VADERLANDSCII HUISBOEK, O F DE VERKLAARINGEN, BETUIGINGEN, EN BELOFTEN VAN DEN STADHOUDER DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, VERGELEEKEN MET ZTNE DAADEN, MEESTAL GETROKKEN UIT ECHTE STUKKEN, EN VERRYKT MET DE CHARAKTERS DER VOORNAAMSTE PERSOONEN, DIE IN DE STAATSGKSCHILLEN DEN BYZÖNDERSTEÖT ROL GESPEELD HEBBEN. ■ DOOR EEN GENOOTSCHAP VA» LIEFHEBBERS DER VRYHElJÜ. EERSTE DEEL. 1 7 9 V  Schynen niet veelén beftemd te zyn om hun leeven in een treurkleed teflyten, en is het niet èene befchryensw aardige gedagte, dat deeze geesfelfchier altyd, meer den vroomen, en goeden, dan booze,' en zeedenlooze menfchen, treft? J)è befte, en waardigfte Jlervelingen hebben meenigmaalen de treurigfte dagen op de waereld: het geld is indeezewaereld alles'magtig: aanbeveelingen, en gelukkige beuekkingen doen wonderen op aarde: geboorte, en familie is veel' tyds meer waard, dan zuur verworven "erdienften. Hos lang is het reeds» den men hoord van behoeftige vernuften,— arme plaatsmannen, nooddruftige krygsliedtn, verJmaade patriotten, klaagende leer aar en, van geplaagde, en met verdrietige beezigheden geheel omringde vaders, van kranke, en altyd zieke moeders, ongelukkige kinderen. — liulpelooze weduwen, en vergeeten weezen ? Traanen der eedelen, en goeden vloeien overal, zugten verheffen zig onder alle heemelftreeken. H. S A N 15 F. E , over de Voorzienigheid II. deel^ hl. 4. en 3-  VOORBERIGT. Schoon de oorfprong van oorlogen tusfchen van eikanderen onafhangelykeMoogenheden, en die van binnenlandfche oneenigheden tusfchen regeerers, en burgers, doorgaans dezelfde is; zyn nogthans de aangewende middelen ter wederzyde meestal van zeer verfchillenden aard, en het oordeel over derzelver uitkomften hangt veeltyds af van verfchillende omftandigheden. Heerschzugt, en uitbreiding van magt aan den eenen kant, weder ftand van den anderen, zyn de dryfveeren, en gevolgen van alle oorlogen, en van alle burgerverfchillen. Fraaje voorwendzeis , weitfche oorlogsverklaringen, listen, bedriegeryen, en de wreedfte mishandelingen der overwonnenen, zyn in den oorlog de middelen der onderdrukkende party j en deezen worden door een regtmaatig beklag over onregtvaardigheid, door treffelyke vertooningen over het regt der volkeren, en al dikwyls door eene meer bezaadigde handelwyze van de zyde der beleedigde party, opgewoogen. Eeven zo bediendzig eene over-  VOORBERIGT. overlieerfchende kabaal in een verdeeld land van de welluidende klanken van rust, van goede order, van bet algemeen zvelzyn, en andere foortgelyken, tot verfchooning van haare ondaaden, terwylzy nietfchroomd alle de fnoodheden, die eene bedorven, en Macbiavelfche ftaatkunde aan de hand kan geeven, ter bereiking haarer oogmerken op een te ftapelen. Maar de verongelykte party, gelyk zy zig op het regt, de billykheid, en 'stands waare belangen, tot ftaaving van haar gedrag, beroept, zo is zy ook doorgaans kieseh in het gebruik der middelen, waar meedë zy zig zoekt te verdeedigen. Ondertusfehen, gelyk de uitkomst niet altyd aan deregtvaardigheid der Z2ak beantwoord, en gelyk de gelukkige uitflag van eenen onbillyken oorlog den overwinnaar doorgaans met loftuitingen doed overlaaden ; op gelyke wyze word de aard van binnenlandfche oneenigheden door verre de meeste menfehen naar de uitkomst beoordeeld. Het zyn alleen onzydige kenners van het inenfchelyk hart, eedele waereldvrienden, of kundige wysgeeren, die in ftaat zyn, om de oogmerken, en bedryven van oorlog - of heersehzugtige vorften, en ftaatslieden te ondericheiden van de regtvaardige ftappen van eene zwakkere, maar overweldigde Moogenheid, of volk, en  VOORBERIGT, en van de bjllyke poogingen eener onderdrukte natie. Dit is by gevolg ook het noodlot geweest van de ftaatsverfchillen, die in de zeeven vereenigde Nederlanden, Van 1780. tot 1787. hebben plaats gehad , en in het laatstgenoemde jaar door eene geweldige omkeering geftaakt jZyn. Elk weet, dat dezelven meest ten onderwerp gehad hebben de vergrooting van het ftadhuuderlyk gezag aan den eenen kant, en aaij den anderen de beteugeling van hetzelve, en by vervolg ook de herflelling van eene zuivere gemeenebestregeering. De ftadhouderlyke party had op her oog, om, ter bewaaring van haar familieverbond met het huis van Hanover, en ten einde zig door hetzelve van haare binnenlandfche overmagt te verzeekeren , de ontwerpei? van her laatstgemelde in deezen Staat op alle wyzen behulpzaam te zyn, daar hetzelve, meteenen driedubbelen oorlog belemmerd, niet begeerde toe te ftaan, dat onze kooplieden de waa? ren, die volgens het verbond van 1674. niet voor contrabanden verklaard waren, aan deszclfs vy~ anden toevoerden- De ftaatsgezinden daar tegen, het belang van eten koophandel, en de heilige onderhouding der buitenlandfche verbondei? yoor de hoogste wet houdende, wilden den ge? * g pcrloof?,  VOORBERIGT. oorloofden koophandel volgens den letter der verbonden handhaaven, en de natie, wakker geworden door de ongehoordfte trouwloosheden der Engelfcben, onderfteunde haare braave regenten , eerst door haare ftem, en naderhand door haare waapenen. Van daar de wederzydfche oneenigheden, die tot zulke verbaazende uiterften geklommen zyn. Zulk een eedelmoedigbeginfel was de dryfveer van het zogenaamd patriotismus, en zo haatelyk was de bedoeling der ftadhouderlyke party. Wie zal zig dan verwonderen, dat de middelen, waar meede het vaderlandlievend ontwerp onderfchraagd werd, niet anders waren, als eenvouwdig, eerlyk, geoorloofd, en lofiyk; en dat integendeel die der andere party, welke immers niet openlyk voor haare oogmerken durfde uitkoomen, listig, bedriegelyk , ongeoorloofd , en fchandelyk weezen moeften? Maar, toen de uitflag der vryheidademende poogingen geheel ongelukkig was, en toen de ftadhouderlyke aanhang eindelyk vol-koomen boovendreef; moeften ook, natuurlykerwyze, alle die gedrogtelyke kunstgreepen, en geweldenaaryen, die zo lang in haaren loop waren geftuit, met een verdubbeld geweld op de onderdrukte zaak der weidenkenden nederkoomen, en den laatften zelfs de raagt benoomen wor-  VOORBERIGT. worden, om hunne goede zaak voor het oog hunner landgenooten, en der inwooneren van Europa te verdeedigen. 'Er kwamen, wel is waar, eenige weinige voortreffelyke ftukken ter verdeediging van fommige verongelykte regenten, of andere vryheidsvrienden, in het licht. Men zag eenen van der Capellen tot den Marscb , eenen van Zuylen van Nieveld, eenen van Wefterve.lt, eenen Blok, eenen van Beyma, eenen van Rysfel, en eenige weinige anderen, hunne zaak bepleiten voor de vierfchaar der reeden, en der volkeren. Maar, behalven, dat in geene van die Hukken de dryfveeren, de oogmerken, en de midde'en, die door de vrienden dervryheid over het algemeen waren behartigd, in alle haare byzonderheden behandeld werden, ontbraken 'er nog de verdeedigingen van zo veele andere mannen, die door de boovendryvende party, meer, of min, waren verongelykt. Een Smiifaert, eenvan Haeften, een, voor altyd afgezet, aantal van zeventien Hollandfche regenten, een agttal afgezette ridders van Ovtrysfel, zo veele andere belanglooze ftaatsleeden, zo veele eedeldenkende burgers zweegen. Men zag geen omftandig verhaal van den grond der verfchillen, van al het gebeurde, en van alle de wederzydfche verrigtingen vervaardigen, en aan het volk * 3 van  VOORBERIGT. vati' Nederlands aan alle de hoven van Europa, j aan alle befchaafde volkeren rondzenden ter wettiging der verjaagde , onderdrukte, en mishandelde Nederlanders, die, in welke hoedanigheid dan ookj zig de belangen van hun vaderlandi ieverig, en met nadruk, hadden aangetrokken; Hier door mischte mén een algemeen verflag der wederzydfche bedoelingen endaaden, dat nooit foeter, dan door het tegenwoordig geflagt, kan Worden te faamettgefteld, en Voor de eer der va'derlandfche zaak zo onontbeerlyk is. Daarenbooven vond men in geen een der Weinige uitgekooSnen afzonderlyke ftukken iets meer, dan byzoriderezaaken, die Hechts bedoelden, om eenig onderwerp in het afgetrokken inhetbehoorlyk licht tezetten. Hier kwam by, dat, zo lang de gisting 'der gemoederen voor dé revolutie op het heevigfte was, en aangezet Werd door daagelykfche ontdekkingen, en weering van misbruiken ter eene, ert door meer en méér geweldige poogingen om die ftaande te houden ter andere zyde; het zo lang ook onmogelyk was, om door tusfchenfpraak Van meer , of min onzydige lieden, indien 'ei1 Eodanige waren, de verfchillende parryeh tot feedaarente brengen, of ten minften tot één punt ïq verenigen. Na de gewelddaadige omkeering V*.& den Staat j waar in de cngeloofelykfte woe-c ' de>  VOORBERIGT. «te, geheel onbedwongen, op de perfoonen, -imptsbedieningen, en bezittingen der vaderlandlievende ingezeetcnen, eenen zeer geruimen tyd, werd losgelaten, was dit nog minder mogelyk. Thans heeft die geweldige omkeering reeds feedert byna z^s volle jaaren een einde gemaakt aan de openbaare oneenigheden, fchoon -eevenwel de heimelyke misnoegdheid tusfehen de beide partyen niet minder fterk , dan eertyds, blyft voortduuren ; thans houd deopgehitfle boosaardigheid, en onbepaalde willekeur van het laagfte gemeen eindelyk byna op : en by gevolg zyn thans alle voorwendzels aan de tegenwoordige beitierers van den Staat benoomen, als of de voorgaande zogenaamde verwarringen ,en de, daarop gevolgde , toomeloosheid van het gemeen hun in den weg ftonden tot volleedige daarftelling van alles, wat tot het algemeen welzyn, naar hun inzien, noodig mogt geoordeeld worden. Eindelyk is dan ook de tyd eens gebooren, waar op elk inwooner van Nederland het regt heeft, om des ftadh. meenigvuldige verklaaringen, betuigingen van goede oogmerken, en beloften, vóór, en by de revolutie gedaan, te vergelyken,en te verreekenen met het geen men daar van, al, of niet, heeft zien vervullen. Hier uit dog moet het gevolg opgemaakt worden, wat 'er van de oog* 4 meri  VOORBERIGT. merken, waar meede die betuigingen, verklaaringen, en beloften gefchied zyn, te houden zy. Wy willen hier geen enkel woord reppen van die ftreelende hoop, welke veelen by zig zeiven gevoed hebben op rykelyke belooningen in geld, geldswaarde, of ampten, en bedieningen , met welke laatften dog de ftadhouders altyd gewoon geweest zyn de hun gedaane dienften, ten koste van het Land, zo veel zy konden, mildelyk te erkennen. Deeze toekoomende belooningen, in het verfchiet vertoond, zal * elk dier ellendelingen byzigzelven op hetbreedfte hebben uitgemeeten naargelang van de grootheid zyner gewaande dienften, van het aanzien zyner wegwyzers, en voorftanders, en van zyjie eige meerdere behoefte , of begeerlykheid. Dog zulke lieden, die zig eene goude eeuw be- „ Joofd hebben, zullen zig denkelyk thans wel byna allen in eene yzere bevinden ; zy zullen in hunne perfoonen het gezegde wel bewaarheid vinden, het welk de ondankbaarheid der ftadhouders uit het huis van Nasfau, nog in het begin deezer eeuw, tot een fpreekwoord gemaakt had, dog, helaas! te ras vergeeten is, het is voor den prins gezverkt. Wy bedoelen hier ook niet zo zeer die heimelyke mondelinge beloften, welken van zo veele toenmaalige regenten, of van  VOORBERIGT. van derzelver zendelingen, of ook inzonderheid van den ftadh., en zynen onmiddelyken aanhang, aan de ligtgeloovige meenigte gedaan zyn, wanneer zy hunne fnoode voordellen, en gruuwzaame ontwerpen hielp uitvoeren. Wy houden ons verzeekerd, dat het by geene tien duizenden voorwerpen ophoud, die door dierge'yke iedeleklanken, door louteren wind, zig hebben laten misleiden, en die, van agteren hunne ligtgeloovigheid beklaagende, en van elk'braaven veragt, hunne geweezen voorftanders nu innerlyk haaten, en verwenfchen, terwyl zy in gebrek, en armoede boete doen voor hunne begaane euvel» daaden. Maar wy bedoelen hier, zoniet geheel, ten minften voornaamelyk, dieplegtige, fchriftelyke, en voor het oog der geheele natie gedaane verzeekeringen, welken de ftadh., als het hoofd zyner party, in wiens woorden elk der zynen zwoer, in den loop der ftaatsoneenigheden, zo nadrukkelyk , en by herhaaling, niet opgehouden heeft te doen, om, was het mogelyk, dc natie van de zuiverheid zyner daaden, en oogmerken te overtuigen, en de gunftigfte fchildery op te hangen van de treffelyke gevolgen, die zyne herftelling op den algemeenen welvaard hebben zoude. Zo lang die, reikhalzend begeerde, omkeering van zaaken niet daar * 5 was,  VOORBERIGT. was, konde men zig altyd met den besten uitfiag bedienen van het fchoonfchynend voorgeeven , dat de ftadh., door de Staaten, en de verdere regeering, belet wierd om al dat nut te doen, waar naar hy uit zig zeiven verlangde. Maar thans houd ook dat voorwendzelop, nu in alle de provintien, in alle kollegien van regeering, enjuftitie, zyne afhangelingen herfteld, of geplaatst zyn. IwGelderland, daar hy de willekeurigfte befchikking over regeeringsposten heeft, zyn de ieverigfte leeden der ridderfchap, door crimineelc procedures, doodvonnisfen, bannisfeïn enten, geldboeten, of ontzettingen uit de Staatsvergadering, van het beftier verftooken, en die weinige fteedelyke regenten, die de byzondere wraakzugt des ftadhouderlyken aanhangs opgewekt hadden, of nog van eenigen invloedfcb.eetien te kunnen zyn, zyn, of door foortgelyke vonnislen , of door verlating van hunne posten, \iit den weg geruimd. In Holland zyn de voor. naamfte hoofden onder de regenten, en minifters, door de allerwillekeurigfte handelwyze, onder den naam van fatisfaclie, niet alleen voor toen, maar zelfs voor altyd, (zo lang dit beftier ftandhoud,) van alle posten van regeering, en bewind ontzet, en, na het uit den wegruimen deezer hoofden, is het niet moeielyk gevallen,. ora  VOORBERIGT.' om door eene onwettige auclorifatie op deri ftadh., onder den naam van het herftel der rust, in de ftemmende fteeden, alle, maar eenigszins gehaatte, of gevreesde, regenten van het kusfen te ftooten, en door laage afhangelingen aan te vullen , zo veel men die bekoomen konde. Ditzelfde heeft, op gelyke wyze, fchoon met eenige meerdere gemaatigdheid, in Zeeland plaats gehad. In Utrecht is hetzelfde oogmerk bereikt door het crimineel vervolgen, bannen, confiskeeren, en ontzetten van de gehaate perfoonen onder de twee eerfte leeden van Staat, en die regenten der ftad Utrecht, of ook van fommigen der kleine fteeden , die met het volk een nieuw ftadsreglement aangegaan , en bezwooren hadden. In Friesland, daar de fterkfte ariftokratie heerscht, is het alléén het lot der waare volksvrienden geweest, om van de regéering ontzet, en op alle wyZen vervolgd te worden, terwylde eertydsgeweldigfte vyanden des ftadh , daar alleen, door zyn fchild zyn bedekt gebleeven voor eene gelyke afzetting, weegens hunnen ieverigen byftand in het laatfte jaar der oncenigheden. In Overysfel zyn alle dc ridders, en regenten, die hetafgefchaftregeeringsreglement van 1674. niet weder bezweeren wilden, uit de regeering geftooten. En in Groningen, en de Ommelanden heeft mea»  VOORBERIGT. men, door gelyke remotie in de flad, endoor eene willekeurige befchikking in de Ommelanden over het regt van overftemming, alles naar zynen zin gefchikt, of gedwongen. En deeze, reeds zo volleedige, afhangelykheid der regenten is, door eene onderlinge guarantie der zogenaamde conftitutie, als meede door eene gelyke guarantie van Engeland, en Pruisfen, bevestigd, en de ftadh., of die op zynen naamregeerd, ofregeeren, in den volften nadruk alvermoogend geworden. By gevolg, heeft men nu, zo ooit, volkoomen regt om te onderzoeken, of hy aan zyne voorige betuigingen, verklaaringen, en beloften voldaan heeft. Maar ook van dit onderzoek is eeven zo min tot dus verre iets in het openbaar verfcheenen, als 'er ooit voldaan is aan den wensch van de doorzigtigfte lieden, dat de ftaat des gefchils eens gereegeld mogt worden opgegeeven. Zal men dan altyd te vergeefs van het tegenwoordig geflagt een ftuk te gemoet zien, (dus vroegen wy eikanderen dikwyls,) waar in eene volleedige , althans eene algemeene, fehets van dat alles gegeeven word ? Zal 'er dan, in het midden van zo veele voortreffelyke mannen, burgers, en regenten, die de handen ter redding van het vaderland Zo moedig aan het werk  VOORBERIGT. werk geflagen, en andere natiën den weg'daar toe ge weezen hebben, niemand gevonden worden, die zig de eer van de verdrukte zaak der vryheid met volkoomen ernst aantrekt, en zyne Item verheft booven het overfchreeuwend geweld van een hand vol dwingelanden, en van de heffe des volks ? O vaderland! daar uwe waare liefhebbers uit duizend monden hunne eige eer, en die van uwe regtvaardige zaak moeften handhaaven, zult gy dan echter fteeds in het ftofgeboogen bly ven liggen, zonder dat iemand uwer regtgeaarde kinderen over uw, en over hun eigen lot bewoogen word ? Wy voor ons, een genoodfchapuitmaakende van ingezeetenen uit verfchillende Handen, en onzen grootften roem daar in Hellende, dat wy, als waare liefhebbers des vaderlands, en van eene betaamelyke gelykheid, eikanderen in eene maandelykfche byeenkomsttot bevordering van waare vryheid opwekken; oordeelden het derhalven van onzen pligt, om zodanig een ftuk, zo verre onze weetenfchap, en vermogens zig uitftrekken, ter handhaaving van de eer der mislukte poogingen tot herftel der vryheid, te vervaardigen. Na dat de Itoffe daar toe, met ongeloofelyk veel moeite, en arbeid, door elk onzer was te faamen gebragt, hebben wy de vervaar-  VOORBERIGT. i vaardiging van het geheele werk aan éénen on* 2er aanbevoolen, en hetzelve, reeds geheel afgewerkt tot deezen tyd toe, zal den vaderlanderen in vyf deelen aangebooden worden. Wy beflooten na de voltoojing, om hetzelve den hoofdtitel te geeven van vaderlandsch huisboek, om dat hetzelve ten allen tyde zal kunnen dienen om aan braave huisvaders aanleiding te geeven, ten einde hunne kinderen een juist denkbeeld te geeven van den waaren oorfprong der ftaatsverfchillen, en van de middelen, die daar in, van wederzyde, ter bereiking van geheel tegenftrydige oogmerken gebeezigd zyn. Ook vleien wy ons, dat hetzelve aan jonge lieden van meer gevorderde jaaren, ter leezing, en herïeezing, in handen zal kunnen gegeeven worden. Wy gevoelen echter zeer wel, dat, indien dit ftuk volftrekt volleedig konde genaamd worden, hetzelve ten uiterflen omflagtig zoude moeten worden , en verfcheide boekdeelen meer beflaan, om dat daar in niet alleen van alk merkwaardige byzonderheden zoude behooren gewag gemaakt te worden, maar om dat daar meede dan ook zouden moeten verzeld gaan alle de echté Hukken, die daar toe betrekkelyk zyn. Dan, vermids elk weet, hoe veeleaanzienlyke boekdeelen de Ncderlandfche jaarboeken, met welkewyffelen- de  VOORBERIGT. de oogmerken ook befchreeven , als nieede de verfaamelingen van echte Hukken, door de boekhandelaars de Chalmot, en Allart uitgegcevcïi, reeds uitraaaken; oordeelden wy de byvoegin^e van die echte Hukken vehtrekt overtallig. En? war eene breede uitwyding in alle de byzonderheden der ftaatsverfchillen , en der omkeeringbetreft, ook deeze kwam ons niet voor volHrekt noodzaakelyk te zyn ter bereiking van ons oogmerk, en zelfs gefchikt, om de leezers door de langdraadigheid aftefchrikken, indien wy maar geene dervoornaamHe zaaken in eene, of andere provintie overfloegen. Ons algemeen ontwerp is dan , om naar waarheid tefchetfen den grond van de flaatsverfchillen, die tusfchen de wederzydfche partyen hebben plaats gehad, haarer beider bedoelingen, de middelen, die zy elk van haaren kant hebben aangewend, het gebruik, het welk de heerfchende party van haare zeegepraal gemaakt, en de wyze, waar op de onderdrukte party daar in zig gedraagen heeft. Wy willen niet flechts de eer van het Nederlandse/? patriotismus verdeedigen, maar ook zulken overtuigen , die uiterlyk geene party in de vërfchillen fchynen genoomen te hebben, ja zelfs hun, 'die uit vooroordeel,, en onkunde, zonder verkeerde doeleinden, zig aan de thans heerfchende kabaal  VOORBERIGT. kabaal hebben overgegeeven. Ook zullen wy de gebreeken der vaderlandlievende party, daar het te pas koomt, niet ontveinzen, en aan de andere niets meer ten laste leggen, dan wy begrypen, dat zy verdiend, omdat het eerfte billyk, en het laatfte veragtelyk is. Wy zullen, zo veel mogelyk, de echte ftukken overal aanwyzen , waar op onze gezegden fteunen, om dat wy oordeelen , dat dit ons het minst kan blootftellen aan dwaalingen-, of berispingen. Onze leezers, die naar een naauwkeurig verflag verlangen, verzoeken wy, dat zy ons ten besten houden, indien wy de aangenaamheid vaneenen hiïlorifchen ftyl, op verfcheiden plaatfen, grootendeels hebben opgeofferd aan het gebruiken van de eige, fchoon zoveel mogelyk verkorte , uitdrukkingen der oorfprongelyke ftaatsftukken; hebbende wy begreepen, dat eene andere voorftelImg van gebeurenisfen, naar maate zy zig gemakkelyker laat leezen, naar diezelfde maate echter veel van de kragt der oorfprongelyke uitdrukkingen doed verliezen, en minder gefchiktis tot een bondig onderrigt der nakoomelingfchap. En, daar geene der vryheidlievende gefchriften meerdere vervolging ondergaan hebben dan de aanfpraak aan het volk van Nederland, en de brief ever de waare oorzaak van \Lands ongeval, gevonden  VOORBERIGT. den tusfchen Utrecht, en Amersfoort^ hebben wy niet ondienftig geoordeeld , om de voornaamfte trekken, tegen des ftadh. beftier daar in voor handen, by gepaste geleegenheden te wettigen; op dat het van agteren blyke, hoe gegrond derzelver fchryver* over den toenmaaligen toeftand der zaaken gereedeneerd, en derzelver noodlottige gevolgen, ging het zo voort, aangeweezen hebben. Eindelyk hebben wy onze, telkens opgewekte, verontwaardiging, zo veel doenlyk, getragt te bedwingen, om dat het telkens toegeeven aan welverdiende uitvloeifels eener vertoornde pen de overtuiging zoude kunnen verhinderen van hun, die uit onkunde, of vooroordeel zyn meedegefleept. Liever laten wy het fchelden, en raazen over aan de gehuurde fchryversdertegenparty, die zig nogheeden niet fchaamen, om de overwonnenen by alle geleegenheden te befchimpen, en te verfmaaden, en, dus doende, toonen, dat onderdrukking, haat, en wraakzugt de groote prikkels zyn, die hun dry ven, terwyl eene goede zaak zulke fchandelyke middelen niet behoefd. Voor het overige hebben wy Hechts nog dit eene aan onze leezers te berigten, dat wy, geduurende het vervaardigen van ver het grootst gedeelte van dit werk niet hebbende kunnen voorzien, dat een oorlog ** tus-  VOORBERIGT. tusfchen de Franfche natie, en den ftadh. zo nabywas, overal die naauwkeurige, en opzettelyke vergelyking niet hebben kunnen rnaaken tusfchen des ftadh. gedrag in den oorlog met Engeland, en in den tegenwoordigenoorlog, welke elk oordeelkundig leezer van ons verwagten moest, indien wy thans eerst de pen opvatteden. Dan, daar deeze laatfte oorlog eerst begon, toen onze taak byna geheel was afgeweeven, en het vooral te veel tyd gekost zoude hebben, om het gantfche eerfte deel op nieuw daar naar in terigten; vonden wy raadzaamst, om het verbaazend onderfcheid tusfchen des ftadh. toenmaalige, en tegenwoordige manier van handelen, op het einde van dit deel, in eenige voornaame trekken aan te wyzen. En wy meenden des te eerder daar meede te kunnen volftaan, daar tog niemand anders, als zulke lieden die eene zigtbaare meedewerking met de oogmerken der Engelfchen in dien tyd voor geoorloofd, en heilzaam hielden,thans zoude kunnen nalaten, om by zig zeiven zodanige treffende vergelykingen te rnaaken, waar uit de befchuldigingen van verfcheide Staats - en ftadsregeeringen, en van het beste gedeelte der natie tegen des ftadh. bellier in dien tyd, ten overvloede, geregtvaardigd worden. VADER*  VADE RL ANDSCII HUISBOEK, O m het werk, het welk wy onderneemen, gereegeld te doen afloopen, oordeelen wy, geenen biliyker voet te kunnen houden, dan dat wy de verklaaringen, betuigingen, en beloften van den ftadhouder, voor eerst, en voor alles, aan het hoofd van dit werk ter neder Hellen met zyne eige bewoordingen. Dan, daar wy niet alles konden plaatfen, het geen in zo veele zyner brieven, memoden, deklarntoiren, en andere (tukken, voorkomt, of wy zouden dikwyls in onaangenaame herhaalingen vervallen; zullen wy ons bepaalen tot de verkorte opgaave van eenigeder voornaamfte (lukken, en daar uic eenige hoofdpunten te faamen trekken. Daar nazullen wy ons behendig beezig houden, om zyn gehouden gedrag met die hoofdpunten te vergelyken, dog niet naar de order, waar in hy ze voorgedraagen heeft, maar, zoveel mogelyk, naar de eikanderen afgewisfeid hebbende gebeurenisfen, en naar derzelver faamenhang. Wy beginnen dan met de opgaave van den hoofdinhoud der navolgende (lukken, i°. van zynen brief» en het (lot zyner juftificatoire memorie, op 7. oftober 1782. aan de Staaten generaal overgegeeven; 2*. van zynen brief aan de Staaten van Utrecht\za 24* februari 1784. 3*. van zynen brief aan de Staaten van alle de provintien van 26. april 1784. 40. van zynen brief aan de Staaten generaal van 17. januari 1785. L DEEL, A 5°. van  2 VADERLANDSCH 5 .van zyne zogenaamde publikatie van 31. januari 1785. 6°. van zyn bekend deklaratoir , gegeeven op des furftendoms - burg te Nymeegen op 16. mai 1787. en 7°.van zyn deklaracoir van n.ieptember ï-787. By zynen brief van 7. october 1782. ter geleide zyner)'uftificatoirememorie verklaarde hy, door die „ memorie in de registers der deliberatien , zo „ van H. H. Mog., als van de Staaten van alle de ,\ provintien, op te rigten een altoosduurend ge„ denkteeken van zyne waare bedoelingen, en zui„ vere liefde tot het vaderland, zo wel als van de „ ongegrondheid der vermoedens, welken men fee,, dert eenen geruimen tyd getragt had tegen hem in te boezemen aan eene natie, onder welke „ hygebooren, en opgevoed was, welker belangen „ zyne belangen waren, en wier voorfpoed, enwelvaard fteeds mee de zynen, en die van zyn huis, „ onaffcheidelyk verknogr waren, en dus een wee„ zenlyk, ja zelfs het groocfle gedeelte van zyn geluk „ uitmaakten." By het flot zvner juftificatoire metnorit beroept hy zig, „ als geplaatst aan het hoofd ,, der regeering dezer Landen, op een inconteltabel , regt op het onbepaald vertrouwen eener natie, \, op welke hy de naauw.te, de tederfte betrekking „ had, met wier voorfpoed zyne voorfpoed wasfen, ' en met wier rampen zyne rampen zig vermeenig- , vuldigen moesten ; eene natie, voor welke hy ten , allen tyde bereid was, op het voetfpoor zyner * voorouderen,goed, en bloed op te zetten." Worden 'er dan, (zo gaat hy voort,) onder die natie gevonden, die, uit een overgebleeven wrok te' gen ons huis, en het fhdhouderlyk bewind, of uit " ongenoegen over het weigeren van verzoeken, die " wy niet altyd verleenen kunnen, of uit onkunde, '* en een overyld oordeel over voorvallen, waar van " hun de oorzaaken, en omftandigheden niet bekend 3.' zyn, de vryheid van de drukpers, en deooglui- ' king der overheden misbruiken, om ons op de fchandelykfte wyze ten toon te Hellen, en af te „ fchilderen als eenen verraader van het vaderland, ,! en als de oorzaak van deszelfs rampen; wy kunnen 93 ons  HUISBOEK. 3 ons niet dispenferen van in alle die betrekkingen in te roepen de regtmaatige werkzaamheid der ,, wetten , en plakaaten van den Lande, die nooic door iemand te vergeefs gereklameerd word. —— 3, Verre zy het echter van ons , dat wy, door drifc beftierd, of door wraaklust aangedreeven, de welverdiende ftrafoeffening vraagen, of verlangen zouden van die geenen , die zig zo groovelyk tegen ons misgreepen hebben: maar, het geen wy meenen van de hooge bondgenooten te mogen „vraagen, beflaat daar in, dat eindelyk, ter be„ houdenisfe van de inwendige rust, en vandiewet„ tige fubordinatie, zonder welke geene regeering beftaan kan, worden by de handgenoomendenoodige maatreegelen, om voor het vervolg kragtdaadig te beletten de boosaardige poogingen, dieaangewend zyn, om het vertrouwen tusfchen overheden en ónderdaanen weg te neemen , alle gronden „ van regeering te ondermynen, het volk tot oproer ,, aan te zetten, den Sbuverain deszelfs wettige au.ctoriteit uit de handen te rukken, en die geenen, die door hunne gevoelens liefde, en door hunne ,, amptsbedieningen eerbied waardig zyn , neffens die geenen, die in hooger, of laager rang met zo,, danige gewigtige posten bekleed zyn, waar van „ de eer, en ambitie om hun leeven voor hun vader„ land te wagen een der grootfte fteunfels is, om hun de veelvuldige gevaaren, waar van zy daagelyks omringd zyn, kloekmoedig tedoendoorftaan, ,, aan de veragting, haat,en verguizing,niet Hechts ,, van deeze natie , maar zelfs van geheel Europa, ,, bloot te Hellen" (a). Ey zynen brief aan de Staaten van Utrecht van 94. februari 1784., zig beklaagende over eenige refolutien, bevoorens door de regeering der Had Utrecht nopens de beftelling der regeeringsposten genoomen, zegd hy, „ wy zouden niet getrouw zyn aan de hoogheden, regten, en heerlykheden van de provintie, welker bewaaring zo duur aan ons is aanbevoolen, nog aan de hooge digniteiten,die » oas, (a) Ntd:rl. jaarb. 1782. II. ji87—1189. A 2  4 VADERLANDSCII ,, ons, en onze wettige nakoomelingen by erfFelyke „ delatie zyn opgedraagen, en diewy, ongekrenkt, voor den"Lande, voor ons, en voor hun, moeten cuftodieeren, indien wy de herltellingder voorfz. ' grieven niet ernftig ter harte namen; daar het ge,, drag van meergemelde vroedfchap involveerd zo wel eene daadelyke indragt op de hoogheid, en „ geregtigheid van U. E. Mog., als eene verre- gaande verkorting van regten, en preëminentien , ,, aan ons, als erfltadhouder van hoogstderzelver provintie, competeerende. Dan hier van „ kunnen wy teffens U. E. Mog. verzeekeren, dat, „ zo zeer als wy ten allen tyde, volgens onzen pligt, zullen tragten te waaken voor de hoogheid, en de ,, eer van Ü. E. Mog., en voor de bewaaring der ,, digniteiten, die ons, voor ons, en onze nakoo,, melingen,zyntoebetrouwd; wy altyd eevenzoge- reed zullen weezen, om met al ons vermogen mee- de te werken tot herftelling van de rust in hunne „ provintie, en van de eensgezindheid, en hec ver„ trouwen tusfchen de refpe&ive leeden der regee- ring, als meede, om onze onveranderlyke zugt, ,, en 'liefde voor den welftand hunner ingezeetenen „ te doen blyken, en door de opregtfte, en ernftig- fte poogingen derzelver regten, en privilegiën „ voor teftaan, en hunnen algemeenen voorfpoed „ te helpen bevorderen ; gelyk wy dan ook met een „ byzonder genoegen alle geleegenheden zullen aan,, grypen, welken ons tot het een en ander zullenmo„ gen gegeeven worden" (&). En het was juist deezezelfde brief, tot welkers onderzoek de Staaten terftond de commisfie van neegen heeren benoemd hebben, die, na het inneemen der bezwaaren van de burgeren, het regeeringsreglement van 1674. verklaarden voor wederregtelyk, drukkend, enfchaadelyk. In zynen brief aan de Staaten van alle de geweften van 26. april 1784. verklaard hy, „ dat hy met ,, eene grievende aandoening, feedert eenea germ„ men tyd, zo geduurende den loop, als na het emdigen van den ongelukkigen oorlog met Engeland, ,, had (!>) Nederl. jaari. 1784. bh 606—623.  HUISBOEK. 5 „ had ondervonden, te moeten blootftaan voor de verstgaande befchuldigingen tegen hem, en zyn „ bellier, in zo verre zelfs, dathy, hoe zeer voor God, en in zyn gemoed overtuigd van de zuiver„ heid, ën opregtheid zyner bedoelingen, daar uit ,, had zien gebooren worden eenen iever, enbegeer- te om hem te betwisten voorregten, en prerogati- ven, aan zyne erflèlyke digniteiten verknogt, en „ waar van hy, in gelykheid zyner voorzaaten, ,, was in eene posfesfie, gegrond op de refpective ,, opdragten der erfftadhouderlyke,en verderewaar,, digheden, zo aan hem, als "aan zyne voorzaaten „ gedaan, en welken hy daarom ook tot hiertoe, niet anders, dan als geheel wettig, en aan hem ,, competeerende, had kunnen aanzien, en dus ook ,, niet verwagten, dat zulks aanleiding zoude hebben „ gegeeven tot alle zodanige onlusten, en verwar„ ringen, als daar uit waren voortgekoomen, en wel- ke,verdertoeneemende, deallerbedenkelykftege,, volgen, en een onvermydelyk verderf fcheencn te „ zullen naar zig fleepen: dat hy, geenen den min„ ften toeleg hebbende, om op iemands regten, en ,, vryheden inbreuk te doen, oordeelde, ook met regt te kunnen vorderen , dat op zyne wettige reg3, ten geen inbreuk gedaan wierd, en dat hy in het ,, ongeftoord bezit wierd gelaten van de voorreg,, ten, en preëminentien, aan zyne waardigheden ,, verknogt, of welke zyne voorzaaten hadden ge- nooten, en byzonder van zodanige regten, van ,, de uitoeffening van welken de erfftadh. in der tyd, ,, behoudens het algemeen belang, niet konde wor3, den ontzet; en dat hy wyders betuigen konde, ,, met genoegen te zullen zien, dat alles, wat tot de „ conftitutie van de regeering deezerLanden eenigs„ zins relatief was, met eendragt, en onderlinge ,, harmonie, zoodanig mogt worden bepaald, datal,, le geleegenheid tot verwydering, daar uit voort- fpruitende, eens vooral wierd voorgekoomen; en ,, dat hy, om die reedenen, noodig geoordeeld had, ,, de Staaten van alle de provintien te moeten ope,, ning geeven van deeze gevoelens, en daar by tef- fens welmeenend aan te bieden alles, wat in zyn •A 3 » ver-  6 VADERLANDSCH vermoogen was, om meede te werken tot de be'! flisfing, en onderzoeking van alles, watbetrekke- * lvkwas tot den inwendigen ftant van de zaaken der regeering deezer Landen, en tot verbeetering van , den innerlyken ftaat van de geheele Republiek: * dat hv vertrouwde, dat dit voordel zoude worden \ aangezien, als een doorflaand bewys van zynen ie ver voor de waare belangen van het vaderland, 3 en van de valschheid der aantygingen, hem ten ' laste gelegd: dat hy zig ook van de landsvaderly" kezorg, en het voóruitzigt van de bondgenooten 3' belooven durfde, dat zyn voorltel door hun zoude '! worden beantwoord op eene wyze, die hem ge" leegenheid gave, om overtuigend aan den dag te 3' leggen zyne bereidwilligheid, om van zyne zyde 3' meede te" werken tot alles , wat dienen konde, 3' om de inwendige rust, de goede verftandhouding 3, tusfchen de leeden der regeering onderling, en \ het vertrouwen tusfchen regenten, en mgezeete. nen op duurzaame gronden te vestigen, en om, \ zo veel als in hem was, toe te brengen tot bevor3 dering van de waare belangen van het lieve vaderland, en zig, op deeze wyze, van zyne duurever!, pligting met getrouwheid te kwyten" (c). In zynen brief aan de algemeene Staaten van 17. januari 1785- gefchreeyen juist in eenen tyd, jaar in zie het opvoer ten platter, lande van Holland ter zaake van dewaapening der boeren, vry algemeen, en vry fterk, had geopenbaard, maakt hy gebruik van eene zeer gezogte geleegenheid, betrekkelyfc tot 'sLands verdeediging teegen den gevreesden aanval van den Keizer, om zyne bedoelingen, verngtingen, en beloftenopen te leggen, en te herhaalen. Hvzegd daar, „ dat, indien het hem had mogen gebeuren, zvne bedoelingen te bereiken, en zy3' ne pooginge'n met den gcwcnschten uitflag be'! kroond te zien, het vaderland , het welk hem hooven alles dierbaar was, aan geene buitenlandlche 33 oorlogen geëxpnr*eerd > en dnov 8eeï,en binrien!' landfchen tweefpalt zoude zyn beroerd geworden ; " dat (f) Nederl. jaarb. ïlU U. 918-p.o;  HUISBOEK. 7 ., dat het by deszelfs vryheid, vreede, onafhange\, lykheid, en welvaaren bewaard, in alle gevallen „ in behoorlyken daat van verdeediging gehouden, „ en tot den hoogden top van luider, en voortpoed „ gebragt zoude "zyn; en; by gevolg, dat alle die „ rampen, die aan de Republiek feedertweinigejaa„ ren waren overgekoomen , en die geenen, die haar ,, nog verder te vreezen donden, en die hem voor- kwamen onvermvdelvk te zyn, indien zy niet,op ,, nieuws, als door een-wonderwerk gered wierd, ,, niet zonder de hoogde onregtvaardigheid, aan hem „ konden worden ten laste gelegd. Wy oor- ,, deelen," (zoo gaat hy na eenigetusfchenreedenen voort,) „ aan ons zeiven, aan ons huis, ja zelfs aan het vaderland, verfchuldigd te zyn, om aan U. H. Mog. in een kort bedek voor te draagcn een „ echt, enwaaragtig tafereel van onze fentimenten, ,, en bedoelingen, van de gevolgen, welken wy ons, „ als nog, verbeelden, dat zy zouden gehad heb„ ben, indien het ons ware gegund, om alle de bond„ genooten, en daatsleeden van derzelvernuttigheid „ voor de belangen van het vaderland te overtuigen, ,, en van de gevolgen , die 'er Kit het niet omhelzen „ der door ons, met de heilzaamde inzigten voor- geflagen, maatrecgclen zyn voortgevloeid. Ons ,, oogmerk met de voordragt van dit alles is geens„ zins, om iemand, wie hy zy, tebeleedigen, nog ,, om eenige vooroordeelen in te boezemen tegen ,, de fentimenten, en bedoelingen der geenen, die ,, de belangen van het vaderland met een ander oog ,, hebben ingezien , dan wy , enz." Vervolgens doed hy eene opgefmukte voordragt van het geen door hem, al voor den oorlog met Engeland, was voorgefteld, om den Staat, beiden ter zee, en te land, in weerbaaren toedand te brengen , en van zyne bezorgdheid voorde toetreeding tot de gewaapende neutraliteit uit vreeze, dat dezelve aan die Moogenheid, teegen welke zy was ingerigt, ongenoegen geeven, de vreedebreuk verhaasten, en het gevaar voor den Staat vermeerderen moest zonder het bedingen van eenige conditiën tot meerdere beveiliging van het Gemeentbest. Hy betoond zyne bedugtheid voor het verleenen van onA 4 bepaalde  •8 VADERLANDSCH bepaalde convoojen, „ eer de Republiek noginftaat was, om dezelven compleetelyk te befchermen." Hy fpreekt daar na van den toeftand der grensplaatfeu in den bedreigden aanval dcrzelver door den Keizer. Hy bied zig op nieuws aan, ,, om, hoe hoog „ de nood ook moge gekoomen zyn, alle zyne vermogens van lighaam, en ziel, goed, en bloed, „ en al wat hem dierbaar was, onder opzien naar ,, den goddelyken byftand, aan het behoud, en de verdeediging van het vaderland trouwhartig tebefteeden, en ,zo het Gods wil was, desnoods, daar ,, aan op te offeren." Van de twee voordellen, om den Staat teegen 'sKeizers aanval te verdeedigen, belfond het tweede daar in, om gebruik te rnaaken van ,, den iever, feedert eenigen tyd door zeer vee„ le van 'sLands ingezeètenen betoond, om zig in „ den waapenhandel te oeffenen, en die waapening te doen dienen tot verdecdiging van het vader,, land,— indien het moogelyk was, om in iedere provintie een zeeker aartal van ftrydbaare man,, nen, uit de burgery genoomen, by een te trek„ ken, om te dienen tot bezetting van die fteeden , „ en vestingen, ieder in zyne eige provintie, die als het frontier, en de fterkte van iedere provintie „ moesten worden aangemerkt" (d). By zyne zogenaamde pubiikatié van 31. januari I785., na dat het oproer op de dorpen in Holland weegens de waapening, voomaamelyk door zyn bedryf, ontdaan was, welke publikatie hy aan dé Staaten der zeeven provintien, met eene nooit gehoorde ftoutheid, ter aanplakking had rondgezonden, laat hy zig dus uit. Wy Willem by de gratie Gods prins van Oranje, enNasfauQe) enz., (hier volgd eenegeheele, J en fd) Nederl. jaarb. 1785- W- 69-91. (e) Niets is belaglyker, en niets geeft daarenbooven zyne trotschheid, en, als het ware, zyne verheevendheid booven de Staaten, meer te kennen, dan juist d:eze lange reeks van titels, welke hy gewoon is zig by fommige geleegenheden, te geêven. Het gemeen , gewoon zig fteeds aan d_n uiterlyken fchyfl te vergaapen, moet natnurlyk, op het zien, of hooren lee^en van zo veele weitfehc titel*, eenen grooten indruk  HUISBOEK. | en naar de wyze vanfouverainevordeningerigte,Iyst van alle zyne ticels,) allen den geenen, diedeezen zullen zien, of hoorenleezen, falut, doen te weeten: „ dat fee,, dert eenigen tyd onder de ingezeecenen deezer ,, Landen ontdaan is een geest van partyfchap, door welken aan eenigen onzer landsgenooten tegen ,, onzen perfoon, en bedier wantrouwen, en onge,, noegens zyn ingeboezemd : dat anderen van ,, 's Lands ingezeetenen , zig door den droom der ,, opgevatte vooringenoomenheid niet hebbende la,, ten wegfleepen, zig veroorloofd hebbenuiterlyke vertooningen, tegen welke de hooge Overheid in „ fom- indnik krygen van des ftadh. meerder aanzien, dan van datder Staaten, die flechts gewoon zyn aan het hoofd hunner fouveraine beveelen te plaatfcn , b. v. de Staaten van Holland, en Wat friesland, of, gelyk wel eer pleegde te gefc bieden, de Ridderfckap en Steeden, reprejenteerende de Staaten van Holland en Westfriesland, welke Iaatfte titel in fommige der andere gewesten , nog heeden, gebruikelyk is. Ondertusfehen weet elk een, die maar iets weet, dat het prinsdom van Oranje aan Willem L, misfehien onwettig, ontnoomeu is ten tyde der Spaunfche troubels, en dat dus deeze titel, hoe zeer de volgende graaven van Nasfau zig dien hebben voorbehouden, een nietswaardig overblyf-del is van het voorig bezit van dit prinsdom, thans aan de Franfche natie toekoomende, en daar van een enkel klein ftip uitmaakende. De titel van prins van Oranje, welks kouleur zo geliefkoosd is door den ftadh , en bet vcragtelyk gepeupel, is derhalven van eeven zo veel waaide, en het voeren van dien naam eeven zo befpottelyk, als of men den koning van Engeland wilde noemen koning van Frankryk, om dat hy dien winderigen titel voerd, of als of men den koning van Spanje wilde noemen koning van 'Jcrufalem, boedanigen titel hy ook onder eene meeriigte anderen draagd. Om nu niet te zeggen, dat alle die titels, het zy dan weezenlyk, of gewaand, veragtelyk zyn in het oog van elk onbevooroordeeld mensch, die den ftadh. oneindig meer eerbied zoude toedraagen, indien hy met regt de herfteller van de Nederlandfche vryheid genaamd konde worden, dan nu hy pronkt met veederen, van eenen anderen ontleend, die thans alle waarde verlooreti hebben. Op zyn best kunnen wy hem dan graaf van Nasfau. heeten, fchoon hy ook in die hoedanigheid hier te Lands Biets kan uitrigten. A 5  IO VADERLANDSCH „ fommige provintien noodig geoordeeld heeft voor„ zieningen te doen: dat, in weerwil vandezelven, „ eenigen van 's Lands ingezeetenen daar in voort,, vaaren. waar door aanleiding genomen word, om, „ zo valfchelyk, als kwaadaardiglyk, uitte itroo„ jen, dat door ons, of van onzen weege, degoede gemeente word opgeruid, en aangemoedigd tot oproer, met het dwaas, en alleszins bcfpottelyk oogmerk, om het gezag, wettig op ons vervallen , op eene onwettige wyze te vermeerde" ren, ja zelfs te verwisfelen voorde Souverainiteit 3' deezer landen, en dat uit zodanige geheime aan. blaazingen van ons, of van onzen weege, zouden gefprooten zyn die beweegingen, welken, hier, en daar, in fommige plaatfen van de" Republieki \ van tot tyd, zyn befpeurd geworden: dat wy in ' ervaaring zyn gekoomen , datinverfcheideplaaticn " in de verfehillende provintien de ingezeetenen, s\ inzonderheid ten platten lande, weigeren te gehoorzaamen aan de gegeeven beveelen van de hooge Overheid, om zig in den waapenhandel te laten öffenen , en in Maat te ftellen , om tegen eenen " buitenlandfchen vyand zig, desnoods, te kunnen defendeeren: en, alzo wy, inzonderheid in den " gevaarlyken toeftand, waar in de Republiek zig 3' thans bevind, niets aanzien, als nadeehger voor de waare belangen van het dierbaar vaderland , dan '! partyfehappen, onderling mistrouwen , verdeeldheden, en ongehoorzaame wederl'pannighedenaan , de beveelen van 'sLands wettige, en gebiedende Overheid, en 'er ons, aan den anderen kant, ook J' ten hoogden aan gelecgen ligt, dat wy nog ver" dagt, nog met grond bdcbuldigd worden van den " toeleg, om eenige fchaadelyke , en oproerige be" weegingen te willen begunftigen; daar het ons al " verder hoogstfmartelyk moet vallen, wanneer on„ ze landgenooten zig, om onzen wil, door het gebruik van verkeerde, en onbetaamelyke middelen , ' in gevaar brengen van fchaade, en fchande, en ' alle de geftrengheid der juftitie te moeten ondergaan : en daar wy, wel verre van de kouleur van «, onzen naam immer te hebben willen doen dienen )3 t0t  HUISBOEK. ii tot eene leus van oproer, en ongehoorzaamheid, „ ( zo als wy het hartzeer gehad hebben , dat zy daar voor is verklaard geworden,) nooit iemand ,3 met genoegen daar meede hebben zien pronken, ,, dan die zig distingueerde door liefde tot de vryheid, eendragt, en gehoorzaamheid, en daardoor ,, zig betoonde een waar vriend te zyn, zo van ons, ,, als van het vaderland: zo is het, dat wy hec teu ,, uiterlten noodig geoordeeld hebben, alle de in,, gezeetenen deezer Republiek by deezen te informeeren van onze waare gevoelens, en bedoelingen , daar heen gaande, dat wy niet alleen geene ,. grootere maat van gezag verlangen, dan aan ons ,, wettig competeerd, en door de heeren, onze ,, voorzaaten, is bezceten geweest; maar zelfs dat wy, den uiterften afkeer hebbende van het doen ,, van inbreuk op de Souverainiteit, en vryheid van een land, wiens vrymaaking,en onafhangelykheid ,, de grootfte eertitel is van onze voorouderen, die geenen, die, op de eene, of andere wyze , heime,, lyk, of in het openbaar, zouden mogen tragten ,, eenige onwettige vermeerdering van dat gezag aan ,, ons te doen opdraagen , (byaldien 'er waar lyk, tegen ons vermoeden, zodanige inzigten by den eenen, of anderen zouden mogen huisvesten,) niet zouden kunnen aanzien als onze waare vrienden, ,, nog als de waare vrienden van den vryen Staat der vereenigde Nederlanden : dat wy niets met meer iever verlangen, dan eens wederom in dit ons vaderland onder alle deszelfs inwooneren tezienher,, lceven die eensgezindheid, zonder welke het gevaar, uit eenen buitenlandfchenoorlogfpruitende, nog confiderabel moet toeneemen, allen lasteraa„ ren den mond te floppen, de waare liefhebbers ,, des vaderlands te vereenigen, en alle onze land„ genooten te overtuigen van onzen iever, en op„ regte begeerte, om het vaderland uit alle deszelfs nooden, zo ver ons vermogen reikt, onder den byftand van God almagtig, te redden, en het,, zelve tot het hoogstmogelyk toppunt van lui,, fier, voorfpoed, welvaren, vreede, vryheid, en „ onafhangelykheid te brengen: datwy, aan deeze » wet»  IC VADERLANDSCH s, wettige, en met onze genecgenheid, zo zeer als „ met onzen pligt, overeenkomstige middelen, en „ geenszins aan de onbetaamelyke weegen van op'l roer , muitzugt , ongehoorzaam - en wcderfpan,, nigheid, verlangen fchuldig te zyn de agting, en liefde van onze landgenooten, 'die ons zo onont- beerlyk is, om ons te bemoedigen in den gewigti- gen post, waar in wy door de goddelyke Voor„ zienigheid geplaatst z.yn : dat wy daarom , ten hoogileu afkeurende alles, wat ftrekken kan, om , de zo noodige, en wenfchelyke harmonie te ftoo3, ren, of liever het her'ftel daar van te beletten, de ' wetten, en beveelen der hooge overheid tefchen" den, en burgertwisten aan te ftooken; allen, en 3* eenen iegelyk der ingezeetenen van deeze Repu, bliek willen verzogt, vermaand, engewaarfchouwd ' hebben, om zig te onthouden van alle licentieufe, " en aanftootelvké discoursfen, en gefchriften, raitsl, gaders van alle oproerige beweegingen, en van , het geen verder aanleiding geeven kan tot het on- dernéemen van feitelyke buitenfpoorigheden, en „ ftooving van de gemeene rust, maar in tegendeel „ zig in alle opzigten te gedraagen, zoals het aan ftille, vreedzaame, en gehoorzaame ingezeetenen „ tegen over hunne overheden betaamd. En op dat „ deeze onze gevoelens ter kenuisfe koomen van de 3 geheele natie, verzoeken wy, dat deeze alomme worde gepubliceerd, en geaffigeerd, terplaatfe, „ wa,ar men gewoon is publikatic , en affixie te 3> d°Zo kort mogelyk, zullen wy ook zyn deklaratoir van 26. mai 1787. 1'chetzen. Hy begint hetzelve op deeze wyze. „ De groove lasteringen, en fmaad, heid, met welke wv, geheel onverdiend, infom3' mige gewesten der Unie, vooral in Holland, onder 3' het oog, en zonder verhindering van den Souve. rain, alles hebben zien beproeven, om ons van onze eer, en de liefde der natie te berooven, en om zelfs tegen ons bellier een misnoegen , en „ wantrouwen te verwekken, waar aan door onze op- 9, regtfte (ƒ) Nederl. jaarb. W' 93~97'  HUISBOEK. 13 ,, regrfte inzigten, en welmecnendfle handelingen geene gentez.ing toegebragt , maar integendeel ,, door dezelven telkens nieuw voedzel gegeeven is ,, cot de haatelykfte, en ongerymdfte, dog altoos onbepaalde, verdenkingen, cn tot meenigvuldige, en openbaare verkortingen van veele onzer wetti„ ge, en erffelyke regten; de geduurige onlusten, ,, moeilykheden, en wanorder eindelyk, welken ons ,, lieve vaderland by aanhoudendheid beroerd, en ,, gefchokt hebben; dit alles zou ons overlang ge„ regtigd kunnen hebben tot zodanige openbaare verklaaring, en maatreegelen , als meest gefchikc „ konden gereekend worden, om ons op het krag,, tigfte tegen de inzigten , en woelingen van die „ weinige leeden , en minifters van regeering tever,, zetten, welken hunnen invloed op den geest van een gedeelte der natie, zelfs op deraadpleegingen „ van den Souverain, mee geen ander oogmerk, toe „ het bewerken van alle deeze buitenfpoorigheden „ misbruiken, als om, in gevolge van eene onge„ oorloofde, en zeer ingewikkelde verbintenisfe, „ de thans gevestigde conftitutie van alle de byzon„ dere gewesten, en van de geheele Unie, omver „ te werpen, en in de plaats daar van een nieuw ont„ werp van regeering door te dry ven, hetwelk, by„ aldien het al eens konde worden aangemerkt als ,, onverfchillig voor onzen eigen invloed, en vermo„ gen, nogthans altyd, als op eene eigendunkelyke, en denkbeeldigenuttigheidgegrond,tenuiter3, flen hagchelyk moest gehouden worden voor de ,, weezenlyke belangen van het lieve vaderland. Het ,, is alleen aan onze blykbaare neiging tot zagtheid, ,, en boven al aan onze behoedzaame zorgvuldigheid „ voor de algemeene rust, en welvaard , toetefchry,, ven, dat wy die aanhoudende ongereegeldheden, ., tot hier toe, met eene Mille gelatenheid voorby,, gezien, en alleen ons eigen wettig regt, niet dan ,j met de bedaardfte , en leenigfte middelen, be3, waard, of getragt hebben tebewaaren, dewylwy „ alle flappen vermydenwilden , waaruiteenignieuw ,, misnoegen opgevat, en de hitte der onderlinge 3, verdeeldheid, en tweedragt verder mogt aange- vuurd.  ï4 vaderlandsch „ vuurd worden. Zo lang tog, als de heilige band der Unie by zyne verbindende kragt, en de wct„ tige regeering der byzondere gewesten , fteeden, ,, en leeden van dien , by haare privilegiën, vryheden, en gezag eenigszinsbewaard bleeven , mcen,, den wy, genoegzaamengrond te vinden om te ver,, wagten, dat de gevaarlyke oogmerken der aan* ,, voerers zig des te duidelyker ontdekken zouden* „ en dat, langs dien weg, eindelyk eens diezelfde liefde, eendragt, en vertrouwen herleeven zou\ den, door welke dit ons Gemeenebest, tot aan ', het begin der tegenwoordige onlusten , tot de aanzienlykfte hoogte van bloei, en welvaard was , opgeklommen. Nog voor weinig tyds fcheen dee, ze onze beftendige verwagting door de gelukkigfte 3, uitkomst bevestigd te zullen worden; de kundig, fte, en getrouwde regenten, met verre hetgrooc', lte gedeelte der goede burgeryen, en verdere in3\ en opgezeetenen van alle de gewesten der Unie, 3 inzonderheid van Holland, gaven reeds, by onderfcheiden geleegenheden, deduidelykfte blyken van hunnen weerzin teegen de fchaadelykeontwerpen, 3, en onregtvaardige befluiten , welken , door den in', vloed , en op aandrang van weinige famenfpannende hoofden, met de waapenen van eenige misleide burgers , tegen de bedaarde vertoogen van de , groo'tere meènigte hunner meedeburgers, en te'„ gen de duidelyk verklaarde inzigten hunner wettige regeeringen, wierden doorgedreeven: het ogenbiik fcheen zelfs naby te weezen, dat men ter l, Staatsvergadering van Holland zelve zodanige be3, fluiten fiond te neemen, om elk in zyne wettige ,', regten, en ons ook in de wettige, en volkoomen uitoefening van alle onze waardigheden, daadelyk te herftellen, enomvoorts, met bedaard overleg, 3\ de meest gepaste middelen te beraamen tot het weeren van alle verder geweld, het welk aan vryheid, en vaderland mogt gedreigd worden. Dan „ men heeft zig niet te vreeden gehouden , met aan , eenige fteedelyke regeeringen van Holland, door de bajonetten zyner verhitte meedeftanders, alle zodanige befluiten af te dwingen , als, onder de »> hou-  HUISBOEK. ï{ 3, houding van eerbiedige verzoekfchriften, by af. 3, geperile, of gehuurde teekeningen van eenige in» 3, gezeecenen , ais de begeerte eeneralgemeene volks3, Item waren voorgefchreeven; maar men heeft zig 3, zelfs verMout, oin, door hetzelfde middel van 3, openbaar geweld, wettige regenten te ontzetten 3, van hunne raadsplaatfen, anderen in hunne plaacs ,, te (tellen, en deeze opcnlyke fchendingvanhandvesten, octroojen. en privilegiën, hoe blykbaar ook bèïioorende teifens tot de voornaame zorg, en de bezworen befcherming van den Souverain, en fpeciual ook aan het toeverzigt, en de bewaaring ,, van oi,s, in onze hooge waardigheid als erfftadh., by eeuebeëedigdecommisfieaanbevoolen, eevenwel by de meerderheid der Staatsvergadering, door den invloed van diezelfde kabaal, niettegenMaande de eriiltigfte vercoogen van regeering, en ,, gemeente, onder den naam van domtftiek te doen „ doorgaan, en buiten alle voorziening te houden, ,, Door alle deeze ufurpatien, en overheerfchenden ,, invloed is de order, en wettigheid der hooge Staats,, vergadering van Holland op de vreemdMe wyze ,, omgekeerd , en verwaarloosd. Van weege eenige „ fteeden tog worden zelden meer ter vergadering ,, gebragt de vrye Memmen derzelver vroedfchappen, die de eenige volksreprefentantenzyn , maar in tegendeel doed men 'er de willekeurige be„ geerte gelden van eenige weinige ingezeetenen 9 ,, welken zig met onregtvaardig geweld een opper„ gezag over de raadpleegingen hunner regeeringen hebben aangemaatigd. Het defenfieweezen ,, der provintie Holland heeft van zig kunnen verkrygen, om, dooreen groot aantal gehuurde, of ,, verbyMerde benden, en zelfs door een corps ligte „ troupen, in den byzonderen dienst van Hollanl „ zynde, het grondgebied van eenen derSouveraine „ bondgenooten der Unie, van de Staaten van Utrecht, openlyk te fchenden, en met daadeiykge,, weid zo wel de verblyfplaatfen, als de beweegin,, gingen te Mooren van het k'rygsvolk van de Gene,, raliteit, het welk ter beveiliging van dat grond5, gebied, op verzoek van den proyintiaalen Souve- rain.  i6 VADERLANDSCH „ rain, met onze patenten derwaards getrokken was. ,, Men heeft zig zelfs niet ontzien,om deeze fchennis van de eerfte, en heiligde grondwet deezer „ Republiek met eene tweede, van geen minder gevaarlyk uitzigt , en ongetwyffeld zonder eenig voorbeeld, te verzwaaren: officieren der Generali" teitj door hunnen Staat, en betrekking, en by ,, duuren eede, aan derzelver gehoorzaamheid verbonden, hebben beveelen ontfangen, om, open, kele orders van Holland, zonder kennis der Unie, '„ zonder patent van ons, als derzelver kapitein ge' neraal, en zonder verlof, of attachés van de / Staaten van Utrecht, regtflreeks in te rukken " op derzelver grondgebied. De raad van Staate moge tegen alle wanorder , en eedverbreeking , aan officieren, en gemeenen de ernftigfte waar'•■ fchouwing hebben doen voorhouden; de hooge H bondgenooten zeiven mogen die voorziening van den Raad door eene volkoomen goedkeuring bekragtigd hebben: de halflarrigheid eevenwel gaat by diezelfde hoofden zo ver, dat ze zelfs ter Staats9 vergadering hunner provintie de fuspenfie hebben " durven voorflaan, en doordringen van alle officie*' ren, die in groeten getale geweigerd hebben, en ' nog weigeren , om zig op de beveelen van Holland buiten "die provintie tegen eenen fouverainen " bondgenoot, en tegen het krygsvolk van den Staat', een en dezelfde armee met hun uitmaaken" de te laten aanvoeren. Daar dus de voorbeel» 'l de'ooze drift eener onbegrensde heerschzugt dee' zer verderffelyke kabaal, na den burger tegen zy" ne regenten, en meedeburgersin de waapenen ge« ,\ iaa^d", de wettige regeering van veele fteeden om" gekeerd, en alle de deelen van het ftaatsbeftier met wanorder vervuld te hebben, nu ook nog voorr/ flaat, om de geheele armee van den Staat, eerst van haare beste, en kundigfle officieren te ontzet,1 ten vervolgens tegen eikanderen te verdeelen; en eindelyk het weleer vreedzaam, en gezeegend grondgebied van deezen Staat tot het tooneei van \\ eenen burgerkryg te maaken, waar in veele onge„ lukkig vervoerde, en door fchyn misleide inge- >t zeete-  HUISBOEK. 17 zeetenen in koelen bloede ter flagtbank geleid; en, „ met hun bloed, en dat der krygslieden, de beste kragten van de Republiek door haar eigen krygs,, volk, en burgers ftaan te worden afgetapt; daar moet het hart van elk braaf Nederlander bloeden „ by het ogenblikkelyk gevaar, het welkonsdreigd, van wel dra onze gezeegende Unie voor altyd ge- fcheurd, onze gelukkige regeeringsform geheel 33 en al omgekeerd, onzen duurgekogten godsdienst, jj en vryheid eens vooral vernietigd, onzen winstje ryken koophandel, zeevaard, en publiek vertrou33 wen uit deeze gewesten verbannen, en in eens j, alle die voordeden, en welvaard onherftelbaar si verlooren te zien , welken ons weleer, onder j, Gods milden zeegen , en het wys bellier der 33 wettige overheid , den fchrik onzer vyanden , j, en de verwondering dceden zyn van geheel Eu33 ropa. Wy althans kunnen op'dit ogenblik onze 3, bictere aandoening niet verbergen over deezen 3} jammerlyken toeftand van ons vaderland, en wy jj gevoelen thans, meer dan ooit, de kragt van jj die hartelyke liefde , met welke wy ons altyd fJ op het te'derde verknogt gevonden 'hebben aan ^ eene natie, onder welke wy gebooren zvn, in 33 welker zeegen, en voorfpoed wy grooter'belang hebben, dan eenig Nederlander, en welker vry3, heid , op de verdienden , en het bloed onzer 93 doorlugtige voorvaderen gegrond, te gelyk een der voornaamde bronnen is, en, dat God gee,j ve! blyven zal van den welvaard, en roem van 3, ons, en van ons huis. Wy zouden althans meejj nen te kort te doen aan de heilige eeden, door 33 welken wy in onze hooge betrekkingen tot hand33 haaving van 's Lands vryheid, godsdienst, en j, geregtigheid gehouden zyn ; wy zouden mee33 nen te kort te doen aan de duure verpligting, 33 welke het grootde , en aanzienlykde gedeelte 33 der natie , zo wel regenten , en burgers, als 33 krygslieden van allerleien dand, en rang, door .„ de uitbundigde blyken van liefde, en vertrou„ wen, op ons gelegd heeft; indien wy ook nu }3 verzuimden, onze denkwvze over den geheelen \, VEEL, B daad  U VADERLANDSCH "j ftand der tegenwoordige onlusten open te leg" 33 gen, en ons bereid te toon en tot allé zodanige j3 behulpzaamheid , en in onze betrekkingen, en 33 pligten gegronde meedewerking, als mogten ge33 fchikt zyn, om de voorttanders van de geve- i 31 ftigde regceringsform niet langer onder de dwin33 gelandy der overheerfching, en om de ongeluk33 kige, en verdwaalde voorvegters zelfs van nieu33 wigheden niet mee het geheel Gemeenebest ten JJ prooi te laten van woest geweld, cn algemeen 33 verderf. Deeze pligtmaatige gevoelens, en in33 zigten zyn by ons niet weinig aangewakkerd door 33 de onverwylde bereidvaardigheid , met welke 33 reeds de Staaten van Gelderland die van Utrecht, 311 zo veel in hun was, te hulp gekoomen, en de 33 overige bondgenooten in de handhaavfng van de 33 Unie, en haare regten voorgegaan zyn; en wy 33 hebben gemeend , aan deezen onzen iever, en 33 liefde voor de waare belangen van het dierbaar 33 vaderland, voor als nog , niet beter te kunnen ""voldoen, dan door openlyk , en ten fpoedig33 ften, onze bereidvaardigheid te verklaaren, orn 33 door alle die vermogens, gezag, en invloed , 33 welken aan onze hooge waardigheden kunnen ge"3 reekend worden verbonden te zyn, zo met de 33 Staaten van Gelderland, en Utrecht, als met die 33 van de overige gewesten, meede te werken tot 33 heeling van alle de reeds toegebragte breuken der 33 Unie, ter opheffing, en ftniting van alle onwet33 tig geweld, en tot herftelling van eendragt, rust, en vertrouwen, zo tusfchen de provintien 33 met eikanderen, als tusfchen de Staaten, regeeJJ ringen , en ingezeetenen van ieder van dezel33 ven, ten einde de hoogheid, digniteit, en in33 dependentie van de refpedtive provintien bewaard, 33 alle de regten, privilegiën, en deugdelyke be33 langen der ingezeetenen befchermd , en in het 33 bvzonder aan de burgeryen zodanige billyke in33 vloed op de fteedelyke, en algemeene belangen '3 gegeeven worde, als bevonden zal worden met 33 de vastgeftelde order van regeering, privilegiën, J oftroojen, cn wettige herkomften der fteeden, "" m ea  huisboek. ï$ en leeden van Sraat, mitsgaders met de waare, ,, en bezwooren conftitutie van den Lande beftaan,, baar te weezen. En, op dat wy hier in door ,, vereenigde vermogens te gelukkiger mogen flaa/, gen, willen wy de Staaten van alle gewesten „ der Unie , de Staaten generaal , alle kollegien van Maatsbewind, of juftitie, en derzelver by5, zondere leeden, mitsgaders de goede burge,, ryen, en verdere in - en opgezeetenen deezer Landen, niet flechts by deezen dringenden nood, op het vriendelykst, en ernftigst, tot eene vaar» „ dige meedewerking, elk naar zyne betrekking, uitgenoodigd , maar te gelyk, ter nadere ver- klaaring onzer inzigten, op het nadrukkelykst, „ en plegrigsc, verzeekerd hebben, dat wy niets ,, meer verlangen, dan ons heiliglyk aan den eed, en pügt te gedraagen, aan het vaderland in hec ,, algemeen, en aan iedere provintie in het byzon„ der gedaan, en verfchuldigd: dat wy geen an- der voorneemen hebben, dan om ieders regten, s, en vryheden te helpen bewaaren, den publieken „ godsdienst te handhaaven , alle gewelddaadige verongelykingen, en alle onttrekkingen der in„ gezeetenen aan hunnen wettigen regter tegen te gaan, en fpeciaal nimmer, of nooit eenige meer-, dere magf , gebied , gezag, en invloed te zoe- ken, of te verkrygen, dan ons uit kragt onzer „ commisfien, ontegenfpreekelyke ftaatsrefolutien , en erkende deugdelyke posfesfle, wettig compe„ teerd. Toe alle welke einden wy in het bys, zonder vertrouwen , dat niet alleen de Staaten 3) der andere gewesten onze welmeenende poogin- gen onderdennen, maar dat in het byzonder de j, Staaten van Holland, en Westfrieüand, als tegenj> woordig,gelyk wy vertrouwen, volkoomen over3, tuigd van het dringend gevaar, waar inde voorfz.- heerschzugtige invloed van eenige weinige per33 foonen het lieve vaderland gebragt heeft, niet 33 langer difficulteren zullen, om hunne, zo over- haaste, als onwettige, befluiten omtrent hetcom- mando over het guaïnizoen in 'sHags, en omtrent het kapitein - gcneraalfchap van Holland, ter on- 13 2 „ m  oo VADERLANDSCH „ zer prejuditie genoomen, aanftonds, en vooraf, „ te willen opheffen , met te nietdoening van al „ het geen, waar meede onze eer, beneffens onze „ zuivere bedoelingen, en fchuldeiooze gedraagin„ gen, zo onverdiend, en onvoorbeeldelyk, b&„ zoedeld, en ter vergadering van dezelve Staaten, door de fchandelykfte aanvoering van laster, en " loogen, zyn aangeklaagd; en om ons voorts niet flechts van al dien Ihooden blaam volkoomen te ** zuiveren, en te juuMficeeren, maar ook in het V genot, en de exercitie van onze wettige preëmi" nencien, en regten te herftellen, ten einde ons 3' daar door geieégenheid te geeven, om, bchou, dens de digniteit, aan onze hooge geboorte, en 3 betrekkingen verfchuldigd, waar omtrent de hoo■ ge Overheid zelve, uit hoofde van onze naauwe *" betrekking tot den Staat, en tot het aanzien van ""den Lande, niet onverfchi'lig weezen kan, ten 33 fpoedigften in hunne provintie te rug te kee, ren, hunne verfchillen met de overige provinJJ tien te helpen vereffenen, langs dien weg de ■"rust, en order te herftellen, en het lieve vaJJ derland onder Gods. zeegen, en met meedewer3< king der bondgenootcn , voor zynen ondergang „ te behoeden" (g). By zyn nader deklaratoir van den ir. leptem. ber 1787-, toen de Pruisfifcht troupen haaren inval zo zo ftonden te doen, wend hy voor , „ dat, toen hy zig by zyn voorig deklaratoir van_ 26. M mai 17Ö7. gedrongen vond , om elk een uit te >J noodigen, om met hem (quafi) ter redding van 30 het vaderland meede te werken , hy zig toen " vleidde, dat het verkïaaren van zyne bereid33 vaardigheid daar toe, en het plegtig verzeeke- ren vooral van de zuiverheid zyner inzigten , "" en bedoelingen, hem niet flechts de algemeene ** goedkeuring, en byftand, maar daar door ook; 33 het volkoomen gelukken van zyne poogingen, verzeekcren zouden: dan dat, hoe zeer de hanJJ delingen, en befluiten der Staaten van het meer- M der- (g) Nsdcrl. jaarb. 1787- W. 00Ó-917.  huisboek. 21 33 derdeel der vereenigde provintien, der vergade33 ring van H, H. Mog., van den raad van Staate, j, en van andere hooge kollegicn, gelyk ook de jj eenflemmige verzoekschriften van het gröo'tfte, jj en beste gedeelte der natie by den Sbuverain, j. tot ?yn byzonder g»--j, H. > zyne dierbaare gemalinne , den 28. jtin! ,, laatstleden op haare reize naar 'sHage den togt ,, belet had, en dat men als nog den toegang in ,, de provintie van Holland voor hougstdezelve tragtte geflooten te houden, tot dat de rust, gelyk men ,, zig had willen uitdrukken, vertèektrd zoude kuns, nen zyn, op dat, naamelyk, die vorstinne haare vreedelievende poogingen niet mogt zien geluk,, ken, voor en aleer die omkeering van regee4, ring, en conftitutie gewelddaadig doorgedreè- ven, en bevestigd ware, welke de hooftien der ,, kabaal, en hunne meedeftanders, door den ge- waapenden arm van eenige misleide, en gebuur- de ingezeetenen, of van vermomde vreemde!in- gen, aan de verdrukte natie tragteden op te „ dringen: dat ondertusfchen deeze openlykehoon, „ aan hoogstgemelde zyne gemaünne aangedaan, , en de onverzettelyke ftyfhoofdigheid van des„ weegens aan Z. M., den koning van Pruis/en, ,, hoogstderzelver broeder, niettegenftaande de , nadrukkelyke vertoogen van verre de meeste bond„ genooten, de gevorderde fa tis factie te weigeren, ,, dien monarch gedrongen had , om de .tegen, woordige meerderheid der Staatsvergadering van Holland met de waapcnen te dwingen, tot her geen „ de wettige regenten van die provintie zeeker'yk „ nimmer zouden hebben doen verlangen : en dat hy aan de eene zyde, met innerlyke fmart, en droef„ heid, zyn lieve vaderland aan alle de onheilen „ van eenen oorlog, en zyne meeste, en bete meedeburgeren aan jammeren , en rampen zag „ blootgefteld , welken nimmer door hun ver- diend , maar alleen veroorzaakt, cn berokkend ,, waren door de geweldige maatreegelen v .n hun,, ne gev/aapendc overheerfchers, terwyl hy aan ,, den anderen kant, deels door dateelfde geweld „ van waapenen , deels door de ontclbaare mee* nigte van fmaadheden , en van onwettige ver- kortingen zyner regten, feedert lang, nog ver- mogen, nog" genoegzaamen invloed overig had, „ om de veelvuldige inbreuken op de conftifutie te weeren, de wettige regeerhjg te herftellen, „ of  HUISBOEK. a.3 , of bv de vereischte vryheid van deliberatien te '\ haii.lha.iven, en daar door de provintie van Hot\ Lmi weder onder het vry b.ftier van den wetti*, gen Souverain te brengen , zonder het welk hy S, zig niet alleen üuiren (bat zag, om te voldoen aaii zyne gehüUgdfte verpligting tot handhuving ' van de juditie, en van de regten, en vryheden \ van eiken burger- en ingezeeten, maar zonder ', het welk ook geene hoop overbleef, om de dreigende onheilen van eenen oorlog, alsnog, door ', gepaste middelen af te wenden: dat, by de bit9 terheid yan alle deeze wederwaardigheden, hem *, niets grievender trof, dan dac hy het geheel verderf zoude moeten zien naderen van eene natie, aan welke hy door de heiligde, en tederde *, banden verknogt was, en met welker vryheid, en welvaard hv dtn roem, en voorfpoed van zig, en van zyn huis onafscheidbaar verbonden agete: en dat hy daarom, als nog, en andermaal, alle overheden, burgers, en ingezeetenen van Holland, ' en Westfrieüand, zo in de deeden, als ten plat" ten lande, op het erndigst wilde aangemaand, " en opgeroepen hebben, om in den dringenditen " nood1, waar in zig gemelde provintie toen ge' bragt zag, elk naar zynen dand, en betrekking, tot redding, en verlosfing derzelver te willen "3 meedewerken: dat hy in het byzonder het verdwaalde gedeelte des volks , ten overvloede, waarfebouwde, en ftneekte, by hunnen plegtig „ gezworen burgereed, byhetleeven, en den wel5, vaard van hunne vrouwen, en kinderen, by het behoud van hun vaderland, en van alles, wat H hun verder dierbaar kon zyn, om eindelyk eens, ter goeder trouw, te rug te koomen van hunne ,, dwaalingen , van hunne roekelooze zugt tot nieuwigheden,beneffens alle, daar toe ingerigte,waa„ pening, en om integendeel alle wettige poogin,, gen te helpen onderdeunen, welken aangewend ,, wierden ter herdelling van de oude , en geve,, digde conditutie der provintie, en ter vernietiging, en intrekking van alle aantygingen, en verongelykingen, met welken men zyne eer beB 4 «> lee~  14 VADERLANDSCH s, leedigd, en zyne regten verkort had: dat hy van ,, zyne zyde geene zwaarigheid maakte, om, open- lyk, eh op het plegtigfle, teherhaalen, dat hy ,, geene andere, of meerdere magt begeerde, dan ,, die hem, uit kragt zyner commisfien, ontegen„ zeggelyke ftaatsbefluiten, en deugdelyke posfes,, (ié, wettig toebehoorde, en dat hy daarenbooven j, geen ander voorneemen had, dan om dezelve ee„ niglyk te gebruiken ter handhaaving van gods„ dienst , en vryheid , ter bevordering van alle „ bülyke verlangens des volks, beneffens deszelfs wettigen invloed op de fteedelyke, en algemee- ne belangen,en in het byzonder ook terverfchoos, ning, en ter befcherming zelfs van alle die mis», leide ingezeetenen, die in tyds nog, en van toen j, af aan, zouden te rug keeren van zodanig mis,, daadig gedrag, als waar toe zv, geduurende de j, tegenwoordige beroerten, door de hoofden der kabaal, of door de hette der partvfchap, mog„ ten zyn vervoerd; terwyl het hem niet, dan hard, en fmartelyk zoude vallen, na alle de ram3, pen van zyn vaderland, en van zyn huis, eenen ,, eenigen zynermeedeburgers,weegêns onverzettf» ,, lyke halftarrigheid tegen alle zagtere middelen, „ onderworpen te moeten laten aan de ftrengheid ,, der wetten" (h). Hoe zeer ook de -taal, en inrigting van deeze twee laatfte ffukken , welken men met regt als oorlogsverklaaringen van den ftadh. tegen de Staaten van Holland, ja tegen de gantfche natie, houden mag, verfchillen moge van die taal, en inrigting, welke in alle zyne andere fchriftelyke voortbren'gzels vóór dien tvd , word gebeezigd; men zietechter in alle die ftukken dezelfde grondbeginfelen heerfchen. (ft) Nederl. jaaib. 17S7. W. 4528—4533-  HUISBOEK. 25 J3e order der gebeurenisfen vereischtnu , datwy ons eerst, en vooral bvpaa\entotzynbeklagoverketmislukken zyner bedoelingen, en poogingen, om het vaderland aan geene buitenland fcht oorlogen blootgefleld, en door geenen binnenland/cften uweefpalt beroerd, maar in alle gevallen in behooriyken floot van wdeediging gehouden, by vrylieid, vreede, onafhangelykheid, en welvaar en bewaard, en lot den hoogften trap van luister, en voorfpoed gebragt te zien; als meede over de gevolgen, welken uit het niet omhelzen zyner gevoelens, bedoelingen , en voorgcflagen m loireegelèn zyn voortgevloeid, in cegenftelling van die gevolgen, welke hy zig als nog verbeeldde, dat die gevoelens , bedoelingen, en maatreegelen zouden gehad hebben, indien het hem gegund was, om alle de bondgenncten, en fiaalsleeden van derzelver nuttigheid voor de belangen van het vaderland te overtuigen, met aanwyzing van zyne bezorgdheid, om den Slaat, beide ter zee", en te land, m weerbaaren jiaat te brir.gen, eer men bejloot tot het verkenen van anrepnaldc ccnvoojen, of tot het toetreeden tot liet traktaat der gcwaapende onzydigheid, en eindelyk over degi 001e onregtvaardigheid., waar meede hem die gevolgen ■wierden toegelchretven. Het zal (onzes bedunkens) verftrekken moeten tot eene eerfte wederlegging der voorgeevens, als of de ftaatsgezinden, ter geleegenheid der gereezen verichillen , bet ftadhouderfchap hadden willen vernittigen, cn de regeer ings vorm omkeeren, indien dit al ongeoorloofd, of misdaadig geweest was, cies neer; daar zy niet de eerfte aanleiding tot de oneenigheden, die het vaderland verfcheurden, gegeeven hebben , maar daar het eerfte Itruikelblok door de ftadhouderlyke party gelegd is. Wy bedoelen hier meede , dat het eerfte verfchil gereezen is over de gclykelyke vermeerdering der land . en zeemagt, en over het verleenen van onbepaalde befcherming aan den koophandel volgens het verhond met Engeland van 1674. Want niemand kan ontkennen , dat de koophandel, en fcheepsvaard de bron van onzen welvaard , dat deezen te befchermen de onvermydelyke pligt der regeering is, en dat, wil men den naam hebben, van de verB $ kree-  z6 VADERLANDSCH kreegen regten der ingezeetenen voor te ftaan, men zig daar in gedraagen moet volgens den ietter der voorhanden zynde bepaalingen in de verbonden, die wy met andere Moogei heden hebben. Eeven zeeker is het, dat de eerfte twist tusfchen de partyen over geene andere, ais over deeze twee zaaken, ontdaan is, terwyl het land tot dien tyd toe in volkoomen rust was, en dat de gevoelens óver het al, of niet nuttige, en noodzaakelvke van etn ftadhouderlyk meedebeftier vry algemeen voor het eerfte, immers zo geheel flaapende waren, dat maar zeer weinigen daar over meer dagten, of zig ten minden daar over uitlieten. Wil men echter (taande nou den , dat men den ftadhouderiyken aanhang in zyne begrippen over deeze twee 'onderwerpen tegengegaan« en dus de eerfte oorzaak tot den twist gegeeven heeft; dit zal dan niet^ rrteer bet ekenen, dan winneer men zeide, dat bet tegeng anvan eene verkeerde uitlegging over de bepaalde grondftelüngtn van - den godsdienst zo veel zoude zyn, als de eerfte oorzaak tot kerkelyke verfchillen te geeven, of dat het kragtdaadig fmooren van een oproer de eerfte oorzaak zoude' zvn van het ftorten van burgerbloed. Eeven weinig kan het verfcb.il óver die twee onderwerpen voorgewend v/orden als eene pooging , om het ftadhouderlyk meedebeftier te fnu'kcn, of te vernietigen, of de toenmaalige regeeringsvorm om verre te werpen. Want wy durven met alle gerustheid vraagen, hoe het beweeien van de noodzaakelykheid der vermeerdering van zeemagt zonder influiting van die der landmagt, hoe het doorzetten van eene onbepaalde befeherminge van den koophandel naar den letter der verbonden, tot oogmerk konde hebben, om het ftadhouderlyk gezag re fnuiken, of te vernietigen, of om de regeeringsvorm om te keeren? De ftadhouderlyke overmagt, wel is waar, konde zonder eene vermeerdering van landtroupen niet gemakkelyk grooter worden , maar zonder dezelve bleef zy nogthans volkoomen alles, wat zy tot dien tyd toe was. Anderszins konden de voorige ftad. houders, die geene meefdere landmagt in tyd van vree-  HUISBOEK. Hf vreede onder hun gebied hadden, dat gezag niet gehad hebben , hetwelk zy eevenwel gehad hebben, üok moest het ftiptelyk gebruik rnaaken van een verbond met Engeland , zonder daar omtrent inkruipzels te wiilen dulden, wel verre van eene omverwerping der toenmaalige regeeringsvorm te kunnen bedoelen, in tegendeel gereekend worden, wel niet tot de regeeiingsvorm, maar wel deegelyk tot de wettige, en dierbaare regten van een handeldryvend volk te behoorep, waar in hetzelve oneindig meer belang had , dan in de handhaaving eener bedorven regeeringsvorm. Van de zyde der ftaatsgezinden zoude men daar tegen met veel grond hebben kunnen aanvoeren , dat de bedoeling van eene vermeerdering der landmagt op zigzelve wel deegelvk moest uitlooptn op vergrooting van het ftadhouderlyk gezag, en dat de tegenwerking van een toereikend convooi voor den koophandel, welke op de verbonden gegrond, maar tegen het belang van Engeland (tryd;g was , ook wel deegelyk de uitbreiding van dat gezag, en eene verandering der regeeringsvorm bccioelde, voor zo verre de mogelyke vergrooting van den ftadhouderiyken invloed hier te lande, door de naauwere verbintenissen met het huis van Hanqver, konde bevorderd worden. Dan laten wy tot de gebeurenisfen zelve overgaan. Zo dra waren de oneenigheden tusfchen Engeland, en deszelfs Amerikaan/cl/e volkplantingen, door de tusfehenkomst van Franhyk, en Spanje, niet toegenoomen; zo dra vonden de Engelfchen zig daar door niet in het naauw gebragt; zo dra befpeurden zy niet, dat onze koophandel geduurende dien oorlog aanmerkelyk vermeerderen, cn hunne vyanden geleegenheid krygen zouden, om den noodigen toevoer hunner benoodigdheden door ons te bekoomen; of zy veroorloofden zig, om onverhoeds verfcheide Nederlandfche fcheepen vyandelyk te neemen, en voor goeden prys te verk'laaren, voor zo verre zy gelaaden waren met goederen, aan de vyanden van Engeland tocbehoorende, of ook wel met goederen, aan Nederlanders toekoomende, maar die op 4e  tt3 VADERLAND SCH de lyst der contrabanden in het verbo^ d van 1074:. niet als zodanige vermeld waren, mi du^ d. 01 de Nederlanders vryelyk aan de vyanden van Engeland mogten aangebragt worden. Dit was de tweede* maal binnen weinige jaaren, dat de E?,gelfchen dit hadden beftaan , fcboon zy zeiven van het voordeel , hun uit de vervoering van die goederen toekoomende, in voorige gevallen, waar in deeze Staat zig in oorlog bevond, ongeftoord gebruik gemankt hadden. Dog dit beftaan was hun m 1756. 1757. en 1758., door meedewerking der moeder, en voogdesfe des tegenwoordigen ftadh., zo wel gelukt, en zy zullen zo wel verzeekerd geweest zyn van dezelfde toegeevendheid van de zyde van den zoon, dat zy, ongetwyffeld alleen om dei.ze reeden, geene zwaarigheid gemaakt hebben, om zig van dezelfde middelen andermaal te bedienen (i ). Hoe (i) Schoon de fchaaden. die onze koon'ieden in de drie eevengen.elde jaaren door de roofzi.gt dct'E-i^dJllien ondergingen, zeer groot waren , honden zy nógthans geenszins haaien by die, welken zy in den oorlog van 1780. ]-gr 1782. geleeden heM-en. De opgygeevcn verhezen, 'die in 1756. en 1757 door de kooplieden van Amilcldam voor hun aandeel ge leeden zyn, beliepen volgens drie 'ysten re fianien eene fon mu van ƒ 6,140,091., en die der PMterdamJch" kooplieden een foaima van ƒ 1,827,711. Zo dat deeze beide (ommen van verbazen , flechts in twee jaaren tyds van de Enge Ifc hen, in d.epcn vicede tusfchen hun, en ons, geleeden, te faamen beliepen op eene aanmerkeivke fonme van ƒ 7,908,102. dat is, op byna 8. milliaenen guldens, zoniet dat daar onder nog bcgreerén waren de verliezen, die door de Dordrechtjlhe , en and.ie Hollandjche, als meede door de ZeeuKfche, Friefehe, en Gronhigfche kooplieden geura?eeH. waren. Zie Nederl. jaarb. 1758. hl 923-978 enll. 1098. in dentot. Indien men lust beeft, om zig nog eens met verontwaardiging te berinneren de meenigvuldige verzoekfehriften, door de kooplieden aan de Staaten , en de vertooningen door hun aan de voogdesfe gedaan , men herleeze de Nederl'. jaarb. 1757. bl. 1009—1033. en 1758 U. 562—586. 109,7— 1107. en 1185—1203, Hier zal men ook vinden dat vermeetel antwoord van der voogdesfes geheimfchryver, Larrey, ten befluit  HUISBOEK. 29 Hoe het zy, zo dra ondervonden niet andere. Moo- genheden , die by de onderhouding van dit verbond , en van dit verkreegen regt der Nederland? f'ehf kooplieden belang hadden, dac men van deeze zvde daar op ftil zat, (en dit was al aanftonds een blyk der al te groote toegeevendheid van de regenten voor den ftadh.,) of zy lieten daar over by den Staat ernftige vertoogen doen, en inroepen het regt , dat zy hadden , om te verwagten, dac de Staat haar zoude handhaaven by het vertrouwen, waar meede zy, fteunende op de onderhouding vau dat verbond, hunne goederen in Nederlandfche fcheepen geinaden , of met de kooplieden overeenkomsten over het leeveren van goederen gemaakt hadden. Niemand zal tegenfpreeken, dac zy hier op eene wettige aanfpraak hadden: maar, of zy ook het regt verkreegen, om, by weigering daar van , onzen koophandel buitengewoon te bezwaaren , en de ingezeetenen der fteeden, die daar voor geftcmd hadden, van die belastingen vry te kennen, is meer bedenkelyk: dog de verhandeling daar van doed niets toe ons ontwerp. Genoeg'was het , dat de kooplieden klaagden over verval van hunnen handel, en dat vreemde Moogenheden de ernftigfte middelen aanwendden, om den Stant tot het kragtdaadig handhaaven van zyn regt tegen de Êngelfchen als te noodzaaken; genoeg was dit, om de regeering van verfcheide provintien te verpligten tot het neemen van een befluic, om het regt van het verbond met Engeland ftaande te houden door het verleenen van een onbepaald convooi aan den koophandel voor waaren, die volgens dat verbond aan de vyanden van Engeland mog - ten Gefluit op der kooplieden derde vertooning, aan haar gedaan , ,, Jat het voor de vrouwe gouvernante was geworden ',, een poinEl d'honeur, om in geene equipagie'ter zee te be- willigen , zonder eene vermeerdering van troupen te land, ,, en dat hy de kooplieden niet dorst vleien mer de te rug „ gaave der fcheepen, en goederen, die door de £nge!fchen genoomen waren."  So VADERLANDSCH ten toegevoerd worden. Men noemde dit een onbepaald, in tegenftelling van een mier bepaald, con* vooi, welk laatfte alleen door de Engelfchen, en dan nog misfehien ter naauwernood , ftond erkend te worden. Te weeten, eeven gelyk de koning van Engeland op «i. december 1758. aan H. H. Mog. had doen verklaaren, ,, dat hy niet konde aanzien ,, den direkten, of indirekten koophandel der Ne. ,, derlanders op de Franfche Amerikaanfche koloniën , „ nog ook het overfcheepen van Franfche goederen ,, in Nederlandfcht boodems , nog eindelyk het lee3, veren van fcheepsbouwftoffen aan Frankryk" (k~); op gelyke wyze verklaarde nu de Engelfche afgezant, Jorke,' eerst in october 1778., en naderhand op 9. april 1779- ,, dat de koning van Engeland niet onver,, fchillig konde aanzien, dat de Nederlandfcht koop„ lieden aan zyne vyanden fcheepsbouwftoffen aanvoerden, maar genoodzaakt was, om die aan te houden, en de waarde aan de kooplieden te vol„ doen, om dat zulks overeenkomflig was met zyne zelfs„ verdeediging"(/)• En, gelyk men in het eerstgemelde tyd perk van deeze zyde weigerde over een zo onbetwistbaar regt in fchikkingen, of onderhandelingen te koomen (m), om dat men begreep, dat alzo 'het duidelykst regt geheel onzeeker worden zoude ; eeven zo was men in dit laatfte tyd vak om dezelfde reedenen van dezelfde gedagten. Holland onderfrheidde zig het eerst in het neemen van een mannelyk befluit over deeze zaak, het zy dan, om dat deszelfs ingezeetenen daar by het meeste belang hadden, het zy, om dat men onder deszelfs beftierers de meest ftandvastige regenten vond. De ftadh. daartegen, en die gewesten, alwaar hy den •meesten invloed had, om dat de meeste regenten van hem nieer afhangelyk waren, maakten"zwaari^heid, om zig daar by te voegen. Men gevoelde wel, dat, zo men de Engelfchen in het gelyk ftelde, dit de natie, en vooral de kooplieden, al te zeer "O Nederl'. fiafb: 1758. bl 1121—1227. ('ƒ) Nederl. jiarï. 1770. bl. 493—501. (m) Neder'., jaarb. 1757. bl. 1019—1033.  HUISBOEK. gï zeer in het harnas jaagen, en teffens een te openlyk bewys zoude opleeveren , dat men de benyders van 'onzen handel aoge te begunstigen booven eige landgenooten. En hierom geliet men zig, alleenlyk zwaangheid te rnaaken in het meede toeftemmen in zulk een onbepaald convooi, tot zo lang dezeemagt van den Staat niet toereikend was, om het verleenen daar van met kragt door te zetten. En, op dat hec niet fchynen mogt, als of men nalatig was , om de middelen daar'te ftellen, die tot bereiking van dat doeleinde dienftig waren, had de ftadh., al eenige jaaren beveorens, en we! van 1774. af, toen de oorlog zig nog maar tot Engeland, en de Amerikaanen bepaalde , aan de bondgenooten de vermeerdering van land - en zeemagt voorgeflagen. Zo zag men derhal ven, dat dezelfde kunstgreepen, die de' ftadhouderlyke party in het tydperk van 1755. tot 1758. had in het werk gefield, nu wederom werden op de baan gebragt. En waar toe? Om, naamelyk, door eene verdeeldheid onder de Staaten der onderfcheiden gewesten te verwekken, de verfterking van de zeemagt op de lange baan te brengen , en dus den EnSeUfhen zydelings in de hand te werken , of op het best, om 'er de zo zeer gewtnschte vermeerdering der landmagt uit te bedingen. Dan, het zy dit gelukte, of niet, 'er bleef altyd eene tegenwerping over, dat de fladh., als het hoofd van het zeeweezen, in tyds had behooren bedagt geweest te zyn, om hetzelve te verflerken. Om dat men dit gevoelde, maakte men de uiterlyke vertooning van zeer te ieveren voor deherftelling van het zeeweezen, ja zelfs ontzag men zig^iiet, on\van het verzuim hier in defchuld op de Staaten te werpen. Langs deezen weg hoopte men de natie eenen blinddoek voor de oogen te doen, op dat zy niet zien zoude, aan wien het eigenlyk hing, dat de koophandel zonder befcherming bleef. Dan de doorzigtigfle ingezeetenen begreèpen ligtelyk met hunne welmeenende overheden, dat de Staat in dien tyd wel oorlogfcheepen J maar geenszins meerdere landtroupen, behoefde, om zynen koophandel te befchcrmen, vermids dezelve  Sc VADERLANDSCH zelve niet te land, maar ter zee, moest verdeedigd worden , en men, fchoon al door het handhaaven van zyn goed regt met blngeland in oorlog ger.iakende, van dit ryk, te land, eevenwel niets te vreezen had. Hier kwam by, dat de voorgeflagen vermeerdering der landmagt die van het zeeweezen van zelve meer bekrompen, meer bezwaarend voor de geldmiddelen , en dus ook meer drukkend voor de koop - en handwerkslieden rnaaken moest. Eindelyk, als men onbepaald convooi verleende, kwam' men de verdere klagten van Frankryk voor, dat, by verdere verwyling, wel eens in een begrip had kunnen vallen, en ookdaadehk viel, als of deeze Staat te zeer de belangen van Bngelatod aankleefde; en door het voorkoomen van die klagten verviel ook de vrees voor eenen oorlog met de eerstgemcide Moogenheid , en teffens de noodzaaktelykheid der vermeerdering van onze landmagt. By gevolg moest de gelyktydige vermeerdering van beiden op een enkel niets uitloopert, zo lang de beide partyen hunne ftreng (lyf hieltféfl , en bleef dus het zeeweezen fteeds in denyelfdcn zwakken toeftand. Ondertusfchen merkt zeeker fchrvver (n) zeer wel aan , dat onder alle dc leeden van Holland (aan welke provintie men den tt?genftand tegen de vermeerdering der landmagt a'.ermceste ten laste leide,) ,, geen één voor de herfh-'lmg der zeemagt meer geieverd heeft, dan ... Amfeïdam, en dat zy zig insgelvks bereid ge,. toond heeft, om tot de vermeerdering van land- „ magt frt) Z:e ver faam. van Hukken, betreffende de aupmentntie der hnd - en ■sfmtgt der Republiek, gedrukt in Hollahd 1782- en ^otrral '/* voorreeder., welke overwaardig is, om in bnar ger,*o; jreleezen te worden. Dewyl dit onderwei p op zig zclven, ge'vk vevle anderen, te uitgefirekt is om hier breeder 1 fihandeld te worden , mo?ten wy den leezer tot dit werk ie '■•■ri"vzen. Fy zal da-r vinden alle de echte (lukken, die tot c,-ei.e /aak betrekke'yk zyn, en die in haar geheel door elk opm. rk/aarrc 11 'moeten door'oopen worden, om dat zy e?n aröot lipt verfprefden over dit gewigtig ftuk, waar meetje het gencel gefchü begonnen is.  HUISBOEK. 33 ,i magt meede te werken, mits die niet anders, als op gelyken voet, cn gelyke maate, als de ver. ,, fterking der zeemagt, gefchiedde." Hy be. rispt billyk hun, die voorwenden , ,, dat de erf. ftadh. alles gedaan heeft, wat in zyn vermo. „ gen was , om de zeemagt tydig op eenen bete,, ren voet te brengen, en dat het aan de provin„ tie van Holland in het algemeen, aan de ftad Am,, Jleldam inzonderheid , gehaperd heeft, dat, by „ het uitharden van den oorlog tegen de bondbreukige Engelfchen, ons vaderland zig in geenen 5, beteren ftaat 'van verdeediging hebbe bevon„ den." Hy merkt te regt aan, en dit verdiend in dit opzigt allen aandagt, „ dac voor de land„ magt jaarlykfche ordinaris , en extraordjnaris pe,, titien , vaste posten inhoudende, gedaan wier,, den, voor de zeemagt niet dan extraordinaris petitiën nu en dan, en wel zo zeldzaam, dat 'er ,, dertig jaarén verliepen, eer men eene petitie toe „ nieuwen aanbouw van fcheepen zag ten voorfchyn koomen: dat voor de landmagt de gelden doof „ de bondgenooten reegelmaatig wierden opgebragt, ,, dat voor de zeemagt fommigen van hen als ge„ weid moest aangedaan worden,en zynietfchroom„ den, jaar op jaar, in het opbrengen hunner quo„ tes nalatig te blyven: dat een aandagtig befchou„ wer reeds uit deeze omftandigheden merkte, hoe „ veel in het beftier der Republiek de zeemagt ten „ agteren ftond: dat de landmagt, door ét jaarlykjche petitiën , en fournisfementen , ten min,, ften gehouden wierd op den voet , waar op zy was, de tmupen betaald, geoeffend, voltallig ,, gehouden : dat de marine in tegendeel , voor welke nimmer, jaarlyks, gezorgd wierd, en ten .-, wier behoeve niet dan extraordinaire petitiën tut „ en dan gedaan, langzaam tot befluit gebragt, en „ nog traager betaald wierden, noodzaakelyk ver,, vallen moest, daar de uitrustingen, die jaarlyks „ afliepen, niet aangehouden, en de oude, ofver., ongelukte fcheepen door geene nieuw aange,, bouwde vervangen wierden: dat nogthans, wan., neer men fprak, om voor de zeemagt zorg te ■1. DEEL, q ff draa»  34, VA DERL A.N D.SCH „ draagen, zulks niet heette dezelve onderhou3, den, eeven gelyk jaarlyks voor de troupen gefchiedde, maar dac men het met den naam van ,., vkrmeerderung van zhEMAGT bedempelde : dat ,, tegen die zogenaamde vermeerdering der zeemagt door de niec equipeerende provinciën eene aiigmentatie van landmagt wierd overgedeld, en de ,, toedemming in de eene onaffcheidelyk gehegt aan ,, de toeltemming in de andere: dat dit eene ver,, ging was , waar van, (gemerkt de ongelykheid ,, in her. onderhoud der land-en zeemagt,) de on„ reedelykheid tastbaar was, en die nogthans door 5, den erfdadh. nimmer was tegengegaan, maar veel eer met deszelfs gezag onderdeund, en geltyfd." IJaar op toond hy aan, dat H. E. G. Mog., en de heeren van Amft.eidam wel hadden kunnen weigeren , om in de vermeerdering van tronpen toe te jtemmen , vóór dat de zeemagt eerstop eenen, ten minden cevenreedigen , voet was gebragt, maar dat zy toegeevender geweest zyn. ,, Zy hebben, (zegdhy,) zulks nimmer geëisebt, en zig deeds volvaardig 3, getoond, om oc vermeerdering der landmagt ov gelyken voet met de verbetering van de navaaIe magt te behartigen. Vooral deeden H. E. G. ',, Mog. deeze verklaaring by hunne refohitie van 21. april 1774., waar by dezelven teftens het middel aan de hand gaven, om de twee. boven„ gemelde gebreeken teVerhelpeiijhierinbedaande, ,, r1. dat' ecre gelyke fomme voor de zeemagt, „ ,, als voor de nieuwe vermeerdering der land», „ magt, als een vaste post, jaarlyks, op de ftaa,, „ ten van oorlog gebragt wierd: 20. dat aan de „ ,, admiraliteiten de noodige gerustheid verfenafn „ „ wierd voor de predatie der reëele fournisfe., „ menten door het middel van egalifatü , en re» 3, „ fcontre , dat is te zeggen , dat Holland zoude „ vervullen de cgterdallen der gebrekkige pro„ ,, vintien in het voorfz. fonds voor de marine; ,, maar dat voor het volgend jaar zo veel meer„ ,, der militie op de repartitie der gebreekige prn,, vintien zoude moeten gebragt worden."" In. „ het jaar 1770. hadden Z. H.3 en raad van Staart te  HUISBOEK. 35 j, te met zo veele woorden gezegd, „ ,, dat, mee ,, ,, relatie tot de fecuriteit der Republiek weegens de zaaken van de zee, dezelve in een veel „ ,, zwakker gesteltenis was, als die te lande."" „ Wie had dan niet verwagt, dat door de overige „ provintien geene zwaarigheid zoude zyn gemaakt, om-eenen .voorflag te omhelzen, volgens welken ,, een gelyke somme voor de minder noodige ver„ sterking der landmagt, en het allernoodigsx ,, herstel der zeemagt wierd aangebooden ? En, „ by zo verre cle landprovinciën een opregt voor„ neemen hadden, om zig aan de zaaken van de zee „ niet te onttrekken, wie zoude gedagc hebben, „ dac hec voorgeftelde middel van egalifatie, en re„ fcontre door haar zoude zyn verworpen ? Beide „ voordellen nogchans wierden van de hand gewee5, zen door die geenen der bondgenoocen, by wel» ,, ken de erfdadh erkend, dat zyn gezag van den ,, meeden invloed is. Voor de vermeerdering der „ landmagt moest, volgens hem, een derde meer „ aangeweezen worden, dan voor het herdel der zee„ magt: en, wat de zeekerheid der fournisfementen betrof, moest Holland zig vergenoegen mee „ de bloote belofte van Z. H. , en de agterftal„ hge bondgenoocen, ,, ,, dat voor het rigtig op„ brengen hunner penningen tot de zaaken van „ de zee behoorlyk zorg zoude gedraagen wor,, den:"" ,, belofte, aangebooden op eenen tyd zelven^, wanneer, en na welken de zeemagt het flagtotrer was van hunne nalacigheid in hec op„ brengen van gelden, feederc 25., en meer jaaren „ verfchuldigd , en de admiraliteiten niet ophielden „■ over die gebrekkige fournisfementen teklaagen, ja fommigen zelfs buiten daat zouden geweest „ zyn, om eenige equipagie, of aanbouw te doen, „ indien zy door de voorgefchooten penningen der „ provintie Holland niet waren geholpen, en ge,, red. In deezen gaat Metaren de zaaken tot het »> 3aai' I778-, wanneer 'er, op voordel van Gel. ,, derland, by H. H. Mog. een ontwerp, door Z. H., en den raad van Staate geformeerd, wierd „ in deliberatie gebragt tot eene vermeerdering der - C 2 „ land-  gS VAD ER LANDSCH „ landmagt met 1312. paarden , en 13797- hoof- den, waar van de jaarlykfche onkosten veel hoo„ ger liepen, dan de fora, welke men in 1774. „ voor de land - en zeemagt beiden had aangewee,, zen. En, op het voetfpoor van Gelderland, von„ den H. H. Mog. goed , by dit ontwerp geen „ enkel woord van de zeemagt te gewaagen, en „ zulks op eenen tyd, wanneer de oorlog ter zee „ tusfchen Frankryk, en Engeland reeds was uitge- barften, en wanneer (al hadden de jaaren 1758-» „ en 1759- nog niet in verfcbe geheugenis ge„ weesc,) de daadelyke geweldenaarven der En„ gelfchen de noodzaakelykheid der equipagie ter zee ontegenzeggelyk maakten. By deeze ge"„ Jeegenheid was het , dat de ftad Amfleldam op ,, 4. feptember 1778. met zo veele woorden ter Staatsvergadering' verklaarde, ,, ,, dat zy altyd „ van gedagten was geweest, dat beide, en „ ,, land - en zeemagt, moest worden gehouden in be., hoorlyken ftaat; dac zy nooit had gedifficuL. \, „ teerd , om tot beiden pari passu te concur„ „ rercn , en dat zy als nog , zo de bondgenooten :„ „ beide deeze zaaken op eenen eenpaarigen voet, „ „ en gelyke maat wilden behartigen , nooit „ „ zoude difeiccjlteren." "—■ By deeze gelee„ genheid was het ook, dat de vroedfchap y:\nAm,, Jleldam de mannelyke refolutie van 1. feptember. „ 1778. nam, en in de registers van Holland deed plaatfen , welke het fyfthema dier ttad ten op., zigt der vermeerdering van's Lands magt, in het '„ helderst, en teffens in het aanmïnnelykst daglicht » fteld." Wy oordeelden, al het geen tot in 1779. over dit zeer gewigtig (tuk is voorgevallen , niet beter te kunnen voordraagen, dan met de woorden van den gemelden doorkundigen fchryver, en niets is meer te beklaagen, dan dat hy deezen arbeid met voltooid, en de, door hem belooide, hijtonjche befchouwing , nog ook de verfaameling der overige {tukken, betrekkelyk tot de vermeerdering van land - en zeemagt, vervolgens heeft uitgageeven. Wy echter, die den fchryver denken te kennen* meenen ' OOK  HUISBOEK. 37 •ok ftellig te mogen verzeckeven , dat hier van geene andere reeden was, dan zyne, van tyd tot tyd vermeerderde , en opgekropte beezigheden. Wil men ondertusfchen eenige (baaien, hoe de zaaken in deeze opzigten , feedert, door fommige deiniet equipeercnde gewesten behandeld zyn, men zie de refolutie van H. E. G. Mog. van ii. mai 1787, welke by H. H, Mog. moest worden ingebragt, en waar by gezegd word: ,, dat H. E. G. Mog., met betrekking coc de continuatie van den ordi„ naris ftaat van oorlog, niet zonder de hoogfte ,, gevoeligheid ontwaar wierden, dat, daar de con,, fenten van deeze provintie in de fuccesfive ftaa,, ten van oorlog, al feedert eenen geruimen tyd, ,, telkens gepaard waren geworden met de ernftigfte ,, reprefentatien over de verregaande traagheid, ,, en schreeuwende agterlykheid der andere bond,, genoocen in het ftuk der contributien tot de zo ,, noodige in ftandhouding van 's Lands zeemagt; 3, die herhaalde reprefentatien echter tot dus verre „ van zo weinig ingang waren geweest, dat daar te3, gen de zaaken thans toe dit uiterfte gekoomen 3, waren, dat verre de meeste provintien, afleggende al- ,, le zorg voor 's lands navaale magt, met Welke 3, nogthans de gantfche Republiek moestitaan, of ,, vallen, door hun gedrag niet onduidelyk het aan,, houdend voorneemen aan den dag lagen, om alle 3, betaalingen tot een, met de gewigtigjie belangen ,, van het dierbaar vadeiland zo naauw verbonden , on„ dtrwerp op alle wyzen te ontduiken, en het be3, zwaard finantiewëezen deezer provintie , door „ welke, alléén in het gepasfeerde jaar, een fom. ,, me van over de twee en veertig tonnen gouds ,, tot de marine opgebragt was , onder dien last ,, geftaadig te doen bukken." Ziet daar de uitdrukkingen , _ en klagten van de Staaten van Holland in het begin van het jaar der omkeering van zaaken , en dus op het laatfte van den tyd, waar op zy zig, vtyelyk, en zonder vrees voor haat, of vervolging , over dat onderwerp konden uitten. Nog vroeger, dat is in february 1785., drukten zig de Staaten van Friesland, onder de voorzitting van den, C 3 nader-  38 VADERLANDSCII Baderhand zo berugt geworden, J.C.Bergsma. niet minder nadrukkelyk over dit onderwerp dus uit by eenen brief aan den ftadh. Hebben wy niet „ fteeds ondervonden, dac, zo dikwyls 'er voor9, (lagen door U. H. tot vermeerdering van 'sLands „ gewaapende magt gedaan zyn, de zo onontbeerlyke verbetering, en verfterking van het zeeweezen, en het uitrusten van fcheepen ten oor„ log, altyd verbonden, en als gekluifterd wierd „ aan eene vermeerdering te lande? Het geen eeven hetzelfde was , als of 'er geen voorftel in 9, het geheel tot vermeerdering der fcheepsmagt „ gedaan wierd, daar de vermeerdering van beiden „ te gelyk onmogelvk was. Wy hebben , toen „ 'er naderhand voorüagen tot equipagie ter ver5, fterking der zeemagt gedaan wierden , daar m „ greetig ' toegeftemd , en onze confenten door „ prompte fournisièmenten geprefteerd" (o). Zelfs nog op 4. januari 1787. moeften H. H. Mog. by het overzenden van eene petitie voor de marine van 4, «564,940. betuigen: „maar wy zouden te kort doen fl, aan het geen wy aan het bondgenootfehap, en 5, aan ons zelfs verfchuldigd zyn , indien wy by 3, deeze geleegenheid aan de bondgenooten niet te j, kennen gaven onze regtmaatige vrees over de „ weinige vrugt, die wy van deeze nieuwe petitie te gemoet zien. Wanneer wy naargezien heb' ben wat 'er gevolgd is op de petitiën tot de t\ extraordinaris equipagien voor 1785., en 1786., hebben wy gevonden , dat in de eerfte petitie ?> voor 1785., buiten de provintien van Holland, 5' 7eeland , 'en Friesland , (en dc twee laatfte nog ?? met zeekere reftriktien,) niemand van de prol' vintien eenig confent heeft gedraagen , gelyk ?' in de tweede fuppletoire petiiien voor dat jaar }' niemand , als Holland , en Zeeland , ( en deeze " laatfte ook.nog met zeekere reftriktien,) en dat " in de petitie van 178Ó. volftrekt niemand , bui" ten de provintie Holland, eenig confent gedraa" „ gen, (0) Zie verf/tam. van ftukk. by J. A. de Chalmot 34. deel II. 322.  HUISBOEK. || een, veel min iets daar in ten komptoire gene,, ïaal van de Unie heeft betaald; zo d.-t de provin„ ie van hjlland genoegzaam alleen den 1 asc Ce; extraordinaire equipagesgeduureude die twee jus. ,, ren heeft gedraagen." Moge men do balven dui ftadh., fteeds Op de nuttelooze vermeerdering der landmagt aandringende in eenen tyd., waar op de koophandel ter zee zo veel gevaar liep, ukc toij-oepen, gelyk de uanzienlyke bezending van kooplieden, op 7. december 1758., iu eene overgeleverde memorie aan zyne moeder, deed: ooriogjeheepén zyn 'er noodig, om de fcheepen ie beveiligen, 'op dqt men hier ie lande idee verder gCruineerd geraakt, pp dat de Republiek in ftaat moge zyn , o;a "vp haare eige magt te betrouu cn ? Welk regt blyfc 'er, i:a eene aandagtige overweeging \an al het betoogde, voor den ftadh. over, om zig te beklaagen over „ het mislukken zyuer bedoelingen, en pobgingen, S3f om het vaderland aan geene buicenlandiche ooi„ logen blootgefteld, en door geenen binnenhnd„ fchen tweefpalt beroerd, maar in alle gemllen in ,, behoorlyken ftaat van verdeediging gehouden , by ,, vryheid, vreede, onafhangelvkhtid, en welvaa. ,, ren bewaard, en tot den hoogften top van huiler „ gebragt te zien"? Kan hv zig, na dit alles, nog beroepen op ,, de gevolgen, die zyne gevoelens „ en bedoelingen zouden gehad hebben , indien het „ hem gegund ware , om de boi.dgenooten , en ftaacsleeden van derzelver öuttigheid voor de be- langen van het vaderland re overtuigen" ? Ot" kan hy zig beklaagen over, en de fchukl op anderen werpen van „ die gevolgen, die 'er uit het piet „ omhelzen der, door. hem voorgeüagen, maat- reegelen zyn voortgevloeid"? Dan laten wy een oogenblik wederkeeren tot de wyze van behandeling, die het Engel fche hof ten onzen opzigte goedvond te houden. In'het tydvak van 1756 — 1758. en wel bvzonder op 1., en 22., december van het laatstgemélde jaar (p), had deszelfs ambasfadeur aan H. H. Mog. te kennen ge-; (f>) Nederl. jaarb. 1758. bl- 1202. en 1219, en volg. C 4  43 VADERLANDSCH gegeeven, ,, dat de koning, zyri meester , hem gemagtigd had , om in onderhandeling te treeden met zodanige periöonen , als H. H. Mog. zou-, den goedvinden te benoemen." Het was voorzeeker zeer opmerkelyk, dac dit verzoek hec eerst gefchiedde op denzelfden dag , waar op de kooplieden voor de derdemaal by de voogdesfe van den ftadh. aangedrongen hadden op behoor'yke befcherming voor den'koophandel. By die onderhandelin* gen verklaarde de Engelschman, dat de koning niec konde toelaten- den handel der Nederiandfche kooplieden op de Franfche Amtrikaanfche eikmden, voorts den handel hy overfcheeping, en eindelyk den aanvoer van bouwgereedfchappen voor vyandelyke fcheepen, begeerende omtrend het laatfte, dat zeekere artikelen van fcheepsbehoeften onder contrabanden begreepen wierden. Maar het gevolg van deeze onderhandelingen was geen ander, als dat de Engelfchen dezelven van hunne zyde fteeds flecpende hielden, en daar door de Staat, onzeeker van den uitflag, zig niet behoorlyk waapende. Het is wel waar, dac de voogdesfe naauwlyks op 12. januari 1759. overleeden was, of dat H. H Mog. reeds op 26. van diezelfde maand beflooten, om "eene uitrusting van 25. oorlogfcheepen te doen, zonder dat 'er toen van eenige gelyktydige vermeerdering der landmagt gefprooken werd , en dat men daar na verfcheide convoojen'naar'alle waerelddeelen verleende. Maar de voorige invloed, door den hartog Louis van Bfunswyk leevendig gehouden, bleef echter in zo verre ftandhouden, dat, na lang frikkelen, H. H. Mog. op 1. oftober, en 4. november 1762, en dus omtrent vier geheele jaaren na de gereezen gefchillen met de Er.geljchen, noggfenoodzaakt waren", (wil. den de eerden zig in geenen oorlog met de laar. ften wikkelen,) om te befluiten, ,, om geen con,3) vooi te verleenen voor masten, en hout, tor het bouwen van fcheepen van oorlog vcreischt, uit a, byzondere confidentie, dat op de reprefentatien, „ uit kragt van H. H. Mog. refolutie van 20. fepP, tember gedaan, eerstdags antwoord van het hof «, van Grootbrittanje wierd verwagt." En, vermids de  HUISBOEK. 41 de vreede tusfchen Frankryk, en Engeland zeer kort daar na geflooten werd, bleef deeze zaak toen zonder ander gevolg, als dat dit ryk het genoegen had, van zyn oogmerk ten onzen opzigte ce bereiken. In 1778., en 1779.5 toen menmetde£7Z£e//c/;e;! hetzelfde verfchil had, zogten deezen, (gelyk wy te vooren zagen,) den Staat wederom op dezelfde wyze aan het zogenaamd onderhandelen te krygen. En het moet, in het voorbygaan, niet zonder opmerking gelaten worden, dat de afgezant 'f&rke, die zo veel deel had aan het ftooken van oneenigheden in den Staat, dat hy zelfs, nog na zyn vertrek by het uitbarften des oorlogs, uit Oftende zyne geheime onderhandelingen hier re land voortzettede; dat het Engelsch hof zelfs, het welk naderhand in 1786., en 1787. deh burgeroorlog aangeftookt, daar toe aan den ftadh. aanzienlyke geldfommen ter leen gegeeven, en eindelyk de provintie van Holland, en die het met haar hielden , tot een overheerd wingewest van den fiadh. heeft helpen rnaaken; dat, (zeggen wy,) deeze afgezant, en die hof by memorie van 9. april 1779. aan li. H. Mog. nog de aanmerking durfden rnaaken, ,, dat eene vreem,, de Moogenhcid," (te weeten Frankryk,') „ wel,-, ke zig het regt aanmaatigde vdn een der leeden ,, van hunnen Staat ten nadeele der anderen te be„ gunftigen , met geene mogelykheid een ander oogmerk konde hebben, als om tusfchen die leeden tweedragt te zaajen, en alle de banden, die hun verknogcen , te verbreeken, en dat, zo andere ,, Moogenheden een diérgelyk voorbeeld kwamen „ te volgen, de Republiek binnen kort in ligte Iaaje vlam zoude ftaan, en aan eene geheele fcheuring zig zien blootgefteld." De zaak zelve betreffende, waar over die memorie liep, te weeten, een voorftel tot onderhandeling over de zaaken in verfchil; daar omtrent bleek ten duidelykften, dat dezelfde geest, die de voorige verfchillen over de vermeerdering van land - en zeemagt van 1774. had doen voortduuren, en waar by nu ook kwam het onderzoek over het verleenen van bepaald, of onbepaald convöol, de raadsbefltüten der zes provinC ^ tien  42 VADERLANDS C.H tien bleef bellieren , terwyl eerst de Had Amjleldam, naderhand ook Dordrecht, Haarlem, Leidm') Rotterdam, Schiedam, en Alkmaar, en eindelyk dt meerderheid der vergadering -van Holland, zig'voor dé vermeerdering der zeemagt, en vervolgens ook voor eeii onbepaald convooi overeenkomftig het verbond van 1674., verklaarden. Deeze provintie befloot dan op 30. maart 1779. tot eene aanzienlyke vermeerdering van 'sLands zeemagt, als meedé, ,s dat aan de vrye vaard, eu commercie van de Republiek convooi zoude worden verleend, zonder ondericheid voor alle waaren, by de traktaaten „ niet voor contrabande waaren erkend , ■ mitsgaders zonder ondericheid, of dezelven voor eigen, dan „ voor Engelfche, of Franfche, of neutraale reeke3, ning gelaaden , en naar Frankryk , of Grootbrit,, tanje, of neutraale landen gedeftineerd , of van ,, daar gekoomen waren.'' Het was derhalven aan de flandvastigheid van Amfleldam voornaamelyk te danken, dat deeze zo lang gewenschte maatreegelen, waar om de kooplieden zo lang ce vergeefs bv H. H. Mog., by de Staaten van Holland, en by dén ftadh. hadden gefmeekt, eindelyk door die provintie genoomen werden. Wanneer men dit van agtcren met de minfte onpartydigheid befchouwd, inag men dan niet billyk vraagen, tot weik eene aanzienlyke fterkte onze zeemagt niet had kunnen worden'gebragt in den tyd van vyf jaaren, dat is van 1774 tót 1779-j indien de ftadhouderlyke invloed dit werk niet, geduurende al dien tyd, listig had weeten Üeepende te houden door hetzelve beftendig te doen afhangen van de vermeerdering der landmagt? Of deeze vermeerdering der zeemagt wel een enkel oogenblik had behooren te worden uitgefteld, daar de Staaten generaal by dérze}ver brief van 20. juni 1778 , dienende tor. onderfteuning van het voorftel des ftadhouders, en raadt van Staate tot vermeerdering der landmagt met 13797hoofden , en 1312. paaiden , met zo veel nadruk «efprooken hadden van ,, den zo critieken, en be„ kommerlyken tyd, waar in Europa zig bevond, „ en niet minderdan met eenen algemecnen oor- i, log.  HUISBOEK. 43 „ log, wierd gedreigd"? En of de Engelfchen, zo de vermeerdering der zeemagt van hec jaar 1774. af, ter goeder trouwe , en op aandrang van den ftadh., was ter hand genoomen, wel ooic zouden in bedenking genoomen hebben, om onzen koophandel in hec allerminst te benadeelen ? Niemand kan dog onckennen, dat, zo de ftadh. den Engelfchen afgezant met ernst zyn voorneemen had te 'kennen gegéeven om alle kwellingen der Engelfchen met alle magt tegen te gaan, en zo hy zynen alverjnogenden invloed by de ftaatsleeden daar toe had aangewend ; alles van zyne hand zoude gevloogen hebben, en onze zeemagt in minder, dan in het beloop van vyf jaaren, op eenen allergedugtften voet zoude gekoomen zyn. Gelyk daarenbooven in gefchillen tusfchen byzondcre peribonen eene betaamelyke onvertla.igtheid den euvelmoed van eenen dreigenden vyand veelcyds bedwingt, en verhinderd totdaadelykheden te koomen ,riaar ongegronde vreesagtigheid de party Itouter maakt, en tot eenen aanval doed overgaan; eeven zo zoude ook in dit gelchi! eene gepafte kloekmoedigheid, en het aanfchaffen der noodige middelen ter verdeediging van deeze zvde, de roofzugt der Engelfchen beteugeld hebben,' daar nu de geduurige herhaaling van gevaar voor den Staat hun ftouter maakte. Maar wat deed nu de ftadh., wat deeden de overige zes provintien, omtrent het befluit van Holland? Reeds by de petitie van 1770. (q) had de ftadh., en ï'aad van Staate op /;/. 3. erkend, ,, dat ,, de militie van den Staat thans konde gezegd worden een weinig fterker te zyn, dan die bevoo; rens geweest was," op bl. 5. ,, dat de intentie tot de verfterking van de militie te lande niet verder ging, dan om dezelve ter executie te leggen op eenen zo onkdstbaaren voet, als eenigszins „ mogelyk zoudezynen op W. 3. laten zy zig in deeze nadrukkelyke bewoordingen uit: ,, en wat nu ., den tegenwoordigen toeftand van's Lands zeemagt „ aangaat, indien zy alzo nog verdiend genaamd te „ wor- (?) Zie petitie, of Siaot van oorlog voor hit jaar 1770. infolm  44 VArJERLANDSCH worden, dan waar van oudstyds de reputatie , 5, en het aanzien van den Staat merkelyk pleegde „ te dependeeren, als moetende daar van afhangen de fecuriteit van de importante gedeelttns van dien, „ welken aan de zee geleegen zyn, en o,k daar'meeat 3, naar behooren geprotegeerd worden de commercie, en ,, navigatie, de eenige Jouree , waar door de welvaard „ in deeze Landen kan worden aangebragt; zo zal niet ,, noodig weezen daar van veel op te haaien , als ,, te zigtbaar, en te zeeker zynde, dat dezelve zig ,, bevind in eene beklaagelyke fituatie ; terwyl , hoe ,, zeer de refpedtive kollegien ter admiraliteit, uit 3, hunne ordinaris inkomfien , jaarlyks nog al ee- nige fregatten equipeeren, dezelvcn echter niet „ in ftaat zyn, om zo veel te kunnen bybrengen, 3, als abfoluut vereischt zoude worden, om den zee. 3, dienst in ftaat te houden , en den vreede , al was het alleen met de Barbaryfche roovers, naar be3, hooren te doen refpeóteeren ; zonder eens te dens, ken op het geen de prudentie vorderd, dat in alle ge„ vallen tot dekking der kusten, en zeegaten tegen „ alle voorvallen in gereedheid zoude behooren gehouden „ te worden; en verre van te fpreeken, wat ver_,, eischt zoude worden, om de Republiek den naam 3, van ZEEMooGtoN'HttiD nog met eenig regt te doen me- riteeren. Voorwaar dan, met relatie tot de fecuri?, teit der Republiek weegens de zaaken van de zee , 3, dezelve is in ken veel zwakktre gesteltenis, ,, dan die te lande, daar riogthans, byaldien die ,, ter zee, als eertyds, den voorrang niet zoude „ verdienen, dezelve echter van zo veel importam 3, tie voor het geheel lighaam van den Staat, als s, nog, te houden is, dat dezelve in alle gevallen 3, met de befcherming van de Republiek te lande, 3, pari pasfu," (dat is, op eenen gelyken voet', ) 3, moet gaan, en niet, dan op de verfterking van 3, beide te faamen, behoord gedagt te worden, als 33 eeven gewigtige , en gefundeerde reedenen s, dienende , om de bondgenocten , zo wel het meers, der equipeeren van pJieepen , als het maatig aug„ inenteeren der militie, te moeten aanraaden.'" Gaat men nu by dit alles naar, wat de ftadh. eeven voor, ea  HUISBOEK. 45 en kort na het neemen van het boovengemeld befluit van H. E. G. Mog. van 30. maart 1779., nog in hec werk Helde , otn , was hec mogelyk, hetzelve voor te koomen, of den voortgang daar van by de andere bondgenooten te beletten; men zal bevinden, dat zulks duidelyk teekende een opzette lyk voorneemen, om , wel verre van aan de kragc der eeven aangehaalde uicdrukkingen te voldoen, en den Scaat in behoorlyken cegenweer te Hellen, in tegendeel de werk-"en belluiceloosheid se bevorderen. Toen, eerst by de Staaten van Holland op 26., en daar na by de Staaten generaal op 28. januari 1779. befioocen was, om de opfchorcing van „ convooi aan fcheepen , met fcheepscimmerhout ,, naar Franfche havens beklemd , buiten werking te ltellen ; " fchreef de ftadh. eenen zeer opmerkelyken brief aan de Staaten der zes andere provinciën buiten Holland (r). Hier by toonde hy, zeer veel berispelyks te vinden omtrent het gedrag van hec Franfche hof weegens hec niet aanneemen van eene memorie, door H. H. Mog. aan hetzelve aangebooden over de zaaken in gefchil, en weegens het uitfluiccn der ingezeetenen van Amfteldant alléén van zeekere bezwaaren, waar aan de andere ingezeetenen deezer Landen wierden onderheevig gemaakt; maarhy raapte aan de andere zyde zo veele drangreedenen , als mogelyk was , te faamen , om H. H. Mog. te waarfchouwen voor de gevolgen, die konden fpruiten uit een overhaast befluit. Een overhaast befluit, goede heemel! Konde een befluit ter befcherming des koophandels, en ter handhaaving van ons verkreegen regt by den duidelyken letter van een plegtig verbond, na dat daar over vyf jaaren geproponeerd , gedelibereerd , overgenoomen, weder gedelibereerd, en nog niets beflooten was, konde zulk een befluit overhaast genaamd worden? E!k eerlyk JSfederlandsch' ingezeeten, die deezen brief met on. zvdigheid in zyn geheel leest, zal erkennen moeten , dat de wyze , waar op do kroon van Frankryk daar by behandeld word , die eene vordering deed. (r) Nederl. jaarb, 1779. II. 175—181.  46 VADERLANDSCH deed ter befchenning van onzen eigen koophandel, oneindig veri'chüd zelfs in de uitdrukkingen van die, waar op het gedrag van Engeland, dac eene bepam,. iing van dien koophandel vorderde, door den ftadh. word Voorgefteld. Byzonderheden, en tegenftellingen uit denzelven te rnaaken , zoude ons te ver afleiden. Maar, zo men nog niet genoeg, uit al hec voorgaande, en ook uic deezen brief, overtuigd was , dat de ftadh. volftrekc voorhad den Engelfchen te believen, laten wy dan zien, wat hy met de andere provintien, vervolgens, cn na hec neemen van het befluit van Rolland op 30. maart van hetzelfde jaar 1779-, deed. H. H. Mog. hadden reeds by een befluit van 7. januari 1779. (s) vastgefteld de heffing .van een dubbel last - en veilheid voor dat jaar, en daar van voor reeden gegeeven, dat zy tot verval der onkosten van de ex,, traordinaris equipagicn, die tot meerder beveili, ging , en belcherming der koopvaardyfeheepen deezer Landen zouden worden gedaan , noodig 'ï gevonden hadden, een extraordinaris middel van ,, belasting uit te vinden." Dit befluit van II. II. Mog., en de twee andere boovengemelde befluiten gaven den kooplieden alle hoop, dat eerlang door aen föoedig convooi hunne handel zoude befchermd worden, en deeze hoop deed hun de opgelegde be"V.'ing met blydfchap draagen. Frankryk's afgezant had, 'na alle vergeeffche vertoogen , eindelyk aan H. H. Mog. te kennen gegeeven, ,, dat de 8. fe„ hmari aanftaande de laatfte termyn zoude zyn van ,, hec uicftel , dac de koning dulden konde" in de 3, afkondiging van hec nieuw reglemenc, doorhem ,-, in zynen raad beraamd" (t). H. H. Mog. hadden dan ook op 28. januari een befluic weegens de ronvoojen genoomen, waar van wy ftraks melding maakten. Maar men had hec wederom zo weeten te draaien , dat alles , door de uitfluiting van alle frheepsmateriaalen uit dat convooi, op niets uitkwam , en dat hec gemelde reglement in Frankryk daadelyk • werd CO Nederl. jiarb. 1779. bl. 90—93. \t) Nederl. jaarb. 1779. bl. 172—174.'  HUISBOEK. 47 werd afgekondigd. Dit veroorzaakte eene groote ongeïeegenheid aan onzen handel, en fpoorde de kooplieden tot nieuwen aandrang, en verzoekfchrifteri aan , naardien nu het onbepaald convooi aan de eene zyde ten gevalle der Engelfchen daadelyk agterbleef,.; en onze handel in Frankryk in tegendeel zeer bezwi#ard was. Het was den ftadh. niet genoeg, dat hy in juni 1778. door H. H. Mog. had doen afzenden aan eik der bondgenooten een plan van vermeerdering der landmagt , te faamen ten beloopc van 13757. manfchappen, en 1312. paarden, waar van de aanrits - of werfgelden zouden beloopen ƒ 978,712. en het jaarlyks onderhoud ƒ 1,938,452., en dus byna 'sjaars twee millioenen; -maar hy vond nu goed, om op 10. april, na dat de Staat reeds in de uiterfle ongeïeegenheid geraakt was, en door beide de Moogenheden eeven fterk gedrongen werd, ter vergadering van Holland te verfchynèn, en aldaar een nieuw voorftel te doen (u), en op denzelfden dag hetzelfde voorftel aan de zes andere bondgenooten by eenen brief af te zenden. By hetzelve zeide hy met zo veele woorden, van begrip te zyn , dat op niets behoorde te worden ,, gelet, dan op de waare belangen van de Repu„ b'jekyen derhal ven, dat, alvoorens eene finaale „ refolutie genoomen wierd omtrent het convooje„ ren van houtfcheepen, onderzogt moest worden „ de Staat, waar in dit Gemeenebest zig bevond, zo te water, als te land: dat niets meer aan ,, de Republiek convenieerde, dan eene flipte, „ en exacte neutraliteit, onverminderd de traktaa- ren, maar dat, om dezelve met effect te hand,, liaaven, zy in eenen gew-aapenden ftaat behoorde ,, te worden gebragt: en dat daar toe noodig zou„ de zyn het equipeeren van ten minflen vyftig, of ,, zFsTir. schrepen , waar onder niet minder dar; twintig, of dertig van linie, en het vermeer., deren van de landmagt tot een aantal van vyftig, of zestig ddizend mannen, en dat de frentiey- „ plaatje: W, Nederl. jaarb. 1779. bl, 431—434,  43 VADERLANDSCH „ plaat/en in behoorleken ftaat van defenfie behoorden té ,, worden gebragt, en de magazynen met de vereischte „ amunitie van oorlog voorzien.'" Vervolgens vind men by die voorftel gezegd, dat, wanneer zulks ,, zou xyn gedaan, en deeze verfterking zo der zee ,, als landmagt nou zyn gemaakt, het tydftip daar zoude zyn, waar in de Republiek, als een independent gewest, kon beftuiten, om te maincineeren de regten, aan haare ingezeetenen volgens traktaaten, en naamelyk dac van marine van 1674., toe„ koomende: maar dat hy vreezen zoude, dat eene ,, refolutie, voor dien tyd genoomen, om alle fcheepen zonder ondericheid volgens den letter van „ het traktaat , en naamelyk houtfeheepen , onder convooi te neemen, van zeer kwaade gevolgen voor de waare belangen van deezen Staat zoude ,, kunnen zyn, en de eer van deszelfs vlag aan af,, front exponeeren." Wat wilden deeze fraaie betuigingen , deeze vernieuwde, cn nu nog weder zo veel hooger geklommen , vorderingen anders zeggen, als dat men zo veel omflags maaken moest, dat, eer al die toeftel van 50. of 60. fcheepen gereed, eer deeze vermeerdering van een derde der landmagt, deeze verfterking der grensfteeden, en deeze aanvulling der magazynen gefchied was, de vreede tusfchen Frankryk, en Engeland al lang zoude' geflooten zyn, en dac hec laatstgemelde koningryk ondertusfehen alle mogelyke geleegenheid zoude gehad hebben, om, tot het uiteinde van dien oorlog toe, zynen rol eeven zo uit te fpeelen, als het in het vo'orig tydvak had kunnen apen, terwyl onze koophandel door Fra?ikryk, enkel om de weigering van onbepaald convooi , moest gedrukt blyven? Moeften zy, die, tot dien tyd toe, nog hadden kunnen twyifelen aan het weezenlyk doelwit van den ftadh., en die van zynen raade, toen niet reeds de oogen geopend, en gezien hebben, dat dit doelwit geen ander was, als om, naar maate de nood toe verfterking der zeemagt grooter werd, den aandrang op de vermeerdering der landmagt ook hooger te doen klimmen? En zagen dit ook niet veeleu , die te vooren nooit twyffelden aan  HUISBOEK,- 49 aan de goede inzigten van dèn ftadh.? Naamelyk, op de drie navolgende tydftippen ftelde de ftadh. s en raad van Staate voor eene verfterking van troupen telkens met opklimming : paarden, koppen^ op i. lept. 1773. vermeerder, van 1368. 8927. op 29. juni 1778 ; 1312. 13997. op 1 o. maart 1779. verm. van landm. tot 50. aöoooo; Van de eerst voorgeftelde vermeerdering moeften de jaarlykfche onkosten beloopen op ƒ 1,560,654-8-8 van de tweede vermeerdering op ƒ 1,938,452-4-3 en de laatften moeften nog zo veel hooger loopen, naai- maate de voorgeftelde vermeerdering nog grooter Was. Men zag toen ook; met de meerdere ftöutheid in het doen van ongehoorde vorderingen voor de landmagt, de zugt van den ftadh., en raad van Staate toeneemen om de zeemagt te blyven verwaarloozen , alzo zy, by derzelver brief van 29. juni 1778. met de overzending van hunne tweede, zo eevengemelde, petitie, niets voor de herftelling der zeemagt vorderden, en zelfs wel zeggen dürfden, ,, dat tot het formeeren van hetzelve plan geene andere reedenen gediend hadden, dan — de hooge noodzaakelykheid, om de Republiek, eeven zo, ,, als feedert menige jaaren ten aanzien van derzelver ,, zeemagt uit noodzaakelykheid met veel vrtjgt was 3, geschied , ook ten aanzien van haare landmagt 3, in eenen beteren ftaat te brengen." En, als men het afzonderlyk voorftel van den ftadh. van 10. maart 1779. eenigszins oplettend naargaat, befpeurd men terftond, dat hetzelve zo wild, en onbepaald was, dat het onmogelyk konde ontworpen zyn met een zuiver inzigt , óm den aandagt der bondgenooten daar by te bepaalèn , maar alleen voortfproot uit eene zügt, om, onder den fchyn van voor 's Lands Welzyn te waaken , in de daad de uitvoering van het eenig waar oogmerk der liefhebbers van het vaderland volftrekt te veriedelen. Getuige hier van eene zo onbepaalde uitdrukking in eene zaak van zo veel gewigt , als is een voorftel tot het equipeeren van vyftig a zestig fcheepen, waar onder niet minder dan twintig k dertig van linie, en het vermeerde^ ren der landmdgi tot een aantal van vyftig a zestig L DEEL, P 00»  50 VADERLANDSCH duizend man. Dat meer is, de Staaten van Holland hadden , reeds by derzelver befluit van tl. april 1774., te kenuen'gegeeven, „ dat hunne eige pro„ vintiaale finantien, en die van hunne meedebond„ genooten zig geenszins in eene zo voordeelige „ gedaante opdeeden, dan dat eene meerdere jaar„ lykfche uitgaave van ver over de vyftienmaal hon,, derd duizend guldens, gevoegd by het geen tot het boovengemeld fonds voor de marine gerequireerd zoude worden , voor geen al te zeer bezwaarend object aangemerkt konde worden: — ,, dat de calculatie van het gunt de kollegien van „ de admiraliteit in vreedestyd noodig zouden heb,, ben, — niet te hoog zoude worden genoomen, ,, wanneer hetzelve op zeevenm&al honderd , tagtig „ duizend guldens wierd begroot, terwyl het overige „ gedeelte der meerdere uitgaave toereikend zoude zyn, „ om tot eene modieke verfterking van de landmagt geëmploieerd te worden." Waar na H. E. G. Mog. in eene vermeerdering der uitgaaven voor landen zeemagt beiden op dien voet toeftemden. Maar wat gebeurd 'er? Deeze refolutie van H. E. G. Mog. commisforiaal gemaakt zynde door H. H. Mog., rapporteren derzelver commisfarisfen onder anderen op 17. januari i775o dat Z. H. had gefup„ pediteerd een conciliatoir, zo dat de fomme, „ tot de vermeerdering der militie gefchikt, ver„ minderd wierd op omtrent.negen tonnen gouds, en ,, dat een post op den ftaat van oorlog wierd gebragt van zes tonnen gouds tot equipagie van fchee,, pen; dog in verwagting, dac de eene post niet zonder de andere zoude verminderd worden, en ,', wel naar proportie, en in dier voege, dat, als ,, de gerefolveerde augmentatie met honderd vyftig „ duizend guldens verminderd wierd, als dan de post ,, voor de marine met honderd duizend guldens zoude ,, moeten worden verminderd," enz. Ziet daar al weder een nieuw blyk , waar door de ftadh. zyn oogmerk aan den dag leidde , om de voorgeflagën vermeerdering der landmagt niet te doen, zo als hy voorwendde, om den Staat in de toen zorgelyke omftandigheden te beveiligen, maar wel, om eene beften-  HUISBOEK. 5x beftendige vermeerdering der landmagt daar te Hellen, en Holland te beletten, om ooit eene vermindering daar van te opperen, zo het niet teffens den 1'oberen post van zes tonnen gouds voor de zeemagt wilde zien afneemen. Dit was derhalven reeden ten overvloede voor Holland, om dit conciliatoir af te Haan op dienzelfden dag, waar op hetzelve werd voorgefteld, terwyl de overige zes gewesten, ten blyke van haare onderlinge overeenftemming mee den ftadh,;, niet alleen tenzelfden dage met haare adviezen gereed waren, maar zig ook allen, fchoon nog met betuiging van het bezwaar vap zo veel gelds voor het zeeweezen, daar meede vereenigden. De ftad Amfieldam, en andere fteeden merkten daarom ook te regt op dit voorftel des ftadh. aan, dae deeze vermeerdering veel tyds, en gelds vereischte, en dat men by voorraad de bondgenooten, die nog niet hadden toegeftemd in de uitrusting van ,2. fcheepen, daar by moest bepaalen, om den koophandel daar meede te befchermen volgens het genoomen befluit by H. H. Mog. van 26. januari 1779. De gewoone invloed "inmiddels van den ftadh. , en de ernst, en nadruk, waar meede hy het befluit der andere bondgenooten voor het onbepaald convooi tragtte voor te koomen, waren dus ook genoegzaame beweegreedenen voor de meerderheid der Staatsvergaderingen van elk dier bondgenooten , om, onder dezelfde fchoonfchynende voorwendzels, waar van hun eminent hoofd zig bediende, dat befluit te doen ophouden. Men leeze deeze befluiten met aandagt, en men zal bevinden r dat dezelve allen door éénen geest, door dienzelfden geest, waar van . des ftadh. betuigingen , en vermaaningen overvloeiden, waren ingegeeven (v) In Gelderland protefteerden hier tegen verfcheide eedelen, waar onder de heer van der Capellen tot den (v) Zie de refohitien over het onbepaald convooi van geiherland, Nederl. jaarb. 1779. bl. 746-753. van zeei and'. jaarb. 1779. bl. tioi—f104. van utufcht, jaarb', 1779 bl, 701—765- van iriesland, jaarb. 1779. bl. 1104—110.5 P 2  5^ VADERLANDSCH den Marsen een nadrukkelyk advies uitbragt (»; in friesland twee geheele kwartieren, en nog fommige voltmgten van de anderen Qx) : maar men liet hun protefteeren , en de ftadh. kreeg zynen zin. Om eevenwel, terwyl men het verleenen van onbepaald convooi tegenhield, den fchyn te geeven, als of men de zeemagt wilde befchermen, en het dubbel last - en veilgeld niet te vergeefs laten Opbrengen, waar over de kooplieden by hunne verzoekfehriften al eens geklaagd hadden ; werd 'er pp 16. april 1779- by de Staaten generaal eindelyk een befluit genoomen ter vermeerdering der zeemagt. Dit gaf dan ook aanleiding niet alleen tot eene meenigte van fmeekfehriften der konpliedea aan H. H. Mog., cn de Staaten van Holland, en Friesland, maar ook tot verfcheide bezendingen aan den ftadh., by de vierde van welke laat ft en zy zig onder anderen te regt dus uitdrukten : „ uw voor„ beeld , uwe tusfehenkomst zal veel vermogen : ,, één woord van uwe hoogheid kan misfehien ver,, fchillende denkbeelden vereenigen : één woord „ van uwe hoogheid kan misfehien deliberatien in ,, refolutien veranderen: één woord van uwe hoog,, heid kan misfehien de bondgenooten overtuigen, ,, dat Holland's interest hun waare , en eigen interest is: één woord van uwe hoogheid kan den ,, bedeesden moed geeven." Dan men kan ligt begrypen, van hoe weinig aanbelang deeze, en zo veele andere ernftige betuigingen, en kragtige drangreedenen waren op het hart van eenen man, die regt het tegenovergeftelde bedoelde, en die, gelyk hem de fchryver van den brief over de waare oorzaak van 'jLands ongeval, gevonden tusfchen Utrecht, en Amersfoort, voorfteld , meer dan eens gezegd heeft, ik kan het de Engelfchen niet kwaalyk neemen , dat zy op alle wyzen tragten te beletten, dat wy de Franfchen hout, en andere materiaalen tot den bouw van fcheepen bezorgen : traktaaien , zo flrydig met de belan- O) Nederl. jaarb. T779- bl. 753—759(x) Nederl. jaarb. 1779. bl. noö—1113.  HUISBOEK. 53 belangen der Engelfchen, kunnen zy niet houden (y). Intusfchen was de onbefchaamdheid der Engelfchen, door de zigtbaare begundiging van den ftadh., en de , van hem af hangelyke , provintien , tot den hoogden top gereezen. 'Reeds op 22. juli, en 26* november 1778., hadden zy de hulp van den Staat in den oorlog tegen Erankryk gevraagd , niettegendaande alle de willekeurige hindernisfen , die zy onzen koophandel aandeeden tegen den inhoud van een plegtig verbond, waar op wy veel meer regt hadden ons te beroepen, dan zy op het verbond van 1678., en 1716., waar op zy die gevraagde hulp tragteden te bouwen. Deezen eisch durfden zy op 21. maart 1779. herhaalen, hoe zeer die hindefnisfen niet alleen bleeven voortduuren, marr zelfs tot dat uiterde waren gekoomen, dat zy op 28. december 1778. een aantal van 9. Hollandfche koopvaarders , zeilende onder convooi , en bevel van den fchout by nagt van Byland, hadden cpgebragt naar Portsmouth, niettegendaande de gemelde bevelhebber, op deszelfs woord van eer, verzcekerd had , dat dezelven geene fcheepsmateriaalen inhadden , willende den Engelfchen bevelhebber , ;, dat hy die verzeekering nog zoude uitdrekken „ tot die goederen, waar van fcheepsmateriaalen, „ cn in het byzonder touwwerk , konden gemaakc ,, worden" (z). Juist in diezelfde maand, waar in zy die opgebragte koopvaardyfeheepen, immers der« (y) Zie bi. ia. O) Zie rapport van F. L. van Byland in de Nederl. jaarL 1780. bl. 137—139. Uit ditzelfde rapport bleek teflens, hoe zeer, reeds toen ter tyd, het inwendig verraad den Engelfchen dienstbaar was, alzo de heer van Byland op het einde daar by voegd, dat de Engelfche bevelhebber hem „ teffens „ liet zien een lyst van fcheepen, twee zyden groot, die in „ Texel zouden geleegen hebben, met fcheepsmateriaalen ,, gelaaden, en naar Franfche havens gedetineerd, dewel5, ken vermeende, dat allen met dit convooi zouden gezeild ,» zyn." E>3  54 VADERLANDSCH derzelver laadingen voor goeden prvs verklaarden (a), herhaalden zy, voorde derde'maal, hunnen eisch van hulp. En, óf zo veele herhaalde fchendingen van hec regc der volkeren , en van de, wederzyds geflooten, verbonden, of de hoon, aan de Nederlandfche vlag gedaan, nog nier genoeg waren , om hun vyandelyk hare te toonen, en hun ten minflen te wederhouden van het vraagen van die hulp; durfden zy daarenbooven zig nog beklaagen over het gedrag van den Staat, en van den bevelhebber van Byland, en bedreigingen doen , „ dat, indien H. H. Mog. hen niet, binnen drie weeken, een voldoenend antwoord weegensde hulp „ gaven , de koning dit gedrag als eene verlating „ van het bondgenootfehap van hunnen kant zou- de aanmerken, en dus de vereenigde provintien, „ op den voet van andere onzydige, en niet by s, verbonden bevoorregte Moogenheden, beichou„ wen , en zig , met opzigt tot hunne onderdaa„ nen , alléén houden aan de algemeene gronden van het regt der volkeren" (bj. Reedelykerwyze moeften alle welmeenende liefhebbers van hun vaderland, en deszelfs regten verwagten, dat H. H. Mog., aanftonds, over den hoon', aan der Staaten.vlag, en teffens aan hun verbond met Engeland aangedaan, zig op de nadrukkelykile wyze zouden beklaagd hebben. Dit gefchiedde echter niet voor 17. februari 1779., en dus byna twee maanden na het geval. Toen eerst werd beflooten, om, door den afgezant der Staaten aan het Engelfche hof, by voorraad daar over te doen klaagen, terwyl alle de provintien, behalven Holland, overnamen het rapport van H. H. Mog. gecommitteerden, na ingenoomen advies der admiraliteiten uitgebragt. Maar ook op dit vertoog kreeg de afgezant geen ander antwoord, dm hetgeen het overheerfchend charikter der Engelfchen , waar van men hier reeds zo zeer overtuigd had behooren te zvn, buiten alle tegenfpraak ftelde. Zelfs durfde'men daar by wel uit. drukke* (a) Nederl. jncrb. 17S0. bl. 248—278, (h) Nederl. jaarb, 1780. bl. 303—313,  HUISBOEK. 55 drukkelyk zeggen, „ dat het alleen die gemaatigd„ heid, welke alle de Mappen van Z. M. belherde, „ was, aat de koning zig tot dus verre onthouden „ had, van over de daad van vyandlchap, of regt„ ltreekfche fchending van datzelfde verbond, van „ het welk de afgezant de voorregten inriep, te „ klaagen." Het was niet vour 26. april, dat H. H. Mog. daar op een nader befluit namen, waarin dezelven aantoonden de ongenoegzaamheid van de gronden, waar op het antwoord van Engeland was gebouwd, en aanhielden „ op eene convenabele fa„ cisfactie, en reparatie, en op het ontflag buiten ,, verdere procedures van de koopvaardyfcheepen, „ en laadingen onder het convooi van den Staat, „ feitelyk , en met geweld , tegen de traktaaten „ aangehouden , en zo onbillyk door den regter „ van hec admiraliteitshof gevonnisd, als door den „ .heer Fielding geattaqueerd, genoomen, en in En„ geland opgebragt" (cj. Maar die bleef geheel zonder gevolg, verklaarende den Engelfchen minheer in tegendeel aan den afgezanc der Seaacen, „ dac de ko3, ning niec alleen hetverrigtte van den heer Fielding „ goedkeurde, maar ook de wyze, waar op hy was „ te werk gegaan, en dat, wat het te rug geeven „ der genoomen fcheepen betrof, het buiten de „ magt van den koning was , tegen de gebruiken, „ en gewooncen te handelen." Blyven wy een oogenblik ftaan by deeze aaneenfehaakeüng van Engelfche onbefchaamdheden. Zy fchonden op alle mogelyke wyzen het _ regt van onzen vryen handel, deeden onze zeelieden de grootfte onregtvaardigheden, en mishandelingen aan, en durfden in éénen adem van ons hulp eisfehen , en eisfehen op eenen dreigenden toon. Indien de Staat tot dit laatfte eens beflooten had, ligtelyk konde het gebeurd hebben, dat onze eige oórlogfcheepen, met de Engelfchen vereenigd , haare eige landsgenooten onder haar oog hadden moeten zien neemen, en opbrengen. Welk (<) Nederl. jaarb. 1780. bl. 435—435. D 4  §6* VADERLANDSCH Welk' eerlyk' burger moest het bloed niet in de aderen kooken op het zien der onwaardige , en verneederende wyze, waar op deeze Scaac van de Engelfchen , hunne zogenaamde bond - cn geloofsgeriooten, behandeld werd? En wat moest dan de ftadh. niet gevoeld hebben , die het hoofd der uitvoerende magt, die daarenbooyen het eerfte lid óe: Hollandfchendderi'chap, en eerfte eedele van Zeeland was , die als ftadh. zitting had in alle de overige fouveraine vergaderingen der provintien , dje de eerfte officier van den Staat was, en die, zo al niet door zyne eige eer, en waar belang, ten minden door zo veele duure eeden, aan den Staat in het algemeen, en aap de onderfcheiden geweften in het byzonder, verbonden was, om derzelver hoogheid , Souverainiteit, en regten te handhaaven , en vooral te waaken voor den bloei des koophandels, en den wettigen eigendom der ingezeetenen ? Hoe zeer was het in dit geval te pas gekoomen, dat hy zig alle deeze betrekkingen, en verpligtingen leevendig herinnerd had , waar van hy, naderhand, by verfcheide geleegenheden, maar dan alleen, wanneer het zyn ingebeeld eigenbelang, en grootheid betrof, zulk eenen breeden, en kwalyk geplaatften ophef maakte? Hoe zeer had by zig in .dit geval niet moeten beieyeren, om de gevoelens der verfchiliende bondgenooten te vereenigen, waar toe hy alleen de Jladhquderlyke waardigheid der Unie, en van allede provintien bekleed, en waar toe hy zelfs het regt van heflisfing in fommige gewesten bekoomen heeft, als de ftaatsleeden het onderling , by meerder - of eenpaarighcid van ftemmen, niet kunnen eens worden? Maar deeze wisten zeer wel, hoe hy , hun heer, en meefter, gezind was omtrent alles, wat Engeland raakte, en dat zy hem dienst deeden met zo te handelen, als zy deeden , dat is, onder den fchyn van voor 'sL/inds belangen te waaken, aan zyne inzigten, en bedoelingen te beantwoorden. Indien dit zo niet geweest was, waarom zoude dan het kwartier der fteeden ter Staatsvergadering van Friesland, dat het meest van hem afhangelyk was, zo fterk hebben  HUISBOEK. 57 ben aangedrongen, gelyk het aandrong, dat het ,, point der onbepaalde convooien," (waar over twee kwartieren zig gunftig hadden verklaard , en het welk men dus zag, dac nooit naar den zin des ftadh. konde uitvallen,; ,, moest worden gezonden ter be„ flisfing van den ftadh. , aan wien dat regt vol,, gens refolutie van 19. augustus 1748. gegeeven ,, was" (d)? Uit al het tot dus verre verhandelde, (het welk wy, om hec grooc gewigt der zaak, en om dat het de bron van al het, feedert oneftaan, misnoegen heeft uicgeleeverd, wat breeder hebben moeten behandelen,) zal men duidrdyk genoeg kunnen opmaaken, dat de ftadh. de groote dryfveer was, waar door de Staat, nu vyf jaaren lang, geheel werkeloos gebleeven was, om zig in ftaat van tegenweer te ftelien, of zelfs om zynen handel tegen de roöveryen der Engelfchen te befchermeri. Men zal 'er middagklaar pit öpmaaken, dat hy met de, van hem afhangelyke, gewesten door een listig verband van de vermeerdering der landmagt met de hetftelling der zeemagt, zo veel tyds had weeten te winnen, dat het aan Engeland vryftond , en mogelyk gemaakt was, om ons de wet voor te fchryveh, en zelfs onze vlag ftraffeiuos te fcheixlen; ja zelfs, dat zulke ftaatsleedeh , die hec hart beter geplaatst hadden, door de zwakheid van de zeemagt"wierden afgefchrikc, om coc ern'tige maatreegelèn te koomen, toen zy zagen , dac dit noodzaakelyk werd. Althans, die is zecker, dac, eeven als in 1756". tot 1762., 'er zo ook van 1774. af rot den tyd, waar op wy met Engeland in oorlog geraakten, nooit eenig befluit toe onbepaald convooi heeft kunnen genoomen worden. En zoude iemand, die genoegzaame onzydigheid ,bezit , zig verbeelden "kunnen, dat de Staaten der ondericheiden provintien, indien 'er geen ftadh. geweest was, zo lang de meenigvuldige klagten der kooplieden zouden hebben kunnen weder* ftaan, zonder goede maatreegelen te neemen? En is het dan lallertaa!, of de zuivere, maar onbe- wim- (d) Nederl. jaarb. 1773. bl. 771—775. D 5  58 VADERLANDSCH wimpelde waarheid , wanneer de zo zeer gehaate fchryver van den brief over de waare oorzaak van 's Lands ongeval, gevonden tusfchen Utrecht, en Amersfoort, zegd ? ,, Willem! toeleg was , om ons door den „ tyd, met het pmhelzen der Engelfche party, in „ eenen landoorlog met Frankryk te wikkelen, iti hoope, dat als dan het, door de Engelfchen begonnen, werk ter zyner verheffing in 1748., tot ,>, onze volkoonun verneedering voltooid zoude wor„ den. En daarom heeft hy zig altoos onder de ,j hand verzet tegen het verbeteren van onze zee3, magt: hy fprak openlyk, dat die in beteren ftaat 3, moest gebragt worden , dog altoos eene nuttej, looze augmentatie der landmagt daar aan verbindende , waar door hy dan geleegenheid kreeg, om het op de lange baan te brengen. Neen, hy verheugde zig in het verval onzer marine, j, als wel begrypende, dat eene ontzaggelyke vloot 3)-voor dit Land een waar bolwerk voor haare vry3, hëid is. Mecnigmaalen heeft hy aan de zynen „ te kennen gcgeeven , ,, dat eene formidabele „ 5, zeemagt tegen zyn interest was" " (e). Misfehien zal men van dé zyde van fommige begunftigers van den ftadh. wel willen erkennen, dat door dit verfchil de Staat weerloos geblecven is, en niet heeft kunnen gebruik rnaaken van de geleegenheid, om zig In eenen weerbaaren toeftand te brengen; maar nogthans willen ftaande houden, d.it menden ftadh., "en de zes provintien in eene vermeerdering der landmagt had moeten te wille zyn, daar men dog zag, dat Holland, zonder dat, de herftelling der zeemagt niet konde bekoomen. En het befluit, het geen men hier uit zal willen maaken, zal dan zyn, dat, zo 'er fcbuld is aan de zyde des ftadh., en der andere provintien, Holland ten minften ook aan de voortduurende zwakheid van het zeeweezen niet kan onfchuldig gehouden worden. Tegen deeze aanmerking, die de eenige is, welke men op het gedrag van Holland met eenigen fchyn maaken kan, ontbreekt het echter niet aan zeer gegronde oplosfingen , (e) Zie bl. 12.  HUISBOEK. 59 fingen, die de gemelde aanmerking geheel doen vervallen. In hec algemeen zoude dan ten minften daar uit volgen, dat de ftadh., zeer te onregt, van ter zyde de Ichuld van de geringheid onzer zeemagt op de Staaten alléén geworpen'heeft, daar hy door zyn voorbeeld den weg tot eenpaarige behartiging van 's Lands waar belang had kunnen, en moeten baanen, en, zulks niet gedaan hebbende, vooralle deszelfs onheilen, uit die nalatigheid gebooren, meede aanfpraakelyk blyft. Vervolgens zoude men die aanmerking wel ligt volkoomen kunneu wederleggen door de enkele overweeging, dat de provincie van Holland, uit het onophoudelyk aandringen op vermeerdering van landmagt, ras konde opmaaken, dat het den ftadh. volftrekt ce doen was, om de zeemagt hoofdzaakelyk in denzelfden foberen toeftand te houden , waar in zy was, en dat, zo die provincie tot de vermeerdering der landmagt al overging , zy weinig ftaat zoude kunnen maaken op de herftelling der zeemagt door genoegzaame toeftemming , en betaaling der andere provintien in de laften, daar toe vereischt, terwyl de landmagt, eens aangeworven, zorgvuldig betaald, en niet zo ligtelyk weder zoude kunnen worden afgedankt, gelyk vroegere voorbeelden aantoonden (ƒ). Immers, wat zoude het den Staat hebben gebaat , dat 'er voor eenen korten tyd eene herftelling der zeemagt werd daargefteld, zo lang men den voorflag van Amfleldam, tot het ftellen van eenen vasten post voor het zeeweezen op den ftaat van oorlog, en voor de zeekerheid der rigtige betaalingen van de zeemagt, volftrekt affloeg, en zo lang Holland zig moest vergenoegen met eene bkote belofte van de zyde der andere bondgenooten, zonder desweegens ernftige middelen te kunnen aanwenden ? Zo lang deeze onzeekerheid aanhield, ja (ƒ) Om één voorbeeld voor aüen aan te baa'en, herinneren zig hier onze leezers, wat over het afdanken van troupen na eenen geëindigden oorlog reeds in 1651. is voorgevallen tusfchen Willem II., en de ftad Amfleldam.  6o VADERLANDSCH ja zo lang het gevaar, of de gevreesde oorlog duurde, zoude Holland, eeven zo zeer voor de lasten der zeemagt hebben moeten zorgen , als zy zulks in den Engelfchen oorlog, en naderhand, heeft moeten doen, en nog daarenbooven met den last eener nuttelooze vermeerdering der landmagt, en eener, toen min noodzaakelyke, herftelling der grensp'laatfen, bezwaard geweest zyn (g). Maar, behalven dat, was het immers eene volftrekte tegenftrydigheid, te willen (taande houden, dat men op eenen tyd, waar op de bondgenooten buitengewoone, en zeer aanmerkelyke kosten moeften doen, om eene geheel vervallen zeemagt met allen mogelyken fpoed in eenen gedugten ftaat te brengen , en waar op 50. of 60. oorlogfcheepen moeften aangebouwd, of uitgerust worden, ook te gelyk moest werken aan de vermeerdering van landmagt, aan de verbetering der grensplaatsen , en aan het voorzien der magazynen, d£ vermeerdering van welke landmagt alléén , buiten de aanritsgelden , op eene jaarlykfche fomme van byna twee millioenen begroot was. Dit moest de herftelling der zeemagt meer belemmeren , de geldmiddelen der onderfcheiden gewesten meer drukken, den toevloed van matróozen meer doen verminderen , waar aan reeds zo veel gebrek was, en die gewesten vooral, die o- ver (jr) Om een bewys op te geeven, hoedanig de landprovintien zig in het opbrengen haarer aandeelen in de buitenger wione petitiën voor a, inhouw van fcheepen, of equipagien , en aanvulling van magazynen in, en na den Engelfchen oorlog, dat is, van 1779. tot 1788-, gedrnagen hebben; kan men jiaarz^e-n het raiport van de commisfe tot het defer.fieweezen der Republiek van 28. oFtober 1789. Hier uit blykt, dat daar op toen nog onbetaald, en ten agteren was eene fomme van ƒ 15-032,341., en by gevolg byna zestien millioenen, van welke Holland flechts fchuldig was ƒ 147,870., en derhalven nog geen honderdvyftig duizend guldens. En wat zoude 'er gebeurd zyn, indien men, volgens' des ftadh. begeerte, vóór den Engelfchen oorlog de landmagt nog daarenbooven vermeerderd had.?  HUISBOEK. 61 ver eenen te hoogen aanflag, of over te zwaare lasten ten behoeve der Generaliteit reeds klaagden , in het opbrengen van haare aandeelen voor de zeemagt meer traag doen worden. Eindelyk, fchooo de landprovinciën het zo deeden voorkóomen , als of Holland zig, weegens haare ligging, weinig bekreunde aan de ongeïeegenheid, "waar in de landprovinnen , door het kragtdaadig verdeedigen des koophandels, konden koomen met zig eenen landoorlog op den hals te haaien; moest men eevenwel niet uit het oog verliezen, dat geene derzelver, zelfs door haare ligging, meer van eenen landoorlog te vreezen had, dan juist datzelfde Holland, en, zo men wil, ook Zeeland (h). Want, vermids de landoorlog , dien men van den kant der Engelfchen te vreezen had , alleen door eene landing op de kusten konde plaats hebben, hadden de andere landprovintien daar van niets tewagten, maar alles moest dan nog op Holland, en Zeeland aankoomen. En dit was zo verre , van een goed voorwendzel te zyn voor het verbinden der herftelling van de zeemagt aan de vermeerdering der landmagt, dat het gevaar der landprovintien in tegendeel grooter was, dan dat van Holland, indien de Republiek zig, door eene beftendige weigering van onbepaald convooi, eenen oorlog met Frankryk had op den hals gehaald. Dit ryk konde zulks in die onderftclling te eer gewaagd hebben, om dat men van Engeland in dien tyd geene hulp zoude te wagten gehad hebben , en dus aan zyn eigen lot overgelaten geweest zyn. De landprovintien moeften derhalven, uit hoofde van (h) Over de meerdere, of mindere waarfchynlykheid van eenen landoorlog in dien tyd, en van welken kant deeze het meest, of minst te wagten was, vind men gewigtige aanmerkingen in den staat der dkliheratjen ly de Staaten van holland over de misfive van H. H. Mog., en den raad van Staate met een plan van augmentatie der landmagt, van 8. juli ïyyS indö meergem. verfaam. van Jlukken, bareff. de augment. der land' en zeemagt der Rep, bl. 85—-108., welke hier moet vergeleeien worden.  6z VADERLANDSCH van haare ligging ten opzigt van Frankryk, des te eerder meedegewerkt hebben, om door eene belcherming des handels deeze Moogenheid genoegen te geeven, ten einde zig alzo van alle vrees vooreenen landoorlog te ontflaan. Hier komt nog by, dat Holland in een geval, waar in de landprovintien voor eenen oorlog te land iets te vreezen hadden, eeven zo zeer alle de gevolgen daar van voor zyne finantien zoude te dugten gehad hebben, als wel die landprovintien zelfs, daar dog Holland alléén meer tot de lasten van dien oorlog zoude hebben moeren betaalen, dan alle de anderen te faamen, en immers by deszelfs voortduuring meer te waagen, meer te verliezen had, dan alle de overigen. Maar laat nog, booven al het aangevoerde, de ondervinding, die wy thans hebben, fpreeken. Hebben wy Holland, dat nu byna zes jaaren lang, onder het hoogwys beftier van den alvermogenden ftadh., zig tegen alle gevreesde aanvallen Van de landzyde heeft kunnen beveiligen , nu onlangs niet hooren voorflaan , om die provintie, en die van Utrecht alléén, tegen eenen gevreesden aanval van Frankryk te verdeedigen? En bewyst dit nog niet genoeg, dat Holland volkoomen regt had, om, zo zeer als alle de andere gewesten, voor eenen landoorlog te vreezen ? Behalven dat het in dien tyd belagchelyk was te dugten, dat Engeland, het welk eenen driedubbelen oorlog op den hals had, het welk zig genoodzaakt zag, om zyne eige kusten tegen den aanval der Franfchen, en Spanjaarden te dekken, en het welk vreemde troupen huuren moest, om in Amerika den oorlog door te zetten, en het verlies van twee ingeflooten armeeën te boeten; ons met eenen landoorlog zoude aangevallen hebben, indien hetzelve al immer in Haat was, om op onze kusten eene landing te doen. Moet hier door dan niet geheel vervallen de aanmerking , welke wy ons zeiven, uit den mond der aanhangeren van den ftadh., hebben tegengeworpen P En volgd hier zelfs niet uit, dat het voorwendzel van den ftadh., en de andere gewesten , als of de koophandel niet met ernst konde befchermd worden, zonder dat de Staat, beiden  HUISBOEK. 63 beiden ter zee , en te land , in eenen weerbaarea toeftand gefteld was, zeer nietig was, en alleen dienen moest, om aan Holland eenen ftrik te fpanntn, en de andere provintien een waapen in de hand te geeven, om daar meede beftendig de herftelling der zeemagt te keer te gaan? Wy durven' als ontwyffelbaar vastftellen, dat, zo Holland, den handel behoorlyk willende befchermen ter zee, te gelyk eens had aangedrongen op vermeerdering der landmagt, herftelling der grensplaatfen, en aanvulling der magazynen; de ftadh., en de overige gewesten , zo zy eeven ernftig de befcherming van den handel ter zee hadden begeerd , als zy daar van nu afkeerig, immers daar omtrent onverfchillig waren, zeer we! aan Holland door deezezelfde, en andere bewyzen betoogd zouden hebben de onmogelykheid, om dst alles te gelyk te doen, en hoe weinig men daar meede tot de befcherming des handels ter zee vorderen zoude. Laten wy, tot befluit van het geen wy gezegd hebben van het verfchil over de vermeerdering der zee - en landmagt tusfchen Holland, en de andere bondgenooten, en van de onbegrypelyke handelwyze van den ftadh., en raad van Staate, om de landprovintien fteeds te doen voor den dag koömen met derzelver eige belang, ligging, enz.; laten wy hier inlasfen dat gedeelte van eenen brief van den raad van Staate van 22. augustus 1659. aan H. H. Mog., waar by zy in een foortgelyk geval zeiden : „ dat zy, M enalle de provintien gefaamenlyk, van alletvden , zeer ver van de distinStie, welke de heeren van twee, 33 provintien als doen tragteden voor te Jletlen, waren 3J geweest van advies, dat de beveiliging van de jj ZEE DE imfortantste ZAAK van DEN staat WAS, „ ZONDER WELKE, ALS EEN LICHAAM ZONDER zifx, j, DEZELVE NIET KONDE SfBSISTEEREN t dat de equtpC- ^ gie tot de voorfz. beveiliging de principaalfle, de no~ M tabelfle , de allerimportantfte , en allerconjiderabeljïe 3, zaak was, daar op de regeering te letten ftond; doe het de verzekerdfte Jlerkte was , daar op de Staat ,j moest gerust zyn , en het eenig middel,'om denzel. j, ven te doen fubfïfteeren;— dat alle de wezvaazd  64 VADERLANDS CH ' van den staat deêendèerde van het vrye gê? „ BRtiiK van dk zee: dat het zeer verkeerd j, was te ftellen, dat de provintien, die de voordeelen van dc zee niet genooten, ook van de extraordinaire lasten behoorden verfchoond te ■,j blyven; want dat dezelve provintien by den wel, vaard der commercieerende provintien , vooral ook uit dien hoofde, en ten dien refpecte, ten hoogften profiteerden, dat dezelven met bet fournis"3 fement van de contributien, en qüotes genocgzaam de vief vyfde parten droegen Van alle de mi.,, litie te lande, van de fortificatiën, magazynen, ar, tillerien, fervitien, en wac voorts van de andere J, lasten van den Staat, en van de ingrediënten van ~ den geheelen ftaat van oorlog was." Laten wy ook den fchryver van de aanfpraak aan het volk van Nederland hier over hooren. Ik onderftelle, o , Willem! het geen nogthans onwaar is, dat Anijjfteldam, en de leeden der hooge regeering, die J, het met die ftad eens zyn, in generlei vermeer' dering van landmagt tot hier toe hadden willen toeftemmen , en vraage u voor God, en deeze J, natie, of dit ü, en uwe landprovintien, en an^ dere afhangelingen dan bevoegd maakte, om van , uwen kant ook de wervingen ter zee te ftrem* men, daar het in alle gevallen zigtbaar was, dat j, wy vooreerst geenen oorlog te land, maar wel ter zee, te wagten hadden ? Ik ga verder; ik ,^ onderftelle , dat wy eenen oorlog , zo wel te J, land, als ter zee, te Wagten hadden, en Am„ fteldam, en haare faftie, (zo gelieft gy ze tog 33 "te noemen,) onreedelyk genoeg waren van zig enkel ter zee te willen Waapenen , en te land volftrekt niets te willen doen: wat zouden dan .j de reegels der voorzigtigheid , wat zoude uw Jj eed , pligt , etj de liefde tot het vaderland in j, zulk' eene omftandigheid van u vorderen ? De ,j verfterking der zeemagt van uwen kant ook te j:> ftreromen ? Neenindien gy het wel met het land meende, zoud gy, indien het niet in uwe " magt ftond voor de beveiliging ter zee, en te " land heiden naar behooren te zorgen, ten minften  HUISBOEK. 6$ 33 zo veel moeten doen, als in uw vermogen was, en 9 „ eeven als de braave de Wilt in juist zulk eene om.] ftandjgrieid deed, ten minden eene vloot in zee ^ moeten brengen, en de verwaarloozing van hec leeger ter verantwoording laten van hen, die'er J; de oorzaak van wareri. Dog het geval is nieC Na het verder verioop van het jaar 1779.5 geduurende het welk vin deeze zyde niets weezenlyks tot befcherming van den koophandel werd in het werk gefield , viel 'er iets in het volgende voor, het welk een einde fcheen te zullen maaken aan de langduurigè , en onverhinderd gepleegde, geweldena iryen der Engelfchen. Dan ook dit wist diezelfde party, die den handel nu zo lang van behoorlyke befcherming had weeten ontzet te houden, 'wederom listig te keer te gaan. De keizerin van Rusland, welker koophandel ook, min, of meer, door de willekeur der Engelfchen, geleeden had, deed in april 1780. eene verklaaring afvaardigen aan de drie oorlogende Moogenheden, Frankryk, Spanje, en Engeland, waar by zy te kennen gaf, ,, dat, j, hairc onderdaanen dikwyls in hunne fcheepvaard 33 ontrust zynde door die der oorlogende magten, j, zy zig verpligt vond , om dezelven door alle middelen, die met haare waardigheid, en het , welzyn haarer onderdaanen beftaanbaar waren, 33 daar van vry te maaken: maar dat zy, alvoo3, rens, geoordeeld had, dat zy voor de oogen van t3 Europa bloot moest leggen de grondbeginzels, 33 die zy daar in volgen zoude." Deezen kwamen neder op vyf pointen, ,, 1°. onzydige fcheepen mo33 gen yryelyk van de eene haven naar de andere, en op de kusten der natiën, die in oorlog zyn, >3 vaaren. a°. Goederen, aan onderdaanen der oor33 logende Moogenheden behoorende, zyn vry aan J3 boord van onzydige fcheepen, uitgezonderd con. 33 trahanden. 30. De keizerin houd zig , ten aan3S zien der bepaaling deezer waaren, aan het geen in de 11. en 13. artikelen van haar commercietrak- # taaf (i) Zie bl. 70. en vole. I. DEEL, F.  66 VA DERLANDSCH j_, taat met Engeland gezegd is, en breid derzel^ vér verbintenis tot alle oorlogende MoogenheJ:) den uit." Ouder de contrabanden vind men by die artikelen geene der goederen geteld, die de En- felfchen ons, als zodanigen , wilden opdringen (k). Iet 4*. artikel liep over den zin, dien men hegten moest aan eene geblokkeerde haven, en het 5*. bepaalde, ,, dat deeze grondbeginzels in de regtsgedingen , en vonnisfen over de wettigheid der pryj, zen tot eenen reegel dienen moeften." Voorts beloofde haare Majefteit, ,, dat deeze maatreegels jj geenen invloed zouden hebben op eene ftipte, j, en geftrenge onzydigheid," en verklaarde te verwagten, ,, dat de oorlogende Moogenheden, in geJ3 volgc daar van , haare admiraliteiten, en com_,, mandeerende officieren zouden voorzien met be3J> rigtbrieven, overeenkoomende met die grondbeginzelen" (/). Op 3. april gaf haar gezant aan de Staaten generaal eene memorie over , waar by van haar befluit, en van de meededeeling daarvan aan de oorlogende Moogenheden werd kennis gegeeven. Voorts noodigde haare Majefteit H. H. Mog-, om eene gemeene zaak met haar te maa. • ken,'voor zo ver deeze vereeniging zoude kun- • nen dienen, om den koophandel, en de fcheep3, vaard te befchermen , behoudens de ftiptfte onj, zvdigheid. Zy twyffelde niet, of Fl. H. Mog. J} zouden de uitnoodiging van H. K. M. in over3} weeging neemen, en daar toe meedewerken, door ^ zonder uitftel $ene verklaaring aan de oorlogenjj de magten te laten doen, op dezelfde grondbe3) ginzelen gegrond, eh-zig tenzelfden tyde, overjj eenkomftig de bepaalingen van hunne verbon- den met de andere natiën, te verklaaren omtrent de befcherming van hunnen koophandel, fcheepvaard, en den aard der contrabanden." Deeze memorie eindigde met eene verklaaring, ,, dat, indien „ H. H. Mog., ter grondige opregting van dit plan , jj met de andere onzydige Moogenheden, (Zwee- jj den, (ft) Nederl. jaarb. 1780. bl. 547. (I) Nederl. jaarb. 17s0. bl. 543—540.  HUISBOEK. 67 J:i den, Deenemarken, en Portugal,) eene onderhandeling wilden beginnen, ten einde één byzonder „ verdrag hier over te maaken, de keizerin gereed Jt) was, om zig daar by te voegen, terwyl H. H. j, Mog. gemakkelyk zouden inzien de noodzaakej, lykheid, om hunne befluiten over voorwerpen, y, die zo gewigtig, als voor het menschdom inliet j, algemeen nuttig waren, te verhaasten" (m). In den fcerftén opflag liec het zig aanzien , dat de Staat deeze aanbieding van Rusland, gaaf, en met allen fpoed, zoude aanneemen. En in de daad de bondgenooten gaven daar op , elk in de hunne, zo ras eenen last, dat H. H. Mog. reeds op 24. april beflooten, um aan de keizerin te kennen te doen geeven; dat H. H. Mog., met haare Mt. in den „ tegenwoordigen oorlog eene ilrikte neutraliteit „ begeerende te onderhouden, maar al te veel on,, dei vinding hadden van de Tchaaden, die de na,, vigatie, en commercie der neutraale Moogen,, heden leed van de fludtueerende denkbeelden der oorlogende Moogenheden omtrent het regt der „ neutraalen, naar maate dezelven door het eigenbelang, en de operatien van den oorlog geleid wierden; „ en daarom met haare Mt. ten hooglien noodig „ oordeelden, dat het voorfz. regt op vaste gron,, den bepaald, en gemeenzaamerhand door de neu,, traale Zeemoogenheden gehandhaafd wierde: dat H. H. Mog., ten aanzien van de bepaalingen van „ het voorfz. regt zig volkoomen vereenigende met ,, de vyf pointen , vervat in de deklaratie van haare „ Mt., aan de hoven van Verfailles, Madrid, en ,, Londen gedaan , op hec voetfpoor van haare Mt. „ bereid waren, om aan de oorlogende Moogenhe„ den foortgelyke verklaaringen te laten doen; terJ5 wyl H. H. Mog. ten uiterften geneegen waren, ,, om met haare Mt., en verdere neutraale Zee3, moogenheden te treeden in conferentie over de maatreegelen, waar door de vryheid van de navigatie, en commercie, onder eene exacte obfervantie van de neutraliteit tusfchen de oorlo- ' „ gende (m) Nederl. jaarb. 17E©. bl, 554. . . I 3  63 VADERLANDSCII „ gende Moogenheden, zo voor het toekoomen3, de, ais voor hec tegenwoordige, op de effica„ cieufte wyze gcmeenzaamerhand gehandhaafd zoude kunnen worden" (n.). Uit het verfchillend antwoord der drie oorlogende Moogenheden op de verkiaaring van Ruskind (o) konde men reeds genoegzaam opmaaken, hoe verfchiilende de uitwerking was , welke die verklaaring by dezelven gemaakt had , naar maate zy , meer , "of minder, gezind waren , om het regt van den vryen handel der onzydige Moogenheden , al, of niet , te erkennen' Immers, gelyk de antwoorden van Frankr-vk, en Spanje zeer openhartig waren, zo was daar tegen dat van Engeland zeer kort, koel, en ingewikkeld. Het verlfoutte zig eevenwel niet, om de gronden, door Rusland tot eene reegtlmaat der gev/aapende onzydigheid gelegd, tegen te fpreeken, fchonn Int dezelven ook niet goedkeurde; maar beloofde Hechts „ de vlag haarer Mt., en de commercie haarer onderdaanen te refpecteeren, volgens het regt der volkeren, en den inhoud der verbintenisfen, welken het in zyn commercie„ traktaat me: haar gemaakt had, waar coe de or,, dus vernieuwd waren." Daar nu by dac verbond, eeven zo min, als by dat tusfchen Engeland, en deczen Staat, filieepsmatei laaien waren gebragt onder de ivnlrabanden; cn daar Engeland, by geleegenheid van dit antwoord , niet durfde verklaaren, dat hec dezelven daar einder begreep, gelyk het ten opzigte van ons Land ftaande hield; ziet men zeer duidelyk de willekeurigheid, waar meede het deezen Staat, fchoon met denzelven ten naauwicen verbonden, in onderfcheiding van alle andere volkeren behandelde. En, vermids wy veel aanzienlyker zeemagt hebben, dan Rusland," konde dit ondericheid dan ook geene andere reeden hebben, als de bewustheid , welken tterken arm het hier te Lande had. Dan laten wy voortgaan met de be- fchou- (n) Nederl. jaarb. 1780. bl. 564—566. (0) Nederl. jaarb. 1780. bl. 587—57**  H U I S B O E K. €9 fchouwing van hec geen verder over deeze gewaapende onzydigheid voorviel. De gelthikrite weg , om de onderhandelingen over onze toetreeding toe het bedoeld verdrag met de andere onzydige Moogenheden ce befpoedigen, was ongetwylreid geweest, dat de heer de Swar.tr, refident van deezen Staat in Rusland, wiens trouw, en bekwaamheden bekend waren, van weege Ei. fl. Mog gelast werd, om dit te doen. Maar meu vond in tegendeel goed, om daar toe twee afzonderlyke gezantrn te benoemen, die met de toebereidzelen tot hun vertrek uit deeze Landen, en met hunne reize naar Rusland, eenen 7.0 geruimen tyd den voortgang der onderhandelingen vertraagden, dat dezelven vóór den tyd hunner aankomst te Fe-tersburg al lang hadden kunnen geëindigd, ■ en onze Staat daadelyk tot het verdrag toegetreeden zyn, indien men dit van deeze zyde eniftig begeerd had. Niet voor 30. augustus, en dus byna vyf maanden na het eerde voordel van Paisland aan H. H. Mog. , kwamen deeze gezanten te Petersburg aan, en hadden hun eerde gehoor by de keizerin op 5. feptember. Ondertusfchen blee'f onze koophandel al vast belemmerd door de Engelfchen, en daarom hadden eenige kooplieden zig op 24 mei weder met een verzoekfehrift by H. fl. Mog. vervoegd, waar by zy onder anderen betuigden, dat ,, veele belaaden koopvaardyfrheepen uit de „ havens deezer Landen niet durfden vertrekken 5, zonder behoorlyke befcherming, doordien zy, nog hier, nog elders, eenige asfurantie konden ,, bekoomen, dan voor een gering gedeelte, en tot ,, zeer ongehoorde premien , zelfs van 20. a 30. ,, per cent." Zy booden te gelyk aan, ,, om "tot ,, compleetermg der noodige manfehappen meede „ te werken, en zig te onderwerpen aan zodanige ,, gepaste, en ipoedige middelen, als H. H. Mog. tot behoud van den koophandel zouden oordee„ len te behooren" (p). Dit had tot gevolg, dat li. li. Mog. op 26. juni, en dus al weder meer * s ~r , . , dan (j>J Nsdcr!. jaarb. 1780. bl. 63 2. E 3  70 VADERLANDSCH dan een maand daar na, befloeren, om denderden man van de koopvaardyfeheepen ce doen leeveren, kwanswys ten behoeve van de oorlogfcheepen. Dog ook dit, zo min als hec dubbel last - en veügeld, hoert den kooplieden iets gebaac; cerwyl de uitrusting van vyftien Rusfifche oorlogfcheepen , en vier fregatten, die in augustus daadelyk in zee waren, het aanzien van haare vlag, en den voorfpoed van den handel aldaar zo deed toeneemen, dac de prys der asfurantie zelfs voor fcheepstimmerhout, hennip, enz. van Nerva op Bourdeaux, in Rusfifche fcheepen gelaaden, 'er niet hooger liep, dan tot 4. per cent. By de verdere raadpleegingen over het toetreeden der Republiek toe de gewaapende onzydigheid, eer nog de twee gezancen naar Rusland op reis waren, zag men al ras, dat 'er wederom poogingen onder de hand aangewend , en door den Engelfchen invloed , zo hier te lande, als in Rusland, beftierd werden, om ook dit zo heilzaam werk voor ons op niets te doen uitkoomen. Mütata feeënci, manet eadem fabula, zegd hec latynfche fpreekwoord, dat hier byzonder wel te pas koomt. Het zoude ce lomp geweest zyn, en den reeds verwekten agterdogt tegen de Èngelscbgezinde party te zeer verftVrkt hebben , indien men zig, terftond na de aanbieding van Rusland, en in het midden der vreugde, daar over alom onrflaan, daar tegen, resrelregt, of zydelings, verzet had. 'Men moest derhalven eerst de houding aanneemen, als of men daar meede wonderlyk was ingenoomen; men moest de memorie van Rusland, eenpaarig, vriendelyk, en zonder eenige zwaarigheden te rnaaken, beantwoorden; men moesc de kooplieden dus met iedele hoop .voeden, dat zy eens eindelykhunne gelceden fchaade met dubbele winften zouden vergoed zien; en ondertusfehen den tyd kaavelen , waar op men zig over het verdrag ftellig verk!aaren moest, om dan een fpaak in het wiel te fteeken. Dit was het listig bele>l van des ftadh. leids - en raadslieden; maar hy zelve, nog maar fbber afgcrigc op veinzen, en fcwygen, als hy aan zig zei ven was overgelaten, W?s zo bevreesd voor het wel afloopen van die zaak, en  HUI S B O E K. 7 7* en het nadeel, het geen zyne Engelfche vrienden daar meede lyden zouden, dat hy" het masker zo lang niet konde voorhouden, maar zig, al kort^na den gedaanen voorflag van Rusland, aan verfchcide leeden der regeering, als deeze zaak in byzondcre gefprekken geopperd werd, liet ontvallen, dat de vaak wel goed, maar zeer zorglyk voor de Republiek was , als de onzydige Zeemoogenheden ons niet wilden verzeekeren het bezit van onze Oosten IVeslindifche bezittingen. Dit treurig voorfpook werd door de uitkomst maar al te zeer bewaarheid: want, terwyl de hoven van Stokholm, en Koppenhagen reeds'in het begin van juli het verdrag met Rusland geflooten, en derzelver verklaaringen aan de oorlogende Moogenheden gelyktydig hadden laten doen, was men in de Republiek al beezig, om, onderhands, en van onder op, dit gebouw der vrye zeevaard voor ons te ondermynen. Uur toe moest dan dienen het rapport , 'op 28. juni over deeze zaak in het groot befoigne van Holland opgemaakt, en vervolgens ter vergadering van dat gewest ingebragt; en de vrees was niet. ongegrond, uit hoofde van den ftadhouderlyken invloed, waar door- de meeste rapporten toenmaals bellierd werden , dat dit rapport al wederom in een befluit zoude veranderd worden. Ten minflen de ftad Amfteldam deed al op r. juli 1780. een zeer nadrukkeiyk befluit van den raad over dit rapport in* de notulen van Holland plaatfen , het welk volftrekt moet geleezen worden door elk , die zig een regt denkbeeld vormen wil van de verkeerde fchikkingen, die in de opgevolgde onderhandelingen over onze toetreeding tot de gewaapende onzydigheid gemaakt zyn (q ). De navolgende trekken kunnen "wy niet voorby daar uit overteneemen, om dat ze toonen, dat men toen reeds aldaar te wel befefte, waarop alles werd aangelegd. De raad was van gedagten, ,, dat, zonder tydverzvim, van weege H.'H. Mog. ,, aan den heer de Swart, derzelver refïdent in Rusland, behoorde te worden aangefchreeven, om „ hoe (q) Nederl. jaarb. J780. bl. 824—832. E 4  f2 VADERLAND SCH „ hoe eer hoe beter met commisfarisfen van haare Mt. , en verdere neutraale Moogenheden ter ,, plaatze zyner rclidentie, in conferentie te trees, der. over het fluiten van eene onderlinge conven„ tie over hec verleenen van eene wederzydfche 3, protectie aan de commercie , en navigatie der 3, neutraale Moogerheden op den voet van haarer 3} Mts. bewuste declaratie, en H. 11. Mog. befluit van. 24. april 1780.: —■ dat hy heer ae Swart in deeze onderhïimeting tot rigtfnoer zoude neemen de eenvouwdigheid, welke door haare Mt. zelve ,, in agt was genoomen by haare ophelderingen, „ van den koning van Zvee-.'en begeerd op de vyf 3) printen, en door hem, heer de Swart, aan HH. 3, Mog. gecommuniceerd; ten einde, door middel van'deeze provifioneeleconventie, alleenlyk wier„ de gearrelteerd eene generaale ondeilinge protecfie van elkanderens koop\aardyfeheepen, en, door een der oorlogende Moogenheden, des órW aangezien, ter zee gemfnUeerd wordende onder „ het'bereik van een, of meer oor!o-fcii oogmerk te kunnen voldoen: en dat hy, heer d'e ,, Swart, met betrekking tot de verdere fchikkingen ,, voor het toekomnende, dewelken met dien fpoed s, onmogelyk konden worden bepaald , als in den „ tegenwonrdigen g'evaaflyken t'oefland van de na9 vigatie der neutraale Moogenheden wierd ver„ eisebt, al hetzelve zoude voorbehouden tot hec afzonderlyk artikel, door haare Mc. gemeld; dat H. H. Mog. hern desweegens van nadere , en „meer bepaalde orders zouden voorzien, of da.ir toe een of meer byzondere hecren committeren." De'raad van Amjleldam voegde hier, tot, onderdent ■ ping  HUISBOEK. 73 ning van zyn gevoelen, nog by, dat, zo dit ,, wierd verworpen, en de zaak behandeld op den ,, voet van hec preadvies, (by ri. E. G. Mog. uit„ gebragt,) als dan hec Rusfisch eskader, op order van haare Mc. reeds in zee hebbende moeten ,, fteeken , in de nabuurige zeeën deezer 'Landen ,, zoude verfchynen, zonder dat de navigatie van ,, deezen Staat daar van eenige protectie zoude ,, kunnen erlangen; terwyl aan de andere zyde, ,, niettegenftaande de commercie reeds zo langen j, tyd met dubbele regten alhier was bezwaard ge. ,, weest , H. H. Mog. nogthans geene protectie ,, altoos aan dezelve verleemden , om dat dc kol- legien ter admiraliteit deezer Landen daar toe zei„ den buiten ftaat te zyn : dat uit zoo een völila- gen gebrek van protectie aan de eene, en uit ,, de aanhoudende infultes aan de andere zyde, niet ,, anders , als een volftrekce ftilftand van 's Lands commercie , en daar uit voortvloeiend verloop ,, van dezelve naar andere plaatfen van Europa; te voorzien was, moetende dezelve door de zwaar e la. 3, Jïen , die, om middelen tot haare protectie te vin. den, waren ingevoerd, en fteeds voortduurden , nog ,, des te eerder in eene volfhekte ruine nedeiftorten, ,, naardien deeze middelen, iet haar behoud uiigedagt, ,, by ontft entenisje van dien , tot haar bederf moeflon meedewerken" Na eene wederlegging van de gemaakte tegenwerping, ,, als of men bet voorfz. aan,, bod van adfiflencie van de hand zoude moeten „ wyzen, ten ware haare Mt., behalven het plan ,, om de zee vry te maaken, zig nog verbond, om „ met de verdere neutraale Moogenheden alle de ,, vaste bezittingen van den Staat, zo buiten, als ., binnen Europa, te guaranderen ;" merkte de raad van Amjleldam verder aan, dac uit de brieven van ,, den heer de Swait, over deeze zaaken aan H. II. ,, Mog. gefchreeven, was gebleeken, dat hyzeer fterk aandrong op eene fpoedige»afdoening van ,, zaaken; dat zulks byzonder noodzaakelyk was, „ om dat allerleie indirekte weegen wierden ingeftagen, 3, om de Republiek van het voordeel van eene zo nütti. 3) ge alliantie te ver fteeken , en in tegendeel in eenen E j „ ruinen*  r4 VADERLANDSCH ruineufen 'oorlog met frankryk in te -wikkelen: dat daar uit klaarblykelyk was, dac aan zodanige heil„ looze oogmerken voldaan zoude worden,' indien men het fluiten van meergem. overeenkomst niet alleen \, op de iangebaan lchoof, maar dac men dezelveook naar alle waarfchvnlykheid geheel om ver zoude ftooten met een voorftel van guarantie aan haare ,, Mc. ce doen, die niet alleen geheel buiten het ontwerp gaan zoude, door haar aan geheel Europa voorgelegd, maar in welk voorftel haare Mt. ook reeds volmondig had gedeklareerd ,' nim,, mer te zullen creeden." Eindelyk verklaarde de raad van Amfleldam, „ van gedagcen te zyn, dat „ aan de begeerte van haare Mt., om de bewufte ,, deklaratie aan de oorlogende Moogenheden van weegens H. H. Mog. meede te doen, behoorde ,-, te worden voldaan, en verzeekering aan haare ,, Mt. gegeevcn, dat, zo dra de meergem. conven„ ue geteekend zoude zyn, H. H. Mog. de voorfz. ,, deklaratie aan de hoven der oorlogende Moogenheden „ zouden laten doen." Wie onzer leezeren, die het beloop deezer reedeneermgen maar oppervlakkig nuargaat, zal niet gaarne erkennen, dat ze, naar ccveiireedigheid van haare eenvouwdigheid, ook te gelyk overtuigende, en onwederlegbaar waren voor a'ieh, die mee ernst een einde hoopten te zien aan de ontelbaare geweldenaaryen, en opeengeftaapelde kl'agcen, door de kooplieden geleeden, en gedaan? Wie moesc niec vertrouwen, dat die reedeneeringen het gewenscht vermogen op de Staatsvergaderingen der zeeven gewefl.cn gehad zoude hebben; dat 'er daadelyk onderhandelingen begonnen, het verdrag geflootcn , fcheepen in zee gezonden, en vooral de noodigc vorkiaaringen aan de oorlogende Jiloogenhedcn , rerftond na de teekening van het verdrag, gedaan zouden zyn? Wie moest niec te «emoec zien, dac de onderdrukce koophandel alzo eerlang met luifter het hoofd zoude opgeftooken Lebben? Dan, in wederwil hier van, werd de "aak fleepende gehouden van V. juli tot 20. november- men gaf Engeland geleegenheid, om allerleie kunstgreepen in Rusland ce werk teftellen, om den  HUISBOEK. 75 Stait buiten dat verbond te fluiten, met verklaaring uit order van het hof van Londen, „ dat men ,, de Rusfifche fcheepen zoude refpecteeren, indien ,, men de Republiek niet toeliet" (r). Holland befloot eindelyk op 19. oöober hoofdzaakelyk overeenkomftig het denkbeeld van Amfleldam, "en in het byzonder ook, „ dat, te gelyk met de toetree,, ding van weegens H. H. Mog., aan de oörlo,, gende Moogenheden verklaaringen moeften ge„ daan worden , met die der vereenigde Moogen„ heden overeenkoomende." Dog de ridderlchap van Holland, gelyk zy geene genoegzaame zeekerheid vond in het verdrag tusfchen de drie Noordfche Moogenheden, en den Staat, waar by ook de koning van Pruisfen , en koningin van Portugal zig feedert gevoegd hadden ; zo kantte zy zig vooral tegen het gevoelen aan, ,, om aan de oorlogen„ de Moogenheden de gevorderde voorafgaande ver„ klaaring te doen, eer de Republiek tot het tee„ kenen van het verdrag was toegelaten, als be,, fchouwende (kwanswys) dien ftap zeer gevaar,, iyk, en gefebtkt, om , zo al niet eenen open,, baaren oorlog, ten minicen veel moeite, en om. „ flag tusfchen Engeland, en deczen Staat, te ver„ oorzaakcn, en begecrende, dat H. H. Mog.be,, tuigen zouden, gezind te zyn om toe te treèden^ Si en daar na de vereischte verklaaring te doen, ,, onder deeze mits, dat haare Mt. geliefdere be- looven, dat, zo de Republiek, uit haat van dee,, ze verbintenis, in derzelver bezittingen binnen, of buiten. Europa wierd aangevallen , dusdanige ,, aanval zoude aangemerkt worden als een geval, ,, in het welk men aan de Republiek de benoodigde hulp niet zoude kunnen weigeren" (r). "Er werd eindelyk op 20. november ter Generaliteit, en (r) Nederl. jiarb. 7780. bi. 1022. Men mompelde zelfs, dst aan den eerden Rusfifchen ftatsdienaar Panin eene fomme van 100,000 ponden fterlings zoude aangebooden zyn, om de Republiek te doen uitfluiten. Nederl. jaarb. 1781. bl 2.0, rs) Nederl. jaarb. 1780. bl. 1025.  76 V. ADERLANDSCH en toen nog flechts met eene geringe meerderheid van vertegen drie gewesten , een befluit genoomen, „dat ,, aan H. H. Mog. minifters te Petenburg zoude worden ,, aangefchreeven, om in derzelvernaam toe te tree- deif tot de dubbele conventie, tusfchen Rusland, ,, T)eenemarken , en Zweeden op o., en 21. juli ge,, flooten." Maar, hoe zeer by dit befluit geene melding gemaakt werd van eenige voorwaarde, om onze bezittingen te verzeekeren , hield hetzelve echter uitdrukkelyk in, ,, dat H. H. Mog. volgens de gronden, gelegd by de deklaratien, van haa'\ ren weege aan dè oorlogende Moogenheden op heeden gearrefteerd , en binnen den tyd van zes " weeken na dato van deeze refolutie te doen, aan', namen, om zig, met opzigt tot de contrabanden, \, te houden aan het geen bedongen was by de , traktaaten, tusfchen haar, en de oorlogende Moo„ genheden gefiooten." Dus bleef de verklaaving aan deeze laatften zes weeken agter, niettegenftaande de afgezanten reeds op 15. feptember bevoorens aan H. H. Mog. gefchreeven hadden, ,, dat, in- dien H. H. Mog.' tot de gewaapende onzydig„ heid geliefden toe te treeden, het dan goed zou" de zyn , daar meede geenen tyd te verliezen, 'j* want' dat 'er veele manoeuvres in het werk gefield wierden, om 'er ons uit te fluiten, en dat de dekla' ratie ook moest vooruit gaan; maar dat wy van " het moment, dat men het zoude hebben gedaan, , gehouden zouden worden, als in de conventie te \\ zyn getreeden, en daar van vervolgens van dien dag af het genot hebben, indien 'er tusfchen den 3' tyd der deklaratie, en het fluiten der conventie " iets mogt voorvallen" (t). De graaf Panin verklaarde ook , dat het genoeg zoude zyn , als de Hollandfche gezanten op hun woord van eer konden verklaaren , dat de deklaratie van de toetreeding tot (t) Nederl. jaarb. 1780. bl. ie-22-,1023. H. H. Mog. beriepen zig hier op ook naderhand by bet verzoek der hulp van de vereenigde Moogenheden volgens befluit van 12. jan. 3731. Nederl'.'jaarb. fji\; bl. 737~744-  1! U I S B O E K. 7i tot de gewaapende onzydigheid aan de oorlogende Moogenheden gefchied was. Ziec, ieezers ! zo gunltig was hec oogmerk der Rusfifche keizerin, en zo gemakkelyk werd hec den Scaac gemaakt; maar ook zo veel omflag , en onbeichaavnde ftreeken w^aren 'er noodig, om de toecreeding van den Staac tot de gewaapende onzydigheid nucceloos te maaken, en den wensch der kooplieden, en aller welmeenenden, en misfehien wei hec geheel oogmerk der Rusfifche keizerin met hec voorlhel van die heerlyk oncwerp, te veriedelen. Als men de zaak oppervlakkig inziet, zal men wel ligt zig niet verbeelden kunnen, dac 'er, in het vooraf, of naderhand doen der verklaaring van coecreeding aan de oorlogende Moogenheden, eenige kunscgreep der ftadhouderlyke party kon geleegen zyn ; en misfehien zullen fommigen onzer leezeren coegeevend genoeg zyn, om deeze omftandigheid, als min, of meer onverfchiliig, te befchouwen. Dan wy geeven hun, die zo denken, in overweeging, of'er in deeze omftandigheid, de zaak • van vooren ingezien zynde, niet ie:s gewigtigs moest opgellooten zyn. De keizerin ftaat 'er volftrekt op, dat de verklaarir g voor af gefchiedde, en haar minifter vorderd hier op het woord van eer der afgezanten: maar de Hollandfche ridderfchap, en de meede geweiten, altyd infc'hikkelyk voor den ftadh., begeeren volftrekt, dat die verklaaring, eerst naderhand, en wel binnen zes weeken daarna, gefchieden zal. De Republiek (zoude men zeggen,) had immers belang, dat dit hoe eer hoe liever gefchiedde, vooral uit overweeging van de gunftige belofte, by den brief onzer gezanten van 15. feptember zo eeven gemeld. Want door deeze belofte werd haar alle verleegenheid benoomen , dat eene vroegere verklaaring vóór het teekenen van het verdrag haar by dc oorlogende Moogenheden zoude kunnen benadeelen. Het gaat dan vast, als men de zaak van vooren befchouwd , dat deeze vordering der Noordfi'he Moogenheden geen verkeerd , of min voor deelig oogmerk ten opzigt van onzen Staat bedoelen , en wy 'er dus ook niet door konden be- fchaadiszd  ?8 VADERLANDSCH fchaadigd worden. Ook heeft de ridderfchap van Holland, nog eenige der andere gewesten, by haare befluiten écne enkele, veel min eene fchynbaare, reeden voor dit uitftel kunnen, of durven geeven. Maar , beziet men nu de zaak van agter, overweegd men de kort daar op gevolgde gebeurenisfen, dan doed zig een zo listig, zo onbefchaamd, zo trouwloos, en verraaderlyk tooneel op, dat elk opregt Nederlander , nog heeden , daar over ten hoogden verontwaardigd moet zyn, en om wraak roepen. Ja voorzeeker om wraak roepen, vermids deeze enkele omftandigheid, dit uitftel van zes weeken tot het doen der verklaaring , ons waarfchynlvk den geheelen Engelfchen oorlog met alle deszelfs fchrikbaarende gevolgen heeft op den hals gehaald, liet kan zyn, dat het onbcgrypelyk talmen van april tot november , eer men tot de gewaapende onzydigheid toetrad, dat de fchandelyke verwaarloozing van onzen koophandel uit toegeevendheid voor Engeland, het hof van Rusland al heeft doen befluiten , dat 'er haar aan het. toetreeden van onzen Staat weinig geleegen lag: want alle verbonden tusfchen Moogenheden worden inzonderheid door eigenbelang beftierd , en dit volgd uit den aard der zaak. Het kan zyn , dat de Engelfche kuiperyen, juist om die reeden, aldaar meer ingang gevonden hebben. Maar, ongetwyffeld ,~ heeft het uitftel van zes weeken ons letterlyk van de voordeden der gewaapende onzydigheid verftooken, en, volgens den loop der onderhandelingen, verftaken wy door dat uitftel ons zeiven daar van. 'Er behoefden dan geene reedenen van verre gezogt te worden om te betoogen, dat Rusland nooit een ernftig voorneemen gehad zoude hebben om onzen koophandel te beschermen, gelyk de heer Rendorp tragt te doen (u), en met welk "betoog deeze winderige man , enkel ten gevalle van zyn eminent hoofd , verfdheide bladzyden vuld, daar by niet vergeetende gebruik te maaken van diezelfde nietige zwaarigheden , waar meede fit) Zie tfetmr. tot ophêtd: r. deel, bl. gc—91.  H U I S B O E KV 79 meede wy gezien hebben, dat de ftadh., en zyne af 1 angelyke geweiten de onderhandelingen zo lang hebben weeten fieepende te houden. Men behoefd niet veel doorzigt, om den heer van Marquette onder die lieden ce cellen, die meelterlyk naar de uitkomst weecen ce oordeelen. Akhans men zag al vóór, en cerftond na hec neemen van dac befluit, hoe meelterlyk- de vyanden van dit verdrag, Enge* land, en deszelfs aanhang hier te lande, gebruik wiscen te maaken van dit zo ieverig doorgedrongen uitftel. Een préparatoir plan van een traktaat van commercie, aan te gaan tusfchen H, H. Mog., en de dertien vereenigde Stclaten, onder de papieren van deu Amerikaanfchen heer Laurens door de Engelfchen gevonden, toen zy hem op een 1'chip krvgsgevangen maakten, moesc hec voorwendzel zynom dit land buiten de gewaapende onzydigheid te houden, en de wyze van hetzelve ter kennis van deezen Staat te brengen moest een der onloochenbaarfte bewyzen aan de ha d geeven, zo wel van de onbegrypelyke toegee; vendluid des ftadh. voor de Engelfchen, als van zyne verbaazendeonvoorzigtigheid, om openiykte toon'en, wat hy-bedoelde. Immers brengt de beftendige gewoonte meede, dac de gezancen van vreemde hoven hunne vertoogen over onderwerpen, die den Scaac betreffen, aan de Staaten generaal cvergeeven, waar door dezelven ter kennis der onderfcheiden bondgenooten worden gebragt, en volgens die gewoonte deed de afgezant Jorke op 10. november 1780. daar over ook de klagten, en eisch van voldoening uit naam van zyn hof, aan H. H. Mog. Maar in dit geval liet de ftadh. zig door zynèn iever voor Engeland, en (waarom zouden wy 'etniet by voegen?; door zyne wraakzugt, en gevoeligheid tegen Amfleldam , en allerbvzonderst tegen den dooreerlyken van Berkel, zo ver vervoeren, om zelfs in eigen perfoon op 20. oótober bevoorens, en juist dags na het neemen van het befluit by Holland omtrent de gewaapende onzydigheid ., dat plan, en de overige, daar toe betrékkelvke, .papieren, niec in de vergadering van H. H. Mog., maat  VADERLANDSCH maar in die van Holland, over te geeven. Hydeed deezen doorflaanden trek van Engelscbgezmdheid 1 gepaard gaan met eene korte aanlpraak, waar in hy, ingewikkeld , en voorloopig , zyn gevoelen daar over te kennen gaf, betuigende, „ nimmer iets gehoord te hebben van eenige gehouden de" liberatien, veel min gegeeven auclorifatie , om een traktaat met de Nootdamerikaanfche koloniën " aan te gaan" (v). Wy zullen, by vervolg, hier van nog iets zeggen, maar vergenoegen ons thans, om hier cp alleenlyk aan te merken , dat het weinig reeden had, dat H.E.G.Mog. hunnen ftadh. toen nog bedankten voor de gegeeven ouvertures, mits3' "aders voor de aanhoudende blyken van deszelfs " fandsvaderlvke zorg , en waakzaamheid voor de " belangen van den Staat;" daar men reeds genoeg voorzien konde, en de uitkomst maar al te fpoedig leerde, wat men van dit werk te denken had, en dat dit de laatfte noodfehoot was, om den Staat van de vrugten der gewaapende onzydigheid te berooven, door tenen oorlog met Engeland te doen ©ntitaan, voor da: de Staat tot dezelve toegetreeden was en de bewuste verklaaringep gedaan had. Was het ooi: de waare meening van den ftadh., en zynen aanhang geweest, om den koophandel door zulk een voorgeflagen magtig bondgenootichap te verzeekeren; had hy ooit tot oogmerk gehad, om de "1002-"en geregtigheden der Republiek, en haare veiligheid van buiten voor te ftaan; hy had voorzeeker geen oogenblik uitgefteld, om de Staaten der andere geweften rot een haaftig, en vrugtbaar befluit op°de gewaapende onzvdigheid te nopen, en om de bewuste verklaaringen, niet na verloop van ~es weken, maar terjlond, te laten doen, teneinde den oorlog met Engeland voor te koomen, ol ten mfnften daar toe de eenige gefchikte middelen te b»nroeven. Want, (hier op verzoeken wy onze leezers tog vooral opmerkzaam te willen zyn ,) vermids de Eneeljche gezant reeds eenige dagen voor ao. october (v) Nederl. jaarb. r78i, bl. 159.  HUISBOEK. 8? oftober aan den ftadh. kennis van die papieren gegeeven had, verm'ids hy niet voor 10. november zyne klagten daar over inbragt aan H. H. Mog., en vermids aan deeze laatfteri ten minften eenige tyd moest gegund worden, om over de'gevraagde voldoening te raadpleegen ; was 'er middelerwyl geleegenheid genoeg geweest , om het werk dér gewaapende onzydigheid zyn volkoomen beflag te geeven, en alzo cle uitwerkzels daar van ten vollen te genieten. Men had dienzelfden tyd behooren te befteéden , om het Rusfifche hof kennis te geeven van het geen 'er op nieuw met Engeland, gaande was, en, in plaats van zo lang over eene verzeekering van alle onze bezittingen te handelen, (die men tog wist, dat nooit gegeeven zoude worden ,) zyn best moeten duen, om zig van de hulp der vereenigde Moogenheden in alle gevallen zeeker te fteilen. Men liet in tegendeel alles op zya beloop, de Staaten der andere gewesten raadpleeg» den, en beflooten op hun gemak over de toetree. ding, en die raadpleegingen, waar van de ftadh. de leidsman had kunnen, en behooren te zyn, He, pen- vry wat uit eikanderen, zo dat 'er op 20. 110. vember. ter naauwer nood by H. H. Mog. een be. fluit met flechts vier Hemmen konde opgemaakt worden. En, of dit nog niet genoeg was , bleef men daar by nog op dat uitftel van zes weeken ftaan (w ' de toetreeding werd niet voor 24. december geteekend (x), en de verklaaringen niet voor 12. december naar Frankryk, en Engeland, niet voor 15. naar Spanje, en Portugal, en niet voor 16. naar de Noordfche hoven gezonden (y). En hier van was het (ie) De heer Rendorp, ten duidelyken hewyze van zvne opzettelyke kwaarie trouw , fpreekt volftrekt geen enkel woord van dit onverg.efel/k uitftel, fchoon juist dee*' be. Jangryke omftandigheid de naaste aanleidende oorzaak was, waarom wy, door ons e'gen toedoen, van het genot der ge. waapende onzydigheid verdoken werden, (x) Nederl. jaarb. 1781. bl. 564. (y) Neitrl. jaarb. 1720. bl. 10-9, I. DEEL, y  S2 VADERLANDSCH het natuurlyk gevolg, dat de Engelfche minifter Stormont aan onzen gezant te Londen alle geieegenheid affneed, om die verklaaring, welke aan laatstgem. op 12. was toegezonden, aan het Engelsch minifterie over te geeven, en dat onze gezant op 28. daar na den brief, waar in hy die verklaaring geflooten had , ongeopend van Stortnont te rug bekwam , terwyl de oorlog tegen Holland te Londen in den nagt tusfchen 19. en 20. december beflooten werd, met zo veel overhaasting, dat men zelfs het eindelyk antwoord van H. H. Mog. op de gevraagde voldoening niet had willen afwagten (z). En, toen fl. H. Mog. op 12. januari 1781. beflooten, om van de vereenigde Moogenheden, volgens het verdrag, de noodige hulp te laten verzoeken, toen de kogel door de kerk was, vonden zy geen gehoor, gelyk men wel konde vooruitzien. 'Er is ten deezen opzigte nog céne byzonderheid op te merken, die de fchryver der Nederlandfche jaarboeJten, volgens zyne gewoone zogenaamde gemaatigdheid, in een gunftig licht poogd te plaatfen, maar die niets minder, dan den fchyn van fpoed, en welmeenendheid, heeft. Zy beftond hier in, dat de postboode, die met het befluit derStaaten generaal aan de gezanten te Petersburg, niet daadelyk op, of na 20. november, toen dac befluit genoomen was, maar eerst op 25. daar aan, afgezonden werd, eeven buiten Leiden ingehaald , naar rs Hage te rug gebragt, en dus ai weder in zyne reize, die allerfpoedrgst had behooren te gefchieden, opgehouden werd. Het is belagchelyk te willen voorwenden, dat zulks met een goed oogmerk gefchied was em de keizerin te doen blyken, dat men in de Republiek op de klagten van Engeland be" hoorlyk agt gegeeven, en daar omtrent volgens " de order der regeering van alle welgeftelde Lan" den had gehandeld, en bv gevolg, dat, zo En" a-eland eenige vyandelykheden tegen deezen Staat \ aanving, 'er geene jeedenen altoos- in de klag" >, ten3 (z) Nederl. jazrb. 17Z1. bl. 31-J&  HUISBOEK. 83 ten, of in het in gebreeke blyven der Republiek, ,, konden gevonden worden."' Het is waar, het befluit der Staaten van Holland over de Amerikaan' Jche papieren werd eerst op 23. november genoomen, en wel opeen rapport van3. bevoorens,fchoon de regeering van Amjleldam haar berigt aan de Staaten binnen vier dagen , na dat het van haar gevorderd was, reeds had ingebragc. Maar men behoefde daarom op 25. den postboode niet te rug te doen koomen , naardien het befluit, het welk hy quafi moest medeneemen, al twee dagen te vooren genoomen was. Ook behoefde die postboode geen vyf dagen te wagten naar het befluit der algemeene Staaten , dat reeds op 20. november vastgefteld was. Men vergunne ons deeze aanmerking in hec voorbygaan, ten blyke, hoe alles op uitftel werd aangelegd op eenen tyd, waar op de grootfte fpoed noodig was, en hoe weinig grond de griffier Fagel in 1790. had , om zig by H. H. Mog. op de zo Spoedige, en rigtige afvaardiging der depêches te beroemen. Het was ook niet minder aanmerkelyk, dat men den ftadh., die zig te vooren zo zeer beklaagd had over den hoon , door Frankryk aan den Staat gedaan , met de weigering van het aanneemen van een befluit van H. H. Mog., nu geen woord hoorde reppen van de herhaalde beleedigingen, die de Staat van Engeland ontfing, door het weigeren, en van deszelfs gezant Jorke, en van deszelfs minifter Stormont, om de memorien van den Staat, dienende tot antwoord op de gevraagde voldoening, en houdende de verklaaring weegens de gewaapende onzydigheid, aan te neemen. Eeven weinig fcheen de ftadh. iets berispelyks te vinden in het ophouden van eenen postboode, en het aanhouden der papieren, welken hy uit naam van onzen gezant te Londen naar deeze Landen moest overbrengen, hoewel dit niet flechts eene fchending was van het regt der volkeren, maar de Republiek daar door ook zeer groote fchaadeleed, weegens het niet tydig waarfchouwen der fcheepen op zee: ten minften hield hy hier omtrent een diep ftilzwygen, zo wel als over de E 1 onregt-  S4 VADERLANDSCH onregt vaardige oorlogsverklaaring («). Men moet ook verbaasd (taan, als men ziet, hoe een man, als de heer Kendorp, hoe een burgermeelter van Amfleldam, zvne drift, en haatdraagendheid tegen den heer van Éerkd na verloop van 12. jaaren, zyne gezindheid voor de Engelfchen, die ons zo zwaar beleedigd hebben, en te gdvk zyne vleiery voor den ftadh , zo zeer heeft kunnen bot vieren, dat hy, fchoon erkennende , dat het opftel van een traktaat, met Amerika aan te gaan, nadat het door Engeland vrv zonde verklaard zyn , zeer geoorloofd was - echter heeft durven ftaande houden, dat de heer van Heikel ttrafïehuldig was voor het geen hy, op uitdrukkelyken last van de regeerende burgermeefters van dien tyd, daar omtrent verngt had. Maar men ziet ras, te midden zyner valfche reedeneerin^en, dat hy aan hem byzonder de fchuld van den Engelfchen oorlog geeven wil, en niet nagelaten heeft,"om de bitterheden, die deeze waare vaderlander desweegens dóór de ftadhouderlyke party onderging, te vergrooten met die, waar meede hy door alle de Amfieldamfche burgermeefters, behalven heeren Hooft, eh van Heemskerk, vervolgd, en uit de ve'-gadering van Holland gehouden werd, tot dat de tyden gunft'ger werden. Maar, het geen zvne laaggeestigheid tot het uiterfte brengt, is dit, d^t hy met ontziet mortuo infultare leoni, dat is, dat fcv deezen heer, na dat hy niet alleen in 17S7. op de onwaardigfte wyze van zyn ampt beroofd was, maar ook nog na dien tyd gevaar geloopen had, om, od aandrang van H. H. Mog., desweegens in regten vervolgd te worden , in 1 752. daar over nog aanvalt, en dus, als bet ware, zyn bestdoed, om deeze raak weder op te warmen. Wy zeggen hier van niets meer om dat de heer van Berkel alle deeze haateIvkheden aangetoond, en bondig wederlegd heeft in eenen brief aan eenen zyner vrienden, door den druk gemeen gemaakt, en verwyzen onze leezers (0) Neder'., jaa>\ 1781- bl. 2Ó—30.  HUISBOEK. 85 daar toe , als meede tot het werk van den heer Rendorp zei ven. Trouwens dat hy, te vooren heemelhoog verheft, dog naderhand om zyne fnoode kunstftreeken tot de diepfte veragting by de weldenkende natie gedaald , niet dulden konde , dat eerlyker lieden de agting van diezelfde natie behouden hadden; kan men genoeg prjmaaken uit de haacelyke trekken, die hy ook aan den waardigen burgermeeder H. Hoeft Daniehz. hier en daar durfd fpeelen. Eenen voorallcn zullen wyopgeeven, geen j fchoon wy die met die-pe verontwaardiging affch'ryven. Van dien beer fpreekende, by geleegenheid, dat hy zig beieverde, om den heer van Berkel wederom als gedeputeerde ter dagvaard meede te doen gaan, laat hy zig dus beleedigend uit. ,, Men had den burgermoede? H. -Hooft Dz. ook weeten ,, op zyne hand te krygen, en gebruik te maaken ,, van 'smans zwak hersl'engeftel, en van zyne drift, voor het geen hy noemde vryheids - en vaderlands. ,, liefde, daar het ééne eerder was ongebondenheid, ,, en verkragting van alle herkoomens, en gewoon,, ten, en het ander eene dweepery, gefchiktnaar „ de /bedriegelyke, en oproerige Hellingen van fommigen , die uit haat, wraak, en ftaatszugt, „ of om hunne byzondere grootheid, en voordcel ,, te bejaagen, de condirutie, het kostte, wat het „ kostte, onderst booven wilden keeren. Het kon„ de gem. burgermeeder, denzelfden,dien in 1787. in blaauwboekjes , en oproerdeuntjes , onder den „ naam van vader Hooft , zo veel lofs is toege,, zwaaid , het konde dien man gelusten, om op 26. april 1782., prefident burgermeeder zynde, voor te dellen, die refolutie omtrent den" heer van Berkel te vernietigen." Hier op laat hy in het breede een verhaal volgen van het geen toen daar over, tusfchen den heer Hooft, en de andere burgermeeders,in den oudraad voorviel, feenezaak, ' die de heer Changuion, anderszins zo gelyk in denken handelwyze aan den heer Rendorp, in 1785. te Leiden zo hoog opnam, en daarom de geheimhouding van de ftemmen der leeden wilde vastgedeld hebben;) en toond by den afloop deezer zaak genoeg, , F 3 dac  «5 VADERLANDSCH dat enkel wederwraak tegen den heer Hooft, om dat hy moeds genoeg had den heer van Berkel weder ter vergadering van Holland te brengen, de eenige oorzaak was van zynen euvelmoed (6). Wy voelen wel , dat een zo orr.flagtig berigt van het voorgevallene vóór den Engelfchen oorlog ibmmigen onzer leezeren zal verwonderd hebben, daar ons ontwerp niet is , om eene gefchiedenis van ons Land geduurende de laatfte oneenigheden te geeven, maar alleen om fommige gebeurenisfen tot ons oogmerk op te haaien. Dan wy vertrouwen , dat elk, die den aard van ons ontwerp inziet, ligtelyk begrypen zal , dat wy die voorafgegaane gevallen, niet oppervlakkig, maar in hunne voornaame omftandigh den , behandelen moeften , opdat daar uit blyke, aan wien men den Engelfchen oorlog met alle ' deszelfs gevolgen te wyten hebbe ; waarom de beste regenten, en de weldenkende natie, feedert dien tyd, zo naauw op het geheel gedrag van den ftadh. gelet, en deszelfs gezag, zo veel mogelyk , bepaald hebben ; en hoe overeenkomftig aan het gebeurde vóór den Engelfchen oorlog de'ftadh. zig naderhand gedraagen hebbe. lmmets liy is de man , die toen, wanneer deeze zaaken voorvielen, het hoogst, en onbepaaldst gezag had in den Staat, die toen het volleedigst genot had van alle zyne voorgewende regten, digniteiten, prerogativen , en preïminintien, die toen by de groote meerderheid der bondgenooten, ja zelfs by die der onderfcheide ftaatsleeden van elk gewest , dien zogenaamden conftitutioneelen invloed, gezag, en vermogen, aan zyne hooge waardigheden verbonden, had, die hy zelve , en veele zyner vleiers zo hoog opvyzelén , en van wien niemand ter goeder trouwe ontkennen durfd, dat toen de raadsbefluiten genoegzaam geheel afhingen. Wy durven hier den ftadh., en zynen geheelen aanhang gerustelyk aanzeggen, dat, zo hy alléén het waarlyk begeerd had, ja zo hy (6) Zie memor. tot opheld. i. deel, bl. 9?—iit., en 250— 269. Het geval, den heer Hooft betreffende, word bepaaldelyk gevonden op bl. 259 267.  HUISBOEK, 87 hy 'er zig maar geheel onverschillig, en Ivdelyk rmtrent getoond had, 'er a's dan eene genoegza'ame befcherming aan den koophandel, zonder eenige uitzondering, dan alleen va*n weezenJyke contrabanden, door alle de zeeven bondgenooten gegeeven, dat de zeemagt, op eenen gedugtcn voet gebragt, en dat de Staat oogenbliklcelyk tot de gewaapende onzydigheid töegetreeden zoude zyn. En, zo men op alle gronden van waarfchyniykheid bouwen mag in het beoordeelen van zaaken, die gebeurelyk waren, indien andere omftandigheden hadden plaats gehad ; mag men dan niet als zeedelyk zeeker ftellen, dat door zulk een beltier de Engelfdien, hunnen geheelen invloed hier te Lande verloeren ziende, nooit zouden gedag*, veel min beftaan hebben, om ons den oorlog aan te doen in den, van rondom beneepen, toeftand, waar in zy zi.g bevonden? Indien men ons dan toegeeft, dat de ftadhouderlyke invloed toen zo groot was, én dat hy gevolgelyk toen het vermogen had , om die zo eeven gemelde befluiten te doen neemen; dan vertrouwen wy ras te zullen kunnen voliooien het betoog , hier en daar reeds ingevlogtcn, dat hy de eenige oorzaak is van den Engelfchen oorlog, en van alle de rampzaaligheden, waar onder het vaderland tot deezen dag toe zugt. Was deeze de vryheid, vreede , unafhangelykheid, en welvaaren, ' was dit de hoogfie top van luifter, en voorfpoed, die het zo lief, en dierbaar vaderland van hem ontfing, die zig beroemd geplaatst te zyn aan het hoofd der regeering van deeze Landen ? Was deeze zyne waakzaam en getrouwheid voor de hoogheden, eer, regten, geregtis;lieden, en heerlykheden van het vaderland, en van elke provintie , die hem zo duur waren aanbevoolen ? Was deeze de betooning van zyne, door heilige eeden, en duurs verpligting geflaafde, gehoudenheid tot handhaaving van 's Lands vryheid, en geregtigheid ? Wy voere« hem in tegendeel te gemoet'met de woorden der aanfpraak aan het volk van Nederland. ,, Ont„ fchuldig u niet; uwe daaden zyn te bekend, en de ftrekking derzelver is te zigtbaar. Hy, die 9, in eenig Land alles kan, alles vermag, alles doed, F 4 „en  83 VADERLANDSCH 9j en doed doen naar zynen eigen wil, naar zyn eigen j, welbehaageu, naar zyn eigen goedvinden; is ook „ voor alles aanfpraakelyk, moet alles verantwoor„ den, kaa de 1'chuld*nooit op anderen werpen''(c). Of begreep hy niec, dat de koophandel den geest, en hecleeveu gaf aan onzen Staac; dat de aard, en gewoonte der Engelfchen was, om geenen koophandel van andere volkeren te dulden, dien zy door geweld beletten konden; dat die hunne gewoonte by/onder was omtrenr min vermogende natiën, en al" vnyzonderst omtrent ons; dac 'er met vriendeiykhcid op hun niets te winnen was; dat het beginnen van onderhandelingen ovrr bet verbond van 1674., waar op zy zo fterk aanhielden, hun voet gegeeven zoude hebben, om hunne willekeurigheid van flap tot flap door te zetten ; en dat wy , met flechts aan hunne drie eerfte eisfehen toe te geeven, de allerbelangrykfte deelen van onzen koophandel in oorlogstyd zouden verlooren hebben; dat, zo dit al op zig zeiven overkoomelyk was, die afftand ons van de zyde van Frankryk onmogelyk gemaakt werd; dat 'er dus geen ander middel was, als onzen koophandel kragrdaadig te befchermen, en daar voor alles op te zetcen, liever dan aan de toegeevendheid vóór de Engelfchen eenen land - en zeeoorlog met Frankryk te waagen; dat, om onzen koophandel te befchermen, oorlogfcheepen van nood<*n waren; dat dit alléén ons in de oogen der Engelfchen onteaglyk maaken konde; dat wy in Europa voor geenen aanval , of fboop van hunne zyde , voor al toen, te vreezen hadden; dat, zo wy bedugtheid hadden voor onze bezittingen buiten dat waerelddeel, wy dezelven fl civs in tyds met een maatig aantal tfoupen , en eenige oorlogfcheepen te dekken hadden; dat dit terftónd gefchieeen moest, vóór dat de oorlog, die tusfchen Engeland, en Amerika ontftaan wVsj zig vefder verfprcidde, en vóór dat wy dezelfde veifchillen kreegen , dfte wy 20. jaaren te vooren gehad badden? Begreep hy niet, dat het den Staat onmogelyk was, om ter geCO Zie H; 71.  HUISBOEK." 89 gelyker tyd deszelfs vervallen zeemagt uit haare nietigheid in eenen aanzienlyken ftaat te Hellen, en de landmagt te vermeerderen, indien dit laatfte al ge reekend werd noodig te zyn; dat, zo de Staat dit laatfte, zonder eenig weezenlyk bezwaar, had kunnen doen , het dan misfehien, ter vermeerdering van deszelfs waardigheid, met vrugt had kunnen gefchieden ; maar dat , daar het werk van de zee toen het grootfte gevaar liep, en daar één van beiden moest agterblyven, om het beiden niet ten halve te doen , het min noodzaakelyke voor het volftrekt onontbeerlyke wyken moest; en dat, in alte gevallen, de volftrekt onvermydelyke verbetering, en in ftandhouding van de zeemagt in tyden van vreede niet moest afhangen van eene beftendige vergrooting der landmagt in eenen gelyken tyd van vreede, zo dat altyd de vermindering van eenen nieuwen vasten post voor de landmagt zoude moeten gepaard gaan met eene vermindering van ee en foberen post, die, alléén op die voorwaarde, voor het eerst in zeer veele jaaren, ten behoeve der zeemagt op den ftaat van oorlog gebragc zoude zyn? Begreep hy niet, dat Engeland zig in de daad nooit beleedigd konde reekenen door eene befcherming van onzen wettigen handel in gevolge van een duidelyk verbond; dat het in alle gevallen geen belang had, om zig nog meerdere vyanden op den hals te jaagen ; en dat hetzelve, hoe groot ook zyne zeemagt was, zig echter buiten ftaat bevond, om eenig gedeelte daar van tegen de onze te doen opweegen, indien wy daar aan, met iever, enter goeder trouwe , de handen fJoegen? Begreep hy niet, dat de aangebooden toetreeding tot de gewaapende onzydigheid eene heilzaame zaak was ; dat die aanbieding, niet welftaanshalve, maar in zeer goeden ernst, ons werd gedaan; dat die onzydigheid geene weezenlyke uitwerking konde hebben, indien de belanghebbende partyen niet toonden, dat zy ongeveinsd, met allen iever, en fpoed, daar in wilden deel neemen, en indien, na de deelneeming, de verbonden Moogenheden eikanderen niec heilig, en in den volften nadruk, geftand deeden F 5 al  9© VADERLAND SCH al het geen zy by dat verbond hadden' op zig genoomen ; en dat die onzydigheid dan eerst in de daad beantwoorden zoude'aan derzelver doelwit, wanneer deeze Staat daar toe welmeenend meedewerkte ? Begreep hy niet, dat het der keizerin van Rusland, en andere Noordfche hoven eeven daarom niet te vergen was, om zig uitdrukkelyk te verbinden tot de yerzeekerïng van onze buitenlandfche bezittingen , om dar. die geieegen waren genoegzaam buiten het bereik van derzelver magt, maar dat het belang dier Moogenheden vorderde, dat zy alle poogingen aanwendeden , om zo veel doenlyk ook die bezittingen , als het geval daar was, te beveiligen? Begreep hy niet, dat Engeland niet zinneloos genoeg was, om zig, uit enkele wraakzugt tegen ons , zonder waarlchynlyk voordeel, den haat, en eenen oorlog met alle de bekende Zeemoogenheden te berokkenen ; en dat juist die vrees hetzelve moest wederhouden, om ons den oorlog aan te doen, indien wy by tyds toetraden tot het verbond, en hetzelve kragtdaadig ooderfteunden ? Begreep hy niet, dat, zo al onze buitenlandfche bezittingen gevaar liepen, na dat ze behoorlyk verfterkt waren , (wat zeggen wy?) fchoon ze nog eenigen tyd onverfterkt bleeven, het nogthans beter was , daar aan iets te waagen, en ondertusfchen onzen geoorloofden handel ter zee ongemoeid te dryven, dan beiden te gelyk in de waagfchaal te ftellen, dat is, den vryen koophandel geheel te verwaarloozen , en dus eene zeekere Ichaade te lyden, om de weinige >zeekerheid voor onze bezittingen te behouden, zo langde Engelfche trouwloosheid, en heerschzugt die niet aanrandde? Begreep hy niet, dat eene ongepaste toe. geevendheid aan eenen , van alle kanten geprang. den , vyand veel gevaarlyker was, dan zig tegen denzelven op eene emftige wyze te waapenen, en £een duim breed van zyn goed regt af te gaan ? Begreep hy niet, dat zyne geduurige voorwendzels van vrees voor den Staat, zyne vorderingen van vermeerdering van landmagt, telkens, naar eevenreedigheid van het meer dreigend gevaar voor het ver^  HUISBOEK. pi . rloop van onzen handel , meer vergroot, ons ge- heel ongewaapcnd heten? Begreep hy niet, dat de algemeene regten, de eer, de waardigheid van den Staat, en de eigendommen van het vermogeiidite deel der natie van htm, als hoofd der uitvoerende magt, eene heilige, en onkreukbaare befcherming vorderden; dat hy, als meedelid der regeering, als ftadh. der Unie, en der handeidryvende gew ellen, verpigt was daar toe met alle magt meede te werken, en, als opperfte officier van den Staat, daar toe de noodigfte middelen aan te raaden; dat de grootlte eer van zyn bellier, het gewigtigfte belang van zyn gellagt aan den luifter, en welvaard van dit Land verbonden was; dat geene byzondere, en vermeende belangen van zyn geflagc in aanmerking kwamen by, veel min mog ten weegen booven die van het vaderland, waar aan hy, door zo veele weldaaden , voordeden, eeden, en verpligtingen ,onverbreekelyk gehouden was; en dat de alltrgeringfte fchending" van het, in hem gefield, vertrouwen de groot(le misdaad was, die'er door iemand in dit Land ooit konde begaan worden? Begieep hy niet, dat zyn invloed onwederftaanbaar was , en dat geene enkele ftem zig verheft zoude hebben tegen alles, wat hy tot weezenlyk nut van het Gemeenebest had willen voorftellen; dat hy, zo zeer als eenig opperheer elders, het geluk, of ongeluk van dit Land , zyn [vaderland, in zyne handen had; en dat die byzondere familieverbintenisfen, welken hy voor zyne kinderen by vervolg in het oog mogt hebben, nooit fierker zouden gezogt worden, dan naar maate de eer, waardigheid, rykdom, en magt van den Staat zwaarder weegen zouden op de fchaal van eevenwigt in Emopa, en naar maate zyn gezag binnenflands, door trouw, kloekmoedigheid, en ftandvastigheid, en zyn aanzien buitenlands door den ontzaglyken ftaat "van onze zeemagt, meer ryzen zouden ? Indien men ons toegeeft, dat de ftadh. dit alles begrvpen konde , dat hy dit alles in het afgetrokkene begreep, dat piem dit alles meenigmaalen door getrouwe regenten is herinnerd, en voorgehouden, €0  9z VADERLAND SC II en dat hy juist het tegendeel gedaan heeft; wie kan dan tegenfpreeken, dat hy, hy alleen, of zo men wil, hy met zynen aanhang,' oorzaak is van alle de rampen van het vaderland, en dat het geenszins de hoogjle onregtv aardigheid is, die aan hem toe te fchryven ? Zo nadrukkelyk, als-waaragtig, is derhalven de taal van de aanfpraak aan het volk van Nederland, welke zy tot den ftadh. rigt. „ Hoe „ hebt gy u.feedert het uitbarften van den Ameris, kaanfchen oorlog omtrent onze' kooplieden , om„ trent onze zeelieden, omtrent ons geheel vader,, land, en deszelfs dierbaarfte belangen gedraagen ? Steeds verknogt, verflaafd, gehegt aan „ het huis van Engeland, dat, om ons vaderland, ,, en koophandel te gewjsfei te bederven, uw huis „ reeds tweemaaien het ftadhouderfchap heeft be„ zorgd , en u eindelyk, om dat wy het nog te „ veel in den weg waren, nog te veef voorfpoed „ hadden, nog met genoeg zyne zydekoozen, geheel fouverain wil maaken; hebt gv nooit toegelaten, dat men zig.tegen de geweldenaaryen, en rooveryen van deeze uwe vrienden, en bondge,, nooten verzettede. Gy wilde niet, dat de zee, ,, daar duizenden van weerlooze zeelieden , daar ,, meer fchatten, dan mogelyk de drie landprovin,, tien van Gelderland , Utrecht, en Overysfel voor ,, het gemeene bondgenootfehap waardig' zyn, op de trouw der trakuacen omzwervende, daaglyks „ aan de roofzugt , en wreedheid van uwe Engelfchen bloot Honden , befehermd wierd. De klaag„ ftem der kooplieden, die voor zo veele duizenden, die voor het behoud van hec geheJe va,, derland fpraken, baden, fmcekten, \verd by u veragt. Het bloed van uwe landgeuooten, door ,, uwe Engelfchen op zee mishandeld, gepynigd, gefolterd, vermoord, riep te vergeefs om uwe wraak, en byftand. Uwe Engelfchen eisfehen, „ dat wy, hun ten gevalle, van een der voordee„ ligfte-vaarten zouden afzien, die ons in tyd van oorlog, en dan alleen , worden aangebooden , „ ons , wier commercie .in vreedestyd gering is , en die by neutraliteiten alleen moéten, en kun- nen  HUISBOEK. 03 .1 nen leeven ; en gy laat door uwe landprovintien, „ cn andere créatïrufen, alle fcheepen,met fcheeps„ hout, en macefialifèn belaaden, tegen het protest van Amfteld'ain; en anderen, dog die niet magtig ,, genoeg waren r:n u te wedetliaan, buiten befcherrnitïg ft.dlen , onder voorwendzel, dat de Republiek nog te zeer ongewaapend was, ora ,, haare regten tegen Engeland te kunnen verdeedigen! Maar, vorst! zo was het 'er meede ge,, leegen. Onder voorwendzel, dat wy niet ge,, noeg gewaapend waren, hield gy de onbepaalde ., convoojen tegen ; cn, op dat wy nooit in het „ geval zouden kunnen koomen van onze hout,, fcheepen te kunnen befchermen, liet gy, onder ,, 's bands , op allerleie manieren, den aanbouw, „ en uitrusting van oorlogfcheepen ftremmen. Is dit trouwloos , of niet, prins ? Zyt gy de waaragtige, dè eenige oorzaak niet van alle de geïeeden verliezen , en dat zo veele braave kooplieden geruineerd zyn ? Zyt gy by gevolg in go^,, de juflitie niet verpligt tot fchaadeloosftelling ? Hoe zoud gy u verdeedigen kunnen, wanneer ,, men u, weegens dat pligtverzuim, in regten mogt ",, betrekken" (d). Zo zyn dan nietige voorwendzels van onzen ongewaapenden toelland, en van bet gevaar onzer buitenlandfche bezittingen, opgeraapte voorflagen tot vermeerdering van landmagt , en opzettelyke poogingen, om, door een en ander, den Staat weerloos te houden, en dat alles geduurende zes geheels jaaren; de middelen geweest, waar van de fiadh. met zynen aanhang zig bediend heeft,'om Engeland heimelyk te begunftigen. Zo moeften dan de twee, eertyds keurvorftelyke, nu koninglyke, huizen van Hanover, en Brandenburg, aan welke beiden de ftadh. vermaagfehapt, en aan welker eerfte de Republiek door een verbond verknogt was , verftrekken tot werktuigen van de allerdiepfte verneedering van ons vaderland. Zo moeften die huizen zig daar toe beiden1 bedienen van hetzelfde middel « van (rf) Zie bl. 59. en velg.  94 VADERLANDSCH van zogenaamde voldoening , van voldoening tegen zodanige regenten, die den ftadh., door hunne vertoeven hoedanigheden, en vooral door hunnen onverfchrokken Bataaffchen moed, en vrvheidsliefde het meefte in den weg waren. En,'gelyk de eerfte vordering van die voldoening ten grond/lag diende van de onderwerping deezer Republiek aan Engeland onder het willekeurig bellier van den ftadh.; zo moest de laatfte dienen tot bevestiging van die onderwerping, en tot vermeerdering daar van door de opperheerfchappy van Pruisfen onder de gefaamenlyke dwingelandy van dienzelfden ftadh., en zyne vrouw. Het koomt ons voer, dat hpt hier de regte plaats is,om,aanvangelyk,te loogenftraffen eene andere betuiging van den ftadh., byzvnebevoorens aangehaalde ftukken voorkoomende, "wanneer hy zegd : geenszins een oogmerk te hebben, om iemand, wie hy zy , te beleedigen , nog om eenige vooroordeelen in te boezemen fgen de gevoelens, en bedoelingen der geener, die de belangen van het vaderland met een ander oog hadden ingezien, dan. hy; nog, door drift beflierd, of door wraakzugt aangedreeven, de welverdiende flrafoe'ffening te vraagen, of te verlangen van die geenen, die zig zo groovelyk tegen hem misgreepen hadden. Want, fchoon wy de order des tyds al te zeer zouden verwaarloozen, indien wy hier alles wilden bybrengen , het geen tegen dit gezegde valt aan te merken, en fchoon wy dus een voornaam gedeelte daar van tot volgende gebeurenisfen zullen moeten fpanren; is het immers eene onloochenbaare waarheid, dat de ftadh. , zo dra 'er maar geleegenheid toe kwam, zig onbewimpeld betoond heeft eenen vyand te zyn van alle tsgenfpraak in 'sLands zaaken, die ftrekte ter veriedeling zyner oogmerken, en eenen vervolger van hun , die het waagen durfden hem tegen te gaan. Het bleek immers, terftond bv de eerfte aanritzeling der ftaatsgefchillen , dat hy de onafhangelyk - en hoogheid van den Staat veil had voor, en het behoud van den vreede gaarne zag opofferen aan eene, willekeurig geëischte, fatisfactie van het Engelfche hof, zo dra die geweigerd werd; en dat hy de vryheid van fpreeken der byzondere (laatsteden  HUISBOEK. 05 leeden, door onwettige ontzetting uit de hooge vergaderingen, en crimineele vervolgingen, zig niet ontzag te wreeken. De twee eerfte fiaatsmannen, welken openlyk van zyne gevoelens, en bedoelingen verfchitden, ondervonden beiden, fchoon door onderfcheide middelen, in de volfte maat de ftadhoulyke wraakzugt. Om dat de voortreffelyke van der Capellen tot den Pol het leenen der Schotfche brigade aan Engeland tegen de Amerikaanen, in tegenwoordigheid zelfs van den ftadh., op den Overysfelfchen landdag te Camoen durfde weigeren; moest 'er naderhand , toen hy het weder affchaffen der, reeds over 140. jaaren vernietigde, drostendienften voorfloeg, een voorwendzel gezogt worden, teneinde dien grooten man over zogenaamde taxatoire termen, of beleedigende uitdrukkingen , in zyn advies ingevloeid , als misdaadig , te doen vervolgen, e:i hem desweegens by voorraad uit de vergadering van ridderfchap, en fteeden te doen weeren. En, zr» dra was dit niet gefchied, of de verdrukte ridder moest den ftadh., die hier de bemiddelaar tusfchen de onderling misnoegde ftaatslecden had moeten zyn, maar in de daad de man was, die hem alles brouwde, vier jaaren lang, vrugteloos, om het verkrygen van eene onzydige regtbank naarloopen. Ja, zo groot was de haat des ftadh. tegen den braaven man, dat hy niet fchroomde, om aan zeekeren regent, die hem voorhield het ongelyk, den ridder aangedaan, met drift te gemoet te voeren, de kaevel moet de regeering uit. Maar naauwlyks was 'er aanftalte gemaakt, om den cerwaardigen van der Capellen, in fpyt des ftadh., en zyns aanhangs, door de overtuiging van fommige e'erlyke Ovrrysfelfchs regenten, en op de ernftige begeerte der ingezeetenen van dat gewest, met Juifter in zynen post te herftellen, ja reeds voor dien tyd, we'rd de uitmuntende van Berkel , om zyne vaderlandlievende poogingen in den Amfleldamfchen raad, en in de vergadering van Holland, op "eene nadrukkelyker wyze ter ftraffe gevorderd, en, toen dit mislukte, van allen invloed geweerd , en voor beiden eenen tyd lang nutteloos gemaakt. Men moest den koning vak  co vaderLandsch van Engeland zyne gevoeligheid zien toofien juist tegen eenen man, die, door zynen invloed op den Amjleldam/hen raad , met reeden voor de grootfte oorzaak gehouden werd van de weinige toegeevendheid, aan Engeland betoond, om ftellig af te zien van de voordeelen van een oud verbond, voor de grootfte oorzaak van den tegenftand, dien de ftadh., nu zes jaaren lang, ondervonden had in het verhinderen van zyn zo geliefkoosd ontwerp ter vermeerdering der landmagt, en voor den ievengen voorftander der gewaapende onzydigheid. Men moest den koning van Engeland, eenen buitenlandfchen vorst, die met onze binnenlandfche zaaken niets te doen had, zig hooren beklaagen over gevaarlyke oogmerken van eene toomelooze party, over eene faa. inenfpanning, waar van geen voorbeeld te vinden was in de jaarboeken der Republiek, overeen gedrag, ftrydig met de grondwetten der Republiek, over de kunftenaaryen van eene allesoverheerfchende party, die altyd gereed was, om het algemeen belang aan haare byzondere inzigien op te offeren. Men moest den kor in g van E'igeland zien vorderen eene fpoedige voldoening, eevenreedig aan de beleediging, en dat de penfionaris van berkel, en zyne meedepligtigen openbaar geJlraft wierden, als verftoorers van de algemeene rust, en verbreekers van de wetten der volkeren. En dit om geene andere opgegeeven reeden, dan om een „ pre,, paratoir plan van een traktaat van commercie, aan te gaan tusfchen H. H. Mog., en de ver„ eenigde Staaten van Noordamerika, om, in gevalle „ Engeland hun voor vrye volkeren erkende, als dan „ zuiks te brengen ter "tafel van H. H. Mog." Ziet men daar uit niet duidelyk, dat deeze eisch niet xonder meedeweeten van den ftadh., en niet zonder een voorafgaand overleg met derizelven , gedaan werd, en dat dus deeze, veel eer dan de waardige yan Berkel, moest gereekend worden fchuldig te zyn aan eene ftrafbaare overeenkomst met eene vreemde Moogenheid, met eene Moogenheid, die zig reeds zo lang vyandig tegen den Staat gedraagen had , die zig nu openlyk met onze inwendige saaken, en regeeringsyorm bemoeide, die zelfs den Joop  HUISBOEK. 97 loop der gewoone regtspleeging door eenen onge-« gronden eisch van voldoening tragere te fluiten * terwyl hy bevoorems zelfs liet verklaaren, dat hec te ruggeeven van genoomen fcheepen bu'ten zyn vermogen was, om dat hy de regtspleegingen der' admiraliteiten niet fluiten mogt; die deezen zynen eisch met een vyandelyk inzigt deed, en eerlang op dat voorwendzel den oorlog verklaarde? Was dit diezelfde fladh., welke, ten believe van Engeland, de eerfle kennis van deeze zaak aan Holland's Staatsvergadering gaf, en dus afging van de oude, en flandvastige gewoonte in dit Gemeenebest? Was het deezezrdfde ftadh., die zig te Vooren zo beleedigd vond, dat Frankryk de èene ftad booven de andere, het eene gewest booven het andere, onderfcheidde omtrent de belastingen op den koophandel in zyn ryk, en die naderhand zo dikwyls zig beriep op de handhaaving der zogenaamde oude conflitutie, waar van hy zig tot eenen Voorflander, en hoofd opwierp tegen de hooge, en wettige regeering? Ja, het was diezelfde man, welke zig naderhand onvermoeid bezig hield, om zeer veele regenten , die hem in den weg waren, meestal door een onregtmaatig verkreegen gezag, of door een tastbaar misbruik van hetzelfde, uit fommige posten te weeren , of daar van te ontzetten, om dat zy zig tegen zyne oogmerken aankanteden. Het was diezelfde man , die zynen dooreerlvken kamerheer van der Canellen eerst koel behandelde, en naderhand Opertlyk zyn mistrouwen te kennen gaf, om deeze kinderagtige reedenen, dat hy eenige maaien met den voortreffelyken de Gyzelaar ge« fprooken had, en .briefwisfeling onderhield met zynen eigen broeder, den eedelmoedigen ridder van der Capellen tot den Marsch. Het was diezelfde man, die, niettegenftaande alle zyne beuzelagtige uitvlug. ten, zig eindelyk gedrongen zag, om den kolonel op 4. juni 1784. by eenen eigenhandigen brief te fchry ven, ,, dat hem geene bewyzen waren voor„ gekoomen , dat door hem ietwes gedaan was, „ flrydig met het charakter van een' eerlvk' man, it of waar door zyne goede naam, en reputatie naI. DEEL, Q „ deej  9B VADERLANDSCH „ deel zoude kunnen Iyden, en dat hy door zyn „ gedrag , omtrent hem gehouden , byzonder in deszelfs militaire qualiteit, zulks aan hec pubhek getoond had, zig verzeekerd houdende, dat hy nimmer eenige intentie had gehad, om hem te '„ benaadelen, of tort te doen." (O- Het was diezelfde man, die den braaven, en waarlyk eedelen ridder, na zyn oncflag uic zynen pose, nog zo veel haat, en wraakzugt toedroeg, dat hy hem, na verloop van jaaren , tegen alle goede trouwe, en de Heiligheid eener kapitulatie aan, door de Pruisjijcne troupen naar Wezel liet brengen, en daar, in eenen Hinkenden kerker, zyne gezondheid ontrooven , tot dat men, van de onmogelykheid zyner herftelling volkoomen zeeker, hem losliet, om voor hec oog van het gemeen de fchande te ontgaan van hein aldaar vermoord te hebben. Dan, daar deeze voortreffelyke held, flechcs cwee dagen na zvn vertrek van Wezel, en naauwlyks te Utrecht aangékoomen , onder zyne doodelyke ongemakken bezweek ; kan men ligtelyk beoordeelen , dat hec diezelfde man, en zyne huisvrouwe was, die deezen onnatuurlyken dood van hunnen voormaahgen vertrouweling bevooien hadden, ongetwyffeld, om dac zy bevreesd waren , dac hy alle de fnoodheden, van welken hy van naarby ooggecuigen geweest was, niet altyd zo verzwygen zoude,als hybefcheiden geweest was in het doen zyner verdeediging weegens zynen post van kamerheer. Dan een man alshv was booven alle verdenking van dien aard, daar hy zelfs in den zomer van 1787. het kommanüo over Naarden, en de onderhoorige forten weigerde, om dat hy door zynen toenmaaligen post nog ' ver- (e) Hst gedrag van jonkheer a. p. van der capellen-, aan het piwiiek door hem zeiven opengelegd, in welk ftuk met weinige omftandigbeden voorkoomen, waar uit men de hoofdigheid des ftadh. om eens opgevatte vermoedens beftendig vast te houden, en andere zyne hoedanigheden, duidelykkan opmaaken , hoe befcheiden dit ftuk anderszins ook is n> gerigt.  HUISBOEK. 90 'verbonden was aan den ftadh., en het, voor hem noodlottig, bevel van Gorinchem niec op zig nam, dan na dat fy vüd die betrekking geheel ontflagen was. Om zulke fraaie reedenen ondertusfchen moest een braaf bevelhebber, die zig, ter bevryding der burgers, en bezetiing eener onverdeedigbaare vesting , had krygsgevang'en gegeeven , en mee regt zeggen konde, zig op eene'al te edelmoedigs wyze ten Jacrifice te hebben opgeworpen (ƒ_), in den bloei zyner jaaren , aan hec vaderland, aan eene braave, dog zwakke eehtgonoote, en aan zyne zes onnoozele kinderen ontrukt worden. Ja, om den haat tegen deezen man, en om de onverfchokken taal, en onvermoeide poogingen van den waardigen van der Capetien tot den Marsch, die fteeds, aan hec hoofd der braave Gelderfche eedelen, voor'sLands, en 's volks regten pleitte, moest deeze laatfte, na het fmartelyk verlies van zulk eenen broeder, als fchiildig aan gekwetfte majefteit, hoogverraad, en oproei , door een partydig hof, uitvoerer der ongehoordfte bevoelen, ter dood veroordeeld worden, fchoon hy gelukkig door eene tydige uitwyking de uitvoering van dac jonregtvaardig moord vonnis ontging. Dit heet regt wraakzugtig te zyn; dit heet regt zig op een geheel geflagt te wreeken , en de ontmenschte wetten van Diocletiaan, en Maximiaan over de misdaad van gekwetfte hoogheid , die thans niet, dan by barbaar fene volkeren, of onder wreede dwingelanden , meer aanwezig zyn , in eene , zo gezegde, vrye Republiek te'rug roepen (g). Deeze (ƒ) Zie deszelfs brief aan de Staaten van Holland, op aw feptëmbér 1787. ah Nymegen gefchreeven , welke zeer merkwaardig is, zo als ook deszelfs rapport, daar neffens gevoegd. (pj „ Van tyd tot tyd, wanneer de patriotten blyken van „ mannenmoed , en iever geeven , is de teergeliefde wel ,, eens brutaal, donderd, bfixèmdj en drclgd zyne vyanden ,, eenen duuren d ig Het gezigt van di GyZelaar doéd hem ,, verbleeken: -hy raakt- in ftuiptrekkincen op het hooren noemen van van Éerkel: op di beide Cupdiens is hy woeG i „ dendc:  •loo VADERLANDSCH Deeze trekken der geaardheid van den ftadh. , ■ hof zeer uit verfchillende tydftippen te faamengebragc, meenden wy , hier, best te kunnen plaatien. En .och, of wy, op het einde van dit tafereel, geene andere, /eer meenigvuldige, fchoon meer algemeene, btyken van deeze geaardheid moeften bybren.gen! Gelukkig was de ftadh. geweest, veel gelukkiger, dan hy zig thans bevinden kan, na dac hy> ten koste van de gerustheid van zyn geweeten y en van de eer, en den bloei van zyn vaderland, over zyne zogenaamde vyanden heeft gezeegenpraald, indien "hy, coen het nog tyd was, gehoor gegeeven had aan den raad van den boovengeinelden kolonel van der Capellen, wanneer hy hem aanraadde, ,, om zig zonder uitftel eenen raad te for, meeren uit perfoonen , die eigenbelang wisten op te offeren aan het publieke welzyn, en die van eene beproefde eerlykheid waren" (//); wanneer hy hem zeide ,, God te bidden, dat.hy des , prinfen oogen wilde openen, ten einde hem zy* ne waare, en deugdzaame vrienden te doen ken' nen; dat als dan wel ras zoude blyken, of ei" v enbelang, en afgunst van den welvaard, en !j voorfpoed van anderen, niet de eenige dryfveeren waren van veeier, zo zeer geproneerd, atcache}] ment" (i). Overdeftig, en dooreerlyk was ondenusfchen de betuiging , die gemelde kolonel, ï>y eene der gehouden gefprekken over zyn geval 1 zo- Jende: aan deeze t'.vee ftookebrandenzegd hy, alle de on" aangenaamheden, die hy thans ondervind, in hetbyzon" der het'misvertrouwen der natie tegen zynen perfoon , en ;' diiektie , te danken te hebben : deezen hebben het eerst de alarmklok getrokken : dog hy zal het hun, of de hunnen wel " in de oogen doen druipen." Dit zegd naar waarheid van hem de fchryver van den brief over de waare oorzaak van 's Lands ongeval, bl. 4+. . (/i) Het gedr. vanjonkh. a. p. van der capellen enz. bl. J4- éi ( i) Het gedr. vanjonkh. a. p. van der capellen, enz, bl, 32.  HUISBOEK. ïoi fro aan den ftadh. , als aan deszelfs huisvrouwe, deed, dat hy geene zwuarigheid maakte te er,, kennen, dat eene vermindering zyner inkomften" ■(door het nederleggen van zynen post als kamerheer) „ hem veel zoude hinderen; maar dat hy, ,, tot confervatie van zyne eer, en goeden naam, „ bereid was, zyne gantl'che fortuin, ja zelfs (zo „ zulks noodig was,; dat van zyne kindei en op te „ offeren : dat hy zig geenszins ongerust maakte ,, over de gevolgen, die hier uit zouden kunnen „ voortvloeien , dewyl hy hier toe te veel ver„ trouwen ftelde op de Voorzienigheid, dewelke hem aanhoudende blyk-en van zyne jeugd af aan had doen ondervinden , en nog deed ondervm,, den, van haaren byftand ; waarom hv ook geene ,, vrees had , dat dèeze hulp aan zyne kinderen ,, zoude worden onttrokken, terwyi hy zig op zyn „ doodbed gelukkig zoude kunnen reekenen, dat zyheden zig nimmer over hunnen vader zouden ,, behoeven te fchaamen, of aan zvne nagedagte,, nisle verwytingen te doen over eêniue van zyne „daaden." Wie, die let hart wel geplaatst heeft, zal deeze betuiging niet beademen, en niet vuuriglyk bidden , dat deeze wensen van dit voorbeefd van waare grootmoedigheid, omtrent zyne kinderen, ja omtrent alle dc r.azaaten van het huis van van der Capellen, voor zo verre zy het voorbeeld hunner waardige naamgenooten volgen, in den al5{z) De aanmerkelykè omftandicheden, die aan dit voorftel voorafgingen, het doen daar van aan den ftadh. verzc' ,eo,  HUISBOEK. 123 men het menfchelyk hart raadpleegd, kan men nog wel toegeeven, dat de ftadh. deezen zynen voórmaaligen voogd, waar aan hy door langen omgang, en ingebeelde dienden verbonden was, niet zo aanftonds van zig op eene zigtbaare wyze verwyderd heeft. Dan hy behoorde hem ten minften eenigen tyd dair na geraaden te hebben, om naar zyn gouvernement in 'sBosch te gaan, ten einde zig, zo veel gevoeglyk gefchieden konde , voor eerst van zyn byzyn te onthouden. Althans hy behoorde zig geWagt te hebben , om het wantrouwen, dat na dit voorftel onder de ingezeetenen meer algemeen moest worden, te voeden, door zyne verdeediging vry duidelyk op zig te neemen, en hem zo lang by zig te houden , tot dat eene meer bepaalde befchuldiging, en de uitdrukkelyke befluiten van fommige geweften, den hartog noodzaakten om zig te verwyderen. Nu toonde hy , door het geen op dit voorftel omtrent den hartog volgde, dat hy zyne byzondere geneegenheid voor hem, uit welke oorzaaken dan ook gefprooten , wilde doorzetten , niet alleen ten kofte van zyne eige agting, en vertrouwen by het volk, maar ook van den agterdogt van Engelschgezindheid, waar onder hy toen al zeer wel wist vry algemeen te liggen. Hy had dan de onvoorzigtigheirl, om zig op 21. juni te laten vinden in de vergadering van H. H. Mog., toen daar inkwam een brief van den hartog met beklag over de regeering van Amjleldam (z), ongetwyffeld, omdat hy daar van bevoorens onderregt was, en om door zyne tegenwoordigheid de leeden af te fchrikken van en diar op volgden > kan men breedvoerig vinden in de mem, tot opluid, van Mr. jf. Rendorp, 1. deel, bl. 177 209. Dan nien zal ook teifens uit diezelfde memorien, 1. deel, bl. 177—■ jSz. kunnen opmaaken, hoe laag deezezelfde man, die toen ter tyd de eer kreeg van dat voordel, zig desvveegens naderhand heeft tragterj te verfchoonen, en daar door alle de verdienden verlooren heeft, welken hy zig bevoorens daar van beloofd had. Quantum, mutatus ab Ulo! (z) Nederl. jaarb. 1781. bl. 1178—1190.  ia4 V A D E R L A N D S C H van bet neemen van een rondborltig befluit. Hier was het de plaats geweest, om gebruik te maaken van het gezegde der Amflelda.nfdie hoeren by hun voorftel, dat zy zig met alle fiducie durfden be,, roepen op het 'getuigenis van zo veele eerlyke, ,, en cordaate leeden der regecring, als Z. H. des3, weegens, onocr hec gecven van de noodige vry5, heid tot fprceke;;, en ernflige,- a ir.tnaaning, om® 5, volgens piigc , cn cor.fcientic dc waarheid te 3, zeggen , zoude grlicven te ondervraagen;'' indien hy al, hy hec doen vin het voorftel van Amjleldam, den R. l\ niet had witien nimnaanen, om op dien voet over het geen hém hier van bewust was zig rondclyk cc verkliaren. Hy vond in tegendeel goed, cm', doof H. H. Mog. mar zyne confidetatien gevraagd zyade, vry duiddyk te kennen te geeven, dat bem'dceze (lap van den hartog niet onaangenaam was, dat by hem voor onfchuldig wilde doen doorgaan, en die zaak hoe eerder hoe betej gebragt hebben ter kennisfe der bondgenooten. Dit laatfte was te lterker, om dat de hartog niet flechts vorderde eene zuivering van den, hem aangewreeven , zogenaamden blaam , en lafler , maar ook ,, eene fatisfaclie, eevenreedig aan het affront, hem in zyn charakter, en relat-ien aangedaan;" eene jutisfaclie, die, ten nadeele van een ftaatslid, ja van de vermogcndlte ftad van het Gemeenebest gevraagd, aaniiep tegen den inhoud der plegtige acte van indemniteit van ly. juli 1Ó63. (a), en die, verleend wor- fa) Deeze aBe van indemniteit, welke wy te meermallen zullen moeten aannaaien, en te vinden is in de rejal.'vancenjid. ten tode van J. de Witt, bl. 606. en vnlg. behelsd hoofdzaakelyk: „dat, of het gebeurde, dat hier namaals de rid- derfchap, of iemand van de eede'en , van de fteeden, of ., iemand van de regeerders derzelver, of van haare gedepu- teerden, of ook anderen, de hooggem. vergadering fre„ quenteerende, ter zaake van de propofitien, remonftran,\ tien, adviezen, of refolutien tot handhaavifig-van de^te- genwoordige regeering, tot confervatie van de vryheid, „ of anderszins den ftaat van hec Land aangaande, ofwel „ over, en ter zaak van de uitvoering derbelluiten, encom- „ misfien,  HUISBOEK. 125 wordende, ftryden zoude tegen de Unie, en dienen toe verfmaading der Souverainc vergadering van Helland, waar toe de ftadh., als lid van de ridderfchap, ook behoorde Geen wonder eeven wel, dat de Staaten generaal, als laage afhangelingen van den ftadh.» op 2. juli, zonder den last hunner principaalen over deeze noogwigtige zaak af te wngcen, een befiuic namen , waar by zy verklaarden, ,, dat aan H. H. ,, ivlog. geene reedenen waren voorgekoornen, wel., ken eenigen grond zouden geeven tot zodanige ,, befchnldigingen , en betigtigingen van kwaade trouw, en omkooping, als den hartog in eenige „ naamlooze gefchnfttn , en onteerende gerugten ,, wieden ten lafte gelegd; dat zy dezelven in te., geodeet hielden voor onwaaragtig, en injurieufe ,, laftertaal, en den hartog van den blaam, hem aan,, gewreeven , volkoomen zuiver hielden" (c). Hoe zeer nu dit befluit genoomen werd, onverminderd de vrye deiiberatien van de refpeBeve Staaten ; hoe zeer het alieen liep over de befchuldigingen van kwaade trouw, en omkooping, den hartog by naamlooze gefchriften toegefchreeven ; en hoe zeer de beeren van Amfleldam zelfs den hartog daar van hadden vrygefprooken, (met welke ftaatkundige inzigten, en uit welke reedenen van omzigtigbeid, laten wy daar;) was eevenwel dit befluit reeds een zigtbaar gevolg van des ftadh. werkzaamheid inditgeval, eneenblyk.., 1 hoe ,, irfsficn, by IT. Ë. O. Mog. genoomen, of gedefereerrT. Tiet al het geen daar uit gevolgd was, of na deezen rer ,, ceniger tvd daar uit zoude kunnen volgen , by eenigerma- niere, binnen of buiten den Lande van Holland, en Weitr „friesland, by weege van feiten , of rekten, tot eeniger tyd wierd gïmolcfteerd, geinquieteerd , of befchaadigd in lyf ,. of goederen, eer, (laat, of officien: hetzelve zoude wor,. den gehouden, of zulks tegen den Staat, en het welvaa» ,, ren van het geheel Land, en alle de ingezeetenen van ,, dien gefchiedde , en dienvolgende tot gemeenen laste van ,, den Lande van Holland, en Westfriêsland zoude worden ,, afgeweerd, mitsgaders behoorlyk gerepareerd, en vet- goed," enz. (c) Nederl. jurb. 1781. bl. 1357. en 1358.  %w6 VADERLANDSCH hoe hy genoegen nam, dat men by hetzelve voor het oog van min kundigen den fchyn aannam, om den hartog vry te fpreeken, en Amfteidam in hec ongelyk te ftellen. Maar doorzigcige lieden begreepen wé!, dac zulk een befluit niet ais een gevolg van onzydige raadpleegingen kon worden aangezien, maar als een afgevergd ltuk van lieden, die door de te* genwöordigheid des ftadh., en door den invloed van oen hartog zeiven op hunne byzondere belangen, bewoogcn waren, en niec durfden nalaten, om hetzelve in de waereld ce brengen. Terwyl deeze zaak dus onbevoegdelyk was gebragt ter kennis van de zeeven bondgenoocen, (wanc m alle gevallen had de hartog zig toe de Staaten van Holland, maar geenszins tot de Scaacen generaal, moecen vervoegen;) en terwyl Gelderland, en Utrecht zig al vroeg beieverden, om hunne believing voor den ftadh., en hartog te betoonen door hec uicgeeven van een fterk plakaat tegen alle lafterfchriften omtrent den Iaatstgem ; gebruikte de ftadh. van zynen kant eene hst, die zeker verre van edelmoedig was, maar hem by min doorzigtigen eene houding deed aan* neemen, als die van eenen, te onregt befchuidigden, perfoon, en incusfehen in de/ daad ftrekte, om heimelyk, ch ingewikkeld, de fchuld der werkeloosheid op anderen te fchuiven. Hy verfcheen mee dat inzigt op 28. juni, en dus kort na het nader voorftel van Amfleldam, en na de gedaane klagten van, en over den hartog, ter vergadering van H. H. Mog. met eenen vooiflag, ,, om mee alic ,, naauwkenrigheid te onderzoeken , of behoorlyke zorg gedraagen was , om de zeemagt van den Staat, feedert de tegenwoordige troubles onrftaan waren, in die fïtuacie te brengen, dat zy met effect regen eenen vyand had kunnen agee. 3, ren, dan of daar omtrent eenig verzuim, of on"„ agtzaamheid had plaats gehad; en, zo ja, waar „ arm zulks te wyten was, en, om de noodige in,, formatien ten dien opzigte te bekoomen, de re,, fpectieve kollegien tér admiraliteit aan te fchry,, ven, om te dienen van berigt." Hier op volgde eene geheele lyst van zaaken, betrekkelyk tot hec zee-  HUISBOEK. 127 .zeeweezen, waar over die berigten loopen moeiten, die echter a len zo waren ingerigt, dat aan de adnnrali'.eicen , als het ware, werd in den mond gegeeven, waarom zy deeze, en geene zaaken niec uitgevoerd hadden. Ook waren daar by konltig uit het oog verloeren ,, de onverwagte beletzelen, en ,, zwaarighëden , welken het uitloopen der weini,, ge fcheepen., die men onderftelde 'volkoomen in (laat te zyn om zee te kiezen, hadden verhin,, ckrd, zeirs na dac Z. H. daartoe, na behoorlyk ,, onderzoek van zaaken, de noodige orders gegce,, venhad;" van welk weezenlyk ftukdegedeputeerden van Amffeldam by hun voorftel van 18. mai bepaaldelyk gefpróofceti hadden. Uit deeze eige voordragt van den ftadh. zelfs, zy moge dan met een verkeerd doelwit in de waereld geftoocen zyn, blykt ten minften zo veel, (en zo veel was genoeg om zelfs den hardnekkiglten oranjevriend ce overtuigen,) dac de ftadh. zelfs toen nog niet durfde tegenfpree ken , het geen elk eerlyk vaderlander voor onbecwiscbaar zeeker hield, dat 'er, op het minfte, verzuim , en verkeerd beftier ergens plaats had, Die daarenbooven geleegenheid heeft, om in de memorien van den heer Rendorp (d) naar te gaan de merkwaardige omftandigheden , welken 'er, in den zeekrygsraad van 20. april 1781. aan de Helder, in tegenwoordigheid van den ftadh., en dien heer gehouden, voorgevallen zyn, het befluit, dat daar genoomen werd , om op de Weezer een Engelsen konvooi van 34. transportfeheepen met 2800. rekruuten, en 4. ligce fregaccen van oorlog, als mee. de nog cwee hunner koopvaardyvlooten in de Oost. zee op ce ligten, en hoe godvergeetcn dit befluit door den viceadmiraal Hartfinck te leur gefteldwerd; die zal daar in het fpreekendst bewys vinden van hec ongehoordst verraad. Dan, gelyk 'er van dit, door den ftadh. voorgeflagen ,onderzoek niets kwam, en volgens hec ontwerp niets koomen moest, zo had de ftadh. tog zyn oogmerk bereikt met zynen aanhang (d) I. deel, bl. 145—155. en 159—16$,  iz6 VADERLANDSCH hang zand in dc oogen te werpen , en het veffcheelde vee!, dat hy naderhand wederom tot eene föortgelyke erkentenis koomen wilde van , niet min» der in het oog ioopende, ongeregtigheden. Het bleek ondertusfehen, al kort na het voorftel van Amjleldam, dat ook andere voörnaame leeden der regeering bewust, en te onvreeden waren van , en over den ongehoorden invloed van den hartog in regeeringszaaken , toen de heer D. IV. vort Lynden, die zig feedert voor de goede zaak zo verdiènftelyk gemaakt heeft, en na den vreede als rmhasfadeur naar Engeland gezonden is , eenen nadrukkeiyken brief op 16. juli 1781. aan H.H.|yfog, fchreef." Hy bedankte da;?r by voor het agt geeven op zyn verzoek, om ontflagen te zyn van den post van miniftcr te weenen om zeekere omflandigheden; en zeide verder, ,, door een bedaard onderzoek van zig zeiven, en van de byzondere omftandig?, heden, waar in de Republiek verkeerde met. op, zigt tot derzelver inwendig beftier, overtuigd ge.., worden te zyn van de onmogelykheid, om thans, overeer.komftig zynen welmetnenden iever voor ., bet vaderland , aan hetzelve buitenfiands van \ dienst te kunnen zyn; dat hy zyne bewcegrec', denen aan Z. H. ampel had mcëdcgcdceld, en i, •".•sae'vks niet febroomde zyn bezwaar voor H« H. Mog. open te leggen; dat hetzelve beftond in zyi e verpiigting, om allen invloed van vreem, den, hoe hoog ook van geboorte, of magtig in , gezag, tegen te gaan, en om de eer, cn onafhangelvkheid van den Staat te handhaaven: dat by gaarne aan het oordeel van H. H. Mog., cn ' van. hét geheel bondgenootschap wilde ovei laten , in hoe verre deeze gevoelens van pligt, en va,, derlandsliefde overeenftemden met den invloed, dien hv meende, dat de hartog van «ronswvk in „ de fiaaisdeliberaticn had, als meede of, en in hoe verre door gem. beer, by de rnfeerderjaarigheid van 7. H. in 1766., poogingen waren aange',, wend, om zig als confnlent, of eenigen cmiflliarius van het eminent hoofd deezer Republiek te doen aanfteUen, cn erkennen, cm daardoor Z. II. te „ dispen-  HUISBOEK. 129 j, disperifeeven , van uit de bekwaamde, en gei5 trouwde regenten, en mmiflers van den Staat te 5, formeeren eenen raad , waar in? zo de binnen - als buitenlandfche aangeleegenheden van de Re3, publiek naar behooren overlegd , en geprepareerd 3, zouden worden; eene inrigting, die, in monar„ chieke, zelfs defpotieke regeeringen voorgoed gehouden, en in gebruik zynde , te meer toe,, pasfelyk fcheen op dit Gemeenebest, aangezien deszelfs ingewikkelde regeeringsvorm, en door,, dien het voorbeeld van voorige lladhouderen de ,, noodzaakelykheid , en nuttigheid daar van vol3, koomen beveiligde: en eindelyk, dat hy in den 3, harcog geene qualiteit, of titel konde erkennens ,, om in zaaken, het politiek bellier der Republiek: „ betreffende, eenigen, zelfs indirekten, invloed „ te hebben" (e). Wanneer rnen de melding van des hartogs pooging, om zig tot eenigen raadsman van den ftadh. te doen aanftellen, welke, in deezen brief voorkoomende, toen nog aan zeer weinigen bekend was, vergelykt by des ftadh. beftendigen afkeer, om zig eenen raad van regenten te zien geeven, en by de verklaaring, die hy, betrekkelyk tot de klagten van den hartog, by ver»' volg op 22. februari 1782. gedaan, en die de ridderfchap in de vergadering van Heiland ingebragC heeft; dan moet men, aan den eenen kant, alweder befluitcn, dat hy deezen raadsman volftrekt by zig heeft willen houden in wederwil van de Staaten, en van de natie, en dat hy, aan den anderen kant, 00 Nederl. jaarb. 1781. bl. 1387— rsor. Hoedanig de regeering van Amjleldam, door toedoen van den heer van Lynden, aan de kennis der aSe van c011 fulentjehav tusfchen den ftadh., en den hartog gekoomen is, (eerre kennis, die zo veel toebragt tot derzelver mannelyk voorftel van 8. junï 1781.;) vind men in de memor. tot opheld. van J. Rendorp, r. deel, bl. 208 210. Dan daar uit zien wy teftens, dat Rendorp van deeze afte reeds in 1768- in het zeekere kennis gedraagen, en die weeten fcHap imien jaaren lang voor zig gehouden had. Voortrelfeiyke' vaceilendsliefdc voorwaar! I. DEEL. I  *go VADERLANDSCH kant, toen ter tyd de weetenfchap van zvne heimeiyke onderhandelingen met den hartog, door eene onopregte betuiging , voor hun heeft zoeken verborgen te houden ; en het vervolg zal leeren, dat hy feedert dien tyd nog drie jaaren lang daar in is voortgegaan. Althans hy verklaarde op dien 22. februari 1782., dat hy zig verpligt agtte, om den „ hartog te regtvaardigen van den blaam, die hem „ aangewreeven was, en van alle befchuldigingen, „ als of, door zyn toedoen, en invloed, veroor„ zaakt was" het geen in het voorftel van Amfleldam daar aan was toegefchreeven. Hy had de onvoorzigtigheid om 'er by te voegen, „ dat hy onf, bezwaard was te verklaaren, dat nimmer, of nooit „ door den hartog aan hem, willens, en weelens, ,, eenige raad, of advies gegeevenwas, niet over„ eenkomftig met de waare belangen der Repu,, bliek." Hy wilde de Staaten, tegen de verzeering van Amfleldam, van den R. P., en van den heer van Lynden, doen gelooven; ,, dat hy met „ den hartog over de zeemagt, en de krygsopera- tien te water in 1781. nimmer had geraadpleegd." En hy befloot met eene verklaaring, ,, dat hy niet ,, gewoon was raad, van wien het ook zyn mogt, „ te volgen in zaaken van aanbelang, en byzon„ der, als de waare belangen van dit'Gemeenëbest ,, daar by waren betrokken, zonder te overwee- gen , öf dezelve daar meede overeenkomftig was, ,, en dat hy oordeelde, verpligt te zyn, om iu diergelyke zaaken te volgen het licht, dat hem „ door den Allerhoogften gegeeven was, en niet ,, met een blind vertrouwen door de oogen van ,, eenen anderen te zien, hoe zeer hy altyd geneigd was , om naar goeden raad te Iuifteren" (ƒ> Welk eene meenigte van aanmerkingen zouden wy niet kunnen maaken op deeze verklaaring! Dan wy zullen ons, met betrekking tot het laatfte gedeelte daar van, vergenoegen met te zeggen, dat, zo dit waar was, de ftadh. dan voor zyne reekening nam, en (0 Nederl. jaarb. 17H. bl. 166. en volg.  HUISBOEK. 131 en volgens zyne eige toeftemming voor dit, en hec laate nageflagt alléén verantwoordelyk ftond weegens alle de rampzaaligheden van den Engelfchen oorlog, en alle de gruwelen, die naderhand, door omkoopingen, plunderingen, moorden, en het inrukken van vreemde troupen, alléén tot zyne herftelling ondernoomen, hebben plaats gehad. En, met opzigt op het eerfte gedeelte van die verklaaring, bleek zyne onverschilligheid omtrent de hoogheid, de regten, en de waardigheid der vergadering van Holland, en zyne bereidwilligheid om de atle van indemniteit, een zo weezenlyk bolwerk der vryheid, a*an de wraakzugt van zynen geliefden hartog op te offeren. Immers de ftadhouderlyke aanhang drong, op grond van die verklaaring, op 7. maart 1782. ter vergadering van Holland door, dat er een befluit genoomen werd, „ dat aan de heeren van Amfleldam., eeven als aan alle andere leeden van de Souverainiteit, toekwam het „ regt, om ter vergadering van H. E. G. Mog., 5, of aan Z.H. in deszelfs betrekking tot den Staat j 3, voorflagcn te doen, die zy oordeelden ten mee3, ften dienfte van het Land te behooren, zonder ,, desweegens in het minfte verantwoordelyk te zyn, ,, nog in regten, of daar buiten aangefprooken te ,, kunnen worden; en dat, onder beneficie van het voorfz. deklaratoir , deeze zaak zoude worden ,, gefeponeerd , en in het geheel buiten verdere ,, deliberatie gelaten" (g). Dat is met andere woorden te zeggen , dat de atle van indemniteit: van 1063. in naam bleef ftandgrypen, maar dat de Staaten zig de aanflagen, tegen de vrymoedige taal der leeden ondernoomen, als 'er de ftadh., of zyne vrienden in betrokken waren, niet verder moeften aantrekken, eu dat men de deur wel wilde openzetten, (g) Het is der moeite wel waardig, om den korten inhoud der adviezen van de onderfcheiden leeden van Holland, over deeze hoogwigtige zaak op 7. maart 1782. geuit, naar te leezen in de me,m. tot opheld, van J. Rendorp, 1. deel, byla» ge F. I 2  i52 VADERLANDSCH zetten, om die aanflagen eeven daar door te ftou. ter by vervolg te herhaalen. Dat is te zeggen, dat de ftadh., die in deeze zyne hoedanigheid, en ih die van lid der vergadering, Ac hoogheid, vryheid, en voorregten van Holland moest voorftaan, meefter bleef, om dezelven op te oiferen aan zyne eige grootheid , en gevoeligheid. Deeze zecgepraal over het ten gr ave brengen der hollandsche vryheid, (gelyk ze de hoeren van Amjleldam by hun advies op 7. maart 1782. noemden,) gaf fchoone ftof, om den ftadh. des anderen dags op zynen verjaardag daar meede geluk ce wenfcben, fchoon dan ook die middel van fdtisfadtie aan den Engelschgezinden aanhang in de daad mislukt, en ten tweedenmaal in roo'k verdweene.i was. Wy moeten , eer wy van dit ftuk afftappen, om het verbind , waar in het ftaat met de zogenaade aée van cmjhfentffhdp , hier van deeze laatfte nog melding maaken, fchoon hetzelve eerst lang daar na aan den dag kwam. Dit meefterftuk van des hartogs listigheid, en onbefchaamdheid, was reeds in 176Ó. in de waereld gebragt zonder eenige voorkennis van de Souverainen der zeeven geweften , en zelfs van H. H. Mog., en derhalven zonder eenigen fchyn van wettigheid. De heer Rendorp geeft de wyze, waar op deeze acte in de waereld geftooten was, uit eene echte bron dus op. „ Myn waarde , en hooggeagte vriend, F. Fagel, tweede griffier van H. H. Mog., wiens affterven „ in den bloei zyner jaaren voor het vaderland ,, noodlottig geweest is , had my in 1768. ver„ haald: „ ,, dat de heer Van Bleiswyk, toen nog „ penlionaris van Delft, en den erfftadh., en den ., ,, hartog byzonder toegedaan, aan zynen vader, ,, ,, den griffier Fagel, gezegd had, dat, dewyl H. ,, H. Mog. hadden goedgevonden, by befluit van ,, ,, (i. april 176Ö. de keizerin te verzoeken, den '„ ,, hartog, die in H. Mt., en des ryks dienst ,, was, toe te laten, mg eenigen tyd met zynen ,, ,, wyzen raad Z. Fl. te adfifleeren, en vermids het ,, ,, verzoek was toegeftaan; het noodig was, gem. „ heer daar toe als nu te verbinden : dat gem.  HUISBOEK. 133 „ griffier daar op gevraagd had, wel wie zal daar ,, 10e liet noodig opjtel maaken? en Bleiswyk geant- „ woord , dat zal ik wel doen : dac , een korte „ poos daar na, laatstgem. heer een concept van ,, ,, die acte aan den griffier vertoond had; dog dat „ deeze niet had kunnen goedkeuren, dat in het „ i. artikel zonder bepaaling gezegd wierd, dat ,, ,, de hartog Z. H. met raad en daad, ten allen ,, ,, tyde , zoude byfiaan , als daar in opgefloten ,, ,, liggende eene verpligting, alsof Z. H. ten al,, ,, len tyde den raad van den hartog zoude moe,, „ ten vraagen: dac de griffier derhalven gemeend ,, ,, had, dac noodwendig, in plaacs van ten allen „ „ tyde, behoorde gelteld te worden, zo meenig' s, ,, maaien wy zulks van hoogstdenzelven zullen requi„ ,, reeren, en voor ons dienftig, en noodig oordeelen, 3, „ als meede dat de duurzaamheid van opgem. „ ,, verbintenis bepaald wierd op dtie jaaren: dat „ ,, men daar op goedgevonden had, ingevolge de ,, „ eerlte aanmerking, de zo eeven gem. woorden „ ,, in art. i. te ftellen; en, om te voldoen aan „ de andere, in het einde by te voegen, en dit 3, ,, alles alzo by provijie , en tot ons wederzyds ken. 3, „ nelyk wederzeggen toe: dat de acte op dien voet s, „ gepasfeerd was met kennis, en goedkeuring ., „ van den R. P. Stein, dog buiten weeten van „ den heer van Rhoon, die daar na dezelve ten „ „ hoogften had afgekeurd, gelyk meede de En. „ ,, gelfche ambasfadeur Jorke gedaan had."" Ziet daar de werkmeelters van die gedrogtelyk fluk! En dit verfoejelyk geheim hield Rendorp, die zo veel ophef van zyn patriotisme maakce, zo veele jaaren voor zig. Men leere den leeuw uit deeze klaauw kennen, vooral, daar hy deeze acte nog zoekt te verfchoonen (h). Men zoude den ftadh. om zyne jong - en onbedreevenheid nog verfchoonen kunnen, dat hy zig toenmaals had laten overhaalen , om hetzelve voor zyne Souverainen eenigen tyd verborgen te houden, inzonderheid, wen men be- fchouwd (ti) Zie mem. tot opheld. j. deel, bl. 211—-2.15. I 3  134 VADER. LANDSCH fchouwd, hoe lydelyk hy in dien tyd omt;e.it het opfteilen dier adte was, en daar toe door de voor. naamlte minifters, zo van Holland, als van de Generaliteit , werd aangemoedigd. Maar dit verfchoonde den hartog , nog de fnoode raadslieden niet, die daar in de hand gehad hadden; en de ftadh. zelfs was ook ft-ralbaar, om dat hy, in rypere jaaren, die atle niet uit de waereld geholpen, nog deu Souverain daar van kennis gegeeven had, zelfs toen de heer van Lynden al in juli 1781. getoond had, daar van bewustheid te hebben. Hy wagtte juist het oogenblik af, waar op de heeren van Dordrecht op 5., en 12. mai 1784. ter vergadering van Holland kennis gaven , ,, dat de hartog „ van Brunswyk Z. H., als kapitein generaal, zou5, de hebben verhinderd in deszelfs dispofitien tot ,, het geeven van goede, en pryswaardige orders, die tot dekking tegen allen aanval zouden heb„ ben kunnen (trekken" (ij; en vervolgens terzelfder plaats bekend maakten , „ dat in 1766., kort na de meerderjaarigheid van den ftadh., de „ hartog van Brunswyk gem. ftadh. zoude hebben weeten te beweegen tot het pasfeeren van eene onderhandfche, dog met eede bevestigde, atle, 3, welker inhoud , na bekoomen informatien , van «, een ver uitzigt voor den Staat zoude zyn" (k). Toen eerst, (gelyk de aard meedebrergt van zulke werken der duifternisie,) toen eerst, na dat H. E. G. Mog. uit hoofde van dat voorftel eene commisfie benoemd hadden, om zig by den ftadh. jn eene perfoneele conferentie nopens die onderwerpen te informeeren; gaf de ftadh., uit zynen laatften fchuilhoek gejaagd, met ontkentenis echter, „ dat hy door den hartog was verhinderd in zyne ,, dispofitien tot het uitgeeven van orders," te kennen, ,, dat hy omtrent de acte, die tusfchen den „ hartog, en hem op 3. mai 1766. was gepas- ,, feerd (i) Nederl. jaarb. 1784. bl. 058. Dccze kennisgeeving van Dordrecht had plaats ten tyde van den gedreigden aanval des keizers. (k) Nederl. jaarb. 1784. bh 958. cn volg.  HUISBOEK. 135 %} •feerd (/), dog welke nimmer door hem met eede ,, beveiligd was, al feedert eenigen tyd by zig zel3, ven voorgenoomen had, om dezelve niet langer 3, te fecreteeren, verneemende dc nadeelige, en van ,, allen grond ontbloote gerugten, die nopens de gemelde atle verfpreid wierden, en dat hy niet zoude nalaten, 3, om binnen korte dagen eene copie authentiek van de bewufte atle aan H. E. G. Mog. te comy, municeeren." Laten wy in het voorbygaan opmerken, dat de ftadh. hier zelfs zyne ftilzwygendheid van 18. jaaren omtrent die aée noemd een fecreteeren va.n dezelve , en dus erkend, dat hy dit ftuk, over de waarneeming van zyne poften, en over de behandeling van 'sLands aangeleegenheden loopende, bui ten weeten van zyne Souverainen, in het geheim, in de waereld gebragt, en agtervolgd had; eu dac niet zyn pligt, niet de fchande, om op zyne mannelyke jaaren langer aan zulk eenen leidband te loopen, niec de overtuiging van zyn geweeten, nog eindelyk het misbruik, door den hartog daar van gemaakt ; maar alleen de verfpreide gerugten , en dus de onmogelykheid , om dezelve langer te verbergen, hem hadden doen voorneemen, om die atle bekend te maaken, welke gerugten hy dan eevenwel nog, in zyne gewoone taal, van allen grond ontbloot durfde noemen. Wy maaken hier uit dit befluit op, dat dit verfoeielyk, en ftrafbaar ftuk voor 's Lands Staacen altyd een diep geheim zoude gebleeven zyn , indien heczelve , bv toeval , en tegen wil , en dank des ftadh., en hartogs, niet oncdekc was , en dac dus de eerfte niet de eer der ontdekking booven den laatften vooruit had, maar dat zy beiden de veragting, de fchande, en de ftrafbaarheid van dat ftuk gelykelyk deelden. Wat de acte zelve betreft, zy was een meefterftuk van onbefchaamde ftoutheid, zo van den hartog, die zig daar by heimelyk ftak, en indrong in zaaken, (/) Dus was deeze afte op den tyd, waar op dit onderzoek, en deeze eerfte kennisgeeving gefchiedde, juist agt, tien jaaren oud. Ï4  13CJ VADERLANDSCH zaaken, waar meede hy niecs te doen had, als van den ftadh., om tegen den wil des Souverains hem daar in te haaien. Zonder iets te gewagen van de weitfche inleiding, waar by de ftadh. niet anders over de regeeringszaaken (preekt, dan als of' hy zelve de Souverain was, zuilen wy alleen de vier artikelen, waar toe zig de een, en de ander verbond, met verkoiting opgeeven. Zy waren dan, wederzyds, en onderling, geconvemeerd, en veraraagen ; ,, i". Cac de hartog zig zoude verbinden, om den ftadh. in het beleid der zpaken, zo wel van ,, het militair departement, als van alle de verdere, „ en andere departementen, onder zyn gezag behooren„ de, met raad, en daad te zullen adfifteeren, in alles , ten allen tyde , cn zo meenignralen hy zulks van hem zoude vorderen, en voor zig dien„ ftig, eu noodig oordeelen. ,, 2P. Dat dè hartog verpligt zoude zyn, om „ in alle zaaken , welken in zyne handen zouden worden gefield, hem getrouwelyk te dienen van ,, deszelfs raad, en advies, daar in advifeerende, en handelende, zo als in goede covfaentie, tot ,, bewaarjng van ZYt^e hooghk1!), puIfrogativen, „ en geregtighëden, mitsgaders ten meejlen dienfte, en welvaard van den Staat der vereenigde nederlanden, zoude vermeenen te behooren, zonder daar van af te wyken door gunst voor eenige byzondere provintien, fteeden, kollegien, of leeden „ van dien, voor eenige partiku'iere perfoonen, ,, het zy buiten, of binnen de regeering, of uit „ eenigerleie andere oorzaaken , in alles anders niets „ voor oogen houdende, a's het geen, dat tot voor„ Jland van zyne waare, en regtmaatige belangen, ten gemeenen beste, en tot bevordering van het meejle welzyn deezer Landen, op de cfficacieufle wyze zoude kun3, nen, cn mogen firekken. ,, 3°. Dat de hartog zig ten voorfz. einde ge„ ftaadig by , en omtrent zynen perlbon zoude ontH houden. ,, 4°. Waar tegen hy zig voor, en ten behoe»3 ve van den hartog verbond, om denzelven, ter „ zaake  HUISBOEK. 137 ,, zaake van al het geen hy, tot preftatic van dat ,, angagement, en in het geeven van den gerequi- reerden raad, zoude hebben gedaan, van alle aan„ fpraak, naarmaaning, en veramwoordelykheid vol- koomen te zullen indemneeren, en bevryden, niet „ willende , dat hy ter dier zaake aan iemand anders, als aan hem in eigen perfoon, eenige reeken,, i'chap , of verantwoording verfchuldigd zoude ,., zyn. En, in geval aan hem (ftadhouder) geduu,, rende dat angagement iets menfchelyks mogt o,, verkoomen, wilde hy, dat de hartog zoude kun,, nen vo'u'han , met op zyne geheime fecretarie over te Ieeveren de ftukken, en papieren, tot ,, zyn bewind behoorende, die als dan onder hem ,, b'eruften mogten, zonder dat hy hartog aan iemand zyner erven, fuccesfeuren , of regt verkrygende ,, tót het geeven van eenige opening, veel min tot ,, het doen van eenige verantwoording, verpligt „ zoude zyn, of daar toe op eenigerleie wyze ge- rioodzaaict kunnen, of mogen worden. Dit ftuk was gedateerd ,, in 's Gravenhage den ,, 3. mai 1766.v, door beiden onderteekend, en lager ftond, ,, op huiden den 3. mai 1766. heeft Z. „ 11., de heer hartog van Èrunswyk, den eed op ,, het voovenftannde angagement in handen van Z. ,, 11., den heer prins erfftadh., geprefteerd, en afgelegd. 3, In kennisfe van my ,3 T. J. 1)E LARREY." Welk een ongehoord ftuk, den ftadh. hier, in de eerfte plaats, te hooren fpreeken van zyne hoogheid , prërogativen, en geregtighëden, en 'er dan, als iecs ondergefchikts, op te laten volgen, mitsgaders ten meefien dienfiè, en welvaard van den StMit der vereenigde Nederlanden ! Ziet daar de grondbeginzelen, die de hartog aan den ftadh. heeft voorgehouden van zyne eerfte jeugd aan, en die nu in deeze atle voor altyd , door de bekentenis van beide de partyen, gebrandmerkt ftaan. Ziet daar het groot oogmerk van eenen ftadh., die, als een Souverain vorst, eerst zyne eige hoogheid, en dan het v/elzyn 1 $ vm  t$S VADERLANDSCH van het Land , op het oog heeft, en daarom ook, in den Engelfchen oorlog, en feedert dien tyd tot heeden toe, 's Lands waar welzyn aan zyne eige grootheid (leeds dienstbaar maakte. Trouwens zo waaragtig is, het geen de aanfpraaka^n het volk van Nederland zegd, ,, dat Willem IV., toen hy zig S) zwak begon te voelen ,L. vanBrunswyk uitDuitschland had doen overkoomen, om, na zynen dood, voor de belangen van zyn huis te zorgen, waar van hy zig ook meelterlyk, misfehien booven „ verwagting, gekweeten had. Ik zegge voor de o, belangen van het oranjehuis, want de belangen der „ natie waren hem eigenlyk niec aanbevolen; daar „ was hy met toe gehuurd. Willem V., meerderjaarig "geworden zynde, begon, in alles gefterkt ,, door den raad van deezen zynen getrouwen Achi3, tophel, den weg zyner vaderen te bewandelen, dat is den weg, die naar de Souverainiteit leid, s, of liever, hy gedroeg zig als Sojjverain" (m). Hoe zeer dit ftuk derhalven in zig bevattede eene zwaare vergryping tegen de hoogheid, en Souverainiteit van alle de provintien, tegen de regeeringsvorm, en tegen het waar welzyn des vaderlands; durfde de ftadh. nogthans in den brief, welken hv op 24. mai ter geleide van hetzelve aan de Staaten van Holland fchreef, het zenden van eene copie authentiek daar van wel noemen een vernieuwd blyk van zyne deferance voor de verlangens van H. E. G. Mog., als of het nog voor een blyk van zyne ongehouden toegeevendheid te houden was, dat hy de Staaten daar van wel wilde kennis geeven (n). Voorts tragt hy, gedecltelvk in deezen brief, gedeeltelyk in dien aan H. H. Mog. van denzelfden dag (0), waar by hy ook aan hun eene copie daar van zend, het daar heen te wenden, als of de vergroote gerugten van den eed, waar meede hy zig aan den hartog zoude verbondeu hebben, om over alle zaaken (m) Zie hl. 44. (h) N'derl. jaarb. 1784- bl. 972. ea vo/£. (0) Nederl. jaarb, 1784. bl. 966—971.  HUISBOEK. iSo zaaken zyner. raad te vraagen, en te volgen, die acte nu verder van alle ongeoorloofdheid vryfpraken. Wy zullen de alleszins beuzelagtige reedepen, waar meede hy die acte zoekt te regcvaardigen, niet van ltuk tot ftuk naargaan, of wederleggen, maar alleen aanmerken, dat hy de zo bedenkelyke bevryding van aanfpraak, naarmaaning s en verantwoordelykheid], aan den hartog beloofd, door geene andere reeden tragt ce bewimpelen, als door te zeggen, dat, ,, als hy des hartogs raad gevolgd ,, was, hy dien raad den zynen gemaakt, en de ver,, antwoording van de, daar uit voorcfpruicende, ,, daaden op zig genoomen had." Kan 'er ondertusfchen wel iets ongegronder, en onbeftaanbaarder bedagt worden, dan die? Of wist de ftadh., wist de hartog niet, dat iemand, die eenen kwaaden, eenen ftrafbaaren raad geeft, (want zodanige raad is in den eigenlyken zin alléén aanfpraakelyk, en aan verantwoording onderworpen,) zo wel daar over naar regten befchuldigd, en geftrafd kan worden, als hy, die den raad opvolgd ? Wiften zy niet, dat zulks zo we! op de billykheid, als op het befchreeven regt ftennd? Willen zyniet, dac een zodanig beding dan zelfs ongeoorloofd, en op zig zeivenniecig zoude geweest zyn,indien al de Staaten eens geweeten , en coegeftaan hadden, dac zulk eene acte van confulentfchap in de waereld kwam ? Heeft de ftadh., zo gevoelig op zyne zogenaamde regcen, zo tceder op het ftuk van eige grootheid , naderhand niet zo wel, ja meer gehaat, en vervolgd de aanranders , als de uitvoerers van zulke befluiten, die hem tegen de borst waren? Moet men niet erkennen, dat een beding van onverantwoordelykheid, zo vreemd in de ooren klinkende, als men niet, dan deugd, en eerlykheid bedoeld, en zo verbonden met het voortrekken van des ftadh. belangen booven die van het Land, een volleedig bewys uitleeverd, dac'er met die atle een raad bedoeld werd, waar door de ftadh. in moejelykheden geraaken , en waar over de hartog aanfpraakelyk worden konde ? Pastte het den ftadh. eindelyk, had hy de magt, om den hartog te onttrekken aan, en te bevryden van eene ver- antwoor-  Ï40 VADERLANDSCH ahtwoörding, waar aan de Staaten hem onderheevig konden maaken , door zig te bemoejen met, of raad te geeven over zaaken van regeering, en die verantwoording alleen te bepaalen tot zyne erven," opvolgers, of regt vcrkrygende, met volkoomen uitfluiting van die aan den Souverain ? Met één woord , zo dra de ftadh. niec oncveinzcn durfde zyne gehoudenheid, om aan de Staaten der onderfcheiden geweften van deeze acte na derzelver oncdekking opening ce geeven; zo dra bleek hec ook hieruit, dac hy ftrafbaar was over het uitfluiten der verantwoordelykheid van den hartog aan de Scaacen. Dan laten wy deeze ongeregrjgheden, en de onbeschaamdheid, waar meede die verder in den brief aan H. H. Mog. verdeedigd worden, niet dieper intreeclen , en ons ten flot vergenoegen met eenige hoofdtrekken aan te haaien van hec befluit der Staaten van Holland, daar over op 18. auguftus 1784. genoomen. Hoogstdezelven geeven daar by op als i-eedenen van hun befluit de conduite, door den hartog gehouden in het aangaan van eene conj, ventie met Z. H. geheel buiten kennis, communie, catie, en toefiemming, zo van de bondgenooten in het j, generaal, als van de Staaten van deeze provMie in >} liet byzonder, hoe zeer eene acte van dien aard j, zaaken behelsde, waar in de Republiek het al- lerweezenlykst belang had, en mitsdien, zonder jj kennis, en meedewerking van den Sonverain, ~, zodanig angagement nimmer konde beftaan; het :>, misbruik des hartogs van den invloed , dien hy }, op Z. H. geduurende deszelfs minderjaarigheid, ., als deszelfs reprefcntant als kapitein generaal, had verkreegen , door zig , eeven na het uiteinde dier minderjaarigheid, te verbinden, om te zullen „ zyn de raadsman van den ftadh-, niet alleen in zaa„ ken, het militair departement raakende, maar ook in „ alle andere zaaken, tot alle andere departementen, 3) hoe ook genaamd, aan Z.H.in deeze Republiek gedefe,, re?r nijterieelen post had verhoeven, en zig daar in, door jj middel van het blind vertrouwen van Z H. op zynen j, perjoon, als in eenen wettig verkreegen post, alsnog 3, tragtede te handhaaven, zodanig zelfs, dat alle midj, delen, onder de hand op de vriendelykfle wyze aanjj gewend, om Z. H. van het appui van gem. hartog jj af te trekken, vruglfloos geweest waren." Hier op beflooten de Staaten van Holland te regt, dat als j, nu geen ander middel meer overig was, dan dac j, H. E. G. Mog., voor zo veel htm betrof, zig 3, van hoogstdf-rzelrer pligt, als Souverain van deej, ze provintie , kweeten , de verdere nadcelige j, uitwerkzelen van het voorfz. clandeftien, en voor j, den Souverain zo beleedigend angagement, met jj al hun vermogen tegengingen , en het kwaad jj met den geheelen wortel uitroeiden." Eindelyk vernietigden H. E. G. Mog. de voornoemde atle, dezelve verklaarende voor nul, en van geener Maarde, en namen voorts een zodanig befluit omtrent den hartog, de ontzetting van zyne posten, en de verwydering van den grond van Holland, en van de Generaliteit , als dubbel waardig was zyne gepleegde mesdaad , dog welk befluit verder tot ons oogmerk niets doed (p). Alleen moeten wy hier nog aanmerken, dat de ftadh., die in de daad eeven fchuldig was , als de hartog , immers in de laatfte jaaren, waar in hy zig naar die atle gedroeg, in dit befluit op eene onbegrypelyke wyze verfchoond, en booven alle verbeelding genadig behandeld werd (q), en dat hy niettemin niet heeft kua- (p) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1378—1385. Zie ook de opmerkelyke refolutie van Friesland in de verfaam. van flukk. by J. A. de Chalm. 34. deel, bl, 272—275. (o) Een nader blyk van de toegeevendheid van fommige voornaame ftaatsleeden vond tren in eene bezending, aan den ftadh. door de fteeden Dordrecht, Haarlem, en Amjleldam op 8- juli bevoorens gedaan, waar by hem te kennen gegeeven werd, ,, dat by hunne principaalen wel was be„ flooten tot de remotie van isn hartog, maar tcffens, om, „ alvoo-  HUISBOEK. ï43 Irunnen nalaten, om zig al wederom tegen dat befluit, zo veel hy konde, te verzetten, niet alleen door zynen invloed by de ridderfchap, en verfcheide fteeden van Holland, (welker aanteekeningcn op dat befluit zulks genoeg aantoonen,) maar ook door zyne ftem als eerfte eedele van Zeeland. Immers beftond hy, om een veel zagter befluit van die provintie over diezelfde ade te verkiaaren voor nul* otibe [Manbaar, en van geener waarde, Jlrydig met de conjhtutie, en regeeringsvorm van eene vrye Republiek, en met de regten, aan ieder der (laatsleeden competeerende (r). Ondankbaar, en halftarrig gedrag voorwaar, zodanig misbruik te maaken of van zynen invloed, of van eene, zo onwettig gevoerde, ftem, als die in Zeeland was , zodanig den Souverain in het aangezigt ce hoonen , wanneer die zyne regten doed gelden, en zodanig eene begaan e misdaad tegen den Staat, waar aan hy zelfs meedepligtig was, als lid van Staat door nieuwe wanbedryven te verzwaaren! En hoe meenigmaalen zullen wy naderhand den ftadh. omtrent verfcheide ftaatsleeden, cn andere voornaame amptenaars, onverdiend, diezelfde handelwyze zien wettigen , en uitoeffenen , waar tegen hy omtrent den hartog zig zo geweldig verzettede ! Het is derhalven onloochenbaar, dat de hartog een onbepaald vertrouwen in het hart des ftadh. gevonden, en behouden heeft; en men mo^t willens blind zyn, wanneer men niet gelooven wil, dat hy den ftadh. beftendig geraaden heeft, om zig, tot bewaaring van zyne hoogheid, prerogatiwn, en geregtigheden, ten naauwften verbonden te houden aan het huis van Hanover, hetzelve op alle wyzen „ alvoorens van die refolutie gebruik te maaken , nit emtrds „ voort. H. . wet denzelven in conferentie te treeden , om in „ het vnendely.se te beraamen de middelen, door welken „ het voorfz oogmerk op eene wyze, het meest tot genoegen „ van Z. H. JlrekKentte, en met het minlfe eclat, zoude kun„ nen worden uitgevoerd." Dog dit voorftel, gelyk oofe een d^rgelyk van Rotterdam, floeg hy bot af. Nederl. jaarb. 1781. bl. 1210 —i2iö. J (r) Nederl. jaarb. 1784. U. jS<54. en n\g.  H5 VADERLANDSCH wyzen te believen , den invloed van zulke regen» ten te weeren , die tot deszelfs verneedering walden meedewerken, en vooral re weigeren eenen raad van mannen , die uit de zodanigen door de Staaten aan hem zouden worden toegevoegd. Dit bcfljjit kan althans niet ontkend worden door des ftadh. eige, en driftigfte aanhangeren, die, door het voorfpreeken der Engelfchen, en door hunne geduurige wenfchcn, om den vreede met deeze bond - en geloqfsgenooten te zien vernieuwen, hunne zugt voor den ftadh; allerweege te kennen gaven, en daarom den naam van Engelschgezinden verkreegen hebben, liet is ons genoeg , door deezen duidelyken trek een tweede bewys gegeeven te hebben van de onverwinnelyke zugt des ftadh. voor de Engelfchen, voor allen, die hem aan hunne banden gekluifterd hielden, en voor den grooten patroon der werkeloosheid in den oorlog , waar aan de Staaten de voornaamfte fchuld van dit laatfte gaven, en dien hy ze'.ven in zyn gemoed zeer wel wist, daar aan fchuldig te ftaan. Het is ondertusfehen onbegrypelyk , dat de Staaten der onderfcheide gewesten, die zig deeze zaak ernftig aantrokken, en vooral die van Rolland, niets gedaan hebben op den voorflag van Amjleldam, om ook onderzoek te doen naar de opftelferSj en meedewerkers van die acte, naardien zy alzo eenige der fchaadelykfte werktuigen van de fchandelyke werkeloosheid, die wy uit de memorien van J. Rendorp leeren kennen , van het beftier verwyderd , en loon naar werken zouden hebben doen erlangen. De hartog zelve, weet men , dat , na door vier geweften veroordeeld te zyn, kwanswys alle zyne bedieningen nederleide, en, als een fchandvlek der maatfehappy, als een overtuigd misdaadiger, het Land verliet. Laten wy nu tot eenen derden trek overgaan , die we! niet minder duidelyk is, maar ons veel korter zsl ophouden. Onder de meenigte van ryk gelaaden fcheepen, die den Engelfchen waren in handen gevallen (s), werden (r) Een der doorfteekendfte kenmerken van der Engelfchen  HUISBOEK. 145 den ook geteld het ryke fchip St. George, van Smirna vertrokken op 24. januari 1781., beneffens hec fchip de Harmonie , welke beiden door eenen Engelfchen kaaper genoomen, en te Givita Vecchia opgebragt, naderhand naar Livorno verzeilen moeften, alwaar drie Hollandfche oorlogfcheepen lagen. De eigenaars hadden gehoopt, dat die oorlogfcheepen, of een derzelver op die twee fcheepen gekruist, en dezelven aan den Engehchman ontnoomen zouden hebben , eer dezelven de haven van Livorno bereikt hadden. Maar dit was vrugteloos; de drie oorlogfcheepen bleeven gerust liggen, en de twee Hollandfche koopvaardyfcheepen werden, in het ge- zigc bandelooze pfunderzugt beftond daar in, dat zy zig niet ontzagen . om zelfs die onzer koopvaardy - of oorlogfcheepen te rooven, en verbeurd te verklaaren, die van den oorlog geheel onbewust waren. De fchryver der jaarboeken herinnerd ons daar tegen, dat toen de dei van Algiers in 1755. de Republiek den oorlog aandeed, hy veel reedelyker handelde dan onze Chriften nabuuren, latende aan den Hollandfchen gezant zeggen, „ dat 'er een termyn van twee maanden ftand „ zoude grypen ten aanzien der Hollandfche fcheepen, en dat „ zyne xebecquen binnen dien tyd geene vyandelykbeden „ tegen dezelven zouden pleegen." Nederl. jaarb. 1781. bl. 30. en volg. Eene diergelyke handelwyze hebben wy nu onlangs van dienzelfden dei ondervonden, ja zelfs heeft hy verfcheide fcheepen , die, onbewust van de oorlogsverklaaring, door zyne kaapers genoomen waren, niet alleen doen te rug geeven, maar zelfs naar onzydige havens doen bezorgen. Nederd. Leidf. cour. 1793. n'. 37. en 40. Jammer is het maar, dat de nationaale conventie van Frankryk thans tegen onze landgenooten dezelfde onregtvaardigheid gepleegd heeft, die wy van dc Engelfchen ondervonden hebben. En deeze was van den kant der eerstgem. te fchreeuwender, om dat zy ftreed tegen de plegtige, cn uitdrukkclyke beloften, die zy in het begin van 1792. aan geheel Europa gedaan heeft, dat zy nergens de goederen, der ingezeetenen, maar flechts die* der dwingelanden, zoude henadeelen , en om dat zy op eene gantsch buitengewoone wyze den oorlog niet verklaard heeft aan de natie, ook zelfs niet aan de tegenwoordige regeering, maar aan den ftadh., die immers geene koopvaardyfcheepen bezit. L DEEL, K  i46 VADERLANDSCH zigt der oorlogfcheepen ; door den Engelschman, ongeftoord, te Livorno binnen gebragt. De eigenaars deezer fcheepen beklaagden zig hier over ernflig aan H. H. Mog., cn verzogten fchaadevergoediug voor dit verlies, dat hun alleen door de fchuld van den commandant der oorlogfcheepen 'was aangedaan (t). Deeze commandant was de berugte 1'chout by nagt Bink.es, en werd, na dat hy voor eenen zeekrygsraad , door den ftadh. zei ven benoemd, was te regt gefield, door denzelven veroordeeld, ,, om voor drie jaaren van zynen post „ als fchout by nagt ontzet, en van zyne jaarwedde ,, verftooken te zyn, en de koften van hec geding „ te betaalen, weegens het niet betoonen van be„ hoorlyken iever, en werkzaamheid omtrent het ,, herneemen van het fchip Si. George." Hoe zagt nu ook dit vonnis was, hoe zeer daar by was. uit het oog verlooren alle fchaadevergoeding, waar toe Binkes immers gehouden was, zo dra hv weegens pligtverzuim veroordeeld werd; en hoe zeer hetzelve door den alvermogenden invloed des ftadh., die de regters voor elke zeezaak naar zyne willekeur benoemd , was voorgefchreeven ; konde het hem eevenwel niet van het hart, om dit werktuig zyner zo geliefde werkeloosheid, deezen vriend zyner Engelfchen, te laten veroordeelen, en die vonnis goed te keuren , zonder hem eenig blyk te geeven, hoe weinig hy nog van zyne gunst verlooren bad, en hoe ongemeen hy} zig beieverde, om, zo veel in hem was, den hoon van dat vonnis te verkleinen. In gevolge hier van ontzag hy zig niet, om by den brief van ao. maart 1782., waar by hy aan H. H. Mog. dit vonnis toezond, te zeggen, ,, dac hy gemeend had, om het exempel, en dat zonder belooning voor die weldoen , en ftraffe voor die, welken geenen genoegzaamen iever, „ en activiteit toonen, 'sLands dienst niet konde ,, worden bevorderd, dit gewysde, zo als hetzelve „ was liggende, te moeten approbeeren: en dat, „ de- (0 Nederl. jaarb. 1781. ft. 340—843.  HUISBOEK. 147 dewyl hy van oordeel was, dat de hooge jaaren ,, van den fchout by nagt Binkes bem hadden doen ., verliezen die activiteit, die, byzonder in tyd van oorlog, in eenen commandeerenden officier van een eskader was vereischt, by niet had willen afzyn, om H. H. Mog. kennis te geeven, dat hy van intentie was, om niet meer het commando „ van een eskader aan gem. fchout by nagt Binkes ,, toe te vertrouwen ; hoe zeer hy verre vërwyderd was, van aan lafhartigheid, of eenig kwaad opzet, „ waar van hem nimmer eenig blyk, of fchyh van „ bewys was voorgekoomen, toe te fchryven de, door hem getoonde, inactiviteit, traagheid, en „ verzuimen, geduurende dat hy het commando van „ 's Lands fcheepen in de Middelandfche zee had ge„ gevoerd" Cu). Geheel anders drukten zig de Staaten van Holland hier over uit, toen zy op 7. auguftus 1783. beflooten , om toe te ftemmen m eene vergoeding van 8o,coo.guldens, aan de reeders van het fchip St. George uit 's Lands kasfe te geeven. Immers zy gebruikten tot beweegreeden van dit befluit, ,, dat de verzoekers in zodanige byzondere omftandigbeden waren , dat de gelee,, den fchaade weegens het neemen, en opbrengen van hun fchip, door de verregaande nalatigheid, en het onvergeeflyk pligtverzuim van den officier, ,, 's Lands fcheepen in de Middelandfche zee com,, mandeerende, was veroorzaakt" (v). De hooge jaaren ondertusfchen van Binkes beliepen in dien tyd op het hoogffe een goede zestig, zyn voorkooroen was zeer vigoureus, en mannelyk, en zo hebben veelen hem , ten tyde zyner te regt ftelling in den Hage , gezien : en dus is dit geheel voorwendzel eene fchandelyke onwaarheid. Maar , gefteld , de man was dooi- ouderdom zo werkeloos geweest, moest hem dan de ftadh. wel hebben in dienst gefteld; of moet men onderffellen, dat dit gebrek hem op zee was aangewaaid ? Vreemd is ook de be- (u) -Nederl. jaarb. 1782. II. 498. en volg, (y) Nederl. jaarb. J17S3. bl. 1387. K 2  ï48 VADERLANDSCH belofte, en byna gelyk aan die, waar meede merï kinderen paaid, dat hy aan eenen man, die nu by provifie voor drie jaaren was afgezet , op nieuw geen commando meer geeven zoude. Maar allervreemdst klinkt de verfchooning , die hy 'er by het flot op laat volgen. Het was, als of de ftadh. bevreesd was, dat men zynen vriend van lafhartigheid, of eenig kwaad opzet verdenken zoude,fchoon hy echter weegens pligtverzuim uitdrukkelyk veroordeeld was. En wat is 'er tog misdaadiger in eenen land-of zeeofficier dan pligtverzuim, waar vandikwyls het behoud, of verderf van een geheel volk kan afhangen ? Jammer was het maar, dat men op het getuigenis, het geen de ftadh. van hem geeft, zo weinig ftaat kon maal'en, daar hy die verkeerde raadllagen in den hartog ook niet zien konde, die nogthans elk een zag, en daar hv zelfs,al vóór, en inzonderheid na dien tyd, weegens zyne eige inactiviteit is ter verantwoording geroepen'. In alle gevallen, al was de verfchooning gegrond geweest , pafte dan nog zulk eene taal in 'den mond van eenen admiraal generaal, in eenen tyd van oorlog, waar in algemeen over verkeerd beftier geklaagd werd, en wel ten.opzigt van eene zo groove misdaad, waar aan Binkes zig had fchuldig gemaakt? Voegd hier by, dat diezelfde admiraal generaal gunftig toellond, dat de berugte kapitein A. de Bruin 'sLands montuur bleef dragen* na dat hy van zynen militairen dienst gekasleerd was weegens het moedwillig verzeilen op de Zuiderhaaks van het oorlogfchip prins Willem , onder zyn bevel ftaande. Behoefd men zig, na zulke byna ongeloofelyke ftaalen van openbaare befcherming , "door dën ftadh. aan trouwlooze officieren verleend , wel te vei wonderen, dat, geduurende den gantfchen tyd van den tweejaarigen oorlog, niet een enkel koningsfchip, fregat, brik, of adviesjagt door onze gefaamenlyke zeemagt genoomen is, daar enkele kaaper's , hoe zeer zonder eenige befchutting van *$ Lands fcheepen kruisfende, tot 30., ja tot 40. pryzen toe gemaakt hebben? Wy befluiten uit dit een, en ander geval, dat de ftadh. zig in hetzelve heeft gedraagen als eenen openlyken vóorfpraak der wer-  HUISBOEK. 149 werkeloosheid , en dat hetzelve dus dienen moec ter beveiliging van ons betoog. liene vierde trek van deezen aard beftaat in her. ontduiken van het onderzoeknaar de reedenen van zo veele onoplosfelyke gebeurenislen in den oorlog van 1781., en 1782., waar toe de Staaten van Holland, op het voorftel der ftad Leiden , beflooten hadden. Naamelyk, toen de raad deezer ftad dit gewigcig voorftel op 31. juli 1782. ter vergadering van Holland gedaan, en de gedeputeerden van Dordrecht, en Schiedam zig daar op aanftonds gunftig verklaard hadden; ja "toen de Staaten van Zeeland reeds op 29. juli eenen nadrukkelyken brief zo aan H. H. Mog., en de bondgenooten, als aan den ftadh.,over het verkeerd beftier, en de werkeloosheid hadden doen afgaan (w), en de Staaten van Friesland zig, al vroeger , daar over ernftig hadden uitgelaten; zag de ftadh. wel, dat hy door alle deeze beweegingen in verleegenheid geraaken moest. Hy begreep dus met zyne raadslieden, dat 'er niets voor hem overig bleel, dan zig hier uit door den eenen, of anderen ftreek te redden, zo goed als mogelyk was. En, daar hy, tot dien tyd toe, fteeds een gunftig oor gevonden had by de algemeene Staaten, was niets gefehikter, dan gebruik te maaken van het middel, dat by zyne voorzaaten zo dikwyls gebeezigd was, dat is," om die zaak by H. H- Mog. te brengen , en zig daar , door een breedvoerig ftuk, dat byna niemand moeds genoeg zoude hebben om te leezen, en waar van maar weinigen de kragt begrypen zouden, wegens zyn geheel beftier in den oorlog te verdeedigen. Met dat oogmerk deed hy reeds op 14. auguftus in het fecreet befoigne van H. H. Mog. eene verklaaring, by welke hy, na een herhaald beklag over de befchuldigingën, die tegen zyn beftier van tyd tot tyd gedaan waren, te kennen gaf, dat hv , ,, ziende uit de misfive van de Staaten van Zeeland de requifitie, J/j die H. E. Mog. van hem daar by geliefden te jj doen, (V) Nederl. jaarb. 1782. bl. 051—961. , K3  150 VADERLANDSCH doen, en vemeemende, dat zulks wel door meer jj provintien konde gedaan worden : gemeend had j/aan zyne eer, en reputatie fchuldig te zyn, bm jj aan te toonen met ontegeofpreekeJyke bewyzen j, de manier, op welke hy geduurende den oorlog jj gehandeld had, en dat het niet aan hem te wyj, ten was, zo dezelve met geene meerdere vrugt jj was gevoerd: dat hy nog eenigen tyd zoude noojj dig hebben, om de ftukken tot zyne juftificatie jj in order te brengen, en H. E. Mog. verzogt, j, om, ieder in de hunne, aan de Staaten, hunne j, principaa'en, opening te geeven van deeze zyne jj intentie, zig vleiende, dat zy dezelve met derj, zeiver goedkeuring zouden vereeren" (x). De Staaten van Zeeland zaten hier op wel lt.il , maar die van Holland namen op 27. feptember een vrugt* baar befluit op het voorftel van Leiden , by het welk zy eene commisfie van zes leeden hunner vergadering benoemden, ,, om met den ftadh., als j, admiraal deezer provintie, in conferentie te treeJ3 den over alle zodanige onderwerpen , het zeejj weezen in het algemeen, en het beftier van den jj tegenwoordigen oorlog in het bvzonder, betref^ fende , als welgem. heeren zouden oordeelen, j, dat, tot wegneeming van alle duifterheid, opheljj dering noodig hadden, en om wvders by de gei», jj conferentien opening te verzoeken , en onder- zoek te doen naar twaalf pointen." Ondertusfchen merkte de regeering van Alkmaar by haar overfchoon advies op het voorftel van Leiden aan, „ dat j, zy zig by deeze geleegenheid te binnen gebragt Jf} had de vaardigheid,en iever, met welken ;sLands j, zaaken van oorlog, voorheen, en in het byzonjj der in de voorige eeuw, behandeld waren, zo j, dat men 's Lands vloot, die, na een nadeelig ge93 vegt tegen de Engelfchen, in juni 1665. binnen „ kwam, weder in auguftus van datzelfde jaar naar jj zee zond; ja dat, in bet volgend jaar, de vloot, jj fchoon door een vierdagsch gcvegt ook tegen jj de (*) Nederl. jaarb. 1782. bl. 813. en volg.  HUISBOEK. 151 „ de Engelfchen in juni veel gelee Jen hebbende, „ rp. dagen na haare aankomst, op 4. juli al weder ,, uitliep, ei vervolgens, in het begin van auguftus deszelfden jaar-s 166Ó. na een tweede gevegt 33 ingevallen zynde, voor het einde dicrzelfder „ maand wederom in ftaat gebragt was om zee te ,, kiezen; gelyk ook de herhaalde onderneemingen. in 1667., toen men den Britfchen vyand in zyn „ eigen Land bezogt, en zyne kuiten in eene ge- duurige vrees voor eene landing hield; het uit,, zetiden-, en verfterken der vloot in 1672., en .,, 1673. tegen de vereenigde Engelfche', en Fran,, fche vlooien; en ook gelyke herhaalde ondernee,, mingen, eeven als in 1Ó52., en 1653.; en demee„ nigvuldige zecflagen, en verdere voorzorgen te- gen de Engelfchen; de werkzaamheid in de direk„ tie van zaaken , welke in die tyden plaats had, ,, op het duidelykfte te kennen gaven" (y).. Ook herinnerd ons de fchryver der Nederkmdfche jaarhoeken, ,, hoe de onfterffelyke de Ruiter in 1666. ,, het bevel over eene vloot van neegentig zeilen .,, voerde, onder welken twee en dertig van 60. tot So. flukken gefchuts waren; en hoe in datzelfde ,, jaar de Staaten tot het in zee brengen van eene ,, vloot van honderd fcheepen beflooten, onder we]3, ken twee en zeeventig van 40. tot 80. flukken ge.,, fchuts voerden" (z). Onderiusfchen had ook de regeering van Schiedam , wel voorziende het oogmerk des ftadh. met deszelfs verklaaring ter Generaliteit op 14. auguftus, ter vergadering van Holland verklaard, ,, dat zy nimmer zoude afzien, om de ,, ernftigfte vermaaningen te doen, dat aan de pro. pofitie van Leiden, in haar geheel, en aan ieder ,, van derzelver pointen, zender eenige agterhouding, .,, voldaan wierde: buiten, en behalven, dat, ge,, lyk iedere provintie Z. H. tot haaren admiraal a, had aangefteld, ook aan ieder derzelver de vry5, heid beboorde, om van denzelven verklaaring, » en (y) Nederl. jaarb. 178?- bl. 1419—1425. Éa) Nederl. jaarb, 1781. bl. 640. K 4  |£ft VADERLANDSCH en opening van zaaken nopens hec werk der ma„ rine te vraagen; dac het voorftel, door den ad„ miraal generaal op 14. auguftus by H. H. Mog. „ gedaan, haar ook in deezen des te meer aanleil „ dmg gaf, om denze'ven nog te kunnen voorkoo- men, door van ieder der pointen, in de voorfz „ propofine vervat , en voor de haare aangenoo- men , eene voldcenende verantwoording af te „ vraagen, zonder met eenige algemeene betuigingen, ,, of met- gecopieerde flukken genoegen te neemen, 'veel „ mui eemge geheimhouding toe te laten uit vrees „ van eene, niet wel te bewaaren, fecretesfe, waar van de goede, en noodige voorzorgen aan de wety, geevende, dog niet aan het begrip der uitvoerende, ,,'magt behoorden te worden overgelaten; buiten fi, dat alle, ja zelfs alle volgende gemeenfehappe3, lyke Jcrygsverngtingen, zo dezelven geene meer„ dere heldendaaden zouden behelzen, dan de voor- leedene reeds hadden uitgeleeverd, van zelfs een „ fchandelyk ftilzwygen met zig bragten." Op 3. october 1782, begaf de commisfïc. uit kragt der propofitie van Leiden benoemd, zig bv den ftadh., om opening te geeven van haaren last By deeze geleegenheid kwam de ftadh. al weder voor den dag met zyne ongehoudenheid, om aan elke provintie verflag, en reekenfchap te doen van zyne verrigungen, als admiraal generaal der Unie ^le" moet zlg waarlvIc verwonderen , dat H. E G. Mog., en de Staaten der andere gewesten'dit onbefchaamd voorwendzel altyd zo geduldiV aan gehoord, en hem nooit eens gevraagd hebben, wat dan zyne hoedanigheid van admiraal generaal van elke provintie beteekénde, waar voor .hy eed ge daan had, en eene afzonderlyke jaarwedde trok1? Dit immers kan, zo dm hoedanigheid geen bloote Tl18' (W3ar in ,de ftadh- t0* ^enen zin zoude hebben,) mets anders beteekenen, als dat hv het opperbewind voerd over de zeemagt van elke' nro yintie, die tot gebruik van het bondgenootfchar» in een hghaam vereenigd gelaten word , dat hv daar voor zyne wedden trekt , en dat daarom ook de Staaten van Holland, en Zeeland met hunne ad- mirali-  HUISBOEK. 155 miralitciten over de zaaken van de zee afzonderlyk raadpleegen, eer zy hunne byzondere gedagten o» ver het zeeweezen van het bondgenootschap by H. H. Mog. inbrengen. Wat is 'er dus billyker, dan dat de admiraal generaal ook aan elke provintie verantwoordelyk is voor het gebruik, het welk hy van dat gedeelte der zeemagt, dat elk betaald, gemaakt heeft? Toen de Staaten van Rolland in feptember 1786. den ftadh. gelastten, om hun binnen 24. uuren zyne perfoneele gevoelens over het geval van Hattem, en Elburg te melden, wist hy, (gelyk wy ter bchoorlyker plaats zien zullen,)'zeer wel gebruik te maaken van de verpligting, die op hem, als kapitein generaal van Gelderland, lag, om de orders der Staaten van dat gewest, ten opzigte van het gebruik der Generaliteitstroupen, die zig op hun territoir bevonden, te moeten gehoorzaamen. Of de ftadh. moest, op tiet voetfpoor van de heeren van Wasfenaar tot Twikkel, Aylva, en van der Haar ftaande houden, ,, dat hy in deszelfs hooge waar5, digheid niet verpligt is, reekenfchap te geeven ,, van zyn beleid, als admiraal generaal, maar ge,, houden moet worden, zynen eed, en pügt daar omtrent te betragten ten beste van den Lan,, de" (a). Voor het overige, kan men deeze uitvluEt van den ftadh. , by elke geleegenheid herhaald, voor niets anders houden, als voor een bewys van verleegenheid, en voor eene pooging, om zig aan alle byzonder onderzoek re onttiekken, en hetzelve te doen brengen voor een kollegie, alwaar hy zelfs de befluiten beftierd. Ook kan men 'er veilig (a) Nederl. jaarb. 1781- hl. 161%. en volg. Dit voorwendzel, in de notulen der Staaten van Friesland geplaatst, was alleen waardig aan eenen Turkfehen basfa, maar niet aan regenten van een vry Gemeenebest. Om zulke verdienften werd de eerfte in datzeltde jaar als gezant naar IVeenen gezonden in plaats van den voortreffelyken D. W. van Lynden, gelyk by ook in 1785- ten tweedenmaale derwaards ging, em toen weegens koopgoederen , welken hy niet mogt inbrengen, aan de tollen des keizers werd aangehouden , en dusd$ eer van den Staat aan een openbaar affront blootfte'lde.  154 VADER LA NDSCH veilig een gevolg uit trekken, hoemonftreus, hoe weinig doorgedagt, en hoe onzeeker de onderfcheiden amptcn zyn, we'ken aan d n ftadh., door de Unie, en door de zceven gewesten, zvn opgedraagen , en tot welke verwarringen dezelven kunnen aanleiding geeven, als het op eene deugdelyke uit. oeffening daar van aankoomt. Trouwens wat is het meer natuurlyk gevolg van eene aanftelling, door dwang van het gemeen gefchied? De ftadh. waagde het echter niet, om zig by die verfchooning te foepaalen, maar nam aan, om zig op de voorgeftelde poinren der ftaatscommisfie van Holland te verklaaren , onder herhaalde betuiging nogthans van zyne ongehoudenheid. Dog , toen de gem. commisfie op u. oef ober zig weder by hem begaf, en haare verwondering te kennen gaf over het niet uitzeilen der verzogte fcheepen door Frankryk naar Eren, verfchoonde hy zig, om zig daar op uit te laten, om dat hy voorgaf, dat die commisfie wel bevoegd was, om onderzoek te doen naar voorleedene , maar niet naar toekoomende zaaken. De commisfie van dit nieuw blyk zyner verleeger beid verflag gedaan hebbende aan de 'Staaten van Holland, verklaarden f-I. E. G. Mog. tenzelfden dage, ,, dat ;, zy ook bevoegd was, om over toekoomende zaa„ ken onderzoek te doen." Hier van gaf de commisfie weder opening aan den ftadh., en deed by hem onderzoek eerst naar het, omtrent dien togt gehouden , gedrag van den vice - admiraal Hartfinck. en naderhand naar dat van den fchout by nagt van Byland, en byzonder naar zeeker gezegde des laatften aan verfchëide voornaame perfoonen in'sHnge, en zelfs aan den ftadh., ,, dat hy deeze expeditie niet zou volbrengen, al was het, dat hem „ dit zyn kop moest kosten ; want dat hy liever zyne commisfie aan den admiraal generaal te rug zou geeven, en zyne dimjsfie neemen, dan zig' „ te laten gebruiken, om de beste fcheepen van „ den Staat aan Frankryk te leeveren, of zig onder „ het bevel van eenen Franfchen officier te ftellen." Zy verklaarde wyders , „ dat dit, zo zynde, de t> militaire fubordinatie in gevaar ftelde van geheel  HUISBOEK. 155 en al omgekeerd te worden, en daar door de ma,, fine van den Staat, zo wel als den perfoon van Z. H. in het departement van de zee, nutteloos te maaken." Hy onderwierp zig wel in fchyn, maar maakte alles vrugteloos. Omtrent het eerfte poogde hy zig te verfchoonen, met aan te merken, dat het onderzoek van hec gedrag der officieren, betrokken in dien togt, by H. H. Mog. in overwreeging was, en de uitilag daar van behoorde afgewagc ce worden. En omcrent het laatfte erkende hy wel, dat van Byland vertoogen aan hem tegen den togt gedaan had, dog gaf voor, dat hy eevenwel op zyne orders weder aan boord gegaan was, en dat hy daarom zyn gedrag niet konde aanzien , als tegen de difcipline aankopende. Hy gedroeg zig voorts by die conferentie zodanig, dat de commisfie zig gedrongen vond te verklaaren , ,, dac ,, een verder onderzoek nopens de onderfcheide pointen , die nog opheldering noodig hadden, „ met geen gegrond vooruitzigt van eenig effect 5, kon worden ondernoomen, ten zy H. E. G. Mog. „ vooraf de noodige middelen beraamden, met be- hulp van welken derzelver bedoeld oogmerk by ,, bet decerneeren deezer commisfie zoude kunnen ,, worden bereikt" (b). En feedert dien tyd is 'er, helaas! van dat geheel onderzoek, waar toe de Staaten van Heiland met zo veel ernst beflooten hadden, niets meer gekoomen, en men mag 'er nog naar raaden, wat de ftadh. od alle de voorgeftelde vraagen zoude geantwoord hebben. Ziet daar den eerften minifter, grooter,_en magtiger, dan zynen Souverain, geworden ; ziet daar de gevolgen van een vereenigd ftadhouder - kapitein generaal - en admiraalfchap yan de Unie, en van elk der bondgenooten, in óénen perfoon; ziet daar de uitwerkzels van den alvermogenden invloed van den ftadh. op (b) Prov'f. rapp. van gecarnm. van Tl. E. G. Mog. tot de perf. comm. by Z. H. als A. G. betreff. de exp. naar Brest, in de saak. van Staat, en oorl. by Ailart, 11. d, bl.- 227. en volg.  *5« VADERLANDSCH op de aanftelüng van zyne meefters, op hunne afiftelling, op de begeeving der commisfien, en der voordeeligfte ampten ; ziet daar eindelyk het gewigt der reedenen, waarom hy zo hardnekkig bleef ftaan op het behoud van alles, het geen hy daar omtrent zyne regten, pre'éminentien, en prerogativen, noemde. Afgrysfelyke toefland van een zogenaamd vry Gemeenebest.' Affchuiiwelyke regeeringsvorm, alwaar, (wy zullen niet zeggen, de Alleenheerfcher, maar) de eerfte ftaatsdienaar alleen booven de wetten verheeven is, waar aan de Staaten zelfs onderhee vig zyn! Was het dan wel te verwonderen, dat de Staaten" van Friesland in 1782., met verwerping van den uitgefcbreeven biddagsbrief, eenen afzondcrlyken voor hunne provintie uitfchreeven (O? Was het wel te verwonderen, dat het kwartier van Ooftergi ter landdagsvergadering van juni 1782. een voorftel deed, ,, om weegens die provintie ter Ge- neraüteit te proponeren, om aan den eerften, die den veroorzaaker, of veroorzaakers van de „ onbegrypelyke vertraaging , als geduurig in de s, zaaken van den oorlog plaats hadden, of iemand, die eene ongeoorloofde correfpondentie met den ,, vyand hield, of gehouden had, wist te ontdek- ken, zodanig, dat dezelve in handen van de ju,, ftirie verviel, te belooven eene premie van een ,, mitMoen guldens" (d)? Was het wel te verwonderen, dat ditzelfde kwartier, op dienzelfden landdag , voorftelde* om beedeftonden te houden , en daar by, onder anderen, ,, eenen alweetenden God ., op het nederigfte te fmeeken, om, daar men, feedert overlang, weegens eene vertraaging aan■ ide het zeeweezen met de grootfte reeden ge,, klaagd had , dog de veroorzaakers daar van tot „ nog toe onbekend waren, de zu'ken te ontdek- ken, ten einde dezelven aan den regter over te keveren, zonder aanzien van perfoon, of rang, s, en zonder oogluiking, of pardon, openlyk te ftraf- „ fen, (V Nederl. jaarb. 1782. bl 37(5—3&r. {dj Nederl. jaarb. 1782. bl. 1125. en volg.  HUISBOEK. 157 „ fen, en dit goede Land van ontaarde pesten, die ,, de borften van haare moeder wfeedelyk van een fcheurdeo, te zuiveren" (e) ? Wy vraagen hier derhalven, met alle vertrouwen', met de aanfpraak aan het volk van Nederland : ,, kunt gy, ö Neêrlands „ lladhouder! voor God betuigen, dat gy niet hebt 3, gezogt, ons eerst in eenen oorlog met Fiénknfki, „ en Amerika te fleepen ? dat gy, dit niet geluk,, kende, van den.oorlog, dien ons de Engelfchen ,, nu hadden aangedaan, niet lang vooraf hebt kennis , gedraagen? dat gyüeden dien oorlog niet te faamen \, hebt overlegd? dat gy niet gezogt hebt ons Land „ ongewaapend ter zee' te houden, om geleegen,, beid te hebben, om de rampen, welken gy voor„ zaagt, dat ons, door uwe zorg ongewaapend gehou„ den, vaderland moeiten treffen, op de onfchul5, ge Amfitldamfche regenten , op den penlionaris van Berkel, óp de beide Capellens, de requeftree3, rende kooplieden, en andere eerlyke mannen te , kunnen fchuiven, in hoop, dat de'gemeene man, 3, dit wederom, als voorheen, in eenvouwdigheid „ geloovende, terltond eenen opftand zoude maa- , ken, om u, ter redding van hec Land, nog meer ,, gezag, dat is, de Souverainiteic zelve, ce doen ,, opdraagen,' en deezen opftand, des noods, door „ uwe foldaaten te doen onderftcunen ? Ontken „ het niet, ö Willem! Uwe hardnekkige verkleefd,, heid aan Engeland, uwe gemeenzaame ommegang, „ en correfpondentie met Jorke , die gy tot hec „ alleruiterfte oogenblik hebt aangehouden , uwe „ onverzoenelyke haat regen elk, die mee u niec „ Engelschgez'ind wil zyn , verraaden u ! De be„ reidvaardigheid, de iever, hec genoegen, waar „ meede gy u hebt laten gebruiken, orn de papie,^ ren, by Laurens gevonden, fchoon die ftrekten, „ om Amfteldam , en andere , daar in betrokken , „ patriotten in moejelykheid te brengen, aan H E. G. Mog. in perfoon, met byvóeging van bittere „ aan- {ej Nederl. jaarb. 1782. bl. 1131—1133.  153 VADERLANDSCH „ aanmerkingen , over te geeven , verraaden u l 3, Het blyde gelaat van uwe hovelingen by het ver33 neemen der rampen onzes vaderlands; het onna33 tuurlyk genoegen, dat gy, op de tyding van het 3, gevegt met Parker, hebt durven vertoonen, dat 3, de engelscheNj (men verzeekerd, dat het uwe 3, eige woorden zyn ,) eevenwel" de vlag niet geftree3, ken hadden; de vreugde , door uwe Gelderfche 3, freule, (die, weegens haare naauwe betrekking 3, op uwen perfoon , van uwe geheime denkwyze 3, niet geheel onkundig kan geagt worden,) zo on3, voorzigtig, als openlyk, betoond over het ver3, lies van St. Euftatiüs, met byvoeging, dat het zo „ moest gaan , als men dat trotfche amsteldam tot reeden zoude brengen; het genoegen, waar meede 3, men de faillisfementen der kooplieden aan u hof 3, hoorde ; de partydigheid, die onze Republiek, 3, op u aandiyven, fteeds tegen de Amerikaanen heeft 33 moeten tobben, zelfs zo, dat het vervoeren van 3, buskruid naar onze eige koloniën moest verbo3, den , en aan onze Westindifche koopvaarders voor3, gefchreeven worden, hoe veel zy 'er, voor ei3, gen gebruik, van mogten meedeneemen, terwyl 3, de Duitfche flaaven , die Engeland gekogt bad om 3, tegen de Amerikaanen te vegten, vry door ons 3, Land kwamen, en openlyk gemonfter'd werden, ,, zelfs met behulp van het guarnizoen van Nyme3, gen; uw infaam beftier omtrent onze zeezaaken,, 33 het ftuk voor ftuk uitzenden van meer dan 20. 33 oorlogfcheepen weinig tyds voor de, u voorzee,3 ker toen reeds bekende, oorlogsverklaring, op ,, dat ze maar ftuk voor ftuk 'zouden genoomen „ worden; het weigeren daar na van order om uit „ te loopen, teen eenige weinige van onze oorlog„ fcheepen het in de hand hadden, om het convooi 3, met Duitfche rekruuten , die naar Amerika moeften , j, op te ligten, en daar door Engeland eene, zo al33 lergevoeligfte, neep te geeven; het uitzenden van Zoutman met zo gering eene magt; het geeven ,, van geheime, en mondelinge orders, daar zelfs .53 een Lynden over moest klaagen; honderd andere ,3 din-  HUISBOEK. 150 dingen van dien aard, te lang om te noemen, verraaden u, en uwe oogmerken" (ƒ). Ondertusfchen had de ftadh. zyne, zo berugte, juftificatoire memorie doen vervaardigen, en gaf dezelve met eene meenigte bylagen op 7. oclober 1782, ter vergadering van li. H. Mog. over, verkiaarende , dat dezelve alleen liep over de zogenaamde campagne van 1781., en beloovende, dac hy vervolgens, na hec einde van die van 1782., ook een verflag zoude doen van deeze laatfte ;* gelyk hy op 13. february 1783. deed. Hv bleef dus in de daad ftaande houden, dat hy alléén aan H. H. Mog. reekenfchap fchuldig was , en konde wel voorzien , (gelyk de uitkomst ook bevestigde,) dat de Staaten der zeeven geweften op eene memorie van 126Uaizyden in folio, en op derzelver vervolg van 62. ' gelyke bladzyden, verzeld van bylagen ce faamen van 384. gelyke bladzyden, niet, dan na een lang tydverloop, hunne befluiten zouden inbrengen, en dat hy den voortgang van die zaak, door zynen invloed, of door andere invallende omftandigheden, gemakkelyk konde doen vertraagen (g). Hoe weinig de ftadh. zig voor het overige het misnoegen van zyne Souverainen, en het wantrouwen der natie bekreunde, waar van hv in den zoomer van dit jaar zulke verbaazende blyken ontfangen had, bleek vooral uic zyn gedrag, in fepcember, en oftober daar aan gehouden, waar in wy eenen vyfden, en allesovertreffenden trek van zyne Engelscngezindheid , en van zyn moedwillig trouwloos beftier, waar (f) Zie bl. 61-63, (g) Wanneer men met een oordee'knndi» oog deeze 'memorie, en deszelfs vervolg ieesd, en daar meede vergelykt de fchrandere, en doorwrogte aanmerkingen van de post van den Nederrhyn , word men byna op elke bladzyde genoopt om den fchuldige admiraal generaal toe te voege:!, hetgeen hy den treffelyken kamerheer van der Capellen eens toebeet: „ dat men van zyne zyde geen' ftaatdpwoorden kon mi3ken, maar dat de daaden moeften beflisfer." &ie het gedr. van jonk. van der Capellen, aan het publ. deer hem Sein ►fnw. legd, bl. 8.  j€o vaderlandsch waar meede de Engelfche oorlog genoegzaam beflooten werd , zullen oncdekken. De koning van Frankryk, naamelyk, met wien wy geduurende den Engelfchen oorlog een zogenaamd concert, of overeenkomst van krygsverrigtingen na ongeloofelyke moeke hadden aangegaan, liet door zynen gezant, op 21. feptember 1782., aan den ftadh. -voordellen, om tien van 'sLands fcheepen ter„ ftond naar Brest te zenden , om zig met 's ko- nings fcheepen te vereenigen , van waar dezel„ ven, indien II. H. Mog zulks raadzaam oordeel- den, de middelen tot verdeediging van derzel,, ver bezittingen , byzonder die m Afia geleegen „ zyn, zouden kunnen aanwenden, ofwel, te faa„ men met de fcheepen, die Z. M. te Brest had, ,, of hebben zoude , het westen , en zuiden van „ Engeland blokkeereri, de convoojen onderfchep- pen , en aan deszelfs commercie afbreuk doen; ,, en om wyders de vloot der Republiek zonder uit- ftel te zenden aan de andere zyde van het ka- naai, om aldaar, zo het mogelyk was, een zeer „ ryk gelaaden convooi, het welk men verzeeker„ de, dat in het begin van auguftus, onder gelei„ de van den admiraal Rodney, vertrokken was, te ,, onderfcheppen." Had de ftadh. tot dus verre in deezen oorlog oppermagtig gehandeld met 's Lands fcheepen; had hy, zo niet alle de admiraliteiten, ten iminften alle de zeeofficieren , zig naar zynen wenk zien gedraagen; was hy door deeze laatftén altyd getrouw geholpen met het houden van krygsraaden, en het befluiten tot de onmogelykheid om den vyand afbreuk te doen; had hy de Staaten tot dus verre om den tuin geleid; dit voorftel moest hem oneindig hinderen. Hy zag zig door hetzelve genoodzaakt, om eene vry aaiïzienlyke magt naar Frankryk te zenden , en om die magt met deszelfs fcheepen te gelyk tegen Engeland werkzaam te doen zyn, terwyl hy zelfs alle beftier daar over verliezen , en zy in gevaar gebragt zoude worden , om haare verrigtingen door de Franfchen naauwkeurig in het oog te zien houden; terwyl het aanmerkelyk voordeel, om een gedeelte onzer zwaarfte fcheepen  HUISBOEK, t6t pen aan geene zvde van het kanaal in eene goede franfche haven, en digter by het groote tooneel des oovlogs, overgebragt te zien, de meefte zyner aanhoudende voorwendzels eensklaps veriedelde. Een ander deel van onze zeemagt moest een vyandelyk convooi oorlog - en koopvaardyfcheepen onderfcheppen , en misfehien den wreeden Rodney, den plunderaar van onze Westindifche bezittingen, Haan, of gevangen neemen. Dit moest eene magtige afwending tegen de Engelfchen maaken, hen des te meer in verleegenheid brengen, om dat zy iets diergëlyks van onze zyde, na al het gebeurde, niet wagcen. konden, en alles moest zo fpoedig worden uitgevoerd, dat zy 'er zig by geene mogelykheid ■ -vaapenen konden. Maar het mogt den ftadh. nipt van hec hart, dat hy, na zynen rol nu zo lang meelterlyk gefpeeld te hebben, eindelyk eens met ernst de" handen aan het werk zoude moeten flaan, cn met dat gehaate Frankryk een gedeelte onzer zeemagt zien vereenigen. De actie op de Doggersbank was , tegen alle heillooze maatreegels aan $ niet volgens de affpraak ten voordeele der Engelfchen uitgevallen; en hy moest derhalven vooral 'zorgen, "dat dit voorftel van Frankryk niet ten nadeel e der Engelfchen uitviel (h). Dit voorftel onder- tusfehen (/;) Wy zyn bevoegd, om uit echte bronnen te verzeekeren , dat de commandant der Engelfche vloot, Hyde Parker, met welke ons eskader op de Doggersbank geftreeden heeft, by zyne te rugkomst in Engeland zig zeer verftoord heeft getoond op de lords der admiraliteit, en dc minifters, om dat. de beloften niet vervuld waren, die men hem gedaan had, dat de Hollandfche oorlogfcheepen zig zouden laten omfingeJen , en opbrengen. Daar dit nu mislukt was, werd zyn fpyt te grooter, om dat hy met een flerker aantal, en kaliber van fcheepen tegen mindere , en in kaliber kleinere fcheepen kamp had moeten geeven. Men had gepoogd hem op alle mogelyke wyzen tot bedaaren, en tot zwygen te brengen : dog,'dit niet gelukkende, had men hem eene Uria's commisfie gegeeven, om met het oorlogfchip de Cato naar de Oostindiërt te zeilen, op hoop , dat hy vergaan zoude. Zo önbefchaamd,: en openlyk werden wy door dien ellendigen admiraal generaal t D&EU t aaii  ifja VADERLANDSCH tusfchen bot af te flaan, zoude een te openlyk blyk van zyne waare bedoelingen uitgelceverd, Frankryk voiitrekt voor het hoofd geftooten, en de Staaten der zeeven geweften, immers die, welken reeds zo misnoegd waren, meer van hem verwyderd, en het wantrouwen der natie voltooid hebben. 'Er moest dan, om dien togt te veriedelen, een voorwendzel uitgevonden , maar bekleed worden met den dekmantel van bereidwilligheid, en zo omzigtig aangelegd , dat 'er reegelregt geen vat aan was. Dit voorwendzel was nogthans te moeielyker, om dat hetzelve, (gelyk van agteren bleek',) in eene ongefchikt - of ongereedheid der fcheepen gezogt moest worden, en eevenwel de ftadh. zelfs in eenen zeekrygsraad op 9. feptember, toen hy het aanzoek tot deezen togt niet voorzien konde, de kapiteinen, rsLands fcheepen commandeerende, in de ferieufie termen had aanbevoolen , ,, om hun„ ne boeiems zodanig van water, en levensmiddej, Ien voorzien te houden, dat zy in ftaat bleeven, ,, om, op de eerfte order," behoorlyk toegerust, 3. te kunnen uitzeilen" (z). Ook liep de petitie, ten behoeve van de vloot gedian, van april 1782. tot april 1783., en de admiraliteiten van de Maaze, en Zeeland hadden daarenbooven haare kapiteinen, de eerfte op 12. aug uftus, en de laatfte reeds in het voorjaar van 1782., bepaaldelyk gelast, om zig tot 1. mai 1783. van al het noodige te voorzien. Dat de ftadh. echter, daadelyk na deezen voorflag van Frankryk, daar meede geheel niet te vreeden was, dat hy 'er al weder zwaarigheden in zag, (want dit was tog zyne gereede uitvlugt,) en dat hy op middelen bedagt was, om dien togt te doen affpringen ; kan men duidelyk afmeeteu uit het geen hy by het vervolg zyner memorie (£) daar van aan onze vyanden ten prooi gegeeven, dat deeze Iaatften onder el li anderen moeielyk werden, als alles niet letterlyk volgens de gemaakte affpraak ging. (i) Verv. der juftif. mem. bl. 15. (k) BL 23. en volg.  HUISBOEK. 16*3 van zegd. „ Met deezen tweeleedigen voorflag „ vonden wy ons niet weinig verleegen, daar wy, „ aan den eenen kant, gaarne wilden vermyden alles, wat aan hec hof wan Frankryk eenigszins on5, aangenaam weezen kan; terwyl wy, aan den anderen kant, meer dan ééne zwaarigheid vonden in de gemelde propoficie; zo, om dat de krygsoperaden, met hec gemelde hof bepaald, en volgens welken alle de fchikkingen genoomen wa,, ren, ten einde liepen, als om dat wy vreesden, dat de magt van de Republiek, op deeze wyze 3, verdeeld wordende, ons eenigszins benoomen zou,, de worden de geleegenheid, om de noodige zorg te draagen ter beveiliging van de, verwagt wordende , Oostindifche fcheepen (Z) , en van de s, fcheepen uit de Oostzee, of ten minnen, dat langs deezen weg 's Lands navaale magt in de Noord„ zee, in het voorjaar van 1783., zeer gering zou., de zyn." Als wy hier by een oogenblik ftil ftaan, hoe gedrongen, en befpot'celyk zyn dan deeze reedenen niet ? Immers , zo al de affpraak over de krygsverrigtingen voor 1782. ten einde liepen, moest dit dan eene reeden zyn, om een zo gewigtig voorftel van de hand ce wyzen, of te doen te niet loopen ? Wist Frankryk den ftaat onzer toenmaalige zeemagt niet , en kende het de gemeene belangen tegen den Engelschman niet genoeg, om ons te behoeden voor de vrees, dat het ons een mdeelig , of onuitvoerlyk voorftel doen zoude'? Konde 'er wel een beter ontwerp bedagt worden, om den gemeenen vyand afbreuk te doen, dan eeven dit? En fprak hec niet van zei ven, dat zulke togten, vooral hec neemen van een rykgelaaden convooi, by het begin van het jaar niet konden afgefprooken worden ? Was het niet duidelyk, dat, als die togt voortging, onze Oostindifche fcheepen, die uit Noorweegeu, en de andere 3 die uit de Oostzee (/} Deeze O. I. fcheepen waren eeven na de oorlogsverklaaring van Engeland in Noorweegen binnen geloopen, en hadden dus meer dan anderhajf jaar op convooi gewagc. L 2  16*4 VADERLANDSCH zee verwagt werden , door de Engelfchen niet koa* den verhinderd worden in haare overkomst? Door het uitzeilen van onze geheele magt zoude de overmaat der franfchen, en Spanjaarden booven de Engelfchen in , en buiten het kanaal beflist geweest zyn , en wy zouden dus voor eene overmagt van den kant der Engelfchen in de Noordzee in 1783. niets te vreezen gehad hebben. Eindelyk de voorzorg voor den volgenden zeetogt in 1783., en voor het houden onzer fcheepen in de Noordzee tegen dien tyd, was te gemaafcter, om dat wy met onze vloot in de Noordzee , in twee jaaren tyds, niets uitgevoerd hadden, en zeeker weder niets zouden uitgeregt hebben"; daar wy in tegendeel, volgens het voorftel van Frai kryk, den Engelfchen in dat najaar van 1782. eenen daadelyken, en onmisbaaren afbreuk zouden gedaan hebb< n. Beha'ven dat, was deeze voorzorg, om nog drie andere reedenen, gedrongen, i°. om dat men in dien tyd wel voorzien konde', dat de oorlog tusfchen de Moogenheden op het einde liep; 1'. om dat wy den vreede door dien togt verhaaften, en meer ten nadeele der Engelfchen konden doen uitvallen; 3". om dat 'er zelfs, zode vreede al in 1783. niet gemaakt werd, overvloedig kans was, om, na den Engelfchen in het najaar van 1782. weezenlyken afbreuk gedaan te hebben, in het voorjaar van 1783. met die fcheepen weder in de Noordzee te zyn, waar toe men met Frankryk fchikkingen genoeg konde maaken, en om dat men daarenbooven vastftel en mogt, dat onze vloot tegen her voorjaar met nieuwe fcheepen zoude kunnen verfterkt worden „ indien de admiraal generaal goedvond, eens eindelyk welmeenende orders te geeven. Men ziet ondertusfehen , dat het den ftadhouderlyken raadslieden al weder aan geene voorwendzels ontbrak , om zyne verleegenheid eenen fchyn te geeven; men ziet genoeg, dat hy om die zogenaamde reedenen geenen zin in den togt had, en 'er niet ligtelyk toe koomen zoude; en, het geen onmiddelyk op zyne fraaie vooraffpraak volgd, toond vooral handtastelyk, dat hy in deeze dubbele verleegenheid eenén-, tot dus verre niet betreeden ,  HUISBOEK. \6s treeden , weg infloeg , om langs denzelven zig te redden. Althans, daar hy ander* gewoon was, de werkeloosheid maar voor zyne eige reekening te neemen, de Staaten, en de natie te laten aanzien, en ienreeuwen , en alles aan de uitkomst over te laten; overleide hy het nu wat omzigtiger. Wy fehroomden," (dus gaat hy onmiddelyk voort,) „ ons in deezen te bepaalen, zelfs ook, na dat wy dienaangaande reeds hadden ingenoomen de coniïderatien van de viceadmiraals Reynst, en ,, Zoutman (ra), en van de tiskaalen Bisdom, en van .,, der Hoop; maar prefereerden, om desweegens htt goedvinden van H.H.Mog. te vtrneemen. Weshalven wy beide de memorien, ons door den heer de la Vaugidon op 21., en 22. feptember ter hand ,, gefield, op 23. communiceerden in het fecreet ,, befoigne van H. H. Mog., wordende tenzelfden dage die zaak door hoogstdezelven commisforiaal gemaakt, met de admiraliteiten." Hier zien wy den ftadh. voor het eerst in den rampzaaligften oorlog de Staaten raadpleegen, en juist in eene zaak, waar van de uitvoering terfiond door Frankryk verzogt was, waar in hy voor het eerst een aanbod kreeg, om onze vloot niet afzonderlyk, maar met een groot aantal Franfche fcheepen , te" laten ageeren , en waarin dus de.voorgewende zwakheid van onze zeemagt verdween. Dit voorftel van Frankryk was het fcibboleth, waar aan men alle voo- rige (mi) Door de geheele mtmtrU veert z;ct nxi. dat hy den viceadmiraai Zoutman, om dat hy ifesgelft crel el hy de natie kende, in de meefte raadflau.n Ix-trok, cn bly.-le denzei.en in zyne belangen re hebhfD. D:t -c'itcr or.be. vooroordce den n:et verwond r n. de wecten. hoe deeze m m zyne overwinning rnetfit l'chuldig wat un het telo i van zynen fcheepskapitein ,en aan den moed der overige fcheepsvoogden , en hoe hy in volgende 2iik:-n zig gefchiVt heeft naar de meerderheid zyner rrccJc v'agufficli ren, waar van hy onder anderen in de bekende conferentie tusfchen den Itadh. en verfcheide kooplieden op 7. deictn'ier 1781 leevt-ndigè blyken gaf, toen 'er veroogt w?rd 010 convooi om dc Koord. 13  166 VADERLANDS CH rige uitvlugten, en zwaatfgheden des ftadh. toetfen konde. Maar in alle gevaiien, vermids hy zig nu geliet raad noodig te hebben, mag men dan . niet eens vraagen, of hy toen nog zoude hebben durven ftaande houden , dat een raad van eenige weinige vertrouwde regenten, die door eene geduurige behandeling der zaaken kund;g, en van alles grondig onderregt waren, voor zulke gevallen niec beter , _ en gefchikter was , dan het brengen van eene diergelvke zaak voor een zogenaamd fecreet lefoigne van H. H. Mog., het welk daagelyks aan verandering onderheevig is , welkers ietden in de zeezaaken, en byzondere omftandigheden doorgaans geheel onkundig'zyn, en waar in voorzeeker de geheimhouding niet zo wc! konde bewaard worden, als in zulk eenen kleinen raad («')? Men vraagd ver. der, of die fecretesfe niet nog meer gevaar liep door de zaak vervolgens in de v< rgadering van H, H. Mog. zelfs te brengen ? Was dit Biet, vry wat meer gewaagd , dan dat de ftadh. aan zvne Souverainen op hunne vordering een verflag deed van zyne fchoone ontwerpen voor 1782., vóór dat dezelven kwanswys afgeloopcn waren ? En past Op een en ander, te faamen vergeleeken, niet zeer wel het gezegde in het ftraks aangehaald befluit van Schiedam? Zoude de ftadh-, zo hy zin in den togt gehad had, denzelven niet zo wel voor zyne ree kening hebben durven neemen, als hy m f790., buiten kennis, of bevel der bondgenootefi, een eskader onzer fcheepen naar Engeland zond, om daar met eene Engelfche vloot te vereeni;;en , fchoon dit ryk nog niet eens met Spanje in oorlog was, nog hulp aan deezen Staat gevraagd had ? Wie der ftaats- Elk, die niet geheel onkundig is van den loop der zaaken ter vergadering van FT. H. Mog., weet, dat betferreet befoigne beftaat uit den eerltcn heer van elk gewest, welke ter vergadering tegenwoordig is op den dag, waar op d heele togt te niet zoude loopen; maar dat, zo 'er iemand gefchikt was, om denzelven, het zy vooraf te veriedelen, het zy op niets te doen uitkoomen, bet juist de heer van Byland was. ,, Nat het houden van welk commisforiaal be,, foigne,"' (dus gaat hy voort,) ,, op 25. daaraan ,, volgenden ter vergadering van H. H. Mog. werd „ ingehragt een advies, ,, dat, in confidentie, ,, ,, dat de order, door ons gefield, tot het 011„ ,, derfcheppen van het vyande'yk convooi uit ,, ,, de Oostzee niet tydig genoeg had kunnen wor,, ,, den uitgevoerd,"" (zo ontmoet men in die memorie telkens blyken van werkeloosheid, van te laat koomen, van mislukking;) ,, ,, wy verzogt behoor„ „ den te worden, om, hoe eerder hoe beter, te ,, ,, willen defpicieeren eenen vlagofficier, mitsga,, ,, ders 4. a 5. fcheepen van 60. flukken, 3. i ,, ,, 4. van 50., en 2. a 3. fregatten, met een ,, kotter, of adviesjagt, en door den viceadmi,, ,, raai Hartfinck naar Brest te doen detacheeren, „ ten einde aldaar te overwinteren, en de nade,, „ re orders van hier af te wagten; — met dien ,, ,, verftande nogthans, dat de voorfz. onze order s, „ zoude moeteu worden gehouden voor vervalh 4 *t >t len»  i68 VADERLANDSCH 5, „ len, wanneer, door aanhoudende wejlelyke, of v&, „ „ rieerende winden , of ook door eenig onvoorzien toeval, 's Lands fcheepen mogten worden opge,, ,, houden, en verhinderd, om de voorfz. reize ,, voor 8. oótober eerstkoomenden voort te zet„ „ ten, op dat aan den admiraal Howe, by zyn j, retour van Gibraltar , of aan eenige andere 9, ,, grootere vyandelyke magt , geene geleegen„ neid wierd gegeeven , om her voorfz. klein ,, eskader op te vangen, en te vernielen" " (c). Moet men niet erkennen, dat de voorwaarden , aan welken dit befluit verbonden werd, en het uitftel van 25. feptember tot 8. oclober , daar by verleend, zo kundig waren ingerigt, dat 'er ligtelyk een uitvlugt te vinden was, om dien togt ce llremrnen, en de ftadh. oppervlakkig door die befluit ge? dekt was, als hy eene dier voorwaarden, als daa? delyk aanweezig, konde voorwenden? Moet men ook niet erkennen, dat de vrees voor de te rugkomst der vloot van Howe alle uitftel had moeten uitfluiten ? En hoe onbepaald was niet de uitdrukking van eenig onvoorzien toeval ? Wat was 'er in tegendeel eenvouwdiger geweest, dan op het voorftel van Frankryk met weinige woorden te rappor» teeren , dat H. H. Mog. den admiraal generaal behoorden te gelasten, om daa delyk, en zonder eepig uitftel, daar aan te voldoen? Was het ten minften niet billyk geweest, dat by dit advies voorgefiagen was, dat H. H. Mog. den ftadh. zouden gelaften , om van zodanig toeval, zo het zig opdeed, terjlond zm hun kennis te geeven, ten einde zy over het ge? wigt daar yan konden oordeeleu , de beletzelen uit den weg ruimen, en den togt, al, of niet, doen voortgaan? Van het tweede gedeelte van hec voorftel des Franfchen gezants , om het convooi van Rodney te neemen, vind men, nog by dit advies, nog in het verder beloop cieezer gebeurenis, eenig gewag meer, dan alleen, ,, dat het aantallen van s, eene vloot van neegen zwaare Engeljche fchee- «| pen (0) Yerv. der mem. bl. 2^.  HUISBOEK. 169 3, pen met het overfchot van onze magt ondoenlyfc 3, was.'' Daar meede is in eens afgedaan het onderzoek over de uitvoerlykheid van zulk een tweede gewigtig onderwerp, zonder naar te gaan, hoe ellendig die neegen fcheepen, en haar volk gefteld, en of dezelven niet op onze kuiten gezonden waren i alleen om het gemeen in den waan te brengen, dac onze vloot te zwak was om daar tegen iets te onderneemen. Het moet ondertusfchen niet vreemd voorkoomen , dat zodanig een advies uit* gebragt werd by het fecreet befoigne van H. H. Mog., by het welk de ftadh. zo veel invloed had, en met behulp der admiraliteiten, van welker twee voornaamfte de fiskaalen zig reeds by den ftadh. omtrent de zwaarigheden van dien togt verklaard hadden. Zo flaauw nu het gem. advies was, zo flaauw was ook de wyze, waar op over hetzelve werd geraadpleegd. „ Met dat advies, of rapport confor3, meerden zig aanftonds de gedeputeerden van de 3, provintien Holland, Friesland, en Overysfel, maar 3, die van de vier andere provintien namen aan, zig ,, daar op nader te verklaaren" (p). Was dit laatfte ook by toeval? Of gefchiedde het ook met oogmerk, om een gaaf befluit met agterlating der bygevoegde voorwaarden by hunne principaalen uit te werken? Voorzeekcr geenszins: want gedeputeerden by H, H. Mog., die voor dien togt ieverden £ zouden zig wel gewagt hebben, om eene zaak van die baarblykelyke nuttigheid, en waar toe booven alles de uiterfte fpoed vereischt werd, over te neemen. De uitkomst zal leeren, dat deeze overneeming het beraamd middel was, om het mislukken van den cbgt gemakkelyk te maaken. Had ondertusfchen de ftadh. by deeze raadpleegingen, gelyk toen de zaak van den hartog by H. H. Mog. voorkwam , niet in perfoon moeten cegenwoordig geweest zyn, en de gedeputeerden van die vier provintien, Gelderland, Zeeland, Utrecht, en Groningen, by welken hy alles vermogt, tot daadelyke toe- (j>) Ferv. der mem. bl. 25. L ï  ï7o VADERLANDSCH toeflemming bewoogen hebben? Of mag men niet vastöellen, dat hy juist daarom zig fchuil hield, op dac het uitftel niec aan hem zoude worden toègefchreèven, terwyl nogthans die heeren om hem te believen geenen haast maakten ? Van eenige zyner poogingen om het werk te bt t'poedigen b esc "men niecs, maar wel , ,, dat de heer de la Vauguion, des anderen da_s, aan den gedeputeerden wees, gens Gelderland ee>e nota ter hand ftelde, om 33 aan te houden op een lpoedig, en ftellig ancwoord 3, op zyne memorien, en dac heczelve, uit hoofde van den fpoed, en de fecrecesfe, welke deeze zaak vereischte, niec moge worden gemaakt 3, toe een oneieiwerp der deliberatien van de Scaaten der byzondere provintien" (q). Elk voeld wel, dac de Franfche gezanc coen bereids begreep, waar het werk op zoude uitloopen; en ziet daar ondertusfehen in hem den eenigen onder alle de perfoonen , van welken de fpoed nu afhing , die haas/ maakte , en dit wel, om onze eige fcheepen in werking te brengen. Maar met welk gevolg ? ,, Weshalvon, by de nieuwe deliberatien daarover, ,, ter vergadering van H. H Mog. door de gede3, puteerden van Holland op het kragtigfle gcinfteerd ,, zynde, dat het rapport ter conclufie mogt wor,, den gebragt, voegde de aanweezende gedepu„ teerde van Stad en Lande zig met het fentiment ,, van Holland, Friesland, en Overysfel, terwyl die „ van de drie andere provintien verzogt werden, ., zig hier omtrent meede ten ailerfpoedigflen te '„ willen verklaaren" (r). Ziet daar dan Stad enLande , de minst afhangelyke der vier geweften, gewonnen , maar de drie anderen nog aarzelende. Men konde naderhand, toen het op befluiten van heerschzugt, en geweld aankwam, wel terflond op de gewigtigfte, en verstuitziende zaaken, met drie en een halve van vier geweften , tegen de proceflen der drie anderen , zonder eenige commisforiaale befoig- nes, (q) V:'.rv. der mem. bl. 25. {fj Ferv. der mem. bl. 25.  HUISBOEK. 171 nes, befluiten; maar die moest, naar het fchynt, in eene zaak van zo veel gewigt, en fpoed, die toe afbreuk van den vyand ifrekte, geen plaats hebben. ,, De ambasfadeur" van Frankryk," (zo gaat de ftadh. voort,) ,, den volgenden dag, al wederom aange,, houden hebbende op een finaal antwoord, alzo ,, hy genoodzaakc was zynen courier nog dien,, zelfden avond af ce zenden, om van den uicflag ,, der deliberatie aan deszelfs hof kennis te gee,, ven; hielden de gedeputeerden van de vier ge- weden, die zig reeds verklaard hadden, aan op ,, de conclufic deezer zaak met meerderheid, ten ,, fpoedigften, en zelfs nog op heeden: maar, op de inftantie van de gedeputeerden der drie an,, dere geweften, werd de conclufie uitgefteld tot ,, oen volgenden maandag, (30. feptember,) tegen ,, welken tyd die heeren het antwoord verwagttcn ,, omtrent de intentie van de Staaten, hunne prin„ cipaalen" (s). De ftadh. zac dan, na het eerfte aanzoek van den Franfchen gezanc, al weder üiterlyk ftil , zo het Jlilzitten heeten mag, dat hy onder de hand ieverde , om het befluit te doen verwylen; maar de gezant was, den volgenden dag, al weder gereed, om nieuwe aanzoeken te doen tot een eindelyk befluit, en gaf daar van de aüerdringendfte reedenen , van welker niet voldoening de uitvoering van den togt, immers de beveiliging der fcheepen op de Franfche kust, zo zy gingen, konde afhangen. Dit heet werkzaamheid; maar die, opgewoogen tegen de opzettelyke vertraaging aan onze zyde, duidelyk deed zien, hoe het hier te Lande gefchaapen ftond, als 'er eens geleegenheid aangebooden werd, om Engeland afbreuk te doen. Geen wonder dus, dat het aanhouden van Frankryk %, en de poogingen van vier geweften, om, nog dien dag, met meerderheid, ten fpoedigften, de zaak af te doen, vrugteloos waren, en dat men, tot het uiterfte gebragt, eindelyk de zaak nog tot 30. feptember verfchoof, dat is, dat men nog een uitftel nam van vrydag (*) Verv. der mem. bl. 25. en volg.  17» VADERLANDSCH vrydag tot maandag. Ziet daar de behendigheid van den ftadh., of zyme raadslied n, om reeds van 22. tui 30. tyd te winnen, daar hy al aanftonds op dien 22. de orders fteliig had kunnen geeven. Ma ir ziet daar ook zyne behendigheid, 0111 de zaak te brengen aan een kollegie, waar van hy meefter was, om de leeden onderling te laten werken, of tegenwerken, het hejmelyk bellier van het laatfte te hebben, en zelfs uicerlyk flechts een bloot aanfchouwer te zyn. Ma.r is dit werkzaamheid, welmeenendheid, en trouw voor het vaderland, dac een man, die toe dus verre voor zyne afzonderlyke reekening alleen genoomen had het geheel beftier indenoor» log, en alle die Ichieeuwende ongeregtigheden , weiken denzelven verzeid hadden; juist in dit ééjne geval , waar in hy wist, dat hy alle braave regenten, alle welmeenende ingezeetenen, alle geheel, of gedeelte lyk belchaadigde kooplieden, genoegen gegeeven /oude hebben, en waar in hy gerust daadelyk beflisfen konde, goedvond, eene omflagtige raadpkeging by H. H. Mog. aan te leggen? Dan het was hier meede nog niet gedaan, en 'er moest r,u door den ftadh. zeiven een fpaak in hec wiel geftookeli worden, om te beletten, dat dit befluit op 30. feptember, waar aan anders geen verhinderen was , nog niet genoomen werd. ,, Het ., leed echter," (zegd hy,) ,, tot donderdag 3. ,o£tober, eer de zaak conform aan het rapport 4, geconcludeerd , en by H. H- Mog. finaal des3, weegens gerefo!veerd werd. Reeds op 30. fep,, tember hadden wy den viceadmiraal Hartfinck ge- aüctorifeerd , om order te fttllen tot het aller,, fpoedigst revicbualieeren voor vier maanden van , de fcheepen, hem te kennen geevende, dat het ligtelyk konde gebeuren, dat H. H. Mog. deu ,, 1., of 2. oclober eene refolutie namen, om tien fcheepen naar Brest te detacheeren. Dog, het geen de conclufie tot 3 october deed verwylen, ,, was de tyding, die ons op 30. feptember door ,, den heer Backer , fecretaris der admiraliteit te Amfleldam, met toezending van eene extractmis„ five, uit Parys gefchreeven den 24. daar te voo- ren  HUISBOEK. }f ren aan een geaccrediteerd huis van commercie te Amjleldam, gegeeven werd, meedebiengen,, de, dac de admiraal Howe niet te Gibraltar zou,, de aahkooraen, vermids hy door zwaaren ftoim bcloopen was , en verfcheide van zyne tran„ fportfcheepen op de kust van Bieiagne vervallen „ waren: eene cyding, die wy tenzelfden dage in hec fecreet befugne van H. H. Mog. communi- ceerden , en die, gevoegd by de tyding, door oen heer van Be.kemonde gegeeven, van het ver,, branden van de batteries finttantes, welken tot het beleg van Gibialta> waren gefchikt, aanleiding „ gaf tot eene nadere refolutie commisforiaal mee 3, de admiraliteiten , in gevolge van welke den 2. ,, odtober ter vergadering van M. H. Mog. werd ingebragt een rapport, het welk den 3. in eene „ refolutie veranderd werd" ( t). Niet zonder grond vale hier eene gewigtige bedenking, waarom de fhdh. niet reeds op denzelfden dag, toen hy het voorftel van Frankryk ontving, immers op 23. feptember, toen 'er een min, of meer gunftig rapport op werd uitgebragt , kennis aan den viceadmiraal Hirtjinck gif van de mogelykheid van een zodanig b fluit , by H H. Mog. te neemen ? Zoude de ftadh., die zig in deeze gehee'e zaak zo buitengemeen ieverig betoonde, om den togt te dóen mislukken, die kennis niet wel aanftonds aan llartjïnck gegeeven hebben, indien hy in dien togt behaagen gefchept had? Voorts moet men, met betrekking tot het geeven van opening aan het fecreet befoigné van den brief uit Parys , welke zo gedrenftig door den fecretaris Backer aan den ftadh. gezonden was, aanmerken, dat hy met al zynen iever om alles , wat den togt hinderen, of verwylen konde, greetig op te zoeken, en aan te brengen, in dit geval niet gevolgd is het listig plan, dat hem voor deeze zaak was voorgefchreeven. Want , niet alleen gaf hy hier door wat al te openlyk aanleiding, om 'er zynen wederzin tegen dien togt uit op (t) Verv. der mem. bl. 2  II U I S B O E K. 185 hy zig op dat oogenblik zyne duure eeden, cn verpligtihg omtrent de Heilige orders van 11. H. Mog., en 's Lands waar welzyn , of zelfs maar eenen behoorlyken eerbied voor de goede order eenigszins aangetrokken, en deezen uitflag niet zelfs bewerkt had? Wanneer men den aard der zaaken alléén in ovei-weeging neemt, moest immers de admiraal generaal de eerfte geweest zyn, om de verontwaardiging van fl. H. Mog. over zulk eenen voorbeeWeloozen Hap op tc wekken, en te verkla iren , dat hy het zyne eer fie naar reekende, om met officieren te dienen, die zig zo geweldig aan hunnen pligc, en eed, en aan de hoogheid van hunne Souverainen vergreepen hadden. En, indien hy hier omtrent van zyne zyde een diep ttiïzwygen hield, moeiten dan ten miiMien H. H Mog. dee/e gngehoorzaawe officieren niec daadelyk in arrest gezet, voer hunne competente regters eer verantwoording geroepen, andere officieren in hunne piaacs tot den togt benoemd, cn dcnzelyen zonder ui titel hebben doen voortzetten ? En wie zal durven ltaande houden , dat 'er iets meer dan zulk een cordaat beflu't noodig geweest was, om de zeeofficieren van diergelyke willekeurige daaden eens voor al te wederhouden , en den wensch der weldenkende Staatsvergaderingen . en ingezeetenen eindelyk eens vervuld te zien ? Ras zoude men eenen via Pek, penen Riemefstnd, eenen Seis, eenen Braak, eenen van Wie-, Jen, eenen Schierhout, cn andere braave zeeofficieren bereid gevonden hebben , om met 's Lands fcheepen naar Urm te ylen, en de eer derHellandjche vlag. ten fpvt derEngelschgezinde kabaal, manmoedig te handhaaven; eeven. gelyk de meeiten hunner in f787. hunnen welvaard aan de woede van die party waagden met de Hollandllhe uitleggers tegen deq binnenlandfchen ryand aan te voeren. Dog zulke vaderlandfche mannen moeften uit de vloot geweerd worden, en hunne jaaren in vergeetelheid fjyten , om dat zc voor het fyfthema van bedryveloosheid gevaarlyk waren (e). Nti (e) De fchout by nagt van BSmbergèn, die waare charlatan C>«zer marine, wiens agterblyvén in den flag op Dèg£ersi#é M 5 " oor-  i8<5 VADERLANDS GH Nu zag men ïn tegendeel, en H H. Mog., en deïï fla lh. eenpaarig heruiten in de misdaad der zeeofrW eieren , onder voorbehoud ing quafi van een onderzoek naar hunne voorgewende reedenen, en dus de, zo jondborftig verklaarde, intentie van het meerder getal der bondgenoocen om den vyand allen mogelykeft afbreuk te doen, op de ongehoordfte wyze volftrekt veriedelen, daar zy zo wel van het laat. fie, als van het*i»e>/te lid van hun befluit plotfeling afzagen, en geene voorziening, hoe ook genaamd, tegen de bekende misdaadigers van Sraat in het werk fielden. Bleek hier uit niet ontegenzeggelyk, dat de ftadh. alléén de vergadering van H. H. Mog. toe zwygen bragc omtrent een voorval, waar in, 2.0 ooic in eenig ander, hunne eige waardigheid, cn wettig gezag mee voeten getreeden was? Hoe zeer ondertusfehen de Staaten der meefte geweften, de geheele weldenkende natie, en het hof van Frankryk hier over verontwaardigd, en getroffen waren; leed het echter tot 23. december 1783 ,; en dus meer dan een geheel jaar daar na, eer H, Ha oorzaak was, dat onze zeegenrx-aaf op de Engelfchen niet volleediger geweest is, fchoo.n hy de Ijst gebruikte, om, dasdelyk nadien flag, zyn hele'd in het gering getal syner elooden, en gekwetften te laten uittrompetten; won het den eeriyken Seis in ftveeken verre af. Hy wist deez nkundigen jnan, die daarenbooven bezitter was der belangiyke i'antee* Jteningefl van zynen vader, naar aller oordeel dan grootften zeeman onzer marine in zynen tyd, zo wel te beleezen, dat hv hem zyne eige,en zyns vaders aanmerkinsen o ( j) Zie bl. 10. en jj. (*) Zie bl. u.  ï92 VADERLANDSCH s, omflandigheden alleen, in vyf k zes weeken kon„ de worden volbragt (l): dac de ftaat der 'viGtuas, lie verre de ^voornaamfte hinderpaal tegen den overtogt uic Texel naar Brest had uicgemaakt, en dat wel in het byzonder daar in alleen de vol„ ltrekce onmogelykheid gefield was geleegen ge„ weest ce zyn (m): dat, met eene zo veel moge- lyke aanvulling der victualie door overneeming, „ Hec gebrek aan voorraad, en daar uit gevreesd gevaar, ten minlten voor een gedeelte, had kun,, nen worden verholpen, en dat, daar de fchee„ pen allen, door eikanderen genoomen, nog voor „ 23. a 24. dagen van vidlualie voorzien waren ge- weest, het geenszins gewaagd was vast te ftel„ len , dat op deeze wyze haare voorraad toe 4. „ weeken konde gebragt zyn, binnen welken tyd ,, de reis niet alleen zeer mogelyk, maar zelfs zeer „ waarfchynlyk , konde worden volvoerd ; terwyl ,, eene vertraaging derzelver tot 5. a 6. weeken „ niet, dan by eenen faamenloop van geduurig te,, genloopende, en zig, als het ware, daar toe be,, paaldelyk fchikkende , omftandigheden , (waar „ op, by onderneemingen ter zee, vooral in eenen ,, tyd Wn oorlog, wanneer meest altyd iets moesc „ worden gewaagd, nooit zo naauwkeurig kon wor„ den gelet,) wel ftrikt genoomen mogelyk, dog ,, niets minder, dan apparent, was (n): dat dus, ,, alles van deeze meerdere, of mindere waarfchyn„ lykheid van een mogelyk gevaar, en booven alles van den aard, en inhoud der orders van den „ Souverain moetende afhangen, het daar uit ontegenzeggelyk bleek, dat dezelven in geen opzigt 3, aan het oordeel, of willekeur van iemand, wie ,, het ook zyn mogt, onderworpen gemaakt, maar 3, ftellig, waren, en dat H. H. Mog., zonder het ,, advies der officieren in te roepen, veel min de 5, uitvoering derzelver orders daar aan te onderwer- „ pen, (O Zie bl. 14. (m) Zie bl. 16. (n) Zie bl. 17- M 18.  HUISBOEK. 193 3, pen, volftrekt niets anders, als tegenwind, of on,, voorziene toevallen, als reedenen om den togt te „ Maaken, hadden toegelaten (0): dat, daar de ftaat ,, der vicïualie met geenen grond onder de, by H. 3, H. Mog. refolutie vermelde, onvoorziene toevallen „ konde worden gefteld, ( waarom echter alléén de ,, expeditie naar Biest vermogt te worden nagela„ ten,) en 'er een zeer plaufibele mogelykheid was, ,, om dien togt te kunnen onderneemen, dezelve ,, dus, om den ftaat der victualie, eeven weinig, ,, als om de overige bygebragte gebreeken, nage,, laten moest, of behoefde te worden (p) : dat ,, het hier te Lande niet in praktyk was, dat 'er „ eene algemeene voorziening der geheele vloot van al het noodige by de gefaamenlyke admiraliteiten „ plaats had , nog ook eenige algemeene orders „ dienaangaande door dezelve kollegien te faamen aan den commandeerenden officier van de vloot ,, wierden gegeeven : dat zodanige algemeene orders dan volftrekt elders gezogt moeften worden, en ,, niemand daar toe beter gefchikt was geoordeeld, ,, dan de admiraal generaal, en daarom onderzogt had moeten worden , wat Z. H. omtrent deeze ,, algemeene orders , en voorziening had verrigt ,, (q)- een denkbeeld, het geen door Z. H. ten „ vollen wierd beveiligd, wanneer hy zeide (r), ,, ,, dat de order, door de admiraliteiten tot re„ „ viélualieering der fcheepen gegeeven, door el- ,, ken kapitein moest worden gedirigeerd naar het „ „ gebruik, hetwelk van zyn fchip ftond gemaakt „ ,, te worden, en dus in zo verre afhing van de ,, fpeciaale orders van den commandeerenden offi,, ,, cier van de vloot, welken wederom afhingen van »> » dt krygsoperatien , welken de admiraal generaal „ „ goed- (0) Zie bl. ig. (p) Zie bl. 20. (q , Zie bl. 26. (r ) By het verv. van de mem. opgeevende vyf rcflexien ter Juftificatie van de ongereedheid der fcheepen, en bepaaldelyk in e vierde derzelver. L DEEL, N  |94 VADERLAND SC Hf] ,, goedvond voor k jchryvfn--^ (s): waar uit dar» „' vofgde, dat, al had'het admiraliteits - kollegie \, te Amïieldam kunnen goedvinden, eeven al.s die van de Maas, en Zeeland, om in tyds op het re„ victnnlieeven der fcherpen van haar rcsfort order ,, te Rellen/ dezelven eevenwel , zo weinig als de 3, naderen, daarom in geenen beteren ftaat van voorin ziening zonden geweest zyn, ingevallt de admiraal generaal, van wiens direktie alles'afhing, niet had noodig geoordeeld , door het voorfchryven vm krygs3, operatien, de fpeciaale orders dercomnicndeerendeoffi3, eieren te dirigeeren : dat derhalven hier door ge,, leid wierd toe het onderzoek der verrigtingen ,, van den admiraal generaal, en wel in de eerfte 3, plaats met betrekking tot deszelfs bewind omtrent de algemeene voorziening der-fcheepen, en tot eene overweeging van al het geen verder, j, met opzigt 'tot Z. H. in deszelfs gem. betrek,, kina;, ten aanzien van den togt naar Brest, in ,, aanmerking moest koomen (t): dat Z. H., het ,, gebruik der vloot geduurende 1782. goedgevonden'hebbe.nde te bepaalen toe de zogenaamde krygsoperatien, voortvloeiende uit het concerc, met ,, den gezant van Frankryk gemaakt, en onderftel„ lende, dat de fcheepen in het laatst van october „ zouden worden opgelegd, het daarom onnoodig 3, fcheen gekeurd te hebben, dezelven verder, dan l, tot 1 november, voorzien te houden; en dac ,-, hier aan, in de eerfte plaats, tewytenwas, dat 3, de orders tot die voorziening zig, in plaats van over het geheel jaar der equipagie, niet verder, dan flechts tot den eerjlen november, bepaald had3, den: dat uit verfcheide opgaaven van Z. 11. had 3, .moeten worden beflooten, dat het convoojeren, etk 3, afhaalen van fcheepen het eenig gebruik geweest „ was, het welk Z. H. zig in 1782. van de fchees, pen had voorgefleld, en welk gebruik yoor 1. ,', november moést eindigen (u): dat uit zyne^a' ' ' ' jj f'datien (s) Zie bl, 26. en 27. . (r) Zie bl 27. ' (u) Zie bl. 27. en 28.  HUISBOEK. 195 „ eidatitn over het regt v erfland van zvne ernjlige „ recommandatie van g. feptember 1782. niet' an„ ders v/as op te rnaaken , als dat dezelve , aan ,, welke mei andeiszins eenen vry uitgefhrekwi zin ,, zou moeten hegun, volgens dè intentie van Z. ,, H. niet verder, aan tot de voorgeftelde verrig„ tingen, betrekkelyk moest gem akt worden, en ,, dat dus dit voorzien houden zig fk'chts bepaalde J5 tot den ee'-fien november: dat Z. H., van wiens „ goedvinden (volgens dat fy(thema) de voorzie. ,, ning der fcheepen afhing, zig wel verpligt kon,, de reekenen tot het geeven van orders, waar door de fcheepen in fiaat bleeven, om den dienst, „ by het concert met Frankryk bepaald, te doen; ,, maar dat hier uit nimmer moest volgen, dat die 3, voorziening daarom alléén tot dien'tyd, naame3, lyk tot het laatst van october, en abfoluut niet verder, moest worden uitgebreid ;* terwyl het de ,, concert ageeren met Fiankryk geenszins meede,, bragt eene bepaaling, dat met het volvoeren der voorgeftelde operatien juist het voeren van ,, den oorlog in de Noordzee zoude eindigen, waar 3, omtrent niets vooraf kon bepaald worden, als ,, van veele voorkoonvmde omftandigheden, en tef„ fens ook van die Moogenheid afhangende, waar 3, meede de Republiek in oorlog was (v): dat de voorziening tot 1. november,' zelfs tot het uit3, voeren der voorgeftelde einden , onvollcedig was, „ vermids de fchout by nagt van Kinsbergen, wan„ neer hy, met een klein eskader zullende uitzei„ len, daar in door aanhoudende, en harde wefte ,, winden verhinderd werd , zig verpligt had ge3, vonden, om vóór het onderneernen van dien togt ,, op 29. feptember voor 4. maanden viétualie 'te' vraagen, dan, zonder welke te kunnen afwagten „ hy, op 12. october in zee gegaan zynde, ge„ noodzaakt was geweest, de viaualie uit de, in „ Texel (v) Zie bl. 29, N z  l96 VADERLANDSCH Texel blyvende, fcheepen over te neemen (wj: dat Z. H. niet alleen by deszelfs elucidatien verklaarde, dat by hem meede gewoogen hadden de ,] zwaarigheden, waarom perfoonen, in het werk , der zee voor kundig te houden, de voldoening ^ aan het voorftel van Frankryk als ongeraaden aan„ merkten ; maar 'er ook byvoegde, dat, al in zeekere eerfte conferentie op 22. feptember, en dus dags voor dat Z. H do memonen in het fej'j creet befoigne communiceerde , geopperd was , de, aan Z. H. buiten dien ten vollen bekende, J, zwaarigheid, dat de fcheepen maar tot den laatften oclober gevictualieerd waren; waarom het ,, niet wél begrypelvk was, dat Z. H., niettegenj, ftamde deeze bewustheid, en herinnering, die nemorien maar blootelyk ter kennis, en dehbe? ratie van H. H. Mog. bad gebragt, zonder hun, JJ nog van zyne bedenkingen, nog vooral van de J'' zwaarigheid, in den geringen voorraad der viftualie geleegen, de minfte informatie te geeven, ' zulks' alleen latende aankoomen pp de meedebe" tfüstlmd van die geenen, die door hem genoemd - wierden het beleid te hebben gehad der delibeJJ fatten over de memorien van Frankryk, zo by H. II. Mog., als in de admiraliteits - befoignes " gehouden; "zullende in het midden gelaten wor*' den , in hoe verre dit de verpligting van den JJ A. G., die het eerst de zaak by H. H. Mog. bragt, uitfloot; in hoe verre van denzelven, als J' chef der marine, die tot eene betragting van derJ' zeiver meeftc mit gehóuden was, het geeven van alle mogelykè elugidatien aan den Souverain, by alle voorkbomendè geleegenheden, konde wor" den VerWftgt, zonder te ietten op eene meede^'bewustheid, en mèedeverpligtiftg van anderen, *' die met peen minder regt het op diezelfde meeJ' dcverpligting vah Z. H. konden laten aankoojI men; en in hoe-verre eindelyk de vrees voor jj ver- (w) Zie bl. 30-  HUISBOEK. 197 verkeerde uitleggingen, en ongegronde verdenJ} kingen , by het ter goeder trouw betragten van J:) het geen een piigt is, moest worden in aanmer- king genoomen (x): dat het niet genoegzaam gebleeken was, om welke gegronde reedenen Z. ,, H., uit de aan hem bekende zwaarigheid nopens \, de victualie, geene aanleiding had geoordeeld te j, moeten neemen, om toen reeds immediaat, en zonj, der het allermintt tydverzuim, zodanige orders te _,j (tellen, waar door de zwaarigheid, zo al niet ge- heel weggenoomen, ten minften aanmerkelyk verj, minderd konde worden {[y): dat, indien men te- gen alle apparentie wilde onderftellen, dat Z. H. ,j, des tyds (op 22. feptember) in den geringen j voorraad der victualie geene aanmerkelyke zwaaj, righeid gefteld had, dezelve zulks by het ontfanj, gen der misfive van den heer Hartfinck van 29. jj feptember, voorflaande, om de fcheepen, tot jj het eskader van den heer van Kinsbergen gefchikt, j, voor vier maanden te revittualieeren, van de groot. jj fte aangeleegenheid had gekeurd, vermids Z. H. j, by zyne elugidatien zeide, „ ,, des tyds reeds j, jj in overweeging te hebben genoomen, dat, inj, j, dien de fcheepen geene vivres genoeg hadden jj jj voor eenen kruistogt in de Noordzee aan deeze ^ jj zyde van het kanaal, dezelven zeekerlyk niec jj j, genoeg zouden hebben, om zig naar den an_,j jj deren kant van het kanaal, en voorby 'svyjj jj ands havenen, te begeeven:"" dat ondertusj, fchen Z. H. ook op deezen tyd , wanneer de jj raadpleegingen van H. H. Mog. over dit onderjj werp nog niet waren afgeloopen, daar van aan jj dezelven geene kennis had gegeeven, hoewel hy jj reeds voorzag, hoe de vlagofficieren over de reis j, naar Brest zouden oordeelen: dat het met dat alj, les alléén die brief van den heer Hartfinck fcheen jj geweest te zyn, die hem in de gedagten had ge,j bragt, om by antwoord van 30". feptember, en w djs$ (x) Zie bl. 30. en 31. (y) Zie bl. 31, N3  198 VADERLANDSCH J3 dus eerst agt dagen na de conferentie over de reis J3 naar Brest van den 22., den viceadmiraal te aujj ctorifeeren, om veri'cheide fcheepen voor 4. maanden te reviftualieeren, en wel ten allerfpoedig_,j ften, wyl liet ligtelyk kon gebeuren, dat H. H. J:) Mog. morgen, of overmorgen beflooten, tien fcheepen j, naar erest te detacheer en, om met de, aldaar zynjj de, fcheepen des konings van frankryk te vereenij:i gen, en gefaamenlyk''te dienen {[z): omtrent welke jj aanfchryving aan te merken viel, dat de, daar jy in vervatte, informatie van de deliberatien by jj H. H. Mog niet geheel voldoende konde worj;> den geoordeeld, daar het rapport, het welk toen J3 reeds vyf dagen in de waereld was, eigenlyk in j, de eerfte , en voornaamIte plaats meedeb'ragt, ^ dat de fcheepen te bsest zouden overwinteren, en najj dere orders aldaar af wagten, en dat alle gebruik van jj de fcheepen voor het aanfiaande voorjaar aan het goedjj vinden van den commandant zoude worden aanbevoo} Ven} waarom de informatie van Z. H. den com^ mandanc der vloot, en verdere officieren zeer ligt in het denkbeeld kon brengen, dat de fcheepen, terftond na haare aankomst te Brest, zon. der tusfchenkoomende voorziening, zouden moe^ ten worden gebruikt, iets, waar toe dezelven jj buiten ftaat waren (a): dat insgelyks, omtrent jj de voorloopige informatie van Z. H. op 30. fepjj tember aan den heer Hartfinck, op te merken jj viel, dat in dezelve geene melding hoe genaamd jj gemaakt wierd van den tyd, binnen welken de jj aanftaande refolutie van H. H. Mog. uiterlyk zou jj moeten worden uitgevoerd , te weeten voor 8. jj otlober, van welke weezenlyke bepaaling de ofjj ficieren wel hadden dienen geinformeerd te zyn, jj te meer, om dat zy niets minder, dan dit, konjj den verwagten, dewyl de ontfangen order tot jj reviftuaiieering voor vier maanden, met geenerleie jj raogelykheid, vóór 8. october konde worden uit- jj gevoerd; O) Zie bl. 32. (a) Zie bl. 32. en 33,  HUISBOEK. IQ9 ■j, gevoerd; uit al het welk dan niet ondüidelyk ?x w ce neemen was, dat van de wyze, waar op de Vj revidtualieering geordonneerd, en de vocrloopi■33 ge informatie gegeeven was, niet ligtelyk een 3J goed effect in eenig opzigt, maar raisichien veel „ eer het tegendeel, te verwagten was (b)". dat jj hec ondertusfchen deezezelfde aanfchryving van jj 30. feptember was, op grond van welke was ge. boLiwd Z. H. verzeekering aan de Staaten vari „ Friesland, ,, ,, dat, zo 'er in het voorzien der „ fcheepen, hangende H- H. Mog. deliberatien3 „ ,, eenig verzuim mogt hebben plaats gehad, 'er ,, tegen de intentie, en herhaalde orders van Z. H; ,, ,, zoude zyn aangegaan, naardien hy, zelfs ook ., „ nog geduurende H. H. Mog. deliberatien, den „ ,, commandeerenden officier had verwittigd van „ de mogelykheid, die 'er was, dat zodanig de» tachement zou worden geordonneerd, met by,, ,, ge voegden last om ce zorgen, om in dat geval de. ,, ,, zeiven promptelyk te kunnen gehoorzaamen" '3 „ ( c): dat het meede eene byzondëre opmerking „ verdiende, dat, by de.orders van Z. 11. van 3. „ october aan de heeren Hartfinck, en van B.yland^ geen woord gemeld wierd van de order tot reviüualieering , drie dagen te vooren gegeeven, ,, veel min bepaald, hoe nu hier omtrent moest „ worden gehandeld, terwyl het echter abfoluuc ,, ondoenlyk was, deeze beide orders te gelyk uit te voeren, en de officieren zig dus merkelyk be. ,, lemmerd moeften vinden , welke deezer 'twee, eeven ftellige, dog in effefte ftrydige, orders, zo weinige dagen na eikanderen door" een en dezelfde fource ontfangen, zy moeften volvoeren, 3, en welke agterweege laten: dat het al verder re3, flectie verdiende, dat Z. H. op dit tydftip niet alleen niet bedagt fcheen geweest te zyn, om ,, de fcheepen, naar Br est gefchikt, door het niet i, ongewoon middel van overneeming uit de andere.; (b) Zié bl. 33. eh 34; fc) Zie bl. 34; ' N 4  300 VADERLANDSCH „ in Texel liggende , fcheepen in beteren ftaat té doen brengen , maar daarenbooven niet fcheen „ begreepen te hebben, dat zelfs dit middel door „ de te gelyk gegeeven order , om, behalven „ de 10. fcheepen naar Brest, ook alle de overige gereed zynde fcheepen te doen uitloopen, nog „ meer moeielyk wierd gemaakt (d) : dat, indien „ Z. H. de zwaarigheden, op 6 october door den „ heer van Byland mondeling geopperd, aangemerkt „ had als ongegrond, en geenszins vallende in de termen van onvoorziene toevallen, het te verwag» ten was, dat Z. H. hem op eene ftellige wyze zou hebben gelast, om naar Texel terug te keeren, en zyne orders uit te voeren: of dat, zo hy „ die zwaarigheden gegrond, en als beletzelen, tot „ de onvoorziene toevallen behoorende, had aange„ merkt , het te verwagten was , dat Z. H. die „ zwaarigheden, zonder het minfte tydverzuim, al ware het in eene expres belegde byeenkomst, „ aan H H. Mog. zou hebben meedegedeeld, ten einde dezelven daar op naar bevind zouden kun„ nen refolveeren: dat uit de eïucj latien van Z. H. 3, gebleeken was, dat hy nog het een, nog het ander deezer zaaken, na overleg met vertrouw„ de perfoonen , had geoordeeld in het werk te „ moeten ftellen , zynde in die conferentie met „ vertrouwde perfoonen beflooten , de officieren „ hoe eer zo beter naar boord te doen gaan, om aldaar de orders van H. H. Mog. te leezen, en hun „ gedrag te bepaalen ; zonder dat gecommitteerden „ de allermmfte opheldering ontfangen hadden,wel„ ke daar van de motieven geweest waren, waarom deeze zaak voor hen eeven duifter gebleeven s, was (e): dat eindelyk nog moest worden opge,, merkt, dat Z. H., in den ochtend van 6. octo„ ber ontfangen hebbende de bewufte fchn'ftelyke „ rapporten der kapiteinen, en eene misfive van den heer Hartfinck, het niet bleek, dat hy daar 3> OP 00 Zie bl. 35. {e) Zie bl. 36. \  HUISBOEK. 201 op iets anders gedaan had, als dezelven, des anderen dags, in het fecreet befoigne over te geeven; terwyl hy reeus op dienzelfden 7. october, , en dus op e-nen tyd, wanneer het nog onzee„ ker was, of H. H. Mog. tot het doen voortgaan; of agterweege laten van den togt zouden be',\ fluiten , (welk laatfte befluit eerst twee dagen daar 3 na plaats had,) den viceadmiraal Hartfinck aan, fchreef, om de noodige mefures te neemen tot , het doen uitzeilen van een klein eskader onder den heer van Kinsbergen, en zulks niet met fchee„ pen van 50. flukken, maar wel fpeciaal meteen „ admiraal de Ruiter, Utrecht, de Unie, en Korte„ naar, allen van 60. ftukken, en welken allen tot ,, den togt naar Brest geordonneerd geweest waren*; , welke order met zo veel fpoed was uitgevoerd, dat, zonder de geordonneerde victualie af te wagten, dit • eskader, reeds op 10. october, voor vyf wee' ken vitiualie uit de andere fcheepen had ingenoomen, !' (hoedanig middel in dit geval bleek, zeer fpoe' dig, en met vry veel eff ft, te kunnen gebee' zigd worden,) en in zee liep; waar door dan H. " H. Mog. volftrekt buiten de mogelykheid gefield wier' den, om, indien zy zulks geraaden gevonden hadden, den togt naar Brest, des noods door ee« „ ne verlenging van den bepaalden tyd, als nog te doen voortgaan (ƒ): dat nopens den viceadmi' raai Hartfinck, uit al het ten zynen opzigte onJ3 derzogte, en overwoogene, niet moeielyk te be„ flisfen viel, in hoe verre hy kon gezegd wor„ den , na het ontfangen der orders van" H. H. Mog , aan alles, wat zyn pligt als commandant „ der vloot vorderde, voldaan te hebben, naame,, lyk door, by den ontfang dier ftellige, en vol,, ftrekte orders , zig te vergenoegen met eene ,, vraag te doen naar de gereedheid, om die orders „ uit te voeren; door fchriftelvke rapporten te vor„ deren nopens den ftaat eener geordonneerde vi„ clualieering, welke hy, nog iemand, onkundig „ was, (ƒ) Zie H. 37. N 5  VADERLANDSCl! s, was, dat nog met geene rhogelykheid had icün3, nen geichied zyn, en nopens benoodigdheden, ,, waar in met geenen fchyn eene eigenlyk gezegde 3, hinderpaal tegen de uitvoering der orders kon worden gefield; door, uit hoofde van zwaarig3, heden, welken nimmer onderfteld konden wdr„ den by het geeven dier orders onbekend , of 3, buiten opmerking geweest te zyn, diezelfde örders eevenwel voor vervallen te reekenen, en, „ onverminderd eene volflrekte tydsbepaaling, weU 3, ke alle uitftellen "uitfloot, de gezegde zwaarig3, heden, eeven als waren het te vooren onbeken3, de hinderpaaïen, öp te geeven; door,- óp grond „ eener Willekeurige uiriegging, nadere orders af 3, te wagten, zonder echter iets in het werk te i, flellen, om het verkrygen van zulke nadere or3, ders eenigszins waarfchynlyk te maaken; door, 3, na het ontfangen van een ontkennend antwoord 5, der kapiteineil nopens huh begrip omtrent dc ge3, reedheid der fcheepen, de gegeeven orders geens3, zins te herhaalen, of aan te dringen, en dus de kapiteinen, zo al niet in een begrip te brengen, 33 dat dé geheele zaak hier meede was afgefpron,, gen, ten minften hun desweegens in het onzeekere te Jaten; en eindelyk, door op geene middelen, hoe genaamd, bedagt te zyn, om de ge,3 breeken, zo veel doenlyk, 'weg te ruimen, en „ dus zodanige nadere orders, als men zelve meen3, de nog te moeten verwagten, daar door te be„ vorderen (g): dat uit de conferentie van 7. oóto„ her tusfchen de vlagofficieren genoegzaam bleek, „ hoe zeer de officieren alles zelfs hadden wiilen ,, weeten, èrt beoordeelen, en dat zy geoordeeld hadden, aan hunne onderflellingen, en vooruit,> zigten de voorkeur te moeten geeven booven de ,j duidelyk betoonde intentie van h. h. Mog., we!. ke ziglbaar was om van het gumtig tydftip te ,, m-ofiteeren, om de fcheepen naar den anderen van het kanaal over te brengen; een fyjihi- ,,'md) &) Zie W. 56. mitteerden zig buiten ftaat bevonden hadden, 33 om alle de byzonderheden van hunne bevinding, 3, en de confideratien op de, aan hun gegeeven, 33 informatien tot meerdere klaarheid te brengen , 35 alzo de aard van het, aan hun bevoolen, politiek 3, onderzoek geen middel van dwang tot onbewim,5 pelde openbaaring der waarheid gedoogde; dog 3, dat zy zig verzeekerd hielden, dat, fchoon zy 3, breedvoeriger, dan Volgens de gewoone termen a vaa (h) Zie bl, 65. (i) Zie bl. 122;  C04 VADERLANDSCH ,, van een rapport, waren uitgeweid, het onder„ zoek van H. II. Mog. echter de noodzaakelyk„ heid hier van ras zoude ontdekken, zo in het „ gewigt deezer commisfie, het welk, naar maate 3, van de zig ontwikkelende omftandigheden, meer en meer was toegenoomen, als in de meenigvuldige, en fteeds onderling verfchillende uitvlugten , waar „ meede men , by het neemen der informatien, „ veelal getragt had de actentie van het befoigne j, van den waaren ftaat der zaaken af te trekken, 3, en zig in eene zee van opgegeeven tegenftrydig,, heden te doen verliezen, ten einde dus, (want „ hier in alleen konde het oogmerk daar van be- ftaan hebben,) dit onderzoek zeiven ten eenen„ maal vrugteloos te maaken" (k). Zodanig was de hoofdinhoud van het rapport, over dit belangryk politiek onderzoek uitgebragt , nfettegenftaande alle de hinderpaalên, daaraan in den weg gelegd. Want men kan ligtelyk bevroeden, dat de ftadh. van zynen kant niet in gebreeke bleef, om de officieren, aan zyne heimelyke orders zo gehoorzaam, als ongehoorzaam aan zyne uicerlyke beveelen geweest zynde, te fpaaren, en ze daarom, zo veel mogelyk, van de hand zond. Dit bleek zonneklaar, toen hy, op de aanfchrvving van H. H. Mog. van 11. december 1783. „ om niemand der vlagofficieren, of kapiteinen, die ,, tot den togt naar Brest beftemd geweest waren , ,, zig buiten deeze Landen te doen begeeven," rondelyk antwoordde, ,, dat veele dier kapiteinen .,, zig buiten 'sLands bevonden, gelyk de kapitei- nen van Braam, Stavorinus, en van Rechteren naar ,, Oosindie'n, Meurer naar Esfequebo, 'Bols naar Pin3, ladelphia, Tulling naar Suriname, en de fchout ,, by nagt van Braam, en kapiteinen 'tHooft, en p„ Staring naaf de Middellandfche zee, vertrokken wa,, re:i; dat de te rugkomst der vier eerften zeer on,, zeeker was, dat Bols, Tulling, en HHooft ordet „ hadden, om voor 30. anril te rug te zyn, ge- (Jfc) Ze bl. 55.  HUISBOEK. zc$ „ Ivk ook de kapitein Staring, en des noods de fchout bynagt van Braam, voor den laatteen juli " konden te rug zyn" (i). Dit ftout beftaan, gelyk bet zyne waare gezindheid, en weezenlyke meedepligtigheid toonde, gaf zo veel vertraaging aan het onderzoek , dac de gecommitteerden by hun rapport verklaaren moeften , „ dat de afweezigheid vin den fchout by nagt van Braam alléén omtrent *' zes maanden uitftel aan hunne befoignes had toe!! eebragt" (w). Konde een admiraal generaal, die zo veel invloed had op hec in dienst {tellen van fcheepen. en officieren, wel ooit fchandelyker trek aan zvne Souverainen fpeclen, die onderzoek wilden doen naar hec gedrag dier officieren, en zoude wel een eerlvk admiraal generaal zulke ofïïcieren in dienst hebben doen ftellen, zo lang hunne zaak niet volleedig was afgedaan ? Te regt zeide daarom de fchryver der 30. artikelen , zig tot den ftadh. koerende ", en ce regc hadden de gecommitteerden met nog meerder nadruk eene foortgelyke taal kunnen voeren; „ hebben zo veele bewysftuk,, ken , zo veele getuigfehriften my in ftaat getteld, om een waar, en duidelyk denkbeeld te '[ geeven van den aard der beweêgreedenen , en ' der middelen, die den togt naar Brest belet heb'l ben; zy zyn nogthans niet genoegzaam , om in ", bet 'helder daglicht, en in haar geheel voor elks ', oogen te ftellen die aaneenfchaakeling van be', vrcemdende oorzaaken, en bevreemdende uitwerkingen, die in dit geval den opperften wil van ',, den Souverain, de bepaalde orders van U. H.» „ en de regtmaatige verwagting van Frankryk heb„ ben te leur gefteld , en in rook doen verdwy, ren. Om dit'gantfche faamenweefzel te ontdekken, moest men ónafgebrooken hebben kunnen v, naarfpeuren de geheime raadslagen, die men ten ',, deezen in bet duiftere heeft te werk gefield; \, men moest weeten, al wat 'er in het geheim ge- „ zegd) (l) Nederl. jaarb. 1784. bl. 286. en volg. (m) Zie rupp. der gecomm. bl. 1.  ao6 VADERLANDSCH ,, zegd, in het geheim gefchreeven is; men moest die „ ondoordringbaar hooien doorihuffeld hebben, ,, dat is, de kronkelende harten van hen, welken „ de argelistige kabaal uitmaaken , die ons onze fchande, ons geheel bederf gezwooren heeft; men moest, in één woord, met een oplettend „ oog hebben kunnen naargaan dc werking der dryf- veeren, en beweegraderen van dat veel verrno„ gend, en gedrogtelyk werktuig,, hetgeen in ons „ vaderland den troon der vryheid doed daveren; M het £een net geheel faameiiftel der regeerings„ form op zyne grondflagen doed wankelen ; het „ geen de handen der Souveraine magt zelve in „ banden fluit, het geen de wetten ontzeenuwd , de uitocfl-ening der geregtigheid verftramd, en ., dit ongelukkig Land in zynen tegenwoordigen ftaat van verneedering, en ellende heeft neder„ geploft" O). Men kan gemakkelyk opmaaken , hoe zeer de ftadh. zig, na het ftaatsrapport over het politiek onderzoek,op nieuw beieveren moest,om een eindelyk befluit van H. H. Mog. tot een geregtelyk onderzoek raar de fchuldigen, zo lang mogelyk, te doen verfcLuivcn. Het leed ook a] weder eenen zeer gejuimen tyd, eer H. H. Mog. beflooten, om dit geregtelyk onderzoek te laten doen door de admiraliteit op de Maaze, en den fchranderen fiskaal PauJus te gelasten, om in dat geval het regt van de hooge overheid waar te neemen tegen alle de fchuldigen. En ongetwyffeld zoude dit onderzoek vóór de nootlottige omkeering van zaaken een begin genoomen , en dingen ontdekt hebben, waar van by dit politiek rapport niets konde blyken, indien de Staaten van Gelderland, altyd gereed, om den ftadh. te believen, op 18. november 1786. niet beflooten hadden, om den viceadmiraal van Byland, als hunnen ingezeeten', en op wien het booven alles aankwam, te verbieden, om in deeze zaak niet anders te regt te ftaan, als voor de admiraliteit van Am- (n) Zie de opdragt van dat ftuk.  HUISBOEK. *o? Amfleldam, waar toe hy behoorde, onder voorwendsel . dac de gedeputeerden der overige admiraliteiten gedelegeerde regters waren. Dog zy vergaten hier by, 'dat zy dienzelfden van Byland in 1780., óver het laten neemen van een convooi koopvaarders onder zyn bevel in december 1779-5 fchoon toen zo wel als nu hunnen ingezeecen, voor eenen krygsraad van zeeofficieren, willekeurig door den .ftadh. benoemd , zonder tegenfpraak hadden doen te regt (lellen, en diergelyke onwettige krygsraaden over eenen Binkes, de Bruin, Rietveld, en anderen , ongefcoord hadden laten oordeeJen : ja zy vergaten-., ïcfet zy zeiven op dat eigen tydfldp de onfchuldigé regenten, gemeentslieden, en burgers van Hatteui, en Elburg voor eenen zodanigeu ;egter, hec hof van Gelderland, tegen der fteeden voorregten deeden te regt ftellen ( 0 ). jNiettegen- itaande f (0) 7As de nadere refolutie van Gelderland over deeze Zaffk in de rerfaam. van Jlukk. ly J'. A. de Chalm. s&.deel, 11. 300 3J2. By dit befluit koomen deeze, op hunne iandsf.irilelyké hoogheid zo trotfche, Souverainen voor den dag met eenen febynbaarep iever voor de regten van hunne onderdaanen , en verwaardigen den hoogstfehuldigen van Byland, als hunnen onderdaan, in de daad met eenen vrybricf tegen eene der grootfte micdaaden, welke iemand tegen den Staat begaan kan. Maar, om den fchyn niette geeven van eene ftremming in den loop, der juftitie over fcuifc een feb reeuwend geval, [gelaften zy kwanswys hun hof provin'.iaal, het grootfte werktuig der ftadhouderlyke , en Iandsfurflelyke dwingelandy, ,, 0111 te onderzoeken, en hun te. adviezeren, of 'er bekwaame materie was, üiü v»n Byland over pligtsverzuim te acfioneeren , en waar ter ,, piaatze zulks zoude moeten worden beregt." Na de revolutie hielden deeze begunftigers. der ftadhouderlyke euve'daaden nog dezelfde houding, toen zy ter vergadering van II. H. Mog. kennis gaven van een nieuw request, door Byland aan hun geprefenteerd , welkers inhoud zy by H- H. Mog. aanpreezen , en by welk request by verzogt, om het daar heen te dirlgeëren, j, dat de, iet het onderzoek der zaak van Brest gedele,, geerde, vierfchaar, (gelyk hy het noemde,) wierd ver,', nietigd,, en het onderzoek, en dc afdoening deezer ,.. zaak.  2o8 VADERLANDSCrï ftaande derhalven dit geregtelyk onderzoek gefmoord? is door datzelfde geweid, waar meede alle andere gepleegde ongeregtigheden 3 en euveldaaden, na de revolutie tot dus verre tegen alle wettig onderzoek beveiligd zyn; heeft nogthans het politiek onderzoek alle eerlyke, en doorzigtige lieden genoegzaam o. vertuigd, dat 'er rnjsdryven van het ftrafbaarfte foorc H zaak, voor zo verre hem van Byland betrof, verzonden ,r aan de admiraliteit van Amfleldam, of zodanige andere „ vierfchaar, hef zy van eenen zeekrygsraad, of foortge„ lyken, welke in een§ zaak van natuur, als deeze , ., gantsch niet ongewoon, en naar den aard derzelver. es „ tot beregting daar van, competent zoude kunnen geoor- deeid worden." By dit voqrftel voegden zy kwanswys nog een deklaratoir, ' om &etzelv$ in de notulen van HH. Mog. te ftellen , M dat zyi hier toe niet anders waren „ overgegaan, ais in dit byzonder geval, en ten aanzien van hem Van Byland om byzondere recdenen, en voctr,, al meede uit hoofde vgn zyn vrywillig afzien van belL privilegium de non evocando, en onderwerping aan eene > andere vierfchaar buiten deeze. provintie»'* Verf. van. jïukk. by f. A. de Chalm. 2, deel, bl. 250—452. Maar, wat zy ook protefteerden voor bet regt hunner ingezeete» jien, daar meede was de onregtvaardigheid, aan Hattem, en Elburg ook in dat op2igt gedaan, niet uitgewischt. Dat heet de mugge uitzygen, en den kemel doorzwelgen. En zoude dan een zeekrygsraad, door Willem V. gekoozen, minder eene gedelegeerde regtbank geweest zyn , dan de gefaamenlyke admiraüteits - kollcgien, die eigenlyk de competente regters waren over elk hunner officieren , dog waar van dat van Am? Jieldam in dit geval te regt door H. H, Mog. was uitgefloot, n, 'alzo hetzelve zig niet geheel buiten verdenking omtrent de zaak van Brest gefield had? M.aar dc geheime beweegreeden was hier in geleegen, dat 'Cr over deeze zaak geene cnpar* tydigs regtbank weeze.n moest, en dat de zeekrygsraaden „ door den admiraal generaal in den Engelfchen oorlog wille, keurig aangefteld over deezenzelfden Byland , over Bin» kes, over de Bruin, over Rietveld, en diergelyke trouw* looze zeeofficieren, 20 genadig gevonnisd hadden. En boven alles wisten, en de Staaten van Gelderland, en van Bylmd zelve wel, dat na de revolutie deeze zaak vai^ jgrest aan d§ vergetelheid ^oués worden overgegeeveR.  HUISBOEK. pop fbort gepleegd, en wie daar aan fchuldig zyn, en 'er is van die laatfte geen leevendiger bewys, dan dat men in deezen tyd niemand der fchuldigen heeft durven vrylpreeken, waar van anderszins zo meenjgvuldige voorbeelden zyn. Of 'er ondertusfeben nog iets ontbrooken had aan de zigtbaare gunst, en befcherming, waar meede de ftadh. de ongehoorzaame zeeoffigieren meende te moecen verwaardigen; en of die zeeoffigieren nog niec genoeg verdiend hadden de verontwaardiging van den Souverain, en den haat, en veragting der natie; durfden zy, in diezelfde oogenblikken, waar op zy die gevolgen het meest te dugten hadden (p), zig met een verzoekfehrift vervoegen aan den ftadh., en deeze durfde hetzelve op 7. october wel ter kennis van H. H. Mog. brtngen, juist op eenen dag, waar op deeze vergadering het fchandelyk gedrag der zeeoffigieren vernam. Dat verzoekfehrift was in fchaamceloosheid waardig aan deszelfs iuftelleren , en beklaagden zy zig daar by weegens hoonende, en beleedigende bewoordingen in nieuwspa„ pieren, en gefchriften , byzonder omtrent hec „ gedrag van verfcheide der notabelften van hun ,, corps, onder anderen den viceadmiraal Hart„ Jinck (q); daar zy vertrouwden, dat zy altyd, 5> zo (p) Want alle de officieren, die de orders van H. H.' Mog. beoordeeld, en dien togt naar Brest dags te vooren endoenlyk verklaard hadden, waren ook teekenaars van dit verzoekfehrift; en het is meer dan waarfchynlyk, dat de overkomst, en het onderhoud van Bylond, en van Hoey met den ftadh., en des laatstgem. gefprek met vertrouwde perfoonen vooral ook daar over geloopen heeft. (q) Voor zo ver by dit reqtiest de klagte by naam gefchiedde over den viceadmiraal Hartfinck, kunnen wy hier niet voorbygaan eene anekdote op te haaien, die in den brief over de waare oorzaak van 's Lands ongeval, bl. 51. en volg. gevonden word, die eenigen onzer van den heer Hooft zelfs hebben hooren beveftieen, en waar uit blyken kan, hoe gem. Hartfinck zig dc verontwaardiging der braaven, zelfs zyner voorige vrienden, had op den hals gehaald. „ Het huis van vader H«"ft, (dus fchxyft hy,) is i. DEEL. O n fte«> ftige gevoelens voor het beftaan der marine afsmelkj, ten, dat het hem behaagen moge, deeze confi„ deratien, en dit verzoek om redres onder heC ,3 oog van H. H. Mog. te brengen, en met zynö 3, veel vermogende intercesfie te onderfteunen." lieven zo onverfchillig, als de tydmg van het gedrag der zeeoffigieren op dien 7. ocfober by H. H. Mog» was aangehoord, een gedrag, waar door de hoogst* mogelyke beleediging aan huu gedaan werd; namen zy ook het voorftel van den ftadh. ter onderfteuning van dit fchandelyk ftuk op. Want, in plaats van het een en ander met de diepfte veragting van de hand te wyzen, werd daadelyk beflooten, ,, om 3, dat voorftel, en request te zenden aan de Staa,, ten der provintien, met ernftig verzoek , om „ ieder in de zynen de noodige orders te ftellen, „ en voorziening te doen, dat de verregaande li* „ gentie der courantiers , en periodieke gefchrif. „ ten beteugeld, en tegen de fchryvers, en uit- geevers volgen* de plakaaten geprocedeerd mogt ' O 2 f* wor*  si2 vaderlandsch' worden" (r). Wy onthouden ons, kortheidshalve, van het maaken van aanmerkingen op de ftellingen der officieren, op het voorftel van den ftadh., en op het befluit van H. H. Mog., wel verzeekerd, dat elk onzer leezeren die gemakkelyk by zig zeiven maaken zal. Alleen zeggen wy maars dat het opmerkelyk was, dat de officieren wel fpraken van hunne gehoorzaamheid aan de orders van den admiraal generaal, (en daar aan waren zy maar al te flaafagtig onderworpen geweest,) maar geenszins van hunne gehoorzaamheid aan de orders van H. H. Mog., als of deeze laatften niet in aanmerking kwamen; als mede, dat het neemen van zulk een befluit, op zulk een voorftel, in zulk een tydftip, den zeeofficieren moed geeven moest tot volgende ftappen, die in nog onbefchaamder bewoordingen-, zo het mogelyk was, vervat waren. Immers op den volgenden 8. maart begroette de luitenant admiraal van Wasfenaar, aan het hoofd der zeeoffigieren, den ftadh. over zynen verjaardag met eene aanfpraak, vervuld met de laagfte vleiery, die allerminst overeenkoomt met waare eer, dapperheid, en vaderlandsliefde, en waar in hy hem noemde, ,, hunnen dierbaaren chef, en hun zel„ ven deelgenomen van het lot van hun waardig hoofd, " fnn' e,5vtn a!s hv> de voorwerpen van de vuilfte „ Iafterfchriften van eenen , naar verandering der cm„ flituhe haakenden, hoop. Zyhadden, (dus vervolg, de hy,) ,, hun eigen teet vergeeten, en waren alleen „ gevoelig geweest aan den hoon, hunnen chef aangedaan, van wiens onvermoeiden iever, en zorg om,, trent het beftier der marine zy beter, dan'eeni„ ge andere burgers deezer Republiek, konden ,, oordeelen, en ook overtuigd waren. Hy verzeekerde Z. H. op het plegtigfte van de zuivere .,, agting, en aankleeving van het corps aan hun„ neu admiraal generaal, en van hunne bereidwil,, ligheid, om alles op te offeren tot handhaaving „ der zo duur gekogte vryheid; en dat zy over- » tuigd Cr) Nederl. jaarb. 1782. bl. 1183—1185.  HUISBOEK. 213 tuigd waren, dat de Republiek niet kon beftaan „ zonder een eminent hoofd; verlangende, dat dè ,, misleide natie eens de oogen zoude openen, om ,, door zig zelve van de poogingen van Z. H., tot „ welzyn van dit Land gedaan, onpartydig te oor,, deelen." Hy eindigde ,, met Z. H. alle hunne ,, perfoonen, en vermogens aan te bieden op zodaniob ,, wyze, als hy tot handhaaving der tegenwoordige con. ,, Jlitutie, hun, als burgers, en als officieren van dit ,, Gemeenebest, zoude gelieven te gebruiken" (s). Ook op dit it.uk willen wy geene andere aanmerkingen maaken, als deeze éëne, dat, daar zy fpreeken van eenen, naar verandering haakenden, hoop, en daar zy den ftadh. hunne perfoonen, en vermogens aanbieden op zodanige wyze, als hy tot handhaaving der conJlitutie die zou willen gebruiken, zonder dac hier een enkel woord van den Souverain gerept word, als of de ftadh. eigenlyk, en wel alleen , de handhaaver der conftitutie ware; dat, (zeggen wy,) den officieren geen onregt gedaan word mee vasc te ftellen, dac zy door de eerfte uitdrukking niet alleen hec volk, maar ook wel de Staaten begreepen, die vooral zeer openlyk over zyn onvergeeflyk beftier zig misnoegd getoond hadden , en dat zy dus zig zeiven aan den ftadh. tegen de Staaten aangebooden hebben; en dat de laatfte uicdrukking een volmondig aanbod behelsde , om op allerleie wyzen, en door alle middelen , zyn gezag ftaande te houden. Hoe het zy, niemand kan ontkennen, dat die aanfpraak meer bedoelde, dan haare woorden reegelregt uitdrukten; en, dat men daar meede ook meer had willen te kennen geeven, bleek te klaarder, om dac dezelve terftond in de befaamdfte couranten ce vinden was. Vergelyken wy nu het voeren van den Engelfchen oorlog, vooral het gedrag van den opperadmiraal omtrent den togt naar Brest, zyne handelwyze omtrent het request der zeeoffigieren, het aanhooren der laatstgem. aanfpraak op zynen verjaardag, en booven alles zyn gedrag omtrent (0 Nederl. jaarb. 1783. bl. 309. en volg. O 3  ai4 VADER LANDSC H trent de ftaatscomrnislie van Holland, aangsfreld om hem 'te onderhouden over het beltier in den Engelfchen oorlog ; vergelyken wy dit alles by zyne betuigingen van ,, zyne bittere aandoening over den „ jammerlyken toefland van het vaderland, over de boosaardig aangewende poogingen om het ver>, trouwen tusfchen overheden, en onderdaanen (f) weg te neemen, alle gronden .van regeering te j, ondermynen , het volk tot oproer aan te zetten, „ den Souverain deszelfs wettige auftoriteit uit de handen te rukken, en die geenen , die door hunne gevoelens: liefde, en door hunne amptsbedieningen eerbied waardig zyn, nefFens die gee-. ,, nen, die in hoogeren, of laageren rang met ge-. wigtige posten bekleed zyn, waar van de eer, s, en amhine om hun leeven voor hun vaderland te j, waagen een der grootfte fteunpilaaren zyn , om ,, hun'de veelvuldige gevaaren, waar meede zy dagelyks omringd zyn, kloekmoedig te doen doorftaan, aan de veragting, haat, en verguizing niet „ flechts van deeze natie, maar zelfs van geheel ,, Europa, bloot te ftellen." Had de ftadh. dit ter nedergefleld, toen 'er tusfchen de overheden, en ingezeetenen verfchil ontflond over de paaien van het Souverain, en fteedelyk gezag, en over den invloed der burgeryen op hetzelve; men zoude nog kunnen toegeeven , dat hy, in zynen iever, en waakzaamheid voor zyne regten, ook voor het gezag der overheden, dat grootendeels van hem afhangelyk was, had zoeken te zorgen. Maar, vermids hy die fchreéf op 7. ocfober 1782., to>m daar ever nog geene verfchillen waren; mag men dan niet billyk vraagen, aan wie alle deeze, door hem opgetelde, ondaaden moeten toegefchreeven worden; of die wel op iemand anders toepasfelyk zyn, als op hern, en zynen aanhang, en byzonder op zyne z° geliefde zeeoffigieren; en of deezen voor het (O ?• °&°'ier 1782. klonk dit woord vry wat vreemder, dan hst woord onderkanten thans luid, nu wy een Wingewest van Engeland, en Pruisfen geworden zyn.  - HUISBOEK. 215 het oog van den Souverain, en van de weldenken. de natie wel zo veel teederheid, zo veel zorg, zo veel behoedzaamheid verdienden, als hy voor dezelven toonde te hebben? Ten ware men dienzelfden zin aan het woord oproer geeven moest, welke daar aan omtrent gelyktydig gegeeven werd door het hof van Gelderland , altyd zo eenftemmig in uitdrukkingen , en maatreegelen met den ftadh., wanneer hetzelve op 2. feptember 1783. by eene publikatie tegen zogenaamde oproerige beweegingen betuigde, „ dat de Staaten van Gelderland nooit ge,, weigerd hadden , om de gegronde klagten van hun,, ne refpeótieve onderdaanen te hooren, en daar om,, trent zodanige voorziening te doen, ah met de „ gronden van de conftitutie der provintie, en het ,, wettig belang der onderdaanen meest overeenkoo3, mende zoude kunnen bevonden worden," en voorts ,, alle, en ieder vermaande, en gelastte, ,, om zig zorgvuldig te onthouden van alle oproeri3, ge f aamenrottingen, uit wat oorzaak, en onder wat ,, pretext zulks ook zoude mogen weezen, waar ,, onder van zelfs meede begreepen was, om zig niet te 3, bemoejen met zaaken van de regeering, of uitvoering ,, der wetten, het welk aan geene partiku'iere perfoonen ,, pastte." Ongelukkige Gelderfcke ingezeetenen , of onderdaanen, die reeds vooraf door deeze verklaaring van het hof van juftitie, op naam van de Staaten gegeeven, fchuldig verklaard werden aan oproerige faamenrottingen, zo dra zy zig maar ver« ftoutten, om zig met zaaken van regeering te bemoejen, en die dus, daar over voor dat hof gedagvaard, weeten konden, dat zy als fchuldigen (tonden veroordeeld te worden, zo dra maar bleek, dat zy zig met zaaken van regeering, hoe na die bun ook aan het hart mogtcn gaan, hadden bemoeid! >^iet daar, op welke gronden wy vermeenen met "s Lands Staaten te mogen vastftellén, dat'er in het voeren van den oorlog met Pingeland eene ongehoorde werkeloosheid, en verkeerd beftier heeft O 4 plaat?  ait? VADERLANDSCH plaats gehad, en dat de ftadh. met de zynen, als eenig, en alleen den gcheelen oorlog naar zyn ontwerp gevoerd hebbende, dan ook verantwoordelyk is voor alle deszelfs gevolgen. Hoe fraai voegd hec derhalven in den mond van zulk eenen man, zig by den brief van 7. october 1782. aan H. H. Mog., coen hy zyne juftificatoire memorie overgaf, te zeggen, „ dac hy daar doorhad willen opregten „ een altoosduurend gedenkteeken van zyne waare „ bedoelingen, zo wel als van de ongegrondheid ,, der vermoedens, welken men feedert eenen ge,, ruimen tyd getragt had tegen hem in te boeze„ men"! Met hoe weinig grond konde hy daar by inroepen, ,, zyn inconteftabel regc op hec onbe,, paald vertrouwen der natie"! Hoe trouwloos worden zyne aanbiedingen, op eenen anderen tyd gedaan, ,, om, op het voetfpoor zyner voorouderen, hoe hoog de nood mogt gekocmen zyn, ,, alle zyne vermogens van lighaam, en ziel, goed, „ en bloed, en al wat hem dierbaar was, onder „ opzien naar den goddelyken byftand, aan het be„ houd , en de verdeediging van het vaderland ,, trouwharcig te beftecden, en, zo het Gods wil ,, was, daar aan op te offeren"! Hoe huichelagtig worden zyne betuigingen van aankieeving aan „ zyne, door heilige eeden, en duure verpligtin,, gén geflaafde, gehoudenheid, om door het ver„ mogen, gezag, en invloed, aan zvne hooge waar„ digheden verbonden, meede te werken tot hand„ haaving van 'sLands vryheid, geregtigheid, en ,, godsdienst"! Hoe nietig word zyn beklag over „ eene ten toon ftelling van hem, als eenen ver„ raadef des vaderlands, en als de oorzaak van des,, zelfs rampen"! Of het ondertusfehen nog niet genoeg was, dat het onderzoek naar de oorzaaken van den mislukten togt naar Brest op de lange baan gebragt, en de geheele juftificatoire memorie door dc Staaten der onderfcheiden gewesten met ftilzwygen beantwoord was; koude de ftadh. nog daarenbooven goedvinden, om, by eenen brief van 18. januari 1785. aan alle de bondgenooten , deeze zaak weder aan ce roeren, zig weegens de onheilen, feedert  H U I S B O E K. s.xj dert verfcheide jaaren aan het vaderland overgekoomen, te verfchoonen, en heiraelyk de fchuld op anderen te werpen. Wy zien ons genoodzaakt, om de voornaamfte byzonderheden van deezen brief, die eigenlyk bleek gefchikt te zyn ter misleiding der natie, met alle mogelyke verkorting op te geeven , fchoon wy reeds eenige van deszelfs hoofdtrekken aan het hoofd van dit werk geplaatst hebben. Wy worden hier toe gedrongen , daar wy anderszins buiten ftaac zouden zyn, om het mannelyk antwoord der Staaten van Friesland op denzeiven van 26. februari 1785. voor onze leezers meer ver (taan baar te maaken. Wenfchelyk was het wel geweest, dat niemand der bondgenooten, die van den ftadh. onafhangelyk waren, deezen brief met ftilzwygen was voorbygegaan: dog, het geen de Staaten van Friesland daar tegen aanvoerden, kan het gemis van antwoord der overige provintien rykelyk vergoeden. Voor het overige hebben wy agter e'lk hoofddeel van des ftadh. brief de wederlegging der Friefche Staaten by wyze van nooten laten volgen, om het een en ander onderling beter te doen in vergelyking brengen. Dus begon de brief van den ftadh. ,, Hy had lang in twyffel geftaan, of? hy H. H. Mog. op nieuw onder het oog zoude „ brengen, dat, indien het hem had mogen gebeti„ ren zyne bedoelingen te bereiken, en zyne poo,, gingen met den gewenschten uitflag bekroond te' ,, zien, het vaderland nog aan buicenlandfche oorlo,, gen blootgefteld, nog door binnenlandfchen twee„ fpalt beroerd zoude zyn. Aan den eenen kant ,, had hy overwoogen , dat men, zig befchuldigd ziende van zwaare euveldaaden, welken door ee„ nen opeengeftapelden reeks van allerleie ram„ pen , min, of meer, geloof gevonden hadden, ,, bezwaarlyk flagen konde in het bewyzen zyner onfehuid, zonder teffens aan te wyzendebron, „ waar uit die rampen daadelyk gefprooten waren; en dat in zyn geval die aanwyzing niet gemak„ kelyk plaats konde hebben zonder verdagt te ,, worden van den toeleg, om zyne eige verdeedi„ ging te doen dienen tot b3zwaar van anderen. O 5 „ Aa«  2iS VADERLANDSC H ,, Aan den anderen kant konde hy voor zig niet verbergen, dat hy, in het ontwikkelen van den ,, toeftand der Republiek, niets meer zoude kun* ,, nen te berde brengen, dan het geen feedert ee9, nige jaaren aan zyne iandgenooten, en vreemde ,, natiën was bekend geworden. Dan hy oordeel3, de echtêr verpligt te zyn tot een echt, en waar., agtig tafereel van zyne gevoelens, en bedoelin,, gen, van de gevolgen, welken hy zig als nog 3, verbeeldde, dat zy zouden gehad hebben, in3, dien het hem gegund was, om alle de bondgenooten, en ftaatsleeden van derzelver nuttigheid te overtuigen, en van de gevolgen, die 'er uit het niet omhelzen zyner voorgcflagen maatree3) geien waren voorrgevloeid. Zyn oogmerk was >5 geenszins, om iemand, wie hy ware, tè belee3, digen, mog eenige vooringenoomenheid in te boe3, zemen tegen de gevoelens, en bedoelingen van 3, hun, die de belangen van het vaderland met een ander oog hadden ingezien, dan hy : maar hy s, oordeelde, dat het hem geoorloofd moest zyn, •o om aan de bondgenooten onder het oog te bren35 gen , dat, wel verre dat de rampen des vaderlands ,) aan hem moeften geweeten worden , dezelven ,j in tegendeel, naar den mensch gefprooken , geen p'aats zouden gehad hebben, indien zyne voorflagen omhelsd waren. Hy had bpgreepen met ,, alle de leeden van den Staat, dat voor deszelfs j, behoud, en voorfpoed niets wenfchelyker. was ., dan vreede: hy had door de gefchiedenisfen geleerd, en de tegenwoordige gefteldheid van zaa,, ken beveftigde, dat het, om den vreede te be,, houden, niet altyd genoeg was zelfs vreedelie,, vend te zyn, en aan niemand aanftoot te gee. ,, ven» maar dat men dikwyls, zynes ondanks, in ,, eenen oorlog konde worden ingewikkeld ; en ,, hierom was het hem altyd voorgekoomen als een ,, der gegrondfte maximes van gezonde ftaatkunde, dat men zig ten allen tyde houden moest in eenen behoorfvken ftaat van verdeediging. In dien ,] ftaat had hv" in 176^, de Republiek, nog te wa3, ter, nog te land, bevonden : 's Lands zeemagt ,, was  HUISBOEK. j,, was genoegzaam tot niet geloopen, en de armee was op verre na niet tot die hoogte, dat ze be,, (land zonde geweest zyn tegen de zwakfte der nabuurige Moogenheden. Zyne eerfte zorg was ,, dan geweest, om beiden, ongevoelig, en zo „ ver met de fmantien hcftaanbaar was, op te beu,, reu: dog elk wist, dat het hem onmogelyk ge„ weest wis, om te flagen in zyne poogingen om alle de bondgenooten te brengen tot eenpaarige Sl gevoelens, eh onderlinge toegeevendheid in dit , opzigt, en dat zulks tot gevolg had, dat land3, en zeemagt beiden gebleeven waren zeer verre 3, beneeden de hoogte, waar toe ze naar zyne ge- digcen hadden behooren gebragt te worden, om ,, den Staat te behouden by eene volkoomen onaf- hangelykheid van andere Moogenheden , en te a, bevryden tegen het gevaar van, zyns ondanks, 3, af te moeten gaan van de neutraliteit, die alleen overeenkwam met het commercieel, en ftaatkun3, dig belang der Republiek (u). Hoe meenigmaa- 3, len (jz) Dus begon het antwoord der Staaten. ,, Zy kon,, den niet ontveinzen, dat dc uitgebreide voordragt van zyr.cn brief, de reedeneeringen , daar in vervat, de daadzaaken, daar in ter nedergefteld, de gevolge», daar „ uit getrokken, en de befluiten , daar uit opgemaakt, him ,, in den hopgften graad verbaasd, en in de onvermydely„ ke noodzaak gebragt hadden, om op eene, aan cordaa,, te regenten, en vrye Fr ie jen pasfende, wyze te ant- woorden op alle die (tellingen, die, op eene meer of ,, min ingewikkelde wyze, hun voorkwamen te (trekken, ,, om de rampen, waar onder het vaderland zo lang ge,. zugt had, daar aan toe te fchryven, dat het Z. H. niet ,, had mogen gebeuren enz. Zy wilden niet verbergen , dat „ zy in die uitdrukkingen eene duidelyke befchuldiging vonden van het gedrag d^r hooge regeering. Immers, ,, wie anders, ais de regenten, hadden hem kunnen be„ letten, deszelfs bedoelingen te bereiken, en zyne peogingetf met den gewenseftten uitjlag bekroond te zien ? Aan wia ,, anders, als aan deregenten, wierd dus de buit enl andfche ,, oorlog, en binnenlandjche tweefpalt toegefchreeven ? vVp6 „ anders, als de regenten, hadden dus dc vryheid, vreede.  ■êïö VADERLANDSCH len had hy vooraf tegen dat gevaar gewaar. „ ichouwdj en het gevolg van gebrek aan eensge- „ zindheid, ,j onafhangelykheid , en welvaard van den Staat in de weegt ,, fchaal gefteld ? Wie anders, als de regenten, hadden „ deszelfs dej"e:\fie verwaarloosd? Wie eindelyk anders wa,, ren de oorzaaken der tegenwoordige rampen ? Zy wiften ,, geene gemiddelde uitlegging te bedenken, die de regenten vry hield van den blaam, hun in die uitdrukkingen „ aangewreeven. Zy waren derhalven verfchuldigd zig van ,, denzelven te zuiveren. Tot dat einde moeften zy kor„ telyk bewyzen, dat nimmer de regenten van Friesland ,, zyne heilzaame, en met 's Lands waaragtig welzyn over„ eènftemmende, bedoelingen, en poogingen hadden tegen„ gegaan, maar veel eer dezelven onderfteund, zo veel hec vermogen der provintie toeliet. Van den dood zyns ,, vaders af waren hunne regifters vervuld met bewyzen ,, van hunne eruftige poogingen, om den vervallen toe„ ftarld van zaaken der provintie te herftellen. Dit bleek, „ 'een zy in den oorlog, in 1756- ontftaan tusfchen de ■„ hoven van Parys, en Londen, affloegen de vordering ,, van écoo. man hulptroupen, door Engeland gevraagd, het welk zig van zynen invloed in de Republiek der„ maate verzeekerd hield, dat de Engelfche fcheepen, tot ?, transport dier troupen noodig, zig reeds in de havens der r Republiek bevonden, dog onverrigter zaak te rug moe„ ften keeren, alzo het manmoedig befluit van Friesland „ de Republiek voor eenen nieuwen oorlog met Frankryk ,, bewaarde. By zyne meerderjaarigheid hadden zy daadelyk meedegewerkt tot zyne bedoelingen, en poogingen, „ waar in zy des tyds het nut van het Land meenden te ,, zien. Dat zy in alle zyne voorftellen tot vermeerdering ,, der militie niet onmiddelyk hadden toegeftemd, was al„ ieen toe te fchryven aan het onvermogen hunner provintie, welk zonneklaar gebleeken was door het open„ leggen van hun geheel finantieweezen, en door tc voldoen aan zyne voorftellen, en aanraadingen totftienger ,, invordering, en verhooging der middelen , en befnoe,, jing der uitgaaven. 'Er begon zig eene vleiender hoop op ,, te doen, toen de fcheepstimmenverven weder Ieevendig ,, wierden, de reederyen aan den gang, en in bloei geraakten, 's Lands voortbrengzels geldiger wierden, de „ akkerbouw verbeterde, het zuivel veimeenigvuldigde, » de  HUISBOEK. 221 „ zipdheid , en onderlinge toegeevendheid voor„ fpeid! £n hoe ongelukkig waren niec zyne waar- lchouwin- ,, de landeryen in waarde klommen, de provintiaale efFe„ «en eene gewenscbte ryzing ondervonden, en 'sLands „ inkomften met de vermogens der ingezeetenen vermeerderden, de circulatie van penningen aanzienlyk was, „ de aflosfing van oude fcbulden in train kwam, en on„ gevoelig toegenoomen zoude zyn, indien het rampzaa,, lig tydftip van het uitbarften des oorlogs met Grootbrit. ,, tanje niet was opgekoomen , welkers gevolgen voor hun,, nen handel , en fcbeepvaard zo doodelyk geweest wa,, ren. Nergens zoude blyken, dac het hem niet had mo. ,, gen gebeuren, voor zo ver van hun afhing, zyne bedoe„ l'.ngen te bereiken, en zyne poogingen met den gewenschtetz U!tjMg bekroond te zien. Het fmarttedc hun nu in e.n ,, verflag te roosten koomen, dat tot hunne regtvaardigin„ onontbeerlyk was. Zy kenden zig vry, van ingeboe„ zemde vooroordeelen veroorzaakt, of gevoed te .hebben, veel min aan fchendir.g van vertrouwen fchuldig te zyn', „ en betuigden, nimmer den toeleg gehad te hebben, om hunne eige verdeediging te doen dienen tot bezwaar van anderen, Deeze gevoelens waren de eenige gronden, en „ waaragtige oorzaaken, die hun weerhouden hadden, om in het breede te beantwoorden zyne jujiificatoire memorie „ van 6. oétober 1782. Zy hadden daar in niet willen „ zoeken, of vinden reegelregte befcbuldigingen van hun,, ne regeering, en gedrag, en aan de eene zyde gemeend, ,, dat een voorzigtig ftiizwygen voor hem niet ongunftig „ zoude zyn, en hem overtuigen van hunne gemaatigd„ be;d, en agting. Aan den anderen kant agteden zy „ het beneeden hunne waardigheid van zig in te laten mee „ de opftellers daar van, aan welker listige inzigten, ver„ leidende taal, en verderfelyke grondbeginzels zy dat ftuk „ alleen coefchreeven. Zy hoopten, dac hun gedrag hem „ overreden zoude van de nadeelige gevolgen der maat„ reegelen , die aan hem opgegeeven wierden door den „ kring van raadslieden, waar meede hy fcheen omringd „ te zyn, en d:e nog de ger.eegenheid, nog de agting, „ nog het vertrouwen der natie bezaten, of verdienden. „ Dog nu, daar men ,onder den dekmantel eener gemaafg„ de zelfs verdeediging, en onder het voorwendzel van twee ,, voorftellen, die zeekerlyk eenen ro omilagtigen aanloop „ nimmer  221 VADERLANDSCH fchouwingen, en voorfpellingen by de uitkomst 3, begonnen bevestigd te worden by het ontftaaa „ der nieuwe onlusten tusfchen twee magtige na3, buuren, welken de Republiek in hec geheel niet betroffen, en waar in het van haar belang zoude , geweest zyn, om zig zorgvuldig te wagten van \, die flappen, en maatretgelen, die gedaan, en genoomen waren, en die, uit hoofde van haare ,, weerloosheid , den oor og hadden te weeg ge,, bragt, waar door alle haare regten, en beftaan „ zelfs, blootgefteld waren aan het gevaar van eene sj ge" „ nimmer behoefden, hem op nieuw had weeten aan te '„ zetten om zaaken leevendig te maaken, die eene gemaa, tigde voorzigtigheid liever zoude hebben laten ruften, ', en dat op eene wyze, gefchikt, om de goede ingezee!, tenen omtrent het gedrag hunner regenten te ontruften; '', moeften zy tot hun leetweezen in hunne verdeediging ', voortgaan. Zy zouden niet al het gebeurde feedert vier, '\ of vyf jaaren ophaalen, nog ontleeden, al wat zy by , zynen brief aangevoerd vonden omtrent 's Lands zee en landmagt. Zy onderwierpen gerust zyne gezegdens omtrent de oorzanken, en gevolgen van den oorlog met ", Engeland aan het oordeel der natie, die alles beleefd, en gezien had, die haare eige belangen kende, die oyertuigrl geweest was, dac alle welmeencr.de regenten \' de b.tter kiaagenda , en om befcherming fchrteuwenJe ftem van den koop - en zeeman nimmer opgehouden, of verdoofd, maar, zo veel mogelyk, ondeifteund had", den. De natie wist, dac d:e regenten geen deel gehad * hadden aan het nutteloos ftilleggen van 's Lands eskaders by de eerfte buitengüwoone equipagie, na het bc'' gin des oorlogs in de zeegaten gelegd, dog nimmer gf " bruikt. Zy wist, hoe de Staaten van dit gewest zig, *' hy herhaaling, en wel byzonder by geleegenheid van " den, zo onbegvypelyk mislukten, togt naar Brest, met nadruk tot de bondgenooten vervoegd hadden over hec beftier der zeemagt. Zy had eindelyk maar al te bitter '\ gevoeld de gevolgen der werkeloosheid van de zeemagt, die gereed was , en ten minften , (zo zy maar beveelen gehad had,) had kunnen dienen of tot dekking van ko" lonien, of* tot convoojen der koopvaard, of tot andere l', cögten ten nadeeie des vyands.  HUISBOEK. £*3 s, geheele vernietiging. Dit laatfte gevaar fcheen hem groot, en dringend genoeg toe, om hetzc■■>, ve aan de bondgenoocen voor te ftellen in alle des„ zelfs uitgeftrektheid, en om gebruik te maaken }, van alles, wat in zyn vermogen was, om hec „ toegeeven in die ftappen, en maatreegelen uit„ gelteld te krygen, tot dac de Republiek dat ge~ >, vaar, zo al niec konde te booven koomen, ten >, minften merkelyk verminderen. Zyn voorüitzigc, „ en waarfcheuwingen , dat uit die ftappen , en „ maatreegelen onfeilbaar een oorlog fpruiten zouj, de, toe welken de Republiek een eenenmaal on„ gereed was, venden geen geloof, en eevenwel j, had de uickomst dezelven al weder bevestigd Cy), Eeven- f» „ Het geen men hem verder deed daarftelfen omtrent „ het aanwenden van al wat in zyn vermogen was, om het ,, toegeeven in de flappen , en maatreegelen (naascdenkelyk , die „ ter handhaaving der klaarfte craktaaten, en afbreuk der >, Engelfchen ftrekten,) uit gefield te krygen, gelyk meede „ hec weigeren van geloof te geeven aan zyn vooruitzigt, cn „ waarfcheuwingen , dat uit die flappen , en maatreegelen zoude „ voortvloejen een oorlog; leeverde de klaarblyklykffe befchul„ diging op tegen het gedrag der regenten. Zy immers „ alléén konden flappen, en maatreegelen uitjlellen; zy al„ léén konden vooruitzigten , en waarfchoüwingen gadejlaar.. „ Deeze befehuldigingen wierden niet duidelyk opgegee,, ven, of door bewyzen aangedrongen, hadden geene by„ zondere voorwerpen , en waren dus van zo veel meer ,, gevolg, daar het nu eenen ieder vryflond om dezelven ,, te maaken , en uit te breiden naar goedvinden , zonder dat de regenten weeten konden, weike denkbeelden men „ zig van hun vormde, en waar meede rr.en hun betigt„ te; Hoe zeer zy niets fchroomden, was het niet te „ min zeeker, dat tegen diergelyke aanvallen niemand-zig „ wagten, of verdeedigen konde. Zy betreurden uit grond „ hunner harten, dat de foieeders derzelver nog zo veel „ invloed op zynen geest hadden, dat zy ongeftrafd hun,, ne pennen konden gebruiken tot het opftcllcn van zo- danige gefebriften , die niet alleen nimmer met zyne „ onderteekening bekragtigd, maar op de eerfte Ieezing „ met verontwaardiging hadden behooren verworpen t« worden.  S24 VADERLANDSCH Eeveneens was het geleegen met de toetreeding „ tot de gewaapende neutraliteit , welke hy, in 3, den weerloczen ftaat der Republiek, wel aanzag ,, als wenfchelyk voor haar , maar welke hy be., greep, dat aan die Moogenheid, tegen welke s, zy ingerigt was, ongenoegen geeven, en aan den ,3 Staat niet alleen geene nuttigheid aanbrengen „ konde, maar veel eer het gevaar vermeerdereu ,3 moest, indien men ten behoeve van dit Gemee„ nebest niet eenige conditiën bedingen konde, „ die tot deszelfs meerdere beveiliging dienen moc„ ften (w). Ook in dat opzigt had de uitkomst „ zyne f» „ Zy.moeften uit deeze gezegden.? befluiten, dat hy ,, van gevoelen geweest was, dat de Staat vooral geen ,, ongenoegen moest geeven aan de Engeljrhen, die ons toen ,, reeds lang, niet alleen op eene vyandelyke, maar op ,, eene verraaderlyke wyze, hadden aangevallen, en uit„ geplunderd; en dat zy dus by vervolg alle leed, en har. „ de behandelingen ma'ar verdraagen moeften, om eenen ,, vreedebreuk niet te verhaasten. Dit gezegde konden zy ,, niet anders begrypen dan als volkoomen denkbeeld.g, ver,, mids, toen 'er van de gewaapende neutraliteit qtieftie ,, was, die vreedebreuk aan de zyde der Engelfchen reeds ,, voor langer dan anderhalf jaar begonnen was. Zy moe„ ften vei der aanmerken, dat alhier in zeer algemeene ,, bewoordingen, en van agteren gereedeneerd wierd in de ,, ftelling, dat de toetreeding tot de gewaapende onzydigheid „ den Staat geene nuttigheid toebrengen konde. Dit floot im„ mers eene ftellige befchuldiging in , dat de regenten „ eene «mnutte zaak begaan hadden, zonder dat hier meer, „ dan eene bloote, en gewaagde verzeekering, door gee„ ne bewyzen onderfteund, te vinden was. Dit maakte ,, de regenten fchuldig aan de vermeerdering van het gevaar, „ en aan eene groove nalatigheid, of ten minften onagt„ zaamheid, vermids zy nagelaten hadden de conditiën te „ bedingen, welken tot meerdere beveiliging dienen moe„ ften. Dog, welke eigenlyk die conditiën zouden ge- weest zyn, of het mogelyk was die te bedingen, of „ daar toe poogingen gedaan waren, dan niet; dit alles '., wierd niet bepaald, maar overgelaten aan de willekeuri,, ge uitleggingen, die drift, of onkunde daar aan gelief„ de te begten.  H U I S B O E K. 225 ,3 zyne bekommering, en vooruitzigt geregtvaar,, digd. liet ongewaapend laten der Republiek, ,, het vcrleenen van onbepaalde convoojen , eer „ de Republiek dezelven compleet konde befcher„ men, de toetreeding tot de gewaapende neutra- liteit zonder genoegzaame zeekerheid van de ge,, wenschte vrugten ; alle deeze omftandigheden „ hadden de Republiek in eenen oorlog gedompeld ,, op een tydftip, waar op zy genoegzaam geheel onvoorzien was van al het noodige, om denzel„ ven met eenige hoop van fucces, of liever zon,, der vrees voor eenen geheelen ondergang, te voeren (x). Van het voorgevallene na het uft- „ barllert (x) „ Deeze befchuldigingen waren zo flerk, en vielen „ zo duidelyk aan op de regenten, en regeering, dat zy dezeiven niet onbeantwoord konden laten. De woorden». het ongewaapend laten der Republiek, befchouwd in der„ zeiver verband met zyne voorafgaande waarfchouwmgen, ,, bekommeringen, en vaoruitzigten, gaven duidelyk te ken,, nen, dat 'hy zelfs dar. ongewaapend laten toefchrcef aan de ,, regenten, en 'er zig geheel vry van kende. Zy hadden „ booven gezegd, dat zy in alle petitiën tot vermeerde„ ring der landmagt onmogelyk konden toaffemmen om ,, hunne finantien, daar tog de vermeerdering der land,, magt nooit zonder de geheele ruïne-der Republiek vol„ doende gefchiedca konde. Geheel anders was het geleegen met de waapening ter zee: daar in konde met fucces iets van belang verrigt, onze fcheepvaard, en koophandel met de daad beveiligd, de koloniën gedekt, en wy ter zee gedugt zyn , en van deezen refpectatclen toeftand hing immers alleen het beftaan, welvaard, bloei, ,, en gezjg der Republiek af. Dan, hoe zeer dit onderfcheid ten allen tyde by hem duidelyk had behooren ,, te zyn, hadden zy echter fteeds ondervonden, dat, zo dikwyls hy voorflagen tot vermeerdering van 'sLands ,, gewaapende magt gedaan had , de onontbeerlyke ver,. betering , en verfterking vsn het zeeweezen , en bet uitruilen van fcheepen ten oorlog, altyd verbonden, en ,, als gekiuiiterd was aan eene vermeerdering te lande ; „ het geen hetzeltde was, als of 'er geen vcorltel in hec ., geheel tot vermeerdering der zeemagt gedaan wierd, ,, daar de vermeerdering van heiden te gelyk \olJlrekt onI. DEEL. P » ™-  226* VADERLANDSCH „ barden, en geduurende den loop van den] oor„ log zoude hy thans niet gewagen , zig gerust » ver- onmogejyk was. Zy> hadden daarom, toen 'er naderhand voorslagen tot equipagie der marine, afgefcbeiden van ,, eene gelyktydige vermeerdering te lande, gedaan waren, ,-, daar in greétig toegeftemd. Dan wat nut had zulks ge- daan? Immers zoude het overboodig zyn te bewyzen, „ dat de toegeftaane equipagies traag in gereedheid ge,, bragt, en de fcheepen in het begin geheel niet, en daar „ na zeer verkeerd, gebruikt waren, d.it daar over ge- weldig geklaagd was , en die klagten door de regenten ,, alleszins onderfleund waren. Zy bepaalden zig hier by, zig beroepende op hunne belluiten, en de algemeene» volksftein , dog konden niet ongemerkt laten voorby,, gaan, dat hy gezegd had, zig ook niet te verwyten te heb„ ben van' niet te hebben toegelegd , om het vaderland door w „ derzyds voorde e li ge alliantien regt te bezorgen om byfiand te eisfehen, als het onregtvaardig wierd aangevallen. Zy her,, innerden zig niets van dien zynen iever, of dien toe,, kg, om voorcleeüge alliantien te bezorgen; maar moe„ ften zig in tegendeel ten hoogden beklaagen over den „ kvvaaden uitflag-, welken hunne poogingen nog onlangs gehad hadden op eene HèUzaame alliantie, als was die „ met Frankryk tegen de geweldenaaryen der Engelfchen, „ daar zy niet eens het genoegen gehad hadden,'om die „ zo a'rlernutrigfte onderneeming door zyne onderffeuning „ immer bevorderd te zien. Wat betrof het verkenen van „ onbepaalde convoojen, eer de Republiek nog in fiaat was om ., dezelve compleet te befcltemén, moeften zy aanmerken, dac men hem deed voorkoomen, als afkeurende, dac 'er con- vooi verleend wierd, en dus als onverfchillig, of die „ fcheepen, welken volgens den letter der traktaaten hun„ nen handel dreeven, een prooi wierden van de wille3I keurige, en by alle natiën gedoemde, fiandelwyze der „ Engelfihe roovers. Zy moeften nog aanmerken, dac de ,, claufu!, eer de Republiek nog in fiaat was, om die convoo„ jen compleet te befchermen, niets beteekende, vermids die compleete befcherming voor eene zo uitgeftrekte fcheepsr, vaard, als de Nederlandfche was, nooic plaats konde heb- ben; vermids daar uit volgde, dat men liever alles moest „ verwaarloozen , dan een gedeelte befchermen ; vermids „ het eindelyk op die wyze voor eene misdaad in de re- „ geuten-  HUISBOEK, 3, verzeekerd houdende, dat aan H. H. Mog. uit 3, het omftandig verflag, het welk hy daar van 33 reedi „ genten geagt moest worden, dat zy iets hadden durven ,, doen, het geen aan hunne' vyanden ongenoegen geeven „ konde, het geen een deel hunner ingezeetenen konde „ befchermen, en het geen zy niet vennogten na té la„ ten, zonder zig fïaafsch over te geeven aan de tiranniefche vorderingen van het toenmaalig kabinet van Lon„ den. Te meer, (en dit wierd kwaadaard.glyk ter bé., zwaaring der hooge Regeering verzwcege'n,) daar de Re.' , publiek zig toen ter tyd in da allerneeteligfte omftan, digheden bevond, als zig, van den eenen kant door {, den gegronden aandrang van Frankryk, en van den an« i deren kant door de fchéndïge handelwyze van Engeland, , gedrongen ziende, om of met den eerden , door het , afzien van haare onbetwistbaare regten, op den letter der traktaaten gegrond, of met den anderen ter bewaa, ring haarer importante commercie, tot eenen openbaarerï , oorlog te koomen : eene alternatieve, die vöor ïedcren , weidenkenden geen oogenblik twyffel moest laten, wat j te kiezen. Wat laatfteiyk nog byzonder aanging de toe, treeding tot de gewaapende neutraliteit, men toonde alhier , klaar, dat hy ook dien dap ten kragtigden had afge■t keurd onder het nietig voorwendzel, dat 'er geene gei -, noegzaame zeekerlieid was, dat 'er door de Republiek de ge, wenschte vrugien van zouden kunnen geplukt worden, Zy }) noemden dit voorwendzel nietig, vermids men' van agte,, ren reedeneerde: want op het oogenblik der toetreeding lieten zig de vrugien aanzien , als zullende gewenscht: „ worden. En wat Mopgenbeid konde by het lluitè'n van' een traktaat de gerufte' verzéekering bekoomen, dat het}J zelve het gewenscht gevolg hebben zoude? Dit konden' i, alleen de tyd, en ondervinding leeren ; daarenbooven' viel het ligt, om in weinige woorden aan de handehvyze der regeering eenen blaam aan te wryven. Dog, als" ,, men de waarheid hef had, was hier de vraag, of de' regeering zig toen wel anders had kunnen gedraagen; ,, of zy die toetreedir.g, aan haar aangebooden, wél konde afflaan ; of zulks nog niet van erger gevolgen geweest zoude zyn; of dezelve eindelyk dan nog Wel zo volkoo'-' men nutteloos geweest was? Dit alles had moeten b"e-' „ weezen zyri, alvooréns de toetreeding op eenen zo ftbu¥"§"' .,. les  228 VADERLANDSCH „ reeds eenen geruimen tyd geleeden gedaan had, „ zoude moeten gebleeken zyn, dat, fchoon hier „ of „ ten toon voor te ftellen als eene der omftandigheden, „ die de Republiek in den oorlog gedompeld hadden. 'Er wierd in die periode met zo veel ophef* gefprooken „ van het gebruik maaken van alles, wit in zyn vermogen „ was, om ht to'.geeven in die ftappen, en maatreegelen uit„ gefteid te krygen, van zyne vooruitzigten, bekommeringen, „ en wvirfchouwingen : uitdrukkingen , waar uit het' alge- metn (aan wiens oordeel zyne misfive door de gewoone „ publiciteit onderworpen was,) moest opmaaken, dat 'er „ over dat onderwerp gereegelde handelingen tusfchen „ de hooge Regeering, en hem plaats gehad hadden, dat „ hy daar in alles aangewend had,, om voor alle de ge„ vaaren , byzondér voor dat van het vervolg van het ge- brek aan eensgezindheid, en onderlinge toegeevendheid, „ te waaifchouwen, om cfe miatreegelen te doen uitftel>t len, om de vooruitzigten, waarfchouwingen, en bekom„ mermgen voor de Staaten open te leggen, en, (zo als „ men dan zeeker ouderftelien moest,) om dit alles door kragcigc , en welgegronde bewyzen aan te dringen. „ Dog, (zywilden onbewimpeld fpreeken,) waar had die ,, plans gehad? Immers hadden hunne poogingen tot ver- deed.'ging van de commercie wel eenen blooten, fchoon ,, zig op alle wyze verrriommenden , tegenftand, maar nim„ msr bereedeneerde bewyzen , ontmoet. En wanneer „ was bet gebrek aan eensgezindheid uitgebarften ? Toen „ het water a.n de lippen, de commercie half geruineerd „ „ en de ontdekking van een verderffelyk fyfthema zonne„ klaar was. Wanneer had de onderlinge toegeevendheid op- gehouden? Toen dezelve geen plaats meer konde heb„ ben, zonder dat men zyn&n pligt,' en geweeten te kort „ deed. Zo de regenten ergens in te befchuldigen wa„ ren, was het daar in, dat zy hun taai geduld te lang „ uitgerekt, den fchaadelyken invloed van kwaade raads„ lieden niet eer gekeerd, en vernield, en hunne wettige magt niet eer gebruikt hadden, om misbruiken te wee3, ren, en te verbeteren, orri wangedrag te ftraffen , en ,, om volgens 's Lands cenftitutioneele wetten alle die gee- nen, die in deszelfs dienst waren, zonder onderfebeid „ van rang, of qua.iteit, tot de betragting van aan hun opgelegde pligten binnen de paaien , door de wetten n daar toe gefteid, te houden.  HUISBOEK. 229 of daar, in het een of ander departement, tot ,, het beftier der zcezaaken betrekkejyk, fouten, j, cn gebreeken zouden mogen hebben plaats ge,, had , veroorzaakt door onervaarenheid , door „ ongewoonheid van het werk, door gebrek aan „ toereikende middelen, door moedeloosheid over „ ouoverkoomelyke hinderpaalen , en over dage„ lyks toeneemende bewyzen van ongenoegen, en ,, mistrouwen, aan de natie zo onbarmhartig, als onre^tvaardig ingeboezemd ; echter door hem „ niets weezenlyks verzuimd was van alles, wat die- nen konde, om de middeien van defonfie te doen „ aangroeien, en 'er hec best mogelyk gebruik van „ te maaken; en by gevolg, dat'alle klagten^over „ werkeloosheid moeften worden coegefchreeven of „ aan ongeneegenheid jegens hem, of aan begeer„ ce coc verandering in de regeeringsfprm, of aan ,, onkunde, en onervaarenheid in het geen betrek,, king had tot het voeren van eenen oorlog ter zee (y ). Zelfs zoude hy van dit tydperk in het „ geheel (y) ,, Zy zouden niet gewagen van het voorgevallene na , het uitbarflen van dtn oorlog, en geduurende deszelfs loop, daar hy verkoos zig daar over niet uit te laten. Zy ■' wierden daar in bevestigd, om dat hy zeifs fcheen té erkennen, dat 'er, hier of daar, in het een of ander de, partement , tot het beftier d:r zeezaaken bttrekk-'lyk, foute» , en gebreeken zouden hebben mogen plaats nehad. En, ' daar zeeker de oveituigende kragt der waarheid aan de ',' opftellers van zynen brief deeze bekentenis , in wecr" wil van zig zeiven , ontwrongen had ; oordeelden zy raad" zaamst, die voorleeden zaaken niet meer te beroeren, '' maar alleen te waaken om toekomftige misbruiken onmogel'yk te maaken , te meer , daar een ontzagchelyk " aantal leezers van dat omftandig verflag z er verre af " was van die overtuiging, die, als een gevolg der Iqe" zing van dat ftuk, by zynen brief daar gefteid wierd; " die de fouten, en gebreeken, niet-als mogelyk, maar als daadelyk, en Jlellig ftelde ; die 'er meer oorzaaken a=n toefchreef dan onervaarenheid, ongewoonheid van hel werk, gebrek aan toereikende hulpmiddelen, moedeloosheid, enz.; die de onovsrkoomelyke hinderpaalen, waar van een alge' P 3 j> meer»  ö3o VADERLANDSCH 3, geheel geen gewag gemaakt hebben, indien hy ?} het niet noodig geoordeeld had, zo om het kort „ tafe- „ meen gewag gemaakt wierd, wel gaarne meer gebyzon„ cfeïd wenschie te kennen; die eindelyk gaarne wat dui,, delyker kenmerken had , wie eigenlyk bedoeld wierden door de befcbuldiging, van het ongenoegen, en mis* ,, trouwen aan de natie, zo Onbarmhartig, 'als onregtvaardig, ingeboezemd te hebben. Het natuurlyk gevolg van zulke ,, befchuldigingen, die, hoe algemeener ze waren, ieder „ by zonder perfoon zig des te minder behoefde aan te trekr ,, ken, was verbittering, welke, in eevenreedigheid van s, de algemeenheid der befchuldigingen, zig pok algemeen ,, verfpreidde. Zy konden niet afzyn van dit toe te pas,, fen op het befluit deezer periode, alwaar de opftel'ers, ,, met meer drift, dan voorzigtighcid, de geheele natie befchuldigden, daar zy zeiden , dat alle die klagten over werkeloosheid , met walken men getragt had hem haatelyk te maaken , moeften worden toe gefchreeven, of aan ougeneegen,, heid tegen hem, of aan begeerte tot verandering in de regetringiform, of aan onkunde, en onervaarenheid in hetgeen ,, betrekking had tot het voeren van eenen oorlog ter zee. Dat ,, de klagten over werkeloosheid uit den boezem der ee'^ee„ Ie natie vooirgekoomen waren, en alle kenmerken van „ eene volleedige voiksflem gehad hadden, was zo bekend, „ en klaar, dat het geen bewys noodig had. Het was ,, dus de gehce e natie, die bpfchuldigd wierd van ongeneegeiiheid tegen hem. Zy konden de natie gerustelyk, voor zo ver hunne provintie aanging, van dien blaam ,, vryfpreeken. Hy was het voorwerp van de geneegen,, heid , en liefde van al ie Friefen zonder eenig onder. ,, fcl.eid, en die gevoelens zonden onafgebrpoken gcblee„ ven zyn, zo' 'er geen ondericheid was opgekoomen , waar door de gem.eigenheid wel dezelfde bleef, maar de goedkeuring van alfe zyne'handclwyzen minder algemeen ,, was. Ma.:r zy hadden voorlang betreurd, dat vleiery, ,, onkunde van 's Lands belangen , eigebelang , en onbepaalde heerschzugt, zo klaarblyklyk doordraaiden in zulken, die hem omringden, 1 en rret zyn vertrouwen vereeui waren : tegen die alléén was het ongenoegen ingcrigt. De zulken alléén waren'de agting der natie, en zyn charakter waardig, die, doorkundig, onpartydig, viy van eigenbelang , onbefchroomd in het cordaat zeg-  HUISBOEK. 231 9, tafereel zyner gevoelens, rn bedoelingen eenigj,, zins meer compleet te maaken, als om daar uit ,, aanleiding te neemen, om aan H. H. Mog. onder „ bet oog te brengen het gevaar, dat, eeven ge- lyk de ongelukkige uicflag des jongstgeëindigden ,, oorlogs ter zee, enden, daar uit gevolgden, al,, lerfchaadelykiten , en verneederendften vreede, ,, niet (zo als volgens de reegels van billykheid, ,, en regtvaardigheid had behooren te gefchie,, den,) aan den weerloozen toeftand van 'sLands ,, zeemagt, en aan gebrek van toereikende hulp, ,, maar aan zyn beftier , en aan werkeloosheid , ja zelfs aan nog doemwaardiger oorzaaken, was toe- » ge- „ fen der waarheid, alle de raadflagen, die hy aan hrm-i ne raadgeeving onderwierp , roetften in de weegfchaa! ,, der pligten, die zyne hooge waardigheden hem opla,, gen, en die het waaragtig belang van het vaderland, rn , van de ingezeetenen, en de bewaaring van vryheid, en , vreede tot doelwit hadden. Dat al verder, die klagten , over werkeloosheid toegefchreeyen wierden aan begeerte , tot verandering in de regeer ingsPorm, was eene, niet min, der orbeweezen , en zeer gewaagde (telling , daar in hunne provintie, nog by de regeering , nog by de irr« , gezeetenen, iets verrigt was, het welk dat voorneemen , aanckridde, en de befluiten, hy hun genooiren, wgl de kenmerken droegen van herftelling van goeóe order , , van affchaffing van misbruikon , van hemeeming van „ nimmer afgeftaane regten ; maar niets beademden , dac „ naar verandering der wettige resceringsform zweemen 5, konde. Eindelyk wierden die klagten toegefchreeven aan „ onkunde, en onervaarenheid in het geen betrekking had tot , eenen oorlog ter zee. Hier uit volgde, dat dus de geheele natie aan die onkunde, en onervaarenheid mank ging; „ en, wilde men by eene ftriéte gevolgtrekking rcedenec,, ren, zoude men daar uit de onderftelling kunnen trek,, ken, dat hy, en die van zynen raade alléén, van die , algemeene onkunde , en onervaarenheid vrygefprooken „ moeften worden. Dan zy lieten gaarne aan dc pennen, ,, door hem gebruikt, ter betooging over, om dit over,, een, te brengen met de, eeven voorafgaande, bekentenis, „ dat 'er fouten, en gebreeken in het beflier der zeezaeken kor^ u den plaats gehad hebbetu £ i  232 V A D E R L A N D S C H ,, gefchreeven; zo ook thans wederom ten zynen ,, latte zoude gelegd worden de uitfiag des oorlogs, 3, met welken de Staat bedreigd wierd, indien de„ zelve nadeelig was, of de nadeelen van den vree3, de, tot welken de Republiek veel ligt, door haa3, re zwak - en weerloosheid , en door gebrek aan 3, byftand van buiten, zig genoodzaakt zoude zien. 3, Alle de poogingen, welken hy dagelyks zag aan„ wenden, om de gemoederen zyner landsgenooten 33 voor te bereiden tot het ontfangen ookvandee3, ze indrukken, gevoegd by de ondervinding van het voorleedene , en het gegrond vooruitzigt , 3, dat de oorlog by mogelykheid niet zoude kun3, nen gevoerd worden, zonder dat meer dan één 33 der hooge bondgenooten, door eene niet onge33 gronde bekommering voor het dreigend gevaar, 3, openbaare bewyzen zoude geeven van ongenoe3, gen over het gemis van die middelen van beveijs liging , op welke ieder der bondgenooten een ,3 onbetwistbaar regt had ; dit alles noodzaakte 3, hem, om aan H. H. Mog. openhartig, en met s, cordaatheid, open te leggen den ftaat der zaaken, 3, en te vertoonen, dat de geringheid der landmagt het volftrekt onmogelyk maakte, om alle de po3, ften te kunnen bezetten; dat zelfs, wanneer hy ,, zig bepaalde tot het bezetten alleen van die po3, ften, die .waarfchynlyk het eerst, en het meest 3, zouden blootgefteld zyn, dan nog geen één der,, zeiver genoegzaam zoude kunnen beveiligd wor3, den; ten zy 'er kans ware, om de armee van „ den Staat zeer fpoedig tot eene bekwaame hoog- te te brengen'door het overneemen van vreem,, de troupen, of door den daadelyken byftand van ,3 magtige Moogenheden (z). Om deeze reeden 3, ZOU- (ai) ,, Het zoude hun niet moej'e'yk vallen, om uit den ,, verderen inhoud van zynen brief, welke nu tot het be,, tragten der tegenwoordige gevaaren overging , aan te „ toonen, dat diezelfde geest van ingewikkelde, dog kun,, ftig verbloemde, harfspragl en heekeling van het ge„ drag der regeering, de opftellers doorgaans bejsield had. „ Dog  HUISBOEK. 233 „ zoude hy met het uiterfte genoegen uitgevoerd ,, hebben de orders van H. H. Mog., om, zodra ,, de oorlog met den Keizer onvermydelyk fcheen geworden te zyn , te profiteeren van de over,, magt , die de landmagt van den Staat nog had ,, booven de keizerlyke troupen in de Oojlenrykfche ,, Nederlanden, ten "einde, was het mogelyk, het tooneel desoorlogs, althans by den eerften aan,, val, des te verder van de grenzen van den Staat ,, te verwyderen, indien hy die orders bekoomeu had, en de bondgenooten daar van niet waren te ,, rug gehouden door de niet ongegronde vrees, dac de vyandelykheden, van deeze zyde aange,, vangen , alle vergelyk onmogelyk , en den by- ftand van het Franfche hof minder waarfchynlyk ,, maaken zouden; eene voorzigtige voorzorg, wel,, ke hy zeer ver afwas van te mispryzen, maar waar'van het gevolg zoude zyn, dat hy de waa,, penen van den Staat niet wel anders, als op het j, grondgebied van den Staat, en verweerender- 'wyze, zoude kunnen gebruiken, en dat het in ,, de onzeekerheid, waar de eerfte aanval gefchie,, den, en of'sLands bezittingen niet aan verfchei,, de kanten te gelyk zouden aangetast worden, ,, met mogelyk zoude zyn, om voor alles te zor„ gen" (a). Eer Dop zy verkoozeii by hunne, reeds zo uitgebreide, gezegdens het tc laten beruflen, maar moeften echter zyne vrees voorkoomen, en hem, uit de gegronde ken» ,, nis van den regtgeaarden inborst, en denkwyze hunner braave ingezeetenen, verzeekeren, dat aldaar door nie,, mand ten zynen laste zoude gelegd' werden de uitflag der ,, oor logs, indien hy nadeelig was, of de nadeelin van den j, vrede, zo zy daar toe gedwongen wierden; in het vast ,, vei trouwen, dat hy in zyne waardigheden, eeven als zy in de, hun toevertrouwde, magt, alles tot welzyii des vaderlands zoude aanwenden. (a) ,, De aanmerkingen , die zy wat laager ontmoste„ den , omtrent het verwyderen van het tooneel des oorlogs van n de grenzen van den Staat, hadden hun ook niet weinig'  -34 VADERLANDSCH Eer wy nu voortgaan, zullen wy kortelyfc opgeeven het treurig, fchoon welvoorzien, uiteinde van den Engelfchen oorlog, die van onze zyde zo fchandelyk gevoerd was. Na dat op f5. december 1782. door onze gezanten te Parys, alwaar de vreedes* „ verbaasd. Immers fcheen het, dat hv eenen vyandely» ,, ken inval in de keizprlyke Nederlanden, jn het oogen,, blik van de overmagt onzer landmagt, niet befchoinvde als ,, eenen (lap, die volftrekt verderfelyk zoude geweest zyn. ,, Hy noemde het niet doen van dien inval eene voorzigti,, ge voorzorg, welke hy zeer ver af was van te mispryzen. ,, En de onmogelykheid van een ver gelyk, Zn mindere waar„ fchmlykheid van den byftand van het franscfje hof, beftcm,, pelde hy met de flaauwe benaaming van eene niet ongt,, gronde vrees; behalven dat de gantfche faamenhang dee„ zer periode eer gefchikt was, om re onvrecdenheid, en ,, verdenking te baaren, dan om in het gedrag der regen., ten, ais wel gedaan, te berusten. Om nu niet aan te ,, dringen, dat de Souveraine regeering, in haare hande,, lingen, en befluiten tot bewaaring der Republiek, zyne ;, goedkeuring eeven min van nooden, als de afkeuring ,, daar van te dulden bad; 'was het zonneklaar, dat, in,, dien de Republiek eenen diergelyken ftap gewaagd had, ,, zy reeds op dit oogenblik alle de gruwelen van den ,, oorlog zoude ondervonden hehken, en, wel verre van ,i het tooneel des oorlogs van de frontieren van den Staat ,, te verwyderen, zouden zy hetzelve nu in het hart der „ provintien zien. < De keizer zonde tog den marsch zy,, ner troupen verhaast, en waarfchynlyk derzelver getal ,, vermeerderd hebben, en dan, direkt In het hart der weer„ looze provintien indringende, onherftelbaare (lagen toe,, gebragt hebben; terwyl zy door eenen vyandelyken aan» ,, val hem in het volkoomen regt gefteid zouden hebben, om bet traktaat van Verfailles van 1. mai 1756. in re ,, roepen, en Frankryk te noodzaaken, om aan hem de, ,, daar by bepaalde , hulptroupen te leeveren. Rn waar „ zoude het dan met de Republiek heen gaan ? Het vol,, koomenst verderf moest haar onvermydelyk noodlot ,, worden" (*). (*) Men vind deeze beide brieven by eikanderen in de verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 34, deel, hl. 292—335.  H U I S B O E K. 235 desonderhandelingen tusfchen de andere oorlogende Moogenheden begonnen waren, aan den Engelfchen afgezant waren overhandigd de voorflagen van deezen Staat tot het herftellen van den vreede; beantwoordde de laatfte dit op 31. december daar aan volgenden. Hy gaf onder anderen ce kennen, i°. ,, dac, aangezien de ouderfcheiden byzondere becrekkingen, die feederc een zo groot gecal van jaaren cusfchen Grootbrittanje , en de Republiek j, ftand gehouden hadden , en aangezien H. H. Mog. zeer weinig gezind fcheenen, om in het tegenwoordig tydftip de oude verbintenisfen te vernieuwen; de koning voorftelde , dat de bei,, de Staaten, ten aanzien der handelbetrekkingen , ,, die zy onderling mogten hebben, zig zouden beftieren, enkel, en eenvouwdig door de algej, meene grondreegelen van hec regt der volkeren; 2". dat de koning bewilligde in de te ruggaave ,, aan H. H. Mog. van alle bezittingen, uicgezonderd Trinkonomalo op het eiland Geilon met haare 3, onderhoorigheden; 3". dat de koning op geener,, leie wyze plaats konde geeven aan den eisch van 3, fchaadeloosfteiling der verliezen , die de Staat ge3, duurende den oorlog geleeden had" (/;). Onze gezanten deeden, vervolgens, op 5. januari 1783. aan den Engelfchen gezant opmerken, ,, dat zy zig verpligt vonden , om opheldering ce vraagen» wac hec hof van Londen yerftond door algemeens grondreegelen van het regt der volkeren : dac, indien men door deeze onbepaalde uicdrukking 5, verftond het regt, het welk ontftond uit het oor ,, fprongelyk regt der volkeren, het welk de ïcheep vaard, en het vervoeren van alle foorten van 3, koopgoederen , hoe ook genaamd, vryft elde , ,, zonder eenige de minfte reftriktie, uitgezonderd van dat geen, het welk eenpaarig, door hec grootfte gedeelte der Moogenheden, als contra,, banden wierd aangemerkt, te weeten, krygsamunitie; zy zig als dan durfden verzeekerd hbu- ,3 den, 0) Neder!, jaarb. 1783. bl. 62— 70.  236 VADERLANDSCH „ den, dat H. H- Mog. geene zwaarigheid zouden ,, maaken , om dezelve cot eenen grond flag der ,\ vredesonderhandelingen aan te neemen" ( c ). Dog hier op is nooit eenige opheldering gtkoomen, en derhalven kunnen de Engelfchen met deeze onbepaalde uitdrukking ten ailen tyde nog oneindig gemakkelyker fpeelen , en die naar hunne covvenientie draaien , en wringen, dan zy bevoorens met den bepaa'den lrtter van het verbond van 1674. gedaan hebben, (ge'yk wy ce vooren zagen,) terwyl 'er thans tusfchen hen, en ons daar over niets, fchriftelyk, of zelfs mondeling, bepaald is. Vrugteloos was het du*-. dac de Staaten van Holland, by derzelver advies op 4. maart daar aan volgenden , als eene der voorwaarden van den. vreede, bedongen wilden hebben ,. eene vrye vaard 3, op den voet van het verbond der gewaapende ,, onzydigheid , zo als het door Rusland ontwor,, pen'was." Wanneer men de gronden van die ongewaa'pendé onzydigheid met de 'bovengem. onbepaalde uitdrukking der Engelfchen vergetykt , zal men terftoud het ondericheid tusfchen het een en artdër bemerken. By datzelfde advies van Holland werd verder bepaald, ,, 1'. dat men grenen afffand, hoe genaamd ,• aan Engeland doen zoude; en 2°. dat „ men zoude aandringen op eene gevoeglyke fchaa,, deloosflelling voor de geleeden fchaaden" ( d). Schoon nu H. H. Mog. dit advies terltond by meerderheid van Hemmen voor hun befluit vasrflelden, en fchoon de kooplieden op het ernftigfte aanhielden , „ dat van de fchaadevergoeding niec mogt ,, worden afgezien;" bleek het echter al ras, hoe fl echt het gefchaapen (fond, om, fliettegenftaande de bemiddeling van Frankryk, iets reedelvks te bedingen , en hoe daar van alléén de fchuld gegeeven moest worden aan het verderfelyk, en heime]yk ontwerp, het geen van de zyde der uitvoerende magt in den oorlog, zo hardnekkig, als onbe- fchaamd, (c) Nederl. jaarb. 1781. bl. 71. en velg. yf) Nederl. jaarb. 1783. bl, 406.  HUISBOEK. 237 fchaamd, was volgehouden. Althans onze afgezanten fchreeven , onder anderen , by hunnen brief Van 15. maart 1783., ,, dat zy den graaf van Ver„ games, met openlegging van den inhoud hunner ,, 'nadere inftruktien, verzogt hadden, om den ko„ ning te willen disponceren, om aan den Scaat te „ doen ondervinden het appui , waar op H. H. Mog., uit hoofde van de, zo dikwyls gegee-. ven, verzeekeringen, zig hadden verlaten: dan dat, hoe zeer hy ook wederom had herhaald, „ dac de koning altyd geneegen bleef, den Staat, „ zo veel in zyn vermogen was, te onderfteunen, die graaf echter verwonderd fcheen over de weinige dispoficie, die men toonde, om eenige toegeevendheid te gebruiken in de omftandigheden, ,, waar in de zaaken gebragt waren door den onge>, lukkigen loop van tien oorlog, waar van wy zel-ven door onze werkeloesheid voor een groot gedeelte ,, oorzaak waren' ( e). Voorts meldden zy, ,, dat ,) gem. graaf hun, ten opzigt van het doen erkennen van de gronden der gewaapende onzydigheid door de Engelfchen, te gemoet gevoerd had, dat hy zeer twyffelde , of Engeland daar toe wel zou,, de te beweegen zyn, en dat de Staat aan die erkentenis ook weinig zoude hebben; dat H. PI. ,, Mog. het regt van de neutraale vlag zeiven moejlen doen refpecteeren" (f). En het bleek uir het vervolg van hunnen gem. brief, dat zy zig, ten opzigt van dit zo weezenlyk ftuk, hadden moeten vergenoegen, met aan den Engelfchen gezant te verklaaren, ,, dat, H. H. Mog. de grondbeginzelen van de gewaapende onzydigheid erkend, en aan„ genoomen hebbende, zv geene erkentenis daar toe van eenige andere Moogenheid noodig had„ den ; dat zy de regten van de neutraale vlag, „ volgens die principes, als gegrond op het regt der volkeren , hv genoegzaam alle de commer„ creërende Moogenheden of erkend, ofaangenoo- „ men, (e) Nederl. jaarb. f83. bl. 407—405. V/J Nederl. jaarb. 1783. bl. 409.  cs8 VADERLANDSCII men, altyd onverbreekelyk houden, en daar vati ., nimmer zouden afgaan" (g). Ellendige troost, en vooruitzigt zeeker voor eene natie , die zig in t-vee , zo kort geleeden , tyd vakken zo weinig had kunnen flaande houden tegen de inbreuken op de allerduidelyklle fchriftelyke bepaalingen , om zig nu met zulk eene mondelinge verklaaring tegen de toekoomende geweldenaaryen van Engeland te' moeten te vreeden houden ! De Engelfche gezant had ook geëischt , dat by den vreede eene ongegeneerde vaart in de Oofterfche zeeën zoude worden toegedaan , eene vordering, die oogenfehynlyk rot oogmerk moest hebben eenen fluikhandêl der Engelfchen op onze O. I. bezittingen. En in de daad, onze gezanten gaven aan den Engelfchen gevolmagtigden wel te kennen, ,, dat aan H. H. Mog. nimmer eenige klagten waren voorgekoomen, dat 3, onderdaanen van Grootbrittanje in derzelver ge9, woone vaard naar de Engelfche handelplaatfen, ,, door, of van weege de Nederlandfche O. L com„pagnie, eenigszins verhinderd, of gegêneerd wa- ren; maar dat daar tegen te meermaalen klagten ,, waren gedaan ten laste van de Engelfche O. I. C, ,, zo in Bengalen, als elders, zonder dat' op de ., voorfz. klagten , wanneer die ter kennisfe van ,, het hof van Londen waren gebragt, ooit eenig ,, reguard was genoomen; en dat zy wyders moe. , ften verzoeken , om hun eenige opheldering te willen geeven, waarin, door wie, en wanneer die belemmeringen mogten zyn veroorzaakt, ten ein- de, de klagten desweegens waar, en gegrond ,, bevonden wordende, daar over zodanige fchik- kingen te maaken, als geoordeeld zouden wor- den te behooren; dat zy in tegendeel wel wis,3 ten, dat zy in enkele gevallen, wanneer zy de pasfagie gevraagd hadden, door de bedienden van 3, onze compagnie waren geadfifteerd, en men bun in den nood was behulpzaam geweest; maar dat 5, men teffens ook had tegengegaan het voornee- 3, men, '/;) Nederl. jaarb. 1783. bl. 414  'HUISBOEK. 239 men, dat zy, nu en dan, fcheenen te willen „ uitvoeren, om verbooden handel te dryven; drt de compagnie dit op haar regt had gedaan , en dit ook nooit door iemand kon laten fchen- den." Maar hv gaf hun alleen tot antwoord, „ dat hy hun wel konde melden, dat de klagten y, over de gênes van de fcheepvaard voornaamelvk „ haare betrekking hadden tot de pasfagie door de 3, Moluqnes, maar dat hv niet wist, door wie, of „ -wanneer dezelven veroorzaakt waren , en daar omtrent nadere ophelderingen zoude vraacen"(/7). En alles, wat op dit gewigtig ftuk van weege Engeland, by eene nadere onderhandeling, werd aangevoerd, belfond hier in, „ dat 'er geene onders, handelingen noodig waren , om eene vrvheid van 5, die vaard vast te ftellen; dat de zee'voor een ), ieder open, en vry was; dat de Engelfche oni, derdaanen, die de zeeën ook altyd bevaaren had- den, zouden voortgaan daar op te vaaren; en „ dat, zo de Nederlandfche compagnie hun geene on- behoorlyke verhindering had tbegebragt, of dat „ 'er geene groove klagten weegens mïshandelin„ gen gedaan waren, zy deeze zaak niet eens op „ het tapyt zouden hebben gebragt; dat men zelfs ,, de periode, daar toe relatief, bv het overge„ geeven ultimatum zo algemeen had gefteid, als „ mogelyk was, om geenen aanftoot aap- de Republiek, t, te geeven; dat men daar van ook niet konde af,, gaan; dat, zo men van onzen kant in een on„ derzoek van die materie wilde koomén, of in ,, discusfie treeden van die klagten, zy alle hunne ,, oude klagten, van den vreede"vanMunfler af, zou„ den moeten opnaaien, en ook eisfehen het voor „ den dag brengen van het gefuftineerd regt van „ de compagnie tot de Moluques" (i). Men ziet ook hier, van welke verre vooruitzigten deeze vordering der Engelfchen, die ook in het verbond van vreede zonder eenige verdere bepaaling is vastge- ffeld, (h) Nederl. jaarb. 1783. bl. 414. en volg. en bl. ^o. CO Xetetl. jaarb. 1783. bl. 1368. en volg.  C4o VADERLANDSCH field, voor den uitfluitenden handel onzer O. I. C. mee de fpeceryen weezen moest. Want, zo dra deeze Staat,'klagten bekoomen hebbende van weege. de O. I. C. over fluikhandel der Engelfchen, moeds genoeg had, om denzei ven door kragt van waapenen tegen te gaan; is het klaar te voorzien, dat dit van den kant der Engelfchen, als eene inbreuk op de gemaakte voorwaarde van eene onbelemmerde vaard, zoude worden aangemerkt , indien men al niet behoefde te vreezen, dat de bedienden der O. I. C. de geleegenheid van dat beding zouden waarneemen, om zig over den fluikhandel met de Engelfchen ten nadeele van de compagnie te verdaan. Bchalven dat men een voorhoofd hebben moet, zo onbefchaamd, als dat van eenen Engelfchen itaatsdienaar, om Maande te houden, dat men met een goed oogmerk een beding in de algemeenfte uitdrukkingen kan eisfehen, waar van men volftrekt weigerd, om op een gedaan verzoek de reedenen by te brengen, en eene nadere omfchryving toe te laten. Ondertusfchen bleef de nadere aandrang van onze gezanten, „ dat men van de zyde van Enge,, landde commercie der Hollandfche Indiefche maat- fchappy te Bengalen, of in eenige andere deelen ,, der Indien niet zoude belemmeren," geheel zonder vrugt, alzo de Engelfche gezant verklaarde, ,, dat het minifterie het verzoek om noodige vol., magt desweegens, het welk hy verzeekerde ver,, fcheide reizen herhaald te hebben, weigerde" (k) ; niettegenftaande de gezant zelve in den loop der onderhandelingen verzeckerd had; „ dat men van de zyde van Engeland niet ongeneegen zoude ,, zyn, om de bezwaaren van de Nederlandfche com„ pagnie op eene billyke wyze te herftellen , en dat daar omtrent by de preliminairen dezelfde ,, bedingen zouden kunnen gemaakt worden , als ,, tusfchen zyn hof, en Frankryk, het welk meede tegen de handelingen van de Engelfche compagnie in Bengalen klagten had ingebragt, gemaakt wa- „ reu" (k) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1051.  HUISBOEK. -4: ,, ren" (O- Eene andere eisch der Engelfchen had beftaan in de overgaave van Trinkonomalo door de O. /. C., eene bezitting, die hun toen ter tyd reeds weder door de waapenen van Frankryk was ontnoomen. Dog, na dat zy, op fterk 'aanhouden van Frankryk, daar van afgezien, en na dat onze afgezanten nader verzogt hadden', dat door den graaf van Vergennes mogt bewerkc worden eene teVuggaave van alle de genoomen plaatfen, gaf hv hun tot antwoord, ,, geenen kans te zien, "om die te „ bezorgen; dat hy zig, tot op het afbreeken der „ onderhandelingen toe , in . de bres had gefteid „ voor het behoud van Trinkonomalo, maar dat hy „ Negapatnam niet had kunnen redden; dat, zo de „ Republiek maar iets had gehad, om in compenfatie „ te kunnen brengen , de zaaken zig daar omt'renc ,, ook misfehien gemakkelykcr hadden kunnen „ ichikken: maar, dat, zulks zo niet, zynde, men, „ zonder eenige opoffering te doen,op geenen vree„ de konde hoopen" (rn). Het gevolg derhal ven hier van was, dat, na een vergeefsch aanbod van s'compagnies bezittingen op de westkust van sumatra, en suratte , zulks ook door de Engelfchen geweigerd, en op de overgaave van Negapatnam onverzettelyk aangedrongen is (n); zo dat ook dit gedeelte van hunne onreedelvke vordering heeft moeten worden ingewilligd. En, fchoon 'er wel eene belofte gedaan, en in de preliminaire vredesvoorwaarden ingevoegd werd, ,, dat weegens de terug. ,, gaave van Negapatnam zoude gehandeld worden, „ in geval de Staaten in het toekoomende iets ee„ venwaardigs hadden aan te bieden" (0); is daar van nogthans naderhand ook niets gekoomen, zelfs niet na het vernieuwen der alliantie in 1788. Nog eene andere vordering deeden zy van „ het faluut „ op zee, overeenkomftig met het geen bepaald was » by (l) Nederl. jaarb. 1783. bl. 415. en vele. (ra) Nederl. jaarb. 1783. bl. 4T0. (n) Nederl. jaarb. 1781. bl. 135?. (e) Nederl. jaasb. 1783. bl. 13*8. en bl 1540. I. DEEL. O  242 VADERLAND SC FÏ „ by het 4. art. van het traktaat van Westmunfler ,, van 1674" (p). Maar, hoe zeer ook daar tegen werd aangemerkt, „ dat wy alleen een traktaat vaa vreede maakten, en het algemeen regt der volke,, ren ons een rigtfnoer bleef, dat volgens hetzely, ve, en ook volgens hunne eige Helling, alle zee" „ 'én vry waren, en dus op geenen grond het gee,, ven van een blyk van erkentenisfe van eenen „ partikulieren eigendom konde voorgewend wor- den" (q); ook dit mogt niet baaten, maar alles moest daar omtrent blyven op den voorigen verneederenden voet voor den oorlog. Ligtelyk zal men begrypen, dat, daar zulke ongehoorde vorderingen van 'deeze zvde moeften worden ingewilligd, 'er van de zo billyke fchaadevergoeding , door onze gezanten gevraagd, niets hoe genaamd kwam ; maar dat men zig daar omtrent moest laten afzetten met eene verklaaring, „ dat de koning op geenerleie 3, wyze daar aan plaats konde geeven, aangezien „ dusdanige pretenfie gelykelyk ftreed tegen de dui- delykfte gronden der gezonde reeden, en van <„ het regt der volkeren" (r). Men ziet uit dit laatfte ftaaltje, dat,,het geen eene onderdrukte, en ten uiterften beleedigde Moogenheid de grootfte onregtv aardigheid noemd , en noemen mag , de beleed! ger zulks doopt met den naam van gezonde ree*, 'den, en het regt der volkeren, zelfs dan, wanneer zvne troupen alle de paaien, die gewoonlyk in den oorlog geëerbiedigd worden omtrent de goederen van byzondere perfoonen, zyn te buiten gegaan» o-elyk wy bevoorens getoond hebben, dat omtrent ■zulke goederen op St.Eufta.tius, en elders, gefchied is. Om kort tc zyn, onze ongelukkige Republiek, zo verraaderlyk van buiten aangevallen, en van binnen te leur gefteid, moest hier wederom het ftagtoffer zyn, daar onze gezanten aan H. H. Mog. erkennen moeften, „ dat het Engelfche minifterie zig N » ©£» (p) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1366. (f) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1370. (r) Nederl. jaarb. 1783. bl. 69. en v*l&  HUISBOEK. 243 i, op de Republiek, ten aanzien van welke hec meende door de gemaakte veroveringen eene op, vermagt te hebben , eenigszins zogt te verhaalen „ van de groote opofFeringen, die het aan andere „ Moogenheden had moeten doen" (r). In gevolge derhalven van deeze nadeelige omftandighe. den werden op 2. feptember 1783. de preliminairen geteekend tusfchen onze afgezanten, en dien van Engeland, en daar by onder anderen bedongen: r. ,, dat, wat aanbelangde de eer der vlag, " tr , fa,uut ter zee door de fcheepen der Repu" „ bliek voor die zyner Grootbrittannifche Mt., hier „ in over en weder zoude gehandeld worden 00 ,, dezelfde wyze, als 'er voor het begin van den. „ thans eindigenden, oorlog had plaatsgehad. 2* ,, iJat de Staaten generaal afftonden, en guaran„ deerden m vollen eigendom aan Z. Mc. de ftad „ Negapatnam met alle derzelver aanhooren: doe „ dat, aangezien het gewigt, het welk de Staaten „ generaal fielden in de bezitting der gem ftad. ,, de koning, ten teeken van zyne goedgunftigheid jegens die Staaten, niettegenftaande den glze?„ den afftand, met dezelven zoude handelen wee„ gens de te ruggaave der gem. ftad, in geval de „ Staaten in het toekoomende iets eevenwaardigs „ aan z,. Mt. hadden aan te bieden, o'. Dat de „ Staaten generaal beloofden, en zig verbonden „ om de vaard der Britfche onderdaanen in de Oost*. „ zeeën met te zullen belemmeren" (t). Het kostte? naderhand nog zeer veel moeite, om den einddv! ken vreede mee de Engelfchen geteekend ce krvgen daar onze afgezanten van dien der Engelfchen tydimr bekwamen, „ dat Z. Mc. aan H. H. Mog, voor? „ ftelde ,. om het definitief traktaat te fluiten in „ den Hage, of te Londen" Cu). Fn na het Jf flaan van dit voorftel, enkel gefchied , om „rs* van Frankryk af te trekken, gelukte hec onzen af! gezaü. (O Nederl. jaarb. T783. bl. 7371. (t) Nederl jaarb. 1783. bl. 1544-7548. f u) Nederl. jaarb. 1783. bl. 2052. en vole. 1 *  &44 VADÊRLANDSCH gezanten niet, om tot het teekenen van het formeel vreedestraktaat te koomen , dan op 20. mai des volgenden jaars 1784-3 en dat wel ten koste vap alle die verzagtingen, welken zy, by het teekenen der preliminairen, gehoopt hadden naderhand nog te zullen kunnen bedingen (v). Wy zeggen dit gelukte, geenszins, om dat die vreede eeniger.ïnaate draagelyk, of voordeelig was, maar om dat wv, door het niet fluiten van denzelven, aan veele grbotere gevaaren waren blootgelteld , daar diezelfde verdervende hand, die ons den oorlog berokkend, en ons denzelven zo fchandelyk had doeo voeren, ook geduurende de onderhandelingen tot den vreede ons het verkrygen van eenen eerlykem vreede zogt moeielyk te maaken ( w). Immers gaf d'e Cv) Nederl. faarV. 17S4, VI. too"— 1104. (w) De heer Rendorp, die zig de grootfte moeite gegeeven heeft , om aan te- wyzen de onbereekenbaarc nadeden, die de vreede met Engeland ons berokkend heeft, tragt zyne' leezers diets te manken, dat wy door eene byrondere onderhandeling veel hetere voorwaarden zoude 3bedongen hebben. Hy zegd onder andeien. „ Hfet fprtfc van zelfs, dat Engeland onze verhinienisfen met Frmk',' ryk, en geheele verwydering van haar, met geene goe" de 'oogen konde aanzien. Het was van haar belang, " ons door eene heufche behandeling, by, of ter gelec" genheid van het handelen over het eindigen eens 00;" logs, dien men in Engeland zelve, dog te laat, erken" de niet ftaatkundig te zyn begonnen , weder eenigzli 3 " rot haar te trekken. Maar het was terTcns met haar ',' belang geheel rtiydig, dat aan ons eenig byzonder voor" ceel, door toedoen, of bemiddeling van Frankryk, too gisvoesd zoude worden, het geen altyd fchynen zoude, " zo zulks gefchiedde, in gevolge van handelingen te Pa" rys. De Engelfche minifters hadden zulks niet onduidelyk " te kennen gegeeven." Memor. tot ophell. 2. deel, bl.it\6. «i, yolg. Dan hy zegge eens ter goeder trouwe, zo hy(1 «ar voor in een'g opzigt vatbaar was, of wy rriet zeer -root gevaar geloopen hadden, om geheel en al aan cV wi lekeur van Engeland overgelaten te worden, als wy, bu;tsn meede',r:ik:ng , en volftrekt tegen het genoegen vaa.  HUISBOEK. 245 3e'R. P. ter vergadering van -Holland kennis, „ dar-, „ by geleegenheid der gehouden tefoignes' over ,, den laatstingekoomen brief raakende hét vreedeswerk , door de gedeputeerden van .Dordrecht „ was te kennen gegeeven, dat zy met veel ver- wondering, en aandoening-geïnformeerd waren, ,, dat een der kollegien ter admiraliteit binnen dee? ze provintie zoude hebben kunnen goedvinden, ,, om, in het critiekfte moment van'de vreede1;,J5 onderhandelingen tusfchen de Republiek , en ,, Grootbrittanje, zonder eenige voorkennis, vee' „ mm me-edewerking van II. E. G. Mog., een no,, tabel getal van-manfchappcn-af te danken, om. 3, trent welk fingulier gedrag gem. heeren vervol- gens hadden voergctleld, om aan -HïE G Mo^ 3, m bedenking te geeven, of niec zouden kunnen goedvinden, om zig ten fpoedigften desweegens v de noodige opheldering re doen geeven " De Staaten vonden hier op goed, „ om de Hollandfche ,, raaden, en rnmifters van dc kollegien ter admi.3. ralitei-t aan te fchryven, om H. Ë. G. Moeten „ lpoedigften verflag te doen van den tegenwoór33 digen-ftaat der marine, zo met betrekking toe het .3, getal der chartres van de fcheepen ; als met re,, -acie tot het getal der manfcfiappen, als meede- om mformat;e te geeven, of 'er ook .eene nota3, hele afdanking van vo'k had plaats gehad en zo ja, hoe viel, 1 wanneet , om wat reeden , mltsga! »' P-vims order, of gezag zulks zoude ge'. „ 1-chied zyn ' (x). De admiraliteit -op de Maaze ..gaf yan FrankryJt, met EngéknS gehandeld bzióen, cn of wy in alle gevallen wel ooit zouden bobben kunnen blyven bmten rie voonge verbintenissen, die hy zelfs op zo Vele plaatftn van zyn werk erkend, voor ors niet voordceli-g te zyn? Dan de man, (dit moet met) bekennen,) heeft alle zeiten bygezet, om cencn g^imp ie geeven a n zync enghmanie, waar meede hy in deezen tyd fortuin zag "0 ploo en.' Zyn£ onverSeefe|yke draaieryen poogdl te («O Nederl. jaarb. 1783. bl. 1555. en volg Q3  £•4^ VADERLANBSCH gaf terftond een voldoend antwoord; dog die vafi Amjleldam, by welke het bedoeld geva! plaats had, verfchoonde zig , ,, dewyl dit verflag volleedig diende te zyn, dat hetzelve niet zo fpoedig kon„ de worden overgegeeven , als zy zoude wen- 'fchen s om dat de motieven, en reedenen van 3, haar gedrag uit eenen gantfchen famenloop van >, omftandigheden moeften worden opgemaakt," en verzogc dys, ,, dat H. E. G. Mog. haar ten goede ,, geliefden te houden, dat de recherches, en ver,, faameling van het gepasfeerde met alle attentie „ gefchiedden ' (y). Dog dc Staaten van Holland, ongetwyffeld wel gevoelende, dat dit antwoord een uitftel bedoelde, geduurende het welk hunne verontwaardiging misfehien eenigszins zoude verminderen , en dat de geest van den berugten fiskaal van der Hoop hier in wederom den voorrang gehad had; beflooten, om aan dat kollegie nader aan te fchryven, ,, om, als nog, en uiterlyk binnen den „ tyd van agt dagen, hen te berigten op de poin- ten, in hunne voorige aanfchryving vervat"(z). De admiraliteit te Amjleldam vond derhalven geraaden, om binnen den bepaalden tyd aan H. E. G. Mog. beveelen te voldoen by eenen brief, verzeld van een ongeloofelyk aantal van brieven, over die afdanking van volk gewisfeld tusfchen den fiskaal van der Hoop, en verfcheide zeeofficieren, waar van de hoofdinhoud uitkwam op de'onwilligheid Van het oude volk om langer te dienen, het geen dan ook het groot voorwendzel der afdanking, met goedvinden van den admiraal generaal gefchied, was. Op deeze onwilligheid van het oud"' volk om langer te dienen hebben wy flechts deeze ééne aanmerking te maaken, dat het wonder was, dat deeze onwilligheid nergens anders, als by dc admiraliteit re Amfleldam, gevonden werd. Was ondertusfehen deeze vreede, als de bittere vrugt van eenen, fchandclyk gevoelden, oorlog, (y) Nederl. jaarb. \"}%$. bl. 1558. en volg., (z) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1560.  H U I S B O E R. £4r log, zo veragtelyk, en onteer en cl, ja zelfs gevaarlyk voor den ^>caac; wie zal zig verwonderen, dac de Staacen van Friesland op 25. auguftus 17183.3 by geleegenheid hunner raadpleegingen over de "onderhandelingen tot eenen vreede met Engeland-, verklaarden, ,, dat het buiten alle tegenfpraak zeeker was, dat het al Haan der aangebooden voorwaarJ} den verre weg best, zo niet eeniglyk, zoude ^ ftrooken met de waardigheid van den'Staat, ten einde den tegenwoordigen oorlog op het ieverigj. fte door te zetten, en zjg daar door, nu, en aljj tyd, van den fchaadelyken, en fchandelyken in_jj vloed van Engeland te ontdaan; dat zy getoond 33 hadden, hoe ver dit hun'ernst was, wanneer ^ zy, by het niet uitvoeren van den geordonneer., den togt naar Brest, aan de overige bondgenoojj ten hadden voorgefiagen , niet aHeen , om dc j, fchuldigen, en nalatigen in deeze te ontdekken. jj maar voornaamelyk, om de zo zigtbaare ver; j, keerde direktie in het zeeweezen, zo mogelyk, jj te verbeteren, en die hindernisfen in de uitjj voering van de orders der hooge Overheid, eens jj vooral, uit den weg te ruimen : dog dat de jj brief, daar toe aan de bondgenooten afgevaarJ3 digd, door geenen derzelver beantwoord was; jj en dat zy derhalven, uit aanmerking van de onjj gunftige direktie, tot dus verre in den oorlog jj gehouden , van het gering gevolg hunner wcijj meenende poogingen tot verbetering derzelver, en van het vooruitzigt, dat die op gelyken voet j, zoude worden voortgezet, zig genoodzaakt vonjj den daar van af te zien; en dac 'er dus , in den j, allerweege kommerlyken toeftand , waar in de jj Republiek zig bevond , en die nog merkelyk j, verergerd was door het ontydig afdanken van bejj vaaren matroozen, en het intrekken van de uitj, geloofde premien totaanwerving, geen andermidjj del fcheen over te fchieten, als om, hoe vernee3, derend het ook zyn mogt, op de best mogelyke j, wyze tot den vreéde toe te treeden" (a) ? En mogt j, de (d) Nederl. jaarb, 1783. bl. 1379—1384. Q4  248 VADER LANDSCH de heer Bink, by zyn nadruktelyk protest tegen deezen vreede in den Leidfchen raad, zig niet met allen grond van de volgende, altyd gedenkwaardige, uitdrukkingen bedienen ? ,, Hoe veele noodJ:) lottige dagen het vaderland, nu en dan, heeft jj zien te voorfchyn koomen , waar op de Nederjj landfche vryheid, en grootmoedigheid het hoofd jj met fcha;'tfite; en droefheid heeft moeten onderjj haaien; ik kenne nogthans geen verneederender jj tydftip voor het zelve, dan het tegenwoordijj ge; — waar in wy ons in eene ongelukkige onjj zeekerheid bevinden, of wy ons meer moeten jj beklaagen over de trouwloosheid van onzen vyj, and, en over den verderfeiyken toeleg van het j, kwaad, het geen wy in onzen eigen boezem omjj draagen, dan ons beroemen over de weêrgalooze j, eedelmoedigheid van onzen bondgenoot. ■ • jj Niets is zeekerer , dan dat wy uit liefde tot j, ons zelfsbehoud gedrongen worden , orrt den fchai.jj delykften vreede, als een minder kwaad, te verkiezen j, booven de voortduuring van eenen oorlog, die, jj uit hoofde van onzen inwendigen toejlttnd, ons gej, heel bederf zoude hebben naar zig 'gefleept. Dat jj wy dan meedewerken tor den vreede, maar dat j, nog dit geflagt,-nog de laate nakoomelingfchap, jj immer vergeete, aan wien wy de heillooze voo< j, waarden , ia ('en geheelen onr'og, te verwyten j, hebben! Zo de blyken daar van, en van de'onj, genoordfle weer - en werkeh osheid, ter eeuwij, ger gedagtenis voor het lna'fle nageflagt, in de jaarboeken met de natuurlykfte trekken gehrardj, merkt zyn; wy kunnen gerUstelyk den regtvaaijj dicen hermei, alle weldenkende, en verlichte injj ge/eetenen, en geheel Europa tot getuigen rotjj pen, dat wy onschuldig zyn aan de oorzaaken, jj en rampen van den oorlog, en aan den opgt- jj drongen vreede. En gave God, dat of wy, jj of het nageflagt, nimmer mogten ondervinden, ^ het geen wy met fchroom uit deezen vreet e jj vooruitzien, en dat zy zelven, aan welken men jj alle de tegenwoordige rampen te verwyten heeft, jj niet te laat ontwaar worden, dat die rampen ook j, hun  HUISBOEK. 249 hun eigen bederf berokkend hebben" (ó)! Geen minder blyk van de gevaarlykheid der ingewilligde voorwaarden, waar van de heer Blokin het fiot van 7.vu advies gewaagde , ontmoet men in hec voorHel, door de Had Gouda in de vergadering van Holland gedaan. Immers daar by werd aangemerkt, , dac de' gefteldheid der vredesonderhandelingen 3J een klaadten leerde, dat de vyand het 'er op , toeleide, om, zo al niet de beziccingen van dea Staat in de O. /., allengskens, weg tefleepen, immers dan door eenen heimelyken handel iq jj derzelver 'commercie tedeelen, en op deeze wyj, ze, een kotte, en ruine van onze maatfehappy, her verlies van Noordamerika ee herftellen; dat derjj halven deeze Seaac voorde beveiliging dier volkjj plancingen, en derzelver zeeën, byzonder die ,j der Molukfche eilanden, en de ftraaten Manar jj en Sunda, mee alle kragcen, en op eene geheel jj nadrukkelykere, en fterkere wyze, dan tot nog jj toe was gefchied, ten fpoedigften behoorde te jj voorzien , hec geen onmogelyk anders konde wor- d(n daargelteld, als door, nog in dit jaar, bui* j, een de reeds verzonden oorlogfcheepen, eenige ,, andere gelyke fcheepen ter "verfterking der boo- vengem. naar de üosiindiën af te zenden ; dac ,, de, door ege waapenen niet verdeedigd zynde, Republiek door nood gedwongen was, om niet alleen te moeten toegeeven aan den afftand van „ Negapatnam, maar ook zig te moeten verbinden om de vaart der Grootbrittannifhe onderdaanen ,, in tic Oostindifche zeeën niec ce gèneren; dat daar uic beveseigd wierd de dringende noodzaakelyk,, heid, om, zo ras doenlyk, hec voorfz. middel ,, aan ce wenden, als hec eenigfte, waar door ,, 's Lands beziccingen in meerdere veiligheid kon,, den worden gefield, en tefFens op eene kragt- daadige wyze zorg gedraagen, dat de Grootbrit. „ tanmfche natie, na het fluiten van den vreede, niet overfchreiden mogte de paaien eener billyke „ uit- (b) Nederl, jaarb. 1784. bl. 014— mg» Q 5  25^ VA'DERLANDSC H „ uitlegging van de opgem. belofte , door hetzel. „ ve toe zaaken, welken niet bepaaldelyk tot de „ vaard behoorden, uic ce breiden." Hec floc hier van was een voorftel, ,, om niec alleen, hoe eer ,, hoe beter, een aanzienlyk, en genoegzaam getal fcheepen, en volkeren van oorlog naar de O. I. ,, af te zetiden, maar om ook de gedagten ce be3, paaien over den bescen voet, en wyze, waar „ op by vervolg , in tyd van vreede, "de militai,, re ilaac onzer Oosterfche, en verdere volkplancin- gen , in alle haare becrekkingen, en dus zo met ,, opzigt tot fcheepen, en volkeren, als alle andere ,, middelen van verdeediging , zoude behooren te 5, worden gebragt" (c). Nog iets hebben wy, by geleegenheid van het fluiten van deezen vreede, aan te merken, waar uit men niet weinig kan oorfdeeleri van den geest, die de vergadering van H. H. Mog. beftierde, dat is, van den invloed van den ftadh. op dezelve, en te gelyk van zyne denkwyze omtrent de dienften , die Frankryk ons gedaan had, door eenige onzer bezittingen of voor der Engelfchen roofzugt te beveiligen, of hun weder te tmtneemen. Te weeten, zo lang de koning van Frankryk zig daar o«er niet ftellig verklaard, en dus niec duidelyk getoond had, dac hy onze bezittingen, door de Engelfchen by verrasflng veroverd, dog door zyne waapenen hernoomen, aan deezen Staat, zonder eenige vergoeding der daar toe gemaakce koften, zoude te rug geeven; had men reeds uicgeftrooid , dat hy de te'ruggaave niet zoude doen, dan voor eene groote fomme gelds, die door (ie gerugten al op 6o. millinenen begroot was. En waarlyk, zo dit had plaats gehad," wy zouden 'er ons niet over hebben kunnen beklaagen, daar het dog in den oorlog eene vafte ftelreegel geworden is, dat, het geen door de eene Moogenheid aan de andere met de waapenen onrnoomen word, gercekend word in eigendom aan den veroveraar toe te behooren , ten zy de te ruggaave naderhand by den vreede (c) Nederl jaarb. 1783. bl. 1685—1688.  HUISBOEK. 251 vreede bedongen word. En, dit zo zynde, word dus ook, bet geen aan den veroveraar door eene andere Moogenheid weder met de waapenen ontweldigd word, het eigendom der laatstgemelde, en deeze laatfte kan , behoudens de billykheid, het veroverde behouden, of' daar voor eene fchaadevergoeding vorderen. Dan deeze uitftrooizels, waar van de dryfveer zeer ligt te doorgronden was, vervielen geheel. zo dra de koning door zynen gezant aan H. H. Mog. liet te kennen geeven, ,, dat, fchoon hy niet twyffelde , of zy zouden door ,, derzelver gezanten onderregt zyn van het voor„ neemen, het welk hy altyd gehad had, om aan de ,, Republiek, kost - en fchaadeloos, te rug te gee- ven alle de Hollandfche bezittingen, welken door zyne waapenen op Grootbrittanje heroverd waren; ,, Z. M. echter gemeend had, de verzeekering daar ,, van aan H. H. Mog. zeiven te moeten vernieu,, wen." Hy voegde 'er by, ,, dat hy zig vleid,, de, dat deeze handelwyze zoude dienen , om zy,, ne grootmoedige denkwyze jegens de Republiek ,, op den regten prys te ftellen; eene denkwyze , ,, waar van Z. M. nooit was afgegaan, fchoon de i, omftandighcden, die thans niet noodig waren op ,, re haaien , hem eenig mistrouwen hadden inge- boezemd met betrekking tot de welmeenendheid, ,, en zelfs tot de geneigdheid der vereenigde ge,, weften" (d). Deeze aangenaame tyding, en de overweegïng, hoe zwaar het den Staat zoude gevallen zyn om, na eenen zo kostbaaren oorlog, eene aanmerkelyke fomme gelds aan Frankryk voor de te ruggaave .te moeten betaalen; hoe veel zwaarder het zou gevallen zyn, indien de koning die bezittingen voor zig, naar het ftrikte regt des oorlogs, behouden had; en hoe ten eenenmaal ondoenJyk het zoude geweest zyn, om die ooit uit de handen der Engelfchen te rug te krygen, zo zy hen niet door Frankryk waren afhandig gemaakt; deeze overweeging, zoude men zeggen, moestH.H.Mog* i& (d) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1684.  25a VADERLANDSCH in de grootfte verleegenheid gebragt hebben, ™ welk eene meest onderfcheidende wyze zy den koning de ontwyjïetbaarfte blyken hunner dankbaarbeid zouden geeven. Dan men vond Hechts goed, om tc befluiten, „ dac de griffier Hagel gelast zou„ de wordeu, den heer de Be;enger m ge (ie tert., men" (deeze termen ftonden dan aan den griffier te bepaalen) ,, te bedanken, en aan hem te herhaaw len de betuiging der dankbaare gevoelens van bl. „ 11. Mog. voor de goedgtmftige ie ruggaave hun,, ner etablislementen, en koloniën, gelyk ook voor de verzeekeringen, welken Z. M. hen op nieuws ,, had laten geeven van zyne geneegenheid jegens ,, de Republiek , eene geneegenheid , die H. II. „ Mog. altyd op eenen'hoogen prys zouden fchdt„ ten" (e). Hier op volgde zeer natuuriyk, dut de tranfche gezant zyne groote verwondering betoonde over deeze koele behandeling, dog mee die gemaacigdheid, dat hy flechts becuigde, ,, op ee,, ne fchriftelyke noca een fchriftelyk antwoord ge,, wagt te hebben." Dan de Staaten van Holland heten het hier by geenszins beruften, maar namen een befluit, ,, ten einde bv H. H. Mog. te dotn „ voprflaan,om onze gezanten tePsryj aan te fchry., ven, om uitnaam van fl. H. Mog. te betuigen" enz., „ en, indien daar in bv H. H. Mog. wierd zwaarigheid gemaakt, als dan te verklaaren, dac 5, H. E. G. Zvlog. met reeden bedugt waren, dat „ zodanige conduite in geenen deele voldoende door Z. M., na eene zo gratieufe handelwyze van deszells zyde, zoude geoordeeld worden, en „ dat H. E. G. Mog. als dan, tor voorkoomin» „ van nadeehge gevolgen, zig zouden Genoodzaakt ,, vinden, om afzonderlvk aan Z. Mt. het voorge- ftelde deklaratoir toe te zenden" (ƒ'). Wy hebben hier meede den onaangenaamca taak af- (e) Nderl. jaarb, 1783. bi. 1685. . (f) Wy oordeelen het onnoocfig, dat deklaratoir h-er op te geeven, het welk kan gevonden worden ia de Nederl, jaarb. r 783. bl. 1868. tn voig.  HUISBOEK, 2£$ afgedaan , dien wy ons, betrekkelyk tot des ftadh. onbehoorlyken fnvloed, en fchreeuwend gedrag in den Engelfchen oorlog, en deszelfs gevolgen, hadden voorgefteid. Men vergunne ons tot iTot nog deeze twee aanmerkingen te herhaalen. Voor eerst, dat bet een fehandeiyk voorwendzel is. wanneer men aan de zyde van zynen aanhang voorgeeft, dat zyne juftificatoire memorie nooit voor onvoldoende verklaard is door een eenige Staatsvergadering, veel min door H. H. Mog.; daar dog de gantl'che waereld weet, en ook nog door dit laatst opgegeeven ftaal blykt, dat een geest van Engelschgezindheid, of laffe toegeevend'heid onder verre de meefle ftaatsleeden de overhand had , terwyl het politiek ftaatsrapport over den mislukten togt naar Brest alleen genoegzaam in ftaat: is, om voor elk tenzydig menseh des ftadh. ftratbaaren invloed bloot te leggen, en men uit dat enkel ftuk over zyn overig gedrag in het beftier des oorlogs volkedfg kan oordeelen, en daarenbooven de aanmerkingen, over die juftificatoire memorie in de pst van den Nederrhyn gemaakt, zyne fchuld volkoomen aan den dag leggen. Ten tweeden, dat, indien de koophandel onder zyn beftier, en door zynen invloed zo godvergeeten'buiten befcherming gelaten is, toen wy een zo uitdrukkelyk traktaat met de Engelfchen hadden, waar by de contrabanden bepaald werden ; en toen 'er nog zo veele braave mannen voor 's Lands regten durfden pleiten; men nu gemakkei. k kan opmaaken, wat 'er by vervolg plaats zal hébben, nu wy zulk een traktaat met Engeland niet meer hebben, en hoe wy nu, by volgende oorlogen, zo God het niec verhoed, onzen koophandel niec alleen geheel aan de Engelfchen zullen moeten zien ten prooi geeven, maar nog daarenbooven onze oorlogfcheepen, tot befcherming van den koophandel gafchikt, moeten zien vaaren naar de Engelfche havens,-en hunne heerschzugtige oogmerken helpen uitvoeren, ja onder het oog van onze eige oorlogfcheepen onze koopvaarders 'door de Engelfchen zier; neemen. Onge ■  -CJ54 VADERLANDSCH Ongevoelig worden wy hier meede geleid , om, ter vervulling der verpligting , die wy op ons namen , hier ter plaacfe eene beknopte vergelyking te maaken tusfchen de opzettelyke werkeloosheid cn het verkeerd beftier van den ftadh. in den voorigen Engelfchen oorlog , en tusfchen die ongemeeue werkzaamheid, en iever, welken wy, van het begin des tegenwoordigen oorlogs met Frankryk af, in hem vernoomen hebben, en nog verneemen. Dan hoe groot ook het onderfcheid is tusfchen zyn toenmaalig, en tegeuwoordig beftier, 'er zal echter op nieuw uit blyken, dat hy zvn, eens aangenoomen, fyfthema tot bederf van onze zeemagt, en by gevolg tot verwaarloozing van onzen koophandel, en overzeeiehe bezittingen, ten kofte van eene °rootere landmagt, hardnekkig heeft aangekleefd, en zig zeiven dus voor zo verre volmaakt is gelyk geblee^vcn. Tot dat einde bepaalen wy voor alles den aandagt onzer leezers tot'deeze groote, en ontegenipreekelyke waarheid, dat de heimelyke verwytingen van den ftadh. zelfs, en de openlyke aantygmgen zyner gebroode dienaars, ten tyde van den oorlog tegen Engeland, en nog naderhand greetig verfpreid, voiilagen valsch zyn, wanneer zy voorgaven, dat de ongewaapende toeftand ter zee, en in onze O., en 'W. I. bezittingen vóór, en dn dien oorlog, niet aan den ftadh., als welke daar tegen telkens door petitiën van den raad van Staate kwanswys gewaakt had, maar eeniglyk aan de Staaten, te wyten was. lot bewys hier van behoeven wy niet te herhaal'en, het geen wy re vooren gezegd hebben betrekkelyk tot zyn wraakbaar gedrag vóór den ©orlog met Engeland. Maar wy vinden, helaas! al :e fpreekende, en vernieuwde bewyzen in de ftappen, die hy, na het eindigen van dien oorlog tot heeden toe, desweegens gedaan heeft. De grond doezer bewyzen ligt voornaamelyk in de verfchilknde, en tegenftrydige maatreeg'elen, die 'er omtrent het iu ftandhouden onzer marine vóór, en na de revolutie genoomen zyn. Immers, volgens het rapport van H. H. Mog. gedeputeerden pt de zaaken  HUISBOEK. 055 ken van de zee, onmiddelyk na het eindigen van den Engelfchen oorlog op 31. maart 1783. uitgebragt, moeiten in vreedestyd, jaarlyks, voor de IV. L, de Middelandfche zee, 'en Noordzee, zes fcheepen van 60., zes van 50., vier ven fregatten van 40., vier van 36.,-'vier van 20. ftukken, en ze3 adviesjagten in dienst gefteid , en daar voor jaarlyks op'den gewoonen ftaat van oorlog gebragt worden drie mil'lioetien, en zesmaal honderd twee en veertig duizend guldens (g). Daar tegen werd, volgens hét advies van den ftadh., en raad van Staate, na de omkeering uitgebragt, flechts voor hetzeeweezen ontworpen een millioen guldens jaarlyks, en in de inwilliging deezer fomme hadden nog maar fommige, en dus geenszins alle, de geweften, en dan nog niet, dan onder zeekere mitfen, toegeftemd. Behoeven wy wel meer te zeggen, om zelfs de ieverigfte voorftanders van deezen ftadh. te doen erkennen, dat alle die verwytingen, en aantygingen loutere laftertaal, en ihoode verzinzels zyn? Want te vooren was het altyd zynë eenige uitvlugt, dat de toenmaalige regenten hem gedwarsboomd hadden in het geen hy, ter algemeene befcherming van het vaderland, deszelfs buitenlandfehe bezit-, tingen, en koophandel, had getragt te doen, gelyk wy zo duidelyk uit zynen rondgaanden brief aan de bondgenooten van 17. januari 1785 vernamen. En, nu hy alle zyne vyanden, ja allen, die maar eenigszins tegen hem gekant waren , uit het bewind gefchopt , en anderen naar zynen zin daar in gefteid heeft, nu elk deelgenoot van het openbaar beftier voor hem bukt, alles beademd , het geen hy voorfteld, of ten minften voor hem zwygt; word de jaarlykfche fomme voor de marine tot op iets meer dan een vierde de fomme, die ten tyde zyner tegenftreevers daar voor ontworpen was, verminderd. Wie kan langer tegenfpreekan, dat Willem V. met zynen aanhang daar van thans ontwyffelbaar de fchüki alléén beeft en, gelyk wy booven beweezen hebben., te (g) Zaak. van fa-at, en oorl.b'j J. Allart, 15- des';, bl i"  «6 VADERLANDSCH te j'vooren ook alléén had ? Ja , moet men zelfs niet.toeftemmen, dat hy zig nu niet te vreeden houd met eene gelyke, en geëevenreedigde vermeerdering van land - en zeemagt beiden?' Immers heeft hy, booven de vermeerdering der landmagt met omtrent 4000. mannen Brunswykfche, Merklenburgfche, en Anfpachjche troupen , kort ha de revolutie bewerkt, nu onlangs nog daarenbooven eene vermeerdering van 15000. mannen weeten te doen vastftellen, terwyl de allergrootfle vermeerdering der landtroupen, die hy ooit bevoorens voorgefteld heeft, niet meer beliep dan 15309. koppen (h). En, niettegenftaande deeze ongehoorde vergrooting van jaarlykfche onkosten voor de landmagt, heeft men het' nutteloos lighaam van guardes du corps daarenbooven tot die kostbaarheid weeten te brengen, dat deszelfs onderhoud thans jaarlyks beloopt op 9^,180. gul* dens. Op deeze wyze verkrygt dan de ftadh. eene vermeerdering van meer dan een derde der landmagt, waar toe niemand zyner voorzaaten ooit heeft kunnen genaken. Maar op deeze wvze word teffens duidelyk bewaarheid, dat onze Republiek by geene rnogelykheid eene zo groote landmagt, en eene aanzienlyke zeemagt, gelyktydig in dienst kan houden, waar van de zeekerheid uit ons volgend betoog maar ?.1 te klaar b'yken zal. Voor het overige zullen wy dc verhandeling over her onderfcheid rusfehen de voormaalige werkeloosheid , en verkeerd beilier, en de tegenwoordige werkzaamheid, en iever tot deeze vier punten bepaalen. 1°. Dat die werkzaamheid , en iever allerzigrbaarst is in het gebruik van het fcheepsvolk voor d.e inwendige verdeediging tegen de Franfchen. 1°. Dat dezelve zig ook nitftrekt tot een ernftig gebruik der landmagt tegen die natie. 3'. Maar dat dezelve omtrent onze overzeefche bezittingen, en fcheepvaard geen plaats heeft. 4°. Dat, niettegenftaande alle deeze poogingen , eene bedorven armee, en verwaarloosde marine zelfs nieï '.'.) Zie hiér benen W. 4.9.  HUISBOEK. 257 met tot inwendige verdeediging van ons grondgebied voldoende zouden geweest zyn, indien andere Moogenheden geene inagtige afwending tegen de Franfchen gemaakt hadden. Ons oogmerk geenszins zynde, om by deeze geleegenheid eene befchryving te geeven van alles , het geen in deezen oorlog voorgevallen is, lat'--n wy 'er het verhaal gaarne van over aan die pennen, welker arbeid reeds zo Iuidrugtig by de nieuwspapieren aangekondigd is; wel overtuigd", dat hec oog van eiken doorzigtigen Nederlander ras doorgronden zal, hoe, al was de ftof daar toe op zig zelfs niet fchraaler, dan immer in eenen voorigen oorlog, nogthans eene volleedige befchryving van eenen , zelfs roemrugtig gevoerden , oorlog niec met zo veel overhaaflings behoorde vervaardigd te worden. In tegendeel durven wy, overeenkomftig den aard der zaaken, en het geen onze oogen bereids gezien hebben, wel voorzeggen, dat de onderneemers van deezen ondankbaaren arbeid moeite zullen hebben, indien zy anderszins geene laffe vleiers zyn, om een draagelyk ftuk voor het licht te brengen, en meenigmaalen moeten doorfchrappen , het geen zy reeds gefchreeven hadden. Dog wy zyn eeven zeer overtuigd, dac, hoewel de noodzaake'lykheid, waar in wy ons bevinden, om dit gedeelce van onzen taak coc hec loopend jaar 1790. te bepaalen, ons voorllel veel zal doen verliezen van die kragt van overtuiging , waar meede wy hetzelve uit den loop der aanflaande gebeurenisfen by vervolg zouden hebben kunnen aanvullen ; her. gezegde over het geen reeds gebeurd is eevcnwel aan ons oogmerk volmaakt zal voldoen, zonder dat het toekoomend bellier des oorlogs ons in eenigerlei opzigt zal kunnen loogenftraffen. 1". Dat de werkzaamheid , en iever allerzigtbaarst is in het gebruik van het fcheepsvolk voor de inwendige verdeediging tegen de Fran„fchen" is dan het eerfte, dat wy bewyzen moeten. Indien hier iemand aan twyffelen mogt, befchouwe hy flechts, hoe men in deu tegenwoordiI. DEEL. R gen;  £58 VADERLANDSCH gen oorlog al aar-Honds toonde zeer wel te befef. fen, hoe men het moest aanvacr.cn, om matroozen voor den zeedienst te krygen. Men was tog niet te vreeden met oogcnblikkelyk na den ontilaanen oorlog allerleie fcheepen, vaartuigen, en manfehappen ter overvoering van foldaaten, bagagie, gefchut, en amunitie te presfen ; maar was ook daadelyk ïn de weer met een befiag te leggen op alle koopvaardyfcheepen, en manfehappen , waar van men , op eene nooit gehoorde wyze, de buitenlandfche fcheepen , die zig in onze havens bevonden , in het begin niet uitzonderde; ja liet zelfs toe, dat Hollandfche fchippcis, en zeelieden in Engeland de visfeherj; van hunnen eigen landaard tot den Engelfchen zeedienst preflen, het welk in het vaderland nimmer plaats vond (i). Door dit beflag op de fcheepen verbood men zelfs de vaard aan zodanige onzer kooplieden, die het mogten hebben willen waagen, om hunne gereed liggende fcheepen, onmiddelyk na den verklaarden oorlog, zondereenig convooi in zee te zenden, eer nog de Franfche fregatten.* of kapers haar neemen konden. VVanc op 25. februari maakte de admiraliteit van Amfleldam, in gevolge van het algemeen beilag op de fcheepen, openlyk bekend, ,, dat geene fcheepen, hoe ge- naamd, zouden mogen uitzeilen, uitgezonderd ,, alleen de gereed liggende fcheepen der O. 1. C., die van den raad der koloniën, en der W. I., de fcheepen, die geëquipeerd wierden op de Groen,, landfc'he, en Straatdavids visfeheryen, mitsgaders „ de fchuiten der kleine visfeheryen,'die om verfche „ vis uitvoeren, en de fcheepen, vaarende op de s, Wadden, de Elve, de Weezer, de Eems, en de Oost: des dat de fcheepen , op de Wadden vaa. rende, niet grooter zouden mogen zyn, dan van ,, 30. lallen, en niet fterker bemand, dan met drie „ mannen, en éénen jongen, den fchipper, of be- »> vel- (t) Nederd. Leidf cour. 1793. n°. 57.  HUISBOEK. S59 velhebber daar onderbegreepen" (k). Zo groot was de iever van H. II. Mog. in het verbieden van het uitloopen der koopvaardyfcheepen, welker manfehappen zy bereekenen konden noodig te zullen hebben , dat de Engelfche minifter niet konde nalaten, om hun by eene memorie van 18. maart 1793. zyn verlangen te kennen te geeven, ,, dat ,, H. H. Mog. zorgvuldig onderzogten , in hoe verre het voorzigtig zyn zoude, om van toen „ af de belemmering in den koophandel, door het ,, algemeen beflag op de fcheepen veroorzaakt, uit „ den weg te ruimen" (/). Uit dienzelfden iever bejegenden zy dit voorftel met eene betuiging, dat zy in de onvermydelyke noodzaak geweest waren , om deeze belemmering aan de vaard, ,, en handel van andere natiën toe te brengen, ,, waar door hunne ingezeetenen niet minder ge,, leeden hadden; en dat zy hetzelve zouden op,, heffen, zo dra de omftandigheden het toelieten, ,, het welk zy hoopten, dat binnen weinige dagen „ zoude zyn" (m). En, toen H. H.Mog. eindelyk op 28. maart dat beflag opheften , en aan alle vreemde, en onzydige fcheepen toeftonden, om uit onze havens te Vertrekken , werd echter aan onze eige fcheepen nog maar alleen vrygelaten , 3, om te vaaren naar Engeland, het Noorden, de „ Oostzee, de O., en W. Indien, de koloniën, als ,, meede op de groote , en kleine visfeheryen," maar wel uitdrukkelyk verbooden de vaard naar het Zuiden van Europa (?z). Zelfs ging de iever van den Hollandfchen ridder Bentinck, om volk voor den zeedienst te werven3 zo verre, dat hy diezelfde Katwykfche boeren , weiken hy, ten tyde van den gevreesden oorlog met den keizer , zo zeer had weeten voorin te neemen tegen de bevolen waa- (k) Nederd. Leidf. cour. 1703. n*. ->c. (I) Nederd. Leidf. cour. 170%. n". 35. fmj Nederd. Leidf. cour. 1793 u°- 36. (V) Nederd, Leidf. cour. 179-?. n°. 40. R %  s6o VADERLANDSCH waapening, waar toe hy als lid der ridderfchnp met die geheele order had helpen meedewerkcn, ecvenwel nu'bewoog, om aan de Staaten van Holland te verzoeken, dac zy in den waapenhandel mogten onderweezen worden. Men leidde deeze blinde flagroffers der ondeu'gendfte ftaatkunde, als reedenen van dat verzoek, in den mond, ,, om hunne „ vri uwen , en kinderen tegen alle binnen-, en 3, buitenlandsch geweld te beveiligen, de geves,i tigde, en bezwooren conflitutie tegen allen, en >, eenen iegelykeri te handhaaven, en liever goed, 33 en bloed ter verdeediging op te offeren , dan ., hunne bezittingen ten prooi van eenen woeften „ vyand , en verderfelyke nieuwigheidzoekers o- ver te geeven." Indien dit ontwerp van misleiding onder dr landlieden verder veld gewonnen had, hoe ligteiyk konde men een groot aantal der meest overdreëveh boeren tegen hunne befte landgenoocen in de waapenen gebragt, en dat geen waarlyk uitgevoerd gezien hebben, het geen men die opgehitfle menfehen voor de revolutie zo gaarne had laten uitregten, dog den patriotten zo valfchelyk aangetygd beeft! Want, terwvl men deeze Katwykers, aan den eenen kant, liet betuigen, ,, harten, en handen in een te willen liaan, en, met ter zydeftelling van allen haat, en pantv,, fchap , zig in den waapenhandel te beif nei ;" liet men hun, aan den anderen kant, zulke woorden beezigen, die niets dan wrok, en wraak tegen hunne andersdenkende landgenooten ademden (p). Ongelukkige, en dubbel beklagenswaardige menfehen voorwaar, voor welken men, eenige jaaren te vooren , diezelfde beweegreedenen der Staaten door allerleien lader verduiiterde, en die thans zelfs nog niet doorzagen, bf vermoededen, dar zy die gevaaren, waar voor men hun toen valfchelyk vervaard maakte, juist te vreezen hadden van hunne eige toenmaalige opruiers! Trouwens nu werd omtrent (f) Nsderd. Leidf. cour, 1793, n*. 24.  HUISBOEK. n6i trent hun weezenlyk uitgevoerd, het geen de Staaten van Holland in 1785 nimmer beoogden, dat is, de iandheden tegen den vyand ten itryd aan te br ngen: en bun groote misleider, Bentinck, bragtnu in eigen peribon een gedeelte van dit, te deeriyk bedroogen, volk naar liet Hollandsch diep, om aldaar deszelfs leeven te waagen tot de voortduuring van een juk, het welk hec , blindelings, en blymoedig , torschte. Oogenblikkelyk na de oorlogsverklaaring werden 's Lands timmerwerven ook gebeezigd tot hec aanbouwen van een aantal kanonneerbooten, die met eenen verbaazenden fpoed binnen weinige dagen vervaardigd werden, en men kogc in alle yl eene meenigte zydfche hommen, welke allen gewaapend, en, mee dit volk, en andere fcheepslieden voorzien, in het Hollandsch diép, en op het Bergfche veld gelegd werden, om de FranJchen den overtogt op hec eiland van Dordrecht, en het Overmaasfche land ce beletten. Over dit ellendig eskadertje werd het bevel opgedraagen aan den grooten befchermengel der oranjefaktie, van Kingsbergen, die, hoe laatdunkend anders ook, het voor zig niet te gering agcede, om hetzelve greetig te aanvaarden als een middel, om 'er een aanzienlyk maandgeld van 4000. guldens meede te verdienen, en om in deezen tyd, waar in 'er geene fcheepen van oorlog te voeren waren, het gewigt van zynen perfoon eenigerrnaace, hoe het dan ook ware, te doen gelden. Welk eene verneedering voor ons Gemeenebest! Terwyl de Ruiter, luitenant admiraal van de zeeventiende eeuw , mee eene vloot van 80. tot 100. Nederlandfche oorlogfcheepen, in fpyc der Franfche, cn Engelfche eskaders.' in Eu. ropa, en aan geene zyde der linie de zee bouwde, en aan hunne vereenigde magt hec hoofd bood; daar zag men eenen van Kingsbergen, luitenant admiraal van de agttiende eeuw, by gebrek van oorlogfcheepen, overeen ellendig hoopje van 20., of 25. kanonneerbooten op onze binnenlandfche flroomen het bevel voeren, en onzen hoophandel, en koloniën ten prooi gelaten aan de Franfchen, fchoon R 3 be-  262 VADERLANDSCH* belemmerd door byna de geheele magt der Zeemoogenheden. Om dien i'chynbaaren dienst rog verder te beloorven , moest men, in het middeu der grootfte fchaarsheid van gelden, en der nog grooteie fchaarsheid van oorlogfcheepen, of manfehappen , volgens zyn ontwerp eenige compagnien zeeartilleriften opregten, die, zo ze ooit ter zee van dienst konden zyn, in den Engelfchen oorlog veel beter te pas gekoomen zouden zyn , dog ia plaats van welken men toen met eenen geveinsden iever voorftelde, om de vloot met eenige nuttelooze landtroupen te beballaften. Van Kingsbergen kreeg ook al wederom rykelyk zyn deel in het beftier, en de aanzienlyke voordeden , aan dat nieuw corps gehecht ; dog vergat zorgvuldig, om den tegenwoord igen beftierefen onder het oog te brengen, dat wel een vast corps van matroozen, maar geenszins van zeeartilleriften, voor de zeemagt dienftig konde zyn, om dat de zeeofficieren altyd zorg draagen, om de matroozen in de behandeling van het sefchut te doen oeffenen. Ook kenden onze voorouders onder de de Ruiters, de Zweerfen, en van Galens geene zeeartilleriften, maar wel genoegzaame oorlogfcheepen, voorraad van alle fcheepsbehoeften en overvloed van bevaaren matroozen. Maar het was van Kingsbergen, die dezelfde nietigheden in onzen zeedienst overbrengd, welken onze landmagt bedorven hebben, genoeg, hier door op nieuw aan zynen weldaadigen afgod gerookt, en deszelfs invloed op het zeeweezen vermeerderd te hebben (q). Schoon (o) Immers deezen meerderen invloed verkreeg de ftadh. door de hegeeving van een aantal nieuwe bedieningen, waar over hy ten voordeel? zyner geliefdfte zeeofficieren bclchikken Iconde, eeven gelyk hy eenige jaaren te vooren den rang van commandeur, (dezelfde bediening, als die van majot bv de landmagt,) by het zeeweezen geheel had weeten tei doèn affchaffen, op dit hy het vermogen zoude hebben, om, zonder' tnsfebenkomst van H. H. Mog., of de admiraliteiten, jongere boovcn oudere luitenants terftond tot  HUISBOEK. 263 Fchoon wy 70 eeven zageD , hoe ze^r men den koophandel onzer landgenooten drukte, eerst door een beflag op alle de fcheepen, en naderhand door een verbod van een gedeelte der fcheepvaa'd, en fchoon men in den Engelfchen oorlog eindelooze moeite had, om van den admiraal generaal flechts brieven van marqué te erlangen , om tegen de Engelfchen ter kaap te vaaren; waren nogthans H. H. Mog. thans niet kaarig , om terftond aanzienlyke premien uit te looven voor die geenen, welken kapers tegen Frankryk zouden willen uitruilen (V). Deeze byzondere begunlf iging der kaapreedery ging gepaard met eenen zo geweldigen iever van den itadh., en zyne zeeoffigieren, om de Franfchen te benadeelen door 'sLands kotters, hoekers, en adviesjagten, (welker gebrek in den Engelfchen oorlog men nu eindelyk zeer fpoedig fcheen te kunnen aanvullen,) dat het thans niet aan den wil , maar alleen aan het vermogen, ontbrak, om de Franfchen te vernielen. Althans deeze wil ging zo verre, dat de reeders onzer vishoekers, en pinken zig door dien iever in gevaar gebragt vonden, om ook hunne fcheepen door de Franfchen te zien neemen. Zy vonden zig derhalven genoodzaakt, om H. H. Mog. te verzoeken, ,, dat, zo lang de Fran- „ fchen rot zeekapiteins aan te ftellen. Dog, na dat dit oogmerk bereikt was, voerde hy weder daadelyk in den rang van eudflen luitenant op elk oorlos'fchip, om dat hst onmogelyk was, om zonder dat den dienst op de oorlogfcheep■ n asr hoorlyk te doen waarneemen. FÏ.Tzelf.le zy ook gezegd van een corps zèekadfetten, het welk men na de revolutie met datzelfde doe;wit ao\' al wist in re voeten, en waar van men wil, dat eene der voorwaarden zoude ?yn, om eiken jongeling, voor dat men hem daar in toeliet, eenen by«mde'cn eed van getrouwheid aan den admiraal generaal te latsn afcagen , op dat de flaaffcbe eerbied voor 'denzelven in die tcedere harten al aanllonds diep zoude worden ingeprent. (rj Neder*. Leidf. cour. 1793. »;". 26. R 4  2Ó4 VADERLANDSCH „ fchen de Hollandfche, en Zeeuwfcht vishoekers , gaffelfcheepen, en andere vaartuigen ongemoeid „ zouden laten, H H. Mog. de noodige voorziening deeden, dac door 'sLands oorlogfcheepen, „ of andere vaartuigen niec bemoejelykt, of ge„ noomen_ wierden eenige Franfche visfchersfchee,, pen, pinken, of andere vaartuigen." Wel werd dit verzoek toegedaan, dog zo bekommerd waren H. II. Mog. voor eene, te zeer uitgebreide, gunst ten behoeve der Franfchen , als zy niet lliptelyk wederkeerig zoude zyn, dat zy de verzoekers bevalen, „ om, byaldien desniettegenltaande éón, ,, of meer hunner fcheepen, of fchuiten genoomen „ mogcen worden , daar van aanllonds aan H. H. Mog. kennis te geeven, ten einde op de intrekking 3, deezer hunner gunftige befchikking voor de krainsche ,, visfeheryen order te kunnen ftellen" (j). Veel verfchilde ook deeze iever, om den vyand afbreuk te doen, van hec geen in den Engelfchen oorlog plaats had , toen men de yisfchersichüiten van die natie gaarne ontzag, en d&ed onczien, fchoon zy onder anderen onze visfehers zodanig ontrultede,dat men, althans geduurende het geheel jaar 1781., onze winstryke haaringvisi'chery, doorgaans de groole visfchery genaamd, by gebrek van befcherming geheel en al zag ftaaken. Ziet daar dus at aanftouds eene werkzaamheid,regt overgeheld tegen de werkeloosheid in den voorigen oorlog; eene werkzaamheid zo groot, dat de tegenwoordige Engelfche gezant dezelve voor een gedeelte te ver getrokken oordeelde, hoewel hy in andere betrekkingen niet naliet, om H. H. Mog. gelyktydig tot voortzetting der middelen van verdeediging aan te fpooren. Alles, wat wy tot hier toe van het beleid des tegenwoordigen oorlogs gemold hebben, had meestal tot oogmerk, om de Franfchen het dieper indringen in de provintie van Holland te verhinderen: en, voor zo verre de heedendagfche beïlierers zig van (f) Nederd. Leidf. cour. 1793. «°. 46,  HUISBOEK. 265 van het roer der regeering hebben meefter gemaakt, willen wy ook geenszins betwisten , dat zy naar hunne llaatkunde verpligt waren, om deeze maacreegeleu ter verdeediging des Lands te neemen, en zulks thans in goeden ernst beoogd hebben. Zelfs hebben wy zo veel eerzugt voor den geringen, nog overgebieeven, roem onzer natie, en zyn zo afkeerig van een Land, met deszelfs eige middelen , en door deszelfs eige regenten, te zien blootftellen aan de hebzugt eener natie, welkers hoofden, wat zy Ook mogen voorwenden , niet alleen den ftad. met zyne aanh.angets, maar alle onze iandgenooten zonder eenig onderfcheid, als waare vyanden behandelen; dat wy geenszins willen ontkennen , dat fommige deezer fchikkingen , hoe fchaadelyk ook voor een groot aanral onzer meedeburgers , aan hun , die de hooge Overheid bekleeden, in eenen openbaaren oorlog op zig zeiven niet geoorloofd zouden zyn (t). Maar wy zouden dar.r (f) Hst is geene waare vaderlandsliefde, die de oogen fluit voor de opregtvaardigheden, d.e wy van de tegenwoordige befterers van Frankryk, tegen hunne eige toezeggingen, ondergaan hebben, en nog ondergaan. Wy zyn nog niec vergeeten, dat die beflierers op 29. december 1 ygr., voor hec oog van hunne eige natie, en van geheel Europa, in een trefFelyk dekreet hebben opengelegd de gronden, die het gedrag van Frankryk bellieren zouden in het uicoerFenen van het verfchrikkelyk oorlogsregt. Wy zyn nog niet vergeeten, dat zy toen de geheele waereld aangekondigd hebben: ,, dat de Franfche natie niet zoude ophouden van aan te zien als een volk, waar meede zy in vriendfehap was, de inwooners van een Land, •'.vaar ,, in zig baare rebellen ophielden, en waar over het be„ Hier hadden vorften , die hun voorftonden : dat de vreed., zaaine ingezeetenen, welker Land haare arméeën bezet„ ten zouden, voor haar geene vyanden, en zelfs geene ,, onderdaanen, zouden zyn: dat de openbaare magt, die ,, de Franfche natie voor eenen tyd zoude in bezit nce., men , niet bedeed zonde worden, dan tot hunne gerust., heid, en tot handhaaving hunner wetten: dat haare fojR 5 „ daa-  a66 VADERLANDSCH daar tegen te kort doen aan de ftof, die wy voor handen hebben, indien wy onzen leezers niet voor- hiel- „ daaten zig in vreemde Landen gedrangen zouden, eeven als op het Fransih grondgebied, indien zy genoodzaakt waren d;i;ir te vegten: dat de onwillige fchaadcn, die ha.ire troupen aan de ingezeetenen zouden hebben doen „ ondervinden, herfteid zouden worden: dat de lchuil„ plaats, die zy aan vreemdelingen vergunde, niet gefloo,, ten zoude worden aan inwooners van Landen, welker votften baar gedwongen zouden hebben tot eenen aanval, maar dac_zy in haaren boezem eene zeekere toevlugt vinden zouden : dat zy aan Europet het tooneel zou,, de weeten te vertoonen van eene waarlyk vrye natie, ,, die gerrouw bleef aan de reegels van regtvaardigheid in ,, het midden der ftormen van den oorlog, en overal, ten allen tyde, en omtrent alle menfehen , de regten eerbiedi-gde, die overal dezelfde waren: — dat zy zelfs regt„ vaardig zoude zyn jegens hun , die het jegens haar ,, niet geweest waren, en dat die menfehen, die zig nog ,, meefters van andere menfehen waanden te zyn, van baar ,, niets zouden te vreczen hebben, dan het gezag van haar voorbeeld." Nouv. extraord. de div. endr. 1792. rc°. 2. Als wy deeze piegtige verklaaring, zo zeer inftemmende met de waare regten, en pltgten van alle vrye volkeren, vergelvken met het geen wy de tegenwoordige beftierers van Ftankryk omtrent de ingezeetenen van ons Land, ( om van andere volkeren niet te fpreeken,) na den oorlog hebben zien uitregten, of toelaten; kunnen zy dan, zonder fehaamrood te worden, ftaande houden, dat zy iets minder tegen onze ingezeetenen misdaan hebben, dan de alleenheeiTcbers pleegen te doen, indien men daar van alleen uitzonderd den roem, dien de Franfche foldaaten zig in de Generaliteitslanden, alwaar zy zig vertoond hebben , by al wateerlyk, en onpartydig is weegens hunne menschhevendheid, en krygsrugt hebben weggedraaccn. Immers do tegenwoordige beftierers hebben een beflag gelegd op onze fcheepen, die op de trouw van den viccde zig in hunne havens bevonden, onze fcheepen , die zig op diezelfde trouw op zee bevonden, hiten neemen, zelfs dan, wen zy naderhand met Franjche paspoorten vertrokken walen; en onzen koophandel niet minder geftremd, dan weleer  HUISBOEK. aó> hielden; hoe zonneklaar het uit de tegenwoordige gedraagingen der uitvoerende magt al wederom blykt, eer dé Engelfchen. Wy merkten al op bl. 145. in de noot met een woord aan, dat de dei van Algiers hun befchaaiiide, en dat 7.v te trouwloozcr met ons handelden , om dat '/.;/ den jladhouder dei vereeuigde Nederlanden, en dtsstlfs vrywilligeh aanhang als de eenige voorwerpen van den oorlog aangeweezen hadden. Hoe fhookte het hier meede, wanneer wy op het voorftel van eenen der leeden , 01:1 de genoomen fcheepen der A), of zy betuigden, „ zulks met veel ,, genoegen vernoomen te bebben, en ten hoogden ,, te laudeeren, en goed te keuren het gedrag, en ,, den moed van den commandant, officieren, en het volk, en getafteden dc admiraliteit van Zee„ land, om aan dezelven van dit hun befluit ken„ nis te geeven." Ja, zo gewigtig vonden zy deeze zogenaamde heidendaad , dat Zy 'er aanleiding uit namen, om hunne gecommitteerden tot dc militaire zaaken te verzoeken om te overleggen, „ of het niet dienftig zoude zyn, dat voor beloo- „ ning (y) Nederd. Leidf. cour. 1793. rr. 37.  HUISBOEK. 273 „ hing van zodanige officieren te water, en fcheepsvolk , die zig geduurende den tegenwoordigea „ oorlog, op de eene, of andere loffelyke wyze, ,, onderfcheiden zouden hebben, door het invoe„ ren van eenig diltinciief eereteeken, of andere buitengewoone belooning, gezorgd, en daar op ,, vernoomen wierden de confideratien , en hec „ Iwogwys advies van Z. H." (x). Schoon ook die op zig zelfs niet af te keuren is, wanneer 'er weezenlyke, en buitengewoone heldendaaden verrigt zyn, moest men nogthans diergelyke belooningen, of eereteekens niet tot uiteriten trekken, door dezelven te verfpillen voor de aüerminfte veroveringen, op den vyand gedaan, waar van de waarde misfehien op verre na niet zoude kunnen haaien by de belooningen , daar voor uitgereikt. Ook had de ltadh. met de zynen de welverdiende belooningen in den Engelfchen oorlog ook niet uit hec oog moeten verliezen. Het is wel zo , dat men den hartog van Brunsvyk zig beieveren zag, om den heer Zoutman , by zyne eerfte verfchyning op de Haagfche parade na den flag op Doggersbank , te omarmen, en dat aan eiken officier, engemeenen, die daar by tegenwoordig geweest was, door den ftadh. eene kleine zilvere penning aan een oranjelint werd omgehangen. Maar elk weet genoeg, hoe gedrongen, en met welke liftige oogmerken dit alles gefchiedde, en hoe veel moeite^de weldenkende ftaatsleeden hadden, om aan den heer Zoutmant wien men de eer van den flag algemeen toefchreef , een jaargeld van 2400. guldens te bezorgen, terwyl hy na dien tyd tot geenen togt meer gebruikc is. Elk ziet genoeg, hoe heemelsbreed de roem, op Doggersbank met eene kleinere zeemagt behaald , verfchilde van het veroveren met eene zesdubbele overmagt van ééne kanonneerboot , en van een wagtfehip. Elk voeld eindelyk genoeg, hoe verbaazend de tegenwoordige toejuichingen over de aller- fx) NeJ/rd. Lt;AJ. cour. 1793. n°. 37. I. DEEL. S  &74 VADERLANDSCH allerbeuzelagtigftc voordeelen affteeken by die koS* le onverfchilligheid, waar meede (wy zullen niet zeggen, de overwinningen, en veroveringen, door 'sLands zeemagt behaald, want buiten den eevengem. flag is 'er toen niets van dien aard gebeurd, maar) de waare bravoures van veele onzer byzondere oorlog-, of kaperfcheepen in het begin van den Engelfchen oorlog door de uitvoerende magt bejegend zyn. Welke aanmoediging genooten deeze kaperfcheepen voor de meenigvuldige pryzen, door haar op de Engelfchen gemaakt? Nog eereteekens, nog belooningèn, maar in tegendeel werden ze aan haar eigen lot overgeïaten, en doorgaaus, by het eerfte uitzeilen uit onze havens zonder eenig convooi onzer zeemagt, een prooi van eenen gewaarfchuwden vyand ,'die veilig op onze kuftea kruisfen konde. Naauwlyks was ondertusfchen het gevaar voor eenen inval der Franfchen in het hart van Holland geweeken , of men konde goedvinden , om , in plaats van het gebrek van matroozen ter befcherming van den koophandel eenigszins te vervullen door het afdanken der kanonneerbooten, dezelven in tegendeel met zwaare onkoflen te doen vervoeren naar Mentz, om de beleegeriug dier ftad, door de Ooftenrykers , en Pruisfchen ondernoomen, van de rivierzyde te begunftigen. En, hoe zeer dan ook deeze Staat aan de eene zyde geene betrekking had tot den oorlog in Duitschland, min nog tot de verovering van Mentz, en van den anderen kant verre weg het grootfte gedeelte deezer kanonneerbooten daadelyk na haare aankomst aldaar werden afgekeurd, als tot dien dienst onbruikbaar; hebben wv echter niet alleen het overbrengen, en onderhoud daar van door deezen Staat moeten zien clraagen , maar dezelven ook, na de verovering vm ^M ntz, zonder gefchut zien te rug koomen. Dog wy zullen aanleiding krygen, om over deeze onvérfchootelyke drift, om den oorlog buiten onze grenzen te voeren, omftandiger te handelen by het  HUISBOEK* %f$ het volgend punt, waar by wy aangenoorrten hadden te becoogen: a\ ,, Dat de werkzaamheid, en iever zig thaiil ,, ook uitftrekc tot een ernflig gebruik der land,, rhagt." Immers, naauwlyks was de ooriog doof frankryk aan den Jlddhouder 'van de vereenigde jnedèrlanden verklaard , óf hy , te regt gevoelende * welk eenen indruk deeze onhandigheid op liederi van allerleie denkwyze maaken moest , en te gelyk belettende» dat het om zyne grootheid te doeti was, indien Frankryk in zynen aanval flaagde; püttede zig uit in rufteloozen arbeid , om aanllonds zynen geliefden fpeelpop, de landmagt, zó ellendig, als zy weezen mogt, van alle zvdea in beweegmg te brengen. Aanllonds werd' het geheel frontier van den Staat van zo veel guarnizoens voorzien, als men maar eenigszins trekken durfde üie de binnenfteeden, om.dezelven niet geheel vah bewaakers der oude cónllitutie te ontblootem JNieÉ minder ernflig was men over nagt en al beezig, orrt niet alleen de veflingwerken der grensfteeden teverbeteren, de inundatien in gereedheid te brengen, het gefchut Vóór binnen-, en buitenwerker! aan te voeren, en de magazynen van al het nöodige, zo veel doenlyk, te voorzien; maar med ltrekte zyne zorg zelfs Uit cot de verbetering der werken van Gorinchem, Schoonhoven, Woerden $ eri andere binnenfteeden van Holland. Ook bleek het* dat men zelfs de fraaifle, en rvkfte fteeden, die naar de tegenwoordige manier van oorlogen geheel onverdeedigbaar zyn, en enkel door haare ligging* zonder van eenige veflingwerken voorzien té zyn< eenen zwakken Wederftand konden doen, op'de kostbaarfle, en ruineufle wvze in ftaat van tegenweer poogde te (tellen,- op'dat ze dog, lang, of' kort, den vyand mogtert kunnen, ophouden. Meö befchouwde ze thans niet meer, dan als klompen* fteen, welker omtrek, hoe ook door het gefchut* en de vlammen van een gereden* goed genoeg w.as! om eenen moedigen Vyand in zVhen Vaard te (lui* ten. Onder deezen was vooral 'Dbrdrechê te teller? ï  276 VADERLANDSCH het welk men, enkel door zyne (trekking tusfchen twee armen der Maas, wilde doen dienen, om deu wand , over het Hollandse!' diep overgeftooken, hét doordringen in het hart van die provintie voor eenen korten itond te verhinderen. Om de inundatien thans met alle magt te bevorderen, die men, bv geleegenheid van den Pruisfifchen inval, op zulk eene godvergeeten wyze dwarsboomde, zo dat men zelfs eenigen tyd te vooren Wyk by Duurfteede, en dc (luizen by Dalem innam, om daar een gedeelte der bhlland'fche inundatien te beletten ; beloofde men met alleen op naam der Staaten van holland ,, lchaadevergoeding uit 's Lands kasfen aan alle ,, lafrdheeren , en andere ingezeetenen;" beval men niet alleen aan alle heemraadfehappen, diftrikten, en polders, in de inundatien begreepen, „ om uit „ hnnne landen tot nader order geen water, hoe „ "enaamd, op derzelver boezems uit te laten maa-. , fen , en tot dezelven met al hun vermogen be\\ hulpzaam te zyn;'' maar men verbood zelfs, „ op (haffen aan het lyf, en naar-bevind van zaa, ken van den dood, om het maaken der inunda', tien door eenige woorden, gefchriften, of daa- den tegen te gaan, of te verhinderen, met be" lofte van aanzienlyke belooningen aan zulken, !' die de aucleurs van zodanige verfoejelyke poo- gingen, gefchriften, of daaden zouden ontdek'', ken, ja zelfs met belofte van volkoomen ftraf!,' feloosheid, indien de aanbrengers meedepligtig „ mogten weezen" (y). En, daar de ftadh. met reeden bedugt was, dat de aanval allereerst op Breda gefchieden zoude , liet hy, in het oogenblik, waar op zyn geheel leenregt op die ftad, en al dc eigendom, dien hy daar in bezat, gevaar liep, mer voorbvgaan van 11. H. Mog.; zyne vermeende fouveraine magt nog gelden, en door de regecring der ftad ap zyne hooge order afkondigen, "dat het zvne ernftige intentie was, dat de ftad " ' M Op (y) Nederd. Leidf cour. 1793. m *3>  HUISBOEK. 177 op de best mogelyke wyze zoude verdeedigd, cn mitsdien niemand, wie hy ware, zoude hebben te durven fpreeken van de vefting over te ,, geeven, dewyl zulks volftrekt aan de voorzig,, tigheid van den commandant was overgelaten; zullende anders by Z. ü. voor Hechte menfehen, en vyanden van bun vaderland gehouden worden, en hebbende Z. H. den commandant ge,, magtigd, om zulken, die aanzoek mogten doen ,, tot de overgaave, in zeekere bewaaring te doen ,, ftellen , ten einde zy naar verdienften wierden ,, geftraft" (z). Zulke uitdrukkingen waren won der wel te pas gekoomen by den önregtvaardigen oorlog met Engeland, en by den verraaderlyken aanval van Pruis/en. Ivlaar toen moest de eeifte den naam maar hebben van troubles metVENOÈrJAftö, en dc laatfte dien van eene fatisfaktie over den openIjken hoon, aan zyne gemaalin aangedaan, waar toe de meerderheid der Staatsvergadering van holland door de waapenen moest gedwongen worden. Dan, hoe ieverig de ftadh. ook was, om de overgaave van Bré. da voor te koomen door daaden van willekeur , ■waar toe hy geene de allergeringfte bevoegdheid had, en die eenen moedigen vyand geen enkel oogenblik konden te rug houden; werd eevenwel omtrent de voorziening van Breda al terfjond bewaarheid , dat de voonge opzettelykc werkeloosheid, en de moedwillige verwaarloozing van alle onze middelen ter verdeediging, zig thans ook deeden gevoelen, nu men 'er gaarne alles aan zoude opgeofferd hebben, om vooral die ftad, die de fteure! van Holland aan dien kant was, en waar in de ftadh. zo veel perfooneel belangs had, te behouden. Her guarnizoen, uit vyf bataillons voetvolk, honderd dragonders, en vyf compagnien artillerie beftaande, was voor den aanvang van het beleg nog verzwakt, vermids men drie geheele compagnien artillerie, en van de twee overige ook nog detachementen naar elders gezonden had, zodat 'er niet zo veele kanonniers, als^ (?) Nederd. Leidf. cour, 1793. n'. 24. S 3  17§ VADERLANDSCH als Hukken gefchuf, waren. Naar het oordeel var» des kundigen, maakte deeze bezetting flechts een vierde deel uit van het geen 'er noodig was, om de Had, en derzelver buitenwerken naar behooren te 'verdeedigen. Eeven weinig had men gezorgd voor de aanvulling der magazynen van amunitie, voor eene:) genoegzaamen voorraad van Ieevensmiddelen, en voor het geen yereiseht werd tot herftelling der werken , indien de beleegeraars dezelven geruineerd hadden. Daar van daan, dat men de buitenwerken s en baftions , welken van die uitgestrektheid zyn, dat men op de meeften een geheel bataillon in het front plaatfen kan, geheel verlaten moest, terwyl nog een gedeelte van den dienst des {juarnizoêns verhinderd werd door het geeven van ïandlangers uit het voetvolk Voor het gefchut. Daar van daan ook, dat men de toegangeneer ftad zodanig had moeten onbruikbaar maaken door het Hechten der weegen, en bruggen, en het maaken van verhakkingen, dat het guarnizoen, in de ftad beflooten, buiten ftaat was om uitvallen te doen, en aan de werken der beleegeraars geene fchaade konde toebrengen. En, in plaats van de goedwilligheid der ingezeetenen door een reedelvk, en menschjievend gedrag op te wekken, had men het gefchut, met fchroot gelaaden , gedeeltelyk van de wallen, en gedeeltelyk in het binnenfte der ftad, tegen de burgers gerigt, hun verbooden om op ftraat te koomen, en aan de patrouilles order gegeeven om niets te ontzien; zo dat de inwooners zig van rondom belaagd, en bedreigd zagen. De commandant van Byland bevond zig, geduurende het bombardement, geftaadig op de wallen, cn deed alles, wat in zyn vermogen was, om het guarnizoen aan %p moedigen : dog het was booven het menfehelyke, om de ftad in die gefteldheid lang te vèrde&t digen, vermids de vyand de werken onaangeroerd liet , en zig alleen bepaalde om de ftad zelve te befchieten , met oogmerk, om de ingezeetenen, en het guarnizoen alzo tot eene fpoedige overgaave t_e 4win^eh.-. H.et is waar, misfehien had de com-  HUISBOEK. commandant dezelve nog twee, of drie dagen 'langer kunnen inhouden, maar dit moest de geheele ftad in eenen puinhoop doen veranderen, en konde tog aan de hoofdzaak weinig yoordecls toebrengen, gelyk wy ftraks zien zullen. Na dat de ftad derhalven, op de eerfte opeifching, geweigerd had zig over te geeven, en daar op, van des nadenmiddags ten half drie tot des avonds ten half zeeven uuren, befchooten, en dit in den volgenden nagt eeven langduurig hervat was , na dat 'er reeds 150. bommen, of hauwitzers op dezelve geworpen, en omtrent 60. huizen befchaadigd , vernield , of verpletterd waren, en na dat de commandant alle hoop op fpoedig ontzet verlooren had (a); was het befluit van den krygsraad, dien hy over de tweede opeifching der ftad byeenriep , meer menschiievend, dan berispelyk, om met den Franfchen bevelhebber te kapituleeren, in gevolge waar van zy op 3. maart overging, en het guarnizoen met krygseer uittrok. Dog dit voldeed geenszins aan het oogmerk van den ftadh., aan wien het weinig fcheen te verfcheelen , of de fraaifte fteeden vernield werden, mits zy maar dienstbaar waren, om den vyand eenige oogenblikken op te houden, en te beletten, om hem uit zynen zeetel te verdry ven. Hy bewerkte daarom, dat de commandant, op order van den raad van Staate, terftond na de over. gaave naar de provoost in 's Hage gebragt werd. Hetzelfde lot viel ook te beurt'aan den heer Bedaulx, commandant van Geertrui-denberg , wien , ftokoud , en ziek , na de overgaave dier ftad al meede datzelfde loc befchooren was; hoe zeer hy misfehien met te veel hardnekkigheid eene onhouwbaare ftad verdeedigd, en zig met al te veel heevigheid verzet had tegen het aanzoek der burgers tot overgaave. Ook liet de raad van Staate toe, dat zy, en verfcheide andere officieren s die den krygsraad bygewoond hadden , tegen de inftruktie 'van den X») Nederd. Leidf ceur. 1793. 2Vj  £8o VADERLANDSCH den raid , voor eenen buitengewoonen militairen krygsraad te regt gefteid werden. H.e zeer nu de heer Bedaulx, en de officieren, die in den krygsjaad over de ontruiming van GeerUuidenberg gezeeten hadden, by een vonnis geregtvaardigd werden; ontfehoot het echter niemand, die den loop der zaaken kundig is, dat de ftadh., die deezen krygsraad zelfs bewerkt, deszelfs leeden benoemd had, en wiens fpyt over het verlies van de voornaamfte zyner leenen alles te booven ging, in den commandant van Bieda het flagtoffer zyner zo geliefkoosde wraakzugt zoeken zoude. Aan deeze verwagting beantwoordde de uitkomst volmaakt, daar hy eerlang ter dood gceischt, dog door den krygsraad veroordeeld werd, om naar Breda gevoerd, op eenen der bolwerken infaam gekasfeerd, met het zwaard over het hoofd ge (lagen, en vooits ten eeuwigen dage op Loevejlnn gevangen gezet te worden. Ondertusfchen fcheen de eerfte woede van Willem V. door die vonnis eenigszins gemaatigd te zyn, en hy maakte thans wederom misbruik van eene willekeurige magt , hem nimmer by eenig ltaatsbefluit verleend, en zogc zynen roem in eenen fchyn van barmhartigheid. Althans hy verzagtte het vonnis in zo verre, dat hem, te Breda, op eene der bolwerken eerst zyn vonnis, en toen des ftadhouders appointement, voorgeleezen werd, volgens welk laatfte hem de infamiè, cn de ftraffe van het zwaard kwyt gefcholden, en hy alleen uit den dienst ontflagen werd, en voor eenen tyd op Lveveftein gevangen zoude moeten zitten. Zo veel men heeft kunnen te weeten koomen, zoude het voornaamfte, dat, met eenigen fchyn van reeden, tegen hem heeft kunnen worden aangevoerd, hier in beftaan, dat hy niet voldaan had aan het krygsgebruik, en misfehien aan zyne orders, om de ftad niet over te geeven, voor dat 'er bres gefchooten was (b). Maar hier tegen woog rykelyk op, dat, de (b) Het kan zyn, dat 'er nog andere befcfiüldfgWgen tegen  HUISBOEK. 281 de geheele toeleg der beleegeraars zigtbaar was, om de werken niet aan ce vallen , waar toe zy nog geen bekwaam gefchut hadden; en dat derhalven een commandant, die altydToldaat-, en zeemanfchap gebruiken moet, zeer wel konde beflu'rten, om, daar 'er een ander, maar eeven gewigtig, geval, plaats vond, de ftad over te geeven, ichoon dit, laatfte, als naar de gewoone reegels der krygskunde niet voorzien, in zyne orders niet uitgedrukc was. Zo begreep het niet flechts de heer van Byland , maar ook genoegzaam alle de leeden van den krygsraad: en, op dat het niet al te zeer fcoude zweemen naar onregtvaardigheid, den commandant, die omtrenc de overgaave niets zonder den krygsraad gedaan had, alléén zo zwaar te ftraffen, verlaagde men ook eenen graad alle de andere leeden van den krygsraad , die tot de overgaave gellemd hadden. De heer van Byland, hoe ieveri? hy zig te vooren voor zynen kapitein generaal te Breda gedraagen had-, behoudens eevenwel eene oehoorlyke krygscugt, waar van men hem den roem niet tegen hem ingebragt zyn, die ons onbewust zyn, naardien zyn wydloopig vonnis tot das verre het licht nog niet ziet, en misfehien nooit zien zal. Dan, welke, en hoedanigè zy ook zyn mogen , zyn wy verzcekerd, dat ze allen haare oplosflng wel vinden zuilen in het geen wy van den toelland der middelen van verdeediging d;er ftad gezegd hebben, of nog zeggen zullen. Maar, wat 'er dan ook van zy, en hoe fchuldig by weezen mogt, zoude het eevenwel der moeite overwaardig zyn, om hier eene frettende vergelyking te maaken tusfchen de behandeling, die de heer van Byland, als commandant van Breda, en zyne nabeftaande van dienzelfden naam, als gefchikt, om met ecni$>e fcheepen naar Brest te zeilen, elk in hunne onderfchej. den omftnijdigheden, van den ftadh. ondervonden hebben. Dan wy laten dit na, om dat kundige leezers, die zig des ftiJhoaders bemoeiingen omtrent den togt naar Breit zullen willen herinneren, en naarzicn, liet geen wy daar over gezegd hebben, die vergelyking ligtslyk zelfs zaüen bunnen opmaaken, 8 5  -53a VADER. LANDSCH niet betwisten kan , leerde nu by eige ondervinding, dog te Iaat, kennen, wat het te zeggen is, door eenen militairen krygsraad gevonnist te worden, alwaar een gewoon regtsgeding, zo noodza*kelyk in foortgelyke gevallen, om den bcfchuldigden eene behoorlyke verdeediging te vergunnen, niet in aanmerking koomt; wat het te zeggen is, onder zulk een oppermagtig hoofd te liaan, het welk met het leeven , de eer, en de poften van alle officieren naar welgevallen omfpringen kan, zo als hy het begeerd; wat het te zeggen is, van de genaade af te hangen van hem, die nu zyne grootfte party was» en die zig van zyn ongeluk bedienen wilde* om anderen af te fchrikken. De overige leeden van den krygsraad, en alle andere officieren, konden ook van deeze les gebruik maaken, om te voorzien, wat hun by vervolg zoude te beurt vallen» indien zy het ongeluk hadden» om, fchuldig, of onfchuldig , in zy?.e ongenaade te vervallen. Dan te gelyk konde de heer van Byland zig, In het midden zyner verneedering» getrooften mee de innige bewustheid , die hy na het ontfangen van zyn vonnis uitede, dat hy de ftad alleen had overgegeeven , om haar te bewaaren voor haaren ondergang, en om dat eene langere verdeediging tog niets basten konde. Hy konde daarenbooven eene veel gevoeliger verzagting zyner fmart, dan hy van den ftadh. genoot, vinden in die diepe, cn buitengewoene ftilte, in die veel beduidende Icedigheid der ftraaten, en wallen, weiken men by de uitvoering van het vonnis befpeurde, terwyl maar zeer enkele burgers zig verwaardigden, om dit ouregtvaardig fchouwtooncel by te" wonnen. Hy konde, misfehien voor het eerstin zynen lecftyd, iets fmaaken van dat genoegen, het welk de dankbaarheid aan burgers inboezemde, die hun behoud aan hem voornaamelyk fchuldig waren, hoe zeer hy huu dan ook, op bevel des ftadhouders, geduurende het beleg > met het gelaaden gefchut in bedwang gehouden had. Grooter fpyt konde daar tegen, e«*n willekeurig ftadh. niet ondergaan, das  HUISBOEK. cSs dan dat eene deftige burgcry, de burgery zyner eige aanzienlykfte heerlykheid , verontwaardigd to > de re zyn over de mishandeling, den redder huiver itad aangedaan, en dat alle die voorafgaande loeftel van patrouilles, al dat in de waapenen koomen van liet geheel guarnizoen , waar meede hy cn de burgery in ontzag houden, en den heer van Bylanii meerdere fmaadheid wilde aandoen, van zo vcrbaazènd weinig uitwerking was , dat niemand byna kennis nam van het geen 'er gebeurde. Zo weinig kan een overweldiger met alle zyne middelen van geweld, cn fchrik uitregten, wanneer hy de harten tegen heeft eener burgery , die haare waarde zo wel kend , als zyne onwaardigheid, Jlooven alles, wat wy gezegd hebben, kan het gedrag van den ftadh. omtrent den heer van Byland, juist daarom ook, niet van dc grootfte oncedelmoedigheid vrygefprooken worden, om dat hy, in het zorgclykst oogenblik van een aanflaande beleg, zynen oudften zoon niet gebood, om naar zyn gouvernement te gaan, en aldaar zynen pligt te betragten. Wy willen gaarne toegeeven, dat geene zyner talenten eenig heil tot het verdeedigen der ftad aangebragt zoude hebben. Maar het ftaat tog vast, dac die, zo hoog opgevyzelde, liefde voor het vaderland, en die zo ernftige aandrang orn de ftad bewaard te zien, ten minften wel gevorderd hadden , dac haare verdeedigers door de tegenwoordighcid van den gouverneur aangemoedigd waren. Eeven min lyd het eenige bedenking, dat de heer van Byland, nu de plaats des gouverneurs waarneemende , om hem te bévryden van alle de gevaaren , die hem daar over hec hoofd hingen, eeven daarom mee te meerdere gemaacigdheid had behooren behandeld ce worden , vermids de ftad dan niet minder, dan nu, overgegaan, en alle de verancwoordelykheid op den gouverneur zoude zyn nedergekoomen. Dan wy moeten char.s nog cér.e omftandigheid ontwikkelen , die wy ftraks eeven aanroerden, en het vonnis, over den heer van Byland geveld, vollcccig beroofd van allen fchyn van regt.  284 VADERLANDSCH Tegt, ja die zelfs den kapitein generaal, welke 7.0 meeucragtig over eens anders dierbaarlle regten befchikte , aan het grootfte piigrsverzuim doed fchuldig kennen. Want, gelyk de heer van byland niet alleen voor het verlies van Breda, maar ook voor alles, wat 'er uit volgde, verantwoordelyk was, indien hy dat fromier , van al het noodige tot het verdmiren eener beleegering voorzien, beiten noodzaak had overgegeeven; zo was hy te minder ftrafbaar, indien die plaats van het noodige niet voorzien was, cn het verder indringen in het lind van het behoud, of verlies derzelver niet afhing. Elk nu, die dc allérgeringfte kundigheid heeft van de piaacfelykc geleegenheid van Breda, cn bet omliggend land , val ons gereedefyfc toejtemmen , dat, wanneer die llad flechts met een •/wak guarnizoen van 13. of 1400. koppen voorzien, rn het Hollandsch diep rondom vry is, een vyand Breda maar behoefd in te fluiten, "en innisfchen over dat diep tot in het hart van Holland kan doordringen. Hier uit volgd, dat de commandant ■< an Breda, wen hy eene onverdeedigbaare ftad fpoeriig overgaf, terwyl hy wist, dat de vyand die ftad niet noodig had om dieper door te dringen, althans niet meer fchuldig was, dan hy, die, zig zeiven het geheel bellier van den oorlog aangemaaligd hebbende, den vyand ter zyde van Breda eenen openen weg liet, om by den"DInerdyk over het Hollandsch diep, en het Bergfche veld ten lande in te dringen. En elk, die in deeze flrecken woond, of de beweegingen onzer troupen naauwkeurig hééft naargegaan , weet, dat nog het Sirytnfche Sas, nog het Bergfche veld, nog het eiland 'van Jhrdrecht, nog de fteeden flensden, en Gorinchem, maar eenigszins verzorgd waren , voor dat Breda werkelyk ingenoomen was. Dit ftrckrc dan, aan den eenen kant , toe aanmerkelyke verfchooning van, den heer van Byland, die voorzien konde, dat eene hardnekkige verdeediging van Breda de provintie van Holland geenszins bewaaren konde voor eenen inval aan die zyde, en die nogthans buiten hec  HUISBOEK, 285 het vermogen was, om dien inval «enigszins te. beletten. Maar die onvergeeffelyk verzuim kwam, aan den anderen kant, alJeen voor reekening vat den Itadh. , die wel drie maanden te vooren dea oorlog met Frankryk had moeten vooruitzien, indien hy zig niet geheel veriaten had op de gewoone uitwerking van het goud, fchitterende in de oogen der miniflers van vorften, dog die voor deeze reize zyne verwagcing te leur flelde ; waar door hy dac gewest aan dien inval onvermydelyk blootftelde. Heeft de uitkomst niet beantwoord aan het gebruik, het welk de Franfchen daar van hadden kunnen maaken, hebben deezen zig in tegeudeel al te lang voor hun oogmerk opgehouden met de Klundert, en Geertruidenberg te neemeu, de WiUemftai verfcheide dagen te befchieten, en den overtogt aaa den Moerdyk te onderneemen, toen het te laat was, en een geweldige ftormwind het hun verhinderde ; dit zyn loutere toevalligheden van het geluk geweest, naar welken de daaden van eenen kapicein generaai uicc beoordeeld mogen worden, aan wiens vooruitzigc, en beleid het niet gehaperd heefc, dat de vyand 'er geen gebruik van getnaakc heeft. Welke de waare reeden geweest is, waarom de Franfchen zig inzonderheid zo lang met het beleegeren 'der IVülemlïad hebben beezig gehouden, daar het inneemen dirr veiling hun wel voordeelig konde zyn, indien zy naar den kant van Zeeland, of Bergen op Zoum iets in het oog hadden , maar het overfteeken over het Hollandsch diep niec bevorderen koDde ; en of hec beleg van de Willem, jlad naar de reegels der krygskunde al , dan niet, gefchied is ; zal misfehien wel altyd verborgen blyven voor het publiek. Zy, die de zyde des iladhouders kiezen, houden de verdeediging dier vestdng'voor een meeflerffuk van dapperheid,en moed; maar voelen, die anders gevoelen, verkiezen hec beleid daar omtrent uit volgende dubbelzinnige daaden van den generaal du Mnurier zeer ongunUiü uit te leggen. Wat hier van zy, dit weeten wy ontwvffelbaar uic eenca echten brief van den heer Camus,  m VADERLANDS CH" 'Camns , lid der nationaale Vergadering, dien hy uit Breda aan dezelve fchrecf, dac de fteeden, door de Franfchen genoomen, veroverd waren met rekruuten, waar van de meeften nog geen vuur gezien hadden, en mee flechts 30, artilleriften (c). Ondertusfchen had de heer van den Boetzelaar, commandant der WUlemjlad, naauwlyks aan den ftadh. by eenen brief van 3. maart gefchreeven, dat, de vyand die veiling pntzagchelyk teiiler„ dc met hauwitfergranaatcn, cn gloejende kogels; dat 'er op verl'cheide plaatfen brand ontftaan was, die door den heevigen wind de flad byna ,, in kooien gelegd had; dac het guarnizoen ft'erk „ afgemat was, en dag , nog nagc rusc had ; dat de Franfchen door overmagc de ftad dwingen, en ,, 'er geene kapitulatie op zoude zyn; dat hy nog ,, plaats voor gekwetften, nog leevensondertioud, nog door den vliegenden ftorm correfpondentie ,, met de Buiten/luis had ; cn dac 'er in eenen ,, krygsraad befloocen was , öm hem van deezen toeftand kennis ce geeven, om twee fcheepen tö ,, verzoeken, ten einde hec guarnizoen ce bewaa,, ren van over de kling ce moecen fpringen; ter,, wyl zyn eige lot hagchelyk flond, dog hy het- zelve gaarne opofferde voor Z. H., en hec va,, derland" (d)', naauwlyks had de heer van den Boetitlaat die gefchreeven} of de ftadh. gaf hem den volgen* (c) Voïlh, citoyens! ce qiC a deja executc une troupe pen nombreufe, compefée en grande parlie d'hommes, qui n'avoient pas encore vu le feu , & qui n'ttoiint aides, que de 30. hommes du corps d'artill'rie pour ie fervice des canons, en des mortiert. moniteur 1191- n°. 67. . • {d) Deeze uitdrukking van zyn lot op te offeren voor Z. Hi, in het vacleiland, en dat in den mond van een lid der Hollandfche riddêrfchap, zal arm geenen opmerkzaamen leezer ontgaan. Hy fcheen échter deeze uitdrukking zig alleen ais officier veroorloofd te hebben, daar hy in eenen volgenden brief aan de Staaten van Holland zeidc, ,, dat by, ,, ridder van Holland zynde, te wel gevoelde zyne dubbe» .. le verpligting, 0'n zyne provintie voor het lieve vaderland ., ié ~Jdd."-„ " X:d-rd. L idf. cour. 1793. »'. 38.  HUISBOEK. fct? geilden dag al te kennen, ,, dat hy met den raad van Scaate gefprooken had, om hem proviant te bezorgen, en dat dezelve ten fpoedigften zoude verzonden worden, om aan de fchaarschheid te ges, moet te koomen; dat, zo hy hem meldde, wat *, hy daar omtrent meest verlangde, hy zorg draaj, gen zoude, dat hy zulks bekwam; cat hy zynea ,, oudften zoon gelast had, om hem, zodoenlyk,3, eene verfterking van artilleriften te bezorgen; „ dat, terwyl hy verzeekerd was, dat hy de ftad, 3, aan hem toevertrouwd, zo lang doenlyk, houden 3, zoude , hy zeeven fcheepen had doen pfesfen ,, onder de orders van den viceadmiraal van Xings„ bergen, waar van één fchip de gekwetften, zo ,, dra mogelyk, afbaalen , en de andere dienen „zouden, om, des noods, hem, en zyn braaf ,, guarnizoen te redden, en te beletten, dat zy in 3, handen van den vyand vielen: dog dat hy ver,, wagtede, dat zulks niet gefchieden zoude, dan als 3, 'er geen middel van verdeediging meer overig va;; 3, want dat het van groot aanbelang was, 'dat de ,, Willemjlad behouden bleef: en dat hy zig vleidde, dat door de ingekoomen tydingeh van eene ,, overwinning , door de Oofienrykers op de Fran3, fchen behaald, en van eenen voorgenoomen aan„ val op dezelven door den hartog van Brttnswyk „ Oelz, de iever der Franfchen Wat verminderen, „ en voor hem de eer bewaard zoude blyven, om ,, het eerst aan hun het hoofd gebooden, en hun,, ne voortgangen geftuit te hebben" («). Hoe zeer deeze brief niets ongewoons, of onnatuurlyk6 behelsd in eenen kapitein generaal, die den bevelhebber eener beleegerde ftad tot volhouden, en moed zoekt aan te maanen; word eeVenwel diezelfde brief, en vooral de herhaalde aanfpooring, ei» het niet, dan in den uiterfien nood, bp te geeven, een ondraagelyk fruk jn de oogen van alle liefhebbers van hun vaderland, wen zy daar by vergely- ken * (t) Nederd. Leidf, cour, 1793. n*< 35?;  s38 VADERLANDSCH ken , hoe laauw , flaauw, en voor het uiterlyke. flechts ernflig, des ftadhouders gedrag was omtrent de bevelhebbers der oorlogfcheepen in den oorlog met Engeland, en inzonderheid, hoe moedwillig hy de middelen van verdeediging ter zee verwaarloosde, of verfpilde. Het ontbrak echter ook al wederom hier niet aan zwaarigheden, die uit onvergeeffelyke verzuimen van voorige jaaren, waar over altyd te vergeefs geklaagd was, gebooren waren, en waar van men nu de blyken aantrof in eenen anderen brief van den heer van den Boetzelaar van 7. maart. Immers daar in meldde hy, ,, dat, ,, zo 'er geene afwending gemaakt, of de vyand „ genoodzaakt wierd om te wyken , hy op het laatst ,, zoude moeten bezwyken: want dat het bataillon van Saxen Gotlia alléén zyne tenten by zig had, .,, dat, daar hy die onder het gefaamenlyk guarni,, zoen verdeeld had, zy voor het geheel niet ge,, noegzaam waren, en de troupen reeds veel ge- leeden hadden; dat hy voor dezelven in den wal „ ingegraaven gaten had doen maaken, en guife van ,, kazematten, waar in zy logeeren moeften, alzo „ het niet mogelyk was , om in de ftad, of de ,,-kazernen langer te blyven" ("ƒ)• Was derhalven het Franfche leeger' aan de Maas, de Rhoer, en in Braband niet door de Onfienrykers, en Pruisfchen geflagfl-gi, en genoodzaakt geweest, om, met verlating va alle deszelfs gemaakte veroveringen, ook de behaalde voordeden in ons Land ten prooi te geeven ; wat zoude tog de ftadh. met de geheele armée van den Staat hebben kunnen uitregten, om de verdere aanvallen van de Franfchen af te keeren? Zouden Maaftricht, Venlo, 'sHartogenbpsch, en Bergen op Zoom, (wy zwygen van de Hollandfche fteeden ,) niet allen hebben moeten bukben ? En wat zou 'er al vóór die afwending gebeurd zyn, indien de Franfchen, deeze veilingen agter zig latende liggen , om door hunne agter- hoede (ƒ) N'derd. Leidf. cour. 1793. n*. 39.  HUISBOEK. 289 hoede in bedwang gehouden te worden , hunnen voornaamen aanval eens gedaan hadden over Bommel, en Utrecht, of langs dienzelfden weg, die aan de Pruüfchen in 1787. door den ftadh. zelfs zo. trouwloos geweezen weid, dat is, over Gelderland, en het Gooiland'? Zoude dan, onder anderen, het maaken van verhakkingen , en het noodeloos ruineeren der fraaie tuinen, en wooningen der vooriteeden aan de Jandzyde van Gorinchem, den vyand, dien men nu flechts van de overzyde der rivier te wagten had, wel één oogenblik hebben kunnen tegenhouden ? Of waar toe zoude hem dan het inneemen van Gorinchem, eene onverdeedigbaare Had aan den landkant, hebben gediend ? Wat zoude een tegenltand van onze troupen , onder aanvoering van een groot aantal gedeferteerde, of meineedige officieren , die haar voormaals in alle gruweldaaden voorgingen , en in haar den waaren moed , en dapperheid door verwaarloozing der krygstugt hadden uitgebluscht, gebaat hebben tegen eenen moedigen vyand, wiens foldaaten zeeker zo veel voor de eer, als voor de vryheid, over hebben ? Welken tegenftand zouden zulke officieren gebooden hebben , die zeifs op eenen tyd, waar op men het vertrouwen der ingezeetenen had moecen winnen , aan hunne troupen het voorbeeld gaven, van de braaflle ingezeetenen, die, of uit moedeloosheid over hun al <.e Jang getorscht juk, of zelfs door militaire overmagt gedwongen, den Franfchen ten dienst geftaan hadden, in kerkers, en hooien te werpen, naakt aan der foldaaten baldaadigheden bloot ce Hellen, als heeften te mishandelen, hunne goederen terooven, of geboeid naar de willekeurigfte regtbanken te fleepen (&)? Welken tegenftand konde men verwag- ten (li) De ingezeetenen van 'sGraavendeel,Zi'evenhfrgtn,end£ Zwaluw zülhsn inzonderheid Jang gebeden hebben van den fmaad, de dwingeland*, en de wreedheden , hen door toedoen van eenen Meyners, eenen v.achï:nt, en ander uit- I. DEEL. T fchot  soo VADERLANDSCH ten van eenen kapitein generaal, die fchroomde, om zig aan het hoofd der troupen te ftellen, of van twee baardelooze jongelingen, die, naauwlyks der kindsheid ontwasfen , en in weelde, en overdaad opgevoed , zelfs de allereerfte kundigheden, tot den militairen dienst vereischt, mischten? Of waar in heeft dan tog die, zo breed uitgemeeten, dapperheid onzer troupen beftaan? Was het in het laten befchieten van kerken, en huizen der beleegerde fteeden, terwyl zy van rondom in het water begraaven lagen, en de Franfchen, geene bres fchietende , haar niet noodzaakten tot eene mannelvke verdeediging, of overgaave (0? Was het in zig op de lafharrigfte manier te wreeken over de Franfche kloekmoedigheid, door hunne krygsgevangenen, en gekwetflen barbaarsch te mishandelen , zonder hulp te laten liggen, hunne lyken deerlyk te verminken , en de leedemaaten voor zwaar geld aan de echte liefhebbers van Oranje, het geheel Land door , te verkoopen ? Waar in heeft de, zo heemelhoog geroemde, heldenmoed van den kapitein von Krof beftaan, dan dat hy, de Klundert agt uuren lang verdeedigd hebbende, en krygsgevangen gemaakc zynde, eenen der officieren van het Bataafsch legioen in Franfchen dienst, verraaderlyk*, en in koelen moed, vermoord heeft? En verdiende dsn zulk een monfter, Hechts bezield met den moed van eenen ftruikroover, en moordenaar , niet dubbel , om na zynen regtvaardigen dood fchot van officieren aangedaan, naar welker misdryven geen onderzoek ter waereld gedaan is. (i) De heer van den Boetzelaar fchreef daarom niets te vernecdciend voor zyne ter, wanneer hy aan de Stapten van Holland betuigde, ,, dat zyne pen te zwak was, om zyn leevendig gevoel te hetoogen over het blyk van „ eer, aan hem, en de Ivf ren re, ran ieder zyner dogters ,, gefchonken, daar hy niets anders, dan zynen plfgt, in bet ,, verdedigen der hem aanbetrouwde vesting had be„ tragt." Nederd. Leidf. cour. 1793. n°. 40.  HUISBOEK. aoi dood door de Franfchen met een been aan de galg gehangen te worden? Verdiende zulk een monfter, om, na de ontruiming van de Kluntiert, als een held van de eerfte grootte, met alle militaire eer begraavcn , en zyne afbeelding , om in plaat gebragt te worden, daar men van de zyde der oranjekabaai lafhartig genoeg was, om zyn lot valfchelyk te durven toefchryven aan de wraakzugt der Franfchen over zyne verdeediging van de Klundert? En bleek het niet, dat' de Franfchen geenszins aan den moed onzer troupen , maar enkel aan de gemaakte afwending der leegers van Ooftenryk , en Pruisfen, hunnen nooddwang toefchreeven , om de veroverde fteeden te moeten ontruimen; naardien zy, fchoon hunne troupen, in dezelven guarnizoen houdende, van hun groot leeger afgefneeden waren, zig nogthans niet eens verwaardigden, om met de onzen daar over in onderhandeling te treeden, maar verklaarden, dat zy ze aan de troupen van het ver,, eenigd leeger overgaven', maar dat zy weder koomen konden in den eigendom der Staaten ge. neraal"? Schreef niet de heer du Mourier op 29. maart aan den minifter van oorlog? ,, Ik maak (laat, om morgen in myn hoofdkwartier te zien den op. „ perofhcier van den generaalen (laf van den prins van „ Coburg, met welken ik te reegelen heb eene kapitulatie voor ónze guarnizoenen van Breda, en „ Geertrnidenberg, bertaande in 7. of 8000. mannen, „ die opgeofferd zyn, maar die ik voor hec vader„ land behouden zal, om 'er een beter gebruik „ van te maaken" (k). Niettegenftaande deeze duidelyke verklaaringen, had nogthans de ftadh. de ' belagchelyke verwaandheid, -om. by het overgeeven van zodanig eene verneederende kapitulatie, aan H.H.Mog. te vertellen, ,, dat die fteeden daarop ,, aan de troupen van den Staat onder bevel van „ zynen oudften zoon overgegaan waren" (0- En bleek (k) MONITEUR, 1793, 11°. 95. (1/ Nederd. Leidf. cour. 1703 n°. 43. T 2  202 V ADERLANDSCH bleek de lafhartigheid onzer militie niet, toen zy eene ingefioocen hand vol volks niec verdryven konde uit iteedbn, die van allen toevoer afgelheecien waren , maar ze na de kapitulatie met alle krygs* eer tot Rysfel toe uitgeleide deed ? Of beftond hier in de dapperheid der zoonen van den ftadh., dac zy, zig fchuil gehouden hebbende, toen de nood aan den man, en de oudfte tot verdeediging van zyn gouvernement gehouden was, nu .voor den dag kwamen, om eene nietige influiting van afgefneeden troupen te bewerken, en om haaren aftogt met blydfchap te aanfchouwen? Of wat zoude ons het klein aantal Engelfche hulptroupen, onder aanvoering van eenen jongen losbol, die, zonder eenige bevoegdheid , of kundigheden, den degen voor den myter verkoos , en, als of men hier te land geene weetnieten , en fnorkers genoeg had , herwaarde gezonden werd , om 'er hef eerfte proeflluk vao eenen dolleman te doen; wat zouden ons eenige ellendige vaartuigen der Engelfchen geholpen hebb-n, indien de aanval in tyds gedaan was, daar men hem veilig doen konde, en hy door eene magtige afwending niec gefluit was ? Welken dank waren wy ran fchuldig aan troupen, en matroozen, die meer foldy van den Staat trokken, en van allerleie behoeften , en kleederen beter voorzien werden, dan ons eige volk, en daarenbooven, in het hart van Holland geplaatst, ^met den burger zo deerlyk omgefprongen zyn , dat niets booven het bereik ■was1 hunner roofzugt, en losbandigheid? En wat hebben wy van de Pruisjifche troupen te Venlo, in 's Hartogenbosch , in de Meiery, en in de dorpen rondom Breda, minder ondervonden, dan dat zy getoond hebben altyd waardig te blyven aan dien vloek, welken zy feedert 1787. zig hier te land voor eeuwig op den bals gebaald hebben ? Is niet fteelen,rooven,mishandelen,het voornaamfte geweest, waar door zy hun verblyf in die ongelukkige ftreeken op nieuw gekenmerkt hebben ? Zyn niet zo veele aanzienlyke landgoederen, winkels, en inboedels, die zy gedoopt, zo veele opgezeetenen, die zy  HUISBOEK. 293 zy uitgemergeld hebben, zo veele kerken, die zelfs niet te heilig waren voor hunne fchendzieke handen, duurzaame getuigen van hunne wreedheden ? Is niet een deftig" ingezeeten van het land van Kuik door hun, als gevangen van Staat, uit de armen zyner vrouw, en kinderen gerukt, en uit zyn vaderland naar Weezei gebragt, om dat hv, in handen der Franfchen gevallen , voor hun een fchriftelyk bevel aan zyne ftadgenooten had moeten overbrengen, om brandfchatting te benalen? Welke vertoosren hebben H. H, Mog., of de ftadh. tegen deeze i'chending van ons grondgebied ergens gedaan, en is deeze man niet eindelyk, alleen door zyne eige vertoogen over het onregtmaatige van deeze handelwyze, ontflagen? Hebben wy niet op nieuw den fmaad moeten ondergaan , om , by bekendmaaking in de nieuwspapieren door 'sLands officieren, de regeering, en ingezeetenen van Werkendam te hooien roemen weegens hunne hoogagting, liefde, en vertrouwen voor, en in den wettigen Souverain, en hét huis van Oranje, „ om dat zy aan de militie bezorgd hadden twee „ vlaggen , waar van de eene , verfterd met de ,, waapcns van Oranje, en Pruis fen, geplaatst was „ op eene battery, genaamd de prinfes van Oranje] „ en de andere op de battery, genaamd de erfptih„ fes van Oranje" (m). Moet men derhalven niet erkennen,dat deeze,zo genaamde,vrye Nederlanden, zo doende, een volftrekt wingewest van Engeland, en Pruisfen geworden zyn, waar over de ftadh. onder eenen bedriegelyken naam a's leenman regeerd, en waar by het ingebeeld gezag der Staaten geheel niet meer, dan enkel ter begoocheling van het gemeen, te pas koomt. Het bevreemdde ondertusfehen niemand, dat de ftadh., fteeds zo mild met betuigingen, welker waare raeening altyd moest afgemeeten worden naar het (m) Nederd. Leidf cour. 1791. n°. 41, T 3  294 VADERLANDSCH het belang, het geen hy voor zig in derzelver vervulling reekende, op 28. februari 1787., na de inneeming van Breda, en andere fteeden, aan H. H. eene nieuwe verklaaring deed van zyne gevoelens in die omftandigheden. Men trof 'er onder anderen in aan eene verzeekering, die in den Engelfchen oorlog alleen , door zyn toedoen , niet bewaarheid was, maar die hy thans weder wilde doen gelden, „ dat de Republiek onder de rampen, en fthok,, ken, die zy gewoonlyk in het begin van eenen „ oorlog onderging, het hoofd opbeurde, eeven ,, als of ce verliezen haaren iever opwekken, haa„ ren moed onderdennen, en haare kragten verdub- beien moeiten." Men hoorde hem eene betuiging doen, die hy geduurendc den geheelen Engelfchen oorlog nimmer deed, ,, dat de trouw, en vader,, landsüefde der ingezeetenen eene der groote „ fteikten van den burgerftaat was; dat de trou- pen der Republiek vol moed waren, en brand,, den , om haare kragten ter verdeediging van ,, haardfteeden, en aitaaren te beproeven; en dac ,, de zeelieden nog van denzelfden geest bezield „ waren, die de Nederlanders ahyd met zo veel ,, roem. had doen uitmunten op de zee, daar zy ,, zo dikwyls den overmoed van eenen vyand ge„ fnuikt hadden." Men hoorde hem ,, zyn ver- trouwen allermeest ftellen op den almagtigen Ee„ ftiercr der waereld, die Nederland uit kleine be„ ginzels groot gemaakt, als door geduurige won,, derwerken bewaard , en den arm van zyne dap,, pere voorzaaten gefterkt had." Eindelyk, (en dit was het groot oogmerk van dit ftuk , in den grootften angst voor zyn eigen beftaan in de waereld geftooten,) hoorde men hem voor het oog der geheele waereld verklaaren, „ dat hy, wel verre van den moed te laten zinken, tot zyn laatfte '] oogenblik voor de verdeediging van den Staat " zoude blyven waaken; dat, gelyk reeds een deel '* van zyn goed,' en domainen door den vyand be" zet wasj" hy het overige zo ook veil had voor ,, den  HUISBOEK. 295 den dienst van den Staat, zo wel als zyn bloed, ,, en leeven (fl): dat deeze gevoelens de kenmer„ ken zyner voorouders waren, waar in hy opge„ voed was, en welker voorbeelden hy, en zyne „ waarde gemaalin aan hunne kinderen hadden in,, geprent, die reeds blaakten van denzcllden ie,, ver, om dat loffelyk voetfpoor re betreeden: „ dat de natie zig opmaaken, en met hem veree„ nigen moest tegen eenen vyand, die haare vry,, heid, onafhangelykheid, en bezittingen btlaag,, de ; dat zy hem altyd zoude aantreffen in de „ loopbaan van eer, en van liefde tot het vader,, land; en dat, daar hy geene andere grootheid ,, kende, of zogt, dan die van het vaderland, hy ,, zig gelukkig agten zoude, indien de heemel zy,, ne poogingen daar toe dienstbaar geliefde te ,, maaken, en te zeegenen"(). Eén ftuk van dien inhoud, maar gepaard met dien werkzaamen iever, om zelfs daar aan opregtelyk te beantwoorden, en anderen met ernst aan hunnen pligt te houden , door aanmoediging der braaven, en voorbeeldige ftraffen der kwaadwilligen , zoude alle klagten over werkeloosheid , verkeerd beftier , en verraad in den Engelfchen oorlog voorgekoomen zyn. Maar, vermids men toen het tegendeel ondervonden had, moest dit ftuk alle waare vaderlanders met de diepfte verontwaardiging vervullen , en was het alleen gefchikt, om hem van weege H. H. Mog. eene vleiende loftuiting te verwekken , en om zynen eigen aanhang te doen zien, dat het hem nu regt ernst was, dat elk zynen pligt tot verdeediging dee (n) Deeze betuiging had hier althans geene betcekenis ter waereld, daar Zyn goed, en domainen, tegen zynen wil, en dank, door de Franfchen in bezit genoomen waren, en hy dezelven met alle magt, en bedreigingen bad zoeken te beletten. Wat anders zoude bet geweest zyn, indien hy zyne domainen vrywillig opgeofferd had aan de verdeediging van andere, meer gewigtige, plaatfen. (t) Nederd. Leidf. cour. 1703. n'. 27. T *  cqö* V AD ERLANDSC H des Lands op het naauwkeurigftc betragtedè. Immers H'. H. Mog., altyd gewooti hem" dc eerbiedigde hulde te cioen, wac hy ook zeide, en wat hy deed, lieten hem by monde van rfeii 70 befaamden van Otters betuigen, ,, derzelver onge„ meenc aandoemng over cie cordaatc, en cedelmoedige gevoelens, op eene zo treilende wyze ,, betoond; dat zy niet minder bereid waren, om ,, in dat hagcheiylf tyd'ftjp dc hunne met die van ,, Z. H. te vercenigen , tot behoud, en redding van „ het vaderland ; en dat zy , in overweeging nee„ mende de gronden van vertrouwen, in zyn voor,, ilcl zo kragcig ter neder gefield, zig durfden „ vleien, dat, de aangewende middelen van verdee„ diging, onder den goddèffykéfi zeegen , rnct eenen 5, gewenschten uicflag bekroond zouden worden." Voorts'beflooten zy, ,, om zyn voorlid ten fpoe,, digllen te laten drukken, en eenige exemplaaren daar van aan de Staaten der onderfcheiden gewetten toe te zenden" (p). Zcude men eevenwel, onaangezien alle deeze fnorkery, en vleitaal, niet wel onèerftellen mogen , dat des ftadhouders vertrouwen , ,, dat niet alleen de geallieerden van dm Staat , maar ook alle magtige Moogenheden , die met de Republiek één ge„ meen belang , en éénen gemeeneri vyand had,, den, hunne kragten vereenigen zouden, om het ,, geweld , en onregt van de grenzen der Republiek te weeren;" dat de toen juist mge'koomen tyding van den, eerstdags op handen zynde, aan. val der Öofleriiykfthè, en Pruisfifche leegers op'de Franfchen; en dat eindelyk de landing "te Helvcetfiuis van het Engefcch oorlogsfregat, de Syrene, aan boord hebbende den hartog van 'Jak, die dags voor het voorftel in 'sHage vérfehfeneri was, na dat hy met reikhalzend verlangen door dc hoeren Be/itinck, en van Heiden aldaar opgewagt, cn met aüon luifter ontfangen was; en voorat de tyding, die hy mee. (f) Nederd. Leidf. cour, 1793. n*. it.  HUISBOEK. 297 meedebragt, dac op dienzelfden dag 2400. mannen hulptroupen hcrwaards vertrekken zouden (3); liet allermeest hebben toegebragt, om den bedeesden, en raadeloozen ftadh. den moed te doen hernee. men, dien hy kort te vooren tot zo verre toe verlooren had, dat hy zyne voornaamfte goederen gepakt, en te Zwartewaal twee gafteïfcheepen gereed had liggen, om op de eerfte order met zyn geheel geflagt naar Engeland over te fteeken , en langs dien weg de loopbaan der eer te betreeden? .Immers toen eerst vond de ftadh. geraaden, om het boovengem. voorftel by H. H. Mog. te doen: toen eerst voelde hy zynen moed herleeven , dat het vaderland, dat is, dat hy met zynen onmiddelyken aanhang, en misfehien duizend perfoonen, die regenten, of amptenaars waren, behouden blyven zouden : toen eerst durfde hy op nieuw pogchen op die gevoelens, welken hy, kort te vooren, zig gelukkig gereekend zoude hebben in zyne Duitfche Staaten in veiligheid te kunnen verbreiden. Na de ontruiming der ingenoomen fteeden, en het wyken der Franfchen van onze grenzen, dagt elk welgezind vaderlander, dat men zig met deeze ongeziene verlosfing vergenoegd , en zyn eenig werk gemaakt zoude hebben, om onze vervallen frontierfteeden behoorlyk te verfterken, en van al het noodige te voorzien, ten einde dezelven voor eenen nieuwen aanval te beveiligen. En hoe veel had men daar aan, in het verder verloop van dit jaar, voor datzelfde geld, en met behoud van al dat kostbaar gefchnt, en menfchenbloed, hetgeen men zo onverantwoordelyk feedert verfpild heeft, kunnen ten koste leggen op eene wyze, die het Land. niet alleen voor het tegenwoordige , maar zelfs tegen toekoomende aanvallen verzeekerd had ! Men had behooren te overweegen , dat het over het algemeen nooit de zaak der Republiek was, om eenen aanvallenden oorlog te Voeren; dat de algemeene geest der natie tegen eenen kryg metf-W:^- ryk (v) Nederd. Leidf. cmr. 1793- n*. 27. T 5  298 VADER LANDSCH ryk in dit tydftip geweldig gekant was; dat al het geld, het welk eene aanvallende oorlog kollen moest, buitenslands verteerd zoude worden; dat onze armóe, zo weegens de onkunde haarer hoofden , a!s den bedorven ftaat der troupen, naauwIyks gefchikt was, om in het veld te verfchynen, en zig onder de befte troupen van Europa te vertoonen ; en dat immers eene aanvallende oorlog, verre van onze grenzeu gevoerd , al was hy nog zo gelukkig, de Franfchen nutteloos verbitteren moest, en ons geen voordeel ter waereld aanbrengen konde. Men had behooren ce overweegen, dat vooral het belang van onzen koophandel, en van onze toekoomende veiligheid niet toeliet, dat men door de Engelfchen aan de Franfchen liet ontneemen de haven van Duinkerken, de eenige, die zy in de Noordzee hebben , en dat het ons vooral niet voegde, hun daar toe behulpzaam te zyn (rj. Dan de voor- zig- (r) Men heeft de Maatkunde, en den naariever onder de andere geakkerde Moogenheden, in den veldtogt van dit iaar, duidelyk kunnen befpeuren in het midden hunner febynbaare eenl'ghcid. //o zag men de Pruisfchen in het najaar van 1793- de Ooflenryijrh" N'derlandén veriaten, om te beletten, dat de keizer niet alle de llerkcen van Fransrh Vlaanderen, en Artois in harden kreeg. Zo zag men de Ooft enrokers hunne hulp aan de Engelfchen onttrekken, ren einde her beleg van Duinkerken te doen opbreeken. Dog aan d.ergelyke ftaatkundige overwee.n'ngen Hoorden zig'onze boofdbeleiders niet, om dat zy aan Engeland verkogt waren. Men hield z:g op het allernaauwst verbonden met diezelfde Engelfchen, die thans eeven zo willekeurig met de regten der onzydige Moogenheden omwringen , als zy te vooren met de onze deeden, in plaats van hun tekeer te gaan in ftappen, die onze onzydigheid in vervolg van tyd zouden kunnen henadeelen. Immers men hoorde den Engelfchen gezant op eene wyze, tot dus verre in haar foort in Europa onbekend, aan den groothartog van Toskaanen op 8- october 1793. verklaaren ,, dat, niettegenftaande de eedelmoedige, vriendelyke, en ftellige aanmaaningen ,1 van Z. M., hy den kwaaden laad, cn de gevaarlyke ftel- „ lin-  HUISBOEK. z99 zigtigheid , en fpaarzaamheid van penningen, tot zo veel ongenoegen der ingezeetenen van allerleie denk- „ lingen van ziekere perfoonen had zien boovendryven: dat ,, de admiraal Hood aan een Engelsch eskader order gegéeven had, om naar Livorno te zeilen, en daar te handelen naar maate van de party, die de groothartog kiezen ,, zoude: dat, zo hy binnen 12. uuren niet beflooc, om ,, den Franfchen gezant, en zynen aanhang uit Toskaanen te zenden, het eskader tegen de haven, en ftad van Li„ vorno vyandelyk handelen zoude : en dat de gevolgen van ,, dien ftap alleen zouden kunnen geweeten worden aan ,, hun, die de floutheid gehad hadden , om trouwloozen raad te „ {>.evcn, en loogenagtige voorftellen over den tegenwoor,, digen toeftand van zaaken te doen, en dac zy Toor het „ vervolg aanfpaakelyk zouden zyn voor alles, wat 'er verder gebeuren zoude." Nouv. extraord. de div. endr. 1703. n". 95. Toen zy op eenen gelyken toon aan die van Genua de wet wilden (lellen, maar deezen hun geantwoord hadden op eenen voet, waar uit duidelyk bleek, hoe zeer men overtuigd was van hunne onregtvaardigheid; fcheenen zy hun gedrag te wiilen verfchoonen, maar wierpen het op eenen eisch van fatisfactie weegens den hoon , door een Fransch aan een Engelsch fchip in de haven van Genus gedaan, welken zy wiiden, dat men niet beter zoude kunnen geeven , dan door den Franfchen gezant te verzenden. Dog die van Genua toonden aan de valschheid ook van dit voor geeven, daar bet bewust feh'p, bet welk voor een Engelsch werd uitgegeeven, de driekouleurige vlag had opgehyst, en dat het veel grooter hoon voor hun was, dat de Engelfefieri, tegen alte regten van eenen onafhangelyken Staat, met geweld gewaapende fregatten , en branders in hunne haven hadden doen binnenzeilen. Nouv. extraord. de div. endr. 179."!. >i°. ioi. Zo dra hadden de Er.geijchen oniangs ook niet vemoou en , dat 'er van weege het Zndtfersch bondgenootfehap een gezant naar Frankryk zoude gezonden worden, of de Engelfche gezant leeverde op 30. november 1793 daar tegen eene nota in, waar in hy onder anderen beweerde, ,, dat zelfs de onzydigheid in de ,, tegenwoord.ge ornftandigheden niet konde toeiaten eenige reegelregte, of zydeiingfche gemeenfehap met de Fran„ feiten, om dat zy overweldigers waren, en eene erken- „ cenis  3co VADERLANDS CH denkwyze faamengefchraapt, en dc zorg voor het wei befteeden var. ons ooriogsvolk, moeiten wyken voor de iédele cc; zugt van het huis van Nasfau. Men kittelde zig met de hoop, van onder de vleugelen van magtige Moogenheden over die we! verdiende verneedering , welke de Franfche natie aan dat huis aangedaan had, eene lang begeerde wraak te zullen neemen, en van, al meedo onder de befcherming van diezelfde magt, de dweepery voor dat huis te doen herleeven, wen hetzelve eenig deel mogt fchynen te hebben aan de overwinningen, die men zig van de waapenen der vereenigde magten beloofde. Reeds op 20. maart floegen H. H. Mog. deezen toon in de memorie, aan den rninilter van Engeland overgegeeven, als by Welke zy onder anderen ernflig aanhielden , ,, dat de reeds a'ange„ koomen hulptronpen van Z. G. B. M., en die eerstdags nog gewagt wierden , en de fcheepen, niet mogten te rug getrokken worden, voordat ,, de grenzen van den Staat geheel zouden ontruimd ,, zyn, en dat in alle gevallen die huip, vereenigd ,, niet de magt van den Staat, zoude mogen bly„ ven dienen, om den gemeenen vyand te vervol,, gen, en afbreuk te doen: dat H. H. Mog. by ,, deeze geleegenheid aan Z. G. B. M.., en aan „ andere Moogenheden, vrienden, en geallieerden ,, van den Staat, deplegtigfte verzeekering gaven, dat zy alle hunne vermogens zouden aanwenden, om eenen vyand te beflryden , dien zy niet ,, flechts befchouwden als den vyand van deezen „ Staat, maar ook als den vyand van het gantfche „ men- ,, tenis var. hun gezag een daad zoude zyn, die inliep te,, gen de belangen der vèfeenigde Moogenheden." Nouv. extraord. de div. endr. 1703 n. 102. Wy haaien deeze ftialèn van de uiterfte onbefchaamdheid hier enkel aan, om te toonen, hoe óvereenkomilig het tegenwoordig gedrag der Engelfchen is met het geen zy te vooren niet ons gehouden hebben, cn hoe fchaadclyk ons een verbond is met zulke opgeworpen wetgeevers van Europa.  HUISBOEK. 301 „ rnenfchelyk geflagt, om dat deszelfs toeleg was, „ om, door het vernietigen van alle begiuzeis van „godsdienst, wet, en order, de gronden van het „ geluk der menfcheiyke maatfchappy om ver te werpen" (s). Wy zouden hier in het voorbygaan kunnen vraagen, of in dit ons eigen vaderland alle beginzels van waaren godsdienst, wet, en order niet zodanig met voeten getrapt waren, dat, indien de gevoelens, en daaden der hoofden van deszelfs beftier zig zo ver over Europa haddeu kunnen uitbreiden, als H. H. Mog., ook tot afbreuk hunner eige gewaande grootheid , van de Franfche grondbeginzels vreesden, die taal op geen beftier meer toepasfelyk zoude hebben kunnen gemaakt worden, dan op het hunne? Maar, vermids ons het vervolg onzer verhandeling ftofs genoeg zal opleeveren , om zulks met ja te beantwoorden, zullen wy ons nu liever by ons tegenwoordig onderwerp bepaaien. Althans, feedert het ontruimen onzer grenzen door de Franfche troupen, betoonde de ftadh. zig booven maate ieverig, om aan deeze betuiging, en verzeekering van H. H. Mog. te voldoen. Want, toen men na de, kort op eikanderen gevolgde, nederlaagen der Franfchen, en na de vyandfehap tusfchen den heer du Mourier, en de nationaale Vergadering, hoop kreeg , om de Franfchen in hun eigen Land te zullen kunnen beftooken , vloog de ftadh. met zyne beide zoom n ylings naar Brdband, om daar de by een komst der, tegen Frankryk verbonden , Moogenheden by te woonen. En uit de .beweegingen, die men hem kort daarna zag maaken, viel ligteiyk te befluiten , dat hy op zyne wyze, en voor zo gering een gedeelte, als zyne invloed daar in aanmerking kwam , het zyne greetiglyk toegebragt had, om aan zyne veete tegen den naam, het volk, en de grondbeginzels der Franfchen op alle mogelyke wyzen te voi- (j) Nederd. Leidf. cour. 1793. h°. 3*.  3o2 VADERLANDSCH voldoen. 'Er is zelfs geen twyffel aan, of hy heeft zig in die byeenkomst, op zyn best uit hoofde van het zo eevengem. gezegde "van H. H. Mog., of misfehien op enkel gezag van het geheim befoigne^ van H. H. Mog., gewoon van zyne wenken af te hangen, verder uitgelaten, dan' wel het oogmerk van de Staaten der onderfcheiden provintien geweest zoude zyn, indien zy daar over geraadpleegd waren, en vryelyk hun gevoelen hadden kunnen uiten. Hoe het zy, de raad van Staate was op het einde van dit jaar infchikkelyk genoeg, om met den ftadh. dit onverfchoonlyk gedrag, by de overbrenging van den ftaat van oorlog, te verdeedigen met de aanmerking, ,, dat het va,, derland, ter naauwer nood gered, zig door de „ omftandigheden des tyds als van zelfs daar heen „ geleid, en door den toedragt van zaaken, als het ware, in de noodzaakelykheid gebragt zag, ,, om zyne waapenen te voegen by die van zyne „ geallieerden , en zyne grenzen te befchermen 3, door het verdeedigen van die zyner bondgenoo„ ten, oordeelende , dat het beter was Rannibal „ in Afrika , dan in Italië , te beoorlogen." Als of ons gering , flecht voorzien , en nog llcchter faamengefteld, leegertje iets van belang konde bydraagen tot die groote ontwerpen van aanvallen dér Duitfche, en Engeifche tegen de Franfche troupen , en als of onze tegenwoordige beftierers niet, enkel uit laffe vrees voor het misnoegen hunner verlosfers, en uit toegeevendheid voor de dwaaze eerzugt van den ftadh., zyne vrouw, en kinderen, albeevende bewoogen 'waren, of zig hadden laten wegfleepen, om eenen ftommen rol op het tooneel van Europa te blyven fpeelen. Althans men zag nu den ftadh., met de uiterfte vaardigheid, alle aanftake maaken tot eenen aanvallenden oorlog, waar toe men van deeze zyde eenigszins in ftaat gereekend konde worden; men zag hem uit onze magazynen aan de verbonden Moogenheden allen mogelyken toevoer doen geworden, en ons kostbaar gefchut voor de  HUISBOEK. 303 de beleegeringen van Valenciennes, Condé, en Maubeuge derwaards voeren (1). En, toen de eerfte kolom na het bezetten van poften, die men alleen oordeelde aan ons volk te kunnen toevertrouwen, van tyd tot tyd geweldigen afbreuk leed, en niets uitwerkte, dan het inneemen van eenige, flecht bezette, of verlaten poften der Franfchen, alwaar onze troupen haare eenige dapperheid in het berooven, plunderen, en mishandelen der weerlooze ingezeetenen op nieuw ten toon fpreidden, en 'er van tyd tot tyd door de Franfchen weder uitgedreeven werden; bezweek echter de werkzaamheid van den ftadh. niet, om telkens al nieuwe troupen aan te voeren. Om de byzondere grootheid van zyn huis , was het mogelyk , ten kofte van het leeven, en den welvaard vau zeer veele officieren, en foldaaten, te bevorderen, en om zynezoonen, ten kofte van 's Lands berooide fchatkist, in het vereenigd leeger eenen luifter, en pragt te doen ten toon fpreiden, die den naariever der aanzienlykfte bevelhebbers van gekroonde hoofden opwekte; had hy de ligtvaardigheid, om aan die twee onbedreeven jongelingen het opperbevel over de landmagt van den Staat op de grenzen van Frankryk op te draageu , terwyl hy zig zeiven aan de gevaaren des oorlogs onttrok. Dan, wel verre, dac dit aan zyne verkeerde inzigten voldeed, heelf de ondervinding maar al te fpoedig geleerd, dat eene roekeloosheid van dien aard niet anders, dan doo- de- (Y) Indien dit by fommigen nog twyffelagtig was, mogen zy 'er zig wel geheel van overcuigd houden, na dat wy den ftadh., en raad van Staate by diezelfde geleegenheid hoorden verzeekeren, „ dat het den raad veel arheids, veel zorgs ,en niet minder bekommerings gekost had , om zwaar gefchut, en amunitie in eene aanmerkelyke hoeveelheid „ aan de hooge geallieerden ter leen uit te reiken; en dat „ deezen, kratjtdaadiglyk door ons gefchut, en amunitie be„ holpen, grensfteeden vermeefterd", of hernoomen had„ den."  5o4 VADERLANDSCH delyke gevolgen, hebben konde, zo voor zyne eige iedéle roemzugt, als voor de ellendige hand vol volks , aan zulk een kinderlyk bellier toevertrouwd. Gelyk tog waanwysheid, en ongezeggelykheid de gewoone gezellinnen der losfe jeugd, en diepfte onkunde zyn, zo werd ook het volk van den Staat aan de doldriftigheid deezer jongelingen al te ongelukkig opgeofferd. Elk hunner verrigtingen kenmerkte'a.ig niet alleen door nieuwe blyken van onkunde, en ligtvaardigheid, maar, zelfs verftooken van den raad van kundige opperofh eieren uit onze armée, weigerden zy meermaalen zig te voegen naar de inzigten , en ontwerpen der bevelhebbers van andere Moogenheden ; zo dat, enkele door hun bedryf, meenige aanflag der geallieerden mislukte, en meenige aanval der Franfchen ten nadeele der vereenigde leegers gelukkig Haagde. Dit bleek inzonderheid by de nederlaag deezer leegers op 12., en 13. feptember, toen de verwarring, door het ontydig vlugten onzer troupen veroorzaakt zo veel toebragt tot die overwinning jder Franfchen, waardoor het groot ontwerp der Engelfchen, het beleg van Duidterken, in rook verdween. Immers toen zag men onze troupen van alle zyden vlugten; de jongfle zoon des fladhouders ontfnapte naauwlyks, na eene kwetfuur , half gekleed, aan het gevaar om krygsgevangen te worden; zyn broeder wist, by zynen eerden brief aan H. H. Mog., naauwlyks te melden, wat 'er van hem, van zyn onderhebbend corps, ia van zyne eige troupen geworden was; . en den Staat kwam ceeze nederlaag op het verlies van veel volk, en van eenen fchac van gefchut, en amunitie te liaan. Hy fchrecf, eerst op 14., en vervolgens op 15. feptember, aan_H. H. Mog., ,, dat de troupen te Halluin, en Werwik geflagen, ,, en gevlugt waren naar Harlebeek, en Rousfelaar, ,, vervolgens op Deynfe, en naderhand op Gent, alwiar hy ze weder vcrfaamelen zoude; dat hy ., nog niet in Haat was, om de weezenlyke orn„ fl .r.aigheden van die gebeuren is re meiden, ver„ mids hy nog geene rapporten bekoomen, en hy „ daar-  HUISBOEK. 8oS dave-booven verftaan had, dat een groot gedeeU te der troupen zig te Tperen, en elders bevond i ,, aan het welk hy order gezonden had, om zig, Zd „ ras mogelyk, 'by hem te voegen'' (u). Ook voud hy zig gedrongen , om by eenen brief van Hm feptrmber te erkennen, „ dat hec ongeluk, van geë„ nen beceren aftogt te kunnen maaken , moeit 3, worden toegefchreeveu aan den Hechten ftaat de£ ,, amunitiewaagens, die vooral te Alamen de wee,, gen toedamden, alwaar 'er één digt by de bar„ riere gebrooken was" (v). Al wederom eert nieuw blyk van ongeloofclyk verzuim! Eevenwel zogt men de fchuhi van deeze nederlaag der ftaatfche troupen grooteodeels te werpen op het gebrek aan onderfteuning vsn de zyde der Onjlenrj^ kers, (gelyk tog onvermogen altyd de befcherming van magtigereu zoekt, en onkunde zig door eens anders fouten poogd te dekken voor de verdiende veragting,) en 'durfde zelfs de fchuld der verwarring onder onze troupen wel werpen op die weinige ruicery,welke dcOofienrykers haar gezonden hadderii Ongetwyffeld zouden deezen , in een ander tydftip 4 hunne regtvaardige gevoeligheid hier over met ernst getoond hebben. Dan hec geduurïg veifmelten dei* yereenigde troupen liet tlians niec toe, om zplfS de geringfte hulp van de hand te zenden; en dé ftadh., oaderregt van de hagcbelyke gevolgen $ die een lafter van dien aard op zyne belangen, ett de eer zyner zoonen zoude kunuen hebbeni wanneer de Üoftenrykers in hunne verontwaardiging de juifte gefchaapeuheid der "Zaaien mdgten openleggen, Vloog weder fpoedig naar Braband, om dieii twist in de geboorte te doen fmooren, onder voorgeeven van zelfs kennis te willen neemen van detï toeftand onzes leegers. Men was van de zyde der' Ooftenrykers wel zo toegeevend voor de verfchocte nihgen, die hy wist te maaken, dat men overerft- iwailij (u) Nouv. extraord. dr 'Hv. endr. 17Ö3 ;;ö. ffa. Cv) Kruv. '*traard. de uiw endr. 17(53. ifi, fj*  3o6 VADERLANDSCH kwam» om den blaam, met veel meer reeden doof de geheele vereenigde armée over de Hollandfche troupen verlpreid , was het mogelyk, te bedekken, door aan zvnen oudften zoon het pluimpje te vergunnen, om Maubeuge op te eifchen. Dan het liep te zeer in het oog, dat dit een louter bedekzel der fchande was, vermids het gebruik, van onze troupen in dat beleg gemaakt, duidelyk aantoonde, dat men aan dezelven op verre naar den hoofdrol niet toevertrouwde, wordende zy zelfs beftendig overal in de tgterhoede geplaatst. De oudfte zoon des ftadhouders , zig met het belagchelyk opejfchen der ftad te vreeden houdende, weigerde zelfs, om, ter dekking van het beleg van Maubeuge, met zyne manfehappen over de Sambre te trekken, het zy dat hy door de voorige nederlaagen de Franfche dapperheid had leeren eerbiedigen, het zy dat hy voor het lot van zynen broeder bevreesd was. Dan, na dat hy 'er zig eindelyk toe had laten overhaalen, ca eene battery van 10. ftukken kanon te bezetten gekreegen had, liet hy 'er zig door de franfchen uitjaagen met agterlating van het gefchut, en, na dat de Ooftenrykers dien post wederom van de Franfchen heroverd hadden, werd hy 'er andermaal in'gefteid. Dit deed eenen Ooflenrykfchen officier uit het leeger aan eenen zyner vrienden fchryven. Les hoixandois nous ent joint: je leur trouve encore un air effarouché, fjf je ne fcais, s'ils ont vraiment Venvit de prendre revanche. Ne croyez vous pas, quils cachent leur jeu, & que fous eet humble manteau 071 ne voit tout è coup paroitre oes heros , dicnes Oes anciens bataves ? Car c'est ainfi. que s'en explique le prince d'oïïange, d qui Dieu faife paix d'avoir debulé par le refus de pasfer la sambre. C'efi li une furieufe echapa.de dans le fentier de la gloire. On asfure pour certain, que cela fe repartra: mais moi je crains la force de l'habitude, ctpendant avec Veteranze d'y pouvoir remedier: car on y , van onder die nederige houding eensklaps helden zal ziert „ voortkoomen , die waardig zulten zyn aan de oude mta,, vieben? Zo laat zig de prins van Oranje ten minden „ uit, aan wien men niet kivaalyk neemen moet, dat by" „ begonnen is met de weigering, om over de Simbrt tö ,, trekken. Dit is wel eene ellendige mispas op bet pad „ der eer. Maar. fchoon men zegd, d*t hy herfteld zal ,, worden, ben ik echter bevreemd voor de kragt dei' g6„ woonre, dog hoope fteeds, dat men het zal kunnen ,, verbeeteren: ten minften men maakt 'er de vör* „ tooning van." Deeze brief, door eenen officier als ooggetuigen gefchreeven, zal by oordeelkundige leezers wel iets meer afdoen, dan de zogenaamde offifieele brrigten, tot' lof onzer troupen in de Bmsfelfche bofcourant geplaatst, waar van met zo veel ophefs gewag gemaakt word in zc6^ keren brief van eenen Hollandfchen offifjer, te vinden in de Nouv. extraord. de div. endr. 1793. < o 7^. (x) Na dat men op die wyze, dtn gebec fen veld'toct doof, de troupen van den Staat aan twee onbedreevén fongelingëri ten beste gegeeven, en een groot aant i officieren', en 10Idaatcn had doen fneuvelen , kwetfen, of defett.eren; vontl aren eindelyk eene nieuwe kunstgreep uit, om den haatWaar in zy door hunne handelwyze geraakt waren, cönigermaate te leeftigen Men liet den oudften zoon op 10, eeïober eenen brief fchryven aan Zynen vader, waar ifl Wf voorgaf j „ dat hf, door de geVotlfcns van Waare deel-  So8 VADERLANDSCH de Oollenryktrs de ongelukkige (lappen, die onkunde, en verwaandheid onze troupen deed veriigten, veele onzer eige officieren konden die voor zig zeiven niet verbergen. Sommige fchreeven mismoedig aan hunne vrienden , dat zy zig liever alles getrooicen zouden, dan langer op die wyze te dienen, cn nutteloos opgeofferd te worden; dat meQ neeming in het droevig lot van verfcheide weduwen, en weezen, bewoogen was, ten einde hem in bedenking te ' geeven, om eenen voorflag by H. H. Mog. te doen, ten ,', einde, door het verleenen van pennoenen, aan d.c oiv ,' ge'ukkgen eenige verligcing, en ondérfteühing te doen ' wedefvaareri; terwyl ham de bewustheid van zynemensch" lievende denkwyze tot eene waarborg veritrekte, dat by " zyne vrynostigheid niet kwaalyk duiden zoude." Aanrtónds voldeed de vader aan deeze begeerte van den zoon (*), fpeelden zy beiden , volgens gewoonte .we¬ derom ee .en menschlievenden rol omtrent voorwerpen, die zy alléén ongelukkig gemaakt hadden, zonder dat 'er hunne beurs éénen penning by leed, en zonder dat'er de iegèering andere eer van genoor, als aan hunne beveelen •n-eeti" te voldoen. Dog, daar men geenen kans zag, om hier omtrent meer te doen. dan zynen iever te pryzen, naardien men met zorg overkropt was, om de onvermydétVkfte betaalingen gaande te houden, liet men de uitvoe. rins van dat voordel over aan byzondere ieveraars voor het heerfchend fyfthema. Deeze regteden, in naarvolging van het geen in 1781. met vaderlandi'che oogmerken te Amfttldam, 'en Haarlem gefchied was, eene inteekening op tot öriderfteuning van ongelukkige militairen , hunne vrouwen, en kinderen, en maakten alie mogelyke vertooning van hunnen iever door het aanftellën van direktcuren, en andere fchikkingen; dog ondervinden reeds tot hunnen 'fpyt, hoe veel de vaderlandsliefde van belangelooze ingezeetenen vermag bodven de baatzügtige winderigheid van eenige al bemoeien, die geenen anderen rugfteun hebben, dan in eenen berooiden hoop, die Oranje booven fchreeuwd. (*) Nederd. Leidf. cour. 1793. n°. 130.  HUISBOEK. 309 men de troupen onophoudelyk afmattede,de plomp, fte gebreeken beging in de krygskunde, zelfs geene behoorlyke verfchansfingen wist te rnaaken, en altyd vlugten moest , vermids 'er nooit gezorgd wierd voor eenen veiligen aftogt. Anderen konden niet ontveinzen, dat het beftier in onze armee, en byzonder de behandeling der gekwetsten, zo rampzaalig was, dat zy zig gelukkig moeften reekenen, wanneer zy, gekwetst zynde, teifens krygsgevangen gemaakt wierden, om dat zy dan zeeker waren van eene goede oppasfing, en geneezing by de Franfchen, waar op zy by onze eige arfflée niet hoopen konden. Inde daad, hoe veele betreurenswaardige flagtoiTers van onkundige veldchirurgyns hebben' hunne verminkte, of lamme leedemaaten, wiar door zy voor altyd nutteloos gemaakt zyn om hunnen kost te winne'n, uit het leeger reeds herwaards nagefleept, als getuigen deezer ongehoorde flordigheid ! Hoe veeien zugteu nog onder de handen van nieuwelingeu, die, ten kofte van deeze flagtoffers, nog dagelyks hunne onbedreevenheid vermden! Hoe veelen zyn, door deeze mishandelingen, in eenen bloejende'n leeftyd naar de eeuwigheid gezonden ! En hoe veelen ftaat die deerlyk lot nog voor de deur in eenen oorlog, waar in de woedende wraakzugt naar eevenreedigbeid der geleeden fiagen fchynt aan te wakkeren! Dan gebrek van hulpmiddelen voor zieken, en gekwetflen was her eenige niet, waar over zy zig beklaagden, maar zy waren ook te onvreeden over gebrek van behoorlyke fpys, inzonderheid van vleesch, en van ftroo voor ligging, waar door meenig gezond folds.it ziek werd, en by gebrek van hulpmiddelen fneuvclde,of voor altyd bedorven werd. Ook was 'er gebrek van paerden voor de artillerie, en leegerwaagens, waar door dc vervoering van het gefchut, by het geduurig vlugten onzer troupen, veeltyds ondoenlyk gemaakt werd (y). Gebrek aan geld, niettegenftaande (y) Hoe groot het gebrek aan noodwendigheden geweest V 3 ii,  310 VADERLANDSCH da alle de drukkende Iaden des oorlogs, Ieev>rde ook eene algemeene reeden tot klagten op. Niet alleen zyn de ritroeeders, en kapiteinen wanhoo. pend ever de aanvulling hunner verloeren manfehappen» maar ook over hun onvermogen tot betaaling van de fchulden, die zy by het Oojlenryksch gouvernement, en by deszelfs deeden hebben moeten maaken; terwyl zy Hechter, dan in vreedes tyd, betaald worden, en men hun van hunne gewonne inkomden nog ongehoorde kortingen doed. Wat het zy » regimenten op den daat van oorlog te brengen, en uit 's Lands kasfe voor de behoeften eener te veld trekkende armee te zorgen, is by het tegenwoordig bedier eene onbekende zaak, en misfehien ie 'er ,geduurende deezen geheelen veldtogt, maar eene enkele reize een tydftip geweest, waar op het leeger eene maatige krygskas had. Te vergeefs poogde men dcrhalvcn, door kundig opgedel» de leegerbetigten, door eene loogenagtige vergrooting van het verlies der vyanden, en door eene gemaakte verkleining van onze verliezen , de nadeelige gevolgen van alles, wat in den oorlog doodclyk weezen kan, voor het oog der afhangelingen van het huis van Nasfau, en voor eenen hoop onkundigen, die misleid wil zyn, te verbergen. Te vergeefs verbood men onlangs, in verfcheide der voorpaamde Hollandfche deeden, de Nederduitfche hsidjche courant, oin dat zy op berïgten van buitenslands had durven fchryven, ,, dat veele vlugs) tende Hollanders ongelukkig in de mesthoopen der » boe- is, kan niet alleen blyken uit de ingewikkelde erkentenis van des fbdhoucors oudften zoon, zo eeven gemeld, maar ook uit de kostbaare aanbefteedingen, die men door den raad van Staate heeft zien doen van amunitiewaagens, en amüeriepaerden , waar van men dc moeften. by het eindigen der zogenaamde kampagne, verkogt heeft mot zo vee! verlies, dat het zoer gemeen was, een aHiüeriepaerd 4. Den 4. dee/.er is hier een „ Engelsch fregat aangekoomen van 24., cn een brik vad 8. ftukken. Wy hebben ons terftond aangemeld, of zy ,, ons onder befcherming wilden neemen; dog vrugteloos. ,, Naderhand vernam ik, dat zy naar Smima moeften, cn '„ verzogt, om derwaards meede te mogen zeilen; maar 'j, konde geenen troost verwerven. Dus moet ik in my], ne beroerde omflandigbeden al weder blyven zitten." Heiarl. cour. 3793. rf. 137. .. £>e kapiteins, C. P. Pra„ ter, S. Broers, en J. van der Waal, op 9. feptember ,' met vrypasfen van Ma>j'»iile vertrokken, met voocnee„ men, om uit vrees voor de Jlgerynen naar Genua, als „ de naafte onzydige haven, te zeilen, dog door tegen,, wind by Mvfeiile kruifende, werden op J2. dito door \, een Spaansch oorlogfchip van 74. ftukken ontmoet, welkers bevelhebber, hunne jnpicren doorzogt hebbende, de gem. kapiteins, beueffcus de helft hunaer manfebap; pen, by hem aan boord narn.en naar Tvulon voerde. Al,', daar gekoomen, ondervroeg hun de Spaanfcht admiraal ,, zeer geftreng, en, fchoon zy ten duidelykften de op,, regtbeid van hunne reize verhaalden, en beweezen» werden zy niet geloofd, maar gehouden voor zodanigen , ,, die graanen van Genua voor Frankryk zouden haaien i t, waarom zy op eenen ko'ter werden gebragt, waar meede „ gem. admiraal hun deed vertrekken, en beneffens hun„ ne fcheepen naar Cartlugena vertrekken, alwaar zy op ., 8- oftober aankwamen, cn niet, dan door veele inftan„ tien, op hunne fcheepen toeg:laten zyn, zonder ecb,, ter aan den wal te mogen koomen, of ie.nand tc fprC,, ken, en klaagen zeer over de geweldige mishandeling, hun ,, deer vrienden van den Staat aangedaan."  318 VADERLANDSCH en dan eens ronduit hooren bekennen, dat men ,, nog fcheepen, nog volk, nog geld had tot het verlcenen van convooi"? Eeven zo onverantwoordciyk heeft men zig weder gedraagen omtrent onze O., en W. I. bezittingen , die men van allen toevoer, en verfterking ontbloot, en aan het gevaar overgelaten heeft, om door de Franfchen, eeven zo, als te vooren door de Engelfchen, veroverd te worden, indien zy 'er de magt toe had* den. Of, zomen, nu of dan, al eenigen toevoer, niet van oorlogfcheepen, of troupen, waar meede men de Franfchen liever te land bevegten wilde, maar van eenige andere behoeften, aan onze volkplantingen gezonden heeft; ter naamver nood heeft men zig dan nog verwaardigd, om 'er een oorlogfchip , of fregat tot convooi by te voegen, waar door het geen men nog zond aan het lot des oorlogs, zorgeloos, ten prooi gelaten werd. Indien onze bezittingen eens weder dat lot ondergaan hadden , en naderhand door de Engelfchen hernoomen waren , zouden wv dezelven, in alle gevallen, niet eenmaal voor altyd onherftelbaar verlooren hebben? Met één woord," indien de Franfchen, rondom van vyanden omringd, en genoegzaam alle de Zeemoogénheden tegen zig gewaapcnd ziende, hunne oorlogfchèepen niet by aanhoudendheid hadden moeten gebruiken , om meer hunnen eigen koophandel, en den afgefneeden toevoer van Jeevensmiddelen op alle zeeën te befchermen , dan om de koopvsardyvlooten hunner wanden te ónderfcheppen , en derzelver overZeefche bezittingen in te neemen; wat zoude 'er van onzen handel, en buitenlandfche bezittingen geworden zyn ? Het is dus geenszins aan de waakzaamheid, en'trouwe van het tegenwoordig beftier, maar enkel aan toevalligheden, die buiten deszelfs bereik zyn, toe te fchryven, dat wy in deezen oorlog niet eeven zo veelja nog meer, dan in dien met Engeland, verlooren hebben ? En welk regent klaagd nu over dat ongehoord beftier, of waar zyn die belangelooze, en moedige ftaatsleeden, die of in de raadzaalen fpreeken 3  HUISBOEK. 319 ken, of hunne adviezen, en voorflagen aan de natie bekend maaken durven ? Welke kooplieden durven thans een enkel request om convooi inleeveren , waar iu een vrygebooren burger, moedig op zyn goed regt, dc taal der waarheid doed fpreeken ? Ziet daar de gevolgen eener omkeering , waar door men alles,wat fpreeken kondes wilde, en durfde,uit Staats-, en ftacisvergideringen verbannen heeft. Of, zo 'er iemand fpreekt, zyn het alleen zulken , die booven anderen wiüen uitmunteu in haat, en vervolging tegen de Franfchen , en in dienstbaarheid aan het neerfchend ïysthema der boovendryvende parcy. In den oorlog met Engeland b'eef tog de koophandel tusfchen dat ryk, en ons Land geheel open, behalven dat men, om aan de form te voldoen, den uitvoer van contrabanden derwaards verbood. Het heilzaam voorftel derStaatenvan Utrecht tot verbod van den invoer der Engelfche voortbrengzels werd met veel koelheid , en misnoegen by H. H. Mog. ontfangen, en bleef zonder eenig gevolg. Zelfs waren alle poogingen van welmeenende regenten, en de ftem der natie vrugteloos, om het heen en weder vaaren der Engelfche paketbooten, Waar door de verraaderlyke briefwisfeling zo zeer bevorderd werd , te verhinderen. En, toen eenmaal die pakotboot door eenen onzer kapers genoomen was , droegen H. H. Mog. terftond zorg, om dezelve vry te geeven. Maar, eeven na het begin van den oorlog met Frankryk, kwamen 'er in tegpndeel omtrent gelyktydig vier plakaaten van H. H. Mog. te voorfchyn, by welker eerfte verbooden werd alle koophandel met frankryk, en alle invoer van leevensmiddeltn, zo naar dat ryk, als naar braband, en Vlaanderen (Y), welke pro- (e) Dit gefchiedde tegen alle reegcls van den oorlog o]» eene wyze, die nimmer te vooren géb/uikelyk rs, en op het voetfponr van Engeland, en Rusland, die, te vooren 20 merke'yk verfchihende over de regten der onzydi ge Moogenheden, nu de handen in malkanderen floegea,  320 VADERLANDSCH Erovincien toen in handen der Franfchen waren, by et tweede de invoer van goederen voor fransche réikeiling; by het derde de uitvoer van ai het geen tot aanbouw van fcheepen noodig is, en het overbrengen van verbouwde fcheepen; en by het vierde het inloopen van fransche kapers in onze havens (f). Die laatfte plakaat werd te Vlisfingen zelfs zo onbarmhartig uitgevoerd , dat men eenen Franfchen kaper, met 12. zielen bemand, die in eenen ftorm on de Zeeuwfche ftroomen met eene witte vlag, ten teeken van leevensgevaar • verlcheeu met oogmerk, om hec leeveu zyner manfehappen te redden, wreedaardig om die Moogenheden te dwingen , ten einde hunne onzydig. heid te laten vaaren , of immers allen toevoer van leevensmiddelen aan Frankryk te flaaken. Geen wonder , daar H. H» Mog., zig tot ter reekenende, om de voetftappen van Et^ ■geland van verre te volgen, en aan hetzelve de heerfchappy over de zee te helpen verzeekeren, zo ieVerlg waren, Om., op bunne wyze, meede te werken tot hec doen in duigen vallen van éen traktaat van gewaapende onzydigheid, waar toe zy 1V1780. zo fchoorvo_tende,en als gedwongen, toegetreedèn waren, en om dus de gronden te verwoeden, Waar op men, in -volgende tyden , diezelfde gewaapende on* zydi'gheid ten voordcele van onzen koophandel zoude hebben kunnen inroepen. Zo heeft men zelfs, by voorbeeld, door onzen gezant aan het hof van Deenemarken, met die der andere verbonden Moogenheden, zien inleeveren eene klagt over de erkentenis van eenen minister der Franfche Republiek, of liever over het toelaten van een adres aan den koophandel van het koorden, waar in by zig dien titel gaf. Ook heeft men de beftierers van onzen Staat met alle magt zipp meedewerken rot het beletten van den toevoer van leevensmiddeien aan Ffajïkryk, om tog, langs allerleie weegen, die de menfehelykheid onteeren, de zaacfen van vry* heid uit te delgen. Dan, hoe ongegrond deeze verging was, is voorsreifelyk betoogd in den brief, en memorie, door het Deenfche hof aan dat Van Engeland ovetgegeeven t re vinden,in de Verf. van auth. flukk. tot lylag. voor de nieuwspap. 1701- 2- deel, n°. 6. bl. 238—245. (ƒ) Nederd. Leidf. emir. 1793. rij 2a., 30., en 4®.  HUISBOEK. &i aardig in den grond boorde, en mer man en mülS deed°vergaa«, fchoon m6n hec in zyne hand had, om de manfehappen krygsgevangen .ce maaken», Geheel anders werden in den Engeifcliejt oorlog dë vyandélyke febeeoen behandeld, die, niec me leevónsgevaar, maar om onze Suilen te belpieden, rii het gezigt van het eiland IVaichertn, en onder her bereik1 onzer oorlogfcheepen liggende, door.den fchout by Dage van Krw.e ongemoeid , gelyk iil Vreedestyd, gelaten werden. Geheel verfchiüend was ook het loc der matroo/en van het Engelsch O. I. C. fchip, den admiraal Barker, in t781. op dë hoogte van Noordwyk geftrand, als welken met allé mogelyke menschlievendheid, door toedoen van den vaderlaudfchen leeraar van dat dorp, van Rooyeh; gered , en opgenoomen werden. De ftadh. had zelfs de attentie, om in hec pesthuis van Leiden dé befte voorzorgen tot hun verblyf te doen gebruiken, en om den fecretaris van G. R., Royer, eft zvnen adjudant generaal Benlinck dervraards ce zendén, om dat volk te ontfangen, en de wyze, W-ad?' op het onthaald zoude worden , naauwkeurig té onderzoeken; terwyl onze ongelukkige zeelieden, by honderden in Engeland opgebragt, en aldaar in kerkers, en onderaardfche gaten opgeflooten, Vaii het onmischbaarst leevensonderhoud, met door deti vyand, of uit 'sLands kasfe verzorgd werden-, maar met giften van eedelmoedige menfebenvrienden voor het vergaan van gebrek, en koude moeften bewaard worden. Wy koomen nu tor het 4-. ,j Dat, niettegenfhande alle deeze poogingen , eene bedorven armée, en verwaarloosde ,, marine zelfs niet tot inwendige verdeediging vari ,, ons Land voldoende geweest zouden zyn, indien ,, andere Moogenheden geene magcige afwending ,, tegen de Franfchen gemaakt hadden." Niet§ toonde handtafteiyker , tot welke laagheid deezë Republiek vervallen was, dan de tfldderende Vrees* die men betoonde, toen de Franfchen, in het laats! van 1794., de Schelde voor Oorlog*, en koopvaardyfcheepen open Verklaarden j tegen het üiEdttikKé%ÖÉELÏ X m  2,12 VADERLANDSCH lyk traktaat van 1748., nader beveiligd in 1785» Want, i*ch(!on men nog in het laatstgem. jaar'aan den keizer wederfland, immers te water, gebooden had , om het eerfte traktaat te handhaaven, en den doortogt van een üoftenryksch fchip voorby Lills met geweld belet had; was men nu zo befchroomd voor moejelykheden met de Franfchen, dat men 'er niets anders tegen durfde doen , dan een enkel pretest, en het geheel verloop van onzen koophandel aan het behoud van den vreede waagde. Trouwens het ontbrak, vóór, en by het uitbarften van den oorlog met Frankryk, aan geene bewyzen, dat de voorige werkeloosheid, en het verkeerd beftier zig zodanig over alle de raderen der uitvoerende magt verfpreid, en de bronnen van onze verdeediging zodanig uitgeput hadden, dat men thans, tegen wil en dank, buiten ftaat zoude zyn, om de nadeelen, daar uit gebooren, eenigszins te booven te koomen. Het was tog zo raadcloos gefteid met on^e middelen van verdeediging, dat men, by de eerfte opdaagende vrees voor eenen ooriog met Frankryk, geenen moed fcheen te hebben, cm eenige aanftalte tot afweering van eetien zeegenpraalenden vyand te maaken , en flechts zyn eenig heil zogt in de onderhandelingen, en omkoopmgen, waar meede men zo veele fchatten feedert de omkering van 1787^. nutteloos verfpild heeft. En, indien ons de Franfchen, twee maanden eerder, den oorlog verklaard hadden, zouden zy het geheel Land open gevonden hebben ; en onze officieren hadden toeu zelfs zo weinig vertrouwen in het beftier, de kundigheden, en den moed van hun eminent hoofd, dat zy zig voorftelden, den vyand zonder tegenweer te zullen moeten binnen laten. Want, dewyl de hoofdbedoeling van den ftadh., en zyne aanhangers in den Engelfchen oorlog was, om, niettegenftaande de onbefchaamdfte werkeloosheid, de geldmiddelen der onderfcheiden geweften, en admiraliteiten grondeloos uit te putten, en om elk fchip, het geen onbehoorlyk toegefteld, of op gevaarlyke kuften moedwillig haar den afgrond gezonden, of den  Huisboek. 323 den vyand in harden geleevërd werd, tor een middel te doen ftrekken, om de regenten, en burgeryen moedeloos te maaken; heeft men zig zeiven, eeven daar door, thans den weg afgefneeden , orfi den Franfchen zo veel afbreuk te doen, als men ntt greetig wenschte. Ook had de kwaadwillige afw^zing van alle hulpmiddelen, die in den. Engelfchen oorlog door regtgeaarde regenten , burgers , 'en kooplieden aan de hand gegeeven werden, en de opzettelyke opoffering van 'onze kaperfcheep'eri aan den vyand, de harten der goede ingezeetenen. thans zo vervreemd van 's Lands dienst, dat elk zig ftil hield, en niemand eenige kaapreedery ondernam , of eenig aanbod deed tegen den vyand. Het kan zyn, dat de geest der weldenkende naties, gekant tegen eenen oorlog met Frankryk, hier toé veel gedaan heeft. Maar het is tog ook buiten kyf. dat de moedeloosheid over voorgaande teleurfteliingen , en de vrees, dat men hu uit onvermogen zoude zien gebeuren , het geen in den oorldg met Engeland uit kwaadwilligheid ontftond, veelen zal te rug gehouden hebben, om ten minften met gelyke munt te betaalen de fpoorlooze verovering van' onze koopvaardyfcheepen door de Franfcheni tegen hunne voorige toezeggingen, en tegen den geest van den verklaarden oorlog aan denflad.hmd.er aanloopende. Althans deeze vrees voor onvermogen om de kapers te befchermen hield zeeker dié vyanden van den Franfchen naam, en grondbeginzéls te rug om ter kaap te vaaren, die zó gaarne iets zouden toebrengen om de heerscbzugt hulp te" bieden. Niet minder bleek nu het heemelsbreed ondcrfcheid tusfchen den moed der patriotten , en de lafhartigheid der vrienden van Oranje. Want, daar" men onze braave burgers, en landlieden zig tegen inwendige muitery van gemeen , en militie, en tegen buitenlandsch geweld van Engeland, den keizer, en de Pruifchen in den waapenhandel zag oeffenen, en daadelyk uittrekken; zaten nu meest alle de getrouwe oranjevrienden, wier grootfte deugd zeeker niet iri möed bcttaat, geheel ftil, de poogingén van hifrïnë X 2 ël.fe'ti'  3H VADERLANDSCH ellendige voorgangers met de armen over eikanderen aanziende,en Hechts door vuurige wenfchen onderfteunende. Men deed wel zyn best, om den lust der aanhangers van de heerfchende party op te wekken, om ten minden door geld haare zaak te onfchraagen , daar zy het met de waapenen niet durfden doen. Dan buiten de, zo breed met lofipraaken overlaaden, vry willige gift van 1000. guldens, door den heer van Aersfen Voshol aau Rolland gedaan , (hoe zeer dan ook de alom bekende toeitand van deezen man die gift al vry wat verdagt doed voorkoomen,) en buiten nog vier giften van gelykfoortigen aard , met eikanderen uitmaakende eene beuzelagtige fomme van 5810, guldens, en in den eerden iever gedaan (g), waren de liefhebbers van het huis van Nasfau al ras vcrzaadigd met de vrysvillige gift van eenen vyf tig ften penning, waar van wy ter zyner plaats breeder lpreeken moeten. Indeezen, van alle zyden bedremmelden, toefland der hoofden van het tegenwoordig beftier fcheenen nu de Engelfchen te begrypcn , dat zy hun eene fchuld, in den voorigen oorlog gemaakt, te betaalen hadden, en wekten hen dus, by den aanvang des tegenwoordigen oorlogs, aanhoudend door memoTien, beloften, en aanbiedingen op, om zelfs handen aan het werk te flaan. Ook werd de hartog van Jork, in het laatst van februari, herwaards afgezon. den met de toezegging van 24C0. mannen hulptroupen. En hun gezant gaf op 5. maart aan H. H. Mog. te kennen , ,, dat de koning beveelen gegeeven had, om op het oogenblik verfcheide f, gewaapende vaartuigen uit te ruften, die binnen ,, weinige dagen hier zouden kunnen zyn, om zig te voegen by de vaartuigen, die te Rotterdam, ,, en 'elders gereed gemaakt wierden ; en dat hy met den hartog van Jork over zig genoomen 3, had , om te Helvoetjluis te rug te houden het it fregat, de Syrene, van 32. flukken, en verfchei- „ de (g) Nederd. Leidf. ciur. 1793. n«. 33., en jp,  HUISBOEK. 325 ,, de andere vaartuigen, gediend hebbende tot de „ overvoering van Engelfche hulptroupen, om daar „ meede de verdeediging van tie Mqfis ', en overige ,, rivieren te verzeekeren" (//). Zo moeiten wy dan met goede oogen aanzien , dat Engeland met het kleinfte foort zyner fcheepen, in het hart van ons Land, by gebrek van eige vaartuigen, indrong, om hetzelve te verdeedigen tegen eenen aanval, die zigtbaar ondernoomen was, om den ftadh. met zynen aanhang uit hetzelve te vèrdryven; datzelfde Engeland, welkers talryke vlooteh wy in de voorige eeuw onverlchrokken het hoofd boodën , ver? floegen, en in zyne eige havens verbrandden; dat. zelfde Engeland, waar tegen wy ons over tien jaaren niet verdeedigen mogten. En, na dat men dit gevaar te booven was, moeften wy al meede met goede oogen aanzien, dat 's Lands penningen . by voorkeur, hefteed werden tot belooning der dienften , die Engelfche officieren aan deszelfs overheerfchers beweezeh hadden. Want eerlang werd de kapitein van het Engelsch fregat door H. H. Mog, met eene goude keeten, en medailje ter waarde van 1300. guldens, en ieder van deszelfs rier luitenanten met eene ter waarde van 300. guldens befchonken (z), terwyl onze eige zeeofficieren voor den flag op Doggersbank met eenen kleinen zilveren penning aan een oranjelintje afgezet werden. En nogthans zouden de Franfchen, zonder de magtige afwending der Oojienrykfche , en Pruisjifche leegers, zig in weinig tyds van de geheele Republiek hebben mecfler gemaakt. H. H. Mog. mogen derhalven aan elk der officieren , die de tyding van het opbreeken des belegs van Maaftricht, en van de iVillemftad bragten , 100. dukaaten vereerd, den landgraaf van liesfen-Kasfel, en den heer van den Boelzelaar den uitbundigften lof toegezwaaid , en hun tot den rang van generaal der ruitcry, en Jutte- (hy Nederd. Leidf ciur. 1793. 29» (ij Nederd. L::dj. cour. 1703. n. 44, X3  #6 V A D U L A N D S C H tenant generaal van het voetvolk bevorderd hebben. De Staaten van Holland mogen den laatstgernelden daarenbooven met eenen gouden deegen, en elk z\ner dogters met eene jaarlykfche lyfrente yan iopó. guldens begiftigd hebben, ,, ten einde 3, de blyken van eikcntenis van H. E. G. Mog., zelfs i .. zyn ovcriyden, by zvne familie te doen ,, overblyven" (kj. De ftadh.", en de raad van gtaate mogen, by de petitie tot den ftaat van oorlog vcor 17-y-i., niet iedeie grootfpraak gepocht hebben , „ dat de aanvoercr der vyandelyke benden zig yleidde, agter onze veilingen , enftroomen, ,, en voorzien van onze fchatten, koren, en krygsa, behoeften, zyn doelwit te zullen bereiken, cn ,, tefTens het gewaapend Europa gerust te kunnen ., afwagten;^ dat van de heldhaftige verdeediging yan de Wïllemftad het lot van europa eenige dagen had afgehangen; en dat de ftandvaftigheid „ der dappere bezetting, en braave burgery van Maajlricht den vyand een fteunpunt onthield, en onze bondgenooten in ftaat ftelde, om zo fpoedig hunne verlooren bezittingen te herneemen'* (l). De ftadh. moge aan H. H. Mog. voorgefteld hebben , om belooningen vast te ftellen voor allen, die zig in den tegenwoordigen oorlog onderfcheiden zouden. De Engelfche minifter moge het te rug trekken der Franfchen gedeeltelyk toege^ fchreeveu hebben „ aan 's Lands gefteldheid, ge,, paard met de vereenigde middelen van verdecdigmg der Republiek, en van Engeland." Hy moge H, H. Mog. geiuk gewenscht hebben „ met v den heldhaftigen moed, in Maajlricht, de Kluns, derf» en Willemflad, betoond, met den iever, en 3, goedwilligheid der troupen , en bootsgezellen , •j, mee den nadruk, met welken de onderfcheidea „ de- (fc) Nederd. Leidf. cour. 1793. »\ 39. (I) Wy normen dit iedeie greotjpraak , om dat de Fa> Jkkeri, ai hadden zy d^ geheele Rermbiiek vermeefteid, echter gedwongen zouden geweest zyn, om te mg te tiekkea.  HUISBOEK. 317 „ departementen van het bewind, en byzonder de ,, admiraliteit op dc Maas, zig ten uicnlte van den „ Staat toegewyd hadden , en met den werkzaa- men iever , en de groote hoedanigheden , ten „ toon gefpreid door hen, wier heoge geboorte hun ,, in deeze"gevaar!yke omflandigbeden ter verdee- diging der Republiek opgeroepen hui" (m). H. II. Mog. mogen eindelyk het te booven koomen der hagchelyke omstandigheden toegefchreeven hebben ,, aan de toegeneegenheid van Engeland, aan de bereidwilligheid, en fpoed, waar meede de „ hartog van Jork met de bulptroupen toege,, fchoo'tcn was , aan de onvermoeide werkzaam„ heid van den ftadh., aan den eedelen iever, en de „ talenten zyner zoonen, en aan het goed oHeid, „ en dc bravoure der geener, die in andere be- trekkingen tot de verdeediging waren gebruikt geweest" (n). Alle deeze (tukken moge men in alle de nieuwspapieren, ter onderhouding dm- dweepery in de harten der oranjevrienden, en, was het mogelyk, ten fpyt der braaven, breed hebben doen uitmoeten. De heer Meerman moge hier aan zyn zeegel gehangen hebben, wanneer hy, na dat zyne eerfte fchrik voor de Franfche waapenen geweekeft was, fehreef, „ dat wy voor waarborgen, dat ,, wv zo ligt geen wingewest van een ander ryk ,, wórden zouden , hadden God, het water, den ,, BataafJchen heldenmoed , de balans van Europa, ,, de jaloufie der Moogenheden, en de gefchiede,, nis van zo veele eeuwen, als de Republiek be,, ftaat.— Wie heeft *er," (dus ging hy voort,) „ in deeze laarfte dagen den vinger eener genaadi- ge, maar teffens ontzagchelyke, Voorzienigheid ,, in miskend , dat fchier van het oogenblik af, „ dat Frankryk, nog in de volle dronkenfchap van „ zy- (m) Nederd. leidf. cour. 1703. n*. 35. T?< ter hnd *aen gedaan met hier, in plaats van de hooge geboorte, te fpreeken van eed, cn pligt. (t>) Nederd. Leidf cour. 1703. >i°. 36. X 4.  p§ VADERLANDSCH a, zynen voorfpoed, ten ftryde trok, om de land? „ kaart *ynet overheerde geweften met het onze te ver^tooteiv, fchier van datzelfde oogenblik af v aan, zyne fchitterencie zcegenpraalen in de bloev digile nedeiiaagen veranderd zyn, en deengel des verderfs zynen last heeft beginnen uit "te v voeren, om gruwelen, gelvk de jaarboeken van v het mensebdom er maar weinige hebben aange? ,, teekend, met vlammend vuur te wreeken" (o)? Elk verflandig, en belangeloos mensch Iagchte om deeze begoochelingen, en zag door alle dezelven heen op die zydelingfche erkentenis, welke, in de memorie van H. II. Mog. aan den Engelfchen minifter vervar, alléén de plaats van aüe die grootfpiaaken had bei ooren te bekleeden, ,, dat dè vyand, gey drongen , en gedreigd van ingeflootcn te woi^ den, dc wyk had moeten neemen bv de aannas, dering der Oojlcnrykfche, en Pruisfifche leegers, 3, die den veldtogt zo roemrugtig openden." Hy zag door op die meer ontwikkelde betuiging van H. H. Mog., „ dat de fteeden Maafirüht, en Veido, 3, door de roemryke overwinningen der Oofleiirykv piie, cn Pruisfifche waapenen, van den geweldi- gen aanval des gemeenen vyands verlost Varen.'* Niets is 'cr in de daad waaragtiger, dan dat een itom geluk alléén, veroorzaakt door de zydelingfche afwending van magtige leegers, en doofden aanval der Franfchen op eenen oord, alwaar Holland het ongenaakbaarst is, de waare reede geweest is, dat de verdere inrukking in hetzelve, ja de verovering der geheele Republiek, is voorgekoomen. Na al het verhandelde over het beleid, en dc voorvallen van deezen oorlog, zoude elk menfehen, vriend , wat men ook van den euvelmoed, cn boos, jprdigheid van ons oorlogsvolk ondervonden heeft, y.ignog geneigd voelen, om het lot dier ongelukkige ïlagroffcrs te beueuren, melken zo wreedaardig, als nut- («/ T| hurgtrl. vryK in haare heilz., dc vo!hsw]h. in k«u\- Tf Jiïfaix wqgf$ Hi i%>  HUISBOEK. 329 nutteloos , en Jigtvaardig, aan de Franfche waapenen overgegeevcn zyn. Dan men ftaat byna in twyffel, of men zig niet veeleer verheugen moet, dat her vaderland door deezen oorlog ontlast word van een groot aantal van zulke gedrogten, die weegens hunne voorige gruweldaaden, gepleegd aan weerloo/.e ingezeetenen , met wier zweet , en arbeid zy gevoed worden, zig niet alleen den dienst van den Staat, maar zelfs het genot der burgerlyke maatfchappy, hebben onwaardig gemaakt; die, voor zo ver zy inboorlingen zyn, door luiheid, en losbandigheid in den dienst getreeden, hun eenig vermaak gefteid hebben, om ter eer der dwingelandy hunne eige landgenooten met alle de boosheden, wasr toe het krygsvolk ooit in ftaat is, te teifte. ren; die, voor zo ver zy vreemdelingen zyn, met eenen afgodiefchen eerbied in het ftof kruipen voor hunnen kapitein generaal, en deszelfs geliefkoosde afhangelingen; en die allen, het zy inboorlingen, het zy vreemdelingen, die gcwigtige dienften ondankbaar verfmaad hebben, waar door weldenkende regenten den militairen ftaat hebben willen ontheffen van die ondraagelyke kluifters, onder welken al wat militair is geboogen gaat, zonder de hand te willen erkennen, die hun geesfeld. Wy bcklaagen alleen het lot vau die weinige onder onze officieren, en foldaaten, wien het hartelyk leed gedaan heeft, deeze weldaaden , aan den militairen dienst zo mildelyk aangebooden, niet met erkentenis te hebben mogen aanneemen; die in het midden der beroeringen , waar in ons vaderland zo veele jaaren, meestal door den militairen ftand, gedompeld was , zig van alle die boosheden onbefmet bewaard hebben; en die, ais lieden van eer hunnen pligt betragtende, met waaren moed gevogten hebben tegen hun, die door het tegenwoordig beftier voor vyanden verklaard waren. Misfehien zullen veelen zig verwonderd hebben, dat-men niet nog meer ftaalen der lafhartigheid van her gros onzer officieren , en foldaaten venioomen Heeft, Dog deeze verwondering zal ras ophouden, X 5 wan.  530 VADER LANDSCH wanneer men overweegd, dat fommigen in deezen oorlog aangevuurd zyn door llaafichen eerbied, anderen door dweepagtige liefde voor hun eminent hoofd, cn allen door de zugt tot het behouden van hunnen ftaat, es kostwinning, die zy witten, dat van het afweeren der Franfchen geheel afhing. Voor het overige,kunnen wy ons niet onthouden, om, tot flot onzer verhandeling over het beleid, en beftier van deezen oorlog , terwyl wy over deszelfs oorzaaken, en verband met de voorgaande gebcurenisfen, en byzonder met de revolutie van 1787., in het vyfde deel handelen zullen, twee aanmerkingen te maaken, waar meede wy dit deel gevoeglyk beiluiten kunnen. r. Willen wy onze ïeezer's doen opmerken, dat, daar het tydftip, waar in de oorlog aan den ftadh. verklaard is, zo gunftig geweest was, om de militie van den Staat te fpaaren, het alleen aan diezelfde kabaal, welke oorzaak van den oorlog is, moet geweeten worden, dat zulk een aanmerkeiyk aantal onzer officieren, en foldaaten nutteloos gefneuveld is door bet gefchut, en de waapenen van eene natie, welkers vriendfehap jegens ons zy hadden helpen vernietigen , en dat zy in de veragting hebben moeten deelen van diezelfde Moogenheden , welkers overheerfching over dit Land zy hadden helpen beveiligen, i'. Moeten wy onze leezers doen gaade flaan , dat deezezelfde oorlog, hoe zeer gevoerd tegen Frankryk, altyd het voorwerp van den doodelykften haat voor het huis van Nasfau-, en onder de banieren, en beveelen van Engeland, cn Pruisfen, de twee fteunpilaaren van dat huis ; echter den grond kan leggen tot den val van datzelfde huis, het geen zig nu dwaaslyk verbeeld alle gevaaren te boovcn te zyn. Want officieren, en foldaaten, die niet willens blind zyn,'worden thans gedrongen, om heimelyk re erkennen, dat dc klagten over werkeloosheid , en verkeerd beftier in den oorlog met Engeland gegrond geweest zyn, en dac zy zelven, in den tegenwoördigen oorlog, hun Ongeluk te danken hebben aan diezelfde verkeerde fchik-  HUISBOEK. 33i fchikkingen, en misbruiken, die de vaderlandsgezinde party te vergeefs heeft zoeken te weeren. Indien men hier meede vergelykt het geen wy 'er in het volgende deel van zeggen zullen , zal niemand van goede trouw dit meer in twyffel kunnen trekken. Eerlang kan het derhalven gebeuren, dat de grond tot overtuiging, alzo door eene fpreekende ondervinding gelegd zynde , hun meer gemeenzaam doed worden met den burger, bun hunne klagten ruiterlyk doed uitboezemen, en aanleiding geeft, om hun het geheel ontwerp van overheerfching, waar van zy thans de eerfte, cn voornaamfte gevolgen ontwaaren , in goeden ernst te doen haaten; wanneer zy leevendig zullen overreed worden van het geen de heer Mackintosh met zo veel waarheid zegd, ,, dat de overheerfching van ,, leegers de flaaverny der foldaaten W\p). Deeze grond van overtuiging zal nog grooter worden by zul ken, die, als krygsgevangenen naar Frankryk gevoerd, aldaar den a'fkeer zullen leeren afleggen van een volk, het geen men haatelyk by hun afgefchilderd heeft, om dat zy het niet kenden, en als foldaaten de menfchelykheid zullen leeren lief krygen, waar meede de gewoone ftrafoeffeningen der miiitairen aldaar gepaard gaan; terwyl zy hier te land aan den kerker, den ftok, en andere flaaffche ftraffen blootgefteld zyn. En, ftaat dit eens over tot alle de rangen der armée, zal het ook tenen noodzaakelyken invloed hebben op het gemeen , reeds zo fterk gedrukt door allerlei foort van belastingen, het welk, zo beweegbaar als de wind, eerlang zo geweldig haaten, en vervolgen kan hun, waar door het zo lang misleid werd, als het door diezelfde aanvoerers valfchelyk opgeruid is tegen zyne eenige, en waare vrienden, die met hetzelve in den grond hetzelfde belang genieën haddei:. Dit moge thans aan de hoofden der kaba.;! onmogelyk toefebynen: de ondervinding, en de (?) Vlndkle Gallias, bl, 235.  332 VADERLANDSCH gefchiedenis van alle volkeren heeft het nogthans ger.ocg beveiligd, om het als gebeurlyk aan te merken, Dau.chde leeger, het welk onder eenen Alexander zo dikwyls overwonnen had, maar zig ook zo verre in weelde , en wellust te buiten gegaan was, dat deszelfs iehulden naauwlyks met 870. talenten uit 's konings fchatkist, booveh den verteerden buit der Perjiaar.en, te boeten waren; (fond kort daarna zo algemeen tegen hem op, dat hy zig gedrongen vond om uit te roepen. ,, JN'ooit heeft een ge3, heel leeger zynen koning verlaten ; nooit zyn „ alle fiaaven hunnen heer te gelyk ontvlugt; 'er j, bleef altyd eenige fchaamte over, om hem al3, leen te laten: maar ik doe vergeefs myn best, om eenen ongeneefelyken ramp te herftellen" (q)! Datzelfde Romeinsch gemeen, dat de braaven j, benydde, en de boosdoeners verhefete, het ou,, de haatte, en naar nieuwigheden verlangde, uit afkeer van zynen eigen tocfhmd alles wilde ver„ anderd hebben, en by geweld, en oproer leefj, de, en daarom in het begin de faamenzweering 3, van Catilina begunftigde;— vervloekte hem na3, derhand, verhefete Cicero tot den heemel, enver3, heugde zig, als of het van flaaverny verlost was, om dat hec den oorlog befchouwde als eene ge3, leegenheid, meer om buit te maaken, dan om 3, fchaade te iyden, maar het in brand fteeken van 3, Rome als wreedheid, en als noodlottig voor zig s, zeiven, om dac deszelfs geheele rykdom beftond 3, in zynen dagelykfehen lecftogt, en klcederen"fr)« Dat- (