VADERLANDSCHE GEDICHTEN; DOOR   V„ R IJ H E I D M .1 N N E NDE LIERZANG TER E'IRE VAN HET LOFWAARDIG EXERCITIE-GENOOD SCHAP, ter fpreuke voerende Voor STAD, LAND en VRIJHEID, binnen de Stad AMERSFOORT. Bij gelegenheid dat hetzelve zijne exercitiën met al. . gemeenen roem verrichtede, en, door het nooit-volprezen Exercitie genoodfehap Pro Patria & libsrtate te.Utrecht, eene gouden medaille wierd gefchonken aan den Amersfoortfchen Genoodfchaps-Bevelhebber, DEN WEL ED. MANHAFTEN HEERE STEVEN CAMP, op den 14 Julij 178+.  tt Socii, (neque enim ignari fumus ante maiorumj o Pasfi graviora: dabit Deus hit quoque finem. Vos et fcyllceam rabiem, penitusque fonantes Aecestis Jcopulos: vos et Cyclopen faxa Experti: revocate animos, mmjlumqae timorem Mittite: forfan £? hac olim meminisfe juvabfc Ter varios cajus, per tot difcrimina rerum Tendimus in Latium, fedes ubi fata quietas I OJiendunt: illic fas regm refurgere Trofee. Durate, £f vosmet rebus fervate fecundis. V1RG: iENElD: Lib. I. Toegepasts en vrije navolging van het bovenftaande. Gij, lotgenooten, voelt al uw voorleden rampen: Gij hebt met zwaarer druk, dan deezen, moeten kampen. God ftelt welhaast een perk aan al uw grievend leed. Het heugt u dat gij met het woedend Spanje ftreedt, Dat gij het moorden zaagt dier loeijende Cijclopen. ' Verliest dan nugecn'moed; wordtdoorgeen vreesbekroperi; Hierna zult gij met vreugd gedenken aan uw' druk. Ligt breekt door tegenfpoên de zon van uw geluk. De weg naar vrijheidftad is overdekt met plaagen, Doch daar toont ons het lot geruste levensdagen:' Daar word uw oude roem gevestigd op den troon. Houdt moed: bewaart uzelv' voor zulk een lauwerkroon, P. STICHTEN AAR. Lib: Liïlrt: I,  VRYHEIDMINNENDE LIERZANG ter eere van het lofwaardig EXERCITIE-GENOODSCHAP, ter fpreukc voerende Voor STAD, LAND en VRTHEJD, binnen de Stad AMERSFOORT. Wijkt, doemwaarde Dwingelanden! Vlucht uit de Eemftad, die, vol moed Kookende door eedlen gloed, n Schip der Vrijheid hoed voor 't «randen: Beeft voor eiken Palirtuur Die, verhit door heldenvuur, Aan de zon der Deugd ontftoken, 's Dwingland* zetel heeft verbrokeü, deez1 nygévóchten muur. A Hoe!  Hoe! Gij dorst den moorddolk.draagen^ Om der Vrijheid, die nog zucht, Doch reeds uit haar' kerker vlucht, Dien door 't edel hart te jaagen! Gij {rondt vaardig, (welk een fchand'!) Om uw nooitverzaadbre hand Kaar die dierbaare uit te fteeken. En haar' hoed en fpeer te breeken! Ziet, de Wraak des Hemels brand. <8> O $ Ia, dip Wraak fpant reeds haar boogen. Door dc hand der Burgerij. Sidder, vuige DwinglandiiJ Elk ziet thans, met waakende oogen, Vol verachting op u neer: Vrijheid dreigt u met haar fpeer; Zij, zij kan geen' dwang gedoogen;. Zij toont elk zyn zclfvermogen : Vrijheid dulde nooit EEN' HEER.  Vrijheid vormde ons allen hei ren: •t Volk is heer, het volk is vrij. •t Bukk' dan nooit in flavemij Van verwaanden die regeeren .... Hoe! regetren? ijslijk woord! Dit zij nimmer weêr gehooid Bij heldhafte Batavieren, Die hun vrije vaanen zwieren Langs des Eemvliett krommen boord. # <§> # * Schip van Neêrland is-niet EIGEN Aan den Stuurman dien men kiest, Wijl die ftraks zijn' post verliest, Als zijn dwaasheên rampen dreigen, •t Schip is aller eigendom: Bk betaalt zijn rechte fom: Allen zijn ze 'er in gezeten: Elk moet dus beftendig weeten goe en waar men landen kom'.  4 # ## $ Meesters in Gemeenebcsten Is een tegenitrijdigheid, Waar de Reden tegenpleit: Elk verbann' ze, als vuige pesten, Hoe! Is iemant heer of prins Over Neêrlauds volk? Geenszins. 't Volk, HIT VOLK alleen GEEFT WETTIJf. Die zich tegen 't volk verzetten Zijn boosaanig, dwaas, of kinds. <& $ & 't Volk fielt goedig zijn vertrouwen Op Regenten die gebiün, Doch flechts in '« Volks naam: wij zien Of ze in flaat zijn zee te bouwen. Ieder kan aan 't roer niet liaan, Wél den Huurman gadeïlaan, Wél doen Ietten op zijn pligten, Wél doen voor 's Lands wetten zwichten, Wél somtijds van T roer doen qa/.k.  Of zijn zij door 's Volks behaagen Aan het roer, tot onzen druk? Moeten wij hun flaavenjuk Op de vrije halzen draagen? Dit verhoed' de Hemel! Neen! Burgerharten zijn niet kleen. Eer zal Nederland bezwijken Door 't vernielen van zijn dijken, Eer zij ons op 't harte trein. Of is Neerland vrijgevochten, Om het Spaanfche juk alleen Eeuwig af te fchudden? Neen! Neen! Het gruuwt van moordgedrochten Die, door list of 's krygsmans kling, Slechts een juksverwisfeling yoor den Batavier hernamen, En zich geener laagheid fchaamen Van den lafften hoveling. A 3  6 # * Zulke monsters moet gij weeren, 6 Mijn dierbaar Amersfoort! Of u word het hart doorboord: Hen moet ge eeuwig oorlog zweeren. Staa groothartig op uw Recht, Dan word u geen heil ontzegd: Vrijheid eiscbt heldhafte zielen Die voor geen tirannen knielen, Noch aan ketens zijn gehecht, Schuuw, ó fchuuw die ketens draagen. • i Ach, betrouw, betrouw hen niet Die ge als slaaven draaven ziet, Voor of naast des Dwinglands wagen; Slaafsch gehecht aan hunnen heer, Haaken zij, als hij, naar meer. Om hun grootheid uit te zetten, Willen ze uwe magt verpletten, En vervloeken uw geweer. VlücbJ  Vlucht het eerloos zelfbelangen: Dit is een gevaarlyk net Om een hart, op winst gezet, Als ondanks zichzelv', te vangen. Open Hechts uw hart voor pligt Die u eeretempels fticht; Wil toch voor geen' Dwingland leevtn, Want zijn geeven is vergeeven; Vrees zijn* doodelijken fchicht. & €> & 5! Gedenk aan ds oude dagen, Toen twee helden zijn geflagt Op een moordfchavot, (+) veracht Als gevloekte burgerplaagen-, Schoon zij vloekten 't fnood geweld Dat uw Recht heeft neergeveld .... Ja! Gedenk aan de oude dagen! Wien, wien ziet gij neèrgeflaagen? God! Uw' OLDENJ3ARNEVELD! A 4 Diea Ct) Wtltt inwoner der Stad Amersfoort wet „iet, wie hier.iucdi bedoeld worden?  Dien ge in uwe vesten teelde, Dien gij zoogt aan uwe borst, Die den Dwingland tarten dorst, Die daarom den Prins verveelde; Dien, (ó deerlijk menfchenlot!) Dien, door 't fnood Oranje-rot, Schoon ons land op Hdm mogt bouwen, *t Edel hoofd wierd afgehouwen, Op een fiddrend moordfchavot. «S? <2? Zie dat fchuldloos bloed eens vlieten Langs de fteenen: — Zie 't getraan Van veel duizend menfchen aan, Dat ze in 's grijsaarts bloedftroom gieten? Zie elk edel hart in rouw, En getroffen door een kou Om dien moord, die wraak zal fchreeuwen Door het cirkelrond der eeuwen, Hoe men dien ook dooven wou.  Gü moogt, o mijne Eemftad! roemen Op dien weêrgacloozcn held, Op uw' oldenbarneveld, Dien de Prins ter dood deed doemen: Mauritz heeft hem 't licht ontroofd, En uw' fakkel uitgedoofd. Zoud gij dan nog wagglend kiezen Welke zij' gij wilt verliezen! Hoor naar 't afgeflaagen hoofd. O O & Hoor het niet om weerwraak kermen : Neen: 't vergaf zijn' beul dien moo Hoor llechts naar zijn' raad, zijn. woo En druk Frankrijk in uwe armen ; Haat het roofziek Albion Dat onze arm vernielen kon, Zo die niet waar' vastgebonden, Wijl dcezé" arm die doggerhonden Duizendwerven overwon. A 5  IO Ecuwig moet gij England fchuuwen. Weer een Prinslijk echtverbond Met dien afgeftreden hond, Want dat huuwen deed u gruuwen, Erlglands vriendfehap is te vals, Vol venijns, vol haats, vol gals; Huuwlijksbanden van zijn handen Zijn een Jlrop van Dwingelanden Om uw' vrijgevochten hals. & €> <& Hoe heeft Neerland moeten zuchten Onder flaagen van die Vuist, Die te dwaas, die te onbezuisd Ons voor England wou doen duchten! Die, met England reeds vermaagd, Zijne bloedverwanten fchraagt; Die, als 't hoofd der moordenaaren Ons den oorlóg DEED verklaaren; Die den haat van Neerland draagt.  II ö! Hoe zou die Vuist niet woeden, Zo zij vrijlijk toe mogt flaan, Zo ze in één gareel mogt gaan Met die zelfde geesfelroeden, Die zij aangreep! Hoe zou zij Ddn den troon der Dwinglandij Op den vrijen grond niet vesten, Om zich toomloos vet te mesten Met het bloed der burgerij! # <8> <& Dit hebt gij terecht begrepen, ó GENOODSCHAP! toen ge uw Haal, Tot een wisfe zegepraal, Hebt op Vrijheids fteen geflepen: Dat het fchittere in uw hand, Voor de Stad, het Vaderland En de Vrijheid'. Deugdgezinden! Gij zult uw belooning vinden Daar de Deugd haai' flander plant. A 6 3a>  Ja, ontrolt, ontrolt uw vaanea In het oog der Dwinglandij : Ziet die vuile moordharpij Siddren voor uw legerbaanen. Had uw bloedhaan niet gekraaid, Vrijheid waare al weggewaaid, Doet hen, die u trapten, becven; Doch doet uw C AP ELLENS lecven, Daar Gods hand de Harren zaait. Daar zult ge ook, ó Braaven! blinken Voor het oog van 't Nagedacht, Schoon u eenig fchuim veracht, Dat moet toch in d'afgrond zinken. Edel is 't wat gij beoogt, Groot, wat gij door moed vermoogt. Tijrannij begon te fchreettwen, Dit maakte u van lamren leeuwen, Dit zelfs heeft uw magt verhoogd;, Ziet  Ziet het moedig dihchi praaien, Met den fabel in de vuist, Die de Tijrannij vergruist. .Ziet die grijze eens ademhaalcn Onder 't eeuwiggroeuend loof: Ziet haar VADERS, blind en doof Voor 't gevlei van Dwingelanden, Thans voor haar in ijver branden, Dat men haar geen blad ontroov'. 0 cgj $ Zie Haar u eerbiedig nadren, ó Genoodschap! met haar' Prijs, U tot eeuwig eerbewijs Van verdiende lauwerbladren, Zij drukt u de kroon op 't hoofd, Aan uw heldendaên beloofd, Door geen' Nijd uw kruin te ontrukken Gij ziet reeds dat ondier bukken, Door zijn knaagen afgefloofd. 13  14 Gij, mijn utrecht, oud van dagen, Oud in roem, ftond altijd ptl In het teistreno1 ongeval; Zoud gij dan nu ketens draages? Dat het muitziek Rotterdam Kruip' langs de aard': het kruipt ziek lam. v Dit voegt geen Batoos neevcn, Die naar glorie moesten ftreeven, Want zij zijn een heldenftam. ó Verdwaalden! keert toch weder! o Hervat uw' heldenmoed! Vloeit in u geen edel bloed ? Ploft gij van uw grootheid neder? En voor wien kruipt gij in 't zand? Voor een' flaaf, die van.uw hand, Zo gij 't flcchts gebiedt, moet draaven: Gij wordt van uw flaaven flaaven ! ! — Vaderland! Mijn Vaderland!  Is u Claudius (*) ontfchoten, Die zelfs Romen heeft beftreên, En het flaavenjuk vertreên, 6 Vertreeden landgenooten? Denkt gij dan om Al va niet, Die u met de voeten ftiet, Doch dien gij weer hebt verftootcn In de Spaanfche legergrooten, Toen men u de Vrijheid liet? O Gloeit geen fchaamrood op uw wangen, Dat gij, door te looze list, U zó jammerlijk vergist, En in 't gouden net laat vangen? T -f Dwinglandij is kruipend, loos, Argclistig, wreed, of boos. Zij verft zicht met fchoone kleuren,] Schijnt fomtijds u op te beuren, Doch begeert uw' ramp altoos. IS (*) Claudius civi lis , de herflellcr der Bataciffche Fr'jheid. 15  16 Is dit niet genoeg gebleken In de Spaanfche Dwinglandij* Eerst zocht die, vol razernij, ü den dolk in 't hart te fteckcn; Toen nam zij de list te baat, Toen het fnoodfte volks verraad! Toen zij alles zag mislukken, Scheen zij voor uw kracht te bukken» Doch was ftceds eene onverlaat. Spiegelt u, Bataaffche helden! Spiegelt u aan 't oud gedacht Daar gij uit zijt voortgebragt; Pronkt, als dat, op leger velden. Utrecht nevens Amers-foorT Wijzen u de gloriepoort: Zijt ge aan hen niet vastgeklonken? Leent dan van hun vonken vonken; Dus leeft Vrijheid ongeftoord.  Eén' flap achteruit te wijken Geeft den Dwingland kracht en moed; Eén' flap voorwaarts Holt zijn bloed, Doei zijn hart van angst bezwijken. Ziet hem onverfchrokken aan, Hij zal.de oogen nederflaan; Doch flaat gij uwe oogen neder, Dan maakt gij hem trotfeher, wreeder: Waar' dit niet uzelv' verraên? # fS> Ja, gevoelt uw eigen krachten, Gij die deerlijk zijt misleid. 't Volk Alleen is Majesteit. Monlters, die het volk verachten, Slaan die Majeftcit een wond'; Drijft hen van uw' vrijen grond. Slaat de handen in elkander, Plant éénhartig Vrijheids ftander 't Ganfchc Nc.derland in 't rond. *7  i8 Kost gij, door mijn' zang, gevoelen 't Vuur dat in mijn ingewand Voor uw Recht en Vrijheid brand, Dan waar' nooit uw vlam te koelen . Maar men voelt alöm dit vuur: Zou men dan, in de Eemftads muur Minder voor de Vrijheid blaaken, En die maagd ons laaten fchaaken? Hemel'! weer dit ijslijk uur! €? <3? Ja, mijne Eemftad! Ja, mijn waarde! Gij hebt altijd moed betoond. Gij zaagt fteeds uw kling bekroond Met den lauwer, daar ge op ftaarde; 't Zij u "t nijdig Gelderland Dreigde met zijn' moord of brand, Of verraad fmeedde in uw veste, Gij verwont altijd ten leste Met uw nooitverwonnen hand. ?t Zij  't Zij Bourgogne u wilde deeren. Of vei (hikken in zijn net, Gij hebt magt en list verplet; Gij kwaamt zien en triömfeeren. Schoot het gladde ftaal te kort, Wierd een kalkftroom uitgeftort. Op den vijand die kwam hoonen; Vrouwen wierden, Ainazoonen Met de wapens aangegord. # ® ' • Mijne Eembruid! die 't verwoei rei» Nu acht eeuwen hebt geweerd, Laat, in 't ftrijden uitgeleerd, Thans vooral uw ftaal nr«t roesten Maar wel rusten in de fcheê, Zo men, nedrig en gedwee, Uwe Rechten wil herftellen: Want ontijdig nedcrvcllen Dompelt fteeds in 't grievendst Gij  20 , Gij krcegt flechts het ftaal in handen Tot verdediging van 't Recht, Dat de Dwang aan ketens legt; Niet om fpoorloos aan te randen. Stadgenooten! mint de rust: Deeze zij uw levenslust. Doch wilt heerfchende aartstirannen, Rustig, uit ow muuren bannen: Dus word Tweedragts toorts gebliischk Ziet, uw rijke vrouwenbenden Moedigen u tot dien pligt: Zij zijn u een evenwigt, Schoon het ftaal aan haare lenden Niet gegespt hang'. Ziet haar hand, Die uw' fchoonen ftander plant; Ziet haar vaandel u gefchonken, Om uw ziel in moed te ontvonkei Voor uw ftad en Vaderland. VRIJ-  VRIJHEID, BLIJHEID ftaa gedreven In elks hart dat Deugd bezint. Laat vrij de Afgunst, doof en blind, ü bloohartig tegenftreeven; Gij, 6 Braaven! weert den ramp, Ja, ftort olie in de lamp Die ons lichten zal in 't ltrijden, Om ons eeuwig te bevrijden, Op het vrijheidlievend CAMP. P. STICHTENAARD Amersfoort 14 Julij, ~:r- /f/er , 'V/31' 21  Om gebrekkige nadrukken voor te komen, zullen alle echte drukken vanjdeeaen Liirzawg aldus //// ondcrtcekcnd zijn; J^v-v^/> At J    O JD JE, AAN DE EDELE MANHAFTE HEEREN, OFFICIEREN en LEDEN VAN HET ACHTBAAR. EXERCITIE GENOODSCHAP, TER SPREÜKE VOERENDE: FOOR STAD, LAND EN VRIJHEID, BINNEN DE STAD AMERSFOORT; B'j gelegenheid dat dezelven de voortreflyke manoevres van de Compagnie Amlterdamfche Burgers, onder commando van derzelver Capitein, den Wel Ed. Manhaften Heere HUIBERT BASTERT, bywoonden, op het Exercitieveld , binnen deeze Stad, den ift*« September, 1784. TE AMSTELDAM, MDCCLXXXIV.  Vincit amor patri®, laudumque immenfa cupido, Virg. Mneid. Lib. .VI.  ODE, AAN DE EDELE MANHAFTE HEEREN, OFFICIEREN en LEDEN VAN HET ACHTBAAR EXERCITIE GENOODSCHAP, TER SPREUKE VOERENDE VOOR STAD, LAND EN VRIJHEID, BINNEN DE STAD AMERSFOORT. Deugdgezinde Stadgenooten, Gloeijende door heldenvuur, Voor het land , en Eemftads muur; Bacoos nooitvolprezen loten, Helden, die de Vrijheid fchraagt, En de Dwinglandij verjaagt; Welkom binnen Grij-brechts wallen! Hoort uw glori roemrijk brallen, Bij onze Amiteldarnlche Maagd. A 3 eem  Eembruids onvertfa.ngbre helden, Die het zwaard gesj>tte aan uw zij', Tot bedwang der tirannij; Kroost der Oldenbarneveidenl Derkt aan dat onnozel bloed, Dai\ in helfchen overmoed, Voor Oranje wierd vergoten, 1 ' Door die Godvergeeten Grooten, Die gij eeuwig haaten moet. Ziet uw' GEYsa'ART wagglend treeden Naar het treurend moordfchavot; Ziet het fnoode flaavenrot Juichen om die gruuwzaamheden; Ziet zijn hoofd van 't h'ghaam flaan; Ziet zijn bloed met heet getraan Van den Batavier befproeijen... Wie zou niet in gramfchnp gloeijen, Om dien hoon u aangedaan? Di: 6  Dit kon Dwinglandij bewerken: Tirannij iloeg HEM ter neêr : Gij grijpt naar uw blank geweer, Om den Trotschaart te beperken. Dus is 't met zijn woeden uit, Dus, zijn heerfchappij geftuit; Dus zal, in uw grijze wallen, Saabs, noch Houtens hoofd meer vallen; (a) Dus roept vrijheid overluid: „ Wilt dat helsch gefchrift (6) verfcheuren, „ Burgers! daar de Oranje vorst U weleer aan boeijen dorst, „ Om uw' raadzaal te doen treuren. Gij verfcheurt dat fchrift terftond; Werpt de flarden weg, in 't rond; En, voor uw gefchonden rechten, Zien wij u heldhaftig vechten, Op uw' vrijen Eemlands grond. A 4 Tref" 7  Treffend fchouwfpel voor mijne oogen Hoe hebt gij mijn hart vervoerd, En aan Eemftads muur gefnoerd! Ja, mijn ziel is opgetogen, Nu zij HIER een heir ontmoet» Dat het oud Bataaffche bloed Voelt door jeugdige adren ftroomen, Om de beerschzucht te betoomen, •Zo zij Hechts zich hooren doet. Gij Haat luisterrijk te pronken Naast een dappre heldenfchaar, Die, voor Vrijheids pronkaltaar, Ieders hart in moed ontvonken, Om den dwang ter neêr te flaan; Op een' vrijen grond te gaan; En, voor Vrijheid en baar wetten. Alles, alles op te zetten, Liever dan haar af te (laan. ZTet 8  Ziet hier waare Batoos zoonen, Die , als gij, voor billijkheid , Tegen Muitzucht, die zich vleit, Vadeilandfchen moed betoonen i BASTEBT treed hen moedig voor, Langs het roemrijk heldenfpoor: Ziet, fchoon Muitzucht ftaa verbolgen, Hen zijn' gloriftander volgen, Op 't geluid van 't kunstrijk koor. 9 Dus zag ik uw' ijver blinken, In het moedig Amersfoort, Dat, door utrecht aangefpoord, Nooit zijn' moed zal laaten zinken: Hoe voortred ijk klonk dat vuur Uit geweeren, langs dien muur, Waar, in afgerolden eeuwen, Burgers, als ontembre leeuwen, Vochten met hun' nagebuur! As " Gii  Gij, Genoodfchaps eerstelingen, In mijn grijze Moederftad, Hebt mij in uw' arm omvat, In uw dappre heldenkringen: Gij deedtmij, als uwen vrind, (Wijl ons bloed en ftad verbind,) Met dees heldetekens pronken: (*) Gij hebt me aan u vastgeklonken, Als een' die uw recht bemint. 'k Zal, (dit was uw welbehaagen :) Somtijds 't vaderlandfche kleed, Zo in vreugdbedrijf, als leed, U, en mij ter eere, draagen. Schoon gij uit den Eemftroom drinkt, En voor mij onze Amftel blinkt, Zal mijn hart ileeds aan u kleeven, Zal mijn veder hen doen beeven , Door wie uwe Vrijheid zinkt. (*) Het Uniform van het Amrsfuoiifche exercitie dinoot- scuap. Di ie-  Driemaal waarde Batavieren! Wilt uw vaandels, dwang ten fpijt, Onder de oogen van den Nijt, Langs uw' zilvren Eemftroom zwieren: Doet h e m fiddren die uw recht Aan een flaavenketen legt: Dit zal uw c a p e l l K S s (c) kroonen, Dit uw dankbaar hart betoonen, Voor hun hulp, u toegezegd. Lieve Vrijheid! Heil van 't leven! Lieve Vrijheid! zaligst lot! Straf het opgeruide rot; Doe alle oproerftichters beeven ! Zie, onze amstels burgerij Gespt het zwaard aan haare zij', Om die monfters te bevechten, Ter beveiliging der rechten, Die gij fchonkt aan 't kooprijk IJ! Lie. II  Lieve Vrijheid! doe mijn helden, In 't geharnast Amersfoort, Tegen dwang en burgermoord, Eeuwig ongehinderd gelden! Dat hun ftaal de veder blijv' Daar cappelleks hand meê fchrijv'! Dat hun kruid op fchelmen donder', En, als zijne dein, (dat wonder:) 's Dwinglands hart van fchrik verftijv'! Dus fchiet Vrijheid, in dees ftaaten, Zo, als toen haar rijk begon, Heldre draaien-uit haar zon, Op genepen hamasplaaten Van gevreesde burgerij; Straalen, die de Tirannij, Zo zij in haare oogen blinken, Straks ten afgrond in doen zinken, Als de fnoodfte moordhappij. P. STICHTENAAR.  AANTEKENING onder (V). Het is acne bekerde zaak, dat, in den janfe 1703, twee Burger-Capiteins , met naamen piiiter van houten en richard saab, binnen Amersfoort zyn onthoofd, en de Heer Uudburgemeester, willem teekman, op het zelfde fchavot dier twee Heercn , met zyne knién in het zand wierd gefteld, zyn botst en i'chonwdtreii ontbloot, zyne oogen geblind, het zwaard Wtr zyn hoofd geflaagen, en hy ten eeuwigen dage uit de Stad, Steden en Land;n van Utrecht gebannen wieid, zonder daar ooi: weder te moogen binnenkomen , op fceiie van zwaarer liraffen. En waarom? om dat deeze 11 e eren de oude form van regeering bi iotinge, in voegen voor den ] aa re 1543. geschied was, weder zochten in tb voeren, Men noemde , in dien tyi, den yver dier Heeren, oproer: thans noemt elk Vaderlandlievend Ingezeten dit hun ueftaan, wekt iot Vryheid, en befcherming der Burgerrechten in een vrye RepuUicrj, die, zonder zulk eene verkiezing, NIET VRY kan genaamd worden. Hoe kan ecu Volk VRY zyn , zo iang het afhangt van Magiftrnatui, die, niet door het Volk , rr.aar door zichzelvcn, of door ecnen Staatsdienaar worden verkoren en aangefteld ? AANTEKENING onder O). Het bekende Reglement van het Jaar i^ïo, den 11 December, «maakt door onzen tocmnaaligen eetften Staatsdienaar, willem IV., waarin die dienaar zich niet ontziet, van, aan Leden der Souverainileit, en dus aan zyne heeren, BEVELEN voor te 1'chryvcn, met dteze aanmerlilykc woorden : LASTENDE C'ny Staatsdienaar) den schout en die va» de. . magistraat, om zich daar na (dat reglement) te re-. out beren. Waar zyt gy, 6 Vryheid! zo lang gy h ?ulke ketenen kvvynt ? i „ AAN-  AANTEKENING onder De zo geëerbiedigde naamen der Amersfoortfche capellens kunnen niet genoeg bekend gemaakt worden, en verdienen, doot alle weldenkende Ingezetenen van dit vrye Nedeiland, met die achting te worden geleezen, en in het hart gedrukt, die zy waa'. lyk verdienen: de naamen dier Heeren zyn in rang, als volgt: Gerrit Lentfrinck, Dr. Gerard Trouillard, Dr. Jacobus Iloth Hendrikfen, Dr. Hendrik Berghuis , Hendrik ter Horst, Nicolaas van Coeverden, Jacob Craanen, Mr. Erasmus Methorst, Wynand Pannekock , Mr. Cornelis Pannekoek, Pieter Jacobus Fisfchers. Wat de Antiburgergezinde Regenten betreft ; wy zouden hunne naamen gaarne voor de posteriteil verbergen , indien zy zichzelven niet reeds geafficheerd hadden, in hun bekend iets voor Amersfoorts Burgeren : een burgrenhoonend gefchrift zonder zenuwen hetgeen binnen weinige dagen door de Burgergczinde Regenten publicq zal wedcrlegd, en wiens valfche redeneeringen alsdan aangetoond zullen worden. Men hoopt echter nog, met verlangende harten, dat de kwaadc Regenten, die thans de verachting der verdrukte Buraeren geworden zyn, eindelyk eens hunne harten zullen opendoen voor, en hunne ooren neigen naar de rechtmaatige en billykc kkgten en BEZWAAREN , der zo lang te vergeefsch ïcquesireerende burgery, ten einde de lieve Eendragt , die ZY door hunne balitarrigheid , verbroken hebben, binnen hunne Stad weder te hcrrteUen , en de raadelooze Burgeren niet aan te fpooren tot bedryven, die niets anders dan voor allen nadeelige gevolgen kunnen hebben, en welken ZY (Regenten,) nog in tyd zyn om voor te koomen. Wat toch is een Magiftiaatspcrfoon, zo hy de liefde en achting zyncr Burgeren, die hy vertegenwoordigt, en wier opperhoofd hy nië t is, niet met zich omvoert ? Niets anders dan een tiran , die zich verlustigt in het leed zyner Natuurgsnooteu, en zich niet veilig mag rekenen dan binnen de ftaale siuu'.en des Dwgngs.   TE A M S T E L D A M,by. J. V E R L E M, in de Warmoesftraat.  TOEJUICHING aan het tweede detachement AM STERDAM SC HE BURGEREN^, vrywiuig uitgetrokken ter bescherming van M U Y D E Ni 11 GELEGENHEID van derzelver uittogt uit die vesting, en terugmarscii naar AMSTERDAM; ONDER COMMANDO VAN DEN WEL ED. MANHAFTEN HEERE HARMANUS van LEDDEN HULSEBOSCH, op den 5. july, 1787.   T O E J Ü I C H I N G aan het tweede detachement AMSTERDAM S C H E B^U RGEREN. ^ ^ ^ w y z e : Lieve Vryheid. » ö Beminde Broedrcnfchaarcn, Die met roem uit Muydcn trekt, Die, voor haardfteên en altaaren, Vryheid met uw fchild bedekt! Hoort uw' roem door Neerland klinken, Neerland, dat u kuren vlecht; En, terwyl 't uw ftaal ziet blinken, Lauren op uw' fchedel hecht. Schoon  Schoon geen Dwang u dorst befpringcn, In 't befchermen van dees wal, Moogt Gy vry naar lauren dingen; Gy ftont in het harnas pal. Ja, gelyk metaale wanden, Boodt gy uwe boezems aan, Om den Dwingland aan te randen, En zyn woên te keer te gaan. Ik zag uwen yver gloeijen, Om d' Oranje - dwingeland Zelf te kluistren in uw boeijen, Wyl zyn hart van moordzucht brand. Ja, zyn eenig zielsbehaagen Is, ons in zyn flaaverny, Vast te kluistren aan zyn wagen, Tot triomf der Dwinglandy. Trekt  Trekt dan weer naar de Amftelzoomen, Waar de Burgrenfchaar u wacht; Ziet daar vreugdetraancn ftroomen, Als de lieve Vryheid lacht. Ja! ó eedle Batavieren! Vryheid is alleen de zon, Die uw dappre krygsbannieren, Op uw' togt, beftraalen kon. Deeze noordftar blyve u lichten, In de zee van ramp en druk! Wilt op haar uw koersfen richten Naar de haven van 't geluk; Daar hangt reeds de kroon te praaien Die de Dwingland u benyd, Dan die Gy toch zult behaalen, Na het winnen van den ftryd. Laat  Laat dan vry Tirannen woeden: 't Woeden mat hen eindlyk af. Vryheid zal het all' vergoeden. Boosheid graaft haar eigen graf. Ziet den Hemel voor ons vechten Hy verydelt 's Dwinglands raad; Hy zal onze zaak beflechten; Hy, hy blyve uw toeverlaat! Keert dan, keert dan, ö Bataven.' Rammelt met het vrije ftaal. Vormt, van burgerbeulen, flaaven Met uw donderend metaal. Doch, ö Vaderlandfche helden ! Zo de Dwingland u verwon, Sterft dan eer als Barnevelden, Eer uw fhverny begon! Hy  Hy verwinnen! Neen! ö Mannen! Wy verwinnen hem alrêe. Als wy 't willen, zyn tirannen ' Straks voor ons metaal gedwee. Ziet hem fiddren voor uwe oogen, Als gy Vryheids ftanders plant: Hy neemt, flaafsch ter neergebogen, Slechts verradery ter hand. Deeze wapens, eêdle zielen! Zyn geen wapens van den held. Hy wil plondren noch vernielen, Maar wel fneuvlen op het veld. Gaat dan, gaat dan, 6 Bataven! Keert naar uwe vesten weer; En wenkt vryheid u , ö Braaven! Snelt te rug naar 't veld van eer. UL: Medeburger tn Togtgenoot P I E TE R P T P E R S. Muyden, $*■ July 17^7- r 1 S jQ* [SOM  Te AMSTERDAMtby J- V E R L E M, ,78?.  OP DE AFBEELDING VAN ONZEN DIERB AAREN M U M G M M T JL JD M M HENlffi HOOFT damels* iens hart klopt niet voör 't vaderland; Wie yveit niet voor burger - rechten; Wie grypt geen fabel in de hand, Om fnoode Heerschzucht te bevechten, Die 't beeld van Vader Hooft aanfchouwt > Wiens vriendelyke wezenstrekken Een ziel die op haar deugd betrouwt, Een hart vol Vryheids-bloed ontdekken? ö! Aemftels burgrendroiri! treed aan ! Help ütym Vader lauren vlechten, Door dwingelanden neer te liaan, En Vryheids - ftanders op te rechten ; Treed aan, in wat gemeente of kerk * Of uit wat ftam gy zyt geboren. Het vryheids-Werk is aller werk; Met haar gaat goed en bloed verloren. Welaan ! ö burgrendrom ! welaan ! De Vryheid roept door Vaders lippen:• „ Nu is het tyd om toe te flaan ! }, Laat ü geen oogenblik ontglippen V' Ziet dan dit beeld niet aan, of grypt 'De zwaarden op * die Vryheid ilypt, Amsterdam, r< 4. Juny i787.   TOEWYING.   BERICHT. Eer de flaats'ómwenteling, door den inval der Pruisfifche trouppen, in de zeven verëenigde gewesten van Nederland, in de maand September, 1787, voorviel , vervaardigde ik, in de maand Augustus van dat zelfde jaar, de volgende toewying van d e karavaan van groot kairo, Zangrpel; welke toewying thans geen plaats kunnende hebben, en, vit hoofde der omfl'eindigheden van ons vaderland, niet in het licht kunnende verfchynen; heb ik, uit achtinge voor de Wel Ed. Groot Achtbaare Burgervaderen van dien tyd, en om nog een gedenkteken myner Vaderlandliefde na te laaten, geene andere toewying van dat fluk verkozen te maaken, maar dezelfde toewying ter bizonder e drukpersfe te ge even, om daarvan zulk een gebruik te maaken, als ik zal goedvinden te behoor en. PIETER PYPERS. 2. May, 1788.  Hy , die de deugd befchertnt, zou die den donder vreezen ? METASTASIO.  TO EWTING AAN DE WEL ED: GR00TACIIT13AARE HEEREN, HENRIK HOOFT danielsz. MK. J O A N GEELVINCK, MR. WILLEM BACKER, BURGEMEESTEREN DER STAD AMSTELDAM, 1787. O rake! voor den Nederlander! 6 Drietal! Themis vriendenftoet! Ontrolders van den vryé'n ftander, Der Batavieren erflyk goed ! ö Wyze , ervaren Palinuuren! Die, om het fchip aan land te ftuuren, Steeds pal ftaat, nu de itaatsftorm loeit; Laat een' der vryë Batavieren U huldigen met dichtlauwrieren, Nu Vryheid zyne hand ontboeit! Aan-  Aanfchouwt, beminde Burgervadren! ó Regulusfen aan het Y! Aanfchouwt deeze u gewyde bladren, Ontloken uit myn Poè'zy, Als lauwertakken om uw' fchedel; Die, altoos groot, verheven, edel, Door goddelykeu glans beftraald, Tot heil der Burgren ingefpannen, Den val beraamt der volkstirannen, Zo lang de Vryheid prys behaalt. Myn dicht mag met uw naamen pronken! — ó Gloriryke zegepraal! Wat heil aan myne nimf gefchonken! — Thans durft zy, in Apollo's zaal, Wéér moedig 't hoofd ten hemel heffen: Geen florm zal nu Zclime treffen, Thans vreest Saint Phar geen ongeval, Ku hy, in deugdgezinde mannen, Zyn vaderen, zyn Florestannen, Zyn Mecenaaten vinden zal. 't Was  't Was nooit beneden groote zielen,- Dat zy,tot laafnis van hun' geest, De zang-en-danskonst medevielen. De taaide boog ontfpant men 't meest. Epaminondas, 't Griekfche wonder, Beminde zang en dans bizonder; Laat dan, ó Burgervadren ftoet! Myn zang- en- dansfpel u bekooren. Naar dans te zien, naar zang te hooren Verklcent geen' Cajfars heldenmoed. Myn nimf vertoont geen treurtooneelen, Te hoog, te konstryk voor haar kracht; Zy fchildert mindre dichttafreelen; Heur aart is minder groot, dan zacht. Hoe deftig Melpomeen moog' praaien, In treurgewaad, in doodfche zaaien; Ja, hoe Thalie elks ziel en zin Betover', en, door vrolykhedet:, Het voetfpoor baan' tot goede zeden; ïs myne Euterpe ook zanggodin. ü Gy,  6 Gy, wier zorg de Ka-pitoolen, De bundelsbylen van het Y Door Vryheid wierden aanbevolen, JJer weeringe aller flaverny ! Myn nimf wenscht thans, door haar gezangen , Uw groot — uw teder hart te vangen. — Komt, hoort haar klanken gunstig aan; Dus zal zy, voor haar Kunstmeceenen, Die haar befcheimende aandacht leenen, Voor eeuwig dankbre toonen flaan. ' Geene exexplaaren zyn echt, dan die getekend zyn door den autkeur.. . O / u)  O P WILLEM FREDERIK KONING VAN PRUISSEN. n' reclitvaardig' minsch, *die bad voor fnoode fielen Berouwde 't God', wiens oog geen gruwlen dulden kan, D^t zyn getergde wraak gantsch Sodom moest vernielen; Mrar trotfche Frederik, de Pruisfifche tiran, Vernielt het Leliryk, flagt zyn natuurgeuooten, In fehyn van 't heilig Recht, van 't Recht, dat hy berpot: En waarom toch heeft hy die ftroomen bloeds vergoten ? Om Één' mcineedig1 mensch, om & t n' gekroor.den zot J Betiyn, Octob. 1792. * Abraham de Aartsrader,   D E BEVELHEBBER D U M O U R I E R, AAN SE R V A N.   D E BEVELHEBBER DUMOURIER,* AAN' S E R V A N , MINISTER DES OORLOGS. Uit Sainte Menehoult word u dees brief gezonden Grootmoedige servan! De vyand neemt de vlugt Van ons gemeenebest, van Frankryks vrye gronden, Voor't fchitterendeftaal eens vryen volks beducht. Hy trok de Tourbe reeds, befchroomden fiddrende, over; Thans klimt hy, neigende, op de hoogten van Mourron1 Doch wy vervolgen dien onmensfehelyken rover, Die, zo hy waande, kwam, en zag, en overwon, Wy neemen, dag aan dag, veel vlugtenden gevangen; Zyn gantfche legermagt kwynt aan den rooien vloed; Het moedelooze heir, met ingezonken wangen, Sterft uit van hongersnood, of ettert in zyn' bloed'. Ver- * Wy hebben hei oorfprongilyke van dien dapperen Fransfchen o ekeraal, zo veel moogtlyk was, woordelyk gevolgd.  Verdun alleen bevat vyfdmzend oorlogsknechten, (Verdun, die fterke, doch die trouwelooze ftad!) Cranpré, achtduizend reeds, die, aangevoerd tot vechten» Thans worstten met den dood , door krankheid afgemaf. Ik tel geen zieken op , die 't vlugtend leger volgen; Zy.ftervend voortgeOeept, ontgaan mynkrygsvolkniet. Het aardryk, dat een deel zyns heirs heeft ïngezwolgen, Is in het rond' bezaaid met lyken, waar men ziet. In 's vyands legerplaats, bezocht door onze helden, (Zie.hoe de trotfche waan van pruissen word vernêerd!) Rot een driehonderdtal van paarden op de velden, Half door den oorlogsknecht in hongersnood verteerd; En van dat kerkhof, dat veel duizend lyken mesten, Bedreigde künjwïk ons met trotfche MANIFESTEN I DUMOURIER. 2. OcC. I702,