31 OVER HET ADERLAATEN tot een wit vezelachtig draadweefzel overgaat (*). DeWïje. Het witte geelüchtige gedeelte, Wije (Serum) genoemd, is eene dunne lijmachtige vloeibaare Zelfllandigheid, van aart als het wit der Eijëren; fchijnende een zaamenmengfel van water, flijm en zoutdeelen (|). Waaruit Ue Evenredigheid, die zich tusfehen deeze men de twee deelen (naamelijk het vaste en vloeibaare) heWva'n'moct bevinden, derzelver aark, en de ontkr't bloed fcheide kleuren, waar van zij zaamengefteld deelr. zij'1» doen over de hoedanigheid van 't bloed oordeelen. De evenredigheid heeft geen vasten ftelreredighei". geU nogthans zoude men dezelve gevoeglijk konnen bepaalen in eene gelijke hoeveelheid van het vaste met het vloeibaare: zo dat, wanneer het eerfle het laatfle aanmerklijk overtreft, (*) Bij eene herhaalde affpoeling, Tcheidt de Bloedklomp {Cruor Sanguinis) in een Vezelachtig (pars fibroJa), en in een Rood gedeelte (pars Rubra.) (f) In de Wi;e is het water het overvloedigtst; in het Roede gedeelte heeft het vlamvattende de overhand; doch in het Vezelachtiga vindt men de meeste aarddee- len. Aan de Wije wordt de vloeibaarheid toege- fchreevent aan het Roode gedeelte de kleur; en aan het Vezelachtige eigent men de dikheid en vastheid toe. , Zie hier omtrent meer bij A. Balthazaar. Heelk. Ziektek. i deel bladz. 516 et Seqq.  3| OVER HET ADERLAATEN zkktens onderhevig zijn; en is meerendeels het gevolg eener plaatfclijke, of voorafgegaane ontfteeking (*> Het Wanneer het fchuim, dat zich den eenen tijd fehuim, meer} den anderen tijd minder, op het afgelaaten bloed vertoont, niet dan zeer langzaam, en na eenen geruimen tijd (fomtijds in het geheel niet) verdwijnt; geeft eene te taaije lijmachtighcid des bloeds te kennen. Wanneer Zo de ontfteekings-korst, met den rooden bloed£tJlgeVn klomp, beide fterk onder eikanderen verëenigd eene ont- zijn; — de ontfteekings-korst eene aschverwige Snul kleur heeft, zeer taaij, en moeijelijk met het tU % mes dooriheeden wordt; — de roode bloed? klomp insgelijks (fchoon minder dan de ontfteekings-korst) taaij is;' — dan is het buiten tegenfpraak noodzaaklijk, herhaalde Aderlaatingen werkftellig te maaken. Wanneet Daar in tegendeel, zo beide deeze deelen (ciude- flap lijK» (*) Het is Aanmerkenswaardig, dat op het bloed van Zwangere Trouwen zich bijna altoos (fchoon anderszins gezond zijnde) eene ontfteekings-korst vertoont. , buiten twijffel komt dit, onzes bedunkens, door de uitzetting der Baarmoeder, waar door derzelver, en bij gelegen , vaten gedrukt, en in hunne vrije werking belemmerd worden; en bij gevolg hier door hnnne doorftraalende vechten min of meer, als waare het, door eene natuurlijke ontfteeking beledigt en aandoet.  OVER HET ADERLAATEN water met de_ fpons is, om het voor het aaiv _ kleeven van 't bloed te beveiligen. , Zo het Bloed niet driftig genoeg uitloopt , laat men den lijder zijne yingeren bewcegen, cf men geeft hem iets in de hand om rond te draaijen, om dat door de bcweeging der fpieren, het bloed ' feh iel ijker uit de inwendige, in de uitwendige Aderen overgaat. Zo lang het bloed loopt, onderfteünt men den voorarm des lijders. — Doch indien het bloed gecnen Boog maakt, of niet genoegzaam draalt, maakt men den laatband , zo dezelve te flijf gebonden mogt zijn, een weinig los; —- op dat het bloed vrijer door de Dagader zoude konnen loopen: in tegendeel, zo de Band te los is, en dc Ader niet genoegzaam gedrukt wordt, haalt mendenzelven wat naauwcr toe; zorgdraagende, de opening der beklcedzclcn tegen over die der Ader te houden, en den arm in zo eene gedaante , als in dc tijddip der opening, ten einde de verdraaijing der fpieren te verhoeden. 'le^va'rf11" ^ Wanneer'men genoegzaam bloed ontlast in Ver- heeft, maakt men met de, linker- hand (veronbaa ' deiilellende, dat men op den rechter- arm gelaaten heeft,)den band los,terwijl men met de andere een zacht Sponsje tegen het wondje houdt. — De Band weggenomen zijnde, houdt men den duim van de hand, welke de Operatie niet gedaan  EN DESZELFS TOEVALLEN. gr daan heeft, even boven de gemaakte Opening; Brokkende vervolgens het fponsje langs de Ader öederwaards,zodanig, dat de duim, die daarboven ligt. Hetzelve onmiddellijk kan dekken (*): de Opening aldus bepaald hebbende, laat men den arm een weinig buigen, en reinigt, met de fpons, het overige van dat deel. Hierna neemt men de Kbmprès tusfehen den duim en voorden vinger, welke men van binnen opwaards langs dc huid (dezelve een weinig plooijende) opvoert: iutusfehen doet men den duim nederwaards, langs de ftrekking der ader,zakken, om de uitvloeijing van het bloed te beletten: — pk:.;tfende op dit cogenblik dc kempres, welken uit ecu agt of meer dik &e- Wat de vouwen, droeg zuiver linnen lapje beftaat, ?empres (zi: ' (*) Veehnialen houdt het bloed , zo dra de band word; losgemaakt, m-t tiirvloeijen op, en vervorderd zijnen natuurlijken weg: in dit geval behoeven zo'veele voorzorgen niet, en m.-;n verbindt eenvoudig. Doch zomwijlen, fchoon de Laatband is weggenomen, Kijft de drif: der uitvloeijing c'uuren ; 't welk raeerendeels door de enge knellende Mo-.iwen veroorzaakt wordt, die de Ader als een tweede Knelband blijven drukken: dit-zo zijnde , moet zulks uit den weg genomen worden, het zij met dezelve een weinig op te mimen, of wat aftetrekken: •om hier door aan het bioed ruimte te geeven, op dat het vrijer door de Aderen kan omloopeii. D s  jb OVER HET ADERLAATEN (zie pl. ï. fig. i f.) op het wondje, en bevestigende dezelve verder door den Zwachtel. De Zwachtel beftaat uit ee-n reep rechtdraads Wat de .Zwachtel oud linnen, zonder naaden of zoomen, twee elis- len lang, en één duim breed. Hoede De aanleg daar van gefchied, op deze wijze: zelve men neemt denzelven opgerold in de Linkerwordt n ÈatiRe- hand, zo men op den Rechter-armheeitAdergelegd' laaten, en in de Rechter zo men den Linkerarm heeft geopend. De rechter - hand bepaalt als nog met de twee voorde vingeren de kompres op het wondje. — Men laat den zwachtel een half voet ontrollen, leggende deszelfs eind even over de kompres binnens- arms aan: — de vingeren verlaaten een voor eendendrukdoekj, om den zwachtel op denzelven te deunen ; intusfchen gaat men met de hand, die den zwachtel heeft, buitenwaards onder den elleboog heen, overkruifende voor de eerftemaal de kompres; men verp laatst de vingeren wederom beurtelings , (en dit doet men bij elke overkruisfing); — vervolgens gaat de zwachtel boven den elleboog heen, en keert ook weder boven denzelven aan den binnenkant terug; overkruisfende ter plaatfe van de kompres, zo lange totdat de geheele zwachtel ten einde is (*). — Dit einde be- ves- C*) Wanneer cwee ornilagen over de Kompres gedaan  IN DESZELFS TOEVALLEN. Cl paalt! zijnde, doet men de hand fluiten om de huid te fpannen, en opent dezelve even als wij in het handwerk (bladz. 27) hebben aangetoond. De Ader geopend zijnde, en het bloed willende niet uitvlocijen gelijk veelmaalen gebeurt, laat men de hand van den Adergelaatenen weder in het warme water fteeken; wanneer niet zelden het bloed genoegzaam uitloopt. Bloed genoeg ontlast hebbende (*), neemt men cle hand uit het water; men maakt den band los; zuivert het wondje met de lpons; leggende op hetzelve een drukdoek, en hier over het windzel. Het verband tot deeze Aderlaating beflaat Het Veruit een éénhoofdig windzel, anderhalf el lang, btnd* en één duim breed. — Veele gebruiken uit welftaandshalve een zwart zijde lint ; lengte en breedte als het voorige. Het (*) Het is niet wei moogelijk, tn deeze, zo wel als in de Foetlaating, d^ hoeveelheid van het uitgeloopen bloed naauwkeurig te konnen weeten. De fnelheid , waar meede het uit de Ader vloeit, en de grootte van de Opening doen hier best over oordeelen: te meer, als men eeri Weinig in eea Kopje kan ontvangen, en daar uit kan afleiden , den tijd, die tot volloopen noodig is. Eenigen gisfen uit de kleur van het water, dat met het bloed vermengd wordt, doch dit is meerendeels, zo uit de verfchillende Bloedsgefieldheid , als uit deszelfs min of Meerdere kleurigheid, zeer onzeker.  ffê OVER I.'ET ADERLAATEN Deszelfs Het wondje met den Drukdöek bedekt ziinaanleg. , J de, begint men eten aanleg van den zwachtel, aan de voorhand bij den duim; en leidt den zeiven fchuins over de kompres en het achterfte nahands beentje, uitwaards om den pink; en tusfehen den duim en vooiftcn vinger doorhaal ende , gaat men fchuin over den voorgaanden omflag, in dc gedaante van een dwerfch kruis, na het achterfte en bovenfte der voorhand; men daalt achter onder dezelve heen, en vervolgt weder boven den duim, als vooren: men maakt na drie dusdanige omwindingen het windzel in de rondte om de voorhand vast. (zie pl. II, fig. 2> III,) Aderlaating op den Voet. liDg.Paa" Voetxaating is die, welke op of aan de buitenzijde des vpets, of wel aan den binnen enklaauw (malhölus iniernus,j bij den grooten toon verricht wordt. Welke A- De in- en uitwendige Moeder- aders (Vena opend^ Saphena in-ei externaj (bladz. 10) worden in worden, deeze Operatie geopend, (pl. I. fig. 4.) Voorzor- Men laat den Lijder, aan welken men de voet' Sen' laating zal in 't werk ftellen, eenigen tijd te vooren, met beide dc voeten (*), in een emmer of tob- (*) Men Iaat beide de voeten in het warm water houden*  EN DESZELFS TOEVALLEN. en een gedeelte der Knel- Borst; voorziende deeze laatfte , als ook de 5 ; Schouders met een gevouwen Handdoek: leggende voorts een dik gevouwe kompres op de Ader, bij het Sleutelbeen, aan de zijde,welke men openen wil; hier over den Laatband, doende met denzelven twee omflagerf om den Hals, Zodanig, dat zij den drukdoekdeunen,- en vestigende vervolgens denzelven, in den Kuil der Nek, min of meer ftijf aanhaalende, met een' knoop en ftrikvast: doende alvoorens, eer me» denzelven vastmaakt, een Lind of anderen Band, voor, bij de Luchtpijp (aspera Arteria) onder denzelven heenhaalen,- laaténde den Lijder, of deeze buiten flaat zijnde, een Helper, de einden van deezen laatflen band na vooren trekken, om daar door de Ademhaaling te beveiligen, en eene naauwkeuriger drukking op de kompres te verwekken, (ziepl. Lfig. 1). Het  EN DESZELFS TOEVALLEN. 1 Het Vat zich genoeg vertoonende (*)> laat Operatiemen het Hoofd van den Lijder een weinig achter over houden ; men legt den duim der linkerhand op den drukdoek, en den voorden Vinger een weinig daar boven, om het Vat te verzekeren en de huid te fpannen. Men neemt het Lancet uit den mond, en opent in de Lengte met de Rechterhand, de, tusfehen den duim en wijsvinger, gezwolle Ader. Het Vat geopend zijnde, laat men den Lij- Wat na der een weinig voor over buigen, houdende het^ieng^>e* hoofd uitgeftrekt : doch indien het bloed niet doeu' genoegzaam vloeide, geeft men aan denzelven iets in den mond (verönderftelt zulks te konnen verrichten) te kaauwen, om daar door den aandrang van het bloed te vermeerderen. Zomwijlen, of veeltijds loopt het bloed langs de huid af; in dit geval bedient men zich van een Kaar te- blad, in de gedaante van een Goot» dat (*) Zo de Stmïider aan de eene zijde niet genoeg, zaarn zichtbaar wierd , verandert men de Kompres, en laat dezelve op de regenovergellelde zijde drukken» om als dan die Ader te openen. —— Doch indien zij beiden zo diep liggen, dat ze niet zichtbsar konnen gemaakt worden, opent men twee van haare takken, meer Da vooren liggende , zo dezelve groot genoeg zijn, om tan het oogmerk te voldoen. E 2  65 OVER HET ADERLAATEN dat men met de eene zijde tegen de huid onder de Opening houdt, om uit de andere zijde het bloed in een Bekken, of in iets anders te ontvangetn Bloeds genoeg ontlast hebbende, maakt men den Drukband los: hebbende ten gevolge, dat meestentijds het bloed als dan met uitvloeijen ophoudt; om dat hetzelve na beneden vallende minder weêrftand vindt om de richting der A- der te volgen , wanneer de band is afgedaan , dan om door de Opening te ontfpringen. —» Doch irdien het van zeiven niet ophield,zet men den vinger op de Opening, en reinigt het bloed van den Hals, en der overige deelen. Het Ver. Jylen leegè vervolgens over het wondje een band welkleevend Pleistertje (bij voorbeeld de Dia* palma ,de D ahylum cum Gummi of iets diergelijks), een Kompresje, en over dit een Windzel. Tot een Windzel gebruiken zommigen maar eene gewoone Das; anderen wederom eenen eenvoudigenrondgaanden Zwachtel:doch wij willen liever in navolging van den Heer H. Bass (*) ■ dit volgende gebruiken: — men legt op het midden van 't Hoofd een' kleinen Band , één eï lang en één duim breed, welkers einden tot op de (*) H. Bass, grondig bericht over de Ve.bar.dea, Hoofdruk 8, bladz 170,  EN DESZELFS TOEVALLEN. 69 de Schouderen komen; over deeze einden, en den drukdoek, windt men een éénhoofdig windzel, omtrend of ruim anderhalf el lang, en drie vingeren breed,in de rondte om den hals ; maakende deszelfs einden met Spelden vast: —. de twee op de Schouderen hangende einden van den op het hoofd gelegden band, flaat men om , en worden aan den Kringswijsen band gevestigd (zie pl. II. fig. 4). Zo men geen verband genoegzaam tot druk- eetA,lders king voldoende, uit aanmerking der Luchtpijp Konst-. (Aspera Arteria), koude aanleggen ; zo kan mentulg' veilig en met nut van het Konst- tuig bij Platner befchreevcn en afgebeeld (*), gebruik maaken : dit Indrument maakt op de geopende Ader eene Drukking, en geeft aan de Luchtpijp genoegzaame ruimte, tot Ademhaaling (f > Ein- (*) J. Z. Platner , Handleidinge, tot de Chirurgie, plaat III. fig. as. (f) In eenige gevallen, b. v. bij Drenkelingen , verflikten of andere perfoonen, bij welken eene Strotadet geopend ij* is het veelmaalen moeilijk een behoorlijk verband aan te leggen: eens deels, om dat de Lijders gemeenlijk uitgeftrekt op den grond neder liggen, en daar door het bloed ter dier plaatfe, in zijnen vri>eu loop verhinderd wordt. —— Anderdeels, om dat men bij dusdanige Voorwerpen geen fluitend of knellend verband, om hunne reeds ti veel benaauwde halzen kan aanleggen,: echter is £3 4©  OVER HET ADERLAATEN I Eindelijk bezorgt men den Lijder, als meermaalen (bladz. 54 ) gezegd is (*), II.) Aderlaating op het Voorhoofd. Bepaa- Voorhoofdslaatikg, noemt mende Laating, Hng. welke aan het Voorhoofd op eene der Voorhoofds- aderen (Vena jrontalis) (bladz. 8.) verricht wordt. Voorzor- Wanneer men deeze Laating zal in 't werk €en> dellen, plaatst men den Lijder, zo voor zich als voor Item gemaklijk , op geen te hoogeii ftoel. Aanleg Men laat eene Das, of wel een gedraaid ÓV- van den w druk. ' vet, band, ds uitvloeijing van bloed bij deeze zomwijlen overvloedig; en niet zelden kan hier door de werkende Heelmeester belemmerd worden. — Zoude het dan in diergelijke omftandigheden buiten den Regel zijn, dat men dat wondje met een fijn Naaldje dwers doorftak; omwindende dezelve einden met een draad of iets anders, even als de Smits, hunne Paarden Adergelaaten hebbende, gewoon zijn te doen? Hier door zoude, mijns bedunkens, in deeze of foortgelijke gevallen, de Bloeding veilig tegen, gegaan ;en deeze Vrees voorbij zijnde, eenigen tijd daarna, des begeerende, een nieuw en gepast Verband konnen worden aangelegd. (a) Plat.ner wil, dat wanneer men op de Halsader gelasten heeft, het noodig zij, noS eene Ader aan den voet te openen, Handleidinge tot de Chirurgie 2 deel^ bladz. 325.  jra OVER HET ADERLAATEN de over liet Aangezicht hangen, en gaat me? den band , die men boven op de kruin laat vasthouden, over de pijlnaad (Satura fagïtalis) tot den nek ; men (Iaat den band over , en leidt die in de rondte om het Voorhoofd, om den eer ft en omgang te leggen; het over het voorhoofd nederhaneende einde , keert men te rus en legt het over den kringswijzen omgang, en eerden omflag, naar het achterhoofd, om het aldaar met den aan de andere zijde rondloopenden omgang te bedekken en vait te maaken: het overige van den band windt men zo lang om het hoofd, tot dat hetzelve ten einde zij, cn aan de zijde van het hoofd wordt vastgemaakt (zie pl. y'fig- 5> Tweede Het tweetle °f Schuit - verband' (Scapha) ioorr. •" is van even gelijke lengte en breedte, als het voorgaande, en verfchilt alleenlijk hier in, dat, in plaats van op het midden van 't voorhoofd over de Pij Inaad naar achteren te loopen, ditfchuin over het voorhoofds - been, naar den nek gelegd wordt; en van daar over de ooren weer naar het voorhoofd, tot het maaken van eenCircul: het nederhangende eind ilaat men te rug, en leidt hetzelven ook Jchuin over de andere zijde, naar het achterhoofd; alwaar men het met de KringsWijze Omgangen, even als het voorige, vestigt (zie pl. II. fig. 6),  h OVER HET ADERLAATEN me«de, van liet deel niet te veel te knellen , het welke Pijn $ en meerdere Toevallen verwekken zouden. VI. Aderlaating aan de Heup. Bcpsa- Door Heuplaating verftaat men de 'Laa°' tin.?;, welke op eene der uitwendige Heup- aderen (Vena: hcatica externa) (bladz. io), wordt in het werk gefteld. Voor- Oen lijder behoorlijk,ecnigzins ziidewaards, zorgen. J J ' s geplaatst hebbende, doet men eenige Wrijvingen , doordien het leggen van eenen knelband hier in bezwaarlijk is , op dat de vaten zicht zouden vertoonen. l Operatie. Wanneer eene der Aderen zich genoegzaam doet kennen, opent men dezelve, even als de voorigen. Vei. Bloeds genoeg ontlast hebbende, zuivert men band. het wondje, en de omliggende deelen : — voorziende vervolgens het zelve , met een drukdock , en een rondgaande langen Zwachtel : die eenige flagen om de Dije tusfehen het Been, en om de Heupen gaan moet. VIL AdërlaAtïng aan de Kuit. Voor- Om deeze Vaten 'bladz. 10) te openen, laat zorgen. mQn ^ voet lUYOjl-txs jn waim water boude  %ï OVER HET ADERLAATEN gen aan bijzondere Lichaamsdeelen na de Konst te konnen verlichten; maar eenen Aderlaater is het voldrekt noodzaakelijk te weeten, waarom men in die gevallen deeze, en wederom in andere , andere Aderen opent. Don- Het is genoegzaam bekend, dat de Oude GeOuden mes' en Heelkundigen , voor dat aan hun den hierover. Omloop des bloeds bekend was, zeer omzichtig ter uitkiezi'ng van bijzondere Aderen, of derzelver bijzondere Takken , in onderfcheidene Der Il2. Ziektens te werk gingen. — De verlichte Eeuw dendaag- is van deeze ftelling gezuiverd: nogthaus, nictlche. ° ö tegendaaiide het bloed , als ware het ,tot eene Vergaderplaats van alle zijne deelen , tot het Hart wederkeert , (zie bladz. 4.)en dus op eene plaats verminderd wordende , de geheele Mafla deeze vermindering ondergaat ,* zo zijn 'er verfchcide gefteldhedens echter, die, willen wij gelukkig flaagen , in bijzondere deelen, tot fpoediger en nuttiger uitwerking , Aderlaatingen vereifchen. — Wij zullen dierhalven, kortelijk, de voornaamde in aanmerking neemen. Arml«- De Armlaating is de gemeenste, en meest ge'• lng* bruikelijkstevan allen,'zo orn de gefchiktheid deiplaats, als om de ligging en grootte der Adèrtakken. ■— In meest alle Ziektens of Ongefteldhcden, Waar in Aderlaatingen worden voor-» gefchieeveii, is dezelve genoegzaam voldoende,  OVER HET ADERLAATEN nocmd,is, wanneer het Lancétdoor de huid terzijde, of met tot in de holte van het vat fteekende doorgaat, en hier op geen, of zomtijds maar weinig droppelen bloeds volge. keu> ' De Oorzaak des Mifteeks komt veelmaalen , door dc kleinte, diepe, oflosfe en rollende ligging der vaten; of dat het Lancet te fchuin,bezijden, of niet genoeg tot in de ader wordt ingebragt,- of eindelijk ook wel dat de Lijder, onder de operatie, het deel terug trekt, en dus aan den Aderlaater gelegenheid tot eenen Misfteek veroorzaakt. Gsaee- Deeiu Üwetzingis, zo 'er tevens geene ande- ?1'18' re deelen door het lancet geraakt zijn, van weinig belang. — Men herhaalt de Operatie bij dezelve , of op eene andere plaats ; en verbindt e:i geneest vervolgens , even als in eene gewoone Laating, met een zuiver kompresje, en een daar toe gefchikt verband. II. Flaauwte. „ Door Flaauwte verdaat men eene min of Bepaa- lirjg. meerdere aandoening des Lijders, waar door alle zijne Zintuigen verdoofd ,en als ware het, in eene benaauwde bedwelming , en belemmerde , werking geraaken. Wordt Twee Trappen van hevigheid worden in dit onder- Toe-  ÉN DESZELFS TOEVALLEN. 04 Toeval cnderfcheiden, — In den eersten trapfchelden wordt het aangezicht bleek, de oogen donker .in twee ö ö ' trappen; de ooren rnisfehen, waar bij zomtijds eene Duizeling is. Doch, in den Tweeden, of derkeren, is de Lijder eenigen tijdlang zonder gewaarwording , zomtijds zonder gevoel , en de Pols en Adem zeer zwak. Aandoenlijke, zwakke, of wel vreesachtige Voor-,Cy wèV / ö ke voor¬ werpen zijn aan dit toeval het meeste ondcrwor- werpen pen. — Nogthans bij fterke of andere perfoo j^" nen, bij welke fpoedig eene groote hoeveelheid bloeds ontlast wordt,ziet men insgelijks dikwerf dit toeval gebeuren: want het Hart, op datoogenblik minder dan na gewoonte bloed ontvangende, raakt als in eene verflaauwing zijner werking,en onthoudt bijgevolg aan de Hersfenen voor dien tijd hunne gewoone hoeveelheid Arteriëus bloed; waar door natuurlijk het gebruik der zintuigen verdoofd of belemmerd raakt. Wanneer dit toeval onder de Operatie ge- Geneëbeurt,houdt het bloedt gemeenlijk van zelf met jé" i uitvloeijen op; dit niet zijnde, zet men den duim Penuietop de opening van het vat, cn laat eenige Geest 1 rijke middelen, als, Azijn, Brandewijn, Eau de .Luce of iets anders onder den neus houden (*)>' en (*) Men moet, als men iets onder den neus houdt, irt ucht neemen, dat men niet beide de Neusgaten te gelijk mefc  $ OVER HET ADERLAATEÜ cn het aangezicht.mét koud water befprengen.—Dg Lijder bij zich zei ven komende, laat men het bloed (zo 'er noch niet genoeg ontlast is ) weder uitloopen : anderszins maakt men, intusfehen dat een ander bezig is de geesten op te wekken ; het wondje door het verband toe (*). Na de Veelmaalen gebeurt dit Toeval, na dat de Ööpera- peratie verricht, en het deel verbonden is. —3 Men bezigt de voorgedekte middelen en laat de Lijder op zijnen rug, in eene Horizontaale plaatfing nederliggen, en zo het moogelijk is,in eene andere, of open plaats verfche lucht inademen. Genee- Wonneer men In een ftérkër Flaauwte, door sing in ^e voorgedekte middelen geene genoegzaamc behet twee- b , , „ . defoort. tering befpeurd. wordt het gebruik van de bpi- ritus Salis Ammoniacionder den neus gehouden; en aan de flaapen gewreeven,zeer aangepreezen; Op deeze wijze kan ook het Sal Vohtile , Oho- met den doek (zo daar van gebruik wordt gemaakt) toeftoppe ; mtar dezelve verwisfeïende, dan tegen hes eene $ en dan tegen het andere aanlegge: anderszins zoude men de Ademhaling, die in die geval reeds vry zwak is, verder belemmeren. (*) Men kan echter in dit toeval eenige voorzorgeti gebruiken ; met naamiijk zulken . die hier aan onderhevig zijn, op het bed liggende Ader telaaten; ——o f, onder het bloed ontlasten, telkens van óogenblik tot oogen* blik fchoon water doen drinken,- Azijn laaien ruiken % es niet tocflaan, veel na het bloed te zien,  EN DESZELFS TOEVALLEN. 95 Qleofum Sylvii, Spiritus Cornu Cervi, of het Li. quor Cornu Cervi Succuratus enz. gebruikt worden. Zij zijn inwendig tot opwekking, vermeerdering , en verderking der Leevensgeesten* van vijf-en-twintig ^tot vijftig Droppelen in Witte Wijn of Water gebruikt , ook van grootea dienst. III. Ontspxinging van het bloed, Ontspiungtng van het bloed noemt men, Bépaa^ wanneer bet Bloed , 't zij kort of langer na het linsaanleggen van het verband, onder'of door hetzelven fijpert, of uitvloeit. De gelegenheid geevende Oorzaaken zijn, of DsOor- aan den kant van den Aderlaater , of wel aan dien zaa'a" ' ' ontïraan des Lyders. De eerste ontdaax, wanneer het ver door dera band niet behoorlijk vast, of wel verkeerd is aan- ^d.erla*~ gelegd : Verkeerd noeme ik, als dc kompres niet behoorlijk op, maar ter zijde, of wel boven de Opening geplaatst wordt. Dc Door de» andere , naamelijk waar de oorzaak zelve bij Lijderden Lijder te zoeken is, komt daar van , dat dezelve het gelaatene deel in geen acht, en genoegzaamc rust gehouden heeft. Het ontfpringen der Armlaating ontdaat ook veelmaalen door eene driftige en onbedachte rech uitltrekking , waar door het onderdeel van den  5JS OVER HET ADERLAATEN dén zwachtel als open en gaapend, en het bo* vende als eenen ring om den arm geflooterf wordt. Of door Zomwijlen ook kan dit toeval gebeuren, wanomftan neereene Ader omniddelijk boven of op eeneSlagüigheden. ader gelegen en geopend is; of dat dezelve naast ééne, of tusfehen twee hoogopgezette Peezen, alwaar de opening niet genoegzaam door de kom. pres kan gedrukt worden,haare plaats heeft. Herftel- ^e ^erPe^'mZ beftaat in het wechneemenvari lïfïg- zwachtel en kompres, wanneer gemeenlijk het bloed dan ophoudt met uitvloeijen. Men reinigt de met bloedbefmette deelen en legt op nieuw een fchoon, en, zo het nodig is, een bé* paalder en drukkender verband aan (*_). IV. Ontsteeking van het Wondje. Bepaa- Hïer doorverdaat men eene minder of ineerde- (*) Dit toeval is veelmaalen , wanneer men 'er fpoe- dig bij is, van weinig belang : nogthans heeft dè Ondervinding meetmaalen doen zien, dat diergelijke Voorvallen, bij eenige» , doodelijke uitwerkfelen gehad hebben J 't zij dat dezulken in den Slaap of Éénzaam in eene Flaauwte geraakt zijnde,het gelaatene deel is los geraakt,1 het bloed zo lang heeft doen uitloopen, dat, eer men het ontwaar wierd , het Leeven des LyJers zo verre gedooket» was, dat het niet konde opgewekt Worden ; of by andétèn' reeds zelfs geheel was uitgeblust;  EN DESZELFS TOEVALLEN. ff re Roode, Jeukerige, of Steekende pijn, aan, en ♦ in den omtrek van hèt wondje. De Oorfprong is rrieerendeels in eene geduurige beweeging van liet geiaatehe deel, of wrijving van eene rauwe, of door bloed hard geworde Kompres, tegen, en over de opening der ader, gelegen. De Geneezing befcaat in het aanleggen van eene Genees zuivere linne Kompres, met Witten Wijn, Azijn *iu2« enz. bevochtigd;hier over liet gewoon Verband, en het deel doen dil houden. Ook kan in Üitgevah het Unguentum Nutf küm van dienst zijn» V. Blaauwe vlek (echymofitji Dit toeval ontdekt zich niet eerder, dan na Bepaa- lict afneemen van het eerde Verband: . en linsi Vertoont een oppervlakkig zacht, rood, blaauw of geel gezwel. 0or_ Versorzaakt döorèefte indringing des bloeds, lpr->ng. In de Wije vaten der huid, of van het vet; of van eene Uitvacingvan bloed tusfehen deeze bekleedzelen. In denbegiune vertoont het zich rood of blaauwachtig, wordende vervolgens geel, waar na het eindelijk verdwijnt* Vette perfoonen, of die, welke eene dunne cn Welke tedere huid hebben', zijn na eene Aderlaating Q he£  j>J OVER HET ADERLAATEN *an meest ^iet meest aan dit toeval onderhevig: 't zij, pnderhe- door dat men de wrijvingen te veelvuldig en te V)§' flerk gedaan hebbe; 't zij, dat de baud te lang en te dijt gebonden zij geweest; 't zij, dat'er eene Kreuk in den band of de kompres was j't zij, dat dó zieke zijnen arm , eer de wond geneezen was, te veel heeft uitgeftrekt; 't zij eindelijk, dat het een gevolg van de Bloedronning zij. Genee- Men geneest dit Toeval, 't welk doorgaans *lög' van weinig belang is,methet een of ander Geestrijk Middel,- als , met Azijn , Wijn, Brandc* wijn enz- te wrijven, en metKompresjes daar in nat gemaakt, te beleggen. ■ VI. Bloedronning (Thrombus). Bepaa- ^c Bloédkqnning. , ook wel Bloedgezwel ge-? Jtofr noemd, is een min of meerder groot ( *), zomwijlen rood of loodkleurig gezwel, 't welk zich, Qntoiddelijk na den (leek, of onder het Aderlaaten, in den omtrek van het wondje, voordoet. Nl9!t3 De Naaste Oorzaak van dit Toeval is eene Bprzaak. fpoediger cn meerdere uitvloeijing uit het wondje der ader, dan wel uit dat der huid: hier uit moet natuurlijk volgen, da? het Vetvlies (Cellulofa~) in den (") De grootte van dit gezwel, is geè'venredigd, aas dq oorzaak 'gèevende gelegenheid, en kan 'van de grootte egt)? Duhen iQt dat van ee;i Hoender Ei aangroejjeR,  IN DESZELFS TOEVALLE'1 09 i #en omtrek van de opening min oi meer met bloedde elen wordt opgevuld. De afgelegen , doch hier toe gelegenheid gee- Afgele» vende, Oor zaaken, zijn : vooreerst, eene ruimer ^teu*" opening in dc ader, dan in de huid; ten tweede., dat de opening van de ader niet overeenkomt met die der bekleedzelen,maar het deel verdraaid, of verfchooven is; ten derde, wanneer één of meer celletjes van het Vetvlies tusfehen de opening van de huid geraaken ; en eindelijk ten vierde, dat de hand of voet (verönderfteld daar op gelaaten te zijn) te lang in 't water geweest zijnde , dc huid doet bol worden, en hier door liet wondje natuurlijk doet vernaauwen. Zo dra men dit Toeval belbeurt, maakt men Voorzon A g£ö« den knelband een weinig los , om daar door eene vrijer doorstraaling te bezorgen, cn het aanwasfen van het gezwel te verhoeden. — Doch veelmaalen houdt hét bloed met loopen op, en men is verplicht, eene andere Ader, op het zelfde, of op een ander deel te openen. De Geneezing bedaat in het aanleggen van Genee; eene Kompres, in Azijn (Acetmn) bevochtigd; zing" en zo het noodig is,dit Middel ééns of meermaa-, len te herhaalen. Zeldzaam , of laat ik liever zeggen , nooit, behoeft men hier voor Verzweering of hevige toevallen te vreezen: -—• het bloed is buiten anG % de=»  ïói OVER MET ADERLAATEN Doch, indien deeze, of foortgelijke middelen i niet voldoende bevonden wierden, maar de toe. vallen vermeerderden, moeten, om de verderving tegen te gaan, eenige Openingen op de gezwoüen fte plaatfen met het Lancet toiin het Vetvlies gemaakt worden, om dus het uitgeftorte bloed te ontlastten, en de fpanning daar door te verminderen. Vervolgens belegge men het deel met de eene of andere Refolveerende Stooving, als b. v. de Herb. Scord., Thym , Ahinth., waar onder de Acetum en Spiritus Vini vermengd zijn. —, Zo er Verderving ( SphacelusJ) volgt, moet de Suppuratie, door uitwendige veretterende, en inwendig verfterkende middelen, bevorderd worden. II. Pijn en Verstrammikg* De Ontleeedkunde (Anatomia) leert, dat een Klein Zenuw - Takje , de Inwendige Huid-Zenuw ( Nervus Cutaneus Internus ) genoemd, de Leverader {Vena Bafilicd) verzelt : een ander, naamelijk de Spier en Huid-zenuw (Nervus Musculo Cutaneus) loopt achter de Midden- en over de Hcofd-ader : en een takje van de Voorste Scheenbeens Zenuw (Nervus Tibialit 4ntiats) verzelt de Moeder ader ter plaatfe van 4en  EN DESZELFS TOEVALLEN. ï©f deil Enklaauw : en eindelijk , één of meet kleine takjes van het Tweede Paar dzr Hal:zenuwen verfpreiden zich over de uitwendige Kropadercn (*). Zomwijlen gebeurt het , dat men bij het 0- Bepaa» . l.ng en penen deezer Aderen eene van deeze kleine Ze-oorzaa. nuwtjes (leekt of affnydt. Als men dezelve kea« alleenlijk fteekt, verwekt men eend lievige'pijn, die zich langs het geheele deel uitftrckt, en geduurende eenigen tijd, doch in minder hevigheid doet gevoelen. — Wanneer de Zenuw geheel is doorgefnccden,is de pijn voor een oogenblik hevig; doch wordt gevolgd, van eene Doofgevoe. Ugheid, Verftramming oïVerflyving van dat deel, waar langs het gekwetste zenuwtakje zich uitfpreidt. Veelmaalen is de Pijn, eer de Aderlaating ge- Gensa, heel verricht is, meerendeels getrild, of wel groo- m&' telijks verminderd: doch zo niet, wrijvfe men het geheele pijnlijke deel met een mengzel uit OH van zoete Amandelen (Oleum AmygdalarumDulcium),Olivan tVormen(Oleum Lumbrieorum) en Brandewijn (Spiritus Vinï)* De (*) Zie hier nader' over den Hoogleeraar, A. Monko's, Verhandeling over de Zenuwen enz. vertaald door den Kunstminnende ?. M. Nielen bladz. 154. — 1Ó4—165»; tn 1S3. G 4  ïo-4 OVER HET ADERLAATEN. De Verftramming geneest men met Batfem van Ploraventie (B alfamum Floravemi) en OU yan Wormen (Oleum Lumbricormn) onder elkanderen vermengd, waar meede men warm gemaakt zijnde, het deel moet wrijven. III. Kwetzing van een Watervat CPunfiurq va fis Lymp'iaticis*). ilnf°P™' Wanneer men eenige naren, of daags na de laating, het Verband nat, en zomtijds eene ligte Bolachtige Zwelling , /onder verandering der Huid 's kleur, in den omtrek van bet wondje vindt, betekent, dat 'er één of meerdere Wycof Watervatjes met de Ader te gelijk doorftooken zijn. deil?Tn Zo dra mcn dit Toeval befpemt, doorweek Genee- men eene Kompres in egnig gee&trijjkvocht, WynZms° of Bier Azyn bij voorbeeldt , of wel de Spiritus aceti, en belegt daar meede, het zelve, zo het nodig is,eenige reize herhaalep.de het beledigde deel. . En niet zeldzaam ziet men dit o-e. brek liier door binnen weinige dagen herdellen. •Doch zomtijds, in weerwil deezer Middelen, houdt de Uitvloeijing aan; of 'er wordt een gezwellecje door uiijlorting in de» omtrek van het wond,-  EN DESZELFS TOEVALLEN. in toevlugt tot eenen Genees- Heer neemen, om den Aart der Ziekte met gepaste Hulpmiddelen tegen te gaan. Uitwen- Uitwendig gebruikt men,zo het gebrek nog iq digehuip- den beginne en ligt is ^verkoelende, èn verzachten-! ieri. -de Stoovingen (fomenta ), als' bij voorbeeld : Warm gemaakten Witte-Wijn (Vinum AU bumy, of wel, De Geest van Camfer Brandewyn ( Spiritus Vini Camp wratu ) , Azyn van Goudglit (Ace* turn Lithargyrii ) en Kalk water (aqua Galeis) onder eikanderen vermengd , en telkens een wei, nig warm met kompresfen over het deel ge-. legd- - . Ook is in dit geval het Unguentum Nutritum & Album Camphoratum op linnen gefineerd en herhaalde reizen aangelegd, van veel dienst, Doch zo het gebrek liev.g is zullen de Pappen (Cataplasmata) van meer nut zijn. —■ Hier toe kan deeze volgende of diergelijke ver  ËN DESZELFS TOEVALLEN. loy Verzachtende en pijnftiUende Pap gebezigd worden, als: neem, g». Kamillen en Vlier Bloe Flores CamomUI* men; Altea en Malva- Sambuci ; Bladeren, van ieder een Ha-ba althéa hand vol : kookt het in ' r rr- coque tn'.ac au/cis & kalf Melken Water, tot D J r aqua commune r» een Pap. eq.q.s.ut. F.Cata- • plasmai Deeze Pap móet bloot op het beledigde deel, en zo warm als mooglijk is , doch wel uitgewaazemd, om de drie of vier uuren herhaald, aan*, gelegd worden. Zo het toeval hevig wordt, en verdikking drijgt, moet het deel op eenige plaatfen met Jnfnijdingen (Scarificaiiones) , en met die middelen, welke in het Heet- en Koudvuur (Gangrena & Sphaceius) bij de HeelkundigeSchrijveren genoegzaam te vinden zijn , behandeld worden (*)* II (*) Van eer.igen wordt in dit geval herhaalde Aderlaatingen op het tegen over gefielde deel aangepreezen: — doch hier door (telt men die deelen in een en hetzelfde gevaar ah het eer/Ie en zal dierhalven door voorzichtige Genees en Heelkundigen, hier in , nimmer goedgekeurd worden.  $fé OVER HET ADERLAATEN II. Kwetzing van het Beenvlies (.Punblura Periostii). gng6paa Wanneer de Ellepijps- Ader op den Arm, d» Moeder - Ader aan de binnen enklaauw , of eenigen aan het Hoofd geöpend worden , loopt men, zo men het Lancet te diep fteekt, gevaar van het Beenvlies ( Periostium ) te kwetzeri. Kentee- Een buiten gewoon gevoel, op het oogenk£Ben' blik der fteek, de weêrftand van het Lancet 'fe welke verdompt en zomtijds zonder punt te rug komt, veeltijds verzeld van pijn , fpanning en ontfteeking, welke zich langs het been, welks Vlies gekwetst is, uitftrekt enz., zijn de aantoonende Kentekenen, eener kwetzing van dat deel. Genee- Zo de Toevallen niet aanmerklijk zijn, vergeving in noept men zich met Kompresfen , in een vijfde ligte toe- ° r ■ jj-"f vallen, deel Brandewijnen vier deelen gemeen Water nat gemaakt, 'er op te leggen. In zwaa- Doch zo de Pijn hevig is, neemt men zijne ïe toeval- toevlugt tot, pijnftijlende Pappen, hier toe kan men met vrucht gebruiken; Kruim van Witte Brood ( Mica Panis albi), met Witte Wijn ( Vinum Album ) : of kruim van witte Brood, Saffraan (Crocus), zoete Melk (Lac dulcis); of die, welke wij reeds bladz, 109 hebben voorgefleld. Dit  m DESZELFS TOEVALLEN. m Dk noch anderen niet helpende, is men verplicht, het gckwetfte en gefpanne Beenvlies, tot vermindering der fpanning, en bedaaring der toe. vallen, te doorfnijden. III. Kwetzing van het Peesachtig uitspansel. (PunÜio in Aponeurofty Bij het openen van de Midden-ader (Vena Me- Bepaa* diana) op den Arm, ter plaatfe van de tweehoofdige Spier, waar van dit uitfpanzel afdamt, is men meerendeels, zomtijds ook op de Handen Voet;aan de kwetzing vandat deel onderworpen(*). Eene Pijn, die zichaanftonds door het geheele Kei»ek& deel verfpreidt, en van tijd tot tijd vermeerdert , gevolgd zomwijlen van 5$ welling en Hardheid, ter plaatfe van de opening en een tegenftand aan de punt van bet Lancet, zijn de Tekenen deezer kwetzing. Omflagen van zachte en verkoelende midde- Genee len, in den beginne gebruikt, konnen van veel zinS« nut zijn, zie bladz. iq8. T Qok is het Un- guen- (*) De Peezen ( Ter,dints) beftaan uit digt op elkandere gepakte vezeldraaden Qfibrte ) ; maakende eene Ronde dikke' of platte flaart der Spier : anderen breiden zich als een dun Vlies uit, en dit iaatfren is het, 't welk gemeenlijk Peesachtig ttitfpmfel (Aponenrojis ) genosajd Wordt, jirenernn,Qie zien uuinionus uuur net hcuccic . .. .. nsn-  iii ÖVER HET ADERLAATEN guentum Rofarum , Populeum s Nultum , o£ diergelijke van veel dienst. Doch zo de Toevallen hevig zijn, en'er zwaard pijn, hardheid, zwelling en outlleeking plaats heeft, moét men verzachtende en pijn llillende Paopen QCataplasmata) (bladz, 109 en 110) aanlegden. In het wondje druipt men (het zelve een weinig van elkandcren haaiende, of des noods zijnde, het nog wat verwijderende) Warme Terpentijn Olie \ of ook dc zonder Alcali geprepareerde Tinüuur yan Bamfteen met Baljein van Peru vermengd. Anderen prijzen aan, den Baljem ven Arceus, van Copaiven, of de 0~ li yan Hyperici enz. Zomwijlen doorweekt men een Wiekje met deeze Ol '.ënoïBalfemr, en na dit alvoorens op het wondje gelegd te hebben, houdt men'er een warm gemaakte .Spatel op. Doch, met moet zorg draagen, dat dezelve, (of zo dé 01'ën en BalCems in het wondje gedrnipt wierden , ook deezen) niet te heet ; ij, hier door zoude meer pijn en zvvaare toevallen verwekt worden. tnwen- Veeltijds worden op een tégen over gefield disehulp-^ j herhaalde Aderlaatingen, eene goede Leemiddelen. . \ vens wij ze, verkoelende en ontbindende Hulpmiddelen , ten üiterfte cn allernoodzaaküjkst, in de aanhouding of vermeerdering der toevallen, vereifch.  SN DESZELFS TOEVALLEN. 1*3 Zo de toevallen niet bedaaren, is men verpligt dc Opening te verwijderen en met de voorge- ftclde middelen aan te houden. ' Zomtijds worden 'er Ettergezwelten(Abcesfus) boven of onder de kwetzing voortgebragt, welke moeten geopend,gezuiverd ,en geheeld worden. IV. Pekskwetzing (Punciura Tendinis). Deeze Kwetzing kan niet alleen op de Hand Bepaaen den Voet, maar ook, en wel het meest, in1'"8' het vouwen van den Arm , aan de tweehoofdige fpier, onder dc Midden Ader geleegen(Mafe. o), voorvallen. De hevige Pijn, die de Lijder op het oogenblik fcenté» der fleek, door den geheelenArm/veröntlerdeit kecerf' op dat deel gelaaten te zijn) tot aan het Schottderbeens-hoofd (Caput Os fis Hamert') gevoelt , en dén tegeriftand, dien de Aderlaater aanjde punt van zijn Lancet ontwaart, doen kennen, dat dit deel, ofwel deszelfs Scheede (Vagina) gekwetst is (*)i In- (*) De Beroemde Haller beweert, dat Peezen en Peesachtige Uitbreidingen van gevoel ontbloot zijn ; en de toevallen, die uit de kwetzing dier deelen ontdaan, alleen afhanglijk zijn van gekwetste Zer.uwtakjes, welke in alle Licacams deelen het gevoel verwekkend zintuig uitmaa. ken. n— Doch de Baron van S wieten betoogt, dat de H 013.  ;n4 OVER HET ADERLAATEN GévoN Indien de Kwetzing maar ligtelijk gefclned > zer kwet- gaat dc somtijds fpoedig over : maar zing. wanneer dezelve aanhoud, wordt zij wel dra gevolgd van opzwelling, fpanning, ontfteeking en verftijving van het geheele deel; van koorts, ftuiptrekkingen, verzaameling van vochten, het koud vuur en eindelijk den dood. In den beginne zijn (op den anderen arm) herzing0"68 haalde Aderlaatingen, welke de aangroei der toevallen verhinderen, zeer nuttig. — Men dekke het deel met een pijnftillende Pap of Stooving (bladz. 109 en 110) en bchandele het wondje, als in het vooiïge Hoofddeel (bladz. na) ge. zegd is. Door af- Nietteegendaande deeze voorzorgen, de toe fnyding. vallen echter vermeerderende , is de veiligfte en eenigtle wijze, om het deel en Leeven van den Lij- ónmiddèlijke aanraaking der Peezen, welke van haar bekleedzei ontbloot zijn, aanmerklijke toevallen verwekken; maar me: dit laatfte- voorzien, het gevoel minder is. Zie hier van een overtuigend geval, door zijn Ed. verhaald, in de Aantekeningen op de Korte Stellingen van Boerhaavb i detl bladz. 451 & feqq. .Wij zullen derhalven in het verfchil der Geleerden, over di. gevoelig' of ongevoeligheid d»r peezen, r.ie: intreden. —— 't Is genoeg dat wij bewust zijn, dat uit de kwetzing dier deelen eene Pijn , en daar uit veelmaalen hevijje en zwaare Toevallen ontltaan konnen.  EN DESZELFS TOEVALLEN, ïig Lijder te behouden, de Pees dwers af te fnij- den (*). Hier door wordt de Bron der heer- fchende toevallen gefluit : en door eene goede Plaatfing, en behoorlijke Balfemachtige middelen , heelt men meermaalcn diergelijke deelen , zonder verlamming zien hcrëenigen (f). V. Ze^uw-Kwetzing (Pun&ura Nervi), Men kan geene fcheiding des geheels maa- Bepsa» ken, op wat deel van 't Lichaam ook, of 'erIlHg* zijn Kleine Zenuw - Vezeltjes in begreepen; — doch wij bcöogen door eene Zenuw-Kwetiing '3 eene Kwetzing van eenen der zichtbaarc takken, welke bundeltjes zijn, en met eeue fcheede bedekt (zie bladz. 6). Ter (*) Bij eene gekwetste Pees rekken derzelver heel ge. bleeven vezeldraaden geweldig uir, en verwekken na maate deezer uitrekking, een min of meerdere trap van Pijn, en deeze de verzeilende toevallen. Dierhalven , zo de¬ zelve niet fpoedig bedaaren, is de geheele affnijding van dat deel önvermijdlijk. Zelden echter zijn de toe¬ vallen zo hevig, dat deeze Operatie verëifcht wordt. (|) Dat de Doorfnijding der Pees het deel niet altoos verlamt, blijkt uit verfcheide gegronde waarneemingen.-— De Heer Grenier had de Pees van de TweehoofdigeSpier. digte bij haare inplanting, afgefheeden ,• en echtef wierd de beweeging en krachten van den Arm h;rttsld. Zie de Franfehe Merc, van Juli) 1734, H *  %\6 OVER HET ADERLAATEN Op wat Ter plaatfe van de Tweehoofdige-Spier (Muf deel de cuim 2'tceps) in het vouwen van den arm. list zenuw ■ 1 ° m»est ge-derzelver Zenuw, en deeze is hét, welke het wordt' nieest,ongelukkig,bij eene Aderlaating gekwetst wordt. — Zie ook bladz 102. Kenteke- Bijna dezelfde Toevallen, doch wel zo hevig> cen' als bij de Pees Kwetzing, doen de Zenuw-Steek kennen. Toeval- Hoe eene Zenuw meer gefpannen is,hoe weiderzelver n*ger vezelen eener Gekwetfte Zenuw geheel zijn oorzaa- gebleeven, des te grooter zal derzelver rekking ken. °. b 8 zijn; des te zwaarder toevallen zullen er komen; en des te heviger zal de pijn zijn: uit de Pijn ontftaat Koorts en Ontfteeking ; niet zelden komen 4er ook Stuiptrekkingen uit voort :__ op de ontfteeking volgt zomwijlen het Vuur ; doch zomtijds formeeren zich na de Zenuw toe, in het Vet als ook op afgelegene plaatzen, Verzweer ingen QAbscesfus) : — inzonderheid worden de Klieren daar door aangedaan ; en hier. van blijven allerleie Boezems, en op het laatst Pijpzweeren over. Maar op eene minder gefpannen, of ook geheel doorgcfneeden Zenuw , zullen diergelijke fchriklijke ongemakken niet volgen (*). De (B) De Zenuw op zich zelve is eene zachte , weeke zameuflelling, voortkomende uit het Merg der Hersfenen (Me-  EN DESZELFS TOEVALLEN. fi? Ds behandeling van dit toeval evenaart aan Genee? dat der Pees-Kwetzing, - dat is, men ftelt her? zing' haalde Aderlaatingen, eene naauwkeurigc weekmaakende cn verkoelende Leevenswijs, zachte en pijnftillénde middelen, in 't werk. Gaande vervolgens zo dit vruchteloos is, tot dc behandeling, als bij hevige Pees-Kwetzingen (bladz. 114) geleerd is , over (*). Echter moeten wij aanmerken , dat de Zwarte Balfem van Peru in het wondje gedruipt, door van Swieten , als een krachtdaadig middel in de Zenuw en Peeswonden wordt aa ïgepreezèri (t). Aan deeze Wonden , als ook aan die der Pee- zen, zijn alle vette ,koude, waterachtige, fchcr- Schadelijk zijn. pe (Meivlla Cerebri); doch het Vlies, dat vrij dik is , en waar meede ieder afzonderlijk zenuwije, en ook alle tq gelijk meede bekleed zijn , geeft de taaij- en hardheid aan dit wezen. Dierhalven hangt de geheele uitrek. king , en de daar op volgende toevallen , van deeze Vliezen of Rokken, en de vatjes, die door dezeive rerfpreid zijn, en niet van het zenuw wezen zeiven,af. (*) Doch hieronder is begreepe'n, dat eene afgefneede Zenuw eene ongevoeligheid, en verlamming van da? deel, daar dezelve toe gefchikt is, verwekt, en niromec, noch door de Natuur , noch door de Komt kan herè'eUigd of herfteld worden. (t; Aantek. op de Korte Stellingen van Boerhaaye, r deel bladz. 452.0 H 3  ï$S OVER HET ADERLAATEN pe en uit honig bereide middelen nadeelig, —— Ook moet de aandoening der lucht geweerd en geiriyd worden. Over hei oncïerfcheid der kenmerken, bij de Beenvlies-, Peesachtig Uitfpanzel-, Peesen Zenuw • Kwetzingen. Het is in veele opzichten modelij kuit de Toe- Het ken- vallen te be fluiten, welke deelen door het Lancet «r* toe- gekwetst zijn , door dien deeze vier laatfiren' vallen is -m iiaare uitwërldelen zeer nabij den anderen ko- moeie- .. , lijk- men; echter zullen wij, ten nutte der Ou- gebedenden , eenige hier toe oplichtende bedenkingen mededéeleïi. Tekenen De Kwetzing van het Beenvlies gefchied zeiderkwet'den, dan op den Voet, aan het Hoofd, en op zing van 31 het Been- de Ellepijps - Ader , cn onderfcheidt zich viies' door eene in den beginne minder hevig en in 't vervolg diep liggende en bepaalde pijn; 1 ook dat ter plaatze der fteek geene Peezen of Zenuw-Takken geleegen zijn. Tekenen Plet Peesachtig Uitfpanzel toont zich gekwetst k"e,zing te zijn, door de nabij gelegenheid van Peezen, van 'c en de bewustheid, dat het Lancet niet op dezelrigC"it- vc geraakt heeft. — Hevige pijn in den omtrek fpanzel. yan £at ^eci } eene fpoedig opkomende hard" heid enz, doch eene mindere hevigheid van toevallen, dan in de Pees- cn Zenuw-Kwetzing plaats  EN DESZELFS TOEVALLEN. , ïr$ plaats heeft, zijn de verzeilende en fchetzende kenmerken. Eene Peeskwetzing blijkt uit de ligging, en Tekenen aanwezendheid eener Pees juist onder de ge p"" maakte opening , vcrzeld van de daar kwee- bij (bladz, ii2.) opgegeeven toevallen, die zich * echter in den beginne niet verder, dan tot in de inplanting van derzelver deelen uitdrekt. Doch de Zenuw -.Kwetzing ontdekt zich, dat Tekenea daar ter plaatfe geene Pees, geen Uitfpanfel, of ^[ e" Beenvlies gelepen is : ten minsten dat men be- kwet- zing. wust is, dat deeze deelen door het Lancet niet zijn geraakt: — en echter cle hevige aanhouden* beid van de pijn, welke zich in , door en over andere deelen uitdrekt. Veelmaalen worden deeze Kwetzingen ook fpoediger gevolgd van ontfteeking, Kramp , Koorts , en andere toe .'allen. (*;. VI. Slag Aderkwetzing. Wanneer men op den arm de Leverader (Fe- Gebeurt m meest op (*) Men moet omtrent alle deeze Toevallen in acht neemen, of zij alleen uit de aangebragte Kwetzing. dan wel, of ze met eene Kwaad-S.ippige Lichaams geftëldheid zijn zaamengefteld. Ook zullen zij in een fterk en zwak Lichaam verfchiU !en : wan bi] den eersten word: het bloed met meer geweld tut, en na het gekwetfte deel gedreeven, dan bi] den Laatflen . en verwekt hier door des te heviger en geweldiger toevallen.» H 4  EN DESZELFS TOEVALLEN. 121 ïdecdzelen invloeid: aah welke laatde men den naam van valsche slagaderbreuk (Aneurisma Spurïtï) heeft toegevoegd. De Oprzaaken zijn: 1.) dat dc Aderlaa- Oorzaa- ter (wel meest bij het openen der Lever-AderkeD' op den arm) ongelukkig de Slagader geheel of ten deele doordeekt," — 2.) en vooral kan dit gebeuren, wanneer de Siag'aderzich boven de Ader verheft, en dus dezelve voor de laatfre doet aanzien; — 3.) ook wanneer de Lijder door Stuiptrekkingen is aangetast, waar door het deel in eene geduurigc beweeging is, en dus de Ader moeilijk van de Slagader kan onderfcheiden worden ; — 4.) of dat aan den Aderlaater geen genoegzaame tijd, om den arm gade te liaan, gegund wordt; - 5.) cn eindelijk , dat men bij het openen der voorgemelde Ader dc punt van het Lancet te Perpendiculair, en niet £chuinZ2leyerende genoeg, inbrenge. In het Eerfle Geval, naamelijk, als de Slag- Tekenen ader tot in derzelver Holte geopend is, fpringt ^"ecJng het Slagaderlijke Bloed met geweld als eene draal ^'"deren feheutsgewijs na de bewecging der Pols ^e'Vlihal' uit. Deszelfs Kleur is veel Rooder dan dat van de Aderen ,• het ftremt zeer fchielijk ; eene drukking boven de opening vermindert deszelfs drift; daar in tegendeel de drukking onder dezelve dc uitvloeijing vermeerdert. 11 S Zo  144 OVER. HET ADERLAATEN genoeg , door deeze manier, eene Slagader Kwetzing te geneezen (*_). Vaifehe Doch het geluk begunftigt hier in niet alflat-ader- . , A , . fpar, toos den. Aderlaater : veelmaalen loopt het bloed en vooral zo de opening van de Slagader niet over een komt met die der huid; of dat het zelve zo driftig niet uit het laatstgemeld^ kan uitvloeijen,in de Cellulofa tusfehen de Spieren onder de huid uit;__.«f wel, indien de ope, ning in dc Slagader zeer klem is, en het bloed niet door de bekleedzelen kan uitloopen, dolt het alvoorens het een merklijkenafftand der opening van het vat is voortgeftooten en maakt een beletzei voor eene verdere uitvloeijing en verIpreiding van het volgende bloed in de Cellulofa, O Zie een Voorbeeld, en diergelijke gelukkige Behandeling, bij ü ion is, Chir. Of er. bladz. 435. Hec woord Geneezen b.öogt niet, dat de Vliezen der geopende Slagader (gelijk in de Aderen gebeurt) wezentlijk weder herëenigen. Het tegengeftelde is te klaar betoogd: en zo men bezeft, dat de Slagader in eene geduurde beweegjng is, de gekvvetlte Spiervezeltjes altoos zijn gewoon in te krimpen, en hier door het Openingje doen verwijderen, zo zal men kiaar bevatten, dat de HerëenU ging, zo niet onmooglijk, echter zeer bezwaarlijk, eu maar zeldzaam zijn kan. — Maar door Geneezen verftian wij, dat het Wondje der Slagader door een foort van Callus'of eeltachtigheid (denkelijk door bij gelegene deelea geformeerd) geflooten wordt.  *43 VERKLAARING der P L A A T E N. Plaat I. Fig. n Vertoont een Hoofdhaar aan de Aderen tot da Aderlaating betrekkelijk konnen gezien worden , met den knelband om den Hals. a . . de voorhoofds-ader. b . . de Ader van de flaap des Hoofds. c . . de Ooghoeks ader. d . . de Hals-ader. e . . de Knelband om den hals aangelegd, waar van de einden in den nek getestigd zijn. f . . de kompres op de hals-ader, op of even boven het fleutelbeen gelegen; zodanig nogthans, dat dezelve onmidlijk op een derzelver takken eene drukking maaken kan. g . . het bandje onder den knelband doorgefïooken, om door hetzelven aftrekkende , de Ademhaalingte beveiligen , en de kompres op de ader te doen drukken. Fig. 2. Vwoont eenen arm in zijne aderen, met den knelband  Mnd zodanig geplaatst, als in de aderlaating ge* bruiklijk is. 3 . • de laat- ef knelband, wiens flrik aan de buitenzede des arms met de kits na boven ge< legen is. b . . de Hoofd-ader. c . . een tak van de hoofd-ader, welke met d . , een tak van de Lever-ader —— de midden* ader uitmaakt. e . . de Lever ader. f , . de ellepyps ader* Vertoont een hand in haar aderen, met den knel-, band ter plaatfe als hij in de hand laating gemeen,, lijk gelegd wordt. a . . de knelband: b . . de hoofd-ader-. c . . de pink-ader. Fig. 4. Vertoont eeti voet. in zijn Aderen, met den knel-band omwonden. a . . de Band- even boven den enklaauw , deplaats daar dezelve gewoonlijk gelegd wordt. b b . de in- en uitwendige Moeder-Aders en derzelver takken.  m Fig. 5. Vertoont het garfekorn-lancet (lancette a grairi d'orge). &. a . /wi? fchildpadden bladen, b . . hei Lemmer. c . . het ftaafje, daar de bladen en het lemmer; meede vereenigd zijn. d . . gebruineerde van het lancet, c . . het ongebruineerde of ruuw gedeelte. Fig. 6. Vertoont hei Haverkorn - lancet (lancette h grairi d'avoine), in de gedaante van eenen flaauwen driehoek geboogen, even als tot de Aderopening vereifckt wordt, Fig. 7. Vertoont het pyramïeds-of'fangentongs-lancet (laizifcettc a pyramidc). Fig. 8. Vertoont het zogenaamde kleine Lancet je (lancetcte a petit fcr). N. B. Alle deeze Lancetten zijn in hunne na-» ttuurlijke grootte afgebeeld. Fig. 9, Vertoont eene hand, waar in een lancet tusfehen K dètt  5*6 den duim en wijsvinger wordt gehouden , zodanig als om eene ader te openen, verëifcht wordt. Fig. 10. Vertoont eene Ader, die op drie onderfcheidens wijzen fin eene natuurlijke grootte, geopend is. a . . eene fchuine opening. b . . eene dwerfe opening. c . . eene rechte of na de lengte van het vat hopende opening. Fig. ii. Vertoont de gewoone kompres of drukdoek tocgc vouwen, in haare natuurlijke grootte. . Fig. 12. Vertoont den driehoeks gevouwen drukdoek, voor dc laating op den ooghoek gebruiklijk , in zijne waare grootte. Plaat II. Fig. u Vertoont eenen arm, waar om het gewoone tourniquet en het verhand tot de laating van den arm gelegd is. a . . wijst, hoedanig de aanleg van het eenvoudige of gewoone draaikoord (tourniquet) gelegen is.  «47 b . . de ligging van den zwachtel tot de laating Van den arm gebruiklijk. Fig. 2. V'.r toont eene hand gelamen zijnde, door den zwach< Hel bewondcn. Vertoont een voet, waarom het verband, tot dés* zelfs laating gefchikt, gelegd is. Fig. 4. Vsrtoont het verband tot de laaiing van den Hals. a . . de band, welke over het hoofd gelegd wordt. b . . de rondom den hals gaande zwachtel, waar aan de Band a met Spelden voor het affehuiven gehecht wordt. Fig- 5- Vertoont het onderfcheidend verband (defcrimen) tot de laating aan het voorhoofd. Fig. 6. Vertoont het Schuit-verband (Scapha), zijnde als Fig. 5 tot de voorhoofds- laating gebruiklijk. Fig. 7. Vertoont het êénoogdig verband (oculns firnplex) waar van de driehoekige kompres ter plaatze van den neus, onder het verband, kan gezien worden. . K 2 Fig. $  Fig. 8. Vertoont het verhand tot de Aderlaating aan dc Slaap van V hoofd: — en de bevinding van de ge* fieele hand en den arm. a . . het verband tot de laating aan de flaap van V hoofd. b. b de geheele bevinding van de hand en den arm. c. c . de kruhwijze windingen ter plaatze van het vouwen des arms. ~ d. d . de omflagen , welken om de Borst hopen. e . . de om/lag, welke van onder den arm over den Schouder na de overgehelde zijde loopt, en waar van de Windingen d. d. voortkomen. Fig. 9- Vertoont het knoop-verband (Fafcïa Nodofa), tot de Slagader-laating aan de flaap des Hoo fds, of tot derzelver kwetzing gebruiklijk. , N. B. Van alle deeze afbeeldingen is afzonderlijk en min of meer na deszelfs verëifch omflandig in de verhandeling zelve gefproken. EINDE. L BLAD-  I5a BLADWIJZER. 2.) Plaats der Aderlaating. .bi.8 verdeeling in algemeene, en bijzondere plaatzen. 8 welke Aderen aan het hoofd geopend worden, ibid en waar deeze zich ontlasten. 9 . . . aan den Hals geöpend worden. ibid en waar ontlasten. ibid . . . aan den arm geöpend worden. ibid cn waar zij zich ontlasten. 10 welke Aderen op de hand geopend worden. ibid van waar afkomftig. ibid v . . aan de Roede geopend worden. ibid . . . aan de Heup. ibid . . . aan de Kuit. ibid ... op den Voet. ibid waar zich alle deeze vaten ontlasten, n 3.) Over de Wekktuigen benoodigt tot het doen eener Aderlaatïng. BI. 11 welke werktuigen gebezigd worden. ibid ■ wat de Laatband is. ibid . . . het Lancet is. ibid een gebreiden laatband moet nimmer gebruikt wor. den ; cn reden waarom. ibid * verdeeling van het lancet. 12 deszelfs grootte. ibid vier foorten van lancetten ; en welke. ibid welke indrumenten in vroeger tijd om ader te laaten gebruikt wierden. 13 * het lancet heeft de voorkeur boven de fnepp er ; en waarom. 14 4.) De  BLADWIJZER, igr 4,) De OPLETTENHEID VAN blJZONDERE Voorwer. PEN EN GEVALLEN waar in men ADERLAAT, bl. 1.4. Inleiding. . ibid het is noodig, dat een Aderlaater bijzondere voorwerpen en gevallen gadeflaat. 15 Laatingen 3 welke door een geneesheer zijn voor? gefteld , konnen altoos niet veilig verricht worden. • ibid T waar op een Aderlaater dient acht te geeven. 16 1. op de krachten. ibid . . . ouderdom. ibid . . . manier van leeven. 17 . . . gewoonte. ibid 2. tijd van Aderlaating ibid wordt onderfcüeiden in een tijd van noodzaaklijk* heïd . ibid en in een tijd van verkiezing. 18 men moet niet kort na den eeten aderlaaten. ibid* in eene voorbehoedende Aderlaating wordt de zui= vering der eerde wegen aangepreezen. ibid 3. gevallen 5 waar in eene Aderlaating verëifcht wordt. 18 wat bloedrijkheid is , oorzaaken, kentekenen en gevolgen. * 20 * 4. gefteldheden, waar in de Aderlaating fchaadelijk • t is. 20 de Aderlaating kan bij waterzuchtige niet altoos vermijd worden. 2a bijzondere onhandigheden konnen, fchoon bij tegenftelde voorwerpen , echter eene Aderlaating vcrëifchen, 23 *» K 4- 5. De  JS4 BLADWIJZER. Het bloed van zwangere vrouwen is meest altoos met een ontileekingskorst bezet, redeu hier van. bl. 38* hoe lang de Aderlaating herhaald wordt. 39 de bloote befchouwing van het bloed, is alleen niet genoegzaam. ibid* TWEEDE AFDEELING. Over de uitwerkzelen van het Adeelaaten. Verdeeling van' dit Hoof dfuik. Bl. 39 ... in algemeene en bijzondere uitwerkfelen- ibid j.) Over de uitledigende Adeklaating. 40 derzelver uitwerkfelen. ibid hoe lang herhaald moet worden. ibid doch heeft altoos geen regel. 41 * waar 111 fchaadelijk. 41 s.) Ovfr de afleidende Aderlaating. * bl. 4* hoe dit uitwerkfel wordt voortgebragt. 42 nut deezer Aderlaating. ibid 3.) Over de aantrekkende Aderlaating. bl. 43 op wat plaatfen verricht wordt. ibid verfchil over de afleidende en aantrekkende Aderlaating, ibid * 4 ) Over de verminderende Aderlaating. bl. 43 Bij welke voorwerpen gebruiklijk. 44 hoe dezelve werkt. . " ibid DERDE AFDEELING. Over de Aderlaatingen in het bijzonder, bl. 44. Verdeeling, In  BLADWIJZER* IS5 in gewoone, Bl. 44 . . minder gewoone, en . . zeUzaame Aderlaatingen. ibid LOVER DE GEWOONE ADERLAATINGEN. 1. Arm laating. Bl. 45 Bepaaling. ibid Welke Aders op den Arm geopend worden. ibid Wat tot deeze operatie vereifcht wordt. ibid Nooaige toeftel en plaats van den Lijder. ibid Onderzoeking van den Arm. 46 De aanleg van den Laatband. ibid De huid in 't aanleggen van den band niet opfchuiven. 47 * Redenen, waarom men den band boven de plaats die men openen wil, aanlegt. ibid f De uitkiezing van het vat. 1 48 Het doen der operatie. ibid Noodige verrichtingen onder het uitloopen van 't bïoed. 49 De aanleg van het verband. 50 Wat de kompres is. 51 . . . zwachtel is. 5a Hoe dezelve wordt aangelegd. ibid Verfchillende manieren van aanlegging bij zommigen gebruiklijk ibid * De bezorging, zo van den Arm als van den Lijder. 54 De flaap mag men toeftaan. ibid Doch is zomtijds fchaadelijk. ibid. EENL  ÏS6* BLADWIJZER. EENIGE AANMERKINGEN BETREKLIJK DE ADERLAATING OP DEN ARM. I. Hoe het licht geplaatst wordt. bi. 55 IE Geene aders zonder het gezicht of gevoel te openen. ibid Verkeerd gevoelen van eenige Heelmeesters hier over- ibid * III. De plaats niet uit het gezicht verliezen. 56 IV. Waar de ader geöpend moet worden. ibid V. Hoe men de pees van de tweehoofdige fpier ontdekt. ibid VI. Omzichtigheid bij zommige Aderlaatingen. 57 VII. .. . bij de midden en Leverader. ibid VIII. . . . bij het aderlaaten in de kinderziekte. 58 ÏX. ... bij waterzuchtigen. ibid X. Hoe men met de rechterhand op den linker-arm Aderlaat. 29 II. Aderlaating op de hand. Bepaaling. BL 59 Welke aders op de hand geopend worden. . ibid Voorzorgen. g0 Aanleg van den laatband. Hoe geöpend en verder behandeld wordt. ibid Waar aan men de hoeveelheid van het uitgeloopen bloed ontdekt. * De kleur van 't water is onzeker. ibid Het verband. ^ Deszelfs aanleg. §t  Bladwijzer. k$ IIT.\ Aderlaatino op den Voet. Bepaaling. lol. 62 Welke vaten op den Voet geöpend worden. ibid Voorzorgen. ibid Hoedanig deeze Operatie verricht wordt. 63 Eenigen leggen den Laatband onder de knie, en waarom. ibid* Het Verband. 64 Bezorging van het deel. 65 De opening moet altoos ruim gemaakt worden, ibid De Voetlaating wordt aangepreezen 's namiddags te doen; en waarom. ibidi! II. OVER DE MINDERGEWONE ADERLAATINGEN. 1.) Aderlaating aan den hals. Bepaaling. Bl. 66 Voorzorgen. ibid Aanleg van den Laatband. ibid Hoedanig dezelve te openen. 67 Wat na de opening te doen. ibid Wanneer de ftrotiider niet zichtbaar is , konnen twee van haare takken geöpend- worden. ibid* Het Verband. 63 Anders een Konst-tuig. 69 Bij noodzaaklijkheid kan het wondje snet eene naald toegemaakt worden. ibidf 2.) Aderlaating op het Voorhoofd. Bepaaling* Bl. 70 Voor  *5* B L A D W I] Z E R; Voorzorgen. bi, 7e Aanleg van den Drukband. ibid Manier van Opereren. 71 Het Verband. Wordt onderfcheidenin het onderfcheidend en —— fchuitverband. De aanleg van het eerfte.' ^id van het tweede. 72 IK.) Aderlaating oi> het Oog, Bepaaling. BL ?3 Waar in gebruiklijk. iby Voorzorgen. jDjd Manier van Opereren. jbjd Wat onder de Operatie te doen. jbid .... na dezelve. 7^ Het Verband. ibid IIL OVER DE ZELDZAAME ADERLAATINGEN. I.) Aderlaating onder de Tong. Bepaaling. BL ?3 Voorzorgen. ibid Manier van Opereren ibid Wat 11a de Operatie te doen. ibid Het Lancet heeft boven de Schaar de voorkeur, ibid * II.)  tffo BLADWIJZE R. L K LAS S E, Over. de ligte toevallen. I. De Misteer. Bepaaling. bl. 9* Oorzaaken. P2 Geneezing. ibid II. Flaauwte, Eepaaling. ibid Wordt ondericheïden in twee trappen. ibid Bij welke voorwerpen plaats heeft. 93 Geneezing onder de operatie. ibid ... na de operatie. 94... in het tweede foort. ibid beide de neusgaten moeten met den doek niet te gelijk toegeftopt worden. 93 * Voorzorgen in dit toeval. 9\ * III. Ontspringing van het bloed. Bepaaling. 95 Oorzaaken ibid ontdaan, door den Aderlaater, .... Lijder, ibid of door andere omflandigheden. 9°" Herdelling van dit toeval. ibid Kan zomtijds gevaarlijk zijn. ibid * IV. Ontsteeking van het wondje. Bepaaling. 9Ö Oor-  BLADWIJZER. ,53 Oorfprong. b]. p7 Geneezing. m V. Blaauvve vlek. Bepaaling. ibid Qorfprong. ,-bid Welke voorwerpen hier meest aan onderworpen, ibid Geneezing. ag VI. Bloedronning. Bepaaling. ibid Naaste oorzaak. ib;d De hoegrootheid van dit gebrek. ibid * Afgelegen oorzaaken. 9p Voorzorgen. ibid Geneezing. ibid Gaat nimmer tot verzweering over. ibid Reden daar van. 100 * II. K L A S S E. OVER DE AANMERKLIJKER OF GEWICHTIGER TOEVALLEN. I. De üitvating. Bepaaling. IOO Kentekenen. I0I Veele verwarren de Blaauwe vlek met de üitvating , doch te onrecht. 101 *. Geneezing. J0Z II. Pijn en verstramming. Bepaaling, i93 h * Oor-.  ity B L A D W 1} Z E ÏL Oorzaaken. bl. 103 Geneezing. ibid III. Kwetzing van een watervat. Bepaaling. Ï04 Uoe behandeld, en Geneezen wordt. ibid IV. Verzweering van den Laatsteek. Bepaaling. 105 Oorzaaken zijn uit- en inwendig. 106 Geneezing, 'in uitwendige oorzaaken. • ibid .. inwendige. 107 III. KLASSE. OVER DE ZWAARE EN ZOMTIJDS GEVAARLIJKE TOEVALLEN. 1. Vloeijing op het gelaaten deel. Bepaaling. ibid Oorzaaken, zijn alt, os inwendig. so8 Vereifchr. eenen Geneesheer.. ibid Uitwendige hulpmiddelen. ibid Verkeerde behandeling van eenigen in dit toeval. 199 * II. Kwetzing van het Beenvlies. Bepaaling, n© Kentekenen. jbid  .'B L A D W IJ 2 E lS* peneezing in ligte toevallen. bl. IIO — zwaarg. jbid {II. Kwetzing van het Peesachtig Uitspansel. Bepaaling. m Kentekenen. |bid. Wat men door het Peesachtig Uitfpanfel verftaat. ibid* Geneezing. IU door uitwendige, en —— inwendige hulpmiddelen.1 112 IV. Pees kwetzing. Bepaaling. ^ Kentekenen. jbjcj Verfchil over de gevoel - of ongevoeligheid der Peeze11' ibid* Gevolgen deezer kwetzing. ! I+ Geneezing. ibid . door affnijding. ibiti F\oodzaaklijkheid der affnijding. u5* De affnijding der Pees geeft altoos geene verlamming, ibidf V. Zenuw -Kwetzing, Bepaaling. II? Op wat deel de Zenuw meest gekwetfr wordt. 116 Kentekenen. jbjd Toevallen, en derzelver oorzaaken. ibid L S Wat  ?66 B L A D W IJ Z E R. Wat men door de Zenuw op zich zelve verftaat. bl. inS Geneezing. 117 Eene afgefneede Zenuw verlamt het deel daar dezelve toe gefcbikt is. ibid*! Welke middelen in dit toeval fchaadelijk zijn. 117 Over het onderfcheid der kenmerken, bij de Beenvlies- Peesachtig Uitfpanzel-, Peesen Zenuw - kwetzingen. Het onderfcheide kenmerk deezer toevallen is moeilijk. uSj Tekenen der kwetzing van het Beenvlies. ibid .... van de kwetzing van 't Peesachtig Uitfpanzel. ibid .... eener Pees-kwetzing. 119 .... eener Zenuw-kwetzing. ibid Aanmerking omtrend den aart der toevallen. ibid* VI. Slagader kwetzing. Gebeurt meest'4p den Armflagader. 119 Deszelfs ligging is veifchillend in onderfcheiden Voorwerpen. 120* Deeze kwetzing kan ook door eene laating op den voet gefchieden. ibid Verdeeling 120 Oorzaaken. 121 Tekenen van de kwetzing tot in derzelver holte, ibid Hoe zich hier in te gedraagen. 122 Moet voor lijder en omftanders, zo het mogelijk is5 verborgen blijven. ibid Doch niet ftijfhoofdig blijven ontkennen, ibid* Men  BLADWIJZER, tf7 Men laat het bloed loopen, tot dat de Lijder flaauw WOTdt- bl. 122 Doch dit is zomtijds gevaarlijk. ibidf Wat door het woord Geneezen in dit toeval verdaan wordt. 15,4* Valfche flagiiderfpat. Wat dezelve zij. Behandeling beftaat In de bewinding. 125 Hoedanig, en waar door dat verband wordt aangelegd. Ia6* Inwendige behandeling. l27 Tweede manier van binding. 12& Het tourniquet, hoe veel foorten, Waaruit beftaat, en hoe aangelegd wordt. ibidf Overgang tot de Onderfchepping. 130 Hoedanig deeze Operatie verricht wordt. ibid v Gevolgen daar van. J3I Dat de klopping der pols niet wederkomt is altoos geen bewijs, dat het deel verfterft. I3a* Veiligheid der onderfchepping aangetoond. ibidf Zwakheid na de Opetatie. I33 Doodlijke verfchijnfelen. ibid Waare ilagaderfpat. l^ Kentekenen, en Geneezing. ibid Vereischt veelmaalen de Operatie. 135 Aanmerking tot befluit. 135 Bericht, waarom wij de flaga'derlating bij dit Leerftuk gevoegd hebben. i37 * Sla©-  161 BLADWIJZE Slagaderlaating, Bepaaling bl. 138 Op wat plaatfeu verricht wordt. ibid Wordt van eenigen op de pols (radisea) aangepreezen. ibid* Voorzorgen tot deeze operatie. 138 Operatie. Eerfle wijze. Tweede wijze. vvy Wat onder de konstbewerking verricht wordt. ibid Het verband en deszelfs aanleg. 140 Hoe verder in die geval gehandeld wordt» 141 t Nut dezer Operatie. 142 EINDE,        verhandeling OVER HET ADERLAATEN* EN DESZELFS TOEVALLEN;   VERHANDELING OVER HET ADER.LAATEN EN DESZELFS TOEVALLEN, TEN NUTTE DER HEELKUNDIGE LEERLINGEN t' ZaAMKNGKSTELU , DOOR W. L E U R ü, HEELMEESTER te UTRECHT. met koperen plaaten. te ROTTERDAM, by j. H E N' D R I K S E Drukker en Boekverkooper op de Hoogftraat bij liet Stadhuis, B. No? 39.   VOORBERICHT. Geene Konflem, geene Wetenfchappen zijn aan het eindig vernuft der flervelingen bekend, welke voor het geduurig kwijnende Menschdom nuttiger ja noodzaaklijker zijn, dan de GENEES- en HEELKUNDE. — Hoe veele beruchte verfianden hebben hunne dagen, hunne krachten tot opbouw daar van niet doorgebragt! en tot welk eenen luister zijn dezelven thans niet gefteegen! Echter is. en blijft 'er in het onbeperkte velddeezer edele Wetenfchappen nog fleeds ftojfe genoeg over, voor onderzoekenden en weetgierig gen, om derzelver gedachten bezig te houden. —- Een Brein, hoe bekwaam, hoe geestig ook , is nimmer gefchikt om alle takken derzelven met dezelfde naauwkeurigheid te doorgronden. —> Onze Leeftijd is te kort, * 3 cri  .1 ■ 1 VOORBERICHT. '$n de geest te onvermoogend om alles te bezitten. Bit meer dan eens beöogende, nam ik de vrijheid, om mijne poogingen meedetot voortzetting deezer Konst en tot nut van derzelver Leerlingen aan te wenden. — Hier toe verkoos ik het geheele Leerftuk der Aderlaatingen en derzelver gevolgen tot onderwerp. — Waarlijk een onderwerp , door veelen met de uiterjle onachtzaamheid befchouwd; door anderen als van geen aanbelang aangezien; ja door de minstgeöeffendfte Leerlingen gebezigd. — Een onderwerp, dat, zo men het in zijne, waare hoedanigheid betracht, niet zeldzaam eene der moeilijkfie, eene der ueteligfte operatiën mag genoemd worden. — Hoe menigmaalen wordt dezelve niet onachtzaam of noodeloos verricht? . . „ .Hoe veelmaakn niet achterweege gelaat en daar zij aller-  VOORBERICHT. hrnoodzaaklijkst verëischt wierd? . . . Hos dikwerf zijn niet de gevaarlijk/ie gevolgen daar uit voortgevloeid ? . . . • Hoe veele Lijders zijn niet door eenen ongelukkigen of /legt beftierden ader/leek verminkt, of buiten flaat gefield 'om ooit het gebruik van dat deel te konnen hebben? . ... En eindelijk, hoe vaak heeft niet de Doodzommigen deezer ongelukkigen hier door weggerukt? Dus eene Wttenfcbap van het uiterfie aanbelang voor eerstbeginnende Heelkundigen, die niet zelden hun eerfte werk, veelmaal zonder genoegzaam onderwijs, hier van maaken (*)• ' .Ik (*) Het is te beklaagen, dat aan de Leerlingen onzer edele Korst, het kleinood aller Wetenfchappen ! Zo hier als elders geene meerdere gelegenheid tot onderwijs, zo noodzaaklijk, zo nuttig voor allen, gegeeven wordt. Hier door zoude de weg, om Mannen van bekwaamheid te vormen , openftaan; da? nu maar bij geluk, en door oneindig meer moeiie moet verricht worden.  VOORBERICHT. Ik beken dat beroemde Mannen over dee« ze Stof gehandeld hebben; doch flegts weinigen hebben hier over afzonderlijk, en geenen, zo veel mij bewust is, m onze Moeder-taal, gefchreeven. —. Het. eenigfie dat over deeze Stof 'gewoonlijk nog door de Leerlingen gebezigd. Ba alöm beroemde , en bij mij en al!,e Konstm.inna.ars hooggeachte Haeren, G. ten Haaff en A. Baltha. 2aar hebben niet dan met reden over dit verzuim hun Leedwezen getoond. — , Aan wien is. dan dit verzuim gelegen ? Kan men hier zo wel niet als op andere plaatzen een openbaar onderwijs aan Leerlingen verfchalL-n ?— Er zijn immers bekwaame Heelkundigen genoeg, die dit op zich .zouden neemen : oo.k twijfel ik geenzins, of de Wetgeevende Macht, die niets dan het waar.e beoogt, wier Luister in da vermeerdedering der Konden en Wetenfchappen gelegen is, zoude hies met gewilligheid in toeiiemmeu.— Aan wien, zeg ik dan nogmaals, is dit zo fchaadelijk, zo verderflijk verzuim gelegen?. . . Ik zal voor het tegen swoordige de oplosfing deezer Vraag, om moogelijk in geene raistastingen te vervallen, met ftilzwijgeu voorbij gaan.  VOORBERICHT. %igd wordt, is de door den Geleerden ten Haaff vermeerderde Proeve van], van w ij c k : — en boe onvolkomen deeze kundige Schrijver hier omtrend geweest zij, zal een Onpartijdige uit de volgende Verhandeling konnen opmaaken. — Waarfchijnlijk liet de kortheid zijns, befleks geene grootere uitbreiding tas. Reeds lang had ik over deeze Stof al iets verwacht, en hoopte altoos, dat de eene of andere Konstmninaar hier op zoude neder zien, en ten nutte der Leerlingen eene nieuwe en verbeterde Verhandeling te voorfchijn brengen. — Edoch, tot nu toe is mijne Hoop verijdeld. — Dit deed mij dierhalven befluiten, zelf handen aan het zuerk te flaan, en mijne krachten tot het zelve te beproeven. * 5 En  VOORBERICHT. En zie daar, ik heb geen tijd ontzien, gee* ne moeite ge/paard tot derzelver zaamenfielling. — Met de voornaamfie zo Oude als Hedendaagfche Schrijveren heb ik raad gepleegd; hier en daar, zuaar ik het noodig oordeelde, heb ik hunne eige woorden gebezigd', en veele plaatzen, welken geene juiste betrekking, of niet gevoeglijk in den loop der Verhandeling konden ingevlochten worden , als Aantekeningen bijgevoegd. Mijne eige denkwijze en Aanmerkingen, die moogelijk aan vetlen nieuw of vreemd zullen fchijnen, geef'ik aan het oordeel van kundigen en onpartijdiger! over. Wel is waar, dat de manier van Aderlaaten en derzelver behandeling , zuelke ik in dit Leer/luk heb voor gefield, aan allen niet even voldoende zal of kan voorkomen. — Verfchillende Heelkundigen hebben verfchillen- da  VOORBERICHT. de denkwijzen, — Doch ik heb de meest gebruiklijke , en de door de voornaamfie Schrijveren meest voorgefielde wijze gevolgd. —- Met voordacht ben ik veele verfchillende fielzels, om het geheugen of de verkieslust der Leerlingen niet te ver warren, voorbij gegaan; zuel bewust zijnde, dat door de oefening aan veelen eene bijzondere heblijkheid of gewoonte eigen wordt, welke hen de verkiezing boven de gewoone wijze doet feilen. — Doch alle deeze bijzondere wijzen, fchoon moogelijk in. zich zeiven nuttig , konnen als geene Regelen worden aangemerkt. Ook oordeelde ik het van geen geringe zuaarde voor oefenende Leerlingen te zijn , dat het voornaamfie en wezenlijkfie van dit Leerfiuk, het welk konde aangetoond worden, met eenige na het leeven getekende af beeldingen te -voorzien. — Hier door kan men de den- kings-  VOORBERICHT. föngskracht derzelven te gemoed komen, en hen in fiaat jlellen, om door eene eenvoudige befchouwing te keren , het geen anderszins door veel moeïtens gezocht, en zoms wel nimmer onder het oog gebragt of verkreegert tvordt. Men verdenke mij echter niet, dat ik hier door wil verflaan hebben, dat deeze Verban*, deling dus volmaakt, onverbeterlijk te voorfchijn kome. — Be fchijn deezer gedachten zal nimmer in mijnen geest huisvesten ! — Ik geef dezelve, zodanig als ik die na mijne vermoogens heb konnen zaamenfeilen En wijl niets volmaakts- onder ons te vinden is, zvensch ik dat het gebrekkige daar van, door meer geoefende en diepdenkender vernuften, tot mijner Leering, en ten algemeene nutte, op eene befcheidene wijze zal verbeterd worden, -r— Alleenlijk heb ik, wat in mij was, tosge-  VOORBERICHT, gebragt: en deeze mijn goede wil zal aan de welmeenende, vertrouw ik, genoeg zijn. Ik wil wel bekennen, dat zomwijlen bij de doorblading deezes Leer fluks, het eene of andere zal worden aangetroffen, dat voor meergeöefenden van geen nut, van geen belang is: . doch men bedenke, dat dit geheele zaa- men fel voor geene bekwaame , bedrevene, maar voor onkundige, mingeoefende en eerstbeginnende Leerlingen is ingericht. Eindelijk ook, waage ik het mijnen Naam aan het hoofd deezer Verhandeling te plaatfen, in de vaste overreding, dat Menfchenvrees , die mij wel eer mijne Hersfenvruchten daar van ontbloot heeft doen te voorfchijn komen, niet anders dan eene loutere op zich zelfs niets beduidende verbeelding is. — Wel eens dier- hal-  VOORBERICHT. halven fchfeef ik: dat wel is waar, nijd en wangunst gedrochten waaren, welke veelmaaien eene ontluikende Bloem haaren fteel ontrukken enz. — Maar een onpartijdig Leezer, die de Wetenfchap haaren ver diendep Lof toezwaait, zal deeze mijne zvelmee. nende poogingen, met geen oog vm verachting aanzien. — En aan den Laster der' partijdigen, die 'er altoos gevonden worden . of aan de minachting der onweetenden, dié 'er maar al te veel plaats hebben, zal ik mij niet laat en geleegen zijn: ik betuig dat de Liefde voor mijnen Evenmensch, de zucht tot deeze edele Wetenfchap, en de Lust om aan derzelver Leerlingen nuttig te zijn, de drijfveeren zijn, welken mij tot het zaamenflellen deezer hebben aangezet. Wat de order en verdeeling deezer Verhandde^  VOORBERICHT. deling betreft, daar in ben ik meerendeels van de gewoone zuijze afgeweeken. — 0veral heb ik getracht, zo veel in mij was,' eene naauwkenrige verdeeling, en eene korte bepaaling te behouden: begrijpende, dat dit de gronden waren, waar op het Fundament eens Leerlings het veiligst konde gevestigd worden. Veele fiukken heb ik als. aangeroerd; en wederom anderen, die meer oplettendheid vereischten, meer uitgebreid: en om de uitgejlrektheid deezer Verhandeling zo ■ veel moogelijk te bekorten, en 'eene lastige herhaaling te vermijden, heb ik telkens het gezegde, daar het noodig was, op voorige bladzijden aangewezen. Hier meede wenfche ik aan den Welmesnenden voldaan te hebben. En zo ik kan befpeuren, dat mijne moeite niet te vergeefs is aan  VOORBERICHT. aangewend, zal zulks mijhen ijver vermeerderen, en mijne poogingen, om mijnen Even* mensch nuttig te zijn, doen verdubbelen. W. LEURS. UTRECHT, dén aS May 1783* KOR»  KORTE INHOUD DER HOOFDSTUKKEN. EERSTE AFDEELING. VAN HET ADERLAATEN IN HET ALGEMEEN BladZ. S 1. Van de Aderen enz. 3 2. Plaats der Aderlaating. 8 3. Over de Werktuigen benoodigd tot het dien j, eener Aderlaating. \\ 4. De oplettendheid van bijzondere voorwerpen en gevallen waar in men Aderlaat. 14 5. Van het Handwerk eener Aderlaating. 25 6. Over de hoeveelheid van het af gelaat en bloed. 30 i 7. Befchouwing van het bloed. 33 TWEEDE AFDEELING. OVER DE UITWERKSELEN VAN HET ADERLAATEN. 39 1. Over de uit ledigende Aderlaating. 40 afleidende Aderlaating. 41 3. aantrekkende Aderlaating. 43 4- ; Verminderende [Aderlaating. 43 DERDE AFDEELING. OVER DF ADERLAATINGEN IN HET BIJZONDER. 44 Over de gewoone Aderlaatingen. j. Armlaating. ^ ** Eeni-  KORTE I N H OUD Eenige aanmerkingen betrekke/ijk de Ader- t laating op den Arm. bi. 5^ 11. Aderlaating op de Hand. 59 ui. —— — op den voet. 6z Over de Mindergewoone Aderlaatingen. i. Aderlaating aan den Hals. 66 H, op het voorhoofd. 79 111. — op het oog. 73 Over de Zeldzaame Ader laaiingen. 1. Adnlaating ont'er de Tong. 75 11. — aan den flaap van 't hoofd. 76 ui. op den ooghoek. 7& iv. aan den neus. 79 V- op de manlijke roede. 8i vi, aan de Heup. 82 v 11. —■—■—-— aan de kuit. ibid Over de redenen,waar om men zo veeleonderfcheidene Aderen op verfchillende lichaams deelen opent. 83 Voorzorgen bij het Leerfluk der Aderlaatingen in het algemeen. 88 VIERDE AFDEELING. Over de toevallen , welken op het Aderlaaten liONNEN VOLGEN. o. o I. KLASSE. Over de ligte Toevallen. 1. De mis/leek. Si • ' "' XL Be  per HOOFDSTUKKEN. ii. Beflaauwte. bl- 9* 111. Wederöntfpringing van het bloed. 95 iv. Ontfleeking van het wondje.' 96 v. Blaauwe vlek. 91 vi. Bloedronning. 9§ II. KLASSE. Over de aanmerklijker of gewichtiger toevallen. „ . . 109 i. Be uttvatmg. 11. Pijn en verftramming. in. Kwetzing van een watervat. I v. Verzw&ering van den Laatfteek, I05 III. KLASSE. Over de zwdare en zomtijh gevaarlijke toevallen. 1. Vloeijing op het gelaaten deel. ïo7 li. Kwetzing van het Beenvlies. IIQ in. van het Peesachtig uitfpanzel. 111 iv. Pees - Kwetzing. u3 v. Zenuw- kwetzing. ll5 Over het onderfcheid der kenmerken, bij de Beenvlies-, Peesachtig uitfpanzel-, Peesen Zenuw - kwetzing. 11S vi. Slagader- kwetzing. Slagaderlaating. 138 EINDE.  DRUKFEILEN. Bladz. 13 reg. i ftaat grei9S Lees graim 13 het IJRAMIEDS . het PlJRAMIEDS • 74 11 Ooerband — * Oogverband . 82 7 _ licatica ; lidatica na — 1 Nuitum Nu tri turn 113 — 4 abcesfus , aèfcesfus VER-  VERHANDELING OVER HET ADERLAATËN en deszeles toevallen. A.derlaating, Aderopening , bij de Latijnen Wat Venae Sectio, bij de Grieken Phlebotomia ge tenzij.' noemd; verönderftelt céne in de ader gemaakte Opening, om daar uit na verëisch, eene bepaalde hoeveelheidbloeds te ontlasten. De Oorsprong deezer- konstbewerking is Oorhaare Geboorte , waarfchijnlijkst, noch aan de Geit van Galenus, noch aan het Rivier Paard van Plinius, maar, in navolging,aan eene lieilzaame uitwerking der natuur verfchuldigd (*). De (*) Veele Schrij:veren geeven, omtrendden Oorfprong, aan deeze of andere dieren de voorkeur; . doch onzes bedunkens is de natuur , zo als wij hier bepaald hebben, als de naaste te rekenen: immers de verlichting, na de bloedingen uit den Neus, Lijfmoeder, Aanbeiën enz. ir» volbloedigheid, getuigtdeezen flelrego. De eer ft e Aderlaating, zo veel bekend is, is gedaan door Podalirius, aan de dochter van den Koning Dome. *hui, evea na het beleg van Tr ooi jen; mm*, en dus lang A voo»  2 OVER HET ADERLAATEN Hoeia- De Hoedanigheden van eenen Aderlaater onvaf^ee-6" derfcheid men, of in zinlijke, of in perfooneelr.en =der- /tfjfo laster. Door de Zinlijke verftaat men eene kennis of bewustheid van al het geene , dat betrekking heeft tot het geheele Leerfluk der Aderlaatingen. De' Perfooneellijke zijn: een bedaarde geest; goede Lichaams gefteldheid; een goed gezicht; geene grove bevende of trillende Handen ; een fijn en teder gevoel, en eindelijk, het gebruik zo wel der linker- als rechterhand. Verdee- Vier afdeelingen maaken het Leer/luk deeling van r\ i dit Leer- zer Operatic iut- als: fluk. i. Je Aderlaating in het algemeen, 2. de uitwerkjelen van het Aderlaaten, 3. de bijzondere Aderlaatingen, en eindelijk 4. de toevallen, welken op het Aderlaaten konnen volgen. EERSTE AFDEELING. van HET AüEELAATEN in het ALGEMEEN. Wat het Het eerste deel der Aderlaatingen bevat voor eerftedeel bevat. ' eerst voor den Leefiiji van den Grooten hippocrates : —. zijnde na Rekening nu meer dan drie duizend jaaren geleeden. Zie Ulhoorn's aantekeningen op L. Heister Heelkundige onderwijzingen. 2. deel, bladz. 464.  EN DESZELFS TOEVALLEN. § eerst,— dekennis van het wezen, verfpreiding en benaaming eener ader, in tegenftelling van eene flagader, zenuw* pees en watervat; ten twee' de, — de plaats, waar adcrgelaaten kan worden; ten derde, — de werktuigen, benoodigd tot deeze Operatie; ten vierde, — de oplettendheid van bijzondere voorwerpen cn gevallen, waar in men Aderlaat; ten vijfde, ■—■ het Handwerk zelve; ten zesde,— de hoeveelheid van het afgelaatcn bloed; cn eindelijk ten zevende, — de befchouwing van hetzelve. i.) van de Aderen enz. Aderen (yen}n> uiteinde der flagaderlijke zo wel bloed- als watervoerende vatjes, holligheden, cn oppervlakten der huid; en eindigen, van tijd tot tijd verëenigende cn grooter wordende, in de rechter holligheid van 't hart. ■ Zij beftaan uit vier Vliezen of Rokken (Mem- DerzelIrance feu Tunica) : als , een vatachtig (vets* ken.R°k' ctdofa) , een celachtig Ceellulofa), een fpierSchtig {ffiufculofa), cn een zenuwachtig (jiervea~). De omloop van het bloed (circulatio fan- Omloop guinis) gefchiedt, wanneer èelong in de uita- yoJj1" A s de-  4 OVER HET ADERLAATEN deming, door werking der borst- buik- en middenrifts - fpieren, als in een gedrongen wordt; het bloed als dan uit dezelve, door de longader (yena pulmonalis) in het linker oor en de linker holligheid van 't hart wordt uitgeftort; welke het vervolgens, door deszelfs zaamentrekking (fy/Iole) in de groote flagader (arteria aorta') voortftuuwt, die het eindelijk met beurtelingiehe zaamentrekkingen, door derzelver op- en nedergaanden /lam, naar alle de deelen van het Lichaam tot deszelfs onderhoud omvoert: —van waar het overgebleevene door de bcginfelen deiAderlijke buisjes wordt opgenomen , en door de geduurig van achteren aankomende perfing, gepaard met behulp der Klapvliezen (yalvula) en werking der Spieren, al van kleinder in grooter cn grooter wordt voortgeftooten, tot dat het zelve eindelijk in den opper en neder gaanden flam der kolader Qruncus vence cava fuperior & inferior) overgaat (*), die het verder in het rechter Oor en de rechter holligheid van 't Hart uitftört: Vervolgens wordt het door de Longfiagiider QAr- . teria (*) De bovenfte ftam der Holader (yena cava adfcendcns, vel truncus fuperior) ontvangt al het bloed boven het hart gelegen; als van het Hoofd, den Hals, de Armen, en het bovenfle der Borst. — De onderfte fiarn (yena cava defctndens, vel truncus inferior), daarentegen, al het geene, dat van de onderfte Ledemaatent Bekken, Buik en het onderfte der Borst voortkomt.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 5 teria Pulmonalis) tot eene nieuwe bereiding, met de nieuwe uit de Borstbuis (ductits thorackus) bijgekomen Chljldeelen, in de long overgebragt. Hier nu, in onzichtbaare kleine bolletjes gekleinst , bewerkt, en met de verfche Luchtdeeltjes bezwangerd, gaat weder op nieuw, zo a's wij hier voor gezien hebben, in de Longader over. Het onderscheid tusfehen eene Ader en OnderSflagader ligt hier in: voor eerst, de Slagaderen tusfehen hebben haaren Oorfprong uit de linker holligheid eencAd« ö ° en Slag- Van t Hart e;i verfpreidea zich, in tegenftel-ader. ling der Aderen, naar en door alle de deelen van 't lichaam; ten tweede, de Slagaderen voeren het tot voeding bezwangerd bloed; de Aderen daar . entegen, dat geêne, welk meerendeels deszelfs voedende kracht verloorea heeft; ten derde, de Slagaderen kloppen en voeren haar bloed fnel en hortende om; de Aderen hebben eene ongevoelige min of meer evenredige beweenng; ten vierde, de Rokken der Siaga.ieren, fchoón met die der Aderen in eea geril, zijn dikker, fterker, en hebben eene za.vuentrekken de "beweeging, in tegenftelling van die der Aderen; ten vijfden, de Aderen zijn wijder, ruimer, en in het algemeen oppervlakkiger en zichtbaarder ouder de huid geplaatst, dan de Sla0aderen; A 3 ten  Handen, Manlijke roede, Heup, Kuiten, en eindelijk de Voeten. Welke ^an HET Hoofd worden vijf Aderen eeoAderen n aan het pend: als , geöpend De voorhoofds - Ader (yena frontalis), geleworden. gen op het midden van het voorhoofdsbeen, van tusfehen de wenkbraauwen oploopende. De Slaap-ader (yena temporalis), aan de flaapen van 't hoofd, ter plaatfe der (laapbeenderen , en de zij de lij ke deelen van 't voorhoofdsbeen, gelegen. De Ooghoeks-ader (yena angularis), geplaatst tusfehen de oogleden en de zijde van den neus. De Neus - ader (yena nafalis), gelegen aan den top van den neus, tusfehen en in het midden der wee neuskraakbeenderen. (Zie de afbeelding cn plaats deczer vier Aderen op pl. I. fig. i). De. Kikvorsch - Ader (yena raninaf), onder de tong ter zijde van den tongriem (frenulunf) gelegen, De  EN DESZELFS TOEVALLEN. 9 De vier eerflen deezcr genoemde Aderen ont- Waar lasten haar bloed in de uitwendige Krop'dderen ten Zjch (yena Jugularis externa); — doch de vijfde 0f oa[lilsten' laat/ie in de inwendige Krop'dderen (venceJugularis interna.) Aan den Hals worden de uitwendige Krop- lauden Hals. aderen (Vena Jugularis externa) geopend, gelegen ter zijde van de Luchtpijp (afpera arteria), en het Strottenhoofd (larynx). — en iïorten haar bloed uit in de Onderfleutelbeens - aderen (yena fubclavia), die het verder in den bovenden ftam der Htlclder overvoeren. (Zie de afbeelding pl, I. fig. i). In het vouwen van den Arm worden vier Op dea Aderen geopend : als, De Hoofd-ader (yena cephaUca"), liggende aan de buitenzijde van het vouwen des Arms. De Lever - ader (yena baflica), aan deszelfs binnenzijde, ter plaatfe van den arm flagdder (arteria brachialis) gelegen. Uit deeze twee takken komt de midden-ader (yena mediana) voort, welke inecrendeels fchuin van den eenen in den anderen loopt, en waar onder de Pees van de tweehoofdige - fpier (musculus biceps) en derzelver uitfpanzel (apeneurofis) gelegen is. De ellepijps - ader (vena cuhited), loopt aan A 5 den  io OVER HET ADERLAATEN * den binnenkant van den arm, ter plaatfe van den binnenften knobbel (condylus interims) van 't ellebeen. (Zie over deeze aderen pl. I. fig. a.) Deeze • Aderen ontlasten haar bloed in de Oxel ader (vena axillaris), die het verder, even als de Strotaderen, aan de onderjleutelbeensader overgeeft. hand dC °P DE HAND W°rdt de ^inkdder ivena fal' vatella) en de Hoofd-ader (yena cephalica) geopend. — De eerfle is die , welke uitwendig op de Hand na den Pink loopt: de andere heeft gemeenlijk tusfehen den duim en vootften vinger Plaats. (Zie pl. I. fig. 3.) vanwaar Zij zijn beiden afkomftig van de Lever- en gom- Hoofd-ader. aan de Aan de manlijke Roede (penis) opent men Roede. , „ de ader, die oveï het bovenfte van dezelve heenloopt; zijnde een tak van de uitwendige Schaam* ader (yena pudenda externa), en eindigt in de uitwendige Darmbeens-ader (vena iliaca externa). aan de Aan de Heup wordt de uitwendige HeupHeup. afar (vena isciatica externa) geopend, boven het Dijebeen ter zijde van de Heup gelegen. aan de Aan de Kuit , de Kuit-ader (vena furalis), Kuit' in 't achterfte en midden der Kuit geplaatst. Op den Op den Voet wordt de in- en uitwendige Voet. moe-  EN DESZELFS TOEVALLEN. ir moeder- ader (Vena Saphena in & externa) geopend: loopende langs den binnen en buiten enklaauw, tot over den geheelcn voet, (zie pl. I. fig. 4-) Deeze Vaten, als ook die van de Kuit en ^a"zj| Heup, eindigen in de groote dijeader (Venai3slea. cruraV.s), die verder het bloed in de inwendige darmbeensader (Vena iliaca interna} en van daar in den nederdaalenden (lam der Hola der over brengt. 3,) Over de Werktuigen benoodigd tot het doen eener aderlaating. De werktuigen (inftrumenta) tot deeze o- Welke , , ... werkiui- peratie behoorende, zijn de laatband en het gen gebe. lancet. zigdwor- den. De laatband is een Roode Rechtdraads laa- Watde ken of Saaijen band. Eén en een half Laatband is. el lang, en één duim breed (*). Het Lancet (lancetta feu phlebotomus) is een Het Lanklein mesje, welks Lemmer lensgewijs gcflee-cet' pen (*) De Laatband moet niet breeder dan déa duim zijn : breeder zijnde , zoude hij niet genoegzaam drukken : te fmal weezende, knelt hij, en veroorzaakt pijn. Ook moet men nimmer eenen gebreide» Laatband gebruiken , om dat dezelve te rekbaar is, en deszelfs kjnten knellen.  t* OVER HET ADERLAATEN pon is zeer puntig, tweefnijdend, en vast in eene kas, welker vleugels of fladen aan derzelver boveneinde van eikanderen gaan; doch aan het lemmer door een koper-ftaafje verëenigd zijn. Het zelve wordt verdeeld , in zijne kas en lei;:uier. De Kas beftaat uit twee kleine dunne fchildpadden of baleinen plaatjes, dienende om het lemmer te bewaaren. Het Lemmer wordt weer in drie deelen, als de punt, het midden en het achtirfte verdeeld. Deszelfs vooreinde, dat de punt maakt, behoudt altoos in zijn midden een weinig dikte; doch dc zijden verminderen aanmerklijk, en maaken twee zeer fcherpe fneeden en eene zeer fijne punt uit: — dit gedeelte noemt men het gebruineerde, doch het achterfte ftompe het on- gebruweerde van het lancet. De=7«!fs De gugotte van een gewoon Lancet moet aan groutte. ° deszelfs lemmer ten hoogden êéne duim en zes linten lang, en vier linien breed zijn. Het gebru'neerde dient op zijn minst zeven linien in zijne lengte te bevatten. — De Kas is , na evenredigheid van het lemmer, een weinig grooter. — Ook moet het lemmer altoos van uitmuntend goed welgetemperd ftaal zijn. Vier Vier forten van Lancetten worden in de ge- ° "te " wooue pre üijk gebezigd. Eer^e foort. tic£ eeiPe noemt men Gakstekorn Lancet (Lan-  EN DESZELFS TOEVALLEN. li (Lancette a greins d'orge) , Hebbende eene punt in vergelijking eener Garjlekorn. — Dit lancet is breeder dan de anderen, en het verfraait niet dan digte bij de punt. De eerstbeginnenden moeten zich van dit foort bedienen, cm dat zij, hier ineede alleen fteekende, eene genoegzaame opening maaken. Het tweede is het Haver -Korn Lancet Twsede _ 'P , fooru (lancette d grains d avome;) dit heelt de punt langer dan het voorgaande. Het is zeer gemaklijken meest in gebruik, en zeer gefchïkt om zo wel diepe als oppervlakkige vaten te openen. Het derde is het ijramieds of S langen tongs Derde Lancet (lancette ct pyramide) , hebbende eene{k)oru lange fijne fpitze fcherpe punt, beginnende van zijn achterfte (bij de kas) af finalder te worden, loopende geftadig minder tot aan de punt. — Het wordt in de diepstliggende vaten gebezigd, en moet nimmer van eenen Leerling o'f onhandigen Aderlaater gebruikt worden. De vierde en laat/Ie zijn kleine nette lan- Vierde cetjes, (lancette d petit fer genoemd). — Zij zijn zeer gemaklijk in de handen van een geoeffend Aderlaater, bij den welken zij ineermaaien de voorkeur hovende anderen hebben.(zie de afbeelding deezer lancetten pl. I fig. 5.6. 7. 8.) (*). 40 (*) In vroeger tijden wierden verfchillende inftrumenten toe  I4 OVER HET ADERLAATEN 4) de oplettendheid van bijzondere voor-* werpen en gevallen, waar in men aderlaat. Inleiding. De Aderlaatingen, welken door eenen Geneesheer zijn voorgefteld, konnen min of meer vei- tot de aderlaating gebezigt. —' Men merkt aan , dat tot aan de twaa'fde Eeuw een puntmes (byftorie~) in gebruik was. — Daarna beeft men een foort van vlijm uitgedacht, dat hier te lande nog door de Smits, om Paarden ader te laaten, gebezigd word. — Eenige Heelkundigen in Frankrijk hebben een inftrument op de manier als eenen boog, waar in de vlijm den pijl verbeeldt , en door eene veerachtige voortftuuwing in de ader wordt ingedrukt, uitgedacht. — Anderen wederom hebben lancetten met kromme punten voorgefleld , welke zij , om de kwetfing van onder of bij gelegene deelen te ontgaan , fnijdende gebruiken. — Doch alle deeze foorten van bijzondere inflrumenten zijn, zo niet geheel, ten miniton meerendeels, om hunne lompe of ongefchikte gedsante , buiten gebruik. , Echter nog veelen, vooral in Duitschiand (eet ige ook hier als elders), gebruiken lancetten met eene fpringveer (Snepper genoemd) tot deeze operatie ; doch, onzes bedunkens is het lancet boven dit werktuig te verkkzen: voor eent, omdat de bewerking van de Sneppcr meercndeils buiten onze direcl.'e, en bij gevolg zeer ligt te diep, te ondiep, of (vooral in flappe losfe vaten) kan misdaan, en bier door min of meer ongemakken veröorzaaken: -*ten anderen , konnen de Sneppers nimmer veilig in diep liggende vaten, of bij zuiken, waar onder onmiddelijk eene Slagader , Pees, het Beenvlies enz. gelegen is, ge' bruikt  EN DESZELFS TOEVALLEN. 15 veilig aan den kant des Aderlaaters, zonder nader onderzoek, of in achtneeming van bijzondere gevallen of omflandigheden verricht worden (*). Echter gebeurt het veehnaalen, dat, zonder het voorfchrift van eenen Geneesheer, Aderlaatingen worden in het werk gefield; dierhalven is het niet alleen noodzaaklijk, maar ten uiterfle noodig, dat degeenen, welken deeze Operatie ocffenen, eene naauwkcurige kennis bezitten, van al het geene , dat tot bijzondere voorwerpen en gevallen betrekking heeft. De bruikc worden: — en eindelijk, maaken de Sneppers, bij het affpringen hunner veeren, een min of meer geluid, het welke, bij aandoenlijke Lijders veelmaaïen fchrik veroorzaakt. — Dit alles heeft men van het Lancet minder te wachten, het welke van de befii^ring onzes vrijen wils alleen afhangüjk is. Wij willen dierhalven liever alle kerende Aderlaaters aanraaden, zich aan het gebruik van het Lancet te gewennen, en geene andere inftrumenten, vooial ongeoefend gebruiken. (*) Nogthans is een oplettend Aderlaater in de verplichting, dat, wanneer hij overtuigd is van het onnut of de fchaadelijkheid der voorgeftelde aderlaating , dit alvorens onder het oog van den Geneesheer te brengen , en deszelfs advies nader af te wachten. — Immers zouda buiten dit de Aderlaater zich zei ven, willens en weetens, van verzuim bezoedeld vinden.  16 OVER HET ADERLAATEN Waarop De oplettendheid van eenen Aderlaater moet Jaater dierhalven bepaald zijn: dient acht yoor eerst 0pt|e krachten, den ouderdom, de te gee- ' vea. manier van leeven, en gewoonten zijner Lijderen; Ten tweede, omtrent den tijd,* Ten derde, bewustzijn, in welke gevallen hij mag en moet aderlaaten; Ten vierde , toezien, of 'er geene omftandighden of toevallen zijn, welke de aderlaating verbieden; en eindelijk, Ten vijfde, in acht neemen, welke, en wanneer eener zwangere vrouw, mag, en moet adcrgeöpend worden. Krach- ir) Omtrent de krachten maakt men onderten' fcheid tusfehen fterke en tedere perfoonen ; terwijl de eerften met minder fchroom vrij groote en aanzienlijke aderlaatingen verdraagen konnen, daar nogthans bij de laat/len de ontlasting zeer klein, omzichtig , en in weinig hoeveelheid gefchieden moet. dom"" 2'') ^6 0UDERD0M k°mt m aanmerking, om dat aan Kinderen, noch bij Hoog Bejaarden eene aderlaating nimmer, dan in dringende omftandigheid, moet in 't werk gefield worden. De reden deezer uitzondering beftaat , daar in dat naamelijkbij Kinderen zo v/el als bij Hoog Bejaarden , de middelen van huns leevens - onderhoud, min of meer, door de venrüiidering van hun bloed  EN DESZELFS TOEVALLEN. 37 bloéd worden te kort gedaan; naardien de vermeer' derde bloeddeelen zo fpocdig riet dan bij volwas/ene en fferke Perfoonen worden yoortgebragt; en hier uit natuurlijk, of eene verhinderde groeijing bij de eer fen , — .of eene vermindering der lee- venskracht bij de laatflen moet voortvloéijjèrii De Manier van Leeven toont ons, dat de Man;er geenen , welken eene werkzaame Lcevenswijzc van lee- ven. oefTenen, zwaar arbeiden en fterke voedzelcn gebruiken i riiet minder fchroom mogen en konnen Adergelaaten worden, dan zuiken, welken juist het tegengeftelde van,deezen üitmaakeri. Dè. Gewoonte , eindelijk, leert den Aderlaa- Gewoonter, dat hij bij de geenen, welken gewoon zijnte* eens of meer maaien 's Jaars, op gezette tijden Ader geopend te worden, bij dezelve Vrij onbefchroomd deeze Operatie (zo 'er geene verbiedende ómrtaiidighederi zijn) kan verrichten: —— ca?r nogthahs bij die, welken dit niet ge woon zijn, ofwel nooit zijn adergelaaten meer omzichtigheid jnoet plaats grijpen. < 2.) Den tijd der Aderlaating verdeelt men, qJ' in een" tijd vM Noodzaaklijkheid', en in eenen Cchejdj tijd van verkiezing. des t)'d' De tijd van Noodzaakltjkhfid is die, waarT..,} in men aamlonds de Opératie moet verrichten, nóodS envehb-ekt geen uitftel om dringende Redenen Ujklieid' kan gedoogd worden. B' De  ï8 OVER HET ADERLAATEN Tijd van De tijd van verkiezing komt in Aanmerking zinkie' omtrent het jaargetij en den tijd van den dag. Wanneer men volgens gewoonte ofvoorbehoedend aderlaat, verkiest men de Lente of Herfst, als de gemaatigfte tijden van 't jaar: — doch wanneer dit in den Zomer gefchiedt, het koelftevan den dag. — de tijd van den dag wordt het best V morgens, nuchter en , of V namiddags vier of \ijf uuren na den eeten genomen (*> — Zo de maag ledig is, zijn alle uuren van den dag tot de adërlaadng van het zelfde nut. Gevallen 3, De voornaamfie gevallen, waar in eene Aderde A- laatin& van nut kal1 ziïn'zullcn wiJ tot^g»* bijzonderiating dere ondertleelingen brengen, als: .veteifcht ^ - I.Ill worde. (f!) Wanneer men kort na den eeten aderlaat, tapt men gemeenlijk veel chijl (chij/us) met het aderlijke bloed sf; doordien het zelve in zo een korten tijd , nog niet genoegzaam bereid, en tot voeding van het lichaam ktn gefchikt zijn; maar noodwendig dit laaifte, door den overvloed uit de Slagaderen in de Aderen moet overgaan: — dit bewijst ook de witte melkachtige korst (crusta), die men op het (anderszins gezonde) kort naden eeten afgetapte bloed gewaar wordt. In eene voorbehoedende aderlaating wordt vooraf de zuivering der eer/ie wegen (Fice Prima) zeer anngepreezen, doordien deeze onzuiverheden overgebleeven zijnde, in de ledig gemaakte aderen (indringen, en het bloed met deeze haare deeltjes doen bezwangeren.  EN DESZELFS TOEVALLEN. ig ï. In bijna alle Heelkundige geyallen, waarin Ontfleeking en Koorts gevreesd wordt: als, Beenbreuken (fraÏÏitra), Uitledingen (luxaiiones), Kneuzingen (jsontujïones) , Wonden UY'tinera) , Brandingen (ambu/liones) enz. a. In hevige Bloedftortïngen (kamorhagiones) het zij uit den Neus, de Long, de Baarmoeder, Aanbcien of elders. 3. In alle foorten van Ontfteekingen (ir.ftamationes), en in 't bijzonder in die der Hersfenen (phrenites), Oogen (ppthalmne),Keel(>«gince), Long (peripneumonia) , Ribbenvlies (pleurites) of andere deelen. 4. Iri hevige pijnen, fpanningen, benaauwdheden, ituiptrekkingen, beroeitens, hartkloppingen enz. 5'. In hevige gemoedsbeweegingen , als, fchrik, vrees, gramfchap, bUjdfchap enz. 6. Bij Drenkelingen, Verworgden, en bij zulken, die door befmette lucht, of dampen, van metalen verdikt zijn: of overal, waar de leevendmaakende beweegingen fchielijk door een of ander toeval gedreind worden. f. In verpoppingen der géwoone ontlastingen , als die der maandzuiveringen, Aanbeiéri enz. p, Eu eindelijk bij zodanige voorwerpen, 0 * bij  20 OVÈR HET ADERLAATEN Gefield, hedens waar in de aderlaacinglchaadelijk is. bij welken. eene te overvloedige valfche of yvaare Bloedrijkheid plaats heeft (*> 4) Degesteldhedens, waar in eene aderldating fchaadeüjk , en zomwijlen gevaarlijk kan zijn, zullen wij in veertien klasfett begrijpen, als 1. Bij zwakke en krachtelooze Lijders, 't zij uit de natuur > of dat eene voorgaande ziekte. (*); De waare Bloed Jujkheid (plethora) komt. meerendeels bij zodanige voorwerpen , welken gewoon zijn gulzig en meer te eeten, dan tot leevens onderhoud van 't lichaam vereischt wordt; gepaard met een ledig en Uilzutend leeven, — Als ook door verzuim van natuurlijke of door konst gemaakte bloed - ontlastingen. De Kentekenen zijn: eenebloozende roode kleur; eene opfpanning der bloedvaten; loomheid en vermoeidheid der Leden; naeenig werken , wandelen of buitengewoone beweeging, volgt gemeenlijk eene fchielijke krachteloosheid, vermoeidheid, moeijeiijké ademhaalïng en hartkloppingen; v'eelmaalen worden dusdanigen met fterke en aanhoudende hoofdpijnen gekweld; zommigen hebben eenen diepen, anderen wederom eenen onrustigen afgebroken flaap; fchielijk bukkende, worden zij ligthoofdifi en duizelig; in de Bors: wordt zomwijlen eene persfing en benaauwdheid waargenomen ; en eindelijk, als na eene natuurlijke of konsiige bloed - ontlasting verligting befpeurd wordt. Hevig; blosdllortingen, in en uitwendige ontfteekingen, heete koonfen , zinkingen, kramptrekkingen, fchielijke beroerteiis, fterke flaauwtecl, verftoppingen, vochtsbederving en nog veele anderen, zijn de gevolgen deeze/ ziekte.  EN DESZELFS T0EVALL3N. ar te , nachtbraaken, wellusten, of onmatige oefeningen 'er oorzaak van zij. a. Bij die , bij welken zich eenen flappen, Zwakken, flaauwen, onëvenredigen Pols opdoet. 3. Bij die,wiens uiteide Ledemaaten veeltijds of altoos koud zijn; eene fchraale Lee» Venswijs hebben; en weinig voedende fpijzen gebruiken. 4. Bij die, wiens Leeven hard, arm, en werkzaam is. 5. In Teering, Teering-koorts, of andere langduurige (kepende Zièkteris. Bij deeze vijf voorgeitelde voorwerpen kan de natuur niets misfen; bij gevolg zoude men door bloed-ontlastingen, de bronnendier onffelteldhedens, nieuw voedzel aanbrengen. 6. In verhardingen (jndurattones), veretteringen (fuppurationes), het vuur (fphacelus), cn gezwellen (tumores), daar noch volbloedigheid, noch koorts plaats heeft. 7. In gezwellen en verzweeringen, welken uit eene Ziekte -fcheiding (crifis.) voortkomen; of in die, welken tot eene verettering (fupptir ratio) moeten overgaan. 8. Bij bloedftortingen(/fe*«o/7^/o»«),daar reeds een ai te groot gebrek van bloed plaatsheeft. 9. Bij de in zwang gaande Zinking- ca B 3 - kwaad-  |9- C¥ER HET ADERLAATEN kwaadaartige koortzen (febres Catharraïes & matigna'), en vooral wanneer de Lijder zwak is. i o. In fcheurbuikige, jicHtige en waterzuchtige gebreken (*). n. In tusfehen-poozende koortzen, (febres intermittens), als ook in eene huivering, welke de voorboode eener koortze zij. 12. In alle geraakthedens , en foortgelijke ongemakken. 13. Ten tijde van zommige ontlastingen, als hevige Buikzuiveringen, Buik en Roödeloop, fterke uitwaasfemingen , vloeijing der Aanbeien, Maandzuiveringen enz. 14. Eindelijk moet men nimmer aderlaaten in befmet lelijke ziektens: want door de vermindering der bloedkolom, wordt het befmet- tend (") In alle foorten van Waterzucht kan en mag de aderlaating niet achter weege gelaaten worden; vooral niet, wanneer de waterzucht ontftaat 1) door dat het ' bloed niet genoeg bevrijd wordt van die waterachtige ièelen, welke het in eene te grootemenigte bezit; 2) het gebrek fchielijk ontdaan zijnde, en de lijder fter'k en bloedrijk is; en eindelijk, 3) in eene pas ontftaane waterzuchr,, tusfehen vel en vleesch, wasr de longen zeer zijn aangedaan, en waar meede koorts verzeld gaat.... Zie hier over de Verhandeling der Waterzucht door den Hoogleeraar monro bladz. 3p. en de daar nevens zijnde nuttige aanmerkingen.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 23 tend gift (virus) fpoediger, vrijer en gemaklijker door de geheele masfa verfpreid (*). 5. Het is eene bijna algemeche gewoonte Aderlaonder zwangere Fr ouwen , om zich op de helft zwangehaarer dra2,t eene ader te doen openen; — doch rendeeze gewoonte, hoe algemeen ook, heeft echter haare uitzonderingen , en zoude gevoeglijk onder deeze volgende regelen konnen begreepen worden. Ten eerfle, of eene Vrouw gezond, fterk Wordtincn arbeidzaam is. felf ve'-'. Ten tweede, of zij een teder, zwak en week- deeld. lijk geftel bezit. Ten derde, of zij gezond en bloedrijk is, veel eet cn weinig beweeging heeft. Ten vierde, of eene zwangere vrouw, voor haar zwangergaan, gewoon was, aan hevige en fterke maandzuiveringen, en eindelijk Ten vyfde, of 'er bij eene zodanige, dringende (*) Schoon wij nogthans in de Ziektens en ongefteldhedens , welken in deeze voorgeftelde veertien afdeelingen begreepen zijn, de aderlaating onnut en fchaadelijk hebben voorgelteld, konnen er echter omftendigheden zijn, welke dringende Redenen tot het doen deezer operatie geeven ; en hier op dienteen Oplettend Aderlaater'naauwkeurig een waakend oog te vestigen. B 4  |i OVER HET ADERLAATEN de omftandigheden, waar in het aderlaaten vereischt wordt, zich voordoen. Eerde en Wat de twee eerstgenoemde (fchoon twee teW^l genïtnjdige voorwerpen) betreft, daar in behoeft, ja behoort mijns bedunkens, in de loop haarer geheele zwangerheid nimmer adergelaaten te worden : want in de eerfle werkt de natuur regelmaatig , cn zal door de arbeidzaamc leevenswijzc tot geene overtollige bloedsvermecrdering gelegenheid geven. En bij de tweede zoude de aderlaating fchadelijke gevolgen konnen hebben; doordien uit de vermindering van het bloed, de vermindering van *s leevens onderhoud gebooren wordt: en bij gevolg zoude hierdoor Moeder en Kind van 't noodige Leevensvoedzel beroofd worden. DerJe. In het derde voorwerp is de aderlaating; in tegenftelhng der twee voorigen, nuttig ja noodzaaldijk: want door de bloedrijkheid en derzelver géduurige vermeerdering worden de bloedvaten te veel opgevuld; de Vrucht ontvangt meer, dan vereischt wordt; en de noodige uitzetting der Baarmoeder wordt belemmerd: hieruit ' zoude eene miskraam (abortus) of andere toevallen, zo de aderlaating verzuimd wierdj verwekt worden. ... ■ In het vierde geval is het noodzaaklijk om vierde. ° J 1 tegen den tijd der gewocne maan4elijkfche ont- ' ' las-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 9$ lastingen eene ader te openen , en dit eenige maanden achter den anderen, ja zomwijlen wel de geheelc dragt door, ieder maand te herhaalen, om een te menigvuldig bloed van de Baarmoeder af tc leiden, het welk anderzins veelmaalen doet miskraamen. En eindelijk, wat het laatfïe geval-betreft,Vijfde,, daar in kan en mag men altoos van den gewoonen regel afwijken. — Immers zijn de gevallen van Keelontfl eekingen, Zijdewee'n en menigvuldige andere hevige ziektens genoegzaam in getal, waar in men zonder nadeel van Moeder en Kind herhaalde aderlaatingen verricht hadde (*). 5). van het handwerk eener aderlaating. Door het handwerk verftaat men de werklij- Wat het ke uitvoering der operatie zelve. handwerk De oplettendheid van den Aderlaater moet bepaald zijn, wat voor, wat onder en wat na de operatie moet verricht worden. Voor de operatie wordt vereifcht, het gereed 1 (*) Hier van' vindt men , onder anderen, een aanmerkelijk geval in Uart de Saigner pag. 71, alwaar verhaald wordt van eene Vrouw, die ogt en veertig maaien geduurendehaare zwangerheid, mee een gelukkig gevolg, was adergelaaten. B5  OVER HET ADERLAATEN Wat voer reed zijn van den noodigen toefiel; welke belïaat: in tie ver" een laatband, lancetten, een bekken of kommet- richt *e om iiet; bloed te ontvangen, eene fpons, een wordt. £o?» ww^r, (en zo men op de hand of den voet aderlaat een vat of emmer met genoegzaam warm water gevuld,) één ol twee kompresfen, een zwachtel, twee of meer [pelden, een glas met -water, azijn, brandewijn, of ander geestrijk vocht, een handdoek, noodige helpers, en eindelijk , zo men van het daglicht geen gebruik kan maaken, een ontfiooken, wasch of kaarslicht. Wat «»- Onder de operatie wordt voor eerst acht geSNIJDING is c^e t'Jc^' ^ie noodig is om den weg van binnen buitenwaards te verwijderen. — Geduurende den eerflen tijd, doet men den fteek met de punt en de twee fnijdende zijden: — en geduurende den tweeden, vergroot men de opening van het vat en der bekleedzelen met liet hovende fnijdende deel van het lancet. Het inbrengen van het lancet is verfchiüende, Hoe het «i oppervlakkige, cn in diepliggende vaten. wordt in *n ^PPervl^^êe vaten wordt het lancet min gebrpgt of meer fckuin ingevoerd: doch in diepliggende moet het bijna loodrecht ingebragt worden (*). De Opening der vaten gefchiedt in de groo» Hoe de te recht, de kleine1 dwers en de middelmaatige öpend ge'fchuin (zie pl. I. fig. io). Schoon onzes be- worden. dunkens, deeze laaide, in alle foorten van vaten de vcrkicslijkfte zij. — De eerfle manier kan ïigtelijk door de wegrolling van 't vat misfen; en het bloed loopt veelmaalen niet genoegzaam uit: — in het tweede geval, loopt men niet zo zeer gevaar om de Ader aftefteeken, maar het wond- (*). Wanneer men in diepliggende vaten het lancet fchuin wilde invoeren , zoude men veelligt over de Ader en dus misfleeken. —— Deeze ligging heeft meest bij vette perfoonen plaats; en bij zodanige is minder vrees voor Slagader, Pees.Oi Zenuwkwetzing.  EN DESZELFS TOEVALLEN. S wondje heeft zomwijlen eene traage Sluiting:;—> bij gevolg blijft de laatjïe, waar in dit voornoemde na evenredigheid zo veel niet te vreezen is, als de veiligfte over (*). Na de Operatie maakt men den drukband Wat ris de Opera» los,(verönderitel.lende dat er bloeds genoeg ont- üe verlas zij) ; men zuivert het wondje . en voorziet het verder met een behoorlijk verband 6). (*) Er wordt verfchillende gedacht, of men naamelijk eene groote, dan we! eene kleine opening in de Aderlaating maaken moer. Met beste hier in is, dat de grootte vau de opening geëvenredigd zij aan de grootte van het vat: , , en wanneer de vaten zulks toelaaten , liever eene ruime, dan eene kleine opening de voorkeur verdient. — Niet zo zeer, gelijk veelen te onrecht gelooven, als?of men door eene kleine opening het beste bloed aftapte; dit is een verkeerd gevoelen, nadien de veneuze bloedbolletjes,het zij dezelven in een groot of klein getal zijn, echter hun eigen wezen behouden; en bij gevolg zo wel in hun kleinder als grooter deelen (zo er iets plaats heeft) ontaart konnen zijn: — maar man verkiest eene grooter opening, om dat het bloed hier door vrijer en ruimer kan uitloopen en dus fpoediger aan het oogmerk zoude voldoen. (t) Men moet deeze geheele operatie met zo weinig oraflag verrichten, als immers moogelijk is, om geene onnoodige vrees of fchrik aan de omftanders, veel min aan den geenen, die adergelaaten zal worden, aan te brengen. ■— Dionis verhaalt van eenen in zijn tijd voornaame Chirurgijn , welke meest tot aderlaaten te Parijs gebruikt wierd  go OVÈB. HET ADERLAATEN f5.) Over de Hoeveelheid van het AFGELAATEN BLOEDi Verdee. De hoeveelheid heeft' betrekking , of tot 'ing* ééne, dan wel tot herhaalde Aderlaatingen. Hoe veel Het is niet ligrelijk te bepaalen, hoe veel bloed eensdaf°P °P een!}iaal moet afgelaaten worden. — Eene gelasten laating tusfehen vijf en tien oneen zal inde meeswordt. ,, „ , ' ,. . te gevallen genoeg zijn. Doch hier m moet in aanmerking komen, de krachten van den Lijder, en de Redenen waarom hij adergelaaten wordt. — In de meeste gevallen is het beter wat minder, dan te veel aftelaaten: veelmaalen is' het nuttiger, dat men twee dagen na elkan deren aderlaat, dan dat men op eenmaal te veel bloeds aftappe, en hier door het lichaam te veei verzwakke (*_). Hoé wierd; „ dezen, zegr hij» doet deuren en vensters flui,) ten, hij wil niet dat 'er iemand zal fpreeken of over „ de kamer gaan: hij maakt zo groote bereidfels en neemt „ zo veel voorzorg om eene ader te laaten, als of hij ee,, nen arm of een been ging afzetten!*. Chir. Oper. pag. 511. Te recht belacht deeze beroemden Heelmees¬ ter deeze zotte en fchaadelijke manier. (*0 Het besta teken, zeggen zommigen, dat er bloeds genoeg door deLaatiisg ontlast is, is, als het hooger van kleur wordt: — en dit gefchiedt gemeenlijk na dat vier zes of agt oneen afgelaaten zijn. — Wogthans zien wij deezen regel niet altoos vast gaan,  EN DESZELFS TOEVALLEN. 31 Hoe veelmaalen eene laating herhaald moet worden, daar van moet de Ziekte, Lichaamsgefteldheid, tijd, Jaar en enz, des lijders, tot eene Lijdfter verftrekken. Doch onnoodig aderlaaten, 't zij ongeregeld, of op gezette tijden van het jaar, kan nimmer dan kwaad en zomtijds van nadeelige gevolgen zijn (*> Herhaalde aderlaatingen geeft eene geftcldheid tot bloedrijkheid, nadien het bloed bij fterke perfoonenzich fpoedig weder herftelt:(f) — Want (*) De Baron van Smeten zegt, in de aantekeningen op de korte (tellingen van Bo: rhaave , „ mannen, die ,, aan dikwils herhaalde aderlaatingen gewoon zijn, lij„ den omtrent den gewoonen tijd der aderlaatingen dezelf- de ongemakken, als de vrouwen van opgehouden maand» ,, ftondén enz." I. Deel bladz. 288. (f) Dodart heeft opgemerkt, dat zestien oneen bloed door aderlaating ontlast, in een niet verzwakt mensch binnen vijf dagen herfleld worden. Hift.. de L'Acad. des Sciences Van. 1707. pag. 234. Deeze fpoedige bloedsherftelling blijkt nader in het geval van eene tfeyntje Andries, welke tot haar een en zestigfte jaar met eene overmaat van bloemrijkheid, meer dan zeven honderd maaien is adergeöpend, telkens van twaalf, veertien, of zestien oneen: — hier komt bij, dat deeze Vrijster oog vier Jaar en achter den anderen, van zo eene hevige bloedftorting ex utere achtervolgd wierd, dat zij in al dien tijd daar van geen halven dag bevrijd was. ^ie  n «VER HET ADERLAATEN Want door geduurigè AderlasltingCn worden de vastedeelen van het lichaam minder veerkrachtig J en geeft bij gevolg gelegenheid tót ruimer uitzetting voor aankomende nieuwe en vermeerderde vochten. Dierhalven is het nuttig, de gewoonten van veelmaalen in het jaar bij gezonde Menfchen voorbehoedend ader te openen zo niet geheel, ten minsten meerendeels uit de Genees- en Heelkunde te Verwijderen (*). 7.) Be- i\e Scultetus Wapenhuis der Heelmeesteren, 2 deel bladz. 837. en van eene Jufvrouw, welke drie Jaaren lang tweemaal in eene maand deeze operatie onderging, ibid bladz. 840. Nog aanmerklijker is het geen verhaald wordt in het Recueil de Mcdicine Chir. £?' torn. Vi. pag. 392. van' .een Vrouwsperfoon , die in negentien Jaaren, (van haar zestiende af/ ge~ee-kend) in opftopping der menjlrua voor deeze ongefteldheid duizend en twintig maaien is adergelasten : 80 maal op den voet, en 040 maal op den arm! (*_) Zie hieromtrend ook Galenus bij charter, Tom. X. pag. 4S5. Om zich van het onnoodig aderlaaten te gewennen, moet men dit in navolging der natuur, zo als dit bij het ophouden der menjïruce plaats heeft, (die van tijd tot tijd' in hoeveelheid verminderd worden, en komen ria langer verloop van tijd voor den dag, tot dat ze geheel ophou-' den: want fchieiijit ophoudende,volgen 'er doorgaans lastige toevallen op,) in hoeveelheid, en in tijd doen vermin*  ÉN DESZELFS TOEVALLEN. 33 7.) Beschouwing van het Bloed. Het bloed (Sanguts) is dat roode vocht, Wat rondloopende in de Aderen en Slagaderen, * ' hebbende zijn oörfprong van de Chijl. Het is zaamengefteld uit vier Hoofdfloffen Waaruit ZS -lllcll* (Elementa); als Water (Aqua), Vuur of vlam- getteld. vattende ftorfe (Ignis feu phlogislon), Zout (Sal), er Aarde (Terra;. Onmiddellijk na de Aderlaating vertoont zich ILs het het Bloed ais een dikachtig, donkerrood eendaan- 'JelT' ni ö ' de afiaf) /Ag; Vö^/: doch ftilftaande en koud wordende, ping zich verdeelt het zelve zichtbaarlijk in een rood"enooal' Vast, en in een Wit Geelachtig dunner gedeelte (*), Het roode vaste gedeelte (Cruor Saneui- „ v Het vaste ms) is eene Vezel- en Vliesachtige Zelfftandig-. gedekt. heidj en welke door eene herhaalde affpoeling, tot minderen: -—; bij Voorbeeld, m?n wagt eenige weeken langer, en tspt eenige oncrn 'm'nder af dan na gewoonte; dit neemt men in de volgende keer weêr in ach, ; tot dat men eindelijk op het harst dr,ar van geheel opnoud; en niet dan uit noodzaak aderlaat. C) Het Bloed nog warm (afgetapt) zijnde, daroot'er een waafem of geest uit, evenredig aan Water deelen; en uit de goede of kwaade Reuk deezefuitdampende P.offrn , kar. (zeggen Zdnmigen) veelmaalen des bloeds hoedanig, heid afgeleid worden. c  EN DESZELFS TOEVALLEN. 3? treft, het bloed als dan te dik, te taaij en te onvloeibaar is: en in tegendeel, wanneer 'er meer Wijedchtige, in evenredigheid van het vezelachtige gevonden wordt, als dan eene te groote verdunning en vloeibaarheid van het bloed plaats heeft (*). Door den aart verdaat men de hoedanigheid, De aars. van het vaste vezelachtige en van het vloeibaare gedeelte van 't bloed. ■ Wanneer het eerfle minder of langzaamer, dan na gewoonte zaamenftolt, veronderftelt zulks een • ge- , Doch deeze ftelregel heeft veel bezwaar in; wane bij den eenen Menfch fiolt het bloed, afgetapt zijnde, fchielijker dan bij den anderen: of wanneer het langzaam en als droppelende uitloopt, is het veelmaalen, eer hei gefcheiden is, koud en verdikt: —- ook maakt de tijd van 't jaar, als zomer en winter, hier veelmaalen verfchil in. Ook is het bloed, in 't algemeen, In zeer jonge men° fchen dun en waterachtig; dat van oude lieden dik en zwart; doch die van een midden ouderdom zijn 't gereedst om eene bloedrijke gefteldheid te krijgen. Zummige Natuurkundigen bepaalen, dat in eene te groote vermeerdering van het vezelachiige gedeelte, de zwartgallige gemaatigdheid (temperamentum melanckolicuni)i in de overvloed van wije, de waterachtige gefteldheid (tempèramentum pklegmaticuni), en in eenen te boven gang van het Roode gedeelte, de galachtige gemaatigcJJseid (temper amentum C'/ciericum) zoude beliaar* C 2  36 OVER HET ADERLAATEN gebrek van genoegzaame hoeveelheid dcezer doffe, of eene te overvloedigheid van water of flijrndeelën, of eene te groote beweeging van het zelve, of ook wel eindelijk, het gevolg mt gebrek van noodzaaklijke voedzelen. Wanneer het laatjfe, namelijk de wije, van een te lijmigen aart is, dan is dezelve vervuld met eenen overvloed van flijmdeelen. — Wanneer zij door ftilftaan en koud te worden, even als het vezelachtige dolt en dik wordt, geeft zij eene ontfteekingachtige gefteldheid te kennen. De kleu . De kleur van het bloed heeft meede betrekking, of tot het vaste, of tot het vloeibaare gedeelte. Het bloedis gezond, wanneer de kleur noch te fchitterend, noch te donker, maar bruin rood is. Van het Het vaste, of roode gedeelte , kan, of te bleek, Wanneer het te bleekib, vcronderdelt zulks een gebrek, of niet genoegzaam bewerkte, of door eenige ziekte ondergehouden roode bloedltoffe. Eene te hooge roodheid geeft eene te fnelle beweeging, om looping, en eene te groote verdunning van de roode bloeddeelen met de wije te kennen: en ontltaat door eene prikkeling, uit overvloed van keg, pekel, ofpiszouten, die onder hetzelve vermengd zijn. De  EN DESZELFS TOEVALLEN. 37 , De zwarte kleur is mccrcndeels een medgezellinne van oiiderfcheiden 1'cherpteiis, en het gevolg van bijzondere ontaarting van den geileden vochthoop. Ds wije, of het vloeibaare gedeelte, is of v<"*< het te wit of melkachtig, of te geelkleurig. v^°<-lbaa- Het eerfle ontftaat gemeenlijk, als de laating te vroeg na den eeten gedaan is, en daar door de Chijl, onder dezelve vermengd, meede afgetapt wordt (zie bi. \ 8 *). Hef laat (ie wordt door de vermenging der gal (bilus) onder dezelve voortgebragt. Zomwijlen vertoont zich eene witachtige korst De korst (crustaj op het vaste roode gedeelte. En'? hfl y r b bloed is, deeze is, of goed- of kwaadaart g. Goedaartig, wanneer dezelve zacht en vast- Goedaarhoudeud is, overeenkomt met gedolde melk,tlg» tuslchen de vingeren fmelt enz. —■ Deeze is als dan niet%anders dan Chijl, en bewijst eene te vroeg na den Maaltijd verrichte Aderlaating. Kwaadaartig, is wanneer deeze korst te dik, te vliezig, of zomwijlen geelof groenach- ofkwiad tig is, ■—■ crusta phlogiftica genoemd; en heeftaiTV£' eene vastheid gelijkende na zwoort, — voortkomende uit de meerdere zamenpakking en verdikking der vaste Zelfftandighëid van den algemcenen bloedhocp. Deeze korst vin*It men bij lijders, die aan heete C 3 ziek-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 39 fla"> Samenhangen; de korst op het bloed minder taaij, ligtdeelbaar, verfchillend van kleur, groenachtig, cn het bloed onder dezelve ontbonden gevonden wordt: — in dit geval, zullen de Aderlaatingen meer fchaade dan voordeel aanbrengen. De Aderlaatiw moet niet, zo lang de ont- Hoe lang to ö de Ader- fteekings-korst zich op het bloed vertoont, tel- ïaaung kens herhaald worden. — Men zoude buiten Jjjjjj" twijffel veelmaalen tot den laatflen droppel dit verfchïjnzel waameemen. Doch hier in gaat men zo lang te werk, tot dat de bloedrijkheid voorbij, de overige geweldige verfchijnfelen verminderd, en de te vooren harde polsflag verzacht zij (*). TWEEDE AFDEELING. Over de uitwerkselen van het Aderlaaten. De uitwerkselen van het Aderlaaten be- verdeepaalt men, of algemeen of bijzonder te zijn. Üng. Door (*) De bloote befchouwing van het Bloed is veelmaalen niet genoegzaam, om eene goede voorzegging te konnen {doen; maar men moet, gelijk de Hoogleeraar de Haen zegt, tevens met alle de overige tekenen der ziekte raadpleegen. C 4  4Q OVER HET ADERLAATEN A'?ffmeen Door een algemeen uitwerkfel verdaat me» fel. * " ^e vermindering en ontlasting van den algemenen bloed- hoop. d'i'°ui't Doch de bijzondere üitwerkfelen worden werkfelen verfcliillend en veelvuldig hij zommigcn opgegeeven: echter zullen wij dezelven, in navolging van anderen, tot vier foorten bepaalen, als; 1. in u 't ledigende (evacuativa), 2. — afleidende (derivativte), 3. — aantrekkende (revulCiva), en 4. - verminderende (fpoliativce). 1.) Over de uitledigende Aderlaating. Uiitetii- De uitledigende Aderlaating (evacuativaf) deriaa A is waar 'ln men voordek, een gedeeltiag. te van de masfa van het bloed te verminderen. Derzelver De uitwerkfelen deezer Aderlaating zijn dicr- felenerk" Pa^ven menigvuldig, als: zij vermindert de hoeveelheid van bloed; ontlast de te gezwollen vaten; verflapt de ovcrlaadene, vcrllerkt de vaste, en maatigt de verhitte declen; begunstigt den vrijen omloop des bloeds; verwekt eene gemakiijker affcheiding der vochten; en herltelt eindelijk de natuurlijke werkingen." Hoe lang Deeze Aderlaating moet zo dikwerf her- ja'olT^ fe*ald worden, tot dat de bloedskolom haare worden. ycr.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 4* verëifchte hoeveelheid heeft (*): dit wordt gekend aan de evenredigheid der natuurlijke werkingen, hchaarns geftëldheid, krachten, leevenswijze, jaaren enz. ten opzichte van het voorwerp. Doch, wanneer de vaste deelen reeds ver- Waar ia flapt zijn, cn het bloed weinig en fchraal is; vermeerdert men, in plaats van de Geneezing, de kwaal der Aanwezende ziekte: — te meer, wijl men hier door het lichaam te veel verzwakt, en buiten itaat ftelt, om zich van het fchaadelijke, waar meede het bezwangerd is, te konnen ontdoen. 2.) Afleidende Aderlaating. De afleidende Aderlaating (derivativ&~) Afleiden. is die, welke het bloed, dat te overvloedig; de At1er' b laaring. in ecnig deel gevonden wordt, afleidt. Om (*) Somtijds, wel is waar, wordt deeze regel bij noodzaaklijkheid wel te buiten gegaan; doch, dit kan bij vereischte otnfiandigheden min of meer veilig gefchieden, vooral, zo de hoeveelheid in de vaten maar groot genoeg blijft, om de leevendige werkingen te konnen verrichten: dit kan wel met geen zekerheid bepaald worden, doch de geftëldheid en krachten van het onderwerp moeten den weg hier in aanwijzen. c5  # OVER HET ADERLAATEN Hoe dit Om dit Uitwerkfel voort te brengen, opent uitwerk- , <- i ..r r- fei wordt men eene nablJ' °* wel eene verstttf of tegenvoortge- over gefielde Ader. Het eerfle heeft plaats in fchielijke en hevige toevallen, als zwaare kwetfingenvan'tHoofd, het zijdewee, verdikkingen enz. Het andere gefchied, of na de lengte van het Lichaam, het zij aan de voeten in ziektens aan het Hoofd; of aan het Hoofd, Hals of Armen, in gebreken of ontfteeking der onderfte Ledemaaten: — of na de breedte van het Lichaam , het zij van de rechter na de linker, of van deeze na de overgeftelde zijde: — of eindelijk ten derde, van binnen na buiten, gelijk men bij voorbeeld de flrot ader opent in eene hevige keelöntfteekine. Veelmaalen is het nuttig, dat men in hevige gevallen eerst nabij het beledigde deel, en vervolgens op afgelegen plaatfen bloed ontlast (*). Nut dee- Deeze Aderlaating is noodig in verftoppin?Miing?er"gen> ontfteekingen, bloedftortingen enz. 30 (*) Zie J. Z. Platner , Handleidinge tot de Chirurgie. 2 Deel, bladz, 334.  EN DESZELFS TOEVALLEN, 43 3.) Over de Aantrekkende Adelaating. De Aantrekkende Aderlaating (revulfiva) Aamrekis die, in welke meer voedend bloed in een deel, deriaadaa het gewoon was, wordt aangevoerd. tmS- Deeze opening moet dierhalven in die plaat-p[°at^ fen, in welke men den overvloed van bloed gedaan wil vermeerder en zo veel moogelijk is, gemaaktWürdt* worden. Zomwijlen wordt door deeze Aderlaating eene meerdere toevloeijing na eenig verdopt deel beoogd, om daar door eene lpocdjger out- lasting te verwekken. Dit ziet men in eene verftopping der Baarmoeder door eene Aderlaating op den voet gebeuren (*). 4.) Over de Verminderende Aderlaating. 9 De Verminderende Aderla&ting (Jpoliati- Vermin. va) is die, waar in men zich voorftelt, dc Aderlaa. evenredige hoeveelheid van het vaste gedeelte «ng. Van \bloed te verminderen. Zij (*) Over de al - of onbegaanbaarheid der afleidende ?n aantrekkende Aderlaatingen is veel getwist: doch onzes bedunkens,bevestigt, onderanderen, de beroemde Ha ller. door onwraakbaare Waarneemingen de beflaanbaarheid van beiden. Zie het 2 deel der uitgezochte Verhandelingen ilada. 75, Seqq.  44 OVER HET ADERLAATEN Bij wel- Zij worden gebezigd bij zodanige lijders, bij brriWijk. welken, na evenredigheid, eene meerdere vaste zelfftandigheid in de vochten huisvest Hoe de- Herhaalde Aderlaatingen, welke zo wel het werkt. vaste als liet vloetbaare verminderen, brengen dit uitwerkfel voort: — want, doordien het laatde zich fpoediger dan het eerde herftelt, moet natuurlijk volgen, dat na eenige, kort op elkant_ deren verrichte, Ader laatingen, de bloedkolom hier door in haaren Natuuiftaat zal wederkeeren. DERDE AFDEELING. Over de Aderlaatingen in het bijzonder. Verdee- De Bijzondere Aderlaatingen verdeelt men hl3g' in gewoonen, minder gewoonen, en zeldzaamen. In ge- Door de Gewoonen verdaat men de Aderwoonen, iaat}ngen van cjen Arm ^ ^ [ fond en den Voet. Minder Minder Gewoonen zijn die van den Hals, gewoo- het voorhoofd en het Oog. Eu Zeld- Zeldzaamen, eindelijk zijn de Aderlaatinzaamen. gen onder de t011g) rfeflaapen van het Hoofd, den Ooghoek, den Neus, de Mannelijke roede, de Heup en de Kuiten. ïO Over  EN DESZELFS TOEVALLEN. 45 1.) Over de gewoone Aderlaatingen. 1.} Armlaating. Door Armlaating verftaat men die laating, Bepaavvelkc aan het vouwen des Arms gefehiet. s* Pier Aderen konnen ter deezer plaatPe ge Welk? Aopend worden: als de Hoofd (cephalica) Mid- Qe™d gi' den (mediana) , Lever- (Bafilica) enEdepijps- worden. Ader (cubitea). (Zie bladz. y.) Tot deeze Operatie komt in Aanmerking: Wat tot Foor eerj, het gereed zijn van den noodigen ,dfeze . Toeftel; verdicht Ten tweede, de Plaatfing van den Lijder; Wordc- Ten derde, de onderzoeking van den Aan, en ligging der Aderen; Ten vierde, de aanleg van den Laatband; Ten vijfde, de Uitkiezing van het Vat, dal men wil openen; Ten zesde, het doen der Operatie; Ten zevende, noodige verrichtingen onder het uitloopen van 't bloed; Ten agtfte, de aanleg van het Verband; cn eindelijk Ten negende, de bezorging, zo van den Arm, als van den Lijder. Wat hett eerfle en tweede deezer Afdeelingen Noodige aangaat, daar van is reeds in het Hoofd/luk van J^1*" het den lijder.  46 OVER HET ADERLAATEN liet Handwerk bladz. 26, gefproken: alleenlijk komt bij het laatfte nog in Aanmerking ^ dat, wanneer de Lijder op eenen Stoel zit, deszelfs Schoot en Kleederen, of zo dezelve te bed is, over den Deken of liet Laken een Servet of Handdoek, voor de bevuiling van H Bloed, moet gelegd worden. Onder- 3.J Na dit bezorgd te hebben, ontbloot men vaneen den Arm'tot vier vingeren breed boven den elleArm enz. boog; zorgdraagende, dat de boord der kleedepen niette veel knelle, het welk zomwijlen in het toemaaken van het wondje moeilijkheden zoude veiöorzaaken. Zo men dit niet konde beletten, -moeten de knellende kleederen uitgetrokken , of anderen, die ruimer zijn, in derzelver plaats aangedaan worden. Vervolgens laat men de hand geopend uitftrekl ;en, met de palm dcrzelve tegen het onderde - der Borst van den Aderlaater deunende, om dat de Ipieren van den voorarm niet gèipannen zijnde , de ligging der Aderen zoude doen veranderen. Men onderzoekt de Aderen en de ligging der Slagader en Peezen, om dezelven inde Aderlaating te bonnen vermijden. D'aanleg 4.) Hier van genoegzaam verzekerd, neemt Laaibard 1T!CU ^en ^aat' °f Keelband (bladz. 'i 1.) bijna in deszelfs midden, laatende het binnensarm? • - , hail-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 47 hangende eind een weinig langer, om den ftrik te maaken: men legt denzelven, zonder opftrijking van de Huid (*), één of één en een half duim boven de plaats, daar men de opening maaken wil, tot meerder vastheid aan. Men overkruist de twee einden achter den arm, doende het buitenfte eind binnen door over den arm naar buiten gaan, om aldaar eenen enkeldén ftrik te maaken, waar van de luts na boven, cn de twee einden na beneden afhangen (zie pl. I, fig. 2.) Men haalt den band niet meer toe, dan noodig is, om de Ader te drukken, zonder nogthaus de Slagader te knellen (f). 50 (*) Veele zijn gewoon, om, wanneer zij den Laatband aanleggen , de huid daar meede pp te fchuiven en te (pannen; ■—«- doch dit geeft veelmaalen gelegenheid, dat, als de Laatband wat los raakt, de Opening van de huid met die van het vat niet over een kome, en bij gevolg daar door veeltijds eene belette uitvloeijing, of andere toevallen gebooren worden. (f) De Redenen, waarom men den band om den arm, boven de plaats, die men openen wil, aanlegt, is, om den terug loop van het bloed te verhinderen, het welk door de Slagaderen naar de vingeren overgebragt zijnde, yan daar door de Aderen weder in zijnen loop door den omgelegden Band gefluit en tegengehouden wordt, 'twelk nttuuilijlc de Aderen onder den Band doet zwellen»  4? OVER HET ADERLAATEN De uit- 5.) Zo de vaten niet genoegzaam zichtbaar kiezing 0 c~ van het worden, doet men eenige ligte Wrijvingen met Vac« den voorden en middenften vinger, beginnende van de hand opwaards: ■— dit [niet gene egzaam zijnde, legt men den duim of voorden vinger digte bij den Band op eene der Aderen; en men vervolgt de zo evengenoemde wrijvingen — Hier door wordt de Bloedkolom naar den duim geperst, en de vaten worden zichtbaarder (*). Men verkiest de Ader, welke zich het oppervla ;kigst voor het oog vertoont, en min of meer vrij ligt van Slagader en Peezen. Het doen 6.) Dit bepaald hebbende, neemt men het ratie?PC Lancet, het welk men opent en in den mond fteekt (Zie bladz. 27.); vervolgens vat men den Onderarm des Lijders, en brengt denzelven uitgeftrekt tegen het onderfte zijdelij ke deel der Borst; laatende de hand fluiten met den duim tusfehen de vingeren, op dat de Spieren de Aderen naar buiten zouden drukken cn onderfteunen. Men haaie den Band nogmaals naauwer toe, of (*) Eenigen raaden aan, zo de vaten niet genoegzaam zichtbaar worden, dezelve met eene Spons in warm water gedoopt te betten: of zo Anderen willen, de hand, en zelfs wel den Onderarm, in warm water te houden, waar door het bloed verdund wordende, de vaten doet zwellen.  ÉN DESZELFS TOEVALLEN; 'of losfer, indien het noodig is; daarna omvat men den Arm, (met de Linkerhand bij voorbeeld als mei? den Rechter-, en met deeze taaifie, als mén den Linkerarm Aderlaat,) zodanig, dat 'de duim op het vat, twee of drie vingeren breedte onder de bepaalde plaats der opening, Cn dé hand achter beneden den elleboog komt te (leunen. Als danbevoelé men nogmaals deeze plaats met den top des voorden vingers, om te onderzoeken,, of de"Ader door de bewee» ging, welken de arm gemaakt heeft, niet vari ligging veranderd is. —- Indien men als nog de Ader nrden voorigen ftaat, of voldoende oin geopend te worden, gelegen vindt; zo neemt meri het Lancet (zonder die plaats uit het gezicht te verliezen) tusfehen den duim en voorden vinger, maakendè eène opening zo als wij reeds bladzi 27 Seqq. geleerd hebben. 7.) Het bloed ontfpringt zo dra men het la'11- Noodige eet te rug haalt. — Een omftander óf helper, ^"erf " welken achter dén lijder ftaat, (ten ware meii or)der het denzelveh op het bedliggende moest Aderope- van°'tPeU hen, en men zich fel ukken moest, na de gele-bl0ê* génheid der plaats,) ontvangt in een Bekken, dat hij onder den arm des lijders heeft doorgeftookeri, het uitfpringende bloed, i—*■ Aanftohdf? fta' déezé verrichting, fluit men het lancet, èri légt het zelve in het kohïntetje, Waar in hét P Wo/* .  EN DESZELFS TOEVALLEN. Si vestigt men (te lang of te kort zijnde, flaat men dat deel binnenwaards een weinig om,) met twee fpelden, ter plaatfe van de kompres; in acht ncemende, dat beiden, of ten minden één derzelven, tot op en in den dmkdoek, termeerdere vastheid doorgaat (*). (ziepl. II. fig. i.) 9.) Ein- zijn, is het nuttig (vooral bij woelende Lijders, of als het tegen den nacht gaat), deeze met eenen Speld, welken tot op de Kompres doorgaat, tot eene naauwkenriger vasthechting te verzekeren. — Ook Iaat men na één of twee omflagen, den arm een weinig buigen, waar door het verband gefchikter kan aangelegd worden. (*) Dit is de tegenswoordige bij ons, en bij de meeste Aderlaaters gebruiklijklle manier. Voorheen , gelijk nog heden bij weinige gefchied, vestigde menden zwachtel mettoeknoepingder beide einden, of met één eind dat opgefneeden was, of wel met Banden die aan de einden gehegt waren. — De aanleg gefchiedde op dezelfde wijze als wij aangetoond hebben: alleenlijk met dat verfchil, dat het eerfle eind langer binnensarms blijft overhangen, en ih de omgaande gangen van den Zwachtel niet begrcepen wordt; deeze bijna ten einde zijnde, neemt men beide de einden , en maakt dezelven achter den elleboog met eenen Knoop en Strik vast. — Volgens de tweede manier, naamelijk met een eind opgefneeden, wordt de Zwachtel, even als inde Verhandeling geleerd is, aangelegd; doch het opgefneeden eind ,| dat het laatfte is, wordt met geene fpelden gehecht; maar een der opgefneede einden gaat te rug over den arm, en wordt aan het anderen, als het voorige, vetbonden. — De derde wijze, door Banden D 3 naa-  «4 over het aderlaaten D? ba- q.) Eindelijk gaat men tot de beztrging, zo zoryng, yan fogt £gei^ ais vau flgn njfef oven Zo van Eerflelijk fchikt men de klecderen vóörzichden Arm, ^ o^ hunne plaats: vervolgens laat men den arm, op dat het verband niet afglijde, ofkome te vcrfchuiven, een weinig geboogen voor het 1 lijf, en eenigen tijd ftil houden. Ais van Qmtrend den lijder komt in aanmerkn g, of er. dezelve bediiggende ziek, of op zijnde en gezond is. ■— In het eerfle ge%al, kan men denzelven wat 'meer toegeeven, en eenige verfterkende middelen noodig zijnde, toedienen: ook, Pen flaap mag men aan denzelven den flaap, fchoon de toeftaan.1"' Ouden die wel eer zeer uitdruk lijk verboden , echter veilig toeftaan; en is bij deezen, om dat daar door het dierlijk ieevens- beginfcl, als verkwikt en gevoed wordt, zelfs heilzaam. Doch is Doch, bij den laatflen, en bij fterke Perfoo- zomujds nerK moet men met denzelven omzichtiger te fchaade- ' 0 li ik. werk gaan; naaien door woelen, of andere bewegingen, ligtelijk het verband zoude konnen los geraaken, en eene min of meerdere fterke bloedftoiting verwekken: ook is het voordeelig- fte naamelijk,is nog wel, (in tegenfteliing deezer genoemde,) de beste; deeze Banden zijn aan ieder -eind des Zwcchtels één, en worden, wanneer de Zwachtel is aangelegd, achter den elleboog met eenen Knoop en Strik bevestigd.  ÉN DESZELFS TOEVALLEN. Jff fte bij deezen, van zich eenigen tijd in beweeging te houden; om daar door niet alleen eene betere menging en beweeging in de vochten tc verwekken, maar ook eene fpöédigér en heilzaaöïer uitwerking te vcroorzaaken. Eenige Aanmerkingen beteekliJk de A- derlaating op den arm. I. ) Wanneer men bij het verrichten der Laa- Hoe hei ting eene Kaars of Komtlicht noodig heeft, moet piaactsfe de geene, die het zelve houdt zodanig achter worde, den Lijder geplaatst worden, dat het Lichtfchijn- zel juist op de Ader tegen de punt van het Lancet aanfehijne. II. ) Men moet nimmer fteeken, als men de cejrie Ader, noch zien, noth voelen"kan; al was er Ade[zon" der het zelfs een lidteken , dat de plaats aanwees: Want gezicht of men zoude niet dan bij geluk treffen; het geen ^°^a te onvoorzichtig zoude zijn. ■ Liever zal men in dit geval den 'anderen arm, of zo het daar hetzelfde is, de hand, denjwf, oïeenig ander deel openen, dan onbedacht den weg der blinden infiaan (*). III.) (*) Er zijn nogthans een'; ge (doch denkelijk maar weinige) Heelmeester,, welke in dit geval raaden; de huid te door. . fnijüen , de Ader te zoeken, en dan te openen. D 4 Doch  5$ OVER. HET ADERLAATEN Be plaats III.) Wanneer het Vat zo diep ligt, dat men; het ge-' tiet zelve niet dan door het gevoel kan ontEpr**^ekken.» 20 moet men die plaats, daar men het gevoeld heeft, niet uit het gezicht verliezen; maar; op dezelve aanftonds de punt van het Lan* eet inbrengen. Daar zijn Vaten, welke zich niet doen voelen, zo dra dc band gelegd is ; maar wel eenigeu tijd daarna. ATer"ge-e In het algemeen moet men de Ader PoK|d Dpenen' ^ar dezelve zich het klaarde voordoet, onder het lidteken van voorifre Aderlaatineren: want indien men haar op het lidteken zelve opende , zoude men niet alleen meer pijn ver' wekken; maar het bloed zoude zo goed niet draalen , om dat de lidtekens de middenlijn der A» deren verkleinen. Hierom opent een Ader¬ laater, uit voorzorg voor volgende Aderlaatingen, de Ader voor de eerde reize zo hoog als rnoogehjk is, en gediuirig nederdaalende, doet hij de ©peilingen zeer nabij eikanderen, om altoos voor Hoe tnea ^ene volSendc eenc plaats over te houden. de Pees V.} Om de Pees van de tweehoofdige Spier mus- Doch deeze Handelwijs van Aderlaaten fchijnr niet alleen Wreed, maar,hoe weinige Patiënten zouden zich hier aan onderwerpen , en aau welke moeilijkheden is dezelve niét verknoent?  EN PESZELFS TOEVALLEN. 5y (tnusculus biceps) te ontdekken, laat men den van de arm een weinig buigen; waar door dezelve zich fplefone. als dan zeer duidelijk aan het gevoel ver-dekt' toont. VI.) Men is zomtijds in de noodzaaklijkheid, om Omzien, de Vaten, welke vlak op eene Slagader. Pees o£^?heid r b bij zora* op het Peesachtig-uitipanfel liggen, te openen, mige A- Doch hier in moet men ten uitcrlle omzichtig ge»*3"^ zijn, en de punt van het Lancet bijna horizontaal houden, tot dat het in de holligheid van 't vat gekomen is, en dan opligtende (eleverende), met deszelfs bovenfte fnijdende deel de opening vergrooten. Zo men het lancet loodrecht infteekt, loopt men gevaar om eene der zo even opgenoemde declen te kwetfen. — Beter is het nogthans, dat men nimmer op deezeplaatfen Aderlaat, maar veel liever een weinig hooger of laager, daar de Ader vrij is, fchoon dieper liggende. VU.) De Midden- en Lever-ader (yena medi- Orazich- Gna & bafilica), worden het meest, als de ce- tjo.) reidzels* Men plaatst zich voor den Lijder; bevelende Operatie, zijne Oogen te fluiten, om voor't gezicht van het lancet niet te fchrikken; men vat den Neus tusfehen den duim en vinger der Linkerhand, houdende denzelven aldus geflooten >• men neeme het Lancet, 't welk tot digte bij de punt moe: bewondenzijn, en brenge deszelfs punt tusfehen de genoemde Kraakbeenderen, een weinig op waards duuwcnde,zo verre, dat men het bloed ter zijde van het lancet ziet uitkomen, of dit niet zijnde, zo verre de punt ontbloot is , binnen. Zo men het geluk gehad heeft, dc Ader te treffen (dat echter maar bij geval is, en veeltijds misfen kan, doordien deeze kleine ader, zo voor het gezicht, als voor het gevoel, meerendeels onvatbaar is) , dan laat men het Hoofd voor over houden, om het bloed dus zuidelijker te doen uitloopen. . Genoegzaam bloed ontlast hebbende, maakt Wat na men den Knelband los , en hier dodf- houdt jre- de- 0pe" o raue te meenlijk, de verdere uitvloeijing op. — Echter doen. meet  fo OVER HET ADERLAATEN*. moet het Wondje nogthans met eene Kotnpre^ en Zwachtel voorzien worden. Het ver- Na alvoorens dan het wondje en de omlig'andi gende deelen, door de Spons, van het bloed ge~ zuiverd te hebben, legt men over hetzelveneert kompresjé, en hier over een zwachtel aan. Deeze'moettwee vingeren breed eneenhalf et lang zijn, aan beide de zijden opgefneeden, laatende omtrend drie vingeren breed tusfehen beiden heel blijven,' moetende dit laatfte heel gebleeven deeljn deszelfs onderfte met twee ronde openingen voor de Neusgaten voorzien zijn. Men legt denzelven met het heel gebleeveri eind op de punt van den neus aan j zo, dat de Openingen tegen over de Neusgaten geplaatst zijn, laatende de twee onderfis einden boven de Ooren naar achteren gaan, alwaar zij vast gemaakt, of aan de Muts gefpcld worden, de twee bovenfle einden leidt men onder de Ooren naar achteren, bevestigende dezelven als de voorigen (*). Vö (•) Weleer, (en moogelyk nog wei,}deedën ie Spanjaarden en Italiaanen, voor Hoofd-pyn, en Oog Kwaaien , Aderlaatingen in den Neus , door eene Pennefchacht, welke zy in Vieren fpleeten en omgeboogen inden Neus bragten; dezelve dan driftig terug trekkende, zodanig, dat de Bmgekeerde punten het binnenste neusvlies (Membrana Pituitaria Schiteideri) kwarae te febeureu el  EN DESZELFS TOEVALLEN» |f V.) Aderlaating op de Manlyke Roede. De Aderlaating - der Roede (penis j wordt Waar in hooit in 't werk gefteld, dan in eene Ont- fe£ " /leeking van dat deel, of eene lahgduürige Onwillige Sryfheid (Ereüie) van liet zelve. — En In deeze gevallen zijn dë Vaten, welke over derzelver hovende verfpreid zijn (bladz 1 o) genoegzaam zichtbaar; behoevende daar toe (trouwens , dit is ook niet wel moogelijk)geenen Knelband , tot derzelver opzwelling aangelegd te worden. Alles in gereedheid hebbende^, opent men Operatie; voorzichtig eene der grootfte Aderen; zorg draagende; dat men hét lancet niét te diep , maar fchuin opligtende beftiere. Men laat het bloed loopen, totdat de Roede begint te verflappen , en week te worden ; öf dat men uit de omftandigheden kan oordeelen genoegzaam bloed ontlast te zijn. fIet Ve(^ Vervolgens legt men op het wondje, één of band° twee Kompresjes , en een rondgaande Zwachtel, welken men om den Middel vast maakt. In acht neeen te kwetzen. — Dit nogthans gefchiedt nocit zonder gevaar • en moet dierhalven nimmer nagevolgd worden. Sterke Bloedingen, Ontfleekingen, Verzweeiingen , Neu°proppen enz. zyn de gevolgen deezer handelwijs, F  ÊN DESZELFS TOEVALLEN, 8$ $en(Uadz. 62), tenware de aderen zicli genoegzaam vertoonden. — Leggende vervolgens den Knelband even onder de Knie aan (bladz, 63 *). De Vaten genoegzaam zichtbaar zijnde, droost ~ b ö j » 0 Operatie* men het deel af, laatende den Lijder zich omwenden , deunende met de Knie tegen een doel, of iets anders.— De Aderlaater plaatst zich achter den zeiven, zittende op eene knie , en opent tenen der zichtbaarde takken. ■— Hier na laat hien den Lijder zich omwenden , om het bloed des te beter te ontlasten : dit niet genoegzaam Vloeijende, dcet men het been op nieuw in 't Water houden. Na uenoce-zaam aan het Ooornerk voldaan te FaE "3 D 0 0 duzelve hebben, maakt men den knelband los , zuivert te doen* hetwondje,cnde omliggende declen vanhetbloed. Eindelijk belegt men het zelve j met een tfet VerKompres , en een op één hoofd op gerold Wind- band* fel, van omtrend drie el!en lang, en twee duimen breed: doende dit eerst eenige flagen om het been , ter plaatfe van de Kompres gaan , Vervolgens hooger opwindende, om ter meerde- ■ re vastheid, het aldaar met fpelden te verzekeren. Over. de Redenen , waarom menzo veele onderscheidene Aderen, op verschillende Lichaams deelen opent. Hét is niet genoeg bijzondere Aderlaafin-,  EN DESZELFS TOEVALLEN. éf de. -. Eenige echter en welke wij in de Aderlaatingen der overige deelen zullen aanmerken, zijn hier van uitgezonderd. Het is altoos niet om 't even, of men op den Rechter,dan wel op den Linker- arm Aderlaat: dikwerf ziet men, dat hoe meer nabij het beledig, de deel de opening gemaakt wordt, dc uitwerking des te fpoediger volgen zal. Handlaating wordt meerendeels bij verkiezing HantJe laatirg, van den Lijder in het werk gefteld, zeldzaam door een Geneesheer voorgefchreeven ; ten Ware deeze Operatie op den Arm niet konde verricht worden. De uitwerkzelen deezer Aderlaating zijn het zelfde , als die van den Arm: — Doch deeze laalfte, zal boven de Hand de Voorkeur hebben; zo om de gefchiktheïd der plaats, als wel voornaametijk om dat het bloed vrijer en ipoediger, uit een' der armtakken , die grooter zijn , dan die der hand , zal konnen uitvloeijen. Voetlaating wordt aangepreezen in de meeste .Voe?Ias.° JEektens der Baarmoeder, oorfpronglijk uit verdopte Maandzuiveringen (Menftrucv); in ophouding van den gewoonen vloed der Aanbeien ; in óntfteekingen, of verftoppingen van eenige Hoofdqf Borst ingewanden; en eindelijk, inBloedftortingen der hovende Lichaams deelen. 1—Zie des* F 3 zelils  86 OVER HET ADERLAATEN. zelfs uitwerkzel in dc afleidende Aderlaating (bladz. 41). JHalslaa- Halslaating is zeer noodzaaklijk , bij alle Verdronkene, Gefmoorde , of Verdikte Voor- werpen: — wordt insgelijks aangepreezen , in heevige Ontdcekingen van den Hals, de Keel, de Hersfenen , en O ogen; in Zwaarmoedigheid en raazende Koortfen. Voor- Foor hoofds- en Slaapen van het Hoofd Laa- hoofd:; - tinzen , zijn in hunne uitwerking; het zelf- en Siai- , . pen van de; en hangen alleenlijk van de verkiezing ar. de Hoofd/. Zij wórden vaneenigen aangepreezen, in Zwaa- re Hoofd-pijnen , Zwaarmoedigheid, Krankzin* nigheid, Oog- en andere langduurigc en hevige ,Hoofd-zicktens. Oogisa- Ooglaating komt te pas,in allcrhevigde Oog- tins' ontdcekingen , zodanig dat de vaten van het Bindvlies (adnata) zeer rood en opgezwollen zijn , en voor Blindheid doen vreezen. — Als ook in veelc andere gebreken der oogen (*). On der- Ondertongslaating wordt aan gepreezen, in Ont- »ing.Saa fteekingen der Keel, van den Hals endeTonge. Oog- Ooghoekslaating word aangepreezen, in hevi? hoeksiaa- Ontfteekingen , en langduurigc Kwaaien der Oo- gen. Neus- (*) Zie hier over L. Heister Heelk. Onderw. 1 deel. bladz. 644. — en J. Z. Platwer. Handl. tot de. Chir, i Deel, bladz. 306,  I EN DESZELFS TOEVALLEN. ^ Neuslaating wordt thans zeldzaam, doch werdt Nouslasweleer ineenigeZieklijke ongefteldhedens van den UD&' Neus, Puisten van het aangezicht enz. verricht—, DioNis zegt, dat in zijn tijd aan zommige ProeveVingen, in de Schooien van £. Cosmus, de opening deezer Ader als een Proeftfuk wierd voorgcfteld (*). Alle deeze Aderlaatingen, welke aan het Hoofd Non.lige gedaan worden , worden zeldzaam en zo vcelen^,^ willen, nog onnoodig verricht. — Met de Opening der Halsader, die de ontvangbak van bijna alle deeze voorgenoemde takken is (zie bladz ^ o) , wordt niet alleen Tpocdigcr, maar ook gemaklijker aan het oogmerk voldaan. — De grootte van derzelver vaten geeft gelegenheid, dat het bloed hier vrijer kan uitvlocijen, cn bij gevolg ook een fchielijker en heilzaamer uit-verking zal konnen voortbrengen. —Alleenlijk fluiten wij dc Ooglaa'ting, en, in een naamver zin . de Ondertongslaating uit; welke beiden ,in zonnnige gevallen , van beter uitwerking dan de Hqjf* laating zijn konnen. Heuplaating wierd van de Oude ^doch te- Heup^ genwoordig zeldzaam) in eenc„ hevige Heup laaiing. Jicht (Isciaticus) gedaan. Kuitlaating eindelij!., rtelden de Ouden in Po- Küh j. da^ting, (*) DïONis, t>hir. Qpec.lladz. 45*.  ^ OVER HET ADERLAATEN dagreufe, cn Jichtige boenen in 3t werk. _ Schoon onzes bedunkens, dit noodig zijnde . geveeglik ker, en moogelijk met meer nut op de voeten zoude konnen verricht worden (*_). Voorzorgen bij het Leerstuk der Aderlaat tingen in het bijzonder, ' Herhaal- , „. , de Ader- v Wanneer men voorziet , dat ae Aderlaating faating. kort na de eerde Reize zal dienen herhaald te, worden, maakt men het kompresjemet Olie vochtig, waar door het wondje zal openblijven ; en met den aanleg van den drukband boven, ca eene ligte klopping onder de Opening , veeltijds het bloed zal doen uitfpringen, — Ujt mislukkende is men vcrpligt eene nieuwe opening te maaken: doch die moet nimmer op of iu het voorige. wondje verricht worden. IL (*) Schoon wy alle deeze voorgeftelde Aderlaatingen niet noodzaaklyk in de beöeffening oordeelen, nadien doot de Opening van de meest gewosue Aderlaatingen , nie' zeldzaam, en moogelyk beter aan het voldoenend oogmerk beantwoord wordt; zo hebben wy echter ten nutte der Heelkundige Leerlingen, niet ondienftig gevonden , om alle, zo weleer als nog gebruiklykfte Aderlaatingen ,kort-, 1'yk te verhandelen, —— Immers konnen 'er zich gevaljen en omflandigheden voordoen , waar in dan wel eens deeze, en op een' anderen tyd, eene audere Piaats en Ader ter opening wordt aanbevooisn»  EN DESZELFS TOEVALLEN. t> ïï. Het Bekken of Fat, waarin men het bloed waar in ontvangt, moet niet plat en ondiep, maar eenehet b,oec^ ■ moetoncredelijkc holte hebben; en zonder veel te fchud-fangen den , ftii worden neêrgezct. Hier door geeftworden' men aan de vaste_ zelf/landigkeid beter gelegenheid om zich van het wyeac/ittge (bladz. 33) af tefcheiden, dat, zo het Bekken plat is, of veel gefchud wordt, te fpoedig verkoudt en dolt; en dus de behoorlijke affcheiding belet; 't welk de Beöordeeling van't bloed nieerendeels bedriegelijk maakt. Sommigen verwerpen om deeze Redenen het bloed in kleine en verfcheide Kopjes te ontvangen; willende liever al hctafgelaatene in één Vat doen loopen, en het zelve alvoorens een weinig warm gemaakt hebben. III. Dc Aderlaaters zijn verpligt , daags na De Lij. dc Operatie hunne Lyders te komen bezoeken, Jjjj* en het gelaaten deel te bezichtigen: men neemt de °peden Zwachtel, en het Kompresje, dat zomwijlen Tocht ^' vastgekleeft zit, voorzichtig af. Veelèn zijn woriJen* gewoon, als dan een eenvoudig Pleijlertje op het wondje te leggen, doch wij oordeelen,zodit laatstgenoemde genoegzaam geflooten is, 'er niets aan te doen, maar het deel o zich zeiven te laaten berusten : of uit voorzichtigheid, dan wel 's noods Eijnde, een fchoon Kom esje, en den Zwachtel op nieuw als vooren, doch wat losfer daar oveiaantele£gclJ- F 5 VIER-  ,SK> OVER HET ADERLAATEN VIERDE AFDEELING Over de toevallen , welke op het Aderlaaten konnen volgen. Wat toe- Door toevallen (Symptomata) verftaat men vallen tegennatuurlijke omftandigheden , dewelke zich ZJJn' onder of na de Kunstbewerking voordoen. Verdee- Men verdeelt dezehen in Ligte, Aanmerklij- ling. ke, en Zwaare of Gevaarlijke Toevallen. T ,. Onder Ligte Toevallen w.ordenbegreepen, de la ligte, * Misfteck, Flaauwte, Wederöntfpringing van het bloed, Ontftceking van het wondje , Blaauwe vlek, enBloedronning. Aan. Aanmerklijkere zijn , de Uitvating , Pijn en merkly- Verftramming, Kwetzing van een Watervat, en ^ Verzweering van den Laatfteek. Enz.waa- Zwaar e eindelijk, en die zomtijds gevaarlijk Taande" worden, zijn ,dc Vloeijing op het gelaatenedeel, toeval- i Kwetzin£T van het Beenvlies,- van het Peeslen. ö aebtig uitfpanfel,-ecne Pees, Zenuw , en van eene Slagader. Oorzaa- De Oorzaaken dcezer toevallen moet men alken' toos bij ongeluk aanmerken:zij konnen zo wel, fchoon minder, bij eenen Geöeffenden voorzientigen, als bij eenen onbedreeven onbedachten Aderlaater voorvallen. Vede omftandigheden konnen tot dezelvcn ge-* tegenheid geevcn. Aa«  EN DESZELFS TOEVALLEN. pj Aan den kant des Aderlaaters naamelijk, door Doqe eene ongelukkige of onvoorzichtige beftiering daetgU^pe* van het Lancet, — Ongelukkig, wanneerhij eene Zenuw of Watervat kwetst : want deezen zijn, gelijk wij (bladz, 7 ■ 8.) gezegd hebben, voor het gezicht en gevoel verborgen. — Onvoorzichtig, als dezelve eene Pees, Slagader, of eenig ander deel, voor eene Ader aanziet en opent. Zij konnen ook door den Lyder, 't zij toeval-. Doq¥ lig, of uit onvoorzichtigheid ontdaan, .— Toe- den Lijvallig, wanneer dezelve van een teder vreesachtig geftel is, dat fpoedig Bezwijmt: of van eene Kwaadfhppige hoedanigheid, waar uit de Verzweering van den Laatfteek, en VLoeijing op dat deel, gebooren worden. — Onvoorzichtig, wanneer hij zich onder, of na de] Konstbewerking, niet dil houdt. En eindelijk tem een Medehelper geleegenheid Door tot Toevallen geeven. 'tZij hij den Aderlaa- p!" Hel' ter, of wel den Lyder onder het oogenblik van den fteek ftoote; of eene fchaadelijke beweeging komt toe te brengen. I. K L A S S E OVER DE LIGTE TOEVALLEN. I. Da MlSSTEEK. De Missteek , gemeenlijk Witte Aderlaating Bepaa, ge- linS»  io6 OVER HET ADERLAATEN cterè toevallen uit zich zelfs hier onbekwaaiff toe (*); maar zal eerder , dat echter in dit toeval weinig gebeurt , tot Perrotting overgaan ln dit laatde geval zullen fterke en herhaalde geestrijke middelen - als Spiritus Pini Camphorattts , Spiritus Salis Ammoniaci en meer anderen, van veel dienst zijn. II. KLASS E. Over de Aanmerklijker of Gewichtiger , toevallen. I. De Üitvating. (exvafatió). Bepna- Door Üitvating verftaat men,dat eene Ader ling, door (*) Wanneer het bloed in 't Vetvlies is uitgeftort, kan het nimmer, gelijk wij gezegd hebben, tot VeRzwesring overgaan, doordien het zelve in geene bijzondere Arterieure Vatjes ( Vafa Arteriofa ) wordt opgehouden , die in eene vermeerderde hitte \ frianning en verftopping, eindelijk breeken; en met de vermenging vau het ingefloott Vocht, Vet, en hunne elge verbrookene deeltjes, de verzweuungstöf C/,«j) |uitmaaken; Maar het keert veeltijds fpoedig in de ontlaste ader terug ; of deszelfs dunne en fyne deelen worden door de opflorpende vatjes (yafa Abforbentia) fpoedig op genomen, en het dikke' Aardachtige, van tijd tot tijd, door de warmte en fchuuring verdund en verfmolten zijnde , gaat eindelijk als het" vporige den zelfden weg. . Dit bewijsi over¬ tuigendede van tijd tot tijd verminderende zwarte of blaau* we kleur.  ËN DESZELFS TOEVALLEN soj Boot en door geftooken zijnde, het bloed in de Celluhfa tusfehen de Bekieedzelen en Spieren komt uit te fto.tcn. De,Kentekenen yan dit toeval zijn: dat zich Kente in den beginne eeneanin of meerdere uitgebrei-ke"en' de, donkere, roode, of blaauvve Zwelling voordoet, welke veelmaalen het deel doof evoeb> en zwaar maakt: en zomwijlen, niettegen- ftaande alle voorzorgen , het geheele deel doet opzwellen, Groote Pyn, ontjieeking, ja ibmtijds het vuur (Sphacelus) enz. voortbrengt (*). De Geneezing befïaat, in het deel zacht, en Genee weinig drukkende te verbinden , geestrijke cnZing' Zuurc middelen aan te leggen. Het uitgevate en gelircmde bloed moet vloeibaar gemaakt cn de verrotting verhoed worden : — hier toe wordt zeer aangepreezen Ammoniac Zout, in twintig maal zo veelIVaterontbonden, met bijvoeging, van een vief de gedeelte Wipi.en een agt:le Azijn ; welke Stooving warm gebezigd, aan deeze oogmerken beantwoordt (t^ Doch (* ) Veele Schrijveren, en mooglyk wel de meeste Heelkundigen , verwarren de Blaauwe vlek met de Uitvating onder eütander n ; dcch zomen de bijzondere oorfp.ongen aart derzelve befchauwt, doet het ons niet één , maar met recht twee onderfcheidene toevallen noemen. (t) Zie van Swie.hN, op de I^one Stellingen vaa Bpehhaave 3 deel}blads. 30. Q 3  320 OVER HET ADERLAATEN fcsïr. na B*fllka) opent, kan zomwijlen de Arm 8Ia> ader (.Arteria Brachialis), welke nevens of onder deeze ader ligt , ligtelijk , bij ongeluk of onvoorzichtigheid gekwetst worden. (*). Verdee- Deeze Kwetzing is in derzelver Holte dooring' gaande , of alleenlijk in haare buitende Vliezen. _ Die, welke tot in haare Holte doorgaat, is weder onderfcheiden, door dat, liet bloed buiten de huid en bekleedzeleu uit(lort, of onder de huid en tusfehen de be« klcedCO Het is echter niet altoos zeker , dat de Arm-Slagüder de Lever-Ader verzelt : . bij zommige Voorwerpen ligt de Slagader zeer diep ; bij anderen boven de Spieren even onder de huid ; en wederom bij anderen overkruisfen zij eikanderen : doch zomwijlen wijkt de loop deezer Slagader wel eens van haare natuurlijke lig ging af; en de Waarneemingen bevestigen , dat zij meeïm.alen de Hoofd-Ader verzeide. Zie hier aangaande Vihk Aanmerkingen op ie Chir. Ofer. van Dioi % Inwendig moeten verkoelende middelen , en In wendt- , ge behanher" deling. flag een gedeelte van den anderen bevat, tot aan het vouwen van den Arm, ter plaatze der kwetzing, alwaar men eenige Kraakelingswijze omflagen onder en boven den elleboog doet, even als in het gewoone verband tot de Aderlaating (bladz. 52) gebruiklijk is. Daar na loopt men verder op waards tot onderden Oxel;den zwachtel over de Schouder heen leidende, brengt men denzelven overdeBorsc ouder den overgelegen Oxel door, bevestigendé denzelven met één of meer omwindingen, na maate de lengte des zwachrels is, om het bovenlijf vast (zie pl. II. Fig. 8.) (*) Bij het gebruik der Spons moet wel in acht genomen worden, dat dezelve volmaakt droog , fijn, en zonder eenig bloed bennet, op het wel afgedroogde wondie der Slagader gelegd wordt , waar op zij aanftonds vastkleeft, en zwellende , eene zachte veerachtige drukking maakt. Zonder hier op acht te geeven is zij veeltijds Nutloos. (f) Zie over dit Verband en deszelfs nuttigheid, het Aanhangzel van den kundigen Hand-Arts J. van der Haar, achter de Verhandeling over de Slagadergezwellen van Guattani geplaatst. — Als ook J. Z. Platner Handl. totde Chir. 1 Deel bladz. 408. & Seqq.  ïü9 OVER HET ADERLAATEN. herhaalde Aderlaatirigen gebezigd worden. — Dé Lijder moet weinig eeten, en niet dan waterige» en vooral geen ' Geestigen drank drinken (*), Tweede Doch zomwijlen voldoet deeze handelwijs zo Van^bia.™11 als de ecrste aan het Oogmerk; het bloed ding. vloeit uit de opening, 't zij onder de huid of door het verband heen. In dit gfval word het Draaikoord (TcurnU qutf) (fOorn den Opperarm (verönderftelt het voo- (*) Zie J. Z. Platner, ibid 410. (tj 'Er zijn twee foorten van Tourniquets , het eene dat door Konst bereid is, en het andere Eenvtudige of Cewoone, dat in tijd van noodzaaklijkheid, en bij gebrek van het eerfle gebezigd wordt. Het eerfle , zijnde een Schroef-tuig, mrakt op den Stam der flagader eene bepaalde drukking. Zie deszelfs Befchrijving en Afbeelding onder anderen bij J. Z. Platner Handl. tot de Chir. pl. 1 fig. 7. Het andere Eenvoudige of Gewóone tourniquet beflaat uit een vast opgerold windzel, drie of vier Vingeren breed: gefehikt om op den ftam der Arm-S!agader binnen waards op den opper-arm aangelegd te worden; waar over men een' langwerpige Kompres , om den arm aanvoegt ,• over welke laatfte weder een fterke Band of Koord tweemaal omwonden wordt, bevestigende denzelven aan dc buitenzijde met eenen Knoop en Strik vasc ; onder welken Band ter plaatfe der Knoop men een ftukje Bordpapier fteekt, en daar over een ftevig Houtje, ter lengte en dikte eens vingers, door welk laatfte om te draaijen men den Band zo digt toehaald, als men noodig oordeelt,-kon- nesfc  EN DESZELFS TOEVALLEN. ï*$ voorige verband alvoorens weggenoomen hebbende) op den Stam der Slagader, omtrend vier of vijf vingeren breed, onder het hoofd van 't Opper-arm-been aangelegd ; zodanig , dat des' zelfs drukkende Magt, aan den binnekant des arms, juist op den Stam der Slagader aankomc (ziepl. II fig. i). Het Tourniquet genoegzaam toegedraaid hebbende , verwijdert men de wond der bckleedfelen, om uitgang aan het ondcrgcloopcn en uitgciiort Bloed te geeven, hierna ftrijkt men, met eene zachte drukking, op de omliggende en met het uitgeitort bloed gevulde deelen na deeze gemaakte opening ter ontlasting aan. Vervolgens legt men op het wondje der gekwetste flagader een ftukje Zwam (Agaricus), hier over weder een grooter, en nog een grooter , vervolgens wat Plukzel, eenige Kompresfen , cn eindelijk het Verband aan. Zie bladz. 125 (*). ï^a dit alles draait men het Tourniquet een wei- 1 nende het zelve door een ander bandje onder het eerste , op een dtüin breed na bij het (lokje geftookeu of.va^t ge-. 1 maakt, dus gedraaid op het deel bevestigd worden. (*) Men hegrijpe ligtelijk, dat de Zwachtel in dit gewal , niet gelijk in het voorige, tot ender de Okfel en corn het lijf kan heengaan ,• maar uit aanmerking van het ITourniquet, tot aan of onder, hetzelve moet aangelegd et\ ï bevestigd worden. I  13© OVER HET ADERLAATEN weinig los, doch niet meer dan dat men even den Polsflag voelen kan , en neeme het zelve niet eerder, dan na verloop van eenige dagen , uit vreeze voor nieuwe en gevaarlijke Bloedftortihgen, eindelijk, van tijd tot tijd het iets losfer gemaakt hebbende, geheel weg. Verder behandelt men, als in het voorige Geval bladz. 127 gèzegd is. Qver_ Dit niet helpende, ismen verpligt om den gang tot Arm en Lijder, zo het moogelijk is te behoiide Onder- , , , . , ,, fchep- den, en voor het dringend gevaar te redden , P*D6- als dan de Operatie der Onderfchepping te beproeven. Dit wordt op de volgende manier verricht: , de Bekleedfclen boven en onder de kwetzing genoegzaam verwijderd zijnde, (men veronderftelle,dat het Tourniquet is aangelegd,en zodanig toegedraaid, dat de klopping der Pols-Slagader (Arteria Radiaa") niet meer gevoeld wordt) brengt men een fijn Stilctje na boven in het. wondje der gekwetste Slagader, ligtende haar met het zelve een weinig op, om dus van de naastaangehechte deelen, en, zo het moogelijk is , ook van de Zenuw te fcheiden. Vervolgens neemt men twee kromme ft'ompe Naalden , met gewafchtc draaden voorzien,brengende een boven, en den anderen beneden het wondje der Slagader, om dezelve aldaar (het Stilctje alvoorens  ÉN DESZELFS TOEVALc^EN. 13 r reus weggenomen hebbende) met een tweemaal doorgeftooben , of Heelmeesters -Knoop, te vestigen. Het midden deel der Slagader tusfehen deeze twee Bindingen, moet niet afgefneeden worden; om door de inkrimping der einden , geene affchuiving der draaden , en dus geene nieuwe bloeding of andere toevallen te verwekken. Vervolgens verbindt men de Wond met zachte en Ettermaakende Digejïiven , met Plukzel maatig opvullende ; hier over Kompresfen met warme Wijn , Brandewijn of iets diergelijks bevochtigd,- cn eindelijk een geen te knellend Verband. — Zelfs is het nuttig den gchcelcn Voorarm, welke geboogen en voor het lijf gebonden is, met deeze voornoemde Stoovingen of Fomentatien te beleggen. Met het Tourniquet handelt men als vooren bladz. 129 gezegd is. Na deeze verrichting wordt gemeenlijk de on- qsvg\ derarm en Hartd doof, ongevoelig, koud en bleek; gen de?' de klopping der Pols laat zich niet meer gevoe- °Peratielen. _ Doch met het gebruik der zo even genoemde ftoovingen , het vlijtig wrijven met Azijn en Water enz. ziet men meermaal en, dat dit Deel na eenigen tijd in Warmte , Roodheid, Gevoel, en zomtijds de Pols in eene flaauwe 1 s Klop,  *3* *VER HET ADERLAATEN Klopping, (*) begint te berleeven, men ver? volgt als dan met de Verstiet'ing. Zuivering enz. van de wond, tot de gcneezing (f), Na (*) Ik zegge zomtijds: want bij aldien men eenigen tijd na deOperatie denPoisflag in teRadiaa niet gewaar wierd, moet dit geenzins als een voor dat deel doodlijk gevolg aangemerkt worden; nadien zomwijlen die nimmer daar in meer gevoeld wordt, en echter in kracht en fterkte kan her-, flejlen. Zie Monro in de Edenb. Proeven a deel bladz. 1.74- ' (f) De Ontleedkunde leert, dat de Arm-Slagader (Arieria bracbiaHs') ia het buigen van den Arm, zomtijds hooger dan laager, zich in twee takken verdeelt, welke na den Voorarm en Hand loopen. f-— Veelen dan, raadert de Ondenchcpping, in geval de kwetzing hoven de verdeeling piaats had, volftrekt af, uit aanmerking, dat daar door de Leevend-voedende invloed, na het ondergelegen deel, onderfchept en belemmerd wordt, en hier uit , na. luurlijk eene verderving voortvloeit. Doch onzes bedunkens kan de Onderfcheppingzn Toebinding, fchoon boven de verdeeling, echter, veilig , en veelmaalen met eene heilzaame uitwerking werkftellig gemaakt worden. De ontleedkunde leert, en de Ondervinding bevestigt, dat'er bij het bovende, deezer Slagader een aanzienlijke Tak afdamt, welke na den Onderiirm loopt, en bij ontbee:ing van deezen, konnen de kleine zijtakjes, die geduurig uit de Arteria Brachialis voortkomen, en Inmcndingen ( inofculationes~)mei de Radita en Ulnaris maaken. genoegzaam verwijderen, om eene genoegzaame hoeveelheid bloeds, aan de ondergelegen deelen te ver- ». . , Wij  ÉN DESZELFS TOEVALLEN* ' '3:33 Na de Operatie, (fchoon geneezen zijnde ,) *waS. • ' . 'held na blijft zomwijlen eene Zwakheid in dat deel over.de Ope- Hier toe zal het gebruik van het Unguentum Nar''WMi vinum, het welk met krachtige gediftileerde 0- Hën aangezet is, van veel dienst zijn: Wanneer echter , na verloop vaü 'vier- en- ■ Pfyfö twintig uuren , het deel onder de binding onge-fchijaze* Voelig eii koild blijft , geen Polsflag zich ver-l2IU toont, Wij zullen tot meerder opheldering van dit gezegdë kortelijk twee gewichtige gevallen van Slagader-K-wetzinzingen, welke onder vele anderen gelukkig door de Operatie geneezen zijn, hier bijvoegen. —— Het eerfle geval befchrijti de Hoogleeraar Monro, zijnde eene kwetzing Van den Stam der Arms - flagader, door eene ongelukkige Aderlaating veroorzaakt , en welke na verloop van een Jaar door de Operatie, in korten tijd , zonder vermindering van Sterkte of beweeging van dat deel, tierfteld wierd; Zie de Edenb. Proeven 4 deel, bladz. 185 & feqq. ■ Het anderen verhaalt Severinus , betreffende een Jongeling , welken de Slagader in het midden der Dije (Feinor) gewond was, en eene hevige bloeditortiug verwekte ; doch door een Verband op dien tijd gellooten wierd* Echter liep het bloed in de Cellulosa uit, en verwekte den volgenden dag eene groote zwelling en klopping ■. den veertigften dsg wierd de plaats geopend , wordende omtrend ücs Ponden klonterig bloed ontlast: dé Slagader wierd boven enb:nedendeopening ondetfehepten gebonden;en wis sa verloop van zes Weeken, zonder het minfte nadee! aan de Dije of aan het Been toe te brengen,gen2CZ2n»f?<& de efficaci medicina t lib. 1. part 2, pag. 51» I 3  334 OVER HET ADERLAATEN toont, Blaaren ( Vefica ) op de hand komen , Blaauwc Vlekken zich voordoen enz. toont ', dat 'er verdikking cn aanlïaande verderving van 't geheele deel plaats heeft, cn noodzaakt den Heelmeester, als dan het zelve , even onder den Schouder, tot behoud van 't Lceven wech te neemen. _ Zie over de manier deczer Operatie Le Dran, Sharp en meer anderen. Wsare Wanneer men bij de Laating alleenlijk de fez'riff"' tenfte vliezen der Slagader gekwetst heeft, zo worden de binnenften, doordien zij den regenland van het aanvlietende bloed niet wederitaan konnen, door de opening der buitenfte heen gedreeven, en maakt langzaam of fpoediger, een min of meerder groot .Gezwel ter plaatfe der kwetzing : — 't welk men eene waare slagader breuk (An'èurisma Vera) noemt. Kenteke- De Kentekenszijn; ('t zij het gezwel kort , Mèa' of lang na de kwetzing zich voordoet) dat men op het zelve drukkende eene Klopping ontwaart, evenals ih de Slagader gevoeld wordt; hg. tclijk kan men het, zo het nog klein is, door drukking doen verdwijnen ; doch keert, de vingeren of drukkende Macht wegneemende, oogenbüklijk weder; behoudende de huid haare natuurlijke kleur. _ Genee- De Ceneez Ing van dit gebrek beftaat voor eerst, Emg' na het gezwel alvoorens te rug geduuwd, en het deel  EN DESZELFS TOEVALLEN. 135 deel in zijn natburftaat gebragt te hebben, in eene bepaalde en aanhoudende Drukking , door het daar toe van den Hoogleeraar Senf uitgevonden Konsttuig (*). Dit niet genoegzaam voldoende, (dat mogehjk maar al te veel bewaarheid is) gaat men tof: de tweede, en bij ondervinding aangepreezen manier, de Bezwachtelmg naamelijk , van den geheelen arm, als reeds bladz. 125 geleerd is , over. Doch wanneer het Gebrek zeer groot en uitgebreid is, loopt men gevaar dat er eene Valfche Slagader.Spat (Aneitrisma Spuria) zal gebooren worden. . Dierhalven is het in dit geVal beter de Onderfchepping, even als in het voorige te beproeven, dan geduchter Toevallen af te wachten. _ Alleenlijk moet men hierbij aanmerken, dat, waimeer het deel boven en onder gebonden zijnde, de Zak, die de Anettrisma maakt,moet geopend, en het inhebbende bloed ontlast worden (f). Wij (*) Zie J. Z. Platner Handel, tot de C'iir. pl. j. fig. 10. (t) Omtread de Waare Slagaderfpat (Aneurima Fera) welke gelukkig door de Operatie geneezen is, is onder anderen Leezenswaardig de Verhandeling van den Heer John Margill. zie het Tweede Deel der Edenbitrgfche Proeven, bladz. 158 &feqq. u  136* OVER HET ADERLAATËNenï. king11"61-* zullen de kwetzing der Slagader fluiten r, in betrekking tot derzelver Operatie , met deeze aanmerking: dat, wanneer het bloed (door het openen der bekleedzelen) uit de bijliggende va* ten, dit fijne handwerk mogt belemmeren,men •als dan de gemaakte wond, alvoorens men verder gaat, met Plukzel belegge en opvulle,even gelijk men in de Trepaan Stelling gewoon is. — Dit verzekerd en het bloeden opgehouden zijnde, gaat men op nieuw zonder verhindering tot de verdere Operatie over (*). Ons (*) Zie hier over den geleerden Brief van den Heer Sermes in de Rust Uuren van A. Titsino , blad*., I3P*  Ons oogmerk was om de Aderlaating ronder de Slagaderopening den Leerlingen voor te (lellen ; • doch bj nader inzien, oordeelden wij het niet ondienjlig y deeze laatfte bij wijze van Aa?ihangzel tot dit deel te voegen. — Immers de overeenkomst is te naauw aan dm anderen verknocht om dezelve daar van geheel af te zonderen. ï s SLAG-  *38 SLAG ADERLAAT ING. Arteriotonua.) Opfchrift geeft genoegzaam het ken' merk deezer Operatie te vermaan : naame- lijk eene door konst in de Slagader gemaakte opening, om daar uit na vereifch bloed te ontlasten. Waar ver- Slagaderen, welke onmidlijk op een been li Voorzor- Allcs in gereedheid hebbende, als in de Agen. derlaating bladz. 26 gezegd is, plaatst men den Lijder op eene bekwaame plaats, laatende zijn hoofd zijdewaards houden. _ Men legge een dmallen Band even boven de plaats daar men de Opening maaken wil aan ; om daar door dit Vat des te beter te bepaalen, en te doen zwel. len (f> D aarCO De Heer Martin wil ook,dat men in gevaarlijke en hevige Borstkwaalen de Polsader (Arteria Radiaa) zal openen. Zie Traité de La Phlebotomie & de VAr. teriotomie pag. 481. Doch hoe minder dit gevolgd wordt, hoe nuttiger en veiliger moogelijk voor het Menfchdom. (t) Zoomigen echter gebruiken geen band,eo bepaalen » ' al  SLAGADEB.LAATING. 139 Daarna neemt men een gewoon doch devig Operatie. Lancet, "t welk men geopend in den mond fteekt ^^jf (zie bladz. 27)—Men tekent met inkt of iets anders, zo de Slagader niet genoeg zichtbaar is , de plaats daar men dezelve gevoeld heeft, en die men verkiest te openen. — Men fpanne de huid met den duim en voorden vinger. en tus' fehen deeze beiden maakt men de Opening f even als in de Aderlaating (bladz. 27 ) geleerd is. Men kan ook, zo eenigen willen , een der Tweede kleinste Takjes deczer Slagader geheel dwers af- W'jZe* fnyden; en hier door kan de bloeding veiliger gcflild worden. Het bloed fpringtonmiddelijk boogsgewijs , met jprougen en horten uit de gemaakte opening. Na eene genoegzaame hoeveelheid hier van Wat on, ontlast te hebben, (dat echter een goede kwan- der de ... ■ ., .. ,. Konstbe- Uteit , wd het van nut zjjn, dient te wezen) werking moet men bedacht zijn het'zelve gevaesliik tevcrrifht ft 0 1 wordt. ltinten—Mier toe maakt men den Band los ; in- tusfehen zet men den duim der linkerhand onder de opening, op het Vat, om het zelve genoegzaam te drukken; men zuivert het wondje en de omliggende deelen met de fpons,ieggcnde vervolgens een ftukje Zwam alleenlijk het vat met den vinger. Dit is goed wanneer de Slagader vol en zeer zichtbaar is ; doch dit niet pijnde ,is het zekerder,een band te leggen,  14* s lagadeiilAatinö. Zwamopde wclafgedroogde opening derSlagactcr; hierover een Kompresje, en over dat een grooter, zo , dat de meeste drukking op het wondje bepaald zij ; verzekerende dit eindelijk door het Verband. Het ver- Dit Verhand (Knoop - Verband Fafcia Nodo* deszelfs fa genoemd) beftaat uit een op twee hoofdeii aanleg, opgerold fterk Windzel, vaii omtrent vyfoï zes ellen lang én één diiim breed. Het midi den wordt ter plaatfe der wond op de Kompres aangelegd, gaande de eene rol over het Voorhoofd boven de Wcnkbraauwen , en de andere om het Achterhoofd tot aan de overgehelde zijde;' aldaar verwisfeit men de Rollen vari hand en gaan ieder langs den zo even genoemden weg tot op dé begonnen plaats; alwaar rneri andermaal de Rollen verwisfeit, en op de kompres een Kruis of zogenaamde Knoop maakt , om de Slagader wel toe te drukken; men brengt als dan de bovenfte rol over het hoofd tot- aan de tégenoverftaande Slaap, gaande met de andere onder de Kin door, en aan de andere zijde weder opwaards, tot dat men op die flaap insgelijks de Rollen verwisfeit, brengende dfc bovenfte nederwaards onder dc Kin, en de aridere opwaards over het hoofd , beiden tot op dc Kompres; alwaar op nieuw de Rollen verwisfeld worden , om een Tweeden Knoop te maa-  SLAGADER L ^ A T I N ö. i** maaken ; dan voert men de rollen we¬ der als de eerstemaal om het Voor- en Achterhoofd ; aan de tegenoverzijde verwisfelende, gaat men weder tot op de kompres , leggende als dan den Derden Knoop ; en na het Windfcl ftijf aangehaald te hebben, eindigt men met nog een enkelden omgang in de rondte om het hoofd, om als dan met fpelden vast gemaakt te worden ( zie pl. II. fig. 9.) Men is bedacht , dat intusichen de Aderlaater den Zwachtel aanlegge , een Helper met zijne Vingeren den omgang van den zeiven op de kompres, en deeze laatfte op het wondje, of in een woord het geheele Verband zodanig fteune , dat door de geweldige aanpers van het Arteneufe bloed, de Aderlaater in zijn werk niet belemmerd , en de aanleg des verbands niet vruchteloos gemaakt werde. Dit Verband blijft eenige dagen zitten ; be- Hoe ver» velende den Lijder eene geduurige rust en ftil- ^^.g^" te, laatende hem niet dan dunne voedfelen se- o bruiken. Wanneer hetzelve wordt afgenomen , (dat nogthans in de eerste vier of vijf dagen niet gefehicd,)moet men met voorzichtigheid te werk gaan cn zo het Stukje Zwam was vastgekleefd, dit niet aanroeren, maar op nieuw het voorige verband iets losfer' aanleggen, In  M SLAGADERLAATING. Jï£. in ltt gevaarlijke Beroertens, hevige en langdu- liUUfga "IT.fi" ^-v nge Hoofdpijnen, Oogontfteekingen en fpoedige door volbloedigheid veroorzaakte Blindheid enz., is deeze wijze van Laatïng meermaalen van vrucht geweest. E IN D E.  U9 BLADWIJZER. dek £ A A K'. E N, In dit Week Verhandeld, W VV at men door aderlaaten verfiaat. bladz. i Oorfprong daar van. ibid Hoedanigheden van eenen Aderlaater. 2 Verdeeling van het leerduk der aderlaatingen. ibid EERSTE AFDEELING van het Aderlaaten in het algemeen. Wat in deeze eerste afdeeling gevonden wordt. Bi. 2 1.) Van de Aderen enz. 3 Wat dezelve zijn, ibid derzelver rokken. ibid omloop van het bloed. ibid welk bloed, zich in de bovenden en welk zich in den onderden dam der holader ontlast. 4 " onderlcheid tusfehen eene ader en ilagüder. 5 . . . tusfehen eene Ader en Pees. tf* . . . tusfehen eene Ader en Zenuw. ibid . . . tusfehen eene Ader en een Watervat. 7 hoedanig het watervat verdeeld wordt. ibid of eene zenuw uitwendig kan gevoeld worden, ibid * welke watervaten bij de laating gekwetst zijnde , e^ne lekking veröorzaaken. ibid § K 3 • *0  »* B L A D W IJ Z E R. 5. De Aderlaating bij zwangere vrouwen wordtin vijf klasfen verdeeld. b'. 23 een voorbeeld van menigvuldige aderlaatingen bij eene zwangere vrouw. 25 5.) Van het Handwerk eener Aderlaating. BI. 25 wat het zelve zij. ibid wat voor de operatie moet verricht worden. 26 . . . onder dezelve te doen. ibid Plaatzing is, of uit noodzaak , of uit verkiezing, ibid aanlegging van den knelband. ibid hoe; de operatie verricht wordt. 27 de tijdperken deezer operatie. ibid de Heek, ibid de opfnijding. 28 ; hoe het lancet wordt ingebragt. ibid „ . . de vaten geöpend worden. ibid eene grootte opening boven eene kleine te verkiezen ; en redenen waarom. 29 * wat na de operatie verëifcht wordt. 29 dezelve moet met zo weinig omflag als moogelijk is j verricht worden. 29 f een geval door Dionis verhaald van een ongemeen omflagtige Aderlaater. ibid C.) Over de hoeveelheid van het afgelaaten bloed. kh 30 " hoe veel bloeds op eens afgelaaten wordt. ibid wat zommigen voor een teken , dat 'er genoegzaam bloed ontlast is, houden. ibid* de herhaalihg 'eener Laating kan niet bepaald worden. ' 3i 'ton-  BLADWIJZER, ij$ Jt onnoodig Aderlaaten is fchaadeljtjk, en geeft gelegenheid tot bloedrijkheid. bl. 31 de gevolgen hier van ibid * in hoe korten tijd het bloed bij een gezond menfch herfteld wordt. ibid f voorbeelden van menigvuldige Aderlaatingen. ibid hoe men zich van't onnoodig Aderlaaten ontwent. 32* .) Beschouwing van het bloed. Bl. 33 Wat men door bloed verftaat. ibid Waar uit zaamengelteld. ibid hoe her zelve na de artapp'ng zich vertoont. ibid het bloed nog warm afgetapt zijnde , dampt 'er een wafem uit; en wat eenigqn daar van gevoelen, ibid* het vaste gedeelte, wat het zij. 33 wat de wije is. 34 waar uit. men de hoedanigheid van 't bloed beoordeelt, ibid de evenredigheid. ibid • ■ Aa«- 35 Welke gesteldheden het bloed bij bijzondere voorwerpen heeft. ibid *. de Kleur. 36 . . . van het vaste gedeelte, ibid . . . van het vloeijbaare. 3.7 de korst op het bloed. ibid is goedaartig,' , ibid of kwaadaartig. ibid het fchuim. 38 wanneer de Aderlaating in eene ontsteekings-korst nuttig is. ibid wanneer fchadelijk. ibid K 5 liet  BLADWIJZER. ffö II.) Aderlaating aan den Slaap van het hoofd. Bepaaling; bl. 76 Voorzorgen. ibid Manier van Opereren. ibid Wat na de Operatie te doen. 77 Het Verband. ibid III). Aderlaating op den Ooghoek. Bepaaling. Bl. 78 Voorzorgen deezer Operatien. ibid Hoe dezelve verricht wordt. ibid Het Verband. ibid Noodige voorzorgen , betreklijk de voorhoofds-Slaa- pen van het Hoofd - en Ooghoekslaating. ibid IV.) Aderlaating aan den Neus. Bepaaling. $$L 7p Voorbereidzels. . ibid Operatie. ibid Wordt bij geluk getroffen. ibid Wat na de Opeiatie te doen, ibid Het Verband. gD Aderlaating in den Neus, Wordt afgekeurd; en Reden waarom. ibid * V.) Aderlaating op de Manlijke Roede. Waar in gebruikelijk. g£ Behoeft geenen Knelband. • jbid Operatie. jbid Hoe  t8ö BLADWIJZER. Hoe veel bloed in deeze laatiög wordt afgétap't. bl. 8ï Het verband. , jbjd . VI.) Aderlaating aan de Heup.' Bepaaling;. j>2 Waarin gebruiklijk.' ibid Operatie. ibid Verband. ibid VIII. Aderlaating aan de Kuit. Voorzorgen tot deeze Laating. ibid Hoe geöpend wordt. §3 Wat na dezelve te doen. ibid Het verbaud. OVER DE REDENEN, WAAROM MEN ZO VEELE ONDERSCHEIDENE ADERiiN OP VERSCHILLENDE LICHAAMS DEELEN OPENT. Inleiding. BI. 83 Denkwijs der Ouden over de bijzondere aderlaatingen. 84 . . , . der hedendaagfcbe hierover/ ibid Nut der Armlaating. ibid 'j-4 . . Handlaating. 85 .... Voetlaating. ibid .... Halslaating; 86 .... Voorhoofds - en flaapen van het hoofd lattin gen. ibid , . . . Ooglaating. jbid flut  B L A D W IJ Z E R£ tfft Nut der Ondertoiigslaating. bl. 86 .... Ooghoekslaating. ibid •. . . . Neüslaatihg*. g7 Noodige aanmerkingen over de laatingen, welken aan het hoofd verricht worden. ibid Nut der Heuplaating. ibid .... Kuitlaating. Ibid Aanmerking, dat 'er gevallen konnen voorkomen, welke deeze voorgeftelde Aderlaatingen verëisfchen. 88* Voorzorgen bij het Leerstuk der Aderlaatingen in het bijzonder» Herhaalde aderlaating. SS Waar in het bloed moet ontvangen worden. 89 De Lijder moet daags na de operatie bezocht Worden, ibid VIERDE AFDEELING. Over De toevallen , wélken op het Aderlaa* ten konnen volgen. Wat toevallen zijn. <3<3 Verdeeling in ligte, . . aanmerklijke, en .. zwaare of gevaarlijke toevallen. ibid Oorzaaken. ibid ontdaan door den Operateur, < , , Lijder, of helper. 9* h 1 kLAs-