HISTORISCHE BESCHRIJVING VAN HET GEBOUW DEK. MAATS CHAPPIJE VAN VERDIENSTEN, TEN SPREUKE VOERENDE: F E L I X M E R I T I S.   HISTORISCHE BESCHRIJVING VAN HET GEBOUW DER MAATSCHAPPIJE VAN VERDIENSTEN, TEN SPREUKE VOERENDE: FEL IX ME KIT IS. Te AMSTERDAM, Bij C. S. ROOS, MD CCC.   >ey?vr* en e*ri van (/c (fttjfe lStic4/&lé 6e. t ^/?/t, 'er flegts ééne, van eene andere hand dan de zijne , in zijn' boedel gevonden is; immers , alhoewel 'er dikwerf in deze aantekeningen van een voorig Kunstgenootfchap gewag gemaakt wordt, dat onder de zinfpreuk Libertas Artium Nutrix beftaan hadt en door welks Leden wijlen willem writs, tot de uitvoering van het Plan dezer Maatfchappijë zou aangefpoord zijn geweest, zijn 'er toch nimmer eenige Leden van dat zogenoemde Genootfchap bekend geworden. De vindingrijke en fchrandere writs fchijnt flegts een ngebeeld Genootfchap gebezigd te hebben, om zijn groot oogmerk te gemakkelijker te bereiken , daar toch ieder eerder tot eene reeds gevestigde zaak toetreedt, dan mede wil arbeiden om den grond tot eenige omlhgtige en tevens nieuwe onderneeming te leggen Dat hij aan het meergemelde Ontwerp een' geruimen tijd befteed hebbe, het zij dan tot het daarftellen van , het zelve , of wel tot deszelfs befchaaving, blijkt insgelijks overvloedig uit de menigte van aanteekeningen daar  *C 3 > daar van voorhanden , waaronder 'er gevonden worden , die reeds met de jaartellingen van 1770, 1771, 17745 1/75 en 1776 getekend zijn. Alhoewel de fvlaatfchappij dus heure geboorte aan zijn vindingrijke brein geheel verfchuldigd is, fchijnt het echter dat hij niet fpoedig tot een befiuit heeft kunnen komen , om haar van een' eigentlijken naam te voorzien; wel is waar dat zij op het oudfte handfchrift, van 1770 of 1771, reeds den naam draagt van een Konstgenootfchap der Verdiensten of de Sociëteit der vrije Broederfchap ; doch, aan den anderen kant, blijkt het, uit v#rfcheidene papieren , in de gemelde verzameling voorkomende , dat hij haar ook nog een menigte andere btmaamingen gegeeven heeft, die allen , als om fhijd, omflagtig waren, en van wier uitfchrijving de Leezer ons wel gaarne zal willen verfchoonen, daar dezelvcn, als.nooit gebezigd, niet-anders dan verveeling, zonder eenig nut voor denzelven, zour den veroirzaaken ; van meer belang is het te weeten hoe de Ontwerper dezer MaatfchapA 2 pijë  < 4 > pijë vervolgends derzelver Stichting heeft weeten te bewerkftelligen. Het was dan in het najaar van 1776, dat meergemelde writs, zig als Lid van zeker , waarfchijnlijk door hem uitgevonden, Genootfchap , onder den naam van de Maatfchappij der Verdiensten, opgericht onder de ZinSpreuk : sapientia et libertate, bekend maakte , ten minnen zig als Lid van dat Genootfchap , in zeker Leesgezelfchap, waarin hij, (zo wel als de Heeren warcüs doesburg , JAiV pietersse , 'jan schutte hoyman en joan hendrik kemp er) onder meer anderen , een medelid was , het eerde opening gaf van zodanig een Ontwerp ter oprichting van eene Maatfchappij van Verdienften; echter was het zelve, ten dien tijde, nog ruuw en zeer uitgebreid , wegens veele omflagtige Fondfen, die, volgends het zelve , tot nut der Weetenfchappen, Landbouw,Koophandel en Zeevaart, daarbij zouden behooren te worden opgericht; welke groote uitgebreidheid , gevoegd bij de verhaaste voorleezing, ten gevolge hadt, dat 'er,  < 5 > 'er,dien avond, weinig of geen acht op gefla-gen werdt; dan, bij een herhaald onderzoek, vermeenden de vier, met naamen hier vooren genoemde , Leden van dat Leesgezelfchap, daar in zeer veel goeds te befpeuren; zo dat zij meergemelden w. writs nu ,met meer ernst aanfpoorden , om zijn Ontwerp eenigzins te befchaaven , minder omflagtig te maaken , en 'er als dan ook meerder algemeene bekendheid aan te geeven ; hier aan fchijnt hij veelal gehoor -verleend, en dit hem aangefpoord te hebben , om hetzelve in beknopter orde te brengen , en van dien tijd af, met andere kundige perfoonen daar over te raadpleegen. In het begin des Jaars 1777 , was hij reeds zo verre met zijn verbeterd Ontwerp gevorderd , dat hij van het zelve gedrukte Requifiten en Declaratoiren uitgaf, aan zodanige Perfoonen , als hij tot Leden van deze opteïichtene Maatfchappij aangemoedigd hadt, en het was ook in den Herfst van dat Jaar, dat hij de gedrukte Advies Billetten rond zondt, en de Korts Schets wegens de Stichting der BaUi 3 taaf-  < 6 > taaffche Maatfchappij der edele Verdiensten , (welke Stukken gedrukt en in vce'er handen zijn,) in 't licht gaf; als 't ware op last en voor rekening der Leden van het Qenoafchap der Wijsbegeerte en vrije Konsten, onder de Zinfpreuk: sapientia et libertate, doch wel voornaamlijk , zoo niet alleenlijk , volgends zijne uitvinding en op zijne eigene kosten ; terwijl hij reeds, op den 3often Octo* ber 1777 , a^s Provifionccle Adminijlrateur, de Leden hadt befchreeven tot de Eerfte Algemeene Vergadering, op Maandag, den derden November daar aan volgenden, ten huize van de Maatfchappij, op de Lelijgraft; welk huis hij ook bereids, voor de maand Meij van dat Jaar, gehuurd hadt. Op deze wijze dan werdt deze thands zo zeer bloeijende Maatfchappij, van dat tijdftip af, door veertig Liefhebbers van Weetenfchappen en fchoone Kunsten gevestigd j welken ,met recht,den naam van leden stichters verdienen; immers de ijverige writs, hadt, wel is waar, den ruuwen klomp daargefteld , doch de befchaving daar van is ei. gent-  < 7 > gentlijk ter uitvoer en wezenlijk tot ftand gebragt, door de navolgende veertig Leden: WILLEM WRITS. JO HANNES KLOK. JACOB DE JONG. JAN STRAALMAN. WILLEM DE JONG. EDDO HENDRIK TEKENBURG. BENJAMIN BOSMA, A. L. M. et Pk. Doet. BAREND VAN LOO. JAN EVERHARD GRAVE. BAREND VAN DER HOOP. JAN WILLEM VAN ARP. MARCUS VAN ARP. ABRAHAM IJPELAAR. MARCUS DOESBURG H. JAN SCHUTTE HOYMAN. JAN PIETERS SE. JOAN HENDRIK KEMP ER. CORNELIS SEBILLE ROOS. JAN VAN DEN BERG. THEODORUS PETRUS S C H 0 N C K. A 4 Mr.  < 8 > Mr. DANIËL GILDEMEESTER, J A N S Z. JACOBUS DE LA LANDE JAN CHRISTIAAN S E P P. CHRISTOFTEL L E E,R. JACOB CATS. DIRK WAANDERT ENGER T. STEVEN DANIËL CART1ER. DANIËL SEBILLE. WILLEM VAN BRITTEN DE JONG. ADRIAAN OTTER. CORNELIS DIDERIK VAN ERICHEM, BI. D, JEAN GRANDJEAN. HENDRIK STEENBERGEN. Mr. HENDRIK GILDEMEESTER. JACOB VAN BUNSCHOTEN. JSAAC LODEWIJKS, JUNIOR. CORNELIS SLAAP, JUNIOR. PIETER P IJ PERS. JAN ANTHONIJ VAN MILLINGEN. HENDRIK DE FLINES. Deze Leden , oordeelende dat 'er niets prijswaardiger is dan zich verdienstelijk te maa-  < 9 > rnaaken, en zijn geluk, zo wel in aanhoudende poogingen om verdienstelijk te worden, als in verdiensten zeiven te zoeken, koozen tot het blafoen hunner Stichting', een Bijenkorf, waar uit men Honigbijen zag vliegen, welken , op eene,daar nevens geplaatfte,bloem aasden, met het opfchriftrFELix meritis, dat is: gelukkig door verdiensten; niet om dat zij oordeelden reeds verdienstelijk te zijn , maar om dat zij zich het gelukdat door waare verdiensten verkreegen wordt, tot een beftendig doelwit voorftelden ; en plegtig voornamen, alle hunne poögingen aantewenden , om het zelve eenmaal te bereiken. Doch over dit blafoen en deszelfs beteekenis zullen wij , bij gelegenheid der befchrijving van den fraaijen fpreekftoel in de gehoorzaal, nog omftandiger moeten handelen. Hoewel alle de Leden Stichters, door gelijken ijver tot Weetenfchappen en Kunscen, in het oprichten dezer Maatfchappij aangedreeven werden, beöeffenden zij echter niet allen dezelfde takken van ftudiën; zij voorzagen dus, met grond, of dat zij de WeetenfchapA 5 pen  < IO > pen flechts zeer oppervlakkig en in het alge* meen zouden moeten behandelen , of dat, zoo iemand hunner eenige meer ingewikkelde Verhandelingen over dezen of genen tak van Wectenfchap voorlaze, allen, die in denzelven niet genoegzaam ervaaren waren, hoe groot ook hunne kundigheeden in andere takken zijn mogten , weinig vermaaks , geduurende die voorleezingen, zouden kunnen genieten , en weinig nuts uit dezelven trekken. Deze reden deedt hen befluiten zich in Departementen te verdeelen , ten einde de Weetenfchappen en Kunsten, met meerder nut, en na behooren, te kunnen beöeffenen. Het eerfteDepartement, 't welke, ingevolge die fchifting, tot ftand kwam, was dat des Koophandels , onder welken algemeenen naam men ook de Zeevaart, Landbouw, Fabrieken en Trafieken betrok. Het doel van deszelfs werkzaamheeden is den Nederlandfchen Koophandel, Landbouw, Fabrieken, Zeevaart, en andere bronnen van 's Lands bloei, door nuttige Verhandelingen, behelzende de voordragt van algemeene en bijzondere kundigheeden, nieuwe  < » .> we uitvindingen, of verbeteringen in die vakken, te bevorderen. Het tweede Departement, naamentlijk dat der Natuurkunde, was , op 't einde van 't Jaar 1777 , ook reeds in volle werkzaamheid : de Leden werden, van tijd tot tijd, talrijker,'en hun ijver en weetlust bezorgde der Maatfchappijë eene fchoone verzameling van werktuigen , onder welken men eenige aan* zienlijke gefchenken telt. Doch naauwlijks hadt men zich ëenigen tijd met het doen van Redevoeringen , en van Proeven, bezig gehouden , of men begreep , dat een grondig en geregeld onderwijs in de Natuurkunde, van een groot nut zoude zijn; men verzogt derhalven den Heer h. ./ENE/Edie taak op zich te neemen; en zijn onderwijs deedt welhaast nieuwe behoeften ontdekken, dien men te vooren nie.t bemerkt hadt. Men begreep daar bij ook, dat de meeste deelen der Natuurkunde niet, na behooren, behandeld kunnen worden, en dat anderen geheel onaangeroerd moeten blijven , zo lang men geene genoegzaame ervarenis in de Wiskunde verkree- gen  < 12 > gen heeft; en dit gaf aanleiding dat men den Heer h. de hartog aanftelde, om ook, voor het Departement der Natuurkunde, de Wiskunde te onderwijzen. Het derde in rang volgend Departement , zo verre de oudheid of oprichting aanbelangt, is het Departement der Tekenkunde, 't welk de beöeifening der Teken-, Schilder-, Graveer-, Beeldhouw-, Boetfeer- en Bouwkunde, en van alle de Weetenfchappen, die daarmede verknocht zijn, ten doelwit heeft; federt de eerfte oprichting zijn in hetzelve merkelijke verbeteringen gemaakt, zo dat men thands niet meer enkel na Pleister, gekleede leevende Modellen, mans en vrouwelijke Ledenmans , (waarbij fraaije antique klederen gemaakt zijn,) maar ook na twee naakte leevende Modellen tekent; en des Saturdags, om de veertien dagen, Kunstbefchouwing houdt, waartoe de Tekeningen en Prenten, dat Departement in eigendom toebehoorende , niet alleen de voorwerpen ter befchouwing opleveren, maar de voornaamfte verzamelaars der voortbrengfelen van dezen fchoonen tak van Weeten-  < i3 > tenfchap zetten bereidwillig hunne Cabinetten open , om , op hunne beurt, een gedeelte daarvan ter befchouwing, in dit Departement, voor te leggen ; behalven dat, bezit het zelve thands eene fraaije verzameling van de fchoonfte Pleisterbeelden, te Romen, op de, zich te dier tijd aldaar bevindende, voornaamfte Antieken zeiven, afgegooten; gelijk dan ook de kunstminnende Leden, hunne nuttige bijeenkomften en leerzaame oeffeningen, met behulp van dezen rijken voorraad dier aloude kunstgewrochten, zo wel als in de ftudie na het leven, den geheelen zomer door, bii het daglicht voordzetten ; waardoor dit Departement zeer fterk in werkende Leden is toegenomen, onder wier getal zeer groote Kunstenaars geteld worden. Het vierde, of het Departement der Muziek, was ook reeds bij de oprichting der Maatfchappijë in ftand, en is, door den onvermoeiden ijver van verfcheiden voornaame Liefhebbers , van tijd tot tijd, tot een' hoogen trap van volkomenheid gebragt. In den Jaare 1779 werdt het vijfde of De> par*  < H > parteman der Letterkunde, door vijf Leden uit het Departement des Koophandels, opgericht. Dit Departement, dat zich met Dicht-, Taal-, Gefchied- en Oordeelkunde, gelijk ook met Wijsbegeerte en Welfpreekendheid bezig hoüdt, bloeide ook welhaast, en bekwam verfcheiden groote Redenaars tot Leden. Men zoude dus, alleen het oog vestigende op de gemelde verdeeling, deze Maatfchappij, als vijf bijzondere Maatfchappijën kunnen aanmerken ; doch die, door de vriendfchap en eendiagt, welke onder allen heerscht , door den vrijen toegang, welken de Leden van een Departement tot alle andere Departementen hebben, door eenige huishoudelijke fchikkingen, en door denzelfden ijver, tot voortplanting en beöeffening van Kunsten en Weetenfchappen , één éénig lighaam uitmaaken. Der. zeiver Leden zijn in Honoraire, EjfcÜive, Algemeen Titulaire , voor alle Departementen , én Bijzonder Titulaire, voor een enkel Departement, enz. onderfcheiden; waarbij nog onlangs eene nieuwe clasfe, onder den tijtel van Buitengewoon Titulaire, gevoegd werdt. De  < 15 > De werkzaamheeden van dit eendragtig Gezelfchap, werden regelmaatig, over alle de dagen der week, verdeeld ; zijnde in den beginne de Maandag en Dingsdag voor de Tekenkunde , de Woensdag voor de Letterkunde, de Donderdag voor den Koophandel, de Vrijdag voor de Natuurkunde, en de Saturdag voor de Muziek gefchikt; dan , door dien veelen der, tot het Concert behoorende, Muziekmeesters, in den Schouwburg geëngageerd waren , heeft men hier omtrent eenige verfchikking gemaakt , en het Departement der Natuurkunde heeft den Dingsdag voor deszelfs bijeenkomften gekozen , en den Vrijdag aan het Departement der Muziek afgeftaan ; wordende de werkzaamheeden van het Departement der Tekenkunde, door die Leden deszelfs, welken de werkzaamheeden van dat der Natuurkunde willen bijwoonen, gcduurende den tijd der Verhandeling, geftaakt. De door deze beurtverwisfeling openvallende Saturdag, wordt niettemin tot een allernuttigst gebruik gebezigd, wordende dezelve de eene week beiTemd voor de Kunstbefchouwing, en de  < i6 > de andere tot het houden van een' Curfus, in de Natuurkunde, ten dienfte van de zoonen der Leden. De goedkeuring welke deze Maatfchappij dooi-, voor de aanmoediging en opwakkering tot het beöeffenen van Kunsten en Weetenfchappen, zo juist berekende middelen , bij een aantal waardige mannen , wegdroeg, die jaar op jaar zich als Leden aangaven , was oirzaak, dat men, reeds in 1783 , van de Lelijgraft, een grooter huis moest gaan betrekken : waar toe zig de gelegenheid als van zelve voordeedt, daar een der Leden van het Departement der Natuurkunde, hendrik spille, eenige vertrekken in zijne wooning , Itaande op den Fluweelen Burgwal, bij het Atheneum Jllustre, der Maatfchappijë ten gebruike aanboodt; welk aanbod door dezelve , behoudens daar toe te maakene onderlinge fchikkingcn , bereidwillig werdt aangenomen, en ten gevolge hadt, dat derzelver Vergaderingen aldaar vijf jaaren achtereen gehouden werden. Het groot nut en de aangenaame leerzaamheid  < i? > heid der werkzaame bijeenkom ften dezer Maatfchappije, intusfchen meer en meer bekend wordende, groeide dezelve, geduurende die vijf jaaren , dermaate in getal van Leden aan , dat ook dit verblijf voor haar te bekrompen werdt, zo dat men zig, in 1785, andermaal in de noodzaaklijkheid bevondt, om, of geen nieuwe Leden meer aan te neemen, of immers een nog grooter gebouw voor de Vergaderingen der Maatfchappij te zoeken. Het eerlfe kon geenszins in aanmerking komen: 'er werdt dus tot het laatfte beilooten. . Men bevlijtigde zich derhalven, om naar -verfchillende huizen, die meer of min ter bereiking van de oogmerken der Maatfchappij gefchikt waren, om te zien; doch men begreep weldra, de zaaken nader inziende, dat het zeer moeilijk zoude zijn een huis te verkrijgen, dat alleszins aan de behoeften van alle de Departementen tevens zoude voldoen, "en dat men, ondanks al de noodige vertimmeringen en veranderingen in het een of ander huis, dat men zoude kunnen bekomen, B te  •C i8 > te maaken, echter gevaar liep van altoos een gebrekkig Gefticht daarteftellen. Men kwam dus, na rijp beraad, overéén, een geheel nieuw Gebouw voor de Maatfchappij te {lichten, en befloot naar een bekwaam erf tot dat einde om te zien. Daar nu deze onderneeming van een' al te omflagtigen aart was, dan dat Commisfarisfen dezelve, bij alle hunne menigvuldige, aan het fceftuur verknogte, bezigheeden, alléén op zig zouden hebben kunnen neemen, vondt men goed uit ieder Departement een Lid aan dezelven toetevoegen, welke vijf Leden te famen met dezelven zitting houdende, de Commisfte tot den Bouw zouden uitmaaken; zijnde te dier tijd Commisfarisfen: cornelis se rille roos, van wegens het Departement der Tekenkunde. cornelis slaap, jünior, van dat der Muziek, jan Lugt, dirksz., van dat der Letterkunde. johannes marinus verhoesen, Van dat der Natuurkunde. en johannes gerardus fauvarcq. Van dat dei Koophandels. En  < 19 > En de daar bij gevoegde Leden: jan ter steeg, voor het Departement Tekenkunde. tiieodorus johannes weddik, voor dat der Muziek. daniel bleecker, voor de Letterkunde. pi et er kerkhoven, voor de Natuurkunde. Jacob kuijper, voor den Koophandel. willem writs, Adminijlrateur. en 'hidde heeremiet, Secretaris. Deze Commisile opende heure eerfte Vergadering, op Maandag, 24 April 1786. Men hadt. het geluk , een ruim erf, op de Keizersgraft na bij de Beereftraat gelegen, aantekoopen: en den oden Augustus deszelfden jaars werdt men nog twee kleine daarnevens ftaande huizen, insgelijks door aankoop, magtig: men belloot de oude huizen die 'er op ftonden, aftebreeken, en 'er een Gebouw te ftichten, dat voor alle de Departementen der Maatfchappij volmaakt gefchikt zoude zijn. Inmiddels overleedt, op den <5den October daar aanvolgenden, de eerfte Ontwerper en Voortzetter der geheele Onderneeming, wil- B % lem  < 20 > •lem writs, op het punt dat deszelfs ïKcIiting tot den top van luister ftondt opgetrokken te worden; gelijk hij dan ook wel kennis gedraagen heeft van den aankoop der huizen, en het voorneemen om een pragtig Gebouw op te rigten; doch nooit eenige tekening of ontwerp tot den nieuwen aanbouw heeft kunnen zien. De Bouwcommisfie, om, zo veel mogelijk was, de zaak te befpoedigen, en de kundigfte lieden te kunnen raadpleegen, fchreef eene prijsvraag uit, en befloot, den seften October, een Programma op te fteilen, 't welk in da maand November in 't licht kwam , bevattende een fchets van 't geen 'er hoofdzaakelijk in het te ftichtene gebouw begeerd werdt, nevens een' platten grond van het aangekogte Erf, volgends eene naauwkeurige voetmaat getekend. Men beloofde een pramie van zeventig gouden ducaaten aan den genen, die het volledigst Plan tot het begeerde Gebouw, vóór den eerften Maart 1787, zoude inleveren: terwijl men nog eene belooning van dertig gouden ducaaten toezegde  < ar > de aan den genen, wiens Pian in de tweede plaats in aanmerking zoude komen. Men hadt het genoegen te zien, dat, op den 3den van Lentemaand 1787, reeds zestien Plans waren ingekomen, waar van 'er voornaamentlijk drie in aanmerking kwamen. Het eene onder defpreuk: Ornet & Proficiat :, het tweede onder de fpreuk: Felix fi Merear; het derde onder de fpreuk: Pour Satisfaire. Dezen allen behelsden veele fchoone ftukken, en gaven de blijkbaarfte bewijzen van de kundigheeden hunner opftelleren ; doch, na. rijp overleg, vondt de BouwCommisfie goed, van, op den 3often van die zelfde maand, eene keuze te doen, en den Vervaardiger van het Plan, onder de fpreuk: Ornet & Profiel, t, met den beloofden eerprijs van zeventig ducaaten te bekroonen: aan den Vervaardiger van het Plan, Felix ft Merear, den tweeden eerprijs van dertig ducaaten toe te wijzen, en den Opfteller van het Plan, Pour Satisfaire, ten blijke van goedkeuring, eene fomme van twintig ducaaten aan te bieden. Bij de opening van het Billet, werdt de bekroonde Schrijver bevonden te zijn, de B 3 be-  < sa > beroemde Architect, jacob otten huslij, en als Opftellers der twee andere Plans maakten zich vervolgends bekend, de Bouwkunstenaars, jan willem le normant en piERRE esaïe duij v eN é ; de eerstgemelde voor het Plan Felix ft Merear, en de laatstgemelde voor het Plan Pour Satisfaire. Deze zaak dus afgeloopen zijnde, befloot men het Gebouw na het Ontwerp van den Architect huslij te ftichten, met die verandering echter, welke 'er in gemaakt moest worden, ter oirzaake dat men, na het uitgeeven van het Programma, nog een naast aangelegen erf, door aankoop magtig geworden ware, waar door de Voorgevel breeder, en het voorfte gedeelte van het Gebouw grooter werdt. Men hadt zich intusfehen bij Requeste aan de Staaten van Holland, en bij de Regeering van deze Stad vervoegd, ten einde van dezelve vrijheid van Impofitiën op de Bouwmateriaalen te verkrijgen , en van beiden een gunstige toeftemming van dit verzoek bekomen. Waarop men tot Timmerman aanftelde hen-  < 23 > hendrik blomberg, en tot Metfelaars cornelis twisk en zoon. Dit alles bevoorens bezorgd zijnde, werdt 'er, op den tweeden van Grasmaand daaraan volgenden, een aanvang met het afbreeken der oude huizen gemaakt, na dat dezelven bevoorens, door den Kunstfchilder j. elffers, ter nagedagtenisfe aan derzelver voormaalig voorkomen, afgefchilderd waren. De grond nu geheel gefiegt zijnde, begon men op den 25vten van Zomermaand den eerften mast te heijen, en het was op den 7den van Hooimaand, dat, door den toenmaligen Prefident Commisfaris, cornelis sebille roos, als vertegenwoordigende de geheele Maatfchappij, met veel plegtigheid, de Eerfte fteen op den hoek van het Gebouw, aan de zijde van de Beerefrraat, gelegd werdt, in het bijzijn van de overige toenmalige Commisfarisfen: CI1RISTIAAN EVER. HARD WEITS, JANLUGT, DIRKSZ. JOHANNES MARINUS VERHOESEN, en JOHANNES GERARDUS FAUVARCQ, B 4 en  KC 24 > en verdere Gecommitteerden tot den Bouw, JAN SWART, THEODORUS JOHANNES WEDDIK, DANIËL BLEECKEl, FIETER KERKHOVEN, en CORNELIS SLAAP JUNIOR, geadfifteerd door den Secretaris HIDDE IIEEREMIET, en den Adminiftrateur ALBERT STROKKEL, benevens een groot aantal der respective Leden. Op dezen Steen, die van wit Marmer, ter grootte van een' gewoonen metfelfteen was uitgehouwen, las men de woorden: Gelegd door de Maatfchappij: FELIX MERITIS. VII JULIJ, mpcclxxxvii. Voords werden, bij die gelegenheid, door de Dicht- en Letteröeffenende Leden, j. lugt Pirksz;,  < 25 > DIRKSZ. dl DANIËL BLEECK.ER, toe- pasfelijke aanfpraaken en dichtregelen uitgefproken. Het werk werdt met zo veel ijver voortgezet , en de zagte winter begunstigde het zelve zodanig, dat men, bereids in 't begin des jaars 1788, verzeekering van de Bouwmeesteren ontving, dat men het huis in het volgend winterfaifoen, hoewel in het ruwe r echter, het zij geheel, het zij ten deele, zoude kunnen gebruiken. Van dat oogenblik af beraamden Commisfarisfen de noodige fchikkingen , om de eerfte Vergadering der Maatfchappij in dit Gebouw met alle mogelijke deftigheid te vieren; de Directeuren van het Departement der Muziek boden zich ten dien einde aan, tot het uitvoeren van een buitengewoon, en op de plegtigheid zelve toepasfelijk, Muziekftuk. Men begreep dat de eerfte Vergadering , als zijnde de algemeene Inwijding van het geheele Gebouw , in de groote Muziekzaal, met eene plegtige Redevoering, behoorde geöpend en met het gemelde Muziekftuk beflooB 5 ten  < 30 > ten te worden: en dat 'er naderhand, bij de eerfte Vergadering van ieder Departement, in het vertrek tot deszelfs bijeenkomften beftemd , eene afzonderlijke Inwijdings-Redevoering van dat Departement, tot welks werkzaamheeden zodanig een vertrek gefchikt ware, zoude kunnen gedaan worden, door die Redenaars, welken de Directeuren van ieder Departement daar toe zouden noodigen. De eerfte zorg van Commisfarisfen, welke post te dier tijd door de Heeren CIIRISTIAAN EVERUARD WEITS, JAN PIETERSSE, DANIËL BLEECKER, FRANS LAURENS WOLDÓRFF, en CORNELIS SEBILLE ROOS, bekleed werdt, was om een' der Leden van de Maatfchappij, tot het doen der Inwijdings. Redevoering te verkiezen : ten dien einde verzochten zij den Hoogleeraar, j, h. van swinden, die taak op zich te willen neemen: het gene dezelve, met veel bereidwilligheid,  J. II.VAN S¥IIDEIS C. S.Iloos, excudit Amftelodami.  —  < '*7 > heid, en met dankbetuiging voor de eere die men hem door deze uitnoodiging aandeedt, aannam. Na dat men nu van den Architect en de verdere Bouwmeesteren bericht bekomen hadde, dat de Muziekzaal tegen het einde van de maand October geheel voltooid, en de beide Entreekamers, zo als ook eenige andere vertrekken, voor de bijzondere Vergaderingen van Commisfarisfen en zo voords, dienende, in het ruwe gereed zouden zijn, befloot men Vrijdag den 3iften van Wijnmaand tot de algemeene Inwijding te bepaalen, en den daarop volgenden dag een talrijk gezelfchap Dames, door de Leden daar toe verzocht zullende worden, ter bijwooning van de Inwijding van dit gefticht, te noodigen, vervolgends alle de bijeenkomften der Maatfchappij in het nieuwe Gebouw te houden, en zich daartoe van de Muziekzaal te bedienen, tot dat de vertrekken voor ieder Departement in gereedheid zouden zijn. Met Departement der Tekenkunde, dat eene bijzondere inrichting vereischte, zoude alleen deszelfs Vergaderingen in het oude huis blijven hou-  < 28 > houden, alwaar men ook, des Dingsdags, de lesfen in de Wiskunde zoude vervolgen. Men gaf bij tijds kennis van dit befluit aan alle de Leden der Maatfchappij, die door circulaire brieven tot de Inwijding verzocht werden, en aan ieder van welken men een billet van toegang voor eene Dame , ter zijner befchikking, tot het bijwoonen van de Aanfpraak en van de Muziek, op den eerHen November, ter hand Helde. De Regeering, alle de Profesforen, en eenige weinige perfoonen, aan welken de Maatfchappij oordeelde bijzondere verpligting te hebben, werden daar bij genoodigd , en men vergunde den Redenaar een klein getal zijner vrienden tot de plegtigheid toe te laaten. De dag dezer Inwijding genaderd zijnde, verzogt men de Leden van de Regeering, de Profesforen, Honoraire Leden, benevens de algemeene en bijzondere Directie der Maatfchappij, in de kleine Entréekamer; terwijl alle de overige Leden zich in de groote Entréekamer vervoegden. Na dat de Leden zich in de zaal geplaatst hadden, bega-  «d 29 > gaven zich de gezamentlijke Directiën, met hunne genoodigden, naar de zaal, bij wier inkomen men terftond een aangenaam muziek hoorde, uit blaasinstrumenten en pauken beftaande. Na dat alle de Leden van het aanzienlijk gezelfchap, ten getale van omtrend vier honderd perfoonen, plaats genomen hadden, werdt, onder de directie van den Componist joseph schmitt, die de muziek gecomponeerd hadt, en de uitvoering als Orchest-meester beftuurde , door het volle Orchest, beftaande uit honderd en twaalf perfoonen , waar onder zig dertig Zangers en Zangeresfen bevonden, eene fraaije Ouverture gefpeeld, welke een half uur duurde, en ten doel hadt de toehoorers allengskens tot eene gepaste en bedaarde vreugde op te wekken, en ze daarna wederom tot die klamte te brengen, welke hen gefchikter zoude doen worden, om de Redevoering met de vereischte aandagt aan te hooren. Op het oogenblik dat deze Ouverture geëindigd was, werdt een leezenaar in het Orchest op de Piano Forte geplaatst; de Hoogleeraar van swinden, die inmiddels tusfchen de overige Profesforen zijne plaats  < 30 > ' plaats genomen hadt, werdt door den Prefident - Commisfaris tot bij die leezenaar geleid , en deedt vervolgends, uit naam der Maatfchappij, eene zo doorwrogte, als fierlijkc en gepaste Redevoering, waarin zijn Hooggeleerde „ het nut aantoonde 't geen de „ beöelfening van Weetenfchappen , fraaije ,, Letteren en Kunften, aan heure beöeffenaa„ ren, in alle hunne betrekkingen aanbrengt; „ en vervolgends verklaarde, hoe de inrich„ tingen dezer Maatfchappij eigenaartig ge„ fchikt zijn , om dit nut ten hoogften te „ bevorderen." Zo dra dezelve geëindigd, en de Redenaar naar zijne voorige plaats te rug gekeerd was, maakte het Orchest een begin met de uitvoering van verfcheiden Muzieken de navolgende Zangftukken: CHO ORZANG. Triomf! Triomf! Triomf! Wat heil is op deze Aarde, Voor u van grooter waarde, Dan nu gij juicht uit édnen mond : „ Triomf op onzen eigen grond!" Hier  < 3t > Hier moet Athenes grootheid wijken; Gij tart de laatre koningrijken; Geen volk verwierf zig grooter' roem; Triomf! Triomf.^ Dat men u vrij gelukkig noem'! Elk uwer grootfche chooren Treffe ieders hart en ooren, Met een herhaald , triomf! RECITATIVO. Hoe zeldzaam ook de wreede tegenfpoedeu Iets fpaaren in hun alvernielend woeden, Deez' loffelijke Maatfchappij Blijve echter altoos vrij, Men hoore eerlang, uit alle monden, Heur' luisterrijken bloei verkonden; Heur lof, heur waarde, ftreele elks oor, En klink' de gantfche waereld door, ARIA,-  < 3* > ARIA. Gelijk een rots niet wordt verwrikt Door 't klotfen vnn de baaren , En als de donder 't al verfchrikt, Doet fiddren voor gevaaren, De felfte Hagen weêrltand biedt; Wanneer de blikfem nederfchiet, ja alles dreigt te treffen, Zijn' kruin nog blijft verheffen; Zo vast ita ook deez' Maatfchappij, Voor nijd en dwinglandij. RECITATIVO. Door onvermoeide vlijt verkrijgt men 't hoogst geluk, En heeft men voor geen' ramp te vreezeu: Gelukkig door zigzelv' te weezen, Verheft ons boven allen druk. RON-  < 33 > ROND O. Het beitjen, dat geen moeite fpaart,Als 't uit de bloemtjens honig gaêrt* Verftrekt met recht ter ichilderij Van deez' beroemde Maatfchappij: De zoete honig voor den geest, Dien zij uit menig bloemtjen leest, Bevordert deugden , kweekt verftand, Legt flaafsch vooroordeel aan den band.' Wat ook geboorte, of hoog gezach; Wat ook het blinkend goud vermag, Hun zoet heeft zuur, hun vreugd heeft druk? Verdiensten fchenken waar geluk. R E C I T A T I V O. Laat ons de bei, in heure vlijt Zo onvermoeid, zo vrolijk, evenaaren; Zo kunnen wij, van zorg bevrijd s Den honig van 't verftand vergaêren. C DU 0\-  < 34 > D U O. De Wijsbegeerte, die uw harten kan bekooren, Geeve uwen ijver dubble fpooren; Heur invloed lichte u altoos vóór; Zij Ieide u 't leven blijdlijk door; Zij doe u alle wezens kennen, Die in 't heelal beftaan; Zij voere uw' geest , op englenpennen, Tot voor den troon van God, Den fchikker van uw lot: De Wijsbegeerte fierke uw poogen; ' Zij maakt, op een verborgen' wijz'. Deze Aarde tot een Paradijs. DUO. i De zuivre Deugd , die uwe harten kan bekooren T Geeve uwen ijver dubble fpooren; Zij ga, met Wijsbegeerte, u vóór, En leide u 't leven blijdlijk door; Zij  < i$ > Zij leere u uwen Schepper kennen En eeren, in uw daên; Zij voere uw* geest, op englenpcnnen Tot voor den troon van God, Den fchikker van uw lot: Houdt altoos waare Deugd voor oogenj Zij maakt, op een verborgen' wijz', Deze Aarde tot een Paradijs. R.ECITATIVO. Lieflijke Eendragt, Godlijk beeld ! Daal, op een wolk van zegeningen, Op de Aarde néér; Om, keer op keer, Üw gunstgenooten met uw heil te omringen.Een heil, dat braaven flreelt; Dat hunnen moed, Hoe fel het lot ook woed', Met onverwinbre kracht bedeelt. C O- ARIA'  < 3<5 > ARIA. Wat hoofdrol ook de Tweedragt fpeel', Op 't onbefïendige aardsch tooneel; Nooit moet ze uw' vasten ftand verwrikken; Maar Eendragt leide u, hand aan hand; Zo blijv' deez' Maatfchappij in ftand, Tot 's waerelds jongfte fnikken. RECITATIVO. God, die 't heelal uit niet heeft voortgebragt; Op wier» bevel ontelbre waereldbollen Door de eindlooze uitgebreidheid rollen; Die 't all' kan doen bezwijken voor zijn mrgt; Wiens vriendlijkheid de morgenflerren zingen; Van wiens voorzienigheid de dag gewaagt, En van wiens trouw de nacht het kenmerk draagt; Hem, de onöorfpronglijke oorzaak aller dingen, Der ftervelingen Opperheer, Zij eeuwig dank, zij eeuwig eer. SLOT-  < 37 > SLOTZANG. C H O O R. Hallelujah! 't Opperwezen Zij gepreezen, Zij geloofd, met hart en ftem!. Hij, die alle ding deedt worden, Onderhoudt in ftand en orden, Hallelujah ! zegent Hem ! Looft en dankt het Alvermogen, Dat uw poogen Allerwenschlijkst heeft bekroond, En zijn liefde u gunstrijk toont. Hallelujah! 't Opperwezen Zij gepreezen, Zij geloofd, met hart en ftem! Hallelujah! zegent Hem! Zingt, met heilgen eerbied, famen: Hallelujah! amen! amen ! C 3 Zo  < 38 > Zo dra de Muziek ten einde gebragt was , werden de Leden der Regeering , Profesforen, enz. door Commisfarisfen in de kleine Entréekamer geleid , alwaar men het gezelfchap eenige ververfehingen aanboodt. Vervolgends werden alle de genoodigden voor de eer die zij der Maatfchappije hadden aangedaan , bedankt; en Commisfarisfen deeden dezelven behoorlijk uitgeleide. De Leden hadden zich intusfchen weder in de groote Entréekamer begeeven , alwaar zij nog eenigen tijd vertoefden. De volgende dag, zijnde Saturdag den eerfte November, was tot de herhaaling van het Muziek des voorigen daags, voor een aanzienlijk gezelfchap, van omtrent vier honderd Dames, gefchikt. Dezen werden , bij heure aankomst , door eenige Directeuren der Maatfchappije , met behoorlijke eerbied ontvangen , en in de Muziekzaal naar heure plaatfen geleid. Men verzocht de Leden in de Entréekamers te gaan, en, voor deze keer, geduurende de plegtigheid , of aldaar, of in de groote gaanerij, die boven , langs een groot ge-  < 39 > gedeelte van de Zaal gaat, en het gezicht op dezelve heeft, te vertoeven: dewijl de Maatfchappij beflooten hadt, dat, deze keer , in de Zaal geene andere Leden, dan die van de algemeene en bijzondere Directie der Maatfchappij , benevens de Honoraire Leden , zouden toegelaaten worden. Toen men zag dat het Gezelfchap van genoodigde Dames voltallig was, traden gemelde beftuurende en Honoraire Leden ter Zaale in, en plaatsten zich op Moeien, die, ten dien einde, in het middenpad, tusfchen de twee rijen banken, gefteld waren. Hierop werdt de ouverture van den voorigen dag aangevangen : zo dra deze geëindigd was , werdt de Hoogleeraar van swinden, door den Prefident Commisfaris, naar dezelfde Spreekplaats als den voorigen dag geleid , en deedt voords, wederom uit naam der Maatfchappije, eene fierlijke en uitmuntende aanfpraak aan de Dames, om dezelven met heure eerfte verfchijning in deze nieuwe Zaal te verwellekomen, deze gelegenheid bezigende, om den invloed , dien de befchaving der C 4 Man-  < 40 > Mannen, door beoefening van Weetenfchap» pen, fraaije Letteren , en fchoone Kunsten, op het geluk der Vrouwen heeft, af te maaien , en tevens aan te toonen , op welke wijze , en hoe verre die beoeffem'ng in de fchoone Sexe , niet alleen een fieraad , maar ook een bron van huislijk genoegen en waar geluk voor de Vrouwen worden kan. Men vertoefde eenigen tijd na de gedaane Aanfpraak, om het Gezelfchap eenige ververfcbingen aan te bieden , waarna men de Mu. ziekftukken van den voorigen dag herhaalde. Eindelijk werden de genoodigde Vrouwen, ' na de orde in welke de rijdtuigen zich voor de deur bevonden, uitgeleid , en deze dag liep met dezelfde gefchiktheid , en even veel genoegen als de voorige, ten einde. Deze Redevoering en Aanfpraak tot het gantfche Gebouw, en tot alle de Departementen in 't gemeen betrekking hebbende, zijn de overige Departementen vervolgends, meer bijzonder ook met veel plegtigheïd ; ingewijd. Daar de Departementen der Letterkunde, en des Koophandels, derzelver werkzaamheeden ver • rich-    < 4,1 > richten in dezelfde Zaal, gefchikt tot het voorleezen van Redevoeringen, waar bij geane Proefondervindelijke aanwijzingen gedaan worden , welke men daarom-door den naam van Auditorium , van de overige Zaaien van dit Gebouw onderfcheiden heeft , en deze nieuwe Zaal, eerst in 't begin van 't Jaar 1789 voltooid werdt, zo wijdde de welfpreekende Hoogleeraar, Mr. h. c. cras, dezelve voor de Letterkunde in , op Woensdag, den ?den Januarij, met eene zo fraai bewerkte als juist ter gelegenheid voegende Redevoering , over : Eenige verfchillende foorten „ van het fchoone , zo in de natuur , als in „ de kunsten en weetenfchappen: en over de „ toevalligheeden , die het gevoel en den in„ druk van het fchoone dikwijls of verfter„ ken of verflaauwen." Deze plegtigheid , waarbij de Regeering, Profesforen en Honoraire Leden, genoodigd waren, en dus met de Leden een getal van ruim vier honderd Perfoonen uitmaakten,ging gepaard met een ftreelend muziek, opzette- < C 5 lijk  < 42 > lijk daartoe gecomponeerd, door den kundigen JOSEPH schmidt. Met gelijke ftaatigheid gefchiedde, daags daar aan, de Inwijding van het Departement des Koophandels, door derzelver Mede-Directeur, w. wagtendorj? eekman :, hij handelde in zijne Redevoering, op eene gepaste wijze, over: „ De noodzaakelijke aanwezigheid van „ Koophandel, Zeevaart, Visfcherijen, Land„ bouw, Fabrieken en Trafieken, in de'Bur,, gerlijke famenleeving in 't gemeen, en der„ zeiver befchouwing of beöeffening als be„ roeps- en handwerkkunsten , in eene Maat„ fchappij van kunsten en weetenfchappen in „ 't bijzonder." En het was op den 3den November, 1789, dat de kundige Hoogleeraar, a. bonn, de werkzaamheeden van het Departement der Tekenkunde opende, met eene fierlijke en doorwrogte Redevoering , over : „ De voor„ deelige famenwooning der Tekenkunst, met „ andere kunsten en weetenfchappen." Tot het bijwoonen dezer Redevoering, die in de Gehoorzaal werdt gehouden , waren de-  < 43 > dezelfde aanzienlijke Perfoonen genoodigd als bij de voorige Inwijdingen. Dus was de Vergadering talrijk en aanzienlijk ! Na het eindigen der Redevoering, werden de Toehoorers geleid naar het Tekenvertrek, dat nu voltooid , in orde gebragt, en bij deze gelegenheid geheel verlicht was. Op den oden daar aan volgenden werdt, voor de eerfte reize, na het ontkleed modél getekend. Eindelijk wijdde die zelfde Hoogleeraar, op den aoften dier maand , het Departement der Natuurkunde in. Het onderwerp dezer uitmuntende Redevoering was : „ Over het voortreffelijk nut „ eener beöcffening der Proefondervindelijke ,, Natuurkunde." Voor en ni deze Redevoering werdt een allerfraaist, opzettelijk daartoe, door den gemelden josEPii schmidt, gecomponeerd muziekftuk, alleen uit Blaasïnftrum'enten en Pauken beftaande , uitgevoerd. Veele bijkomende omftandigheeden , en onontbeerlijke vereischten, maakten dit Gebouw  < 44 > bouw kostbaarer , dan men in den beginne gedacht hadde ; echter, de bereidwilligheid der welmeenendfte en gegoedfte Leden hielp wel rasch die zwaarigheid aan kant; men vormde een plan van Negotiatie , en men Helde daarover tot Commisfarisfen aan, de Heeren Leden : jan gildemeester, jansz. jan akanias willink, joan goll van franckenstein, a n t ii o n ij d u l l , kakel ü'a m o u r en jean etienne güerin. welken reeds, op den 7den April 1790 , de eerfte aflosfing van 85 Aandeden, bij uitlooting , bewerkftelligden, en waarmede men jaarlijks voortgaat. Slaan wij voords het oog op de oeffeningen, die men nog, behalven de gewoone der vijf Departementen, te weeten, de Toon-, Teken-, Natuur- en Redeneerkunde , welke laatfte , zo wel door net Departement des Koophandels , als door dat der Letterkunde be-  < 45 > beöeffend wordt, in deze zo werkzaame iViauifchappij ingevoerd heeft, ten einde geen' tijd te laaten verlooren gaan, zonder eenig nuttig gebruik van de , in dit Gebouw voorhanden zijnde, gelegenheeden tot beöeffening van Kunllen en Weetenfchappen te maaken ; dan valt ons voornaamlijk in 't oog de wegens gebrek aan gelegenheid, hier te lande zo fchaarsch beöeffend wordende sterrekunde: ook aan deze verhevene kundigheid is in dit prachtig Gebouw, eene, zo veel de omftandigheeden zulks toelieten , gefchikte oefienplaats aangeweezen, welke, zo door de vlijt en ijver tot aankweeking van deze zo nuttige Weetenfchap, van den Hoogleeraar j. h. van s wind en, en de overige kunstminnende Leden van het Departement der Natuurkunde, bereids tot een' aanmerkelijken trap van vordering gebragt was , wanneer genoemde Hoogleeraar , ten dienfte des Vaderlands, in andere bezigheeden gewikkeld werdt, als wanneer dit kortftondig gemis van dezen doorkundigen ijveraar voor den roem en het nut der Maatfchappij, weder vergoed werdt, door het, in de Sterre- kun-  < 4* > kunde door en door geöefFend Lid j. f. van beek calcoen , die met denzelfden ijver eri lust, de belangens dezer aanzienlijke Maatfchappij ter harte nam; en zig tevens met de deskundige Leden van het Departement der Natuurkunde , met de verdere, nog in het werk te ftellene verbeteringen, op eene, voor de Leden zo aangcnaame als doelmaatige wijze , belastte. De natuurkunde in het algemeen, die een' zo grooten invloed op de behoeften des levens heeft, en zo veel ter befchaavinge des verftands bijbrengt, wordt ook irr deze Maatfchappij, bij uitzondering, behartigd. Daar 'er, behalven de floffen, welken de Leden van het Departement van Natuurkunde in hunne afzonderlijke Verhandelingen en Voorleezingen, zo over de Werktuigkunde , Ëlectriciteit , Luchtkunde , Verhevclingen , Natuurlijke Historie , Scheidkunde, enz. altijd vergezeld van de daartoe betrekking hebbende Proefneemingen en toebereidfelen, fjpne. paraaten) ten onderwerp kiezen, nog een' algemeenen cmfus of doorgaand onderwijs, in dis  < 47 > die nuttige Weetenfchap gegeeven wordt; door een' daartoe aangeftelden Lector, welke post weleer, door den tot een' gewigtiger post in den Haag beroepen h. enE/E, uitgeöeffend werdt, en thands door het kundig Medelid johannes buijs bekleed wordt, die, onder anderen, daar toe bezigt, de in het Nederduitsch overgezette Pxifitiones Phyfica van den Hoogleeraar va-n swinden; alle de daar in voorkomende (tellingen , zo wel Wiskundig , als met de daartoe noodige Proefneemingen bewijzende; gelijk dezelve ook des Saturdags een' diergelijken curfits over de Gronden der Natuurkunde , van benjamin bos ma , ten aanhoore van de Zoonen der Leden dezer Maatfchappije, houdt; terwijl ook des Zomers deze werkzaamheeden worden voortgezet, en de Natuurkundige lesfen, op eene meer Mathematifche wijze, behandeld worden ; daar en boven nog afzonderlijk , des Zondags voormiddags, in gevalle daartoe bekwaame gelegenheid is, te famen met het in dit vak ijverig Medelid van het Departement der Natuurkunde jan anthonie van hemëRt, proeven doende met  < 48 > met de Zonnemicroscoop, en andere gezichtkundige Werktuigen, en de regelen der Gezichtkunde verklaarende ; alles tot ongemeen nut en aangenaame uitfpanning der Leden, wier zucht tot Weetenfchappen, deze bloeijende Maatfchappij in ftand houdt. En op dat de bijwooning van alle deze zo nuttige lesfen, met te meer vruchts zoude kunnen gefchieden,wordt ook de wiskunst, op wier onveranderlijke wetten, de geheele Proefondervindelijke Natuurkunde gegrondvest is, hier in derzelver geheelen omvang regelmaatig geleeraard, door den kundigen Examinator der Zeelieden, de hartog, die, zo wel de hooge als langere Mathefis, deze laatfte ook ten nutte van de Zoonen der Leden , die den Saturdagfchen curfits in de Natuurkunde, bijwoonen, van derzelver eerfte beginfelen af, volgends een' regelmaatigen curfits behandelt; daar toe bezigende de Werken van euler, steenstra en anderen, welken, wegens derzelver juiste orde en klaarheid, tot diergelijk een onderwijs het meest gefchikt gevonden worden. Al-  «C 49 > Alle deze werkzaamheeden der opgenoemde Departementen verfchaffen niet alJeea derzelver eigene Leden nut en vermaak, maar hebben daarbij nog een' algemeenen invloed op eikanderen; daar zij zelfs ook hun nut door verfcheidene, bij voortduuring in 't licht verfchijnende, Verhandelingen en uitgevoerde Muziekftukken naar buiten doen werken; alleen het Departement van Tekenkunde fcheen, uit den bijzonderen aart van deszelfs werkzaamheeden, min gefchikt te zijn, om in die onderlinge, en ten algemeenen nutte dienende , famenwerking, te deelen, wijl de in hetzelve verricht wordende kunstoefening zig doorgaandsch bij de werkende Leden bepaalt en de kunstgewrochten die door dezelven in de Maatfchappij vervaardigd worden , enkel tot hunne eigen oelfening en bevordering in de kunst dienen. — De overweeging van deze, tot het belang der Maatfchappij over het algemeen, zo weinig bijdraagende werkzaamheid, hadt bereids, federt lang, bij eenigen van deszelfs ijverige en verdienstelijke Leden , het denkbeeld doen ontftaan om eene pooging aantewenden, ten einD de  < $o > de, door eenen meer uitgebreider! werkkring, met opzicht tot de beoefening der Tekenende kunsten, dat gene te vergoeden, waar in dit Departement, ter bevordering van de genoegens der Leden, in het algemeen, in vergelijking van andere Departementen, mogt te kort fchieten. Te meer vondt men zig tot iets diergelijks aangefpoord, daar de poogingen dezes Departements, reeds bij de eerste oprichting dezer Maatfchappij, daar heenen geftrekt hadden, om, door deszelfs werkzaamheeden , zo veel mogelijk , het groot doel derzelve te helpen bevorderen; doch waar toe men, tot heden , uit hoofde van verfcheidene ongunstige omftandigheeden, de gefchiktfte middelen nog niet hadt kunnen bewerkilelligen. Eindelijk, daar de trap van aanzien tot welken deze Maatfchappij is opgeklommen en de roem welken zij zich, niet alleen binnen dit Gemeenebest, maar ook buiten 's Lands, verworven heeft, aan het lang gefmeedde ontwerp een' doelmaatigen uitflag fcheen te belooven , oordeelde het Departement, om, als  < 5i > als een der bestgefchikte middelen , zo wel tot onderlinge veraangenaaming en aanmoediging der Leden, als tot eene algemeen nuttige uitwerking naar buiten, aan de gecombineerde Vergadering van Commisfarisfen en Prefideerende Directeuren voorteftellen: Om, door middel van eer en vergelding, „ niet alleen de Leden dezer Maatfchappij, „ maar ook andere, bij de uitnoodiging na„ der te bepaalene,Kunstenaars,aan te moedi„ gen, ter bevordering van Teken-, Schilder-, „ Graveer-, Boetfeer- en Beeldhouwkunde, „ en, ten dien einde,Jaarlijksch één of meer „ Medailles uittelooven, voor de genen wier „ ingeleverde ftukken, na de beöordeeling „ van deskundigen, aan de vereischten van „ het opgegeeven onderwerp, het best heb„ ben beandwoord ; -~ dat voords deze Maat„ fchappij, heure goedkeuring aan dit middel „ hechtende, zoude dienen te befluiten , om „ dien eerprijs met heur wapen en ftempel „ te doen pronken en het getuigfchrift van „ verdienften, door de ondertekening van den „ Tijdelijken Prefident Commisfaris en een Da „ der  < 52 > „ der Secretarisfen, mede te doen bekrachtigen, en om verder de uitdeeling dier eer„ prijfen, op eene plegtige, en der Maatfchap„ pijë alleszins vereerende, wijze, in heur Ge„ bouw te doen verrichten." Dit voordel werdt op den 17 Februarij 1800, in de gecombineerde Vergadering gearresteerd, vervolgends voor de Leden gebragt,-en door dezelven goedgekeurd zijnde , daarop befloten , om den (tempel van de bedoelde Eerpenning, derwijze in te richten , dat ze, bij voorkomende gelegenheid , als een' eerprijs der algemeene Maatfchappije, door alle de overige Departementen zoude kunnen gebezigd worden; welken als dan de (toffe, goud of zilver, bekostigende , op dezen (tempel, elk hunne benoodigde medailles zouden kunnen doen vervaardigen , en de uitdeeling , op eene plegtige wijze, door het beduur, in tegenwoordigheid van alle de Leden , zoude kunnen gefchieden. Het Beduur dezer Maatfchappij bedaat uit vijf Commisfarisfen, die drie jaaren achter een dien post moeten bekleeden, waartoe elk Departement een Lid uit deszelfs midden ver- kiest,  < 53 > kiest, die echter onderling, als Commisfarisfen der geheele Maatfchappij, werkzaam zijn en niet zo zeer alleenlijk voor de belangen van hun eigen Departement opkomen; aan dit collegie zijn twee Secretarisfen toegevoegd, die ook thands te famen de werkzaamheeden van den vernietigden post van Adminiftrateur vervullen. Wat het Finantieele der Maatfchappij betreft, daar over zijn vijf Thefaurieren gefteld , die mede uit elk Departement, door deszelfs Leden, gekozen worden, en insgelijks drie achter een volgende Jaaren aan. blijven; de post van Boekhouder der Maatfchappij, die weleer op zeker Jaarlijks Tractement gefteld was, wordt thands door een' der Leden , gratis waargenomen ; terwijl het fonds van Negotiatie , geftrekt hebbende ter bijeenbrenging van penningen gefchikt tot den bouw, beftuurd wordt door zes Commisfarisfen , waar van, om de twee Jaaren, in de maand Junij, en wel op den dag der Jaarlijkfche uitlooting der aandeelen in de negotiatie, drie aftreeden, wier getal weder uit de Leden, die deel in de negotiatie hebben aanD 3 ga-  < 54 > gevuld wordt; het welk gefchiedt door de, alsdan in de Vergadering tegenwoordig zijnde, Deelhebbers in de Negotiatie, uit een dubbeltal door het collegie van Commisfarisfen over de Negotiatie daar toe opgegeeven. Dezen bezorgen de bepaalde uitlootingen, die 's Jaarlijks in de maand April plaats hebben, zorgen voords om den geregelden afloop dezer leening, zo'veel mogelijk, te befpoedigen. Deze Directeuren hebben dus alle betrekking op het belang der Maatfchappij in het algemeen; ondertusfchen heeft 'er, in ieder Departement, nog een bijzonder Lighaam van beftuur plaats, 't welke de Werkzaamheeden en eigene vereischten tot de bijeenkomften der Leden regelt: beftaande deze directie uit drie Leden des Departements , waar van de eerste den post van Prefident vervult en de voorftellen en rondvraaging doet in de Departements Vergaderingen, die geregeld op den laatften vergaderdag in de maand, onder den naam van Huishoudelijke Vergaderingen, gehouden worden ; de tweede bekleedt dien van Thefaurier, welke de boeten op het achterblijven der Leden aantekent  < 55 > kent en Jaarlijks in doet vorderen, en de derde neemt dien van Scriba waar, welke de notulen der Vergaderingen houdt, en tevens de convocatie billetten ondertekent. Jaarlijks wordt een nieuwe Scriba gekoozen, als wanneer de Preftdent aftreedt en de Thefaurier zijne plaats vervangt; terwijl de Scriba in den post van Thefaurier optreedt. Behalven deze Directieposten hebben de Departementen nog Opzichters over derzelver bijzondere kabinetten en bezittingen , wordende de Kunstzaal der Tekenkunde en de Bewaarkamer der Phyfifche Inftrumenten, door een Lid uit elk dezer Departementen, onder den tijtel van hfpeaeur, gadegeflagen en de Boekverzameling, welke voornaamlijk de Departementen Koophandel en Letterkunde aangaat, door een Lid uit een derzelven, onder den Tijtel van Bïbli' othecaris, in behoorlijke orde gehouden. De vijf Commisfarisfen der algemeene Maatfchappij houden maandelijks, en wel alle eerste maandagen der maand en wanneer de werkzaamheeden aan den gang zijn, van November tot April, mede op den derden D 4 maan*  < 5& > maandag in de maand, hunne Vergaderingen, in welken zij de belangens der Maatfchappij behartigen, en voords om de drie maanden, behalven in April, Maij en Augustus, eene gecombineerde Vergadering met Directeuren der Departementen, waar in, uit elk der Departementen, een Prefident - Directeur tegenwoordig moet zijn, om aldaar de belangens van deszelfs Departement te handhaven. Voords wordt 'er, eens in het Jaar, en wel op den eersten Maandag in November, eene Jaarlijkfche Vergadering gehouden , waartoe alleen de Effective Leden befchreeven worden; in deze wordt de {baat der Maatfchappij voor dezelve Leden opengelegd en de nieuw gekozene Commisfarisfen en Thefaurieren, na het affcheid neemen der aftreedenden, in hunne posten plegtig ingeleid. Gelijk ook in de maanden October, November, December, Januarij en Februarij een algemeene Vergadering gehouden wordt, tot het Balotteeren der perfoonen die zig als Candidaaten aan de algemeene Secretarisfen hebben opgegeeven. Iemand Lid dezer Maatfchappij verkiezende te  < s? > te worden, meldt zulks aan een' der Secretarisfen , tevens met de opgave van het Departement onder het welke hij zig wil rangfchikken, en of hij zig als Werkend, dan wel alleen als Befchouwend Lid, wil aangemerkt hebben. De Secretaris plaatst hem daarop ter. Hond op de Candidaaten lijst, en zo dra 'er eenige vacatuure in het getal van vierhonderd perfoonen, waar uit de Maatfchappij moet beftaan, plaats heeft, wordtterftond een zig daartoe opgegeeven hebbend perfoon in het door hem verkozen Departement voorgefteld ; en door de Leden, bij ballotage, goed of afgekeurd. Wordt dezelve als dan afgekeurd, dan dient hij een Maatfchappijlijk Jaar te wagten alvoorens hij zig weder in hetzelve laat voorftellen, het geen echter niet langer dan tot drie jaaren achter een herhaald worden kan; doch, in gevalle van goedkeuring wordt dezelve op de maandelijkfche algemeene Vergadering door alle de tegenwoordig zijnde Leden geballotteerd. De onderfcheide Clasfen der Leden zijn de volgende: D S Ef.  < 58 > Efective Leden welken alle de Werkzaamheeden kunnen bijwoonen, en den gantfchen dag den toegang tot het Huis der Maatfchappij hebben, bij hunne intreede een prefent ter waarde van een-en-twintig guldens , of daar boven, in geld, kunst, werktuigen of boeken aan de Maatfchappij, ter verrijking van derzelver eigendommen, verpligt zijn te fchenken , en elk een Dameslootjen, ter bijwooning van het Concert, ontfangen. Honoraire Leden, die wegens hunnen verkreegen roem in eenige Weetenfchap of kunst, of wegens eenige aan de Maatfchappij beweezene diensten , zonder eenige contributie, als zodanig, door de Maatfchappij worden aangcnoomen. Algemeen Titulaire Leden , die toegang tot de Werkzaamheeden van alle Departementen, echter geen ftem in het beduur, noch eenigen eigendom aan de bezittingen der Maatfchappij, hebben. Dezen moeten ook in het Departement, waartoe ze zig aangegeeven hebben, werkzaam zijn. Bijzonder Titulaire Leden, welken alleenlijk de  < 59 > de bijeenkomsten van dat Departement, waar toe ze zig aangegeeven hebben, kunnen bijwoonen, en ook verpligt zijn in het zelve werkzaam te zijn, en eindelijk: Buitengewoon Titulaire Leden van verdienften, die toegang tot de Werkzaamheeden van alle de Departementen hebben, doch aan geene contributie of boete onderworpen zijn, en alleen uit aanmerking van verdienden, tot die Clasfe worden toegelaaten; genietende voords alle de voorrechten der Effective Leden, behalven dat ze geen item in eenige zaaken , raakende het beduur of eenig aandeel in de goederen der Maatfchappij hebben. Behalven deze onderfcheidene Clasfen van Leden die te ramen, zo werkende als enkel befchouwende, het geheele Lighaam der Maatfchappij uitmaaken, wordt ook aan perfoonen , geen Leden derzelve zijnde, doch die der Maatfchappije met eene voorleezing of verhandeling wel gelieven te vereeren, de gelegenheid daar toe in dank vergund, ten einde het genoegen der Leden, door gedadige afwisfeling van Verhandelaars, zo veel mogelijk,  < 6o > lijk, te vermeerderen, en elk gelegenheid te verfchaffen , om, door eenige nuttige of fierlijke voordragt, voor een zo aanzienlijk Gezelfchap, zijne bekwaamheeden aan den dag te leggen. Het Gebouw der Maatfchappije wordt bewoond door een' Huisbewaarer of Pedél en deszelfs bedienden, wien de bezorging van al het noodige , als ook die der gevorderde ververfchingen, geduurende de bijeenkomften, overgelaaten is. Zodanig is de inrichting en het huishoudelijk Beftuur dezer alom beroemde Maatfchappij, die door het verbinden van den welvaart welke uit den Handel voortvloeit, met de be» oefening der Weetenfchappen,Amsterdam tot geen gering fieraad verftrekt en wier wedergade, tot heden, nergens elders wordt aangetroffen.  BESCHRIJVING VAN HET GEBOUW, DER MAATSCHAPPIJË: FELIX ME1ITIS.   < 63 > Alvoorens men in dit prachtig Gebouw treede, is het wel der moeite waardig, dat men deszelfs uiterlijk aanzien, naauwkeurig betrachte. Hier toe echter verfchaft de daarvan uitgegeeven Prentverbeelding betere gelegenheid, dan men die, zich voor het Gebouw zelve plaatfende, hebben kan; daar het zelve, op een graft gefticht zijnde , dat voorrecht mist, 't welk Gebouwen, die op Pleinen aangelegd zijn, uit den aart van derzelver gelegenheid, genieten, naamlijk dat men ze, op een' behoorlijken afftand, van onder tot boven, geheel kan overzien, waar door dus de evenredigheeden en fchoon. heid des geheels, beter beoordeeld kunnen worden. Men verbeelde zig dus, dat men,aan de overzijde der Keizersgraft ftaa, en de boomen die anders het gezicht belemmeren, weggenomen zijn, als wanneer  VOORGEVEL breed bij d 66, en hooj bij de 3o voeten. < 64 > neer deszelfs voorgevel zig nagenoeg, gelijk als op de uitgegeevene Prentverbeelding, aan ons gezicht op doen zoude. Een grootsch colosfaal blok, geheel van Breemer Hardfteen, ter breedte van bij na 66 en ter hoogte van bij na 3o voeten, daar ter neder gezet, en als 't ware door deszelfs hechtheid het denkbeeld van de duurzaamheid der eendragt , welke het beöeffenen van fchoone Kimden en Weetenfchappen ten gevolge heeft, in de gedagten der Befchouwers opwekkende, treft terftond het verwonderd oog, daar dit gebouw , boven alle de andre fraaije reeks van huizen, op eene aanmerkelijke wijze in het gezicht valt. Wanneer wij het geheel, ftuksgewijze, van onderen naar boven, met het oog volgen, zien wij dat het in vier voornaame verdiepingen (etages) verdeeld is, die, in den eersten opflag, echter flegts drie in getale fchijnen te zijn. De onderpui, of het foushafement, is, tot  < 6s > tot aan de cordon lijst, geblokt met fchif-* tingen, en heeft vier lichten, tusfchen welken de fierlijke ingang zig opdoet, die met een' ftoep van drie treeden, in het gebouw geleidt, en welker beide deuren, op eene kunstige wijze, met twee , aan Festonnen opgehangen, antieke medaillons in hout gebeeldhouwd, verfierd zijn, op welken aan die der rechterzijde van het Gebouw, de faamgekoppelde hoofden van Pallas en Mercurius, en aan die ter linker zijde , die van Jpollo en Urania, gezien worden; rondom deze deur loopt een architraaf, welke gedekt wordt door een flotftuk, waarop een acanthusblad uitgebeiteld is, en waar van een feston van loofwerk ter wederzijden afhangt; boven de vier lichten zijn insgelijks diergelijke fiotftukken geplaatst en de afftand der breedte, van den ftoep tot het gebouw, is ter wederzijden met vijf blaauwe arduin fteenen paaien , door ijzeren ketenen aan een verbonden, van de ftraat afgeflooten. E Bo OOROEVfit,  VOORGEVEL. i < < i < 66 > Boven de Cordonlijst van deze verdieping rijst een viertal pragtige Colommen naar de Chorintifche orde, elk bij de veertig voeten hoog en voor een drievierde gedeelte van derzelver diameter uit den muur voortkomende; deze onderfteunen de eigentlijke Frontespice, welke x met derzelver Fries en Architraaf, op de. zeiven rust. In den Frontefpice Trommel, f gelijk de Bouwkundigen, het voornaame bovenftel van den voorgevel van eenig, fta de regelen der Bouwkunst ingericht, jebouw noemen) ziet men het blafoen Ier Maatfchappije, gedekt met de ongeande Phrygifche vleugelmuts van Mer:urius, rustende op twee te famengeftrike Palmtakken, betekenende dat de voorieelen, uit den Koophandel voortgevloeid, dit gebouw tot dien ftand gebragt hebben, en onderlinge eendragt de grondflag is, waarop het zelve fteunt; voords hangt van dezelve af een Feston van eiken loofwerk, op eene bevallige wij-  < 6> > wijze aangevuld. Terwijl de Slangenftaf van Mercuur aan de eene zijde , en een Roeiriem , benevens den drietand van Neptunus ter andere zijde, nevens het blafoen uitfteeken; al zinnebeelden dat de Koophandel en Zeevaart de beide voornaame oirzaaken zijn , waar aan deze Tempel der Weetenfchappen en Kunsten, deszelfs aanzijn verfchuldigd is. In de Fries, onder den Trommel, leest men, in zwaar vergulde Letteren , het devies der Maatfchappij : FELIX MERITIS. Achter en ter zijde dezer Frontefpice, ftaat, op de Kroonlijst van het Gebouw, eene Borstweering, ter wederzijde met acht Chorintifche Balusters voorzien , waar achter de Kap, benevens de Schoorfteenen van de beide vleugels des Gebouws, aan den Kap met ijferen Stengen verbonden , zig opdoen , en den geheelen Voorgevel dekken. Tusfchen de Kroonlijst, welke op het viertal Zuilen rust, en het Sousbafement, E i ver- 'OORGEYELa-  .VOORGEVEL i < 68 > ■ vertoonen zig, in het naakt des Gevels, of in , de ruimte , waar tegen de Colommen geplaatst zijn, en die ter wederzijde met twee, insgelijks met fchiftingen geblokte, Pilasters beperkt wordt, de tweede en derde Verdiepingen , elk met vijf fraaije Lichten voorzien ; tusfchen de tweede en derde Verdieping , wordt de vlakte des Gevels gebroken , en verfierd door vijf, tusfchen die lichten geplaatfte, Basrelieven, allen drie vierde gedeelte verheven, en door wijlen den kunstigen Beeldhouwer jan swart, bewerkt ; vervattende de Symbohn of merktekens der vijf bijzondere Weetenfchappen en Kunsten, die in dit Gebouw beöeffend worden , en wel in het middenpunt des geheelen Voorgevels , dat des Koophandels, hebbende ter rechterzijde dat der Letterkunde en Schilderkunst, en ter linker, dat der Natuurkunde en Toonkunst, In het Basreliëf 't welk de merktekens des Koophandels, Zeevaart en Landbouw ver-  < 69 > vervat, ziet men den Staf en Geldbeurs\ van Mercurius , wordende door den Staf, de Welfpreekendheid, en door de Geldbeurs het Vermogen, beide zo onontbeerlyk in den Koophandel, aangexvcezen. De Zeevaart wordt verbeeld door den Drietand van Neptunus, waar mede de Zee, en^door een Roeiriem, waar mede de vaart op de Rivieren en Stroomen wordt aangeduid. De Landbouw wordt door een Spade uitgedrukt; De Feston waar aan deze merktekens gehegt zijn, met deszelfs hanger is van Olijf, om het nut en den arbeid des Koophandels voorte Hellen , doorvlochten met Wier- en Waterblad, als voortbrengfelen der Zee, voor de Zeevaart, en hier en daar uitfteekende Koornairen, welken op den Landbouw toepasfelijk zijn. Het Basreliëf waarin de Merkbeelden der Letterkunde vervat zijn , behelst een Pook en Kroon, ter aanduiding van het Treurdicht, een Trompet voor het Heldendicht, een Marotjen voor het HekelE 3 dicht; OORCEVEL.  y.OOROEVEl < 70 > -dicht; een opengeflagen Boek, waarop de Staf van Mercurius ligt, voor de Welfpreekendheid, en eenige Medailles om de Oudheid- en Historiekunde te betekenen. Het Feston waar aan deze Beelden verbonden zijn, is famengefteld uit Lauren, Hulst en Eiken Takken , zinlpeelende op het Helden-, Hekel-, Lier-, Minne- en Leerdicht. — De Tekenkunst wordt uitgedrukt door een Tekenpen en Tekening;'de Schilderkunst, door een Palet en Penceelen; de Beeldhouwkunst, door een Hamer , Bijtels, en het Beeldjen der Natuur; de Graveerkunst, door een Graveerftaal en Prent; en eindelijk de Bouwkunst, dooide Winkelhaak en Pasfer; terwijl de bij alle*deze Tekenende Kunsten, onontbeerlijke. Oudheid en Historiekunde door Medailles worden aangeweezen. De Feston waarin deze zaaken famen verbonden zijn , en deszelfs Hangers, verbeeldt de vier Saifoenen , wordende in de-  ( 7i ) dezelve de Lente door bloemen, de Zomer door koornairen , de Herfst door vruchten, en de Winter door hulst, wortels , uijens , gedroogde boonen en rammenas aangeweezen. Ter linkerzijde van het middenfte Basreliëf, volgt dat voor het Departement der Natuurkunde , waarin men een Aardglobe, Telescoop, Graadboog, Verkijker, Winkelhaak en Pasfer, aanè'engeftrikt ziet 5 zinfpeeJende op de Aardrijks- Sterreen Wiskunde. De Festonnen en derzelver Guirlandes verbeelden hier de vier Hoofdftoffen, wordende de Aarde door vruchten, het Water door hoorns , fchelpen en coraalgewas , met paerelfnoeren aan elkander verbonden; het Vuur door fcherpprikkelende brandnetels; en de Lucht door bloemen verbeeld , wier uitwaasfeming en geur ons door dezelve medegedeeld wordt. Eindelijk het vijfde Basreliëf, dat ter linkfche zijde, nevens het laatstgenoemde, E 4 ge- VOORGEVEL.  VOORGEVE EER- < 7* > -geplaatst zijnde , op het Departement der Muziek doelt, is famengefteld uit een Viool, Walthoorn , Dwarsfluit, Fagot en Muziekboek, en in de Feston hangen roozen en druiven, fchetfende de vreugd en lieffelijke harmonie der Toonklanken, en ook om dat de Ouden zich, op hunne vreugdefeesten en maaltijden, met roozenkransfen pleegen te verfieren, en de druiven, even als de Muziek, uit veele gedeelten één harmoniesch lighaam te faraen ftellen, en 's menfchen hart tot vreugde opwekken.  ( 73 ) EERSTE VERDIEPING. De Voordeur irigetreeden zijnde, komt men in een' ruimen Gang, ter breedte van' ■jk, en ter lengte van 50 Amfterdamfche voeten; ter wederzijden deszelfs heeft men de looze en waare deuren der beide Entréekamers en Keuken,-en het oog rust op de ruimte van het heldere trapportaal en den, met halve colommen verfierden, grooten ingang der Concertzaal ; welk doorzicht een' treffenden indruk op den Befchouwer maakt. In het midden van dezen Gang hangt een groote vierkante ganglamptaarn , met weêrkaatfende lichten , welken denzelven, des avonds inzonderheid , een luisterrijk aanzien geeven, geholpen door de lampen , die, ten einde van dezen Gang, tegen over den ingang der Concertzaal geplaatst zijn, en op denzelven een bevallig en glansE 5 rijk GANG. >reed7jvoet. angjovoeten.  GANG. KLEINE ENTREEKAMER. breed 2j, lang circa 30 voeren. ( 74 ) rijk licht werpen, dat aan het geheel het voorkomen van een deftig Hoftooneel oplevert, en bij de intreede het oog, op eene aangenaame wijze, verrascht en verrukt. Het eerfte vertrek, waar men ter rechter zijde van dezen Gang inkomt, wordt gemeenlijk genoemd de kleine Entréekamer, met betrekking tot het daar tegen over zig bevindende grootere vertrek, "t welke de , groote Entréekamer genoemd wordt. Ondertusfchen beflaat deze kleine Entreekamer, in deszelfs breedte, een ruimte van 25 , en in deszelfs lengte die van circa 30 voeten. Zij is zindelijk behangen, en met een geftucadoord Platfond en Schoorfteen voorzien; ook zijn 'er in den muur, tegen over de glasraamen , verfcheidene kasfen geplaatst, ten gebruike van Commisfarisfen en van de Directie der vijf Departementen, welken in dit vertrek hunne Huishoudelijke Vergaderingen houden. Zijnde het zelve voords ook nog ge-  < 75 > gefchikt, om, in den rusttijd of paufeering van het Concert, aan de Dames gelegenheid te géeven, om aldaar die verfrisfingen te nuttigen , welken in de zaal zelve niet kunnen worden voorgediend; als ook om, bij het eindigen van het Concert, onder eene vriendelijke converfatie, de geregelde opkomst der rijdtuigen aftewagten. Achter dit vertrek , en ten einde van den Gang, vindt men eene ruime Keu-1 ken, welke met alle benoodigdheeden tot de vereischte bediening gefchikt, voorzien is. Eene breede haardfteede, fournuifen, regenwaterspomp , gootfteen , en knsfen ter berging van het noodige porcelein , glas- en aardewerk zijn de onmisbaare behoeften, waarmede dit vertrek voorzien is, het welk deszelfs licht van een der vier Binnenplaatfen, breed 20 , lang 28 voet, die door de halfronde gedaante des agterften Gebouws gevormd worden, ontvangt. Met veel oordeel is deze Keuken alhier, in de nabijheid der beide Entrée- ka- GANG. KEUKEN. 'teed »5, lang :ircai3 voec. BINNÉK-' PLAATS. breed 2o„ lang 28 voet.'  BINNENPLAATS. GROOTE ENTREEKAMER. breed 25.,lan 44 voeten. < 76 > kamers en Concertzaal, geplaatst, ten einde het in dezelve zig bevindende Gezelfchap,ten fpoedigften,.met het begeerde te voorzien, welke plaatfing inzonderheid op de avonden wanneer 'er Concert gehouden wordt, allernuttigst is, daar als dan alle deze vertrekken tevens moeten bediend worden, en 'er iomtijds meer dan zeshonderd perfoonen op hun begeeren van het gevraagde moeten worden voorzien, het gene , uit hoofde der welgelegene plaatfing van deze Keuken, op de geregeldfte en fpoedigfte wijze gefchiedt. Regt tegen over de Keuken, is de ingang van de Groote Entréekamer , welke 44 voeten in lengte bellaar, en voords dezelfde breedte als de kleine Entreekamer heeft. De zoldering en de beide fchoorfteenen derzelve zijn insgelijks geftucadoord; doch, wegens den geduurigen tabaksrook, is men genoodzaakt geweest, alles, met een daar tegen beftand zijnde verw, te dekken. In het midden dezer gr 00-  «. 77 > groote Zaal, die voor de ontfangst en het verblijf der Leden , voor en na de Verhandelingen, gefchikt is, vindt men, tusfchen de beide fchoorfteenen, onder eene fraaije Pendule, in een fierlijke Lijst, de aankondiging der Werkzaamheeden van alle de vijf Departementen, zo wel geduurende het zomer als winterfaifoen, en de naamen der Werkende Leden , welken op de bepaalde dagen op zig genomen hebben eene Redevoering, Verhandeling of Voorleezing te doen , als ook de dagen waarop het Departement der Tekenkunde vergadert , den tijd der Kunstbefchouwingen en de aanwijzing der Leden, wier beurt het is om het leevend modél in de houding te Hellen, welke meest gefchikt is, om een' tekenachtigen omtrek aan het nagebootste beeld te verfehaffen. Ook wordt op deze Lijsten het houden van Concerten en Huishoudelijke Vergaderingen aangekondigd. — Tegen over dit bord, aan den anderen muur, ziet men het blafoen der Maat- fchap- GROOTE ENTREEKAMER.  CROOTE EN TREEKAMER < < ft > - fchappij, in het graauvv gefchilderd, boven het welke de navolgende Latijnfche Dichtregelen , door den Dichter jeronimus de bosch jeronimuszoon, vervaardigd, geplaatst zijn. MINERV7E , MUSIS ET MERCURIO. S. Jui Felix Meritis veneratur Pallsdis aras , Mufarumque domura Mercuriique focos; Lanus in augusto ponat vestigia templo, Ingeiuiisque faas artibus addat opes; Duraque Camoenr.rum refonant haec atria cantu Majugena exhilaret linguaa vigorque lares; Sic Dea,quse doctas quondam celebravit Athenas, II ic ftabilem Amftelia figet in urbe pedem. Dat is: Aan Mnerva, de Zanggodinnen en Mercurius gewijd. Wie, door verdiensten gelukkig, de iltaaren van Pallas, de woonplaats der Zang-Godinnen, het verblijf van den aod des Koophandels, eerbiedigt, zette ver-  < 79 > verheugd zijne fchreeden in den luister- g*001 treek rijken Tempel, en deele zijne fchatten aan de edele kunsten mede ; zo moet, terwijl deze Gewelven van de klanken der Zang-Godinnen weergalmen , de welfpreekendheid en ijver van Mercurius het Gebouw verfieren ; zo vestigt de Godin , die weleer de roem van het geleerd Athenen was, in de Amftelftad heuren beftendigen zetel. 't Welke wij, in de volgende Dichtre* gelen , aldus nageaamd hebben : Wie, door verdiensten, zig met recht gelukkig ziet, Der Mufen, Pallas en Mercuur zijn hulde biedt, Zette, onbezorgd, den voet op dezen achtbren drempel, En offre van zijn' fchat in aller kunsten Tempel; Terwijl dit huis weergalmt van derCamoenen (*) toon. Verheug' 't zig in de vlijt van't kroost vanMaja's zoon(f) Op dat de Godheid, die weleer Atheen verlichtte, In deze onze Amftelftad een' vasten zetel ftichte! (*) Zanggodinnen, (t) Mercurius. Voords e enamer.  GROOTE Er TREEKAMKI Ach- <' 80 > Voords zijn de wanden dezer Zaal grootendeels bedekt met de, door de hand veil den kunstigen d. waller, fraai gefchreevene Naamlijsten der Leden , van de eerfte Sdchters af tot heden — als ook van die Leden, welken, geduurende dien tijd, het algemeen Beftuur der Maatfchappije achtereenvolgend waargenomen hebben. Ook worden in deze, of in de Concertzaal, de veertiendaagfche Kunstbefchouwingen gehouden, en dikwijls de kunstwerken van Gravure , door fommigen der Leden van het Teken-Departement vervaardigd, openlijk ten toon gehangen, gelijk dezelve dan ook met de fraaije afbeeldingen der voornaamfte Zaaien van dit treffelijk Gebouw verfierd is. Tegen over de raamen is, in een daar toe gefchikte nis, een lierlijk Bufet geplaatst; voorzien van een na de tekening van wijlen den Beeldhouder j. swart , uitvoerig bewerkte Watervaas.  < 8i > Achter deze Entréekamer, is, tot ge mak der Leden, een Vertrekjen, ter breed te van 18, en ter lengte van i o voeter afgezonderd, 't welk deszelfs licht dooi een groot raam van een der opene Bin' nenplaatfen , ter breedte van 18, en tei lengte van 15 voeten, ontfangt. Dit kamertjen is langs de wanden met kapftokken behangen , ten einde aldaar de mantels , jasfen , pelfen , enz., der Leden, op eene veilige en gefchikte wijze, te kunnen bergen. Een groote dubbele deur, voorzien van een' ftoep van drie treeden, geeft hier toegang tot de Binnenplaats. Voords vindt men hier ook een gemak , en een' trap welke naar een daar boven zich bevindend vertrek geleidt, 't welk ter flaapplaats voor den Bedienden van den Castelein gefchikt is. De Entréekamer weder verlaatcnde, vindt men, teneinde van den middengang, een ruim en zier helder Portaal, ter breedte van ruim 23 en ter lengte van F aa voe- . MANTELKAMERTJEN. . breed i8,lang 10 voeien FORTAAÏ., GROOTE TRAP EN CORRIDOR. jreed ruim2.i, ang 2ï vocen.  PORTAAL GROOTE TRAP EN CORRIDOI < 82 > , 22 voeten, in het welke de groote en ,'■ fraaiJ'e Wenteltrap, voorzien van eene glad" houten ballultrade , die het geheele Voorgebouw, tot de bovenfte verdieping toe, doorfiingerende , met deszelfs lugtige en fierlijke Gallerijen, een bevallige en grootfche vertooning oplevert; zij beftaat, van onder tot boven, uit 65 treden en 6 Omgangen, en eindigt met een' zijdtrap,van 26 treden in een lugtig en licht Bovenportaal, waar ze insgelijks met eene gladhouten baluftrade omgeeven is. Ter rechter en linker zijde van dit fraaije Portaal vindt men den ingang der beide Corridors of Gaanerijen, welken de Concertzaal omringen, en waarvan de rechtfche toegang geeft tot een gemak, het welk tegen een der agterfte Binnenplaatfen ftuit ; terwijl de linkffche het beloop der Zaal volgt, en, achter de Concertzaal, tegen de Paufeerof Muziekantenkamer fluit. In deze Gaa< nerij komen de deuren der beide BinnenPlaatfen, welken zig aan deze zijde van het  < 83 > het Gebouw bevinden, als ook twee zijddeuren, die toegang tot de Concertzaal geeven, uit; gelijk mede de deuren van de hier nevens aangebouwde afzonderlijke wooning van den Castelein, en die der vertrekken, welke ten gebruike der directie in de onderfte verdieping van dit gebouw afgezonderd zijn, en vervolgends nader befchreeven zullen worden. Wanneer men zig in dit groote Trapportaal, met den rug tegen den ingang der Concertzaal plaatst, levert het gezicht naar de voordeur, insgelijks een fraai doorzicht op; daar de muur, welke het voorgebouw, door middel van dit Portaal, van het achterfte Gebouw affcheidt, ter wederzijde van den doorgang met twee reizige gecanneleerde Pylasters van de Chorintifche Bouworde bezet is, die met derzelver fierlijke capiteelen, de bovenverdieping fchijnen te onderfteunen, en waartegen, des avonds, heldere lamplichten geplaatst zijn, die den ingang der Con* F a eer£> PORTAAL ƒ GROOTE TRAP EN CORRlDORv  CONCERTZAAL,breed 47,Ian 70, en hoo bij de 34 voeten. < 84 > certzaal op eene treffende wijze verlichten. Wendt zig de Befchouwer om, dan g treft hem de Portique van vier half rond ;voorkomende Colommen, met bafementen en kroonlijst van de Toskaanfche orde, die den grooten ingang der Concertzaal verfleren; door welken ingetreeden zijnde, het oog verrascht wordt door het ruime, heldere en prachtige voorkomen, waar mede deze Zaal, in eene lengte van 70, ter breedte van 47, en ter hoogte van 35 voeten zig opdoet. Op de hoog. te van circa 12 voeten, wordt deze Zaalomringd door een rondgaande lijst, voor zien van een plint, waarop 28 Chorintifche gecanneleerde Pylasters tegen eiken dam, tusfchen de lichten, twee , waarop een rondgaande kroonlijst, verllerd met modillons, alles na de Chorintifche orde; vervolgends gaat het naakt des muurs coupelsgewijze over tot de vlakte van het geftucadoord PJatfond. Dertien groo-  < 85 > groote glasraamen tusfchen de evenge- < melde 12 Pylasters geplaatst, en waarvan negen ter linke zijde, in de fterk verlichtte Corridor, en vier ter rechte zijde in de vrije lucht uitkomen , verfchaffen deze Zaal een bijzonder helder aanzien, daar de zig kruisfende wederzijdfche lichtftraalen, door het gepleisterde muurwerk derzelve, aangenaam terug gekaatst wordende, een' zeer luisterrijken dag in dezelve verfpreiden. De Bouwfieraaden, welke in deze Zaal het oog vermaaken, zijn allen met fmaak en zinfpeelende op de kunst, die in dezelve geoefend wordt, gekoozen; ter wederzijden van den ingang, zijn kagchels geplaatst , wier ftookplaatfen achter in de Corridor uitkomen ; voor dezelven bevinden zig twee fierlijke Dckftukken of Maskeeringen, in de gedaante van Naalden of puntzuilen (obelisquen) rustende elk derzelve op vier ronde Ballen, die op de hoeken van vierkante Voetftukken F 3 of CONCERTZAAI-  C0NCER1 < 86 > - of Piedeftalen geplaatst zijn. De Naald ter rechterzijde van den ingang, is verfierd met een Medaillon, waar op men het hoofd van Apollo, in verheven werk Ziet uitgebeeld, als zijnde de God des zonnevuurs, en der Zang- en Speelkunst: Die ter linkfche zijde, is insgelijks met een Medaillon voorzien, waarop het hoofd van Fukanus, de God des aardfchen vuurs en vinder van den maatflag is afgebeeld. Beide deze Medaillons zijn verfierd met derzelver toepasfelijke fieraaden; als die van Apollo, met deszelfs boog, pijlkooker en zonnefakkel, en die van Vukanus, met nijptang, mooker, en wat tot de . fmeederij dienftig is- voords zijn beide deze naalden omhangen met Laurier-Festonnen, welken tot agter om de ballen, waarop de Naalden fchijnen te rusten , heenen flingeren, en weder voorwaards afhangen: boven aan den top der zuilen, hangen Festonnen van eikenbladen, met derzelver akervruchten, terwijl een vuur* vlam  < 8? > vlam uit de toppen van beide deze Puntzuilen, opbrandt. De Piedeftalen zijn van onderen met ruitsgewijze, geheel doorgeftookene plinten , en met onderfcheidene fieraaden, beftaande uit Rofeitm a la Grecque, Fermetten en blaadjens, op de hoeken der verftekken, voorzien. De groote deur of ingang is gedekt met een aanzienlijk Pleisterftuk, verbeeldende eene verzameling van allerleije Blaas- en Speel-inftrumenten , als zijn Waldhoorn, Vioolen, Basfen, Hautbois , Clarinetten, Trompetten, Pauken, Muziekboeken en Rollen , 't welk een zo trotsch als bevallig aanzien aan dezelve verfchaft. Boven elke der overige deuren zijn, binnen den dag van de Architraaf, geplaatst zeven Basrelieven , alle zinfpeelende op de vermogens van uitdrukking door middel der Toonkunst, en wel in de volgende orde. De eerfte geplaatst boven de deur, ter F 4 reg- CONCERTZAAL.  CONCERTZAAL. € 88 > rcgte hand des Orchestmeesters, duidt het Boerfcht Landmuziek aan, afgebeeld door een Herderftaf, Hoed, Fluit, Doedelzak, Viool, Roozenkrans en Muziekboek, alles omhangen met klimop; als zijnde dit een en ander tekens der uitdrukking van het Herderagtige en vrolijke. Boven de vólgende deur vertoont zich het fchertfende en fatiriqae of ftekelige door een Thyrfus met Wijngaardranken omwonden, een Term van Momus, Satersfluit, Tambourin , Triangel met ringen en faam verbonden door een Feston van ftekelige Hulstbladen. Daaraan volgt, boven de derde deur,het Zangmaatige en Verliefde, verbeeld door een Cyter, een blad met zangmuziek, maatrol, brandende Liefdesfakkel en Pijl. kooker, alles omhangen met Myrthebladeren en derzelver knopjens, als zijnde dit loof weleer aan Venus en de Liefde gewijd geweest. De vierde deur is gedekt met een zin- fpee-  < 89 > fpeelend fieraad op het Verpligtende en Dankbaar e; voorgefteld door een' hoorn van overvloed, vruchten en geld uitftortende, daar nevens een autaar, waarbij een Oijevaar en Arend uitgehouwen zijn. Wordende door den Hoorn van overvloed de Perpligting, en door het outaar met deszelfs bijfieraaden de Dankbaarheid aangeweezeu. Na deze volgt, boven de vijfde deur, het Staatige en Deftige, verbeeld door den Romeinfchen Roedenbundel (Fascis Confii. laris), een Violoncel, Trompet en Orgelpijp, omhangen met een Feston van Eikenbladen en akers. Boven den grooten ingang, onder het Dekftuk van Pleister, is het Verhevene en .Grootfche verbeeld, door Apollo's Lier door de zon omftraald, den Lauertak, wel eer aan Helden en Dichters vereerd, en voords aan alle verheven daaden toegewijd;-verder nog Oosterpalm en Overwinningbeelden, welke de overwinnaars weleer bij F 5 hun- CONCERTZAAL.  CONCERT ZAAL. ORCHEST. breed omftrceks 43, ling 22 yoe ten. < 90 > - hunne zegepraalen in de hand hielden, waarbij ook nog een Muziekboek gevoegd is. De zevende deur, eindelijk, draagt het kenmerk van het Droevige, Wanhoopende en Klaagende, of Treurende-, voorgefteld door eene Tragifche Tooneelgrijns, een in distelen geprangd en doorboord menfchenhart, en eene omgekeerde uitdoovende en fmeulende fakkel, alles doorvlochten met : Cyprestakken. De Muziekbladen zijn in elke dezer Basrelieven afzonderlijk gegraveerd, vervattende muziek , die overeenkomt met de voorftelling der zinfpeeling van het ftuk, en de afzonderlijke figuuren in dezelve voorkomende, hangen geestig door elkander gefchakeerd, en faamgeftrikt aan Festonnen, die van boven aan knoppen gehecht zijn, en ter wederzijden door ringen afhangen. Het Orchest befiaat eene breedte van bijna 43, en eene lengte van 22 voeten, wan-  < 9i > wanneer het op het breedst, en voorbij de agterfte zijdingangen uit gezet is, gelijk het zelve zodanig op den Plattegrond NJ. i. wordt afgebeeld; echter deze uitzetting, is flegts een behulp, om te meer Muziekanten te kunnen plaatfen, ingevalle zulks vereischt wordt; doch de regelmaatige bouworde der Zaal, vordert, dat het Orchest , bij deszelfs eerfte bepaaling binnen de zijddeuren blijve, en de vrije toegang der Zaale, aan dien kant, niet belemmerd worde; gelijk zulks ook, overeenkomftig het Plan des Bouwmeesters, alzo ingericht is geweest, dienende de twee agterfte deuren tot een' uitgang der Muziekanten, en de beide daaraan volgende, tot toegangen der Zaale ; die ter rechter zijde van het Orchest, tot een' toegang uit de Corridor, en die ter linkfche zijde tot een' toegang naar de Binnenplaats, welke zig daar achter bevindt; gelijk ook het voorfte gedeelte van het Orchest, dat, wanneer het op zijn breedst uit- ORCHEST.  ORCHEST. *C 9» > uitgezet is, voorbij die deuren fpringt, en dezelven onbruikbaar maakt, flegts een los aanvoegfel is, het welk ten allen tijde, des begeerende, kan weggenomen en opgeruimd worden. Men treedt in dit orchest , uit de Zaal, met drie treeden op , wordende hetzelve, door middel van een fierlijke Baluftrade van de overige ruimte der Zaale afgefcheiden; in het midden deszelfs is eene forte piano geplaatst, en rondom den wand zijn de zitplaatfen en leezenaars voor de Muziekanten, die hier, ten getale van meer dan tachtig, zonder elkanderen eenigzins te belemmeren, geplaatst kunnen worden, waarbij ook de Waldhoorns, Clarinetten, en meer diergelijke Blaasinftrumenten gerangfchikt zijn. Binnen het orchest, tegen den achtermuur der Zaale, is een kleiner verheven orchest, tot de plaatfing der Pauken en Trompetten gefchikt, en insgelijks met eene Baluftrade, van het orchest afgezonderd, over welke, bij bijzondere gelegenheeden, een pragtig blaauw  < 93 > blaauw fatijnen dekkleed, met gouden franje en afhangende kwasten, en met het blafoen der Maatfchappij, in goud gefchilderd, gehangen wordt, het gene der Zaale geen geringen luister bijzet. In het midden dezer pragtige Zaal zijn, ter wederzijden, 17 half ronde, en met blaauw laken bekleede, Zitbanken geplaatst, welken naar vereisch der elliptifche gedaante van dezelve, allengs naar den grooten ingang verkleinen, en een middenpad overlaaten, waar langs men, van de groote deur, tot aan den trap van het orchest, een' vrijen toegang heeft, terwijl de wanden der Zaale, insgelijks met diergelijke banken bezet zijn, zo dat men zeer gemakkelijk een getal van zeshonderd menfchen in dezelve ontfangen kan. Ten einde deze Zaal des avonds behoorlijk verlicht worde, is in het midden derzelve, een groote Lampkroon, voorzien van twaalf Lampen, elk van twee pitten, na de uitvinding van Argand, en ter zijde der- ORCHEST. teRLICHriNG DES WONDS.  VERLICHTING DES AVONDS. KELDER ONDER DE CONCERTZAAL , breed 9, Iai j 7, ditp iij voeicn. 1 < 1 ] ] < 94 > 'derzelve, twee kleinere, elk van acht zodanige Lampen , in de beide brandpunten van het ellips des verwulfts geplaatst, welke te famen een licht aan de Zaal verfchaffen , 't welk, in helderheid en glans, aan het daglicht zeer nabij komt. In dit middenpad, tusfchen de zitplaatfen, en juist in het midden der geheele lengte van de Zaal, vindt men in de vloer een rond en een vierkant luik, 't welk, geopend zijnde, toegang geeft tot een vierkante in cement gemetfelde kelder, ter diepte van circa 19 voeten, en ter breedte van 9 en lengte van 7 voeten waar in men langs een' trap van 5 fteenen en 18 houten treeden afdaalt, m welke kelder, door middel der in alle ie verdiepingen van dit achter gebouw, :ig bevindende, ronde openingen, die tot >p het fterreplat of obfervatorium toe, 'oortgaan, den bafis van een cylinder of olronde koker uitmaakt, die bij den aaneg gefchikt is geweest, om eene regt- ftan>  < 95 > Handige hoogte van circa uo voeten te verkrijgen, ten einde, op het obfervatorium, proeven omtrent den verfnellenden val der lighaamen te doen; gelijk men dan ook in dezen kelder zig bevindende, en alle de ronde openingen ontdekt zijnde, uit denzelven , op klaaren dag, de Herren die zig in het zenith deszelfs bevinden, zou kunnen waarneemen; doch daar men de verfnelling der vallende lighaamen door een beknopt werktuig, 't welk de maatfchappij, weldra door aankoop magtig werdt, met veel minder omflag en veel wiskunfHger, aan een groot gezelfchap. tevens, kan doen zien, is deze toeftel, tot heden, nog niet gebruikt geworden. De Concertzaal, door de groote deur, weder uittreedende, en de Corridor ter regtehand derzelve ingaande, ontmoet men een groote deur, die toegang geeft tot de Binnenplaats, breed i3, lang 15 voeten, welke achter het Mantelkamertjen en de groote Entreekamer uitkomt, en voor- KELDER ONDER DE CONCERTZAAL. WOONING VAN DEN HLISBEWAARER. breed i8,!ang 30 voeten. BINNENPLAATS. breed 18, ang 15 voet.  BINNENPLAATS BINNENPLAATS,bi eed i r, lani 30 voeten. DE KAMER VAN COMMISSARISSEN breed even 15, lang circa 20 voeten. ♦C 96 > voorzien is van Gootfteenen, als ook van een' toegang rot den Wijnkelder, onder de wooning van den Huisbewaarer, die van dezelve aan deze zijde heur licht ontfangt, en beilaat uit een fraai vierkant vertrek, voorzien van een Schoorfteen, en nevens hetzelve een ruime Keuken , die , met een deur en trap van vijf treeden , op de daaraanvolgende tweede Binnenplaats, breed 11 , lang 30 voeten, uitkomt; in het portaal dezer Keuken, bevindt zig een trap, die naar de tweede verdieping van dit Gebouw geleidt, en een deur, welke in de onderfte Corridor, tegen over den kleinen ingang der Concertzaal, uitkomt, ten einde de Huisbewaarer en deszelfs bedienden, zo veel te gereeder ten allen tijde in het Gebouw bij de hand kunnen zijn. Voords deze Corridor al verder doorgaande, voorbij de groote deur, welke toegang tot de tweede Binnenplaats geeft, komt men, ter linker zijde, aan het vertrek van  < 97 > van Commisfarisfen ; eene fraaije vierkam te kamer , ter breedte van circa 15, en ter lengte van circa 30 voeten , voorzier van een' fchoorfteen, en de noodige kasfen, tot berging van papieren ,en hebbende derzelver licht en uitzicht van en op de achterfte- of Openplaats van het Gebouw. Voorbij dit vertrek vindt men den grooten achterften Wenteltrap, welke toegang tot de boven verdiepingen van het Agtergebouw verleent, en nevens denzelven de groote Achterdeur , die naar de achterfte Plaats geleidt. Deze Plaats is breed 38, en lang 30 voeten, en bezorgt het licht aan de achterfte vertrekken van het Gebouw ; ten einde derzelve is eene Remife geplaatst, ter berging van Turf, Steenkoolen en andere benoodigdheeden ; van deze plaats heeft men het gezicht op den achtergevel van het Gebouw. Terwijl men, zig op het nevens het Gebouw paaiende R. C. Hofjen , Liefde is 't Fondament, bevindenG * de, DE KAMER* VAN COMMISSARISSEN. breed circa 15 ,Iang circa 30 voelen. ACHTERSTE TRAP. ACHTERPLAATS. breed 38, lang 30 voeten. ACHTERGEVEL.  ZYDGEVEL, PAUSEERKAMER,breed 20, lang ciica 14 voe^ een. BINNENPLAATS. breed 10, lang E3 voeten. < 9^ > de, den opftal des Zijdgevels in aanmerking kan neemen (*). Het Gebouw door de achterdeur weder intreedende, en de linkfche hand volgende, komt men in den engen doorgang achter de Concertzaal, waarin het groot Fournuis eener Kagchel geplaatst is , die het Orchest verwarmt, en welke doorgang voords tot in de Paufeerkamer geleidt , 't welke een zijdvertrek is ter lengte van 14, en ter breedte van 20 voeten ; waarin een fchoorfteen, en deur, die in het Orchest uitkomt, als ook een raam dat deszelfs uitzicht op de Binnenplaats, breed 10, lang 23 voeten , aan deze zijde van het Gebouw, heeft, en een trap, die naar het vertrek van de Directie van het Departement der Muziek geleidt. TWEE- (*) De Opflallen van den Voor-, Achter- en Zijdgevel , als ook de doorlheden van het Gebouw in de lengte en in de breedte, zijn allen,in naauwkeurige afmeetingen, tevens met de Gezichten der voornaamfte Zaaien van dit aanmerkenswaardig Gebouw, in groot folio, in piaat uitgegceven, cn bij den Uirgeever dezes te bekomen.  < 99 > TWEEDE VERDIEPING. VAN HET ACHTERGEBOUW. In dit vertrek gekomen zijnde, bevinden wij ons op de tweede Verdieping van het Achtergebouw, en ter halve hoogte van de Concertzaal, die zig door drie Verdiepingen uitftrekt. Dit vertrek is omtrent in alles op dezelfde wijze ingericht en van dezelfde grootte als de Paufeerkamer der Muziekanten , behalven dat hier eenige kasfen, ter berging van Muziek en Muztekinftrumenten, gevonden worden, en een der groote glasraamen der Zaale een zeer fraai gezicht in dezelve oplevert, 't welk inzonderheid des avonds, en bij de verlichting der Zaale in een talrijk Concert, verrukkend is, wijl men van hier de geheele Zaal in de lengte , tot aan de deftige groote deur door kan zien , en al den klederzwier en bevalligen tooi van zo veele Dames, Ga als KAMER VAN DE DIRECTIS OER MUZIEK.  KAMER VADDE DIRECTH DER MUZIEK TWEEDE ' CORRIDOR KAMER VA THESAURIEREN. < IOO > als zig in de ruimte der Zaale bevinden, bij het helder lamplichtst welk den duisteren nacht in een' klaaren dag hervormt, onderfcheidentlijk waarneemen kan. Dit vertrek verlaatende, komt men in de tweede Corridor, waar uit de overige glasraamen, aan de zuidzijde der Concertzaal, hun licht fcheppen, en waar men, door middel derzelven, insgelijks een fraai en onbelemmerd gezicht over de geheele Zaal heeft; waarom ook, in zeer volkrijke Concerten, van deze Gaanerij gebruik gemaakt wordt; alzo de Muziek , bij het fraaije overzicht der geheele Zaal, ook aldaar befcheidentlijk gehoord kan worden. \' Ten einde van deze Gaanerij , en bij den achtertrap, vindt men de Kamer fan Thefaurieren, van dezelfde afmeeting als die van Commisfarisfen , welke 'er juist onder geplaatst is. Behalven de noodige ameublementen, en nette ftookplaats, zijn hier ook verfcheiden kasfen, ten gebruike van  KC ioi > van Thefaurieren, en eene Alcove, waarin de Geldkist geplaatst is. Ter rechter zijde van den Corridor zijn twee groote glasraamen , welke hun licht van de zuidelijke Binnenplaats fcheppen ; ook zijn hier, langs den wand der Concertzaal, eenige langwerpige openingen gemaakt, welke ter ververfching der lucht in dezelve, door middel van fchuiven , kunnen geopend worden; van daar den voorften of grooten trap eenige treeden opgaande, komt men op de TWEEDE VERDIEPING van het voorgebouw. Het Auditorium, of de Gehoorzaal, welke de geheele breedte des Voorgevels, beflaat, en , binnen het muurwerk, om-4 trend 60 voeten , bij eene lengte van bij de 45 voeten heeft, doet zig hier ter befchouwing op. Ter wederzyde der groote of middendeur dezer ' Zaale, heeft men een. Kabinetjen , dat ter G 3 recht- ÏAMER VA» rHESAURlEIEN. AUDITORIUM. rei d 6o,!ang 5 voeie».  KABINET- JENS. breed 17, en 15 voeten , lang 10 voeten. <[ 102 > rechtfche zijde breed 17, en dat ter linkfche 15 voeten, en beide ter lengte van bij de 10 voeten, ftrekkende het eerstgenoemde tot een' ingang in de Zaale , geduurende de Redevoeringen, als wanneer de groote deur gefloten is, en dat ter linker zijde tot een rustplaats voor den Redenaar, eer hij den Catheder be{tijgt, ten einde de vermoeijing, veroorzaakt door het optreeden van den trap, hem, in de uitfpraak zijner rede , niet hinderlijk zoude zijn. Beide deze Kabinetjens ontfangen elk heur licht door twee groote glasraamen, welke op de beide voorfte Binnenplaatfen hun uitzicht hebben. Boven de groote deur dezer Zaale ziet men eene meer dan levensgroote buste, verbeeldende miner. va, de Godinne der Wijsheid , na de tekening van den Heer j. kuijper,door wijlen den beeldhouwer j. swart, in hout uitgewerkt; voords zijn de beide zijdwanden dezer Zaale voorzien van twee nis-  < 103 > nisfen, in welken Kagchels geplaatst worden , ten einde aan dezelve des winters eene maatige warmte te verfchaffen; boven deze nisfen ziet men , de groote deur intreedende, ter rechtfche zijde, de bust van aïoll'o, en boven die ter linkfche zijde die van mercurius , om aan te duiden , dat in deze gehoorplaats zo wel Voorleezingen , betreffende den Koophandel , als Redevoeringen'en Verhandelingen , betreffende de fchoone Kunsten en Weetenfchappen, gedaan worden. Het gewelf dezer Zaale fchi'nt op twaalf colommen , van de Jonifche ge mengde orde, te rusten , welke allen van hout gemaakt, echter door derzelver geestige befchildering naar wit' geaderd marmer, en derzelver voetftukken naar zwarten toetsfteen zweemen, 't welk, inzonderheid des avonds, eene prachtige vertooning oplevert; de hoogte van elke dezer zuilen is, van de bafis tot het bovenfte heurer capiteelen gereekend, 20 voeten. G 4 Tus- AUDITORIUM.  VERLICHTING. ZITBANKEP < 104 "> Tusfchen elke dezer zuilen hangt een fraaije lamp, met twee lichten, waardoor de Zaal, des avonds, door vierentwintig lichten zeer aangenaam verlicht wordt j terwijl zij over dag, van de vijf groote glasraamen der voorpuijë , een ongemeen helder licht ontfangt. . In de ruimte, tusfchen de beide reijen colommen, zijn ter wederzijden 14, en dus te famen 28, met groen laken bekleedde zitbanken geplaatst, zodanig dat 'er een vrije doorgang tusfchen dezelven is opengelaaten. Op deze plaatfen zig de Leden, ter aanhooring van de Redevoeringen , terwijl de Directie en de Genoodigden , regt voor den Catheder gezeten zijn; in een halfrond , dat door middel van een houten befchot van de overige zitplaatfen is afgezonderd ; niet juist om daar door eenige onderfcheiding van rang te willen in acht neemen, welke in dit gezelfchap van beöeffenaaren , en liefhebbers van Kunsten en Weetenfchappen, ge.  < 105 > geheel vreemd is, maar alleen op dat de Directie te beter in ftaat zoude zijn om de Genoodigden van de Leden te onderkennen, en dezelven, vóór dat de Redenaar op den Catheder treedt, hunne Entrée-billets te kunnen afvraagen , ten einde de naamen der Genoodigden, in een daartoe gefchikt boek, te kunnen aanteekcnen ; wijl de Huishoudelijke Wet der Departementen van Koophandel en Letterkunde , welken deze Zaal , uit hoofde hunner zulks vereisfehende werkzaamheeden, meest in gebruik hebben, den toegang niet meer dan driemaalen in een faifoen, aan denzelfden perfoon, als Genoodigden, kunnen verieenen. Regt voor deze halfronde balie , of baluster, ter linkfche zijde van de groote deur , of aan het einde der Za#l, is de zo fierlijke als kunstige Catheder, of'SpreekJloel, geplaatst, wiens bouw en fieraaden dubbel waardig zijn dat wij 'er onzen aandagt een poos bij bepaalen. G 5 De. VERLICH-, TING, 5PREEKSTOEL.  «PREEKSTOEL. l)oog6,bree 4 voeten. ♦d IOfJ > Deze Spreekftoel, door wijlen den ikunstigen Beeldhouwer, j. swart, op kosten van den Heere philipïus taddel vervaardigd,en door den laatstgenoemden , op den 6den October des Jaars 1779 , bij gelegenheid van het oprichten van het Departement der Letterkunde, waar van hij een der Mede-Oprichters was, aan de Maatfchappij gefchonken , heeft omtrend de hoogte van zes voeten, en de breedte van vier voeten min twee duimen , is vierkant, en geheel van mahoniehout famengefteld, ftaande op een houten voetftuk , van circa een en een half voet hoog; aan de Voorzijde deszelfs , ziet men het blafoen der Maatfchappije, zijnde een Bijenkorf, op een voetftuk geplaatst, nevens welke, ter rechter zijde van den Befchouwer, een Zonnebloem, en ter linker zijde een Roozelaar „ gevonden wordt; achter dezelve rijst de Zon uit de kimmen, en befchijnt de zig naar dezelve wendende Zon-  € io7 > Zonnebloem, terwijl de Bijen uit de roozen hunnen honig leezen en denzelven in den korf verzamelen ; ter aanwijzing dat de rijzende Zon der verlichting door de Maatfchappij, even als de Zon door de Zonnebloem , achtervolgd wordt, en dat de ijverige Leden uit de bloemen der geleerde werken honig vergaderen , en in d&en korf, of het lighaam der Maatfchappije , opleggen. Onder in het Voetftuk, waarop de korf geplaatst is, ziet men de Letter V., met het getalmerk 7. verbonden ; 't welke de Ontwerper der Maatfchappije zeide een geheimzinnig teken , afkomftig van de Broederfchap der Vrijemetzelaars te zijn; en, volgends een fchriftelijk bericht van den Heer t- pietersse, die den Stichter, w. writs, herhaalde maaien , over de betekenis dezer letteren ondervraagd heeft, zoude dit geheim hier in beflaan, dat door dit letter en talmerk de zeven in deze Maat. fchappij gekweekt en geëerd wordende zaa- Spreekstoel.  «PREEKSTOEL. < 108 > zaaken bedoeld zijn, welken allen in onze taaie, met een V. aan het hoofd, geboekftaafd worden , als : 1. Verdienste, die hier geëerd en beloond wordt. 2. Vrijheid , die hier bemind en hooggefchat wordt. 3. Vrede, die algemeen begeerd en hier aangekweekt wordt. 4. Vriendjchap , die hier uitgeöeffend wordt. 5. Vermaak , 't welke hier, door de Toon-en andere Kunsten, opgewekt en aan het nut gepaard wordt. 6. Vergenoegen, dat uit de gulle vriendfchap en de nuttige famenleeving , gepaard met fchuldeloos vermaak , hier gevonden wordt. 7. Vaderland, het welke men hier leert hoogachten, en, zo veel mogelijk, nuttig voor het zelve te zijn. Men heeft dit geheim voords ook nog anders trachten te verklaaren; fommigen mee- nen  < 109 > nen dat het getalmerk 7 , 't welk aan de ophaal der V gehecht is, de zeven vrije kunsten aanwijst ; als zijn de Letterkennis ^ Redenkunst, Redeneerkunde, Toonkunst , Rekenkunst, Meetkunst , St er rekunst; alle welke in deze Maatfchappij beöeffend, en bij onderfcheidene gelegenheeden van dezen Spreekftoel verklaard worden ; draagende den naam van vrije kunsten , wijl het bij de Romeinen den Slaaven niet geoorloofd was, zich in dezelven te oeffenen. Of dit alles echter de waare meening en het bedoelde van den Ontwerper met het gebruik van dit talmerk zij, is ons nog niet volkomen gebleeken. Onder op de Soc/e, of Grondfteen, van het Voetftuk , ziet men het jaartal MDCCLXXVII. Voords is het fchild zelve met een' vergulden olijfkrans omgeeven , en boven de Bijenkorf leest men, in vergulde Letteren, felix meritis, of, Gelukkig door Verdient- SPREEKSTOEL.  SPREEK- STOEL. «C 110 > diensten, zinfpeelende deze regel op de Bijen, die hun voedfel uit de bloemen leezen, en dus door deze hunne verdiensten gelukkig worden. Boven het fchild hangt een feston sgewijze opgehouden fluijer , met de woorden : honor. et gloria, Eer en Roem; en op de onderfte lijst van den Catheder leest men het woord ingenium, Vernuft, om daar mede aan te wijze , dat de eer en roem, waarin het geluk beftaat, 't welke de verdiensten verfchalfen, het Vernuft ten grondflag heeft. De linkfche zijde van dit kunstig en pragtig werkftuk, vervat, in het midden panneel, de voornaamfte werktuigen, welken in den Koophandel, Landbouw, Zeevaart, Fabrieken en Trafieken, van dienst zijn; allen tot een' groep vereenigd, en zo aartig als uitvoerig, in half verheven werk, pf basreliëf, uitgebijteld. In het midden van dien groep ziet men den gevleugelden Haf van mercurius, omringd van baa-  < III > baaien, vaten , koopmans- fchrijf- en i comptoir boeken , brieven, geldzakken , enz., voor den Koophandel; fcheepsfprieten, ankers, compas, enz., voor de Zeevaart; een koornmaat, fpade, feisfen, ploeg , enz. , voor den Landbouw ; een' ftapel zijden ftoffen, fpinwiel, ftrengen en klos , aambeeld en hamer, fuikerbrood, enz., voor de Fabrieken en Trafieken. Boven deze verzameling leest men , in een' fluijer , de woorden: commodum et prosperitas, Gemak en Welvaart, en onder op de lijst het woord libertas; ter aanwijzing dat het gemak en de welvaart , welke de Koophandel, Zeevaart, Landbouw, Fabrieken en Trafieken, ons aanbrengen, alle gevolgen der Vrijheid zijn. De rechtfche zijde, naar den ingang der Zaale , draagt in een' diergelijken, op het panneel geplaatften, groep, de merktekens der verfcheidene Weetenfchappen en Kunsten welken in deze Maatfchappij geoeffend worden. In deszelfs] midden ziet PREEKSTOEL.  SPREEKSTOEL. < 112 > ziet men den knods van /Esculapius, mee den Epidaurifchen flang omflingerd, rustende tegen' het fchild en de, met een' lauer krans omhangen, fpeer van Minerva, benevens de Trompet der Faam; waar door de Wijsbegeerte in het algemeen en derzelver invloed op alle Kunften en Weetenfchappen fchijnt aangeduid te worden ; nevens dezelve ziet men Apollo's lier, voor de Dichtkunst; een ontrold blad waar op het woord Eloquentia, voor de Weljpreekendhexd ; eenige muziek - inftrumenten , viool, bas, walthoorns, opengeflagen muziekboek enz. voor de Toonkunst; een fphajra en ontrolde waereldkaart voor de Aardnjks befchrtjving; een ftapel boeken voor de Gefchicdkunde; eenige antieke penningen voor de Oudheid en Penningkunde ; een doodshoofd , infect in liquor aloëplant voor de Ontleed- en Kruidkunde en Natuurlijke Hiftorie; een papier met meetkundige figuuren befchreeven, pasfer, transporteur, zonnewijzer, voor de Wiskunst  < H3 > kunst; een pallet en penfeel, om de Schilderkunst ; een tekenpen en graveerijzers , om de Graveerkunst; een hamer, bijtel en architectuur tekening , om de Bouwkunst aanteduiden ; een brandfpiegel, microscoop , voorwerpglaasjens en verrekijker, voor de Gezichtkunde ;électncittit en luchtpomp voor de Proefondervindelijke Natuurkunde ; eenige katrolfchijven voor de Werktuigkunde, enz. Boven dit vak leest men, in een weêrzijds afhangende banderole, de woorden, voluptas et recreatio, Wellust en Uitjpanning ; en onder op de rondloopende lijst,sapientia,Wijsheid, betekenende dat de Kunsten en Weetenfchappen tot een' wellust en uitfpanning voor den menfchelijken geest verftrekken, en allen in derzelver gemeenfchappelijk doel, dat is de Wijsheid, uitloopen. De achterzijde van dezen Spreekftoel is voorzien van een' trap van drie treden; en op de deur die den ingang fluit, ziet men, in een achtkante koperen plaat, het navolgend Latijnsch opfchrift gegraveerd : H *e- SPREEK» STOEL.  ♦C 114 «preek. stoel. societati artium et scientiarum, cui sïmbolüm, FELIX MERITIS, anno MDCCLXXVII amstelodami fundatae, . hoc suggestum in perpetuum amoris sui et observantie MONUMENTUM, donavit ac dedicavit PHILIPPUS TADDEL, vi. oct. anni MDCCLXXIX. dat is: aa j)  < n5 > AAN DE MAATSCHAPPIJ, TER ZINSPREUKE VOERENDE! FELIX MERITIS, IN DEN JAARE MDCCLXXVII TE AMSTERDAM GESTICHT, HEEFT PHILIPPUS TADDEL, BEZEN SPREEKSTOEL, TOT EEN, VAN ZIJNE LIEPDE EN ACHTING, DUURZAAM GEDENKTEKEN, GEGEEVEN EN OPGEDRAAGEN DEN VI. VAN WIJNMAAND, DES JAARS MDCCLXXIX. H a Bo- SPREEK» STOEL.  -PREEKSTOEL. mnr.io- TflEEK. < ït6 > Boven dit opfchrift leest men, in een' fluijer, de woorden salus et utilitas, Heil en Nut, en onder in denrondgaanden Lijst (achter den trap) het woord virtus, Deugd, ter aanduiding dat uit de Deugd alle Heil en Geluk voortvloeit. Eindelijk , immers wij zouden ons te lang vertraagen, bijaldien wij de menigvuldige fieraaden van dit Kunstwerk, elk ter naauwkeurigften , wilden befchrijven, is deze Spreekftoel ook voorzien van twee fierlijke Girandoles, ten einde den Redenaar het, tot zijne voorleezing benoodigde, licht te verfchaffen. De beide Zijdmuuren der Zaale zijn, naast de nisfen welken ter plaatfinge van de Kagchels dienen, van twee groote en twee kleinere Boekenkasfen voorzien, in welke de Boekfchat der Maatfchappije , geplaatst is. Deze Boekver, zameling behelst veele voornaame werken in allerlei formaaten , en allen zeer zin-  < ii7 > zindelijk, in halve franfche en andere fierlijke banden, gebonden, en op den rug met den ftempel der Maatfchappij verfierd; zijnde meest alle gefchenken der Leden, behalven eenige weinigen, die de Maatfchappij door aankoop is msgtig geworden ; wordende 'er uit de algemeene kasfe der Maatfchappije, tot de verrijking dezer Bibliotheek, 's jaarlijks , eenige penningen afgezonderd. Zij ftaat onder het opzicht van een' Bibliothecaris, die den aankoop en plaatfing der boeken bezorgt; en den Catalogus in orde houdt. Dagelijks van elf tot twaalf uuren voordenmiddag, behalven des Zondags, ftaat dezelve ten gebruike der Leden open; edoch geen boek mag, zonder voorkennis van den Bibliothecaris, uit het Huis der Maatfchappij vervoerd worden, doch iemand iets uit een der Werken willende uitfchrijven of aantekenen, begeeft zig met hetzelve in een der Kabinetjens, en fchrijft, in een daar toe ingericht boek, de H 3 No. BIBLIOTHEEK  BIBLIOTHEEK. VERTREK DER COMMISSARISSEVAN HET FONDS. < 118 > No. en Tijtel van het boek, en den dag waarop hij 'tin gebruik gehad heeft,-om, ingevalle van befchadiging, dezelve te kunnen vergoeden. Het verwulft der Concertzaal tot op de ^tweede verdieping van den Voorgevel rijzende, maakt hier de verdeelingen van het voor- met die van het achtergebouw ongelijk: 't welke de reden is dat men hier eene Corridor aantreft, welke geen uitzicht in de Concertzaal heeft , en zijn licht alleen van de plaats ontfangt. In deze Corridor komen insgelijks twee vertrekken uit; te wee ten een vertrek boven de kamer der Thefaurieren, het welke thands -gefchikt wordt , ten gebruike van de Commisfarisfen over het fonds der Maatfchappij, welken in hetzelve, eenige dagen vóór en na de uitlooting der aandeden in de negotiatie der Maatfchappij , hunne zittingen houden, en een apartement, ten einde derzelve en boven de Kamer van de Directie van het De- par-  < U9 > partement der Muziek geplaatst, {trekkende ten bergplaats van eenige papieren, tot de Secretarie der Maatfchappij betrekking hebbende. In den muur dezer Corridor , welke de Concertzaal omvat, zijn drie ronde openingen gemetfeld, waar door men gelegenheid heeft, om de ruimte tusfchen de zoldering en het ftukadoorwerk der Concertzaal, lucht te geeven, en als 't noodig is, fchoon te maaken , gelijk dan ook , door middel dezer ruimte, de lucht in de Concertzaal verdund en zuiver gehouden wordt; met welke deze balkruimte , door middel van daartoe gemaakte openingen , in de ronde opening, waar in de groote lampkroon hangt, gemeenfchap heeft. H 4 DER- VERTREK TER BERGPLAATSVAN PAPIEREN.  HC i2o > CHEMISCH LAI30RATO RIUM. DERDE VERDIEPING. VAN HET ACHTERGEBOUW - Uit dit vertrek komende , en den achtertrap optreedende , komt men aan de derde Corridor , of rondgaande Gaanerij, van het Achtergebouw, en vindt aldaar, in de eerfte plaats , boven het vertrek waar de Commisfie tot het Fonds derzelver bijeenkomften houdt, een vertrek van gelijke grootte en afmeeting, gefchikt tot een Chemisch Laboratorium , ten welken einde-hetzelve met de noodige ftookplaats en gootfteenen , waterkraan en fournuifen voorzien is, zijnde de grond deszelfs, tot verhoeding van ongelukken, uit het ftooken kunnende ontftaan , met geele bakken fteenen belegd. Dit vertrek ontvangt deszelfs licht van de binnenplaats, waarop de wooning van den Huisbewaarer uitkomt, en tevens ook van de buitenfte of  < IZÏ > of achterplaats van het Gebouw. Hetzelve verlaatende , treedt men uit de Corridor in de halfronde groote Zaal, gefchikt ten gehoorplaatfe van de Natuurkundige Lesfen en Verhandelingen , hebbende de! lengte van 46, en in derzelver grootfte breedte omtrent 52 voeten, bij eene hoogte van omtrend 25 voeten. Zij beflaat eeft gedeelte van het langrond der Concertzaal, waar boven zij gelegen is; zijnde het overige gedeelte voor de bergplaats van het kabinet van Natuurkundige werktuigen , waar van in 't vervolg nader gefprooken zal worden, afgezonderd. Bij het intreeden dezer zaal, ziet men tien reijen halfronde zitbanken , fchouwburgsgewijze boven elkander geplaatst ; indiervoege , dat een groot aantal perfoonen , gelegenheid heeft van , zonder elkander hinderlijk te zijn, de Natuurkundige proeven, welken, op eene aan het einde der zaale gefielde groote tafel, waar achter de Verhandelaar zig plaatst, in 't werk H 5 ge. 1ALFRONDE ZAAL VOOR DE NATUURKUNDIGE VOOR- LEEZ1NGEN.ang46, breed I-, boog 25 oetcn.  HALFRONDE ZAAL VOOR DE NATUURKUNDIGE VOORLEEZINGEN. I VERTREK : TOT HET , DOEN VAN 1 RUUVVE PROEVEN. VERLICHTING DES AVONDS. < 122 > gefteld worden, te kunnen zien. Achter deze tafel wordt een zwart gefchilderd tekenbord gefteld , waarop de figuurlijke aan' wijzingen en wiskundige betoogen, tot de Verhandeling betrekking hebbende, door len Verhandelaar, waar zulks noodig is, net krijt worden aangeweezen. Ter linkl-he zijde van de Kagchel is een Vertrek joven dat der Secretarie geplaatst, en gefchikt tot het doen van ruuwe proeven, waartoe het van Gootfteen, Kraanen enz. voorzien is; wordende de geheele zaal des ivonds verlicht door een Lamp met vier lichten, rondom welke een blikken Kooker hangt, die belet dat het licht in de oogen der aanfchouweren fchittere , en veroorzaakt dat hetzelve alleen op het tekenbord en de tafel zo veel te fterker terug gekaatst worde, waar door men in ftaat gefteld wordt, om, zelfs op den versten afftand, de kleinste voorwerpen, die ter aanwijzing op de tafel voor handen zijn, te kunnen befchouwen: terwijl 'er boven de Licht-  •d 123 > Lichtlamp nog een enger Kooker hangt, die men, ingevalle het noodig is, om bij proeven met de Electriciteit, ais anderszins het vertrek geheel duister te maaken, over de lamp heen kan laaten zakken ; zonder dat het licht uitga, en die vervolgends weder opgetrokken wordende, de zaal weder eensflags van het gewoone licht kan voorzien. Ook vindt men hier in het platfond weder eene ronde opening, welke met die der Concertzaal overeenkomt, en te famen den hollen kooker uitmaakt, die van het obfervatorium tot in den kelder van het gebouw doorgaat. Achter het tekenbord , is eene groote Kagchel geplaatst , ten einde de Zaal des winters behoorlijk te kunnen verwarmen. Boven deze Kagchel is, met veel kosten en niet minder vernuft, een half uit den wand puilenden aardbol geplaatst, in diervoegen ingericht, dat het middenpunt deszelfs in Amfierdam valt \ rondom denzelven, ziet men een breedelijst,waarop alle de hoofd- en bijftree- ken VERLICHTING DES AVONDS. V i WINDWYZEK.  WINDWIJZER. < 124 > ken van het compas afgemaald zijn, en uit het middenpunt van dezen bol, komt een beweegbaare Wijzer, welke, door middel van een krukwerk, langs een" fpil op het plat van het achtergebouw uitkomende, en aldaar met een windvlag voorzien zijnde, de^geringfte verandering van den wind zeer juist en naauwkeurig aanduidt. Deze bol heeft omtrend drie voet middellijns, en is, op eene zeer kunstige en uitvoerige wijze, met alle de landen, zeeën en eilanden, welken ons halfrond, voor zo verre het door de plaatfing van den bol in 't gezicht valt, vervat, bemaald; wordende op denzelven ook de Hoofdfteeden met gouden Hippen aangeweezen. De Maatfchappij heeft dit zo nuttig als aangenaam werktuig te danken aan heur Medelid, den Heer jan ananias willink, welke hetzelve bekostigd heeft, en tevens aan de kunde en vlijt van den Heer h. jen e/e , volgends wiens opgave, en onder wiens naauwkeurig toezicht,hetzelve vervaardigd is: Het  < 125 > Het daglicht valt in deze Zaal door < acht glasraamen, die , na vereisch, met luiken kunnen geflooten worden, ingevalle men, bij het voorleezen van Verhandelingen over dag, wijl dit Departement den geheelen Zomer door werkzaam blijft, eenige vermindering of verandering van licht noodig oordeelt. Langs deze lichten, en boven de fchouwburgsch-ge wijze zittingen, loopt , ter wederzijden der Zaal, nog eene breede, van eene balustrade voorziene Gaanerij, waarop insgelijks een groot aantal perfoonen zig kunnen plaatfen , en ingevalle van druk bezogt wordende Verhandelingen , bekwaamlijk kunnen zien en hooren. Deze Gaanerij heeft, door middel van twee wenteltrappen , gemeenfchap met de Corridor der tweede verdieping. Achter en onder de reijen banken , vindt men een' breeden doorgang, welke van veelerlei ruime bergplaatfen en kasfen, als ook met twee toegangen tot de Zaal VINDWIJZER..  LUCHTROND. : { < < < 126 > Zaal zelve} voorzien is; ook komt hier het groote of middenfte luchtrond der Concertzaal uit, 't welke alhier met een balustrade omgeeven , en tegen het invallen van ftof, enz. met een gaazen raam gedekt is. Bij gelegenheid dat eenig in de Concertzaal uitgevoerd wordend muziekftuk, eenigen beandwoordenden weêrklank vereischt, worden hier ook wel Blaasinftrument'en geplaatst, wier geluid ils dan zeer liefelijk en onverwagt, als iran boven in de Zaal vallende, de Toehoorers verrukt en opgetogen houdt. Eene 'cunstgreep, die inzonderheid bij het jaarlijksch uitvoeren der Kerszangen, bij weljen het gezang der Herders door de Engelen beandwoord wordt, een doelmaatige aitwerking doet. Achter de Zaal der Natuurkunde vindt nen, tusfchen de Corridor en de kamer, jefcrrikt tot ruuwe Proeven , eene kleine jaanerij, voorzien van eene Balustrade in le open lucht, gefchikt om aldaar Hydro- fta-  < 127 > ftatifche of Waterweegkundige Proeven en« Proeven over deElectriciteit van den dampkring te doen , waarom ook in den muur der Zaale drie openingen geplaatst zijn , waar door men Conductors leiden kan, ten einde het electrieke vuur uit den dampkring in de Zaal te voeren. In de Corridor, welke toegang tot dit Gaanerijtjen geeft, vindt men den achterften wenteltrap, waarmede men weder naar de onderfte verdieping van het Gebouw afdaalt, en bij de deur der opene af achterplaats uitkomt. De Corridor, welke nevens de zaal der Natuurkunde loopt, naar het voorfte, gedeelte van het Gebouw doorwandelen-: de , komt men aan de Gaanerij bij den grooten trap, en aan den deftigen grooten ingang van het Mufieum of Kunstka; binet van het Departement der Natuurkunde ; deze beftaat in een grootfche Portique van, met fchiftingen geblokte, pijlasters; boven deze Portique ligt een kunstig Pleisterwerk, in eene bevallige groe- Ping» LEINE BUITENSTEGAANERIJ. MUSEUM DER NATUURKUNDE. ang 25, breed 12 , boog 25 roeten.  MUSJE UI DER NI TUURKUi DE. < 128 > 1 ping , de voomaamfte Werktuigen, wel<- ken tot de Proefondervindelijke Natuur-, Wis-, Sterre-, en Aardrijkskunde betrekking hebben, voorftellende. Wanneer men deze deur intreedt, komt men in een halfrond vertrek , 't welk tegen de Zaal der Natuurkunde paaiende, met dezelve de elliptifche gedaante van het Achtergebouw uitmaakt , en over de Concertzaal heenen gaat. Dit vertrek heeft de lengte van 25, bij eene breedte van omtrend 32 voeten, binnen de betimmering der diepe glafen kasfen , ter berging van het kabinet van Natuurkundige Werktuigen, welke in dezelve de wanden verfieren , en voor ieder zichtbaar zijn. De hoogte van dit vertrek , met deszelfs daar boven geplaatfte rondgaande Gallerij , komt over een met die der Zaal voor de Natuurkunde. In 't midden dezer Kunstzaal ftaat een inzonderheid kunstig Planetarium , waar in te gelijk een Tellurium, Lunarium en Joviarium , aanhoudend door een  < 129 > êen uurwerk bewogen wordt, derwijze . dat niet alleen de loop der Planeeten en van onzen aardbol om de Zon, aanhoudend, overeenkomftig de natuur, gefchiede; maar ook die der Satellieten om derzelver HoofdPlaneeten; zelfs zodanig dat de Maan, om den aardbol beweegende, heur verlichte zijde geduurig naar de Zon gekeerd houdt, en in heur' loop zodanig een' hoek met het vlak van de Ecliptica maakt, even als in de natuur plaats heeft; 't welk dus de volle en nieuwe Maan met de Eclipfen aanwijst; zo dat men, ten allen uuren op dit werktuig de gefteldtenis van den Starrenhemel, met betrekking tot ons Planeetgeftel, zien kan. Hetzelve is voords geheel omvat , met een' fraaijeri koperen Ring-Spheer (Sphara armillaris) overdekt met een glafen ftolp, ftaande op? een colomvormig voetftuk, van nooteri» boomen hout, voorzien van een Uurwijzerplaat; het uurwerk, waar door dit> kunstftuk bewoogen wordt, loopt zes1 1 mm* MUS^ÜMf DER NAruURKUK'  MUSEUM DER NA TUURKUNDK. VERLICHTING. WERKTUIGEN. < > maanden, en is gemaakt door jan van dam, te Amfterdam. Boven dit middenftuk hangt aan het geftukadoord platfond eene Lamp met drie lichten, welken, op die avonden als het Departement der Natuurkunde deszelfs werkzaamheeden verricht, ontftoken worden, ten einde het kabinet behoorlijk verlicht zij, om de daar uit benoodigde werktuigen, zonder dezelven te befchadigen, te kunnen vinden en weder bergen; ontfangende dit vertrek, bij den dag, dészelfs licht van vier halfronde glasraamen, die boven de gallerij in het verwulft geplaatst, en aan die der Zaal van de Natuurkunde gelijkwijdig en ovcreenkomftig zijn. De werktuigen zelve zijn in de kasfen na hun foortelijk gebruik gerangfchikt; al wat tot de Electriciteit (Vis Ekctrica) behoort, vindt men bijeen, zo ook wat de Luchtkunde (/ïèrologia) Gezichtkunde (Optica) Werktuigkunde '(Mechanica) Waterweeg- en Waterkrachtkun- de  < 131 > de (Hydrostatica en Hydrodynamica) en Beweegingkunde (Phoronomia) enz. aangaat, onder deze werktuigen munten uit de Electriciteit met deszelfs zwaare Batterij, welk werktuig , na eene nieuwe verbetering , zodanig is ingericht, dat 'er pofitief en negatief tevens mede gewerkt kan worden; een groote Brandfpiegel van 15 duim diameter ; een fraaije Luchtpomp met deszelfs toeftel; het werktuig van atwood, ter aanwijzing van de toeneemende fnelheid der vallende lighaamen, na de vierkanten der doorgeloopene ruimten ; voords een zeer compleet ftel koperen katrollen, ter aanwijzing van de krachtkunde; verfcheide nette modellen, als van een Oorlogsfregat, Moddermolen,Kraanen,Bokken,enz. Ook bezit de Maatfchappij nog een naauwkeurig van hout vervaardigd model , eener met eene volledige vesting verfterkte Stad, onder het opzicht van den deskundigen Heere c. r. t. kraijenhoff, vervaardigd, en gefchikt tot het geeven van lesfen in de I * Krijgs- ITERLICHT1NG.  WERKTUIGEN. ZYDTRAP. < 132 > Krijgsbouwkunst. Boven de deur , welke toegang tot de rondgaande gaanerij geeft, ziet men eene getekende en juist afgemeetene afbeelding, van eene, den 3den .September in den jaare i?93 , te Warfchouw verfcheenen Annulaire of Ring-Zon-eclips, door den Prins poniatowskij, broeder van den laatsten Koning van Poolen, zeiven waargenomen, eigenhandig getekend en met eene befchrijving in de Poolfche taal voorzien. Deze Vorst, de Maatfchappij befchöuwd hebbende, zondt, bij zijn thuiskomst, deze tekening, met een' zeer verpligtenden brief aan den Hoogleeraar j. h. van swinden, ten einde deze, die, uit zijnen naam aan dezelve, zo ter aandenking aan die groote zonsverduistering, als tevens ter betuiging van zijne hoogachting voor deze kunstöefenende Maatfchappij, ten gefchenke zoude aanbieden, en in deze Kunstzaal doen plaatfen. -— Bij het uitkomen van deze zijddeur ontmoet men een' zijdtrap, welke tot de gaa- ne-  < 133 > nerij boven dit Mufaum geleidt, waar nog twee breede glafen kasfen, gefchikt tot een kabinet van anatomifche praparaaten, infecten in liquor, opgezette beesten, hoorns en fchelpen, enz. welke de Maatfchappij ter eeniger tijd, 't zij door gefchenk, of bij wijze van aankoop, magtig mogt worden, geplaatst zijn; te midden dezer kasfen geeft een groote dubbele deur toegang tot, en gemeenfchap met de gaanerij van de Zaal der Natuurkunde. Dezen zijdtrap al verder optreedende, geleidt dezelve ons tot den Zolder boven de Zaal der Natuurkunde, en laatftelijk tot op het Obfervatorium of Sterrsplat; doch van dit alles zullen wij nader fpree-1 ken ; alleen dit hier bijbrengende om aanteftippen, met welk een juist oordeel de Architect dezer Maatfchappij, alle de zo verfcheidene behoeften van alle de Departementen verdeeld en gefchikt lieeft, dat elk zijne benoodigde vertrekken en plaatfen, als bij een verbonden vindt, en I 3 de VERLICHTING. 1ANMERIING WE5ENS DEN )ORDEELIUNDIGENIMAAK VAN )EN BOUWIEER.  AANMERKING WEGENS DEN OORDEELKIJNDIGENSMAAK VA1 DEN BOUW HEER. DER- < 134 > de toegangen tot dezelven zo oordeelkundig geplaatst zijn, dat ze elk een afzonderlijk geheel uitmaaken, dat echter, tot ■de regelmaatigheid en fchoonheid van het geheele Gebouw, in een juist en overeenitemmend verband ftaat; welke opmerking, die, bij de oppervlakkige bezichtiging des gebouws, niet terftond in de zinnen valt, bij eene naauwkeurige en oordeelkundige betrachting deszelfs, niet nalaaten kan een' diepen indruk van zo veel regelmaatigheid bij zo groote verfcheidenheid van behoeften, in den opmerkzaamen befchouwer te veroorzaaken , en de waardij van het Bouwkundig genie, van wijlen den Heere jacob otten husly op derzelver waaren prijs te {tellen. Deze Natuurkundige Kunstzaal door derzelver groote Deuren voords weder verlaatende, en den grooten Trap naar boven volgende, komt men weder naar de Voorpui, en wel op de  < 135 > DERDE VERDIEPING. VAN HET VOORGEBOUW. Op deze vindt men al wat het Departement der Tekenkunst tot deszelfs werkzaamheeden behoeft; zo dat hier onze aanmerking, bij het befchouwen der vertrekken , welken het Departement der Natuurkunde in gebruik heeft, al weder in den volften zin toepasfelijk is, gelijk uit de nadere befchrijving der Zaaien en vertrekken, welken deze Verdieping vervat, ten klaarften in 't oog vallen zal. De derde verdieping van het voorgebouw, die boven het auditorium ftaat, is in twee groote Zaaien en eenige kleinere vertrekken en kabinetten verdeeld. De eerfte Zaal, welke men, den grooten trap opkomende, en de deur ter linkfche zijde openende, intreedt, is de Tekenzaal, gewoonlijk, doch min juist, de Tekenacademie genoemd wordende, een vertrek dat, bij de breedte van omftreeks 35 voeten, I 4 de TEKENZAAL. L>reed:"!5,lang 30, hoog 19 voeten.  ÏEKENZ^ KABINETJE TEN GEBRl KE VAN Hl MODEL, breed 7 , lai $ voet. < > al. de lengte van iets meer dan 30, en de hoogte van 20 voeten heeft, waar boven zig nog een met glas gedekt val-licht, door een Lamptaarn van circa 22 voeten verheft. Dit ruim vertrek bezit alle de vereischten, welken het gebruik, waartoe het gefchikt is, vordert; regt tegen den wand naar de voorpui is een groote kagchel geplaatst, die des winters tot dien graad van warmte geftookt wordt, dat het naakt model, ook in de felfte koude, geen' hinder, van dezelve lijden kan ; voor deze kagchel is een uitgefpannen zijl, voor het welke het model, na zig in een klein daar toe J gefchikt, en daar nevens geplaatst kabinetten, ontkleed te hebben, op eene eegnigzins verheven zoldering, zig in die houding plaatst, welke het Lid, dat den post van fteller waarneemt, (welke post beurtelings verwisfeit) hem aanwijst. Zijnde 'er voords een halfronde ijzeren hoe, pel aan den zolder gehegt, waarvan ee, Rige yerfchuifbaare koorden afhangen, aan  < 13? > aan welken het model, in moeijelijke hou. dingen, met uitgeftrekte armen, als anderszins , zig vasthouden en fteunen kan, ten einde den tijd van een uur, zonder merkelijke bevveeging, in eene zelfde lighaamshouding te kunnen volharden: waarom ook, op die zelfde zoldering, verfchillende fteunen zitblokken van onderfcheidene hoogte geplaatst zijn, op dat het model door dezelven onderfteund, allerleie zo rustende als werkende lighaamshoudingen, zonder groot ongemak, den vereischten tijd zoude kunnen uithouden; wordende in den rusttijd de plaatfen, waarop het lighaam en deszelfs ledenmaaten fteunen, zorgvuldig met krijt, op deze blokken omgetrokken, ten einde , bij den weder aanvang der werkzaamheeden, het model weder in dezelfde houding te kunnen plaatfen. Voor deze zoldering zijn de zitplaatfen der leden, amphitheaters ge wijze , in een half rond geplaatst, en zo laag van zittingen ingericht, dat men gemakkelijk I 5 het STELPLAATS VOOR HET MODEL.  kabi netje: ten gebru ke van he model. < 138 > * het Portefeuille, waarop de tekening, die Tmen vervaardigt, ligt, met de kniën onderfteunen kan; wordende deze zitplaatfen beurtelings verwisfeld, ten einde den Tekenaaren gelegenheid te geeven, bm het model van alle zijden te kunnen beftudeeren. De achterfte bank is van eene breede lijst voorzien, ten einde zij, welken het voorwerp verkiezen te bootfee ren, hunne bootfeerftoelen op dezelve zouden kunnen plaatfen. Voor het gefpannen doek en naast dezelfde zoldering, waarop zig het model ter aftekening vervoegt, ftaat een fraai afgietfel in plaister van het groot Anatomiebeeld van den beroemden Franfchen Beeldhouder houdon, welks origineel welëer in de Franfche Academie te Romen geplaatst geweest zijnde, aldaar, bij gelegenheid van een' opftand, door het gemeen verbrijsfeld werdt. Dit fchoone en naauwkeurige kunstftuk, waarin de werkingen der meest zichtbaare fpieren van het menfchelijk lig-  < 139 > lighaarn ten duidelijkiten zijn aangeweezen, is hier ter plaatfe gefteld, om, onder het tekenen na het leevend model, de werking dier fpieren, welke in de natuur min zichtbaar zijn, des te juister te kunnen waarneemen, en met derzelver gedaante zo als die zig, van de huid ontbloot, vertoonen, te kunnen vergelijken , om dus van derzelver waare plaatfing en richting te meer verzeekerd te zijn; eene kundigheid, die voor den tekenaar van het fchoone, en in deszelfs nabootfing onuitputbaare, mensenbeeld onmisbaar is, waarom ook, eens of tweemaal in het jaar,door een deskundig lid, fpierkundige aanwijzingen op het naakt model, vergeleeken met dit kunstbeeld, en een uitmuntend Skelet, 't welk de Maatfchappij insgelijks bezit, gegeeven worden , welke nuttige lesfen tot heden doorgaandsch door den Hoogleeraar in de Ontleedkunde andreas bonn, tot een heilzaam nut voor de tekenende kunsten alhier wor- KABINETJEN rEN GEBRUIiE VAN HET WODEL.  VEU LICHTING DES AVONDS, < I40 > worden gegeeven. De verlichting van deze Zaal, des avonds, is insgelijks, na derzelver bijzondere vereischte, zeer voldoende ingericht. Een blikken van vooren open bak, waarin 20 fterk lichtende lampen geplaatst zijn, is zodanig aan den Zolder , aan een' halfronden ijferen hoepel op. gehangen, dat deszelfs fterke licht alleen op het model afftraalt, waardoor in hetzelve , als door bet zonlicht verlicht wordende, de fcherptekenende flagfchaduwen en de geringfte tinten en nuances der golvende onëevenheeden van het fchoone mensenbeeld, op denafftand der zitpJaatfen, zeer duidelijk kunnen worden waargenomen; terwijl dit helder licht, van achter, door den blikken bak gedekt zijnde, geen den minsten hinder aan de tekenaars veroorzaakt; wier tekenpapier door in de rondte hangende lichtblaakers, elk van twee lichten voorzien, genoegzaam verlicht wordt; welk licht weder, van achter naar den kant van het model, met een blik-  < Hi > blikken bekleedfel gedekt is, om alle fchictering, of valsch licht, op' het zelve te verhoeden. Niet min vernuftig en doeltreffend is de verlichting dezer Zaale bij den dag, voor welke, daar het Departement der Tekenkunst, den geheelen Zomer door, werkzaam is, insgelijks gezorgd behoorde te worden. Een van boven gebogen glasraam, beftaande uit vijftig glafen ruiten en van na genoeg vijftien voeten hoogte, en omftreeks agt voeten breedte in den muur ten Noorden van het vertrek geplaatst, bezorgt, bij den dag, in het zelve een Uil en hélder licht, zonder fchittering of veranderlijke weêrkaatfing van zonneftraalen; welk licht nog aanmerkelijk vermeerderd en na vereisch gewijzigd kan worden, door middel der groote glafen Lamptaarn , voorzien van 228 zo groote als kleinere glasruiten, wier licht, door het openen en fluiten van daartoe vervaardigde luiken, in het vertrek gebragt of afge- floo- fERLICH'ING DES WONDS. /ERLICHrlNG BIJ JEN DAG.  VERLICHTING BIJ DEN DAG. KABINETJEN KAMER VAN DE DIRECTIE VAN HEI DEPARTEMENT DER TEKENKUNST. breed 25, lang 13 voet. < 142 > ilooten kan worden ; kunnende deze zwaare luiken door een bijzonder daartoe vervaardigd kostbaar werktuig, op den voorzolder van het Gebouw opgericht, na believen, en met gemak, geopend en geflooten worden. Bij deze Tekenzaal is nog een Kabinetjen, voorzien van fchoorfteen en kasfen, ter berging der Portefeuilles van de Teekenaars en een en andere noodwendigheeden, 't welke boven het noordelijk kabinet van de Gehoorzaal ftaat, en met dezelve eene gelijke afmeeting heeft, als ook een afgezonderde ruimte van zes voet in 't vierkant, waar men gootfteen, en zo voords, bij een vindt. In den oostelijken muur der Tekenzaal, ontmoet men een deur, welke toegang geeft tot een kamer, ter breedte, binnen de betimmering, van 25 voeten , bij eene lengte van 13 voeten, welk vertrek, gefchikt voor het verblijf van de directie van het Departement der Tekenkunst,  < 143 > kunst, deszelfs licht van twee glasraamen in den voorgevel ontfangt. Verfcheidene hier geplaatfte kunstftukken houden de oplettendheid van den opmerkzaamen befchouwer bezig. Men ziet hier het afbeeldfel van den Stichter der Maatfchappije willem writs, door w. hendriks, met zwart krijt en Oostindifche inkt getekend, aan den noordenlijken wand hangen, waaronder een zeer fraai fchil derftuk geplaatst is, verbeeldende de Tekenzaal , waarin alle de Leden des Departements, met aandacht, de fpierkundi ge Lesfen van den Hoogleeraar a. boni» op het naakt model, aanhooren, en waai in alle de Pourtraitten der, te dier tijc aanweezig zijnde, perfoonen, uitmuntenc gelijkende getroffen zijn. Dit fchilderi is, in den Jaare 1792, door den voornaa, men Pourtrait- en Historiefchilder a. di lelie, medelid dezes Departements vervaardigd , en door denzelven aan dc Maatfchappije gefchonken. Voords zijr ir ;amer va pi de directie van het departement der tekenkunst. 1 [ >  KAMER VA DE DIRECTIE VAN HE DEPARTEMENT DER TEKENKUNST* < 144 > Tin deze kamer nog geplaatst het ger craijonneerd Pourtrait, van wijlen het verdienstelijk medelid jan ekels, welke, bij deszelfs overlijden, der Maatfchappije, eene fomma van duizend guldens gelegateerd heeft, als ook dat van den kunstkundigen r>. versteegh, die zeer veel ter verrijkinge van den Beeldengaanerïj en het kabinet van Papierkunst der Maatfchappije toegebragt heeft, door hoeges, en het afbeeldfel van den bekwaamen tozelli, door hem zeiven gecraijonneerd. Voords is dit vertrek nog verfierd door een zinnebeeldig Tafereel, op de inrichting en werkzaamheeden der Maatfchappije, met Oostindifche inkt getekend, door noë van der meer, waar eene verklaaring in Dichtmaat, door denzelven vervaardigd, nevens hangt. Voords is hier een gedeelte van het kabinet Papierkunst der Maatfchappije, Deftaande uit tekeningen, zo door de Leden, als verfcheidene beroemde Mees* ter»  < 145 > ters vervaardigd, en der Maatfchappij ten gefchenke gegeeven, in eene gladhouten kunstkas geplaatst, op welke in een glafen kas, een zeer uitvoerig van Papier , door wijlen den kunftigen hendrik voerman vervaardigd, model van het Stadhuis van Amfterdam geplaatst is, welk kunstftuk derwijze is ingericht, dat men het bovengedeelte, of dak, daarvan afneemen kan, als wanneer de Burgerzaal van buiten met alle derzelver vertrekken en marmeren fieraaden van Beeldhouwwerk, ten uitcrften naauwkcurig bewerkt, den befchouwer zo over het geduld van den kunftenaar als de bijzondere netheid, waarmede dit alles in zo kleen beftek nagebootst is, verbaast doet ftaan. Boven dit Kunstftuk, hangt, in een mahoniehouten kas, een diergelijk Papieren werk, door den, in dit vak van kunst, insgelijks zeer bedreeven w. van irhoven, vervaardigd, en een zinnebeeldig tafereel op de Maatfchappij , derzelver Stichter en onderfcheiK de- KAMER VAN1 DE DIRECTIE VAN HEt DEPARTEMENT DERTEKENKUNST,  kamer va de directie van HE departement dek tekenkunst. < I-V* > Ndene werkzaamheeden voorftellende; men t ziet in het zelve een boomrijk Landfchap, waarin een fteen, waarop het blafoen der Maatfchappije ftaat opgericht. Op den voorgrond liggen de voornaamfte behoeften en werktuigen, zo bij de Departementen der Natuur als Tekenkunde, Muziek en Letterkunde in gebruik, zeer aartig in papier nagebootst, en bijeen gegroept; in het verfchiet vertoont zig, aan de eene zijde, naast den fteen, een woelende zee, zinfpeelende op het Departement des Koophandels, waarop een fchip met volle zeilen gezien wordt, 't welk achter in den fpiegel de fpreuk felix meritis, als zijnde 'er ten tijde dat dit ftuk vervaardigd werd, een fchip, waar van eenige Leden van het Departement des Koophandels Reeders waren, met dien naam in zee gezonden, en aan de andere zijde een Landgezicht met een* Graanakker, Ploeg, Egge en Koornfchooven, zinfpeelende op den Landbouw. Dit Papieren kunstftuk is in eene fierlijke ma-  < 147 > mahoniehouten kas geplaatst, welker architectuur door den Beeldhouwer j. swart geordineerd, en met Pylasters volgends de Chorintifche orde voorzien is, wier Capiteelen en Voetftukken, zeer kunflag van Zilver vervaardigd zijn; gelijk dezclven ook met ongemeen tedere en fraai bewerkte bloemfestonnen van zilver, door den in dat werk kunftigen j. h. middelhuizen, welken door hem aan de Maatfchappij gefchonken zijn, verfierd is. Behalven dit ziet men hier nog andere fraaije papieren kunstftukken, van wijlen den bekwaamen voerman, als zijn, de voorgevel der Maatfchappije, eenige Co> •lommen na de vijf onderfcheidene Bouworden, fierlijk en naauwkeurig bewerkt, een Egyptifche Tempel, waar in de offerdienst van binnen zichtbaar is; en eindelijk nog een Landfchap in wasch gebootfeerd; boven de zuidelijke deur van dit vertrek , welke toegang tot het Portaal, tusfchen het zelve en de BeeldenK 2 gaa- KAMER VAN DE DIRECTIE VAN HET DEPARTEMENT DER TEKENKUNST.  kamer va be directie van he departement der tekenkunst. portaal breed 7, lai 5 voet. < I48 > ngaanerij, of het Mufeeum der Tekenkunst, t geeft, ziet men een gefchilderd af beeldfel der wooningen, welken ter plaatfe, die het Gebouw der Maatfchappij thands beflaat, geftaan hebben, vóór derzelver afbraak, door den kunstfchilder t. elffers naauwkeurig afgemaald, en door c. s. roos aan de Maatfchappij ten gefchenke gegeeven. Deze deur uittreedende , komt mén ? in een Portaal, ter breedte van omftreeks 7, en ter lengte van 8 voet, 't welk deszelfs licht van het bovenfte middenraam in den Voorgevel ontfangt. In dit Portaal is eene kas geplaatst, ftrekkende ter berging van een zeer kunftig, door den Graave lespinai vervaardigd, Vrouwlijk Ledenbeeld, met de daar toe behoorende antieke klederen. Tegen over de deur van het vertrek der Directie , vind; men hier eene deur, welke tot het oneigentlijk genoemde Mufaum der Teken-  < 149 > kenkunst, doch beter gaanerij van Pleisterbeelden , of Beeldenzaal, toegang geeft Deze zaal heeft binnen derzelver muuren, de breedte van 25, bij eene lengte van 39 voeten, en ontvangt deszelfs licht van de twee overige glasraamen des Voorgevels. Hier kan zig het oog verlustigen in de befchouwing der beroemdfte nieesterftukken van Beeldhouwkunst der beste Griekfche Kunsteeuw, meest allen op de te Romen daarvan voorhanden geweest zijnde origineele antieke Marmers, afgegooten, en met veel kosten van daar naar herwaards gevoerd. Men ziet 'er te midden van den westelijken wand, welke in vier nisfen verdeeld is, de onnavolgbaar kundige Groep van den, door Hangen omkrinkelden ftervenden Laocoön met zijne twee zoonen, uit het MuOeum van het Vaticaan, door de Griekfche kunftenaars Agefander, Polidorus en Athenodonts van Modus, omtrend het Jaar der waereld 3600 vervaardigd, ter wederzijde van K 3 de- PORTAAL. BEELDENZAAL OF GAANERIJ VAN PLEISTERBEELDEN. brccd25,lang 39 voeten.  BEELDEN» ZAAL OF GAANERIJ VAN PLEISTERBEELDEN* < 150 > deze waereldberoemde groep zijn twee colosfaale antieke Busten, zijnde de hoofden der twee zoogenoemde Paardenmenners van denMonte Cavallo geplaatst, naast dezen naar de raamen, ziet men het edel en oveikunftig Beeld van Apollo, in de houding als den flang Python doorfchietende, afgebeeld, en van daar onder den naam van den Pythifchen Apollo bekend , een verheven kunstftuk uit het Mufaum Capitolinum of van het Vaticaan; zoo men meent door de hand des Athecnfchen Beeldhouwers Scopas, omtrend het jaar der wacreld 3611 voltooid, welks edele omtrek en goddelijke zwier den aanfchouwer verrukt en onverzadigd laat; aan de andere zijde naar den westelijken wand, ftaat de beroemde zo genoemde Antimus, welke, door winkelman, voor een Beeld van Mekager gehouden wordt, en ten tijde van Keizer Uadrianus, omtrend in het 112 jaar onzer Jaartelling gemaakt is. Voords is deze zuidelijke wand,  < 151 > wand, nog met twee andere antieke af gietfels bezet, zijnde de eene de Antinous en de andere de Adonis van het Vaticaan, en voords met allerleie antieke Easrelieven behangen, onder welken uitmunten de beroemde Groep van Per/eus en Andromtda, uit het Mufieum Capitolinum; drie afgietfels van Romeinfche en twee Hetrurifche Basrelieven, verbeeldende de laatst genoemde zes der twaalf oppergoden, DU majorum gentium, der Romeinen. Tegen den daar overftaanden noordelijken wand, ziet men den grooten Egyptifchen Priester, mede een te Romen, in de Villa Hadriani, bij Tivoli, opgedolven antiek ftandbeeld, en daar naast den in den Tijber gevonden Dioscobulus of Griekfchen Schijfwerper uit het Mufeum van het Vaticaan , en de beroemde Venus van Praxiteles, bekend onder den naam van de Griekfche Venus, en omftreeks het jaar der waereld 3950 vervaardigd. Voords ziet men hier de Venus uit het bad komende , bekend onder den K 4 • naam BEELDENZAAL OF GAANERIJ VAN PLEISTERBEELDEN.  BEELDENZAAL or GAANERIJ VAN PLEI: TERBEELPEN. < 152 > naam van de Venus Calltptga, en tegen den oostelijken wand, naast de groote deur der zaale , den beroemden rug van Hercules, onder den Italiaanfchen naam // Torfo meest bekend, zijnde een ongemeen groote en allerkunftigst gevormde romp van een beeld, waarvan het overige door de woede des tijds vernield is, volgends een Grieksch opfchrift op hetzelve gevonden wordende, vervaardigd door Apollonius van Athecnen, welke kort na Alexanders dood, en dus na het jaar der Waereld 3681 aldaar gebloeid heeft; en eene tweehoofdige Term verbeeldende Sappho en heur' mmmzxPhaön, als ook aan de andere zijde der deur, een jongelingsromp uit het Mufeeum van het Vaticaan. — Alle deze Beelden zijn op ' voetftukken geplaatst, welken op eene zeer gemakkelijke wijze, op rollen loopen, en door één' man, waar men dezelve plaatfen wil, verfchoven kunnen worden, ten einde dezelven van alle zijden te kunnen beftudeeren en nateekenen; een zwart gefchilderd ligt houten hekjen, zondert de- ?el-  < 153 > zeiven van het overige der zaal af, ten einde deze kunstftukken te beter voor befchadigen te bewaaren; rondom deze zaal zijn nog verfcheiden antieke Busten, als die van den Hercules van Farnefe, van Alexander en Jupiter Olympius, Antinous , Esculapius , Ariadne , de kleine Apollo (/'/ Apollinè) enz. op confoles geplaatst, 't welk alles te famen voor den kunstlievenden befchouwer een onverzaadlijk gezicht opleevert, daar de fraaiheid en zindelijkheid van deze uitmuntende verzameling elk opgetogen houdt, en in zulke eene nette orde elders te vergeefsch gezocht wordt. De muuren zijn met een ligte blaauwe verw gedekt, ten einde de witte Pleisterbeelden zo veel te beter tegen dezelven zouden uitkomen, het geen een zeer bevallige en zagte uitwerking voor het gezicht doet, waarbij de invalling van het licht, door middel van bijzondere, daar toe ingerichte luiken, zodanig geleid kan worden, dat de Teekenaar het beeld, 't welk K % hij 5EELDEN5 AAL OF 3AANERIJ LTAN PLEIS. rERBEELOEN.  BEELDENZAAL OF GAANERIJ VAN PLEIS TERBEELDEN. KABINET. < 154 > hij verkiest te beftudeeren, na zijn believen, verlichten kan. Eindelijk vindt men in dezelve zaal, aan de linkfche zijde van de groote middendeur, een ruime kas, tot berging der overige Papierkunst, en in 't Portaal, waarmede men naar het Kabinetjen dezer Zaale gaat, insgelijks nog twee kasfen, tot berging van kleine Pleisterbeelden en andere kleinigheeden. De groote middendeur uitgetreeden zijnde, komt men in het kabinet der kunstzaal, 't welk ter berging en plaatfing van kleine Pleisterbeelden, tot ftudie der Tekenaaren dienende, gebezigd wordt, waar. toe hier ook eene daar mede opgevulde kas gevonden wordt. Voor den fchoorfteen, welke hier even als in het tegenovergelegen kabinet gevonden wordt, hangt een fraai afgietfel van Pleister, van een antiek Basreliëf, verbeeldende Bacchus met wijngaardranken gehuld, en onder den fchoorfteen is het beengeftel van het hoofd eener cachelot-visch geplaatst. Dit  < 155 > Dit vertrek is van dezelfde groote en af-i meeting als het kabinetien van de Gehoor- < zaal, 't welke 'er onder gelegen is. ] Dit kabinetten langs de zijddeur uitko-1 mende, bevindt men zig weder op de gaanerij der derde verdieping van het Voorgebouw, en voords de regte hand omfiaande, vindt men een' trap, welke tot den zolder van het Voorgebouw geleidt, en den Befchouwer brengt op de VIERDE VERDIEPING van het voorgebouw. welke tot een zolder en bergplaats van1 i verfcheiden benoodigdheeden gefchikt is; hier worden ook des zondags de proeven met het zonnemikroskoop, ingevalle de gelegenheid zich daar toe aanbiedt, door de ijverige medeleden j. a. van hemeri en j buijs genomen ; ook is hier het kunftig werktuig, waar door de luiken in den lamptaarn der Tekenzaale, met verfcheidene katrollen en draaifpillen be- EEEDEN- ZAALOF AANEKIJ 'AN PLEIS'F.RBEELIEN. 'OORZOL)ER.  VOORZOLDER. LEIDEKKER ZOLDER. < 156 > bewogen worden, geplaatst; op dezen Zolder ontmoet men een' trap die naar een' hooger Zolder geleidt, welke boven de sPortaalen loopt, en waar de Leidekkers hunne lèijen, ter dekking van het rondloopende dak van het achtergebouw gereed maaken, waar men ook, door middel van een aldaar geplaatst Dakvenfter, de beste gelegenheid heeft om over het met lood belegde plat, het welke de Portaalen dekt, het fchuinfche dak van het achtergebouw te bereiken, en op deszelfs breede rondgaande lijst de ladders, tot dekking van dit dak met leijen, te plaatfen. Van daar weder den trap aftreedende en op den Voorzolder komende, verleent een vertrek boven het kabinet der Kunstzaale gebouwd, toegang tot de boventte gaanerij van den grooten trap, die hier met eene rondgaande gladhouten Baluftrade eindigt; uit dit helder en door middel van vier ronde glasraamen verlicht Portaal, treedt men een' trap op, welke geleidt tot de DER-  < 157 > DERDE VERDIEPING VAN HET ACHTERGEBOUW. Zijnde dit een groote Zolder, van dezelfde breedte der zaal van de Natuurkunde, en derzelver Corridor, waarover hij heenen loopt, en dus ter breedte van 60, bij eene lengte van jo voeten. In het midden van dezen Zolder, is eene ruimte met een fchot en glafen deuren afgefchooten, waar in de door de geheele hoogte van het achtergebouw loopende Koker, met een Baluftrade uitkomt; welke plaats gefchikt is om aldaar de, naauwkeurigheid en afzondering vereisfchende, proeven over den verfnellenden val van lighaamen van gelijke oppervlakten en ongelijken inhoud, te doen. Binnen dit rond afgeflooten vertrek is eene glafen deur, welke toegang geeft tot een vertrek , 't welke vlak tegen het zuiden geplaatst is, en waar in de Meridiaan , ten dienfte van de Sterrekundige waarneemingen getrokken BENEDENZOLDER VAN HET ACHTERGEBOUW.!>reedi5o,lang 70 voeten.  MERIDJ AA1> KAMER. < 158 > ken is. De muur des Gebouws, welke tot deze hoogte ftrekt, dient voor de plaatfing des Meridiaan Kijkers, zijnde daar in eene opening gemaakt, ter breedte van de horifontale as van dit werktuig, 't welk dus als op een' masfiven voet ftaat, en in de koperen pannen ter weêrzijde in den muur bevestigd, bewogen wordt. In het zuidelijk dakvenfter is een klep gemaakt, die naderhand nog vergroot werdt, zo dat men thands door den Meridiaan een boog van 82 graaden overziet, en de Hemelverfchijnfelen in den zuider Meridiaan, van den Horizon tot op deze hoogte, kan waarneemen. Daar de vloer der Meridiaan Kamer, zo wel als die der geheele zoldering dubbel ligt, verkreeg men gelegenheid, om, behalven dezen Meridiaan Kijker, insgelijks een Astronomisch Quadrant, ag. ter denzelven, zodanig in den Meridiaan te plaatfen, dat men door hetzelve, den geheele Dierenriem, en dus de Zon, Maan  •C 159 > Maan en Planeeten, ten alle tijde kan waar. neemen; men nam ten dien einde ter helft van de Meridiaan Kamer de bovenfte Zoldering weg, hier door de vloer bijna 3 voet laager wordende , konde het laatstgenoemd Inftrument een' daar toe gefchikten ftand erlangen. Ter linkerzijde van den waarnee^ mer, hangt het Sterrekundig Horologie, in dier voege, dat de tijd op hetzelve, bij he: gebruik van beide inftrumenten kan gezier worden, in het midden der zoldering is eer ander vertrekjen voor de andere Sterrekun dige werktuigen. — Voords hangt hier een fraai Astronomisch Slinger Uurwerk. den waaren tijd zonder verloop aanwijzende, en waarvan men zig -dus in de Astronomifche Waarneemingen, gemakshalven bedienen kan. — Dit kunstftuk, h een gefchenk van den Heere jacob jain van hagen. Voor het overige is deze zolder voorzien van acht glasraamen en beziens waardig, wegens het zonderling famenftel van het MERIDIAAN KAMER. I [  RAP- EN BINDWERK ZIJDTRAP NAAR HET OBSERVATO R1UM. BOVENZOLDER. < lëo > het kap- en bindwerk, waarop zo wel de bovenfte Zolder als het Starreplat rust, en welks famenftel, wegens deszelfs hechtheid en fterkte, de goedkeuring van deskundigen mededraagt. De Spil van den Windvlag loopt door dezen en den boven denzelven gelegen Zolder, terwijl, dezelve onder dezen Zolder een bogt neemt, om den Windwijzer, op de Zaal der Natuurkunde geplaatst, te kunnen bereiken. Van dezen Zolder den zijdtrap die naar .beneden tot in het Mufaeum der Natuurkunde geleidt, optreedende, komt men op een' hoogeren en kleineren bovenzoldervan het achtergebouw, mede met acht lichten voorzien , en zo verre boven de rondom zich bevindende gebuurwoonmgen verheven, dat men overal in 't ronde een ongehinderd en vrij uitzicht en onbelemmerden Horifon heeft, waarom dezelve ook dienen kan, om, bij den winter, wanneer de koude niet duldt dat men zig lang in de  •C 161 > de open lucht ophoude, ïelescoopen te plaatfen, ten einde fterrekundige waarneemingen te doen. Aan het zuidelijk vengfter van dezen zolder ftaat de Gnomon of Middagwijzer, welke den waaren en tevens den middelbaaren tijd aanwijst; welk werktuig als zeer ecnvouwdig en niet te groot, van een algemeen nuttig gebruik kan zijn. Van daar den Trap vervolgen, de, genaakt men het bovenfte plat van het achtergebouw, dienende tot een Sterrefchouwplaats of Obfervatorium. Dit Plat, dat met eene Baluftrade, ter hoogte van vijf voeten omringd is, heeft de lengte van circa 40 voeten, en rijst' ruim 80 voeten boven den grond- Hier heeft men een fchoon en onbelemmerd uitzicht over de gelegenheid der geheele Stad, en kan derzelver uitfteekende en Hoofdgebouwen, alle in eens befcheidenlijk overzien, gelijk men ook verfcheiden Dorpen in Waterland , als ook de Duinen en Groote Kerk van Haarlem, zeer gemakkelijk , met het bloote oog, ontdekken kan, L ter- BOVENZOLDER. 3BSERVATO*IUM. jreed circa >3, lang 40 roeten, hoog ran den grond uiru 80 voet.  OBSERVATC MUM. - terwijl men als men op het in't middenftaan- de Coupel-dekfel, van den doorgaanden kooker, eene Telescoop plaatst, den Dom van Utrecht zeer befcheidenlijk zien kan. Hier is ook een Standaart geplaatst, om den Parallelkijker op te ftellen; edoch men heeft hier een Chronometer, of ander goed draagbaar uurwerk bij alle waarneemingen noodig, wijl het flinger uurwerk of zelfs de Tikker, in de Meridiaan kamer hangende, hier niet kunnen gehoord worden. Wat aanbelangt den toeftand van het Obfervatorium en de werkzaamheeden op hetzelve, na dat, door het verdienftelijk Medelid j. f. van beek calkoen, de verandering aan de vloer en de klep van het dakvengfter gemaakt was, liet hij het Quadrant in den Meridiaan kamer brengen, ftelde het zelve in den Meridiaan, zodat een en dezelfde Waarneemer den doorgang van het Hemelsch lighaam door den Meridiaan kijker, en tevens deszelfs middag hoogte aan het Quadrant, kan waarneemen. Hij bepaalde zijne werkzaamheeden.  < 16*3 > den, tot het naauwkeurig vinden der Poolshoogte ter dezer plaats, vooral door het fextant van dollond, het welk de Hoogleeraar van swiNDEN,ten zijnengebruike, vriendelijk voor eenigen tijd afftond; nopends de lengte deedt hij insgelijks eenige waarneemingen, maar werdt hier in meestal door een ongunftige lugt verhinderd; de Meridiaan kijker werdt door hem met alle nauwkeurigheid gefteld, om dit gewigtig punct te bepaalen, plaatfte men op het Aelmoesfeniers Weeshuis een teken , ten einde hetzelve geduurig weêr te kunnen vinden; wijders bepaalde hij den ftand der draaden in den Meridiaan kijker, en berekende een tafeltjen voor dezelven na de onderfcheidene hoogte, op welke de Ster doorgaat; door gedurige beproeving van den ftand dezes werktuigs, overtuigde hij zig volkomen van de hegtheid van het Gebouw; hoe zeer men ook, met reden, hier,voor bij den losfen grond dezer Stad, bedugt ware Dus is men thands alhier in ftaat zodanige waarneemingen te doen welL 4 ken 0BSEUVAT8' RIUM.  OBSERVATORIUM. BESLUIT. < I64 > ken voor den Meridiaan kijker niet hooger dan 8oü, en voor het Quadrant 6o° boven den Horizon in den Meridiaan voorvallen; Sterrebedekkingen, Zon-, Maan- of Satelliten-Eclipfen, kunnen door het Teleskoop, aan een der vengfters worden waargenomen; terwijl het voortreflijk Slinger uurwerk den tijd tot nog toe fteeds zo naauwkeurig aanwees, dat de ijverige Sterrekundige c alkoen in de 24 uuren zelden 2^, meestal niet til onregelmaatigheid in deszelfs Gang, geduurende een Jaar heeft kunnen ontdekken. Intusfchen vorderen de waarneemihgen buiten het Meridiaan kamertjen, eene bijzondere Oplettenheid, indien men alleen zij, daar het horologe als dan niet kan gezien, en dus de oogenblikken op den tikker geteld moeten worden. — Dit Obfervatorium de laatfte bezienswaardige plaats van dit aanzienlijk Gebouw zijnde, zullen wij hier mede van onze Befchrijving een einde maaken.