Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam  HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN, DOOR GERR1T JAN f*a W T, OUD HEELMEESTER Van HET BUITEN-GASTHUIS, VAN DE WAALE DIACONIE - ARMEN, EN Siato OPERATEUR. VAN DEN STEEN, TE AMSTERDAM. — THANS ANAT. CH1R. ET ARTIS 0B5TETRICLE LECTOR, STADS HEEL- EN VROEDMEESTER , TE ARNHEM, EN LID VAN DE HAARLEMSCHS MAATSCHAPPIJE VAN WEETEN• SCHAPPEN, VAN HET PROVINCIALE UTRECHTSCHE, AMSTERDAMSCHE HEELKUNDIGE, EN BRUSSELSCHE GENEES-, HEEL- EN ARTSEN J KUNDIG, EN ANTWERP'S GENOOTSCHAP, ONDER DE ZINSPREUK, OCCIDIT, QJJI NON SEB.VAT. DERDE 'DEEL. Te AMSTERDAM, Bij P. E. B R I Ë T. M O C C X C ï I II.   ALGEMEENË INHOUD Ü É Z E s MENGELWERK VERHANDELING, Over de uitwendige lïvijwniddelen, die van de vroeg/Ie tijden af, en a<,or alle de tijdperken van het beoefenen der heet* kunst, ter gëneezing, tegenhouding eh voorkoming der Breuken, in het werk gefield, befchreven en gemeen gemaakt zijn, onder de zinfpreuk: Non omnibus aegris eadem auxilia convemunt. Celsus 3. 1. aan de bezorgers Van het legaat van wijlen johannes monnikhoff , in het begin van het voor» gaande jaar., ter mededinging naar den uitgeloofden eereprijs toegezonden. Biadzi j B IJ VOEGSEL, Tot bovengemelde verhandeling» } • BUNDEL vAf, GENEESs HEELen VROED-KUNDIGË GEVALLENEN WAARNEEMINGEN, met BtjLAAGEN, Behelzende eene waarneeming wegénseeri kwalijk behandelde, en door Hjtmiddé-  iv INHOUD. len getergde fungus, verzsld van her^ nia cereM, aan het voorhoofd eener vrouw: Beneffens esnïgè bijaanmerkingen, betrekkelijk het fchadelijke der ongeowhofde genees-, heel- en vroed" Xunstöeffeningen. . . Bladz. leg WAARNEEMING Eener hoofdwonde , dewelke gevolgd werd door epilepfla, en andere convulfive toevallen» . • # * 119 AAN MER KI NGEN Op de uitvoering van de kunstbewerking der aarspijpzweer, van celsus; en waarneeming, dien aangaande, . 139 WAARNEEMING Of gelukkigen uitftags-mededeeling, ot de herhaalde proefneeming met de fhuif* poeders van j, c. kleber. . 149 MED EDEELING Eener zeer nuttige, en niet algemeen bekende vmed - kundige handgreep, of onaf'hanglijke tanghfliering. . • 156 B IJ L A A G E N, Behelzende eenige fli/ksgewijze heel- en woed kundige verhaalen en wairneemitigen inzonderheid, ten bewijze der jchadeliikheid der heel en vroed kundige behandelingen, door onkundigen, • 164 VER-  VERHANDELING OVER DE UITWENDIGE HULPMIDDELEN, DIE VAN DE VROEGSTE TIJDEN AF, EN DOOR ALLE DÈ TIJDPERKEN VAN HET BEOEFFENEN DER HEELKUNST; TER GENEEZING, TEGENHOUDING EN VOORKOMING DER BREUKEN, IN HET WERK GESTELD, BESCHREVEN EN GEMEEN cp.MAAKT ZIJN. AAN D E BEZORGERS van het LEGAAT van wijlen JOHANNES MONNIKHOFF, In het begin van het voorgaande jaar, ter mededinging naar den uitgeloofden eereprijs; toegezon den; onder de zinfpreuk i NON OMNIBUS ZEGRIS EADEM AUXIUA CONVENIUNT.1 celsus, 3. i.   VOORBERICHT. De gegrondheid van de redenen, welke mij bewogen hebben, deze verhandeling in het licht te geeven, zal ifc aan (je beöordeeling der leezers overlaaten, na dat ik w vooraf, hier nevens een uittrekfel van eene bekendmaaking h den ifte September des voorledenen jaars gedaan, gegee» yen zal hebben; het zelve luid aldus; PROGRAMMA. „ De bezorgers van het Legaat van wijlen johannes n monnikhoff, berichten bij deeze het volgende: » i.) Op den tijd bij het voorige Programma bepaald, ii zijn ingekomen twee verhandelingen, in antwoord op » de in September 1796, voor de derde en laatfte maal >i opgegeevene vraag: i, Welke zijn de uitwendige hulpmiddelen, die van „ de vroegfte tijden af, en door alle de tijdperken „ van het beoeffenen der Heelkunst, ter geneezing, „ tegenhouding, en voorkoming der Breuken zijn in „ het werk gefield, befchreeven en gemeen gemaakt ?" „ Van Welke antwoorden , het eerfte ondergeteekend j, was, met de zinfpreuk: Non omnibus cegris eadem tuxilia conveniunt. celsus, 3. 1. * 4 n ËU  vut VOOR BERICHT. „ En het tweede tot onderfchrift had : Diverfts diverfa pincent, quod displicet uni, alter amat, „.Na eene onzijdige beö'ordeeling, welke van beide aan „ het eigenlijk doel der vraage het meest beantwoorde, „ heeft de vergadering van Bezorgeren, den eereprijs toe. ,, gevveezen aan den fchrijver van het laatstgemelde ant« n woo'd, onder de zinfprïuk; Diverfis diverfa placent enz., welke bij het openen van zijn verzegeld Billiet, bevon„ den is te zijn: Francois Jas, heelmeester der ftaJ en ,, van den gerechte,'lid van het genooticnap ter bevorde„ ring der heelkunde tp Amrterdam; waar na het billiet, „ met her opfchrift: Non omnibus cegris, enz. ongeopend „ is verbrand geworden." Alleen merk ik aan, dat ik mij tot de uitgeeving opgewekt vondt, om reden ?n; dat deeze mijne verhandeling, offchoon in eenen zeer kort bepaalden tijd, vlugtig faamengefteld zijnde, des niectegenftaande in zodanige aanmerking gekomen is, dat beroemde mannen, in hunne hoedanigheid , als bezorgers, en beoordeelaars, der ingekomene Hukken, dezelve In ernftige overweeging genomen, en niet geheel onwaardig gekeurd hebben: anders, immers, had men 'er voorzeker geene melding van gemaakt, Het is hierom, dat ik, Cgerechtigd) tot de ukgeeving vaneen ftuk, het welk nu, alleen mijn eigendom geworden is, beflooten heb; van meerling zijnde, dat de behandeling van zulk een helangrijk ftuk wegens de hulpmiddelen tegen de Breu:  VOORBERICHT. Breuken, door een ander, als den [bekroonden fchrijver, aan de heelkunstöeffenaaren, misfchien eenig nut toebrengen konde; en hierom te meer oordeelde ik, dat het mij niet vrij ftond te berusten bij het ;befluit veii bovengemelde bezorgers van het 'legaat van wijlen johannes monnikhof f, om namelijk mijne verhandeling, na de verbranding van mijn ongeopend Billiet, gefeponeerd te ia9ten . 00k digen gemaakt zijn, eene plaats te geeven. Alle heelkundigen (inzonderheid die van on* zen tijd) Hemmen niet toe in de mogelijkheid der geneezirge doof uitwendige hulpmiddelen, om redenen van de ongelijke evenredigheid wekke 'er is, tusfchen de middellijn van den ring, hoe ruim die ook zijn moge, en het groote lighaam der deelen, welke een foort van klompmaaken in de Breukzak. — M«n voegt 'er bij zegt le dran, dat wanneer men eene gemakkelijke herftelling onderdek, is het onmogehjk de dee» len te beletten na haare herftelling weder in dé Breukzak te vallen, om dat het dunne en dikké darmfcheil, zedert zo langen tijd verlengd zijnde, niet meer in ftaat zijn de bondel darmen en het net te fteunen, die ten aanzien van haare zwaarte niet konnen gehouden worden, door de pop van de Breukband. — Voorts, men komt niet meer daar in over een, dat het met de redelijke oeffening zoude beftaan, de deelen tè herftellen, en die herfteld te behouden, om dat zegt men, de deelen herfteld zijnde, zouden zij al te veel gedrukt worden in den buik, do te en gedaante der brandijzers, maar ook aan-; gaande de diepte tot welke derzelver uitwerking moet doordringen. Sommigen hebben voorgefchreeven de branding zoo dikwijls te herhaalen tot dat het os pubis bloot gemaakt is; anderen wil«i  OVER D2 GENEEZINGE DER BREUKEN. 2? willen wederom, dat men alleenlijk de huid door het gloeijend ijzer, en V celachtig weeffel, de breukzak, 'tperitoneum &a door herhaalde bijt of korst maakende middelen, vernietige. Alle zeggen zij echter dat de affchilfering van 't been ; een noodzaakelijk gedeelte dezer handelwijze uitmaakt. De korst afgefcheide, en de affchilfering gefchied zijnde, moet de lijder een zeer ftreng diëet houden, geduurende de geneezing op zijn rug blijven leggen, en voor een' ruimen tijd een breukband draagen, ten einde et-ne nieuwe uitzakking der deelen belet, en voorgekomen worde, aan dewelke hij niettegenftaande al de pijn, en al 't gevaar, 't welk hij ondergaan heeft, fteeds onderhevig is. De geneeswijze door brandmiddelen, fchijnt die, door 't gloeijend ijzer opgevolgd té zijn; dezelve beftonde uit een deeg met fulMmatum en arfenicum gemengd ,_ de gebrande ftirpes bras» fica, de tithymalis', de lapis infernalis alleen, of met reuzel, of met opium gemengd; het oh yittioli, en veele anderen. Schoon nu de handelwijzen eenigermaaten van eikanderen verfchillen, zoo zijn zijn allen echter ingericht, om 't zelve einde te bereiken, namelijk de huid en 't vetvlies 't welk het gezwel bedekt 2 nevens een gedeelte des breukzaks weg te  SS G. J. van wij verhandelino te neemen of te vernielen, en daar door zulk een lidteken voort te brengen, 't welk door des. zelfs Hevigheid, en vastgroeijing aan 't been en de nabuurige deelen, een nieuwe uitzakking van 't net, of van den darm zal voorkomen beletten, Gauthier, in zijn Disferlation fur Vufagt des caustiques pour la guerifon radicale des Hernies, a Paris 1774. en majst, hebben zig weder veroorlooft, aan de brandmiddelen der ofcHen, als daar zijn inzonderheid guido, se- verknus, laufranc, P a r é , the odo» ric, scültetus, etc. den heelkragtigen wierook toe te zwaaijen. Den laatsgemelden heelmeester, fchoon hij de behandeling zelve verzwijgt geeft voor, dat men door zijne nieuw uitgevondene manier van brandmiddel te gebruiken, alle breuken, zo wel, groote, als kleine, zo wel verfche, als verouderde, indien ze maar niet aangegroeit zijn, en te rng gebragt kunnen worden. volkomen geneezen kan, en voegt 'er bij, indien al, de geneezinge mislukt, de lijder dezelve blijft, die hij ten aanzien der breuk, te vooren was. — Hij geeft de voorkeur, óa*. der alle andere bijtmiddelen, aan de olie van vitriool, en wil dat eer men hetzelve gebruikt, de huid door eene infneiding geöpent, en de hals  OVER DE GEHEEZJNGB DER BREUKEN. Sf hals des breukzaks ontbloot word; dat de vitrioolö/ij, op dezen ontblooten hals des breukszaks, maar een minut, het zij dan terflond na de gemaakte infneiding, of eerst den volgenden dag, gelegd word; dat men tot de kunstbewerking geene voorbereiding, behalven alleen een aderlaating, als de lijder volbloedig is, nodig heeft5 en eindelijk, dat de toevallen na de kunstbewerking van zo weinig belang zijn, dat men dikwijls niet eens eene koortzige beweeging gewaar word: Intusfchen heeft zig de franfche aca- . demie, zie Mem. de V Acad, de Chir* de Pat'is, Tom. XV. pag. 97. met kracht verzet tegen deze handelwijze, terwijl bordenave, door reden en ondervinding, in eene afzonderlijke verhandeling , tragt te bewijzen, dat zij geheel verwerpelijk is, en zulks aandringt met te zeggen, dat de proeven door ma jet genomen, meest alle eenen ongelukkigen uitllag gehad hebben. Schoon wij het niet tot onzen taak meenen te behooren, tot de goed- of afkeuring, des middels van ma jet iets te beflisfen, en lievei gebruik maaken vên zulke'doordringende faamentrekkende hulpmiddelen, welke in ftaat zijn,fonder te fchroeijen, een fterke inkrimping van den breukzak bij de opening, en faamentrekking van de laatfts te wege te brengen, zoo dat daar door  G. j. VAN WIJ VERHANDELING door de uitwijking verhinderd worde; zoo kari het echter zijn, dat eene voorzigtige beftiering van zulk een caufticq, na voorafgaande ontblooting der breukzak, gewenschte gevolgen hebben kan, en offchoon wij fonder daaromtrent proeven genomen te hebben , niet geregtigd zijn, zulk eene heel wijze aan te prijzen, zo zullen wij evenwel de mogelijkheid daar van opklaaren, door gevallen welke wij zeiven hebben waargenomen» Een man van 35 jaaren, had zedert eenigen tijd, tegen eene kleine lieschbreuk aan de regterzijde, na dat dezelve eenmaal beklemd, ên weder herfteld was, eene zeer ongefchikte, en te fterk knellende breukband gedraagen; hij kwam ter plaatfe (1. zie Bijvoegfel) alwaar het mijn post was, hem te behandelen, hulp zoeken tegen geweldige pijnen in de liesch, en aan het hovende gedeelte der regter dije, (2* ibid.) en bij onderzoek bleek, dat zig aldaar een hard gezwel, met ontfteeking, inzonderheid ter plaatze der drukking van de pop des breukbands, geplaats had, en offchoon daar tegen (na de wegneeming van gemelde breukband) de behoorlijke cataplasmata etc. toegediend wierden; volgde er in 't midden des gezwels, eene verderving van dè huid en het vetvlies , terwijl voor het ove»  OVER DE GENEEZINGE DER KREUKEN» gi overige de verëttering van den omtrek, in weinige dagen, met behulp van uitwendige bettingen , en applicatien van terebintina op de doode korts, de loswording, en afvalling van het verftorvene gedeelte, bewerkte. ——. Het diepe hol, der hier op volgende zweer, werd gevuld, en floot, na verloop van eenigen tijd, met een fterk ingetrokken lidteeken. — De breuk vertoonde zig niet weder, offchoon hij naderhand geen breukband draagen wilde; althans ik heb gelegenheid gehad, hem nu en dan, en laacftelijk drie jaaren, na dat hij onder mijne behandeling geweest was, te zien en te onderzoeken, en daar bij is mij geen fchijn van breuk gebleeken , offchoon ik hem, overeind ftaande, fterk deed hoesten, en andere beweegingen deed maaken. Een ander, robust man ,k oud 42 jaaren, kreeg eenige dagen na dat hij aan eene kwaadlhrtige zinking-koorts gelaboreerd had, een aanmerkelijk groote, en pijnelijke antrax in de regter liesch, onder het compres zijner breukband, welke hij eenige jaaren ter inhouding van eene lieschbreuk gedragen, en nog om had: De breukband werd hem terftond afgedaan, en het in grootte aanmerkelijk tosneemend tumor, werd na de regelen der kunst behandeld, waar m een aan  ga G. W. VAN WIJ VERHASÖELING aanmerkelijk gedeelte vel en vetvlies affcheide.] en uitviel; terwijl de uitgeholde plaats der an* trax weder aanvulde, en de plaats der breuk, met een vast, knobbel3chtig lidteken begroeide, en hij van zijne ziekte volkomen herfteld, opkwam: Dezen lijder, vertoefde om bijzondere redenen, langen tijd op dezelve plaats, (3. Bijvoegf.) alwaar hij ter zijner herftelling was opgenomen, en intusfchen bleef hij van zijne voormaalige breuk, bevrijd, gelijk hij nog twee jaaren daar na, toen hij voor 't laatst onderzogt werd, geen breuk weder bekomen had, offchoon men in 't geheel geen breukband, nog eenig ander middel ter in-, of tegenhouding aangewend had, om redenen dat hij op de plaatst van het lidteken, volftrekt geene de minfte kwelling, of drukking verdraagen konde. Een bejaard man , welke verfcheide maaien aan verfchillende venerifche ongemakken onderhevig geweest was, kreeg in 't jaar 1784. een klein, hard, diepleggend, en pijnelijk gezwel in de liesch, beneden den buikring, 't welk zigj zoo dikwijls men zijne kleine lieschbreuk in den buik te rug bragt, afzonderlijk, ter grootte van een groote boereboon deed voelen, 't welk alle verdwijningsbeproevingen, van een beroemd heelkundige verijdelde, en ook alle mijne moeite, met  OVER DE GENEEZINGE DER ËREÜKÈN." 33 met hetzelve oogmerk aangéwend, fonder eenige de minfte verligting, of verbetering, vrugteloos, deeden uitvallen. Behalven gemelde breuk, ert tumor in de liesch, was den lijder nog onderhevig aan hydrócele, welken hij zedert langen tijd, wel gefchórt gedragen had. In dezen toelland, bleef het egter nu niet langer, 'er openbaarde zig in 't begin van 't jaar; 1785. eene meerdere Pijnelijke zwelling èn ontïteking aan gemelde verharding in de liesch, Welke een en ander, van dag tot dag, trapsgewijze toenam, en Waar tegen den lijder het Empt, de ran. c. merc. 4 drpl. veertien dagen lang vrügteloos aangelegd had, toen hij andermaal mij ter bulpe deed vraagén: — Ik vond het voorgemelde tumor ter grooté van een kleine kindervuist toegenomen, hoogrood van couleur, etl verzeld van een oppervlakkige ontfteeking, .en zwelling van het gmtfche fcrotum, {inzonderheid aan dezelve Waterbreukszijde. ïk lijde cataplasmaw, overëenkomftig hec geval ingerigt, aan, en hier na nam het gezwel in groote» toe, ett wérd zagter; *er verzamelde zig etter binnen hetzelve, en ten einde van veertien dagen daar na, konde ik mijnen lijder eerst C be-  34 O* J» VAN WIJ VERHANDELING beweegen tot eene ruime opening met het bistorie. Hiertoe beiloten hebbende, haalde ik bem ook over, om gelijktijdig het geheele fcroturn te openen, ten einde ter gelijker tijd, de volkomene geneezing der tydrocele te onder* neemen. Ik kliefde het gezwel (het welk een menigte Hinkende etter ontlaste) en het gantfchefcroturn, met den fcheederok der zaadftreng, (welke aan het bovenrte gedeelte, met etter gevuld was) en bal, van den annulus af, tot in den grond der balzak. — Na dat het water in eene ruime hoeveelheid, beneffens den etter, wel ontlast was, vond ik de bovengemelde lieschbreuk, met de breukzak voor het gezigt ontbloot. — Ik bragt vervolgens dezelve voorzigtig binnen l en nam daar na, een gedeelte van de icheederok der zaadftreng, welke my ontaart toefcheen, hoog tegen den annulus, met een fchaar weg, na dat ik den buikring, als bij de kunstbewerking der beknelde breuken, vooraf een weinig verwijderd had. De bal was gezond, en vereischte niets dan de gewoone oplettende behandeling, en dekking ,met zagt droog plukfel, zo als het overige der infneiding, met een behoorlijk verband, 't welk  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. boven den annulus, inzonderheid veel oplettenheid, zoo om redenen van voorgemelde tumor, als breuk, verdiende. Wij gaan verfcheide omftandigheden, zoo ten opzichte der operatie, verband, als verdere behandeling, als niet tot ons tegenwoordig onderwerp behoorende, ftilzwijgende voorbij, — zoo wel als wij onaangeroerd zullen laaten, de toeneming van inwendige geneesmiddelen, welke in dit aangelegene geval, zoo zeer nodig waren. Het ging met de geneezing na heevige aanvallen van koortzen, eindelijk zeer wel, alleen de geopende verzweering, was moeijelijk in de behandeling, en langwijlig in de geneezing, nog lange na dat de geopende tunica vaginalis testis, en bekleedzelen aldaar, volkomen geneezen waren : 'er ontlaste van tijd tot tijd, vetagtige brokjes en velletjes, met den etter, welke laatile, bij afwisfeling, nu en dan, miskleurig, en dun was. Na verloop van ruim twee maanden , had ik het genoegen, alles met een goed lid-, of velteken, volkomen gefloten te zien; alleen, was de plaats der liesch, door de langduurige verzweering, verfmelting van de cellulofa als anderzints, ongelijk, en met een flrak, naad, en fterSchtig lidteken geheeld. C * De  36 g. j. van wij verhandeling De lijder was zeer verheugd wegens zijne herftelling, en zijne blijdfchap wierd onderhouden, door de hoop, van misfchien ook tegelijk, door deze weg, van wederuitzakking der breuk bevrijd te blijven: Hij is in die hoop bevestigd geworden, en zijne blijdfchap, werd niet verijdeld; althans, tot aan het einde van het jaar 1787, heeft zig geene lieschbreuk, bij hem weder geopenbaart; — laater, keb ik niets van hem, om redenen van zijne uitlandige afwezigheid vernoomen. Een ander geval, egter aan onze medegedeelde waarneemingen , niet geheel ongelijk , gaf (4, ihid.') aan majet aanleiding,om naderhand door- kunst, de natuur na te bootfen, en het fchijnt ons niet duidelijk, waar om de kunst het zelve niet zoude kunnen doen, 't geen de natuur in de bovenaangehaalde gevallen, (van welke men ook foortgelijke bij andere fchrijvers aantreft,) bewerkftelligde; al ware het dat het bijtmiddel-niets meer uitwerkte dan eene genoegzaame ontfteekifig, ter behoorlijke plaats te wege te brengen, welke eene toefluiting ter ftopping van den doorgang des breuks ten gevolge had even zo als wij voor 't naaifte (en met veel regt) voorönderftellen in de opgegeevene gevallen, plaats gehad te hebben, want onder- wij-  over de geneezinge der breuken. 37 wijlen de voorgemelde^ geneezingsbehandelingen kon men, bij naauwkeurige onderzoekingen, bij de twee eerstgeraelde gevallen, geene verzameling van etter binnen den breukzak gewaar worden, en dus, of de hals des breukszaks in beide gevallen mede aangedaan was, kon niet beflist, dog uit de omftandigheden ook niet gegist worden: meer waarfchijnelijk was het, dat de verftikking en verëttering, alleen de huid culluhfa en belendene deelen, ronder de' breukzak aangedaan had; intusfchen gaat het zeker, dat de ontfteeking zig tot in de hals des breukszaks, in beide gevallen , uitgebreid heeft, welke ftaande de verëttering onderhouden is geworden, en althans de vereeniging van de hals des breukzaks bewerkt heeft, terwijl in het derde geval, de breukzak door het mes geheel onaangeroerd gebleven is. Laat ons zien hoe zig den beroemden a. g. richter, in zijne verhandeling over de breuken L d. bl. 308. enz. hier omtrent uitlaat, als hij zegt: - „ Men denkt doorgaans, dat het „ bijtmiddel, om eene fluiting van den hals des „ breukzaks uit te werken, dien hals doorknaa„ gen en doen zweeren moet: en op deze ge„ dagten grond men eene voornaame tegenwer„ ping, tegep het gebruik des bijtmiddels. Het „ bijtmiddel, zegt men, zal immers, of niet C 3 „ diep I  38 *5. J. VAN WIJ VERHANDELINO diep genoeg, of te diep werken: in het eer',, fte geval dringt het niet tot in den hals des ;, breukzaks, en dan mislukt de proeve der vol„ komene geneezing; in het tweede geval zal het den zaadftreng, die onmiddelijk agter den '„ hals des breukzaks ligt, kwetfen, en den lij— d?r ontmannen. Ja, als het zonder alle op„ lettenheid gebruikt word, kan het zijne werM king, door den buikring, tot in de hollig„ heid van den buik uicrtrekken, en daaar vree„ zclijke verwoestingen aanregten. De dikte „ der uitwendige bekleedfelen, die op den hals „ des breukzaks liggen, is zo verfchillende, en, ,, ten aanzien der werking van het bijtmiddel, „ de trap tusfchen het te diep en niet diep „ genoeg, zo klein, dat men het zelden zal „ vermijden, in eene van deeze twee uiterften te vervallen. — Dit is de voorn aame tegen„ werping, die men reeds lang tegen het bijt* „ middel gemaakt heeft, en zij is volkomen on39 gegrond. Het is namelijk, ter bereiking van „ het oogmerk der volkomene geneezing, ge. „ heel niet nodig, dat het bijtmiddel, den „ hals des breukzaks doorknaagd, en doet vers, zweeren, het is genoeg ah het denzelven '„ ontfteekt, want hij zal waarfchijnelijk zamen'f> groeijen, als hij ontftoken is: en dat doet het „ ze.  over de geneezinge der breuken. 39 if zeker, als het zijne uitwendige zijde aanraakt. „ Daar nu de heer majet, de huid door eene „ infneiding opent, zo is deze uitwendige zijde „ van den hals des breukszaks ontbloot, en de h heelmeester kan het bijtmiddel onmiddelijk op dien hals, met de grootfte naauwkeurigheid, en „ zodanig aanleggen dat hij zijne werking tot den ;, kleinften trap bepaalen en uitftrekken kan. Deze „ tegenwerping betreft dus in de daad de handel- wijze van majet m het geheel niet, want „ bij dezelve heeft den heelmeester het bijtmid» „ del volkomen in zijn hand: en de verfchillende ,, dikte der uiterlijke bekleedfelen, veroorzaakt ook geene onzekerheid; want de huid word doorgefneden, en Lde hals des Breukzaks ont- bloot. „ De handelwijze van den Heer majet om „ de Breuken door bijtmiddelen volkomen te ge„ neezen, heeft de meeste overeenkomst, met „ die van den Heer el se (proeve over de genee,, zing der waterbreuk enz. filadz. 25—27.) om de waterbreuk van den fchederok der ballen „ tunica vaginalis te:tis, door bijtmiddelen te geneezen; als de wijze van den Heere el se zonder gevaar en aanprijzenswaardig is, dan „ is het ook bij gevolg die van den Heere man jet. De heer el se heeft met de uitwendige C 4 „ huid  40 g. j. van wij verhandeling „ huid des balzaks, en het fcheedevlies der bal» ,> len te doen; de heer majet met de uitwen,, dige huid en den breukzak. Heeft de heer „ majet de belediging van den zaadftreng te vreezen; dan loopt de heer el se nog veel „ meer gevaar om de ballen, te befchadigen. Be« 3, werkt de heer else, door het bijtmiddel eene volkomen e fluiting van den fcheederok „ der ballen, waarom zou heer majet, „ door het bijtmi^ei» den naauwen hals des „ breukzaks niet kunnen fluiten? Het fpreekt van zeiven, dat de ingewanden die in de „ breuk liggen, vooraf naauwkeurig en zorg vul» dig terug' gebragt moeten worden, eer men het bijtmiddel aanlegt. Hier heeft men ook ,, gedagt eene zwaarigheid te ontmoeten. Men „ zegt namelijk: 'er kan nog een ftukje van den „ darm of het net in den buikring en het bo„ venfte deel van den hals des breukzaks lig9, gen, zonder dat men het ontdekt; de heelmees„ ter, denkende dat de darmen volkomen terug „ gebragt zijn, ligt het bijtmiddel aan, en dit „ moet nu noodzaakelijk, als het den hals des „ breukzaks, en bijgevolg ook den darm niet „ doorknaagt, den darm ten minften zoo veel „ doen ontfteeken, als den hals des breukzaks. ,> Dege ontfteeking van den darm, kan veelerleies  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 41 ,, gevaarlijke gevolgen hebben; de minfte van deeze is, een aangroeijing van den darm aan den „ hals des breukzaks. —— Maar deze zwaarig„ heid is ook ingebeeld. Als de heelmeester de ,, huid doorfneeden en den buikring en den hals des breukzaks ontbloot heeft kan hij ook het „ geringfte ftukje van den darm of het net,1 ,, gemakkelijk en duidelijk met den vinger voe„ len. Dus komt het er alleen op aan, dat de ,, heelmeester niet geheel ons^tzaam is, en al„ toos, na dat de huid doorgefneeden is, den „ ontblooten hals des breukzaks naauwkeurig met „ den vinger betast, en onderzoekt, of er nog „ een ftuk darms in denzelven ligt, „ Het fchijnd mij dus toe, dat deze redenen „ mij he* regt geeven om te beweeren, dat het „ gebruik van het bijtmiddel buiten gevaar is. „ Maar of nu de heelmeester door het zelve „ altoos zijn oogmerk bereikt, dat is, of het „ bijtmiddel, 'op de befchreevene wijze gebruikt, „ altoos, of ten miriften in de meeste gevallen, ?, de volkomene geneezing der breuk uitwerkt „ moet de ondervinding leeren, en ik kan van „ mijne zijde niet bij ondervinding daar van „ fpreeken. (/). • We- (ƒ) Ten opzigte de aanmerkelijke bedenkingen wegeni de C 5  43 j' van wij verhandelino Wegens de waarde, of onwaarde der heel wijze van breuken, volgens majet zo wel als ten opzichte der inkervingen door middel van een biftorie bij het doen der breukfneidingen, gelijk mede de bekende, oude, zogenaamde gttlde en honinglyke {leek van welke wij hier in het voorbijgaan, voor dat wij ons weder tot de mededeeling van plaats, of andere uitwendige hulpmiddelen, begeeven, melding wilden maaken, kan men verderden beroemden richter, op de aangehaalde plaacs bladz. 3ii,. enz. nazien, en men zal zeer klaar de redenen vinden waarom ook celsus, en andere ouden, meer bedagt waren op middelen en handgreepen .ter radicaale genee- zin- j3f5 . ■" • de mogelijke geneeibaarheid der breuken, de welke ook ons derde medegedeelde geval aan de hand geeft, zelve zonder aanraaking van de breukzak hebben wij voorgenomen ons niet in te laaten, als niet volftrekt vereischt wordende, zo wel.als om de kortheid te betragten: intusfchen mogen wij niet, voorbijgaan, om eene allerbejangrijkfte, en veel beflisfende waarneeming, ten bewijze der volkomcne geneesbaarheid, zelve der verouderde breuken, van ongemeene grootte, en van bijzondere moeijelijke omftandigheden vergezeld, aan te haaien, welke geboekt gevonde wordt-bij g, j. van wij, zie zijne Heelkundige Mtngelpffen I- d. Jlads. aoö. tot 213. (5,zie bijvoegsel). *  over de geneezinge DES. breuken. 43 zinge der breuken: — Immers het is zeker, zo als richter z gt, dat de ouden daartoe meer drangredenen hadden dan wij, om dat hun, bekwaame breukbanden ter binnenhouding der breuken ontbraken, waar door hunne lijders, in geduurig gevaar der beklemming, waar tegen zij geen middel ter voorkoming, dan de volkomene geneezing bezaten, zig bevonden. Wij hebben zegt richter, een bekwaamer en zekerer mid. del daar tegen, namelijk den breukband, en behoeven dus het pijnlijk, onzeker, en gevaarlijk middel, de konstbewerking niet. Met de voorgemelde geneezingswijze van majet, ftetnd in veelen opzichte overeen, de behandeling van tiTTEE john een Engelsman, door een bijtmiddel op de huid te leggen verkiezende daar toe insgelijks het oh vitrioL door in» wrijving, zo dat het in kort door de huid kan dringen, het zelve om de twee of drie dagen na eikanderen hervatten, vooraf de eerstgemaakte korst enigzints doorfnijdende., op dat de vitriool olij des te beter indringen zoude. — De korst werd vervolgens met een emph paracelfi en oxycroc. aa. p. aeq. dunnetjes op leder gefineerd, ter fcheiding en heeling verbonden. — Opgroeijing van wild vleesch, het welk meermaalen gebeurde beteugelde hij met lap. infern, — Onder-  44 O* J. VAN WIJ VERHANDELING derwijlen de heeltijd verbond hij met drukdoeken en goede windfelen, liet een goede leevenswijze houden, en den lijder ftil te bed leggen, tot de heeling der wonde; daarna wierd over het ongemak een breukpleister gelegd, en een bekwaame breukband gedraagen, tot dat een vast lidteeken, het uitfchieten van het gedarmte verhinderde. Voor dit geheim gaf george Koning van Engeland een vereering van vijf duizend ponden fterlings. Little john, fcheen ook niet wijnig vertrouwen te ftellen in het gebruik der breukpleister; immers ter verzekering van de geneezing, voleindigde hij daar mede zijne radicaalcuur-. Dit is geenzints vreemd daar men van de vroegfte tijden af, en door alle de tijdperken der beöeffenende'heelkunde gebruik maakte van breukpleisters, ter geneezing, (ook ter tegenhouding en voorkoming) — Sommigen dier breukpleisters vind men befchreeven en gemeen gemaakt: — veele der vroegere heelkundigen, en heister zelve niet uitgezondert, ftellen de geneezingen derbreu• ken door breukpleisters niet onmogelijk. — Heister zegt, als de darmen nog in het lighaam kon„ nen gebragt worden, moet men dezelve zagtj es indrukken, en de patiënt daar na, als men '„ alvoorens een goede breukpleister over de „ plaats  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 45 „ plaats der uitfcbietinge gelegt heeft, een goede ,, breukband omdoen", en verder, „dogals ze de breuken met lang gehad hebben, konnen ze „ in perfoonen van 20, 25 en meerder jaaren „ door goede breukbanden, breukpleifters en ,, diergelijke geneesmiddelen dikwils herfteld „ worden: gelijk ik zulks aan veele gelukkiglijk „ voibragt hebbe." Wij zwijgen van geneëzingen der breukenAloor het verplanten of medeleidi«gy fijmpathia, als te onwaarachtig of bijgeloovig, zo wel als de geneezing door inplanting binnen den tijd van een jaar: Hier toe wierd een plaifter op de plaats der breuken gelegd, die maar wijnig tijd gebruikt zijnde wierd afgenomen; daar na boorde men een gat in een eiken boom, waar in de plaifter toegerold gedoken, en door een houten prop toegeflagen wierd, voorts leidde men een breukband aan, om inmiddels de breuk in te houden, welke een jaar na die dag, (in alle ouderdom) zoude geneezen zijn. Met meer foortgelijke kwakfalverachtige begoochelingen , als die der inplanting, zouden wij een aanmerkelijk gedeelte dezer afdeeling kunnen aanvullen en vergrooten, dan daar wij de kortheid en zaakelijkheid, meer dan*een groot boekdeel te fchrijven, voorgenomen hebben te be- trach-  46 G. J. VAN WIJ VERHANDELING trachten, zo zullen wij in deze zo wel als in de volgende afdeeling, van dezulke, geene melding meer maaken. Zo gaan wij insgelijks voorbij, de geneezingswijze der breuken van fommige oude, anders in hunne tijd, met regt beroemde heelkundigen. — Immers men kan niet wel onder de uitwendige middelen, (indien men 'er alleen plaatsmiddelen door verftaan wil hebben) tellen, de geneezingswijze van albucasis, guido, fa. BRicius ab a lijder het eenëntwintig dagen agter malkander „ gebruikt zal hebben. D a „ Vag  5» O. J. VAN WIJ VERHANDELING „ Van het tiende tot het veertiende jaar» „ Neemt twee dragmaas van denzelven geest „ van zout met een halve pint roode wijn, en mengt ze. „ Van ht veertiende tot het zeventiende jaar, „ Mengt twee dragmaas en een half van den „ zeiven geest in een halve pint roode wijn. , Van het zeventiende jaar af, en ver den voor " „ alle hooger jaaren. Giet vijf dragmaas geest van Zout op een „ halve pint roode wijn. Befchrijving van de Plaester. „ Neemt Mastik in traanen. i once. Ladanum. . 3 dragmaas Drie welgedrosgde Cypresnooten. Hypocitis. . . 1 dragma. Gezegelde Aarde. . 1 dragma. Swart Pik. . . 3 oneen. Venetiaanfche Terpentijn. 1 once. Nieu geel Wasch* . I once. Gedroogde wortel groote Confolida. . . 3 oncei  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 53 », Pulverifeert het geene gepulverifeert moet wezen, en kookt alles, het geduurig omroerende, tot dat het de dikte van plaester ge« „ kreegen heeft, om het te gebruiken op de 9, volgende wijze. Manier om de Breuken te behandelen. „ Men moet een goede band hebben, die „ wel fluit: en na dat het hair van de plaats af„ gefclirapt is, zal men een plaester, of zo het „ nodig is twee op de Breuk leggen. „ Men zal het geneesmiddel nugteren innee„ men, en de fles omfchommelen eer men den wijn in de romer giet, die men dan aanftonds „ zal inneemen. Na dat men het geneesmiddel „ ingenomen heeft; moet men binnen vier uuren, „ niets eeten nogte drinken. „ Men moet het geduurende den tijd van een„ ëntwintig dagen gebruiken: zoo 'er de maag ,, zeer van doet, mag men eenen dag of twee a, overflaan, zonder het inteneemen. Zoo lang als men dit geneesmiddel gebruikt, „ moet men den breukband daags en 'snagts draa„ gen: men moet nooit zitten, ten einde de „ plaats der opening altijd gelijkelijk te druktt ken, en bij de vouwing der dije de Breuk D 3 „ niet  g4 e. J. VAN WIJ VERHANEELINO ., niet uitvallen zoude , maar men moet altijd „ overend ftaan, of blijven leggen,'en veel „ gian. Men mag gansch niet te paard nog in „ een karos of kales rijden, maar altijd te voet „ gaan, of vaaren, en geen 'overdaad met den „ mond of anderzins begaan. Na dat men het geneesmiddel at dagen „ gebruikt heeft, moet men den Breukband nog „ drie maanden lang bij dag en nagt draagen. „ Men mag niet te paard rijden, voor dat die „ drie maanden ver [treeken zijn: en als men „ daar na al te paard zou rijden, moet men „ den breukband nog blijven draagen, zoo lang \l als men 't nodig zal agten om de deelen fte> „ vig te laten worden. Zie döar de befchrijving van een zeer beroemd middel, het welk door beroemde Heelkundigen s niet geheel en al verworpen is geworden; wij Züllen 'er ter. voltooijing alleen nog bijvoegen „ het geen voornaame Heelkundigen van dien tijd, rer behoorlijke applicatie van 't Empl, ad ruptu> „ ram nodig geoordeeld hebben. —— „ Mea „ moet neemen een ftuk leer, gefneeden als een. „ driehoek, om het naar de vouw van de lie$ „ te voegen; en dezelve met de gemelde Breuk» „ zalf, ter bekwaame dikte befmeeren, terwijl „ over de plijster een compres gelegt word van  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN» 5$ dezelve figuur, maar iets grooter, ten einde „ de pleister geheel overdekt zoude kunnen wor9, den; het welk een en ander bezorgt word door een windzel, of zogenaamde lieschband van dien tijd, welke wij thans noemen fpica „ iuguinatü.n Eene andere Breukpleister, mede zeer beroemd m de voorige Eeuw, en welke door veele der vooraaamfte Heelkundigen, in 't begin van deze Eeuw, met veel vertrouwen op deszelfs vermogen gebezigd werd, wierd ©p de volgende wijsje faamengefteld. „ Men ftroopt het vel van eenige paalingen „ af, en na dat die vellen in kalkwater afge- wasfchen zijn, zal men die op een klein vuurt„ je in een klaare loog van gemeene aslehe te „ kooken zetten, tot die vellen daar 't eene maal s, in ontdaan,en in een zeker lijm verandert zijn, „ welke lijm men door een hairen teems moet „ zijgen» Hier van weegt men vier uncen, doet het in een verglaasde pot, voegende 'er daarna 3, bij vierd'half unce gom Ammoniac in fterke „ wijnazijn gefaiolten, doorgezegen en verdikt, met drie dragmen zout van loot, evenveel kalk s, van tin, en fijn gepulverifeerde bloedfteen; dit w alles moet op een langzaam vuurtje gekookt t, worden, terwijl het onderwijlen met een hout D 4 „ fpaant*  G', J. VAN WIJ VERHANDELINO 9, fpaantje geduurig omgeroerd word, tot dat het „ de dikte van pieifter gekr-gen heeft: laatltelijk „ doet men 'er een half unce gedistilleerde olij van „ Myrrhe bij." —r— ï)eze pleifter, werd als de voorige op leder ge* fmeerd, met een grooter eendaantig compres, en windfel, of band, gelijk men b;j vroegere Autheuren aangetekend vind (en onder welke benaa» mirig wij thans vastere lighaamen verdaan, als die beftaan uit linnen, flenel, en dergelijke, en wel» ke ook wgl eens onder den naam van banden voorkomen ,) bedekt en bevestigd; Dan offchoon men al zeer vroeg , en door veele tijden heen het pleiftergebruik als het zekerde middel in het werk gefteld , befchreeven en gemeen gemaakt heeft, zo vind men bij de heelkunsröeffenaaren van de vroegfte tijden af, en door alle de tijdperken heen, ter geneezinge der Breuken, meer de adftringeerende ftoovingen aangeprezen, dan het gebruk van een Ernpl. ad Rupiuram. $Ar- AMBRosius pa Ré, en anderen die voor hem in de 15de en 16de eeuw geleeft hebnen, hebben met meer verzekering van eenen goeden uitflag in de geneezinge der Breuken (na dat ?ij dezelve weder ingebragt hadden, leggende voorts de lijders met 't hoofd laag en de billen, verheven) aangeprezen de plaats der Breuk te he-*  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. bedekken met een adftringeerend afkookfel of ftooving, en het welk bij de meeften op de volgende, of dergelijke wijze faamengefteld wierd, en als volgt, befchreeven en medegedeeld ge» vonden word, Corticam granatorum. Nucupre/s. Gallor. aluminis. Caudte Equina. Sumach Berberorui \ Cum aqua Fabrorum, Fiat decoclio pro foro : ~ - | Hier na wierd het volgende voorfchrift aan» geprezen. —*». 3$. Prafcripta deco&ionis, q. f f, Hord, & Fabar. ana fi. Puit. aloes. Maftichs Mirtilhr. & Sarcocolla ana 3/3. Bolt arm. 3 ij. In corporenter Simul, & fiat Cataplama. D 5 i„  58 GB Ja VAN Wij VERHANBELING Intusfchen word door alle Heelkundigen van dien tijd, het zij zij zig van gemelde, of andere geneesmiddelen , of pleifters, bediende , tot de volkomene geneezing toe, ten fterklten aange. preezen , een behoorlijk fteunend verband, met compresfen en windfels, terwijl de kinderen leggende in dï witg gehouden werden , den tijd van dertig of veertig dagen , en verheven met de billen , zorge draagende dat het hard rcepen of fchrijen zo veel mogelijk ware, verhinderd werde: — Boven de kindfche jaaren, word insgelijks eene horifontale legging, en rust vereischr, en aanbevolen. Uit al het geen wij tot hier toe gemeld hebben, (en waar op gencjegzaam al het geen wij niet geboekt hebben, hoofdzaakelijk neer komt, en dus geen bijzondere aandagt verdiend) ziet men klaar, dat men om de Breuken te geneezen, van de vroegfte tijden af, en door alle tijdvakken der bsoeflènende Heelkunde, zig op allerhande wijze , en door allerhande hulpmiddelen , toegelegd, en beijvert heeft. Zo vind men bij jetiv* in zijn eerfte Sermoen , Cap. 14. weder een ander , in zijn tijd beroemd geneesmiddel , aangeprezen , 't welk hier op neerkomt. — „ Laat papier drie dagen ,,lang in gemeen water weeken—maakt vervol- „ gens  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN» 5p ',l gens daar van een ronden bal, bind die voorts „op de liesch, (of andere plaats der Breuk) na „dat de ingewanden eerst ingebragt zijn, vervolgens laat men die bal wel aangeflocen drie daggen aanleggenaan welke behandeling men zeer veel geneesvermogen toefchreef, inzonderheid, wanneer men het papier liet weeken in een adftringeerend afkookfel , waar toe veelal het voorgemelde, of foortgelijke verkozen wierd. Wij zouden de lijst der uitwendige geneesmiddelen, nog tot in het oneindige kunnen uitbreiden, ontdekten wij niet hce langer hoe meer» bij de nafpeuring der te boekftellingen van de vroegfte tijden af, en door alle de tijdperken heen, zo als wij boven reeds aangehaald hebben, dat zeer veele, fchoon verfchillende in faamenftelling en naam , egter in werkvermogen op een en hetzelve uitkomen , en het is hierom dat wij de voornaamfte en meest beroemdfte van dezelve voor te ftellen , alleen nuttig en nodig geöordeelt hebben ter beantwoording van de vraag, wegens de verfcliillende uitwendige hulpmiddelen ter geneezinge der Breuken. Wij zullen dus eindelijk ten befluite, nog maar alleen van eenige wijnige melding maaken. Ook onder de beroemdfte faamengeftelde uitwendige hulpmiddelen , die in de voorige eeuw ter  60 G. J. VAN WIJ VERHANDELING ter geneezinge der Breuken zijn in het werk gefield , befchreven en gemeen gemaakt, munten de volgende faamenftellingen uit. ff Sang. draco gij', Mafticis §i. Thuris §/3. Nucis Cupresfi gij. Pecis Nigri §i. Pulverifentur omnia Sübtilisf. alb. ovor nom. ij. in corparentur 9 & appücetur ut diclum eft» Dan , wil men volgens de getuigenisfen van dit middel gewenschten uitflag zien, men moet het vijf of zes dagen laten aanleggen, en het zelzelve weder ververfchende, een maand lang, ot> liever wat langer, continueeren. Met evenveel lof, fpreeken de oudere Heelkundigen , van een ander volgend , niet mind«r feamgefteld heelmiddel, Thuris. Mafticis. aloes. Song draconis jaeto. Bolt Armeniti. Tm* SigiUau Gumt,  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN» 6ï Gummi Ammoniaci torrefaiïi. Glutinis Pifcinum. Balaust» Nucis Cuprejji, Gallar. Myrtillor. Hypoaftidos. Ladone ana 31'. Misce et fiat Pulvis. Dit poeder moet met wit van eij vermengt worden, en aldus op de plaats van het fcheurfel, (der ouden, of volgens de heedendaagfche heelkundigen, verwijderde opening der Breuk) gelegt, en vijf of zes dagen aangelegen gehouden worden , zonder af te ligt en. Sterk aan de huid kleevende, en plakkende middelen , heeft men zelve ter geneezinge der Breuken, (hoe onvermogend dezelve ons nu ook mogen toefcheinen) aangepreezen, in het werk gefteld, befchreeven en gemeen gemaakt. Men nam wit van eij en ftofmeel wel onder een gemengd , en lijde het, ter geneezinge op de plaats van het fcheurfel. — Open lijf te houden onderwijl de geneezing, wieid noodzaakelijk geoordeeld. — Bij kinderen moest zig de voed» fter, wel wagten koud water te gebruiken. Geen  62 o. j. van wij verhandelin6 falade of raauw fruit mogt zij eaten , maar gewsf- terden wijn drinken. Door het gebruik vari dit middel word getuigd 5 althans bij kinderen, een zodanig effeét onderbonden te zijn, dat door de Lubbers belet wierden, de kinderen van haare Teiliculen te berooven, mits dat een behoorlijk verband, en voorgemelde legging wel in agt genomen wierd, beöogende door deze behandeling eene verklijning van den weg des Peritonei. Bij de?e en foortgelijke plaatsmiddelen, voegde men dikwijls inwendige geneesmiddelen, die fchoon zij gelijk wij reeds aangemerkt hebben, niet tot dit vak behooren, door ons evenwel behooren medegedeeld te worden * dewijl vroege beroemde, en eerfte Heelkundigen, daar aan vee! heelvermoogende kragt en lof toegekend hebben. a. PARé, onder anderen verhaalt ons iets van de zeilfteenkragt , 't welk wij liever, om des mans verdienden lof (daar wij de beöordeeling ongehouden zijn) in zijne waarde of onwaarde laatende, woordelijk terneder ftellen zullen ; zoo wel, als 't geen hij verder, van de behandeling van zekeren chirurgijn, (waarop hij een zeer groot vertrouwen fcheind gefteld te hebben) meedededd. Hij zegt. ——— „ Daar is eenen zekeren Chirurgijn , die ik „ voor  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 63 it voor een man mee eeren houde, die mij ver,, zekere heeft meenige kinders geneezen te heb„ ben, door het ingeeven van poeder van zeil?, fteen, zeer klein gewreven , en dat onder der „ kinderen pap gemengt, mits op de gefcheurd„ heid heunich te ftiijken , en daar na zoo „ ftrooHe hij daarop vijlfel van ijzer, dat zeer „ klein gevijlt was , het welk hij alzo tien of twaalf dagen lang vervolgde, en daarna bond „ hij de partije met een bekwaame band: Het „ welk ik geloove alzoo gefchied te zijn en ook „ mogelijk te wezen , overmits dat den zeil,, fteen inwendig, door een verborgen natuur, „ een zonderlinge kragt heeft van ijzer tot hem te trekken, alzoo trekt hij ook de vleesch„ achtige en velachtige fubftantie , die tusfehen „ hem en het ijzer gelegen is, met gewelt, eri „ ftopt alzoo de pasfagie des Peritonei, en met „ er tijd, zo vereenigt hij daar mede, waar „ door dat belet word, dat de darmen , of het „ omtntum uit zijn plaats niet wijken kan. Het welk voorwaar niemand behoorde te verwon„ deren, overmits dat men oogenfchijnlijk ziet, „ dat den zeilfteen , het ijzer dat tusfehen , of „ onder dikke planken ligt, tot hem is trekken- de, en den zei ven volgt werwaards dat men herri w keerd of wend. Dit is nu noch een ander re> p raej  ©4 o. j. van wij verhandelino „ medie die hij menigmaal vei kocht heeft: Mert „ zal neemen roode flecken« die men m een „ o -en , en in een aarden pot zal laaten ealci- neeren, en als dan tot poeder maaken, welk „ poeder hij ingeeft, gelijk als hier boven ge„ zegt is, met het kindspapken, of met eeriga „ pottagie. Deze cuure kan ook wel gefchieden in de geenen die van meerderen ouderdom zijn , ja tot in de geene die 4 1 jaaren oud zijn, en „ tot meerder getuigenisfe, zoo zal ik deze hifto„, rie verhaalen» „ Daar is geweest een Priefter van St. Andries ,, des Arts, genoemt m. jan moret, die op ti een Zondag de Epistel Sanck, hebbende een „ volkomen darmbreuke, gelijk als bij mij zelve „ toogde , mij biddende om raat, overmtds dat „ hij groote pijne daar ingevoelde, en dat prin,, cipaiijk in 't zingen zijnder Epiftel: zijn gebrekj, ziende, zeide ik tot hem , dat bij voorwaar „ wel een ander in zijn plaatze behoorde te ftel. ,j len, het welk hij ook deede, en ik bad zelden „ den paitoor, (die men, Monfieur le clprck „ noemde, en meer anderen,'dat men doch een ,, ander in zijn plaats zett n zoude , haar verklaa„ rende van zijne gebrekkelijkheid. Het welk„ hem, geaceoord wezende, heeft hij hem on~ „ der mijnen handen begeeven, en ik heb hem  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 65 diverfche remedien verordineert, die hem tot -, fijner fiekcen zeer dienstelijk waren, en voor eerften zoo ordineerde ik hem eenen bandt, ,, die hij wel vijf of zes jaaren lank gedragen „ heeft; en alzo ik hem over eenen tijdt daar „ na eens vraagde, hoe dat hij 't met zijn ge- brek al maakte, zoo gaf hij mij voor een ant- woord, dat hij daar af niet meer en wiste, en „ dat hij volkomelijk daar af geneezen was: het „ welk ik nimmermeer en zoude gelooft heb- ber, hadde ik zulks zelve niet gezisn. Daar„ om zo hibbe ik hem tot mijnen huize geleijt, „ en hebbe bevonden dat de voorfz volkomen ,, darmbreuke zoo perfect geneezen is geweest, ,, dat men dair af geen teijkenen meer en fach, „ foo dat ik mij niet genoeg daar over en hebbe „ konnen verwonderen, merkende fijnen ouder„ dom: Doch hij is omtrent fes maanden daar „ na van pleuris geftorven. fcn hoorende van „ zijn doot, foo ben ik tot des paftoors huis „ gegaan , bij den welken dat hij woonde, hem „ biddende d?t hij mij het lichaam foude willen laaten open doen , op d >.r. ik ?oude mogen „ zien, wat de narure voor een heelinge gedaan hadde, in de pïaatfe daar door dat de darmen „ plachten te fincken, het welk hij mij willig „ accordeerde. Soo getuige ik vcor God, dat E ik  66 G. J. VAN WIJ VERHANDELING ik rontomme het gat van het uithanckfel, of- te Procesfus des Peritonei, een roetachtige fubftantie vond, die zoo groot was, als ee„ nen bal, dewelke foo dichte rontomme het „ gat gewasfehen was, dat ik de voorfz. fub„ ftantie feer qualijck, fonder de naastliggende „ partije te fcheuren, daar af koste gefcheijden. „ En aldus ist gefchtet, dat dezen voorfchreven „ priester is geneezen geworden. Voorts foo 5, heb ik noch gekendt fornmige andere, die me„ nige jaaren den bant gedragen hadden fonder „ te geneefen, dewelke mager waren, ende daar „ na vet wierden, zoo dat de darmen ook vet geworden zijn, waar door dat ze ook grover „ zijn geworden, en niet meer in den buijdel „ (balzak) hebben konnen zinken: foo dat fe ten langen lesten den bandt teenemaal hebben la„ ten blijven, fonder eenige gefcheurdheid meer „ gewaar te worden. „ Deze exempelen leeren ons, dat wij niet al '~y te haastig behooren te wezen om de arme „ jonghers haare testiculen uittefntjden. Doch „ het is een wonderbaarlijk dinck, dat de natuur incurabele ziektens weet te geneezen, als men „ haar een wijnig hulpe doet. De principaalfte „ hulpe, beftaat uit beletten dat de darmen niet „ meer onder in den buijdel komen te zincken, „ tex-;  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN^ 6? .» terwijl dat de voorfchreven natuur in de ge,, neezing bezig is. „ Daarom zal men de kleijne kinderen, de „ jonghers, de mans, en de vrouwen banden „ doen dragen" —— volgens eene figuur welke hij daar van opgeeft — en zie daar de weg gebaand, (en wélke door alle tijdperken heen, de eenige heel weg geweest is, zo wel als bij de eerde heelkunstoeffenaaren) om de breuken voor te komen en tegen te houden, vooral dan,wanneer in flapvezelige geitellen, de voorbehoedende verbanden, met verfterkende, en faamentrekkende geneesmiddelen onderfteuni worden: — Het komt 'er derhalven op aan , dac wij ons in onze tweede af deeling, toeleggen, op de mededeeling dier hulp, of Voorbehoedende middelen, welke in ftaat zijn, de natuurlijk opene en zwakke plaatfen te verfterken, en was het mogelijk, Zodanig te doen fluiten, dat gèene ingewanden van den buik , buiten dezelve zig verplaatzeft kunnen, en dit zal de tweede, dog korte afdeeling, van onze beantwoordende verhandeling thans influiten, en daar mede het flot van ons tegenwoordig onderwetp uitmaaken. E a TWEE»  G. J. VAN WIJ VERHANDELING TWEEDE AFDEELING E N OPGEEVING, Ter beantwoording van het tweede en derde lid der bovengemelde vraag,namentlijk:„ Van welke uitwendige hulpmiddelen de hoef„ fenaaren der Heelkunde, ter tegenhouding en voorkoming der Breuken, van de , vroegfte tijden af, en door alle tijdperken heen , zig bediend, en gebruik gemaakt hebbend Wij zullen ons in deze afdeeling niet verder uitlaaien als nodig is ter beantwoording van het laatfte gedeelte der thans voor ons leggende vraag, zonder ons intelaaten en voor uit te loo» pen in de behandeling zulker zaaken of onderwerpen , als welke eenige betrekking kunnen hebben op de beantwoording der vraag voor *c jaar 1798 uitgefchrevèn,van dezen inhoud: „Na „ voorafgaande voldoende bepaaling van den aart „ en verfcheidenheid der waare Breuken/ en van „ derzelver onderfcheidende kentekenen, word „ nu gevraagd: Welke zijn daar van de algemès-  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 69 ,, ne en bijzondere oor zaaken, door de beste „ Schrijvers opgetekend, en zoo veel mogelijk door eigene Waarneemingen bekragtigd?" en hierom zien wij ons in de noodzaakelijkheid gebragt, tot eene nog meer aanmerkelijke bekorting, als.anders had kunnen plaats grijpen , en behooren zoude. «- Het blijkt ook wederom hier uit, gelijk wij reeds te vooren aangemerkt hebben, dat wij in de behandeling dezer afdee» ling, ons tot de eigentlijk gezegde waare Breuken alleen bepaalen moeten. Daar nu uit de behandeling der voorige afdeeling gemakkelijk op te maaken is, van welke uitwendige hulpmiddelen en voorzorgen, de beöeffenaaren der Heelkunde, van de vroegfte tijden af, en door alle de tijdperken heen , zig ter tegenhouding en voorkoming der Breuken, zo wel , als ter geneezinge derzelve bediend hebben, en thans nog bij fommigen in gebruik zijn, of aangeprezen worden, zoo zullen wij in deze afdeeling, ter beantwoording van het tweede lid der vraag, kort zijn kunnen: intusfchen zullen wij niets voorbijgaan, 'c welk ter beantwoording onontbeerlijk is. De dagelijkfche bevinding leerde , van de vroegfte tijden af, dat alle plaatfen alwaar Breuken ontdaan kunnen, (inzonderheid de liesch* E 3 ipleet,  JO G. J. VAN WIJ VERHANDELING fpleet, en dijeboog, welke door den peezlgea rand der buitenfte fehuinfche buikfpier gevormd worden, en de plaats der navel) eene verzwakking en verwijdering plaats grijpende, er ligtelijk de ingewanden doorzakken kunnen, zelve na een gering geweld: fchreeuwen, braaken, fchokkende beweegingen, danfen, fpringen, enz. zijn daar toe boven al in ftaat, inzonderheid wanneer die kort op eikanderen volgen, of langzaamerhand op de verwijderde openingen aandringen, en daar door eene trapswijze uitrekking' te weege brengen, — Bovenai, in die gevallen, ontdaan de Breuken bij zwakke menfchen en kinderen, bij dewelke de fpieren, het buikvlies en de uitwendige bekleedfelen, over het geheel genomen,dog voornamelijk op de plaatfen , daar natuurlijke openingen zijn, of te vooren plaats gehad hebben, veel van hun vis contractilis en irritabitu teit verlooren hebben: wij zeggen in de meeste gevallen, omdat bij fomniige ook zonder natuurlijke zwakheid op die plaatzen, plotfelings Breuken ontdaan, door een zeer groot en kortftondig geweld, in welke gevallen ook ligtelijk beknelling plaats grijpe. — Daar het nu genoegzaam zedert de tijden der vroegfte Heelkundigen, en door alle de tijdperken heen, bekend $s, dat het eene eigenfchap van alle onze (inzonden  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. ft i derheid fpierige) deelen is, nageledene uitrekking, zig weder te kunnen faamentrekken, zo is het niet vreemd, dat men zig ter tegenhouding en voorkoming der breuken, zoo wel als ter geneezinge van foortgelijke uitwendige hulpmiddelen bediend heeft, en van fommigen nog ten huidigen dage, bediende, en nog gebruik maakt, als men in onze voorige afdeeling medegedeeld vind; met oogmerk om de verzwakte en uitgerekte, of geweldigen fpoedig verwijderde liesch* ring, en dijeboog, beneffens de plaats der navel en anderen, in hunne natuurlijke ftaat te doen herflellen, terwijl men ter voorkoming nog daar» enboven, zig van alle zulke middelen zorgvuldig wagte, welke de verzwakking der fpiervezelen over het geheel, inzonderheid de gewoone plaatfen der breuken te weege brengen konde, zig hoofdzaakelij k, in de uitkiezing der hulpmiddelen, daar op toeleggende , dat de verloorene vis contraStilis en irritabiliteit wederom herfteld, en op« gewekt wierd; terwijl men ten overvloede, een tijd lang, de gewoone breukplaatzen bedekte, en befchermde, op die zelve manier als men gewoon is te doen, wanneer men de volkomene genees» wijze in 't werk field. Ten opzichte der bedekking en befcherming van de plaatfen, alwaar in andere gevallen ligtelijk E 4 breu-*  •fï g. j. van wij verhandeling breuken verfchijnen, moeten wij geenzints uit'het oog verliezen, wat fommige voornaame heelkun* digen, in die gevallen, alwaar de ballen bij jonge kinderenden ook irgevorderde jaaren)nog niet door den annulus tot de gewoone plaats afge» daald zijn, aangeprezen hebben, j Om een voor allen te noemen; den beroemde hgnter (zie medical commentaries) wil dat men (dog met de uiterfte omzigtigheid) ter tegenhouding en voorkoming van breuken, in die gevallen, zig van bekwaame breukbanden zal bedienen. Dan, dewijl wij tot de goed of afkeuring dezer behandeling niet gehouden zijn, zul. len wij ons ook deswegens verder niet. inlaaten, als wij gelooven niet voorbij te kunnen, namelijk , dat foortgelijke voorbehoedende, en tegenhoudende behandelingen, ons toefchijnen niet zeer ove'ëenkomllig te zijn, met de hedendaagfche algemeene oeffenende heelkunde. Laat ons nu verder in deze af deeling, zoo veel mogelijk nafpeuren, van welke afzonderlijke, uitwendige, voorbehoende, zo wel als plaatzelijke hulpmiddelen men zig, alleen met inzigt ter tegenhouding, en voorkoming der breuken, door alle tijdperken heen, bediend,aangeprezen, melding gemaakt, en befchreeven heeft. Reeds zedert de vroegfte heelkunstöeffening, dog  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. 73 dog inzonderheid in de 18de eeuw, is menbedagt geweest, om te letten op de bijzondere manieren van kleederdragt, die oorzaaken tot breuken kunnen geeven,en heeft dezelve ter voorkoming van dit zo vernielend ongemak, afgekeurd, ook moet men met d. van gesscher hedend: algem: oeffen: heelkunde bl. 397. toeftemmen, dat 'er „ aanmerkelijke misdagen begaan worden, in de ,, kledingen der kinderen zo in de vroege jeugd, als „ in eenen meer gevorderden ouderdomen offchoon verfcheide voornaame heedendaagfche oe£fenende heelkundigen, voorlang bijzonder bedagt geweest zijn, om ter voorkoming van breuken , al het fchadelijke, zo wel in klederdragt, als lighaams oeffening, op ondervinding van hun zelve, en andere beroemde heelkundigen gegrond, tegen te gaan, en andere klederdragt en lighaams oeffening proefondervindelijk aan te prijzen, zo ziet men nog dagelijks de grootfte onheilen onftaan, dan, wanneer men minder aan de natuur dan aan de gewaande kunst en bedrevenheid van vrouwen, die geene andere regel volgen, dan die der gewoonte toebetrouwd. Zoo wel, de te wijnige, als te veel fluiting,en knelling of drukking, over het geheel, of op bij. zordere plaatzen , kan in fommigen opzichten aanding tot breuken geeven: — althans onder de alE 5 ge-  74 G. J. VAN WIJ VERHANDELINQ gemeene oorzaaken der breuken, zijn'er twee foorten van dezelven, waar uit voornamelijk lieschbreuken ontdaan; te weeten, zulken, die de drukking der ingewanden, tegen het onderfte gedeelte van den buik vermeerderen, gelijk b. v. (onder anderen) deekens en luijers bij jonggeborene kinr deren, en in meer gevorderden ouderdom, het gebruik der keurslijven, en broeken, en een fprong, waar in men op de regt uitgedrekte voeten nederkomt enz.beneffens zulke die den buikring verwijden, gelijk eenefterke infpanning der kragten, meteen agterwaards gebogen lighaam, gelijk zulks zelve zeer dikwijls voorvalt in de vermaaken, of fpellen der kinderen, welke hen verpligt tot fterke agteröverbuigingen. Ten opzichte van Navelbreuken bij kinderen, vinden wij onder anderen bij h. ulhoorn aangerekend, dat de gemeende oorzaaken (g) derzelve, hier uit ontdaat, dat de bakers , de eerstgebooren kinderen , niet wel, omtrent de navel, met behoorlijke aandrukking bezorgen, waar door indien de kinderen wat onrustig zijn, dat deel, door veel fchreijenen parfen, in den aanvang met (g) Het fpreekt van welven, dat dezen beroemden heelkundigen ter voorkoming van breuken daar toe ook deze tanmei king geboekt heeft, .  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. '75 met een rond bultje uitpuilt, om dat terzelver plaatze , het pcritoneum enkeld, en zwak zijnde, ook door geen fpieren, nog huid onderlteund, zeer gemakkelijk uitzet. Wenfchelijk ware het dat men ter voorkoming zo wel, als ter geneezinge der navelbreuken, de kinderen, althans na de afvalling der navelftreng, aan een gepast regelmaatig heelkundig beftier overgaf. Immers eene langduurige oeftening en de ondervindingen , leerde mij een groot aantal kinderen, welke mij van tijd tot tijd, deswegens toebetrouwd zijn geworden, altoos, dit foortvan breuken voortekomen, en nimmer zag ik dezelve verfchijneri, komende dezelve voor, alleen door een foort van drooge hegting (indien ik het eens zo noemen mag) met eene wel-klëevende plaester ftrook, van genoegzaame breedte en lengte, waar mede ik den buik tot een vingerbreed boven , en beneden den navel, en van weerszijde, van boven de os/a Hei, en van de eene tot de andere zijde, en dwersch zodanig tot eikanderen voegde, dat de opening der navel, daar door, als het waare toegeplooijd, en vereenigt gehouden wierd, door telkens bij de loslaating der plijsters, weder anderen in deszelfs plaats aan te leggen. — Dezelve behandeling, heeft mij in alle gevallen van navelbreuk , ter volkomene geneezing best voldaan,  y6 G. J. VAN WIJ VERHANDELINO daan ,■ even zo wel als ik daar door dezelve voorgekomen ben. Daar nu deze breuken, om redenen van de natuurlijke zwakke plaats, en opening, van, en in, het peritoneum , menigvuldig voorvalt, door het veelvuldig fchreiën, waar door de uitgefpannene darmen der kinderen, deze zwakke, aan breuken onderheevige plaats uitfpannen, en doen opzwellen, en des, de aandagt, meer tot zig trekt, en gezwinder hulp doet zoeken, zo is het ook hierom, dat de heelkundigen, van de vroegfte tijden af, en door alle tijdperken heen, meer ter geneezing dezer, als wel andere breuken aangezogt, of m de gelegenheid geweest zijn, den goeden uitflag van hun heelkundig vermogen te beproeven, en ijder op zijne wijze, de eene beter, dan den, anderen, in zijne beproevingen, ten bewijze van de geneesbaarheid aller andere foorten van breuken, te {hagen. Ten aanzien van andere breuken, zegt onzen voorgemelden beroemden heelkundigen landgenoot, men moet alles vermijden, zoo in kleeding als anderzints, wat in ftaat is de ruimte der holligheid van de buik tegennatuurlijk te verminderen, ten einde de ingewanden die in dezelve befloten zijn niet uitgeperst worden; immers dit word bevestigd in die gevallen, alwaar breuken ontftaan, door  OVER È»E GENEEZINGE DER BREUKEN* "ff door fterk hoesten, fchreeuwen, lachen, of eeni«i ge fterke infpanning van kragten, om dat in die gevallen gepaard gaan, eene meer of mindere faamentrekking der buikfpieren vooral van het middenrif, waar door de buiksholte door de werking dezer fpieren altoos verkleind, en de inge-: wanden uitgeperst worden. Slappe geitellen, inzonderheid kinderen, moeten eene lievigheid, evenredig aan de noodwendige lichaams oeffening, inzonderheid op de drie hoofd plaatzen waar doorgaans breuken ontftaan kunnen, als b. v. de navel, de buikring, en aan de buiging der deij, bezorgt worden: (h) althans over het algemeen moet men zeer oplettend zijn in de aanwendingvan tegenhoudende en voorkomende hulpmiddelen, bij die geenen alwaar de voorfchik- ken- (ft) Het zal nuttig en noodzaaklijk zijn, ter tegenhouding en voorkoming van breuken , zodanigen weêrftand, tegen de gewoone en breukenbevorderende kleder. dragt, te bieden, als men, genoegzaam vermogend berekenen kan, tot zo lange men, door de aflchaffing det verderflijke gewoontens in klederdragt als anderfints, het menfchelijk geflagt, ten deezen en anderen opzichte, verfterkt, en tegen veele kwaaien bevrijd, ten minftcn in weiniger aantal onderhevig gemaakt zal hebben. Hoedanig hier in het oogmerk bereikt zoude kunnen wor» •ten, zal nader blijken.  yt G. J. VAN WIJ verhandelino kende oorzaaken der breuken erflijk zijn, wasr Van de mogelijkheid j door de beroemfteheelkundi* gen bewezen is, inzonderheid door mauchart disfert, de hernia incarcerata. höffman med. confult. en andeie. Behalven de flap vezelige fpiergefteldheid, en erflijke voorfchikkende oorzaaken der breuken bij kinderen, zo blijkt het bij de daagelijkfche ondervinding klaar ,s Waarom bij dezelvenzo menigvuldig breuken ontftaan; immers, de tegenhouding en voorkoming der navelbreuken i is een der eerste zorgen, die aan de nieuwgeboorene befteed word, en, door wie? — meestal door in dit vak onkundige vroedvrouwen en bakers, welke laatste inzonderheid alle zeer gezet zijn op de roem, dat zij haare bakerlingen zuiver van navel, aan de moeders of haare opvolgende bezorgs» ters overleveren, terwijle veele van haar, door eene fterk knellenden band, om het midden van den buik (zo zij meenen) de uitzetting der navel tragten voor te komen, en de opening te heelen , niet bezeffende, dat daar door de holligheid van den buik aanmerkelijk verengt en de ingewanden als in tweeën afgedeelde te wijnig ruimte hebbende holligheden, opeengepakt worden, daarenboven] worden hier door de buikfpieren ter inëenperfing der ingewanden opdat midd fchyreig 1791. F s  84 g. j. vam wij verhandeling hij om die reden uitneemend verheft en als navolgbaar waardig aanhaald. Faust, wilde kinderen van het mannelijk en . vrouwelijk geflagt bijde, even eens, zonder geflagts onderfcheidingsteken, gekleed hebben, om dat zeker, in de verfcheidenheid der kinder klederdragt, ingerigt na de geflagten, een der grootfte en verderflijke oorzaaken voor het menschdom gelegen is. Hierom wil hij, dat het kleed voor bijde geflagten zijn zal, een eenvoudige witte linnen keêl, van onderen en boven evenwijdig, zig uitftrekkende tot een paar vinger breed beneden de knie, des zomers over het bloote hemd aangedaan , terwijl men des winters, tusfehen het linnen hemd en keêl, een wolle hemd dragen laat. Alle drie moeten ze weid, en open zijn, en de mouwen over de ellebogen eindigen: door deze manier van kleding, welke door hem naauwkeurig opgegeeven word, word het lighaam verfterkt; door hetzelve lugtig, koel, en vrij in de beweeging te houden. — Hier door kunnen ook alle banden, en fteunfels om het lighaam weggelaaten worden; voorts zegt hij, vrije, koele, koude lugt zelve, van de vroegfte kindsheid af aan, aan het boven en onderlijf toegelaaten, be vordert ook bij het vrouwelijk geflagt zeer t veel ver*  over de geneezinge der breuken. 85 verbetering, zodanig, dat daar door het volgend geflagt zeer veel fterker zijn zal. (£) Wij vinden in een brief des fchrijvers, aan den beroemden heer joh. friedr. blumenbach, me: betrekking tot ons onderwerp, het voordeelige zijner aangeprezene klederdragt, nader aangetoond, en aangeprezen. Wierden de broeken der kinderen afgefchaft, zégt hij, zo zouden de teeldeelen der Europifche mannen, die thans tot de vrouwelijke in een flegte onëvenredigheit ftaan, veellicht, tien en meer, procent grooter en fterker worden: zeker (zegt hij) eene groote verbetering der Menfchen. Volgens zijne ftelling, gaat het zeker, dat hon- (k) Men vind in plaat, de gemelde kleding voor kinderen afgebeeld, en befchreven in de Gefundhtits Katechismus van denzelven fchrijver, tot gebruik in de fchoolen, en voor het huislijk gebruik in 1794, te Buckeburg bij j. a. g rimme gedrukt; aldaar geeft den fchrijver op, dat men zig tot zijn oogmerk, bij alle kinderen, zo wel van het vrouwelijke als mannelijke geflagt, van dien klederdragt moet bedienen, van het begin van het derde, tot aan het einde van het zevende of achtfte jaar, of tot aan iie tijd, dat de bijde kaaken, in de plaats van de vier voorfte melktanden, van vier anderen fterke blijvende voorzien zijn. F 3  86" O. J. VAN WIJ VERHANDELING honderd duifend breuken, die ineen geflagt,allern in Duitschland voorvallen, op rekening der broekendragt gefteld moet worden. Het is zeer waarfchijnlijk zegt hij verder, dat Duitschland tweemaal honderd duifend breuken onder het mannelijk geflagt oplevert. Was de evenredigheid der breuken (door den bui? kring) der mannen en vrouwen,als 25 tot 1 — te groot, ('twelk ik egter niet geloove) en ftellen wij dan maar 12 tot 1 — en rekenen van ijder 200000,100000 op rekening der broeken, zo blijft dan nog evenwel de evenredigheid der breuken van de mannen tot die der vrouwen, als 6 tot I. — Voorts dat dit groot onderfcheidvan 6 tot l — op den fterken, of ruwen arbeid der mannen, en niet op de broeken toegekend moet worden, is mij naauwlijks gelooflijk, dewijl het onmogelijk is, dat den fchepper, den tot den arbeid beftemden fterken man, zwakke, en de geruster leevende zwakke vrouw, fterke buikringen zoude gegeeven hebben. —— Indien 'er door de ontleedkunst, onderfcheid, in de onderfcheidenë famenftelling der buikringen van mannen en vrouwen gevqnden word, dan moet men onderzoeken, of dat onderfcheid uit de natuur, of door kunst en toeval ontftaat. Zoude men het de  over de geneezinge der breuken. 8? de goede natuur wijten, (*t welk ik nimmer geiooven kan) zoo ftelt men dat kunftige en toevallige misilagen of fouten en gebreken, zig natuurlijk voortplanten, en den fchein der natuur aanneemen. De jongens zijn het naast gelijk aan en tot de vaders, en alzo kunnen door de broekendragt veeier geflagten , de buikringen van het mannelijk geflagt, regen natuurlijk flegter, ongefteld, of verzwakt geworden zijn. Aldus ten minsten ioo;ooo breuken, worden veroorzaakt door den broekkendragt, en die zullen door de nalaating vervallen, en dus een groot heil te wege brengen. De kinderen door eene eigene eenvormige kleeding, verfcheiden, na deverfcheiden ftanden, tot haare onheuchlijke regten weder te herftellen, waarlijk, dat zoude geluk en orde over het menfchelijk geflagt verfpreiden enz. Den beroemden blumenbach, getuigd van het gemelde werk des heeren faust, dat het zonder tegenfpraak van veel aangelegenheid, is, veele waare, en goede verbeteringen ten opzigte der leevensregeling in dekindfche jaaren bevat: -— Wij laaen het voor het overige onbeöordeeld, of de reden waarom bij mannen zo veel meer als F 4 bij  83 6. J. VAN Wij VERHAMDELÏNÜ bij vrouwen breuken ontdaan, hoofdzakelijk en voornamelijk gelegen is, daar in, dat bij hec vrouwelijk geflagt, het onderlijf veel koeler gehouden word, als bij de mannen, dan of de re» den meer natuurlijk gelegen is, in de ongelijke groote der buikringen bij de bijde geflagten, daar dezelve bij mannen grooter en wijder zijn moet, om redenen der ballen in den eersten beginne of leevens tijd, en daar na bij aanhoudenheid voor de doorlaating der zaadftreng en cremaster: (/). Intusfchen fcheind Ons de voorkomingsregeling der (i) Of deze tegenwerping wel genoegzaam voldoende js, willen wij thans niet beflisfen, wij merken alleen aan, dat het onderfcheid in ruimte der bujkringen bij mannen (wij fpreeken niet van kinderen , of meer gevorderden in jaaren, van het mannelijk geflagt, bij dewelke de ballen bezig zijn door den buikring door te zakken , of kort te vooren doorgepasfeert zijn ,) tegen die bij vrouwen , niet dan in ongeftelde mannelijke voorwerpen iets van eenig belang verfchillen kan, daar immers door een foortgelijke opening bij vrou. wen , de ronde band der baarmoeder, doorgaat, de. welke alzo omfloten word 4 als men in de natuurlijken ftaat, bij mannen, de zaadftreng en cremaster, even zonaauwksurig omfloten vind, als nodig is om zonder, verzwak. king,of aanmerkelijk geweld, de darmen, of het net.'d» doordringing naar buiten, te beletten,  over de geneezinge der breuken 89 der breuken van den heer faust niet onver» fchillig, maar overwaardig ter mededeeling, zo al niet geheel, navolgbaarwaardig toe : Althans . tot gewichtige en zeer nuttige gevolgtrekkingen in de behandeling, ter voorkoming van breuken in onzen leeftijd, en ten opzichte der tegenwoordige algemeen gebruikelijke en flegte manier vin kleeding, vooral bij de kinderen, ver beneden den tijd haarer vast, en rijpheid, en wel die van het mannelijk gedagc in 't bijzonder, kan het werk des heeren faust aanleiding geeven. Wij eindigen deze verhandeling, die zonder eenigen opfmuk, alleen zaakelijk, ter beantwoor-' ding der vraag, en zonder vertooning van uitgebreide leéture, en kennis aan de fchrijveren der oudheid, mee onderfcheiding van die der middeneeuwen, zoo wel als van de heedendaagfche (uit welken wij het onze ter beantwoording overgenomen hebben) meer dan nodig was, ter neder te ftellen; en zonder opgefrnnkte vertooning met aantekeningen hunner naamen, (fchoon het ons doenlijk geweest ware) zo wel als uitgebreide te boekftellingen. Indien wij daarenboven, de verfchillende gevoelens , betrekkelijk ons onderwerp, door alle de tijdperken heen, hadden willen bijdraagen, grondig wederleggen, of bekrachtigen, dan immers zouden  90 C J. VAN WIJ VERHANDELING den wij' een veel aanmerkelijker, fchoon niet meer nuttig, boekdeel hebben kunnen bijéénzamelen en aanbieden, dog ook misfchien hierom juist minder nuttig geweest zijn en de bedoeling der yoorgeftelde vraag, meer uit het oog verlooren hebben: Hierom van oordeel zijnde, dat zulks geenzints het voornaam bedoelde oogmerk der beroemde beftierderen van het legaat des heeren m u n n i k> hoff, geweest konde zijn, hebbe wij al het zaakelijke en voornaarofte, in een kort bellek, bijeengezameld , terwijl wij ons daarenboven verzekerd houden, dat de kortheid, en klaarheid,' welke wij in de gantfche verhandeling behartigd hebben, niet onbeftaanbaar zijn zal: immers meerdere uitgebreidheid, en veelheid van woorden, zonder meerdere voldingende zaaken, te bevatten, zoude bij de beöordeelaaren dezer verhandeling ? niet dan geemelijkheid, en voor mij, geenen wezentlijken roem verwekken kunnen, daar dog de behaudelirg veeier hulpmiddelen, ter geneezinge der breuken inzonderheid, (in deze verhandeling aangvvoerd) van dien aart zijn, dat zij, om in geene veröordeelingen wegens de misvattirgen der anders agtenswaardige ouden, uit te wijden, bekort moesten worden, aangezien dezelve, in de daat niet dienen voor alle zieken, dat  OVER DS GENEEZINGE DER BREUKEN. 91 dat is, zo als wij het hier verklaaren, niet dienen kunnen, ter geneezinge der breuken. *Non omnibus agris eadem auxilia comtniunt. CEI.S9^3, ï. BIJ-  BIJ V O E G S E L, tot de verhandeling, over de geneezinge der breuken. Inhoudende een affchrift van zodanige plaatfen, als uit des Schrijvers heelkundige mengelstoffen, in dit fiukje zijn aangehaald, j Bij bladz. 19, . 1. In het buiten gasthuis te Atnfterdam. Bladz. 19, • 2. Te gelijk aan eene ligte fchurftagtigen uitflag aan zijne handen dewelke van wijnig aanbelang was, labo/eérende. Bladz, ao, . 3. Insgelijks in bovengemelde buitengasthuis. Bladz. 20, . 4- I" vroeger tijd. Bladz. 24 . 5. Deze na het mij toefcheind veel afdoende waarneeming, welke ik om onkenbaar te zijn, als van ijmant anders, aangehaald heb , zal ik nu uit mijne heelkundige mengel/lof en, overgenomen, hier bijvoegen, dezelve luid aldus. „ Den I5den Maart 1784, kwam in ons bui- r" tén ziekenhuis, maria catharïna le roy, oud 4a jaaren, met eene aanmerkelijke en zeer zeldzaame breuk; welke, fchoon van , een meer dan gewoone grootte, echter het Heschgewest behouden had; niet laager door- » ge?  V OVER. DE GENEEZINGE DER BREUKEN, 93 ,, gedrongen of afgezakt, dan dat ze met eenen „ anderen naam, dan, lieschbreuk, beflempeld „ konde worden. ,, Allerwaarfchijnelijkst komt het mi] voor, dat „ debeftendige aanlegging van verfchillende breuk», ,, en fchort-banden, welken zij te vooren gedraa„ gen had, belet hebben, dat dit uitgeweken ge,, deel te ingewand, niet verder naar beneden ge„ drongen is, offchoon het zelve nimmer door „ gemelde kunst tuigen, binnen den buik is be> „ paald geworden, zo hebben deze echter zo veel tot de liesch bepaaling toegebragt, dat het „ uitgeweeken ingewands gedeelte, zig niet bene„ denwaarts heeft kunnen begeeven, maar ge» „ dwongen zig in de (trekking der lieschplooi •,, uit te breiden, en dat aanmerkelijk gezwel, zie ,, pl. III. Fig. II. en I. te voorfchijn te brengen. „ Ruim 12 jaaren, vóór dat zij onder mijne „ behandeling geraakte, had zij reeds de beginzelen „ dezer breuk ontdekt, welken van tijd tot tijd niet „ tegenftaande zij onder kundige behandelingen, „ (die zij waarfchijnelijk veronachtzaamd heeft) „ geweest is, evenwel tot die grootte gevorderd „ was, en ter plaatze van den peesband van poupart „ zo wel, als aan den onderkant en bovenzijde der „ dije zodanig aangehecht, dat men door geene „ poogingen in ftaat was, het breukgezwel te doen » ver-  94 BIJVOEGSEL, TOT DE VERHANDELING verminderen, of iets van het uitgezakte gedeel„ te binnen den buik, te doen terug keeren. „ Vier weeken, vóór dat onze lijderesfe naar ons „ buiten gasthuis gezonden wierd, had zij, (niet „ onwaarfchijnelijk, door de knelling van het „ compres van den breukband) op de breuk of „ het midden des lieschgezwels, ontfteeking en " zwelling befpeurd, welke kort daar na, gedeel„ telijk tot verzweering, gedeeltelijk tot veriïer„ ving overging, en eene vernietiging van een , aanmerkelijk gedeelte bekleedzelen, en breuk- zak of peritoneum zelve ten gevolge had; " waar op eene andere, onbekend, en aanzienlijk > gedeelte darms, zie pl. III. Fig. I. F. naar buiten uitgedrongen was, het welk ,zig ontveld, " rood, of vleefchkleurig, en even als of de " fpierige rok, dezes darmsgedeelte, ontbloot l was, vertoonde, of zig zodanig aanbood ge„ lijk men het toOT^«.«,fomwijlen,(doch „ omgekeerd) ziet uitkomen. , Tot aan den 23 Maart, werd het bijzondere £ uithangende, en ontbloote gedeelte des darms met rottingweerende middelen verbonden, en "„ dit,enhet overige gedeelte des breuks, behoor,, lijk gefchort. „ De bleekroode verwe, en gladde oppervlak* te van het bijzonder uithangende gedeelte des " daims  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. gg „ darms, werd hier na helder rood, en vleesch„ karlig, zo als men ziet in eene platte zweer, „ welke gezuiverd zijnde, zig tot heeling fchikt. ,, In dezen toeftand werden de omftandighe* „ den der lijderesfe, ten opzigte van toevallen, ,, minder zorgelijk, dan de geneeswijze was „ twijfelachtig. Vóór dat ik iets tot de terug» „ brenging, die onmogelijk toefcheen, ondernee„ men wilde, liet ik de aftekening, welke mij „ wel der moeite waardig voorkwam, vervaardifi gen, waar in de tekenaar zeer wel gedaagd is. De motus periflalticus , was in het bijzonder „ beulingsgelijke, en ontblootte, langs de dijen „ nederhangende darmgedeelte, pl. III. Fig. „ I. F. duidelijk te zien; en bij iedere bewee» •> ging- vermeerderde, en verminderde, het vo„ lumen dezes darms, over en weder: dit was „ het, 't welk mij opmerkzaam maakte, en in de „ gedachten deed komen, om te beproeven, of ,, men door zachte drukkingen, de beurtlingfche • „ uitzettingen, bij de wormwijze beweegingen „ zichtbaar, zouden kunnen tegengaan, in zover„ re ten minsten, dat daar door eene trapsgewij„ ze vermindering, of inkrimping te wege ge. „ bragt konde worden, wanneer de golfwijze be,, weegingen tegengehouden wordende, zelfs mede- „ wer-  sjfS BIJVOEGSEL, TOT DE VERH AÏID3L1NO „ werken zoude, tot terugkeering naar bin„ nen. ,, Bij het begin en in den omtrek, pl. III.Fig. I. lett. a. b. c. was de huid met den darm zo„ danig vastgegroeid, dat daar door een foorr, „ van band, of rondloopend koord, welk van tijd „ tot tijd toevallen van beklemming veroorzaakte, „ gemaakt werd; en het was deze koord, welke „ zig het meest tegen de terugdrukking, door „ een trapsgewijs aanfluitend verband aankantte, „ en de verfchikking van dit darmgedeelte binnen ?, den buik, eenige tijd wederftreefde. Door eene gepaste behandeling evenwel, verminderde de „ breuklangzaameihand in grootte; dan, de ont„ lasting van drekftoffen , uit eene kleine fistuleu„ ze opening, (zie pl. III. Fig. I. lett. d.) in het „ onderfte gedeelte en groote breukgezwel, 't welk zij reeds twee jaaren te vooren, na toeval,, len van beklemming bekomen had, bleef aan„ houden. „ Eindelijk tot den Sften Mei met gemelde be« „ handeling aangehouden hebbende, was onze lij„ deresfe tot voorige gezondheid , in zo verre „ zij die eenige jaaren met haare ongemeene groo„ te breuk ,.genooten had, wedergekeerd. „ Den ioden derzelfde maand, was het vel-te- fcejij ter plaatfe alwaar te vooren de ontblootte „ darm  OVER DE GENEEZINGE DER BREUKEN. $f J 'f9 darm uitgedrongen was^ volkomen, en toen heb ik haare gewoone twaalf jaarige breuk , „ (zie bovengemelde pl. Fig. II.) ten tweede maa„ le laaten aftekenen. , „ In deze omfhndigheid leefde zij tot aan het begin van de maand junij, zeer welvaarende, en „ had weinig bekommernis, wegens , noch hinder, „ van, haar anders beklaagensWaardig ongemak s „ dan, om redenen eener welgeflaagde genees* „ wijze, ten opzichte het bijzonder beulingsgelij„ ke, van perïtoneum ontblootte darmgedeelte, „ befloot ik tot eene voor de lijderes gantsch niet „ belanglooze beproeving; ten einde, indien mo* „ gelijk, de volkomene geneezing ook van haare „ langduurige breuk, en verouderde drekfistel, ,, te bewerken. Hier toe volgde ik mijne reeds „ gemelde aanfluitende, en terugdrijvende behan„ deling, door middel van een daar ,toe gepast „ verband, beftaande uit trapsgewijze, in grootte „ toeneemendè, fponfen, drukdoeken, en een „ zeer lang, middenmaatig breed, rondom het „ lichaam en dijen, aangefloten windzel enz. Hier door verminderde de breuk langzaamer» ,, hand, zodanig, dat ik den 8(ten julij, dit aar> „ merkelijk, (zo 't fcheen allerwegen vastge„ groeid) ingewands gedeelte , volkomen konde „ inbrengen. Q ik  O 8 BYVOEGSEL, TOT DE VERHANDELINO ,, Ik liet haar, ftaande deze behandeling, twee» „ maaien daags een purgeerend clijsma zetten; „ weinig vcedzel, meest melkfpijzen, gebruiken > „ en beftendig het bed houden, ,, Den iaden julij was de breuk niet alleen vol« komen ingebragt en door het verband ingehou„ den, maar hetzelve afgenomen, kwam het in„ gewand niet weder naar buiten; 'er bleef niets „ van haar ongemak zigtbaar overig, dan eene „ ruime lap vel, welke te vooren, met het peri' toneum, den breukzak gemaakt had. „ Ik hield aan met gemelde behandeling, ten „ einde de ingewanden beftendig binnen den buik „ te houden, en de drekfistel, die reeds den ioden julij, geen drekftoffe meer ontlastte, volkomen „ te geneezen; dan, den igden kwamen 'er we* „ der, fchoon zeer weinig, drekftoflên te voor» „ fchijn, en die vertoonden zig van tijd cos tijd. „ Ondertusfchen vervaardigde ik eene breukband, „ welke in ftaat was de ruime opening die de in„ gewanden doorgang vergund had, te fluiten, „ en de weder uitzakking, te keeren; dezelve „ werd nu en dan aangelegd om 'er langzaamer„ hand aan te gewennen, doch meesttijds werd „ het bovengemelde verband, 't geen minst hin„ derlijk was, gebruikt. „ Niet voorden 4den Augustus, konde ik de » drek-  over de geneezinge der breuken. 9$ M drekfiistel, voor geheel geneezen verklaaren, en hoe naauwkeurig ik ook op dien tijd het „ vel, ('t welk zeer ingetrokken was, maar echter nog voor een gedeelte als eene losfe lap, ter plaatze der gewezene breuk, nederhong) „ onderzocht, zo konde ik niet ontdekken, of „ het peritoneum, of breukzak, binnen 'c zelve „ (Waar aan ik echter niet twijfele) bevat „ werd. „ Reeds den iaden Augustus, konde zij haare „ gewoone bezigheden weder hervatten; de breuk„ band bepaalde de ingewanden binnen den buik, „ en zij was volkomen herfteld. „ Niettegenftaande nu haare geneezing reeds „ voltrokken was, heb ik evenwel met de behan„ deling, die dezelve uitgewerkt had, tot heden „ aangehouden, (alleenlijk heb ik het dagelijksch „ clijfteeren aan 't einde van laastgemelde maand, ,, achter wege gelaaten,) om reden dat ik buiten „ dien, voor eene nieuwe openberfting der;drek„ fistel, en doorperfing der ingewanden, op de „ oude plaats, vreeze; zij is weder tot volkomene „ krachten herfteld, zo dra men haar meer voed» ,, zaame fpijzen heeft laaten toedienen. „ De behandeling welke ik ter geneezinge „ gevolgd* heb , is gedeeltelijk door fommi„ gan, inzonderheid den beroemden richG a ter,  100 BYf., tot de verh. over de gen. der breuken? ' „ ter, voorgefchreeven, en op ondervinding „{leunende, aangepreezen: en wat aanbelangt den halfcirkelwijzen breukband , welke ik, ,, om de uitperfing der ingewanden , vervaardigd „ en aangelegd heb , en welke zeer voldoed, „ deze is naar het denkbeeld des heeren rich„ tbr, zie zijne Jhhandlung von den Btuchen, „ Enter band, das achte kapitel, p,53« enz- ge„ volgd, en voldoet veel beter, dim dat dezelve ,, over de ruggraat, tot de tegenövergefteldc heup „ zig uitftrekte; althans, de redenen en onder,, vinding, in het allervoortrfflijkst werk des „ fchranderen richter, ten bewijze van de „ voordeeligheid dezer foort van breukbanden, „ zijn zo voldoende, dat niemand aan den goe„ den uhflag twijfelen, of zijne aanprijzing wan- ■ „ trouwen kan. „ Zie daar de mededing eener zo zeldzaame „ breuk, welke mij, om redenen der gelukking in de geneeswijze, ter navolging, wel waardig toegefcheenen beeft, ook hier eene plaats te £j vergunnen.  BUNDEL van GENEES- HEEL- en VROED-KUN DIGE GEVALLEN, e n WAARNEEMINGEN: met BYLAAGEN?  VOORBERICHT, JJit de bezeffing van plicht, welke ieder regtaartig en memchlievend genees en heelmeester, ten algemeenen beste bezielen moet, is dezen bundel van genees- heel- en vroed-kundige gevallen en waarneemingen, met de bijlaagen, haare aanteeg keningen, en mededeeling, bij deze gefchikte ge> tegenheid, Qer befchaaming, en affchrikking, voor de beöeffenaaren en begunftigers der verderflijke en fihandelijke kwakzalverijen, welke zeden lange, dog thans, meer dan ooit, zoo ongefioord, als vrijmoedig, en ongefiraft, uitgeoefend worden) verfchuldigd; zoo wel, als om ook, aan den anderen kant, uit deze zelve -waarneemingen, en gevallen, nuttige gevolgen te kunnen trekken, en den waar sa heelkundigen, eenigen dienst te dotn. WAAR-  WAARNEEMING Wegens een kwalijk behandelde, en door bijtmid' delen getergde fungus, verzeld van hernia cerebri, aan het voorhoofd eener vrouw : beneffens eenige bijdanmerkin • gen, betrekkelijk het fchadelijke der ongeoorloofde genees- heel en vroed- kunstoeffeningen. De weduwe van ten hout, oud 43 Jaaren, alhier, inde nabijheid der ftadc woonagtig, had volgens haar zeggen, in haare kindfche jaa« ren, twee en een half jaar oud zijnde, het voorhoofd aanmerkelijk verbrand, en was niet dan na eene langwijJige behandeling, daar van geneezen; behalven het midden gedeelte der zweer, dewelke nimmer anders, dan met eene korst of roof gefloten was geweest, en ter welker plaatfe zij ook, zoo lange haar geheugde, eene klijne verhevenheid, of bultje, (gelijk zij het noemde) overbehouden had, het welk tot ruim een jaar, voor mijn bezoek, G 4 niet  Ï04 CENEES- HEEL- EN VR.OED-KUNMCB - -. niet van belang in grootte toegenomen was, maar van toen af, had den aangroei zigtbaarlijk en dagelijks aangewonnen , inzonderheid zedert dat zij in bloeijmaand des voorigen jaars, door het hoorn van een runderbeest, tegen het gezwel geftooten was geworden, Ik zag deze koortzige lijderesfe, voor het eerfte den 15 van louwmaand des voorigen jaars, en vond een zeer ligt en geduurig fterk bloedende, pijnelijke, geëxulcereerde, en zeer hoog verhevene fungus aan het voorhoofd,van eene ongelijke, langwerpig eironde gedaante,zig uitbreidende, van bpvenlde wortel der neus, (alwaar het gezwel ftomppuntig was) weerzijds, langs, en over, een gedeelte der wenkbrauwen, alwaar het zelve eenigzints met een losfenrand, van de huid affcheidbaar, of opligtbaar was; over het midden van het voorhoofd opwaards (namelijk van den punt, bij de wortel der neus, tot aan" het einde des gezwels, naar den kruin des hoofds) was de-lengte 5I duimen rijnl. maat, terwijl de dwerfche lijn, over het midden van het gezwel, van de eene, tot de andere flaapzijde, 4! duimen lang was,— Van het midden des gezwels, tot aan het uiterlle einde, werd het zelve iangzaamerhand breeder, waar door het tumor de bovengemelde eivormige gedaante vertoon» de, terwijl het zelve zig meer ter linker zijde naar;  GEVALLEN , EN WAARNEEMINGEN. ÏOg raar de flaap des hoofds, dan regrwaards uitbreidde. In het midden der fungeufe uitfpatting, zag men een zekere kuil, of verdieping, uit welke zig een zagter, niet vleeschkleurig, maar pap en fnoiagtig wezen, in omtrek ter grootte van een gulden ftuk, verhefte, dog beneden de hoogte der fungus eenigzints bepaald. — Dit afzonderlijke tumor, deed zig zagt aanvoelen, en bood geen de minste harde of beenigen weerftand in deszelfs grond, integendeel dit gantfche gezwel vertoonde (gelijk bij ontbloote herfenen) aanmerkelijke flagader kloppingen , allerwegens, en werd ?er telkens geheel door opgeheven, zijnde de hersfenen zelve niet naakt, maar door een ont-ï aard wezen (zeer waarfchijnelijk de ontaarde hersfen-vliezen) gedekt. Met reden hield ik laatstgemelde, door fungus omtrokken en wankleurig gezwel, voor eenewaare hersfenbreuk; immers, men moet, met den beroemden d, vangesscher, hedendaagfche algemeene oeffenende heelkunde i. deel bladz. 203, en anderen, voor hersfenbreuk houden, eene uitwijking van eenig gedeelte der hersfenen, tot buiten de bepaaling der bekkeneelsbeenderen, in gevolge eener gebreklijke beenwording van het een cf ander deel dezer beenderen: of gelijk inboveai&i , G 5 g?ï  lOfj GENEES- HEEL- EN VR0EB-KUND1GE gemeld ge-al, door vernietiging van een gedeelte beens, door de een of. andere oorzaak, zoo, dat de hersfenen niet meer als voorheen, en in den gezonden ftaat, door hun vast bolwerk omfloten, en bepaald wordende, natuurlijker wijze op die plaats, alwaar het fteunfel, of den tegenftand ter beletting van weelige aangroeijinge en uitfpatting benomen is, uitdringen, en zig uitbreiden moeten, wanneer zulks niet zorgvuldig en met vereischte kunde, en oplettenheid, tijdig tegengegaan en belet word. Het is zeker, dat het gemelde geval van hersenbreuk, zeldzaam plaats heeft, en misfchien nimmer, dan, in foortgelijke, als het, door ons gemelde geval, of na onagtzaame behandelingen, of toevallige omftandigheden, bij de openingen in het cranium, door de panboor gemaakt, voorvalt: Althans, door het gevoel en> gezigt, kon men in ons geval, zig genoegzaam en volkomen verzekeren, dat het zagte, kloppende, en naderhand, hoe langs, hoe meer, fterk uitpuilende, doodelijk gezwel, niet anders zijn konde, dan een gedeelte van de kbi ameriores ettebri. Men had zedert lange, door onregelmaatige en ruwe behandelingen, het ongemak getergd, en eindelijk, ter wegneeming, door bijtmiddelen, van tijd, tot tijd, aangerand; inzonderheid korten tijd  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEN» 10? tijd voor dat mijn bezoek gevraagd wierd, en toen de fungus heftig aangroeide, had zig zekeren Apothecar, veroorlooft, de lijderesfe aan te raaden, en bij herhaaling te verkoopen, fterk bijtende poeders, ter beftrooijinge, van het, voor hem, onkenbaar ongemak, waar door de uitfpatting dagelijks, meer en meer verergerd, en woedend toegenomen wasi zodanig althans zig opdeed , dat ik niet dan eene kort aanftaanden dood te gemoet zien konde, en derhalven ook raad» zaam vond, niets anders dan zodanig een beteugelend hulpmiddel,als mij met den kankerachtigen aart des gebreks, en de omftandigheden overëenkomftig, en nodig toefcheen, aan te wenden, en 'c welk onder anderen beftond, uit het zoogenaamd en bekende water van martinet, waar in ik zagt, nagemaakt engelsch plukfel8 en een compres bevogtigde en aanleide. — Voorts bedekt met een zagt en maatig fteunend verband: Al hetgeen vervolgends, met betrekking tot haare omftandigheden dienftig was , wierd naauwkeurrg in agt genomen, en aangewend. De weglaating der fchadelijk aangewende middelen , en behandeling, was van goede uitwerking, voor zoo verre de cura palliativa betrof. Den VJ dito daar aan volgende, bedekte ik de hersfenbreuk, welkers wankleurigheid, reeds ge*  Io8 CENEES" HEEL- EN fROED'KÜNDIGE geheel verdweenen was, met bovengemeld plukfel, tot zulk eene hoogte , boven het vleeschgezwel, (het welk op dezelve voorgemelde wijze gedekt werd) dat een zagt, niet drukkend, aanfluitend verband, tot fteunfel, en verhindering ■ van verdere uitfpatdng der hersfenen, verftrekken konde, en de lijderesfe geene de minfte hindernis toebragt. De fungus, welke bij de eerde befchouwing, eene ftinkende fanieufe ftoffe ontlaste, gaf nu van zig, eene betere, gebondene etter, en zedert de eerfte, .en volgende applicatien van voorgemeld middel en verbanden, had zig geene bloeding, welke te vooren, bij ijder verband, en tusfehen bijde, zeer aanmerkelijk geweest was, en waar door de lijderesfe zeer uitgeput was geworden, weder geopenbaard. De lijderesfe wierd voorts tweemaalen daags, en regelmaatig, naar omftandigheden behandeld, en verbonden , waar door de geëxulcereerde fungus, beteugeld werd, en eene goede, welgebondene etter verfchifte; dan, de hersjenbreuk zo wel, als de febris hectica, welke de lijderesfe bijgebleven was, namen in grootte, en hevigheid, ondanks alle zorgen, zo met betrekking tot de inwendige, als uitwendige behandeling, dagelijks toe, en van den 6 Fra ay en vervolgends, in- zon  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEH. I©9 h zónderheid zeden den 19 dito vermindèrde de kragien d*.:r lijderesfe zodanig, dat zij ukteerende, trapswijze minder werd, en ftierf den 29de Maart des voorledcne jaars. Mijne toenmaalige ongefteldheid, verhinderde mij het cranium dezer zo lange mishandelde vrouw, na de dood te kunnen onderzoeken,: anders had ik 'er, (waarfchijneüjk met nut) ter dezer plaatze gebruik' van kunnen maaken» Eenige verdrietelijke, dog toepasfelijke en belangrijke bijaanmerkingen, betrekkelijk het fchade» lijke der ongeoorloofde genees- heel' en vroedkunstöeffeningen. De opftelling der zoo even gemelde waarneeming,; vertegenwoordigd ons eene meenigte foortgelijke mishandelingen j door zoogenaamde genees- heel- en vroedkundigen, zodanig levendig voor den geest, dat wij niet voorbij kunnen, iets deswegens aan te flippen, met agterlaating evenwel, van talloo« ze andere, onder bellier van openbaare kwakfalvers, dewelke onzen aandagt geheel onwaardig , en ook, (om 'er zig voor te kunnen wagten) te algemeen bekend zijn, als zulke pesten der maatfehappije, welkers uitroeijing tot hier toe, onmogelijk geweest is, of dewelke men om ande-, re,  1IO GENEES- HEEL- EN VROÏD-KÜNDÏÖE re, ons onbekende redeneö, zo het fcheind, aad eene losbandige, vrijheid overgeeft. Ware het onzen bijzonderen toeleg, deze» bundel, van genees* heel- en vroedkundige gevallen en waarneetningen , opzettelijk met voorbeelden , van misdaadige, en waarlijk ftraf baarwaardige heel- genees- en vroedkundige mishandelingen aantevullen, en in een behoorlijk dagligt te ftellen! Wij zouden dezelve, alleen met dagelijkfche voorkomende gevallen, zodanig kunne vergrooten, dat zulks een bijzonder, en aanmerkelijk boekdeel vereifchen zoude. Daar het evenwel, in eenen tijd, ("van poogingen, ter verbeeteringen, tot het algemeene welzijn) als deze, niet ondienftig zijn kan, van fommige gevallen, eene oppervlakkige fchets te geeven , ten einde het ichadelijke der agteloosheid in de daarftelling van behoorlijke toezigt op, eh cpzigt ovër, de beöeffenaaren, der heel-geneesen vroedkunde aan den dag te leggen, hebben, wij ons hier van niet willen onthouden, daar het zeker is, dat geene verderflijke misbruiken geweerd kunnen worden, zo lange men van dezelve, geene genoegzaame kennis draagt» (rri) Hoe (m) Daar ik mij toegelegd had om dit werk, uiterlijfc »net het begin van dit jaar, in het ligt te doen verfchij- nen,  GEVALLEN, EN WAARNEFMINGESf. Ilt Hoe veel affchuwelijke, en verderflijke behandelingen en kunstenaarijen ter ontfiering der edele heel' nen, en door toevallige verhinderingen en ophoudingen, van de zijde des drukkers, in mijn voorneemen mislukt ben, zo kan ik niet voorbij, alhier met genoegen aanteincrken, dat in het Ontwerp van Staatsregeling voor het Bataqffche volk, 't welk intusfehen te voorfchijn gekomen is, zodanige bouwftoffen , tot eene heilzaatne opbouwing voor eene geregelde genees- heel- en vroedkundige Staatsregeling gevonden worden, als meest gefchikt zyn voor het geluk, den welvaart en 't behoud van de gezondheid en 't leven der Bataaffche Natie — wenfchelijk is het, dat de bearbeiders daar toe, met de verëischte bekwaamheden, voorzien zijn mogen; althans, zij behooren alle hunne krachten intefpannen, om te voldoen aan de bedoelde eindens, hun ten rigtfnoervoorgelegt: immers, onder het Articul Burgerlijke en Staatkwuiige Grondregels bladz. 4 word bladz. 13 ter be. vordering en bewaaring der gezondheid gewaakt, wanneer 'er in deze zinvolle woorden gezegt word, Art. LXi. LXII. de vertegenwoordigende magt Jlrekt insgelijks, door heilzaams wetten, haare zorg uit tot alles, wat in het algemeen de gezondheid der ingezetenen kan bevorderen, met wegruiming, zoo veel mogelijk, van alle belemmeringen, terwijl aan het Uitvoerend Bewind overgelaaten word te zorgen, dat een Agent aangebeld worde om te zprgen, behalven voor de Nationaai'e Opvoeding, ook voor de Geneeskundige Staatsregeling„ en de bevordering van het openbaar onderwijs van Kunsten en Weetenfcbappen. Titul ]V. van het Uitvoerend Bewind, Art. XCH. Terwijl het intusfehen te wenfehen is, dat 'er eenig voorjïel ter verindering en verbetering, tot voorkoming en uitroeijing van verderflijke «nisbruiken in de HeefGenees- en VroedkunstoefTening gefchiede, ten einde aan 'f oogmerk der Conftitueerende Vergadering te beantwoorden,  IIü GENEES- HEEL* EN VR0ED-KUNDK3E neeU genees- en vroedkunde, worden 'er niet in het werk gefteld, door dez |ken, welke zig het regt ter uiröeffening van die goddelijke kunst onverdiend aangemaatigd hebben, of althans onwaardig zijn: Ten bewijze hiervan, kunnen de volgende esenpelen dienen. Voor eenió;n tijd ondervond ik, dat eene flagader kwerzingaan de dije van een kind, dewelke ingevolge de bloedftorting, bijna den dood gekost had, dog gelukkiglijk door de omftandersgefluit zijnde, daar naa, langen tijd onagtzaam behandeld was geworden, en niet tegénftaande 'een opvolgend en aanmerkelijk groot, kloppend ge zwel, in de nabijheid der kwetzing, met weekmaakende pappen, met oogmerk, (als ware het een etter gezwel) ter doorbreeking aangefpoord, bedekt en behandeld was geworden, tot aan den tjid dat men mij raadpleegde. Hoe dikwijls zag ik zedert wijnige jaaren, mishandelingen aan lijders met breuken ! bij hoe menig den, als zij zeggen, in de additkneete Aithulm tot de ASte van Staatsregeling Art. VII. Me openbaare Injlituten, ter bevordering der Wettenschappen,in deze Republiek, bij de aanneeming dezer Staatsregeling aanwezig, blijven op denzelven voet* voortduwen, tot dat daaromtrent door het Uitvoerend Bewind,eenig voorstel van verandering aan het vertegenwoordigendlichaam gedaan, fl» door hetzelve zal worden goedgekeurd.-  Êevallek, én waarnèemingen. H§ 'nig een wierden verkeerde middelen aangewend; de besté misbruikt, en ingevallen van beklemmingen, helaas! hoé koel en ónverfchiilig, liet men die ongelukkigen, welke mén aan zekere gèneesën heelkundigen toëBëtróuwd zag, zonder van eénig heelkundig handwerk, in dien meeriten nöod, tè gewaageh, öf daartoe hulp te Vraagên, een gewisfen dood, iriwagten. Hoé menigmaaien ziet mét niet j anders waarlijk de béste heel- eh geneesmiddelen, irt de Handen van onkundigen verkeerdelijk, én ten onpas toedienen, verderflyke in deszelfs plaats aanprijzen , óf bezigen, én van de flegtfte gbvolgeri zijn: — is het niet te verwonderen , dat ook zei* vë vèelë (anders verftandige) menfehen , gènegeri zijn, aan zig zélven, gedeeltens der genees eri heëlkünstöeffènïngeri, door eene ingebeelde vefkregëne kunde, of ondervinding, aangefpóord; misbruiken, of aan andéren aanprijzen, toe frflert der waare genees en heelkundigen, welke zij geeö volkomen, of gehoégzadm vertrouwen toedngeri£ menigmaal valfchelijk vari bijoogmerken verdenken^ zo niet opënbaar befchuldigen? Is het niet te bejammeren, dat iri de üitöeffe-ï hing, der heel , genees en vroedkunde eéhë róbmë* looze ën losbandige vrijheid, meer dan óóit hoe ïanger höëméér j dé overhand nëemd,* terwijl Ons H ' m  114 Ü genees-heel- en vroed-kundige der den gevaarlijken dekmantel van vrijheid tot willekeurige uiröeffening, veelen zig hetregt toekennen , en veelal < onftraf baar genieten. Hoe menigwerf ondervond ik, in tegenwoordigheid van bekwaame kunstgerrooien , dat de herflellingen van fchouderöntwrigtingen. na dat dezelve eenige weeken, niet als zodanig erkend, en behandeld, of ook als zodanig erkend en mishandeld waren, met ongelooflijke en zorglyke moeite herfteld wierden; terwijl andere daarëntegen, maanden lang verönagtzaamd,en kwalijk behandeld, alle poogingen, door mij en anderen, volgens de beste voorfchriften van de beroemdfte mannen, inzonderheid prcfr. bonn, hussem, van gesscher, en anderen, te leurftelden, en de lijders van het gewoon en onöntbeeriyk gebruik des arms beroofd bleeven. Wie zou niet billijk twijfelen, dat veele onvergeeflijke genees- en heelkundige misflagen gebeuren, en verregaande onkundige mishandelingen, geduurig, oogluikend, of ongemerkt gepasfeerd kunnen worden, en echter is niets gemakkelijker, dan eenijder van de waarheid dier voorvallen te overtuigen: laaten wij ons thans daar toe vergenoegen,met eenige wijnige dier gebeurtenisfen, aan te flippen, waar uit meer dan overtuigend ons gezegde zal bewaarheid worden. Hoe  m GEVALLEN, ËTt WAAïiNEÉTVïlfïGEfl. v Ü| Hoe menigniaalen zag men hun die van het oribepaald en Onwaardig vertrouwen met 't welkö zij overiaaden zijn , ert waar van zij een [allerna» deeligst misbruik maaken, in het heelkundig vak , de gruwelijkfte misdagen begaan, zig bemoeijen met de herftelling van zulke kwaaien der Zwan» gere of korts verloste vrouwen, welke (blijkens de ondervinding) buiten het bereik hunner ver-* {landelijke geneesvérmogens grenzen! getuigé hier van zij 7 de verwaarloózihge van prolapfüs uteri, vagina etc., zodanig zelvedat dé herftelling allermoeijelijkst zo niet onmogelijk Wordj en een fukkelend, kwijnend, én verdrie» telijk leeven na zig fleept, offchoon, ter bedek* king van onkunde en kenbaarwording ■ (dog helaas te liat;) zulke lijderësfen ter raad, en hulpbeko»j fning i naar elders verzonden worden. Wij herdenken met gevoelige frnert, aan een ander geval van een nieuwgeboren kind, hetwelk toen wij te laat om hulp geroepen wierden, en fcoefchöten, op dat zelve oogenblik, en in onzë tegenwoordigheid den geest gaf, ingevolge eenëf bloedftorting, door de doorfneidirig der beide öndertongfche ilagaderen, bij het döen der tongriemfneidingj en tegen welke bloedftorting meri van het oogenblik der kunstbewerking af, tof aftn onze komst, langer dari 36 uüreri daarna^ H s fiiéf  11(5 GENEES- HEEL- EN VROED • KUNDIGE 1 niet anders dan een ftroopiigtig fmeerfel aangeraaden had, fonder iets van eenige andere hulp te gewaagen: ij der waar heelkundige bezefc de fmer» telijke aandoeningen, en gevoel, welke zulk eene akelige vertooning aan 't hart verwekken moest! — En welk gemoedelijk heelmeester word niet gevoelig getroffen; wanneer hij gelijk wij, moet verneemenj dat lijders, in zijne nabijheid, in gevolge eener gefneedene of gehouwene wonde aan eene der extremiteiten, verzeld van eene flagaderkwetzinge, door wurgende verbanden, tegen de bloedftorting aangewend, zodanig mishandeld worden , dat daar op eene volkomene uitblusfing van het leeven des deels niet alleen, maar den dood volgt, zonder dat 'er in het minste andere te pas komende hulp gevraagd, nog van de tijdige wegneeming des deels, ter behouding van het leeven gewag gemaakt word; even zo min als in een ander geval bij eenen hoogbejaarden lijder, welke men onkundig en wreedaartig, eenige dagen agter den anderen, met geduurige, ongefchikte en ruwe beproevingen ter aftapping van water uit de blaas martelde, zonder in dezelve te kunnen inkomen, nog iets andérs dan bloed te ontlasten, en dewelke zeker omgekomen zoude hebben, na verloop, van eenige dagen , toen hij als zieltoogende en tot bersten toe opgefpan- nen  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEN. II7 nen lag, was ik niet op aandrang van den geneesheer, dewelke buiten dat eenen zekeren dood voorfpelde, te hulpgekomen: zonder eenige de minste moeijelijkheid, ledigde ik de blaas door de catheter, en den afgemartelden lijder, fchoon als van den dooden verreezen, leefde daar na, nog eenige jaaren; terwijl volgens echte berichten , eenigen tijd te vooren, eenen anderen lijder, onder denzei ve heelkunstöefFenaar, na veel martelens, door vrugteloeze poogingen met de catheter , fonder iets anders dan niets beduidende uitwendige applicatien, en inwendige even min vermogende middelen, eindelijk, op eene deerniswaardige wijze, ook zonder naar andere hulp om te zien, of aan te wenden, bezweeken was. Mijnen kundigen vriend o. de ruuk, ftads med. dtr. alhier kend met mij verfcheide der gemelde, en andere gevallen, waarin de genees-. heelen verloskunde, fchandelijk en ongeoorloofd uitgeöeftend en mishandeld word; zo, dat wij ons dikwijls, met leedwezen verwonderd hebben, wegens de fchaamtelooze en drieste onkunde, zo wel als ongeftoorde vrijheid in het pleegen van de onverfchoonelijkste en nadeeligfte kunstoefeningen, of liever gruweldaaden! ——: Zoude men in dezen verligten tijd, wel durven gelooven, dat niet tegenftaande de openbaare onderwijzingen, en H 3 fraai-  Il8 genees heel- en vroed - kundige fraaije redenvoeringen van beroemde mannen, on« der anderen van profesfor r. forsten, beneffens de leerftelzels van voornaame heel en vroedkunde gen bekend zijn, echter, zwangere vrouwen, die ten einde dragts, onverwagts, althans door een bijzonder toeval, nerven, fonder eenig beden-; kirg, of onderzoek, door de opening van den buik der - geflorvene zwangere vrouw, naar het leeven der vrugt, fonder eenig voorftel zelve tot dat einde, enkel en alleen oP waanwijze, althans onwisfe vooiönderftellingën wegens de zekerheid van den dood des kinds, ten grave ziet brengen! — Hoe wenfchelijk ware het, dat 'er meer oplettenheid, ter voorkoming van zo veele onheilen, (waarvan wij hier ten voorbedde, maar eene zeer kleine fchets gegeeven hebben) voer de menfcheüjke faamenleeving hefteed wierden, en langs Zulke wegens, als waar door dit vernielend kwaad , van zeiven vernietigd wierd, zonder dat zulks door bemoeijingen van heel of geneeskundigen, bekend en uitgeöeffend wierde, welke zig dog altoos, deswegens, met omzigtigheid te gedraagen hebben, willen zij niet, ddor veelen, dewelke zulks (ten onrechte) als afgunstig en benijdend befchoawen veroordeeld worden! Gave god, dat deze lo-handige vrijheid, ten verderve der maatfehap-i pije, bij de daarftdüog eener heilzaame conftitu-  gevallen, en waarneemingen. IlQ tie voor neerlansen volk, paal en perk gefield wierde! ff- WAARNEEMING eener hoofdwonde, dewelke ge^ volgd werd door ep1lepsïa, en andere convuls1ve toevallen. Hk. At. • Metfelaars • knegt, oud 42 jaaren , viel, den ac/te van Grasmaand des voorigen jaars, van een Hijger, ongeveer 6 voeten hoog, en bekwam daar door eene gekneusde dwerf-he wonde, vier vingeren breed, fchuin agterwaards, en naar boven het regter flaapbeen, op het zijdelijk verheevendeel van het agterhoofdsbeen, ter lengte van ruim 2 duimen rijnlandfche maat. Men had in mijne afwezigheid, de lippen der wonde, door hegtplaesters faamengevoegd, en verder met drooge drukdoeken, en een gewoon hoofddekfel verbonden. Na verloop van eenige uurên, den lijder bezoekende, bekwam ik vooraf bericht, dat hij door dronkenfehap, aan het wankelen geraakt, agterwaarts van bovengemelde Hijger afgetreeden, en plotfelings op het hoofd nedergeflagen was. Ik vond hem in allen opzichten gelijk men mij H 4 be-  J2Q GENEES- HEEL- EN VROED - KUNDIGE berigt had , nog in dien ftaat, en hoogfte graad yan dronkenfchap. Ik nam het verband weg, en maakte de hegtingen los., welke reeds de lippen der wonde aaneengelijmd hadden, dekte de wonde, (we!ke in derzelven nabijheid, van geene zwelling, door uitflarting van bloed, vergezeld ging, nog door miskleurigbeid-, buitengevaat bloed, kentekende^) Oppervlakkig met plukfel, waarover, in oxijcraat natgemaakte compresfen, bedekkende daarmede het aanmerkelijkfte gedeelte van *t hoofd: voorts liet ik hem aanhouden met het drinken var» koud water, het welke men ter zijner ontnugtering, reeds nu en dan gegeeven had. — t)e overige behandeling, was niets van de gewoone, in die gevallen gebruikelijk, verfchillende, waarom wij dezelve voorbijgaan, dewijl die overbekend, en geboekt is; alleen moet ik 'er van zeggen, dat dezelve niet in allen opzichten zodanig was, als cf ik ongetwijfeld vermoedde, belangrijke toevallen te zullen zien volgen, in tegendeel, alles wel overweegende, konde ik mij eenigzints, (zo mij dagt) met reden voorftellen, dat geene be-< leediging van het cramum, of uitftorting van bloed, onder hetpericranium, of binnen de beepige hersfendoos, aanwezig waaren ; althans, niet meer; dan, in alle andere hoofdkwetzingen, ^wei.  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGBN. 121 (welke altoos als bedrieglijk, in oogenfchijn gehouden moeten worden, hoe zeer dezelve als nietsbeduidende, zig voordoen,) fonder ©ogenblikkelijke kentekenen van de bovengemelde beleedigingen, of uitftortingen, vermoeden, en ik vlijde mij, bij mijne jwederkomst, mijnen lijder uitgeflaapen zijnde, in zodanig eene reedelijken welftand [te zullen aantreffen, als na zulk eenen dubbelen roes, kon verwagt worden. — Hier in had ik mij ook niet bedrogen; ik vond hem den volgenden morgen, volkomen van zijne dronkenfchap herfteld, alleen eene geringe dofgeestigheid, en vermoeijing, had bij hem plaats, zo als doorgaands den volgenden d°.g, naar eene overmaatige dronkenfchap befpeurd wordt: Voor het overige verhaalde hij mij, dat hij den voorigen dag na mijn vertrek, zeer veel, en geduurig gebraakt had, en nu nog van tijd tot tijd, walglijk was: —— Aan de wonde, en bekleedfelen van het hoofd, Was niets ongewoons, anders dan bij alle andere eenvoudige wonden te befpeuren, waarom ik de wonde, met een ettermaakend middel dekte, dog de compresfen, nu, om redenen van eene pijnelijke gewaarwording jn den omtrek der wonde, wanneer men aldaar drukte, bevogtigde ik, liet dezelve aanhoudend nat houden, met de bekende, koude ftooving H 5 van,  is2 genees- heel» en vroed * kundige van schmücrer, en deed hem andermaal eene ruime aderlaating. — Dien zeiven dag, wierd den lijder aanmerkelijk beter, gelijk ook den volgenden, dan, bij het vierde verband, bevond hij zig ziek, en koortzig. De tong was met eene dikke, groenachtige korst bedekt — aan de-hoofdkwetzing, was, even als de voorige dagen niets buitengewoons, veel min eenige opzetting , of verandering van de natuurlijke couleur der huid, te befpfuren; evenwel agte ik het raadzaam, daar den lijder over eene algemeene hoofdpijn, inzonderheid bij de aanraaking der beleedigde plaats, klaagde, de wonde, 'die ondanks mijne toeleg ter openhouding, en ettering, in den grond weder gefloten was, geheel van een te fcheiden, en te ontbreidelen; waar bij ik hetprkranium welgefteld bevond, en hier na verdweenen de plaatfelijke hoofdpijnen, offchoon nu, en in volgende dagen, eene algemecne doorgaande ligte hoofdpiijn, zig verhefte, de ziekelijken toeftand des lijders zorglijker, en jóe waare oorzaak daar van, twijfela>tiger werd, gelijk zulks mede aan mijn vriend o. de ruuk, welke nu den lijder mede bezogt, toefcheen; waarom ook alle mogelijke zorgen aangewend werden, ter te bovenkooming zijner ziekelijke gefteldheid, en voortduurende hoofdfroerten, die niet  GEVALLEN , EN WAARNEEMINGEN. 133 »iec onduidelijk uit onzuiverheden, in de eerfte wegen, fcheenen gebooren te worden, met dat gewenschte gevolg, dat na de zuivering der eerfte wegen, en behoorlijke toediening van andere, inwendige dienftige geneesmiddelen, inzonderheid ook het afkookiel van flores arnka, en voorgemelde, uitwendige behandelingen, beneffens copieufe aderlaatingen, dan, wanneer eene volle en harde pols, zulks nodig, aanduide, de eerfte wegen en tong, zuiver en fchoon wierden, de hoofdpijnen verminderd waren, en den lijder fpoedig en volkomen fcheen te zullen herftellen. «—— Dan, in dezen ^oeftand, bleef den lijder niet lange; kort hier na veranderde zijne twijfelbaare omftandigheden. — Hij was, en bleef bij kennis, daar bij werd hij voor het overige gezond, fchoon nog zwak, dog kreeg nu volgens zijn verhaal, geduurige aanvallen van zenuwtrekkingen, welke zig inzonderheid aan da regterzijde van 't hoofd, arm, en been, dog minder hevig over 'het geheele lichaam uitftrekte, die volgens bericht, meest overëenkomftig waren, aan zulke, welke men in epikpfia waarneemd, uitgezondert dat hij, fchoon fprakeloos, evenwel met bewustheid, hoorde, en zag, wat 'er rondom hem gebeurde. — Deze toevallen, waren den eenen dag meerder dan den anderen, fora-  134 GENEES- HEEL' EN VROED-KUNDIGE fomw ijlen werd hij 'er ao maaien daags door overvallen; Op deze berichten, wierd nu de hoofdbeleediging bedenkelijker oorzaak, dezer toevallen, waarom ik ook, om mij des aangaande te verzekeren, den lijder herhaalde rijzen daags, buiten de gewoone tijden der verbanden, bezogt, om eens zelve daar van ooggetuigen te zijn, ten einde daarna,- de verdere benoodigde maatregelen te neemen, en des nodig bevindende onverwijld totdepanboor over te gaan: — Immers, depanbooring moet zoo niet als het eenigst, ten minsten als het voornaamfte hulpmiddel befchouwd (dog niet roekeloos, en zonder van de wezenlijke noodzaakelijkheid overtuigd te zijn,) en aangewend worden, alfchoon 'er zelve, geene uitwendige kentekenen van eene beleediging der zelf Handigheid van eenig been der hersfenpan zig opdoen, dan wanneer hoofdwonden eindelijk, na verloop van van eenige dagen, de kenmerken van verzweering der hersfenen aanwijzen, wanneer de plaats der belediging (zo als in ons geval) bekend, en ter panbooring gefchikt is, en wij moeten 'er met een der voornaamfte heelkundigen nog bijvoegen, dat ze insgelijks moet plaats grijpen, in alle beleedigingen van het hoofd, zonder eenige - uiterlijk blijkbaare verfchijnfelen, wanneer de lijder na-  gevallen, en waarneemingen, lajj namelijk, van Honden af, een aanhoudend> of na verloop van eenen zekeren en onbepaalden tijd, wel beweezen toevallen heeft, of krijgt, eener uitftorting van vogt, of der prikkeling van eenig vreemd lichaam, werkende bepaaldelijk op het hersfengestel; al is het zelfs, dat hij niet geheel beroofd zij van zijne zintuiglijke vermoo-j gens, maar deze flegts, voor een aanmerkelijk gedeelte onderdrukt zijn: — Intusfehen konde, de kunstbewerking niet ondernomen worden, voor en aleer ik volkomen zeker was, van de noodzaakelijkheid derzelve, daar het geval van bovengemelden lijder, tot die geene behoorde, van welken wij met d. van gesscher,bekennen, dat dezelve uitermaaten moeijelijk zijn te beöordeelen, en hier toe eenen meer dan gemeenen graad van kunde vereischt word. — Wij raaden hierom ook met bovengemelden heelartz, alle jonge heelmeesters, zig ten dezen opzigte nimmer te verlaaten op zig zei ven, maar den raad in te neemen derzulken, wier bekwaamheid door eene veeljaarige en groote praktijk bekragtigd is; zoo, om hunne eigen eer, als die der heelkunst te hand. haven; en om geene waare, fchoon onftrafbaare moorders te zijn van hunnen evenmensch, van de zulke, welke hun vertrouwen geheelijk op ben ves«  Ïfi6" genees- heel- en VROED - KUNDIGE vestigenden wier leeven of dood zij, om zoo të fpreeken, in hunne hand hebben. Dagelijks vond ik den lijder redelijk welvaarende; de wonde zuiger, en goeden etter van zig geevende , zonder eenig kwaad teken te ontdekken.— Nog mijn vriend de rüük, nog ik, nog mijnen leerlings konden, offchoon den laatstgemelden, den lijder veelmaalen daagsbezogt, het tijdftip van eenen aanval aantreffen, en hierom konde ik, daar hij anders welvaarende was, en op zat, alleen klaagendé Van zwaare hoofdpijnen, die niet dan kort na zijne toevallen zig openbaarden,.en lang aanhielen* niet tot de Trepaan befluiten, vindende geene genoegzaame drangredenen als nog, daar toe voorhanden, dewijle ik niets van gemelde ftuiptrekkingen, dan bij berigten, door den lijder zelve, of wel van zijne huisvrouw, ontwaar geworden] Was, tot aan den ïode van wiedemaand daar aan* volgende,wanneer mijn leerling voor 'teersteenen aanval bijwoonde, welke toen reeds in heevig* heid, trapswijze geminderd was en maar eenige wij- öige oogenblikken duurde. Hij Wierd duize'4 lig, hield zig met den linker arm en hand, om den ftoel, waar op hij zat vast? zijnen regten arm, wierd merkelijk ftuipachtig getrokken, Waarof* eene beevende beweeging volgde, en over het geheel 4  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEN. l&f heel, duurde zulke verfcheinzelen der ftuipagtige toevallen, niet langer, dan eenige wijnige oogenblikken: — Da fpieren van het aangezigt, ilonden onderwijlen de aanvallen, zo wel als die der oogen,ftrak en gefpannen, terwijl de oogenbij die onbeweeglijkheid zeer vervaard Honden: intusfehen konde hij, nieuegenftaande dit alles, ên terwijl zijne onderkaak fterk beefde, op eenige vraagen , welke hdm door gemelde leerling gedaan werden, fchoonbezwaarende, behoorlijk antwoorden, en was dus thans, gelijk den dag te vooren ', en naderhand, onderwijlen de convulfien, volkomen bij zijn vcriland. De hoofdpijnen, dewelke geduurig en op eiken aanval volgde hielden als nog, £dog insgelijks verminderd) aan, vooral in het voor, en regter zijdelijk gedeelte. Den iï dito bleef alles in dezelve omftandigheid, behalven dat de aanvallen, volgsnsberigt, niet zoo dikwijs verfcheenen. — Ik behandelde mijnen lijder des niettegenflaande, met dezelve zorgen en oplettenheid, en op de voorgemelde algemeen bekende manier, afwagtende den uitflag welke de verdere behandelingsregeling aanwijzen moest; terwijl met het gebruik van het aococt, ftor.arniea, vlijtig voortgevaaren wierd, gelastende de pis, (op het voorbeeld van den waarlijk groocen heel. arts  iftè genees- heel- EN vroed - kundige arts j. van der haar,) welke hij dieü avond tusfehen 5 en 8 uuren loozenzoudè, të bewaaren, tot den volgenden dag. Den iade dito bezogt ik hem met den heer o. de ru uk; hij verhaalde ons, dat hij zijné toevallen, zederd des morgens oni vier üuren tot 13 uuren des middags, toen wij hem bezogten, niet meer dan driemaaleri, en evén voor onze komst, dog niet zeer fterk, gehad hadde; dat ef telkens nog eene geringe duizeling vooraf ging, eh gevolgd werd van diepe hoofdpijn: De wonde die merkelijk aanheelde, én dé béleedigde zijde, vertoonde zig gezond, ook gevoelde hij zig voor het overige zeer wel, alleen befpeurde hij voor ijder aanval, éenïge beriaauwheid (zó als hij zig uitdrukte) in den onderbuik* op de hoogte, en in den omtrek der maag: Bij zijne tegenswoordig merkelijk verbeterden toé-: ftand, wakkerde ook zijne eetlust dagelijks op* en hij verklaarde zig, buiten gemelde, wijnig overgeblevene convulfien, voor het overige vólkomen gezond. In de pis van den voorigen vóóravond, tusfehen g en 8 uuren geloosd, zagen wij zeer klaar ëeü aanmerkelijk gedeelte etteragtig zetfel, het welk^ op waarneemingen eh gronden van den beroemde heel*  GEVALLEN, ËN WAARNEÊtólNGËN* l&a hèeïaïtz jè van der bi aar, («) niet tegen» ftaande zijne beterfchap, zeer veel bedenkelijkheid, en zorgen, wegens de hoofdkwetzinge bij mij, te wegebragt, zodanig, dat ik gereed ftond, om bij de minste verheffing van toevallen, of andere toevallige verfcheinfelen, die nader een beleedigd hersfengeftel aanduiden, en in mijne tegenwoordigheid voorvielen , terftond tot de panbooring over te gaan. Ik gelaste het water van denzelven nademiddag; van den vooravond tusfehen 5 en 8 uuren; en van den volgenden nagt, ijder afzonderlijk te bewaareh, én voor het overige Werd hij als te vooren, naar de regelen der kunst behandeld. Den 13de vonden wij den lijder aan huislijke bezigheden werkzaam; hij verhaalde ons, dat hij zedert den voorigen dag, geene ftuiptrekkingen weder befpeurd, en zig voor het overige, redelijk wel bevonden had. Het fedimentum in de pis, van den voorigen vooravond 6 uuren, vertoonde in een bierglas, veel meer etteragtige ftof, dan den voorigen dag i ■ da? f») Genees en heelkundige Waarnéemingen ade druk, bladz. 134. enz. en in zijne uitgezogte genees» en heel* kundige mengelfchriften bladz. 11. 1  I30 GENEES» HEEL- EN VROEDKUNDIGE dat gedeelte pis, in een ander glas, den voorigen vroegen nademiddag verzameld, vertoonde geen etteragtig zetfel; en een ander gedeelte, in den nanagt geloosd , vertoonde eene zeer kleine hoeveelheid wit zetzel, 't welk egter meer naar flijm, althans minder naar pus, geleek, dan het eerstgemelde. Het ligt, 't welk ibortgelijke proefneemingen met de pis, over veele duistere gevallen kan verfpreiden, en wij reeds naderhand, in andere gevallen, inzonderheid bij eene gefchotene hals- en borst-, en eene andere dijewonde verfchaft heeft, fcheind mij onbetaalbaar én belangrijk toe; en het is ook hierom dat ik met den, in waarneemingen en roem, grijs gewordenen j.van der haar, alle genees- en heelkundigen aanraaden durve, hier op meer als naar gewoonte oplettend te zijn, en daarom zal ik zijne bondige woorden des wegens, alhier over neemen. In het eerste boven aangehaalde werk, zegt dezen, leerzaamen arts, mijnen hoogefchatten vriend. — „ Door lange en veelvuldige opmer„ king, waar op men, veilig kan vertrouwen, „ heb ik dikwijls, ja honderden maaien, bij „ fleepende ziekten gezien', dat vóórnagt, ogtend-, „ voer- en nadtmiddag - water, niet tekende, dik „ pog troebel wierd; maar wel dat water, het „ welk 's avonds, tusfehen 5 enZ uurenf'gemaakt „ wierd.  GEVALLEN, ÉN WAARNEE&flNGENe Ij*/ » Wierd. — Het verbaasd mij, dat dé artzetl i9 daar op zó zeldzaam 'agtflaan. Ik kan, met >5 veel vrijmoedigheid, zéggen, dat ik menignhal „ juist uit dit water, den waaren aart dér ziekj, 'te héb leereti kennen; — vèrbórgen koorcze* „ diepe, inwendige vefzWëeringen enz. ontdektJ t, — De redenen daarvan fchijnen klaart derge„ lijke Zieken krijgen zelf na een fober middag* j, maal, doorgaans ligte huiveringen, rillingen? w ih den rug, door opneeming (abforptio) van „ ziekte ftof eh daar op een koorsje, het Welk j, zig alleen in 't avondwater zien laat. — Alle wateren van Zieken dienen op een koele plaats „ béWaard te worden; zonder dit in agt te hemen , s, bedriegen zig veelen. — Bloedwarme, of op een warme plaatsbewaarde pis, word niet ligt „ troebel of dik; — niet het glas in koud water »7> té zétten ontdekt men ras verandering, en fonr» j, wijlen de natuur der ziekte. — Diepe, duis« „ tere, in of uitwendige ettergézwellen, heb ik meermaalen ] enkel op het zien van één éttèri3 achtig zetfel in de avond pis, geketid, éh zo *t mij mogelijk Was, gerust geopend* — Een >, hand artz, die op het water van zijnen lijder ,i zelf, geen achtfiaat, maar hét op een medehulp „ moet of laat aankomen, dwaald dikwijls. —* „ ik wenschte wel, dat elk die in zijn geheugen  132 GENEES- HEEL- EN VROED KUNDIGE „ bewaarde; wijl het, naar mijn inzien, van „ veel heil is, en van meer worden kan." In het tweede, en laatstaangehailde werk, van bovengemelden fchrijver, vinden wij het volgende, m eene aanteekening, op bladz. II. „ Bij meest alle in- en uitwendige verzweerin„ gen neemt men veelal waar, dat, na het middag1 eeten, eenige rillingen of huiveringen in den '„ rug ontftaan, waarna 'er eenige etterachtige „ ftof, uit de verzweering, door de wei in het '' bloed word opgenomen welke zich in de pis, 's avonds tusfehen 5 en 8 uuren gemaakt, en " wel koud geworden, vertoont: dit teken alleen '! heeft mij menigmaalen volmaakt geleerd, dat 'er reeds eene verzweering plaats had; en kun" dige heelmeesters behooren dit nimmer te ver" zuimen, zie mijne genees- en heelkundige wair„ neemingen, bladz. s34< *de druk' Deze P1S' „ nog warm zijnde, heeft meestal eenen bedor- „ ven reuk." Voor mij, ik vinde deze aantekeningen van zoo veel aanbelang, dat ik getuige, met leedweezen te rug te denken aan den gunstigen tijd, waar in ik verkeerd heb, om van dezelve indien het mij bekend geweest ware, heilzaam gebruik te maaken, en meer dan ik thans inde geleegenheid ben, om  gevallen, en waaf.neemingsn. 133 om nafpeurïngen te doen, wegens een zo caracterifeerend en duidelijk kenteken in de pis. Immers, ik heb na dëze waarneeming, reeds meermaalen in de gelegenheid geweest, de juistheid der aanduidingen in de pis, inzonderheid in een der bovenaangeftipte gevallen, wegens eene kwetzing door een kogel, dewelke een fransch husfar, aan de linker zijde van het midden des hals, een weinig bezijden de kropflagader, bekomen had, en uitgegaan was, (door het bovenfte gedeelte der borst doorgepasfeerd), ter linkerzijde de 2de ruggewervel, inzonderheid, in de hatfte en naderenden tijd der volkomene geneezinge, bekragtigt te zien. Dan, om weder ter zaake tev.komen," ik verzogt mijnen lijder, hk. at. om tegen den volgenden dag weder eene pis verzameling gereed te hebben, ten einde in de onderzoeking der egtheid, dezer aangelegene medëdeeling, des te meer, en ter voorligting in het toekomende, 'zeker te zijn. — Den 14de dito vonden wij hem wederom in voorgemelde bezigheden, en redelijk welvaarende — hij had tor nog toe geene convulfive trekkinkingen weder gehad, en de wonde fchikte zig meer en meer ter geneezinge. — Hij klaagde alleen nog van ligte hoofdpijnen, welke zig nu en I 3 daa  134 genees. heel* en vroedkundig» dap, deeden gevoelen, terwijl de ruizingen in het regter oor, welke hij te voeren, bij herhaalingen befpeurde, even als de duizelingen, geheel ge* weeken waren; Met de uitwendige behandeling , en inwendige toediening van-het afkookfel van flor. aroica, bleef ik als te vooren aanhouden; te meer vond ik zulks met mijn vriend de ruiik, ten opzigte van laastgemelde decoctnoo^zaakelijk, daar wij met zeer veel grond, de gelukkige abforbtie en loozing dezer etterftoffe langs den pis weg, hier aan, ten minsten gedeeltelik, toefchreeveu, De verzaamelde pis van den voorigen vroegen middag, had wijnig wit fedimemum, hetwelk minder gebonden, en naar etter gelijkende, zig vertoonde, als dat aanmerklijk meerder hezinkfe.l 't welk zig in dat even gelijk gedeelte pis, denzei ven avond, te half zeeven geloosd, bevond. Even zodanig was het gelegen met het wa. ter van denzelven nagt, alhoewel in hetzelve eenigzjnts meerder gebonden, wit zetfel, dan in dat v .n den vroegen middag befpeurd werd, en fchoon onzeker, zo fcheen het egter, bij de afgieting van het water, meerder flijm, dan etteragtig te ?ijn, in vergelijking van dat, meer gebonden, gee4gtig en fraeerig fedimentum, van den vootiyond, zq even gemeld,  GEVALLEN, EN WAARNEEMIS'GEN. I 35 Den 15de dito, vond ik den lijder in laastge. melde omftandigheden, waar bij hij zig redelijk wel, zonder als nog eenig toeval weder be« lpeurd te hebben, bevond. — Ik moest hem door redenen overtuigen, dat het niet vijlig was, den volgenden dag, zijn voorgenomen, en gewoon handwerk, weder te aanvaarden, en dus van zijn plan, nog eenige dagen af te zien; in« tusfehen ftond ik hem zagte beweegingen in de opene lugt toe. — Het verzamelde water van den voorigen vooravond, vertoonde weder een aanmerkelijk gedeelte etteragtig fedi» ment, echter iets minder, dan de voorige dager?. Den 16de dito was de hoeveelheid pus, in het verzamelde water, van den vooravond des voorigen dags, eenigzints minder, dan den 14de dito. ' — De hoofdpijnen gevoelde hij nu zeldzaam, en gering, maar thans klaagde hij van geduurige fteekingen, en pijnen in het linker oog, alleen dan, wanneer hij het zelve fchielijk bukenwaards bewoog; het zelve fcheen ook eenigzints rooder, dan het rêgtef, dog in, het zien, had hij geene hinder. —- Voor het overige was hij welvaarende. Den 17de dito waren de omftandigheden de-' gelve, uitgezonderd de oogpijnen, welke merke14 'ij*  IgfS GENEES» HEEL* EN VROED-KUNDIGS lijk geminderd waren, zo ook was de ontfleekinggchtige roodheid, zigtbaar verminderd. Den 18de dito etterde de wonde iets meerder dah de voorige dagen, dezelve ftond egter zeer wel. — De gevoeligheid bij de beweeging met het linker oog, was, zeer veel verminderd,genoegzaam onmerkbaar, en fcheen van geene gevol' gen te zullen zijn: — Het etteragtig zetfel in de pis van den voorigen vooravond, was als de voorigen dagen kennelijk, dog wijniger in hoeveelheid; — de toediening van uit en inwendige middelen, bleef dezelve. Den 19de dito was het etterachtig zetfel in de pis van den voorigen vooravond, zeer gering, terwijl men, nog in het water van den vroegen middag, nog in dac van den nanagt., eenig zetfel befpeurde: de gevoeligheid van het linker oog, was nu bijna geheel verdweenen, den lijder voor het jj overige zeer welvaarende , en de heeling der wonde bijna vol* trokken. Den 2ofte dito bevond zig den lijder aanhoudend welvaarenie, zonder thans wegens iets hinderlijks te kunnen klaagen , en had den voorigen nagt onafgebroken geflaapen: Het vooravond water van den 19de, was weder eenigzints, dikker en het «WKlgtig feiimenturn 3 iets meerder, dan den voc*  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEN. 137 eigen dag.—Thans agte ik het niet ondienflig, ook em zijne te langzaam aanwinnende kragten, wat op te beuren, het decoct. flor. arnica met cort. peruv. te zaamen te paaren, en in eene behoorlijke hoeveelheid toe te dienen. Den 2ifte dito verfchilde de pis van den voorügen vooiavond, en den vroegen middag zeer weinig van eikanderen, alleen was 'er nog een zeer geringe hoeveelheid pus in de eerstgemelde, op den grond van het glas te befpeuren. — van denzelven nagt, had hij niets verzameld. Het laastgemelde af kookfel van cort. peruv. c. flor. armos werd vlijtig, en in eene genoegzaame hoeveelheid gebruikt. Den 22fte dito was in het verzaamelde water van den voorigen vooravond, den middag, en nagt, geen etter te befpeuren, alleen in dat van den nademiddag, eene in het water zweevende (zogenaamde) flaauwe wolk te zien: — Den lijder zig zeer wel bevindende, nam voor, het laatstgemelde decoct, te zullen voortgebruiken , dog zijne behoeftige omftandigheden drongen hem, den volgenden dag met zijnen arbeid weder te beginnen. Den asfte dito des avonds, berigte hij mij, dac hem den arbeid, waar mede hij dezen dag begon? nen was, in geenen deelen, gehinderd had, alleen ï 5 ea  138 GENEES*' HEEL- EN VROED*KUNDIGE en wijnig hoofdpijn, had hij gevoeld , dog 't welk zeer draaglijk geweest was: — Het water van den voorigen dag, van 'smiddags, den vooravond , en den daar aan volgenden nagt, was als van een ander gezond man, althans geene etterfloffe befpeurde men in het zelve. Den 24de bleef den lijder aanhoudend welvaarënde; in de pis, opdezelfde tijden van den dag , als de voorigen, verzameld, werd geen de mins* etterftoffe. befpeurd; even zo min, als den volgenden dag. — Van tijd tot tijd heb ik mijne lijder gezien, nu en dan wierd zijne hoofdkwetzing verbonden , welken den 2de junij volkomen geneezen was: voorts bevond hij zig beftendig welvaarende, gelijk nog heden bij het fluiten dezer waarneeming, den 3ofte junij 1797. AAN-  gevallen, en waarneeming5n. 139 AANMERKINGEN op de uitvoering van de kunst" be werking, der a a r s p ijpz we er, van celsus^en waarneeming, dien aangaande. Het is ontegenzeggelijk waar, bet geen d. van gesscheR, in zijne Hedendaagfche byzondere oeffenende heelkunde aangetekend heeft, dat namelijk, de operatie der aarspijpzweer best gefchied, op de wijze van celsus; met de verbetering vooral van den alom beroemden camper, teneinde op de eenige zekere wijze, door middel van handkunst, de volkomene geneezing te erlangen — en misfchien is het ook waar, dat men deze heelmethode nog in veelen opzichten zoude kunnen verbeteren, dan dit zal de tijd leeren. -—Thands heb ik voorgenomen, alleen mede te deelen, dat geene het welk mij toegefcheenen heeft, eenig gemak, zoo geen groot voordeel, in de operatie te kunnen toebrengen, na dat ik in veelvuldige gevallen, proeven genomen had: Uk zal alhier in geen naauwkeurig verhaal uitweiden , wegens de manier van kunstbewerking op de aarspijpzweer, zoals ik dezelve in bijzondere gevallen uitgevoerd heb, althans in zoo verreniet, als  140 genees- heel- en vroeb-KüNDISE als tot mijn tegenwoordig doel, niet behoord, dewijl zulks bij bovengemelde d. van gesscher, voor hun die in het doen van kunstbewerkingen niet bedreven zijn, genoegzaam voorligtend opgegeeven is, daar ik thans niet voor eerstbeginnende kunstöeffenaaren, deze aanmerkingen bellemd heb. Na dat ik verfcheide maaien op de manier van cel sus bij de fistulbindingen eenige moejelijkheden, in de opfpooring van bognige en diepe holen, onderbonden had; bediende ik my niet meer van de geknopte, en geöogde zilvere ftiletten, die, hoe buigbaar ook, minder gefchikt zijn, dan balijnen, in de opfpooring van bogtige, of althans hoekige kanaalen, ter voorkoming van afdwaaling buiten het fistuleufe hol, in de cellulofa, het welk anders ligtelijk gebeuren kan, zodra het zilve e ftilet in den doortogt, aanmerkelyken te«renftand ontmoet, althans dan, wanneer het zelve wat lievig voortgeduwd moet worden. Hierom gebruike ik in deszelfs plaats ftiletten van baltjn, welke mij gemakkelijker, zonder eenige de minfte hindernis, of moeijte, zo wel als'met meer zekerheid, zints dien tijd, hebben doen Hagen, zeive in die gevallen, alwaar de fistul binnen den endeldarm niet . doorgaat, als wanneer ik mij insgelijks bediene van een geöogde balijnen ftilet, 0 't welk  GEVALLEN, EN waarnéèmingen. ' 1^1 't welk (fchoon minder dan een zilveren, echter genoegzaam, fteevig,) ter doordringing door den endeldarm, in plaats van een knop aan het einde, genoegzaam puntig gefcherpt word (door middel, van een ftukje glas) waar mede mén den endeldarm , even zoo gemakkelijk, en met dezelve goede gevolgen, als met het fcherpe uiteinde èètöeï zilveren, offtaalen, fleuffonde, of geöógde, en fcherppuntigé ftilet, op den top van de irigebragten vinger in den endeldarm, (eenigzints haakswijze gebogen, en drukkend fteunende tegen des^elfs binnenfte oppervlakte) kan doorbooren. Een zeer aanmerkelijk geval aan mijne zorg ter geneezinge toebetrouwd, zal ik voor zóo verre alhier te pas komt, ten bewijze der nuttigheid, der balijne ftiletten, mededeelen. Den heer j. p. k..;., raadpleegde mij in hef jaar 1794 wegens fistula ani, welke hij in 1793, in gevolge van een abces, in een tijd dat hij aari veele vermoeijende, overhaastende, en fterkfchok-; kende drukkingen op rijtuigen, zig bloot ftellen moest, bekomen had. Ik raadde den lijder tot de operatie fpoedig te befluiten te meer daar ik vreesde voor andere bij. komende holen, om redenen dat de fistulopening zig telkens voor eenen korten tijd floot, den lijder aari  14S genees» heel- en vróed-kündigè aan hoemorrhoides onderhevig, en zeer vet was i — Zijne destijdige woonplaats, in eeue andere nabuurige flad, de zeldZaame gelegenheid om mij aan te treffen, en de draaglijkheid van zijn ongemak, te dier tijd, waren redenen waarom hij mij zeldzaam raadpleegde, (en dan nog in andere gevallen , en voor korte oogenblikken) en ook geene nadere bepaaling tot het doen der kunstbewerking maakte; tot dat hij eindelijk zig alhier, in Ï795 ter woon begaf, en zig óp nieuw, om redenen der meerdere lastig en pijnelijkheid dezes ongemak, ter hulpvraaging bij mij vervoegde. Ik drong meer dan te vooren op de operatie aan, alzoo de veroudering der fistul , mijn niet dan verergering konde doen voorfpellendan, een gevallig gefprek, wegens dit ongemak, met een zijner goede vrienden,, anders een braaf en verftandig (dog in dit opzicht, te ligtgéloovig) man, baande den weg (zoo als helaas veelal gebeurd) tot kwakzalveragtige en fcjiftdëlijke beproevingen, eer radicale geneezinge fonder kunstbeweging, terwijl zulks aangedrongen wierd , door veele hoog opgegeeven voorbeelden van Weigeflaagde proeven, met het beroemde, fistul middel van z^kekeren b , te e....; dit middel beflaat in een onbekend, morfig, en fmeerig inneemfel, bet welk in 't begin van *t jaar 1796 tweemaalen daags,  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEN. I45 daags, althans ruim een half jaar lang, naauwkeurig, volgens voorfchrifc, en aanhoudend, dog vervolgens niet zoo gezet, tweemaalen daags wierd gebruikt, tot aan het einde van Janunrij 1797, fonder eenige vrugt, integendeel, de geduldige beproeving, door den ongelukkig misleiden lijder, had dat ilegte gevolg, dat hij mij, toen ten einde raad, en mijne voorfpellingen bewaarheid vindende, den 3 februarij daar aanvolgende, tot de operatie van eene dubbelde fistul ver-; zogt, en dezelve den vierden dito onderging- Bij het onderzoek, voor de onderneeming der kunstbewerking, ontdekte ik eene nieuwe fistul^ terwijl de oude fistulöpening, zodanig knubbelach-j tig, enfchijnbaar gefloten was, dat het niet mogelijk was, het dunst mogelijk ftilet, in te brengen, veel min, langs deze, het fistulhol na te fpooren. Hierom deed ik onderzoek, door de nieuwe fistulöpening, met een dun kaarsje, om dat mij zulks met een gewoon ftilet, (onvoorzien van een balijn) mislukte; dan, zozeer hetzelve beter gefchikt was, om het bogtig canaal, fondur fchaade te doen, op te fpooren, zoo was het zelve te zwak om eenen hoekigen tegenftand, dewelke ik in het fistulhol befpeurde, te overwinnen, en boog zig in dezelve, waarom ik bij eene vol» gen-  144 GENEES" HEEL- EN vftOfcD-KÜHbtGfi gende gelegenheid, gebruik maaken moest van een balijnen ftilet, het welk meerder Hevigheid dan een kaarsje bezat, en genoegzaam buigbaar was om door het bogtig canaal gemakkelijk te pasfeeren: Hier mede ontdekte ik met mijn voorde vinger van de regterhand, op de bekende wijze tbt onderzoeking aangewend, ruim twee duim rijnlandfche maat, hoog in het inteftinum rectum, de vermoede inwendige fidulöpening, en befloot tot de kunstbewerking door binding , tegen den Volgenden dag, door middel van een geoogd en ftomppuntig balijnen ftilet, hetwelk zeer gemakkelijk gefchiedde om redenen dat ik het buitende gedeelte van het geöogde dilet, alleen maar zagtelijk behoefde aan te fchuiven, om langs den ingebragten vinger der regterhand (binnen den endeldarm) buitenwaards te geleiden. : Een geruimen tijd na de operatie, was, en bleef den lijder, bij afwisfeling, naar omftandigheden, meerder, en minder pijnelijk, dog over het algemeen meer dan gewoonelijk, en fomwijlen hevig; veroorzaakt wordende door eene onge* woone zwelling, fpanning, verharding van de cellulofa in'&en omtrek der nieuwe fistulöpening, en omfteeking ingevolge de gefpannene en aanmerkelijke opzetting van hsemorrhoides, 't welk ook tiader,en van tijd tot tijd door de ontlastingen van veel  GEVALLEN. BN WAARNEEMINGEN. I45 veel bloed langs de fistulöpening bleek: behalven dit, wierd de fistulbehandeling zeer vertraagd, en moeijelijk gemaakt door eene heevige en langduurige tusfis caiharralis, welke den 23 Februarij, na voorafgegaane febris caiharralis een aanvang nam ,den lijder zeer afmatte, en zodanig gevoelig maakte, dat ik genoodzaakt was genoegzaam niets aan de fistulbinding te doen, anders, dan, verzagtend te behandelen, en de doorflijting, en fluiting der fistul, agter de band, bijna aan zig zeiven over te laaten: Intusfehen zettedezig, de oude fistulöpening, gefpannen, op, gaf vervolgens een menigte bloedigen etter, veeltijds zuiver bloed, van zig, en was des niettegenftaande, eenigen tijd voor het gebondene fistulhol, volkomen gefloten , waar naa zig dezelve, ook onderwijlen de behandeling ter geneezinge der gebondene fistul, nog nader-, hand, nimmer weder geopend heeft. Onderwijlen de behandeling, na de eindiging der hevige pijnen, dewelke toevallig door (meer dan gewoone) bijkomende zwelling en ontfteeking, zo wel als wegens koorts en vermoeijende fcherpen hoest, veroorzaakt waren, fpoorde ik den lijder aan, tot de waarneeming zijner bezigheden, en zagte beweegingen in de opene lugt, waar mede hij, nu en dan, met tusfehenpoozingen van verhinderingen, voortging; terwijl intusfehen, K d»  I46 GENEES' HEEL» EN VROED - KUNDIGE de fistulbehandeling, als voorgemeld voortduurde, en tusfehen bijde de doortrekking van eenen nieuwen gewaschten draad vereischte, waar naa de volkomene geneezinge, die door toevallige omftandigheden langen tijd vertraagde , eindelijk gelukkig en volkomen bewerkt wierd, in oftober des voorgaanden jaars. Ik zal, ten einde een volledig, en zoo veel mogelijk, duidelijk denkbeeld te geeven van de ongunftige omftandigheden, ter behandeling dezer moeijelijke aarsfistul, de plaats der dubbele uitwendige openingen, en afftand van den anus, volgens eene voor mij leggende [afteekening, opgeeven; terwijl ik de overige, verzeilende omftandigheden, onderwijlen de geneezinge, voor des kundigen niets bijzonders leerzaam bevattende, zal agterwegen laaten. De bovenfte en oudfte fistulöpening, fchuin boven en buitenwaards den anus, op, en in, de bil, had van den rand der anus, eenen afftand van 1 duim * lijnen rijnl. maat. — De laagfte, en laatst, (onderwijlen het gebruik van' voorgemelde fmeerpotten) ontftaane fistulöpening, fchuin benedenwaarts, aan het laagfte gedeelte der bil, was 6 lijnen onder de voorgemelde, een duim van den anus verweiderd, opwaards gemeenfehap oeffenende, of gelijk bij onderzoek bleek, ont-, fprui-  GEVALLEN, EN WAARNEEMINGEN. l\J fpruitende, uit het hol der oude fistul, op eenen afftand van 3 lijnen van den anus, alwaar dus deze bijde fistulhollen eenen fcherpen hoek maakte, dewelke eene zeer moeijelijk te overkomene hinderpaal, in de doorbrenging van een gewoon, ftilet, te wege bragt, dewijl de kunstbewerking, langs den weg van de onderfte, of nieuwe fistulöpening gefchieden moest, om redenen dat de bovenfte fistulöpening, als voorgemeld is, zodanig knobbelachtig toegezwollen was, dat defonde op dien tijd door dezelve niet vijlig pasfeeren konde; daarenboven was het aldus noodzaakelijk, daar ik mij, ter radicaale geneezinge, niet anders voordellen konde, dan op twee onderfcheidene tijden, de kunstbewerking te moeten doen, om eerst het onderfte, en daar na afzonderlijk, het bovenfte canaal te binden, dewijl de eerfte uitwendige opening van het fistulcanaal, fchuin opwaards op de bil, nog bijna een duim afftand had, van den voorgemelden fcherpen hoek van faamenkomst, der bijde fistulholen. De kunstbewerking (met het balijnen ftilet) dewelke om redenen van gemelden hoek, en aanmerkelijke diepe fistul, tusfehen de fpieren, met een gewoon gebruikelijke geöogde, zilveren, of andere metaale fistuhonde, of ftilet, zeer ongemakkelijk, zoo niet onuitvoerlijk was3 gefchiede, K * als  I48 GENEES» HEEL- EN VROED -KUNDIGE? als bovengemeld, zeer gemakkelijk, fonder eenige tegenftand te ontmoeten,en had eene, teg ling, op dk herhaalde PROi-fneeming met de snuifpoeder* van ]. c. kleber. Het nuttig gebruik van de fnuifpoeders van Kleber, is door mannen van verdienden, reeds voor lange bekend gemaakt; ais daar zijn d. van gesscher, krachting en anderen. Ik heb meenigmaalen in de gelegenheid geweest het goed gevolg van een langduurig gebruik dezer poeders, tot blijdfchap mijner lijderen te ondervinden; bij fommigen tot de volkomene herftelling, en bij anderen, die tot de ftaarfneiding, zogenaamde ligting, of nederdrukking, niet over te haaien waren, tot merkelijke beterfchap, zoo dat zij daar na, alhoewel met moeite, de geleiding door helpers, langs de ftraaten ontbeeren, en eenige andere gezichtsbezigheden, weder verrigten konden: — Wegens eene volkomene gelukkigen uitflag, heb ik elders, en voor lange, jeene waarneeming medegedeeld. Het is intusfehen ook waar, dat veele proef* neemingen door mij zoo wel als anderen, vrugK 3 »5  IgO GENEES- HEEL- EN VROED • KUNDIGE ' teloos geweest zijn, en geene de minfte verligting , in de verduistering des gezichts, te wege gebracht hebben, dog, het is ook meer dan waarfchijnelijk, dat veelen van die lijders, de toegediende hulpmiddelen niet behoorlijk, of niet beftendig [genoeg voortgebruikt hebben, of dat 'er andere omftandigheden, intusfehen de behandeling , plaats hadden, welke het middel vrugteloos maakte: in beide die gevallen, hebben evenwel nimmer, de fnuifpoeders eenig nadeel toegebracht, en de lijders verloren 'er niets anders bij, ten opzichte van de herftelling der blindheid, dan in eenen laateren tijd, door de operatie geholpen te kunnen worden, indien geene andere verzeilende ongefteldheden, daar aan hinderlijk .waren, gelijk de ondervinding geleerd heeft. 'Er zijn 'er onder de heelkundigen, misfehien niet weinigen, welke van de faamenftelling, behoorlijke toediening, zoo wel, als van het goedgevolg in fommige gevallen, nog geheel onbewust zijn, om redenen dat de mede deel ing, niet langs den weg van hunne gewoone lecture, openbaar geworden isw Hierom, en om redenen dat ik geloove, dat de fnuifpoeders in allen gevallen, (inzonderheid in beginnende cataracten') voor dat men de ftaarJigting in 't werk fteid, behoorlijk en beftendig, toe-  gevallen, en waar.neem1ngen. I5I toegediend behooren te worden, is het, dat ik, • (geene gelegenheid willende verönagtzaamen) eene nieuwe waarneeming, dewelke deeze geneeswijze, meer dan eenige andere, welke ik immer, tegen de oplosfing der cataract beproefde, zeer aanprijslijk maakt, langs dezen weg mededeele. Zoo veel althans, kan deze mededeeling van dienst zijn, dat de waarneemingen, en aanprijzingen, door bovengemelde heelkundigen, en mij, op nieuw weder leevendig gemaakt, bekrachtigd , en ook andere heelkundigen, ter nabeproeving aangefpoord worden. Den heer e. k. wie/d onverwagts door podagra in den linker voet, inzonderheid den grooten teen, overvallen, dog niet zoo pijnelijk, dan in vroeger jaaren , door hem ondervonden: Kort daar na, wierd zijné ligchaams-ongefleldheid, verzeld van toeneemende koorts aanmerkelijker, en terftond daar op, verdween de pijn, roodheid der huid, en zwelling van het deel, geheel en al, met oogenblikkelijke opvolging van verduistering des gezichts, der beide oogen. Bij onderzoeking bleek mij^ dat de oogen, door kenbaare cataract, waren aangedaan, echter, het rechter, minder, dan het linker. Alle aangewende hulp-, en toegediende geneesmiddelen , ter weder terugroping der podaK 4 grtU'  1§2 GENEES-HEEL- EN VROED-KUNDIGE greufe ftoffe, naar het been, (waar omtrent ik alhier niets melden zal, alzo zulks tot het voorgeftelde geval, geene betrekking heeft,) waren in zoo verre vrugteloos, dat de verduistering des gezichts, hoe langs hoe meer toenam, niettegenftaande het na verloop van eenige dagen fcheen, als of de voorige gevoeligheid, en zwelling , aan den linker voet, zoude wederkeeren; dan, dit verfchijnfel, was weder rasch verdweenen, terwijl intusfehen de verduitering van het linker oog, inzonderheid, zoo aanmerkelijk toenam, dat ik mij niet anders voordellen konde, dan, dat de herftelling des gezichts, niet, dan door de kunstbewerking doenlijk zijn zoude; Intus»; fchen, dewijl het regter oog, minder aanmerke-; lijk verduistert was, vond ik" raadzaam, onderwijlen de toediening van inwendige geneesmiddelen , tegen zijne ziekelijke gefteldheid, met de fnuifpoeders n. 1. en vervolgens met 3, 3 en 4. een aanvang te maaken, en voortduurend te doen gebruiken, met dat gewenschte gevolg, dat den lijder langzaamerhand van zijne ziekte volkomen herftelde; het regter oog, naar verloop van eenige weeken, volkomen van cataract vrij wierd* en daar na ook langzaamerhand in gezichts • krach, ten aanwon; terwijl intusfehen ook de verduisterde kns cristallina van het linker oog, zigtbaarlijk op  gevallen, en waarneemingen, ï.5'3 opklaarde, en inzonderheid helder, en doorzigtig wierd, onderwijlen het gebruik der fnuifpoeders ^ n. 4. — Zeer lange duurde het, dat men aan de bui* tenzijde der linker km cristaüina, het verduisterde overblijffel der cataract, zigtbaar kennelijk, konde ontdekken, en dat den lijder alle voor weipen, welke zig daar tegen over, opdeeden, nie? ontdekken konde. Eindelijk is vanfebruarij tot in maij des voorigen jaars, door beftendige en aanhoudende gebruik", maaking - van gemelde poeders, volgens vq jiv fchrift van kleb er, en inwendig toegediende geneesmiddelen, den lijder van ?ihe blindheid gn ziekelijke gefteldheid volkomen heriteld, en ik iq de gelegenheid gefteld, om met veel genoegen l deze waarneeming mede te deelen, in hoop d:-s. andere {heelkundigen, hier door aangefpoord zullen worden, om meer proefteomiagen te doen, en in hunne navolging even zoo gelu.;kig te flUa* gen, als ik. De -overgebleven zwakheid van het gezicht, zon dat den lijder in de raaaad octo'.-ev, des voorleden jaars, to«n ik hem weder zag.j door middel van een bril, nog moejelijk fciyajyen en leezan konde, kan zich door den t-jd ,^nict behulp var» eene betere bril, (dan dewejjy hij toengebrHikK 5  154 genees- heel- en vroed• kundige te) neffens andere aangepreezene, voorgefchreve» ne, en verfterkende middelen, volkomen herftellen; waar toe her, vooruitzigt gunftig is;-althans toen ik den lijder in december laatstleden, weder ontmoettede, verhaalde hij mij, in gezichtskrachten, zeer aanmerkelijk gevorderd te zijn, zo zelve , dat hij zig zedert eenigen tijd weder aan het brieven-fchrijven, couranten-leezen enz.; begeeven had, en zulks zeer goed verrigten konde, mits dat hij daarmede niet te langwijlig aanhield; dan, om den lijder op zijn voonnaalig' voorfiel, hier tegen eene pijnelijke halsdragt te doen aanwenden , zoude dwaas en zeer te veröordeelen zijn, daar niemand der heelkundigen, welke in eene veeljaarige oeffening gelegenheid gehad heeft, proeven te neemen, en daar door de.practijk grondig te leeren kennen, niet zedert jaaren, deze nietsbeduidende etterdragt, als nutteloos (zoo niet fchadelijk, gelijk in 't aangehaalde geval) achterwegen gelaaten en verworpen heeft, eri derzei ver plaats, daar het te pas komt ontlasting, of afleiding te bezorgen, met andere bekende, en veelvermoogender afleidingen en ontlastingen vervangen heeft: Te regt zegt een der beste hedendaagfche fchrijvers, d. van gesscher, „ De haldmgt, voormaalen zeer in ge* bruik, word thans meestal be/choUwd, als eene „ weinig vermogende, om niet te zeggen nutfeloo„ ze konstbewerking." 1K  gevallen, en waarneemingen. I55 Ik achtede het genoegzaam, om aan het nuttig oogmerk te voldoen, alleen eene oppervlakkige mededeeling ter neder te ftellen, wegens den gelukkigen uitflag, fonder de voorfchriften zelve, te plaatzen; immers, het is onontbeerlijk, dat die heelkundigen, welke dezelve niet genoeg bekend zijn, of tot hier toe, niet beproefd hebben, zig wegens de faamenftelling, zoo wel als manier van gebruik bekwaamen; door de aangehaalde fchrijvers te raadpleegen; en derhalven zoude het alhier vrugteloos en overtollig zijn, deswegens uit te weiden. Het zal misfchien van meer nutiigheid zijn , nog behalven de aanprijzing der fnuifpoeders, in foortgelijke gevallen, als het medegedeelde van e. k. , mijne heelkundige leezers, aan te raaden, het gebruik derzelve, ook tegen andere ooggebreken te beproeven; althans ik fchrijve de genoegzaam volkomene herftelling, van het, hoopeloos toefchijnend, ongemak, aan het rechter oog van j. f. a., zedert lange onderhevig, aan Blepharoptofis, (bij j. guillemeua, Atoniaton -Blepharon genoemd) /SAscfxsfo'srjwfs-, verzeld van Mydriafis; voornamelijk, en meest toe, aan het beftendig, en rijkelijk gebruik, van dezelve; Hier van zullen wij bij eene nadere gelegenheid, melding maaken. ME-  燎 genees* heel' en vroed* kundige MEDEDEELING eener zeer nuttige, en niet ALoEMEKN bekende vroedkundige handgreep, of ONaPHANGLIJLE tang» , bestiering. Hoe zeer de aanlegging der «ng in de verloskunde, door de beroemdfte mannen, als daar zijn, levret, smellie en anderenj bovenal door den voortrerT'jken j. l. baudelocque, in alle voorkomende gevallen, met zeer veel ttaauwkeungheid belchreven is, zo is het egter zekerden overbekend, dat dezelve dikwijls met moeijelijkheden verzeld gaat, welke op zijn minst voor den beöefFenaar der verloskunde verdrietig zijn; Een dezer onaangenaame hinderpaalen, (en welke wij thans poogen uit den weg te ruimen) is die, welke althans jonge, zoo niet ook wel, meer geöeffende verloskundigen, dikwijls aantreffen , sa die men door bijzondere handgreepen dewelke door eene menigvuldige oeffening, aangeleerd moeten worden, niet dan met moeite te boven komt. — Deze handgreepen kunnen veelal in 'c geheel niet, of ten minsten niet dan mes zeer.  gevallen, en waarneemingbn. t$? zeer duistere; zoo niet onduidelijke woorden om. fchreven worden, en moet men des daarom, aan hel oordeel, en de handigheid van de vroedkundigen, wien men een leerftelzel aanbied, overlaaten, en toebetrouwen: — Intusfehen is het waar, dat men ook in het verloskundig vak, fchrijveren aantreft, welkers zinvolle, duidelijke, en gemakkelijk navolgbaare, bewoordingen , wegens hunne bijzondere handbeftieringen in de werkdaadige uitoefféning der kunst, boven anderen leerzaam zijn, en uitmunten, en onder die moet men ook Zeker, rangfehikken, den uitmuntenden, en deze tak van weetenfchap; door den doodt, te vroeg ontroofden kweekeling, en lieveling, van den onvergeiijltelijken baudelocque mijnen weleer bijzonderen hooggefchatten, en der vroedkundigen algemeenen vriend, a. soek. Dit immers is in zijne eigene uitgegeevene ftukken, eoo wel als in de vertaaling van het onvergelijkelijke verloskundig werk, van bovengemelden baüdelocque, aan onze landgenooten , op sene onbetaalbaars wijze gebleeken. Het kan dus aan mij niet on gegund zijn, maar moet als plichtig aangemerkt worden, dat ik nog na zijnen doodt, dankbaar gedenke aan de bewezene diensten, welke bij zoo menigvuldig, onvermoeid, ijvrig, en gulhartig, den nederknd- fchea  158 genees- heel- en vroed - kundige fchen vroedkundigen beweezen heeft, dat ik dankbaar gedenke zegge ik, aan zijne, voor verloskundigen, en bloedverwanten, regtmaatig te betreurene asfche, en bij deze gelegenheid, de ophelderende bewoordingen, en uit veele andere nuttige briefwisfelingen, uitgetrokkene mededeeling, ter opklaaring van zijne aantekening, in het bovengemelde werk van baudelocque, medededeele. Het is intusfehen mogelijk, dat zommigen, wegens de nuttigheid dezer mededeeling, anders denken dan ik, misfehien zijn 'er anderen die waanen, op eene andere betere, of dezelve wijze, de eenvoudige aanlegging der tang, zonder behulp van een ander te kunnen uitvoeren, dan voor zulke waankundigen, is deze mededeeling niet beftemd: ik voor mij geloove, dat het aan veele andere verloskundigen, althans eerstbeginnende nuttig zijn kan, daar ik niet geloove, dat men zonder deze mededeeling, welke ik niet weete dat elders anders te vinden , zo min als {immer door baudelocque, of iemand anders te vooren geleerd, is, zoo gemakkelijk, de aanlegging der bladen van de tang van levret, of de verlengde van b audelocque, dat is zonder eens anders hulp, zal kunnen in 't werk ftellen, al-  GEVALLEN, ENjWAARNEEMiNGEN. I$0 althans in die verwagting vange ik aan, met de bedoelde mededeeling. In de bovengemelde verloskunde door j. l. baudelocque, 4de deel ifte ftuk bl. 216. vinden wij, ten opzigte der aanlegging van zijnen tang, het volgende geboekt. „ Een bekwaam „ helper moet dezen eerften tak van het werk5» tlJig» geduurende dat de tweede word aange„ wend, vast houden, en in de aangewezenerig„ ting bepaalen." Hier op merkt onzen gewezenen vriend a» soek, te regt aan, ,, Indien men altijd een be„ kwaam helper met zig konde neemen, zoude „ men dikwijls, en ook in dit geval, daar bij „ veel gemak kunnen vinden, dan men zoude „ zulks vooral hier te lande niet durven ondernee„ men, waaromtrent men in Parijs geene de minfte „ zwaarigheid behoeft te maaken. Dasr men „ dierhalven altijd gebrek aan bekwaame helpers „ heeft, en het gevaarlijk is, om den ''eerstinge„ bragten tak der .tang, door eene onkundige hand te doen vast houden, zonder nog kwaade oog„ merken van fommige omftanders, ten opzichte „ van den vroedmeester, of gebrek aan de ver. £ eischte kloekheid van geest, van eenen helper welke aan de omftandigheden, tot onze kunst „ fomtijds betrekkelijk, ongewoon is, in acht te nee-  «60 GENEES" HEEL* EN VROED» KUNDIGE * ,, neemen, doet men voorzichtiger, zich te ge„ wennen, om, tot het bepaaien van dien tak, ,, geene hulpe no% te hebben: het welk bij ondervinding durve verzekeren mogelijk te „ zijn, en waar bij ik meer gemak en voordeel hebbe gevonden, d} maaken kan" Deeze laatfte bewoordingen, wekte mij op, en deeden mij befluiten, mijnen bijzonderen vriend, deswegens, ter duidelijker verftaanbaarheid, eu jjavolging, (indien zijne nadere verftaanbaare, en bepaalder uitdrukkingen, mij in de bewerking, uitvoerlijker,en beter dan mijne manier van doen* zouden blijken) in eenen brief te onderhouden, ten einde daar van een nuttig gebruik te kunnen maaken. Het vriendelijk en gewillig antwoord, het welk mij den 26de feptember 1792. toekwam, was, na mij toefcheen, in allen opzichten, voldoende,  GEVALLEN, EN WAARNEEMÏ.NGBS* SÓ"i de, en navolgbaar mogelijk, zo wel als overwaardig. „ Gij vraagt mij, (zegt hij in dat antwoord, ü j, eene befchrijving te geeven van de wijze op „ welke ik den eerften tak der tang van levret, j, geduurende dat den tweeden aangewend word} „ bepaale, zonder eens anders hulp te behoei, vens dit kan ik u niet juist befchrijven» men „ moet zich zeiven daar aan gewennen, of de ',, uitvoering is onmogelijk: behalven dit, men j, meet zich des aangaande naar de oriiftandigj, heden , of wel, naar de verfchillende wijze op „ welke de tang aangelegt moet worden, ge» „ dragen. Het hoofdzaakelijke evenwel beftaat „ in het volgende: 4, „ De eerfte tak, of lepel ,, der tang, aangelegd zijnde , het zelfde of j, „ men de fpildraagende of fpilöntvangende „ eerst, of men de een' of ander' ter zijde, 3, „ agter de fchaambeenderen, of vóór hst hei» „ „ ligbeen, hebbe ingebragt, brengt men, (zo „ als gij weet een' of meer vingeren op die a, „ zijde van het hoofd des kinds tegen over „, „ welke de eerfte lepel der tang aangelegd is, „ „ om langs dien vinger, of vingeren, den twees, „ den tak aan te wenden- nu, ik gebruik „ „ meestal twee vingeren, en wel den voorften tt en middenften vinger, om ten geleide van L „ ?, het  l6ü GENEES- HEEL- EN VROEB KÜNDÏ3B ,, „ het werktuig te dienen, ik houde den duim ,, en twee vingeren over, welke niets te doen „ hebben, en met dezen bepaal ik den eerst „ „ ingebragten tak der tang, denzei ven gedeel„ „ telijk met die vingeren omvattende, en ge„ „ deeltelijk tegen den onderften omtrek van ,, „ de holligheid des bekkens drukkende; want „ „ op deze wijze bepaal ik het werktuig om,, trent deszelfs midden, en niet aan het bui„ ,, tenfte, of haakswijze uiteinde, waar door ,, „ mijne handelwijze nog het voordeel heeft „ „ van het waggelen der ingebragte lepel voor „ „ te komen, Indien ik niet zeker ver„ trouwde, dat gij, bij het gebruik der tang, „ met mancemreeren ophoudt, zo dikwyls ,, „ 'er eene wéé opkomt, zoude ik u dit , 3„ vooral aanraaden, wanneer gij u zonder „ „ een's acders hulp, van dit werktuig wilc „ bedienen : ook verzoeke ik altijd aan de „ „ vrouwen, van niet te perfen, geduurende dat den tweeden tak der tang ingebracht ,, „ wordt , dewijl de eerfte anders min of „ „ meer zoude kunnen omkanten, en de ver„ ,, dere bewerking moeijelijk maaken."" Ik oordeele niet nodig , ter aanpryzing, m navolging, hier veel meer bij te voegen , maar houde mij, op ondervinding gegrond , verzekert,  &EVAH.&N , EU WAARHEÉMINQEÏf. t6$ kert, dat het zijne bijzondere nuttigheid in heeft,' dit duidelijk voorfchrift te volgen , voor hun althans, welke zig ter aanlegging van de bladen der tang, op eene andere , en moeijelijker wijze geöeffend hebben, zelf gewoon geworden zijn; bovenal houde ik mij verzekerd, dat, hoe weinig beduidend, of eenvoudig, deze mededeeling",; aan fornmige waanwijzen ook toefchijnen moge, dit althans zeker is, dat men den jongen Verloskunst-öeffenaaren, voor dat zij zig ter beöeffening van de verloskundige handgreepen, met den tang , ter redding van leevendige voorwerpen begeeven, veelvuldig op een FantÓme, bekleed bekken , of Vrouwen lijk, op gemelde wijze , behoorden te laaten oeffenen, dan zouden zij dikwijls minder verleegèn ftaan in de bewerkftelling, of gemakkelijke applicatie, van het zo nuttig tangge-i bruik, en veele vooröordeelen tegen dezelve, wel-* ke uit de onbedreevenheid, om 'er handig, en ge* makkelijk mede om te gaan, voortfpruitenj uit den weg geruimd worden. L È BIJ-  »54 B IJ L A A G E N. De volgende ftuksgewijze Heel* en Vroedkundige vernaaien, van vroeger tijd , had ik reeds in 't jaar 1793 ter drukpers beitemd, dan, hierin verhindert wordende , liet ik dezelve tot eene andere gefchikte gelegenheid leggen; dezelve geraakte in vergeetenheid, en niet dan na de te boekftelling van de voorgaande waarneemingen, vielen mij dezelve weder in handen, en ik achte ze niet ongefchikt, als Bijlaagen, alhier te laaten volgen; en na 'er dit vooraf van gezegt te hebben, kan ik dezelve, onverandert volgen laaten. In November van 't jaar 179a, wierd ik door de huisvrouw van hubkes, om hulp gevraagt, ter geneezinge van een aanmerkelijke groote , zeer vaste, en eenigzints kraakbeenige Epulis, achter aan de linker zijde van haare onderkaak, uit beenbederf oorfpronkelijk. Eenige jaaren te vooren, was de lijderesfe zeer veel aan kiespijnen, uit bederf der kiezen, aan gemelde onderkaakszijde, onderhevig geweest, en men had vrugtelooze beproevingen ter wegneemin-  B IJ L A A G E N. 165 ge gedaan. 'Er was langzaamerhand, uit het achterfle kieshol, een gezwel, dat zeer vast en hard was, uitgegroeid , het welk zig ook langzaamerhand, langs het zijdelijke der kaak, naar vooren uitbreidde, vast vereenigt met het tandvleesch naar de wangzijde, zo dat het eindelijk in grootte genoegzaam gelijk was, aan een min of meer plat gedrukt, hoendereij. — Tot aan den tijd dat ik geraadpleegd werd , had men het ongemak als kankerachtig aangezien , en als zodanig gevreesd , behandeld, en getergd. Het is om redenen der miskenning, dat ik het niet geheel onwaardig achtede, dit geval ter le&ure aan te bieden, of het ook misfchien, onder anderen dienen mogte , ten bewijze van de nutteloosheid in fommige , fchaadelijkheid in veele, en ongeoorloofdheid in allen gevallen van aanleggingen , en beproevingen van het middel der Geestelijke Dochters van Rees; voor hun althans, die geene, of te weinig heelkundige kennis bezitten, om zig tegen zulke bedriegeryen te wapenen, ter voorkoming van misleiding: immers wij zouden in ftaat zijn, een aantal voorbeelden aan de hand te geeven9 ten bewijze van ons gezegde; althans dat men nimmer te veel doet duidelijk aan te toonen, hoe gevaarlijk het is voor de Maatfchappije, zich ter herftellinge der verloorene L 3 ge-  166 B IJ h A A G E N, gezondheid, van een deel, of het geheele menfchen lichaam, te bedienen van zulke, die geene de minlte blijken van Genees- of Helkundige kennis, aan bevoegde Kunstrechters, gegeeven hebben , doch wij achten voor ditmaal, het gemelde voorbeeld genoegzaam tot ons oogmerk dienende; alleen met betrekking tot hun die het roer van Regeering in handen toebetrouwd is, kunnen wij de volgende aanmerking niet voorbij. Het ware wenfchelijk, dat zij, en allen, die desweegens eenigen invloed hebben op de bezorging van het algemeene welzijn, ten minfien daar op acht gaven, dat men buiten de gewoone Geneesen Heelkundigen, niemand eenig genees- of heelkundig bellier veroorloofde, dan dezulken, die alvorens blijken kunnen geeven, dat zij dc natuur, fiaat, oorzaaken der ziekte, zo wel als de heerfchende gefielaheid des lijders, de regelmaatige ge~. neesmjze, en wat dergelijken meer zijn, grondig kennen. Ik heb elders, ten dezen opzichte, iets aange-; tekend, het welk mij dunkt ook hier eene plaats waar ig te zijn , mits dat wij toepasfelijk ons tegenwoordig onderwerp, met eenige verandering daarin te werk gaan. 41dus,,? (Hoe wenfchelijk ware het, dat iedei?  B IJ L A A G E N. ió> 5, bekwaam Heelmeefter (andere in naam alleen ., en onbedreevene heelkundigen, zijn dikwyls „ even zo fehadelijk in de maatfchappijejals rond,, trekkende kwakfalvers en kwakfalveresfen; im- mers, veele eigenen zig den naam van Heel„ meester toe, die weinig meer dan tot de eerde „ beginielen derzelver, veel min tot het doen van ,, operatien , of behandelen van gewichtige gebre» „ ken gerechtigd zijn,) zig in het doen van cpe- , „ raden op lijken oefFende, de dagelijkfche be„ handelingen, der uit- en inwendige kwaaien en „ ziektens in de wel ingerichte hospitalen, onder „ opzicht van ervarene mannen grondig leerden „ kennen, en behandelen, eer zij aan leevende „ ondernamen, hun kunstvermogen te beproeven ; „ dan zouden veele rondzwervende gelukzoekers, „ en al'e andere Lapzalvers, ongeletterde Artzen, „ Empirici, minder gelegenheid hebben , om „ hunnen gewinzuchtigen en bedrieglijken rol te ,, fpeelen, den waaren Heelkundigen oneer aan „ te doen, en zig in belooningen, verre boven „ hem te doen gelden. Althans , dan vooral, „ wanneer de maatregelen ter bewaaring en her„ fielling van 's volks leeven en gezondheid, door de beroemdfte Mannen, inzonderheid door j. p. „FRANK, OOk door D. VAN GESSCHER, L 4 (f)  «Ó? B Ij L A A G E N, „ (o) opgegeeven, en welke wij hier volgen, in „ acht genomen worden." „ Immers de welvaart van een Land en van een v Stad, hangt voor een groot gedeelte af, van „ het getal, en de gezondheid haarer inwoonders. „ Deze beiden derhalven op alle mogelijke wijze ,, te bevorderen , is één der hoofdplichten van ., hun , die het roer van Regeering in handen „ hebben. „ Veelvuldig zijn de maatregelen, hier toe in „ verfcheiden Landen eo Steden genomen, „ Niet alle echter zijn even zeer gefchikt ter '„ bereiking der oogmerken, of worden genoeg „ gehandhaaf:, om al het nut , voor welke zij ,t vatbaar zijn, uit te werken. Sommige zelfs, „ fchoon van het uitertle aanbelang, warden op „ veele plaatfen achteloos voorbijgegaan, onder „ het bellier gefield, der zulken, die daar van de „ minfte kennis hebben , of ondergefchikt aan „bijzonderheden, onëindig minder nuttig, int dien niet zelfs fchadeüjK, voor de famenjee„ ving." Om van een aantal andere nuttige maatregelen, ter gezondheidsbevordering te zwijgen, zullen wij 'er (p) Hedendaagse oefenende Heelkunde, ade deel, bl. 338. en$.  B I] L A A G' E N, 169 'er maar eene, niet van de minst noodzaakelijke, en tot ons oogmerk dienende, aanhaalen • ze is deze: Heelkundige kwakzalvers van allerlei aart, maar vooral zwervende fteenfnijders, breukfnij„ ders, oogmeefters, geneezers van venusziektens, ,, en kankers, moet men icherpelijk hunne zoge„ naamde kunstöeffening , die toch meestal ver„ derflijk is, verbieden; en, men moet niernant „ toeftaan , eenig wezentlijk gedeelte der heel„ kunst te behandelen, dan, na alvorens door„ flaande blijken zijner bekwaamheden gegeeven te hebben, aan een of meer welkundige Heel« ,, meefters, of in de Heelkunde ervaren Genees„ heeren, tot deszelfs examen bijzonderlijk gelast „ van den Rechter." In hoe verre deze maatregel, ook in de Gek derfche Steden, vooral ten platten lande, in acht genomen of verzuimd word, zal ik anderen, die de ondervinding, en 't gezond verlband raadpleegen, laaten beöordeelen ! maar hoe dikwijls zig de droevige gebeurtenisfen, die den waaren heelkundigen moeite doen, en ontroeren kunnen, opdoen; zal ik uit veele, met twee voorbeelden aantoonen, terwijl ik anderen, niet min overtuigende , tot eene andere gelegenheid verkieze over te laaten. L 5 Het  i7o r-B IJ L A A G E N. Het Zoontje van j. s. genaamd e. f. s., ruim een halfjaar oud, brak hec rechter dijebeen in deszelfs midden, in lentemaand van 't jaar 1788 De behandeling, was om redenen der woeligheid, en kwaadfappigheid van 't kind, langwijlig en moeijelijk, evenwel had het dijebeen, op de plaats der breuk, de meest mogelijke vastheid in de volgende maand Augustus. Ik zag den 30 Oétober daaraanvolgende, voor 't laatst, het lijdertje,en beval toen, onder anderen, langzaam, en voorzientig, met de beweegingen tot den gang, te beginnen. Veelvuldige bezigheden, en ook andere redenen, waren oorzaak, dat ik na dien tijd, niet weder naar het kind omzag, nog'er iets van hoorde. Na de geneezing werd het kind langzamerhand kwaadfappiger, had geene andere bewegingen dan in de wieg , en op de fchoot van de moeder. Eindelijk de kentekenen en uitwerkfelen der Engelfche ziekte (waarvan hij heden nog eenige overblijffelen behouden heeft,) openbaarde zig allerwegens in den fterkften graad, en hierom konde het lijdertje niet tot den gang gebracht worden. Men hield dit, onkundig, voor gevolgen van de breuk des dijebeens. Twee, zig daar bij vervoegde Heelmeefters, befchouwde het ook daar voor, toen zij, de eenigzints meer dan natuurlijke, hoepelsge wijze gedaante van het regter dijebeen  B IJ L A A G E N. 171 been zagen, doch zij verzuimde het linker dijebeen, 'er tegen te jvergelijken, welke door de week wording van 'c beengeftel, even eens doorgebogen was. Een van hun, den oudften Empiricus, wilde het rechter dijebeen, terfiond weder bree* ken, en daarna rechter plaatfen, den anderen echter, voerde hier tégen eenige bedenkelijkheid aan, fchoon zij bijde het anders voor 't overige redelijk wel eens waren : Intusfehen verfpreide zig een fchrikbaarend gerugt, wegens de aanliaande gebeurtenis der beenbreeking, terwijl het handwerk achter wege bleef, en den meer befchroomden, dog niet meer, waardigen, heeiarts noodzaakelijk vond, een werktuig ('t welk ter bewondering wegens ongelooflijke domheid, onder mijne verzamelingen bewaard zal blijven,) ter indrukking , der eenigzints meer, dan natuurlijke boog des dijebeens te beproeven, en in 't werk te ftellen; beftaande uit een ruw, en zwaar, naar de dije gebogene loode plaat, die met een breeden riem, met gespen voorzien, om de dije verzekert, en met een band om \ lichaam vastgemaakt wierd, Gelukkig zeker voor het kind, dat de ouders , nog tijdig, den raad van anderen, innamen; immers het zoude dog eindelijk, meer dan waarfchij. nelijk het flachtöffer der driefte domheid geworden zijn, wanneer men overtuigt geworden was, dat het  17* B IJ L A A G E N. het uitgedacht en famengefteld, dog onvermogend hindertuig, geene gewenschte uitwerkingen deed $ immers dan, hadden deze twee zo wel overeenftemmende ongeletterde artfen, ten laatften, dog tot de beenbreeking befloten, ten einde die dije regt te maaken, die zo wel als de andere , en natuurlijk, gebogen moest zijn. Althans ik zag het lijdertje den 2 van Herfstmaand in 1790, voor het eerst weder, zedert 't laatst van Wijnmaand des jaars 1788, en vond hem zo kwaadfappig en rachiticq, als men 'er niet zeerveelen, gewoonlijk aantreft, en de linker dije even zo als de rechter, iets meer dan natuurlijk gebogen, waar van ook den beroemden M. D. hoff ooggetuigen was. Ik beveelde onder anderen , van (tonden aan, het kind meer aan alle mogelijke beweegingen, in de opene lugt bloot ftellen, liet de poeders tegen rachitis, door d. van gesscher opgegeeven, naauwkeurig gebruiken enz. — Na kleine tusfchenpoozing van tijd, liet ik hem, onderwijlen hij onderfteund werd , zagte beweegingen, tot den gang, beproeven, met zo veel goede gevolgen , dat hij na verloop van niet meer dan ruim acht dagen, eenig vermogen tot gaan bekwam, vermeerderende zulks dagelijks, zo , dat hij binnen twee maanden, fonder hulp van anderen, begon te gaanLang-  Ë Ij L A A G E N. 173 Langzamerhand herftelde dit ongelukkig lijdertje, door het gebruik der bovengemelde poe» ders, eene gefchikteregeling inde diëet, als anderzints, van de engelfche ziekte , zo dat hij, dat zelve jaar, volkomen, herfteld en gezond was, zo wel als hij volkomen regt, fonder mankheid, zeer vlug gaan konde. (p~) Het tweede geval is niet minder overtuigend dan het gemelde , het welk wij evenwel bekorten zullen, zo; omdat de onmenfchelijke wreed» aartigheid, uit onkunde geboren , ons hart, zo wel als dat van onze leezers te gevoelig maken zoude, om 't zelve met alle kleuren te te» kenen. In het voorleden jaar, werd ik op eenen avond laat, ter hulp gevraagd, bij eene vrouw, die zedert eenige dagen in arbeid zat, onder de beftiering van eene ongeadmitteerde vroedvrouw, en foortgelijken vroedmeefter, op een nabuurig dorp , door den beroemden vroedmeefter H. welke's morgens vroegtijdig bij de vrouw, uit de nabuurigeftad D. ontboden was, op verzoek van bovengemelde dorparts en vroedmeefter den Heer H., was ont- (p) Hij bevind zig nog thans bij de afdrukking dezes blads, met andere kinderen zijner jaaren, in radheid gelijk. (O Dezen laatstgemelden Empiricus, was bij a'jne plaats. nee*  t?4 B Ij L A A G E N. ontroerd geworden, op het bericht9 en onderzoek van het gebeurde, dat de vrouw, na eenige uuren onder de vroedvrouw s opzicht geweest te zijn, haaf kind aan de wrcedaartigheid des waanwijzen dorparts had moeten overgeeven , die het hoofd te groot om door de bovenfte engte van 't bekken der vrouw door te pasfeeren, of de bovenfte engte te raauw fchatte, of mogelijk bijde tot de natuurlijke getoone ongefchikt oordeelde, na weinigen tijd vertoefd te hebben tot het wreedaartig befluit en uitvoering overging, om 't hoofd van *t kind met eenen fcherpen haak, (wel* ke ik bij mijne komst, met nog een ander foortgelijk werktuig, ontbloot op een tafel, in 't zelve vertrek der vrouw, vond leggen) te vatten * en veele vergeeffche en uitfcheurende poogingen ter afhaaling te doen; immers hij had niet meer uitgewerkt, dan, befchadiging der vrouw, en affcheuring der bekleedfelen van 's kindshoofd, zo, dat het uranium voor eert groot gedeelte geheel ontbloot was geworden, de afgefcheurde lappen nederwaarts in de vagina der vrouw afhongen, en 't kind geftorven was. In neeming op gemelde Dorp, uitdrukkelijk "gelast, zig in geenen opzichte, hoe genaamd, met iets, het vroedkundige betreffende, te bemoeijen.  B IJ L A A G E N. 175 In deze akelige, en voor de moeder gevaarlijke omftandigheden, was het, en niet eer, dat den Heer Ha. tot hulp gevraagt werd, terwijl hij niets vond , dat het hoofd des kinds had kunnen verhinderen, door de bovenfte engte te treeden, dan eene ongewoone plaatzing in de bovenfte engte, welke niets ter afdaaling behoefde, dan verfchikking met een zijner vingeren, waar na 't zelve in 't klijne bekken neerdaalde, dan, helaas! de zwelling der zagte deelen van de vrouw, de tegenhoudende en verhinderende afgefcheurde lappen van de bekleedfelen des kindshoofd, gevoegd bij eene eenigzints te veel ingetrokkene ruimte van den uitgang van 't klijne bekken, waren nu volgens het naauwkeurig onderzoek van den Heer Hr. in de tweede plaats, tegenhoudende beletfelen, dat de verlosfing, door de. geweldig aandringende poogingen der natuur, dien geheelen dag, niet volgen wilde. Den Heer Hr., tegen deze verlosfing, die hem, niet dan ongunftige vooruitzigten opleverde, opziende, verzogt, mij, (als boven ge? meld) laat in den avond, ter hulp. Niettegenftaande het verhaal van het gebeurde door den Heer Hr. aan mij, beantwoordende aan mijn onderzoek, in tegenwoordigheid van voorgemelden Dorp-  i76 B IJ L A A G E tfi Dorparts, was men niet in ftaat, den laatstgemelde, zijne onvergeeflijke misdaad overtuigend (om redenen zijner domheid,) onder het oog te brenge; integendeel, hij bood zig aaij, om, des begeerd wordende, zijn gehouden gedrag en handelwijze, fchriftelijk aan den dag te leggen* en hierom was het ook nutteloos, daar mede den tijd, en moeite te verfpillen. Den Heer Hr., voede nog eenige hoop op de verlosfing door de natuur, dewijl het hem toefcheen, dat het hoofd eenigzints gevorderd was, in tusfehen tijd van mijne overkomst * fchoon ik meer genegen was, om een einde van zulk een akelig fchouwfpel te maaken, met terftond de tang te beproeven, of, het dog reeds omgekomen kind, het hoofd te openen het welk dog zeer gemakkelijk gefchieden konde, in geval de bewerking met de tang, waar voor ik om redenen, vreesde, mislukte, waar na ik vooffpelde dat de geboorte zelve, fonder eenige hulp* Wel volgen zoude, aangezien de ftandVastige moed der lijderesfe, de krachtige weeën onder fteunde. Na ruim nóg een uur, ter inftantie vari defl HeerHR. ,de vrugtelooze (fchoon geweldige^ poögingen der natuur vergeefs afgewagt te hebben j beproefde den Heer Hr., eerst zijne regte tang , van  B* IJ L A A G E N 177 van smellie, dog vruchteloos, wordende volgens zijn zeggen, voornamelijk verhindert, door de in den doortogt opvullende lappen van de bekleedfelen des kinds hoofd; althans, hij kon de bladen der tang niet doen vasthouden, (r) Om een einde te maaken van dit akelig ge» val, waar op de vrouw, en naastbeftaanden, met redenen, aandrongen, daar ijder oogenblik ver» toevens, haaren toeftand gevaarlijker maakte, volgde den kundigen Heer Hr, , mijn gegeeven raad; opende het hoofd zeer gemakkelijk met een gewoonen fchaar, loosde de hersfenerj, en het bovenfte van het beenig verwulf van dezelve: terftond volgde het kind, en een wijnig laater de placenta, allergemakkelijkst, en door de werking der natuur alleen. Het is hier de plaats niet, omftandiger befchrijving te geeven van het mishandelde hoofd des kinds, 't welk wij, na de vrouw wel bezorgt te hebben, naauwkeurig, zo wel, als met ijzing, in tegenwoordigheid van den dorpart?, be- fchouwd hebben. Genoeg dat wij melden kunnen, dat de vrouw volkomen herfteld, en ge. (r) Eene meer gebógene tang, als b. v. die van teyret, en johnsos, geiove ik dat beter aan her oogmerk beantwoord zoude hebben, dan ik had mij van dezelve niet voorzien, daar ik mij niet konde voorftellen, zulks benodigd te zullen hebben. M  17.8 BIJLAAGEN geneezen is geworden, en dat misfchien den on» kundigen en verwaanden dorpartz, evenwel niet gaarne zag, dat men hem onder het geringfle foort, van accoucheurs rangfchiktet Na dezen uitflap, keeren wij weder tot het vooraangeroerde geval van de huisvrouw van hubkes: — De lijderesfe dan, had het voorige jaar, voor dat zij mij raadpleegde, bij de geestelijke dochters te Rees, tegen haar ongemak hulp doen vraagen, en zij had het bekende middel, met verzekering van geneezing bekomen , mits dat het ongemak, na driemaalige aanlegging, blijken gaf, van eenen kankerachtigen aart te zijn, het welk daar uit opgemaakt moest worden, dat het zelve, daar na, in groote verminderde. Wie ziet niet bier uit, de geheimzinnige befchutting tegen eenen flegten uitflag, en den dekmantel, waar van zig die rondzwervende geneesmeesteresfen, zo ais alle andere kwakzalvers wee-en te bedienen, om haare onkunde te verbergen, en haare, mislukkingen, van de fchoonfte zijde te doen befchouwen, zo als de ondervinding, veele heel-kundigen, en ook mij, (weder in dit geval) geleerd heeftr Immers, na het driemaalig gebruik, van dat tergend middel, werd het ongemak pijnelijker en grooter, en eis-  S Ij L A A G Ë N W éindelijk zó hinderlijk, dat zij gehootzaakt werd, haar beter hulp om te zien. Ik vond mij 'genootzaakt 4 (om redenen def ontvelling» en verzweering van het tandvleesch, en gedeelte van het geïwel) de onvermijdelijke kunstbewerking, voor eenen tijd uit te ftellen,; tot dat de pijnelijkheid en verzweeririg, door plaatsmiddelen, verbeterd, zo niet Verdweenen en geneezen zoude Zijn. Na eene aanmerkelijke verbetering tön dezeri opzichte, vond ik in 't begin van Januarij 1793* hoodzaakelijk, op de wegneeming des gezwels,* en diep beenbederf der onderkaak aan te dringen, waar toe ook de lijderesfe den 17 vatt dezelve maand overging. Het gezwel uit de kieshollen voortkomende, was met dé tandkasfen zo Vast verëenigti en bedekte dezelve zodanig, dat het mij niet mogelijk was, de bedorvene ftukkert der kiezen, die met veel moeijte te ontdekken waren, alvorens weg te neerhen. De plaats des ongemaks, en grootte van 't gezwel t welke van binnen, vast tegen de Wang aandrukte, bragten eenige moeijelijke bedenkingen tegen de uitvoering, bij mij te weege, dan, na dat ik een fnoer om het gezwel gelegt had, Jiet ik het zelve daar mede eenigzints naar vooren trekken, terwijl ik hier in, en in het overige der M a kunst-'  \ ri8o B IJ L A A G E N. kunstbewerking, ten einde dezelve zo gemakkelijk doenlijk te kunnen uitvoeren, met de afvoering der wang, befcherming der tong, met bekleedde en bevogtigde fpatels, zo wel, als met het fpeculum oris (welke ik^ter verwijdering der kaaken aangelegd had) door mijne kundige vrienden den Stads Med. Dtr. o. de rtjuk , en den Chirurgijn b. meurs geholpen wierd: Ik nam het gezwel eerst met een biftourie weg, fchroeide vervolgends de plaats met een gloeijend ijzer, en vernietigde daar na het bovenfte gedeelte der onderkaak, namelijk de aheolisy met de bedorvene gedeeltens der kiezen, door middel van een geknopt en wel gegloeid : ijzer. Het overige der behandeling was volgends de algemeene voorfchriften ingericht, en daar door, bragt zij het met de geneezing zo verre, dat zij mijne dagelijkfche hulp, na den 25fte niet meer behoefde. Den 14de Maart zag ik haar geneezen weder, alleen, ontdekte ik een wijnig meer voorwaards, als de plaats van de weggenomene epulis, tusfehen een wortel van een kies, en een andere afgebrokene en bedorven maaltand, een verdacht heuveltje , 't welk in vastheid en couleur, met de voorige epulis eenige overéénkomst had: Ik befloot tot de wegneeming der kies, en wortel, den eerften april daar aan volgende, en den uit- flag  B IJ L A A G E N. 181 flag van dien, was gewenscht, zo, dat men geen het minfte fpoor van het voorige ongemak, daar na 5 wede^l^^^i^p wijnmaand daaraanvolV'^Viv hardelde ik, eene pijnelijke en ontftokene, dqg goedaartige verharding, in d$ zuigende' ^ ' . « borst 8  B IJ L A A G E N; 183 borst, van Mtjuffrouw Dr. , met zulke gewenschte gevolgen, dat zo wel mijn vriend o. de ruuk, als ik , de volkomene verdwijning in zeer korten tijd, en op gewisfe gronden , te gemoet zag, zo z-lve , dat wij de Jijderesfe, om de bijna voltrokkene geneezinge zeer fpaarzaam bezochten; althans, ik achte haar ongemak van niet meerder aangelegenheid, dan, om haar, van gemelden 2den tot j den 14den december , viermaalen te bezoeken , en dus kan men nagaan, hoe wijnig bekommering ik had, dat de gemelde zogöntfteeking in de mamfchijf, van kwaade gevolgen zijn zoude, en, des niet tegen, ftaande ondervond ik, tot mijne groote verwondering, en allerönverwagts, dat de gemelde lijderesfe , ter herftelling van haar, zo nabij geneezene zogkliersverhardirg , op aanraading van anderen, naar Rees vertrokken was, om van haar ongemak, door bovengemelde geneesmeesteresfen, herfteld te worden, welke onze lijderesfe, denkelijk, voor 't minfte, verzekert zullen hebben, dat haare gevaarlijke borstkanker, na de aanlegging, en wegneeming van haar middel alleen, volkomen geneezen was; of ten minften, dat hierna, nimmer eenig kwaat te duchten if: — Voor het overige kan ik van dit geval geene verdere berichten geeyen, daar ik de kunstè'sr te hoog fchatte, om op M 4 zulk  x84 B1JLAAGEN zulk een , door dwaazen , aangedaane hoon, eenige achc te liaan, of mij daaromtrent verder , naauwkeurig te informeeren. Het is waarlijk om den lijderen wille alleen; betreurenswaardig, zo wel, als te verwonderen dat het grootfte gros van menfchen, genegen is, zig in veele voorvallen van ongemakken , inzonderheid de kanker, van kwakfalverijën, te bedienen, offchoon men ze van de gevaarlijkheid derzeive, zo duidelijk, met voorbeelden, tragt, en kan overreeden; want, de tegenwerping, ten opzichte der kanker gebreken, als of men daar toe overhelde, om redenen dat men bij gewoone heelmeesters , geene hulp ter radicaale geneezing bekomen kan, heeft thans, in den volftrekften zin, geen plaats meer, daar reeds uk veele voorbeelden, aan het publiek, getoond is, dat de waare kanker, uit het waare oogpunt befchouwd, en naar haaren aart, (die dikwijls zeer verfchilt) behandelt, geneesbaar is, wat ook anderen daar tegen aangevoerd hebben, of nog tegenfpreeken mogen, — Wij zouden dit weder met nieuwe bewijzen en proefneemingen, inzonderheid met het geval van den Heer l. v. p. die na eene langduurige behandeling, volgens mijne meergemelde behandelings msthode, volkomen geneeaen is, kunnen bewijzen, en welke te lang, en  B IJ L A A G E N. 185 en verkeerdelijk, als of de voortvreetende, en den dood dreigende kankerzweer fiphilitisch ware , behandeld was geworden; even zo, als ik insgeJ lijksch (ik bekenne hec openhartig) mij bedrogen vond in het geval van den Heere l. v. r. wiens tongkanker, dewelke reeds de helft der tong weggeknaagt had, toen ik hem voor 't eersc zag, verkeerdelijk, beproevingen, op dien voet, in 't werk ftelde, en niet Haagde, integendeel aanmerkelijke verergering te weege bragt, tot dat ik, zijne woedende en fteeds voortvreetende kankerzweer, als eene waare kanker behandelde; toen zag ik, dat dezelve in groote aanmerkelijk verminderde, oppervlakkiger werd, en eenen goeden uitflag ter herftelling beloofde, en welke hoop, en vordering in de geneezing, eenigen tijd zo gunftig voortduurde, dat nog o. de ruuk, nog ik, andere, dan de allergunftigfte vooruitzigren konden hebben , tot dat eindelijk, den lijder, geheel afkeerig, om het gebruik der voorfchriften, naar behooren, in acht te neemen, zig meer en meer in zulk eenen verzwakten toeftand bevond, dat hij zijne hoop geheel en al verliezende, en door de geweldigfte pijnen, zodanig gefolterd wierd, dat niets meer in ftaat was, hem eenige verzagting toe te brengen; M 5 in-  185 B IJ. L A A G E N. integendeel, dea lijder moest onder dien last, zeer uitgeteerd, bezwijken. - Het is mij onderwijlen den tijd, dat gemelden lijder, volgens mijn voorfchrift zig gedroeg, weder gebfeeken, dat 'er in waare en vergevorderde kankerzweeren, tusfchenpoozige, of afwisfelende .verbeteringen, en fchijnbaare verergeringen, welke laatfte meestal voorafgaan, voor dat de kankerzweer, tot eene goede verëttering, aanvulling, en heelmg, zig kan fcbikken, plaats grijpen, op die tijden wanneer de ver>;eldgaande knobbeiachtige randen, of verhardingen, zig tot feparatie fch'kk^n, waardoor dan, voor een rijd nieuwe, nabuurige, di.pe zweeren ontfban, of de reets daar plaats hebbende kankerzweer vergroot en verergert word, tot dat men, zo door afleidende heelwijze, als door pijnftillende, en kankerfmet onderbrengende tegengiften, te gelijk metderkragten V^eurebde geneesmiddelen gepsard, deze hinderpaalen te boven bomt; en hier in meenen wij, dat ms miüdd veel voor uit heeft, boven zo veele andere, al& ot nog toe opgegeeven zijn, welke, voor zo veela;:1-;ands de ,ondervinding ons dikmaakn gekerd heefc, t iet meer vermogen hebben, dan, voor een wijl,het fcherp des kankerfmets, te verftompen, oi te veraagten, waar door (zo als het gemetne fp; eek woord zegt) èe kat in de kelder op-  B IJ L A A G E *N. 187 opgefloten word, en welke na haare fluimer flaap geëindigc te hebben, des te woedender weder los» breekt, en niet ophoud te woeden, dan met dé eindiging des lijders leeven; om dat het kankergift, onderwijlen die gunftjge verfchijnfelen, niet ondergebracht, of trapsgewijze uitgeroeid word, — Wij vleijen ons zulke middelen te bezitten en het voornaamfte gedeelte medegedeeld te hebben, die wel is waar,veele omzigtigheid en overleg in de manier van toediening en behandeling, en wel zodanig vereifchen, dat ze niet in ieders handen toevertrouwt zijn, maar die door bekwaame mannen beftierd, dikwijls de heilzaamfte uitwerkingen hebben zullen. — Ik zeg dikwijls , om dat mijne kankerbehandeling niet geheel onfeilbaar is, dog even dit, vind ook plaats met betrekking tot de beste foortgelijke ni Idelen, en wie zal daarom het bestvermogend middel ter beproeving afwijzen, of veröordeelen! Immers niemant zal de waarde van eenig hulpmiddel alleen dan erkennen, wanneer het nimmer feilt, of alleen dan , wanneer niemant, met de middelen door ons opgegeeven behandelt, aan eene opene en woedende kanker, onderwijlen de behandeling, voor de geneezing, of kort na dezelve, fterft; dit immers kan geen plaats vinden , zo lange de menfchen, den laatften tol der patuur te betaalen, zullen fchuldig blijven; even zo  188 • B IJ L A A G E N. zo min <, als men ooit begeeren zal, dat niemant, die de veelvermogende koortsbast, tegen die ziekte , waar tegen haar meest vermogen zo cnbetwistbaar bewezen is gebruikt, daar voor niet zoude behoeven te vreezen. Het gaat zeker door, dat, offchoon ik nu en dan voorbeelden van geneezene kankers opgegeeven heb, en nog getuigen kan,' dat de dagelijkfche ondervinding even gunflig voor dezelve pleit, en offchoon ook den beroemden van rogge, en anderen, mijne waarneemingen gefterkt hebben , zo zullen 'er zich zeker nu en dan , onherftelbaare kankergebreken, aan mij, en anderen, die mijne handelwijze volgen, opdoen, even zo wel, als 'er van tijd tot tijd, menfchen fterven zullen, aan de uitwerking, of gevolgen eener ziekte, of uitwendige kwaal, waar tegen de kunst anders, zo veelvermogend is, dat men ftellig verzekeren durft, tegen die ziektens, en gebreken, bijna volkomen zekere geneesmiddelen inde kunst te bezitten: indien ergens, zo geld hier, die zeer oude, Vaderlandfche Spreuk; Tegen den doodt, is geen kruid gewasfchenl Het fcheind eene altoos duurende waarheid te zullen blijven, dat geene kankerverharding , of die  B IJ L A A G E N. 189 die fcirrhus, waar onder den waare kanker, zigtbaar verborgen is, oplosbaar worden zal: Het fcheind alleen mogelijk, zodanige verbeteringen in het plaatielijke, of algemeen in den vogthoop verfpreide kankerfmet te wege te brengen,' dat men meer mogelijkheid ter geneezinge (wanneer het kanker gebrek openbreekt) als men gehad heeft, bekomt: ondertusfchen is dit mede eene der redenen, waarom men weinige lijderen aantreft, die genoegzaam geduldig zijn, om den tijd, die 'er noodwendig ter herftelling vereischt word, te befteeden, daar zij dikwijls geene zigtbaare verandering ter verbetering, integendeel, veelmaalen fchijnbaare verergering meenen te befpeuren, behalven nog, dat ook veele, bij de zeer langwijlige, behandeling , onvermogend zijn, om de kostbaarheid der geneesmiddelen te kunnen goedmaaken ; terwijl weder anderen, om redenen der oniiangenaamen fmaak dier geneesmiddelen, en andere aandoeningen van 't lichaam, die uit deszelfs gebruik geboren worden, ongeduldig geworden zijnde, onze geneezings methode verwerpen zullen. Genoeg voor ons, ter voldoening aan ons oogmerk, dat wij ons nu en dan, in demogelijkheid, om den waaren kanker, volkomen te geneezen, gevonden hebben; zelve in die, waar in het kanker-  ï$o B IJ L A A ö Ê R kerfmet onder de vogten vermengt, onderwijlen onze behandeling, van ^tijd tot tijd, nieuwe verwoestingen in het aangedaane, of nabij gelegen deel, aanregte, lieten wij ons niet affchrikken, Wanneer onze lijders maar ftandvastigheid genoeg bezaten, maar hielden op denzelven voet. fomwijlen met de nodige veranderingen, of vermeer* deringen der giften aan, en op die wijze is het ons zodanig gelukt, dat wij 'er thans (wat ook anderen hier tegen inbrengen mogen, die, gelierkt alleen, door 't gezag van beroemde heelkundi* gen, zelve niet genoeg in de gelegenheid geweest zijn, om oordeelkundige beproevingen te deen, zonder voor ingenomenheid met de leerftellingen van hun, die alleen dan, eene waaren kanker erkennen, wanneer de daar voor verdagt gehoudene ongemakken, bij den uitkomst ongeneesbaar en doodelijk bevonden zijn) voor uitkomen, onbefchroomd te zeggen. Er zijn veelê waare kankers, door bekende en veel vermogende foortelijke middelen, fchoon V veel moeite . koste, tn tijd, toe lereischt word, radicaal te geneezen*  DRUKFOUTEN Aldus te verbeteren. Slaiz. 17 Regel 9 jlaat klompmaa- tees klomp nm* 1 24 ——ioen20 — paaltsmiddelen plaat miodeletl 27 14 zoo zijn zijn — zoo z jn zij 28 5 vcoikomcn be- — voorkomen en be. letten letten 35 8 en 9 —— toeneming —toediening 60 8 Pecis •— Picis — 11 appücetur epplicetur' 62 4 dat door dat daar door 72 4 ingevorderde — in gevorderde 72 22 . voorbehoende voorbehoedend» 75 2(ïen27 aancing «inleiding . 75 10 — leerde mij een — teerde mij bij een 76 5 vooivalt voorval.ui 1 8d 2 hun alleen door alleen door hun verfterkend verfterkend 92 7 bij bladz. 19,1 bij bl ;dz. 30, I. — icö > 2t 1 pullende puilende 108 27 6 Fru aij f Februari] 114 14 —— piofr — profr — 126 , 16 VViedcmaand bloeimaand 138 , 1 en wijiüg een wijnig . — 9 mins minde 161 ■ 7 ■ eens — een 's De feilen welken 'er buiten deze, no;; in mopten gevonden vrovden, gelieven de oplettende en taalkundige leezers zeiven te verbeteren»