A D E L I N É;   ADELINE, O F AANGETEKENDE BYZONDERIIE DEN I E N E R. JONGE JUFFER; of h a a r e DRIE JAARJGË R EI ZE DOOR. VRANKRYK, Door haar zelve befchreven. Eekste Deel. hart In U G&AKENHJGE, By II. H. van DRECHT, boekdrukker en Boekverkoper in de Pao»* flraat 1783.   TOEWEIJING . AAN MYNE MEDE-VROUWEN. Jijles wat vreemd is behaagd: Bit hebbe ik in yerfcheidene Gevallen bewaarheid gevondenen zie totmyn overgroote blydfchap, dat myn lieve Vaderland eindelyk mede tot deze trap van. Wellevendheid is opgeflegen; want niet alleen dat de Modem, de Leevenswyze, de Opvoeding , en een menigte van andere goede Hoedanighecden der Vreemdelingen , tot myne waarde Landgenoo' * ten  ji TOEWEIJING ten is overgewaaid, maar men is alzt> hefcheiden geworden, dat men zich durft [chaamen zyne Moedertaal te [preken, of, te verkeer en met Luiden, die de eenvoudigheid noch niet kunnen afleggen , van in êe fatzoenlyke Qezelfchappen daarvan gebruik te maaken. Om dan niet met de nek te worden aangezien, ben ik zo voorzigtig geweest, wy onder de Vreemden te begeven, om my in alle die zogenaamde Wellevendheden te befchaaven en alles van hen vaar te aapen, om dus by myne wederkomst t« toonen, dat ik iemand ben, die zyne Wereld''verflaat, en die volherd is in de Uitlandfche Zeden, ten einde hierdoor de toegang te krygcn tot de Grooten van myn Vaderland. -—  AAN MYNE MEDE-VROUWEN. 111 Indien ik, zo gelukkig was van noch Ouderen te hebben, hoe aangenaam zou het hun dan niet in de ooren klinken, van hen met den titel van Papa en Mama te hooren vereeren, in plaat' ze van die van. Vader en Moeder, dat veels te gemeen en te Burgertyk is! Zoude ik myne oogen wel durven op/laan, van eene zamenleeving aan te kleeyen, daar men geene vreemde Taaien [prak ? J)aar men geen andere als Oeconomifche klederen droeg? Of daar men niets, anders als Vaderlandfche Zeden zag betragten? Van alle deze zogenoemde laagheden, begeer ik my. te onderfcheiden, door myne Landaart te totnen, dat ik by de Uitheemfche Volkeren de Bon ton geleerd hebbt. 0/  li TOEWIJING aam O.' Hoe gelukkig zoudt gy zyii, myne gelief de Mede - vrouwen, wanneer 'gy1 myne voet flappen dorst navolgen en eèn£ vreemde gror.d betreden ! Gy zoudt da* gelyks de befcltaafde Wereld bywoonen , een- Bel air krygen en een Charmante houding: Gy zoudt u in de Italiaanfchz en Franfche Operaas hiaten, vinden,maar in geen Schcuwplaatfen, alwaar alleen den Burgerfland 'verfchynt, om Zedelesfen te hoor en, die zy voor goede munt in de zak fleken. Verneder a zo laag van ziel niet, maar Volgt den fleep der grooten , die zullen u den regten weg aanwyzen der wellevendheid, daar men luidkeels reept enfehreeuwd; Le laqunis de Monfleur! Le Carosfe de Madame! Daar de fakkels en flambouwen, ti de demi Coëf-  Sï'YïTi M E D E - V R Ö U WE N. 'f Coëffées, en de Mannen de par'uikvan *thoofd verzengen, en gy half geécrafeerct en 'verpletterd, in uwe koets de vlucht neemd. Gy moet u gewen- tien, in allerhande vreemde taaien te neuriën , uwe Dienstbooden bevelen geven in brabbelwoorden , waar naar zy niet luisteren, noch die gy zelfs nie't ver/laat. Want niets is fraaijer by de Buitenlanders, 'dan dat men zich door Extravagancc's doei 'uitviMiic:.;•» Veel woorden den hals breekt', en-wei' itïg zaakcn zegt; dat men- ongeduldig is efi op liectckoolefr /laat daar 'men zich bevind, en altyd begeerd, t3 Weezen, daar men niet kan zyn, Dhmiaakt een -der, véhrukksly'kfïe zammUevliïgcn u&'mn- de Wellevende Wereld ", • er,-, di» ziek Hr.ar •haar weet te voegen, verdient by alle * 3 wel-  v» TOEWEIJING aaï* Weldenkende Menfchen, die niet voor» ingenoomen zyn \net de platte zeden van hun Vaderland', den Laurierkrans der Onjierffelykheid. Welk een erkentenis zyt gy my dan ■niet verfchuldigt, Mejaffers, dat ik u uwe plichten zo vriendelyk onder het oog hrenge ? Maar gy hebt zulks te danken aan eene Vrouw, die zo geluk* kig is geweest, van zich noch by tyds van haare armhartige zeden te vervree men, en zich vormen tot dat goeds einde, waarmede zy zich by haare Landgenooten kan doen bewonderen; die haar, zo dra zy weder in haar Vaderland te rug komt, van blydfchap in de armen zullen vliegen, om hen me- d€  Hïni MEDE-VROUWIN. vn ie in zulke redelyke Menfchen te wilen herfcheppen. Maar laat het u evenwel niet bel' gen, myne waarde Mede - Vrouwen, dat ik myne manier van denken met deze uitlandfche begrippen niet vermenge , of u dezelve kome aan te pryzen , nadien ik niet verantwoordelyk wil zyn voor de goede of kwaade gevolgen dis uwe verbastering zoude kunnen te weeg brengen. Ik heb ze enkel en alleen gefchetst, tot een Schildery, om u daar in te doen befchouwen, of alle die vreemde naarbootzingen, wel zo prysfelyk zyn, als ze voor het oppervlakkige oog voorkomen , en of het niet befcheide» tier is, zich met de eenvoudige en oprechte zeden van zyn eigen Vaderland te  ïfrV ' T O E Tv E I J I N G cni. *' te gèneer'èh , dan in het bètragten vak die der Vreemden, zich befpottelyk te ' viaaken ? Ten m'tnflen , ik behertige voor my zelve niets meerder, dan het welzy'n van een ' Land, in welkers ■> fc'hoót 'ik gewonnen , geboot en ' en gè-% koëjlërd ben. ADE-  ADELINËj OF AANGETEKÉNDE BYZONDERHEDEN EÉNER JONGE JUFFÉk; 'o7> H A A RE b Rl EJ A RlG E REI ZE DOOR V&AN KRTÏt. L HOOFDSTUK. Inleiding. Beweegredenen van Adeline/oJï deze Reize. Karakter der Perfooneh van haar Gezelfchap. Eenige oiriftan? digheden betreffende Braband, Haare aankomt te Rysfel. Klugtig geval aldaar met Zuster Animal en een Ita~ liaanfche Schilder. Gefprek van Ade* line met een Fransch Heer. Haarvertrek giaar Parys. Merkwaardige Pr 1 ces/ie te Kameryk; jf~if et bezigtigen van vreemde Gewesten Landen en Koningryken , is tot op den hutdigen dag ftceds de loffelyke bezigheid geI. Diih, & weesf  4 *■»> weest van vecle voornaame Vbrlten, Geleerde Mannen en andere perzoonen van naam en Rang, om hierdoor een grondige kennisfe en Wetenfchap te bekomen van de: vcrfchillende Godsdicnften, Zeden, Gewoontens en andere Wetenswaardige Zaaken, die hen zoude kunnen opleiden totde verbetering van die van hun eigen Vaderland, 'tls daarom geenzints te mispryzen , dat byzondcre Perfoonenzich uitlandig begeven, om hunne nieuwsgierigheid in 't befchouwen van allerhande zeldzaame Vreemdigheden te voldoen j deels, om dat zy hier door gemeenzaam worden met den aart en Zinnelykheden hunner Nabuurcn , en alzo tot leergierigheid werden aangeprikkelt, om hun eigen zeden tot volkomenheid te brengen. Deels, om door eene diepe Nafpeuring, alle de merkwaardigheden , die ons in Vreemde Landftreekeri voorkomen, nauwkeurig gade te ilaancnaautetekenen , om vervolgens als nuttige Leden der Menfchelyke Maatfchappy, tot in de Nakomelingfchap vereeuwigt te worden. Hoe veclen zyn 'er nochtans, die met gansch andere uitzichten de buitenlandfche Tucht gaan inademen ; al was het maar om zich van de leibanden der kiflderlyke tucht te  te ontdaan: om de vryheid te hebben, vaii te kunnen doen en laaten vrat zy begeeren ; om braaf de Ligtmis te fpcelen, de Modena naar te Spen, en duizend zottigheden te bcdryven, die anders nergens toe dienen , dan om hen zo redenloos te doen wederkee? ren, ais zy op reis zyn gegaan. • Maar dat een Vrouw, en wei ccn Jonge Juffer van noch geen twintig Jaaren , de lust bekruipt om andere Landen te gaan bezien, moet bovenal verwondering baaren en geen twyftcling overlaateh, van niet eenig gewigtig oogmerk zwanger te gaan. Doch, waarom zou het onze Kunne niet zo wel, als die der Mannen, geöorlofd zyn , Vreemde Gewesten te mogen doorreizen ? Waarom zouden wy gedoemj zyn, om fteeds binnen, de muuren onzer Geboorteplaats te moeten gevangen blyven ? Waarom zou een Juffer geen vryheid hebben, om hanre Zeden en. wellcevende manieren by andere befchaafde: Volkeren op den flypfteen te leggen ? Eindelyk, waarom zouden wy Vrouwen, uit een gevolg van önze aangebooren aart van nieuwsgierigheid,' ons niet buiten 'sLands mogen begeven, om 'er alle de merkwaarA a di-  4 dige byzonderheden van na te fpeuren, isi liet bezigtigen der Steden, Dorpen, Kasteclen, Kerken, Kloosters, Paleizen , Lusthuizen en andere openbaare Gebouwen ? De Gewoontens , Zeden, Manieren , Konsten ,Wetenfehappen en Karakters der Inboorlingen te onderzoeken , en alles wat eenigzints onze opmerking en aandagt zoude kunnen verdienen ? Wel is waar, dat 'er by het doen eener üitlandige Reize , vecle dingen zyn in 't oog te houden, die de driftigen aart onzer Kunne zeer ligt over 't hoofd zoude zien; als by voorbeeld: Men behoord zich by de Vreemden heel beleeft en vriendëïyk aantcftellcn. Wel nu , dit Karakter hebben wy met de melk ingezogen , want'w'y Vrouwen verfhall ons mcefterlyk op de kunst van veinzen. Men moet by andere Landaarden zeer mistrouwend en omzigtig in 't fpreeken zyn, zegt men: heel goed, de argwaan is een natuurlyke eigenfehap onzer Kunne, vooral, wanneer 'er onze belangens mede gemoeid zyn, maaranderzints bezitten wy 't gebrek , dat onze tong niette fpaarzaam Is ; doch wat het bewaren van zekere dingenbetreft,. die men Gdeiyim noemd, deze zyn in ons Sari  O ■> s fiart zo vast als in ecnen yzeren kerker op? genoten ; want wy Vrouwen weeten , dat een al te verregaande openhartigheid , vecltyds fchadelyk tot bèryking onzer oognier-' ken is. Dit alles heb ik my tot een grondregel voorgefchreven, dewyl ik by het doen dezer licize , niet flechts myne oogen , maar ook myn hart heb willen verzadigen; dat hart, 't welk zo vecle bittere folteringen heeft moe ten lyden! Echter moet men niet waanen, dat ik my alleen met my zelve zal bezig houden, als of ik een Roman befchryven ■wilde. Dit vooroordeel zoek ik te ontgaan, door myne voornaamfte wedervaringen en ontmoetingen te doorweven met eene keurige Schildering van alle de zeldzaam? heden die my in myne Reize zyn voorgekomen , en in 't byzonder de Karakters der Perzoonen, met welken ik verkeerd hebbc gehad, fentimenteellyk af te fchetfen; doch alles in zulk een beknopt en bondig beftek, dat het zal moeten behagen ,te meer, daar het door de toegevende penne eener Vrouw, die 'er met haare eigen oogen kondfehap van genomen heeft, ontworpen te, A 3 P?  De beweegredenen die my tot het doen dezer Reize hebben aangezet, moeten hoofdzakeiyk werden toegefchrcvcn , aan een zeer gewigtig geval- Opgevoed onder de oogen van faraave Ouderen, die gecne zorgen gcfpaard hebben, om de gronden van eerbaarheid en deugd in 't hart te grieven ecner éénige Dochter , die hun geluk en welyaard moest uitmaaken; heeft my zo gelukkig gemaakt, dat ik befcheidendlyk heb lcercn denken , en ongevoelig geworden ben, voor alles, wat eenigfints in ftaat was myne oogen te beguichelen. Op myn zestiende jaar hadden myne geringe bevalligheden reeds een meenigte harten vermcefterd , maar de onAandvastigen aart der Mannen, was my in yeele omftandigheden zo zonneklaar gebleeken, dat ik onmogelyk kon befluiten, om myne hand aan een éénigen dier trouwloozen te verpanden. Deez' halfterrige weigering, gaf gelegenheid tot het roekeloos beftaan van een myner pretendenten. Op een winterfchen avond de klokke elf uuren met myn Vader van een fcezoek afkomende , wierden wy op eene ftille Graght, die wy moesten overgaan, on-  ©nverhoeds door een vermomd Mansperzoon aatwerand. Hoe zeer bekommerd voor het leeven van myn Vader, begaf ik my aanftonds op de vlucht, roepende en fchreeuwende uit al myn magt. De fchrik had my ondertusfchen zo fterk bevangen, dat ik geen gevoeglyk befcheid kon geven aan de geer nen die tot myne hulp kwamen toefchieten. Men bragt my naar huis, daar ik terftond wicrd adergelaten en met de koorts op 't lyf te bedde geleid. Veertien dagen hierna, verftond ik , dat myn Vader omtrent een uur na my, zeer verlegen 'en verwildert was thuisgekomen ; en in alleryl weder was vertrokken , na een teerhartig affcheid van myne Moeder te hebben genomen; want al dien tyd had ik in een gedurige raaskalling gelegen , die aan myne opkomst deeden twyffeïen. Ook vernam ik, dat onzen aanrander een myncr Minnaars was geweest, die door de felle tegenftand van myn Vader, dien hy zich verbeeld had zyn' medevryer te zyn , doodclyk was gewond geworden , zodanig , dat hy twaalf dagen daarna aan de gevolgen daarvan was overleden , na een hartelyk berouw over zyn misverftand en vermetel beftaan te hebben betoond. Deze noodlottige a 4 m-  ömftandigheid koste eerlang ookhet ïecven aar? myne waarde Moeder.die van hartzeer wegens de onzekerheid van haar Gemaals verblyf, als hebbende in vyf maanden tyds geen taal noch teken van hem vernomen, eindclyk den geest kwam te geven. Ik geraakte vervolgens onder de Voogdyfehap eener Oom, dat een dolleman was, die geld als drek bezat, heel onbezorgd leefde en verfcheide malen de warme Landen had bezogt. Deze trecg lust een landrcisje te doen, om, zo hy voorgaf, myne droefgeestigheid, die my zints dit laatftc geval was bygebleven , wat te verzetten, waarom hy begeerde dat ik •ede van de'party zoude zyn; doch, zo ''-t my voorkwam meest bcöogmerkt tot zyn eigen vermaak, dcwyl hy buitenfporig op 't reizen verzot was. Ik liet my bepraaten , "hopende door deze gelegenheid hier of daar iets van myn ongelukkige Vader te onderscheppen, weshalven ik het befluitnam , om hem op zyne togt te verzeilen. Eer wy ons op reis begeven, zal het niet «ndisnïiig zyn, iets van het Karakter onzer Reisgenoten te zeggen, het welk behalven $ya Oom en my, uit noch vier andere per-  jperzoortéh beffend • te weeten , uit een oude Byzit van hem , die de hoedanigheid van Huishoudltcr in 't Huis m.yner Voogd bekleedde : Een bedaagde Juffer , die om haarc ongcblankctte leelykte, reets veertig Meymaanden te vergeefs op een geneesmiddel voor haard Vryfterfchap had gevvagt: Vervolgens een verloopen Poëet, die alle de foaatfteenen van de Republiek had plat gelopen, om zyn daaglykfch brood te zoeken: En eindelyk, een jonge wulp , die door zyne denkbeeldige vermogens, de Quintesfence van de Bon ton zo fiks op zyne duim had , als de eerfte windmaker van Parys, de fmaak van de Henry quatre hoeden. Beftaande, voor het Overige , ons gevolg uiteen paar lakyen, die hun' intrest zo volmaakt verftouden, ais dc befaamfte Sociëteit - maker onzer Eeuw. • Met dit doorlugtig gezelfchap begaven wo ons Scheep te Rotterdam in een afgehuurd Jagt op Antwerpen, daar wy in ruim twee ttmaalen aankwamen , zonder eenige andere meldenswaardige ontmoetingen onderweg te hebben gehad, dan dat Zuster Ar.imal, de agtbaare Huishoudftcr van myn gtciviUfeerctt Oom, verfchri.kkelyk zeeziek was geweest, A 5 en  10 en by die gelegenheid een goede portie van haare dierlyke gal had uitgetpogen. Juffrouw Amoureus, onze averegtfe fchoonheid , had niet verzuimd, om zich , volgens de a'angcbooren neiging van haar verliefde geftcltenis, in de belangen van den Poëet Rymelziek in te dringen, maar deze van dien kant blind zynde, had het uurwerk zyner maag vry meer bezigheid dan dat van zyn Hart gegeven; ondertunchen dat de Heer Charmant, onzen Bonton Quibus , zich volgens zyne dagelykfche gewoonte , gcamufeert had , met zich zelvcu gedurig van 't hoofd tot de voeten in de Spiegel te bekyken , zyn aangezicht de fardeeren, zyne klederen te parfumeeren, zyne nagels te Polysten, en zyne wenkbrauwen te kortwieken ; hebbende myn welleevende Oom , Hechts den tyd verfleten met onzen Schipper een anker rooden baai te helpen legen en eenige hondert pypen tabak te fmoken, midlerwyl ik my vermaakt had, met het doorbladeren van eenige boeken , betreffende de Landiireek die wy gingen bezigtigen. Myne verwondering by het betreden van den Brabanrifchen Bodem , was gansch niet gering, gemerkt, de eenvoudigheid waar  rócdc onze Hollandfche Meysjes worden opgevoed , die, om zo te zeggen, buiten den gewoon'en kring van hunne burgerlyke zamenleving, dom en onwetende zyn. Myne oogen konden zieh niet genoeg verzadigen in het befchouwen van alle de voorwerpen die zieh aan dezelve opleverden- De lee* venswyze der Brabanders , hunne dragten , fpraak en maniere , hielden my even fterk opgetogen ; en fehoon men zeggen kan , dat hunne ommegang in zeker opzicht niet onbehaaglyk is, beviel my echter geenfints hunne averegtfe zindelykheid. Wy bleven een paar dagen in die Stad, die niet onaangenaam aan de Rivier de fchelde ligt, hoewel hunne Huizen meeftal gevangen huizen fchynen te zyn, door de menigvuldige yzere traliën waarmeede de benedenfte verdiepingen zyn opgeüerd. Na al het merkwaardige zo van Kerken als Kloofters te hebben bezigtigd , begaven we óns met Rytuig over Mechelen naar Bras/el; welke laatfte Stad , fchoon wat bergagtig gelegen , ons eenigzints beter beviel, zoo door deszelfs aangenaame wandelwegen, als ververfcheidenhcid van vermaaken dje wy 'er genoten , en welke noodwendig moeten toege-  I» .gèfchreven moeten wórden aan de hofhouding van den Gouverneur-Generaal der Ooftenryk fche Nederlanden, waarvan Brtufil de Hooft" Had is. De Opera en- Schouwburgen fleten een gedeelte van den Tyd die wy 'er toebraten, en verrukten ons door het Hertftreelend Muzyk dat wy'er hoorden uitvoeren , waarvan dat der Kerken niet uitgefloten moet wordenhoewel de bygelovigheid van Zuster Animal' zich onmogelyk aan alle de uitterlyke KerkCcremonien dezer Landaart kon gewennen. Ondertuflchcn deed ons de Gaftvryheid dezer Plaats, zeer vergenoegden wel te Vreeden onze Reize over Balie Aatb en Doornik tot Rysfei vervorderen, zynde de Hoofdihd van Fransen Vlaanderen, en gelegen aan de • Grensfchetdingen van Braband. Zeis een zeer t::tgeftrckte, wélbevolkte en aanzienlyke Vesting, hebbende Seeven Poorten. De Groote Markt is uitmuntende, door de Pragtige Gebouwen die 'er rondsom ftaan. Het Stadhuis zamengefteld uit vier Vleugels, is verfierd met een fraai Klokkenfpel. 'Er zyn een menigte Klooftere, en omtrent Vyftig Kerken Waarvan de Hoofdkerk den heilige Stepbanu) is toegewyd. Haar Groote Koophandel maakt dat  IJ dat zy een der Rykfte Steden van dé Nederlanden is , bovenal beroemd wegens haare Greinen en andere Manufactuuren, die door geheel Europa zeer getrokken zyn. Binnen den tyd dien wy in Rysfelblewen, gebeurde'er iets klugtigs met betrekking totZuster Animal. In het zelfde Logement alwaar wy onzen intrek hadden genomen, bevond zich mede een zeker Italiaanfeh Schilder gelogeert; die , alhoewel zeer beroemd in zyne kun ft , nochtans heel afgetrokken vanleevenwas , dus wy , voor zyn koddig wedervaaren met Zuster Animal, geen gelegenheid hadden gehad van hem ' te zien. Deze laatfte de gewoonte hebbende, om 's avonds met het eeten in haar mond altoos in Slaap te vallen , deed haar gemeenlyk wel een paar uuren Vroeger voor ons naar bed gaan, te meer, dewylzy door. gaans een Volflagen uur noch bezig was om haar avondgebed te doen, waaruit men vermoeden moeft , dat zy zeer Vroom en geregeld van leeven was, ten minften , haar uithangbord gaffe kennen, dat zy wonderwel de huik naar de wind wift te hangen, zo als het Register van haare Lecvensloop klaarWykelyk te kennen gaf; waarom zy de voorzij-1  14 <==-.> zigtigheid gebruikte, altyd een byzondero' Slaapkamer te verkiezen. Op een avond dat de Slaapdronkenheid haar weder naar bed kwam te jaagen , wilde het ongeluk, dat de kaars die zy mede nam , op de trappen uitging , doch op een bovengang" die zy moest overgaan, licht in" een lantaarnziende, kwam zy dezelve weder te ontfteken , maar hierdoor van haar gewoouen weg afgedwaalt zynde, was zy in diergelyk vertrekje als het haare gekomen, waarvan zy de deur terftond toefioot en zonder eenige verdere oplettcnhci i te gebruiken, voor een ftoel was nedergeknielt om haare devotie te verrigten, 'tgeen zy de gewoonte had doorgaans overluid te doen- Den Italiaanfche Schilder, Wiens flaapkamer het was , waarin zieh Zuster Animal bevond, en die noch maar even voor haare komst zich te bed had begeven ,' eenig gerucht naby hem vernemende, ftak zyn hoofd zagtclyk tusfehen de gordynen door, om naar de oorzaak 'er van te vernemen. Decz' Konltenaar, ziende een foörï van een Spook in de gedaante een er gerimpelde Matrone , in zulk een diepe anndagt neergebogen , meenden by'na van lagchcn uitte-  <=■ -> 15 teichatcren; doch een grappige gedagten , die hem op 'tzelfde oogenblik inviel, beteugelde zyne luidrugtigheid. Hy nam heel ftil een nuk papier en potloot uit een Brieventas , die hy onder zyn hoofdkusfen had leggen , en ontwierp met 'er haast een ruwe tekening van het natuurlyk voorwerp dat zich aan hem vertoonde, waartoe hy volkomen tyd en gelegenheid had, dewyl Zuster Animal gedurende drie Kwartier uurs met gevouwe handen en toegefloten oogen, bezig bleef haare Geeftelyke Oeffeningen te verrichten. Vervolgens opgerezen zynde om in het Bed te flappen (na zich alvoorens te hebben uitgekleed) ftond zy niet weinig verbaast , by het opeufchuiven der gordynen , het zelve door een Mansperfoon bezet te Zien! Haare Vaak was eensklaps verdwenen , zy bemerkte haare misdag, gaf een vervaarlyke fchreeuw , en vlood in haar hemdt de Kamer af, met agterlaating van alle hare Klederen. De luidrugtigheid van haare keel, had zich öndertusfehen zo algemeen door de ganfche Herberg verfpreid, dat elk naar boven kwam geloopea om hulp toe te brengen ; daar men „ niet  niet weinig verwondert was, de vluchtende . Devote te ontmoeten in zulk eenonhebbèlyka toeftand. Niemand kon zich echter van lagchen wederhouden, op het vernemen van de omftandigheden die daartoe gelegenheid kwamen te geven; hoewel een ieder voor zyn byzonder 'er hetzyne van dagt,gelyk men uit de wezenstrekken der aanfehouwers zeer üït r kon gisfen. Hoe het zy, de vryheid van denken fchcen in dit Land zo algemeen^ alsliy ) ons te heerfchen, ten opzigte van de kwaads | agterdogt en arjwaan, die in diergclyke gc^ vallen doorgaans de overhand bekomt. Onder-' tusfehen maakte het Zuster Anima', in 't vervolg wat omzigtiger, doende zieh uit Wel. ftaanshalven voortaan door een van de meiden van de Herberg, naar deszelfs Slaapkamer Verzeilen. De fraaifte ontknoping van dcczeklucnt was rtochtans , dat den geeftige Schilder een volledige tekening van dit zyn we 'ervaren gemaakt hebbende, het des anderendaags, onder' de nederigfte verfchooningen , als een proef(tak zyner konst, de boetvaardige Zondaresfo kwam aanbieden tot een gefchenk; die, wel . verre van 'er zich over te belge'n, of'cr der» Scha*  Pt Schilder zuur om aan te zien. het in dank aannam , fchöon veelen onzer Kunne in et» teiyke dagen de oogen van fchaamte niet zouden hebben durven opflaari. Maar Zuster Animal was in dit opzicht gansch ongevoelig ;een blyk ,dat zy in een halve Esuw tydstl het karakter van onbefchaamdheid volmaakt had wecten te eercn. Midlerwyl was dit geestig Schilderytje noch een geduurig voorwerp onzer fchertzery , inzonderheid by myn Oom wanneer hy wat buitengemeen van de roode wyn beltoven was; als zyndc een kragtdadig lierhebber om iemand wat te tergen. Overmits wy ons nu langer als Veertien dagen te Rysfcl moesten ophouden, om een kleine onpasfelykheid van Juffrouw Amoureus dicde inademing van de vreemde lucht misfchien niet naar haare zinnelykheid kon verdragen , kreeg ik onder anderen gemeenzaame kennis aan een Fransch Heer , wiens voorneemen het was, een Reysje door Holland en Engeland te gaan doen. Ik ondervond welhaast , wat de befchaaftheid van de eene boven de andere Landiiart kon te weeg brengen ; want aan alle zyne zeden en manieren kon men zien , dat hy een Man van de eer- 1. Desl. B fie  fte geboorte Was. Hy logeerde mede in en*' ze herberg, waardoor wy gelegenheid hadden alle uuren van den dag zyn byzyn te genieten : maar dewyl de meefte van ons gezelfchap de Franfchetaalonmagtigwaren, was ik de eenigfte, die voordeel uit zyne omme•gang trok , doordien ik het redelyk wel fprafc en volmaakt verftond ; en het geen daaraan al mogt ontbreken , wist zyne toegevende behulpzaamheid tot volkomenheid te brengen. Dien lof moet men de Franfchen nageven , dat zy de gebrekkigen fteeds te gemoet zuilenkomen , en niet op het voorbeeld van andere Natiën, met open mond iemand in 'taan•gezicht zuilen uitlagchen of befpotten , wanneer hy kwalyk fpreekt. Kortom , dezen Vreemdeling bewees ons alle eerbewyzingen, en vermaakte ons door geduurige en verwisfelende uitfpanningen; terwyl wy de ledige .-tyd vervulden door het leezen van eenige fraaije'boeken , dien hy my vereerde, alzo hy zag, dat ik behagen fchepte om iets meêr te willen weeten dan zommige Vrouwen dieden meesten tyd over de modens, den opfchik.deMeiden enSchoonmaakfters, of andere nietige Beuzelingen handelen en hunne voornaamfte ftudic masken, om van hunne Mede*  Medevroüwen allerhande kwaad te fpreeken,, en elk braaf óver den hekel te haaien. Dit alles Wikkelde my eerlang in een nadrukkeiyk gefprck met dién Franfchen Heer.' ^, Gy verheelt u misfchien Mejuffer, zeidé hy onder anderen tegens my, dat uwe Land■j, aart aliéén aan gebreken onderhevig is, maar geloof my > de onze, hoe zeer geroemd, gaat jj mede niet weinig mank aan dit euvel. Dé uitgeftrêktheid van het Land datgy gaatbe*•« zigtigén j zal U verfoheiderifoorten vanka„ raktefs opleveren die rnogelyk al ruim. i, zo veel als uwe Hollanders de fchaaf vart' }) verbetering bönodigt hebben. — Ik Wit » feniks gaarne tocftemmen, Myri Heer.ant>» wocfde iks hiaarméii mbet evénwel uweti „ Natie in 'talgemeen liet recht doen, dat zy zeer welieevend , minzaam en befcheij, dert zyn, en dat het aangenaam is irt eert „ Land téverkeerërïj daar dé Zeden tot dert t, voikomenfte trap vari befehaaftheid zyn ge- ftegen, ■—- Over het algeméén geno^. „ mén , Mejuffef < voerde hy niy Wéder té ,, gémoet, hebt gy geen origelyk ; maar een t. Vreemdeling , die Vrankryk Wil doorrein zen , moet hoófdzakélyk bedagt zyn, dat  hy de humeuren en neigingen van al* , le de byzondere Volkeren die dit Koning■ ryk bevat, naarftig beftudeert, ja, dat hy • zelfs, als met hunne geaarfheden zamenfpant, wil hy de zoetigheden fmaken , eener vreedzaame Maatfchappy. Bovenal dient hy oo"k de taaien te kennen , wyl hy ,, anders zich vcrftoken ziet van cenë geregelde zamenlccving. Hy moetook, noch teons, befchaamtnogte blöhartig zyn.want beide is het een middel om zich van alle deftige gezel„ fchappen tevervreemden ; en ikvertrouw, „ dat deze grondregelen by u zo wel als by ons te Land plaats grypen. Buiten twyffel, Myn Heer, zeide ik, onze Hol„ landers houden van geen fnorken noch groot fpreken, vooralten opzigte van de 3, Vreemdelingen, in zulk een geval fchuwt „ men hen als de pest, en men bewyst hun „ weinig ecre, inzonderheid by het la?g3 ea onkundige Gemeen, die fteeds met voo;s, oordeel tegens alle buitenlanders zyn ingc„ nomen; doch by luiden van de Groote Wereld , verdient de wellevendheid altoos den voorrang, en deze ontmoet men doorgaans ,, in bereisde Vreemdelingen. Gy oor-? ,, deelt zeer wysfelyk, Mejuffer, hervatte ky  hy, en in Vrankryk kan men zichten hoog„ ften bemind maken , door beleeftheld, toegevendheid en befcheidenheid , en zich de Vriend te toonen van alle fraaije konden „ en Wetenfchappcn. Nochtans is 'er éé~ „ nezaak, die men in 't reizen voornament„ lyk dient in 't oog te houden , hierin. „ beftaande: dat men niet te veel vertrou„ wen field in de geenen die men niet ketid* „ want veelen pronken met de klederen en het aangezicht van een eerlyk man, en „ zyn zomtyds een deel guiten en Schelmen „ in't hart. Daarom moet men vooral zorg „ dragen, van niet te veel parade met zyn geld te maaken wanneer men op de weg „ is, want de gelegenheid maakt veeltyds „ den dief; en hoe hoog in onze dagen de» Pbyfonomie - kunde fchynt geftegen te zyn, „ durf ik echter die Heeren Gezichtkenners ftoutte gemoct voeren, dat 'erzulke vol,, leerde deugenieten gevonden worden , op ,, welkers uitterlyk gelaat alle hunne Wetenfehap en ervarentheid zoude ftomp loo„ pen. — Dat 'swaar, Myn Heer , weder„ nam ik, doch ik geloof zekerlyk, dat'er uit het gelaat van een Mensch al reële „ ontdekkingen tiX opzichte van hun inner-  lyk geitel zyn te doen, maar zulks ver. 0, trouw ik, dat 't meest betrekking tot de B, burgerlyke zamenleeving heeft, en geen.,, fints tot een deel Bcurzefnyders, Vages, bonden en Struikrovers, die ik wel ge„ hoort heb , dat de wegen in Vrankryk zeer onveilig maaken; doch hiervan weet e, men in Holland weinig of niets af, en a, elk heeft daar in een goed vertrouwen.—■ s, Dit moet toegefchreven worden, Mejuf. s, fer , zeide hy, aan de gefteltenisfe van a, het Land: Vrankryk is groot en uitge3, ftrekt, vol Bosfchen, Struiken en holen, alwaar zich die fielten gemakkclyk kunnen' s, verfchuilen; doch met de befchaafde Wea, reld , kan men in Vrankryk gerust en aar.gej,, naam leeven, wanneer men elkander eens a, kend ; men vermaakt 'er zich buitcngea, meen in de gezelfchappen , en hoe droef„ geestig men ook van geftel mogt zyn, a, men ontmoet onder den hoop altoos eenis, ge grappemakers, die de kunst bezitten, „ om oud en jong van lagchen te doen fchaa, teren. Om kort te gaan, Mejuffer, de „ ondervinding die gy op uwe Reis zult „ yerkrygen, zal u van dit alles volkomen n oyertuigen, en de waarheid bevestigen, dat „ Vrank-  <■ > Ê3 \ r. vrankryk met recht een ^«riw* - Parades t, geuoemdt mag worden. " Met dusdanige gefprekken Heten dezen Vreemdeling en ik onze tyd, waarin de Franfche galanterie mede haar rol fpeelde „ want dit is een karakter die deze Landaart niet wel weet te verzaaken; maar alzoo ik reeds een geruimen tyd in t Minnefchooi had thuisgelegen, en daarenboven de jongstïedene wederwaardigheden my zeer koel en ongevoelig hadden gemaakt, droeg ik wel zorg, van my door zyne ftreelende tong niet «e laten verftrikken.. Hoewel men de Franfchen het recht moet doen, dat zy in do kunst der minnaryen volkomen doorleerd zyn-, gelyk myne aanmerkelyke wedervaringen met dit opzicht in Vrankryk uitgewischt, maar al te kenneiyk zullen doen blyken, fchoon ik op de wonderbaarlykfte en gelukkigfte wyze uit den ftrik van alle deze verleidende bekoringen ben ontward geraakt. Juffrouw Amoureus inmiddels tot volkomengezondheid herfteld , had echter, als een gevolg van de minnenyd der Yrouwelyke Kunne ;  M ne, noch eenige innerlyke wroegin» be-« houden, wegens den voorrang die zy za£ dat ik boven haar van alle Vreemde Heeren bekwam, en was derhalven verheugd, dat 'er belloten wierdt, om de Reize naar Parys te vervorderen. Myn Oom had van een zyner Korrespondenten aldaar, de tyding bekomen , dat men een zeer bekwaam huis voor ons in de ftraat $t. Honoré had gehuurd , vermits wy in die groote Wereldftad zouden overwinteren , en 'er dus ruim iecven maanden, vertoeven, Onderweg zagen wy in de Hoofdkerk via '4-rras , eene zeldzaamheid : Het was een foort van Manna, de gedaante hebbende van gekamde Wol, 'twelk men ons zeide omtrent fiet jaar 369. uit den Hemel gevallen te .zyn, by gelegenheid eener langduurige droogte! Men bewaard dezelve zeer zorgvuldig in een fllver kabinetje , met kostbaare edele gefteentens omzet, en men draagt het zelve in Pnctsfit om, door alle de ftraaten van de $tad, wanneer men gebrek aan regen heeft. Midden op Markt aldaar, ftaat ook een Kapelletje, waarin een gewyde Waschkaars bë.lyaard word, die men voorgeeft, In 'tjaar l IO£,  <;*—=-> ij 1105. door de H. Maagd aldaar gebragt te zyn, toen de Inwoonders dier Stad van verfcheidene kwalen en ziektens waren aangetast, doch door het aanraken van die kaars , aanftonds daarvan herfteld en genezen wierden. In het Stedeke Bapaumes, daar wy ons eenige uuren wegens het middagmaal bleven ophouden, vonden wy niets aanmerkelyks „ want het bellaar flcgts uit drie StraatQn , van Waar men te gelyk de beide Poorten, de Wal en het Kafteel kan zien. Dochhi?r bekroop ons de lust, om de merkwaardige Procesfie te gaan bywooncn, die 'erop den dag van Maria Hemelvaart te Kameryk iiond gehouden te werden; dus wy onzen ftreek eenigzints veranderden, en links afredenDeze Stad is vry groot cn zeer uitgeftrekt door haare Vestingwerken ; ze is niet onaangenaam gelegen, de Straaten zyn lynregt, tamelyk breed, en de t-ebouwen redehïs fraai. 'Er zyn te Kameryk negen Parochiën, drie Abdyen , en verfcheidene aanzienlyke Mannen en Vrouwen r Kloofters. 'tStadhuis is ongemeen pragtig en op een voortreffelyke ftand geplaats, gevende een Vorftelyk? .fertooning- Men maakt hier jaarlyksch een S I onao^  aö onnoemelyke menigte Stukken fyne linnens, by ons te Land bekend, onder de naam van Kameryks of'Kamerdoek, waarmede eengrooten handel werd gedreven, doorliet fterk vertier dat 'er in andere Landen en Gewesten van is. De Procesfie, om dewelke wy eigenflyk gekomen waren, gefchiede twee dagen na onze aankomst in die Stad, op den 15 Augustus, de dag van Maria Hemelvaart; en wel met zuik een pracht en ftaatile, dat het duizenden van Vreemdelingen derwaarts had gelokt. Men zeide ons , dat deez' groote dag van opfchudding, die zo veele nieuwsgierige oogen bezigheid verfchafte, en waarvan ik niet kan nalaaten de voornaamfte omfiandigheden te melden, aldaar meesttyds jaarlyks plaats had. Dien ommegang begon met de volgende geregelde marsch van een een detachement van het Guarnizoen , om de doortogt te bevorderen en 'tgemeene volk in bedwang te houden- Vervolgens de vierentwintig Stafdragers van de byzondere Geeftelyke Kappittels, in hunne plegtgewaden. De twaalf kruisgangers der Parochiën. De Ordens der Kapu-  2? Kapucynen , Barrevoeters en Benedictynen. De vierentwintig Kapittels , verzeld van hunne Stedehouders, Kapellaanen , en Koristen. De Amptcnaaren en Officianten in hunne Staatfie - tabberden. Twee Kanonniken, dragende het mirakuleufe Beeld van de H'Maogd, onder een geborduurt verheemeltfel, op hunne Schouders. De Gouverneur der Stad met zyne trawanten, het Musket op de fchouder. De Opper- Officieren, en de aanzienclykften zo uit de Stad als nabuurige Provintien. De Magiftraat in hunne Ceremonieklederen , begeleid door de verdere Stadsbeampten en Bodens, Drie Burger Compagniën in pragtige Uniformen, met flaande Trom en vliegende Vendels. De Boogfchutters in ?t roodfcharlaken , belegt met goude galonnen, de kamifolen en opflagen ryk geborduurt. De Kanoniers en Helbaardiers in 't blauw met goude koorden uitgemonfterd. Drie hondert Jongelingen te Paard , in 'tRomeinsch uitgedorscht, en gewapend met helm, harnas , fchild en beukelaar, hebbende een Pauker met vier blazende Trompetters aan 't hoofd. Negentien Jonge Meisjes volgde dezen train mede te Paard, de zeven eerften in de gedaante van 4,mnmwvt op zyn Ro- tneinscli  af meinsch zeer pragtig gekleed , niet fpeer cr lans gewapend. De twaalf anderen, verbeelde de twaalf Sibillen of heidenfche Profetesfen , uitgedoscht op zyn Grieksch , gezeten op fpaanfche Paarden , heel ftatelykopgezadclt. Vier zegewagens befloren dezen plegtigen ftoet. De cerfte dier Wagens, verbeelde de He* meh.iart van de H. Maagd, getrokken wordende door zes paarden, die geleid wierden door twaalf mansperzoonen in de gedaanre van Wildemans. Boven de oppervlakte van den Wagen, vertoonde zich de Faam, waar by een Jonge Maagd ftond , met een lllvero kroon op 't hoofd , in een kostbaar gewaad omgord met edele gefteentens. Aan haar voeten lagen in een ronden kring de Twaalf A~ postel.n, onderfcheidcn door de zinnebeelden hunner Martelaarfchap. Het overige van den Wagen was bezet met Jonge Dogteren, verbeeldende de menigte en 'tVolk, altemaal op 'tzwierigfte gekleed. Zy juichten met zulks een welfprekentheid , dat het elks Verwond erings naar zich trok. Pe tweede Wagen, mede door zes paar» den'  ü9 den en twaalf Wildemans voortgetrokken , verbeelde den Berg, waarop St. Gtrfy. de Patroon van Vlaanderen , het Evangelium predikte. Men zag hem boven aan't verhemelte in Priefterlyk gewaad,hebbende de Kettery aan zyne voeten liggen. Een menigte jonge luiden van beiden kunne , verbeeldende Zom_ migen van hen de deugd en anderen de ondeugd, bevonden zich in de zelfde Wagen , en ftreden met elkander onder 't geluid van allerhande Speeltuigen. De Meysjes vertoonde zich onder de gedaante van de Deugd , en de Jongelingen onder die der Ondeugden. De Derde Wagen Zinfpeelde op de Toten van Babel; het Was een foort van misftallige kegelronde piramidifchczuil van zes verdiepingen, elk ter hoogte eener manslengte. Idcr verdieping of omloop , was rondsom voorzien van een hek, bezet met jong Volk , verbeeldende de verfchtllendc Natiën des Aardryks.alleonderfcheidentlyk gekleed en allerhande Taaien Sprekende. Deze derde Wagen , die voor 't uitterlyke wel vyftig voeten hoog vertoonde, wierdt mede van Wilden voorgegaan, leidende paarden van onder-  §3 <»5-*5> «erfcheidene koleuren by den toom ; invoegen men Zeggen kon , dat nooit eeni-e verwarring, gelyk die van den tooren val Babel ons wordt befchreeven , volmaakter dan deze kon werden naargebootst. De vierde oflaatfte Wagen ; verbeelde zo «atuurlyk de koepel en 't klokkcnSpel van 't -Raadhuis dier Stad, dat veelen 'er zich inzouten vergist hebben; het Speelde geduurende al den tyd dat de Proceffie duurde. Dez* wagen, die oppervlakkig de hoogte van wei Seventig voeten befioeg,daaronder be°rePeii den Adelaar die tot een Weerhaan oprttc-evaarte verilrekte , was opgevuld met ruim tweehondert, zo jongetjes als Meysjes, op 'tRomeinsch gekleed; die, onï'het Pecsf alle mogelyke luiSter by te zetten , hunne meeste rykdom hadden ten koste gele-t om pracntlg te voorfchyn te komen. Deze uitmuntende Staatfie, van wëfke oflS door een onzer leidslieden den tiitleg wierdt ïïedaan , dewyi wy 'er anders geen het minfte begrip van zouden hebben gehad , deed verscheidene omwegen door de voornaamste ftraatender Stad, om de nieuwsgierigheid der Vreem-'  Vreemdelingen te voldoen; waarna die voornoemde Wagens op de Groote Markt, die zonder tegenfpraak, een der grootfte vlaktens van die natuur die men in Europa vind , gebragt wierden , daarmen dezelve met allerhande foorten van Illuminatien en Vuurwerken opvulde , het welk met de nachê eene der fraaifte vertooningen gaf. Terwyt de Keteltrommen en trompetten het talryk gezelfchap vervrolykte, en het gedurig ge•brom uit het Kanon en de Musketten, het Feest tot den hoogften trap van volkomenheid deed ftygen ; waar mede deez' roemrugtigen dag, onder het algemeen gejuich en vergenoegen des Volks ; zonder ongelukken ten einde wierdt gebargt. Ik wil gaarne bekennen , dat ik geen oogen genoeg had om te kyken; ook zoude ik alle deze dingen onmogelyk hebben kunnen noch willen gelooven als my dezelve zoude zyn verhaald geworden. Enwaarlykgcen wonder, als men begrypt, dat men by ons te Land van dusdanige wonderbaare zaakèh zelden hoordfpreken ,veel min dat men ze ooit zoude te zien komen; behalven noch, dat onze Hollandfche Meysjes ,ingevolgede ouwerw effen e  fchc fmaak van opvoeding, byna zelden vetf* der. dan een boogfcheut buiten de muuren hunner Geboorteplaats komen, en dus alle deze uitheemfche dingen niet ten onrechte voor fabeltjes zoüden aanmerken. , Na dat wy van Kameryk waren vertrokken , kWamen wy op Peratme, een klein fteedje ia Picardyen 't welk noch Maagd is, doordien het nimmer veroverd is geweest, zynde buitengemeen fterk door zyne moerasfige gronden. Het is zeer Volkryk, heeft drie Parochiën, met een Kollegie van de H. Drievuldigheid. Anders valt 'er niets byzonders van te zeggen , zo min als van eenige andere fteedjes en Burgten, die wy op onzen verderen tojjt naar Paryt, doorkwamen. JI HOOFD-  II. HOOFDSTUK. Adelines dankojnst iè Parys. Eenigt huishoudelyke zaaken. Zeden, net' gingen en karakters der Franfchen in V algemeen, en die der Paryzenaars in V byzonde-r. Zeldzaame ontdekking in de kamer van Juffrouw Amoureus. Befchryving van Verfailles, Fontainebleau eri andere voornaamè Lusthuizen des Konings. Eene Ontmoeting van groote gevolgen. J^\ihocweI het ïn h vallen van den avotiii was, dat wy te Parys aankwamen, moCt Ik echter bekennen, dat de Levendigheid en 't gewoel 't welk ik op de ftraaten zag, my 't hoofd deed draaijen. Ik had genoeg te doen , ora gedurig van de een naar de andere kant te kyken , door de Vreemde dingen die zich telkens voor myne oogen vertoonden ; maar I. Deel. C 8**  het geen' my aanftonds het meefte' opmerking gaf, was de vervaarlyke hoogte der huizen * waarvan 'er zommigen wel Seeven en Agir jbewoonbaare verdiepingen Scheenen te hebben , hoewel de gevels meestal zeer regelmatig waren,-het welk een fierlyke vertooming geeft. Om kort te gpah , ik moest betuigen, dat alles wat ik tot dus verre op myae Reis had gezien , in geen de minfte aanmerking kwam by 't geene zich hier alle cogenblikken opleverde; doch hoe vreemd als het algemecne huishouden. Hoewel het een noch ander Juist niet in de uitterftc Smaak, dat is te zeggen, naar de Koilandfehe kiesheid was ingericht, 't was echter alles voldoenende voor 't gebruik- Eert. ieder van ons wierdt zyn byzondcr Slaapvertrek aangewezen , voorzien van goed beddegoed, vier ftoclcn, een tafel en fpiegel, benevens een klein kabinetje tot berging van klederen en linnengoed- Myn Ooms begeert» was, dat elk naar zyne zinnelykhèid zoude leeven , maar dat 'er bepaalde uuren voor 't middag en avondmaal zouden zyn, en Helde voorts, het huishoudelyk bewind in handen van Zuster Animal, die een paar Franfcha meiden onder haar opzïgt bekwam , mits zy Zorg droeg; dat 'er op zyn Hollandfch wierdfi gekookt, dewyl myn Oom een volllager» lekkerbek op eeten en drinken was. Voor het overige kon elk Zodanig gczelfchap zoeken als hem 't best behaagde, en liet een ieder de vryheid , zo vroeg of laat naar bed tc gaan éi zo lang te fiaapeii als 'them luste; kortom » C 2  op alle uuren en tyden van dag en nacht ift en uittcgaan , alles onder die voorwaarde» dat men hem ook nergens in zonde tegenstreven, nadien hy voorgenomen had, zefcfe hy, om de SadParys eens nauw te doorfowffeïen, gelykhy de gewoonte had re doen, waalmeer hy in vreemde Landen of Plmzm kwam. Mïd'Ierwyl ik myn Oom efi zyn verder gezelfchap dit óngeftoord' genoegen zalovcr]aaten , zal ik ook een kleine uitfp'anffïn.grvoOf my zelve nemen , en intu'sfchefj eens ffafpooren, het karakter van die Landaard, met welke ik voornemens was my in de zaamenlecving re begeven; alzo de eerfte dagen Tan onze aankomst, een zwerm van Heeren en Dames uit de buurt ons hunne opwagting kwamen maaken, als een gevolg van de&ge° bruikeiyke wellevendheid dezer Landaarc Ik wil gaarne bekennen, dat, of fchoon ik juist zo ongemanierd niet was opgevoed als een Boerin , maar zo ordentclyk gelyk het een Burger Juffer betaamd, ik my echter fn den eerficn opflag mcrkelyk verlegen vond , om aan a-ilc die pligrplegingen behoortyk te beantwoorden doch met bchuip van de lesfen die  37 d'ee my den bewusten Franfchcn Heer te Rysfel had gegeven, wierdt ik welhaast wat letterwys- 't Is daarom niet genoeg de zeldzaamheden en vermaken van een Land te befchryven» men behoord ook anderen, die men lusnvil inboezemen om vreemde Gewesten te gaan bezien, het middel aan de hand te geven, om het volkomen genot daarvan te verkrygen; dus dient men inzonderheid den aart en zeden te kenen der geenen met welken men zoekt te verkeeren. Hierop heb ik alle myïic aandagt geflepen geduurende myn verblyf in dit berugtc Koningryk. en ik heb ondervonden , dat de Franfchcn , overliet algemeen genomen , vry meer goede als kwaade hoedanigheden bezitten. Zy zyn een openhartig' Volk, niet ligt te belezen tot kwaade handelingen, omzigtig en befcheiden; fchoon hunne Vyanden, ik weet niet om welke rceden, .ben met ganfeh verfchillende koleuren, ja zelfs met de allerhatelykfte verwen afmaaien; doch laat ons by de ondervinding voortgaan, Zy hebben een groote zugt voor den Krygsdienfl, en een gemeen Soldaat, zal zigftceds iccrocmen , dat hy de eer heeft van in 'sKo( C 3 njags  nings dienst te ftaan; waar van daan het komt, dat luiden van den degen'er in vry grooter agtingzyn, dan die van den tabberd. De Fran^ fchen zyn vlug en Snedig van oordeel, en zeer vatbaar voor alle dingen; beminnaars van Konften en Wetenfchappen. Zy zyn moedi"-' ondernemend en ais tot den Oorlog geboren; doch nieuwsgierig en liefhebbers van 't reizen, ■waardoor het komt, dat men byna in alle wcrelddeclen, van deze Landaart ontmoet. Zy zyn buitengemeen eerzugtig en daarom-' trent wat al te fterk aan 't punt van den degen verflaafd, ,hét geen menig braaf man het leeven kost. Elk Burger tracht naar geleerdheid, ja de geringde Boer zelfs , zoekt daardoor zich in zyn Nakroost te vereeuwigen. De Franfchcn zyn bovendien groote beminnaars van de goede Cier, en hoewel deze Natie by ons te Land voor zeer morslig werdt verlieten, zyn zy nochtans zindelyk op hunne Spyzen, net op hunne klederen, en heel kiesch op hunne Meubilen ; maar bovenal uittermaten verzot op niemve Modens, op welkers uitvindingen zy nacht en dag hunne harsfenon flypen; doch waarin hedendaagse?! onze Landaart voor hunne grilligheden niet behoeft .te wyken , dewyl onze Holland-  Jandfche Dames en Jonkertjes byrm met weeten , welke dragtèn zy meer zullen verzinnen, om zich van top tot teen te mts, maaken. De Franfche Vrouwen zyn door de bank .van een vrolyk humeur en aangenaame ommegang; doch zo voltlagen ligtvaardig met als ze^by ons te Land werden uitgekreten. Zy zyn fchoon , blanken van een fraaije geftalte; maar hun bekoorlyk verftand overtreft verre alle hunne ligchamelyke bevalligheden. Zy bezitten zagtzinnige, beleefde en zedige manieren, zo dat zy met recht tot een voorbeeld van wellevendheid mogen verflrckken. Zy zyn openhartig en vrymoedig. na mate het de billykheid en de reden gedood ■ niet trotsch noch fpytig, maar wat •laatdunkent; niet onbefchoft noch fchaamte■loos, maar kortswylig en ftekelig; met voor de ledigheid of voor den drank, maar in t algemeen goede huishoudfters, deugdzaam . eerbiedig en onderdanig aan hunne mans,, en zorgvuldig voor hunne Kinderen. Zy beminnen de gezelfchappcn , en durven roem dra-en op hunne eerbaarheid, offchoon z> een ongedwongen en vry leeven l^dcn^  doch zy maken geen misbruik van die vryheid, noch van de gelegenheden die hun zoude kunnen doen vallen. 't [s daarom meer uit nyd ais uit ondervinding, dat veele liitlandigen zich beroemen op eenc beproefde handelbaarheid , of zogenaamde Galanterie der Franfche Vrouwen, hoewel het waar is dat 'er in Vrankryk, zo wel als hier te Land* en elders, Vrouwen gevonden worden, die 't masker van fchynheilighcid wecten voorre Tiangen. Hoe het z?, de Franfche Vrouwen moeten zekcrlyk veele volmaaktheden bezitten , dewyl men niet alleen by ons.. maar zelfs by alle andere Landaarden, de modeziekte der Franfche Dames ziet ingekankerd, ïn zo verre , dar zy hedendaags daar omtrent dc les aan geheel Europa geven. Onze HoHandfche Vrouwen zullen 't my misfehien niet wel in dank afnemen , dat ik Zo veele loftuitingen aan deze uitlandfche Ster* geef, gemerkt, de Vrouwen by ons te tand niet gewoon zyn veel goeds van eikanderen te zeggen; maar doordien ik alles met myne eigene oogen bezigtigd hebbc, past het my alle vooroordeel te vermyden * *e onzydigheid te betragten, en do zuivere waar~  waarheid te getuigen, waarom ik ook iets •van hunne hoofdgebreken zai aanroeren. De voornaamfte van dien , zyn , dat ze om hunne zonderlinge verdienden , die zy zich zeiven toeëigenen , wat te veel geacht, geëerd en geliefkoost willen wezen , en dat zy zich heel fchielyk verftooren op de geenen die nalatig zyn aan eene plichtpleging , welke op zich zelve genomen , niets te beduiden heeft. Ook bezitten zy een onbepaalde drift voor 't fpel, waardoor zy vecltyds zich zclven, hunne Egtgenooten en Kinderen , ja dikwyls hunne gantfche Familiën ongelukkig maken. Zy zyn o^k zeer haatdragende tegens de geenen die zy niet wel mogen lyden ; dus moet men voornamentiyk in 't oog houden f dat men by de Franfche Vrouwen , gedienfng, beleeft en toegevende is, want op dien voet werden zy daar te Land behandelt. Men 'moet vooral hunne fraaije hoedanigheden, groote verdienden , weten op te hemelen , naar de fmaak der Hovciingen, doch met dit onderfcheid , dat de lof die men hen toefchryft, de fchyn van waarheid heeft, of fchoou ze niet uit het hart voortkomt. Men moet ook niet gevoelloos noch flaperig in 't pywezen der Franfche Dames zyn, want zy C 5  4* zouden zieh inbeelden, dat zulks uit vesting fproot en hen tot wraakzugt aanfpooren • over zulks moet men zorgvuldig vermyden' hen. eemg agterdenken te geven, want de haat van een Franfche Vrouw, is zo gevaarlyk als de Jaloersheid der Italianen: zy ontbreken gcene lievelingen, door welke zy hunne wraakzugt weten te verzadigen. Om kortte gaan, men moet ook niet al te ligtgelovi- te veel op hen vertrouwen, noch zich aan hunne vnendelykhcid vergapen, want zy verftaan zich op de kunst, om onbedrevene uit goed en have te zette, de goede evenwel niette na gefproken: Zie daar het Karakter der Franfche Vrouwen. Wat den Adel betreft: voor zo verre als ik dezelve beaamd hebbe gehad, kan ik zegen , dat 'er op den gantfehen Aardbodem geen dapperder, welleevender noch edelmoediger menfchen kunnen gevonden werden. Hunne Voornaamfte bezigheid is de Jagt, 't Schermen , Paardrydcn en andere nuttige ligchaamsöefTeningen. Den krygsdienst is hunne Afgod, fchoon zy daarom niette mmder zich toeleggen op de Geleerdheid en mie deftige Konften en Wetenfchappcn, die Edelman geagt en verdienftelyk kunnen maa-  43 maakcn De mcesten van hen vermaken zieligsWinters, vooral in den Vastenavondtyd met Bals, Concerten, Speeipartyën en Maaltyden , en het bywooncn van allerlei aan. zienlyke Gezelfchappen, en begeven zich met de voortyd naar hunne Landgoederen, daar zy wederom andere uitfpanningen nemen- zynde bovendien de gastvryhcid by hen zo groot, dat zy zelfs tot de minfte Vreemdeling, die hun de eer wil aandoen yan hen te komen bezoeken , alle vriendelykheid eh heusch onthaal bewyzen. Met al dat hebben zy evenwel ook hunne gebreken, want zy ftaan zo ftcrk op 't punt van Eer' dat zy om de minfte beuzeling den degen zullen trekken, of iemand voor het Piftool.uitdagen, om vergoeding te eisfchen voor een ingebeeld ongelyk of belediging. Een twede gebrek van hen is, dat zy hunne, gasten alle vryheid van wellevendheid benemen en hen dwingen om uitfporiglyk te drinken , het welk zomtyds de. geyaarlykfte gevolgen naar zich fleept. Voor 't overige zyn zy zo twistziek op 't ftuk der H.ooffche plcgtigheden en perzoonlyken rang; dat den een den ander daaromtrent niet de minfte kleinigheid wil toegeven; doch met een weinigver?  44 VCrftand en gezond oordeel, kan een Vreenv deling aIIe deze zwarigheden zeer ligt uit deu weg ruimen. Belangende het Gemeene Volk; het is vry - Soedhartig, maar wat driftig van aart. Men befehuldigt doorgaans de Franfchcn, dat zy hunne gedagten wat al te vrymoedig uitten cn met pinzjgtig genoeg zyn om een geheim' te verzwygeo, waaromtrent zy zekerlyk wat los te werk gaan. Ook zyn zy wat o'nflandvastig en losbandig, vooral in 't ftuk hunner minnarycn : dit laatfte is by ons en onze Nabuqren te wel bekend, om 'er breedvoerig over uitteweiden, Ten einde nu alle deze ongelegenheden te vermyden, kan men niet beter doen , dan zich te wagten voor een al te m-oote gemeenzaamheid , zyne geheimen aan niemand te openbaaren , en de luiden wel te kennen met welken men verkeerd ; doch boven alles * zich door geen fchynfchoone beloften* te laten in -flaap wiegen ; waarom het best is het gezelfchap van deftige Perzoonen te zooien , als zynde het mitifte bekwam tot het FJegen van eenige laagheden. Ook kan men niet  «•$.-—> 4S iÜot beter doen, zo men aan deZc Landaart Wil beha-en, dan dezelve te onderhouden over de fraaijigheden die men heeft gezien; de loffelvke daaden en bcdryven , waardoor zich de Franfchén door de gantfche Wereld beróérfld hebben gemaakt, hemelshoog te verheften, met lof te fpreeken van hunne ' dapperheid , geestigheid, verftand en hoffelykhcden. Van de fchoone hoedanigheden en eigenfehappen der Vrouweiyke Stxe, de aangenaamheden van het Land , de* fraaiheid ' der Steden , de pragt van het Hof, de kostclykheid der Gebouwen, Kerken , Kloosters, en van alles wat men gezien heeft, en andermaal noch begeerig is te zien. Dit doende , zal men zich ten hoogften by den ganfche Natie bemind maaken , mits men maatniet trotsch noch verwaand, droefgeestig noch duurs, maar een bezadigde vrolykheid bézit en wat fpraakzaam zy. Kortom , men kan zeggen, dat het een omzigtige hand moet zyn, die de Roozen wil plukken uit dit Paradys van vermaak, wyl ze gccnilnts zonder doorn, t zyn; dat is te zeggen, dat men eenige voetftappen verder als Zyn moeders keuken geweest dient ie heb-  -46 hebben, als men in Vreemden Landen wil verkeeren, Waarom het hoognodig was, dat veele Jonge Luiden, 20 van de Èene als andere Kunne, alvorens zieh tot den huishoudeiykcn ilaat neder te zetten, eerst hunne Nabuuren en mcdemenfcheil leerden kennen, om vervolgens door het aanfcwceken van geregelde plichten, brave Huisvaders - en Moeders te kunnen worden,; en daardoor te loeren beZeffen, het geene zy tot beftand der Menfchelyke Maatfchappy vcrfchuldigt zyn, toe te brengen. Ik heb in 't algemeen een Schets gegeven van den aart en neigingen der Franfchcn nu zal ik ook iets met een -woord twee drie aanroeren van 'tKaraker der Paryzenaars in 't byzonder, gelyk ik by 't doorreizen van ieder Provintie desgelyks zal doen. De Paryzenaars zyn door de bank, goedaardig, welberaden, geldgierig en zeer ligt om te' zetten. Zy zyn beleefd en vricndelyk, en gemakkelyker te doeken dan men zich zoude verbeelden. Men .behoefd maar het voorkomen van een Eerlyk Man te hebben , om alles van hen te verkrygen wat men begeerd.  geerd. Boven alles , hooren zy graag veel iöfs fpreken van hunne Stad, en van het gunt eenigfmts hun zelfs betreffen kan. Dewyl myn Oom voorgenomen had, eer het aangenaame Jaargety kwam te verlopen,, de omliggende Lusthuizen des Konings, en andere merkwaardige ftreeken rondsom de Stad Parys te gaan bezigtigen, zal ik tot een volgend. HoofJf.uk de Byzonderheden dezer roemrugtige Wereldftad verfchuiven, ten einde de zamenhang myner Reize niet uit het oog te verliezen , en vooraf aantekenen het geenc my het meldcnswaardigfte in de befchouwing van die Vorstclyke Lustpaleizen is voorgekomen; waarvan het door gantsch Europa beroemde Verfdilles, met recht de éérfte plaats dient te bekleden. Doch eer wy hier toe overgaan , zal het noodzaakiyk zyn , melding te maken van eene zeldzaame ontdekking , die zich omtrent agt dagen , na onze aankomst te Pdrys , in de kamer van Juffrouw Amoureus, opleverde, en ons artemaal in een groot nadenken bragt, inzonderheid aan iny, die 'er de mceftc betrekking toe fcheen te hebben, O?  44 rr^y Op een morgen dat deez' Juffer ten bedde was uitgcfhpt, om zich , als naar gewoonte', voor haare kaptafel te gaan kleeden, zag zy niet weinig verbaast op, een menigte kostbaarheden op dezelve te vinden, beflaande in verfcheide goude en filver geborduurde Zyde Stoffen, een diamante kruis, een goud Horlogie en Snuisdoos met edele gefieentens en brillianten omzet, benevens meer andere fraaijigheden van groote waarde. Niet kennende begrypen, hoe en op wat wyze dit alles daar gekomen was, dewyl zy haare Slaapkamer van binnen altoos gewoon was te fluiten, kwam zy terftond in haar nagtgewaad naar beneden , om ons van deze zonderlinge verrasling kennis te geven; daar wy echter geen van allen geloof aan wilde Haan, dan na dat wy 'er zelfs ooggetuigen van wierden. Onbewust wat deze bedekte handelwyze, waarvan elk zyne byzondere gedagten kwam te zeggen , te beduiden hadde, dreef ons de nieuwsgierigheid aan, om alle voorgemelde fraaijigheden nauwkeurig te bezigtigen , om , of het mogelyk waare ëenige nadere ontdekkingen te kunnen doen ; waarin de Heer Charmant, die, gelyk het tm bleek, in de galante Wereld verkeerd. had-i  •had , gelukkig kwam te fia; cn ; vindende liet ontfluiten van een zeer kunftig gewerkte goude Etui, die niemand binten' hem wist ' o'pen te krygen , iets, welke het voorkomen van een Brief hadde. Een ieder was benieuwd .-er den inhoud van te weeten, doch dewyi t welke wy als Vreemdelingen zeer gunftig ..Wierden tocgelaaten , deed ons als flomme beelden roerloos ftaan gapen voor alle de uitmuntende kostbaarheden die wy 'er zagen. De Voorportaalen-, Galleryëu" en Vertrekken, fchittc-rende van 'tgoud , füver-en «dele gefteentens, waarmede alles was in•gelegt, .verdoofden ons 't gezicht, en deedea ons de oogen van Argus ontbreken om alle dingen befcheidenrlyk gade te jlaan' Mm was 'er ondertusfchen 't geen myne aandagt het meefte gaande hieldt, dan de ■ovcrheerlyke Schilderftukken, die ik, zo ia <3e groote als -kleine .Gallery, waaraan de -eerfte de lengte van meer dan twee houdert •voeten heeft, en op een onuocmlyk getal •van warmere zuilen en pilasters gefchraagd J«,-kwam op te merken. Want dewyl Ik; -«3 myn vroege Jeugd de Teeken- enSchilderkunst had geleerd , fchepte ik een zonderling vermaak in het befchouwen van die Taferelen' *e «ecfiendeels de Veidikgen , Orerwinjjin; . * 1 gen  s7 ,-gcn en andere Heldendaaden , door Koning" Z,o.iewyk den XIV. in de Zestiende Eeuw behaald , verbeelde ; benevens . veele andere gedenkte/kenen van de aloudheid , allen door de penfeelen der beroemfte Franfche en Italiaanfchc Meefters gefchetst, gelyk mede de pverheerlyke Plafonnén, die wy alomme aan ft hoog gewelfzei der Vertrekken zagen praaien. ■ .H-f Behalven alle deeze hoogstverwonderlyke merkwaardigheden , waaraan wy ons niet genoeg kosten verzadigen , kwamen wy cindelyk in een zeker vertrek, de Biljart» Kamer genaamd; hier vonden wy een op•merkelyk Horlogie, 'twelk in werkzaamheid geraakte op 't oogenblik dat wy binnen traden: hierin beftaande. Als het uur zal flaan .komt 'er een haan uit vliegen die driemaal kraait, waarna-het ftandbeeld des Konings te voorfchyn komt; intusfehen ziet men Hercules met zyne knots van de eene zyde uitkomen, welke een Hydra verflaat, die-van ■de andere zyde op hem aankomt. Hierop daalt de Faam boven 'tjhoofd des Konings neder,- en kroont denzelvén met de lauvvren des ovenvinnings. Geduurende alle deesia L'*ï ■ D s be<  5S «C- , ■■»■> bewegingen , hoord men het geluid van een zeer hartftreelend Muzyk, uit het inwendige Hgchaam van het Uurwerk voortkomende • waarop het uur flaat, en alles weder tot Zyne voorige werkeloosheid keerd. Zoo dra ik dit wonderftuk van de Kunst aandagtiglyk had befchouwd en nagefpeurd, heb ik moeten recht doen aan 't geene my "tjt* vautiiduu aoor zettere Kunstenaar Tn/rVi-Hf hnmnmj . i- . ^^.r^t-iu, iidujuiyK, om aoor een werktuiglyke beweeging, alle levenloo- , ze voorwerpen tot een geregelde werkzaamheid te brengen. Om niet te breedvoerig uitteweiden in al het overpragtige der Meubilen van dit Koninglyk Paleis, zal ik flegts zeggen, dat 'er een menigte Vertrekken gevonden worden. van wencen ae x^eaucanten , tatels , itoelcii en andere huiscieraaden van louter filver, ja zelfs van noch veel kostbaarder metaaleu zyn. De meefte vloeren, trappen, portaalen en galleryën van het binnenfte des Gebouws, zyn niet alleen van het uitgelezenfte marmer met allerhande koleuren doorfne- «en, maar de buitenlie voorhoven en opgangen,.  gen, blinken daarmede in uit en geven een .«„..,w.i^v»n/ifti» vp.rtooning voor 'toog. |lUttlumu»»>-"l"-T ■ Hoe verrukkelyk alle die wonderheden ons eenige agterecnvolgende uuren hielden op.getoogen, niet minder voldoening genoten wy in onze namiddag wandeling; als wanneer wy onze aandagt nieuwe bezigheid verfchafte, in het bezigtigen van de uitgeftrckte Tuinen, Terrasfen, Waterwerken , Grotten Doolhoven; kortom, alles wat Natuur en Kunst bekwaam is, ter verrukking van 's Menfchen hart op te leveren, waar onder de Orangeriën en Mmagenèn, overvloeiende van alles, wat in hetRykder Natuur kan voorkomen , voornameiyk uitmuntende, bevattende beiden voor hun byzonder, een aanzienlyk Paleis of Lusthuis op zich zeiven, vry fierlyker, pragtiger en uitgedrekter, dan'er.zo ik vertrouw , een eenige in ons Vaderland zoude kunnen werden gevonden. Had ik reeden om my te .«bewonderen over alle deze voorverhaalde zeldzaamheden, myne Reisgenooten ftonden noch vry meerder verdomd over het befchouwde, en moeden volmondig bekennen, dat allevnoch verre hun-  hunne verwagting had overtroffen j inzonderheid de Huishoudfter van myn Oom, die zo ais men zegt, een gat in den Hemel floeg' en nauweiyks wou gelooyen, dat alle de'e" ze dingen van menfchen.handen waren gemaakt : Midlerwyl de Heer fiymclzuk ons een geheele Foliant met Lofverzen beloofde, die hy zeide opdeeze voortreffelykhedcn tezullen ©aaken , hoewel'er niets ajs wat brabbelfchrift van voortkwam. Ondertuffchen koefterde zich de Heer Cfartnant, als een tweede. Adonis, met duizenden kafteelen in de lucht te bouwen, vertrouwende van in dit Paroays vim Wellust, zo. als hy het noemde, "de Gcdinne van de' Fortuin te zullen ontmoeten,, en befchouwde .alle de Voorwerpen als een voorboddaarvan. Maar hoe zeer de een en auder van ons zich in een zee van vergenoeging kwam te baden, myn hardt wierdtechter niettemin zeer fterk gefolterd , door een verlangen , daar ik geen reden van wist te geven „ en waarvan de ontknooping mogelyk naby Het geen myne oogen op dezen dag en Sernge volgende ,kwamen te aanfehouwen „ «noest my dat niet eene weltevredenheid in- boe-  bdezemen, en moed ik niet voldaan zyn van my zelve , dat ik tot deeze Uitlandige Rcize was overgegaan? Niet alleen had ik myn, e■ zicht en myne Vrouwelyke nieuwsgierigheid i verzadigt, maar welk een zoete vergenoc: ging kon ik by voorraad niet fmaakèh, wanneer ik eens in myn Vaderland zoudi wedergekeerd zyn, dat ik myne Landgenooren , door een zo veel mogelyk nauwkeurig Verhad van myn gantfehe wedervaaren , do tyd1 aangenaam zoude kunnen doen verdryven? welk een geruste voldoening voor het menfchelyk gewecten , dat nieri kan zeggen en ook met 'er daat betoogen, dat men voor zich zelvcn alléén in de Wereld niet lee'fd* Maar weder ter zake'. —> Na dat wy óns met veel moeite hadden afgefcheurd van dit verrukkelyk verblyf, belloten wy, om het afnemende Taargcty, de vergelegende drecken allereerst te gaari bözigtigen, om naderhand zo veeh te digter by de Stad Parys te zyn , tot het betrekken onzer Winterkwartieren; dus namen wy de reizc op FontainebUau. Dit Lusthuis , hoewel in verre na niet konnende opweegen tegen Verfaillis, heeft mede haare opmerkiylc hes  $2 heden, 't Ligt veertien mylen van Paryiy en ontleend deszelfs oorfprongkelyke naam naar de overheerlyke wateren en fonteinen die het opleverd. De ftichting van dit Paleis werdt toegefchreven aan Frantiscus de I. Koning van Vrankryk, op het verzoek zyner Dochter Claudia, by gelegenheid dat zy aldaar op de Jagt was en dezen oord allerbehaaglykst vond tot een rustvcrblyf; doch, fchoon het toen ter tyd maar een eenvoudig gebouw opleverde, is het echter naderhand door Hendrik de IV. tot een volkomenheid gebragt, dat net voor gecne Paleizen van Europa in fraaiheid van bouwkunde en aanzienlyk voorkomen behoeft te wykcn. Het is gelegen in een zeer aangenaame en permaakelyke Valei, omheind van eene menigte bosfehen , tuinen en gragten. Men teld in dit Lusthuis, over de negen hondert, zo zaaien, kamers, kabinetten als Galleryën. De kleine Gallery is berucht, door de onderhandelingen die 'er ten tyde van Hendrik den Grooten gehouden wierden over het üuk van Godsdienst, tusfehen de Gereformeerden *n Roomsen- Catoiyken. De Fonteinen, Grotten en Watervallen zyn 'er in veelvuldigeftnenigten, gelyk ook de Standbeelden , Schil*  Schilderingen en andere merkwaardigheden , . die de verwondering van den vreemdeling kunnen naar zich trekken. Onder anderen , des i Konings - Zaal, alwaar den Maarfchalk van Biron, op last van dien Vorst wierdt ontwapend en gevangen gezet. Vervolgens het i Vertrek der Koninglnne , daar Lodeivykde XIII. gebooren wierdt. Het Voorportaal der Lyfi Wagten , daar men in Schildering en op de Tapyten de overwinningen van Karei de VII. op de Engelfchen , dien hy uit zyne Staaten i joeg, ziet afgebeeld- En eindelyk de groote \ Zaal der Fe'ftynen, alwaar men Hendrik de IV. jeevensgroote gezeten ziet in zyn volle triomf, op een in konftig uitgehouwen marmer Paard, hebbende aan zyne zyde de Coedertierendbeid en de Vreede, terwyl hy iZyne Vyanden met de voeten vertreed. In de Koninglyke Tuin is een Qlêopatraas Beeld, op 't kunstigst in koper uitgehouwen , het \ welk de Koninginne Catharina van Mêdicis og> I haare Reis naar Vrankryk , uit Italiën medei bragt, benevens een Neptunus van ftaal, : aan wiens voeten eene VVolvinne ligt, welke Romulus en Remus aan haare borsten zoogd. Jammer is het, dat veele fchoone Stukken < ca Gedenktekenen alhier, door den tyd mer- ke-  kelyk van hunne fraaijtgheid en aanzien heb* ben verlooren; hoewel de overblyfzelen my noch een vqlkomene bevatting van alle deze dingen inboezemde , ten minden, voor zo ver re men'er eenige geregelde aandagr op doeg: ' Wy zullen dit Lusthuis in zyne verdere byzonderhcicn voorbygaan, om niette wydloopig te zyn, en ons o'nniiddelyk begeven naardat van Marly, gelegen vier uuren vari Parys en één van VerfailUs. ■ Dit Koningiyk Slot, door Lodcvoyk dsn Groeten. gedicht, is uit 'en inwendig van een even pragtig voorkomen. Deez' beroemden Vorst hieldt het doorgaans voor zyne uitfpanniii- gen, en om zien te verledigen van zyne Krygs-en Staatszorgen. Het bevat in 't klein , alles wat het genoegen behaaglykst kan ftreclen. De Tuinen, Wandellaanen, Vyvers en Grotwerken , betoveren het oog. Men vind 'er twee Globes of Wercldklootcn , eene Aardfche en eene Hemelfche ; welke laatde gezegt wordt, de ccnigde te zyn, die de Planecten aanwyst. Aan de uitterfte eindens der verrukkende tuinen van Marly, ziet men twee gevleugelde Paarden van. allerkostelykst Wit marmer, betogende de twee Faamea van  Van Oorlog en Vreede. De Schilderyërt van dit Lusthuis, zyn zeer uitgeftrekt, en dooide beroemde Franfche en HoIIandfche Meefters gefchildert, inzonderheid ontmoet men 'er een menigte Stukken van onze Vaderlandfchen van der Meuten, als, de inneeming van Naardtn , het Loo , en Utrecht, benevens nog veele anderen van dien alomvcrmaarden Kunstenaar , verbeeldende verfcheide beruchte Veldflagen en Belegeringen, te wydloo•pig om hier allen te befchryven. Onder meêr andere merkwaardigheden die 'er te Marly gevonden worden, kan men hoofdzaaklyk dellen, het verwonderlyk Watergevaarte, of Konstwerktuig, waardoor het water uit de Rivier de Seine, door Marly naar Vcrfailles werdt opgeleid; zynde niet alleen de uitvinding dezer Machine, een wonder van menfehelyke fchranderheid, maat dc werking deszelvcn, doed alle de geenen die het zien, verweezen en fpraakeloos flaan. Ik zal my niet vermeeten, alhier eene breedvoerige befchryving of ontleding van dit onvoorbeeldelyk Konstwaterwerkduk te doen, dewyl het niet alleen verre boven myn Vrou« I. Deel, E wer<  €6 welyk vatbaar begrip is, maar ook buitel myne zaak, om my in eenige Wiskundige gefchillen, die uit myne onkunde zouden kunnen voortvloeijen, in te laaten. Wy zeggen dan Marly vaarwel, en vervoegen ons naar St. Germain, een Stad af Vlek, verlierd met een koninglyk Slot. Het is een der gezondfte luehtftreeken van gantfch Vrankryk , en eene der alleraangenaamfte Oorden, zynde de Tuinen en het Bosch, beiden even verrukkenswaardig en uitlokkende. De Vertrekken , zo van het Oude als 'IN".ieuwe Kafteel, zyn zeer fraai en welgeregeld, 't Verftrekre eertydstot de hofhouding der ge. vluchte Koningen van Engeland. Koning Ja~ tobus de Iï. , ftierf aldaar den 16. September des Jaars 1701. in den Ouderdom van 68 Jaaren, en de Koninginne zyne Gemalinne, in de Maand Mey van den jaare 1718. Men yind 'er ook Drie Onderaardfche Fonteinen of Grotten, in welken door middel der waterbewceging, al veele zeldzaame dingen te zien zyn. Onder anderen , ziet men in een derzelven , eene Maagd, zittende te fpeelen joor een Orgel, met de yereifehte bewee- gin.  gingen , toonluidingcn en overéénfternmende geluidgevingen. Zoo ziet men 'er ook eenen Orpbéus alfpeelende op zyne Luit verfchynen , midierwyl de Dieren en Vogelen zich voor hem nederbuigen en hunne Verwondering doen blyken. Omtrent een myl van dit Kafteel, vind men ook nog de overbiyfzelen van een Eikenbosch, waarin men zeide , dat geen Jonge boomen meer wilde groeiien, zedert aldaar ten tyde van Karei den Gïooten, veele Franfche Pairs en Edelen , door verraad zyn omgebragt geworden. Wy zagen ook by deze gelegenheid , de Stad St. Germain, die wélbevolkt en door de rondborftigheid haarer Invvoonderen, een aangenaam verblyf opleverd. De Huizen zyn 'er hoog en net gebouwd, de Straaten ruim en met keijen geplaveid. 'Er zyn veele voornaame Hotels, als onder anderen die van den Hertog van Noaïlles. De Stad heeft echter maar een éénige Parochie, een Hospitaal, en eenige Klooftcrs ; als die der Fran_ dscaanen of Rccolletten, hetKloofter van St. UrJula , en die der Augustyncr-Barrevoeters. Van St, Qtrmain begaven wy ons naaf E a £v  éi St. Ctoud, een der fraaifte Luflpaleizen van Vrankryk.De Kamers zyn zeer koftbaar gemeubileerd, en opgefierd met de voortreffelykfte Schilderyën en Gedenkfhikken , boven a'les die, welke in de Galleryën voorkomen dié meer als éénen enkelen dag vereisfchen om na te fpeuren. De Tuinen, Doolhoven, Fonteinen; Grotten, Kaskaden of Watervallen , zyn niet minder opmerkenswaardig £elyk ook de fteene Brug, waarmede men tot dit Lusthuis komt, hebbende veertien onderfcheide verwulfzels of boogen In de Kerk - Kapel van *. ctoud, ligt het hart van Hendrik de III. begraven, die in den jaare J589- te dezer Plaatze, door een booswi-t moorddadig met een mes wierdt doornoken. Van St. Ctoud reden wy naar Mtudm berucht wegens deszelfs Vorstelyk Kafteel' ge legen op eene Rots, in 't midden eénet aangenaame Bosfchagie. Na Vtrfmlk, kaa men zeggen, dat'er geen Paleis zo prachtim zyne meubilen is, als dat van Meudon. De Vertrekken overvloeijen van marmere Standbeelden, Spiegels, Schildcringci en verguld«jelen. Men bragt ons ook in een Zaal «aar een marmere Spiegel m een fchoor- fteèn.  fteen daat, zo fyn geflepen, dat men 'er alle voorwerpen zo duidelyk en klaar als in een glas kan befchouwen. Ook kwamen wy ineen kamer van louter grotwerk, alwaar wy altemaal op 't onvoorzienst, van 't hoofd tot de voeten met water wierden befprenkeld, door middel van een konftig gedreven fonteinWerk ; over welk kluchtje, Zuster Animal de lip wat trok, doch zy moest het zich laaten welgevallen, en als een lesje aannemen , om haar wereld te leeren kennen. In 't voorbygaan, bezagen wy het Kadeel van Seaax, 't welk, fchoon geen Vorstelyk Paleis zynde, nochtans opmerkenswaardig is, om de fraaije Galleryën, Tuinen en Waterwerken die 'er zyn; doch vooral munten 'er de keurige Schilderingen van den wytberoemden le grun op 'theerlykst uit. Van hier kwamea wy te St. Denys, vermaard wegens de Begraafplaatfen der Koningen van Vrankryk. Wy hielden 'er ons een geheelen dag op , om de merkwaardigheden derKoninglyke Abtdy nauwkeurig te konnen bezigtigen. Dit Gedicht is een ontzaglyk groot Ge„ vaarte, wel driehondert.voeten lang, op de E 3 breed*  70 breedte van twee hondert en de hoogte van tagtig voeten; wordende onderfchraagd door negentig marmere zullen of pilasters. Den ingang van 't zelve beftaat in drie kopermetaale deuren , welke certyds zeer ryk verguld waren, benevens twee groote vierkante Toorens met fraaije klokken voorzien, èn in de Kerk zelfs , een uitmuntend Orgel, 'r welk voor de beste van geheel Vrankryk werdt gehouden. Behalven de Graftomben der ,Vorften en Vórffinnen . vind men 'er ook die van alle de Vorstelyke Kinderen , Prinsfen en Princesfen van den Bloede, en van eene menigte Heilige Martelaaren. De Schatkamer van St. Bcnys, alwaar de 'Zteliqutén, en Kerkfieraden worden bewaard, die door de geheele Wereld zo vermaard zyn , lokt Jaarlyks, een Heep van Vreemdelingen derwaarts, zo dat deze plaats altoos overvlceijende van nieuwsgierigen is. Eer men in de Zaal komt, daar die wonderbaare Schatten zyn opgefloten, ziet men bovcii het Groot - Altaar , een goud Kruis van feven voeten hoog, verrykt met édele gefteentens en Orientaalfche Paarlen. — Een goude ■Tafel ter lengte yan vyf en ter hoogte van drie voe»  ■7* moeten, op 't midden van dewelke, onzen Zaligmaker leevensgrootte Haat uitgehouwen, benevens zes Apostelen en vier Engelen. iUenvan louter masfief goud, omzet met fcostbaare gefteentens, paarlen, agaaten, topasen en granaten. |d de Zaal zelfs, zyn verfcheide Kasten, of Kabinetten, bevattende veele ongeloofde Zeldzaamheden; onder anderen een goud Kruis, verficrd met Robynen , Saphire„ Smaragden en Oosterfche Paarlen; waarby een ftuk hout ligt, 'twelk men ons zeide , van het Kruis te zyn van onzen Heiland , ter lengte van anderhalf voet. Als mede een Retiquie - Kasje, waarin een Crucifix van 'tzelfde hout, naar 't zeggen, met éten handen gemaakt door Paus Omen, de III Het Gebedenhuisje van Pbthppas- Au~ «uflus, waarin wel twee-en dertig Relden worden bewaard; onder dewelken hoofdzaaklyk gefield moeten worden, een doorn ut de kroon van den Heere Jefus toen hy aan »t kruishout hing: De Spongie, waarmede ' Hem de édik en galle wierdt aangeboden. Een brok van deszelfs Mantel: Een flesje gevuld met bloed en water 'tgeen uit 4yn» Ê 4  Zyde geloopen is; Een der Spykers waarmede Hy aan 't Kruis wierdt genaaid en veele andere merkwaardige Oudheden niet alleen te veel om te noemen , maar die by onze Landaart, naiiv/elyks geloof zouden verdienen, Wy zagen 'er ook de Kroon van Kantje» Grooten, beftaande in enkel goud, rykelvk niet Saphiren, Smaragden, Agaatfteenen en Paarlen omzet. Dezelve word naar Reims gebragt, als 'er een Koning moet gekroond ivorden, gelykmede de Scepterftaf, Degen Mantelhaak en 't Ceremonie-en Gebedeboek' gebruikelyk by die zalving; zynde alle dezê dingen van een onfchatbaare waarde. Zoo dat men zeggen mag, dat 'er geen Plaats in Vrankryk gevonden werdt, alwaar zo veel byzonderhedeu zyn optemerken, dan inde ze beroemde Abtdy. Wy vergaten ook niet , om deszelfs keurige Fonteinen en WaterWerken te befehouwen, e„ aUes wat ,ef verder van eenige aangelegenheid te zien Was, met alleen ten opzigte van de Abtdy maar ook ten aanzien van de Stad zelfs, die ' alhoewel zeer klein , nochtans zeer vërniaa-' Ulyk gelegen is, in 'tmidden cener vérmaa-  i kelyke vlakte, overvloeijende van koorn en andere leevensbehoeftens. Het Wild is 'er in zulk een' overvloed , dat men nauwelyks twee fehreeden ver kan gaan , of men vind i 'er haazen en patryzen: In de Stad zyn twee a drie Vrouwen - Kloofters , en een der Re~ i toiletten of Barrevoeter- Monnikken. Kortom, i dc Inwoonders fcheenen ons , over 't algei meen, zeer zagtzinnig en beleeft te zyn, leidende een vergenoegd en aangenaam leeven. Wy kwamen vervolgens te St. Cir, welkers Koninglyke Abtdy men ons insgelyks deed befchouwen. Dezelve is gefticht door , Lodewyk de XIV. in 't Jaar 1686. ten behoei ye van een getal van twee hondert Vyftig AdeI lyke Jonge Juffers, wier Vaderen in den dienst des Konings geftorven, of grys gci worden zyn. Deze jonge Geeftelyken , zyn verdeelt in Vier Clasfen of Ouderdommen j deEerfte van dien dragen een blauw, dc Tweede een geel, de Derde een groen en de Vierde Clasfe een rood Lint om de middel. Hier van daan begaven wy ons naar Trionon, in welk Paleis dc pragt, ryddom en goede fmaak alomme heerfchte. Doch boven alles, E 5 zy»  74 zyn dc fchiïderyëri 'er in een' ontelbaare menigte, gëlyk mede de Fonteinen en Baden , hebbende allen hunne byzondere naamen en dptherklykheden, maar die ons té verre van 't. fpoor zouden leiden om naareifch te befchryven. De Tuinen zyn 'er allervermaaklykst, want in welk Jaargety men 'er ook komt, overvióeijen dezelve van gebloemten , die eeii allerlieffelykfte geur van zich geven, midlerwyl men door laanen van Jasmin en Oranjeboomen gaat wandelen. Zoo dat men reden heeft om te zeggen, dat de Minnegoodjes en haare Bevallige Stoet, deezen Oord enkel fchynen gefticht te hebben, om 'er hun verblyf te houden, en waarby de Natuur en Konst vereenigd zyn, om dus alle de volmaaktheden dezer Wereld, aldaar in des. £elfs vollen luister te vertoonen. Na dat wy onze nieuwsgierigheid in de befchouwing van dit klein Paradys hadden geboet, vertrokken wy naar het Vorstelyk Lustflot van Vïncennes, liggende aan de Rivier de S:ine; omringd van diepe en fchoone Graghten, verftrckt met vcrfcheide Bolwerken en agt groote vierkante Toorens tot «kszelfs verdediging. Dit verblyf is zo aangenaam.  naam en zo vermaard om zyne fraaije wandelingen, dat veele Koningen 'er hun leeven hebben gewensehtte vcrflyten. DePatyzenaars vinden het Bosch van Tincevmes zo bekoorlyk, dat ze in menigten met de zomeravonden derwaarts komen om 'er zich te verlustigen; waardoor dc toevloed van voetgangers0'er niet alleen zeer geweldig is, maar het ook doed grimmelen van een oneindig getal van Koetzen, Kalcsfcn, Chaizen en andere Rytuigen. Lodewxk de XIV. heeft hier geduurende zyn minderjarigheid een geruimen tyd doorgebragt, en zelfs heeft 'er Lodewyk de XV. in vroeger tyd met zyne gantfche Hofhouding gehuisvest ; doordien de Luchtftreek in dezen omtrek, buitengemeen gezond en ftreelcnde is. De Vertrek, ken zyn 'er kostbaar, pragtig en uitblinkende in hunne Schilderingen en Meubilen, terwyl 'er alles in de uitgelezenfté en geregeldfte fmaak is ingericht. Wy zullen evenwel niet breedvoerig over dit Oud Adelyk Gcfticht uitweiden, uit hoofde van het ongeduldig verlangen , waarin veelen myner Landgenooten zuilen zyn, «m den yerderen loop myner wedervaaringen  7<5 gen te vernemen ; welkers draad ikonmiddelyk weder gaê hervatten. Wy zullen daarom geen gewag maaken van nog meêr andere Lusthuizen, die wy onderweg aandeeden, als zynde van te weinig belang, om ze te vergelyken met die, welke wy reeds hier vooren hebben aangetekend gehad. Alléén zal ik 'er maar by voegen , dat wy, naeen uitvlugt van ruim drie weeken , altemaal zeer vergenoegd in onze wooning te Parys te rug kwamen, en inde eerfte dagen, genoeg te doen hadden, om de wonderen die wy gezien hadden , in ons geheugen te herhaaien ; die, hoewel ze geen droom waren, ons nochtans als ongelooflyk voor de oogen bleven fchitreren, fchoon geenfints het "eld beklagende, dat wy daar aan te koste hadden geiegt. Niettemin v/as ik voor my zelve niet al te wel te vreeden , dat ik op deze tocht geen de minfte ontdekking voor myne Min had gedaan; te meer, daar ik my alomme voor 't oog van de gantfche wereld, om zo te fnreeken , had blootgefteld. Deeze ingetogenheid die men met my hieldt, was voor een Meysje van myne jaaren , die men in  C—5-S> ff in den beginne zo fterk gevleid had, niet wel te verduwen; en ik weet byna niet wat 'er van my zou geworden zyn, byaldien 'er zich op 'tbnverwagtst geene gelegenheid had opgedaan, die myn ongedult aan banden floot. Op een namiddag, dat ik my naar myn kamer begaf om my wat te kleeden, dewyl ik voornemens was met Juffrouw Amoureus eenige Nieuwmodifche winkels te gaan bezoeken, had ik nauwelyks de deur van myn llaapvertrek geopend, of my dunkte een Mansperzoon te zien , die op myne komst ais een fchim agter 'tbehangfel verdween. Ik ftond in den eerften opllag geheel beteu. terd , niet wetende of ik myne oogen mogt gelooven, en durfde niet voor-noch rugwaarts gaan, doch doordien ons huis genoeg bevolkt was, om voor geen overlast te vreezen, trok ik myn ftoute fchoenen aan, en trad de kamer in. Wie is daar ? vroeg ik met een forsfe ftem , hoewel my de kniën onder 't lyf geweldig knikten. Ik kreeg geen antwoord; en dewyl ik geen moeds genoeg had, oin agter 'tbehangfel te gaan zien, wie 'er was, keerde ik op myne voetftappen tr  7* te rug, en ging naar beneden om kennis van myn wedervaaren re geeven. Men lagehte my hartelyk uit, vooral myn Oom, vvicu de ondervinding juist dc bloodftc van zyn tyd niet had gemaakt, zeggende, dat ik buiten twyffel door eenige verbeeldingskracht was gedreven geworden. Nochtans was men niet in ftaat om my iets uit het hoofd te praaten , 't geen ik met myn eigen oogen had gezien - ten minften , wy Vrouwen ftaan heel ftyf op ons ftuk, en' laaten ons niet ligt omzetten van eenige agterdogt die wy voeden- Myne verlegene houding, blykbaarc ontroering en verbleekt gelaat, bewoog ondertusfehen ons gantfche huisgezin, om onderzoek van zaaken to doen; maar hoe verwondert ftond men niet te kyken, agter 't behangfel een verborgene deur te ontdekken, die noch niet'lang daar fcheen gemaakt te zyn geweest! Een ieder zeidc 'er zyne gedachten van ;, doch het voorgevoelen van een zeker iets, my onbekend, nam datclyk by my dc overhand, en ik dorst in vertrouwen wel te kennen geven, dat myn bedekte Minnaar hier onder fpcclde. Ea om myn gezegde op de geloofwaardigheid  lietó te fchraagen, gingen wy een zelfde navorsfching in de kamer van Juffrouw Amoureus doen, overmits aldaar wel eer de bewuste gefchenken voor my waren neêrgelegt; en waarlyk, wy ftonden niet weinig verft'eld , hier insgelyks een verborgen deur agter 't behangfcl te vinden ! Goede raad was duur, hoe men zich irl dit geval zoude gedragen: De Vierfchaaf wierdt gefpannen; en nadien men my voor ?t groote beweegrad van dit alles aanmerkte, moest ik een beflisfend.befluit nemen. Men weet, dat het onze Kunne juist aan «:eene vindingen ontbreekt, als het op 't ftuk der Minnezaaken aankomt. Ik begreep , dat in zulk een gewigtig geval, als dit was, 'er geen voorzichtigheid genoeg gebruikt konde worden; weshalvcn ik nodig oordeelde, dat men de twee bewuste geheime deuren , van onze kant zeer vast zoude vernagelen, om niet meèr overrompeld te worden , en dat men vervolgens behendiglyk zoude onderftaan , in welk nabuurig huis ze hunne uitgang hadden, om hier door te weeten te kernen , welk Perfonagie op myn perzoon zo verflingerd was; alzoo wy geen yan allen nu meer-  meerder twyffelden, of de meergemeld» kostbaare Prcfenten, kwamen van den Minnaar, wiens Brief dezelve vergezeld hadden. In hoe verre deze myne vermoedens naderhand bevestigd wierden , en welke groote Gevolgen daaruit voor my voortfprooten zal men in t volgende Hoofdftuk aangetekend vinden. VI. HOOFD*  tx III. HOOFDSTUK. Byzonderhedèn wegens Adelines wederyaaren met zekere Hertog. Roekeloos beft-aan van Myn Heer Charmant. Beknopte Befchryving van de Stad Parys. Merkwaardigheden van het Luxemburg ,'t Paleis Royaal, de Thuilleries, Lonvre, en andere Koninglyke Gebouwen en Wandelplaatfen. Iets^ V welk zeer akelig is om by de nacht te lezen. ï^iettegenftaande alle de geheime navorsfehingen die wy eenige agtereenvolgendedagen deeden , om te weeten , welk huis het was, dat met het onze- zulk een nauwe betrekking had, wy ko«den toch niets met eenige dc minfte zekerheid onderfcheppen , en alles fcheen zo bedektelyk en omzigtig I- Des r, F be-  82 feekuipt te zyn , dat wy misfchien voor altoos daarvan onkundig zouden zyn gebleven, by-aldien 'er geene andere omftandigheden waren opgekomen, die het masker 'daarvan deeden afvallen. Op een avond dat wy ons in de Italiaanfche Opera bevonden, werwaarts wy alleen gegaan waren , om 'er onze ooren met een aangenaam gezang en hartverrukkend muzyk te ftreelen, alzoo wy buiten dit, niets van kunne taal noch uitterlyke gebaarden verslonden, waren wy nauwelyks een kwarlieruurs in onze Logie gezeten geweest, of 3'k zag my aangefprokcn dooreen Heer, die, fchoon hy my van den éérften Rang of Geiboorte niet voorkwam, nochtans wellevend3ieid genoeg fcheente bezitten, om hem myneaandagt te verleenen; te meer.toen ik bemerkte, dathy zyn gelaat met veel oplettenheid kwam te vestigen , op de fieraden en kleinodiën , «net welke ik my dien avond had opgefchikr eri welke meeftendeels de geenen waren ] die my van mynen onbekenden Minnaar waren gegeven geworden. Want men gelieve te weetcn , dat ik aireets zo ervaren in de Franfche welgemanierdheid was, dat ik, by ai  tal zulke gelegenheden volkomen liet blyken, ■ myn wereld te verftaan . Deze voordeden i ve'rkrygt men door het reizen en door de i verkeering met vreemde Volkeren en Land; aarden ; deez' bieden ons ongevoelig de behulpzaame hand , tot het bcfehaaven onzer : zeden; met dewelken wy anderfints onvolmaakt ten grave zouden daalen , en de Men*. fehelykheid fchande en oneer aandoen. Men zal verwondert zyn , my dus te hooi ren redeneeren , even , als Of het niet algemeen bekend ware, dat wy Vrouwen een aangebooren drift in ons voelen werken, di« i ons aanprikkeld tot alles wat eenigünts op: fchik mag hictem Ik wil voor myn zelve gaarne bekennen, dat ik rykelyk van dit zwak bedeelt was, en zeer wel wil gelooven, dat het een meer als beproefd middel is, om 'er de eerbaarheid van een Meysje door te verftrikken. Echter zoude het te beklagen zyn , dat wy met de opliering onzer perzonen , fchoonhcid of bevalligheden, ééniglyk zouden bedocicn, om ons van het gantfche Mannelyk Gcllaght te doen aanbid«Jen; maat iü »ea 'er eveuwsi een foort F a van  van eigenliefde door Voeld ontgHmmen, fs waaragtig en niet te Wedêrfpreken. Den bewusfen Heer, uitgedöscht in eert lange fpaanfche Mantel, dien hy om dc ooren had geïiagen.llet ondertusfehen niet-na, myne perzoon op eene Wellecvènde Wyze te roemen, en myne fchoonheid en goede fmaak van kleeding, bovenal hemelhoog te verheffen, zeggende onder anderen, tot meerder bekragflging van dien ; dat zich geen Vorst zelfs, behoefde te fchaamen, om bezitter van zulk een volmaakt voorwerp te zyn. Hoe zeer ik reeds genepen was op de Franfche komplimenten, bragtcn niettemin deze'onverdiende eerbewyzingen, een kleine blos op myn aangezicht, en ik gevoelde zelf eenige verlegenheid, om hierop behoorlyk te antwoorden. Doch ik wist my welhaast te herftelïen, uit hoofde van de weinige aandagtdie ik op 't gezegde, veinsde te geven , als geen argwaan hebbende van de gcWigtige oogmerken die 'er by dezen Vreemdeling op til waren, en tot welkers uitvoering, dc oneindige groote toevloed van aanfehouvvers, hem zeer gtmstig wierdt. Want ter  85 «er nauwernoQd opgerezen zyndc om te vertrekken , wierd het gedrang zo algemeen , dat ik in een oogenblik tyds buiten het gezicht en bereik van myn gezelfchap geraakte- die genoeg voor hunne eigen veiligheid hadden te zorgen. Angft en vrecze beneepeu my te gclyk, en 't zweet brak my alemmc van benauwdheid uit, hoe ik te regt zoude komen; terwyl ik onmiddclyk onder de persfende hoop , door dewelke ik zogt heen te dringen, de Vertoonplaats wierdt uitgedragenZie daar my op ftraat', alwaar ik, door het ysfelyk misbaar en 't gejoel der menigte, welhaast onder dc rytuigen zoude zyn verpletterd geworden; byaldien den bewuste Vreemdeling, die my buiten twyücl in 't oog had gehouden, my met in zyne koets genodigt en verzogt had , naar huis te mogen geleiden. Wat zoude ik doen? Het was zekerlyk heel veel gewaagd van een jonge Tuffer, die noch geen volledige ondervinding in de Wereld had, noch den bcdrieggelyken aart der Mannen genoeg kende, om te weeten hoe zy zich in zulk een netelig geval moest gedragen. Ten anderen; had ito geen F 3 ' rC~  S<5 „■> reden om argwaan te voeden , na het geen» my wel eer te Rysfd, van het karakter der Franfchcn was gezcgt? Kon ik 'er wel vertrouwen in ftellcn , dat dc geen die my zo hcusfelyk voorkwam, een Eerlyk Man en geen Schelm was ? En het laatfte eens ondcrftellende, waartoe moest ik dan befluiten? Daarenboven, met den avond een Stad tc doorloopen, die zo uitgeftrekt als gevaarlyk was, wat beter gevolg kon ik daarvan vcrwagten ? Met al dat, myn befluit moest kort zyn, om geen misvertrouwen te verwekken , by hem, die ik door myne agternogt zoude hebben kunnen beledigen. Het beste dan voor ons Vrouwen is, dat wy ons zclvcn kennen, dat wy weetcn , hoe zwaar wy wegen , dat wy onberispclyk van gedrag en wandel zyn, cn dat een dcugdzaame en cerbaarc grond, door gcene verleidingen, hoe loosfelyk ook bcdagt, onmogelyk is te verzetten; maar wy Vrouwen altoos in ftaat zyn, om geweld met geweld te keer tc gaan, en zelfs dc boosheid met woeker te ftraffen. Dcczc klccne overweeging flelde my gerust, en ik tcllcct, van dc nood een deugd  tl L maken, en my aan de hcusfthe «anbi» ™ dcZer Vreemdeling te onderwerpen. ijTvÏÏ^derftellihg, dat de Wereld l ist vin geen Eerlyke Menfchen ontbloot iwas Ik «1de hem myne woonplaats, hy hidpmy in 'tRytuig.zettezich naast myn. zyde , en wy reden voort. Men kan evenwel ligt denken, dat ifc gantsch niet buiten bekommernis zat en duizend angstvallige gedagten m'tboofd haa de: Maar wat kon het my baaten ? De ont knoophw was naby , en na verloop van eemg tyd ""hoorde ik de koets Mi houden voor terdo-*, en wilde my op myne voetftappen te ^begeven-, doch op het afleggen v * dc » dezer Onbekende, dien hy a n fen lakei overgaf, ftond ik zo wezeoos en beteuterd, dat ik kennis, fpraak noch ge vocTmeer'fchcente hebben, Het werwaart, men wilde. Men bragt mf F 4  op een bovenvertrek, alwaar zich den ' Juste Vreemdeling , op 't k^letitgt doscht voor myne oogen vertoon*,, feil erende «Ifs klederen van goud en ede e gefteerttens. My vvierden datelyk ee-i^ ycrversfthlngeo aangeboden , terwyl alles 17 'Vn/riW*S ' °P -enken ag; gaf. - Enidelyk bleef ik met hem alléén. * Vcrfchoon de meer als geöorloofde vry, « postigheid, Mejuffer, fprak hv, zo dra hy „ bemerkte dat ik wat tot bedaren was *0- - raakt maar wyt zulks aan het gunftige -» geval van dezen avond, zonder 'twelke uwe vermoedens en myne hoopendc ver» Iangens, mogelyk noch langen tyd inde - du.lterheKizoudenzynbegraven gebleven.!* » van u de bewuste kleinigheden, tot een » bewys van myn zuiver aankleven voor uwe - d'crbaare perzoon , te laèten toekomen: „ maar hoe groot is myne voldoening we' „ geus het gebruik dat ik'ervan zie maken.' " f'" alIcea hcbbe« de glansen van uwe " cfc™nde fchoone oogen , maar boven „ al uwe uitmuntende deugden, myn hart " fterk voprmgeuomen, dat ik van het eer-  %, éérfte oogcnblik af, toen ik u heb gezien, „ reeds kwam te bcfluiten, om myne Min „ aan uwe voeten neder te leggen. Noch „ myn' grooten rang , noch myne hooge ge„ boortc , wederhouden my, om recht aan „ dc edele verdiensten eener Vrouw te laa„ ten wedervaren , die zich door haar gedrag* „ verre boven het algemecne gros haarcr ,, Kunne weet tc doen uitmunten. Ik be„ hoef daarom niet te ontveinzen, wie ik „ ben , noch bevreest te wezen , dat gy het „ vertrouwen zult fchenden van een Man, „ die 'er eeno eere en glorie in durft ftellen , „ van dc éérfte plaats in uw hart te bekleden : „ Ik ben 'dc Hertog van * * * " Zo dra was het kluwen van dit vergezogt geheim niet ontwonden, of ik gevoelde my bezield met een wezentlyke agting voor de aanzienlyke Pcrzoon , die zich bereids voor myne knien had neergebogen , en myne handen in de zyn en gedrukt Meldt. Ik was nu volkomen in de verzekering , dat ik meteen ISerlyk Man tc doen hadt, maar ook telTcns, dat myn hart in de allcrgevaarlykfte der omHandigheden was. De Liefde van den Hertog met eenige hoop te vlcije» , was Adc~ F 5 timt  9> 4==?" lines volflagen ondergang; en daartegen zyne diepe vernederingen bot voor 't hoofd te fiooten, was een inbreuk aan het geboorterecht van zulk een doorlugtig Perfonagie gedaan. Ik moest dan het midden van twee zulke gevaarlyke klippen bezeilen : Maar Welk een Vrouw is 'er gebooren, die de glanseh van het verleidende goud kan wederftaan ? Welk een' Vrouw , die de aangeboden grootheden der Wereld zal verfmaden? Ja, welk een'Vrouw, die zich liever in den (tand der Burgerlyke vergetelheid zal willen koeficren, dan zich uit het ftof der nietigheid, tot het luifterrykfte aanzien te laaten verheffen ? Moe veel Jonge Meysjes zouden 'er niet in haare deugd en eerbaarheid wankelen, als hen die aanbiedingen eens godaan wierden , welke my van de kant des Hertogs in dezen avond voorkwaamen? Ik geloof, zo ik den aart onzer Kunne wel kenne, dat het meeftedeel van hen zoude» vailcn , en zy zich door de pracht en glorie geheel en al laaten verftrikken. Maar bezat ik mede geene zwakheden? Was ik mede geen Vrouw? Had ik zo wel geen gevoelig en aantrekkelyk hart als een ander ? O ja! En ik durf zelf wel zeggen, dat, z» my  my op dccz' tyd iets aan 't wankelen zo* hebben gebragt, het zo zeer niet de aangeboden fehatten van dezen Hertog, dan wel het eigentlyk voorkomen van zyne perzoon zelfs zoude hebben geweest, waardoor ik zoude zyn verleid geworden. Zie daar noch vry fterker bekentenis, dan men mogelyk van my z.al hebben verwagt, doch 'tis een bewys, dat ik het Vrouwelyfc Geflaght wei kenne , en het my misfehien meer dan te veel gebleken is, dat in zommige gevallen, de hartstogtcn der min by ons veel werkzaamer zyn , dan die der begeerlykheid tot rykdommen of hoogc ftaat. Den Hertog befpeurde niet onduidelyk myne verlegenheid, toen hy zich aan my ontdekt hadt; en dewyl hy een man van verftand en geen jonge losbol was, kon hy aan myn gchcele houding wel bemerken , dat een diepe eerbied my dc hand op de mond leide. Dan echter, gafik-hem met met zo veel welfprekentheid als my docnlyk was, te verftaan; dat de ongclykheid onzer ■ geboorte, rang en ftaat, geen dc minfte verbintenis tusfehen ons duide, en alle zyr.e luifterryke voorfhwen fléchts ftrekten, ons eet*  V* een Jong Meysje in een bekorende verzoeking te brengen, die de kroon van haare Eer noodwendig in 'tvoetzand moesten Horten Dat ik wel wilde toeftemmen , dat zyne ge-, negenheid voor my zeer groot konde zyn, gelyk gebleken was aan de verborgene deuren, door middel van dewelken hy my zyne ryke gefchenken had toegevoegd, en dat ik dit alles met een oog van tocgevenhcid wilde befchouwen; doch dat ik niet van myn zelve afhing, maar onder de Voogdyfchap ftond van een' Oom , die, wel verre van deze zyne grootmoedige handelwyze te billyken , dezelve als onteerende voor ons Geflaghtzoude aanmerken, en moeijélykheden te weeg brengen, die het aanzien en de grootheid van Myn Heer den Hertog, zeker* lyk moesten ontluifteren. Deze ruiterlyke taal, die hy óngetwyfifeU van my wel verwagt had, en waartoe ik my zelve het uitterfte geweld kwam aan te doen, fcheen hem in'tminfte niet te verttooden ; In tegendeel, hy behieuw zyne vorige weltevredenheid, en hy betuigde my «nder de deftigfte verzekeringen , dat het Woed, waaruit hy gefprooten was, wel ver. re  re van het myne te bezoedelen of te ontecren het zelve daartegen in een hooger graad zoude verédelen. Dat de grondilag , waarop hy zyne verbintenisfen met my beöogmerkt had , in plaatze van eenige inbreuk aan myne Êcr of goede naam te veroorzaakcn , my volkomen moesten hebben overtuigd gehad ,dat hy in allen opzigte, die Deugd, waarop ik met zo veel reden myne roem kon dragen, zo zeer dan ik zelfs, getracht had te befchermen, en daarom in alles zo omzig. ti een wit gefpikkelde marmere Pede fiat, di« twee - en - twintig voeten hoog is, in verguld metaal uitgehouwen, gedoscht in zyn volle ftaatfieklederen, by de Konings-zalvingen gebruikelyk; vertoonendc door deez' Stand , zyn' aangebooren Vorftelyke deftig, beid- Den Helhond Cerberus vertreed hy met zyne voeten. - Agter de Beeltenis des Konings , ftaat een Faam van het zelfde metaal, die met de ééne voet op eene Wereldkloot rust, tcrwyl zy met de eene hand het hoofd van den Vorst met een' Lauwerkrans kroond en Vredepalmen in de andere houdt. Aan de bcnedcnfte hoeken van het Pcdejial, ziet men vier metaalc Beelden , als Slaven'geboeid, verbeeldende de vier Natten, dewelke Vrankryk voor zich heeft doen bukken. 'Er is geen voorbeeld, zegt men, dat zulk een uitgebreid Huk werk ooit uit een écnig worpfel is gegoten •geworden, in aanmerking van deszelfs grootte en verfcheidenheid van voorwerpen. De Bruggen , Fonteinen en andere Zeldzaamheden , te wydloopig om alhier byzondcrlyk aftefchetfen, verdienen echter mede hunne opmerking; voornamentiyk, dc zogenoemde Pom-Neuf, of Nmm-Brug, dooide-  <Ü !-> <°S *e geheele Wereld zo zeer berucht. Zommigen van die Bruggen, zyn met huizea van drie en meerder verdiepingen hoog, betimmerd; doch de Pont-Neuf,is daarvan vry gebleven, uit hoofde van het vermakelyk gezicht, 'twelk men van daar over de Rivier de Seine, op de Louvre heeft. Deez» Brug, rust op twaalf boogen of venvulfzeis, en heeft de breedte van twee - en -zeventig voeten, verdeelt in drie byzondere afdeelingen , als de beide zyden voor de Voetgangers, ieder van één-en-twintig voeten en het midden voor de Rytuigen, ter breedte van dertig voeten. Langs de gemelde twee wandelpaden, zyn een menigte winkels of kraamen, gelyk by ons te Land op de Kermisfen werden opgeflagen, alwaar allerhande foortcn van Waaren te koop worden geveild. Aan de beide uitterfte deelcn van deze Brug, zyn twee Wagthuizen , bezet met Koninglyke Wagt, om alle ongeregelthcid en aanrandingen te verhoeden, hoewel ze by de nacht noch zeer onveilig is om over te gaan, door de buitengemeene lengte die ze heeft. Midden op deez' Brug, ziet men het Standbeeld van Hendrik de IV. van koper gegoten metaal, befloten in een fraai yzer bek. Cs O*  I0<5 #C-====s> Onder de voornaamue Kerken van Paryr ' tel J men die van onze Lieve Vrouwe, deze Hoofdkerk verdient de aandagt van alle nieuwsgierige Reizigers. Het overtreft in aloudheid alle andere Geestelyke Gebouwen, en «reeft in fraaite dezelve verre te bo'ven. Hondert en twintig zwaare kolommen onëer&hragen dit Gebouw , 't wrik van binnen en van buiten zo pragtig in Beeldwerken en andere fieraden is, dat men verfcheide «agen nodig zoude hebben , om alles met een oog van nauwkeurigheid te befchouwen. Aan weêrzyden van deez' Kerk , zyn vyf - en veertig Kapellen; benevens Elf deuren of ingangen , waarvan de voornaamfte in een driedubbelde beftaat, boven dewelke agt en. twintig Koningen in fteen zyn uitgehouwen. Alle de Aluaren zyn van keurlyk marmer. Aan de eene zyde van het Hoog-Altaar, üet men de Beeltenis van Lodetxyk de XUl m zyn Koninglyk gewaad, gebogen liggende voor de voeten van de H. Maagd, haar ófferende zyn Kroon en Scepter; terwyl Lodewyk de XIV. byna in dezelfde geftalte, ziek aan de andere zyde vertoond. Agter het gemelde Hoog-Altaar, ziet men te Maagd Maria aan de voeten van het Kruis, met een dood*  ^-=-===> ^ ic? doode Christus in haare armen gettrengeld, alles vart wit marmer op een zwarte grond. De Orgels en Klokkenfpellen tan deze Kerk, zyn niet min hoogst verwonderlyk; kortom, om ailes in 'tbreede Van dit uitmuntend Gevaarte te befchryven, of van de Reliquiê» en Gedenktekenen, die in 't zelve en andere openbaare Tempelen gevonden worden, zouden een geheel Boekdeel vereisfehen , doch nadien wy noch meerder Merkwaardigheden te vermelden hebben, zullen wy de kortheid betragten, Wy bezogten op andere dagen ook eenige Gevangenhuizen van Parys, inzonderheid het beruchte Cbatilet, daar wy onze milde-' gaven, aan eenige ongelukkigen, die om fchuldcn gezet waren, uitdeelden; en dan de zoo wytvermaarde BajHUe, meestendeels gefchikt voor de Gevangenen van Staat. Dit laatfte is een oud Kafteel, zamengefteld uit agt groote en zeer hoog aan elkander gefchakelde ronde Toorens, rondfomme verfterkt met diepe gragten en byna ongenaakbaare wallen. Het zoude gedicht zyn onder de Regeering van Karei de V. in 't Jaar fy*ö. om de Stad tegen de flroperyën dei*  «er. Engelfchen te befchermeh; hoewel niet m die volkomenheid, als waarin .zich dit Treurgebouw tegenswoordig bevind. De Abtdy van Kotre Dame du volde Grace vergaten wy vooral niet met ons bezoek te vereeren en verdiende een byzondere dag De Koninginne Anna van Ooflenryk, liet om" trent den Jare 1645. de éérfte grondfteen leggen van deze zo vermaarde Kerk en Abtdy, .tot dankzegging voor de gelukkige en ©nverwagte geboorte van eenen Dauphin . van welke zy, ua verloop van een rwee- • •n-twintig-jaarige onvruchtbaarheid , kwam . te verlosfen. . De Vreemdelingén, die niet te fterk met . hUn VaderIand zyn vooringenomen, kunnen met nalaaten te bekennen, dat zy nooit iets iraaijer noch prachtiger hebben gezien in 't «uk van Bouwkunde: maakende, onder anderen de Kerk, welke koepelswyze is opgetrokken, van buiten een allerheerlykfte verto„lling, door de uitmuntende Beraden, welke 'er aan te koste zyn gelegt. Van binnen zyn de vloeren van 't keuriglte marmer «et vcrfchillende koleuren door elkander ge- fcha-  fchakeerd , midlerwyl de Corintifche bouworder , in deze voortreffelyke Kerk, alomme heerscht en de goedkeuring van de kundigfte kenners wegdraagt. Het Hoog-Altaar , rustende op zes gekronkelde pylaaren van zwart en wit marmer, welke byna een halve tonne Gouds gekost hebben, en waarvan mogelyk in gantsch Europa geen wederga zyn, is vooral befchouwenswaardig. Of de hooge Feestdagen, werdt op dit fraaije Altaar een vuurkleurlge guldene Zon geplaatst, rondsom met diamanten omzet; onderfchraagt door eenen Engel van 'tzelfde metaal, wiens kleed met dergelyke édele gefteenteus is omzoomd. Dit heeriyk ftukstverk, heeft zeven Jaaren arbeids en onnoemelyke fchatten gekost; zynde insgelyks een gefchenk van de zelfde Konmginne, '^loeder van Lodewyk de XIV. Het hart van die Vorftin, benevens dat van veele andere Vorften en Vorstinnen , liggen alhier begraven. Wyzagen 'er ook een menigte Oudheden en Reliquïén, te wydloopig om hier te melden, fchoon wy mcêr als een halve dag met het bezigtigen van dezelve tocbragfen. Vervolgens bezogten wy ook het Obferva-  ito <;=!—=> torium; 'twelk, fchoon eenvoudig in des" zelfs voorkomen, nochtans veele opmerkelykheden bevat, dewyl men, zonder eenig het minfte wiskundig werktuig , 'er de meefte Sterrekundige Waarneemingen kan doen. Dit Geftieht is zo ftevig en kunftig ver wuift, dat men 'er geen hout noch yzer toe heeft gebruikt gehad. Deszelfs Fondamenten zyn over de hondert zeventig trappen diep , en dc onderaardfche Hooien ftrekken 'er zich Zo verre van uit, dat ze meer dan vyftig verfchillcnde doortogten onder de Stad heb. ben. De kamers en Vertrekken van dit Gebouw , zyn groo,£ en kostbaar vcrllerd met veele proeven van Wiskundige uitvindingen, door de beroemdfte Mannen van dien tyd gefchetst- Ook is 'er eene Zaal, die men het Geheim Vertrek noemd , alwaar iemand , zagt tegens de muur fprekende , door een ander die tegen de overgeftelde muur van de Zaal ls , kan worden verftaan , zonder dat zulks door de geenen die zich in 't midden van 't Vertrek bevinden, kan worden gehoord of begrepen. Echter vind men in Europa, meerder van die Geheime Vertrekken, en wel in ens Vaderland, gelyk op 't Huis te Rysivyk', na-  .naby H Gravenhagen van welke men ziek ten tyde der Rysw)kfcbe Vreede , in de Gekeime Onderhandelingen bediende. Het geen wyders de aandagt der nieuwsgierigen kan voldoen , is het Cotlegie der Sorbonne, oorfprongkelyk Gelucht in den jaretóSa. ten behoeve van dc Geeftclykheid ;. welkers gevoelens aldaar gewoonlyk gevolgt en belHst worden. De Kardinaal Hertog van Rkhilicn, deed dit Huis in het Jaar 1629. nieuw uit de grond herbouwen, tot zyn Eeuwige Nagedachtenisfe $ weidende onder den éérften fteen, een filvere Medaille of Gedenkpenning gelcgt, waarin de Sorbonne, onder dg gedaante eener agtbaare oude Vrouw, zich vertoond , rustende met haare regtcthand op ëc Tyd, en met de flinker op eenen Bybel. De Kerk,, hoewel niet van de grootftcn of meest verlichtfte, is niettemin vry wel aangelegt: Men ziet 'er de Twaalf Apostelen levensgroote afgebeeld en cierlyk uitgehouwen van donderftecn, zo wit in kolcur als eenig marmer kan zyn. Het Hoog- Altaar munt uit In deszelfs pragtige Kolommen, Voetzuilen, Kapiteelen en andere merkwaardige Ornamenten , fciiittcrende van de kostbaars'  ene» fcaare verguldfelen. Men befchouwd 'er ook een wit marmer Kruis ter hoogte van omtrent veertien , en het daaraangehegte Beeld van onzen Heiland , ter lengte van zeven voeten , alles even fchoon en uitvoerig gcwrogt- . De Graftombe van de hier bovengemelde Kardinaal, ftaande in 't Choor dezer Kerk, verdient vooral gezien te worden- Op dezelve ligt de Beeltenis van deez' Hertog in wit marmer uitgehouwen, met de regterhand op de borst en houdende in de anders zyne Godvrugtige Werken, welke hy de Heilige Maagd met nederigheid aanbied. Hy Werd onderfteund van de Godsdienst, aan wicn hy dezelve fchynt toe te reiken; hebbende aan zyne voeten de Kunsten en Werenfehappen, neerflagtiglyk gebogen liggende om het verlies van hunnen grootften Voorftander en Befcherfher; zynde deze Graftombe in deszelfs verder voorkomen, over het algemeen even keurlyk en voorsreffelyk. Het Huis der Sorbonne op zich zeiven , is niet minder befchouwenswaardig, inzonderheid deszelfs ongemeene keurige Bibliofbeek, overvloeijende van duizenden raare en, > : ' zeld-  «—--> «ij feelcizaame Manufcripten, van welken moge* lyk geen wederga" ergens te vinden zyn. Zesendertig DoSoren of Leernieefters , hebben het recht om alhier hun verblyf te houden , verdeelt in onderfcheidene Klasfen; werdende tweemaal daags door zes dier Leeraarcn, lesfen in de Théologie of Godgeleerdheid gegeven. Deze is ook de plaats, alwaar Jaarlyksch op den 15de Mey, de Lofreden des Konings gcfchied, oorfprongkelyk van den Jaare 1684- Boven dit alles, beftaat deze Univerfiteit, in verfcheide afzonderlyke Coilegiën, te uitgeftrekt om alhier plaats te geven. öndertusfcben kunnen wy niet nalaate'ri * mede iets te zeggen van de voornaamfte Koninglyke Gebouwen en Wandelplaatzen; Waartoe wy byzondere dagen verkozen } om alles , met te meerder geregeltheid te kunnen opmerken. Het Luxemburg, is, buiten de Louvre, daar wy hierna van zullen fpreken , het pragtigfte dat met oogen kan worden aanfehouwd. Maria de Medicis, Weduwe van Hendrik de IV- heeft tot deszelfs voltooijing, zes volkomen Jaaren laaten toebrengen. Dit Paleis, waarvan de Fondamenten" I. Dtn„ H i«  jut *C~ ——u,3* in den Jaare i6'5- wierden gelegt, beftaat; foehalven het Gebouw zelfs, uit vier byzondere vleugels, waarvan de twee voorfte door een Gaandery aan elkander zyn gefchakeld, in welkers midden de groote Poort of ingang is; alles zamengclteld uit de Tostaanfebt, Dorifcbt en Jonifche Bouworder, snet dubbelde Pilasters en Beeldwerken in de Nisfen. De pragt van het binnenfte des Gebouws, is uitmuntend, zo in deszelfs opHand als meubilcn; maar byzonder door de overheerlyke Schilderingen van den beroemden Rubbüns, die in de Galieryën van dit Paleis zich opdoen , en de Iliftorïe der Koninginne Maria van Medicis behelzen, van haare Geboorte af tot haare verzoening met de Koning haaren Zoon, in het Jaar ióao. Hoe zeer wy ook in alles de kortheid zoeken te betragten , kunnen wy, als minnaresfe van de édele Schilderkunst, niet wel nalaaten, onze Landgenooten, een kleine befchryving van de onderwerpen dezer uitmuntende Schilderftukken mede te deelen; "deels , uit agting voor de kunst; deels, ter verheerlyking van den grootenNaam van hem, die in de uitvoering 'er alle zyne Wctenfchap en  en vlyt aan heeft te koste gelegt; en deels om door dit kleen bevvys van Vrankryks wytfe fieraden, de Wereld te toonen, hoe fterk de Kunsten en Wetenfehappcn, aldaar worden geagt, geëerd, bcfchcrmd en voortgeplant ; het welk buiten twyffel de reden is, dat 'er uit alle Gewesten zo veele yverzugtigen naar toe gelokt worden. In het Eerf.e SMldery van dien doorwrogte Kunftcnaar, vertoonen zich de drie SchikGoriinnen op de Wolken , fpinnende het Leevensweb van Maria ds Medicis, in 'c byzyn en onder de beftiering van Jupiter en Juna t die uit dc Hemelfche Opperzaalen te voorfchyn komen, en het Noodlot der Vorftinne, die gebooren moet worden, befchikken. \Gotbo houdt de Spinftok, Lacbefisdraajt de klos fen Atropos leid den draad : Aan deze laatfte is het, dat de Dichters het rampzalig vermogen toefchryven , van 's Menfchen lec-*-vensdraad afte fnyden-, om welke reden den :geeftige Schilder, de'fchaar heeft agterwe;gen gelaaten. Het Tweede SMldery, verbeeld dc Geboorte van die Princes. De Godinne L%clna , ala IJ % yooj;*  voorzitfter der kraambevallingen, heeft i». de eene hand een ontdoken fakkel, waar mede zy de dttifterheid des nachts verdryfr, terwyl zy met de andere' de Jonggcboorne overgeeft aan een bedaagde Vrouw, in 'tblaauw gekleed en omtogen met een wydluftigé roode fluijer, met een bloemenkrans en Tooren op haar hoofd. Deze betekend de Stad Florence, welke het Kind ontfangt en met een verrukkelyk genoegen befchouwd. De Goede Geleigeest dier Princesfe, vertoond zich aan 't opperfte des Tafereels, onder de gedaante eens Jongelings, houdende! een hoorn van Overvloed , -waarin voorkomen een Scepter , Koningsftaf, Palmtak , Hals- ■ fnoer, en twee Vorftelyke Kroonen; altemaal zinnebeelden van de Waardigheid , waar-/ toe zy verordineert was. Op de voorgrond i van ditSchildery, ziet men de Vloed d'Arnt\ onder 't afbecldfel eens Gryzaards , rustende • op eene Urna of Kruik, op de wyze als de: Dichters de Stroomen afmaaien , en naby? denzclven, eene Leeuw, overeenkomftig; het Wapcnfchild van Medicis. Het water dat uit t de Urna vloeid, formeerd eene Beek , waaruit een moedernaakt kind opryst, midlerwyll «en ander diergelyk Kind, aan de oever eeni der- L  tri ter Wapenfchilden van Florence emvat, verbeeldende een vers ontlokene Lelybloem , welke die Stad verkregen heeft by gifte van CbarUmagne. In de lucht vertoonen zich twee Engeltjes of Geleigeesten, met kapellen-wieken, ftrooijende allerhande geurige bloemen op het hoofd der Jonge Princesfe i en eindelyk, aan 'tbovenfte gedeelte des Schildery, het teeken van Sagittarius, waarfchynlykter betekenis van de Geboortemaand dezer Voriïinne , zynde die van November. Het Derde Schildery, bedoelende de Opvoeding dezer Princesfe, ziet men Minerva, als Godinne der Wetenfchappen, de éérfte groridbeginfelen daarvan aan dezelve inboe. zemen , welke van haare kant met veel aandagtigheid die Lesfen fchynt op te merken. Aan de regterzyde van Minerva, vertoond zich de Harmonie, in de gedaante eens Jongelings, fpeelende op een Basviool; 't zy om daar mede de bezigheden en vermaken der éérfte jeugd te kennen te geven, die men tot de beöcffening der Muzyk en andere fraaije Konsten komt te bededen ; 'tzy om door de welluidenheid der toonllagen , t* betekenen de inwendige geneugte die H 3 mes  fit men moet gevoelen, door het temperen van de driftige oproerigheden van 'tgemoed,en alzoo ons levensgedrag te leeren regelen en bepaalen. Aan de andere zyde dezer Godinne, ziet men de Drie Gratie» of Bevalligheden , niet zo als ze gemeenlyk voorkomen, maar een gedeelte hunner verrukkende fchoonheden overtogen met een geyoeglyk gaas, op dat geene kuisfche oogen door de befchouwing, tot een al te wellustige verbeeldingskracht mogten werden gaande gemaakt. Een dezer Gratiën, bied de Jonge Princesfe eene Lauwerkroon aan, als eene verfchuldigde belooning voor haare deugd. Mercurius, in zyne volkomene toerusting getooid, daalt uit den Hemel, om haar de gave der Welfprekenthcid in te fcherpcn. Op den voorgrond liggen verfcheiden gereedfchappen en werktuigen behoorende tot dc vrye Konsten. In 't verfchiet ziet men eene Rots, uit welkers gefplitste top een kronkelende waterval ftroomd, terwyl'van dien zelfden open kruin het licht afftraald dat zich op de drie Gratiën verfprcid , en waardoor hunfte doorfchynende naakte , pp eene betamelyke wyze getemperd wordt. 3pe feaauuwe yau het Schildery in 't algemeen i  «een, hoewel vry fterk geartfeerd , heneemd daarom niets van het fchoon des aangezicht* der Princesfe, midlervvyl de lichtverfchieten 'er de bevalligheden en 'tgoed gelaat van doen uitfchitteren» Cp het volgende Taferut, vertoond zich de Ondertrouw van Maria de Medu.s met Hendrik de IV. verbeeld door Hymen , m de gedaante van een jeugdig Manspcrzoon met bloemen opgefierd, hebbende de Huwlykstoorts m de eene, terwyl, hy met de andere hand, de Beeltenis der Princesfe , den Vorst aanbied. Dc Koning ftaat overend in «yne volle wapenrusting, tragtende zyne ftrenge Oorlogstrotsch te veizagten , door zyn °gelaat met toegevendheid te vesten op de fraaiheid van het Afbeeldfel, waarmede hy fehynt ingenomen te zyn. terwyl de Mingod, die naast zyne zyde ftaat, 'er hem alle de bevalligheden van doed opmerken. Vrankryk, verbeeld door eene Vrouw, met een ftormhoed op 't hoofd , en gcdeeltelyk overtogen met een blaauw floers, over een Jtleed met lelybloemen bezaaid, ftaat agter de Koning en fehynt hem aan te porren , ©mmet de Princesfe te huwen, waartoe zy H 4 mï  met de oogen de tekenen op <3e Beelteni* geeft. Jupiter en Juno verfchynen op de tvolken, en doen hunne goedkeuring over deze Verbintenis blyken. Aan de voeten fles Konings, liggen twee Minnegoodjes „ waarvan den eenen deszelfs Heimet ;en den ander zyn Schild vasthoud , hunne uitterfte poogingen aanwendende, om daarvan in '£ bezit te blyven, en daartegen het hart des Konings door andere wapenen te vermurwen. By het Vyfde SMtdery, werdt de Huwclyksplegtigheid dezer Vorftelyke Perzooncn tc Florence voltrokken , in de Maaud Qaober des Jaars 1600. De Koninginne verfchynt m een met goud geborduurt wit kleed, en eene Kroon op 'thoofd. Hymen, zeer ftatelyk uitgedoscht, draagt met de eene hand de fleep der Koninginne, en met de andere de Huwlyksfakkel- In 't midden van 't Schildery, voor een Altaar , waarop een doode Christusbeeld , uitgeftrekt ligt op de kniën van het Eeuwig Opperweezen, ziet men den Kardinaal Aldobrandin, Neef van Paus Clement de VIII. in zyne plegtige Staattiekledeyen, hebbende de Koninginne by de hand, aan  a«n wiens vinger, den Groot-Hertog FerdU pand van Medicis, haaren Oom, in naam des Konings de trouwring fteekt. Hy is verzeld van verfcheiden aanzienlyke Edelen en Groo» ten, gelyk mede de Koninginne van haare kant, door een luisterryke Stoet omringd is. De Ontfcheeping dezer Vorstinne in de Haven van Marfeilh , op den derde November van het bovengemelde Jaar , is het Onderwerp van het Zesde Schildery. Haare Majefteit wcrdt voorafgegaan van twee ftatige Vrouwen, de eene verbeeldende Vrankryk, en de anders de Stad Marfeille, langs eenen Brug metkosthaare Tapyten belegt, dragende een Verhemelte boven het Vorstelyke hoofd, en gevolgt'van eenen talryken ftoet van Maagen en Edelen- Menziet.de Faam uit de wolken verfchynen, bazuinende de aankomst der Koninginne- Neptunus, verzeld van drie Sireenen, een Watergod en een Triton, vcrtoonen zich aan den oever, by eene pragtige Galei, die aldaar is aangeland, en doof een Ridder van de Maltheefer - Order , in zyne volle wapenrusting, werdt bertsurd ;terWyl de lucht als verduistert fehynt door de H $ rook  llt. rook en damp van het afbranden des gefchuts; zo van het Vaartuig;, als van de Stads Battcryën. Het Zevende ScbiUery, behelst de Eerfte Zamenkomst des Konings met de Koninginne te Lion op den Negende November. Beneden eene glansryk fchitterende Regenboog en een groot blinkende Ster, ziet men de Koning , onder de gedaante van Jupiter op de wolken en gezeten naast de Koninginne, verbeeld onder die van Juno. De neèrgeflagcn oogen dier Vorstinne, betoogen de eerbaare fchaamte die zich op haar aangezicht heeft verfpreid. Agter hen vertoond zich dc Huwclyksgod verzeld van eenige Minnegoodjes. Aan den benedenvoet van het ScbiUery, ziet men de Stad Lion afgebeeld door eene Vrouw in 't purper gekleed, met eene kroon ©p 't hoofd en gezeten op een triomfwagen van Leeuwen voortgetrokken; begeleid door twee Cupidoot dragende elk een brandende fakkel, met de pogen naar boven geflagen, om de twee Gehuwden te aaufchouwen en. hunne glorie te feewonderen. De  ïfif- De Geboorte van Lodeivyk de XIII. voorgevallen op den 27fte September des Jaars 3601. is de Schets van het Achtjie Tafereel. De Koninginne gezeten by een pragtig Kraambedde , befchouwd met een bly doch tevens met hartzeer doormengd gelaat, den Jong^ebooren Dauphin. Een Vrouw, verbeeldende de Geregtigheid, geeft dien Prins pver aan een nakend Jongeling met vleugelen op de rug en een Slang om den arm gekronkeld, waarmede den Schilder, volgens het gevoelen der Ouden, de goede Geleigeest heeft willen betekenen, als onderftellcndé, dat ieder Mensch de zynen heeft, die zyn gedrag en welvaart bewaakt: Ook wel, de God der gezondheid, ter oorzaake van de Slang, door welke Esculapus werdt verftaan. Terregter zydezietmen de Vruchtbaarheid met den Hoorn van Overvloed, waarin zich vyf Kindertjes onder de bloe-, men vertoonen, verbeeldende het getal der verdere Vorftelyke Spruiten , welke na Zo. deivyk de XIII. Geboren zyn. Ter zyden het Bed der Koninginne , ziet men een vriendlyk lagchend Engeltje, al fpeelcmeijenda een fraai fatyn tapyt onderfchragen, gehegt ^an eenen boom, en ftrekkende tot een vetv h@*  1*4 <"'*^j!uy' ftemelte voor de Vorstelyke Legerkoets. Agter dezelve, ftaat een Vrouw, meteen Scepter in haare hand , verbeeldende de Godinne Cybele- In de iucht verfchynt Apolio op een glansryke Zegewagen van witte HengIten voortgetrokken; en ter zyden in een kleeu wolkje, befpeurd men de Qonpllatie of gefternte van Castor, om aan te duiden, dat de bevalling der Koninginne zeer gelukkig ea voorfpoedig was afgeloopen. Het onderwerp van het Negende Schildery , is, daar de Koninginne in de Regeering wcrdt gehuldigt- Hendrik de IV. haar Gemaal, verzeld van zyne voornaamfte KrygsOverftens in 't harnas gewapend, overreikt die Vorstinne een hemelsblaauwe Wereldkloot met goude lelybloemen doorzaaid, betekenende de beftiering van het Koningryk- Den Jongen Dauphin ftaat tusfchen beide, hebbende zyne Vorstelyke Moeder by de hand vast; midlerwyl men in 't vcrfehiet des Tafereels , een groot Pqrtaal of Gallery van een overheerlyke bouwkunde Ontwaar werdt, in navolging van die van het Paleis van Luxemburg' De  125 De krooriing der Koninginne te St. T)enit, op den nMe-y van den Jare i6i> bevat het Tiende Schildery- Haare Majefteit ligt voor een' Altaar geknield, omhangen met een oroote Köningi'yke Mantel van blauw fluweel , bezaaid met goude leliën , en gevoerd met hermelyn; waarvan de fleep door een Hertoginne wördt vast gehouden. Een der KardinaaTert, omringd van verfcheide Prelatön, zetten haar de Kroon op 'thoofd, midlerwyl twee vliegende Engeltjes haar overgieten met rykdommen. Den Dauphin en zyne Zuster, gekleed in wit Alver fatyn, ftaan ter zyden de Koninginne, verzeld van een menigte Edelen en Ridderen, die dert Scepter en de Roede van Juftitie dragen; gerolgt van alle de Hertoginnen, Princesfcrt en Grooten van aanzien. De Koning, omgord met het blauwe lint, vertoond zich aan de baluftrade van een' opgerichten Zetel. In 'tverfchiet ziet men een verheven Choorvan Muzikanten; de Hovelingen hebben hunne zitplaats aan wederzyden , en de Gemeente «n ?t Volk ftaan van verre gefchaard. Het Elfde Tafereel, verbeeld de Dood van Hendrik de IV- en de aanvaarding der Regee. ring  ns ring door de Koninginne Weduwe. Aan de eene zyde, ziet men de Tyd, afgebeeld door Saturnus, die dezen wytberoemden Vorst Hemelwaarts voerd, alwaar hy door Jupi~ ter werdt verwelkomt, omringd van Hercules , Mercurius en andere Godheden. Aan den anderen kant, verfchynt de Koninginne in rouwgewaad , gezeten op eenen throon. De Voorzigtigheid is by haar, verbeeld door eene Slang die ze om den arm heeft, en ter linker zyde Minerva met haare ftormhoed op 't hoofd en fchild in de hand. Boven aait ziet men een Vrouwenbeeld , bcfturende het Roer van een Schip , zinfpelende op de toekomftige Regeering dier Vorstinne. Vervolgens bieden de Staaten van Vrankryk, de Koninginne met openbaare neerllagtigheid «ene Wereldkloot aan', terwyl de Edelen met gebogen knien, hunne hulde en onderwerping aan die Vorstinne bezweeren. In 'tmidden op de voorgrond van het Scbilderyziet men twee Vrouwen, de eene, verbeeldende de Faam, ftaat met de Koninglyke Speer, waaraan de Vorstelyke Wapenen zyn gefnoerd, overgegeven aan de allerzigtbasrfte wanhoop. De andere, zynde de Victorie, is gezeten op eenen zetel bekranst met zege-  gëtékenen , wringende de handen , en hebbende de oogen droefgeestiglyk op de Koning geflageri. Naby dezelve ligt eene ilang. met een pyl doorboord, als de zinnebeeldige vertooning van het fnood verraad , 'twelk dien Vorst aan Vrankryk heeft onttogen. In het volgende Tafereel, beginnende met de andere zyde van die uitmuntende Galleryr werdt afgebeeld het gehouden gedrag der Koninginne Weduwe, geduurende haare Regeering. De Muitery en wanorder in den 'Staat, ziet men hier gefchetst ,• onder verscheiden wanftallige gedaantens; doch door de waakzaame zorg en vlyt van die Vorstinne te boven geftreven. Apolh en Pcll.u, die haar byftand verleenen , Verdaan en vernielen die gedro;ten; den een doorboord ze met zyne pylen en de ander met de fpeer , jagende daarmede de Twee.iragt, Haat, KyA en andere ondeugden na, die in 't midden der duiftere afgronden, in welke zy zich zoeken te verbleken en te verbergen , flechts verlicht worden door eenige brandende fakkels die zy in de hand medevoeren, endoor de fclfchitterende ftraalen 'van Apolh; waarvan zy de luifterryke glansen omnögelyk kun-  fit *Ca-9> tien wederftaan. Men ziet in de Hemelwol^ ken eene byëenkomst van Goden en Godesfen, als Pluto, Pan, Flora, Hebé, Pomoné Neptunus en meer anderen; midlerwyl Saturnus en Mercurius ooggetuigen zyn van den twist. Venus wederhoud Mars by den arm , die het bloote zwaard heeft uitgetogen om mede in het ftrydperk te treden. Jupiter is by Juno gezeten, en wyst met de vinger op de Mingod, die 's Werelds- Rad , rondsom 'twelke de troetelduivcn van Venus heröm zwieren, behendiglyk omdraait. De Schilder heeft hiermede willen zinfpeelen op de zagte Regeéring der Koninginne. Én dewyl bet gantfche Onderwerp van dit voortreifelyke Schildery, in de duifterheid eener nacht is gefchaduwt, befpeurd men de Maan, in de gedaante van een e Godheid op zyne' zegewagen , de wolken doorklievende. De wanorder in het' Ryk , door de onvermoeide zorgen van de Koninginne Regentesfe, bevredigt en gezust, behelst het Dertiende Tafereel. Hier ziet men die groote Vorstinne, als een tweede Beihna met de belmet op 'thoofd, te paard gezeten, in «en wit geborduurt gewaad, omtogen met een  êén Goud lakeue mantel. Haar gelaat vertoond zich fier en edel, en haare houding majestueus. De Zegen , fchitterende van een. glansr'yk licht, voerd haar in een'zuivere en héldere Hemel, hebbende de Faam ia haar gevolg. Ter andere zyde ziet men een Vrouw, verzeld van eene Leeuw, om daarmede haar Konirlglyke Mag* te betekenen. In 'c verfchiet vertoond zich een gelegerd Heir, een geblokkeerde Vesting, benevens een bende Ruitery toefchictende uit een Bofch, en eet' Arend in dc lucht; eenige Roofvogelen vervolgende. Het Veertiende Schildery, bevat de Ondertrouw van Lo 'ewyk de X'IH. met de Infante Anna van Qopnryk, en die van de Princesfe Jjabdlc van Vrankryk, met Fbilippus delV. KoriingvanSpanjcn;welkeVorftelyke verwisfeling den 9 November 1615. op de wcderzydfclieGreusfchcidirigen gefchiede. De Vcorfpced ftort hier een gulden regen uit eenen hoorn' van Overvloed op het beide Vorttelyke Paar, Op de voorgrond ziet men de Zeegod , vcrfierd met eene bloemenkrans , zynde verzeld tan een Triton, blazende op jyrn.' Zec&oom J. Deel. I  ^<3ï**SE]^ en eene Stroom-Nimf, die dc twee Koningiift nen Zee-koralen en paarlen aanbied. De Ryksbeftiering der Koninginne-Moeder , na de Meerderjarigheid en het Huwelyksdes Konings , Schildert ons het volgende Tafereel., Die Vorftinne j gézcteu op hare Richterftoel, is omhangen met de Koninglykc Mantel, hebbende dc Weegfchaal. van Geregtigheid in dc hand- Zy heeft aan hare zyde , Minerva en. Se Mingod. Beneden aan den voet van het Schildery, ziet men de Onwetenbeid, 2Tyd en. Agttrbdap: De cerfte afgebeeld mctEzelsooren , de tweede door een uitgeteerd en wan.ftallig Vrouwsperzoon, liggende vertreden in liet ftof, en d'e derde , door een Bofchgod »f Sater, die de tong uitfteekt. Hier byvertoonen zich vier naakte Kindertjes , met ver. icheidene fpeel-en andere Konst-Werktuigen voor hunne voeten. Een van dezelve getooid Wet bloemen , heeft een bos pinceelen in de hand; de andere een rietpyp; een derde trekt de Onwetenbeid een oor af, terwyl de vierde met de voeten het hoofds des Nyds vertrapt. Saturfii'j vertoond zich aan een andere kant, leidende Vrankryk met de hand naar de Gulde Eeuw.  Iffhet JZettimh Schildery , gefchied dc Overtjragt der Regeering aan Lodewyk de XUI. Zyne Majefteit met de Kroon op 't Hooft en de Scepter in de linkerhand, ftaat op de agterfteven vaneen Schip , waarvan de Koninginne-Moeder ,hem het Roer in handen geeft. Het Vaartuig werdt voortgedreven door de vier Hoofddeugden, die 'er de Riemen van ftuuren.' ! Boven aan den top ziet men de ConfieUatiexzn Cafior en Pollux , betekend door twee Sterren, die 'er tot een gunftigebeduidenis van ftrekken. De Hoofddeugden zyn verbeeld door Zinnebeelden, gefchifdert op vier fchilden of wapenrollen, aan de beide boorden van het Schip vaftgehegt- Zy verbeelden de Eendragt, Geregtigheid, Godsdienst eji 'Magt, ten betoog van de beftendigheid eener Staatsregeering, door middel van het, betragten dier deugden. In het Zeventiende Schildery, werdt afgemaald de ongenade en lotverwisfeling van Maria a% Meiids, 'twelk zy den Schilder hoofdzakelykverzogtheefthiertelaatentusfchenvloeijen Het behelst haare heimelyke Vlucht van het Kasteel »an Blois naar Angoullme, verbeeld éoor «en doorlugtige Vrouw uit haar geI 2 vo^S.  VMgi die bóven van een' Töèrefi fedêrda&Ê »ö K/tó; ziet men onder de gedaante ee~: ner Vrouw', die Vleugelen heeft gelyk een Vleermuis,'en'de Koninginne met eren groote zwarte fiüijer crerfchaduwt. Deze VrouW is'verzeld'Van een tweede, die 'een brandende fakkel niet zich' voerd- Haare Majesteit die eèu fterk geleide by zig heeft, is aan haaré linkerzyde verzcW van deUodinne i>a//^; jftidlerWyl de Schilder, onder de Hecrén-vair baar gevolg , mede geplaatst heeft, den Hcrtbg van Epernoüy hoewel hy, volgens de waare Gefchiedeni.» 'er niet by tegenwoordig , maar de Koninginne op zekeren afftand' Was inwagteride* ' •» •'. ■ 'liet onderwerp van 't volgende Schildery fcebelst her Fïrgeltk 'der Koninginne-MoedJ met haar' Zoon LodewyK de XIII. te Anpuv Deze Vorftinne is gezeten op een throon, Si rouwgewaad en met ecu wk floers over 't ïioefd 'en ; aangezicht. Ter regter zyde vai* haar, ftaat'de Kardinaal de la Kalen-e, en ter .Mnker, een öaatige Vrouw, hebbende haaro éi-men met een flahg omwonden , en een ontloken oog boven haar hooid . berekenende bet VomiiZ&toi'de FiorzHbiighcid. Vlafe P S 1 «ver  ^y'er. da .Koninginne , ziet men de Kardinaal ie la Rachefoway.lt r baar met de vinger wy-i zende op Mereurius.., die uit den Hemel ne-r dcrdaalt, en haar een Qlyftak ten bewys van^ Yreede aanbied- Voor het overige , bevat da agtsrgrond van dit Schildery, een overheerly-t keen aUerpragtigfte. Bouwkunde-, . v. De bevrediging der Koninginne met haar© Zoon, volgt in het Negentien!: Tafereel- Hier, Ziet men .die Vorftiune, door Mereurius me« Uyn' flangqnftaf den weg aangewezen naar. den Temp.l der Freede- Eene Vrouw, ver-} beeldende de Qnfehuld, fehynt .de Koningin met den Arm voontedryyen, om, dezelve in le treden. Het. zinnebeeld der Vreede v blaast de fakkel des Oorlogs uit- Ach ko-, »}en verlustigen onder de Scbaduvve van 'V g£beomt Ha?  Het Paleis Royaal, hoewel zó'trotfch niet m deszelfs voorkomen als het Luxemburg, is daarom niet minder opmerkenswaardig, heb* bende over de tagtig Vertrekken gel yksvloers. Om geen al té wydlufnge omfchryymg van het binnenfte des Gebouws te dein , zullea wy fJeèhts zeggen , dat , behalven alle de Sieraden , dic'er aanverknogt zyn, niots- voortreffelyker n'öch der Vreemdelingen aandagï meerder verdient, dan de overheerlykeSchilderingen waarme le het rraalt i waarvan 'er ferfcheide voorkomen vail* BlormfJart,van der Werf Ofeade, Breagel, 'Retnbranf, van dir Velde JFou'verman ,van Dyk en RubbrnS, altemaal in ons Vaderland zeerwel bekend. De Tuinen van dit Ratels, vefflrekkcn even als die van ^Luxemburg, tot een openbaar'e Wan* deiplaats voor elk een. Zelfs hebben de Huizen, die hun titzïgt op deze Koninglyke Tuin hebben,' den toegang tot dezelve, door middel eenér vrye deur; welk recht de Eigenaars dé»zer wooningen, zich voorbehouden , uit' hoofde van zekere Erfvergunning , door den Vorst, by den aanleg dezer Tuinen, aan hen gefchonken. Ondertusfchcn kanmen zeggen , dat de Terrasfen, Bloemperken, «rotten, Watervallen en Gezichten,' alhier1* 1 5 Z(*  1 " { ft -.«v V "SS? «C'«n ' ulfei zo verwonderlyk fraai zyn , dat men "zicS niet genoeg kan verzadigen om dezelve te befchouwen. Onaangezien de Tbuilieries eenigzints grenzende is aan de Louvre, door toedoen eener lange Gaandery, verdient nochtans dit Paleis • dat men 'er iets afzonderlyk van zegge. Het zelve wierdt geilicht in den Jare 1564. door Koninginne Catbarina van Medicis ,■ toenmaals Weduwe van Hendrik de Tweede, met oogmerk,om 'er haar gewoon verblyf re houden. Men zeide ons, dat die Vdrftinne 'er zelf de tekening van ontworpen had : Hendrik de IV; liet dit prachtig Gebouw in het Jaar 1600. uit-i wendig in zyn opftand voltooijenmidlerwyf Lodewyk den Grooten in den Jare. 1664 het van binnen tot een luisterryke volmaaktheid Het brengen. Dit Paleis is van eenonmpetelyke ultgeftrektheid , hebbende van vooren drie ©ngemeene groote en fraaije Basfecours, ent van de agterzyde de overheerlykfte Tuinen fc daar zich den Adel met wandelen verlustigd. Maar niets verdient meerder opmerking, darï deszelfs llerlyk Ferras, liggende langs de Rivier de Seive, gefchakeerd met een menigte fccjonjmerde laaiien} van waar men de heer- lyiflj  iïykfte gezichten en verfchieten op de Stade» I & Landeryen »eeft. De Jonifcpc en Q>rimfcbe Bouworder heerfcht over het gantfche Ge¬ bouw , 't welk gelchraaga werui w*. — on-indl* getal Zuilen en Kolommen vanbrum en rood marmer; gevende een allerprachtige vertooning. Om alle de meldenswaardige Byzond-rheden van het binnenfte dezes Paleis te befehryven, zoude ons te ver buiten het Spoor van'ons beftek afleiden; alleen kan men zeg-r gen, dat de Vertrekken in 'talgemeen, uitmunten in Schilderyën en zinnebeeldige Tafereelen , waar aan de beroemde Meesters van dien tyd, alle hunne wetenfehap en Kunstvermogens hebben te koste gelegt. Ook-vind men 'er eene Zaal, daar men ons zeide , wet zevenduizend Menfchen, zo op de platte Órond als in de affchütfelen en Balconnen , ge? voeglyk te kunnen verblyven. ue&^^ w«.-» het Groot Tbiater genoema, umuaL —«,y* de XIV. gewoon was , voor zyn Hof ent |e voornaamften desRyks, Schouwfpellene* Danspartyën te geven. § een rjiinder voldoening yoor net nieuwe  gierige oog, leveren ons d2 fraaije Tuinen der Tbüilleries op.fniJf clleen door'derzelvêr keurige Perkeu, Grotten enWatervallen, maar inzonderheid door de uitnemende Beeldwerken en hunne betekénisfen, die 'er zich in opdoen. Tusfchcn de groote Middellaan en Jièt Terras; ió eom aangenaarn Bosje, de ':Z%t der Festynen geheten , alwaar men op alle tyden van den dagallerhande ververfchingen kan bekomen, Hier omtrent was wel eer eene Schouwplaats , daar men voor den Adel en de Grooten zomwylen Toneeifpcllen deet vertoonen ; doch in welkers plaats thans de Koninglyke Maliebaan en Biljartkamer is. Kortom, dit Paleis verdient van binnen en van buiten, de goedkeuring van alle regtfehapene en onpartydige Kunstkenners Weg te dragen, Nu blyft ons nog overig, iets te' zeggen Tan de Louv.-e, zynde een der vermaardfte .Gefticaten van Farys, en wel by uitnemend* Ji.eid als een wonderftuk te roemen. Volgens de geloofwaardigfte getuigenisfen , zouden de éérfte Grondvesten daarvan gelegt zyn door Pilltppas Augustus , in den Jare 120'-}'. KarH de V, liet au Palgis in het jaar J371, ver■- 2 S-'J»-  grooten , doch in den Jare 1528. wierdt het zielve door Fran:isc*s de I. tot de grond toe gelloopr, en weder herbouwd , en vervolgen! door Hendrik de tl. voltooid en in dien ftaat gcbragt, als waarin het zich tegenwoordig nog bevind. Na de dood van Hendrik de U. liet Karc.1 de IX. een begin maaken 'met dc Groote Gallery die de Louvre met de Tbuïleries verëenigt; wérke naderhand' door Hendrik de |V. benevens Lodewyk de XIlI. en XIV. merkefyk is verluistcrd géwordén. De binnenfte vertrekken der.Lajtvre, z$r. de opiettenhcid der Nieuwsgierigen waardig: Öe Koninginne Infante van Spanjcu , hieldt 'er haar verbly f voor dat zy te Vtrfailltt kwam. Men ziet 'er alle de Afbecldzcls der Vorften cn Vorftinnen van het Huls van Oostenryk , van Pbilippus de I. af tot Pbilippus de IV. Koning van . Spanjen f benevens een oneindige niénjgte andere Schilderingen en Tafereclèn , waarvan 'er door dc vogtigheid veelen grootelyks befchadJgt zyn.. Boven dit alles, verdienen dc gefchilderde> Tspytwerkcn, die te zaamen meer dan 24. duizend Ellen bedragen, met nauwkeurigheid' Bezigtigd te worden, niet alleen om dat fnceftal van een zeer ryke Goude , Silvcrcen^ Z'jXo Stcifag'ié zmï \ iliaar dc keurige Teke-. V** " Hi«S.  ning en uitvoering , overtreffen noen ferré hunne onfehatbaare waarde, waarvan men aoude durven zeggen, dat in geheel Europa .geen wederga is te vinden. De Meubilen van dit Gebouw, zyn boven al zeer kostbaar' en prachtig: terwyl een onnoemlyke menigaigte Wapenfchilden en Qorlogsgereedfchappen van den aloudon tyd, en meer andere op'rcrkelyke Zeldzaamheden , der Vreemdelingen verwondering in . top doen ftygen. Belangende de bewuste Groote Galhry, van welke wy zo even melding hebben gemaakt, in dezelve bewaard men , alle de Plans der Steden en Vestingen van geheel Vrankryk, gelyk ook die der voornaamfte Fortresfen en Sterktëns van gantfeh Europa door de kundigfte Ingenieurs van hét Koningryk gefchetst en getekend , in diervoegen, dat men 'er alle de gelegenheden, de zwakte en fterkte, met het bloote oog van kan bevatten. In «en ander gedeelte dezer Gallery, ziet men de uitvoerige werken en gewrogtens van de Academie der Schilder-en Beeldhouwkunde benevens de Vier beruchte Schilderftukken van le Bru»9 Verbeeldende de beroemde Veldflagen van' Jliexander de» Groeten. De Vertrekken onder: deeze  Seeze Gallery, dienen ten gebruik voor dezulken welken in eenige Kunften of Wetenfchappen , of fchoon zy het Meesterfehapniet hebben, komen uittemunten, om henalzoo van het gros der gemeene Konftenaars tc onderfcheiden. Nochtans verdient uiets der Vreemdelingen aandagt meerder, dan het Gelticht der Koninglyke Drukkery en de Munt, sa. welk laatite, de Goude, Silvere en Koper» Medaillei worden geflagen. Ondertusfchen kan men met dit ailes zeggen , dat de Louvrf hoe overheerlyk en uitvoerig in deszelfs voorkomen , echternoch maar een onvoltooid Gebouw is , 't geen misfehien nimmer het. toppunt van volkomenheid zal bereiken. Na ons een groot gedeelte der Herfst vermaakt te hebben, met de befehouwing vaa alle de Merkwaardigheden zo binnen als buiten. JParys, fleeten wy den verderen Wintertyd , met eene aangenaame zamenleeving te onderhouden , ttisfchen eenige goede Vrienden en Vriendinnen en ons Huisgezin; in welken kleenen kring wy.al ons vertrouwen dorftea ülellen, als hebbende de proef van onze nauwgezetheid doorgedaan. En geen wonder, •>t wy zo kitteloorig in onze verkiezing Waren,  ten, Want Paryi Ieve.d dagelykfch zulkfe"* vreemde en verbazende Gevallen op, die, hoe ongelooflyk ze voor verftandige liede ook moeten voorkomen, evenwel iemand niet genoeg op zyne hoede voor alle verleidingen kunnen doen zyn. Niettemin zal men moeten bekenhen , dat, hoe omzigtig de Menfclïzomtyds ook is, hy onmogelyk het lot, dat over hem befchooren is, kan ontgaan; ja zelfs, datwy menigmaal ongevoelig gewikkeld worden in omftandigheden, die wy met ons menfchelyk begrip geenflnts hebben kufinsn voorzien noeft bevatten. In hoe verre dit zal bewaarheid worden, zullen wy zo datelyk zien. Zekeren avond dat wy by een Dame in d© buurt;'met wien wy onlangs in kennis waren' geraakt, ter bezoek waren',' wiérdt onze aandagt onverwagtgetroffen door een geweldig rumoer, 'twelk zich op de ftraat liet hooren; terwyl ik voor myn byzondcr met eene benauwdheid wierd'bedreden, die my iets akeligs fcheen te voorfpelien, Ik verbeelde my, dnder den hoop clerSchermutzelaars, duidefck en klaar de Stem vaü myn' Oom te onfsefcheiden , cn dit dect my ylings van myIjtV) . ... .. . 1 ■„ ..... . . ai  rie ftoel opvliegen en dc ftraat oploopen , niet bezerTende aan welk gevaar ik my ging blootftellen. Hoe zeer men my ook van, myn opzet tragtte te wederhouden , dezugt voor myn maagfcbap, overwon alle billyker vermaningen en het bloed fprak ; doch nauwelyks was ik de plaats genaders daar da blanke degens kletterde, of ik voelde my* onverhoeds van drie vermomde Ma»sperzo«en aangegrepen, en ondanks myne gillen en misbaarlyke kre?ten, in een daar naby gereedftaande Rytuig gedragen, waarmede, ik oogenblikkelyk wierdt weggevoerd , zonder dat 'er eenige menfchelyke hulp vosr my kwam opdagen, dewyl het reets vry laat en alle hulzen en winkels gefloten waren. Op het enkel herdenken van de omftandigheid in welke ik my bevond, gevoelde ik een koude rilling door alle myne leden. Het denkbeeld waarin ik was, dat myn ongelukkige Oom, door dc medemakkers der geenen , die my verzclden, was doorftoken, en misfchien op dit tydftip noch in zyn bloed lag te baden, en met de dood J.. Deel. E te  te worrtelen, gevoegd hy de akeligheid van. *ie nacht, en_andere naare overdenkingen die my bekroon, zo dra ik bemerkten dat jnen my buiten Paryt vervoerde, dit alles zoude een ïleenen hart op myne klagten hebben moeten vermurwen; doch myne Geleiders, ongevoelig voor myne fmeekin?en , verbloode my nog meerder door hunne flilzwygendheid en door de ftrengheid waarmede zy my gekneveld hielden; zodat 'ik niet langer myn rampfpoedig Lot kunnende wederllaan, ten laatften buiten kenais in hunne armen nederzeef. IV. HOCTO  '47 IV. HOOFDSTUK. •Gevolgen van Adelines Schaaking. Haar verblyf op 't Landgoed van den Hertog van * * *. De tweeflryd waardoor haar teder hart wordt belaagd*, Vertrouwelyke ommegang tusfcheti. Adeline en haare Kamenier, Eert hefchryving van het bekoorlyk Lusthuis des Hertogs en de omleggend* Streeken. De jonge Rozalië verhaag haare Gevallen, V oorwaar onbcgrypelyk en niet min ondoorgrondelyk zyn de beftleringen van heft Qpperweezen ten aanzien van 'sMenfchen Leevensloop! Had ik ooit reden van te vermoeden , dat de Hertog van * * *, van wied ik, zedert onze laatfte ontmoeting, geen tgal of teeken meer had vernomen, nog met K a eön  *4« < ■!> een verliefd oogmerk op myn perZoon zwanger ging? Ko%ik de mogelykheid van bet voorverhaaldeNachtgevegt, overeenbrengen met de mogelykheid myner fchaaking, daar het enkel aan 't geval van nieuwsgierigheid had afgehangen, of ik my op dit oogenblik uit den huis zoude begeven, of niet? Was het den Hertog bewust, dat ik my dooreen -valfehe verbeelding zoude laaten verftrikken, en eene ftap beftaan, die ten opzigte myner Kunne, als ten uitterften fpoorloos moest worden uitgekreten? — Maar 'twas alles een geheim, dat de tyd alléén konde ontwikkelen , en waarvan ik in myne toenmalige omftandigheid , buiten ftaat was eenig tcnnclyk begrip te vormen. Myne bezwyming, van welke ik by tflot van 't vorige Hoofd/luk, melding gemaakc heb. be, was my bygebleven , tot op 't oogeablik, dat de fchok die ons Rytuig in 'topryden eener Valbrug kreeg, my uit dezelve deed ontwaaken. Een pragtigLustflot, was ïiet éérfte voorwerp daar zieh myne aandagt op vestigde. Dit gezicht gaf my eenige ïtoost, dewyl ik. begreep, dat, offchoo» h  »4£ dit Kade el my mogelyk tot een foort van Gevangenis zoude verdrekken, myne Eer 'er nochtans beveiligt zoude zyn voor alle' geweldenary. 'Er zyn zekere vooruitzigteiï in de Wereld, die onze ziel als dooreen heimelyke infpraak gerust komen te dellen en een kalmte in 't bloed veroorzaaken. welke de glansen van vergenoeging op onz» aangezichten doed herleeven. Men behoefde dan geen geweld te gebruiken , om my uit de Koets te ligten. De Vermomden biceven my echter tot binnen het Slot verzeilen, alwaar my alles de grootheid en rykdom des Eigenaars aankondigde. Men leidemy in eenpragtige Zaal, die rondom met kristalync glazen Kroonen en Lusters, waarop een menigte waschkaarsfen waren aangedooken, was verfierd. Een Jonge Juffer, ontfing my aan den ingangmet een vry vricndelyk voorkomen en heette my welkom ; waarvan ik met zo veel wellevendheid , als 't myne hartsgedeldheid toeliet, kwam te beantwoorden. Zy bediende my op ftaande voet van eenige verversfehingen , die ik zekerlyk wel benodigdjhad, doch van K 3 wet-  Ï50 welken ik, hoewel met groote moeite, tuaw het noodzaakelyke kwam te gebruiken. Tot hiertoe kwam my alles wat ik zag, als een droom te vooren ; doch uit dezelve moest ik éénmaal ontwaakcn- Ik verzadigde wel myne oogen, maar dit kon mygeeme voldoening geven ; ik wenschte te weeten , waar en in wiens magt ik my bevond , lioewel ik uit de agting en de eerbied die anen my bewees, genoegzaam kon opmaa-, ien, dat ik in geen flegte handen was gevallen, dewyl te dezer plaatfe in alles ket Vorftelyke doordraaide , en ik gevolglyk gerust kon weezen , dat j my geen geweid soude wedervaaren. In dit gundig gevoelen wierdt ik gedcrkt, eo dra de jonge Rozatië, (gelyk myne geEellinne genoemd wierdt) zich met my in •een naastgelegen ilaapvertrak had begeven, om my een nachtgewaad te doen aantrekken. Hier was alles niet minder pragtig als Sn de vorige Zaal, uitblinkende zo in kostbaarheid van meubelen , tapyten, SchilderWerken en andere huisfelyke Sieraden; doch •9-  i5« bovenal draalde de grootheid des Eigenaar* door in de voortreffclykheid der klederen die my voor myn gebruik waren toegefchikt. £,fifjï ontwikkelde by die gelegenheid voor. my het geheim, cn gaf my met de allerinneemendfte betuigingen te kennen, wfe zich. bezitter van myne perzcon had gemaakt. W » zou het ooit hebben durven of kunnen gelooven! Het was de Hertog van * * *, fchoot* reets zo goed als geheel uit myne gedagte» geweekeu, die my gefchaakt en op zyn Landgoed had laaten vervoeren , en my de believende Razalië tot Kamenier had toegevoegd, om my van langzaamerhand van alle onvcrfchilligheid afteleiden en gevoelig te> maaken voor een Minnaar, die voorgenomen fcheen tc hebben. leeven en dood voor myne bezitting op te offeren. Zie daar het gewoone lot van die Vrouwen, die met eenige fchoonheid of gaaven van de Natuur zyn bedeelt: Genadige klippen van aanftoot vertoonen zich voor hun oog, en een veilige middelweg tusfchen de verleiding en de bekooring in te flaan , ii de glibberigfle trap der verkiezing, die de belaagde deujd heeftop te treden. K 4 Een  54 > Een ieder myner Kunne, die ooit in 't geval van verzoeking is geweest, kan lïgtelyk Oordeelén over de tweeftryd van myn teergevoelig hart in zulk een netelige omftandigIieid. Alles wat het oog kan bekooren » verbyfterd dé zinnen en doed de firikite <ïeugd op haare fondamenten Waggelen -, en '53 streffelykheden die myne oogen zagen. Myn Ibeangdigt hart voelde zich geflingerd doof i duizend verfchillende verbeeldingen, waarwan zommigen dc aangenaamfte , doch an, deren wederom de droevigfte uitzichten voor i my opleeverde. Deze foltering beflisteéchtter niets op myne hartstogten; ik begreep, i uit een gevolg eener aangebooren deügd , ;dat eene Vrouw, hoe zwak ook van gei moedsbeweegingen of aantrekkelyk van hari ten , geen veiliger weg ter bewaaring van l.haare eer én goede naam kan inflaan , dan i de bevalligheden, met welke dc Natuur haare ] perzoon befchonken heeft, op prys te houden „ i en geene gunden weg te fchenken voor een 'hand vol gouds, die haar t'eenigertyd de ; algemeene veragting van 'tMenschdom op den hals kunnen laaden. Bovendien, zoo wy onze gunden alleen moeten uitdeden aan die geenen, die ons dezelve voor hunne rykdommen afkoopen, dan zyn dezulken met recht te beklagen, die ondanks hun onvermoogen, voor ons in zuivere liefde komen te blaaken; en deeze mogen, buiten alle tegenfpraak, de rampzalige martelaars* van onze baatzugt genoemd worden. K s De  ii4 De avondmaalty d , tot dewelke ik onmiddelyk wierdt genodigt, brak deeze myne tweeftryd af tot op een ander tyd, terwyl zaliï, aan wien ik vergunde met my aan tafel te eeten, my door de vriendelykfte gefprekken, van myne mymerenda droefgeestigheid poogde af te leiden, daar zy van langzaamerhand in flaagde, doordien ik bemerkte , datzy niet misgedeeld was vanverfrand , en mede al een deel van de Wereldfche noodlottigheden had gefmaakt. Zy deelde gulhartig in de traanen die ze my by tusfchenpoozing zag ftorten, en verblyde zich wederom .wanneer zy eenige weltevredene trekken in myn gelaat kwam op te fpeuren. Hierdoor verwierf zy al myn vertrouwen , en wierdt niet alleen myn geheimweetfter, maar ook myn bedgenoot; waardoor wy meenig half nachtje met wedcrzydfche gefprekken doorbragten. Nochtans heb ik my nimmer van myne openhartigheid omtrent haar te beklagen gehad, hoe onvoorzigtig het meestal is, van onze mingeheimen aan het oor van eenige onzer Medevrouwen te hangen , veel weiniger noch, dat wy "er hen ooggetuigen van zouden maaken. Van  Van al het geene nty ondertusfchen was voorgekoomen , verwonderde my evenwel niets meerder, dan dat ik geduurende den tyd van drie weeken, dat ik my op dit Slot bevond , den Hertog niet zag opdagen. Ik kon onmogelyk deze nalaatighcid , of plicht* verzuim, zo als Jk het dorst noemen* be* zeffen- ja, ik gevoelde zelfs een foort van ongedult by my heersfchen, die my deed verlangen naar het voorwerp, waarvan ik my by alle gelegenheden had zoeken te vervreemen, en in myn tegenwoordig geval nog meerder reden had te fchuuwen. Doch 't fehynt wel, dat de afwezigheid van 't geene men lief heeft, best in ftaat is om de grond van ons hart te doen kennen , en dat men niets dierbaarder nog waardiger agt, dan die geenen waar van men afgefcheiden is. RozaHï bemerkte welhaast de ongerustheid die myn gemoed beftreed; en dewyl zy verzekert fcheen van het vermogen, twelk zy op mynezinnen meeode te hebben, narf) zy do eerfte bekwaame gelegenheid waar, om my overde veriwyffeling myner gevoelens te on-; derhouden. Op  IJ*5 «frgP»»^. Op een namiddag, dat wy #ns ln de T[jU nen van het Kasteel met wandelen vermaakte en my van tyd tot tyd al eenige diepe aagten waren ontfchoten ,,aan dewelke Rozal<é-, uit een gevolg van gevoelige herdenkinhaarer lotgevallen, hy beurte had beantwoord" brak zy eindeiyk de ftilzwygendheid. „ De gunst, MejufFer, zei ze, die lig kan zyn , van zich omdat voorwerp niej „ verder te bekreunen , en haar buiten alle „ toegang als in een gevangenis opgcfloten te ^ houden - — Ik zoude u gezegde moeten „ billyken, MejufFer, antwoorde Rozalïè, by„ üldien den Hertog een Man was, die zich „ meester van zyn eigen perzoon kon reke„ nen, maar hoe voornaam hy 0ok in de „ Wereld is, hy is nochtans dienstbaar on„ der den Vorst, en kan zich zonder verlof „ van het oor des Konings niet verwyderen; „ en wie weet, of hy op dit oogenblik niet meerder zugten loost, dan wy beiden tezaa„ men. — Zeg liever, dat de wroeging over „ zyn bèftaan, hem het gemoed met fcherpe m angels doorknaagd , viel ik haar in de re„ den, en dat flegts een onWettelyke drift: „ hem bezield , om over myne deugd te ze- ■ „ gepraalen;fchooneenoverblyffelvanfchaam* • „ te, hém mogelyk wederhoud, om onder ' jj myne oogen te durven verfenynen." Ik gevoelde op dit zeggen, dat een fterke gloed zich op myn aangezicht verfpreide, en deeze verraade by Rozaliëmynt min ; want: boe doorliepen wy Vrouwen denken te wee-. #en «ï  i$9 zen, om onze neigingen te verbergen, daaf llraald toch altoos iets in onze gelaatlngen door, die blyk van onze waare liefde enge» nesenheid geven, en alle zo fchynendehaat en afkeerigheid, voor gemaakte veinzery aaii 't daglicht brengen. Hierin wierdt ik by eigen, ondervinding gefterkt, en overtuigde my ,dat een welgeplaatfte en zuivere Min, hoezeer men dezelve ook tracht te ontveinzen, al* toos haare overheerfchende vermogens voor het beminde voorwerp doet uitfchitteren. Deze en meerandere openhartige gefprek-. ken, die 'er tusfchen Razalit en my gewisfeld wierden , maakte my dit Meisje hoe langs hoe waardiger in myne oogen, en verkorte mer,kelyk de verdrietige uuren, welke ik in deeze eenzaamheid kwam te flyten. Hoe het zy, het hart, zegt men, moet een klager hebben, en niets maakt ons het leeven draaggelyker, dan dat wy onze wederwaardigheden en rampfpoeden, in den fchoot van een* vertrouwd Vriend of Vriendin mogen uitftorten. Een zolïAz Sympathie dreef de Jonge Ro. zaliê ook aan , om my deelgenoot van haare 3Lotg«YaHeö te maaken , dewyl haar menig- maa-  ï6o maaien, wanneer ons eenige verdrietige oogenblikken beureden , de traanen uit de oogen borden; waaruit ik moest beiluiten, dat zy in baar leven al veele tegenheden had óndergaan. 'tWas echter met moeite datzy 'er toe overging; doch myne nieuwsgierigheid, en de beloften van een eeuwigduurende geheimhouding, waren het, die haar overhaalde, om my de bekentenis van haare wedervaaringen te doen. Alvoorens in 't verhaal van dezelve te treden , kunnen wy niet voorby, een kleine ithets te ontwerpen van het bekoorlyk Lust. huis, alwaar ik my als balling verwezen vond, en verdienende de aandagt van alle beminnaars van het Buitenlecve». Dit Slot, gelegen in een' alleraangenaam•fte Valei; werwaards men door wyduitgertrekte Dreeven van hooggetopte boomen , die met hunnen kruin de lucht bewolken , werdt heenen gevoerd , is van een alleraanzienlykst voorkomen, en een byna niet min. der trotsch Gevaarte dan zommigen der Koïtfnglyks Lusthuizen, hebbende vi^r onder* ' fchoi-  1 tst fcheidene Vleugels, die door hunne verhevenheid de heerlykfte uitzigten over de Landerygn hebben. Het middelfte des Gebouws. ryst uit het midden van dezelve op, door ■een zeer fraaije en fierlykeTooren, waarin een ongemeen keurig Klokkcnfpel geplaatst is, terwyl het Gevaarte zelfs , rondfomme met 'de uitmuntendfte Beeldwerken , Sieraden en Ornamenten is omgeven. Niet minder Voi* ftelyk vertoond zich hetzelve van binnen * zo door de menigte van hooffche" Zaaien, Galleryën, en andere uitnemende Vertrek, ken , waarvan de Schildering der Plafonnen en Wanden , niet alleen het oog verrukken . maar de Kolommen, Zuilen, pilasters en vloeren , die van het keurlykfte marmer van verfchillende koleuren door elkander zyn gefchakeerd , den aanfehouwer van verwondering doen verftommen. ■ Men kan hieruit de pragt en kostbaarheid der. Meubilen,- die my van een onfehatbaar* waarde voorkwamen , ligt afmeeten, inzonderheid de Spiegelwerken en Tapyten, op welk laatlle de beruchtfte Gefchiedenisfen vaa den aloudea tyd waren geborduurt. Be-  pi* halven dit alles, hield my byna geherfe dage* bezig, het bezigtigen van een der Galleryea waarin de Heldendaaden derberoemdfte Vorften en Mannen van Naam , waren gefchetst en gefchilderde ieevensgrootte Tafereelen. JEcn andere Gallery befloeg de uitmuntend© fcoekerydes Hertogs, voorzien mot duizenden van de keurigfte en geleerdlle Werken, ter befehaaving van deugd en zeden; in welk® voedzaame weide van vernuft, ik meenig uurtje ging grazen om myne droefgeestige gedachten wat te verzetten. In eenige andere Vertrekken ontmoette ik alle de werktuigen en gereedfchappen , die tot de Hemel" en Aardrykkunde en allerlei voortreffelyke Konsten en Wetenfchappen behoorden, ver. dienende de opmerking dier geenen, die be* fcaagen fcheppen om zich in 't Ryk der Natuur en der Zeden berucht te maaken ; dus ik in allen opzichte reden had, om verrukt te zyn van het wonderbaare dat myne .qoj;en in dit Paleis befchouwde*. Niet weiniger ftreelde my da aangenaam» gezichten en verfchicten, die de Tuinen van , „ die door de fnoode mond van die ondank,,. baaren worden uitgefproken ? Dit onder„ vond ik maar al te klaar; want niet alleen , , . dat den Schelm zich vergenoegde, met ff my myne eer te hebben omdolen, maar », by kwam my eerlang in nog grooter afgronden van verderf te ftor.ten, gelyk gy „ in 't vervolg zult hooren.w Hier zweeg Rozatië, terwyl haare traanen en fnikken, haar de woorden op de lippen affneden;zo dat ikmy moest te vreeden houden, van tot een bekwaamer gelegenheid, hee verdere verhaal haarer Lotgevallen te zien verfchuiven; waartoe ikhaar meer dan eens moest aanzetten , wilde ik myne nieuwsgierigheid zien voldaan. ,, De trouwlooze Champagne, gelyk ik u gezegt hcbbe , Mejuffer, (hervatte zy ee-nige dagen hierna haar verhaal) van lang91 zaamcrhand voor my beginnende te ver„ koelen . wist de traagheid zyner bezoeken f, met allerhande fchynfchoone vcmisfen te s, verbloemen ; en om my geheel te vergeten, wikkelde hy eenige zyner goede Vrienden in zyn belangen, om my nog die- „ per  „ per in den poel des ongeLuks te Horten. „ Want op een tyd wederom ter bewuste, „ plaatfe verfcheenen zynde, ftond ik niet M weinig verwondert op te zien, een ander. „ Mansperzoon als Champagne het kamertje van wellust te zien optreden! Ik meende, dat ik door de grond zonk; doch de be", fcheidene taal van] hem , die voor myne „ oogen verichcen , bragt my eenigzints tot „ bedaaren: Hy was niet minder aanvallig; , als Champagne, believende en milddadig ;en '„ dit is eigentlyk het geen een jong Meysje 'tmeest kan bekooren. Dus wierdt ik on• gevoelig mcdegefleept in den Stroom der verleiding, en vervielzo van het eene kwaad ,, tot het andere, invoegen, het Ryk myner ,, Minnaars .binnen een jaartyds tot eenaan„ zienlyk getal was aangroeid, ,, Het zoude echter mogclyk met myzo ,, verre niet gekomen zyn; doch myneOu„ ders onmiddelyk na elkander geftorven zyn„ de, vond ik goed, my te verknochten aan ,, -een Vriendinnetje die my in deeze wellus' tige leeveuswyze nog verder kwam te vol„ leeren , en defyne fchaav lïreek over alles i, wat  ï7S «ffim in _3» ,, wat nog eenigzints ruuw aanmy was. Wy y, namen onzen intrek met 'er woon by el,, kander, en dewyl wy beide heel jongen ,, 'er gantfeh niet kwalyk uitzagen, konden f, wy ons met zodanige bezoeken vleijen, die »> ons rykelyk konden doen beftaan. „ Dan, hoe is het mogelyk, mag ik met „ fchaamte wel uitbeezemen, dat de Ondeugd „ zo verlokkende is!- Dat wy Vrouwen niet „ willen begrypen, dat, hoe bedekt wy onze „ minnerytjes zoeken te houden , het echter „ naar de onmogelykheid gegrepen is, om „ die voor het doorzigtige oog van fchran„ dere Verllanden te verbergen ! Dat wy niet ,, willen bezeffen, dat zulk een losbandige ,, en eerlooze leevenswyze by de gantfche ,, Wereld in 'toog moet loopen; en daton,, ze Kunne, die anders zo veel eerbewys en agting weet te verwerven, wanneer ons gedrag met onze deugden komt te ,, ftrooken, in tegendeel, by elk eenbefpot j, en veragt werdt, wanneer wy zo zigt. „ baar buiren het fpoor der eerbaarheid ko,, men tedraaven !Endat, offchoon wy ons , it om onze bevalligheden en fchoonheid, door veelen zien aangebeden , zulks maar enT kei  '7S kei en alleen gefchied , om hier door onze " gunnen te erlangen, en ten koste vanon" ze eer en goede naam, gebruik te maaken van onze zwakke oogenblikken. 't Is dan met de diepfte fchaamte enverfoéijing, dat ik myne oogen te rug lhe op " de verbylteringen myner eerfte Jeugd; die , " hoewel ze niet te wederroepen noch te " herftelten zyn, my echter tot een Spiegel " van arfchrik voor het toekomende zullen " vertrekken , doch niettemin doen vertrou; " wen dat, oflehoon 'er onder de Mannen " een deel Ichelmen en guiten werden ge" vonden , die met de eer van ons Vrouwen alomme te koop loopen, 'er daar tegen \' ook weder zyn, die medclyden metonZé zwakheden en gebreken hebben , en fteeds " alle hunne poogingen zullen aanwenden, " om die door overtuiging van reden in ons te verbeteren; gelyk zo datelyk zal Uy„ ken. ( Na eenige maanden van het eenetothet andere Uitterfte te zyn vervallen, geraak" te ik toevaUig in kennis, met iemand, op •** t „ wie»  m C i*> 'j, wien ik nimmer eenig het minde vermoe; », den van wellust had gehad. Hy zette my „ onmiddelyk op de proef, wyl hy 'zeker» tyk nier of daar iets van myn ongebonden « leevens vvyze gehoord had; doch bemer» kende, dat ik op het punt dond van te * vallen, hield hy af en zag my eengeruimen i, tyd met opmerking en medelyden aan. Myn a, gantfchs gedrag, handel en wandel fcheen „ hem niet onbewust; hy delde my dedroe» vige gevolgen daarvan in 't afschuwelykde » daglicht voor oogen, en deed my zonne„ klaar bemerken , dat zo ik op dien voet » kwam voorttevaaren, ik my zelve voor afw toos ongelukkig zoude maaken en ik een w uitvaagfel worden van het geheeleMench» » dom , met meer andere drangredenen,' * te langwylig om te herhaalem „ Hoe ongewoon aan eenige Zedelesfen, n gevoelde ik echter welhaast de kracht zyner 5, reden, en 't bleek , dat myn gemoed noch * zo Zeer niet bedorven, of de wortel van i, 't kwaad by my zo derk was ingekankerd^ 5, dat ikhalderrig genoeg zoude zyn geweest è oaï hem geen gehoor te verleenen; in te- ii gen-  'p, gendeel, ik floeg myne oogen met fchaamte fneder begost bitter te Schreijen; ea gaf my geheel aan hem-over ommytot », de deugd te vormen-. Het gevoel van '*£«SSH5»> «urs was 'er verloopen, of een Kamerdienaar , na, volgens de Hoofsche manier aan de deur te hebben gekrabt, kwam my uit naam des Hertogs boodfchappen , dat zyn Hoog Edelheid binnen het half uur my zyne opwagting zoude komen maaken , indien liet my gelegen kwami Men kan wel begrypen , dat, hoe ontroerd ik was , ik de onwelleevendheid niet gebruikte , om dezen Dienaar onheusfelyk aftefcheepen. Het was een wrangen appel, waar door ik moest byten in die myn lot fccfliffen moest; zo dat ik my oogenblikkelyk heel deftig door RözdJjiftét palleeren, en wel met die kostbaare klederen en kleinodiën, welke my we! eer te iWy/door dien Hertog zo bedektelyk tot gefchenk waren toegevoegd geworden; invoegen, ik volgens de getuigenis van myne Vriendin, 'er niet aljeen heel Engelagtig, maar zelfs Princeifelyk uitzag, waar aan myne Spiegel het zegel van goedkeuring kwam te hangen; midterwyl de Eigenliefde, aan ons Vrouwen zo gemeen, myne ingebeeldheid ten hoügffen jop deed reizen. Ein-  i8f Eindelyk genaakte, na lang vertoeven, het netelig oogenblik, waarin ik voor de vierfchaar van myn 's Minnaars qeimclyke laagea, ftond te verfchynen , en daartoe had ik waarlvk eene bez'adigtheid van gemoedsgeftelteniffè nodig, die verre myn Vrouwelyk ver» Mand te boven ging. Aan de'eene kant hal ik alle reden van misnoegen wegens dehandelwyze de« Hertogs, en aan de andere kant gevoelde ik, dat hy my niettemin nog dier-baar was, en. dat ieder voetftap, die ik op de trappen dagt te hooren, myn hart als door een tweeftryd van vrecze cn verlangen deed popelen , terwyl myn ga* laat telkens van koleur veranderde., In 't midden van die gemeedsbeklemmin „ een laage ftaat of afkomst de geene mogt zyn, waarmede wy den band van ons ge„ luk en welvaard zoeken toe te haaien, wy ,, verédelen altoos het ftof waar uit zy ge„ booren is, en behoeft zich nimmer te af fchaamen, over het verkiezende oog 't „ welk wy op haar werpen. " De gemeenzaame toon, waarop het den Hertog met my fcheen te nemen, maakte myne vrymoedighaid desgelyks gaande; ik gevoelde voor zyn aanzienelyke perfoon geen fchrooni of verlegenheid meerder,om dat ik begreep , dat ik de bewegende oorzaak \vas van alle de werkraderen , die tot de gelukftaat van den Hertog moeften mede werken. „ Voor zo verre myn zwak vernuft kan », toereiken, Myn Heer, (voerde ik hem met „ een vriendelyke lieftalligheid tegemoet,die e, hem fcheen te verrukken ~) moet ik uit uw a, gezegde begrypen, datgy myflechts fehynt „ uitverkooren te hebben , tot uwe Minnares of Byzit: Wel is waar, het is myniet onbewust, dat men in dit Land zodanige  ' „ gebruikelykheden tot een gewoonte heeft ■ gemaakt, en dat veelen myner Kunne • „ offchoon uit geen laagen ftand gebooren , „ zich vereerd zouden vinden met de gunftigen „ aanbiedingen van zulk een doorlugtig per„ foon als gy zyt, maar wy Hollandfche ,, Vrouwen, Myn Heer, zyn al te nauw gezet van gemoed, om de gunften eens „ Mans, te deelen met haar, die uit krachte , der Wetten , altoos met een oog van veragting op ons zouden kunnen nederzien.— „ Geenzints, Mejuffer, viel my den Hertog „ met een fterke gemoedsbeweeging in de „ reden;die zelfde gewoonte heeft onzeVrou- wenindezeleevenswyze zo verdraagzaam „ gemaakt, dat zy , wel verre van zich te „ belgen om de keuze hunner Mans, zy l, fteeds op dezelve hun durven beroemen , terwyl het ftuk van wellevendheid hen " geenzints minnenydig maakt, wanneer zy ' hunne Medevrouwen zien aangebeden, ja, *,' wel verre van dezelve metbitsheid enverontwaardigwg te bejegenen, betoonen zy . hen alle vrtendfchap en eerbewyzingen. M S v gemaakt, en dat veelen myner Kunne * „ met een fterke gemoedsbeweeging in de  „ Gevolglyk is 't op goede en beftaanbaare gronden, dierbaare Adeline, dat ik myne ?, keuze op uivc voortreifelyke perfoon ge„ richt hebbe , en dat ik, zonder myne da#, gen met u te flyten, my het leeven niet alleen onaangenaam , maar zelfs tot een last vertrekken zoude. „ Koe veel reden ik hebbe, Myn Heer, „ om op de welmeenendheid uwer oogmerken te bouwen, zeide ik tegens den Her- ,, tog, kan ik echter niet nalaaten, u dank. baar te zyn voor alle uwe grootfche aanbiedingen, die hoe veel eere zy my ook mogten aandoen, of in welk eenen Staat ,, van aanzien zymy ook mogten nellen , my nochtans ten hoogften onteerende, zo voor ,, my zelve als voor myn Maagfchap, my tocfcliynen. Waarom ik van uwe grootmoedige manier van denken , zal ver- ,, trouwen, dat gy my myne vryheid wei zult willen wedergeven , en my in den ,,, fchoot myner Maagen en Vrienden,terug „ doen keeren, I» Be.minnelyke Adtlm ! (borst den Hertog » met  ■ niet de traanen in de oogen hierop uit;) ? kan het niogelyk zyn, dat gy met zulk ' een koelhartig onverfchüligheid, een Man kunt behandelen , die u zo veele overtui" gende blyken van zyne oprechte Liefde heeft gegeven? Kuntgy het van uw gemoed '', verkrygen, van hemtc ftortcn in den poel " det wanhoops ? Neen', ondankbaare, vsr" volgde hy, (my de handen kusfende) " uw eigen hart ftel ik tot Rechter om u te V vonnisfcn , als gy overweegt wat glorie u door myne aanbiedingen in de Wereld " wagtende is \ Kunt gy ooit in uw Land , en *• onder uwe Burgerfchaar, een Manwinden. " dieu zulk een luisterryklotkanbefchikken, als gy in ftaat zyt van myne hand te ont", fangen? Een pragtig huis, een aanzienelyke ftoet, kostbaare meubelen, uitmunten*„' de klederen en alles wat eenigzints bekwaam " is uwe zinnelykheid te ftreelcn , zyn nog " de geringfte der gefchenken die gy u van „ myne min kunt belooven, in vergelyking " van de zuivere ' gevoelens, die myn hart voor uwe aanbiddelyke perfoon fteeds „ kom: te voeden, ; i, Alle  ïS3 „ Alle «ie grootheid en luister, én alle die „ giften en gaaven , zyn geenzints bekwaam , „ Myn Heer, (wedernam jfc) om my de go* „ gen te verblinden. Wel verre dat wy de M grootfte fchatten des Werelds zoude kun„ nen verleiden of bekooren , trooste Ik my M met myne eenvoudige deugd , en die te M deelen met een Voorwerp,my evenaaren„ de in gelykheid van ftaat, isjhet eenigfte ,, waar naar alle mynezielswenfchen haaken. Deze zyn de grondregelen waarop de t, Vrouwen van ons Land , hun gedrag fteeds „fchocijen, terwyl het onwettig verliezen „ van onze eer en goede naam , aan het wel. ,, denkende en welopgevoede Jufferfchap, „ eenwaaragtig afgryzen moet inboezemen. Zoudt gy dan zo zwak zyn van te ge„ looven, Mejufter, zeide den Hertog, dat .. het deelen myner ftaat,uwe deugd zoude ,, kunnen ontheiligen ? Ban die vertwyffelïn„ gen uituwegedachten, en vertrouwd, dat „ wanneer men met roem kan leeven en ge„ bieden over het hart, 'twelkons vrywil5» lig werdt opgeofferd , niets bekwaam ic u eane eerbaarheid te kwetfen, die ik eeu- wig?  "tl—> 1 wiglyk in n als een heiligdom zoude bly„ ven eerbiedigen. „ •tKan zyn , Myn Heer .roerde ik hert „ weder te gemoet, dat gyzo veel vertrou„ wen in u zelve durft ftelien, dat gy my " alleuweagting zoudt waardig keuren ,maar " de.beproevingen die ik ondanks myne jongk"„ heid, reets van de onftandvastigheid der 1 Mannen hebbe óndergaan, doen my geheel " anders van hunne Liefde oórdeelen : 't Is " een blakend vuur, 't welk zo ras verdooft " als het ontglimt, en ftort het lydende voor" werp eerlang in het mtterfte verderf en elende. En wat roem zoude ik van dege" volgen behaalen? Immers niet anders, aïs " uwe veragtïng , de haat van myn ge" nacht ,[de verfoeying van't gantfche Menich„ dom, en de wroeging van myn eigenge„ weeten." Den Hertog, wel voorziende dat hy in deze éérfte ontmoeting geene de minfte vorderingen op myne hartstogten zoude maaken', cn dat myne deugd aan al te ftrikte en te fterke ketenen geboeid lag, om dezelve doordefch*9 te-  i9c *é tcringen van het verleidende Goud te vcrbre» ken, befloot, tot beter gelegenheid, myaan my zelve over te laaten , en vertrok op dezelfde eerbiedige wyze als hy gekomen was,na dat hy zich evenwel zo veel vermogen op zyne vryheid had aangematigd, om myne handen te kusfen, en die met alle hartelykheid regens zyne borst te drukken. Eenige weinige oogcnblikkcn , die ik , na het, vertrek des Hertogs, nog in myne eenzaamheid bleef zitten , boezemde my allerhande denkbeelden in. {k kon niet begrypen,' hoe het mogelyk was ; dat een Man van dien hoogen rang en geboorte , die zo veel bcweeging en omftandigheden om myne perfoon had gemaakt, Zulke laage vernederingen aan my bewees , en binnen den taalkring der Verliefden zich bleef bepaalen! van een andere kant, wil ik wel bekennen , dat de luis-' terryke aanbiedingen die my gedaan wierden e en die my de doorlugtigfte aller ftaaten beloofden , my in eene tweeftryd hielden opgetoogen , die een Mcysje van minder kiesheid, zoude hebben moeten verlokked. Da agting en de eerbied dien ik my zag toedra, gen  ipè gén , flxeelden my de zinnen : Ik, verbeelde my alle de grootheid van het lot dat ik konde beklimmen-, en dat my in gelykheid zoude ftellen met de aanzienlykftc Vrouwen van? een Land, daar men in 't ftuk van deugd zo. nauwgezet niet was, van 'er zyn gantfche welvaard om op te offeren. Ik beken wel, dat die deugd , in welke onze Kunne hun ë'énigftë roem en 'glorie moeten ftellen , my in haare volle glanfch van volmaaktheid voor de oogen kwam fchitteren; maar als ik daar by overwoog, hoe veele Vrouwen by ons te Land, zich om geringe beuzelingen en niets beduidende voordcelen, van hunne plichten laaten afleiden , moest ik my zelve regtvaardigen in de twyffellngcn en onberadenheid der befluiten, die my eerlang te beurt zou» den vallen. „ Ik wil hier mede niet te kennen geven■ „ dat de gouddorst een Jong Meysje éénig„ lyk zoude moeten verffrikken of verleiden; „ 6 neen.' Daar zyn verkiezingen, die bui' „ ten dat, zomtyds van meerder kracht en „ vermogen zyn, dan de grootfte aanbie„ dingen of gefchenken ; En waarlyk, den „ Her-  j, Hertog was juist geen onbemimielyk Man* en ik gevoelde wel, dat zyne perzoonlyke „ hoedanigheden en voorkoomen , ongetwyff „ feld de klip zoude zyn , daar ik, des noodsj it fctaipbreuk op konde lyden." . Rozalië kwam my uit den ftroom van alle deze befpiegelingen op te beuren , en weder tot my zelve koeren. Want mén begrypt ligt, dat ik niets van het onderhoud des Hertogs, voor die waare hartsvriendin verzweeg; maar niets verwonderde my meêr4 dan dat zy een volflagen misvertrouwen van deszelfs grootfche aanbiedingen voedde. „ Geloof my, myn lieve Juffer , zei ze, al die „ fchoone beloften, waarmede men uzoekt 1 M op te hullen , zyn aitemaal hinderlaagenom „ uwe deugd te verwrikken. Indien ik zo veel „ ondervinding van de Wereldfchezaakenniet gehad hadde, zoude ik zekerlyk geneigd it zyn , om u alle deze fraaije dingen aante pryzen; want, béhalven dat den Hertog „ vermogende genoeg is, om al het geene it hy u belooft heeft, ftippelyk naar te komen ,4 zo zoudt gy tevens daar door in een ftaat i, van het hoogfte._aanzien geraaken, en.u i, by onze Medevrouwen geducht en ont-  -, zaggelyk maaken- Doch als ik het elgentlyls van de ongeblankette zyde kom te befehou- B,wen, durf ik u wel verzekeren, daC uwe vreugde van korten duur zoude zyn «, „ alzo ik van goederhand bewust ben, daö - de verandering van Voorwerpen , alleen dat geene is het geen de zinnen des „ Hertogs het meest kau Streelcn." Ik gevoelde op deze getuigenis myner Vriendin, een fterke ontroering door alle myne leden ; en alhoewel ik onmogelyk geloof kon liaan , dat een Man van zulk een hoog karakter en geboorte, laag genoeg van ziel konde zyn, om de onnozelheid zo fchandelyk te bedriegen en te misleiden, myn hart trad echter in de verdenkingen van Rozalië ^ en ik onderwierp my gewilliglyk aan haare gehad hebbende ondervinding, Ik nam ook van ftonden aan het beflult, om alle, de voorflagen des Hertogs kloekmoedig van de hand te wyzen, en zo fterk aan te dringen op myne vryheid en ontflaking, waardoor hy eindelyk zoude moeten begrypen, dat hy niets van myne wedermin te hoopen hadde, en eevolglyk, dat hy myne eer niet dan ton y^DsEi. N Ju*  Hoste Van myn leeven zoude kunnen koopen, en geenzints voor alle die fchatten » ^waarmede hy myne zwakke verbeeldingskracht dagt op te hemelen. Maar is 'er onder ons Vrouwen wel één te vinden, die beftendig by haare voornemens blyft? Zyn wy, in veele zaaken niet ruim zo onftandvastigdan de Mannen?—Voor my, jk zal zulks niet wederleggen; want zo dra dtelde ik my de perzoonlyke bevalligheden, nitterlyke gemanierdheid en goede hoedanigheden des Hertogs niet voor oogen , of al myn mistrouwen verdween , en ik wierdt puur boos op my zelve, dat ik hem zo fchande'lyk verdagt dorst houden. Dit was oorzaak, dat ik hem eenige volgende dagen met meerder vriendelykheid kwam te bejegenen,hoewel daarom niet van myn Voorgenomen Plan «fwykende; namelyk, om in geene zyner voorftéllingen, hoe luisterryk my die ook in de oogen mogten fchitteren, te bewilligen , maar die in tegendeel, met alle heusheid en door gegronde redenen , te verwerpen. Zulk «en aanhoudende hardnekkigheid, wei' ver-  *5>5 vérre van myn doorlugtige Minnaar aftefchrikken verbitterde meêr en meer zyne Liefde tot zyn perfoon , en wel tot zulk een uitterfte Graad, dat hy wel ziende van met «roedheld of door believende gedlenffigheden niets,op myn hart te kunnen verwinnen toe een gantfeh ander befiuit kwam over te hellen , en my op de proef begeerde te ftellen, of myne deugd do toets aller bekoorlngen zoude kunnen wederftaan. Hiertoe -beraamde hy by Rich zeiven een ontwerp , waarvoor alle twyffelingen zoud» hebben moeten ftllftaan , b.yaldien ik wat minder doordringende van oordeel waar gewee.t» «n naar myne jaaren geen ondervinding genoeg van de listen en laagen der Mannen had gehad. Hy gaf my op een morgen, datwy zaamen in 't Park wandelde , met een buitengemeen vergenoegd gelaat te kennen , dathy na lang aanhouden by het Hof, op de gunfttge befchryving die hy van myne aanminnig© Perfoon had gedaan, van 't zelve de Vryheid had bekomen, om met my in een wettig Huwelykte treden-, en dat, indien ik alle voorgaande verdenkingen tegens hem wilde laaN a ten  ten vaaren, en vertrouwen ftellen in deWeïgcplaatde voornemens dien hy met my be1» öogmerkte, hy zyne ftaat, fortuin en vet* mogen wilde deelen , met iemand , die roem ep haare onbevlekte deugd kondc dragen • beiluitende zyne verdere redenen , met te Zeggen , dat hy in gereedheid ging brengén, om deezen band met de volkomenfte pracht en luider, evereenkomdig zyn aanzien en geboorte, te voltrekken. Deez' taal, zoveel verfchillende van die» welke hy zo kort te vooren tegens my had gevoerd , klonk my zekerlyk heel vreemj in de ooren. Ik zag hem een geruimen tyd met veel opmerking aan , om te onderfcheppen, of' zyn gelaat de gevoelens van zyn hart niet zoude verraden; maarwaarlyk, hoe mistrouwende ik noch was, ik wil wel bekennen , dat ik niets in hem kon befpeuren , het geen my eenige argwaan koude geven. Echter verzogt ik hem eenige dagen uitdel, om my met ernst op zyn gewigtig voordel te mogen beraaden; dat my wierdt toegedaan.  -97 Rosalii' bleef, gelyk men denken kan, niet lang onkundig van de voorflag door den Hertog aan my gedaan , en beiden vielen wy in een denkbeeld, als dat 'Cr een flang onder het gras moest fchuilen, en dat de toeleg met alle deze fraaijc beloften, ééhiglylc beflotenlag in het verftrikken vara myne deugd, cn my aan zyne Wellusten op te offeren. Wy befloten alzo , dat ik deze eveneens gely^ alle de vorigen zyner voorfiagen, zoude komen te verwerpen , en ftecds llyven aandringen, om my myne vryheid -weder te geven , en den Hertog hierdoor te omheffcn van die vernederingen, tot welke hy zich anderzints ten opzichte myner perfoon, zoude verplicht zien. Op een tyd , dat ik my fterk genoeg geaard voelde , om hem die ongunftige tyding mede te deelen, wierd ik eensklaps daarvan wederhouden , door de komst van een menigte asnzienlyke Perzoonen, welke my gezegt wierden, -dat tot de Maagfchap van den Hertog behoorden, en ons onderling Hnvvclyksfeest met hunne hooge tegen, woordigheij kwamen vereereu, N3 Sc  Ik wil gaarne bekennen, dat ik Zo Wel dan Rozali*, op deze vertooning , eenigermaten in myne denkbeelden begost te aarzelen , en niet wist Wat ik met zekerheid van dit alles moest gelooven ; ook was 'er geen middel, om eenig wczentlykdoorzicht in alle deze zo fchynende geheimen te betomen , doordien wy niet onvoorzigtig genoeg waren, om onze vermoedens aan ie mand der huisgenooteu te openbaaren. Ten anderen, bragten my de nadrukkelyke verzekeringen van den Hertog , in nog meerder verwarde twyffelingen, betuigende hy *n;y met een gelaat van de fchynbaariïe oprechtheid , als dat hy myn' Oom met zyn verder Reisgezelfchap , meede by de vol» trekking van ons Huwelyk had laaten nodigen. En om my geheel en al de oogen teverblinden, en in zyne ftrikken te vangen, liet hy my een Briev van myn eigen hand aan dien Oom te fchryven, om dus myne plicht, zo als hy het noemde, in allerlei opzichte te vervullen, en kwam dezelve vervolgens naar Parys met meêr andere Gefchriften af te vaardigen. Hoe onbegrvpelyk my myn 'aanftaande £0*  «iukftaat voorkwam, «iy, dagt evenwel dat. ik 'er geloof aan moest flaan, zo natuurlyk kwam my alles te vooren ; en Rozalië., hoe zeer zy 'er haare harsfeucn over kwelde, viel tegen wil en dank in de zelfde beguigchc ïing. Doch eerlang daagde het tydtlip op, waarin onze dwaaling de fchors des misverHands kwam af te fchuidea; want op een avond, my met Rozalië naar myn flaapvertrek begeven hebbende, openbaarde my die waare halsvriendin in vertrouwen , dat zy toevallig een hcimelyk gefprek beluifterd had , tusfehen een lyfknecht en een der Meiden , by welke gelegenheid zy had ontdekt, dat alle die zogenaamde doorlugtige Gasten des' Hertogs, behoorden tot het Eedgespan, 't welk myn toekomftige Egtgcnoqt beraamd had, om over myne deugd te zegepraalen ;' en dat de plegtigheid van myn gewaand huwelyk, maar eene looze Beeltenis was van het bedrog dat men my ftond tefpccleiv en den afgrond des verderfs voor myne voeten te openen. Zulk eene ontdekking , waar, aan ik geen reden had eenige twyffel te liaan , klonk my als een donderdag in de ooren , «n deed my fprakeloos oP myne ftocl neN 4 dsr"  100- derzygen. Nochtans, door de ondertand van JRozaliè\ wat tot my zelve gekomen zynde, beraadslaagden wy dien nacht, hoe ik het dreigende gevaar best zoude ontwcrftelen; waartoe een tydige vlucht ons het bekwaamfïe middel dunkte te zyn. Maar hoe zulks ter uitvoer te brengen, daar ik met zulke fchcrpzicnde oogen van alle kanten wierdt bewaakt? Wy befloten echter te veinzen , cn ons van de eerfte gelegenheid te bedienen , om ons voornemen op de best mogelyke wyze te volvoeren, en inmiddels hét uitterfte gedult en voorzigtigheid tc ge bruiken , om ons befluit niet te vcrraaden. Ik was des anderendaags geheel onpasfeJyk , door dien ik den gantfcb.cn nacht geen oogen had konnen luiken, wegens de ongerustheid in welke ik my bevond. Den Hertog hiervan verwittigd, verzuimde niet, volgens zyng aangebocren wellcevendheid , zich voor myn bed te laaten vinden, en hefteede alle zyne welfprekcnthcid , om tny goede moed in te fcherpen. Hoe hatelyk hy my geworden was, behoef ik niet •mftandig te zeggen, doch ik droeg Wél zorg  <$-■_.■-IJ > 20Ï zorg van iets te laaten blyken, cn ffelde hem zo veel doenlyk wegens myne ongefteldheid gerust. Hy Hokte dien angel binnen , hoewel het hem te vrypofdger maakte en my van geheel andere zaaken begost te fpreeken." Myne toegevendheid en innemende aanlokfelen , maakte hem vermetel tot het aanranden van myne deugd, en hy zogtmy te overreden, om hem het voorgenot te doen fmaaken van een geluk, waarnaar zyne ziel céniglyk fcheen te haaken. Het gevaar, duar ik my op dit oogenblik in zag, deed my op middelen bedagt zyn om hem te wederhcuden; doch welke, uitvlugten ik ook zogt, ik moest hem bcloovcn, van den volgende nacht alle zyne wcnfchen te zullen vervullen , dewyl, volgens zyn zeggen, de vervulling van ons trouwverbond binnen twee dagen ftond te gefcbieden , en alleen wetende was naar,de komst van myn' Oom. Onder die verzekerende belofte , welke ik met eenige kusjes moest bezegelen» wierdt ik voor ditmaal van hem ontllagen; midlerwyl ik het grootfte gedeelte van den dag, met R^ZQlië alle mogelykc middelen N 5 ' blce?  8C2 Heef beraamen, om het nakende onheil te otitvlugten. Maar den avond had ons aireets overvallen, zonder dat wy noch tot eenig redelyk of vast beflult waren gekomen. Vare een andere kant, gevoelde ik als een koude koorts door myn gantfche ligchaam, wanneer ik myn gegeven beloften van dien morgen kwam te overdenken, \ in voegen, ik my niet wist te keeren of te wenden , en myn lot aan de Voorzienigheid moest overJaaten, om myne onnozelheid in zqlk een netelig geval te bcfchermen. Den Hertog verfcheen omtrent middernagt in myn Kamer, en wel in een tyd, dat jtZozalit om eenige noodwendigheden naar beneden was gegaan. Hy floot de deur zorgvuldig agter zich toe en' naderde myn Jedikant, om my voldoening te eisfehen, 'van myne aan hem bezwoorc gelofte. Maar die zelfde Voorzienigheid, in welkers geduchte handen ik my had aanbevolen , betoonde medelyden met de traanendie ik om myne nakende val kwam te vergieten, en redde my door een onvoorzien en teffens won4erbaarlyk toeval, uit de benaauwde toeftand in  in welke ik my bevond, en die my misfchien voor de overmagt en 't geweld zoude hebben doen bezwyken. Op 'toogenblik dat den Hertog my, door zyne ftrcelende tong en vleijende taal , tot nakoming myner gegeven belofte poogde te overreden , ontftond 'er een naar en verfchnkkelyk gegil door het gantfcheKasteel, 't geen welhaast tot myn verblyf overfloeg cn ons beide niet weinig ontzette; te meêr, toen Rozalië met een beklemde fpraak en bleek befturven lippen, ons kwam berichten, dat *er een ysfclykc brand in het Slot was ontftaan, en bereids verfcheide Vertrekken m volle vlam ftonden.' Den Hertog verwydcrde zich oogenblikkelyk van my af om order te gaan Hellen , en belaste my zorg voor myne behoudenis te dragen, daar ik geenzints nalaaüg in was; want met behulp myner Vriendin , met 'er haast eenige klederen aangefchoten hebbende , was ik aanftonds op myne veiligheid bedagt. De algemeene verwarring begunftigde ons voornemen , niemand zag in het dringende gevaar naar my om , dewyl een ieder de handen vol hai, om zyne pooginge.n tot het bluffen der vlam- maa  men aan te wenden; zo dat ik binnen weinige minuten tyds , my rcets op het vlakke veld bevond en Schigtïger dan een haas voortfnelde , loopende door heggen eh ftruiken , zonder te weeten, wprwaarts myne fchreedèn te richten. RozaM, die my een eeuwige getrouwheid in myne vlucht bezwoer, deed my myne voetftappen verdubbelen, en ftak my een riem onder 't hart, om ons begonnen werk niet ten halven te laaten fteken ; Schoon zy 'er groote zwarigheid in ftélde, uit hoofde kon koopen, om zyne lusten te verzadigen, en lulden van zya hoogen rang en geboorte, doorgaans te wispelturig en te veranderlyk van zinnen waren , dan dat zy zich om een éénig voorwerp zouden doodtreuren. Zuster Animal en Juffrouw Amoureus, gaven de Heer Charmant volkomen gelyk, met by voeging, dat den Hertog fchande aan zyne grootheid zoude doen, van zo veel water om een Burger Meysje vuil te maaken. De fpyt, of weL de minnenyd, deed hen zekerlyk zulke zeggingen gebruiken; doch ik kreunde 'er my weinig om, en dagt by my zelve, die wel doet, zie niet om. Althans niemand kon beter van myne gemoedsgefteltenisfe en manier van denken oordcelen, dan ik zelfs» en daarom beruste ik my in de befluiten welke myn Oom zoude goedvinden te beraamee. O 3  *r4 <•--»> Gedurende veertien dagen bleef alles ftil omtrent dit geval, en dewyl ik al dien tyd binnens huis was gebleven, had ik den Hertog, zo wel als zyne Min en alle myne gehad hebbende ontmoetingen met hem, zo goed als geheel uit myne gedagtcn gebannen , wanneer die zaak op 't onverzienst weder uit de asfere der vergetelheid kwam opryzen; doch in een gantfeh' andere gedaante als ik my ooit zoude hebben kunnen verbeelden, en die myne perfoon in de volkomenfte agting by alle myne Medevrouwen moest brengen. Alvorens tot dc ontknooping van dit geheim te komen, moet ik hier tusfehen iniasfen, een zonderling maar niet min grappig geval van myn' Oom, by gelegenheid der Vastenavondsvermaaklykheden, die men in vreemde Landen in een veel hooger graad van volkomenheid ziet, dan in ons eenvoudig Vaderland; daar dc vrolykheden meêr onder 't kleed van vermomde zedigheid, dan in 't openbaar geöeffend worden. De nieuwsgierigheid , myn goede flokkert van ccn Oom, met zyne geboorte aanfceftorven zyndc, gevoelde een gewcldige- jcuk.  Teukte om zich eens mede in'tNarrenpak e teken" en dus onbekend te laaten vinden fchoot Een dol Liefhebber van het kaartfpel zyhde, dankte hem niets beklauter, dan om zich door zulk een zeldzaam gewaad van alle de aanvvezenden tc; do.n bewonderen, en befïecddë eenige dagen in t ^ezoidert , om zich van 't hoofd tot de voeten In een kaartebeeld te hcrfcheppen Na dat Vet volkomen naar zyne zin* p >»h^-i -iva7 huls uit wortelden; ais wanneer myn* Oom, uit vreeze voor eenig buurengerucht, zyn tegenparty het flagtveld overliet, en een zo fehielyke en veilige aftogt naar zyn huis kwam zoeken. Men kan wel denken , daar niemand van ons allen iets wist van het geheim , hoe verwonderd wy waren, van den ouden Heer in een dusdanige koddige toeftel, by ons de Eetkamer te zien in duiven! En waarlyk, eer wy befcheidentlyk konden bekennen, wie het was die wy voor onze oogen zagen , vloogen wy allen van verbaastheid van onze doelen op. Elk was benieuwd, om dc oorzaak van deze vermomming te weeten; doch myn' Oom, door zyn gehadhebbend tweegevecht met de gewaande Wildinne , wat veel afgemat zynde moest alvoorens door een goededofis van zyn gewoon hartfterkend vogt, zyne afgetobde krachten weder herdellen, eer hy in daat was ons een voldoenend verflagvan zyn wedervaaren te doen; waarvan de omftandigheden ons niet weinig de lever kwam te verfchudden, en de vrolykheidzo algemeen maakte, dat het al fraai dag was eer wy ons jaar bed begaven. O s Oa-  Ondertusfchen waren wy verheugd , dat deze zaak zonder grooter gevolgen was afgeloopen en myn' Oom onbekend gebleven was, bekommerende ons geenfints om eenige verdere navorsfchingen naar dit geval te doen, of te onderzoeken wie deze woedende Megêra mogt zyn geweest, of waar zy was weiervaaren ; midlerwyl myn' Oom geen dolle lusten van vermomming meer bekroopen, zo langde Vastenavondsvermaaken bleeve;i duuren. Dus mag men zeggen , dat den Ouderdom zo wel als de Jeugd, door de Leermeester der Ondervinding tot befchaving van zeden kunnen werden gebragt, en men in allerlei foort van gevallen, door fchaade of fchande kan wys worden. De aangenaameLcntctyd onmiddelyk komende opdagen, en die het Jaargety in deze Landftreek merkelyk voor dat van ons Vaderland vervroegd, deed ons van langzaamerhand gereedheid maaken tot het vervorderen van onze voorgenomen Reize , en een Plan ontwerpen, welke Provintiëuwy geduurende de aankomende Zomer zouden gaan bszigtigen. Ia verheugde my reets by voorraad , wegens dc nieuwe befchouwingen die 'er op handen wa-  2T9 waren en de zeldzaamheden welke my Vrankryk verder Hond op te leveren ; te meêr, dewyl myn hart hierdoor zich ontlast zoude voelen , van de kwellingen die het geduurende Winter, met betrekking tot den Hertog, had ireledért, en wiens perzoon ik, hoeveel reden ik ook had van hem te moeten haaten, onmogelyk ten eenemaale konde vergeten. Dit is buiten twyffel een gevolgvan de aantrekkelykheid der hartstogtcn waarmede wy Vrouwen gebooren worden , en die ons te zwak maaken , om ongevoelig te blyven voor de lof die men aan onze fchoonheid en bevalligheden doorgaans komt toe te fchryven: Het is het juiste wit, waardoor zich het boos Geflaght der Mannen in ons hart weeten te dringen, en dat eenmaal vermeefterd hebbende, 'er vervolgens het onwederfprekelyk recht van heerschzugt en meesterfchap in voeren: Het is den angel der begeerte, waardoor wy ongevoelig in hunne ftrikken van verleiding vallen, en die ons. hoogmoedig en verwaten maaken op de zegepraal , die wy in 't Ryk der Minnaars, door onze aanlokfelen behaalen : Kortom, deKeten , waardoor wy ze in onze bocijen komen  *33 men te kluisteren. —Maar weder ter zaak; Het geheim , waarvan ik niervoeren melding hebben gemaakt, ontwikkelde zich eerst omtrent vier dagen voor ons vertrek van Parys; waarfchynlyk door de nauwe Correspondentie , welke den Hertog met ons huis fcheen te hebben, hoewel geene onzer Dienstboden eenige de minfte verftandhouding met denzelven of iemand van zyn gevolg verklaarden te hebben gehouden. Doch aewvl het blinkend goud, in dit Land ruim zo veel dan in ons Vaderland de rol van gemoeds. verkragting fpecld , en daarmede de deuren der Eeriykheid weet te ontgrendelen, was het ook niet te twyffelen, of den Hertoghad zich hierdoor een weg door alle de hinderpalen gebaand, om van onzen gantfehen handel en wandel, en wel inzonderheid van onze voorgenomen befluiten onderricht te zyn; en dit gafzekerlyk gelegenheid tot'het bezoek, 't welk ik op een avond van zynent v/ege ontfing. s Een vry goed voorkomend Man zich heb«de laaten aanmelden, om een afgezonW mondSofProk metmy te mogen hebben, trad  221' trad myn Kamer in, na dat men alvoorens genoegzaame voorzorgen had gebruikt, om my tegens alle onverhoopt geweld te kunnen befchermen. Ik bemerkte terftond dat het een Geeftelyk Perfoon was, en maakte dieshalven geen zwarigheid, om met hem tusfchen vier oogen te fpreeken, gevende aan myn getrouwe Rozalië een wenk, van ons alléén te laaten : die , volgens de tusfchen ons genomen affpraak, een wakend oog buiten myne kamerdeur ging houden. Zo haast zyn Eerwaarde zich met my in vryigheid zag, gaf hy my te kennen, dat hy van wegens den Hertog herwaarts was gezonden, om de laatftc hand aan 'twerkte flaan en alle zyne poogingen by my aan te wenden , of het mogelyk ware , van onze onderlinge verwyderingen by te leggen, en dezelve heen te leiden tot dat gelukkig einde , 'twelk hy zich altoos met my hadvoorgefchreeven , en hoofdzaaklyk beftond in het bevorderen myner welvaard en fortuin, Ifc viel zyn Eerwaarde hierop in dc reden , en zeide ; dat ik niet twyffelde , of den Hertog moest volkomen overtuigd zyn van myne manier van denken , door myne overhaaile vlucht,  52i  ■?*S *£«S5SS2S> w-zoek-ingen met vrucht hebt weeten te var5)'zetten; terwyl gy de geheelen ornmekring ^ uwer betoverende Kunne, fchaamrood kunt „ maaken, wegens de zegepraal die gy op „, het hart van de tederverliefdfte der- Mau„vnen hebt behaald gehad, zonder nochtans o, in eenigérhande maniere uwe zo duurge„ kogte roem te-bevlekken. — Keert dan wes, dertotuwent, aanbiddenswaardige Adsline, 35 en behoud niet alleen tot een onderpand „ van myne Liefde , die reets voorheen aan u medegedeelde gefchenken, maar outfangd „ de hier bygaande noch tot een veel kragti„ ger bezegeling van die zelfde Min, en tot „ een eeuwig hérdenden aan. hem , die de £ üerkfte bezweeringe.n heeft gedaan, van u s, nooit meerder te zullen vervolgen , maar j die altoos eene Vrouw zal biyven cerbiedijj gen, die , fchoon maar uit den Burgcrftand gebooren ,. nochtans zo veel verhe\ venheid van ziel bezit, datzy deaanzienclyklten Grooten van een geducht KoningV ryk', -voor haare beproefde Deugd heeft *i' weeten te vernederen, enz." IMü was den Inhoud van des Hertogs Briev ; - -' dis  die my geen geringe voldoening kwam te verfehaffiea, en die myn deugdzaam gedrag ten zynen opzigte gehouden, by de Wereld volkomen kon regtvaardigen- Ik ftond evenwel eenige qogenblikkan in beraad, of ik my dis kostbaare gefchenken wel wüdetoeëigenen; doch op de verzekeringen die den Gcestelyke my deet van des Hertogs nieuw omhelsde gevoelens , befloot ik dezelve te aanvaardentot een onuitwisbaars gedagtcnis van zyn doorlugtige Perfoon, voor-wien ik, ondanks alle zyne. belagingen., de volkomenfte agting en eerbied, betuigde te zullen blyven voeden. Omtrent middernacht vertrok den Geestelyke , ten uitterften voldaan over myne gevoelens en manier van denken, waarover hy my, naar de Franfche wellevendheid, een zeer verplichtend kompliment maakte. Myn' Oom en onze verdere Reisgenooten , Monden ondertusfehen niet weinig verbaast op de befchouvying van zulke andermaale kostbaare gefchenken, en waren in de grootfte verwondering opgetoogen , dat myn geringe perfoon in dit Land in zo veel aanmerking kwam, hoewel Juffrouw Amoureus, volgens. p a haar  22$ haaraangebooren aart, 'er fpytiglykdelip va» trok, maar myn waarde Rozaliï betoonde 'er my te meerder hartelyke vriendelykheid om. Echter gaf dit nieuw geval aanleiding, dat wy ons voorgenomen vertrek uit Parys, een da" eerder als bepaald was, kwamen te vervroegen, nemende vooreerst onze Reize op OrUans; van welke aanzienlyke Stad en Provintie, ik by den aanvang van het Twetde Deel, de voornaamfte Byzonderheden wederom zal aantekenen. Einde van het Eerste D e s t,.