd had, en dat het volk van Artingall zich had verweerd met ongemeene dapperheit. De Koning hielt ons volk en de Rupacks, welke hem op den togt verzeld hadden, nog te Pelew, met oogmerk, op dat zy de feeflen en danspartyen aldaar zouden bywonen, en zond met de boot eenige patatten en andere levensmiddelen, gelyk ook de draaibas, die zy zeiden dat eene groote uitwerking gedaan had. Abba Thulle had ook den Heer Sharp medegegeven de fcheeps kookketels, welke ons volk zeer aangenaam war ren , dewyl zy , uit hoofde van derzelver gemis, hunne fpyzen in kleene ketels en fauspannen hadden moeten gereed maken, en niet dagten dat zy dezelven immer zoude wedergekregen hebben, door dien de inboorlingen die ketels reeds hadden medegenomen toen zy de eerflemaal aan bet wrak waren geweest: hun gebrek aan dezelven aan Raa Kook geklaagt hebbende, had hy zonder twyffel die klagte aan den Koning gebragt, en dees daarop bevel gegeven hebbende, dat 'er tenflerkflen naar gezogt zoude wor-  FE LEW E I L A N D E N 159 wórden, had men ze ontdekt, fchoon zy verborgen waren, en wierden hun nu door de jol terug gebragt; Deze daad en verfcheiden anderen toonden de edelmoedigheit van 'sKonings karakter, welke niet wilde, dat iemant van zyn volk onze landslieden iets zoude onthouden, 'c welk hun in eigendom had toebehoord , van hoe veel waarde het ook anders voor de inboorlingen wezen mogt. Volgens het verhaal, dat de Heer Sharp gaf van zyn gedaan bezoek te Pelew, was hy, op den zelfden dag op welken hy van Oroolong vertrokken was, aldaar tegen den middag aangekomen , en had zich, terftond na zyne aanlanding, naar het huis van den Generaal begeven, die hem, ziende aankomen, te gemoet trad en met veel aandoening ontfing. De Heer Sharp gaf hem ten eerften het oogmerk van zyne komst te kennen en toonde hem zyne inftrumenten, met byvoeginge, dat hy hoopte in ftaat te zullen wezen om daar mede zyn zoons fmert te verligten: hy boog zich hier op zeer beleefdlyk, en nam zulk een vriendlyk wezen aan, dat men daar uit ligtlyk zyne vergenoeging over dit blyk van oplettendheit konde opmaken. Hy verzogt den Heer Sharp, dat hy hem zoude volgen en bragt hem naar het huis der Engelfchen, waarin hy alle zyne landslieden vond, gelyk ook den Koning, den eersten Minister, en verfcheiden Ru-packs, zittende op de vierkante geflraatte plaats voor het huis, dat tot de inwoning van ons volk beflemd was. Hy keerde zich terftond naar den Koning en de Rupacks om hen te begroeten. Het oogmerk der komst van den Heer Sharp reeds bekend geworden zynde, onderrigtte hem de eerste Mfiiiïfr, dat terwyl Raa Kook te Oroolong ge-  i6o BESCHRYVING Ti» De geweest was, de zwelling van de voet, door de aanhoudende ito ving, verminderd zynde, men de pyl 'er uitgekregen had, niet met dezelve 'er uit te trekken, maar met ze door de voet heen te fleken, en dat de jongeling (zynde omtrent agtien jaren oud, en hebbende den moed en onvertzaagtheit van zyn vader) vindende dat, fchoon hy niet konde gaan, hy egter overeind konde ftaan in zyn kanoe en een pyl werpen, 'er op had aangedrongen om mede op den togt te gaan, van welken zy zich reeds by voorraad een goeden uitflag beloofden, dewyl zy de draaibas by zich zouden hebben, op welke zy te voren hun hart zoo flerk gezet hadden ; doch dat het gevegt nog naauwlyks begonnen was, of dat dees dappere jongeling, trachtende met zyne kanoe digt aan land te komen, een pyl in zyn lighaam gekregen had, welke tusfchen den hals en het fleutelbeen doorgaande, hem terflond dood had doen ter nedervallen. Na dat de Heer Sharp en zy, die met hem gekomen waren, van eenige ververfchingen , welke men hun aanbood, gebruikt hadden, kwam Raa Kook, die inmiddels by hén gekomen was, naar den Heer Sharp en den bootsman, voor welken laatflen hy eene byzondere genegenheit had , en verzogt hen, dat zy hem zouden volgen naar den oever, het welk zy deden, vindende aldaar eene zeer groote kanoe, met alleenlyk twee man in dezelve: hy onderrigtte hen toen, dat hy nog naar eenig volk wagtte, 't welk hy gedagt had daar reeds te zullen vinden. Kort daarna kwamen 'er een en twintig Rupacks, welke geen van alle kennis hadden aan den Heer Sharp, maar die Abba Thulle op zyn laatflen togt verzeld had-  PELEW EILANDEN. i6t hadden. Raa Kook verzogt den Heer Sharp en den bootsman , dat zy in de eerfte kanoe zouden treden, waar na 'er zeer veel pligtplegingen onder de Rupacks voorvielen , wie van hun in de laatften gaan zouden. — Tot nog toe wisten zy niet werwaart zy gebragt zoude worden, maar ontdekten wel haast, dat de cours gefteld wierd naar het kleene Eiland, tegen over Pelew, op een afftand van drie of vier mylen, en aan welk zy een tyd lang ftil gelegen hadden, toen zy voor het eerst met den Generaal Van Oroolong kwamen. Aldaar aan land getreden en een eind wegs met hem voort gegaan zynde, kwamen zy aan een vierkant en beftraat park, rondom welk vier of vyf huizen ftonden , die onbewoond fchenen te wezen, dewyl men 'er geen menfchen in befpeurde en het gras tusfchen de fteenen uitgroeide. Na dat zy aldaar ter neder gezeten waren, zond Raa Kook een man van zya gevolg met een boodfchap uit, terwyl de Heer Sharp en de bootsman nog onkundig bleven van de oorzaak dezer uitnoodiging. Onze Chirurgyn , die eenigen tyd te voren zyn horologie aan Raa Kook getoond en hem deszelfs gebruik en nuttigheit uitgelegd had, ziende dat zy alle zeer ftil en ernftig waren, en zich herrinnerende, met hoe veel nieuwsgierigheit de Generaal dit kleene werktuig destyds bezigtigd had, haalde het wederom uit zyn zak en gaf het hem in zyn hand, op dat hy het aan de Rupacks zoude laten zien en hen beduiden, hoe net de Engelfchen daar door den tyd konden weten. Zy ftonden verwonderd en verfteld op het berigt, het welk hy hen gaf van deszelfs gebruik , en nog veel meer toen zy het zelve hoorde tikken. Het was nu byna een uur X ge.  i<5* BESCHRYVÏNG van de geleden, dat de bode was uitgezonden geweest, maar zoa dra hy terug kwam , geleidde de Generaal hen naar de Had, welke omtrent eene halve myl van daar gelegen was: hier wierden zy wederom op een vierkant beflraat park gebragt, 't welk met huizen omringd was , en in welks midden verfcheiden hoopen lagen van patatten en kokosnoten, benevens zoeten drank en ferbet ,• aan de andere zyde van dit park zat eene groote menigte volks van de beide fexen. Op de aankomst van Raa Kook en de Rupacks rezen zy alle met zeer veel eerbied op. De Generaal en zyne vrienden ter neder gezeten zynde, wierden de ververfchingen door deszelfs bedienden, eerst aan den Generaal en zyne gasten en vervolgens aan al het volk, dat rondom het park zat , toegediend. Men merkte op, dat alle de vrouwen , die zich by de aankomst van den Generaal onder den hoop bevonden, heen gingen, zoo dra de ververfchingen wierden voorgediend; en dat nog opmerklyker was, alle de kokosnoten, welke hier wierden voorgedicnd, waren oude noten, daar anders hier gewoonlyk , by 'andere onthalen, altoos verfche wierden voorgezet, evenwel wanneer zy zagen, dat 'er oude noten aan de Engelfchen voorgelegd waren , wierden dezelven weggenomen en 'er verfche voor in plaats gebragt. Na dat deze maaltyd, die in de uiterfte ftil te gehouden wierd , ten naaftenby was afgeloopen , hoorde men, op eenigen afftand, het gehuil van een deel vrouwen. . RajI Kook vatte daar op den Heer Sharp, die naast hem zat, by den arm, en maakte, zonder een woord te fpreken , een teeken met zyn hand, dat hy moest gaan zien wat de oorzaak van net gejammer was; hyging daar op, met  PELEW EILANDEN. 163 met den bootsman, naar de plaats, daar het gerugt fcheen van daan te komen, alwaar zy een groot aantal vrouwen zagen, volgende een doodlyk, 't welk ineen mat gewonden was, liggende op een foort van baar, van bamboes gemaakt, en wordende gedragen door vier mannen, welke de eenigflen waren , die by deze ftaatfie gezien wierden, De Heer Sharp en zyn reisgenoot begrepen wel ras, dat dit de begraafnis was van Raa Kook's zoon, doch waren zeer bevreemd , dat dit alles zoo ftil toe ging en men hun zelf geen woord van het een of ander gezegd had: of dit voortkwam uit die ftandvastigheit van geest, welke tegen alle menfchelyke zwakheden gewapend is, of uit eenige andere oorzaak, is hun niet gebleken en zal voor hun onzeker blyven. — Zy kwamen by het graf, juist op het oogenblik dat de baar wierd nedergezet en het lyk in 't graf gelegd, dat men voor het zelve had gereed gemaakt. Het lighaam wierd 'er, zonder eenige pleg- tigheit, in neder gelaten ; waarna de mans, die het gedragen hadden , met handen en voeten 'er de aarde op wierpen om het graf te vullen, terwyl de'vrouwen 'er by neder knielden , een luid gefchreeuw maakten, en zich hielden als of zy wilden beletten, dat men het lyk begroef en haar het gezigt ontnam van dit bemind voorwerp, ?t welk haar door den dood ontrukt was. Een hevige regen, die kort daarop volgde, dreef het volk uit elkander , en deet hen, gelyk ook onze landslieden, naar de eerfte fchuilplaats zoeken, die zy bekomen konden. Het weêr opgeklaard zynde, keerden zy naar Raa Kook en de Rupacks terug , welke intusfchen mede een fchuilplaats gezogt hadden. De avond midlerwyl gevallen en X 2 het  164 BES CHRY VING van dé het weêr zeer ftormachtig zynde, konden zy niet naar Pelew terug keeren : de Heer Sharp en zyn reisgenoot vernagtten dierhalven in het huis van den Generaal, terwyl het overig Gezelfchap in andere huizen geherbergd wierd. Voor dat zy, des anderen daags 's morgens, naar het Konings Eiland vertrokken, bragt Raa Kook den Heer Sharp en den bootsman naar een huis, niet ver ftaande van de plaats, daar zyn zoon, den vorigen avond, begraven was: in dit huis komende, vonden zy 'er alleenlyk eene oude vrouw, die, op bevel van den Generaal, terftond heen ging, doch een oogenblik daarna terug kwam, met twee oude kokosnoten , een bondel van beteltakken met derzelver bladeren, en eenige roode aarde. Hy nam een der kokosnoten, ftrooide 'er die aarde kruisling in en plaatfte dezelven naast hem op den grond. Na eenigen tyd in gepeins gezeten te hebben, herhaalde hy fommige woorden by zich zeiven , welke de onzen begrepen een foort van gebed te wezen, temeer, om dat hy, onder het uitfpreken van dezelven , zeer aangedaan fcheen te zyn: hy deet vervolgens het zelfde met de tweede kokosnoot, en toen den bondel beteltakken over elkander gekruist hebbende, zat hy andermaal een tyd lang peinzende, waarna hy de oude vrouw riep en haar de twee kokosnoten met den bondel takken, tevens met eenige beveelen , overgaf. — De Heer Sharp en zyn reisgenoot merkten op, dat zy daar mede naar het graf van den jongman ging en hunne nieuwsgierigheit zoude hen wel aangezet hebben haar te volgen, om het einde van die plegtigheit te zien; maar de fmert van den bedroefden vader niet willende vergrooten, zagen zy daar van af.  PELEW EILANDEN. ift By hunne wederkomst te Pelew, waren hunne landslieden zeer nieuwsgierig naar de reden waarom zy afwezig geweest waren, en van hun die hoorende, verhaalden zy, dat zy insgelyks de begraafnis hadden gezien van een jongman , die in het laatfte gevegt gefneuveld was. — Dan wy zullen het verhaal daar van befparen tot dat gedeelte van dit werk, waarin wy de manieren en gewoontens van Pelew befchryven zullen. De Generaal bragt den Heer Sharp by den Koning,, die op de geftraatte plaats zat, en welke hem zyne begeerte te kennen gaf om de inftrumenten te zien, die hy had medegebragt, met oogmerk, om ze aan zyn overleden neef te gebruiken : onze Chirurgyn zond dierhalven. om dezelven naar het huis van Raa Kook, alwaar hy ze had nedergelegd, en gaf hem vervolgens door middel van den tolk eene verklaring van het gebruik van yder inftrument.. De verwondering en het vermaak, die derzelver vertooning aan Abra Thulle verfchafte, waren zoo groot, dat hy den Heer Sharp verzogt met hem te gaan naar het huis , waarin verfcheiden Rupacks , die hem wegens de behaalde overwinning waren komen begroeten, geherbergd waren, ten einde hun ook het vermaak te geven, van die iuftrumenten^te kunnen bezigtigen. Hy gaf aan deze Opperhoofden insgelyks eene volledige verklaring van de verfchillende eindens, waar toe dezelven gebruikt wierden, waar over zy als verfteld ftonden, bezigtigende met groote naauwkeurigheit en verwondering de mesfen en zagen, tot afzetting der Ledematen dienende: en fchenen als overftelpt van die de denkbeelden, welke zoo vele.nieuwe, en zonderlinge zaken in hen verwekten,. X 3 XV* HOOFD*  166 BESCHRYVING van de XV. HOOFDSTUK. De manfchap, die tot de derde onderneming naar Artingall geweest was, komt terug. — Verhaal van dezelve.— Kaptein Wilson word door den Koning genoodigd om de ~ Rupacks, die hem, in't laatfte gevegt, als Bondgenooten bygeflaan hadden, te bezoeken. — Verzeld den Ko. ning en zyn broeder naar fommige Noordlyke EUanden, alwaar ter dezer gelegenheit groote feeflcn gehouden wierden. — Hy word aldaar met veel vriendlykheit ontfangen, en keert, na eene afwezigheit van vyf dagen , weder naar Oroolong terug. "\^ingsdag den 7. Het was des voormiddags ten elf uren, dat alle onze oorlogsgasten, te Oroolong terug kwamen , zynde alle in goeden welfland en ten uiterfte vergenoegt over het onthaal hen door hunne vrienden te Pelew aangedaan. Zy wierden verzeld door Raa Kook, met vier kanoes, brengende mede eenige patatten en twee potten met fyroop. Met betrekkinge tot dezen derden togt, zal ik op dezelfde wys te werk gaan als by de befchryving van het tweede gevegt te Artingall, en de byzonderheden daar van opgeven, zoo als zy my medegedeeld zyn door Matthias Wilson, die daar by tegenwoordig is geweest, en  PELEW EILANDEN. 167 en zoo als dezelven door het verflag aan den Kaptein zyn bevestigd geworden. „ De uitrusting tot dezen togt was genoegzaam dezelf„ de als by de tweede onderneming, fchoon het getal der ,, kanoes nu veel grooter was als te voren. Toen wy „ naby Artingall kwamen, zagen wy geene kanoes, ,, niettegenftaande men , volgens gewoonte, had laten ,, weten, dat wy komen zouden om hen te bevegten. — „ Het volk van Pelew, dus hunnen vyand niet kunnen„ de uitlokken, trad aan land en verwyderde zich op „ eenige afftand van den Oever. Raa Kook voerde het ,, bevel en geleidde de troupen ; de Koning daar tegen „ bleef in zyne kanoe, en zond, telkens als zulks noodig ,, was , de Fregatten kanoes met orders af, zoo aan hem „ als aan Arra Kooker. — Men had ons verzogt niet „ aan land te gaan, doch ontdekkende dat de vyand zich „ begon te verdedigen, fprongen wy aan ftrand om onze „ vrienden by te ffcaan en eenige huizen te belegeren, wcl- ,, ke door den vyand bezet waren. De Draaibas was „ geplaatst in eene kanoe, welke de inboorlingen daar „ toe, met zeer veel kunst en oerdeel, vervaardigd had„ den, en befchoot onophoudlyk de huizen, die met volk „ opgepropt waren: terwyl door ons kleen geweer, waar „ mede wy die van Pelew befchermden, de vyand ver„ dreven wierd , en een dier huizen by toeval in brand ,, geraakte. Wy wierden intusfchen hevig door den vy„ and beftreden , welke een hagelbui van pylen op ons „ wierp, doch in vergelding daar van, maakten wy een „ aanhoudend vuur, t welk hen wel haast uit elkander „ dreef, en waar door, naar alle waarfchynlykheit, een » groot  i68 BESCHRYVING tan d2 „ groot aantal van hen moet gedood zyn. Arra „ Kooker, die veel verder, in 't vervolgen van den „ vyand, gegaan was , als iemand van de zynen, in het ,, gezigt der kanoes van een berg afkomende , zag hy op „ dienzelfden berg een der inwoners van Artingall „ agter hem afkomen , waarop hy zich in eenig kreupel„ bosch verborg, ten einde hem voorby te laten gaan, „ dit gefchied zynde, volgde hy hem, en toen hy ten naa„ ftenby in de laagte was, gaf hy hem een flag met zyn „ houten zwaard en bragt hem gevangen in zyne kanoe: „ doch Thomas Wilson, op dat oogenblik eenige vy„ anden op Arra Kooker ziende aankomen, welke ,, hem ontwyffelbaar gedood zouden hebben, vloog fchie„ lyk tot zyn hulp en met zyn geweer op hen aanleggen„ de, namen zy , zonder hun voornemen ter uitvoer te „ kunnen brengen, yfngs de vlugt : dit viel des te ge„ lukkiger uit, omdat Thomas Wilson, al zyn kruit, ,, by het bedekken van de landing, verfchoten hebben„ de, niet meer in ftaat was om zyn fnaphaan te laden. „ De inboorlingen van Artingall verweerden zich „ in dit gevegt zeer manmoedig, zy verdedigden het huis, „ dat in brand geraakt was, zoo lang tot dat het dreigde „ in te ftortten. Een der inboorlingen van Pelew deet „ zich, by deze gelegenheit, op eene buitengewone wyze „ uitmuntten: hy liep naar het huis dat in brand ftond, rukte 'er een brandend ftuk hout af en zette 'er een „ ander huis, waarin zich eenige vyanden verborgen had„ den, mede in vlam, waar door het zelve (dewyl alle „ de huizen van ligt brandbare ftof gemaakt waren) wel „ haast in den asch gelegd wierd j na dat die man deze „ ftoute  PELEW EILANDEN. xty s, floute daad verrigt had , was hy gelukkig genoeg om „ onbefchadigd by zyne landslieden terug te komen, en 5, de Koning beloondde deze dapperheit door hem ter„ ftond met eigen handen een ring aan zyn oor te doen, en maakte hem vervolgens , by zyne wederkeering te „ Pelew, tot een onder Rupack. ,, In dit gevegt wierden 'er vyf kanoes vernield, welke „ de vyanden op ftrand gehaald hadden, gelyk ook hunne werf en dyk, welke langer en breeder was als die van „ 1-elew. — Behalven alle andere fchade, die zy den „ vyand ioebragten, veroverden zy ook den fteen , op ,, welken de Koning van Artingall gewoon was te „ zitten by het houden van eene raadsvergadering. Dit „ verwekte by hen, toen zy daar mede terug keerden, groote vreugd , egter was deze vreugd niet zoo groot j, als na het tweede gevegt, dewyl de blydfchap merklyk „ verminderd wierd , door den dood van den zoon van „ Raa Kook, die benevens nog een ander jongman in „ dezen flag fneuvelde, en door dertig of veertig gekwet,, ften, van welken 'er verfcheiden ftierven kort na hunne wederkomst te Pelew. " Woensdag den §. Dien morgen had de tweede Stuurman Bark er het ongeluk, om van de ftelling aan het fchip te vallen en bezeerde zich merklyk. Ons volk was nu weder met alle man te werk aan het fchip. R.aa Kook met twee kanoes te- Oroolong zynde, nam Kaptein Wilson die gelegenheit waar, om, op byzonder verlangen des Konings, een bezoek te geven aan de naburige Rupacks, welke hem op zyn laatften togt hadden bygeftaan.— De Kaptein was verzeld door zyn zoon Henry Y Wil-  17® BESCHRYVING van de Wilson, Thomas Dültqn zyn knegt en den tolk. — Toen zy de haven uitgevaren waren, bleven zy nog eenigen tyd wagten naar de kanoes, die zy ter vischvangst uitgezonden hadden; toen zy terug kwamen zond de Generaal een duif en eenige visch naar de tenten, en nam het overige mede naar Pelew, alwaar zy , des avonds ten tien uren, aankwamen; de Koning was een uur voor hunne aanlanding vertrokken naar het groot Eiland Emungs, alwaar die Rupacks woonden, doch had zyn oudften zoon Qui Bill agtergelaten, om den Kaptein Wilson te ontfangen en hem mede derwaart te brengen. Raa Kook vroeg den Kaptein of hy genegen was zyn broeder daar heen te volgen, doch zich eenigzins ongefteld vindende , verkoos hy dien avond niet verder te gaan, maar de reis uit te Hellen tot des anderen daags. Donderdag den 9. Des morgens ten zeven uren, begaven zy zich in de kanoe van Raa Kook, zynde die Generaal verzeld door twee van zyne vrouwen, het vaartuig bemand met elf roeijers en voorzien van de noodige levensmiddelen voor dien dag. Zy voeren noordwaard aan, tien of twaalf mylen ver, en omtrent den middag kwamen zy aan den mond van een kreek, die regelregt aanliep op het Eiland Emungs, alwaar zich Abba Thulle bevond. Raa Kook verfierde hier zyne kanoe met fchelpen en blies op zyn hoorn, om van zyne komst kennis te geven. Deze kreek was naauw en ondiep, en ter wederszyden bezet met heggen en ftruiken, welke op verfcheiden plaatfen weggehakt waren, om aan de kanoes, op- en nederwaarts , een vryen doortogt te geven. In het varen door deze  PELEW EILANDEN. 171 sïeze kreek, waren zy gefladig in gevaar om aan den grond te geraken, waar voor de inboorlingen zeer bang fchenen te wezen , uit hoofde van de fcherpe koraalfteenen, die aldaar op de banken zyn ; waarom zy een goeden uitkyk hielden, te meer, om dat zy telkens zeer fchielyk uit de diepte in eene ondiepte kwamen. — Na dat zy omtrent een myl ver in deze kreek gevaren hadden, gedurende welken tyd het volk van de kanoe genoodzaakt was geweest, dewyl het laag water was, om aan land te gaan, eh het vaartuig voort te trekken, kwamen zy in het gezigt van eenige huizen, en toen wederom op den hoorn geblazen zynde, traden drie of vier jonge kareis naar hen toe, doch zoo dra zy hen van digt by zagen, liepen zy fchielyk en met verbazing terug : Raa Kook, dit ziende, belastte aan twee mannen van zyn volk naar die huizen te gaan, welke daar op terugkwamen met een plank, op welke zy Kaptein Wilson deden zitten en door vier mannen aanland lieten trekken, terwyl Raa Kook naast hem door 't water ging , nadien de kanoe aan den grond zat. — De oever was destyds vervuld met inboorlingen, en door dien drang des volks, wierden zy gebragt aan een groot huis , alwaar de zeldfaamheit, om menfchen van eene andere kleur te zien, op nieuws een famenloop van inboorlingen veroorzaakt had, welker nieuwsgierigheit nog vermeerderd was , door het geen zy van hun, met betrekking tot het gebeurde in de verfchillende gevegten, gehoord hadden. — De Kaptein bleef, met zyn gezelfchap, hier omtrent een half uur, om een weinig uitterusten, en om tevens aan het verlangen der inboorlingen, die ongemeen begerig waren, om hen aan te raken, te voldoen j vervolgens Y 2 wan-  172 BESCHRYVING van de wandelden zy omtrent een vierde van een myl landwaard in, naar de plaats daar Abba Thulle, met zyne Rupacks , hunne aankomst verwagtte. Zy vonden den Koning en de Opperhoofden in een groot huis, en zoo dra zy daar in traden, gaf de eerstgemelde aan Kaptein Wilson een teeken, dat hy zoude nederzitten. — Zy bleven daar byna twee uren en begaven zich toen opweg om den Rupack van de ftad te bezoeken, die een zeer oud man was, buiten ftaat om te kunnen gaan: zy waren verzeld door Raa Kook, die hen by hem inleidde. Men zette hun, op een foort vanfloel of laag tafeltje, patatten, een pot met zoeten drank en een visch voor. Na dat zy daar van gegeten en omtrent een half uur by den ouden Rupack doorgebragt hadden, keerden zy naar het groot huis terug, werwaart hen de ververfchingen wierden na gezonden. ■— Des avonds ten vyf uren , begon 'er een dans , naar de wys van het land , aan elk eind van het groot huis , terwyl 'er in een ander huis , niet ver van daar, nog een gezelfchap by een was, waar by zich Arra Kooker en 'sKonings oudfte zoon Qui Bill bevonden : het avondmaal wierd dien avond door twee koks opgedischt. Men merkte by deze gelegenheit op , dat fchoon 'er eene bepaalde hoeveelheit of gedeelte van fpys aan yderen Rupack , hunne huisgezinnen en gasten wierd. toegediend, 'er egter niemant iets aanraakte voor dat de Koning hen gelastte te eten, en dat zy zich ook niet ter flaap nederleidden, als na dat hy zich met zyn mat toegedekt had. De dans en het gezang duurden den geheelen nagt, en de vrouwen in beide mede doende, maakte zulks een ver-  PELEW EILANDEN. 173 verfchriklyk geweld ; ons volk alleenlyk eenige ruwe en oneffen planken hebbende, op welke zy hunne opperkleederen fpreidden, om op te flapen, kon men wel zeggen, dat zy zich nederleidden, doch niet om te rusten. Vry'dag den 10. De voorgemelde vermaken duurden tot tien uren in den morgenftond, en des namiddags ten drie uren, wierden dezelven voor één uur hervat, wanneer 'er twee partyen van inboorlingen uit een bosch kwamen , dat naby de ftad gelegen was, en langs verfchillende wegen op elkanderen aarfliepen, het welk voor de aanfchouwers eene belachlyke vertooning maakte; vervolgens zich wederom by elkandereu gevoegd hebbende , begonnen zy een foort van dans met hunne fperen in de hand, gedurende welken dans 'er vier groote fperen gebragt en, door het Opperhoofd van die bende, den Kaptein Wilson aangeboden wierden, doende, by het overleveren van yder derzelven, eene korte aanfpraak, en keerde toen weder naar de dansparty terug: vervolgens bood hy den Kaptein ook aan een houten zwaard , het welk keurlyk met fchelpen ingelegd was. Decs dans duurde byna een uur, en na dat dezelve geëindigd was, vroeg Kaptein Wilson aan den tolk de beduidenis van eenige menschlyke bekkeneelen, welke hy in het groote huis boven de deur had zien hangen, en hy dit aan Raa Kook gevraagd hebbende, gaf die hem daar van deze verklaring: dat de Rupacks en de voornaamfte mans van Emungs, by eene zekere byzondere gelegenheit, naar een ander Eiland gegaan waren , met zich nemende een groot getal inwoneren, en dat indien tusfchen tyd eenig volk van Artingall, aan hunne ftad aangeland zynde, 'er velen, welken hun niet in de bosfchen Y 3 kost-  i74 BÊSCHRYVING van de konden ontvlugten, dood geflagen en hunne huizen in brand geftoken had ; dat Abba Thulle, daar van tyding gekregen hebbende, terftond zyne kanoes en krygs. lieden by een gezameld had en zich zeer fchielyk derwaart begeven hebbende, hen, voor dat zy nog de plaats verlaten hadden, had aangevallen , en dat zy, in dien onverwagten aanval, eene menigte van hun gedood en de overigen op de vlugt gejaagd hadden, zoo in hunne kanoes als in de bosfchen; dat de Rupacks en het volk van Emungs midlerwyl terug gekeerd zynde, 'er maar zeer weinige van het volk van Artingall hadden kunnen ontfnappen, en dat deze de hoofden van fommige hunner Bevelhebberen waren. Dit geval fcheen niet lang geleden gebeurd te zyn, dewyl de huizen, welke zy vernield hadden, nog kortlings opgebouwd, en niet, gelyk de anderen, met onkruit bewasfen waren. — Des avonds wierden de vorige vreugdebedry ven wederom hervat, welke tot middernagt duurden, wanneer zy zich ter rust begaven. Saturdag den n. Begonden zy al wederom met dansfen, dan na het ontbyt viel 'er een hevigen regen, verzeld met donder en blikfem ; doch in den namiddag het weêr opklarende, kwam de oude Rupack van de ftad naar de vierkante geftraatte plaats, welke voor het huis was, waarin zich de onzen bevonden : hy wierd derwaart gebragt op een plank aan welkers beide einden hy vastgebonden was, en gedragen door vier mannen. — Na dat hy ter nedergezeten was , kwam 'er een bode met een boodfchap aan Abba Thulle, die zich daar op oogenbliklyk keerde naar de Rupacks, die in het groote huis waren, en hun iets gezegd hebbende, rezen zy alle op en gingen  PELEW EILANDEN. 175. gingen naar de voorgemelde plaats , alwaar zy zich met allen eerbied ter neder zetten; Abba Thulle verliet ook kort daarna dat huis, waarin de Engelfchen toen maar alleenlyk bleven ; dan hy begaf zich niet, gelyk alle de anderen, naar den ouden Rupack, of floeg eenig acht op de plegtigheden , die 'er om gingen , maar plaatfte zich onder een boom , daar hy niet konde gezien worden, en vermaakte zich met een ffceel voor een byl te vervaardigen. Na eenigen tyd met eikanderen gefproken te hebben, deelde de oude Rupack aan de andere Rupacks eenige kralen uit, op de volgende wys: de oude Rupack gaf dezelven aan een Officier van de wagt, die 'er mede ging in het midden van [het vierkante park , en houdende dezelven tusfchen zyn duim en voorfle vinger, deet hy eene korte aanfpraak , in welke hy , met luider ffcemme , den naam opriep van den perfoon voor wien zy beftemd waren, en vervolgens naar hen toegaande, gaf hy ze over, en wederom naar den ouden Rupack gekeerd-zynde, gaf die hem weder eene andere, welke hy op dezelfde wys de een na de andere uitdeelde. — Kaptein Wilson was in huis gebleven en had de geheele plegtigheit gezien, doch op het eind van dezelve, kwam de tolk hem verzoeken dat hy buiten zoude komen, en dit doende, wierd hy geleid naar zyn vriend Raa Kook, en naast hem geplaatst: vervolgens wierden 'er twee fchildpadde lepels en een fnoer van roode kralen, gemaakt van een foort van kornalynfteen, voortgebragt, en door den voorgemelden Officier, na dat hy uitgeroepen had Engelfchen ! den Kaptein aangeboden. De kralen van Abba Thulle waren van glas  175 BES CHRY VING van de glas (*) en Raa Kook, die, by deze gelegenheit, den Koning verbeeldde, was met dezelven verfiert. Uic het voorgemelde , fchynt het genoegzaam zeker, dat eenige hoflykheit, welke ons volk niet volkomen be- • greep, de reden was waarom Abba Thulle zich afwezig hielt, terwyl de oude Rupack zyne gunden uitdeelde. — Men onderftelde, dat indien hunnen rang al gelyk mogt zyn , egter de plegtigheden , welke by eene perfoonlyke byeenkomst moeften plaats hebben , niet genoegzaam bepaald waren , om in gelyke omftandigheit dezelfde eerbewyzingen van weerskanten te ontfangen, en dat dienvolgens de Koning van Pelew, fchoon hy werklyk op de plaats tegenwoordig was, zich liet verbeelden door den perfoon van zyn broeder den Generaal, welke, gelyk zoo even gezegd is , zyne plaats bekleedde, en in zyn naam, dat blyk van eerbied ontfing, 't welk die Vorften gewoon waren elkander te geven. Toen de oude Rupack zyne gunften had uitgedeeld, ontftond 'er een algemeen gefprek onder de Opperhoofden, dat byna een uur duurde: waarna de oude Vorst wederom op zyn plank gezet en op dezelfde wys, als hy gekomen was, terug gebragt wierd, waar na (*) De kralen, van welken wy het eerst melding gemaakt hebben, waren van hun eigen maakfel, uk een foort van gekleurde en gebakken aarde. Zy wierden te Pelew vervaardigd, doch ons volk heeft nooit gelegenheit gehad, om ze hen te z!en maken. Zy hielden ook voor kralen de ftuKken glas, waar van wy 't laatst gewaagden, zynde alleenlyk ftukken gebroken glas, waarin zy gaten wisten te drillen. Sommige kralen , welke ons volk van dit foort zagen, waren gemaakt uit groen en wit glas, zynde ftukken van gebroken flesfen , die zy uit de Antelope gehaald hadden.  PELEW EILANDEN. ;77 na'er door het gevolg van Abba Thulle en de andere Rupacks, visch, patatten en verdere ververfchingen toegediend, en de avond,, even gelyk den vorigen, in het groot huis, doorgebragt wierd. Zondag den 12. Ingevolge van Kaptein Wils onsgedaan verzoek om naar Oroolong terug te keeren,, wierd'er, by het aanbreken van den dag, op den hoorn geblazen en de kanoes in gereedheit gebragt om te vertrekken. Ten agt uren, begaven zy zich allen naar het huis, aan welk zy eerst aangeland waren , en hier gaf Raa. Kook zyn verlangen te kennen om eens een fnaphaan af te fchieten, doch onkundig zynde van den fchok, die dat geweer geeft en het daar en boven los houdende, ftootte het, by 't affchieten, zoo geweldig tegen zyn fchouder, dat hy agterover tuimelde en de fnaphaan uit zyne handen liet vallen. Hy konde zich niet genoeg verwonderen,. zeide hy , dat de Engelfchen dit zoo gemaklyk deden en dat hy niet had kunnen flaan blyven of het geweer in zyn hand houden. Zy gingen daar op ter fcheep en voeren de kreek af met genoegzaam hoog water. Buiten de kreek gekomen zynde , nam 'er een van de Rupacks affcheid van het gezelfchap, en vertrok met zyn gevolg , in agt kanoes beflaande, naar den Noordkant, alwaar zyn woonplaats was. Dees Rupack, wiens naam ■was Maat», droeg twee heenen of ordensteekens aan zyn arm. Kaptein Wilson had aan Abba Thulee zyn patrys hond, welke de Koning destyds by zich" had, ten gefchenk gegeven,. doch toen zy buiten de kreek gekomen waren en Maatii affcheid nam,, gaf Abba Thulle kern den patrys hond en het fcharlaken kleed mede, dan Z. ©ns>  i?8 BESCHR YVING van de ons volk naderhand te Pelew komende, zagen zy denKoning het fcharlaken kleed dragen, ook zagen zy aldaar in 't vervolg verfcheidenmaal den patrys hond, waar uit zy opmaakten, dat hy den hond en het laken alleen aan Maath geleend had, op dat hy het een en ander mede naar zyn Eiland nemen en aan zyn volk vertoonen zoude : hy had Kaptein Wilson zeer flerk verzogt om hem een bezoek te geven, doch de Kaptein verontfchuldigde zich daar van, dewyl hy dat doende te lang van Oroolong zoude moeten afwezig blyven. Abba Thulle en zyn gevolg, beflaande omtrent in veertig kanoes, zetten vervolgens coursnaar den zuidkant: doch wierden, ten tien uren, overvallen door een hevig verloop van wind, verzeld met donder , blikfem en regen, het welk ydere kanoe verpligtte voor zich zelve te zorgen: het volk van de kanoe, in welke de Kaptein zich bevond, fprong terflond over boord om zich te bevryden voor den regen (*), houdende de kanoe aan hun eenen arm, zoo dat dezelve daar door als ten anker gehouden wierd: doch bevindende, dat het bleef regenen niettegenflaande de donder ophield, begaven zy zich aan land , daar zy in een oogenblik vuur maakten, door zeer knaphandig twee Hukken hout tegen eikanderen te wryven. De Kaptein merkte op , dat de twee vrouwen van Raa Kook , welke by hem in zyne kanoe waren, zich by elke blikfemflraal onder zyn overrok verborgen, en eenige woorden prevelden, welke een foort (*) Niettegenltaande de inboorlingen zich daaglyks in versch water Raadden, fchenen zy alle zeer bang te wezen om door den regen nat te word°n, waarfchynlyk, om dat het gekletter van den regen op hunne naakte lighamen eene onaangename gewaarwording veroorzaakte.  PELEW EILANDEN. 179 foort van gebed fchenen te wezen. Raa Kook bedekte zich geheel en al met zyn mat. Omtrent den middag, het weêr opklarende, begaven zy zich naar den Koning, die ons volk voor het middagmaal gekookte visch voor zette, welke zeer veel geleek naar barbeel. Omtrent ten een uur kwamen zy aan land, wanneer de Koning met hen en zyn gevolg, omtrent een myl landwaarts in gewandeld zynde, aan een ftad kwamen, genoemd Aramalorgoo, waarin zy een dans van oorlogslieden zagen , en vervolgens hun de gewone ververfchingen wierden aangeboden. In hunne kenoes terug gekeerd zynde, voeren zy naar een plaats, genoemd Emillegue, 't welk eene byzondere Regering fcheen te wezen, dewyl zy, uit naam van den Rupack, of Opperhoofd van het Eiland, plegtig verzogt wierden aan land te komen: het was eene groote ftad, omtrent een myl van zee gelegen, en de Rupack een dik, beleefd en vriendlyk oud man , uit den eerbied , welke hem getoond wierd, fcheen hy een man van groot aanzien te wezen. Ons volk wierd hier wederom in het denkbeeld gebragt, dat 'er eenige hoflykheit plaats had , dewyl de Koning van Pelew, niet aan land begeerde te gaan, maar in zyn kanoe ftaan bleef, fchoon hy zelf wilde, dat alle de anderen, die by hem waren, zich aan land zouden begeven. Zy wierden 'er vermaakt met een dans en op gekookte duiven onthaald: ook wierden zy op eene zeer vriendlyke wys in twee of drie huizen van byzondere perfonen genoodigd: dewyl het reeds avond was geworden eer zy naar hunne kanoes terug keerden , en het daar by zeer donker was, toonden de inboorlingen hunne vriendlykheit, door met Z 2 hea  ï8o BESCHRYVING van de hen mede te gaan, om hen veilig aan den oever te brengen, hebbende brandende toortfen in hunne handen, en vattende hen telkens by de hand wanneer hier of daar het pad oneffen of moeilyk was. Omtrent tien uren, kwam Kaptein Wilson met zyn volk te Pelew; dan 'sKonings kanoe nog niet aangekomen zynde, ging 'er niemant van hun aan land , en dit wierd ook in acht genomen door alle de andere kanoes, en zelf zoo lang de Koning niet aan land getreden was, wierd 'er niets uit eenige dier vaartuigen aan ftrand gebragt: en fchoon deze pligtpleging door al het volk aan Abba Thulle bewezen wierd, zelf door zyne broeders Raa Kook en Arra Kook, wierd egter aan Kaptein Wilson en de andere Engelfchen, door Raa Kook, te kennen gegeven, dat zy, indien zy het goedvonden, aan land konden gaan , maar de Kaptein , merkende dat dit eene beleefdheit voor den Koning was, bleef in zyn kanoe, om daar mede zyn eerbied voor den Koning en den Generaal te toonen. Ons volk bleef dien geheelen nagt in het huis aan den waterkant flaande, waarin Abba Thulle insgelyks overnagtte. Voor dat zy zich ter rust begaven, Wierd 'er eene raadsvergadering gehouden, beftaande uit den Koning , zyne broeders en de voornaamfte Rupacks , die te Pelew terug gekomen waren, van welke het onderwerp, den volgenden morgen, Maandag den 13, bekend gemaakt wierd, wanneer Abba Thulle aan den Kaptein vroeg : of hy nog eens met hem in den ftryd wilde gaan? welke daar op ten antwoord gaf, dat hy hier in niet bewilligen konde voor dat hy daar over met zyne Officieren te Oroolong geraadpleegd had ; dat toen hy het Eiland  PELEW EILANDEN. i*i Eiland verliet 'er vele van hun ziek waren , en dat hy mooglyk by zyne terugkomst 'er nog meer in dien ftaat zoude kunnen vinden , doch indien hy in dat geval niet was , hy met vermaak aan zyn verlangen zoude voldoen. De Koning vroeg hem wyders, waarom de jol niet te Pelew om patatten geweest was federt dat de Kaptein zich by hem in zyn Eiland bevonden had, waar op Kaptein Wilson ten antwoord gaf, dat zy thans maar eene boot tot hun gebruik hadden, dewyl zy de andere hadden laten zinken voor het nieuwe fchip, om een dam voor het zelve te maken. — Het weêr, dat tot heden zeer onftuimig geweest was, nu bedarende, en de wind naar het Noordooften geloopen zynde, verliet ons volk Pelew des voormiddags ten elf uren. Zy vertoefden omtrent een uur aan het kleene Eiland, en kwamen ten vier uren in den namiddag, verzeld door Raa Kook te Oroolong aan. By de aankomst te Oroolong, vernamen zy met groot genoegen, dat de Heer Bark er reeds van zyn gedane val zoo ver herfteld was, dat hy konde uitgaan; dat de arbeid aan het fchip veel gevorderd was en alle de binten 'er in gelegd en vast gehegt waren. De Generaal, die altyd oplettend was op het belang en den dienst van ons volk, zond terftond alle de kanoes terug, (uitgezonderd de zyne, op welkers volk hy ftaat maken konde) op dat zy niets zoude ftelen of zich aan eenig ander wangedrag fchuldig maken. Z 3 XVI. HOOFD-  ig» BESCHRYVING VAN DE XVI. HOOFDSTUK. Rechtsplegingen te Oroolong. — De Generaal blyft by de Engelfchen. — Hykrygt tyding, dat het volk van Artingall om den vrede was komen fmeeken. — De Koning komt den volgenden dag en brengt, voor het eerst, eene van zyne vrouwen, zy* ne begunfagde dogter en verfcheiden van hare vrouwelyke bedienden mede. — Hy blyft drie of vier dagen aan de agterkant van het Eiland, gedurende welken tyd de Generaal, die met hem gekomen was, zeer onpaslyk wierd. — De Heer Sharp bezoekt hem en verligt zyne pynen. — De Koning en Raa Kook, met hun gevolg keeren. naar Pelew. — Hy zend den Engelfchen eenige yerw, om hun fchip mede te verwen. — De He er Sn a r p gaat naar Pelew, om naar de gezondheit van Raa Kook te vernemen en vind hem vry weL "dingsdag den 14. De jol wierd dien morgen om water uitgezonden, maar zy vonden de Wel droog, en zagen daar ter plaatfe zeven kanoes, welke zy door Thomas Rose verflonden, dat de voorloopers van den Koning waren, welke met volk en booten zoude komen, om al het fcheepsgefchut aan land te brengen. Gedurende dien dag kreeg ons volk nog eenig water , en eene kleene kanoe bragt hen een weinig viscii en eene zeer fchoone zeekreeft» De  PELEW EILANDEN. 18^ De kok, door zyne onachtzaamheie eenige ryst verwaarloost hebbende, en daar en boven onder het vermoeden leggende, dat hy met den Chinees, die hem voor koksmaat diende, een gedeelte der levensmiddelen, die hem, om klaar temaken, gegeven waren, voor zich gehouden had, wierd dien dag, ingevolge van de te voren gemaakte wet, door de meerderheit gevonnisd tot een bilflag, welke op deze wys ter uitvoer gebragt wierd ; tot zyn middel ontkleed zynde, wierden hem de handen gebonden en dezelven aan een boom opgehaald , op dat hy uitgeftrekt ftaan zoude, waarna 'er een man, met een dun plat ftuk hout, in de gedaante van een palet, hem het getal der fla* gen gaf, waar toe hy verwezen was. De koksmaat wierd op gelyke wys geflraft, benevens nog een Chinees, die een zyner landslieden met een fteen aan het hoofd gekwetst had. Raa Kook hen de handen ziende binden, kreeg met hen medelyden, en verzogt aan Kaptein Wils om dat zy vrygelaten mogten worden ; maar het belang van deze kleene maatfchappy volftrekt vorderende, dat de goede orde en gehoorzaamheit gehandhaaft wierden, beduidde de Kaptein zulks aan den Generaal, en gaf hem tevens te kennen dat dit de reden was waarom hy zyn verzoek niet konde inwilligen. Hy ftond 'er egter by, terwyl zy hunnen ftraf ontfingen, en begrypende dat de zaak van een ernftigen aart was, fcheen hy ook overtuigd, dat zy te recht geflraft wierden, maar toen de Chinees kwam om de kastyding te ontfangen, maakten de andere Chineefen zulk een geweldig gefchreeuw , dat hy zelf lachte om hunne vreesachtigheit. Dien namiddag, kwamen 'er drie kanoes aan de waterplaats, in  184 BESCHRYVING van de in een van welken eene vrouw zat, zynde de eerfte, die by de Engelfchen te Oroolong gezien was. Zy kwamen vervolgens in de haven, wanneer het vrouwsperfoon aan land trad , en, na het fchip bezigtigd te hebben, zich van daar begaf naar de fmitswinkel, en de plaats daar de kok het eeten gereed maakte : dit alles, met de uiterfte oplettendheit bezien hebbende, kwam zy naar het fchip terug, 't welk zy andermaal, eenige minuten lang, met alle naauwkeurigheit, bezigtigde en toen naar haar kanoe terug keerde. Ons volk is nooit te weten gekomen wie zy was, dewyl Raa Kook, juist op dien tyd, naar het wrak was gevaren :. zy fcheen met veel omzigtigheit van de eene plaats naar de andere te gaan, doch dit kwam mooglyk voort uit hare nieuwsgierigheit, om toch alles te zien wat by of omtrent haar was: men meende voor 't naast dat zy van Emillegue kwam, dewyl zy eene andere houding fcheen te hebben als die van Pelew. Dien dag begon men den bodem van het fchip te breeuwen en het dek te leggen. Donderdag den i<5. De-jol voer nu daaglyks naar het wrak, van waar dezelve telkens iets medebragt, dat van nut of dienst was : dien morgen kwam 'er in de haven een kanoe met visch en met een zeefchildpad van omtrent tweehonderd ponden. Raa Kook zond'de fchildpad aan den Koning maar gaf het grootfle gedeelte van de visch aan ons volk. In den namiddag, kwam 'er een kanoe van Pelew, om den Generaal tyding te brengen, dat de Eerste Minister van Artingall in die ftad was aangekomen om den vrede aan te bieden, en hier van wierd tevens berigt gezonden aan den Kaptein Wil sok. Raa  PELEW EILANDEN. 185 Raa Kook was ukermaten verblyd met dit nieuws en zeide aan den Kaptein, dat hy onderftelde, da: dit de re* den was waarom zyn broeder Abba Thull-e nog niet gekomen was, maar dat hy hem, den volgenden dag, vast te Oroolong verwagtte. • In den nagt, trachtte een kanoe de haven in te komen, doch wierd afgehouden door op dezelve te vuren, maar kwam, den volgenden morgen, Vrydag den 17, weder, en bragt eenige visch mede. De Generaal gaf 'er drie van aan ons volk, welke 'er alle genoeg aan hadden voor hun middagmaal en daar door hunne hammen befpaarden ; het overige van de visch wierd bewaard voor den Koning, die, des middags ten een uur, met een gevolg van negen kanoes, in de haven aankwam. Hy bragt met zich zyne jongde dogter, Erre Bress en agt of negen vrouwen , welke, behalven dat eene vrouwsperfoon, waarvan te voren gewag gemaakt is, de eerftenwaren, die zich te Oroolong lieten zien. Voor dat Abba Thulle aan land trad, ging de Generaal hem ontfangen , aan wien hy een verhaal gaf van al het geen 'er omgegaan was. De Koning, bevel gegeven hebbende , om aan ons volk een gefchenk te doen van patatten, kokosnoten en fuikergebak, kwam vervolgens aan land, leidende zyne dogter by de hand langs den zeekant: zy fcheen omtrent negen jaren oud, en by deze, zoo wel als by aHe volgende gelegenheden, toonde hy veel werks van haar te maken. De Generaal droeg zorg voor alle de andere vrouwen en geleide haar door de legerplaats van ons volk. De Koning zich aan Kaptein Wilson verontfchuldigd hebbende, dat hy niet eerder te Oroolong had kunnen komen, om hem voer zyne gedane dienflen te A a be-  i8<5 BESCHRYVING van de bedanken, fcheen ongeduldig om hun werk op te nemen, en zyne Tackelbys , of werklieden , die hy mede gebragt had, met zich nemende, gingen zy het fchip bezigtigen en zagen vreemd op over de gedaante, die het, federt dat zy laatst in het Eiland geweest waren, gekregen had, ook waren zy verwonderd over de gemaklykheden , die 'er in gemaakt waren. Vervolgens ging de Koning naar de verfchantzing , daar zyn aandagt viel op twee jongens, die -ftootgaren zaten te fpinnen, welke arbeid hem by zonder fcheen te behagen. Zyn broeder bragt hem daarna in de tent der Chineefen, die alle bezig waren met touw uit te pluizen om het fchip te kalefaten. — Onder de vrouwen, welke Raa Kook door de legerplaats geleidde, was 'er eene, die zeer jong was, en niet alleen door hare houding en fchoonheit, maar ook door haren bevalligen gang, waar van zy nog geen weerga te Pelew gezien hadden, de oogen van alle onze landslieden naar zich trok: zoo dat zy niet konden nalaten eenig onderzoek naar haar perfoon aan den Generaal te doen, welke hun berigtte , dat zy eene van 'sKonings vrouwen was en Ludee heette; — deze vrouw en al haar vrouwlyk gezelfchap toonden, op het eerfte gezigt van ons werk, die zelfde verwondering, welke de andere inboorlingen hadden laten blyken. Na dat zy zich eenigen tyd vermaakt hadden, met al het geen men haar liet zien, wierd 'er een kleed gefpreid voor den Koning, den Generaal en de vrouwen, op welk de Kaptein hen visch en gekookte ryst met fyroop voor zette, dan fchoon zy dit nimmer te voren gegeten hadden, fcheen het hen egter byzonder te fmaken. De Koning, met den Kaptein in gefprek zynde, vroeg hem  JLZTJDJEE, eene der Trouwen vun <3$_BMS% TmITLZsE,   PELEW EILANDEN. 187 hem waar hy zyn kruit bewaarde en hoe veel hy daar vari had? waarop hy ten antwoord gaf, dat de konftapel dit alles onder zyn beftuur had en afwezig was , doch dat wanneer hy des avonds terug keerde, hy 'er dan onderzoek naar doen zoude. Abba Thulle fcheen op dit antwoord te merken, dat hy iets onbillyks gevraagd had, wan| oogenbliklyk bragt hy het gefprek op een ander onderwerp , en vroeg naderhand 'er niet meer naar, doch maakte aan den Kaptein bekend , dat hy gekomen was, om de groote ftukken gefchut aan land te halen, vragende of hy dezelven te Oroolong zoude brengen of mede naar Pelew nemen? Kaptein Wilson ging hier op ter zyden, en met den Opperftuurman daar over gefproken hebbende, vonden zy geraden hem ten antwoord te geven, dat zy dezelven naar Pelew konden brengen, uitgezonderd een, welke zy voor hun fchip noodig hadden. Abba Thulle gaf vervolgens aan den Kaptein te kennen, dat hy nu in vrede was met de meefte van zyne naburen, en geloofde, dat hy zulks aan hunne fnaphanen te danken had en dienvolgens hoopte, dat de Engelfchen-t als zy heen gingen , 'er hem eenigen laten zouden: voegende daar by, dat zy om geen yzer vroegen, dewyl zy dat nu genoeg hadden, maar dat het eenigfte, 't welk zy verlangden, was kruit en fnaphanen, en 'er geern tien zouden hebben. -— De Kaptein gaf op dit alles ten antwoord, dat zy altyd zouden toonen zyne beste vrienden te wezen, doch dat zy 'er geen tien konden misfen, dewyl zy juist op dien tyd met verfcheiden natiën in oorlog waren, welker fchepen zy , op hunne thuis reis, zouden kunnen ontmoeten, doch dat zy 'e; hem egter vyf zouden laten, Aa 2 welk  m B ESCHRYVING va:n de welk antwoord van den Kaptein hem byzonder fcheen te behagen, vooral toen hy'er byvoegde, dat in geval zyne naburen hem wederom den oorlog mogten aandoen , hy hen, uit hoofde van de vriendlyke behandeling, welke de Engelfchen van hem ontfangen hadden , konde verklaren, dat zy met een grooter fchip en veel meer volks zouden wederkomen, en dan wraak nemen over de beledigingen, die hem, in hun afwezen, waren aangedar.n. In den namiddag begaf zich de Koning met zyn volk naar de waterplaats. — Dees in de daad beminnelyke Prins gaf by aanhoudendheit nieuwe bewyzen van zyne oplettenheit voor de Engelfchen: gemerkt hebbende, dat ons volk, als hy met een groot gevolg kwam, terflond uitfeheidde met werken, en daar uit opmakende, dat zulks gefehiedde uit vreeze dat zy hun gereedfchap zoude befcharen , 't welk hy wist dat fomtyds moeilyk weder te krygen was,, deet hy hen alle, zoohaast hy gegeten had , naar het agterfte gedeelte van het Eiland gaan , op dat zy ons volk niet zouden hinderen in een arbeid, dienhywist.dat onze Landslieden zoo ter harte ging. Hy had niet lang aan de waterplaats geweest , of hy liet Kaptein Wilson verzoeken by hem te komen, die derwaart ging, verzeld door de Heeren Sh a rp en De vis. Toen zy by hem kwamen, waren zyne kanoes even te voren van de vischvangst terug gekeert en hadden zeer veel visch medegebragt, welke op de plaats, daar de Koning zat, in twee deelen op den grond uitgefpreid lag: de reden, waarom hy om den Kaptein gezonden had, was om hem 'er een gedeelte van te geven, beftaande uit tien visfchen. De Kaptein beduidde hem daar op, dat dewyl vier van  PELEW EILANDEN. i8j van die visfchen genoeg waren , om zyn volk te fpyzigen, hy vreesde, dat de overige zouden bederven voor den volgenden dag , waarop de Koning beval, dat de andere zes zouden fchoon gemaakt en behandeld worden naar hunne gewone manier, met byvoeginge, dat hy hun dezelven den volgenden morgen zoude zenden. — Dewyl intusfchen den avond begon te vallen, verlangde de Koning, dat de drie Heeren terug zouden gaan voor dat het donker wierd, nadien een gedeelte van den landweg hobbelachtig en gevaarlyk was ,• zy namen dierhalven van hem affcheid, met herhaalde betuiginge van hunne dankbaarheit, voor de aanhoudende blyken van zyn aandagt. Dien nagt woei het een harden ftorm. Dien morgen wierd den Koning eenige gekookte ryst voor zyn ontbyt gezonden , en kort daarna kwam Raa Kook over land, gevolgd wordende door zes man, die de visch droegen, en welke op hunnen weg door de bosfchen zoo hard zongen, dat men ze, lang voor dat zy gezien wierden, reeds gehoord had. De visch was fmaaklyk en goed, en dewyl dezelve, in die heete lugtflreek, binnen weinig uren bederft, zal het der moeite wel waardig wezen te melden op welke wys zy die weten te bewaren. De visch wel fchoon gemaakt , gewasfehert en gefchrapt zynde , fteken zy twee platte houten door de lengte van de visch heen , ten einde dezelve regt uitgeftrekt te houden, op gelyke manier als het vleesch aan een fpit gedoken word , en winden dezelve in groote breede bladeren ; vervolgens maken zy een foort vanfGüraag, omtrent twee voeten hoog van den grond, en de visch op dezelve gelegd, hebbende, fteken zy 'er een kleen vuur onder ,, Aa 3, ov.ejj-  ipo BESCHRYVING van de over wdke zy eenige uren liggen blyft, tot zoo lang dat zy wel gedroogd en gerookt is, wanneer men ze, zonder eenige verdere klaarmaking, eten en een paar dagen goed houden kan, fchoon ze egter dan niet zoo fmaaklyk is, als wanneer ze versch gegeten word. Dien voormiddag wierd 'er eene waarneming gedaan omtrent de ligging van de waterplaats, en bevonden, dat dezelve gelegen was op de noorderbreedte van 7 gr. 18 min. en dat de noorderbreedte van Oroolong was 7 gr. 19 min. De Koning, vyf of zes kanoes met de vrouwen aan de waterplaats gelaten hebbende, begaf zich dien dag naar het wrak: tegen zyne terugkomst van daar , zond de Kaptein hem eenige theé aan ftrand en begaf zich kort daarna in perfoon naar den Koning , om hem te klagen over de ontrooving van een breeuwbeitel en een fcheeptimmermans byl, naar welken hy beloofde, by zyne terugkomst, onderzoek te zullen laten doen. Drie mannen van het volk van Artingall, welke by den Koning waren , by den Kaptein gebragt zynde, wierden door hem tot het ontbyt genoodigd. Arra Kooker kwam berigt brengen, dat hy de breeuwbeitel, die ons volk ontroofd was, had wedergevon- den, maar dat de byl naar Pelew gevoerd was. ■ Hy berigtte wyders, dat de Koning tien mannen verzogt, om hem te helpen het gefchut uit het wrak te halen, dewyl zy geen takel hadden om zulks te kunnen doen: die tien mannen vervolgens daar heen gezonden zynde, wierden aan boord ontfangen door Abba Thulle, welke niet weinig verwonderd was toen hy de gemaklykheit zag, met welke ons volk dien arbeid verrigtte. — Het volk van Artingall en de Generaal kwamen, volgens de ge-  PELEW EILANDEN. 191 gedane uitnoodiging, by de Engelfchen cntbyte". Zy toonden hun de tenten en het werk, waar mede zy bezig waren, het welk deze menfchen niet zeer veel bevreerrdinge befchouwden, voor al de draaibas en het zespordéf ftuk gefchut, maar wanneer zy hun het k!een geweer toonden, gaven zy door geweldige gebaarden te kennen, dat dit de werktuigen waren, door welke zoo vele van hunne landslieden te Artingall gedood waren. Zy toonden egter hier over niet de minfte gevoeligheit , maar gaven, den Engelfchen vriendlyk de hand en namen de beleefdhe ■ den, welke men hun bewees , met zeer veel dankbaarheit aan. Op den middag ontftond 'er een hevige ftorm, verzeld met zwaren regen. Kaptein Wilson kreeg van hun zeer veel visch en daar onder zeer groote Kima Cockles, (*) welke in het Ooften zoo wel bekend zyn als in Europa, en wier fchelpen gebruikt worden om de grotten en fonteinen te verfieren. Maandag den 20. De -Koning zond dien dag wederom veel visch aan de Engelfchen, benevens eene groote korf met patatten en andere vrugten. — Raa Kook, niet wel geworden zynde, kwam niet op het ontbyt, maar liet den Kaptein Wilson en den Chirurgyn verzoeken by hem te komen: toen zy by hem kwamen, was de Koning weder naar het wrak gevaren; zy vonden den Generaal zeer koortzig, door de pyn van een groot gezwel aan den arm , 't welk de Heer Sharp ftoofde en behandelde: hy had verfcheiden perfonenby zich, endaar onder twee vrouwen, welke (*) Een fooit van Alieltruiken, de Vertaler.  102 BESCHRYVING van de welke.op de borst en aan de maag zeer gekwetst cn als met fpelden gefchrapt waren; zy vroegen naar de oorzaak, doch geen tolk by zich hebbende, konden zy alleen te weten komen, dat zy zich zeiven deze kwetfuren gaven met een puntig en fcherp blad , en uit de droevige houding van deze vrouwen, maakten zy op , dat zy zich die wonden hadden toegebragt om hare droef heit over des Generaals ongefteldheit te toonen. Des avonds gingen zy weder naar hem zien en vonden hem toen veel beter. De Koning, des avonds aan ftrand komende, was zeer in zyn fchik over de zorg, die men voor zyn broeder gedragen had , en fcheen by deze gelegenheit op eene byzondere wys voor hem bekommerd te wezen, en in de daad ons volk heeft herhaalde reizen in het geval geweest, om getuigen te zyn van de teederheit en toegenegenheit, welke Abba Thulle alle de perfonen van zyn geflacht toedroeg. De visfehende kanoes terug komende , wierd 'er een groot deel van derzelver vangst aan de Engelfchen gegeven. Terwyl zy hier by den Koning zaten, kwam 'er een vliegende vos digt by de plaats, daar zy zich bevonden, opeen boom zitten, en de knegt van Kaptein Wilson, die op het duiven fchieten in het Eiland had uit geweest en wiens geweer geladen was , juist op dien tyd terug komende, fchoot hem van den boom af. Dit is een dier het welk eenige gelykheit heeft met onze vleermuis, doch is vyf of zesmaal grooter , de kop zeer veel overeenkomst hebbende met een vos, en byna dezelfde reuk: de inboorlingen noemen het O leek: het loopt langs den gronden op de boomen gelyk een kat : ook heeft het zeer wyde vleu-  PELEW EILANDEN. 193 vleugels, met welken het vliegt gelyk een vogel. De inwoonders van Pelew koken en eten dit dier als zy het kunnen dood liaan , wordende by hen voor eene groote lekkerny gehouden: waarom ook de Engelfchen, als zy het zagen, het altyd voor den Koning fchoten, wordende, gelyk de tamme duiven, als een fpys gehouden voor perfonen van den eerflen rang. Het volk van Artingall, dat hier by tegenwoordig was, het dier ziende vallen uit den top van een hoogen boom, zonder dat zy ontdekt hadden waar door het geraakt was, liep 'er een van hun om het op te nemen ; het beziende en de plaats van de fchoot ontdekkende, beduidde hy hen, dat verfcheiden van hunne landslieden op dezelfde wys hun leven, in het laatfte gevegt, gelaten hadden, en even, gelyk dit dier, met gaten in hun lighaam ter nedergevallen en geflorven waren, Terwyl deze menfchen hunne natuurlyke verwondering over het gebeurde lieten blyken, konden Abba Thulle en de Generaal, die nu eene volledige kennis van het vermogen en de uitwerking van het geweer verkregen hadden, zich niet onthouden van te grimlachen, ziende dat die van Artingall ten laatflen ontdekt hadden, het middel, waar door zy zoo geflagen waren geworden en waar door hun verfland zoo verbyflerd was geweest. Dingsdag den 21. In den morgenflond , ontfing ons volk wederom eenige visch , zynde naar gewoonte toebereid. Ten negen uren kwam de Koning in zyne kanoes, met zyn gevolg, voorby varen, om naar Pelew terug te keeren. Hy flapte aan land, bezigtigde den arbeid en nam naauwkeurig de vertimmering op van de pinnas, waar aan ons volk bezig was te werken. Voor hy B b ver-  194 BESCHRYVING van de Vertrok, vroeg hy aan-den Kaptein of de Engelfchen nog wel eens met hem ten oorlog zouden willen gaan? zonder te zeggen wie hy beoorlogen wilde; zy gaven hem egter ten antwoord, dat zy 'er toe gereed waren. In zyne kanoe zullende gaan, verzogt hy, dat Thomas Rose en nog iemand van ons volk hem naar Pelew zouden verzeilen, en dit bewilligd zynde, bood de Heer De vis zich daar toe aan. In het gefprek, 't welk de Koning dien dag met Kaptein Wilson hielt, fcheen hy zeer bekommerd, dat ons volk zyn land mogt verlaten zonder hem alvorens den tyd van hun vertrek te kennen te geven , ©m dat hy voornemens was met hen twee van zyn volk naar Engeland te zenden, en beloofde hun wyders de noo- dige verf om hun fchip mede te verwen. Raa Kook zoude geern te Oroolong gebleven zyn tot dat zyn arm herfleld was, doch hy zeide, dat hy zulks niet welvoeglyk doen konde, maar binnen kort zoude terug komen. Ons volk maakte hier uit op, dat zyne tegenwoordigheit vereischt wierd in de raadsvergadering, die 'er, over de op handen zynde onderneming, ftond gehouden te worden. Toen de jol wederkeerde, wierd dezelve naar Pelew gezonden om de beloofde verf af te halen. Na den maaltyd, kreeg yder man een vyl, om die aan zyn Sucalic, of byzonderen vriend, te vereeren. Kaptein Wilson had alle de gereedfchappen en het yzerwerk onder zyne bewaring gehouden , op dat ons volk 'er niet ligtvaardig mede handelen zoude. Woensdag den 22. Het een frisfche koelte uit den Noordooften waaijende en het tevens zeer fchoon weêr zynde, wierden alle de levensmiddelen opgeflagen, gedroogd en  PELEW EILANDEN. 195 en gelugt. De jol, die den Koning naar Pelew was gevolgd , kwam dien dag weder met de beloofde verf, beftaande in rood en geel ooker (*), waar van hy zoo veel zond, dat het fchip 'er wel drie of vier maal mede konde geverwd worden: hy had het volk, dat dezelve bragt, byzonder belast zorg te dragen voor de korven, waarin de verf, om ze voor nat worden te bewaren, gepakt was, en tevens door hen aan den Kaptein laten zeg: gen, dat als hy opkwam, om Pelelew (de plaats daar de voorgenomen onderneming tegen gerigt was) te gaan bevegten, hy volk mede zoude brengen om het fchip te verwen. In den namiddag hadden zy zware verkopen van wind uit het Noorden, verzeld met ftortregen. — De jol^ dien avond van de waterplaats terug komende, wierd tot in den mond van de haven door twee kanoes gevolgd , doch niet verder komende, meende men, dat het inwoners van Pelelew waren. Donderdag den 23. Dees dag kregen onze werklieden gedaan met het fchip van buiten te breeuwen en het zelve geheel te beplanken, zoo dat 'er dien avond water in konde gelaten worden, om te ontdekken óf'er ook lekken in waren. Vrydag den 24. Was alle man aan 't wërk-om het bo» ventte gedeelte van het fchip te breeuwen , en de plaats; tot het inzetten der masten te bepalen. De jol wierd naar Pe- (*) Dit waren de eenige natuurlyke kleuren, die zy hadden, fchoon zy ook fomtyds zwarte en witte verf aan hunne vercierfels gebruikten , wordende de eerfte van JtoKosnoten en de ander vaa feoraal ge-) ferand. Bb a  196 BESCHRYVING van de Pelew gezonden, om den Heer Devis en Thomas Rose aftehalen: met dezelve ging de Chirurgyn Sn ar? mede derwtart, ten einde Raa Kook te bezoeken tn te zien of hy hem aan 't gebrek van zyn arm nog van dienst konde wezen: kort na hun vertrek, kwam 'er eene kanoe van den Koning, geladen met raauwe patatten, daar zy ze altoos, federt de eerfte tien dagen van hunne komst, gekookt gekregen hadden. Saturdag den 25. Dees dag kreeg men gedaan met het fchip geheel en al af te breeuwen. De jol bragt den Heer Sharp terug, zynde de Koning en al het volk van Pelew byzonder in hun fchik geweest, met dit blyk van aandagt op hunnen beminden Generaal. De Heer Sharp bad Raa Kook merklyk beter gevonden: een Chirurgyn van Pelew had, met het zelfde mes, 't welk hy aan de voet van des Generaals zoon gebruikt had, hem het hart uit het gezwel, gelyk ook het vleesch, dat 'er om zat, weggefneden» De Heer Sharp verbond het gebrek, Helde eenige andere middelen in 't werk en beduidde hem hoe het verder moest behandeld worden, waar door hy binnen korten tyd volkomen genas. Wanneer men in aanmerking neemt, dat deze Heelmeefters van Pelew geene andere manier van genezing gebruikte als het beledigde deel weg te fnyden, en dat hy tot den tyd toe, op. welken hem by geval een twee Huivers mes in handen gevallen was, die konstbewerking verïigtte door fchelpen, die hy fcherp fleep, moet men zich ten hoogften verwonderen over de ftoutheit van die behandeling, en levende in een land, waarin de ontleedkunde van het menschlyk lighaamzoo wel als deheelkonst zoo grondig ge-  PELEW EILANDEN. 107 gekend en tot zulk een trap van volkomenheit gebragt is , geholpen wordende door zulke uitmuntende inflrumenten, kan men niet als met aandoeninge gedenken aan het lyden van hun, wier ziekte of gebreken aan de behandeling van een Chirurgyn van Pelew moeten overgelaten worden. Wanneer de jol met den Heer Sharp en Thomas Rose (hebbende de Heer De vis verkozen by den Koning te blyven tot zyn togt naar 1-elelew) terugkwam, bragt dezelve mede patatten, fuiker gebakken en vyf jonge wilde eenden, het eenig gevogelte van dat foort, 't welk ons volk in deze landftreken gezien had. Thomas Rose verhaalde aan den Kaptein, dat de reden, waarom Abba Thulle hem genoodigd had, was, om hem over verfcheiden dingen, betreklyk de Engelfchen, te ondervragen, en om van hem een berigt te krygen van de verfchillende volken, met welken zy in oorlog waren. Zondag den 2(5. Het fchip, tot hun aller groote vreugd, nu van buiten geheel afgewerkt zynde , begon men dezen morgen met de gemaakte gragt op te vullen en den dam op te ruimen: dit was een zwaar werk, nadien de dyk zoo vast en flerk geworden was, als of de natuur denzelven gemaakt had : ook haalden zy de pinnas 'er uit en maakten dezelve weder tot gebruik bekwaam. - • Terwyl zy hier mede bezig waren, zagen, zy tien kanoes de haven in komen : zy kwamen van het land, dat ten Zuiden gelegen was : in het eerst dagt men, dat zy van Pelelew kwamen, doch naderhand verflond men, dat zy vreemdelingen waren, welke zich gingen voegen by Abba ThulIE. — Zy gaven ons volk eenige patatten, doch van een Bb 3 vex>  ipS BJESCHRYVING van de verfchillend foort als zy tot hier toe gezien hadden, zynde van eene ftroo kleur, met roode ftrepen. Deze vreemdelingen onthaalde men op ferbet, geleidde hen rond de werkplaats, liet hen het fchip bezien , en toonde hen voorts alles wat men oordeelde, dat hen vermaak zoude geven. Zy bezagen het een en ander met die verwondering, welke men natuurlyker wyze moest verwagtten ; doch uit het weinig wantrouwen, het welk zy, aan land komende, lieten blyken, en uit de geringe bevreemdinge, die zy toonden, over de kleur van ons volk , waar over de andere inboorlingen dezer landfbreken zoo verzet geHaan hadden, onderftelde men, dat zy reeds kennis hadden of onderrigt waren van het geen 'er te zien was, en dat hunne komst te Oroolong niet volkomen met hun genoegen moest wezen. 'Er was by hen een oude-Rupack, die, in de tent van den Kaptein gekomen zynde, zich Vermaakte met de bladen van een boek , dat h^ daar vpnd liggen , te tellen, doch toen hy tot vyftig of zestig7gekomen was, gafhy het op , zeggende, dat'er te veel waren. Zy bleven omtrent twee uren aan land, en wanneer zy vertrokken gaf de Kaptein aan den Rupack een gefchenk van eenige Hukken yzer. XVÏL HOOFDr  PELEW EILANDEN. 199 XVII. HOOFDSTUK. De Koning komt om de tien mannen, die met hem tegen Pelelew zouden uittrekken. — Zware ftorm te Oroolong. —: Tyding dat de onderneming tegen Pelelew vreedzaam was afgeloopen. — De Engelfchen komen terug en geven een verhaal van de manier op welken die vrede gemaakt en gefloten was. — Vreugde by die gelegenheit te Pelew. — De Koning laat weten, dat hy voornemens is den Engelfchen voor hun vertrek nog een bezoek te geven. ~J^HÏ_aandag den 27. Dien morgen was de lugt zeer betrokken, met weinig wind uit het Noorden. Men zond de booten weder naar het wrak om 'er nog eenige behoeften? uit te.halen. In den namiddag, kwam 'er een groot aantal kanoes van Pelew. Zy waren meest alle uit de Noordlyke Eilanden, en met een van deze keerde de Heer De vis terug: hy bragt tyding, dat meest alle de Eilanden, die met Abba Thulle in verbond ftonden, derzelver magt by de zyne gevoegd hadden, en dat hy dagt, dat 'er te Pelew reeds meer dan driehonderd kanoes, tot den voorgenomen oorlog , by een verzameld waren; dat zy, toen hy die plaats verliet, bezig waren zich in drie fmaldeelen te fcheiden , 't welk eene fraaije vertoo.ning maakte; dat twee van deze fmaldeelen naar Pelelew ver-  200 BESCHRY VING van »fi vertrokken waren, maar dat het derde, waar by zich de Koning en Ria Kook bevend, naar Oroolong zoude komen om de Engelfchen aftehalen; dat hy bedankt had om den Koning te verzeilen, ten einde hy gelegenheit zoude hebben om de vloot te zien. Omtrent vier uren in den namiddag kwam de Koning met Raa Kook, en de pinnas, (die nu wederom vertimmerd was geworden) juist op dien tyd van het wrak terug gekomen zynde, maakten zich de volgende perfonen gereed om met den Koning mede gaan, te weten: Thomas Wilson, Nicholas Tyacke, Madan Blanchard, James Swift, Thomas Whitfield, John Duncan, Thomas Dulton, William Steward, William Roberts en Matthias Wilson. Voor den nagt waren zy ingefcheept en reeds buiten de haven : toen de Engelfchen het ftrand verlieten, gaven zy drie hoezee's welk door de geheele vloot beantwoord wierd , terwyl ons volk hartlyk wenschte, dat dit de laatfte togt mogt wezen. Des nagts betrok de lugt en 'er viel eenige regen, welke, met het aanbreken van den dag , Dingsdag den 28, zeer hevig wierd, gepaard met geweldige wind en vlagen, waar door alle de zeilen, waar mede men het fchip bedekt had , afwoeijen, fehoon de verf nog befchut wierd door het gebergte. Wmisdag den 29. Deze morgen was het weêr niet gunftiger ; de lugt was betrokken , het woei flerk uit den Noorden met hevige plasregens. In den namiddag, hadden zy zware vlagen, verzeld met donder, blikfem en regen : de blikfem wis aan den Oostkant fchriklyK, doch de donder ver af. Na zulk een onfluimigen dag, volgde een  PELEW EILANDEN. 201 een gedugten nagt door de verfchriklyke beweging der woedende elementen. Terwyl de Engelfchen zich verfchuilden onder de bedekking van het gebergte, vreesden zy , dat alle hunne tenten zouden weg waaijen , en nog meer waren zy beangst dat hun fchip van de blokken mogt afflaan, hier by kwam nog de ongerustheit over hunne afwezig zynde'landslieden ; welk een en ander hen een bekommerlyken nagt veroorzaakte. Donderdag den 30. Deze morgen was het egter wederom droog weêr , met eene frisfche koelte, uit den Zuidooften. In den namiddag , kwam 'er eerie kleene kanoe met tweemannen en een jonge aan de waterplaats, fchynende naar andere kanoes te zoeken, doch die niet vindende, roeiden zy naar den windkant van het Eiland, en toen de zeilen opzettende, maakten zy cours naar Pelelew. Omtrent middernagt, het weêr zeer helder zynde , zag men eene kanoe naar de haven komen, en door de wagt toegeroepen zynde, kreeg men ten antwoord Engelfchen, waar op men ze liet inkomen: in dezelve bevond zich de Rupack Arra Zook, de Sucalic of byzondere vriend van den Heer Sharp, welke, gelyk de lezer zich wel zal kunnen herinneren, dien Heer, benevens Kaptein Wilson, met zoo veel vriendlykheit ontfangen had , toen zy naar zyn ziek kind waren komen zien. Zyne aankomst deet alle de Engelfchen ontwaken en bragt hen alle by een, ten uiterfte verlangende zynde eenig berigt van hunne vrienden te bekomen. Dit Opperhoofd verhaalde hun, dat het te Pelelew tot geen gevegt gekomen was; dat de inwoners, op 's Konings aannadering, hunne fperen nedergelegd en Abba Thulle om den vrede gefmeekt C c had-  202 BESCHRYVING vak de hadden , doende hem gefchenken van kraaien en tevens twee mannen aan hem overgevende, die van het Maleitfche wrak ontkomen waren; Arra Zook wierd met alle blydfchap ontfangen, dewyl zyne komst dubbel aangenaam was, deels uit de herinneringe van zyne vorige vriendlykheit en deels wegens de goede tyding, die hy medebragt. Vrydag den 31. Kort na het aanbreken van den dag, kwam 'er eene andere kanoe in de haven, met tyding, dat de vloot op deszelfs terugkomst was. Omtrent tien uren, kwamen 'er nog twee kanoes in de haven, in een van welke was John Duncan, die het volgend verhaal gaf van den togt tegen die van Pelelew, welk verhaal ten vollenis bevestigd geworden, door alle de anderen, die dezen togt mede hebben bygewoond. — In den avond , op welken zy van Orooxong vertrokken (zynde den 27. van Oftober) kwamen zy aan een kleen Eiland ten Zuiden van deze plaats, alwaar zy hunne kanoes op 't land haalden en zich dien ganfchen nagt onder de rotzen verborgen. — Den volgenden morgen , begaven zy zich , by het aanbreken van den dag, naar een Eiland, het welk vier of vyf mylen Zuidwaarts gelegen was, dit Eiland was onbewoond en omtrent vier of vyf mylen van Pelelew af: hier floegen zy hutten op in welken zy den nagt door bragten, zynde het zeer flegt weêr; toen het een weinig bedaarde, begaf zich een gedeelte van het volk van Pelew naar een ander Eiland, niet ver van het eerfte gelegen, behoorende aan Pelelew, en vernielde aldaar de patatten planten, verbrandde de huizen en haalde de kokosboomen, die aldaar in groot getal waren, uit den grond. De inwoners hadden dit Eiland even voor de aankomst van het volk  PELEW EILANDEN. 203 volk van Pelew verlaten. Toen deze party, by welke niet meer dan twee Engelfchen waren, alles wat zy konden verwoest had , keerde zy voor zons ondergang naar de vorige legerplaats terug. Den volgenden morgen, was het zeer liegt weêr, maar toen het in den namiddag bedaarde , wierd 'er andermaal eene party naar het voorgemelde Eiland gezonden, om alles, het geen den vorigen dag overgebleven was, verder te vernielen. By dezen togt waren drie Engelfchen: des avonds kwamen zy, even gelyk den vorigen dag , in de legerplaats terug. Den tweeden morgen, kwamen 'er twee Rupacks van Pelelew in het leger en keerden kort daarna weder terug, verzeld door de tolken, doch des avonds kwamen zy andermaal by den Koning, gevolgd wordende door drie Opperhoofden van Pelelew; niet lang na hunne aankomst, wierd 'er eene raadsvergadering gehouden en daags daarna, vertrok Arra Kooker naar Pelelew om den vrede te fluiten. — Na zyne wederkomst, nog op dienzelfden voormiddag , liet de Koning den Engelfchen weten , dat de vrede met het volk van Pelelew gefloten was, en dat hy verlangde te weten of zy begerig waren de ftad te zien, dat als dan zyn broeder Arra Kooker met hen zoude medegaan, dewyl hy en Raa Kook niet voornemens waren aan land te treden. Deze boodfehap verwekte eenige verwondering by de Engelfchen, doch de tolk gaf hun daar van dezen uitleg: dat geen Rupack van hooger rang als Arra Kooker, in den tegenwoordigen ftaat van zaken met het volk van Pelelew , derwaart konde gaan, en dat het eene te groote eer en toegevendheit van den Koning zoude wezen, indien hy zelf daar heen ging, Cc 2 of  204 BESCHRYVING van de of een perfoon zond die hem de naafte in rang was. . Op deze verklaring, namen de Engelfchen 's Konings aanbieding aan om de ftad Pelelew te gaan bezigtigen , doch fpraken onder eikanderen af dat zy hunne geweren zouden mede nemen en alle te gelyk aan land gaan, op dat, indien 'er eenig misverftand mogt ontdaan, (dewyl de vrede nog zoo versch gemaakt was ) zy niet overvallen zouden worden. Zy wierden derwaart verzeld door een groot aantal inwoners van Pelew, en op eene zeer vriendlyke wys door de ingezetenen ontfangen, welke hen, naar de wyze van het land , op de gewone ververfchingen onthaalden. Zy berigtten , dat die ftad verdedigd wierd door een fteene muur, of wal, welke gemaakt was aan het einde van den dyk, die op de ftad aanliep , dat die wal tien of twaalf voeten hoog was en binnen in dezelve een voetbank was aangelegd, op welken zy konden ftaan om hunne pylen over den dyk op hunne vyanden te werpen; dat de haven by de ftad zoo ondiep was, dat 'er geene kanoes in konden komen als by hoog water. Deze omftandigheit, naamlyk de moeilykheit om aan de ftad te komen , zal waarfchynlyk de reden geweest zyn, dat zy zoo weinig kanoes gezien hadden, welke te Pelelew thuis hoorden , fchoon het een volkryk Eiland fcheen te wezen. Hunne manier, om de inkomst van de ftad door een hoogen en fterken wal te verdedigen, gaf reden om te gelooven, dat zy, met de naburige Eilanden in oorlog zynde, meer ftaat maakten op hunne inwendige fterkte als op hunne zeemagt. Na dat de vrede gefloten was en de onderdanen van Abba Thulle de vriendlykheit van het volk, 't welk zy gekomen waren om te bevegten, on-  PELEW EILANDEN. 205 ondervonden hadden, keerden zy weder naar Pelew. De Koning van Pelelew, verzelde zyif broeder den Koning , fchoon in ééne van zyne eigen kanoes, hebbende tien vrouwen onder zyn gevolg; of dit moest aangemerkt worden als een bewys van onderwerping aan Abba. Thulle, of als een openbaar teeken, dat de vriendfchap en het vertrouwen tusfchen hen herfteld was, konde ons volk niet te weten komen , maar zeker is het , dat die vrouwen alle niet wederom, met haren Koning, naar Pelelew terug keerden, dewyl men 'er twee van haar, lang daarna, nog te Oroolong met Abba Thulle gezien heeft , doch of zy als gyzelaars of als gasten by hem gebleven zyn is ons volk niet bekend geworden. —► De twee Maleijers wierden volftrekt aan den Koning overgegeven, en het is niet onwaarfchynlyk, dat Soogle, de begunftigde Maleijer, hem had aangezet om zyne twee landslieden op te eisfchen , op dat, wanneer de Koning van Pelelew hen weigerde over te geven, daar door het te voren opgevat misnoegen zoude vermeerderd en het volk van Pelew tot verdere vyandlykheden aangezet worden, althans zy toonden in deze onderneming veel meer bitterheit als zy in eene der vorigen hadden laten blyken, dan de Koning van Pelelew behoedde, door zyne tydige onderwerping, zyn volk voor de verdere uitwerking, van die gevoeligheit. Tegen den middag, kwam Raa Kook te Oroolong, met een groot aantal kanoes, in. welke alle onze Landslieden terug kwamen, die de aangenaamheit van het Eiland Pelelew ten hoogften roemden , zeggende, dat het zeer vrugtbaar fcheen, dat het land meer vlak dan bergachtig was, en dat de huizen C c 3 groa-  2o6 BESCHRYVING van de grooter en beter gebouwd waren dan die van Pelew, hebbende eene grSote hoeveelheit van kokos- en andere boomen om dezelven geplant. De inboorlingen fchenen beleefd, vriendlyk en hun toegenegen te wezen, toonende zelf een byzonderen aandagt op de Engelfchen te hebben, al fchoon zy zich daar als een magtigen bondgenoot van hunnen vyand hadden laten zien. Abba Thulle, begaf zich, verzeld door den Koning van Pelelew, terftond naar zyn eigen Eiland, 't welk de Engelfchen nu voor de eerftemaal hoorden, dat Coo. rooraa genoemd wierd, zynde Pelew de naam van de hoofdftad, in welke de Koning zyn verblyf hielt. ■ - Kaptein Wilson met Raa Kook fprekende over deze laatfte onderneming, vroeg hem van waar alle die kanoes gekomen waren, welke zich by den Koning gevoegd hadden, om welke vraag te beantwoorden, de Generaal alle die plaatfen , in de volgende orde, optelden, beginnende van de Noordkant: Emungs, Aramalorgoo, Emillegue, Arraguy, Coorooraa, Caragaba, Pethoull, zynde dit laatfte dat kleen Eiland, waar van zoo dikmaals gewag gemaakt is en welkers naam men tot heden toe niet geweten had, en Oroolong of het Engelschmans Eiland. Raa Kook fcheen zeer verlangende om te Pelew te wezen, en maakte dit bezoek het kortfte, met welke hy immer den Engelfchen vereerd had, vertrekkende zoo dra hy gegeten had en wordende door alle de kanoes gevolgd. Hy wilde, dat de Kaptein zyn boot zoude zenden, om eenige fyroop en toortfen, waar aan zy gebrek hadden , dewyl zy geern hunne kandy-fhiker en kaarsfen voor de reis wilden befparen. Sa-  PELEW EILANDEN. 207 Saturdag den 1 November. Des avonds, de jol gereed gemaakt zynde, begaf zich de Heer Sharp, met nog vier mannen, in dezelve naar Pelew, om den Kening te begroeten wegens den gefloten vrede en aftehalen hetgeen Raa Kook beloofd had. Dien morgen het goed weêr zynde, begon men het dek te breeuwen, dan welk werk geflremd wierd door dien zy geen pik of harst hadden, doch de Voorzienigheit beftierde het, dat zy, ter vergoeding van dat gebrek, hunnen toevlugt namen tot een voortbrengfel van het Eiland, want met eikanderen hier over raadplegende, herinnerden zich fommigen, dat denaden derfchepen, in India en byzonder in China, wierden toegeflreken met Chinam : terftond riep men de Chineefen, en na hen ondervraagd te hebben over de wyze op welke die gemaakt wierd, vernam men, naar de beste onderrigting, die zy geven konden, dat zy dezelve op de volgende wys konde namaken : zy namen koraalfleenen, maakten daar van een foort van oven en verbrandden dezelve door de takken van de boomen , die zy ter nedergehouwen hadden, tot asfche, en deze wel gezift en gemengd zynde met het vet, dat zy geborgen hadden, maakte zulks een zeer goede harst. Zondag den 2. De lugt betrokken zynde met ligte noordewinden , was al ons volk dien dag bezig aan het fchip, wanneer hun aandagt viel op twee kanoes, welke in de haven gekomen waren om met aas te visfen: de manier, op welke zy dit deden, kwam onze zeelieden zoo ongemeen voor, dat het niet onvoeglyk kan wezen 'er melding, van te maken: — Deze visfehers een troep van die visch, om welke te vangen zy uit waren, en die veel overeenkomst had.  208 BESCHRYVING van de had met onze fprot, ontdekt hebbende, lokten zy dezelven met het aas naar de plaatfen daar het water laag was, en hunne kanoes met matten overdekt hebbende, begonden zy eensklaps een yslyk gefchreeuw te maken en zoo geweldig met hunne riemen, ter wederzyden van den troep, in het water te {laan, dat de visch, daar door verfchrikt zynde, by menigte uitliet water en op de matten fprong, wanneer zy ze fchielyk grepen en aan het eind van de kanoe wierpen, daar eene plaats open was om ze te bergen. De Heer Sharp kwam dien avond van Pelew terug j juist op den tyd dat ons volk met het gebed bezig was ; hy bragt mede al het geen Raa Kook beloofd had, en tevens nog eene groote hoeveelheit van fuikergebak, genoemd Woolell (*). Hy verhaalde, dat'er zeer veel vreugd te Pelew bedreven wierd, dat de Rupack van Pelelew daar nog was, fchoon waarfchynlyk niet veel fmaaks hebbende in de vrolykheden tot welke zyne onderwerping aanleiding had gegeven. Die feeften waren genoegzaam dezelfde met die, welke reeds by vorige gelegenheit befchreven zyn, uitgezonderd, een zeker gezang, 'twelk waarfchynlyk was opgefteld federt ons volk te Pelew geweest was, en 't geen door het grootfle gedeelte der inwoneren gezongen wierd : fchoon de Heer Sharp 'er den geheelen zin niet van konde verftaan, had hy 'er egter genoeg van begrepen om te weten, dat de Engelfchen het onderwerp van dat gezang waren, uit de veel- (*) Dit was het gebak, 't welk ons volk uit gedr oogden hond noemde, en 't welk zy thans zeer goed en fmaaklyk vonden, fchoon zy het in den beginne zulk een verachtelyjken naam gegeven hadden,  PELEW EILANDEN. 209 veelvuldige herhaling van de woorden Engelfchen — weel a Trecoy en Thomas Rose. — Dees man, die de Engelfchen als tolk in de verfchillende ondernemingen verzeld had, was van een goed humeur en vrolyken aart , waar doorhy de genegenheit van alle de inboorlingen naar zich. getrokken had, zoo dat zy zeer veel werks van hem maakten. — Zoo zonderling waren de vermogens van dezen waarlyk getrouwen knegt, dat hy zich zeiven, by alle gelegenheden , niet alleen nuttig maar ook bemind maakte en verdiende, uit hoofde van de groote dienften, welke hy aan Kaptein Wilson op deze reis deet, zeer wel de aanbeveling, welke hy hem federt te Macao gaf. — De Chirurgyn verhaalde verder , dat de Koning van Pelelew een zeer bejaard man was , doch van ruwe manieren en voorkomen; zyn haair was grys en zyn baard puntig op de wyze als de Joden dezelve gewoonlyk dragen. Hy was befchilderd of geverwd tot aan zyn navel, daar het volk van Pelew zulks maar gewoon waren tot het midden van hunne dyen te doen, gelyk reeds te voren gemeld is. Het was tot hier toe ons volk niet mooglyk geweest om eenig berigt, waar op men ftaat konde maken, te krygen van het getal van den keten dezer Eilanden; ook konden zy, op welke hoogte zy zich ook begaven, derzelver uitgeltrektheit niet ten einde zien , noch aan den Noordnoch aan den Zuidkant. -— Het nieuwe fchip nu zoo ver gevorderd zynde , dat de tyd van deszelfs vertrek begon te naderen, gaf Kaptein Wilson, dien avond, aan zyne Officieren en volk te kennen , dat hy wel begeerte had, om, voor dat zy naar China onder zeil gingen, eenig onderzoek te doen naar deze Eilanden, op welke het de D d Voor?-  zio BESCHRYVING van de Voorzienigheit behaagd had hen te doen belanden ; dat hy in tien of twaalf dagen zyn oogmerk zoude kunnen bereiken; dat zy voorraad van levensmiddelen genoeg hadden om die onderneming te doen, en dat hy den Koning zoude verzoeken om drie of vier kanoes, welke hem zouden verzeilen door deze Eilanden, en hem behulpfaam konden wezen om derzelver getal, gelegenheit en uitgeflrektheit op te nemen; dat hy geene befchryving van dezelven meende te maken, doch dat het een groot genoegen zoo voor zich zeiven als voor hunne Keeflers zoude zyn, om een algemeen berigt te hebben van deeze Eilanden , m welken nog nimmer te voren een Europeaan geweest was, en om dus te weten welk een onderfcheid 'er was tusfchen de gewoontens en manieren van derzelver inwoneren. — Dit gefprek wierd met zeer veel aandagt gehoord, dan de gedagten van yder een reeds vervuld zynde met het vooruitzigt van eerlang van een plaats verlost te worden, van welke zy, nog kort te voren, geen hoop hadden immer af te zullen geraken; de vrees, dat'er langer tyd, als men zich voorftelde , met des Kapteins voorgenomen onderzoek, mogt verkopen; de onzekerheit van de moeilykheden, die hem daar in mogten ontmoeten; de vyandlykheden, welke hem meer dan waarfchynlyk, door de inwoners van fommige der afgelegenfte Eilanden, zouden aangedaan worden, deden alle deze by eikanderen genomen overwegingen de meeften van hun oordeelen, dat het niet raadzaam was, na alle die moeilykheden, welke zy hadden uitgeflaan , eene onderneming te doen , die met aoo veel gevaren verzeld was; hier by komende de natuurlyke trek, die zy alle hadden, om by de eerfte gelegenheit, die  PELEW EILANDEN. 2ir die 'er zich toe opdeet, naar hun geboorteland terug té keeren, verzogten zy den Kaptein, om van die onderneming af te zien en 'er vooral niet met den Koning van te fpreken, dewyl zulks hem tot een .voorwendfel zoude kunnen dienen om hen langer op te houden: dus wierd alle voornemen tot verder onderzoek gefbaakt, vooral toen de Heer Sharp hun bekend maakte, dat Abba Thulle hem last gegeven had , om hun te doen weten, dat hy binnen drie of vier dagen tc Oroolong hun een bezoek zoude komen geven, dat hy daar meende te blyven tot den tyd van hun vertrek , en intusfchen het fchip zoude laten verwen. Deze boodfchap verwekte in verfcheiden gemoederen een kwaad denkbeeld over 'sKonings oogmerk; want nadien hy, by alle gelegenheden, zoo veel goedheit aan ons volk getoomd had , verbeelden zich fommigen, dat zulks niet opregt en mooglyk wel verraderlyk wezen mogt; weigerende dus geloof te geven aan de menschlyke natuur, zelf uit de betrachting der edele pligten van mildadigheit, onvermengd en onbefmet door de kunftenaryen van eigenbelang. Dds XVIII. HOOFD'  2i2 BESCHRYVING van di Het weêr goed en beffendig zynde,. met eene frisfche koelte uit het Noordooften , waren de tim- XVIII. HOOFDSTUK. Toejlel om het fchip af te maken en het behouden in zee te bren gen. — Kwaad vermoeden door des Konings laatfte boodfchap ontfiaan, 't welk Kaptein Wilson tracht weg te nemen. — Maatregelen by ons volk genomen om weêrfland te. bieden, ingeval men derzelver vertrek wilde verhinderen. — De Kaptein zend Sharp en Wilson naar Pelew met al het. gereedfchap en yzerwerk, dat zy konden misfen , en met verZekeringe van hun al het overige te doen geworden, zoo dra. het fchip in 't water zoude wezen; gelyk ook om aan den Koning bekend te ?naken, dat zy meenden binnen zes of zeven dagen te vertrekken. ■— Zy ontmoeten den Koning en zyn gevolg op derzelver weg naar Oroolong. — Zy keeren met. hem terug naar het Eiland Pethoull, daar zy den nagt doorbrengen. — Abba Thulle ontfangt de gefchenken gunfiig. — Befchryving van een groot avondmaal des Konings. — Zy komen alle, den volgenden dag, te Oroolong. — Madan Blanchard geeft aan den Kaptein kennis, dat hy het bejluit genomen had by de inboorlingen te blyven, — na dat alle pogingen , om hem daar van aft e brengen , vrugteloos geweest waren , word het aan den Koning voor gefield om hem te Pelew te laten, die daar mede zeer in zyn fchik was en hem onder zyne befcherming neemt..  PELEW EILANDEN. 213 timmerlieden dien dag bezig met het maken van het roer, terwyl Albert Pierson, de Quartiermeefter, de masten, uit fommige fparren van het wrak vervaardigde, en anderen onledig waren met het dek te breeuwen, of de zyden van het fchip te verwen, het welk gevoegt by de verwing, die 'sKonings volk daaraan voornemens was te doen, genoegzaam geoordeeld wierd om het water 'er uit te houden. Des avonds hielden zy eene raadpleging over de manier, om hun fchip, 't welk nu genoegzaam af was, in 't water te brengen, wanneer men overeenkwam om zulks langs eene helling te doen, fchoon fommigen hadden voorgeflagen om daar toe groote rollen te gebruiken, even gelyk men fomtyds gewoon is met de kotters te handelen. — Dit was in de daad eene zaak , die eene ernftige overweging vereischte , want indien 'er , gedurende die bewerking, eenig ongeluk aan het fchip gebeurde, moest zulks, naar alle menschlyke waarfchynlykheit, hun lot beflisfen , gemerkt alle hunne gereedfehappen afgewerkt en 'er geen goederen meer uit het wrak te halen waren, zoo dat 'er, in dat geval, niet anders voor hun overfchoot,. als de rest van hunne dagen, afgefcheiden van het overig; gedeelte der weereld, in deze afgelegen Eilanden, door tebrengen. Dingsdag den 4. Deze morgen , waren de meefte handen aan 't werk, zoo om boomen om ver te hakken, tot het maken van de helling, als om den buik van het fchip' nogmaals met Chinam te beflryken. Tegen den avond,, twee kanoes voor de haven gezien doch 'er niet ingekomen zynde, ftrekte zulks niet weinig om het vermoeden,, het welk ons volk had opgevat, te vermeerderen, meenende- D d 3 dat  ai? BESCHRYVING van de dat deze kanoes verfpieders waren, uitgezonden om hunne bewegingen gade te flaam Zoo dra het donker wierd , zetten zy derhalven de wagt uit, laden de draaibasfen en den zesponder met fchroot, en (lelden een goeden uitkyk om zich tegen alle verrasfehing te beveiligen. De vrees, met welke ons volk behebt was, beflond hier in, dat hun vertrek nu naby zynde, de inboorlingen, (die nu hadden ondervonden van welk eene groote nuttigheit de Engelfchen voor hun waren) mogten trachten hen by zich te houden, door zich van hunne wapens meefler te maken en hun fchip in bezit te nemen. — Het was te vergeefs, dat Kaptein Wilson hun die vrees trachtte te ontnemen, door hun te herinneren de edelmoedigheit, welke de Koning en zyn volk hun, by alle gelegenheden, getoond had, federt zy in zyn land gekomen waren; dat zyn gedrag jegens hen altyd geweest was menschlievend, onagterhoudend en zonder eenige reden tot verdenking te geven ; dat zy dienvolgens de opregtheit niet behoorde in twyffel te trekken van een volk, 't welk hun in al dien tyd, dat zy onder deszelfs befcherming geweest waren, nimmer eenige wezenlyke reden tot mistrouwen gegeven had; dat het voor hun, in derzelver tegenwoordigen toefland, van het uiterfle belang was, dat de inboorlingen hunne vrees niet gewaar wierden, dewyl zy anders in hen, door hun eigen onvoorzigtig gedrag , gedagten zouden kunnen verwekken, welken zy nimmer te voren gehad hadden; — dat hy ook niet kon nalaten hen onder 't oog te brengen hoe weinig de Engelfchen zouden vermogen, indien de inboorlingen zulk een befluit mogten genomen hebben als zy vermoedden; hy vertoonde hun, dat hun kruit en lood, in  PELEW EILANDEN. 215 in geval van eenige vyandlykheden, wel haast op zoude zyn; dat de inboorlingen hun vertrek zoude kunnen verhinderen offchoon hun fchip reeds in 't water was; dat zy het in hunnen magt hadden , om , zonder tot eenige uiterflens te komen , hen tot alle onderwerping te noodzaken, door zich van het versch water meefler te maken, indien zy anders maar goedvonden met een zeker getal in het Eiland te komen. Dan alle deze redenen waren vrugteloos om de algemeen opgevatte vrees weg te nemen , niet meer dan twee of drie vereenigden zich met het gevoelen van den Kaptein : men befloot dierhalven, na lang over de zaak geraadpleegd te hebben , dat yder een op zyne hoede zoude wezen; dat de draaibasfen en den zesponder by aanhoudendheit met fchroot zoude geladen blyven, dat op het kleen geweer kogels zouden gezet worden, en dat men de patroontasfen met fcherpe patroonen zouden vullen ; doch dat yder een zorgvuldig alle vertooning van kwaad vermoeden moest vermyden, ten zy 'er een ongewoon getal kanoes in de haven mogt komen, of dat zy, die zich in dezelven bevonden, met fperen gewapend waren, of met eenige andere vyandlyke vertooning mogten naderen, in welk geval men alle middelen van zelfverdediging zoude by de hand nemen,. en wanneer het getal, dat hen mogt aanvallen, te groot zoude wezen om weêrftand te bieden, zy dan alle hunne bekwaamheden moeflen in 't werk flellen, om de Opperhoofden het eerst overhoop tefchieten, ten einde daar door fchrik en verwarring onder de anderen te veroorzaken. Als een getrouw hifloriefchryver van deze bedryven, is het  2l6 BESCHRYVING van de het myn pligt alle wezenlyke omfbandigheden te melden; doch ik moet bekennen, dat myn hand beeft op het papier, nadien ik, vervuld met fchrik en medelyden, verpligt ben te verhalen , dat de levens op welken men het eerst wilde toeleggen, die waren van den menschlievenden en mildadigen Koning, van den braven en goedwilligen Generaal en van den vrolyken en nimmer iemand beledigenden Arra Kooker.. Dan fchoon dat befluit den lezer zekerlyk ftooten zal, moet hy egter dit hard voornemen geenzins toefchryven aan gebrek van die edelmoedigheit, welke eene der karakters van myne landslieden is, noch aan eene vergeting der pligten van herbergzaamheit, maar aan deszelfs wezenlyke oorzaak, te weten, de zwakheit der menschlyke natuur, werkende op twee te faam vereenigde gemoedsdriften, de hoop op eene fpoedigeverlosfing en de vrees om voor altoos daar van verftoken te wezen; het beklemde hart zag hier geen derde en het was in deszelfs verbyflering , dat het alle edeler denkbeelden verwierp. Na dat 'er zoo een wanhopig befluit, als zoo even gemeld is, genomen was, vat ik, met een byzonder genoegen, de pen weder op, dewyl ik in ftaat ben myne lezers te onderrigten, dat deze uitzinnigheit der Engelfchen, door angst en wanhoop veroorzaakt, van geen langen duur was. — De ftille overweging in den volgenden nagt deet hunne vrees verminderen, en overreedde hen ten vollen van de gegrondheit der bewyzen, die de Kaptein had bygebragt, zoo dat hunne goede genegenheit voor de inwoners in den morgenftonó\ Donderdag den 6. wederkeerde, in zoo verre, dat zy, na het ontbyt, geene zwarigheit maak-  PELEW EILANDEN. 217 maakten, om de pinnas te bemannen en naar Pelew te zenden , met al het yzer en de gereedfchappen, die zy konden misfen en den Koning beloofd hadden' na de afcimmering van hun fchip, te zullen zenden. De Heerera Sharp en Matthias Wilson begaven zich mede in de boot, met order om den Koning kennis te geven, dat verzekerende den Kaptein dat het zyn onverzetlyk voornemen was te Pelew te blyven , indien de Koning zulks wilde toelaten. De Kaptein, hoorende, dat hy zulk een onwrikbaar befluit genomen had, deet al wat in zyn vermogen was om hem daar van af te brengen, vertoonende hem de moeilykheden en onaangenaamheden , waar voor hy bloot zoude ftaan, zoo dra zyne vrienden zouden vertrokken zyn, te meer, daar hy geen ambagt verftond, gelyk defmits en de timmerman, waar door hy den inboorlingen van nut of dienst konde wezen : dan de Kaptein, vindende dat alle zyne pogingen vrugtloos waren, verzogt al zyn volk , dat zy hem dit zonderling voornemen uit het hoofd zouden praten en, indien hy 'er by bleef, overleggen hoe men hier omtrent zoude handelen, wanneer de Koning eerstdaags te Oroolong zoude komen. — Ofntrent tien uren, vertrok de pinnas, met order om niets van Blanchards voornemen aan den Koning te laten blyken, maar -zich daar omtrent ftil te houden tot dat daar toe gelegenheit zoude wezen , als hy, met zyne Opperhoofden , te Or oolong kwame. Kort na het vertrek van de pinnas, wierd het weêr onftuimig, met zwaren regen, die het grootfte gedeelte van den dag aanhielt; dit belette hen egter niet geheel en al den arbeid, dewyl zy dien dag de pompen gereed maakten cn het werk aan de.  PELEW EILANDEN. sip de helling, om het fchip te doen afloopen, voortzetten. Des avonds, na dat het volk hun werk gedaan had, kwamen'er eenigen den Kaptein zeggen, dat zy allé pogingen hadden aangewend, om Blanchard van zyn befluit af te brengen, doch te vergeefs, en dat hy het voornemen had om, by de eerfte gelegenheit, als zyne boodfchap niet gedaan was, den Koning zelf aan te fpreken. Om derhalven alle gefchil en misverftand met den Koning te voorkomen, vond men het geraden dien knaap zyn zin te laten , en dat, om de inboorlingen, zoo veel als mooglyk was, in zyn belang te krygen, als ook om 'er eene verdienfte van te maken, dat hem zulks was toegeftaan, men het den Koning als een gunst zoude aanrekenen , dat 'er eenvan de Engelfchen by hem gelaten wierd. 'Er was het een of ander by dit volk, of in de gewoontens van het land, 't welk zoo kragtig werkte op Blanchards verbeelding , dat hy , toen hy het eerst naar het gevegt tegen Artingall gegaan was, op zyne terugkomst, terwyt hy nog in de kanoe zat, aan zyne landslieden verklaarde, dat hy zeer bereid was om zyn aandeel te doen in hun voorgenomen arbeid, en dat hy hun alle hulp zoude toebrengen in den aanbouw en uitrusting van hun fchip, doch dat hy niet voornemens was daar mede te vertrekken, maar zyne dagen onder de inboorlingen van Pelew te eindigen. Om dit voornemen wierd destyds gelachen, dan hy bleef 'er beftendig by en toonde nu dat zyn befluit onverzetlyk was. Frydag den 7. Des voormiddags, ten elf uren, kwam dien dag de pinnas terug , medebrengende den Koning, zvne geliefdejongfte dogter, Raa Kook en verfcheiden Ee 2 Op-  220 B £ S CHRYVING van de Opperhoofden. Ons volk gaf van de door hen uitgevoerd den last het volgend berigt: Op hunnen togt naar Pelew, den vorigen dag, zagen zy een groot aantal kanoes, welke naar land hielden, uit hoofde van het flegte weêr, digt by dezelven gekomen zynde, kwam 'er eene naar hen toe, waarop zy dat vaartuig inwagtten, waarin zich bevond de eerte Minister, die aan de pinnas eenige kokosnoten en patatten overgaf, berigtende tevens ons volk, dat de Koning aan ftrand voor den regen fchuilde en op weg.was naar Oroolong. Na dat zy de ververfchingen, die men hun toegereikt had,, gebruikt hadden, voeren zy met de pinnas naar de kanoe van den Koning, die zy omringd vonden met verfcheiden Rupack, De pinnas naast des Konings kanoe zynde gaan liggen, las de Heer Sharp den brief, welks inhoud Thomas Rose verklaarde aan Soogle den tolk, die dezelve weder overbragt aan Abba Thulle. Het oogmerk dezer bezending dus bekend gemaakt zynde, wierd het yzer en de gereedfehappen aan den Koning vertoond ; hy verzogt, dat het in de pinnas zoude blyven en, na eenige raadpleging met zyn Opperhoofden, maakte hy die Heeren bekend, dat hy voornemens was naar het kleen Eiland P£thoull terug te keeren, noodigende de Engel/dien met de pinnas derwaart te komen, belovende, dat hy, den volgenden dag, met hen naar Oroolong zoude gaan. In hunne terugkeering naar het Eiland, ontmoetten zy Raa Kook, in eene groote kanoe , by zich hebbende de vrouwen der Rupacks, welke hy naar Oroolong geleidde om het fchip der Engel/dien te zien afkopen: deze vrouwen, fchenen niet wel te vreden, om dat zy verpligt wier-*  PELEW EILANDEN. 221 wierden terug te keeren, en hare reis tot den volgenden morgen wierd uitgefteld, doch voegden zich, ingevolge van dat befluit, by den Koning. By hunne aanlanding te Pethoull, wierden zy alle in een groot huis, aan den waterkant, geleid, en hier ter nedergezeten zynde, de gefchenken aangebragt en voor den Koning nedergelegd; waarna aan hem en zyne Opperhoofden het gebruik en de wyze van werking der gereedfchappen getoond wierd, 't welk hun uitermaten fcheen te behagen; hier op geraakten zy in gefprek met den Koning en byzonder met Raa Kook, dan by het eindigen van die onderhandeling, deet Soogle, de Maleijer, hen opmerken, dat de Engelfchen geene fnaphanen gezonden hadden, doch over deze onbefcheiden aanmerking, onderging hy eene ftrenge beftraffing van den Generaal, die hem, met een gezigt en op een toon, die zyne groote verontwaardiging te kennen gaven, toevoegde : dat de Engelfchen getrouwlyk hun woord gehouden hadden in het zenden van deze goederen en met voor de andere den tyd van hun vertrek te bepalen , dat zy met geene twee tongen, gefproken hadden gelyk als hy, onwaardige Maleijer' hun dorst te last leggen ; dat hy fchande op hen alle gebragt had, door den Koning onlangs te raden, dat hy aan de Engelfchen , in plaats van gekookte, maar raauwepatatten zoude zenden, dewyl zy zich anders daar van voorzien, en het Eiland, zonder kennisgevinge en zonder het zenden van de gefchenken , die zy beloofd hadden, verlaten zouden. — Deze treffende beftraffing van Raa Kook wierd door den Koning en de Opperhoofden zoo juist gevonden , dat zy door hun gezigt aan den Maleijer toonden, hoe zeer hy ' hun mishaagde, zoo dat hy geraden vond te vertrekken, Ee 3 en  222 BESCHRYVING van de en hier door hetgezelfchap ineen goed humeur geraakt zynde, deelde Abba Thulle fommige gereedfchappen en yzer onder de Rupacks uit , krygénde yder een gelyk gedeelte van. Vervolgens wierd de fpys voor het avondmaal opgedragen en in het midden van het vertrek op tafeltjes gefield: ook wierd zulks ryklyk buiten's huis gedaan en aan 'sKonings gevolg uitgedeeld. Men diende het gezelfchap verfcheiden foorten van visch voor, welke opgebragt en verdeeld wierd door de botteliers, die dezelven in ftukken fneden met een mes van gefpleten bamboes (met welk zy zoo handig fneden als wy met onze mesfen) en aan 'sKonings gezelfchap voordienden. Niemand raakte een ftuk eten aan voor dat Abba Thulle begonnen en het woord Manga uitgefproken had, wanneer de Rupacks en de anderen van het gezelfchap zyn voorbeeld volgden en aan het volk te kennen gegeven wierd, dat de Koning was gaan eten , het welk voor hun een fein was om mede te beginnen. Toen de donker viel, werden 'er toortfen aangeftoken, welke in eene ry door het geheele vertrek in den grond geplant wierden, zoo dat 'er voor yder huisgezin of byzonder geregt eene geplaatst was, invoegen het in 't midden van 't vertrek ledig en verlicht was, het geen een aartig gezigt uitleverde, te meer, nadien zy agter het zelve niet aangezigt tegen aangezigt, maar alle in dezelfde rigting zaten. Tusfchen yder Opperhoofd en zyn huisgezin was eenige ruimte gelaten, zoo dat elk met de zynen eenigzins afgezonderd zat, doch ons volk was als vreemdelingen overal welkom, zittende dan eens by den Koning, of by Raa Kook en dan wederom by de andere Rupacks, Zoo dra de visch verdeeld was,  PELEW EILANDEN. 223 was, wierd yders aandeel op een groot groen blad gelegd, welke bladeren hen in 't algemeen voor fchotels dienden,, fchoon de grooten onder hen, by byzondere plegtige gelegenheden, wanneer zy thuis waren, zich, op hunne maaltyden, bedienden van fchotels uit fchilden van fchildpadden, hout of aardewerk gemaakt. Na het eindigen van den maaltyd, bleven zy nog een uur lang met elkander in gefprek, en vervolgens wierd al het overfchot van het eten weggenomen, de plaatfen fchoon gemaakt en door de bedienden aan hunne Heeren de matten aangebragt, welke zy , van huis gaande, gewoon zyn in hunne kanoes mede te nemen, zynde dezelven zeer dun en ligt, hebbende 'er twee, de een om op te liggen en de ander om zich te dekken. De Koning bezorgde de matten voor de Engelfchen, en een yders bed. fchielyk gemaakt zynde, leidden zy zich alle ter rust, waar na de toortfen uitgedaan wierden en 'er eene diepe flilte heerschte, na dat 'er vooraf een vuur. aangeftoken was om de infeében te verdryven. Tusfchen twee en drie uren, kwam 'ér een bode aan van eender Noordlyke Eilanden, waarom de Koning door een zyner bediende gewekt wierd, welke eene brandende toorts aanbragt: hy beval dat dien bode zoude binnen gelaten: worden, en na dat hy een wyl tyds met hem gefproken had , gaf hy hem een foort van touw,. waar in hy zoo veel knopen deet als ons volk dagen tot hun vertrek bepaald had: federt vernam men, dat die boodfchap kwam van eenige Noordlyke Opperhoofden, vrienden van Asea Thulle zynde, welke den tyd verlangden te weten op. welken de Engelfchen voornemens waren te vertrekken: — niet.  224 BESCHRY VING van de niet om eene ydele nieuwsgierigheit te voldoen, of om de onbillyke en onedelmoedige vrees, welke ons volk jegens de inboorlingen dier onbekende landftreken had opgevat, te vermeerderen ; maar om, tot hunnen voorraad voor hunne aanftaande reis, alles te kunnen toebrengen wat hun land opleverde, en 't welk deze weldoende kinderen der natuur meenden dat deze vreemdelingen, die zy niet dagten immer weder te zullen zien, by hun vertrek, van nut of dienst zoude kunnen wezen. De bode afgezonden zynde, begaf de Koning zich weder op zyn mat ter rust. Al vroeg in den morgenftond, gingen Abba Thulle en zyne Rupacks zich baden, en kwamen tegen het ontbyt terug, wanneer alles tot hun vertrek naar Oroolong gereed gemaakt wierd. — De Heeren Sharp en Matthias Wilson verzogten den Generaal by hen in de pinnas te komen , 't welk hy deet, bevelende zyne kanoes den Koning te volgen. Toen zy omtrent twee of drie mylen van land waren , begon het een frisfche koelte te waaijen, zoo dat de kanoes verpligt waren het digt aan ftrand te houden. Raa Kook, ziende dat de pinnas-'er zoo wel doorging en hy zoo weinig gevoel had van het flegte weêr, verzogt zyne twee vrienden, dat zy het naar 't ftrand zoude houden en den Koning noodigen mede in de pinnas te komen, 't welk hy deet. — Abb a Thulle, zyne jongfte dogter en de eerste Minister in de pinnas zynde, begon de wind nog fterker door te waaijen, zoo dat het vaartuig voor wind en ty zeilende, een ongemeenen fpoed maakte. — De Koning en zyn gezelfchap waren zeer vergenoegd , vindende dat zy veel drooger en gemaklyker zaten als in hunne kanoe, welke alleenlyk voor ftil  PELEW EILANDEN. iz$ ftil weêr gefchikt zyn: ons volk , ziende dat hy zoo veel behagen had in het varen met de pinnas, vertelde hem, dat de Kaptein voornemens was hem, als zy heen gingen, dat vaartuig tot een gefchenk te geven; waar op hy zyn broeder Raa Kook belastte toch wel acht te flaan op de manier en 'wyze van het behandelen der zeilen. Zy bragten zeer veele gefchenken mede en, zoo dra zy aangeland waren, zetten Abba Thulle en de Generaal hun volk , volgens derzelver belofte, aan 'twerk, om het fchip, gelyk ook de masten, boomen enfprieten, te verwen; -— Des namiddags ten drie uren , wierd het fchip van de blokken op de helling gewerkt; doch te veel over de eene zyde hangende, wierd 'er een touw met een taket aangeflagen om het naar den anderen kant over te halen. — De Koning, oplettend zynde op al wat 'er gedaan wierd, begreep ras, wat het oogmerk hier van was, en een lang ftuk hout nemende , ftak hy het onder 't fchip om het zelve daar mede, als met een hefboom, te ligten, doch men verzogt hem daar mede optehouden, uit vreeze dat het te ver naar de andere zyde geligt zoude worden: het fchip op de helling gebragt zynde-, wierd vervolgens alles gereed gemaakt, om het des anderen daags 'smorgens in 'c water te laten.— Abba Thulle by het fchip zittende te fpreken met Raa Kook en de andere Opperhoofden, riep Thomas Rose en belaste hem den Kaptein, die op eenigen afftand van daar was, te zeggen, dat hy hem verlangde te fpreken; de Kaptein by hem gekomen zynde, beval hy den tolk hem te zeggen , dat hy geerne zoude zien, dat het fchip een naam van zyn land gegeven wierdt en dat, indien men het reeds een Engelfchen gegeven had, Ff de-  ?2tf BESCHRYVING van de dezelve mogt veranderd worden in dien van Oroolonö, ter gedagtenis, dat het aldaar gebouwd was: de Kaptein beloofde hem, dat zulks terflond zoude gefchieden, en zyne Officiers en volk by een geroepen hebbende, maakte hy hun 'sKonings verzoek bekend: waarin zy alle gereedlyk toeflemden , waar over de Koning , toen hy zulks hoorde, zyn groot genoegen te kennen gaf. —- Niet lang daarna, begaf zich Abba Thulle met zyn gevolg naar de.waterplaats, en verzogt Kaptein Wilson met hem derwaart te gaan: daar aankomende, juist op den tyd dat de. uitvisfchen geweest zynde kanoes terug keerden, gaf hy order om de vangst te verdeden en deet aan de EngelJchen het beste gedeelte van de vangst toereiken, 't welk het geheele oogmerk van die uitnoodiging fcheen geweest te zyn. Dan by dit bezoek ,. viel 'er iet voor van meer belang: de derde fluurman , de konftapel en.de fchryyer kwamen over om den Kaptein berigt te brengen, dat Blanchard derwaart zoude komen, om den Koning te fpreken over zyn .voornemen om te Pelew te willen blyven; na een kort overleg, be.floten zy hier omtrent,, volgens de te voren gemaakte affpraak te handelen. Ingevolge van dezelve, vertelde de Kaptein aan Abba Thulle, by gelegenheit dat zy over hunne aanflaande reis in gefprek waren, dat hy, ter vergelding van de vriendlykheit en herbergzaamheit, welke hy aan hem en de zynen getoond had,-een man van zyn volk by hem zoude laten, om zorg te dragen voor de geweren en andere dingen, welke hy voornemens was hem ,by zyn vertrek te laten : de Koning dit aanmerkende als een blyk van vertrouwen m achting, ko&de het ook niet misfen, dat hy 'er  PELEW EILANDEN. 22? gereedlyk in bewilligde. Ons volk, des avonds, by de tenten terug komende, onderrigtteri zy eerst Blancharü van het geen 'er voorgevallen was, en bragten hem vervolgens by hunne vrienden van Pelew, als den perfoóri> die zy voornemens waren by hen te laten. Des nagts was het uitermaten flegt weêr, waaijénde hét een ftorm, met zulk een zwaren regen , dat men by laag water 'niets konde doen van het geen 'ér, tot den afloop van het fchip nog moest verrigt wordèh. Saturdag den 8. Met het aanbreken van den dag, was de lugt betrokken met weinig wind, dan, uit hoofde van, den hoogen wind, welke den vorigen nagt gewaait had-„ vond men geraden het afloopen van 't fchip ttic te ftellen , verwagtende, dat het water, by den volgenden vloed, daar toe hoog genoeg zoude ryzen. -— De Koning kwam mét zyn gevolg (doch zonder eenige vrouwen) al vroeg in den morgenftond, over land, naar de tenten, en ftelde terftond zyn volk te werk , om al het geen door den ftorm van den vorigen nagt afgefpoeld was weder over te verwen. Abba Thulle, mét den Kaptein fprekende, gaf hem te kennen, dat men zoo lang flegt weêr zoude hebben tot dat de Maan kwartierde, en om hem dit wel te doen begrypen, nam hy een blad, het welk hy met zyne vingers afkneep tot dat het fond wierd, om de figuur van de Maan te maken, welke destyds vol was; toen hy dat getoond had, veranderde hy het blad in een halfrond, daar door willende aanduiden , dat het weer onftuimig zoude blyven tot de Maan, die verandering in deszelfs verfchyning gemaakt had ; doch dewyl zulk een lang uitftel van tyd verdrietig moest vallen, voor-hun, die reeds ongeduldig Ff 2 wa-  22% B E S C H R Y V I N G van de waren om te vertrekken, gaf Kaptein Wilson voor r&* den tegen een verder uitftel, dat zy , langer wagtende, naar alle waarfchynlykheit, in China (werwaart zy wisten dat hun oogmerk was) zouden aankomen, na dat alle de fchepen van zyn land reeds zouden vertrokken zyn, en zy daar door genoodzaakt worden om aldaar tot het volgend jaar te moeten blyven. Terwyl des morgens het fchip geverwd wierd , was Raa Kook, onder het byzonder beftier van den Koning, bezig met de agterfteven te befchilderen , wanneer ons volk opmerkte, dat hy ter wederzyden van het agterfchip. twee cirkels maakte, de een binnen den ander, met zwarte en witte verw en met eenige ornamenten, flangswyze aan dezelven: deze kringen maakte hy niet by geval, zoo als ze hem uit het penceel vielen, maar volgens een byzonder beftier van den Koning, welke, gedurende al den.tyd, dat hy hier mede bezig was, met hem.fprak, fchoon, niet op eene ernftige maar op eene lachende en vrolyke. wyze. Na dat het fchip afgeverw.d was, voegden Arra. Kooker en de Generaal zich by den Koning, die byden Kaptein zat; terwyl zy te famen in gefprek waren, wierden 'er eenige korven met oude kokosnoten en andere zaden gebragt, die, volgens het berigt, 't welk de tolk daar van aan den Kaptein gaf, te Oroolong gebragt waren, cm voor de Engelfchen geplant te worden. — Raa Kook verzogt daar op aan Kaptein Wilson met hem en Arsa Kooker mede te gaan, dat hy hem de plaats zoude wyzen daar zy dezelven wilden planten, ook verzogt hy tevens,. dat de Kaptein hem eenig volk met hun gereedfchap zoude geven, om de holen in den grond te maken;, dit  PELEW EILANDEN. 219 dit verzoek hun ingewilligd zynde, plantten de Generaal en zyn broeder verfcheiden kokos- en andere vrugtboomen rondom de legerplaats der Engelfchen; en men merkte op, dat zy, by het werpen van de aarde op de kokosnoten en de andere zaden, telkens eenige woorden by zich zeiven fpraken. Toen zy dit werk verrigt hadden , vertelden zy den Kaptein, dat deze vrugten voor hem en de Engelfchen zouden wezen, wanneer zy aldaar immer mogten terug komen, en dat, indien de inwoners der andere Eilanden by toeval te Oroolong aan land kwamen en daar van aten, zy den Engelfchen voor deze ververfchingen zouden te danken hebben. — Des avonds, maakten zy zich gereed om het fchip in 't water te laten, doch wierden hierin, tot hun groote fmert, wederom te leur gefield, nadien het water reeds begon te vallen; zy lieten derhalven alles in denzelfden ftaat blyven tot den volgenden vloed, hopende dat zy tegen dien tyd van alle vorige verhinderingen zouden ontheven zyn. Blancharb, dien morgen met den Koning overgekomen zynde, gaf aan zyne makkers een verhaal van de wyze op welke men hem behandeld had, na dat de Kaptein met zyn gezelfchap vertrokken was: de Koning, zeide hy ^ was zeer in zyn fchik geweest met zyn voornemen om te Pelew te blyven, en had beloofd hem tot een Rupack te zullen maken en twee vrouwen benevens een huis te zullen geven ; ook had hy hem nog daar boven verzekerd, dat hy alles zoude doen om hem gelukkig en vergenoegd te maken en hy altoos by hem of Raa Kook zoude wezen. — Madan Blanchard was een man van een zon» derling karakter, omtrent twintig jarenoud, van een zeer Ff 3, err>  g$cr. BESCHRYVING van de ernftig gemoedsgeftel, en tevens eene groote bekwaamheie bezittende om een gezelfchap te kunnen vermaken; en het geen zyn befluit, om daar te lande te willen blyven, nog te aanmerklyker maakte , was, dat men zeer wel wist, dat 'er niets in het Eiland was, waar aan hy eene byzondere verknogtheit had. Zyn goede aart en zyn onbeledigend gedrag, gedurende de ganfche reis, had hem de toegenegenheit van alle zyne fcheepsmakkers verworven; weshalven een yder van hun , ziende dat hy ftandvastig by dat buitengewoon befluit bleef, bezorgd was om der inboorlingen gunst voor hem te verkrygen. Nadien hy tot het laatfte toe by dat befluit gebleven is, moet yder lezer eene natuurlyke nieuwsgierighcit hebben om het volgend lotgeval te weten van een man , die zich vry willig van het overig gedeelte der weereld heeft afgezonderd: -—j twyffelachtig is het óf zulks ons ooit ter ooren komen zal j het is egter niet onwaarfchynlyk, indien hy zich anders maar wel gedragen heeft, of hy zal tegenwoordig in dat land een man van groot aanzien Wezen, gemerkt hy een man is van een ongemeenen moed , welke deugd by die natie hooglyk geacht wierd. Ongelukkig had zyn levens» ftand hem doen verfteken blyven van alle de voordeden eener goede opvoeding , kunnende hy noch lezen noch fchryven; anderzints zouden zyne gedenkfchriften, federt het jaar 1783, indien zy wel opgefteld waren, voor alle onderzoekers der eenvoudige natuur , van oneindig meer belang zyn dan die van een groot aantal Ministers en Staatsmannen van Europa, welke alleenlyk aan de nakomelingfchap overlaten de duiftere raadplegingen, de heimJyke pogingen en de ftrafwaardige kunstgrepen met wel-  PELEW EILANDEN, 23ï ■welken zy de tyden, waar in zy leefden, verontrust hebben. XIX. HOOFDSTUK. Het fchip word gelukkig in 'f water gebragt. — Groot genoegen, by deze gelegenheit, door de inboorlingen getoond. — Ons volk geeft den Koning het overfchot van het gereedfchap. — Kaptein Wilson word verzogt by den Koning aan de waterplaats te komen en aangeboden om hem tot een Rupack van den eerften rang te benoemen. — Befchenkt hem met de hooge orde van het Been. — Befchryving van die plegtigheit* Tj£iondag den g. Dewyl het dezen nagt zeer goed weêr was, waren gedurende denzelven, alle handen aan 'twerk in het maken van de noodige toebereidfels tot den afloop van het fchip. Zy floegen 'er een zwaar hoofdtouw om, bragten een anker en voorfteventouw voor uit , en maakten vervolgens daar een takel en blok aan vast: zy fielden tevens een paal met keggen tegen de agterfteven, en alles was gereed voor dat de dag aankwam. Het water viel dien nagt zeer laag , zelf zoo dat 'er eenigen van het volk droogs voets konden wandelen naar het bloempot Eiland, het welk zy nog nimmer, zoo lang zy daar ter plaatfe geweest waren, hadden kunnen doenï het was dien morgen even voor twee uren laag water.. Met  SJï BE-SCHR yvin6 van ï>e Met het aanbreken van den dag, gingen zy aan 't werk óm te beproeven of derzelver gemaakte toebereidfels aan hun oogmerk zouden beantwoordden, en bragten het fchip omtrent zes voeten voorwaart, doch Haakten toen den verderen arbeid tot dat het water zoude gewasfen zyn, maar zonden inmiddels om den Koning, die met al zyn gevolg over kwam om by het afloopen tegenwoordig te wezen. Omtrent zeven uren, had ons volk het geluk hun fchip in vlot water te brengen, tot groote vreugd van alle de aanfchouwers, die allen als om flryd fchenen deel te nemen in dien gelukkigen uitflag. De Engelfchen gaven, toen het afliep , drie hoezee's, waar in hun de inboorlingen navolgden, wier vriendlyke harten, by deze gelegenheit, een genoegen toonden, dat niet minder was dan dat van ons eigen volk, het welk men egter ligtlyk kan onderflellen , dat niet gering moet geweest zyn. — De Engelfchen gaven eikanderen de hand met eene hartelykheit van welke men zeldfaam een voorbeeld gezien had, en de oogen van blydfchap, die zy over en weder op eikanderen floegen, toonden de grootheit en de kragt van de aandoening, welke zy gevoelden en die door geene woorden kan uitgedrukt worden. Het zoo lang gewenschte oogenblik van verlosfing fcheen nu daar te wezen: yder zag reeds in zyne verbeelding die voorwerpen van zyne toegenegenheit, van welken hy, nog maar weinig weken geleden, dagt, dat hy voor altoos zoude gefcheiden zyn, en het deel, dat de inwoners van Pelew in de vreugde van dezen dag namen, wischtte thans alle die verdenkingen uit,kwelke zy zoo onrechtmatig jegens hen hadden opgevat: 'en in de daad het gedrag dier inwoneren toonde in dat geval, met de le-  PELEW EILANDEN. 233 levendigfte kleuren, de triumph van eene ingeboren goed- willigheit. Zy zagen deze vreemdelingen nu gereed tot hun vertrek, van welker hulp zy zoo veel nuts gehad hadden en door welker bekwaamheden en kunde zy kennis en onderrigting verkregen hadden van zoo vele zaken, van welken zy te voren onwetende waren geweest: zy zagen hen vervoerd van blydfchap door het vooruitzigt om nog eenmaal, na het uitftaan van zoo vele gevaren, naar hun eigen land terug, te keeren, en met zich derwaart mede te nemen alle die kundigheden, van welken zy mooglyk nimmer wederom nut zouden hebben. Dan deze deugdzame inboorlingen, bezield met den geest van ware menschlievendheit, vergaten in deze vreugd zich zeiven en waren blyden met den blyden. . Het fchip wierd, terftond na dat het afgelobpen was, in het dok gehaald, 't welk men voor het zelve had gereed gemaakt, en na dat het daar in wel vast gemaakt was, ging een yder ontbyten , de Koning en de Rupacks met den Kaptein, en zyn gevolg met het overige volk: dit was in de daad de gelukkigfte en de trooftelykfte maaltyd, welken zy federt het verlies van de Antelope gehouden hadden. Het ontbyt geëindigd zynde , begaven zy zich weder naar het fchip, bragten de masten aan boord, gelyk ook de watervaten en de twee zesponders: voorts deden zy aan den Koning een gefchenk van alle de andere goederen en gereedfehappen, die zy konden misfen, en braken de helling weder af, ten einde de fpykers 'er uit te kunnen halen, waar aan zy gebrek hadden. Het fchip, in het afloopen twee of driemaal ftil zynde blyven ftaan, had hun zulks zeer veel bekommering en nog meerder Gg ar-  BESCHRYVING van dé arbeids veroorzaakt, dan toen de helling opgenomen wierd, ontdekten zy dat de oorzaak daar van geweest was een nagel in den bodem yan het fchip , welke niet diep genoeg ingedreven was en die een goot in de plank van de helling, langs deszelfs geheele lengte, gemaakt had. Des namiddags de vloed komende opzetten, haalden zy het fchip in den inham, 't welk eene diepe plaats was, tusfchen de zandplaten van de haven, waar op vier of vyf vademen water ftonden , en welke wyd genoeg was om drie fchepen van dezelfde grootte te bergen, die daarin veilig konden liggen, zelf by laag water. In den avond bragten zy alle hunne levensmiddelen, krygsbehoeftens en geweren aan boord, uitgezonderd die, welke zy voornemens waren aan Abba Thulle te vereeren. Maandag den 10. Met het aanbreken van dezen dag, hervatten zy den arbeid en bragten derzelver ankers, kabels en andere noodwendigheden fcheep ; ook maakten zy de beeting balken, waar aan de kabels vast gehegt worden , en eene leuning langs het agterfte gedeelte van het fchip. De Koning dien morgen den Kaptein Wilson hebbende laten verzoeken by hem aan de waterplaats te komen, maakte hy hem by zyne aankomst bekend, dat hy voornemens was hem te vereeren met de orde van het Bgen, en hem plegtig tot een Rupack van den eerften rang aan te ftellen : de Kaptein betuigde den Koning zyne erkentenis, voor de eer, welke hy hem ftond aan te doen, en het genoegen, dat hem het denkbeeld verwekte van een der Opperhoofden van Pelbw te zullen wezen. De Koning en alle de Rupacks gingen daarop ter neder zitten ander de fchadtiwe van eenige groote boomen, en verzogten den  PELEW EILANDEN. 235 den Kaptein Wilson, dat hy zich een weinig van daar plaatfen zoude, wanneer Raa Kook, het Been ontfa!> gen hebbende, het hem in naam van zyn Broeder Abba Thulle aanbood, verzoekende te weten welke hand by gemeenlyk gebruikte : om hier van zeker te wezen, gaf de Generaal hem eenfteen, ten einde die op een zekeren afftand te werpen, en ziende, dat hy dit met zyn regterhand deet, verzogt men hem te gaan neder zitten, wanneer het Been aan de linkerhand geftoken wierd, om te zien of het wyd genoeg Was tot het doorbrengen van dezelve, doch vindende, dat het te naauw was, wierd het zoo lang uitgefchrapt tot dat men het wyd genoeg oordeelde om 'er de hand door te kunnen krygen : wanneer Raa Kook, de Eerste Minister en alle de Rupacks die plegtigheit verrigtten op de volgende wys: —- De Generaal maakte aan elke vinger van des Kapteins linkerhand een fnoer of koord vast, en beflreek de geheele hand met oly, terwyl de Eerste Minister zich agter den Kaptein plaatften en hem by de fchouders vast hielt; Raa Kook haalde toen de verfchillende koorden, welke hy aan zyne vingers vast gemaakt had, door het Been , en die aan een Rupack, om dezelven vast te houden , gegeven hebbende, trachtte hy 'er de hand door heen te krygen; Raa Kook drukte inmiddels de hand van den Kaptein zoo fterk in als mooglyk was, om het been over de gewrigten heen te fchuiven. Gedurende deze bezigheit, wierd'er een diep flilzwygen in acht genomen, zoo by de Rupacks die de plegtigheit hielpen verrigten, als by het volk dat 'er de aanfchouwers van was j de Koning alleen fprak een enkel woord s ter onderrigting hoe zy moeflen doen om Gg 2 het  236 BESCHRYVING van öe het Been gemaklyk over de hand te werken: dit ten laat* Hen gelukt en de hand 'er volkomendoor zynde, ontftond 'er, onder allen , die 'er tegenwoordig waren, een groot gejuich, en Abba Thulle zich keerende naar den Kaptein Wilson, zeide hem : dat dit Been daaglyks moest gewreven worden, dat hy het moest bewaren als een blyk van den rang, die hy onder hen had; dat dit teeken van waardigheit, by alle gelegenheden, dapperlyk moest verdedigd worden, en hy niet dulden moest, dat het immer van zyn arm wierd afgedaan als met verlies van zyn leven. De plegtigheit afgeloopen zynde , wierd Kaptein Wilson door alle de Rupacks geluk gewenscht met zyne intreding in Jrunne orde, terwyl de andere inboorlingen rondom hem liepen , om het Been te bezigtigen,. ten uiterfle in hun fchik zynde met hem daar mede verlierd te zien, en noemenden hem den Engelfchen Rupack. Zy, welken hebben bygewoond de bekleeding van die veel pragtiger en uitmuntender ordens, door de Vorften van magtige en befchaafde Koningryken ingefteld, alwaar het Gotthifche vertrek verfierd is met ontrolde vaandels — daar gemyterde Prelaten de plegtigheit by wonen, — daar de. Koninglyke grootheit de zintuigen aandoet en de uitfchittering van de kostbaarse verfierfels, beflraald met vrouwelyke fchoonheit, den luifter der plegtigheit vergroot en den aanfchouwer door de heerlykheit der vertooning als verrukt doet Haan, zullen mooglyk met een fmaadlyke glimplach de plegtigheit lezen van deze kinderen der natuur, of de eenvoudigheit befpotten, met welke, de onopgepronkte inboorlingen van Pelew een kapittel bielden van hunne hooge orde van het Been; , maar la.  PELEW EILANDEN. 237 laten zy bedenken, dat het oogmerk en het einde van beiden het zelfde is. Dat teeken van eer en aanzien word in deze landen gegeven en ontfangen, als eene vergelding van dapperheit en getrouwheit, en aangemerkt als den loon van verdienden. Het is uit dat oogpunt, dat dergelyke openbare eerbewyzingen in deszelfs oorfprong zyn ingefleld en in alle landen als zoodanig gehouden worden, van Pelew af tot Groot-Brittanje toe. En zoolang dezelven in dier voegen aangemerkt worden, zullen zy dezelfde uitwerking doen op de menschlyke driften, door de eerzugt op te wekken, den moed in te boezemen, de deugd te bevorderen en zich eerbied te verwerven. ■ In de daad het verfierfel ontleend al deszelfs glans van het denkbeeld, *t welk het verfïand daar aan hegt, en de verbeelding word gelyklyk aangedaan wanneer dat eerteeken beflaat in een fiuweelen band om de knie , in een lint door de knoopsgaten van den rok, in een fier op de borst of in; een Been aan den arm. Gg 3 XX.. HOOFD"-  2gS B E S C H ft Y V I N G van de XX. HOOFDSTUK. ■Goed gedrag der inboorlingen in het niet yerhinlercn of belet* ten der verrigtingen van ons volk. — De Kening geeft Kaptein Wilson kennis van zyn voornemen om deszelfs tweeden zoon, Lee Boo, onder zyn opzigt naar Engeland te zenden. — Raa Kook insgelyks aan Abba Thulle rryheit verzogt hebbende, om met de Engelfchen mede te gaan, word hem zulks door zyn broeder, om wyze redenen, geweigerd. — Byzonder voorval met betrekkinge tot een van 'sKonings Neven. — De tyd van het vertrek van het fchip . bepaald en vooraf een opfchrift op een koperen plaat vervaardigd, om, ter gedagtenis van het blyven der Ante* iope, aan een groot en boom opgehangen te worden. In den avondftond van dezen dag, wierden de tenten afgebroken , en benevens al het huisraad der vorige legerplaats aan boord van het fchip gebragt. Raa Kook, gemerkt hebbende dat ons volk zeer gehinderd wierd door de inboorlingen, die alle even nieuwsgierig waren om aan boord te komen en het vaartuig te bezigtigen, gaf 'er den Koning kennis van, die daar op terftond de noodige orders flelde, dat niemant als de Opperhoofden aan boord mogten gaan, en dat de anderen alleen maar rondom het fchip mogten varen om het zelve uit hunne kanoes te bezigtigen. Toen alles aan boord gebragt was  PELEW EILANDEN. 239. was en men de zeilen aangeflagen had, noodigde de Kaptein Abba Thulle om met hem in het fchip het Eiland rond en naar de waterplaats te varen , doch hy bedankte hier voor en ging met zyn gevolg over land derwaart, maar de Generaal en Arra Kooker namen die uitnoodiging aan , en waren ten hoogften ingenomen met het zien der fcheepsverrigtingen van ons volk ; hunne kanoes en vele anderen, vol van inboorlingen, volgden het fchip met een luid gefchreeuw en gejuich. Raa Kook vermaande telkens zyn volk, dat-zy toch acht zouden geven op alle de bedryven der Engelfchen in de befliering van hun fchip. Zy voeren 'er mede naar de westzyde van het Eiland, daar zy het in eene diepte van zes vademen, tegen over de Wel van versch water, vast maakten. — Kaptein Wilson begaf zich daar aan land en naar den Koning, verzeld door Raa Kook en Arra Kooker, die aan hun broeder een verhaal gaven van alle de omftandigheden, welke zy gezien hadden, en byzonder aangaande het gebruik van het peillood en de manier van het fchip te doen ankeren. — Eenige kanoes, naar gewoonte, uit zynde geweest om te visfchen, hadden eene goede vangst mede gebragt, doch men had dezelve nog niet verdeeld, wagtende tot de Engelfchen aan l?.nd kwamen, om'er een aandeel van te geven; dan van deze vriendlykheit konden de onzen geen gebruik maken, dewyl al ons volk aan boord was, en zy nog geene gelegenheit gehad hadden om in hun kleen fchip de combuis of ftookplaats af te maken, De Koning verzogt toen den Kaptein, dat hy visch by hem zoude komen eten, welke die noodiging aannam , nemende den tolk mede. Abba  340 BESCHRYVING van de Abba Thbiie had, in zyne bezoeken te Oroolong, zich altoos getoond een oplettend waarnemer te wezen, omtrent al het geen hy dc Engelfchen zag verrigten, ftaande dikwils zeer lang by hen, terwyl zy bezig waren met werken, en flaande zelf acht op de allergeringite bedryven. Hy had reeds, gelyk men zich wel zal kunnen herinneren, getoond, dat het zyn voornemen was, om als het fchip gereed zoude zyn, twee mannen van zyn volk daar mede naar Engeland te zenden: dezen avond, herhaalde hy, na den maaltyd, zyn vorig gezegde en verklaarde zich duidlyker met betrekkinge tot dit onderwerp; hy vertelde den Kaptein, dat fchoon zyne onderdanen hem met eerbied befchouwden, en hem hielden niet alleen voor hooger in rang maar ook in kundigheden, hy egter, door zyne verkeering met de Engelfchen en het befchouwen van hunnen arbeid, dikwils de bepaaldheit van zyne wetenfchap gevoeld had, ziende dat de geringfle man, welke de Kaptein onder zyn bevel had, dingen konde doen, die voor hem geheel vreemd waren; dat hy, uit dien hoofde befloten had zyn tweeden zoon, wiens naam was Lee Boo, aan de zorg van Kaptein Wilson toe te vertrouwen, op dat hy, in het verzeilen van de Engelfchen die dingen zoude kunnen leeren, welke, by zyne wederkomst tot groot nut van zyn eigen land konden ftrekken. — Hy voegde 'er by, dat een der Maleijer s van Pelelew als zyn knegt zoude mede gaan. — Hy befchreef zyn zoon als een jongeling van eene beminnelyke en fchoone geftalte, en van een goeden en zagten aart, voegende daar noS vele dingen tot zyn lof by : hy had hem, zeide hy naar een afgelegen plaats gezonden, alwaar hy onder opzigt van  PELEW EILANDEN. 241 van een oud man was geweest, maar bevond zich thans te Pelew, om van zyne vrienden affcheid te nemen, en ftond, den volgenden morgen , naar Oroolong te komen. Raa Kook, gelyk ook zyn broeder Arra Kooker fpraken insgelyks veel tot lof van het goed karakter van hunnen neef. Kaptein Wilson hervatte, dat hy ongemeen verpligt was met dit zonderlyk blyk van vertrouwen en achting: dat de dankbaarheit hem zoude verpligt hebben, om zorg te dragen, voor al wie de Koning hem van Pelew had willen mede geven; maar dat hy, in dit geval hem konde verzekeren, dat hy zoude trachten het groot vertrouwen, dat in hem gefteld wierd, zich waardig te maken , door den jongen Prins met die zelfde teederheit en toegenegenheit te behandelen, als of hy zyn eigen zoon ware. —— Dit antwoord gaf een blykbaar genoegen, en het onderwerp van het gefprek veranderende, gaf de Koning hem zyn verlangen te . kennen , dat het fchip , voor deszelfs vertrek, eens naar Pelew zoude varen: dereden, waarom hy dit verzoek deet, was, dat zeer veel mans verfcheidenmaal gelegenheit hadden gehad het fchip te Oroolong, te zien, doch dat de bejaarden, de vrouwen en de kinderen niet in dat geval geweest waren; dat indien hy 'er mede naar Pelew wilde varen, deze laatflen ook gelegenheit zouden hebben, om hunne nieuwsgierigheit te voldoen; dat de moeders naderhand aan hare kinderen en huisgezinnen, het zonderlinge van dit gezigt zouden kunnen vertellen, of het in hunne geheugens herinneren, en dat langs dien weg de naam der Engelfchen, en het bouwen door hen van een fchip aan hef Eiland Oroolong, in Hh de  242 BÊSCHRYVING van de de gedagtenis van zyn volk zouden blyven, het welk hy zeer verlangde. — Kaptein Wilson, die den aart van zyn volk zeer wel kende, en by zich zeiven overtuigd was, dat zulks hun vorig vermoeden zoude doen herleven, en hen wederom doen twyffelen, of 'er onder dit verzoek niet eenig verraderlyk oogmerk gelegen ware, en daar by vreezende , dat de drift der inboorlingen, om aan boord te komen, en het fchip van buiten en van binnen te bezien, verwarringen vertraging mogt veroorzaken, beantwoordde 's Konings verzoek met zulke gegrondde redenen, dat hy 'er volkomen in toeflemde , en 'er federt niet meer van gefproken wierd. Het zal niet onvoeglyk zyn hier ter plaatfe nog te melden, dat het van dien tyd, dat Raa Kook met den Koning was bezig geweest om het fchip te verwen, was opgemerkt , dat zyn wezen veel ernftiger ftond als voorheen, en zyne houding, die anders natuurlyk vrolyk en openhartig was, thans zeer ingetrokken fcheen : de Kaptein ontdekte, dat zulks veroorzaakt was geworden door eene onaangenaamheit die hem ontmoet was: zyne groote verknogtheit aan de Èngelfchen had hem aangezet, om van zyn broeder de vryheit te verzoeken, om met hen naar Engeland op reis te gaan, waar toe de Koning geweigerd had zyne toeftemming te geven; doende hem tevens begrypen, dat hy genoodzaakt was hem zulks te weigeren, uit hoofde dat hy zyn naafte opvolger was, en het zeer veel ongelegenheit zoude veroorzaken , indien hy, gedurende deszelfs afwezigheit, ftierf: gaande de erfopvolging der Souvereiniteit van Pelew eerst over op de broeders des Konings en, na hun overlyden , op den oudften van den  PELEW EILANDEN. 243 den eerften tak in het Koninglyk gedacht, in welk geval de tweede zoon erf lyk Generaal van de krygsmagt is: fchoon nu het goed verftand, het welk Raa Kook bezat, hem ligtlyk de onvoegzaamheit van zyn verzoek en den billyken grond van zyn broeders weigering deet begrypen, had zulks egter zeer veel indruks op hem gemaakt: in de daad zyne fterke toegenegenheit, welke hy, van het eerfte oogenblik af, voor onze landslieden had laten blyken; het vermaak, dat hy altyd in hun gezelfchap gevonden had, en het belang, dat hy zekerlyk in hunnen welvaart ftelde, moeften natuurlyker wyze zyne gevoeligheit aandoen, en hem met fmert doen zien, dat zyne op hun vertrek ftaande vrienden de zeilen ontrolden en alles tot een aannaderend vaarwel verhaaften. Dingsdag den ir. Deze morgen, was allé man, by het aanbreken van den dag, reeds aan 't werk om de watervaten te vullen, de zeilen in gereedheit te brengen, de combuis af te maken en het fchip verder zeilree te ftellen. Dienzelfden morgen, gebeurde 'er een zaak van te zeldfamen aart, om niet gemeld te worden. 'Er was aanhoudend by ons volk een jongman geweest, die een vermaak fcheen te hebben in het aanwennen van alle hunne gewoontens en manieren, en die zich nu by Kaptein Wilson aandiende, met een verzoek, dathy hem in zyn fchip wilde medenemen: de Kaptein beantwoordde hem met te zeggen, dat hy hier in niets doen konde, dan met kennis en goedvinden van den Koning , die hem alreeds gefproken had om zyn zoon en nog een ander man mede te nemen; doch dat indien hy 'er op ftond, hy 'er den Koning «ver. zoude fpreken en deszelfs goedvinden vragen. — De Hh 2 jong-  244 BESCHRYVING van de jongman gaf hier op te kennen, dat hy een neef des Konings was en de zoon. van deszelfs broeder, die men te Artingall had omgebragt en wiens dood den oorlog had veroorzaakt , welke onlangs zoo gelukkig tusfchen zyn oom en dat volk was ten einde gebragt. — Kaptein Wilson gaf dienvolgens deze zaak den Koning te kennen, welke over dat verzoek zeer misnoegd fcheen, zeggende , dat zyn neef een flegt mensch was, die zyn huisgezin verwaarloosde ; dat hy hem zelf, al twee of driemalen federt zyn vaders dood, een ander huis en plantagie gegeven had, om hem daar door van zyn zwervenden aart te genezen, doch dat het geene uitwerking op hem fcheen te hebben , en hy 'er niet door verbeterd was geworden. — Een weinig daarna, kwam die neef zelf zyn verzoek doen, waarfchynlyk denkende, dat de Kaptein, die 'er tegenwoordig was, hem tot het bereiken van zyn oogmerk behulpzaam zoude wezen, dan de Koning weigerde het hem volitrekt, voerende hem te gemoet: Gy zyt ondankbaar en achteloos omtrent uwe moeder; gy hebt goede en gedïenfiige vrouwen tot uwe wyven, maar gy behandeld haar en alle uwe nabefiaanden zeer flegt, -waar door gy u zelve in het geheele Eiland te fchande gemaakt hebt, gy zyt van een fchaamteloos gedrag en wil nu uw huisgezin ontvlugten; maar ik zal 'erniet in bewilligen, ik verzoek den Kaptein aan u geen gehoor te geven: blyft te huis en zoekt u zelve door fchaamte en fchande te verbeteren. De Kaptein gaf nu aan Abba Thulle te kennen, dat het fchip zeilree en wind en weêr gunflig zynde, hy voornemens was den volgenden dag te vertrekken : dit nieuws fcheen hem zeer te treffen : dewyl hy door den bode,  PELEW EILANDEN. HS bode, die hem in het Eiland Pethoull was komen vinden , aan de Rupacks van de verfchillende Eilanden, die met hem in vriendfchap ftonden, had doen weten , dat de Kaptein een dag later vertrekken zoude als hy hem nu te kennen gaf, en dat zy alle voornemens waren om, ten bewyze van hunne achting, den Engelfchen eenige gefchenken, voor derzelver reis, te brengen; dat zy dienvolgens des anderen daags avonds gewagt wierden, in de vaste hoop hen nog te zullen zien voor dat zy van Oroolong vertrokken, doch dat zy nu van dat genoegen zouden verftoken wezen. — Kaptein Wilson hernam hier op, dat zy door zyne goedheit van zoo veel voorraad van levensmiddelen voorzien waren, dat zy genoeg hadden voor hunne aanftaande reis, en dat wind en weêr hun toelachende, hy hem moest verzoeken om den volgenden dag van hem affcheid te nemen. Deze waarfchynlyke te leurftelling dier Opperhoofden trof den Koning zeer gevoelig, zoo wel als de gedagten, dat hy het onfchuldig werktuig was geweest om hen hier in te misleiden: de Kaptein was 'er insgelyks mede verlegen, ziende de onaangenaamheit, welke deze omftandigheit veroorzaakte , en te meer, dewyl hy ondervond, dat de edelmoedigheit van 's Konings hart', zich dit egter liet welgevallen, gemerkt hy terftond daar op zeide, dat indien het dan den laatflen dag wezen moest, de Kaptein met zyne Officieren by hem aan land moeften komen eten , 't welk zy alle deden. De ware reden ondertusfchen, waarom de Engelfchen befloten hadden een dag eerder te vertrekken als zy bepaald hadden, was, om te ontgaan den grooten toevloed van vreemdelingen, die zy wisten dat. verwagt wierden , en welken zy vreesden, dat Hh 3 hen  BESCHRYVING van de hen niet weinig verhinderen zoude, door het groot getal van hunne kanoes en derzelver nieuwsgierigheit om het fchip te willen bezien ; ook konde het niet misfen of de beweging en de verwarring, die zulks noodwendig moest veroorzaken, zouden ons volk by derzelver vertrek gefloord hebben in die bedaardheit en omzigtigheit, welke , tot het overkomen van de bank, vereischt wierden. Arra Kooker, die van den eerften dag, op welke hy den Newfoundlander Hond voor de eerflemaal gezien had , zyn zinnen zoo flerk op dat dier gefield had, dat hy menigmaal zyn verlangen had te kennen gegeven, om het zelve, als ons volk vertrok, te mogen houden , vernieuwde nu, na den maaltyd, daar toe zyn aanzoek: de ernst met welke hy deze zyne begeerte te kennen gaf, en de zorg, die hy beloofde voor dat dier te zullen dragen, deet ons volk befluiten om hem dat genoegen te geven, en den armen Matroos te laten. Raa Kook, wiens gedagten van een verfchillenden aart waren, en wiens denkbeelden geheel en al uitliepen, op het ontwerp om zyn land te bevoordeelen, door de onder rigtingen , welke hy van de Engelfchen konde bekomen, zeer veel onderzoek gedaan hebbende naar hunne manier om een vaartuig te maken, gaf de Heer Bark er hem daar van een plan, naar welk hy konde werken, radende hem aan om de jol tot een model te nemen, liever al$ de pinnas, dewyl dezelve breeder was en niet zoo diep ging.— Hy gaf by die gelegenheit te kennen, dat hy wenschte , dat ons volk de helling had laten liggen, en voegde daar by, dat indien hy in ftaat was om 'er een te kunnen maken, hy het daar ter plaatfe zoude doen, meenende, dat  PELEW EILANDEN. u? hy dan gelukkig zoude wezen. — Abba Thulle, wiens aandagt, door het verzoek van Arra Kooker, was geftoord geworden, hervatte dezelve wel haast op het onderwerp , waar over Raa Kook in gefprek was, en merkte daar by op, dat zy met het yzer en de gereedfchappen, welke zy nu meelter waren, meer in weinig dagen zouden kunnen werken als voorheen in verfcheiden maanden. — Terwyl de Kaptein aan land was, ontftond 'er aan boord eenig gefchil, tusfchen twee mannen van zyn volk, 't welk op eenige flagen en een bebloedde neus uitliep: dit op het dek gebeurd en door de inboorlingen, welke, in hunne kanoes, rondom het fchip voeren, gezien zynde, kwam de tyding daar van terftond aan land, waar op de Kaptein zich fchielyk aan boord begaf, om naar het geval onderzoek te doen. Na hen beiden beftraft te hebben, kwam hy weder terug by den Koning , welke , naar de oorzaak gevraagt en ten antwoord gekregen hebbende, dat het maar een gering gefchil was geweest uit te verregaande drift ontftaande, zeide: daar zyn in alle landenflegte menfchen , die moeilyk in orde te houden zyn. Sommige van de Rupacks niettemin vroegen of zulks den jongman, die met hem mede zoude gaan (verftaande daar door 'sKonings zoon) wel zoude kunnen gebeuren? waarop Kaptein Wilson hun verzekerde, dat zulks omtrent Lee Bop geen plaats konde hebben, dewyl hy, even als zyn eigen zoon, geheel en al onder zyne zorg zoude wezen , met welk antwoord zy zeer vergenoegd fchenen. Voor dat ons volk het land verliet, maakten zy een Engelfche vlag aan een hoogen boom vast, flaande digt by de plaats, alwaar hunne tenten waren opgeflagen geweest; ook  243 BESCHRYVING van de ook fneden zy, in een koperen plaat het volgende opfchrift, welke, na dat dezelve op een dikke plank gefpykerd was, wierd vastgehegt aan een boom, niet ver van de plaats; daar zy hun kleen fchip gebouwd hadden. Het fchip van de Edele Engelfche Ooftindifche Maatfchappy de Antelope , onder het bevel van Henry Wilson, is gebleven op de klip ten noorden van dit Eiland, in den nagt tusfchen den 9 en 10. Augustus; hebbende hier wederom een fchip gebouwd, zyn zy met het zelve heen gezeild den 12 dag van November 1783. De meening van deze infchryving wierd aan den Koning verklaard en hem beduid, dat het wierd opgehangen tot een bewys, dat de Engelfchen aldaar geweest waren. — Dit fcheen hem aangenaam te wezen , gevende daar van aan zyn volk den uitleg, en belovende, dat het daar nimmer van zoude afgenomen worden, en indien het by toeval mogt vallen, hy zorg zoude dragen, dat het opgenomen en te Pelew bewaard wierd. - Het gefprek van dien dag , terwyl zy by elkander zaten, nu meest gaande over hun op handen zynde vertrek, zeide Abba Thulle tegen den Kaptein Wilson: Nu gaat gy heen, maar als gy weg zult zyn, vrees ik dat de inwoners van Artingall in groot getal zullen afkomen en my aanvallen , gelyk zy zoo dikwils te voren gedaan hebben; en de hulp der Engelfchen verloren hebbende , zal ik niet in fiaat zyn hun we erfland te bieden, ten zy gy eenige van uwe fnaphanen aan my wilde laten, gelyk gy my reeds hoop gegeven hebt  P ,E L E W EILANDEN. 24$ hebt van te zullen doen. — Kaptein Wilson, hier over met zyne Officieren fprekënde, begreep, dat het zeer wel zoude ftaan, indien zy hem dat gefchenk terftond deden; doch zy toonden zich zeer ongenegen om de voor hem beftemde geweren over te geven, begerende dezelven tot het laatfte oogenblik in hunne handen te houden; — dat mistrouwen, het welk zy eens opgevat hadden , fcheen nog by hen te huisvesten, en bleek zoo duidlyk uit hunne houding, dat zulks het doordringend oog van den Koning niet ontfnapte , welke, misfchien willende toonen dat hy hunne vrees bemerkt had, met die bedaardheit, welke, zoo byzonder in zyn karakter was , hun vroeg , of zy bevreesd waren om eenige weinige geweren aan hem te vertrouwen? wat is 'er toch (zeide hy) dat u aan my kan doen twyffelen ? ik heb nooit voor ulieden eenige vrees getoond, maar u getracht te overtuigen, dat ik ulieder vriendfchap zogt. Had ik gezind geweest u kwaad te doen, konde ik het al voor lang gedaan hebben: ik heb u altyd in myn magt gehad, — maar van dezelve geen gebruik gemaakt als om u nuttig te wezen, en vertrouwd gy my dan op het laatst nog niet? Wanneer men dit verhaal aandagtig overweegt, en men in aanmerking neemt de herbergzaamheit, met welke Ab3a Thulle en alle de inboorlingen ons volk behandeld hadden, van de eerfte vriendlyke byeenkomst af tot op dit oogenblik toe; — hoe hy voor hun had uitgefpreid al wat hy te geven had of het land opbragt, en die, by dit alles, nog voegde de ontwyffelbare proef van de hooge gedagten , welke hy van de Engelfchen had opgevat , door zyn eigen zoon aan hunne zorg toe te vertrouwen, is 'er dan wel eenig lezer, die, zich alle deze omftandigheden I i herin-  250 BESCHRYVING van de herinnerende, niet in de gevoeligheit van AbbaThulle zal deel nemen ? — of liever is 'er wel eenig lezer, die niet gereedlyk met my vragen zal, onder welke zon 'er ooit een ftaal gewet is , waar mede een hart zoo gewond konde worden, als door deze rechtmatige verwyting des Konings ? yder van hun gevoelde 'er de kragt en waarheit van; yder een gevoelde hoe hy in zyn hart de deugden van dezen uitmuntenden man beledigd had: • en de wond van deze verwyting wierd noggrooter, door de bewustheit, die zy hadden , van zich onlangs, door eene ongegronde vrees, vereenigd te hebben in een doodlyk befluit tegen hem en de zynen. Maar het oog der wysgeerte dit inziende, zal de zaak tusfchen de beide partyen naar waarheit onderfcheiden; het volk van Pelew , opgevoed in de fchool der Natuur, ging alleen naar deszelfs indrukfelen te werk: zy waren openhartig en niet agterdenkend; en onbekwaam zynde om een ander te bedriegen, vreesden zy ook niet bedrogen te zullen worden. Onze landslieden daar tegen, geboren en opgebragt onder eene befchaafde Natie, by welke de konst zich aangematigd heeft aan alle de bedryven van het leven de gedaante en kleur te geven , en zelf tot eene wetenfchap te maken; waren, door de opvoeding, tot vermoeden en wantrouwen, met al derzelver haatlyke gevolgen, geneigd. — Zoodanig is de noodlottige kennis, die de weereld het menschdom inboezemd, dikwils het hart van den mensch wapenende, tegen den invloed van zyn eigen geluk, door het verzwakken van de goede trouw, de allerdierbaarften band der Maatfchappy! 'sKonings verwyting was te kragtig voor ons volk om ■'er  PELEW EILANDEN. 251 'er weêrftand tegen te bieden : zy verzogten den Kaptein ernftig hem te verzekeren, dat al het beloofde getrouwlyk zoude nagekomen worden, en dat, om hem te overtuigen, dat zy geene kwade vermoedens hadden, de geweren hem terftond zoude worden ter hand gefield: dienvolgens wierd de boot oogenbliklyk naar boord gezonden om alle de geweren, die zy oordeelden te kunnen misfen, af te halen , en by derzelver wederkomst, boden zy hem aan vyf fnaphanen, vyf houwers, byna een vaatje kruit, benevens kogels en hagel in evenredigheit. Kaptein Wilson gaf hem insgelyks een gefchenk van zyn eigen jagtroer, waar mede hy byzonder in zyn fchik was, hebbende dikwils deszelfs uitwerking gezien, wanneer hy 'er te Pelew vogels en andere dieren mede fchoot. De edele ziel des Konings fcheen nu alles te vergeten wat 'er gebeurd was; doch dit voorval flelde yder van hun in flaat om aan de nakomelingfchap eene treffende fchildery over te brengen van de'kragt en het vermogen der «leugd. Ii 2 XXI. HOOFD-  2Sz BESCHRYVING van dï XXL HOOFDSTUK. Mnkomst van Lee Boo en zyne inleiding by den Kaptein Wilson, die, op verzoek van den Koning, alle nagt en aan land blyft. — Opmerklyke wys op welke hy deszelfs zoon aan zyne zorgen aanbeveeld. — De Kaptein geeft aan Blanchard onderrigting hoe hy zich te gedragen heble. — Des morgens word het fein gegeven om onder zeil te gaan. — Een boot word afgezonden , om den Kaptein aan boord te halen. — De Koning en zyn broeder verzeilen hem tot de Bank. — Eene menigte van inboorlingen begeven zich, in hunne kanoes, naar het fchip, om hunne genegenheit te betuigen. — De Koning neemt een aandoenlyk affcheid van de Engelfchen. — Karakter van Abba Thulle. — Raa Kook vaart over de Bank en gaat een goed eind wegs in zee eer hy hen verlaat. — De Engelfchen zette hunne reis naar China voort. "S^ingsdag «• Des avonds kwam 'sKonings tweede zoon, Lee Boo, aan, om met ons volk de reis naar Engeland te ondernemen, wordende van Pelew gebragt door zyn oudften broeder Qui Bill : zyn vader bragt kern by den Kaptein Wilson en vervolgens by alle de Officieren, die aan land waren: hy naderde hen op zulk eene ongemaakte en vriendlyke manier, en had eene zoo bevallige en beleefde houding, dat alle, die hem zagen, met  PELEW EILANDEN. 253 met hem ingenomen -waren, en eene genegenheit voor hem opvatten, welke naderhand door zyn beminnelyk gedrag daaglyks vermeerderde. — Tegen den avond, namen de Officiers affcheid van den Koning en begaven zich aan boord van de Oroolong, latende den Kaptein aanland, hebbende Abba Thulle verzogt, dat hy den nagt aan ftrand zoude doorbrengen. De Koning, (hebbende Lee Boo naast zich zitten) fprak dien avond veel met hem, gevende hem onderrigtingen hoe hy zich zoude te gedragen hebben, en waar hy al op letten moest: hy vertelde hem, dat hy voortaan den Kaptein Wilson moest houden als zyn tweeden vader , en zyne genegenheit winnen door het opvolgen van zyn raad. — Zich vervolgens tot den Kaptein koerende, zeide hy: „ dat wanneer Lee Boo ,, in Engeland zoude gekomen zyn, hy zoo veel fraaije „ dingen zoude te zien hebben, dat hy hem mooglyk, ia „ het najagen van alle die nieuwigheden , zoude ontflip„ pen , maar dat hy hoopte, dat de Kaptein hem ,. zoo „ veel mooglyk, onder zyn oog zoude houden en trachten „ de drift van zyne jeugd te matigen ".. Na nog eenige gefprekken gehouden te hebben, met betrekkinge tot het vertrouwen, het welk hy in den Kaptein Wilson ftelde, befloot Abba Thulle zyne aanbeveling genoegzaam in de volgende uitdrukkingen : ik wenschte wel, dat gy Lee Boo onderrigtte van alle die dingen, welker hy noodig heeft te weten, en dat gy een Engelschman van hem maakte. — Ik weet wel, dat de afgelegen landen, die hy moet doorreizen, zeer verfchillende zyn van zyn eigen, en dat hy aan gevaren en ziektens zal bloot gefield wezen, welke ons hier onbekend zyn, en waar aan hy zonde kannen fierven: — ik heb- I i 3 myne.  254 BESCHRYVING van de myne gedagten daar op gewapend; — ik weet dat de dood voor alle menfchen onvermydlyk is, en of myn zoon, dat lot ondergaat te Pelew of elders anders is het zelfde. — Ik ben verzekerd , uit het fnenschlievend karakter , dat ik in u ontdekt heb, dat, indien hy ziek word, gy zorg voor hem dragen zult, en zoo het mogt gebeuren, dat alle uwe zorgen dat ongeluk niet konden voorkomen, laat het dan u, of uw broeder, of uw zoon, of eenigen van uwe landslieden niet weerhouden om naar herwaart terug te keeren, ik zal u of eenig ander van uw volk in vriendfchap ontfangen, en blyde wezen van u weder te zien. Kaptein Wilson herhaalde daar op zyne verzekering, dat hy dezelfde zorg voor Lee Boo zoude dragen als voor zyn eigen kind, en dat hy van zyn kant niet in gebreken zoude blyven, om, door de oplettendheit aan den zoon, de dankbaarheit en achting te toonen , welke hy den vader toedroeg. De gedagten van den Koning, zoo wel als die van den Kaptein waren, door het een en ander, zoo vervuld, dat zy een groot gedeelte van den nagt flaaploos doorbragten; Abba Thulle befteedde, gelyk ook de andere Rupacks, dien tyd in gefprekken met hunnen jongen landsman, die nu in eene nieuwe en voor hem onbekende weereld ftond in te treden, en op het punt was om, door een ontmeetlyken afftand, van alle zyne nabeftaanden gefcheiden te worden. — Hun vertrek nu zoo na op handen zynde, nam Kaptein Wilson de gelegenheit waar, om Blanchard nogmaal te onderhouden, en hem een les te geven aangaande het gedrag, het welk hy omtrent de inboorlingen te houden had, en in welke zaken hy hen tot nut en onderrigting wezen konde ; byzonderlyk in het bewerken van het  PELEW EILANDEN. 255 hét yzer, dat hy hun gegeven had, en 't geen zy nog verder uit het wrak zouden halen, en wyders om zorg te dragen voor het geweer en de krygsbehoeftens, die zy hun gelaten hadden, en welke voor hun van het uiterfte belang waren: hy verzogt hem, dat hy nimmer, gelyk de inboorlingen, naakt zoude gaan, dewyl hy , door zich gekleed te houden, altoos een foort van meerderheit in zyn karakter zoude bewaren; en dat, om zich des te beter aan dien raad te kunnen gedragen , zy hem alle de kleederen zouden laten, welke zy misfen konden, en wanneer die verlieten mogten wezen, hy zich een broek moest makenvan matten , welke hy van de inboorlingen altyd konde krygen, en daar door die welvoeglykheit in acht nemen, waar aan hy gewoon was geweest. — Onder alle deze lesfen, welke hy hem gaf, vergat hy ook niet, dat hy aan zyn Godsdienst gedagtig moest blyven , maar vermaande hem ernftiglyk, dat hy de pligten van denzelven zoude in acht nemen, en volgens de Christelyke leer , waarin hy was opgevoed , altoos den fabbath of zondag zoude houden. Ten laatflen vroeg de Kaptein hem , of hy nog het een of ander noodig had, 't welk hy dagt, dat hem tot nut of troost konde verftrekken? —- waar op hy verzogt, dat hem één van de Scheeps-Compasfen mogt gelaten'worden , en dat indien men hun de pinnas wilde geven, zy de masten, zeilen, zwaarden, en al wat 'er toe. behoorde, 'er by mogten hebben, 't welk ook alles gegeven wierd, zoo dra het fchip over de bank geraakt was. Woensdag den 12. In den morgenltond, wierd, zoo haast de dag aan brak, de Engelfche Flag aan de mast van het fchip opgehyst en een der draaibasfen gelost, tot een. fein  25<5 BE'SCHRYVING van de fein om onder zeil te gaan; dit den Koning uitgelegd zynde, belaste hy terftond, dat de booten aan boord zouden nemen de patatten, de kokosnoten, de fuikergebakken en alle de andere levensmiddelen voor de reis: behalven, dat 'er nog een groot aantal kanoes van de inboorlingen, insgelyks beladen met eene groote hoeveelheit levensmiddelen, op de zyde van de Oroolong lagen: zoo dat , indien de noordlyke Rupacks , met derzelver voorgenomen gefchenken, aangekomen waren, zy levensmiddelen genoeg zouden gehad hebben voor een fchip dat zesmaal grooter ware geweest. Zoo dra alle die goederen ingefcheept waren en men gereed was om onder zeil te gaan, wierd de boot naar land gezonden om den Kaptein aftehalen: die hier van kennis gaf aan den Koning, welke zich daar op gereed maakte om zyn zoon in zyn eigen kanoe aan boord te brengen. — Kaptein Wilson ging daarna met Blanchard en de vyf mannen, die met de boot om hem gekomen waren, in een huis, het welk aldaar, tot herberging van den Rupack Maath, die van den noordkant gewagt wierd, was opgeflagen, hier onderhield hy Blanchard nogmaals, hem vermanende, dat hy toch alle de lesfen , welke hy hem gegeven had, in zyn geheugen zoude prenten, en byzonderIyk zyn pligt in acht nemen, op dat het volk van Pelew mogt zien, dat hy zelf onder hen dat geloof en godsdienst behield , m welken hy was opgevoed : vervolgens zyn volk met hem hebbende doen nederknielen , vereenigden zy zich in dankzegging aan het Opperwezen, welke hun niet alleen m al hun zwaren arbeid en gevaren den moed gegeven had, maar hen ook nu den weg ter verlosfing open-  PELEW EILANDEN. 257 opende. — Gedurende deze godsdienftige verrigting, Hond de Koning met zyne Opperhoofden aan de deur, ziende en wel wetende wat ons volk deet, hielden zy eene diepe ftilte. Het dient hier nog gemeld te worden, dat toen Lee Boo van Pelew kwam, van daar insgelyks wierd medegebragt een korf met eenige dozynen van een vrugt, ge~ Jykende naar een appel, zynde van eene langwerpige gedaante en van een donker karmozyne kleur, niet ongelyk aan de vrugt, die men in Engeland noemt de Hollandfche Paradys- appel (*). Zy fpraken van dezelve als van eene vrugt, die zeer zeldfaam en nu pas in rypheit gekomen was. De Kaptein, die deze vrugt nimmer tevoren gezien had, deelde daar van mede aan yder van zyne Officieren, en bewaarde hec overfchot zorgvuldig voor zyn jongen pasfagier, om hem die op zyn reis te kunnen voorzetten. Omtrent agt uren in den morgen, voer de Kaptein in zyn boot naar boord, en kort daar op volgde hem de Koning, met zyn zoon Lee Boo en zyne Rupacks in hunne kanoes, verzeld door Blanchard; het kleene fchip was intusfchen zoo diep geladen, met allerlei fcheepsbehoeftens, dat zy begonden te twyffelen of zy 'er wel mede over de bank zouden kunnen komen; men vond derhalven geraden de twee zesponders naar land te zenden, en de jol insgelyks agter te laten, hebbende zy gebrek aan het nood- (*) Van deze vrugt zijn verfcheiden foorten in eenige der Eilanden van de Zuidzee: zynde het de jamboo appel, de Eugenia Malaccenfo van LiNNiEus, Kk  258 BESCHRYVING van de noodwendigen om dezelve te herflellen, en zonder welk zy 'er niet langer gebruik van konden maken. Dit aan den Koning berigt en hem tevens te kennen gegeven zynde, dat zy gebrek aan eene boot hadden, bood hy hun terftond aan om dat gebrek door eene kanoe te vergoeden, en wees hun alle, die langs het fchip voeren, ten einde zy 'er een zouden uitkiezen, dan deze te groot zynde, om aan boord van 't fchip te kunnen geborgen worden, zond de Koning zyn oudften zoon Q_ui Bill fchielyk naar land, die eerlang met eene andere, die kleener en meer tot dat oogmerk gefchikt was, terug keerde. De Heer Sharp verzogt geworden zynde om , gedurende de reis naar China, des Konings zoon, aan boord van de Oroolong, onder zyne byzondere zorg te nemen, bragt Abba Thulle hem by den Heer Sharp, zeggende, dat hy zyn Sucalic was, en van dat oogenblik was Lee Boo altoos by hem en verliet hem niet, in welk gedeelte van het fchip hy zich ook bevond. Terwyl men bezig was om alles in orde te brengen , voor dat de Oroolong zoude onder zeil gaan, mistte men een kleen zeil, het welk tot de pinnas behoorde- Blanchard, die nu in de pinnas was om het fchip in touw te nemen, had met grooten yver en naarfligheit zyne landslieden in alles tot het laatfte toe geholpen en bygeflaan, en ook het vermiste zeil, het welk kort daarna weder gevonden wierd, geborgen, en kwam dat hoorende aan boord, om te wyze n waar hy het gelegd had: dit gedaan hebbende, wenschte hy hun alle eene voorfpoedige reis en zonder de minfte aandoening, nam hy affcheid van alle zyne fcheepsmakkers, en zelf zoo lugtig, als of zy van Londen naar 'sGra-  PELEW EILANDER 25^ ssGravesend varen en met het volgende getyde wederkomen zouden. Het fchip de Oroolong begon nu in beweging te komen en zakte naar de bank af; fchoon het zelve, door de mildheit van Abba Thulle, byna overladen was met alles wat hy dagt, dat nuttig of aangenaam zoude wezen aan zyne vertrekkende vrienden, zworven 'er nog aan weerszyde van het fchip eene menigte kanoes , opgepropt met gemeene inboorlingen, die uit zich zeiven allerlei gefchenken aan ons volk bragten, verzoekende dat zy mogten aangenomen worden. — Het was te vergeefs wanneer men hun zeide, dat het fchip reeds zoo volladen was, dat men niets meerbergen konde, want elk, het een of ander toereikende, riep neemt dit nog van my! — dit nog maar van my! en dit was het algemeen geroep ; het welk zoo dikwils herhaald wierd, en zelf met betraande oogen , dat yder, die zich aan boord bevond, door dit overtuigend blyk van genegenheit, ten uiterfte getroffen wierd. —. Van hun , welke het digtfle by waren, wier den nog eenige patatten en kokosnoten aangenomen; en die andere arme fchepfels, wiens gefchenken men niet konde aannemen, die weigering te hard vallende, roeiden voor uit en wierpen die geringe gefchenken in de pinnas, onkundig zynde dat Blanchard met dezelve zoude terug keeren. Verfcheiden kanoes voeren de pinnas voor uit om de beste plaats tot den overtogt van het fchip aan te wyzen; terwyl anderen, op 'sKonings bevel, op de bank ftil lagen, tot aanwyzing van de verfchillende dieptens, en het was, zoo door het voorgaand onderzoek, als door de tegenwoordige voorzorgen, dat de Oroolong, zonder Kk 2 de  * en wierd met opzigt tot fommige van dezelven ge-  PELEW EILANDEN. 26*3 gehouden voor den besten werkman van zyn land. — Zyn \'erzoek aan den Kaptein Wilson, om de Chineefche Mat, w_as alleenlyk om aan zyn volk een beter patroon te geven als het tot hier toe gevolgd had; ook had hy, met het zenden van zyn zoon naar Engeland, en met alle de onderrigtingen , welke hy hem voor zyn vertrek gaf, geen ander oogmerk , of konde eenig ander oogmerk hebben , als om zyne onderdanen te bevoordelen , door de kundigheden, die hy van daar zoude medebrengen; welke denkbeelden alleenlyk door den ommegang met de Engelfchen in hem verwekt waren. Met een woord, indien zyn lot hem befbemd had om te heerfchen over eene groote natie, die met het overige menschdom verkeering had, heeft men reden om te gelooven, dat hy, door zyne bekwaamheden en natuurlyke neiging, den Peter van de zuidlyke weereld zoude geworden zyn! Dan door de Voorzienigheit op een duifterer toneel geplaatst zynde, was hy niettemin bemind by zyne MedeOpperhoofden , en geëerd by zyne onderdanen, over welke hy, al fchoon hy zynen hoogeren rang en waardigheic wel wist te handhaven, eerder regeerde als een vader dan als een Souverein. De oogen zyner onderdanen be- fchouwden hunnen naakten Prins met zoo veel ontzag er* eerbied als immer die Vorften konnen gedaan worden, welke over befchaafde natiën regeren en opgetooid zyn, mee de fchitterende vertooning en verfiedelen eens Konings, j ook was het purpere kleed en de pragtige kroon niet noodig om een karakter te vertoonen, het welk de meefterjyke hand der Natuur zoo volmaakt gevormd had. Ons volk gelukkig over de bank geraakt en daar door  ?.#4 BESCHR Y VIN G van de van een wezenlyk gevaar bevryd geworden zynde, zoude yder een zeer blyde geweest zyn , indien het affcheid van dit vriendlyk volk hunne vreugd niet getemperd had. —— Raa Kook bleef peinzende, en het fchip was reeds een goéd eind wegs over de bank gevorderd eer hy fcheen by zich zeiven te komen en zyne kanoes riep, om met dezelven terug te keeren. —■ Dewyl dit Opperhoofd hun eerfte en in de daad waardige vriend geweest was, deden zy hem nog een gefchenk van een paar piftolen, benevens een patroontas met de noodige patroonen. De pinnas midlerwyl op zyde van het fchip gekomen zynde, maakten de Kaptein en de Officiers zich gereed om affcheid van den Generaal te nemen; dan toen het fcheiden daar was, konde hy in 't eerst niet fpreken, maar nam hen vervolgens zeer vriendlyk by de eene hand, terwyl hy, de andere op zyn hart liggende, zeide, dat het hem daar fmerte, ■dat hy hun vaarwel moest zeggen; en 'er was niemant aan boord die by zyn vertrek niet door droefheit was aangedaan : hy fprak Lee Boo met zyn naam en met weinige woorden aan , doch niet in ftaat zynde om 'er meer te kunnen uitbrengen, ftapte hy in zyn boot en het touw los gemaakt zynde, floeg hy voor het laatst zyn toegenegen oog op ons volk, en voer heen. Dees uitftekende man fcheen iets meer dan veertig jaren oud , was van eene middelmatige geftalte , eerder klein dan kloek; had eene groote levendigheit in zyne houding, die egter getemperd wierd door een zeer goed humeur. Zyn karakter was mannelyk en ftandvastig maar tevens menschlievend: hy gaf zyne bevelen aan het volk met zeer veel goedaartigheit, maar wilde egter gehoorzaamd wezen, en  PELEW EILANDEN. t6$ en zy daar en tegen dienden hem , by alh gelegenheden met yveren wakkerheit, even als of zy pligt en geneger* heit te famen paarden. Hy was niet van zulk een ernftigen aart als de Koning, maar had ook niet dat vrolyke en potsachtige, 't welk Arra Kooker in zulk een hoogen trap bezat; doch was altyd wel te vreden en levendig, hebbende een zeer goed humeur, en lachte zoo dikwils de gelegenheit hem daar toe opwekte. Hy had zeer veel lust tot onderzoek , verlangde altoos de redenen te weten van het geen hy zag doen, en was wonder in zyn fchik wanneer hy begreep het geen men hem wilde doen verdaan: zyn geest was flerk en werkzaam, zyn gedrag mannelyk en beleeft, en ging verzeld met zulk een begrip van eer, dat het hem trof wanneer eenige der inboorlingen door kleene dieveryen, naar zyn oordeel, de wetten der herbergzaamheit fchonden , welke hy voor zeer'heilig hielt, en was ongeduldig om weder te bezorgen het geen zy den een of ander ontfutfeld hadden. Dit ging zoo ver, dat hy zyn ongenoegen niet onduidlyk te kennen gaf aan den Eersten Minister, toen dezelve (by zyne eerfle ontmoeting) den Kaptein Wilson om een houwer vroeg: oordeelende dat het een inbreuk op, deze deugd was een gunst te vragen vanmenfehen, die zich in hunne omflandigheden bevonden, en geen vryheit genoeg hadden om zulk een verzoek te weigeren, fchoon het bewilligen daar van hun niet gelegen kwam. Hy had een groot vermaak in der Chineefen byzondere manier van fpreken, en zat dikwils by hen ter neder als zy bezig waren met touwwerk te pluizen, ten einde meer van hun te zien, zonder hen te hinderen of zich met hen in te laten. Ons volk L1 was  266 BESCHRYVING van de was waarfchynlyk, met opzigt tot 'sKonings ftandvastige vriendfchap, zeer veel aan zyne goede dienften verfchuldigd, ten minften had hy, by hunne eerfte aankomst, zekerlyk veel toegebragt om hen in zyn broeders gunst te wikkelen. Hy befchouwde alle dubbelhartigheit met verontwaar diginge, en toonde openlyk voor den Koning zyn misnoegen over Soogle, den Maleijer, toen hy had durven onderftaan om tot nadeel der Engelfchen te fpreken. Hy was, by alle gelegenheden, gemeenzaam met ons volk, en altyd bereid om hen het een of ander uitteleggen, zoo dat indien hy altoos den tolk by zich had gehad, of zy een taal gekend hadden, waarin zy gemaklyker met hem hadden kunnen omgaan , zy nog verfcheiden dingen zouden geweten hebben, die hen nu onbekend gebleven zyn. Met alle deze uitmuntende hoedanigheden, was hy in zyne huislyke bedryven niet minder achtenswaardig; de lezer zal zich nog wel kunnen herinneren, zyn aangenaam gedrag jegens zyn eigen huisgezin , en met welk eene Majestueufe flilzwygenheit zyne droef heit gepaard ging, by de begraafnis van zyn dapperen zoon, welke ftrydende voor zyn land het leven gelaten had. By dit alles moet .ik nog voegen, dat de treurigheit, welke hy toonde by het vertrek van zyn neef en van onze landslieden, duidlyk bewees , dat 'er in zyn hart niet weinig aandoenlykheit plaats had. Terwyl ik deze aanmerking op het karakter van Raa Kook befluit, kan ik niet nalaten nog eene algemeene opmerking te maken, op de inwoners van Pelew, welke, fchoon zy fchenen te wezen Wysgeren in tegenfpoed, Stoïcynen in fmerten, en Helden in den dood egter in meer aan-  PELEW EILANDEN. 267 aandoenlyke gevallen van het menschlyk hart de beminlyke teederheit bezaten van eene vrouw! XXII. HOOFDSTUK. De Engelfchen verlaten met het fchip de Oroolong ie Pelew Eilanden. — Verhaal van derzelver togt tot Ma* CA0. — Hunne aankomst aldaar. — Zy verhopen hun fchip en vertrekken naar Canton, daar zy zich naar Engeland infchepen. oensdag den 12. Na dat onze landslieden nu gefcheiden waren van hunne menschlievende vrienden van Pelew, zetten zy de reis naar China voort, langs de andere zyde van de bank , met een Noord Noordwesten wind, en hebbende het eind of uiterfte gedeelte der rotzen aan hunne lywaard zyde. Op den middag , ^ bevonden zy zich omtrent vier mylen ten Zuid Zuidooflen van het Eiland Oroolong, van waar zy vertrokken waren; zynde deszelfs Noorderbreedte 7 gr. 19 min., en derzelver lengte ten Ooften van Greenwich 134 gr. 40 min. Donderdag den 13 en Vrydag den 14. De twee eerfte dagen na dat ons volk de Pelew Eilanden verlaten had, was het weêr tamelyk wel, met ligte regenbuijen en de wind veranderlyk van het Ooften naar het Zuidooflen , met welke zy noordwaart cours zetten. — Lee Boo had LI 2 zyn  268 BESCHRYVING van de zyn knegt Boyam, (zynde een van de twee Maleijevs van Pelelew) toen hy den eerften nagt aan boord zoude flapen , belast zyn mat op het dek te brengen, doch men droeg zorg om hem ook een dekfel te geven, ten einde hem voor de koude van den nagt te befchutten : den volgenden morgen ontwakende , was hy zeer verwonderd van geen land meer te kunnen zien. Kaptein Wilson kleedde hem in een hemd, jak en fcheepsbroek: de twee eerden fchenen hem te ongemaklyk, want kort daarna deet hy ze wederom uit, en ze opgerold hebbende, gebruikte hy dezelven voor een peuluw; doch hem beduid zynde, dat het eene onvoeglykheit was naakt te wezen, kwam hy federt nooit zonder broek voor den dag; en toen het fchip meer naar het Noorden flevende en zy dus langzamerhand in een kouder lugtftreek kwamen , voelde hy 'er het ongemak van, trok zyn hemd en jak wederom aan en was in korten tyd 'er aan gewend: wel haast had hy zoo veel denkbeeld van welvoeglykheit, dat hy zich nimmer in tegenwoordigheit van een ander perfoon zoude ontkleed hebben, maar zich daar toe altyd in een donkeren hoek van het fchip begaf, daar hy van niemand konde gezien worden. — Door de beweging van het fchip, wierd hy in het eerst zeeziek, zoo dat hy genoodzaakt was ge' ftadig te leggen, doch wat beter wordende wierd hem één van de appelen gegeven, die zy van Pelew mede genomen hadden, dochhy maakten zwarigheit om die te eten, maar toen men hem te kennen gaf, dat de Kaptein zulks begeerde en dat Abba Thulle ze voor hem mede gegeven had, zeide hy tegen Boyam, dat dit zeer beleefd was, want dat niemant als de eerfte grooten van.  PELEW EILANDEN. 209 van zyn vader vryheit hadden om die vrugt te mogen eten (*). Dees jongman was uitermaten zindelyk op zyn lighaam, wasfchende zich verfcheidenmalen daags , en zoo dra hy van zyne zee ziekte herfteld was, fcheen hy volkomen gerust en vergenoegd: zy bevonden zich dien voormiddag op de noorderbreedte van 9 gr. 38 min. Saturdag den 15. Deze dag was de lugt betrokken, maar egter goed weêr, meteen ftyven Noordooften wind.— Zy zagen dien dag eenig zeegevogelte en vliegende visfchen, en voor den middag de hoogte nemende, bevonden zy zich' op de noorderbreedte van 10 gr. 45 min.: het weêr bleef gematigd, fchoon betrokken, en hun fchip beantwoordde (een kleen lek uitgezonderd) volkomen aan hunne hoop. Zondag den 16. Des voormiddags van deze dag, wierden de gebeden op het dek gelezen, en al ons volk, zich: by die gelegenheit herinnerende de genadige verlosfing der. Voorzienigheit tot hier toe, deden zy dezelven met harten vervuld van dankbaarheit. Dien voor den middag bevonden zy zich op de noorderbreedte van 12 gr. 1 min. Lee Boo was nu zoo ver herfteld, dat hy dien dag mede konde eten van de vliegende visch, die op het dek gevangen, wierd, en van eenige patatten, hebbende hy in al den vorigen tyds bynaniets gegeten.— Inde namiddag, zeide hy (*) Deze opmerking van Lee Boo bevestigde het gezegde van den: Koning tegen den Kaptein Wilson, wanneer by hem die Appels; gaf, dat dezelven zeer zeldfaam waren. LJ 3;  270 BESCHRYVING van de hy tegen Boyam, dat het hem fmcrte, dat zyn vader en vrienden zoo bedroeft zouden wezen, om dat hy ziek was. Maandag - den ij. Het weêr bleef by aanhoudenheit zeer goed , met een Noord- Ooften wind : zy befteedden dien morgen om alle hunne goederen en levensmiddelen digter in een te ftouwen, ten einde meerder ruimte in het fchip te maken: by deze gelegenheit ontdekten zy, dat het lek was aan het einde van een der planken van den bodem; men nam dierhalven in overleg om die plank weg te hakken, om daar door digter by het lek te kunnen komen en het te ftoppen ; doch na eene rype overweging _ wierd dié onderneming zeer gevaarlyk geoordeeld, dewyl zulks aanleiding zoude kunnen geven, dat een der planken uit fprong, waar door het fchip onvermydlyk zoude moeten zinken; men zag dan hier van af, te meer, nadien het fchip gemaklyk door twee mannen met de pomp droog konde gehouden worden. Dien morgen waren zy op de noorderbreedte van 13 gr. 19. min. In den nagt hadden zy hevige vlagen, met veranderlyke noordewinden en regen, en fomtyds met die verheffingen van wind, welke de nabyheit van het land aanduidden: zy hielden het derhalven onder klein zeil en met een goeden uitkyk tot het aanbreken van den dag, wanneer zy egter nog geen land ontdekten; het weêr bleef intusfchen van Dingsdag den 18. tot Vrydag den 21. onbeftendig met rukwinden, regen cn veranderlyke winden naar het Ooften, Zuiden en Zuidwesten , gelyk ook met blikfem en betrokken lugt. Op den een en twintigften bevonden zy zich op de noorderbreedte van 17 gr. 47 min., en den volgenden dag, Saturdag 4en 22. op rS gr. 29 min.:— het weêr bleef by aanhoudend-  PELEW EILANDEN. 271 dendheit onbeftendig, met geftadige rukwinden, uit het Ooften en Zuidooflen, tot Zondag den 2.3. wanneer dezelve naar het Noor dooften liepen, en , verzeld met regen , aanhielden tot den volgenden morgen, Maandag den 24, wanneer het weêr gematigd en fchoon wierd: zy vonden destyds tegen den middag de noorderbreedte op 20 gr. 43. min.: des nagts hadden zy eenige ligte buijen en hielden een goeden, uitkyk op het land. Diugsdag den 25. In den morgenftond van deze dag,, ten drie uren, ontdekten zy groote beweging in het water en hielden het noordwaart tot het aanbreken van den dag,, wanneer zy de Bashee Eilanden, ten West Noordwesten, op een afftand van drie mylen ontdekten : dit verwekte zeer veel blydfchap aan L e e B q o , die derzelver naam wilde weten , waarom dezelve hem zoo lang voorgezegd wierd tot hy dien konde uitfpreken : waarop hy een koord voor den dag haalde, het welk hy had medegenomen om; zyn geheugen te hulp te komen, en maakte 'er een knoop in, ten einde zich daar door dit te kunnen herinneren. — Ten zeven uren, liep de wind noordlyk, het welk hum gelegenheit gaf tot den doortogt tusfchen deze Eilanden, zoo dat zy dien voormiddag in de zee van China geraakten, bevindende toen de noorderbreedte te wezen 21 gr.. 5 min. Zy hadden nu fchoon weêr en ftil water, en des. namiddags ten vier uren , waren zy uit het gezigt der Bashee Eilanden. Woensdag den 26 Deze morgen, omtrent negen uren, zagen zy wederom land van het Noordooften tot het Oost Noordooflen, zynde dit een gedeelte van het Eiland F 0 e,mosa; tegen den middag was hunne noorderbreedte 21 gr. 49 min. Dm,-  272 BESCHRYVING van de Donderdag den 27. Het fchoon weêr hielt dien dag aan, egter met eene hooge zee uit het Noorden, het welk hen een weinig nat maakte ,• hunne noorderbreedte was dien morgen 22 gr. 17 min. ■— In den namiddag flak de wind vry flerk op: en deet hen nu eene koude gevoelen, welke voor hun zeer treffende was , uit hoofde van de hitte, waarin zy een geruimen tyd geweest waren. Vry dag den 28. Deze morgen zagen zy verfcheiden Chineefche visfchersfchuiten, benevens eene kleene Chineefche Jonk (*). Ten agt uren, zagen zy land, zynde een kleene berg in het Noordwesten : tegen den middag bevonden zy zich op de noorderbreedte van 22 gr. 20 min. De wind woei nu flyf door en ten één uur van den volgenden morgen, Saturdag den 29. peilden zy vyf en twintig vademen water, met een zagten grond : zy peilden dien geheelen nagt door, en ten zeven uren des morgens, zagen zy land, liggende van het Noordooflen tot het Zuid Zuidwesten : zy hielden het tusfchen de Eilanden voor zoo veel het de wind wilde toelaten, en op den middag, bevonden zy zich 22 gr. 8 min. noorderbreedte, het hooge land, de Ezels-Ooren genoemd, toen zynde ten Zuid Zuidwesten: zy fluurden westwaart door deze Eilanden, tot des avonds ten zes uren, wanneer zy het anker lieten vallen op tien vademen water, in een zagten klei grond, en in het midden van verfcheiden kleene Chineefen vaar- (*) Jonk is de naam, welke de Europeanen aan de Chineefen fchepen geven , welke zy tot hunne binnelandfche vaart en op de kusten gebruiken. Sommige egter zyn zeer groot en varen naar Batavia en Malacca,  PELEW EILANDEN. 273 vaartuigen. — Lee Boo was wonder in zynfchik, wanneer hy weder land en zoo veel booten op het water zag. Zondag den 30. Dezen morgen, voorzag zich Kaptein Wilson van een loots, om het fchip, door de Eilanden, naar Macao te brengen. Toen zy in het gezigt van die plaats kwamen, hysten zy eene Engelfche Flag aan de top van de mast, 't welk gezien wordende door de Officieren van een Portugeesch fchip, ten anker in de Typa liggende, zonden zy, terflond hunne booten af naar ons volk, brengende vrugten, levensmiddelenen volk mede om hen te helpen,-oordeelende uit het maakfel van hun kleen fchip,/ dat zy een gedeelte waren van het volk van een Engelsch fchip , het welk gebleven was; een dier Officieren was zelf zoo gedienflig , dat hy met zyn boot den Kaptein aan land en by den Gouverneur bragt, welke, opdien tyd in bezigheit zynde, zich verontfchuldigde om den Kaptein te fpreken, maar hem, door den wagt hebbende Officier , liet zeggen, dat zy in de haven van Ma cao welkom waren. Dees Heer onderrigtte Kaptein Wilson, dat. de Supercarga's van de Edele Compagnie thans alle te Canton waren, en 'er tegenwoordig geen ander Engelsch Heer te Macao was als de Heer m'Intyre, naar wien de Kaptein Wilson, zoo dra hy van dien Officier affcheid genomen had, zich terflond begaf, hebbende toen hy zich te voren in de Antelope te Macao bevond, zeer vele blyken van vriendfchap van hem ontvangen: het ongeluk van den Kaptein Wilson gehoord hebbende , gaf hy terflond, met zyne gewone menschlievendheic en oplettenheit, order om, voor de Officieren en het volk, levensmidddelen en al het geen, waar aan zy verder gebrek M m mog-  274 BÊSCHRYVING van r*£ mogten hebben, aanboord te zenden; terwyl de Kaptein aan de Supercarga's van de Compagnie fchreef, om hen van het noodlot der Antelope, zyne aankomst en toeftand kennis te geven, welke brieven de Heer m'Intyre terftond naar Canton afvaardigde. Hier vernamen zy wy-ders, dat de vrede in Europa herfteld was en dat 'er zeer vele Engelfche Compagnies fchepen en andere te whampoa zeilree lagen, het welk voor hun eene aangename tyding was.— Lee Boo, voordat Kaptein Wilson aan land ging , het groot Portugeesch fchip ziende, dat inde Ttpa lag, fcheen 'er uitermaten over verwonderd, uitroepende, zoo dra hy het zag, clow,. clow, muc clow! dat is, groot, groot, zeergroot.' By deze gelegenheit,. zag ons volk een blyk van de natuurlyke goedaartigheit van zyn hart; want eenige Chineefche booten , geroeid wordende door arme Tartaar fche vrouwen, die hare kleene kinderen op den rug hadden hangen en met hare huisgezinnen op het water leven, het fchip omringende om eenige levensmiddelen te bedelen, gaf die jonge prins, haar zoo haast men hem beduid had waarom zy vroegen, oranje appelen en andere dingen, die hem toebehoorden, zynde byzonder oplettend om haar dat te geven waar van hy zelf het meest hielt. Maandag den i. December Dezen morgen, verzelde de Heer m'Intyre, benevens een Portugeesch Heer, te Macao wonende, den Kaptein aanboord van de Oroolong, nemende met zich alle foor ten van ververfchingen, die 'er voor handen waren. Des avonds, namen zy Lee Boo en alle de Officiers aan land, uitgezonderd de Opperftuurman, die met het volk aan boord bleef om het.  PELEW EILANDEN. 27$ het fchip te bewaren, tot dat zy orders zouden ontfangen hebben van des Compagnies Supercargo's. De Portugeefche Heer, die den Kaptein Wilson kwam bezoeken, fchepte een byzonder genoegen in het zien van den Prins van Pelew, en naar land gaande, verzogt hy, dat de nieuwe man, (dus noemde hy Lee Boo) mede mogt gaan om zyn huisgezin te bezoeken. Dit het eerfte huis zynde, het welk de jonge reiziger immer zag, ftond hy byna ftyf van verwondering ; het geen, by het inkomen , eerst onder zyn aandagt viel, waren de regt op= ilaande muren en de platte zoldering van het vertrek, fchynende niet te kunnen begrypen hoe men dit had kua« nen maken ; de verfierfels van de kamer waren insgelyks geen gering voorwerp van zyne Verwondering. Toen hy by de vrouwen van het huisgezin ingeleid wierd, was hy zoo wellevend en ongedwongen in zyne houding als goedaartig en vriendlyk in zyn humeur; ver van verlegen te wezen, gedoogde hy, dat het gezelfchap zyne handen, welke geverfd waren, bezigtigde, en fcheen met zeer veel genoegen te zien de nieuwsgierigheit, welke men omtrent hem had. Met den Kaptein Wilson wederom hénen gaande, liét zyn gedrag, in de gemoederen van alle die 'er tegenwoordig waren, zulken indruk na, dat hoe groot ook de verwondering mogt wezen, welke de befchouwing van eene nieuwe weereld in hem moest verwekken, dezelve eg5 ter nog niet konde evenaren aan die, welke zyne eigen beminnelyke manieren en natuurlyke befchaafdheit reeds in anderen verwekt hadden". Macao de eerile plaats zynde, op welke ons volk, federt derzelver vertrek van Pelew, voet aanland zette, Mm 2 wensch-  £76 BESCHRY VING van db wenschten zy eikanderen daar mede hartlyk geluk, en Le£ Boo deet dit niet minder hartlyk dan een van hun allen, De Heer M'Intyre geleidde hem vervolgens naar zyn huis en bragt hem in een groot en verligt vertrek, in welkers midden een tafel gedekt ftond voor het avondmaal, en daar by een wel voorzien en fraai verfierd buffet. — Dit was wederom op eens een gansch nieuw toneel voor Lee Boo; hy bezag alles en ftond over alles, opgetogen : de glazen vaten trokken inzonderheit zyn aandagt, — De Heer M'Intyre toonde hem alles, wat hy dagt, dat hem vermaak konde geven , doch alles wat hy zag trok gelyklyk zyne verwondering; zyn oog was even als zyn verftand verwilderd ; alles fcheen voor hem een toneel van tovery te wezen. Onder de dingen, die zyn aandagt naar zich trokken, was geen der minfte een groote fpiegel, die aan het eind van het vertrek hing en waarin hy zyn geheelen perfoon konde zien: hier ftond hy voor met de uiterfte verbazing, wanneer hy zich zeiven daarin zag; hy lachte, ging heen en keerde weder terug om zich nogmaal te zien] en verloor zich in verwondering; — hy trachtte den fpiegel van agteren te bezien, meenende in het eerst, dat 'er iemand agter ftond, maar vond dat dezelve vast tegen den muur hing, waarom de Heer m'Intyre, merkende dat hy zulks dagt, order gaf een kleene fpiegel. in de kamer te ■brengen, en daarin zyn aangezigt gezien hebbende, keerde hy dezelve om, ten einde den perfoon te ontdekken, welke hem bekeek, volftrekt niet kunnende begrypen het geen hy zag. Maar was de verwondering van Lee Boo groot, wan- » Jieer hy zich zeiven in den fpiegel zag , die van een yder van  PELEW EILANDEN. 277 van ons volk overtrof dezelve nog ; egter uk eene zeer verfchillende oorzaak; niemant van hun had federt de fchipbreuk zyn eigene gedaante, maar wel de holle oogen en de vermagerde wezens van zyne makkers gezien; doch wanneer zy nu zich zeiven in den fpiegel zagen, ontdekten zy, dat zware arbeid, fchrale fpys en geftadige bekommeringen in yders aangezigt eene verandering hadden te weeg gebragt, die veel grooter was als zy zich verbeeld hadden. Na dat zy den avond genoeglyk en vermaaklyk hadden doorgebragt, zoo uit hoofde van de vriendlykheit van hunnen gastheer als van wegen de eenvoudigheit van Lee Boo, begaf zich ons volk te rust: dan of Lee Boo dien nagt met flapen, of in overdenking van het geen hy dien dag gehoord en gezien had, doorbragt, is onzeker, maar het is meer dan waarfchynlyk, dat hy zich des morgens alles herinnerende, het hem op de verwarde wys van een droom moet voorgekomen zyn. Dingsdag den 2. Dezen dag, had hy meerder ledigen tyd, om het huis, waarin hy geflapen had, te bezigtigen-: de regt opftaande muren en de platte zoldering van het vertrek bleven de aanhoudende voorwerpen van zyne verwondering ; gedurig betastte hy de muren, even als of hy daar door een denkbeeld trachte te verkrygen op wat wys dezelven] gemaakt waren; maar wat aanging de zolderingen, die zich zeiven fchenen te onderfleunen, daar van konde hy geen begrip krygen. Ons volk te veel in getal zynde om by den Heer m'Intyre aanhoudend te blyven, zonder hemongelegenheit te veroorzaken, verzogt Kaptein Wilson zyne hulp om. Mms eena  BESCHRYVING van be eene afzonderlyke woning voor hun te krygen, waarin hy bewilligde, door het huis van een Engelsch Heer, die zich destyds te Canton bevond, voor hen gereed te laten maken , hen tevens verzorgende van bedienden en andere noodwendigheden voor hun tafel, waarop hy het volk van de Oroolong aan land deet komen , latende alleenlyk een Officier met eenige weinige manfchap aan boord, welke van tyd tot tyd afgelost wierdenKort na dat ons volk aan land gekomen was kogten fommige van hun deze 'en gene noodwendigheden en vergaten by die gelegenheit Lee Boo niet, voor wien zy alle zeer veel genegenheit hadden, zy bragten hem nu en dan eenige fnuisteryen, welker nieuwigheit hen dagt, dat hem behagen zoude. — Onder deze was een ftreng met groote glazen kralen , op welker eerfte gezigt hy als verbyfterd wierd, en nam die aan met eene vervoering van vreugde, welke niet grooter konde geweest zyn als men iemant, die 'er kundigheit van had , een gefchenk had gegeven van een ftreng paarlen van gelyke grootte. — Hy verbeeldde zich, dat hy al den rykdom, die de weereld konde opleveren , in zyn hand had. — Hy liep, met groote drift, naar Kaptein Wilson, om hem zyn fchat te toonen, en ingenomen met het denkbeeld om die met zyne nabeftaanden te deelen, verzogt hy den Kaptein Wilson, met de uiterfte aandoeninge , dat hy terftond een Chineesch fchip voor hem wilde koopen, om dien fchat naar Pelew over te brengen en dezelve aan den Koning ter hand te ftellen, ten einde die ze naar goedvinden mogt uitdeelen en daar uit zien naar wat land de Engelfchen hem gebragt hadden; tevens daar by voegende, dat het volk, dat derwaart zou-  PELEW EILANDEN, 279 zoude gaan, aan den Koning moest zeggen, dat Lee Boö hem binnen kort nog meer gefchenken zoude zenden: zeggende verder tegen Kaptein Wilson, dat indien het volk die boodfchap getrouwlyk deet, hy hun (behalven het geen Abba Thulle geven zoude) by derzelver terugkomst , tot eene vergelding voor dien dienst, met een of twee van die kralen zoude befchenken. Gelukkige ftaat van eenvoudigheit en onnoozelheit, wier vermaken voor zulk een geringen prys kunnen gekogt worden , en wier geluk gelegen is in eene onkunde van die voorwerpen, welke het menschlyk geflacht en derzelver driften gaande maken! maar het is fmertlyk te denken, dat men in die gedagten niet kan vallen, zonder tevens op te merken ,, hoe fchielyk de kennis van de weereld de beguicheling van deze anders zoo benydde betoovering vernietigen kan! Binnen weinig dagen, ontfing Kaptein Wilson brieven van de Supercargo's, met betuiginge van het deel dat zy namen in zyn ongeluk en het genoegen, 't welk hun zyne terugkomst en die van des Compagnies volk, na het uitftaan van zoo veel gevaren, gegeven had. Deze brieven gingen verzeld met allerlei noodwendigheden en warmer kleederen , benevens een raad hoe zy met fchip en goederen zouden handelen,, in geval de Chineefche Regering niet wilde toelaten, dat zy het fchip te Whampoa. binnen bragten, zonder het betalen van zware inkomenderechten en havengelden. De Heer m'Intyre ontfing gelyklyk brieven, in wek ken hem verzogt 'wierd hun het noodige geld en alles waaraan zy verder gebrek mogten hebben,; te bezorgen.— Zy ontfingen tevens, van hunne byzondere vrienden ,, brie?-  28o BESCHRYVING van de brieven van gelukwenfching over hunne behouden aankomst te Macao, na dat zy zoo vele moeilykheden uitgeftaan hadden, en deze waren verzeld door andere brieven van verfcheiden Bevelhebbers van 's Compagnies fchepen, hun vriendlyk aanbiedende hen naar Engeland mede te nemen. En het zoude een onrecht wezen, 't welk de fchryver dezer gevallen aan de dankbaarheit en erkentenis van den Kaptein Wilson en zyne Officieren 'zoude doen. indien hy hier vergat gewag te maken van de vriendlyke behandeling, die zy ondervonden, van des Compagnies Supercarga's ; van verfcheiden Portugeefche Heeren, die te Ma cao woonden, en van de Bevelhebbers van hunne fchepen, welke meest alle naar Europa zeilree lagen, biedende den Kaptein Wilson, op de allervriendlykfte wys, aan hem een plaats in hun fchip te •geven, zoo voor hem als voor anderen, die hy begeerde met zich te nemen. Terwyl Lee Boo zich te Macao bevond, had hy verfcheiden gelegenheden om volk van andere natiën te zien ; en dus wees men hem ook drie Engelfche vrouwen, -welke, hare mannen in India verloren hebbende, van M ad ras derwaart gezonden waren, en nu naar gelegenheit wagtten om naar Europa terug te keeren, en aan welke de nieuwe man, gelyk hy gemeenlyk genoemd wierd, den voorrang gaf boven alle vrouwen, die hy tot hier toe gezien had. Deze beflisfing , welke hy fchielyk maakte ten voordeele der vrouwen van onzen landaart, en die in hem geen gevolg van een vooroordeel was, maar enkel •op het gezigt gefchiedde, zou dezen beminnelyken jongeling, indien hy had mogen leven tot dat hy meer in En-  PELEW EILANDEN. 281 Engeland bekend geworden was, de gunsten befcherming van alle onze vrouwen verworven hebben. Geene viervoetige dieren te Pelew gevonden wordende, zynde de twee honden , welke men aldaar had agtergelaten, de eenigfte van dat foort, die men 'er immer gezien had, befchouwde hy de fchapen en bokken, die hy te Macao zag met geene geringe bevreemdinge. - De Newfoundlandfche hond, die aan Arra Kooker gegeven was, matroos genoemd wordende , noemde hy alle de viervoetige dieren , welke hy federt zag, insgelyks met den naam van matroos. Sommige paarden in een ftal ziende, noemde hy dezelven clow S ai lor, of groote matroos; en toen hy, den volgenden dag, een man te paard zag ryden, was hy van dat gezigt zoo verrukt, dat hy yder een kwam roepen, om toch dat vreemd gezigt te zien: ; hy ging vervolgens naar een paardeflal, daar hy deze dieren bevoelde en ftreelde, zich zeer begerig toonende te weten wat derzelver voedfel was, dewyl hy ze een oranje appel, welke hy in zyn hand had, had aangeboden, doch die zy niet hadden willen eten: men had niet veel' moeite om hem te bewegen van op een van dezelve te gaan zitten, en toen hy vernam welk een edelmoedig, gemaklyk en nuttig dier het was , verzogt hy den Kaptein 'er een te koopen en aan zyn oom Raa Kook te zenden, die, zoo hy zeide, groote dienst daar van zoude hebben. Zy bleven nu wagten op de vryheit en de vaartuigen om hen naar Canton over te brengen, wanneer Kaptein Churchill met het fchip de Walpole, welke zyn togt naar China tegen den pasfaat wind had aangelegd, Nn te  282 BESCHRYVING van de te Macao aankwam, en zoo vriendlyk was, om hen alle naar Whampoa mede te nemen, latende alleenlyk den Heer Benger, met vyf of zes mannen te Macao in de Oroolong, tot den tyd, dat 'er over het fchip zoude beflist zyn. Gedurende den tyd , dat Lee Boo zich op de Walpole bevond, had hy overvloedige gelegenheit om alle zyne zielsvermogen werk te geven; het huisraad, de tafels , floelen , lampen, de befchotten, waar door de vertrekken van een gefcheiden wierden, en de zolderingen van dezelven waren alle voorwerpen van zyne verwondering; en na dat hy flilzwygende over alle deze dingen zyne oogen had laten gaan, luiflerde hy den Kaptein Wilson in, dat dit clow fchip een huis was. Het is meer dan waarfchynlyk, dat 'er niets aan boord van de Walpole zyne oplettendheit ontflipte, als zoo min als zulks van iets aan land gefchiedde. Te Canton, deet het getal der huizen , de verfcheidenheit der winkels en de menigte van kunstwerkers hem zeggen, dat daar voor alle dingen een Tackalby was. — Zynde in de Faétory aan 's Compagnies tafel, trok het glaswerk en derzelver byzondere vormen en gedaantens, maar vooral de glaze lusters, zyn aandagt. — Toen hy rond keek en agter de floelen dier heeren een groot aantal bedienden zag ftaan, deet hy Kaptein Wilson opmerken, dat de Koning, zyn vader, op een zeer verfchillende wys leefde; dat hy een kleene visch, een patat of een kokosnoot at en uit de fchel van de noot dronk; dat als zyn maaltyd geëindigd was, hy zyn mond en vingers afvaagde met het loof van de kokosnoot; daar die van dit gezelfchap dan van het een en dan weder van het  PELEW EILANDEN. 283 het ander aten, en hun telkens door de knegts een ander tafelbord en een verfchillend glas, om uit te drinken, gegeven wierd. — Hy fcheen van den beginne af fmaak in de thee te hebben, doch niet in de koffy, waarom hy de laatfte weigerde, doch teffens aan Kaptein Wilson zeggende dat hy ze zoude drinken ah de Kaptein het hem gebood. — By hunne aankomst te Macao, een der matroozen dronken geworden zynde, was Lee Boo voor dien man zeer bekommerd , niet anders denkende of hy was dood ziek, en ging den Chirurgyn Sharp verzoeken, dat hy toch naar dien man zoude gaan zien ; maar wanneer men hem vertelde, dat 'er voor dien man geen zwarigheit was, want dat zyne ongefteldheit alleenlyk een gevolg was van het drinken van zekeren drank, die het gemeene; volk doorgaans gulzig in floeg en hy binnen kort wel wederom by zich zeiven zoude komen; fcheen hy weltevreden,, doch wilde in 't vervolg nimmer eenige geeftige dranken gebruiken , zeggende, wanneer ze hem aangeboden wierden „ dat het geen drank was voor Heeren: —■ ook was hy zeer matig in het eten en drinken. Na dat zy vyf of zes dagen te Canton geweest waren, kwam de Heer Benger met de manfchap, die met hem te Macao gebleven was, benevens den Heer m'Intyre, in eene der landbooten naar Canton. — Het vengfter, waarvoor Lee Boo zat te ontbyten, juist hec uitzigt hebbende op het water, zag hy hen van verre aankomen , en zonder een woord tegen den Kaptein of iemand anders te fpreken, vloog hy fchielyk op en liep naar de rivier, daar hy reeds was, eer de boot aan ftrand kwam, en verwelkomde hen met zoo veel vreugde, en drukte Nn 2 hunne  ?M B E S C H R Y V I N G van d dienfbig tot timmerhout, onder welken waren de Ebbenhontboom, en nog een andere, uit welken, wanneer men een gat in dezelve; boorde, een dik wit vogt liep, dat dezelfde ftevigheit had als room. Zy hadden ook een foort van Manchineel- boom, in welker neêrhakking ons volk blaren en zwellingen kreeg, 't welk de inwoners toefchreven aan het uit- fpatten van deszelfs vogt. Zy rekenden deze onder dé ongelukkige boomen , en raadden ons volk geen gebruik van dezelven te maken. — Maar de zeldfaamfte boom, Pp 2 dié  3 waren de eenigfle gevogeltens j welke zy aten. — Ons volk liet hen twee gan^ zen , het eenigfle dat hun van derzelver levend vee was Overgebleven. Men zag wyders hier omflreeks verfcheiden foorten van gevogelte vliegen, welke uitermaten fchoone veren hadden, en waarfchynlyk van die zelfde foorten waren als ge^ meenlyk in de verfchillende landen, tusfchen de keerkringen gelegen, gevonden worden. — Deze Eilanden hadden ook  PELEW EILANDEN. 503 ©ok verfcheiden kleene vogels, welker gezang zeer aangenaam was, en inzonderheit een , 't welk alle morgen en avonden zong, en een ftem had , die zeer gelyk was aan een fluitje. — Ons volk dagt dikwils , dat zy onder den boom waren, uit welken het geluid van dit diertje gehoord wierd , doch geen van hun allen konde met zekerheit zeggen, dat hy het ooit gezien had. Zy hadden ook verfcheidenheit van visch , behalven hét foort, dat ik reeds te voren befchreven heb , en eenige kleenere foorten van een zeer fchoone kleur en verfchillend maakfel, onder andere een, welke de Engelfchen den naam gaven van eenhoorn, om dat dezelve een kleenen hoorn in iet voorhoofd had, deszelfs huid was ruig gelyk een kleen foort van zeehonden, ook had de kleur en het maakfel van die visch 'er zeer veel gelykheit mede. Zy hadden ook waarin zy gemeenlyk een kleen bloempje of den bloesfem van eenige plant droegen, welker reuk hun aangenaam is. (*) Wan- (*) Het is mooglyk uit begeerte om de reuk van eenige bloemen te kebben, zonder genoodzaakt te wezen dezelven vast te Jioüdeö, dat de Oofterfche volkeren zich het neusbeen doen doorboren. Het gemeene volk in Italië draagt fterk ruikende bloemen agter derzelver ooren, op eene wyze dat zy over hunne aangezigten vallen, ten einde zy 'er dus de aangename reujt van mogen hebben, terwyl zy weiken pf wandelen.  32o. ■ BESCHRYVING van de Wanneer de mans en vrouwen tot zekere jaren komen, worden hunne tanden zwart gemaaakt door eene byzondere verf: ons volk had, gedurende deszelfs verblyf te Pelew geen gelegenheit om te zien hoe zulks in zyn werk ging, maar verftond alleenlyk, dat het eene moeilyke en pynlyke operatie was: doch naderhand wierd dezelve door Lee Boo, op zyn reis naar Engeland aan' den Kaptein Wilson volkomen uitgelegd, want te St. Helena komende, was Lee Boo wonder in zyn fchik een zeker kruid te vinden, het welk hy plukte en waar mede hy zyn tanden wreef. Dan Kaptein Wilson, dit ziende, waarfchuwde hem, dat het niet goed was om te eten, waarop hy ten antwoord gaf, dat die plant ook te Pelew gevonden en gebruikt wierd; dat dezelve, met nog vier andere kruiden, aan ftukken geftóptfn en met eenige chinam tot een pap gemengd wierd , en dat daar mede alle morgen de tanden beftreken wierden om dezelven zwart te maken; dat ten dien einde de Jyder met zyn hoofd op den grond gelegd wierd, en de kwyl hem den ganfchen dag uit den mond liep ; dat die pap 'er des avonds afgenomen en dan aan den lyder vergund wierd een weinig te eten ■ — dat het zelfde den volgenden dag herhaald wierd, en dat. 'er vyf dagen tot die operatie noodig waren. Lee Boo verhaalde daar by, dat hen hem veel fmert veroorzaakt had, en hy 'er zeer ziek van geweest was. Beide de fexen waren zeer bedreven in het zwemmen, en fchenen zoo wel op het water als op het land te leven.' De mans waren verwonderlyke duikers; indien zy iets op den bodem van de zee ontdekten, dat hun geleek, fprongenzy oogenbüklyk over boord en bragten het op. VAN  PELEW EILANDEN. 321 VAN HUNNE HUWELYKEN. Hunne Huwelyken zyn waarfchynlyk niet anders als eene burgerlyke verbindtenis , doch tevens van dat foort van verbindtenisfen, welke voor onfchendbaar gehouden worden. Zy ftaan de veelheit van vrouwen toe, doch de meeften hadden 'er niet meer dan twee. Raa Kook had 'er drie en de Koning vyf, doch die yder afzonderlyk leefden. Zy fchenen geene jaloursheit hoegenaamd omtrent dezelven te hebben en lieten haar toe allerlei uitfpanningen. Wanneer een- vrouw zwanger was, fliep zy nooit by haar man , maar altyd afzonderlyk, alfchoon de man by haar was, en dit wierd algemeen in acht genomen, zelf onder de geringfle foort van inwoners, en men heeft opgemerkt , dat zy voor de vrouwen, welke in dien toefland waren, de uiterfle zorg droegen. Wanneer eenig Opperhoofd , met zyne twee vrouwen, in het openbaar verfcheen, zaten zy gemeenlyk aan wederszyden van den man, maar het volk fcheen haar niet die achting te bewyzen , welke gewoonlyk plaatsheeft, daar goede manieren heerfchen , wanneer de beide fexen by eenkomen. Een van ons volk zich, door gefladige gedienfligheden, trachtende aangenaam te maken by de vrouw van een der Rupacks, gaf hem Arra Kooker zeer beleefdlyk te kennen, dat zulks niet behoorde ,te gefchieden. Zy gaven de kinderen, terflond na derzelver geboorte, hunne namen , waarfchynlyk zonder eenige plegtigheit. Een der vrouwen van Abba Thulle, gedurende het verblyf van ons volk te Oroolong, te Pelew, van «en zoon'bevallen zynde , gaf de Koning dien jongen, uit S s ach-  322 BESCHRY VING va n d t achtinge voor Kaptein Wilson, den naam van Kaptêin^ en gaf naderhand aan Kaptein Wilson kennis van het gebeurde. VAN HUNNE BE GR AVE NIS-S EN. In het vorig gedeelte van dit werk is reeds eene befchryving gegeven van de plegtigheit, welke de Heer Sharp,. in het Eiland Pethoulle, had bygewoond, by de begraving van den zoon van Raa Kook. De broeder van den Kaptein, Matthias Wilson, destyds te Pe'lew zynde, was aldaar tegenwoordig by eene andere begravenis van een jongman, die geflorven was aan de gevolgen van de wonden, welke hy in het zelfde gevegt gekregen had, waarin 'sKonings neef het leven gelaten had. Hy gaf my daar van het volgend verhaal: toevallig ziende, dat 'er een groot aantal inboorlingen ging naar een kleen dorp , omtrent twee mylen van de hoofdftad gelegen, en hoorende dat de Koning mede derwaart was gegaan, drong hem de nieuwsgierigheit zich mede daar heen te begeven. Toen hy aan de plaats kwam, vond hy eene menigte volks rondom eén gevloerde plaats flaan, waar op Abba Thulle nederzat. Het dood lighaam wierd daar op uit een huis gedragen, het welk niet ver van daar ftond, en door de ftaatfie voor den Koning gebragt, die, zonder van zyn zitplaats op te flaan , met eene luide ftemme, voor een korten tyd fprak, waarna de ftaatfie weder voort ging. Of dit was eene loffpraak op den overleden jongeling, die in den dienst van zyn land gefneuveld was, konde hy niet «ntdekien, dewyl 'er geen van de beide tolken tegenwoordig was,.  PELEW EILANDEN. 323 was, maar uit de plegtige wyze, op welke de Koning fprak, en uit de eerbiedige flilzwygenheit, met welke het volk daar na luifterde , is het geenzins onwaarfchynlyk. dat dit het onderwerp geweest is. Matthias Wilson volgde het lyk tot aan de be« graafplaats, alwaar hy eene oude vrouw uit het nieuw gemaakte graf zag opkomen, welke hy hielt voor de moeder of een der nabeftaanden van den overledenen, die zich naat deze treurige plaats begeven had, om te zien of alles be» hoorlyk gereed gemaakt was, —- Toen het lighaam in dë aarde wierd nedergelaten, was het gehuil der vrouwen zeer groot. -— By deze gelegenheit waren, zoo min als by de begravenis van den zoon van Raa Kook, eenige mans tegenwoordig , buiten die welken het lyk gedragen hadden , even als of zy deze droevige dienden fchenen over te laten aan de teederheit der weekere fexe : terwyl de mans, die zich by het lyk verzameld hadden voor dat het ten grave gebragt wierd , een diep flilzwygen in acht namen ; zoo dat het fcheen , dat'hunne gemoederen, door kragt van geest of philofophie, gewapend waren tegen het lot der fberfiykheit, met die mannelyke onderwerpinge, welke de uiterlyke blyken van menschlyke zwakheit weerhoud. Zy hadden byzondere plaatfen , die tot begravenisfen beftemd waren, en hunne graven waren even eens gemaakt als die van onze dorps-kerkhoven; hebbende een hoop aarde op de plaats daar het lighaam gelegd was. Sommigen hadden fteenen 'er op en Over de2elven een groote vlakke fteen, omringd met eenig foort van heggen, ten einde te beletten, dat 'er meroant over treden zoude, Sss VAN  SH BESCHRYVING van de V A'N HUNNEN GODSDIENST. Daar zyn, geloof ik, maar weinige volkeren, onder alle de foorten van menfchen van welke wy door de zeevaart kennis gekregen hebben, die niet, by de een of andere gelegenheit, eenige teckenen van Godsdienst hebben laten blyken , fchoon dezelven mogten vermengd geweest zyn met afgodery en bygeloof: egter heeft ons volk, gedurende derzelver ommegang met de inboorlingen van Pelew, nimmer eenige byzondere plegtigheden gezien of iets ontdekt , het welk den fchyn had van een openbaren Godsdienst. — Maar aangemerkt de omftandighedetv, waarin zich de Engelfchen bevonden , en de weinige kennis, die zy van de landtaal hadden, was het hun niet geraden hier omtrent eenig onderzoek te doen, dewyl het zelve ligtlyk, door de inboorlingen , kwalyk verflaan of kwalyk begrepen zoude hebben kunnen worden: voeg hier by, dat hunne gedagten natuurlyker wyze alleen gevestigd waren op het middel om van daar te komen, en om, gedurende hun verblyf, de goede verflandhouding, die *er tusfchen hen en de inboorlingen plaats had, te bewaren. Dan fchoon zy in geene der Eilanden, waarin zy geveest zyn, eenige plaats gevonden hebben die tot den Godsdienst gefchikt fcheen, zou men egter misfchien te ver gaan, met te zeggen, dat het volk van Pelew volftrekt geen denkbeeld van Godsdienst had ; want buiten de uiterlyke plegtigheit, kan 'er een Godsdienst van het hart plaats hebben, in welken het gemoed zich, met eene eerbiedige flilzwygenheit, bezighoud, in de befchouwing van den Go» der Nature; en fchoon niet begenadigd met  PELEW EILANDEN. 3*5 met dat licht, het welk een Christen-weereld het onfeilbaar pad tot vrede en geluk heeft aangewezen, kunnen zy egter, door het licht der reden alleen, de kragt der deugd en het tydlyk voordeel^ van eene zedelyke opregtheit ontdekt hebben. De lezer zal zelf, uit het geen hem tot hier toe is voorgekomen, reeds overreed zyn, dat de inwoners van deze nieuw ontdekte landftreken een vast en ingeworteld denkbeeld hadden van de voornaamfte zedelyke pligten: en handelendenaar derzelver grondbeginfelen, zagen wy hen arbeidzaam, naarftig en mildadig: — ftandvastig in gevaar ; mild in hunne levenswys; geduldig in tegenfpoeden en gelaten in den dood. Dan indien iemant met alle deze dingen nog mogt begrypen, dat de inboorlingen van Pelew hun leven doorbragten zonder eenige hoop of vertrouwen, heb ik 'er alleenlyk op te zeg- j gen, dat dan zyne denkbeelden van het menschdom zeer ver van de myne verfchillen. Bygeloof is een woord van eene ruime beteekenis en niet genoeg bepaald: en fchoon het, in verlichte tyden, de oorfprong der onwetendheit genoemd is , heeft het zelve egter nimmer beftaan zonder eenige betrekkinge met den Godsdienst te hebben. Nu had het volk van Pelew 'er buiten twyffel iets van, 't welk bleek uit het verzoek van den Koning, toen hy den Engelfchen hun fchip zag bouwen, dat zy toch het hout, het welk hy ontdekte dat zy daar toe van een zekeren boom gebruikt hadden, 'er wilden uitnemen, dewyl dezelve, zoo hy dien noemde, ill omen, dat is ongelukkig was. Zy hadden ook een denkbeeld van een kwaden geest, die dikwils de menschlyke zaken dwarsboomde; een byzonder S s 3 voor-  32 goede menfehen gaan naar boven en worden zeer fchoon, houdende zyn hand in de lugt en makende eene vlugtige beweging met zyne vingers. Dit was zeker een bewys, dat zy het vaste denkbeeld hadden en geloofden, dat de ziel nog in wezen bleef, wanneer het lighaam niet meer beftond. Alle deze voorvallen te famen nemende en die voegende by het zedelyk karakter van dit volk, laat ik den lezer voor zich zeiven oordeelen (buiten de verklaring van Lee Boo) of het waarfchynlyk is, dat zy met zulk eene welvoeglykheit zouden leven als wy gezien hebben , en of hunne gemoederen tot zuk een ftreng begrip van recht, eigendom en betaamlykheit zouden kunnen worden opgeleid, zonder daar toe door een beginfel van Godsdienst gebragt te zyn. -— Ten minften moet dit ons doen denken, dat indien het al zonder het zelve kan gefchieden, het klaarlyk bewyst, dat de inboorlingen van Pelew gelukkig genoeg zyn, om niet alleen ontdekt te hebben, maar ook om 'er volkomen overtuigd te wezen, dat de Deugd zich zelve loont. ALGEMEEN KARAKTER DER INBOORLINGEN. Ik zal deze befchryving der Pelew Eilanden befluiten, met eenige weinige algemeene aanmerkingen over den aart en het karakter der inboorlingen. T c Het  330 BESCHRYVING VAN DE Het gedrag van dit volk jegens de Engelfchen was van het begin tot het laatfte toe eenparig, beleefd en oplettend, verzeld met eene befchaafdheit, die hen, aan wien zy dezelven toonden, deet verwonderd ftaan. Zy fchenen altyd zorgvuldig om ons volk ergens in te hinderen, zoo dat zy, by verfcheiden gelegenheden, hunne natuurlyke nieuwsgierigheit daar aan opofferden, om dat hunne natuurlyke goede manieren zulks van hun fchenen te vorderen. Hunne mildheit omtrent de Engelfchen, toen zy gereed ftonden om te vertrekken., wanneer de geringften onder hen het beste , dat zy geven konden , aanbragten , en zelf zulke dingen daar zy geen overvloed van hadden , toonde ten fterkfte, dat deze betuigingen van vriendfchap daden van een hart waren, dat vanmenfchenliefde gloeide; en wanneer ons volk, uit hoofde dat zy de aangeboden goederen niet meer bergen konden, zich genoodzaakt zagen om de verdere bewyzen van hunne vriendlykheit te weigeren, bleek het uit de doordringende oogen en de fmeekende houding, met welken zy de aanneming, [van het geen zy hun aanbragten, verzogten, ten aller du idlykfte hoe zeer zy getroffen waren, door het denkbeeld dat zy te laat kwamen om die geringe blyken van hunne toegenegenheit te doen aannemen. Dit hun gedrag was ondertusfchen geene beleefdheit, met welke zy eene vertooning wilden maken voor vreemdelingen ; want afgefcheiden zynde van het overige der weereld, was het karakter van een vreemdeling nimmer in hunne denkbeelden gevallen. — Zy begrepen, dat ons volk in nood was en dienvolgens wilden zy met hen deelen al wat zy te geven hadden; en dit was geen gewrogt van die . [ wee-  PELEW EILANDEN. 331 weereldfche mildadigheit, welke hare gunften uitdeeld mee het ver vooruitzigt om 'er naderhand een dubbel voordeel van te trekken;— in hunne boezems had nimmer zulk eene gedagte gehuisvest.— Neen, het was de zuivere uitwerking van eene aangeboren goedwilligheit; ■ het was de liefde van een mensch tot zyn evenmensch; — het was eene vertooning, waarin de menschlyke natuur met de heerlykfte kleuren gefchilderd wierd; en terwyl hunne mildheit de zinnen aandeet, trof hunne deugd het hart! Ons volk heeft insgelyks menigvuldige gelegenheden gehad , om op te merken, dat die zelfde heufche geaartheit ook plaats had in de gewone handelingen der inboorlingen onder eikanderen. De oplettendheit en teederheit, die zy jegens de vrouwen toonden , was zeer groot en het gedrag der mannen omtrent eikanderen beleefd en befcheiden, in zoo verre, dat de Engelfchen, gedurende hun verblyf in deze Eilanden , by de verfchillende voorvallen, welke zy bygewoond hebben, nimmer iets gezien hebben, het welk naar twist of drift geleek , fchynende yder zich alleenlyk met zyne eigene zaken te bemoeijen, zonder zich met die van zyn nabuur in te laten. De mans waren altyd bezig in hunne plantagien, of met hout te hakken, of met bylen en touwwerk te maken; fommige met het vervaardigen van vischnetten, anderen met het bouwen van huizen of hét maken van kanoes: het maken van fperen en pylen en ander oorlogstuig hielt de natie, meer dan eenig ander ding, geftadig aan den arbeid, gelyk ook het maken van riemen voor hunne kanoes, het verbeteren van hun huisraad, en het branden en gereed maken van hunnen chinam. —— De zoodanigen onder hen, die eenige bekwaamheden bezaten T t % tot  3ja BESCHRYViNG van se tot het een of ander byzonder nuttig werk, wierden door de inboorlingen Tackelbys genoemd, en onder dezen wierden gerekend alle die kanoes konden maken of dezelven met fchelpen inleggen; ook gaven zy dien naam aan hen die het •fchildpad konden bewerken of potten vervaardigen. Offchoon de arbeidzaamheit, hoe naarftrg dezelve ook anders wezen mag , noodwendig langfaam moet zyn in hare voortbrengfels, vooral wanneer zy niet geholpen word door de eigenaartige gereedfchappen , en door dit gebrek den arbeid ongemeen moeilyk gemaakt word, zien wy egter in die landftreken , waarin dezelven ontbreken, dat de zugt om zich van het noodwendige te voorzien daar door niet uitgeblust word. Eene onwrikbare ftandvastigheit doet altoos tot een zekeren trap het bedoelde einde bereiken, en Europa heeft , niet zonder reden, verwonderd geftaan over dat aantal van byzondere dingen, die men uit de landen, welke in het Zuiden ontdekt zyn, heeft herwaart gebragt, en die zoo net en fraai bewerkt waren door kunftelooze handen, van zulke eenvoudige gereedfchappen voorzien, dat dezelven noodwendig onze verwondering nog moeften vermeerderen, wanneer wy zagen wat 'er al medé gewerkt was geworden. Yder man voorzag zich, door zyn daaglykfcheh arbeid, van zyn daaglyks onderhoud: de behoeftigheit noopte hem tot den arbeid; men zag onder hen geen luijaards of lediggangers, en zelf niet onder hen , die anders door hunnen hoogeren rang van den arbeid konden bevryd wezen , integendeel, deze zetten hunne minderen tot naarftigheit en arbeidzaamheit aan door hun eigen voorbeeld. De Koning zelf was de beste bylenmaker van het Eiland, en werkte daar aan al-  PELEW EILANDEN. 333 altoos, wanneer hy door geen gewigtiger bezigheden gehinderd wierd. De vrouwen zelf hadden haar aandeel in1 den gemeenen arbeid r zy werkten geftadig in de plantagien der patatten , zy plukten het gras uit tusfehen de fteenen van de geftraatte parken; zy maakten matten en korven, en namen nog daar en boven hare verdere huislyke zaken waar. De kunst van de lighamen te bekerven ,gelyk onder hen de gewoonte was, wierd ook door fommigen vrouwen verrigt, welke den naam hadden van Tackelbys- artïmll' , of vrouwelyke kunftenaars. — Hare manie-ren waren los en vriendlyk, doch verre van een ontugtigen of ondeugenden aart , zoo dat wanneer 'er iemant zich eenige onbetaamlyke vryheit jegens haar veroorloofde, zy dezelven met eene ware zedigheit afwezen. Alle deze bezigheden geduldig verrigtende , fleten' zy met dezelven hunnen leeftyd, en uit de blymoedige gefteldheit der inboorlingen, meenden ons volk met re~den te mogen onderftellen , dat zy maar weinig oogenblikken van ongerustheit en verveling beleefden. Die driften, welke de ftaatszugt verwekt, en de zorgen die aan den rykdom verknogt zyn , waren by hen onbekend. Hunne dagen gingen heen gelyk een ftillen en zagten ftroom, en wanneer de natuurlyke voorvallen van het leven deszelfs oppervlakte eenigzins beroerden , hadden zy flerkte van geest genoeg om zich welhaast kalmte te bezorgen Hun geluk fcheen op een vasten grond gevestigd te wezen; dewyl zyhet weinige, dat de Natuur en de Voorzienigheit hun hadden toegedeeld, met eene dankbare vergenoeginge genoten: ook voedden zy in hunne boezems niet die koefterende begeertens naar dingen, die zy in hunne magt niet i: t 5 had-  334 BESCHRYVING van de hadden om te verkrygen. En in de daad het is onloogenbaar, dat het dwaze van een tegenftrydig gedrag, by de befchaafde natiën, ons onder de lediggangers zeer vele mismoedigen en verdrietigen doet ontmoetten; terwyl het driftige, floute en losbandige gemoederen aanzet, om derzeiver oogmerken te bereiken , door onrecht en geweld, en door het verbreken der heiligde banden van de maatfchappy. Uit het algemeen karakter van dit volk, meen ik, dat de lezer wel zal willen erkennen, dat hun beftaan tot een eer verftrekt voor het menschlyk geflacht, en dat, hoe onopgevoed en hoe • weinig onderwezen zy ook mogen zyn, egter hunne levenswys eene fchildery van groot belang voor het menschdom is. Wy zien 'er in eene willekeurige regering zonder de minfte fchaduwe van tyranny, en eene magt, die alleenlyk geoeffend word ter bevordering van het algemeen geluk , terwyl de onderdanen hunnen Koning met een kinderlyken eerbied befchouwen. En terwyl eene zagté regering en een toegenegen vertrouwen dezen kleinen ftaat door banden van eendragt te faam verbinden , is het natuurlyk gevolg daar van eene zagtheit van levenswys en een broederlyke en belanglooze ommegang onder eikanderen. Ik verwagt wel, dat men het gebeurde in de onderneming tegen Pelelew, in welke de huizen en plantagien van het daar aan behoorend kleen Eiland, het welk door de inwoners uit vreeze verlaten was , in brand geftoken wierden, en het dooden van hen, die in het gevegt genomen waren, zoude kunnen aanvoeren, als fchynende te ftryden met die menschlievendheit, welke ik, door dit ge-  PELEW EILANDEN 335 geheele werk, het volk van Pelew toegefchreven heb; dan met betrckkinge tot het eerfte, fchoon het landen op een vyandlyk grondgebied, en de vernieling en de verwoefting van het zelve geenzins eene nieuwe praktyk is in de hiftorifche jaarboeken, maar zulk een bedryf door eene fiaatkundige noodzaaklykheit verdedigd word , fcheen het zelf in deze landftreken te ftryden met den aangenomen regel onder de inboorlingen: om nimmer een vyand by verrasfing aan te vallen, maar hem vooraf kennis te geven van den voorgenomen oorlog, weshalven ik wel zou durven vastftellen , dat dit by hen eene nieuwe manier van oorlogen geweest was, die den Koning was aangeraden door zyn begunftigden Maleijer , dewyl zulks vlak uit ftrydig was met die edelmoedigheit, met welken zy altyd den oorlog gevoerd hadden. En wat aangaat het ter dood brengen van hunne gevangenen, Raa Kook, hierover berispt wordende door den Kaptein Wilson, gaf hem ten antwoord ; het is altyd zoo niet geweest; en reden gevende waarom het nu gefchiedde , fcheen hy die handelwys te willen verfchoonen met eene fiaatkundige noodzaaklykheit. Het getal der gevangenen in hunne gevegten konde, wegens hunne manier van oorlogen, nooit zeer groot zyn. In het voornaamfte gevegt, by welk ons volk te Artingall tegenwoordig was, wier den 'er niet meer dan negen gevangenen gemaakt, 't welk de inboorlingen evenwel een groot getal noemden : dan deze wierden niet in koelen bloede ter dood gebragt, maar by het eindigen van het gevegt, en dit was in 't algemeen de uitwerking van eene heerfchende wraak , dewyl de doodfteek, in de meefte gevallen, gegeven wierd door hen, die eenige nabeftaanden of  336" BESCHRYVING van de of vrienden verloren hadden, of door de fmert van hunne eigene bekomen wonden daar toe aangezet wierden. By dit alles komt nog, dat deze Eilanden zoo digt by eikanderen gelegen waren, dat het byua onmooglyk was hunne gevangenen te bewaren 5 ook hadden zy geene gevangenhuizen, veel min had 'er eenige nitwisfeling van gevangenen onder hen plaats ; wanneer zy dierhalven vrijelyk door het Eiland konden gaan , ftond daar door het leven van den Souverein,, of van zyne Opperhoofden, telkensin gevaar voor derzelver wraakzugt. Zy hadden, gelyk de Generaal aan Kaptein Wilson verhaalde, voorheen vrug•teloos getracht hen voor huisbedienden te houden. Indien zy derhalven , hoe ftrydig ons ook dit denkbeeld mag voorkomen, met betrekkjnge tot dit onderwerp, een grondregel hebben aangenomen, welke plaats heeft onder de Indiaanfche volkeren van Amerika en in de meefte Staten van Afrika (fchoon het getal der levens, die men 'er hier aan opoffert, zeer weinig wezen kan) heeft men alleenlyk te beklagen, dat eene fiaatkundige noodzaaklykheit (even gelyk over eene menigte van andere onbefchaafde landen) ook over deze nieuw ontdekte Eilanden eene fchaduw verfpreid heeft. . Het is dephgt van yderfchryver,om te trachtende berisping te ontwapenen door het uit den weg ruimen der tegenwerpingen, diemen zoude kunnen maken, en dus zoude men mooglyk tegenwerpen, dat in weerwil van dien goeden aart, welke het volk van Pelew, gelyk gebleken is, bezat, het zich egter, wanneer 'er gelegenheit toe was, fchuldig gemaakt had om den Engelfchen het een of ander te ontfutfelen of tp ontftelen ; dan deze berisping word, naar  PELEW EILANDEN. 337 «aar myne gedagten, al te ftreng toegepast op de arme inwoners van den zuidelyken Oceaan. In de Pelew Eilanden althans gefchiedde het nooit als door het volk van het laagfte foort, en wanneer 'er geklaagd wierd, dat het een of ander heirnlyk weggenomen was, wierd zulks door den Koning en zyne Opperhoofden aangemerkt als een inbreuk op de herbergzaamheit, en zy waren daar over in hunnen geest zoo verontwaardigd, dat zy zich geen rust saven voor dat het geftolen goed gezogt, gevonden en wedergegeven was. — Indien een Ooftersch Vorst, in al zyn pragt gekleed, toevallig, langs den weg gaande, een diamant van zyn kleed verloor , en een arme boer (die wist van welke waarde dezelve was) dat kleinood in het ftof vond liggen, waar zou die weêrftand en die zelfsverloochening wezen, welke hem zouden doen henen gaan zonder het aanteraken. Een fpyker, een beitel of een ftuk oud yzer was voor hun zulk een dierbaar diamant. — Zy hadden geene lvfftrafiyke wetten tegen die kleine dieveryen, welke niet meer dan de waarde van eene fchelling bedragen. Zy zogten maar alleenlyk om zich de verkryging der daaglykfche behoefte van het leven gemaklyker te maken, of om ligter te bekomen het geen zy nog zoo gebrekkig verkregen door een onvermoeiden arbeid, en ik vertrouw, dat de ftem der gezonde reden zich met my zal vereenigen, wanneer ik beweer, dat zy meer als menfchen zouden geweest zyn, indien zy zich minder als menfchen gedragen hadden. Waarlyk het zoude een uitermaten deugdzaam land wezen," waarin geen mensch gevonden wierd, wiens geweten hem in de oogenbhkken van bedaarde overdenking, geen grooter misdaad verweet, dan V v "ac  33S BESCHRYVING van de dat hy, tot zyn eigen gebruik, een ftuk yzer had opgeraapt , het welk hy voör zich had vinden liggen ! In den naam der menschlykheit, laat ons toch zoo ftreng niet oordeelen over onze medefchepfelen; en indien iemand geneigd is om de goedaartige inwoners van Pelew over dergelyke geringe gebreken te veroordeelen , vertrouw ik egter, uit liefde voor de billykheit, dat die veroordeeling nimmer zal plaats hebben by hen, die onder befchaafde en verlichte natiën leven; want de zulken zullen maar al te wel overtuigd zyn van de kragteloosheit der best ingerigte wetten, en de ongenoegzaamheit van derzelver eigene regering, ter beteugeling der ondeugden van het menschdom , daar by opmerkende , dat al wat de voorzigtigheit uitdenken , of wysheit en gezag in 't werk ftellen kan, fteeds onvoldoende is om by nagt hunne perfonen en goederen in deze landen te befchermen; zy zullen moeten erkennen, dat ydöre grendel en fluitboom een verwyt is voor de famenleving, en zich met fmerte herinneren, dat het voor den fïóutjlen roover niet alleen is , dat zy op hunne hoede moeten wezen, maar dat zy zelf bloot ftaan voor de ftreken van eene geveinsde vriendfchap, door welken de edelmoedige en de vertrouwende zoo dikwils in een toeftand gebragt word , die boven het bereik is der befchermende wetten; een wond, welke mooglyk meer dan anderen een aandoenlyk hart treffen moet. Terwyl wy derhalven nog wagten naar dat lang gewenschte tydftip, waarin de befchaafdheit, de wetenfchappen en de wysbegeerte ons brengen zullen tot eene beftendiger beoeffening der wezenlyke deugd, is het onzen pligt met toegevendheit in anderen die gebreken te befchouwen, wel-   JPrzns Tweede Zoon mn 3ÏM£5l TMITJE.ZE,  PELEW EILANDEN. 33$ welke wy tot nog. toe niet in ftaat zyn geweest in ons zeiven te verbeteren. Indiende verlichte zoons van Europa, onder eene ruime genieting van alle die voordeden, welke in minder begunftigde landftreken nog onbekend zyn, zoo weinig vordering gemaakt hebben tot eene zeedeïyke volmaa ktheit, zouden zy de ftrengfte berisping op zich zeiven maken, indien zy verwagtten, dat die zoude te vinden wezen by de onkundige en onbevriende kinderen.van de Zuidelyke Weereld. XXVII. HOOFDSTUK. By zonderheden van Lee Boo, tweede zoon van Abba Thulle, van zyn vertrek van Canton tot zyn dood. JJebbende een getrouw verhaal gegeven van alle de wezenlyke voorvallen, die ons volk bejegend zyn, gedurende hun verblyf in de Pelew Eilanden, en daar by gevoegd zoodanige onderrigting betreklyk derzelver voortbrengfelen, de manieren, gefteldheit, levenswys en karakter der inboorlingen, als in dien korten tyd, welke onze landslieden onder hen verkeerd hebben, konde opgezameld worden, zal ik dit werk eindigen met eenige byzonderheden van den Prins Lee Boo, zoo als ik die heb ontfangen van fommigen myner byzondere vrienden, die hem dikwils zagen, en daar by dat geen voegen, waar van Vï2 lk  34ö EESCHRY VING van de ik zelf getuigen geweest ben: — hoe gering dezelven ook over het geheef genomen fchynen mogen, meen ik egter, dat ze nog der moeite wel waardig zyn om gemeld te worden: — eene flaauwe fehets of een enkelen omtrek kan fomtyds genoeg zyn, om een regt denkbeeld van een bedoeld voorwerp te vormen: in het tegenwoordig geval, kan 'er maar een omtrek geteekend worden, want was die jongeling, die, toen hy hier te lande kwam, nog maar weinig van onze taal verftond en maar ruim vyf maanden by ons geleefd heeft, niet zoo fchielyk ten grave gegaan , zoud ik in ftaat geweest zyn, om het algemeen een veel, naauwkeuriger fchildery van hem te geven. In de weinige kennis, die de lezer met hem te Ma ca oren Canton gemaakt heeft, vertrouw ik, dat hy reeds,, zyne genegenheit zal gewonnen hebben, door zyne verftandige openhartigheit, die een gevolg was van zyn eenvoudige opvoeding: men zag hem daar als een nieuw geboren fchepfel, komende in eene weereld , die hem volftrekc vreemd was, flaande zyne verwilderde oogen naar alle kanten , van welke zich zoo vele vreemde voorwerpen aan zyn gezigt. vertoonden,, dat hy niet wist op welken hy zyn aandagt het meest zoude vestigen. — Hoe fchoon, hoe verwonderlyk ook de voorwerpen mogen zyn, die ons omringen, wanneer wy die van onze jeugd af gezien hebben, verminiert ongevoelig onzen aandagt op dezelven.— De landman, die aan den voet van den ÜL.tna of And es geboren is,, ziet , met onverfchilligheit,, op deze^wonderen der Natuur,, die den onderzoekenden reiziger, uit de afgelegenfte landen, derwaart trekken. Het geval van Lee Boo. was gansch tegenftrydig. Hy was, indien.ik die:  PELEW EILANDEN. 34* die uitdrukking mag gebruiken, geboren in een manbaren ftaat, en met zyn voile verftand, en vond zich eensklaps omcingeld van eene menigte voorwerpen, die niet alleen alle nieuw voor hem waren, maar zelf zyn begrip te boven gingen: voorwerpen over welken hy zoodanig in verwondering opgetogen ftond , dat zy byna de onervaren zielsvermogen van onzen jongen reiziger zouden overrompeld hebben, had hy met geftadig zyn Mentor aan de hand gehad, om hem alle zwarigheden weg te nemen, zyn, oordeel te befturen en hem eenejuifte verklaring te geven omtrent yder voorwerp, dat zyne aandagt en verwondering naar zich trok. Wy hebben hem, gelyk de lezer zich wel zal herinneren , gelaten aan boord van het Oqftindisch fchip de Morse, om met hetzelve de reis naar Europa aan te nemen: aan boord van dit fchip, wierd hy met alle vriendlykheit en oplettendheit behandeld door deszelfs bevelhebber, den Kaptein Elliot, en Lee Boo was,, gedurende de geheele reis, zoo wellevend en vergenoegd, dat yder een even gereed ftond om hem-al den dienst te doen, die in zyn vermogen was. Ongemeen nieuwsgierig was hy om de namen te wetenvan de landen en fchepen, die zy op zee zagen, en het zich derzelver namen zoo dikwils voorzeggen tot dat hy dezelven vast in zyn geheugen geprent had, en wanneer hem dus eene vraage beantwoord was, deet hy weder een knoop in zyn koord ; doch die knoopen reeds zoo vermeerderd zynde, was hy genoodzaakt om ze yderen dag by zich zeiven te herhalen tot ververfching van zyn geheugen, en was dikwils in de noodzaaklykheit om het aan Vv 3 Kap-  34* B'E SCHRYVING van de Kaptein Wilson of anderen te vragen, wanneer hy vergeten had wat de een of andere knoop beduidde. De Officiers van de Mokse, met wien hy maar alleen gemeenzaam omging, waren gewoon, wanneer zy hem met zyn koord bezig zagen, te zeggen, dat hy zyn journal las. Gedurig vroeg hy hen naar het volk, het welk te Oroolong geweest was, en zich, in China, aan boord van verfchillende fchepen begeven had , en byzonder naar den zoon van den Kaptein en den Heer Sharp." Hy had niet lang op zee geweest of hy verzogt den Kaptein Wilson om hem een boek te geven en de letters te wyzen, en dat hy, die kennende, onderrigting mogt hebben om te leeren lezen; de Kaptein bewilligde dit verzoek van zyn jongen pupil, en të meer, óm dat hy zulk eene goede bevatting toonde van alle de onderrigtingen, die hem gegeven wierden. By hunne aankomst te St. Helena, zag hy zeer vreemd op, toen men hem de foldaten en het kanon van de vestingwerken liet. zien , en wanneer 'er kort daarna vier Engelfche Oorlogfchepen aankwamen , bezag hy die met de uiterfte verbazinge, vooral die, welke twee rijen gefchut voerden. Men beduidde hem , dat deze fchepen alleenlyk beflemd waren om te vegten, en dat alle de andere, welke in de Baai lagen , tot den koophandel dienden en de voortbrengfels en goederen van het eene land in het andere gingen verruilen. Kaptein Buller, de bevelhebber van 'sKonings fchip de Jager, had de goedheit om hem mede te nemen aan zyn boord en bragt hem ook nog aan een ander fchip, om hem de behandeling van het gefchut en het klein gewee* te laten zien, 't welk • een  PELEW EILANDEN. 343 een verwonderlyken indruk op zyne verbeelding maakte. In een fchool gebragt zynde, wenschte hy gelegenheit te hebben om even als die kinderen te mogen leeren, toen reeds denkbeeld van zyne onkunde gekregen hebbende. Verzogt hebbende om te paard te ryden , wierd hem zulks toegeilaan: hy zat zeer wel te paard, galloppeerde met het zelve, en fcheen geen vrees voor vallen te hebben , maar was wonder in zyn fchik met de nieuwigheit en aangenaamheit van dat bedryf. Wandelende in de tuinen van de Compagnie, zag hy daar verfcheiden belommerde wandelwegen , met bogen van bamboes en gekruist met latwerk: welker verfrisfchende fchaduw en koelte hem zeer behaagde, zeggende, dat men in zyn land onkundig was van zulke eene aangenaamheit ,• dat men in dit land weinig geboomte had, doch 'er een goed gebruik van wist te maken , maar dat men 'er te Pelew veel had, zonder 'er dat nut van te trekken: daar by voegende, dat als hy daar weder kwam, hy den Koning vertellen zoude hoe gebrekkig zy daarin waren, en het volk zoude aanzetten om zulke bogen te maken als hy hier gezien had. Dit waren de eerfte ontluikingen van een verftand, dat zyne eigene bekrompenheit ontdekte, en dat in flaat was om gebruik te maken van elke ftraal, die het voorwaart lichtte, tot onderrigting en verbetering. Voor dat het fchip de Morse van St. Hele na vertrok, landde daar aan de Lascelles, waar door Lee Boo gelegenheit kreeg om zyn vriend Sharp te fpreken: voor een venfter ftaande en hem ziende aankomen, liep hy met een groot ongeduld naar hem toe, om hem by  344 B E S C H R Y V I N G van de by de hand te vatten, betuigende zyne blydfchap van hem, na zulk eene lange afwezigheit, weder te zien, en toonende door zyne drift, de dankbaarheit, die hy hem toedroeg , voor de zorg, welke dees Heer voor hem gedragen had. Toen zy in het Brit fche kanaal kwamen, zag hy zoo veel fchepen, die alle derzelver verfchillende courfen volgden, dat hy genoodzaakt was het houden van zyn journal, door het leggen vanknoopen, op te geven; hy deet egter een geftadig onderzoek om te weten werwaart die fchepen beflemd waren. De Morse aan het Eiland Wight genaderd zynde, verÜet en Kaptein Wilson, zyn broeder, de Prins, en verfcheiden anderen pasfagiers het fchip, en kwamen, met de boot, behouden te Portsmouth, den veertiende van Jüly-ïfRq.. By hunne aanknding, trokken het getal der oorlogfchepen , die in de haven lagen, de verfcheidenheit van de huizen en de bolwerken dermaten de aandagt van Lee Boo, dat hy als overwonnen ftond van verwondering, en niet in ftaat was eenige vraag omtrent het een of ander te doen. De Officier van de Morse, die met de brieven belast was, nam terftond de reis naar London aan, en de Kaptein Wilson, ongeduldig om de zynen te zien, verzelde hem, latende zyn jongen reiziger , onder de zorg van zyn broeder, hem in een koets volgen, welke nog dien zelfden avond vertrok. Zoo dra hy in de ftad gekomen was, wierd hy gebragt naar het huis van den Kaptein te Rotherthite, daar hy zoo gelukkig was van zyn aangenomen yader weder te vinden, en by deszelfs huisgezin ingeleid wierd. Schoon een gedeelce van die reis by nagt gedaan wierd, had-  PELEW EILANDEN. 345 hadden zyne oogen, by het aanbreken van den dag, ongelooflyk veel werk,.om naar alle kanten te zien, en toen hy aan het huis kwam, het welk hem voor eenige tyd tot eene woning zoude verflrekken, toonde hy alle de blydfchap van zyn jeugdigen geest. Al wat hy in ililte gezien had, begon hy nu te vertellen : hy verhaalde alle de omftandigheden van zyne reis, die hy zeide dat zeer ver- maaklyk was geweest; dat hy in een huis had gezeten, dat door paarden voortgetrokken wierd; dat hy geflapen had en evenwel voortgegaan was, en dat, terwyl hy op weg was, de velden, huizen en boomen hem voorbygegaan waren, fchynende hem, door het fchielyk ryden, alles in beweging geweest te zyn. Toen het tyd was om naar bed te gaan , bragt Matthias Wilson hem op zyn kamer , daar hy voor het eerst een ledikant zag, doch niet begrypen konde wat het was: hy fprong 'er in en fprong 'er uit, trok de gordynen aan alle kanten open, ging weder te bed liggen en kwam 'er andermaal uit om het van rondom te bezien: ten laatflen hem het gebruik daar van beduid en gewezen zynde, leidde hy zich zelf te flapen, zeggende: dat 'er in Eng eland voor alle dingen een huis was. Het was, zoo ik meen, niet meer dan een week na zyne aankomst, dat ik ter maaltyd genoodigd wierd by myn overleden waarden vriend Robert Rashleigh, alwaar Kaptein Wilson en Lee Boo gewagt wierden: hy verfbond toen nog zeer weinig Engelsch, maar door woorden en gebaarden, deet hy zich taamlyk wel verflaan, en fcheen ook voor 't grootfte gedeelte te begrypen het geen tegen hem gezegd wierd, vooral, wanneer de Kaptein hem X x eenige  34 En ingevolge van dien ontfingen wy, twee dagen na dat ik uit de ftad vertrokken was, de tyding van zyn dood, die ons alle geweldig trof. Ik kan geen beter verhaal van dit treurig voorval geven , dan door het nitfchryven van den brief, welken ik van Dr. Smytk ©ntfing. Maan*  3öo BESCHR.YVING van db Maandag den 27. December 1784. Myn waarde Heer! Het is een onaangename taak voor my dë aankondiger van flegt nieuws te moeten wezen, dan ingevolge van myne belofte, moet ik u kennis geven van het noodlot van Lee Boo, die heden morgen geftorven is, zonder een zugt te laten, hebben de kragt van zyn ziel en lighaam tot op het laatst weêrftand geboden. Gisteren de etterkoorts komende, wierd hy aangetast door eene huivering , gevolgd van pyn in 't hoofd, geweldige hartklopping , benaauwdheit en moeilyke ademhaling: hy gebruikte toen wederom het warme bad, het welk hem meermalen eene oogenbliklyke verligting had toegebragt ; hy had eene blaartrekkende pleiffcer op zyn rug, doch dezelve had, zoo min als die aan zyne beenen, eenige uitwerking. Hy klaagde my al het geen hy leed op de kragtigfle en aandoenelykfle wys, liggende myn hand op zyn hart en zyn hoofd op myn arm, klagende over zyne benaauwde ademhaling, doch na dat ik heen gegaan was, klaagde hy niet meer, fchynende zyn lyden wel te kennen te willen geven om geholpen te worden, maar niet om medelyden te verwekken. — In 't kort, hy heeft my in zyn leven en flerven eene les gegeven , die ik nimmer vergeten zal, en in de daad in geduld en flerkte van geest was hy een voorbeeld, de navolging van een Stoïcus waardig. -— Ik heb Kaptein Wil s on niet gezien toen ik 'er heden morgen geroepen wierd, maar de dienstmeid kwam my fchreijende tegen, en uit de aangezigten van alle, die'er in huis waren, konde mende droef <  PELEW EILANDEN. 361 droef heit lezen; de goedhartigheit van den armen Lee Boo was oorzaak, dat een yder hem als zyn broeder of als zyn kind befchouwde. —- Ik verzoek myn compliment aan de Mevrouwen en aan den Heer Watson, die ik niet twyffel of zal insgelyks den dood van onzen armen Prins beklagen. — Maar van u, myn vriend! wagt ik nog wat anders ; want fchoon gy hem in het leven niet kan terugbrengen, zyt gy egter gehouden .(vooral uit hoofde van zyne verknogtheit aan u) om de nagedagtenis van zoo veel deugds voor de vergetenheit te bewaren. Dan in deze treurige overweging geftoord wordende, heb ik nog maar alleenlyk tyd , om u te verzekeren van de opregte vriendfchap (welke van myn kant nooit als met myn leven eindigen zal) van uwen zeer toegenegen enz. Js. CARMICHAEL SMYTH. Kaptein Wilson den ongelukkigen dood van dezen jongman aan de Bewindhebberen der Oostindische Compagnie bekend gemaakt hebbende, ontfing hy order om het lyk op eene behoorlyke wys ter aarde te beftellen: hy wierd derhalven begraven op het kerkhof van Rotherthite, verzeld door den Kaptein en zyn broeder: alle de fcholieren deden hem op dezelfde manier de laatfte eer aan , ook was de toeloop van volk aan de kerk zoo groot, dat het fcheen als of alle de inwoners van de parochie by een gekomen waren, om de laatfte plegtigheit te zien van iemand , die bemind was geweest by alle die hem gekend hadden. Z z Kort  %6% BESCHLYVING van de Kort daarna liet de Oosttndische Compagnie op zyn graf een gedenkftuk of tombe oprigten, met het volgend opfchrift: Ter gedagtenis van den Prins Lee Boo, een inboorling van de Pelew of Palos Eilanden, en zoon van Abba Thulle, Rupack of Koning van het Eiland Coorooraa; overleden op den 27. December 1784. oud 20 jaren. Dit opfchrift is hier opgefteld door de Wei-Edele vereenigde Oosttndische Compagnie, als een blyk van achting voor de menschlievende en vriendlyke behandeling van zyn Vader, aan het volk van deszelfs fchip de Antelope, Kaptein Wilson, 't welk aan dat Eiland gebleven is, in den nagt van den 9. Augustus 1783. Stm, Lezer, J)a< Natübr>« by dit graf een traan, Om dat Prins Lee Boo hier ter aard? is ingegaan. Onder den geringen eigendom, welke hy naliet, behal. ven het geen hy aan den Heer Sharp verzogt had aan zyn Vader en vrienden uit tedeelen, wierden 'er na zyn dood ge'  PELEW EILANDEN. 363 gevonden de fteenen en zaden van alle de vrugten, die hy in Engeland gegeten had, zynde alle afzonderlyk en zorgvuldig bewaard. Wanneer wy nu bedenken, dat zyn verblyf onder ons niet meer dan vyf maanden en twaalf dagen geduurd heeft, zien wy, dat hy, in het midden van een ruim veld van allerlei nieuwigheden, dat zich eensklaps voor zyn oog vertoonde, egter dat geen niet verwaarloost heeft, het welk hem waarfchynlyk, voor zyn vertrek van Pelew, als de voornaamfte voorwerpen van zyne oplettendheit was aanbevolen. Uit deze geringe byzonderheden, betreklyk dien beminnelyken jongeling, welke geftorven is toen zyn karakter zich eerst begon te ontwikkelen , wat hoop zoude men niet hebben mogen opvatten op de volgende vrugten, welke zulk een plant zoude voortgebragt hebben! Hy bezat beide yver en bekwaamheit tot het verkrygen van kundigheden en alle edele hoedanigheden van het hart om zich zelve bemind te maken; zoo dat, voorzoo verre het aan 't' kort gezigt der ftervelingen vryflaat om voor uk te zien , wanneer hy naar zyn land zoude terug gekeerd zyn, hy derwaart zoude overgebragt hebben, niet de ondeugden van eene nieuwe weereld, maar alle die wezenlyke kundigheden , welke zyn eigen goed verftand , als het meest nuttigfte voor het zelve, zoude hebben opgezameld. Dan hoe zoude hy toch terug gekeerd hebben? dit hing van hem niet af; een naakte vreemdeling had zich vol vertrouwen overgegeven aan anderen, en de befchermende armen van zyn vader verlaten zonder vreeze en zonder eenige bepalinge. Des avonds voor dat de Oroolong onder zeil ging, vroeg de Koning aan den Zz 2 Kap-  364 BESCHRYVING van de Kaptein Wilson, hoe lang het wel lyden zoude, eer hy te Pelew terug kwam? enten antwoord gekregen hebbende , dat dit waarfchynlyk omtrent dertig Manen zoude wezen, of mooglyk wel zes meer, nam Abba Thulle een linnen koord uit zyn korf, en deet daarin dertig knoopen , elk een zekeren afftand van eikanderen, en toen eene grootere ruimte gelaten hebbende, deet hy 'er zeer zorgvuldig nog zes andere by. Schoon de tyd wel langzaam maar intusfchen zeker verloopt, kan de Lezer zich verbeelden, hoede bekommerde Vader fteeds om zyn beminden zoon zal gedagt hebben; met hoe veel vreugd hy de eerfte tydftippen zal hebben zien verloopen, en hoe die vreugd, naar mate dat hy aan het einde van zyn koord naderde, zal verdubbeld zyn geworden: en wie weet of hy, by de dertigfte knoop gekomen zynde, de planeet haren langzamen voortgang niet zal verweten hebben! Dan aan de laatfte genaderd zynde, zal zyn hart en vaderlyke liefde hebben beginnen te branden, maar hem nu en dan in oogenblikken van bekommering gebragt hebben, welke telkens door hoop zullen weggenomen zyn; — wie weet hoe dikwils hy zich in ftilte naar het ftrand begeven heeft om naar hem uit te zien, — hbe dikwils hy zyn volk bevolen heeft op de hoogfte rotzen te klimmen, en hun oog te laten gaan naar alle kanten van den gezigteinder, die den Oceaan omringd, om te zien of derzelver gezigt niet gelukkiglyk gebroken wierd, door den waarfchynlyken afftand van een aannaderend zeil! Eindlyk zal hy zich den goeden Abba Thulle kunnen voorbeelden , vermoeit door het vergeefs hopen en ver-  PELEW EILANDEN. %fS verlangen, federt dat zoo vele Manen, als 'er fints het ophouden van zyne '< atfte rekening verloopen zyn ; dan de lezer zal hem zich tevens in zyn geheugen brengen, gewapend met die onwrikbare fterkte van geest, welke weerftand bied aan alle de wisfelvalligheden van het leven. Hy zal in hem niet, gelyk in mindere mannelyke gemoederen, de driften zien overftaan tot een tegengefteld uiterfte, waar door Hoop in Wanhoop en Liefde in Haat verkeerd. Neen — na derzelver natuurlyke opwelling eenigen loop te hebben gelaten, zal hy ze eindlyk ten ondergebragt en in de kalmte eener volkomen onderwerping gebragt hebben. Indien onze vriendlyke Koning zich in dat geval niet bevind dewyl het mensehlyk hart meer gepymgd word door d- onzekerheit als door de kennis van het onheil zelf, zal yder lezer hem zekerlyk beklagen, dat hy tot op dit oogenblik nog onkundig is, dat zyn lang verlangde zoon nimmer kan wederkeeren. Te Rome had yder, die het leven van een burger redde recht tot een Burgerkroon. Pelew , daar zoo vele onzer landslieden niet alleen uit hunne rampen verlost zyn door de befcherming en goedgunltigheit van Abba Thulle, en niet alleen gered zyn van een onvermydelyken dood, maar zelf in ftaat gefteld om naar hunne huisgezinnen en vrienden te kunnen terug keeren, heeft derhalven een veel fterker eisch op eene kroon van Britfche dankbaarheit. v ' * Z z 3 AAN  AANWYZING der PLATEN. Het Afbeeldfel van den Kaptein Wilson tegen over den tytel. De kaart van de Pe lew Eilanden, tegen over Bladz. i Abba Thulle. . . m > t "55 Gezigt van den dyk en landingplaats te Pelew. .102 Gezigt van een gedeelte der flad Pelew en de plaats der Raadsvergadering Io6- Gezigt van de werf en tenten der Engelfchen te Oroolong > i2ö Ludee eene der wyven van Abba Thulle. . 186 Prins Lee Boo. „ , s . e . 339