D E BEROERTE N INDE VEREENIGDE NEDERLANDEN, VAN DEN JA ARE IgOO TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD.   H12 D E BEROERTEN INDE VEREENIGDE NEDERLANDEN, van den jaare I3OO tot op den tegenwoordigen tyd; GESCHETST TER WAARSCHUWING VAN DERZELVEH TEGENWOORDIGE BURGERS e N LEDEN van REGEERING. Tt AMSTERDAM, By PETRUS CONRAD1. Tt HARLINGEN, By V. van der PLAATS. MDCCLXXXV1I.   HET BEROERD NEDERLAND. Met regt draagt de Gefchiedenis den naam van Leerfchooi, waarin aan 't naageüagt onderrichting wordt gegeeven, raakende het voorgevallene in vroegere of laatere tyden, op dat het, uit de medegedeelde kundigheden , leere, het goede en pryswaardige te volgen, het fchadelyke en fchandelyke te ontwyken en vermyden. Zy onderwyst dus door daadelyke gebeurtenisfen en fpreekende voorbeelden; zy doet dus meer af dan fyn gefponnene redeneeringen, die, in de daad, aan het doorkneed verftand het als waarfchynlyk doen voorkoomen, dat goed en kwaad, gelyk in hunnen eigen aart, dus ook in de uitwerkzels zullen onderfcheiden zyn. Doch, om dekragt deezerredeneeringen te vatten en behoorlyk te gevoelen, wordt eene fnedigheid van vernuft en ingefpannenheid van geest vereischt, boven het bereik van het meerendeel der Leezers. Te veel en te druk, daarenboven, zyn ze veelal bezet met zaaken van hun tydelyk A be?  4 Het BEROERD beroep, om den ledigen cyd in diepe overpeinzing gen te kunnen of te willen doorbrengen. Indien ze eenigen leeslust voeden , willen ze den afgefloofden Geest verpoozen, door boekoefeningen, die een leerzaam tydverdryf verfchaffen, zonder hun denk» vermogen verder af te matten. Boven alle andere oefeningen des verftands, Verdient, ten deezen opzigte, de Gefchiedenis den voorrang. Eene gemeene m'aate van aandagt, zonder welke tog het leezen van alle gefchrifcen nutteloos tydverkwisten moet genoemd worden, is hier genoeg om de gedagren des Schryvers, of liever den draad zyner opgegeevene , te volgen. Zy vervult dus den geest met eerien fcbai mui digheden, al ware het om geenc andere reden, immers hierom weetenswaardig, omdat onze korte leeftyd hierdoor wordt gerekt, en wy ons verplaatzen en als een aanweezen verkrygen in die eeuwen, in welke wy nog niet aanweezig waren. Behalven deeze nuttigheid der Gefchiedenisfe, kan zy in nog een ander opzigt blyken. Behalven onze hoedanigheid van menfehen en Christenen, en de pligten daaraan verknogt, zyn wy leden eener Burgerlyke Maatfchappye. Als zodanig hebben wy belang by derzelver welvaart; maar zyn tevens verpligt, ter bevorderinge van deezen wel^ vaart, het onze toe te brengen, 'c Is, derhalven, een onfehendbaare pligt, kennis te bezitten, wat VOOf  NEDERLAND. g voor het algemeene belang dienftig of nadeelig zy. Elk Burger behoort te weeten,niet alken wat eené bekwaame (trekking hebbe tot den bloei en voorfpoed des vereenigden Lichaams; maar ook, door welke fehokken en beroerten het gepaste evenwigt en de rust kan vernietigd of geiloord worden. Staat* kundige redeneeringen hebben, in de daad, ten deezen oogmerke* haare nuttigheid; maar doen zy ; zo als de menfchen thans zyn, by hen evenveel af als de Historiekunde ? Met fpreekende voorbeelden leert hun deeze de gegrondheid van Necrlands Zinfpreük: Eendragt doet groeien, maar T-wee" dragt bewerkt den ondergang. Zy leert hun, hoe zeer opfchuddingen en beroerten het Lichaam fehokken en fchudden, deszelfs deelen uit elkander werken, en hec in gevaar brengen, ja dikmaais ten gevolge hebben een volkomerten ondergang. Zy gebiedt dus, als eert onvermydelyken pligt, aan elke Lid der Zamenleevinge, eene heilzaame eensgezindheid te kweéken en te handhiaven, en alle aanleidingen tot opfehudding en geweld zorgvuldig te vermydem Geen gewest is 'er op den aardbodem, of 'er zyn veelvuldige onlusten en beroerten voorgevallen. De Nederlanden gevoelden insgelyks, herhaalde reizen, de zeer gevoelige aanvallen deezer ziekte des Staatkundigen Lichaams. De onrustige1 Herfstmaand deezes jaars (1786) deedc 'er my aan A a ge*  4 Het BEROERD gedenken, en met een den lust bevangen, om ze in een kort bellek te fchetzen voor het oog myner Landgenooten. Zy zyn van meer of minder aangelegenheids , naar gelange van den aart der voorvallen, of der uitgebreidheid des Tooneels, op 't welk zy gebeurd zyn. Doch zelf om deeze reden zyn ze van zo veel te meer gewigts, voor allerlei flag van Leezeren , als kunnende zo wel voor min aanzienlyken, als voor lieden van rang en meer invloeds, tot eenen fpiegel dienen. 'tZy my vergund, deeze korte Inleiding te befluiten, met de nadruklyke woorden des doorluchtigen Drosfaarts en Hiftoriefchryvers pieter korneliszoon hooft. Naa het voorgevallene te Enkhuizen, in den jaare 1572, omftandig geboekt te hebben, befluit hy zyn verhaal met deeze aanmerkingen: „ 'r Zal my niet onverwacht voorkoomen, „ indien zommighen, oordeelende den plicht der „ hiftorien geleeghen in 't ontvouwen van de hooft„ punten der zaaken, zonder des Leezers aandacht „ met het verreekenen van geringhe en tusfenloo„ pende beweeghenisfen te misbruiken, naauwlyx „ in 'tgoede neemen, dat ik, knoopende 'tbegin, „ midden en eynde der poorterlyke ontfteltenisfen „ aan een, zelfs niet laat verfcheyde klein achc„ baare perfoonen, met naam en toenaam, in 't „ fpel te brengen. Maar, die de dingen der door„ luchtige volken befchreeven hebben, 't bedryf „ der  NEDERLAND. 5 der welke voorneemelyk aan krygftaudc hing, „ waanden nooycte misdoen,met ftukings vertellen „ van muyteryen en onlusten, gereezen onder 't „ volk van Oorloghe., en by wylen onder de ge„ meente; nochte met melden van de befteekers „ en voortdry vers, van hoe verwerpelyk een' oor» „ fpronk ook, en flecht een' doen, dat zy waren. „En naadien men hier te lande de maghtighfte „ veranderinghen, by aanftichting, oft immers dap„ per toedoen des ghemeenen mans, heeft zien invoeren ; ook heedensdaaghs niet de minfte „ konst der regeeringe in 't handelen en gerust„ houden der menigte beftaat; zoo kan't geenszins „ oneerlyk fchynen, den opgank, loop en afloop „ van diergelyke beroerten, en teffens de midde„ len, misflaagen, verzuymenisfen, waardoor zy „ geftuyt of geftilt, gewakkert of onverhindert ge„ bleeven zyn, befcheydelyk voor ooghen te ftel„ len." Ik zal met myne berigten eenen aanvag maaken van de Veertiende Eeuwe, om dezelve te vervolgen tot op den Tegenwoordigen Tyd. Naar gelange wy van de jongst voorgevallene opfchuddingen naauwkeuriger en omftandiger aantekeningen ontmoeten, zullen wy ook breedvoeriger zyn in onze berigten. De eerfte merkwaardige opfchudding, van welke A3 wy  6 Het BEROERD wy melding vinden, viel voor in de Stad schoon* ii o v e n , in den jaare 1300. - De Heer van die Stad , Ni kolaas van KATs. een ontwerp beraamd hebbende om Graaf jan den II uit hetGraaflyk bewind over Holland te ttooten, zogt, ren dien einde, eenige Zeeuwfche fchepen binnen de Stad te laaten. Ter goeder uure kreegen de burgers de lucht daar van. Ligt begrypende dat dit ontwerp niet zo zeer ten oogmerke hadt, om van de banden des Graaflyken bewinds ontllagen te worden, als voor zich zeiven meer aanziens te verwerven, ren koste van den Burgerllaat, belegerden zy hunnen Heer opszyn Kasteel, en hielden hem aldaar opgeflooten, tot dat de Zeeuwfche fchepen vertrokken "waren. Vier jaaren laater ftonden de zelfde burgers van nieuws op tegen gemelden Heer van kats, namen hem gevangen, en belegerden deszelfsZoon op het Kasteel; zonder dat men, egter, vindt aangetekend, wat tot deeze onmin aanleiding gegeeven, of hoedanig een uitflag dezelve gehad nebbe. Dit, nogthans, mogen wy hier aanmerken, dat eene edele vryheidsliefde, van welke de Schoonhovenfche burgers zedert, meer dan eens, proeven hebben gegeeven , reeds in die tyden in hunne harten blaakte, Hoe een klein vonkje tot een groot vuur kan ontbranden, leerde hcp Hollandlche meerkerk,  NEDERLAND. 7 inden jaare 1388. Vier Gofkumfche burgers, naar Lands gebruik , Meyvuuren zullende branden , begaven zich na Meerkerk, om eenige Meyboomen van daar te haaien. De Landman, op wiens grond zyitonden, hadt daar toe verlof gegeeven; doch deszelfs huisvrouw kantte zich daar tegen. Wan-, neer nu de Gorkummers de boomen velden, in weerwil der weigerende Boerinne, begon zy van geweld te fchreeuwen , bragt de Meerkerkfche Boeren op den been, met dat gevolg dat de Gorkumfche Burgers moorddaadig wierden omgcbragt. Het bleef hier niet by. Heer otto van arkel, zich beleedigd agtende, door het geweld aan zyne Onderzaaten gepleegd, befloot des wraak te neemen: hy deedt eenen inval in het Land van Vianen, en richtte aldaar, door brandffigcingen , groote verwoestingen aan. Zo hoog liep deeze twist, dat dezelve niet dan door bemiddeling van Graave willkm van oostervant kon word-m bygeleid. Aan de rampzalige twisten, tusfchen de Hoekfchen en Kabeljaauwfchen, die weleer inzonderheid ten platten lande woedden, hadden insgelyks verfcheiden fteden een verderflyk aandeel. Men zag hier van een voorbeeld te dordrecht, in den jaare 1406: De Regeering was hier deels Hoeksch-, deels Kabeljaauwsgezind, Hertog w 1 l l em , by zy ne A 4 komst  8 Het BEROERD komst aan het bewind, hadt de Regeering bevestigd , en, toen zy in 't volgende jaar, moest veranderd worden, geene nieuwe Leden aangefteld; iets, tot dien tyd toe ongewoon in die aloude ftad. De Hertog befloot hier toe, veelligt, om dat hy, kundig van den tweefpalt, niet wisr, wie hy uit de regeering moest zetten, zonder vreeze voor zwaare onheilen. Ondertusfchen waren de KabeJjaauwfche Regenten beducht dat men hun eerlang den voet zou ligren , en hierom bedagt op middelen om zich met geweld te handhaaven. De Schout, twee Burgemeesters, één Raad met vyf van de negen Schepens, zogten alles naar hunnen zin te fchikken, en de Hoekfche Regenten, die de minderheid hadden, van 'c kusfen te ftooten. De Gemeente,onder dit alles, niet voldaan over de Regeering, iloeg aan 't morren , en verzogt om verbetering van eenige misbruiken. Zo euvel wierdt deeze zogenaamde ltoutheid , maar in de daad regtmaatige vryheid , by de Kabeljaauwfche Heeren opgenomen , dat zy in den Raad doordreeven, het opwerpen van eeneSterkte in de ftad, om dus de Burgery te beteugelen. Men tyde dan aan 't werk, en hadt dit dwangmiddel wel haast volvaardig. Met verdriet wierdt dit aangezien van de Gemeente , die meest op de Hoekfche ?yde was, en nog al hoopte, dat men 't werk m geftaakt hebben. Doch toen nu de gehaate ver-  NEDERLAND. verfterking, met fchietgeweer en volk, haar beflag hadt bekoomen, was 'er geen houden meer aan de Burgers. Op den vierden van Louwmaand trokken zy na het Bolwerk , niet zo zeer om geweld te pleegen, als om te vraagen, wat men daar mede voor hadde. Doch de Kabeljaauwfchen zagen hen niet naderen, of 'er ging een kreet op binnen 'c Bolwerk: Val aan! val aan! Dit raazende getier ontftak wel haast het yvervuur der Burgerye, die toen met zo veel gewelds op de vesting aanviel , dat de Kabeljaauwfchen dezelve moesten ruimen , de wyk neemende na de naastgelegene huizen, welke ze, kort te vooren, met krygstuig voorzien hadden. De Burgery bleef niet fchuldig, keeren» de geweld met geweld: zodat 'er veel bloeds vergooien wierdt. Eindelyk kreegen het de Kabeljaauwfchen te bang, en floopen door agterdeuren weg. Gaarne zouden nu de Hoekfche burgers , aan hunne vyanden, hunnen moed gekoeld hebben ; doch de voornaamften onder hen hielden het tegen. De aanzienlykften der Kabeljaauwfchen lieten zich, zonder tegenweer en als Lammeren, na de Gevangenis leiden. De Oud - Raad , de Gilden , en eenige ryke burgers flooten eerlang een verdrag; waar mede, en door de komst van Hertog willem in de ftad, de rust herfteld wierdt — Een fpreekend bewys wederom van het nadeel voor eene ftad, wanneer de Regenten niet ééne lyn A 5 trek-  ïo Het BEROERD trekken, en zommigen zich meer gezags aanmatigen , dan uit den aart der burgerlyke zamenleevinge, of van 's Lands wetten, hun toebehoort. De Stad ütrecht was van ouds verdeeld geweest in twee Aanhangen: de eene, de Ligtetiherger genaamd, hielde het met Holland, en hadt het voornaamfte bewind in handen; de andere was meer op de zyde des volks, en blies hetzelve de ocren vol van de nadeelen, welke hunne tegenftanders aan de Stad deeden, door den oorlog, in welken zy waren ingewikkeld. Zelf mompelden eenigen van dien volkgezinden Aanhang, dat de Ligtenbergers, voor eene merkelyke fomme, de ftad aan den Graave van Holland verkogt hadden, 't Gemeen , hierdoor onrustig gemaakt, trok, in Lentemaand desjaars 1413, na 't Stadhuis, terwyl de Raad aldaar vergaderd was; de Burgers riepen,^ Regeering naar hunnen zin te willen veranderd hebben, of weder4 /land te zullen bieden aan dien V leed deedt. Lenige Ligtenberger Raaden, den ftorm voorzien, de, en voor hunne veiligheid en leeven beducht, waren ter Stad uitgeweeken. De overige, thans de ininften in getal, wierden uit den Raad gezet. Eenigen van hun wierden gebannen, en anderen in hegtenis genomen, De ballingen onthielden zich te Montfoort, van waar zy fchreeven, indien men hen wilde hooren, zich van allen blaam te zullen zui-  NEDERLAND. 11 zuiveren; doch dit wierdt hun geweigerd. Hierom begonnen ze van buiten den koophandel der Stad merkelyk te belemmeren. Dit verwekte nieuw gemor onder de burgers, die by de verandering der Regeeringe niet de verwagte rekening vonden. Hier uit ontftonden nieuwe beroerten. Een der Regenten, wiens huis omfingeld wierdt, ontkwam ter naauwer nood. Een ander, zommigen van zynen Aanhang hebbende op den been gebragt, moest voor de overmagt der. vyanden wyken. Thans wierden de ballingen wederom binnen geroepen, en verkreegen hun Burgerregt te rug. De Ligten* bergers kwamen toen van nieuws op het kusfen. Verre uitziende was ook de opfchudding te Amsterdam, in den jaare 1444. De Burgery,zo wel als de Regeering, was, gelyk elders, gefplitst in de bovengemelde twee aanhangen. Zedert eenigen tyd hadden 'er de Kabeljaauwfchen op het kusfen gezeeten. Doch zedert het huwelyk van den Heere van br ede rode, hoofd der Hoekfchen , met de dochter des Stadhouders van lalain, zogten deeze, by de verandering der Regeeringe, zich wederom in het bewind te dringen. Twee van 's Hertogs Raaden, gekoomen om de Wet te veranderen, vonden de Stad vol beweeging. Beide partyën zogten eenen aanhang te maaken by de Bkirgery. Men hicldt afzonderlyke vergaderingen. Z(o  ut Het.BEROERD Zo zeer raakten de gemoederen eerlang aan 't gisten, dat de klokken getrokken wierden , en het graauw en de burgers alomme op den been kwamen. De Schout wierdt gewelddaadig aangevallen , en iemand , die de Gemeente zogt tot bedaaren te brengen, in den oproer doodgeflagen. Onder dit alles vertoonde zich een Priester met het Sakrament, om het gemeen tot Itilte te beweegen ; doch zelf dit kon weinig uitwerken. Vierendertig perfoonen, als deelhebbers aan de opfchudding, wierden in 's Haage voor het Hof gedagvaard; onder deeze waren eenige oude Regeeiïngsleden. De twist bedaarde eenigszins , naadat , ten overftaan van 's Hertogs gemagtigden, door tien perfoonen van ieder pary, een verdrag getekend was. Doch dezelve wierdt niet volkomen geftild, dan naadat de Hoekfchen, by nacht, een goed aantal gewapende manfchap ter Stad hebbende ingelaaten, de Kabeljaauwfchen onverhoeds overvallen, en hen ter Stad uitgejaagd hadden na Haarlem, alwaar ze met opene armen ontvangen wierden. Diergelyk een opftand tusfchen de beide Aanhangen was hier, etlyke jaaren geleeden, voorgevallen. Een Priester wierdt op het Kerkhof der Oude Kerk, in den oploop, van 't leeven beroofd. Drie der meestfchuldigen aan dien moord wierden zedert onthalsd, en de Lyken hunnen vrienden thuis gezonden. Nog  NEDERLAND. '3 Nog een voorbeeld van gevaarlyken opftand, door den tweedragt tusfchen de Hoekfchen en Kabeljaauwfchen, verfchafc ons leiden, in den jaare 1445. Floris van boshuizen, thans Schout dier Stad, was den Hoekfchen toegedaan , en om deeze reden, als mede om het openen van zekeren verzegelden koffer, in den haat geraakt by Hertog Philips, die onlangs het Schoutsampt aan eenen simon frederikszoon hadt opgedraagen. Boshuizen , de wettigheid dier aanftellinge in twyfel trekkende, deedt 'ervertoogen over ten Hove, naa alvoorens, in zyne plaats , een Onderfchout te hebben aangefteld. Frederikszoon benoemde insgelyks eenen Onderfchout. De Hoekfchen hielden het met boshuizen, de Kabeljaauwfchen met den anderen. De overige Regenten waren insgelyks verdeeld, en zeer verbitterd op elkander. Eindelyk bragt men van weerkanten de burgers in de wapenen, en trok vyandig op. De Kabeljaauwfchen , door eenige hulp van buiten onderfteund, hadden post gevat op de Breêftraat, by het Stadhuis; de Hoekfchen by de Hooglandfche Kerk, van waar zy op hunne vyanden aantrokken, om hen aan te tasten. Doch zekeregerrit potter, voorgeevende met hun van vrede te willen fpreeken, hieldt hen op den Koornbrug tegen. Maar terwylmen over en weder ging, vielen deKabeljaauw» fchen onverhoeds zo geweldig op hen in , dat zy wy-  n HfiT BEROERD wyken moesten na het St. Pankras-Kerkhof, alwaar men hen, misfehien uit eerbied voor de plaats1, ongemoeid liet. Onder de Hoekfchen zag men een geharnasten Priester; eenigen hunner fneuvelden; nog meer wierden gewond, en wel honderd, twintig gevangen genomen. Drie van deeze wierden zedert in den Haage onthalsd, de overigen eerlang op vrye voeten gelteld, doch niet zonder het betaalen van een aanzienlyk losgeld. Merkelyke oneenigheid rees 'er, in den jaare J454 > tusfchen de Visfchers van gokkum en jakob van hoorn, Heer van Altena, over de Visfchery in de rivier de Merwe. De inwendige rust der ftad zou deeze twist niet gefloord hebben , ware de Regeering zelve niet over dit ftuk oneenig geweest. Doch alzo de Drosfaart het met zommige Leden van dezelve hieldt en zich tegen de Burgers verklaarde, die aan derzelver zyde ftonden, raakte de gantfche ftad in rep en roer. Een goed aantal ingezeetenen deedt hy geweldig aangrypen en vervolgens onthalzen , anderen de grievende vernedering ondergaan , dat ze , op Zonen Feestdagen, in 't naakte hembd en met ongedekten hoofde, hem en den Schepenen om vergiffenis moesten bidden. Meer dan zeventig Burgers zaten , om deezen twist, in hegtenisfe ; door brieven van vergiffenisfe van Hertog philips wier*  NEDERLAND. 15 wierden zy op vrye voeten gefteld. Zoo gevaaflyk is de magt eens kleinen dwingelands in eene ftad, wanneer hy het geweld op zyne hand heeft! In of omtrent het jaar 1455, ontftondt te utrecht eene opfchudding, in welke de Geestlykheid merkelyk aandeel hadt. Ru dolf, Bisfehop dier ftad, hadt,door het voeren van den Munfterfchen krygj zich den haat der Stigtenaaren berokkend. De Geestlykheid* welke hy, door zwaare beden of belastingen, dikmaals hard viel, was vooral tegen hem ingenomen. De Gilden en de Burgery van Utrecht waren op haare hand ; de P egenten hielden het met dert Bisfehop. Eindelijk weigerden de zo genaamde vyf Kollegien van Utrecht 's Bisfchops beden in te willigen ; zy fpraken het Banvonnis uit over elk , die ze hun zoude afvorderen, en deeden, by nacht, hunne vergaderplaats door Ambagtsluiden bewaaken. De Regenten , geenen zin hebbende in dit waaken, zogten het te beletten. Doch deeze poogingen deeden eene verkeerde uitwerking; de agterdogt der Geestlykheid wierdt hier door nog meer gaande gemaakt; geharnast vergaderde dezelve in de Domkerk, alwaar de Burgery in grooten getale byeenkwam. Gelykerhand trok men van daar na het Stadhuis, en noodzaakte de Wethouderfchap tot het maaken van Keuren, naar den zin der Geestlykheid en der Bur-  ï6 .Het BEROERD Burgerye, die ook terftond wierden afgekondigd. Ten zelfden tyde beval de Burgery, dat men, in elke voornaame ftraat, een Bekken zou houden, om door het flaan op denzelven, by den eerften nood, vyf of zesduizend gewapenden te kunnen byeen brengen, en den Raad der ftad geheel naar hunnen zin te zetten. — Niet alleen in onze dagen, derhalven, maar reeds zo vroeg, was de Utrechtfche Burgery op haare hoede en waakzaam, wanneer zy, in haare wettige regten, zich benadeeld agtte, of herftel van bezwaaren noodig vondt. Hoe noode het gemeen het juk der belastingen dfaage, wanneer het zich verbeeldt, bovenmaate daar mede bezwaard te worden , en welke heillooze gevolgen het onverzettelyk doordryven voor eenen Burgerftaat kan hebben, ondervondt de Stad hoorn, in den jaare 1471. DeWethouderfchap, geraaden vindende de Stads Accynzen te verhoogen, ontftondt hier door merkelyke opfchudding onder het gemeen. Men oordeelde de beroerte niet te kunnen ftillen,dan ten koste van het leeven van eenigen der voornaamfte aanvoerders van de muiterye. De Vollers en Weevers, over de regtspleeging met angst vervuld, beflooten hierop de ftad te verhaten ; met hun vertrok tevens de geheele Lakenneering, voormaals een aanmerkelyke tak van den bloei dier ftad. Het  NEDERLAND. 17 Het vuur van deezen opftand was wel order de asfche begraaven , maar niet geheel uit. gedoofd. Van nieuws wierdt het geftookt , in den jaare 1477, door eenen jan banjaar-d? die thans zo veel invloeds hadt op 't gemeen, dat hy, in een geweldigen opftand, door hetzelve der Regeeringe de affchaffing der Eiccynzen afperfte, en eene geheele verandering in de Wethouderfchap te wege bragt. Het huis van den Schout veelaar wierdt geplunderd, en banjaard in zyne plaats tot Schout aangefteld. — Dikmaals wordt, onder febyn van handhaavinge van 's volks regten, in troebel water gevischt, en eigen grootheid beoogd. Geene der minst gewigtige verrigtingen van Lands- of Stads-Regenten, is het heffen van belastingen. De gewoonte maakt de oude draaglyk, doch het invoeren van nieuwe doet dikmaals dezelve als een zwaardrukkenden en onlydelyken last voorkoomen. Van hier dat de Gemeente , zich boven magt bezwaard agtende, ligt tegen de aanvoerders zich verzet, en langs gewelddaadige wegen verligting zoekt. Zo ging het onder andere te zierikZeu* in den Jaare 1472. De Wethouders dier ftad waren in onderhandeling over het heffen van nieuwe Excynzen. Terwyl ze in het Stadhuis hierover raadpleegden, wierden ze overvallen van eene woeste menigte, met knodfen , pieken en Ë me»»  iS Het BEROERD mesfen gewapend,voorts moorddaadig omgebragt, en de Lyken ten venfteren uit op ftraat gefmeeten. Deeze hevigheid jaagde den gantfchen Raad eene angftige vreeze aan. De Schout wierp zyne Roede uit de hand, en de Burgemeesters de neutels der ftad voor de voeten der burgeren neder. Allen baden de woedende menigte om Lyfsgenade , die hun ook vergund wierdt. De burgers, de Schoutsroede en de Hemels hebbende opgenomen, Helden eenen Schout aan naar hunnen zin , en bevalen de oudften en bekwaamften der Gildebroedereri, zorge te draagen voor de regeering der ftad. Hertog karel, als Graaf van Zeeland , van deezen oproer kennis ontvangen hebbende, deedt eenigen der hoofden vatten en onthalzen; zommigen hadden zich door de vlugt geborgen. Zedert deedt men het gerugt loopen, dat de Graaf alle de Ingezeetenen des doods fchuldig hieldt, en de ftad tot een puinhoop wilde maaken. Waarfchynlyk was dit gerugt verfpreid , om de burgers gedwee te maaken, en hun dies te zwaarder geldboeten af te perzen. De Graaf naderde in de daad -de ftad. Om zynen gevreesden toom te vermurwen , trokken Geestlyken en Waereldlyken, fmeltende in traanen en in een haveloos gewaat, ter poorte uit, den Graave te gemoete, en fmeekten hem, in de ootmoedigfte bewoordingen om vergiffenis. Karel fchonk hun lyfsgenade, op deeze drukkende voor-» waar-  NEDERLAND. 19 waarden, dat zy Bezetting in de ftad zouden neemen, en hem opbrengen eene boete van dertigduizend Guldens , in negen reize te betaalen. —Dus zag men toen reeds, by mangel van geregtigheid eener zaake , of uit wantrouwen aan dezelve, het dwangmiddel der wapenen te baate neemen , om het knellend juk van belastingen om den vryen hals van Nederlanders te fmeeden. Hoe de gefchillen der Grooten dikmaals tot hunne afhangelingen overflaan, en de rampzalige gevolgen van daar tot de hoofden wederkeeren, bleek in 's graavenhage, in den jaare 1479. De Stadhouder wolfert van borselen , Heer van ter Veer, hieldt toenmaals de zyde der Hoekfchen ; terwyl de Heer van wassenaar een der hoofden der Kabeljaauwfchen was. Derzelver dienaaren en huisgenooten raakten, op zekeren tyd, in een herberg zittende drinken, in woorden, en vervolgens aan het fchimpen en fmaalen op elkander en op hunne Heeren. Des Stadhouders Valkeniers, midlerwyl, van de jagt thuis koomende, wierden door de dienaars der Kabeljaauwfche Heeren, digt by het Hof, aangetast en overvallen; doch zy, gelukkig binnen het Hof geraakt zynde, fchooten van daar op hunne aanvallers, en doodden 'er eenigen van. Straks kwam Edel en On^ edel op den been; al wat Kabeljaauwsgezind was, B 2 trok  ao Het BEROERD trok na het Hof, 't welk zy belegerden, en overmeesterd zouden hebben, indien men niet, door tusfchenfpraak, een verdrag hadde getroffen, volgens 't welk des Stadhouders dienaars en anderen vry en ongehinderd zouden mogen aftrekken. Doch zo dra waren de Kabeljaauwfchen, uit kragt van dit verdrag, geen meester van het Hof geworden, of zy begonnen als unzinnigen huis te houden. De paerden des Stadhouders haalden ze van de ftallen, floegen kisten en kasten open, en pleegden allerlei moedwil. Van borselen, die thans te Veere in Zeeland was, dit vernomen hebbende, trok met eene byeenverzamelde magt na den Haag; 't welk den moed der Hoekfchen merkelyk deedt ryzen, en , in wederwraake , aan de huizen der Kabeljaauwfchen allerlei moedwil bedryven. Niet min beroemd dan die der Hoekfchen en Kabeljaauwfchen, zyn ook de rampzalige onlusten en beroerten, door het zo genaamde Kaas- en Broods-volk verwekt. Verfcheiden lieden hadden daar van een fmartlyk gevoel, omtrent het einde der vyfciende Eeuwe. Met hun geroep , geene belastingen meer te kunnen bet aaien, en zich liever dood te willen vegten, dan van honger /Ieryen, vervulden ze het geheele platte land, omdat, ondanks den fnerpenden hongersnood, welke than3 het land drukte , de belastingen , egter , met even  NEDERLAND. 21 even veel flrengheids wierden afgeperst. Hadden de Gaarders van 's Lands middelen, of derzelver aanftellers , thans met den Ichamelen hoop eenig medelyden gebruikt, wat al onlusten, fchaden , verbitteringen en moeiten zouden zy den Landzaaten befpaard, en in ftede van haat, derzelver liefde en vertrouwen verworven hebben! Het mededogen, welk anderzins zo gevoelig werkt op het Nederlandsch gemoed , fchynt in die nog min befchaafde tyden, dikmaals verre te zoeken geweest te zyn. Van het platte land floegen de beroerten over tot de Heden. Allereerst openbaarde het zich te alkmaar. Hier vielen ze aan op het huis van den Rentmeester klaas k 0 r f , die, om zyne fchraapzucht , in den gemeenen haat geraakt was. Hy zelve, tot zyn geluk, van huis zynde, wierdt zyn Dienaar dood geflagen, en voorts alles wat men in zyne wooning aantrof f gcplonderd en vernield. Dagelyks vermeerderde het getal der muitelingen, wier woede niet gefluit wierdt, dan door hun, voor een tyd, kwytfchelding van Maandgeld te verleenen. — Soortgelyken , zelf nog grooter moedwil pleegde dit oproerig gefpuis te h a a rum. Een groot getal burgers dier ftad zich by hetzelve gevoegd hebbende, namen ze gang na het Stadhuis, welk zy overweldigden. Den Schout ruiven moorddaadig hebbende omgebragt, zonden zy het Lyk, in eene Mand, aan zyne huisB 3 vrouw  22 Het BEROERD vrouw thuis, met dit onmenfchelyk Byfchrift; Q Vroicwken van Rxtyven, aan dezs boutkens zuldy kluyven. Den volgenden nacht befteedde men aan het pionderen en vernielen van huizen en huis> geraaten. Men ontzag zich niet, de Brieven en Papieren der Burgeren te fcheuren, en 'er de Zegels af te rukken. Op het Stadhuis pleegde men insgelyks allerlei moedwil, en floeg 'er kisten en kasten open. Zo verbitterd waren thans de gemoederen, en op den Graaflyk en Rentmeester gebeeten: 't zy dan omdat de Dienaar de fchuld zyns meesters moest boeten; of omdat de Rentmeester de Gemeente meer afperste, dan ze fchuldig was op te brengen. Een fchrikwekkend bewys van 's Volks onwillig draagen van zwaare belastingen , vertoont ons 's graaveniiaage, in den» gevaarlyken Opfland, in den jaare 1524 aldaar voorgevallen. Volgens Oktrooi van Keizer karel denV, waren de Wyn- en Bier - Excynzen aldaar de helft verhoogd. Zonder des openlyk eenig misnoegen te laaten blyken, droeg het volk dien last etlyke jaaren; doch het wierdt dien eindelyk moede, en floeg aan 't muiten. De eerfte leuze daar van wierdt gegeeven door eenen Schuicevoerder, welke Bier vervoerde, zonder daar van Excyns betaald te hebben. Hy. ylugtte daarom na Delft, van waar hy eerlang ge- vank-  NEDERLAND. 23 vanklyk na den Haage wierdt gebragt. Hier loerden op zyne wederkomst eenige vrouwen, die hem uit de handen van Schoursdienaaren ontweldigden. Zedert hielde het Geregt een waakend oog op hem ; 't welk hy vernomen hebbende,verftak hy zich, als eene veilige fchuilplaats, in de Groote-Kerk. Met geweld zogt hem de Baljuw met den Prokureur Generaal van daar te haaien; doch de Priesters kantten zich daar tegen. Thans begon het volk, in grooter getale, voorde Kerk zamen te fchoolen, op wiens aanzoek de Prokureur wierdt vastgehouden , tot aan den volgenden dag. Onder dit alles vondt men den Schuitevoerder niet, en de oproer bleef, nogthans, voortduuren. Om dien te ftillen , befloot des Keizers Stadhouder, ruim tweehonderd gewapenden in de plaats te brengen ; doch alzo deeze van de Haagenaars kwalyk bejegend wierden, gaven ze vuur op dezelve, en kwetften drie of vier uit den hoop. Eenige gevangenen zogt de Burgery met geweld te verlosfen; 't geen evenwel niet gelukte. De Stadhouder, ziende dat verdere gewelddaadige middelen meer ter ftookinge dan ter blusfehinge van dien brand zouden dienen, koos den voorzigtigen weg: uit 'sKeizers naam deedc hy uitwisfehing van misdaad afkondigen, mids de Ingezeetenen eene boete betaalden van tweeduizendvyfhonderd guldens. Elf mannen en drie vrouwen, evenwel, moesten God, B 4 den  ?4 Het BEROERD den Keizer, den Stadhouder en 't Geregt openlyk om vergiffenis bidden. Ook wierden, op 's Keizers last. Schepenen en Thefaurieren afgezet, omdat de laatften, in het doen van rekening van de ontvangst der Excynzen, zich geheel niet naar den zin der Bürgerye gedraagcn hadden. Tot welke uiterften de menfchen kunnen overgaan, wanneer de dweepzucht en de valfche waan van een hooger inwendig licht hunne verftanden heeft verbysterd, ondcrvondt Amsterdam, in cn naa het jaar 1534, door den allerfchroomlykften oproer der zo genaamde Naaktloopers of Munfler* fche JVederdoopzrs. Een berigt wegens den oor^ fprong dier rampzalige dwecpers vak niet in ons plan. Ons bellek vordert alleen te verhaalen, welke verregaande opfchuddingen , omtrent den gemelden tyd, door hen te Amfterdam wierden aangericht. 't Is bekend dat deeze Geestdryvers inzonderheid hun verblyf hadden te Munfter, en onder den dekmantel van yver voor den zuiveren Godsdienst, een Geestlyk en Aardsch Koninkryk zogten zarncn te voegen. Hun ontwerp bragtmede, zich meester te maaken van de ftad Munfter; ten welken einde zy medehelpers uit Holland ontbooden; zendende ten dien einde eenigen uit hun midden derwaarts. Vyf mannen van deezen aanhang vervoeg-  NEDERLAND. 25 voegden zich te Amfterdam, alwaar ze, uit dolzinnigheid, of door andere dryfveeren genoopt , op den vollen middag, moedernaakt door de ftad liepen, met zwaarden in hunne handen, zonder evenwel iemand eenig leed te doen. Alleenlyk fchreeuwden ze een yzelyk Weel uit over de Godloozen, vermaande met een akelig gehuil tot Boete , en riepen: In den naame des Heeren, de ge* benedyding is aan de rechter zyde, eu de verma* ledyding aan de flinker zyde der Stad. Dit bragt de'Burgery op den been, en deedt de Schutters in de Doelen gewapend vergaderen. Terftond wierdt 'er door de ftad huiszoeking gedaan na de Herdoopers, van welke veelen gevat, en drie te Haarlem wierden ter dood gebragt. Omtrent deezen tyd wierdt der Regeeringe van Amfterdam uit Friesland berigt, dat de Wederdoopers eenen aanflag op de ftad in den zin hadden. Het bemagtigen van Munfter door die luiden deedt dit berigt geloof vinden. Men riep hierop de Schutters byeen, die op de vraag,, welken dienst de ftad van hun hadde te verwagten, tot antwoord gaven, voor derzelver veiligheid en behoud goed en bloed veil te hebben. Op deeze toezegging deedc men wederom huiszoeking, en betrapte 'er twintig van die luiden, eenige van welke naderhand met den dood geftraft wierden. Zedert bleef de ftad in rust, tot in Wynmaand, B 5 wan-  sö Het BEROERD wanneer wederom twee Herdoopers gevat wierden. Terftonddaaraan liep bet gerugt door de ftad, dat 'er dien nacht wel tweehonderd van hunne bedden zouden gelige worden. Dit baarde merkelyke ongerustheid by veelen uit de Burgerye, die, misfchien, den bejaarden Doop toegedaan, doch niets kwaads tegen de ftad in den zin hebbende, in vreeze waren, onder den naam van Wederdoopers, in zwaarigheden te zullen gedompeld worden. Veele ingezeetenen begaven zich, tegen [den avond, voor 't Stadhuis, en vertoefden 'er 'den gantfehen nacht; dit gefchiedde drie' nachten agr ter een, zonder dat 'er geweld gepleegd wierdt. Doch zedert hieldt deeze vergadering op, naadat de Schepen joost buik de vergaderde menigte hadt verzekerd, dat elk, die als een ftil en vreedzaam burger zich gedroeg , geen kwaad hadt te vreezen, en door de magt der ftad zou befchermd worden. Zints dien tyd hoorde men wel nu en dan van de Herdoopers fpreeken , doch vernam niets dat naar oproer zweemde, tot in Sprokkelmaand des jaars 1545. Henrik iienrikszoon snyd e R , welke onder de zynen voor "een Profeet wierdt gehouden, vergaderde, op den elfden dier maand, nevens vyf mannen en vrouwen, in de Zoutfteeg, ten huize van eenen Lakenkooper. 's Nachts omtrent drie uuren wierp de Profeet zich op  NEDER L*A N D. 27 pp het aangezigt, naar 't fcheen om te bidden. Zyne fchroomlyke ftuiptrekkingen deeden de kamer met al het huisraad beeven, en jaagden elk eenen fchrik aan. Wederom tot zich zeiven gekoomen zynde , verklaarde de Profeet: Hemel en Hel, en Godin deszeljs heerlykheid gezien te hebben; dat de jongfte dag naby was. Hy voegde 'er nevens, dat een uit den hoop, welken hy aanwees, verdoemd was. Deeze hierop aan 't kermen vallende, verzekerde hem hen rik, als ware 't hem yan den hemel geopenbaard, Dat de Vader hem genadig, en hy tot een kind Gods was aangenomen. Kort daarnaa hielden deeze luiden wederom eene nachtvergadering , in welke de mans gewapend verfcheenen. De gewaande Profeet, naa een geruimen tyd te hebben gebeeden, ontdeedt zich van zyne wapens en kleederen, en wierp het een met het ander in 't vuur, omdat, zeide hy, al wat uit de aarde was gekoomen, door vuur moest verteerd werden. Mannen en vrouwen volgden, op zyn bevel , zyn voorbeeld , allen zich moedernaakt uitkleedende. Straks beveelt henrik zyn gezelfchap, hem te volgen, en te doen al wat hy deedt. Thans ftreeft de dweepzieke hoop ter deure uit, en loopt, door de ftad , ftraat op ftraat neder,onder een fchrikwekkend gehuil: weelwee! wee! de wraake Gods! de wraake Gods! de vraake Gods! Dit bragt de ftad fpoedig in be- wee-  28 Het BEROERD weeging , en de Burgery in de wapens, die de naaktloopers wel ras gevangen kreeg. Toen men, by hun verhoor, hun kleederen aanboodc, weigerden zy dezelve, omdat, zeiden ze , de waarheid naakt moest zyn. Met den dag bleeven de Poorten en Kerken gedooten, om vreemden buiten te houden, en zamenloop te weeren. De Wethouderfchap, beducht voor een ontwerp tot overrompeling van de ftad , wierdt verfterkt in dit vermoeden , toen 'er, eenige dagen daarnaa, duizend Wederdoopers , uit Friesland en Henegouwen , voor de ftad kwamen ; die , egter, niet wierden binnen gelaaten. De naaktloopers wierden zedert met den dood geftraft. Ter gedagtenisfe van deezen Oploop fchreef men, aan eenen balk in de Nieuwe Kerk, de volgende regels: Als men fchreef duyzend yyf hondert vyf en dertig , wild dit onthouwen, Doen liepen kier naakt Mans en Vrouwen. Het vermoeden, dat de Herdoopers eenen aanflag op Amfterdam in den zin hadden, bleek welhaast niet ongegrond te zyn, en dat, in weerwil der ftrafoeffeningen aan hunne medeftanders , de moed hun niet ontzonken was. Zekere jan van geel, die voor den bekwaamften onder de Herdoopers wierdt gehouden, fpande aan met eenen hendrik goedbeleid, die weleer den kryg ge-  NEDERLAND j»9 gevolgd had:, doch thans tot dien muitzieken Aanhang behoorde. Wel haast kreegen ze meer anderen aan hunnen fnoer, wien zy het hoofd vol praatten van de vrye leevenswyze , die men te Amfterdam zou kunnen leiden , indien men de ftad meester konde worden. Den veinsaart fpeelende , verkeerde hy met aanzienlyke lieden te Amfterdam; doch hy verzuimde daarom niet, heimelyke zamenkomften te houden met de Wederdoopers, wien hy diets maakte, hoe een Profeec den Koning van Munfter hadt voorfpeld, dat God hem nog drie magtige fteden , Deventer, Wezel en Amfterdam, hadt gefchonken. Tot het volvoeren van den aanflag, beraamde men eindelyk den nacht naa den tienden van Bloeimaand, wanneer het Kruisgilde nevens de Wethouders en voornaamften der ftad eenen maaltyd hieldt op het Stadhuis, en men, om de algemeene vreugde, zekerlyk op geenen onraad zou bedagt zyn. Het luiden der Stadsklok hadt men tot eene leuze tot de zamenkomst gefteld. De vergaderplaats zou zyn in dePylfteeg, by de Warmoesftraat, tegen over den Vygendam; van daar, als naby de hand, zou men den aanval op het Stadhuis beginnen. Ten beftemden tyde, en toen nu het Kruisgild reeds vergaderd was, kwam zeker jongeling eenen pieter honig aandienen, dat de Herdoopers, wel ten getale van zeshonderd, hier en elders waren  $ó Het BEROERD ren byeengekomen om de ftad te overvallen. De Wethouders, hier van verwittigd , wilden in 't eerst aan dit berigt geen geloof flaan. Doch op de aanbieding des jongelings, van in hegtenisfe te willen gaan, begonnen zy'er het oor aan te lee„ nen. Goede raad was thans duur; eenigen floegcn voor om de burgery, in ftike, gewapend op het Stadhuis te brengen ; doch anderen meenden dat dit te veel gerugts zou vefoorzaaken. Onder dit raadpleegen trokken de Herdoopers, uit de gemelde verzamelplaatze, 's avonds ten elf uuren, ten getale van veertig man , wel gewapend , met flaanden trom en vliegend vaandel, op het Stadhuis aan. De Kapitein der Waakeren wierdt, nevens eenigen van zyne manfchap, in den eerften oploop gedood, anderen gevangen genomen. Het Kruisgild was reeds gefcheiden, en de Burgemeesters hadden, op het eerfte gerugt, het Stadhuis verlaaten. Het Kloktouw was door eenen dronken Schoutsdienaar, door het gerugt uit den flaap gewekt, niet weetende wat hy deedt, verfteeken: dit belette de Herdooperen alarm te kleppen, en, volgens affpraak, nog meer van hunne medeftanders te doen op den been koomen. Nogchans groeide vast het getal der Herdooperen op den Dam , alwaar ze eenigen, die hun tegenftonden, gedood hebbende , der Plaatze meester wierden. Het gerugt der onderneeminge Ver-  NEDERLAND. 3.i verfpreidde zich vast door de ftad. De naarheid des nachts vermeerderde den fchrik onder de Burgery, die, niet weetende wat 'er gaande was, herwaarts en derwaarts liep, geenen vyand van vriend kunnende onderfcheiden. Midlerwyl hadden Burgemeesters de toegangen van den Dam doen bezetten, en dus de mogelykheid van verfterkinge aan de oproerigen afgefneeden; het vlugten wierdt hun hierdoor insgelyks belet. De meeste Wethouders waren van meeninge dat men den dag moest -afwagten, eer iet geweldigs tegen hen ondernomen wierdt. Doch Burgemeester pieter kolyn , die den naam hadt van te groote flapheid tegen de Wederdoopers, om dit gerugt te dooden, trok op hen af, aan 't hoofd van eenige Burgers. Men wierdt handgemeen voor de Waag, en hy zelve, nevens eenige burgers , jammerlyk vermoord. Toen aanvaardde Burgemeester reekalf , een ervaren Krygsman, het bewind; hy deedt de toegangen tot den Dam fluiten met zeilen en hopzakken, agter welke de burgers zich verfchansten, en nam voorts een goed getal Vrywillgen aan op waardgeld, om de oproerigen van het Stadhuis en den Dam te verjaagen ; doch beval dat men zich zou ftil houden tot den dag toe. Onder dit alles fcheenen de Herdoopers wel te moede, en fleeten den nacht met het zingen van pfalmen. Jan van geel fprak zommigen moed in,  3s Het BEROERD in, door de verzekering, dat vóór tien uur en de Jiad de hunne zyn zoude. Doch naauwlyks was de dag aangebroken , of de burgers en vry willigen vielen zo hevig aan op de muiters , dat zy hen noodzaakten, den Dam te verlaaten en op het Stadhuis te wyken. Toen namen de burgers de Waag in, en fchooten van daar zo geweldig op de oproerigen, dat zy de Zaal van 't Stadhuis verlaaten , en zich in de binnenfte vertrekken moes~ ten verfchuilen. Spoedig drongen de burgers daar binnen, over de lichaamen van dooden en zieltoogenden, en dreeven de overigen, ten getale van vyfentwintig, in de Nieuwe Kamer, alwaar zy zich dapper verdeedigden. Doch eenige burgers, van buiten de venfters beklommen hebbende , overvielen hen van eenen kant, aan welken zy niets kwaads vreesden. Eenigen wierden geveld , en twaalf gevangen genomen. Jan van geel, voor zwaarder ftraffe beducht, was geklommen op den ingang van des Stadhuis toren; hier ftelde hy zich bloot aan het fchieten der burgeren; getroffen met een kogel, wierdt hy half dood na beneden gefmeeten. Thans was de Burgery meester van 't Stadhuis.De lyken der gefneuvelde Herdoopers , achtentwintig in getal, wierden by de beenen aan de galg gehangen. Aan de zyde der burgeren waren negentien gefneuveld. Eenige opgezeetenen van '£  NEDERLAND. 23 \ platte land, door jan van geel opgeruid, waren , ten getale van drie honderd, reeds In aantogt na de ftad; doch het gebeurde aldaar verneemende , keerden zy te rug. Zo deedt ook een grooter getal, 'savonds vóór denaanflag,naaboomfluiten , voor de ftad gekoomen; deeze zeilden na Engeland. Drie dagen naa dien verfoeielyken toeleg ontvingen elf oproerigen hun vonnis. De borst Wierdt hun leevende opengefneeden, het hart daaruit gehaald , en hun in 't aangezigt gefmeeten: waarnaa ze onthoofd en gevierendeeld, de hoofden op de poorten op ftaakén ten toon gefteld, en de deelen daar büiten gehangen wierden. Eenige vrouwen, diens toelegs bewust, wierden verdronken, of in haare deuren opgehangen, andere gebannen. Terwyl men bezig was met het uitvoeren van dë bovengemelde ftraffen , vondt men in de Oude Kerk een 'brief, behelzende eene ernftige waarfehuwing aan \ Geregt voor eenen nieuwen aanflag der Wederdóoperen. De Schryver beleedt, herdoopt te zyn, doch geen deel te willen hebben aan eenige oproerigheid. Dewyl hy zynen naam hadt verzweegen , wierdt hy zedert, by openbaare afkondiging, genodigd, zich nader te openbaaren, met belofte-van vergifiènisfe, indien hy<; over zyne herdooping; berouw betoonde. Doch* 't zy uic wantrouwen op de Regeering, of orri  34 Het BEROERD andere redenen, hy voldeedt niet aan dit verzoek. Ondertusfchen , welke moeite men daar toe aanwendde, de berugte jakob van kampen, benoemde Bisfehop van vier fteden, was in langen tyd nergens te vinden. Beloften noch dreigementen baatten om hem te doen beklappen. Eindelyk vondt men hem in een huis onder de turf verborgen. Volgens vonnis , over hem geveld, wierdt hy, met een tweehoornigen blikken Myter, befchilderd met Stadswapen, zinfpeelende op zyne gewaande Bisfchoplyke waardigheid, een uur op het Schavot te pronk gefteld ; voorts hem de tong uit den hals gehaald , en eindelyk de rechterhand en het hoofd, met een Vleeseh» houwers hakmes, afgehouwen. Men verbrandde voorts zyn lichaam, en (lelde het gemyterd hoofd, nevens zyne rechter hand, op de Haarlemmer poott ten toon. Nog verfcheiden anderen , om>dat zy de oproerigen gehuisvest, of hen kennende, dezelve niet hadden aangebragt, ontvingen, ten zelfde dage, hunne ftraffe. Onder het uitvoeren van dezelve ontftondt 'er eene geweldige opfchudding onder de aanfehouwers. Doch de Schutters, die gewapend op den Dam Honden, ylings toefchietende, deeden den oploop fpoedig bedaaren. Dus gelukkig voor de de ftad Amsterdam eindigde deeze vertwyfelde aanflag, welks gedagte- nis  NEDERLAND. 35 nis men, op meer dan ééne wyze, heeft zoeken te bewaaren. Behalven de bovengemelde regels aan den balk in de Nieuwe Kerk* die zedert door den brand verteerd is, ftondt, boven de deur van *t Elizabets-Gasthuis, 't welk toen naast het Stadhuis, aan de zyde der Kalverftraat, ftondt, het volgende, in gouden letters, te leezen: Die Bondtgenoten der opinieufer Anabaptisten Overvielen de/è plaets en V Stadhüis's nachts 'telfuuren, 'sAnderdaechs voor negen uuren fyn fy, met macht en listen , Gcfiagen, gevangen en moeften Justicy befuuren. Zelf befloot de Wethouderfchap , 's jaars daaraan, een jaarlykfchen plegtigen Dankdag te houden voor de gelukkige redding der ftad,en de zege, op de Wederdoopers behaald. Onder de fchroomlykfte oproerigheden, in de Zestiende Eeuw voorgevallen, kunnen wy niet nalaaten melding te maaken van de geweldenaaryen, aan de Beelden en andere Kerkfieraaden gepleegd. Zy hadden haaren grond in den billykCn afkeer van de Roomfche bygeloovigheden, doch die, ongelukkig, in de handen eener onkundige menigte, tot de doldriftigheden eener uitzinnige woede over* floegen. Te onregt wordt dit kwaad der Hervorminge zelve ten laste geleid, hoewel het daar uit zynen oorfprong hadt genomen. Zodanig is de C % mensen;  3<* Het BEROERD rhensch, de wraakzucht fchynt in zynen boezerri diepe wortels te hebben gefehooten; doch hy koelt dezelve dikmaals op eene gantsch averrechtfche wyze en aan ongepaste voorwerpen; Diep ftak den Hervormden in den krop het onregt, welk zy vart de Roomschgezinden geleeden hadden : 't gevolg was, dat zy, de magt een weinig in handen gekree* gen hebbende, dit hun zogten betaald te zetten, 't Gemeen was wel, in de meeste fteden, de uitvoerder van het werk; doch veele aanzienlyken ' gelyk men wil , roeiden hier onder, en hadden hetzelve opgezet. Eene heilzaame les voor Stadsen Staats- Regenten, wanneer zy herflel van misbruiken beöogen, nimmer dit wederregtelyk middel te baate te neemen , maat veeleer, langs den weg eener gemaatigde grondwettige herftellinge, hec bedoelde oogmerk te bejaagen. Geene ftad van eenigen naam in de Nederlanden, of zy ondervondt meer of min deeze uitzinnige woede* Ons beftek laat niet toe , van alles gewag te maaken. Wy zullen ons alleen bepaalen tot het voorgevallene te Amsterdam, 't welk, in deezen opzigte, de merkwaardigfte byzonderhe* den oplevert, en waar van ook de naauwkeurigfte berigten voorhanden zyn. De Beeldftorming aldaar viel voor in den Jaare 1566. De Wethouderfchap * by gerugt Vernomen hebbende, het pionderen van Kerken in Brabant en Vlaanderen, en voor dierge*  NEDERLAND. 3? lykcn moedwil in deeze ftadbedugt, zondt bevel aan Kerken en Kloosters, om de dierbaarfte kleinooden in zekerheid te brengen. Burgemeesteren, deswegen nader onderricht, door eenige kooplieden van Antwerpen, herhaalden nu, openlyk dien last aan de Geestlykheid. Straks zagmen, op den middag, Monniken en Priesters, Kelken, Misgewaaten en andere Kerkfieraaden openlyk langs de ftraaten draagen. Veele ambagtslieden, die thans van het werk kwamen, namen zulks kwalyk; zy ontnamen den Geestelyken hunne kostbaarheden, en bragten ze in de Kerken te rug. De Wethouders , voor de gevolgen beducht, raadpleegden hierop met eenige burgers, om het volk tot bedaaren te brengen. Men overleide nog, toen een der Burgemeesteren zeer ontfteld in de Vergadering kwam, zeggende dat inde Oude Kerk alle de Heiligen wier' den in ftukken ge/lagen. Waar op een der geraadpleegde burgeren het vrymöedig antwoord gaf, dat het niet meer dan Beelden , maar geenzins Heiligen waren. De opfchudding in gemelde Kerk nam haaren aanvang met het zingen van de Vesper en het doopen van eenige kinderen. Naar gewoonte fprak de Kapéllaan over derzelve de Bezweering uit. Hierop ging de kreet op: „GyPaap, laat af „ van den Duivel uit de kinderen te zweeren. „ Te lang hebt gy de waerekl met uwe leugens 3, bedroogen.'' C 3 't Liet.  Het BE.ROERD 'l Liet zich, egter, aanzien dat dit geene ge» volgen zou gehad hebben. Maar de komst van zekeren koorndraager deedt de menigte aan 't hollen liaan. By het Sakramehthuisje in de Oude Kerk hing een plankje of bordtje, waarop, onder andere, deeze regels ftonden: Hier kit beflooten in dit Slot, Jhefus Christus, waerachtigh mensch ende Godt, Alfoo hy van Maria es gebooren, Die dit niet gelooft, die es verhoren. De koorndraager de huisvrouw van zekeren Burgemeester, die digt daar by ftondt, in 't oog krygende, fpreekt haar aldus aan: Zie daar hangt dat gruwelyk , dat godslasterlyk gedigt. Het haar hebbende voorgeleezen, fmeet hy het plankje op den grond: zodat het glas , 't welk 'er voor ftondt, in ftukken brak. Dit eenig gerugt door de Kerk verwekkende, begonnen ftraks eenige jongens met ftcenen na de Altaaren te werpen. By de jongens voegden zich wel haast meer gevorderden in jaaren, zelf eenige vrouwen; van eene van welke wordt verhaald, dat zy na een zeer kostbaar Maria-beeld haarenmuil gefmecten heeft, 't welk haar zedert op den hals te ftaan kwam. Burgemeesteren, voor verdere gevolgen beducht, deeden midlerwylde Schuttery in de wapenen hoornen. De Schout trok met veertig man na de Oude  NEDERLAND. 39 de Kerk, met nokken en hellebaarden, dreigende zelf onder den hoop te zullen fchieten. Doch de Beeldftormers ftelden zich te weer, en dreeven den Schout ter Kerke uit: waarnaa het verwoesten en breeken wederom zynen gang ging, en duurde-tot op de komst van drie Vaandelen Schutters, die den woesten hoop deeden afhouden, inzonderheid door vriendelyke tusfchenfpraak. Zedert raadpleegde de Wethouderfchap met drie aanzienlyke burgers uit de Hervormden, die gezamentlyk een ontwerp beraamden, waar door de ftad wederom tot rust kwam. Doch deeze was van korten duur. 't Vuur van oneenigheid, tusfchen de Roomfchen en Onroomfchen, was wel onder de asfche bedolven, doch het bleef nog al voort fmeulen. Den Hervormden, wier getal fteeds aangroeide, was toegedaan, hunne dooden in de Kerken te mogen begraaven. Op den zesentwintigften van Herfstmaand wierdt een Lyk tengrave gedraagen, met zulk een gevolg, als by eene Keure daar op was bepaald. Doch de Wethouders , vreezecde, misfehien, dat men het overweldigen van de Kerk in denzin hadt, zonden veertig man derwaarts, met last om allen , behalven 't Lyk, te weeren. De Lykgangers aan de Kerk gekoomen zynde, meenden dat op hun aankloppen door den Koster zou geopend worden ; doch dit wierdt geweicerd. Een verzoek aan Burgemeesteren, dat althans h C4 de  4o H i i BEROERD de Vrienden mqgten binnen treeden, wierdt mede, afgeflagen. Het Lyk zou dan onverzeld binnen genomen worden. Doch naauwlyks was de deur. geopend, of de Lykgangers ftooven na binnen, en met dezelve eene menigte der aanfchouweren. De gezondene manfchap , onmagtig om den drang te weeren, moest zich wederom na het Stadhuis begeeven. Het Lyk wierdt nu. begraaven, en geen. geweld gepleegd in de Kerk door het graauw., 'c welk dezelve eerlang verliet. Maar de dolle menigte was thans op den been., en floeg voorts aan 't bollen. Het Minderbroeders-Klooster was in een kwaaden reuk, alzo men elkander in 't oor blies, dat in hetzelve eenige gewapende manfchap verborgen was. Ook meende men dat ■ aldaar de vervolgingen van de Hervormden inzonderheid beraadflaagd en heflooten wierden. Na dit Klooster ltreefde dan de menigte, zonder, egter, in den beginne, aldaar eenigen moedwil te pleegen. Burgemeesters de zamenrotting vernomen hebbende, verzogten eenigen der aanzienlykfte Herr vormden, zich derwaarts te begeeven , om het graauw te flillen. Zes burgers, en onder deeze de vermaarde lourkns jakobszoon reaal, gingen dan na het Klooster, begaven zich onder de menigte, fmeekten, met ongedekten hoofde, datzy wilden vertrekken, en beloofden, uit naani van  NEDERLAND. 41, yan Burgemeesteren , dac de Monniken insgelyks yan daar verhuizen zouden. Maar de woede groeide onder dit fpreeken en belooven. Reaal, het openilaan van de Kloosterdeur willende beletten, liep gevaar van agteren doorftooten te worden £ waarom hy zich van daar begaf. Midlerwyl wierdt de deur met geweld geopend. Thans brak men de glazen uit, verbryzelde beelden en fieraaden , en verfcheurde de boeken in de Cellen. Eenigen deezer plonderaare.n, zedert in hegtenis geraakt, beleeden , tot het beeldftormen, met geld te zyn 'omgekogt. 's Anderendaags ftreefde de hollende menigte na het Karthuizer-Klooster, buiten de Haarlemmer-poort. Hier brak men ins? gelyks de glazen uit., verbrak de beelden in de Kerk, en vernielde de Boeken. Zelf toefden 'er eenige plonderaars den volgenden nacht, zich in de fpyze en drank, die ze 'er vonden , baldaadig te buiten gaande. Het geweld ware, veelligt, hier rnede geëindigd, hadde niet het graauw vernomen, dat de Schout vier plonderaars gevat, en aan elkander gevleugeld aanvoerde. Straks was het roepen, men zou niet gedoogen dat iemand om beeldbreeken het leeven liet. Elk liep te wapen, en de geheele ftad geraakte op de been. Zo zeer ontftelde dit de Wethouders, dat zy bevel zonden aan den Schout om de gevangenen los te laaten. En hier mede, eindigde deeze opftand-  42 Het BEROERD. Wy .moeten hier nog gewag maaken van een gering voorval, 't welk ligtelyk erger gevolgen konde hebben voorcgebragt, en wederom ten bewyze dient, hoe uit geringe beginzels, zomtyds, zeer ernftige uitwerkzels kunnen gebooren worden. By den Langen Brug te Amfterdam ftondt eene kleine Kapel, en in dezelve een Lieve Vrouwenbeeld. Zekere Zanddraagers vrouw verkogt hier kaarsjes, welke men voor 't beeldtje brandde. Haar man, op zekeren tyd, in een drinkgelag zittende, wierdt daar over befchimpt, Ligt, zeide men, kunt gy tegen ons teer en: Üw IVyf is met enze Lieve Vrouwe in Maatjehappy ; zy deelen *t haarsgeld te zamen.. In zyne dronkenfehap ftuift hy op, fnelt na huis, flaat zyne Vrouw, en werpt haare Kraam om verre. Zy hierop ter deure uit Joopende, fluit hem daar binnen, die, onkundig van 't geen hy deedt, een klokje, welk daar hing, begon te kleppen. De gantfche buurt raakt hier door op den been, en veel volks te zamen. Burgemeesteren hier van kennis bekoomen hebbende, fpraken 'er over met Prins willem, die het voorval in den wind floeg, doch ,egter, door een nieuw verdrag, tusfehen de Roomfchen enOnroomfchen, de rust der fiad zogt te verzekeren. Het affchudden van het Spaanfche juk, door de Nederlandfche fteden, was, in de daad, een ftout be-  NEDERLAND. 43 •beftaan. Overal was men verdeeld in Staats- en Spaanschgezinden : zonder merkelyke opfchuddingen, kon , diensvolgens , dit Werk onmogelyk volvoerd worden. Tot een ftaal van de kloeke poogingen onzer Vryheidminnende landgenooten, ten dien oogmerke, zullen wy hier vernaaien,^ het voorgevallene binnen knkhuizen, in den jaare 157a, de eerfte der Hollandfche en Westfriefche fteden, wier burgers zich aan de Spaanfche Regeeringe onttrokken hebben , en tot de zyde van Oranje overgingen. De Hertog van al va ,niet onkundig dat veelen hier het hoofd na Oranje hing, hadt voor die ftad eene Vloot verzameld, met oogmerk om 'er eenig volk binnen te brengen. Toevallig kreeg de burgery de lucht hier van, en ftak de hoofden by elkander. Vergeefs zogten haar de Burgemeesters, meest allen Spaanschgezind, met zoete woorden te paaien en gerust te ftellen. De burgers verfcheenen eerlang gewapend voor 't Stadhuis, eifchende dat men zich zou verklaaren voor den Prins van oranje, die niets dan 'sLands welzyn en de vryheid beoogde. Inmiddels bewerkte de Predikant jan arendszoon , dat 'er, van tyd tot tyd, eenige uitgeweekene burgers in de ftad te rug keerden. Pieter buiskes, een van hun, hadt last van den Prins om Enkhuizen te doen omflaan. Om de Burgery te mompen, hadden Burgemeeste-  44 Het BEROERD teren, voorgeevende heiraelyk den Prinfe te zyn toegedaan, de fchepen van al va van voor de ftad doen vertrekken. Een der fchepen raakte, in 't afzeilen, aan den grond. Om deeze fchade te vergoeden, deeden de Wethouders het fchip van zekeren burger haaien, 't welk in de Zuidenhaven lag. Terwyl het door den Valbrug wierdt getrokken, om het na buiten te brengen, lieten de hurgers den brug vallen: zodat het beklemd raakte , en eenige dagen, zonder heen noch weder te kunnen, bleef, leggen. Burgemeesters, door eene bende Schutters, die hunne zyde hielden, het fchip door den brug willende helpen, wierden door anderen hierin verhinderd. Thans raakte de geheele ftad in beweeging, en kwam de burgery op den been. De Spaanschgezinden het gefchut hebbende aangevoerd, dreigden los te branden op de andersge kleinoodiën, agter over de fchutdng, by den Heer overlander, in veiligheid te brengen , werwaarts hy zelve zich insgelyks begaf ; wordende hy kort daarnaa gevolgd van zyne huisvrouw, die de vlugt nam na de Heerengragt,, by haars mans broeder jan bisschop, wiens huis insgelyks met plondering gedreigd wierdt. Onder dit alles hadt het Graauw eerst den Kelder, en daarnaa de huisdeur, met planken en balken, open geloopen. Thans fptelde de woede en plonderzucht haaren rol. De Vaten met koopmanfchappen wierden geopend, en twee kisten met kostbaare boeken baldaadig verfcheurd. Spyze en drank , die men 'er vondt , wierden gulag te Jyve geflagen , geftolen of vertrapt en geplengd. Men fneedt de fchilderyen in Hukken. Het vervoeren van een yzeren kist wierdt door den Schepen pieter matthyszoon belet. De fchade , zo aan rooven als pionderen geleeden , wierdt zedert begroot op vyfduizend guldens. Gemaklyk, ondertusfchen, hadden Burgemeesters deezen moedwil kunnen voorkoomen , of fpoedig doen ophouden. Want , naa het pionderen , by openbaare afkondiging, vrugtloos te hebben verbooden, waren naauwlyks eenigen der Wethouders voor het geplonderde huis verfcheenen, of zy deeden , alleen door hunne tegenwoordigheid, het woeste Graauw verltuiven. De E 3 Hee»  7o Het BEROERD Heeren traden vervolgens na binnen , alwaar bisschop en deszelfs huisvrouw zich eerlang by hen vervoegden. Men bewaarde voorts dit huis met eenige foldaaten, gelyk ook de huizen van eenige andere Remonftranten, die met plondering gedreigd wierden. En hier mede eindigde thans deeze fchandelyke beroerte. Ten befluite van dit verhaal, zullen wy, om de denkwyze der Amfterdamfche Regeeringe in dien tyd , aan den dag te leggen , nog het volgende aantekenen. De Raad, uit den mond van Burgemeesteren, berigt hebbende ontvangen wegens het gebeurde , maakte eene Keur, waarby de Opfchudding uitdrukkelyk geweeten wierdt aan de Remonftranten, wien men te laste leide, dat zy, buiten noodzaaklykheid en zonder wettige reden, afzonderlyke Vergaderingen hielden , die by de Keur fcherpelyk verbooden waren. Van de oproermaakers, van welke eenigen, onder of naa de beroerte, in hegtenis waren genomen, wierden zommigen terftond , anderen kort daarnaa, onder borgtogt, ontflagen, doch niemand aan den lyve geftraft. Eindelyk wierdt aan rem bisschop, nevens den Heere jakob laurenszoon reaal en eenige anderen, het Avondmaal ontzegd. De langduurige Oorlog van onzen Staat tegen Spanje  NEDERLAND. 71 Spanje, waarin om de vr>heid en onafhartklykheid der Republiek wierdt gevogten , gelyk dezelve met ongclykcn kans gevoerd wierdt, dus vorderde dezelve, van tyd tot tyd , zeer zwaare uitgaaven. Gewillig behoorden de Landzaaten hier toe het hunne te hebben toegebragt. Uoch zy wierden eerlang gewoon aan het oorlog-, voeren. Veelen voeren wel by hetzelve. Naa dat de kryg een geruimen tyd geduwd hadt, en men de Spanjaarden hier te lande niet meer ovei de hand hadt, was het denkbeeld van de drukkende zwaarte des Kastiliaanfchen prangjuks eenigzins gefleeten ; by hooren zeggen, niet by eigen ondervinding , hadden verre de meesten eenig begrip van den overlast, aan de Voorzaaten gepleegd. Zo ftondt het hier te Lande, in den jaare 16^4, wanneer de Spanjaarden, in het Voorjaar, eenen inval deeden in de Vel uwe. Amsterdam, met reden beducht voor het gevaar, welk het hier door liep , vondt geraaden , ter beveiliginge van de ftad, eenige voorzorge te gebruiken. Doch hier toe, zo wel als tot den last, welken zy, ten behoeve van het gemeene land , moest draagen, moesten buitengewoone kosten gedaan worden. Om deeze te vinden, oordeelden 's Lands Staaten geraaden, eenen Impost te leggen van een Gulden op ieder Vat Boter. In verfcheiden fte£ 4 den  73 Het BEROERD den verwekte djt merkelyke opfchudding onder de Burgety, dien last ongewoon. Doch nergens klom de beweeging zo hoog als te Amfterdam. De Botermarkt, te deezer ftede, wierdt toen nog op den Dam gehouden. Op den eerften Maandag van Zomermaand, den gewoonen Marktdag , was het volk in grooten getale zamengevloeid. Een ftil doch onvergenoegd gemompel wierdt eerlang gevolgd van fchimpen en fmaalen op den Pagter van de Boter, en dit vervolgens van het werpen van fteenen op deszelfs kantoor, daar wel haast de glazen wierden uitgefmeeten. Op dit zein van Oproerigheid volgde fpoedig grooter beweeging. Vergeefs zogten de bewooners der huizen aan de Markt het misnoegde en muitende Graauw, met zoete woorden , tot bedaaren te brengen. Het woedend paerd , eens £an 't hollen , koomt niet zo fpoedig wederom aan 't ftaan. De Wethouderfchap , intusfchen , vernomen hebbende wat 'er gaande was, deedt hierop de ketens fpannen, met welke, tot voor weinige jaaren, de onderfcheidene toegangen na den Dam, 's nachts, plagten te worden afgeflooten. Men plaatfte wyders by deeze toegangen , als mede voor de Waag, eenige foldaaten. Dit bragt den fchrik onder de hollende menigte , die voorts , (go yreesagtig er4 lafhartig zyn veelal de oproer- maa-  NEDERLAND. 73 maakers, wanneer ze eenigen tegenftand ontmoeten) , door de Burgers , alleen met hun zydgeweer gewapend , uit elkander gejaagd, en na hunne fchuilhoeken verdreeven wierden. Terwyi dit op den Dam gaande was, gebeurde, in een anderen oord der ftad, een voorval, 't welk deels de nog heerfchende bygeloovigheid dier tyden verraadt, deels ook , in, de tegenwoordige gisting der gemoederen, ligt een tweede vuur van Oproer konde geftookt hebben. Het bedoelde geval droeg zich aldus toe. Een hoop flegt volk, op de Nieuwe Markt vergaderd, hadt eene oude vrouw, welke al zints lang de naam van Toveresfe hadt naagegaan, aangerand, ginds en herwaarts geftooten, en eindelyk in de Gelderfche Kaai in 't water gefmeeten. Tot haar ongeluk dreef deeze elendige eene lange poos op haare rokken; dit verfterkte het vermoeden van Toverkunde, volgens den volkswaan , dat het eene vaste proeve is van Duivelskunstenaarye, wanneer iemand , in 't water geworpen, niet te gronde gaat, maar op hetzelve dryft. Midlerwyl vermeerderde allengskens de toeloop des volks. Eenigen, 't zy wyzer beraaden, of uit mededogen , zogten de rampzalige te redden uit de handen haarer vervolgeren. Een Schukevoernder, onder andere, haar in zyne Schuit hebbende opgenomen, wierdt zo lang gedreigd met E 5 mes-  ?4 Het BEROERD mesfen , dat hy de arme vrouw moest Iaaten ïrl de handen der geweldenaaren , die haar andermaal in het water wierpen , en zo lang en dik* maals onderdompelden , dat zy den Geest gaf. Vergeefs wierdt naderhand, door de Wethouderfchap, eene belooning uitgeloofd van driehonderd guldens, aan den aanbrenger van eiken handdaadige aan dit fnoode fchelmftuk. Op het voorgaande, zullen wy laaten volgen het verhaal van een anderen Oproer , insgelyks te Amsterdam voorgevallen, en daar mede afftappen van burgerlyke buitenfpoorigheden, ter gelegenheid der Remonltrantfche en Coi.tra-Remonftrantfche Kerkgefchillen ontftaan. Uit dit voorval zal het kunnen blyken , dat rust en veiligheid in de burgerlyke zamenleeving niet kan ge» wrogt worden , alleen door de zagtheid en gemaatigdheid der waereldlyke Overheid, ten zy de Geestlykheid met haar ééne lyn trekke , en de baldaadigheid openlyk afkeurende , de Gemeente lot Christlyke Verdraagzaamheid aanfpoore. Zeden het voorgevallene aan het huis van rem bisschop, neigden veele leden der Am* fterdamfche Regeeringe tot gemaatigdheid. De Remonftranten , die , in weerwil van de woede des Graauws, hunne zamenkomften niet geftaakt hadden, begonnen, op die gemaatigdheid (leunende,  NEDERLAND. 75 de, in den jaare 1626, dezelve meer openlyk te houden. Op den tweeden Paaschdag was eene vergadering beleid in een huis op de Oude Schans. Voor dit huis (peelden eenige jongens, cn maakten , 't zy toevallig , of door anderen daartoe opgemaakt , een geweldig gedruis. Dit zogten de Remonftranten te beletten, eerst met Woorden, en toen deeze niet baatten, met (lagen. Het Graauw, voorts op de been geraakt, en, gelyk men wil, toen eerst vernomen hebbende, dat 'er eene Arminlaanfche Vergadering wierdt gehouden, viel aan 't werpen van fteenen, maakte zich, naadat de Vergadering plotfeling gefcheiden was, meester van het huis, daar het allesplonderde, doelen en banken op ftraat wierp , en eindelyk het huis begon af te breeken. Zodra was deeze moedwil niet ter kennisfe der Wechouderfchap gekoomen, of zy zondt den Majoor met eenige foldaaten, om de woedende menigte te (lillen; doch deeze, in (lede van naar zyne waarfchuwing te luisteren , dreigde de foldaaten niet fteenen : waarom de Majoor beval , onder den hoop te fchieten. Een der voornaamfte roervinken , houdende zyn mes in den mond en de handen vol ftaenen , wierdt derwyze getroffen, dat hy ftraks tér aarde nederviel; 't welk de overige muitemaakers deedt verftuiven. Toen namen de foldaaten het huis in, uit hetwelk, in den avond, nog  76 Het BEROERD nog een der roervinken wierdt dood gefchooten. In den Oproer hadt men drie perfoonen gevat, onder anderen zekeren zwart, Kapitein in dienst der Westindifche Maatfchappye, die met het zwaard over 't hoofd geitraft wierdt. Uit welk een oogpunt dit oproerig geweld door de Kerkel)ken wierdt befchouwd, bleek aan het gedrag des Kerkeraads, die, vreezende dat men zwart aan het leeven zou koomen , eene bezending deedt aan Burgemeesteren, bellaande uit de berugte Predikanten adriaan smout en j o anne s kloppen burg, en twee Ouderlingen. Zy hadden de vrymoedigheid aan Heeren Burgemeesteren te verklaaren, ,, indien zwart met den dood geitraft ,, wierdt, het gebed in de Kerk niet voor hem te ,, zullen doen, noch de uitvoering van 't vonnis „ bywoonen , veel min hem vermaanen , zich „ tot fterven te bereiden, alzo hy in eene goede „ zaak hadt geyverd". De gemoederen , eens aan 't hollen , waren, egter , niet zo fpoedig tot bedaaren te brengen, 's Daags naa den oproer was de Nieuwe Markt zo vol volks, dat men voor nieuwe opfchudding beducht was: waarom de foldaaten, uit het geplonderde huis, na de St. Anthonies- Waag verplaatst wierden. Van deeze gelegenheid bediende zich het Graauw, 't welk na het ledige huis ftreefde, het tot op den grond toe afbrak, en voorts, ten  NEDERLAND. 77 getale van meer dan duizend, zo ouden als jongen, met fparren en latten gewapend, door de ftad, zelf voorby het Stadhuis , trok. Dewyl , behalven deeze, nog een goed getal muitzuchtigen zich op en aan de Nieuwe - Markt onthieldt, deedt de Regeering de Sehuttery in de wapenen koomen, en de toegangen bezetten. Door een gering voorval ware hier bykans iet ergers gebeurd. Een Bakkers knegt, met een vaatje mer. Gest, koomende uit de Brouwery dt Haan, (taande by de Nieuwe Markt, en met geweld door de Wagt willende dringen, wierdt tegengehouden door eenen der Schutteren. De Bakker, dit kwalyk opneemende , ontltak dermaate in gramfchap, dat hy den Burger al zynen Gest in het aangezigt en over 't lyf wierp. Hieruit ontflondt geene kleine opfchudding: de gehoonde Burger dreigde den Bakker te doorfchieten, en zou zyn voorneemen gewisfelyk volvoerd hebben, ware het hem, door eenen der Bevelhebberen , niet tydig belet geworden. Tegen den avond ging elk na huis, en bedaarde de opfchudding. Ten blyke van de merkwaardige veranderingo der Wethouderfchap, zints den voorgaanden oproer, kuunen wy niet nalaaten, hier aan te merken,dat zy zedert eene afkondiging deedt, waarby, in de daad, het houden van Remonftrantfche Vergaderingen voor ongeoorloofd, maar tevens het oproerig ftooren van dezelve voor ftrafbaar wierdt verklaard;  73 Het BEROERD klaard; met nevensgaande betuiging der Wethoüderen, dat hoewel zy, van den eenen kant, van oogmerk waren, de Chrisüyke Gereformeerde Religie , zo als dezelve openlyk wierdt geleerd, t'e handhaaven, zy, evenwel, beflooten hadden , alles aan te wenden, 'c geen tot bewaaringe van de rust onder de Ingezeetenen kon dienen , en dus ook tot het weeren van diergelyke oproerige bewee* gingen. Zelf behelsde deeze Afkondiging de belofte van eene belooning aan elk , die iemand, jong of oud , wist aan te wyzen, die zich aan de jongfte plondering fchuldig gemaakt , of eenige Jongens daar toe hadt aangezet. Welke laatfte woorden niet onduifter te kennen geeven, dat het fpeelen der Jongens, vóór het uitbreeken van den oproer, niet toevallig, maar door andere, die agter den fcherm zaten, beftoken was. Van gevaarlyke opfchuddingen en verre uitziende beweegingen is friesland, even min als de overige provinciën, bevryd gebleeven. Uit hetgeen wy nu zullen vernaaien, blykt duidelyk, hoe afkeerig veelen toen reeds waren van het gebruik van Krygstroepen, tot het ftillen van Burgertwisten; maat 'er blykt tevens niet onduidelyk uit, hoe de heerschzucht toen reeds dit onnatuurlyk middel te baate nam, om, onder een anderen fchyn, haare heimélyke oogmerken voort te zetten. Het worfte- len  NEDERLAND. 79 len en tegenworftelen van Overheid en Ingezeetenen was tog altoos een beftendige ftryd , en zal het blyven, zo lang de regten der Landzaaten niec behoorlyk geëerbiedigd worden , en de Vertegenwoordigers des volks, die hoedanigheid vergeetende, na onwettig gezag dingen. Al in den jaare 1625 was men in dit Gewest meikelyk verdeeld, o^er de wyze van het h.ffen va . 's Lands middelen. Een gedeelte van het platte land bewilligde dat zulks gelcnieden zouie op den zelfden voet als in Holland; doch de St.-den kantten zich daar tegen. Dit hadt ten gevolge,dat Graaf ernst k\simir, Stadhouder van Friesland , door de Algemeene Staaten wierdt gemagtigd,om de gemeene middelen-gewelddaadig,door middel van Krygsvolk , in te zamelen. Dit mishaagde der Gemeente, inzonderheid te leeuwaarden, die hier op eenige oproerige beweegingen begon. Jonkheer do uwe van aylva, Grietman over Westdongeradeel, moest den eerften last lyden, 't zy omdat hy met den Stadhouder heulde, of om andere redenen kwalyk gezien was by 't gemeen. Met zo veel gewel.js wierdt hy op ftraat aangetast, dat hy zich moest bergen in een huis, 't welk alleen door de aankomst' van twee Vaandelen Schutters voor eene geoeele plondering wierdt behoed. Van deeze beweegingen zondt de Stadhouder ken-  8o Het BEROERD kennis na den Haage , van waar hy eerlang last ontving, zich van de muitelingen te verzekeren, en hun de verdiende ftraffe te doen ondergaan. Onder fchyn vart deezen last te volvoeren.* zogt hy vyf Vaandelen foldaacen, boven de Bezetting, welke 'er reeds lag, bedektelyk binnen Leeu■Waarden te brengen. Doch , tot zyn ongeluk, lekte zyn voorneemen uit,'sdaags voor dat het zou volbragt worden. De Bu-gery , hier door argwaan opvattende tegen den Stadhouder, verfcheen onder de wapenen, ftelde eene wagt by de poorten, bezette de toegangen der ftraaten, ja', noodzaakte zelf den Graaf, om aan de krygsmagt, die reeds na de ftad in aantogt was, bevel te zenden, dat zy moest te rug trekken. Zo kwalyk wierdt deeze haatlyk toeleg opgevat by de Burgery, dat zy niet rustte, voor en aleer de Stadhouder de Bezettinge, die binnen de ftad lag, de Wapens hadt doen afleggen, 't Graauw wilde nu ook zynen rol fpeelen, en zyner pionder- of roofzucht den teugel vieren; het dreigde eenige Adelyke huizen onder den voet te haaien; doch wierdt hierin door de gewapende Burgery verhinderd. De beweegingen bepaalden zich niet by leeu waar den ;zyverfpreidden zich van daar na de lieden en verfcheiden Dorpen , alwaar de huizen der Ontvangeren geplonderd en veelerhande moedwilligheden bedreeven wierden» Eer-  NEDERLAND. »r Eerlang, egter, bedaarden de oproerigheden van het onbezonnen graauw, waar van drie der voornaamfle aanvoerders gevat en Onthoofd wierden. Graaf ernst, om zich, zoo veel hy konde, te zuiveren van de verdenking, als hadde hy krygsvolk binnen Leeuwaarden wilden brengen < om de gemeene Middelen op eene gewelddaadige wyze in te voeren, verklaarde zedert, geen ander oogmerk gehad te hebben , dan om de hoofden en aanvoerders der oproerigheden te ftraffen. Men liet zich deeze verklaaring welgevallen. De ontwapende Bezetting ontving hierop haare wapenen te rug , en de rust wierdt voor eene poos herfleld. . Doch deeze nist was van geenen langen duur. Onder de Regenten bevonden zich eenigen, die zich een aanmerkelyk, en, naar den zin der Ingezeetenen , te groot gezag hadden aangemaatigd op welke zy, uit dien hoofde, merkelyk gebeeten waaren. De vöoroaamfte van deeze waren EteNsT en Oouwe van alyva , vader en zoon, Grietmannen over Oost- en West • Dongeradeel. Daarenboven hadt men, by overftemming, eenige nieuwe belastingen ingevoerd , en dezelve tot een hoogen prys verpagt. 't Een' en ander hadt ten gevolge, dat het gemeen, op verfcheiden plaatzen, eenen aanval deedt, niet alleen op de huizen der Pagters , maar ook op die van p zoni-  $2 Het BEROERD zommige Regenten , onder anderen op dat van den Burgemeester bonnema te Harlingen. Te Kollum, in het Oostlyke gedeelte des Gewests , liep de opfchudding zo hoog, dat de misnoegden, in twee Vaandels gefchaard, by trommelflag allen tot zich nodigden, die voor 's Lands Vryheid en tegen de nieuwe belastingen wilden vegten en ten ftryde trekken. Zelf plunderden zy, ir> het nabuurig Buitenpost, twee huizen. Dit optrekken wierdt eindelyk geftoord door de Schuttery van Leeuwaarden, die, geheel van des Stadhouders hand vliegende, eenigen der oproerige» gevangen nam , en de overigen deedt verftuiven. Zedert zonden de Algemeene Staaten twaalf Vaandels foldaaten en een Vaandel Ruiters na Friesland, wier oorfpronklyke beitemming was , over de Kuinder, alwaar zy zouden ontfcheept worden , regelrecht op Leeuwaarden aan te trekken; docb die, op verzoek'van Graave hendrik kasimir , te Makkum aan land traden, en van daar ira de fteden Harlingen, Bolswaard, Sneek en Leeuwaarden verdeeld wierden. Gelyk een byzonder of plaatzelyk kwaad dikmaals de bron is van een algemeen goed, men ziet ook zomwylen het tegendeel gebeuren. Terwyl een geheel Volk of Staat juicht van blydfchap , over 'c heil, den Lande wedervaaren, dienc  NEDERLAND. 83 elders dit zelfdt heil tot een beginzel van gewelde» naarye of rustverftoorende beweegingen onder de zamenleeving. Zodanig is het lot der ftervelingen! Gelyk 'er geen kwaad onder de Zon is, bf het heeft zyn nut, zo wordt, van den anderen kant, het zoet menigmaalen door bitter of zuur getemperd. Amsterdam ondeivondt dit, in den jaare 1629. Den meesten onzer Leezerert is bekend , het aanzienlyk voordeel, door den dapperen piet er Pieterszoon hein, in dat jaar, op 's Lands vyand behaald. Mee eene aanzienlyke Vloot, onder zyn bevel , uitgezeild na de Spa:.nfche Westindien, was 't hem gelukt, in de Havana, zich meester te maaken van de geheele Spaanfche Zilvervloot: eene zege, die van zo veel belangs wierdt geoordeeld , dat men, op bevel van ?s Lands Staaten , deswegen eenen plegtigen Dankdag hieldt , en allerwege vreugdevuuren brandde. En , in de daad, niet zonder reden , alzo de waarde des veroverden buits op twaalf miljoenen fchats begroot wierdt. In dit aanzienlyk voordeel deelden , naar evenredigheid , de hoogere en mindere Bevelhebbers , en ook de gemeenen. Het Buitgeld van het Bootsvolk wierdt gefield op zeventien maanden foldy. De fchat was, voor 't grootfte F 2 ge-  84 Het BEROERD gedeelte, geborgen in het toenmalig Westindiseb Huis, thans het Nieuwe-zyds Heeren Logement, op den Haarlemmerdyk. Op de Plaats van dit Huis was een goed getal JVdatroozen vergaderd. Deeze, zich een grooter aandeel in den buit hebbende toegeleid, begonnen eerst te fmaalen op de vergaderde Bewindhebbers, en vervolgens te dreigen, indien men hun geen grooter Buitgeld uit eigen beweeging gaf, zich zeiven regt te zullen verfchaffen. Hoe zeer deeze taal der onvergenoegde me* nigte ernst ware , bleek uit het dreigend gelaat, welk veelen floegen op den Kelder, in welken men den fchat in bewaaring hadt geleid. Het bleef hier egter, by, voor het tegenwoordige, dewyl de Dienaaren der Maatfchappye de misnoegden , met zagte woorden , buiten de poort der Plaats lokten , die wyders voor hun wierdt toegeflooten. Doch nu begon het misnoegen eerlang meef zigtbaar te worden. By de bovengemelde voegden zich eerlang eenigen hunner makkeren, die, over hun aandeel insgelyks kwalyk 'voldaan, op meer vlamden, en in hunnen eisch greetig deel namen. Het fmeulend vuur brak eerlang uit in lichte laaije vkmme. In den omtrek van het Westindisch Huis woonden toenmaals veele kroeghouders en flegte vrouwlieden. Deeze, in wier fchoot, 't geen bet Bootsvolk wint, veelal gedeeltelykwordtuitgeftort, hit-  NEDERLAND. 85 toitften de Matroozen aan, en ftyfden hen in hunnen eisch. Dit fchraapziek gefpuis droeg fteenen aan, die voorts door hunne kalanten door de glazen en over den muur op de Plaats gefmeeten wierden. t Bleef hier niet by. Terwyl eenigen met houwers in de deur hakten, en het Hot zogten open te breeken, dwongen anderen eenen Sleeper, een ftuk yzer en gefchut, 't welk daar omtrent lag,met zyn paerden fleede voor de Poort te brengen. Gelukkig weigerden de winkeliers aan de muitelingen buskruid te verkoopen : de toeleg ware anderzins geweest , . met lïraatfteenen de Poort open te fchieten. Van binnen zat men midlerwyl niet ftil; uit den voorraad van krygsbehoeften, die aldaar bewaard wierden, bragt men eenige handgranaaten by een, met oogmerk om dezelve, als de nood aan den man kwam, onder den muitenden hoop te werpen. Doch deeze voorzorge was noodeloos. Tot meerdere verzekeringe van de Stad tegen buitenlandsch geweld, hadt men onlangs de Bezetting merkelyk verfterkt. De Wethouderfchap, kennis gekreegen hebbende van 't geen 'er op den Maarlemmerdyk gaande was, zondt een goed getal foldaaten derwaarts. Het bloot verfchynen van deeze bragt zulk een fchrik onder het gefpuis , dat het fpoedig uit elkander vloog, en een goed heen koomen zogt, zonder dat van F 3 de  86" Het BEROERD de zyde der Krygsmagt een enkele fchoot gedaan' was. Van de rampzalige beweegingen, welke de Nederlandfche Gewesten zo jammerlyk gefolterd, en zomtyds op den oever des ondergangs gebragt hebben, ten behoeve van het Huis van oranje, en om langs dien weg deszelfs grootheid te bewerken, zullen wynu, van tyd tot tyd, eenige voorbeelden aanvoeren, uit 'sLands gefchiedenisfen. Zy zullen ons leeren, hoe het gemeene volk , dikmaals een fpeelbal der Grooten, van hun in den arm wierdt genomen ; en terwyl het zich verbeeldde, uit eigen bcu eeging hand aan 't werk te flaan, nogthans aleen bloot werktuig diende ter- bevorderinge van anderer lieden grootheid, die, in ftede van voor 't algemeen van nut te zyn, hetzelve veeleer bezwaarde , en een prangend juk om den hals klonk. Zy zullen ons leeren, hoe gevaarlyk het zy, der heerschzucht in de hand te werken , welke eenmaal den kans fchoon ziende om haar doelwit te bereiken, niet fehroomt, de fnoodfte, de land- en rustverfloorendfte ■ middelen te baate te neemen : onverfchiliig of de Burger verdrukt en het regt gekrenkt worde, mids zy zelve den koel der eere beklimme. Zy zullen ons, eindelyk, leeren, hoe nu en dan zelf het gewyde geftoeke wierdt misbruikt, om van daar.  NEDERLAND. 87 daar de kreet der oproerigheid te doen opgaan, en de Vergaderingen , aangeleid om te beraadllaagen over de middelen ter bekwaammaakinge tot een eeuwig geluk , als broeinesten van tydlyk onheil dienden. Op dat, egter, de tegenftelling van het waaken voor Vryheid en Voorregten, «en dezelve lafhartig uit de hand te geeven, te duidelyker in 't oog loö • pe , zullen wy vooraf verhaalen eene Opfchudding inden jaare 1651, te middelburg voorgevallen,- wit welke kan blyken, dat de van ouds Vryheidlievende Zeeuwen, ten dien tyde, zo wel .als veeten hunner Leden, hunne burgerlyke regten hoog waardeerden, en geenen lust hadden, om met opoffering van hunne aardfche aangelegenheden , te vliegen van de hand des Stadhouders, of van die het,met hem hielden. Naa het overlyden van Prinfe willem den II, hadden de Staaten van Zeeland het regt van Eerften Edele, by wylen dien Prins geoeffènd, vernietigd, en toonden zich ongezind om de. hertelling over de Wetböuderfchap in de Steden af te liaan aan de u.itheemfche Voogden , over deszelfs Zoon, naderhand willem den III, benoemd, of nog aan te {tellen. Deeze Patriotfche yver, of liever, dit waaken voor de regten van't Gewest, mishaagde aan de Heeren iienrik thibaut F 4 en  SS Het BEROERD m jan landsbergen, beiden Burgemeeflers van Middelburg. Zeer geneigd tot het Huis van Oranje, zogten zy de zaaken daarheen fe wenden, dat de jonge Prins, een kind dat nog in de wieg lag, toen reeds zo niet aangelleld, althans wierdt voorgefchikt als Stadhouder van Zeeland: zodat, m tyd en wyle, de hertelling over de Wethouderfchap in de Steden aan hem zou koomon. Zy lieten 't hier by niet berusten. Al van ouds hadt men te Middelburg .een Genootfchap van twaalf Kiezers, die uit de Burgery een dubbel getal plag. ten te benoemen, waar uit de Stadhouder de Wethouders aanftelde. Zo lang de Kiezers dit regt. onpartydig oeflenden, ftondt de kans minder gunO'S voor de Stadhoudergezinden , om hunnen Aanhang op het kusfen te brengen. Hierom wisten de gemelde Burgemeerters te bewerken, dat de benoeming niet gedaan wierdt enkel uit de Burgery, maar ook uit de dienende Wethouders. Uier door was 'er gelegenheid om dezulken, die den huize van Oranje meest gunftig waren, de meerderheid te doen behouden in de Raadzaal. Deeze fchikking aldus op het Stadhuis vastheid, wierdt wel haast rugtbaar onder de Burgery., en verwekte by jdezelve eene algemeene pnvredenhëid. Zommigen, wien hier door de kans benomen wierdt om immer op het kusfen te geraaken, ftookten onder de hand dit misnoegen. Zelfs eeni*  NEDER L A N D. 8? eenige Leeraars voeren 'er tegen uit. op den Predikftoel. Nu was 'er een brug geleid voor 't Gemeen tot- oproerige beweegingen. Want, zodanig is het lot der ftervelingen , zelf een goede zaak wordt niet altojs gehandhaafd of voortgezet door geoorlofde middelen. Men ftreeft na de Abtdye , de gewoone Vergaderplaats der Staaten van 't Gewest; men betoont aldaar openlyk zyn ongenoegen, en wil den Burgemeefteren thibaut en landsbergen te lyve; doch deeze bergden zich door eene tydige vlugt , eerst uit de Stad, en vervolgens uit de Provincie. De Heeren zelve het dus ontkoomen zynde , moesten het de Huizen ontgelden; in dat van landsbergen wierden Boeken,. Schilderyen, kostbaare Poreeleinen en andere huisgeraaden geplonderd en vernield. Het huis van thibaut was nu aan de beurt , en zou diergelyk een lot ondergaan hebben. Doch zommige Leeraars, by tyds tusfchen beiden koomende , voorkwamen die ramp , vermaanden het Volk-tot rust en gemaatigdheid i en deeden den oproer een einde neemen.: te meer, naadat het Stadheudergezind ontwerp vernietigd, en de oude vorm van Wetpeftellinge herfteld was. biood f>ft fnoV.ib '■*/ ' vs; «èbii'i . . 1 ■ Te amsterdam gebeurde, in den jaare 165a, F 5 een  9® Het"BEROERD een Opfhvnd, onder welken, veelligc, een verder oogmerk, dan zich uitwendig liet aanzien, verborgen lag. De Oorlog, tusfehen de Algemeene Staaten en Engeland thans uitgeborllen , maakte de toerusting van eene geduchte vloot noodzaakelyk. Om deeze te bevorderen, onthielden zich eenige Gemagtigden der Staaten ter gemelde fte~ de , alwaar zy op het Westindisch Huis vergaderden. Een groot getal Matroozen, van Oorlogfchepen, te Amfterdam uitgerust , omtrent deeden < tyd in het Vlie binnen geloopen , ftak de hoofden byeen , en deedt zich., ondanks het verbod der Bevelhebberen, met eene Kaag, na Amfterdam brengen. Terftond naa hunne aankomst maakten ze te zamen afipraak, om zich des anderendaags te begeeven na het Westindisch Huis, en aldaar den Heeren af te vraagen de betaaling van agterftallige foldye, welke ze te beu. ren hadden , of anderzins hunnen dienst op te zeggen. Ten beftemden tyde verfcheenen. zy ter gemelde piaatze, en vonden 'er nog ruim vyfhonderd man van andere fchepen. Lenigen., uit het midden hunner benoemd , om den Heeren hunne begeerte voor te draapen , wierden vriendelyk bejegend , en hun twee maanden op rekening toegeleid, mids zy zich wederom na boord begaven. Doch" dit was aan^eena., dooven deur  NEDERLAND. 9» deur geklopt; onvergenoegd gingen ze uit de Vergadering, en.fpraken buiten met hunne makkers af, telkens dagelyks te zullen wederkoomen, tot dat hun eisch ingewilligd, en het thans verhoogde Maandgeld ook hun beloofd ware. Zy vervoegden 'er zich in de daad ten volgenden dage , doch ontvingen een befcheid als 's daags te vooren. Dit muitend en dreigend eifchen hadt ondertusfchen de Heeren Afgevaardigden in de noodzaaklykheid gebragt , op eigen veiligheid bedagt te zyn, en, ten dien einde, eenige itads Soldaaten. met den Majoor aan 't hoofd , voor het Westindisch Huis doen plaatzen. Op den derden dag kwam het oproerig Bootsvolk van nieuws byeen. Een van hun, die thans zou binnen ftaan, hadt van zyne makkers de toezegging ontvangen, indien hy gevat wierdt, van hun te zullen ontzet worden. Hierop zich verlaatende , gedroeg hy zich dermaate onbefchoft voor de Heeren , dat deeze aan den Majoor en eenige Schouts dien'aaren bevel gaven, hem in verzekering'te neemen. Buiten gekoomen zynde, en om ontzet roepende, trokken eenigen hunne mesfen, van welke zommigen gevat wielden. Intusfchen wierpen de andere Matroozen, van buiten, met fteenen over de muuren. Een van hun, dreigende, indien de Soldaaten fchooten, met zyne makkers het huis te zullen  fi Het BEROERD len om verre haaien, wierdt gegreepen, en insge* lyks gevankelyk weggevoerd. Dit bragc den fchrik onder de muiters, die allengskens afdroopen, en eerlang na hunne fchepen wederkeerden. Twee der voornaamfie Belhamels wierden zedert ten galge verweezen. By de uitvoerig van dit vonnis gebeurde een deeriyk ongeluk. Ter vcorkoominge van Opftand, hadt men den Dam met Sold aten doen bezetten. Eenige Vrouwen onder de aanfchouwers begonnen te fchreeuwen, of vielen in flaauwte. Hier uit ontltondt gedrang onder de menigte, zodat eenige foldaaten uit hun gelid gedrongen wierden. Thans wierdt door eenen Kapitein , en vervolgens door eenen Luitenant, bevel gegeeven om onder den hoop te fchieten. Acht burgers verlooren hier door het leeven; anderen wierden zwaar gewond. De ontfteltenis , hier door verwekt, deedt de menigte om een goed heen koomen zoeken; waar door veelen, onder den voet geraakt, deeriyk vertrapt, anderen in het water gedrongen wierden. Den vrienden der ge. fneuvelden wierdt, zedert, van ftads wegen, hunne fchade vergoed, met eene fomme gelds, of ftads bedieningen. Het jaar 1653 is het tydftip, zints het welk de oproerige beweegingen , ten behoeve van wiltiiM den III, Prinfe van Oranje, moeten gedag-  NEDERLAND. 93 rek end worden. Met verbaasdheid leest de naazaat den verblinden yver voor dat Huis, welke toen de gemoederen hadt bevangen. Het gewelddaadig gevangen neemen en overvoeren na 's Lands Staatsgevangenis Loeveftein van niet minder dan zes Afgevaardigden ter doorluchtige Vergaderinge van Holland, en het misbruikeu van 's Lands Krygsmagt, tot eenen onverhoedfchen aanflag op. AmflerdamTbedryven, welke de naagedagtenis van wylen deszelt's Vaier voor altoos zullen fchandvlekken, lagen nog in verfche geheugenisfc ; en nog floeg men.voort,met overylden fpoed,ter verheffinge van deszelfs Zoon , een kind van drie jaaren, van 't welk men met even veel, zo niet met meer gronds voor den Lande kwaad vreezen , als goed konde verwagten. — Maar, 't was het onkundig Graauw, welk deeze Beroerten uitwerkte! -f ,'t ls zo, indien men flegts op 't uitwendige zie. Doch zy, die meer doorzigts hebben, zullen gereedelyk toeftemmen, dat het Volk hier flegts een werktuig was, 't welk door hdmelyke raderen en dryfveeren in beweeging wierdt gebragt. Zelden, indien ooit, flaat het Volk uit eigen beweeginge aan 't muiten; het heeft altoos een hooger beweegrad, welk het aan den gang brengt. Het volvoert niet zoozeer zynen eigen wil, als dien der zulken, die het te werk nellen, om hunne oogmerken te bevorderen. Meer dan eens  94 Het BEROERD eens is dit reeds gebleeken, in zommige der voorvaiJen , welke wy boven verhaald hebben ; en i zal niet minder duideiyk openbaar worden, ■it het geen wy vervolgens zullen in 't midden brengen. Van zommige deezer oproerige beweegingen zullen wy flegts ter loops, van andere eene meer uitvoerige melding maaken. Behalven de vry algemeene Prinsgezindheid, welkc thans plaats hadt, bediende men zich van den nadeeligen uitflag van eenige Zeegevegten, welken men voorgaf te ontflaan uit de tegenwoordige Stadhouderlooze regeeringe. Gelukkiger, maakte men elkander diets, zouden de krygsbedryven flaagen, indien 'er een meer gezaghebbend hoofd over 'l Lands Zeemagt ware. Om den jongen Prinfe van oranje zulk een gezag te doen opdraagen, althans hem in de harten der Landzaaten leeve^de te doen blyven, en in tyd en wyle daartoe voor te fchikken , nam men allerlei kunftenaaryen te baate. Te Vlaardingen wierdt volk gewogen voor 's Lands Vloot, op den naam des Prinfen van oranje. Te Amfterdam zogt men, hoewel zulks door anderen belet wierdt, de Trommelflagers te dwingen, dat by het- omflaan ter wervinge van Matroozen, ook '| Prinfen naam zou gebruikt worden, voor welken, ter dier ftede, vier Predikanten openr  NEDERLAND. 95 openlyk gebeeden hadden. Hooger, hoewel onder een anderen naam, liep de opfchudding te alkmaak.. Zeker Touwflager aldaar wierdt befchuldigd, hoewel ten onregte, aan 'sLands Vyand, Touwwerk te hebben geleverd. Op het gerugt daar van liep het Graauw te hoop, fchoolde zamen voor het huis des befchuldigden, fmeet 'er de glazen in, en zou, waarfchynlyk , het huis onder den voet gehaald hebben, ware zulks niet verhinderd door de Ruicery, die hier in bezetting lag. Niet zo gelukkig kwam 'er 's Mans Lvnbaan af. Een hoop vrouwvolk, aangevoerd door twee wyven van de flegtfte foort, een van welke een Vaandei van oude lappen aaneen ftok voerde, trok na den Lynbaan, daar alles kort en klein geflagen en gefineeten wierdt. Te Hoorn ftrooide men briefjes onder 't Gemeen , hetzelve waarfchuwende, dat 'er, van de zydeder Staaten, eenig onheil wierdt gebrouwen. Meer of min in 't oogloopende waren alle deeze beweegingen en opftookingen ten voordeele van oranje. Duidelyker liepen dezelve in 't oog in het meest altoos Prinsminnend 'sgraavenhage. By gelegenheid van het optrekken der Schutterye , toonde zy ten klaarlten haare gezindheid , niet alleen door het lustig blaazen van het bekende deuntje Wilhelmus van Nasfouwen , maar ook met het fchieten door de Vaandels, om dat men 'er 's Prinfen Wapen hadt  96 Hét BEROERD hadt doen uitneemen. Omtrent deezen tyd wierdt zyne Hoogheid uit Breda in den Haage te rug verwagt. De juiste tyd zyner komfte niet bekend zynde , hieldt zich een hoop opgefchooien flegte Jongens gereed om hem ftaateiyk in te haaien ; pronkende , ten dien einde, dagelyks met Oranje-Vaandels, pluimen en meer diergelyke thans uitgemonfterde verfierzelen. Tot hunnen fpyt kwam de Prins by nacht in den Haage; doch toen dezelve , ten volgenden dage , voor de venfters van 't Binnenhof vertoond wierdt, ftaken ze een luid vreugdegejuich op. Met regt deedt dit de Staaten voor meerder opfchudding vreezen i waarom ze hunnen Fiskaal gelastten, de oproerige Jongens te verjaagen. Zeker Barbier zich daar tegen verzettende, ftreefde.het Graauw na des Fiskaals huis , daar het de glazen; infmeet, en alleen door de aankomst der Lyfwagt te paerd, in het pleegen van verdere baldaaddigheden, beteugeld wierdt; 't welk, egter , daarom niet afliet, aan de Logementen van Dordrecht en Amfterdam, eenigen moedwil te begaan , en de Heeren de w ttt voor Schelmen en Prinfenverraaders te fchelden. Geene ftad , nogtlïans, ondervondt zo duidelyk , als enkhuizen ,de gevolgen der thans zweevende gefchillen. Al zints eenigen tyd hadt aldaar gefmeuld een vuur van oproerigheid, ontftaan door zekeren twis?  NEDERLAND; 9? «Wist tusfchen den Schout en de Wethouders, '.» welk eindelyk openlyk uitborst, by de volgende gelegenheid. Met oogluiking der Regeeringe, hadt het Volk den Trommelflager, die, op bevel der Overheid, volk aannam op naam der Staaten Generaal, gedwongen, ook 'sPrinfen naam te gebruiken. Hierin hunnen zin gekreegen hebbende, ftreefden de baloorigen na 't huis van Burgemeester de lange, die in geenen goeden reukltondt^ en pleegden 'er fchroomlyke verwoestingen. De Wethouders, voor erger vreezende , verzogten hulp by de Staaten , die hierop den Heer van noordwyk nevens den Veldmarfchalk breuerode gelastten, krygsvolk in de Stad te brengen. Tevens zonden ze derwaarts eenige Gemagtigden uit de Ridderfchap en Steden , om onderzoek te doen omtrent de beweegingen, de belhamels te vatten, en vooral zorge te draagen , dar. de werving gefchiedde alleen uit naam der Algemeene Staaten. Het gerugt hier van bragt wel haast de Stad in roere; 't welk nog heviger wierdt, toen de Heer van noordwyk, met fchepen met volk, zich voor de haven vertoonde. Het Graauw verzekert zich van 't Stadhuis, bezet de poorteo, fleept het gefchut na de wallen, en noodzaakt daar mede de naderende fchepen af te houden. Nu was het volk meester van de Stad, en ftelde zich als zodaG nig  o8 Het BEROERD nig aan. Spoedig zag men de Oranjevaandels waaien, de Wethouders van hun bewind verlaaten , het Tuighuis open breeken, en wel acht honderd ponden buspoeder uit een nabuurigen kruidmolen haaien; dit alles ging gepaard met zwelgen en zuipen, en allerlei buitenfpoorigheden. Onder dit alles naderden de Gemagtigden de Stad. Hoe het aldaar gefchapen ftondt, bleek hun reeds op eenigen afftand van daar, toen zy, tegengehouden door eenen onverlaat, met het mes gedreigd wierden, op hun zeggen, dat zy geen Prinfen maar Staatenvolk waren. By hunne komst voor de ftad, vonden ze de poorten geflooten, de Valbruggen opgehaald, en veel volks op de wallen , 't welk hun toefchreeuwde: Gy zult ''er niet linnen : vertrekt, vertrekt. Niets baatte hun verzoek, met minzaame bewoordingen , oin binnen gelaaten te worden , alzo ze iets hadden te fpreeken met de Heeren; 't antwoord was : Wy zyn de Heeren; wy zyn de Burgemeesters. Boven dit alles hadt men de onbefcheidenheid van de Gemagtigden tot 's avonds ten negen uuren te Iaaten wagten ; wanneer zy, hoewel thans, misfchien, zullende binnen gelaaten worden, beflooten,na Hoorn te rug te ryden, dewyl zy,in eene oproerige Stad,, zich zonder krygsvolk niet vertrouwen durfden. Eene  NEDERLAND. 99 Eene voorgenomene landing der Engelfchen op Texel, waaraan ten deezen tyde veel wierdt geiproken , gaf ondertusichen aan de gemoederen der oproerige Enkhuizenaaren eene andere wending. De poorten bleeven open , het geroofde Buskruid wierdt na den Molen te rug gebragt, en het Tuighuis geflooten; doch men liet evenwel niet na , een blyk te vertoonen van bybJyvende Oranjegezindheid , door het doen waaien van Oranjevaandels. Men zag nu waarfchynlykheid tot herftellinge van de rust der Stad, indien men flegts middel wist om eenig Krygsvolk binnen de plaats te brengen. Dit middel wierdc aldus beleid. Eenige Gemagtigden , derwaarts gezonden , en thans onverhinderd binnen gelaaten, deeden, op den vollen middag, de Stadhuisklok trekken, 's Volks nieuwsgierigheid hier door gewekt zynde, kwam hetzelve , in grooten getale, derwaarts zamenvloeien, in de verwagting, dat 'er iet byzonders zou worden afgekondigd. Midlerwyl hadden zich drie fchepen, met negen Vaandelen knegten, voor of omtrent de haven vervoegd. Op het gegeeven zein, en in de onderftelling dat de beraamde list zou flaagen, naderen zy de haven, en zeilden dezelve onverhinderd binnen; waarnaa het krygsvolk, ontfcheept zynde, zonder eenigen tegenftand te ontmoeten, zich van de poorten en eenige andere posten verzekerde. Het Plakaat, om 't welk aan G 2 te  ioo Het BEROERD te hooren de nieuwsgierige Burgery was zamenge» vloeid, behelsde niets minder dan een uitdrukkelyk verbod om zich te kanten tegen hec inkoomen van het krygsvolk. En hier mede v/ierdt de rust der Stad herlleld, van welke men, 't geen opmerkelyk is, vindt aangetekend, dat zy zedert van den Prinfe afzag, en het met de Staaten hieldt. Tc haarlem ontflondt insgelyks eenige beweeging, tot hetzelfde oogmerk als in de voorgaande Steden; met dit onderfcheid alleen, dat de bron van 't kwaad hier zigtbaarder in de oogen liep. Men hadt 'er naamelyk beflooten, 't geen tot nog toe in geene Stad van Holland was gefchied, dat ter Staatsvergaderinge van 't Gewest de voorflag moest gedaan worden , om den Prins van Oranje tot Kapitein Generaal te verkiezen. Het volk, hier van de lucht gekreegen hebbende, toonde openlyk zyne goedkeurig van dit beüuit, door het optrekken , op Kermis , met Oranjelinten en Vaandelen. Eenigen uit den hoop gingen zo verre, dat zy, om hunne inwendige gemoedsgezindheid te beter te doen kennelyk worden, een geopend hart op den borst droegen, waarin een Oranjeappel ilak. De Regeering, in weerwil haarer gezindheid, in de tegenwoordige volkrykheid der Stad, voor erger gevolgen vreezende, deedt het Vaandel der optrekkende menigte af- nee-  NEDERLAND. 101 neemen; doch alzo dit gedaan was tegen den zin der Schutteren, rustten deeze niet, tot dat ze hec te rug bekoomen hadden. Toen bedaarde de gemoedsgisting;' en alles eindigde met een woest gejuich van Vivat Oranje , in Jpyt van Brittanje en Spanje! Diergelyke beweegingen als in Holland , befpeurde men ook in de Zeeuwfche Meden. Door eenen oploop in de Stad hadt men te gües uitgewerkt, dat 'er eenige Prinsgezinde Regenten op 't kusfen gebragt wierden. Te zierikzee noodzaakte het Graauw de dochters der Stads Regenten , zich met Oranjelinten te tooien. Zelf floeg deeze woedende drift over tot bergen op den zoom , daar een Apotheker moest lyden, dat zyn Winkel wierdt uitgeplonderd, omdat hy het afneemen van de wapens van Prinfe willem den II niet hadt afgekeurd, zints het Markgraaf fchap aan de Graavinne van hohenzollern was verkogt. Thans zyn wy gevorderd tot het kwaadfpellend en rampzalig jaar 1672: jaar , aan 't welk, door alle waare Vaderlanders , nooit dan met ichrik en afgryzen zal gedagt worden; jaar, waarin, nevens de gewelddaadigheden van 'sLands vyanden , ginds en elders gepleegd, de Burgerlyke G 3 Vry-  ic2 Het BEROERD Vryheid van binnen wierdt belaagd , en meenigen gevoeligen neep ontving; jaar, welk geheugenis draagt van gruweldaaden aan 's Lands getrouwde dienaaren, zo fnood en doemwaardig als de Jaarboeken van eenig Gewest vermelden; jaar, eindeiyk,van welks beraamde fchikkingen het deeriyk geprangde, doch moedige utrecht, nog heden, terwyl wy dit fchryven, de fmartlykfle uitwerkzels ondervindt. 't Valt buiten ons beftek, de gelegenheid des Lands, en de aanleidingen tot de opfchuddingen, beroerten en gewelddadigheden, toen voorgevallen en gepleegd, uitvoerig te verhaalen. Van den eenen kant wierden de Gewesten vyandig beitreeden , door de geduchte en zegepraalende Wapens van lodewyk den XIV. Van den anderen kant verwekte de voortgang, welken dezelve maakten, eenen argwaan by zoramigen , als of dezelve aan verraad moest worden toegefchreeven. Dit deedt by veelen het ontwerp, ter verheffinge van den Prins van oranje, wederom boven koomen. Deeze, blies men elkander in 't oor, zou alles vermogen. Deezen Prinfe hadde men flegts hooger gezag op te draagen, en hem te Treilen in de Waardigheden zyner Voorouderen, om 's Lands zaaken een gelukkigen keer te doen neemen. Ondertusfchen ontbrak het niet aan de zulken, in  NEDERLAND. 103 in de onderfcheidene provinciën en {léden, welke hier over andere begrippen voedden. Indien, meenden ze, de handen ecndragtig aan het werk wierden geflagen , en in de raadsvergaderingen eensgezindheid heerschte, zouden, door de bekwaamheid en ervarenis der Bevelhebberen , welke men thans aan 't hoofd der Legers en der Vloot hadt, 'sLands zaaken, buiten den Prins, op een beter voet kunnen gebragt worden. Men kende daarenboven de geaartheid van Prinfe willem den III; men vreesde met reden, dat een hooger bewind, hem opgedraagen, een nadeeligen invloed op de Vryheid zoude hebben. Van deezen kant was men dus even werkzaam om 'sPrinfen verheffing tegen te houden, als men, van de andere zyde , alle middelen te baate nam om 'sVorften grootmaaking in de hand te werken en kragtdaadig te bevorderen. Geweldig was dus de wederzydfche tegenüand der gemoederen aan elkander. Zo hoog was de onderlinge afkeerigheid geklommen , zo heevig woelden de gemoederen, dat het ligt te voorzien was, dat 'er eerlang iet beflisfends moest voorvallen. Een wederzydsch en bedaard vergelyk kon men niet verwagten ; te veel hadt men de zaak voor den Regtbank van 't Gemeen gebragt, om te kunnen verwagten, dat hetzelve met de uitfpraak zich niet zou bemoeien. De Prinsgezinde G 4 Aan-  **>4 Het BEROERD Aanhang, uit vreeze van zyn doel te zullen misfen, wilde het ook gaarne daar heenen wenden, dat openbaar geweld tusfchen beiden kwam, en de fchaal na hunne zyde deedt overhellen. De voornaamfte Opfchuddingen en Beroerten, welke, in de fteden van Holland en Zeeland inzónderheid, hier uit ontltonden , zullen wy na verhaalen, het oordeel over dezelve aan den Leezer overlaatende. Als een voorbode of aanvang der volgende Beroerten , mogen wy aanmerken 't geen den Raadpenfionaris joan de witt, in Bloeimaand des gemelden jaars i6> . in 's gr aa ven ha ge , wedervoer, 't Is bekend, hoe deeze, nevens zynen broeder kornelis de witt, voor den voornaamilen tegenftander van 't huis van Oranje wierdt aangezien, en deszelfs verheffing inzonderheid hadt tegengehouden. Zo zeer verviel hy hier door in den haat der Prinsgezinden , dat by hen in beraad wierdt geleid om hem van 't leeven te berooven. Een aauflag, ten dien einde, droeg zich aldus toe, De Heeren pieter en jakob van der graaf, Zoonen van den Raadsheer van der PRAAf, nevens kornelis de bruin, Officier d«r Schutterye in 'sHage, en adolf lonne* PAG», Postmeester , gezameutlyk op eenen avond den  NEDERLAND. 105 den maalcyd gehouden hebbende, beflooten vervolgens tot het doen van eene wandeling. Op den Vyverberg gekoomen zynde, zagen ze dat'er nog licht brandde in de Vergaderplaats van Holland; 'c welk hun deedt denken , dat de Raadpenfionaris de witt aldaar nog bezig was. Hierop zeiden ze onder elkander „ Dat het wonder was, daE „ zulk een Schelm en Landverraader niet aL lang „ ten Lande uitgejaagd , of van kant geholpen „ was", 't bleef niet by dit gefprek. Door de algemeene gisting, en misfchien thans ook door den drank verhit, verbonden zy zich onder elkander, den Raadpenfionaris, by 't afkoomen, waar te neemen, en hem voorts de rest te geeven. Zo gezegd, zo gedaan. Zy vervoegen zich, om het gruwelfr.uk te volvoeren, door de Voorpoort op het Buitenhof. Niet lang hadden ze hier getoefd, of zy zagen den Heer de witt koomcn , vooruitgegaan van eenen Dienaar, met eenen brandenden fakkel om hem te lichten,en gevolgd, van eenen Staaten Bode, draagende een Zak met papieren. Een der Schelmen treedt hierop ylings toe , ontwringt den Dienaar den Toorts, doet dien uit en fmyt hem van zich. Meteen valt de bruin met zynen degen op den Raadpenfionaris aan, en twee andere op den Dienaar en den Bode, met zulk een gevolg , dat een van hun de vlugt nam: waardoor de eene van der G 5 graaf  io6 Het BEROERD graaf gelegenheid kreeg om de bruin tegen den Raadpenfionaris te hulpe te koomen. De Heer de witt hadt de gewoonte, op zyne onderklederen, aan een fatynen riem , een houwertje te draagen; dapper verweerde hy zich hier mede een tyd lang: en hoewel in zynen hals gewond, raakte hy, egter, met de verraaders aan het worftelen. Den oudften van der graaf kreeg hy dermaate in bedwang, dat hy hem zou gegriefd hebben, hadde niet deszelfs broeder van agteren den flag belet. Nu raakte de Raadpenfio- ' naris onder den voet, en ontving een fteek in de rechter zyde en in het flinker fchouderblad. De Schelmen , meenende hun oogmerk volvoerd te hebben, pakten zich nu van daar. Het gerugt van dit fchelmftuk fpoedig door den Hage vliegende, wierden de Ruiters te paerd geholpen, de Burgers in de wapenen gebragt, de Valbruggen opgehaald en alle toegangen geflooten. Om het noemen van den naam van der graaf viel het vermoeden op die Heeren. De jongfte, jakob, hoewel dooreenigen tot vlugten aangeraaden, wierdt eerlang gevat, en door het Hof ondervraagd zynde, bekende hy zyne misdaad, en nog meer daar toe. Met verbeuring van zyne goederen en het verlies van zyn hoofd boette hy zedert dat fchelmftuk. Zyne medepligtigen hadden de vlugt genomen, en hielden zich fchuil, tot dat  NEDERLAND. 107 dat ze veilig konden ten voorfchyn koomen. Men weet dat deeze aanflag op den Heere de witt gecne doodlyke gevolgen hadt, en hy tot ramp. zaliger dood gefpaard wierdt. Dordrecht, oudfte en Voorftemmende ftad in Holland, was ook de eerfte in dat Gewest, die gevoel hadt van den rampzaligen tuimelgeest, van welken de Natie thans bezeeten wierdt. De Burgery dier plaatzc vernomen hebbende, dat het.^ ten toon ftellen van eene fchildery, verbeeldende den befaamden togt na de rivier van Londen, in "t byzyn van haaren Oud-Burgermeester en Ruwaart van Putten, den Heere kornelis de witt, begonnen en volvoerd, eene der redenen was, op welke het Engelfche Hof de Oorlogsverklaaring bouwde , lleeg de muitzucht haar uit het hart na de harsfenen. Van een ftil gemompel floeg men eerlang over tot den openbaaten eisch, dat de gehaate fchildery op 't Stadhuis moest worden afgenomen. Men wagtte niet op 'c befluit des Raads, Eenigen, gevolgd van een deel flegt volk, ftreefden. op den dertienden van Bloeimaand, na het Stadhuis, haalden het tafereel van daar , verfcheurden het , fpykerden de ftukken rondom de Hoofdwagt, en het uiigefneeden hoofd des Ruwaarts aan den galg. 't Bleef hier niet by; de gemoederen, eens aan 't hol-  io8 Het BEROERD 't hollen , floegen wel haast nog fneller voort. Zo wel hier als elders, hadt men een kwaad oog op de Regeering. Op den vier- en vyfentwintiglten van Zomermaand wierden, door de Schutters, eenige Burgers afgevaardigd om te vernee. men» of men een oogmerk hadde de Stad te verdeedigen. Op een toeftemmend antwoord befluitcn ze, de Magazynen te bezigtigen. Doch de fleutel was te zoek. De Burgery, hier over verfteld, en vreezende voor verraad, riep flxaks, als uit éénen mond : „ Wy willen den Prins tot „ Stadhouder gemaakt hebben, of wy vernielen „ de Regenten". Burgemeester naaldwyk en anderen gingen hier op na het Stadhuis. De Heer haling, willende van agter inkoomen , wierdt hier van zekeren perfoon , met een Byl gewapend, gedwongen zyne toeltemming te geeven aan de begeerte der Burgerye „ om naamclyk zyne „ Hoogheid, (die thans in 't Leger was) door „ Gelastigden te verzoeken, binnen de Stad te „ koomen, tot het hooren en bevredigen van de „ klagten der Gemeente". Haling, van zyne ontmoeting, kennis hebbende gegeeven aan den Raad, wierdt ftraks daarnaa , onder het gefchal van Trompetten , van 't Stadhuis afgekondigd „ dat 'er Gelastigden zouden worden afgevaardigd „ aan zyne Hoogheid, met verzoek om binnen „ Dordrecht te willen koomen". Zy vertrokken 's avonds  NEDERLAND. ^09 's avonds ten zes uuren, tot aan en buiten de poort begeleid van duizenden van menfchen, onder 't geduurig roepen: „ Lang leeve de Prins! flerve „ de kwaade Regeering!" Midlerwyl Haken eenige burgers het Oranje Vaandel ten toren uit, met een wit Vaandel daar onder; men las in 't eerfte deeze regels: „ Oranje boven, en Wit daar „ onder; Die anders meent, dien flaa de Don„ der!" De Afgevaardigden in 't Leger verfeheenen zynde, weigerde in 't eerst zyne Hoogheid aan hun verzoek te voldoen, voor reden geevende, zynen post niet te kunnen verlaaten. Doch op nader aandrang, en vertooning van het gedreigde onheil , vertrokken ze, met 'sPrinfen belofte, hen 's anderen daags te zullen volgen. Nogthans durfden zy zich in de Stad niet waagen, maar toefden onbekend buiten de poort, tot op 'sPrinfen komst op den volgenden dag, 's middags ten elf uuren. Onder het bulderen van het grof gefchut, het vuuren met klein geweer, het lustig blaazen van 't oude deuntje Wilhelmus van Nasfouwen en het waaien van Oranjevlaggen van de Torens, wierdt zyne Hoogheid ftaatelyk ingehaald, en door de gefchaarde Burgery geleid na Vroedfchaps kamer op 't Stadhuis. Hier itondt een ftaatelyke Armftoel, met ■ kostbaar capytwerk behangen. Den Prinfe , daarin gezeeten, wierdt, door  lio Het BEROERD door den voorzittenden Raad voorgehouden, „wat „ zyner Hoogheid beliefde?" waarop het antwoord „ was, „ op hun verzoek aldaar te zyn gekoo„ men , en diensvolgens te zullen aanhooren , welke hunne begeerte ware." Men ftelde hem hierop de begeerte der Gemeente voor, „ om de „ Stad en de Magazynen te bezigtigen," zonder van het Stadhouderfehap een enkel woord te melden. Hierop deedt zyne Hoogheid, verzeld van eenige Heeren , een keer om de Stad, en vervolgens na de Herberg de Paauw, alwaar 't Middagmaal bereid was. De Burgery, hier van de lucht gekreegen hebbende , begon te morren dat men den Prins om den tuin leidde, „ haar „ bedroog, en niets uitrechtte." Zeker Prinsgezind Burger, joan ooms genaamd, mengde zich hier voornaamlyk onder, en maande het volk aan om nu wel op hunne hoede te zyn. Het zelfde deedt ook henricüs dibbets, oudfte Predikant onder de Hervormden. Door zulk eene waarfchuwing gemoedigd, neemen de Burgers 's Prinfen Koets waar, by het afryden van den Nieuwenbrug. Op de vraag aan een lid der Wethouderfchap „ wat men den Prins „ gemaakt hadde ?" was 't antwoord: „ Meer dan „ hy begeerd heeft." De Burger hervat hierop: „ Zyne Hoogheid heeft niets begeerd: derhalven „ hebt gy hem ook niets gemaakt:" Anderen hier-  NEDERLAND. ui hierop, met gevelde Pieken, en met Musketten met dubbel fcherp gelaaden, toefchietende , vraagden zyner Hoogheid zelve „ of hy Stadhouder „ was?" die hierop zeide,, vergenoegd te zyn;" doch zy: „ Wy niet, ten zy men uwe Hoogheid „ Stadhouder verklaare." Een Heer , zittende in het portier der koetze, Vivat Oranje.' toepende, ging de kreet op onder 't Gemeen: „ Dit „ is flegts een Judaskus: Wy willen weeten, of „ zyne Hoogheid Stadhouder is; zo niet, zullen „ wy hem uit de Karos onder onze befcherming „ neemen, en de overigen, als Schelmen, van „ Honden aan dood fmyten." De [leeren van de Wet, beangst door dit dreigen, belooven, in de Herbergde Paauw, alles te zullen uitvoeren, en wierden daarop doorgelaaten. Niet zonder reden, in de daad, was deeze angst. Verfcheiden burgers, aangevuurd en geftyfd door den bovengemelden Predikant dibbets, hadden *. gezamentlyk onder eede. zich verbonden en plegtig gezwooren, „ niemand der Wethouderen uit „ de Herberg te zullen laaten vertrekken , zon,, der hun den hals te breeken, ten ware hy tot „ 'sPrinfèn bevorderinge geflemd en getekend „ hadde." De Oud-Raad dan in de Paauw vergaderd zynde, ftelde de Sekretaris muys van holy eene Akte in gefchrift, waarby elk lid der Wethouderfchap verklaarde, afftand te doen van het  Het BEROERD het Eeuwig Edikt, en Zyne Hoogheid den Prins' van Oranje toe Stadhouder aan te (lellen. De Prins weigerde de waardigheid te aanvaarden, eer hy zelve insgelyks van den voorgaanden Eed ontflagen wierdt. Dit, zo wel ,als het Hellen van de Akte, gefchiedde in tegenwoordigheid van twee Predikanten, dibbets en ve R C he Mi VoOrtS laS de Geheimfchryver muys het gefchrift aan de Gemeente voor, die, op zyne vraag, haar genoegen in 't verrigte te kennen gaf. By dit alles ondertusfehen was niet tegenwoordig geweest de Oud-Burgemeester kounelis de witt. Onlangs zieklyk van de Vloot thuis gekoomen, hieldt hy nog zyn huis, en hadt de Akte niet ondertekend. Hierom wierdt hem dezelve, ten zynen huize , toegezonden door twee Afgevaardigden uit de Wethouderfchap , vier Burgers enden Sekretaris muys van holy. Doch de Ruwaart, overleggende, door deeze ondertekening , eensflags te zullen vernietigen , 't geen hy in den tyd van negentien jaaren, met zo veele moeite,hadt uitgewerkt, weigerde hetzelve. Hoewel hem het naakende gevaar wierdt onder 't oog gebragt, indien hy niet tekende, dewyl reeds zyn huis van gewapende Burgers was omringd, hy bleef ftandvastig : „ In den jongHen Zeedag, „ zeide hy, waren hem zo veele kogels over 't *, hoofd gevlogen, dac hy 'er geene meer vrees? „ de,  NEDERLAND. 113 ,, de, 'er mogt van koomen wat wilde." Mevrouw de witt hierop, door de Afgevaardigden, vermaand zynde , haaren man te beweegen, 5, zonder welk het, met hem , haar, huis en „ gantlche Huisgezin, binnen een uur zou gedaan „ zyn," ftelde zy eerst eenige redenen vrugteloos te werk ; en toen haare jongfte kinderen by de hand genomen hebbende, badc zy hem „ dat hy „ den tyd zou aanzien, en zich over haar en haa,, re onnozele kinderen erbermen; en zo niet, „ (voegde zy 'er nevens) meest zy hem, om haa„ rer kinderen wille, verlaaten, en der Gemeente ■4 aanzeggen, dat zy onfchuldig waren." Door deeze redenen getroffen, liet hy. zich overhaalen, en tekende zynen naam; met by voeging , egter, van twee letteren V. C. beduidende Vi CoaStus, door geweld gedwongen. Het volk , nogthans, nit eenen der Predikanten, zedert, de meening dier letteren verftaan hebbende, was niet te ftillen, voor dat de Heer de witt door dezelve de pen gehaald hadt. Op den vyfentwintigften van Zomermaand des bovengenoemden jaars ontftondt te haaklem eenige opfchudding. Aanleiding daar toe gaf de doortogt van verfcheidene wagens, met allerlei goederen belaaden, door de Stad na Amfterdam. Een hoop wyven, uit de Agterftraaten, naby de 11 Am-  H4 Het BEROERD Amfterdamfche poort, zulks vernomen hebbende, rotten te zamen, fluiten de poort, en geholpen van ander flegc volk, Hellen zy de Stad overeinde. De Wagens, twee van welke met geld be. laaden Waren, moesten in ftallingen en elders een goed heenkoomen zoeken. Met groote onbeschaamdheid liep voorts het graauw de ftraaten op en neder, fcheldende en mazende op de Wethouders, en hun verwytende, „ dat ze tegen zyne „ Hoogheid geweest waren, en het Stadhouder„ fchap hadden helpen vernietigen." Hoewel de. openbaare Opfland t'hans bedaarde, duurde, egter, het ftil gemompel, 't welk eindelijk, op den dertigflen der maand, openlyk uitbrak. De Burgers, thans onder de wapenen verfcheenen fchikten eenigen uit het midden hunner aan de Wethouders, om dezelve aan te zeggen „ da: de ,, gantfche Burgery genegen was, zyne Hoogheid „ Stadhouder te zien, en gefleld in alle de Waar„ digheden , welke zyne Voorvaders H. M zo „ wel hadden verdiend en befluurd;" met nevensgaande verzoek , dat de Heeren hier mede aaoftonds geliefden voort te vaaren. Het gevole was, dat kort daarnaa, onder het gefchal van trompetten, van 't Stadhuis wierdc afgekondigd „ dat de Heeren beflooten hadden, zyne Hoogheid „ tot Stadhouder der Stad te verkiezen, hem daar „ van,door eenige Afgevaardigden, kennis te gee- „ ven-,  KEDÉR'LAND. ri§ ven, en met een zyne Hoogheid te verzoeken, om eenen keer herwaarts te koomen doen." Straks zag men hét Oranjevaandel van 't Stadhuis , en voorts van den Kerktoren waaien, en ontftondt 'er een gejuich door de gantfche Stad. Nog dien zelfden avond vertrokken de Afge* vaardigde Heeren na zyne Hoogheid ,* doch ter poorte willende uitryden, vonden hy dezelve gefiooten. Zy moesten dan een weinig toeven * tot dat de neutels van 't Stadhuis gehaald wierden. Een klompemaaker,onder dit toeven, eenen der Heeren by den mantel vattende, fprak hem aan, in laage ftraattaal, met deeze dreigende woorden: „ Jy gaat nu na zyne Hoogheid; maar ik raa jou, dat je zonder zyn Hoogheid niet weer4 om komt, of't zei flegt met je afloopen." De Afgevaardigden by zyne Hoogheid, in *t Leger by Bodegraaven , ter gehoör toegelaaten zynde, konden hem niet beweegen tot het verzogte bezoek te Haarlem , uit hoofde dat de vyand elk oogenblik verwagt wierdt. Hy zondt in zyne plaats eenen Trompetter met zynen Livreirok. De Gelastigden, zonder den Prins, in de Stad te rug gekeerd zynde , ontftondt 'er in 't eerst merkelyk misnoegen onder de Burgery, die, egter,zich liet te vreden ftellen, door eene afkondiging des Trompetters van 's Prinfen wegen, behelzende „ dat zyne Hoogheid de gantfche BufH a ge*  ïió' Hst BEROERD „ gery, voor haare getrouwe genegenheid t'hera„ waarts, ten hoogfte deedt bedanken; dat hy, „ om dringenden nood, de komst in haare Stad „ tot gelegener tyd moest uitftellen, en midler„ wyl der Burgerye den onderlingen eendragt en „ ontzag voor de Overheid hooglyk aanbeval." Eene bystere beroerte ontftondt ten deezen tyd te delft, veroorzaakt door de beweegingen der Visfchers en Boeren van maasland en maaslandsluis. Te weeten, hier en hier omftreeks verfpreidde zich, in den agtermiddag van den negenentwintigften van Zomermaand, een gerugt, rankende een algemeen opontbod, behelzende „ dat „ allen, die het met zyne Hoogheid en het Va„ derland wel-meenden, den volgenden morgen, „ met het krieken van den dag, in volle geweer, „ moesten verfchynen tot het doen van eenen „ korten Togt, ten dienfte van den Lande." Zulk een toeloop veroorzaakte dit gerugt, dat reeds ten vier uuren in den volgenden morgen achthonderd- man onder de Wapenen ftonden, en onder dezelve honderd vrywillige burgers van schiedam. De bedoelde Togt goldt de Stad delft, daar zy gezamentlyk regt op aan trokken. Men weet niet met zekerheid, wien men voor den eerften aanlegger of verlpreider van deezen alarm-  NEDERLAND. 117 alarmkreet'te houden hebbe. Zommigen meersen dat het werk beftoken was door eenige leden der Dclftfche Vroedfchap, die verandering in de Re. geering zogten. Anderen houden voor den Oproerkraaier zekeren Predikant , welke niet genoemd wordt, die door innerlyke genegenheid voor zyne Hoogheid , en tot hertelling van ?s Lands rampzaligheden , de Maaslanders, door eenen Brief, dus heimelyk zou hebben opgekookt. Volgens anderen zouden de Maaslanders, uit eigen beweeging, het werk begonnen hebben. Hoe 't zy, op den dertigften van Zomermaand, 's morgens ten negen uuren , vertoonden zy zich voor de Poort van Delft. Doch alzo men binnen van hunne komst was verwittigd , vonden zy dezelve geflooten , en de burgers ep de wallen; deezen riepen ze van buiten toe, dat zy de Poort hadden te openen , alzo zy ten dienfle van 't Land kwamen,.en om tien Prins Stadhouder te maaken. Het antwoord was , niets tegen het Stadhouderfchap, en ook niets tegen hen te hebben ; maar dat het openen van de Poort niet in hunne magt was; konden ze, op de eene of andere wyze, binnen de Stad koomen , zy zouden 't niet beletten. lntusfchen kwam het graauw in de Stad op de been, dreigende de burgers op de wallen, indien ze op de Maaslanders fchooten of hen tegenhielH 3 den,  m8 Het BEROERD den, hen met fteenen te zullen fmyten, en met mesfen te keer gaan. Buiten de Poort lagen veele Deelen of planken op elkander geftapeld ; hiervan maakten de Maaslanders Vlotten, en roeiden met dezelve om de wallen te beklimmen, waartoe hun, door hen om hoog te trekken, door de gewapende Burgers de hand gereikt wierdt. Naauwlyks waren ze binnen gekoomen, of zy verzekerden zich van alle de Poorten en Waterboomen , en bezetten het Stadhuis. Hier noodzaakten zy de Wethouders , den Prins tot Stadhouder te Hemmen , en hem nevens zich zeiven van den Eed PP het Eeuwig Edikt te ontdaan. Het was hun met genoeg dat de Heeren dit met woorden ea het opfteeken der vingeren uit de Venfters van 't Stadhuis deeden: zy rustten niet, voor en al eer ze daar van eene fchriftelyke verklaaring hadden In weerwil van dit alles weigerden de Maaslanders voor als nog na huis te keeren ; zy wilden dien nacht in de Stad vertoeven , en tot derzelver beveiliging, elk op zyne beurt, de posten helpen bezetten. Het Gasthuis wierdt hun voorts tot een verblyf toegeweezen, en aldaar eene ry« kelyke voorraad van Kaas, Brood en Bier bezorged. De uirgetrokkene Maaslanders dus te Delft naar hunnen wensch geflaagd zynde, overleiden eenen aan-  NEDERLAND. 119 aanflag op den ha ge, om 'er diergelyke verandering u t te werken. Doch deeze togt bleef agter , door de tyding, thans ingekoomen , dat zyne Hoogheid, volgens beflu.it van Hunne Edele Grootmogende, de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland, tot Stadhouder was aangefteld. Zy vierden die tyding met een drievoudig Salvo, en keerden voorts gerust na huis. Zeer veel hadt ook de Stad leyden van dien rampzaligen geest der oproerigheid te lyden. Reeds op den veertienden van Zomermaand was hier eenige opfchudding gereezen, over 't verzenden van ^ederen na buiten. De Hoofdfchout wouter van lantschot raakte hier over in 't gedrang, op vermoeden dat een koffer met goederen uit zyn huis na buiten befteld was. Het graauw vervolgde hem tot aan het Stadhuis, alwaar hy, door de Burger - Kapiteinen , ontzet, en dus een gedreigde opftand in de geboorte gefmoord wierdt. Eene tweede opfchudding ontftondt, op den zevenentvvintigften der maand, op de Hoogewoert, voor 'thuis van Dokter k o l e vel ut. Deeze wierdt befchuldigd van te groote geneigdheid voor den Roomfchen Godsdienst, en gezegd te hebben dat de Katholyken nu eerlang meester zouden worden, en hy hoopte „ zyne handen H 4 », eens  Ho Het BEROERD „ eens in 'c Geuzenbloed te zullen wasfchen." Dit zeggen, 't zy dan waar of valsch, vondt geloof by 't gemeen , 't welk daarop eenen aanvang maakte met zyn huis te pionderen, en tot verdere baldaadigheden zou zyn voortgeflagen , ware het niet gefluit door eenen Burger- Luitenant , met cenig volk van de Hoofd wagt, op de plonderzieke menigte afgezonden, die dezelve verflrooide, en den gevreesden opftand voorkwam. Doch drie dagen daarnaa vergaderden hier, gelyk op den zelfden dag. te haarlem, eenige oproerige klabbeien en wyven van de flegtfte foort, en trokken op met vliegend Vaandel, ter eere, zo als zy zeiden, van zyne Hoogheidplen Prinfe van Oranje. By het vrouwvolk voegden zich eer. lang eenige flegte raansperfoonen. De Kapitein adriaan van assendelft, by tyds met mïm manfchap toefchietenue, .maakte de Wyven km Vaandel afhandig, en nam van het manvolk eenigen gevangen, dje eerlang wederom geflaakt Wierden. Dit alles, egter, was louter fpel by 't geen op Zondag, den derden van Hooimaand, voorviel. Terwyl de Vroedfchap vergaderd was, om te raadpleegen over de vporftelling van. zyne Hoogheid tot Stadhouder, en de vernietiging van 't Eeuwjg Edikt, kwam eene groote menigte volks, met ?ydgeweer gevyapend , ter Burgemeesters Kamer. * in-  NEDERLAND. 121 indringen, begeerende dar zyne Hoogheid tot Stadhouder aangefteld, en de Stad behoorlyk zou yerfïerkt worden. 'Er was geen ftillen aan de Gemeente, eer dit befluit genomen, en hetzelve openlyk was afgekondigd. Het volk, in grooten getale zamen gevloeid , bedreef hierop groote vreugde, door het aanheffen van een luid gefchal, en het Oranjevaandel ten Toren uit te fteeken. 's Anderendaags ontiiondt 'er wederom eenige beweeging; doch deeze kwam fpoedig tot bedaaren. jMgt reden was men, in deeze dagen van duizelhoofdigheid, beducht voor 't magtig en Volkryk Amsterdam, alwaar de raazende Gemeente eens op hol geraakt zynde , bezwaarlyk tot ililltand zou kunnen gebragt worden. Nogthans waren de beweegingen, naar evenredigheid, hier minder dan elders : waarfchynlyk omdat de inwooners, menfchen van allerlei landaart, vaarens* volk en reizigérs , minder aan elkander verknogt. dan in kleinere fteden, ook minder tot zameni-otting .en oproer overhellen. Met dit alles waren de gemoederen niet volkomen gerust. Men riep 'er om de bevordering van zyne Hoogheid tot Stadhouder; men morde op eenige Regenten, niet alleen by monde, maar ook in aangeplakte en hier en daar verfpreide Lasterfchriften, in welke zy befchuldigd wierden, II 5 dc  *22 Het BEROERD de Stad aan den Koning van Frankryk te willen overgeeven, en Franfche Vrygeleide heimelyk binnen laaten , zonder de Gemeente te kennen Inzonderheid had men het hier geladen op den Veldmarfchalk , Prins joan maurits van Nassau. Deeze, op den zesentwintigften van Zomermaand, door de Stad trekkende , om den post te Muiden te bezetten , wierdt gefcholden voor een Landverreader: ter naauwer nood ontkwam hy de fchenzieke handen van 'c woedende graauw. De Wethouderfchap, door deeze en foortgelyke beweegingen , voor erger gevolgen beducht, deedt, op den negenentwintigen, eene Afkondiging van 't Stadhuis, dat de Raaden hadden vastgcfteld, de Stad tegen alle kwaade desfeinen der vyanden te verdedigen , en des noods daar by goed en bloed op te zetten, in 't vertrouwen dat de goede Ingezeetenen , van hunne zyde, hier. toe de behulpzaame hand zouden leenen; verbiedende ten dien einde allen uitvoer van Graanen, zonder kennis en uitdruklyk verlof hunner. Agtbaarheden. Het verwonen van openbaar misnoegen wierdt hier door geftild. Doch het zat daarom nog in het nart der menigte ; hier kon het niet altoos verborgen blyven , maar moest eerlang de ruimte zoeken. Dit droeg zich toe op, de volgende wyze. Bur-  NEDERLAND. 123 Burgemeesteren en Raaden, den tyd niet willende afvvagten, dat zy , door 't Graauw , met geweld gedwongen wierden , Zyne Hoogheid voor Stadhouder te erkennen , maar liever zulks op behoorlyke wyze voorflaan ter Vergaderinge van Holland , wierden hierom te raade , eenen uit het midden hunner , met dien voorflag, na den Hage af te vaardigen. De keuze daartoe viel op den Burgemeester andries de graaf. Ongelukkig was deeze een der Regenten, die by 't gemeen van kwaadwilligheid verdagt gehouden wierden. Op den eerften van Hooimaand,met den Postwagen, van voor het Nieuwe Heeren Logement, zyne reize zullende onderneemen, kreeg hem een deel (legt volk in 't oog; 't welk verneemende dat in zynen Reiszak, zo als dezelve op den Wagen wierdt gebragt, eenig geld en ook misfehien eenige papieren waren, begon een gemeen Vrouwsperfoon te roepen : „ Dit is een Verraa3, der ; hy reist met geld en brieven na den „ Hage, om deeze Stad te leveren: houdt hem. „ vast, en fchiet den fchelm dood". Midlerwyl kwam de Burgerwagt, die op het Nieuwe Heeren Logement de dagwagt waarnam, op de been, en geboodt den Voerman Uil te houden , of dat men anders 'er onder fchieten zoude. Van deeze gelegenheid bediende zich de Burgemeester, klom van den Wagen, en bergde zich in 't Lp.-'  ?H Het BEROERD gemene. Onder 't gaan na binnen, wierdt Bern door een Wyf de hoed van 'c hoofd getrokken, terwyl een andere Helleveeg haaren kap van 't hoofd rukte, en dien den Burgemeester na.'t gezigt fmeet. Een fteek met een deegen , onder het toeflaan van de deur, na hem gedaan, miste zyn doel , en bragc eenen jongeling, die daar omtrent flondt, eene kwetzuure in de hand toe. De Kapitein pieter verloo , midlerwyl, op dit gerugt aankoomende , deedt ftraks zyne Kompaguie Burgers onder de wapenen verfchy. nen , en daar mede na het Logement getrokken zynde , het oproerig Graauw in een oogenblik verfluiven ; geleidende voorts den Heer de graaf in alle veiligheid na het Stadhuis. Tusfchen de Burgemeesters outshooun en hen» drik hooft , en de Kolonellen geelvink en roet er s wierdt kort daarna die zeifde Heer, te midden van een groot gedrang van' menfehen, te rug geleid na de Haarlemmerpoort. Hier. maakten- gemelde Heeren aan de Burgerwagt bekend, dat., de Heer de graaf, om Stads-zaaken en ten.beste der Stad, na den Hage moest verreizen.. Thans zette hy zich andermaal op den Postwagen, reedt ter Poorte uit, en de opfchudding nam een einde. Niet zo gerust , egter, was men in andere oorden der Stad. Het fehrikwekkend geroep, Een  NEDERLAND. 125 Een oploop ! een oploop ! klonk van ftraat tot ftraat. Dit bragt veel gemeen volk te hoop , voornaamelyk op en omtrent de .Reguliers- of Botermarkt. In grooten getale rukten ze van daar langs de Reguliers Breeftraat, met oogmerk om- zich na den Dam te begeeven, alwaar zy, zo als het gerugt liep , nog meer volk zouden vergaderd vinden. Onder dit oproerig optrekken hoorde men het fchrikwekkend klapperen van deuren en venfteren, die, tegen den gevreesden opftand, in alle huizen en winkels daaromftreeks geflooten wierden. Een Burger-Serjeant, dooroeffend in den Wapenhandel , thans met een Korporaalfchap Burgers de wagt hebbende onder den Reguliers-Toren, deedt der Stad merkelyken dienst by deeze gelegenheid. Zyn volk hebbende doen uitkoomen, posteert hy de Muskettiers tegen de uitgangen van den Singel en Breeftraat, als mede van de Kalver- en Doele-ftraat, met gevelde Musketten en den Lont op den Haan ; plaatzende wyders de Piekeniers met gevelde Pieken tusfchen beiden. Hier door kreeg hy het graauw tot ftaan; 't welk daarop geweldig begon te dreigen en fteenen te raapen. Zelf fchoot 'er een met een Pistool in de lucht, om *t Volk nog beter gaande te maaken. Doch de goede orde en ftandvastigheid der Burgerwagt, gemoedigd door de komst van zekeren Bui-  H6 Hèt beroerd Burgemeester , deedt het Graauw fpoedig verdwynen, zonder iets verder te ondemeemen In eene andere Wyk der Stad, het Noord/the Bosch genaamd, wierden eenige Hellevéegen van Wyven gaande, op aanhitzing haarer Mannen Eene van haar, die voor Tamboer fpeelde, Jiep' de ftraaten op en neder , onder het uitroepen ï *' Zo° der iemand lustig en rustig is , om een », ftuiver of een halven ftuiver by te leggen tot i, een Vaandel, en met alle magt na den Dam v te trekken , dat die zich llraks moest prefen. „ teeren". Eene groote menigte van \ allerflegtlle ichuim rotte hierop te zamen , die ligt de gantfchen Stad in rep en roer konde gebragt hebben; doch de Burgerwagc van de Leidfche Poort en den Reguliers - Toren deedt dien woesten hoop verftuiven. Zedert bedaarden hier voor eenigen tyd, de oproerige beweegingen. ; Gouda, zo wel van buiten als van binnen, hadt mede een pynlyk gevoel van den muitzuchtigen en argdenkenden geest deezer rampzalige tyden. In *e laatst van Zomermaand zonden de Staaten van Holland aan de Regeerders van die Stad bevel, om door het openen van de Groote Sluis het water te haten binnen loopen. De Opgezeetenen van Moordrecht, Waddinxveen , Boskoop, Ouwerkerk, en andere plaatzen zulks ver-  NEDERLAND. 127 vernomen hebbende, trokken hierop gewapend na de Stad; welker Poorten, egter, omdat 'men binnen van hunne aankomst gewaarfchuwd was* zy geflooten vonden. De Boeren vervolgens vrugteloos geroepen hebbende, dat men de Sluizen zou fluiten, vielen 's avonds ten zeven uuren op de Tolpoort aan , braken dezelve open , zo als ze zeiden, op last van zyne Hoogheid, en liepen voorts na het Stadhuis, binnen 't welk zy de vergaderde Wethouderfchap bykans vierentwintig uuren hielden opgeflooten. Intusfchen zondt men van wederzyde Afgevaardigden aan Zyne Hoogheid: de Boeren , om te verneemen, of het inlaaten van water op 's Prinfen bevel gefchied ware; de Wethouders , daar» entegen, of deeze inval in de Stad zyner Hoogheids wille ware? Kort hierop kwam 'er bevel, dat men het intappen van water zou flaaken, en de Boeren na hunne wooningen hadden weder te keeren. Dit deedt eenige uitwerking , doch nog meer,, het verfchynen der Burgerye , op hoogen last , onder de Wapenen. Zo bevreesd wierden hier door de Boeren , dat ze in alleryl de Markt en het Stadhuis verlieten, en by troepen ter Poorten uit liepen. Eer nog de Landlieden vertrokken waren, hadt een hoop flegt volk het huis des regeerenden Burgemeesters sink, die thans de Vergadering van  1&8 Het BEROERD van Holland by woonde, geplonderd, in weerwil van eene Kompagnie Ruiterye, uit het Le^er derwaarts gezonden. Zommigen raeenen dat de Krygslieden zelve hier toe de hand geleend hadden. Eenige andere huizen, welken diergelyke of nog zwaarder ramp dreigde , bleeven verfchoond, door de voorzorge der Wethouderfchap en der gewapende Burgerye, Naa het vertrek der Boeren riep-het gemeene Volk : „ Wy willen dat de Prins van Oranje „ Stadhouder zal worden gemaakt, en voor es al „ 't geen zyne Voorouders ooit hebben gehad, „ zal genieten " Geene kleine ontfteltenis ontftondt hier uit by de Wethouders, die nog grooter wierdt door het roepen van zommigen: „ Wy kennen ze wel die den Prins tegen zyn; „ en zy zullen ook wel gevonden worden ". Van zommige Heeren wierden zelf de huizen met plondering gedreigd. De Wethouders , om 't volk eenigzins tot bedaaren te brengen , vonden thans geraaden, door eenen Sekretaris van het Stadhuis te doen afleezen, „ Dat de Heeren den Prins van Oranje zouden verzoeken om in de „ Stad te willen koomen, alwaar zyne Hoogheid „ met alle eere en ontzag zou ontvangen en ont„ haald worden". Dit gefchiedde in de daad: twee dagen daarnaa kwam de Prins' binnen go ijda, wierdt door het Volk met. groote betuigin* ge»  NEDERLAND. 120 gen van vreugde verwelkomd, en.door de Weï« houders deftig onthaald. Nu wist het Volk niet beter , of aan zyne begeerte was voldaan, en hielde zich daarom ftil. Maar het wierdt uit den droom geholpen, door de komst van eenige Afgevaardigden van Dordrecht en Rotterdam. Deeze met hunne koetzen een weinig ftil houdende op de Markt, fchoolde eene groote menigte Volks derwaarts te zamen. Van hun verftaan hebbende , dat zy den wil hadden na Bodegraaven, om zyne Hoogheid het Stadhouderfchap aan te bieden, en met een, hoedanig zich deeze zaak 't hunnent hadt toegedraagen, begonnen zy tegen hunne Regenten argwaan op te vatten. Eenigen , die wat verder zagen, roeiden hier onder. Straks was het algemeen geroep: „ De Heeren hebben ons bedroo„ gen ; zy meenen 't niet wel met den Prins : „ maar wil men zyne Hoogheid tot Stadhouder „ hebben gemaakt , zo moet men doen als „ die van Dordrecht en Rotterdam". Met meerder woede dan ooit te vooren maakte dit gerugt het gemeen aan 't hollen. De Wethouders , voor zwaarder onheilen bevreesd, beflooten toen, zyne Hoogheid voor Stadhouder te verkiezen. De Gemeente , hier van verwittigd, eichte thans , dat ten bewyze van de echtheid deezer verkiezinge , de Oranjevlag terftond van I den  330 Het BEROERD den Toren zoude waaien; zo als ook gefchiedde. En hier mede kwam de Stad wederom in rust. Rotterdam bleef mede niet verfchoond van deeze gevaarlyke en verre uirziende beweegingen. Reeds op den vyfentwintigften van Zomermaand ontftondt aldaar eenige opfchudding , over de verdeediging van de Stad. Zommigen meenden, dat daartoe, by de Wethouderfchap , "niet de noodige voorzorge was gebruikt. Anderen riepen, men zou reeds den volgenden nacht Fransch .zyn , byaldien hierin niet bytyds voorzien wierdt. Zo zeer ontrust wierden hier door de gemoederen, dat een aanval op de Regeering en het onder den voet haaien van 't Stadhuis alleen door de gewapende Burgery geweerd en voorkoomen wierdt. Een Eed van getrouwheid, ter verdeediginge van de Stad, welken de Wethouders , ten aanhooren der Gemeente, deeden, maakte voor eene poos een einde aan de opfchuddinge. Maar van geen langen duur was deeze rust. Op den negenentwintigften der bovengemelde maand , al vroeg in den morgen , kwamen de Burgers, in grooten getale, op de been, begeerende de afzweering van het Eeuwig Edikt, en de aanftelling van zyne Hoogheid tot Stadhouder; door  NEDERLAND. 131 door de Burger- Kapiteinen en Luitenanten, verzeld van twee uit het midden hunner , deeden zy deeze begeerte aan de Wethouderfchap voordraagen. Het befluit hierop by dezelve genomen,en van 't Stadhuis zynde afgekondigd , ter voldoening aan de gemelde begeerte, wierden voorts eenigen uit de Regeering , den Krygsraad en de Burgery benoemd , om 's anderendaags na zyne Hoogheid te vertrekken , met verzoek dat het haar mogt gelieven, de Stad flegts voor eenige uuren met haare tegenwoordigheid te vereeren, ten einde om van den Eed , op het Eeuwig Edikt gedaan , ontflagen en met de Stadhouder* lyke waardigheid bekleed te worden. Doch de Prins weigerde aan dit verzoek te voldoen, maar zondt eene Kompagnie Ruiters; wien, egter,door de Burgery, de Poort voor het hoofd geflooten wierdt, onder het roepen dat zyne Hoogheid aldaar verwagt wierdt, en zy alsdan met dezelve zouden binnen gelaaten worden. Midlerwyl gefchiedde de plegtige aanftelling van zyne Hoogheid ter Staatsvergaderinge in den Hage. Doch de rust was hier mede in de Stad niet herfleld. Op den ackflen van Hooimaand, trok een deel liegt volk te hoop , beftaande inzonderheid uit wyven, trekkende, met een Vaandel, door de Stad, voorby het Stadhuis, en vervolgens na het huis van den Heere van der A, I a al*  ?32 Het BEROER D alwaar de glazen wierden ingeflagen. De overmoed, rhans aan her hollen , dreef de dolle menigte van daar na het huis van de Vroedfchap arent sonmaas. De glazen hier insgelyks ingefmeeten, en de deur mee hamers open geflagen zynde, ftoof het gefpuis na binnen, alwaar de vraatzucht haaren moed koelde aan Brood , Boter en Kaas, Wyn en Bier en andere Eetwaaren, alle welke zeer gulzig wierden te lyve geflagen. De Burgery, 's namiddags- in de wapenen gekoo men, ftelde eenige Artikelen in gefchrift, waarby, onder andere, begeerd wierdt het opontbod van eenige Heeren ter Dagvaart gezonden in den Hage, het afzetten van eenige Stads Regenten, en van andere Heeren , in hunne plaats, en het in verzekering neemen van eenige leden van de Wet. Nog wierdt by een afzonderlyk Artikel begeerd, het erflijk verklaaren van de ampten en waardigheden , den Prinfe opgedraagen , in gevalle hy mannelyke fpruiten naliet. De Heer pietkr de groot was een der Heeren, in het voorgaande verzoek bedoeld, om in verzekering genomen te worden. Onder 't geleide eens Trompetters van zyne Hoogheid, was hy in de Stad en op het Stadhuis gekoomen, om de vergadering der Vroedfchap by te woonen. Dit alles liep rustig en in vrede af. Maar toen , in den naamiddag, by het fcheiden der vergade- rin-  NEDERLAND. ringe, de gebrandmerkte Heeren na huis wilden keeren, wierden de Heer de groot en Burgemeester vroezien, die eerst den Trap afkwamen , door' een hoop flegt volk gefluit, en na binnen gedreeven, in 't aanzien der Burgers., die beneden de wagt hadden. Zelf wierden de Heeren met mesfen gedreigd , en ontkwamen alleen eenen fleek door de waarfchuwing hunner Dietiaaren. De Heeren , boven gekoomen zynde, •klaagden over het geweld hun aangedaan. De groot meende dat de oproer zou geflild worden, door het vatten en flraffen van twee of drie der voornaamfte Belhamels; doch de Regeering hadt het hart niet om deezen flap te waagen. Nogthans wierdt de perfoon , die het mes hack getrokken , in verzekering genomen; 't welk eenig ontzag fcheen te verwekken , en de Heeren gelegenheid gaf om na hunne huizen te keeren. Doch naauwlyks waren zy aldaar aangekoomen , of het gefpuis hervatte , met vernieuw» de kragten , zynen moedwil. Men begeerde de loslaating van den perfoon, die om het trekken van het Mes in hegtenisfe was genomen, of dreigde, by weigering daar van, het Stadhuis onder den voet te zullen haaien. Zo hartlyk was ditdr.eigen, dat de Wethouders, voor daadelyk•heid bekommerd , den drang volgen en den geI 3 van-  134 Het BEROERD vangene moesten loslaaten, waardoor de gemoederen eenigzins aan 't bedaaren kwamen. De oroot en eenige andere Heeren weeken, onder en zedert die alles, ter Stad uit, om niet meer bloot gefield te zyn aan het muitziek Graauw. Ten befluite moeten wy hier nog aanmerken, dat de Predikanc jakobus borstjus, die reeds voor eenigen tyd, tegen de Regeering en voor den Prins van Oranje, van den predikfloel hadt geyverd, zich met de tegenwoprdige opfchuddingen merkelyk gemoeid , en het vuur der oproerigheid geflookt hadt. Want toen het volk by groote hoopen zamentrok, mengde hy zich onder den hoop, en vraagde het volk „ of zy niet „ begeerden de vernietiging van het Eeuwig „ Edikt, en de verheffing van zyne Hoogheid tot „ het Stadhouderfchap V' 't Is bykans een hoon voor de braafheid van een eerlyk gemoed, hier aan te merken, hoe verre de Man, met zulke bemoeijingen, buiten zyn Ampt tradt. Elk, die eenig gevoel heeft, zal dit bedryf verfoeien. Thans zyn wy genaderd tot het befchreienawaardig Treurtooneel, 't welk, ten deezen tyde, in 's graven hage geopend wierdt, waarop twee van 's Lands getrouwfle en kundigfle dienaaren de deerlyke flagtoffers wierden van onverzaadelyke heerschzucht en toomelooze baldaadigheid: den  NEDERLAND. 135 den Moord van 't edel Broederpaar kornelis enjoAN de witt. Verleegen om woorden, kragcig genoeg ter betooninge van ons afgryzen van het hemeltergende bedryf, en van de omftandigheden , daar by voorgevallen , gaan wy over tot een eenvoudig verhaal van de gebeurde zaaken. Dit zal den Leezer ftoffe genoeg tot aanmerkingen aan de hand geeven, en zynen boezem doen zwellen van edele verontwaardiginge van de gepleegde gruweldaaden , niet flegts van de uitvoerders van het werk zelve , maar ook van de geenen, die agter den fcherm zaten , en de woede met eene wreede goedkeuring aanfchouwden, of heimelyk flookten. Al zints geruimen tyd waren de genoemde Heeren, joan de witt, Raadpenfionaris van Holland, en kornelis de witt, Burgemeester van Dordrecht en Ruwaart van den Lande van Putten, de voorwerpen geweest van den haat der zulken, die van 's Prinfen hartd vloogen, en een nydig hart toedroegen aan allen, die deszelfs verheffing tegenftonden. De Boeren van t Land van Voorne hadden wel zes dagen na den Ruwaart gezogt, met oogmerk om hem dood te flaan. De Raadpenfionaris woonde thansr de Vergaderingen van Holland niet by, dewyl hy, aan zyne wonden, hem , gelyk wy boven I 4 heb- 1  13Ö Het BEROERD hebben verhaald, verraaderlyk toegebragt, nog zyne Kamer moest houden. Onder dit alles regende het Paskwillen, Schimpfchrifcen en Blaauwe - boekjes, in welke men hen en hunnen Aanhang fcholdt voor Witte gebroedzeis, Loevefteinfche Factie, Verraaders van het Vaderland, enz. Den eenen noemde men den Land-, den anderen den Water-Prins. Doch al dien hoon en laster verdroegen zy met geduld, in het vertrouwen op hun blank geweeten en zuivere bedoelingen. Dit geduld, nogthans, hadt zyne paaien ; tot berflehs toe gerekt, brak het eindelyk in Hukken , op het verfchynen van zeker Paskwil, geityteld: Waarfchouwing aan alle edelmoedige en getrouwe Inwooners van Nederland. De Raadpenfionaris kon niet verdraagen, dat hem te laste wierdt geleid , ongetrouw gehandeld en zich verrykt te hebben met de fekreete Correspondentiepenningen, die hem jaarlyks, tot byzondere verftandhoudingen, verftrekt wierden; als mede, dat hy voor de Legers van den Staat geene genoegzaame zorge hadt gedraagen. Hy fchreef hier over aan den Prinfe , die hem, eerst naa verloop van tien dagen , en toen nog een zeer flaauw en koel antwoord zondt. Midlerwyl trof het Land als een pnverwagte don-  NEDERLAND. 137 donderdag in de ooren , het verfpreide gerugt, dat de Fiskaal ruisch , verzeld van den Drost en zyn gevolg, op den vierentwintigften van Hooimaand, zich te Dordrecht vervoegd hadt, op last van den Hove van Holland, om den Ruwaart kornelis pb witt te vatten, en hem vervolgens gevankelyk na de Kasteleinye in den Hage hadt overgebragt. Over de reden van dit gevangenneemen vielen allerlei gistingen. Men blies eikanderen in h oor, dat in den jongden Zeedag tegen de Engelfche en de Franfche Vloot, welken de Ruwaart hadt bygewoond , hy de eerfte voornaamlyk aangetast, en de andere wilde verfchoond hebben, als mede, dat hy het hervatten van het gevegt 's anderendaags zou belet hebben; van alle h welk hy door den Luitenant Admiraal beneraal de ruiter wierdt vrygeiproken. Zedert , egter, verftondt men , dat de grond der befchuldiginge, tegen hem ingebragt, hier in beftondt, dat hy zekeren willem tichelaar, Wondheeler te Piershil, zou hebben zoeken om te koopen, of daadelyk hadt omgekogt, „ om „ Zyne Hoogheid den Heer Prins van Oranje , van 't leeven te berooven ". De Raadpenfionaris was insgelyks niet onbewust, uit bovengemelde Schimpfchriften, en uit nog andere voorvallen , hoe hy by 't gemeen I 5 ia  133 Het BEROERD in den haat was vervallen. Nog onlangs hadt men daar van een blyk ondervonden binnen Haarlem. Een gerugt hadt zich door die Stad verfpreid , dat hy by den Heere van sypest ei n gehuisvest was. i Straks fchoolt eene menigte Volks derwaarts byeen, fmyt de glazen in ftukken, en klopt geweldig op de deuren. Niets baatte het verzoek van Mevrouwe van sypestein, by afweezigheid haars Echtgenoots, dat drie of vier Burgers"mogten binnen koomen, en het huis doorzoeken. Eene geheele menigte van het woeste Graauw ftoof na binnen , en het gezogte voorwerp niet vindende , koelde het zyne woede aan porcelein en andere huisgeraaden. Dit en meer andere redenen, den Heer joan de witt doende denken, dat zyn dienst voortaan den Lande niet gelyk weleer van nut zou kunnen weezen, wierdt hy te raade , zynen zwaarwigtigen post neder te leggen, welken hy, in zorgelyke tyden, bykans negentien jaaren hadt bekleed. Hy gaf'er den Staaten fchriftelyk kennis van, en wierdt, volgens beding, tot Lid in den Hoogen Raad aangelteld. Intusfchen wierdt de Ruwaart in de Kasteleinye in hegten isfe gehouden , en van daar vervolgens overgebragt na de Gevangenpoort, 't Valt buiten ons beftek, een berigt te geeven van de Regts* pleegingen ten zyrien opzigte, van zyne Verhoo- rin-  NEDERLAND. 139 ringen tegen den eer- en fchaamteloozen Wondheeler, en van de folteringen, den Heere de witt aangedaan, ondraagelyk voor iemand, die een rein Geweeten heeft. Onder dit alles ontftondt 'er, in den avond van den vyftienden van Oogstmaand, een gerugt in den Hage, en verfpreidde zich na alle oorden dier Hofplaatze , dat de Ruwaart zogt uit te breeken. Straks fnelt een hoop Volks na de Gevangenpoort , en houdt die den gantfchen nacht bezet. Hec volk, vreezende dat de Heer de witt reeds met 'er daad ontfnapt ware , was den volgenden morgen zo ongerust, dat het dreigde de belendende huizen te zullen onder den voet haaien, indien men den gevangene niet vertoonde. Ter ftillinge van de Gemeente , begaven zich eenige Raaden van 't Hof, verzeld van etlyke Burgers, na de Gevangenpoort, die van daar wederkeerende het Volk verzekerden, den Ruwaart gezien en gefproken te hebben. Dit alles, egter , mogt niet baaten ; men begeerde dat hy voor de traliën zich zodanig zou verwonen, dat zy allen hem zien en onderkennen konden. In zynen Nachttabbert gekleed , voldeedt hy aan deezen eisch ; waar door de gemoederen eenigzins tot bedaaren kwamen. Nogthans kwam de Burgery in de wapenen. Eenigen uit dezelve aan Zyne Hoogheid verzogt hebbende, dat ter meerde-  140 Het BEROERD dere verzekeringe, de bewaaring van den Ruwaart bun moge werden aanbevolen, bedankte de Prins de Burgers voor hunne trouwe zorge; 'er nevens voegende „ dat de Ruwaart uit zyne handen, en ,, an die der Junkie was , welker hy de zaak „ volkomen toevertrouwde". De Burgers bleeven vervolgens de Voorpoort dag en nacht bewaaken, houdende geduurig twee Schildwagten voor de deur. 't Is bekend hoe het Hof eerlang een Vonnis over den Ruwaart ukfprak , volgens 't welk. hy van alle zyne Ampten en Waardigheden verhaten, eri uit Holland en West-Friesland voor altoos wierdt gebannen. Hooger kon men het vonnis niet brengen. Doch daar men geen middel zag om hem geregtelyk aan 't leeven te koomen, beftak men het Huk heimelyk zodanig, dat het Volk dit gebrek mogt aanvullen , om dus kwanswyze op hetzelve de fchuld te kunnen haden, en den blaam van een onregtvaardig bloedvonnis van zyne eigen fchouderen weeren. Immers, een der Regteren den eerloozen befchuldiger ontbooden hebbende, fluisterde hem in 't oor, dat de Ruwaart zou gebannen worden, doch dat hy na buiten moest gaan, en 't volk ophitzen, om zulk eenen fchelm , die den Prins hadt willen vermoorden, om hals te brengen. Ook hadt men, op dien zelfden dag, briefjes in den Hage ge- ftrooid,  NEDERLAND. 141 ftrooid, {trekkende om het volk zamen te lokken, en niet onduister te kennen geevende, hoe men gaarne met den gevangene wilde gehandeld hebben. Met deeze flinkfche handelingen hadt men 't, ondertusfchen , niet alleen op den Ruwaart gelaaden; niets liever zag men, dan zynen broeder, den geweezen Raadpenfionaris, hem als een lotgenoot toe te voegen. Om dit doel te bereiken, moest hy insgelyks in den ftrik gelokt worden. Ten dien einde wierdt de Dienstmaagd des Cipiers opgemaakt , om hem van wegen zynen broeder te boodfchappen , dat hy vry verklaard was , en hem op (taanden voet verlangde te fpreeken. Straks begeeft Heer joan zich na de Gevangenpoort, verzeld van zyne twee Klerken en zynen Dienaar , terwyl hy zyne koets deedt volgen, om daar mede zynen broeder af te haaien. Met verwondering zag hem de Ruwaart binnen treeden, alzo hy niet om hem gezonden, en dus ook niet verwagt hadt : waarom zy, van toen af, niet veel goeds verwagtten. Terwyl de twee broeders elkander hunne bekommernis médedeelden, ftelde de eerlooze Tichelaar alle zyne poogingen te werk om het volk op te ruien. Nu zeide hy, dat de Ruwaart flegts om de leus gepynigd was , en men hem het hoofd voor de voeten hadt behooren te leggen.  Het BEROERD gen. Dan frak hy 't hoofd ten venfter uk, eri riep , dat de hond met zynen broeder haast zou afkoomen , maar het nog tyd was om zulks te beletten. Dit hadt de bedoelde uitwerking.' Het geroep der burgeren Wapen! wapen! verving het graauw met een woest gefchreeuw, Moord! Moord! Verraad! Verraad! Men ftreeft hierop na de Gevangenpoort, en elk wil de eerde zyn om den de witten den hals te breeken. Terwyl intusfchen de Staaten van Holland van deeze opfchuddinge onderricht, drie Kompagniën Ruiters hadden doen opzitten , en tevens de Trom-geroerd was om de Schuttery onder de Wapenen te doen verfchynen , befloot de Heer Joan de witt, omtrent half elf uuren in den Voormiddag, zonder zynen broeder, na huis te keeren. Doch 't wierdt hem belet door de Burgers, voorgeevende, buiten last van hunne Officieren, niemand van daar te mogen laaten gaan. Heer joan thans vol bekommeringe, deedt onderzoek by den Cipier, of 'er geene gelegenheid ware, ergens agteruit van daar te geraaken; doch deeze zeide, dat zulks onmogelyk was. Of de gemoederen der woedende menigte nog niet genoeg oproerig waren, zogten eenigen dezelve nog verder aan te vuurcn. De Zilverfmid Hendrik verhoeff deedt inzonderheid hier toe het zyne ; en de woede van den Schepen joan  NEDERLAND. 14$ joan van bankhem liep zo hoog dat hy eenige Kapiteinen hadt doen zweeren , de de witten niet in \ leeven te zullen laaten. Verhoeff heeft zedert verhaald , dien eigen morgen God te hebben gebeeden , tot het ombrengen van de Gebroeders de hand te mogen leenen , -of zelve in die onderneeming fneuvelen. Geen wonder, derhalven, dat hy door het verzoek van eenen der Burgemeesteren zich van zyn opzet niet liet afbrengen. Naadat de Broeders het middagmaal gehouden hadden , beproefde Heer joan van nieuws om na beneden te gaan; doch 't wierdt hem belet door de burgers : waarom hy wederom na binnen getreeden zynde , zich nederzette om te kezen in het Boek de Regteren , terwyl de Ruwaart op een Ledikant een weinig ruste nam. Intusfchen nam het oproer voor de deur geftadig toe. Het wierdt vermeerderd door het muiten der Burgers over de Ruitery , door welke zy in hun voorneemen merkelyk gehinderd wierden. Om deeze van daar te trekken , deedt men, uit een anderen hoek, fpoedig een gerugt loopen door den Hage , dat de Boeren , tot ontzet van de Heeren , in aantogt waren. Twee Kompagniën Ruiters wierden hier door getrokken van haare posten; 't welk den Heer tillv, Bevelhebber over dezelve , dien last ongaarne ge-  ï4+ Het BEROERD gehoórzaamende , deedc zeggen : „ Nu zyn dé „de witten doode luiden". En, in de daad , het leedt niet 'lang, of men begon op de deur der Voorpoorte geweldig te fchieten; die voorts daarop, met hamers en motets gebeukt , en om 't ysfelyk vloeken en dreigen , door den Cipier geopend wierdt. De moordzieke hoop , hebbende den Zilverfmid verhoeff aan 't hoofd , ftuift ftraks na binnen, in het vertrek, alwaar de Heeren Broeders hun naakend lot met zidderenden angst te gemoet zagen. De Ruwaart lag op het Ledikant; de geweezen Raadpenfionaris, gekleed in een zwart fluweelen Mantel, zat of ftondt by eene tafel, op welke een geopende Bybel lag. Op zyne Vraag: „ Mannen , wat wilt gy hebben , „ en waartoe dit geweld?" ontving hy geen antwoord, maar ftoof verhoeff na de legerftede , wier gordynen hy , onder het vreezelyfc zeggen „ Verraader , gy moet fterven; bid God en bereid u " , open fcheurde. Een ander Burger, terwyl Heer kornelis, met gevouwene handen, overeinde zat, floeg zo geweldig tegen de ftylen van 't Ledikant, dat dezelve tot elkander vielen. Thans hielp men hem onbefuisd op den vloer, daar hem iemand den Nachtrok aantrok, zonder dat hem de tyd wierdt gegund ora zyne kouzen aan te doen. On-  NEDERLAND. MS ■ Onder dit alles hadt men Heer joan ongemoeid gelaaten. Doch thans gevraagd hebbende, „ of men 't ook op hem gemunt haddef was 't antwoord: » Ja,fchelm, verraader, dief: ,, gy zult den eigen gang uws broeders gaan. Met een wierdt hem , met den kolf eens Snaphaans, zo een zwaare (lag op 'c hoofd toegebragt, dat 'er het bloed uit gudsde; 't welk hy beantwoordde met te zeggen: „ Is 't om myn leeven „ te doen , fchiet my dan terftond onder den ,, voet." Doch ve u hok f f, onder voorgecven dat zulk een Schelm openlyk moest fterven, belette dit. Nogthans wil men , dat hy , kort daarnaa, door eenige redenen des geweezen Raadpenfionaris, ter zyner verdeediginge mgebragt, eenigzins tot ftaan kwam, zo niet tot zagtheid neigde: zodat zommigen uit den hoop reeds begonnen te roepen, dat hy zich met den Raadpenfionaris verftondt; 't welk hem Heer joan deedt van zich ftooten, met de woorden: „ Bruit dan met den fchelm voor den Duivel." Onder een vreezelyk ftooten, duwen en fchoppen, was men , ondertusfchen , met de rampzalige flagtoffers der moordzucht, beneden op ftraat gekoomen. Hier fpande elk zyne kragten in, om door kwetzen en grieven , hun de diepfte wonden en knellendfte fmarten toe te brengen. Heer kornelis, door 't dringen fpoedig onder den K voet  Ï45 H et BEROERD voet geraakt, wierdt meest gedood door het (laaft met kolven der fnaphaanen. Heer joan, eerst met een piek in 't aangezigt gekwetst , vervolgens met een pistoolfchoot in den nek , wierdt eindelyk afgemaakt door eenige Hagen met Snap. haanen. De lyken byeen gefleept zynde, wierdt op en over dezelve, als een teken van overwinninge, een algemeen Salvo gefchooten. Men (leepte ze voorts na het zo genaamde Groene Zootje, daar ze by de beenen aan den galg wierden opgehangen. Alsof men de onmenfchelyke woede nog niet genoeg gekoeld hadde, fneedt men nu van de deeriyk mishandelde Lyken de meeste ledemaaten af, en verkogt ze onder de menigte: een 'Oor voor vyfentvvintig tot dertig Huivers, een Toon voor tien, een Vinger voor vyftien of twintig Huivers. De lichaamen wierden open gefneeden, en, gelyk die van geflagte beesten, met houten pennen vaneen gefperd. Men rukte de Harten ten lyve uit, en leide ze in een pot met Terpentynoly, die in Lentemaand des jaars 1673 riog in den Hage vertoond wierden, met drie Hukken naast dezelve, door het woedende Haagfche Graauw daar uit gebeeten. Onder de aanfchouwers voor de Geregtsplaats bevonden zieh de Luitenant-Admiraal kornelis tromp- en de Predikant simonides, die, '«anderendaags, openlyk op den predikftoel, dien ver-  NEDERLAND. 14? verfoeielyken moord eene wraake Gods noemde. De Regeering van 'sGravenhage hadt, uit eene Herberg naast de Gevangenpoort, het gruwelftuk aanfchouwd. Geduurende het mishandelen en moorden, hadt men de kinderen van den geweezen Raadpenfionaris geborgen ten huize der Zusteren koster, leden der Doopsgezinde Gemeente, van waar ze, den volgenden dag,heimelyk na Amfterdam gebragt wierden. 's Nachts omtrent twaalf uuren wierden de Lyken , op last der Staaten van Holland , van den Galg genomen, en na het huis van den geweezen Raadpenfionaris gevoerd zynde , vervolgens in deszelfs Graf bygezet. Men wilde naderhand de Wapens der Broederen in de Kerk ten toon hangen; doch het Graauw , verneemende dat ze reeds in het huis des Kosters gebragt waren , viel ter deure in, maakte 'er zich meester van en vernielde dezelve. Dus eindigde dit moordtooneel, het vervolgen Van welks hoofdbedryvers Prins willem de III afraadde; zelf vindt men aangetekend, dat de eerlooze befchuldiger van den Heere kornelis de witt, tot op 's Prinfen dood, van denzelven eene Jaarwedde heeft getrokken. Naa ons een tyd lang in Holland te hebben opgehouden, flappen wynu over na zeeland, om K a het  H* Het BEROERD' het aldaar voorgevallene, ter gelegenheid var* 'sPrinfen bevorderinge , te verhaalen. Men hadt aldaar de tyding niet ontvangen van 't geen in de Hollandfche fteden onder 't gemeen was omgegaan, of de opgezeetenen ten platten lande, zo wel als de bewooners van de fteden, raakten in rep en roere. Men wist aldaar , althans het wierdt geloofd, dat de Grenzen en Sterkten van den Staat in Vlaanderen niet in den vereischten ftaat waren; als mede , dat de Gemagtigden der Algemeene Staaten, derwaarts gezonden ter bezorginge van het noodige, door verfcheiden hinderpaalen belet waren, zich behoorlyk van hunnen last te kwyten. Op den elfden van Hooimaand des meer genoemden jaars, kwamen de Visfchers en Landlieden, rondom zie rik zee woonende, met Hokken en fteenen gewapend, ter Stad intrekken, namen hunnen weg na het Stadhuis, iloegen 'er de Glazen in ftukken, en zouden vervolgens dé deur overweldigd hebben, byaldien zulks niet belet ware door twee of drie Kompagniën Burgers, die, denopftand vernomen hebbende, ftraks on. der de wapenen verfcheenen. Doch naauwlyks was deeze oproerige hoop verftooven , of de Burgers rotteden op verfcheiden plaatzen te zamen, en ftelden eenige Artikelen op het papier, bftü  NEDERLAND. 149 "behelzende bezwaaren tegen de Regeering , en ook eenen eisch , dat vier leden van dezelve na Holland zouden worden afgevaardigd, om zy. ne Hoogheid te begroeten, en denzelven alle de Ampten en waardigheden, welke zyne Voorouders hadden bekleed , op te draagen. Met het fpoedig voldoen aan den laatften eisch nam ook terftond alle opfchudding een einde. Even vreedzaam liep het thans insgelyks af te vlissingen en middelburg, wier Wethouders in de verheffing van zyne Hoogheid fpoedig bewilligden, en op andere punten van bezwaar in het toekoomende herftel beloofden. Doch deeze rust was van geen langen duur ; men zag wel haast het vuur der muiterye , 't welk eenigen tyd hadt gefmeuld, openlyk ten dake iiuflaan. Aanleiding daar toe gaf, om dat, naar den zin der Gemeente, door de Regeering niet genoeg gezorgd wierdt voor het wegneemen van eenige bezwaaren, onlangs ingebragt. Het tooneel der verwarringe was het Eiland Walcheren. Eerst ftak men aldaar, in de Steden en ten platten Lande, gefchreevene briefjes heimelyk onder de deuren, behelzende dat de Koning van Frankryk het oog op Bergen op den Zoom, en vervolgens op Zeeland hadt. Dit, en omdat men de gewapende Boeren , eenige nachten , zonder het Woord., langs ftrand hadt doen optrekken, K 3 deedt  ï-o Het BEROERD deedt hen befluiten, op de Stad Middelburg aan te trekken, en eenige Heeren , die inzonderheid wierden verdagt gehouden, aan te tasten. Zy begonnen den opftand met een loos alarm en het opfleeken van Vuurbaaken , om alzo binnen de Stad het denkbeeld te verwekken, dat de vyand eene landing deedt, alzo men, daags te vooren, hadt verfpreid dat het Fort Philippine belegerd was. De ftedelingen kwamen hierop te zamen, alleen gewapend met hun Zydgeweer; doch de valschheid des gerugts vernomen hebbende, gingen alleen na huis, uitgezonderd de Kompagnie van het Oranje Vaandel, die in volle geweer na het Stadhuis trok om hetzelve te bezetten. Maar het graauw, thans op de been zynde, drong op de Kompagnie in , en omiingelde den Vaandraager, die zich hierdoor genoodzaakt vondt, met zyn Vaandel ruimte te maaken : waar door een man gekwetst wierdt. Dit ontrtak de gemoederen, en vermeerderde den aandrang t waarom hy een Pistool loste , 't welk eenen Jongeling dermaate aan hec hoofd trof, dat hy ter aarde ftortte. Straks ging 'er een kreet op: Steenigt den hond, en begon men reeds toebereidzels te maaken om zulks te volvoeren. Waarop de Kompagnie in het Stadhuis de vlugt nam, onder een hagelbui Van fteenen. Midlerwyl verfcheen eene Kompagnie Landlieden  NEDERLAND. 151 éea voor de Noord-Poort, dit verzogt hebbende binnen gelaaten te worden , op een weigerend antwoord, befloot, zich met geweld den toegang in de Stad te baanen. Hunne makkers hielden zich op eenigen affland verborgen, om den afloop der zaaken van daar te befpieden. De eerstgemelden het Rinket der Poorte in Hukken gebroken hebbende, zogten voorts den opgehaalden Valbrug met haaken na beneden te trekken. Doch de Burgers namen hun die moeite uit de handen; met de Boeren heimelyk zamenfpannende, lieten zy den Brug vallen, en de Landlieden binnen, trtkken. Eene Kompagnie derzelven, voerende een Groen Vaandel, trok voorts over de Markt ra de Abtdy, tot voor het huis van den Raadpenfionaris de huybert, met oogmerk om dien Heer, by hen verdagt, te vatten en na buiten te voeren. De Heer van odyk dit vernomen hebbende, begaf zich onder de muitende landlieden, zogt dezelven tot ftilftand te brengen, met da verzekering , nevens hun , voor zyne Hoogheid, goed en bloed te willen opzetten, en beloofde hun een Oranje-Vaandel, indien ze na hunne huizen wilden wederkeeren ; als mede aan hun voldoening te zullen bezorgen aangaande het Wagtwoord. Dit bragt de Boeren eenigzins tot ftilftand; doch het was van korten duur. Het MiddelburgK 4 fche  152 Het BEROERD fche graauw, thans insgelyks op de been, üookte hen op om de Verraaders, zo als zy ze noemden , gevangen te neemen ; hun voorts bekend maakende, wie het was , die het Wagtwoord hadt opgehouden, naamelyk de Heer van den br and e, die zich thans op het Stadhuis bevondt. Straks trokken ze derwaarts. Hier vertoonde zich gemelde Heer nevens den Baljuw van Middelburg op de Puye, die den oproerigen hoop verneemende, alles deeden wat ze konden om denzelven ter neder te zetten, door de verzekering, dat hun in alles regt zou wedervaaren, en dat de Heer van den brande, ten dien einde,door den Baljuw, » verzekering genomen, en dus voor zynen be. voegden Regter was. Doch de Boeren, van dit alles niets begrypenr de, of daar aan het oor niet willende leenen, drongen in het Stadhuis, en haalden van daar, in weerwil der Burgeren, die de vlugt namen , den Heer van den brande, en voerden hem buiten de Noord-Poort, in de Kroeg of Herberg Naadorsty hem flaande, fleepende en op allerlei wyze mishandelende. Een Matroos roofde zynen kostbaaren hoed. : - Midlerwyl waren zes andere Kompagniën Boeren in de Abtdy gerukt, en hadden het Hof van Zeeland ingenomen. Van daar trokken ze na de huizen der Burgemeesteren la sage en brob» we r,  NEDERLAND. 153 wer, welke ze insgelyks buiten de Stad na eene Boeren-herberg voerden. Onder het fleepen, fleuren en mishandelen, hadt Burgemeester broüwer den Burgeren toegeroepen: „ Helpt my, „ ik zal u allen helpen: laat my toch binnen de „ Stad blyven." Even eens ging het ook met eenige andere Heeren. Het graauw maakte reeds eenen aanvang met het plunderen van het hui? van den Heere vrybergen; doch de Boeren zelve ftuitten den moedwil, zeggende dat het hun niet daarom , maar om de kwaads Heeren te doen was. Nogthans wierdt deeze Heer, nevens den Penfionaris de huybert en den Sekretaris reigersbergen, buiten de Stad gevoerd, en door de Boeren vastgehouden. Thans verzogten de Boeren aan de Burgers, dat aan hun eenige Gelastigden zouden gezonden worden, om de gevangene verdagte Heeren te ondervraagen. Drie perfoonen uit ieder Gild wierden hierop benoemd, die, naa de gedaane ondervraaging, 's avonds ten zeven uuren, de Heeren wederom gevankelyk binnen Middelburg op het Stadhuis bragten. Hier zouden ze bewaard worden, tot dat de Boeren voldoening aangaande het ■ Wagtwoord, en de Burgers op zekere voorftellingen antwoord zouden verkreegen hebben. De Wethouderfchap beloofde dit aanftonds te zullen in 't werk ftellen; waarop de gevangene Heeren , op K 5 borg-  ï5f Het BEROERD borgtogt, ontflagen wierden. Thans kwam ailei tot rust, en de Boeren keerden weder na hunne wooningen. Wy keeren weder na Holland , om een berigt te geeven van de voornaamfte opfchuddingen en beroerten, naa 's Prinfen verheffing, aldaar voorgevallen. In de meeste Steden zaten Heeren op het kusfen, van den Aanhang des geweezenen Raadpenfionaris, en dus den Prinfe niet aangenaam. Van hier ook dat men niet rustte , voor en aleer deeze uit het bewind geftooten waren. Op eenige weinige plaatzen ging dit tamelyk vreedzaam in zyn werk, doch op andere verzeld van veele rustverftoorende beweegingen. Van de laatfte zullen wy alieenlyk gewag maaken. Te delft wierden de Burgers gaande gemaakt, door eene menigte allerlei Krygsbehoeften, die aldaar gebragt wierden in twee Herbergen by de Rotterdamfche Poort. Dewyl het gemeen des aangaande het rechte befcheid niet wist te bekoomen, trok zich de Burger-Ronde dit onderzoek aan , en vraagde aan de Herbergen, door wien en tot welk oogmerk de Wapenen aldaar gebragt waren, daar men 's Lands Magazyn binnen deeze Stad hadt, 't welk daar van de eigenlyke en gewoone bewaarplaats was? De vraa-  NEDERLAND. 155 vraagers, in ftede van voldoend, hierop een fpy. tig antwoord bekoomende, wierdt de nieuwsgierigheid nog meer gewekt: waarom zy zich begaven na het huis van van der cys, Opziener van het Ammunietiehuis; van deezen wilden zy weeten , om welke redenen in burgerhuizen zo veele wapenen gebragt waren, en onder dezelve Musketten, met twee of drie kogels gelaaden, en Bandeliers met Maaten vol kruid, Doch hier insgelyks geen recht befcheid bekoomende, keerden ze te rug na de gemelde Herbergen. Hier vloeide wel haast zulk eene menigte volks byeen, dat men, om tegen allen overlast bevryd te zyn, te raade wierdt, deuren en venfters te fluiten. Doch alzo het getal der Burgeren, te gelyk met het misnoegen, aanwies, hadt men de onvoorzigtigheid, uit de bovenvenfters van eene der berber^ gen, met fteenen onder de Burgers te werpen. Dit ontftak nog meer de reeds verbitterde gemoederen. Straks vloogen van buiten de fteenen door de glazen; de deuren wierden opengeloopen , en men zou terftond het huis geplon» derd hebben, indien zulks nu nog niet tydig voorkoomen ware. De muitende hoop ftreeft hierop na een anderen kant van het huis, om aldaar hunnen moed te koelen. Van dit oogenblik bediende men zich om eenige gewapenden voor in 't huis binnen te laaten, Zy fchooten , uit de ag-  156 Het BEROERD agtervenfters, op de aandringende Burgers, twee yan welke onder den voet raakten. Toen was 'er geen houden meer aan het woeden. Deuren en Venlters wierden fpoedig met geweld geo. pend, en het huis van alles ledig geplonderd. Zints dien tyd vernam men een genadig morren onder de Schutters. Vier Kompagniën van dezelve, ten getale van omtrent achthonderd man, vergaderden eindelyk, op den dertigften vaa Oogstmaand, op de Doelenzen ontwierpen aldaar een Gefchrift, behelzende, onder andere , „ dat „ de Regeering der Stad mogt gefteld worden ter 9, judicature van zyne Hoogheid; zodanig dat „ dezelve mogt gezuiverd worden van de Louve„ fteinfche Factie"; als mede, „ dat niemand in „ de Regeering zou toegelaaten worden, voordat „ hy belydenis hadt gedaan van de Gereformeer„ de Religie." Met dit Gefchrift wierden eenige perfoonen gezonden aan zyne Hoogheid, die voorts een affchrift van hetzelve liet afgaan aan de Re, geering der Stad, welke vervolgens daarop haare bedenkingen den Prinfe toefchikte. Kort hier naa, te weeten in 't begin van Herfstmaand, verfcheenen ter Kamer der Heeren van de Wet eenige Kapiteinen en Luitenanten, met verzoek dat de Heeren Raaden zich wilden ontdoen van de Regeering, en de vervulling van dezelve aan zyne Hoogheid Hellen: waartoe nog ten  NEDERLAND, 157 ten zelfden dage, by de Wethouderfchap, beflooten wierdt. , , , Het neemen van dit befluit wierdt verhaast by de Heeren, door het leezen van zekere Brieven, door de Boeren in de Veenen , aan de Kerken, in alle Dorpen aangeplakt, waarby zy, naa zich onderling verbonden te hebben om de Stad Delft, binnen weinige dagen, te koomen bezoeken, ter bewerkinge van de veranderinge in de Regeenng, indien dezelve dan nog niet gefchied ware, alle andere Boeren tot dien optogt uicnodIgden, met bedreiging, in hunnen te rugtogt te zullen pionderen de huizen van allen, die geweigerd hadden hen te verzeilen. Zonder voorafgaande Benoeming en op eigen gezag ftelde" de Prins, zedert, Vroedfchappen, Burgemeesters en Schepenen aan, die hem meest aangenaam waren. Ten zelfden tyde en na genoeg, om de zelfde reden, leedt ook de Stad leiden merkelyke onlusten Op den drieëntwintigften van Oogstmaand des gemelden jaars 1672, begonnen aldaar eenige Burgers tegen hunne Kapiteinen op te ftaan, voornaamlyk tegen de zulken, die te gelyk leden der Vroedfchap waren. Van hier dat deeze hunnen post nederleiden. De Kompagmen, zedert eenigen tyd, tot een dubbel, getal vermeerderd, wierden wederom op den ouden voet gebragt: hoe-  Het BEROERD hoewel tegen den zin van dezulken, die gehoopt hadden, in de plaats van hun, die aflland hadden gedaan, te zullen bevorderd worden. De Luitenant luk as verbergen, die eenige burs gers op zyne zyde hadt, wierdt door dezelve na het Stadhuis verzeld , van waar ze niet wilden vertrekken, eer men hem tot Kapitein hadt aangefteld. Onder het Vaandel van Kapitein wittens ontftondt zo een hevige twist, tusfchen hem en krouwelaar, dat de burgers gaande wierden, en ten huize van den Kapitein van assen. Delft, eenen neeve des laatstgemelden, de glazen infloegen , en zelf het huis met plondering dreigden. De Kompagnie kwam hier door tegen felkander in de wapens; houdende het eene deel de zyde van wittens, en het ander die van krouwelaar. Ieder wilde met het Vaandel optrekken. Zy fchaarden zich aan weerkanten van eene Gragt, alwaar een der burgeren zyn Musket op wittens loste, en hem zodanig in het eene beene trof, dat hy nederviel. Het bleef hier, egter, by, en de oneenigheid wierdt eerlang bygeleid. Weinige dagen daarnaa hoorde men van nieuwe onmin. Op den derrigften van Oogstmaand vervoegden zich etlyke burgers ten huize van f»  NEDERLAND. 159 simon van leeuwen, Vroedfchap der Stad, met verzoek om hunne voorfpraak te willen zyn in eene goede zaak: waarom ze thans, niet gewapender hand, maar in goede orde by hem kwamen. Hy niet weetende, waar op ze doelden, berigtten zy hem nader, verftaan te hebben, hoe, in andere Staaten , op verzoek der Burgeren, de Regeering was verfteld. Van leeuwen hier tegen inbrengende, dat tot zulk eene veranderinge in deeze Stad geene reden was, drongen ze nader aan, om de Eer van Gods Kerk en de handhaaving van goede Politie, niet anders te bedoelen, dan de zulken uit de Kerk en Politie te weeren, die van de Arminiaanfche Se&e en Louvefteinfche Fa&ie waren, en al te veel meester geworden. Ten aanzien der Wethouderfchap zeiden ze te meenen wel te weeten, dat onder dezelve eenige van de Arminiaanfche Secte waren , zommige van welke liever Fransch dan Prinsch wilden zyn, en daarom medegeftemd hadden om de Stad en het Land aan Frankryk over te geeven. Van leeuwen hier op betuigd hebbende, geene Regenten van zulk een ftempel, als zy befchreeven, te kennen, en dat al dat zeggen een opgeraapte laster was, haalden ze terftond een Verzoekfchrift aan zyne Hoogheid voor den dag, waarin de verdagte perfoonen genoemd wierden. i Hier-  Pfjo Hu BEROERD , Hierop las de gemelde Heer het Smeekfchrifr* en vermids hy het in zeer oproerige en honende -bewoordingen gefield vondt, betuigde hy Eere en .Eedshalven verph'gt te zyn, aan Burgemeesteren daar van kennis te moeten geeven, en ftak het in zynen zak. Vervolgens hun vraagende, of ze wel wisten wat ze deeden, en of zy het gefielde zouden Willen ftaande houden? antwoordden ze eenpaarig ■ja. Een oud, ftaatelyk en kerkelyk man voegde 'er nevens, by hem te zyn gekoomen, opdat het mogt bekend worden. By het fcheiden zeiden ze, eerlang te zullen te rug koomen, om- te verneemen, hoe dit werk in de Vergadering ware opgenomen; met bedreiging „ by aldien het met „ geen gemoede mogt toegaan , dat zy dan ge„ noodzaakt zouden zyn andere middelen in het ,, werk te ftellen.- . Toen nu de Heer van leeuwen, 's anderendaags, aan Burgemeesteren kennis hadt gegeeven van dit voorval, wierdt by dezelven beflooten, het Verzoekfchrifc den luiden te rug te geeven , en hen daar mede te laaten trekken na zyne Hoogheid, opdat deeze zodanig verandering zou maaken, als hem goed dagt; doch tevens den verzoekeren te vermaanen, hun gefchrift in voegzaamer en zagter bewoordingen te ftellen. Midlerwyl wierdt by de Regeering vastgefteld, de verdagte Heeren , in het Verzoekfchrift vermeld  NEDERLAND. 161 meld en gelasterd, in hunne Eere en Agtbaarheid te handhaaven, en het gefchrift in allen opzigte, 20 ten aanzien der zaaken als der bewoordingen, te wederleggen, Met die tegenfehrift wierden eenige Leden aan zyne Hoogheid gezonden , die aannam, de zaak nader te zullen overweegen. Intusfchen begonnen eenige andere kwaadwilligen , in den avond van den dertienden van Herfstmaand, zamen te rotten, en 's anderendaags vroeg in den morgen de een den anderen te dwingen om in de wapenen te verfchynen. Met vliegende Vaandels trokken ze eerlang op na de Doelen; alwaar zy eenigen tyd vergaderd geweest zynde * dwongen ze hunne Kapiteinen, eene Akte te tekenen , behelzende de begeerte der Burgeren „ dat „ de geheele Magitlraat, Penfionaris, Secretaris, „ en alle Suppoosteu van het Stadhuis , den Bode ,, zelf niet uitgezonderd, van hunne posten en „ ampten zouden verlaaten worden." Hierop wierdt ftraks vergadering beleid , in welke elk zynen dienst gewillig nederleide. Thans maakten zich de Burgers meester van 't Stadhuis, 't welk zy in bezetting hielden. En opdat de Stad niet zonder Regeering zyn zoude, en zy het niet eens konden worden over eene Benoeming van het gewoone getal, vervaardigden ze eene Lyst van tachtig perfoonen, uit welke zyne Hoogheid eerlang eene verkiezing deedt, laaiende eenige oude L Re-  1.6a Het BEROERD Regenten, door de Burgers op de«Lyst gefteldjhunne posten behouden. Merkelyk zwaarder onlusten en verre uitziende beweegingen ontftonden 'er, omtrent deezen tyd, te haarlem. Zints het voorgevallene ten huize van den Heere van sypestein, waren de gemoederen niet volkomen in rust geweest; %r fmeulde een vuur, 't welk dreigde, eerlang uit te berften. Dit gebeurde in 't laatst van Oogstmaand. Eenige burgers, onderricht en aangeftookt door luiden van meerder aanzien, in zekere Herberg vergaderd zynde, ontwierpen een Verzoekfcbrift, waarin zy, in zeven onderfcheidene Artikelen, herftel begeerden omtrent eenige zaa. ken, raakende de Regeering, de Stad en de gefteldheid der Schutteryen. Burgemeesteren, het Verzoekfchrift en de Artikelen geleezen hebbende, vonden geraaden, het antwoord tot 's anderendaags uit te ftellen. Dit gefchiedde niet zonder veel onrust en morren onder de Gemeente , welke de Regeering, ten gezegden dage, zogt te vergenoegen door eene Afkondiging, behelzende de genegenheid der Wethouders, om de Burgery in alle derzelver regten te willen en te zullen handhaaven; en tevens eene verklaaring, van deeze zaak kennis te zullen geeven aan zyne Hoogheid , en verlof aan de Bur- ge-  NEDERLAND. 163 gery om eenigen- uit haar midden aan den Prinfe tevens aftevaardigen. Zyne Hoogheid, intusfchen , kennis bekoomeri hebbende van den toeftand van zaaken binnen Haarlem, zondt derwaarts eene Kompagnie Ruiters, als ook eene Kompagnie Knegten. Doch de Burgers, hunne komst vernomen hebbende, weigerden dezelve binnen te laaten, en hielden de Poorten voor hun geflooten. Naa dat nü de Afgevaardigden der Regeeringe en der Burgerye hunnen last by den Prins hadden afgeleid, vondt deeze geraaden, op de voorgedraagene Artikelen het gevoelen der Wethouderfchap van Haarlem in te neemen; tevens gebiedende aan de laatstgemelde Gelastigden, alle gehoorzaamheid te betoonen aan hunne Overheid, en zyn Patent aan de gemelde Kompagnlën met meerder eerbied te behandelen. Op den achtlten van Herfstmaand ontboodt hierop de Burger- Krygsraad de Burgers in de byzondere Doelen, en vraagde hun af, of zy gezind waren, zyner Hoogheids Patent te eerbiedigen? Eenigen gaven hunne toeftemming; doch anderen Wilden 'er op geenerhande wyze toe verftaan: integendeel bragten ze elkander in 't hoofd, dat de geheele Burgery in de Wapenen moest verfchynen. Terftond naa den middag maakten de oproerigften hier mede een begin, en dwongen de L 2 an-  róf. Het BEROER D andere Burgers, onder veelerhande bedreigingerj> om nevens derzelver Bevelhebberen, in volle wapenrusting, in de Doelen zich te laaten vinden. De Oude Krygsraad wierdt hier op terftond afgedankt, en uit ieder der- acht Kompagniën drie Burgers verkoozen. Ten zes uuren trokken ze, elk onder zyn byzonder Vaandel, na de Markt „ en zworven 'er tot omtrent elf uuren, wanneer zy, met kleine troepen, zich begaven na de huizen der Regenten, welke zy, onder veelerhande dreigementen en fchampere bejegeningen , noodzaakten , op ftaanden voet op het Stadhuis te vergaderen. De nieuwgekoorcne vierentwintig Burgers, voorgeevende te fpreeken uit naam der gantfche Burgerye, noodzaakten thans de Regenten , hunne ampten en waardigheden neder te leggen, de Stads neutels aan de Burgers ter hand te ftellen , en te bekennen „ dat zy niet meer te „. zeggen hadden dan de minfte onder de Bur„ gers." Zy weeken voor 't geweld, en moesten, by 't afgaan van 't Stadhuis, tot de vergaderde menigte zeggen: „ Mannen, nu zyn wy „ altemaal gelyk, en wy hebben nu. niet meer te „ zeggen dan gy." Hier mede nam de opfchudding, 's nachts ten twee uuren, een einde, doch alleen om wederom een begin te neemen den volgenden morgen. Want toen. indagtig wordende, een grooten mis- flag  . NEDERLAND. 165 fiag begaan te hebben, doordien ze de Sekretarisfen in het bewind, en de Sekretary onverzegeld gelaaten hadden, begaven ze zich, in grooten getale, na het Stadhuis, verdreeven de Sekretarisfen van daar, met oogmerk om de Sekretary te fluiten, en met Stads Zegel te verzekeren. Doch alzo zy dit niet konden vinden, wierden ze te raade.het Stads Wapen op de deur te zetten, met het yzer , waar mede de Dieven gebrandmerkt worden. Niet lang daarnaa verfcheen de Burgery van nieuws in de Wapenen, met oogmerk om de Patenten zyner Hoogheid te doen gelden, en de twee Kompagniën binnen te laaten. Ten dien einde fchaarden zy zich, van de Groote Houtpoort tot aan de Markt, in twee gelederen , tusfchen welke het Krygsvolk door trok. Doch alzo inmiddels eenige Burgers eenen argwaan opvatteden, dat de Krygslieden veelligt eene Franfche Sauvegarde waren , leidden zy dezelve eenmaal de Markt in 't rond, en vervolgens wederom ter Poorte uit, welke zy waren binnen gekoomen, die vervolgens wederom voor hun wierdt toegeflooten. De Burgers hierop te rug gekeerd zynde na de Doelen, ftelden de vierentwintig een nieuwen Krygsraad aan , en maakten tevens eene Benoewnz tot eene nieuwe Vroedfchap. Boven aan L3 M'  i66 Het BEROERD ftelden ze alle de tweeëndertig oude Heeren, en tot een dubbel even zo veele nieuwe uit het midden hnnner. Achc perfoonen van de bewuste vierentwintig zonden ze hier mede aan zyne Hoogheid, die hun tot antwoord gaf, Gemagtigden na Haarlem te zullen zenden. De meeste zo niet alle de vierentwintigen hadden zich gevleid, door zyne Hoogheid te zullen bevorderd worden ; doch dit liep geheel tegen hunne verwagting af. Want als, naa verloop van eenige dagen , 's Prinfen Gelastigden binnen Haarlem verfcheenen, deeden dezelve eene Akte afkondigen , by welke wel de nieuwe Krygsraad vasrgefleld, doch alle de oude Regent,en in 't bewind herfleld wierden, éénen flegts uitgezonderd. Voorts wierdt 'er eene Algemeene vergiffenis afgekondigd, die een einde maakte aan de openbaare beweegingen , hoewel veelen nog heimelyk bleeven woelen. Merkwaardig is het, dat onder alle Steden, in y/elke de Burgery verandering in -de Regeering zogt, Haarlem byna alleen daarvan is bevryd gebleeven. De reden van dit verfchynzel wordt, met veel waarfchynlykheids, gezogt by den Raadpenfionaris fa gel , voorheen Penfionaris dier Stad , alwaar hy nog merkelyken invloed hadt, en op de meeste Regenten zeer veel vermogt. Deeze, zegt men, zou den Prinfe verzekerd hebben,  NEDERLAND. 167 ben, aangaande de geneigdheid der Haarlemfche Wethouderfchap om volkomen in zyne maatregelen te treeden, en dat diensvolgens eene verandering in de Regeering volftrekt noodeloos was. 't Welk de Prins, op welken de Raadpenfionaris insgelyks zeer veel vermogc, zich gereedelyk liet gezeggen. Te dordrecht ging ook de verandering der Regeeringe niet zonder merkelyke opfchudding toe. Terwyl eene Kompagnie Burgers, in Herfstmaand , aldaar de wagt hadt op het Stadhuis, foeeden ze alle de Kusfens der Heeren, tot veertig in getal, in ftukken ; zy zeiden dat deeze Heeren zo wel zonder kusfens konden zitten als zy; en nieuwe Heeren, nieuwe Kusfens De Koorndraagers flocgen insgelyks hunne Maaten in ftukken, omdat, zeiden ze, dezelve te zwaar en te groot waren in het behandelen; zy fmeeten ze in 't vuur, insgelyks roepende, nieuwe Heeren, nieuwe Maaien, Van het nieuwe Orgel, onlangs in de Groote Kerk gemaakt, wierden de Wapenen der de witten en der vier Burgemeesteren afgenomen. Het wapen van den Baron kin ski overftrook men met een Zwartzelkwast, en haalde de kroon 'er af. Van alle Poorten lieten men nieuwe kostbaare Vlaggen waaien, en een van *t Groote Hoofd, met de afbeelding van zyne L 4 IIoo§"  168 Het BEROERD Hoogheid in 't harnas, met den Scadhouderlyken gtaf in de hand, en deeze regels daar onder Hier na heb ik gewagf,, Daarom waak ik dag en nacht. Midlervvyl fpanden alle de Gilden zamen om de geheele Regeering af te zetten. Acht van de Dekenen en drie Heeren uit de Vroedfchap wierden aan den Prinfe gezonden , om in de plaats der veertig afgezette Heeren nieuwe te verzoeken, om reden, zeiden ze, dat de eerjien het Eeuwig Edikt hadden bezwooren. By een aangeplakt biljet maakten ze bekend, dat inge^ valle de Heer pompe, Baljuw van Zuidholland, tot Burgemeester wierdt aangefteld, zy hem den hals zouden breeken. De Subftitut- Schout , dit biljet hebbende afgefcheurd , wierdt door het Graauw genoodzaakt , hetzelve op ftaanden voet wederom aan te plakken, met bedreiging van anderzins hem terftond den hals te zullen breeken. Te Amsterdam wierden de muitzieke bewee* gingen meestendeel voorkoomen, door het beleid en tydig befluit der Wethouderfchap. In aanmerking neemende dat, in deeze beroerde ty* den, ligt eenige wargeesten konden opkoomen, die zich van dezelve bedienden om in troebel Water te visfchen, dat men dagelyks de tyding hoor?  NEDERLAND. i69 hoorde uic andere Steden, aangaande de oproerige beweegingen, die ligt herwaarts konden overflaan; als mede dat zommigen uit de Gemeente, by monde en in gefchrift nog meer wordende opgezet, morden over de Amfterdamfche Regeering: om alle deeze redenen beflooten de Wethouders, naa ryp beraad, zich zeivenen hunne bedieningen te ftellen ter befchikkinge van zyne Hoogheid, om hen in hunne waardigheden te bevestigen , of anderen in de plaats te ftellen. Met deezen voorflag wierdt de Sekretaris dirk schaap gezonden aan zyne Hoogheid; die daarop goed vondt , zommige Heeren van hunne bedieningen te verlaaten , en andere in dezelve te bevestigen. Intusfchen en terwyl men na de uitfpraak van zyne Hoogheid wagtte, woelden eenige onrustige Geesten dag en nacht, om , volgens hunnen waan , de herftelling van Stads Voorregten en Vryheden te bevorderen. De voornaamfte Belhamels nodigden, by gedrukte biljetten, op den zevenden van Herfstmaand , de onrustige burgers, om tegen den avond in de Kloveniers Doele te verfchynen. Omtrent honderd perfoonen , meest Ambagtslieden , lieten zich ter beftemde plaatze vinden. De vergadering was niet byeen gekoomen, of de deur der groote Zaale wierdt geflooL 5 ten,  s?o Het BEROERD ten, en hier op het voorflel gedaan ,, dat het de „ pligt der getrouwe Burgerye was, voornaamelyk „ in deezen tyd,zorge te draagen, om haare oude „ Voorregten en Vryheden te rug te bekoomen". Deeze voorflag was niet gedaan, of men vondt, als onverhoeds, een verzegeld paket met brieven, Zonder opfchrift; 't welk geopend zynde, vondt men 'er in eenige gedrukte Verzoekfchriften , in naame der Amfterdamfche Burgerye en Schutterye, gericht aan Heeren Burgemeesteren , behelzende eenige voorüagen tot verbeteringe in het Stadsbeftuur. Een der aanweezigen, voorts op eene tafel geklommen, las het Verzoekfchrift der Vergaderinge voor, en vraagde haar daarop, of het niet behoorlyk gefield, en zulks niet de meening deiBurgeren (.ware? 't welk met een eenpaarig Ja beantwoord wierdt. Vervolgens bragt men eene Akte ten voorfchyn , in welke eenvoudiglyk wierdt verzogt, „ dat Heeren Burgemeesteren aan „ sle Burgers hunne oude Privilegiën geliefden te „ herftellen." De meesten ondertekenden deeze Akte; doch eenige anderen , die een dag beraad verzogten, raakten niet van de Zaal, zonder het ondervinden van merkelyken moedwil van hunne medebroederen. Voorts benoemde men vier perfoonen, om, 's volgenden daags, het verzoek by monde aan Heeren Burgemeesteren voor te draagen.  NEDERLAND. 171 ggn. Eer ze nog op het Stadhuis verfcheenen, wierden zy door zommige tekenaars verzogt, vooraf de gehcele getekende Akte te vernietigen; 't welk voorts gefchiedde ; wordende het papier met eene kaars in brand geftoken. Tegen hunne verwagting wierden hun alle de voorftellingen ingewilligd. Doch deeze Woelgeesten hadden wel haast afgedaan: zints de verandering der Wet door zyne Hoogheid, kort daarnaa bekend geworden, bemoeide zich niemand hunner met zaaken van Regeeringe. Een weinig vroeger of gelyktydig met de boyenftaarde opfchudding onder 'c gemeen , ontftonden nog te Amsterdam twee gevaarlyke beweegingen, van welke wy den opgang, loop en afloop hier kortelyk moeten mededeelen. De eerfte onlust viel voor over het bewaaren van de Sleutels der Stads Poorten en Boomen. Tot nog toe plagten dezelve 's avonds aan het huis van eeaen der Burgemeesteren gebragt , en tot den volgenden morgen bewaard te worden. Thans deedt de nabyheid der Franfchen eenige burgers vermoeden , of dezelve aldaar wel veilig waren. Geen grond altoos, ondertusfohen, was tot dit vermoeden, 't welk alleen geftookt wierdt door de zulken, die verandering in de Regeering zogten. Nog-  Het BEROERD Nogthans vonden eenige burgers geraaden, de Sleutels, in plaats van aan 't huis van eenen der Burgemeesteren, te brengen op de Hoofdwagt in 't Stadhuis; 't welk den Burgemeester lambert reinst, wiens beurt het was de Sleutels te bewaaren, deedt befluiten, telkens zyne nachtrust te neemen in de Kamer, in welke zy wierden weggeflooten. Doch toen , met het begin van Oogst* maand, Burgemeester joan van de poll aan de beurt was om voor de Sleutels te zorgen,vonden de Heeren geraaden, dezelve terf zynen huize te doen brengen. JNaauwlyks was zulks gekoomen ter ooren van 'c gemeen , of eenige heetgebakerden ftaken de hoofden by elkander. Men blies elkander in 'c oor deeze en foortgelyke redenen : „ Als Burge„ meesters voogden waren van de fleutels , zy ,, dan ook meesters waren van de Stad ; dat „ de droevige ervarenheid hadt geleerd, dat veele „ Burgemeesters in de thans overheerde Steden, „ door hetovergeeven van de fleutels, hunne Ste,, den en Burgers ook hadden overgeleverd in „ 's vyands handen ; maar dat het nu tyd was „ om zelve mede toe te zien , en een oog in 't ,i zeil te houden". Op den derden van Oogstmaand ftreefde het volk, met het vallen van den avond, in grooten getale, na den Dam, om te zien hoe het met de Sleu-  NEDERLAND. i73 Sleutels zoude afloopen. Desgelyks verfchee* nen hier eenige moeitemaakers, die, hunne mantels om de ooren geilagen hebbende, om te minder bekend te zyn, het vuur van burgerberoerte aanbliezen, met het voeren van oproerige redenen, en aanbieding van hunne hulp. Omtrent tien uuren wierden de Sleutels na het Stadhuis gebragt, in plaats-van ten huize des genoemden Burgemeesters. Zeer fterk begon thans het Graauw te dringen, om te zien of het de rechte Sleutels,en of 'er eenigen waren agtergehouden. Zelf drongen ze met geweld op het Stadhuis in; alwaar, egter, hun de verdere toegang wierdt belet door den Kapitein barent . elias, die door het fchaaren van zyne manfchap in goede orde, en met de Lont op den Haan, den oproerigen aandrang weerde. Ondertusfchen, 't zy uit gehoorzaamheid aan het bevel der Heeren, of om oproer te verwekken, althans de fleutels van den Nieuwen - Brugs - Boom waren gebragt ten huize van Burgemeester van de poll. De menigte, dit vernomen hebbende, flreeft flraks in grooten getale derwaarts, roepende , met een groot getier , dat de Sleutels wer derom uitgeleverd en op het Stadhuis moesten gebragt en bewaard worden. De Burgemeester hendrik hooft bevondï zich thans ten huize zyns Amptgenoots. Met een kloek-  174 Het BEROERD kloek 'beraad en bedaard gemoet op de Stoep! uittreedende, iprak de Heer hooft de zamengerocce menigte aldus aan: „ Mannen, de Sleutels „ zyn hier anders wel bewaard; de Burgemees„ ters kunnen met de Sleutels niets verrigten; „ de Burgers zyn immers meesters van de Poor„ ten. En genomen, de Burgemeester wilde „ een Schelm zyn , en de Poort openen, gy „ konde zulks hem beletten." Doch alle deeze redenen konden de menigte niet bevredigen ; men riep , even als te vooren : Wy willen de Sleutels hebben, of 'er zal dit en dat voor vaaren. Midlerwyl groeide de oproerige hoop, zodat de Kapitein beerewouts , Schoonzoon des Burgemeesters, met eenige vryvvillige Bur* ger-Ruiters en gewapende Burgers, tot ontzet roegefchooten, onverrigter zaake van daar moest vertrekken. Dit ftyfde de oproerigen in hunnen moedwil, die nu nog ftouter om de Sleutels aanhielden. Uit vreeze, door overmagt van daar te zullen verdreeven worden, riepen ze nog eens, zo ze zeiden voor 't laatst, onder het werpen met fteenen in de glazen: Wy willen de Sleutels aanftonds hebben, of zullen het huis pionderen. Burgemeester van de poll, vreezende dat het dreigen tot daadelykheid zou overflaan, indien men deeze onrustige menfchen niet te gemoete kwam, neemt hierop de Sleutels, en treedt daar me-  NEDERLAND. i7S mede ter deure uit, zeggende: „ Daar zyn de m Sleutels: wie moet ze hebben?" Een onbezuisd en dronken kaerel, naast den Burgemeester ftaande, greep dezelve, en zeide: Ik wil ze hebben^ Een ander zogt ze deezen wederom te ontweldigen, waaruit nieuwe opfchudding rees. Eindelyk greepen eenige gewapende Schutters de Sleutels, en bragten dezelve, onder een groot gedrang van menfchen, na het Stadhuis. Zedert wierdt het befluit genomen, dat de Sleutels zouden bewaard worden in het Corps de Garde van de Hoofdwagt m 'f Stadhuis, in een Kist, geflooten met twee byzundere fleutels , eene van welke 's nachts te» huize van eenen der Burgermeesteren zou bewaard worden. Tot heden toe heeft deeze fchikking plaats gehad. Eene andere Opfchudding gebeurde voor het huis van den Luitenant-Admiraal de ruiter, op den zelfden dag als de Sekretaris schaagen, met den brief der Amfterdamfche Regeeringe, aan zyne Hoogheid was afgevaardigd. Op den vollen middag fchoolde eene menigte van het allerflegtfte volk, vreemde bootsgezellen en honderden van wyven , wier mannen op 's Lands Vloot dienden , te zamen, en ftreefde na het huis van gemelden Admiraal, ftaande aan den Buitenkant van 't Nieuwe - Waals Eiland. Omtrent  176 Hét BE ROE R D trenc één uur was de dolle menigte zo fterk vermenigvuldigd, dat de ftraat als met menfchen was gevloerd. Het oproerig mompelen klom wel haast tot een openbaar gefehreeuw „ dat men 'e „ huis zou pionderen." Mevrouw de ruiter, geen manvolk thuis hebbende, zondt hierop om hulp by den Kapitein smid, wiens dochter met haaren Voorzoon joan van gelder was getrouwd, en die flegts eenige weinige huizen van haar woonde. Op zyne vraage aan de menigte, wat 'er gaande ware? wierdt hem onbefchoft tot antwoord toegevoegd: „ Koom maar van den ftoep, gy dikke „ fchelm, en men zal u op zyn jan de witts s, handelen." Doch dit was enkel dreigen. WanE hy, kloekmoedig op ftraat getreeden zynde, en gezegd hebbende: „ Heb ik het verdiend, men „ behandele my dan op zyn jan de witts", begonnen eenigen hem te verfchoonen, zeggende: „ Wy hebben niets tegen u." Thans drong de Heer smid door tot in het huis van Mevrouwe de ruiter, welke hy zeer verlegen vondt, en die fprak van deuren en vensters te fluiten. Doch dewyl zulk eene vertooning van vreeze het volk veeleer zou tergen, deedt zy alles open zetten, en raadde haar , goed gelaat te toonen en het graauw vriendlyk toe te lpreeken. Ver-  NEDERLAND. 177 ' Vervolgens begaf zich de Heer smid na 't huis van zynen Vaandrig, om met hem te overleggen het byeenbrengen van zyne Kompagnie, welke dien avond de wagt moest hebben. Door zyne dienstboden deedt hy zyne Schutters weeten, öin in hun volle geweer ftraks te vergaderen voor 't huis van hunnen Vaandrig, die insgelyks hieromftreeks woonde, en in wiens ftoep hy het Vaandel deedt plaatzen. Dit laatfte verwekte eenige opfchudding ónder 't Graauw; 't welk zich, egter, liet (lillen, door het zeggen van den Kapitein, dat hy dien avond op de wagt moest trekken. Terwyl intusfchen Burgemeesteren kennis van den opftand gegeeven , en hulp van Krygsvolk van hun verzogt wierdt, begon het Graauw meer en meer aan te dringen op het huis des Admiraals; een werper van den eerften (leen fcheen 'er nu flegts te ontbreeken , om het pionderen eenen aanvang te doen neemen. De Heer smid Zich wederom na 't veege huis begeeven, en gevraagd hebbende, wat hen in zo groote menigte hadt doen zamen trekken, ontving tot antwoord: Gy weet het wel. Op zyne betuiging van onkunde ging 'er een gefchreeuw op : Om dat de Admiraal, die Schelm, *t Lands Floot aan de Franfchen verkogt, en gezogt hen ft over te leveren. De wyven fchreeuwden: Hy heeft de Fioot IYÏ wil-  I7& Het BEROERD willen verraaden, om voor ieder van onze arme mannen een Dukaton te trekken. Anderen riepen ; Wy hebben hem, aan handen en voeten gehonden, gister in den Haag zien binnen brengen. Dit laatfte geroep ging Mevrouw de ruiter te keer, met te zeggen, dat zy nog dien zelfden dag van haaren man een brief hadt ontvangen, in welken hy meldde, eerlang met de Vloot den vyand te zuilen gaan opzoeken. Het melden van den brief bragt den Heer smid op een zeer gelukkigen inval. Den brief naamelyk geëischt hebbende , vraagde hy, of'er iemand onder den hoop ware, die des Admiraals hand kende ? Aan zommigen , die zich zulks vertrouwden, gaf hy den brief re leezen; 'er nevens voegende, dat dit hen zou overtuigen , dat het gerugt wegens des Admiraals gevangenis een boos verdichtzel was. Met het leezen van den brief, en de gefprekken , die daar over vielen, hadt men ruim een half uur tyds gewonnen. Midlerwyl naderde de Kompagnie van den Heere smid in volle geweer. Aan de menigte, vraagende naar het oogmerk van dit volk, gaf de Heer smid tot antwoord „ dat hy dien nacht „ de wagt hadt aan de Muiderpoort, alwaar de „ Franfcben, veelligt, den eerften aanval zouden „ doen; en dat hy daarom met zyne Kompagnie, „ die zeer fterk was, by tyds wilde gereed zyn." On-  NEDERLAND. 179 Ohdertusfchen deedt hy de Schippersftraat, niet verre van het huis van den Heere de rui ter ï bezetten, met bevel om onder den hoop te fchieten, indien 't Graauw wilde doorbreeken. Voorts trok hy zelve, met de overige manfchap , na het huis des Admiraals, van waar hy den woesten hoop, met rottingflagen, dreef tot voor zyn eigen huis, zonder dien verder te kunnen voortdry ven. Toen beval hy de Muskectiers aan te leggen, en de Piekeniers hun geweer te vellen; 't welk eeri fchrikwekkend getier onder de dolle menigte deedt opgaan. Met rottingen en pieken wierden de muitemaakers een goed eind weegs voortgedreeven. Op dit oogenblik kwam 'er een gewapende Uitlegger voor 't huis des Admiraals. De Heer smid den Kapitein hebbende toegeroepen , „ of „ hy niet genegen ware, den Admiraal dienst te „ doen, en deszelfs huis te helpen befchermen te„ gen het uitzinnige Graauw," haalde deeze ilraks zyn gefchut te boord , en deedt het met fchroot laaden; 't geen onder de uitzinnige menigte geene kleine verbaasdheid veroorzaakte. Thans kwamen achttien gewapende Ruiters, door Burgemeesteren gezonden, met zulk een Vaart aanryden, dat ze honderden in 't water zouden gedreeven hebben , indien ze niet, op verzoek van den Heere smid, hunnen loop gefluit M 2 had-  f8o Het BEROERD hadden. Nogthans deeden ze hec Graauw deinzen , 'c geen , door de komst van vier Kompagniën burgers, nog verder aan 'c wyken wierdt gebragt. Eindelyk wierdt het Eiland geheel en al van dit fchuim gezuiverd. Door kloekmoedigheid en welberaaden overleg nam dus deeze verre uitziende opdand een einde, zonder dat 'er, zo veel men weet, een droppel bloeds vergooten was. 's Anderendaags fchoolde 'er , in de daad, van nieuws, eenig volk te zamen voor het hui3 des Admiraals; doch naadat aan hetzelve een zyner jongde brieven was voorgeleezen , meldende de plaats, alwaar hy, met de Vloot en het volk, zich in goeden weldand bevondt, keerde ieder wederom na huis. Onzeker is het, ondertusfchen, wie de digter of aandooker van deezen opdand geweest zy; als mede van den toéleg eens onbekenden, eenige weeken laater, op met leeven van de ruiter, die, van de Vloot thuis gekoomen zynde, van iemand, onder voorwendzel van hem te moeten fpreeken, in zyn eigen huis met een Mes gedreigd wierdt. Men hadt wel vermoeden op zommigen , doch niet derk genoeg om hen geregtelyk aan te fpreeken. Merkwaardig is het , en het kan dienen ten bewyze, dat de opdand een afgefproken werk was , dat Mevrouw de ruiter, drie dagen vóór den opdand , eenen brief vu»  NEDERLAND. igs van Rotterdam hadt ontvangen, meldende hoe aldaar het gerugt liep , dat haar huis reeds ge- plonderd was, of, zo 't nog niet gefchied ware, eerlang zou geplonderd worden. Thans zullen wy nog berigt geeven van eenen tweefpalt en - opfchudding , in de Provincie friesland voorgevallen , en daar mede het rampzalig onrustig jaar 1672 befluiten. Het vuur van onmin, welk in dit Gewest al eenigen tyd hadt gefmeuld, wierdt voornaamelyk gellookt door den inval der Munjlerfche Troepen, tegen welke men vreesde, niet te zullen beltand zyn. 't Geen veelal plaats heeft, dat de Gemeente , in zodanig een geval, de fchuld op de Regeering legt, gebeurde hier insgelyks. Al een geruimen tyd hadt men te leeuwaarden byeenkomften in de Doelen gehouden , voorflagen op het papier gefield, en eene verandering in de Regeering begeerd. Men morde daarenboven, dat de noodige middelen ter verdeediginge fchandelyk verzuimd waren. Vergeefs hadden zommigen daar om aangehouden, by den Stadhouder der provincie en by de Prinfesfe-Moeder. De Wethouders der Steden, door die van Leeuwaarden daar toe befchreeven, leverden, op den twaalfden van Herfstmaand Q. S. des jaars 1672 , by den Landsdag in, M 3 ze-  m Het BEROERD zekere Remonftrantie, begreepen in drieënvyftig ' Artikelen, die vervolgens, door eenige gelastigden van Hunne Ed. Mogende, nader onderzogt zynde, deels van de hand geweezen , deels met eenige befnoeijingen of byvoegzels ter Landfchapsvergaderinge wierden ingeleverd. In dit Ontwerp moesten de Staaten des Gewests eerlang bewilligen. Doqh eer het hier toe kwam , ontftondt 'er merkelyke opfchudding te Leeuwaarden, die pp de volgende wyze toeging. Op den zevenëntwintigften van Herfstmaand, O. S. vervoegden zich by den Heer van loo, in de Herberg de Hopzak, te Leeuwaarden, als Prefident der Heeren Staaten in 't Mindergetal, de Burgemeester blaauw en de Vroedfchap hagius, als Volmagten der gemelde Stad, verzoekende, in naam der Afgevaardigden der Steden, dat de Vergadering van drie op twee uuren mogt vervroegd worden , als zynde gemelde Afgevaardigden voorneemens, by tyds in de Vergadering binnen te ftaan. Tevens berigtten zy, dat de Regeering van Leeuwaarden twee Kompagniën Burgers in de wapenen hadt doen verfchynen, om de leden der Vergaderinge te verzekeren tegen allen overlast van het volk. De Vergadering op het beftemde uur zynde byeen gekoomen, in het Landfchapshuis, wierdt het ftraks bezet door de gewapende burgers, ne-  NEDERLAND. 183 nevens -eene ontelbaare menigte van allerlei flag van volk. Kort hier op Honden de Afgevaardigden der Steden binnen, begeerende een afdoend befluit op de ingeleverde Remonltrantie , nevens de daar by gevoegde aanmerkingen. Het verzoek wierdt beflooten met deeze dreigende bewoordingen: De Heeren gelieven te refolveeren op al„ les, zonder iets te veranderen , of anders zal „ men 't doen doen". Eene bystere ontfteltenis veroorzaakte dit onder de Heeren Volmagten der Kwartieren , die nog grooter wierdt door den aandrang der gewapende Burgerye en verdere Gemeente, telkens aan de deur der Vergaderplaatze kloppende, en onftuimig roepende: „ Refol/eert, en maakt een einde, of .,, wy zullen een einde maaken." Door alle 't welk de Staaten genoodzaakt wierden , zonder verdere raadpleeging, alles in te willigen, 't geen hun gevergd wierdt. Nu meende men aan de Afgevaardigden der Steden volkomen genoegen gegeeven te hebben. Doch deeze verklaarden, niet voldaan te zyn, 't en zy alle de Volmagten, hoofd voor hoofd, het beflootene ondertekend hadden. By het afgaan van den Voortrap van 't Landhuis wierdt den Heere blaauw afgevraagd, welken keer de zaaken genomen hadden. Waarop hy tot antwoord gaf, dat hun genoegen zou gegeeM 4 vea  i84 Het BEROERD ven worden, en zy wel na hunne huizen mogten wederkeeren, By zyne thuiskomst vernam gemelde Heer, dat indien het befluit anders ware uitgevallen , by het gemeen het befluit lag, den Heeren den hals te breeken. Onder het raadpleegen kwam de Heer hiemstra in 'merkelyk gevaar. Hy lag onder vermoeden, een te zyn van hun, die het befluit inzonderheid tegen hielden. De Heer hagius durfde hem hierom toebyten , of hy wel wist, wat 'er onlangs in den Haage was voorgevallen? Onder 't gaan van de eene Kamer na de andere, riepen hem eenige belhamels toe, die daaromtrent ftonden: Dit is de voornaamfe aanflooker; dit is de man , die het zo kwaad heeft. Van hier dat eenige Staaten Boden, het morren en dreigen der menigte verflaan hebbende, den Heejse hiemstra waarfchuwden , niet beneden te koomen. Hierop volgde, dat de Regeering van Leeuwaarden de poorten der Stad omtrent drie weeken lang geflooten hieldt, en dag en nacht door de gewapende Burgery deedt bewaaken. Dit gefchiedde om den Volmagten te beletten , met hunne Lastgeevers ruggefpraak te houden en derzelver meenig te verflaan. Zo naauwe wagt hielde men, dat zelf de fchepen en wagens naauwkeurig önderzogt wierden. De moedwil ging zo verre, dat  NEDERLAND. 185 dat eenige Leden van Regeeringe, onder zwaars dreigementen, openlyk op ftraat wierden aangerand. Mee dit alles waren de Leden der Staatsvergaderinge geenzins in allen opzigte eensgezind, Dk bleek duidelyk, toen eenige Heeren, van tyd tot tyd, middel gevonden hebbende om de Stad te verlaaten , eene Vergadering beleiden in de Stad Sneek, waar van ze eerlang eene Deductie in het licht gaven , behelzende de beweegredenen , die hen noopten, voortaan de Staatsvergadering binnen gemelde Stad te houden. Aldus zag men in Friesland twee zich zelve noemende Souvereine Staatsvergaderingen: de eene te Sneek, onder den naam van de Oude, de andere te Leeuwaarden, onder dien van de.Nieuwe Regeeringe. Beiden matigden zich het regt en de waardigheid aan van de Souvereiniteit des Landfchaps te vertegenwoordigen. Zy namen befluiten, en kondigden bevelen af, regelrecht ftrydig tegen elkander. Vreemd , in de daad , dat het Land, dus inwendig gefcheurd, en door den Munfterfchen Bisfehop van buiten vyandig aangetast , niet verlooren ging. De Stadhouder en zyne Vrouw Moeder boo-: den hunne bemiddeling aan , om de twistende partyen tot een te brengen; doch de Nieuwe Re? M 5 gee-  \B6 Het BEROERD geering wees dezelve van de hand: waarfchynïyk omdat gemelde perfoonen, hoewel eene volftrekte onzydigheid voorwendende , geoordeeld wierden, het inzonderheid met de Oude Regeering te houden. Ondertusfchen hadden de Heeren van Sneek, met kennis van Haare Hoogheid, brieven van uit* fchryvinge afgevaardigd aan de Oude Volmagten, om aldaar ter Staatsvergaderinge te verfchynen, op eene boete van honderd gouden Friefche Ry. ders aan die afweezig bleeven ; en tevens eene boete gefteld op de nieuwe Volmagten , die op de Vergadering te Leeuwaarden zich zouden laaten vinden. Aan de Wethouderfchap deezer Stad namen zy het insgelyks kwalyk , dat zy de Regenten der overige Steden op haar Raadhuis hadt befchreeven , even als waren dezelve haare minderen en onderdaanen. De Leeuwaarder Heeren hadden al terftond een gedeelte van 's Lands Krygsmagt binnen die Stad doen koomen , buiten kennis van den Stadhouder. Gelyk ook de Wethouderfchap en Gemeente , op verzoek dier Heeren , aan Haare Hoogheid hadden belet, door het fluiten van Poorten en Boomen, het voortzetten van haare Reize na den Haage , om haare kranke Moeder te bezoeken. Door dit alles wierden de gemoederen der  NEDERLAND. 187 ider Nieuwe Regeeringe en des Stadhouders, en van allen , die het mat hem hielden, meer en meer van eikanderen verwyderd. Eenige Koerlandfche Troepen, ten dienfte van den Staat geworven , die , op Patent der Algemeene Staaten, Friesland waren ingetrokken, ver. fcheenen, in deeze gefteldheid van zaaken , zeer onverwagt, voor de Poorten van Leeuwaarden. De Nieuwe Regeering gaf hierop bevel aan den Serjeant Majoor, feyo van burmanIa, deeze Troepen terftond na Harlingen te geleiden , en aldaar na Holland te doen 't fcheep gaan. Doch de Heer burmania niets durvende doen buiten kennis van den Stadhouder, deelde zyner Doorluchtigheid het bevel mede, die 't by zich hieldt: waar door de Troepen opgehouden wierden , en, om de invallende vorst, dien Winter in Friesland moesten blyven, tot bystere fchade der reeds zwaar gedrukte landzaaten. De Nieuwe Regeering, thans wel bemerkende, omtrent den Stadhouder niet te zullen flaagen, deedt aan denzelven , als mede aan zyne Vrouwe Moeder , eenige voorllagen, om de zaaken , zo niet tot een gunftig, althans vereffenend befluit te brengen. Doch in ftede van het bedoelde, klommen de Oneenigheden telkens hooger en wierdt de verwydering grooter : waarom de Algemeene Staaten eindelyk te raade wierden, zich daar aan te  ï&8 Het BEROERD te laaten gelegen leggen. In 'c begin des jaar* 1673 zonden ze derwaarts, de Heeren molenschot, kromom en eek, om nevens zyne Doorluchtigheid, den Stadhouder van Friesland, de zweevende oneenigheden te beflegten, en de twistende partyen te vereenigen. Door onvermoeiden vlyt bragten de Afgevaardigden het zo verre, dat zy de Heeren van Sneek en Leeuwaar. den bewoogen tot het uitfchryven van eenen Algemeenen Landdag binnen Leeuwaarden, tegen den negentienden van Sprokkelmaand, om alctear de eenige en geheele Souvereiniteit van Friesland te vertegenwoordigen, en de gefcheurde Regeering wederom te vereenigen. Naadat alvoorens vier Kompagniën Ruiters en even zo veele Knegten binnen de Stad gebragt waren, wierdt de Vergadering met ongemeene ftaatelykheid geopend , onder andere door den Heer molenschot, met eene deftige redevoering, in welke hy de Eensgezindheid ten alleriterkfte aanprees. Eindelyk wierdt, op den tweeëntwintigen van Sprokkelmaand, der Vergaderinge voorgeleid een Reglement Reformatoir , beltaande uit honderdenvyf Artikelen, 't welk, van .deezen vroeger, van anderen eenige dagen laater , eindelyk alge' meen aangenomen en beëedigd wierdt. Zedert hadden de uitfpattende verdeeldheden een einde, ien, of liever de Natie, anderzins doorluchtig door zo volheerlyke bedryven , mee eeuwige fchande bedekken ? Waarom zich fchuil te houden , de voornaame Roervinken en Aanvoerders van die. werk der ongeregtigheid en der duisternisfe, indien ze in gemoede verzekerd geweest waren van de regtvaardigfceid hunner zaake ? Die waarlyk 's Lands wel- zyn  190 Hut BEROERD zyn beoogt, verfcbuilt zich niet in de holen; hy zoekt zynen naam niet verborgen te houden' veel min neemt hy het wispeltuurig en woelziek Graauw te baate , 't welk altoos onkundig van 's Lands waare Conftitutie en weezenlyke belangen, een bloot werktuig is, 't welk, naar het believen van deszelfs aanvoerder, links of rechts kan gedreeven worden. Klaarblykelyk was toen het geval, 't geen nu nog heden in onze dagen plaats heeft. Eigenbelang en zucht na aanzien en grootheid was de waare beweegreden; 's Prinfen magt en verheffing niet dan een louter voowendzel. Overtuigd van hunne eigen onwaardigheid om bevorderd te worden tot de hoogte, na welke zy ftreefden, hadden ze een fteunpunt noodig om hen op te beuren of ftaande te houden. Dit fteunpunt was willem de III. 't Geen zy voor genegenheid tot deezen Prins of zucht voor zyn aanzienlyk Huis wilden gehouden hebben , was niets anders dan laage Eigenbaat. Gelyk dus, in hunne handen, het Gemeen het werktuig van 's Prinfen verheffinge was, alzo moest wederom deeze tot het middel dienen om hun gezag te bewerken of ftaande te houden. Enkhuizen, in den jaare 1672, genoegzaam ia rust gebleeven, ondervondt, in 'het volgende jaar.  NEDERLAND. 191 jaar, eenige onaangenaamheden, welke, naar de meening van zommigen, door Prinsgezindheid heimelyk geftookt wierden. Vyf foldaaten, op den dertigften van Lentemaand, tot laat in den avond, m een kelder hebbende zitten drinken , raakten, op ftraat gekoomen, in gefchil met elkander. De Burgers, die daar omftreeks woonden, als mede de Burger-Ronde , dit gerugt verneemende, fchooten toe om te hooren wat 'er gaande ware. De foldaaten, zonder eenig ontzag of fchroom te hebben voor de Ronde, beftaande uit éénen Bevelhebber en zes gemeenen, drongen in op dezelve , met den fabel in de vuist; zodat ze genoodzaakt waren, een weinig te rug te deinzen. De Burger - Bevelhebber , egter , hun vervolgens met zagte woorden te keer gaande , bewoog hen , zich ftil te houden, en elk zynen weg te gaan. De Burgers en Soldaaten^ fcheidden hierop van elkander , gaande ieder na een verfchilknden kant. Het leedt, egter, niet lang, of de befchonkene Krygsknegten raakten wederom in woorden. Thans wierdt dit gehoord van eenen Serjeant , welke dreigde op hen te zullen fchieten , indien ze niet in ftilte aftrokken: ook loste hy met 'er daad een Musket met los kruid. Midlerwyl verfcheen de Burger - Ronde ter zelfde plaatze. De Soldaaten namen hierop de vlugt, doch vutteden post  1^2 Het BEROERD post op den hoek van zekere ftraat. De BurgerBevelhebber, onkundig welk eenen weg zy hadden ingeflagen, vervolgde hen; doch was naauwlyks op den hoek der ftraat gekoomen , alwaar zy zich verfchoolen hadden , of een der Soldaaten kwam uit zynen fchuilhoek ten voorfchyn , met den houwer in de vuist , met oogmerk om den Bevelhebber van kant te maaken. Doch de Burgers kwamen hem by tyds te hulpe, fchooten op dien Voorvegter, en deeden hem zieltoogende ter aarde vallen. Zyne makkers namen hierop de vlugt. In Wynmaand des zelfden jaars ontftondt, in deeze Stad, eene nieuwe opfchudding onder de Bootsgezellen. Eenigen van 's Lands Oorlogfchepen hier zullende opgeleid worden , hadden de hulp van zo genaamde Sjouwers noodig. De Matroozen, ovej.dit werk 't onvreden , fchoolden hierop te zamen voor de deur van den OudBurgemeester vis. Met ter zyde ftellinge van allen verfchuldigden eerbied aan de Overheid, vielen ze, met onbefchofte redenen , aan op de Burgemeesters admiraal en roos. De Wethouderfchap , hier van verwittigd , deedt hierop de Schuttery onder de wapenen verfchynen , om den muitzieken hoop te beteugelen. Deeze zogt ondertusfchen de Tamboers te beletten den Trom te roeren, om de Burgers op hunne Looppln-»t- zen  NEDERLAND. 193 zen te doen verfchynen. Doch de Schutters wierden het oproerig gefpuis te magtig, en deeden het wel haast verftuiven. By vonnis van Schepenen wierden de voornaamfte Belhamels, in den volgenden nacht, van 't Bedde gelige, en tbt gepaste ftraffe verweezen. Eene der verst uitziende opfchuddingen , van welke 's Lands Gefchiedenisfen gewaagen , levert ons de zaankant Op, in den jaare 1678. Door luiden van den geringften ftand in de zamenleevinge geftookt, floeg de vlam der oproerigheid allengskens voort, en dreigde het Zaanlandfche Gewest met een algemeenen brand, indien dezelve niet door kragtdaadige middelen te keer gegaan, en eindelyk gebluscht waren. De Oproer nam zyn begin te oostzaandam, op den achttienden van Bloeimaand, 's daags voor Hemelvaartsdag. Aanleiding daar toe gaf een Plakaac der Heeren Staaten van Holland en Westfriesland, die , in aanmerking neemende dat de Turf, in dit gedeelte der Provin. cie, met ongelyke Manden of Tonnen gemeeten wierdt, daar op eenen vasten en algemeenen voet van gelyke Maaten beraamd hadden, door voortaan, tot eene Turfmaat, Tonnen te gebruiken. De Wyven , tot nog toe gewoon de Turf in Manden te meeten, als mede het gemeen, oorN dee-  104 Het BERÖÈRD deelende by deeze verandering nadeel te lyden* begonnen 'er over te morren, en zogten de Wethouderfchap te dwingen, de nieuwe Keure in te trekken. Toen dit hun geweigerd wierdt, zetleden zy de plaats overeinde , en fchroomden niet, by Trommelflag, volk by een te roepen, 't welk ook eerlang,- in goeden getale, op de been kwarn» De eerfte aanval des muitzieken hoops gefchïedde op het huis van den Sekretaris jan van der steng, Gaarder van den Impost op de Turf. Eenige jongens raapten hier fteenen, en Wierpen de glazen uit; verder ging thans.de moedwii niet. Doch dit was louter voorfpel van 't geen vervolgens zou gebeuren. Want nog dien zelfden avond ftreefde het woest gefpuis andermaal na de wooning des gemelden Sekretaris, alwaar nu alles wat men. in dien tusfehentyd niet in veiligheid hadt kunnen brengen, deeriyk verbryzeld, geplon, derd of geroofd wierdt; dit duurde den geheelen volgenden nacht. Vergeefs voer een derLeeraaren, 's anderendaags, hier tegen geweldig uit: de gemoederen bleeven even plonderziek en oproerig. De Regeering der plaatze , midlerwyl, voor verdere onheilen beducht, vondt zich genoodzaakt, op eigen gezag, de Keure in te trekken, en te doen afkondigen dat de Turf, voortaan, naar  NEDERLAND. io§ haar ouder gewoonte , met Manden en niet met den nieuwlings ingevöerden Ton zou gemeeteri worden. Doch' dit deedt eene ftrydige uitwerking roet hetgeen de Wethouderfchap bedoeld hadt; derzelver toegeeflijkheid was nieuwe brahdltoffe voor het vuur der Oproerigheid. „ De Regee;, ring," riep men hu openlyk , ,, hadt thans ,, haar gezag uit de handen gegeeven ; en men i, moest zich van deeze gelegenheid bedienen ,; om nog meer andere Pagten te doen affchaf,; fen." Men maakte zich meester van den nieuwen Tori , die in fpaanders gellagen; en verbrand Wierdt. Het huis van eenen Burgemeester van het Dorp; meinderT kat genaamd; wien de naam Uaaging dat hy deel in de Pagteryen, eri onlangs; met de oüde Maat, Turf hadt opgedaan , wierdt insgelyks met plondering gedreigd. Doch hy keerde dien ftorm af, met aan de oproerigen eenige Vaten zwaar Bier en Tabak ten beste te geeven, daar' zy zich den volgenden nacht mede vrolyk maakten. De menigte, thans aan 't hollen eh door den drank verhit; (treeft hierop na de westzyde van Zaandam,- alwaar het huis van den Ouderi Sekretaris; siMon oosterhoorn, eerst van alles beroofd en geplönderd, en vervolgens bykans tot op den grond wierdt afgebroken* Niet zo hoog zou, ongetwyfeld , de moedwil N » ge*  V}& Het BEROERD' geloopen hebben, hadde de Nacht-wagt zich yveriger van haaren pligc gekweeten : wanc, in ftede van de muitelingen aan te houden, liet zy de plonderaars , in den nacht, met de geroofde goederen , onverhinderd, doorgaan, Misfchien was hier van mede de oorzaak, om dat de Belhamels eenrn verzegelden Brief vertoonden, behelzende, zo als men voorgaf, eenen Last of Bevel van zyne Hoogheid, om alle de Pagters en derzelver medefhnders uit te rooien. Doch het bleek naderhand dat de gewaande Brief van den Prins een papier was, 't welk het hoofd der muitelingen uit het Komptoir van den Sekretaris aan de Oostzyde hadt geroofd. Om kwanswyze zyne eerlykheid te betoonen, betaalde deeze Belhamel de glazen van een huis, die, uit misverftand, door zyne bende waren ingeworpen. De meeste gelrolene goederen wierden gebragt- na de Oostzyde, ten huize van zeker vrouwsperfoon. De Baljuw van Blois , en de Stedehouder des Baljuws van Kennemerland, met eenige Dienaars van Haarlem gekoomen, hadden, ondertusfehen, aan ieder zyde van Zaandam , eenige manfchap geworven, om de Ingezeetenen tegen de woede der plonderaaren te befchermen; doch de meesten weigerden eenigen tegenfland te oeffenen, onder voorgeeven, zich wel voor de goede Ingezeetenen, maar niet ter behoudenisfe der Pagteren te  NEDERLAND. 107 te willen laaten gebruiken. En, in de daad, men ; zag eenigen der geworvene manfchap het plonde: ren van Pagtershuizen (zo zeer gehaat was dit : geflagt) niet alleen met goede oogen aanzien, maar daar toe zelf de hand leenen. Doch zy kwamen eerlang toe andere gedagten. Naadat de Pagters en derzelver medeftanders nu I geplonderd waren, begon de woeste hoop eikan1 der in 't oor te luisteren, dat men op de huizen 1 van eenige ryke Ingezeetenen eenen kans moest iwaagen. De geworvene Ingezeetenen zulks verneemende, en dat het den muitelingen thans int zonderheid om buit te doen was , begonnen uit andere oogen te zien. Gewillig vatteden zy nu de 1 wapenen op, en fchaarden zich op den Dam, naby de Groote Sluis. De plonderaars hier willende doordringen, wierdt op hen een Pistool gelost; 't welk hun doende begrypen, dat hun rijk nu ten einde was, weeken ze dieper landwaarts in, na de naastgeleegene Dorpen. Te wormer pionderden ze het huis des Pagters , en gaven voor , dat zulks op 's Prinfen last gefchiedde. Die van krommenie hadt, op het gerugt van den optogt van 't gefpuis , zyne beste goederen in zekerheid gefield, en wist, met zoete redenen, den ftorm te weeren. Aan het huis eens Armvoogds te westzaan wierdt insgelyks merkelyke moedwil gepleegd. Te purmerende, daar N 3 de  spS Het BEROERD de gemoederen insgelyks driefcig wierden, voorkwam de wyze voorzorge der Wethouderfchap alle nadeelige gevolgen. Vier pfvyf dagen duurde dit pionderen. De Staaten van Holland en zyne Hoogheid, midlerwyl , van alle deeze beweegingen kennis bekoomen hebbende , zonden te fcheep eenige Soldaaten na Zaandam. Ook verfcheenen aldaar eenige Afgevaardigden van Hunne Edele Grootraogenden, nevens den Fiskaal, om onderzoek te doen na de Muitemaakers. Eenigen van hun, pnder andere het Vrouwsperfoon, die de geroofde goederen hadt geborgen, wierden na 's Gravenhage gevoerd, en voorts vier mannen tot de galg, en de andere tot den Geesfelpaal verweezen. De Lyken der gehangenen- voerde men na Zaandam, alwaar ze van nieuws aan den Galg gehangen wierden; doch eene onbekende hand hadt de floutheid, den Galg aan ftukken te zaagen : waarom men befloot, ter voorkoominge van verdere onaangenaamheden , de Lyken in ftike te begraayen. Eene der gevaarlykfte opfchuddingen, van welke 's Lands Gefchiedenisfen gewaagen , vertoont ons kotterdam, in den jaare 1690, die zich liet aanzien, de geheele Stad in een Bloedbad te zullen doen verkeeren, ware zulks niet verhoed door ha yopxzigtig beleid van eenige leden der Wet- hou-  NEDERLAND. 199 houderfchap. Niet onaangenaam zal 't den Leezer, en voor de opmerkenden niec onnut zyn, den loop en afloop van het voorgevallene omftandjg te vernaaien. De aanleiding tot dien verre uitzienden Oproer, was de mildheid van eenen Burger - Bevelhebber aan zyne Schutters, die 's nachts, tusfchen den acht- en negenentwintigften van-Oogstmaand, de wagt hadden op de hoofdwagt van 't Stadhuis; aan deeze hadt hy een half anker wyn ten be*te gegeeven, om 'er zich dien nacht mede vrolyk te maaken. Eenigen der Schutteren, uitgezonden om den wyn te haaien, wierden met denzelveu aangetast door de gebroeders van der steen, Pagters der Wynen, nevens hunne Oppasfers of zo genaamde Verklikkers. Men wierdt hierop handgemeen , en een van 's Pagters Knegten, welke den Tamboer, die het Vaatje met wyn droeg, hetzelve wilde afneemen, door eenen der Schutteren dood geflooken. Terftond hierop vervoegden zich de Pagters by den Hoofdfchout, dén Heer jakob va» zuilen van nieveld. Zekere Wynkooperj kosterman genaamd, wierdt by dien Heer aangebragt als fchuldig aan den manflag, en nog dien zelfden nacht in hegtenisfe genomen. Door Sche» penen ondervraagd, en verdere kunde ingewonnen zynde, beleedt hy eerlang, den moord gepleegd te N 4 heb-  sop Het BEROERD hebben, en wierdt voorts ten Zwaarde verwee-, zen. Men volvoerde het vonnis, onder een geweldigen toevloed, waar van zommigen morden, dat de Lyder , door 't geweldig folteren des Pynbanks genoopt, tegen beter weeten hadt bekend, 't Geen het Graauw nog meer verfterkte in den waan van de onfchuld des veroordeelden, was, dat de Scherpregter, door ontfteltenis, verfcheiden maaien het Zwaard moest gebruiken, eer hy 't hoofd van den romp konde fcheiden. Hier by kwam nog , dat men 't gerugt deedt Joopen, hoe de gemelde Trommelflager , zedert insgelyks in hegtenisfe geraakt, uit een Venfter zyner gevangenisfe, geroepen hadt „ dat Kos„ terman onfchuldig veroordeeld, en hy zei„ ve de daader was." Meer was 'er niet noodig om het Graauw, buiten dat reeds op de Pagters gebeeten , tot uiterften te doen overflaan. Het rot oproerig re hoop, en ftreeft na het huis des Pagters pieter van der steen, alwaar' het alles deeriyk pionderde en verwoestte. Vrugtloos hadden de Burgemeesters, door 't doen roeren van den Trom, een aantal Schutters tragten te verzamelen, om dien moedwil te beteugelen ; niemand wilde zich de zaak eens gehaaten Pagters aantrekken. Op de aankomst, egter, van eenen Burgemeester, yerzeld van eenen van Stads Sekretaris? fèn.  NEDERLAND. a©i fèn, verfloof de plonderzuchtige menigte. Ook wierden, 's anderendaags, op verzoek der Pagteren, drie Kompagniën Ruiters en een goed getal Soldaaten uit den Haage na Rotterdam gezonden. Het fchelden en raazen, inzonderheid op den Hoofd-Officier van nieveld, ging ondertusfchen zynen gang, en klom hoe langer hoe hooger. Men ftrooide alomme door de Stad Schotfchriften, opgevuld met de haatlykfte aantygingen, waarby al de fchuld van het doodvonnis van kosterman den Schout te last geleid, en hy zelve met den dood gedreigd wierdt. Op den vyfden van Wynmaand uit den Haage in de Stad koomende,en met zyne Huisvtouw en Zoon langs den Bukenfingel gaande, wierdt hy gezien van eenigen uit het gemeen , die hem voor een Bloedhond, een Moor der van kosterman fcholden , en tot aan zyne wooning verzelden. De Heer van nieveld, zich thans zyns lyfs niet veilig oordeelende, ontboodt eenige Soldaaten, om hem en zyn huis te befchermen. Doek dit werkte niets anders uit, dan dat de toeloop nog grooter, en de moedwil dies te baldaadiger wierdt. Vergeefs zogt hy de oproerige menigte met woorden te paaien , en van daar te doen vertrekken. Zommigen zag men hunne Mesfen trekken, anderen met fteenen op de foldaaten fmyten ; die hierop verklaarden , „ dat indien N 5 » ieder  aaa Het BEROERD „ ieder niet terftond zich van daar begaf, hun „ last medebragt, geweld met geweld te keer te „ gaan, en op de menigte met fcherp te fchie„ ten." Doch 't Graauw, in ftede van hier aan te voldoen, beval den Soldaaten van daar te vertrekken; voor reden geevende, hoe zy zeiven gefield waren om voor de veiligheid der Stad te. zorgen. Tot nog toe was het by woorden gebleeven. De verzamelde menigte, niet zwigtende voor de dreigementen der Soldaaten, hielde de toegangen m het huis nog al bezet. Thans volvoerden de Soldaaten hunnen, last, en onder den hoop fchietende, troffen ze, gelyk.het meer gaat by diergelyke gelegenheden, den onfchuldigften van allen, die ter aarde vallende, de raazerny der menigte zo heftig deedt ontbranden , dat wel haast een hagelbui van fteenen op de Krygsknegten nederdaalde , die insgelyks van hunnen kant niét fchuldig bleeven; eenigen wierden gedood, ande-ren zwaar gekwetst. ■ De gemoederen hierdoor;,langs zo meer verbitterd ' wordende ,. zwoeren de .muitelingen, wraak te zullen neemen van het onfchuMig bloed, 't welk voor hunne oogen vergooien was^ al zoude zulks hun eigen leeven kosten. Straks begonnen ze na middelen om te zien, ter betoomde van hunae gevoeligheid. Eenigen floegen op  NEDERLAND, 203 op weg om zekeren Valbrug op te haaien, en alzo den Soldaaten het wederkeeren te beletten, Anderen ftreefden na de Wallen, en haalden van daar drie Metaalen. Hukken, welke zy vulden met kogels, oud yzer , ftraatfteenen en 't geen ze verder by de hand vonden. Hier mede fchooten ze op het huis des Heeren van nieveld, en op de Soldaaten, die ftraks hierop om een goed heen koomen zogten. Het huis des Hoofd-Officiers en eenige andere wierden zeer zwaar befchadigd. Burgemeesteren, ondertusfehen, met fchrik en ontfteltenis deeze hoogloopende beweegingen vernomen hebbende, deeden al wat ze konden om de gemoederen tot bedaaren te brengen, door zagte middelen; doch deeze niets baatende, namen ze de toevlugt tot andere, die , nogthans , in 't eerst eene ftrydige uitwerking deeden. De Wethouders naamelyk deeden vier Kompagniè'n Burgers in de Wapenen verfchynen, en op de uitzinnige menigte aanrukken, om, ware 't mogelyk, dezelve het gefchut afhandig te maaken, en verder tot bedaaren te brengen. Doch, naauwlyks hadden de muitemaakers de 'gewapende Burgers in 't oog gekreegen, of zy zwoeren , indien ze nader kwamen, de Trompen van 't Gefchut te zullen omdraaien, en op de Burgers losbranden. Burgemeesteren, overtuigd dat het woedende Graauw,  2©4 Het BEROERD Graauw, eenmaal aan 't hollen , voor geen ge. weid ftaar, en zo veele Burgers aan de uitzinnig woede .niet willende waagen , wierden thans Ie *aade , eenen anderen weg in te liaan , in de hoope van langs denzelven de rust te zullen herftellen. De Sekretaris wel se nes, verzeld van eenige Burger -Bevelhebberen, en op eenigen afHand gevolgd van de Burgemeesteren, drong door tot dicht aan het gefchut. Hier het volk tot ftflte vermaand, en gehoor gekreegen hebbende, vraagde hy, wat hun begeer en ware? 't Antwoord was „ dat zy de Soldaaten uit de Stad, en den Schout in handen wilden hebben"; 'er nevens voegende, dat indien de Burgery nader kwam, zy op haar zouden losbranden. De Regenten , geen fanderen kans ter hernel. iinge van de rust ziende, bewilligden in het vertrek der Soldaaten. Ook rukten de Schutters niet verder aan, 't zy uit vreeze voor 't gefchut, of omdat niemand den Schout wilde befchermen. Midlerwyl hieldt het fchieten den gantfohen nacht' aan, inzonderheid op het huis van den Schout, die, den volgenden morgen, onder de aftrekkende Soldaaten, en als een Soldaat verkleed , nevens zyne huisvrouw en dochters, mede ter Poorte uittrok. Naadat nu de Soldaaten de Stad geruimd hadden, fpeelde de baldaadigheid nog meer haaren rol. De  NEDERLAND. 205 De Stukken gefchut, uit welke men den gant. fchen nacht hadt gefchooten , wierden nu over den Brug gehaald, en recht voor het huis des Hoofdfchouts geplaatst, daar men terftond de deur open en aan flenters fchoot. Straks ftoof men na binnen, daar alles geplonderd, verfcheurd en in ftukken wierdc gebroken. Maar hier mede hadt de raazerny nog niet uitgewoed. Eenigen klommen op het huis, braken de fteenen af, en wierpen dezelve na beneden ; twee Mansperfoonen en een Jongen verlooren hierby het leeven; anderen wierden, door de nedervallende brokken, zwaar gekwetst. Dit pionderen en afbreeken duurde dien dag en den volgenden , zonder dat men zich eenige rust gunde , voordat alles vernield ware. Een andere hoop, midlerwyl, buiten de Stad na des Hoofdfchouts Lustplaats geftreefd, rustte insgelyks niet , voordat 'er alles was verwoest. Een pragtig en kostbaar Tuinhuis, onder anderen , wierdt tot op den grond afgebroken, de boomen vernield en de fchoonfte wyngaarten beroofd en gefchonden. Onder dit alles hadden de Wyven mede niet ftil gezeeten; met eene geheele bende, by welke zich ook manlieden voegden , trok op na her Stadhuis, en eischte aldaar de loslaating van alle de gevangenen. Burgemeesteren, voor nieuw geweld  ioê Het BËÜOERD weid vreezende, bewilligden in deezen éisb% Door deeze bewilliging ftouter geworden , trol: vervolgens het fnood gefpuis na hec Spinhuis, en vorderde de loslaating van alle de Tügtelingeni Men ftondt dit insgelyks toe, uitgezonderd "van de zulken, die op den hals gevangen zaten. Zy rustten, egter, niet, voordat de deuren der Gevangenisfe open gezet, en alle de gevangenen waren losgelaaten. Een gerugt kort hier naa öntftaande , dat 'er wederom Ruiters en Soldaaten in aantogt waren * fleepte men 't Gefchut, waar mede men des Schouts huis gebeukt hadt, ha de Delftfche Poort, en laadde het met yzer en fteenen , om het naderende volk buiten te houden. Wyders hieldt men ook de Poorten der Stad geflooten. Nog dien zelfden dag wierdt, van wegen de Wethouderfchap, afgekondigd , dat de Schout van zyn Ampt verlaaten , en de Prefident-Schepen was aangefteld om midlerwyl zynen post waar te neemem De onrust was met dit alles nog niet bedaard. Het huis van zekeren Schepen, als me. de van eenen Pagter, wierdt met plondering gedreigd. Men mompelde om het Rouvvwapen der dochter van den Heere van nieveld uit de Kerk te willen haaien; doch de Regeering voorkwam die heiligfchennis, door het by tyds van daar te doen wegneemen. Dé  NEDERLAND. Hof De Burgery , ziende dan ten zy de verdere Voortgang des moedwils kragtdaadig wierdt beteugeld, de geheele Stad gevaar van plonderingé zou loopen, befloot thans met meer yvers te han« delen. Een Vaandel Schutters voor 't gedreigde hui3 des Schepens geplaatst, beloofde het te zullen befchermen, al zoude 't ook koppen kosten. Dit deedt den oproer allengskens bedaaren, en eindelyk geheel ophouden, toen eenigen der voornaamfte Oproerkraaiers gegreepen, in verzekering genomen en voorts na den Haage gevoerd wierden. Zommigen hebben aangetekend, dat eenige voornaame aanftookers van het werk, in Vrouwen-of Matroozengewaat verkleed, aan kostbaarder onderklederen bekend wierden voor anderen , dan zy zich uitgaven. Dit doet het als waarfchynelyk voorkoomen, dat onder deeze opfchudding eene andere beweegreden verborgen lag, dan die dezelve eerst verwekt hadt. Misnoegen op zommige leden der Regeeringe zal daar toe den voornaamften grond geleid hebben. Dit wordt te aanneemelyker, omdat Koning willem, zedert, eenige leden van de Wet ontfloeg, en andere in de plaats ftelde. Meerdere ftrengheid by alle de Wethouders zou dien hoogloopenden muitlust en het pleegen van veele moedwilligheden geweerd hebben. Van  soS Hei BEROERD Van de gegrondheid der reeds meer dan eins gemaakte aanmerkinge , dat een kleine vonk ligt tot een groot vuur ontbrandt, verfchaft ons haarlem een bewys, in den jaare 1690. Het rooken van Tabak, hoewel thans algemeener dan in die tyden, ging, nogthans, vry druk in zwang. Nu en dan waren, door het onvoorzigtig behandelen van den Tabakspyp , ongelukken ontftaam De Wethouderfchap, dit in aanmerking neemende, en alle ongemakken van brand, door dit middel ontftaande,zo veel mogelyk,willende weeren , hadt , in Hooimaand des gemelden jaars, eene Keur doen afkondigen , by welke het Tabakrooken op de ftraat, in fchuicen , op wagens en elders, alwaar brand konde geftigt worden , verbooden , op eene boete van zes guldens voor eiken overtreeder. De verflaafdheid van veekn aan die gewoonte deedt het gemeen die Keure in den wind flaan. Een jongeling, langs de ftraat met een brandenden Pyp gaande, wierdt daar over door den Schout aangefproken , de boete hem afgevraagd, en, op zyne weigering van betaalinge , de rok uitgetrokken. Ondraaglyk ,■ men waande, was deeze inbreuk op de vryheid van 't gemeen. Veelen, die 't werk aanzagen , reeds t'-onvrede dat eenigen de boete voorheen met 'er daad was afgevorderd, ftreeven h|erop na de wooning des Schouts, eisfehen den rok  NEDERLAND. 209 rok te rug, als mede de reeds betaalde boete van zommigen hunner bekenden* Hoewel 't e«n en ander wierdt ingewilligd , men was hier mede niet voldaan. Men fmeet de glazen in, pleegde nog anderen moedwil, en dreigde openlyk de huizen zommiger Regenten met plondering. 't Bleef hier niet by. 't Gemeen, thans aan 't hollen, fprak nog van andere ondernecmingen ; eenigen bragten in 't midden, dat men van de tegenwoordige gelegenheid zich moest bedienen om de affchaffing van de Zoutpagt en andere belastingen te bewerken. Midlerwyl verfcheen de Schuttery onder de wapenen, en vatte post voor de huizen der Re. genten, op welke men 't inzonderheid gemunt hadt. Dit deedt den oproer eenigzins bedaaren, die geheellyk ophieldt naa de komst in de Stad van zevenhonderd knegten en een goed «aantal Ruiteren. . Twee der Belhamels wierden gevat en met den geesfelpaal geftraft; verfcheiden an. dere hadden de vlugt genomen* Zoo veel genoegen namen de Heeren Staaten van Holland in den yver en wakkerheid der Haarlemfehe Burgerye, ter beteugelinge van den moedwil, dat dezelve , van hunnentwege , daarover openlyk gepreezen en bedankt wierdt. Van de heillooze gevolgen des tweedragts tns-t O fchea  210 Het BEROERD fchen de Regenten eener Scad, en van de uiter. ften, tot welke hunne verfchillénde inzigten kunnen aanleiding geeven, ontmoeten wy, in de Zeeuwfche Stad goes, in den jaare 1693, een zeer merkwaardig voorbeeld. Onze berigten wegens de Nederlundfche Oproeren zouden wy alsonvolledig aanzien , indien wy van de onlusten, by deeze gelegenheid, ter dier plaatze voorgeval-, len, geen naauwkeurig verflag deeden. Al zints- langen tyd was in zeeland zeer vermaard geweest het geflagt van eversdyk, door de aanzienlyke ampten en waardigheden, Welke deszelfs leden, zo in dat Gewest als elders, bekleed hadden.. In 't jaar 1692 waren, in de gemelde Stad Goes , in 't bewind drie perfoonen van dien naam: kornelis eversdyk, als Baljuw, en kikolaas mattheus en ADRr%an eversdyk, als Oud - Burgemeesters. De Regeering dier Stad was, zints geruimen tyd, verdeeld geweest in twee partyen: de eene vloog van de hand des Stadhouders ; de andere yverde voor de vryheid. De Baljuw hieldt het met de eerfle; de twee Oud-Burgemeesters met de laatfle. De onmin, tusfehen deleden, uit deeze ftrydigheid van gevoelens ontdaan, wierdt vernieuwd, in den gemelden jaare 1692, by gelegenheid van het verkiezen van nieuwe Rentmeesters. De Bal-  N E D E RL AND. »n Baljuw mee zynen aanhang verkoos eenen kornelis lopsen tot beftuurenden , en luk as beisela ar tot toezienden Rentmeester; terwyl de keuze van Burgemeester nicolaas westerwyk, thans het hoofd der Patriotten, en van vyf Schepenen viel op den Oud-Burgemeester eversdyk en johan van der hille. Doch alzo in de eersrgemelde verkiezing de Baljuw hadt medegeftemd, in gevolge van een ingefloopen misbruik , verklaarde de Heer wesïerwyk die verkiezing onwettig, als ftrydig mee de Keuren, en eischte daarom dat de doorhem verkoozene Rentmeesters, als hebbende eene wettige meerderheid, in 't bewind zouden gefteld worden. De Baljuw verklaarde zich daar tegen, en wilde de zaak by looting afdoen, of dezelve ftellen aan de uitfpraak der Staaten, of aan die des Stadhouders. Wester wyk , ftyf op zyn ftuk ftaande , wees beide voorflagep van de hand, en eischte dat de door hem en de zynen verkoozene Rentmeesters in den eed zouden genomen worden, met bedreiging, indien men hier mede draalde, tot het afneemen van den Eed te zullen overgaan. Hoe zeer de Baljuw zich' daar tegen kantte, voorgeevende dat het voorbeeld, waarop we ster wyk zich beriep, onwettig was, beval deeze aan den Bode, de Heeren eversdyk en van der hille te gaan afhaalen, , O a Dier*  ara Hst BEROERD Diergelyk bevel gaf de Baljuw ten opzigte van lopsen en beiselaar ; waarop westerwyk zyn bevel herhaald hebbende, protesteerden de Baljuw en de zynen daar tegen , en verlieten het Stadhuis. Eversdyk en van der hille wierden hierop in den eed genomen. Thans deedt de Baljuw den Heere westerwyk aanzeggen , dat hy de twee oude Rentmeesters moest in dienst laaten, en dat de nieuw verkoorenen zich met geene zaaken hadden te bemoeien. Dewyl dit niets baatte , vervoegde zy zich by de Staaten van Zeeland en by den Stadhouder, met ernftige klagten over het ongeJyk, hun aangedaan. Willem de III, altoos vaardig om zich te fteeken in gefchillen tusfchen de Wethouders, deedt zich hierop een berigt van beide partyen ter hand ftellen. Intusfchen verdeedigde westerwyk openlyk zyn gedrag, en bewerkte, volgens zeggen des Baljuws, dat eene menigte Burgers zich op het Stadhuis vervoegde, met verzoek dat het gefchil niet na buiten .getrokken , maar binnen de Stad mogt worden afgedaan. De Woordvoerder deezer burgeren, de Heer Willem de braaüw, verklaarde dat zy de verkiezing, door westerwyk en de zynen gedaan , goedkeurden. De Hoofdmannen en Dekens der Schutterye deeden gelyke ver* klaaring. Ia  NEDERLAND. 213 In Zomermaand diens jaars zonde de Stadhou. •der twee Heeren na Goes, om nadere kennis te neemen van de zweevende gefchillen , en onderzoek te doen op de Privilegiën, zynde van Hertog philips van bourgondie en Keizer karel den V, die, volgens 't gevoelen van negen Regtsgeleerden, voor westerwyk en tegen den Baljuw waren. Daarenboven vonde willem de III geraaden, de gewoone verandering der Wet te doen uitftellen, tot dat by, a-Is Stadhouder van 't Gewest,uit zyne-Gemagtigden nadere kennis van zaaken zou vernomen hebben. Men ontving den brief, dit bevel behelzende, op den dag der Magiflraatsveranderinge, en befloot, daar aan te gehoorzaamen. Doch dit was niet naar den zin des volks, thans in groote menigte voor 't Stadhuis vergaderd; het drong, dat men met de verkiezing zoude voortgaan: dit gefchied4de, ter voorkoominge van meerder onheil, onverminderd het regt der Graaflijkheid en dat des Stadhouders. Elk ging hierop in flilte na huis. Zulk een flap kon den heerschzuchtigen Stadhouder niet anders dan ten hoogften mishaaglyk weezen. Zo zeer was hy daar over gebelgd, dat hy eerlang befloot, eenig Krygsvolk na Goes te zenden, om de burgers daar over te ftraffen, en -de Wethouders te noodzaaken, de nieuwe Regenden af te zetten, en de voorgaanden in hun ge- O 3 23g  2ï4 Het BEROERD zag te herftellen. De Patenten , daar toe afgevaardigd, waren getekend alleen door willem den III, en door zynen Geheimfchryver konstan t y n huigen S, Op den der tienden van Oogstmaand naderde het Krygsvolk te fcheep de Stad. Niet zo ras hadt de Burgemeester ni kola as mattheus eversdyk hier van berigt ontvangen , of hy deedt de Poorten en den Boom der haven fluiten , ■ het Stadhuis met eenige Vaandelen Schutters bezetten, en gaf voorts aan de vergaderde Wethouderfchap kennis van 't geen hy hadt verrigt. Tegen den middag vervoegden zich by hem eenige Overften van het Krygsvolk, met verzoek om nevens hetzelve te worden binnen gelaaten. Hier van gaf hy berigt aan de vergaderde Regenten, die, naa hem voor zyne genomene maatregelen en goede voorzorge bedankt te hebben, met uitzonderingvan twee Leden, eenpaarig verklaarden, onder andere, „ dat Goes, even gelyk alle andere „ Hemmende Zeeuwfche Steden, geen Krygsvolk „ behoefde te ontvangen, d^n op Patent der ,, Staaten van het Gewest, en met bewilligirg „ der Wethouderfchap; dat in deeze Stad altoos „ hadt plaats gehad eene diepe hoogagting voor „ den Stadhouder, doch te gelyk een edelmoedig „ voorneemen ter handhaavinge der fledelyke », voorregten; dat zy geen ander vertrouwen kon- „ den  NEDERLAND. 215. „ den hebben, of de Patenten, tot inlegeringe van „ het Krygsvolk, welk thans voor de Stad lag, „ moesten looslyk verkreegen zyn van den Stad„ houder, zonder dat men hem vooraf onderricht „ hadt van 't Voorregt der Stad; dat zy daarom „ beflooten hadden , de begeerde inlegering van „ de hand te wyzen , en de Stad geflooten te „ houden, zonder, egter, tot nog toe , door de „ wapenen, zich tegen het Krygsvolk te verzet„ ten , mids de Stad niet gewelddaadig wierdc „ aangetast, in welk geval zy aan de Gekommi„ teerde Raaden daar van kennis geeven en hulp „ zouden verzoeken". Hoe mannelyke en onwederleggelyke taal deeze verklaaring ook fprak, zy deedt geene baate; nu het regt uit hadt, moest het geweld den meester fpeelen. 't Ging hier nu bykans even eens, als in onze dagen voor Hattem en Elburg. Het Krygsvolk, tegen den Burger, zynen betaalsheer, aangevoerd, tradt nu aan land , bedekte de toegangen der Stad, plantte Ladders by de Poorten, en leefde, ten platten lande, op zyn Krygsmans; dat wil zeggen, van rooven en pionderen. Van dit geweld gaven de Heeren van Goes kennis aan de overige Steden des Gewests, met verzoek om byftand, en nevensgevoegd berigt van den brandenden yver der burgeren, zo vrouwen als mannen, die kleine Veldftukken na de Wallen gefleept en met O 4 Schroot  ai<5 Het BEROERD Schroot gelaaden hadden , en niet anders riepen dan om onder den hoop te mogen losbranden. Zo naauw wierdt de Stad ingeflooten gehouden, dat alle toevoer van leevensmiddelen belet wierdt, en de melkfters, 's morgens en 's avonds, onder geleide van gewapende Burgers, buiten de poort haar Werk moesten verrigten. Eene algemeene vreeze voor het misnoegen des Stadhouders fcheen alle de overige Steden bevangen te hebben: althans, op herhaald fchryven en aanzoek om hulp, kwam geenerlei befcheid. Men fchreef hierop aan Prinfe willem zei ven eenen brief, ondertekend door op twee na alle de Regenten, drie Predikanten,de Officieren der Schutterye en de Dekens der Gilden, met verzoek om het aftrekken van het Krygsvolk. Doch, in ftede van een gewenscht verhoor, trok, drie dagen laa. ter, op des Stadhouders bevel, het volk na binnen, en bezette het Stadhuis; wordende hy eerlang, door de Zeeuwfche Staaten, gemagtigd ter volkomene afdoeninge vaa zaaken binnen Goeswaarop fpoedig eene geheele verandering in de' Regecring volgde. De Stadhouder dus volkomen den meester fpeelende, vierde vervolgens zyner wraake den teugel tegen de wederftandbieders aan zyn wetteloos gezag, 'c Was hem niet genoeg, dat zy yan huijne waardigheden veriaven , en hunne voor-  NEDERLAND. 417 voordeelige posten aan zyne eigen Creatuuren wierden opgedraagen: men nam hen daarenboven in hegtenis, deedt ze , als muitelingen en oproermaakers , voor de thans regeerende Burgemeesters en Schepenen, die allen van 's Prinfen hand vloogen, te regt ftellen, en fprak over hen de volgende vonnisfen uit. De Oud-Burgemeester westerwyk moest onthalsd, de Burgemeester eversdyk, nevens den Sekretaris westerwyk en den Burger-Bevelhebber van der hille, met het zwaard over 't hoofd geflagen en gebannen worden , met verbeurdverklaring van alle de goederen der twee Burgemeesteren, en van de helft der twee andere; en de BurgerBevelhebber tvax.kat en besselaar, de eerfte om gegeesfeld en gebannen, de andere alleen om gebannen te worden. Op last des Stadhouders moesten deeze vonnisfen na Engeland gezonden worden, en tot nader bevel onuitgevoerd blyven. Intusfchen hadt men westerwyk's boeken en papieren in beflag genomen, terwyl hy zelve zat opgeflooten in een Gat, daar men gemeenlyk de fnoodfte fielten en ergfte kwaaddoeners plaatfte; wordende nog daarenboven bewaard en bewaakt door drie foldaaten. Van tyd tot tyd verzogt hy om verligting, doch vrugteloos. Omtrent het midden van Wintermaand ontving de Regeering van Goes eenen brief uit Engeland O 5 van  si8 Het BEROERD van den Stadhouder, volgens welken de geftreekene vonnisfen, als wettig en overeenkoomende met de regten van Zeeland , wierden goedgekeurd; doch (das laat zich de Koninklyke Stadhouder hooren) „ omdat de veroordeelden hem ootmoe»> diglyk om vergiffenis en vernietiging van de ,, Vonnisfen gebeeden hadden, waartoe hy wel „• zoude bewilligen, indien de meeste dienst van ,, t Land eene volkomene vernietiging van ftraf„ fe gedoogde, 't geen, egter, het geval niet ,, was :" om deeze reden wierden de vonnisfen over de Heeren Westerwyk in zo verre verzagt, dat zy moesten gevoerd worden na 's Hertogenbosch, om aldaar te leeven op hunne eigen kosten, en op eene verzekerde plaats bewaard te worden; doch de overige Vonnisfen moesten in hun geheel blyven, en met den eerften worden uitgevoerd. Op het ontvangen van dit bevel, was de Wethouderfchap bedagt op middelen, om het met de minfte beweeging uit te voeren. Men huurde twee fchepen, die aan de Schans op naderen last moesten wagten. Dit wederfprak het gerugt, welk men hadt doen loopen, dat de Stadhouder eene algemeene vergiffenis zou doen afkondigen. Niet eer dan 's nachts ten elf uuren van den dertigften van Wintermaand wierdt het rugtbaar, dat de Heeren na de Schans zouden gevoerd worden:  NEDERLAND. ^19 dee: eene groote menigte volks flreefde derwaarts, om hun het laatfle vaarwel te zeggen. In de Cevangenisfe wierdt de huisvrouw van den Burgemeester westerwyk, die hem niet van 't lyf was te fcheuren , door het Krygsvolk fchamper bejegend en fmaadelyk behandeld. Op de Markt fprak Burgemeester westerwyk de menigte aldus aan : „ Myne lieve Burgery, „ vaarwel in Eeuwigheid. Heb ik iemand ver„ ongelykt, ik ben een mensch; vergeef het „ my, gelyk ik elk uwer vergeeve. Dit lyden „ treft my en u over eene regtvaardige zaak. „ Naardien ik by geenen Regter op aarde ge„ hoor heb kunnen krygen, beroepc ik my op „ cHiusTus 's Regterftoel, daar zy niet meer „ dan gy en ik gehoor zullen krygen". Van de Wallen wierdt hem en de anderen, door de Burgerij, naageroepen: Vaart voel, lieve Heeren! W e s t e r w y k , buiten de Poort, aan den Majoor, een zwaarlyvigen Duitfcher, gevraagd hebbende, wat men met hun voor hadt, ontving dit onbefcheiden antwoord : Men zal u ophangen, en alle Hollandfche Duivels, die zich tegen den Koning durven verzetten, met u. Met het uitbannen van de Heeren wierdt allengskens de rust in de Stad herfleld. In den jaare 1699, keerden de westerwyken en eversdyk uit hunne ballingfchap te rug, en wierden, naa 'sPrinfen dood, in  &2o Het BEROERD in hunne gefchondene eere en in de Re^eerina herfleld» ° ö Het onlangs voorgevallene te Hattetn en Elburg, vergeleeken met het verhaalde, is een der dugtigfte bewyzen, welke onze Vaderlandfche Gefchiedenis aan de hand geeft, van het gevaar, welk Regenten en Ingezeetenen boven 'c hoofd hangt van het willekeurig gezag der Stadhouderen, door het onbepaald gebruik van de Krygsmagt van den Staat; en hoe noodzaaklyk, diensvervolgens, 'de voorzorge zy, het naauwkeurig bepaalen van het regt op de Patenten. In het VoTkryk Amsterdam, naar gelange het de overige Nederlandiche Steden, in menigte van allerlei flag van inwooneren, overtreft, zyn ook alle opfchuddingen dies te gevaarlyker, en kunnen, uit fchynbaar geringe beginzelen, tot eene te fchroomlyker hoogte ftygen. Ook hier ondervondt men, meer dan eenmaal, dat een genootfchap van menfchen , van gering aanzien in den Burgerftaat, daarom niet minder is te duchten, by lieden van grooter vermogen, wanneer het zich verbeeldt, in zyne regten te zyn benadeeld, of andere reden tot misnoegen ontvangen te hebben. Een heimelyke nyd tog heerscht 'er veelal tusfchen de geringere ftanden en de grooten; ligt verbeelden zich de eerften, wanneer 'er eeni-  NEDERLAND. 221 eenige fchikkingen beraamd worden, welke zy als nadeelig aanzien, dat zulks inzonderheid is ingericht om hen hunne minderheid en afhanklykheid te doen gevoelen. Zy ftaan deswegen, als 't ware, op de wagt , om by voorvallende gelegenheid hunne t' onvredenheid openlyk te doen blyken. En hoe gtoot zyn niet de buitenfpoorigheden, wanneer het hollend paerd eens den teugel heeft uitgefchud, en alles, wat het aantreft, in zynen loop medefleept ! Wy ontmoeten daar van een voorbeeld, in die Stad, in 't laatst gedeelte der jongstvoorgaande Eeuwe , de laatfte opfchuddinge, van welke wy, onder dat Tydvak, melding zullen maaken. De Wetten op de Pragt en Verteeringen waren, ten allen tyde, een zeer gewigtig voorwerp der Staatkundige Wysheid. De verminderende inkomften der Landzaaten, gepaard met den toeneemenden pragt., of ook wel de behoeften van 's Lands Easfe, maakten zomtyds dezelve nood-, zaaklyk. Al van oude tyden was het eene gewoonte te Amfterdam, zo wel als elders, dat de Verzoekers tot het bywoonen van de Begraafenisfen, of zogenaamde Aanfpreelers, niet door de Stads Regenten wierden aangefteld, maar dat elk, die wilde, dit werk kon verrigten , indien hy zich aanboodt, of daar toe wierdt verzogt. Het fteeds aan-  isa Het BEROERD aanwasfend getal deezer lieden deedt zommigen hunner befluiten , met een Smeekfchrifc zich te vervoegen by de Wethouderfchap , met verzoek dat hun getal bepaald , en eene openvallende plaats door de Heeren mogt vervuld worden. Daarenboven waren zommige Burgers nu en dan klagtig gevallen over 't gedrag der Aanfpreekers, die dikmaals, voor hun Werken Rouwgoed, een buiten fpoorig loon eisch ten. Burgemeesteren, die alles in aanmerking genomen hebbende, beflooten, ter weeringe van de ingefloopene wanorders, het Aanfpreeken, nevens het draagen van de Lyken en van Lantaarnen, tot een vast Ampt te maaken, en ten dien einde aan te ftellen zesendertig Aanfpreekers, en tweeënzeventig Draagers van Lyken en Lantaarnen; over welke gefteld zouden worden vier Kommisfarisfen en twaalf Hoofdlieden, om op alles een behoorlyk toezigt te houden. Dit alles was begreepen in eene Keure, van den tienden van Louwmaand des jaars 1606, beftaande uit vierenveertig Artikelen; aan 't einde van welke geplaatst was eene Lyst van de Loonen der Aanfpreekers-, Hoofdlieden, Lyk- en Lantaarndraagers; welke loonen meerder of minder waren , naar maate een Lyk in eene Kerk of op een Kerkhof, en laater of vroeger, wierdt begraaven. Met de invoering van dee-  NEDERLAND. 223 deeze Keure zou een begin gemaakt worden met den laatften dag der gemelde maand. Naauwlyks was dit befluit rugtbaar geworden, of 'er ontftondt een heimelyk gemor onder de Aanfpreekers, wien 't verre buiten de gisfing liep, dat hun getal, nu reeds toe driehonderd aangegroeid , zo zeer verminderd worden , en veelen hunner buiten bediening zouden geraaken. Zy hadden ftaat gemaakt, allen in bedieninge te zullen blyven , en tot een zeker getal uitfterven. Met klaagen en fmeeken bragten ze zo veel te wege5, dat het getal der Aanfpreekers, van zesendertig , op tweeënzeventig gebragt, en ook dat der Lyk- en Lantaarndragers merkelyk verhoogd wierdt. Doch ondanks deeze vermeerdering, bleeven nog veelen ontzet van hun beroep : waarom ze niet fchroomden , de Heeren, aan derzei ver huizen en op ftraat, aan te doen, en de intrekking van de Keure ftoutmoediglyk van hun te vorderen. Ook wil men dat de Heeren, uit medelyden, hier toe zouden beflooten hebben, ware midlerwyl de Oproerigheid niet zo hoog geklommen, dat toegeeflykheid niets meer konde baaten. Vier dagen voordat de Keure zou ingaan, namen de Kommisfarisfen zitting in het Aalmoezeniershuis , in eene Kamer, welke hun tot een Komptoir was aangeweezen. Al vroeg liet het zich  234 Het BEROERD zich aanzien, dat het morrende gemeen zich deeze Keure niet zo gemaklyk zou haten opdringendDe Aanfpreekers', nevens dcrzeJver Vrouwen" die, naar gewoonte , hier het hoogfte woord voerden, jammerden over het verlies van hunne kostwinningen, en bragten de menigte in beweeging. Eenige Wargeesten bliezen der fchameJe gemeente in 't oor, dat de Keure alleen op Kalisfen aankwam; dat men de ryke lieden eerlyk voor hun geld zou begraaven , maar dat de geringen als bedelaars zulks om Gods wille zouden moeten bidden. Kwaadaartiglyk voegden anderen hiernevens, dat de Armen, in eene flegte witte kist, met het Amfterdamfche Wapen befchilderd, zonder Roef, na het Kerkhof zouden gebragt worden. Anderen wederom morden dat de Burgery, door deeze Keure, in haar regc en vryheid merkelyk benadeeld wierdt, dewy! voorheen ieder Aanfpreekers naar zyn welgevallen .hadt kunnen gebruiken, doch zich nu moest vergenoegen met de zulken, die hun door Kommisfarisfen wierden toegezonden. Het ontbrak niet aan de zulken, die uitllrooiden, dat het de Heeren alleen te doen was, om het begeeven van Bedieningen, en om, tot fchade van 't Gemeen, hunne vrienden te kunnen voorthelpen. Elk ge' bruikte dus zyne wysheid, en beoordeelde de Keure, naar geJange hem dezelve voorkwam. On-  NEDERLAND. 0,9$ Óndertusfchen naderde de dag, op welken de Keure zou ingaan. Men hadt reeds Kommisfarisfen, Hoofdlieden, Aanfpreekers en Draagers aangefteld. Kommisfarisfen namen zitting in hun Komtoir in het Aalmoezeniershuis, om hunne Ampten te aanvaarden , en tegen den dag van het ingaan der Keure alles in orde te brengen. De Hoofdlieden vergaderden 'er insgelyks ; doch een van hun wierdt door het Graauw aangerand, en genoodzaakt, zich door de vlugt te redden. Op Maandag, den achtentwintigften van Louwmaand, vergaderden Burgemeesteren op 't Stadhuis , voor 't welk men eene groote menigte volks, uit alle oorden der Stad, zag zamenvloeien. Met groot geweld drongen ze derwaarts, terwyl zommigen zich niet fchaamden, de afgaande Heeren fehamperlyk te bejegenen en te fchelden, ja zelf met vuiligheden na 't hoofd te werpen. Geene beter bejegening wedervoer den Hoofdlieden en Draageren, die boven geweest waren öm te verneemen , welke Lyken 's naademiddags moesten begraaven worden. Maar by het Aalmoezeniers-Weeshuis gekoomen zynde, wierden ze van het gepeupel by de Mantels getrokken, uitgejouwd en met drek gefmeeten: allen tekenen eens naderenden Oproers. Burgemeesteren, hier voor bedugt, en de opfchudding in de geboorte willende fmooren, gaP ven  226* Het BEROERD ven nog dien zelfden avond last aan de Stads Soldaaten, om tegen den volgenden morgen, voor het Stadhuis en het Aalmoezeniers - Weeshuis, in de wapenen te verfchynen, en tevens de Poorten te bezetten. Ook deeden ze tegen alle oproerige zamenrottingcn eene fcherpe Waarfchuwing afkondigen. Al vroeg 's anderendaags hadt de Bezetting post gevat op de aangeweezene plaatzen. Zommigen preezen deeze voorzorge ; doch anderen keurden dezelve af i zy fchroomden niet te zeggen , dat men der Burgerye een haatlyke Keure zogt op te dringen, door geweld van Krygsvolk; iets, 't welk geene voorftanders der vryheid , zo als de Amfterdammers waren, konden gedoogen. Nog meer gevvelds dan de manlieden maakten ■de wyven. Zommigen hebben gemeend dat eenige van deeze heimelyk waren opgeftookt door de zulken, die deeze beweeging wilden doen dienen om verandering te maaken in de Regeering, waar by ze hunne rekening zogten te vinden» Niet vreemd kan deeze gisfing voorkoomen aande geenen, die weeten dat in deeze troebele en onrustige tyden , zulk eene verandering , door foortgelyke opfchuddingen onder 't Gemeen, meermaalen was uitgewerkt. Ten aanzien van Amfterdam wordt dit gevoelen eenigzins aanneemelyk, doordien men ten zelfden dage briefjes aan 'c Stad-  NEDERLAND. 227 ■Stadhuis vondt aangeplakt , waarby het te huur gezet wierdt, om terftond te kunnen betrokken Worden. Al voor daauw en dag was men, op den eenendertigden, op de been in 't zogenaamde Noordfche Bosch , eene ftraat, alwaar veele Weevers Woonden. Algemeen was 't geroep „ dat op dien „ dag geen Weever op zyn getouw zou blyven." By geheele troepen trok men na den Dam, die fpoedig zo vol volks raakte, dat de Heeren met .moeite door den drang op 't Stadhuis konden .koomen. Aan alle oorden der Stad zag men ge,heele benden optrekken, by welke zich veele ,vreemde bootsgezellen voegden, die thans niets om .handen hebbende, gaarne eenig handgebaar hadden om den ledigen tyd te verdryven. Hier en daar ontmoette men gantfche troepen van wy,ven , gewapend met Puthaaken , Luiwagens en iBezemftokken. Zommigen droegen Vaandels van Schorteldoeken, aan ftokken gebonden ; anderen ^oeaienaen zien , uy wjz,k vuu nummeis , vuu Bier- en Botervaten, op welke zy, met Talhouten , den optogt lloegen. Zo hoog fteeg de moedwil, dat men fchimpende Lykftaatfien aanleide, en daar mede over den Dam en voorby :het Aalmoezeniershuis trok; men lei een mansperfoon in een Schaafbank, waarin hy voor doode fpeelde, droeg dien door de .gantfche Stad, P 2 en  £2"8 Het BEROERD en rrnakte een vervaarlyk gefchreeuw: waardoor de menigte nog meer gewekt wierdt. Burgemeesteren dus den oproer hand over hand ziende toeneemen , om denzelven , ware 't mogelyk, tot ftilftand te brengen, vonden thans 1 geraaden, by klokluiden te doen af kondigen, dat de Keure op het begraaven heden nog niet ingaan, maar zes weeken zou worden opgefchort. Doch, m ftede van de bedoelde uitwerkinge, wierdt het -Graauw hier door nog te ftouter. Geheele benden, met ftokken, handfpaaken en fbortgelyk geweer gewapend, zag men, uit de Jonker- en Ridderftraat en uit andere flegte huizen, na den Dam aanrukken. Men kraaide overwinning op de Regeering , door het aanheffen van een 'woest gejuil onder de menigte, me: het zwaaien van fchorteldoeken en neusdoeken om de hoofden. Men trok het Stadhuis door en weder door, en van daar een deel na het huis van den Burgemeester jakob boreee, woonende by de Leidfche Straat op de Heeregragt, en een ander deel na het Aalmoezeniershuis. By dit huis wierdt het Treurtooneel 't eerst geopend. Eene nieuwe bende van 't geboefte, van den Dam herwaarts ftreevende, bragt 'er de tyding van het opfchorten der Keure. Dit wekte den moed onder 't gefpuis, De Soldaaten , hier geplaatst, om de Kommisfarisfen te beveiligen, moes-  NEDERLAND. 229 • moesten den eerften aanval uitftaan. Het regende wel haast op hen van fteenen. Een gemeen vrouwsperfoon,jmet een hoepel om 't lyf en eenen ftok op de fchouderen, moedigde de woestelingen aan. Bykans een half uur verduurden de Soldaaten deezen geweldaadigen moedwil, ondanks het aanhoudend gefchreeuw van Val aan! val aan! Slaa dood die honden! De Bevelhebbers van 't Krygsvolk, deezen over: moed niet langer kunnende dulden , gaven thans i bevel om onder den hoop te fchieten, naa alvooi rens den omftanderen gewaarfchuwd te hebben, zich te hoeden voor fchade. Niemand, ondertusfchen, wierdt 'er gekwetst; 't welk grond gaf tot vermoeden dat deeze fchoot met los kruid gedaan was. Het fchieten bragt wel in 't eerst eenen fchrik onder de muitelingen; doch niemand hunner makkeren gewond ziende, wierden ze dies te moediger. Met een geweldigen aandrang liepen ze in op het voorfte gelit der Soldaaten, en noodzaakten hen te wyken: zodat eenigen in het Aalmoezeniershuis , anderen in de Leidfche Poort eene wykplaats moesten zoeken, met agterlaating van hun geweer, 't welk door het Graauw in ftukken gebroken en in 't water wierdt gefmeeten. Moediger gedroeg zich een andere hoop Krygsknegten; zy fchooten met fcherp onder den P 3 hoop,  23o Het BEROERD Koop, en kwetften twee perfoonen. Dit, egter, belette niet dat het Gemeen gewelddaadig op hen indrong. Wyven en jongens bragten fteenen aan, welke voorts in 't honderd gefmeeten , en waardoor ook eenige nieuwsgierige aanfchouwers gekwetst wierden. De glazen en deuren van 't Aalmoezeniershuis moesten geen minder last lyden, Eene kwetzuure, eenen der Krygsbevelhebberen toegebragt, deedt ook deeze bende eerlang de vlugt neemen. Thans riep de menigte triomf, en hadt de handen ruim. Met een fchrikwekkend gedruis ftreeft zy nn na het huis van Burgemeester boreel, alwaar reeds eenige muitelingen eenen aanvang met gewelddaadigheden gemaakt hadden. Deeze Heer ftondt by het Graauw in een kwaad blaadtje, omdat de Keure ten zynen overftaan gemaakt was. Doch inzonderheid ontftondt het misnoegen uit domme onkunde, alzo de Keure door 's Burgemeesters Zoon, in de hoedanigheid van Sekretaris , was on dertekend, en men deeze beide Heeren onder elkander verwarde. Reeds waren eenigen der oproermaakers in het gemelde huis geweest * doch hadden, op de tusichenfpraak van eenige lieden van aanzien, hetzelve wederom verhaten. Ondertusfchem kwam dé Kapitein spaaroog, met zyne Kompagnie, yan den Dam op het huis des Burgemeesters aantrek-  NEDERLAND 23* trekken, om den voortgang des gewelds te be-, .dwingen. Hy hier niet alleen veel flegt volk, maar ook eenige nieuwsgierigen uit de deftige Burgerye vindende, fprak hen allen aan met ernftige woorden, en beval eenen iegelyk zyns weegs te gaan : te meer , dewyl Hunne Wel Edele Grootagtbaarheden de Keure hadden ingetrokken. Alles vergeefs. Het antwoord was „ dat men „ zulks alleenlyk uitftrooide, om hen te bedrie„ gen"; werpende voorts eenen hagelbui^ van fteenen op het huis en op de foldaaten. Hier bij kwam nog, dat onder het gemeen verfpreid wierdt, dat in het huis van den Heer b ore el drie uit den hoop in hegtenisfe zaten. Niets baatten alle verzekeringen van het tegendeel; met geweld vorderde men hunne loslaating. Kapitein spaaroog uit dit alles ziende, dat met goede woorden niets te winnen ware , gaf bevel aan zyne bende om zich gereed te maaken. Naa andermaal den woesten hoop tot ftilte vermaand te hebben, met bedreiging van geweld te zullen gebruiken, ingevalle ze niet gehoorzaamden, deedt hy het voorfte gelit losbranden, doch alleen met los kruid. Vrugteloos, egter, was zyn verzoeken en gebieden; de woede van 't gefpuis groeide daar tegen aan. Toen gaf hy bevel om met fcherp te fchieten; ongelukkig wierden twee onfchuldige aanfchouwers hier door doodelyk gep ^ kwetst.  83* Het BEROERD kwetst. De Kapitein zelve en eenigen der zynen begaven zich, met ontbloot zydgeweer, onder den hoop; waardoor een Jongen en drie Oproermaakers doodelyke wonden ontvingen. Zo hoog klom thans de woede van het Graauw, dat zy de Trommelflagers in 't water fmeeten, en met mesfen, Hokken en fteenen op de Soldaacen zo geweldig indrongen, dat eenigen, op hunne knieën, om lyfsbehoudenis moesten bidden , anderen na den Dam en elders een goed heen koomen zogten: zodat de geheele Kompagnie eerlang verftrooid wierdt. Nu hadt het fnood gefpuis de handen ruim, en eene effene baan, om der plonderzucht den teugel te vieren. Men rukt den Lantaarnpaal , die voor het huis ftondt, uit den grond, rameit met denzelven de deur open, en ftreeft by geheele benden ten huize in. Niets, hoe kostbaar ook, wierdt hier gefpaard of ontzien. Het fraaifte Zilverwerk, de kostbaarfte Porceleinen en Spiegels, 't wierdt alles een prooi des baldaadigen moed wils. Men gedoogde, egter, niet dat iemand der plonderaaren zich door eenigen buit verrykte. Een van 't gefpuis , met een ftuk Zilverwerk willende doorgaan, wierdt verhinderd door zyne makkers, die hem zynen roof ontnamen, en dien in de Heeregragt wierpen. Iemand van 's Burgemeesters bedienden zogt een zeer kostbaaren Spie-  NEDERLAND. 233 Spiegel te behouden, door belofte aan eenen der plonderaaren om dien elders te zullen verfloppen , voorts verkoopen en het geld zamen deelen , in de hoope van door deezen list het kostbaar ftuk huisgeraad te zullen -bergen; doch een ander booswigt dit-bemerkenden, tradt toe, ftak met zyn mes een ftar in het glas, en vernielde alzo dit vorftelyk gefchenk. Burgemeefter bore el zelve hadt zich midlerwyl aan het gevaar onttrokken, en was agter over de fchutting by eenen zyner gebuuren gevlugt. Intusfchen waren de Burgers in 't geweer gekoomen, die het Graauw, hier nu alles hebbende uitgeplonderd, met kleine moeite ten huize uit dreeven. Doch het gepeupel is als een driftig paerd;het houdt niet op van hollen, tot dat alle zyne kragten hem begeeven hebben. Kapitein spaaroog hadt eenigen hunner gegriefd, en dit konden ze niet ongwroken laaten. Met een dol geweld ftreeft het na zyne wooning, ftaande op de Reguliersgragt; men klopt aan , dringt door de naauwlyks geopende deur na binnen, en vernielt 'er alles wat men by de hand vindt. De Kapitein bezat, onder andere, eene kotsbaare verzameling van kunftige Schilderyen; deeze , benevens Bedden en ander huisgeraad, wierden deeriyk gefchonden of vernield. De kruiskazynen wierden uit den voorgevel gebroken, en in het P s wa-  23+ Het BEROERD water geimeeten: zodat de grage met Beddegoed, Klederen , Lywaat en verder huisgeraad als gevuld lag. Twee Kompagniën Burgers, toegefchooten om den moedwil te beletten , konden der woede geen meefter worden, maar moesten 't werk met goede oogen aanzien. Van meer nut waren de Burgers by het huis van den Burgemeester de haze, 't welk, insgelyks met plondering gedreigd , door hunne tegenwoordigheid behouden wierdt. Met het vallen van den avond fcheen de plonderzucht te hebben uitgewoed ; alles kwam toen tot ftilftand ; en de meeste gewapende Burgers begaven zich na huis. Veelligt zou iemand zich verbeelden , dat de onbefuisdheid nu tot zatheid toe verzadigd ware. Doch het gefpuis hadt thans den fmaak in 't pionderen weg , en haakte na meer verzadiging. De Engelfche Agent jozef kerby, die een ontwerp van nieuwe belastingen hadt gemaakt, en daarvoor van de Regeeringe genoot een jaargeld van vyftienhonderd guldens, wierdt verdagt gehouden, het plan van de Keure op de Begraafeniflen 't eerst te hebben aan de hand gegeeven. Geen wonder dan ook dat by der dolzinnigheid moest ten doele ftaan. 's Anderendaags voor negen uuren, eer nog de Burgery in de wapenen was gekoomen, wierdt reeds zyn huis aangevallen , en van binnen en buiten deeriyk befchadigd. Men  NEDERLAND. 235 Men floeg eenen overfraaiën Italiaan fchen vloer te morfclen, rukte het gefchilderde Paneelwerk van de Zolderingen, en verbryzelde het. Den Tuin en het Tuinhuis zelf kon men niet ongefchonden laaten. De draagbaare huisgeraaden wierden op ftraat geworpen , vertrapt en verder in 't water gefmeeten. Zo ruuw en onbefuisdging dit alles toe, dat twee menfehen, die voor het huis ftonden, deeriyk verplet wierden onder een Vleeschkuip. De Kelder ftroomde van wyn en bier, welke, onder andere, door de dolzinnige wyven, uit fchoenen en muilen, gulzig te lyve geflagen, of anderzins geplengd wierden. Veelen verwonderden zich, hoe men in den tyd van anderhalf uure (want niet langer hadt dit werk geduurd) zo groote verwoestingen hadt kunnen aanrichten. De Wethouderfchap, niet weetende , hoedanig een einde dit alles zoude neemen , en het noodig oordeelende, ftrenger middelen te gebruiken, wierdt thans te raade, eene Notificatie of Waarfchouwing vÉm den volgenden inhoud af te kondigen. „ Dewyl de Keure en „Ordonnantiën op het Begraaven, is vernietigd „ en ingetrokken, en alles dies aangaande weder „ gebragt op den ouden voet: zoo maakt de „ Vroedfchap der Stad Amfterdam by deezen „ bekend> dat alle eerlyke Burgers, behalven die „ in  Het BEROERD „ in de wapenen onder haare Officieren zyn, „ zich aanftonds ieder na zyn huis zullen hebben „ te begeven, alzoo men genoodzaakt werdt, en „ goedgevonden heeft tot behouding van rust en „ vrede, geweld met geweld te doen weeren en „ afkeeren. En gefchied deeze waarfchouwing, „ opdat geen onnofelen komen te lyen." Om te meer klem te geeven aan deeze Waarfchuwing, wierdt dezelve afgekondigd op last der geheele Vroedfchap, die de Burgery vertegenwoordigt. En, in de daad, deeze Afkondiging was geene ydele bedreiging. Terftond naa dezelve gaf de Wethouderfchap bevel aan de geheele Burgerye, om zonder vertoeven in de wapenen te verfchynen, ten einde om de woedende menigte, die naar reden noch zagtzinnigheid wilde luisteren, voortaan met geweld tot reden te brengen, als zynde dit wel een niet zeer verkiezelyk , doch thans het eenige middel om het fnood gefpuis • te doen verftuiven. Daarenboven boodt zich eene bende Jongelingen aan, als Vrywilligers te paerd, die met den Pallas in de vuist dóór de ftad reeden, en hier en daar eenige zamenrottingen deeden verftuiven. Deeze vrywillige jonge lieden waren uit de voornaamfte huizen der ftad, en hadden aan hun hoofd de jonge Heeren burg, huidekqoper, six en hjnlo o pen. Naa-  NEDERLAND, 237 Naa dat de moedwilligheid zich zat gewoed hadt aan het huis des Engelfchen Konfuls, zogt zy haare klaauwen te (laan aan het huis van den Burgemeester joan de vries. Het Graauw was op deezen Heer gebeecen , om dat hy , zitting hebbende in de Admiraliteit , den naam hadt, onlangs niet belet te hebben , dat men eenige muitende Matroozen hadt opgehangen; hier over wilde men thans wraak ©effenen. Dewyl de Burgery nog flegts in kleinen getale op de" been was , bevonden zich , - by geluk , in *t huis des Burgemeesters, eenige Zee-KapiteN nen , die de woeftelingen met geweld ziende dringen door de gewapende Schutters, dezelve eenigen tyd met geld en goede woorden paaiden. Dit wierdt gezien van andere plonderzieken aan de overzyde der Heeregragt, die daarop met een Schuit op het gedreigde huis kwamen aanroeien; voorts met vuile fcheldnaamen en zwaare dreigo menten meer gelds vorderende. Inmiddels wierden de gewapende Burgers door een grooter getal verflerkt. Toen zogt de Heer de vries , nu eens met zagte^, dan met harde woorden , de muitelingen van daar te verdryverr, doch alles vrugteloos : waarom de Schutters vuur gaven onder den hoop , waar door eenigen gekwetst, en twee gedood wierden. Men verhaalt dat de uitdeelers van het geld een handvol  23« Het BEROERD vol onder den hoop gefmeeten hebbende, hierdoor te vvege bragten , dat de oproerigen over elkander vielen ; zodat de Burgers gelegenheid hadden om hen mee ftokflagen dapper af te rosfen ; 't welk, gevoegd by het fchieten , den woesten hoop eerlang van daar veridreef. . Even gelukkig bleef het Huis van Burge.metrster de ka ze vry van plonderinge. Hec ontbloote zydgeweer, waar mede eenigen van 's Burgemeesters vrienden zich op en voor den iloep te weer ftelden , fchynt den fchrik onder de menigte gebragt te hebben. Een der huisbediendea ftelde zich te weer met een Braadfpit, daar een Kalffchyf nog aan vast was. Aan het Huis van den Burgemeester van Maarseveen en aan dat van den Onderfchout engel b rechts &Mzam men insgelyks met den ichnk vry. Desgelyks wierdt de moedwil aan het Rasphuis en den Bank van Leeninge by tyds gefluit. Min gelukkig liep het elders af. De fnoode rustverstoorders , zich thans zat geplonderd hebbende , wierden nu ook bevangen van den lusc tot rooven en fteelcn , en om hunne beurs te mesten. In grooten getale ftreefden ze nu ma de St. Anthonys - Breeftraat, na het Huis van den Heere de pinto, in de wandeling de ryke Jood genaamd, die zich op dit pas, nevens zyne  NEDERLAND. 239/ zyne Huisvrouwe , in den Haag bevondt. Elk hadt den mond vol van de kostelyke Huisgeraa. den , waar mede dit Huis gevuld was. Met eene onbefchryflyke woede vielen ze op dit Huis aan , verbryzclden de venftertraliën , glasroeden en luiken , en rukten voorts na binnen , daar zy veele kostbaarheden vernielden , uitgezonderd 't geen zommigen ter iluik zogten weg te draa. gen. Duidelyk bleek het nu , dat onder deezen -plondergeest ook de roofzucht haaren rol fpeelde , vermids de Jood de pinto, tot de Keure op het begraaven , met raad noch daad de hand geleend hadt. Doch de plonderaars hadden naauwlyks eenen aanvang gemaakt met hunnen moedwil, of 'er kwamen eenige Kompagniën Burgers, op de Nieuwe-Markt verzameld , aanrukken. Naa de nieuwsgierigen en anderen van voor 't Huis te hebben verdreeven , ftreeven ze na binnen , met, den deegen in den vuist, fteeken en Haan voorts zo geweldig onder de fchenders , dat veelen gekwetst, eenigen gedood wierden. Zommigen fprongen agter in de gragt, om zich door zwemmen te bergen ; anderen ontkwamen het op eene andere wyze. Bykans dertig fchavuiten, die zich met deeze of geene Huisgeraaden zogten te verryken , wierden gevat , en in de Waag •op den Dam in bewaaringe gebragt. Meest allen  249 Het BEROERD len waren gewond. Een van hun , zynde een Matroos, wierdt ontdekt aan den flip eens kostbaaren Neusdoeks , die hem uit den zak hing. Merkelyke hulp hadden de Jooden toegebragt ter weeringe van de plonderzucht , nu dezelve op eenen hunner Geloofsgenooten aanviel. 't Scheen als of de muit-, roof- en plonderzucht thans haaren zat hadt bekoomen ; althans men vernam geene verdere fchenderyën. Door het geftadig rond ryden der vrywillige Ruitery door alle ftraaten en langs de voornaamfte gragten , wierden alle zamenrottingen geweerd. Tegen den avond fchaarden zich de Turfdraagers , voor wier trouwe de Overlieden by de Regeering borg ftonden , en die door Burgemeesteren met halve pieken voorzien waren , voor 't Stadhuis ; waardoor dan ook jfDb pragtig Gebouw tegen den moedwil veilig bleef. De Overheid der Stad, nu het Oproer geftild was , en eenige muitelingen haar in handen waren gevallen , was ftraks bedagt, anderen ten voorbedde en fchrik, aan dezelven de verdiende flxaffe te doen uitoeffenen. In den avond van den zelfden dag, op welken het bovengemelde aan het Huis van den ,Heere de pinto was Voorgevallen , wierden twee Belhamels, by fakkel-  NEDERLAND. 241 kellicht, uit een Venflerder Waage opgehangen. Drie anderen ondergingen *t zelfde lot den volgenden morgen. Midlerwyl hadt zich het gerugt van den Am* fterdamfchen Oproer verfpreid heel tot in den Haage , van waar men voorts eenige Ruitery ter hul» pe na die Stad zondt. Doch zy naderde eerst, toen zy van geen en dienst konde weezert: waarom de Regeering 's Lands Krygsvolk voorzigtig buiten hielde, en verzogt dat het mogt te rug trekken, ,, alzo de woede, door de trouwe der Burgerye „ en de wakkerheid der aanzienlyke Jongelingen „ te paerd, volkomen bedwongen was". Op Vrydag den derden Sprokkelmaand was de Stad in rust, en alle zamenrotting opgehouden, 't Geregt liet dien dag een fcherp onderzoek doen , of hier en elders eenige geftoolene goederen verborgen waren, en kondigde de volgende Waarfchouwingaf: „ Myne Heeren van den gerechte „ der Stad Amfterdam hebben goedgevonden, by „ deezen alle en een iegelyk wel ernftelyk te „ waarfchouwen, dat de gene die eenig Goed, „ van wat natuur of naam het zoude mogen we„ zen, onder zich heeft, of zoude mogen beko„ men, 't welk zyns Oordeels, in deze tumult» „ geplundert of gerooft is, niets het allerminfte „ van dien, onder zich en komen te behouden, „ nemaar al hetzelve aanftonds zal moeten laten Q » bres-  *vfa Het BEROERD „ brengen in handen van den Hooft-Officier, „ mee verklaring daar nevens, voor zo veel hem „. bekend is, van waar en uit wiens huize hetzel„ ve is gekoomen: waar voor den gene die zulks „ goedvvilliglyk komt te doen , of die al zulk „ goed zal komen*aan te wyzen , in diervoegen, „ dat het in handen van den Heere Hooft-Offi„ cier gerake, een eerlyke beloning fal werden „ toegcleid, na proportie van 't geene hy komt „ aan te brengen; en dat ter contrarie die gene, „ die daar inne nalaatig lal komen te blyven, gewisfelyk een rigoureufe ftraffe te verwachten „ heeft". 's Anderendaags volgde hier op eene andere Afkondiging, welke wy , om eenige opmerkelyke uitdrukkingen, daarin voorkoomende, hier insgelyks woordelyk en letterlyk zullen plaatzen. „ Alzo het den goedertierene Godt behaagt heeft, de getrouwigheir, vigiiamie, en 't edelmoedig „ voorneemen , van de Burgerye defer Stadt, „ om, ingevolge van de bevelen der Regeeringe, „ het gewelt te beletten, tot grootmaaking van „ Zyn allerheiligften Kaam, en hunne roem en „ eere, met zodanigen goeden uitflag te zegenen, ., dat daar door de goede Ingefe tenen bevryd „ fyn geworden van verdere plonderinge en over„ last, en de Stadt gebragt is tot haar vorige „ rust en vrede, en dat men reden heeft te ver- „ moe-  NEDERLAND. 243 „ moeden, dat de Vyanden van het Vaderland, „ door eenige van haare uitgefondene, wel de „ principaalfte aanleiding van de voorfz. plonde* „ ringe, geweld en feicelyke aanvallen moesten „ïfyn geweest, om daar door de Stadt te Ont„ roeren, en over hoop te werpen , en bygevol„ ge den Staat merkelyk te verzwakken, en de „ Vyanden aan te moedigen, waar van men bezig „ is den rechten grond te onderzoeken , en de ,, Juftitie daar aan ten hoogften is gelegen, dat „ zodanige uitgefondenen, die of in perfoon, of „ door anderen, met het geven van geld, ofbe„ lofte van beloninge, eenig part of deel aan hec „ voorfz. geweld en plondering fuudé mogen „ hebben gehad, mitsgaders de Belhamels en ,, Voorgangers in 't uitvoeren van dien, in hech„ tenis geraken, en anderen ten Exempel werden „ geftraft; Zo is fc , dat myne Heeren van den „ Gerechte , hebben goedgevonden en gerefolveert, gelyk haar Ed. Achtb. doen by defen, , 'xe beloven een premie van zeshondert Caroli ,, guldens, die betaalt zullen worden ter Thefau„ rie defer Stadt, aan die gene , dewelke fal ko^ men te ontdekken of aan te wyzen , zodanig „ dat hy in handen van de Juftitie gerake en „ van i'a Fait word overtuigt, een of meer van „ alfulke uitgefondene, opgemaakte Belhamels of „ Voorgangers van 't voorfz. gewelt en plund»Q a „ rin-  244- Het BEROERD „ ringe; opdat fodanige grouwfaarae Feiten, ver„ Horende de gemeene rust, me: de uiterile ftraffe na behoren mogen werden geitraft; met „ toezeggitig niet alleen dat des aanbrengers naam „ fal worden verzwegen, maar ook by ib verre „ hy medeplichtig mochte geweest fyn, djt men „ fal trachten te bekoomen Acle van Impuni„ teit." 's Maandags daar aan volgende verfcheenen de Burgers meest van 't Witte Regiment, nevens de Vrywillige Ruiters , in volle wapenrusting op den Dam , ter gelegenheid dat zeven muitelingen , zonder veel plegtigheids, uit de Wang wierden opgehangen. Onder deeze bevoudt zich een Soldaat, wien een Mes boven 't hoofd wierdt gehangen. Om zyn wangedrag in 's Lands dienst, onder den vermaarden rabiïnhaubt, waren hem , in den jaare 167a , neus en ooren afgefneeden. Hy was een Karei van een allejfhoodst karakter. Aan het gepeupel, by het pionderen van het huis des Lngelfchen' Agents , hadt hy {terken drank verkogt, en was een der voornaamfte aanftookers van 't rooven en pionderen geweest. Het Lyk van deezen booswigt wierdt op een Horde door de Stad gefleept, op het Galgeveld onthoofd, en aldaar het hoofd op een Haak boven den romp ten toon gefield. Negen der overige geftraften wierden aan den Galg vastge- bon-  NEDERLAND. 245 bonden, vier muiters, die in den Oproer waren dood gefchooten, by de beenen opgehangen, en de overige gevangenen op vrye voeren gefield, op twee of drie na, welke men in het Rasphuis bande. Ten opzigte van de laatstgemelden viel 'er nog iets voor , in Grasmaand des zelfden jaars, 'c welk hier verdient te worden ingelascht. Drie Wyven, misfchien de Vrouwen der Tugtelingen, beflonden om de loslaating van de gevangenen te verzoeken, en de Heeren op eene onbefchofte wyze lastig te vallen. Eenige baldaadige Matroozen hadden de floutheid , met verfierde hoeden, en met een Mat aan een Stok, als een Vaandel toegelteld, langs de flraaten te loopen, en ginds en elders merkelyke opfchudding te verwekken. De Wethouders, van verfland zynde dat dit werk tot geen ander einde was aangeleid, dan om den mislukten oproer van Louw- en Sprokkelmaand te vernieuwen, en beter te doen flaagen, kondigden hierom de volgende Waarfchouwing af: „ Alzo myne Heeren van den Gerech„ te der Stadt Amfterdam in ervaringe zyn geko„ men, dat eenige quaadwillige en boosaardige „ Menfchen, genegen tot Onrust, op een nieuw „ hebben getragt binnen defe Stad Troubles te „ verwekken, en ter uitvoering van hun quaad „ voorneemen, Samenrottingen te maken, onder 5, voorwendfel van zekere Booswichten, die om Q 3 » h«a  246 Het BEROERD „ hun quaad gedrag en misdaaden , reeds zyn ge„ confineert in het Tuchthuis defer Stede, te „ willen ontflagen hebben, en daar door, waare » hec m°gelyk, de cours van de Juftitie te ftrem„ men; en dat het is van de uiterfte aangelegen„ heid, ja van het welvaren van deze Stadt, en „ van de goede Ingefetenen van dien, dat zoda,, nige fnode voornemens en pogingen aanftonds „ werden geftuit; zo werden alle en een ieder goede Ingezetenen , zo wel Manluiden air „ Vrouwen , by defen wel ernftelyk gewaar„ fchouwt, zich ftil en vreedzaam te houden, en „ hunne pligt als trouwe Burgers en Ingezetenen „ waar te nemen, opdat haar geen ongemak en „ wedervaare". In gevolge deezer Waarfchuwinge, wierden, op den eenëntwintigften dier maand, de gemelde Vrouwspersonen ftrengelyk gegeesfeld , als mede twee der gezegde Marroozen, terwyl een derde op het Schavot te pronk ftondt, met een papier op de borst, waarop men las PYPESTELDER. Dewyl de Burgemeester boreel en de Kapitein spaaroog by de plondering 't meest geleeden hadden, beiden in den dienst der Stad, wierdt, op voorflag der Vroedfchap , by Burgemeesteren beflooten , hun deeze fchade te vergoeden, en den eerften daar voor eene femme van achtentwintigduizend zevenhonderd en vyf-  NEDERLAND. 247 vyfrig, den anderen twintigduizend guldens toegelcid. Voorts verzogt de Wethouderfchap aan de Staaten van Holland om eene algemeene vergiffenis voor de zulken, die zich aan de thans geftilde opfchudding hadden fchuldig gemaakt; met uitzondering, nogthans, van zulke Mannen en Vrouwen, die liet werk inzonderheid hadden aangeftookt. Gelyk dus de Stads Regenten ftraffe en fchande op de misdaad deeden volgen, niet min waren ze bedagt om de geenen, die lof verdienden, voor de betoonde trouwe en waakzaamheid, hunne goedkeuring te doen blyken. Op hun bevel wierden eerlang zilveron gedenkpenningen vervaardigd, van driederlei grootte en waarde, en onder de Burgers en Vrywilligen uitgedeeld. Men zag, op de eene zyde, den Zeegod neptunus, ftaande in zynen Wagen , verbeeldende de Stad Amfterdam, in 't midden van eene onftuimige Zee, welke hy beftraft. Het Randfchrift was: motos PRjE stat componere fluctus. ' welke woorden betekenen: de ontjielde baar en dienen eerst geftild te worden. De andere zyde vertoont eene bedaarde Zee, van een lieflyken Zonnefchyn beftraald, op welQ 4 ke  248 Het BEROERD ke de watervogels van nieuws hunne nesten in 't bezie neemen. Men leest hier dit Byfchrifc: HALCYONIBUS. REDUCTIS. SENATUS. AMSTELOD. CIVIBUS. SUIS. HOC. ANTIQUjE. VIRTUTIS. SPECTAMQUE. FIDEI. PREMIUM. LARGITUR. MDCXCVI. Van welk Byfchrifc de zin'is: Om het te onder brengen der Plonderaaren , fchenkt de Amfterdamfche Raad aan zyne Burgerye deezen Eereprys voor aloude dapperheid en beproefde Trouwe. Zodanig was de opkomst, loop en afloop deezer fchroomlyke Beroerte , die met regt gereid wordt onder de dreigendfte rampen , der Stad Amsterdam immer wedervaaren. Dat de Keure op de Aanfpreekers en Lykdraagers alleen dit vuur geftookt, en zo vervaarlyk zou hebben doen branden, heeft geenen fchyn van waarheid. Veel meer is het te denken, dat eenige kwalykgezinden 'er onder roeiden, en de bovengemelde gelegenheid te baate namen om verandering in de Regeering te bewerken. De uitdrukkingen in eene der boven bygebragte Waarfchuwingen, waarin de  NEDERLAND. 24? de Wethouders verklaaren „ reden te hebben om te vermoeden, dat de Vyanden van het Vader" land, door eenige van haar uitgefondene, wel " de principaallte aanleiding van de voorfz. plun" deringe, geweld en feitelyke aanvallen moclv " ten fyn geweest, om daar door de Stadt te l Ontroeren, en over hoop te werpen, en by„evolsre den Staat merkelyk te verzwakken, " en de^ Vyanden aan te moedigen": deeze uitdrukkingen geeven grond tot zodanig eene gisfmKe als van welke de Regenten dier Stad zich niet dus openlyk zouden bediend hebben, indien zy niets meer dan een bloot vermoeden gevoed hadden. . Ten allen tyde waren de menfchen, *n de hoofdzaak, van gelyken aart. Het toenmaalig gedrag zag men zedert dikmaals, en terwyl wy dit fchryven, op de in 't oogloopendfte wyze vernieuwen. Eer- en heerschzucht ftaan voor geenerhande middelen , hoe fnood, regtfchendende en voor Stad en Land verderflyk. Hoe laag en veragtelyk vertoont zich, uit dit oogpunt, de man, die na wetteloos gezag dingt! In zyn gemoed overtuigd van de ongeregtigheid zyner zaake, en langs eerlyke wegen zyn doelwit niet kunnende bereiken, fchiet hy pylen in 't donker; hy heult en fpant aan met het fnoodfle fchuim, het uicfchot der Natie; hy maakt zich gemeenzaam met het-  *5o Het BEROERD NEDBRLAND. hetzelve, verwaardigt het met zvn vertrouwen doch agt het zyns aandenkens naauwiyks waardig, wanneer het zynen rol gefpeeld heeft. Onkundig en jammerlyk misleid Gemeen', mon onze ftemme uw oor bereiken! Mo -t gy , door onze waarfchuwing, hier van onderricht worden dat gy flegts een Speelbal en werktmV zyc der' Grooten, en in derzelver gemoed met°vera-tin2 wordt aanfchouwd ! Het voordeel der bedoelde Staats- of Stadsomwentelingen is niet voor u maar alleen voor uwe heerschzucinige aandryvers en te werkflellers. En , indien h«n toeleg mislukke, en uwe naamen openbaar worden , wat is uw loon? Eerloosheid of de Galg. By  By P. CONRADI en V. van der PLAATS is, onder anderen, gedrukt: Neêrlands Heldendaaden ter Zee, van de vroegfte dagen af tot op 1781. II Deelen, in gr. 8vo. . . ƒ 8-5 : Nieuwe Algemeene Befchryving van Batavia, de Hoofditad van Neêrlands O. Indien, bevattende derzelver Gelegenheid, Opkomst, Voortreffelyke Gebouwen, Hooge en Laage Regeering, Gefchiedenisfen, Kerkzaaken , Koophandel , Zeden, Luchtgefteldheid, Ziekten, Dieren en. Gewasfen.Met Konstplaaten,in 1772 op de Plaatfen zelve getekend. IV Deelen, in gr. Quarto. . ƒ10-:-: Be Franfche Spion, of de Geheimen van het Hof van Lodewyk den Vyftienden. . • • • ƒ 2-:-: Levens van Nederlandfche vermaarde Mannen en Vrouwen i van allerhande zoort, X Deelen,in gr. Octavo, ƒ 18-4-: Leven van Michiel de Panter, door een der Schryveren van gemelde Werk, op hetzelfde formaat. . ƒ 2-4-: Nederlandfche Reizen, tct bevordering van den Koophandel, naar de meest afgelegene Gewesten des Aardkloots, XI Deelen, met XLVII Piaaten , waaronder eene fraaie Platte Kaa'rt der geheele Waereld, waarin de Togten der voornaamfte Nederlandfche Reizigers zyn aangetipt. . .... f 19-10.: Drie Prysverhandelingen nopens de beste Inltellmgen voor de Vry-Corps en Schutteryen in onze Republiek, te zamen met Tagtig Gouden Dukaaterr bekroond in 1785. iii gr. 8vo ƒ 1-18-; Nieuwe Algemeene Befchryving der Kaap de Goede Hoop; met XXV uitflaande Piaaten, waaronder eene Afbeelding dere verklaarden , dat zulks ftrydig was met s Lands Regeeringsvorm en de Voorregten der Steden. Te ha kd er wyk ontftondt hier over de eerfte beweeging. De Wethouderfchap beftondt hier, ten deeleuit Oude, ten deele uit Nieuwe Regen. ~ ten. Op het gerugt, dat zommigen Gemagtigden na den Hage wilden gezonden hebben, ter afdoeninge van den twist, kwam de Gemeente op de been, verfcheen gewapend voor 't Stadhuis, en bragt  NEDERLAND. ij i bragt te wege, dat 'er drie nieuwe Schepens wieriden aangefteld. Doch deeze aanftelling was niet maar het genoegen van de meerderheid der ReI genten; zo euvel zelf wierdt dezelve by hen opgenomen, dat ze de onvoorzigtigheid hadden, de ; hand aan den Degen te flaan, met oogmerk om i den burgeren eenen fchrik aan te jaagen. Doch deeze, verre van hier door vervaard te worden, hielden hun de Trompen hunner Snaphaanen voor ,den borst, en noodzaakten hen te wyken. Evenr I wel hadt de Fiskaal de ftoutheid om met den Degen onder 't Volk te zwaaien, onder het uitroepen: Al evenwel Oude Ploolboven! 't welk door de gewapende burgers wierdt beantwoord met geen minder gefchreeuw van Nieuwe Plooi boven (*) ! Schroomlyk was thans de toefland der Stad ; niet anders dan een algemeen Bloedbad zag men te gemoete : de jammerkreet van vrouwen en kinderen vervulde de lucht met een vreezelyk gedruis. Het bleef, nogthans, by den fchrik. De Nieuwe Regenten behielden de overhand, en alzo zy de meerderheid der Burgerye op hunne zyde hadden , wierdt eerlang de rust herfleld. Niet (*) Men noemde deezen Tweefpalt, ten dien tyd, Ptooiery. De Voorftanders van de oude of Prinsgezinde Regeeringe wierden van de Oude, en hunne tegenftanders die van de Nieuwe Plooi genaamd.  Het BEROERD Niet zo gemaklyk liep het af re nymegen. In het einde des bovengemeiden jaarj 1704 was de Stad vol opfchuddinge en beweeginge , onder de hand en door heimelyke opftookingen bewerkt, orn de Oude Regenten te doen herllellen. Zes dcrzelven, geklaagd hebbende over het onregt, aan hun gepleegd, door hen van hunne Ampten te verlaaten, waren gebannen uit de Stad en derzelver regtsgebied: zelf hadt men eene belooning van tweehonderd Ryksdaalders uitgeloofd aan elk, die een van hun of allen wist te leveren in de handen van 't Geregt. Nogthans hadden, ze hunne vrienden in de Stad ; door het onthaalen van Gemeenslieden en burgers in herbergen zogten ze aanhang te winnen voor de ballingen, en de tegenwoordige Regeering gehaat te maaken; Boven alle anderen muntte onder deeze Yveraars uit een zeker Leerkooper; zo vuurig was hy in zyne opftookingen, dat de Wethouderfchap eerlang geraaden vondt, hem in hegtenisfe te doen neemen. Naa eehigeü tyd zittens uit den Kerker gebroken zynde, wierdt hy openlyk uitgebannen, en hem het wederkeeren op den hals verbooden. De Nymeegfche Regenten deezen fteun misfende, en door opftooking niets' kunnende winnen, floegen thans eenen anderen en gewelddaadigen weg in. Op den zevenden van Oogstmaand kwa-  NEDERLAND 15 kwamen ruim vyftig perfoonen in een Herberg byeen, gewapend met Zakpistoolen, Degens, Houwers en ander geweer. In den voormiddag tusfchen tien en elf uuren trokken ze gezamentlyk na het Stadhuis, en dwongen zes der Regenten , afftand te doen van hunne bedieningen. Zekere willem van loon wierdt door hen tot voorzittenden Burgemeester aangefteld. Een fchrikwekkend gerugt verfpreidde zich fpoedig door de gantfche Stad. Het Stadhuis, riep men allerwege, was ingenomen en de geheele Raad vermoord. Op den noodkreet van het akelig kleppen der Klok verfchynt de Burgery onder de wapens, neemt haaren weg ylings na het Stadhuis, en, toen woorden niets baatten, fchiet zy onder de menigte, eenigen van welke gekwetst of gevangen genomen wierden , terwyl de overigen ftraks de vlugt namen. Nog dien zelfden avond moesten vier der gevangenen hunnen toeleg met den hals boeten. Dr. roukeNs, een der Oude Regenten , wierdt 's anderen daags voor het Stadhuis onthoofd, en nog een ander medepligtige aan de opfchudding, in Vrouwengewaat vermomd, ontdekt zynde, met de koorde geftraft. Met de herfielling van de verdreevene Regenten Taakten de gemoederen uitwendig wederom aan ■het bedaaren. Gelyk in Gelderland , dus zogt zich ook in Zee-  16 Het BEROERD Zeeland de Nieuwe Regeering allerwege te handhaaven ; h welk, egter , niet zonder merkelyke moeite toeging. De Oude Regenten, thans den fteunenden arm van oranje mislende, zagen uit na andere middelen om hunne voorgaande hoogte te bereiken. Ligtelyk kon, onder deeze wederzydfche woeling en worfteling der gemoederen, het fmeulend vuur, van nieuws, ten dake uitflaan.t Dit gebeurde in den aanvang des jaars 1704, te middelburg, by de volgende gelegenheid. De Kiezers, ten overftaan van welke de jaarlykfche verandering van de Wet plagt te gefchieden j vielen thans klagtig , dat men hen, voor twee jaaren , niet gekend hadt. Naa zieh aan den Hoogen Raad in den Hage vervoegd te hebben, met verzoek om handhaaving in hunne Voorregten, bellooten ze een Vertoog in te leveren by hunne eigen Stadsregeering , en verfcheenen daar mede, in vollen getale , op het Stadhuis. Terwyl ze binnen ftonden , vervoegde zich buiten een aanmerkelyk getal Ingezeetenen, ah gelei* ders van eenige afgezette Regenten. Het vermoeden, dat men verandering in de Regeering in ,den zin hadt, wierdt wel haast bevestigd door het geroep der menigte , ' dat de Oude Regenten moesten herfteid worden. Spoedig ging men hierop over tot eene verkiezing van, andere Wethouders. Vreemd en zeer bedenkelyk is het onder-  NEDERLANDs ij dërtusfchen , dat de Kiezers , die zo zeer voor hun Voorregt yverden, thans met deeze aanftelling zich in 't geheel niet bemoeiden. Midlerwyl gingen eenige Heeren van 't Stadhuis, met oogmerk om de Burgery in de wapens te doen koomen. Burgemeester van den brande ftelde bovenal hiertoe zyne poogingen te werk. De Heer versluis, op het oogenblik tot Raad en Penfionaris aangefteld , bleef hem niet fchuldig, en bragt insgelyks zynen aanhang in het geweer. Eenige Kompagniën, door van den brande verzameld, ontvongen fehriftlyken last van de afgezette Regenten , met fcherp te fchieten op elk , die hun weêrftand dreigde te bieden. By het Stadhuis ftondt een Vaandel Schutters, Vwelk den naam hadt, van den aanhang der herftelde Regenten te zyn, doch, egter, op bekoomen last, weigerde op zyne medeburgers vuur te geeven : waarom deeze fpoedig den baan ruim en de overhand verkreegen. Thans maakten de afgezette Regenten zich met geweld meester van 't Stadhuis, 't welk geflooten was, verdreeven de Nieuwe Regenten , die naauwlyks drie uuren hunne waardigheid bekleed hadden, en hernamen hunne voorige plaatzen. Eenigen raakten hier over in hegtenisfe; anderen vonden geraaden, het Gewest te ruimen. Met de afkon* II. deel. B di-  18 Het BEROERD diging van eene algemeene vergiffenis nam deeze tweefpalt een einde. Van korten duur was de rust, welke, in den jaare 1704, in Gelderland eenigermaate herfield was: de gemoederen bleeven fteeds ontrust, en de fmeulende onmin onder dezelve borst eindelyk uit tot daadlykheden. Ginds en elders waren de Landzaaten zeer te onvreden op zommige Regenten; hier uit ontflonden nu en dan hevige opfchuddingen. Op de Veluwe wierden eenige Amptjonkcrs in hegtenisfe genomen, doch van de geweldenaars, zedert, eenigen gelige, die hunne firaffe ontkwamen , met God en 't Geregc, op hunne bloote knieën, om vergiffenis te bidden, en plegtig te belooven , voortaan voor alle oproerigheid zich te zullen wagten. Van ernfHger gevolgen waren de onderhandelingen over de uitfluiting van den Prinfe uit den Raad van Staate. Op eene Kwartiersvergade» ring hadden , nevens de Stad Arnhem, dievan Wageningen deeze uitfluiting zeer ernflig gedreeven. Onverhoeds traden deeze in 't gevoelen der Ridderfchap,die beweerde dat de zaak op eene Landfchapsvergadering moest worden afgedaan. Nogthans deeden de Gemeenslieden van Wageningen de Afgevaardigden der Stad vermaanen, ©m te Hemmen volgens hunnen last. Tot de uit-.  NEDERLAND. 19 uitfluiting van den Prinfe wierdt hierop by de meerderheid beflooten. De band van Eenigheid was dus tusfehen de Gelderfche Steden gebroken* Op een Kwartierdag, die binnen Arnhem wierdt gehouden, openbaarde zich 't eerst deeze afkeerigheid , over 't begeeven van zekere Ampten; waar omtrent vier van de zeven Afgevaardigden van Wageningen van die van Arnhem verfchilden. Eert hevig morren ontflondt 'er onder 't volk* klaagende dat zy hunnen pligt overtreeden hadden. De Gemeenslieden wierden verdagc gehouden by de Regeering, dit vuur geflookt te hebben: waarom zy aanzoek deedt by de Schuttery en Gilden om dezelve te doen afzetten. In weerwil der tegenkantinge van zommigen gefchiedde dit op ftaandetï voet. Onder de afgezette Gemeenslieden bevondt zich godard van issüm; deeze, tevens Hopman over eene bende Vrywilligers, bragt zyn volk op de been, ondanks het verbod der Regeeringe. Een ander, jan aalders genaamd, verzogt hulp te Arnhem , en verworf dezelve. Aan het hoofd van eenige Vrywilligers, en met vier ftukken gefchut, trokken twee Burgemeesters , op befluit der Wethouderfchap, op Wageningen aan, alwaar de Schuttery thans onder de wapenen ftondt. Men hielde 'er de Poorten ge* B a floo-  so Het BEROERD iïooten , en deedt den Arnhemmers aanzeggen # dat ze zich voor daadelykheden hadden te wagten ; welke deeze betuigden niet in den zin te habben , mids men de Poorten opende; waar naar men evenwel geene ooren hadt. Die van Arnhem, midlerwyl, eenen BurgerSchildwagt buiten de Stad aangetroffen, en door denzelven de Regeering tot een mondgefprek hebbende doen uitnodigen, tradt de voorzittende Burgemeester met drie Schepenen na buiten. Zy waren naauwlyks byeen, of een der Arnhemfche. Burgemeesters trok den Degen , riep met luider ftemme: „ Deeze zyn het , welke wy moeten „ hebben; nu zyn ze in onze magt"; en voortshen hun Zydgeweer hebbende doen afneemen, wierden ze na Wageningen te rug gevoerd. De Poorten waren hier nog al geflooten: weshalven die van Arnhem voor dezelve het gefchut plantten, en zich door geweld eenen weg baanden. Straks voerde men de gevangene Heeren na 't Stadhuis , en hieldt ze in ftrenge hegtenisfe, tot diep in den nacht, wanneer ze na de Stads Poort gebragt, en aldaar , door twee Stads Boden, uit naam der afgezette Gemeenslieden, van hunne bediening en den daarop gedaanen Eed ontfkgen zynde, na Arnhem gevoerd wierden. Doch zy zaten hier niet lang, maar keerden eerlang, onder geleide, en nog als gevangenen, na Wa-  NEDERLAND. 21 Wageningen. Op verzoek der bloedverwanten en een goed getal burgers, beflooten eerlang de Staaten van Gelderland , dat de Wageningfche Heeren op vrye voeten gefteld en in hunne Ampten zouden herfleld worden. Ook wierden ze te raade, eenig Krygsvolk derwaarts te zenden, om een waakend oog te houden op de rust der Stad. De Wageningfche Heeren wierden herfleld in hunne waardigheden. Het gerugt wegens het naderen van Krygsvolk deedt de zulken, die de hand hadden gehad in het bemagtigen van de Stad, befluiten om buitens lands te wyken. De Vry-Corpfen, of Vrywilligers , die ginds en elders een fchrik en teugel waren voor de Regeeringe , wierden , volgens Plakaat van 's Lands Staaten , overal afgefchaft en verboodcn. Ook wist men te bewerken, dat de Wethouders in de Steden voor hun leeven wierden aangefteld, en dat deeze de openvallende plaatzen zouden vervullen uit een dubbel getal, door de Burgery benoemd. Van hier dat de Gemeente zich grootiyks bedroogen zag, ten aanzien van be.t deel, welk zy gehoopt hadt te zullen hebben in het verkiezen van haare Wethouders. Uit hetgeen wy tot hier toe verhaald hebben, is duidelyk af te leiden, hoe gevaarlyk ook de Stadhouderlyke Regeering zyn moge, dat het Stadhouderloos bewind insgelyks aan zeer gewigB 3 ti-  li Het BEROER D tige zwaarigheden is bloot gefield. Noode dulden de Landzaaten fda,t de zulken, welke zy als huns gelyken aanmerken , hun boven 't hoofd wasfen. Wanneer ze door geenen teugel in bedwang worden gehouden, zullen ze hun misnoegen, by alle voorvallende gelegenheid , bot vier ren. Van hier binnenlandfche verdeeldheden en onlusten , welke dikmaals veel nadeeliger gevolgen hebben, dan wanneer een Stadhouder , met een bepaald gezag bekleed, in de Regeeringsbeftelling zeggen heeft. Thans keeren wy weder tot eenige byzondere gebeurtenisfen, welke tot meer of min gevaarlyke opfchuddingen aanleiding gegceven hebben. Van eene zonderlinge herkomfte was het volgende voorval, in den jaare 173a, te Amsterdam, ft welk zich in deezer voege toedroeg. - By zekeren Dokter reinestein, woonende op' de Heeregragt by het Koningsplein , was te zoek geraakt een Halsfieraad , en wierdt de Dienstmaagd betigt, hetzelve gellolen te hebben. Zo ilerk waren de vermoedens, dat zy by den Hoofdfchout wierdt aangeklaagd, die haar in verzekering deedt neemen , en by vonnis van Schepenen yeroordeelen om gegeesfeld te worden, en eenige jaaren, met haarer handen werk, in het Spinhuis den  NEDERLAND- 23 den kost te winnen. Dit vonnis wierdt met 'er daad aan haar volvoerd. Bykans een half jaar was 'er verloopen zedert de uitvoering van het vonnis, zonder dat iemand zich met de Dienstmaagd hadt gemoeid, wanneer onder 't Gemeen een gerugt wierdt verfpreid, dat zy onfchuldig was geitraft, alzo de Kleerebleeker, welke den Dokter bediende., het vermiste kleinood onder het Linnen gevonden , en aan de eigenaaresfe hadt ter hand gefteld. Hoe 't zy, 't loopende gerugt was overgenoeg om eene groote menigte volks rondom des Geneesheeren huis te doen byeenvergaderen. Op alle wegen en Straaten hoorde men eerlang niets anders fpreeken dan van het onregt, der Dienstmaagd aangedaan. De een ftookte den anderen op: men luisterde elkander in het oor , dat de bewerkers van de lydende onfchuld daar voor hunne verdiende ftraffe behoorden te draagen. Van woorden kwam men eerlang tot daadelykheden. Eenige Jongens begonnen het fpel, met op de deur met fteenen te werpen. Een geheele hagelbui vloog 'er ras door de glazen. Een fraaie Kas met kostbaar porcelein, die in de Zydkamer ftondt, wierdt fpoedig vernield. De Straat was eerlang geheel opgegraaven. Zo talryk was de zamenloop van toekykers, dat aan de overzyde der Gragt vier perfoonen wierden B 4 doo<ï  34 Het BEROERD dood gedrongen. Zelf hoorde men hier en daar mompelen, Wyl men tog aan hec werk was, aan de huizen van sommige Heeren even eens te handelen. Doch zo dra de Heer Hoofd-Officier met eenige Schepenen zich vertoonde , hielde de moedwil op en nam het dreigen een einde. Nog dien zelfden namiddag wierden alle oproerige Zamenrottingen, by openbaare Afkondiging, verbooden, en eene belooning van duizend-Guldens Uitgeloofd aan den aanbrenger van den eerften Stooker van deezen Oproer. De Schuttery der nabuunge Wyken, op last hunner Bevelhebberen «i de wapenen gekoomen, bleef eenige dagen de wagt houden, om het herleeven des moedwils te voorkoomen, Met hoe veel overlegs het verminderen der Dagloonen moet onderleid worden, door by. andere leden van den Burgerlbat, vooral wanneer deeze vermindering opeen groot getal der imalle Gemeente nederdaalt, bleek te Amsterdam, in Siagtmaand des jaars 173Ö. Eenige Baazen van zo genaamde partikuliere Scheeps - Timmerwerven hadden gezamentlyk eene aflpmk gQm^ Qm ^ ^ WerKheaen te verminderen, en inzonderheid het ge d, welk zy aan dezelven, voor Bier of drinkgeld, betaalden, voortaan in te houden. Ongaarne  NEDERLAND. 25 ne laat het Gemeen zich van zodanige voordeelen berooven; ongaarne gedoogde het die voornaamelyk in deezen tyd, nu het tegen den Winter liep, en ieder vermindering van inkomften, hoe gering ook, den gemeenen Man zwaar drukte. Van hier dat onder de Scheepstimmerlieden wel haast een algemeen morren ontftondt, 't welk eerlang zo hoog klom, dat ze gezamendyk te raade wierden, ten getale van byna tweeduizend, zich by Heeren Burgemeesteren te vervoegen, om hunne klagten in te brengen en befcherming te verzoeken. Ten zelfden tyde als zy beflooten hadden hunne belangen in te brengen, vervoegden twee Timmerbaazen, die de bovengemelde vermindering inzonderheid hadden doorgedreeven , zich insgelyks by Heeren Burgemeesteren, om reden van hun gedrag te geeven. Terwyl deeze binnen ftonden , hadt het Scheeps-Timmervolk zich met allen man op de Burgerzaal van het Stadhuis vervoegd. Burgemeesteren, dit vernomen hebbende, deeden hun door eenen Bode weeten, dat zy het Stadhuis hadden te verlaaten, en buiten hetzelve den uitflag af te wagten. Doch zy betuigden zich daar toe ongenegen, 't en zy de Heeren alles op den ouden voet herftelden; verklaarende , zich liever dood te willen vegten, dan iets van den gewooB 5 nen  %6 Hit BEROERD nen Dagloon laaten vallen. Burgemeesteren dit antwoord verflaan hebbende, gebooden dat vyfof zes der oudflen en bezadigdflen uit den hoop zouden binnen fraan, om in het byzyn hunner Baazen hunne belangen en de redenen van hunnen eisch in te brengen. Bykans twee uuren duurde de onderhandeling in Burgemeesters Kamer. Met ongeduld ftondt midlerwyl het Werkvolk te wagten. Eindelyk verfcheenen de Afgevaardigden, doch bragten een antwoord, geenzins tot genoegen hunner makkeren. Burgemeesteren, zeiden ze, helden over na de zyde der Timmerbaazen, en bewilligden in de vermindering van her loon. Straks dringt een groot getal in Burgemeesters Kamer , en doet het verzoek dat de zaak op den ouden voet mogt blyven. Men gaf hier op geen antwoord , maar bevel om van daar te vertrekken; 't geen gewillig gefchiedde, alzo zy geen geweld in den zin hadden. Onder dit alles waren de zes Afgevaardigden wederom binnen geroepen, om te gelyk met de Timmerbaazen de zaak verder te overleggen. Gelukkiger flaagde te tegenwoordige onderhandeling. Burgemeesteren, door hunne redenen getroffen, deeden den voorflag aan de twee Timmerlieden om alles op den ouden voet te laaten, en den gemeenen Ambagtsman het weinige drinkgeld  NEDERLAND. 27 geld voortaan te doen genieten. Dit berigt ver* fpreidde eene algemeene blydfchap onder de menigte; die, egter, niet kon nalaaten,haar misnoegen op de bewerkers der gedreigde veranderinge te betoonen. Want naauwlyks hadden ze het vertrek van Burgemeesteren verlaaten ,. of de menigte drong op hen in, met fchoppen , liaan en ftooten : zodat ze met moeite het Stadhuis verlieten, en merkelyk gekwetst, onder een geleide van die hen befchermden , hunne huize» bereikten. Bekend, door de ondervinding of by overlevering, zyn de gevolgen van den ongemeen ftr engen winter des jaars 1740. Zeer zwaar drukten dezelve de fchamele Gemeente, van wegen het gebrek en de daar uit ontftaande duurte der meest benoodigde levensmiddelen. Het gemeen redeneert niet, maar volgt den drang der aandoeningen en gewaarwordingen. Ligt laat het zich vervoeren tot uitfpoorigheden, wanneer deeze den nood fchynen in de hand te werken. Van hier dat méér dan eens van hunnen moedwil de zulken de voorwerpen wierden, die in de meest gebruiklyke mondbehoeften handel dryven , en onder verdenking vallen, met den algemeenen nood zich onbehoorlyk te willen verryken. Men ondervondt zulks te Rotterdam, ro Oogst-  a8 Het BEROERD Oogtsmaand des bovengemelden jaars. Eene groote menigte volks verzamelde aldaar voor het huis van zekeren Grutter, die bpilag voor zyne Waaren eischte. Men riep , met een op. roerig gedruis , dat het ongeoorlofd en onmenfchelyk was, en hooger prys te vorderen voor de leevensmiddelen, in eenen tyd dat de gemeene Man nog zuchtte aan de fchadelyke gevolgen des jongstvoorgaanden harden Winters. Van hier floeg de zamenrotting over tot twee andere Grutters* winkels, die insgelyks, om de zelfde reden, by 't Gemeen in een kwaad blad ftonden. Niet anders liet het zich aanzien , of de onvergenoegde hoop zou aan deeze huizen geweldige handen geflagen hebben. Myne Heeren van den Geregte, midlerwyl, de tyding van deeze Opfchuddinge bekoomen hebbende, deeden in alleryl de Hellebardiers in de wapenen verfchynen, en na de gedreigde plaatzen optrekken. Van goede uitwerking was dit bevel. Op het gezigt der § naderende Geregtsdienaaren verfloof terftond de misnoegde en oproerige hoop; twee der voornaamfte aanvoerders van den opftand wierden in verzekeringe genomen. Uit de zelfde oorzaak ontftondt ook te Amsterdam merkelyke beweeging, in Grasmaand des jaars 1741, doch die hier inzonderheid de Bak-  tsTEDERLANDé *9 Bakkers trof. Zeer verbitterd was op de zeiven het gemeene volk , en zy wederom , op hunnen beurt, op de Koornkoopers. Deeze wierden by hen verdagt gehouden van onbehoorlyken winst op het Koorn, welk zy onderfleld wierden in overvloed op hunne Zolders te hebben , doch flegts by kleine hoeveelheden af te leveren , om het langs dien weg op prys te houden. Van hier dat de Bakkers bedagt waren op middelen om hunne voorgewende fchade te vernaaien, en zich van de tegenwoordige duurte te bedienen om meer gelds te winnen. De meesten maakten niet alleen hun Brood ligter, maar ook van eene flegter foort dan de uitftaande Keuren medebragten. Op den dertienden der gemelde maand begaf zich eene groote menigte van het geringfte volk, in de agterbuurten over de Prinfegragt woonagtig, na het Stadhuis , om aan. Burgemeesteren te vertoonen eene foort van brood, hier ter Stede Bollen genaamd, met verzoek dat hun regt mogt wedervaaren tegen de inhaaligheid der Bakkers. Het gemelde brood was meestal zamengefteld uit Zemelen en Pompwater, en diensvolgens bykans oneetbaar. Heeren Burgemeesteren, in aanmerking neemende, dat uit de tegenwoordige beroeringe veelligt zeer nadeelige gevolgen zouden kunnen voort?  gö- Het BEROERD voortvloeien, en daarenboven der fchamele Gemeente gaarne willende te gemoete koomen, deeden ftraks eene Afkondiging, waarby aan derzelver verzoek voldaan wierdt. Zy behelsde een beveï aan de Overlieden van het Gild , om weekelyks om te gaan aan de huizen der Bakkers, en onderzoek te doen of het Brood,in foorten gewigt, aan de daar op gemaakte Keuren beantwoordde,De Bakkers moesten voortaan in hunnen Winkel een Schaal met gewigt by de hand hebben, op dat elk, die het begeerde, het Brood konde doen weegen. De overtreeders van dit gebod wierden gedreigd met eene boete van twaalf, vierentwintig en vyftig Guldens voor de eerfte, tweedeen derde reize; op de vierde overtreeding ftondt het te pronk ftaan op het Schavot onder den Galg, en voorts ballingfchap uit de Stad en derzelver regtsgebied. Zo veel genoegen gaf deeze Afkondiging aan het Gemeen, dat ieder gerust en welvoldaan na huis keerde. In Lentemaand des jaars 1744 ontftondt wederom te Amsterdam eene gevaarlyke Opfchudding, onder de Katoendrukkers-gezellen, veroorzaakt door eenig misnoegen, welk zy tegen hunne Meesters hadden opgevat. Volgens een algemeen gebruik, naamelyk, moest, op ieder Winkel of Drukkery, by zeven Knegts één Aanko- me-  NEDERLAND. 31 meling (by hen Jong-Maatje genoemd) gefield worden. Zommige Drukkers overtraden deeze gewoonte, door hun twee of drie zodanige Leerlingen toe te voegen. Zo euvel wierdt dit eerlang by het gros der Werklieden opgenomen, dat ze weigerden hand aan werk te flaan, al fcheldende en raazende van de Winkels liepen , en de zulken , die nog bleeven werken , met zwaare dreigementen te keer gingen. Zelf fchroomden ze niet, diergelyke taal, in brieven, uit te flaan op andere plaatzen; den dood dreigende aan allen, die niet met hun wilden zamenfpannen. Zo hoog klom eindelyk hunne vermetelheid, dat ze, zonder de Overheid te kennen, eene Keur of Ordonnantie op het Werk- en Drukloon opftelden, en dezelve by de Boekverkoopers openlyk deeden voorhangen. Midlerwyl hielden ze dagelyks byeenkomflen in een Bierkroeg, in de Nieuwe Plandtaadje , bewoond by eenen Roomschgezinden Waard , daar st. crispinus uithing. In eene andere Kroeg, het •witte Lammetje genaamd, wierden diergelyke zamenkomflen gehouden. De meesten deezei Gasten waren Roomschgezinden. Misnoegd over de ingebeelde mishandeling , zomtyds ook door den drank verhit , fpraken ze hier over Staatszaaken, op eene wyze, die veel naar oproerigheid zweemde. Zeer fmaadelyk voeren ze uit te-  32 Hét BEROERD tegen de Proteftanten, en verhieven hemelhoog de Franfche Natie. Nu dronken ze op de ge-< zondheid des Konings van Frankryk, en wanneer de dampen van den drank hun na het hoofd waren gefteegen, fchreeuwden ze, met een luiddruftig en woest getier : Vivat de Koning van Frankryk! Om hunne gezindheid nog duidelyker aan den dag te leggen, ftaken ze , ter ge* melde Kroege , een wit Vaandel uit, ter eere des gemelden Konings. In eene Stad als Amfterdam, alwaar tegen alle oproerigheden zorgvuldig worde gewaakt, kon deeze moedwilligheid niet lang verholen blyven voor de waakzaame Wethouders. Zy waren daar van niet verwittigd , of deeden teritond eenige der voornaamfte Belhamels van hunne Bedden ligten, en leiden hun tot ftraffe op , om geduu* rende eenigen tyd, op Water en Brood, in hegtenisfe bewaard te worden. Aan eenen dier Roervinken wierdt voor twee jaaren de Stad ontzegd. Ter voorkoominge van verdere onlusten, welke deeze buitenfpoorigheid, veelligt, zou kunnen uitwerken, wierden de Schildwagten aan de Poorten verdubbeld, en eene fcherpe Waarfchuwing tegen dien baldaadigen hoop afgekondigd. Thans zyn wy gevorderd tot de berugte jaaren  NEDERLAND. 33 ren 1747 en 1748, welke aan Historiefchryvers en Staatkundigen zo veele Schryfftoffe hebben uitgeleverd, en in onze Verzameling van byzon* derheden, raakende het Beroerd Nederland, geen onaanmerkelyk vak beflaan zullen. Eene herhaalde voorftelling van het voorgevallene in die jaaren heeft, onzes oordeels , geene kleine nuttigheid , in den tegenwoordigen tyd. Hoewel niet volftrekt allen , immers de meeste Landzaaten zyn het eens aangaande het overmaatig gezag en den gevaarlyken invloed van den Prinfe Stadhouder op 's Lands Regeering. Uit de natuur der zaak zelve kan aan onpartydige en kundige beöordeelaaren genoeg blyken, het wederregtelyke eens. zo hoog' gefteegenen gezags van eenen Prinfe, die, ondanks zyner Hoogvorftelyke geboorte en Koninklyke vermaagfchappinge , nogthans niet hooger dan als een Dienaar van den Staat kan en moet aangemerkt worden; en die, gevolglyk, zal het wel gaan met den Lande* niet moet heerfchen over zyne Heeren en Meesters, maar van dezelve , als zyne aanftellers en Betaalsheexen, bevelen ontvangen en met deïftiptfte naauwkeurigheid ten uitvoer brengen. Maar op nog eene andere wyze kan het Algemeen, ten wiens nutte wy fehryven , van het bovengeftelde zo niet overtuigd worden, ten minfte deswegen zeer gegronde vermoedens en II. deel. G be-  -34 Het BEROERD bedenklykheden opvatten. Zal een Staatsdienaar cis wettig verkoozen, ïen diensYolgens zyn gezag ■als beftaanbaar met's Lands Regeeringsvorm worden aangemerkt , behoort de aanltehing te gefchieden, niet door het dreigeh en dwingen van het onkundige Gemeen, 't welk geene kunde van 2aaken heeft, den -aandrang, aan hetzelve medegedeeld, blindelings volgt, en welks roepen eu Schreeuwen geensins de Fclhjlemme mag genoemd Worden; maar de--aanftelling moet haaren grond hebben in de vrye, oogedwongene en verftandige •raadpleegingen dsiï rykfien en vreedfien in den Lande, vaa hunnerwarrichte Medeburgers daar toe Lehoorlyk gevolmagtigd, en in het waarfchynlykè voonaitzigt dat her heil van 't Algemeen, het groote doelwit van alle Regeéringe en gezagt, daar door zal bevorderd worden. Doch, indien uk de volgende vefhaalen lyk biyke,,dat het Stadtoouferiyk gezag niet itfeiai gl^ondlkigt'lijehbffty^naar ter bewerkinge van teaelve middelen >zyn/.gebezigd, welke meer. den naai» van dwingende en. oproerig-, ,dan van vryWi4%" en :verftandig .mogen, en, moeten .ckaagen: zal ieder een moetenf:aetrkeniafin:, dac Üerdfchen •öra mi grondwettig iierikly hyzonderl^k met opligt tot het Huis vjpi; Quauje, hillyk , regrmaa«ig en Vaderlandlievende zyn, en iéder Burger, die Vryheid en Eigendom bemint, Haarde maate ■3 ayns  NEDERLAND. gg zyns invloeds, verftands en aanziens, daar toe de hand moet leenen. Uit de volgende byzonderheden en gebeurtenisfen, welke wy met alle mogelyke onpartydigheid zullen voordraagen, oordeele de Leezer , hoedanig het hier omtrent met de zaak geleegen zy. Vyfenveertig jaaren waren 'er verloopen , zints de vier provinciën, Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel geenen Stadhouder gehad hadden. Ook befpeurde men aldaar, aan 't einde van cezelve, althans zo als het zich voor 't oog liet aanzien, geene genegenheid om van Regeeripgs. vorm te veranderen. Dit niettegenftaande vondc men ginds en elders Leden van Regeeringe, wien beftendig het hart over Oranje hing , en die, \ zy uk eene kwalyk beredeneerde Staatkunde 4 of in de hoope op vermeerdering van eigen aanzien en grootheid, van tyd, tot tyd, onder de hand werkten, om den Stadhouder van Gelderland, Frieslanden Groningen, Prinfe willemkare& hendrik friso, de Stadhouderlyke waardigheid ook in de vier overige Gewesten te doen op» draagen. Vrugtloos, egter, Haagden de poogingen, ten dien einde aangewend. De beweegreden moge geweest zyn, omdat 1 men , uit deeze verheffing, geen heil, maar veeleer het tegendeel, voor den Lande te gcmocte zag ; of dat men vreesde voor vermindering van eigen gezag, to  36 Het BEROERD niet geheel van het Kusfen te zullen geftootera worden: zeker is het, dat veelen, alles, 't geen men ten dien einde te werk ftelde, verydelden en zorge droegen dac de tegenwoordige gedaante der Gemeenebestregeeringe geen nadeel leedt. Lang, misfchien , zouden nog de zaaken op dien voet zyn gebleeven, ware niet de Oorlog, in den jaare 1740 , tusfchen beide gekoomen, in welken de Republiek, door welke oorzaaken het dan ook moge geweest zyn , ongelukkigl-yk wierdc ingewikkeld. Hoe heilloos deeze Oorlog voor de Vereenigde Gewesten voortging en afliep, is van elders genoeg bekend. Zeer fchoon ftondt, intusfchen , nu- de kans voor de vrienden en begunftigers van 't Huis van Oranje om hunne bedoelingen voort te zetten» Kunftig wisten zy zich te bedienen van het verlies der Barrière - plaatzen , die de eene naa de andere aan Frankryk overgingen , om wantrouwen op de Regeeringe onder 't Volk te verfpreiden, en dezelve heimelyk en openlyk te befchuldigen, dat zy met den vyand heulde , indien niet het Land aan hem verkogt hadde. 'Er was, derhalven, zeide men, herftelling noodig; de tegenwoordige Regenten moesten van hun gezag ontbloot, immers door een tegengefteld gezag in hunne maatregelen beteugeld worden. Dien teugel zou men vinden in den Prins van oranje. In-  NEDERLAND. 37 Indien deeze, riep men, geplaatst wierdt op den Stoel zyner Voorzaaten, zou de vyand wel haast de grenzen verlaaten , en 't Land inwendig op .een geregelden voet gebragt worden. Dusdanig eenen kreet deedt men alomme opgaan; en dit geroep verdoofde ailengskens dermaate de ftemme der Staatsgezinden, dat zy niet meer gehoord wierden. Willem ka rel Hendrik f ris o wierdt Algemeen Stadhouder van alle de Gewesten , en fteeg tot hooger gezag > dan immer een Prins uit het Huis van Oranje hadt bekleed. De omftandigheden dier verheffinge, als zynde eene aaneenfchakeling van Opfchuddingen en Beroerten, zullen wy nu verhaalen ; een begin maakende van Zeeland, alwaar zy haaren oorfprong namen, en vervolgens ovexfleekende na de overige Provinciën. De Stad vee re, in Zeeland, opende het tooneel der beweegingen onder 't Gemeen , ten voordeele van oranje. De inval der Franfchen ki 't nabuurig Land van Kadzand, en het vlugten der gegoedfte Ingezeetenen van daar na Vlisfingen en Veere, veroorzaakte eene bystere ontfteltenis onder 't Gemeen. Nu waren de gemoederen niet meer te houden ; de Prins moest tot Stadhouder verheven worden , en alles zou dan C 3 wét  38 Het BEROERD wél gaan. Op de volgende wyze verkreeg deeze wensch zyne vervulling. Reeds meer dan eens hadden de Wagchebbende Burgers, in de laatscgemelde Stad , gelproken over den befchreienswaardigen en verre uitzienden toefhmd, in welken 's Lands zaaken zich bevonden. Ook gaf men van verre eenige heimelyke leuzen op de tegenwoordige Regeering, by welke men meende de bron des kwaads te moeten zoeken. Van hier viel het gefprek op het Huis van Oranje; hemelhoog prees men de goede dienften, welke het Vaderland , in kommerlyke tyden, van die Huis hadt genooten. Niet meer dan één Spruit was van dat doorluchtig en verdienftelyk Geflagt nog in leeven. 't Was dan tyd , bedagt te zyn op de verheffing van dat tedergeliefde Overblyfzcl, eer het te laat ware. Allerernfligst wierdt dit gefprek in den nacht van den vyfentwintigften van Grasmaand. Naa eenig overlegs befloot men, in het holite van den nacht, eenige Gemagtigden der Wagthebbende Schutterye te zenden aan den Burgemeester joan hieuonymus huyssen, om met denzelven over dit onderwerp te fpreeken , en hem den wensch os begeerte der Burgerye voor te draagen. De Heer huyssen, by welken de Schutters verfcheiden maaien af en aan liepen, soracclde eindelyk geraaden, dit herhaald voorflel- ien  NEDERLAN- D. 39 len en verzoeken ter kennisfe zyner Mede-Re. genten te moeten brengen, 's Nachts ten drie uuren deedt hy de Regeerende en Oud-Burgemeesters uit den flaap wekken, en op het Stadhuis byeen koomen, om op het voorftel der Burgarye te raadpleegen. " Midlerwyl kwamen nog*'andere Burgers, die thans niet ter wagt waren, op de been; hun getal groeide hand over hand. Ook deeze zonden eenige Afgevaardigden, uit het midden hunner, aan de Heeren, met verzoek dat zy by hen op de Markt geliefden te koomen, om den ab. gemeenen wensch te verneemen, en de beweeging in de Stad te doen bedaaren. Zy voldeeden aan dit verzoek, doch verftonden met een, dat de Burgery 's Prinfen Verheffing ernftig begeerde, en dat zy, in dit geval, alles wat haar dierbaar was, tot behoudenisfe van 't Vaderland ten beste hadt. Burgemeesteren deeden hierop teritond de Heeren van de Wet vergaderen, by welke, naa weinig beraadens , eenpaarig wierdt beflooten „ van wegen de Stad Veere, den doorluchtigften „ en hoogstgebooren Vorst en Heer willem „ karel hendrik friso, Prins van Oranje „ en Nasfau, te verkiezen tot Stadhouder, Ad„ miraal-Generaal en Kapitein van Zeeland; met „ zodanige magt, gezag, voorregten en voordeeC 4 » len>  40 Het BEROERD „ len, als by nader overleg raadzaam zou geoor* „ deeld worden." - Van die befluit gaf men op ftaanden voet kennis aan de Gemeente; die hierop van een luiddruftig Vivat Oranje ! de lucht deedt weergalmen. Weinige oogenblikken leedt het, of men zag het Oranje Vaandel van den Toren waaien, eh de gantfche Burgery, met Oranjeftrikken en linten verfierd , langs de ftraaten zwieren. Te eng waren de muuren der Stad Veere, om eene gebeurtenis, welke men voor zo aangenaam en heilryk befchouwde, binnen dezelve beflooten te kunnen houden. Reeds in den vroegen morgen flreeven eenige Veerenaars na middel3urg, om aldaar deeze blyde maare te verkondigen, en, indien het noodig ware, de gemoederen aan te vuuren. Reeds twee dagen vroeger hadt men hier eenige beweeging vernomen ten voordeele van oranje. Zeker Heer, in eene Herberg gekoomen, en aldaar wyn geëischt hebbende, hadt, met opengefchoovene Raamen, ten aanhooren der menigte , die buiten ftondt, gedronken op de gezondheid van den Stadhouder, den Prinfe van Oranje. Hieruit was eenige, doch niet de bedoelde opfchudding ontftaan. Naauwlyks, egter, hadt men het gerugt vernomen van het voorgevallene in de nabuurige Stad, of alles koomt in beweeging. De Scheeps- tim-  NEDERLAND. 41 timmerlieden zyn de eerften in het betoonen van hunnen Oranjeyver; aan 't hoofd van dezelve ftelt zich een Catechizeermeester. Met zulk een deftigen voorganger ftreeven ze gezamenlyk na de Vergaderplaats der Staaten des Gewests, en vorderen aldaar het neemen van diergelyk befluit, van Staatswegen, als te Veere van Stadswege was genomen, 't Werk zammelde hier eenigen tyd. Men bragt 4n 't midden, tot zulk eene aanftelling niet gemagtigd te zyn van de byzondere Steden; als mede, dat zulks buiten overleg met Holland niet mogt gefchieden. Doch Y Gemeen was doof voor zulke redenen; met geweld drong het ter Raadzaale in, en deedt 'er, onder het dringen en dreigen, reeds een Mes of twee door het Vertrek fnorren. Dit hadt tengevolge, dat de Prins, by de meerderheid, tot Stadhouder wierdt aangefteld. Straks ging 'er een gejuich op onder het volk, en zag men de bekende Eerefieraaden. s Te Vlisfingen en Goes gebeurde, by die gelegenheid , niets aanmerkelyks; de aanftelling en verheffing van den Prins gefchiedde zonder eenige opfchudding onder het Gemeen. Maar te zierikzee fteeg de woede en buitenfpoorige Oranjedrift ten hoogden top. Zo dra was de tyding van 's Prinfen bevorderinge niets derwaarts overgewaaid, of het uitzinnig graauw ftreefde als C 5 dol  42 Hei BEROERD dol en uitgeladen na het Stadhuis. Zommigen fleepen hunne Meslèn op de Trappen van hetzelve, en dreigden den dood aan ieder Regent, die niet op ftaanden voet in den algemeenen wensch bewilligde. Door den nood geperst wierdt ter Stadsvergaderinge diergelyk befluit als elders genomen. Thans fcheen men alle onheil te boven te zyn. Maar wat gebeurt 'er? Het volk, door het losfenvsn het gefchut van de Wallen, zyne vreugde willende betoonen, vondt geen Kruid in de Kist. Dit was overgenoeg om de Wethouders voor Landverraaders te doen fchelden, en de beste en waardigfte Regenten tot voorwerpen van 's Volks woede en mishandelingen te doen verflrekken. Even alsof den Eilande een onmid. delyk gevaar boven 't hoofd hing, wierden de Boeren, door het kleppen van den Alarm-Klok, Stedewaarts geroepen, om in den dringenden nood by te fpringen. Den geheelen volgenden nacht was de Stad vol beweeginge , cn ieder ftil burger in de uieerfte verlegenheid. Klaarblykelyk was alles daar toe ingericht, om de Regenten eenen afkeer te doen opvatten tegen het bewind ; waar toe,gelyk niet zonder grond verwoed wierdt' lieden van meerder aanziens, doch van een zelfzoekenden geest, door onderhandfehe opflookingen, listig medewerkten. Zo verward was de Stad» en zo weinig gezien de Regeering by het Ge-  NEDERLAND. 43 Gemeen,dat men twee Leeraaren, cantsius en van der kamp, moest in den arm neemen: den eerden , om 's Prinfen aandelling door den zeiven aan de Gemeente bekend te maaken; den anderen, om met diens overleg, naadat de tegenwoordige Wethouders afltand hadden gedaan van het bewind , twaalf Interims- of Regenten by voorraad te verkiezen, tot dat door den Prins nadere voorzienig zou gemaakt worden. Nu meende men de gemoederen tot bedaaren gebragt en de rust herfteld te hebben. Doch het woedende paerd, naauwlyks beteugeld, floeg eerlang van nieuws aan 't hollen. Onder de verdagte Regenten liep inzonderheid by het Gemeen in 't oog de Heer pieter mogge, die als Burgemeester zitting hadt ter Algemeene Sta#tsvergaderinge in den Hage. Deeze thans een keer na Zierikzee willende doen, wierdt aan het einde der haven, welke eene aanmerkelyke lengte heeft, opgewagt van eene groote menigte volks. Onbefchoft rukt men hem den hoed van het hoofd, fiert dien met een Oranjelint, plaatst hem op een wagen, en noodzaakt hem, onder het voortrycen , van tyd tot tyd mede te doen met den woesten hoop , en onder het wuiven met den hoed over het hoofd , Oranje boven! te gillen. Binnen de Stad wierdt- hy afgezet voor het Heeren-Logement, en aldaar langer dan eene maand be-  44 Het BEROERD bewaard; terwyl men, gelyk verhaald wordt, geduurende dien tyd, hem, fpotswyze, voor eenige Duiten, van de nieuwsgierige menigte liet bekyken. De bewaaring van dien Heer in het Heeren-Logement zou, ondertusfchen, wil men, een menschlievende en verftandige inval geweest zyn van eenen der Nieuwe Regenten, om hem dus te behoeden tegen de woede van het Graauw, waar tegen hy in zyn eigen huis minder veilig zou geweest zyn. Men bragt en hieldt het dus in den waan, dat de Heer mogge, zo lang hy in de magt en bewaaring der Burgerye was, niets kwaads zou kunnen uitvoeren. Met het voorgevallene te tkolen zullen wy onze berigten wegens de Zeeuwfche Oproerigheden befluiten. Door de Stad en onder de omleggende Boeren hadt men uitgeftrooid , dat hier zo wel als te Zierikzee Verraad onder de Regenten fchool. Het verraad zou hier in befiaan, dat 'er geen Buskruid by de hand, en het Gefchut reddeloos was. Naadat men, by onderzoek, de valschheid diens gerugts vernomen hadt, begeerden evenwel de Landlieden verandering in de Regeering,en zonden Afgevaardigden na de Stad, die hierop in rep en roer geraakte. De Boeren verdreeven de Regenten, en maakten zich meester van 't Stadhuis. Naa hier drie dagen den baas gefpeeld te hebben , keerden ze , op den raad  NEDERLAND. 45 raad van eenen der Predikanten, na huis. Evenwel wilde de verzekering van de eerlykheid en welmeenendheid der Regenten nog niet aan den man; men leefde in gedadige onrust, en vondt geraaden de Poorten der Stad geflooten te houden. De beweegingen wierden niet gedild, dan naadat men eene Bende van vyftig Dragonders van Bergen op den Zoom na het Eiland hadt gezonden: deeze bragten den fchrik onder het baldaadig Graauw, en beteugelden de oproerige beweegingen. Wat 'er verder ter Staatsvergaderinge van Zeeland , over 's Prinfen aanftelling , voorviel, behoort niet tot ons Plan. Dit gebiedt ons over te fteeken na de andere Gewesten , om de opfchuddingen, ook aldaar ontdaan, te verhaalen. Het gerugt van hetgeen 'er in Zeeland was gaande geweest, woei fpoedig over na holland. Ook hier hadt men hart en mond vol van verraad, of flinkfche oogmerken onder de Regenten. Men blies het gemeen de ooren vol van heimelyke aanflagen met 's Lands vyand en een ontworpen heimelyk vergelyk met denzelven. Zelf wierdt een perfoon van eenig aanzien nagegeeven, verfpreid te hebben, dat hem van goederhand was verzekerd, dat de Steden van Staatsch Vlaanderen, met kennisfe van eenige Leden van Re-  46' Hst BEROERD Regeeringe, wierden ingenomen door de Ffatt« fchen. Daar 'er nu dusdanige gerugcen liepen, was een enkel vonkje genoeg om het fmeuiende vuur ten dake te doen uicflaan. Allereerst befpeurde men openlyk en kragtdaadig de Oranjegezindheid te Rotterdam; zy wierdt gewekt door de aankomst der Zeeuwfche Markt fchepen, met Oranjevlaggen getooid de Maas öpzeilende. Straks pronkte de gewoone Eereleuze op de hoeden van veelen van 't Gemeen. Een groote hoop volks, meest Handwerkslieden, begeeft zich na het Stadhuis , om der Regeeringe hunne begeerte bekend te maaken. 't Was thans de dag der gewoone veranderinge der Regeeringe: hierom begeerde men, alvoorens rot de verkiezing van nieuwe Wethouders over te gaan, dat men zyne Hoogheid, den Prins van Oranje, tot Stadhouder zou verklaaren. Burgemeesteren, met deezen eisch verlegen, gaven tot antwoord, dien'niet te kunnen inwilligen, zonder medeweeten en toeftemming der Staaten van Holland. Doch het Gemeen, met dit antwoord niet te vreden, floeg aan het morren , en dreigde een gevaarlyken opftand, indien men aan hetzelve geene voldoening bezorgde. Dit bewoog de Wethouderfchap, zo veel de Stad aanging, den Prins Van Oranje tot Stadhouder te verklaaren en door Afgevaardigden hier van kennis re geeven in 's Gra-  NEDERLAND. 47 '5 Gravenhage. Naatrwlyks hadt men die befluit in de Stad vernomen, of de lucht weergalmde Van een fehroomlyk en fchrikwekkend gedruis van Vivat Oranje ! De een zogt den anderen den loef af te fteeken met Oranjetooizels. Van de voornaamfte gebouwen wapperden OranjeVaandels ; de algemeene Vreugde wierdt nog hoorbaarder aangekondigd door het luiden der klokken en het bulderen van het gefchut van Stads Wallen. Zo gevaarlyk, ondertusfehen, dikmaals het wederfireeven van t Gemeen is, zo veel waagt men ook menigmaalen met het inwilligen van deszelfs dringenden eisch. Dit bleek by deeze gelegenheid. Het Rotterdamfehe Graauw nu zyrren zin hebbende gekreegen met opzigt tot eynen gelief-den Prins, en: meenende de RegeeiSng onder de knie te hebben, floeg voorts over tot veelerhande baldaadigheden. Onder den naam van op *de gezondheid van zyne Hoogheid zich te willen vrolyk maaken, gingen ze rond by dat wy niet kunnen nalaatcn, hetzelve hier in zyn geheel te plaatzen , tot een voorbeeld, hoe ftout en oneerbiedig men ten deezen tyde de Overheid durfde aanfpreeken. „ Aan de Ed: Groot Achtb: Bur,, gêmeesteren en Vroedfchap dei' „ Stadt Rotterdam. I. „ De Edele Groot Achtb. Vroedfchap , werd „ voor eerst op het ernftigfte verzogt, door alle „ welmeenende Patriottifche Burgeren der Stadt „ Rotterdam, als dat Haar Edele aanftonds, zon„ der eenig delay of verder uitftel , gelieven fa„ vorabel te disponeren op 't Request, door de „ Burgeren voornoemt, aan U Edele Onze „ Achtb. Vroedfchap geprefenteerd, op den \f „ September laatstleden, wegens het verkopen „ der openvallende Ampten , Officiën en Benefi„ ciën, en dat volgens den Inhoud van het voorfz. „ rê:  NEDERLAND, 75 „ Request, zonder eenige reftriétie daarin te ma„ ken , als alleen dat niemant meer als een „ Ampt, Officie of Beneficie zal mogen komen „ te koopcn, het welk hem 's Jaatlyks te rendee„ ren komt aan inkomfie, de Somma van vierhon„ dert Guldens en daar boven, het zy in Tracle„ ment cn Emolumenten. ir. „ Ten tweeden , verzoeken de bovengemelde „ Burgeren, dar, dadelyk, zonder eenige de aller„ minfte uitflel, zal worden achter het Raadhuis „ uitgefloken het Oranje Vaandel, daar inne het „ Wapen van Zyne Hoogheid, den Heere Prinfe „ van Oranje en Nasfau , onzen hoogbeminden „ Stadhouder, Kapitein en Admiraal Generaal der „ Unie. III. , Ten derden, dat immediatelyk, naar het uff,, fteken van het voorfz. Vaandel van zyn Hoog„ heid, zonder eenig vertoeven , aanftonds het „ klokje van het Raadhuis zal worden geluid, „ en dat wel zoo lang , als men gewoon is by „ Publikatie te doen, en na dat het klokje zal „ komen op te houden , van de Puye van het „ Raadhuis, immediatelyk zal werden afgepubli„ ceert, als dat de Vroedfchap heeft geconfen* - „ teert  76 Het BEROERD „ teert, geapprobeert en gearresteert, in het „ verzoek van de Burgery der Stadt Rotterdam, „ gedaan by hun Request, zoo als het zelfde is „ leggende, en overgegeven op den 27 Septem„ ber laatstleden, als voorfz. ftaat. IV. „ Ten vierden verzoeken de Burgeren, dat „ ieder Lid in de Vroedfchap , prefent verga„ dert zynde, het voorfz. Request zal onderteke„ nen met hunne gewoone Hand Tekeningen ; in„ houdende, dat zy op heden hebffen geconfen„ teert, geapprobeert en gearresteert, in het „ meergemelde Request der Burgeren der Stadt „ Rotterdam , van dato den 27 September 1747 „ laatsdeden,wegens het verkoopen van alle open„ vallende Ampten, Officiën en Beneficiën , om„ me het Geld daaraf koomende , te brengen, „ zonder eenige afhouding , naar 's Hage , in „ 's Lands Kas, om gebruikt te worden tot de„ fenfie van ons Lieve Vaderland , zoo als zyn „ Hoogheid zal komen goed te vinden. „ De Burgers verzoeken , dat aan Haar een „ getekende Copye zal worden overgelevert, van „ de prefent zynde Vroedfchappen. „ Edog, wanneer de andere Steden in de pro„ vintie van Holland, niet mogten komen hetzel„ ve voorbeeld te volgen, daar de Burgers dezer „ Stade  NEDERLAND. 77 „ Stadt groote hoop op hebben, dat geduurende „ die tyd, de penningen die zullen worden ge„ provenieert van alle openvallende Ampten, „ Officiën en Beneficiën, dat de voorfz. pennin„ gen, zoo lang zullen worden gefield en gebragt „ voor Rekening van de Burgers in 't gemeen, $, in de Wisfel • Bank dezer Stadt, omme ultimo „ December 1748, ten overftaan van vier Gede„ puteerdens uit de Burgers, te worden gedis„ tribueert, tot ontlasting van de Verponding op „ de Huizen, daar de Burgery zoo zwaar onder „ zit te zuchten, en de Huizen, by na de helft „ in de waarde zyn gedeclineert, tot nadeel „ zelfs, by verkoop, van Stadt en Land V. „ Ten vyfden, dat mede zoo zal worden ge„ handelt, met alle zodanige Ampten, Officiën „ en Beneficiën, die door de Heeren Regenten „ zelfs zullen worden afgeftaan, of derzelver Kin„ deren en Familiëh; niet alleen uit kordaatheid „ en genereusheid , in navolginge van onzen Hee„ re Stadhouder , den Prinfe van Oranje en „ Nasfau; maar zelfs als ftrydig zynde tegen hun„ ne Caraéïers en Fatfoen; ja zelfs tot groot „ disrefpecT: van eer, glorie en achting, van on„ ze, zoo aanzienlyke Sadt, Stem in Staat heb0 bende, als is onze Stadt Rotterdam. VI.  ;/8 Het BEROERD VI. „ Ten zesden, dat zyn Hoogheid , de Heere „ Prinfe van Oranje en Nasfau, onze geliefde „ Stadhouder, Capitein en Admiraal Generaal, „ enz. enz. enz. zal worden geftelt in alle de „ Ampten, Prerogativen en Digniteiten die ooic „ zyn Voor Vaderen hebben bekleed, en by af- ftervcn (dat Godt genadelyk noch lang ver„ hoede) hetzelve recht erffelyk kome, op zyne „ Nazaaten, op de Mannelyke Defcendenten, en „ by manquement van dien op de Vrouwelyke, „ op de zelve voorwaarden als door de Edele „ Heeren van de Ridderfchap in de Vergade„ ring is voorgeftelt. » va „ Ten zevenden , dat de Ed: Achtb: Vroed„ fchap door haare Gedeputeerden ter Vergade„ ring van Hunne Ed. Gr. Mog. gelieven voor „ te flaan, en de zaaken daar henen te derigee„ ren, dat alle Scheepvaart en Commercie, tus„ fchen de Onderdanen van dezen Staat en Vrank„ ryk, mag worden verboden; als mede die tus„ fchen deze Landen, en de zulke, die door „ den Koning van Vrankryk, zoo op de Keize„ rinne Koninginne van Hongaryen , als op ons „ geconquesteert zyn, opdat alle toevoer en fubfi- „ ften-'  NEDERLAND. 79 „ ftentie, die de Vyanden van onzen Staat, door „ de Onderdanen toegezonden worden, daardoor „ af te fnyden, enz. enz". Een Verzoek- of liever Dwangfchrift, in zo dringende en dreigende bewoordingen vervat, vervulde de Rotterdamfche Regeering met vreeze, angst en ontroerig. Die zulk eene taal durfden fpreeken, wierden aangemerkt als bekwaam tot verdere baldaadighedcn. Door den nood geperst, en met reden beducht voor een zeer gevaarlyken Opftand, indien de eisch der dringende Burgeren niet wierdt ingewilligd, beflooten ze tot het doen van de volgende Afkondiging. „ Burgemeesters en regeerders der „ Stadt rotterdam , notificeeren en maken „ bekend by dezen aan de Burgers en Ingezete„ nen dezer Stadt, dat hunne Ed. Groot Achtb. „ op huiden met goedvinden, en als daar toe „ door de Vroedfchap gequalificeert zynde, heb„ ben gerefolveert dat de Ampten , Officiën en 5, Beneficiën dezer Stadt, welke tot noch toe „ hebben geftaan ter begevinge van de Heeren ,, Burgermeesteren in ieders vierendeel jaar, e* „ tegenwoordig open en onvergeven zyn , als „ mede die van dezelve natuur in 't vervolg open „ zullen komen te vallen, van tyd tot tyd, op „ het Raadhuis dezer Stadt publiek opgeveilt, en „ aan de meest daar voor biedende zullen wer- „ den  Sd Het BEROERD H den verkogr. Dat niemant meer als een Ampt, j', OiHcie of Beneficie, voor zich zeiven zal mo„ gen kopen en behouden en dat de kopers „ van dien moeten zyn van de Protestantfche Re„ ligie: Dat het hen zal vry ftaan om die, hun„ ne gekogte Ampten, Officiën en Beneficiën aan „ andere te verhuuren , om die te bedienen en ,, waar te neemen, mits dat die Huurders van de „ Protestantfche Religie , en bequame Subjecten „ zyn. Dat de penningen by de verkoping van „ de voorfz. Ampten, Officiën en Beneficiën, te „ provenieeren, zuiver en zonder eenige afzon'„ dering, zullen komen ten profyte van deze „ provintie, en van tyd tot tyd zullen worden „ gebragt aan het Comptoir Generaal van Hol„ land, in 's Gravenhage, ten voordeele van de „ Finantie van deze Provintie, of wel anders te „ worden geëmployeerd tot gemeen nut van de „ Burgers dezer Stadt, in gevalle by de Regee„ ring van andere Steden van deze Provintie in „ de Verkoping van derzelver Ampten, Officiën „ en Beneficiën ten voordeele van deze Provin„ tie, niet mede mogt werden gerefolveert". Deeze bewilliging , genoegzaam in de zelfde woorden, in welke het verzoek was gedaan, toon. de ten duidelykfte, hoe angftige vreeze de Wethouderfchap van Rotterdam voor de muitzuchtige menigte \hadt bevangen, 't Gemeen , ondertus- fchen,  NEDERLAND. 8x ïchen, betoonde eene uitgelaatene vreugde over deezen uicflag der zaake, men wenschte elkander geluk mee her. voordeel , welk men den Lande hadt aangebragt. Van korten duur was öndertusfehen deeze opgetogenheid. Twee-Afgevaardigden, na den Hage gezonden, gaven van het voorgevallene kennis aan den Stadhouder, die het gedrag der Burgerye, of liever van het dringende gedeelte van dezelve, zo euvel opnam, dat hy den Baron van wassenaar, Heer der beide Katwyken, en den Delfrfehen Burgemeester van der dussen na Rotterdam zohdi, tot het doen eener Af kondiginge in zynen naame , in het flor van welke de Afkondiging van Burgemeesteren en Regeerderen van Rotterdam , op het fluk der Ampten, verklaard wierdt voor op eene onwettige wyze overdrongen en afgeperst, en das te houden voor nietig en van geener waarde ,* wordende voorts daarby aan eenen iegelyk , van welken ftaat of rang hy zou mogen weezen, op het allerernftigue verbooden, de Regenten met woorden of daaden te beleedigen, veel min in het bewind van zaaken van Regeeringe de wet te (lellen , te dwingen of derzelver vrye deliberatian op eenigerhande wyze te flremmen: mee bedreiging van 's Prinfen hoogfte indiguatie, en de ftraffe aan de rustverII. deel. F ftoor* ■  82 Het BEROERD ftoorders, by 's Lands Plakaaten gedreigd, aan de overcreeders van die gebod. Eene groote menigte volks hadt zich. in tyds voor het Stadhuis vervoegd, in de verwagting van 's Prinfen goedkeuring het afgedwongen befluit te zullen hooren bekragtigen. Maar hoe groot was hunne verflagenheid, wanneer zy, door den mond der Afgevaardigden, hunnen geliefden Stadhouder het gehouden gedrag openlyk hoorden afkeuren! Eensklaps was het nu gedaan met den Zegepraal, dien zy onlangs op dé Regenten, meenden behaald te hebben. Van hier ook dat het Hofanna in een vloekend Kruist hem verkeerde. De verbittering ftondt op clks gelaat te leezen. In 't oogenblik zag men eenigen hunne Oranjetooizels van de hoeden neemen , dezelve ter aarde werpen, en met voeten trappen , onder het roepen van Oranje onder.' Zelf hoorde men eenigen zeggen: Meent de Prins ons, die hem Stadhouder gemaakt hebben, te dwingen? V Zal 'er nu nog anders gaan. Op zommige plaatzen vondt men, 's anderendaags, 's Prinfen Afkondiging afgefcheurd, elders met drek cn vuiligheid bemorst, 't Gemeen,'egter, ziende dat het zyner Hoogheid ernst was, flaakte alle verdere moeite en beweegingen, en kwam eerlang tot bedaaren. 's Printen maatregelen, ondertusfehen, te Rotter-  NEDERLAND.. 83 terdam genomen, waren oorzaak dat te Gouda en Haarlem, alwaar insgelyks , ter zelfde oorzaakc, verzoekfichrifccn wierden ingeleverd, geene daadelykheden voorvielen. Niet zo bedaard liep het af te Amsterdam. De tyding van het gebeurde te Rotterdam was niet derwaarts gekoomen, of men begreep terftond dat dezelve indruk zou maaken op de gemoederen, en deeze wolk niet overdryven, zonder een onweder te ontlasten. Veelen befchouwden den Rotterdamfchen voorflag, raakende het Erfftadhouderfchap en de openbaare veiling der Ampten, als billyk en regtmaatig. Anderen hielden dien te flryden tegen de Voorregten der Regenten, en begeerden alleenlyk nadere voorziening omtrent de perfoonen , aan wien de Ampten wierden begeeven. Het begunftigen van Vreemdelingen, ten nadeele van Burgers, mishaagde hun geweldig. Dus ftonden de zaaken, toen 'er een Verzoekfchrift aan de Vroedfchap der Stad in 'r licht kwam, waar van de berugte Porceleinkooper daniel raap, 't zy uit eigen beweeging, of door anderen daar toe aangezet, voor den Opfteller wierdt gehouden. Het behelsde vier punten: Het erflyk verklaaren van het Stadhouderfchap in de Vrouwelyke zo wel als in de Manuelyke Linie; het verkoopen van de Ampten, by F 2 open-  §4 Het BEROERD openbaare veiling, ten voordeele van 't gemeenc Land; het verkiezen van Burger-Kapiteinen uit de Burgerye; en eindelyk de herftelling van de Gilden. Raap, geholpen van eenige anderen, liep rond met dit Verzoekschrift, en won eenige tekenaars. De Regeering, van dit bedryf kennis bekoomen hebbende, oncboodt eenigen der voornaamfte dryvers van dit Werk, en bragt dezelven onder 't oog dat het beraamde plan meer nadeel zou doen aan de Stad , dan ftrekken ter herftellinge van de rust. By zommigen baarde dit eenig naadenken; alleenlyk bleeven ze ftaan op de verkooping der Ampten. In deezen wisfelenden ftaat bleeven de gemoederen tot op den zesden van Slagtmaand, wanneer men , in onderfcheidene oorden der Stad, .Briefjes vondt aangeplakt, by welke de Burgers ■en Ingezeetenen wierden genodigd, tegen den negenden der Maand, in volle geweer, te vergaderen op den Dam, om de punten, in gemelde Verzoekfchrift vervat, uitgezonderd het laatfte, te helpen doordryven. Merkelyke ongerustheid baarden deeze Briefjes by veelen, ook by de Regenten, uit vreeze voor eenen veruitzienden Opiland. En, in de daad , de uitnoodiging was niet vrugteloos. Reeds 'smorgens ten negen uuren, op den gemelden negenden van Slagtmaand, was 'ef  NEDERLAND. 85 'er eene groote menigte volks op den Dam vergaderd, die door gefradigen toevloed telkens aangroeide. Evenwel hielde de Gemeente zich tamelyk ftil, tot omtrent half twaalf uuren, wanneer de Heer geelvink, de eenige Burgemeester, welke dien dag zitting hadt genomen, het Stadhuis verliet. Een goed deel volks, op de Burgerzaal vergaderd , ftreeft voort daarop in Burgemeesters Kamer , van daar in de Justitie Kamer, het Burgemeesters Vertrek en de Raadkamer , opendt de Venfters der Puye van bet Stadhuis, daar het , onder een onophoudelyk gejuil van Oranje boven! hunne makkers op den Dam, met het zwaaien van hoeden en mutzen, toewuifde. Voorts greep de woeste hoop de Kusfens, op welke de Regenten leunen onder het doen van eene Afkondiging, en leide dezelve in de Venfters. Als een Zinnebeeld dat men nu eerlang alles zou fchoon veegen , ftak men, onbefchaamdelyk, in plaats van de Roede van Justitie , een Raagbol ten vénfter uit, vastgehouden door een Jongen, die met luider ftemmen riep: Ik verklaare den Prins voor Erfftadhouder. Om der plegtigheid nog meer klisters by te zetten, en opdat het de gedaante zou hebben als of deeze fpottende Afkondiging onder Trompettenge. fchal gefchied ware, bliezen anderen door de Tregters, die gebruikt wierden om het Geld van F 3 de  36 Het BEROERD de Liberaale Cifte, die thans verzameld wierdt, door dezelve in de Offerkist te werpen. De Heer Hoofd-Officier, intusfchen, en eenige Schepenen, in hunne Kamer vergaderd, hec gedruis verneemende , begaven zich derwaarts, en hadden het geluk om het fnood gefpuis uit Burgemeesters Kamer te verdryven ; waarop het na de Burgerzaal zich begaf. Hier vertoefden de dolle yveraars tot aan het vertrek der Heeren Schepenen. Doch de woede raakte wel haas: van nieuws aan het branden; een gerugt dat vier hunner makkeren in Burgemeesters Kamer agter gebleeven, of in hegtenisfe waren genomen, maakte van nieuws de muitzucht en baldaadigheid gaande, 't Was niet te dulden, zeide men, dat iemand, om de verdeediging van eene goede zaak, in zwaarigheid zou koomen. Eenige ftoute knaapen, aangevoerd door eenen Timmerman, beflooten de deur van Burgemeesters Kamer met geweld te openen. Zy bedienden zich ten dien einde van een Bank, welke gemeenlyk op de Burgerzaale flaat, en rameiden met denzelven met zo veel gewelds, dat zy een ftevig vierkant paneel verbryzelden. Midlerwyl ftreefden anderen na beneden, om in de Boeyen of Gevangcnisfe na hunne fpitsbroeders te verneemen. Met een langen Sparreboom, welken ze hier vonden, liepen ze  NEDERLAND. 87 ze ftorm op de deur, by eiken fchok Oranje boren roepende. Zo ftonden de zaaken , wanneer de Kapitein abraham scheerenbf.rg, in alleryl eenige Burgers van zyne Kompagnie in de Wapenen gebragt hebbende, mee dillen Trom, langs hec Water na den Dam en vervolgens in het Stadhuis trok. Naauwlyks was hy daar binnen gekoomen, of hy deedt de Trommen lustig roeren. Het fnood gebroedzel, dit onverwagt gerugt verneemende, wierdt van een fpoedigen fchrik bevangen, doof censflags uit elkander, en verliet hals over hoofd het Stadhuis: zodat 'er, binnen weinige oogenblikken, niemand meer te vinden was. Voor het Stadhuis koelden zy nog eenigen tyd hunnen moed,met vloeken, fcheiden en dreigen; doch de aankomst van meer gewapende Burgers deedt hen ook van hier vertrekken. Nog dien zelfden naamiddag wierden alle zamenrottingen drengelyk verbooden , en zeshonderd Guldens beloofd aan de aanbrengers van de Oproerdookers. Dit en het berigt wegens 's Prinfen Afkondiging te Rotterdam maakte thans een einde aan deeze veruitziende beweeginge. Ondertusfchen was, op bevel van Heeren Burgemeesteren , genoegzaam de geheele Schuttery in de Wapenen gekoomen , ter verhoedinge van verdere moedwilligheden. En, in de daad, niet F 4 zon-  83 Het BEROERD zonder reden was deeze voorzorge. In den mor-; gen van den denienden van Slagtmaand vondc men hier en daar wederom Briefjes aangeplakt, by welke de Gemeente tegen den zestienden daaraan volgende wierdt byeen geroepen, om gewapend en met Oranje Coparden te verfchynen op den Dam; met bedreiging van plondering van de huizen der zulken, die agter bleeven. Eene bystere ontftekenis verwekten deeze Briefjes; met fchrik en vreeze zag men den dag te gemoete: te meer alzo de Briefjes, onder andere , deeze woorden inhielden, dat het nu mannen werk ■zyn zou, daar het te voor en .flegts jongens, werk geweest was. Burgemeesteren, om . het gevreesde onheil zo veel mogelyk te voorkoomen , beraamden alle noodige maatregelen. Verfcheiden Kompagniën wierden tegen dien gevreesden dag jn de Wapenen geroepen, en , behalven de Hoofdwagten, elders geplaatst, alwaar zy 'van nut konden weezen , onder andere in verfcheiden Godshuizen en op de Beurs. De Timmerlieden van 's Landsen de Oostindifche Werven ontvingen bevel, o.m bun eeten mede te brengen, en dien dag geenen fchaftyd te houden. De gemeende foort van Stads Werklieden moest dien dag zich buiten de Stad onthouden. De geiiiimenteerden van de Iluiszittenhuizen rnogten niet op den Dam koomen..  NEDERLAND. $9 men. Aan de Weeskinderen was het uitgaan ft.engelyk verbooden. De Waardgelders, zommigen van welke men onder den jongden Oproer op de been gezien hadt, moesten insgelyks dien dag de Stad ruimen. Eindelyk waren nog eenige jonge lieden van de aanzienlykfte huizen in de Amltelflraat byeen gekoomen , zich gereed houdende om te paerd te ftygen, en door de Stad te ryden, om alzo alle zamenrottingen te ftooren. Behalven dit alles deedt de Wethouderfchap , 's daags vóór den zestienden, eene ftrenge Waarfchuvving afkondigen, by welke alle Zamenrottingen nadruklyk verbooden wierden. Een zeer gewenschte uitflag bekroonde alle deeze behoedmiddelen. De dreigende Oproerkraaiers hielden zich fchuil. Overal daar lieden in eenigen getale by elkander Honden , wierden ze door de Burger-Officieren, Onderfchouten of Geregtsdienaaren verftrooid. Niemand dan alleen een Turfdraager, die voor de waarfchuwinge der Schutteryc niet wilde wyken,-wierdt in verzekering genomen, en moest naderhand , door eene heimelyke geezeling, zyne weerfpannigheid boeten. De Timmerman, welke de aanvoerder geweest was van het open loopen van Burgemeesters Kamer, zedert op het Stadhuis ontbooden zynde, zat eenigen tyd in hegtenisfe, doch verwierf, naa bykans een half jaar zittens, zyn ontF 5 Sag,  po Het BEROERD flag, door eenen Brief van Strafkwytinge van den Prinfe Stadhouder. Wat voorts ter Staatsvergaderinge wierdt beflooten over de punten, welke ^Volks woede hadden gaande gemaakt, behoort niet tot ons plan, 't welk voornaamlyk influit een berigt wegens de Oproerigheden en beweegingen , onder de Gemeente voorgevallen. Thans, derhalven , Holland voor eene poos verlaatende , begeeven wy ons na andere Gewesten , welke fchryffloflè tot' ons onderwerp verfchafFeri.. De Provincie Gelderland verdient hier in de eerfte plaats onze opmerking, 't Is bekend dat de Staaten van dat Gewest , reeds in den jaare 1722, Prins willem den IV tot Stadhouder hadden aangefleld. Zints dien tyd vernam men aldaar geene beweegingen betreffende die waardigheid. Het gerugt, nogthans , van het voorgevallene in andere Provinciën, fpoedig derwaarts overgewaaid, maakte de gemoederen gaande, en veelen begeerig om aan het Stadhouderlyk gezag eene verdere uitbreiding te geeven. Te arnhem gebeurden hier over de eerfle beweegingen, 't Gemeen hadt 'er den mond vol van. Lieden van aanzienlyken rang , die van tyd tot tyd in zeker Wynhuis byeen kwamen , fpraken insgelyks onder elkander, hoe het wenfchelyk en heil-  NEDERLAND. 9! heilzaam voor den Lande zyn zonde, indien de Wethouderfchap van hunne Stad konde befluiten tot het erflyk verklaaren van het Stadhouderfchap, op de zelfde wyze, als in andere, Provintiën was gefchied. Op zekeren avond deed: een van het gezelfchap den voorflag , of het niet geraaden ware, ter voorkoominge van alle onaangenaamheden onder 't Gemeen, ten dien einde een Verzoekfchrifc by de Regeering in te leveren. Straks vond: deeze voorflag ingang; elk prees dien hemelhoog. Midlerwyl ging de Beker lustig rond op den goeden uitflag; doch meteen verdreef de damp des wyns de vreedzaame. neigingen. Omtrent middernacht roerde men den Trom langs de Straaten, floeg allerlei fchimpende redenen tegen de Regeering uit , ontrustte voorts de Burgery door aanhoudend fchieten met Snaphaanen, en deedt alles gepaard gaan met den gewoonen Oproerkreet Vivat Oranje ! Vivat de Prins! De Regeering, dit aanziende als een voorfpel eens naderenden Oproers , deedt eenige Manfchap der Bezettinge in de wapens koomen, om de aanleiders van deeze Nachtvreugde op te fpooren. Zy vonden eerlang een Jongeling, welke den Trom geroerd hadt, die ftraks, nevens zekeren Ambagtsman, in hegtenisfe wierdt genomen. Zommige an- de-  02 Het BEROERD dere handdaadigen maakten zich voor eenige dagen te zoeken buiten de Stad. Zints etlyke dagen vernam men nu geene ■openbaare beweegingen, hoewel zommigen , onder de hand, niet weinig oproer kraaiden, toe dat het fcheiden van den Provinciaalen Landdag te Nymegen, zonder dat op denzelvcn, raakende de groote zaak, iets was vastgefteld , de gistende gemoederen in vuur en vlam zette. Te weeten , al in den morgen van den dertienden van Wintermaand , zag men te Arnhem eene groote menigte volks voor het Stadhuis zamen rotten, onder een onophoudelyk gefchrceuw van Vivat de Prins onze Erffladhouder ! Naa zich met deeze kreet een poos vermaakt te hebben, drong de menigte in het Stadhuis , in den waan van de Regecring aldaar te zullen vergaderd vinden. Doch 'er niemand vindende , beflooten de Yveraars zich aan de huizen der Heeren te vervoegen, en dezelve te noodzaaken, op ftaanden voet te vergaderen, en op het voorftel van 't Gemeen te antwoorden. Met flaan de Trommen en vliegende Vaandels wierden alle de Regenten, en twee derzelver , misfehien omdat men op dezelve een kwaad oog hadt, met Bajonetten op de Snaphaanen na de vergadering geleid. Het  NEDERLAND. n Hét eerfte, welk men nu van de Wethouderfchap eischte , was, het opdraagen aan zyne Hoogheid van alle de Preëminentien der Stadhouderlyke waardigheid, op den zelfden voet als de Prins dezelve in Holland en Zeeland hadt ontvangen. De Heeren, met dien voorflag belemmerd, verzogten tyd van beraad; doch het volk hadc hier geene ooren naar: eenigen van den ruwflen hoop drongen op een oogenblikkelyk toeftem. mend antwoord; 't welk hun, uit vreeze voor verdere verbitteringe, gegeeven wierdt. Doch deeze inwilliging hadt de rust niet herftelci. Het volk, 't welk eerst eenigermaate verzoekender wyze hadt gefprooken , geboodt nu aan de Regeering , den Jongeling , die in den voorigen Oproer den Trom hadt geroerd , en nog in hegtenisfe zat, op vrye voeten te ftellen. 't Gefchiedde. Maar nu begon te recht de baldaadigheid ten voorfchyn te treeden. De geflaakte Jongeling was , om zyne mismaakte lichaamsgeflalte, een voorwerp van befpottinge, en by alle braaven veragt om zyn flegt gedrag. Thans namen hem vier Kaerels op hunne fchouderen, en droegen hem als in Zegepraal voor de Heeren van de Wet; dwingende voorts dezelve, een voor een, hem de hand, en voorts eenige Dukaaten tot eene vereeringe te geeven. Dit was het niet alles, De Heeren wierden nog boven dien genood-  94 Het BEROERD noodzaakt, der muitzieke menigte te belooven', den in triomf rond gevoerdeh Jongeling, als niet in ftaat om voor zich zeiven'den kost te winnen, zyn leeven lang in het Gasthuis van onderhoud te zullen verzorgen, en aan de zo genaamde eerfte Burgertafel doen aanzitten. Ondanks alle deeze afgeperste bewilligingen, was de rust onder het Arahemfche Gemeen nog zeer verre te zoeken. Zich verbeeldende, de Regeering thans geheel naa hunne hand te kunnen zetten, eischten de mukemaakers de herlielling van Stads Voorregten, welke , volgens hun voorgeeven , zints geruimen tyd merkelyk bemoeid waren; voorts dat de Regenten niet langer dan drie jaaren zouden aanblyven ; en eindelyk het afzetten van eenigen, welke zy by naamen noemden, van hunne Ampten. Ligt voorzagen de Heeren, waar dit alles eindelyk zoude op uit loopen,en, indien men voortging met inwilligen, eene geheele omkeering in het Stadsbewind te vreezen ware. Hierom lieten ze eenigen der voornaamfte welmeenende Burgers onder de hand polzen , wegens hunne gezindheid om in deezen hachelyken ftaat der dingen der Regeeringe, tegen verder geweld, de behulpzaame hand te bieden. Deeze zich daar toe genegen toonende , bewoogen wederom anderen om met hun eene gemeene zaak te maaken. Reeds  NEDERLAND. 95 Reeds den volgenden avond namen ze bezie van het Stadhuis , en deeden hee mee Burger- Schildwagcen bezetten. Zy hadden zich onderling verbonden, geweld met geweld te keer te gaan; de Regeering tegen het Graauw te befchermen, en alle kwalykgezinden den lusc eoc verdere ge. weldpleegingen ee beneemen. Voorcs wierden de Wagten der Bezeteinge verdubbeld; ieder half uur deede eenige Manfchap de Ronde door de Scad. Die breidelde wel eenigzins hee hollend paerd , doch brage hee niec tot ftilftaan. Geen nachc bykans verliep 'er, in welken niec hier of elders de Glazen in zommige huizen wierden ingeflagen. Zelf wierdc men nu en dan handgemeen; ewee Burgers en een Soldaac oncvingen, in eene dier onemoetingen , doodelyke won* den. Gelyk een gevaarlyk onweder zomtyds, geruid men tyd, van verre loeit, en eindelyk over het hoofd der bevreesde aanfehouweren uicbarsr, dus ging hee ook te Arnhem. Niet zonder reden waren veelen beducht, dat het muitzuchtig Graauw, den eenen of anderen tyd, tot grooter gewelddaadigheden zou uitfpatten. Die gebeurde ook mee 'er daad in Louwmaand des volgenden jaars 1748. Op den negenden dier Maand wierdt aldaar de Landdag geopend. Van deeze gelegenheid bedienden zich de Misnoegden om by denzei-  $6 Het BEROERD zeiven een zo genaamd Verzoek fchrift in te levéren, in zeer onbetaamelyke bewoordingen gefield; waarin ze deeze vier zaaken begeerden : i. Dat men zyne Hoogheid, zonder eenige uitzonderingen of bepaalingen , tot Erfftadhouder zou uitroepen ; 2. De herftelling en bevestiging van alle Stads Privilegiën; 3. Dat men de Regeering driejaarig zou maaken; 4; Een Gathegorisch antwoord op alle deeze verzoeken tegen den volgenden morgen. Vreemd is het, in de daad, dat niemand den inval kreeg van de opdragt der Souvereinitek, die weleer Prinfe willem den III opgedraagen , doch van hem voorzigtiglyk was van de hand geweezen. De Regenten,. misfchien fteunende op de toegezegde hulp der Burgeren , gaven op deeze punten een antwoord, geenzins naar den fmaak der menigte, die daarop na het Stadhuis ftreefde, alwaar de Landjonkers en Stadsregenten vergaderd waren. Dewyl de Deur geflooten was, vloog 'er ftraks een hagelbui van Steenen door de glazen. Eenige Burgers, hierop toefchietende, om hunne Overheid tegen den moedwil te dekken, wierden van den misnoegden hoop met het blank geweer ontvangen , met dat gevolg, dat aan beide zyden eenigen gevaarlyke wonden bekwamen. De Wethouderfchap , met ontfteltenis deeze be-  NEDERLAND, 97 Be weeging ziende, deedt aan den Bevelhebber der fksfifche Troepen, die binnen Arnhem in bezetting lagen, om byltahd vraagén. Doch hy weigerde dien nïec alleen, onder voorwendzel van zich mee zaaken, het Scadsbeftuur betrelfeude, niet te willen bemoeien; maar beval boven dien aan de wagthebbende Manfchap, onder wier oog het geweld gepleegd was, zich binnen de Hoöfdwagt te houden, en wat 'er ook gebeurde, geenen voet te verzetten. Hier derhalven geene hulp vindende, deeden de Heeren den Tróm dooi- de geheele Stad roeren. Op dit zein Van Onraad verfcheenen dè Burger-Bevelhebbers op hunne Loopplaatzen; doch veelen van hunne Manfchap bleeven agter; die nog verfcheenen , waren onwillig of befchroomd ém op de woedende menigte aari te trekken. Dit moedigde het gefpuis dm door nog zwaarder dreigementen de Wethouderfchap ter bewilliginge te noodzaaken: te meer, dewyl het, naar men verhaalt, door eenige voorriaame Heeren van Zütfen en Nymegen in zyne baldaadigheid geftyfd wierdt; Door 't een en ander waren dus de Heeren van 't Arnhemfche Kwartier gedwongen, de begeerte van het oproerig Graauw in alles in te willigen , den Prins te ontflaan van den Lastbrief, op welken hy, in den jaare 172a, tót II. deel. G Stad-  p3 Het BEROERD Stadhouder was aangenomen, en hem de magt op te draagen, om, indien hy zulks geraaden vondt, de Regeering der Provintie te veranderen. Door deeze inwilliging kwam de Stad eindelyk eenigzins tot rust. Men vernam wel, nu en dan, nog eenige baldaadigheden , door het inwerpen der Glazen aan de huizen van Burgeren, die geoordeeld wierden te veel na de zyde der Regeeringe over te hellen; doch men hoorde zedert van geene openbaare Oproerigheden. Niet minder hoog dan te Arnhem, fleegen de Onlusten te nymeegen; naauwkeurige berigten hebben ons in ftaat gefteld, den oorfprong, voortgang en afloop derzelven onzen weetgraagen Leezeren onder 't oog ce brengen. Zodra men aldaar de verheffing van zyne Hoogheid in Holland en Zeeland hadt vernomen, was hier insgelyks het Volk inde vaste verbeelding, dat - op de aanftaande Landfchaps - Vergadering, die in Bloeimaand, te Zutfen, moest worden gehouden, een diergelyk befluit zou genomen worden. Doch 'er gebeurde niets anders, dan de bepaaling van eenen dag tot het bedryven van openbaare Vreugde, over 's Prinfen verheffing in drie Provintiën. Kleine genegenheid , ondertusfehen, befpeurde men op dien dag onder de Regenten om zyner Hoogheid grooter gezag op te draagen, dewyl ze  NEDERLAND. 99 ze ongaarne zagen dat het volk zich met Oranjelinten tooide, en den Bedienden van het Stadhuis gebooden, die leuzen af te leggen. Nu vleide zich het volk, dat hetgeen onlangs niet gefchied was, op den Landdag van Wynmaand daadelyken voortgang zou hebben. By voorraad verheugde men zich reeds in den uitflag, door het onbefchroomd draagen van Oranjetooizels, en het fchreeuwen van Oranje boven! Doch hunne verwagting wierdt al wederom te leur gefteld; de Nymeegfche Afgevaardigden weigerden in den voorflag, door den Graaf van lynden, ten dien einde gedaan, te bewilligen, omdat zy van hunne Committenten daartoe niet gemagtigd waren. Een fchroomlyk misnoegen baarde dit by veelen; 't welk zich wel haast openlyk vertoonde, door eenige Briefjes, welke men in verfcheiden oorden der Stad vondt aangeplakt , waarby alle goede Patriotten, die het wel meenden met zyne Hoogheid , genodigd en gerekommandeerd wierden, niet langer ftil te zitten. Staat op Mannen (met deeze oproerige opwekking eindigde het gefchrift) /laat de handen aan het werk: gy zult helpers genoeg hebben, In rtog andere Schotfchriften wierdt gezegd , dat het Land en de Stad Nymeegen niet wel geregeerd wierden, en zyne Hoogheid, diensvolgens, tot de zelfde G 2 waar-  ïoo Het BEROERD waardigheden als zyne voorzaacen moest verheven worden. Voorts wierden alle Patriotten en Prins gezinden, tegen 's naamiddags ten vier uuren van den negenentwitnigflen van Wynmaand, in het Kalverbosch genodigd. De Wethouderfchap, hier van verwittigd, deedt alle de Wagten der Stad verdubbelen, en overal, daar eenige opfchudding zich vertoonde, een waakend oog houden. Van hier, misfehien, dat 'er weinig kwam van de Vergadering in het Kalverbosch. Doch in den avond was de Stad vol gewoel ; men zag hier en daar geheele benden Oranjegezinden optrekken, hebbende ieder eenen aanvoerder aan het hoofd; zommigen van dezelve wierden in hegtenisfe genomen, doch eerlang wederom geflaakt. Daags daaraan deedt de Regeering een gefchrift afkondigen, waarby zy den Burgeren berigtte, eerlang eene Landfchapsvergadering beleggen , en der Gemeente volkomen genoegen te zullen geeven. Dit behaagde; doch het nevens gevoegde verbod, om geene Oranjeverfierzels te draagen noch Oranje boven te roepen, verfterkte veelen in de meening dat men hen flegts om den tuin zogt te leiden: waarom dan ook, in weerwil des Verbods, de gemelde leuzen haaren gang gingen. . Dus ftonden en bleeven de zaaken, tot op den zestienden van Slagtmaand, wanneer de Heeren van  NEDERLAND. 101 van de Ridderfchap, in de Kamer der Gedeputeerden op het Stadhuis, ter eere van zyne Hoog-, heid, een pragtigen Maaltyd aanrichtten. De Heeren van de Wet, met ongenoegen dit vreugdebedryf aanziende, en beducht voor de gevolgen, gaven last aan den Onderfchout, met de Klapperluiden en Dienaars van het Geregt voor het Stadhuis by de hand te blyven. Van de Heeren fioeg eerlang do vrolykheid tot derzelver Livreibedienden over ; zo hoog klom deezer uitgelaatene brooddronkenheid , dat zy de flesfen , welke zy op 'j Prinfen en aller goede Patriotten gezondheid hadden ledig gedronken, o.yer hunne hoofden op ftraat wierpen. Vergeefs zogt de. Onderfchout met zyne manfchap. dien overmoed te beteugelen. Omtrent middernacht moesten Burgemeesteren met hun gezag tusfchen beiden koomen , en den Bedienden het pleegen van verdere moedwilligheden in eigen oerfoon verbieden: waarnaa zy wederom van daar vertrokken. Straks hierop begaven, zich de knegts na binnen, om over den vermeenden hoon , hun door den Onderfchout aangedaan , by hunne Heeren te klaagen. Deeze, thans even weinig nugter als. hunne Bedienden, liepen . voorts ten Stadhuize uit, met den degen in de vuist, om hunnen Ridderlyken moed te toonen aan de Klapperluiden, G 3 die,  ioa Het BEROERD die , met hunnen Gebieder, ftraks de vlugt namen. Niet genoeg fcheen ondertusfchen deeze moedbetooning aan de dappere Ridders. Aan de overwinning, op Stads Dienaaren behaald, wilden ze eenen verderen luister geeven door de zege op de Meesters. In hoope van hen te zullen aantreffen, eer ze nog hunne huizen bereikt hadden, gieren ze langs de flraaten, en agcerhaalen ze by de Pomp in de Bergflraat. Zo verre ging hier hunne baldaadigheid , dat ze de Burgemeesters vos en van der linden, door eene menigte Rottingflagen, deeriyk teisterden. Onder alle deeze beweegingen zat het Graauw niet ffll. Op een gerugt, dat eenige Regenten, met gewapende Manfchap, by nacht de Ronde deeden door de Stad , om een waakend oog te houden op de Prinsgezinden , oordeelden deeze hier aan eén einde te moeten maaken. Ten dien einde ontworpen ze een Verzoekfchrift. en benoemden vyf Gekommiteerden om hetzelve by de Wethouderfchap in te leveren. Het behelsde hoofdzaaklyk een verzoek, om Prins willem den IV, dien zy befchreeven als een middel, ter herftellinge van welvaart en vrede van God gefchonken , te ftellen in de waardigheden zyner Voorzaaten , en dezelve in de Mannelyke en Vrouwelyke Linie erflyk te verklaaren. Dit Gefchrift was ondertekend door driehonderddertig per-  NEDERLAND. 103 perfoonen, onder welke eenige voornaame lieden waren. Dewyl de Gekommiteerden met dit Verzoekfchrifc alomme rond liepen , om ondertekenaars te winnen, kon zulks niet verborgen blyven voor de Regeering, die daarnaa het ondertekenen era(Hg verbood. Dit deedt in 't eerst het werk een weinig ftil (laan, doch naderhand dies te fneller loopen: zodat men eerlang ruim duizend naamen onder het Gefchrift las. Omtrent dien zelfden tyd vervaardigden de Gekommiteerden een Verzoekfchrift aan de Heeren Gemeenslieden, ftrekkende om dezelve te beweegen ter medcwerkinge in het verzoek der Burgerye. Aan den voet deeze s Gefchrifts las men de woorden: vox populi vox dei; de fïemma des Volks is Gods ftemme. Van het eerfte Verzoekfchrift wierdt een affchrift ter hand gefteld aan den Heere jakob vos, Voorzittend' Burgemeester , en van het laatfte aan den Prefident der Gemeenslieden. De Regenten , duidelyk begrypende dat alle wederftand aan hunne zyde niets baaten, en waarfchynlyk zeer rampzalige gevolgen zou hebben, befloot eindelyk genoegen te geeven aan de Gemeente, die zich daarop ftil en bedaard hieldt; naa, egter, alvoorens ontflag verzogt te hebben van allen , die voorheen , om het roepen van G 4 Oran-  io4 Het BEROERD Oranje boven! in hcgtenisfe waren genomen, en, de herftelling van zekeren Predikant, wien, om eene al te yveiigc Leerrede, eenigen tyd geleeden, de Stad ontzeid was. Van de Provincie Groningen en de onrustige beweegingen, zo in de Stad als ten platten Lande en op de Dorpen voorgevallen , moeten wy thans een berigt mededeelen. Niet onduidelyk zal ons verhaal doen zien, dat de gepleegde geweldenaaryen en opfchuddingen hier uit den zelfden grond, als in de overige Provinciën haaren oorfprong namen: deels, naamelyk , het al te hoog geklommen gezag van zommige Regenten, deels Ook, en wel inzonderheid, om aan Prinfe willem den IV een hooger en vaster bewind te doen opdraagen. Eene wederzydfche worfteling van Vryheid, Eigenbaat en Geweld zal. men ook hier ontmoeten , en in 't einde de eerlte het hoofd, tot eene aanmerkelyke diepte, zien onder haaien. De menigte der voorgevallene ger beurtenisfen zal ons noodzaaken uitvoerig te zyn. De eerfte grond der oproerige beweegingen was een Gefchrift, welk men , op den tweeden van Wintermaand des jaars 1747 , in de Stad Groningen, omtrent de Vischmarkt vondt aangeplakt. Verfcheiden Regenten wierden in hetzelve  NEDERLAND. 105 ye met lelyke verwen gemaald , en het volk tot oproerige zamenrottingen uitgenodigd. Daarenboven deedt men een gerucht loopen, dat men op den aanftaanden St. Nikolaas - Avond van kwaade ontmoetingen zou hooren. De Regcering , hierdoor gewekt, beloofde eene Premie van honderd Dukatonnen aan den aanbrenger van den Opfteller van dit oproerig gefchrift, en deedt* daarenboven eene bende van dertig Ruiters opzitten, die met blaazende Trompetten na de Markt reeden, en voorts de geheele Stad doorkruisten. Door deeze voorzorge wierdt thans het gevreesde onheil voorkoomen. Nogthans bleef het gemeen fteeds woelen, en wagtte flegts op eene voegzaame gelegenheid om zyne gezintheid te betoonen. Deeze gelegenheid wierdt gebooren, door de ingekoomene tyding wegens de geboorte van den graave van buijren, den tegenwoordigen Prins willem den V. Het Gemeen was nu in den vasten waan, dat de Heeren op ftaanden voet order zouden ftellen op het bedryven van openbaare vreugde; doch het vondt zich in die verwagting te leur gefteld, vermids de Raad zulks onvoegzaam oordeelde, voor en aleer deeze geboorte plegtig en Staatswyze was bekend gemaakt. De verwagte Renbode daagde eindelyk op, doch zo laat in den naamiddag, dat 'er geen tyd, was tot het maaken. van.G 5 de  ïo6 Het BEROERD de noodige fchikkingen tot Illutninatien op dien avond; alleen door vyfenveertig Kanonfchooten wierdt de geboorte den volke bekend gemaakt. Nogthans gaven de Gezwoorene Gemeensluiden, door verlichtingen en andere vreugdetekenen, nog dien zelfden nacht, groot genoegen aan 't Gemeen. Zedert wierdt deeze gebeurtenis algemeen gevierd. 't Gemeen, egter, niet voldaan over de vreugdetekenen ter eere van den jongen Prinfe, voedde een heimelyken wrok in het hart, die eerlang openlyk uitberstte, en allereerst, met eene fchroomlyke woede, op het hoofd van den Heere joannes geertsema, Burgemeester der Stad, nederdaalde. Te weeten, op Maandag en Dingsdag, den elfden en twaalfden van Lentemaand des jaars 1748,liepen eenige Schippersgasten door de Stad, fleepende een Bootje op wielen, met Oranjevlaggen verfierd , onder het geftadig fchieten met Snaphaanen , en het blaazen van Wilhelmus van Nasfouwen, uit vreugde, zo als ze zeiden, over de geboorte van den Jongen Prinfe van Oranje. Zy hielden ftil voor de huizen der Regenten en van andere voornaame Ingezeetenen, en wierden overal op een glas wyn onthaald; alleen de Heer geertsema weigerde hun iets te geeven. Uit naam der Regeeringe wierdt den volgenden dag dit krioel verbooden. Het  NEDERLAND. 107 Het volk hielde zich ftil tot op den volgenden Zondag, wanneer 'er wederom eene merkelyke beweeging in de Stad ontftondt. Eene groote menigte volks, in den naamiddag tusfehen vieren vyf uuren, zich meester gemaakt hebben van den Kerktoren , luidde den grooten Bromklok twee volle uuren, zodat 'er de Stad van weergalmde. Het verbod der Heeren van den Raad, aan de onbefuisde Klokluiders, was flegts eene aanleiding tot verdere en nog grooter baldaadigheden. Het herdenken aan de ontmoetinge ten huize van den Heere geertsema deedt, 's avonds ten zeven uuren, eene groote menigte baldaadige knaapen derwaarts flreeven. Onder het fcheiden en raazen op den Burgemeester, vliegt 'er terftond een hagelbui van fteenen door de Glazen. De Bur« gerwagt met eenige foldaaten op dit gerugt toe» gefchoocen , moest wel haast voor de overmagt wyken. Naa deeze zegepraal was 'er geen houden meer aan de woede. Gooten en Balken, geroofd van een nabuurigen Houtkooper, waren de werktuigen, waar mede zy in huis braken. De opengeloopene Zydeur was de eerfle toegang, door welken zy na binnen drongen ; zy zogten terftond na den Burgemeester, met bedreiging van hem in zyn eigen huis te zullen ophangen. Gelukkig hadt hy zich by tyds te zoeken gemaakt, en was, in vreemd gewaat verkleed , hunne woede  io8 Hst BEROERD de ontkoomen. Thans moesten het zyne goederen ontgelden. Men {treeft na den Stal, haak zyne koets op ftraat en werpt dezelve woedende in het water by de Oosterpoort. Nogmaals doorfnuffelt men het geheele huis, in de hoope van den Burgemeester in den eenen of anderen hoek te zullen verborgen vinden. Eene heimelyke Kas agter een los behangzel ontdekt hebbende, openen zy dezelve, doch vonden 'er niets dan Geld en Papieren, deeze verfcheuren zy, en werpen het een en ander door de venfters op de ftraat. Nu flaat de moedwil over tot het openen van Kisten en Kasten, het in Hukken fhyden van Bedden, het verfcheuren van Linnen, het vertrappen van Porcelein en Schilderyen. Zelf de Echtgenoote des Burgemeesters bleef niet verfchoond van het rnood gefpuis ; niet gezind zynde voor den woesten hoop te wyken, rukt men haar de kleederen en fieraaden met geweld van het lyf. In één woord, niets wierdt verfchoond dan alleen de Kinder- en Meidenkamers , en de Papieren , die aan anderen behoorden. De fchade aan verfcheurde Obligatien wierdt op vyftigduizend, en aan gereed geld op achtduizend guldens begroot , behalven de verbryzelde of gefcheurde goederen, welke weinig minder beliepen. Dat deeze en andere geweldenaaryen geen ander oogmerk hadden, dan om den fchrik :e. brengen  NEDERLAND: J09 gen onder de Regenten, welke geoordeeld wierden, den Prinfe niet genoeg te zyn toegedaan; en hen alzo tot deszelfs Verheffing te doen (temmen , wordt niet zonder reden afgeleid uit de daarop volgende gebeurtenisfen. Immers het Graauw , thans aan het woedert, hadt ten huize van den Heere geertsema naauwlyks zynen moed gekoeld, of het zogt den Raad te doen byeenkoomen , om het Stadhouderfchap erflyk te verklaaren. Eerst begaf zich de losbandige hoop na het huis van den Raadsheer smit, om hem af te haaien en na het Stadhuis te geleiden; doch zy weeken af, en pleegden, gelyk men hadt gevreesd, geenen moedwil, op het berigt dat hy reeds na den Raad zich hadt begeeven, om des Volks begeerte te helpen bevorderen. Anderen vervoegden zich aan het StadsWynhuis, om den Burgemeester p. r. van iddekinge te'fpreeken, en van hem te verzoeken om zyne Hoogheid tot Erf-Stadhouder te willen helpen verklaaren. Hy beloofde zulks; doch als het volk hem wilde dwingen om diar voor zyne hand te 1 tekenen , hernam hy , liever te willen flerven, dan op zyn woord van ecre geen geloof verdienen. Dit bragt de menigte in een -goeden luim, die hem daarop na het Stadhuis verzelde. Zo groot was het vertrouwen van het Oranjelievend Gemeen op deezen Regent, dat het,,  110 Het BEROERD het, niet willende dulden dat hy te voet ging, hem op eenen Stoel als in zegepraal na de Vergadering droeg. Eenigen, vooruic loopende om ruimte te maaken voor deeze ftaatfie, riepen geftadig: Staa ruim voor deezen Burgervader, deezen ivaardigen Vader l Eenige andere Regenten waren ook door het Graauw uit hunne huizen gehaald. Midlerwyl was, door den Voorzittenden Burgemeester de drew,de Raad byeen geroepen. Dewyl, naar den zin van het onverduldig wagtende volk, het raadpleegen te lang duurde, wilde het met geweld in de Raadkamer dringen. Doch eenige verftandigen onder de menigte hielden het tegen, op voorwaarde dat het befluit niet langer dan een uur zou uitblyven. Onder dit alles verfcheenen eenige Kompagniën Burgers in de wapenen, van welke zommigen wierden afgevaardigd om het huis van den Heere geertsema te bezetten. De Heer van dyksterhuis verfterkte hen met eenige Ruiters. Doch het volk flelde zich tegen dezelve te weer, begroetende hen met een hagelbui van fteenen. 'Er ontflondt nu een weezenlyk gevegt; de Ruiters fchooten met fcherp onder den hoop, waardoor eenigen, doch meestal onfchuldige aanfchouwers, gekwetst wierden. Het overleggen in den Raad duurde tot 's a- vonds  NEDERLAND. ii t vonds ten tien uuren, wanneer de Sekretaris loman, by kaarslicht, der Gemeente voorlas, dar. Burgemeesteren en de Raad haar verzogt, gerust te zyn, alzo zy den jongen Prins, even gelyk deszelfs Heer Vader, toe Stadhouder hadden benoemd; zullende voorts , op den aanftaanden Landdag, het volk alle genoegen geeven ten opzigte van het Stadhouderfchap. Deeze Afkondiging bragt de menigte een weinig tot bedaaren. Nogthans bleeven de Burgers en de Bezetting by aanhoudenheid in de wapens, om het nog geftadig fmeulend vuur onder de asfche te houden, niettegenftaande by de Staaten des Gewests het befluit genomen en openlyk was afgekondigd, om zyne Hoogheid te verklaaren voor Erf-Stadhouder, Kapitein, Admiraal en Generaal van Groningen en Ommelanden. Op den zesden van Grasmaand raakte de Stad van nieuws in rep en roer. Drie der voornaam» fte Belhamels van de plonderinge, aan het huis van den Heere geertsema gepleegd, in verzekeringe genomen, zouden op dien dag openlyk gegeesfeld worden. Het Gemeen, hier van verwittigd , vergaderde 's morgens by tyds op de Markt, met oogmerk om de Gevangenen op vrye voeten te ftellen. De Regeering, dit voorziende, geboodt aan de Ruiters en Soldaaten, op de Markt te vergaderen, Doch het yolls wiexdr daar door  ut II ë t BEROERD door biet afgefchrikt; eene menigte fteenen vloog tvel haast over de hoofden: zodat het Krygsvolk genoodzaakt was onder den hoop te fchieten. Met veele moeite ontvingen de gevangenen hunne ftrafTe, ën wierden voorts , onder eene fterke Wagt, ter Poorte uitgeleid, met bedreiginge van den dood op hunne wederkomst binnen de Stad. De Scherpregter, zyns lyfs niet zeker, moest insgelyks onder een fterk geleide na zyn huis gebragt worden. Door deeze oproerige beweegirigeri van het Graauw wierdt der Regeeringe het erfiyk verklaaren van de Stadhouderlyke waardigheid in de' Stad Groningen afgeperst. Ten platten Lande ert op de Dorpen bleef men geenzins vry van muitzuchtje aanflagen. Te ap pin gadam verzamelden eenige Jongens voor het huis eens Roomschgezinden Kleermaakers, en zongen 'er allerlei deuntjes, ter eere, zo als het heette, van zyne Hoogheid. Om van dien overlast ontflagen, en voor de gevolgen, welke daar uit konden ontflaan, behoed te worden , gaf hun de Kleermaaker, voorzigtiglyk, eenig drinkgeld, waar mede zy, ter eere van oranje, zich vtolyk maakten. Doch de Heer veltman, Richter van Appingadam, deedt eenige van deeze Jongens in hegtenisfe neemen , en 's anderendaags twee van dezelve in ketenen aan den Kerkmuur fluiten  NEDERLAND. 113 een en te pronk ftaan, met een papier op den rug geplakt, waarop men , mee groote letteren gefchreeven, deeze woorden las: deeze zyn de grote rebelmakers van de jongens: Vivat de Prins van Oranje! De Burgers, ten uiterfte verftoord over deeze regcspleeging, verzamelden in groote menigte en luidden de klokken, terwyl andere mee een Smidshamer de Kecens los rukten, en den Richter dwongen om de andere gevangenen te ontdaan. De menigte, hierop gefcheiden zynde , naar 'c fcheen , wel voldaan, verzamelde, eegen den avond , in grooten getale voor hee huis des Richters, die, op de fchampere redenen, eegen hem u'iegeflagen, onvoorzigtiglyk geboodc, onder den hoop te fchieten; vier menfehen wierden daarby gekwetse. Die ontftak dermaate de drifc der reeds misnoegde menigte, dac hee eerlang fteenen regende door de glazen en op hee dak van hee Richthuis , en de Keer veltman zich genoodzaakt vondt, de woede des volks na Groningen ee ontwyken. Diergelyk een lot trof ook het huis van den Advokaat westerhof, een Vriend des Richters. Ket geruge van alle deeze beweegingen waaide fpoedig over na de omleggende Boeren , die hierop na Appingadam erokken, alwaar ze eenen aanval deeden op de Roomfche Kerk, die zy geheel pionderden en vernielden. Diensvolgens gaf de ReII. deel. H gee-  ii4 Het BEROERD geering last aan vyftig Burgers om in deeze onbehoorlykheden te voorzien, en tegen alle verdere opfchuddingen een waakend oog te houden. Eenige Soldaaten , uit de Stad Groningen derwaarts gezonden, wierden door de Boeren van hunne wapenen beroofd, en genoodzaakt, onverrigter zaake weder te keeren. 't Gebeurde, egter, ten platten Lande, in dit Gewest, verdient een weinig omftandigcr verhaald te worden. Eenigen tyd te vooren hadc een Gckommiteerde der Pagters van het Oldampt, geiterkt van den Weddeman van de Scheemda, te Midwolde huiszoeking gedaan, om, ware 't mogelyk,eenigen Sluikhandel te ontdekken. Onder andere doorzogt hy een huis , waarin een gezelfchap van jonge lieden zat, en onder deeze een Molenaarsknegt. Al zints lang hadt deeze eenen wrok gevoed tegen den Gekommiteerde, en thans den kans fchoon ziende om zyner wraakzucht bot te vieren , was hy bedagt om hem zyn misnoegen te doen gevoelen. De Gekommiteerde klaagde by de Pagters over den hoon, hem aangedaan, en verzogt regt tegen den Molenaar. Op klagte aan de Heeren Gedeputeerde Staaten van Stad en Lande wierden thans de bovengemelde dertig Soldaaten na het Oldampt gezouden, om den Molenaar en zyne makkers van 't bed te ligten en gevankelyk na Grooningen te voe-  NEDERLAND. 115 voeren. Gelukkig kreegen ze by tyds de lucht van deezen optogt, gaven 'er kennis van aan hunne medeftanders, en kreegen dus een groot getal misnoegden op hunne zyde, allen wel beraaden om geweld met geweld te keer te gaan. Zy beriepen zich op de Privilegiën , volgens welke zy, zeiden ze, in dit geval, voor hunnen eigen Drosfaart moesten te regt gefteld worden ; die daarenboven niets meer dan eene Geldboete van hun mogt vorderen. Het reppen van de Privilegiën, en van derzelver fchendinge, hadt ten geyolge dat elk zyne hulp beloofde, indien.het de nood vereischte. Midlerwyl verfcheenen de dertig Soldaaten, geleid door eenen Luitenant, op eenen vroegen morgen, met Schuiten., in de Scheemda. De Dorpelingen lieten hen ongehinderd aan land treeden en hunnen weg vervolgen. Doch naauwlyks waren ze buiten het Dorp, of eenige jongens trokken de klok, tot een zein voor die van Midwolde, welke terftond moedig na buiten trokken, terwyl de Scheemders de Soldaaten kort op de hielen volgden. De Luitenant, zich dus tusfchen twee vuuren bevindende , toonde , egter, goeden moed, en beval zynen Soldaaten, op de Boeren los te branden. Doch zy weigerden hier aan te voldoen, uit vreeze , misfchien , terftond naa den eerften fchoot, de kragt der welgefpierde 11 2 vuis-  u6 Het BEROERD vuisten en vin de knuppels der (lerke Oldamptfter Boeren te zullen ondervinden. En, in de daad, naauwlyks hadden de Boeren hec aarzelen der Krygslieden vernomen , of zy fchooten toe, ontnamen den Soldaaten hun geweer, den Luitenant zyne Piek en den Tamboer zynen Trom ; dryvende voorts hen gezamentlyk op de vlugt, in welke eenige der Knegten deeriyk wierden afgerost. Het gerugt hier van waaide, fpoedig over na Groningen, daar de leugen zich onder de waarheid mengde, en het (heuvelen van verfcheidenen aan weerkanten als eene zekere gebeurtenis verhaalde. 'De Ingezeetenen van Midwolde en de Scheemda, moedig op deeze zege, en de komst van meer Krygsvolk voor niet opwaarfchynlyk aanziende, zonden eenigen hunner na het nabuurig winschoten om onderftand. Doch deeze vonden zulks ongeraaden, zo lang hunne nabuuren zonder Hoofden waren. Straks verkoos men Bevelhebbers , beraamde de noodige fchikkingen, hieldt de wegen en toegangen bezet, en deedt, van tyd tot tyd, de Ronde, om te verneemen of ergens onraad ware. De aanzienlykfie en meest gegoede ingezeetenen van het Oldampt, voor verdere gevolgen beducht, vonden thans geraaden, zich by den grootflen hoop te voegen. De Muitelingen, hier door  NEDERLAND. 117 door gefterkt, verkoozen nu, uit het midden hunner, eenige Gekommiteerden, en zonden dezelve aan de Gedeputeerde Staaten in dè Stad Groningen, om van dezelve te verzoeken, dat 'er geen Krygsvolk in 't toekoomende na hunne Dorpen mogt gezonden worden. Zy verwierven een gunftig antwoord, mids de wapenen , welke zy de bovengemelde Soldaaten hadden afgenomen, wierden te rug gegeeven. Deeze waren de beginzels der beweegingen ten platten Lande in de Provincie Groningen , die nog verder wierden aangezet door het berigt van het voorgevallene in de Stad; als mede, omdat het Landvolk, zo min als de Stedelingen , niet voldaan was met de verklaaring der Staaten aangaande 's Prinfen Erfiiadhouderfchap. De volgende ftap van die van het Oldampt, was het kiezen van eenige Gemagtigden uit de byzondere Kwartieren, welke vervolgens eenen Bode door de Ommelanden zonden met eenen Brief, by welken alle Dorpen wierden uitgenodigd om tegen den zevenentwintigften van Grasmaand, eenige perfoonen , van volle roagt voorzien , te zenden na Appingdam, om aldaar te raadpleegen, wat ten meesten voordeele, nut en heil van den Lande zou mogen en kunnen firekken. Deeze Gemagtigden droegen den naam van het Congres, en Appingadam dien van klein 's Graavenhage. H 3 Niet  n8 Het BEROERD Niet even gunftig wierdt deeze uitnodiging ontvangen op de onderfcheidene Dorpen. Die van Sapmeer en 't Gerecht in 't byzonder deeden deswegen hun misnoegen blyken, door met het luiden van de klok het volk op de been te brengen. Door den nood geperst, moesten ze evenwel Gekommkeerden benoemen, en ieder, uitgezonderd de Predikanten , zich fchriftelyk verbinden , dezelve te zullen vrywaaren. De onwilligen wierden met fchade aan lyf en goederen gedreigd. Met een misnoegd oog wierdt ondertusfehen deeze handel aangezien by 's Lands Staaten ; aan het zo genaamde Congres te Appingadam deeden zy eenen Brief afgaan, by welken het houden van de beleide Vergaderinge verbooden wierdt, onder bedreiging van hun misnoegen, en zodanige ftraffén, als zy zouden goedvinden te behooren. Aan de Regters der Ommelanden wierden diergelyke Brieven afgevaardigd. In dien aan het Oldampt noemden ze de Volmagten Hoofden van Muiterye en Oproer. Dit niettegenftaande was de toevloed van Afgevaardigden te Appingadam zeer aanzienlyk: ondanks den Brief der Staaten riepen ze, als uit éénen mond, dat men met de zaaken moest voortvaaren. Dus Honden de zaaken, wanneer door het Oldampt zich een gerugt verfpreidde van de aankomst  NEDERLAND. 119 komst eener aanzienlyke bende Ruiters en Voetknegten, met oogmerk om de Vergadering te ftooren. Straks kwamen de Boeren op de been, en groeiden eerlang, uit de nabuurige ftreeken, door Bo|en daar toe op oncbooden , ten getale van vyfcienhonderd man , de meesten njec Schietgeweer voorzien, doch de overigen gewapend met Vorken, Seifen, Snoeimesfen, Polstokken, Knodzen , Haaken en diergelyke verweertuigen; al hetwelk eene zeer vreemde vcrtooniug uitleverde. Naa het gebruiken van deeze vorzorgen, wierdt het Congres geopend, en de Volmagten, onder het roeren van den Trom, in de Kerk ftaatelyk binnen geleid en ontvangen. Het voorftel der Oldampten behelsde , dat men op de gedienftigfle wyze de Staaten van den Lande zou verzoeken, den Prins van oranje te verheffen tot de zelfde waardigheden, welke hem in andere Provinciën waren opgedraagen. Dit voorftel wierdt terftond goedgekeurd, en met ondertekening bekragtigd. By het fcheiden der Vergaderinge, geduurende welke de Boeren de posten en wagten naauwkeurig hadden waargenomen , wierden de Volmagten plegtig uitgeleid buiten Appingadam, onder het doen van verfcheiden Eerefchooten. Omtrent deezen tyd ontftonden , in de Stad Groningen, van nieuws , geweldige opfchuddinH 4 Se*-  ito Hei BEROERD gen. Op den dertienden van Bloeimaand vondt men aldaar aangeplakt 'eene Copy van eenen Brief der Gekommiteerden , onlangs afgezonden om zyne Hoogheid het Erfftadhouderfchap op te draagen. Men las in denzelven wel een berigt vSn hun beleefd onthaal by den Prins, maar geen woord, of hy de opdragt hadde aangenomen. Het Graauw, hier uit argwaan opvattende, floeg wederom aan het hollen; met geweld rukte het de zwaare Ladders, die met Ketenen aan de Kerk waren vastgemaakt , liep de deur open, en begon voorts de klokken te luiden. Niemand kantte zich daar tegen, behalven den Burgemeester iddekinge en den Raadsheer wiggerts; zy verzogten hun ftil te zyn, met belofte van hun genoegen te zullen geeven: alles vrugteioos. Een opkoomend onweder deedt de woeste klokluiders eindelyk na huis keeren. 's Anderendaags wierden wederom, aan verfcheiden. huizen, de glazen ingefmeeten, onder andere by den Raads. heer muntinge en den Burgemeester de drews. Op last van den Kolonel der Burgerye verfcheenen eerlang de Schutters onder de wap'enen, en plaatften zich rondom het Stadhuis. Een ander oogmerk, dan de handhaaving van de algemeene rust, hadt deeze zamenroeping. De Officieren der Burgerye, als derzelver Gekommiteerden, traden wel haast in de Raadkamer, met een  NEDERLAND. iai een Verzoekfchrift, waarop zy een Cordaat antwoord begeerden. Naa lang toevens riep de Geheimfchryver, van de Puye, den Frins voor Erfftadhouder uit, zonder iet anders 'er nevens te voegen. De Burgery hier mede niet voldaan zynde, drongen eenigen door tot in de Raadkamer , zeggende niet te zullen vertrekken, voor en aleer aan hunne begeerte was voldaan, 't Mogt niet baaten dat alle de Regenten op de Voonpuye plegtige verzekering deeden , dat hun verzoek zou worden ingewilligd ; men rustte niet, tot dat men daar van fchriftlyke verzekering hadt ontvangen. Van het voorgevallene in de Stad Groningen ontving men, op den vyftienden van Bloeimaand, de tyding in de Scheemda , alwaar eene nadere byeenkomst wierdt gehouden. Veele Boeren begaven zich na de Stad , om den Burgeren te hulpe te koomen, in gevalle hun verzoek wierdt afgeflagen. Insgelyks trokken ze derwaarts om hunne eigen belangen te bevorderen, ten welken einde zy de Landjonkers insgelyks aldaar verwagtten. Doch alzo deeze niet opdaagden, rees hunne woede, namen twee aanzienlyke Regenten in verzekering, en dwongen dezelve om in alleryl de Land - Edelen binnen de Stad te ontbieden. Op het gerugt dat 'er een aantal Boeren in aantogt was, wierden 'smorgens.van den zestienden H 5 d«  122 Het BEROERD de Poorten geflooten gehouden, om dezelve buiten te houden ; doch die van binnen dwongen den Voorzittenden Burgememeester de fleutels af; waar op de Boeren by groote hoopen binnen kwamen, en op hunne byzondere bezwaaren, van de Landjonkers, fpoedig eene fchriftelyke toeftemming verkreegen. Burgers en Boeren , dus in alles hunnen zin hebbende, waren even zeer in hunnen fchik. Met vliegende Vaandels en flaande Trommen, zo als zy waren binnen gekoomen, trokken eenigen der laatstgenoemden na het huis van den Burgemeester iddekinge : naa hier verfcheiden Eerefchooten gedaan te hebben, trokken ze in goede orde ter Stad uit, hebbende de naamen hunner woonplaatzen op hunne hoeden gefchreeven. Zeer flaatelyk was ook de verwelkooming der volmagten in hunne byzondere Dorpen. Te Appingadam vooral wierden ze binnen gehaald met flaande Trommen en vliegende Vaandels. Den geheelen volgenden nacht luidde men onophoudelyk de klokken. Even ftaatelyk was ook de inhaaling der Gekommiteerden , die, van wegen de Stad en de drie Kwartieren , in den Hage by zyne Hoogheid hunne gelukwenfchen hadden afgeleid. Van de Trekfchuit, waar mede zy de Stad naderden , waaide eene groote Prinfcnvlag, zy wierdt getrokken , niet van paerden , maar van eene groo-  NEDERLAND. 123 groote menigte Volks. De weg , langs welken zy, aan land getreeden zynde, na het Wynhuis gingen, was met groene bladeren beflrooid, terwyl onder dit alles de lucht weergalmde van een algemeen gejuich. Aldus fcheen in de Provincie van Stad en Lande van Groningen zich alles tot rust te fchikken; maar deeze rust was van geen langen duur. Het vuur van oproerigheid was aldaar niet zo zeer gedoofd als onder de asfche begraaven: een klein vonkje was genoeg om het van nieuws te doen ontbranden. Doch eer wy het berigt daar van mededeelen, moeten wy vooraf het oog wenden na friesland, 't welk in deezen tyd eene menigte zeer merkwaardige voorvallen , tot ons onderwerp betrekkelyk, aan de hand geeft. Te meer moeten wy van dat Gewest hier melding maaken, omdat het aldaar voorgevallene de aanleiding gaf tot de onlusten en oproerigheden, welke zedert in Groningen en Groningerland voorvielen. Oranjegezindheid en eene blaakende zucht by veelen, ter uitbreidinge van het aanzien des tègenwoordigen Stadhouders, was ook in friesland het zaad en de wortel der Oproerigheden, welke eerlang zouden gepleegd worden. In gevolge der bepaalingen , in zynen Lastbrief gevoegd, was, riep men , willem karel henrik  124 Het BEROERD rik friso flegts Stadhouder in naam , terwyl anderen in de daad het bewind voerden. Dit begrip fpoorde de gemoederen tot opfchuddingen, die alleenlyk wagtten op een vonkje , om het vuur ten dake te doen uitflaan. Niet lang zoekens was 'er noodig om eene fchoonfchynende gelegenheid; men vondt dezelve in de Havenpagten: eene belasting, welke gevorderd wordt van alle goederen, die , 't zy van buitenslands, of uit eenige der overige zes Provinvinciën, in Friesland worden ingevoerd. Om de veelvuldige Sluikeryen, welke, om die belasting te ontduiken, dikmaals ontftonden, was men al zints eenigen tyd bedagt geweest, deswegen een ander ontwerp te beraamen, doch dit werk tot nog toe blyven fteeken. By de bezwaarnisfen over deeze belastingen onder het Gemeen , 't welk noode 's Lands Schattingen draagt, kwamen nog twee andere: de eene over de Ampten en de Amptenaaren, die dikmaals aanleiding gaven tot zwaare klagter; de andere over de Regten en Privilegiën d»s Volks, op welke men meende, in deeze en geene opzigten, een fchendigen inbreuk te zien maaken. Ligt begreepen de opmerkenden dat het morren , over deeze zo genaamde bezwaarnisfen, niet altoos by woorden zou blyven. Zommigen, thans  NEDERLAND* U$ thans den kans fchoon ziende ter bereikinge van zekere oogmerken, roeiden hier onder, en hitsten de gemoederen nog verder aan. Deeze bereikten eindelyk hun oogmerk , door. het uitharden van baldaadigheden en opfchuddingen door het gantfche Gewest. Eerst zullen wy een doorloopend verhaal geeven van alle de moeiten en geweldenaaryen , ginds en elders voorgevallen; en daarnaa van de poogingen , aangewend ter herftellinge van rust en goede orde. Het tooneel der Oproerigheden wierdt geopend met het pionderen en onder den voet haaien van de zo genaamde Qpzigtzrskuisjes , zynde zekere kleine geftlgten, aan de Havens en andere toegangen in de Provincie, als mede by de Koornmolens, dienende tot een verblyf of wagtplaats voor de Opzigters of toezieners, van Lands wegen aangefteld, om te zorgen dat de goederen, van buiten ingevoerd, of het Koorn, 't welk aan den Molen wordt gebragt, behoorJyk worden aangegeeven. Op den zevenentvvintigften van Bloeimaand ontving men te Leeuwaarden de tyding, dat te oos termeer, bergum, in de rottkval- le en op de drogeham, allen Dorpen in het Oostlyke gedeelte der Provincie, de Opzigtershuisjes afgebroken en tot den grond toe geflegt waren. De Stad Leeuwaarden hadt thans geene Bezetting. Ora den moedwil te beteugelen, wierden hierom de  iüó Het BEROERD de Heeren Gedeputeerde nevens het Hof van Justitie te raade, derwaarts te zenden den Prokureur Generaal, tot het neemen van de noodige kundfchap, als mede den Subftituit Prokureur met zes gewapende Dienaars, om de eerfte aanvoerders, ware 't mogelyk, in verzekering te neemen. Doch tot aan het Huis ter Heide, ten Oosten van Leeuwaarden, genaderd zynde , wierden zy ontmoet van eene menigte Mannen en Vrouwsperfoonen, met ftokken, knodzen en mesfen gewapend, dreigende dat zy 'er 't leeven niet zouden afdraagen, indien ze niet beloofden, aan niemand de handen te zullen flaan. Onverrigter zaake keerden ze, op Dingsdag den achtentwintigften, in de Stad te rug. 't Gerugt van het voorgevallene ten platten Lande verfpreidde zich wel haast door en om Leeuwaarden, en maakte de gemoederen gaande. De zogenaamde Vlietfiers , zynde de bewooners van eene ruime Voorftad, waren de eerfle naavolgers van dat voorbeeld. Onder het roeren van den Trom, het fpeelen op de Fluit en het gezang der menigte , vernielden zy de Huisjes, by drie Molens buiten de Stad, met eene ongelooflyke vaardigheid , in den nacht tusfehen den acht- en negenentwintigften. De vreeze, dat dit geweld na binnen zou over» flaan, deedt de Wethouderfchap befluiten , de Bur-  NEDERLAND. 127 Burgers onder de Wapenen te doen koomen, eö de Posten en Poorten met gewapende Manfchap bezetten. Dit alles konde niet omgaan buiten kennis der Vlietflers : waarom ze het ook niet geraaden vonden, de Poorten met geweld aan te tasten. Ten getale van vyfentwintig voeren ze, in den gemelden nacht, met een Trekfchuit over de Stads Gragt, en beklauterden de Wallen, onder het getier van honderden van aanfchouwers. Reeds vóór het fluiten der Poorten hadt zich eene menigte hunner, by verdeelingen, in de Stad begeeven. Met flaanden Trom en gewapend met dikke ftokken deedt deeze fchenzieke hoop den eerften aanval op het Opzigtershuisje, by den Molen, ftaande op het Bastion by de Hoekfter Poort; binnen een half uur lag dit onder den voet. Gevolgd van eene menigte ingezeetenen, trokken ze van daar na de andere vyf Molens, welke op Stads Bolwerk ftonden, en hadden binnen den tyd van drie uuren het werk afgedaan. Zy keerden toen na huis, even gelyk ze binnen gekoomen waren. De moedwil hadt hier mede nog niet uitgehold. Volgens 's Lands Plakaaten waren toen, gelyk nog heden , de Grutters gefchat op eene bepaalde jaarlykfche belasting, en mogten niet langer maaien dan van 's morgens ten zes tot 's avonds ten zes uuren , wanneer de Molens, door  128 Het BEROERD door eenen Opzigter, met een Keten geflooten wierden, om vervolgens 's anderendaags wederom ontflooten te worden. Van deezen dwang, meenden de Vlietfler Opgezeetenen, moesten ook de Grutters ontflagen worden. In den avond van den eenendertigden vervoegden zy zich in derzelver werkplaatzen, braken de ketens met de floten van de Molens, met last om zo veel en zo lang te mogen maaien als zy zouden goedvinden. Ook verbooden ze den Koornmolenaaren , Ceduls te haaien van de Kollckteurs , mee bedreiging van hunne Molens te zullen onder den voet haaien. Van het voorgevallene te Leeuwaarden vloog ondertusfehen het gerugt wel dra door het gantfche Gewest, en verfpreidde, even als een aanfteekende kanker, zyne befmettingen. Reeds op den dert'gften van Bloeimaand wierden te franeker de drie Opzigtershuisjes afgebroken, binnen het tydverloop van een uur. Van daar begaf men zich na de Grutteryen , om de Ketens van de Molens te breeken, met bevel om 's anderendaags ten vier uuren te beginnen met maaien. Aan de Bakkers verbooden ze, van het koorn, welk zy na den Molen zouden zenden, Ceduls te haaien. 't Geen in den morgen te Franeker was voorgevallen, gebeurde te harungsn dien zelfden avond,  NEDERLAND. 129 avond. Ongeveer vyfcig Jongens vergaderden op de zogenaamde Br eedeplaats , trokken van daar, in gefchaarde gelederen, na het Opzigtershuisje aan de Haven, en openden op hetzelve den aanval met het werpen van kleine fteenen. Wel haast voegden zich by deezen hoop eenige volwasfene mansperfoonen, die , binnen korten tyd, het gebouw gelyk met den grond maakten. Toen koelden ze hunnen moed aan de Boeken en Papieren, aan de huisgeraaden en eenige aangehaalde goederen , welke zy in ftukken fneeden of verbryzelden, en voorts, nevens eenige zakken met geld, in de Haven fmeeten. De Muisjes by de Koornmolens ondergingen het zelfde lot. Den gantfchen nacht, tot 's morgens ten vyf uuren, was men hier mede bezig geweest. Vervolgens trok de muitzieke hoop als in zegepraal door de Stad, met flaande Trommen en vliegende Vaandels, den weg neemende na de wooningen der Kollekteuren , van waar ze met geweld de Boeken wegnamen. Van verre lieten deeze roervinken nu al blyken, wat ze eigenlyk in den fchild voerden. Zy lieten van zich gaan, dat elk, dien zy zonder Oranjeteken op ftraat ontmoetten, in 't water zou gefmeeten worden. Intusfchen kwam een Schipper , die den wil hadt na Leeuwaarden, in de Haven. Deeze, het Opzigtershuisje afgebroken, en de Opzigters niet II. DEEL. -I Vin-  130 Hst BEROERD vindende, vraagde, in zyne verlegenheid wat hem , ten opzigte van 't aangeeven van zyne goederen, te doen ftondt, raad aan de omftanders, die hem na den voorzittenden Burgemeester weezen; van welken hy voorts tot antwoord bekwam, hem in den tegenwoordigen toeftand niet te recht te kunnen helpen. Naauwlyks , egter, was zulks gekoomen ter ooren van 't gemeen, of het holp hem met zyn Schip door de Stad, en beval hem , by zyne aankomst te Leeuwaarden, te zeggen dat alles in orde was. 't Bleek nu eerlang dat men 't niet alleen hadt gelaaden op 's Lands Impofitiën, maar nog ande. re bezwaaren hadt, omtrent welke men herftelling verlangde. Nog dien zelfden dag wierdt de Burgery opgeroepen, om te verfchynen op een ruimen Dwinger van Stads Bolwerk by de Franeker- Poort. De Gemeente vergaderde aldaar in grooten getale; men ging aan het ftemmen, en verkoos achtenvyftig Gekommiteerden , deels Gereformeerden, deels Doopsgezinden, als maaiende de laatften aldaar de aanzienlykfte inwooners der Stad uir. Veelen der benoemden toonden weinig lust te hebben tot het waarneemen van dien post; doch zy wierden daartoe genoodzaakt door de bedreiging van pion dering en 't onder den voet haaien van hunne huizen. De moedwil fteeg hier eerlang zo hoog, dat een deel van 't ger  NEDERLAND. i3f gemeen zich vervoegde ten huize van den Doopsgezinden Leeraar, den Heere joan nes stinstra, wien, zints geruimen tyd, door 's Lands Staaten, de Predikftoel was ontzegd, en hem verlof gaf, dien wederom Ce mogen beklimmen. Doch de vredelievende en verftandige Man ontdeedt zich met befcheidenheid van de onbezonnene menigte, zonder zich van haar verlof te bedienen. De StadwoRKUM hadt insgelyks een pynlyk gevoel van de thans heerfchende woede. Op den meergemelden dertigften van Bloeimaand wierdt aldaar het Opzigterhuisje , ftaande by de Sluis , gefloopr. Met zo weinig opfchud* dinge was dit gefchied, dat verfcheiden ingezeetenen het niet vernamen vóór den volgenden dag, wanneer men het Huisje by den Molen om verre haalde. Het fchenden van een derde Huisje wierdt thans geftaakt, door het opkoomen van een zwaare Donder- en Regenbui. Dit al. les was ondertusfchen tamelyk ftil en met weinig toeloops in zyn werk gegaan, Dit fcheen den moedwilligen te mishaagen; gaarne hadden ze meer aanfchouwers van hunnen dapperen yver tegen kalk en fteen. Hierom verzogcen ze aan den Voorzitcenden Burgemeester om verlof, Stads Trommelflager voor eenen enkelen dag in hunnen dienst te mogen hebben. Hoe vreemd dit verI » zoek  13» Het BEROERD zoek ook luidde, hoe gaarne hy het van de hand zoude hebben willen wyzen, het weigeren, egter, in den tegenwoordigen toefland van zaaken gevaarlyk oordeelende, bewilligde hy in hunnen eisch. Straks wierdt de Burgery, by Trommelflag, opgeroepen, tegen 'savonds ten zeven uuren, aan het zo genaamde Zookè'inde, zynde de mond der zeer lange Buitenhaven, om het Opzigtershuisje, wtlk aldiar ftondt, te zien af breeken of verbranden; met'bedreiging aan de agterblyvenden van fchide aan lyf of goederen. Naadat nu, ten beftemden tyde, de Gemeente was byeen gekoomen, nam de optogt eenen aanvang. De Opzigters zelve wierden vooraan geplaatst, houdende ieder eene flesfche met Drank in de hand. Voorts moesten zy den aanval beginnen en den eerften fteen werpen. De geheele menigte floeg wel haast de handen a:.n het werk, haalde het gebouw in een oogenblik onder den voet, en ftak den brand in de puinhoopen. Twee ankers Brandewyn, welke hier lagen, wierden vervolgens aan de verhitte huisverdelgers ten beste gegeeven. Nog meer floeg hier door de dolheid na de harsfenen. De Regeering, voor erger gevolgen beducht, deedt hierom by trommelflag, tegen den eerften van Zomermaand, de Burgery voor het Stadhuis nodigen, tot hethooren afkondigen van eene Publikatie, 't welk 's avonds ten tien uuren gefchiedde;  NEDERLAND. 133 zy behelsde de affchaffing van alle Pagten en verlof aan de Gemeente, ingevalle iemand eenige bezwaaren hadde, dezelve op den vyfden daar aan volgende te mogen inbrengen. Deeze Afkondiging deedc wel eenige uitwerking, doch herlïelde niet volkomen de rust inde gemoederen. Vernomen hebbende dat op verfcheiden plaatzen den Kollekteuren hunne Boeken ontnomen waren , meende men ook hier dit voorbeeld te moeten volgen. Spoedig haalde men ze van daar, doch was voorts verlegen, of men dezelven verfcheuren, verbranden dan bewaaren zoude. Tot het laatfte wierdt eindelyk beflooten. Een Burger nam dezelve in bewaaring, mids hem verzekering gefchiedde, indien hem deswegen eenig leed wedervoer, fchadeloos te zullen gehouden worden. Men verbondt zich daar toe eenpaarig by plegtigen eede. In gevolge des verlofs, by de jongfle Afkondiging gegeeven, wierden op den tweeden van Zomermaand , zynde Pinxterdag , 's naamiddags naa de Predikatie , by Trommelflag de Burgers opgeroepen, om ten zes uuren te verfchynen op de Markt, tot het verkiezen van Gekommiteerden. Zy verfcheenen aldaar in grooten getale, en begaven zich vervolgens in de Groote Kerk, ftaande aan de Markt. Het eerfte werk was hier, het verkiezen van eenen Sekretaris, die de ftemmen I 3 zou  134 Het BEROERD zou opneemen. Vermits onder de vergaderde menigte ook eenige Leden der Wethouderfchap gezien wierden, verzogt men deeze dat ze uit de Kerk wilden vertrekken, of dat men 'er hen met geweld toe zou noodzaaken. Voorts ging men over tot het opneemen der (temmen, waarby bleeken tot Gekommiteerden benoemd te zyn twintig van de aanzienlykfle Burgers, negen Gereformeerden en elf Doopsgezinden. Deeze, van het bekkeden van dien post zich niet kunnende verontfchuldïgen , begaven vervolgens zich in eene nabuurige Herberg, het Paradys ge. naamd, en vertoefden 'er tot laat in den nacht, om de opgegeevene bezwaarnisfen der Gemeente in eene geregelde orde onder zekere hoofdartikelen te brengen, 's Anderendaags wierdt de Gemeente, by Trommelflag, verzogt om 's naamiddags wederom in de Groote Kerk te vergaderen, om aldaar aan te hooren de opgeuelde bezwaaren , en daarop haar goedvinden te kennen te geeven. Door den mond van den aangeftelden Sekretaris wierden hier de volgende Artikelen voorgeleezen: „ Dat geen Magiftraatsperfoon „ voortaan eenige leverantie aan de Stad zou hebben, of eenig werk van timmeren, enz. „ verrigten , daar nu alle Stads leverantien en „ werken onder hen verdeeld waren. Dat alle „ Burgers zouden geregtigd zyn, om by het ,, over-  NEDERLAND. 135 „ overlyden van eenen Vroedsman een Nieuwen „ te ftemmen, terwyl nu het regt daar toe alleen „ by de Vroedsluiden was. Dat men, in plaats „ van vierentwintig Vroedsluiden, twaalf zoude „ verkiezen, als zynde genoeg tot eene goede „ Regeering voor eene Stad als deeze". Alle deeze punten wierden goedgekeurd, als mede een volgende voorflag raakende eene Burgerwagt, ora 's nachts voor de veiligheid der Stad te zorgen j ten welken einde de Gekommiteerden de noodige fchikkingen beraamden. De Stad was nu in tamelyke rust , wanneer dezelve, den volgenden dag , eenigzins gefloord wierdt, door de ftoutheid van zekeren opgefchooten Jonge, die zich niet ontzag , by Trommelflag, elk , die lust hadt, uit te nodigen om het Tolhek, ftaande niet verre buiten de Stad, op den Trekwek, die na Bolswaard loopt, om verre te haaien. Het gezag der Gekommiteerden, 't welk thans niet gering was, voorkwam dien moedwil. Van hunne vern'gtingen en het voorgevallene in deeze Stad zullen wy nader verflag doen, naadat wy het gebeurde in andere Steden zullen vermeld hebben. Te hindeloopen, eene Stad naauwlyks een uur van Workum gelegen, zag men de vlam van het verbrande Opzigtershuisje niet opgaan, of men floeg 'er insgelyks handen aan 't werk; fpoeI 4 di2  I3Ó Het BEROERD dig lagen hier ook deeze voorwerpen van 's volks misnoegen onder den voet. Straks nam de menigte gang na het huis van den Stads Sekretaris, die te gelyk Kollekteur van eenige Pagten was, en eischte van hem de Boeken. Hy, tot overleveren met eigen handen niet kunnende befluiten, verzogt dezelve te willen haaien van de plaats, alwaar ze lagen, die hun door zynen Zoon zou worden aangeweezen. Doch in dit voorftel vondt de menigte geen genoegen ; zy dwong hem, bulten zyn huis op de Straat, met eigen handen, de Boeken af te geeven. Op de zelfde wyze handelden zy met drie andere Kollekteurs; alle deeze moesten hunne Boeken, zonder eenig tegenfpreeken, overleveren; waarnaa dezelve aan de vlammen wierden opgeofferd. Voorts ontfloot men de Grut- en Koornmolens, met bevel aan de Molenaars om onverhinderd door te maaien. Onder alle deeze muitzuchtige bedryven vertoonden de fchenders, aan een anderen kant, den fchyn van eerlykheid. Want een zeker perfoon, misfchien door armoede genoopt, 's nachts naa het afbreeken der Huisjes , onder de puinhoopen na eenig Yzerwerk zoekende, wierdt daarop betrapt, en voorts zo deeriyk geteisterd en gefiagen, dat hy ter naauwer nood 'er het leevea afdroeg. Op den derden van Zomermaand , naa vooraf ver-  NEDERLAND. 137 verzogt en bekoomen verlof van de Wethouderfchap, wierdt de Burgery, by TrommeMag, opgeroepen, om tegen tien uuren te vergaderen in de Kerk, met bedreiging van fchade aan lyf en goed aan de onwilligen, tot het verkiezen van Gekommiteerden, en te raadpleegen over 'sLands toefhnd. De Burgers, 't zy met of tegen dank, als duchtende voor fchade, verfcheenen ten beftemden uure in de Kerk. Doch hier was de Vergadering zeer verdeeld of onberaaden; meer dan een half uur was men byeen, zonder dat iemand wist, wat 'er moest verrigt worden. Eenigen riepen, men moest Gekommiteerden kiezen ; zommigen, de Sekretaris der Stad moest afgezet worden; anderen eischten het uitdiepen van de Haven. Kortom, 'er waren bykans zo veele zinnen als hoofden. Toen men eindelyk het roepen en fchreeuwen moede was geworden, deeden eenigen der bezadigdften den voorflag om den Stads Schoolmeester tot Schryver der vergaderinge te verkiezen. Dit vondt genoegen. Naa lang twisten en harrewarren wierdt men het eindelyk eens omtrent de volgende punten: I. „ Het Stadhou„ derfchap ook in de Vrouwelyke Linie erflyk „ te verklaaren. II. Fortificatiepenningen, gelyk „ andere Steden, te genieten.. 111. Den Sekre„ taris van zyne bedieninge te ontflaan , zonder I 5 dat  13* Het BEROERD » dat ooit iemand der zynen dien post mogt be„ kleeden. IV. Vier Gekommiteerden uit de Burt, gery te verkiezen, om de twee eerfle Artike» len in de Vergadering te Leeuwaarden te bren» gen, en op het laatfle het goedvinden der „ Burgemeesteren te verflaan". In gevolge van het dus vastgeflelde wierdt de Sekretaris terflond van zyn Ampt verlaaten, en daar van, by Trommelflag, aan de Burgerye kennis gegeeven, met ernftige vermaaning om den afgezetten Sekretaris ongemoeid te laaten, en hem geen nadeel in zynen perfoon of goederen toe te brengen. Naa dit berigt wegens het voorgevallene in d«c Steden, gaan wy thans over na het platte Land, alwaar insgelyks merkelyke moedwil wierdt gepleegd. In den nacht tusfehen den dertigflen en eenendertigden van Bloeimaand hoorde men, op het heerenvlkn, iemand op een hoorn blaazen; hy hadt in zyn gevolg eenige Boeren: te zamen namen ze gang na de Opzigtershuisjes, wierpen dezelve onder den voet, en eischten voorts de Kollekteboeken. De Kollekteur , waanende den Boeren ligt iets in de handen te kunnen floppen, en dat zy niet zeer naauw zouden toezien, gaf hun eenige oude Boeken, en liet ze daar mede trekken. Doch zy bemerkten eerlang het bedrog, keerden te rug, en eischten de nieuwe Boeken, met  NEDERLAND. iS9 met bedreiging van geweld te zullen gebruiken. Hy gaf ze hun, door dien dwang genoopt : waarnaa ze fpoedig ten vuure verweezen wierden. Hierop wierdt de Burgery byeen geroepen, tot het verkiezen van Gekommiteerden. De Grietman zelve moest daar by tegenwoordig zyn, en de opgeftelde punten van bezwaar door zyne handtekening bekragtigen. In den nacht tusfchen den laatften van Bloei* maand en de eerften van Zomermaand, wierdt te hallum, een dorp in de Grieteny Ferwerderadeel , het huis van den Heere hibbo van dyk, en den volgenden dag, te st., anna parochie, op het Bildt, dat van den Ontvanger eckringa, jammerlyk geplonderd. Eenige an« deren kwamen met den fchrik vry. Uitzinniger was de woede van het uitzinnig Graauw te wier, een dorp, alwaar de Grietman knvf zyne woonplaats en zeer fraai Slot hadt. Onzeker om welke reden, was deeze Heer zo zeer in haat gevallen by het Gemeen, dat het zyn huis gewelddaadig aantastte , en deels onder den voet haalde, deels nevens de fraaie huisgeraaden en eene kostbaare Boekery in den brand ftak en tot op den grond deedt afbranden. Zo dolzinnig was de woede, dat men het Spek en Vleesch, welk men 'er vondt, in de vlammen wierp, op dat zy te hooger zouden klimmen. Ter naauwer nood  i4o Het BEROERD nood ontkwam de Heer Grietman zelve de moordzieke handen des gepeupels. Naa zich, agter hekken en ftruiken, zelf in een uitgedroogde floot, eenigen tyd te hebben verfchoolen , vondt hy eindelyk middel om zich met een wagen na het dorp Marfum , en van daar na Leeuwaarden te doen voeren. Merkelyk gevaar liep te stiens de Buitenplaats van den Heere Sekretaris wvckel; tot driemaalen toe dreigde men , dezelve aan de vlammen te willen opofferen. De Heer passamier, Hervormd Leeraar dier plaatze, voorkwam deezen moedwil met zoete woorden, waar nevens anderen eenige giften en onthaalingen voegden. Zeer onrustig en oproerig waren insgelyks de Boeren in de nabuurfchap van Leeuwaarden. Eene groote menigte, aan 't hoofd hebbende den Heer wassenberg , Predikant te Lekkum,' door geweld daar toe gedrongen , allen gewapend met flokken en de noodige gereedfchappen tot het om verre haaien van huizen, n-ok in den vroegen morgen van den eerften van Zomermaand, met flaan den Trom en vliegend Vaandel, door de Stad , den weg neemende na het dorp Huisfum. In de Voorftad, de Schram genaamd , ontweldigden zy den Kollekteur het Kollekteboek, verfcheurden het en ftrooiden de ftukkn langs den weg. Van daar begaven zy zich  NEDERLAND. 141 > , 2ich ten huize van den Heere Grietman burma; nia, verzoekende dat zyn Hooggeboorene hen :, : na Huifum wilde verzeilen, om aldaar tegenwoor? 1 dig te zyn by het aanftellen van Gekommiteer£ j den. Aldus trokken ze voort, van dorp tot dorp, s door de geheele Provincie, meest altoos verzeld van eenen Leeraar, zomtydszelf van eenen Room!• | fch' Pastoor ; niets dan verwoesting en ploude. 1 ring dreigende, en zomtyds met 'er daad oeffei j nende aan de huizen der beftuurderen van 's Lands ■ j penningen en der Pagteren of Pagtersgezinden. a j Alle banden van ondergefchiktheid waren thans li j geflaakt en losgerukt. Men verbeeldde zich, den 1 uitgelaatenften moedwil en baldaadigheid ftraffe* s i loos te mogen pleegen. 1. Op dit verhaal van de voorgevallene opfchudr !• 1 dingen en beroerten in de Steden en ten platten t j lande zullen wy nu doen volgen, een berigt van 't . ; geen vervolgens te leeuwaarden gebeurde, ter . I herftellinge der bezwaaren van de In- en Opge; zeetenen, om aldus, ware 't mogelyk, de rustin i ' het Gewest te herltellen. Boven hebben wy verhaald, dat men allerwege Gekommiteerden aangefteld, en aan dezelven den post hadt opgedraagen tot het doen van de r t noodige voorziening in 's Lands vervallene zaaf ken. Tegen den vyfden van Zomermaand was een , Algemeene Landsdag uitgöfchrweven, te Leeul waar-  14* Het BEROERD waarden , hoofdftad van het Gewest, ten einde -allen en een iegelyk op denzelven hunne belangen zouden inbrengen. De acbtenvyftig Gekommiteerden van Harlingen waren de eerilen, welke zich derwaarts begaven. Zy verfcheenen 'er, op den eerilen der gemelde maand, met drie Jaagfchuiten, van welke Oranjevlaggen waaiden, draagende allen Oranje - Kokarden op hunne hoeden. Onder een algemeen gejuich van Hier koomen onze Verlosfers! wierden ze binnen gehaald ; terwyl de lucht weergalmde van het geluit van Trommen, Waldhoorns en Pypen. Uit hunne Herberg wierden eerlang eenigen afgevaardigd aan den Heer wibrandus van itsma, Afgevaardigde ten Landsdage wegens Harlingen, om aan dien Heer verflag te doen van het voorgevallene in hunne Stad. Intusfchen waren de Edel Mogende Heeren 'Gedeputeerde Staaten op het Landshuis byeen vergaderd. Derwaarts begaven zich vervolgens alle de gemelde Gekommiteerden, zeven van welke, naa voorafgaand verzoek om gehoor , by de Heeren wierden binnen gelaaten. Naa eene deftige Aanfpraak, door den mond van den Heere s. h. van idsinga, bragten zy de opgeftelde Artikelen ter tafel van Hunne Edel Mogende, met verzoek om een fpoedig en gunflig antwoord. En, in de daad, niet ongegrond was die :  NEDERLAND. 143 dit verzoek. Onder de menigte, van allerlei foort van menfchen, welke buiten in grooten getale waren zamengevloeid, begonnen eenige heethoofden over het draalen reeds te morren. Indien de Heeren, zeiden ze, het verzoek af/Joegen , zouden ze met gevoeld hen daar toe dvoingen. Anderen dreigden, dat in gevalle van weigeringe, niemand der vergaderde Heeren leevende van V Landshuis zou koomen , ja, dat men van dat huis den eenen {leen niet op den anderen zou laaten. Het geweld dus den meester fpeelende, waren de Heeren genoodzaakt toe te geeven. Zo ras doenlyk was deeden zy , naa het luiden der Klok, een Plakaat afkondigen, waarby alle Haven- en andere Pagten afgefchaft, en de goede Ingezeetenen verzogt wierden, hunne verdere bezwaarnisfen in te brengen by de Hooge Regeering, welke tegen den eerstvolgenden Woensdag was byeen geroepen. Terftond daarop ontftondt 'er een algemeen gejuich van Vivat Oranje!. Burgers en Boeren zwaaiden met de hoeden, ên toonden zich zeer voldaan. Onder dit alles was het geroep algemeen om de verheffing van zyne Hoogheid ; dit was het hoofdartikel, welk by veelen het zwaarst woog. Wat men ook bewilligde, zo lang dit onafgedaan bleef, was 'er geene beftendige rust te wagten. Misfchien waren Hunne Edel Mogende van oor-  144 Het BEROERD oordeel, ingevalle hier toe vooraf beflooten ware, dat de Gemeente, omtrent andere bezwaaren, zich gereeder zou laaten vinden. Hoe 't zy, de Heeren Gedeputeerde Staaten beriepen, op Dingsdag den vierden van Zomermaand, 's daags vóór het aangaan van den Landsdag, de tegenwoordig zynde Leden van den Staat, en deeden aan dezelve den voorflag om zyne Hoogheid den Heer Prins van Oranje en Nasfau te doen uitroepen voor Erffladhouder, zo wel in de Vrouwelyke als Manlyke Linie. Deeze voorflag wierdt aangenomen; men luidde voorts Stadsklok , en gaf der Gemeente kennis van dit befluit, 't welk met het zwaaien van de hoeden en het roepen van Vivat Oranje! wierdt ontvangen. Eindelyk verfcheen de gewigtige dag, de vyfde van Zomermaand, op welken de Landsdag zou geopend worden. De Gekommiteerden uit de Steden en Dorpen, ten getale van driehonderdtachtig, hadden zich by tyds in de Stad vervoegd. Om gezamentlyk te kunnen o/erleggen en raadpleegen , hadt de Regeering der Stad voor hun de Jakobyner- of Groote-Kerk ingeruimd. Eene wagt van Burgers hadt zich voor en rondom dezelve gefchaard, opdat ze in hunne raadpleegingen, door noodloozen toevloed, niet zouden belemmerd worden. Zodra nu de Kerk geflooten was, beklom de Eer-  NEDERLAND. 145 Eerwaardige uilke wytzes de vries, Leeraar der Doopsgezinden , een der Gekommiteerden van Leeuwaarden , 's Prinfen gefloelte , en deedt eene korte Aanfpraak, waarin hy de Vergadering verzogt, zich te verdeden in vier Kwartieren, drie Provincie en één der Steden, en ieder eene afzonderlyke plaats in de Kerk te betrekken. Dit gefchied zynde, benoemde men voorts uit ieder Kwartier twee Volmagten,om , ter voorkoominge van wanorde en langwylighei 1, de byzondere bezwaaren, zo veel mogelyk, tot een te brengen. Thans ontftondt onder de Vergadering in de Kerk merkelyke opfchudding. By fcgelegenheid dat twee Leden van den Staat met de Volmagten in de Kerk een kort mondgefprek hadden gehouden , beflondt een der Gekommiteerden , zynde een Predikant, eene aanfpraak te doen aan de Vergadering, waarin hy zeide dat de gemelde Staatsleden hadden gezegd , dat zyne Hoogheid op het oogenblik in de Stad verwagt wierdt, en reeds naby was. Zo driftig wierdt hier door de Vergadering, dat het gedruis buiten de Kerk gehoord wierdt. Doch het bedaarde, zo ras de overige Volmagten hadden verzekerd, dat wegens de komst van zyne Hoogheid geen woord gerept was. De vlyt, met welken de acht Volmagten hunII. deel. K  i45 Het BEROERD nen arbeid voortzetteden, hadt ten gevolge dat ze wel haast hunne Bezwaarpunten in gereedheid hadden., Zy deeden daar van kennis geeven aan het Landhuis , door eenen der wagt houdende Officieren, met verzoek om gehoor. Zy begaven zich diensvolgens derwaarts, geleid van eene bende Schutters en duizenden van aanfchouwers. Zy droegen hunne Artikelen voor, en verworven eerlang een gunftig Fiat. By het afgaan van 't Landshuis gaven ze kennis van hun gelukkig flaagen aan de menigte, die hierop de lucht deedt weergalmen van een luidruftig gefchal , en de Volmagten, onder het geluit van Trommen, Pauken en Schalmeien, na de Kerk te rug verzelde. Nog dien zelfden avond ten zeven uuren wierdt van de Puye van het Stadhuis der Gemeente kennis gegeeven van de genomene befluiten, die met algemeene ftilte aangehoord en voorts met toejuichingen beantwoord wierden. Met het doen van drie fchooten uit het gefchut van Stads wallen gaf men 'er insgelyks kennis van aan de opgezeetenen ten platten Lande ; die was voor hun het zein van den goeden uittlag, terwyl men wil dat eenige duizenden zich hadden verbonden, in» dien de voorflagen waren van de hand geweezen, gewapenderhand na Leeuwaarden te zullen optrekken. Dus gelukkig, ahhans .zonder bloedftorting of an-  NEDERLAND. 147 anderen overlast, liep deeze dag ten einde. Doch alles was nog niet afgedaan. Het FinantieweezA, de Stem-Quohieren en de overtollige Amp« ten vorderden nog nadere overweeging. Ten dien einde wierdt uit de Gekommiteerden een getal van tweeëntwintig, en uit deeze wederom eenigen benoemd, om als Volmagten over deeze punten te handelen. Wyders verkoozen ze uic het midden hunner acht leden, om aan den Prinfe kennis te geeven van de beraamde fchikking op het Erfrtadhouderfchap , en zyne Hoogheid daar mede geluk te wenfchen. Een algemeen genoegen baarde ondertusfchen het verrigte der Gekommiteerden in de Steden en Dorpen , van welke zy waren afgevaardigd. Overal wierden ze , by hunne te rug komst, ftaatelyk ingehaald en mee tekenen van eere en hoogagtinge verwelkoomd , even alsof men nu voortaan geene de minde onheilen hadde te vreezen. Terwyl de Gevolmagtigde Gekommiteerden, te Leeuwaarden, in de Herberg de Doelen, hunne zamenkomften hielden, tot het beraamen van de noodige fchikkingen, zag men hier en daar het Gemeen eenen rol fpeelen , welke toonde, wat het in den fchild voerde , en hoe verre de gegepaste Ondergefchiktheid, zo noodig tot het ah» gemeene welzyn, te zoeken ware. Zommigen, K 3 n»  I4§ Het beroerd nu alles geoorlofd agtende, verfloutten zich, deezen en geenen geld af te perzen, met bedreiging van in gevalle van weigeringe hunne huizen te zullen pionderen of om verre haaien. Bitter, egter, brak dit bef taan op aan eenen moedwillige te Harlingen, die deswegen gevat en na Leeuwaarden in hegtenihfe gezonden , vervolgens gegeesfeld en gebrandmerkt, en voor zeven jaaren in 's Landfchaps Tugthuis wierdt gebannen. Daarenboven verbeeldden zich zommigen , de tegenwoordige geiteldheid van zaaken te moeten te baate neemen, om wederom te geraaken aan zodanige penningen, welke zy, by wyze van Boate, voormaals hadden betaald voor fluikeryen of andere verkortingen van 's Lands gemeene Middelen. Een Veerfchipper van de Lemmer op Amfterdam, onder andere, vervoegde zich by 's Lands Fiskaal, te rug eifchende zekere Boete, welke, zyns oordeels, hem onregtvaardig was afgevorderd. De Fiskaal, hoewel hier toe ongezind, wist den Schipper met zoete Woorden te beleezen, en bepaalde hem een uur, tegen 't welk hy de penningen zou koomen ontvangen. Deeze, geen erg vermoedende, verfebeen ten beftemden tyde, verzeld van eenen zyner vrienden. Maar hoe groot was hunne verwondering, toen zy, in ftede van de penningen te ontvangen , ten huize des Fiskaals eenige Geregtsdienaars vonden , die hen  NEDERLAND. 149 hen na het Blokhuis geleiden. Onder het gaan derwaarts lloegen ze zwaare bedreigingen uit. Ook verfpreidde zich ten zelfden tyde een gerugt, dat 'er twee perfoonen na de Lemmer en de Zevenwouden te paerd waren afgevaardigd, om de Boeren in de wapenen te brengen. Dit voorval kon niet nalaaten , eene groote menigte Volks op de been te brengen. In merkelyken getale verzamelde het voor-het Blokhuis, roepende en tierende dat men de Gevangenen moest loslaaten. Dit baarde eene jammerlyke ontsteltenis door de Stad : te meer alzo de dag reeds op den avond liep , en men dreigementen begon uit te flaan, het Blokhuis te zullen om verre haaien. 't Gemeen, ziende dat naar hun roepen niet geluisterd wierdt, (treeft hierop, terwyl het reeds diep in den nacht was, na het huis van den Prokureur Generaal, klopt dien Keer ten bedde uit, en eischt, onder zwaare bedreigingen , de loslaating der Gevangenen. Hy , op -eigen gezag dit niet durvende befhan, verzoekt uitflel en tyd om met de Heeren van het Hof de zaak te kunnen overleggen. Het wordt hem vergund, mids men ep ftaanden voet vergadering belegge, 't Gefchiedt. Doch alzo de Heeren, naar den zin der Gemeente, te lang raadpleegden , begaven zich eenigen na binnen, met verzoek om fpoed te K 3 maa-  '150 Het BEROERD maaken, indien ze het Volk van buitenfpoorigheden wilden te rug houden. Men deedt hierop het Gemesn weeten , dat de Gevangenen onder Borgtogt zouden ontflagen worden. Doch dit was niet genoeg; men begeerde een ontflag zonder voorwaarde, als dat Van eerlyke lieden. De Heeren van het Hof, voor erger gevolgen beducht, moesten dan kamp geeven; 'snachts omtrent één uur lieten ze de Gevangenen los , die voorts onder de befcherming van het Graauw genomen , en buiten de Stad geleid wierden. Uit dit alles bleek ten duidelykfte, dat ter volkomene herftellinge van de rust onder het muitzuchtig gemeen, kragtdaadiger maatregelen dienden beraamd te worden. Op Patent van zyne Hoogheid fchikte men, door Overysfel , eenige Regimenten Ruiters en Knegten na Leeuwaarden, daar zy, op den vyfden van Oogstmaand, zeer onverwagt binnen trokken, tot groote blydfchap van veelen, die in deeze Troepen een redmiddel hoopten te zullen vinden. In overdekte Vaartuigen was een Regiment Soldaaten te Harlingen even onverhoeds aangeland. Voorts wierden de Troepen verdeeld fn zodanige plaatzen, alwaar men oordeelde van dezelve den meesten dienst te kunnen hebben, om by voorvallende Oproerigheden fpoedig by de hand te zyn. Hoewel niet uitfpattende tot daadlykheden fmeul-  NEDERLAND. 151 fmeulden, egter, hier en daar nog al vonken van misnoegen. Men verfpreidde dat 's Lands Penningen, by de Generaale Ontvangers en Kollekteurs, niet naar behóoren verrekend waren. Om hier in te voorzien, deeden de Staaten van 't Gewest afkondigen, dat zy beflooten hadden, op den zeventienden van Slagtmaand eerstkoomende, te houden een Algemeenen Rekendag door de geheele Provincie, in alle Grietenyen en Steden, op welken de Ontvangers en Kollekteurs oplosfing zouden moeten doen van den ontvangst en de uitkeering van 's Lands Middelen. Tot meerdere gerustheid der Ingezetenen gaven Hunne Edel Mogenden verlof aan dezelve , om uit het midden hunner , in ieder dorp, twee bevoegde perfoonen te verkiezen , om in de byzondere Regtkamers hunner Grietenyen tegenwoordig te zyn by het opneemen van de rekeningen. In de Steden zouden de rekeningen worden gedaan in de volle vergadering der Wethouderfchap , met oproeping van Gekommiteerden uit de Bevelhebbers. De gemelde Rekendag wierdt diensvolgens gehouden, doch zonder eenige opfchudding- Eindelyk verfcheen zyne Hoogheid , in den nacht tusfehen den zeventienden en achttienden van Wintermaand, te Leeuwaarden , alwaar 's anderendaags de Burgery haar genoegen betoonde over dit lang gewenscht bezoek. K 4 Wy  152 Het BEROERD Wy keeren nu weder na de Provincie van stad en lande, om vervolgens de meer Zuidiyke Gewesten te bezoeken. Het gerugt van het voorgevallene in Friesland was derwaarts niet overgewaaid, of men befpeurde 'er eene ongemeene gisting , zo wel in de Stad Groningen als ten platten Lande. Eenigen, die voorheen zich hadden ftil gehouden, begonnen nu de hoofden op te fteeken ; men morde dat onder zo veele opgeftelde Artikelen het voornaamfte was over 't hoofd gezien: te weeten, het uitkeeren van onregtvaardig geld en de affchaffing der Pagten. Anderen ftemden toe, dat de zaak zelve opmerking verdiende; doch dat hunne nabuuren de Friezen , in het bewerken van dezelve, te verre gegaan waren, met het afbreeken en pionderen van huizen. Doch deeze redenen vonden geenen ingang by het gemeen, dat naar bezadigdheid geene ooren heeft. Van deszelfs gezindheid ondervondt men de cerfte blyk, op den zesden van Zomermaand, op de Paardemarkt te appingadam. De Heer venhuizen, die zynen intrek hadt by zekere Weduwe van aalst, lag onder verdenking van onregtvaardig geld onder zich te hebben. Onder aanvoering van eenen Barbier deedt het Graauw eenen aanval op de wooning, en dreigde gemelden Heere het ukerfte, indien hy niet terftond afga-  NEDERLAND. i53 gave zodanige lommen , als onder allerlei voorvvendzels van hem gevorderd wierden. Waarfchynlyk hadde hy 'er 't leeven nie: afgedraagen, indien niet twee kooplieden de penningen bezorgd hadden. My ontvlugrte de woede na delfzyl, daar hy, egter, niet ongemoeid gelaaten, maar gedwongen wierdt, nog eenig geld uit te keeren. Eenigen, ter deezer plaatze , leeden den zelfden overlast. Zelf maakte men 'er eenen aanvang met het pionderen van de Opzigtershuisjes, door het infmyten der glazen. Doch de Belhamels wierden geftoord in hunnen moedwil , en een van hun in hegtenisfe gezet. Een hoop opgefchootene Jongens toonde hier zyne trouwhartigheid, in het handhaaven der ruste. Zeker inwooner van Appingadam , zich, misfchien, verbeeldende, daar de Oproerigheid thans eenen ' aanvang hadt genomen, dat elk konde eifchen wat hy wilde, begaf zich na loppersum, om van eenen zynen bloedverwanten, aldaar woonagtig, eenig geld te vorderen. Hy deedt het met veel onbefcheidenheid, en bedreiging dat ingevalle zyn eisch wierdt afgeflagen, veele jppingadammers gereed ftonden om hem met geweld te ondernemen. Die van Lopper^ fum, hier van verwittigd, en met fchrik bevangen, trokken de klok, en bragten meer dan duizend menfehen op de been, allen gereed om geK 5 weid  »54 Het BEROERD weid met geweld te keeren. Doch het bleek eerlang dat de Appingadammers niets in den zin hadden, en het kwaad alieenlyk fchool onder eenige weinigen, wien door den gemaakten toeftel fpoedig de moed ontzonk. Terwyl dit ten platten Lande voorviel, was het insgelyks niet bedaard in de Stad. Men vondt 'er aangeplakt eene Bekendmaaking, waarby alle Patriotten en Voorftanders van Oranje genodigdwierden tegen Zondag den negenden van Zomermaand, 'savonds tusfehen zeven en acht uuren,op het Plein voor het Stadhuis , tot het doen van eenen aan/lag tot heil van V Land, hetwelk de Cherchers Hutten wel konde gelden. Eenigen kreunden zich niet aan het Oproei fchrifc; doch het bleek eerlang, meer dan een dreigement te behelzen. Want naauwlyks hadt de klok half acht geflagen, of eenige Jongens, waarfchynlyk door anderen aangezet, fcheidden uit met fpeelen op de Markt, wierpen hoeden en mutzen in de lucht, en hieven een geroep aan van Vivat Oranje! Naa zich dus eene wyl vermaakt te hebben, namen ze gang na het Cherchershuisje by de Ebbingpoort, daar hun getal, zo van ouden als jongen , eerlang tot meer dan duizend aangroeide. Een hagelbui van fteenen vloog wel haast door de lucht, en binnen weinige oogenblikken lag het huisje onder den voet Vergeefs zogten de Btir-  N E D E R L A N D, 155 Burgerwagten met woorden den moedwil te beteugelen: want van kruid en lood onvoorzien, konden ze niets meer verrigcen. De Wethouderfchap, van het voorgevallene onricht, deedc ftraks alle de achttien Burger-Kompagniën trekken na de Wallen , om de overige Chcrchershutten te beveiligen; dcch hunne voorzorge kwam te laat: de meeste lagen reeds onder den voet. Van dreigen moesten eindelyk de Burgers tot daadelykheden koomen, waardoor een der verwoesters doodelyk gekwetst, wierdt. Het overige gedeelte van den nacht en den volgenden dag bleef de moedwilligheid nog al voortduuren. Eenige Landfchaps-Bedienden wierden nu insgelyks bedreigd ; waar tegen alle mogelyke voorzorge wierdt' gebruikt, door het oproepen zo wel van de uitkoopers als van de waakende Burgers. Van buiten ontving men insgelyks de tyding, dat de Boeren allerwege in opltand waren. Door dit alles vonden eindelyk de Staaten van het Gewest zich genoodzaakt, by openbaare Af kondiging, de Fagten af te fchaffen; doende insgelyks alle geweldenaaryen en plondering erndig vei bieden. Niet vrugteloos hadt de Regeering der Stad de Burgery opgeroepen; allen verfcheenen onder de wapens, zelf de aanzienlyklle ingezeetenen. Lieden van den eerilen rang betrokken gewillig posten  15°" Het BEROERD ten en wagten. Niet weinig holp hier toe het verfpreide gerugt, dat veele aanzienlyke huizen met plondering gedreigd wierden. Zelf verhaalde men, hoewel zulks bleek ongegrond te zyn, dat het huis van den Heere lewe van aduard, buiten de Stad, reeds in brand ftondt. 's Anderendaags ontving men te Groningen de tyding, uit Hunlingo ■ Kwartier , dat eene menigte Boeren , voor het huis van den Baron van lintklo, Heere van Stedum, vergaderd, hem gedrongen hadden, de Boeten, van tyd tot tyd aan hem betaald, wederom uit te keeren. Te rustverftoorende en nadeelig voor het algemeene welzyn waren alle deeze baldaadïgheden, dan dat de welmeenenden in den lande daar tegen niet op middelen zouden bedagt zyn. Van hier ook dat verfcheiden ingezeetenen van dit Gewest', inzonderheid die van het Gorecht, zich piegtiglyk en fchriftelyk verbonden , in gevalle van eenige Oproerigheid, elkander te zullen byfpringen, en den moedwil met geweld te keer gaan. Dit bragt eenigen fchrik onder de menigte , en herftelde voor eene poos de rust. Drenthe, een Landfchap, \ welk aan Stad en Lande grenst, hadt insgelyks zyn deel in de ©nlusten en beroerten, welke het Vaderland thans zo deeriyk teifterden. De voornaamfte aanleiding tot  NEDERLAND. 157 tot dezelve was het driftig verlangen van 't Gemeen , dat het Stadhouderfchap | zo wel in de Vrouwelyke als in de Manlyke Linie,erflyk wierdc verklaard; waartoe het zich verbeeldde, by zommige Regenten kleine genegenheid te befpeuren. Reeds op den dertigften van Bloeimaand vervoegden zich eenige Drenthenaars te peyse, ten huize van zekeren by veelen geagten Gryzaart hiddema, met verzoek om in de vergadering van Volmagten, welke 's anderendaags te at^lo zou gehouden worden, deeze zaak te helpen bevorderen. Hiddema, wiens hart in hun verzoek ftemde, gaf en hielde zyn woord. In de vergadering bragt hy te wege, dat van eenige andere Artikelen, raakende het gebruik van den vyftigften penning en het houden van eene algemeene Vergaderinge te Schoorlo, tot een grondflag wierdt geleid, het erflyk verklaaren der Stadhouderlyke waardigheid. Met eenen Bode zondt men de Artikelen rond, en nodigde de Volmagten te Schoorlo tegen den elfden van Zomermaand, met bedreiging van ftrafte aan de geenen , die weigerden te verfchynan. Van deezen wederregtelyken flap hadden de Asfesfor en Gedeputeerden van 't Landfchap Drenthe geene kennis bekoomen , of zy deeden eene Afkondiging uitgaan, by welke elk en een iegelyk wierdt vermaand, zich op de vergadering te  Ï53 Het BEROERD te Schoorlo niet te laaten vinden , met bedreiging van als Oproermaakers te zullen aangemerkt en behandeld worden. By veelen hadt dit de bedoelde uitwerking, uit vreeze voor de ongenade van 's Lands Staaten en van zyne Hoogheid , welks naam mede aan 't hoofd der Afkondiginge wierdt geleezen. Doch hiddema, een yverig Prinsgezinde, liet zich niet zo ligt affchrikken: hy vermaande zyne aanhangers tot ftandvastigheid , en beloofde, ter beftemde plaatze te zullen verfchynen, al ware 't dat allen agter bleeven. Ten blyke van zynen moed hadt hy de onbefchaamde vermetelheid, midden op de Afkondiging van 's Lands Staaten de volgende rymregels van zyn eigen maakzel te plakken, en met zynen naam te ondertekenen: Wanneer ik bezwyk voor V welzyn van V Gemeen, Godt geve dat ik breke hals cn been. O neen, ik ga u voor, ja zelfs tot in den dood. De dood aan my volbragt, Godt help u uit den nood. Dit kreupelrym deedt de bedoelde uitwerking. In weerwil des Verbods, verfcheenen ten beftemden dage, te Schoorlo, niet minder dan honderdnegenendertig Volmagten. Eenige Dorpfchouten, die zich vervoegd hadden in de Herberg, alwaar de Volmagten hunne vergadering hielden, om een waakend oog te houden, zich niet beitand zien-  NEDERLAND. 159 ziende tegen zulk eene menigte , verlieten dezelve. Hoe groot ook het getal der byeen gekoomene Volmagten ware , van eenige Kwartieren of Dingfpillen waren 'er geene verfcheenen. De eerde dap der vergaderinge was , diensvolgens, het neemen van eene Refolutie, waarby de afweezigen gedagvaard wierden, tegen den vyfentwintigtigden der maand, te assen, met bedreiging dat de niet opkoomenden voor meinëedigen verklaard, in eene Boete van drieduizend Guldens, betrokken, en van het regt van demmen in LanJs zaaken zouden verdoken worden. Voorts wierden hier eenige Artikelen opgedeld om te dienen ten Landsdage, welke tegen den bovengemelden dag was uitgefchreeven. De Volmagten verfcheenen 'er in merkelyken getale, zommigen met, anderen zonder Geloofsbrieven ; die de zelve niet konden vertoonen, moesten, op bevel des Prefidents, de Vergadering verlaaten. Dit deedt ook de Heer hiddema, die, hoewel van Geloofsbrieven voorzien, dezelve niet wilde ten voorfchyn brengen, maar ze in zyn zak hieldt. De talryke Gemeente , die buiten de Vergaderplaats llondt, hem ziende wederkeeren, vraagde hem, of men hem hadde bevolen, de Vergadering te verlaaten ; 't welk van hem met ja beant-  i6o Hut BEROERD beantwoord wierdt. Thans oritÖóndt 'er een algemeen misnoegen en morren ; men riep , hy moest wederkeeren na de Vergadering, en leidde of droeg hem, onder een geweldig fchreeuwen en tieren , tot aan de deur van het Collegie. Hiddema tradt hierop na binnen, deedt verflag van het gebeurde, en wierdt door de Staaten des Gewcsts, hoe zeer ook tegen hunnen zin, toegelaaten. Intusfchen floeg en trommelde de onftuiraige menigte met (tokken op de deur, en deedt de Heeren, niet zonder reden , voor verderen moedwil en geweld vreezen. Hierom verzogten ze hiddema, na buiten te willen gaan, om de menigte tot itilte te vermaanen. Opdat zyne redenen te meer ingangs zouden vinden , gaven ze hem tevens last, de afgeweezene Volmagten binnen te leiden. Thans nam men de opgeftelde Artikelen by de hand. De Staaten betuigden hunne verwondering , dat 's Prinfen verheffing tot een grondartikel was gefteld, daar men reeds zyner Hoogheid het Diploma hadt toegezonden. Hiddema hernam hierop, dat men onderfcheid moest maaken tusfehen 's Prinfen verheffing en de wyze van dezelve; begeerende hy, uit naam der Volmagten,de Erflykheid in de Vrouwelyke en Manlyke Linie, zo als in de overige Provinciën plaats hadt. De  NEDERLAND. i£i De Staaten hierop hebbende aangemerkt, dat ieder Provincie of Landfchap haare eigen Conititucie hadt , en men daar mede overeenkomftig naar goedvinden konde handelen , kreegen bitsch befcheid ; men vraagde hun , waarom men zyne Hoogheid in Drenthe, meer dan elders, moest beknibbelen? als mede, in welk opzigt, naar 't oordeel der Staaten, daar zy 's Prinfen Verheffing zo zeer fcheenen te vreezen, men zyne Hoogheid elders te veel magts hadt opgedraagen? De Staaten, uit dit alles ligt ziende dat alle tegenftand niets zou baaten , en daar het volk buiten van nieuws een vreezelyk geweld op de deuren maakte , bewilligden eindelyk , hoewel gedwongen, in den eisch, en deeden, door hiddema, zulks der Gemeente weeten. Met algemeene blydfchap en een gejuich van Vivat Oranje! wierdt deeze tyding ontvangen, en hiddema, onder een onophoudelyk geroep: Hier ziet gy onzen Vader, onzen Vader van Drenthe , na de Herberg gedraagen, daar men den Beker lustig deedt rond gaan. De Afgod des Gemeens keerde eerlang weder na de Vergadering, alwaar men voorts alle de overige Artikelen goedkeurde en ondertekende. De Prefident der Vergaderinge las dezelve vervolgens voor ajm de menigte; die, egter, daarin geen genoegenfSam, voor en aleer zulks door hiddema gefchied ware. Nogthans durfden de II. deel. L Staa-  -itJa Het BEROERD Staaten, hoewel zy allen hadden ingewilligd, zich niet na buiten begeeven, en verzogten diensvolgens vrygeleide van den meergemelden aanvoerder, die hen , door twee gefchaarde reien, met ftokken en knuppels gewapend, onder het zwaaien met de hoeden en mutzen , na de Herberg geleidde. Alles kwam eindelyk tot rust, naadat de Volmagten den Heer hiddema en nog eenige anderen benoemd hadden , om zyner Hoogheid met de Verheffing geluk te wenfchen. Zy volbragten dien last, en keerden wel voldaan over 's Prinfen onthaal te rug. De menigvuldige opfchuddingen, beroerten en geweldenaaryen, in de Provincie holland voorgevallen, roepen ons thans derwaarts. Het gerugt van het voorgevallene in de Noordlyke Provinciën verfpreidde zich wel haast door de Steden. Men was aldaar zeer misnoegd op de Pagters; allervvege fmeulde een vuur van Oproerigheid , 't welk flegts op een klein vonkje wagtte om ten dake uit te flaan. Vergeefs zogten 's Lands Staaten hier in te voorzien, door eene zeer ftrenge Afkondiging, by welke het wederftaan aan de Pagters of aan derzelver Bedienden, in de invordering van de gepagte Middelen, zeer ernflig, zelf onder bedreiging van den dood, verbooden wierdt. Weinig ingangs vondt deeze be^  NEDERLAND. 163 bedreiging; Wel haast zag men het Gemeen dezelve tarcen : pligt, wet, rust en goede orde, Overheid, alle deeze vloog men als in het aangezigt, door eenen euvelmoed en baldaadige bedryven , van welke men in de Gefchiedenisfen van andere Landen zeldzaame voorbeelden aantreft. Met een zeer gering voorval opende Haarlem die Schandtooneel, in 'c begin van Zomermaand des jaars 1748. Zeker Burger, die Konynen hielde, buiten de Stad eenige groente, Fluttekruid genaamd, in eenen zak verzameld hebbende, wierdt onder het gaan na huis ontmoet, van den Pagter van stammen, die, eenige Sluikery vermoedende, den zak wilde bezigtigen. De Burger ftelde zich te weer; en alzo 'er fpoedig eenig gemeen volk daar omtrent verzamelde, liet hem de Pagter ongehinderd gaan. Weinige dagen laacer vervoegden zich eenige lieden -aan hee Kaneoor des Pageers, om een Injlag- en VernagtCedul van een Zak mee Fluitekruid. Ligt begreep hy wae hier ageer fchool, en was blyde, die ichimpend volk mee zoece woorden ee mogen afzeceen. Niec zo gelukkig liep hee af, toen eenige dagen laaeer een Friefche Schipper zich by den Pagter vervoegde om een Uitflag-Cedul van eene laading Boter. Op zyne vraage na de Inflag-Cedul uit Friesland, ontving de Pagter coe antwoord, dac men La al»  104 Het BEROERD aldaar van /«- noch Uitflag- Ceduls wist, dewyï 'er alle Pagten vernietigd waren. Op 's Mans weigering van de verzogte Cedul vervoegde zich de Schipper by de Regeering , die hem beval, uit haaren naam den Pagter aan te zeggen , dat hy het verzogte papier hadde af te geeven. Hy deedt het; doch op de weigering des Schippers om daar voor eenig geld te betaalen , wierdt de Cedul hem wederom ontrukr. Straks maakte Tiy eenig gerugt, 't welk fpoedig veel volks op de been bragt. Meer was 'er niet noodig om het onrustig Gemeen de ooren te doen opfteeken. Het vloeken en fcheiden op de Pagters borst eerlang uit in daadelykheden, van welke de Pagter j. verwey het eerfte voorwerp was. 's Avonds omtrent tien uuren opende een hoop Jongens het Treurtooneel, met het aanheffen van een gezang: Pagters en Verklikkers , zullen wy doen rollen als knikkers. By de Jongens voegden zich haast veele volwasfenen, allen den gemelden Pagter wraak dreigende over eenen Slui* ker, door zyne beflelling in hegtenisfe genomen. Verwey het ergfte vreezénde, zogt de menigte tot bedaaren te brengen met de belofte van 's anderendaags zyn ontflag te zullen verzoeken. Voor eene wyl was deeze belofte van eenig nut; de oproerige hoop droop af na de huizen van twee of drie andere Pagters, daar dezelve de glazen in- fmee-  NEDERLAND. 165 fineeten. Doch zy keerden eerlang te rug na het huis van verwey, alwaar nu de tuimel, en plondergeest een zeer verwoestenden rol fpeelde. Naadat eenige kleine Jongens fteenen door de glazen hadden geftneeten, ftooven meer bejaarden na binnen ; hebbende de Pagter naauwlyks den tyd gehad om met de zynen uit het agterhuis te ontvlugten. Straks tyde men te werk met pionderen en fchenden. De Dienstmaagd alleen hadt de koenheid om in huis te blyven , meest, egter, om op het haare te pasfen; doch dit wierdt even weinig als het overige verfchoond. Zy dit met fchreiende oogen aanziende, boodt men haar tot fchaêvergoeding aan drie Japonnen van haare Juffrouwe, nogthans met bedreiginge , dat indien men 'er ooit agter kwam dat zy daar van iets hadt te rug gegeeven, men haar zou vernielen. Voorts wierdt alles in huis kort en klein geflagen, een zwaare yzeren Geldkist in het Spaaren geftneeten, de Geldzakken open gefneeden, en het huis zelf van Glasraamen en een gedeelte van liet Dak beroofd. De plonderzucht hadt hier nog niet uitgewoed , toen een gedeeke der booswigten zich begaf na het huis van den Pagter van stammen, die, nevens zyne Huisvrouwe, over het dak van het naaste huis, met groote moeite, de handen L 3 van  i66 Het BEROERD van 't Gefpuis ontfnapte. Kabinetten, Kasfen, Stoelen, Lywaaten, Bedden, Goud, Zilver, Juweelen en Porceleinen, alles wierdt hier in zo eene menigte in het Spaaren gefmakt, dat de doortogt voor de Schepen 'er door belemmerd wierdt. Den zelfden gang ging ook eene groote menigte gelds, 't welk binnen kort na 's Lands Kantoor zou worden overgebragt. Zo hoog fteeg de baldaadigheid, dat men eenen Papegaai den hals omdraaide, en de Honden dood floeg, omdat, zeide men, deeze beesten met het zweet en bloed der armen gevoed wierden. Vergeefs wierdt onder dit alles Alarm geflagen en de Burgery in de wapenen geroepen; weinigen toonden zich gezind, om den wille der gehaate Pagteren, zich in gevaar te begeeven. Alleenlyk plaatflen zich eenige moedige Kapiteinen met weinige Manfchap, by de huizen van de Weduwe messchaart en versluis, alwaar ze eefiige goederen van waarde nevens kistjes met geld aan de woede ontrukten, onder belofte van dezelve, ten voordeele der Armen, in zekerheid te zullen1 brengen; ook wierden dezelve, eenige dagen laater, na de .SV. Jans Kerk gebragt en onder bewaaring der Diakonie gefteld. I Onder het pleegen van deeze fnoodheden liep de nacht ten einde. De Wethouderfchap, de kleine gezindheid der Burgerye tot dekkinge van de  NEDERLAND. 167 de Pagters verneemende , deedt 's morgens tusfchen zeven en acht uuren de bovengemelde Afkondiging van 's Lands Staaten van de Puye van 't Staühuis der Gemeente voorleezen. Doch dit, in ftede van eenig nut te doen , ontftak nog meer het vuur der verbitteringe in de gemoederen. Met ter zydeftelling van allen ontzag en eerbied voor Wet en Overheden, verbonden zich nu de verfoeielyke plonderaars , by plegtigen Eede, niet éénen Pagter te zullen verfchoonen, maar allen vernielen. Zy hielden hun woord. Eerst ftreefden ze, met het zelfde oogmerk en gevolg, na het huis van den Pagter de nooy, vervolgens na dat van schouten. De laatfte, die, om zyne befcheidenheid, by het Gemeen zeer gezien was,vleide zich, met den fchrik 'er te zullen af koomen. Ook lieten zommigen van zich gaan, onder het woeden: V Is jammer dat schouten een Pagter is ; anders is hy een goed Kaerel. Doch deeze agting kwam hem thans weinig te ftade: de onbefuisde baldaadigheid en onleschbaare wraaklust vertrapte en verdoofde alle aandoeningen van Menschlykheid. Zelf fteeg de moedwil hier nog hooger dan elders. Op eene Binnenplaats van 't huis ftookte men een groot vuur, met oogmerk om alle Boeken en Papieren te verbranden. Niet zonder reden voor brand beducht, bewoogen de L 4 buu-  if)8 Hbt BEROERD buuren de plonderaars, met veele moeite, om het vuur te blusfchen. Onder dit alles naderde een Vaandel Burgers. Dé Kapitein vermaande hen tot yver in het beteugelen van geweld en overlast. Doch 'sMans wellpreekendheid was van kleine baate. De fteenen, die wel haast uit de handen der plonderaaren door de lucht vloogen, deedden hen fpoedig deinzen, en het huis aan het muitende Graauw ten beste laaten. Een gerugt, welk zich door de Stad verfpreidde , ontftak nog meer het hollende gepeupel. Men verhaalde dat 'er eene Bende Ruiters uit 's Gravenhage in aantogt was. Dit deedt elk de hoofden by elkander fteeken , en verwekte een 'algemeen zeggen, dat men geene krygsmagt binnen de Stad zou laaten. De Regeering, hier van verwittigd, om het gerugt te keer te gaan, deedt terftond alle de Poorten fluiten ; tevens beoogde zy hier mede, den weg tot onderfland van buiten aan het Graauw af te fnyden. Terwyl het woedend paerd dus nog al geftadig voortholde, deedt de Wethouderfchap eene Waarfchuwing afkondigen, waarby alle zamenrottingen en geweldplegingen , van welke natuure ook, ^ verbooden wierden, met belofte dat de invordering van 's Lands Middelen door de Pagters zou füjfïaan, tot dat men het goedvinden va* zy-  NEDERLAND. 169 zyne Hoogheid daar omtrent nader zou verflaan hebben. In 't eerst verwekte deeze Waarfchuwing eenigen ftilftand; doch hy was van korten duur. In den waan dat alle Pagten volflrekt waren afgefchaft, dwong men eerlang Bakkers , Brouwers , Wynkoopers en Kommenyhouders hunne Waaren te verkoopen, I met aftrekking van den Impost, welken zy zelve daarvan hadden betaald, en dus tot hunne merkelyke fchade. Anderen wederom , in aanmerming neemen de , nu men reeds eenige Pagters hadt geplonderd , dat 'er geene reden was om andere te verfchoonen , hervatteden eerlang het plonderwerk. Straks vielen ze aan, met vernieuwde woed, op twee huizen ; doch hun verblyf was van korten duur; eene gewapende Bende moedige Burgers deedt hen fpoedig uit elkander wyken. Een der plonderaaren, of, volgens anderen, der om'ftanderen, wierdt met een Bajonet doodelyk gewond, anderen in het water gedrongen, daar zy wederom uitgehaald zynde, vervolgens hunne misdaad met ftokflagen moesten boeten. Naderhand, naadat de Burgery was ge weeken, wierdt het pionderen en verwoesten hervat, tot dat het huis geheel ledig en alles verwoest was. Hier en daar hadt men zelf de Zolders uitgebroken : zodat men van den grond af door het dak den blaaawen hemel zien konde. By de L 5 laatst-  170 Het BEROERD laatstgemelde plonderingen maakten zommigen zich aan dieverye fchuldig , terwyl men in de voorgaande gevallen alles aan de verbryzelende woede hadt opgeofferd. De Wethouderfchap , intusfchen , geen ftillen weetende aan dit woest geweld, en onkundig hoedanig eenen afloop de zaaken zouden neemen, nam den Prins in den arm. Deeze zondt, als Gemagtigden,na Haarlem de Heeren van grovestins, burmania en thierry, om de klagten der Burgerye te hooren en voorts zyner Hoogheid daar van verflag te doen. 's Daags naa de aankomst der Heeren vergaderde de menigte voor 't Stadhuis. De Heer van grovestins betuigde hier openlyk 's Prinfen misnoegen over het voorgevallene, doch voegde 'er nevens, door zyne Hoogheid te zyn afgezonden om de bezwaarnisfen en verzoeken der Burgerye aan te hooren. Straks kwam men met eene menigte Artikelen ter baane , de eene verwarder dan de andere, doch allen hier. omtrent eenftemmig, dat ze de affchaffbg der Pagten begeerden. Nog dien zelfden naamiddag vertrokken de bovengenoemde Heeren te rug na 's Gravenhage. Zedert liepen 'er gefladig Ronden door de Stad, om een waakend oog te houden op alle zamenrottingen. Ook deedt de Regeering onderzoek  NEDERLAND. 171 zoek doen omtrent de geroofde goederen; waar door men nog veele dingen, inzonderheid geld, magcig wierdt. Zelf de Plonderaars , nydig op elkander, omdat de een meer dan de andere hadt geborgen, bragcen elkander aan. Hoe bevreesd ondertusfchen de Regeering was voor de woede van het Graauw , bleek uit het volgende voorval. In gevolge der zwaare bedreigingen van het Gemeen, hadt de Wethouderfchap eenen uitgebannen Sluiker wederom binnen geroepen, en hem ftaatelyk in zyne eere herfleld. Van het Stadhuis wierdt hy tusfchen twee Serjeanten op de Markt geleid, alwaar de Kapitein der wagthebbende Burgers hem de hand gaf, onder het uitfpreeken van deeze woorden: „ De „ perfoon, welken gy hier ziet, om fluikery uit„ gebannen en voor eerloos verklaard door de „ Regeering, verklaare ik thans voor een eerlyk „ Burger van Haarlem". Hierop beval de Kapitein aan den Vaandrig , hem het Vaandel driemaal over 't hoofd te zwaaien , en hem voorts de hand te geeven. Het zelfde deeden vervolgens alle de Bevelhebbers en Schutters der Kompagnie. Rampzalige tyden, in welke het Graauw dus de Overheid na zyne hand zet, en ter regtvaardiginge van den moedwil noodzaakt! Thans verbeeldde zich het Haarlemfche Gemeen , het fpel gewonnen te heben. Doch in den Haa-  i?i Het BEROERD Haage was men verre af van daar in re berusten. Op den negentienden van Zomermaand kondigden 's Lands Staaten een Plakaat af, waarin zy wel den Ingezeetenen vryheid gaven , tot het inleveren van hunne bedenkingen over eene verbeterde wyze der heffinge.van 's Lands Middelen, doch tevens verklaarden, dat de Pagten intusfchen in ftand zouden blyven , en tevens den Wethouderen der Steden gelastten, aan de handhaavinge van rust en goede orde den Herken arm te houden. Niet alleen op naam der Staaten gefchiedde deeze Afkondiging , maar ook op dien zyner Hoogheid, met wiens overleg en toeftemming men tot dit befluit was gekoomen. Eene bystere ontfteltenis veroorzaakte het gerugt van dit befluit binnen Haarlem. Het Gemeen ftak van nieuws de ooren op ; lieden van doorzigt waren niet zonder reden beducht voor een nieuwen Opftand. Geen wonder dan ook dat by de Wethouderfchap hier uit geene kleine bekommering ontftondt. Op den eenentwintigden kwam dezelve al vroeg by een. Naa lang raadpleegens, befloot men eindelyk, om de gemoederen tot bedaaren te brengen , tot eene openbaare Afkondiging: zy behelsde eensdeels eene verzekering dat het Befluit der Staaten binnen Haarlem niet zou worden afgekondigd, en de Regeering daarenboven haare poogingen zou aanwen-  NEDERLAND. 173 wenden, om de invordering van 's Lands Middelen, door middel van Pagten, ten eeuwigen dage zou doen blyven afgefchaft; anderdeels, dat het verfpreide gerugt, alsof men Krygsmagt binnen de Stad zogt te brengen , van allen grond ontbloot was. Deeze Afkondiging bragt in de Stad de ongeruste gemoederen tot bedaaren; doch zy wierdt zeer euvel opgenomen by 's Lands Staaten, die terftond den volgenden dag eene Afkondiging deeden uitgaan, waarin zy verklaarden, het Haarlemfche Plakaat, hun door de Nieuwspapieren bekend geworden, te houden voor een onecht, verzier 4 en gefingeerd ftuk; of indien het met 'er daad gedaan ware, voor een ftuk, op eene onwettige wyze, door geweld, der Regeeringe tegen Eed en pligt afgeperst, en diensvolgens voor nietig en van onwaarde, hoonende voor het opperfte gezag, en niet te zullen gedoogen dat het op eenigerhande wyze van gevolg en uitwerkinge zyn zoude ; maar dat veeleer, in gevalle 's Lands kas daar door eenig nadeel hadde geleeden, de Stad zulks op de eene of andere wyze zou moeten vergoeden. Doch ook dit Befluit van 's Lands Staaten oordeelde men ongeraaden te Haarlem af te kondigen. Men weet dat eenige dagen laater, op den voorflag van zyne Hoogheid, by de Staaten van Holland en Westfriesland  1/4 Het BEROERD land het befluit wierdt genomen tot het afTchaffen van alle Pagteryen, in de verwagting dat de Ingezeetenen gewillig zouden draagen in de Middelen, welke, in de plaats van dezelve, vervolgens zouden geheven worden. Deeze verregaande toegeevendheid der Hooge Overheid herflelde voor dit maal de rust te Haarlem , 't welk wy thans voor eene wyl zullen verlaaten, om verflag te doen van 't geen ook elders, ter zaake der Pagteryen, is voorgevallen. Het gerugt van 't gebeurde te Haarlem waaide fpoedig over na het nabuurig leiden. Veelen jeukten hier ook de handen om met de Pagters op zyn Haarlemsch huis te houden, 't Liep, egter, aan tot den zeventienden , eer men hier handen aan het werk floeg. Met het huis van den Pagter stipriaan wierdt het Treurtooneel geopend. Deeze, een fchip met Friesch Brandhout hebbende moeten na zich neemen , omdat hy het te hoog gefchat hadt, deedt door den Omroeper bekend maaken , waarfchynlyk om de gunst van 't volk te winnen, dat hy het Hout tot een laagen prys zou verkoopen. Doch dit hadt eene verkeerde uitwerking. Zommigen riepen dat de Friezen, verneemende dat zy zo liegt wierden behandeld , geen Brandhout zouden willen brengen. Anderen gingen verder; zy vervoeg-  NEDERLAND. 175 Voegden zich by den Pagter, onder voorgeeven van Hout van hem te willen koopen; doch op zyne weigering van het zonder Impost te willen leveren, begonnen ze te roepen dat hy geen duit voor zyn Brandhout behoorde te hebben. Onder dit alles begonnen eenige Jongens, op dit gerugt toegekoomen, 's middags om één uur, fteenen te raapen en door de glazen te fmyten. Door eenige volwasfenen wierden zy in dien moedwil nog verder geftyfd. De aankomst van den Schout met eenige Dienaars deedt het werk voor eene poos ftaaken; doch zy waren niet vertrokken , of liever door een hagelbui van fteenen verdreeven, of de woede begon van nieuws haaren lust te koelen. Men baande zich wel haast eenen weg in het huis , daar in een oogenblik alles vernield wierdt. Reeds ten vier uuren lag de Straat met verbryzelde buisgeraaden bedekt; in de Gragt voor hetzelve kon men naauwlyks water zien. Niets verfchoonde de plondergeest dau een Bybel, dien men zorgvuldig nederleide op den luifel van het naaste huis. Nu trok de uitzinnige hoop aan op het huis van den Pagter van het Gemaal, de Wynen en Gedeftilleerde Wateren. Om zyne overboodige pragt liep deeze by 't gemeen geweldig in het oog. Doch de plonderzucht wierdt' hier beteugeld door de aankomst der gewapende Burgerye en  176 Het BEROERD en een goed getal Soldaaten. Even eens {lootten ze het hoofd by het huis van den Pagter van de KofFy en Thee. Men pleegde aldaar wel eenig geweld ; doch een kogel van binnen gefchooten, als mede de aankomst van eenig Krygsvolk, deedt den oproerigen hoop verftuiven. Een andere Pagter zette de fchendzieke knaapen af, door ryklyk Wyn, met Brood en Kaas , ten beste te geeven. By drie anderen wierden zy in hunnen euvelmoed gefluit, enkel door los kruid, waar mede eenige Soldaaten onder de menigte fchooten. Zo bloohartig is veelal de misdaad, wanneer ze tegenftand ontmoet. Het gepeupel, egter, fcheen niet w kunnen rusten, voordat het hier of elders zynen moed gekoeld hadde. Dit gefchiedde aan het huis van den Boterpagter kouwenhoven , een zeer vriendlyk en befcheiden man , die by elk geagt was. Nogthans moest deeze de teleurftelling ontgelden, welke het fnood gefpuis elders hadt ontmoet. Tot zulk eene menigte was hier de hoop aangegroeid , dat de afgezondene Onder - Schouten en Dienaars fpoedig de vlugt moesten neemen. Gruwzaam wierdt hier huis gehouden. Niets verfchoonde men van de kostbaare huisgeraaden; men fleepte eene zwaare yzeren Geldkist na het water, en verfcheurde Boeken en papieren. De kermende Dienstboden wierden met haare  NEDERLAND. iff haare goederen door eenige Studenten nog gered. Hec geweld duurde van 's avonds ten acht tot 's nachts ten twee uuren, wanneer, toen nu bykans alles was vernield , eenige Soldaaten , door het fchieten met los kruid , de plonderaars verdreeven. Men vindt aangetekend dat de woestelingen, 's anderendaags, de aangerichte fchendingen verneemende, medelyden hadden met den ongelükkigen Pagter ,* hem hunne hulp aanbooden, en zo veel doenlyk was uit het water opvischten. De Leden der Wethouderfchap, intusfchen, nog dien zelfden nacht byeengekoomen , en op middelen ter herllellinge' van de rust bedagt, deeden aan de wagthebbende Burgers vraagen, waarom zy zich van hunnen eed en pligt niet heter kvjeeten; waarop zy tot antwoord bekwamen, voor de wettige Regeering en voor de goede Burgers goed en bloed te willen waagen, maar niet voor Pagters en Kraaiers. üe zelfde ongezindheid befpeurde men ook by de Turfen Bierdraagers en ander Stads Werkvolk. Van grooter baate was eene ftrenge Afkondiging, waarby alle zamen rottingen, en geweldenaaryen ernftig verbooden wierden. Van korten duur was, egter, de rust, hier door aangebragt. Naa twee dagen borst de Oproer uit, met vernieuwde woede, op het gerugt II. deel. M van  173 Het BEROERD van den aantogt van een groot getal Haarlemmers, om die van Leiden tot reden te brengen. Men floeg Alarm, trok de Brandklok, riep alle Burgers in de Wapenen, floot de Poorten , haalde de Bruggen op, en liet geene dan bekenden door de Stad. Doch het verfpreide fchrikgerugt bleek eerlang valsch te zyn. Midlerwyl gefchiedde hier de Afkondiging van 's Lands Staaten , raakende de handhaaving der Pagten; dit maakte de muitzucht van nieuws gaande. Reeds in den morgen vtin den twintigflen befpeürde men daar van de eerfle voortekens. Volgens zommigen gaf daar toe de eerfle aanleiding, de klagte eens Dreogfcheerders over eenige mishandeling; volgens anderen het gedruis van een baldaadig' Vrouwmensen, die, door het flaan op een koekepan, in de gemeene buurten den plondergeest deedt ontwaaken. Het huis van den Pagter van der kok, voorheen verfchoond, moest den eerflen aanval lyden. De woestelingen , het huis fpoedig meester geworden , vielen met zulk een geweld aan op de Soldaaten, die hier de wagt hadden, dat ze wel dra hunnen post moesten verlaaten. Op de zelfde wyze wierden ook eenige toegefchootene Burgers afgeweerd. Ongemeen fraai was dit huis, zo van bouworde als van huisgeraaden. Dit niettegenflaande moest alles tot een prooi van het geweld dienen. Tot het  NEDERLAND. 172 het aan Hukken beuken der kostbaare Schoor-, fteenlbukken gebruikte men een dom- en doofgebooren Jongen. De fchade aan het huis toegebragt, zonder de goederen te rekenen , wierdt zedert begroot op twincigduizend guldens. Als dolle lieden, gewapend met ftylen van Ledikanten en Kleerdokken, aan wier einden Hukken van verfcheurde Behangzels en Gordynen gebonden waren , of ook met bylen en hamers, Streefden ze van hier, onder een fchrikwekkend geraas met Tangen en Koekepannen , na den Pagter van het Veergeld, en van daar na den Turipagter, alwaar ze op de zelfde wyze huishielden. Twee andere Pagters hadden zich gered, doordien ze, inden tusfchentyd , hunne huizen ledig gedraagen en te huur hadden aangeslagen. De Regeering , geenen kans ziende om door een ander middel een einde te maaken aan de plonderzucht, deedt, op den eenentwintigden van Zomermaand, eene Afkondiging, waarby zy ververklaarde dat de invordering van de verpagre Lands- en Stads Middelen by voorraad zou blyven opgefchort, tot dat men met zyne Hoogheid de zaaken nader overleid zoude hebben. Nu liet het zich aanzien, als of de gemoederen eindelyk tot rust zouden wederkeeren. Maar dit gelukkig tyddip was nog niet gebooren. Een M 2 ge-  iSo Het BEROERD gerugt, acht dagen daarnaa verlpreid, dat 'er een Regiment Ruiters in aantogt was, om binnen Leiden Bezetting te houden en de Pagten te herftellen, baarde nieuwe opfchudding, By onge> luk kwam dit gerugt ter ooren van eene Kompagnie Burgers, welke dien dag gedrild hadden. Naa eenig beraad namen deeze het befluit om alle de Poorten te bezetten. De Wethouderfchap , hier van berigt ontvangen hebbende, zondt den Sekretaris van royen, om uit derzei ver naam de Burgers te verzekeren, nimmer een oogmerk gehad te hebben om Krygsvolk binnen de Stad te doen koomen , alzo zy zich op de Burgery verliet. Hierop trokken eenigen af, doch anderen hielden hen hart vol angst, die merkelyk toenam door een geroep, welk 's avonds ten elf uuren langs de ftraaten vloog : Alle poorten ftaan open! Burgers, flaa by, ftaa by ! Thans was de ontfleltenis algemeen; de mannen greepen hunne wapens; vrouwen en kinderen vervulden de luche door hun gefchrei: men vreesde voor een Bloedbad. Men wilde op het Stadhuis de Brandklok luiden ; doch dit wierdt belet, gelyk ook aan de Kerken. By nader onderzoek bleeken alle ds Poorten geflooten te zyn. In deezen benarden ftaat vergaderde 's nachts de Regeering op 't Stadhuis. De Heer van royei» deedt uit naam der Heeren eene plegtige verze- ke-  NEDERLAND. 181 kering, dat zy van 'c openlaaten der Poorten geene kennis hadden. Vergeefs ; men eischte de Sleutels, en dat alle de Pagten zouden afgefchaft blyven. 't Gefchiedde. Met eene kaars in de hand las hy daarenboven eene Afkondiging, by welke verzekerd wierdt, dat de Regeering geen Krygsvolk binnen de Stad zou toelaaten. Hier mede, en door de affchaffing der Pagten, wierdt eindelyk de rust herfleld. In 's gravenhage hoorde men het eerfle gemompel van plonderinge op den zeventienden van Zomermaand. Veelen hielden dit voor bloote dreigementen, doch wierden uit hunnen waan gewekt, 's avonds omtrent negen uuren , wanneer eenige Jongens de glazen infmeeten van den Pagter van spyk. De Heer dierquens, Kolonel der Burgerye , dit vernomen hebbende , deedt terftond den trom roeren , en bragt eenige manfchap op de been, die voorts na het gedreigde huis trok. De moedige Kolonel, het Graauw tegen de Burgers geweldig ziende indringen, trekt zyn degen, en fpreekt de zynen aldus aan: „ Mannen, dit gaat u voor. Alwie een vriend „ is van de gemeene rust, en een vyand van op„ roerige geweldenaaryen en baldaadige muit„ zucht, volge my. Alle eerlyke en rechtfcha„ pene Ingezeetenen zyn verpligt, zulk een verM 3 „ foeie-  ïSa Het BEROERD „ foeielyk kwaad te helpen fluiten1*» Dit gezegd hebbende, dringt hy, met den degen in de vuist, in op de menigte, welke hier door, en door de komst van meer manfchap, aan 't wyken raakte. Voorts hielde men het huis den gantfehen volgenden dag bezee. Nogehans befpeurde men hier en daar zamenrottingen: waarom de Krygsraad befloot, zich by zyne Hoogheid te vervoegen om goeden raad en hulp. Van wegen de ongeileldheid des Stadhouders, hadt dezelve gehoor by Haare Koninklyke Koogheid, die, naa met haaren Gemaal rugfpraak te hebben gehouden , de Heeren vermaande, door middel der Burgerye den Opftand te dempen, met verzekering dat, indien deeze daartoe onbekwaam ware, men zich konde verlaaten op de Bezetting, aan welke ten dien einde de rioodige orders zouden gegeeven worden. In weerwil van dit alles brak eindelyk de woede los tegen het huis van van spyk. De Burgers , welke hier thans de wagt hielden, moesten fpoedig kamp geeven; anderen, ter hulpe toegefchooten, hielden insgelyks niec lang ftand. De haac tegen de Fageers wrogc, waarfchynlyk, mede om hen zich dus flappelyk ce doen aan ftellen. Eenige andere Burgers , ëgeer , de mishandeling niet langer kunnende aanzien, gingen los op hee fnood gefpuis, fchooten eersc met los kruid, en toen  NEDERLAND. 183 toen dit niet baatte, met Scherp. Men wil dat by deeze gelegenheid wel vyftig of zestig perfoonen gekwetst, en acht wierden dood gefchooten. Op deeze wyze bleef het huis vry van plonderingen. 's Anderendaags deeden de Staaten van Holland openlyk afkondigen, welke redenen hen te rugge hielden, waarom zy tot nog toe de Pagten niet konden affchalTen. Hoe zeer men thans allen eerbied voor het hoog gezag hadde verlooren, bleek by deeze Afkondiging, onder welke veelen van het Graauw niet fchroomden, allerlei lastertaal uit te braaken. Zo groot was zelf de onbefchaamdheid, dat intusfchen de plonderzucht haare handen floeg aan het huis van den Pagter franken, en zich daar aan zat woedde. Ja'men deedt hier eene Afkondiging, vermeiende de huizen, welke dien dag moesten geplonderd worden, en met 'er daad ook dit noodlot ondergingen. Merkwaardig is het , dat de huizen der Pagter*, die by andere bewoond wierden , hoewel insgelyks gedreigd, door de tusfchenkomst der Burgerye of der Bezetnn^e, tegen den moedwil beveiligd wierden. Één Pagter, david beekhof, in de wandeling Zacheus de Tollenaar genaamd , bleef vry van allen overlast', van wegen zyne bekende heuschheid en liefdaadigheid, die zo verre ging M 4 dat  184 Het BEROERD dat hy zomtyds den behoeftigen de gelegenheid benam tot zondigen tegen de wetten. Geduurende de plondering was het Graauw, by gedrukte briefjes, genodigd voor de huizen van den Raadpenfionaris gilles en den Advo» kaat Fiskaal van wezele, die beiden voor Landsdieven uitgemaakt, en befchuldigd wierden, van de Pagters groote fommen te hebben ge« trokken. Doch, op 's Prinfen raad, verklaarden de Staaten de beide Heeren voor onfchuldig, en namen hen nevens hunne goederen in derzelver byzondere befcherming. Te midden van deezen algemeenen afkeer en haat tegen de Pagters kon het niet uitblyven, of Amsterdam moest insgelyks daar van de droevigfle 'qjrdervindig hebben. Wy zullen hier treurtooneelen moeten openen , voor welke wy gaarne een gordyn wilden fchuiven. Doch de Gefchiedenis, een tafereel van gebeurde zaaken, moet zo wel het kwade als het goede verhaalen, opdat het eerfle afgryzen verwekke, het ander ter naavolginge aanfpoore. In die Stad, zo wel als elders, waren de Pagters de voorwerpen van den algemeenen haat, zelf by de zulken, die van oordeel waren dat zy, zo wel als alle andere Ingezeetenen , in gevalle van overlast, regt hadden op de befcherming hunner Stad-  NEDERLAND. 185 Scadgenooten. Zy oordeelden dus , niet uk agting voor de Pagters, veele van welke, om hunne buitenfpoorige pragt en onbefcheidenheid, een regcmaacig opzien verwekten ; maar omdat zy meenden dat ter herftellinge van 's Lands zaaken, andere middelen , dan de drifc aan de hand geeft, te baate moesten genomen worden. Zy herdagten daarenboven, hoe ligt het Graauw, eens aan het hollen geraakt, zyne fchéndzieke klaauwen ook aan de onfchuld flaa. Hierom fpaarden zy geene middelen of moeite, ter voorkoominge van eenen rampzaligen opfland onder de Gemeente. Nogthans raakten de gemoederen van 't verblind Gemeen meer en meer aan het gisten, en wierden nog verder opgezet door aangeplakte Briefjes, de Ingezeetenen nodigende op den Dam, tegen den twintigften van Zomermaand, om de Pagten te zien vernietigen. Zedert liep het gerugt dat deeze tyd. vervroegd was op Maandag den zeventienden, den gewoonen Marktdag. Deeze dag verfcheen eindelyk, en tevens een ongemeene toevloed op de Botermarkt. Men verkogt de Boter, met of zonder Ceduls, naar elks goedvinden. Van hier dat deeze dag üiller ten avond liep dan veelen vermoed hadden. Het gluuren van eenige Jongens door de glazen van het huisje der Kollekteuren en het befchimpen van deeze, M 5 was  i85 Het BEROERD was al wat 'er voorviel: behalven dat een Onderfchout met zyne Dienaaren, voor de toevloeiende menigte, de vlugt moest neemen. Alle deeze fiille mompeliogen konden niet verborgen blyven voor de Regenten der Stad. Om by tyds op hunne hoede te weezen , ontbooden deeze eenige Burger • Kapiteinen , en vraagden aan dezelven, of zy, des noods, op den byftand der Burgeren zich zouden kunnen verlaaten. Doch het genoegzaam cenpaarig antwoord was, dat hunne Schutters zeer bereidvaardig waren om de Regenten te hulp te koomen , indien deeze in hunne perfoonen of goederen wierden aangevallen ; doch wat de Pagters betrof, dat zy voor dezelven geenzins wilden intfaan , naardien veele Burgers hadden te kennen gegeeven, niet te zullen verfchynen, indien ze tot ontzet van deeze wierden opgeroepen. Zelf wil men, dat in zekere Wyk de Burgers elkander by handtasting beloofd hadden, om den wille der Pagters geen voet te zullen verzetten, maar voor de Heeren Regenten alles veil te hebben. Wy hebben het noodig geoordeeld, dee^e byzonderheid aan te tekenen, als bevattende de oplosfing der vraage, welke in 't vervolg by den Leezer zou kunnen opkoomen; wegens de reden der ongeiïoorde plondering van de huizen der Pagteren. Eindelyk verfcheen de vicrentwintigfte van Zo-  NEDERLAND. 187 Zomermaand, de gewoone Marktdag. Het aflee* zen van het Plakaat van 's Lands Staaten, tegen dat van Haarlem, ter zyner plaatze vermeld, raakende de handhaaving der Pagten, veroorzaakce wel eenig morren en mompelen op den Dam; doch deeze was de plaats niet, alwaar het tooreel des Oproers moest geopend worden. Na de Botermarkt ftreefde eene groote menigte , deels uit nieuwsgierigheid om te zien wat 'er gaande ware, deels met oproerige voorneemens in het hart. Ter Voorkoominge van allen opdand was de Kompagnie van den Kapitein lestevenon, 's avonds te vooren , op het Oude Zyds Heeren Logement befcheiden, en van daar getrokken na de Reguliers waag, ftaande aan de Botermarkt. Men verzekert, egter, dat niet de geheele Kompagnie, maar flegts zestig , volgens anderen niet meer dan veertig man'van dezelve waren opgekoomen; elk van hun hadt tien fcherpe Patroonen ontvangen, om 'er in nood zich van te bedienen. ïntusfehen bleef het nog tamelyk ftil op de Botermarkt. Elk kogt Boter met of zonder Impost, zonder dat de Kollekteurs zich daar tegen durfden verzetten. Een Matroos, zynde een Noorman , ryklyk van den drank beftooven, opende eindelyk het fchandtooneel. Al Ipeelende floeg hy met de handen, de glazen in van hec Boter- komp'  i88 Het BERQERD komptoir, verftak zich voorts onder de menigte, doch kwam eerlang wederom ten voorfchyn. By hem voegde zich een Jongen , die een Plakaat, aan de Waag aangeplakt, op een fchimpende' wyze voorlas, en aan eene Vrouw , die haare gekogte Boter wilde aangeeven , vraagde , waarom zy een Ceel haalde , daar zy de Pag) wilden afgefchafi hebben ? Een Geregtsdienaar, hierop toegekoomen, gaf; den Jongen eenige rottingflagen; 'c welk by het Gemeen zeer euvel wierdt opgenomen. De Noorman viel gewelddaadig op hem aan, en zou hem, waarfchynlyk, het ukerfte hebben toegebragt, indien hy niet ontzet ware door eenige andere Dienaars, die den aanvaller in de Waag in verzekering bragten. Dit maakte het Graauw verwoed ; men dreigde de Waag onder den voet te zullen haaien, indien de gevangene niet ftraks wierdt losgelaaten. De Burgers van boven van de Waage op het gerugt toefchietende, in de hoop op eenig nut voor de rust, ontfloegen den gevangene. Naauwlyks, egter, was de Noorman op vrye voeten gefteld , of hy keerde te rug , voorgeevende dat hem twee gouden Ringen waren afhandig gemaakt, en eischte dezelve, met veel onbefcheidenheids, te rug. De Ringen waren nergens te vinden: waarom zommigen niet 't onregt meenden, dat dit een vond ware om het Graauw gaan-  NEDERLAND. 189 gaande te maaken. 't Leedt ook niet lang, of het begon fteenen te raapen en te fmyten; waardoor de Burger-Luitenant aan zynen eenen wang merkelyk gekwetst wierdt. De Kolonel van loon, die, alzo de Kapitein lkstevênon thans niet in de Stad was, het bevel voerde, zogt het Graauw tot bedaaren te brengen, met bedreiging van geweld. Vergeefs. Het raapen en werpen met fteenen ging zynen gang, en wierdt fterker. Toen herhaalde de Kolonel zyne waarfchuwing; en vermids ook deeze niets baatte, deedt hy met Scherp onder den hoop fchieten. Twee Belhamels en één onfchuldige aanfchouwer vielen dood ter aarde; veele anderen wierden gewond. Dit deedt de menigte uit elkander gaan ; doch flegts voor een oogenblik: want ziende dat ze niet vervolgd wierden, keerden de Schenders eerlang te rug, en hervatteden het fteenfmyten. De Burgers gaven andermaal vuur, en tronen eenigen der onverlaaten. Onder deeze was een Vrouwsperfoon, die, om de Burgers te befchimpen , haare Rokken opgetild, en, onder het uitbraaken van vuile fcheldwoorden, met de handen op haar agterfte hadt geflagen. Terwyl zy in deeze geftalte ftondt, trof haar een Kogel in de bloote Dye, waardoor zy ftraks ter aarde viel. Men bragt haar in een nabuurig Steegje, de  i9o Het BEROERD de Duivalshoak genaamd, daar zy binnen weinige uuren overleedc. Niet eveneens wierdt dit fchieten der Burgeren opgenomen. Zommigen befchouwden het als voorbaatig en onbezonnen; doch anderen, die het geweld van naby gezien hadden, hielden het voor onvermydelyken noodweer, dewyl hun de fteenen onophoudelyk om het lyf vloogen , en zy, niet dan naa een ondraaglyk tergen en herhaalde waarfchuwingen , dit laatfle redmiddel te baate hadden genomen. Onder dit alles hadt fchrik en verbaasdheid zich fpoedig door de Stad verfpreid; ieder vreesde voor de gevolgen. Het Graauw riep moord en wraak tegen de Burgers , en zwoer dat niemand der Bevelhebberen leevende van de Waag zou koomen. Zelf liep hier en daar een gerugt , dat men tegen den avond het Gefchut van de Stads wallen zou haaien, en daar mede de Hoofdwagt onder den voet fchieten. Hier van kwam, egter, niets. Want eenige Bur* gers, tot hulpe en ontzet toegefchooten, deeden de muiters, die zich nog omtrent de Botermarkt onthielden, de wyk neemen. Hunne woede was evenwel niet bedaard. Integendeel : de lang opgekropte haat tegen de Pagr ters; de tegenfrand, welken zy op het oogenblik hadden ontmoet; wraaklust over het geplengde bloed  NEDERLAND. 191 bloed hunner makkeren: dit alles werkte zo kragtdaadig op hunnen baldaadigen geest, dat 'er geen houden was aan de boosheid, voor en aleer dezelve haaren moed gekoeld hadde. Niet verre van de Botermarkt, op de Keizersgragt by de Reguliersgragt, woonden de Pagters adriaan en ptetek de nooy, vader en zoon, in het zelfde huis. Derwaarts begaven zich , genoegzaam op den 'Middag , omtrent twintig zo Mannen als Vrouwen , vooraf gegaaa van eenen hoop Jongens. De laatften openden het tooneel met het infmyten van de glazen , waar toe ze fpoedig hulp verkreegen. Daarop baande men zich eenen weg in het huis, door het openflaan van de deur, met bylen en hamers. Nu hadt de plonderziekte eenen effenen baan. Als met een Sneeuwbui wierdt de lucht vervuld, door de Veeren, welke uit de opengefneedene bedden vloogen. Kabinetten, Kasfen, Ledikanten, Tafels, de fraaifle Spiegels, de kostbaarse Porceleinen , 't wierdt alles vermorzeld , vertrapt, verbryzeld , en het gereede geld , welk men 'er vondt, in het water gefmeeten. Zy vernielden de Marmeren posten in het Voorhuis, fneeden de fraai gefchilderde Zolderllukken aan lappen, braken zelf een gedeelte van den hardtleenen Voorgevel af, en wierpen de Dakpannen met het Latwerk van boven. Hoe dolzinnig nu ook de Plonderaars zich aan? ftel-  ïö2 Het BEROERD fielden, zo veel overlegs, egter , bezaten ze, dar het werk te lang zoude aanhouden , indien ze dus gezamentlyk alle de Pagters, welke ze op hunne Lyst hadden , één voor éét gingen bezoeken. . Hierom verdeelden ze zich in benden, welke ze Ploegen noemden, ieder van welke gelyktydig een huis zoude aanvallen, om alzo te fpoediger gedaan werk te hebben. Eene deezer Ploegen trok na het huis van den Pagter bun el, woonende op de Keizersgragt ' by de Ucrechtfche Straat, in welke hy zyne Stalling en het huis eenen uitgang hadt. Voor zich zeiven hadt hy Zout en Zeep, en met eenen j. ten dam de Grove IVaaren, nevens Turf en Kooien in pagt. Daarenboven dreef hy handel in Engelfche Manufaktuuren. Huis en huisgeraaden ondergingen hier wel haast het gewoone lot. Een goed getal flesfehen Jopenbier, welke men 'er in den Kelder vondt , floeg men te lyve; de overigen wierp men in het water, nevens veele fraaie gewerkte Stoffen en Rollen Floers. Eene niet onaanzienlyke Boekery, beftaande meest uit fraai gebondene Boeken, wierdt een prooi der befchreienswaardigfte fchendzucht. Een Mangel, waarin tien Steenen lagen, weegende ieder honderdvyftig ponden, f neeten vier Kareis, onder een vervaarlyken fLg, ten Zoldervenfter uit. Zelf rukte men de yzeren piaaten uit de  NEDERLAND. 193 de haardfteden, en wierp ze, nevens de opengefneedene Geldzakken, in de Grage. Een zonderling Haakje van Godsdienftigheid vernam men onder het pleegen van alle deeze Godloosheden. Een Jongen, hebbende een grooten Bybel bemagtigd, wilde dien verfcheuren. Die zag een der Plonderaaren, ontrukte hem het gewyde Boek, en vermaande hem, onder her toe- , brengen van een zwaaren (lag aan deooren, zulk eene heiligfehennis in het toekoomende niet meer te pleegen. Voorts verzogt hy , aan eenen der Buuren, om het Boek in bewaaring te willen neemen. Geen beter lot wedervoer eerlang der Buitenplaatze van runel , gelegen te Ouwerkerk aan den Arnftel; alles wierdt hier op eene jammerlyke wyze door de Boeren vernield en verwoest. De eigenaar moest nevens zyne huisvrouw aanfehouwer zyn van de plonderzucht en moedwil. Een mededogende Tuinm&i, die een menschlyker hart bezat dan alle zyne mededorpelingen, was de eenige, welke aan de Dochters van den ïleere bunel, voor eene wyl, huisves* ting verleende. Eene andere merkwaardige plondering viel voor aan het huis van christoffel lublink, op de Keizersgragt by de Heereitraat. Niets wierdt hier gefpaard, 't geen de kragten der uitgelaatene 11. deel. N fchen-  I9* Het BEROERD fchenders niet te boven ging. Een Voljêre met Kanarien, Putters, Vinken, Sysjes en Koddenaaren wierdt in Hukken geflaagen, en men liet de Vogels vliegen. Buiten Haarlem hadt lublink eene Lustplaats, Endenhout genaamd. Deeze, insgelyks met plondering gedreigd, wierdt door den Waard uit het Dronkenhuisje vry gekogt voor vyf honderd Guldens, ten behoeve der Ar. men. Om re beter zyn doel te treffen , gaf hy onder 'c Giaauw ryklyk Wyn en Bier ten beste. Van 't huis van lublink trok de Bende na het Zout-Kantoor op het Rokkin. Op de hoogte van de Beurs zwaaiden zy met de hoeden, onder 't roepen van Vivat Oranje'. Alle de omftanders deeden eveneens. Een derzelven, dit verzuimende , wierdt deswegen geftraft met een zwaaren flag; 't welk door eenen der Belhamels, die den geflagene voor zeer hardhoorig kende, zynde opgemerkt , gaf hy daar van berigt aan zynen makker, welke daarop aan den beleedigde om vcrfchooning vraagde, met te zeggen, dat al hun doen niet om eigen voordeel was, maar alleen om den Burgeren dienst te doen. Het ZoutKantoor wierdt gehouden onder het huis van den den Advokaat de vicq, die de plonderaars ziende naderen, hen vraagde wat hun voorneemen ware ? Het antwoord was, dat hy niet behoef-  NEDERLAND. 1575 hoefde bekommerd te zyn voor zyn huis, alzo zy hem niet zouden moeien. De Advokaac , egter, het uiterfte niet willende waagen, verzekerde hun dat 'er niets dan Zout in den Kelder lag, booJt de Sleutels aan, en ontdeedt zich dus gelukkig van het fnood gefpuis. Niet zo gelukkig kwam 'er het huis af van den bovengenoemden jan ten dam, ftaande in de Kalverftraat by de Olieilagersfteög. Behalven den moedwil aan de huisgeraaden gepleegd, wierdt ook het huis zelve deeriyk gehavend en gefchonden. Eene yzeren Geldkist fleepte men na het Rokkin, en fmeet dezelve in het water. Midlerwyl trok een andere Ploeg na het huis Van abraham marinus van ar s se n , woo- nende op den Singel, op het zogenaamde Sluisje, tusfchen de Huiszittenlteeg en den Jan-Ro. denpoortstoren. Hy was een voornaam Wynkoo* per, en tevens Direkteur van den Impost op de Wynen, die zedert eenige jaaren in Admodiatie aan de Wynkoopers was gegeeven. Veel hadt men te zeggen op de handelwyze van het Wynkantoor. De Tappers klaagden , dat zy in de Quotifatie te hoog gefchat waren. Aan verfcheidene Ingezeetenen , zelf van de mindere klasfe, die onder vermoeden lagen van nu en dan wyn te gebruiken, hadt men een •Wyncedel thuis gezonden. Van hier dat verfcheiden Wynkoopers N 2 niet  196" Het BEROERD niet minder' dan de Pagters by het gemeen in den haat gevallen waren. Het huis van den gemelden van arssen lag dan eerst aan de beurt. Een Vaandraager plantte hiet zynen ftandaart óp de ftraat, terwyl zyne onderhoorige Manfchap zich rondom fchaarde, wagtcnde op het zein tót den aanval. Het huis was voorzien van een Onderhuis; derwaarts begaf zich het Opperhoofd, om aan de bewooners te vraagen , of het Bovenhuis hun insgelyks aanging ? Eene Vrouw, half dood van fchrik, gaf tot antwoord, dat zy 'er geen deel aan hadt, maar in dit Onderhuis met een klein winkeltje kaar brood won. Zo veel eerlykheids bezat dit hoofd der fchenzieke Oproermaakeren, dat hy de vrouw een bepaalden tyd ftelde om haare goederen te bergen ; vermaanende haar, egter , om fpoed te maaken, alzo zy eerlang zouden wederkeeren. Midlerwyl vervolgde de Bende haaren weg na het huis van gerard de putter, insgelyks op den Singel. Doch dit wierdt ongemoeid gelaa» ten, op de verzekering dat het geheel ledig was. Ook diende hier tot voorfpraak de befaamde mat van den nieuwendyk, onder de wyven eene der voorften onder deeze plonderingen , en die wy vervolgens nader zullen leeren kennen. Zy deedt een kleinen handel in Schol, Bokking en Li-  NEDERLAND. 197 Limoenen, en plagt by de putter onder andere haare waaren te flyten. üen Heere Hoofdofficier, woonende naast dit huis, die met eenige perfoonen op zynen Stoep ftondt, was men onbefchaamd genoeg met het Vaandel over het hoofd te zwaaien en Oranje boven! te doen roepen. Van hier vervolgden ze hunnen weg na het huis van anthony goedval, insgelyks op den Singel, tusfchen de Romeinsarmfteeg en de Oude- Spiegelftraat. Hy was Serjeant der Wyk, in welke hy woonde, en hadt, den ftorm ziende opkoomen, den Singel, van de gemelde Steeg tot aan de Straat, door een gedeelte zyner Kompagnie doen affluiten; daarenboven hadt hy eenigen zyner gewapende Burgers in zyn huis, die hem hunne hulp en befcherming beloofd hadden. Midlerwyl kwam eene bende der Plonderaaren, met hunnen Vaandraager ^aan het hoofd , onder een fchroomlyk getier, door de Spiegelftraat aan* rukken. Een Onder-Officier voerde hier het bevel; doch deeze liet de plonderaars zo digt naderen, dat ze eerlang den Burgeren op het lyf en hen vervolgens uit elkander drongen; wanneer ze, zonder eenigen tegenftand te bieden, ftraks de wyk namen. Nu hadt het fhood gefpuis eene ruime baane, en een geopenden weg in het huis. Niets, hoe N 3 kost-  193 Het BEROERD kostlyk ook , wierdt hier gefpaard. De fraaifle Schilderyen van de beroemdfle Meesters ; Porceleinen van de eerfle klasfe; eene kostbaare Boekery : 't wierdt alles verfcheurd , verbryzeld of vertreeden. Twee ongemeen kunftig gedreevene zilveren Fruitfchaalen vertrapte men met voeten. Een ftukje koperen Kanon diende om een doosje met Jtiweelen te verbryzelen. De gouden Zakhorologien floeg men by de kettingen op den wal te morzelen. Opdat twee fnoeren paerlen, die op een kusfen door de gragt dreeven, niet in vreemde handen zouden vallen, wierpen de booswigten zo lang met fteenen, tot dat ze ten gronde gingen. Een diergelyk lot onderging, 's avonds ten zes uuren, het huis van h arm anus ten oever, op den Agterbvjrgwal by de Korsjesfleeg, en twee uuren laaten dat van jan tayspil , voornaam Wynkooper en Mededirekteur van de Wynpagt, woonende op de Keizersgift by de Remonftrantfche Kerk. De woestheid ging hier gepaard met eene foort van befcheidenheid. Eene Dienstmaagd, van fchrik in flaauwte gevallen, wierdt door de woestelingen by zich zelve gebragt, voorts dc verfcheenen huur ten volle betaald, haar eigendom by de buuren geborgen,en haar eindelyk de hand gebooden tot het opdelven van eenig geld, welk zy zeide, veiligheidshalve, ag-  NEDERLAND. 199 ageer in den Tuin te hebben begraaven. Naa deeze daad floeg men handen aan 't werk , en verbryzelde alles wat breekbaar was door menschlyke kragten. Den Wynvaten floeg men den bodem in, en aan gruis eene menigte fles fchen, naadat men ryklyk en gulzig wyn te lyve hadt geflagen. Zo hoog ftondt de wyn in de kelder, dat men 'er tot aan de knieën doorwaadde. Eenigen hebben zich hier dood gezoopen, of zyn door de dampen des wyns geflikt. Nog 's anderendaags vondt men eenigen der onmenfehen, fmoordronken, op de ftraat leggen. Nu moest het het huis van bernard raams, woonende aan de Noordzyde der Westermarkt, den plondergeest ten doel flaan. Zo onverwagt kwamen de verwoesters den inwooneren over het mat, dat zy reeds voor 't huis waren, terwyl eenige van deeze nog in de Zydkamer zaten, Nogthans droegen ze 'er het leeven af, door eene tydige vlugt. Deeriyk kwam hier te pas de Zuster van Juffrouwe raams, die, in het voorleeden jaar, het geweld der Franfchen te Sluis in Vlaanderen ontvlugt, en met haare gereedfte goederen herwaarts geweeken, thans dezelve zag verftrekken tot een prooi der fchendzucht onder de geenen, by welke zy eene fchuilplaats hadt gezogt. Onder dit alles was de tyd verftreeken, den N 4 be-  cco Het BEROERD bewooneren van het Onderhuis onder van arssen gefteld, om hunne goederen te bergen. Daarenboven hadt men in dien tusfchentyd vernomen, dat twee Pakzolders met Engeliche Manufaktuuren en Ongebondene Boeken beleid waren. Men hadt de eigenaars gewaarfchuwd, en ho!p derzelver bedienden de goederen aflaaten. Eenen rol /peelde hier de woedende tuimelgeest, die bykans het geloof te boven gaat. In den avond opende men, met zuipen en zwelgen, het tooneel, 't welk tot in den morgenftond duurde. Tot in den top van het huis wierden de houten Venfters uitgeligt, en met zulk eene onbezonnen woestheid nederwaarts gefmakt, dat een der plonderaaren daar onder bykans verplet wierdt. De fynfte en keurigfte wynen wierden als water ten gulzigen balge ingeflagen. Men vergenoegde zich niet met het verbryzelen van tweeëndertigduizend afgetapte flesfchen, maar floeg Stukvaten en Oxhoofden den bodem in. De geweldige ftorting, daar door ontftaan, velde veelen ter neder, welke men niet weet of zy gelmoord, of wederom te recht zyn gekoomen. Zwelgzucht ging hier gepaard met de geiifte ontucht, die 'er openlyk gepleegd wierdt. Men haalde 'er een Vrouwsperfoon , dood en moedernaakt, uit het huis. Zingen, fpringen en zuipen wierdt van pionderen vervangen. Toen men , om de fter-  NEDERLAND. aoi fterke Wynluchc, het beneden niet langer kon uithouden, droeg men flesfchen en Vaten na boven ; hier droomde de Wyn' in eene Kamer bykans een voet hoog, alzo een drempel het wegvloeien belette. Van tyd tot tyd kwam 'er versch volk, 't welk elders zynen zat niet kunnende bekoomen, hier met een woest gejuil vcrwelkoomd wierdt. Om hunne fchade te vernaaien, zoopen deeze den Wyn uit Waterporten. Van 's Maandags avonds duurde dit onmenschiyk huishouden tot den volgenden Woensdag morgen. Noodloos is het aan te merken , dat de huisgeraaden hier niet gefpaard wierden: de Agterburgwal was met dezelve als toegeftopt* Onder het pleegen van zo veele baldaadigheden liep de nacht ten einde, zonder dat de volgende morgenftond eenen beter Dingsdag beloofde. De geheele Stad was nu op den been. Hoewel niet Pagtersgezind, aanfehouwde elk met afgryzen de deerlyke uitwerkzels der uitgelaatenfte woede. De Burgery, ondertusfehen, aanfehouwde dit alles met koelzinnige oogen. Vrugtloos hadt men, 's Maandags, in zommige Wyken, den Trom geroerd. Aan zekeren Tamboer hadt men zulks belet, en zynen Trom in het water geftneeten. De Korporaal der Wyk , met een anderen Tamboer, de Schutters in de wapenen zoekende te brengen, Haagde even ongelukkig; als mede eeniN 5 ge  soa Hrt BEROERD ge Luitenanten, Vaandrigs en Serjeanten, die van buis tot huis gingen , om hunne manfchap tot duitinge van den moedwil te beweegen; eenigen weigerden volflrekc, den Pagteren te hulpe te koomen. De woede ontftak veel eer, met vernieuwde hevigheid, aan het huis van clement van der horst, ftaande op den Vygendam, 't welk zodanig geplonderd en van alles beroofd wierdt , dat de doortogt1 op den Vygendam zo gc^d als geflopt was. Dit alles gefchiedde onder 't oog van eenen der Burgemeesteren, die van 't Stadhuis den uitgelaatenften moedwil aanfehouwde, en , egter, 't zy uit vreeze, of om andere redenen, den aanbod eens Burger-Kapiteins, om zulks te fluiten, van de hand wees. Terwyl het plondervuur op den Vygendam op 't hevigst brandde, deeden myne Heeren van den Geregte afkondigen, dat zy, met groot leedweezen , de ontftaane beweegingen onder zommige Inwooners vernomen hebbende, daar van en van de geneigdheid der Ingezeetenen kennis hadden gegceven aan Haare Edele Groot Mogende en aan zyne Doorluchtige Hoogheid, om met de zelve te beraadflagen de bekwaamfte middelen ter wegneeminge van die beweegingen , ten meesten diende van Land en Stad ; vermaanende , intusfchen , eenen iegelyk tot ftil te en rust, en aan de goede Burgers en Ingezeetenen beveelende, om  NEDERLAND. 203 om op de eerde aanzegging onder de wapenen te verfchynen. Hoognoodig was zulk eene Afkondiging. Want de uicgelaatene plonderaars, met de Pagters en de huisjes der Kollektcurs, ■ zo op Stads wallen by de Molens als aan de Brouweryen, thans bykans gedaan werk hebbende, begonnen nu hunne helfche oogen te flaan op de huizen van verfcheiden gegoede Ingezeetenen, die wel geen deel hadden aan de Pagteryen, doch met de Pagters, door bloedverwantfchap of anderzins, in eenige betrekking ftonden. Eer wy van de uitwerkinge der bovengemelde Afkondiginge verflag doen, zullen wy van deeze moedwilligheden eenige voorbeelden aanhaalen. Voor het huis van nikolaas lublink, Koopman in Tabak, en broeder des Pagters van dien naam, verfcheen eene groote menigte volks, met het voorneemen om hetzelve te pionderen, omdat de fpraak ging dat des Pagters waardigfle bezittingen aldaar geborgen waren. Doch de Heer lublink, den ftorm ziende opkoomen, hadt zyn werkvolk de bewaaring van zyn huis toevertrouwd, en wapenen onder hetzelve uitgedeeld. Daarenboven hadt hy een grooten voorraad van oude Dakpannen op zynen Zolder doen brengen, als mede, gelyk zommige willen , zich van Draaibasfen voorzien, om de aanvallende pion-  204 Het BEROERD plonderaars inet het een en ander te begroeten, 't Leedt ook niet lang, of het Graauw verzamelde, in goeden getale , voor zyne wooning , en maakte toebereidzels tot het pleegen van geweld. Doch lublink, het werpen van den eerften fteen niet willende afwagten , deedt zyne Manfchap ten voorfchyn koomen; waarop de verwoesters, geenen lust hebbende tot bebloede koppen , allengskens afdroopen. Even-moedig wierden ze ook te keer gegaan, op de Jooden- Breeftraat, in eenen Grutters- en Kommenywinkel, welke opgehouden wierdt door zekeren jan barend reekers, in de wandeling de Ryke Boer genaamd. De eer van het behoud deezes huizes kwam toe aan de Jooden, die uit verpligtinge aan den WinkeKer, en uit een zucht om hunne Buurt fchoon te houden, der woedende menigte kloekmoedig onder de oogen zagen , en zo wakkeren tegenftand booden , dat ze wel haast van haar voorneemen afzag. Dus moedig gedroeg zich ook de Natie op de Muiderftraat , ten behoeve van eenen Burger, die voormaals zich met de Pagten hadt bemoeid. Eene diergelyke daad verrigtten deeze getrouwe Israëliten by de Brouwery de IFaereld, voor welke zy, ter beveiligingc van het Kollekteurshuisje, een Bolwerk van Halfvaten opwierpen, en voorts-  NEDERLAND. 205 voorts , agter deeze Vcrfchanzing, de aanvallers moedig afwagtten. Nog één Haaltje van te leurgeftelden moedwil zullen by hier nevens voegen. Een Herberg, Grootendorst genaamd, ftaande op de Bloemgragt by de Raampoort, -ftondt op de lyst der gedreigde huizen. De Waard, van het voorneemen der plonderaaren tydig verwittigd, hadt eenige kloeke Gasten in zyn huis genomen , en dezelve, met Mesten en ander geweer voorzien, in zyn Voorhuis geplaatst. Het fnood gefpuis , veelligt hier van onkundig, naderde eerlang, met een woest getier, de Herberg en hield: ftal voor dezelve. Een der befchermers, houdende een Kan met Rotterdamsch Bier in de hand , tradt toen ten voorfchyn, en fprak de Belhamels in deezervoege aan: „ Mannen, zo je een glaasje met ons wilt „ drinken , dat is tot je dienst. Maar kom je „ om het huis te pionderen , dan zullen we je „ wel ontvangen , en (onder dit zeggen trok hy „ zyn Mes) je kunt verzekerd zyn dat we je met „ dit entje ftaal zeer wel zullen toeftellen." De welberaadenheid, de ernst en het vuur, met welke deeze korte redevoering wierdt uitgefproken, deeden de bedoelde uitwerking. Zonder iets te onderneemen, droop het Graauw ftilletjes af. Dus was de geheele Stad in rep en roer, en hoorde men, in afte oorden , niets dan van de ver-  2o5 Het BEROERD verfoeielykfte baldaadigheden, die de Stedelingen van angst en vreeze deeden zidderen. Geen wonder dat men eerlang begreep, de dringende noodzaaklykheid van het te baate neemen van kragtdaadiger middelen ter beteugelinge van dien tuimelgeest. Niet lang leedt bet, of dit gebeurde met 'er daad. Verfcheiden Kompagniën, nog dien zelfden Dingsdag naa den middag in de Wapenen gekoomen, vatteden post op onderfcheidene Loopplaatzen, en zonden van daar Ronden door zulke oorden der Stad , die meest gedreigd wierden. Aan de huizen, zo van Uitkoopers als van waakende Burgers, deedt men rond zeggen, op {taanden voet in 't geweer te verfcbynen. Diergelyk bevel ontvingen de Waag-, Turf- en Bierdraagers. Alle deeze haalden Geweeren van 't Stadhuis. In zommige Wyken deedt men een Vragtflede met Wapens rond ryden, voor elk die ze begeerde. Binnen korten tyd kwamen dus de Burgers in de wapens, en verfpreidden zich door de gantfche Stad. Het nut hier van bleek nog dien zelfden avond. Eenige Kompagniën, die de Ronde gedaan hadden, fcheidden van elkander, een weinig vóór zeven uuren , op den Singel , by de Bergftraat, en aan de overzyde by de Lynbaanfieeg. Alle de Burgers waren nog niet uit het gezigt, of men vernam eenen hoop plonderaars by  NEDERLAND. 207 by deJan-Rodenpoorts-Torenfluis, met Mesfen, Stokken en Bylen gewapend. Zy hadden het oog op zeker huis daar omtrent; doch het niet met zekerheid kunnende vinden , ftreefden ze voorts na den Blaauwburgwal, om aan het huis van eenen Pagtersbediende hunne fchade te verhaaien. Met zo fnelle woede deeden ze hier den aanval, dat Bedden en andere huisgeraaden in een oogenblik vernield waren. Een Vaandel Schutters, onder den Kapitein mattheüs lestevenon Abrahamsz , van verre eenige beweeging verneemende, rukt hier op aan van de zyde der Heeregragt, en bezet de toegangen, terwyl eenige Burgers in het veege huis tegen de plonderaars indrongen, vuur gaven en zommigen kwetften. Eene andere Kompagnie, onder den Kapitein thkodorus wynants, floot den Blaauwburgwal aan de Noordzyde af, terwyl dezelve, door eene derde Kompagnie, onder den Kapitein jan frederik berewout, aan den kant van den Singel wierdt bezet. Midlerwyl waren drie Burgers, in de opfchudding, van hunne Kompagnie afgefneeden, en wierden. thans door de muiters aangerand. Doch een van hun, kloek beraaden, boodt tegenftand en dreigde vuur te geeven. Zyne Spitsbroeders, dit verneemende, kwamen, om hem te ontzetten , met den degen in den vuist toefchieten. Thans ontftondt een  20S Het BEROERD een fchrik wekkend geroep: Hou vast! Laat los! Val aan! Men nam eenigen der muitelingen in hegtenisfe; een zeker Onderofficier riep luidkeels uic dat ieder zyns wegs te gaan hadt, indien hy zyn leeven lief hadde , alzo men , op de kwaadwilligen zou losbranden. Die was van goede uitwerkinge, en deedc de menigte uit elkander wyken. Midlerwyl ontftondt, op eene andere plaats, merkelyke opfchudding, uit eene geringe oorzaak. Op den Nieuwezyds - Voorburgwal , tusfehen de Nieuwftraat en St. Nikolaasftraat, woonde een Kleermaaker, die tot Uithangbord hadt karei, den XII, Koning van Zweeden, gefchilderd met ongedekten hoofde, houdende zynen hoed in de hand. Reeds den voorgaanden Saterdag , diep in den nacht, hadt hy eenige beweeging voor zyn huis gehoord , en eene pooging gezien om dit Bord weg te neemen. Daarenboven hadt hy deezen Dingsdag morgen aan zyn huis een aangeplakt briefje gevonden , waarin hy, met veele feteidnaamen, in gebrokene kromtaal, vermaand wierdt, het Uithangbord weg te doen. De Kleermaaker aan dit alles zich niet ftoorende, kwam 's Dingsdags avonds ten zynen huize een kaerel van kloeke geflalte en barsch van gelaat, zynde een Zweed, die by verfcheidene plonderingen blyken van overmoed en fterkte hadt vertoond. Hem ver-  NEDERLAND. 209 vèrzelden twee Gasten : de eene een Fries, die hem voor Tolk diende; de andere een Scheepstimmerman; Op de ftraat ftondt een groot getal 'foortgelyk gefpuis. De Zweed was niet in huis getreeden, of hy betuigde zyne verontwaardiging j dat zyn Koning, een Vorst van zo veel vermaardheid en dapperheid , met ongedekten hoofde was afgebeeld, even als ware hy aan anderen onderdaanig ; en beval daarom dat de vernederende fchildery ftraks zou worden weggenomen. De Kleermaaker en ^de zynen , als mede een Koop» vaardy-Kapitein, die by hem inwoonde, zogten den vreemdeling met zoete woorden neder te zetten, beloovende ftraks eenen Smid te zullen ontbieden om het Bord weg te neemen. Doch hy, hier naar geene ooren hebbende, zeide i de Tim* merlieden by zich te hebben om het werk t» verrigten. lViet een drong hy agter in het huis * en eischte een glas Bier. Men gaf het hem; doch naauwlyks hadt hy het geproefd, of hy wierp het Glas over 't hoofd te morzelen. Thans haalde hy wederom op van het Uithangbord; beduide den Kapitein, hoe hy den hoed op 'sKonings hoofd wilde afgebeeld hebben, en aan ee* nen Burger, die ondertusfchen in huis was gekoomen, hoe de Koning zynen degen moest trekken. Dit alles gelchiedde metdeuiterfte onbezuisd-1 heid. Van ter zyden gaf hy te kennen, hoe hy II. deel» O by  sio Het BEROERD by de naaste Buuren de Horologies wilde gaan opwinden en Chits meeten. Duidelyk begreep de Kleermaaker uk dit alles, welk gevaar zyn huis dreigde. Kort voor de komst des Zweedfchen booswigts was hy , met de Kompagnie van zyne Wyk, van de wagt gekoomin: hierom floop hy ftil ter deure uit, ia hoope van eenigen zyner gewapende Spitsbroederen te zullen ontmoeten, 't Gelukte hem, weinige huizen van zyne wooning , eenige Schutters van den Kapitein van hemert^ aan te treffen, den wil hebbende na den Blaauwburgwal, doch die, op 's Mans verzoek, zich na zyn huis begaven en het gepeupel fpoedig op de vlugt dreeven. Met geweld wierdt ook de Zweed buiten de deur gezet; doch hy liet daarom niet af, even uitzinning- tegen het Uithangboord te raazen. Vergeefs zogt Kapitein van hemert hem neder te zetten: onophoudelyk riep hy zyne twee Makkers toe: Het huis moet evenwel geplonderd voorden. Onder dit zeggen keerde hy zich na het huis, doch wierdt, door den Heer van hemert, met eene gevelde Piek tegen gehouden. Onder dit alles traden de Burgers toe, en leiden aan om te fchieten; 't geen hun, egter, door hunnen Kapitein verbooden wierdt. De Zweed, in ftede van dit geduld tot zyn \ oordeel te ge- brui*  NEDERLAND. iti bruiken , zeide tot zynen Makker: Wy kunnen alle deeze Burgers wel over hoop loopenden meende met een zich na het huis wenden. Thans, egter, wiiden de Burgers zich niet langer; laaten befpotten: zy leiden op hem aan* en troffen hem met drie kogels , die ftraks van zyn veifoeielyk leeven en gedrag een einde maakten. De Timmerman wierdt ook zwaar gekwetst. De tweede Makker, naamelyk de Fries, zyn Mes trekkende en de Burgers voor een Hoop Kanaiije fcheldende, wierdt met fleeken , flaan en fchieten zo deeriyk gewond , dat hy naa twee dagen insgelyks overleedt. Men bragt eerlang het L>k des Zweeds na het Stadhuis. Van eene allerheilzaamfte uitwerkinge was dee* ze kloekmoedigheid der Burgeren. 's Anderendaags hoorde men van geenerhande plondtringeh | niemand der aterlingen durfde de hahdhaavers der algemeene rust onder de oogen zien; zy hielden zich fchüil in hunne donkere en afgelegene oorden. Elk ftreelie zich nu met de hoop op dé hertelling van de openbaare veiligheid; welkè hoop nog gegronder wierdt, zints eene Afkondiging , op Woensdag omtrent den middag, waarby de Wethouderfchap kennis gaf, dat op den voor* flag van zyne Hoogheid aan de Staaten van Hol» land was beflooten, Van (tonden aan de Pagten «f te ffehaffen. Kort naa deezö Afkondiging O 3 wiefdt  218 - Hét BEROERD wierdt het Lyk des Zweeds op eene Horde uk het Stadhuis gefleept, voorts na het Galgeveld gevoerd, en aldaar aan zyn (linkerbeen opgehangen. Een onbezonnen gebruik, egter, maakten veelen onder het Gemeen van de gemelde Afkondiginge. Veelen begaven zich na de huizen van Bakkers en Grutters, en eischten dat zy terftond hunne waaren tot een verminderden prys zouden afgeeven. Die hier iets tegen hadden , wierden met plondering gedreigd. Hierom hielden de Schutters post op verfcheidene loopplaatzen , en deeden , van tyd tot tyd, de Ronde door de Stad. Ook wierdt 's anderendaags, van wegen de Regeeringe, eene nieuwe Zetting op het Brood gemaakr. In de thans herftelde rust lieten veelen hunne gedagten gaan over zo veele baldaadigheden en plonderingen, en hoe 't mogelyk ware, dat een woeste hoop , meest beftaande uit Jongens en Wyven, zo veele verwoestingen hadde kunnen aanrichten. Eene algemeene vreeze en verflagenheid moet de Burgery bevangen, of de haat te« gen de Pagters haar wel diep in 't hart gezeeten hebben. De Woestelingen hadden , egter, hunne Opperhoofden. Deeze waren, behalven den gefneuvelden Zweed, een zeker Tuinman, en een Vrouwsperfoon van flegt gerugt. De cerfte,  NEDERLAND. 413 ï ie ter van dort genaamd , voerde den tytel van Burgemeester, hem eerst gegeeven door zyn wyf, by gelegenheid dat hy , aan het huis van eenen der Pagteren, eene groote Paruik hebbende opgezet, deeze hem tegemoet voerde dat hy wel eenen Burgemeester geleek. Zedert hing hem die tytel aan. In de meeste plonderingen hadt hy den voortogt, voerende een ftok met een Vaandel daar aan gebonden. Zodra hy zyne Bende aan 't werk hadt geholpen , trok hy doorgaan» af met een gedeelte van *t gefpuis, groot genoeg voor eene Ploeg, om elders werk te zoeken. Op het gerugt dat de Burgery in de wapenen was, hieldt hy zich fchuil, voor eenigen tyd; doch kwam eerlang te voorfchyn , en wierdt op de Prinfegragt , in een Bierkelder , door de Ronde doende Burgery gegreepen en na het Stadhuis gebragt. Het Vrouwsperfoon was de reeds genoemde Mat van den Nieuwendyk. Haar bedryf was, Schol, Bokking en Limoenen by de Beurs te venten. Naa den gedempten Opioer hadt men haar gewaarfchuwd, zich aldaar niet wederom te vertoonen; doch zy, hier naar geene ooren hebbende , wierdt van agteren door eenen Onderfchout gegreepen, terwyl ze bezig was om Schol aan eenen Lantaarnpaal op te hangen. Dewyl de klaarfpreekende misdaad deezer Roervinken een voorafgaand geregtelyk onderzoek O 3 nood-  914 Het BEROERD noodloos maakte, gefcheidde eerlang de noodige toeltel om hun de verdiende ftraffe te doen ondergaan. Uit de drie Venfters der Waage op den Dam, aan de zyde van de Beursfteeg , wierden op Vrydag morgen zes Balken uitgettoken. Eenige Kompagniën Burgers bezetteden alle toegangen na den Dam. Agter dezelve ftonden de Waagdraagers. Bykans driehonderd Scheepstimmerlieden, in hun gewoon gewaat, met Bylen gewapend, hadden, ter voorkoominge van allen onraad, post gevat op de lieeregragt. Ten twaalf uuren wierden de twee verooi deelden , gevolgd van de Heeren van den Geregte, door gefchaarde ryen Burgers, van 't Stadhuis geleid na de Waag. Onder het gaan over den Dam riep het wyf, met een vervaatlyke ftemme: Wraak! Wraak! Burgers, wraak! en by het opklimmen van den Trap der Waage; Ach Jezus , is 'er dan geen •wraak ? Het roeren van den Trom, waar toe bevel wierdt gegeeven, verdoofde haare ftemme. De zo genaamde Burgemeester was zeer ftil. Het Wyf wierdt eerst gehangen, onder het nogmaals geftadig roepen van Wraak ! Wraak ! en daarnaa de Tuinman. Tot nog toe was 'er geene beweeging voorgevallen onder de' talryke aanfchouwers. Maar terwyl de tweede misdaadige ten Venfter wierdt uitgehangen, ontftondt 'er onverwagt een gewei* dig  NEDERLAND. «15 dig gedrang, die voor veelen doodelyke uitwerkzels hadt. Verfchillende zyn de gevoelens over de oorzaak deezer beweeginge. Waarfchynlykst nam dezelve haaren oorfprong uit de aankomst van eenige Burgers, die de Ronde door de Stad geJaanOfeadden, en nu langs den Vygendam zich na den Dim willende begeeven , eenigen tegenftand onttmoeten van de opeen gepakte toekykers: weshalven zy, om ruimte te maaken , met los kruid onder den hoop fchooten ; 't welk niet konde nalaaten , onder de talryke menigte, ontfteltenis en vervolgens nog fterker aandrang te veroorzaaken. De Burgers, op den Dam gefchaard, onkundig van de reden van dit fchieten en dringen , tu net ergfte vermoedende, brandden hierop insgelyks los, doch met Scherp, evenwel met die voorzigtigheid, dat de meeste kogels in de lucht vloogen. Nogthans wierden hierdoor eenigen gekwetst, en één of meer gedood. Deerlyke uitwerkzels hadt onderrusfehen dit fchieten. Elk, voor zyn leeven beducht, vluggte met zulk eenen fpoed, dat veelen, onmagtig om den aandrang te wederftaan , onder den voet raakten, en wederom door andere bedekt wierden. Veelen wierden hierdoor verflikt, of dood getrapt. Men wil dat in de Kromelleb.oogfteeg de menfehen anderhalf Mans hoogte op elkander lagen. Het deerlykfte fchouwfpel , egter , verO 4 toon-  5iö Het BEROERD toonde zich aan de zyde van hec Damrak. Want veelen, langs de Vischmarkt of het Water, een goed heenkoomen willende zoeken, wierden door de aandringende menigte in het water gedreeven. Die het geluk hadden deeze doodlyke plaats te ontwyken, liepen als uitzinnigen door de Stad, met eenen fpoed, alsof ze van den vyfind wierden naagezet; de mannen zonder hoeden en Pruiken; de Vrouwen met hangende hairen, en gefcheurde klederen; veelen zonder fchoenen of muilen. De ontfteltenis wierdt fpoedig algemeen door de gantfche Stad; men hoorde een fchrikwekkend jammeren over het verlies van verdronkene of vertrapte bloedverwanten en bekenden. Zints zyne opkomst heugde Amfterdam geene weergae van dit akelig tooneel. In den naamiddag, naadat de Gehangenen na het Galgeveld gebragt waren , wierden uit het water drieëntwintig perfoonen opgevischt; doch men ftaakte eerlang dien arbeid, om het gekerm onder de aanfehouwers, en omdat men beducht was voor nieuwe opfchudding. Den volgenden nacht, haalde men nog eenentwintig Drenkelingen op. Volgens zommigen zou het getal van bekenden en vermisten, aan het Gasthuis opgegeeven, honderdveertig bedraagen hebben. De Burgery bleef nog eenige dagen in de wapenen, om een waakend oog te houden op zom- mi-  NEDERLAND. 217 migen , wier plonderzucht nog niet volkomen fcheen verzadigd te zyn. In eene Afkondiging der Wethouderfchap, in welke „ de verfoeielyke „ Oproer voornaamlyk aan de aandryving van „ eenige vreemdelingen , en andere voor dezes „ Stads welvaart qualyk geintentioneerde Perfoo* „ nen" wierdt toegefchreeven, verboodc men de Oproerfmeeders te huisvesten of te herbergen, onder bedreiging van als medepligtigen te zullen worden aangemerkt; beloovende wyders vyfhonhonderd guldens aan den aanbrenger van iemand, die overtuigd wierdt van nieuws eenige oproerigheden gefmeed te hebben. Voorts geboodt de zelfde Afkondiging aan alle de Schutters, byhet eerfte blyk van Oproer, onder de Wapenen te verfchynen, met belofte van vyfhonderd Guldens aan de Kompagnie, die zich voor een gedreigd huis het eerst vertoonde en hetzelve befchermde. Naa ons dus lang te Amfterdam te hebben opgehouden, moeten wy zommige Steden en het platte Land van de Provincie Holland doorloopen. 't Zy het gerugt van 't 'geen te Amfterdam was. voorgevallen elders ernftiger maatregelen hadt doen beraamen, of andere daar van de oorzaaken waren, zeker is het dat verfcheiden Steden met den fchrik vry raakten. Te Rotterdam bleef het by een fomber morren' onder de menigte. O 5 De  siS Het BEROERD De Wethouderfchap van delft voorkwam den moedwil, door eene Afkondiging , in welke zy, naa de Gemeente te hebben gepreezen over haare bedaardheid , geduurende de opfchuddingen, elders voorgevallen, verzekering deedt van andere Middelen te zullen beraamen , in de plaats der afgefchafte Pagten. Niet zo vreedzaam en bedaard liet het zich aanzien te gouda. De haat tegen de Pagters deedt aldaar, op den zevenentwintigiren van Zomermaand, terwyl de Vroedfchap vergaderd was,, eene groote menigte Volks op het Stadhuis zamenvloeien, met een dreigend gelaat en morrende woorden. Doch eene tydige Afkondiging, waarby aan de Gemeente kennis wierdt gegeeven, dat, met goedvinden der Stad, ter Vergaderinge van Holland wierdt geraadpleegd , over de afTchaffbg van de Verpagtinge der Gemcene Lands Middelen, verdreef den opkoomenden ftorm. Ook wordt vermeld, tot lof van den Heere Hoofd-Officier moering, dat hy, door zyne vriendlykheid en befcheidenheid, de gemoederen zou hebben neêrgezet. Het een en ander bragt te wege, dat het dreigen in juichen veranderde, en elk vergenoegd na zyn Ihuis keerde. Één onbefcheiden Pagter , nogthans , hadt de ftoutheid, op de Kersfemarkt den Excyns der Fruiten in te vorderen. Op bevel van den Hoofd -Offi- eteT  NEDERLAND. ai? der ftaakte hy het evenwel. Maar als deeze, korc daarnaa, hem aantrof aan de Bodegraaffchc Schuit, bezig met het verzamelen van Pasfagiegeld, en hem vraagde,, of hy onkundig ware van de vernietiginge der Imposten, ontving hy een zeer barsch en onbefcheiden antwoord. De Heer moering, hier door tot gramfchap vervoerd, greep den Pagcer, en fmakte hem in 't Water, waarin hy een poos bleef leggen, zonder dat iemand zich zyns ontfermde. Hy kroop 'er eindelyk uit, en maakte zich heimelyk weg. Ware hy in handen van 't Gemeen gevallen, konde zulks de gemoederen ligt gaande gemaakt, en groote opfchudding veroorzaakt hebben. Voor 't overige ontmoeten wy niets merkwaardigs in de Hollandfche Steden. Ten platten Lande, vooral in het Noorder-Kwartier, ontftonden wel, hier en daar, eenigebevveegingen , doch zy borsten niet uit tot daadelykheden. Inzonderheid bragt men den fchrik onder het Gemeen, door het vatten van twee perfoonen in dat Kwartier, die in oproerige redenen boven anderen hadden uitgemunt, en zedert na 's Gravenhage gevoerd wierden. Dit deedt by de overigen den moed verflaauwen, die nog kleiner wierdt op het gezigt van eene Bende Ruiters , ter handhaavinge van de rust derwaarts gezonden. Uit  22© Het BEROERD Uic Holland gaan wy over in de aangrenzende provincie utrecht. Van de gezindheid des Gemeens ten aanzien van de Pagters hadt men, al in den aanvang deezes jaars, een voorbeeld gezien in de hoofdftad des Gewests. In 't begin van Sprokkelmaand hadden de Pagters van den Sterken Drank de lucht gekreegen van eenigen Brandewyn, door Soldaaten opgeflagen in een huis, zonder daar van den Impost betaald te hebben. Tot het doen van huiszoeking begaven zy zich derwaarts, verzeld van een Onderfchout, zes Geregtsdienaaren en eenen Bode der Stad. Het Gemeen, hier van kennis bekoomen hebbende, verzamelde zich voor het huis, verzeld van twee Tamboers der Bezettinge. Naauwlyks hadt de Onderfchout met zyne DienaaTs dit vernomen , of zy zogten om een goed heen koomen, en lieten de Pagters in den nood. Met geweld wilden nu de Tamboers na binnen dringen; doch de Bode hielde hen met zagte woorden tegen: waarnaa het Gepeupel insgelyks aftrok. Thans waanden de Pagters het huis in veiligheid te kunnen verlaaten. Doch het volk kreeg hen niet in 't oog, of 'er ontftondt een fchrikwekkend geroep : Daar zyn de Pagters ! Daar zyn de Pagters! Op dit gedruis fchooten wederom de Tamboers toe, thans verzeld van eenige Soldaaten. Om hunne handen te ontgaan, vlugtten de be-  NEDERLAND. $U bevreesde Pagters in een huis , alwaar Glas- en Aardewerk wierdt verkogt; van 't welk al wat op de Venfters ftondt, fpoedig kort en klein wierdt geflagen. In deezen angst vonden de bevreesde Impostmeesters middel' om onderftand na de Iloofdwagt te zenden , welken zy ook bekwamen, en die hen, hoewel onder eenen ftortregen van fteenen en vuiligheden , na het Stadhuis in veiligheid geleidde. De Stads-Bode wierdt by die gelegenheid zwaar gekwetst. Intusfchen hadden de Pagters, in het doorzogte huis, eenigen Brandewyn gevonden, en van daar medegenomen. Deeze behoorde in eigendom aan eenen Soldaat, die thans op de wagt was. By zyne thuiskomst zynen Brandewyn niet vindende , begaf hy zich na de Glaswinkel, in de hoop van de Pagters aldaar nog te zullen aantreffen. De vrouw van den huize zette hem af met fchoone woorden, en verzekering van zynen Drank weder te zullen bekoomen. Doch alzo dit niet gelukte , ftreefde hy kort daarnaa, by nacht, na het gemelde huis, maakte, mee houwen en flaan op de deur, een vervaarlyk gedruis , en jaagde den bewooneren eenen doodlyken angst aan. Hy droeg eerlang de ftraffe van zynen moedwil; nevens de twee Tamboers geraakte hy in hegtenisfe , en wierdt vervolgens jnet de Spitsroede getuchtigd, Dit  Het BEROERD Dit niettegenftaande hadden de Soldaaten de ftoutheid, zomtyds ten getale van dertig of veertig tevens , onder het oog der Pagters, allerlei waaren, aan Impost onderworpen, binnen de Stad te brengen, en vervolgens, tot een geringen prys, onder de Gemeente te flyten. Zo hoog liep deeze ftoutheid, dat de Wethouderfchap, in Lentemaand, zich genoodzaakt vondt, by openbaare Afkondiging, alleen Sluikhandel te verbieden , met bedreiging van de Overtrceders» als Verftoorders der openbaare nibt,zelf aan den Lyve te zullen ftraffen. Van deeze heftigheid der gemoederen, die wel gedempt maar niet gedoofd was , hadt men gewisfelyks niets dan alles kwaads te verwagten. Niet meer dan een vonkje was 'er noodig om het fmeulende vuur ten dake te doen uitllaan. Zedert de gemelde Afkondiging hadt men zich wel ftil gehouden , doch het gebeurde te Amfterdam en elders niet vernomen, of de luipende Oproerzoekers ftaken de hoofden op. De Wethouderfchap, den ftorm ziende naderen, hadt in de daad, om dien te doen overdryven, zonder zich te ontlasten, op den vyfentwintigften van Zomermaand, doen afkondigen, dat de Impost op Tabak, Snuif, Koffv, Thee en Aardappelen voortaan zou zyn afgelchaft. Doch het Gemeen was hier mede niet voldaan; dagelyks vergaderde het in groo- ten  NEDERLAND. 2*3 ten getale voor het Stadhuis, allerlei oproerige redenen uitfiaande. Het morde dat men hier ongelukkiger was dan de Hollanders, die veel verder gegaan , en van alle Imposten ontilagen waren: en dat men, diensvolgens , niet behoorde te rusten, voordat men hier insgelyks de zaaken op dien voet gebragt hadde. Dit mompelen en dreigen borst eerlang uit in daadelykheden. Op Saterdag den negenentwintiglten van Zomermaand zag men de Stad vol opfchuddinge en verwarringe; reeds 's morgens ten negen uuren maakte het gefpuis eenen aanvang met het afbreeken van het zo genaamde Kraaiers* huisje buiten de Catharine-Poort, en liet 'er naauwlyks den eenen fteen op den anderen. Hier by bleeven thans de moedwilligheden, alzo midlerwyl een Regiment Ruitery ter Stad introk, en op het St. Janskerkhof post vatte: dit gezigt deedt de Oproerigen het overige van dien dag zich ftil houden, 's Anderendaags, onder de openbaare Godsdienstoeffening, nam het woeden wederom eenen aanvang, buiten de Tolfteegpoort, daar men het Verklikkershuisje onder den voet haalde. Zeven Ruiters, derwaarts gezonden , waren niet in ftaat om den moedwil te keeren. Meer baate deedt een grooter getal aan de Waard en W7ittevrouwenpoorr, alwaar de huisjes befchermd wierden. Ota alle zameurottingen te weeren of uit cl-  224 Het BEROERD elkander te dry ven, deeden eenige Ruiters gertadig de Ronde door de Stad; Op den eerften van Hooimaand ontving de Schuttery bevel, by tyds onder de Wapenen te verfchynen, en het Stadhuis te bezetten. Dit voorkwam wel het pleegen van openbaare geweidenaryen, doch maakte geen einde aan het morren der Gemeente; Twee leden van de Vroedfchap , in den aanvang der Opfchuddingen, na 's Gravenhage gezonden , om het goedvinden van zyne Hoogheid in te neemen , keerden dien dag te rug. Op Woensdag, den derden der maand, hadt de Gemeente den uitflag der bezendinge der afgevaardigde Heeren nog niet vernomen. Haar geduld was nu ten einde. In den morgen van gemelden dag verzamelde eene groote bende voor 't Stadhuis, die fpoedig dermaate aangroeide, dat ten elf uuren bykans alle toegangen waren afge. fneedcn. Nogthans pleegde men tot nog toe geen geweld. Een oud Wyf opende thans het Oproertooneel, met het zwaaien van een Schorteldoek over haar hoofd , en het onophoudelyk fchreeuwen: De Pagten moeten afgefchaft ! De Pagten móeten afgefchaft ! Het volk , een uur lang vrugtloos gewagt hebbende na de afkondiging van de vernietiginge der Pagten, begon nu fteenen te raapen, en ftreefde daar mede, aangevoerd door het gemelde wyf, na 't huis van den lm-  NEDERLAND. 225 Impostmeester van het Gemaal; doch alzo hy door eenige Ruiters wierdt befchermd, moest het Gemeen onverrigter zaaken aftrekken. Om dan elders hun hart op te haaien, ftreefde het gefpuis na de wooning van den Impostmeester van het Monopolium der Sterke Dranken. Bykans vyftig glazen hadt men hier ingeflagen , wanneer de Ritmeester godin, aan 't hoofd eener Bende Ruiteren, het pleegen van verdere plondering kwam ftooren. By de aankomst der Bende, fchaarden zich de muitelingen in twee ryen, om aan de Ruiters een vryen doortogt te geeven. G 0din, niet zonder hoogen nood geweld willende gebruiken , draafde met zyne Bende, met den blanken Sabel in de vuist, door de Stteg, in welke de Impostmeester woonde, in de hoop van aldus de Muitelingen te zullen verftrooien. Doch by het af- en aanryden der Ruiters ftooten en openden de Oproermaakers den doortogt, en wierpen eindelyk, om den weg te fluiten, een grooten Ladder dwars over den weg. Godin, thans zyn geduld verliezende, beval zynen Ruiteren , ernftiger middelen te baate te neemen; zy zwaaiden hierop met hunne Sabels, en hadden wel dra de Straat geheel fchoon geveegd. Een oud wyf alleen hieldt ftand, onder het voeren van oproerige redenen. Dit verdroot eindelyk eenen Ruiter, die eerst haar eenigen tyd vrugt- II. dell, P loOS  saÖ Het BEROERD loos ten beste raadde, en vervolgens zo een zuaaren flag toebragt , dat ze zuizebollende eer aarde viel. Dit verftrooide de muitelingen. Eenige Ruiters hielden vervolgens de Steeg bezet, terwyl andere op de huizen der Pagters een waakend oog hielden. Want de Burgery weigerde het Stadhuis te verlaaten, onder voorwendzel dat aan het bezetten van deezen post meer gelegen was, dan aan het bewaaren van de huizen der Impostmeesteren. De Wethouderfchap ondertusfehen , beducht voor verdere onaangenaamheden , en om dezelve te voorkoomen, deedt nog dien zelfden middag afkondigen, dat met overleg van zyne Hoogheid, alle Pagten in de Stad, Steden en Landen van Utrecht voortaan zouden zyn afgefchaft; in het vast vertrouwen, egter, dat alle de In- en Opgezeetenen der Provincie met volkomene bereidwilligheid zouden draagen en opbrengen alle zodanige Middelen, als men zoude genoodzaakt zyn, in de plaats van de opgeheevene, en tot vergoedinge daar van, in te voeren ; met vermaaning aan eenen ieder om alle opfchudding te weeren, en bedreiging van ftraffe aan de Oproerftookers. Met eene algemeene blydfchap en gejuich van Vivat Oranje! wierdt deeze Afkondiging aan-, gehoord ; elk ging vergenoegd na huis, en de Stad kwam tot rust. Niet  NEDERLAND. 227 Niet gering was ook de opfchudding, welke een deeze tyde te Amersfoort ontftondt. De baldaadigheid opende hier het tooneel aan 't huis van eenen hennebooy, Pagter van den Tabak, en tevens neering doende in die Waare. Eenige Jongens, meermaalen de eerfte oproerkraaiers, in merkelyken getale , in en voor zyn huis vergaderd, dwongen hem, den Tabak zonder Impost te verkoopen. In den waan van de onrustige gemoederen door toegeeflykheid te zullen tot bedaaren brengen, gaf hy den Tabak , welke dus lang acht Stuivers het pond hadt gegolden, voor drie ftuivers. Ondanks deezen prys , begon het volk, naa eenige uuren, geweld te pleegen; het ftoof ten huize in en beging eenige gewelddaadigheden. Op dit gezigt, en door deezen voorgang gemoedigd, fmeeten wel haast etlyke opgefchootene Jongens met fteenen door de glazen , baan' den zich eenen weg tot in 's Mans wooning, en floegen 'er kort en klein al wat hun voorkwam. Ter naauwer nood bergde de Pagter zyn leeven, over het Dak van zyn huis , door middel van een Ladder; laatende voorts - zynèn Inboedel tot een prooi der raazende en uitzinnige plonderzucht, die 'er den gantfehen nacht haaren euvelmoed aan koelde. Vergeefs zogten de Wethouders dien onbezuisden handel te fluiten; vermaaningen en dreigementen waren hier vrugteloos: P 2 men  228- Het BEROERD men dreef 'er den fpot mede, en liet niet af van woeden en fchendeu, tot dat de plonderluse volkomen zynen zac hadde bekoomen. Toen ftreefde het gefpuis na de wooning van eenen anderen Pagter, jan rosier genaamd. Deeze, den ftorm ziende naderen, hadt zyne kostbaarlte goederen elders in zekerheid geborgen. Mee geweld zogt de oproerige hoop de deur open te loopen; doch alzo die niet gelukte, koelde dezelve zynen moed aan de glazen. Op dit gerugt kwam intusfehen de Onderfchout pan*iekoek toefchieten. Deeze, vernomen hebbende dat veelen van 't geboefte om Jenever riepen, raadde den gedreigden Pagter het middel te beproeven , of hy langs deezen weg het geweld konde verdryven. En, in de daad, het bleek eerlang van krage te zyn. Want naadat rosier ten voorfchyn was getreeden, en van dien drank zo veel ieder begeerde ten beste hadc gegeeven, floegen veelen daar van zo ryklyk te lyve , dae de meeseen hee pionderen vergaeen. Die nog niec geheel befchonken waren , van daar na het huis van eenen Bakker en van eenen Brouwer ftreevende, wierden 'er, door gelyke milddaadigheid, ee vreden gefteld. Voorts zwierden de beiïoopene Oproermaakers ginds en elders door de Stad, doch richtten geene verdere daadelyke uicfpoorigheden aan. Niec weinig, ïjiisfchien, werk- / te  NEDERLAND. 229 te hier toe mede , dewyl eerlang de Burgery in de Wapenen verfcheen, en van wegen de Wethouderfchap een Waarfchuwing wierdt afgekondigd, vermaanende eenen iegelyk, zich te onthouden van alle feitelykheden, onder bedreiging van Lyfllraffe aan de overtreeders van dit gebod. Ten platte Lande van het Sticht en op verfcheidene dorpen hebben insgelyks de Boeren zeer erbarmelyk huis gehouden. Het Hof, hier van onderricht, zondt na den uithoorn, daar 't meeste geweld gepleegd was, vyftig Soldaaten, die, in den nacht van den zestienden en zeventienden van Hooimaand, aldaar met Schuiten aankwamen , eenige Belhamels van hunne bedden ligtten en gevanklyk na de Hoofdltad voerden. Op den tienden van Oogstmaand wierden twee van dezelven , anderen ten affchrikkenden voorbedde, met- de Koorde geitraft. Hoewel de Provincie zeeland zich, ten deezen tyde, minder oproerig aanftelde dan de overige Gewesten, waren 'er, egter, de gemoederen niet in volkomene rust. Niet de genegenheid, maar gebrek aan bekwaame gelegenheid hielde hier het mes in de fchede. Misfchien wierdt het Graauw in bedwang gehouden door 's Lands Krygsmagt, 't welk op de Zeeuwfche Eilanden, in grooter getal dan elders, in bezetting lag. P 3 Mid-  23° Het BEROERD Middelburg alleen wierdt 'er, door zekeren oproerigen Kaerel, een oogenblik in rep en roer gefleld, door het volgende voorval. Volgens een aloud gebruik, wanneer in de gemelde Stad, van wegen de Wethouderfchap, eene Afkondiging zal gefchieden van de Puye van 't Stadhuis, wordt vooraf een Stads Bode op de Markt gezonden, om de Gemeente, tot het aanhooren van 't geen zal bekend gemaakt worden, byeen te brengen , door het roepen van Herwaarts! Herwaarts! Al wie dit woord hoort, is verpligt hetzelve te herhaalen. Op Saterdag den negenentwintigflen van Zomermaand hoorde men aldaar dit geroep langs de Straaten klinken. In een oogenblik krielde de Markt voor het Stadhuis van een ongewoonen toevloed van menfchen, in den waan van de affchaffing der Pagten te zullen hooren afkondigen. Maar hoe groot was de Verbaasdheid, hoe grievende de teleurftelling by veelen, op de ontdekking dat alles bedrog en 'er niets te doen was! De Heeren Gekommiteerde Raaden van Zeeland zagen, egter, hieruit des volks genegentheid; doch, tot op de byeenkomst en nadere raadpleegingen der Staaten van 't Gewest, hierop geen nader befluit kunnende neemen, gaven ze berigt aan de Gemeente, de zaak te zullen brengen ter kennisfe van zyne Hoogheid , en dezelve rypelyk over-  NEDERLAND. »gj overweegen ter naastvolgende Staatsvergaderinge; vermaanende , intusfchen, eenen iegelyk tot rust en eene wilvaardige opbrenginge van dit onombeerlyk gedeelte van 's Lands Inkomften. Aldus bleef Zeeland in tamelyke rust. Hier en daar vernam men wel eenige morringen; doch de Staaten van 't Gewest lieten zich daar door niet affchrikken van de handhaaving van de gewoone Middelen van Confumtie, dewyl ze onoverkoomelyke zwaarigheden te gemoete zagen, in gevalle men te raade wierdt de Pagten te vernietigen. Van hier ook dat in 'c begin van Herfstmaand de gewoone Afkondigingen gefchiedden, tot verpagtinge der Gemeene Middelen. Nergens vernam men deswegen in -'t oogloopende beweegingen, uitgezonderd te zierikzee. Onder het doen der Af kondiginge vernam men: aldaar eenige kwaadwilligen, die, door opdookende redenen , de Gemeente zogten aan den gang te brengen. De Wethouders, zulks verneemende , om het vuur van Oproerigheid in den eerden aanleg te dempen , deeden de Moeitemaakers by den kop vatten en voorts in hegtenisfe dellen. Dit bragt den fchrik onder ^de menigte, en deedt alles in vreede en rust afloopen. Eenigen tyd daarnaa ontdondt 'er eenige opfchudding te goes, aan 't huis van zekeren Pagter j. de wolf, door wiens voorglazen by avond ' p 4 ee-  23* Het BEROERD eenige fteenen geworpen wierden. Doch de grond van deezen moedwil was, waarfchynlyk, een byzonder gefchil, welk zommigen met dien Pagter hadden. Althans de zaak hadt geene verdere gevolgen. Thans zullen wy nog 't een en ander melden van 'c geen, ten aanzien der Pagters en Pagten, in de Provinciën Gelderland en overyssel is voorgevallen. 't Gerugt van 't gebeurde in de overige Gewesten , even als een fhelle blixem, derwaarts gevloogen, deedt 'er veelen ftout worden en de hoofden opfteeken. Niet onbekend was zulks aan de Regenten, die, om het uitbarften van den gevreesdCn brand te voorkoomen,' by tyds maatregelen beraamden en middelen te werk fielden, welke hun de oirbaarfte fcheenen. Op den Kwartierdag, die in Zomermaand te arnhem wierdt gehouden, nam men het befluit, ter wegneeminge van alle redenen tot klagten der Ingezeetenen op het ftuk der Pagten, eene Evengelykheid van belastingen Qver 't geheele Kwartier van de Veluwe in te voeren. Dit zag inzonderheid op de Stad wageningen. In naavolginge van het platte Land hadt men hier de gewoonte , met den Impostmeester een akkoord aan te gaan voor vyf, zes, zeven of meer guldens, naar  NEDERLAND. 233 naar gelange van eens ieders omftandigheden, voor het geheele Jaar , zonder zich verder aan eenige Pagten te kreunen. Met een fcheel oog wierdt dit voorregt, of deeze gewoonte, aangezien by de overige Ingezeetenen des Kwartiers, die zich hier door in hunne regten benadeeld hielden. Ter wegneeminge van deezen fteen des aanftoots , wierden de Kwartiersleden te raade, het bovengemelde middel in te voeren. Naauwlyks hadden die van Wageningen dit vernomen, of zy ftaken de hoofden by elkander. Een algemeen mompelen en morren vervulde de Stad; men dreigde een weezenlyken oproer. Dit jaag- . de den Regenten zulk eenen fchrik aan, dat zy van de beraamde fchikkinge afzagen, en zich gelukkig rekenden, zonder het aanrichten van een bloedbad, de Wageningers by de aloude gewoonte herfteld te hebben. De gelukkige uitflag, welken de tegenftand van die van Wageningen hadt ontmoet, deedt elders by veelen den moed klimmen , en op Pagtvryheidhoopen, ingevalle zy, zo als het heette, zich even kloekmoedig aanflelden. Het gemeen te harderwyk gaf hier van het eerfte voorbeeld. De komst van eenige Heeren in die Stad, derwaarts gezonden tot het verpagten van de Hoofd- en Haardfteegelden , verwekte een fchrcomhk zsmenrotten onder ket Graauw. EeP 5 ni-  S34 Het BEROERD nige kwaadwilligen ruiden de menigte op, onder voorwendsel, dat men genoeg belastingen hadt aan de Lïbera 'ale Gifte, en 'er geene andere behoefden by te koomen. Deeze oproerige redenen wierden gevolgd van. de fchrikwekkendfte dreigementen: waarom de Afgevaardigden , zich huns lyfs niet veilig oordeelende , by nacht ter Stad uitwee ken, en aldus de gevreesde woede van 't opgeftookt gefpuis ontkwamen. Naa eene ernftige Afkondiging hadden de Staaten des Gewests naderhand moeds genoeg om het doen der Verpagtinge te herbaaien. Doch om andermaal niet diergelyken tegenftand te ontmoeten, ontvingen eenige Regimenten last, zich in de Vel uwe te verzamelen , en gereed te zyn om op den eerften wenk te kunnen aanrukken, daar men hunne hulp zou noodig hebben.. Dit affchrikkend Krygsgeweld baarde zulk een ontzag, dat de handhaving der Pagten onverhinderd wierdt doorgedreeven. Zedert hieldt men telkens het Krygsvolk marschvaardig , om by alle gelegenheden , daar de nood zulks vereischte, te kunnen toefchieten. En, in de daad, niet noodloos was deeze voorzorge. Onder andere bleek dit uit het volgende voorval. De Pagter van Brandewyn en Gedeftilleerde Wateren, over de Stad en het Scholtampt van zütfen, in Oogstmaand, ten platten Lande de  NEDERLAND. 255 de gewoone Peiling of Vifitatie zullende doen, wierdt van de Boeren, die in grooten getale op de been kwamen, zeer fchamper bejegend, en by herhaaling gedreigd,- dat hy van eene flegte reize zoude koomen, indien hy de ftoutheid hadde, andermaal te koomen vifiteeren. Hierom moest hy thans van zyn voorneemen afzien. Midlerwyl drecven de Gelderfche Boeren een zo Herken fiuikhandel, dat zy, uit Overysfel, alwaar de Pagten waren afgefchaft, geheele Wagenvragten Jenever binnen bragten, zonder 'er iets van aan te geeven. Om de bovengemelde ontmoeting en deeze ontzetting van zyne inkomften , vervoegde zich de Pagter by de Staaten van he: Graaffchap Zutfen, met verzoek om hunne hulp en Herken arm, tot handhaavinge der Pagten en bewaaringe van zyne regten. Een zo redelyk verzoek vondt ingang by 's Lands Staaten. Honderdvyftig man van de Bezettinge van Zutfen ontving last om na de grenzen op te trekken. Aan den Fiskaal van het Graaffchap , die insgelyks uittrok, wierdt bevolen, zo veel manfchap af te zenden, ter weeringe der Sluikerye, als hy naar tyds gelegenheid zou geraaden vinden; als mede om de Sluikers, welke hy in zyne handen konde krygen, na Zutfen gevankelyk op te zenden. Dit bragt den fchrik onder de Boeren; zy lieten den Pag-  236" Het BEROERD Pagter onverhinderd zyne peilingen verrigten • niemand durfde zich mee fluikery bemoeien. ' Niet zo gemaklyk liep het af te doesburgin daadelyke geweldenaryen fpatce hier de Schendlust uit, eer de rust konde herfleld worden, 'c Was reeds laat in den avond van den eerflen vaa Wynmaand, wanneer eene groote menigte volks, zo ouden als jongen , byeen verzamelde op de Markt, voor de huizen der Pagters h. caljé en b. zachtleven , die naast elkander woonden. Niet lang lieten hunne baldaadigheden de ongelukkige bewooners in onzekerheid wegens hun voorneemen, en wat ze in den fchild voerden. Naa de glazen uitgefmeeten en de deuren te hebben open geloopen, ftreefden ze na binnen, daar ze alles kort en klein floe-en wat door menfehen handen breekbaar was. Dus hunnen dolzinnigen moed gekoeld hebbende, eischten ze, met zwaare bedreigingen, van de Pagter*. de Kollekteboeken , welke zy vergeefs gezoet hadden. In \ eerst zogten zy deezen eisch te ontduiken , met allerhande voorwendzelet». Doch toen het gemeen zich hand over hand verhefte en zy hieruit begreepen dat zy huns lyfs niet zeker waren, indien zy nog langer by de weigeringe volhardden, bekenden ze eindelyk, de Boeken in zekerheid gebragt te hebben ten huize va» den  NEDERLAND. 337 den Hervormden Leeraar smits. Veelligc zou iemand vermoeden dat de naam eens Leeraars de woedende menigte zou tot ftaan gebragt hebben. Geenzins. Met eene uitgelaatene woede ftreefc men derwaarts, dringt met geweld ten huize in, vindt 'er eene Kist, waarin de gezogte Boeken, lagen, en doet ze, door eenen Timmerman, met byl en hamer open flaan. Dus hier hunnen zat bekoomen hebbende , fpoedde zich het fnood gefpuis na de huizen der overige Pagters, met voorneemen om 'er diergelyken rol te fpeelen. Doch dit opzet wierdt in zyne geboorte gefmoord, door de aankomst van honderd Soldaaten, op verzoek der Regeeringe, door de Staaten van Gelderland uit de Bezettinge van Zutfen derwaarts gezonden ; die eerlang gevolgd wierden van nog vyftig man , verzeld van den Advokaat Fiskaal joost schomaker , en twee Staaten Boden. Terftond naa zyne aankomst, deedt de Heer Fiskaal onderzoek na de voornaamfteBelhamels;doch deeze, uit fchrik voor -het Krygsvolk en uit vreeze voor verdere gevolgen, hadden by tyds de vlugt genomen. Een Burger, 's daags te vooren in hegtenisfe genomen , wierdt zedert onder Borgtogt ontflagen , omdat het bleek dat hy, zyns ondanks en gedwongen, deel in den opftand hadt genomen. Kort daarnaa deeden dé Staaten van het Graaffchap  238 Het BEROERD fchap Zurfen eene Afkondiging, in welke zy verklaarden, aan de eene zyde, voor als nog en tot dat andere bekwaame middelen waren uitgeda» niet te kunnen afgaan van de geleide en tot hier toe goedgekeurde gronden van des Graaflchaps Finantien; doch tevens, aan den anderen kant, genegen te zyn, alle bedenkelyke zorge te draagen, en voorziening te doen, dat alle regtraaatig ongenoegen, welk over de heffing der Middelen zou mogen opgevat worden of weezen, ten eenemaal worde weggenomen; mee belofte, indien de Pagten wierden bevonden tot 's Lands nadeel te ftrekken, met overleg van zyne Hoogheid daar voor iet anders te zullen in de plaats ftellen; vermaanende voorts eenen iegelyk, inmiddels de gewoone Belastingen te draagen, en zich te wagten voor rustverftoorende feitelykheden : met bedreiging van evenredige ftraffen aan de overtreeders van deeze ernftige Afkondiging en Waarfchuwinge. Boven hebben wy verhaald , dat de Kollekteboeken der Pagters ten huize van den Leeraar smits uit eene kist met geweld waren weggenomen. Zy waren nog te zoek in het laatst van Louwmaand des volgenden jaars 1749. Ondertusfchen hadt het Kwartier hier by merkelyk nadeel te wagten. Van hier dat de Heeren Staaten, op den achtentwintigften der gemelde Maand, eene zeer  NEDERLAND. *$9 zeer nadruklyke Afkondiging lieten afgaan, waarby zy ftraffeloosheid beloofden aan den fchuldigen, die de Boeken onder zich hebbende , binnen het tydverloop van veertien dagen, dezelve bezorgde in handen der Staaten des Kwartiers of der Wethouderfchap van Doesburg; doch tevens, aan den anderen kant, dreigden , tegen de houders der Boeken, indien ze ontdekt ■ wierden, volgens de uiterfte ftrengheid der wetten te zullen handelen. Eene gewenschte uitwerking hadc deeze Afkondiging. Binnen den bepaaalden tyd, op zekeren nacht, wierden de Boeken, door een onbekenden perfoon, gebragt ten huize van eenen der Stads Roededraagers, en vervolgens aan de Wethouders overhandigd. Overyssel, het laatfte Gewest, waar van wy, onder deeze Afdeeling, zullen melding maaken, bleef insgelyks niet bevryd van den muiczuchtigen tuimelgeest; hoewel de baldaadigheid hier niet tot die verregaande uiteriten als elders overlloeg. Even als in onze tegenwoordige dagen, fcheen thans het heilloos lot van Nederland te zyn , dat het, meer of minder in 't oogloopende, met eene geheele omkeering wierdt gedreigd. Zo wel in onheilen en rampfpoeden, als in voordeelige lotgevallen, mogen onze Gewesten voor zamenverbondenen worden aangezien. Reeds  240 Het BEROERD Reeds in 'c laatst van Bloei- en in het begin van Zomermaand des jaars 1748, befpeurde men in de gemelde Provincie, zo in de Steden als ten platten Lande, eenige oproerige beweegingen, vooral te deventer en vollenkoven, doch voornaamlyk op de üorpen, alwaar de Opgezeetenen op de affchaffing der Imposten met den meesten yver aandrongen. Een merkelyk aantal Landlieden, met Hokken en knuppels gewapend, naderden, met wederipannigheid in het oog en pionder zucht in het hart, de Stad steenwyk, trokken 'er in zegepraal binnen , en maakten 'er zich met geweld meester van de Kollekteboeken van den Accyns. Eenigen van den muitzieken hoop begaven zich vervolgens na eenen Kelderhouder in Brandewyn , daar zy allerlei baldaadigheden pleegden, met fchreeuwen , fcheiden en het infmyten van glazen. Diergelyk een rol fpeelde een ander gedeelte van het geboefte by eenen Tabaksverkooper. Niet anders liet het zich aanzien , of het geheele Steedje zou een prooi zyn geworden van de fchenziekfte en uitgelaatenfte plonderzucht. Gelukkig zonden de Staaten der Provincie , van den hachelyken toeftand der zaaken onderricht, uit Kampen derwaarts twee Kompagniën Zwitzers , onder 'den Kolonel graften, die zulk eenen fchrik onder de menigte bragten, dat ze niet alleen de Boeren ver-  NEDERLAND. 241 verftrooiden , maar ook de Ingezeetenen, welke deel aan den Opftand hadden genomen, in ftilte na hunne huizen deeden te rug keeren. De muit- en plonderzucht wierdt hier door, als mede door eene volgende Afkondiging, beteugeld en de rust voor eene wyl herfleld. Doch deeze was van korten duur. Van nieuws befpeurde men ginds en elders eenig morrend ongeduld; en het liet zich aanzien alsof de geest der Oproerigheid andermaal het hoofd zoude om hoog fteeken. De Staaten der Provincie, beducht voor nieuwe buitenfpoorigheden , en daarenboven in aanmerking neemende, dat de Pagten, terwyl ze reeds elders waren afgefchaft , meer tot ondienst dan tot nut van 't Gemeene Land zouden verftrekken, wierden hierom te raade, naa vooraf ingenomen raad van Prinfe willem den IV, de Imposten op het Gemaal, de Slagtbeescen, Wynen, Bieren, enz. af te fchaffen, en daarvan kennis te geeven aan de Gemeente by openbaare Afkondiginge. Om niet bloot te ftaan aan foortgelyke onaangenaamheden , als elders hunne Medebroeders, hadden de Pagters 5e deventer, reeds eenige dagen vóór deeze Afkondiging, de voorzigtigheid gebruikt , om niet flegts hunne Bedienden af te danken, maar ook daadelyk op te houden met het invorderen van de Imposten der gemelde II. deel. Q Mid-  «4fi Het BEROERD Middelen, zonder eenig onderzoek te doen omtrent de Siuikeryen. Zy vergenoegden zich met het vorderen van eene opgaave der Ingezeetenen van 't- geen zy wegens de Pagten fchuldig waren, en lieten deeze opgaave aan hunne eerlykheid over. Tot in het begin van Louwmaand des jaars 1749 duurde deeze vryheid van Pagten. De Staaten van het Gewest, te Kampen op den Landdag vergaderd, beflooten, op den negenden dier Maand , de Pagten wederom in te voeren. Zy gaven daar van kennis aan de Landzaaten, by eene uitvoerige Afkondiginge, in welke zy de redenen van dit befluit openleiden/ Diensvolgens wierden de Middelen , in de volgende Maand, op de gewoone wyze van nieuws verpagt. Tot veeier verwonderinge bleeven de gemoederen onder dit alles in rust. De Stad deventer was de eenige plaats, alwaar men eenige opfchudding ondervondt. In den avond van den vierentwintigften der gemelde Maand verzamelde eene groote menigte volks , voor de huizen der zulken , die de Pagten hadden aangenomen. Het infmyten van glazen en het pleegen van andere baldaadigheden fcheen de voorbode te zyn van het lot, welk de huizen en derzelver bewooneren dreigde. Doch de Wethouderfchap , van 'r geen 'er omging by tyds verwittigd, deedt in alIer-  NEDERLAND. S43 ieryl de Bezetting in de Wapenen verfchynen, en na de gedreigde huizen aanrukken. Zo veel fchrik baarde dit onder de muitelingen , dat ze aflieten van verdere feitelykheden , en om een goed heen koomen zogten. Veiligheidshalve , egter, hieldt men de Krygsmagt en een Vaandel Burgers nog eenigen tyd onder de wapenen. Voor de Waag hadt men drie Stukken Gefchut geplant, om tot een zein dat 'er onraad was, op het eerfle gerugt van eenige Opfchuddinge , dezelve af te fchieten. Eindelyk hadt nog de Regeering doen afkondigen, dat 's avonds naa acht uuren geene grooter Complotten , dan van vier perfoonen, op de Straaten mogten by elkander zyn, onder bedreiging van door de Ronde doende Wagt in verzekeringe te zullen genomen worden. Dus hebben wy een aaneengefchakeld verhaal gegeeven van de onlusten, opfchuddingen en beroerten , in de zeven Vereenigde Gewesten , ter zaake der Pagten voorgevallen, De, algemeene belastingen waren ten allen tyde een juk, 't welk van de Landzaaten noode wordt gedraagen, doch inzonderheid ongaarne, wanneer zy in den waan zyn, dat dezelve niet zo zeer worden aangewend, om te voorzien in de algemeene behoeften van den Lande , als meer bepaaldelyk dienen om eenigen hunner Medeburge^n te verryken. De geQ 2 wil*  £44 Het BEROERD willigheid, met welke de Imposten nu eene reeks van jaaren worden opgebragt, ingevolge der zedert ingevoerde wyze der heffinge van 's Lands Middelen, waardoor zy onmiddelyk in de Algemeene Schatkist worden verzameld, is een bewys van de doorgaande genegenheid der In- en Opgezeetenen om ten gemeenen beste gaarne te willen medewerken. Eene allerwenfchelykfte zaak is deeze geneigdheid, in Gewesten als de onze, alwaar zo veele kosten en uitgaaven vereischt worden, om ze bewoonbaar te houden, en te behoeden voor verwoestinge van meer dan éénen aart, welke hun onophoudelyk dreigen. By Vaderlandfche Regenten behoort dit een drangmiddel te zyn om deeze heilzaame gezindheid te handhaaven , door het behoorlyk eerbiedigen van 's Volks regten, en altoos zeer zorgvuldig te zyn in het vermyden van alles, waardoor het in zyne Voorregten en Vry heden met reden zich benadeeld agr. De pligten van Overheden en Ingezeetenen zyn wederkeerig. Zo wel als deeze gehouden zyn tot eene naauwkeurige gehoorzaamheid aan 's Lands Conftitutioneele Wetten, even zeer rust op de eerften de pligt om zich te wagten voor allen inbreuk op den wettigen eigendom der Landzaaten, en wanneer deeze eenige bezwaaren hebben, aan hunne kiagten het oor te leenen, en dezelve uit den weg te ruimen. Dit bindt  NEDERLAND. 245 bindt Regenten en Burgers te zamen, en is de ftevigfte grondflag van openbaar genoegen, rust, veiligheid en overvloed. Tot befluit van dit Deel zullen wy nog eenige byzondere voorvallen melden, die, hoewel in den jaare 1748 gebeurd, met de verhaalde oplchuddingen in geen verband flaan , en daarom in den loop derzelven niet konden worden opgetekend. In Bloeimaand des gemelden jaars hadt men te gouda zo groot en algemeen gebrek aan Friefche Turf, dat de Potcebakkeryen verfcheiden dagen moesten ftilltaan. Insgelyks was dit oorzaak, dat de Pypemaakers den arbeid moesten ftaaken. Eene behoefte, welke de fchamele Gemeente onmiddelyk drukt , baart doorgaans 'c meeste opzien. Devvyl men van oordeel was , dat van dit gebrek een onverfchoonlyk verzuim van zommigen hunner meerderen de oorzaak was, ontftondc 'er eerlang een geweldig gemompel, 'c welk op den zestienden dier maand openlyk uitbrak. De menigte, byeen geroepen door een Vrouwsperfoon , die op een Aschfchop alarm floeg, verzamelde ten getale van tusfchen de vier en vyfhonderd perfoonen, voor het huis van zekeren Pottebakker -pluim , daar men wel dra eenen aanvang maakte met het infmyten van glazen, en nu gereed ftondt tot het Q 3 Plee*  246 Het BEROERD pleegen van verdere fchenderyen en baldaadigheden, wanneer de Heer Hoofd-Officier moering zich ter goeder uure vertoonde. Op het gezigt van dien Heere en zyn gevolg Hoof ftraks de muit- en fchendzieke hoop uit elkander , en liet af van pionderen. De gemelde Vrouwsperfoon, als de vooi naamfte Oproerkraaifter, wierdt in hegtenisfe genomen. Dit en de aankomst van Friefche Turf deedt de rust wederkeeren. Eene daad , welke niet te onregt onvoorzigtig tnag genoemd' worden , aan welke een Tabakskooper te Rotterdam zich fchuldig maakte, Verwekte, in Hooimaand des gemelden jaars, by veelen groote ergernis , en konde de grondflag geweest zyn van eenen algemeenen Oproer door de gantfche Stad. Op zekeren dag zag men binnen de voorglazen van zyn huis een Molik van Stroo, hebbende de gedaante van een Mansperfoon; hy was gelloken in een pak oude verfleetene klederen, en hadt een grooten Bril op den Neus. De voorbygangers konden zich geen denkbeeld vormen, wat ze van deeze vcrtooninge maaken moesten. Het getal der aanfchouweren groeide intnsfchen hand over hand; men maakte allerlei' gisfingen, de eene redenloozer en vreemder dan de andere. De Tabaksverkooper behoorde tot de Gezinte der Roomschgezinden. Van  NEDERLAND. 247 Van hier dat zommigen uit den hoop, zich verbeeldende dat het vreemd Postuur aldaar met een fchimpend oogmerk was geplaatst, wel dra openlyk begonnen te roepen: Baar wil dis Paap- fche D zyne Hoogheid més verbeelden, en zeggen dat hy door de Franfchen gebrild is. Meer dan genoeg was dit geroep om de gemoederen gaande te maaken. 't Leedt ook niet lang of men befpeurde den toeftel om het huis aan te tasten en te pionderen. Gelukkig bekwam de Regeering by tyds hier van berigt, die ftraks het huis deedt bezetten en den bewooner in hegtenisfe neemen. By zyne verhooringe voor myne Heeren van den Geregte verklaarde deeze, geen ander oogmerk gehad te hebben , dan om met deeze vertooning aan zyne Buuren , welke tegen hem over woonden, iets te doen te geeven, waar aan zy hunne nieuwsgierigheid konden verzadigen, als die van den morgen tot den avond telkens op zyn huis en glazen gluurden. Zo argdenkende is dikmaals het Gemeen; zo kan een onfchuldig bedryf zomtyds voor den uitvoerder heillooze gevolgen hebben; zo dienflig is het geeven van gehoor aan de waarfchuwinge, zich ook voor den fchyn des kwaads te hoeden. Het volgende voorval gebeurde te zutfen, op den eenentwintigden van Oogstmaand. Een Q 4 Zwit-  248 Het BEROERD Zwitzersch Soldaat, behoorende onder het Batailjon van sturler, 't welk aldaar in Bezetting lag, hadt met eenen zyner Spitsbroederen het befluit genomen om te deferteeren. Zy waren tot dit befluit gekomen, inzonderheid door het fterk aanraaden van twee Vrouwsperfoonen , doch die hen vervolgens op eene verraaderlyke wyze beklapten. De twee Soldaaten wierden hierop in verzekering genomen, en, vermids zy de aangeryde misdaad niet wilden bekennen, op den Pynbank gebragt. Een van hun, tegen de folteringen opgewasfen , volhardde by de ontkenning ; doch de andere, de fmarten niet kunnende verduuren , beleedt, met 'er daad zodanig een voorneemen gehad te hebben. Het gevolg hier van was, een vonnis van het Krygsgericht over den ongelukkigen, om 's anderen daags te worden dood gefchooten. Het gerugt hier van verfpreidde zich fpoedig door de Stad. Het Gemeen toonde zich zeer misnoegd over het gebruik maaken van den Pynbank in dit geval, en nog meer over het gevelde doodvonnis, op eene bekentenisfe, die voor afgeperst konde gehouden worden. Van hier ook dat by eenigen een plan beraamd en vervolgens het befluit wierdt genomen om den gevangene voor den dood te bevryden. Geweld , begreep men, zou in dit geval een vrugtloos middel zyn. Be-  NEDERLAND. H9 Beter uitflag verwagtte men van eenen list, dien men dan ook te raade wierdt te baate te neemen. Op de volgende wyze ondernam men het werk en bereikte zyn oogmerk. In den morgen van den zelfden dag, op welken het vonnis zou volvoerd worden , bezorgde men aan den Gevangene een warm Wittebrood, waarin men hadt weeten te verbergen een Briefje , door 't welk hy wierdt verwittigd van 's Volks voorneemeh om hem te redden, en tevens , als een middel ten dien einde , hy zelve vermaand, dat hy 's Middags met den klokflag van twee uuren verlof moest verzoeken om te mogen gaan op het heimelyk gemak , 't welk even buiten de Hoofdwagt by de Binnenpoort ftondt. Gelukkig hadt. de Soldaat nog zo veel lust tot eeten, dat hy het Brood ontginde, en dus het heilbeloovend Briefje in het oog kreeg. Gehoorzaam aan de gedaane vermaaninge, verzogt hy, ter beftemder uure, het afgefprokene verlof , 't welk hem vergund wierdt, mids een Serjeant met zes man hem verzelde. By het heenen gaan vernam hy nog geenen toeftel; doch van de heimelyke plaats wederkeerende, zag hy dat de zaak ernst , en ten dien einde reeds eene menigte volks vergaderd was. Eenige Wyven begonnen den aanval, met het werpen van q g Zand  25» Het BEROERD Zand en Asfche in de oogen des Serjeants en der Soldaaten. Wel haast fchooten hun te hulpe eenige mansperfoonen , die van 't Geweer der Krygslieden zich verzekerd hebbende, den Gevangene uit hunne handen verlosten,eh vervolgens op de vlugt toogen. Spoedig kwam dit geweld ter ooren van den wagthebbenden Officier, die voorts met eenige Soldaaten toefchoot om den geweldemaren hunnen roof afhandig te maaken. Doch vermids de menigte hand over hand aangroeide, en het in een oogenblik fteenen regende, moest hy afzien van zynen toeleg: hy rekende zich gelukkig, ongekwetst een goed heenkoomen gevonden te hebben. Op bevel der Regeeringe verfcheen vervolgens de geheele Bezetting in de Wapenen; alle poorten wierden geflooten en bezet, om alzo den veroordeelde en zynen redderen het ontvlugten uit de Stad te beletten. Ook gaf men bevel aan eene Bende Soldaaten , van eenen Stads Bode yerzeid, om eenige Burgerhuizen te doorzoeken, in een van welke men vermoedde dat de verweezene zich veelligt verborgen hieldt. Daarenboven wierdt, by openbaare Afkondiging, van wegen de Wethouderfchap beloofd, eene Premie van honderd Guldens aan den aanbrenger van de uitvoerders van dit bedryf, of van iemand , die den  NEDERLAND. 251 den voortvlugtigen Soldaat in zyn huis verborgen hielde. Doch alle deeze naafpooringen en uitloovingen waren vrugteloos: de Vogel was ontfnapt, en hielde zich zederc in de vrye luchc. De andere Soldaae, dien men niet tot bekentenisfe hadt kunnen dwingen, raakte vry met het loopen door de Spitsroeden. Eene fchroomlyke en verre uitziende opfchudding ontftondt in de gemelde Stad zutfen, in Siagcmaand deezes jaars. Zy wierde veroorzaake door eenige Soldaacen van hee Hanoverfche Regimene van den Luicenanc Generaal Baron van m 1 d d acht en , thans, van wegen het fluiten van den Vrede , op zynen te rugtogt na Duitschland. De negende der genoemde maand was voor dit volk beftemd om te Zutfen Rustdag te houden; ten welken einde aan hetzelve, in het groote Gildehuis op de Nieuwftad, huisvesting was aangeweezen. 't Schynt dat deeze Hanoverfche Benden van de dapperheid der Nederlanders een zeer laag denkbeeld hadden. Zeker is het dat zy zich niet ontzagen, de voorbygaande Burgers, Ingezeetenen en Soldaaten voor Poltrom en Lafhartigen te fcheiden. Ondraaglyfc was deeze hoon voor onze Vaderlandfche Knegten, die, by meer dan éene gelegenheid, in dea jong-  252 Het B E R O E R D jongden oorlog, grooter proeven van dapperheid dan deeze Lasteraars vertoond hadden. . Eenige Soldaaten van 'c Friefche Regiment van den Generaal Baron van burmania waren de eerden, die zich deeze beleediging aantrokken. Zes of zeven van dezelve bezaten kloekmoedigheids genoeg om van deeze Hanoverfche Snorkers wraak te neemen. Met den Sabel in de vuist, vallen ze op twintig der uitlandfche grootfpreekers zo dapper aan , dat deeze eerlang de vlugc namen, en hunne veiligheid in het Gildehuis zogten., Hier deeden ze verflag van hunne ontmoeting , en aanzoek by eenigen hunner Spitsbroederen om den Friefche Knegten deeze onverzaagdheid betaald te zetten. Om zeker te gaan, trokken ze, ten getale van tweehonderd, uit hunne huisvesting, in meening van de voorvegters der Vaderlandfche eere gemaklyk te zullen op de vlugt jaagen. Doch zy hadden buiten den Waard gerekend. Want de gemelde zeven man, niet twyfelende of eerlang eene grooter Bende op hen zou af koomen, hadden in alleryl eenige manfchap uit het Regiment van van brakel nevens zommige Artilleristen by een gebragt: zodat ze thans een getal van zestig man uitmaakten. Niet lang leedt het of de Benden raakten aan el-  NEDERLAND. 253 elkander, doch met den zelfden uitflag voor de Hanoverfchen als de eerlte maal. Zy keerden, egter , wederom te rug , doch namen nu hun Schietgeweer te baace ; 't welk de Friezen insgelyks in alleryl na hunne Kwartieren deedt loopen en hunne Snaphaanen haaien. Ongemeene dapperheid betoonden de onzen in dit gevegt. Één Hollandsch Serjeant, gewapend in de eene hand met eenen Sabel, en in de andere met een Bajonet, hielde het uit tegen zeven Hanoverfche Soldaaten, en paste zo wel op treffen, dat hy hen allen op de vlugt dreef. Een Zutfenfche Weesjongen, op het gerugt toegekoomen, en verflaan hebbende wat tot dit gevegt aanleiding hadt gegeeven, hieldt insgelyks de eere der Nederlandfche Natie op. Eenen Hanoverfchen Soldaat ontweldigde hy den Sabel, floeg hem daar mede wakker om de ooren, en keerde voorts te rug met zynen Buit na het Weeshuis, alwaar dezelve, als een Zegeteken, ter zyner eere, wierdt opgehangen. Intusfchen liet het zich niet anders aanzien, dan dat men eerlang een verfchrikkelyk Bloedbad hadt te wagten. Aan weerkanten wierden de gemoederen meer en meer verbitterd. Het geheele Hanoverfche Regiment dreigde deel te neemen in den twist, en het gevegt te willen hervat-  254 Het BEROERD vatten, 't Was niet waarfchynlyk dat de overige Manfchap der Bezettinge en de Zutfenfche Burgers zelve van die alles ledige aanfehouwers zyn zouden, Doch het beraamen van gepaste maatregelen voorkwam dit uiterfte. De Heer van sytzema, Kolonel onder 't Regiment van den Heer van burmania, en Kommandant van 't Zutfenfche Guarnifoen, deedt aanflonds de Hoofden andere Wagten met dubbele posten bezetten. De Hanoveriche Officieren droegen insgelyks alle mogelyke zorge, ter beteugelinge van den verderen voortgang des kwaads onder hunne Soldaaten. Allengskens, hoewel niet dan met groote moeite, wierdt de rust herfleld: want de gemoederen, dus geweldig aan het gisten, lieten zich niet zo gemaklyk tot bedaaren brengen. Aan de zyde der Nederlanders telde men acht of negen gekwetlten; aan die der Hanoverfchen niet minder dan veertig; vier van dezelven overleeden zedert aan hunne wonden: één was reeds in de Schermutzeling gefneuveld. Tot hunne fchade en fchande hadden de Hanoverfchen door die voorval verleerd, de Nederlanders voortaan voor Bloodaarts te fcheiden. Met deeze byzonderheden thans dit Deel beiluitende, zullen wy in het volgende een omftan- dig  NEDERLAND. 055 dig verhaal doen van de verdere onlusten , die zedert de Nederlanden beroerd hebben, in 't byzonder van de Opfchuddingen en beweegingen, welke in den tegenwoordigen tyd zyn voorgevallen. Van de onuitgegeevene Stukken, welke hier en daar onder des kundigen mogten berusten, zullen wy een dankbaar gebruik maaken, indien dezelve aan onze Uitgeevers by tyds worden toegezonden.